C. H O O F T S
|
|||||||||||
w
|
|||||||||||
RKEN.
|
|||||||||||
EERSTE DEEL,
|
|||||||||||
GRYPENDE
Z Y N E
|
|||||||||||
NEDERLANDSCHE
HISTORIE
|
|||||||||||
■■■"
|
||||||||
%■>: Jfffli
|
||||||||
',4
|
||||||||
o
|
||||||||
erctam , by Johan van Sorae ren, Abraham Wolïgangh , Henrik en Dirk Boom. Boekverkoopers^l^r^
|
|||
P. C. H O O F T S
NEDERLANDSCHE
HISTORIEN,
Seedert de Ooverdraght der Heerfchappye van Kaizar Kaarel
den Vyfden op Kooning Philips zynen Zoon ,
tot de doodt des Prinfên van Oranje.
M E T H E T
VERVOLGH
Tot het einde der Landtvooghdye des Graaven
van Leicefter.
|
||||||||
DE DERDE DRUK,
Naar des SchryVers eigen handtfchrifi op ontallyke plaatzen wrbeetert, met des
zelfs Leeren ^vermeerdert, en met printen ^verfiert. |
||||||||
T'AMSTERDAM,
By JOHAN vaifsOMEREN , ABRAHAM WOLFGANGK,
HENRIK en DIRK BOOM, Boekverkoopera. 1677. MET PRIVILEGIE.
|
||||||||
I VILE.GIE
|
|||||
E haten van Hoüandt ende Wefivrieslandt, Doen te weten: Alzoo Ons vertoont is by Aernoüt Hooft,
Out-Schepen der ftadt Amfterdam, hoe dat fijn Vader Zalr. Pieter Cornelifz. Hooft, Drofl van Muyden, verfcheide Werken metgrooten arbeidt badde gefcbreveny die ten deele in't licht waren ge- braght , ende ten deelen nochfionden uitgegeven te worden; beflaande in Hifiorien, Gedichten, Brieven, Voliticquen aanmerkingen, en Overfettingen uit verfcheide treffelyke Schryvers, gelykook onder hem waren be- rußende aanmerkelyke verbeteringen ende vermeerderingen van eenïge alreets gedrukte Werken : alle welke Werken by Suppliant wel geneegen zoude zijn op nieuws door den druk. gemeen te maaken ', doch alzoo het zelve ronder groote moeiten en kofien niet zoude können geschieden, ende by Suppliant beducht was, dat door baat- zoekende menfehen met het nadrukken der weiver Werken , de voorfz zym moeite en koften moghten vruch- teloos gemaakt worden , en dat ook^zommigen yoordeezen onderfiaan hadden eenïge der zelver Werken zeer vitieufeljk, en ongezien naar te drukken , ja dat ook anderen zigb verfiout hadden Schriften op zyn Vaders name uit te geven, die by den welven voor dezyne niet wierden erkent, maar verworpen*, zoo keer de by Suppliant zich onder daanighlyk aan Ons, verzoekende Oäroy voor vyf tien jaren, ten einde niemandt eenïge der voorfz Werken binnen Onzen Lande van Hoüandt ende Wefivrieslandt in 't geheel of ten deele, in groot of klein formaat zouden mogen drukken of doen drukken, of elders gedrukt zynde, binnen den voorfz Landete brengen ofte ver- kgopen, op zulke boeten als bet Ons gelieven zoude daaroptefleüen: ZOO IST, Datwy de zaaks ende 't verzoek.voorfz overgemerkt hebbende', ende geneegen wetzende ter beede van den Suppliant, uit Onze rechte wetenfihap, fouveraine macht ende autboriteit, den Suppliant geautborifeert endegeoüroyeert hebben , autho- rifeeren ende oclrojeeren den zelven mitsdeezen, ten einde hy de voorgeroerde Werken , van zyn ooverleeden vader Pieter Hooft, alleen zal mogen doen drukken, uitgeven ende verkpopen, Verbiedende allen ende een yegelyken dezelve Werken in Onzen Lande van Hoüandt ende Wefivrieslandt in eenïger manieren, binnen den voorfz tydt van jaren naar te drukken , ofte elders naargedrukt, in den zelven lande te brengen, te verhandelen ofte ver- kpopen, op verbeurte van de naargedrukte, ingebraghte, verhandelde ofte verkochte Exemplaren , ende een boete daarenboven van feshonden gulden, t'appliceeren een derde van dien ten bebouve van den Officier die de ealangie doen zal, het andere derdepart voor den Armen van de plaatze daar de zaake zal voorvallen, ende het overige derde voor den Suppliant, Laßende allen ende yegelyken die't aangaan magh hem daar nate reguleer en. Gedaan in den Hage, onder Onzen gr ootenzegele hier aan doen hangen, denvij December, in't jaar Ons Hee- renen Salighmaakers duizentfes hendert acht endetfeftigh* JOH AN de WITT vt.
1668.
Ter Ordonnantie van de Staaten.
HERBERT van BEAÜMONT. 1668.
Ik ondergefchreven betuige mitsdeezen , dat ik aan Johan van Someren, Abraham Wolfgangk, Henriken.
Dirkßoom, vergunt hebbe de Nederlandtfche Hiftorien, met der zei ver Vervolgh, door mijn Vader zaK gefchreven en verbetert, voor deeze reize te drukken en teverkoopen. In Amfterdam deezen 15 van September, 1677. A. HO OFT.
|
|||||
'AAN ZYN'
lOOGHEIT,
"Doorluchtighfle, hooghflgeboore Forfl, /
genadighfle Heere, ,
LEXANDER DE GROOT E ,
die j met het verpletten van de
trotsfte heerfchappye des aart- boodems, en met andre onge- looflyke aanflaaghen, oover- ftrengelyk volbraght, dien tytel won; be- koorde , dervoeghe, d'uititeekende ver- ftanden, tot roemen zynes naams, dat, om dien onfterflyk te maaken, zich afïloofden (zo men meent) oover de vyftigh pennen. Geen minder getal, miffchien^van fchry- vers, vrienden ^ vyanden, onpartydighe, Hoogh- ende Neederduitiche,Latynfche, Franfche, Engelfche , Italiaanfche, Spaan- fche, heeft, aan 't vertellen van 't geen, fint den aanvang der beroerten^ waaruit dit jee- i ghenwoordighoorloghontilond, in Nee- I derlandt is omgegaan,een groot deel zyner I daaghen en nachten befteedt. # 3 Niet
_____
|
||||
1
|
||||||
Niet vreemt: zoo wy 't zeldzaam beloop
van't ryzen en daalen der dingen, in mee- nigherley manier, flechts ter vlucht eens bezinnen; en hoe de hulk der vereenighde geweften,herwaarts en derwaarts gefchupt van de worftelende winden, eindtlyk, uit zoo grouwzaam een' zee, in deeze haaven vantydtlyke zaaligheit, niet zoo zeer ge- voert , als geworpen , fchynt: hoe de hooghftgedachte Vorft,vader uwer Hoog- heit, ten onwille eener moghenheit, die derPerfiaanfche geenszins waande tewy- ken, niet alleenlyk den eerften fteen van deezen ftaat geleit heeft, maar dit zwaar- lyvigh gebouw, ter tinne toe, opgetoo- ghen; laatende, daarenbooven, twee zoo- nen achter, om't zelve te dekken, ende voorhooven met metaale muuren te be- veften: alles met zoo gering een' hulpe van andren, en onder 't geduurigh rammeyen des vyands,op5tonbeftorven metfelwerk- Men zal hierop bybrengen, dat dit werk
gewracht is van de zienlyke handt Goods, die de byftere buyen, en buldrende baa- ren breidelde, in 't geweldighft haars woe- dens; en haar' hollende heevigheit leerde lui-
|
||||||
-:,
|
||||||
luiftreniiaa den teughei, om te wenden en
keeren , gelyk tot het uitrechten zynes raads, van tydt tot tydt, vereifcht werd : dat hy den bootsl uiden ftandtvaftigheit in- ftortte, om, zonder wanhoop, en onbe- teutert, als 't fchip geenen duim boords booven waater had., op hunnen plicht te maffen : dat hy, den peiloodten 3 in de don- kre nachten des onweeders, geen' voor- zight ontbreeken liet, om het, voor 't ftran- den > en ftooten op klippen oft banken, te hoeden: dat hy, den noit volpreezen Prin- fe Wilhem , wysheit en wakkerheit ver- fchafte, om, als fchipper en ftuurman tef- fens, ind'uiterfte noodt ? zoo wel heilzaa- me orde te geeven, als geduurighJykaan 't roer te flaan: dat hy den zelve den arm booven 't hooft hield, tot fcherm teegens de geenen, die zich vermaaten de treflyke timmeraadje te fteuren. Gewislyk.
Maar dies te gedenkwaardigher is 't: en
wietwyfelt, oft de zelve Godt de handt aan Alexanders toeleg gehouden hebbe^ en hem, als een gereedfchap 0 gebeezight^ om zyn verhoolen befluit, geleeken, met * 4 reede5
|
||||
reede, by een' grondelooze diepte, te vol-
voeren? Het moghte,niettemin, wel zommighen
vreemdt voorkoomen, dat ik my onder- wind , zaaken, die, al oover een wyle, van etlyke fchrandre, oft arbeidzaame herfe- nen, in onze taal gemeldtzyn, weederin de zelffte te vertoonen. Dochjhun gelieve zich te erinneren,dat
eenen yghelyke niet alles te voore komt, en vaaken de tydt yet verborgens oopen- baart, 't welk, aanmerkelyk van zelf, ook dikmaals tot ontfouwing van 't ouwde dient, en, daaronder gemengt als nieuw, de zinnen aanlokt tot leezen en herleezen van gefchiedeniiTen, zonder 't onthouden der welke 's Lands behoudenis laft lydt. Inzighten, wightigh (myns bedunkens)
genoegh, om te verwerven, dat my de op- ipraak, in deezen , verfchoone. Dan r, daar valt meer te zeggen, dat zoo
licht niet te weerleggen waar. Want uw5 Hoogheit ziet hier wel een
bus van dierbaare diamanten; maar flechte- lyk gefleepen, en niet gekaft naar de konft. Waaroo ver ik fchroomen zoude 't werk
onder
|
|||||
i
|
|||||
onder haar' ooghen te laaten verfchynen;
waare een deel van dien, buiten myir* ken- nis , zoo verre niet geraakt, en zeer genaa- delyk bejeeghent ge weeft: hebbende uw' Hoogheit zich gewaardight, my, met ei- gnen monde 0 te verklaaren, dat zy 't bon- digh vond: neevens andre reedenen, hier voeghlyxt verzweeghen. En, zeeker y de bondigheit heb ik voor-
neemelyk betracht: indien ook getroffen 0 gelyk ik vertrouw? naar dien ze my, by op- pervorftelyk vonnis is toegekent, zoo berouwt mydeezesarbeids niet. Want myn gewifle zal my dien milde,
lyk loonen, met getuighenis , dat ik my eenighszins jeeghens myne Landsluiden heb gequeeten, helpende hen aan middel om een' ryke fchat van tydt te befpaaren : dewyl zy deflofenomftandigheedenvan een' zeer breeden handel kunnen plukken uit een beknopt bundel van blaaden. Deeze, uit zich zelve te laf van lucht,
doch riekende naar 't lof der Naffauwfche Lauweren , en doorftooft met geur van Oranje bloemen , koom ik , aangetroofl door zoo eerlyk een oordeel, in aller on-
|
|||||
•
|
|||||
■■^■■ipiliPllliBipiPPp^-------!---------------:—
|
|||||||
onderdaanighften ootmoedt, opdraaghen
en toeèighenen aan uwe Hoogheit. Niet om onder haare veilighe hoede te
fchuilen , teegens haat, verwekt door de vryheit van mynen ftyl: dewyl ik in een Landt leef, daar, mits de orde., gehouden by uw'Hoogheitals'tHooft>ende Rechts- hooven, famt andre laagher vierfchaaren, niemandt voor onwettigh geweldt hoeft te vreezen. Noch min om in befcherming teeghens
de fmaalers genoomen te worden: zynde billyk, zoo zy my met reede berifpen, dat ik het, niet alleenlyk dulde, maar ook, voor onderwysa met eenighe blydfchap, aanneeme; indien zonder, dat ik's my wei- nigh kreune, verzeekert dat het Ryk der onreede niet lang ftaankan: behalvendat het naar byfter onbefcheidt fmaaken zouw, uwer Hoogheit, onder haare meenighvul- dighe zorghen, het intoomen der laakzie- ke tongen te verghen. Immers zoo luttel tot bewys van dank-
baarheit, voor deughd, my en den mynen, zoo in 't gemein, als in 't bezonder , ge- daan van haar hooghloflyk Huis: gemerkt het
|
|||||||
liet ongerymt waare, ouwde weldaaden,
met verzoek om nieuwe, t'erkennen: en my meer aangroeyen dan afgaan zal, zoo uw' Hoogheit ('t welk ik eerbiedelyk bid) met haar' ingebooren' aanminnigheit, die, gelyk haar5 Vorftelyke vuift de maghtighe fteeden, allegroote harten veroovert, dee- ze gaave ontfangt, zonder zich haarder geringheit te belghen. Maar ( gefprooken in Hollandfche ron-
digheit) eigentlyk om de blinkende boek- ftaaven van den glooryryken naam uwer Hoogheit, op het voorhooft deezer doch- ter van myn zwakvernuft te prenten; op dat haar' ongedaane troony, befcheenen van zoo heldere ftraalen, ten minfte zich, als kaersfchoon , darre ontdekken ; en voortkoome, met een3 glans van geleent licht, op de lippen, die beftaan hetblaa- kend bedryf der naamhaftighe helden, braave blixemen van oorlogh, klaare leyt- flerren van raadt, te verhaalen. Doch kruipt 'er eenighe heimelyke hoo-
?e onder; dat het graan van grootmoedig-
'. leit en andre Vorftelyke deughden,'t welk
in de fchoot deezer Hiftorie fieekt, indien
uw'
|
||||
uw' Hooeheit verftaan moghte het daaruit
te doen raapen , om gezaait te worden in den begaafden geeft van denKoninklyken Bruidegom} haaren zoone, miflchien yet- wes bybrengen zal, tot de oovervloedt van den gelukkighen oeft, dien zich alle liefhebbers des vaaderlands , zelfs in de lente zyner jeughd, belooven van eenen akker zoo wel gëaardt en gebouwt. - Voorwaar, de Poëzy, wyd afweidende dikwyls, niet alleeiilyk van de waarheit, maar ook van haaren fchyn9 vermeet zich, de menfchelyke gemoeden , met luft tot lof, t'ontfonken, en hunne gedachten > uit het flyk, ten heemel te voeren, Jaa, de flordigh ( doorgaands ) gedichte
deunen, Romans geheeten, hebben ( naar dat men leeft ) den Markgraaf van Pefcara, Fernando d^A volos, in zyn'jonkheit, zoo dorftigh naa de vermaartheit gemaakt, die hy, in 't groenfte zyner manlyke jaaren 5 bejoegh. Wat vuur, wat vlam van y ver naa gloo-
ry, gelooven wy dan, dat, in een5 recht- fchaape borft, een ftemmighe Hiftory zal ftooken ? booven al, zoo zy de zaaken on- zer |
|||||
i
|
|||||
zer eeuwe, de vroomheit onzer eighene
Landsluiden, meedeburgheren , bloedt» verwanten, terbaane brengt? Wantdeluiftervandedapperedaadender
geenen, die eenen yghelyke naafl beftaan, ontiteekt een ziel, waarin Hechts van ee» delzinnigheit een geinfter glimt, met een' gloedt van graatigheit om hen,in weldoen, t'achterhaalen, oft verby te ftreeven. Op welke eighenfchap van onzen aardt
Virgilius ooght, daar Andromache vfLnseas naa zynen Afcanius vraaght, ofthy, zich fpieghlende aan vaader en oom , tot de ouwde manhaftigheit zyner afkoomfle yetwes wort opgewekt. Eccjuid, in antiquam vir tutem , animofaue •pirileü ,
Et pater ÄLnaat, & avunculus excitat Heitor ? Men hoore hierop * T.Manlius. Als een
Waal, ooverkloek van lyf en leeden, met roepen uit al zyn' maght, op een brug tuf- fen de tweeleeghers,den vroomiten man, dien Roma hadde, voor de kling vorderdej en de bloem derRoomfche jeughd lange ftom ftond, fchroomende den flrydt te weigheren, en ongezint tot verzoek van oorlof om een kans van 't hooghfte gevaar * In V ze wende boek van Titus Livius, tC
|
|||||
•
|
|||||
te waaghen; quam Manlius, getreeden uit
zyn ftandtplaats , den # hooghgezagheb- ber T. Qujntus Poenus dus aanfpreeken. Veldtheere^ nemmermeer zoud3 ik 5 zonder uw bevel, buiten de ordenen vechten: niet al zaagß ik de zeeghe zeeker. Indien ghy het toelaat, ik wil'dien grooven heefle toonen, dewylhet, voor de krysteekens der vy an den, zoo trotfe fpron- gen doetydat ik uit dengeßaghtegefprooten ben^ 3t welk de drom der Waaien van de Tarpeier \ klip heeft afgefmeeten. Men zie hem daarop. Hy velt den fnorker; ftrykt hem een' bloe- dighe keeten van den hals, en met de zel- ve,gehangen om den zynen, naa zyn' fpits- broeders toe; die hem met den bynaam Torquatos vereeren. Wyders, gelyk wy, tot naawandel van
onzer maaghen achtbaare werken , door af- maaiing der zelve^heftelyk worden aange- dreeven; alzoo vlyen wyons gemaklyk tot het goedtkennen, en inzuighen der dee- ghelyke meiningen en hartstoghten , U.a. Il hen gefpeurt. My, die met de verheevene luiden
nauwlyx op eenen dagh te noemen ben, heught noch, hoe ik, in myne kindsheit, * Diftator. my-
|
|||||
(
|
|||||
mynen zaalighen vaader, keerende, van
de Doorluclitigheit der Paltsgraavinne, zufter uwer Hoogheit, t'Amfterdam te be- welkoomen , toen zy naa Duitslandt reiz- de om haar huwlyk met dien Keurvorft te voltrekken, hoorde zeggen, dat hyde naa- koomelingen van zynen Heere den Prinfe Hooghloflyker GedachtenilTe, niet aan- fchouwen kon , zonder dat hem de ver- nieuwing, van 't geen wylen zyn' Vorfte- lyke Doorluclitigheit, voor deeze Lan- den , gedaan en geleeden had, tot weenen beweeghde. Welke teedere woorden, van dien ern-
flighen man, my zyn gevoelen en genee- ghenheit zoo diep inboezemden, dat z' 'er, miffchien, niet veel onvailerzaaten,toen ik ze enkelyk geloofde op reedegegrondt te weezen; dan jeeghenwoordelyk, nu ik, door't oordeel allengskens watgerypt, en de berichting gehaalt uit meenigherley leffe , myn waanen in weeten verwiflelt vind : hoewel my , nocht deeze , nocht andre zucht oft in zight, heeft, weetends, teegens de waarheit doen zondighen, oft yets van belang in duifter houden. ## 2 Wv
|
|||||
•
|
|||||
Wy merken , ten teeghendeele, hoe de
flimme voorgang der ouwderen,metfchier onweederftandelyke kracht, de kindren ten dwaalweeghe verrukt. Sic Natura mbet: <velocius & citius nos
Corrumpunt iiitiorum exempla domeflica, magnts Cum fubeunt animos authoribus. Nietlichtelyk, nochtans, valt zulk een'
eerloosheit op yemandt te vermoeden, dat hy, ziende eenigh zyner voorzaaten fcheïmftuk leelyk uitgeluidt, by de boe- ken , die ( hoe flecht zy ook zyn ) recht- fpraak oover de faam der uitmuntende per- foonaadjen pleeghen, de vuile voetftappen zou w darren denken te volghen. 'T welk verflaan warde, als aangeroert
ten opzien van vreemden: zynde de ftam Naffauw zoo zuiver van fchandtvlekken, dat de fpruiten, in onpartydigheHiftorien, niet fnoods van de haaren zouden kunnen ontmoeten , waaraan zy zich vergaapen- de, van 't pryslyk padt moghten afilaan; nochte 3 derhalven, eenighe laftertaal, om haar tot waarfchuwing en leere, teegens dooling te dienen. God,d'Allerbefte,d'Allergrootfte,geeve
dien
|
|||||
f.
|
|||||
dien lieerlyk gekroonden boome; wiens
dorren ons met gewiflêr angft benauwen zoiiw 3 dan 3t verfterven van den Rumina- len de Roomfche gemeente, die 't voor een voorfpook van den val des Ryx hield; geduurighlyk te groeyen , en, met zyn bloeyende telghen, alle onderzaaten, tee- ghens de Spaanfche hitte, en allerley on- weeder,tebefchaaduwen,entebefchutten. Met welke wenfch, ontworpen in 't in- wendighit zyns harten, in alle eerbiedenis de zeeghbaare handt uwer Hoogheit kult, en zich , op 't needrighfte t'haarwaarts nyght, 'Doorluchtighße, hooghßgebooref^orß~?
genadïghfle Heere, ■UW* HOOGHEITS
1642,,
|
|||||||
Getromyfie onderdaan, en ootmoedighfie dienaar?
p. c. hooft.
|
|||||||
**
|
|||||||
OP DEN
NIEUWEN DRUK
DER
NEDERLANTSCHE HISTORIEN
Van wylen den Heere
P. C HOOFT,
Ridder van S. Jüichiel , Drofi van Muide?
Baljuw van Gooilant. MONUMENTUM.ERE PERENNIUS.
Ewenftcbte druk, om geeflen te Derblyden ƒ
Vont Neêrlant zjch aen Haerlem ooit verplicht Voor arbeit, diende drukpers braght in't licht, Van %po Deel nuts , na Laurens Koflers tyden ?
Het grootfle, dat den dagh in 't Neêrduitjch %agh 3
Komt, ruim %pojchoon als eertyts, Door den dagh. "k Zie HOOFT hier in %yn boofiwerk, 's Lants Hiftori y
Befcbaeft, Dolwrocht , en Dan %yn lefle bant-,
Waer by de geeft en nette pen *van Brandt
*sMans leDen, en de helden,, rykft Dan glori, Of mee ft befaemt, Deel Jchooner Dan gelaet
Door byfchrift toont, dan door panneel, ofplaet.
Hoe kan myn dicht zytf dankplicht hier Dergeten ?
Op, dichters• op, Bataefjche Helikon.
Hier Dloeit een DÜet, een klare hengßebrony
Voor uwen geeft, Dan poezy bemeten. Nu drinkt u Dol, nu dompelt u met luft
In %ulk een3 ftroom, die morgen wekt en Juft.
Leert, op myn 'scoort, ( magh iemants spoort Mergelden y
Die op Parnas niet heel is onbekent)
Vw moeders tael, als HOOFT hier was gewent
Haef rykdom, kracht, en zuiverbeit te melden: Ziet HOOFTS Dernuft de kun ft af hier en daer.
Dan zweeft uw flyl niet laegh, noch middelbaer:
Geen
|
|||||
!
|
|||||
Geen wetenfchap is dan %po hoogh te petten,
Alspoëzy, recht hemeljch door de gunß Fan dien Apol. Of wint het ieedle kun ft y Die ontucht houdt in toom door wy^e wetten,
En ypoeft gevoelt door Staetbeleit braveert ? 'k Zie in dit boek de Staetkunde uitgeleert. De Griek magh dry Beyalligheên yerzjeren ;
Men yint%e in 't werk, daer geen yerzjerfel gelt ?
Als Waerheit hier Welfprekentheit vereelt,
Met Wysheit 3 gaeuw te roer in 't lantbeßieren. Dat dry tal leght, ter eere yan den Droß >
Zyn klachten aen dit eeuwigh werk te koft.
De Waerheit, uit een3 oceaen yanfchriften >
Inzucht en tael yer/chelende, opgeyijcht, Verjchoont geen3 vrient, noch helt, die zich vergift:j Verzypyght geen deught by vyantlyke driften,
Geen Staetgeheim> yan niemant meer ontdekt-, En yoert het woort %po ront, als onbeylekt. 't Welfpreken toont het oproer, hoe verwildert,
'tGeyechty hoe fel en bloedigh, 3t lantgeyaer, Hoe byfter, %po beknopt, %po net, %po klaer, Als waer het niet befchreyen y maer gefchildert -7
Der oudren deught by d' afkomft zj)o yermaert, Dat elk zjchfchaem 3 die yan dienflam yeraert. De Wysheit melt alleen geen braye daden,
En f noodt bedryf, maer raetßot, oogemerk, En inlicht y en de bronaer yan elx werk -y Schakeert, borduurt y gelyk met goude draden j
Bezßeit dit kleedt met fpreuk en les yan Staet, Als perlen in een vorßelyk gewaet. O wonderwerk, by blinden, vol verkeertheit,
Alleen gelaekt! o Hollantjch taelcieraet! O Staetkompas! êjchool van raet en daet! Vw waerde recht te zjen ontdekt geleertheit 3
Die oogen heeft, o gout- o zjfaermyn, Volfchatten 3 roaerdt gezicht met moeite en pyn ƒ Gy leyert ons, 't geen niemant kon befeffen,
Verwachten in de Nederlantfchejpraek;
Helpt heugen aen yeel rampen met yermaek;
Leert wie hier fpreekt zjch ziehen oy ertr effen y |
||||
fernoeght ms, maer vet%adight nimmermeer,
En lokt m leert de leer^ucht altyt weer, Elkjworpt wat hene, en kladt óp zyn papieren:
MaerfchryDen heeft wat in: wat daergemelt,
Gezwegen dient , Verftaet dees letter helt. ,
Civilis vecht voor 't recht der Batavieren By Tacitus , den Romer , niet alleen.
Thucydides herleeft voor ons Atheen.
Dit's Tacitus, door 'tflytenvan %yn blaren,
In mergh en bloet yerandren: dit *s yerfiant ,• Gebruikt ten dienfl van 't yrye yaderlant: Dit 7s arrebeit bykans yan twïntigb jaren >
ï Die leyen %al, %po lang een Batavier
Wil ßeryen voor xyn trotfe leewvsbanierl Wie reikt %po wys de lant- en watertoghten
Van on%en tydt aen yolgende eeuw op eeuw ?
Wie fielt te boek3 hoe Hollants fiere Leeuw,
Bejprongen van ontelbre roofgedroghten, Ontwaekt, en brult, en yreeflykyan zjeh faß ?
Dat eifiht een1 flyïx als HOÖFTS hifloripaß.
Dat werkyereifcht een* Fenix van een fihryver y
Die op zyn jchacht on^e oorlpghsblixems door De molken vaere 3 op 't oude heldenfpoor. Puikfchryvers, valt aen %t werk m$ ^ufl en y^6r:
Maer, %po uw pen zjeb eer en duur belooft, Begint toch niet in 't Neerlantjch zpnder HOOFT J. VOLLENHOVI.
|
||||
-Denyy/t.ï» ^^ „2">2i»& Vid&r, ^
|
|||
'T LEE VEN
VAN DEN
Weleedelen, geftrengen, grootachtbaaren Heere, PIETER CORNELISZOON HOOFT,
Ridder van Sint Michiel^
Droffaardt wan Muidc , ISaljuw wan Goylandt]
en Boofiofficier yan TVeeJp en Weejperkarfyel. Befchreeven door
GEERAARDT BRANDT. |
|||||||
Oen my weleer dè 2orge over 't uitgeven vari Inleiding,
alle de Werken des Heeren Droflaardts Pieter Corneliszoon Hooft, zyne Neederlandtfche Hi- ftorien uitgezonden: 3 was toebetrouwt, gaf ik in de Voorreede te kennen, dat men, öm'tge- moedtdes Leezers metluft t'ontfteeken, niet veel behoefde te zeggen van dien eedelen Schryver en zyne fchriftenj om dat de naam van Hooft aireede degrootïte tytel en waardigfte lof was geworden. Van dat zelve verflandt ben ik noch. Maar anderen zien dit ftuk anders in. Zy meenen, dat men, by geleegenheit van den nieuwen druk zy ner Hiftorien, den zelven met 'eehigh verhaal van 't Leeven des voortreffelyken Schryvers behoort te verderen; op dat men te beeter erkenne, wien men denoover- dierbaaren arbeidt, daar zoo veele jaaren aan te koft zyn geleidt, hebbe dank te weeten. Ook verftaan ze dat hy, die 't leeven van zoo veel doorluchtige Helden en naamhafte perfoonaadjen tm Schouwburge der oniterffelykheit opvoerde, genoegh verdiende, dat den naakoomelingen eenige kennis gegeeven worde van zyn eigen Leeven, en byzonder bedryf Deeze reedenen, en hun ver- zoek , hebben my dien arbeidt opgeleit: doch niet zonder teeg;en- ftreevinge: want deeze ft$f behoort van beeter pen gehandelt te worden ; en 't ftaat te vreezen , dat men 't onder zyne onge- vallen zal Hellen, dat zoo groot eenen man geen bequaamer Schry- ...' ver moght gebeuren. Dan dit heeft men 't verzuim der geenen, die beeter pen hadden , te wyten. Ook ben ik 'tgevaar van zulk een rechtvaardige naafpraak getrooft, en wenfeh van härten, dat eenig ander Schryver, dien 't aan geen geleerdtheit noch kennis ge- A breekt/ '
|
|||||||
•
|
|||||||
i P. C. H O O F T S LEEVEN.
breekt, dit werk, 't welk ik ter handt neeme, zoo cjuaalyk gevalle, dat
hy 't hervatte, en den naakoomelingen met een volmaakter taaffreel vereere, 't welk den beroemden Hooft in alle zyne deelen beeter gelyke, en gelukkiger uitdrukke. Op die hoope, zal ik, by ma- niere van voorraadt, de fchets van zyneaf beeldingeaandendagh brengen, en ten toon Hellen. p^i,1* Deez vermaarde man , om dit verhaal met den aanvang zyns
Hooft leevens te beginnen, is in den jaare mdlxxxi den zeftienden wordt ge- Van Lentemaaiidt, t'Amfterdam s;ebooren. ooren, j_jet ^^ j£]. Hoofden, daar hy van afcjuam, is een zeereerlyk
en onbefprooke gedacht: een ftam, die, in 't korte, verfcheide D'acht- treiFelyke telgen voortbracht, welker deup-hden en dienden in
11- J Cj O j O
baarhei »s LanJts Hiftorien worden gevonden. Onder deeze telt men dien
geflacht, grooten Burger meefter Cornelis Pieterszoon Hooft, des Drof- faardts vader^ en dien wakkeren Jan Corneliszoon Hooft, meer- maals Scheepen, veele jaaren Kornel der burgerye, en Raadt ter Admiraliteit t'Amfterdam,' die zich zelven voor de vryheit, ten tyde vanLeicefter, zoo ruftigh in'tfpits (lelde: ook dien fchran- deren onderzoeker der natuure, Pieter Janszoon Hooft, den vin- der van dat vermaarde werktuigh der Eeuwige Beweeghing (voor- deezen t'onrecht aan Drebbel van Alkmaar toegefchreeven) die, naa 't bezoeken van veele Landen en Hooven, zeer liefgetal was by Kaizar Rudolf, en eindelyk, in zyn vadcrlyke ftadt gekeert, hec Scheepen- en Vroedtfchapampt met lof bekleedde : voorts den Heer Henrik Hooft, een van de grootfte vernuften en wehpree- kentfte mannen deezer eeuwe-, teegenwoordigh ten vierden maale regierende Burgermeefter , en , feedert den jaare zeltienhondert- vyfenvyftig , Raadt der zelve ftadt. Dit geflacht is ook door zyne huwlyken verknocht aan de befte huizen van Amfterdam > aan dat van deGraavena HafTelaaren, Oudtshoorens, Ooverlan- ders, Kloeken , Blaauwen, en andere, te lang om op te tellen. Maar, om in deeze ftoffe van myn ooghmerk niet af te wyken, men hoore den Droflaardt Hooft van zyn vaderlandt, den tydt en ftadc zyner geboorte, ook van zyne ouderen, zelf fpreeken , in dat zin- ryk gedicht, daar hy, zich keerende tot de Goddelyke goedtheit, zyn dankbaar hart met deeze woorden uitgiet: Aanmer- Van zyn vaderlandtezeit hy,
king op t . r /i i Ts ri
zyn va- Gy plante m' in een Landt, welks roem de Roomjche pennen,
derlandt, Gepaart met Roomens roem, ten hoogen heemel mennen,
en de^ftadt ^e kleenheit van het welk Derkent de ryhße flof
zyner ge- Tot de Verwondering der grootheit yan %yn lof.
boorte,en Van
ouderen.
Z/ef P.C, Hoofts Werken t in bet vervolg van zyn Gedichten» p. 299. 300. |
|||||
e
|
|||||
p, C. HOOFTS LEEVEN. 5
Van zyn geboortetydt 3
Uw zaaligende zorg my 't keven heeft geweigert, Zoo lang tot Hollandt hooghß in weelde' fiondt gefleigert , En dVoßerlingh y erhaart, en de beyrooze Noor, • "De naakte Wefterlingh en de gezengde Moor, Aanjchouwend', in onz3 vlag, den rooden Leeuw zyn tanden$ Uitkreet, yoeryry die "vaan, o dwangh der dwingelanden. Jaa in het zelffle jaar als 't Heldelyke Dolk Ven hoedt der yryheit haald3 op't fpitfe yan den dolk, En met afzweer en 't Spaanjch geweldt in 't onrecht flelde 3 By yonnis, dat het, op den Vorß des ayondts, "pelde. Toen was 't dat ik in 't licht der zuiyre fonne quam. Van zyn geboorteftadt,
My wiel tot nvaderfladt het maghtigh Amßerdam, Dat maghtigh Amßerdam, het welk alt Bollandts fleeden Zoo yerre zeilt yoorby als Hollandt Neèrlandts heden. Dat Amßerdam, 't welk hooft en hart, zoo 'k rechtbegryp, Is yan al 'tgeene dat leit tuffchen Maas en Zyp* Van zyne Ouderen,
Ghy gaaftmy ouders yan weleer elyke naamen, Die moghten flaan bekent hun afkomfl zonder fchaamen^ Want all' de geen' daar zy uitjprooten en befprak Nooit menfch die leeft yan eer- of trouweloosheits ylak; ISJochtgaf, in rechte lyn, hun naa, dat zy decn yloeyen Onnoofel zweet en bloedt, om daar af grof te groeyen; En maakten dat hun 't goedt eens anders eigen wardt Oft teegens V recht yan 't Hof, oft teegens 't recht yan 't hart. Maar weet myn' burgery wel, aan hoe luttel 't Jchortte Dat niet, 'm zelfchap yan noch dertien Heeren, fiortte, Voor welflandt yan zyn Landt, myn yroome yader 't bloedt. Daar te doen ßibbren in dacht Dudley yryheits yoet. Zyn vader dan was Cornelis Pieterszoon Hooft, die in den jaare Zyn va* mdlxxxi t'Amfterdam tot Scheepen werdt gekooren, in den jaare r' mdlxxxïv Vroedtlchap, en in den jaare lxxxviii Burger- meefier. Dit was de Burgermeefter, wiens befcheidenheit en gemaa- tightheit in geloofszaaken, kloekmoedigheid in 't voorftaan der vry- heit van vaderland, Godsdienft en geweeten, neevens zyne andre hoo- gedeughdem elders in't breede van my zyngemeldt. Ookgewaagen de Dichten van den vermaarden Poëet Joofl: vanden Vondel dikwils van zynenlof; metnaame't gedicht, aan den zoone opgedraagen, daar hy, een fchynheiligbefchreevenhebbende, dus voortvaart; Zoo was uw Vader niet, die Burgery ader, neen: %v.v<m*
Van binnen was hy juifl gelyk hy buiten fcheen. dds ?°ezf*
A % ,Tge-f'*1 ■
|
|||||
•
|
|||||
4 P. C. HOOFT S LEEVEN.
'K geloof men had geen gal in deezen man geDonden,
Indien , naa dat de doodt zyn lichaam hadt 'verjlonden , Zyn lyk waar opgejnecn. Hoe was hy zoo gelyk Dien Burgermeeßren, die wel eertyts 't Roomfche ryk Door hun oprechtigheit ophouden njan der aarde In top, toen d'akkerbouw in achting was en waarde ; Toen deege deeglykheit niet/peelde, raap enfchraap -y En 's Dyandts goudt min goldt dan een gebraade raap, Hoe heeft hem Amflerdam erDaaren wys en fimpel, Een hooft Dol kreuken , een geweeten zonder rimpel, O befle befleDadr! wat waart gy Hollandt nut, Een flyl desRaadts, toen 't lyfDan'tfloxken werdt gefiut^ Op dat ik gaa Doorby onz" Katilinaas tyen-, Toen 't -vaderlandt in laß door twiß der burgeryen, Gy 't leeDen waart getroofi te heiligen den Staat; En toen uw hooft gedoemt door 't Hooft van eigenbaat , Gy geen gedachten hadt Dan wyken of Dan wanken. De wees en weduwe, en de ballingen u danken; Hoewel ge nooit om dank hebt, zonder onderfcheidt, Befcheenen met den glans Dan uw goedtaardigheit Ondankbre en dankbre, dien ge kont ten oorbaar flrekken. O Jpiegel Dan de deught 1 o voorbeeldt zonder Dlekken! Nooit zoopt ge 't bloedt en merg der fchaamele gemeent, Noch flopte dooren Door haar rammelend gebeent. Wat liet ge uw zoonen naa, toen 's leeDens licht wou neigen ? Indien 't gemeen u roept, bezorght het als uw eigen. Zoo was uw uiterfle aam Rechts waar e klaar e deught. Daar ghy , Dermaar de fiadt} uw kroon mee eieren meught. Deez' Heer j in wiens lof ik my niet wyder inlaate , hadt zich in Zyne den jaare mdlxxviii in echt verbonden met Anna Jakobs moeder. Blaauw, een zeer verftandige, deftige en deughtzaame vrouw, die hem verfcheide kinders baarde : drie zoonen en drie dochters • Pie- Broeders ter wiens Leeven wy befchryven, Jakob en Henrik, fakob trouwde enzufters. mct jonanna Paauw, en ftarf zonder kinderen. Van Henrik, die in den Jaare mdcxxi te Orleans Doótor in de rechten werdt ge- maakt, vindt men noch eenige weinige dichten, ooverblyfzels van zyn ooveraardigh vernuft. Agatha, zyne oudtfte dochter, werde ten huwlyk beiteedt aan Pieter Haftelaar, by onzen tyde Burger- meefter en Raadt, daarnaa Schout, en eindelyk weer Burgermee- der der ftadt Amfterdam : Margriet, zyne tweede dochter, trouw- de met Herman Tholinx, en daarnaa met Jan Hagen. Johanna, de jongfte, gaf hy in echt aan Meefter Pieter Kloek, vermaarde Rechtsgeleerde, en Raadt der zelve ftadt. Pie-
|
|||||
i
|
|||||
P. C. HOOFTS LEEVEN. 5
Pieter, zyn oudtfte zoon, gaf, ten einde der kindrsheit gekoo- D'oefFe-
men, vroeg te kennen wat van hem te wachten ftondt : ook liet mnS ZY\ de vader , die genoegh kon oordeelen , wat weetenfchappen dat 'eug ' groot verftandt bell: konden vercieren en te ftaade koomen, hem van der jeught aaninallerleygeleerdtheitvan taaien en zaaken onderwy- zen, niet alleen in de Schooien der ftadt , maar ook in d'Academie te Leyde , te dier tydt verheerlykt door de geleerdtfte mannen der gant- fche Chriilenheit \ Jofephus Scaliger , Franciscus Junius , Paulus Me- ruia, Carolus Cluiïus, Bonaventura Vulcanius, en anderen. In dien queekcuin der grootfte verbanden onthieldt zich toen ookdatuit- ileekend wonder der natuure Hugo de Groot. Hier hoorde de jon- ge Hooft de lefïèn der weetenfchappen , en oefFende zich ook een tydt langh in de Rechten, onder den ProfefTor Cornelis Pynakker. Doch eerlangh vertoonde zich zyn poeëtfche geeft , geichaapen ^ zync om al zyn tydtgenooten in de Hollandfche taaie voor by teftreeven. p0ëZy: Hier toe gaf zeeker konftgenootfchap t'Amfterdam groote aanlei- ding. Dat was d'oude Rethorykkamer, die men de Kamer in liefde ^ie ge- bloeiende noemde: te dier tydt een vruchtbaare enthof van fchran- worcjt dre geeften y en vermaardt. Oeffenfchool van taal- en dichtkunit. door het 1/1
Deeze Kamer, en der zelver vergaaderino;, belfond t niet uit luiden, fi?m
.. 111 ö 1 nooticnap
die zich voor geldt lieten huuren om een anders rymen op te zeggen, van de
en door de vlekken van hun ongereegelt leeven de konft afzichtig Kamer in maakten, maar uit mannen van achtbaarheit en onbefprooken wan- bioeieo- del, invoegen dat'eriri den jaare mdlxxxi vyf Burgermeefters, de, een en acht Scheepenen, Leeden van deeze kamer waaren. Onder die ^rr"aar<i Leeden vondt men ook eenige mannen van groote geleerdtheit, die pjcht- alle de krachten hunner herfïenen infpanden om de Hollandtfche fchool. taal van uitheemich fchuim te zuiveren , en de noodighfte konflen in zuiver Duitfch te leeren. Verfcheide fchriften werden ten dien einde op den naam van de Kamer in liefde bloeiende in't licht ge- braght, meeft door Henrik Laurenszoon Spiegel ingeftelt: onder anderen de Tweefpraak der Neederduitfche letterkunft • het Ruyg bewerp derReedekavelinge, het Kort begrip der zelve, endeRee- derykkonft in rym op 't kortft vervat. Dat de jonge Hooft ook een lidtdeezer kunftgenootfchap was, geeft het begin van zynen brief, in den jaare mdc aan die Kamer gefchreeven, te kennen, als hy ze dus aanfpreekt : Zyn groet zendt, die niet weet, o honflryk broedertal,
Ofhy u meeflersj of zyn broeders noemen ^al.
Door dit gezelfchap werdt zyn aangeboore trek tot de dichtkunft voorts opgewekt. In deeze Schoole ley die jongeling de gronden der taalfchikkinge, en uitkiezinge van krachtige woorden., in zyne dichten en andere fchriften fêedert befpeurt. Doch niet dat hem A 3 hier
|
|||||
•
|
|||||
6 P. C. HOOFTS LE E VEN.
hier grooter aanleiding gaf, om den top van den Dichtkonftberg op
te ftygen , dan de gemeenzaame ommegang met den gemelden Spiegel , dien wyzen opbouwer der Hollandtfche taaie; wiens won- derbaare en leerzaame Hartfpiegel, zoo taal- als zinryk, nietteegen- ftaande haare duifterheit, itraalenuitfchoot, daar feedert de befte Dichters, hun licht aan ontftaaken. Daar noch byquam zyne ver- keering met Samuel Kofter, Jooftvan den Vondel, GerbrandtBréde- roode, en Johan Vechters of Vi&oryn, welker naamen, in dien voor- gemelden brief, onder de konftgeiiooten zyner jeught gefpelt wor- den, hunner gedenkende met deezewoorden, Die nu altoonen wat ^' hier naamaals gullen zyn.
15pS- In den jaare mdxcviii, naa dat hy zich te Leyde etlyke jaa- ren hadt onthouden, zondt hem de Burgermeefter ,*zyn vader, wee- tende watburgerlyke wysheit en heufchezeeden men uitliet zien van Landen en luiden kon leeren , buiten 's Landts, om zich in dat deel vanEuroope, 't welk van de geeftighfte en gefleepenfte volken des Zyne rei- aardtboodems wordt bewoont, voor een tydt t'onthouden. Hy toog, Vrankryk *n 't achtiende jaar zynsouderdoms, oover zee naar Rochel, daarhy en Italië, etlyke maanden bleef. Van daar nam hy zyne reis oover landt, en bezagh veele der voornaamfte fleeden van Vrankryk- Voorts voer hy van Marzeilje met een bark op Genua, om ook de byzondre zaa- ken en vreemdigheeden van Italië, met haare vermaardtfte fleeden, t'aanfchouwen , die hy in zyn daghverhaal, en reisgeheugenifTe 3 aanteekende. Te Roome bleef hy etlyke weeken, te Venetië eerffc drie, daarnaa noch vier, en te Florence zes maanden: en trok daar- naa oover Trente, doorDuitslandt, weer naar zyn geboorteftadt -y i6oi. daar hyden achtften van Bloeimaandt des jaars md c i aanquam $ hebbende in 't reizen befteedt drie jaaren, min drieendertigh daa- gen. Met wat opmerkinge en naaipooriiigeder geheimen van Staat, che reize volbraght zy, met wat leerzucht, in 't opfpeuren en onder- zoeken der befte boeken van ieder volk , in 't ftuk van regeerkunde, Poè'zye en andre weetenfchappen, geeven zyne fchriften genoegh te kennen. l6ot- Kortsnaazynet'huiskomfte,indenjaarenMDCiien in, be- i neHi- fteec^e nY daagelyks eenige uuren in 't leefen der Hiftorien van ftorifche Polybius , Julius Ca^far , Suetoilius, en anderen , daar uit aan- oefFenin- teekenende , 't geen aanmerkelykft was, en tot leering kon dienen. gZyneer- Zyne eerfte rymwerken, die tot myn kennis zyngekoomen , waa- fte rym- ren de TooiiiieeKpeelen van Achilles en Polyxena, en van Thefeus werken: en Ariadne . nec eerfte^ myns oordeels, voor zyne reize naarlta- neeifpee- lie 3 het tweede naa zyne wederkomfte gedicht. In beide ziet men len van d'uitwerkfels van aardige gedachten, doch in 't lefte meer zuiverheits etpoly- van taa*e c^an in'teer^e- Echter heeft hy ze beide, toen men naa- xena; van Thefeus en Ariadne. <\£t~
|
|||||
i
|
|||||
P. C. HOOFTS LEE VEN. 7
derhandt zyne gedichten tot den druk by een zaamelde, uitgemon-
ftert , en aan de vergeetelheit oovergegeeven. Hier op volgde, doch wat laater, zyn toonneelfpel van Granida, 't welk hem beeter ge-Van Gra- viel, en fint den dagh moght aanfchouwen. Daar kon men befpeu- nida# ren, dat de Hollandtfche taal in 'tbeichrvyen der vryaadien voor geen Italiaanfche noch Latynfche behoeft te wyken. In den jaare MD cm fchreef hy , hebbende zynen zin geleit op een fchoone 1603. geeftryke maaghdt , dat zinryk en vloeiend gezang, welks begin is, Weet iemant becterjaus dan honger tot dejpyzen ? Hier in zagh men zoo veel blyks van geeft, als van liefde. Daarna begreep hy, in den jaare i6oj. MD cv 11, het leeven en den lof van den Admiraal Heemskerk in dat vermaarde graffchrift van twee regelen, Heemskerk, die dwars door 'tys en 'ty^er darde ftreeDen, Graf-
Liet (teer aan 't landt, hier 't lyf, yoor Gibraltar het leeDen. fchnftvao
Toen hetBeftandt in den jaare mdcix geflooten was, ftondt hy de kerk. Kamer in Liefde bloeiende ten dienft , in 'tordhieeren van neegen 1609. vertooninp-en, die den vyfden van Bloeymaandt, als men 't Beftandt .Vertoo_ n 1 1 1 r-l 1 i-i J i-N ningen op
arkundigde , op den Dam by kaarslicht werden vertoont. Deeze het Be-
verklaarde hy met korte byfehriften, gepaft op de ftof van elke ver- ftandt. tooninge. Men verbeeldde hier de tyranny van Tarquyn j de lift van Brutus; de verkrachting vanLukrees, en haar doodt • de t'zaa- menzweering teegens den Tyran; hoe men hem uitworp, het ver- raadt van Brutus zoenen, en des vaders onverwrikbaare rechtvaardig- heit, in hen te ftraffen. In 't flotvaars fprak hy de t'zaamverbonde Neederlanden aldus aan : Vereende Landen, wilt gy zoo de yryheitminnen,
Dat zy u waarder zy dan ieders eigenbaat, Zoo magh geen Dwingelandt uw tzaamgeylochten Staat Met lift, noch met verraadt, noch met geweldt ontginnen. Hy fchreef toen ook noch een groot gedicht op de print van't Be- ftandt, 't welk meede, hoewel 't oovervloeit van fraaye gedachten, ge- telt word t onder de verworpe rymen. In dat zelve jaar * heeft hem zyn Vorftelyke Doorluchtig- * Den 18
heit, Maurits , Prins van Oranje , tot Droflaardt van Muide, Ma7' Balj uw van Goylandt, en Hooftofficier van Weefp en Weefper- gej^o^rert karfpel verkooren, naa dat hy by de Heeren Staaten van Hollandt tot tot Drof- dat ampt wasgenomineert. Zyn vaders verdienften aan den Staat > faan?t vatl en des zelfs byzondre zucht tot den huize van NafTauw, ftelden hem op dien hooghen trap van eere. Want dit ampt was een der voortreF- felykfte van Hollandt, 't welk van oudts nooit dan by luiden van gfooten aadel plagh bedient te worden • ja zelfs, zoo men houdt, by jonger zoonen der Graaven van Hollandt. Zyn voorzaat in die be- dieninge was Jonker Willem van Zuilen van Nieveldt, Heer van 'sHee-
|
|||||
•
|
|||||
8 P. C. H O O F T S LEE VEN.
* 's Heerenaarentsberghe, te voore Schout der ftadt Dordrecht > en
Baljuw van Zuidthollandt. Doch dit ampt ontfing van deezen Hee- re veel grooter luifter , dan ooit door al zyn amptluiden voorheenen. Want zyn eedle geeft en doorluchtig verftandt., zich uitgietende in zoo veel uitneemendefchriften, maakten in't kort het kleene Mui- de veel vermaarder dan de erootftefteeden desLandts. HetDroft- 1610. fchap naauwlyx een jaar bedient hebbende , veranderde hy zyne Trout maanier van leeven, in echt tredende met Chriftina van Erp} noch Set in" geen neegentien jaaren oudt,een vrouwe van ooverweegende deughd Erp. en vernuft; zoo fchoon , zoo bevallyk., goedtaardigh > zeedigh, envriendelyk, als zulk een manmoght wenfchen. Haar vader was Arnout van Erp i wiens önbefprookene oprechtigheit en deughdt ook hoog wordt geroemt. Uit dit huwlyk zyn drie zoonen en eene dochter gebooren: dien geen lang leeven te beurt viel. In den jaare 1613. MDCXiii vercierde de Droit de toonneelpoort, die tot onthaal van vrouw Elizabeth, dochter des Koonings van Grootbrittanje, on- langs te vooren getrouwt met den Keurpaltsgraaf Frederik den vyf- Zyn ge- den, t'Amfterdam op den Damfluis was opgerecht > met dichten d^ver-^ c^e ^e vertooning des huwlyks vanThetis metPeleus verklaarden, tooning en op dat doorluchtigh paar toepaften 7 met het flot van deezen dsnenTpe" Wenfcll<
leuSi De Heemel welk ons een Achilles uit deez twee.
Zyntreur- In dieiizelven tydtgaf hyzyn treurfpelvan Geeraardt van Velfen in
fpel van >rJichc. een toonneelftuk dat met geen minder verwonderinge dan van Vel- genoegen van alle geleerden, die daar van oordeelen konden, werdt zen •wfordt gezien en geleezen. Men verftondt dat het met de befte fpeelen, door in 't licht je ^rac|lt van Zyne hartroerende taah om den lauwer ftreedt, en ' geen kleen deel der burgerlyke wysheit, en befte regeerreegels der oude en nieuwe Schryveren > in zoo weinig blaaden beknoptelyk be- greep , en klaarlyk ontvoude. In dit treurfpel tradt de Dichter op hooghe laarzen. Hier braght hy 't Muider Slot op het toonneel. Het gemeen betreurde de Tyrannye. DeTwift5 hetjtedrogh, en 't Geweldt werden afgemaalt met vuile verwen. D'Eendraght , Trouw3 en Onnnoofelheit verlieten d'aarde . De Wraakgierigheit bedwelmde 't verftandt , en verworp den wyzen raadt. DeTyran raakte ellendig aan zyn einde, en betaalde het {chenden van's Landts vryheeden en wetten met zyn bloedt. De burgertwift vertoonde haa- re landtbedervende rampen. De Vecht fpelde beeter tyden, en riedt tot een gemaatighde regeering, Recht tuffchen dienflbaarheit en wetteloosheit heen.
Daarnaa wilde de Droft zyne pen ook oeffenen in laager toonneelftyl, Hy ver- en veranderde d'Atheenfche Aulularia in eenen Amfterdamiche'n ^ 1 1 Waarenar. Aan dit werk befteedde hv naauwlyx neeeen daaeèn. en d Aulula- - /o ö J
ria onder den naam van Waarenar. voerde
|
||||
P. C. HOOFTS L E EVEN, 9
voerde 't zoo gelukkigh uit, dat de Heer Hugo de Groot , dien hy 't Hugo de
hadt toegezonden, daar van fchreef*, dat die Dertaaling het LatynwGro°ts Deeledeelen ooDertrof: dat hy de zehe niet eens maar meermaale hadt oorver- van Waa* Ieezen ,met zonderling Dermaak : dat dit werk ten éerflen diende gemeen ge- renar. maakt om rueele te verlufligen, en met eenen f onderrechten. Ook werdt J^ ^ het fêedert op't toonneel gebraght en gefpeelt; tot groot voordeel 1(517. der arme Weezen, dien men door dit middel in hunnen noodt de handt boodt. Ditgefchieddein de nieuwe Neederduitfche Aca- demie , die in den jaare mdcxvii > door dien fchrandren Do6tor Samuel Koller, t'Amflerdam werdt opgerecht; om daar al- le loflyke konften, in de Hollandtfche taaie te oeffenen, toonneel- fpeelen te vertoonen , en reedeneeringen uit te fpreeken. Door dat kluchtfpel van Waarenar met zynenpot, werdt het volk al boertende en lachende geleerdt; want het vertoonde de Gierigheit met al haar kommer, anxt en fmerte in haar eige gedaante, om elk dat vuil ge- . brek te leeren haaten . Ontrent dien zei ven tydt, fchreef hy ook het treurfpel van Bato, oft oorfpronk der Hollanderen. Dit plaght hy Batoge- booven zynen Geeraardt van Velzen, als meer uitgewerkt, te waar- deeren. Plet vertoonde eenen dapperen en rechtvaardigen Heldt, entegelykdes Dichters verheeven geeft, en liefde tot het vaderlandt. Men las 'er ook die verwondrenswaardige reedeneering van Zeege- mond, de Paapin, die uit de befpiegelinge van 't licht der reeden, en der gefchaapene zaaken, het bewys dat 'er een Godt is, te voor- fchyn braght,en de gronden des natuurelyken Godsdienfts aanwees. Doch 't liep noch wel tien jaaren aan > eer dat treur/pel door den druk werdt gemeen gemaakt. De Heer de Groot, met wien oover dat werk geraadilaaght was, fchreef "'"aan den Dichter , Ik kan de ie- „ " *) t 1 ■ , P TT r-, / 1 • . . n 77 Sept.1616.
dachtenis Dan t Ieezen Dan Uvo E. treurjpel uit mynen zin met/teilen > en Hugo de
•wenfche Uw E. dienßte können doen om zoo loffelyk een werkte bevorderen. Groots Hoe ik my langer bedenk 3 hoe my meer behaaght Uw E. ontwerp Dan het vCanr^eto treurjpel te eindigen met Batoos hulding. Gy kont daar op naazien het Pri- vilegie Dan Vrouw Maria, gedrukt onder de handtDeften DanAmflerdam > daardeDoornaamflegerechtigheeden en grondwetten deezerLanden Derhaalt worden. Daar op volgde de lykklaght oover den Heer Pieter Dirks- ï6l6i zoonHaflelaar, meldende zynedienften den vaderlande beweezen , k]aJntoo- en den lof zyner deughden. De brief van Menelaus aan Helena, die ver P. D* 't fpoor vanNazoos minnebrieven gelukkelyk volghde, werdtin den Haire^ar* jaare mdcx vin in 5t licht gegeeven. Toen fchreef hy ooketlyke dich- vanMene* ten tot verklaaring van de Vertooningen, die den vieren twinticrhften ^us. van Bloeimaandt, (etlyke maanden voor de groote verandering in den ] .8i ftaat der regeering en kerke) in de Neederduitfche Academie , ter teront^ eeren des Prinfen van Oranje werden gedaan. Doch indien ik al zyn haalinge dichten, van tydt tot tydt in verfcheide geleegenthcalen gcrymt, ^esPrm" J J £) o t> J ' fen van
B zoude Oranje,
|
||||
lo P. e. HO OFT S L E EVEN.
zoude opnaaien , waar zouw dit verhaal zyn einde vinden ? Ik gaa
dan tot andre zaaken. Ontrent dien zelven tydtbefloot hy zyne pen Henrik in een andere maniere van fchry ven te oeffenen. Hy begoft het Lee- deG,ro°te ven van Henrik den Grooten, Kooning van Vrankryk en Navarre, gönnen, niet een' Hiftorifchenflyl in kort Hollandtfch op te Hellen: uit lief- de tot zynen doorluchtigen naam, en om een proef te neemen, hoe zich dat werk onder zyne handt zou vlyen •, met verder voorneemen, zoo hem dit wel gelukte, dan ook zyn gedachten te laaten gaan op de zaaken en sefchiedeniiTen van de Neederlanden. Onder deezebe- zigheit quaamenhem fwaarigheeden oover, diedroevigh waaren en Hetfter- deerniswaardigh. Zyne eenige dochter Geertruid was naaulyx vier ven van weeken , en zyn tweede zoon Arnout twee jaaren oudt geworden, zyne kin- . , . J 11
deren, en coen zv ln de jaaren M D c xv en mdcxx ooverleeclen : maar nu ver-
echtge- loor hy 3 in den tydt van zeeventien maanden, eerft3 Cornelis zynen ao°*' • oudtften zoon van ontrent twaalf jaaren, van grooten geeft en hoo- a Denzo Pe 5 ^ien ny mec zyne e'he h*111^ na(^t geformt en afgerecht :
Januar, daarnaa b zynen jongften en leften zoon , bykans driejaarenoudt, 1624. eenen tweeden Arnout • en eindelyk c zyne liefde en verlieffte huis- April!Z7 vrouw, Chriftina van Erp ,. in den ouderdom van ontrent d'rie- cüen6 endertig jaaren. Welke fchaade noch binnen den zelven tydt met Jm' beroovmge van een groot deel zyner middelen , door bankeroeten weidt verzwaart. Doch d'afbrek van haave, hoewel uit de kerf gaande, deed zyne gelaatenheit niet uit haaren tredt gaan. M aar van die andre zwaare flaagen ftondt hy zulks verbluft, dat hem de wee- relt dacht van onder zyne voeten ontzonken. Niettemin hy trooftte zich in Godts wil, en quam de pynlyke cjuellingen der droef heit door de godtvruchtigheit, de reeden , de tydt , en zyne beezigheit, te booven. Onder zyn rymen vindt men dit graflchrift ter gedaghte« nifle van zoo waardteene weederhelft: Graf- Cbrifiina, deDroßinDanMuiden, eert dit gr af. zyn Egaa. Nooit -vrouw meer gunß "verdiene?, en min zich diend' 'er af.
1626. Den eerften dagh desjaars mdcxxvi ontviel hem zyn vader, in't
Zyn va- tachentiefte jaarzyns ouderdoms. Dit was wel een groot, maar ders 00- - j -ri n 1 • J- 1
verlyden. ten aanzien van s burgermeelters hooge jaaren , geen ontydign ver-
lies. Het Burgermeefterfchap hadt hy tot twaalf maaien met oover- grooten lof bekleedt, en zoud'het naar alle waarfchynlykheit, noch meermaalen hebben bedient, hadt hy de baatzucht vanzommigen door de vingeren willen zien, en wat min geyvertvoor devryheit. Naa zyn ooverlydenvondt men, in zyne (chryfkaamer , geheele ftaapelsvan boeken, met zyn eige handt gefchreeven: vervaatende zyne Aanteekeningen en aanmerkingen oover veele zaaken van Re- ligie , oover de kerkelyke en burgerlyke oneenigheeden , oover erfcheide gefchiedenillen , en allerley voorvallen ^ een eeuwige |
||||||
ge-
|
||||||
♦
|
||||||
P. C. HOOFTS LEEVEN. n
getuighenisvan 's mans naarftigheit, oordeel, vroomheiten beichei-
denheit. Niet lang daarnaa quam Bato in 't licht, en op het toonneel Bato, derNeederduitfche Academie. Toen volgde het Lee ven en de daaden .^{jj.. van Henrik den Grooten,. daar hy nu tot in 't achtfte jaar aan hadt ge- Ook arbeidt. Deeze Hiftorie was zoo haaft niet aan dendaghgegeeven, Hennkde of de geleerdtfte mannen deezer eeuwe preezen ze ten heemel toe; want de flyl was zuiver, bondigh en krachtig • de fchikking konftig, en leerzaam j met aanduidinge van geheimeniflèn , en ontvouwinge van cToorzaake, herkomft, toelegh, wegh, wyze , en geleegent- heit der gefchiede zaaken. Als de Heer Hugo de Groot , te dier tydc balling in Vrankryk, dien Henrik den Grooten hadt geleezen > zondt hy den Heere DrofTaardt een Latynfchen brief, dien wy dus vertaaien: Brief van Myn Heer, die waarlyk een Vorfl der NeederIandt/che Vernuften %yt, ik Hugo de Tpenfch d'affche des grooten Konings geluk, om dat ze zulk eenen grooten aangaande Schryyer heeft gebonden. Voorwaar gy toont zoogroote kennis Dan de Fr an- Henrik fchezaaken te hebben, dat gy daar in geenenFranfchman ter weerelt hebt te J;en °" wyken. In al deeze onleede werdt de Droft te raade weer een echtge- h. Grot. noot te zoeken , en vondteen vrouw, epïfi.zü j. j i , lun. 1616
die de reden en de zinnen L meU
Met wyz' eenßemmigheit hem rieden te beminnen. fmpt.
Deez was Leonora Hellemans, dochter van wylen Arnout Helle- zy*j
mans , treffelyk koopman en Kornel der burgerye t'Antwerpen -, huwelyk weduwe van Jan Baptifïa Bartelot, dien zy twee dochters hadt ge- metLeo- baardt. Hy troude met die waarde weduwe den dertigften van Slaght- "e^ns e ** maandt des jaars mdcxxvii, in 't tweeè'ndertigfre jaar haars ouder- 1627. doms. Op dat huwlyk fchreeven duitfleekendfle Dichters deezer eeuwe treflyke bruilof tsdichteÄ, Vondel en Laurens Reaal, in 't Hol- Iandtfch , Caspar Barlarus, in 't Latyiij by welke geleegenheit de kennis en gemeenzaame vriendtfchap tufïchen den Hollandtfchen en Latynfchen Poè'et haaren aanvang nam, die niet eindigde dan mee hun leeven. By zyne Leonora teelde hy twee kinders, eerft een doch- ter, daarnaa eenen zoon. Door het nieuw vermaak van dat ge wenfcht huwlyk werdt de beezigheit van zynen werkelyken geeft niet ge- ftoort, noch afgeleidt. Den neegen tienden van Oeglïmaandt, des volgende jaars, leide hy d'eerfle handt aan dat doorluchtig werk zy- Hy b in£ ner Neederlandtfche Hiftorien , daar hy bynaaden gaiiffchen tydt herwerk van neegentien jaaren, tot zynen fterfdagh toe, aan befteedde , be- ^n^T halven d'uuren van uitfpanninge , aan andre fchriften en dichten, hndtfche ook aan eenige vertaalingen, die hem , ten grooten deele, tot zyne Hiftorien. Hiftorie te ftaade quaamen, te werk geleit. 'T is onuitipreekelyk met wat arbeidt, envlyt, met hoe veel leezens van gedrukte en on- gedrukte boeken, met wat naarftigh onderzoek en naarvorfchen , met wat ooverleg en beraadt, dat groote werk werdt t/zaamen ge- B % haalt,
|
||||
ti P. C. HOOF TS LEE VEN.
haalt, ontworpen, op papier gebraght, befchaaft, en gepolyft.
Hy diende zich niet alleen van een meenighte van Schryvers , die de Neederlandtfche GelchiedeniiTen, in vericheide taaien , en met ver- scheiden oogmerk, hadden te boek ge (telt, vrienden, vyanden,en onpartydigen , om uit die zee der verfcheidenheit de waarheittevif fchen; maar beriedt zich ook, vantydt tottydt, metveelevoortref- felyke perfoonaadjen \ om het werk naar hun oordeel en ervaarnis, in't (tuk van ftaate en oorlogh, voorzichtig te fchikken. Van den Heere Jakob Wyts, Algemeen Wachtmeeiter van 'tleeger deezes #» Staats (den dapperiten en verltandiglten krygsman, die mhTchien ooit in den dienit deezer Landen was, zoo kloek ter pen als te
waapen) bequam hy zyne befchrevene Befpiegelingen en aanmer- kingen op de veldtüaagen der oude en leite eeuwen : een werk om honderdt oogen aan't oordeel in 'tftuk des krygshandels te geeven, 't welk hem te baat quam om befcheidelyker te befchouwen, 't geen zich hier te lande in den oorlogh hadt toegedraagen. Ook zondt hy den Heere Wyts daarnaa eenige Hukken zyner Hiftorie teleezen, die hem zyn oordeel, oover 't kryghsbedryf, meededeelde , met be- tuiginge van groot genoegen in 't werk te fcheppen. Desgelyks werdt ookde Hiftorie by ft ukken gefriert aan den Ridder Konitantyn Hui- gens, Geheimfchryver des Prinfèn van Oranje, den Heeren Rochus van den Hoonaardt, en Apollonius Schotte, Raadtsheeren in den Hoogen Raadt, den Heere Geeraardt Staakmans, Raadsman van Staate weegens Vneslandt in den Hage, zeer doorluchtige vernuf- ten , grondig geoeffent in allerley weetenfchappen 5 geleerdtheit en ftaatkunde j met verzoek dat ze hun oordeel oover zyne misflaagen en doolingen zouden vellen. Maar nfén itreek zulk een voordeeligh Vonnis, dat hy niet dan lofreedenen hoorde, in plaats van berispin- gen. Waar door hy zich niet weinighverquikt gevoelde onder den laft,dien hy zich op den hals hadtgehaalt, om van zyneleedige uu- ren te verantwoorden, en ging met dies te grooter luit in 't fchryven voorts Nochtans kon hy zich in den lof der gemelde heeren en vrien- den niet volkoomen geruft ftellen -y geduurigh biddende, dat ze zyne feilen zouden aanwyzen ; en meenende, dat zy 't werk, uit enkle gunft, te hoogh waardeerden. Geduurendedat fchryven hebben hem zommigen vrienden, met het by zetten van veele aanmerkelykê byzonderjieeden , en gedenkfchriften van goeder handt, gunftig te recht geholpen, met naamen de Heer Konftantyn Huigens. Ook ftondt hem Julius Baake, zynzwaager (nu Heer vanWulvenhorft) die MagdalenavanErp, zufter zyner eerfteechtgenoote, ter vrouwe hadt, in't opperen tot deeze timmeraadje, en in 't uitichryven van \ werk , gewillighiyk ten dienfte. In dusdaanige beezigheeden braght hy zynen meeiten tydt op den Huize te Muide door, daar een
|
|||||
*
|
|||||
P. C. HO O FT S LEEVËN. i3
een zeskant toorentje by den tuin van 't Slot zyn boekkamer ftrekte,
waar in hy las en fchreef Dit gaf Vondel geleegentheit om in zeeker dicht, aan hem briefsgewysgefchreeven, te zeggen; Zomtydis kiefi ge 't •zeskant huiske, L ?•FvHi
Voor uw afgejcheide kluiske 3 Ä7V408*
En zyt in deeze eenzaamheên 40p-.
Nimmer min dan dus alleen.
In dit huiske werdt gebooren ( 'T was zoo Dan uw lot bejchooren ) 'S grooten Henriks groot e Faam ^ En de grootheit Dan zyn naam -\- Qmam uit deeze kleenheit rennen $
Vlugb geworden door uw pennen, Allezins waar 't Duitfche Dolk Is bekent door taal, of tolk. Op dit Slot fleet hy gerufte daagen, buiten 't gewoel, 't gemor en tyngc- 't gemuit. dat Amfterdam in deezen tydt ontruftte. Hier op fpeelde ruft leveri ■ r I • C • r- ) J J °Pden
zyn e pen in zeekeren brier, m Grasniaanat des jaars mdcxxix aan Huize te
zynen zwaager Baake gefchreeven, daar hy dus in {prak : Nu leeDen Muide. wy hier als die de weereldtgeflornyen zyn, of tenminßenleeren(lerDen y op ^ ; zyn Philojoophs. D'eene dagh is den anderen zoo gelyk, dat ons leeDen een hnej.^u jchipjchynt zonder riemen, een doodeßroom, en ßilte. Beeter fiil nochtans dan te hardt gewaait. Hier preekt men geen'paffy , als die Dan onzen Heere • men dicht 'er geen requefien> men raapt 'er geen ßeenen om de Heeren naar 't hooft te werpen. De kujfenszyn 'er zoo zacht niet, dat ze iemandt bekoo- ren kunnen, fa die 'er op beluß was ? kreeg 'er wel goedtkoop een naar D<; 't hooft. Ook roert men 3er geen trom 1 men timmert 'ergeen wachthuizen.. &, vduw Maar zyn zachte ruft werdt dat zelve jaar geftoort door den inbreuk gekoomen van 's Landts vyanden op de Veluw. Want toen werdt Muide een zyncje> grensplaats, en den ProfTaardt de wacht bevoolen : met laft dat, hem het indien de vyandt dieper introk, hy dendykaendenoordtzyde van doorftee- 3t Slot zou doen doorfteeken, en't een en 't ander op een eilandt, ^enbe- mitsgaaders 't veldt en laage weegen onder waater zetten. Toen ver- voolen. toonde hy den Gemaghtighden der Heeren Staaten, wat den Lande zyn ver- aan Muide geleegen was 3 en hoegroote reeden men hadt om het te aan|aanc{ë ftetken. Dan dat onweer dreef tydelyk oover, en des Drofïaardts het fter- dichtkonft vondt eerlang ftof om zyn Vorftelyke Doorluchtigheit, Ï!n.^an den Prins van Oranje, geluk te wenfehen met de zeege van 's Hartoo- zVn Hoi- genbofch en Weezel. Hy fchreef toen dat voortrefFelyk gedicht , landcfche 't welk onder den naam-Van HoUandtfche Groet te voorfchyn quam: 9roclaan, uitbrommende de dappere daaden des Ooverwinners, met een toon variOrah- paflende op de grootheit der uitgevoerde zaaken. Dit werk behaagh- >e oover de den Latynfchen Poëet Barlazus dermaate dat hy daaroover aan y^°deä B 3 hem jaareiö2$>i
|
|||||
•
|
|||||
14 P. C. H O O F T S LEEVEN.
Het oor- hem fchreef op deezen zin. Uwe yeirfen , yermaarde Heef , met
deel van we\y gy fón groot en Veldtheer van ons leeger ooyer de dubbele zeege begroet, oover dat ^ & ^ge maaien doorleezen. Want met eens te leezen kon ik al den ver- gedicht, borgen zjn en des zelfs jchrandre flaagen niet begrypen. Gy yeracht dat ge- Bf ^ meen en fleght is> en wilt yan deeze heilighdommen de + raayens van Poëeten p. 311. ' en d'exters yan Poëetr effen afweer en. Ik zie in u niet dan 't geen yerheeyen fperf. in js ? 3f yerflandt, de flyl, het Slot, daar gy in gebiedt, ook zelfs uw naam. * °og' Gelyk gy uit dit Slot de dingen die onder u zyn yan booyen bejehouwt, zoo yerfmaadtgy ook de rymers die laag by der aarde kruipen. Gy wandelt door de wolken, en genaakt de flarren. Onder de Latynen donderen Statim en Claudianm, onder de Grieken Pindarus, en onder de Franfchen der laatfle eeuwe Bartas. Gy treedt ooyer de hoofden en toppen der Neederlandtjche Poeeten heene, en als een cypresboomïn de lucht, yerfmaadtgy de laage ta- marinden. Etlyke jaar en herwaarts hebt gy ten yoorbeelde gedient yoor de * virg. Poëeten yan Neederlandt, die zoo dikwils als ze van de * Bayien en Me-* Ecclog. 3. yien^ dat jlecht flagh van Poëeten, wilden onder fcheiden worden, uwe hooghe laarzen poogh den aan te trekken, en uw hoogh dr aay ende reede naa te aapen. Maar ik zie dat het dien naayolgeren yerging gelyk de kikyorjeh yan Ejoptts, die, als zy den opgezwollen os, met opblaazenfocht te yolgen, daar aart borfl. Van u magh men zingen 't geen Horatius Flakkus yan den Thebaan- fchen Dichter Pindarus zong: Hoofdium quisquis fludet <emulari
Belga, ceratis ope Dccdalea Nititur pennis. Dat is, Wie Hooft hier poogt tefleeken naar de kroon,
Die yliegt op 'tjpoor van Dedaals dwaazen zoon, Zyn wafch yerfmelt , zyn trotsheit krygt haar loon. Als daarna de Heer Hugo de Groot, naa ruim tien jaaren afwee- I<53*- zens, in den jaare mdcxxxi uit zijn ballingfchap, zonder ver- lof , in't vaderlandt gekeert, en daar geen veiligverblyf vinden- de , weer op't punt itondc van te moeten vertrekken, gaf dat al zyn vrienden geen kleene reeden tot droefheit en bekommering oover zyn perzoon: inzoiulerheitdenDrofTaardt, die zich tevoo- reninzyn weederipoedt ernftigh hadt bedroeft. Deez' heeft zich, toen 't onweedet van ftaat zich op nieuw teegens hem verhief, zy- ner vriendtfehap niet gefchaamt , maar de zelve , door veele ge- dienftigheeden, opentlyk betuight: niet willende indien ftandt der zaaleen met de fortuine te raade gaan, toen zy 't in de weegfchaal fcheen te (lellen, hoe zy met hem toe wilde. Onder andre plicht- Vcrtoogh plegingen aan de Groot betoont, heeft de DrofTaardt hem met een aan Hugo
welernftighVertoogh, uitdennaamevaneen ontelbaar e meenighe
de Groot. Jer inwoonderen van Hollandt, verzochr, dat hy, by inleevering van Brieven* een verzoekfchrifc aan d'Öoverheit, om hier te lande ongemoeit te p. 74. bly- |
||||
;
|
||||
p. C. HOOFTS LEE-VEN.I 15,
blyven woonen, zyn tweede ballingfchap zou trachten t'ontgaan.
Maar naar dat Vertoogh, en de reedenen daarin vervaar, werdt niet geluiftert • dewyl de Groot niets wilde beftaan, dat naar fchuldt- bekentenis kon imaaken: hoewel anders niet ongezint zich binnen Amfterdam needer te flaan; indien hem de Magiftraat eenige ver- zeekertheit wilde of konde toezeggen. Midlerwyle had men Gerar- dus Voflïus en Carpar Barlams, die twee vermaarde Lichten van ge- leerdtheit, tot ProfefToren der doorluchtige Schoole, die men toen ter tydt t'Amfterdam ftichrte, beroepen: op welk beroep, en op de Groots aankomfte daar ter fteede > van den Droflaardt in zeeker Zyn o-edicht werdt gewenfcht, dat men ook den laatften, tot een luifter wenfcïl* dier Schoole , daar ter fteede moght houden 3 de ftadt aanfpree- kende met deeze reede, Zint uw geluk zyn opgang nam, p-c*
0 hooghgereezen Amflerdam y ^uhtL *'
En trof uw eerzucht nooit het wity in'tver«
Daar nu haar Heerepyl in zjt; voi$h' h
Naardien gy u gingt flellen fjchrap,
Tot winfl njan waarde weetenjchap >
En f uwer onderr echting riept,
Twee helden, die der dingen diept
Enfteilt' afpeilen op een prik,
Van 's heemels kruin in 't hart Dan 't flik.
Noch mangeld' aan uw grootheit wat,
Tot dat het Delphifch puik in fladt
6)u0m florten uit den boezem Goodts,
Hier me ede zyt gy buiten fchoots
Van 't aherblindend onDerflandt,
En midden in de zon geplant
Der gloory en njoorzienigheit.
Kent dan uw kans eer dat ze dreidt.
Een aarde kloot Derciert en drukt
Het Jpanzel uwer kroone. Rukt
Die blaauwepeereiyan haaf top,
En zet 'er 't oogh der wysheit op
Den ooDergroot en Huigh de Groot,
Apollos dierbaarfie kleinoodty
'T welk gladt doorkeeky wat Grieky Latyn >
Egyptenaar bekent moght zyn.
Doch die wenfch was vergeefs, en wierdt gevolght van nieuwe z droef heit oover't vertrek van dien grooten balling. Dan drie jaa- blydfchap ren daarnaa., toen de Heer de Groot tot het gezantfchapderKoo- oover <te ninginne en kroone van Zweeden was verheeven , veranderde die ve^ef- droef- lingï
|
|||||
•
|
|||||
1$ P. C. HOOFTS LEE VEN.
droef heit in blydfchap. De Droflaardt goot zyn hart uit in eenen
brief van gelukwenfchingh , aan den Gezant in 't Latyn gefchree- ven ; zeggende te twyffelen of hy hem met het ampt of het ampt mee hem zou geluk wenfehen : 't welk, hoe heerlyk dat het ook was, nochtans van zyne doorluchtigheit ongelyk meer luifters zoude ont- fangen, dan 't hem zou aanbrengen. Voorts betuighende hoe wel dat het flaaghde, dat zyn Ed. in dien hoogen ftaat wasgeftelt, daar hyZweeden, Vrankryk, en ook zynen vaderlande, jaadergeheele Chriftenheit te nut kon zyn: wenfehende dat zyn raadt tot herfiel- lingder algemeene vreede moght dienen.. Ook verhaalt hy in zeeke- ren brief dat hy, zyn fwagers, HafTelaar, Kloek, en andere vrien- den, deblydeboodtkhap van de Groots ontfankenis te Parys, als Gezant, en d'eere hem toegedraagen van den Kooning, Kooningin- 11e, en Vorllen van den bloede, tot eenen byzonderen heiligen dagh hadden gemaakt, en op den welvaart van den Monarch der wysheit, met fchuldige eerbiedeniffe , eenen beeker geleedight. In d'ant- woordt des Heeren de Groots op des Droflaardts begroeting las men deeze woorden: Indien ik u uitßeekendtße man, %po wel in allerley zoorte van gekerdtheit, als wan deugden, de treffelykfle plaats onder de vrien- den niet toefebreeve, zoo moefl ik alles waardigh zyn 3 des gy my altydts onwaardig geoordeelt hebt. Ik hoope dat d'arbeidt, my opgeleit , den Zweedjcben en Franjeben ryke3 ook dien vaderlande, 't welk het mynege- weefl is, entlyk derganjcht Chriflene weerelt, die ikaltydt myn Voornaamfle vaderlandt geacht heb 3 niet onnut zal zyn: en wenjehikdat te meer, om deeze onnoozele wraak oover myne vyanden tegenieten3 ende op datgy, my~ ne vrienden, ftofzoudt hebben, om hun, hoe wel ze flyfzinnig zyn, U be- wyzen, dat uwe oordeelen van my niet gedwaalt hebben. Te dier tydt was de Droflaardt eenige weeleen beezigh metxyne jeughdelykery- men te verichryven, ten verzoeke van Jacob van der Burg en Johan Brofterhuizen, twee geeftryke Dichters, die de zelve by een zaamel- den om ze in't licht te brengen. Van der Burg, dien het opzicht oo- ver den drukwerdt toebetrouwt, droegh die gedichten op aan den Ridder Conltantyn Huigens, Heere van Zuilichem, met een lo£- reede , die by zulke fchriften pafte. Dit werk quam in den jaarc MDCXXXVi te voorfchyn. Maar niets ging hem meer ter harte dan 't vorderen der Neederlandfche Hiftorien: daar dit bywerk tuflehen quam. Om zynen fwaager den Heere Baake te gelieven, vertaalde de Droflaardt zomtydts eenige ftukken uit het Latyn van Cornelius Tacitus. Deeze vertaaling was al in den jaare feftienhonderdt en dertigh, of vroeger, byhem aengevangen :eerft uitkiezende 't geen hem beft geviel, of becjuaamft wasom zich naar onze taal te buigen. Doch als Baake naaderhandt aanhieldt, om ook de reften det'zaa- menhechting vertolkt te zien , met beede van zoo luttel van de woör-
|
||||||||||||||
Geluk-
wen- fching. P.C.
Hoofts Brieven, J>. 107. |
||||||||||||||
ln'tJH-
p. 108. |
||||||||||||||
De
Groots
ant- woordt. SietP. C. Hoofts Brieven. p. 108. |
||||||||||||||
Des
Drof- faards Ge- dichten worden byeenge- zaamelt en uitge- geeven. 107,6.
|
||||||||||||||
Hy ver-
taalt de Jaarboe- ken , Hi-. frorien3en andere werken van Tacï- ms. |
||||||||||||||
«
|
||||||||||||||
P. C. HOOFTS L E E V E N. i7
woorden te wyken als redelyker wyze gefchieden kon, heeft hem de
Droft daarin te wilgeweeft, en zomtydts eenigen tydtafgebrooken, om aan dat vertaaien te beiteeden* Dus werdt allengskens dat geheele werk der Jaarboeken en Hiftorien, ook hetLeeven vanAgricola, en 't boeksken van de geleegentheit, zeeden en volken van Germanie, of Oudtduitslandt, in het Neederduitfch door hem oovergezet. Indeeze vertaalinge kon men zomtydts eenige vericheidenheit be~ jpeuren j want zy was min of meer vloeiende, naar dat hy zich flip aan de woorden van den Schry ver bondt, of daar van eenigzins, om de Latynsheit te myden, afweidde. Welk laatft hem 3 hoewel lafli- ger j nochtans luftiger viel, dan zich te naau aan de woorden te houden. Veele plaatzen hadden hem door haare duifterheït bynaa doen zweeten: want in 't Latyn vondt men veele zoo kerk- als liaat- zeeden, en aanwyzingen van ampten en zaaken , die in onze Lan- den , jaa nergens geen gebruik meer hebben , ook die'er fchinime- ligh van ooveroudtheit uitzaagen > en daar hy by gevolgh zwaar- lyk Hollandtiche woorden toe kon vinden. Niettemin is 't^myns oor- deels^ zeeker, dat 'er nooit vertaaling meer verdiende den daghte zien: dewyl 'er zoo lang als Hollandt Hollandt geweeft is , nie- mandt miilchien ooit geleeft heeft, die Tacitus meer hadt geleezen, beeter veriïaan, en becjuaamer was om hem teverduitichen. Hier toe behoeft anders geen bewys dan d'uitgegeevene ftukken , in de Werken vanden Droiïaardt te leezen; naadien *t buiten twyffel is, dat d'ongedrukte ftukken zoo wel vertaalt zyn als de gedrukte. Ter begeerte van den zei ven Baake, altydts hongerende naarfpyze , dieindeherflenen wordt gekookt en met het verffandc gefmaakt, hadt ook de Droiïaardt eenige vand'aardigfte Nieuwmaaren, uit °°fc het Italiaanfch van den fchranderenBokkalinin'tHollandtfchver- ^e tolkt , en zoo gelukkig, dat het veel meer zyn eigen maakzelge- ren uit leek j dan de vertaaling van eens anders gedachten. Doch dit is vroe- Bofckalin. ger gefchiedt. In den jaare mdcxxxvit raakte de ipitsvindige 1637. Renatus Cartefius 3 een der doorluchtigfte geeften , die Vrank- ryk ooit voortbraght, met den Droiïaardt in gefprek , en leerde Syne ken- hem kennen. Waarop den Heere Hooft eerlangh een boek werdt nismet toegezonden , met eenen brief, door Henricus' Reinerus , Pro- fj* Car" feiïor der Philofophie t'Uitrecht, in 't Franfch gefchreeven , te kennen geevende , dat Cartefius hadt bevoolen , een van zyn af- gedrukte boeken aen den Droft te behandigen of te zenden, met zynedienftbiedinge.en ernftige betuiginge in hoe hooge waarde hy hem hieldt. Dit was het boek genaarnt Dijcours de la Methodepour Men conduirefa raijon & chercher la yerite dans les fciences , dat is , Ree- deneering yan de maniere om de reeden wel te leiden en de waerheit te zoeken in de weetenfehappen. Ontrent het jaar mdcxxxviii heeft 1638. C hy
|
|||||
•
|
|||||
is P. C. HOOF TS LEE VEN.
hy de Rampzaaligheeden der verhefïïnge van den Huize van Me-
dicis der gedenkenifle bevoolen. Voordeezen vertoonde hy en~ kle treurfpeelen, maar in dit werkdeedt zich een gantfcheSchou- burgh van bloedige treurtoonneelen en fchriklykheeden oopen- daar men de rampen en plaagen , die de flaatzucht en oovermaa- tige grootheit gemeenlyk naar zich fleepen , voor oogen ftelde. *639' Weinigh tydts daarnaa heeft zyne Majefteit van Vrankryk, Lode- ningvan wyk de dertiende, hem met brieven van adeldom , en met d'orde Vrankryk van Sint Michiel vereert. Toen betoonde (dit oordeelden de ver- hemmet ßam-%en ) diegroote Kooning , die den tytel van Rechtvaardige brieven voerde, een klaar blyk van zyn rechtvaardigheit; vergeldende d'ee- van adel- re ^ Jie Kooning Henrik de Groote door des Droffaardts pen hadt met d'or- genooten. Waaroover de Profeflor Bartaus 3 hem met den nieuwen de van tytel van eedel begroetende, aan hem fchreef, Vrankryk beeft uniep Sint Mi- eedel gemaakt, maar bekent gemaakt datgy 't waart. Gy waart yoorheenen c. 'ßarUi. Mrtderdaadt en door uwe geleerdtheit, 'tgeengynuzyt door 't getuigenis tpifl. $8z. desgrooten Koonings. * Bymy, zeer waardighe Heer, wordt gy voor zoo P'755' yeel te eedeier gehouden , als het treffelyker is , zich zeben eedel te maa*° ken , dan eedel gehoor en te worden. De Kooninklyke brief, den een- entwintighften van Lentemandt des jaars mücxxxix te Sinc Germain gefchreeven , en van den Kooning, en zynen Geheim- Inhoudt fchryver Lommenie geteekent, gaf te kennen , Dat zyn Majefieh van des Wclenbehoorlyk bericht was, hoe de Heer Pieter Comeliszoon Hooft, Bal-* brief. JM7P yan Gooylandt y Dr o ff aardt en Kaflelein van Muyde > naavolgen- de het fpoor van zyne voorouderen , en in V byzonder van zynen oover- leeden vader ( die feedert yyfiig jaar en de voomaamfle ampten derfladt Dan Amflerdam in Hollandt hadt bedient, zelfs ten tyde toen men in zul- ke ampten , om zich kloeklyk te feilen teegens de vyanden yan den Staat, niet kon gebruikt worden dan met geyaar van 't keven ) feedert eenige jaaren de gemelde ampten van Baljuw yan Gooylandt , Drojfaardt m Kaflelein van Muide 5 zeerloffelyk hadt bedient, en dat hy, om een vol- koomen proeve te geeyen yan zyne geneegentheit, hetleeven en de daaden Dan wylen Kooning Henrik denGrooten, hadt in''t licht gebraght, den zeU ven verbeeldende in de taaie van zyn Landt y en dat volgens hetgeen tot des Koonings kennis gekoomen was, met groote geleer dtheit en aardige welfpree- kentheit: Weshalven de Kooning , om de gemelde en andre goede reedenen {begeer ende in den perjoon van den gezeiden Heere Hooft zoo welxyneals zy- ner voorzaat eny erdienßen f erkennen^) hemy zynekinders, en hunne naa- hoomelingen eedel hadt gemaakt 3 en eedel maakte, door zyne byzondre maght en Kooningklyk gezagh. Ook zeide die brief, dathy en zyne naakoomelingen zouden moogen voeren waapen en helm , zoo- daanig hy gewoon was te voeren, en vorder onder den brief met ver- wen was afgemaalt. Dat was een wit hooft 3 ineenroodt veldt, met gou-
|
|||
P. C. HOOFTS LEEVEN. w
o-ouden haire, bekranft met lauriertelgen , door een blaauwe fluier
bezaait niet goude lelyen toegeknoopt: booven den helm ftondt een
kroon , en op den zelven een zon. De brief, by welken hy met de
Ridderlyke orde van Sint Michiel in 't byzonder werdt vereert > was
den lellen van Lentemandtgeteekent. Dus bequamMüide, 't welk
van oudts, gelyk gemeldus, Droften vanaadelykenftammeplag
te. hebben, nu weer eenen Drofl, die eedel was en Ridder , op d'aller-
waardighfte wyze.Hierentuftchen hadde de Heer Hooft het werk der
Neederlandtlche Hiftorien, haaren aanvang neemende van d'op-
draght der heerfchappye van Kaifar Kaarel den vyfden op Kooning
Philips zynen zoon , zoo ver gebraght , dat hy den drieëntwin-
tighften van Sprokkelmaandt des jaars zeftienhondert achtender-
tigh het twintighfte boek befloot met de doodt des Prinlèn van O-
ranje, te Delft doorfchooten : dan't liep noch wel vier jaaren aan,
met ooverzien, fchaaven en drukken, eer 'tdendaghmoghtzien.
Maar ontrent het einde van't jaar md c xlii, met d'opdraght 1642.
aan zyn Hoogheit, Prins Fredrik Henrik van Oranje, te voor- nH,ffer*
fchyngekoomen., gaf het allen verftandigen, die kennis eil óórdeels derNee-
genoegh hadden om tot de kerne der zaaken in te dringen, ryke ftof derJandt-
om zynen arbeidt hoogh te {chatten, en hem noch veel ich uldigh Jj^Hl"
te blyven. 'T is wel waar dat zommigen in 't eerfte eenigen weer- wordtin
ftnaak vonden in zyne zuivere Duitfchheit en beknoptheit j maar 't Jicht ge-
cc • • y 1 f 1 seeven
een weinig oerrenings in t leezen, en 't naalpeuren van zyne taal- ö
fchikkinge, maakte zynen flyl in 't kort fmaakelyk voor kie/che
ooren. In deeze Hiftoiïe las men nu't bedryf der Neederlanderen, Befchry«
en hunne Helden, met groote kracht van taaie, en cieraadt van 7n£ van
welrpreekentheit, belchreeven. Bondighwas zeop'tallerhooghfte : trefFelyk
in 't vertellen leerzaam, beweeghlyk, voorzientigh. Men vondt werk.
'er geen bloot verhaal van zaaken, maar een fchool van ftaat ; een
leidtftar van regeeringe -, een kompas van beleidt; een wegwyzer
ter oorloghskunde j een leermeefter van grootmoedigheit, be-
fcheidenheit en gemaatightheit; een opwekker tot liefde des vader-
landts en der vryheit. Al wat zich hier voordeedt was verheldert.
met befpiegelingen en inzichten, die d'omzichtigfte Schryvers met
onzichtbaarheit voor duiftere, en met klaarheit voor klaare 00-
gen, gewoon zyn totinllagh van hun ge weef te gebruiken. De be-
ichryvingen der veldtilaagen, beroerten, oproeren, muiteryen
enraadtflaagen, waaren hier als taafereelen volleevens, daar zich
de geeft der poëzye, op verlcheide plaatzen, met veele fchrandre
flaagen liet zien en hooren: de reedeneeringen zinryk, en 'tgant-
iche werk bezaait en bezielt met fpreuken, uit den boezem der wys-
heitgezoogen. Nietdat onnut, of gering, of der ftoffe oneigen en
onwaardigh was, werdt hier gevonden. Ooveral zagh men 't ge-
C % zonde
|
|||
zo P. C. HO O FT S LEEVEN.
zonde en geoeffent oordeel des grooten Schryvers: maar inzonder-
heit de waarheit en oneenzydigheit , de ziel der Hiftorie. Want zyn vry e pen ging niet alleen weiden in den lof der vrienden, maar ook der vyanden, en ontzagh zich niet, daar 't pas gaf, de fnoode daaden, aan onze zyde begaan, met verfoeyinge oover te haaien: zonder ook de gebreeken, misflaagen en zydgangen der braaffte Hel- den te verzwygen^ zelfs ook van zulke, dien de Staat haare vry- heit meeft hadde dank te weeten. Dus verdiende onze Hiftori- fchryver by veelen den tytel van den Hollandtfchen Tacitus, die de ftof en omitandigheeden van een zeer breeden handel hadt begree- pen in een beknopt bondel van blaaden: niet alleen met verhaal van al'taanmerkelykdatin meer clan veer tig h of vyftigh Schryvers van allerhande taal en verftandt geleezen werdt, maar ook met ont- vouwinge van veele te vooren onbekende byzonderheeden, en ge- heimeniflen van ftaat en oorlogh. 'T is met geen pen te befchryven, Oordeel noe noQgh de geleerden onzes vaderlandts , de Heer van Zui- leerden lichemj de Raedtsh'eer Doublet, de Heer Staakmans, de Profei- oover die fooren Voflius, Barlceus, en andre uitfleekende verftanden, dien Hiftorie. ar]3ej(jc N^aardeerden, Zy oordeelden eenflemmig, dat hy alle Nee- derduitfche Hiftorifchry vers ver oovertrof, en veellicht voor geene van d'allerbeite Latynfche en Griekfche, nieuwe nocht oude, be- hoefde te wyken. Francifcus Martinius, Predikant tot Epe inde Veeluw, een oovereedel vernuft, gaf zyn oordeel oover dat werk in zeekeren Latynfchen brief aan den hooghgeleerden Johan Willem Wendbejel, Regeerder der Latynfche fchoolete Kampen, aldus, Het oor- te kennen. Ik heb de geheele Hiflori des Beeren Piet er Hooft in zeegen deel van Vaazen doorleezen. met zulk een teweldken drift s dat iknietweeteofik Franciscus ö , • i i i 1111 • i
Marti- ooit diergelyken in 't leezen nvan eenigh boek gehadt heb. 'T is een onflerf-
nius: lyk jpg/k 9 dap 0p QYize daaden paß . Gelukkig ik die deezen tydt beleef uaruEv'ê. waar *** d'eerße (maak yan onze ellenden met zoo groot een zoetigheit ló^edit. wordt herkookt. Myn oordeel zoodaanigh als'tzy zal ik aan d'eerwaardige t-l66>l67 mannen, Planciusy die de waar heit, en Petreus, die de rondigheit be- mindt, in 't Neederduitfch ooyerfchryyen. Miffchien Rullenze met my ooyeremflemmen in 't geen waar in ik wan den Drofl yerfchille. In'too- v Derige is niet menjehelyks y maar alles Goddelyk. Conradus Goddaeus, Conradus Kerkendienaar tot VaafTen in de zelve Veeluw , niet min uitmun- Goddsus: tende in verftandt en geleerdtheit dan Martinius, fchreef ook zyn epiß. adc. gevoelen oover dat boek, in zeekeren brief aan Barlarus, op dee- Barkum zen zin: Wat prys- wat lofreeden zal genoegh zyn om den weleedelen z^Febmar. jyrojfaardt te pryzen, die in dat yerwonderlyk werk zyner Bißori tot de rm' majefleit der flojfe ook gelyke majeßeit uanßyl toebrengt. Hy zal niet al- leen denHiflorijchryyeren in'ttoekoomende eenreegel njanjehryyenyerflrek- ken, maar ook den laat er en naakoomelingen tot een rvoorbeelding yan taal en
|
|||||
r
|
|||||
P. C. HO O FT S LEE VEN. at
woorden: eeveneens gelyk ons de Schryvers Tan Auguftus eeuw e tot voor-
beelden dienen van de Latynjche*zuiyerheit. Waarlyk ikflaa verbaaft oo- ver zoo groote weljpreekentheit. Broeder Gabriel , een geleerde Ca- Van pucyn te Leuven in Brabandt , fchreef zelf eenen brief aan den ^rcf ^} Droit, waarin hy hem veel gelukswenfchte met zynen getrouwen Capucyn en mitten arbeidt; verzoekende dat hyin 't volvoeren des zelfs niet teLeuven, zou verflaauwen, maar ftancltvaftigh voortvaaren: daer by voegende,en EJ7" dat hy, neevens den hooghgeleerden en wydtberuchten Erycius teanus. Puteanus, Profeffor te Leuven , en Hiitoriichryverdes Koonings van Spanje, zonder vleierye beleed, nooit eenige boeken in onze moedertaale gezien noch geleezen te hebben, die hem zoo wel be- vielen, en daar hy de Neederduitfche fpraak, van alle uitheemfch fchuim ten uiterfie gezuivert, zoo hadt ontdekt. De munt van deezen lof moed voor betaaling (trekken van zynen eedelen ar- beidt. Daar iet bycjuam 't geen hy voor grooter loon reeken- de : dat was de Voritelyke gift van zyn Hoogheit den Prins van Zyn Oranje (grootvader vanden althans regierenden Prins Willem Hen- Hoo§heits i i i» i i i n vereenng.
rik) die hem tot erkentenis van d opdraght der Hiltorie met een
zilveren lampet en fchootel vereerde. Naa 't uitgeeven van dat werk leidde hy zynen arbeidt te kolt aan 't Vervolg: maar metkleenen -■ voortgangk, door de meenigvuldige verhinderingen van ampt- en huiszaaken , en verfcheide ziekten of quaalen, die hem in zyne Des beezigheit fleurden. Het flerecyn of jicht, ook zomtydts 't gra- Pr^r" veel, de twee gemeene plaagen der geleerden, daar Erasmus zoo quaalen oover klaagde ; voorts koortfen, on titel tenis der maage, en an- en ziek- dere toevallen, zwakheeden des ouderdoms. Dies werdt hem nietten. i n i t ii oiiaer-
toegelaaten zyne Hif tori verder te brengen,dan tot het muitwerk der donis.
Engelfchgezinden te Leyde, die de ftadt voor den Graave van Leicefter zochten te bemaghtighen. Dus verre gekoomen, liep de tydt zyns leevens fchielyk ten einde. Doch niet zonder voorboo- de, die 't fcheen te fpellen. Dat was een brief aan broeder Gabriel, de Capucyn te Leuven, gefchreeven. Aan deezen zondt hy zyne Hiftoritefchenk, maar ongebonden, met deeze reeden, om dat ik, z7n fchreef hy, binnen korte jaar en noch tien boeken hoop uitte ge eD^n, die ^r^d&^ bequaamlyk by de Doorige twintigh zullen können gevoegt worden: zynde Gabnèi, myn zorgh dat my niet gelukken zalhet werk wyder te brengen, by mangel CaPucyn |
|||||||||||
Tange^ondtheit, of 'leeDen. Want d'eene wordt dikwilsbeßreeden $ en 't ander
|
ven.
P.C. |
||||||||||
luifiert my, die flaa om op den^efiienden deezer maandtin myn lx vu jaar
te treeden, in 't oor, Tempus abire mihi: Dat is, 'Tis tydt yoor my tejeheiden. f$s Deeze brief was geteekentden twaalfden van Lentemaandt des jaars /^T^ MDc XLvii, zoo als den tweeden dagh daar aan zyn Hoogheit, ï^7- de Prins van Oranje, Frcdrik Henrik, zyn daagen eindigde. Drie Zyne !: grafdichten, op de doodt van dien doorluchtiecnVorft, waaren lï*fe " ; ' y dichten.
C 3 de
|
|||||||||||
•
|
|||||||||||
12. P.C. HOOFTS L E E V E N.
de lefte rymen van den Droft; die begeerig de begraaffenis des Prin-
fen te zien, welke den tienden van Bloeymaandt zougefchieden,
Hy reift met dat oogmerk , hoewel noch zwak en ziekelyk , naar den
naarden Haaghe vertrok: daar hy korts naa die lykftaatfie , ten huize van
den Heer Johan van den Meyde , Oudtburgcrmeefter der ftadt
Rotterdam (doch toen ecnlidt der Heeren Gemaghtigde Raaden
van Hollandt) fchoonzoon zyner huisvrouw, in zwaare krank-
Zynelefle neic Y[cly en Van twee quaalen, die elk krachts genocgh hadden
om 't lichaam af te matten, werde aangetaft • van buikloop en
koortfe. Dit krenkte zynekrachten, blufchtedeleevendigegee-
Doodt. ften , en namp hem eindelyk wegh, den eenen twintigften der
zelve maandt, tot onuitipreekelyke droef heit der zynen, en van
al de geenen die hem, om zyn verftandt en deughden, beminden.
Hy hadt den ouderdom van lxvi jaaren, n maanden, en vdaa-
gen bereikt. Zyn lyk werdt naar Amfterdam gevoert, en den
Begraaf- zeevenentwintighften der zelve maandtin't koor der Nieuwe Ker-
^nis* ke, in de grafkelder van wylen den Burgermeefter zynen vader,
ter aarde gebraght; met groot gevolg van vrienden en vreemden.
Des anderen daags werdt in den Amfterdamfchen Schouburgh
Lykree- een lykreede tot verheerlyking zyner gedachtenifTe gedaan ; die
door my was ingeftelt, maar door Adam van Germes, een der
welfpreekentfte Toonneelfpeelderen zyner eeuwe , werdt uitge-
fproken, tenaanhooren van een ongelooffelyk getal van menfehen.
waar op men terftondt zynen Geerraadt van Velzen ten toonnee-
lc voerde, en met dat treurfpel de lykplicht des grooten Dichters
belloot. Reinier Ansloo , een geeftig Dichter , en naavolger
Treur- des DrofTaardts, betreurde zyn doodt met een trerTelyke lykklagh-
ooverzyn tc> on^er den naam van Muiden in rouwscn de geleerde Elias Poirier
doodt, van Parys met zyne Traanen, over dat verlies in de Franfche taaie
uitgeftort. Maar Barlaeus bleef hem dien lykdienft fchuidigj zoo
hadt de droef heit zynen geeft, anders zoo vaardig, beklemt. Ook
ooverleefde hy zyn vriendt geen acht maanden, en werdt niet verre
van den DrofTaardt begraaven. 'T geen Vondel bewoogh om dit
graffchrift te ichry ven, dat op beide floegh:
Hier fluimen BAARLE nefferts HOOFT.
Geen zerk hun glans noch 'vriendtjehap dooft. De Droft , om hier, zoo veel my doenlyk is, zyne print met woorden te maaien , en den Leezer een afbeelding te geeven, die. hem naar lichaam en geeft eenighzins gelyke , was lang en Zynege- maao-erachtigh van perzoon , ook van aangezicht ; hadt wakkre
Halte,ge- i ö ö j r j r i j i • n. r l daante, bruine oogeii , daar de icnranderheit van zyn geelt in icheen
begaaft- te lpeelen. Zyn hair en baardt waaren blondtachtig van verwe, of
heeden: tuffcnen blondt en bruin • 't aangezicht bloozend; zyne ftem en
taal
|
|||||
|
|||||
P. C. HOOFT S LEE VEN. *j
taal manlyk en krachtigh. Zoo groot was hy van geheughenifTe
als van oordeel en verftandt: Vroolyk van geeft, zoet op heufche engeeftigeboertery, doch bet neigende tot ernfthaftigheit. Zyne arbeidtzaamheit en vlyt was ongelooflyk , en niet minder zyne liefde tot de Hollandtfche moederfpraak j altydt toeleggende en werkende om al de kracht der welfpreekentheit uit de fchriften van andre volken in 't Neérduitfch over te gieten. Hier in was hy zoo gelukkig, dat zyne pen de voorgangers gemeenlyk voor by ftreefde. Ook wift hy zyne cige vonden met zulk een uitneemend cieraadt van taaie t'ontfouwen , en zyn oovereedele gedachten zoo krachtig ten toon te ftellen, dat defchranderfteLeezers zich oover zyne zinuicing niet genoegh konden verwonderen: jaa zoo dikwils als ze zyne fchriftcn hazen vertoonde zich t'elkens iet nieuws en aardighs , dat ze te vooren niet hadden aangemerkt, en niet dan voor aarentsoogen zichtbaar was. In 't gezelfèhap van vrienden , inzonderheit die door geleerdtheit en verftandt uit- ftaaken, fchiephy groot vermaak; en was zoo gaftvry , dachet Gaftvry« Huis teMuide by zoomcrtydt (want des winters onthieldt hy zich heit* t'Amfterdam daar hy ook zyn huis en verblyfhadt) zelden leedigh was van luiden van letteren en van geeft. Een zyner zoetfte zinlyk- heeden was de maatzang: ook verftrekte 't Muider Slotmeenigh- Zucht tot maal voor een zangberg van vroólykheit: daar de konftighfte en konft"g " liefTelykfte keelen,opzyne noodiging,by een vergaaderden; (inzon- derheit als dcHeervanZuilichem en de zanggierige Tefïelfchaede hier hunne uitfpanning hadden) om de verftandighfte ooren te ftree- len, met den galm haarer nooten. Onder zyn gemeenzaamfte vrièn- Gemeen- den waaren de voornaamfte Conftantyn Huigens, Heer van Zuili- 2aam^ chem; Jacob Wyts, Wachtmeefter van 't leeger en Hooft van den Krygsraadt der Vereenigde Neederlanden; Laurens Reaal, Oudtge- neraal in Ooftindië , Scheepen en Raad« der ftadt Amfterdam; Rochus vanden Hoonaardt, Niklaas van Reigersbergen, en Georg Rataller Doublet, Raadtsheeren in den Hoogen Raadej Joachim van Wikkcfoort, Refident weeg-ens de Landtgraavinne van Heffen • mannen door hun verftandt niet min doorluchtigh dan door hunne ampte'n : voorts de Profe (Toren Voiïius en Bar kus (met welken lef- ten hy meenighte van brieven wiflelde, ook veele uuren op 't Slot te Muide verfleet) de Geheimfchryver Daniel'Moftaardt, de Saus van't gezellenap by hem genoemt- zyne zwaagers Cloeken Baake; Van welken leften hy plag te zeggen, dat de koopman eenen goeden Poëet aan hem hadt bedorven. Onder deeze vrienden was eene vriendin, met welke hy bynaa een half honderdt jaaren vriendtfehap hield, de fchrandere en zeedige Dichteres Tefïelfchaede, Roemer Viffchers dochter, die hy by letterver zetting , Sachvefedeles noem- G 4 - de.
|
|||||
•
|
|||||
z4 P. C. H O O f T S LEEVEN.
Zyn ge- de. Onder d'oude Latynen hield hy Virgilius voor den grootften
voelen Pocet, en Tacitus, dien hy tweeénvyftio; maaien hadt uitgeleezen, V3n eeni- , ' /o o
ge oude voor den wyften Hiftorifchryver. Ook quam die groote Schryver
en nieuwe met zynenaardt wonderlyk oovereen: daternftig, dat kort, dat in- vers^" gebonden, dat afgemeeden, dat naauw opmerken, diep denken en doorgronden, dat krachtig uitdrukken, en inboezemen van zaa- ken , was hem t'eenemaal eigen. Geen Italiaanfche Poëeten be- haagden hem meer dan Petrarcha, Taflb , en Marino, wiens Adoon hy in't Hollandtfch ten deele hadt vertaalt. Den Kardinaal Benti- voglio , die zynen eedelen arbeidt aan 't befchryven der Needer- landtfche gefchiedeniiTen befteedde, prees hy booven alle dltaliaan- fcheSchryvers van zynen tydt.Maargeen van al de Hiftorifchry veren deezer eeuwe gaf hy grooter lof dan den grooten Thuanus: befchry- vende, onder zoo veelerley beezicheeden van recht- en ft aatzaaken, 't geen in de gantfche weerelt den*tydt van honderdt jaaren was voor- gevallen- en dat meteen vrye pen, die, door h aat noch gunfl; ver- rukt , niemandt lafterde of vleide, en nergens meer op toeley dan om de waarheit t ontvouwen , en zoo wel de kerkelijke als burgerlijke vrede te vorderen. Ook ftondt Michiel de Montaigne hoogh by hem te boek, dien noemende den Gaskoenjchen Wijsman y geheel waanlos en oordeehaß. Aan Bartaus gaf hy den tytel , zelfs in 't opfclirift zyner brieven , van Vorfl der Poëeten : van hem zeggen- de , dat hy met zyne lofzangen de prikkelen van gloory in de zielen der Helden zaaide , en dat daarom Kroonen , Staaten en Volken in zyne fchuldt ftaaken. Wat hy van de geeftryke gedach- ten en gedichten des Heeren van Zuilichems , oordeelde , mel- den zyne brieven en andre fchriften. Hy vergeleek ze by dierbaar en duurzaam winterooft; by paarlen voor 't oor van Kooninginnen > en purper tot verbandtvan Kooningklyke hoofden. Vondels hoogh- draavendeen doordringende dichten fchattehyinsgelyks op hunne waarde^ vanhemgetuighende, dat hy zyn hartin zommigezyner rymen hooghlyk ophaalde, met het weiden zyner gedachten door een heerfchappy, gevoert oover de geenen die met een' graauw, aan Kaifars en Kooningen 't hart in de fchoenen doen zinken. Van den hooggeleerden Voilius fprakhy ook met verwondering > zeggende, dat men kracht, klaarheit, reuk , fmaak,en alles, vondt in zyne fchriften; en dathy met een'arbeidtzaaligen yvergoudtmynen lofle uit zyn fchatryk vernuft. Maar den Gezant Hugo de Groot hield hy voor den eenigcn Fenix van alle geleerdtheit. Hoe Uiten- bogaardts Kerkelyke Hiftori hem imaakte , leeft men ook in zyne brieven. Onder de Predikanten zyn 'er twee geweeft, die, in de Veeluw woonende, (booven gemeldt) van hem, ten aanzien van dat gewelf, Roozelaars onder de doornen geheeten werden, en
|
||||
p. C. HOOFT S LEE VEN. 25
en beide om hunnen geeft en weetenfchap hoogh gepreezen:
D'eerfte, Conradus Goddasus, hadt zeer geleerdelyk, in zuiver La- tyn, der menfchen aardten zeeden, onderde gedaante van zeeker dier , ontdekt; en al boertende de weerelt haare plichten ge- leerdt: de tweede, Franciscus Martmius, zweevende op hooger pennen, bragh't een Neederduitich gedicht, op 't lyden des Hee- ren , te voorfchyn , dat waarlyk Droftelyk was , en met kracht van taal, aardige ilaagen en fchranderheeden , de befte dichters naar de kroon ftak. Zyn oordeel^ aangaande de burgherlyke en kerkelyke oneenigheeden hier te Lande , kan de Leezer merken uit zyne fchriften; ook uit zyne inzichten 00ver de twift der Hoofts Amfterdammeren met hunne Predikanten, belangende 't uitzet- brieven ten van den Predikant Smoutius, en 't zitten der Wethoude- ^'yoll' ren in den kerkeraadt , in zyne brieven te leezen. In't ftuk van 76.77.. Godtsdienft was hy zeer oneenzydigh , en een vyandt van 't r^ynfbe" lichtvaardig veroordeelen. Alle naauwgezetheit, hardigheit en ^t en verdrukking, ter zaake van 't geweeten en 't eeloof was hem teegens maatig- de borft. Hier vereifchce hy toegeeving en maatiging. Men ver- jjel5in t haalt ook hoe zeeker treffelyk Kerkendienaar plagh te vertellen, dat Godts- hy, te Muideftaande, demaatigheitin 't ftuk van Godtsdienft van dienft. den Droit hadt geleert. Want als deez' Leeraar zomtydts op ftoel watteftark teegens anderen yverde, wift de Heer Hooft, hem aan zyne taafel noodigende, de lefTen der befcheidenh eit en zachtigheit zoo krachtig in te boezemen, dat hy met'ertydt andre inzichten kreqgh, en rekkelykerwerdt. De Droflaardtmaakteook zwaarig- heit om, in 't bedienen van zyn ampt, de plakkaaten teegens de Roomfchgezinden ftrengelyk in 't werk te ftellen. Hy hieldtze, ais zy uitfpoorigh waaien, wel in orde, mr ar liet ze echter in ftil- heit met hunne vergaaderingen, zoo veel als eer en eedt lyden kon, begaan; zonder voor die ooghluiking, by uitkoop of gifte, den gantfehen tydt zyner bedieninge , eenen penning te willen ge- nieten. Wyders was hy een ernftigh rechtsvorderaar, gevreeft Zyne van de quaaden, bemindt van de goeden: zeer naauw van ge* rechtvaar- j 1 1 1 • 11 ir digheit en
moeclt: een haater van oneerlyk gewin: zoo verre dat hy zelfs van an%ere
de verbeurtgemaakte goederen nooit iet wilde trekken, maar liet deughden; zyn deel aan de weduwen, oferfgenaamen der misdaadigen, vol- gen; inzonderheit van luiden, die de handt aan zichzelven had- den geleidt; oordeelende dat zulks zonder zinneloosheit niet kon gefchieden. In den burgerlyken ommegang viel hy heufch , en gefpraakzaam, zeer afkeeng van hoofiche gemaaktheit, en zich houdende aen d'oude deftige Hollandtfche eenvoudigheit, ook Jn't ftuk van kleedinge, zonder die t'elkens te willen verwiffelen naar d'uitheemfche lichtvaardigheit. Tot een zinfpreuk plagh hy • in |
|||||
•
|
|||||
i6 P, C. HO O FT S LEEVEN.
Zyne zin- in zyne jeughdt te fchryven, Veranderen kant-, eiidaarnaa , Omni-
fpreuken. frus idem, dat is, By of voor allen de %eh>e. Het eerile floeghop het veranderlyk beloop der menfchelyke zaaken: het tweede gaf te ken- nen, dat hy , alle menfchen met gelyke billykhcit en gedienftig- heit gezint te bejeegenen , naar de verfcheidenheit der geenen die hy voorhadt, van zich zelven niet verfchilde. Naar die lefïè zich draagende ontrent anderen, heeft hy genoeghzaam zonder vyan- den gekeft jen ontging , dat zeldzaam was, de nydt, die gemeen* lyk de doorluchtighfle mannen, tot het doelwit neemt daar ze haare lafterpylen op fpilt. Zynde zelfs een vyandt van alle quaadtfpree- kentheit, die nooit zyn pen met het fchryven van eenig pasquil of fchendtfehrift befmette, en niemandt zyne eerebenam, of ont- hieldt, zoo lieten hem ook anderen zyn verdiende lof metvreede genieten ; aanfehouwende met goede oogen de glans zyner ge- leerdtheit, en de luifter zyner deughden. Opzyne gezondtheit floegh hy naau acht, zeer gereegelt en maatig in 't gebruik van fpyze en drank. Om zyn gezicht, dat zwak was, teveriterkken, diende hy zich vroeg van brillen; en kon in zyne oude daaghen, zonder zulk behulpmiddel leezen. In zyne meefte beezigheeden zathy zel- den, maar las en fchreef alfbtande. Ontrent d'opvoeding zyner kinderen zagh hy naauw toe , en was zeer yverigh om hen fpoe- digh tot kennis en weetenfehap te brengen -y eifchende nette ree- kening van hunnen tydt. By zyne tweede echtgenoot, Vrouw Zynekin- Leonora Hellemans, liet hy eenen zoon Arnöut, en eene dochter ders. Chriftina naa. Chriftina werdt ten echt gegeeven aan Koenraadt Burg , toen Scheepen en Raadt der ftadt Amfterdam , maar nu Threfcrier Generaal der vereenigde Neederlanden , en Heer van Kortehoef • dien zy vyf zootien en eene dochter baarde. Arnout, naa zyn vaders doodt met d'orde van Sint Michiei vereert, en tot Leyde Do&or in de Rechten gemaakt, werdt daarna Commifla- ris, en feedert Scheepen in zyn vaderlyke ftadt. Deez' trouwde eerft met Maria van der Hoeve , dochter van wylen den zeer ge- leerden en ervaaren Medecynmeefter Robbert van der Hoeve, ( by wie hy twee zoonen en drie dochters teelde) en, naa haar ooverly- den , met Anna van Hoorn , weduwe van Jan van der Heden. Hetlefte Door deezen zoon is het leite ftuk der Hiftorien , 't welk tot Hiftonen* ontrent net einde van de Landtvooghdye des Graaven van Leicefter uitgegee- was gebraght , in denjaare mdcliv aan den dagh gegeeven: ven' tot groote blydfehap en droef heit van alle verftandige lief hebbe- ren des vaderlandts en der geleerdtheit. Want gelyk het hun ten hoogfte verheughde zulk een aanmerkelyke befchryving der Lei- cefterfche tyden te bekomen, zoo ryk van onderwys ontrent den koers, dien men hieldt, om met het fchipvan den Staat, tuflehen 4e
|
||||
P. C. HOOFT S LEE VEN. ij
de klippen van de ftaatfucht der vreemden, en 't oproer der inge-
zeetenen, de haa ven der vryheit te bezeilen: zoo viel 't hun ook wel fmertelykjdat heerlijk werk zoo afgebrooken en onvolkomen t'ont- fangen; buiten hoope van ooit iemandt te vinden, die 't zoo zou derven of können hervatten, of voltrekken. Naaderhandt heeft °°kzy° ook de Heer Scheepen Arnout Hooft, in den jaare mdclxxi, wcrken, alle de werken van zynen vader (behalve de Neederlandtfche Hi- storien) ten deele voorheene gedrukt, en ten deele tot dien tydt on- gedrukt , by een verzaamelt , onder de pers , en in 't licht ge- braght. In dit werk leeft men ook de brieven , daar men den DrofTaardt allerleevendigft in zyn eigen weezen aanfchouwt: want brieven zyn in 't gemeen de eigentlykfte afbeeldingen van 't verftandt en gcmoedt der vermaarde mannen. Ook vindt m'er verfcheide Vertaalingen van Tacitus, Plutarchus, Guikciardin, Lot- tinus, Sanfovin , Bokkalin en anderen; met veele leeringen , uit de lefïèn der ftaatkunde van andere volken getrokken . By dit alles Denieu- komtnu de nieuwe druk der Neederlandtfche Hiftorien, naar een we<*ruk boek, daar de DrofTaardt de lefte handt aan hadt geleidt • hebben- Morien, de'tzelveopontelbaareplaatzen verbeeterten befchaaft. Door dat onvergangkelyk werk, en al die andre fch riften , zal de Befluit.
Drofïaardt leeven, en met verwonderinge geleezen worden, zoo lang als men in Hollandt, of elders, menfchen vindt, die de Duitfche taal en geleerdtheit beminnen. Laat dan nu voortaan, op dat ik de handt van dit taafereel , of deeze fchets, zoodanig als ze is , af- trekke , zyne boeken den doorluchtigen mannen en Schryveren der volgende eeuwen tot een uitfteekendt voorbeeldt dienen , om hunne raadtflaagen , daaden, en ftyl van fchryven, naar te rich- ten : den eerften om den vaderlande getrouwe dienften te doen, de vryheit te verdaadigen, de wettige regeering voor te ftaan, en elk by zyn recht te handthaaven: den anderen om trefFelyke daa- den , met woorden die der zaake paffen, bondigh op papier te brengen , en de liefde tot al wat loflyk is krachtighlyk in te boezemen. |
|||||
RE
|
|||||
R E G I S T E
|
||||||||||||||
Van't LEEVEN des DROSSAARDTS.
|
||||||||||||||
Orde van Sint Michiel. 18.19.
Vetrarcba. 24.
Piffer Cornelis&oon Hooft wordt gehören. 2. Z)«
geflacht, vaderlandt,ouders.. 2. 3.4.. Iewgö- flff/y^c oefeningen. 5.6. Zj«£ ^«d;r f of poüz/j* 5. 6.. Ke«:e. 6. Eerfle rymen.6.7. H] wordt Drojfaardt van Muide.7.8.Zynehuwlyken.S.11. Zjw dichten , e« tooneelfpeclen. 6. 7. 8. 9. 10. 13. 15.16.21. Z/we Hiflorien. 11. 12. 18. 19. 20. 21. 26. 27. Z)w vertaalin- gen. 8. 9. 16. 17. 24. 27. Z/» tem» op 't Huis te Muide. 13. 23. Hy wordt eedel ge- maakt , en Bidder. 18.19. Zyne quaalen en ziektens, 21. Zyn ooverlyden. zz. Zyne ge- ftalteigedaante, begaaftheedert,gaflvryheit. zz. 23 . Zucht tot de zanghkonfi. 23. Gemeen* gaarne vrienden. 23. Zyn gevoelen vaneenige oude en nieuwe Schryveren. 24. 25. Zyne be~ fcheidenheit en maaügheit in 't fluk van Gods- dienfl. 25. Zyne rechtvaardigbeit en andre deughden. 25. Zyne unfpr enken. z6. Zym kinderen. 26.10. Bieter Janszoon Hooft. 2»
Bieter Kloek 4- i ^. 2.3.
Poirier. 22.
Kampz,aaligheeden der verheffinge van de Medi-
cis. 18. Reaal, 11. 23.
Reiger sb er gen. 23.
Retborykkaamer * 5.
Rochus van den Hoonaardt, 12. 23.
Samuel Kofter. 6. 9.
Spiegel. 5. «5.
Staakntans. 12. 20.
Tacitus. 16. 17.14. 27.
T^jfjö. 24.
Tejfelfcbaade. 23.
Thefeus en Anadne* 6.
Thuanus. 24.
Uitenbogaardt. 24.
Vertooningen. 7. 8.9.
Virgilius. 24.
Vondel. 3. 4. 11.13.24.
Fö/JJw, 15. 24,,
Waapen des Drojfaardts. 18.19.
Waarenar. 8.9.
Wikkefoort. 23.
#)fs, 12. 23.
|
||||||||||||||
chittes en Bolyxena. 6.7.
Ansloo.zz.
Apollomus Schatte. 12.
Aulülaria van Blautm, vertaalt. 8.9.
Baake. ti.16. 17, 22. Bar Lus. 11. 13. 14. 15.18. 22,23* 24. Brffooj treurfpel.9.11. Bemivoglio. 24. Bok^alin. 17. 27, #w/ vdw H«go de Gnw. 9. 11. 16. Frf» P. C.
Hoo/r. 13.16.21. Pd» C. BarUut. 14. 18. D« Koonings van Vrankryk 18. F<ï» F. ■Mtf?'- ft»*«*. 20. Van C. Godd&us. 20. 21. Van dm Capucyn Broeder Gabriel. 21. Cartefius. 17. Chriflina van Erp. 8. 10. Conflantyn Huigens. 12. 20. 23. 24. Cornelis Pieters&oon Hooft. 2.3.10. 11. Drebbel. 2. Doublet. 20.23. Brycius Tuteanus. 21. Tranciscus Martinius. 20. 24. 25. Fredrik Henrik, Prins van Oranje. 13. il. Gabriel, Capucyn te Leuven. 21. Geer aardt van VeUens treur [pel, 8.22. GerardusVoffms.ij. 23. 24. Goddóus. 2 o. 21. 2 4. 2 5. Gra«id4.7. Haffdaars. q. <■). 16. Heemskerk 7-
Henrikde Groote. 10. 11. Henrik Hooft. 2. Henrik Laurens^oon Spiegel. 5. 6.
Hoüandtfcbe Groet. 13.14. Hugo de Groot. 5.9. n. 14. 15. 16. 24. Jan Corneliszoon Hooft. 2. Kamer in liefde blocyende. 5. 7. Leonora Hellemans. 11. lodewykdeXUI, Kooning van Vrankryk-1%- Marino. 24. Maurïts, Prä5 w« Oranje. 7.9.
Medicis. 18. Menelaus. 9. Montaigne. 24. Moflaar dt. 23. Neederduitfcbe Academie. 9.11.
NeederUndtfche Hiflorien. 11. 12. 19. 20. 21. 26.27. |
||||||||||||||
Misftellingen in P. C. HOOFTS Leeven.
In de 6 zijde tn 34 reegel leefi-, de jaaren. In de 20 Ä*>fe «» 17 re^c/ <tet h;>, de Heet Staakman:,
|
||||||||||||||
C. HOOFTS
|
||||||||||||||
P.
|
||||||||||||||
<
|
||||||||||||||
P. C. HOOFTS
NEDERLANDSCHE
HISTORIEN
SEDERT-
De Ooverdraght der Heerfchappije van Kaizar
Karel den Vyfden
OP
KONING PHILIPS ZYNEN ZOON.
|
|||||||
EEUtE BOEK,
ET geweft van Nederlandt hebben,- naa'et flöopen rAdioude
ides Roomfchen Rijx, verfcheide wetplichtighe Vor- flm van ften byftukken beheert. Devrydoomder Eedelen en Nederlanti Steeden is door ridderlykedienften, eil ruftigh inwil- lighen van fchattinghen, allengskens aangewonnen; • Maar, met zyne huwelyken door te dry ven, die van , anderen te fleuren, niet zonder toedoen van fnoodtheit en geweldt, ook tendeelebyerffenis en aankoop, is't 'den huyze van Borgonje gelukt, zich entlijk de tref- if meem flykfte leeden des zelven landfchaps in telyven, ende eenen hoofde t'onder- night onder werpen. Deezergrootheit, waanende't Recht t'ontwaflen, verdroot het een' 'tbuys van regeering op voorwaarde te voeren: en zelfs intytélden geenen te wyken die Borgonje. in middelen niet teeghens haar op moghten. Dies viel men in bekooring van koninglyken naame, en leydde toe op t'zaamenfinelten van alles, om het te roeleghop mooghenhouden en handelen, als een welverknocht, en gevolghzaam Rijk. onbepaalde Dit had veele voeten in der aarde, om 't verfchil van zceden, taaie, en, booven heerfcba^ al, vryheéden der volken: zyndedevryfte, op den voet der min vrye, niet te Hei krygen met gemoede, ende'tvergelyken vande minvryemetdevryire, der kroone te naa. Dat'er Karel de Stoute, dieze, metfchepter, en andre fieraa- Datwer^ den, merkender majefteit, al gereet had, niet door raakte, fchortteaanzy- baapern nen aardt, bet geneeghen tot de hachlykheit der oorloghe, ende te brusk, om, door veerzienigheit ende voorbereiding, dus een fluk te beleiden. Ook hiel- den de Franfche liften zijne zaaken in 't war, poogende den toeleg, op Vrank* ryx ondeedingejiem met aflcheuren van eenighe flippen, ten behoef van Duit- fche Heeren, betaalt te zetten. Karels naazaat was'er de man niet toe, maar een' dochter, die genoegh te doen vond, om haar* achtbaarheit, teegens eighen* onderzaaten te verdaadighen. Haaren zoone Philips, uit der maate verheeven door 't huwelijk van Kaftilie, vielen achtentwintigh jaaren leevens maar volle kort j om zich te veiïen in 't nieuw bezit. Dies fcheen dit werk gewacht te heb- ben naa de fortuin van Karel zynen eerftgebooren y dien, boven de erffenis der A kroo-
|
|||||||
•
|
|||||||
=% F. C. HOOFTS EERSTE BOEK
kroonen van SpanjepSfëïlie"» Napels, en eener rifte van Vorftendoomeii,
d'Indiichc fchatten in de fchoot vielen, en, in 't gfoenfte zijner jeught, het Kai~ zarry k werd opgedraaghen. Daar het geluk noch toeiloegh y dat Adriaan van UitreclitopdenRoomfchen ftöelraakte > van wien te vermoeden ftönd, dat liy, als een maakfel zijner handen, hum foude naa den mondt zien, enzynen aanflaaghen, niet hef Pauzelyk gezagh <en vermooghen, dapperen naadruk geeven. Doch de geftrooitheitzyner Staaten, ende naay ver der gebuuren be- lemmerden Jiem, metkryghopkrygh, beroerte op beroerte, zyn' armen van, felf jookendeom alles t'omvaademen * dat lydigh reiken aan had, en geen* Philips de klem. Philips de tweede van Spanje heeft entlyk gewaant des meefter te wor- twecdc Jenj en door't quaalyk neemenvande maate zyner maght, zichzelven, en denkt bet cfceze toen zoo gezeeghende geweften, in eeooorlogh geworpen, datnuin't eur te drientzeventighfte jaar gevoert wort. Beginnende met de regeering van dee- Aanvaw zen > ^en ^ voornemens, mijn verhaal zoo verre t'achtervolghen als leeven en der Hiffo- Icedige tydt zullen toelangen: 'twelkGodt te zyner eere, entendienftedes rie> Vaderlands gedyen laate. Ik gaa een werk aan, dat opgeleit is van lotwiflèl en stof der meenigerley gevalj gmwzaam van veldllaagen, waaterftryden, beleegerin-
^elve. gen > bitter van twiftj warrigh van muitery; bekladt van moprddaad buiten de baan des kryghs -y wrang van wreedtheit, zelfs in pais. Voorfpoedt, teghens, thans vreede met uytheemfchen. Strax inwendighe partydigheit, enoorlogh daar uitontfonkt. 'T zelve plotfèlyk gefmoort y en weeder ftiltej maar ge- terght. D'inboorling onder zweep gebraght, en gedreeven tot de waapenen. Voorts verftooren van fteèden, fclleurenvan kerken, verwoeftenvanLand- 'v. (chappen, zeëdenen godfilienft. Terwyl men eikanderen plaaght, 's hemels plaaghen op den hals gehaalt j aardtbeving, peft, honger, harde winters, hoo- ge waaternoodt, verdrenken van dorpen, volk en vee. Hoofden der regee- ringe verdreeven. Vorften om land en luiden geholpen. Alle oorden van Eü- rope vervult met ballingen. Feller woeden te hoove. Wetten, herkomften en handveften met voeten getreeden. Twee van de doorlughtighften der Chri- ftenheit, treflijk getal van Bedelen, op fchavotten geftorven. DeJMnsvan , - Oranje ih 't hart van Hollandt, in 't midde van flaatjonkers en ly fwacht, ont- lyft. Zelf't heerfchendt huys, maar aan twee leevens hangende, aan tWeen ge- . fplitft, en's Koninx eenighe zoon, 'slands naafte erfgenaam, door's Vaders bevel, ter doodt gebraght. Meenighte van menichen, omgekoomen door beuls handen, ter zaake van't geloof. Onnoozel bloedts vergieten, voor een ridderftuk, geroemt. Eenen ygelyke de eigendoom van hals en haave in twyfel getrokken > thans uitdrukkelyk afgeweezen: endengeenen, dien men nocht kettery nocht weederfpannigheit wyten kon, ooghluiking, en dulding te lall .. geleit. Afkoomil en middelen voor mildaaden gereekent, engeengevaarly» ker ding, dandedeughdt: voor al, maatigheit en befcheidenheit. Ook van fchuddenen fchalken 't verheffen immer foo haatelyk als hunne fcheimeryen: terwyl zommige, aan bifdoomen en priefterlyke hoogheit, andere aan we- reltlyke ampten en eeren, als in roofgoedt geraakt, alles dreeven en droeghen--, draayende de regeringe op hunnen duim. Burgher tegens burgher, maaghte- gens maagh, opgehitftj en dien't aan vyant gebrak, van zyne vrienden ver- raaden. Niet zoo onvruchtbaar een* tydt is 't nochtans van deughden geweeft, oft zy heeft ook ftichtelyke exempelen voortgcbraght. Goedten bloedt, van den eenen broeder by den anderen opgezet. Erntfefte trouhartigheit aan per- ibonen van verfchillende gezintheit beweezen. Zamelpenningen , uit het diepft der borze gewilligh opgebraght, ter liefde van't landt en de vryheit. Brandt van y ver tot godlvrucht en goede werken. Verlaatenvanhuisenhof, om het voor beft gekoorenverftandt. De doodt, en wat in aller pynen maght was*
|
||||
DER NEDERLANDSCHE HISTORIEN. 3
was , ftaridtvaftelyk geleeden. Zeltzaame zachtzinnigheit in de hitte van
h vechten. Meer dan mannelyke moedt door vértwyfeltheit gewet. Voordeel oovergegeeven uit enkele goedthartigheit , en vyandt geipaart , op geen zoo goedt weerom. Kloekheit van raadt, ïtaagh waakende achterzorgh en voor- zienigheid De iplinterighfte, en keetelighïte zaaken door 't intoomen van hartftochten, met taaye lydtiaamheit beleidt: en 'm de ftormen van den ftaat, op 't fcharpfte gezeik. Der wyze, dat veele eeuwen herwaarts geen' ftoffe ge- leevert hebben, dierykerzy inallerley leeringen van't beloop der wereldiche dingen , oft wonderlyker , oft waarneemens waarder , tot onderwys van Vorïten en volken. NaadatKaizarKarel(mits hem, oft zyne gezontheit, Kaiz.nr daar hy 't op leidde, oft zyngewoonlyk geluk begaf) moede des bewinds, en Kar el ftaat onmaghtigh der zorghen, zynenzoone, gehultalindenjaarevyftienhondert^ reget- ne<menenveertighvoor aanftaanden Vorft der Nederlanden, deleflènderre- mZaf' geeringe had ingefèherpt, en hem, des uchtens op den vyventwintighflen van > jjaar Wynmaant des jaars vyftienhondert vyvenvyftigh, tot Hooft der orde van 1555. 't gulde vlies, ingevoert> quam hy, leunende op de fchouderdesïVinfènvan Oranje, en voorts verzelfchapt naarde ïtaatlykheitderzaake, in de vergade- ring der algemeine Staaten, daar op tot BruflèJ[beroepen , verfchynen: en, als door eenen van zynen heimelyken Raade de redenen zyns voomeemens ver- haalt waaren, droegh, beveiligende de zelve met weinigh woorden, aan Ko- ning Philips, het reght der heerfchappye, al ende aallyk over. De Staaten, hebbende door monde des * Loontrekkenden Raadsmans van Antwerpen, *Penficw getuight hoe wee het hun deede, zoo loflyk eenen Vorft te verleggen, bewil- mns* Ëghden in zynen wille. De Koning daar op, vallende zynen Vader te voet, De^^- met heufche vermaning zyner fwakheit, tot zulk eenen laft, verklaarde dan-tm, r/&eTi kelyk, dat hy, als buigende onder zynwelbehaaghen, dien was aanvaarden- pJfips de, ook onder belofte van zyne liefde tot den lande, dooreen'genaadigheen aannm. rechtvaardighe regeeringhe te doen blyken. Voorts opgeftaan, wendde zich &. tot de vergaadering, met wenfch om de goede geneeghenheit, die hy hun droegh, te können uitfpreeken: en zich beroepende, op zyne ongeoefFent- heit in de taaie, te weeten de Fran/che, die hy gebruikte, gafhetwoordtden Bifïèhop van Atrecht oover, die 't, met groot fleraadt van wel zeggen , uitvoer- de. Meteene nam vrouw Maria weduwe van Hongarie, diedeStadhpudery Vrouw van haars broeders weghe, vyventwintigh jaaren, bedient had, haaren oor- Marb lof van den zelven, en de Staaten: en kreeg een affclieit vol eerbiedenis. Toen newnhaar ontfloegh deKaizardeonderdaanenvandeneedj teekendeenzeghelde^ met aïïc^etu eigene handt, de brieven deezeropdraght ■> zette den Koning in zynen troon, gaf hem zynen zeeghen, en vertrok. Aan Philips, alzoo gezeeten, werd daa- tDe Hol- telyk manfchap gedaan, uit den naame derLandzaaten, 'sKaizars zegel ge-landers hrooken, het zynetevoorichyngebraght, en daar mede eenighe brieven van ^weenn genaade en andere befcheiden geveft. f Maar die van Hollandt hoedden zich ™* ',v™[ wel van hem zoo raauwelyk te zweeren 5 toefden tot des anderen daaghs; en „i„£ jmn" naadat toen de Koning eerft den eedt, gedaan dien lande inden jaare vyftien- eedtgedaan hondert neghenenveertigh van hem als erfwaghter zyns vaders, vernieuwt heeft. had, vernieuwden ook den hunnen, uit den naame der Staaten. Tot behoef vhïtips van den nieuwen Vorit, die, te vooren vereert met de kroonen van Napels en &mt m * Sicilië, deEngehche behuwthad, deed ook de zelve zyn vader, binnen wei- he!rlt vati nigh daaghen afftandt van de Ryken van Spanje, Indie, en alles wat hem f^faU onderworpen was, uitgezeit het Kaizarryk. Want hoewel men, door alle I7nyk^' weeghen, gearbeit had, om de keur derDuitfchen op hem te doen vallen 5 Kaizar zoo bleef hy nochtans uitgeflooten door Ferdinand zynen oom, die over lang Kar el reift Roomfch Koning verklaart was. Aandeezen zond Karel de kroon * byden na Spanje* A 2 Prins
|
|||||
•
|
|||||
4 P. C. HOOFTS EERSTE BOEK
j . - _ Prins van Oranje: en hebbende zynen zoone de ruft van Nederlandt, en 't lui-
fteren naa 's Prinfen raadt hooghlyk bevoolen, trok ten naaften jaare naa Span- je, om't ooverfchotzyns leevenstoete brenghen in zeeker kloofterten plat- ten lande, op een inkoomftvan hondert duizent kroonen. Alzoo werd Phi- lips de tweede, inde geboorte zyner grootheit, een geweldighKoning, en tot een'vreeze van de krachtighften in Chriftendoom, om de mooghenheit Staat des en meenighte zyner Staaten. Booven al trof hy Nederlandt in 't breedfte van Lands op zyn bloeyen, bebouwt met meer dan twee hondert fteeden, hondertvyftigh kt pas. 00pene vlekken, zoo goedt als veele bemuurde fteeden, zes duizent dorpen, alles vol van inwoonders, rykdoom, neeringhe, welvaart en weelde, tot dar- telheit toe. De Landzaaten, alsdoorverwtvan langher handt in den eedt des huisvanBorgonje, en't hart vol hebbende van de majefteitder zaaken door Kaizar Karel loflyk gevoert, waaren geneeghen tot d'uiterfte proeve van trouw, en fchuldige onderdaanigheit, blykende by vier hondert tonnen fchats, opgebraght in neeghen jaaren. Dit volk, gefprooten uyt de Belghen, die Cae- far boven al de Waaien, nuFranfoizen genoemt, ftelt invroomigheit, was noch na zyn af koomft aardende j dapper te lande, en zonder wêergaa te waa- ter: inzonderheit die vanHollandt, voor de welke die wereltwyfteTacitus het glooriryk vonnis velt, dat zy in ftrydbaarheit oovertroffen al die van Duitfch geflacht ooytooverRynquaamenwoonen. Het was wel geièhaapen ter deughd, goedertier, nyver, vernuftigh, vermaart in konften en weten- fchappen, af keerigh van trots-en dubbelheit, traagh tot oorlogh en oproer j temeer, door dienzyn'hooftoerfeningbeftondinkoopmanfchap, en hande- ling met medeburghers en naabuuren. Maar daar fchuilde een heimelyk duch- ten, dat de liefde der gemeente tot den Koning, niet zoude erkent worden, met de bejeegheninghen, waar toezy gewent was van zynevoorzaaten, die haar met alle aanminnigheit geftreelt en geftooft hadden. Want hy zette, daar op, een' andere wyze i nocht mêewaarigh, nocht gefpraakzaam, niet ken- nende dan deSpaanfche taal, en wat gebrooken Walfch. Van de manieren dok der Spanjaarden, zoo ftoffende, zoo opgeblaazen (immers onder vreem- den) zoo bedekt van harten, ongemeenzaam en belghziek, ftak yder de wal- ghe. Daarentegen hunne altydts nuchtere bequaamheit, ftemmighe deftigheit, ernftighe wakkerheit, geftaadighe vlytigheit, beleggende zorghvuldigheit, moeften den naam van grimmigheit, grootf heit, fchalkheit, baatzucht, eïndt- houdenheit > en (om dat ze den Nederlanderen niet zoo eighen, of in den we- ghe waaren) de deughden gelyken laftvan haat draghen, als de gebreeken. Noch ftoegh hier toe, dat dewyl de ftadhoudery des Heeren van Chevres, die hen met onlydelyke bezwaarnifïèn gefoolt, en met allerley vonden van onver- zaade gierigheit, in paize geplondert had, den Spanjaarden in de krop ftak, zyqualyk beveinfden de hoopevanalsnu daar af hun verhaal te hebben i jaa reeds tot Antwerpen en elders maghtige moedwil bedreeven, en den meefter maakten. De leere van Luther en anderen zich kantende teegens de Room- fche, was ook by veele landzaaten vuirighlyk aanveirt, enverwyderde hoo- pen harten van den Koning. Want hy had onlanx het Paufdoom in Engelandt weeder helpen oprechten : van waar wel dertigh duizent zielen gevlooden jj waaren, en verfpreit, voor een groot deel, door Neêrland, zoo wel als hun gevoelen. En hy liet zich, zoo'tfcheen, aan geen ding meer gelegen zyn, dan aan 't hanthaaven der plakkaaten van den Kaizar zynen vader op dit ftuk, diemenzeidde, dat, meer met bloedt dan met inktgefchreeven, maghtighe meenightevan menfchen, wel tot vyftigh duizent toe, 'tleeven gekoft had- den. Ende al hadden der veele, bewimpelende met Godsdienft hunnen toe- leg, om den Staat het onderfte booven te keeren, enalleGodvruchtigheituit te
|
||||
DER NEDERLANDSCHE HISTORIEN. 5
te róoyen, d'uiterfte ftraffe verdient; zoo was nochtans dat branden, bloedt- 1 f ff<
ftorten, drenken, delven, hangen zonder ophouden, yfïèlyk. Jaa, 't verwek- te zelfs in de puirlyk Roomfgezinden, die toen noch verre de meefte waaren * groote deernis en mededooghen; te meer1 om dat de geeftelykheit met haar vleeflêlyk leeven, en het dryvenvanalte byftereongerymtheeden, den lui- dende kerk tot een'arghernis, en zulk eenen afkeer maakte, dat ze makten naaallerley lucht van verandering: en om dat, gefoorteert met de ihoodften, wreedelyk om lyf en goedt raakte groot getal van perfooneii, eenvoudigh, on- noozel, en die gewiflèlyk niet dan God en hunne zaaligheit zochten. Dé Grooten 's lands en getytelde Heeren, gewoon den Vorften naaft aan 't hart te legghen, en met de blaakenfte ftraalen der jonfte beïcheeneii te worden, zaa- dien zich verfchooven, en de vreemdelinghen in bezit van den Koning. Dit drukte te meer, oovermits devoorfpoedt een gevoelen ingevoert had, dat het heerlyk leeven in verquiften beftond} en de dwaafheitvan denmeeften hoop daar af een' manier gemaakt, die ook de vroeden verrukte. Deeze over- dwaalf heit voedde en ftëef men, doende van de grootften uit Spanje, den ee- nen achter den anderen herwaarts ontbooden, in luttel maanden doorbren- gen, zooveel hy in vier of vyf jaarent'hüiskon infpaarenj en de Nederland- felle , zich doch anderszins, nocht op Italiaanfche raadigheit, nocht op Spaan- fche deunheitverftaande, door hoomoedt en trotszucht, vervallen in over- daad laftigh voor Vorften, in armoede naulyx voor Hechte burgers te verdraa- ghen: 't welk booven al waaghhalzen maakt. Maar averrechtfche arghheit zagh voor eendiep geheim van Staat aan, 't berooit maaken der maghtighen, als oft zy door behoefte gedwee wordende, bet aan de handt hadden te gaan. Ten zelven einde gebruikte men hen, in hooghe oorloghsampten en gHmpighe ge- zantfehappen, op zoo maagher een'teerpenning, datze'r fchatten van 't hun- ne infehooten. DesKonings breedftrekkende maght, ooverwooghen by de Wyzeiij werd Ook niet geoordeeltvan zulk een'klem, als de gemeenewaan wel uytbliesj maakende de geföheidenheit zyner Staaten, ïlappe lendenen, en de leeden onhebbelyk, om 't een t'ander ten dienfte te ftaan. Behalven dat een eindelooze omtrek van zooveele grenzen, met onlydelyke koften moeft bezet, oft, tegens meenighen inval bloot, blyven. Nederlandt nochtans had, uit der zee, niet te vreezen, geduurende de vermaaghfehapping metEiige- landt. Zelfs, by fcheiden van den bedde, behoefde Elizabet, naafte erve tot die kroon) tydtomtebegroejeninderegeeringe, over een volk, dat zoo vlot piagh te weezen, in zyne gehoorzaamheit, en gereedt tot omhelzen der gun ff e van den eenen oft den anderen, die reght tot het Ryk voorwendden -, daar't alftoen niet aan ontbrak. Duitflandt fcheen 't eer tot een' rug, dan te vyandt te mooghen hebben, gemerkt het meefte deel aanhing den Kaizar, zynde mede van den huize vanBorgonje, en by verfterving, in hoopevan die erffenis: hoewel de telghen van Duitflandt en Spanje, in maar matelyk verftandt t'zaa- men Monden. Het zy dan waar, oft hier uit vermoedt niet verziert te zyn, dat liet den Bifïchoppe van Atrecht gemift was Maximiliaan, Ferdinands oudften zoon tevergeeven, aanwien men groote befcheidenheit, in 't ftuk van 't ge- loof, fpeurde. D'andere Vorften ofStaatenvermoghten weinighvan gelde, maar ftonden voorneemelyk te erduchten, 0111 den rykdom van volke, dat zy konden uitleeveren, en, als in een ommezien, in Nederlandt werpen, daar zyden vollen hou zouden vinden. 'T meefte gevaar liep het van de zy de van Vrankryk, om die beknopte mooghentheit, gefteekenvan den ouden haat en naaryver. Menwas'er, op dat pas, in oorlogh mee. Daar haddeKaizar Karel geirne een eyndt af gezien, en zyrien zoon den laft des bewinds ontfan- ghen, op eenen vryen hals. Des ftelde men door de Koningin Maria van En* A 3 gelandty
|
|||||
•
|
|||||
6 P. C. HOOFTS EERSTE BOEK
gelandt, den Kardinaal Polus te werke, om eenen pais te bemiddelen. Maar
'T jaar 't haaperen der handelinge quam op een vyfjaarigh beftandt uit•, dat den vyf* 1556. den van Sprokkelmaandt des jaars vyftienhondert zefïènvyftigh geflooteri Beflmdt werd, op voorwaarden dat yeder hielde 't geen hy in had, de koophandel gin- met vrank- ge op d'oude tollen: en ondertuflèn zou men arbeiden, omdevreedetetref- ykge* fen Hier oover waaren* van'sKoninx weeghe, Graaf Karel van Lalain, maakt. Landvooghd van Henegouw,en de Raadfheeren Simon Renard,Philibert van BrulTelj Jan Baptift Sciccio van Cremone: vanVrankrykx weeghe Gafper vanColigny Ammiraal, Landvooghdt van Picardije, en Sebaftiaan 1'Aube* *Reque- {pine meeftervande*verzoekfchriften. Philips, dien toendè jeughd inderi ly ve zood, en de graatigheit ftak, om zich door de wapenen vermaardt te maa- ken, liet zich bedunken, men had den tydt wel korter mooghen befpreeken, en gaf van dat verzuim den ondank aanRenard: Renard den Biflchop van Atrecht de wyte, dat hy 't den Koning ten oevelfte duiden dêe, en hem 't gras lerße onder zyn'zooien zoght te maaijen. Lalain, als hooft des gezantfchaps ge- haattegem weeft, trok zich dit aan, en in'tkrakkeelPhihpsvahMommorancj", Graaf den Btf- Van Hoorn, broeder zyner huisvrouwe. 'T welk men meent de eerftevonk fcbopvan geweeft te zyn van den gemeenen haat teghen den Biflchop ontfteeken. De Mtun" zaak fchynt tevereyfchen, dewyl onswederomme voor komt een perfoon, die dikwyls gedacht, en een* van Nederlandts voorneemlykfte plaaghen ftrek- Wat die ken zal, dat ik zyn' äf koomft, aardt en fortuyn in 't kort ten toon ftelle. Zyn voor een naam dan is geweeft Anthonis, zyn grootvader, zoo men zeit, een ambaght£ was' man tot Nozerois in Borgonje5 zyn vader Niclaas Perenot -, de welke, ter *Procu- fchoole, gehouden, van klerk ^Pieitbezorgher in 't -f Pleithof van Dole, en, reur. door de dapperlieit zynsvernufts*geheim{chryver werd van wylen vrouwe t Parle- Margriete weduwe van Savoje* Stadhoudereffè in Nederland 5 waar by hy ment. zjcn zu]x wift te qUyten 5 dat Kaizar Karel hem endlyk ook voor Raadfnian Secre- vanStaatejentothet beleidt zyner wightighfte zaaken gebeezight heeft Dee- ze Niclaas, hebbende groot goed vergaadert, (gelyk gunft van Koningen voor een' korten wegh daar toe dient) kocht de heerlykheit, en nam den bynaam vanGranvelle, daar hy op vermaardt is. Hy liet achter den Heer van Chante* nay, die > by een' dochter van Breederoode, de Graaven van Cantecroy wonj den Heer van Champaigney, dievaaken meede in'tfpel koomenzal> etlyke doghters, eene der welke den Graaf van Rochepot in Bourgonje ? Land- vooghdt van Arthois, en voor een' wyle vanHollandt, troudej voorts dee> zen Anthonis, die, geeftelyk geworden, en geoerfent in zeevenderley taaien , van jonghs af een' doortrapte wereldkunde uit zyns Vaders onderwys en hart fenen inzoogh. Geduurende deeze handeling, Was de Koning wederommefAntwerperi
ontfangen, met groote ftaatlykheit -, ftrydendede vonden der fraaye geeften met de pracht, konft en koftelykheit, in 't oprechten van tóóneelen en triomf- boogen. Men hield'er in de groote kerke, zyneneerftendaghvandeordedes gulden vlies, waar mede hy verfcheideNederlandfcheen andere Heeren be- fchonk. Maar het beftandt was niet beftendigh. Paus Paulus de vierde ge- fprooten uyt Naapels en den huize Caraffa van den Franfchen aanhang, zocht oorlogh teghens datRykj vond het, en trok'er ook de Franföizen in. Dies ' T )mh broedde op onze grenzen, een duchten en dreighen, dat in den Jaare vyftien- *557* hondert zevenenvyftigh 5 tot daatlykheit uytborft. De Franföis was d'eerft ^3; ^, in'ttoetaften, denkende t'ontzeggen metdenllagh, enhadhetopDouayge- " r ° en' munt. Het hanghteen heuvel oover deeze ftadt, op den welken zeeker ban- kier van Luka, berooit van haaf en hooft, door onnut verteeren, tot fchuil- hoekvan zynwroeghend gewiilè, een' kluize gekooren, en't hairen kleedt aan-
|
|||||
-i
|
|||||
DER NEDERLANDSCHE HISTORIE^ f
äangetogen had: van waar hy daaghlyx af quam, om zyn' koft onder de ge- t jff.
meentete beedelen. Maar als hy de geleeghentheit der veilen, en waar lanx men behendelykvyandt binnen brengen kon, befefte, keerde hy tot zynen aardt j en wederftonden nocht eedt, nochtopfet van boetvaardigheit, debe- kooringe van > op een bot, zoo veel te verooveren, als zyn overdaadt, in al een' wyl te verquiften zagh.Zoo dat hy aanving van zyn ondervinden oopening te doen aan denHeere vanChaftillon,Ammiraal vanVrankryk enLandvooghd vanPicardije. Deezen was't breeken des beftands, door hem zelven bezwoo- ren, wel teegens de borft: Maar zyn Koning * ziende 't zelve veegh * door den kryg inltaUe, had hem belafr. het oogh oopen te houden , om ons een voor- deel af te zien. Luifterende dan naa deezen voorftel, koos hy drie Koningen avondt, om de burgery, beftoovenvan denwyn, enverzoopen in'tgoê her maaken, ^overrompelen. En't waar geklonken, hadde zeeker oude vrouw, bouayhy- geruchtverneemendej geen waapen geroepen j en met haar fchreeuwen alles na oover- in roere geilelt. 'T geluk hem hier geweigert hebbende •, verzoght hy'top ^mpeln Lens in Arthois, kreegh'tmet geweldt, en bedorf het in den gront. Ellen- fens &e~ digh lot der grensplaatzen, daar men eeven in vreede als in vyandfchap met lyf 'on ru en goedt op een' fchup zit. De Koning dan, om al 't geweldt van den oorlogh tefFens aan te voeren, en zich met de maght van 't behuwde Koninkryk te fcy- ven, fcheepte in Lentemaandt oover opEngelandt, en verworf aan de Ko- ninginne, dat zy den Fran/bizen , door eenen Heraut, deed ontzeggen; Van daar weedergekeertzynde, in'teerfl: vanHooymaandt, maakte hyzaa- meling van volke, door den Prins van Oranje, denHartogh van Aadchot, de Graven van Egmondt, Megen, ManfVeldt enBarlemondt^ onder den Hartoghe van Savoye opperveldheer. Deez', als hy ontrent vyvendertigh- duizend knechten, en twaalfduizend ruiters te gaader had, verbarnde Ver- lans > en nam van daar zyn'toght in allen fchyne, oft het op Guife waar aan- gezien. Deezen trek had Ferdinand Gonzaga, die vernaämdeOverfte, den Koning geraaden, op dat de vyändt, ontieedighende Sant Quintyn van be- zettinghe, met die naaGuifète ihmren, ons, totlwt bdeghfchoonipcl^a- ve. Want naa drie daagen, onder Guife gefleeten, beron men Sant Quintynj SantQumz daar Coligny* op die maare, zich binnen begaf, en alles ter weere fchikte. 9n Me- E>eez miftrouwende dezwakheit van de bezetting, pcoghd'erverfterkingin«^7*' te kryghen, langs den oordt, die minft befèhild wacht, en den verwachten En- gelfchen toegeleit was. Maar quaadt geley deed den geenen, diehybefchei- den had, den bequaamften wegh * en hem zyn voorneemen miflèn. Ook was het niet te hervatten, midts onlanx daar naa aanquam het Engelfch volk, zoo van waapenen te voet en te paarde, als delvers, oover de zesduizend fterk, onder den Graave van Penbroek, de Baroenen Glinthon en Gray. De Fran- löizen zich luttel gehoedt hebbende voor veel verrichtens van een heir, dat zoo kat in't jaar te velde quam, rukten met moeite achtienduyzent mannen te voet, en vyfduizend paarden byeen, en onderwonden zich echter, opvoor- flagh van Coligny, lbldaaten in te werpen, oover een moeras, aan d'eene zyde der ftadt geleeghen. Te deezen einde, floegh de Confkabel van Vrank- ryk, Mommorancy, zoo ras als de tiende van Oeftmaandt, zynde Sant Lau- rens dagh, aanbrak, op wegh van la Fere af, met vyftien Franfe, twëeentwin- tigh Duitfchen vendelen knechten, zes muurbreekers, vier Veldftukken, vier üangen, en al zyn'ruitery, en quam ontrent neeghën uuren, in't gezicht der voorftadt van Sant Quintyn, die de Spanjaarts bemaghtight hadden. Aan de zelve zyde, oover de Aroom en moeras, lagh de Hertogh vanSavoije, wyd gefbekt met zyn leegher, en had aan een waatermoolen, daar de Franfoizen verby moeften, twee vendels Spanjaarden geleit. Deeze booden in 't eerfl het A 4 hooft s
|
|||||
•
|
|||||
8 P. C. HOOFTS EERSTE BOEK
jjfj. hooft, maar, op een kort, den rug. Met een brandde 't gefchut af, en braght
'al't heir in roere. De tent des Hartooghen zelf werd ter needer gefmeeten> zulx hy naauwelyx tydt had, om 't harnas aan te fchieten,en zich by Graaf Lam* moraal van Egmond, Prins van Gavere, te vervoeghen. DaarentufTchen pyn- de zich de Conftaabel het hulpvolk, door de moeras, in ftadt te helpen. Maar men had'er te weinigh fchuiten toe verzorght, zoo dat ze, te diep gelaaden, in de modder zitten bleevenj de foldaaten daar uit fpringende, ten deele ver- dronken > ten deele, lanxquaalyk gekooze paden door'twaater ftrekkende, verftroidenj en Andelot Colignys broeder, Hechts met vyfhondert der zelve, eneenige vrywillighen, behoudenoover quaamen. By denHertogh van Sa- voije verzaamdenzich midlertydtd'andereOverften teRaade, die de Graaf vanEgmondt, metzynen brandenden moedt zulxontftak, datmen befloot, denvyandt, opdeaftoghtte befpringen, endaadlykeen groot deel derruite^ rije, gevolght van voetvolk, afveirdighde, naa een'plaats omtrent drie my- lenvander ftadt geleeghen, belemmert van engten en t'zaamenloopende del- lingen, waar door men, hem, op'tvorderlyxt, onderfcheppen kon. Mom- morancy, dit duchtende, had,alopdeaantoght,een'vaanDuitfchefinkroer~ ruiteren bevoolen deeze plaats in te neemen, en hun noch den Hartogh van Nevers, met vier vaanen paarden, ten zelven einde, naagezonden. Maar de Neêrïander was voor hem reedt, der engte maghtigh, en meeft al doorgetrok- ken, als Nevers die genaakte. Hy, dat verneemende, nam voor, een Hout, maar raadzaam ftukte beftaan, end'onzenaantegrypen, eerzy alle door ge- raakten, om, met verlies van weinighen, tydt te winnen, tot behoudenis van al zyns Roninx heir. Dan men voerde hem te gemoet, en Mommorancy zelf had hem vermaant, dat hy zich niet lichtelyk in noodt ïtaake, om flagh te waaghen. Dit deed hemdenweghte rugge kiezen, en zich, behoudener or- dening, vertrekken, eerft by den Prins van Condé, die met de lichte paarden by den waatermoolen ftond, en voort, in zyn gezelfchap, flinkwaarts op, tot by den Conflaabel,die reeds aan 't keeren was. D'onzen nu doorgekoomen, met alle hunne maght, lieten van acht troepen ruiteren, een onder den Graave vanSchouwenburgh, tot bewaarnis der engten $ en ziende de Franfoizen zoo stigh van zwa^ van geta^ > ftooten'er op aan. Egmond, in 't voorfte, ftort hun met twee- Sam Quin- duizentpaarden, op d'eenezyde: opd'andere deHartoghenEerryk enErnft tjn. van Brunfwyk, elk met duizent finkroerruiters, gevolght van Philips van Mommorancy Graave van Hoorn, met duizent zwaare paarden. Op de borft
trof hen Graaf PieterErnft van Manfveldt, en deGraaven vanVillan enLa- lain, met zulk een geweldt, datd'eerfte geleeden ontfhoertzynde, de relt der orde byfter, elkander' oover ftagh worpen, en gedoopt uit der weere raakten. Kraamers, zoetelaars, en andere onftrydbaare heirfleep ftaaken terftondtop de loop. Het kryfvolk laat zich voeren van dit exempel, en kielt van gely ken devlught. Nevers, rydende in een diep en krom dal, met opzet om den eer,- ften aanval van d'onze te ltuiten, wordt door de dapperheit der zelve, en van een dikke wölke der zynen, die van booven nederwaarts keerden, teffensoo- verrompelt. Daar raakten'er veel te fheuvelen, zyn orden aanftukken, en hy zelf, ter naauwe noodt, zich met weynigen te berghen. Al de paarden verftoo- ven zynde, bleef echter liet voetvolk in gepakt verbandt volltaan, tot dat'er 't grof gefchut onder klonk, en dreef ze alle weeghen heen. Doorluchtigh was deeze zeeghe, hoewel behaalt met groot oovertal van volke: de ftrydt wel ge- klemt: vier uuren lang gevochten. Nooit behaalde Koning Philips, in zynen zin, grooter gloory: en bouwdenaamaals in Spanje, datweldigh geveirt het Efcuriaal,ofKlooftervanSantLaurens, met onwaardeerlyke koften, ter ge- denkenisvan deezen dagh. Daar bleeven verflaaghen tweeduyzendvyfhon- ciert
|
|||||
c
|
|||||
DER NEDERLAMDSCHE HISTORIEN. 9
dert mannen van de Franfche zyde 3 daar onder veele luiden van naame: van 1 ^y,
d'onze niet booven vyftigh. Al'tgefchut werd veroovert, op twee (bukken Neder- naa; de Conftabel zelf gevangen, met een quetfiiure in'tgedarmtej en hem laagh der tot eenen misflagh ineen' Veldheer naageduydt, dat hy het aftrekken met een ^ranfoi- heelheir veiligh gewaant had, onderde ooghen van zynenvyandt. Met hem **m viel in handen meeft al'tpuik der Franfche Ridderfchap, en onder de felve Tan van Bourbon, Prins van den Koninglyken bloede, die, naa groote proeven van vroomheit, in zoo uitfteekend een'fortuine , gefchooten werdt, van 't paard geworpen, en in ons leegher gebraght; alwaar hy, onlanxdaar naa, zynen geeft gaf. De braave Hollander, door wiens koenheit en raadt dit werk te weeghe gebraght was, nam hier door meenigh kryfmans hart in 5 en de naam Egmondt eenen doorluchtighen opgank. Ervaare kryfbverften, voorneeme- lyk Ferdinand Gonzaga, verftonden, datmend'ooverwinning vervolghen moeft, entenRyke inrukken, op kloeke hoop van der ftadt Parysmeefter te worden. Maar Philips, duchtende door de groote menighte van adel5 des Vrankryk vol is, gefluit te worden, vond ongeraaden Sant Quintyn achter de rug te laaten, en dien prys derooverhand, op'tonzeeker uytder handt te werpen. Dies greep men 't aan, met fchieten en myneeren: te heftiger fint zy- ne Majefteit zelf in 't leegher quam. Coligny arbeidde echter om byftandt in tekryghen, oovereen padtloopende ontrent eens halven mans lenghte onder 'twaater, door demoeras, dat hem de viflchers aan weezen. Doch bleef hem 't geluk eeven dwars; zulx't meefte volk verdronk, en niet dan honderttwin- tigh mannen oover quaamen, ongeoeffent, ongewaapent. Hy rekte nochtans den wederflandt, door alle mooghelyke middelen, zonder eenighe konften te vergeeten, om den y ver en gewillighheit van den foldaat te fty ven: ingezien hoe veel, yder dagh ophoudens van de belegghers, zynen meefter waardt was. DenzeevenentwintighftenvanOeftmaandt, zynde deveften tot elf plaatfèn nêergefmeeten, tooghen d'onzen, met flille trommen, op vier der zelve, aan't ftormen. Die van binnen onverzaaghder dan de fwakheit der fteede mêebraght, fielden zich ter weere, opvaft betrouwen, van een wylruft te hebben, foozy dien torn afftonden. De foldaaten, in alles achthondertfterk, ftorfeerden de breuken-, de gemeente de wallen teeghens't beklimmen met de ladder. Daar viel een harde ftrydt, en duurde tot dat d'onzen, door eenen onbewaarden toorn, iniieborften; daar de Ammiraaltoeloopende, hoewel verlaaten van al de zynen, op vier mannen naa, en eenen paadje, zich moeft gevangen gee- ven. Noch vocht men al eenighen tydt, eer de ftadt ten volle veroovert werd; sant Quin- die de geterghde verwinner, naa't pionderen, vooreen groot deel aan kooien tyn veroo- leidde. Van daar zond Philips etlyke troepen voor Chaftelet, dwongk het door vert. 't geweldt van 't grof gefchut: Han desgelyx: en deed deeze drie plaatzen fterk maaken. Nojon, Chauly, en andere werden verbrandt. Zynde de herffton- dertufïèn ryp geworden, dankte de Koning't meefte volk af, en keerde naa 'Tbeir Brufiel. Den kloekften hopluiden, zoo wel Franfchen als anderen, docht dit trekt af-, wel een dut van hem, en dat men, zelfs naa'tverooveren van Sant Quintyn noch genoeghte tydezou gekoomenzyn, om meeft Vrankryk af te loopen. Maar de Franföizen, dus onzacht gewekt, haalden al te hulp wat zy konden, terwyl wy , met deeze oneedele plaatzen zoo veele daghen t'zoek maaken. Waar oover deBaroen vanPouleville, die, in'tGraaffchap vanBourgonje, ontrent tienduizent knechten met twaalfhondert ruiters verzaamelt, en Bourg inBrefle beleeghert had, ziende dat betverzorght, dan hyeerft waande, en zich fchielyk het kryfvolk uit Italië booven't hooft, met verbaaftheit opbrak. Want de Paus, aangemerkt de nood zyner bondgenooten, ooverquam met den Hartogh van Alta, en liet dien van Guife landewaarts trekken. En hy was nu byder
|
|||||
•
|
|||||
"W"
|
|||||||||
ïo P. C, HOOFTS EERSTE BOEK
'TKtf. by der hand, met een vers verzaamelt heir, invoomeemen denEngelfèhen,
De Fr an- naadien zy zich aan ditoorlogh hadden laaten houwelyken* de ftadtCales, fo'iTLm te hunnen zeeftaiger inVrankryk, af handigh te maaken. Naa dat dan dewak- veldc. kerePieterStrozzi, Maarfchalk van Vrankryk, in onbekende kleederen en kleen gefelichap,kundfchap van de plaatzefwelke laft op de Grooten aankomt) genoomen had, maakte men gelaat van op Luxenburgh, en andere oorden, het ooghte hebben, en nam fchielykzynen keer naa Cales, quam op deneerften 1558. dagh van 't jaar vyf tienhondert achtenvy f tigh, voor N ieubrug, een' fterkte dui- zent treeden van der ftadj en greep ook des anderen daaghs aan, de fchans Ryfbank aan den zeekant 3 die beide luttel tyds weederftonden. Daar meede was de wegh zoo te waater ■> als te lande, voor alle hulpe geftopt. Toen werdt het gefchutgeplant, en voorneemelyk het Slot toegeiprooken; daar vyyen- dertigh muurbreekers hunne kraftop baarden, met zoo yilelykeen gedruis, dat men 't hoorde tot Antwerpen > zynde driëendertigh Duitfche mylen van daar. Oopening gemaakt > werdteen goedt getal foldaatengefchikt, om aan 't waater uit de graft, zeewaarts, loozing te geeven, en voorts oover nacht, met handbuflèn, den beleegherden het vullen der breuke te beletten. Des mor- ghens daar aan kreegh Grammont laft, met zyn'roers, ten ftorme te trekken. Hem volghde Strozzi, met driehondert geharnafden 5 en werd van gelyk getal andere gewaapenden gevolght. Guize zelf toogh tot den naavel toe , door 't waater, voor aan, en begaf zich onder den muur. Ende deeden de Franfbizen hunnen aanval, met zulk een' hitte, dat zy de geenen, die weer booden, ver- iloeghen, d'anderenin ftadt dreeven, en de burgh in kreeghen. Den Engel- fchen, bevroedende te laat, wat voordeel zy hunnen vyandt ingeruimt had- den, om de ftadt te bemaghtighen, ging terftondt berou en fchaamt oover. Dies vermanden zy zich tot tweemaals toe, den verwinner de zeeghe weeder uit der handt te breeken: maar werden afgeflaaghen met verlies vaii tweehon« dert mannen, en al hunnen moedt. In voeghe dat de Baroen Dunfort, Over- fte der ftadt, van verdragh begon te handelen: en befprak dat de inwoon- Calesden ders met vrouwen en kinderen veiligh naa Vlaandre, oftEngelandt; hetkry£ Funjoizen yo^. aueen naa Engelandt moghten vertrekken. Hy zelf met vyftigh anderen, yen ^e" tcr keure des Hartoghen van Guize, moeft gevangen, en alle gereedtfehap van oorloghe ongefchent in der ftadt blyven: alle huifraadt, waar en, goudt, zil- ver , paarden, in de maght en wille van Guize geftelt worden: en geen fchaa- de of afbrek gedaan aan eenigh gebouw. 'T welk bedongen werd, om dat de Engelfchen, eertyds in 't oovergaan vanBoulonje, die ftadt, quaadaar- delyk, met neerimyten der timmeraadjen, bedorven, en den Franfbizen, dewoefteromp geleevert hadden. Dit aldus bevoorwaardt op den achtften vanLoumaandt, tooghen d'Engelfchen den neghenden uit de ftadt, die zy met een rondjaarighbeleg gewonnen, tweehondert tienjaarenbezeetenhad- den, en in zeeven daagen verlooren. Koning Philips had hun deezezwaa- righeit wel gefpelt, en byftandt geboodenj die afgeflaaghen werd uyt wan- trouw , en vermoeden, dat de plaats zyn' gaading was. Doch liet hy zich daar- om niet verdrieten, dien vanGuines gelyke aenbieding te doen, dieSpaan- Iche hulp innaamen. Maar Guize , diesniettegenftaande, belprong op den dertienden der zelve maandt, en ooverweldighde dat fteedeken ten eerften aanval j 'tkryfvolk van binnen zich vertrekkende, op het Slot. Doch alzoo de Franfbizen, in plaatze van de wacht te bezetten, aan'trooven floeghen, vielen hun die van bovenop het lyf, en dreevenze weeder uit: en hebbende den brandt, inverfcheide huizen gefteeken, flooten zich echter in de burgh. De volghende drie daagen gingen door met delven, tot dat men quam nefte- len op den kant van de graft. Daar werden vyvendertigh ftukken geplant, die
|
|||||||||
<
|
|||||||||
■
|
|||||||||
DER NEDERLANDSCHE HISTORIEN. iï
die 't voorneemlykfte bolwerk, in kort, te fchande maakten. Het bleef noch- 15-5-8;
tans moejelyk en gevaarlykte beklimmen. Dies Guize hondert en twintigh uito-eleeze mannen belaftte aan te ftyghen, alleenlyk om de werkluiden te be- fchutten, die den wegh hadden te baanen. 'T welk befielt zynde, werd An- delot, die uit de gevankenis ontkoomen was, gebooden te waapenen, en hetHooghduitfch regiment aangevoert; die, met groote dapperheit, langs een'brug van tonnen, met horden gevloert, oover een zeer diepe graft, toe- vlooghen, ende belegherden van de breuk joeghen: de welke achterlaatende driehondert mannen, de twee derdendeelen Spanjaarts, voorts den binnen- hof ruimden, en zich op't oude Slot, by den Baroen Grey hunnen overfte begaaven. Zynde een ander regiment, ter zelve ftonde, meefter geworden van tweekleener bolwerken, aand'anderezydej zoo ontzonk Grey (hoewel hy 't fterkfte deel, dat van om hooghe oover de verloorene hoeken heerf chte, noch in had} zyn moed> en zond hy tweeEdelmans, om met denHartogh te ooverkoomen. 'T welk's anderen daaghs gefchiedde op befprek, dat de Gaines foldaaten met hun geweer fbuden uittrekken ■, maar vendels, gefchut, kruidt, van gely* koeghels en alle voorraadt vanoorlogh daar binnen > de perlbon van Grey, ^* methopluidenenadel, onder de welke Mondragon was, gevangen, blyven. Dusfchoot'er, in dien oort, maar over, een Slot, nietzoowelgeveftalsfterk van geleegenheit; dewyl'c omringt was van moerafïen, en naulyx te genaa- ken, dan oover een' fmallen dyk met houte bruggen, meell al afgebrooken. Maar de bezetting, verfchrikt door 't ongeval van Guines, darde den vyandt niet verbeiden, die daatlyk derwaarts fchikte, envondthetverlaaten. Alzoo maakte deFranföis zich entlykdesEngelfinansquyt, die door winnen van veldflaaghen, verooveren van fteeden, vangen van Koning en Vorften, zoo lang eenen tydt, met hem om de kroone geworftelt had. De maare van dit ver- lies, ging dertoeruftingevan deEngelfchen, bekommert door'tonweeder, oover zee te gemoete, enderKoninginnezoo naa, dat zy zich icheen te zet- ten, om uit te gaan, metdeeze laatfte vonk van de hoope haarder vooroude- ren , en ooverleed den zeeventienden van Slaghtmaandt deezes jaars. En op Koningin- dit toelachen der fortuine,hield men,den vierentwintighften van Grafmaandt, ne Marta te Paris de Bruiloft van denDolfyn, oudften zoone van Vrankryk, met Ma- van En£e" ria Stuart van Schotlandt, hebbendein fchoonheit geen'altoos onder de Ko- andomr~ ninginnen haarder eeuwe, en in gaaven van geefte, weinigh weergaas op aar- \'ru\i0ft de: Vorftin, voor wie de zon haars geluxvroegh opging, om naa de buyen vanden van den donkeren daghhaarsleevens, eenen ftormenden avondt te ftorten op Dolfynva» het hooft, dat ze op een ichavot liet, in 't Ryk, daar haar met goedt recht een' Vrankjyk, kroon te verwachten ftond. In deezen keer der zaaken quam de Hartoghin met de vanLothringe, die deSpaanfche zyde hieldt, by bewilging desFranfchen ScbotfsK^ KoningstePeronne, haaren zoon Hartogh Karel fpreeken, en hiefeenigen mn8mm voorflaghvanpaizeaan. Tzy dan ernft; oft een trek geweeft, om gelee- Voorßagb genheit te vinden tot ftrooyen van 't eerfte zaat der Guizaanfche partyf chap, van Vree* die fèedert zooweeligheen'opgankgehadt, en zich met der tyd zulx uitge- *e* fpreidt heeft, door dat Koninkryk, dat het gefchaapen fcheen plotfelyk in handen van den Spanjaart te vallen, oft immers aan flippen te fcheuren, en in'teyndt, volkoomelyk t'zynen zeggen te ftaan. Deeze eer komt den Bit fchop van Atrecht toe. Want als de Cardinaal van Lothringe, onder verlof van zynen Koning, denHartoghe naa Peronne geleydeed, zoo pafte Pere- not daar te zyn, en deezen hooghmoedighen geeft met loftuitery te beleezen, hem vertoonende hoe fchoon het zynen huize ftond, hoogheitte hoof, aan- hang onder de gemeente, eneen'onbefwykelyke rugfteun by Philips te win- nen, indien hyzich aanleggervaneeninlandfch oorlogh wilde maaken, en zyneüÈ
|
|||||
•
|
|||||
ii t>. C, HOOFTS EERSTE BOEK
ïffS. zynen meefler, daar inj teegens d'afgeweekenen van de Roomfche kerke $
t'zee helpen. En hy wifl hem deeze hoop zoo wel in 't hooft te hangen > dat de Kardinaal, en die van zynen bloede, naa 't waaien der getyden, welmtt hunne raadflaaghen gelaveert hebben 5 maar van toen af in 't verflandt met Spanje altoos volflandigh gebleeven zyn, tot dat Henrik de Groote die kroon 9 en zyn recht daar toe > teflens quam te veflighen. Maar de vreedèhandel ging Wéiïes niet voort; overvallende de bezetting van Sant Quintyn het fleedeken Nièi-
geplondert* les, dat geplondert werd. De Franfbis daarentufïèn, hebbende in Duitflandt ontrent vyfduizendt ruiters en veertienduizendt knechten geworven,van waar hem gereedt was in't landt van Lothringen te vallen, zond den Heer van Bourdillon, als om eenighe Duitfche gezanten te ontfangen, naa Mets, maar hyquam'er zoo ras niet, oftvoeghde, by hetDukfch volk de bezetvendels uit de naafte plaatzen, en worp zich voor Dietenhoove, op Walfch Theonvü- legenaamtj een'flerke ftadt, geleeghenin laagh landt, en op den oever van Bieten* denMozel: zulx de Heer van Monluk verklaart nooit in belegh geweeflte
'hove be- zyn met minder lioope van veroovering. Ook waaren daar binnen wel on- Ucgcn. trent achtienhondert mannen te voet, en tweehondeit paarden, onder't be-
vel van Pieter van Quaderebbe, Eedelman van Loven. 'Tverlankvan de plaatze werdt echter zoodaanigh geoordeelt, dat de Graaf van Hoorn zich verkloekte, noch drie vendels oude Spanjaarden by nacht daar in te voeren: maar werd gekeert, niet zonder verlies. Twee daaghen daar naa beftonden ïioch vierNederduitfche en Naamfche vendels, met vyftigh ruiters door te breeken: meede te vergeefs. De Hartogh van Guize 's vyands Veldheer, in 't leegher gekoomen, verdeeld' het aanbequaame oorden, drong delfwerken genaakgraavenvlytelyk voort. In deeze diende hem dapper de zorghvuldig- heit en ervarenis van Monluk, die de zelve deed infleeken met verfcheidene armenter rechte en ter flinke zy de, tot onthoudt van kryfVolk, omdegraa- vers te verdaadighen. Want die van binnen hen onvoorziens oovervallen- de , zouden zich meefler van de werken gemaakt hebben, waaremen hun uit deeze winkels niet dwers op 't lyf gefrort > zulks datze met fchaade te rugdeifden. De zelffle Monluk verkrachtte meteen hachlyk vechten , zee- * Cafe- keren toorn, en * moortkuilen daar neevens gebout, en braght, midtfdien , matten, delvers en Ibldaaten, zoo dicht onder de vefle, dat Quaaderebbe hebbende
gyzelaars gezonden en ontfangen, in handel van opgeeven trad. Men zeide , dat hy zelf, om oover 't befprek te flaan, buy ten ging, teegens kryfgebruik, dat den overfle eener plaatze verbiedt, haar van zyn tegenwoordigheit t'ont- blooten. Ditzy zoo, oft niet: altoos d'onzen fielden hem in hechtenis, met befchuldiging van mangel aan zynen plicht j dat, naar de Spaanfche kryfrucht, in hopman oft foldaat niet lichtelyk ongeftraft blyft. Waar teegens hy fzyner verantwoordiilge bybraght, dat de Neêrlanders en Spanjaarts, willende elke landaardt voor d'andere gaan om de moordkuilen te befchermen * hem benoo- dight hadden, omhentefcheiden, dienlaft aan zyn eighe vaan te beveelen; en door die flribbeling het fluk verbrodt was. Niettemin hyhad bedongen* Dieten- dat de ruiter met paard en waapen, de voetknecht met rappier, dagg' en pak- hoove gaat kaadje-, burgery, adel en geeftelykheitmetalhun goudt, zilver en huifraadt
«over, zouden uy ttrekken: vrouwen en maaghden ongefchent blyven: waaghens en
karren gelêent worden om gequetflen en gezonden te voeren, tot daar ze vei- ligh waaren. Doch de fladt moefl menleeveren, zonder yets te verergheren: metfchut, kruidt, koeghels en andere toebehoorte, ook de vendels en't 00- verigh geweer. 'T welk op den twëentwintighflenvanZoomermaandtvok- braght werd. Maar fint het verooveren van Dietenhoove floegh de üof in 's vyands bedryf, 't zy dat eerkrieghelhek oft afgunft 't gemeene befl deed ach- ter |
|||||
<
|
|||||
DER NEDERLANDSCHE HISTORIEN. 13
ter ftaan: dier voeglie, dat hy zeeventien daagen, met 't onderbrengen eeniger 1 f f B.
plaatzenvan kleenewaardy, verquirlte j daar'treede, en hy befcheiden was zich op de grenzen van Viaandre, by den Heere vanThermes enHartoghe van Aumale te begeeven, om, met gemeene maght, den Neederlander op den halste koomeiij en ons de wet te ftellen, daar hy naa, onder buighen moeft. Thermes, te dien einde flêevooghdt van Gales gemaakt, zich vindende nu fterk vyfduizent zoo Gafcoenen alsDuitfchen en vyftienhondert paarden * trok, in't begin van Zoomermaandt oover't waater de Ha, met nederlaagh van eenighe boeren, die 't waande te beletten. Voorts achterlaatende Greve- linge en Borborgh, quam hy voor Duinkerke, enbeichoot het uit de duinen. De'burg-hery aldaar, als met geen kryfvolk geftyft, quam ten vierden daaghe Tbermet tot befprek, en werd, eer'tgellootenwas, overvallen enjammerlyk mishan- overvalt dek. Hy bernde Sant Wynoxberghen en al 't platte hndt, tot by Nieupoort. Dm&ks° Koning Philips, bezeffende's vyands toeleg en den lafl, daar't landt in was, y/T^" zoohydatfpoorvolghde, had den Hartogh van Savoje, dien vanGuizetee- yef brand. gens gezonden: maar ziende zyn fukkelen. in 't land te Luxenburgh, befloot, degeleeghenheit, en de Franfoizen, verlaaden met roof, in hunn'ongebon- dene darteJheit, eer ze hulp kreeghen, aan te grypen. Egmont, dien hy der Mgmont Sant Quintynf che zeeghe te danken had, docht hem de man,die 't doen moeit, op de been Deez, met dat bevel, rukt naa Grevelinge, midweeghe tuilen Duinkerke en en naa Cales, wer waarts des vyands wyk wasjverzaamt met den Veldmaarfchalk Big- Tbermes nicourt5 ontbiedt de bezettingen der omleggende plaatzèn op; en maakt mettoe* de hulpe, hem door denHartoghe van Savoje toegevaardight, zich in kort, twaalfduizent knechten, en drie duizent ruiteren fterk: booven meenighte van landluiden, zoo wyven als mannen, die, geprikkelt door de fmart hunner jfchaade, en door toght naa wraak, in groot getal toefchooten. Thermes, zich ziende van Guizo te leur gefielt, en zulk een buy boven 't hooft, ontbood zyn' benden te hoop, ftak Duinkerke in brandt j en neemende de ebbe te baat, trok lanx de ftrand, tot oover de Ha,op hoope van te Gales te raaken. Egmont, desverkundfchapt, zet ten zei ven daaghe, dertienden vanHoymaandt, wat hoogher, oover 't zelve waater, zonder zyn gefchut in te wach ten, dat hem te lang viel: en tot bewys dat de reghel van den wykenden vyand een' goude brug te bouwen, niet altydts plaats heeft, werpt zich dien voor de borft, in mee- ning hem, door verlies van buit en bloedt, echter 't vallen in Vlaandre te ver- keren. Thermes {peurende geen' uitvlucht dan door dewaapenen , maakt een5 deughdt van de noodt, die 't fcherpfle geweer is; en zich vindende bevrydt door de Ha van achtere, door de zee ter rechte, dekt zich ter flinke,aan de zuid- en duinzy de, metwaaghensen pakkaadje. Voor zich plant hy zes flangen en drie falkons, weezende al zyn gefchut. Van de paarden maakte hy zijn middel- fpits, van de bufdraghers de hoornen, van de fpietzen den rug. Onze Veldheer daafenteeghens deelde zyn' ruitery aan vyven. Van drie hoopen lichte paarden, tot den aanval, nam hy zelfden middelften> gaf den Graave van Pontevals een'ter rechte, DonHenriqueHenriques een" ter flinkezyde te voeren. Zy hadden tot lenden den vierden hoop, zynde Duitfchen,onder Lazarus Zwends en deeze weeder de Nederlandfche benden, elke onder haaren eignen overfle, maakendedenlaatflen. Hét voetvolk field hy achter de paarden , aan. drie fchaaren onderfcheiden naar hunnen landaardt: de Nederlanders , zynde tmeefte getal, onder den Heer van Bignicourtj deDuitfchen onder Mo- ttikhuyzen j deSpanjaarts onder Don Louis de Garavagial. Egmont alfloen vol vuurs , en jookende om aan den man te koomen , onz' is de zeeghe, nep hy, myvolghe maar , dien eer en Vader landt ter harte gaat: floot tef- rens zyn ros , en op den vyandt aan. Manlyk ftuitten hem 'm 't eerfl de B Gaf-
|
||||
i* P. C. HOOFTS EERSTE BOEK
j 5-5-9. Gafcoenenj onder gunft van't gefchut, dat fijne vooffte geleeden groflyk
slaghvan befchaadighde. Zyn paard bleef onder hem doodt. Maar alshy boovendeil Crevelin- koeghel was -, ruiter teeghens ruiter, voetknecht teeghens voetknecht, fchrap ie' flaande; de Nederlander door heete hoop, de Franlbis door wanhoop aange* hitftj werd'er een' langen tydt, in onzeekerheit van uitkoQmil: , heftelykge*
ftreeden. Onder de ooghen derDuitfchen, die zoo men zeit, zich qualyk queeten, en, zonder fpiets te vellen, niet dan toekeeken, beweezen de Gaf. coenen, dien daghy dat hun vaderlandt krylluiden uitleevert. Maar de Fran- Iche ruytery, beknelt van alle kanten, fonder ruimte, omveirt temaaken, en haar treffen klem te doen hebben, was van kleenen bedryve. Hier toe ge- viel 't, dat d'Onderammiraal van Engelandt,kruifende de engte, met tien fchee- pen, die kuft aandeed, en 't vechten verneemende, met de kleenfte der zelve, zoo naa aan ftrandt quam, dat hy den vyandt, onder zyn gefchut kreegh. En hoewel hy noch te verre was, om veel roois te fchieten, zulx te met een vlucht van't zelve onder onze troepen woey, het gaf haar nochtans hart, en benam hetdenFranfoizen. Tenlaatfte, de knechten aan't endt gevochten, de paar- den der orde byftar zynde, 'svyands heiraan'twaggheleii5 en hebbende eerft de ruiter den rug gekeert, werd, naa een lang en ftyffinnigh weederflaan, het ' lëgmotids voetvolk gclykelyk uit den velde gedreeven. Zy lieten daar al hun gefchut, uegbe. vendels, roof, pakkaadje, envyftienhondertdooden. De huyfluyden,zoo wyven, als mannen, inde hitte der wraake oover buiten en branden, ver- moordden noch grooter getal vluchtelinghen; met uitgezochte wreedtheit. Meelt al de voorneemlijkfte hooftluiden werden gevangen , en zelf de per- ïoonvan den overfte Thermes. De Engelichen kreeghen der tweehondert* dien't het leeven baatte, datmenze liefjft had, als in triomf, tot troofl der Koninginne, naa Engelandt te voeren. Ook {tond ons de zeeghe op niet wei- nigh bloedts, die daar wel oover de vyf hondert mannen verlooren. Maar de eer en achtbaarheit van zoo lofïyk een' ooverhandt (op d'andere) doende ge- looven, dat de Franfoizen, in proef van manhaftigheit te velde, niet teeghens ons op moghten, koftte niet te dier. Aan deeze neederlaagh werd den Heere van Thermes fchuldt gegeeven, als die, te beezigh met buit maaken, verzuimt had zyn'volk tydtlyk by een te brengen, enten minfte des nachts voorden ftrydt, zyn'aftoght te vorderen. Waar teeghens men t'zyner verfchooninge voorwendde, dat hy bevel had, tot Duinkerke, het heir van Guize in te wach- ten > en deez hem in den noodt gelaaten, dien 't doch, om zyne jight en zwak- heit te voet, te min mooghelyk geweeft was, zich, by behulp der ipoedigheit, te redden. Maar vanEgmond, doorwien nu ten tweede, en ditmaal onder zyn eigen opperbeleidt, 's vyands hooghmoed te Ichande gemaakt was, had groot en kleen den mondt vol. Van hém was 't dat men riep -, van hem dat men roemde; hyde vuift des vaderlands, hy de vreez dervremdelingen, hyden verlofler van Vlaandre die de fchaaden der landtzaaten te boeten, hun' (mart en fmaadt te wreeken will. Oft deeze gloory en aanwinft van de gemoeden der menfchen, den Koning Philips zyn hart geraakt hebbe, en d'eerfte wortel van iffmonds afwendighcit geweeft zy, gaatonzeeker. Dan de Hartogh van Alva kon niet ghory won be veinzen de fpyt, dat hem, waanendein kunde van kryshandel geen' weêrgaa fonjdt. te hebben, de Nederlander in zyn licht ftond. Hy fchrolde op zyn onvoorzigh- tigheit, als oft die, zonder nootdwang,de zaaken aan 't lot van eenen veldilagh gehangen hadde, en al deeze landen op eenen teirling gezet. Egmondt, dien 't aan geen bondigheit van weederreeden mangelde, liet zich nochtans genoegh zyn, te antwoorden, zoo die van Spanje hier eeven veel, als d'ingezeetenen te verliezen hadden, zy zouden 't fluk, met een ander oogh inzien. Ende heeft van deez'tyd af, inde borflvan denSpanjaartdenijdt begonnen te neftelen? |
||||
DER NEDERLANDSCHE HISTORIEN 't f
dienaaderhandt zoo Veel bitterlieits baarde. Staande de kryfkans te lande rjfi:
op dit beloop, zoo braghten de Engelfchen in zee ontrent hondert en twintigh Engelfchen zeilen , gevoert by den Baroen Clinton hunnen Ammiraal. Waar onder tn Ncder^ waaren dertigh oorloghfcheepen wel toegeruft, uit Nederlandt, Volgens 't ver- anders dragh tuffende twee volken, en ten aanzien dat de Koningin een regement waAP™n Duitfchen, doch onder eenen Engelfchen overfte, in deeze landen hield. te wmen 'T bevel oo ver onze fcheepen had de Heer van AVakkene Capelle > Steedehoü- der van den Graave van Hoorn onzen Ammiraal; en was verzelfchapt met den Heer van Kruyningen, en Nederlandfche kryfluiden. Deeze vloot, fchy- nende in 't eerft het op Dieppe, oft daar ontrent, gemunt te hebben, daar . naaop andere plaatzen van die kuft, worp entlyk een deel volxop'tlandt, onder Conquet > 't welk zy bemaghtigliden, bedreeven 'er alleriey moedwil, Cortqm en pionderden tot zelfs de kerken toe. Dan de Baroen van Querfimont, Op-^loridem wekkende met vuurbaaken al dat geweft, quam hun, in der yl, met zesduizent mannen oo ver den hals, en floegh vier vaanen Nederlanders, tediepinghe- toogen, en verlaaten van de Engelfchen b die, op d'eerfte maare van der Fran- foizen aantoght, zich te rug en fcheep begaaven. Daar bleef'er zeshondert doodt, hondert gevangen, enonder deeze, een Hollander, die den vyandt be- richtte , hoe hun de Koning op lyfftraf belaft had, Breft een' fterke haaven, in dien hoek, in te neem en, en dat ze met deezen toeleg gelandt waaren. Waar oover al'd'omliggende plaatzen in roere, en ten getaale vandertighduizent op de been zynde j vertrok de vloot, op nieuw met dertigh fcheepen gefterkt, naa't eiland Baft, twaalf mylen van daar. Midlertyd quam de Heer van la Broflè, Landvooghdt van dien ooit, met zeevenduizent paarden, en vyf- tienduizendt knechten toevlieghen j de welke, voorziende Breft en Sant Malo met bezetting, dehoope van deeze toght verftikten. Met grooter geweldt Magbti- ruftten zich voorts beide de Koningen te lande, en elk, zoo 't fcheen, op 's an- Sher t0*~ ders entlyken ondergang toe. Philips onder den Hartoghe van Savoje, en rufi[n£e u 'tpitderhooftluiden, by een gehoopt uit al zyn' koningryken en vorftendoo- m €* men oft landfchappen volghende zyn'fortuin, braght dertighduizent knech.« ten, veertienduizent ruiters, vooreen groot deel Hooghduitlchen te velde 3 en wendd' het naa de landtpaalen van Picardie. De vyand vergaderde by Pier- repont , daar hun Koning zyn heir quam bezichtighen: 't welk ook beftaande zoouitonderzaaten, als bondtgenooten, en volken van den Franfchen aan- hang , als 't in flaghorde gefielt was, onder den Overfte Guize, en veele naam- haftighe ervaareiie oorloghshoofden, drie uuren ommeganxvereifchte. Zyn meefte duchten was voorCorbie, daarMonluk, willende in't ftuk van wegh- Ipoejen het voetvolk booven de ruiters doen achten, metongelooflykevlyt en veirdigheit, zeeven vendels, onder hopman Breuil binnen befteldde. In Peronne raakten acht kornetten lichte paarden , met vier vendelen knech- ten: InDourlansdriehondertbufdraaghers. Zynde de grenzen alzoo bezet5 floegh Koning Philips needer , niet verre van daar aan de ftroom Anthy: en befchanftemen beidde de leeghers, zoo werkelyk, oft yder voor beleg gevreeft hadde. 'Tzy dat onkunde van elkanders eighentlyke krachten, oft zwaarigheit van alzulk en zoo gemengelt een' meenighte , aan alle kanten op behoorlyke hoede te houden , die zorghvuldigheit baarde. 'T geweldt en't ontzigh , oover beide zyden als in weederwight hangende , de laften en't kneuzen eeven gevoelyk vallende, deeden den handel van paize, die noit geflaapen had, wakkeren. Mommorancy, dien, als oudt en af, zyn j)eme„ hart naa ruft jookte, had dat van zynen Koning in der hand; nochtans de debandel vrf edebreuk in Italië niet können beletten > hoewel hy, van toen af, voor- wak&n, zeidde, dat de ruiters de berghen te paerde zouden oovertrekken ? en te B 2 voete
|
|||||
•
|
|||||
ie P. e. HOOFTS EERSTE BOEK
voete, terug keeren. Deez ging nu oover en weeder: want hyen zyn zoon-
waaren onlangs geloft, onder belofte van hondertvyventfèftighduizentkroo- nen te betaalen. Waar toe hem voorneemelyk de Savojard geholpen had» dien 't verdroot verdreeven Vorft te zyn, en geen' wegh te vinden fcheen, dan doordeezevreede, om weeder in zyn landt te raaken. De Hartoghinne moe- der in Lottringe bood zich uit tot middelaares: en de Kardinaal van Lottrin- ge, ingeleidtdoor haar tot Philips, als om eenen voet tot weederzydigh ge- noeghen op't handelen der vreede te raamen, had (zoo de maare liep) aan den Koning in perfoon, beveftight de beloften, te vooren den Biiïchoppe van Atrecht gedaan. Ende Heten zich beide de Koningen, bericht, door deeze twee Prelaaten, vaftelyk voorftaan, dat men t'ontyde, de armen van den ïtaat, in den arbeidt der oorlooghe te werk ftelde, eer 't ingewandt, verlaaden (huns bedunkens)met twift en muitzucht, die, inkort, groote ontfteltenis dreighden te baaren, door een' wakkere zuivering geruimt waar. De Franfois, zoet, uit den aardt, opaanflaaghen, ruftte daarom niet. Nemours, die bin- nen Piquigny lagh, viel met twaalf of dertien benden lichte paarden, op den vierden van Herfflmaandt, des nachts zoo fchielyk in ons leegher, dat hy, naa 'tafmaaken der wacht, infpatte, totaan'tgefchut: enooverftelpende, door 't afhakken der kaabelen, 'tkryfVolk met hun eighe tenten, al den oort der voortoght in verwarring braght, zonder dat men hem beletten kon, onbefcha- dight totdezynen te keeren. DebaftaartvanBueil, ter zelve tydt, zich ont- kennende , onder Borgoeniche veltteekens, en gelaat van te koomen maaltydt houden, joegh teeghens den avondt, metzyn'vaane, enoovergeeveftoutig- heit, tot 'm 't voorburgh van Atrecht: dat hy ten deele pionderde5 en aaft brandt ftak. Zoowel vergink het niet etlykenFranföizen gevangen binnen Sant Omeer, die zich. in waapen begaaven, op hoope, van die ftadt te bemagh- tighen, en te hulpete hebben den Ooverfte, die tot Cales in plaats van Ther- mes, geftelt was: met wien zy verftandt hielden. Want hy, gerukt tot onder devefte, met goedt getal paarden en voetvolx, werd ontdekt en uitgekeert: zulx de gevangenen, hebbende fchoon,ter beftemde ure, de wacht om, en 't flot in hun geweldt gebraght, naa oopening van't zelve door grof gefchut, daar 't leeven lieten. Midlerwyle wies des vyands heir , mits't aankoomen van een regement Franföizen , die te Cales geleit werden, tien vendelen van Zwitfèrs, tien van oude Soldaaten uit Italië: en het onze, door daaghlyx toe- vloeyen van volk uytDuitflandt. Maar de vreedehandel werd zulx voortsge- dreeven, dat men eerft de ftadt Ryfïèl, daar naad'Abdyva*nSercamp, in't landt van Kameryk, beftemde, tot verzaaming der gemaghtighden. Alwaar, ontrent ter halve Wynmaandt, vandeBourgoenfchezyde verfcheenenWil- hem van Nafïau, Prins van Oranje 5 Ferdinand Alvarez van Toledo, Hartogh van Alva groot hofmeefter;Ruy Gomez de Silva, Graaf vanMelitaj An- thonis Perenot,Biflchop van Atrechtjen Ulrik Viglius van Zuichem: daar zich van weeghe der Engelfche Koninginne, Thomas Thorlebey, Biflchop van Ely j Thomas Houwart vanEffingam, eerfte kaamerlingj en Niklaas Wat- ton, Deekenvan Jork; uitnaamedes HartoghenvanSavoie, Thomas Lan- gufco Graaf van Stropiana, en voorrechter in de Rechtkaamer tot Afti, by- voeghden. Van de Franfche zyde lieten'er zich vinden de Kardinaal van Lottringe, Annas van Mommorancy, Conftabelj Jacob van Albon, van Sant Andries, Ryxmaarfchalk,MarkgraafvanFronfal;Jan Morviller Biflchop van Orleans, en Claude van Aubefpine geheimfèhryver. Criftierne wedu- we van Lottringe, met haaren zoone Karel vertoonden zich daar ook, als vrienden om in 't gevley te fpreeken. De flyting der middelen, bederf van ye-* derseignen boodem, hindernis derdaaghlyxfche verbitteringen, envreeze? dat
|
|||||
<:
|
|||||
DER NEDERLANDSCHE HISTORIEN. ï7
dat bycenighen toeval, gelyk'er detydtveel geeft, heiropheircenighvoor- z^g4
deel, enzulxden handelde doodt doen moght, deeden ter eerfte vergaade- rinse onvoeghlyk vinden, dat elk den andere, zoo forfelyk, de tanden toon- de , terwyl men met bearbeiden der vreede beezigh was > en befluyten den op-^ brek der troepen ter wederzyden. Waar op d'onze getooghen, de ftroom Be heken Authinaf, totby Abbevillej van daar, hunnen keer naamennaa Sant Omeer$ worden ge* en ontrent Atrecht zich t'eenemaal iloopten. De Franfois deïgelyx zond zyn pop, ruitery t'huifwaarts, om adem te fcheppen? bezette met het voetvolk zyne grenfplaatfen, dankte de Hooghduitfchen af, dien de Hartogh van Nevers uitgeleid dee. Tuften de vreedehandelaars viel veel knibbelens om deftadt Calesj blyvendedeEngelfchen ftips ftaan op 't weederleeveren, deFranfoi- zen op 't inhouden der zelve, als zynde zyn cygen erf, en zoo fmartelyk een' boeye aan't been desRyx geweeft. Philips, zich ontziende t'ooverkoomen metweederwil vanEngelandt, zond den Hartogh vanFeria derwaarts, om zyne gemaalin, in haare krankheit te bezoeken, en te bewilligen, met vooi> , flagh vaneen huwelyk, tullen haare zufter Elizabet en den Hartogh vanSa- voje. Dan Koningin Marie gekomen t'overlyden 5 zetten zich de zaakenin eenen anderen ftandt, en begon de weduwenaar te bruidt te verzoeken Iïa- belle dochter van Vrankryk, die hy te vooren zynen zoone Karel had toege- leit. Edoch, om niet zoo klakkeloos de Engelfchen af te fny den, en te zien» eer men yetentlyksbefloot,watvan hunne zaaken worden wildde, deed'hy den handel, voor dat pas, opfchorfïèn, tot in Loumaandt naaftkoomende. Daarenmilèn hield hy, op den neeghenentwintighften van Wintermaandt, tot Lßfiaat\ Bruflel, met groote pracht, de uitvaart zyns vaders, zynde onder veelerley fy > wen voorftel van ftaatlykheeden, het hooftftuk een hulk, bragheerendemetmee- K***** nightevan vaanenen wimpels, daar men de waapenen zyner heerlekyen in Karejtot gemaaltzagh. OpdevoorfteeveftonddeHoope*'tGeloofzatvoordemaft, ru"e* in eenen troon 5 de Liefde aan 't roer: om uit te beelden, dat hy al zyn bedryf , naaGods gloory, geftuurt had. WantKaizarKarel, allenfkens uitgeteert, was ooverleeden aaneen brandende koorts, op den eenentwintighftenvan Herfftmaandt, in'tkloofter van §ant Jooft, in Caftilie, daar hy zich twee jaaren onthouden had. Deez naamhaftighfte Nederlander , gebooren tot zyn tof Gent, den vierentwintighften van Sprokkelmaandt des jaars duyzentvyfhon- en laßer» dert, heeft, met de kroonen zyner erfrykenveertigh jaaren, met de Kaizar- lykezeflèndertigh, tot fpyt zyner vyanden, geblaakt. Hy was van jongs in 'c bewindt en de zorghen der zaaken opgevoedt, frifch van jeughd, wakker van geeft, dapper van moedt, zeeghbaar ter oorlogh, gelukkelyk gedient door zyn' amptluiden, tot dat de fortuin zynes zat ichynende, hem op 't laatfte van zynleeven, de nek toekeerde. Zyn'voorzienigheit, gereghtigheit, ftandt- vaftigheit, gelaatenheit in voor-en teegenlpoedt, werden hooghe geroemt: ook by veelen zyn' godtvruchtigheit, beweezen met den yver en arbeidt, om de gefchillen 'm 't geloof, door een'wettigh concilie, teflyten. Maar van ftyfzinnigheit, ftaatzucht, bitsheit, onbarmhartigheit, en een fchalkheit, die flimmer dan welgeaart oft Vorftelyk was , bleef hy niet onbelproo- ken. Want zoo veel kryghs en krieghelheits , om Vrankryk onder te kry- ghen; 'thandthaaven van d'uiterfte moedtwil der muiterye, en Spaanlche wreedheit, in Milaan, om datHartoghdoom aan zyn huis te hechten 5 bee- ken bloeds, om 't geloof vergooten \ de Franfois gedroelt en bedrooghen, om vry geley, door zyn landt, tot ftillingvan denGentfchen oproer > deLandt- Sr^fin'tnet gebraght, door loozehoop, endubbelheit; meeft al dit konden zeltsdegeen'die'thadden helpen pleeghen, nietpryzen. InEngelandt, liep net aan 3 tot den vyftienden dagh des jaars vyftienhondert neeghenenvyftigh, 1 j f 9. B 3 eer
|
||||
. ï8 P. C HOOFTS EERSTE BOEK T =
t<cg. eer Elizabeth jongfte dochter van Henrik den achtften, tot Koninginne ge-^
kroont werd 5 enooverzulx, tot in Sprokkelmaandt, eer de gemaghtighdeü Vreede- weeder op den handel der vreede verzaamden. Dat gefchiedde te Chafteau in handel te Cambrefis; alwaar zich echter 't gefchil van Cales verhief > 't welk doch entlyk cbafleauin buy ten die vergaaderinge getooghen, en beflechtwerd. NaamelykElizabetj cambrefih ^er well<;e de forsheit van haren vader Koning Henrik, en de lift van haar' moe- der Anna Boulain ingebooren was, had het hart te hoogh om den Spanjaardt te fmeeken; geenenzin, om hem te believen met behoedingvandeiiRoom- fchen Godfdienft * en naadenken > dat hy zich, anders, luttel met haar bekreu- "Elizabet nen zouw. Des trad zy in bezondere handeling met Vrankryk > en oover- Komngïnne quamp men, dat Cales met d'aankleevende ommelanden, haar, ten einde van van Enge* acnt Jaaren, weeder geworden zoude, oftvyfhondertduizent kroonen daar landt 00- voor >f weuc <jie Koning, by trouwe, te belooven had, en gyfelaars tot ver- Imvt '- zeekermg te geeven , t'haarder keure , uit al zynenadel. Guido Cavalcan- rßjioopen- tl> Eedelman van Florenfe , door wiens beleid, dit verdragh getroffen was, de cales. verftendighde 't den gemaghtighden -, die deezer belemmeringe ontflaaghen , oover de zaaken vanSiena, en de plaatzen bezet by de Franfbizen, indien, ftaat, begoften te dingen. DochdeFranfoisgaftoe, dat al't zelve in handen van Cofmo de Medici Hartoghe van Florenfe quaame. Het laatfte twiften viel omSavoje, 't welk de Koning van Vrankryk, zich niet alleen als winft van oorloghe , maar ook als erffenis van zyne grootmoeder, toeëighende; voorwendende, dat, ooverzulx, hem het bezit toebehoorde, immers, tot dat, indeezezaake, aan recht hangende, vonnis zoude geweezen zyn. Om dit gefchil te middelen, werd geräamt, dat hy zeekere plaatzen, t'onderpandt inhouden zoude, ten einde van't pleit toe, ende reft aan denSavojart inrui- men. Maar Koning Philips vond te hard, dit aan te gaan, buiten bewilliging desHartoghen, dien hy gunftigh en verplicht was. Dies nam hy hem alleen 5 en verklaart hebbende, dat hier't verdragh aanftond, verzocht oopening van 't geen, wes hy, belangende dit, van zin waare. Want, voor zich zelven, had hy liever in oorlogh te blyven, dan zoef lief en waard eenen bloedt verwant teverlaaten. Wel rook deSavojart, diente Koninx zucht tot de vreede be- wuft was, dat deeze reeden, met meerder heufheit dan ernft, gefprooken. werden. Dies ftond hy het toe, met aanhank, datliy den haat, van den pais ver- hindert te hebben, die, als hooghnoodighdoor heelChriftenryk gewenfcht werd, op zynen hals niet haaien wilde. Zoo werd dan entlyk, den derden van Grafmaandt, het verdragh geflooten, op deze voorwaarden. Tunten Tuffen de Koningen zy vafte vreede enBroederlyke eendraght, oprechten van den laageloos, zoo binnen als buiten 's lands, zonder dat eenighe handelingen, heim~ Pais. Ijke verbonden, of vrundfehap met Turk en Aziatifche Vorfien zullen ver- ft aan worden die eenigher wyze te krenken. Het verding, gemaakt tot <LMadril en Valledolid, tuffen Kar el en Franfois, ouders van Henrik en Thilips > warde gehouden, in alles, dat by het teeghenwoordighe unverändert blyft. T)e Ko- ningen zullen belooven naa'tßiffen der binnenlandfche beroerten, met ernft een wettigh Conplie te bevorderen, tot Gods eer e, en bevreedighing der ge* wijfen. Alle voorledene vyandlykheedenzul/en,terwederzyden,vergeetenzp^ en niemandt te lyden hebben, om dat hy de party van den e ene, oft den andere gevolght heeft :jaa alle goederen, ter oorzaake van dien aangeßaaghen oft ver- koft, den eigenaar en weeder gele ev er t worden -3 welke gunft nochtans niet zul- len genieten de Ballingen van Napels, Siplie en Milan. 1)e fteeden enplaat- zen bemaghtight zeedert acht jaaren herwaarts, zullen keer en aan haare voo-' righe Heeren. Koning Thilips zal zich ontleedighen van Sant JQuintyn, Haft enChaftelet, met hunne landouwen-3 ook van het BifdomvanTeroanne, mits dat
|
|||||
t
|
|||||
DER NEDERLANDSCHE HISTORIEN. %9
dat nochtans die verwoeftefladtgeenfins opgebout oft geflerkt zalmooghen iffp,
worden: Koning Henrik, vanT)iettenhoove^ Marienburgh, cDanvillersi Montmedy enlvoü^ doch dit ontmantelt teeghe?isTeroanne $ van ald'andere zonder veftente verzwakken $ maar y der zynfchut >, en voorraadt van oorlogh mooghennaa zieh neemen. 'Philips zal-, terftondt naa't verkondighen van den fais■> treeden in'tbezit van'tGraaffchap Charolois enBaljuwaadjevan Hefdin, als zyne erfgoederen: en de Franfche T>olfyn Koning Van Schotlandty daar teeghens, in dat van Crevecceur op de grenzen , en d'aankleevende heer- lykye, voorbehouden-den Heere van Kruiningen zyn goedt recht daar op. Tot v öfter verbmteniffe zalPhilips trouwen Izabeïïa->oudfte dochter van Krank- ryk , elfjaarigh , met een Bruidgaave van vierhundertduizent kroonen. Henrik heeft den Hartoghe van Savoje EmanuelP hilibert weder te keveren al'tgeen by hem-, oft zynen vader Franfois, aan deez' en gins zyde der berghen is ingenoomen, behalvenThurin^ Pignarol, Cleri, Cher as en Villenove in delanderye van Afti i diehy bewaarenzal-> totdat het gefchil om3t erf zyner grootmoedergeßeeten zy: geduurende welke tydtPhilips infgelyx zal bezet hou* den Verceüt en Aft ij legghende in 's Hart oghengebiedt. KmanuelP hilibert zy onpartydigh, en hebbe te wyve CMargriete Henrix zttfter, en driehondertdui-« zendt kroonen tenhuwelyke-, met de inkoomfte des Hartoghdooms vanBerry * in lyf tocht. T)e Franfois ruime aUefteeden enfterkten in Tofcane> mits dat den Eedeüuiden van Siena, en anderen zich tot Montepulcian begeeven hebbende ± niet van V voorledene te laftegeleit warde, en den ge enen , die tot gehoorzaam- heit verft aan ■> hunne goederen toegevoeght. 'Dejgelyx leewerehy'tgeen hyin Corfica en Ligurien houdt, denGenuezen weeder, onder befprek-> dat de gee~ nen die zyne waapenen gedraaghen hebben, ongemoeit zullen blyven> en de vroedfehap van Genua belooven met behoorlyke eerbiedenis', voortaan zyne vriendfehap te vieren. cDenBiffchoppe van Luik gewarde de ft'adt Bouillon j blyvende nochtans de zaak van Sedan in haar geheel. 'De dochtervanPortu- gaalgeniete onverlet ■) degoederen •> haar beweezentot bruidfehat, uit moeders naam. 'De Koningen zullen Hartoghe JVillem van sJMantua weeder leeveren de plaat zen, bezet by hen in Ciïlontferrat $ en de veftingen , aldaar by hen ge- bout-t mooghen flechten t oft in weezen laaten, f hunner geliefLe. Marie van Bourbon zal ruftelyk genieten de heerleky van Sant Paul, behoudends yeder zyn recht-, die daar op magh te fpreeken hebben. Henrik zald'eerft zynin't volbrengen des befpreks, en alles ooverleeveren-, binnen drie maanden. 'Phi- lips doe van gelyke^ binnen een maant daarnaa, enftelleniidlerwyltegyzelj deperzoonen, die de Franfche Koning zal kiezen. Deeze keur viel op Oranje, Egmondt, Aarfchot en Alva. Van wederzyden werden in deezen paize be* greepen, de Paus, de Kaizar en't Ryk, de Keurvorften met al de Ryxflee» den en Staaten des zelven, de Koningen vanPoole, Deenemark, Zv/eede* Schotlandt, met de Koningïnne van Engelandt, de heerfchappy van Veneed- je, de Zwitlèrs en Graauwbunden, de Hartoghen van Savoje, Lottringe, Ferrara, Mantua, Urbin, Parma, en Placenze, de heerfchappy e van Ge- nua, enLuka: met een groot aanzien, als oft niet alleen tullen ons ende Fran- foizen, maar tuflèn alle Moogentheedenj Staaten en freeden van Chrifïan- doom eendraght geveftight waar. Rampzaaligh was deeze vreede , en tot grootenafbrek vaneere, den Franföizen, die daar door verbaten moeften i zoo zeekerSpanjaardtgefchreevenheeft, hondert achtentneegentigh bezette fterkten, boovende plaatzen, onder de zelve ftaande, te zaamen waardigh geacht het derdedeel van dat Koninkryk. Dies zeidde men dat zy gedaadingt hadden, als oft hun, hier naa, geen oorlogh meer te verwachten ftonde. Zelfs de befloote bruiloften, fchielyk gefteurt door de deerlyke dood huns Koninx, B 4< quaa*
|
|||||
•
|
|||||
so P. C. HOOFTS EERSTE BOEK
iffg, quaamen op een lykftaatiy uyt. Want als de Hartogh van Alva, gemagïi*
tight, om ter trouwpleeghing den perlbon van Philips uit te beelden, zich met d'andere gyzelaars tot Parys vond, hield men, onder andere hoflykheedcn> etlyke daaghen, iteekipel, in't welk , Koning Henrik, loopende op den naaitleiten van Zoomermaandt teghens den Graaf van Montgommery, hop- man zynef lyfwacht, die zyn ipeerop hem brak, van een iplinter der zelve, zoo by geval zyn helm was oopen geraakt, door'tooge, in't brein zulks ge- noodt vm quetfl wert, dat hy 't den neeghenden van Hooymaandt beftorf. Een oorloghi* Ranïng nian was deeze Voril gebooren, waar door hy, hoewel veel itaats maakendc Henneden van Mommoran^y, zynen raadt totvreedeluttelgehoorsgaf, zoo lang hem tweeden, ^ ge]u|( m£e ^{^ . voor de ïc{\ bleek hy zachtmoedigh en rekkelyk, der voc- uk rm " Sne> dat zyne zinnen meelt in't gewoudt van anderen ilonden. Onze naam, daarenteeghens, iteegh in top der doorluchtigheit: ende klonk, door alle hee- renhoovcn, de galm deezer glorie. De volken, gevoelende het heil deezer handelinge, boriten uit tot bewys hunner blydfehap, met meenigherhande iborten van feeit en triomfipel. Dat bloeycnd' Antwerpen toonde zynen ryk- doomen heerlykheit, met neeghen daaghen vierensachter eikanderen: itry- dendeallerleylandaart, daar, dat pas, ten koophandel gezeeten, ingrootda- digheit, met oprechten van tooneelen, beelden en praalbooghen, met oover-' daadt van banketten, opftellen van looppryièn ■, en doende heemel en aarde weerlichten, en opdaaveren, door alle vonden van vrolykhejt, die te bedry- ven is met vlam en loifenvan grof gefchut. Philips, zynde, met zulk eenen Voorheb- aanwas van achtbaarheit, ten einde van deezen krygh geraakt, liet al zyn* ben van zinnen vallen op het uitrooien der ketteryen (zoo hy waande) die, gefproo-* ffw-^ ten in zyneRyken van Spanje, welweeligh lot begoßen te fchietenj en op -■'*"• 'tverooverenvanTripoly inBarbarye, daar fchoone kans toe icheen. Want de zoonen van den Grooten Turk Soliman, die met Kaizar Ferdinand in be- itandt getreedenwas, fielden zich aan, als oft zyde heerichappy, by vaders leevenden ly ve y deelen wilden, ontroerende met holgaande beweegheniilèn , denOttomanichen Haat -, en hielden, door't wenden hunner waapenen tee- ghens eikandere, die zoo ontzaghelyk een' mooghenheit in de ly. Zyn' Maje- fteit, derhalven, zich toeruftende ter reize, liet hetoogh gaan, oover de ge- ftalteder landen, en alle leeden des bewinds, om'er zulxop te voorzien, dat d'ongeleeghentheeden, gewoon uit 's Vorhin afweezen, te ryzen, door de ördebj deughdt der orde moghten worden geweert. D'eerlte beraading was, oover hem 'm 'tbegeeven der Opperlandtvooghdye, die, door'tkeeren des Hartoghen van Needer- g av 0y e 5 tct Zyne goederen, oopen itond. Verfcheidene Heeren hadden deeze Th^~ hoop in't hooft. Zelf Kaizar Ferdinand, dong'er, voor zynen zoon, den Aartshartogh , naa. Maar gemerkt de Nederlandiche regeering , onder de zachtheit van vrouwen handen , geduurende 's Voriten uitlandigheit, wel beflaaght was, viel de meeite twyfel, om de keur van twee Voritinnen van den bloede, de Hartoghiii van Lottringe, zufterling , en die van Parma, baftaartzuiter des Koninx. Deeze werd door de gunft des Hartoghen van Al- I et dm- ya en >s g jf^ßQpg van Atrecht j die door de Prinien van Oranje Naflau, en van opper- GavereEgmondt, gedraaghen. Philips, veeltyds gewoon, by ichyn van lofc landt- ^n voorilagh, raadt te vraaghen, om de gemoeden, buiten aandaght op ei- rooghdj. ghen toeleg, te betrappen, fchoot iömwyls teeghens den eenen, en den an» deren, yet uit, van deeze keure. Maar die van Parma gink entlyk voor: 't zy ioqh'tn van °P aanftaan van Perenot j oft op 't bybrenghen van Alva, dat haar man in Ita- Vaima ue gezeeten, zynerMajeiteiteen gyzelaar haarder getrouheit konitrekkeiii hy$\7jet oft dat het arghwaanigh gemoedt des Koninx, het Opperbewindt der landen, eener wettighe bloedtverwante, moeder vanzgovermooghen en naagezee- ten
|
|||||
^
|
|||||
DER NEDERLANDSCHE HISTORIEN, n
ten eenen Vorft, die aan Vrankryk gehuwtwas, qualyk vertrouwde* oft, äl .jffpi
van toen af, vreefde 's volx geneeghenheit tot den Prinfe van Oranje, met de gunfte die zy hemdroegh, de dochter der welke hyook ten huwelyke ver* . volghde, te ftyven. Dit teeghenkanten, en luttel gehoors moeide de Prinfèn $ Verhjge* en braght eenige huivering in de hitte der gemeenzaamheit, die Oranje en Pé- % der renot te zaamen hadden j zoo zeer verlängert op onderling gezelfchap, dat vrmdt- meenighmaals, d'een den anderen in'tbedde ooyerliép, en de Prins, als hy ßaPtuffen tot Bruflèl quam, dikwils eerft ten huize van den B'iflchop ging afzitten. Weä- ^^mu ke band van vriendfèhap, geleidt van de behulpzaamheit, beweezen aan den Prinfe door wylen 's Biftchops vader, in 't erlangen der erfenifTe van René van Chalon: en vafter geknoopt door de gelykheit van die twee harfênen, in dapperheit van vernuft > met der tydt, door de ongelykheit dêr harten en wytverfcheide witten, gebrooken werd. Tot Stadhouders in dé bezondere kndfchappen, liet zyne Majefteit, Oranje oover Hollant, Zeelandt, en Uit- B*%mtè recht, daarzynaamaals hetGraafichapvanBourgonjebyvoeghdéiEgmohdt n L**d~ . oover Vlaandrej den Graaf van Arenbergh oover Vrieflandt, OoveryflM, voo&" Jent Groninge, en Lingej den Graaf van Meeghen, oover Gelderlandt enZut- ven > den Graaf van Manfveldt, oover LuXenburgh $ den Markgraaf van Ber- gen , oover Henegouw, Valenchien en de Burgh van Kamerik; den Baroen van Barlemont, oover Naamen; Jan van Mom moraney Heere vahGourrie- res, oover Ryftèl, Douay en Orchyes; Floris van Mommorancy, Baroen vanMontigny, broeder desGraaveïi vanHoorne, oover Doornik eiiDoor- nikkerland; alle Ridders der orde van'tgülde vlies, en de voortrefFélykften des Lands. Famianus Strada voeghfer by, dat Graaf Jan van Ooft vrieflandt Landvooghdt van Limburgh was * zeid ook dat Jan van Lanoy, Heer van Mo-- lembais, 't beftier van Henegouw had 5 en 't zelve, eerft 's jaars hier riaa zynen lèhoonzoonejan van Glimes, Markgraave van Berghen op Zoom, bevöolén werd. De zelffte Strada wil, dat Karel van Briemen, Graaf vanMeeghen, niet dan naa'sKoninx vertrek, op voorfèhryven der Lanvooghdeftë, tot O- verfte van Gelderlandt, en Zutven beroepen zy j onaangefién dat de Graaf van Hoorrff eerft voor zich zèlven, t'hansvoor zyneii broeder, naa dit bewind ftond: en deeze geweften eenighen tydt geregeert had. Wyders, deezeO- verftenwaaren gelaft, om te gebieden oover 't kryfvolk, en, neffens de Hof- raaden van elk Landfchap, te verftaan tot het handthaaven van recht en regee- ringej uitgezeit de Graaf van Egniondt: alzoo de Stadhouder in Vlaahdre niet plagh eenigh zegghen öover 't ftuk van den gerechte te hébben, Men vindfer, die dryven dat Oranje liefft in dezen gewefte geweeft waar: maar de Koning ^duchtende zyn' grootheit, hem Hollandt en Zeelandt bevöo- len hebbe, als die op dat pas ongelyk min vermochten. Te weeten, de naam vanNajflau, gelpelt in Cadars boeken > de graaflyke tytel, gevoertbydedui- zentj de kroon van't Roomfche Ryk geweeft voor tweehoiidéft jaarén* in dit huis; deopperheerfchappy van Oranje 5 de treffelyke goederen desFrin* fenalhieri de maght zyner rüaaghen in Duitslandts maar booven al, de be- gaafdieeden van zynen perfbon > laaghen van oover een wyle, zeidt men, Phi- lips dwersin den zin. 'T welk, zoo wy aannemen, fchyntvreemdt, dat hy, vergeetende 't belank der geléeghenheit, hem eenen oordt met yzere grenzen betrouwt heeft. Voorts Brabandt, als woonplaats der Opperlandvooghdeiïè * icheendaar meedé genoégh verzorglit. Maar haar werden bygevoeghtj tot DrhRaa- °ndcrftandt in't algemeen béleïdt, drie Raaden: die van Staate 5 de Heime- detJ- ]7ke 5 en die van Geldmiddelen. Aan den eerften ftonden dé zaaken van pais Die m en vanoorloghe, diedeverzeekertheitenbefcherming der landen betroffen. $taate' . Uen tweeden was de maght om brieven van vrydoome, van gunft en genaa- ^f?/1*- de,, 7
|
||||
ti P. C. HOOFTS EERSTE BOEK
j-^o de, vergiffenis van mifdaden te verleenenj en dewaake op wetten en bur-
Dk van gherlyke orde betrouwt. De laatfte had bewindt oover de Vorftelyke goede- Geldtmid- ren en inkoomften. De Heimelyke Raadt, en die van Geldtmiddelen waa* delene renoudt, en van te vooren met amptluiden voorzien: die van State nieuwe- lyxdoor den Koning opgerecht; en daer ingeflelt, tot gewoonlyke Raads- mannen, deBiiTchop van Atrecht; de Prins van Oranjes de Prins van Ga- vere Egmondt; Philips van Staade, Heer van Glajon; Karel Baroen van Barlemont * hooft van de Geldmiddelen > Viglius van Zwichem der rechten Do£fcoor, hooft van den Heimelyken'Raade. By de welke naamaals gevoeght werd' de Graaf van Hoorne Ammiraal, en echter Karel van Cröy Hartogh van Aarfchot. Daarenbooven geliefde 't zyner Majefteit, dat alle Ridders van den Gulden vlieze, zich tot BrufTel vindende, ook de luiden van den Heimelyken Raade, en die van den grooten Raade van Gerechte tot Meche- len, (tuffen beide de welke, maatfehappy en onderling verftandt was, noo- pende voorvallen, die 't Gerecht betroffen) in den Raade van Staate verfehy- nen zouden, alszy vandeHartoghinne geroepen wierden. Elk deezerdrie? Raad en, (zoo men zeide) was gebonden aan eigheneberichtspunten, en plat verbodtvan zich met het werk der andere te moejeiij oft eenighe mengeling te maaken. Dit, hadt den naam, dat het om verwarring te weeren; maar diende, in derdaadt, om de grooten by den duim te houden y gemerkt voor etlyke leeden der andere Raaden y die van Staate oopen, en vry flond de neus in diens huishouding te fteeken; daar den Raadsheeren van Staate de toegang tot de andere Raaden, en devoorneemlykfte weeghen omweldaadente be- wyzen, waar in doch de grootmoedigheit de meefte fmaak vindt, midfgaders om vrmidfchappen en aanhang oover te winnen, geflooten bleeven. Zommi- ghen melden, dat, onder de punten van bericht, een geweeft zy, in den Raa- de van Staate, niet te mooghen befluiten, zonder by weezen van den Biflchop, Oranje, Egmont, Barlemont en Viglius: anderen dat de Landtvooghdes, nocht aan vergaaderen van dien Raadt, nocht aan meerderheit van ftemmen * verplicht was, doch Perenots goeddunken op alles te hooren. Indien Famia- nus Strada vaft in zyn meening gaat, zoo vond zich de Landtvooghdè% gelaft: den Raadsheeren die. wet te ftellen, dat ook de ooverftemde het gevoelen, 't welk binnen's kamers quaame boovente ftaan, in't oopenbaar voor't beft: hadden te pryzen en ftaande te houden: op dat de krakkeelen, ontfteekeii door teeghenfpraak in den Raadt, niet daar buiten gebraght wierden, om eeu- wighe onmin te voeden: ook d'anderen zwaarlyk zouden onderfcheiden kun- nen , werwaarts hun dank oft klachten te richten ftonden. Waar door de Raadsheeren, in't gemeen, den haat, dien men wel teeghens eenen, maar niet vat, oft immers niet uittert teeghens allen, te beter ontgaan zouden; en derhalven vrymoedigher in 't ftemmen het recht ende billykheit betrachten. Hierenbooven zouw zy, naar zyn zeggen, gemaghtight geweeft zyn, om 'traadspleeghen ter gewoonlyke vergaadering te laaten vaaren, en by zich zelven befluit te neemen, zonder yemandt meer dan Perenot, Barlemont, en Viglius, daar oover te roepen > wanneer zy de Raadsheeren aan partyfehap- pen gefplift zagh, oft by kuipinge t'zaamenfpannen. 'T welk ik niet onge- roert heb willen laaten $■ hoewel 't den ooverftemden zuur vallen moeft, 3at men hen, die met zwyghen (cheenen te mooghen voldoen, tot fpreeken tee- ghens hun hart zocht te dringen; en een achterraadt van zoo kleeneen getal niet min, dan groot onbenoeghen in d'anderen kon baaren. Wyders de meefte bekommering desKoninx, en die hy liefft bekent ftond, was oover 'tftuk van denGodfdienft-, waar in, door 't handelen der Nederlanderen, met gebuuren enuitheemfchen afgezondert van deRoomfche kerke, d'on- |
|||||
<
|
|||||
DER NEDERLANDSCHE HISTORIEN. 19
fteltenis daaghlyx aangroeide. 'TwelkhemaandfeHartoghinne, nuuitlta- ifj$,
lie oovero-ekoomen, en den heimelyken Raadt hooghlyk deed belaften het on- derhoud^der plakkaaten, zoo byzynen vader Kaizar Karel, alsby hem fel- ven smaakt. Jaa hy quam t'eenen zeekeren daaghe in den grooten Raadt van 's Konhgs Mechele, en daarnaa in den Hofraadt van Viaandere, hunhetuitroojender tygb voor ketterye, met eighen monde, beveelen, nevens 't voorftaan der gerechtigheit. d™ R°om* Brieven, van gelyken zin, werden aan alleStadthouders enHofraaden der ^e\ ° *' Landfchappen gericht. Ende, op dat'er niet alleen dwang achter waare, maar '' ook, door mfcherpenvan leere, degemoedenmoghten getooghenworden, voerde hyter hooghe fchoole vanLooven^ op nieuw*, verfcheide lefïèn in, zoo in 't o-eeftelyk recht, als in de Godtheit. Vond ook geraaden, op dat zij- nen onderzaa ten onnoodigh waare hunnen kinderen buiten 's lands ter ftudie te le^en, om met een de Franfe taal te leeren, een hooghe fchool te ftichten, Hooghe totDouay, daar men Walfch f preekt: gelijk federt gefchiede, tot kleenge- fcho°l tot noe^Iien van de ßrabanders,ziende Looven gefchaapen tot zijn' ouwde leedig- °"*ï £e~ heit van inwqonders te keeren. Voorts, oovertuight in zyn harte, hoe magh- * U )U tigheen'fchuldthetongereeghelt keven der geeftelyklieit had;, aan't afwen- den der luyden van de Roomfche leere, dreef hy met grooten ernft het Con- comilie cilie van Trenten voort j en zond op zwaare koflen, verfcheide Prelaaten, van Tren« Godgeleerden, en andere kerkelykeperfbonen van aanzien, uit zyne landen, ten* derwaarts te dien einde. Ende gemerkt, dat al de AardsbifTchoppen, ook 't meefte deel der BüTchoppen,hunne zeetels buiten de paaien zyner heerfchap- pyehadden j begon hy zich daar aan te floaten, als oft zy daaromme, niet zulxtot de oefening van hun beroep, te houden waaren, als de ftandtvan 't geloof veréifchte. Zelfs de Bifïchoppen binnen 's lands waaren, oovermits hettoeneemen en veelheit des volx, huns werks niet maghtigh, gaf hy voor $ en vond te raade, aan den Paus te verzoeken älzulke orde, dat alle Aards- bifTchoppen en Bifïchoppen , zorgh oöver zielen zyner onderdaanen heb- bende, hunne zitplaats binnen's lands moghten houden, en't getal derBi£ fchoppen, naar de meenighte der menfchen gepaft worden. 'T welk (zoo Toelegb zommighe meinen) de Kaizar zyn vader hem had aanbevoolen -, en Hartogh op nieuwe Philips de goede al in'thoofdt gehadt. Ende werd, om dit te bevorderen, iïjfchop- FrancifcusSonnius, dodtoor in de Godtheit, naa't hof van Roome geftuurt. ¥en' Verre was 't gemunt met deezen toeleg -y waar in, onder den glimp van zor- ghe voor geloofszaaken, een diep geheim van ftaat fchuildej niet zoo be- aektelyk, oft de gauwe gezighten kreeghen het ftrax in 't oogh, en deeden 't, tot weldighe beweeghenis der gemeenten, t'zyner tydt, opdonderen. De laatfte oorlooghen hadden benoodight, de noodt verfchoont het herwaarts ooverbrenghen van eenighe benden Spanjaarden, der welke noch by de vierduizent ooverfchoot. Perenot, hoewel voorneemelyk afgerecht op de treeken van't bandeloos gebiedt, en gedreeven van den geeft zyns mee- PmwÉ fters, bevroedde nochtans genoegh wat het inhad den grondflagh der regee- ™adt/e ringe tefchudden -, en hoe hachelyk een fchreede het viel, uit de wetmaa- j^^* tighe maght, in d'ongebreidelde oover te ftappen ; fbnderling onder ee- Undtu nenhoopheerente fier om te kreuken, en bezittende't hart eener gemeen- laaien* te, die, zoo door de vervolghing om 't geloof, als mits afwyzighe beje- 't Bevel geningen, eer fchuw van den Vorft was , dan door troeteling gewent van daar oovef zyn' handt te vlieghen. Dies gaf hy den Koning in bedenken, oft het niet htedtmen van zynen dienft waare , dit kryfvolk, op voorraadt, in't landt te laaten. °ra"Je m Die vond het goedt, en met een, op dat het te beeterin den man wilde, J™?"^ t öevel daar oover den Prinfe van Oranje , en dien van Gavere , op te >twehhe~ daghen, Maar deeze heeren behartighende de vryheit des vaderlandts , ren. en
|
|||||
•
|
|||||
24. P. C. HOOFTS EERSTE BOEK
i ff9> en 's volx voordeel booveil hun bezonder, floeghen 't grootmoedelyk af > en
voerden hem tegemoet, dat vergeefs, door de vroomheit en waapenen der landtzaat en, vre e de bevochten waar, indien zyinwendelyk, met het juk der vreemdelingen flaaffcher wyze belaß bleeven. Dit antwoordt, fmaakende naadeHollandïche rondigheit, geweft, daar Oranje zyn woonfteede in, en Egmondt zyn' oorfpronk uit had , mondde den Spaanien Koning niet, en bleef, zoomen meent, hemindekropfteekenj al fbheenhy't te verzwei- ghen, willende, teeghens zyn vertrek, in perfoonen van zulk een' achtbaar- Fee/? v^» heit, geen miftrouwen verwekken. Voorts hield hy tot Gent, nutentwee- */ gulde de de feefl; van 't gulde Vlies s en verfierde met die orde den Heer van Hachi- Flies, tot courtj dien van Montigny, geiprooten uit de femme van Mommorancy, Pm' den Markgraaf van Renti, van 't geflacht van Cröy, de Graaven van Ligny, en vanHooghftraate beide vanden huize van Lalaing, alle Nederlandfche heerenj beneevens etlyke uitheemfche, waar onder deHartoghen vanUr- bin en Mantua waaren. O&avio Hartogh van Parma ontfing meede weeder- om den halfbandt, den welken hy in't volghen van deFranfchezyde, ora dien van Sant Michiel te draaghen, verworpen had. Midlerwyle werden T>e alge- d'Algemeene Staaten teeghens Oeftmaandt, te Gent verdaghvaardt: die de neene loozing der gemelde földaaten verzochten, en 's Koninx woordt daer toe ver- staatcn tot worven by fmeekfchrift, dat de twee Prinfen mede onderteekent hadden. sad ?**" Endezeidt men, datBorlut, loontrekkend Raadfman van Gent, daar ver- G toonde, hoe Diettenhoove, en Marienburgh, door de moedtwil der Spaanfè befèttingen , genoeghzaam ontvolkt waaren. De Koning voorts op deeze
Wat P/m- vergaadering, deed, met een wijdluftigh verkundighen zyner zucht tot de lip daar landen, verklaaren: hoe noode, en uit wat noodt, hy de reize aannam, naa vLegghen z^ne Ryfón van Spanje, die, oovermids zyn Heer Vader, eenen ruimen tydt, daar buiten ver bleeven, en op yt laat ft e zyns ouder doorns, der wereltgeftorven was, nu langhe de verquikking van'toogh, en opzicht huns vorflengederft hadden. *Dat groot e f ommen gelds uit het inkoomen zyner andere heerlykyen -> van hem waaren te kofi geleydt aan de befcherming zyner onderzaat en alhier j hoewel zy, zoo met hunne mildtheidt in't toeft aan en opbrengen van pennin- gen, als met andere goede dienflen, groot en dank hadden verdient. Thans, invoering invoerende de Hartoghin van 'Tarma f haren ampte van Opperlandvooghdye , desHartoo' deedhy haar den Staaten aanprj<Jen, als de bequaamfle tot dien laß, van wee- gb'mne van gjoe h aar der afkoomft, geboorte en opvoe dinge inden lande, van't welk zy ook Parma, tot ^ taaie fprak-y nadien'tvoor dien tydt ongeleeghen quam, 'tbewindt zynen d (Fe °°^m zoone den Trinfe te beveelen, om reeden die verzweeghen werden. Booven al deed hy hun hoogh voorfieüen de behoedenis van de leere der Roomfche kerke; gemerkt, by verandering, inditfiuk, niet alleende dienftGodes, maar zelf de gerne ene ruß zoute lyden hebben: gelykzy, by d'ervaar ent heit, end'ellenden hunner nabuur en, duidlyk gewaarfchouwt werden. Emflelyk zouden zy ook behartighen de oejfening van 't gerecht j en weet en, dat het de zielvan denflaat was. Ende alzoo hy vertrouwde, dat zy, in de oude eerbiedenis,gehoorzaam- heit en dienflen, beweezen aan zyn' voorouwderen, volharden zouden, wil- de zyne Majefleit, in alle goede geneeghenheit, hunte gemoete, ent'allen ty- de weeder herwaarts oover, koomen, als't de zaaken der landen moghten ver- ' eyjfchen, om by de zelve op te zetten alles wat haar verleent wasvanGode, in wiens gunft hy hen van heeler harte was bev e elende. De Staaten hier op Antwoord deeden zeggen: dat de vuurigheit hunner liefde, tot zyne Majefleit, en haaren dei Staa - dienft, defmart van dit vertrek, zeer gevoelyk vond; doch hunne plicht was t un* den welft'andt haar er zaaken, 't meefte te laat en weeghen. Baaden haar daar' om, hen in genaadighe gedachtenis te houden? ennaa'tvoldoen aan de noodt
der
|
||||
DER NEDERLANDSCHE HISTORIEN. if
der jeghenwoordighe geleeghenheit, hun wee der t e hörnen bywoonen: gelyk 1559-
zy tnkeenen gebreeke zouden zyn, van te voldoen, in alle punten, den laß, dien't haar geließt had, hun te beveelen. Alzoo ftelde men zich, terweeder- zyden , uyterlyk aan , als voldoende en voldaan ten uiterfte. Maar men meint /naardien de Staaten de handeling der penningen, opgebraght ten laat- een oorlooghe, aan zich behouden hadden, dat de Koning, t'onvreede daar oover, en verbittert door deSpaanfche oorblaazers, van dewelke de baat, daar aan valt, reeds met inbeelding was opgeflokt, het verzoek om 's kryf- vermoe* volx uittochtoevelnam■, endegrootendeslandtsvreefden, dat deezewrok, den van hoe zy met fchooner gelaat bedekt werd , t'haarder wyle tot des te wran- 'sKoninx eer wyze van moedkoeling uitberiten wilde. Jaa wordt gezeit, dat zeeker gramfihap SpaanfchHeer van voortrerFelyken aadel, vindende denPrins van Oranje, om'yw- dien van Gavere, en and'ren, aan 'tfchaakbert, hen gevraaght hebbe, oft ^JJ^" het hun, onderteikenaaren van zulk een verzoekfchrift, tydt om fpeelen SpanjmA docht. En zouwEgmondt, die eerft die woorden in den windt floegh, als den* lij geport door de zwaarhoofdigheit van Oranje, zich naader bezinde, en den Spanjaardt daarop ondertaftte, van hem gewaarfchuutzyn, dat de Koning metdeRaadfluiden, dienhyzyne geheimniffen vertrouwde, beflootenhad, teeghens al die dringers op't vertrek der Spaanfche foldaaten, tergeleghene ftpnde te toonen hoe leedt het hem deede. 'T zy dan dat Philips, van toen af, zoodaanigh een opzet genoomen, oft deeze Spanjaardt, dit verdicht hebbe, om, met zaayen van arghewaan, ongenughttuflchen den Koning, endeNe- derlandfche hoofden, te brouwen; oft alles een5 konflenaarye en uitftroojen geweeft zy van eenighen, die, duchtende quaalyk te hoove te fbaan, anderen, door'taanjaaghen deezer vreeze, pooghdenaan hunne lyn te kryghen, om zich onder de grootheitvan'tgetalteberghen, oft, door den aanhang, ont- zighlyk te maaken. Geen' meerder verzeekering zoud ik kunnen geeven, vandewaarheit eener andere mompelinge, dat Perenot den Koning geraa- denhad, ontflagh, van eededen Staaten gedaan, aan den Paus te verzoeken, als niet gefchaapen zonder fcheurenvan handtveiten, en afichaffen van vry- doomen, tot de verdelging der ketteryen, en vailigh bezit deezer landen te raaken. Wyders, daar gingen klaghten op: dat ds Spanjaardts, om de Neder- KUgbten landfche Heeren te fchuppen, en alleen by zyne Majefieit doen en laat en te oover Pe- weezen, de hekken der regheeringe aldus gehangen hadden: en dathun deBiß- renot,en't fchop van Atr echt, uit baatzucht de handt bood, met zynen vondvan'top- °pßeUen rechtender nieuwe Bißdoomen, buiten bewillighing der Staaten, }t welk niet "ermeme te lydenßond. T>at Kaizar Kar el niet te vergeefs, in by wezen des ^Prinßen van "ch0P~ Oranje, ende des Graaven van Bojßu, den Koning toegeduwt had-3 de Spaanße -Raadt waar e, om Nederlandt eens 't onderfie booven te keer en. In 't bezonder waarender, die hun hart aaten, om dat ze zich te rug in 't bewindt, en nieuwe- lingen voortgezet zaaghen, eignen quaalyk- ende andermans welvaart, met geïyken verdriet, meetende. Zommighen, werdt vermoedt, dat mits heim e- lyk aanmaanen van uitheemfche maaghen ende bloedtverwanten, geneight waaren , om , door't verftellen van den ftaat, vryheit van ongewoonen Godfdienfc. in te laaten. Etlyken ftaaken, ten tanden toe, in fchulden, en wenfchten alles in 't wildt, om, by holgaand getyde, het hooft eens booven te kryghen, en eenen vryen hals te maaken, oft, door verwarring van orde, 't ge- recht te leur te Hellen, Niettemin, 't was maar morren, en daar bleef het by, tot dat de zweer, gerypt by 's Koninx vertrek, en andere toevallen, doorbrak. Zyn Majefteit, gereedt om uit Zeelandt, naa Spanje oover te fcheepen, ont- "ngj tot Middelburgh, de tyding, dat de Paus, in't Hellen van de Aarts- enBinchopftoelen, haar volkoomentlyk belieft en bulle daar af verleent had. C Voorts
|
|||||
•
|
|||||
26 P. C. HOOFTS EERSTE BOEK
ÏSS9- Voorts gink zy van Vullingen, t'zeyl, met tneegentighfcheepenj en eenen
Pe Kc~ goeden windt, die haar in veertien daaghen en Herfftmaandt, totLaredoin "nS reij ß jfcaj e leeverde. Maar voor de haaven beliep haar een zwaar onweeder, waar :u * doorzy, ter nauwe noodt, te lande raakte, en'tmeefte der vlootete ïhee- velen, met verlies van genoeghzaam al 't Koninklyk huisraadt, Tarnt de kofte- Jykheeden, die Kaizar Karel, uit veele oorden derweereldtverzaamelthad, ende Philips met zich oo vervoerde, in meening den ftoelder heerichappye, vlotgeweeft byzyns vaders tydt, inCaftilie teveftighen. Zulx het een zeg- gen werd, dat Karel en Philips hetaardtryk geplondert hadden, om den O- ceaan ryk te maaken. Te weeten -, de onwaardeerlyke fchatten ooverp-ezon- den ftrax naa 't verooveren der onnoozele en weerlooze volken van Weft- indië, waaren, door gelyken ramp, den golven te deel gevallen: fchynen- de de zee grooten eighendoom te reekenen, aan alles wat men verwerft door haar toedoen: ende wordende doorgaans, het verooverde te waater, te waa- tergewaaght enweeder verlooren. Maar Philips wilde gelooft hebben, dat zijnperlbon, door zonderlinge zo rghe des Heemels gefpaart was, om Gods gloory te verdaadighen, met het uy trooyen der ketteryen, 't welk hy terftond byder hand nam. Ook waaren, door ganfeh Spanje, alle gevangens onige- Schrikly- loofszaaken , die men plagh . naar uitipraak van vonnis, daatlyk te doen keflraffe ftrafFen, als nu bewaart, ende totSivilieenValledolitvergaadert, om hem, om't geloof met de vertooning, van'tjammerlykzieltyghenderellendighen, inde alder- w Spanje. wrecdfte
pynenvanden brandt, als met een heerlyk fchoulpel en verklaaring
der ooghen te bewellekoomen. 'T zy dat de rechters hier aan hunne lult
geboet, oft zich, naa die van den Koning, gewaant hebben te voeghen: oftdathyd'eerevandit fchoon ftukwerks, als van een loflyke zeeghe, door zjne jeghenwoordigheit, zich zelve wilde eighenen : oft endtlyk , door 'tgmwelyk dooden, van zulk een meenighte teffens , zich vreeïïelyk, en met een' onverwerpelyken Ichrik, de harten zyner onderdaanen luf en ver- baaft , maaken. Maar de praal, gelykende bet een' toonneelftaatzy, dan een treurigh en nooflelyk bedryf, waar meede men achtbaare mannen, en eenvoudighe vrouwen, naauwlyx mondigh, om enkel verichil van meening, ten vuure voerde, riep wee, over d'onbarmhartigheit van de toeftellers -, en- de was maghtigher, om deernis en grimmigheit > dan ontzighenverfleghen- heit te verwekken -, immers by volken gewent met een zachte lyn geleidt te worden, als de Nederlanders. Onder anderen, quam dit lyden oover, aan Johan Pontio, Graave vanBaileno, en dertien eedelvrouwen. Conftantyn Pontio, Bieghtvader van wylen Kaizar Karel, die ook in zyn' armen den geeft gegeven had, was terftondt daar naa, op aantyging van ketterye, in de gevankenis geworpen ^ en aldaar ooverleeden. Derhalven, niet hebben- de aan den perfoon, verbrande men zyn beeldt 3 zonder aan te zien, dat de imaadt, hem gedaan, d'onteering van 's Kaizars gedachtenis met zich braght. En deeze levende lyken, die gekeetent ftonden en rookten aan de paaien > waaren de toortien, die voor 's Koninx bruiloftftaatfy gingen. Want de Kar- dinaal van Burgos en de Hartogh van Infaiitazgo ontiïngen in Loiimaandtdcs 't Jaar Jaars vyftienhondert tfeftigh , liabeïle dochter van Vrankryk , die , on- 1560. der geleide des Koninx vanNavarre, en des Kardinaals van Bourbon, tot ThilïDs °P ^e Spaanfche grenzen gebraght v/as: ende werdt, opdenlaatften dier voltrekt het maandt, met bedgemeeniehap , in maghtighe ooverdaadt van pracht en huwelyk. geldquiftmg, het huwlyk voltooghen. Onlanx daar naa, om te bewyzen > met de dat hy, door de liefde zyner nieuwe gemaalinne, de vrucht van zyn eerftc dochtervan echtgenootfchap niet te onwaarder had, nochte 't recht van den wettigheii Vwikrjk; erfgenaam der kroone vergat, deed de Koning den Staaten van Spanje •> ' te
|
||||||
DER NEDERLANDSCHE HISTORIEN. 27
te dien einde vergaadert, den eedt, van hulde naa zyn' doodt, aan Prins Karel 1 ƒ jp.
zynen zoon doen. Hierentuflèn flond het toeruften der vloote teeghens Tri- poli niet ftil: 't welk onder befchut der Othomannifche waapenen, de roover Togbt te- Drao-ut bezat, een eervergeeten rabaut, die , geworden t'eenen gemeenen ghem Tri- gruwel, door zyne trouwloosheit en onnïenfchelyke wreetheeden, alle ge- Pu* buuren naa vreemde hulpe dwong uit te zien, ende hunne den Spanjaart te belooven. Doch een wclgemande vloot, uit Sicilië afgevaaren, vond zoo veel met teeo-henrpoedt van ftorm en ziekten te worftelen, dat niet dan 't ey- landtZerbyöopde kurtvanBarbarye, bemaghtight werd 5 aldaar een fterkte crelticht, en weder verlooren, naa weinigh tyds en veel fpillens van men- fchen. Om dit gety ontbood eerft de Koning de Spaanfche troepen uit Ne- Vertrekt derlandt: waar oover men'er mompelde, dat hy, hebbende deezen afbrek der spaan- geleeden, en foldaatenvan noode, zich geliet zynenonderzaateneen gunft fefoldaa- te doen, daar zy, in der daadt, het ongeval en den vyandt voor danken U^uuu moghten. Zoo verre was 't van 't imerten dier fchaade in dit gewed: daar Naaraij men, zittende invreede, zichvafï pynde deneering te flyven, endoor alle heit aldaar weeghen loop aan de koopmanfehap en onderhandeling te geeven. Men vol- cm de nee- trok de vaart, begonnen by die van Bruflèl, naa Antwerpen, daar dertigh ring te fi)* jaaren, met doorgraaven van heuvelen ■> kroften en velden, aan gewroght was, ven. in voege, dat de penningen betaalt voor de verdolve landen, en aan arbeids- loon , wel achtienhondertduizent gulden bedroeghen. Daar waaren vier zwaare fluizen in geleit, teeghens 't ontloopen van 't booven waäter, op dat 'er groote fcheepen vlooten moghten. Van dit zoo treflyk en oorbaarlyk een werk, komt het voorneemfte lof toe den yver en 't beleidt des Heeren van Lokkeghem, amptman van Bruflèl, die 't met groote vlyt bevordert, aan- gedreeven en uitgevoert heeft. Maar de quaade zuchtmenging van 't lichaam deslands, arbeidde teegensdegemeene welvaart aan, cntftellende zich meer en meer , mits de nieuwe leeft der kerkelyke regeeringe aan dendagh, en wat'er onder Ichuilde onder den man quam. Want als de Bulle, gegheeven DeBuhn van Paus Paulus den vierden, op den achtienden van Bloeymaant des jaars van de leftleeden, ende beveftighing verleent doorPius den vierden, op den acht- »«f*«* flen van Louwmaant dezes jaars, kundigh werden j zagh men voor dedeure, B#«f* zoodanigheen'wiflèlingder geeftelyke heerfchappye, dat de weirlyke voor- rfaï en e" baarigh fcheen om daar naa niet lu ttel te luifteren, en zich in andren, en ftyver drukkenden. Handt te zetten. Naamelyk, men vond opgerecht drie Aards- verdeelmg bifdoomen; dat van Mechele als't voorneemfte, onder't welke zouden ftaan der Aam- zes Bifdoomen: te weten: van Antwerpen, 's Hartooghenbos, Roermon- en Bifdoa- de, Gent, Brugge en Yperej het tweede, van Kamerik, en daar onder men* vier Bifdoomen, als van Doornik, Atrecht, Sant Omeer, en Namen -y het derde van Uitrecht, oover vyf Bildoomen: van Haarlem, Middelburgh, Leeuwaarde, Groninge, en Deventer. De keur der perzoonen tot deeze ampten, was den Koning gegunt, het beveftighen zouwaanden ftoelvan Roome ftaan. Meteen werd ruchtbaar, hoe Perenot begiftight was met het Aardsbifdoom van Mechele. Ende tefFens geviel, dat de Paus , by eenen zynen kamerling, aan deezen Aardsbiflchop den rooden hoedt en ichar- laaken tabbaardt ooverzond •, die hy , naa voorgaand goedtvinden zyner ^renot Majefleityaanveirdde, zich laatende naa de heerlyky zyns vaders, Kardi- wofdt. »aal van Granvelle noemen. Het blaaken deezer geeftelyke grootheit, als Karditiaai gegrenft aan de Pauzelyke hooghte, en ongewoon in Nederlandt, was ye- ^unveüe gnclyke ftraks in't oogh, en terghde de nydt der geenen, die witten, van genoemt. waar de man zynen oorfpronk had. Gelyk-de menfch.in den aardt heeft, 2yn leedt te zien aan't fchielyk opklimmen van geringen tot uitmuntenden C z flaatj
|
|||||
•
|
|||||
28 P. C. HOOFTS EERSTE BOEK
i f 60. ftaat, en niemand de trotf heit min te goede te houden, dan den geenen, die
zyhuns gelykgekent hebben. Endemoght hier niet gelden, dathetdaaghe-= lykich gebruyk, de fleile en haaftigheverheffingen, in't kerkerlyk, aan an- dere oorden, lydelyk voor de lceken, gemaakt had. Een inzight, waar op mifïchien de Koning, te raade geworden was, door de achtbaarheit van dit beroep, het gebrek van Perenots geboorte te boeten, om hem den treffelyk- Haat tee- ften ^es lands, gelyk te maaken. Dies hield men nu langer den windt niet in * gbens den maar ging Je kreet op, aan alle kanten, dat, al dit het bedryfder Spanjaarden
® ma ' was, reghelrecht teeghens de vryheeden, en buiten bewillighing der Staate?* <van den lande, om V -zelve te vermeefieren, en ingelyke dienflbaarheit te bren- gen •> als Napels en Milan: en demoer, daar't op lagh, eenwettelooze oover- maght en delnquifitie van Spanje, waar af de Kardinaal als opper hooft, en d'andere Biffchoppen onder hem, elk in yt zyne, 't bewindt zouden hebben. Onvry- Men voeghd'er by , dat, mits den Biffchoppen, f hunnen onderhoudt, zeekre heit der klooßers toegeleit waaren,genoeghgefpeurt kon worden, dat, niet alleen Prelaa-
weuweBiJ- tenengeeflelyken, onder deezendwang zouden moeten buighen, maar ook ee-
oomen te ^elen enzemeenten: eemerkt uit de Prelaat en, aan vee Ie oorden, ende met naa - zien* me m E>rabandt, het eerfle lidt der Staaten beflond. Want de Biffchoppen, dik -
wyls uitkeemfche, die door de handtveflenuit de regheeringegeflooten wer- den, enaltydsdenPauze byeedeverplicht zynde, {een'zaakbedenkelyk voor den Koning zelf*) hadden, als 7 relaat en, ten aanzien hunner kloofleren, ter vergaadringe van de Staaten te verfchynen. Voorzittende aldaar, zouden zy 't groot e woordt voeren 5 de vryheidt der Landfizaaten verbyten, oft bewroegen $ en alle zien naa den mondt van den Kardinaal, als hunnen Aardsbijfchop $ die, van weeghe des klooßers van Aßeghem (dewyl't voor het treflykfie in Brabandt, en Brabandt voor 'tfiaatelykfie der landtfchappen erkent werd) ook eerfle Prelaat zoude wezen. Ende, gelyk de Kardinaal waar e, om, in alles den Spanjaarden, en dien van hunne Inquifitie, te believen; fiondniet ■anders te verwachten, dan dat zy'tganfche bedryfder Neder landfche zaa- ken in hun gewoudt zouden kryghen. Groot voedfel, zonder twyfel, vonden deeze klappernyen, onder't graauw, en fchuimder gemeente, dat, oft van den bedelzak leeft, oft dien tot voorlandt heeft j gelyk 't meeftedeel der armen vanquaade opvoedinge, woeften wandel, en ftoutinden bek is; als op wel- ker zeggen luttel gelet wordt en kleen verhaal valt. Want als men aan't voe- ren van Biflchoppelyken ftaat, daar men voor eerfteenigheGodtgeleerden, met der tydt, luiden van't hof, zoude indringen, den rykdoomder Abdyen te koft leidde , moei! d'uitdeeling aan de armen merkelyk minderen, die, by de kloofters, met groote miltheit plagh te gefchieden. Waar aan ook vee- Ie rechtfchaape gemoeden zich ftieten, achtende onchriftelyk, dat weinigh perfoonen, die anderen behoorden, in maatigheit, t'eenen ipiegel te dienen, in pracht enooverdaadt ipillen zouden, 't geen daar de nooddruft van veele Mifnoe- gebrekkighen uit kon vervallen worden. De Monikken , dien 't afgink, ghen der verlooren alle lydzaamheit, en vonden onverduwely k te fcheiden van 't geen
Moniten, Zy, zoo lange j aaren, bezeeten hadden. De geeftelykheit in 't gemeen, trok
eokjer an- zich fes ^
aan , zynde daarenbooven quaalyk te vreede om 't Concjlis
eregeej e- van rprente. <jaar men} oncier ander, doende was met hunne wulps- en ongc-
'° reegheltheeden te moeren. Maar zy gaaven't eenen anderen naam, en er- gherden zich quanfuis aan de hoofflieit der Biflchoppen , die , in plaatze van godtsvrucht, niet dan dartelheit ten kloofteren zouden invoeren. d'Aards- biilchoppen van Keulen in Duitflandt, en Riemen in Vrankryk zaaghe'1 wel noode zich dus een' flip vanden rok fcheuren, met verkorting hunner rechtfpraake j maar hadden , als buiten 's lands gezecten , luttel middels 1 on1
|
|||
DER NEDERLANDSCHE HISTORIEN. %9
om met der daadt te toonen hoe 't hun fmartte. Het minfte mifnoeghen ipeur- | ^0;
de men onder deMajeftraaten, die nochtans, voor quetfingen van vrydoo- De Ma- men, en verloop van neering (geen'ongegrondde zorgh) beducht waaren, jeflraatm en, nevens de reit, eenen fchrik hadden, van't doordry ven der Spaanfcheln- minft ont* quifitie. Welken naam, alzoo die 5 met zyn klank alleen, een geeffel der 00- ßelt> ren geworden, eiitotde kracht van een infcherpende beteekening gekoomen ^d^i * is» Wy, doorgaands, onvertaalt te werke zullen Hellen: doch, om dat hy ™JLf' "' meermaals ter baane koomen moet, wat hy zy, en zeggen wil , hier op 't bon- dighften grondighft verklaaren. Naa'tt'onderbrengenvänmeeft heel Span- Wat dat je, ten tydevaiiKareldenGrooten, door de Mooren, die zoo veel weerelds vooreen afliepen, is 'tallenfkens by deChriftenen herwonnen, op'tKoninkryk van ding ts* Granade naa, dat d'andren aan den kant van achthundert jaaren bezaaten. Ferdinand, entlyk, van Arragon, getrouwt aan Ifabelle van Caftilie, vrouwe van doorluchtighen geeft en grootmoedigheit, heeft met de gemeene maghc van die twee kroonen, henookdeezen uiterftenoordtdoen ruimen, enalioo de laatfte wortelen der Mahometifche heerfchappye uitgerooit. Doch, oover- mits door zoo langduurigh een' regheeringe, die wet, waar onder ook de Joodfchein zwang gingj zich verre verfpreidt had, bleef het oover/chot der Chriftenen, met een' ontallyke meenighte van die twee gezintheeden ver- mengelt , ende was wel waar, dat zoo veel Weederwils, in den boezem van den nieuwen ftaat, ernftighe waake, orde, en teeghenzorgh vereiichte. Maar gelyk hem de Godfdienft in den mondt beftorven j 't hart op bedrogh en ihoodtheit gefteltwas, zoo viel zyn zin op eenen raadt j die bet naar bloed- dorft en onverzaadelyke gierigheit dan naar Chriftelyken yver , en lands- heerlyke liefde tot zyn' onderzaaten, oft naar noodige voorzienigheit ftnaak- te. Want, in plaatze van door wei leevenen leeren der geeftelykheit, ver- bodt van uiterlyke oeffèning der gewraakte kerkzeeden , en weering dier gezintheeden uit ampten van regheeringe, het lèhaadelyk geloof, allenfkens, gevoeghlyker wyzete flyten, voerde hy, by bewillighing van Paus Xyftus den vierden, een vierfchaar in, die, niet alleen openbaare, oft welbewysbaa- re argherniflèn , met d'alleriinaadelykfte en ftnartelykfte doodt, neevens ? aanflagh van haave, te vervolghen hadde; maar de doortraptfte ihoothee-.
den by een te zoeken, om luiden te belaaghen, gemoedente doorfnufFeleny en den gevangenen de diepfte verborgentheeden hunner gewiflèn, zoo door yflyke, en den ooghen onverdraaghlyke dreighementên, als doord'allerge- voelykfte vonden van weedom, uit te pynighen. DeDominikaanen, wel- ke orde, ingeftelt van Sant Dominicus, eerften onderzoeker des geloofs van 's Paus weghe, doen en laaten was in 't hof van zoo fchynhailigh een' Koning, ichikten op dat kuflèn te raaken, en leidden de bittere gebooden, metd'ui- terftekraftvan ftrengheit, te werke > bekleedende dus niet alleen on chrifte- lyk, maar onmenfchelyk een moorddaadigheit, met den tytel van de heili- gde rechtbank der Inquifitie; 't welk eighentlyk Onderzoek beteekent. Zy werd beveftight by Alexander den zeften, van Spaanichen bloede, en de ver- vloekfte gedachtenis, onderd'Italiaanenzelf, cheoyt eenighPausnaalaaten moght: enheeftzedertdetydenvanLuiter, zich ook de kennis van't geichil onder de Chriftenen, in ftoffe van Godfdienft, toegeeighent. Deezen ampt- genootfehappe zyn twee eifïchers by gevoeght. D'een genaamt de vorde- raar van 't kerkelyk recht, zynde veeltyds een geeftelyk peribon , dingt naa vonnis van ongeloof oft ketterye, teeghens den bewroeghden: d'ander, uit'sKoninx naam, naa verbeurtmaaking van goederen j en is altyds weir- lyk. Wie eenighe-wroeghelyke reedenen hoort, alwaar 't uit eighen va- der, wordt verplicht hem te bedraagheu. Tweegetuigheniflèn, hoewel van C 3 ver-
|
|||||
•
|
|||||
go P. C. HOOFTS EERSTE BOEK
i <6ö. verfcheide zaaken, zyn genoegh, om eenen in vuilen kerker te werpen $ daar
hem Ipys en laaffenisfchaarielykverichaft wordt, alle trooft en verzoek, jaa zelfs 't zingen, als te verquikkelyk, in zyn eenigheit, verbooden -, op dat hem de zwaarmoed igheit oft moedeloofheit afmatte. Is't dat hy 't opgeleide belydt, en zyn geloof afzweert, beloovende naar onderwys te luifteren, zoo boet hy , met draaghen van een kleedt dat zy Sacco benïto ( gezeeghenden zak) noemen, en met verlies aller middelen. Volhardt hy in't ontkennen, zich fchoon Roomfchen Chriften verklaarende, men doemt hem, op twee gelykluidende getuighen, ten vuure; op verfchillende, ter pyne. T getui- ghenis alleen, en dat noch als in een tweelicht, wordt hem gemelt, geenfms de getuighen. Maar, zoo hy waant eenighevyanden te hebben, magh daarnaa Haan, en hen, treft hy't, belaaken. Zoo derechter eenighe meer zyn, die hyriiet raadt, oft zoo de belaaking verworpen wordt, hun getuighenis blyft bondigh. Het pynighen gefchiedt, met bank, waater en vuur, bydetoort- ie in een'donkeren kelder j zyndede beul van de kruin tot de zooien in zwart lynwaat gekleedt, met gaaten voor de ooghen. Men vindt'er, die twaalf, dertien jaaren, zitten, en hun uitgang is noch de doodt. Aan den Koning vervak het goedt: waar van doch de hellte wel, aan de vingeren der vierichaar, oft haarer dienaaren, kleeft. 'T gebreekt aan geen' exempel van luiden, die > oprecht Roomfch zynde, het teeghendeel bekent hebben, om zich door den fchyn van boetveircHgheit te vryen. Anderen (dat ergher is) Chriften in't hart, heeft men, door een afgryzen van zoodanigh een' verwoedtheit, oft door 'thooren van redenen teeghens 't joodendoom, die hun te zwak dochten, tot die leere gedreeven. De vonniiTèn gefiooteïi zynde, fteltmeneen'flaatfie toe, als oft 'er een' heerlyke hooghtydt te houden waar. Voor aan, met plegh- tigh^pracht gaande paapen, opzingendeeenheilighliedt. Daarnaaworden de verweezenen geleidt, elk ineen hoogh-geel roxken, vermaalt met zwar- te duivelen. 'T hooft is hun gedekt met een' papieremyter, in top der wel- ke men een menfchen beeldt, in 't midden der vlammen, en rondibm vlieghen- de duivelen, gefchildertziet. Met zoo bitter een'dartelheit van fchemp, luft hetderwreetheit, te toonen, hoeleedthet haar is, dat haar' maght, zoover- re niet gaat, als haar booze wil: boven een fpottelyk ontbyt, van veelerley lekkernyen, dat men den ellendighen, in'tfcheiden uit den kerker, quan- fuis tot bewys van ooverighe goedthartigheit, voorzet. Een bal, oft tong- fehroef van hout, die fomtyds op hoop van verlooghening , eens gellaakt wordt, fluit hun de fpraak. Neevenshen, koomenookuit, die't pynighen doorgeftaan hebben , draaghende een' zeeghevaan , tot teeken van oover- winninghe. Achter deeze treeden de Abten, enCanoniken, in'tPriefterlyk gewaadt. Tenlaatften, volghtde ftandaartvan'thailighampt, daardetroo- ny van Paus Alexander, aand'eene zyde, van Koning Ferdinand, aand'an- dere, ingeborduurt ftaat: voorts de ftèevooght, Majeftraat, en eedeldoom, te paarde. Aldus gekoomen weezende ter plaatze, daar't doodfche gereedt- fchap, op de gedoemden is wachtende, klimt men, op een'ftellaadje, leeft de vonniflèn af, en leevert hen, derweirlyke ooverheit; met een gekkelyk verzoek , van hen zachtelyk, en zonder bloedtftorting , oft verleeming te handelen. Het eindt is, dat de volftandighenleevendigh verbrandt, die hun geloof, in 't uiterfte afgaan, eerft gewurght worden. Deeze plaagh, dieheele volken onder zweep, en yder in anxt houdt van haar, ten eenen oft ten ande- ren daaghe, te proeven, hebben zommigheonderzaaten vergeefs gezocht ar tekoopen, met meenighte van tonnen gouds. Anderen, als die van Napels, heeft de vertwyfeltheit den moedt verfchaft, om ziclvteeghens zoo eenen grouwel te kanten, en dien in fpyt van't juk der flaavernye, daar zy meedc oovci-
|
||||
DER NEDERLANDSCBE HISTORIEN. $t
ooverheert zyn, van hunnen halste keeren. T was dan geen wonder, dat 1^0t
Hechts de fchaduw van dus een landtdwang de Neêrlanders, geregecrt zoo veele jaaren lang, met groote zoetigheit, ende verlekkert door de fmaak der vryheitjt'zyd'uit deed liaan, en aan't hollen holp. Men had hen eertyds , door wettelyker weeghen, welweeten, tot bezinning, te brengen; engenee- zenzonder plakkaaten, zonder inquifitie, door enkele tucht, en zeedebee- tering der geeftelykheit, een' fchrikkelyke fcheuring, ontftaan tot Gent, al indenjaare zeevenhondert en twaalf. En dochten hun, vangeenengoeden geeft gedreeventezyn, die de verdoolden in de graft ftooten, de belmetten verdrenken, de blinden verbranden wilden, in fteede van te recht leiden, waflchen en toelichten. De naam, eevenwel, van Inquifitie was hier, dat pas, zoo nieuw niet. Menhad'eroover een'wyle gehadt: maar.dienochtin- Wat In- geftelt, nochte geoeffent .met het onbefcheidt en byfterheeden van Spanje. ¥lfole van Want in de naaftvoorleeden' eeuwen , als 't grondecren der fchrift, en u Yocren buyten't gangbaar gevoelen der kerke te treeden, zeldzaam was, beholpmen ™Neder~ zich, in de plaatzen van de Walfche taaie, met d'Inquifiteurs van Parys > daar \ ge~ men Duitfchipreekt, met die van Keulen. Deezé werden van de Ooverheit f' gebeezight, om de beruchtighden met ketterye t'ondervraaghen, en den weirlyken rechter, in zaaken zoodiependuifter, gelykdie gemeenlykzyn, als met hunne fcherpziender kennifle, het oogh te helderen: zonder dat zy eenighe maght hadden om de gemeenten te befhuffelen, oft aan te brengen > veel min yemandt te ftrafren, wiens brein met eenigh onverftandt beftooven bleek. Kaizar Karel eerft, in den jaare vyftienhonaerttweeentwintig, als de leere van Luither loop kreegh, gaf laft, die ook tot Antwerpen afgekundight Werd, om op'tftuk des geloofs, door't ganfche landt, onderzoek te doen, aan meefter Franfois van Huift * Raadfman in Brabandt: dien Erafmus in zeekeren brief van den jaare vijf tien hondert vierentwintigh aan Bilibald Pirk- heimer, Raadfman zyner Majefteit, noemt eenen wonderlyken vyand der geleertheidt. Hy was gebonden aan zeeker berichtichrift, en de Hemmen zyner byzitteren -, ende kreegh daar beneevens tot opziender den Doitoor Joolt Laurens, hooft van den grooten Raade van Mechele: welke Jooft van gelyke door Erafmus in eenen brief aan Bilibald, van den jaare zeffentwintigh, be- fchreeven wort de geleertheidt meer dan doodtlyk te haaten. Deeze van Huift: werd , in den jaare vijftienhondert zeflentwintigh door Paus Adriaan den zeften , in zyn beroep geveftight, hoewel hy , gelyk de brief ipreekt, een leek was: behoudends, dat hy tot byzitters koore kerkluiden geleerdt in de Godtheit. Maar zoo ras als Clement de zeevende t'zeet raakte , dankte hy meefter Franfois, ten aanzien zyner weirlykheit, daatelyk af, en maak- te den Kardinaal van der Mark , die Biflchop van Luyk was , algemeen Inquiiiteur van heel Nederlandt. Hier oover viel de Hartoghin van Savo- je , toen Opperlandtvooghdes , klaghtigh aan den Kaizar, ende verklaar- de eenen anderen briefte hebben van zyne Heiligheit, by den welken drie bezondere Inquifiteurs waaren geftelt, elk in zyn befcheiden bedrijf: naa- melyk de Prooft van de Kanoniken regeliers van Ypere, oover Vlaande- yc,_en d'omleggende landdouwe j de Prooft van de fcholieren tot Berghen mHenegouw, oover dat geweftendaar ontrent; de Deken van Looven oo- ver Brabandt, Hollandt en andere. Ende werd doorgedreeven in't hof van Roomedat deeze drie perfoonaadjen hunampt behielden j waar in hun fee- öert geen teegenftandt ontmoette. Die van Looven vond, door bevel der Landtvooghdefte, het meefte te berechten: voorneemelyk tot Bruflèl, daar, «i t jaar vyftienhonderd zeevenentwintigh wel f feftig perfoonen eenfdeels verweezen, eenfdeels tot boetvaardighdt ontfangen werden. Ook quam in C 4 den
|
|||||
•
|
|||||
32 P. C. HOÖFTS EERSTE BOEK
ïj6o. eten jaare vyftienhoïidert zeilèntwintigh zeeker plakkaat uit, dat verklaarde
den algemeenen Inquifiteur in zyn ampt niet te verkorten: en een ander in 't jaar vyftienhondert negenentwintig, 't welk, in 't jaar eenendertigh daar aan, vermeerdert werd* ten ooverftaan van de gemaghtighden der Staaten, en vermaan maakt van Inquifiteurs, geftelt byden Paus op's Kaizars verzoek, Ende heeft men dit Plakkaat gedult, zonder weederfpreeken oft verandering, tot het jaar vyftienhondert vyftigh toe. Maar zoo de Kaizar, toen, 't zelve deed ooverzien, en op nieuw afkundighen binnen Antwerpen, werd, der wet aldaar en den koophandel te gevalle , de bewoording eenigher punten verwifïèlt; ende onder ander gezeit, dat men de Inquifiteurs flechts by ge» meenen naam zoude heeten geeftelyke perfbonen. Midlerwyle (de voor- Ichreven Deken van Looven ooverleeden zynde) had Paus Paulus de derde, tot algemeine Inquifiteurs oover Nederlandt, geftelt Ruwart Tapper van Enkhuizen, Do£toor in de Godtheit, Deken van Looven, en den Doétoor MichaelDrutius, gewoonlykenvoorleezerder geeftelyke rechten, Kanonik aldaar 5 die onverlet, etlyke jaaren, hunnen dienft betraaden. Noch werden' zy gefterkt, booven dien,'in den jaare vyftienhondert vyfenveertigh, met een berichtfehrift van 's Kaizars weeghe: ende, ter Canfelerye vanBrabandt ingeftelt een oopene brief aan de Amptmannen en eenighe weirlyke bewinds- luiden, op dat zy hun de handt booden. 'T zelve berichtichrift werd daar naa , in't jaar vyftienhondert vyftigh , vernieuwt, en echter hun en hun- nen ondergemaghtighden oovergeleevert: dewelke ook, in't jaar vyvenvyf- tigh, nieuwen laftbrief van Paus Julius den derden , ontfingen. Dus was 't hier mee gegaan tot dit jaar vyftienhondert tieftigh toe. In't zelve gaf hun Pius de vierde den zei ven laft: den welken ook kreeghen hunne naazaaten3 deDodtoor JooftTileto Prooft der Collegiale kerke vanWalcourt, en de DoftoorMichiel de Bay, Godgeleerde Kanoniken tot Looven: die tzee- dert verfcheide zaaken berecht hebben. 'T ichynt niettemin , dat men in Brabandt en voorneemelyk t'Antwerpen, van den voorzeiden jaare vyftien- hondert vyftigh af, gemydt heeft den naam der Inquiiitie te fpellen. Ende 3 dewyl deeze ftrik, aangehaaltvan tydttot tydt, meer en meer quam te knel- len , en naa de Spaanfè benautheit toegink, liet men zich nu vaftlyk voorftaan, dat het op deeze, en'tvërftikken dervryheeden, met invoeren van een'eeu- vlakk^t wighe ilavérnye was aangezien. Geen' loflè waan voorwaar; gemerkt het yan den voorzeide Plakkaat van den j aare vyftienhondert vyftigh, al rond uit was lui- jaare dende geweeft, dat men het moeft te werke legghen, zonder zich te keeren 15 5 ° > aan eenighe handveften daar teeghens ftrydende. Waar op die van Antwer- i Uj~ Pen a^s toen verklaart hadden, dat punt geenzins in te willighen, maar d'af- j . e kundinge toe te ftaan, zonder verkorting hunner handtveften, vrydoornen yeftetii en t>ezondere gerechtigheeden, die zy niet verftonden eenigher wyze te laaten Dies ar- kreuken. Maar, aangezien deze handtveften (zoo heeten zy, om dat de Vorft gen üch haar geeft in brieven geveftight van zyn handt3 ende worden anders voor rech- Annverpen ten genoemt, maar gemeenlyk met een onduitfeh woordt, privilegiën, daar aan. \ weijc zeggen wil bezondere wetten) zoo hooghe geroemt, den Landtzaaten zoo waardt, en als het eedelfte ingewandt van den ftaat zyn; door 't quetien der welke dat ganfche lichaam noodtwendelyk in een' doodtlyke quyning vervalt; fchynt de zaak te vereiflchen, dat wy haare grondtpunten, eer 't werk bet aan- Voomeem- waft, kundigh maaken. Het Hollandfche volk, dan, is voorzien met dee- Ijke handt- ze voorrechten : Geene Graavin magh zich ten houwelyke begeeven , bui- veflen der ten goeddunken der Staaten , beßaand,e uit de voorneemften der Ridder- Landt- fchaß, Bedelen en Steeden. Geen" uitheemfchen zyn kiesbaar tot Raadflui- fchappen. ^eUi Rent me e fiers oft Amptmannen van gerechte. 1)en Staaten ftaan vry ? zon-
|
|||||
i
|
|||||
DER NEDERLANDSCHE HISTORIEN. 33
zonder's Graaven verlof te vergaaderen, waar en wanneer 't hun gelieft, ijóa*
jkocht nieuwe tollen moghen opgeftelf worden, nocht vrydoom van de oude vergunt aanyema?idt, 't en zy het de Staaten verfiaan. In oorlogh te treeden, tot 'slands befcherming, oft verhaal van geleeden ongelyk, vermagh de Korft niet, oft de Staaten vinden't oorbaar. T> e Vor ft heeft zich infchrift te die- nen vandecDuitfche taaie. In31 munten oft vermunten van penningen ühy gehouden te volghen 't geen de Staaten oor deelender gemeene zaake nutfl te 'weezen. T> e Graaf ver magh geen gedeelte des landt s te vervreemden. T)en zelve ü onveoorloft eenighe vergaaderingvan Staatente beroepen, buiten de paaien van den Lande. Indien hemfchatting oft hefgeldt van mode is, heeft hy'tby beede inperfoon, niet door gemaghtighden, te verzoeken. Ge ene laßen fiaan hem vry te innen , anders dan op voorgaande vrye inwillighing. T>e rechtfvordering magh niet, dan door de gewoonlyke rechters gepleeght wor- den. T>e ouwde wetten en gewoonten hebben onverbreekelyk te bly ven. Zoo de Vorfl daary et teghens infielt, niemandt is 'er toe gehouden. Met deeze vryheeden koomen meeftendeels en in 't gewightighfte, die
vanBrabandtoovereen: gelykook bynaadoen dievand'andereLandfchap- pen. Derhalven was yedereeven heet in de begeerte, om zoo dierbaar eenen fchat, oovergewonnen door de vroomheit der voorouwderen,den naakomelin- gen, zonder af brek, achter te laaten. Maar Koning Philips vervolghende zynvoorneemen, om door't invoeren der Bifïchoppen, der vry heit een'on- derteek te doen, fchreef met eighene handt, denPrinfe van Oranje, eenen brief in Spaanfch, dien ik zelf gezien heb, en, ten naafte by vanwoordt tot woordt, aldus vertolkt,, Aan den Prinfe van Oranje.
AChtfiaande op denfiandt', waar in zich, van alle kanten, deGodfdienfi
bevindt, zonderling aldaar, ten aanzien der rondfomlegghende gebuu* ren, en'tgevaar, dat daar uit ontftaan moghte, by mangel van tydighe teeghenweer, zoo heeftmy een van de no odighft e middelen gedocht, meerbif- doomen, in die ftaaten op te-rechten, naardien de Bijfchoppen degeenen zyn9 dieditftuk voorneemelyk hebben te behartighen s gelykwy dienen al fzaamen te doen. Dies heb ik zyn' Heiligheit gebeeden zulx goedt te vinden, gelyk die gedaan heeft, en ghy uit myn zuft er verft aan zult. Om al dit, verlangt my zeer naa'tgoedt befluytvan de e zen handel. Ende, gemerkt het geen in dee- zen aan u is hangende, famt de geneeghenheit om my luft en dienft te doen, waar meede ik ver trouw, dat ghy u hier aan zulttekofte leggen 5 laftiku, en verzoek emftelyk, dat ghy't zelve bevordert, met bewys van alle vereifchte gunft ende behtilpzaamheit: gelyk uvanmynentweeghe, myn'zuft er, breeder zeggen zal. Waar toe ikmy gedraagh, niet twyf elende, oft ghy zult in de e zen doen, 't geen ik verhoop van u. Uit Toledo, den achtienden van Sprokkelmaandt de sjaars vyftienhondert eenentfeftigh. IK DE KONING.
In dus eenen arbeidt gingen de zaaken van Nederlandt, en echter den hoof-
den, nochte des Priefterdooms, nochte desaadels, ter hartenaar behooren. W ant zoo wel d'eene als d'andere laaghen meeft verzoopen in welluften, en mipficit vonden meer fmaax in hoveeren, boeleeren en wulpfheit, dan in 't houden vmgeefic- van t roer der regeeringe. Ende, die, onderde kerkelyken, een gereeghelt tyklwten eeven leidden , waaren opgetooghen in vuurighen yver tot heiligheit en MÜl' geefte-
|
|||||
•
|
|||||
3+ P. C. HOOFTS EERSTE BOEK
ïf6i. geefïelyke spiegelingen , zonder oordeel, zonder ervaarenis, in ftofte van
fiaat. Onder de weirlyke heeren, fpeinden zich ook zommighen, metvoor- Elk, uit dacht van't bewindt, om de wyte t'ontgaan, en die op de kap des Kardinaals verfiheide- te laaten vallen, indiende ftrengheit, daar men enkel mee door wilde, uit- ne inüch- qUaame 0p de vertwyfeltheit der gemeente , die zy te gemoet zaaghen. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||
ten y laat
Granvelle met de re gecring be- gaan. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||
Dit alles gaf fchoonfpel aan Granvelle, die nemmer oogh look in landtzaa-
ken, om't hof op te hemelen, en zyn ftuk te beleggen, lecvende naa zyn believen met de maghtderHartoghinne, die, nieuwlyx uyt Italië gekoo-' men, en leerlinge in dit gewelf., hem, als daar volkoomently k bedreeven, |
|||||||||||||||||||||||||||||||||
ook vaft gaande voor kerk en Koning , genoeghzaam met den toom. dei-
Land tvooghdy e beworden liet. Alle brieven in iyfervan den Koning, van d'Ambafladeurs, uit Duitllandt, Vrankryk, Engelandt, werden by hem al- leen ontfyfert, en beantwoordt. De Heeren van hooghen aadel, ziende zich Aisby te alzoo verkloekt, en de mooghenheit onderkroopen, zwollen van fpyt, en groot won, begoßen nu; d'een achter den anderen van hem te verwy deren, zyn gezel- |
|||||||||||||||||||||||||||||||||
verbindt
men zich daar tee- ghens. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||
fchap te fchuwen , zyn vrundichap af te fhyden, de hoofden t'zaamen te
fteeken , eneene lyn te trekken. Dit oopenbaarde zich kennelykft, op diendagh, alshy ter ftadt en Aardsbifdoome vanMechele zyn' intree deed, |
|||||||||||||||||||||||||||||||||
alwaar niemandt van hun op zyn' ftaatzy verfcheen: laatende zy zich ver-
luiden, datz'erniet genoodight waarenj en hy daarenteeghens, hen onge- noodight gekaten te hebben, om geen'weighering te lyden. Maar, boo- ven den gemeenen aanftoot teeghens de gangen des Kardinaals, had hy den |
|||||||||||||||||||||||||||||||||
De Kardi
naai ver- |
Prinie van Oranje zonderlinge ilof tot onbenoeglien gegeeven : die deezc
|
||||||||||||||||||||||||||||||||
I
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||
was. Als de Prins van zinne werd naa de dochter van Lottringe te liaan,
fteurt den verzocht hy'sKoninx verlof daar toe; de Koning, daar op, het goeddun- Fumvati ^en van Qranveue- Granvelle antwoordde, T)at de vriendfchap, die ranJe' hy den Trinfe droegh, hem dry ven zoude, om het aan te raaden, indien de trouw, die hy zynen meefier fchuldigh was, niet bedenkelyk vond een' per- foonaadje^ onderfleunt van oo vergroot e achtbaarheit, en gunfi der Landt - scaaten, door't behuwen van zoo naa een bloedtverwantfchap zyner Maje- fleits in top te trekken. Deeze waarichuwing, diep ingaande ten arghwaa- nighen harte des Koninx; deed hem aan de Hartoghinne moeder fchryven, dathy'thuwelyk ongeraaden vond: daar hy nochtans denPiïniè, om hem niet te mifnoegen, toeftond zyn aanzoek te doen. De Prins kreegh lucht van deeze dubbelheit, en nam ze zoo oevel, dat d'ouwde vriendfchap tot den Kardinaal, door deezen, en voorts door de gemelde toevallen j ganlche- lykom- en in een bittere verbolghenheit, keerde. Onlangs daarnaa liet de Landtvooghdes, hoewel traaghlyk, hem toe, dat hy zich aan 't huis van Saxe Oranie bonde, trouwende Anna, dochter van wylen Keurvoril Maurits : waar- troutpt een doorhy, alibo zy de Luitherlche gezintheit volghde, met de Onroomfchen dochtervan dieper t'zee raakte. Onbehendelyker maakte zich Granvelle den Graaf van Saxe. Egmondt t'onvrundt, en uit geringer oorzaak -, 't welk dus byquam. De Egmondt Koningh had den Landtvooghden noeming van drievoudt getal vergunt, uitgeflree- waaruitzyn'Majefleit, tot yder ampt, dat oopen quaame te ftaan, eenen |
|||||||||||||||||||||||||||||||||
k
|
Granvelle.
|
verkiezen zouw. Nu gebeurde het, dat de fteevooghdy van Hefdin in Ar-
|
|||||||||||||||||||||||||||||||
tois, ftaande onder den Graave, verviel: waar toe hy drie perzoonen voor-
ftelde. De Kardinaal verzocht hem, den Heer van Hellevoet, voor den vier- den daar by te voeghen, onder belofte, dat het niet te doen was, om hem aan dien ftaat te helpen; maar alleenlyk, om, door 't verwerpen in deezen, hem by den Koning bekent te maaken, en des t'ontfanklyker tot eenighen anderen. De Graaf is hem, hierin, te wille, en bedrooghen geweeft; maar's Kardi- naals kloekheit van huis; gemerkt het voordeel deezer lift den haat niet op- wee- |
|||||||||||||||||||||||||||||||||
DER NEDERLANDSCHE HISTORIEN. Bf
weeghen moght. Noch zeit men, dat de Graaf voor eenen zyner vrienden jffa,
naa de Abdye va» Truél geftaan heeft, daar hem Granvelle ook te gaauw was die ze zelf van dm Paus verworf. Egmondt derhalven, veriprooken doorLaazarusZwendtKooghduitfchenHopman, vlydde zich oover de zy- de van Oranje, met wien hytevooren niet volkoomelyk eens was, om zich voortaan eenpaarlyk teeghens den Kardinaal, te verzetten. Ondertuflèn was men doende met d'andre BifFchoppen yderfzyner kerke in tedringen. Maar, als't quam tot het aantaften van de goederen der Abdyen van Afle- Welghe* ghem, Sant Bernard, en Tongerloo, die den Aartsbiflchoppe van Mechele, ring der en den BiiFchoppen van Antwerpen en 's Hartooghenbos waren toegeleit * klooßeren ftoof de Geeftlykheit op -, ende fielden de Prelaaten , gewoon ter vergaa- *™deBi[- dringe van de Staaten te verfchynen, onder gunfï en toeilandt van d'andere 'c °^m' twee leeden der zelve, een ïmeekfchrift in van deezen veritande. *Dat zy veenfzins dachten teegens de goede meening des Koninx in V oprechten der Biß* doornen, teflnbbelen. Maar deeze klooflers den Biffchoffien in* Aanbevee- *Com- lingtegeeven, flreed teegens hunne voorrechten, bezwooren by zyne Maje- men a* ßeit, en teegens hetooghmerk van de flicht er s der kloofleren. Weshalvenzy 'ootmoedelyk baaden, dat zyner Majefleitgeliefde daarinnete voorzien naar behooren. Hier op kreeghen zy den achtienden van Sprokkelmaandt des jaars vyftienhondert tweëentzeftigh , tot befcheydt; 'Dat de inlyving der 1562; klooßeren ten Bifdoomen geen' form van Aanbeveeling, nochte teeghens het Befcheydt inzight der flichteren, was: maar de behoedenis des He High en Algemeinen 4/ttrop. geloof.X, <?7Z, dienvolghends, der zelve klooft'eren, en andre Godshuyzen, be- trof, die (zonder de groot e vlyt en zorghvuldigheit zyner Majefteit^) ingevaar ftonden van eerftdaaghs verhoren te gaan: gelyk men klaarlykfpeuren kon, by 't ge ene y datzich, inde naabuurighe Ry ken en Staaten > hadtoegedraaghen: Jaa men betichtte hen met onerkentelykheit, als, die den Koning zoo kleen een' dank wifren, voor, dat hy hen met 'Harders van Biflchoppelyke waardig- heit, in plaats van Abten, vereerde. D'Abdyen nochtans konden in de gunft deezer verheerlykinge echter geen fmaak vinden j ende, om te doen blylcen, hoe wel zy in hun recht gegrondt waaren, zochten aan alle zy den heul by luy- den van letteren, en befteedden in raadfpleeghen, en gevoelens gehaalt van rechtsgeleerden, zoo uit Italië en Vrankryk, als Duitflandt, wel ontrent de dertighduizentgulden, naar men zeide. Ende ziende kleenen trooit van el- ve kloo« derste gemoete, verzochten zy aan de Landtvooghdeflè den wegh van rech- fiers ver* ' tetemooghen ingaan: maar vonden dien, by antwoordt van den vyfden in tyksn'm Bloeymaandt, geflooten. Entlyk wanhoopende van in hun geheel te blyven, ncht m* docht hun, zoozymetafltandtvaneen gedeelte hunnes inkoomens, de reft *m&en u rry bedingen moghten, datz'er noch koop aan hebben zouden j enbraghten fó'^ f' 't zoo verre, dat zy, mits uitkeerende ten behoeve der Aarts- en Bifïchoppen, zy^aa- achtduizent gulden 's jaars, derquellinge ontflaghen werden. Waar toe de 'ken door Koning aannam den Paus teverlpreeken, hun veroorloovende voort tevaa- afkoop vry* ren met kiezen van nieuwe Abten, naardien de ouwden midlerwyl ooverlee- - den waaren. Niettemin, alzoo 't hun hier alleen niet loogh, maar ook als leeden der Staaten aan't weeren deezer nieuwigheeden geleeghen was, voe- ghen zy zich neevens d'andere, om't oude herkoomen teverdaadighen, en Egbter geeneBiilchopftoelen, oft immers meer niet, dan eenen, en dien tot Loo- pooghen zy Ven te lyden. De wethouders van Antwerpen ook, duchtende voor afbrek deBif- van neeringe, indien men daar eenenBifTchop quaam te planten, dat, zon- f typen te er ^reeze van Inquifitie te zaajen, ondoenlyk fcheen, hielden ernftelyk aan, wmefU
om dies ongemoeit te blyven -, en verworven door hunne gezanten, afgeveir- «tignt naar Spanje, ten laatlfe zoo veel, dat de Koning beloofde hun, met de
|
||||
36 P. C. HOOFTS EERSTE BOEK
if<S2. de Biflchoppelykheit te borghen, ter tydt toe, zyneMajefteit zich in per-
Amwet- foon herwaarts oover vervoeghde. Met het vieren van deezen toom oover pen hryght Antwerpen, was't werk zynen klemquyt j waanended'andere fteeden hun ttitfiel van oopentezien, en ee ven echte er ven der gemeenevryheeden te weezen. Dies Bijfcbof, keerden ook die van Roermonde, Deventer, Groningen, en Leeuwaarde tot 's Ko- iuinne Biflchoppen buiten. Tot Mechele en 's Hartooghenbos was hun wet* h* ßTe koomzoo koel, en gezaghzoo gering, dat men hen bynaa als onbekenden Diestpey- verby gink. In andere plaatzen, als Uitrecht voor eerft, en Haarlem, had geren ook^ men 't niet zo° zeer °P hunnen ftaat, als op hunne perzoonen gelaaden; zyn- andere de, die'tftuk dreeven, tenminfte niet zoo wys geweeft, dat zy den wegh fieeden. wiftente baanen, met inleiding van zachte, gemaatighde, en den volke ge- vallende luiden. Het fluiten van deezen toeleg gaf ook maghtighen moedt aan den gemeenen man, zoo dien hetRoomfch gevoelen afzoette, als dien het uitvoeren der bloedighe plakkaaten teeghens de borft was: en beeldden zy Vonroom- zichin, nu men denSpanjaart aan'tdeizen had, dat de kans fchoon ftond, fihen kry- om uit al deeze onruft en bitterheeden, tot vailigheit, en een' gewenichtere- &m, ,• geering te raaken. Zoo ftaaken dan de nieuwe gezintheeden 't hooft op, en doort ' meerderde de meenighte, naa reede dat de fchreumte afnam j omhelzende veelen het nieuw, eer zy willen, wat het in had: en mooghelyk des te grati- Be groo- gher. De grooten 's lands (gelyk de inzighten van partyfty ving, altyds oover ten üen andere, van wat belank ook, heene loopen) fcheenen hier mêe niet quaalyk dat niet beholpen, zich laatende genoegh zyn, dat het den Spaanfchen aanhang zwak- wgeirne. te £en> ouwde oeffening in meeft alle Nederlandfche fteeden, en veele dor- pen was die van de rymkonft; waar toe de aardighfte en blygeeftighfte ver- nuften hunne vergaaderingen hielden, op plaatzen hun by de wethouders ver- ichaft, die Rethorykkamers genoemt werden. Deeze waaren gewoon niet alleen verfcheide gedichten uit te geeven, en van handt tot handt te laaten loopen , maar zelfs in 't oopenbaar heele perfonaadjefpeelen te vertoonen, waar inzy, nu boertwys, dan met ernft yeder't geen zynen plicht betrof te gemoet voerden. Een ftichtelyke vermaakelykheit, en zoorte van zang, die, mits d'overigheit de maat flaa, vangeenen geringen dienft is, omdegemoe- * ora- den der meenighte te mennen. Want, zynde de * Reedenaars uit de weereldt, teurs. en t'onzen ty den maar twee manieren oover, om 't volk by de ooren te leiden, naamelykvan preekftoel en toonneeU zoo heeft de Majeftraat geenmaghti- gher middel, dan dit, om'tgraauw een' rufthoudende onderdaanigheit in te fcherpen, en haare achtbaarhe.it te handthaaven, teeghens 't gezagh der geefte- lyken, dewyl 't befchooren fchynt, dat zy dwers dry ven moeten teeghens alle regeerders, die juift de looze van hun niet haaien. Ende niemandt waane metftrooyenvan fchriftenoft gedrukte boexkens op te mooghen teeghens de fcharpheit vaneen gladde tong, die een groot getal teffens van allerley men- fchen, op een'uure, beleezen kan, en hun de hartstoghten des woordtvoer- smaalen ders wel anders weet in te boezemen. De vryheidt van monde dan deezer van Retho- luiden ontzagh zich niet, daar't pas gaf, (en'tgaf dikwyls pas) den Paapen •ryken op ophunzeerte taften; en zoo welde plompe mif bruiken te befchempen, als de faapen. de bitterheit der vervolginge haatelykvoorte ftellen. Dit ging den volke wel in; en hoe die van de kerk het oeveler naamen, hoe de gemeene man zich meer dunken liet, dat zy zich zelve vuil kenden. De grooten ondertulfchen loe- ghen in de vuift, en deeden'er ooghluiking toe, op hoope , dat, wen de Zwung- geeftelykheit hunne toel©op verloor, zich alles beeter tot een gemaatighde re- heeden «f* geering zouw zetten. -Maar onder 't verfchil van gelooven, 't betwiften en flendeïTe'- hayrklooven aller punten, werden veele teedere oft loflè vernuften der zaake loofsmn- fecnemaal byfter, zoo datze in eindelooze en ellendighe mymeringen, jaa ten, w |
|||||
«
|
|||||
DER NEDERLANDSCHE HISTORIEN. 37
vertwyfeltheit vielen. Andere, die de lichtheit eenighszins in den aardt h ad- i f 6 i,
den ziende zoo veele reedenen van verfcheide zyden, in de Ichaal hangen, oordeelden ter vlucht, dat ze in gewicht eikandere luttel ontliepen, en in al- les weenigh waardt waaren. Dit baarde een' ongebondenheit van Godivrucht en gewiilë, waar door men dan aan een reukeloos en baldaadigh leeven iloegh. Ende quam een deel van dufdaanigh gezelièhap tot die ftoutheit, datzyin deezen winter, t'eener nacht het vrouwenkloofter t'Ouderghem, leggende ^et^loó'm opeen myl naa byBruilèl, pionderden 3 de nonnen, die 't nochtans gelukte fter ''0/t'" zichin'tflaaphuisteberghen, opeifchten; en de kerk aan kooien leiden. De ^fj™!' Koning hierentuflèn, beval der Landtvooghdeflè, by brief op brief, het mcbt,ge- uitrooyender ^etteren 3 en leidde zyn' gedachten zulx daar aan te koft, dat fUmforu hyfcheenalle aridre zorghen, ende zelfs het betaamen der Vorftelykheit te vergeeten. Zeëker de Jeiuyt Famianus Strada vermeldt, hoe hy haar, by fchryven van eignen' handt, berichtte van de manier om cfè Onroomichen t'achterhaalenj genoeghzaam het ipoor daar toe, en hunne neftelplaatzen aanwees 3 inftellende zelf, en ooverzeindende lyften, waar opzy, met ver- klaaring van yders buurte, ibort, ouderdoom, en geftalte, ftonden afgemaalt. Maar in 't uitvoeren der vonniilèn, oopenbaarden zich alom geweldighe zwaarigheeden 3 mits dat der verweezene ftandtvaftigheit in't lyden, in de harten der omftanderen ooveriloegh, maakende hen onvertzaaght in 't mede- lyderi: der wyze, dat men 'er vond,die zich nietichreumden, den ellendighen, ter doodt gaande, trooil en moedt in te ipreeken. Ende oft ook de zelve, ge- ongemak^ greepenop der daadt, binnen weenigh daaghen, gelyke wreedtheidt moe- in 't ftraf- ftenuitftaan, 'twracht echter zoo kleen een' ichrik, in de geenen, die wel fenderluï- een' felle, doch haafteindende fmart, voor den gewiften en kortifen wegh den om t'eener eeuwigher zaaligheit hielden, dat men begon, neevens deverwee- tieo0J* zenen, metopgeheeveitemdePialmente zingen, ingrootergetal, danvei- lighwas te vangen. Entlyk ging het zoo hoogh, datheele gemeenten, ge- dult verliezende, tot uitgelaate oploop quamen, en in ettelyke plaatzen de opkopen verweezenen den beul ontweldighden. Toen werd goede raadt dier ten hoo- om dit ve, bezending naa Spanje beilooten, om denKonink befcheidelyk van de werh geftalte des landts te berichten, en t'onderftaan, oft men daar yetwes opwaa- ken wilde, tot verhoeding van den ondergang, die voor ooghen was. De begaaftheeden van den Baroen van Montigny, broeder des Graaven van Montkny Hoorne, haalden den laft deezerboodfehapopzynenhaïs, die de reize aan- hier om naa. nam,en naa vericheidene handelinge met den Koning,niet dan met eenen goe- Spanje ge- den windt van hoope, in Oeftmaant, naa huis keerde. Midlerwylewiesde &0»^B> weederwil teeghens den Kardinaal, die, hoe doortrapt hy ook was, echter «$*nmet vaakevergat, watoorbervan tydten geleegenheit vereiichte. Want hyliet^ , ^ niet, (booven deonvermydelyke nydt, die te hoove den bedryfal volght) ^Twee- de fteurniflèn te terghen, befchimpende 't veer, dat de Ridderichap voerde 3 der wil waß en, op hen, als eenen hoop achteloozedwaazen en ipilpenningen, imaalen- ughemden de. Onder ander ftrekte tot aanftooteen vrouwebeeldt, geftelt, doorhem, Kardinaal. op 't huis te Cantecroy, en houdende in d'eene handt een' wynichaal, in d'an- zJn dere eenwaaterlampet, metditonderfchrift, Dur at e: 't welk, gebruikt febamPer~ |
|||||||||||||
hyfcheendenAadelteverwyten, dat hun Ryk niet lang ftaan, en zynemaa-
|
|||||||||||||
ttgheit hen verduuren zouw. Het geviel te dien daaghen, dat de Heer Gafpar fJ!U,^
Schetz Schatmeefter des Koninx, vaader des Baroens van Grobbendonk, Gafp |
e van,
var |
||||||||||||
01e, iiitfteekende, in zynen tydt, onder de dapperfte Kryfooverften, de ..sehet*.
Stadt's Hartooghenbos langen loflyk verdaadight heeft, doch entlyk moe- SctoWJt* ten ruimen, een banket gaf, daar zich, nefFensmeervoortrefFelyke eedelen* -M4"**r |
|||||||||||||
mngsi
|
|||||||||||||
D &""""
|
|||||||||||||
38 P. C. HO.OFTS EERSTE BOEK
ï 5 6« ■ de Prins van Gavere, Egmondt, de Graaf van den Berghe, en de Baroen van
Montigny vonden. Als nu de Nederduitfche rondigheit, door devreughde en den wyn, de harten noch bet oopende, quam, daar uit, het onbenoe- ghen teeghens Granvelle; ophaalende d'een zyn baatgierigheit en ftaatzucht, d'anderzyn vainzenen dubbelheit, d'ander zyn' onkuisheit, hoovaardyen vermeetelheit 3 hoe't langer onlydelyk en wel verdient was, hem eenighen duidelyken hoon , tot blyk dat men 't gevoelen niet verlooren had, toe te dryven. Niemandt eevenwelwas geirned'eerft omvoorflagh te doen, met watföort van weederwaarigheit, men hem had in den baart te vaaren. Maar men werd des eens, het aan den teirlingte ftellen, enworp'eromwietewy- zen hadde, wat fpy t beft op hem treffen zouw. Ende wordt gezeit dat het lot juift den grootften, naamelyk Egmondt, uitkoos; die keurde dat men de . r. dienaars in zwart laaken zouw kleeden, met eenzotfkap op de mouw ge- cwjae borduurt, om éen Kardinaal te doen verftaan, dat zy des verwyts van quift- teghem zotternye gedachtigh waaren, en onder die zotten wel een Brutus moghte Granvelle. fchuilen. Wel geviel de vondtden volke. Maar deHartoghin, verneemen- de hunne knechten aan 't hof, verfchoot van deeze lievereyen, die niet bet Granvelle, dan den Roomfchen Godsdienft te fpot, verziert fcheenen: en duchtende, dat het hoogher loopen zouw, vertooghde denPrinfè van Ga- vere, hoe deeze uiteringen meer naa jonkheit, dan naa rype harfïenen en raadsheerlyke deftigheit fmaakten, met verzoek, dat men dien fteen uit den wegh leggen wilde. Egmondt pooghde het te verfchoonen, en van der handt te flaan; doch als 'er van haare Hoogheit op gedrongen werd, droegh zich zoo Die wordt verre gezeggelyk, dat de gexkap in een bundel pylen verkeerde: met welk verkeert zinnebeeld* de Eedelen zeiden hunne eendraght tot 's Koninx dienft gemeent ineen bun- tezyn. Maar die Granvelles zyde hielden, naamen'tvooreen genootïchap, delpjkn. verknocht om zich teeghens den zelvente kanten: gelyk zyvoor heenende kap op den Kardinaals hoedt geduidt hadden. Ontrent deezen tydt, alzoo Binnen- Vrankryk, door 't gefchil van geloove, waar meede zich de ftaatzucht en landfib eighezoekelykheitveeiergrooten bewimpelde, heel in roere ftond, bevon-
oorlooghm den zicn ^
van de Pauzelyke en Calvinifche gezintheit aldaar, teeghens
Vrankryk: eikailcfere, met groot volk, te velde. Weshalven der Hartoghinrie, een
zwaar onheil befchooren ziende, indien partyen, zich vergelykende, oft
anderzins eenighen quaaden toeleg broedende, quaamenal't geweld hunner
waapenen teeghens onze grenzen te wenden, geraaden werd, al de Ridders
van den gulden Vlieze, en Landvooghden der geweften te belchryven.
De Vlief' Den welken, vergaadert binnen Bruflèl, de Opperraadsheer Viglius, een
beeren ver- man die neevens uitneemend lof van deughdt en geïeerdtheit, ook treflyk wel-
gaadert, befpraakt, en door lange oefreningh, in landtzaaken ervaaren was, de ge-
mt beden- leeghenheit, en reeden hunner daghvaardinge voordroegh. Als hyuit had,
T'i voeghd'er haare Hoogheit zelve ook yetwes by y en onder ander, dat den
' Heerengelieven zoude het fluk, eenen dagh twee oft drie, in bedenken te hoU'
den-i daar naaweeder teRaadete keer'en, enyederteverklaar'en, wat hy den
dienfie Gods, zyner Majefleit, en des hands oorbaarlykft achtte. Geduu-
rende deeze daaghen, werd hun allen, op zeekeren morghen een' weere,
Zaame- om in 't huis van Oranje te verfchynen, en aldaar tweederley voorftel, gedaan.
tiing, by 'D'eene , van gezaamentlyk te wannen en fooverweeghen'tgeen by haare
deez,ege- Hoogheit opgeworpen was, en hunne nieemngen tevergelyken. T>'andre, hos
leeghenheit men ^ datgewright van tyde mit en noodigh vond Je zaamen te raad flaan, (ge-
merkt zy zoo voorneemlyke Ie eden van den- lande waaren)oover 't gemeen beßier,
• en r j 't welk door den quaaden wegh,gehouden by eenighe dienaars en bewindtßuiderh
fiel aldaar ooghfchynelyk f eenen val hoornen moefl, zoo't niet met goede teeghenzorgb*
gedann. *"
|
|||
DER- NEDERLANDSCHE HISTORIEN. 39
in alleyl verhoe dt wierd. 'T ontvouwen deezer flofFe, ten breedtfte, en met t ^2.
inenting van alle bypafTende reedenen, verwekte, naar de bezonderheit der zinnen verfcheide beweeghenis van gemoeden. Etlyken ontitaaken van blydfchap, dat 'er gevonden was, die uitzeggen darde ■, 't geen zy lang in 't ge- dicht gcdraaghen hadden s en verheffende hoooghlyk deeze vrymoedigheit, riepen, dat het meer dan reede bleek, een' zaak van dufdaanigh belang, metge- meenen oover leg te verhandelen. Andren zeiden op 't eerftepunt, de meening der Hartooghinne nietgeweefi te zyn, dat zy eenighen achterraadt te houden had- den i maaryeder by zich zelven t'onderzoeken, en in haarejegenwoordigheit te verklaar en, 't geen hy in eighengewifje oordeelen zouw te behoor en. Ende noo- pende het andere, zeiden ronde lyk uit, dat zy zich der opperlandvooghdye niet verflonden of 'bekreunden, alzoo hun , die bezondereStadthouderswaaren, zidx nochte toe quam, nocht betaamde, en veel min, daar oovermifnoeghen tetoonen, oft klaghtigh te vallen. Op deeze gedeeltheit ftiet het ftuk, en bleef voor dat pas fleekeiij hoeweide geenen, die'taangeheeven hadden, eenighe daaghen dapperlyk arbeidden , om het deur te dry ven. Ende te Raad e gekeert zyn de, braght yder, naar dat zyn verftandt gedroegh, zyn gevoelen in, op den voorftel haarder Hoogheit. In 't voorzeide tweede punt, hoe vremdt het ook met dezaaken van den lande ftond , kon men echter noch een goedt deel der Ridderfchap geen' imaak doen vinden. D'anderen nochtans, zich gefcheept. ziende, vervolghden hun voorneem en > quaamen dikwylstegaader, en zoo verre, dat zy eenen brief aan den Kening ont- worpen j de welke met veel af en bydoens entlyk opdeezen zin gezift, en den elfden van Lentemaandt des jaars vyftienhonder drieentfeftigh gefloo- 1 f63. ten werd. eer e, een' zaak, waartoe wy, om beeters wille, en om'tgewight uwer Brief dei
zorghen niet bet te bezwaar en, lang o oghluiking gedaan hebben, wor- Heet en den wy nu, door de noodt, gedrongen, gr ootely x f onzer ongenucht, aan den uwerMajefleit te verftendighen.Naamelyk,dat het omgekoomen ü met uwe lan- ^oninS den van herwaarts oover, zoo uwe Majefteit laat te voorzien teeghens 't alge- oonJ! de ■mèenmifnoeghen haarder voorneemfte onder zaat en ^ die, peylende 't\gezagh f1' m\eA des Kardinaals van Granvelle, gelyk wymeede, klaar lyk het ganfehegeveirt i. der regheeringe op zynen duim zien draayen. Welk gevoelen zoo diepgewortelt nMu. Jlaat, dat alle moeite verkoren waar, 07n het, geduir ende zyn ver blyf alhier, uit hunne harten terooyen. Ende zoo lang als een'perfoon, belaadenmet dus groot en bitter eenen haat, alles in zyn gewoudt heeft, valt van uwezaaken hier te lande nemmermeer te verwachten de uitkoomfl, daar uwe Majefteit en wy naa wenfehen. <rDerhalven, Heere, bidden wy haar, ons als zulkeVaf- Jaaien der zelve, daar zy ons voor kennende is ^ geloof te geven. Veelenvan d'aanzienlykfte Heeren, zoo inbewindt van Landtvooghdyen zynde, als an- dere, hebben te deezer oorzaake, nut en noodighgevonden, uwer Majefleit dit vertoogh oover te fchikken. Ende ziet ?nen 't bederf dezer Layiden onver- mydelyk, indien zy mydt deezen wegh in te gaan. Indien daar ent eeghens uwe Majefleit, gelyk zy ver hoop en, reedelyker en behooriyker vindt, zoo vee- knhaaren ootmoedighen en toegeneighden dienaaren, om de behoudenis van de welvaart en rufte haar er landen, te gevalle te zyn, dan hen alt'zaamen tonvreedeteftellen, om eenen man te believen h de zaaken, vertrouwen wy, Kullen metdertydt, op zulk e enen voet worden ge braght, dat uwe Majefteit xalfhiaaken de vruchten dezer ver ander tnge, en de zucht, die wy alle haar volk en Staaten hebben tot haarendienft, voorfpoedt en verheffinge: temeer, mits wy al fzaamen volkoomen genoeghen aan mêvrouwe de Hartoghinne jL/ 2 ■ nee*
|
||||
4o P. C. HOOFTS EERSTE BOEK DER NEDERL. HIST.
neemen, ons kunnende haar der niet dan ten hoog ft e bedanken. Ende op dat
men dit niet achtte tefpruiten, uit eighene ftaat- en baatgierigheit, zoo bid- denwyuwe Majefteit, indien zy'talzoo verft aat te betaamen, ons te zetten uit den Raade-} gemerkt wy voor den dienft der zelve , en de achtbaarheit onzer perzoonen, onvoeghlyk vinden, in dat beroep te volharden, zynde zoo quaalyk voldaan van den Kardinaal. Belangende voorts den Gods dienft, een ft uk, te deezer tydt, van zonderlingen gevolgh e, maghuwe Majefteit zich ver zeekeren, dat wy ons altyds zullen quyten, als getrouwe onderdaanen en Room/gezinde Vaffaaien. Ook zouden, zonder den goedenyver van de voor- neem/Ie Heeren, Aadel, en andere luiden met eer e, de zaaken zich noch in dee- ze ruft en ftilte niet bevinden. Want de fmet is gewijfelyk groot onder den ge~ meenen man-} ende doet, daarin, het keven en't vermooghenvan den Kar di- 7iaal geengoedt altoos. De Prinfen van Oranje, en van Gavere Egmondt, neevens den Graaf van
Hoorn Ammiraal, die al voor eenighe daaghen, met den laft van Raadflieet van Staate uit Spanje gekeert was, onderteekenden, als leeden van dien Raadt alleenlyk deezen brief, op dat anderen, met hun in een gevoelen (taande, en maar bezondereLandtvooghdyen bedienende, niet fcheeneii zich ten alge- meenen Landbeftier te willen inwikkelen. Van deez'tydtaf, werd men ge- waar een onbenoeghen deezer Heeren, oover d'andere, die niet gezintwaa- ren hun verftandt te volghen. Al't welk gaa geflaaghen en ooverwooghen by de geenen, die, in zoodaanighe ftoffe wel't zuiverfte gezight hadden, ge- noomenwerd voor teeken van't genaaken eenigher groote en zwaarlyk IUI- baare ontiteltenis; rollende dit werk op't zelve fpoor, waar langs de twee- draght en beroerten van Vrankryk waaren aangeheeven. |
|||||
G
|
|||||
41
P. C. HOOFTS
NEDERLANDSCHE
HISTORIEN
TWEEDE BOEK.
Y, als ik de gedenkenifïèn der aaïoutheit, en't geen i<6f,
zich in de gebuurtyden heeft toegedraagefb met ernft ooverpeinz, dunkt grootelyx verwonderens waardigh, hoe de geenen , die , verooverende door dapperheit van vernuft, degemoedenderOppervorften, hun den hooghen handel der regeeringe ondergaan , zoo zeer dezwakheit huns oordeels melden, door mangel van zich in de mooghenheit te maatighen, tot verhoeding der heevigheit van eenen algemeenerf haat; waar te- ghens zelfde zeekerfte gunft des Lantsheeren geenfcheutvryfchildtftrekt: 'ten zj de windt deezeirvoorfpoedt, hun't hart zulxopblaafï, en de harfè- nen bedwelmt, datzy hetvinnighftevan allevreeflykheeden reiikeloozelyk verachten. De Kardinaal, midts de Lantvooghdes al'tgewight der dingë» GranytUe op hem ftaan liet, vaart voorts met dringen en dry ven, trekkende aan zich, ten zich hoe langer hoe meer 't bewindt der geldmiddelen, en 't begeeven zoo van gee- »/« m**z ftelyke als van weirlyke ampten: en verzeindende naa den Raadt in Spanje tlShen; de zaaken, daar hy hier niet mee deur moght. Ende hoe luttel hy grooten en geringen inderdaadt te wille weet, noch is't hem teveel, dat hy den fchyn Schuwt. Op'tfcheiden van den Raadt fchoolt hy by Viglius enBarlemont: houdt naafpraak met hun, ende laat de Prinlèn van Oranje en Gavere met den Ammiraal ftaan toeky ken. Dit verdriet deed hen uitvaaren met hooghe woor- den: dat de meening zyner Majefleit niet was hen buytente ßuyten, om aan g f zapft 't roer te doen zitten eenen vreemdelinggeboortigh uitBorgonje,en twee die van der Rid- zyrê handt vlooghen. Maar dat naar recht, reede, en gewoonten van ouden her- derfihap, hoornen, al eer de raadenwaaren opgerecht, 'tbeleidt van'tßukvanflaateen vm QU^S' van geldtzaakeit, ende de oppert oezight oover'tgerecht, toequam den voor- neemflen Heeren ende Ridderen in 't gemeen. T>at d'oude exempelen ende blyk- flukken dit klaarlyk uitweezen : wordende bevonden , dat de brieven ende f ehriftuur en, afgeveirdight uit naame der hooge Overigheit, niet alleen by de handt des Landsheeren, maar ook by de voortreffelykfle Ridders en vajjaa- len onderteekent waar en. Deeze klaghten, alomme verrpreidt, trokken mee- nightevan menfehen, zooeedelen, als andere van aanzien, op de zyde der heeren; luifterende etlykente lichter, om dat zy oude dienaars envrunden der zelve waarenj zommighen, om dat hun deeze reedenen vol, engelooven deeden, alzulx ten diemle Gods, desKoninx, endedesvaaderlandsteflxek- ken; anderen, om gunftte begaan, en vry in hun geloof te leeven onder dien fcherm, oft daar op te zondighen en zich zelve te zeeghenen. Naa'taanhaa- len van eenighe fchepzelen des Kardinaals werd al meede ghetaalt. Wel te flaagh quam, tot al dit, het gevoelen van den volke, by't welk Granvelle ging voor eenen man van groote ftaatzucht, gailheit, en gierigheit, die van D 3 den
|
|||||
•
|
|||||
42 P. C. HOOFTS TWEEDE BOEK
i ?<>3 • den aftrek des Landts zyn' hoogheit trachtte te timmeren, en oover 't zelve
den Spanjaarden, t'hunnen eigen zeggen, te keveren, ende ineen'eeuwighe flavernie te brengen, uit was: waar toe men de nieuweBifichoppen op de baane gebraght, en voor had, door hen deSpaanfche Inquiiitie te planten. Ende gelyk men luiden vindt, die hunner heevigheit geen maate weeten, wordt van eenen vertelt, hoe hy zich zoo verre vervoeren liet, dathy, onder fchyn van een fmeekfehrift, Granvelle zeeker papier toereikte, daar zyn per- zoon, naar't leeven in afgemaalt, op een deel eyeren zat, en Bifichoppen uitbroedde, van de welke, dees met de myter, die met eenen arm, d'ander met een been, door den dop brak; zweevende booven't hooft des Kardinaals een duivel, met dit byfehrift: Hic eftfiliusmem, ipfum audite: Deezismyn zoon, hoort naar hem. Hierteegens blies men uit, ter andere zyde, de groote begaaftheeden des Kardinaals, zyn'geleerdtheit, fraayigheitinveeletaaien, gefpraakzaamhëit, ervaarenheit in ftof van Staate, uiterften yver tot den dienfï Godts, zyner Majefteit, ender gemeenevryheitj ende dat hynoyt gedacht had, aan't geen men hem te laft leide. Ook werd, verfcheide maaien, van weeghe der Hartoghinne ende des Koninx zelf verklaart, zyn wit niet anders te weezen, dan door 't vellen der Bifdoomen de Geeftelykheit zulx te reeghe- len, dat zy haaren plicht voldeede: zonder eenigzins daar meede d'Inquifitic terneenen. Eevenwel wild'het in den gemeenen man niet. Noch min naa- men 't de grooten aan, oft gelieten zich het aan te neemen. Zelfs buyten der Heeren aanhang Waaren 'er die verftonden, dat de Kardinaal hun behoorde wattegemoetete koomen, en zich t'ontleedighen van eenighe zyner geefte- lyke ampten, om erghernis t'ontgaan. Dat ook maar goedt zyn konde 't invoe- ren der Bifichoppen eenigzins te doen haaperen, om de trotsheit in te too- rnen, daar men zommighen van hun alreeds mee bevangen zagh. Anderen antwoordden, men zeide daar wel aan* maar dat zy ziende de zaak dieper in, duchtten 't geen noopende den Kardinaal ende Bifichoppen werd voorge- wendt, het uiterfle eindt niette weezen daar men naa trachtte, dan Hechts een gedeelte daar af j endewenfehten, dat flechts de hoofttoeleg niet ftrekte, om, neevens'tomkeeren vandenflaat, het hciligh Roomich geloof te ver- delghen. Ondertuflen baarde de brief, hem ter handt gekoomen, menigher- ley bedenken in den Koning. Entlyk, naa veel ooverleggens, wat, ende op watwyze hy weederom te lchryvenoftniette fchryven hadde, liet hy, den zeftienden in Zoomermaandt, een antwoordt van dezen inhoudt afgaan. Antwoordt Mê neeven. T)e klaar e ervaarenheit, die ik van oover lange heb van uwen des JCo- goedenyver engeneeghenh'eit fmynen dienfle, verzeekert my genoegh, dat uw tiinx. fchryven van den elfden van Lentemaandt leftleeden , nieuwers anders, dan uit dezelve is fpruitende. Maar wel gelet hebbende op de flojfe, daar in ver- vaat, zie tkgeerf eyghentlyke oorzaak uitgedrukt, die u de voorgeflaaghe ver an- der ingdoei■ raadzaam vinden. Naardien ik ookvoor heb, Godt ter hulpe, met den eerfte, ende zoo ras de geleeghenheit der zaaken alhier het my zaiveroor- boven, myne landenvan derwaarts oover zelf te bezoeken, zal alfdan in f er- zoon kunnen acht ge even op 't ge en dat des vereifcht, ende in alles voorzien met mynejegenwoordigheit. Evenwel laat ik niet te verlangen naa kundfehap van eenigh bezoyider enklaar befcheydt -} zulx my lief waar e, dat yemandt vanu drien zich herwaarts moghte vervoeghen, ommy reedeenreekenfehap, dee- zen aangaande, te ge even, naar dat u't gewight van't werk zal waar digh dunken. Temeer, omdat ghy ,myns oordeels, met fchryven uwe meening van punt tot punt, niet zoo welzoudt kunnen doen verft aan, als der zaake noodigh ü: nocht ik, door vraaghen en naavorfen aan zoo goedt een* onderrecht ing raa* ken j als voor 't neemen van uiterlyk befluit, billykgaan moet. Want yemandt van
|
|||||
'■'.
|
|||||
DER NEDERLANDSCHE HISTORIEN. 43
van rnyne bewindfluiden, buiten oorzaak te bezwaar en, is buiten myn ge- 1 f63.
bruik. Ten hooghfteontfteldedit fchryven de Heeren j die ook hun onbe- Mifiwegett noeeennietverhoolen, maar daar oover met hunne vrienden, zooteBruflèl daar men als elders, verfcheidezaameningen hielden, Ende vindende naa veel raad- ilaans, zicht'eenen daaghe, inde kaamer der Hartoghinne, behandighden |
|||||||||
zy haar een vertooghfchrift, vervaatende de naavolghende punten: Datzy Vertoogb
met de voortreffelykfte Heeren ende Landtvooghden aldaar verzaamelt, om am <je reede haare Hoogheit bekent, 's Landts zaaken, befchouwt met ernftigh in- Ml*7 7 , /L -*.,.* J ~~si *.*% ***** s\ „»*.*■, n Sr 1r> si * si -h* SJSiM /IMrt /ï/y/c? slW A&IV1 /1-fOM IT <y \1 *YI ÖV A/iSi J /3 ///J*f **
|
|||||||||
zicht, /peurden op eenen zvegh, die t'eenemaalvan den dienfl zyner Majefleit.
en de gemeine welvaart was afleidende. Want onder 't voorwenden' van zee- kere nieuwe ende bederjfelyke gevoelens in'tftukdesgeloofs, was de gemeente voortgeflaaghen tot een toomelooze ongehoorzaamheit. cDen volke van oor- looghe, zoo te voet als te paarde, quam een geweldighe f om van acht erfial. Waarteeghens men's Koninx kas hier te Lande, tot den bodem toe, leedigh vond. De grenfveftingen vervielen tot zulk een' weerloofheit, dat indien Halzoo voort floer de, de hoop e haafl uit zoude zynvan die breuke te floppen. Ookftonddapper tebeduchten, datflchieroftmorghen, alfmen daar minft op dachte, de Koop-luiden ende onderzaat en des Koninx, ter zaake van zyne fchidden, door brieven van merke, in vreemde Landen zouden bekommert wor- den. Om welke ellenden teverwinnen, maar eeneuitkoomfte open f che en: naa- melyk door verghaadering, raadt en onderflandt der algemeine Staaten. Maar gemerkt haare Hoogheit verklaart had, haar zulx door zyne Majefleit uit- drukkelyk verboden te zyn, ontzaaghen zy zich daar harder op aan te houden. Wel bleek hungenoeghzaam, dat dit verbodtgefprootenwas uit een wantrou- wen, geftookt tuffen zyne Majefleit en haareftaaten, ende leden der zelve, door luyden zonder liefde tot haaren dienfl ende der landen befte, die nochtans geen opening altoos deeden, van middel, om dus verwart eenwerk te redden. 'Derhalven baaden zy haare Hoogheit hun niet qualyk af te neemen, dat zoo lange als zyne Majefleit niet gedient waar e, met andere orde teflellen op de Regeeringe ende zaaken des Lands, zy zich vermydden in den Raadt van Staate te verfchynen, bluffende de fchaaduw, waar voor zyvier volle jaa- ren gedient hadden. Wes niettemin zy ooverboodigh bleeven, zich in hunne be zonder e Ampten, ende 't geen hun haare Hoogheit gebieden zoude, te quyten naar behoor en. By dit beloop der dingen voedde zich het vuur der tweedraght, en werd de brandt van dagh tot dagh weldigher. De Heeren, bezwaarlyk De. Eee' achtende te zwyghen op den briefzynerMajefteit, beraamden, den negen- ?/"/W". entwintighllen van Hooymaandt, hun antwoordt j ende zeindende, daar ne- vens dubbelt van't voorzeide vertoogh, baaden haar't zelve ten befte te dui- den. Wyders, gaaven zyner CMajefteitgroot gelyk, dat zy haare bewindfluy- den niet plagh zonder reede te bezwaar en. 'Dan 't geen zy voorfloeghen, noo- pende den Kardinaal van Granveile, bleek verre van hem te bedrukken, ende Jirekte veel eer f zyner verlichting: jaa van eenen laft, die niet alleen luttel pafte by zyn beroep, en in ge e ft elyke handen, maar haar f oover, engefchaapen was t'ontvallen, om tot oproer en deerlyk onheil uit te berften. Vanjluk tot f luk te verklaar en'tgeene op zynen per zoon te zeggen viel, hadden zy zich niet onderwonden-j dewyl d'ongereegheltheit, kommer, mifnoeghen, en de byftere gefteltenis des Landts, daar inne 't woordt voor hun deeden, duidtlykgenoegh uitdrukkende, hoe luttel het gemeene befte met zyne jeegenwoordigheit, aan- zien en gezagh beholpen was. Ook hadden zy nooit gemeint als eifchers hem aan recht te vorderen, om de e ze zaak pleit sgewy ze te bedingen -3 maar flechts denplicht vangoede vaffaaien, en leenmans eedt te betrachten, met zyn' Ma- jefleit te waarfchuwen van 't geen dat'er omging: ende waanden, ten aan- D 4 zien
|
|||||||||
•
|
|||||||||
44 P. C. HOOFTS TWEEDE BOEK
1563. zien van hunnen flaat, zoo verre welgeloovens waardigh te weezen. Zy zou*
den mede alover een'wyle, niet een alleen, maar liever alle drie zich byzyne Majefleit, te dien einde, vervoeght hebben, indien de zaaken daar naar waa* ren gele eghengeweefl. Maar'tfiond'er zoo, dat niemandt van hun eenighs- zins uit moght, zonder ver acht er i?ig van hunnen dienfl -, zonderling feener :, tydtvolbedenkens, in de welke ook dergebuurenlifl , laaghen, en haghlyke be- hendigheeden uit ky kende, aan allen kanten waak en waapen riepen. Baaden daarover zyne Majefleit, hun fchryven voor zoo vol aan te neemen, als de waar heit hunnerwoorden, dis zy verhoopten, dat, by haare ooren, niet zou- den gewraakt worden •, mitsgaaders dat der zelve geliefde hun de eenvoudig-, heit fmnner brieven ■> te goede te houden-} gemerkt zy tot geene groot e ree de-, voerdersgeboor en, ende meer in wel doen, dan inwel zeggen, geoejfent waa- ren: gelykook befl betaamde de ge enen, daar zy zich voor uit gaaven. On-, lanx naa dit afvaardighen ging een gerucht op, hoe de Kardinaal yemandt van de voorzeideHeeren, naa'tleeven geftaanhad; ookbefteeken, dat van den Koning, aan den Raadsheer Renardt, Heer van Bermont, gefchreeven wierd', hy zoude zich ter ftadt van Brufïèl uitmaaken, en in 't Graaffchap vanBorgonje gaan onthouden: als oft hyeerft oorzaak geweeft waar van de onmin tuilen Granvelle en de Heeren. 'T welk niettemin by getuigh van trouwe en weetenfehap gelooghent wordt. De Kardinaal hebbende den winde GïanveUe dus recht in'toogh, zaghnu dat hettydtwas, om zeil te minderen j begon zwicht* uit de zaamening te bly ven, daar 't begeeven van geeftelyke en weirlyke amp- ten aan ftond, en deed zyn beft om zich van de gemelde kladden te zuiveren. Vergeefs. Een' geankerde opfpraak wil niet dan traagelyk ende naauwlyx, naa groote weer van taftelyke werken, wyken. Het ziet'er hoe langer hoe zuurder uit. De Brabandiche Eedelluiden zeggen rondelyk, dat zy niet ver- ftaan, emmermeer met Granvelle, ter vergaadering van de Staaten te zitten} en de voorzeide Ridders koomen zooverre, dat zy, met anderen van hun- De Heeren nen aanhang, een eedtgenootfehap oprechten -, ende, om te doen bly ken, verbinden dat zy niet fchreumden des bekent te ftaan, al tzaamen het zinftaal van de ver- ücb onder- knochte flitfen, op hunne mantels en hoeden hechten. In dit verbondt be- ling* gaaven zich, de Prins van. Oranje, die van Gavere Egmont, de Markgraaf vanBerghen, de Graaf van Hoorn, de BaroenvanMontignyzyn broeder,
deGraaven van Hooghftraaten en vanMeegen, de Heer vanBreederoode, met meer andere groote perfconaadjen, Ridders van 't gulde Vlies, ende naamhaftige Eedelluiden. Doch de Hartogh van Aarfchot, de Graaf van XV- renbergh, die van Overende Landtvooghdt van Valkenburgh, de Heeren vanCourrieres, van Barlemont, ende Cachecourt, met zommige anderen ook van de trerfelykfte, hielden zich daar buiten: die eevenwel den Kardi- naal niet opentlyk toevielen, nochte zich teegens de eedtgenooten inbonden, om den fchyn van partydigheit en fcheuring te fchuwen. Maar, onder dé hand, fchreeven zommighen hunner den Koning hunnen dienft aan, ende hoe leedt hun waar, dat de dingen zulk eenen keer naamen. Dus een'buy, boo ven't hooft van Granvelle, deed, dat hemeenighe openbaare arghernis ryriclocht, en de tydt tot duiken ried. Zelfs hield hy zich zynes leevens niet zeeker, als meermaals gewaarfchuwt, dat, onder anderen, een Borgonjer DeKtrdi- Vilete genaamt, zich verluiden liet, van op zyn lyfte gaan. Derhalven ver- naal foekt zoekt hy aan den Koning toeftandt in't heimelyk, om zich uit het landt te te vertrek^ vertrekken. Dus gink het, als't jaar vyftienhondert vierenfèftigh aanving, ^"' , dat, met zwaare dreigementen van beroerte, zyn'intree deed. Naamelykde ' T geenen, die zich vermeeten, hetduyfterft onzer droeftèniiïën, in de helder- heit der Hemelfche lichten te zien, gaaven uit, dat zy in lang den Nederlan- den |
||||
«
|
||||
DER NEDERLANDSCHE HISTORIEN. 4*
den niet naarer hadden toegegreenzen. Want de drie boovenfte dwaalers oft 1 ^64,
planeeten, met de Zon en Merkurius, in 't teyken van den Leeuw, fcheenen tzaamenrottende, niet dan ramp, neerlaaghen boosheitte brouwen. Ende verwaantheit der voorweete waar bet opgeblaazen, door 't gaafläan, dat gely- ke flandt van Harren, over vyfhondert jaaren, deezenvolke groot oevelbe- fchooren had. Oft moogelyk heeft men zich gelaaten, uit de letters der lucht, Gods ongenaate fpellen, die in't mifdryf der menfchen duitlyk genoeghte leezen was. De Koning, :'t zy dat hy 't met den landtdagh tot Moncon te drok had, oftfchoorvoetendequam den Spaanfchen ipie uit den Nederlandfchen Raadt te trekken, zweegliop den brief der Heeren, tot den vierentwintigh- PbifysvH ften vanSprokkelmaanttoe, ende fchreeff hun, toen eeril, oover. T>at hy, dat de dewylzy niet eighentlyk uitdrukten'tgeen den Kardinaal tegensging, deeze iieerertte flofin naader bedenken nam. Ondertuffen was zyn wenfch en zin, dat zy wee- raa e ^e~ der om in den Raade verfcheenen. Granvelle, daarop, maakte terftondt zyn' reize ruchtbaar; doch bekleedde ze met den fchyn, van zyn'moeder, in't graaffchap van Bourgonje, te gaan bezoeken. In 't eindt van Lentemaant gaf Granvelle hyzich opwegh, metzynen broeder den heere vanChantenay, die vers uit verreiß* Vrankryk quam, daar hy voor Ambaftadeur zyner Majefteit geleegen had. Dit baarde bceter hoop inden volke. En men meinde, dat zelfs deLandt- vooghdes in haaren vuiit daarom loech, laatende zich bedunken, datzy, ont- ïlaagen van dien meefter, t'einde haarder onmondigheit, en tefïèns der twee- fpak, gekoomen was. Eenighen, niettemin, waanende haaren grondt bee- ter teweeten, hielden't daar voor, dat haar grootelyx verdroot haare zy de tezienontblooten van zulk eenen raadfman, en zooervaaren in de dingen van Neederlandt. Waarenboven hy, in vericheide voorvallen van ongemak (gelykdes veel van maghtigh belang, naa zyn vertrek gebeurde, en haar, in den Spaanfchen Raadt, niet zelden te lafl geleidt werdj haar ook hadde kön- nen ontichuldighen by den Koning. Onlanx daarnaa ontbiedt de Landt- vooghdes dePrinlen van Oranje en Gavere, met den Ammiraal: houdt hun voor, 'De Kardinaal had affcheidt, die onlufi uit, en de Heeren geen3 flof meer, om haar van hunnen onderfiandt in den Raadt verfleeken te laat en, maar op den gewoonlyken flicht te paffen. Zy ichoorvoeten, onichuldighen zich op de fpraak, die men gaan deed, dat Granvelle over drie maanden we- der verwacht werd. Ten laatfte, door ftyf aanftaan haarder Hoogheit, en dat ten by weezen van den Raadshooftman Viglius, houden zyopvanwey- gheren, met verklaaring, zoo de Kardinaal weederkeerde, datzy verbon- den echter hun'ruft te houden. Granvelle aldus dewyk, en de drie Heeren DeHeer weder plaats in den Raadt van Staate genoomen hebbende, kreegh't hof al k/erenZ?- heel een ander aangezight. Zy, opdat al de weereldt de beeternis gevoelen der in den moghte, verpynden zich boo ven gewoonte, in afdoen van zaaken, en blok- Raadt van tenmeenigmaals, als't de geleeghenheitvereifchte, heele daaghenvan den St^e. uchtent tot den avond. Zy hielden ook goedt verftandtmet de luiden van den Heimelyken Raade, en met die van de Geldtmiddelen, uitgezeidt de Ba- roen van Barlemont, dien zy te zeer aan den Kardinaal verknocht waanden. Den gemaghtighden der Staaten en goede fteeden, bejeeghenden zy, voor- neemelyk de Prinïèn van Oranje en Gavere met alle handtbiedinge > onthaal- den hen dikwyIs op banketten en met veelerley vriendtfchap. En zeekerO- fanje, hebbende geen' weergaa in grootdaadigh-, mild-, en behulpzaam- neit3 maar de vermeetelhei t, fmaadt, hoovaardy, en alle gebreeken van aa- üelverworpen; zonderden minfte, oft toegang, oftaanfpraak, oftaroete- . msteweighercnj fcheen gefchaapen, om, buiten afbrekvan achtbaarheit* «...oor zyn' fch rändere aanminnigheit, de harten van groot en kleen te veroove- ren.
|
||||
\6 P. C. HOOFTS TWEEDE BOEK
i ƒ64. ren< Deughd deeden deeze dingen, en de Staaten diep in de borzc tallen*
die op zwaar en veelvoudigh verzoek van geldthulp, t'elkens yetwes inwil- lighden: tot groot genoeghen der Landt vooghdefle. Maar nemmermeer was *tden Kardinaaliften genoegh; die, gemerkt met deezen naam, om't vol- ghen van Granvelles voetftappen, morden 't moght niet maaken -, en, uit- krytende deeze heuslieeden, voor een' ïtaatzuchtighe gunftjaght, altydts een dat, opliet doen en laaten der Heeren willen. Wyders fchreeven deeze drie den zeevenentwintighlten van Lentemaandt, aan den Koning, tot antwoordt Scbryven op zynen laatflen: 'T) at, gemerkt zyne gelieft e was, Pjenweeder inden Raadt der Heeren tegebruiken j de Kardinaal ook verluiden liet, naaBorgonjetewillen trekken, aan den zy de zelve met wel goedegeneeghenheit zouden gehoorzaamen, gelyk de Har- Kw'mg* toghin in yt breede uit hun verflaan had. Ende baaden zyne Majefieit tegeloo- ven-, dat zy iny ver om haar te dienen met ziel, lyfengoedt, niemandt wyken wilden. Waar af haar gelieven zoude zich verzeekert te houden $ ende te ver* werfen alle quaadt bedenken, haar ingeprent, mijfchien door fnoodaangeeven: hoe welzy, dienaangaande, zichjeghsenwoordelyk gerußer vonden, dan voor h e enen: te meerfeedert de ooverkoomfi *üan Armenter os ,geheimfchryver haar- der Hoogheit, vanwien hun en den anderen Heeren-, metwelke zy, tendien- fte zyner Majefieit, alty ds gemeenfchap gehouden hadden, uit haaren naame endelaft, het goed genoeghen, dat zy aan hen nam, verklaart was. Oranje, afveirdighende, ten zelven däaghe, eenen bezonderen brief, van gelyken in- De Trim houdt, voeghde daar by: Hoe hy, als zynde die dienaar en vajfaal zyner Ma- fibyftw'tjefieit, die hy was, ende ge zintde voetftappen zynervoorzaat en te volghen, bedonder. foaar qjyeiiyjldegefe eden hebben, het zeggen van Armenter os met eenighfchry* vente beveflighen, om hem ten volle, teeghens den achterklap der quaadwil- lighen te tr ooft en. Bad met een dat haar Ambajfadeur in Vrankryk gelaft wier- de om met ernft voor te ft aan de zaaken zynes 'Frinfdooms van Oranje, V welk in gevaar ftond van verloor en te gaan , om dat hy V by 't ouwd en heiligh Roomfch geloof trachtte te behouden. De Koning antwoordde hem uit Va- 'sKoninx lence den drieiitwintighften in Grafmaandt. 'Die verklaar ing van welgoe- Antwvordt. den harten gedaan te hebben: Wilde niettemin, dat hy zich ontgaave, dat yemandt gepooght had hem verdacht te maaken. Met welk gevoelen hy den ge ene, daar hy zulx op hield,famt zich zelve te kort deed $ gelyk ook hem, die zoo lichtvaardigh niet was, om te luifteren naa de geenen, die hem mogh-\ ten me enen in te neemen met een miftr ouwen op perfoonaadjen van zyne f o orte. Voorts ge dr o egh hy zich tot hetfchry ven gericht aan de Graaven van Egmont en Hoorne, noopende het waarneemen van hun beroep in den Raadt: en meldde, dat hy, op nieuzv, zynen Ambafiadeur in Vrankryk, 't geen de ^Prins verzocht had, bevalt e vorderen. De Heeren dan, hebbende zich in de zorgen der re- geeringe gefleeken , en finaak in't bedryf gekreegen, fielden'er zich naa, hoe langer hoe meer, toeneemende in bequaamheit. Franciicus Balduinus van Atrecht, een perföon uitgeleerdt, zoo wel in de Godtheit, als Rechten, en let- teren van beleeftheit, engevervvt, door ommegang met Calvin, in'tlchrift- maatighlle zyner gezintheit, zonder dat hem yets van ongezellighc heevighcit bleef aanhangen, had zich, op dat pas, beide in Duy tflandt en Vrankryk, met den naam van wonderlyke belcheidenheit in kerkzaaken, aanzienlyk ge- maakt. Dichthield zich Oranje by deezen maiij ende hebbende geen'gerin- ge weetenichap uit zyne hanteering getooghen, pooghd' hem, in Nederlandt te huifveften, met hoop eener eerlyke plaatze onder de voorleezers te Loven» om, van dien trap, in den heimeiykcnRaadt te flyghen. Graaf Luidewyk floegh hem voor, tot middelaaar der mirverftanden in't Huk van den Gods» dienit. De Graaf van Hoorn, dreef, dat Georgius CajfTander in 't zelffte, met |
||||||
groot
|
||||||
«
|
||||||
DER NEDERLANDSCHE HISTORIEN. 47
groot nut, te werk gefielt kon worden. Uit Vlaandere was deeze Caflander 15-64,
febooren • ende zulx de glans zyner Godfvrucht, gemaatightheit en geleerdt- heit, dat de Kaizars, Ferdinand en Maximiliaan , zyn' hulp , met allen ernfl verzocht hebben, tot geneezing derdeerlykequetfuurenvanChriflen- heit. Naamelyk, deeze luiden, ziende veel van'toudt voor oovergeloof, veel van't nieuw voor neufwys aan, en fcheuring uit fcheuring fpruiten 3 zou- den geirne tuffen beide heen, met grondtpunten alleenlyk, den wegh def waarheitgebaakt hebben. Maar de weeklijkheit van Caflander, enzynon- geneeghenheit tot het hof, lieten hem luttel verrichten. Balduinus gaf't ook op, uit zorge van geen' eer in te leggen, dewyl hy verflaan had, dat Philips verhardt was, om 't eindt der plakkaaten te houden. De Heeren, vindende de zelve heftigh gehandthaaft by den heimelyken Raadt, peiniden feedert, op middel, om diende lenden te zwakken. Hier toe gebrakgeen De Raadt |
|||||||||||||||
zy'tdaarnaateftuuren, dat voor hen te koomen hadden alle zaaken van ge- ve.r^ai]del
wight, die by den Heimelyken, ende dien van de geldtmiddelen > plaghten, re> alleenlyk met kennis en inzegghen derLandtvooghdeflè, gefleeten te wor- den. Ende flonden zy ( naar dat zommighen melden) hier op te fly ver, mits men hun geene berichtfpunten had voorgehouden: oft fchoon gezeit werd dat z'er waaren, en hun verbooden zich't werk der andere Raaden aan te trekken. 'T zy dan dat men deeze punten voor wat te fchor gefchouwen neb- be, en geducht met het oopenen der zelve eenighe ongeneught te baaren: oft datdeHartoghindie liefft achterhield, om naar haar goetdunkentemoogen vieren en aannaaien: oft eintlyk de Koning zelf, door bedeeflheit van oor- deel, alles zoo los liet blyven, om de moeilykheit t'ontgaanvan fchier oft inorghenaftefchaffen, 't geen hy, naa dat het ingevoërtwaar, metdertydt moghte bedenkelyk vinden te laaten doorilaan. Door deezen toeleg werd het goedt verf landt tuflèn de voorzeide Raaden gefleurt; voorwendende die van d'and're twee, dat inde hunne de Raadsheeren van Staate te zien nocht te zegghen hadden > ende deeze, dat men hun de zaaken van gerechte met den aankleeven van dien, ende van de geldtmiddelen, verduiflerde, om hen eenighen misflagh te doen begaan, die by zyne Majefleit zwaarlyk zouw te verantwoorden zyn. D'andere, eevenwel, moghten niet op tegens den mdedrjft Raadt van Staat, zoo om zyn eigen uitfleeken, en het aanzien der perfbonen hoven. daar in verfchynende j als om dat hunne wyze van handelen, die den aardt der Landtzaaten gelyker was, ende minft naar deSpaanfche flrafheitfmaakte, alomme beeter genoomen werd. Derhalven ontliet allenskens de ftrakheit Geloofd van geloofsd wang, ende vond het fluk der Inquifitie en plakkaaten min heuls dwang tehoove. Dezelffte zaghtigheit vloeide voorts, ende nam plaats onder zaa-A/*. ken van gerechte, zoo in den grooten Raadt, als in de hooven der bezondere Zo° doet Landtfchappen, ende in't verïeenen van gunften en vergiffenifïèn. Waaruit w* * &e~ |
|||||||||||||||
d'anders gezinden flof raapten, om 00 ver flapheit van recht te roepen 3 ende mdat zelfs de burgherlyke keuren en inzettingen, met geenen behoorlyken ernfl
|
KUghten
hier oover. |
||||||||||||||
werden gehandthaaft. In der daadt veelen van Aadel en anderen beweezen
den gerechte luttel ontzaghs, 'ten waar dat de naam des Raads van Staate daar oover ginge. Wyders waaren grooten en kleenen, tot dien tydt toe, gewoon hunne behoeften zonder eenighe fchreumte, by fiueekfchrift te ver- tooghen, ende troofl daarop aan deLandtvooghdes te verzoeken. Dit ge- bruik begon toen af te neemen, ende een' wyze op te koomen, dat zelfs de Staaten der geweflen en de fleeden, totdebehulpzaamheithaarderHoogheit |
|||||||||||||||
geenen anderen toegang naamen, dan door de
|
gunfl en 't voorfpreeken hun-
ner |
||||||||||||||
+8 P. C. HOOFTS TWEEDE BOEK
i ^4. ner bezondere Landtvoogden; jaa dikwyls hunner dienaaren en bewindflui*
den. 'Tzydan dat de verzoekers, door deezen wegh der bemiddeling, beft waanden te recht teraaken, oft dat de konftenaryen der maghtighen den an- deren ontbaant hebben, om zich zelven noodtlyk achtbaar, enmeeftersvan de uitkoomft aller zaaken te maaken. Waar uit (gelyk de gemeene gezighten niet wyder, dan tot de naafte oorzaaken ende 't geen voor de voeten leit, rei- ken) gebeurde, dat alle hoope op deeze gefielt werd, en de dank voor de wel- daaden zelden tot den uiterften oorfpronk quam -, nietteegenftaande dat het de myl op zeeven gegaan, en van ongelyk grooter koften was. Zoo't geviel, dat eenighe Landf chappen hier oover klaaghden, t'ontbrak aan geen' von- den, om hun verzoek te leur te ftellen. Niet, dat men de gemaghtighden met eenigh raauw onthaal voor 't hooft floegh: maar men zond ze, gelaaden met beloften te rug, ende gaf dat aas van ydele hoope, als een appel om te fpee- len, aan de heevigheit, tot dat zy allenskens bezaadighde. De Heeren voorts, Heiten vindende zich in deeze ruimte, begoften eenighe ouwde pleiten te hervatten, teeghem en nieuwe aan te heffen teghens den Koning: als dat van Chaftel Belin, van de den Ko- Zouteryen in Borgonj e, van de heerlykye van Mechelen ,van de Bergermeer, nmg. Gorkom en Workom in Hollandt, van de munte van Leuze, en andere van D merkelyk belank. Ende ging de fpraak: dat men in V door dry ven deezer zaa- nw be- ken ^andere de handt boodt -y ende niet min in begenaadighen van dienaars,
fvrooken. amptluidenen vrienden: zommighen der welke totgeeflelyke en weirlykeflaa- ten, zonder behoor lyk acht ge even op hunne wettigheit oft bequaamheit, door enkelegunflgevordert werden. T)at andere perzoonen van be windt en maght, ziende dit alles zoo heenen floeren , ende den Heer van Barlemondt, den Raadtshooftman Fïglius, en anderen van den aanhang des Kardinaals, by de Hartoghm uit hebben, aan 'tfchraapen en inhaaien floeghen, door mifbruik van kerkelyke en onkerkelyke ampten, doorgunfl en vrydoombrieven, lot er yen, vergijfeniffen vanfchelmflukken engrouwelen, ende door alle andere weeghenf die de baatzucht weet tewyzen> dengeenen^ die zy bezeeten heeft. Waaraf zy 't nut-, zyn} tMajefieit de fchaade, haaf Hoogheit en de getrouwe die- naarsde fchande hadden ■> zonder fchuldt -y als wordende hun alommedevoet dwers gezet, en hunne rechtzinnighe aanleggingen omgeflooten. Doch de Landvooghdes luifterde naa deeze geruchten niet: maar, ziende zich met alle eerbiedenis bejeeghentvan de Heeren, oordeelde een arm landt te weezen, hetgeen, daar niemandt voordeel hadj dat ook, in een'wereldtzoozoetop de gebreeken, de hooghe ooverheit niet te fcherp, en dikwyls oogh gelooken diende. Dies zy, waar Viglius beftond haar alleen te beleezen, hetdaatlyk in den Raadt van Staate braght, en voor een misflagh hield, elders yet ge- wightighs af te handelen. Zelfs Armenteros, hoewel gebooren Spanjaardt, en voor eenen manmeteere gaande, helde oover de zydeder grooten; zulx hem de weederparty naadroegh, dat hy omgekoft, oft immers door beleeft- heit gewonnen, hun de binnenfte verborghentheeden haarder Hoogheit00- penbaarde. Dat het de Heeren ook inderdaadt, goedtmetde gemeene zaa- ke meenden, en oogh op het planten van een' minlyke, dwangelooze, en duurbaare regeering hadden, wordt hier uit gefpeurt, dat, onder't onthaa- leneii feefleren vanaadel, goede f teeden ende etlyken van den heimelykefl Raade, 't voorneemfte, 't welk zy hun zochten in. te fcherpen, - op deeze twee wat de punten draaide. Te weeten voor eerftj dat hun onuitrooyelyk docht, door Heeren zw aardt en vuur ^zo o groot eengetal van ketters^t welk men daar teegens za$ zochten, aanwaffen: maar daar wat anders toe behoorde-> naamelyk de zeedebeetering dergeeflelykheit en 'tgoedt onderwys der gemeente. 'Daarnaa wat vorder trei' ■ dende^ bekenden zy> dat wen fchoon de luïdenvan de kerke zich tot ßichtdj'
kef
|
||||
i
|
||||
DER NEDERLANDSCHE HISTORIER 49
ker keven begaaven, ende 't volk met bequaamer leere getrokken wier de, echter 1 f64.
deplakkaatenafgefchaft oft verzoet, ende tydt aangezien dunde, dtegeenf- zms teeshens zulk een'flrengheit moght. Ende allen]kens heten zy,zich bet 00- penende, hoor en, indienmen eenen yegelykevry'heitvangewife hnnens huis> ende zonder oopenbaare erghernis tegeeven, toeftondh ende daar beneevens zoo wel de wyn als 't broodt, in 't Avondmaal uitreikt e, zoo waar 'er, ende anders niet, doordezwaarigheit te zien. Het tweede punt beftondinklaghten oover 'tkedt dat zy zaaghen aan de mishandeling der geldmiddelen, deflordighe rechtfbkeging, ende wat daar aan kleeft, die t'eenemaal in 't war m oeften hopen, 'ten waar e men bet het aanzien des Raads van Staate flyf de, ver- fi'erkendedien met het getal van tien oft twaalfachtbaare ende den volke lief- taüigheperfoonen, uit het puik der Ridder fchap, om 't hooghgezagh oover&lle andere Raaden te voeren. Als deeze ooverleg alzoo eenen goeden tydt omge- gaan had, en zelfs derHartoghinne ernftelyk ingeboezemtwas, beriep haa- re Hoo^heit op zeekeren dagh den Raadt van Staate, ende voerd'er deeze reede. ^Kr aft moefle hy zich zelve doen, myn Heeren, die, hebbende door ge- De Landt» boort e, opvoeding, en plicht, het hart gehangen, als ik, oover deeze landen, voogh* de droeve geleeghenheit der zelve ooverpeinzen zouw zonder beroernis van des ban» weemoedigheit. Waar men zyn' ooghen wendt,daar worden de teekenen van een felt van gevaarlyke, en bykans vertwyfelde krankheit dergemeene zaake vernoomen j en s L. niet een lidt van denftaat, oft het heeft zyn deellydens aan deeze ontfleltenü. ^Xn' in Wantaanfchoutmen'tgerecht en't bedienen des zelven, het heeft zoo groot den Raadt een afbrek geleeden'aan de eerbiedenis verdient van zoo heyligheendink, als van stat» een deel der Amptluiden zichfchynen wyde te vergheeten in hun beroep. Oo- te* verzie ik het werk dergeldtmiddelen, ik vind de fchatkaamer uitgeput, de Koninglyke erfgoederen en inkoomften verkoft oft verzet, en niet altoos in voorraadt teeghens een' meenighte van fthulden, zoo hoogh hopende, dat ze ons aan de keek koomen en dreyghen te verflikken. Maar booven alvindikgeen red- ding aan de verwarringen , waar in wy gefleept worden door 't aangroeyen des oovergehofsender ketteryen, diezulxd'ooverhandt neemen, dat, zonder veirdighe teeghenweer, onmooghelyk is het hooft van denGodsdienft booven, en V roer der regeeringe in dwang te houden.Niettemin,ik moet my der voorzienig- 4 heit ,yvers, liefde, tot den dienft Gods en des Koninx, hooghlyk bedanken, die
ugedreeven hebben, om my de deerlykheit deezer ellenden, als met den vinger te doen voelen, ende tot den grond toe t'ontdekken: gemerkt dat het bewimpelen en ver borghen houden eener wonde geen beet er nis by brengt, en haar niet dan tydt geeft, ommetvervuylen en voortloopen in een ongeneeflyke quaalte ver- keer en. Ende een ontrou vieren der o oren magh het welheet en, de zelve met de lekkerny vanfchaadelyke aangenaamheit te aazen, om hen te fpeinen van 'tgeenedat, hoewel wanfmaakelyk, nochtans oorbaar is. Zetmy, der hal- ven, indien ooyt, te deezer tydt, uwe goedegeneeghenheit, wyfheit enzorgh- vuldigheit by, in't opfpeurenvan middelen, die men by der handt te neemen hebbe, tot ver winning der algemeine noodt. Ende legt met een oover, oft niet, in allen gevalle, raadzaam zy, zyne Majefleit van alles, door brieven te verwittighen, oft beeter eenighgezantfchap uit te ruften, om haar mondeling met des te befcheydelyker onderrechting te moghen dienen. Naa 't bezinnen van deezen voorftel, rees, onder de Heeren van den Raadt tweederley gevoe- len Eenighe verftonden: hoeweide nieuwe leeringhen verfpreidt door mee ft al De Raadt e ianden,daaghelyx veldt wonnen,dat men echter den moedt niet verhoren hadts twee-
tegeeven, indien de amptluidenpooghen wilden, zich zulx als hunne eer enftmmi$h* eedt vorderde, te quyten : te min naadien 't Conplie van Trente geflooten3 en het uytvoeren des zelven genaakende was. <De verwildering der zaaken E van
|
||||
So P. C. HOOFTS TWEEDE BOEK
1 jójl. >van 't gerecht, flond nocht den Raade, nocht den Rechteren, te wyten, maar
etlyken der grooten: midts verfcheide eedeüingen en anderen humieweeder- fpannigheit naajpeelden>- ende, in veele piaatzen, de hooven oneerbiedelyk, de amptmannen met fmaadt en weederwaardelyk bejeghenden. T)e twee- draght ook en partyfchappen, ontßeeken onder eenighen van deRaaden, en de Staaten zelf, dienden welgeßifi >y met naamen in Brabandt, Luxenburgh, Gelder landt en Uitrecht: 't welk veel op 'tgezagh der Landtvooghden zouw aankoomen. Ende moght men geen' quaade huif houding voor den oorfpronk van de ver achter ing der geldtmiddelen achten: zynde kenlyk genoegh, hoe weldighe fommen van penningen het langduurigh oorlogh verßonden had. Ook wt^s de Koning des tot ettelyke maaien verwittight <, e?i hier toe geen an- derjtntzet, dan uit Spanje te verwachten -, oft men moefl de Staaten bewee- ghen , om mildelyk in de bor ze te tafien. Maar, gemerkt hun voorighfchoor- voetenindeezen, was o over die zyde kleenetroofite gemoet te zieri. 'Doch, zoo zynMajefleit moght e gedient zynmet in perfoon oover te koomen, had men kloeke hoopete hebben van de e ze en d'andere zwaarigheeden zonder on- gemakte fly ten. Jaaditwasdebefle, ook de eenighe voet, om alles te richten, ende daarom alle bezending vergeefs j behalven om de zaak bet aan te binden. De geenen, diederHartoghinnedit vertoogh in den mondt gegeeven had- den, wytende den oorfpronk van't vervallen des gerechts den Heimelyken Raade, zeiden voorts hier op; zich in te beelden van zoo ongefchikte byfler- heeden , door gewoonlyke weeghen te beet er en , waar een y dele toeverlaat. Men moefl voor zyn Majefieit by monde de geleghenheit der zaakendoen ont* leeden^ door perfoonaadje van zulk een achtbaarheit', dat ze klem en naadruk aan zyn boodfchap geeven konde. Zyne Majefieit $ begrj'pende, hoe 't werk hier wagghelde voorneemelyh de Godsdienft, ende hoe de teghenweer , dus lang gebruykt', alle kraft quyt fcheen (zynde d"aanzienlykheit v an'tgerecht zulx vervallen, de geldtzeenuwe zoo zwak en afgemat, dat'er niet dan door maghtighe ende nieuwe middelen in te voor zien waf) moght e als dan, gelief de het haar, 't gevoelenvan hun en andere Ridders hoor en, die zy in geenen gebreeke van hunnen fchuldighen plicht zouw vinden. Maar voor's hands viel'er niet, dan haar een' naakte oopeningvan denfiandt der dingen te doen. Zy voeghden 'er by: als haare Hoogheit kondegoedt vinden de e ze moeite den Graave van Egmondt, ter liefde van zynen Koning, envaaderlandt te ver- gen, dat men zich van zoo voortreffelyk eenen Ridder, zooyverigh in den dienfl Godts, zyner Majefieit, ende desgemeenen welftandts, een ernftigh aan- leggen , en eenen vrucht baar en arbeidt belooven moght. Dit verfbmdt woegh oover by de Landtvooghdeflè -, zulx zy den Graaf, als uitmuntende in de gaa- ven, tot het beleidt der zaake vereifcht, bad dien laft t'aanvaarden. Egmondt zocht wel eenighe uitvluchten -t doch alzoo zy niet afhield van hem te perfTen, bewillighdeentlyk in haar verzoek. Maar Viglius, ziende deweêrftuyt van 't fcherp, gefchooten teeghens de Heeren, den Heymelyken Raadt treffen, en den zelven befcholden met het misbruyk van 't gerechte, kreegh fchier een be- roernis op 't lyf, ende fliep van die nacht niet -, overmaalende wat hem 's ande- ren daeghs t'antwoorden itondt. Ryzende met den dagheraadt, vond d'ou- de man zyn krachten t'zoek •, en een dienaar hem in zwym leggen. Ende oft ïchoon 't lichaam wat verquikt werd, 't verfrandt quam terflondt tot zich zelf niet. Dies ontbood men Hopperus, in zyn' plaats,te raade, dien haar' Hoogheic .£ JJ toeliet, onder Egmondts berichtfpunten, ook yets van 't aff chaffen der inquili-
spanje. ^'^ foydighen derPlakkaaten,en mengenis derRaaden, te ftellen. De Graaf? j -£ - dienvolghends, gaf zich, in Loumaandt des jaars vyventièftigh, op reize.
In Spanje werd hy, met wondren fchyn van eere en aangenaamheit, bewelle- kooinc
|
|||||
<
|
|||||
DER NEDERLANDSCHE HISTORIEN. ft
koomt en onthaalt} der maate, dat men nooit vafTaal, wie hy ook waare, door
dm Koning en al de Grooten zoo hooghlyk had zien begenaadighen en feftee- renindathof. Philips ontfink hem meermaals tot mondtgemeenfchap tuflèn hen beide alleenlyk. 'T zy dat de deughden en verdienften van den perfoon hem dreeven tot de vertooning deezer gunflen ■, oft dat hy 't deed om zyn ver- bittert gemoed t dieper te verbergen -, oft om eenen Heer, zoo geacht enbe- mindthiNeeiiandt, te winnen, en van d'andre af te fcheuren, met toever- zicht, datzy, in zulkengeval, zich niet roeren, oft immers de gedeeltheit het uitvoeren hunner zaake dapper verhindren zou. Hebbende uit zyne Ma~ jefteit haare meeninge verftaan, en de zelve op papier ontfangen, keerd'hy, mildelyk befchonken, en verzelfchapt met Alexander Farneeze Prins van Par- |
||||||||||||||
tf6f.
Wordt 'et
trefl/kjnt' haalt» |
||||||||||||||
Eu keert
weeder tot BruJfeL Wat hjr
meede hraght*-
|
||||||||||||||
ma
|
in 't uitp-aan van Grafmaandt, tot Bruflèl. Verfchynende aldaar, op den
|
|||||||||||||
vyfden van Bloeim aandt, in den Raade van Staate, gaf hy, by monde beicheidt
van zyn bedryf 5 ende deed opleezen het berichtfchrift, hem gegeeven van den Koning, in Spaanfch. Alles te zaamen quaam uit op deezen zin. Voor eerft, datde°Koning hem met genaadighen ooghe gezien, en, met geneeghen oore^ naar zyn vooïftel geluiflert had-, ook geraadfpleeght in perfoon met hem oover depmten vanzynen laßs zoo vlytelyk en zorghvuldelyk, dat zyn zucht en zin tot de welftandt van de regeeringe zyner Nederlanden daar klaarlyk uit bly kende was: der voeghe hy zyne Majefleit nietten volle bedanken kon. Ten tweede, dat het eylandt van Malta, hebbende eeny zwaar oorlogh van den Turk op den arm, den Koning belette dit kopende jaar herwaarts te koomen: maar dit onweeder oover zynde, meende hy, tên naaflenjaare, viele V mooghe- lyk, de reize te aanveirden. Ten derde, dat zyne Majefleit een groot efom pen- ningen zoude oovermaaken, tot verval van de laften der landen, en quyting haarerfchulden. Ten vierde, dat de Hartoghin zyn zufter, met die van den Raadt van Staate, middelen teraamen had, om den gang der gerechtszaa- ke n op V ouwde fpoor te brengen; op dat zyne Majefleit, verftaande hun goed- dunken, het oorbaarlykft befluiten en gebieden moghte. Ten vyf de, dat, ?ioo~ f ende 'tfluk van den Godfdienft Qt welk zynde van zoo groot eengewight, alle andere menfchelyke plichten te booven, ende haar, booven al, ter harte ging) zich meenighten van inzichten op deeden. 'Dat zyne Majefleit, met geen' ding meer bekommert was om hondert duizent leevens Qhadde zy die) liever te verliezen, dan d'aller gering ft e verandering daar in tegedooghen. Stond hier- om te oover leggen of't niet raadzaam waar (mits dat men de meening weiver-* hooien hielde^) onder fchyn van oover V Congilie van Trente te handelen 3 twee oft drie der bequaamfte Biffchoppen zonderling dien van Tpere, van wien zyn'Majefleit trejlyk getuyghenis gehoort had, in den Raadt van Staat e te roepen, neevens etlyke Godgeleerden ende Raadfluyden van uitfleekenden yver in den Godsdienft , om e enen voetvan Ie er inge voor te flaan , waar by de gerne ent e geftuurt en geflieht, het verleiden, zoo zeer in zwang gaande, geßuit, de verdoolden, met hulp van goede exempelen, weeder op denwegh der waar heit moght en get ooghen worden: voorts, hoe men deflehooien beft zou- de reeghelen,om deezefmet der voortskruipende ketterye tefmooren. Ten laatftei dat zyneMajefteitgeenzins verftondhet vervolg der ketteren tefchorffen-3welk doen teeghens Goden het gerne ene befteftreed: maar men had in de e ze vergaa- dering fooverlegghen, oft in plaats der gewoonlyke ftroffen eenighe nieuwe konden mgevoert worden, maghtighom hunne vermeetelheit in te toornen, en onkruidt en wortel teffens uit te rooyen. Waar toe wel dienftigh waar hun de e er ete ontzetten, die zy waanden te behaalen, metten uit erft e toe in hunne booJJoeit volflandigh te blyven. Al't welk men mjeegenwoordigheit der Landt* vooghdefle verhandelen moeft, met een bewys van emfthaftigheit, dat de E 2 recht*
|
||||||||||||||
p P. C. HOOFTS TWEEDE BOEK
ifój. rechtzinnighen in't gelooffly ven ^ den dwaalgeeflen'vreez aanjaaghen, en
alle hoop van f of oft flapping in deezen, beneemen moghte. Waarop zyne Ma* jefleit klaar ende eighentlyk befcheidt verwachten wilde, om met den eerfle 't geen zy vond te behoor'en, in't werk te /lellen. Gezien dan, hoe't met der zaake by den Koning lagh; zoo gaf de Landtvooghdes dien van den Raade de- zelve in bedenken: 't welk ten eynde van eenen dagh oft drie, daarop uit quam, dat men de Biflchoppen van Ypere, Naame en Sant Omer, de Raadshoofden Godge- van y laail(jre en Uitrecht, mitsgaders Jacob Martens, Hippolitus Perfyn en- eer en en ^ Anthonis Meulenaar, Raadimydenin'tHooghgerechtvanMechele, ook worden denProoftvan Walcourt, Godgeleerde van Looven, Cornelis Janszoon ge- befibree- kooren Biftchop van Gendt, ende Warnar Barnards Do£toor en eerften voor- ven, om leezer der geeftelyke rechten tot Looven, alle geacht voor luiden van grooten middel op verfbande,en weetenfchap,teeghens den vyventwintighften van Bloeymaandt, '/ fiuk van tot Bruflèl befchreef. Ende werd geveynft dat 'er yetwes oover 't Concilie van den Gods- Xrente te handelen viel. Dit had de Koning dus ge wilt, om te hoeden, dat on- teni te jer de gemeente geen' lucht quaame van 't raadflaan oover de verandering der ketterftraffe j ende uit zyne wanhoop van met d'oude vervolghing tot zyn ver- meetel! te raaken, geen hoope ontfonkte, die zonder nieuwe beroernis niet weeder te bluften waar; oft moedt reeze, om een gelaat te toonen, waar door hy tot uiterlyken afftandt van allerley fcherpheit moghte gedrongen worden . Maar Philips ('t zy deeze zorghen, oft aangeboore ftraf heit, zoo veel op hem vermoght, oft dat de Geeftelykheit zoo verre de vreez in hem had} zond mid- lerwyle laft oover, om etlyke herdoopers en anderen, uit zaake van 't geloof * ter doodt te brengen. Egmondt (" die yet anders verwacht, ende van zich ge- Nieumif- geeven had) hier mee voor't hooft gellaaghen, liet zich rond uit verluiden, weghen hoe 't ftreed teeghens de beloften hem mondelings gedaan door zyne Maj efteitj van Eg- en zyn verdriet daar oover opentlyk blyken. Als nu de Befchreevenen op mondt. hunnen dagh paften, zoo werd eerft ooverwooghen, in welker voeghe 't werk te leiden ftond. T)aar behoefde ( meenden zommighen ) weinigh maxels toe ,- enßechts d'ontboodenen neevens dy andere te Raade te zitten, ter plaat ze daar ytyder betaamde. Alfdan zou men hun den eighentlyken waarom hunner beroe- pinge oopenbaaren-i ende eenighe daaghengeeven, om'tßuk,zoo by hen zelven> als onderling, fooverlegghen, en daarnaa, neevens d'andre leeden van den Raadt, hun gevoelen te uiten, oover elkfmnt van 's Koninx voor fiel. 'Dat hun ookyder dubbeldt daar af■> tot dien einde, geleevert diende, maar de naam des Bijfchops van Tpere daaruit, ende hy uit het ooghe des naayvers, gehouden. De Priniènvan Oranje en Gavere, met den Ammiraal, min bevreeft miflchien dan de Koning, voor 't uitkeken deezer geheimenis, hadden niet altoos tee- ghens't vergeeven van zoo veel' affchriften, oft deezen voet van werkvor- deringjdoch, belangende 't zitten, dreevenzy, de meening zyner Majefteit niet te zyn, dat die van den Raade hun gevoelen, voor die van buiten, maar wel die van buiten het hunne voor hen te verklaaren hadden: ende derhalve« in een' kaamer op hun zelve te vergaaderen. Dit verftandt hield. Naa dat dan deHartoghin, denbeichreevenenalzoogezceten, in weinigh woorden, den grondt der zaake getoont had, en voorts in'tbreede doen verklaaren j wer- den de affchriften, in Latyn en Franlbis vertaalt zynde, hun ter handt geftelt? met laft van niets te melden, en naa eenighe daaghen weeder te Raade te kee" ren, om eerft yder zyn bedenken, op elk lidt van 't gelchrift, voor te flaan, en daarnaa hunne ftemmen op alles te geeven. Zoomermaandt en devergaade- Umdelïng ring gingen gelyk in; ende werd,ten cerften daaghe,van 't leeren der gemeente, der Godt- de zeedebeetering der geeftely ken, en 't onderwys der jonkheit, wydluftig ge- geleerden, fprooken: op den tweeden, van d e veran dering der ketter] trafre. Het gemeen -. . o-evoe- |
||||
•
|
||||
DER NEDERLANDSCHE HISTORIEN. f3
eevoelenliep daarop: "Dat voor den dienfi Gods, en des vaderlands beflwas i f 6P
ziehaan'towwde te houden. Eevenwel minder]aarighen en boetvaardighen mochte men yetwes verfchoonen: mits dat men zich tot de befcheidenheit van de zielzorghersgedroeghe. Deeze verklaaring fcheende rekkelykheitzyner Maiefleit in dit deel, niet alleen fchorte maaken, maar zelf in te krimpen * met uitbreiding van 't gezagh der kerkelyken. Dies, hoewel 't maar een voor- flao-h en geenïaadflot was j brak hetdenPrinfe van Gavere, en den anderen twee Heeren den mondt oopenomte zegghen: cDat men niette zoeken had 'Tgevoe* wat de ketter/ wel eighentlyk voor eenftraf verdiende, maar welke de tydt en Un der aeleghenheit draaghen konden, ende onder wat glimp die intevoerenwaare, Heemu zonder't landt in laß te brengen. De Landtvooghdes zelf op aanverghen der De Landt- voorzeideen andere Heeren, deed des anderen daaghs voordraaghen'tgeen vooghdes noopende den (landt der gebuuren, ende meenighte der ketteren, tebetrach- neigbttot ten viel. Hoe ook de rechters geenen wil tot het handthaaven ende eenen afkeer ™am$t van defirengheit der Tlakkaaten hadden. Zulx den lande groot e zwaarighee- den befchooren fcheenen, indien men verzuimde op zyn' hoede te weezen, en in'tbezonder, dit punt van fir af wijf el Hete te behartighen. Ende werden ^ van weeglie naarder Hoogheit, geene redenen geipaart, omhundenaaileep Van dit werk te doen bezelfen. Maar den Bifïchoppen eneenighen anderen lagh hun antwoordt gereedt hierop; ende was, T>at het gefchrift zyner Ma- DeGeefte* iejleitgeenfchaduw gaf van zulke bedenklykheeden. Ook doolde hywyde, die Ijkhek dacht, doorjlappigheit oft verandering vanftraffe, yet op de ketters te winnen. Zew$tinu Maar de heirwegh, om die te hozen, was, met de borft daarop te vallen. Drie Volle daaghen bleef men dit punt betwiften. Entlyk beval deHartoghin tot de /remmen te gaan, en een gemeen befluit in te ftellen; 't welk, ondertee- kent byal de befchreevenen op den zeevenden inHooymaandt, vandeezen inhoudt was. Ten e er ft e, dat men, noopende't onderwys der gemeente, zeer jJm „ fé wel voorzien had by't Conplievan Trente, 'twelkin'tgeheel verkondighten- (tandt* de naagekoomen moe ft wordendoor deBijfchoppen, tenooverftaan van's Ko- ninx achtbaarheit, waaraan doch al 't vermooghen dergeeftelykheit hing. Zoo daarenboven deTrocheaans, elk in'tzyne, defgelyx de bezoekers en Inquifi- teurs, nietftrax met ftrajheit, oft by weeghe van rechte, maar van lieffelyke vermaaning en vaaderlykegoedertierenheit, zich vlytelyk queeten, daar zouden ongetwyfeit groot e vrucht enuit volghen^ Belanghende de ze e de beet er ing der luiden van de kerkej hier was ook welvoorgezorght by de keuren van V Concilie, daar zyfpraaken van de eenvoudigheit dergeeftelyke ampten 3 van vrvdoom, om niette blyventér bezette plaat ze van hun beroep, ende diergely keft offe °3 zulx daar niet aan ontbrak, dan 't achtervolghen. T)efchoolen en d onderrichting der jeughdwaaren meede by 't zelve Confdie zoo welgereeghelt, dat het alleenlyk top het naakoomen aanquam. Belangende dewijfelingderftraffe, werdgedree* ven, dat de Plakkaat en, gemaakt op'tft uk des geloofs, en uitrooyender ket- teryen, die al oover vyfendertigh jaar en, tweemaals vernieuwt b ende ftaa* dighlyk onderhouden waar en, geen' verandering altoos konden lyden. Niette ^ min, om arghernis en oproer te verhoeden, ook de weigherighe Rechters tot het uitvoeren der cPlakkaaten te beweeghen, moghtemen , by heimelyk bericht- fchrift, den Raaden der Landfchappen vryft ellen ,datzy, ftr äffende de hard- nekkighe ketters met der doodt, onder f che idt zoo tuffen de ge'zintheeden, als deperfoonen maakten, naar hunnen ft aat en ouderdoom} der maat e, dat > naar wtw)'zen der Rechten, d'een harder, d'ander zacht er ge handelt, endebywy-^ ten,yemandt in plaats van fterven, op degaleye, oftmetverbeurte van goe- deren, eeuwelyk uit den lande , gebannen wier de. T*e boetveirdighen kondë menbegenaadighen met eeuwighen oft tydelykenban, naar geleeghenheit van E 3 zaakeß
|
||||||
*
|
||||||
•
|
||||||
M P. C. HOOFTS TWEEDE BOEK
1 f6 f- zaaken en verdienfl der mifdaadighen: uitgezeit de Leeraars, hervallenen ei
oproerighen , die van de firaffe der flyfzinnighen niet verfchoont moeflen worden. Voorts, die, zonder van ketterye befmet te zyn , uit nieuw/gierige heit, acht eloofheit, oft anders Qgelykmen'ervond^) deTlakkaaten o over- traaden, hadden, met ge effeling , geldt, ban, en diergelyke te boeten. Ten laatfie zoo -was voor alle zaaken noodigh , met beedevaarten ende openbaar e ge~ beeden hulp aan Gode, en een vafl voormemen te verzoeken , om niet in't allerminfle punt, van 't waar en h e High geloof te wyken •> door hoe groot een gevaar , men zich ook in't gemeen oft b e zonder gedreight zaaghe. Dit aldus geraamt, zoo leidde de Landtvooghdes in beraadt wat'er op te doen Dat kgti- ftonde. Etlyken vielen 't gevoelen der belöhreevenen toe. Oranje, Egmondt, nen de Hoorn en Manfveldt, ziende de geeftelykheit fampt haare onderworpelin^ voorneem- in ^ niet teeghenftaande dat de Koning zelffcheen fchoot te vieren) zoo je eeren £j.yf 0p hun roer 3 en in wille om het, op Gods genaade, te laaten doorftaan flaan. C want zo° arm een' verzoeting van ftrafFe, wat bezaadigrng kon ze baaren ? J naamen, voor't naaft, de handen t'huis, en zich buiten fchuldt aan 't be- fchooren ongeval, te houden. 'T welk hun met goede glimp oopen ftond, mits de Koning, by zyn geichrift, het goeddunken van den Raad niet ge- Diestpey- vordert had. Zich dan hierop beroepende, zeiden ze: cDatzyne Majefieit■, gheren zy als 't haar geliefde, hun alleen, oft t effens den Vooghden en Raaden der land- teflem- fch oppen, die hunne b e zonder e inzichten en kundfchappen hadden, kon afeif- men. fchen hoe zy 'tverflonden. Waaroover deHartoghin, naa eenighe daaghen bedenkens, te raade werd, het gevoelen der Biflchoppen en anderen den Koning toe te veirdighen, hem verwittighende, neevens 't miihoegen des Prinfèn van Gavere, oover den voortgang der Inquifitie, en het dooden der Weederdooperen, hoe de Raadtsheeren, tot dat zy laft zouden ontfangen, hunne ftemmengefchorft hadden: mitsgaaders, dat het dienftigh waare, om de voorghemelde reedenen, ook de Vooghden ende Raaden der Landtfchap- Ouaalyk Pen ^er °P te noore11- Maar deezevoet, daar de Heeren op gingen, was nemen dit den geenen, die van yver tot het Roomfche geloof blaakten, dapper in't degecflely- ooghe. Wat tyds daarnaa, droegh haare Hoogheit, gezint d'andere leeden ken. van Egmonds berichtfchrift af te handelen, het punt voor, dat van de ge- rechtszaaken fprak. Maar dit bleef daar by; uitgezeit dat zy den Raadshoof-
de Viglius beval zyn gevoelen fchriftelyk in teftellen, noopende hetfplifTen en vergeeven van zyn ampt, waaraf hy, etlyke jaaren aan eikandere ernftelyk ontfiagh verZocht had ontflaaghen te worden. Hy beriep zich op zyn zwakheid en van dien} hooghen ouderdoom: maer verklaarde zynen vrunden in'tverborghen, dat °°LQfu! hyyflyke tyden op handen zagh; ende kennende de nukken der fortuyne, die zoo quaalyk een langduurende mooghenheit lyden magh, uit den fpeele zocht te fcheyden, eerhaardewalghevanhemte fteeken, ende kans te kee- renquaam. Echter ging demaare, hoe de voorzeide drie Heeren met zoffl- mighe hunne verwanten, by toeftaan haarder Hoogheit een' nieuwe verfehl- king van den heimelyken Raade, ende dien van de Geldtmiddelen , miti- gaaders een verbreeding van den Raadt van Staate en't gezagh des zei vent ontworpen hadden: hoewel hier af luttel gebleeken is. Vlottende aldus de zaa- ken van Nederland t, ontfing de L andtvooghdes laft uit Spanj e, om de rcegd5 De Komng van>t Concilie van Trente met's Koninx inwillighing daarop, te doen pren- met iet ten^ yoortsafkundighehdoor al zyn heerlykyen, en achtervolgen. 'T weli^ van Trente mcntbaar geworden, ongelyke gillingenen beweeghenisvangemoeden Vö5, f'achter- wekte. Zommighen waanden den tydt daar te zyn,dat de ketteryen befchaaflif» volghen, de mifbruyken afgefchaft, en de fcheure der Chriftenheit daar door geheel zoude worden. Anderen zaaghen 't koomen, dat het Concilie, gehowcn |
|||||
%
|
|||||
DER NEDERLANDSCHE HISTORIEN. ff
ter piaatze, daar d'Onroomfchen riepen geenen vailighen toegang te hebben, itff.
van hun, als die ongehoort verweezen waaren, voor partydigh gewraakt zoude
worden, ende zy des te af keerigher van de kerke. Zeeker de Gezanten des fWAare
Koninx'van Vrankryk hadden, op 't eindt van 't Concilie, geklaaght, dat die ^™_
vaaders, om billyke middelen tot beflechtingh der gefchillen, en beetenng
^er [che Ge-
ono-eree^eltheeden te treffen, kleenen ernft, maar eenen vuurigen yver be-
santen oo-
weezenTom de wieken der hooghe maghten te fnuiken, ende der wereldt- ver't Con«
lykeOoverheit den voet op de nek te zetten. Ter welke oorzaak (hoewel zy plic. ook anderfzins gefteurt waaren, om dat men den Spaanfchen Amballadeur, gewoon van alle oudtheit her, beneeden dien van den aller-Chriilelykften te zitten, in die vergaadering eenen bezonderen ftoel doen Hellen, ende hem als van gelyke waardigheit erkent had ) zy verklaarden 't geen daar verricht werd, van geener waarde te houden. Als dan deeze ftof in den Raadt van Staate ge- De Raadt want werd, veritonden eenighen, dat wel zommighe punten, als naadeeligh van Staate aand'oude handtveflen en diergelyke zaaken, aanftootlyk vielen; gelykook tweezin* in't richten der mif bruiken, de noodt des tyds ende der geleeghenheit niet fSho^er |
||||||||||
t'eenemaal voldaan was. Niettemin een werk van zulk een heyligheit, ende '
|
van tCon*
|
|||||||||
datzyneMajefteit, metreede, zoo zeer ter harte ging, diende, niet alleen Ä
zonder teeghenftribbelen, maar zelfs met groote vlyt en gewilligheit, uit- * gevoert. Anderen eenftemmigh met de Heeren, meenden dat het volkoo- men inruimen van dit ftuk, noopende 's Koninx dienft, grootelyx zyn be- denken had. Want voor eerft quam hy zich tefleeken ineen Kerkelyke zaake, nooit voor heen te werke gefielt op dus eenen voet. Ook kon het niet gefchieden zonder de Vorften van T>uitflandfontruften met vermoeden dat zyne Majefteit en de Taus zich in 't heimelyk verftonden j waar door zy ziek ter fchaade dee- zer Landen moghten opnaaken. Wydersftond te beduchten, dat de Landtzaa- ten^afgeweeken van 't Roomfchegeloofszooflerk ingetaale,zich 't zelffte inbeel- dende , en dit voor een zwaar ongelyk opneemende, uit vertwyfeltheit wellicht elders heid zouden zoeken -3 en de quaadwilligheit van vreemden en gebuuren, door de reet e der tweedraght igelyk die daar daaghelyx op toeleidden, tot roof en pionder ing van deezen ftaat uitberßen. T)aar beneevens kon men niet min, danveele luiden met e er e zoo welgeeft elyk als weirlyk, fonvrundt maaken, met dafkundingvan't aanneemen van't Confilie in deezer maniere:gemerkt hunne handtveften en vryheeden , bezwooren door den Koning, daar meè mee ft alle verkoren gingen. Gelyk ook niet te verzwyghen ftond, dat zyne, Majefteit zelf, daarby, aan haare hoogh- en gerechtigheeden geen' geringen aftrek zoude ly den: 't welk te verhoeden met het houden der zaake in haar ge- heel, wyflykerwaare, dan een gedaane oovergiftte herroepen, en uit's bezit-- ters handtte breeken. 'Der halven vonden zy voor e erft oorbaar, het goeddun- ken aller Bijfchoppen, Landtvooghden en Raaden, mitsgaaders der hooghe fchoolen van Loven enT>ouay, te hoor en, zoo op de keuren en't ver kundighen van't Concilie in't gemeen.,als op't geen daar het hunne vryheeden, hand- veftenen'gewoonte teyiaagink, die,gelyk deLandfchappen zelf, veele ende verfchillende waaren. Aan deeze reedenen gaf de Hartoghin zoo verre toe, datzy van alles den Koning verwittighde, en verzocht een affchrift van de \v7ze, waarop men 't Concilie in Spanje was uitvoerende, dat haar toegezon- den werd. Doch ondertullèn liet zyniet de BifTchoppen, Landtvooghden, Bifibop* Raadenen hooghe fchoolen, met de nechtigheit zyner Majefteit indeezen, pn,iand* Kottbefcheidtaf teparilen. De antwoorden dan ooverghebraght, en in den V0Qgh^ny Heimelyken Raadt doorleezen zyndej werden al de Prelaaten, Raaden en Raade" en nooghe fchoolen hierin eenigh gefpeurt; Eerftelyk dat het aanneemen der W Uuren van 't Concilie, noopende de Chriftelyke en Roomfche leere in 't gemeen, hierop E 4< niet hoort.
|
||||||||||
56 P. C. HOOFTS TWEEDE BOEK
1 fé f- niet eens behoorde te h aap eren. Ten tweede moeflen de ge ene die 't beet eren der
Eungevoe- misbruiken betroffen, ookftadtgrypen-, behoudends de rechten en vryheeden en geuit. vancpafronaafi noeming, r echtfpr aak, vereening, bouwbewint, armenbe- diening, zeedezorgh, bezoeking, en diergelyke, toekoomende den Koning, oft zynen vaj]aaien, zoogeeflelykals weirifk. Ten derde, dat, om 'teen en 't ander te volbrengen, d'mwillighing en verkunding nootlyk hadden voor te gaan. Maar zommighen dreeven, dat de verkunding, zonder eenigh voor- behouden te doenflond, ende in 't uitvoeren op de be zonder h e'eden gelet kon worden. Anderen hielden zulx van groot vooroordeel te weezen, ende dat de voorwaarde van 't behouden der voorzeide gerechtigheeden , door een ge- meene maniere van uitdrukken j oft met bewoording der eyghentlykheeden, verklaart diende, oft Qgelyk zommighen zeiden^) by beflooten brieven. Op deeze bedenkingen, als zy meedede reize naa Spanje gedaan hadden, volgh- de'sKonings fchryven van den twintighften inZoomermaandtaandeHar- Metfcbrj.- toghinne, ende voorts het haare, aan de Aarts- ende Biflchoppen. 1)it ver- ven van meldde, hoe zyne Majefleit, gelaft door den Taus, om yt heiligh Conplie van oning en (jyreYlfe ? alzyngebiedt door, kundigh te maaken, en in te voeren, haare Hoog- vcovh'd sop heit dat ftuk in Ne der landt bev ooien had. 'Deszy, zich daar in quytende*, decit be- ^oen aanghezocht en vermaant wilde hebben, dat zy die verkunding, elk in denkiwe, zyngeweft en bedryf, zouden vorderen. Waartoe de hulp e der weirlyke handt, zoo zy dier van doen hadden, hun daadtlyk van de Landtvooghden, Raaden, en haareHoogheit zelf 'zou gebooden worden. Ende op dat zoo heiligh een werk niet verhindert bleeve, terzaakevan de oude gerechtigheeden des Ko- ninx, ende zyner zoo geeftelyke als weirlyke vajfaaien, ook geeneTrelaaten zich , om eenighe indracht daar teeghens te doen , met eenighe keuren van V Conplie beholpen •> was de meening zyner Majefteit, de zelve gerechtighee- den, tot naader orde toe, ongekreukt te laat en. 'Den Landtvooghden enRaa- denwerdinfgelyx aangefchreven, zy zouden dencPrelaaten, in deezen, al~ lenbyftandtbewyzen, ende keur en van't Concilie in alles naakoomen, uitge- zeit daar zy teeghens de hoogh-en gerechtigheeden zyner Majefteit, ofthaa- ter vaffaalen fcheenenteftryden; diezy zorghvuldelyk, in kracht, en haa- ren jeeghenwoordighenftaat hadden te bewaar en, naar'tluiden der bezonde- De ver- re berichtspunten hun hier op toe te zenden. Volghende deezen lall" dan trad kunding de Aartsbiflchop van Kamerik in 't werk •■> beriep zynen Landtraadt> ende; gaat tot braght, naa veel weederftreevens der geeftelykheit en kapittelen, dien aan Kamerun gcene betering van mif bruiken luftte, d'afkunding van't Concilie aldaar te voort. weeghe. Maar te Mechele was d'Aartsbiflchop van der handt, ende niemandt op an ere j-e >t ^y. aanbon(j j)ie van Uitrecht had twift met zyn kerk: en d'eene parthy baapertu zoowe^ alsd'andere kleene Imaak inden handel. 'T welk zommighen deed zeggen, dat die geeftelykheit bet des uiterften ondergangs, die haar door de ketteryen was makende, getroolt fcheen* dan der zeedebeeteringe, die haar van deRoomfche kerke, ilechts ten deele geverght werd. Ten zelventyde, gelyk Gods rechtvaardigheit den Nederlanden de ftrarfe der vei warringe fchuldigh was, ontbond zy de handen der fortuine, om, hier en daar, zaat vanweederwilteftrooyen, en hout te raapen, tot het vuur der oneenigheit: Tw'êbm- voorneemelik t'Amfterdam, ftadt myner geboorte* daar verfcheidene oor- mn Am- zaaken van onluft zich, als uit bezonderepaaden, quaamen ontmoeten, om» fierdam. in gezeKchap den wegh ter ontfteltenis in te flaan. Maar, op dat myne lands- luiden zich aan hunne voorzaaten mooghen ipieghelen, welke exempelen de meefte kracht hebben, en befcheidelykften dienft doen , zal 't der pyne waardt weezen , het herkoomen en d'omftandigheeden deezer moeite van wat veerder op te haaien. Amfterdam dan, hoewel 't maar de vyfde plaats on-
der |
||||||
1.
|
||||||
1
|
||||||
DER NEDERLANDSCHE HISTORIEN, p
der de lleeden van Hollandt had, ende haar in omtrek en getal van inwoon- i f 6 f.
ders luttel oft niet ontliep j vond zich, naar de geleeghenheit van dat pas, in ve grond» ■groote welvaart en weelde, als hoevende neerings en koophandels halven, J^J» voor geen'plaats in Nederlandt, uitgezeit Antwerpen, te wyken. De re- ^ ^ <meenngderftadt, ftond, gelyk noch ter tydt, aan vier jaarlyxfche Burgher- rcgeeringe meefters, en een' Vroedfchap van zeflèndertigh eeuwighe Raadfluyden : 't ge- aldaan recht aan neeghen Schepenen. Booven deezen was'er een Schout van wee- ghe der hooghe Ooverigheit, en 's Graaven perfoon uitbeeldende, om 't recht tefterken, den mifdaadighen boetenen breuken af te vorderen, mitlgaders den Landsheere als Stadhouder des zelven, tot oor en ooghe te dienen. Maai- de Majeitraat (miflchien dat haar deeze opzight verveelde) had zoo veel smaakt, dat zy in den jaare vyftienhondert en achr,geduurende d'onmon- di^heit van Karel, naamaals Kaizar, met het begeefrecht van deezen ftaat be- leent was, mits verfchietende den Graave, op wiens naam echter de laftbrief werdineeftelt, de lom van twintighduizent gulden. Alzoo verviel de klem 't Schout* van 't Schoutambaght aan Burghermeefteren -, bly vende nochtans de Schout in ampt aan bezit der opperfte plaatze, en 't Graaflyk waapen op zyn kullen. 'T gebeurde defiadt !nu in den jaare vyftienhonderd tweeenveertigh, dat, neevens Claas Doedes- verpandt, zoon, Claas Hillebrandszoon , ende Jacob Pieterszoon Haaring, Burgher- meefter werd, voor zyn7 derde reize, Henrik Dirxzoon * de welke, geboo- >jge7agh ren uit den dorpe van Slooterdyk, doch eenighzins geleerdt, ende met den van Mee- naam van Meefter verfielt, door fterkheit van verftandt, en een kervende fi'er Hen* kraftigheit, zoo groot een aanzien en gezagh bejoegh, dat hy, hebbende rikDirx* ■t Stadhuis opgeleidt van verplichte oft eenvoudigheluyden, zynen ftoelbroc- %2m* deren oover de kruin wies, ende by den gemeenen man het aaf ken oft eenken Van der troeve, ja! vorft uit eignen hoofde, en geweldigh heerlcher in Ani- fterdamgeheeten werd. Zynde deeze vier vergaadert in't Toorentien, daar Burgherrn eefters hunne kaam er hebben, quam binnen ftaan Meeiter Cornelis Dobbeszoon Schout in der tydt, met klaght oover de kleenheit zyner wedde, en verzoek van verbeeteringh. Burghermeefteren, gewoon hunne amptlui- den volle nauw te bedingen, raakten met hem in woorden -, mits het wallen der welke hyentlyk uitviel, liever't rappier te willen neederlegghen, dan op den ouden voet, te dienen. Meefter Henrik, zonder zorghe van ongevolght schout te bly ven, vathemby'twoordt: zulxhy, daarmeede teffens uit der kaamere Dobbes» en zynen dienft fcheidde. Maar zoo ras niet, was hy buytenoft d'andere be- won ver* ftonden Meefter Henrik te vraaghen, wat hy nu ge daan had, en hoe men toe- laaten< gaan zonde om wee der eenen bequaümen Schout te kryghen. Hy wyzende door't glaazen venfter naa Willem Dirxlz. Bardes, antwoordde: daarginUr een op den Dam wandelen: en als hum voorgheworpen werd, dat Willem Luither» de, flocgh het in den windt, met zeggen: dat hy een man van de wereldt was, en uit Italië quam. Wanneer hy ook weigherde aan de handt te gaan, men 'hadhet afzetten aan zich zelven. Dies werd Bardes aangenoomen op jaar- WtUem geldt, waarvoor hy van alle boeten beloopende booven tien lèhellingen jyirkfr |
|||||||||||
Jaamfch, te verantwoorden had, en die tot genot der ifteede te laaten. Hy Bardes
"ad in zynen dienft den neeghende van Wynmaandt des voorzeiden jaars komt in tweeenveertigh, endedroegh zich der w)rze, dat hum, in acht jaaren tyds, VnPlaat^ niet dan vruntfehap van^de regeerders bejeeghende. Maar in den jaare vyf- tienhonderd vyftigh C'tzydat hum't hart te hoogh rees, om zich van zyns |
|||||||||||
v
|
|||||||||||
1 Ta tC en vervo°gnden 9 zonderling in zaaleen den godfdienft en 't ver
voighder Onroomfchen betreffende, oft dat hem't voordeel bekoorde, of mimgoet docht zich op zeekerder fteun te veften ) beftak hy te hoove,dat |
|||||||||||
nmgm Marie weduwe van Hongarie , en Stadthouderes oover Neder-*
landt,
|
|||||||||||
58 P. C. HOOFTS TWEEDE BOEK
11& f- landt, de twintigh duyfent gulden aflofte, en hum laftbrief verleende , om het
Diefcbikt fchoutampt, voortaan, van'sKaizars weeghe te bedienen. 'T welk niet ge- schout van fthiedde zonder opfpraak, dathy de geheymeniflèn der ftadt, ende't vein, v fhet zennaarerarmoede, om met geen leening gequelt te worden, ontdekt had. worden. £>e wethouders hem aenziende van toen af voor een' haavik op den tuin, keer- Daardoor den hunne gunft in nydt, en begoften den Kaizarly ken Schout, met loode raakt hy fchoenen naa te gaan, alle liften te hoop zoekende, om hem fachterhaaleiij inden haat inongenaa der Koninginne, en't uiterfte ly den te brengen. Henrik Dirx- der Maje- Zoon voornemelyk, dien 't ipeet, dat men hum dus een ftreek in de rechte ge« flraate"> gaan had, ipitfte verftandt en vinnigheit, en begreep zoo groot een' grouwel, H eeler als ongeloorlyk fcheen, in Hollandfch hart te kunnen vallen. De Doopsgc- leïthem zinden, mits de byftgrheeden totMunfter aangerecht, ende zelfs t'Amfter- laagheiu dam onderleit, waareri, dat pas, in verfche afgryfelykheitj zulx hy, om Bardes den voet te lichten, niet gereeders vond dan de klad deezer ketteryc. Hierop, dan, leit hy 't aan, en, raazendevanverwoedtheit, fchikt op zyn zyde te winnen eenen Floris Egbertszoon Kettermeefter oft Inquisiteur, en vic^ecureit oft Paftoor van de oude kerke derfbadt, op dat het bedrogh, met geeftelyke glimp beftreeken, zoo veel te gladder ginge. Binnen Amfterdam woonde zeekere vrouw van Zwol gebooren, met naameFyHarmans, die, mits d'uitwendighe gedaante, haarinnerlyke leelykheitnietlooghende, om d'afzichtigheit h aarder ver we , in de wandeling, doorgaans , geele Fy ge- heetenwerd, en van't een broödt tot het ander niet koomenkonj als belaß met een huis vol vaaderlooze kinderen •, zynde onlanx haar man in een gevecht ter needer p-eleit. "Waar oover, zy, aangeritft door armoede.en boofaardigheit, twee gevaarlyke raadiluiden, zich, onder ander, begeevenhad tot hetbelaa- ghenderonnoozelen, die, geenentrooftvoor hun gemoedtin deRoomfche kerke vindende, den zei ven, in verboode zaameningen zochten: van welke fhoodheit, de fmaak des gewins lichtelyk een reukkelooze ziel, tot argher verrukt. Deezedan, verkeerende, alsfpiede, veel in't verhoolen, ten huize van den Schout, werd van hun tot het dienftighfte gereedfchap der Ichelmerye Daarlaat verkooren. Geringe giften, en groote beloften, zonderling, van zeekeren zichgeele liaaren vryer tot fchipper te maaken, wrochten op haar zoo veel, dat zy, zon« Fy toe be- ^ Qm Jt acjlterfj-e te denken, zich tot het volvoeren van hun godloos opzet, u& m' oovergaf, en ten onvermydelyken bederve liet inley den. Hierenbooven kree- Anderen ghen zy, aan hunne koorde, een wyf van gelyken gewighte, genaamt Volkje meer. Willems, met eenen Cornelis MartfzoonNotaris, en Adriaanjaniz flyper. Valfihe Verfcheide getuigheniflèn, hun door den Burghermeefter en Paftoor, in den getmgbems monc[t gegheven, werden by dit gezelfchap bezwooren, meldende dat Wil- 2Schout *em Dirxzoon en zyn huyfvrou herdoopt waaren> dat zy eens zaamening fhaa- ' ren huize gehouden, en in andere zich gevonden had. 'T welk de Paftoor aan Rieuwart Tapper, Inquifiteur tot Loven oover fchreef. Maar dit gink niet tot in zulke ftilte, oft Bardes, dien 't nocht aan wakkerheit, nocht aan trouw Die krygbt van vrienden mangelde, kreegh eenige kundfehap van 't geen dat 'er broedde, 'erlucht en wellicht bedenken, dat hy, niet opmooghende teeghens de haatelykheü *ƒ;<?» pafie des lafters, by fchorting zyner bedieninge, oft anders, fcliielyk ooverftagh opz,yn geworpen zoude worden, en half verweezen, eer hy ter weere raakte. Hy voordeel te Was een peribon ( hoewel quaalyk ter taal, en eenighzints ftaamelende) van *ftt' frayen aanzien, groot van geeft, begaaft met de hebbelykheit, die men fl1 eenen hooveling pryft, en der LandtvooghdefTe zoo aangenaam, dat zy hum
By ^oekt ongclyk vryer toegank gunde, dan luiden van zyner leefte, zouden darren heul aan de no0pen Des befluit hy heul aan haar te zoeken; maakt zich naaBruflèl, e11 Mhls verwerft, op een morgenftond, intree t'haarder flaapkaamer. Beezigh met 11**«-*
|
|||||
DER NEDERLANDSCHE HISTORIEN. f9
haar hoofttooyfel, werd zy, als hyde zool oover den drempel zette, zyns ifóp
eerfl gewaar, inden fpiegel; en't hooft omfnorrende, wat, zeid'ze, jaaght uherwaarts? Hy, vallende haar te voet, antwoordde: Vgeweldt, mèvrou^ dat men myner onnoozelheit doet, die ik, teeghens den achterklap en valfche be- tichtingen myner vyanden, by moe Majefleit, koom verdaadighen. Ende zy weederom; zooghy zuiver zyt, billik dat ze befchaampt wordens zooniet > DeRaadf- ik wenfchteu ooverduizend'mylen. Hierop voer hy voort, deedzyn beklagh hm de en weernis zoo wel dat men den Heer Cornelis de Monnik, met den Griffier ^omk des grootenRaads, vanMechele, afveirdighde, om den ftandtder dingen, ^L^ grondelykt'ondertaften. Deeze dan zich tot Amfterdam vërvoeght, en den damJ^ m adem der getuyghen befhufc hebbende, vernaamen de lucht der valfcheit, die worde da ter meyneedighe keelen uitflonk. Niettemin, vereyfcht zynde voet voor bedrogbs voet te gaan, om by vervolgh van den draadt, aan't kluwen te raaken, werd«^«^^ het werk den hoove van Hollandt bevoolen, en by 't zelve eenighe Raadfluï- De laa^ den daartoe gelaft. Chriftiaan de Waardt, Raadfheer, en 's Kaizars *Alge- ™r* dm meine veribrgher, verneemende door veelerley vlyt van hooren en uitvraa- ™F' ^ ghen, hoeyflyk eenoeveldaat, onder fchyn van Godlyken yver, fèhuilde, iandt ^ bewees te dier ftonde, dat hy een liefhebber der gerechtigheit en man met ee- rooien. re was. Naa genoeghzaam beleide vaftigheit, fchreef hy drie verfcheide brie- * Procu* ven van eenen dagh, naamelykden laatften inLoumaandt des jaars vyftien- reurge- hondert vyiFenvyftigh, aan den Schout, die ik zelf in handen gehadt heb. neraeJ. D'eenewas luidende, dat hy: Fy Har mans zoude bewillighen, om met den Sc"üvm brenger tot Haarlem te koomen, daar haar de Raadfheer te fpreeken, en 7iaa a- l1" re ede te konen had. *D'andre verfocht dathy VolkjeWillems, defgelyx, metwann den brenger, zoude derwaartsfluur en, om op eenighe punten, verklaart door aan den haarte voor e, by hem naarder geh oor t te worden. T)e derde hield in, dat de Schout. Schout, wel kunnende bevroeden, waar toe d" and're dienden, befchikken zou- de dat Volkje niet op weghfloeghe, voor dat Fy dicht by Haarlem moghte zyn* opdat deeze, verneemende d'and're, geenfchalk oogh kreeghe, en zich deur maakte. IVant de meeningwas, Fy aldaar te doen vangen, uit zorghe van> binnen Amflerdam, weederfiandt f ontmoeten. Voorts, dat hy hoopte, met der hulpe Gods, aan de waarheyt te raaken. Waar 't nu aan loogh, dat deeze toeleg geenen voortgank nam, is my niet gebleeken* maer wel, dat men Volkje, tot in den Haaghe trok, aldaar een' wyl gaande hield, en daaraaa op VolkU en de voorpoort valt ftelde: dat ook Fy, by nacht, door den Schout, zonder Fygevan- eenigh buurengerucht, gelicht werdj voorts, tot Jan Rooderipoortjen uit, gen. te fchuite gebraght, en te hoove in hechtenis gelevert. De gevangene onder- vraaght zynde op d'omftandigheeden, noopende 't herdoopen van Schout en Schoutinne, verklaarde't zelve gezien te hebben, ftaande op een bankfken, door de glaazen van zeeker fpeelhuis, dat hy buiten der ftadt in pacht gebruik- te. Om deeze geleeghenheit naa te fpeuren, quaamen zeekere ^emaghtigh- Gemagh« den uit den Haaghe, die aan 't Reegeliers hof, daar 't fpeelhuis lagh, afzaaten, tighden en met den Schout, daar onbooden, zonder te weetentot wat einde, naa de van^bof plaats wandelden. Aldaar gekoomen, flapt een der zelve, op de bank, en vanHol~ reikende met de handt naa't glas, vond zynen arm te kort, zulxhetalte verre landtk$0' "wasvandoor'tglas te können zienwat'er binnen bedreeven werd. Derhal- mni* ven, aftreedende, hebt, zeid'hy, goedenmoedt, Heer Schout, uw zaaken TnSm zyn behouden. Ende zonder hem wyzer te maaken, keerden zy weeder naa en vuil ' hZ *£h' MltS de fteun der ftadt' en &"n{ï der geeftelykheit nochtans, vinden.
* apera neteen'niimentydt, eer men befluiten kon, aand'andre metpleeh- "önen de handen te flaan. Niettemin, mits de leelykheit van 't fchelmffuk ooverwoegh, moght, nochtheteen, nocht het ander Meefter Henrik en den Paftoor,
|
||||
6o P. C. HOOFTS TWEEDE BOEK
1S^f- Paftoor entlyk baaten, oft zy werden, by laft van denHoove, op dendef-
Meefler jen Van Bloeimaandt-des jaarsvyftienhonderd zevenenvyftigh binnen Am* Menriken {]-ercjam geyatj dePaftoor, daar hy voor'tOuter ftondj ende met zulk een mn heftigheit, dat hem geweighert wast'zyner woonfteede aantefpreeken, oft Daar toe eenige verandering van gewaadttegaan neemen: maar voerde men hen bei- twee ande- de, zoo daatlyk, naa den Haagh. CornelisMartfzoonen Adriaan Janfzoon ren. quamen in de zelve zwaarigheit. Ende hoewei het der leughene konft was, eenftemmelyk uit zoo veele bezondere monden te kallen, zoo bleef men,
echter, jaaren, belemmert in 'tontwinden der bewimpelingen, waar in de waarheit vermomt ftak. Fy, immiddels, beviel vaneen kindt in den pyn- kelder: 'tzy dat ze weeder eenen man getrout, oft het anders geraapt had, Degetuy- Doch zy, en d'andre getuighen, zich onklaar, en geen open ziende, wend- ghen&oe- tenten laafte, al hunn' hoop naa vergiffenis, en verzochten ze aan den Ko- ^nvergtj- njng5 met beken, datzy, van den Paftoor en Meefter Henrik, bekoort, ge- belyden de ^odit, en door beloften bygebraght waaren, om den Schout en der Schoutin- valfiheiL ne valfchelyk op te zweeren 't geen hun aan eere, goedt en bloedt ging. Zyn- de de Ichennis alzoo in't licht gekoomen, ende genaade afgeflaaghen * deed Zy worden jiet gefecnt zvr, en phcht. De flyper werd in 't oopenbaar gegeefïèlt •, de Nota- SeJ raJf' Yls ondeughende tot zynen dienft verklaart 5 en beide ten land' uitgebannen. De Paftoor moeft bekennen, wel reukeloozelyk, onbefcheidelyk, en op min dan behoorlyke onderrechting, tot lafte van Willem Dirxzoon en zyn huis- vrou, aan Meefter Ruwaardt gefchreeven te hebben •, en dat het hum leedt was, Waarenbooven, humde ftadtenvryheitvanAmfterdam, famt het oefFenen van 't kettermeefterfchap, verbooden werden. Volkje ftarf in de gevankenis, OoverFy ging een fchriklyk vonnis. Maar eer zy ter pleitkaamer, oft vier- ichaar, verfcheen, werd haar voorgehouden, door drie Raadsheeren, met er- innering van de genaakende ftonde haares einds, dat zy, zonder yemandt t'on- recht te belaften, oft te verfchoonen, de waarheit naaktelyk had uit te fpreeken, T beicheidt dat zy hier op gaf dunkt my waardigh voorgedraaghen, genoegli- zaam met haare eyghene woorden,als niet wanhebbelyk beleydt,en fmaakende naar d'ernfthaftigheiteener ziele,die,reeds gefcheeptinde droef heit der doodt, en een ander leeven te gemoet ziende, der wereld den laatften adieu toeroept. Verkil- Ik weet (zeyd' ze dan) dat ikft erven moet-, dat myn tydt alhier kort ü, en de mir ring van re naa by $ en dat ik myn oordeels van u, myn' Heeren, alhier te ont fangen, n ïy, op haa- daamaa voor den Hooghen Rechter te verfchynen heb. Zoo zeg en verklaar ik renflerf by't oordeel, dat ik , myn Heeren, van u en daamaa van den Hooghen Rechtêt * ' ont fangen zal, dat aVtgeene, waarin ik den Schout van Amfierdam, en di zynen belaß heb, zoo by bezwoore getuyghfchriften, als voor verfcheydene bee- ren en gemaghtighden, oft anderfzins, altzaamen gedicht, gelooghen en on- waaraghtigh ü. Ende heb't zelve gedaan, door ooverreedinge, beloften it giften van Meefler Henrik'Dirxzoon, Burghermeefler van Amfierdam, # Mee fier Flor is, V aft oor van de ouwde kerke aldaar. Voorts verzocht zy, dat je- mand van de heéren geliefde den laft aan te neemen,en haar te belooven, dathy den Schout, uit haaren naame zou bidden, om vergiffenis van 't geene zy hem zoo valfchelyk ooverlooghen en te laft geleidt had. 'T welk de Heer Arnout Sasbout aannam, en naaquam. Haar, op dat de leeden, die zich dappe^ inde fchelmerye gequeeten hadden, loon naar verdienft ontfingen, verwed men tot een ftraf, die op haar mifdryf pafte: naamelykdat haar tong uit defl halze getornt, haar hals aan een paal gewurght, 't lichaam gebrandt, en°P H ar laut- ^g^gheveldtzou geftelt worden. Gebraght buiten den Haagh, terplaatze> Re beken- daar ze haar recht t'ontfangen had, vernieude zy, met luider femme, v°°r tem m de ganfche meenighte daar toe geloopen, de bekentenis der valfcheit 3 en h°c doodt. . IV |
|||
DER NEDERLANDSCHE HISTORIEN. ói
vin Meefter Henrik en den Paftoor, hiertoe, verleidt was; met naader .if6f<
ÈIrzoek dat men, den Schout, voor haar, om vergiffenis bidden wilde; Eet daarop haar* tong af kerven, en keele toewringeii: vellende't volk eenen lock oover deaanfticïitèrs van'tltuk, met fclireeuwen, dat men hun bei- den van o-elyke behoorde te doen. Dit gefchiede den derden van Bloeimaandt des jaars duizentvyfhondert eenentfef tigh, naa üyi van den hoove. Maar Meefter Henrik, zich hebbende weeten voor fchrift van zyn' handt te hoe- Meeflef der en de o-doofwaardighe gemighen, met hunne beleedene meyneedig- Henrik. leitgewraakt, ontworfteldeder jongfte ftraffe. Hy zat, nochtans, opde^f^ voorpoort, zeflien weeken, zonder vrouw oft kinderen te mooghen ipreei len, uito-ezeidt, in de laatite vier, Daarnaa had hy zyn herbergh, entlyk cjen Haa^h, voor gevankenis , mits borgh Hellende voor twintighduizent gulden, enoppeene, dathetftuk, zoo hy vloode, voor gebleeken en belee- ienzoup-ehouden worden. Alzoo duurde't een jaar, eer hum veroorlooft werd, binnen Amfterdam te koomen; ende dat niet dan by verdubbeling derbordito-hte, ter fomme van veertighduizent gulden, en met verbandt van wceder te keeren, ten vermaan van den hoove: daar hy noch onder Hond aan den kant van vier jaaren. Te weeten, booven dat van Fy, werd hum noch #ƒ ßondi tweederley bedrogh opghezeit. Het eene zoud' hy met mompen van zee- n^am bJ kren gemaghtighde, gezonden van weeghe der Landtvooghdeflè in 't jaar /^ ^_ vyftienhondert vyvenveertigh, om te verncemen hoeveel graans t'Amfter- derrecht. dam lagh, gepleeght hebben; beftellende dat de koorenkoopers tweelafïeii vooreen aangaven, op dat alzoo oorlof tot uitvoer dier waare verworven wierdc: het ander, met achterhouden van meer dan vierduizent, uit der- tienduizent en etlyke hondert gulden, waarop deomflaghdes tienden pen- ninx van de waardy der huizen en erven binnen de ftadt en haare vryheit, in 't jaar vyftienhondert drieënvyftigh, geichat was. En belangende de twee naaïf- verhaalde valsheeden, verklaarde 't hof* eerft op den zeeven tienden van Gras- maandt des jaars vyftienhondert tweeëntièiHgh, den Algemeinen verzorgher niet ontfanklyk tot zynen eifch, in der forme als die genoomen was. Terfëns ontzcid' het hum zynen vorder eiich: doemde niet te min den verweerder in de korten, zoo zyner gevankeniflè, als andre by hem gedaan; en beval den verzor- ghcr, de pleitpapieren naa zich te neemen, om 's Koninx recht te bewaaren, De Scfm't teeghens de ichuldighen, daar ende zoo 't behooren zouw. Niet zoo haaft van hem waande Meefler Henrik hiermee eenen vryen hals te hebben, oft hy begon, voorsebe- feller dan oit,weeder te wroeten: en wy tende al zyn leedt en oneer den Schout, penen ge- vorderde, om de zelve te doen beeteren, hem voor Scheepenen der fladt. En- daaSht. de vermoght de partydigheit zoo veel, dat men deezen man, van wien ineeit Meefier al de gemeente eenen fchrik had, noch, in de jaaren drie- en vieren tfèftigh, 'tot Hm^ Burghermeefter koos; jaa den Paftoor weederom zochtt'Amfterdam^te be- Z°rBur- * roepen. Alle handelingen van den Schout, die eenighfzins te mifduiden waa- gherme'e- ren, werden uit den grondtopgegraaven; zonderling, daar hy d'Onroom- fier. fchen moghte ichynen verfchoont te hebben; gelyk hum, in der daadt, het ver- De schout volgh om geloofszaaken, en de bloeddorft der anderen verdroot. Men tracht- m&oote te zyn' fchoondochter, die, om haaren meer dan burgherlyken rykdoonij ™oeite- eertyds aan eenen Ammiraal vanHoliandt, gehuwt geweeft was, van ket- 'T Scbm~ terye te doen oovertuighen: verworf op nieuw het Schoutamptin pan dfchap, %** me7 aan de ftadt in't jaar drïeëntfeftigh, enitiet'erhemuit, indenjaarezeflèntféf- fiJdTbe- * tigh; als de Hartoghin van Parma zich de keur van't Burghermeefterampt leent, en aangenooinenhad, en luiden naar haar gelieven daar toe beroepen; ree^hel- Meter Pk- ^echtteeghens handtveflen enoudt gebruik: hoewel onder yerklaarino-evan mfaoon *zclve mgeen gevolgh te willen trekken. En men bekleedde zyn pi aats met ^aar m &€* F " fielt*
r eenen*
|
||||
62 P. C. HOOFTS TWEEDE BOEK
i f 6$. eenen Pieter Pieterfzoon, die by de tydgenooten zyner jeughd, om 't uitky,
ken (al dat pas) van een inbitter hart, den bynaam van Draakebloedt plagh tedraaghen; en thans, met pleeghen van manlyke wreedtheit, in worghen, drenken, en bloedtftorten, onder een fchynheiligh gelaat en paapen opzight, wel klaarlyk zynen aardt toonde. Daarnaa werd opgeftreeden aan Bardes, uit twyfelachtighe getuighenifïèn, en teekenen, dat hy de beroerten had hel- pen ftookeii; te dien einde, verftandt, met den Prinie van Oranje, met den Heere van Brederode, en, in fyfer, met Dirk Volkhartfzoon Koornhart, gehouden ; jaa eenen Calvinifchen leeraar in den Haagh gebraght. Ende, terwyl hyaand'eene zyde, vanaldeeze zwaarigheeden werd aangevochten, ontviel humaan d'andere alle toevlucht eil onderftandt. Vrouw Mary was, oover lang, uit derty dt. By die van Parma vond hy dezelve gunft niet. De Bardes ge- Hartogh van Al va quam in't land. Dies raakte hy ook te hoove in hechte- vangen,ge- nis: werd, naa lang zitten, by goeddunken van den Bloedtraadt, wreede- tynigbt, lyk, gefoltert, en, booven dien, met roeden gegeeflèlt, in den ouderdoom gegeeffilt: van tzeeventigh jaaren. Ende , hoewel hy dit uitftond met onverwonnen moede, zulx de gemelde Raadt hem zuiver van de beroerte fchoude, men hield echter, met voorwenden van andre zyne zydgangen, hem aan de lange koorde j en een'groote fom penningen in, die de Koning hum fchuldigh was. Voorts begon de fcheuring des Lands i enhy, vindende geen'veiligheitby de Spaanlgezinden, de parthy der Bondtgenooten te volghen: oorzaak, dat zyn Verließ meefte middelen , als geleeghen onder Amfterdam, hum t'onbruik gemaakt zyngoedt, werden. Al't welk hum, niet alleen aan't lichaam, maareindtlykaan'tver- gezontbeir, ftandtging; en zynen eenighen broeder Meefter Claas Hein zoo naa, dat het enfïnnm. jlum 00jc [iet zvne ontftelde. In deezendeerlykenftaat, en een'gebreklyk- heit, die hum al een' wyl verbood wyn t'zyner taafel te nuttighen, braght hy, tevooregewendtadelykteleeven, de reft zyner daaghen tot Delft oover: al- waar het den Prinfe van Oranje, hem aanfpreekende, traanen en klaghten koft- te, dat zoo bloeyend een vernuft, der wyze geknakt, en verwelkt was. Ziet hier hoe't Bardes bequam, 't krakkeel teeghens den wryter en zyn'trawanten te trouwen; en hoe hy d'ongelukkighe liefde tot vryheit en vaderlandt, met verlies van goedt, gezondtheit, en zinnen bezuurde. Ziet daar ook, hoe dier meefter Henrik zyn hoomoedt ftond; die (booven de quellaadje van 't bezwal- ken zyner faame, booven zwaare en verwylde gevankenis, anxt en gevaar van fmaadelyke doodt en verbeurte van haave) rampzaaligher veel, 'dan Willem Dirxzoon , zoo lange jaaren , en oover 't zeevenentfeftighfte zynes ouder- dooms, van ipyt, nydt, en wraakgierigheit, inwendighe beuls, gepynight werd; zyn eyghen hart gegheeten, zyne en zyner eevennaaften zielen, oover den tuin gehangen heeft; uit enkele ydelheit, en kindfche ftaatzucht, om, zon- der genot, onder zweep van meenighen oovermeefter, een arme heerfchap« py te dry ven, die aan een' draadt van ragh, en de wenk des Landsheeren hing. Want het vermooghen en achtbaarheit der ftadt, van dien tydt, kan, nerghens naa, gekeken worden, byde hoogheit, waar toe zy feedert gefteeghen is, en'tontzagh, dat haar jeghenwöordelyk, onder de regeerende Staaten van Hollandt, word toegedraaghen. Daarenbooven, hoe vaft hy zyn ftuk meen- de beleidtte hebben, is't hum, in verfcheidene en onverwachte wyze, ont- fchooten. Want eerftelyk, 'tzy zynen eighenmetverwantenvanzynongc- zellighe heerfcheit, en dwingelandy, de walghe ftak, oft dat zy zich de vuiüg" heit der opipraake fchaamden, vergat men hem voortaan meer Burghermee- Moe'tmet fter tcmaaken. Daarnaa werd hy inden jaare achtenzeeventigh neevens an- Meefter ^ere regeerders, ter ftadt uitghefchikt, met flechter vergeldinge, dan hy zyn Hennk. 4m gepleeghde meefterfchap, geweldenaary, en wreedtheeden, had toegheleicfc ltt?' ' l Want |
|||||
<
|
|||||
DER NEDERLANDSCHE HISTORIEN. 6B
Want alzoo humzyn huyf Vrouw, een paar reine hemden, aan boordt naa- ifógi
zond, deed hy ze door de dienftmaaghdt, die ze braght b weeder te rugge draa* dien' zeggende dat hy dier niet van doen zouw hebben 3 als die geen and're reekening maakte, dan dat de meening was, het fchipmet hun allen, buiten den boom, in den grondt te booren. Doch zy werden aan Sant Antonis dyk opgezet j van waar hy, met eenighe anderen zich naa Haarlem deed voerens ê Aldaar gekoomen, en dit pak van zyn hart zynde , ging hem boertens luit aan- endezeid' hy tot zyn' makkers; een ding hebben <wy vergeet en. Als zy vraaghden wat ? antwoordd' hy den kruiwaaghen. 'T welk in Amfterdamfch gezeitis, delyntoght, en't mennen der zaaken, naar hunnen zin. Ende als hum zyn gevoelen, noopende dit omhangen der hekken, werdafgevordert, huimetuït (zeid' hy) hoedt u voor de weêrfluit. Dit ook is een' outfrenkfche byfpreuk, waar van'teerfte by zommighen gehouden wordt, voor een ge- ' ■' o ÏQ-ompen lafchwoordt, van de drie Hemmen, huiden, maat, uit. Naame- lyk, dathetSpaanich geweldtzyn hooft aan Hollandt ftooten, endenieuge- ftichte regeering duuren zoude, kon niet koomen in eenen man, die hoe fchrander hy ook was, zyn oordeel op enkel eignen' ervaarenis veftighde, zon- der te befpieghelen'tgeen men befchreeven vindt van de moeite, die maar maatighe plaatzen, door de fterkte haarder geleeghenheit aan grootmaghtighe Ryken, gekoft hebben. Aldus dan ooverleeft hebbende d'ellendighe groot- heit, waar van hy zynen afgod maakte, ftarf hy tot Haarlems en ruimende met een flank van onafwiilèlyken lafter, lieteenen naam achter, die van alle luiden met eere, verfoeit werd. Zelfs op zyn' uitvaart, ging de fpraak, dat liet lyk wonder iyker wyzevermift was, en eenigh fpook > indeplaatzevandien, de doodkift bezeeten had. 'T welk, hoewel beuzelachtigh, en al te blindelinx gelooft, nochtans te kennen geeft, inhoebyftereen gevoelen van Godtver- geeten' heilloofheit, hy, by den gemeenen man, geftaan heeft. Ende kan men nu afmeeten, indien deeze tweeperibonaadjen, in een opperheerichappyvoe- rende ftadt, gebooren waaren ge weeft, met wat ramp en verwoefting, zy hun vaderlandt zouden bedroeft en bedorven hebhen. Want de gefplitftq bur* ghery, elk, naar hem zyn zinlykheit, oft baatzucht aanhitfte, jookte van toght* om deez den eenen, en die den anderen, onder naam van Schoutiften en Mee- Pwtyfchap fterHenrikDirkiften, naa tedraaven, enzyn' wcederparty in'tonderipitte vanScbou- helpen. De fchotsfehriften, en faamfmettende gedichten, ginghen, op alle ^ifienen ftraaten, markten en maaltyden, om: een waapen, dat zonder voordeel, m$er op zynen vyandt te haaien (gemerkt het eenen yghelyke eeven naa is) niet ^mff -, dan quaadt bloedt en verbittering maakt5 en gefchouwen, met recht, van J '"" eenen wereldwyzen man deezer eeuwe, voor teeken van zwakheit der re- geeringe, in onze ftadt, altyds verbooden, en altyds gebruykt zal worden. Maar 't verreekenen deezer gefchiedenis, die 't beeter voeghde, met haar vol- le leeden , teffens , dan ftuxwys , ten toon te Rellen, heeft my oover den tydgevoert, die ik nu hervatten gaa. Detweedraght dan, dus heftelyk ge- dreeven, inden jaare vyventfeftigh, vond noch een ander aas, om de vin- aigheit aan te voeden. Door de duurte van 't kooren, dat tot ooverhooghen verhitte- piyze geklommen was, den daaghlyxfehen aftrek, en vreeze vanhongers* rïngm 1100 \j*lad de vroed^cnaP te raade gevonden , de ftadt, teeghens 't uit- oorzaak? voeren der graanen, te fluiten. 'T welk, hoewel zwaar voor de geenen, die vandekoo* ^ch met deeze foort van handel geneerden , nochtans , mits de behoefte > ^nkeure, rerichoonbaar geweeft waar, hadde de flimheit der baatzucht, daaronder peeiende, deezen heilzaamen toeleg niet tendeele vruchteloos , en ganfeh aateiyk gemaakt. Naamelyk, als 't raadftot, des avonds, genoomen was, om morgens daarnaa verkundight te worden, fchikten eenigheleeden der wet> F 2 en
|
||||
64 P. G. HOOFTS TWEEDE BOEK
15&1' en zommighen hun bevrundt, in der nacht de boomen oopen te kryghen , en
meenighte van rog en tarwe te verfèheepen. Des anderen daaghs, als 'er geen graan meer uit moght, liep de markt zoo laaghe, dat ze meer dan tachtentigh tenhondert, by die van buiten verfcheelden. D'onbegunftighdekoorenkoo. pers derhalven, dus dapper, op hun achterdeel gezet, hadden goedt, bril toe, % en hun eighen verlies, fampt de winft van anderen, meteeven quaadtoogh, in te zien. Maar zich vermeeftert en nerghens toevlucht vindende, was al, dat zy konden, den mondt, tot de ooren toe, oopen te doen,om met fchreeuwen en fchelden, te bewyzen, dat hun dit leedt in den krop flak, ende, in tydt en wyle, gedacht zoude worden. Hier benevens, had'ër een derde miihoeghen, oover de twintigh jaaren gefmeult; 't welk uitbreekende ontrent ter zelve ftonde, denwethouderen, niet luttel ontzaghs, en gehoorzaamheits onttoogh. Van onlußom oudsher, en tydt tot tydt, naar dat het landt oorloghs onderwaarigh geweeft de laßaad- was ? nacj je yroedfehap het timmeren onder de ftadt afgekcurt, op dat de 3e' vyandt, mits 't aanhooghen der weeke gronden, en 't gebouw dicht by de vefte, geen voordeel kreeghe. Quaalyk kon men dit doen naarkoomen aan de Ooft.
zyde, en den oever van 't Y, die de laftaadje genaamt werd: alwaar de ingeërf. den te groot een' bekooring leeden, om zich van de geleeghenheit der plaatze fhunnen meeften oorbaar, te dienen. Men begon'er derhalven, in'teerft, fcheepstimmerwerven, en wooningen voor'tarbeidfvolk te fliehten: die, bj bevel, gegeeven van Vrouw Mary, inden jaare vyftienhondert vyvenveer- tigh, enververfcht in die van twee, en drieënvyftigh, werden afgebrooken, Doch, om geen ambacht van zulk belang voor den lande, als 't fcheepstimmc- ren, te verachteren, ftond Koning Philips in 't jaar zefïènvyftigh toe, dat men, binnen de vy ventwintigh roeden, zeekere hutten met week dak en houte wan- ten , zouw mooghen opflaan; mits gehouden zynde, als 't noodt deed, de zelve, tot zeggen der gerechten, en eighe kofte, te floopen. Maar de eighenaars heb- bende dus veel voets verworven, traaden allenf kens voorder, en zoo verre, dat men nu een' goeden hoek, met fchuuren, Ipykers, en huizen, betimmert zagh. De Majeftraat dan, opwaakende, werd te raade, een verloop dus wyd gekomen, te rechten -, 't welk billyker geftaan had, in den eerften aanvang, te weeren. Veel weederftreevens bejeghend' hun in dit werk -, dryvende de be- zitters, dat men de zwaarigheit, daar 't verbodt van 't bouwen op ooghde, zon- der hun bederf, met vergrooting der ftadt, en beveften der laftaadje, kon voorkoomen. De zaakalzoo ftaande, zeit men, dat een van de regeerders, op eenen der ingeërfden, zeekeren grondt, in koop, deed verzoeken, om deel aan de ichynbaare winft te hebben, die hy zich fterk maakte, te doen zee- ker gaan. 'T welk afgeilaaghen met fchorre woorden, naamelyk, dat men 't houden wilde, en voor al aan hem niet ooverdoen, zoo groot een fpytont- flak in den geweygherden, dat hy uitvoer: zoo zoud het ook niet binnen ma- ken. Oft dit Gerrit Tecwizoon geweeft zy, oftMeefter Henrik Dirxzoon,| weet men voor wis niet naa te zeggen: behalven dat nocht Gerrit, nocht Hen- rik , hun gewoonlyk fpoor, met dus hoe vinnigh een driftigheit, zouw hebben te buiten gegaan. Te min aanziens, hierom, had in deezen, der wethouder^1 De drie yver, fchynende, meer uit nydt van eenen man, en zyn te leur gefielde baat" fanjffcbap- zucht, dan uit zuivere zorghe voor ftads welftandt, her te koomen. Ende ge* pen fpan - merkt de laftadiers, een groot deel van de treffelykften der burgherye waarefl- nen tz,aa- YiC[ oecJenkelyk clen wegh der daatlykheit teeg-hens hen in te gaan, voor de enhellen Seenen' die met ^e reft niet al te wel ftonden. Jaa alle drie de benden vap oover Schoutiften, koorenkoopers, en laftadiers, fmolten, in de hitte van eenpaafl' d'Onroom- ghen haat teeghens d'Ooverheit, hunne weederwilligheeden t'zaamen; en, on' fihe zyde. zich noch bette ftyven, begoftenallenskenseenelyn, met d'Onroomfchefl'
te
|
|||
DER NEDERLANDSCHE HISTORIEN. óf
te trekken. Waar mecde het uit de kyf was, dat hunne party booven dreef. : * S6f-
Zoo raakte de zaak in recht, en nam een' traaghen trant, dewyl de wreevel- moedt, door 't dwerfdryven, vand'een en d'andere zyde, daaghelyks aan- wakkerde. Het eynd was, dat men hebbende de handen ruim, door 'tuit* wyken der Onroomfchen, als de Graaf van Lumey, uit 's Prinfen naam, voor Amfterdam quam, gelyk hier naa te verhaalen ftaat, onder dexelvan die noodt, het vuur in de laftaadje frak, en liet ze, tot den grondt toe, afbran- den- Maar uit al deeze ongenuchten, Iproot, in dit jaar, het inleeveren van KUgbtèn zeekerfmeekfehrifttehoove, met klaghten oover de wethouders, enhoezy, tehoofoe- maa<mbymaagh, bloedt by bloedtverwant ftuwende, derechtmaatighere- ver de wet* geering, die 't gemeene nut tot wit heeft, met eenzydighe baatzoekelykheit, °^^d verbaftaardden. Deez'hielden heftigh aan om de teykenaars te weeten. Dan jjartpgjjjK^ 't moght hun nooy t gebeuren. Op gelyke wyze was aan Schout Bardes de be- m s mopen«. lydenis van geele Fy geweighert, waar meede hy 't meefter Henrik, had de 'tnm- mooghen zoeken zuurder te makken: zynde 't hof te befcheyden, om der bloedt en wraakgierigheit de naaghels te lengen* De Hartoghin , op dit vertoogh , maagh- maakte, den eerften van Herfftmaandt, een keur, om, by maniere van voor- fib*Pondei' raadt, plaats te grypen, die verklaarde de regeerders, op geen verkorting deregeer~ van de vryheeden der burgherye, oft andere mishandeling , bevonden te j-^J^ weezen 3 en nochtans fcherper reeghei, teeghens 't naabloedt en maaghlchap ftelde. Uit andere geweften liep men ook daaghlyx der Landtvooghdefle ter zmare ooren. Burghers, eedelen , fteeden, Staaten, quaamen met klaghten op klaghten klaghten te hoove, oover 't vervolgh, ooverlaft en quellaadje hun gedaan oover in~ door d'Inquillteurs en hunne gemaghtighden, die hun metbeklaaghen, be- quifuieen tighten, in pleit trekken, eere, goedt, bloedt, vriendenen maaghen veegh pla^^ ofteonvciligh maakten. Op wandelplaatzen, gaflèn en gaftebooden, werd m' anders niet gekout, ende fprak men vuur en vlam. Oft'er fnooder flaaverny te verzieren was, dan in'tmiddevan de Jpien en verklikkers, eentfidderend Ie even teleiden, die woorden, werken, jaa gelaat■> en gedachten daaruitge- kaavelt, opeekenden, en ten arghfle ooverbraghten, aan luiden , voor de welke zich Kaizar Kar el niet had können hoeden*, nochteden laßerontgaan van deLuiterfchen, in ^Duitfchlandt, te zacht gehandelt te hebben. Hier by werd looflèlyk uitgeftrooit, lichtvaardelyk gelooft, hoe de Koning zelf, bevonden op eenighe beweeghenis met d'ellende der ketteren, had moeten lyden, dat men hem dat zondigh bloedt aftapte en verbrandde. Anderen zei- den , dat het gefchiedt was om een woordt zeekeren Inquihteur te naa gefproo- ken; ende zoo een mifdaadt niet anders te verzoenen geweeft. Ook liet men 'tnulangher by d'Inquifitie niet; maar begon oopentlyk oover de Plakkaaten te roepen, ende dat het vonnijfen, naar luidt der zelve, voor Godt niet te verantwoorden, nochte denzinvan'twoordt kettery eyghentlyk te bepaalen was j ende, ooverzulx, dikwyls, reeden van kle en belang, als het den Rech- ter lufie, tot ketteryver duidtwerden. T>at zelfde boetveirdighe ketters te doen fierven, alle andere wreedtheit te booven ging -, gemerkt de Spaanfche Inquiptie hun, Qten waar e in't alleruiterfte, ende als zy reeds aan deflaak flonden)'t leeven gunde. Een van de Hoofden t'Amfterdam, wiens naakoo- melingen noch heeden van de Roomfche gezintheit zyn, voerde zeekeren Scheepen te gemoet, dat hy voor de vierfchaar Gods verfchynende, dien alsdan 's Kaizars Plakkaat in de handt moghte zien te fteeken, ende gewaar worden, hoe verre hy koomen zouw, met zich daar op t'ontfchuldighen. Voorts vond men nu en dan verfcheide fchotsfehriften geftrooit, oft gekleeft aan de poor- ten van'thof, van *t huis van Oranje, van dat vanEgmont, teBnnTelj waar byde zaak der verdruktenverdaadight, ende die heerenter hulpe gedaaght F 3 wer-
|
|||||
t
|
|||||
66 V. C. HOOFTS TWEEDE BOEK
1565-, werden, ten einde men vryheit van geloof verworve, zulx yder, naar zyn ge-
D'itiqui- wiffe, moghte leven enfterven. D'algemeine Inquifiteurs van Loven, ter fiteursdaar andere zydc, zich belghende, dat men hun (zoo zy waanden) noch niet ge- teeghens noegh ontzaghs droegh, en te luttel te wille wift, fchreeven aan haare Hoog. hjaagben neit} 0m, als langer nerghens meer toe dienende, van hun ampt ontlaftte oover te worjen- DeHartoghin, als in dus een holgaande zee, werd herwaarts en &Jhs°nt~ derwaarts gedreeven. Etlyke lieeden en plaatzen pooghden haar vroedt te "c%' maaken, dat de kettery, op veel naa zoo verre d'ooverhandt niet genoomen had, als de maar wel ging. Deheeren, en die hen volghden, hielden daaghe-
lyxftaande, dat het getal der afvallighente groot, ende onmooghelyk was uitterooyen > maar noodigh, hun in yetweste gemoette koomen, en ten minfte, zoo niet in 't oopenbaar, immers vryheit binnen 's huis te vergunnen. Anderen oordeelden, dat van de zwaarigheit wel werk te maaken•, doch niet te wanhoopen was, oft, als yeder, in den^dienft der kerke en desKoninx zich queete naar behooren, men zoude gelukkelyk booven raaken. Draa- ghende'tlandtdefcheurzucht aldus onder de leedenv quam entlyk's Koninx 'f Koninx antwoordt van den zeeventienden van Slaghtmaandt, aan de Hartoghin, op fchrjven m jer befchreeveiien goeddunken van den zevenden van Hooymaandt, famt op eeyge- ^ ^ejg|ien ^es Graaven van Egmont, oover 't ombrengen der Weederdoo- hit.m' Peren. Op dit.laatfte was zyn zeggen , dat dlnquifitie, als gepleeght van zyns Heeren Vaders tydt af, tot toen toe, voor niet nieuws kon genoomen wor- den. Welhadhy denPrinfe van Gavere gelafl, f oover leggen, oftvoord'oo- penbaare,hoewel ze eenighszins fcheen tenfpiegel'te dienen, eenighe heime- lyke foort vanflraffe te verkiezen waar, ten aanzien dat de verweezenen i D- ., met eenenroem van om't geloof te lyden, ter doodt gingen. Maar ondertuffen met de had hygeen fiilflandt van Inquifitie en "Plakkaaten geraamt, oft meening om ftrengbeit diente ge do ogh en. Jaa dat het quaadt zoo zeer gegroeyt, daaghelyx voort- voort, ßr uit ende, en ergher dan ooyt was,fiond der onacht zaamheit, ßapheit, en ooghluyking der Rechteren te wyten, naar dat hy vernam, en haar voor hee- nen onderfcheidentlyker verflendight had, inytbeantwoorden vanzeekerge- fchrift, hem, inLatyn, toegezonden. Noopende het gevoelen der befèhre- venen, oopende hy zyn verftandt door een gefchriftbezonder, in forme van *Apo- * byteekening. Hier in verhief hy hooghlyk hunnen raadt 5 ende, yet van ftille. kleen belang verandert hebbende, ftond de reft volkoomentlyk toe; vooral, de ftrengheit van 'tvervolgh. Want de ketters, zeyd' hy, had men f eiken maale, als deflrafwat was gekoomen font laat en, de oor en zien opfieeken, Endegeengezondt oordeel, oft het vondongeruymt depeenen te minderen, daar de mtfdaaden toenaamen. cDerhalven , zoo teenighen Rechteren aan hart oft wille mangelde, het zoude hem, in een landt, daar zoo veele rechtzinni- ghe Chrifienen waar én, den dienfle Gods en huns Koninx toegedaan , aan geen' andere ontbreeken die beeter moedt enyver hadden, om dePlakkaatenj naar hun inhoudt, te handthaaven. ' Twelk de waar e wegh was om des werx meefler te worden i en beeter, dan dien van de' ver zoet inge, op dit punt voor- ge flaaghen , in te gaan. Ook hield hy ergher lyker, den Rechteren, door eenigh berichtfchrift, zulke maatighing te veroorlooven, dan de zelve by oopenbaart verkundinginte voeren, ten aanzien van den afbrek der acht baar heit, en af der ongerief, dat daaruit volghen moefl, T) och ondertuffenfiond, op de zee- debeeteringder geeflelykheit, en 't onderwyzen der gemeente, met alles wat daar aan kleeft, geenfzins te floffen. In dit fchry ven, voorgeleezen den Raa- f kt ^e van Staat€' door de Landtvooghdes, in ^ Vintermaandt, ontzette zich deeze brief gr°otelyx de Prins van Oranje. Zoo deed ook die van Gavere en de Graat denHee- vanHoorn. Men gaf het dien van den Heimelyken Raad te doorgronden) ren, om, |
|||||
i
|
|||||
DER NEDERLANDSCHE HISTORIEN. 6j
om naa 't hooren van hun gevoelen, naader in dien van Staate ooverwooghen t ^.
te worden Midlerwyle verfcheen den Heeren, mits de bruiloft des Baroens zy ban* van Montigny, bequaame geleeghenheit, om onderling, en met anderen van delen hier hunne gezintheit, hier op te handelen. Daar zeit men, dat eenighe tongen, "overop dé vlot door den wyn, met grootc felheit teeghens d'Inquifitie en Plakkaaten uit- ™^£ voeren: jaa teeghens den Koning zelf, met zweeren, dat men hem, zoo hy ee- . veil flyf bleef, de beklemde vryheit, uit der hand zoude breeken. 'T welk oj> genoomen van de byftanders, én onder 't volk gezaayt, 't zelve dapper genioè- dightzouw hebben, Dervoeghe, dat de heeren, by fchrifte, geplakt aan de Schriften deuren hunner huyzen, nu tot vaaders, en voorilanders der Onroomfgezinden aan de werden aangeroepen, met verzeekering, zoo zy zich teeghens de tieranny Poorten van tichrap Helden, van rug aan de gemeente te vinden. Des heimelyken Raads "^ Hmen goeddunken daarnaa ingebraght zynde, quam op dit verftandt uit. T>at zy, 'Z$u %ebbende alles met behooriyke aandacht gezift, het befluit zyner Majefleit zoo »Tge'voe. volvangoede meen'mge e?i heyligheit vonden, als nootwendigh, in dit gewricht [m van den vantyde. Ende, om-v'anpunttot punttegaan, wasvoor eerftvereifcht, den Heimely- Biffchoppen, Prelaten, Raaden, Hooghefchoolen, Landtvooghden en goede ken Raadt: fleeden aan iefchryven, dat zy ingeenengebreeke te blyven hadden, van te vol- ßarP &e* voeren al 'tgeene, datnoopende'tonderwys der jeughd, de leere desvolx, en me&"m ze e deb e et er ing der geeft elykheit, door den Koning, bev ooien werd. Belangende de twee lee denman de Plakkaat en en d'Inquifltie, daar me ede was 't niet anders geleeghen, dan zyne Majefleit oordeelde -} ende, derhalven, aan de Raaden ende goede fleeden tefchryven, dat men de 'Plakkaaten en keuren, naar hun begrip, als v oorhe enen, f achtervolghen had, zonder in eenighe nieuw igheit te treeden. Pjlnquifitie, zvaarmeê zyn Majefleit ook niet nieuws meende, maar aüeenlyk het ouwlinx ingevoertgebruik te doen onderhouden, diende, in geener maniere, naagelaaten. Maar zy vonden wel raadzaam den laft en de berichtfchriften der Inquifiteurennaatezien, enoft zy daar ,eenigher wyze, booven gegaan waa* ren -j mitsgaaders te verzorghen, dat zy zich geen vordergezagh toeeyghen- den, dan hun daarby bleek opgedraaghen. Waar door men te weeghe zouw breng- gen, dat de gemeente zich de meening, haar in't hooft gefteeken door eenighe boozegeeften, qiiaame font ge even j en haar ver zeekeren, dat men die form van die van Spanje, geenfzins verftondin te voeren, gelyk de quaadwiUighen uit' • ftrooyden, maar alle enlyk te doen plaatsgrypen, 't geen voor al eenwyle, met rypheit van raade, zoo pleghtigh was ingeflelt. Met dit goeddunken van den De Raadt heimelyken Raadt, vergeleeken't hunne etlyken van'den Raade van Staate. van Staate Maar de drie Heeren, fchuwende het minfte toeftemmen derlnquifitie, als vol&htten
- — J " deel. Maar
|
||||||||||
op 't welk ge en inzeggen meer, nocht eenigh onderzoek van laftfchriften,oft vet 't wer kop
anders viel, dan'tzelve aüeenlyk uittevoeren, ende de Raaden der geweften zyn beloop en anderen, van haar webehaaghen, op dit punt en dereft, te verftendighen. fiaamdocb |
||||||||||
bende naa ditwoordt, onderving hetdaatelyk, enzeid'erop: dewylmendit ^madtßee
|
||||||||||
vree/de, waar 't beet er de zw aar igheit te verhoeden, dan te verhaoften^ 't welk v t£aT
buiten twyfelgebeurenzouw, zoo de Stedehouderenenfleedeny etsgefchreven ^elffie, en wier de, voorneemelykdienvan Antwerpen, noopende d'Inquifitie. <Dathier~ vaadfsKo^ meede zyne Majefleit niet gedient, nocht dit haar bevel oft meening was. n'mx brief h?ide verzocht hy met eenwydloopende beraadfreede-, dat men doch ditpadt, *i*trucbt- twelk op beroerten en arghernis uitkoomen zoude, nietinjloeghe. Jaawashy haar ie ooverboodigh, zoo zyne Majefleit het anders danwelnaame, aUeenal denon- makm F 4« dank
|
||||||||||
•
|
||||||||||
68 P. C. HOOFTS TWEEDE BOEK
156 f- dankte draaghen. Oranje daarop,zeide,dat hy de zicht baar heitvanJtnaakend
onheil toeflond. Maar men had het den Koning, met brief * op brief \ bezending op bezending, vertoont, zonder eenflroobreedte te vorderen. 'Twas eens tydt, onder daanigheit te bewyzen , zoo men niet eeuwelyk weêrflreeven wilde, en de treflykflen des Lands in d'ongenaa zyner Majefleit doen vallen •> daar niemand borgh voor worden kon. Ook was, naa 't oordeel van anderen den Koning on- mooghelyk,zich van eenighe verklaaring zyner wille gehoorzaamhe.it te beloo- ven, zoo men deeze niet gelden liet* die daarom ftip t'achtervolghen ftond, Uur mm en de meening zyner Majefleit den Landvooghden, Raaden en fleeden be~ M ^~ kent te maaken. Deeze reedenen nam de Hartoghin, voor vol aan, en beiluit, fielt Hip te oover ^ z)rde. Daar is 'er, die vermeldt, dat de Prins alstoen, greenende, ce- gehoor^aa- nenhem naafl gezeeten in't oor beet: men zoude nu eerlldaaghs, een gewei- men. digh treurfpel zien. Voorts, dewyl verfcheide Stadthouders dat pas te Brufïèï waaren, vond men goedt, dat haar Hoogheit, hun, ontbooden in den Raadt van flaate,'s Koninx gelief te zou w aanzeggen: gelyk daarnaa aan eiken in 't bezonder gedaan werd. Belangende het punt van de herflelling der gerechts- zaaken, midtsgaaders van den Raade van ftaate, den heimelyken, en dien van de geldtmiddelen, hoewel daarop (als wy verhaalt hebben^) gehandelt en groo- ter verandering verwacht was, achtte nochtans de Koning niet dienfligh yets te reppen, maar alles te laaten liaan op den voet, gehouden tièdert den tyd des Kaizars, tot op dat pas toe. De brieven, voorts, en by eiken een uittrekfel van 's Koninx gefchrift, vervaatende 't bevel om Concilie, Plakkaaten, en Inqui- fltie te handhaaven, werden aan de Biflchoppen, Landtvooghden en Raaden gericht: metlafl, om de amptmannen en goede fleeden van alles te verwitti- ghen j famt uit eiken Raadt van zes tot zes maanden, te maghtighen eenen per- ioon, die, in elk gewefl, de keuren van 't Concilie zouw invoeren, van 't gee- ne voorviel kundfchap neemen , enals'tnoodighwas , door den Landtraadt aan de Landtvooghdes, oft den heimelyken Raadt ooverfchikken. Alstoen Ontfielte- verfchiep zich de fmook in vlam, en fleegh de brandt der beroerte booven alle nu dover daaken, 't gekrys ten hemel: loopende, aan etlyke oorden, 't gerucht van dit s omnx jfchryven de booden verby. Antwerpen, voor al, fchudde van Ichrik en lieur- Hefügh nis'a^ waanende 't verflrooyen zyner neeringe, en den val zyner voorlpoedt, onbenoe- voorzyn ooghen te zien. Men vond'er den orieëntwintighften van Winter- gben tot maandt, tot drie oft vier plaatzen, aangeplakt een gefchrift zoo voloeuvek Antwer- moeds, dat het deWethouders aanmaande-) om den Koning-, als breekende zynen f en; en eedt,en de bezwoor ene handtveflen,voor't kaamergericht van Sper te doen daa- jcbriften gken, ten aanzien dat Braband, als een lidt des Kaizarryx, enfchatbaar onder a aar den vyf den kreitsvanT>uitßandt, begreepenwas inde geloofsvreede tot Taf- plakt' fiiïtw en Augsburgh geraamt. Ende, indien zeden burgheren niet gebeuren moghte, zoo hadden zy heul aan de Staaten te zoekenden moefle men hun 't wee- ren der Inquißtie, voorgeenen oproer, toereekenen. Op andere plekken, zwol de gemeente van gclyke verbolgenheit. Zelfs de Eedelen en maghtighfteri des Lands, ook eenighen van de Raaden lieten zich vaftelyk voorflaan, dar het den Koning, om't planten derSpaanfchelnquilitie, en 't uitvoeren der Plakkaaten, tot het geringde punt toe, te doen was. Wel is waar, dat, om de ge- moeden wat needer te zetten, onlanx daarnaa brieven uit Spanje quaamen, Vevbolghe verklaarende dat zyne Majefleit zulxnooyt in den zin gehadt had. Maar zy jpreeken. wr0ghten zooveel niet, oft men hoorde noch allerley laffer, metyflyke hee- s Prmfen yigheit, teeghens de regeering, en 's Koninx achtbaarheit uitflaan ; Jaa dat de ,Wr°/ Nederlanders zoo plomp en zulke beeßen niet waaren, oft zy verflonden weU ven der ^oe 'vene de geh oude nis van den Vorfl in den v off aal, die van den vaffaalin den Landt- Vorß ßrekte: en zoude wel raadt ge fchaft worden, om een oorlogh, eer men Voogbdeffe. wifl? |
||||
<
|
||||
DER NEDERLANDSCHE HISTORIEN. tfp
wille van waar V her quam, aan te he f en. Altyds was V eerlyker, in de waa- * &&
Denen dan van beuls handen, teßerven. De Prins van Oranje, naa dat de voor- Uy ml zeide brieven aan hemen den Raadt van Hollandt behandight waaren, ant- bever zm woordde der Hartoghinne uit Bredaa , den vierentwintighften van Louw- ™Ptenf* maandt, desjaars vyftienliondert zeflèntfeftigh: hoe deezefiraf heit, zyns oor- J££eT deels, denganfchenfiaat dreyghde V onderfl booven te keer en 3 en bad, zoo men ^hek daar enkel mee door wilde, zonder tot de ooverkoomflzyner Majefleit toe, te bandthaa- t o even, die wellicht, op de plaats, de zaaken, met een ander oogh aanfchouwen ven. zoude, dat men liever eenen anderen met zyne ampten verzaaghe, dan hem de Meer Hee |
||||||||||||
ren maa-
|
||||||||||||
wyte deede draaghen, van 't ongeval, dat landen en luiden, hem vertrouwt
|
||||||||||||
befchoorenfcheen. De Graaf van Mansfeldt, die van Meeghen, de Markgraaf ty lma'
van Berghen, Baroen van Montigny, en anderen, gaaven genoeghzaam 't zei- fj?™£ ^ ve van zich,en dat het hun aan middel en geneeghenheit faalde, om d'ongenaa- vier hooft, dighe Plakkaaten te werke te ftellen, oft der Inquifitie, voor trawanten te die- ßee(ten van nen. De vier hooftfteeden van Brabandt verftonden eikandere zoo verre, dat méandu zy hunne o-emaghtighden aan den Cancelier en Raadt tot BrulTel fchikten,klaa- ghende: dat men hun 't volvoeren der Plakkaaten beval, in allenfchyn, oft zy des in gebreeke bevonden waar en j een zaak nooit gebeurt, wanneer maar de /trapmannen, daar de mifdaadelyke rechtfvordering meefl op aanquam, hen om vonnügemaant haddefi. 'Dat het invoeren van V Conplie van Trente en d'In- quifitie, met hetflellen van zulkegemaghtighden uit den Raade, buiten bewilli- ghmg der Staaten, niet alleen teeghens de Hoogheit van den heere,enyryheeden des Landsfireed, maar ook waar e, om dat bloeyéndenvolkryk gewefl'toteen* woeftyne te maaken. Want zoo men, door dufdaanigh benauwen, de luiden en de neer ing verjoegh, alle gronden en vafle goederen, jeeghenwoordelyk totoover- hooghenpryzegereezen, zouden zulx noodtlyk af/laan, datveele eighenaars de penningen die zy onder verbandt der zelvegeheeven hadden,uit al hunne haave niet zouden können vervallen, ende zy, dienvolghends, in dengrondiï, defchult- eyffchers meeflendeels bedorven worden. Insgelyx zoud' het gaan metfleeden en dorpen,en degeenen, die hunne gelden, welke veel alten behoeve der Vbrflen be- keert waaren,daar op beleit hadden-, gemerkt met den koophandel het gemeen in- koomen, met het inkoomen de betaaling der renten moeß ophouden. "Dies wel, en noch eenswei fooverweeghenflond, van wat belang het waar e, voorden dienßzynerMajefleitzelve, al haar zoo ryke en welvaar ende onderdaanen, op een bot, byfier te maaken. Ende verzochten zy, dat dit onheyl, door herroe- ping der beveelen, geweert wier de: temeer, aïzoo de Koning verklaarde niet ^ze^m nieuws te begeer en s maar alleenlyk het oefenen der Inquifitie naar gewoonte; ^ j, enkenlykwas, dat men die van Br abandt, tot noch toe, met de zelve niet ge- met inam* quelthad; zulx het geenfzins daar voor te neemen fiond, dat zyne Majefleit fitie ge- rne/nen zoude hun dInquifitie op te dringen ■> endittediertydt, als de zaaken queltwas* van't geloof op beeter voet gingen, dan in al een wy Ivoor heenen. Die van den Brabandfchen Raadtdeedende gemaghtighden binnen ftaan; ende, zonder naar't verzoek van de herroeping der gebooden teluifteren, pooghden hun vroedt te maaken, dat de Koning het, niet dan wel, voor had. Maar zy, nee- mende hieraan geen genoeghen, keerden zich ter Landtvooghdeffè. Deeze, bezefFende't gewight der zaake, werd te raade, zich, dienaangaande, naader De mm* te doen berichten, en zelfs uit d'f nquifiteurs van Loven te verneemen, wat 'er ghm zoek* waare van deeze vryheit, die, die van Brabandt zich toeè'yghenden. Der In- bericbting quifiteiiren gevoelen oovergezonden, met eenen hoop papieren, beval zy, hmaf* eerft in den Raadt van Brabandt, en daar naa in den Heimelyken te onderzoe- ken. T welk volbraght zynde -y zoo quaamen de meeningen van beide de Raa- aen, ten naaften by, opeen uit; naamelyk dat men het fmeekfchrift aan zyne Maje-
|
||||||||||||
•
|
||||||||||||
7ö ï\ C. HOOFTS TWEEDE BOEK
1566. Majefteit zoude zeinden, om door haar beantwoordt te worden > en de verzoe*
kers zich , midlerwyle, naar luidt der voorzeide brieven , fchikken. Maar die van den heimelyken Raadt beraamden een ontwerp van beantwoording 5 waarbyzy fKlzwyghends als valt fielden, dat die van Brabandt der Inquifitie onderworpen waaren, eeven alsd'andere landtichappen. De Raadt van Bra- bandt, .-hierin bezwaart, zocht het af te wenden -, fchreumende nochtans ron- delyk te verklaaren, dat die van Brabandt onder geen Inquifitie (tonden. Ent- lyk, als zy, hebbende tot tweemaals toe, hun gevoelen duifterlyk by gefchrifc geftelt, door de Hartoghin gepraamt werden om duydtlyk te fpreeken, zeiden De Raadt zy plat uit, dat die van dit Landtichap geene Inquifitie ïchuldigh waaren te ge- van Bra- dooghen. Dit verdroot zeer den Raadshooftman Karel van Thimaeq, en an- bandt kent ^QÏGn van den Heymelyken Raade, die ftaande hielden, dat iüt d'oovergezon- at geteejt ^Qnc fchriften anders beweezen fcheen, en zoo daar vet aan mangelde, d'In- quifme. qm*ïteurs van Loven zich ftark maakten meer bondigheits in te brengen. De Derwaarts voomeemfte Heeren van den Raadt van Staate, en met naame de Graaf van mygben Megheii, daar jeeghenwoordigh, zeiden daarop: dat haare Hoogheit ver« ook de plicht was, in een zaak't Landt van Brabandt betreffende, 't gevoelen van Raadfluj/- Jen Raadt van Brabandtfiadtte doen gr)pen. T>at ook, naardien dit Har- den van toghdoom vry bleek van deezen laß, onbiUyk waar e (wenfehoon de Raadt van Brabandt met den Heymelyken, hierin, oover eengeflemt haddé) het verzoek- fchrift naar Spaanje te ver zeinden, oft de luiden in fcheemering te houden. Maar men behoorde mflighlyk toe teflaan^ 't geen men zonder verongelyken niet weygheren kon. Deeze rechtzinnigheit liet niet aangevochten te worden, van anderen, afgericht alleenlyk te ftemmen, wat den Vorfte wel in 't oor klinkt j die voorworpen, dat de gemeente niet alleen hierop zondighen zoude, maar d'andere Staaten datelyk koomen dry ven, dat zy niet meer bafïaart, dan die van Brabandt waaren. T welk wel daarnaa gebeurt is. Niettemin deLandr> vooghdes, zich vlyende op de zyde der reede, beval den Raadt van Brabandt Antwoordt aan de gezanten der fleeden te antwoorden: dat de vermaaning tot het handu gegseven haaven derTlakkaaten, niet omhuneenighe fchraapte geeVen, maar uit een aan dcßee- hart, grootelyx met den, Godfdienfl bekommert, gefchiedt was. Ook hadzyne den door Majefleitgeen meeninge om hunne vry heit te verkorten, oft hen met d'Inqui- en aait ßße^e moeyen^ Hunfiond maar getrouw e lyk deTlakkaaten naa te koomen, handt ~bv êe(?k zy ZIC^ ooverboodigh toonden. Het Conplie zoude maar achtervolght hevel Ier worden, zoo verre het degerechtigheyden zyner Majefleit, en haarder vaßda- liartoghin- kft niet te naagink.Het maghtighen van eenenperfoon uit den Raadt van Bra- ne. bandt, om dat te bevorderen, en met den Heymelyken Raadt verflandt te hou- den , waar niet gedaan, om dien van dat Hartoghdoom aan deezen fonderwer~
pen} maar, omdat haar Hoogheit deezen zoo naa by der handt had. Indien men zich daar aanfiiet, de Raadt van Brabandt moghte zelf, van 't geen ver- eifcht was, de Landtvooghdes verflendighen. De gemaghtighden, verblydt, datzy tliunnereere, door dus difteligh eenen handel geraakt waaren, fchik- ten ter yl, dit antwoordt aan de fteeden oover; hoewel hun qualyk fmaakte, dat men 't melden van voorgaande vly dt in 't voldoen der Plakkaaten aannam voor ooverboodigheit totgelyken yver, in toekoomenden tyde te toonen; en Oranje en hen door dien, Icheen tendoelevanden gemeenen haat te fcellen. Maar de Hoom Prins van Oranje en de Graaf van Hoorn Ammiraal, die 't drukte, de zaaken onthouden dus ooverftuur te zien dry ven, vertrokken zich yder t'huïfwaarts, in voor- st/j van neemenvan uit den Raadt van Staate te blyven. Egmondt liet zich, by de '[ hoJ' Landtvooghdes en anderen, in dienft zynde, genoeghzaam verluiden, dat hy gtnont grooteiyX jn twyfel ftond van't hof infgelyx teverlaaten. Waaroover men mfel* ^exnj met Pakete*1 daar hy gevoelykft was, zocht in te fcherpen, dat de groot-
7 " ' heit |
|||||
1
|
|||||
DER NEDERLANDSCHE HISTORIEN. 71
heit van zynen moedt, en zyn'vuurigheit in den dienft Gods en des Kóninx, jf66,
nu eenen tydt bejeeghenden , om, door geduurighen byftandt der Landt- voodiddle, in de jeeglienwoordighe hachelykheit, verheldert te worden. Daar hy op antwoordde, dat de woordengoedt waar en, maar degeenen die, ze fpraaken^ verfionden'tpunt der eer e niet^ nochthadden'tverwyt, en de be~ fchelding van vrienden en maaghen, gefyk hy, daaghelyx aan de oor en. Altyds Hy beraadt hvfcheydde en bleef zoo lang uit Bruflèl, alsnoocGghwas, om met anderen, «^ met hem gelykzinnigher , mondtgemeenfchap van raade te houden. Want de d'andereni moedt der meenighte liepnuoovervan ongeduldt, en vervoerde etlyken tot zulke ftoutheit, datzy zommighen, die om't geloof gevangen waaren, met o-eweldt uit de hechtenis tooghen. De fmaalfchriften fneeuden, tot der Landt- x00p vm vooghdefïè zelf op het lyf, die men zeit dat 'er een in de handt gefteeken werd, fmaal- alszyter mille ging. De boexkens, tot verweering van 't Onroomfch gevoe- fcfmften, len, tot verwekking des volx teeghens de vervolging, draafden door'theele Landt. Onder andere wert 'er een uitgegeeven, vervaatende de belydenis des o-eloofsdergeenen, die men Calviniften noemde. Dit droegh in't voorhooft eenen brief aan den Koning gericht, inhoudende, dat hunner wel hondert- duizent mannen waaren, welk getal genoegh bewees, datzy geenen oproer I in den zin hadden, gelyk men hun ging opdichten. Ook hadden zy nooit • fchotoftlotgeweyghert, maar ftondenzynerMajefteital't haare toe, en dit ook, dat het haar werk was kennis van geloofszaaken te neemen. Dan dit be- grooten van zooeenen hoop , hunne zydevolghende, werd niet ten befte, maar geduid t, als oft men met zulk opgeeven den Koning zocht anxt aan te jaa- ghen, en't geen hem teeghens de borit was, doordreighementenafteparfïèn. Het achterdenken en onbenoeghen, aanargherende deigelyx onder den aadel f en voornecmlykfle Heeren, quam daar toe, dat een groot deel der zelve eerff, tot Bredaas daarnaa totHooghftraatenen elders zich verdaghvaardden: daar men meent, dat eenigheDuitichehopluiden, jaa ookFranfcheverfcheenen. Ten laatfte ontworpen zy een verbondt, dat,voortgereikt van handt tot handt, allenfkens wel byontrent vierhondert perfoonenlngegaan, enonderteikent werd, en van deezen inhoudt was. T)at een hoop vreemdelingen, vermaa- jreryndt lende hunne flaatzucht en gierigheit met verwe van y ver voor V Roomfch der lede* geloof, en zoekende ziehte vergulden met het bloedt derLandtzaaien, den len. Koning^ door geblankette reedenen mijleydt hadden, om in plaats van't ver- zacht en derfir enge 'Plakkaaten, beroerende den Godfdienfi, waar toe van zy- ne CMajefieitgoede hoope gegeevenwas, met geweldt dlnquifitie te planten. Waar door (godfyke en menfehelyke rechten omgefiooten ,aUe vryheit van woor- den en werken ver flikt, en de gr ouwe lykfl e dwingeland? e, daar men ooytaf hoorde,gefticht zynde) Ooverheeden, Amptmannen, Aadel en gemeente, in on- ze eker heit vangoedt en bloedt, en onder eeuwigheflaaverny van een deelfnoodt gezelfchaps zouden gebraght worden, tot verwarring van den flaat, onver- wmnelyken aflrek van neeringe, welvaart, vaader'landt, Koninglyke Maje- jmt, en zelfs het Roomfchgeloof \ dat de Eedelen naamen te befchermen. Wef- halvenzy, betrachtende hunnen plicht, tot voorflandt van de hoogheithuns Landt she er en, in eedtgenoodtfehap getreeden waaren ,om, volghends het lof tyk exempel van deNaapolitaanen, der Inquifitie te weederftaan, en haar uit terooyen, 't waar onder watfchynookmen die, en met welke glimp verbloemt* moghte pooghen in te voeren. Ende verklaarden zy met hooghe en heilighe • woorden, geenfzins van meening te zyny et aan te vangen, teeghens de eer e ^oas, groot heit desKoninx, oft eenighezyner Staaten} maar die, met wee- ring yan allen oproeren fcheunng, te willen verdaadighen. Uit kracht van A e ut eeuwigh verbond, zy gehouden werden eikanderen hulp e te bieden, in aïïe |
||||||
zwaa-
|
||||||
•
|
||||||
7i P. C. HOOFTS TWEEDE BOEK
i j66. zwaarigheeden, hun ooverkoomende, door Inquifitie^ 'Plakkaaten, ofte ter oor,
zaake van deezen-y en tot handthaaving des zelven, te volghen, 't geen by meerder heit van ftemmen, oft de gemaghtighden des eedtgenootfchaps zoww beflootenworden. Entlyk riepen zy Godtaan, om wyf heit en befcheydenheit, zulks hunne toeleg tot zyner eer e , dienft e des Koninx, rufte des Lands en zaa- ligheit der zielen gedyen moghte. Het tzaamenhaalen van dus een werk , hoe- 'Tgerucht wel in groote ftilte, ging zooniet toe, oft daar leekte te met yetwes uit van hier af Je gehoude daghvaarten 3 't welk, te hoove gebraght,. alihu en alfdan eenen mankt ver- nieuwen fchrik en verfleeghenhcit baarde. Maar, als de zaak dus verre ryn fleegbenheit waj^ verVoeghde zich de Graaf van Meeghen, die zich meede in perfbonter voorzeide vergaaderingen gevonden had, ontrent midLentemaandt, tot Bruïlèl. DeLandtvooghdes ontbood hem in den Raadt van Staate, daar de Prins van Gavere, ook weedergekeert, op dat pas, teeghen woovdigh was. De Graaf Gekoomen zynde hief hy aan, hoe zyngemoedt, neevens den dienft Gods, en van hïee- des Koninx, hemgedrongen had, alle zaaken ter zyde te ft ellen, en derwaarts ghen bood- tefpoeyen, om haare Hoogheit enden Raade oopeni?ig te doen van zaaken, be- fehlt on- treffende ganfeh Nederlandt, dat in gevaar ft ond, van feencmaal verkoren ie ' "' gaan. ^och dat hy hebbende deeze kundfehapuit eenen huitenlandfchen Ee- delman, den dienft zyner Majefteit toegedaan, en den zelve moeten behoven, zynen naam te heelen, booven alverftondzyn eedt en trouwe te houden. 'T was dan zulx,(gëlykmenwift, hoe'talomme van ketters en afgewceke?ien oover- vloeideydat etlyken vanaadel', en de voorneemlykfte Heeren, zoo ingeboorene als uitheemfche, bedektelyk hadden te weeghegebraght, en by der handt, vyven- dertigh duizent mannen, eensdeels te voet, eensdeels te paarde. Ende zou- den die zich daatelyk op de been maaken, om, met r o oven en pionderen, Qwaar op veelen, meer dan op 'tftuk des geloofs b 't oogh hadden) in 't Landt te vallen-, ten waar e men hun vergunde, in vryheit van gewijfe te mooghen Ie even. Ten welke eyndezy be floot en hadden, binnen elf oft twaalf daaghen, wat min oft meer, ontrent vyftienhondert mannen v an w aap eizen, uit de hunne aan haar e Egmondt Hoogheit te fchikken. Als hy uit had, beveftighde de Graaf van Egmondt zyn w^ï zeggen, met bybrengen, dat hem 't zelflle geopenbaart was, door luiden, die zich eeven ongeirne zouden gemeldt zien: jaa vertoonde, op eenen van die
Be Landt- ^aagnen' dien van ^en Raa^c een Schrift van 't verbondt. De Hartoghin met too?bdes een verbaaftheit, die haar ten ooghen uitzagh, vraaght de Heeren van den verbaafi, Raadt hoe nu toe? en wat middel teeghens deeze zwaarigheit ? D'eerft, die begeert zyn gevoelen uitte, was de Graaf van Meeghen, ende zeide: dat hy, om ronden raadt. onbeveinfdelyk tefpreeken, der niet dan driefpetirde. Naam elyk, zich in derylu Meeghens <w aapenen, 't welk hy niet vry waande te ft aan, zonder des Koninx laß, diett bedunken. läyikzaam fry koomen zoude, mits dat men zich van zy ner zyde zoo ongereedt, en van d'andere op zyn voordeden veirdigh vond: ofte in hunnen eifch tg bewil lighen -3 waaraan zyner Majefieit mgeenerley wyzegenoeghen zoude: oft den fleen der Inquifitie en cPlakkaaten, daar zy meefi oover vielen, uit denweegk te leggen, boovengenaade en vergiffenis van 't geen in deezen mifdr eeven wad' re. 'Maar dat men Uïïe Landtvooghden, neevens eenighe andere Ridders, eer deeedelen aanquamen, diende te raade te daaghen, om, op een' zaak zoo ver- wart , hunne inzighten te verfiaan, en ondertujfen zyner Majefieit kundigh tt maaken,wat'er gaande was: zonder nochtans van haare herwaarts reize U ver?naanen,die niet dan te fpaade, en vruchteloos vallen kon- Egmondt volgen- ^m,m s de weeder den Graaf van Meeghen, voeghde daar by, dat hy goede hoopehdi de Le delen zouden niet ft erker dan vier oft vyfhondert uit koomen, onge-wM' pent en met ingetooghener eifch, dan 't gerucht hun naadroegh: neevens veele andere reedenen, daar op flaande. Zommighen van den Raadt benieuwd' btf
boO'
|
|||||
*
|
|||||
DER NEDERLANDSCHE HISTORIEN. 73
booven maate, dat zoo een meenighte van kryfvolk beitelt en voor handen ij<$<$,
zouw zyn, eer de hopluiden op de grenzen leggende, oft anderen, daar yet af vernaamen. Ook werd'er gezeidt, zoo de Landtvooghden en Ridders van Mderen ■ dengulden Viieze, flechts lieten blyken, dat zy, alle hierin op elkander e fluit en- toetten tyh
de met onbe'zwykelyke dapper heit van moede, voor hadden, nocht nieuwigheit, ^rtigheu nocht verandering , in 'tfluk van den Godsdienfl te ghedooghen, zy zouden al dengeenen, die zich roerden, verregenoegh te kloek vallen-, en noodeloosden boozen yets te wille te weet en, oft met hun(eeven oft men van gelyke foort waar e) op verdragh te handelen. T>at het ook weleen droom, oft 'er meègefpot
fc heen, uit te flaanvanvergiffenis', zonder zeekerheit oft'er mifdaanwaare .endoor wie. Wyders gaf men in't heimelyk der Hartoghinne te bedenken, dat, aide Landtvooghden en voorneemlykfte Heeren vergaaderende, lichtelyk af te zien zoude weezen, werwaarts den meeflendeele der zelve 't hooft heenen .hing. Dit bekende zy wel te begrypen, maar echter niette kunnen leedigh itaan, van den raadt der twee Graaven te volghen. Waarop, den twintighften van Lentemaandt, bevoolen werd aan den Koning te fchryven, hoe't hier ftond > ook de Ridders ea Landtvooghden te hoove te roepen. Voorts gingen De* f" wel tot drie oft vier brieven af, aan Oranje enHoorne, om hen te vreedete *" j^*" Meilen, teRaade, enter gemeldevergaadering te noodighen. Met eennaa- unme men zommighe Heeren de moeite aan, van dePlakkaaten aandachtdyk te geroepen* doorgronden; ende verklaarden thans, dat zy die onver draaghlyk en buiten alle De rlak^ reede vonden, en zich ongezint, om hunne waap enen, ten dienfle van de zelve, haten 00* ■ oft der Inquifitie te gebruiken, jfaa dat hun lyfengoedt leuterde, als den Kar- verdien, en
dinaal van Granveüe, zoo quaalykteeghens hen gemoedt, flechts lufitedaar C)!vev\., op, ondergunflevandienfchyn, eenen aanflagh te maaken. T)at men ook met 1*%/^ de minfle quetfing, door algemeene vergiffenis■, den 'T rins van Oranje, be- \y een^ ducht voor eenighe ongenaade des Koninx, van quaadt vermoeden en vreeze jicerenjie vryen zouw: dienende, voor al, zyne Majefteit met haare Vaffaalen verzoent, de %.elve DeLandtvöoghdes, met dit onweeder in 't hooft, en niet zonder reede twy- daarom feiende op wat moer alles leggen, oft hoe verre zich deeze beweeghenis doen tveigwent» voelen moghte, waarschuwde de gemaghtighden van Antwerpen mondelings, bandthaA^ en by brieven alle andere fteeden, datzy, in zulk een zorghlykheit, goede v™' waake te houden hadden, om zich voor ooverrompeling te hoeden: gemerkt, hin wa°*m zoo door uitheemfchen, als landtzaaten, daarop toegeleyt fcheen. Mid'lerwy- rcfjttm de Ie vervoeghden zich, tot Brufïèl, de befchreeve Ridders, en Landtvooghden; fieedm maakende zelf de Prins van Oranje en Graaf van Hoorn, zich hier toe niet voor oover* t'zock. In jeeghenwoordigheit van deeze twee, famt den ÏPrinfe van Gavere, rompeling. Hartoghe van Aarfchot, Markgraave van Berghen, de Graaven van Meeghen, De Gr00te Arenbergh, HooghftraatcendeLigne, der Heeren van Barlemont, Montig- J°m»ter ny enHaurecourt, alle Ridders van den gulden Viieze, den Opperraadfman da^vaarU Van Brufïèl, en luiden van den Heimelyken Raade, werd de zaak voorgedraa- ghen, en yder aangemaant, om rond en vrymoedelyk by te brengen, wat hun,
200 tot redding der gereeze zwaarigheeden, als noopende 't ftuk der Inquifitie, enPJakkaaten ter eere Gods, ten diende der KoninglykeMajefteit, en tot liet wel vaaren des Lands, heilzaam docht. In 't ooverweeghen der ftofFe > dan, Werd betracht, dat de Inquifitie tweeder ley ,was j degewoonlyke van den Bi f Handeling Jchop^endongewoonlyke uitnaamevandenTaus. Welke laatfle, naadien de «Maan handen, van Biffchoppen, die dit beroep, naar gewoonte, waarnaamen, voor- |
|||||||
?en ryat, loopende m'tjaar vyf tienhonderd vyftigh, zoo veel toegegeeven,
G dat
|
|||||||
•
|
|||||||
74 P. C. HOOFTS TWEEDE BOEK
i<66. dat ze, op voorbeede der Koninginne van Hongarye Landtvooghdeffe, toen
ten deele gemaatight waar en. ''Dat ook, om zich naarde jeeghenwoordigfo geleeghenheit tefchikken, miffchien niet ongeraaden was, degeflalte der zeke I te veranderen i ende handtyetwes te lichten. De Prins van Oranje liet yeder I 'tzync zeggen,en zich entlyk aldus hooren. Ach oft ons de e er e vangeloofwaar. 1 digheit in 't beghin gebeurt waar e! zoo hadde men "t achterft niet eerflgedaan^ I nochte de dwaalgeeften, doord" uit erft edreyghementen, vertwyfeltgemaakt. I Wie zond''eenen arts niet voor raazende fchelden, die* zonder de geneezing f door zacht enzuyver zalve te verzoeken, terfiondt aan't af zetten en'tuit-1 rooyenwil, en met fnyden en branden inde weer is? Maar, die als noch toe-M zaaghe. Befcheidelyk heeft men thans d'Inquißtie in tween verdeelt: naame- % lyk, die vandenBaw teghens Luther op de baan gebraght is; en d'ouwlinx gepleeghde der Bißchoppen. Deeze is door de gewoonte draaghlykgeworden. Ook kan men't er nu meè doen-, gemerkt het Landt jeeghenwoorde/ykfooverl van Bißchoppen voorzien is, die, niet ßuimer ende als eertyds, 'tooghopdenl Godsdienft hebben, gelyk hun eighentlyk, en zelfs uit kracht van hunnen naa* me,toefiaat. D"andere is de fl een des aanftoots h en gevoeghlyk uitdenwegh te leggen. Want d'lnquißteurs hebben ge enen laß vanden''? aus in der tydt)\ en zelve dat verflandt, dat d'ouwde, met de doodt van den ooverleeden uit u. Aangaande de Tlakkaaten -, men hoor e niet my, maar d'ervaarenheit. Wè zeit'er die toe? vervolgh maakt het oov er geloof gaande. Dewreedtheidt det\ firaff' ü een bekoor ing tot zondighen. Wy hebben in defchoolder laatftejaaren geleert, hoemeenigh dat'er wendigh van de Kerke geworden is, door'tenklï aanfch ouwen van de ftandtvaftigheit der ge enen, die'tvonnis der doodt, ak\ een nooding terfeefl, ontfingen en met blydfchap in den brandt traaden. Wantl lyfen keven van natuure zoo waard, aan d'allereyfelykfiepynen, ten beflem geeven, zonder wel wiße ree de waarom, dunkt hun buyten allenfchyn van mooghelykheitte weezen. En met dm bit fch en bitter een artfenytuygh heem men inVrankryk, in Enge landt, hier entlyk ook, 't vuur in de wonde gemetA fiert, ende niet, dan den hoop der afvallighen vermeenighvuldight. Wel moch- ten, der halven, douwde Chriflenen zeggen, dat het bloedt der Martelaan%\ V zaat der Kerke was. Kaizar Juliaan verfiond dit fluk:ging zachter teeghens L degeenen die hy daarvoor hield, en quamp'er verder meè. Sarren, benaaim' wen, aanvechten, haddenyver doen wakkeren. 'De vryheit, zorgheloofheitj I en leedigheit, braghten dien in fiaap. Dwang heeft niet aan 'tgemoedt. 1)^ I werden die maghtighe Koningen gew aar} dien 't,hoe zy 'tpynden, miße, deßjf-1 zinnigheit derjooden, te verzetten. Het Griekfche Kaizarryk heeft dapf® J ; van de Ketteryen-3naauwlyx een Ketter, nochtans, daar yet booven balling'g fchapgeleeden. Arrius onder Co7iftantinus,<^/Etim onder Conftantius, Neßo- g rius onder Theodofius, zyn daar meè vrygeweeft. Bloedigh, zeeker, om eentn fchrik te maaken, waar en de 'Blakkaten des laatften^ maar noit zyn zwaardtin | dit fluk. D'Arriaanen, daarentuflen ,fchynen nu uit de wereldt, dien zy toen haafite kleen viel. By mangel van weederfloot, hebben zy zich aan'teynit geloopen. Dat is de aardt der Ketterye. Ruflze, zoo roeftze. Hy wet h0 die haar wryft. 'T nieuw moet'er af, endaar meè is z' haar finaak quyt. N$ veilighers, dan de voetftappenvan zoo treflykeVorfien te volghen. BoovM Kaizar Kar el hooghergedachtenis, en 'tfmydighen der Tlakkaaten in denjaü- re vyftigh, hebben wy noch onlanx de Majefleit van onzen jeeghenwoordighiï Koning, tot het zelffle, zien nyghen. Maar zy n goedertierenheit is door d<$ Raadt der Biffchoppengefchorfl. Die mooghen'tfchikken te verantwoorde^ In my kan 't niet koomen, dat zoo maghtighe mifv erflanden, op een bot, zottdiï tontwortelen zyn. Ook beeide zich memandt in, het emmermeer heelzuf^
tl
|
||||
DER NEDEkLANDSCHE HISTORIEN. ff
i e hebben. Want, dat 'er altyds Ketteryen broeden zullen, is van den Apoftel
|
|||||||||
ïfóÓt
|
|||||||||
voor zeit. T>analbleeken de Plakkaat en noch zoo rechtmaatigh •> 't getal der
bezoedelden ü te groot. Ik zie'er niet deurs maer hetveel'eergefchaapen, dat hen de wanhoop tot eenighe dulheit dry ven zal. cDusfmeuldhet in Vrankryk j eer de vlam des oorloghs opgink. En men zeit reeds, dat de Bondtgenootcn j met die van daar, verflandt houden. ''Dies moet men hen eenighzins te vre ede, oft s 'Lands vreede in gevaar , flellen. 'Deeze raadt dunkt my de heilzaam/ie. Godzeeghenedengeenen, dien uwHoogheit daar voor houden zal Echter bleef men, dagh aan dagh, zonder beiluit te neemen, en quaanien, midlerwy- Geruchten Je, de tydingen uit alle hoeken ooverwaay en, hoeverfcheide plaatzen, zoo vanomuß. binnen'sLands en Antwerpen metnaame, als op de Hooghduitfehe grenzen DeBondt^ in roere waaren. Ook vervoeghdeii zich deBondtplichtigheEedelmannen,^^f^ d'een achter den anderen tot Bruilel. DeHartooghin, hieroover, kryghen- BrfgeL de nieuwe anxt op den hals, leide in beraadt, oft men't hun niet te beletten De Harte* had. Maar de Heeren verklaarden eenftemmighlyk, datzy alle luv den van gbin flaat aadel, en hun, doorbloedt, maaghfehap, of dienfi verknocht waaren: en hoe voor van konmenvafjTaaien zynerMajefteithet inleeverenvan eenfmeekfehrift; oft de äatte bc- p oorten weigheren'? wacht ft ellen} jaa: en nicmandtmet'W'aapenen inlaat en. [etten:, Den derden van Grasmaandt, dan, deed daar zyn intree Heer Henrik van *™J *_ Breederoode, perfoonaadje van hooghen aanzien en^ achtbaarhei t, alseerfte JJaarhl^ eedeïiing, en gefprooten in manlyke lyn, uit de Graaflyke f tam van Hollands \inien\ die men eertyds ten toppe des Roomfchen Ryx heeft verheeven gezien 5 van De Heer vrouwelyke zyde, uit den bloede, f zoo zommighen meinen) der Kaizeren vanBree» van Confhntinoople -, en was met wel tweehondert paarden verzelichapt. dcroode Tenzelven daaghe verfcheen ook Graaf Luidewyk van Naflau, broeder des doet zyn Prinfèn van Oranje, famt een groot getal Heeren en Eedelmannen, meelt mtree- \ al Nederlanders 5 ook etlyke Hooghduitfchen, en dienaars van den huize des . raa{ ™" Koninx, der Hartooghinne, der Prinfèn van Oranje en Gavere. De vier- $ajfau 00u de dagh der maandt ging door met toeruften, en met inwachten des Graa- en veele ven van den Berghe (die Oranjes fchoonbroeder was) en des Graaven van Bedelen. Kuilenburgh. Maar op den vyfden der zelve maandt, hoewel die twee Graa- ven noch achter blee ven, werden, naa verzoek van gehoor, de Bondtgenoo- ten befcheidenopdeuurevanden middaghj om'tgewaghende toeloop van den volke te fchuwen. Ter beteekende flonde, dan, quaamen zy getreeden uit De Bondt- het huis van Kuilenburgh, en tooghen met een lange ry ontrent driehonderd iconen in gctaale, gaande Graaf Luidewyk en Breederoode als hoofden m'thax&e &**n ten gclidt, meteenvoeghlykedeftigheit, te hoove. Gekoomen voor de Landt- Hme' vooghdes, die hen, in ïtaatelyk gezelfchap, verwachtte, deed zich de Heer van Breederoode, meteerbiedenis, voorwaarts, zich richtende aan haareHoo^ heit, metdeeze woorden. Mevr ouwe, deEedelenhierjeghenwoordigh, ook Breederoo* anderen van de zelvefoorte en taamelykgetal, die, om goede inzighten, laat en de voert hei hier te verfchynen ygedreeven doory ver tot 's Koninx dienfi, en den welfiandt mor du zyner Erfneederlanden, hebben raadzaam gevonden,- in alle ootmoedt, dit fineekfehrift te vertooghen aan uwe Hoogheit-, der welke gelieve gedient te zfni met daarop te beraamen, 't geen zy behoorlyk zal achten. Wel worden wy, Me- vr ouwe 3 bericM, dat men uwer Hoogheit, en eenighen Heeren van den Raade, heeft aangebraght, hoe wy, meenende door dit begin, den wegh tot arghernis, op- 7yer >Jaa afval te oopenen, met vreemde vor ft en, met Duit f che, met Franfche ^ry shoofden zouden verftandthouden, en, door toedoen van eenighen deron- zen, reeds in ver bondt getreeden weezen. 'T welk, als nooit by ons gedacht,door ffifFjtf'*0^***™ van val f heit en leughentaaloovertuight kan worden. •Uoch bidden wy, niettemin, ernftelyk, voor een zonderlingegunfi en weldaadt G z té ■
|
|||||||||
j6 P. C. HOOFTS TWEEDE BOEK
i <66. te wooghen verwerven de naakunde van bedraaghers en bedradghenen , op
dat uwe Hoogheit, door 'tftr offen dergeenen, die men in 't ongelyk vindt, alk onheil verhoede: gelyk wy "ons genoeghzaam verzeekert houden, zy zal dus eerlyk eenen gezelfchappe, niet tenaa laatengefprooken zyn, zonder te bewy- De Landt- &en, dat het haar wee doet. DeLandtvooghdes, gevende hun tot aficheidt, vnghdes datzy, met de Heeren der vergaaderinge, daar op letten, en in kort, ant- amwQordt, woorden wilde, aanveirde 'tgefclirift, luidende op deezen zin. De Meder- en aanveirt ianc[er$, Mevr ouwe, hebben alle eeuwen enganfch Kr ijlendom deur, met door« fh 'üd luchtighen naame vangetrouwheit tot hunne Landsheerengeblonken: zonder« tdels. lingh die van Aadel, die, alsnoch, zoo zeer als ooit ,geneyght zyn de voetflap- Watdatïn-Penl°unner voorouderen, ernßelykte volghen. Maar onder alle dienflen moet hield. voor de getrouw ft e gerekent worden dejegenwoordighe-, als ter hooghfie trappe van loflykheitftyghende, mits den ooverhachelykenftandt deezes tyds, en zelfs 'tgevaar van den ondank. Waar oover wy, zonder dat deeze vrymoedigheit on- zen ootmoedtyets ver achter e, wel hebben kunnengoedt vinden-, uwer Hoogheit te vertooghen , hoe d'Inquifitie en Tlakkaateti gemaakt met goeden ooghmerke, op'tftuk des geloofs, en miffchien denftaateertyds dienftigh, maar nu ver än- dert van aardt en werking, door 't omkeer en der tyden, voortaan nietgefchaa- fen zyn, dan afkeer, onruft, oproer, met aUerleyjammer, en 's lands ondergang te baar en. Wnnt, by de laatftejaaren, waarin men, zonder d'uit erft efcherp- heit te gebruiken, zoo veel ongemaks bejeegent heeft, is goedt af te meet en, wat 'er af worden wil, indien men volghende het jong ft e bevel zyner Majefteit, niet alleen de ftrengheit der Plakkaat en, maar zelfs d'Inquifitie te werke fielt. En hoewel'd'onftelteniffen, die'tgenaaken onzer ellenden bet eekenen, van hee- den nochtgifter begoft zyn, zoo hebben wy 't al een wyle laat en heenengaan, op toeverlaat, dat de mooghenfte Heeren, en Staaten der geweften in den windt zouden zien, en uwer Hoogheit het opft eekend, end nu o over-'thooft hangend onweeder aanwyzen. Te leur gefielt van deeze hoope,vinden wy ons dien laß op- geleyt, door bevel van de opperfte wet, het heyl der gemeente. Boovendien ver- bindt ons in 't byzonder de noodt, die alles rechtvaardight,hier een langer zwy- ghen toe te doen, en neemt in deezen, de wyte, van ons oover. Want, hoewel aan 'tgraauw, zoo't eens op de been raakt, luttel houden is -, genoomen nochtans ^ dat men'tdaarnaa ftilde, wie zal ons boetende onverwinnelyke fchaade van brandt en verwoefting, daar onze huyzenen hoovenmeegedreightworden, die, als tenplatten landegeleeghen, den eerften aanftoot zullen lyden ? Wie ziet ook niet, dat d'Inquifitie en cPlakkaaten, zoo ze ftadt grypen, onze en aller Landtzaaien goedt, bloedt, en eerejn de handen engenaade van den eerften be- ny der f lellen, 't enzy het den Amptmanlufte, uit gunftofmeededooghen, het oogh te luyken? der halven is ons onderdaanigh verzoek, uwer Hoogheit gelieve-, op'tfpoedighfte eenighengefchikten perfoonafteveirdighen, om onze ootmoe* dighe beede aan zyne Majefteit, voor te draaghem ten einde een yeder uyt deeze benaautheit verloft worde, gelyk d'uyt erft e noodt niet alleen, maar zelf het recht en de reede vorderen. Niet dat wy den Koning willen wet fleUen 3 welke ?nifduiding den quaadwiüighen zalgereedt leggen. Verre van ons is zulk een' vermeetelheit. Maar zyne Majefteit zy gedient met te voorzien op* dit ftuk bj veyliger, bequaamer en tydigher middelen, door andere keufièn , te raamen ten oover ft aan enter bewillighing e ener algemeyne vergaadring van Staaten Uwe Hoogheit ook laat e ons van haar zoo veel verwerven, dat ondertuffin het uitvoeren der Inquifitie enTlakkaaten , met de by ft er heiden daar uyt te beduchten, geftaakt blyve. In allen gevallegetuyght ons onzegewijfe , 0* wy voor Godt en de weereldt, dat onze trouw zich, met deeze waarfchU' wing , ten volle gequeeten heeft: zulx wy verft aan onfchuldigh, te zullw |
|||||
z)
|
|||||
1
|
|||||
DER NEDERLANDSCHE HISTORIEN. ff'
zyn aan alle -verzuim, waardoor eenighe onraadt, muytery, oft bloedtfiorting x ^cè.
Ctwelk de zelve Godt verhoede) moghte koomen aangericht te worden. De De Landt* Landvoogdes, langhgeraadflaaght en haerantwoordt ryp hebbende, ont- voogbdes bood, des anderen daaghs, de Eedelen, die, 'm gelyke orde, als voore, hun- braadt nenweghnaar'thofnaamen; gaande nu neevens Graaf Luidewyck van Nat yjb r)V' fau en 3cn Heer van Brederoode, de Graaven van den Bergh en Kuylen- peGfaa^ burgh:by de welke, feedert: aangekomen, de handeling, tot daartoe gedree- ven vanden ven, wcttelyk van waarde gekent was. Hun binnen geftaan , werd toege- serghe, reikt het fmeekfchrift, belendtmet byteekening van deezen verftande. 'Dat enKuylen- haare Hoogheitwelge zint was een bezending aan den Koning te doen, ver- burgbgaan trouwende dat zyne Majefleit trachten zouw,op alles, voeghlyke orde te fielten ^ met d'atlm met naame, op't verzachten der^Plakkaatcn: ten welken einde, men in den dereBee-, Raadt, al voor hunne koomfte, ge ar beidt had, om een fchets van maatighing ren u 09*' f ontwerpen. Maar, midier tydt, Inquifitie en'Plakkaaten te doenftilftaan, Befcbeit was, gelyk zy zelf wel bevroeden konden, booven haare maght j gelyk ook onge- oftfineek* rymt, het Landt zoo lange, zonder reegel op 'tfluk van den Godfdienft, te laa- fi^fi-, ten. 'T) och zoude zy wel zoo veeldoen,als de Inquifiteuren ende i^Amptmannen van rechte aan tefchryven, dat zy, om hen buyten reede van klaghtete houden, zich, in'tpleeghen van hungezagh, de meefte befcheidenheit lieten bevooien zyn. En beloofde haare Hoogheit zich zelve, van de Eedelen een goede wil om 3t oprecht Roomfch geloof, in zyn oude weezen , te bewaar en, midtfgaders zich te draaghen in zulke zeedigheit, als luide van hunnen doene betaamde. Zynde die beicheidt getoetft van den Aadel •, werd echter raadzaam gevonden > noch eens aan te liaan -, ende op den achfiten der maant, een geichrift ooverge- geeven, koomende hierop uyt. T)at zy haar der Hoogheit, voor zoo onver- Ander de tooghen een afveirdighen, groot en dank wijlen. Maar van hun, die niet voor verzoek ooghen hadden, dan de ruftdes Lands, waare wel gewenfcht geweefl eenighe der Edelen* klaarder troofl, om die te ver zeekeren. T>och naardien haar vermooghen zoo wydnietflrekte, 't welk zy met dr oef heit verftonden, ende wel anders wenfeh- ten, zouden zy, zich verlaat ende t haar der belofte, zoo van de weirlyke O over- heit, als van de Inquifiteurs, eengoedertierener wyfe van toegaan verwachten^ En hoopten,gemerkt de deughdelykheidt hunner meeninge,dewelke was,zich te buighen, onder 'tgheen bj zyne Majefleit,met bewillighing der Staaten, zouw gekeurt worden, haar der Hoogheit niet de minfte oorzaak van ongeneught te geeven: billyk achtende, dat de ge enen, die zigh aan oproer ofty et, dat naar ge- lyke boos heit f maakte ■, quaamen te verhopen, naar eyfch van 'tfluk, de verdien- de flrajf e droeghen. Wilden ook ander wer fs verklaart hebben, zoomen hun vertooghin den windtJloeghe,' en daar op eenighe fleur nis der gemeene ftilte |
|||||||
af
teneemen-3 naar dien't her quam uit o ov erge even heit ten dienfle des Konings
en haar der Hoogheit, voor de voeten der welke zy, op haar gebodt, bereidt waarentefterven. Voorts, alzoo hun terooren gekomen was, dat eenighe lafïergeeften het fmeekfehrift gedrukt, en voorhadden onder't volle te zaayen, baadeii zy dat 's Koninx boekdrukker het zelve,van woordt tot woordt,moghte prenten, op dat uit wanflelling van den eenen oft anderen zin, hunne ge- trouwheitmet geenen fchyn van muitzuchtoft weederipoorigheit befmuurt wierde. De Landtvooghdes hebbende hen uit der kaamere doen vertrek- ken, en, ma dat het inzight van den Raadt oover de zaake gegaan was, weeder inroepen, zeide hun 3 zy maakte zich ft erk, Inquifiteur en O o- Mt] verheeden daar toe te houden, dat nocht onheil, nocht arghernis gebeuren Z Harte* zoude s zoo dieflechts niet ontftonden van hunnen kant. 'T welk zy hadden ghinm. ' G 3 te
|
|||||||
*
|
|||||||
78 P. C. HOOFTS TWEEDE BOEK DER NEDERL. HIST.
1566. te verhoeden, zoo onder de gemeente, als onder hen j die zy bad geen meerder
aantal van bondtgenooten , onder den duim , te bevorderen. Den Eedelen
hier meede uit het hof gekeert, viel feedertnoch in, eenen uit hun aan haa-
De Beer re Hoogheit te fchikken, met beede, haar zoude doch gelieven te verklaa-
d'Efquier- ren, dat het geen zy gedaan hadden, was ten dienfte Gods en des Koninx.
des gaat Deezen laft kreegh de Heer d'EIquierdes, en tot antwoordt, dat zy zich 't oor-
van weegen deeloover hun bedryf niet aannam-, maar de tydten hunne werken hadden
de Eedelen >t zelve te ftryken. De Eedelen, dan, niet ziende de zaak wy der te brengen,
*l7rtrtV /J/J ^""^
j en maar maatelyk te vreede, beflooten te verreizen. Doch zommighen van
voogbdes. ^en Raa<^c' doende der Hartoghinne begrypen, dat het beduchtelyk waare, Men vreeft neil onvernoeght te laaten gaan, floeghen voor, van hun eenighe vafter hoope, ben onver- noopende 't intoomen der Inquifiteuren en Amptmannen , in te prenten. noeght te Waaroover zeckere hceren, 't zy by laft, oft by toelaaten naarder Hoogheit, laaten }ien5 tedieneynde, gingen vinden. Ook quam de Graaf van Hooghftraaten febejden. met g er^ naaren geheymfchry ver, hun voorleezcn d e brieven op dit punt ont- rieven worpen j inhoudende, dat men met allegevoeghlykheit en voorzight, te werke lyk in Je- teiaan hddde $ 't en waare dat 'er eenighe oojjenbaare arghernis, oft daatlykheit loofs&aa- gepleeght wierd. In welken gevalle nochtans, by kennis van den hoove te voor- hen te doen zienfiond. Hier by lieten't de bondtgenooten, en ftelden zich tot fcheiden. handelen. Doch raamden en teekenden zy alvooren zeekere orde, waarby gekooren wer- D'Eedelen den vier hoofden, tot het voorneemfte beleidt, dien yder gehoorzaamheit zou- Jtellen orde defchuldigh zynj mitfgaders drie oft vier perfoonen, in elk geweft, omver- op un 1 «<. ftandt met hun te houden, en toe te zien, dat nerghens eenighe beroerte op-
cft verrei- • •
%en. ' ganknaame, nochtede beloften der Hartoghinne verachtert wierden. Wy-
ders verbonden zy zich,niet nieuws in den godsdienft oft regeeringe aan te hef-
fen ; maar het belïuit, dat by den Koning en d'algemeine Staaten zouw genoo- men worden, geduldelyk af te wachten. Maar, geduurende deeze handelin- De Bondt- gen >en '* gaan en keeren te hoove, werd hun de naam van Geux aangehangen: gemoten welk Franfch woordt, gefmeedt ichynende naar het Nederlandlche guits, zoo krygen den veel als fielen, oft landdoopers zeggen wil. Oft eenighen, uit den fchuime des naam van Volx, hen hiermeede hebben willen verguizen 5 oft de Baroen van Barlemont Geulen, gewaant, door deeze kleenachtinge der Bondtgenooten, de flaauwmoedighe Landtvooghdes te verquikken, zoud' ik voor geen waarheit darren verzeeke* Blazoen of ren- Altoos, deezen fteen, naa hen geworpen, raapten de Eedelen op, als zjnßaal by waar het yet koftelyx geweeftj en gingen goude medalien aan den halsdraa- de Bondt- ghen, daar, ter eene zyde, 's Koninx troonje, ter andere, een beedelaars borze, genooten gevat van twee gevoeghde rechte handen op ftond, met deeze woorden in den gevoert. randt: fidelles au Roy jufques a la befafe: dat is, getrouw den Koning tot den bedelzak toe. Anderen hechtten op de zyde der bor ft een houten napken, aan zilvere banden, en Vive Ie Geux daar op gemeeden: en op dat het een naar Penning tot 't ander waare, kleedenzich veel in asverwighe ftoffen. Ook quamp'ereen Vianege- koopere penning uit, met dit opfehrift aan d'eene zyde: Efcu de Viane: dat is> flaagen: Schild van Viane-, aan d'andere zyde deWaapenen des huis van Borgonje, met daar op te jc woorden \parflammes ér par feu: 't welk luidt, door vlammen en door vuur. jpiegelen >^ Zy ^e j^eer van Brederoode en Viane, hier door wilde doen verftaan, dat hy en de zynen, ten dienfte van dit huis, nocht vuur, nocht vlammen aanzaa- ghen, oft Ipeelendeop het zinftaalvan denvuurflagh, daar meede gemeent heeft, dat het, door zoo wreede middelen, geveft en opgetimmert werd. Din- gen aangezien van de verftandigheh, voor opwellende bobbelen van het ge- ftoort bloedt, dat zelfs, door minderen van vuur, zwaar] yk voor't ooverzie- den zouw te hoeden zyn. P. C. HOOFTS
|
||||
■'t
|
||||
79
|
|||||
P. C. H O O F T S
NEDERLANDSCHE
HISTORIEN
DERDE BOEK.
E partyfchap nu gebooren, naam en waapen gekrce- x ^.
ghen hebbende, wies voor alle geweldt * arbeidende D'Eedelen de Bondtgenooten, onder Staaten en goede fleeden, arbeiden om hunne ftreng , met aanhaalen van meer en meer cm a^- luyden,teïtyven. De fchriften en gedrukte boexkens, b*në: zornmighe verdoemende d'Inquihtie , en bitterheit der Plakkaaten, andere verdaadighende 't bedryf der Eedelen, liepen van handt tot handt. Het preken ook, De ^ryhïit dus langin'theimelykgepleeght, nam maghtigh toe? d*Veekf beginnende d'Onroomfcüe, zonder anxt, zonder omzien te vergaaderen, en tmj ' alzoo hunne groote meenightete melden. De Landtvooghdes, van naarder zyde, bleef beezigh met het beraamen eenigher maatigher form van keure* die Ontwerp ingeftelt door den heimelyken Raadt, by haar, met d'andere Heeren en Raads- r** m*£l' luiden van Staate, naagezien, oovermerkten gebeetertwerd. De Graaf van ^fu^*- Egmondt en eenighe anderen floegen voor, oft niet dienftighwaare, deeze un% maatighing terftondt te doen verkundighen, onder waarfchuwing, dat ze duu-. ren zouw, tot naader orde toe* om den Heeren Bondtgenooten en hunnen verwanten, genoegen te geeven. Maar de geenen, die ongeraaden vonden, zonder's Konings uitgedrukt bevel, zoo groot een vooroordeel te vellen, al fcheen men met d'afgezonde brieven reeds wel zooverre gekoomen te zyn, braakcn deezen flagh, met voorwenden, dat zulx, gefchiedende alleen uit den naamzynerMajefteit, zonder toeftemming der algemeene Staaten, den Bondtgenooten en anderen geenizins fmaaken zouw. Weshalven ten minfle goedtwaare, als men't ontwerp den Koning toefchikte, het zelflte ook aan DeM , de Raaden der geweiten over te zenden, om hun gevoelen daar op te veritaan: gYaafVan ook aan de bezondere Landtvooghden, ten einde, yder in 't zyne, het de voor- Berghen, neemften der Staaten en Steeden meede deelen moghte,om die te berichten, en en de Beer fonderftaan, hoe de zaak by hen laaghe. Deeze Raadt werd gevolght -, en met van Mon- een Johan van Glimes , Markgraaf van Berghen, en Floris van Mommo- *%"/>&* rancy,BaroenvanMontigny gekoorenom naa Spanje te reizen, en den Ko- ^meti> om ning van alles beicheidelyk te verwittighen. Haar Hoogheit, veirdighde daa- naar Sff* telyk het ontwerp der maatighing derwaarts heene, neevens kundichap van Mfl dit befluit, en van hetonbenoeghen van Oranje en Hoorne, klaaghende oo- jße Har- vet wantrouw enongunuS ontfteeken door oorblaazen en valich aangeeven, toogbin teeghens hen, in zyneMajefteit. Waarom zy van zinne waaren, de Graaf fthryft der zich op zyn huis, de Prins uitNederlandt te vertrekken? ten einde op hen, maarts. dien men reeds het dienftdoen bedorven had, ten minfte geen vermoeden De^oning vanondienft viele. Philips, zeer zwaarhoofdigh en zich ontzettende in deeze °^fhfnde tydmg, raadfpleeghd 'er op zelf in perfoon en groote zorghvuldigheit. Doch, ^nguit aangezien hy hier af in't heimelyk door deHartoghinnc verftendight was? Nedèr- G 4 ook Unat,
|
|||||
8ö jP. C. HOOFTS DERDE BOEK
ï j66. ook de komfte der Heeren van Berghen en Montigiiy, famt het gevoelen der
Staaten en Landtraaden verwacht werd, vond men ontydigh yet in 't oopen- baar, noopende dit fluk, maar beft, op 't laatfte fchry ven, 't welk het verhaal Zjnfibrj- desGraavenvaiiMeeghen meldde, tot antwoordt te fchikken, datd'onleede ven noo- zyne Majefleit tot noch toe belet had, d'o over lang voorghenoome reize naa pende haare Nederlanden f aanveirden. Maar alsnu, ontflaaghen van die moeite, 't geen de en qjan'toorlogh gedreight door den Turk, wilde zy zich, met den eerfte, op Graaf van ^eghgeeven, endezaaken, 'm die brievengeroert, by goeddunken van haar en bowel dt Räddtj de Heeren en anderen, die zy zouw dienftigh vinden, op'tfpoedighfte aatweeee- ßjten- En indienvantoen af, Qd'Algemeene Staaten altoos onvergaadert bly- ven. vende) bequaame middelen te bezinnen waar en, om V heiligh Roomfchgeloof, waarin zy verflond te keven en te fierven, zonder groot e bloedftorting te hand-
haaven, zy zoude zich van wel goeden harte, naa dentydt voeghen-, en niet verre werpen het v erge even aan degeenen, die zich door lichtvaardigheit, oft verleydt van anderen, moghten hebben mifgaan. O ok meende zy niet nieuws met Inquifitie oft ^Plakkaaten j maar alleenlyk zich te houden by 'tgeene, onder den Kaizar, en in haaren tydt ,gepleeght was. Endegelyk wylen haaren heer e Vader de moedt ,gedraaghen op zoo vroome engetromve v af aaien, hunne voor- zaat en in d'uit erfi e hachlfkheeden?ioit be zw e eken was j alzoo deed ook de be- proefde deiighd en trouw deezer Heeren, dat zy zich derganfche weereldt troo- Heimely- fie. By deezen oopenbaaren voeghde de Koning eenen heimelyken brief aan ke brief de Hartoghinne, om getooght te worden zoo't pas gaave> met klaghte, dat daar by ge- foemder onluflenvan denTrinfe van Oranje enGraave vanHoorngrootelyx voegm, moeide j die haar Hoogheit verklaar en zoude, hoe zyne Majefleit zooverre was, van quaadt ooghop hen te hebben, dat zy die, tenteeghendeele, onder haare voorneemfle en aller getrouw ft e va f aalen reckende. De treffelykfte free- denook, als by welke de klem van den ftaatis, werden gunflelyken gekent, met aanfchryven, hoe hy ftondomoovertc koomen, enzynejeeghenwoot- digheit aan 't vereffenen der zaaken te befteeden. 'T welk aangenoomen by veelen, hoop van heylzaame uitkoomft baarde. Vaft ter zelve tydt als deeze Philip om- werden afgevaardight, ontfing de Koning de oopenbaare brieven derLand- fangt naa- vooghdefïè, meldende, hoe de voorzeide maatighing der Plakkaaten beraamt der fchry- was. en goedt gevonden 't gevoelen der Staaten en Landtraaden daar op te ver- ven van de ZQe^en: waarmeede men be floot en hadte ylen, eer de Bondtgenoot en zichten >■ gemoeden inneboezemden, gelyk zypooghden te doen. Voorts dat zy de Heeren De Mark- van ^er^jen en Montigny eintlyk tot het gezantfehap derwaarts, door fiyf
graaf be- aanftaan bewilhght had. En zo o haar fchry ven mifchienyet hardverduwe- z,eert zyn lyks inhield, hy zoude doch, om de minne Gods, alles inflaate, ende, tot naa, been. V hoor en der voorzeide Heeren, zyn b e fluitgefchorfi houden. Nu geviel 't dat Montigny de Markgraaf, wandelende achter't hof, door fpelmet een houte kloot, aan trekt voor zvnbeen bezeert werd. Deeze quetzuur luttel luifterende naar de konft, der iippyi ■ -
H' . . artfenye, maakte 't zoo lange, dat men Montigny verghde voor uit te trekken.
voorts te £*e welke, tot Paris gekoomen, 't bedryf der Bondgenooten door den Spaan- ra?«?«, fchen Ambafladeur zoo hoogh hoorde weeghen, dat hemfchrik, enhy.zec- keren Franfchen Raadsheer aanging, om zyn'meening te verftaan, noopen- de 't volvoeren van deezen laft. Die ried hem den Koning de reize fchuldigli te blyven, en hem meteen gemaakte ziekte te paajen. Echter toogh hem, Zpkomfl darrende zich met geen blaaiiweuitvlughten behelpen, de kraft zynsnood- m Spanje, lots, tot in Spanje, van waar hy noit weederkeerde. In 't begin van Zoomer- Zjn laß. niaandt quamp hy 'er, voorzien, door de Hartoghinne, met zeer guniligh ingeftelde brieven van geloove, eerftelyk om vervolgh te doen tot belluit der twee ftukken van de Inquifitie en maatighing der Plakkaaten -, ten tweede om te
|
||||
t
|
||||
DER NEDERLANDSCHE HISTORIEN. 81
te handelen vaneenighe punten inzyn berichtfchriftvervaatj naamelykvan if66. .
>t wantrouwen? dat tuffchen zyne Majefteit en etlyken haarder Staaten van Nederlandt broeyen moghte j desgelyx van 't hervormen des Raads van Staate, voMiends'tgeen voor heene, door den Prins van Gavere, met zyne Majefteit gehandelt was , en fèedert gefchreeven aan de zelve door haare Hoogheit: voorts hoe de reize des Koninx op Nederlandt ftond aan te leggen. Ook bragbt hy met zich oover het inzight der Staaten van Vlaandre, Artois > enHenegouw, op 't verzachten der Plakkaaten. Dat van die van Luxem- burgh, Naamen en Doornik werd hem naagezonden. Zommighe ftonden de geraamde form toe; behoudends dat men daarin yetwes hadde te verbeete- ren. Andere verworpen die ichier ganfchelyk, dryvende datd'ouwde wyze 'r gevoelen de befte was. Maar in 't vorderen hunner flemmen, waaren de geringfle, en deT StM" meeft ter dieiiftbaarheit gewende eerfl aangemaant; op dat men de treffe-Un noo~ lykfte, en ten laatfte die van Vlaandre gemakkelyker inleyden moghte ; gelyk j^4# ƒ dan'tftribbelen, teeghens't geen dat anderen oover zich hebben laaten gaan ^ »hing. aanftootelyker valt. Ook was den gemaghtighden der Steeden verbooden geweeft hunne breede en achferraaden te verpraayen. Welke konftenarye, be- zeftvande gemeente, het quaadt vermoeden weeder deed wakkeren. Den StaatenvanBrabandt, Hollandt, Uitrecht, en anderen, werd hun verpandt nooit afgevraaght. Het ontwerp der maatighing liep voorneemelyk hierop. Leeraars en bewindfluiden van Onroomfchen Godsdienfl, boekfchryvers, ver- inhoudt fchajfers van plaat ze tot verboode vergaaderingen, mitsgaaders degeenen, die dei %elve* groovearghernism'toopenbaaraanrechtten-, oft hun werk maakt en van hoof- den der meuwe leere te herberghen-, zouden met de koorde gewurght worden % hunne goederen verbeurt, daar V de handtveflen toelieten. T>ie hungeloof' af- gingen-, zouden't zw aardt krygen, en hunne Erfgenaamen hunne goederen, Gemeenen en berouw hebbenden ketteren werdgenaade $ den onboetvaardighen baïïingfchap toegevonden, behoudends't genot hunner haave> die zy9 nocht by uiterfle wille, nocht by andere weeghen vervreemden moeften, maar op hun- 71e erven laaten koomen: zoud' ook de zelve verbeurt zyn, zoo zy zich vervor- derden eenighe Landzaat en te verleiden. Maar Weeder doopers > hardnekkigh blyvende, verbeurden hunne middelen, daar verbeurtefladtgreep: daamïet, vervielen die daatlykaan hunne erfgenaamen. Herv alle ketters, mits nieuw leedweezen toonende^moghten met baïïingfchap voldoen: doch Doopsgezinden, niet dan met den hals. 'Tfchynt vreemdt, dat men 't op deeze weerlooze en wereldonwyze luiden , met dus een meer dan gemeene bitterheit geläaden had; ten zy dat men, tuffen hen (hoe welzy'tongewaapend leeven voor een punt des geloofs houden) en d'oovervaUers van Amfterdam, d'inneemers van Mimfter, geen ondericheidt wilde maaken, omdatzy, noopende'tftukvan den Doop, ineen gevoelen ftaanj oft dat de geveinitheit hen nagaande ,famt de uiterlyk gezochte fchyn vaji ootmoedt, enonnoozelheitin kleeding en ge- laat, als verwytende allen arideren hunne heilloosheit en ydelheit, den ge- meenen haat terghde. Maar dceze maatighing, die, van't hof, naar zyne Zy [maakt verweentheit en laatynzucht, Moderatie geheeten werd, kreegh terftondt den derge- naam van moorderatie 3 gevallende echter den geenen niet, dien alle lyfftraf om merite geloofszaaken naa wreedtheit fmaakte, oft die zich vryheit van godsdienfl: toe- ni(U geleidt hadden, en 't vervolgh van hunne harders ondraaghlyk vonden. Ook jas 't geduldt te kranker onder de gemeente, mits de geemelykheit, verwekt door dierteen afbrek van neeiïnge teffens. Want, behal ven dat de twee laat- D} rt jte jaaren, vier en vyventfeftigh, het een met langduurighe en der Neder- afbnk%7n f] cu • Cht on§ewoone ftrengheit van winter , het ander door groote neering. tchaarf heit van kooren, meenigh huifgezin op hun achterdeel gebraght had, zoo
|
||||
82 ï>. C. HOOFTS DERDE BOEK
, lf66. zoo floegh'er noch toe de ftilftandt van den laakenhandel, een hooftneenn^
T>eUa\en- deslands: waarmeede het dus geleeghen was. Zynde de Franfche mooghen- handel heit den gebuuren fchrikkelyk geworden j als alle teeghenweer van eiken in 't ßdatßil. bezonder, te zwak viel, end'eenighe raadt aan't zaamen heulen hing, werd een eeuwigh verbondütot gemeene beichermingopgerecht, tufï&i de kroon ouwtver- van Engelandt en't huis van Borgonje vervaatende de Staaten van Neder- bondttuffen landt, die zich daar toe, in den jaare veertienhonderd zefïentneeghentigh> Engelandt uitdrukkelyk verplicht hebben. By't zelve was ook, ter weederzyden, vry« en 't huis iie-t bedongen van koophandel en alle tollen, uitgezeit de geene, die men in van ar- ^ naaß. voorgegaane vyftigh jaaren geheeven had. Maar de Engelfchen, ge- ■ dreevenvante groot een baatzucht, hadden, om de Nederlandfche ambach- ten t'hunnent te planten, en de kraft der koopmanfchappe den onzen t'ontrek- kcn, teegens'tverbondt, verfcheidene hantwerxwaaren van hierkoomende verboodenj andere, aldaar ingekoftwerdende, metgroovetollen bezwaart. Jaa zy lieten 't bevrachten der Nederlandiche ïcheepen niet toe, zoo lang men daar Engehche bekoomen kon > zonderling ten ty de van de Koningin Mary, als 't Philips haaren gemaal genoeghzaam om 't effen was, welk van de twee Landfèhappen, het ander, in vooripoedt x oovertrefte -, en hy zich van de En- gelfchen, ingrooter, dacht te dienen. Naa'tooverlyden van Mary, dewyl dit ongelyk, met de fmart, hoe langer hoe meer toenam, had men van on- zer zyde, naa verlooren verzoek en wanhoop van beeternis, den onderdaa- nen van Elizabeth, dit voor dat doen houden, en al hunne laakenen, kar« zaaien, wollen, uit Nederlandt verbannen: onder fchyn nochtans van vreeze Gefchil voorpeït, die te Londen inzwank ging. D'Engelfchen, te fier om te kreu- metdeEn* |cenj braghten eensklaps de ftaapel inQoftvrieflandt; daar zy vanEmbden geljchen. beloofden Antwerpen te maaken. Doch vindende, op de Eems, nochte dien aftrek, nocht verfchiet van herlaadinge, door dien de Nederlanderen verboo- den werd aldaar met hun te handelen, begoftenzy te begrypen, dat beide de volken, welker welvaart meeftbyderzee, en in handtwerken beftond, zon- der gemeen ongerief, elkander niet derven konden. En zy quaamen tot zoo veel bekens, dat 'er% in't jaar vierentièftigh, een verdragh op volghde van den onderhandel te hervatten •> mits dat de Nederlanders niet hoogher zouden belaft worden, dan zy in't laatfte jaar van Mary geweeft waaren. Meer niet wilde Elizabeth toegeeven, alleens oft het onrecht, by haare voorzaate inge- voert, t'haaren ty de recht zynmoefte, om dat zy't zoo gevonden had. Niet- temin, dit was maar om teduuren tot dat ment'eener zaameningvanvoor- treflyke perfoonen, die-, van wederzyden, binnen drie maanden tot Brugge verfchynen zouden , naader orde geraamt hadde. Op deeze vergaadering ging de Lente en Zoomer des jaars vyftienhondert vy ventfeftigh met krakkee- len door 5 zulx men eikanderen op nieuwe t'zaamenkomft bescheidde, alwaar van den vyventwintighften in Lente, tot den eenentwintighften van Zoo- mermaandt dezes jaars vyftienhonderd en fèsentfeftigh geknibbelt werd, en Dat wart 't gefchil echter ongeflooten bleef. Naamelyk de Engelfchen, als ziende ons gefchorft met grooter zwaarigheeden verleeghen, deeden, met zich ftyf op hun roer te voor eenen bouden, zoo veel toegeeven, dat de zaak tot 's Koninx ooverkoomft werd y u opgefchorft, en midlerwyle het verdragh van den jaare vierentièftigh gelden moeft: floerende alzoo dit ftuk, tot den tydt desHartoghen van Alba toe De Mark? Ondertuiïchcn volbraght de Markgraaf van Berghen ook zyn lieenryze. Als graaf van beide de gezanten nu te hoove waaren, beleedighde zich de Koning daaghe- Betgben \jX, om hun, t'hunner gelieven, gehoor te geeven : beval ook hun t'elke11 komtookjn niaaie deeling te doen in 't geene , door de Landtvooghdes werd ooverge- PaaJe' ichreeven. Koomende dan , by deeze en ander geleeghenhecden, met die '.....' van
|
|||
DER NEDERLANDSCHE HISTORIEN. 83
van den Raadt van Staate te woorde, lieten zy zich hooren , dat d'ontßeltenif- J 5^6.
fen vanNederlandt voorneemélyk gefprooten waaren, uit de brieven zyner &dryfvAn Majeßeit, noopende'tftuk derlnquifitie enTlakkaaten. Zulx tot der zaake *™en niet te doen was, dan d'Inquifttie feenemaalaftefchaffem, en d'ontworpe y'"'"' '& Jf maatighing in tewillighen, neevens een algemeinevergiffenis. Oft nochtans de Bondtgenooten zich daaraan zouden laat en genoeghen, gemerkt hun ver- zoek van alles by oover en toeflaan der algemeine Staaten te doen verhandelen 3 konden zy niet ver zeekeren: maar dit wel; dat de heer en beflooten hadden, zoo zyne Majefteit hier in te vre ede was, zich, met allen emft, te kofte te leg- gen aan'tftfllen der beroerten, door onderhandeling en behulp van veeleeer- lykeluy den hun toegedaan, oftbyweeghe vanwaapenen, diezy reedsden Ko- ning aanbooden, en willigh waar en, teeghens de quaadwillighen U neemen, met vafte hoop e van booven te ft aan. Zoo behoefde zyne Majefteit haare reize niette verhaaften, maar moght bequaamen tydt, en tot dat alles in ruftege- braghtwaar, zulx haar geenvreeze tejaaghmfcheene, verbeyden. Hiertee- w'tt men ghenwerd gezeit, Alles wat zyne Majefteit gefchree ven had, was op reede hijntee~ geveft: en zoo yemandt zich daarmee beholp, tot verweom zynmifnoeghen &■ e"P ^' teverfchoonen-y zulx quamyiiet by den Koning toe, maar by'tverkundighen der brieven, buiten laß zyner Majefteit, en teeghens goeddunken van den hei- melykenRaadt. ^Daarenbooven, indien de heerenvermoghten'tmifquaamU 'keer en, wanneer de Koning in de drie v oorgeftelde punten bewiüighde j zoo ftondhet ook ,■ zonder dat, aan hen, en hun toe, die maght te werke teftellen 5 dewy l zy zoo voorneemelyke vajjaalenwaaren, op voorzorgh der welke, onder haare Hoogheit, de welft andtdeslandts fteunde, in3t af weezen zyner Maje- fteit p die, geduurende'tzelve , gelyk zy fanderen maalegefchreeven had? geene vergaaderingvan algemeine Staaten, oft eenighe nieuwigheit begeerde. De gezanten antwoordende, bleeven daar by, dat, zonder de e ze drie punten me nj 'f te verwerven, de heerenvanmiddelnocht zinwaar én, om te paarde te zitten, beant- oft te w aapenen; maar dachten zich elk opzyn huüte houden, alzoo hit tel woorden* geacht by zyne Majefteit, oft, om beet er te zeggen, by de Spanjaarden-, de welke ft oot ende aüe ander en uit den raadt des Koninx, aüe en't zeggen, nee- vens hem hadden, en zichvoorftaan lieten, de Neder'landfche heer en te ver- vooghden e even als die van Milan, Napels en Sifilie. 'T welk, ftaande hun in geender maniere te verdraaghen, was, geweeft enalfnochde eenighe, oft im- mers de voorneemfte oorzaak der zwaarigheeden en ontfteltenijjen. Maar, onder't hangen deezer handelinge daar te hoove, naamen de beroerten hier eenen y fïèlyken fprong, en zoo oovergeeven, oft men getroofl geweeft. waa- re, een op al, en alles in 't wildt te ftellen. Want het gink 'er der wyze toe, Zwelling dat'er langer geen houden aan fcheen: loopendede luiden, terpreeke, eerfl de^ beroer* mboffchaadjen, daarnaa in oope velden, met groote meenighten; veele uitte' enkelen yver, andere uit nieuwigierigheit. D'eerfle vergaaderingen gefchied- °0Penhaa* den zonder waapenen. Maar toen men hen dreighde oft fleurde, zy aan't "J,,*.* draaghen van rappieren, van fmkroers, endtlyk van builen, hellebaarden, ValtiT en ander halfgeweer. Dit begon inWeflvlaandre, floegh van daar voorts in f enen. Brabandt, Walflandt, Hollandt, Zeelandt, Uitrecht, en andere ge wellen. 1 zy dat de gemeente, gewoon 't lyf in te booren, daar zy de vinger kryght ,• zich dus, uit reukeloofheit, verftoutte, opdegunft, die zy waanden te ïpeu- renaandeEedelen; oft dat deEedelen, verneemende den ondank, met het imeekfchnft behaalt, en zich in ongenaa ziende , uit vertwyfeltheit, het graauw onder den duim opgeruidt, en hier toe aangehitil hadden, om der ivandtvooghdefTe te doen duchten, dat de jongfle noodt naakte, zoo zy zich met van hunnen byflandt, en hen van veiligheit voorzaaghe. Mooghelyk ook.
|
||||
84 P. C HOOFTS DERDE BOEK
ïj 66. ook, dat een groot getal handbuflèn, opgekocht bySpanj aards, en ecnighe
oorloghfcheepen, die hier en daar voor 't inkoomen der landen laaghen, en ten laatfte naar Spanje voeren, de fchichtighe gemoeden aan't hollen gehol- " * pen hebben: oft het ombrengen op nieuw, van eenighe gevangenen, om 't ge- loove, hun't vuur in't hooft gejaaght. Maar d'inwcndighfte oorzaak fchynt gevveeft, dat men den Koning vryheit van GodfHienfb wilde afperflèn, eer de maatighing, waar mee haar de deure eeuwighlyk geflooten bleef, ftadt greepe. Op den vierentwintighften van Zoomermaandt werd in't Walfch gepreekt, niet verre van Antwerpen, in zeeker heefterbos des Heeren van Berchem, en't zelve bewaakt, tot vier plaatzen, van gewaapenden, eenighe te voet, eenighe te paarde 5 daar, mits het Sant Jans en een leedighe dagh was, veele nieuwsghierighen toevloeiden: zulx men't getal wel begrootte op vier oft vyfduizent menfchen. En als 'er gerucht onder quam, dat de burghery zich toeruftte om hen t'oovervallen, werd van zommighen gezeit, zy moglv tenkoomen, menzoud'hun flaan. De Leeraar, uit hebbende, verkundigh- de, dat men des zaaterdaaghs daaraan, in Nederduitfch zouw preeken. Die bic van van Antwerpen verwittighen des de Hartoghin. Die raadt hun, met de fchut- Antwerpen ters uit te trekken, gelyk voor heenen wel gepleeglit was. Zy ontfchuldighen yerbelaa- z[ch, 0pdG fterkte en weerbaarheit deezer zaameninge. Haar Hoogheit ver- * ' lieft geduldts.vaart uit van verbolghenheit, dat het 'verzoek der Bedelen dit Hanovbm- geze(fitJaP zo° flout gemaakt had: dat zulke ketters niet zochten, dan 'tgoedt |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||
f' '■
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||
!
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||
II-,,
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||
ne*
|
en Hoedt van anderen , en hun bedryf op een godloosheit uithoornen wilde.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||
D'Antwerpfche gemaghtighden hielden haar voor, vaii de zaak in hunnen
breeden Raadt, beftaande uit de voorneemften der gemeente, te brengen. Daar vond zyeerftzwaarigheit, achter naa bewillighd'er in. Ende alzoo ver- itaan werd, dat eenighe F ranfbizen, waarop, van weegheder ouwdegrens- vyandfchap, quaad bedenken viel, zich onder de Predikanten menghden, |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||
Slakgat
teeghens d'uhlan- den. |
zoo gebood zy, des te ernftigher, by Plakkaat van den zeflentwintighften in
Zoomermaandt, allen uitheemfchen, die, nochtom koopmanschap, nocht om andere noodtzaaken, inden lande te doen hadden, het zelve te ruimen. |
||||||||||||||||||||||||||||||||||
Schreef ook fcharpelyk den Amptmannen van gerechte aan, dat zy zich met
alle vlyt, in 't weeren der ketteryen, te quyten hadden, op peene van metplegh- tigh en gunftigh daar aan geacht te worden. Al vergeefs. Want de Schout van Antwerpen, die gemeenlyk Markgraaf genoemt wordt, om dat hy zeeke- ren oordt daar ontrent, genaamt het landt van Ryen, onder dien tytel beheert, antwoordde, dathethemaanmaght gebrak. Defteeden Amfterdam, Delft, Uitrecht, met eenighe andere, ontzaaghen zich't Plakkaat te werke te ftel- |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||
Geweldigh
invoeren |
len. En was 't zoo verre van eenen fchrik te maaken, dat d'Onroomfchen
innejiaamen'tLaar, een veldt op een vierendeel myIs van Antwerpen gelee- |
||||||||||||||||||||||||||||||||||
derpreek? ghen > de ingangen, met waaghens, bewacht van gewaapenden., toe bolwerk-
huhen Am- ten$ en zich daar vervorderden op drie plaatzen te preeken. Dies zagh de Ma- |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||
werpen
Slappe voorraadt daar tet- ghens. De wet-
houders |
jeftraat het voor hoogh tydtaan, den breeden Raadt te vergaaderen. Deeze
was mildt in'tuitbieden van lyfen goedt, om't preeken te beletten, enver- flondechter niet, dat men'tby afkunding verbieden zoude, maar yedei;aï- leenlyk trachten de geenen, die onder hem Honden, door vermaaning, daar van af te wenden. Al dat men dan zondcrlinx deed, was de wacht verbeete- ren, zommighe lidtmaaten der wet en van de deftighfte burghers aan de poor- |
||||||||||||||||||||||||||||||||||
vemoeken ten te flellen * oft dat eenighe fèhreurnte maaken, en de geenen doen flaauwen
dat de moghte, die buiten ten gehoore liepen. Weshalv en de wethouders, kennen- Lmit' de dit werk zonder klem, en zich te zwak tot flellen van bondigher orde, de j * 1 jeeghenwoordigheit der Landtvooghdefïê verzochten, mits dat zy met hof- |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||
me
|
gezin en lyfwacht ooverquaame, zonder ander gevolgh van kryfvolk, waaraf
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||
de
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||
'
|
|||||
DER NEDERLANDSCHE HISTORIEN. Hf
de gemeente, beducht voor fteurnis van neeringe, eenen afkeer had. Maar 1jfóé
de Raadt van Staate, weetende geenen wegh om 't preeken te fchorflèn, vond alte afzightigh en finaadelyk, dat haar Hoogheit gedwongen waare't zelve voor haar ooghen te zien, en te dulden. Dies bedankte zy de Wethouders voor <fe goede geneeghenheit en beweeze vlyt > ende drong op't uitvoeren van 'tïaatfte Plakkaat, noopende't loozen der Franibizenj etlykekrysoverften der welke ( zoo zy verkundichapt was_)zich binnen hunne poorten onthiel- den ■, met naamen de baftaart van Vendofme, de Baroen van Gafcoigne, en an- dere hopluiden. Maar zy vond, zeid ze, bedenkelyk, zich ter genaade van de burgherye te ftellen, 't en waare men haar aanwyzinge van veilighek deede. Die vindt 'T zenden van eenen, twee, oft drie der achtbaarfteheeren, ("want dit was ook dat onge* voorgeflaaghen) hield zy in beraadt. Hierentuflèn, als 't voorzeidePlakkaat, ™*tw* den tweeden van Hooymaandt verkundight was , quaamen , des anderen daaghs, de wykmeefters der ftadt in de Wetkaamer, met een verzoek/chrift, huntoegefchikt by beflooten brieven, op den naam der burgheren en inghe- zeetenen van 't waare Chrifte geloof, om aldaar ingeleevert te worden: 't welk zy eedsweeghe niet hadden mooghen achterhouden. Het luidde, dat zy, van verwek? dewelke de weirlyke Oóverheit alty ds behoorly k erkentgeweeft was, zichvan febrift aan yt Roomfch oovergeloofen de mifbruyken hadden afgezonderd en hunnen Gods- de Wethou* dienflin'theimelyk ge oeff ent tot dien tydttoe j 't welk hun, door den groot en den van aanwas, 'nu langer ondoenlyk viel. Verzochten derhalven plaats binnen der AmmY~ fladt, om een Kerk te fliehten-3 naadien zoo byouwdeals nieuwe exempelen 'm* bleek, dat tweederley geloof, in eenen lande, vreedelykgeleeden kon wordeni en zy zich hielden aan de punten der Augsburghfche belydeniffe, die me ede' braghten dat d'oopenbaare preeke, en 'tgebruyk der Sacramenten noodigh was. Ende gemerkt den wet houder en, uit kracht hunner handveften vryftond, hen hier me e de te begunftighen, waar en zy,op zoo Godlyk een verzoek, gewenfcht befcheidt verwachtende. De Regeerders, meer en meer bekommert, befluiten fchry vers aan de poorten te zetten -, om d'inkoomendë vreemden aan te teeke- nen j algemeine huifzoekingtedoen; de honderfte luiden te eedighen* ook honderlten en tienden te ftellen, op de dorpen hun onderworpen 5 zich van deFranfoizen t'ontleedighen; en te doen verklaaren, wat volk, binnen een myl in't ronde, om de ftadt neftelde. Ook verboden zy, vermomt, en met Die ver* pyp, trom oft trompet, by ftraat te gaart 3 en veirdighden, op nieuw, gemagh- z-nkenech« tighden af, om de koomft van de Landtvooghdeflè, oft eenighen voortrefFely- m deriperw ken Heere, te vorderen. De Hartoghin, ziende dat men in Spanje geen eindt foon der.. van de zaak maakte, en hier te Lande zonder verhaal van aadem voortfloegh, ^ftJenï ging een nieuw Plakkaat uitgeeven: 't welk, geflooten den derden van Hooy- ^henaZt maandt, en meeft al eenftemmigh met d'ontworpe punten van maatighing, ren van nieuwe verbolghenheit baarde, zulx verfcheide fteeden geenen moedt had- aaneen. den 't zelve te verkondighen: onder andere Antwerpen, dien 't quaalyk afge- Makj&at noomen ende meenighmaals verweeten werd. Oft zy ook fchoon de gemagh- mt de tighden dier ftadt bedankte, voor 't betrachten van hunnen plicht, zoo maak- m*4ti~ te zy echter zwaarigheit van zich binnen dezelve, te vertrouwen 5 en worp f3™™ j voor , dat ze noch vol Franfoizen, foldaaten, en vreemdelingen fl'ak} dat Zendden wen haaralvooren middelaanwyzen moefleom'tpreeken tedoenftaaken, engevreefi te haaren perfoon te ver zeekeren. Want, wat 'er ge zeit werd van de goede wille vetkundi- der burgheren, omlyfengoedtdaar voor te laat en, haar was ongeraaden, datibetJ' zy t daarop Hete aankoomen. Terwyl zy't dus draaghende hield, en bet ge- neeghen fcheen tot het zenden van eenighen aanzienlyken heere, fchooten de gemaghtighden teeghens eenighen van den haaren uit. T>at het beleidt van een prjoonaadje, daar de burghery toegezint waare, en op betrouwde,befl bedyghen H zouw I
|
|||||
M P. G. HOOFTS DERDE BOEK
zouw j en de Trins van Oranje wel in V hart der gemeente, ook, als haar Erf,
burghgraaf, inonderlingen eedt met defladtfiond: dervoeghey dat zoowel de wethouders als V volk, zyne 'Doorluchtigheit daar wenfihten. Geen naa- der uitkoomft afziende, quam de Landtvooghdes zoo ver, dat zy 't hem vergh, de. De Prins begreep zeerweldezwaarigheeden, die dit werk in had; end|t hetjzonder by den Koning, oft by de gemeente,oft by beyde ondank te begaan, quaalyk te verrichten was. Derhalven toonde zich ongeneeghen; en wees deezen laftvan zynen hals af. 'T welk de Hartoghin euvel nam, en den Ko- ning ooverbriefde. Ook fchreefzyden landtfèhappen en fteeden aan, dat ze zorghe te draaghen hadden voor haare veiligheit, en orde te ftellen, om de fterkfte te blyyen tot behoedt van den GodÖienft en de achtbaarheit des Ko- ninx> waar in zy hun beloofde de handt te bieden. Maar de dingen raakten, hoe langer hoe meer in't wan Want binnen Antwerpen kreegh men anxt voor inbrengen van krysvolk, en een fchalk oogh,op den Graaf van Meeghen, hebbende daar eenighe daaghen ftil geleeghenj en op dien van Arenbergh, vantydt tot tydt verwacht wordende. Engelykde manier der gemeente is, by (tonde van achterdenken, het op den eenen oft den anderen te laaden, ver- zierden zy zelve, en geloofden tefFens, dat hetdeeze waaren, die 't hun he- itellen zouden. In der ftadt was, vand'andre zyde, metetlyken derBondt- genooten de Heer van Breederoode,ontruftende de wethouders, en hunne par- thy, door 't groot verzoek t'zyner herberghe, en fterke naafleep achter itraat. Debreede Raadt, vergaadert zynde, weigherde plat uit het preeken buiten de verten te fteuren, alzoo zulxden burgheren niet toeftondj maar beloofd1 het binnen niet te lyden. Naa foldaaten t'ontfangen wilden zy niet luifteren; jaa eenighe knechten, aangenoomen, uit de poorterye, by de Regeerders, afgedankt hebben > met aanbiedinge van zelve fterker tewaaken: 't welk be- gonnen werd. Om dit befluit, iamt het vermoeden op Meeghen * Arenbergh, en Breederoode, der Hartoghinne kundigh te maaken, werden eenighen der wet gelair, naa Brullèl te reizen. Maar't ruftte niemandt, zoo onaangenaam een boodfchap te draaghen -, zulx , dewyl zich yder , door verlcheide uit- vlughten, t'zoek maakte, de beloondeRaadiman Weezenbeek alleen trek- ken moeftj hebbende} alvooren, rondelyk verklaart, niet zoo veel als een woordtte zullen fpreeken buiten zyn berichtfchrift. Ook werd het hem afge- vordert door de gefleurde Landtvooghdes, die 't onder haar behield, zeggen- de , dat zy, daarop, met de Heeren dacht te raadjpleeghen, en zoo Breederoo- de f Antwerpen niet te doen had-, de wet moght hem uit wyzen* De Graaf van Meeghen, 't zy op haar orde, oft anders, vertrok eer lang van daar 5 onheuilyk naageroepen van 't graauw, Arenbergh koos eenen anderen wegh, en liet de ftadt leggen. Maar d'eene buy joegh d'andere. Men hoorde dat Hartogh Eer- ryk van Bruinfwyk, zich door lalt desKoninx, toeruftte^ en byLingenge- reedfchap ten oorlooghe gemaakt werd, jaa, onder 't volk, rees een roep, hoe in de Kempen, en daar ontrent, krysvergaadering was, onder den Graave van Meeghen, om, by verftandt met de Majeftraat, de ftadt te verzeekeren. Toen de koopman aan't pakken, weghzenden van waaren, wyven en kinderen. Wykmeefters, ingezeetenen van vericheide taaien, ouwticheepenen, ïoopen de wet aan, met vertoogh, dat het oover tydt was, eenighen peribon van acht- baarheit daar te hebben, en de Prins de bequaamfte. D'ontfteltenis waft, van uur tot uur -, en zoo hoogh, dat de burghery 's nachts in waapenen raakte, om 't inkoomen van bezetting te keereiijdie verziert werd voor de ftadt te weezen. Die van 't Onroomfch gevoelen deeden weeder een fmeekfchrift voortkoo men. Dit luidde, dat men , in plaat ze %\an'tvoorgaande in te willighen > hunne zaatnenïngen, voor ketterfch en oproerigh uit kreet, en metgeweldt, ' fcheen
|
||||||||||||
ïj66.
Men ver-
doekt den Vrins van Oranje iAntteer- pen te heb- ben. Die is U
fchwp. |
||||||||||||
Antwerpen
volomme- Üens.
|
||||||||||||
Weegen'
leek. »aar Bruß'el ge- ■suonden, en envrumlyk hjeeghent. |
||||||||||||
De koop-
man breekt De burgery
van Ant- werpen in XPAopenen. Ander
fmeck~ fcbrïftder Onroom- fchen. |
||||||||||||
*
|
||||||||||||
<•
|
||||||||||||
DERNEDERLANDSCHE HISTORIEN. 8;
fcheen te willen fleuren, om 't draaghen vangeweer j V w^/é *$?*» tot bef eher- i ƒ <fö
*»/»£ teeghens hunne weederßreekers, <?» niet teeghens d'Ooverheit ,gefchied~ de. Indien yemandt, uit de hunnen, oproer aanrechtte, men moght hemflraffen^ *. . * Ä* hadden 'er niet teeghens. Hunne meenighte, en degeenen, die hun verwes- ten dat zy 't licht vlooden * drongen hen tot het preeken en o effenen van hunnen Godsdienft in 't o openbaar. Als men hunflechts e en plaats, onderfchut der Wet- houder en , daar toe verfchafte j zoo waar afle onruft uit, de neer ing om beet er te blo e jen dan ooit, enzy te vreede de w aapenen needer te leggen. Ditwasinge- fteltop den naam der burgheren en inwoonderen vanDuytfche en Walfche taaie, in groote meenighte, dieaanbooden, 't gefchrift te teekenen, oft voor de Majeftraat te verfchynén in zulken getaale -, als het der zelve gelieven zouw. Dicht by Antwerpen, op een plaats't Kiel genaamt, hadden ge/laan twee tißdtt Prochianen, uit het leeren der welke gefchept werd, dat zy, zonder noch- ***!**■ tansdeÄomfche gemeenfehapafte myden* naa'tverftandt vanLuiterhel-^^' °™ den: waar oover d'een gevangen, d'ander verdreevenwas. De Regeerders r£yte oordeelende, dat luiden van aanzien en omzien zich graaghlyk van 't verboo- fa\tiftn% den gehoor fpeinen zouden, mits men hun yemandt toeftonde, dien zy waan- den hun zoo veelte zeggen, alsterzaaligheitnoodigh geweetenwaare, dee- denden verjaaghdentevoorfchynkoomen; hem lattende 9 totweederzeggen toe, zynKerk waarteneemen, en zich zeedighlyk te draaghen. Deeze be- hendighei t, Hellende 't volk op een' tweefprong, brak terftondt de groote toe- loop, en fchynt de fcheure, tuffen Luiterfchen en Calvinilchen dapper gewydt te hebben -, waar meê de Prins, in 't afwenden van 't uiterite onheil aan de fladc befchooren, zich, hiernaa,welwyflèlykengelukkelyk behelpen zal: totbe- wys, dat veelerley gezintheeden handelbaarder zyn , dan tweederley onder een Ooverheit. De noodt voor ooghen ftaande, deedooktehoovefterkeren vrymoedelyker aanhouden, ten einde's Prinfèn perfoon gemaghtight wier- de, om demifverftandente koomen neederleggen. Dies het hy zichentlyk DePrim beweeghen, en deed*den dertienden vanHooymaandt, zyn intree tot Ant- tymt tot werpen. 'T verlangen, de gunfb , de graatigheit, waarmeede hy ontfangen Antwer* werd, gingen alle maate te booven. Daar ftaaken oover de dertighduizent Pf»» *» menfehen op de been, boordende van daar hy t'huis te leggen had, de ftraaten mrt vm" endenwegh, tot meer dan een halve myl buiten fladt> en vervullende't mid- ry* dederwyze, dat men genoegh te doen vond, om den dranghte klieven. De mJm£m* Heer van Breederoode metetlyken derBondtgenooten, en groot getal bur- gheren , gingen te paarde om hem in te haaien, en te geleiden tot aan zyn her- bergh. Zy begroetten hem met loflèn van hunne finkroers, daar de gemeente, die de liefde en lufligheit ten ooghen uitzagh, met een gefchrey van Vive Ie Geux, opantwoordde. Die kreet duurde tot aan ftadt toe> hoewel hy bewys deed, dat zy 't laaten, en hun toedreef, dat het hen berouwen zoude. In de poor- ten, op de muuren, grimmeld' het van volk. Daar ging'tweeder aan, met roepen, als vooren j en zyn lof in de lucht. Hem noemden ze hunnen Burgh- graafjhem hunnen waarenverloflèr, die zulx, inderzaake, door zyn acht- baarheit, voorzien zouw, dat echter fioodeloos waar, te Brufïèl, aan de Harto- ghinne te loopen. Doch fpeurende, dat het hem mishaaghde, bedwongen zy zich beeter, in der ftadt. Verwacht en bewellekoomt van de wethouders, m 't huis t'zynen verblyve toegeruft, oopend' hy hun zynen lafïbrief, met aan- bieding van allen dienft in zyn vermooghen weezende. Zy daarenteeghens, met dankzegging voor d'aanveirde moeite ,. en beloovende die t/erkennen met hulp en gehoorzaamheit, droeghen hem by gefchrift voor, 't geen de gelee- ghenheit hun docht te vorderen. Breederoode verreifde des anderen daaghs:' tzy uit andere reeden, oft dat hydaar toe van denPrinfe verfprooken was. H 2 De
|
|||||
t
|
|||||
SS P. C. HOOFTS DERDE BOEK'
Xf6ö. De Prins j om zeeker tezyn, op wat moer alles leggen moghte, maakte zyn
zpdotn eerfte werk , van onwtfcheepenen , wykmeefters , ©overmannen van am- gldaar, bachten, koopluiden van allen taaien, geeftelykheit, en anderen, yeder be- zonderte hooren. Daar pynde zich elkzyn teeghenparty in't ongelyk te (tel- len , en ftond het zoo byfter, met de zuchtmenging van 't ganfche lichaam, dat alle leeden onderling weederfpoorigh, enzommighemet zich zelve niet een- KUghten draghtigh waaren. 'De wethouders riepen , oover de baldaadigheit der Onroom- 4er oover- fchm y %ie, zonder op hen, op Tlakkaaten, op Landtvooghdes ,jaa zelfde Ma- jtßeit des Koninx te paffen, gewaapent ter preeke liepen j en waar dit anders uitkoom-en wilde, dan op't onder ft e boovente keer en? ^ at ook derefiderin- Weeder woonderen-, hun koele of kleene gehoorzaamheit bewees. D'ingezeetenenin't klaghten gemeen, mifduiden al wat de wet voornam, en hadden 't onder ander, op hun- derge- nen toejeg Qm f0]daaten in te neemen, en dienvolgende, op het hor^gelaaden. De Luiterfchen hadden quaadt vermoeden op de Calvinilchen: enÄeze hiel- den 't al verdacht, wat 'er was. Maar zy hadden de meefte verwanten en 't ge- weer in de vuift. Gemerkt ook de zwak-en losheit der wacht, was't niet bui- ten fchyn, dat zoo groot een hoop, gewaapent, uit der preeke, binnen koo- mende, zich meefter van alles zoude kunnen maaken. Den grondt aldus ge- boort hebbende, fchreef de Prins deezen ftaatder ftadt, aandeHartoghinne oover j en dat raadzaamft waar,'t wantrouwen met gevoeghlykheitteilyten, om de Calvinilchen tot flaaken van 't geweer, ende dat in de handt der Oover- De Frins heit te brengen. Te deezen einde deed hy die van Calvyns gevoelen, en hunne fpreekttot Leeratiren, daar't al aan hing, vertoonen, dathetqualyk pafte, zich tefFens omwAA- ter preeke en in waapenen te vinden, des zy der betaamely kheit hadden plaats t€m£* te geeven en 't geweer te laaten. Zy ftonden zyne reede toe > zyn befluit ook; midts dat men hun, door 't woordt zyner Doorluchtigheit, toezeggen der wet- houderen, oft fchry ven van den hoove, teeghens geweldt verzeekeren wilde. Voorts deed hy den breeden Raadt vergaaderen, en werd, daarin, met groot bewys van hartelyke geneeghenheiten eerbiedenis, bejeeghent, totaflcheit kryghende, dat zyner Doorluchtigheit, met die van de wet, eenen ooverflagh by gefchrifte gelieven zouw in te ftellen, van de befte middelen tot ftilling der beweegheniffen j en hun 't beraamde voor te draaghen. Dit gedaan zynde* wer- den tot gemeener vernoeghing, booven de wethouders, ouwtfcheepenen,wyk- meefters en oovermannen der ambachten, ook te raade geroepen de fchutte- ryen, gebroederfchappen, rethorykers en koopluiden. 'T geen men daar t'oo- verweeghengaf, quam op twee punten uit. Heteenewasvan twaalfhondert Krpeedt. burghersin földyeen kryseedt aan te neemen, tot behoedenis eener ftadt van zulk belank, en tot gemftheit des koopmans: het ander, van't preeken te fchoriïèn. En verklaarde" de Prins, dat hy en de wethouders dit lieffl zouden metgemoede te weegh gebraght zien, tot dat door zyne Majefteit, by goed- j dunken der algemeine S taaten eenpaarighe orde daar op geftelt wierde: 't waa- re dan, dat men, mits verzeekerende d'Onroomfchen door een algemeene ver- giffenis, oft by andere wyzedaar toe raaken moghte. Hierop viel verzoek, Gevoelen en toeftandt van achterraadt. Daar naa weeder by een gekomen zynde, bragh- van den ten zy in, dat in 'tftuk der preeke, zoetelyk, als met vermaanen en afraaden j ! treeden diende te werk gegaan -, ook een algemeene genaade veelen daar uit zouw doen Rtadt. blyven -s maar de vergaadering der algemeene Staaten de meefte vrucht bu- ren- Soldaaten, docht hun, dat geen koop ftadt draaghen kon. Ende, alnaä" me men die-, uit de poortery aan, zoo zouden V niettemin-, luiden vang?' ringen doene, en quaalyk vertrouw baar weezen. Maar zy zelf fielden &tt" ooverboodigh allen dienft te doen, daar mende knechten toe gebruiken wilde.- Dit werd dan aan,en by der handt genoomen}hun gevoelen,'t welk van elk lio& |
|||||
i
|
|||||
*
|
|||||
DER NEDERLANDSCHE HISTORIEN. gp
bygefchrift, ingeleevert was, der Landtvooghdeflè toegeveirdight Haar ïf66.
antwoordt o-ekoomen zynde, waarby ook de Prins tot opzight, oover de ftadt De pmi o-emaghtHit werd, zoo vergaaderden daarop de breedeRaadt, en leeden der overfle Semeente^, die zyne Doorluchtigheit, voor 't aanveirden van die zorghe, derfladt hoo^hlyk bedankten. Voorts werd geflooten en uitgeroepen zeekere oi'dc-&m ^° nin<?zooopde waake, als teeghens het draaghen van ongewoonlyk geweer byftraat. Maar ondertuftên was een nieuwe ontfteltenis fchier oorzaak van meerder bitterheit en verwarring ge weeft, door den ontydighen yver van ee- nen Peeter van Rithoove Godtgeleerde vanLooven, die, onbekent in weir- Blindeyvef lyke kleederen, zich ondervvond den Prochiaan op 't Kiel oopenbaarlyk in van eenen zyn preeken te beftraffen, enter naauwe noodt, uit de handen der oploopen- RMooveï de gemeente, in een kelder geborgnen werd. De Prinseeven wel ,braght het zooverre, dat deCalvinilèhen, voor een groot deel, de waapenen needer- leiden -y en fcheeneii'taHe gedaan te zullen hebben, waar hun niet in't hooft gehangen, dat de Droflaart van Brabandt zich van dienaars en paarden ver |
|||||||||||||
Nieuw be*
duchten dei |
|||||||||||||
fterkt had. Dit, en zyn ryden verby de ftadt, daar zyn wooning ontrent ftond.
|
|||||||||||||
joegh hun een verfchen fchrikaan: zulx zy met meer geweers, ter preeke, ™£ mr
tooghen. Niettemin als de Hartoghin, des verzocht zynde, uit vreeze,dat den Lmd_ zy hunne zaameningen binnen de wallen moghten leggen , hem verbood drofi. yetst'hunnenlaftetebeflaan, quaamenzywattotftilte. Doch geene ruft kon duuren, in de geenen, die met alle winden van gerucht woeyen. By onbekent Dat wert fchry ven uit Bruflel werden de wykmeefters bericht, dat onder 't hof en de ge- door andere maghtighden der wethouderen, aldaar een toeleg broeide, om de preeke met g^tichten geweldtte fteuren. Van vier waaghens, gelaaden met waapenen, door den ^JW' Droflaart, werd'er een genoomen , en in ftadt gebraght. De Majeftraat, daar voor fpreekende, bekraghtighde 't vermoeden. Men ftrooide, dat buiten, in de kloofters , knechten en paarden verhoolen laaghen, om, op zeeker teeken van de klokke, in de vergaaderingen te flaan: dat men zelfs binnen der fteede, bedektelyk volk in ibldt nam. Des ftuiven zy weeder op ; willen bin- nen de poorten gepreekt hebben. De Prins ilaaft nacht en dagh: mengt drei- ghen met Imeeken; en doet echter dit onweer oover dryven. De gemoeden eenighzins bezaadight zynde 5 bleef hy noch daar, ten verzoeke van de wet- houders, totdat mende ftaatly vanden ommegang met het Mariebeeldt ge- houden had 5 waar teeghens, ten aanzien zyner Doorluchtigheit, nietwyder, dan met woorden gefporrelt werd. Ter zelve tydt, als men, leggende t'Ant- werpen dus 00 verhoop, den Prins onleedigh hield, viel'er in zyne Landt- vooghdyen, met gelyke zwaarigheeden, genoegh te doen. Want, dichte by Hoorn, was op den veertienden van Hooymaandt, door Jan Arentszoon rm^e y van Alkmaar, mandemaakerzynshandtwerx, in'toopenbaar, aangevangen Hoorn in te preeken; weenigh daaghen daarnaa ook buiten Alkmaar; ent'hans buyten Noorthol- Haarlem, in welke vergaadering zich wel ontrent vyf duizent menfchen von- landt be- den. Onder deeze waaren Reinier Kant, Laurensjacobfzoon Reaal, Cor- gmneri nelis Willemfzoon Hooft met zyn dochter, Jan Janfz Smit, en veele anderen vmu °? vanAmfterdam. Dat men 't zelve, ontrent die ftadt noch met beftond, quam » by de ftrafheit der wethouderen toe; de welke, ziende het deel der burgherye, ^ *atz"eflm dat uit oorzaaken booven gemeldt, teeghens hen verbittert was, afwendigh van 't Roomfch gevoelen, zich van den arm der kerke voor een knodze dien- den , vervolghende d'andere gezintheeden met duiterfte ongenaa. Jaa zy had- „ . . denonlanx, naamelykden achtftender zelve maandt, by Plakkaat der Har- deTrlel^ toghmne, 't preeken, op de galghe verbooden; enzeshondert gulden op het ringvln' lyfvan yeder leeraar gezet, 't waare, dat men hem doot oft leevendigh aan den Amßn- bchout leeverde. Niettemin, als zy vernaamen, dat verfcheidene inwoonders, dam. |
|||||||||||||
H 3
|
naa
|
||||||||||||
po F. C. HOOFTS DERDE BOEK
i f66. naa Haarlem, en elders, daar gepreekt werd, heene reizden > gink hen angft
aan, dat zy, eerlang, de vergaadering voorde poort zouden hebben. Der- halven, defchutteryenenetlykendervoorneemlykfteburgheren, byeen ge- roepen, ftellen zy hun groote zwaarigheeden voor ooghen,'t en waarezy de handt booden, om't preeken, onderde ftadt te beletten. Maar de burghers verklaarden zich des ongehouden > doch willigh, om daar voor te zyn, zoo men zich des, binnen de muuren, onderwond. De vrymoedigheit dan toenee- mende 5 zoo behandighdeJohanPieterszoon Reaal, op den naaftlaatften van Hooymaandt, aan zeekeren vaarenden man , een vertoogh 3 't welk voorts befreit aan Burghermeefteren en Raaden , gelyk te vooren te Haarlem ge- Venooob fchiedtwas, op den volghenden zin uitquam. 'Dat mooghelyk op achterklap der Calvi- <van een deel licht geboefte, de wetwaanen zouw , hen met rechte voormuyt- mfcben aan maafcers 3 te fleuren, die niet voor hadden, dan zielen te winnen. Waar en hun- wg en- ne £jeeraars luiden van eenvoudt, en weenigh letteren, daar had Godt zyn van Am~ 'waarom t°e ■> dien 't een ftraalaan zyn gloory e Jlrekte, dat de waanwyzen in fierdam hunne wyfheit befchaamt wierden, en degeloovighen, zonder grondt van men- ge^ndetu fchelyke wyfheit, op den Gekruiflen alleenfteunden. Niettemin daar moghten welhaaft Leeraars van meerder weetenfchap te voorfchyn koomen. Indien ook hunne leere v aft ging , gelyk zy zich fierkmaakten genoegh te bewyzen^ zoo waszeftichtelyk en niet verleidende. 'Daaraf, fzamt van hunne orde, wil- den zygeirne reèkenfchapgeeven. T)at zy van 'Paus en o?ifchriftmaatighe by- paaden weeken , gefchiedde, om de plaaghen , hun befchooren , f ontgaan. 'Tverwyt van oproerigheit, ftond hun-, met Paulus, te verdraaghen, zon- der zich daar aan, oft van hunnen plicht te keer en. Ende vond men geen* leer, die de vreedzaamheit hoogher zette. Al dat men htm preekte, was ter eer e Gods, tot geruft heit vangewijj'e, end'eeuwighezaaligheitftrekkende. T)en wethouder en zoude gelieven zelve tot het gehoor te koomen, oft de harders hunnerge?neentete zenden, om te verft aan*, wat'ergeleert werd, en die daar naar , fonderwyzen. Konde men hen ook van dwaaling oovertuighen , zy waar en bereit het hunne te verzaaken, omeeit beeter -, zoo niet ■> dat men hun v eiligheit toeftonde, om hun gevoelen ter proeve te ft ellen, en Chriftelykerwv- ze in alle minne te verzoeken, wie den anderen winnen konde. Ter zelve fton- Preek,eop de ging 't preeken aan, niet verre van de Haarlemmer poort, buiten de vry- de Riet- heit der f ladt nochtans, op een plaats de Rietvink genaamt. B urghermeefters vink' waaren niet alleen gewoon, op zaaleen van eenigh belank, ouwdburghermec^ fters, en op die van meerder gewicht, de zefïendertigh Raaden , gelyk als noch gepleeght wordt, maar ook, totdientyde,opmeerdangemeenezwaa- righeeden, de drie Ichutteryen, beftaande elk uit twaalf rotten, meteeven- veel hopluiden , als uitmaakende't lichaam der gemeente , te vergaaderen. De vroedfehap nu, vindende dit werk van te groot een naadruk, om het 00ver zichteneemen, verftond dat'er de fchutters op gehoort dienden. Dies werd De [chatte- elke fchuttery op haaren doel ontbooden; van waaryeder hopman,'t geen by 77 te raade 'tmeeftedeel zyner rotgezellen, geftemt was, voorts aan Burghermeefteren geroepen. 00verbraght. 'T welk hier op uit quam, T>at zy hunne w aapenen, tot het waar e wit der zelve, naamelyk weernis van onruft der ftadt, doch niet van V buitepreeken, bereidt waaren te werke teftellen. Alzoo werd 'er niet anders» dan dagh- en nachtwacht wat beeter verzorgjht. Korts daarnaa preekte men tot Slooterdyk, een dorp, dat, in ambachtsheerlykheit, onder de ftadt ftaat. Maar zynde't zelve, den vierden van Oeftmaand, weeder op den Rietvink begonnen j toogh de Schout, met zyn dienaars, nachtwaakers, en anderen? die men daar toe krygen kon, tot ontrent hondert in getaale, om 't minfte ge- wagh, tot Jan Rooden poortjen uit, en voorts buiten omme ; in meening, op den
|
||||
DER NEDERLANDècME HISTORIEN. $>i
den hoop te vallen. Dan als hy voor de Haarlemmerpoort quam, die aan zy- i f 66.
nen wegh lagh, rieden hem die van de burgherwacht zyn ruft te houden, zon- De Schout der'tbäuit'der vroedfchap en fchutteryen t'oovertrceden; 'ten waar hem pooglu dé aan bloedtftorting luftte ; jaa de poort voor zyn hooft, te zien fluiten. En hy, V'fe u hoewel vol fpyts en bitterheits, ftaakte, dat maal, zyn toght, en verbeet zich. ftmm D'anderen dan, aldus, en van naader toeleg des Schouten, gewaarfchuwt;* voorzaaghen -zich, teeghens de naafle zaamening, van geweer; met die in- Dies mr* getooghenheit echter, dat het niet langer was, dan onder den mantel fchuilen j-fatnen kon. Verklaarden ook, door den mondt desPreedikants, geenfzins in wille wbvan te zyn van zich anders daarmee, dantotweederflandtvan gew^dt, tebehel- mqenm pen. En oft fchoon in elke hooftpoort (want d'andere bleeven geflooten) twee Raadiperfoonen toezight op uit- en ingangers naamen, daar is een groo- te meenighte ter preeke gekoomen, de zelve ongefleurt volbraght; en dit fpoor in verfcheide plaatzen van Hollandten Uitrechtgevolght. Gelyk ik der deftigheit myns aangevangen werks te naa zoude achten, alle ftraatmaaren en ydelenklap, totaasderooren, die veel al naar vreemdigheit jooken, te boek te flaan > alzoo kan niet leedigh flaan te melden, 't geen my verfcheide geloof- waardigheooghtuighen, Roomfche, Onroomfche, hoewel het wonder, oo~ veraardigh, enonzen vernufte onbegrypelyk is, vertelt hebben. Naamelyk, Betiekt* hoe, ontrent deezen tydt, de arme weezen alhier met zoo naaren byflereen beid der ar- quaale bezocht zyn geweefl, dateen'menfche'thairteberghe ftaat, vandaar- mewees' aan te denken. Want een groot deel kinderen, bezeeten met booze geeften, fderJna werd niet alleen, in veelerley wyze, geplaaght en gepynight, zulx dat het , ™ei hun noch na^ de verloiïïng, al hun leeven, aanhing 3 maar zy klauterden, als katten, by wanten en daaken op, gaaven gezichten zoo helich en aaverechtfch, dat de manlykfte harten van die neep fcheenen te qtiynen; willen uitheem- iche taaien te fpreeken, en van't geen, op't zelfde ooghenblik elders, zelfs in de vroedfchap, gefchiedde. Veel heilloosgebaars bedreeven ze aan de deu- ren van zeekere vrouwen, die, daaroover, voor too vereffen uitgekreeten, van my om de eere der naakoomelingerf verz weeghen worden. Maar zy hadden 't, booven al, gelaaden op den Schout, dien zy fcholden voor een Deeventer- koek, om dat hy van wanftallighe lengte was, en meenende hun met dierge- lyke kinderkoft, den mondt te floppen, dien oopenbrak. De Landtvoogh- De Komm des, hierentuflèn, had niet verzuimt, den hoove in Spanje kundtfchap te ge e- won van 't ven van devergaaderingen by'T) oor nik*, SantOmeer, Ryjjel, Tpere, en daar oopenbaar ontrent; mitsgaaders van debedenkelykheit op eenighen der Leer aar en , die freehn en Franfoizen waar en. Hoe zy ook in beraadt geleidt had, oft het geen tydt waa?enm fcheen, hun deeze vermeetelheit', by weeghe van w aapenen , te verleer en: verwlt~ maar, van de heerengeantwoordt werd, dat'ergeldt ontbrak *, en boovendien tedixhtenviel, dat', zoo men tot die daatlykheit quaame, de ketters opfluy- ven, en't Landt eer uitgeplondert, dan zy in de'weer, zynzouw. Dies bad zy den Koning, befluit op de drie punten temaaken, in der voeghe, als men hier go e dt gevonden had: gemerkt dit het naafle middel was, end'Onroom- fchen bmnen Antwerpen begoßen de o oren op te ft e eken, terwyl dat veele Heb- ren zich ontfchuldighden van haar byftandt te doen, uit zaake, dat zy den ge enen, dien't behoorde, niet vertrouwen darden , nocht zich in w aapenen begeeven , om d'Inqiufitie en Tlakkaaten te handthaaven. Korts daarnaa fchreefzy, hoe'tpreekenter voorzeide plaatzen vèrvolghde, enfeedert noch ontrent Antwerpen, Uitrecht, Oudenaarde, Gent, en nu ook by Aalft, Middel- burgh, Valenchienne en elders was aangeheeven. Wefhalven zy, felkenmaale weeder, zyne Majefteit, om affcheidtopdedrie punten, bad-, hoewel de din- gen nu zoo verre verkopen waar en, dat zy niet wiß oft het Landt hiermede H 4 kon
|
|||||
*
|
|||||
pi V. C. HOOFTS DERDE BOEK
i f66. kon geholpen worden, om de naakendeplaaghen en verwoefting f ontgaan. Phi->
Die tich Hps, vreemdt toeziende op zulke tyding, en niet weetende waar hy'thad, daarin be- hield raad op raad, en de zaak al een wyl fleepende. Entlyk, begrypendedc temer t noodt om 'er een eindt af te maaken, beval hy den Raadt van Staate te vcrzaa- vindu men 5 geiyk meermaals in zyn by weezen gefehiedt was, om, naa ouderlingen ooverleg, tot een befluit te koomen. Zoo vergaaderdendantotverfcheide De spaan- daaghen, in't bos vanSegovie, daar hyin perfoonwas, Ferdinand Alvarez f che Raadt Van Toledo, Hartogh van Alva, zyn groothofmeefter, hoogh gezet, by de W£4d- Spaanlchen, in kloekheit en voorzight j Gomez van Figueroa Graaf van Fe~ ria; Antonie van Toledo, groot Prioor van Sant Jan van Leon -, Jan Mauri- quez van Lafa groothofmeefter der Koninginne ■, Ruy Gomez van Silva, Prins van Eboli, Graaf van Melito j Luidewyk van Quichada grootichilt-* knaap desPrinlen van Spanje-, alle gehouden voor wel gaauwe en ervaarene luiden in'tftuk van de regeeringej nochKarel vanTiïhacq, hooft van den Raadt van Staate inNederlandtj de Raadsheer Hopperus, bewaarder van den grooten zeeghele -, en de geheimfchryver Courteville. De ftof, in de waaghichaal gehangen, docht hun niet alleen haar groot gewicht uit te wyzen3 maareen' fchor-en verwartheit zoo byfter, als ooit in eenighe ter weereld ge- fpeurt was: zulx dat 'er met dappere aandacht, en wel eerft op de ziekte, daar- Wat daar naa op het geneefmiddel gelet diende. Belangende de quaal, braghten zommi- géanddt ghenby , dat men,, t aft ende met ernft, en opmerk, 't heek werk onder zyn' werd, Ie e den, verneemen zoude, alles her te koomen, uit een'perfoonaadje, oft twee * nydigh, ft aatzucht igh, naa verandering van Godsdienft haakende, en ner* ghens op uit zynde, dan om 't roer der Nederlandfche zaaken te doen leggen oo- ven't boordt^ daar zy't binden wilden; tzamt aldaar , oopenbaare vryheit van geloofszaaken-t oft ten minfte, voor y der, binnen 's huis, in te voeren. 'T welk hy licht elyk wys worden kon, die acht op hunnen wandel'floegh', van trap, tot trap, gelyk zy dien aangeleidt hadden. Want voor d eerft e moeft men neemen 't verfchuiven des Kardinaals van Granvelle, uit den raadt en alle be- windt, niet door bezonderen haat, oft dat hy raadfmansplicht quaalyk voldeed, gemerkt men eenighen van de heer en, by wylen, wel had hoor en zeggen, dat zy, dienaangaande, oover hem niet klaaghen konden -, maar om dat hy hun in denweeghe, en hem niettoeftond, (gelyk zy r iepen)'tbeftierderdingen alleen te houden, 't welk d'ouwde wyze en 't recht des Lands, den Heeren en der voor- neem lykfte Ridder fchap, opdroeghen: zulx noodigh was, dat de Koning, hem zyn'plaats, t'hunnen behoeve de ede ruimen. Naa 't raaken op deeze trap, was mengekoomen tot de tweede j te weet en, de bezending vanEgmondt, waar- mee de ,genoeghzaam o op entlyk, naa de gemelde twee dingen ge ft e eken werd: gelyk, tfeedert, het zelf ft e noch klaarder bleek, ten deel uit het fchryvender Hartoghinne, noopende't vervormen des Raads van Staate, ten deel uk het handelen der Heeren, oover 't werk der Bißchoppen, en andere, beroerende den Godsdienft. Maar, niet kunnende met de tweede t'hunnen wille raaken, had- den zy zich vervordert teftyghen, tot op de derde trap, zynde 't verzoekfehrift der bondtgenooten van Aadel. "Deeze nu, wat waar en 't voor luiden ? bloedt* verwanten , maaghen, vrienden, dienaars van de Heeren. Wat verzoch- ten ze doch? 'Taffchaffen van alleInquifitie, en'tmaatighen derTlakkaa- ten i daarenbooven noch 't vergaaderen der Algemeine Staaten: aan 't eerft van welke punten vryheit van Godsdienft, aan't laatfte verandering der getnee- ne regeer inge v aft was. 'Dies moeft hyw elfte cht zyn, die zich y et anders liet vroed maaken, dan dat zy zich met hun verftonden, en van der Heeren handt v looghen. Dit meldde zich noch bet, op de vierde trap, die mennu beftapte, met inbrengen van'tgoeddunken der voorzeide Heeren, genoeghzaam bt'flui-
tende y |
||||
I
|
||||
DER NEDERLANDSCHE HISTORIEN: <#
iende, tot inwiÜighingh van V verzoek der bondtgenooten. Want zy riedden j *$$
' voor eer/l, d'Inquifitie wegh te doen, en Tlakkaaten te verzoeten > naar de beraaming van hun ontworpen, en ooverleit met de Raaden en Staaten. Noch* tans was'tgevoelen van deze, maarftuxwys, en van de Raaden geen altoos oov erge zonden: en derhalven te vermoeden, dat het hun teeghensgink. *Daar- naa zoo was de hooftboodtfchap der Heeren van Berghen en Montigny, te han- delen van"'t mißt'ouwen , fmeulende naar hun zeggen, tujfchen den Koning, eneenighe zyner vajfaaien en onderzaaten-, nietteeghenftaande V fchryven zyner Majefieit tot etlyke maaien, datzy, v an haar der zy de, dies nietgelaa- den had. Voorts quaamen zygelaß, om op de nieuwe form van den Raadt van Staat e-3 datwasQngoedtSpaanfch ge zeit) vandegemeene regeering der Nei- der landen , te dringen: ook aan te wyzen hoe zyne Majefieit befi toe zoude met haare reize, die zy zochten uit tefiellen, tot dat ze bezeilt hadden , 'tgeen dat ze befieevenden igelyk hetfchrift van Montigny, duydelyk meldde. Ingezien nu-, hoe de Heeren onderlinge verknocht waar en-, deeedelen in bondtgenoot* fchapgetreeden ,• en booven dien, de ketters, dat pas, zoo opgeruide, en in roe« re met preeken enfzaamenrotten, ook dezelve lyn trokken} zoo gink het im* mers alte vafi, dat men alles f zaamengehaalt had, om, ten uiteinde, de twe* voorzeidepunten te bejaaghen. En indien deeze vier trappen niet toereiken moghten, ftond, buiten twyfel, te verwachten, dat zy tot andere en noch zorghlyker zouden voortfchryden. Want zy begoßen zich reeds te laaten hoo~ ren, dat mijfchien de Bondtgenooten, aan't voorgemelde geen genoeghen zou» denneemen, ende Koning te lang getoeft had-,-hoewel dit, inderdaadt, zyn fchuldt niet was, maar hunn3 eyghe, mits hun blyvsn in gebreeke, van 'tt goed* dunken der Raaden en Staaten, oov er tezeinden. Welke hunne ongereedtheit wellicht een konflenary moghte zyn, om de Bondtgenooten, uit het draalen zyner JSlajefleit ,flofte doen raapen, tot verbloeming van 'tgeene zy zichgeir* ne wyders onderwinden zouden j oft ten minfie, om daar mee de te winnen, dat de Koning geen befluit maakte, noopende 'tfluk van den Godfdienft alleen % maar, dat, naa'tkomen der voor zeide Heeren in Spanje, de handeling van't verfieüen des Raads van Staate, gelyksvoets voortginge. Koomende daar naa tot de middelen van gene e zing, braghtmenby, dat (gemerkt ditfiuk meefide eer e des Allerhooghflen, en behoudenis der waar e kerke betrof) de Koning, zyn raadt, vajf aaien en onderdaanen, vooraldoor gebe e den en ommegangen, de gunfl en hulpe Gods moefien fchikken te verwerven ; blyvende zyne Maje- fieit vafi en onverzettelyk by haar deughdelyk voorneemen, van niet te zoeken, dan den dienfl englory Gods, neevens 't weivaaren van haare zoo ge* trouwe en toegeneeghe onderzaat en: van de welke al hadden etlyke zich, door lichtvaardigheit, oft anders, ver loop en, hetme eß e deel' goedt, en geenzints> om der fnooden wille, te verdelghen was. <Dat ook zyn Majefieit zich be- hoorde te draaghen als een vader oover zyn* kinderen, als een harder oover zyn fchaapen ; de welke , mengende de barmhartigheit met de rechtvaar^ digheit, dezalve met het zeer, in alles doen blyken, dat zy, nocht oover eyghe wraak, nocht oover vernielen, uit zyn, maar op3t gemeene nut vanden huizeen beet er nü der ge enen die zy onder handen hebben. Zynde dit alzoo meteen glimpighenfchyn, enSpaanfèhe fïaatelykheit, uitgezet $ fteldemen wyders voor, dat zich tweederley oopen vertoonde, om uit'de zwaarigheit té iraaken: het eene een middelwegh, die, als bedrieghelyk, te fchuwen ftond $
het andere de rechtleydende baane, die men, als de eenighe had in te gaan. 'Deeze was, dat zyne ^Majefieit aUes te rug ft ellende •> zich op der daadt s met behoorly ken voorraadt, naa Neder landt begaave. Want, zonder datf en zoo men tot in den winter fukkelde, moeft midlertydt het waar e Roomfche geloof, tof
r
I |
||||
94 P. C HOOFTS DERDE BOEK
1566. tot groot e bezwaarnis van gewiß e, verkoren gaan: altoos, zonder twyfet,
het quaadt binnen, der maat e toe, e ngehandthaaft by uitheemfchen, zoo vafi eenftandty neemeny dat y het ge ene op datpas, zonder geldt te fpillen, zon- der beroerte ■> zonder bloedtflortingteverrichten was, eer weenigh daaghen, ooverzwaarefchatten, breeken van beelden, van Kerken , iwz Klooft er em 't keven van meenighen menfche , en dy uit erft e verwildering kofien zouw. ''Dat argherwaSy daarzyne Majefleit nu hoogh fpreeken, zich doen believen, en ten volle op 't fluk vandenGodfdienft voorzien moghty en 't landt van alle zaadt der ketteryen Haaren $ flonddapper te beduchten > dat dit, zoo men niet fpoeidey zichtewydt verfpreyen, en te diep inwortelen zoude 3 om ddarnaa, uit de harten der gerne ent e,gew ie dt te kunnen worden. Jaa waar e niet vreemdt, datdeboozentothunvermeetenquaamen, die zich daaghelyx verluyden lie- ten 5 dat de Koning, met wiloft onwil', weleenighe punten van vrydoom, in den Godfdienfl en de regeeringe, zouw hebben in te ruimen. Temandt anders, met volk van ooriooghe, in haar afweezen derwaarts te zeinden, was zyner Majefleit niet te raaden. Want, booven dat men hem gehoorzaamheit zoude weigheren, zoo waar zulx der fcheuringe de handt en aan partyenft o f gele ent, om zichy e der de naam van dienaars des Koninx toe tefchryven-, waar van hun de Fr anflehe exempelenvoor de neuze laaghen. Maar, indien V denKo- ninggeviely zich flux derwaarts te maaken, zoo zouden al deeze dreigemen- ten van ongemak verdwynen, en zwichten voor de Majefleit van eenen Vorfty die in zoo hoogh een achtbaarheit engunft, by de handtzaat en flond• den welke y niet aUe en de goeden y maar ook de twyfelachtigen, en eertydsflzooden, zouden toevallen. Welverftaande, dat men zoo veel kryfvolx gereedt hadde, alsge?ioeghwaar, omdenweederfpannighendewetteftellen. En wen hy aUe vereeningen y bondtgenootfchappeny en tfamenkoomfteny door zyn ontzagh hadde afgefchaft y zoude men voor het tweede werky het fluk van den Gods- dienfty kunnen reeghelen. Waartoe eerftelyk van noode wasy volghens 't Concilie van Trente, de wanzeedigheit dergeeflelyken te beet er en, daar de doolingen en ketteryen haaren oorfpronk uit naamen; ten tweede , de ketters en dwaalgeejlen teftrajfeny naar luiden der Plakkaat en. Endzouw zyne Majefleit alfdan, met de Raaden en heer en, die zy daargoedt toe vonde, oover leggen kunnen, oft de tydty in de gemeldde Plakkaat en y eenighe verandering eifchte. 'Daarnaa moghte men onder ft aan y oft nut y oft noodig waar e y denRaade van Staate, den Heimelyke en dien van de Geldtmiddelen andereform tegeeven, oft die, by dejeeghenwoordighe te laten: voorts degefchiüen van de Raaden des gewoon- lykenger echts uit den weeghe leggen, doendehen, in'tooverighey hunne orde- fiingen en berichtfchriften volghen: t effens verzorghen} dat het deel dergerech- iigheity 't welk in't verleenenvangenaaden en vergiffeniffen beftondyfamt het begeeven der geeft elyke en weirlyke ampten, in alle oprechtigheit en zuiver- heit y befteldt wier de. T>oor deezen wegh, den eenighen, daar men, in goeden gewiffey. zyne Majefleitaan raaden kon, was aüe quaadt te verwinnen. En, zoo men dien volghde, fcheen naauwlyks van noode het middelpadt in te tree- den y 't welk was y befluit te maaken op de drie pnnteny vanlnquifitiey Plak- kaat en, en algemeine quytfchelding van mifdryf: te min, ten aanzien} daar- mee de licht ely kniet gev ordert zoude worden. Want hetflond zeer te beduch- ten y dat de bondtv.erwanten en anderen echter met hun opzet deur zouden willen: ook de heerenongepaait blyveriy zoomen, met een, hun niet beliefde in'tjluk van den Raadt van Staat e -y 'twelk, als van zoo groot een gewight, geenfzins af gehandelt diende, zonder dat de Koning, daer jeeghenwoardigh waare yWfty in douwde ordeningen enbeflcheiden, denftaatder voorleede ty' den-i naa te vorffen. Hierenbooven werd verft aan, dat d'Inquifltie heel te dem-
|
|||||
i
|
|||||
DER NEDERLANDSCHE HISTORIEN. py
dempen, een' verkleening waar e van 'tgezagh zyner Majefleit, zyner Heilig" i f66,
heit, en der kerke, die de zelve opgerecht en ingevoert had. Gelyk ook niet ver- zweeghen diende, dat eenyeghelyke zyn Godfdienft zouw koomen vry teftaan-, ten minfte binnerts huis,als men dit eenigh middel ver worp, waar meede de kerk zich altoos beholpen had, om haare zorghvuldigheit oover de leer, en dege« wiiïender menfchente doen bedyen. Wat de 'Plakkaaten betrof; indien tHèn die naar 't voorfchrift der oov erge zonde maatighing, inftelde, zoo bleeven allezondenvanverzuim, als niet ter kerke, nietten aavondtmaalte kornet geen vajlendaaghen, nocht andere kerkelyke gebooden te houden, famt alle naalaatigheit binnen's huü, ongeftraft; en alleenlyk boetfchuldigh de ghee- nen, die zich in 't o openbaar quaamen te verkopen, met verzaamen, preeken, leezenvanverboodt? boeken, oft met andere erghemü den waar en geloovighen tegeeven. Tïepeenen zelf zouden ook de zwaarte der mifdaaden niet opwee- vhen-, nocht haaren tytelvoerenvan de zy de van den Godfdienfl-3 maar onder naam vanfwakker naadruk, als ter zaake van oovertreeding der vreede, en fteurnü der gerne ene rufte, tewerk geftelt worden, Hoe konden, zoo men dat fpoor nam, de dienft des Almaghtigen, de plicht desgewiffen, de achtbaar heit des Koninx, en de welftandt des Lands ongekrenkt bly ven? het waar en dan dingen, die niet te dulden ftonden: eneeven luttel het derde, te weet en d'alge* me ene vergiffenis $ de weldaadt der welke, zoo weld'aUerfchuldighften, gelyk preekers, leeraars enmuitmaakers genieten zouden, als de geenen die eenigh- zinsgeflruikelt hadden. Dat zeeker, om in goeden gewiffe te handelen, wel reedewaar, alles plat af teflaan, indien zich de zaak in haar geheel, oft de Koning reisveirdigh votide. Maar ingezien van den anderen kant, hoe 't werk gefchoorenftond, en zyn' Majefleit niet op weghflaan kon, zonder zich naar ♦ eifch van de veer heit en gevaarlykheit des zelven toe te ruften -, zoo zoude zy,
om met volle maat e van heufheit, en goedertierenheit, den quaadwilHghen3 allen grondt van klaaghen en krakkeelenfondergraaven, zich mooghen voe- ghen naa den tydt, zoo veel het gewiffe lyden wilde. En zoo zy, dienvolgendsy goedtvondd'algemeenegenaade toe te ft aan-> zeer wel: mits dat preekers, lee- raars en andere hoofden van oproer, wierden uitgezondert. Noopenden de In- quifitie, waar ook defchoot zoo verre te vieren, dat men degewoonlyke en onge- woonlyke van den Taus, ter zy de zette, onder voorwaarde van de ordening der Biffchoppen in kracht te doen ft ellen. Met de ver zoet ing der Tlakkaaten zoud* het de Koning beft zoo lang aanzien, tot dat hy zelf oover quaame. ^Doch zoo 't marren bedenkelyk viel, kon zyne Majefleit, op 'tfpoedighfte, uit Nederlandsen nieuw ontwerp vorderen, daar 't He High Roomfchgeloof beet er meede bewaart waar e -3 en 't zelve o over zien hebbende, voorts doen, 't geen zy oordeelde te be- hoor en. Ende zouden daarneevens niet quaalyk befleedt worden eenighe min- lyke brieven van den Koning, aan de Heeren, Raaden, T relaat en, en goede ft e eden, omhun]de waake te beveelen, dat, terwylhy, op hörnender weeghe was, de Godfdienfl geenen afbrek leede. Philips, verwittight dat d'ooverleg derRaadfluidenvanftaaterypwas, ontbood hen byzich, om hun gevoelen te hoof en, en voorts zyn befluit te ankeren. Ende, voor eerft, vond hy goedten beval de beededaaghenen ommegangen> door heel Spanje enNe- derlandt, te houden. Voorts verklaard'hy nooit te zyn geweeft, nochtem- mermeer te zullen worden van meeninge, om anders, met zyn' onderzaa- Befiuit dn ten, dan in alle zoetigheit en goedertierenheit, te leeven. Belangende zyn Koninx, reyze, en'tipoejenderzelve>zeyd'hy, dat hun zin de zyne was j en leydde m nu in beraadt, oft mooghelyk waar, die, voor den aanftanden winter, te volbren- f edfr" ■ gen: mitfgaders, oft hy zynen wegh oover de Noordzee, oft oover de Middel- *"IU£ landiche, te neemen had. Men oordeelde den tydt te kort ? om voor den win- ter. |
||||
<)6 P. C. HOOFTS DERDE BOEK
i $66. ter J daar te weezen: dat de Noortzee hem wel gereeder, maar in de Middel*
landlche, en voorts te »lande, 'tminlte gevaar, lagh. Wantgins, boovende
hachelykheit van 't vaarwaater, kon groot ongemak ontmoeten, zoo miflchien
deFranfoizen en de Engelfchen, het eylandt van Walcheren , quaamen te
bemaghtighen. Hier lanx gink men zeeker -, voorneémelyk zoo men zich
Hyfibryft niet denKaizar verftonde. Diesdiend'er gelchreeven aan die Majefteit, en
daarop aan haare meening vemoomen. Dit werd alzoo beitelt $ endcrHartoghinneweet
den Kai- gedaan, dat de Koning zich, op 't voorjaar, hoopte in Nederlandt te vinden.
&ar. Op je fcie punten, nam hy, by eyghen monde, dit befluit: T)at hyte vree-
ßandt Z' de
was, mits d'oeffening der Bijjchoppelyke rechtfyleeghing in kracht gefielt
pende de wordende, dandere Inquifitie te doen ophouden. 'T)at ook een verfch ontwerp
bood[cbap van de verzoeting der cPlakkaaten, (mits men zorgh droeghe voor de behoude- van Ber- nü van 't heyligh Roomfchgeloof \ en achtbaarheit zyner Majefteit) in Neder- ghen en landtgeraamt wier de: waar op hy, zonder verwyling zulke orde zouw ftel- Uontïgny. lm, als de reede vereifchte. En zoude de Landtvooghdes vergiffenis mooghen toeft aan, aan de bondtgenooten alleen, oft ook aan anderen niet te wette ver- wonnen zy nde, naa dat haar oorbaar docht e. 'Doch hadd' haare Hoogheit, al~ voor en te bedingen, en verzeekert te zyn van de Heeren, dat zy , als volnoeght met deeze drie punt en, zich met alle vlyt zouden te kofte leggen,aan de behoude- nis van den Godsdienfl e?i ruft des landt s. Voorts moeften alle bondgenootfchap- pen > zaameningen, preeken, arghernijfen, en diergelykeweghgenoomen wor- den. Oft zoo die weederfpannighen daar toe niet verftonden, en zich in w aa- penen b e gaav en, zoude de Hartoghin zich, van de benden van ordening, en van de kry sbezettingenfhaarder befchermi?ige, dienen. Ook moghte zy, in gevalle van noodt, zoo veelvolx van oorlooghe inwartgeldt aanneemen, als der zaake genoegh waar e -, en tot hopluiden kiezen de geenen , die haar be- Minljke quaamft dochten. T'hansdeed hy, zich gelaatende groot betrouwen op hen hieven uit te Hellen, eenighe brieven vol vrundtlykheits aan de Heeren afveirdighen. Spanje. Dien aan den Priniè van Oranjen had hy gelchreeven met eighene handt, en ïenvan's in jeezerforme. 'D'uwevandenzeevenentwintighfteninBloeymaandt, en> , , daarnaa, van den veertienden in Zoomermaandt, heb ik,met gr oote genee- den vrinfe ghenheit, ontfangen. Uit den mynen aan myn zufter, mooghtghy bericht zyn, van Oran- hoe luttel ft ofsghy hebt om te>p einzen'tgeen daar uw eerftegewagh af maakt: je, jaa hoe veelmeer ten teeghendeele. 'T) aar beneevens is 't zeeker, datghy u wydt bedrieghen zoudt, zooghy my in uwe oprechtigheit niet ten volle geruft waan-
det. En oft fchoon yemandt zich onderwonden hadde, u by my inongunftte brengen-3 noch fchoot'er oover, dat ik niet zoo lichtvaardi£h ben, als om aan zulk eenen geloof te geeven, naa zoo klaar e proeven van uw e trouw en dienft ~ willigheit. Waarooverghy u deezes bedenkenswelontflaan mooght, fteunende, zoo op 't geen ik u eerty dsgefchreeven heb, als op uw eyghe daaden: maargeens-> zins op'tgeenu, door zommighen, vyanden mijfchien van mynen dienft, en van uwe welvaart, moet weezen aangedraaghen. Belangende 't verlof, dat ghy verzoekt, om uwe ampten af te ftaan -} my mishaaght, dat het met uwe bezondere zaakenzulx, als ghy zegt, geleeghen is. En, naadien die landen in denftaat zyn, daar men ze ziet,kan ik niet min dan u melden,dat het onreede waar, van zulkeperfoonen als ghy, op wien ik my, zonder eenigh omzien ver- laat , de zelve te begeeven-, vbomeemelyk, dewylik my zoo verre van daar vin* de. Billykerzouden,diezichby huis vonden, toegeloopen hebben , om zich, in deeze noodt, naar hunnen plicht te quyten ->gelykghy met uwe reize naa Ant- werpen i 't welk my zeer liefgeweeft is. En beloov' ik my vaftelyk alles van u, wat ghy zult oordeelen te ftrekken tot mynen dienft, tot ruft en bezaadiging van die ftadt en 'tganfchegeweft, en tot redding der wanorde aldaar $ gelyk ik tl toe*
|
|||
i
|
|||
DER NEDERLANDSCHE HISTORIEN. p/
u toevertrouw e, en uitdrukkelykgebiede. Ende weet ik, datghy u niet anders i <66,
draaghen zult,danghy gedaan hebt uw heele keven lang. Tot betooning-i voorts, myner rondigheit teeghens u, kan ik u niet verzwyghen , hoe hier veelfpraax ge- weeft is, van dat uw broeder zich gemenght heeft met de dingen die daar om- eaan. Gemerkt nu-, dat ik benoodight ben-i het daar voor te houden, dat dat werk my maghtigh betreft j zoo beveel ik u, raadt te zoeken tot middel, om den voortgang van dien tefluyten: en maakt zulx te weeghe te brengen. Indien V u ook oorbaar dunkt,hem voor etlyke daaghen, van u te verzeindenjaat het niet. Uit het bos vanSegovia, den eerflen inOeflmaandt des jaars vyftienhondert fejfentfefligh. Met gelyk bewys van gunft, pooghd' hy, de goede fïeeden en anderen te verplichten, op dat zich yeder vermande, om alles, tot zyn koomftetoe, buiten beroerte te houden. Terwyl men aldus, in Spanje, de daaghen van doen met woorden il eet, ende, opfchorilende 's Koninx reize tot de toekoomende Lente, geen kleen bedenken gafvandezaakenwillends te verbrodden, om ftof tot iïrafheit en 't invoeren eener onbepaalde heer- ichappie, uit den grondt te modderen; floegh den bondtgenooten, mits 't ge- rucht van kryslichting, zulk een' vreez en wantrouwen, om 't hart, dat zy, in Oeftmaandt, elkanderen, tot Sant Truje, in 't büdoom van Luik, beichreeven, Vergddde* endaar, tengetaale van tuilen devyftienhondert, en tweeduizent paarden, rmS der vergaaderden. Waaronder Graaf Luidewyk van Naflau, de Graaven van Kui- eedelen tot lenburgh, en van den Berghe, iamt de Keer van Breederoode de voorneemlyk- SamTmJe* ilenwaaren. De Landtvooghdes, hieraf verkundfchapt, hebbende ook, op den twaalfden der zelve maant, het befluit zyner Majefleit ontfangen, ont- bood de heeren van de orde, vooral den Prins van Oranje, te hoove> die, daaroover, naa ernftighe waarichuwing voor ongemak, Antwerpen in zulk een' ontfteltenis, wel ongeirne fleeken liet. Doch op dat hy, in geval van noodt, niet te verre te zoeken waare, werden de bondtgenooten eerflverwil- Iight, tot Aarfchot, dat zes mylen, daarnaa tot Duffel, dat drie mylenvan Antwerpen leit, hunne gemaghtighden te zenden, om met hem en den Graa- ve van Egmondt, in handeling te koomen. T)eeze hielden hun voor, hoe ounjeen haare Hoogheit twee bequaame Heeren naa Spanjegefchikt had} ook dlnqui- Hmmdt fitie en Tlakkaaten,feedert het inleeveren van hunfmeekfchrift,laaten flaapen. an , m T>at ook den Koning-, als zoo goedertier van aardt, niet te miftr ouwen ft ond, of " "J"° hy zoude 't voorgaande laat en vergeeven en vergeet en zyn: Waartoe zy 't befte, met fchryven aan zyn' Majefleit, hun ter gunfte, gedaan had. Maar hun flondniette vergeet en d'aangeboode dienftwiUigheit', en die te bewyzen, met weeren van den oproer der ketteren, daar deFranfois, erfvyandt des Lands, onder ft ookte. Zoo doende, konden zy leughenachtigh maakenhet uitftroojeti der dwaalgeeflen, van door hengeftyft te zyn: daar anders hun verzoekfchrift de wyte draaghen zouw, van de deur e tot het preekengeoopent te hebben. De Eedelen an twoordden by gelchrifte: "Dat zy haare Hoogheit bedankten, voor 'thouden der goede handt, aan de zaake. Maar dat haar fchryven aanln- quifiteurs, e?i Amptmannen van gerechte, weinigh gewrocht had: gemerkt, fint, noch veele menfchen, in v er fc heide fteeden, en plaatfen, om't geloof, waar en aangetaft. De vertwyfeltheit des volx, dat geenen trooft uit Span- je > nochty et van de vergaadering der algemei?ie Staaten, maar zw aar e drei* ghementen, zonder ling van de geeftely ken, vernam, was'tgeen dat het pree- ken doordreef ■, daar zy zich, met alle vlyt en ernft, teeghens verzet hadden, hn was 't zoo verre van hen daar ingeftyft te hebben, dat elk hunner aanbood, &ich dienaangaande , ter zuyvering te ftëüen. Al waar en ook eenighenvan hun den nieuwengeloove toeghedaan, die lietten'tdaarom hunnen Lands* heer e niet te zyn. IVel docht hun te hardt, zich in deeze geleeghenheit, I met
|
|||||
t
|
|||||
98 P. C. HOOFTS DERDE BOEK
I $66, metgeweldt teeghens d'onder zaat en des Koninx te kanten. Teeghens de Fr an*
foizen ,jaa. En zoo die denftaat meenden, zy wilden d'eerften te paarde zyn. Zyner Majefleitvertrouwden zy alles goeds toe $ en dat de zelve , zoo zy hier jeeghenwoordigh waare^ oni kennis v an zaaken te mooghen neemen, weiten oorbaarlykfie , daar in Voorzien zoude. Vergiffenis en vergeetelheit ■, daarom baadenzyniet, die den Koning nooit getrouwer dienfi, dan met hunne waar- fchuwing, dachtengedaan te hebben. Naa dank nochtgun/Ie nochtansafmaak* te het quaadt vermoeden, dat men toonde op ken te hebben >} die, daar door, geraakt in 't oogh der gemeente, op de tong der quaadwillighen, zich met 's Ko~ nings ooverkoomft, en flraffe van mnitmaakers, gedreight zaaghen -3 en min noch meer, dan béfmet met Majefteitfchenderye ,gefcbuwt werden, van de hee* ren der orde: dewelke eenighen van hunne bloedtvrienden geraaden hadden, zich van hun ofte zónderen, engenaade te verzoeken. 'T welk, gemerkt het geen dat alzulkeperfonaadjen by den Koning vermoghten , zy vangroot beden" ken vonden. Ook quam 'er boode op boode, uit Spanje afgeveirdight, zonderyets voor hun > maar weimét laß van niet dan's Koninx brieven oover te brengen. T) aar entuffèn ging defpraak, hoe zyne Majefleit doortoght van Spaanfch krys- *Vólk aan den Koning van Vrankryk verzocht had, neevens gelyken byftandty als by hem, van haar, in zyne binnelandfche oorlooghen, genooten was: dat ook deHartogh vanSavoye haar zyn' herwaart sreize en hulp had toegezeit. Hiefenbooven lieten zöjnmighen van de geeftelykheit niet, van zich tegee- ven, dat het met de vyf tonnen fchats, door haaropgebraght, op hengemunt was. Neemende nu jtchtöp zoo vee Ie voorteekens van't quaadt, dat hun ge- brouwen werd, wilden zy wel bekent ft aan, datzy, niet kunnende zich zel- ven in zoo eene noodt, afgaan, inT)uitftandt en elders, maar geenszins in Vrankryk, om vfundfchap en onderfteun-, arbeiden. T>ochbaadeninaïïeoot- moedt, dat de Landtvöoghdes liever gedient waar e, hen>> door gevoeghly- ker weeghen, geruft te ft ellen. 'T welk geschieden kon, mits dat haare Hoog* heit, zoo uit haaren naamë, als onder 't woordt der Ridderen van de orde, vérzeèkering gaave, dat nocht e teeghens hen , nocht e teeghens de ge enen , die bleeken hun toegedaan t e wee zen, y et oevels, ter zaake van't v er bondt, oft ingeleevertfmeekfchrift, ïneenigherwyze, zouw wordenvoorgenoomen. Maar, om alle arghewaän tefmooren, aUe mifverftandt voor te koomen, was *er niet dienftighers, dan hen voortaan hunne handelingen te laat en beleiden , by oover ft aan, kennis, en raadt des Trinfen van Oranje, enderGraavenvan Egmondt en Hoorn: famt dat de zelve hen in hun behoedt naamen, engemagh« tight wierden, om ordeningen te maaken, noopende den welftandtdes Lands: gemerkt zyn' fjfrlajefteit, haare Hoogheit, en zy, alle reede hadden, om zich op deeze Heeren volkoomelyk te betrouwen. T)och hadde deeze be- fchermplicht niet langer te duur en, dan drie weeken, naa dat de zelve 9 als verworpen by den Koning, hun zoude opgezeit weezen. Voorts, om der Landt- vooghdeflè 't groot oribenoeghen des volx, dat wel't oogh op Franfche hulp hebben moghte, en't gevaar te doen begrypen, gaaven zy oover, een ver- zoekfchriit, hun in handen geftelt tot Sant Truje, op naam van die van den Verzoek- hervormden Godsdienft. Want zöo wel de Calvinifchen, als die van de Augs- veree 17- ^urgn^cne belydeiiis hadden aldaar gemaghtighden gefchikt, heul aan hen ven van de z°ekende, om indèvryheitdes géloofs voorgedaan te worden, eneen'ver- Calvini- gaadering der algemeine Staaten te verwerven, Endtlyk , alzoo 't gefehlt fchen en niet buiten hoope van befl echting fèheen, naamen de Eedelen aan, zomnii- Luiterfcben ghen, uit hun, naaBrufïel te z&nden, met volmaght om verdraghte flui- aan de Jen. D'Onroomfchen in Vrankryk (dien't dapper fcheen meede te gaan, zoo handige- ^Q van hunne geziritheit, in Nedcrla-ndt, booven flonden) werpende 't oogh |
||||
DER NEDERLANDSCHE HISTORIEN. 99
op zoo een' vafte wyk en rughfteun, en ziende den hachlyken uitgang deezer 1 ^6.
handelino-e te gemoet, zonden, uit naame des Prinfèn van Condé en Ammi- Hulp uk raals van Chaftillon, zeekeren per/bon af, aan de bondtgenooten, om hun alle Vrankry^ verdragh, als bedrieghelyk, af te raaden: met aanbieding van vierduizent Ee- ty de dellieden, op eighe koften , t'hunnerhulpe, die binnen een' maandt, naadat bondtiem ze verzocht wierden, zouden te paarde zitten. Maar de eedtverwanten, onge- m°n^„Si neeghen zich in zoo zwaar een'haat te fteeken, en, door een* onverzoenlyke ö veete,denheelen ftaataan lleeterentezien fcheuren, konden dus groot een niiftrouwen geen plaats geeven. Derhalven dankten hunnen gebuuren, voor 1 de gunft van zulk een bodt, en floeghen 't heuflèlyk af. Ook vereifchte de zaak niet minders. Want eenighe der genooten, in'tRoomfch gevoelen ftaande, waaronder Graaf Karel van Manfveldt, ontzetten zich reeds maar te veel in 't voornoemde verzoekichrift, en noch bet in 't voorflaan van kryswerving, zaamelpenningen , en uitheemlche verbinteniflèn \ in voegheniet vergeefs gelooft werd, d'eerfte inbrek der fcheuringe, onder hen, alhier ontgonnen te zyn. Maar Egmondt had nauwlyx aan Vlaandre zyn' Landtvooghdye den rugh toegekeert, om zich op de handeling te Duffel te vinden, en'tgraauw hem uit hetoogheverlooren, oft de ftoutheit, ontflaaghen vanden breidel zyner jeegenwoordigheit, en geftyft door't gemeen onbenoeghen 00ver de Spaanfche regeering, quam uitte Ipatten tot luft om de handen te flaanaan beelden en kruifïèn, die, ten platten lande, by de weeghen ftonden. Deeze dartelheit hun niet quaalyk vergaande -t wies de moedt wil zoo verre, dat zy, Aan?mA vallende eerft buiten, daarnaa binnen de fteeden, zelfs die van Gendt, in ka- *^^S pellen, kerken, kloofters* alle beelden, fchilderyen, facramentshuizen,ou- m vUm- taaren en fieraaden vernielden, ofte fchande maakten: jaa zich niet fpeinden, deun, van teeghens de boekeriien, grafschriften, begraafleniflèn en doode lichaa- Vewoet~ men te woeden. Schielyk, alseenblixem, quam ditquaadt en vloogh voort, #«> dn tot in andere geweften, zulx meeft aldemaghtighfte fteeden en dorpen van vq1k* Nederlandt, daar af getroffen werden, enindriedaaghen meer dan vierhun- dert kerken geplondert. Etlyke onrgingen 't, dit, als minderende zeil, in een onweeder, oft gebouwen neêdiny tende in eenen brandt, alle huifraat van hei- lighdoom aan een' zyde fchikten •, oft tydt hadden, om de raazery, met mäght en orde, te fluiten. Die van Antwerpen, duchtende (mits 't vertrek des Prin- iènopdenneeghentienden vanOeftmaandt, des morghens} voor gelyke bal- daadigheit, te meer om dat het kermis, ende ftadt vol vreemdelingen was, deeden'snaamiddaghs hetMariebeeldt, dat anders acht daaghen, in't ruim der kerke, ten toon plagh te ftaana als eenen fteen van aanftoot uit den weeghe, en in't koor, brengen. Maar de goede meening is tot arghernis, 'tbezorghen der rufte tot oproer, gedeeghen. Want het geboefte, ziendedevreez, inde Oo verhei t, begon de ooren op te fteeken, en eenighen 't beeldt af te vraaghen, oft haar de anxt zoo vroegh te koore joegh ? oft zy ookVive Ie Geux wilde Moedttvil roepen? met gelyke fchamperheeden. Ontrent den preekftoel lagh een deel mAnt- jongens te ipeelen -y een der welken daar op geklommen, fpotswyz beftond het m^m* preeken naa te bootièn. D'eenzaghhetaan, d'ander wild'er hem aftrekken, Hy weerde zich met voetichuppen, tot dat een jong fchipper, aan d'andre zyde booven geklavert, hem van de trappen ftiet. 'T is der pyne waardt, in te zien, hoe gering een byval dezaakendoet fprong neemen, wanneer zy, toegeruft en voorbaarigh ter beroerte , als op een wip ftaan j en hoe waakend een oogh, in zoo kraakende tyden, vereifcht wordt, om den val van den ftaat te verhoeden. Van jongeris quam 't tot mans, en trekken van daggen teeghens den fchipper; die, gequetft, uit der kerke, in handen van 's Schouten dienaars, en, ondervraaght zynde> weeder los, raakte. Niettemin, I 2 hoewel
|
|||||
t
|
|||||
loo P. C. HOOFTS DERDE BOEK
i <66. hoewel 't gerucht groot was, 't volk liet zich gezeggen, om de kerk te ruimen,
Die werd geflooten; en 't bleef daar by voor dien aavondt. De wethouders , dien de heele nacht tot hun beraadt oopen, en de fmookende muytery, eer DeMaje- ze door onderling verpraayen en aanhitfèn opfteeghe, tefmoorenffond, dee- ßmtfitfte den'er niet altoos toe: 'tzydat het befluit, mits de veelheit der hoofden haa- perde, oft dat de verbaaftheit d'ooverhandt, oft zy niet geleert hadden zich te redden door zwaarigheeden, die buiten hunne ervaarnis en daaghelykfche oeffening liepen. Een difteligh werk, voorwaar, was 't ook van allen kanten, en ongewis van uitkoomft, hoe dat men 't dan aaiiginge. Enkel verbodt, zoo 't niet gold, gelyk te zorghen viel, moeft de achtbaarheit der JMajeftraat fchen- digh kneuzen; vervolgh der moedtwillighen noch bet, zoo't weederfïandt ontmoette, die daar licht gebeuren kon, indien't de Schout fiechtsmetzyn gewoonlyke hulpe beftond. Sterke troepen op ftraat te doen koomen., in een ftadt vol wantrouwens teeghens deOoverheit, was oft onmooghelyk, oftbe- denklyk dat het alles zouw doen opftuiven, 'Tnaafte fcheen, de kerken ty- delyk te bezetten, en zommighen van d'aanzienlykfle regeerders daarby te voeghen: voorts een goedt deel vertrouwdelingen binnen's huis op hun ge- weer te doen paffen, om hen, vantydt tot ty dt, naa reede van't aan. wallen der noodt, te voorfchyn te brengen, oft, zoo ze te groot wierd, achter te houden: hoewel dit laafte ook qualyk der wyze gefchieden kon, dat het geen icheemering quaamte geeven. Maarzy verzuimden zelfs de fchutteryen en gilden t'ondertaften, oft die gezint waaren de balddaadt te fluiten, die't ge- meine weivaaren dreighde. Nochtans ontbrak het hun aan 't begrypen van den naadruk der zaake niet, die wel by brieven raadt aan den Prins hunnen fteêvooghdt verzochten. Ook wiflen zy doch daarnaa te zeggen, hoe de L ee- raars, te dien daaghe, teeghens de afgooden hadden uitgevaaren, dryvende dat men ze zoo wel uit het oogh, als uit het hart, behoorde te werpen. Des an- deren daaghs('tvolk weeder in en ontrent devoorzeide kerke t'zaamenrot- tende ) werd het krakkeel teeghens 't Mariebeeldt hervat. Een ouwt wyf ken, zittende voor't koor, met waflicht te koop, en om offerpenningen t'ontfan- gen, begoft 'er teeghens aan te kribben, en den jongens afch, en vuilnis, naa 't hooft te werpen > mifTchien geterght, door dien men haar zeide, dat'er geen trek meer in die koomanfehap, en tydt was de kraam op te breeken. De Mark- graaf, Schout der Stadt ('t was heer jan van Immerzeel) en de Majeftraat op \ ftadthuis vergaadert, om nu eerft den wykmeefteren 't betrachten der laaft- ingeftelde waake te beveelen, worden verkundlchapt van 't ongemak, en maa- ken zich derwaarts, op hoopevan het, door't onzagh hunner jeeghenwoor- digheit te itillen. Ook verfchooyd 'er een groot deel, op hunne vermaaning. Anderen gaaven voor, dat zy 't lof wilden hooren: dien men zeide, dat daar, dien aavondt, niet afvallen zouw^ en zy het wel eenen dagh, zonder datj maaken. Eenighen meenden, zoo die van de wet zelf vertrokken, dat zy den drang naa zich, en van daar zouden fleepen. Dies traaden Burghermee- fters naa'traadthuis, omeintlykdefchuttersinwaapenen, en op hunne kaa* mers te doen koomen; en porden de fchaar aan, die buiten flond, vandaar te fcheiden. De kerk deed men fluiten •, op een deur naa, om de reft te loozen. De Markgraaf, hebbende met zyn trauwanten, buiten gearbeidt, omyder zyns weeghs te wyzen , keerde weederom binnen , daar hy noch eenighe Scheepenen vondj en beftond3 met hun, het ooverfchot voorts te veirdi- ghen. Onder deeze, als de hartnekkighften, en daarom zoo lang gemart heb- bende, werden 'er gevonden, die 't met forfèn gelaate, en weêrfpannighe woorden, weigherden. Daarentuflèn boorde weeder een hoopgraauws, tot dcQZc deur in: zulx ïmmerzeel, het opgeevende, de kerk verliepen achter zich fluyten
|
|||||
i
|
|||||
■";■
|
|||||||
DER NEDERLANDSCHE HISTORIEN. ioi
fluyten deed, om Burghermeefters te volgen, en anderen raadt te zoeken. z *gg.
Zoo ras was hy niet wegh, oft het gink 'er op een zingen van Pjfalmen, met lui« de keel. De fchatmeefter en regeerders der kerkegoederen, hebbende de Hei- lighe beenderen en kleinoodjenindepaykaamergebraght, ichikken zich ter Noortdeure uit. 'T geboefte van buiten, daarop, ichiet toe j verkraft die poort; en ilaat voorts al d'andere oopen. Markgraaf en Majeftraat, op deezen roep, begeeven zich weeder derwaarts: maar fchrikkendevandenontallyken toe- loop , en 't gedruis, dat ter kerke uitklonk, dachten genoegh te doen te vin- den, aan'tverzeekeren van'tftadthuis, dat niet ongedreight bleef. 'T ge- fpuis, terwyl, zyndeallereede, ontzigh, enachterzorghoovergekoomen, met bylen, haamers, houweelen, in de vuyft, aan blutièn, breeken, en pion- deren. Beelden, taafreelen, altaaren, zonder achting op ouderdoom, konfr. Degrooté oftkoftelykheit, werden gevelt,geklooft, aan ftukken, en daar heen gefinee- kerk.wori ten, oft voor buit wegh gedraaghen; met zoo heet een'heevigheit, en voort* ieron^erti flaand een' moedwil, dat zy voor middernacht, zoo groot, heerlyk, en prach- tigh gefiert een kerk, als'er weenigh inEurope te vinden waaren, tot een' ydel', en aakelighe romp maakten. Noch kon 't hen niét verzaaden. Zy itreeven door de irraaten, met barnende kaerfènj en't geroofde waflicht in der handt, als bezeetelingen oft üitgebrooké krankzinnighen lèhreeuwende Five Ie Geux j en fèhenden, al wat zy van kruiïen oft heilighen, in 't oogh kry* ghen. Gejaaght van de zelve raazery, vlieghen ze naa d'andere kerken, kap- infgelj/x pellen en kloofterenj daar zy niet alleen blokken en beelden, maar ook de *ndm leevende mishandelden 5 waaronder het de Minrebroeders van 't quaadtile k&kpicn hadden. Men brak kaamers en kelders op, floegh de tonnen den boodem in, ^erh de vloer onder bier en wyn zettende. Een Monnik der Barrevoetiche was 'er, die zich der dartelheit bedanken moght. Want zy tooghen hemuit'skloo* Degevan* fters hechtenis, daar hy twaalf jaaren in gezeeten had. Maar heereflooten ook kpüs opge* verichoondenzyniet, en holpen vericheide gevangenen daaruit Al dit ge- bwkpt* weidt, rooven en verwoeften werd bedreevenvan een hondert waapenlooze rabauwen, ten hooghfte, en een hoop hoeren en jongens, die deSpaaniche party riep, by d'Onroomfchen opgemaakt, en door de anderde handt gehuurt te zyn, voor acht oft tien ftuyvers 'sdaaghs. My, gelyk ik eener gemeente van verièhen en vuurighen yver ter godtzaaligheit niet zoude toevertrou- wen, zich tot dusverfoeyelykeen' güitêrye te verïhoodighen, omGodlyke en weirlyke wetten met voeten te doen treeden > alzoo dunkt niet buiten fchyn (wordende onder alle gezintheeden, eerloozen en vroomen gevonden} datdevuylften, door deeze ranken, hunnen aardt hebben getoont 5 zommi^ ghen met het fpel, hun' ooghen geaaft, groeyende in een plaägh, die zy waan- den met de bitterheit van 't vervolgh, by de geeftelykheit wel verdient te wee-* zen i anderen geen kommer daar in gezet, hoopende dat d'eene verwoedtheit * d'andere mat maakende , in partyen een verlangen naa gemaatighde orde moghte baaren. Want etlyke luiden van maakzel en middel, zoo 't fcheen5 met unkrpers en kort geweer onder de kleederen, voeghden zich ontrent de hand- daadighen* jaaichoolende t'zaamen, aan hoeken en zydelitraaten, braghten de vreezin de geenen, diehunpooghdentëweederftaaii: ziiïxeenighewaak- troepen doordrongen en ooverweldight werden. -Maar deftigh , zeeker, droeghzich het gros der Onroomfchen, kakende dat een behoorlykwerk* onbehoorlykerwyze, gewrocht werd. De Pausgezinden fchryven van eenen i-eeraar, die, gemengelt onder dit gezelfchap, en aanvangende in 't kloote an banteClaarej de bagynente bekeeren, als hy haarten beveelevanhaa* |
|||||||
van
|
|||||||
•
|
|||||||
102 P. C. HOOFTS DERDE BOEK
ï*66. van de byftanders, het woordt hebben kunnen hervatten. 'T welk ik ee-
nen yeder , oft voor niet vreemdt, oft voor wat wonders laat Ichouwen, naar dat zyn oordeel gedraaght. Zynde de nacht in zulk een' oovergeeven- DeTelve heit doorgebraght 3 liep een deel der kaaliszen, metdendaagheraadt, buiten, ongeree- aan de geeftelyke gefliehten der omleggende plekken, het zelfde pleeghen; geltheit dereft, hetgeen in ftadt ooverbleef, voort uitflormen. Drie etmaal' duur- wortook^ dedeeze dolheit, eer ooverheit en fchutteryen tot bezinning konden koo- butten der menj om yet ernftighs, tot keeren der zelve, voor te neemen3 mits't om- v 'J e' mezien dat d'een naaden anderen had. Want de Pauigezinden, duchtende dat alles door d'Onroomfchen befteeken was, en, zoo zy zich roerden, van hun oovervallen te worden, hadden geen hart zich daar teeghens te verzet- ten. Miilchienookgaf hun'toopenbaar mifnoeghen dereedelen bedenken, dat het deezen gezehchappe, wen'tnaauwde, aan geen' rugfteun ontbree- ken zouw. D'Onroomfchen, giffing leggende dat het hun zouw geweeten worden, deeden genoegh, in hunnen zin met op de handen der Roomfchen te paiTen. Echter quaamen zy daarin oover een, dat men 't gefpuis uit de huizen en kiften der ingezeetenen houden moeft. 'T welk, en dat zy zorgh- vuldigher voor hunne tydtlyke haave, dan voor't behoeden der geeftelyke goederen en den Godsdienft waaren, den Roomfgezinden, daarnaa, van de Spaanfchen, meenighmaals, door den neuz, gewreeven werd. Op den De wet cenentwiritighften 's morgens fchikten de wethouders weeder, aan de Landt- wndtwee- vooghdes, om den Prins. Haare Hoogheit, die 't voorgaande weigheren der om den der bezettinge in de krop ftak, vraaghde, wat hy ineen' fiadt doen zouw, Prins' daar men alle uur verwachten moefl , met de kerken gesondert te worden? Zy moghten zien zich zelve te redden. Niettemin, op ftyf aanftaan, hield zy't in beraadt. De Prins vol ongeneughts , dat een ftadt, t'zynen beftier ftaande, derwyze'tonderfte booven ging, fehreef noch dien zelven aavondt aan de Regeerders, dat hy, wen het der Hartoghinne geliefde, zich geirne derwaarts vervoeghen zouw 3 maar kleenen dienft zaghtedoen, terwyl zyn raadt zoo luttel by hen gold 3 en dat buiten reede 3 gelykhet afflaan van de befolding der burgheren, met den ramp daarop gevolght, nu wel uitwees. De Menpooght wet, verwittight zynde, op den tweeëntwintiglifterj, hoe de Calviniiclien in de 'ker- voor hadden, in twee der voprneemlykfte kerken te verzaamen, laft den be- ken te pee- loonden Raadfman Weezenbeek, alle vlydt by leeraars en anderen aan te kfn: voor wencjen ? ten einde dat het naableeve. Eer hy dat beft ellen kon, was de groo- m eU te kerkfvol volx, en Harman Modet gereedt, jookende naa d'eerfte preeke ff daar in te doen. Ter zelffte ftonde vond Weezenbeek den Leeraar der draaoht Waaien, Taftin, op het kerkhof. Deez, die van eerlyken huize, en niet zJdïbs- als veele andere, uit de hef der gemeente wasopgeborrelt, maar door aardt [chetdent- en opvoeding, tot zeedighcit geneeghen, nam't bevel der Ooverheit, met Ijk. eerbiedenis, aan, en alle mooghelyke gehoorzaamheitte bewyzen. Hyging met hem in de kerke, en fpliflende den drang, klom zelf, terwyl Weezen-
beek beneede bleef ftaan, ook op ftoel, en pooghde Modet het aanheffen af Modet doet te fpreeken. Maar deezvoorgeevende, dat het volk, zonder yet te hooren een ver- met gemoede niet te fcheiden was, beloofde nochtans maar een korte enkele maanmg vermaaning, neevens'tgebedt, te doen3 en hield zyn woordt, uitgezeidt, preekßoel ^at ^Y 'c v0^e ^anS maakte. Die Taffin dachten te hooren, waaren vergaa- dert aan de Burgh, een plaats alzoo genoemt: den welken hy'tgebodt der wet, en hunne fèhuldighe gehoorzaamheitzoo ftichtelyk inlcherpte, datzy zich gezeggen lieten, en niet dan deeze leer, ook wel zoo veel als een'goede preeke deughende, t'huis droeghen. En niet teeghenftaande dat eenighen hem dit quaalyk afnaamen, braght hy 't zelfde 's achtermiddaghs weeder te weeghe, op
|
|||||
9.
|
|||||
DER NEDERLANDSCHE HISTORIEN. 103
op't verzoek derwethouderen, die hem voor beide deeze dienften, deeden j^^t
danken, enter eere naagaaven, dat hy nu tweemaals zyn' beloften, bet dan Modet, voldaan had. Want deez voorwendende, dat hy, op klaghtenoo- ver d'onvolflaaghe morghenpreeke, niet had können leedigh ftaan, de ge^ meente, teeghens twee uuren, weeder te befcheidenj en nochtans aannee- preekt mende al te laaten, wat mooghelyk vielej gink 'erechter meê voort: drin- 'snaamïd- gende het volk, met kracht, door de bezettingen, die van weeghe der Maje- dagbs, ftraat, op zyn eignen voorflaan, aan de oopeningen der kerkhooven en poor- ten der kerke gefielt waaren. Die van de wet, den teughei der regeeringe quyt zynde, pooghden met reeden en verfprek, 't welk hun nu alleen oover fèhoot, den Calvinifchen t'ondergaan, op dat zy zich van de geweyde ker- ken onthouden, en in hunne preeke'tvolk totooverleevering der geroofde goederen, tfamt naalaaten van wy der ge weidt, vermaanen wilden. Tot ant- woordt kreeghen zy, op den drieëntwintighften 's aavonds, een geichrift* inhoudende verfoeying der bedreevene ongereegheltheit, aanbieding om die* met woorden en werken te weeren, mitsgaaders alle fchattingen gewilligh te draaghen ; ook bekentenis van verplichtheit in 't gewifïè tot onderdaanig- heit 5 doch verzoek om kerken te hebben 5 en om verfchooning des aantaftens vaneenighe der zelve, tot naader orde toe* voorts beede dat men alle lafter en verbittering tuflèn parthyen verboode: alzoozy maar vryheit van geloove zochten, en die geenszins anderente beneemen. Hierop braght men't zoo verre, dat de Calvinifchen te vreede waaren, de groote kerk, die van Sant Joris, Sant Michael, enSantJacob te myden. En, mits de Prins van Oranje twee Eedelmans aan hen zond, begeerende dat zy zich genoeghden met pree- ken in de nieuwe ftadt 5 zoo voeghden zy zich ook naa deezen zin zyner Door- De Catvi- luchtigheit. Maar de Majeftraat, ziende voor zeer zorghlyk aan , dat de mpben Calvinifchen binnen der veften zouden verzaamen, terwyl deLutherfchen«?^ w ** 'm groote meenighte buiten liepen, ontbood den Prochiaan van 't Kiel, dat hy fTTe. 3 voortaan in Sant Joris kerk te preeken had. Midlcrtydt gebood men, op den iuit/rrje drieëntwintighften voorzeit alle geftooïe goederen, binnen vierentwintig^ \n Sant y0_ uuren, te rechte te brengen, en van wyder gewèldt af te laaten, op peene ris korkte van degalghe, daatelyk geplant op de groote markt, diemetwaapen<=n beüetpeekg* was. Want hoewel veel koftelykheits en kleenoodjes, op't fladthuis, inde De buit kloofters, en elders, vrywillighlyk weeder befielt werd, een groot deel bleef mrdt ten 'erachter. Ook maakte deeze af kundiging zoo luttel ontzighs, dat men noch „el a^e" naa dien middagh, met het flroopender groote kerke voortvoer. DesKo-^w" ninx en der yiiesridderen waapens, diebooven'tgeftoeltein'tkoor,rykelyk ßeeken der gefchildert flonden, raakten aan flukken: 'tzy dat ze, door een afgeworpen mnïterie. beeldt vanChriff. aan'tkruys, dat van een' groote hooghte by geval daarop Dewaape- ftortte, oft met opgezetten wille, zoo anderen melden, gebrooken werden. nendesKo- Daar is'er ook, die getuyght, hoe, dat van zyn' Majefleit alleen om verre nm^ender gefmeeten werd, en d'andere onbefchaadight bleeven. Deeze weederwaar- vlies^emn digheit, fchynendenu zelfs deweirlyke regeering aan te ranzen j fheedeerfl wf°J e?&€" die van der wet 5 zulx de verbolghentheit hun 't hart onder den riem frak. De wet De Markgraaf, met eenighen der Majeftraat , en een deel fchutters, rukt der- trekt dat waarts, grypt 'er tien of twaalf by den hals, en doet de refl verfluiven. Toen ter harte* rnoghten de Heeren van Antwerpen bezefFen, wat 'er verzuimt was , aan zulk eenen ernfl nietin'teerftte gebruyken> en wat d'achtbaarheit derOo- verheit, als ze een ruftigh gelaat toont, vermaghom'tgraauwte doen zwich- ten, datnocht zyn'eighe krachten kent, nochteweet wat'ervand'and'rezy- de achter fèhuilt $ en zoo men't geen' tydt geeft, om, door onderlingen 00- verlegj tot zich zelf te koomen, alles vreeft, wen't begin te vreezen: gelyk I 4 l' wy
|
||||
104 P. C. HOOFTS DERDE BOEK
if66. wy by veele exempelen zien, dat dikwylseen, dikwyls weenigh perföonen
het heele gefpan eener hollende boevenjaght gefluit hebben. Maar 't had het Vlucht des nualwegh,en de neering, zoo een krak, dat de koopluiden, voomeemlyk koopmam. Spanjaarden en Italiaanen, ten deel in perfoon, ten deel hunne middelenen allerhande waaren van daarvlughtten. Dit was een doodfteek voor den han- del; daar anders te verwondren ftaat, dat zoo byfter een' ongebondenheit afliep, zonder yemandt leeven oft bloedt te kollen. Ende werd dus fchan- delyk van een hand tvol geraapte fielen, uitgeflreeken de perle en't puik der |
||||||||||
In Lim*
|
||||||||||
Nederlandfche fleeden, die, om haaren rykdoom, pracht, en heeiiykheit
mg) gaat van(jen op- tot den ondergang der zonne, vermaart was. Al'tgeene fäch- ern»? y*« tervolghen, dat zich, van gelyke mishandeling, aan andre oorden heeft toe- GoMienft gedraaghen, oft hoe ze elders geweezt zy, zoude om zyn' eenderleiheit en met gemakt lengte, tezaadzaam enverdrietigh vallen. Dies, alleenlyk gezeit hebbende, toe, dat in'tgewefl van Limburgh de verandering vanGodsdienft zonder quet- in Luxen- fing der kerken werd ingevoert, enLuxenburgh enNaamen nocht het een
vurgh en nocnt; net ander leeden; zal ik van de reit niet vernaaien, dan 't geen om 't be* aamen jang ^£r piaatzen 0ft andere omftandigheeden , gedenkwaardighfl fchynt. xeeflm Tot Mechele, dan, onderwond zich 't geboefte den zelven gang te gaan, D'oover- en aan der Minrebroederen kloofler te beginnen j maar vond zoo wakker daadt tot een' teeghenweer, dat het den moedt liet zinken. Lier quam hun van zelf te ge- Mecbelen moedt, en-paaide ze met ontleedighen der kerken. De Regeerders van Am- gefluit, fterdam, kryghende de buy in 't oogh, rieden daaruit te zetten het dierbaarit L*?r m~ van den inboedel der kerken en kloofteren. De geeflelykheit, ditgoedtvin- ee % ' dende, pakt alle koflelykheit wegh, laatende't grooffte ten toon ftaan, en de%rkL naare dingen ten halve doende. Dit bewysvan vreeze terghd' hier ook den Amflerdam achten hoop, zoo datzy, t'zaamenrottende op den drieè'ntwintighften van h op zyn' Oeflmaandt, teeghens den aavondt, ind'oude kerke, beftondende beelden hoede. ter aarde te vellen, d'altaaren uit terooyen. Schout PieterPieterszoon, een 'Tplonde- man met te groot een haat belaft, ooktewanhebbelyk, omdoorachtbaarheit ren aldaar vet u[t te rechten, engeneeghentotfcharpheit,komt, gevolghtvanveertigh begonnen, byflanders, en flaat'er ten eerfte op, met ftokken en hellebaarden. 'T ge* fcbori. ^puisj alzoo verfpreidt, ruimt de kerke: doch zich weeder verzaamelt heb- bende, komt 'er op nieuw invallen, en maakt hem voeten. Maar midler- tydt raakte de fchuttery in't geweer, die, derwaarts getooghen, de moeite met gevoeghlykheit fülle. Dan de wethouders, zich bewufl van voorgange wreedtheit en jeeghenwoordighe zwakheit, ging zoo groot een anxt aan, dat den Burghermeefteren, by raadflot, yeder vyf of zes hellebardiers toe, en goedt gevonden werd, der gemeente, wyder dan zelfs haar eifch gedroegh, Verdrash met<^e volghende voorwaarden te gemoete te koomen. 'Dat men alle beel- tuffen de den zouw aan de zydefchikken j de kerkengeflooten houden tot naader orde der Majeftraat Landtvooghdejfe en Ridderen van denVlieze. De preeke moghte buiten der en de ge- fladt vrylyk gedaan worden, en by onweeder, in de kerke der zieken aldaar, meent e. 'T) en burgheren werd ver oorloft in krankheit zich van zulkeperfoonen te doen berichten, als hun gewijfe mee beholpen was. 'De zielzorghers, ooverfiraat gaande met het misbroodt, hadden ge en fchelt e roer en. Kerkfchendery ging aan't lyf, zoo verre, als die van 't gerechte goedt vonden. Ter befcheiden- heïtvan de zelve Heeren flond het flr offen van woorden oft werken) flrek- kende tot flookingvan haat, oft verwydering der harten. In oproer, moght e zich yeder w aapenen, maar niet buiten de floep zyner woonfteede treeden: doch, by zwaarigheitvan vuur, te brande loop en, daar hy befcheidenwas. Voorts zoud elke gebuurte eenen hopman hebben, en dien gehoorzaam zyn. Zynde dit aldus beveflight op den zeflèntwintighitendermaandtj werd, dat pas,
|
||||||||||
4
|
||||||||||
DER NEDERLANDSCHE HISTORIEN. 107
pas , het vorder ftormen ge weert. 'T welk nochtans geen quytfchelding * 1 ^.
maar borghen voor eenighe daaghen , geweefl is. In den Haaghe werden oovergee* twee luiden, metnaamen Adriaan Mennink en Dirk Jooflen, gevonden van veßom* zoo reukeloos een' onvertzaaghtheit, dat zy den Raadshooftman Suis, en heit in den anderen van't hof, quaamen arbeidsvolk afvorderen, om de beelden wegh Haaghe te neemen. Gevraaght naa hunnen laft 5 antwoordde d'een met een /route &etlee&"u leughen , dat ze daar was , en floegh op zynen boezem. De Heeren, oft uit verbaaftheit, oft denkende dat zy zeggen wilden , dat hun hart en oover- moedt volmaght flrekte, doen zonder vorder onderzoek, hunnen wil. Met vo°ry\ welke gedweegheit, als geoordeeltuit vreeze te fpruiten , niet zoo veel ge- de&waa- wonnen werd , oft men dwong verfcheide perfbonen , eenighe beelden by ügheit. tyds gehuifl en verileeken, ter vernielinge, 00ver te leeveren. Tot Dor- Goudede f* drecht, werd' door den Burghermeefler en anderen, met oovergroote«^^ moeiten , alle handdaadigheit belet: ter Goude insgelyx , meefl door de Allekerkw goede voorzorgh van den Slotvooghdt, des voorzeiden Burghermeeiters vf h zoon: de naamen der welke my niet voorgekoomen zyn, Maar eene kerk Yhaadï ht in 't eylandt van Walenere niet, die in haar geheel bleef Ende werd, oemefvan boovendien , de Majeflraat van Middelburgh geparfl eenentwintigh ge- Middel- vangenen te flaaken , die om 't geloof gezet waaren. Zynde de maareder burghont' ongeflrafte moedwille van Antwerpen, tot Uitrecht gekoomen> en daar-pak$9 uit aan gehangen (als 't gaat} dat achtduizent mannen door 't Landt liepen, dwang y de om 00ver al 't zelffte te pleeghen , maakte zy d'Onroomfchen zoo Hout, &evaWnm dat zy , naa 't voorfpel van een' geflaakte plondering in Santé Geertruids om *2e" kerke, der wet twee kerken afeilchten. Naa'tvergaadrenderVroedfchap Mavhtighe hierop , als een der zelve voorwendde , dat zy zich , mits het afweezen meite tot van eenighe leeden , t'onflerk vonden , om befluit te maaken, dreef hem uitrecht, een der Calvinifche gemaghtighden toe, Eet ham met mofiart zoo wort ghy ßerk. Welke onbeichoftheit, ik , met haare eighene woorden , en teffens wat Ichik van gezelfchap dit zyn moe/t, wel heb willen afin aaien. Ook werd ze van deezen quant, naamaals met den halze geboet. Het hof, de Majeflraat, en eenighe Eedelen hieroover geroepen (waaronder eeni- ghen der bondtverwanten ," naamelyk Johan van Renes Heer van Wulp» Steeven van Zuylen , en Willem van Zuylen vanNieveldt, fèedert Slot- vooghdt oft Droit van Muyde , en Heer van Heeraardsberghe, waaren } verlooren 't verflandt met den moedt niet , maar oordeelende , dat de tydt niet veel erghers geeven kon , zochten den handel te ipinnen , en eifchten acht daaghen uitftels, om daarentuflèn 't goeddunken der Landt- vooghdefïè, en des Prinfen van Oranje te mooghen weeten. Deeze voor- ilagh , fchynende den gemaghtighden te fmaaken , werd hunne gemeen- te vertoont , die daarin bewillighde , op voorwaarde, dat men der geefte- iykheit, het fchelden op d'Onroomfchen, iamt den Minre-en Preeke- broederen, allen dienft midlerwyl verbieden-zoude. Maar langer niet hield dit verdragh , dan tot het fcheiden van den Raadt. Want het volk, flaan- de in waapenen en grooten getaale op het kerkhof van Santé Marie, was te verre verrukt door zyn' toghtigheit, om zich met beloften te laaten bin- den. Zy berflen uit; en ( hoewel men zich te vooren gehouden had, als niet willende, dan d'afgryzelykheit der beelden uit het gezicht doen, zon- der aan kleenoodjen te raaken_) vallen in de Buurkerke , in die van Sant Beeldtßor* Jacob, van de Minre-en Preekebroeders , en berooven alles, met beeflely- mingen ke ©ngefchiktheit. De Majeflraat, te zwak om hun't hooft te bieden, deed roof at- hier meer niet toe , dan het fladthuys teeghens de volghende nacht, met daan Wacht van de getrouwJden der gilden bezetten. Des anderen daaghs, feflèn- twin-
|
|||||
s
|
|||||
io6 P. C. HOOFTS DERDE BOEK
i f66. twintighften van Oeftmaandt trad men in nieuwe handeling , en braght
endtlyk vier etmaal ftilftands te weeghe. Niettemin , in de kerken van Sant Niclaas en Sant Geertruidt rees noch moeite; die door de tuilen- *tpreeken koomft van eenighen der Wethouderen geftilt werd. Maar men moeft der calvi- den Calvinifchen op den zeeven twintighften , vericheiden punten , zoo mjchenïn t'hunner verzeekertheit, abändere, neevens Sant Jacobs kerk inruimen, *&*** met belofte van noch eene , zoo deez' hun te kleen viel. Vriefland werd \n°Wm- wat traaghlyker in zyn rufte gefteurt: miiTchien om dat d'Onroomfchen, landt Mat beftaande aldaar veel uit Meiinoniten , weerlooze luiden , hunne krach- bet x.00 ten te luttel vertrouwden > oft dat de brandt der verbolgenheit, by man- fcbieljk gel van ftofFe , zoo hoogh niet gefteeghen was. Zeeker geen ander ge- niet aan. weil, daar 't ftuk van 't geloof, met meerder gevoeghlykheit gehandelt, Befehei- en mm onnoozel bloeds vergooten is. Welk lof des Graaven van Aaren- en en aes j^jgfj ? ftadthouders , oover die groote heerlykye , my niet te verzwy- van Aren* gQen ftaar> die met zonderlinge konft , voorzight, en befcheidenheit, de bergh. ftrengheit der Plakkaaten , de wreedtheit der geeftelyken, en 't ongeduldt De Calvi- der vervolghden , heeft weeten te maatighen. Die van Leeuwaarde, niet- nïfche Lee- temin , worpen, op den ièften van Herfftmaandt, alle beelden , altaa- raars wor- ren, fïeraaden , uit de drie Prochykerken. Doch 't werd hun toegelaaten den tot by cjen yoorzittenden Burghermeefter Thierryk Walles , en 't meeftedeel eeuwaar- yan jen j^aacjt ? zommighen van den welken ook zelf, met de gewaa- wbravht. Pen^e burgherye , de leeraars der Calviniiïchen , op ftoel braghten. Aa- renbergh , des verwittight, maakte zich derwaarts •, eifchte nochtans meer niet, dan het ftellen van de kerken en kerkendienft in hun voorighewee- zen , iamt het uitzetten der Preedikanten. En als men hem antwoordde, dat het, mits de meenighte der Onroomfchen niet doenlyk was, genoeghd* hy zich , aan 't Slot met volk en voorraadt te verzorghen , teeghens de dreighementen der oprocrighen , die zich verluiden lieten , dat hun geen Tot Gro" middel ontbrak , om dat te bemaghtighen. Alalleens voeren veele ande- mnge wor- re plaatfen van Vrieflandt. Groninge •. daar men nooit menfeh, om 't ge- en e ee - joQ^ jiaj ^Qn Gooden ? was van je laatfte , die 't ongemak ooverquam. gedaan by Maar de voorgang van Leeuwaarde en andere verrukte d'Onroomfchen al- verlof der daar '■> niet ^yder nochtans , dan dat zy de Minrebroederskerk innaamen, wethoude- flechtende de beelden en altaaren , met gemoede, by verlof der Maje- ren. ftraati die hun ftads arbeidsvolk beftelde, om de vloer van puin en belem- Groote niering, tot gaalykheit der preeke, te klaaren. 'T welk eevenwel eenighen
kprkflon- ^er Wer kruiden , in den jaare achtentieftigh het leeven kofte. In de Om- enng w meiancjen werd de boerdoorden adel opgehitft, en meenighekerkgeplon- landen. dert teeghens dank en wil der Ooverheeden, die oordeelden dat wei billyk Gelyks geweeft waar, ten aanzien der vryheit van gewiflè daar genooten, degee- moeyte te ftelyken van deezen ooverlaft te verichoonen. Ontrent Doornik , dat in Doornik en de zelve zwaarigheit ftak, liep een groot getal diergelyke deughnieten twee m dat iem kloofters af, in meening; om voorts te vaaren. Maar Robbert van Lonsnie- mJu val, Heer van la Tour, en de Baljuw van Auchem met een' hoop huillui- ^af den, trokken hun teeghens , floeghen 'er vierhundert en verftrooiden de yierbon- re^- 'T hnd-t aldus op de hol, en hoe langer hoe leyder maaren te hoove den kerk: koomende, maakten't der Hartoghinne zoo bang, dat zy al op den eenen- febenders twintighften van Oeftmaandt en de verfche kreet van de beroerte t'Ant- geflaagben. werpen zich niet anders wift toe te leggen , dan dat men binnen Bruflèl Verbaaß- gelyken moedwil aan , jaa wellicht haar zelve in verzeekering ftellen zou- hen der ^Q £)e pjartQgh van Aarfchot, dat pas, uit Heenegouw keerende, deed, Yoo hdeffe onder weegh, een'beedevaart, aan Santé Marie van Hal, en daar al zyn Gl«''*
|
|||||
4
|
|||||
DER NEDERLANDSCHE HISTORIEN. lo;
dienaars Lievrouwebeeldekens op hun hoeden hechten. Tzyin fpyt van 15-^6.
de beeldtftormers 5 oft uit ydelheit, om quanfttis Philips van Macedoo- nie te gelyken , die zyn iöldaaten , gekranft met Laurenlof, dat Apollo toegewydt was, teegens de beroovers zyner kerk' aanvoerde, en den flagh aan 't gewiiïè begon, dien hy met hunne neêrlaagh eyndighde. Tot Bruflel gekoomen , ftak hy niettemin der LandtvooghdefTe in 't hooft, Aajßßt dat het geen' wysheit waar, de bulderende buy buy ten 's daks te verwach- ™a f er ten> en beet er in een' trouw' enfierkefladttegaanfihuylen, totdat de heet- ^* fle raazerny zich zelfafgejaaght hadde. T>at Berghen in Heenegouw wel be- Bruffel te <uefl', yverigh Roomfch, en e en7 achterdeur vanden Lande was > om, oft de verbaten* nood neepe, haaren perfoone oopen te fiaan , eer het gefpuis zich daar aan verreukeloofde, en door zoo onverzoenlyk een' hoon in d'uiterfle weeder- fpannïgheit verhardde. Dit vertoogh daalde zoo diep ter verfleeghene borit. 'm, dat zy (daarneevensc>over ge wooghen d'ongewilligheit van 't meefre deel der beeren, om eenighen dienft te doen, zonder van de vergaadering der Algemeine Staaten verzeekert te zyn) dien aavondt befloot, voor dagh van Bruilel op te breeken, en zich, binnen Berghen, tebegeeven. Vrou- biet ruß wen, ftaatdochters, hofjonkers, trauwanten, paarden, pakkaadje, met *ywkm allen omflagh en fleep waaren reedt, om op reize te fteeken. Wel fpaade vh^ttoe. in der nacht ontbood zy, by zich , de Ridders van der Orde , ende den Raadt van Staate , en verklaard' hun haaren toeleg. De Heeren vreemt ophoorende van dus een* vrouwenraadt, houden haar voor, dat dit waar de kanffe verloopen, den boozen moedt geeven, de goeden vertwyfelt maa- De Heeren ken, jCW de noodt minder was, dan menz' haar in prentte $ en zoo ze gr 00- ftpenhaar* ter bleek , wilden zy eer het leeven , dan haar in laß , laat en. Ter zelve Itonde, quaamenook die van der wet, haar ernftelyk, ootmoedelyk, en met veele reedenen bidden, dat zy hen immers in zulk een' geleeghenheit niet begaave. Met eenvernampze, hoede poorten met burgherwacht be- Deburvhe* zet waaren , om haar vertrek te beletten. Ende zeidt men , dat dit door ry wey* Viglius zelf aldus befteeken was. Zy hield dan van haar voorneemen af, gbert baat niet zoo zeer ooveriprooken, als om dat zy zich benoodight, engenoegh- uittelaa- zaam gevangen vond : gelyk zy 't ook den Koning fchreef, met zwaare un' befchülding van Oranje , Egmondt, Hoorn , en Hooghftraate. Bevor- zyfcbW derende wyders, 't geen voorshands veüighfr. was, beval zy den Graave van a*n \m- Manlveldt het bewindtder ftadt; de leeden der welke den tweeèntwintigh- \,eCihui« flen, op 't Raadthuis geroepen , hem 't weeren der preeke en kerkfèhen- diobtde derye aldaar , beloofden , famt alle gehoorzaamheit ten uiterften aadem beeren. toe. Voorts werd, door de gemaghtighden der bondtgenoo ten, de grondt Manfveldt •der Onroomlèhen gepeilt, die eendraghtelyk verklaarden , niet van zulx °°wrße inden zin te hebben. Haar'Hoogheit, wat verquikt door deeze tydingen, vm BrHiFei kreegh, op den aavondt een nieuwen torn aan 't hart, mits zy verkundichapt £mAal$4 werd, dat men voor had, die nacht, alle kerken, en zelfs de kappel van 't hof te pionderen , den opperraadfman , den heer van Barlemont, den Graaf van Aarenbergh , om te brengen , en dien van Egmondt gevangen teneemen. Ditjoeghhet vrouwelyk gemoedt, noch niet bedaart van voo- Meuwe righeontfteltenis, zulk een'anxt aan, dat zydaatelyk om de beeren zond, *»*tder en hun't zelve voorhoudende, zich tot meermaalen beklaaghde, van hun- Hart0^ili' nen raadt geloof gegeeven te hebben, met maaning om hunne beloften, en ne* uit der ftadt gevoert te zyn. Booven al had zy 't op den Graaf van Hoorn gelaaden, en dreef hem toe, dat zy hemdeezen kommer wyten moght, 'ten zybe* waar hy middel fchaft e , om daar uit te raaken , volghends de verzeeke- graauwt ring haar gedaan. De Graaf zeide, dat hy zyn woordtfiond, gereedt om den Graaf de van Hoorn
|
|||||
9
|
|||||
ioS P. C. HOOFTS DERDE BOEK
i f 66. de Koawenberghfchepoort te gaan verkrachten: maar dat het zonder zorghe
Die ver- was, en degeenen, die haar het teeghendeel in 't hooft hingen, kleenen dank Antwoordt verdienden. '"Dat het dien van Bruffel, aan moedt en maghtgebrak, om zulx y %icb, en onder de ooghen van zoo veel treflyke beeren, aan te rechten, als 'er op dat pas geeft haar binnen waaten. Viglius zelf fcherpte haar in b wät het gold., denftoel der moet. Heerfchappye te ruimen, hoe fchoon een fpel dit den quaadtwillighen gegee- ookv' l' ."venwaar, die den misftagh niet doen zouden, van dien onbezette laat en, enfcheru ' maar ziende d'achtbaar'heitder regeeringe aan'tzyghen , haar voort op de haar de knie helpen. Hoe luttel haar ook paffen zoude , de Raaden en bewindflui- 'tyaarig- den, die de Koning haar had bygevoeght5 van den glans haar der jeeghen- heeden van woordigkeit font'blooten , en't werk , haar vertrouwt, op het drokfte te t vertrek^ laatenfteeken. 'Dat 'er niet te vreezen viel, daar zy zulk een' dienftwil- Til n tigfieit in al de heer en fleurde. Alzoo wat bezaadight zynde, zaghzy'taan, ?5.f J tot 's andrendaaghs. Zyhad , intyds, den Koning, van de byeenkoomfte saaderen tot ^anC Truje , iamt het voorhebben der verknochte Eedelen , verwit- der aloë- tight> en hem geraaden't vergaaderen der Algemeine Staaten toe te fraan; ■meine niet dat het in zich zelven dienftigh was, maar om argher te verhoeden. Zee- Staaten, ker, niet alleen de gemeente, maar de treflykilen in geleertheit, rykdoom> Be Har- enyver tot deRoomfèhe kerk , onder de regeerders der fteeden en onder toghm en ^ RaaJfluiden des.Koninx , waaren van gevoelen, dat men dezaaken, lieren ' <3°orgeenen anderen wegh, ontwarren zou w. Zelfde Raadt van ftaate hield féryven dit voor de eenighe uitkoomft j en de leeden des zelven hadden , by bezon- daar af dere brieven , den Koning aangedient, hoe zy 't verftonden > eenighe aan den uit eighe beweeghenis ten aanzien der drukkende zwaarigheit, andere ter Koning, gewaapende beede van de geenen, die hun daarom ten ooren liepen. Phi- lips , naauw wikkende , welke deezer kundfchappen uit bekommering met den ftaat, welke weederom uit zonderlinge zucht of toelegh icheenen te koomen, teekend e 't onderfcheydt op in zyn hart : en achtende 't mee- ftedeel der Staaten tot verandering van Godsdienft geneeghen , fämt dat het niet te weeten was, wat knak zyn' Hoogheit kryghen moghte > door Dieanu een'vergaadering, om de welke zoo zeer van de verdechtighde heeren, ge- *fmd* arbeidt werd , antwoordde , dat hem 't verzaamen der Staaten, zonder , r zich daar jeeghenwoordigh te vinden, geenszins raadzaam docht ^ en very afrynniet bood het uitdrukkelyk. Maar dat hy , om zich allenskens teeghens de weeder- diende. hoorighen te waapenen , verft ond, drieduizent ruiters , met tienduizent Hy denkt knechten , onder de hopluiden , die hy haar noemen zoude in waartgelt aan waartgel- te neemen j de welke zy daatlyk lichten moghte , zoo 't noodt deede -3 zoo der sin niet, hen, in allen gevalle , twee maanden doen opwachten. De pennin- Vtütflandt gen? tot Detaaimg van deeze endeDuirfche jaargeldttrekkers, zondhyoo- aantenee- ver ^ me{. ßjlryVen aan ^e Vorften van dat geweft., om hun , noopende Cchryft aan 'c belpreeken deezer troepen , reede en voldoening te geeven. By jonger deVorflen brieven, zeide hy, vaflelyk te vertrouwen, dat het zien van zyn befluit, aldaar om op de drie punten, vanlnquifitie, maatighing der ^Plakkaat en, en vergifte- bun des nü, de gemeente, eedtgenooten en heeren grootelyx vernoeghen, envolkoo- reede te melyk tot hunnen plicht vlyen zoude: waar door lichtelyk alles weeder op zyn geeven. jfcf, en in ruft raaken moghte. Den Bondtverw anten de begeerde verzeekering te doen, dat kon, nocht hem, nocht haar Hoogheit, nocht de Ridders van den ,, "Vlieze, betaamen. Doch, infteede van dien, moghtzy zich van devergif- denkt te fenis dienen, indeel oft geheel, zulx als haar beft dochte. Voor'tdaghv aar ~ duiken, en den der Staaten, moe ft men zich in alle maniere wachten. Maar de Landt- gaat daar vooghdes, ziende uit Spanje allen raadt naa de daadt koomen, de zaaken opteraa- vanftandt verandert, en'tquaadt ftecdts inkerven, befloot te duiken, eer de. 2V |
|||||
«
|
|||||
DER NEDERLANDSCHE HISTORIEN. ioj
zyden ttitcriflen flagh opden hals kreeglie. Dies gaatzeteraade zitten, en l^<j,
geeft te ooverleggen, ^ «w# ^/ uitvoer en moght} hetbefluitzynerMaje- fieit, op de voorfchreeve drie p wit en , 't we/k van te voor e in den Raadt geleezen was. PFat den Boridtverwanten, op hunnen laatfien eyfch te ant* woorden [tonde, om hen gerußt efleïïen, en't hart tot's Koninx die?ifi te doen keere?h koorts wat middel, om de ketteryen en argherniffen^ te vellen en onder te houden. Hierop werd aangaande de drie punten, gezeidtj dat zyneMa- jefleit met het affchaffen derlnquifitie, volgends het goeddunken der heer en ^ den eedtghenooten al en aallyk voldaan had. 'T verlof om een' ver zoet ing der Tlakkaaten f ontwerpen, fcheen welfiilzwyghends d'ouwde te dood en 3 maar d''Bedelen eyf cht en meer, te weeten, dat men der nieuwe, by oover en toe-* ßandtder Staate?!, zoude maaken. Ook was het nu een ander, engeentydt, om met zoo een maatighing te mooghen beflaan. Teeghens de gemeene ven giff e nis viel geen fpreeken : jaa , gemerkt de Bondtverw anten zich ßiet en aan dit woordt, als fmaakende naa verwyt van misdaadt^ waaraf zy zich zuy ver waanden, en der halven verzochten, onder den naam van ver zee ke- ringgevrydt te worden, was zelfs geraaden, hun daar in te believen. T)es had men te beduigen, dat zy zich voortaan goede vaffaalen moeflen bewy« zen, en trachten het volk te flillen, op ver klaar ing dat dlnquifitie wegh- genoom en , en nieuwe Plakkaat en zouden geraamt worden , en zyn Maje* fieit miffchien toeflaan , dat zulx gefchiedde by goeddunken der Algemeine Staaten. Ook verilonden eendraghtelyk al de leeden van den Raadt, dat de zelve befèhreeven dienden , niet alleen om de Eedelen te vreede te ftellen , maar ook de gemeente , befmet meer dan ten halve > met kette* rye , en hierom roepende. Zommighen oordeelden , dat men dit, zon- der uieflel doen nioeft, om meerder arghernis en oproer te weeren. En- de noopende'tgeen des althans in zwank ging , verklaarden Oranje , Eg- mondt , Hoorn en Hooghltraate , dat het volk , op de beenget ooghen ten getaale van tweehondertduizent, niet fontwaapenen was , zonder ver-* ze e kering van v e High ter preeke te mooghen verzaamen , op de plaat f en > daar zulx jeeghenwoordelyk gepleeght werds mits dat het zich van argher- nis en o??gebonde?iheit te fpeinen hadde. T)at ook anderszins de Eedelen niet gepaait zouden zyn, rnochte de benden van ordening zich laate?i gebruiken > die , teeghens de bondlgenooten hunne fpitsbroeders, en tot voorfiandt der Plakkaat en , weigh er den te dienen. De Hartoghin falies gehoor t) bleef Beßult ^ daarby, dat zy 't vergaaderen der Staaten niet oover zich zouw darren nee- L fl ^ men, teeghens zoo klaar een verbodt des Koninx: dien zy niettemin fchreef, m&3 e*€& dat het daartoe koomen moeit, oft alles verlooren loopen. Maarden hee- ren , die met de bondtgenooten handelden , Hond zy toe, V verdragh te Defteekè voltrekken , en hun te mooghen belooven , dat men , mits de punten van te gedoo- gt zelve naagekoomen wierden , V volk de waapenen needer leydde , zich &en > (iaart van arghernis en ongereegheltheit onthielde , en de Roomfchen > in hun- V' 0P *** nen Gods dien ft en kerken , als van ouwds, ongequelt Hete, teeghens nie- ?as' *** mandt, ter zaake van de preeke, ter plaat ze daar ze jeeghenwoordelyk in- gevoert was , eenighe kraft oft daatlykheit pleeghen zoude , ter tydt toe^ dat zyne Majefieit, by goeddunken der algemeine Staaten , anders veror- dent hadde. De Pausgezinden melden , dat zy , niet dan naa lange ree* den , weederreeden , en uitvluchten , met de traan in 't oogh , en onder verklaaring van het te doen, teeghens haaren wil, uit dwang , en als ge- vangen zynde, zich hiertoe verfpreeken liet. Maar 't fchrift daaraf gemaakt > luidde in der daadt, dat haar Hoogheit des te vreede was • doch ten opzien, van't gewetdt en d'onvermydelyke noodt 7 die alsfoen d'oover handthadden, K Dm
|
|||||
9
|
|||||
ito F. C. tïOÖFTS DERDE BOEK
% f66. Dit aldus verleeden zynde op den drieëntwintighften van Oeftmaandt -, werd
voort zoo verre gearbeidt, dat zy, duidelyk verklaarende maght daar toe van den Koning te hebben , des anderen daaghs endtlyk ooverquam met de gemaghtighden van den aadel. Deeze waaren Luidewyk Graaf van Nat lau* Euitaas van Fienes , Heer van Efquerdes -, Karel van Revel, Heer van Andriguiesj Bemardt van Merode, Heer van Rumen; Karel van der Noodt, Heer van Rifoor; Joris van Montigny, Heer van Novelles; Maiten VanSerklaas, Heer vanTillyj Philips van der Meere, Heer van Starbeekej Philips van Morbais, Heer van Louverval > Jan van Montigny, Heer van Villers; Karel van Lievin, Heer van Famars5 Franlbis van Haarten -, Jan Ie Sauvage, Heer van Efcaubeeke. De punten braghten mee, dat de Koning-, Verdragh* inziende 't geen hem door de Landtvooghdes vertoont was ,famt hetgoeddun- metdever- ken der Heeren, Ridderen van der Orde, Raadtvan Staate, en den Heime- fliehte Ec- ijken, aannam het Landt fontflaan van d'Inquifltie. Op 'tftuk van den Gods- maakt ^" ^ienft ■> had men een nieuw^Plakkaat te maaken-y doch de Koning noch niet befloot en, of'er de Staaten oov er te roepen flonden s maar zy Landtvoogh- des alle vlyt gedaan en wyders te doen , om zyne Majefteit daartoe te be- willighen. Haar Hoogheit, als tot den zin der welke de Koning zichgedroegh belangende de manier om de Eedelente ver zeekeren, verklaarde, dat hy naa zyne gewoonlyke goedertierenheit, om alle mißt-ouwen en verbittering wegh teneemen, toeftond, en zy te vreede was , hun daaraf brieven te verke- nen, in der forme, waarmeedezy zich beft bewaart meenden-, voor zooveel als de voQrleedë zaaken betrof, en b e houdend s dat zy zich voort aan getrou- we vaff aaien beweezen. dezelve haare Hoogheit, nu ten volle vernoeght 5 wilde niet verwerpen hunnen dienfi , den Koning en haar meermaals aan- gebooden, om 't Landt tot ruß en eendraght te brengen, en zich van hunne fchuldighe trouw en aangebooren onderdaanigheit te quyten. 'Derhalven zouden zy belooven mets te beflaan teeghens zyne Majefteit, haare Staaten, oft onderzaaten -, maar der zelve met alle maght de handt te bieden, en hun ui- terfle beft te doen, om de beroerten tefliUen, 't befchaadighen van kerken, kloo* fleren *> Godshuifen, te weeren, famt allegeeftelyken, amptluiden vangerech- te , en andere onderdaanen des Koninx, van ooverlafi te vfyen. Ter goede trouwe hadden zy te bevorderen daadtlyken afflandt van de vj aapenen, waar door zoo veel onheils toegekoomen, en meer befchooren was. cDepreeke zouden zy<> zoo veel als immers doenlyk viel, ter plaat f en daar ze niet begonnen was, beletten y en op d'andere, het draaghen van geweer, aanrechtenvanargher* nis en oopenbaare ongereegheltheit. Ende werden zy gehouden zyner May'e- fieit 5 teeghens den uitheemfchen vyandt en haare weederhoorighen , ten dienfle teftaan, volghens hunnen eedt. Ten laat ft e, moeftenzy alles, wat zy vermoghten by de ge enen , die althans , om 't geloof', oft anderszins, fonvreede waaren , aanwenden j om te weeghe te brenghen dat de zelve zich onderworpen aan 't geen de Koning , by toeftemming der ^yflgemei- ne Staaten , befluiten zouw> Hierop deeden der Eedelen gemaghtigh- den, zich fterkmaakende voor hunne met verwanten, den vyventwintiprp ften der zelve maande j afftandt van hun verbondt, voor zoo lang als de *r ver* verzeekering zoude volftandigh blyven } en eedt, aan handen van de dragwordt Prinièn van Oranje en Gavere * den Graave van Hoorn , den Heere van be-QvoomuHachicourt, en Raadsheere Aïlbnville, die tot deeze handeling gebeezight waaren. Ten zelven daaghe^ werden fchriftelyke beveftingen van dit ver- dragh , ter weederzyden oovergegeeven > en aan de Eedelen letteren van verzeekering $ die zich daar toeghedroeghen 5 met beloften, en bevel aan alle Amptluiden des KoningSj dat men hun, ter zaake van't verbondt en inge><
|
|||||
<
|
|||||
DERNEDERLANDSCHE HISTORIEN
ingeleevertverzoekfchrift, ten eeuwighen daap-hr-n „■ » m te Me te leggen had. Haar Hoogh J ™ bSnvaCzT"' ■ "^ '^*-
ften, zondaandeRaadendergeleften/enReSel-d,^ ^tWm5Sh- *•"«* bek van dit verdragh, en beveftighd' hét welKukSv^ £ Ä ' ^' ?TS"m' de daar by,hoe de meening zyner CMaießeit -w™ fZ 7 ', J! voe£h- y b"mn kof te doenonderhouden, %n eerl^g,*ËZ^*j£?!* **&*& '" f *" tuffen zyztchhadden teverkloeken, uZTriZZZst 7^ ***** Zl'lf' ten«. Daarnaa werden zeekere keuren %EÄ£f V"^ Ä penenendekerkroovers, gemaakt, houdend?onde™H S "^ waa" W* yeghelyke vry ftond' hen doodt te flaan- en vóor^tü * ', dat eenen #&& waartgelders t'huis te doen blyven ~k men f H. ?^ de Duytfchc "** zynde) genoegh had aan 't InJandfeli krysvolk?reed!J^ff T ^ *"#*'" lichten , om 't zelye te gebruiken daar 'r mik S , t oft noch « ? knk-- Deeze oovergift van deldtó wntiXften1 TcT^ f °"W ^ken- ^*'"
vooghddlè gedaan, famt het verdragn?Sn nvSS^ * ^ gevolght, worden, als qualyk van de SpaanfEl ™f J" ' "°P zommighen gehouden voor Jen ^laiSSfö?1' ^ penen, feedert teeghens denKoning gevelt. De Cewf! ^Wa?" bondtgenooten te weeghe gebraght, en verworven wls we J ^ ,**** roomlclien, met uitgelaate blydichap, ontftn J„ T'frTf Van de0n- ** ?" verwonnen, de vryheit van gewiflb rtandt ge™„ ƒ„ 7 """f n°°dt T%* endt, het veldt behouden hadde De Eedelen r2S' e"de Laxheit in't »"" ' vooghden elk naa'tzyne, oft dL ktSlÏÏg^' *La"*" '"**' fchikken , om voort de gezwolle gemoederT 7Ï fS ,VO"d heene te teflechten Naa'tfchryvfndetR^S^zoude^LSn" ^ T0" fte geweeft zyn in 't kreuken van 't verdragh Watt W 7^ d eer" getuight dat , als die van Bruflèl hunne/meeS gET^*18 Vilvoorde, ter preeke te gaan, Graaf Luidst ^xf^1^" > naa ^*-»'* ^oedelyk afvraaghde, o/Aez ™, S£ V3U Naflauw haar vry- * Br* onverphchtwas. Dat zy daarop antwoorddeÄf T -^ ^*
ve,achteren, nachte 't leeken oP die Z,!! Ww* **> «*&» verwekte, omdegüdentevergaaderen' daarbvl™ ' f wethouders
buiten det ftadt, fonroomfclln GoXhSt'telan"n'd- ^ Wrd> «en vervorderde, zouw't met de galghe boeten^dV P tZlcll^bm- lyfwacht van tfeftigh hellebaardiers bekoftShZ Welk?om' dat zy hem een' f" ,"«<-
hebbende, ten d-rden da3X I Sj 5 ena!stoen™°edtgefcheDt *"*"- mersmetde galgÄÄ 03^^ fT^ J^ -^
cover hoop leggende leeden fontmenSïfflP „Ä "'t01'0"1 «"»de ü Ll^ gen, vond zyn'Doorluchticheit Triaden' m ^ °P haarfteltebren- fmmu Luiterfch gevoelen een J„ i Seraaden » met die van 't Calvinifch en ^SCSSXA^ Td' -S .««
nooghenfliehten, op zeekerePlaatfeTTl ti 5 df^ere e^he hr^n <*««"'-
omtepreeken, en hunnen GnÊ aS 2 bmnen der J1"4* aan te wyzen f" m"
dag en raPtkrteZl uGod^en^u °eff™n, zonder ander geweer dl d'°m°m- defieden zyn • ook PPJt ?,2 T ,ndt> °Pten ™mfiepoorters eenigher Poe
f en ternightighen h^olTht^t^L ~' * ^™ **' |
|||||||
K ?
nee-
|
|||||||
f
|
|||||||
tu F. C. HOOFTS DERDE BOEK
Jf66. neemen^ van 't ge ene, dat 'er omginge. Het fchelden, fin aaien enmiskan*
delen werd ter weederzyde verbooden $ en elk-, zonder aanzien vangezint- heit 5 inJchut is an den cPrinfe en de wethoudersgenoomen. Doch alles tot naa- der orde, by den Konink en 's Lands Staaten te raarnen : waaraan men zich onderwerpen zoude , oft bequaamen tydt hebben , om met zyn goede- ren op te breeken en't Landt te ruimen : Ende niemandt der ge'enen, die^ vanweeghe derOnroomfchen-, dit verding beveflighden, zoude daar oover Afßelder emmermeer te lyden hebben. Voorts deed men afkundighen het ophouden hiqmfuie der Inquifttie voor altoos, en dat van de Plakkaaten, tot naader orde toe, ïw^w»- ajg vooren. insgelyx het verbodt van eikanderen, om geloofszaaken , te ^ ;* quellen. Ende , gemerkt de gemeene ruft niet te handthaaven was , zon- der de ooverheit met waapenen te fterken , zoo werden tot ftads koften, Burvhers uit de burghery, acht vendels, elk van tweehondert koppen, opgerecht, Itfoldight. onder eedt van nochte de vryheeden der poorteren , nöchte de befloote punten te quetfen. Niet dan een' gulde ter maandt werd yder van deeze toegeleidti envyftigh hunnen hopluiden, die meeftal jonge Eedelmannen der ftadt, en ongeoeffent in kryshandel, doch met ervaare bevelhebbers -Al dit geftut waaren. Toen ontbood zyne Doorluchtigheit alle taaien van koop- itoofi den luyden by zich-, hield' hun voor, hoe en waartoe alles befielt waare, met hopman. aanbieden van haaren dien ft, daar zy dien wyders noodigh zaaghen. Waar aar de Q^ ^ verklaarde, 't rechte middel getroffen te zyn , om hen van zorghe voogdes t'^tflaan 3 en hunne dienaars en kooprnanfehappen weeder derwaarts te doen neemt keeren. De Prins, daarnaa, fchreef der Hattoghinne, hoe hy zich gequee« quaaljk^ ten, en denRoomichen Godsdienft, in alle kerken en kloofteren, inden het toelaa- ouwden ftaac, gebraght had. Maar haar'Hoogheit, achtende al't ander, ten der on- naa de geleeghenheit des tyds, niet buiten oorbaar, kon herren nocht tillen, nmfibc dat hy niet alleen't preeken, maar ook het oeffenenvan den Onroomfchen topntng, Q0dsdienft , binnen de veften , had toeeelaaten -y en begeerde , dat men linnen der net cene uecnts DLUte11 -> net ander gantfchelyk niet zouw gedooghen. De ttadt. Prins antwoordde, dat de oeffening van T>oop en Aavondimaal, neevens De Prins depreeke , voor en naa't verdragh met den aadel, in fiadtgefchiedt was^ lerant- enhy, niet aüeenlykniet boovenzynen laß gegaan, maar noch al defi off e des tvoordt zelven niet verbeezight had, en verfcheide punten , tot voordeel van V ucb. Roomfchgeloof, uitgewonnen. En, naadien hy haare Hoogheit zoo quaa~ lyk voldeed, bad haar, yemandt derwaarts tefchikken, daar zy beet er af ge- dient moght e zyn: 'T bleef'er nochtans by> en vielen de Nederduitichen en Waaien daatlyk aan 't timmeren van een kerk voor yeder taaie. Niet meer De Graaf danx, dan hier de Prins, beging de Graaf van Hoorn tot Doornik. Het ftond van Hoorn wonc}erly ken wildtin die ftadt, en't platte landt rondom. D'Onroomfchen m. , °f'. hadden't vaft al berooft, wat'er was van seeftelyke plaatïèn; deprochvkerk
vtk,bebaalt , , ... ,. & J . f ri;TT ook kleinen tot "e Preeke gebeezight; zes duizent mannen in t geweer y en den Heer
dank. vanMorbais, hunnen ooverfte byafweezen des Heeren van Montigny, 'm zulk een benaauwtheit, dat hy der Hartoghinne fchreef het Slot niet boo- Zjngroote ven vierentwintigh uuren te kunnen houden. De Graaf eevenwel, zich be- dienfi al- geevende, niet zonder lyfsgevaar, midden onder de waapenen, kreegh het, daar, met d'uiterfte moeite, zoowyd, dat ze die neederleiden, de gewijde plaat- fen afftonden, en entlyk bewillighden, buitenter preeke te gaan, in kerken aldaar te bouwen. 'T welk al niet baaten moght, oft men lafterde zyn bc- dryf, en maakte hem zoo onluftigh, dathy, klaaghendeby brieven daar oo- ver aan den Koning, voornam zich re vertrekken op zyn huisteWaardt* om liever zyn ruft te houden, dan yder, llaaficher wyze, en niemandt te pas te dienen. 'T verdragh , door hem , met d'Onroomfchen geraamt werd |
||||||||
noch*
|
||||||||
i
|
||||||||
DER NEDERLANDSCHE HISTORIER ti$
nochtans, mits eenighermaate verandert zynde, by haar' Hoogheit, toe- ifód,
o-eftaan ; en quam , uitgézeit het buitenpreeken , meelt al, met dat van D'Am- Antwerpen, oover een, Bynaa gelyke form van verding werd tot Gent en &eüße aan meer oorden, gemaakt: doende de Prins van Gavere, de beeldtltor- * , vaj* mers, door heel Vlaandre, ter itraffe, opdoeken. Een vanzyn'Raadshee- ^[^aak ren, Jan Kaazenbroodt, betrappende zeekere vergaadering der Onroóm- veej» m_ fchen, lloegh 'er twaalf af doodt, deed 'er tweeëntwintigh ophangen, en den, ge* ontrent dertigh geeiïelen, die van kerkplondering beticht werden. Debondt- night. o-enooten zelf pleeghden gelyke ernfthaftigheit, teeghens de geenen , die Zgmondi zy in handen kreeghen. DeLandtvooghdes, ter andere zy de, gelteurt om ßtafi mi de handeling tot Uitrecht, beval ze te niet te doen, Waarop, tot laiteder ertl' rt iladt, vyfhondert mannen belbldight werden, en de preeke, zoo wel ter poorten, als ter kerken, uitgedreeven. Min gold haar on thiet, totAmlter-^ zoo doen dam. Want hoewel, voor't verding met den aadel, nooit binnen de vry- cok^de heit der itede gepreekt was, zoo weygherden nochtans d'Onroomichen hun bondtgc» bedongen voordeel af te liaan, eer de Prins oover quaanij en ontzagh zich nonen, de Majeftraat een deur, tot oploop, te oopenen. Noch vielen'er daaghelyx De Fr ecké maar teveel' oorzaaken van aanftoot voor , en den zeilèntwintighiten van *? m Herfitmaandt, een', die op volle ruitbreuk uitquam, en aldus vertelt wort. $€^.eevens Gaande de Calviniichen zeekeren dooden van de hunnen > in de nieuwe ker- Dat Wli ke, begraaven, met zulk geley van maaghfchap , als door de wethouders t'Amßer« bepaalt was, zoo vervorderden zich etlyke vreemdelingen (gelyk der mee- dam niet nighte, te dien tyde, in iladt verkeerde} en anderen, teffens, in te drin- gelukt* gen. De wacht gefielt om zulx te verhoeden, geen hart daarteeghens heb- °Proer bende, /meet het geweer wegh, en vlood naa't itadhuis. Op deezen, als alciadr' een' tromflagh raakt daatlyk 't graauw op de been, en flreeft naa 't Minrebroe- dersklooiter toe, daar zy alles te ichande maakten, en de Monnikken uit- joeghen. LaurensjacobszoonReaal, een van de voorneemiteen yverighfte Calviniichen , zich (tellende teeghens 't opilaan der klooilerdeure, waar, van achteren, dooritooren geweeft , hadde een ander de ileek niet verzet. Meer Onroomichen met hem, en onder de zelve Clement en Frans Koornhart, Volkhartszoonen, queeten zich eerlyk, om de raazery te maa- tighen. Maar de wacht, voor eenighe daaghen , in 't klooiter geitelt, en gerucht van krysvoorraadt, die daar binnen zoude zyn, verdoofden deoo- ren van den drang. RoelofEgbertszoon enPieterJacobszoonKies, deden zooveel, dat zydemeefleen belle boeken op een erf daar ontrent, oover- worpen en berghden. Des anderen daaghs loopt het geipuis buiten , ten Chartroizen, en baart 'er 't zelve geweldt. Dies trekt de Schout 's daaghs daarnaa met eenighe fchuttersen lladswaakers derwaarts, veritroytdeplon- deraars, en neemt'er vier af mee. Ondertuiïèn Hond de iladt oover eindt, en dit gezight hem en der wet zoo zwaar voor, dat hy door haar bevel de ge- vangenen loopen liet, zich zelven in eens bakkers huis achter den ooven ver-* fleckende. Dat nu de gemeente het aldus op de graauwe Monnikken en Char- troizen gelaaden had, daar zy alle andere kloofters wel tot achtien toe, noch binnen der iladt, onbelchaadight lieten , iproot uit bezondere oorzaaken. Want in't klooiter derMinrebroederen, als een tweede iladthuis, werden alle zaaken , de vervolging der Onroomichen raakende , beraad tllaaght, jaa hun genoeghzaam de voorkeur der zeiïèndertighen opgedraaghen. * De Chartroizen waaren, om hun gallen en brallen, in 't ooghe, daar dikwyls die van de regeeringe, en, by den drank, heevighe woorden, omgingen. De gemoedcn , door't llaaken der gevangenen, yetwes bekoelt zynde ; wer- den de wethoudtrs, als zich bedraayt in't werk vindende, te raade hunne K 3 toe*
|
|||||
i
|
|||||
114 P. C. HOOFTS DERDE BOEK
ï f66, toevlucht te neementotde gemaghtighden's hoofs van Hollandt, Domini-
cus Boot, enReynier vander Duyn , die zich op dat pas in ftadt vonden. By hunne tufiènfpraak werd op den laatllen van Herfilmaandt, een nieuw verdragh getroffen , en den Calvinifchen de Minrebroederskerk en kerk- Verding, hof ingeruimt, die men van 't kloofter afzonderen zoude , zonder 't zelve waar by de nochtans van de Monniken te laaten bewoonen. De begraaffeniflen werden Minrebroe- aldaar , naa hunne wyze , toegelaaten, en in de andere kerken , naa de dm erk Roorniche , oft zonder eenighe pleghtigheit altoos. D'andere punten ver- mfchen ir' ^bilden luttel van die van Antwerpen. Men wil, dat op dit pas, t'Amfter- ge ruimt ^am geraadilaaght zy, oover 't zeinden van drie duizent Onroomfchc boe- wordt. ken, by twaalf Leeraars, naa Spanje, om den Koning daar zoo veel te doen te maaken, dat hem niet leedigh ftonde herwaarts te koomen , ende oover verbondt, aan te gaan met de Zwitfers , op dat zy zyn' reiz in de berghen iehortten. Deez', en gelyke ontftelteniflèn deeden de Staaten van Hollandt, föo lange aanftaan, bydeHartoghinne, om den Prins in zyn' Landtvoogh- dye te hebben, dat zy hem endtlyk;aanfchreef, hy zoude zich derwaarts ver- voeghen , en voor al trachten Amfterdam en Uitrecht', door zyn' ervaare wijsheit, in rufte te ftellen , met toezight, dat de dienft Gods en acht- baarheit des Koninx behouden bleeve. Maar zyne Doorlughtigheidt had ander onweeder in't hooft, en als zonderling eunjer om 't brouwen naar- der vyanden t'ontdekken , in handen gefchikt te kryghen twee afichrifteil Brieven van brieven , die, door Francifco Alava Ambaflädeur van Spanje inVrank- van Alava rijk, aan de Landtvooghefïè gericht waaren. Waar by't geen daerdeSpan- tn tucht jaarC iang me£ Zwanger gegaan had , en al de bommel van zynen toeleg gekoomen. u|t[)rajCi Want hy melde rondelyk , hoe fchoon de gekegenheit der Neder- landfche beroerten , den Koning quam , om door 't loozen van eenighen, en 't dwingen van anderen, tot een' onbepaalde heerfchappy te raaken, daar hy en zyn' voorzaaten zoo lange naa gewenfcht hadden. cDat men , uit vree ze van ergher , 't fchoon gelaat der drie Heeren ( te weeten Oranje, Egmondt en Hoorn ) met de zelve konftenaarye , bejeeghenen moefl ^ hun zeggende , en door uitgemaakte perfoonen , inprentende , hoe de Koning, van hunne dienft'en, erkende, dat de landen, nocht van vreemden ooverv al- len, nocht van inheemfchen uitgeplondertwaaren. Maar hy zoude, met wel graatighenyver, hen, die zy met recht voor deftookers der weederfpalt hield, als onwaardigh eenigher genaade, intydten wyle loon naa werken doen ont- fangen 5 en hadgezwooren de Nederlanders, oover 't verkorten niet alleen van zyn achtbaarheit, maar zelfs van den dienft Gods te ftraffen, dat 'er ganfeh Chriftendoom afwaaghen zoude, alwaar 't met gevaar van de reft zyner Ryken te verliezen. T)at men , met gelyke geveinftheit, de Heeren van Berghen en Montigny, om den tuin leidde -3 zulx zy niet zwoeren, dan by de gehoor zaamheit, die zy hunnen meefter fchuldigh waaren. Maar on- dertuffen had men zommighen van hun gezin zoo liftelyk beleezen, dat al- les, watzy ook in'theimelyk, uit-oft aanjloeghen, werd oovergedraaghen. Ende was het voorneemenhen daar te houden, eeven als den Heer van Ib er- mont (dit 's de Raadsheer Renardt) dien 't ook uit degijjing ging, van in kort f huiswaarts te keer en. Voorts dat haar voorflagh van heimelyk verft'andt, en'tverzeekerenderfterkeplaatfen, welgefmaakt had, in Spanje. 'Dat de Franfoizen nocht maght, nocht meening hadden, den Spanjaart te hülfe te koo- men, en in de vrouwe haar bekent (hier meede werd de Koninginne Moe- der in Vrankryk , gemeent ) nocht trouw , nocht grondt te vinden was. Meer andere dingen flelde hy naakt genoeghvoor, die't niet ambafladeur- lykwas, dan in alle vayligheit, te verkundfehappen j doende zynen mee- fter |
||||
DER NEDERLANDSCHE HISTORIEN. iiy
|
||||||||||||||
fier eenen ondienfr, die hem t'elken keer, voor de icheenen Ipringen moell. Op
|
lfóê.
|
|||||||||||||
deeze brieven verdaghvaardden zich onderling, den derden van Wynmaandt,
de Prinfen van Oranje, en Gavere, de Graaven van Hoorn, Hooghftraatej enNafïauLuidewyk, totDenremonde. Alwaar ook geleezen werd't geen naghvaari Montigny, aan zynen broeder, noopende's Koninx verbolghenheit, had der Heeren oovergefchreeven. Maar hoewel de geenen , die eenighzins den aardt van tot Denn* oppervorften verftonden •■> hieraan genoegh hadden , om zich aller hoope mn^ van verzoenlykheit t'ontflaan, zoo werd'er naavyf oft zes uuren ooverleg- |
||||||||||||||
rens.
|
niet anders beflooten, dan dat men, in bewysvanvolkoomegehoor-
|
|||||||||||||
zaamheit, en't ftilien der ontftelteniflèn , zouw voortsvaaren. Want Eg-
mondt beeter man om aan- dan om raadflaan , oft meetende naa de vrankheit van't zyne, het hart des Koninx; oft meer geneeghen, mits zyne kloek- moedigheit, tot hoop dan tot vreeze 3 oft benoodight by mangel van onder- houdt buiten's lands, al, enaallyk, den Koning aan te hangen, gelyk hy verklaarde j zocht den anderen alle zwaarigheit, uit den hoofde , en dit fchryven in den windt te liaan. Wie w iß, zeid'hy, oftAlavajuiflop's Ko- ninx borfl geleeghen had-, om de verborghenheit zyner inwendighe gedach- ten te beluifleren? dat het hof vruchtbaar was van aUerley klap, en luiden geneeghen om leughen te gelooven , die zy zelven gedicht hadden. Alzoo werd'er o-efcheiden , zich laatende echter d'andere Heeren vaftelyk voor- ftaan, dat Egmondt, tot zyn tweede bedenken koomende , 't gevaar wel bet begrypen zoude. De Graaf van Hoorn, blyvende by zyn opfèt van zich der zaaleen niet wyder tonderwinden, ging der Landtvooghdeffè aandienen, wat te Doornik was uitgerecht, en voorts naa zyn huis te Waardt Oranje, tot Antwerpen gekeert, en belaaden met die ftadt, haddegeirne, door haar' Hoogheit > den Heer van Breederoode, tot bewaarnis zyner plaatze , in Hollandt, zien maghtighen. Maar hem was in den weeghe, dat hy als een hooft onder de bondtgenooten uitilak, en zich richtende naa den Graaf van Kuilenburgh, de beelden, uit de kerken zyner heerlykyen, geworpen had. Ende nam zy mooghelyk immers zoo zeer ter harte, zeeker boexken, ajs- toen uitgekoomen, beweerende dat hy de wettighe erfgenaam van Hollandt zynde , door'tBorgoenfch geweldt enlhoodtheit, daar uitgebeeten bleef. Derhalven, om Antwerpen niet zonder hooft van goeden aanzien, telaa- ten, vond zy raadzaam, denPrinlè aldaar totSteedehouder tegeevenden Graaf van Hooghftraaten, zoo wel yveiïghRoomfch, als heiït toegedaan, Hoogh- en aangenaam zynde; met laft , om den voet, by Oranje genoomen , te firaaten volghen. Hooghftraaten floegh'tniet af, maar begeerdete weeten, ofthy wordtflee* daar mee beftaan moght 5 naadien de Prins had moeten hooren, dat de dienft ^houder Gods en des Koninx door hemverachtert was. Zy antwoordde, zulxzouw f™1*. men uit haaf brieven niet leezen $ maar wel, dat de preeke , en kerkelyke ^"'f mnm pleghtigheeden der Onroomfchen binnen diefiadt te ly den, teeghens den dienfi ' Gods en des Koninx, teeghens haar befluit, end'ooverkoomfl met den Aadelj* fireed: weshalven zy niet had können laat en, zyner Majefleit dat te vertoonen, metde'reedenen, daarop, doordenTrins, aangeweezen. cDenGraavefiond zyn befl te doen-, om onrtifi en voor der bederf te verhoeden. Waar op hy, ■ zonder meer weederipreekens , uit Mechele fcheidde , daar 't hem gelukt was de muitery , in haar geboorte , te fmooren. Naa zyn aankoomft tot Antwerpe , zond de Hartoghin derwaarts den Raadsheer Aflbnville, om wys te worden , wat aldaar, tot dat pas toe , omgegaan , en voor 't raad- zaamft te doen waare. De Prins, hem mondelings bericht hebbende, werd, om immers de maat van zynen plicht niet onvervult te laaten, daarenboo- ven, beweeght zeeker gefchrift in te 'ftellen, waarby hy zyn bedenken op |
||||||||||||||
l
|
||||||||||||||
ïi6 P.CHOOFTS DERDE BOEK
i<)66. den ganfchen ftaac des Lands, met dufHaane reeden ontfouwde. cDe zwad-
De Prins righeeden, waar in wy, door flrydend verfiandt, noopende den Godfdienft fielt zyn en de regeeringe, vervallen zyn, en(^by mijbruyk der ge enen-, die omhun- hei enken fien bezonderen welftandt, den gerne enen verby zien) fteeken blyven-, heb- vanfch n ^en mJ meentg^m^s verfchrikt , met den genaakenden ondergank van een ftaatdes volk, wiens lof, booven dat van alle volken-, door de getrouwheit fzynen lands,by Landsheeren-, uitmunt-, en aan't welk myn hart zich zoo zeere verknocht gefcbrift» voelt. Maar myn oordeel, oover een fiuk van zoo groot eenen naadruk, gereedt te hebben, docht my te hoogh geoor deelt van mynen ouderdoom en ervaar e - nis. Nu wordt) zoo jonk als oudt, door noodt en plight, gepreß, om den flrttykelenden flaatop't fpoedighft de handt te loop en bieden > en alles te hel- pen ft ter'en, tot zoo deughdelykeen eyndt, als Gods gloory, de voorfpoet en eer e des meeflers, neevens de verlichting der goede gemeente. Weshalven iklangerniet leedigh flaan kanvan'tmyne tot de zaak, en voor eerfi te zeg- gen , dat niemandt het gefchil, nieuwlinx gereezen onder ons in geloofs- punten, zoo zeer benieuwen moet. Hoe kond' het min, in een landt, niet alleen paaiende aan ge buur en > maar doorvlochten Qmits de noodtwendigheit der onderhandelinge ) met volken, zoo wydt verrukt in dit deel ? in een Landt, daar, ge duur ende de laatfle oorloghen, zoo te velde, als in de be- zettingen , d'oopenbaare preeke van 't aanftootelyk verfiandt is toegelaat en geweeft : gelyk men die jeeghenwoordelyk heeft moeten inwillighen ? Ver- fcheidenheit van Godfdienfi heeft, van den beginne der wereldt af-, aan meenigherley oord in zwang gegaan : ende waar veeleer vreemdt, dat zoo veele en zoo wydt verfpreide heerlykyen , als die van zyne Majefteit, in deezen-) eene lyn trokken. Zacht valt het, zich aan anderen te fpiegelen. By onzegebuuren kunnen wyfpeuren, datonsbeeter bekoomen zal, inyt eerfi de orde te ft ellen, die hun, door de gevoelykheit hunner ellenden, entlykop- gedronghen is : zoo't ons niet luft , met een onverantwoordelyk verzuim, Gods toorn enftrajfe te terghen. Mevrouw de Landtvooghdes heeft onlanx oorbaar verft aan, den toom der regeeringe, in'tfiuk van't geloove, te vie- ren : d'ervaarenheit haar werk voor goedt opgenoomen. T)e waapenen zyn geflaakt, het morren gemindert, en alle onrufi hadd'uit, zonder de verjfche geruchten van kry swerving. T>it is't geen, dat d' Algemeine $ dit, dat be- zonder e Staaten behoor en den Koningin t e fcherp en, om teneemendenwegh f onzer behoudenis leydende. 'Tgeweldt te werke fi ellen, waar vergif in de wonde wryven, 't vuur der heevigheeden opftooken , en 't volk tot in 't ge- beente verbitteren , dat beet er verzoet, bekoelt, en verzacht diende, tee- ghens de koomfte zyner Majefteit; op dat men zich alfdan, zonder gefteurt te worden van eenighe beroerte, tot het verhandelen van zoo hoogh en wigh- tigh een' ftojfe beleedighen moghte. 1)at men hier anders, dara met de lee- v enden leeven, oft een wereldt op zich zelf zoude weet en te fcheppen, is, by deezen tydt, te ydel een' inbeelding, aan eenen oordt, die de gerneenfchap der grenjgeweften , zonder achterdeel, niet ontbeer en kan , nocht onder- houden, zonder zich daar na te voeghen. Ende zoud' het ons, myns bedun- kens, beet er gelyken, eenpaarigheit van orde te houden , met het Kayzar- ryk, dan met eenigh ander. Weliswaar, dat het gefchieden moeft, zon- der'tgewijfe, oft d'acht baar heit des Koninx te quetfen. Maar 't konde niet, dan tot wafdoom van de welvaart des lands, en't Koninklyk aanzien,ge- dyen , zoo men een' algemeerw vergiffenis der voorgaande zaaken , te ver- werven- zaaghe , door tuffenfpreeken der Kaizarlyke Majefteit, en de zel- ve daar naa gedient waar e , met de e ze Landen, en't ganf che Ryk, onder een"gemeene form van bevredinge te begrypen. T)ochj indien wy geneeghen zijïh
|
|||||
t
|
|||||
DER NEDERLANDSCHE HISTORIEN. 117
zyn, zonder ander behulp 5 ons zelf te redden , zoo fchynt, dat 'er voor- \c($6,
neemelyk zeevenderley middel in bedenken komt. Naamelyk -, het pree- ken en oejfenen van den nieuwen Godsdienfl , by toedoen van dwang, te keeren. Allen Onroomfchen 't landt en hunne goederen f onbruik te maaken. Enkele vryheit, om zynsgeloofs, ongemoeyt te blyven, oft te mooghen ver- trekken , behoudens goeds. Eiken met het zyne, te laat en beworden, mits bindende oefening enpreeke aan zeekere plaats in ydergewefl. Ter keure van elkeftadt, Heere , oft E edelman die hooghe rechtfpraak hebben , te fei- len , oftzy vrye oejfening begeer en oft niet. T)Augsburghfche belydenis al- leen in te willighen , onder verzeekering van de Roomfchen in hun geheel te behoeden. Neevens de Roomfche, zoo wel de Calvinifche als dAugs- burghfche gezintheittoe te laaienat er tydt toe, datdeeze laatfie zich mogh- ten vereenighen. Men ooverweeghe nu welk, ons, van deeze middelenbefl zal te ft aade komen. Strengheit, altyds, heeft ge enen duur, nochte d'uit- heemjche foldaaten Q want deeze moeften 't doen ) ander wit, dan eighe baat-i uit ooverlaflder Landzaat en. O ok zal'tw aapenen alhier, den¥)uit- fchen in 't ooghe weezen , en hen, van de befcherming dergemeene Chri- ftenheit teeghens denTurk, afwenden. Ende waar met zoo zwaar een on- gemak niet anders te winnen , dan't bluffen , van 's Koninx gramfchap, 'tverluftighen van de benyders des Lands , neevens 't uitrooyen der oopen- baar e preeke. Want de heimelyke hebben in d'aller benaauwfte tyden , haa- ren gank gegaan. Noopende't bannen der luyden, en aanflaan der goederen, laat zich welzeggen, dat den onderdaanen niet toeftaat de wet des Lands- heer en te wraaken: maar deeze re ede wil in dengerne'enenmanniet', die lie- ver't leev en, dan de nooddruft des ze hen en zyn vader landt verlaat en zal. Waaromme, ziet ons daar weeder in de noodt van een oorhgh aan te van- gen , en meenighte van menfchen, voorneemelyk handwerxluiden, en met hun alle welvaart, ten lande uit te dry ven. cDe meefte bittikheit waar het inruimen der vryheit des gewiffen. Maar d'Onroomfchen , zynde, ter eene zyde, fchuw van d'oopenbaare , ter andere , verfteeken van hunne bezon- dere oeffening 5 zouden dm doende, by verloop van tydt, zich nocht met tjodt, nocht met Godfdienft bekreunen , ft ervende, zonder meer , dan 't onvernuftighe vee, voor hunne zielen, te zorghen. T)e Koning Q'tis ken- lyk) zalbeet er waanen, eenen hoek van 't landt te verliezen, dan vryheit vangelöovetoe te ft aan. Verfcheyde treflyke Vorften, zyn Raadt alhier, zoo wel als in Spanje, zullen hem daar inftyven: ten deel uit bezonder e inzigh- ten, ten deel, uit onkunde van 's Lands geleeghenheit. T>an, hoe is de fleevigheit, in deezen, zynen gebuuren vergaan ? die met onverwinnelyke fchaade, enfchrik van den ganfchen ftaat te zien ft ort en , geleert hebben > van twee quaade't minfte te kiezen , en liever den tydt wat toe te geeveny dan met het hooft teghens den muur te loop en: gemerkt een gevoelen, daar demenfch meent zyn' zaaligheit aan te hangen, hoe langer hoe dieper wor~> telt, infpyt van alle ge weidt. Maar hoe, zoo wy fchier oft morghen weeder in oorlogh raaken ? 'T roer kit 'er naa, by d'aangrenzende mooghentheeden. Waar zouw men zich wacht en ? werwaart zich keeren? als ballingen en uit- gew eekenen gejaaght van toght naa vader landt en goederen , geprikkelt van wraakzucht, met hunne kennis van alle 's lands geheimeniffen , den uit- heemfchen ten dienft zouden trekken? als 't binnelandfch mifnoeghen,gelyk bedwonge weedefwil'ftaagh op haar getyde gift, teffens quaam uit te berften ? als men den vyandt voor de borft, op de hakken, en in eyghen boezem had? Voorwaar om den wegh voorzoo groot e en maghtighe zwaarigheeden, op te delven, vertoont zich geen naader wegh 3 dan zeekereplaat f en, tot vrye oeffe* ninz
|
|||||
%
|
|||||
ii8 P. C. HOOFTS DERDE BOEK
1f66. ning van Godsdienfi uit te zonderen: oft aldengeenen^ die^ hooghe rechter aak
hebbende,, deeze vryheit begeer en, die te laatengeworden -y en de zelve te wee- ren ^ daar m'er niet meede gedient is. En de Koning konde d'Augsburghfche belydems, alleen, oft daar beneeven 't verflandt van Calvyn toelaaten, ondier de bepaalinge, daar hy oordeelde V Roomfchgeloof befl meede bewaart te wee- zen , en in voeghe, dat degeeftelykheit > in haareperfbonen, kerken en goeder en, onverkort bleeve. Men roept wel dat dit een bezwaarlyk werk voor 'tgewijfe zouw vallen , maar hoe veel bezwaarlyker waar' het, vooreen vroom ge- moe dt , den welflandt van dus waard een vader landt te verreukeloozen-, de poort aan alle gruwelen te oopenen-> en't bloedt als beeken te doenvloeyen* zonder eenighe zeekerheit van de gewenfle uitkoomft ? Wat inwendigh wroeghen doch kan hem grootelyx ontft ellen ^ die deezen wegh niet ingaat, dan om een arger te fc huw en , en met der tydt, alles te rechte te helpen? Want geen ander raadt fchiet 'er oover , om de luiden tot beken hunner dwaalinge te brengen , dan 't wel leeven, en leeren der geenen, die daar toe gehouden zyn. In deezer wyze , niet dóór dommekraft -> heeft men de vernaamfte ketteryen der weereldt uitgerooyt, en moeten alle gezintheeden verft erven, die uit Gode niet zyn. Zoo doende zal zyne Majefteit de gloory der goedertierenheit doen uitdyghen , waarmede zy al haar leeven tot noch toe verfiert heeft. - Zoo doende zal zy winnen lof zonder gelyk , en de har- ten haar er onderdaanere orn> meer dan ooit , ontzien en gehoorzaamt te worden.. En zoo zy verftaat hierinne anders te handelen, zullen voor Godt en de weereldt ontlaft zyn , de geenen , die naaktelyk verklaart en aange- weezen hebben, 't geen zy, in goeden gewijfe, verft onden te behoor en. Al dit der Hartoghinne vertoont zynde , werd van haar ten breedtfte oover- gebrieft aan den Koning. De Prins, hebbende allen byftandt doen beloo- ven , aan den Graave van Hooghftraaten, bedankt zynde voor den zynen, Be Prins door den breeden Raadt en de taaien der koopluyden, vergaadert t/zynen reyfi naa verzoeke , begaf zich, den twaalfden van Wynmaandt, op reize. Korts UQÜandu daarnaa, werddeMajeftraatverwittight, dat'erweeder yet ïmeuldej heb- bende't graauw voor, zich meefter van den tooren der groote kerke te maa- ken , om met de klok, waapen te kleppen, en, uit der hooghte 't Raad- huis tebeheeren. Dies verfterkt men de toorenwacht, fchikt roers, kruydt, en loodt naa booven , met een deel fleene klooten, om ze van de trappen te rollen, teeghens de geenen, die pooghen moghten opwaarts te klimmen. Nieuw 'T welk onder den man gekoomen zynde j begint het volk , den zeeven- muiten tienden 's naamiddaghs, op het kerkhof, t'zaamen te rotten -, wil in de kerk, ï Antwer- en weeteil) waar toe die voorraadt daar befielt. Tweemaals verftrooytzyn- *w" de door 't ontzigh van den Graave en de Wethouders , neemen zy , des aavonds, naa't afgaan der daghwaght, hunnen flagh waar, en een'brandt-
ladder van 't kerkhof, daar zy de deur mee oopenliepen, vallende voorts aan 't vernielen van de nieuwe beelden en altaaren. Maar Hooghftraaten daatlyk op , met den Markgraave, zommighen van der wet, en de ftads foldaaten; ïlaat 'er onder; quetft eenighen -, grypt anderen by den hals. De Dat wort reft (lak op der loop. 'S nachts daaraan vorderde men de gevangenen ter icher- vanuoogh- pe vraaghe > en lichtte, van den bedde, op hun melden, eenen E edelman, ßraaten 0ß- zjcn jaar voor uitgeevende, Berghemondt genoemt, oft, naa't zeggen s^ff van anc^eren' Barlemont van baftaardyej die, ook gepynight en zich met- m Jj M' pleghtigh bekent hebbende , voorts, met vijf anderen, ver weezen, en des ptnyte- anderen daaghs opgeknoopt werd. Geerne verftond de Hartoghin deeze ty- veerdars. ding, en beval dit fpoor te volghen. De Calvinifchen, begaan zynde om zich van de opfpraak en haatlykheit der kerkfehenderye, die om beloften noclit eeden
|
|||||
4
|
|||||
DER NEDËRLANDSCHE HISTORIEN. ïi9
ëeden naaghelaaten werd, te zuyveren, fielden te dien eynde, denGraa- x$66. ve van Hooghftraaten , in handen , een fmeekfchrift aan den Koning ge- smeck~ richt, waarin zy zich voorts pynden zyner Majefteit in te fcherpen , dat fchrift de* men den men f che , niethet geloof\ als vanGode koomende^ maar wel een' Calvim- g-eveynflheit opdwingen kon , die , order 't momaanzight van zich naa de fi^en,dis heerßch ende kerk te vlyen, licht elyk een walghe van allen Gods dienfi ent oo- m Kof meloosheit vangewiffe uitbroedde. Zy wecken^ zeydenze , nochuvan den t-jj t**f grondt der heilighe. Schrift ■> nocht van de twaalf punten des geloof s> nocht mn „ou^ van'tverflandt der oudfieConfilien-, en zoo men eennieuw, uit de ganfche hïedm Chriflenheit■> oft uit de gebuurvolken, als T)uitfla?idt, Vrankryk^ en En-voorde ge landt •> befchreeve ■> waarenbereydt zich daar aan f onderwerpen. Midier- vryheit des wylebaaden, om devryhett van gemoedt , en oejfening van Godfdienß, by gemiïen" veele Vorflen toegelaat en > wilden alle laßen van tollen en fchat'tingen draa- ghen , en boovendien , deeze genaade , met een fchenkaadje van dertigh hondert duizendt gulden, erkennen. Maar konfr. is het aan een fchalk oogh * yets te pas te maaken. Ondank, in plaats van gunft, begink men met dit bodt > als luchtende naa venneerelheit, en toeleg om uitheemfche Heeren, door zoohoogheenopgeevenvanrykdoom, t'zyner byftandtj in't landt te troo- nen. De Prins in Hollandt gekoomen , beichreef de Staaten tot Schoon- 's Prwfitï hooven, beval hun het füllen der beroerten, zoo hoogh, als zy 's Koninx b**Mi"s tooren duchtende waaren, en kreegh tot affcheidt, dat zy dit ftuk > met alle ln Hoümd° ernft zouden behertighen. Hy fchreef en fchikte, meermaals, tevergeefs, op Amfterdani , om den Calviniflchen te doen verftaan , dat met het in- houden der Minrebroederen kerke , niet dan te meer ongenaade, by den Koning, te winnen was, die in der eeuwigheit, daar toe niet zoude bewil- lighen. Eeven luttel bedeegh zyn' naarftigheit t'Uitrecht. Daar klaaghden de wethouders, dat hun de Onroomfchcn, op nieuw, een' van de kerken zochten af te driciïchen, die de geeftelykheit, tot haar groot bezwaar, moeit doen bewaakenj en derhaiven noodigh was, meer krysvolx, tot 's Koninx kofte , te hebben. Hy noodighde de treflykrten der fiadt, op't Slot Vree- Zyn bende deburgh ten banket, en trooflte hen metzyn' benderuiterenj die5 reeds ont- wtèrm booden, binnen weenigh daaghen daar quam: hoewel zy zeiden, 's winters, ^T om de diepte der weeghen, beeter met lichte paarden, gedient te zyn. En nen, l" ontworpen hebbende een' forme van verdragh , die in 't voorneemelykfte ve'rdraïh metd'Antwerpfcheoovereenitemde, uitgezeit, dat hier de preeke binnen aldaar dooi verbooden werd, pooghd' hy, met veele reedenen, partyen daertoe te be- den prins weeghen. Maar de Staaten, 't hof, en de Regeerders der fladt, hadden zich getaamt: zoo ongezeggelyk, dat hy daar fchriftelyk befcheidt afnam, verklaarende maar ty zich daarmeede, by den Koning en de Landtvooghdes, te zullen ontlchul- d^nrlae^ dighen van alle onheil, dat, uit hunne weigering, fpruiten moghte. D'On- a^aa" roornfehen, ipellende eenighe gunite t' hunwaarts uit deeze zyne gemaatight- heit, verrloutten zich, buiten de poort van S. Catharine, in 't veldt te ver- zaamen, zonder naa eenigM verbodt te luifïeren, tot dat de Slotvooghdt hen, De Vmu\ door'tlofienvan'tgrof gefchut, deed fcheiden. De beraamde punten zond' Vfn f v7~ hy aan de Har toghinne 5 en deed ze, by haar goeddifnken, in maxel van Plak- flrmvan kaat, op zynen naam, als Landtvooghdt van dat geweit, verkondighen. By gebodt, ver- Scheeveringe, een zeedorp ontrent den Haagh, werd, den vyftienden van kundïghü Slaghtraaandt, doorjongeneel cen' vifïchcr, gevangen een vreemde vifchj Zeldlaa» en twee daaghen daarna een: defgelyk, byKatwyk. Hy had een' krommen, ^/# M zwarten en harden bek , haaringfcherwyze , en zes lange fhebhen , bezet Hollandtj met ronde napkens, van 't maxel der geene, die van de Geuzen, zoomen^1W;|fÄ' benoemde , aan dm\ hoedt gedraghen werden. D'onweetenheit des volx/ |
|||||
i
|
|||||
i2o P. C. HOOFTS DERDE BOEK
ifóö. geneeghen, zonderling in verdachte tyden , al, wat ongewoon is, voor
wonder te houden , wilde enkel dat hy eenighe verborghe toekoomfr. van zaaken beteekende. Maar Adriaan Koeneszoon en een oudt zeeman van 't voorzeide Scheeveringe , in zeeker uitgegeven boek van de wonderbaare vifïchen, noemd'hem een'Poellompe, engetuighde, in't jaar duyzent vyf hondertzeilenveertigh eenen van de zelve gedaante, voor twee ftuivers, ge- kocht tQ hebben, daar men hem zeeven gulden voor betaalden, om 't ge- win, dat van 't bekyk verwacht werd. Waarmeede hy de bediedenis dcr Hoe 't in fnebben wraakte. In Heenegouw en tot Valenchien, mits het afweezen des HenegoMv, Markgraaven van Berglien , flond het bewindt aan den Heere van Noir- en tot Va- carmes. Deez, den Biilchop van Kaamerik aankleevende, en d'Onroom- lenc ten, fc\-ien £CY voorfchreeve itadt, die vericheide kerken bemaghtight hadden, ' r konden eikanderen zoo quaalyk verftaan, dat hy der Hartoghinne fchreef> daar waare niet goeds, danby weeghe van daatlykheit, te verrichten. Ter- wyl de ftaat der Nederlandfche zaaken , aldus gefchudt, ten val ïpoeide, De Koning viel Koning Philips, in 't bos van S ego via te bed, aan een' koorts, enkreegh ü ki^»k.y daar op, zoo leid een tyding. Niettemin, gebooren, en, door oefFening, cnkrjght afgeredit, om zyn' hartftoghten en innerlyke beroerniflèn , met een on- daatop de werwrj{cte fïaatigheit, te beheinen , toond' hy eenen f chyn van groote ge- maann uit l^a-tenheits iiikroppendezynenhaat tegens'de geenen, die, niet kunnende Neder- verilaan, dat onze wonden met brandt oft bytende zalve te heelen waaren, landt. dus lange noch, het uiterfte bederf, door de gevoeghlykfte middelen, met allevlyt, terug hielden. En hy5 die, hoe fchuwer van de werklykheit des uitvoerens, zoo veel te meer voor bedryvende binnen 's kaamers, en man van raadt wilde geacht weezen, vervolghde, f zonder zich zelven oft zyn* ziekte aan te zien ) in de gewoonlyke beezigheit, van alle brieven uitNeder- landt te leezen, en dikwils met zyn inzight daarop geteekent, den Raads- heerentebehandighen. Daarnaa vorderde hyze weeder, met hun gevoelen * ooverwoeghze op nieuw5 vormende, fbmtyds by zich zelven, fomtyds in hun by weezen, zynbeiluit. Maar, koomende daar de knoop der ftofFelagh, beval hy den Raadt, dezelve t'ontpluizen: daar't weeder op een betighten der Nederlandfche beeren en aadels ging, die men met d'Onroomfchen en 't graauw , voor vier fchaakels van een' ketting ichold. En tot bewys van Ve handel zoo zwaar een' belading, aanveirdde men, voor volle getuighenis , woor- êer Heeren den in den winde geworpen , en opgenoomen zonder eenighen ichyn van mifduj/dt wettigheit, uit den mondt van de geenen, die men zelf voor d'allérihood- in den ßen wraafcte5 te weeten de bceldtilormers 3 eenighen der welke zich hadden s^aanjcicn \2attn verluiden, dat hun werk de wil der Heeren was. Waar neevens ech- ter opgehaalt werd, dat de bondtgenooten, zynde hunne vrienden , maa- ghen, en dienaars, met de Grooten in een verflandt Honden. Ook braght men onlanx daarna voor den dagh zeeker fchrift, meldende hoe de Heeren den Aadel belooft hadden, alles te doen, om tot een vergaadering der Alge- meine Staaten te koomenj met gelyke zaaken, die zy rondelyk ontkenden. Om den Prinfe de fchuldt van 't kerkplonderen t'Antwerpen te doen draa- ghen, was genoegh, zyn vertrek van daar, rechts eerde moedwil aanging. Meer andere reedenen van gelyken flot: als dat men de vryheit van geloove doorgedrongen -3 en de Landpvooghdes, by mangel van ander' uitkoomft, zich, tot een befchryving der Staaten verplicht had: naa welke twee punten, van eer ft afi gedongen was. 'Daarenbooven had men V bevel zyner Majefteit in- andere , zelfs no op ende Y bet aaien der jaargeld trekkende Vor ft en eyiHoorh- duitfehe hopluiden, niet achtervolght, waarin voorzien diende. Niettemin, daty onder zoo veele quaaden> eengoedtgevonden werd: naamelykdat zytf Maß-
|
|||||
<
|
|||||
DER NEDERLANDSCHE HISTORIEN. in
Majefteit nerghens in bewillight had, nochte dienvolghens gehouden was* j c<$$f
Van de dienften des Prinfen , des Graavenvan Egrrrondt, des Arnmiraals, geen tyding altoos. Van 't troolten der LandtvooghdefTe, in haar' meefte verfleeghenheit, en 't afftemmen haarder vlucht uit Bruflèl, met welken raad, hunne eighe vyanden bekennen moeiten, dat zy 't Landt behouden hadden s een woordt niet. Belangende nu het richten der zwaarigheeden werd gezeidt, dat heteer ft e, tweedeen derde middel, was de jeeghenwoor- digheit des Koninx $ aangezien datgeene zaaken van weederfpannigheit zich wel afhandelen lieten, zonder den Landsheer by der handt te hebben. En indien men daarteeghens wilde flaande houden , dat zyner CMajefteit on* mooghefyk viel, voor den winter reysreedt te weezen , zoo moefl men dan ook onmooghelyk achten 'tgemeene beft en den Codsdienfl te behoeden. 'T welk licht om doen voordeezen, alsnuniet, dan met groot en ar beidt, enbyjpoe- dighe ooverkoomft zyner Majefteit in Neder landt, gefchieden kon : gemerkt de Hartoghin , in haar' laaifte brieven verklaarde , geen langer onderflut- ten aan den ft aat te zien, dan Wynmaandtuit. 'De benden van ordening, de <Duiifchewaartgelders kondenter yl ojj de been zyn; en zoo31de noodt vers- eif cht e , meer volx geworven worden. Maar veel toeruflens voorshands, kon 't vo or deel der v e ir digheit niet ojjweeghen. Men voeghd 'er by, dat een' zaak Gods, als deeze, niet enkslyknaa menfchen oordeel, te beleiden ftond; maar met een vertrouw en , dat 'er Godi de handt aan houden, en de goede mee- ?iing, teeghens fchyn, zoude zeeghenen. Men moefl gedenken, hoe Kaizar Kar el, om'tmuiten e ener ftadtvan Gendt, wel, op genaade zyner vyanden 9 door Vrankrykget ooghen was: hoe de Koning zelf, in't berichtfchrift des Graa* ven van Egmondt, had doen ft ellen, dat hem niet verdrieten zoude, hondert duizentmaals, zoo 't gefchieden konde, het Ie even te verliezen, om den Gods~ dienflin zyngeheel te houden. Deeze reedenen wonnen uit, dat meneen- drachteïyk riemde, 't naafte waar in 's Koninx reize te arbeiden: doch dienden de brieven der Hartoghinne, onder wy Ie beantwoordt. Ende vond men raad- ?*flättvf* zaamft in de e zen, dat de Koning ? den handel met de Eedelen, en ketters onge- m a~ roert Hete j dien 't oorbaar waar, nochte te beveftighen, nocht omme tèftooten* uit vreez van nieuwe beroerten. T>e daghvaart der Algemeine Staaten, moght zyn' Majefteit zonder belaft ing haars gemoeds , niet inruimen. Haar ge* bodt van 't vernoeghen der Tiuitfche vorften en hopluiden , ftond ook met een, aan deLandtvooghdefTe te ververfchen. Philips, verftaande, 'm 't be- gin van Wynmaandt dit raadflot, vergeleek zyn gevoelen daarmee, in al- le deelen. Zyn gemaalinne was, op den twaalfden van Herfftmaandt te voo- 'T^kM. ren, geleeghenvan haar' eerlte dochter5 de welke oft naa de moeder, oft K0n'n£ naa die hooghachtbaare Koningin van Cafcilje, gedoopt werd Ilabella. jrTn' Men voeghd 'er by den naam Clara , om dat zy , op den dagh van die c{ara Etl„ Santin, ter wereld quamj enEugenia, ten aanzien (^zoo'tichynt) dat zy, g€n\A ^m* geiprooten uit de twee doorluchtighfte huizen derChriitenheit, te weeten dochter ge« Ooftenryk en Vrankryk , wel voor de eedelfte Vorftinne van den aard- booren* boodem geacht moght worden. Zommighen, nochtans, houden haarEu- genia geheeten te weezen, om dat de Koning, ten daagheals hy het zwan- ger gaan zyner Gemaalinne eerfl vernam, het lichaam van Sant Eugenius, BuTchop van Tolede, en martelaar, oövergebraght uit Vrankryk, op zyn ïchouders gedraaghen had. Op deeze geleeghenheit, als oft hydaarnaa ge- wacht hadde, nam hy het affhyden van langer uitftel zyner reize* en beval twee Scbrpen brieven, aan de Landtvooghdefïè, t'ontwerpen. D'eene, om oopenbaarlyk des Koninx getoont te mooghen worden, hield in , dat hy , ter zelveftonde, vertrok aatitie uit het bos van Segovia, om naa Madril te gaan, en te bevorderen 't geen mJ~d(r L tot
|
|||||
l
|
|||||
P. C. HOOFTS DERDE BOEK
|
|||||||||||||||||||
t%%
|
|||||||||||||||||||
i j66. tot den wegh van noode was. Dat zyngewiffe hem echter verbood, naa 't ver-
zaamen der Staaten tffiuifteren, mits het gevaar Jt welk de Godsdienft, daar by liep, zonderling inzyn af weezen. Dat dervaarenheit uitwees, hoe een' onor- de beet er in 't eerfl te beletten, dan in 't endt te loozen is. Maar, om meerder ongemak en arghemis te verhoeden, docht hem als noch de beflewyze, daadt- lykheit metdaadtlykheitte fluiten: waar toe hy zich ft erk maakte, datzich, metgoedenyver, zouden laat en gebruyken zoo veele treßyke perfoonaadjen, en andere,geneeghen om Godt en't gemeene befte te dienen. In den tweeden, dien men verhoolen zouw houden, zeid hy, dat, aangaande de daghvaart der Staaten, zyn' meening was, 't geen hy in den oopenbaaren had verklaart. "Doch indien'tgeweldt ende noodt, gelyk zyfchreef, d'ooverhandt hadden, zoo moeft men 't Gode, en zyner voorzienigheit opgeeven : behoudends dat men, in die vergaadering, niet het alderminfte de ede, metfchyn van, eenigher maat e, by hem ingewiüight oft toegeftaan te weezen. Vaft ter zelve tydt, |
|||||||||||||||||||
Kai&ar
Maximi- lïaan ant- |
quam in Spanje antwoordt van Kaizar Maximiliaan, dat met minlyke oo-
verboodigheit van vruntfchap, en broederlyken byftandt, nochtans luiden- de was, hoe hy'tftukrypelyk ingezien, zeer fteekeligh en vol aanftoots vond: |
||||||||||||||||||
woon op de gemerkt de cDuitfche vorften veel al, verknocht door maaghfchap , aan
brieven van etlyke vajfaaien des Koninx, ook 't punt van den Godsdienft ter harte nee- den Koning men^e 5 z'tc{d de zaak aantrekken , en f hunner hulp moghten opmaaken, vntjangen. fpraar^oor ? men 9 me^ onderzaaten en ttïtheemfchen teffens op den hals^ zich bedraayt zoude vinden , in een oorlogh , immers zoo heftelyk te voe- ren , by een vertwyfelde weederparthy voor haare behoudenis , als voor geloof en He erfchappy, by den Koning ; die veel te waaghen, enweenigh te winnen had. PFant zelfs de zeeghe, die eevenwel onzeeker was, en niet juift alty ds gewoon't rechtvaar dighfte vonnis te vellen, kon min niet, dan bitter, bloedigh, entot bederf des lands, endoodtlyke droeffenü zyner Ma- jefteit uitvallen. Weshalven hy alles zorghelyk en ontydigh achtte , buiten den wegh dergevoeghlykheit. En zoo men dien verftondin te gaan, wilde zich, tot middelaar, tuffen den Koning en zyne vajf aaien, laatenbeezighen. Ook Hyfchryft fchreef hy , deezen aangaande , der Landtvooghdeflè, met bygevoeghde ook aan de brieven, aan dePrinfèn van Oranje enGaavere, deGraavenvanHoornen landt* Mansveldt: doch ftelde't ooverleeveren der zelve, aan haare befcheidenheit vooghdes en aan't goeddunken des Koninx. Wat'er aan alle oorden van Nederlandt en e ^^* omging, werd den Koning, t'elken maale, door veele Heeren aangedient. Hy antwoordde met groote minlykheit, hun bedankende voor den bewee- zen plicht, en hun gewilligheit infpreekende, tot volharden: fchreef ook op den zelven zin, aan verfcheide fteeden, Staaten, Eedelluiden, en met zyn' eignen' handt, aan Viglius, dien hy bad, in zynen getrouwen dienft, niet- teeghenftaande de laftigheit van zynen hooghen ouderdoom, voort te gaan. In deezen oeft van brieven , ontfingen'er Oranje enEgmondt, dieoover't misduiden zyner handeling , aan zyn' Majelteit en zommighe Spaanfche Heeren geklaaght had , elk eenen , van zeekeren Spaanfchen Raadsheer, ( zommighen willen dat het Tirhacq was ) die op dit verftandt uitquaa- Schryven men. Dat, om der tongeen't ooghevan arghewaan t'ontwyken, geenvey- un Spanje ligheruitvlucht was, danbewys van werken, envaardighe gevolghzaani- aan Oran- heit. Dat de kunde van 't uiterlyk befluit des Landsheeren den onder- de en Eg- ^aan verplichtte , om'tzelve, van goeden harte Qalwaar men fchoon in't |
|||||||||||||||||||
mondt»
|
|||||||||||||||||||
raadßaan van ander verftandt geweeft) uit te voeren -3 zonder wyzer te wil-
lenfchynen dan zyn meefter, oft recht van maatfehappy aan 't hooghfte bewindl te reekenen. Dat ook, naar 'tgemeenegevoelen, 't verloop der zaaken, weite keer en geweeft waar,en als noch te helpen,oft immers, tot 's Koninx koomfte toe-i te
|
|||||||||||||||||||
<
|
|||||||||||||||||||
DER NEDERLANDSCHE HISTORIEN. 123
tefluiten, indien zy twee-, oft maar een van hun beide, zich daarteeghens i$66>
met een gezight verzet hadden, oft noch verzettenwilden. Ende had dee- zeman den ïpyker op't hooft geilaaghen, by de geenen, die, bindende de oppervorflen, aan eedt, handtveften, nochtbillykheit, niettefhoodtzyn, om zich tot verrichters hunner toomelooze zinJykheeden , als blinde beuls te laaten beezighen: al alleens oft de goedertierenïte der Kaizeren, Traja- nus, te vergeefs, zynen ileedehouder teffens't fwaart in der handt, en be- vel gegeeven hadde, om 't zelve teeghens hem te keeren, zoo hy zyn' moo- ^henheit misbruikte. Noopende de brieven van Maximiliaan, famt eeni- ghe van de Landtvooghdes, dringende op 't ooverkoomen zyner Majefleit, en meldende onder ander, 't misnoeghen van Oranje en Hoorn > neevens de zaamening tot Denremonde, hoewel zy achter 't geheim der handelin- geniet had können raaken, werd in den Spaanfchen Raadt gezeit* dat den Watopde Koning niet paffen wilde , 't geen tuffen hem ejt zyne v aft aaien uitftond, brieven des aanyemant te verblyven: vooral, niet-, in zaaken raakende 't heilighge- Kaizarsen loof en zyne gehoor zaamheit, die men by'weeghe van recht e, handthaaven, der Landt- niet door flaaumoedigheit verwaarloozen moefi. Wel had mende meenighte vooj e"e en de verdooldengenaadelyk te handelen, om de vroomen te trekken; maar de Svaanrc\jm muitmeefters dienden geftraft, om de b00zen te verbaazen. 'Doch, ifidien Raa(jt „e. eenighen der zelve tot beken hunner fchuldt quaamen, moghte zyn Majefleit ^eit werd* naa'tvoorfpreeken desKaizars luifleren. Wiensfchry ven, niettemin, meefl tzaamen hangende van de reedenen der Heeren, mijfchiendoor hun bedryfte weeghe ge'braght was, by toedoen des Hartoghen van Saxe, die oom ooverde gemaalinne des Griffen van Oranje, en wonder weite hoove, flond. cDie ook de gangen der Heer en nyverlyknaafpeur de, zouw klaar lyk ontdekken, hoezy by allerley manieren-, zochten te koomen tot hun voorneemen^ naamelyk de vryheit van Godsdienfl, ten minfle binnen 's huis, 't waar e met gemoede ofte ongemoede , veinzen oft ontveinfen , lift oft geweldt: zulxdatzy , heb- bende eerfi den Godsdienfl heel in 't war laaten loopen, zich alsnupynden 'tzel- veeenighzinste'redden, tendeeleom devoorzeide vryheit te veflighen, ten deele om den fchyn van goede plightp leeging. En hierop was 't aangezien ge- weeft, als Bgmondt verzocht, dat zyner Majefleitgeliefde, meteenighge- bodtproef van zyn' dienftvaardigheit te neemen: meinende zy, dus doende, den Koning, door bewys van eenighe onderdaanigheit tot vergeetelheitder voor- gange misdaaden te verplichten , en alzoo quanfais ge zuivert, bet in hun kracht te raaken, om alles te doen ft aan, daar zy't binden wilden, 'T welk geenszins te dulden viel. Belangende de reize zyner Majefleitj men had het Hoe men '* daar voor te houden, dat zy ge zint was haar laat ft e landt liever by den Gods- aar "°°' dienft op te zetten, dan daarin'tminfte de handt af te trekken $ eninperfoon -$ • J naa Neer landt gaan zouw. Want niemandt anders, hoe groot ook, kondege- veraon&, hoor zaamheit by de Hooghduitfchen vinden,oft den haat der ingezeetenen ont- gaan. Behalven dat'er'topftaan van een' weederparty te verwachten was, die, zich van gelyke voor dienaareffe des Koninx uitgeevende, den luifter der andere, metdeezen naam v erdoov en zoude. Waar door de zaakefi zyner Ma- jefleit gr ootelyx ten achtere, en 't landt te gronde gaan moeft. En dit aldus vaft gefielt zynde, flond (zeide men mi) voorts t'ooverweeghen, dat's Konings ooverkoomfl, met zyn enkel hofgezin , oftweinigh meer f leep s , d'inwoon- ders wel minft drukken zoude -y maar , ten aanzien van de gefialte der Men vindt tyden , ongeraaden fcheen zich derwaarts te begeeven , zonder rug van fJn 00ver' eenighgetal, zo o Duit fch als ander krysvolks. Wa?it zyn Majefleit had ver- ^onf fcheiden' oorden, den Roomfchengeloove quaalyk toegeneeghen, door oft verby \ryiVl[u te trekken, en daarom weite letten op de veiligheit van haaren perfoon, ongeraa- L 2 Hier den.
|
||||
124 P.' C. HOOFTS DERDE BOEK
i f65. ü/z^r beneffens kond het gebeuren-, dat de weederfpannighen, van dreighen,
ƒ <?£ ^0^72, £7Z de w aap enen den Koning wel te paffe, quaamen. Ook moght men ze niet miffen, om in vryheit met de Heeren en Raaden, op de orde der dingen, te handelen'y zonder te vaaren, als de Landtvooghdes, die in'teen, en in't ander, zich aüegangs benart gevonden had. Jaa daar behoorde niet alleen maatelyke maght toe, maareen heir bequaam om d'oproerighen, op een bot> verbluft en gedweegh, oft, zoo zy weer booden , eenen korten krygh te maa- ken. Maar gemerkt de Staaten van Caflilie, teeghens den eerflen van IVinter- maandt befchreeven waar en, kon dereizequaalyk voor'tfcheiden der zelve, oft eer dan in Sprokkelmaandt, vallen. Deeze reedenen , fchoeyende zoo wel op de fchorheit van den aardt des Koninx , droeghen wegh , dat hy der Hartoghinne deed aanfchryven , zy hadde 's Kaizars brieven , hou- dende aan Oranje , Egmondt, Hoorn en Mansveldt onbefielt te laaten. Hyfcbryft 'D? reize dacht hy voor't uitgaan van Sprokkelmaandt aanteneemen^ hoe- in sproks wel teeghens dank zyner geleeghenheit en enkel op het aankloppen der Neder- kelmaandt landfche zwaarigheeden. En, zoo de zaaken zichten befie fc hikten, wild' naaflkoo- foy ver zorghen, dat zyn onderzaaten met geen, oft immers weenigh krys- mende op volx bezwaart wierden. InNederlandtnu, gelyk de geweldenaaryen, ge- Iviiïen 6 P^eeSnt aan ^e gewyde plaarien , de Hartoghin wel tot inwillighing van (laan. 'c verzoek der Eedelen gedreeven hadden ; alzoo zagh men , daardoor , Be spaan- ook de gemoeden der Roomsgezinden , die te vooren, noopende 't wee- fche party, derftaan der Inquifitie en Spaanfche heersheit, met d'Onroomfchen eens door't waaren, grootelyx verwydert. Want wat kond' het hun lüften, met dee- beeldtflor- 2ej tot Weernis der uitheemfche flaavernye aan te fpannen, als zy van hun wen 9 ge- e|ghe landsluiden een onverdraaghlykér juk , en 't uitrooyen van hunnen ferkt. Godsdienft ten gronde toe, te verwachten hadden? Degrootenentreflyk- ften derRidderfchap, als verhaalt is, pooghden wel, met wraak ooverde beeldtftorrners, deeze arghernis wegh te neemen j maar den dank, dien zy, daar meede, by de Roomfchen behaalden, verlooren ze by 't graauw, 't welk ten deel metdedaadt befmet, ten deel blindt van y ver, dom van zin, enon- verzettelyk, niet weeten wilde, dat'er yet aan verbeurt was. Dies veelen der bondtgenooten , verfufFendeop de verwartheit van't werk , en liever hebbende, gereede gunft voor zich zelve te begaan, dan op een gemeen heil te hoopen, dat on wis en wildt te zoeken was, begoften, naa de uitbiedin gen der Landtvooghdeflè te luifteren -, die de kans aan 't keeren ziende, haaren flagh waar nam, om, in't lidtdeezer geleeghenheit, een'voorneemlyke flip Scheuring van 't verwantfchap te fcheuren. Hier in holp haar niet weynigh , dat de der Bondt- meefte Eedel-en oorloghsluiden opEgmondt zaaghen , die, verfchillende genooten, -m geyoejen met Oranje, het duyken voor'tuitftaan van 'tonweeder, ver- koorenhad. Dit dan haar aldus gelukt zynde, en de voet in den beughei ge- kreeghen, voer zy voort tot lichten van krysvolk, en zette zich in de zaadel. Be tandt- D'Onroomfchen ontbloot van deeze borftweer , en ten doel hunner vyan- voBgi es <jen ge^e}tj zaaghen voorshands niet naaders dan deDuitfche vorften met en raak ^rieven en beeden aan te gaan, om, door hunne voorfpraak by den Koning, 'ir koven eenighe draghlyke voorwaarde van veiligheit, en vryheit van gewifïè, te ver- cp. werven. Een' arme hoope, en, daar voor al, niet af te verwachten fcheen, 'tenwaare die van Calvyns verftandt, zich met die van 't Luitherfche ver-
eenighden. 'T welk uitdermaateveelin had, om dedriftigheit van de die- naars deswoordsj gelykhet doch heel menfchelyk is, op zyn'eigheleerte verlieven, en hardt valt van een lang gelooft, yvrigh voortgeplant, en voor vaft gaand'uitgegeeven gevoelen, te fcheiden. De geenen eevenwel, die, zonder vooroordeel, de zaak, en de noo dt inzaaghen , vonden niet bequaa- merss
|
|||||
«
|
|||||
DER NEDERLANDSCHE HISTORIEN. lij-
mers , om 't onheyl te verhoeden, oft de kraft van den flagh, eenigher wyze > I f^-. te breeken. Waarom Graaf Luidewyk van Nafïau, met eenighe andere Hee* Graaf Lui* ren, zich tot Antwerpen, Amfterdam, Doornik, en Valenchien* als daar ^infom wel't meefte getal van Onroomfchen gevonden werd, vervoeghde, om den m vereent* ghemaghtighden der kerken deeze vereenighing aan te raaden. 'T eerfle niet- ghing met temin, dathyvoorftelde, was een vermaan totgehoorzaamheit, en voldoe- de Luit her- ning van 't verding met den aadel gemaakt. Gemerkt ook, in 'tftneekfchrift fiben te aan den Koning gericht, de lom van dertigh tonnen fchats, toteen'erkente- uaden' nis was aangebooden, zoo ichoot hy uit, van toezeg te verzorghen, dat men ?tc ^m deeze penningen, in tydt en wyl moghte gereedt vinden. Het antwoordt was, l^Ztc dat de voorwaarden van 't verdragh, van hunner zyde, betracht werden. Kamelen. Het verzaamelen van gelde was verbooden-, doch te werktefieüen, indiende Antwoordt Landtvooghden verflonden, de gemeenten voor alle zwaarigheit •> die daar der ge- wit ryzen kon, te vryen. 'Dat van 't Aavo7idtmaal-> daar 'tgefchilmet de Lui- meenten, therfchen in lagh, was een punt ■> daar men zich rypelyk op beraaden moefl. J?wvaf* Maar die van Valenchien kreeghen ander werk, en genoegh met zich zelve te Vdm^m doen. Want de Hartoghin , waanende nu in ftaat te zyn , om uit haaren ^f„^f mondt te Ipreeken , gebood hun , op den eenentwintighften van Slaght- in te nfej maandt, krysvolk in te neemen. By drie leeden, Majeftraat, vroedfchap, men, ett enburghery, beftond hier de regeeringe; maar geen befluit zonder bewilli- worden ghing der gemeente. Wethouders en Raadt bezeften de zwaarigheit. 'T volk v°or v]m~ hing aan de tong der Leeraaren, die't, met onmaatigheny ver blinddoekten, dendes Ke^ enopdewonderbaarlyke verloilingen vanjeruialem en Bethuliè'weezen; als Vf* veïm waare hun Godt de zuivere zeegheningen, en niet ook de flraffen derJooden, vmaade^ fchuldigh geweeft; en dezelve niet meermaals geplaaght en verplet van hun t-m„ fat Ihooder. Dies werd de bezetting geweighert, en de ffadt, den veertienden Staaten van Wintermaandt, voor vyandfch verklaart. Neemende dan de zaaken vanBra- deezengank, zoo hadden de Staaten vanBrabandt haarHoogheit verzocht, &*«* , en dat zy gedient waare, met d'Algemeene, oft ten minfte, hen te laatenver- handel fa gaaderen, en ooverleggen, wat raadzaamft waar, om d'ontitelteniJIen tot '- bedaaring te brengen. En zy, flaande dit laatite toe, had hen teeghens den naaftleiïen van Slaghtmaandtjbelchreeven.'T voorneemfte, dat op deezedagh- vaart verhandelt werd, was van de preeke en aankleeven der zelve te fchorffèn, tot 's Koninx ooverkoomft, en orde: voorts van een genaade, zonder uit- zondering van eenighe ketters , te verkundighen. 'T welk meynden zy, by goeddunken der Algememe Staaten , veilighlyk gefchieden konde-, zoo zich haaf Hoogheit, van deflemmen in te brengen by die van Brabandt, Vlaande- re, enHollandt, verzeekerde, en bevoorwaardde, dat op hunne vergaadering niet gehandelt zoude worden, dan van een Tlakkaat, op ditfiuk -} uit tegeeven. Maar hier mee diendegejpoeyt, om een fchot voor de aanßäaghen der Qnroom- fchentefchieten-t die geen ding bet verbaazen kon, dan'tverfiek van deezen toeverlaat. De Hartoghin deed, een Plakkaat ontwerpen, en verzocht daar op het goeddunken van die van Brabandt. 'T vergaaderen der Staaten van alle geweften, verklaarde ze buiten haar' maght te zyn. Kennende nochtans de reedenen voor bondigh en wel befcheiden, wilde zy onderflaan, wat men zich van die van Vlaandere en Ho Handt be koven moghte. De Brabanders, by hun inzight op 't Plakkaat öovergeleevert, wraakten de ftuxwys toegeftaane vergif, fenis, alsdieveele menfchen, uit vertwyfeltheit tot ergher, ophitfen mogh- te; insgelyx't verbeurtmaaken van goederen, als dat aan opfpraak en argher- nis onderworpen was; famt eenighe minder punten; en baaden, dat men dit hun bedenken, dien van Hollandt en Vlaandre, alleenlyk op 's Koninx naam, voorhouden wilde, ende voorreede, die breedt van den ooriprong der be- L 3 roer-
|
|||||
i
|
|||||
116 P. C. HOOFTS DERDE BOEK DER NEDERL, HIST.
roerten gewaaghde, uit het ontwerp laaten, om geenquaadt bloedt te maa-
ken. DeLandtvooghdes, hebbende zich, in verfcheide ftukken, tot hen gc- draaghen, en aangenoomen by den Koning het befte te doen, bedankte hen voor den beweezen yver, met belofte van den zelven zyner Majefteit gun« ftighlyk te verkundighen. Op deeze daghvaart fchikten d'Onroomfchen van Antwerpen aan de Staaten van Brabandt, om te verzoeken, dat hun gelieven zoude zich te hoeden, van yet te doen, dat d'Algemeine Staaten, met eenigh vooroordeel, moght' inneemen. Nochtans hadden zy zelve, buiten verlof van den Graave van Hooghftraaten en de Wethouders der ftadt, eenen Spaan- fchen Leeraar, genaamt AntonioCorano, op den Walfchen preekftoel ge- braght. Welke onbedwinklykheit, in zoo bedenkelyk een' tydt, niet min kon, dan de kranke hoopevandeuitkoomft hunner zaaken> by de veerzie- nighen te kranker maaken. Derhalven, al 't geen de verknochte Eedelen, tot onderftandt van die van Valenchien, deeden, was een bezending van de Hee- ren van Villers en Wingle, aan de Graaven van Egmondt en Mansveldt, om ten befte te fpreeken 5 daar niet mee verricht werd: terwyl Noircarmes, die nu een achtbaar getal van krysvolk by een had, affnydende der ftadt allen toevoer, zich ter beleegheringe toeruftte. En is alzoo dit jaar vyftienhondert zeflent- fèftigh, hebbende zynen vollen tydt met onruft en oproer zwanger gegaan» ten uiteinde 9 van een volfchaapen oorlogh geieeghen. |
||||||||
Ïj66.
|
||||||||
Bezending
van wee- gbe de On- roomfcben van Ant- werpen , aan de Staaten van Bra- bandt. Moedwil- ligbeit der Onroom- fcben. Noirkar-
mes komt teegbens Valenchien te reld* |
||||||||
P. C. HOOFTS
|
||||||||
1-2.7
|
|||||||
P. C. HOOFTS
NEDERLANDSCHE
HISTORIE
|
|||||||
VIERDE BOEK.
E Prins van Oranje midlertydt t'Amfterdam gekoo- j f<$y,
men, braght'er zes weeken toe, en diefladt op haar DePrim fiel. Want het ontzagh zyner jeeghenwoordigheit komtt'Am- goldzoo veel, dat by ordening op den achtienden in fier dam. Louwmaandt geraamt, de Minrebroeders kerk, met VerAr<tgh die van de ziekken, by de Calvinifchen werd afeeftaan: va" , idoch hun veroorloft, een'ipyker buiten, en twee bin- ■ L ;nen de veilen , t'hunner kofte , ook't huiszittenhuis maan4tf aan de ouwde zyde tot de preeke te gebruyken , ter aldaar» tydt toe, dat zy buyten > tedeezen behoeve, getimmert hadden. Menver- zagh den Schout met noch vyftien dienaars, Burghermeefters met lyf knech- ten tot zes oft achte toe; en verwillighde in't beiölden van tweehondertder Burgpers bequaamfte poorteren, onder't bevel van Willem Pauwelsibon vanThene£ beftldight* fe, een' goeden en trerlyk ryken burgher, die de gemaatightheit ingeloofs- zaaken, uit de fchriften van Eraimus gezooghen had. Maar men deed hem tot Steedehouder neemen eenen Bouwen Reyerszoon, die den toenaam Leep- oogh, en den Onroomichen een zeer quaadt hart droegh. Indien bevonden wierd, dat het getal der beibldighden vermeerdert diende, zoo flond het by goeddunken des Prinièn te doen. Voorts werden twee gemaghtighden by die van der wet, en twee by de Calviniichen gekooren, om neevens eenen van den hoove van Hollandt, tot BruiTel 't beveften deezer orde te verzoeken. DeMajeilraat, hebbende quaniiiis de befte kennis van de inboril haarder on- derzaaten, verzocht het krysvolk naa haaren zin uit te leezen. Daarop zeid' hun de Prins , dat het den Hopman toeftond zyne ibldaaten aan te neemen. En zeeker de regeerders wiilen zich noch binnen de paaien der behoorlyke eerbiedenis, jeegens zyne Doorluchtigheit, noeht buiten arghwaan der ge- meente te houden. Naamelyk, Egmonds yver teeghens de beeldtilormers., en de tydingen uit Vlaandre, bliezen hun den moedt «op. Want de Eedelen, als'tipoorbyfterzynde, onderwonden zich geenerley daadtlykheit tot trooil van die van Valenchien. Wel flak een hoop waaghhalzen, uit Weftvlaandre, onroom- op de been5 die, braaver om weerlooze munnikken en paapenteplaaghen, fiben in danomyettotverloflingderbeleegherdenaanteilaan, ook van geen'bequaa- Weflvlaan- ane hoofden verzien, nocht met vereyfehte ernft en orde te werk gaande, door ^ere Ze~ den Heer van Railighem, in't dorp van Waaterloo oovcrrompelt werden. ***% m' Der voeghe dat 'er een deel op de plaats bleef, een deel in zeekeren tooren ge- vlucht, met den zelven, door'tvyandtlyk vuur verbrandde. Voorts was'er Noircarmes achter, die, uit zyn leegher getooghen met tien vendelen knech- ten , en eenighe ruiteren , de verftrooyde reft , alzoo zy met anderen van Doornik , by Lanoy verzaamden , om hals , oft op de vlucht braght. Hy raakte, met eenen weeghe , door't Slot , dat met Koninx volk bezet was, L 4 binnen
|
|||||||
128 P. C. HOOFTS VIERDE BOEK
15-67, binnen Doornik -, leydd'er neeghen vaanen voetvolx in; deed alle Leeraars
Noirkar- en Hoofden der Onroonilchen, die hy betrappen kon, ophangen ; daarnaa, mes wordt verbodtafkundighen? van eenighzins de geenen te befchaadighen, die, vol- mcefier van ghends 't verding met den aadel gemaakt, op d'aangeweeze plaatfen, ter pree- Voornik' £e gingen. De Hartoghin, vervolghende haar voordeel, ontworp, om de Nutupe vlotte gemoeden op haar' zyde te doen ankeren, oft ten minfle klaarheit tuC /edt door ^en vrienden en vyanden te maaken, een' nieuwe form van eedt: waar by zich de tandt- de Landtvooghden, bewindfluidenvan pais oft oorlogh, en Majeuraaten te vooghdes verplichten hadden, tot het handthaaven van 't Roomfche geloof, het ftraf- ingevoert. fen van de kerkfehendersj en't uitrooyen der ketteren. Ook wilde zy, dat alle leenluiden zwoeren, den Koning, teeghens wie zy ook waaren, die hun uit zynen naame voorgeftelt wierden , te dienen, met vertyghing van alle 'verbinteninen daar teeghens ftrekkende : en gaf ürengen lalt, dat men de Weygherighen aanbraghte. Den eerften, die dit toeftemde in den Raadt, be- vind ik den Graaf van Mansveldt, Pieter Ernft, geweeft te zyn. Hem volgh- Bie wordt den de Hartogh van Aarfchot, deGraaven vanEgmondt, Meeghen en Bar- by oranje |emont;) beloovende den eedt, dien zy ook naamaals deeden. Dan de Prins ên Hoogb- vanQranje en de Graaf van Hooghftraaten waaren niet te bewillighen, by- jtraa en t>rengencie, dat zy, hebbende eens hulde belooft, daarmee behoorden te moo- ebm. ghen volftaan. Zommighen meenen dat deeze nieuwigheit den Graave van Hoorne niet geverght werd, om dat hy zich buiten bewindt op zyn huis hield. Maar, dewyl hy het amptvan Ammiraal noch bekleedde, en zich thans by ook, by den Hartogh van Alva voeghde ; voegh ik my tot het gevoelen der geenen, Br eede- die zeggen, dat hy zich ('t zy wat vroegher oft fpaader gebeurt) mede beëe- loode. dighen liet. De Heer van Breederoode, hiertoe gepraamt, by brieven, by booden, oft anders tot afltandt van zyn Ritmeefterichap oo vereene derveer- Veenibe- tien benden van ordening-, koos, met klaaghen oover zulk een' hardigheit, paft zyn- ^ ]aatße van tween. Als men hem, by deeze geleeghenheit, van weeghe ifht A% ^er Hartoghinne beftrafte, over lichting van krysvolk, en 't Herken zynder ' fteede Viane , verdaadighd' hy zich heufïèlyk, voorwendende , dat defler- kingßechtS) tot weering van't landtloopendgeboefte, gefchiedde: en 't geen men hemwyders naagaf, teeghens de waarheidflr eed. Jaa-, belangende eeni- vhe zaameningvan foldaatye ontrent Uitrecht■, zond' hem lief'zyn, dat m'er infloeghe. Met een hield men hem voor, van zeekere verboode boeken tot Viane gedrukt ; en naamelyk van een, dat d'eendraght der Luitherfche en Cal- vinifche leere hield ftaande 5 daar hyzeide onderzoek op gedaan, en niet aan bevonden te hebben; beloovende zoo ras hy van zyn huis te Kleef by Haar- lem, daar hy was, derwaarts keerde, haar' Hoogheit, dienaangaande, goedt By ver- genoeghen te gecven. Hen alzoo afgefet hebbende, tooghhy, onlanx daar %,oekt ge- naa, op Antwerpen, en zond, by raade van zommighen der bondtverwan- boorbyde ten , jonkheer Willem van Blois, gezeit Treilon, naa Brufïèl, om gehoor Banoghln- aancJe Hartoghinne te verzoeken. Zy antwoordde, dat de onmft gevolght op ne'. n de koomfte der Bedelen aldaar -i inGrasmaandt leßleedeny haar ontried in hun- 1 *■ V A ne weederkoomfle te bewillighen, Hadd' hy yets te vertooghen, moght' het in Bezetting fchrift ooverzenden. Ook had zy Brufïèl met krysvolk bezet, enverbooden binnen eenighe bondtgenooten in te laaten. Breederoode nochtans en de zynen, hoe- ■BruffeU wel voor 't hooft geflaaghen met deeze weyghering, veirdighden, op den acht- Smeek- ften van Sprokkelmaandt, een fmeekfehrift af, van deezen inhoudt. Zy had-
fchrift van dm
zoo veel hen aangink, 't verdragh getrouwelyk achtervolght -, en was 'er
Breeae- . onvolvoert zebleeven, dat moe ft men alleenlyk toefchryven aan mamelvan
roodeendeJ 7 ü . , / . 1 ++ - 1 + tIjt j ic ■ maght, om zoo groot een verloop op een bot te richten, maar de oejfemng van
den Godsdienfi, die doch derpreeke aankleefde, had men van d"andere zyde,
teeghens
|
||||
DER NEDERLANDSCHE HISTORIEN. 12p
teeghens degegeeve zeekerheit, verhindert. yTwelk hun nu de gemeente ver- % cójt
weet, gelyk V bygevoeghde vertoogh, hun oovergeleevert, uitwees. Jaa, men vernam , dat zelfs de toeleg waar het preeken te verbieden: gelyk, in der daadt ook, de Leeraars gequelt, de Eedden, miftrouwenderwyze, met de nek aan* gezien, en vyandtlyk belaaght werden. Ook kon men van't lichten der oor- looghsluyden, zoo binnen als buy'ten''s Lands, zich niet dan'tbederf'des zel- ven , der Eedelen , en Onroomfchen belooven. Der halven baaden zy, om beveflighingvan'tverdragh en deverzeekering, om toeft andt van oeffening neevens depreeke, ophouden van kryswerving, afdanken dêr aangenoome fol- daaten, en naalaatingh der cPlakkaaten, die, feedert het verding,gemaakt waar en. Welke weldaadt hen in trouwe en dienftwiüigheitfterken -} d'ellenden anders onver mydelyk, en bloedtftortingvan't arme volk, dat zich op hen ver- laat en had, weeren zoude. Hier op antwoordde de Landtvooghdes, by ee- tier ant« nen brief aan Breed eroode, dat haar groot elyx verwonderde, wat Eedelen, woorde der wat gemeente, met dit verzoek, voort quaame?i: gemerkt het meefie deel der Hertoghm* Eedelen, die, in Grasmaandt des v oor leedenj aars, het fine ekfchrift ingelee- m* vert hadden, zich met de verklaar ing zyner Majefleit, noopende d'Inquifitie en Tlakkaaten , ver?ioeght hield, en f haaren dienfl, uit bood. Immers zoo vreemdt vond zy , dat men haar naazeyde, in oeffening van Onroomfchen Gods dienfl bewiüight te hebben: als oft haar ooit in den zinne gekoomen waar zulk een' onorde in te ruimen, als kerkraadenen nieuwe Majeftraat op te rech- ten izaamelingvangeldetotlicht"ingh van oorloghsvolk,gelykmenzich ver- mat j ongewoone wyze van echtpleeghing j verduiftering van de wettigheit dererffeniffeni en duizent dingen, daarzy zelve geen eindt afwiflen. Zoo doende moefte zy zich verre, en haaren laß vergeet en hebben. 'Dies had zy met ree de de ft ee den verftendight, dat de oeffening niet v er oor loft was. 'T'ver- ding fprak alleenlyk van depreeke te dulden, en hoenoode zy noch tot daar toe ge daalt was, bleek niet dan alte klaar. 'De verzeekering was niet der pree- ke , maar den Eedelen, ter zaake van hun verbondt en fmeekfchrift, gegeeven* Maar zy , om d'achtbaar heitdes Koninx , de haare , en der ïVet houder en fondergraaven, hadden teeghens eighen gewiffe, zoo vee Ie vervloekte oeffe- ningen van ketteryen laaten invoeren , verdraayende d'oprechtigheit haar- der meeninge , en haar zoo leelyken by de gemeente vermaakende. 'T welk haar gewijfelyk wee deed. Dan fchaamde men zich noch niet van trouw en dienftveirdigheit te roemen. Doch zyne Majefleit zoud' het anders verft aan, en wel raadt vinden, om met hulp e der vroome onder daanen, deeze ftoutheit teftr offen. Maar kerken en klooft ergeplondert, het Koninglykgefchut enwaa- pentuigh aangetaft, heirkrachten te velde gebraght, en van verfcheyderi Ee- delen gefty ft, om'tontzagh van zyne Majefleit, en haarten land' uitte dry- ven, enaüerley fchandelykheit van hunner zyde bedreeven, vergat men eens aan te roeren. Tot hunnen plicht en fhuyfwaart, ried zy hun te keer en-3 de loop deezer nieuwigheiden te fluiten, die op verkleening van Koning engerecht wilden uitkoomen $ de verbolghenheit zyner Majefleit te ßiffen $ en zich voort- aant e hoeden van zoo eenenftyl, gefpitft met dreighementen. Oft eeuimghe lafter naakte hunnen naam, en zoude zy benoodight zyn, totbewaarnü der gerne ene rufte, daar anders in te voorzien. Ende dacht zy geen naader be- DereJider fcheidt op hunverfoekfchrift te geeven, eer zy wijle, welke de ge ene waar en °Qn 'jj** van Aadelengemeente, daar hy zich op beriep en meè bekleedde. Dit fchryven, WAn\^\u ßnaakende naa een' onvertiaaghde fierheit, gegrondt op kennis haarder krach- De Graaf ten, braght zulk' een' verbaaftheit onder't ooverigh getal der bondtgenoo- van den ten, datdevoorneemlykfte niet anders dachten, dan hoe zy zich gevoegh- ^rgh ïyk uitliet lpelmoghtendraayen. De Graaf van den Berglx trachtte , door wfc te |
||||||
voor- w°emn*
|
||||||
1
|
||||||
130 P. C. HOOFTS VIERDE BOEK
ïf&7. voorbidden vanViglius, op belofte van voortaan een goedt dienaar te zyn',
Breederoo- zynen pais te verwerven. De Heer van Breederoode, neemende den Graaf
de desge- van Egmondt in den arm, deed met alle ernft verzoeken , dat hem de Landt-
Ijx. vooghdes in genaade wild' ontfangen: die zich daar toe geneyght toonde,
mits dat hy zich al en aallyk aan 't goeddunken des Koninx onderworpe. Wel-
Maarbyen^
zoo hard en al te bedenkelyk een' voorwaarde, hem en de reft der noch vol-
m T]\ ftandighe eedt ver wanten tot d'uiterfte vertwyfeltheit dreef. Derhalven, waa-
voorwaar- nende3 dat hy alles waaghen magh, die geen' hoope met allen heeft, onder- dente wonden zy zich, tot verfcheide plaatfèn, heimelyk, oopentlyk, volk van hardt. oorlogh aan te neemen: het oogh op Antwerpen, Amfterdam, 's Hartoghen- Derhalven bos en Uitrecht, vellende. Zelf Breederoode nam voor, zich meefter eeni- vertwjfelt g{ier zeefteeden te maaken : toeleg van geen flap hart, maar verrezienden gaan zy naadruk, en die als hy gelukt waar, hem aan geleeghenheit, om beeter gety en weg) fó ver wac}lten ? 0ft ? ten miiifte aan veiligher zoen hadde kunnen helpen. De ïykheit in. Landtvooghdes, hebbende alle fteeden belaft op haar' hoede te zyn, dezaa- Moeite tot meningen van krysvolk te fteuren, en'sKoninx ongenaade voor te koomen, 'sHarto- fchikte zeekere gemaghtighden naa 's Hartoghenbos, om de Burghery on- ghen bos. der nieuwen eedt te brengen. Want het merklyk getal der Onroomfchen al- daar werd daaghelyx gefterkt door toevloedt uit andere oorden. Maar de ver- bitterde gemeente, gaande geworden door deezen voorftel, floegh op een nieuw aan't ftormen der oovergebleeve beelden en altaaren: zulxdegemagh- Ueeghen tighden, voor argher duchtende, zich ter ftadt uitmaakten. Zy zond 'er ech- loen daar ter cjen Canfelier van Brabandt, en Baroen van Meeroode Peetershem, die °P' liftelyk toeleidden, om den Graaf van Meeghen met eenigh krysvolk daar binnen te brengen. Maar zeekere's Graaven boel, geboortigh van den Bos,
melde 't geheim haaren broeder, en deez der gemeente, de welke daar voor was, en, aan den Heer van Breederoode, afveirdighde Harman de Ruiter, die feedert, naa oovermanlyke weere, op Loeveftein doodt bleef, en een eeuwigh leeven, in de gedachtenis der naakoomelingen, verdiende. Bree- MaarBom- deroode befteld' hun Anthonis van Bomberghen, ervaaren Hopman, die, "w'brn tot oover^:e der fta^c opgeworpen, de fleutels der poorten, fchut, kruydt, reedt. koeghels, en zelfs de perfoonen der gezanten verzeekerde. HaarHoogheit De gez.au- trekkende zoo ftouteen beftaanter harte, als billyk was, deed de vryheeden ten der der ftadt opfchorflen, met bevel om de Heeren in de hunnen te herftellen, Hartoghin- deburghers, hunne goederen, en infchulden, alommedaarze tebekoomen ne in hecb- waaren } m 's Koninx handen te leeveren. Bomberghen , diesnietteegen- tcntf. ftaande, hield' het draaghende, tot den vyfden in Grasmaand t, toen hy, verfteeken van andere hoope, en hebbende zich en zyn volk aan ryklyke betaaling, d'Onroomfchen aan een goedt heenkoomen geholpen , uit der De Graaf fl-acjt vertoogh. Maar Meeghen , verkundfchapt, door de Landtvoogh- van Mee- jes ? ^at Breederoode , hebbende , ontrent Viane , drieduizent mannen 5/IT" ^yeenï op Uitrecht vlamde , 't welk, uit zorghe van dien , achthonderd unrecht, foldaaten aannam , rukte daatlyk derwaarts , braghr 'er zyn regiment 'm, bezette 't Slot Vreedeburgh beeter , en dwong de boeren , een blokhuis tot Vreeswyk aan de vaart te bouwen , tot bevryding van 't geweft. Dies Breederoodes volk , zich ziende daarbeneevens de lyftoght uit Hollandt en uit het Sticht afmyden, niet anders wift, dan zynen moedt, met pion- deren van 't kloofter te Marieweirt , en vangen van den Abt, te koe- Zyn ban- \m Voorts braght het de Graaf, in Gelderlandt, by weeghe van ver- deinj in dragh ? zoo Verre , dat het preeken geftaakt, de fchaade der kerken en landt Godshuizen geboet wierd. Aarenbergh dreef het zelffte in Vrieflandt deur , met vier vendelen voetvolx , en t'feftigh paarden alleen : 't zy dat hem
|
|||||
i
|
|||||
DER NEDERLANDSCHE HISTORIEN. 131
hem zyn' ernftighe fpoedigheit, oft den naam van zacht en goedertieren, hier- * f 67.
in. te paflê quam. By welke verandering wel t'zeeventigh van den Vrieflchen Aaren" aadel, die't verbondt geteekent hadden, uit den lande vlooden: hoeweide '*& Stadthouder beloofde d'Inquifitie en ftraffe Plakkaaten, volgends 't verding {"f'lj^ vanOeftmaandt, te doen ftilftaan. De Prins, reizende zonder ruften, van vmUn&t plaats tot plaats, had Hollandt, Zeelandt, en Uitrecht,aan ruft geholpen, en de af': maat preekemeefl al ten platten lande bepaalt, zulx dat de Staaten, ten hooghfte f'éorfi j>;«. vernoeght in zyn handeling, hem voor die moeiten, een vereering van vyf- qnßtieen envyftigh duizendt gulden aanbooden. Maar zyneDoorluchtigheit, als den ?M&t& terneenen belle voor geenen huirlmg dienende, floeghdie grootmoedelyk af. Un' Van daar keerd'hy tot Antwerpen, alwaar de wethouders, moedt grypende ^t j uit dit beloop der dingen, te raade werden den Calvinifchen, en Luitherf chen, i>rinren hetftaaken der preeke te verghen. Dies hielden zy onderhandeling met de omHol- Hartoghin op dit ftuk 3 ende t'hansden gernelden Onroomfchen voor, hoede landt in gekeghenheitdrong-, der Koninglyke Majefteit liever daarmee tegemoet e, dan-, rufi te M* met verbeiden van een uitheemfch heir, om neeringe, welvaart, en vryhee- fen' den, tekoomen. Want, naardien zich alle oorden, op't exempel van Antwer- . 1 m,l~ pen beriepen, zoud het alleen, in geval van weighering, den ondank draaghen^ Staaten daar anders d'Inquifitie en Tlakkaatengefchorfi bleeven, en hun-, uit 'sKo- fihenkaad- ninx befluit, by goeddunken der i^Algemeine Staaten, 'op 3tfluk van den Gods- je van vyf* dienfi, nochy et vor derlyx te verwachten fiond. Men had dan tefpoeyen als envyftigh gejaaght vanden tydt, en faanveirdenzeekerepunten, ingefielt by haar'dm^em Hoogheit, op den twintighften van Sprokkelmaandt, en oov erge zonden te dee- &ulden' zen einde. De gemaghtighden der Onroomfchen, hierop met de hunne ge- y fm Iprooken hebbende, verklaarden, dat zy alfnoch niet anders konden, dan zich mrpem tot de gemaakte ver dingen ge draagh en, engeirne weet en zouden, oft men die Be wet al- verftonde te houden oft niet. DeMajeftraat antwoordde 3 datdeeze vraagh daar ver- ontydigh, maar op haare waarfchuwing te letten, enaficheitte vorderen was. zoekt, dat Staande de ftadt in dus een* onzeekerheit; geviel, op den zeflïenden van mfi de Sprokkelmaandt, en laaten aavont, dat in 't Minrebroeders kloofter een z waa- K***? re brandt ontftak, die, te booven gaande alle vlyt en teeghenweer, aange--' ^T. |
|||||||||||||
aa*
|
|||||||||||||
wendt by den Prinlè, GraavevanHooghftraaten, ende die van der Wet, een r-mJ^r
groot deel van't kloofter, met de kappel van't koor, weghnam. Meer be- onroom- denkens baard' het, dat men de lïraaten, buiten gewoonte, van vreemdelin- fchen,daar gen zagh betreeden, en veele luiden van oorlogh ter borze verfchynen. Waar- op. oover de Prins eenen eedelman van der Aa genaamt, die berucht was van volk Antweordi te werven, by zich ontbood. Maar hy , zich des hoedende, ontging den derweu Markgraave, die op hem pafte. Voorts beval men, by uitroep, allen uitneem- , ™ndun fchen, landlooperen, en ibldaaten, buiten ftadts dienft zynde, te ruimen, \,we^erl op lyfftraf. Toen tooghen ze naa Dambrug, van waar hen de Prins, met drei- klooßen ghen, deedopbreeken. Ende alzoo zyn*Doorluchtigheit verftendight was, Zaame- datmeneen'aanflagh op Zeelandt voor had, werd zy door't belang van dit ning van deel naarder Landtvooghdye beweeght, den Heer van Boxtel derwaarts te volkom veirdighen, om verbodt te doen, van eenigh krysvolk, zonder haar bevel, Dam^uÉ t'ontfangen. Hieruit gebeurd' het, dat deSlotvooghdtvanZeebürgh anders Ts°pf^dof Rammekens, in Walenere, twee hondert mannen, gezonden van de Har- jm>/;^ toghinne , buiten hield. 'T welk quaalyk genoomen , en blaauwelyk ver- mtnm 9 fchoont, ten deele geboet werd door't inneemen van vyftigh mannen, waar- verdreeveHi meede haare Hoogheit zich geliette genoeghen. Ook bewillighd'er de Prins Aavpgh m. Onder dit zaadt van oorlooghe , liet de geeftelykheit niet het haare te °P Zee~ |
|||||||||||||
fïrooyen. Den elfden van Lentemaandt, quam binnen Gent, op ftoel, d'eerfte lJefuyt, dien men daar gehoort had. De Kerken liepen oover : gelyk dan
|
hem voor-
Wrnien* |
||||||||||||
t nieuw
|
|||||||||||||
ijl P.C. HOOFTS VIERDE BOEK
x<6y. 't nieuw nyver in zynen plicht, en voldoende ter eene is -, ter andere zy de»
't volk graatigh om alle vreemdigheit te proeven : zonderling in Vlaandere, Hy leide den grondtflagh van'tChiïiten geloof uit j ende trok veele luiden te rug. Zulx de Roomfchcn zelf bekennen moeden, dat de verandering meer bydezielzorghers, dan by de gemeente was toegekoomen. Dit deed deCal- viniiche Leeraars opwaaken, om den af brek te boeten, enneevens ernltighef preeken, door milde uitdeeling, aanhang onder de armen zoeken. Doch de wethouders, niet flinkfch, voorzaaghen hier in, by verbodt van penningen te deezen einde te zaamelen. Maar het volk van Dambrugge, geleidt, by den Heer vanTholouze, en andereEedelen, zich veinzende, den Heere vanBreede- Tholou^e roodetoe te willen trekken, voer de Scheld af, naaVliflïnge, op hoope van miß Vlij- >t in te kryghen, door verftandt, dat zy hadden, met Pieter Haak Baljuw van finge te Middelburgh. Maar 't marktfchip van Antwerpen tydlyker oover gekoo- ty*m* men, en waarlchuwende die van derplaatfe, fteld' hen te leur. Zy derhal- ven , de Itroom weeder opgevaaren, en groeyende in getal , lloeghen zich By kpmt needer tot Oofterweel, op den oever, om Antwerpen te tintelen oft het door tot ooßer- toewight van krachten zoo naa by der handt, op hunner, zy de moghte cover- mei' '■ flaan, en andere plaatièn naa zich fleepenj waardoor zelf Oranje enHoogh- uraaten miflchien tot het aanveirden hunner belcherminge zouden te trekken zyn. De regeerders der fladt, desverkundtfchapt, ipraaken, van hunne lol- daaten uit te zenden., om in den hoop te flaan. Maar deeze onvoorzichtig- heit wraakten de Prins en de Graaf, bybrengende, dat men zich, zoo doen- de, ter genaade van die van binnen fteldej 't welk mooghelyk het geenewas, dat dien van buiten zoo Hout ried. Men bad dan de Landtvooghdes, hierin te voorzien 3 die daatelyk Philiphs van Lanoy Heer van Beauvais neevens den Hopman la Motte, en vierhonder van haare lyfwacht, derwaarts fchikte, met laftomzich te dienen van Hans de Graave, Landtdroft vanBrabandt, met zyne paarden, en twee van Egmondts Vendelen, die totAxeïe in Vlaandere laaghen. Het volk tot Ooflerweel, bet gewoon naa buit en bederf van kerk- en landtkiiden, dan onder vereifchte krystucht, te flaan, kreegh deeze troepen 3 Beauvais den dertienden van Lentemaandt onverziens op den hals. Ende magh men flaatbem. 't geenen flrydt heeten, daar zoo zorgheloos een hoop, zonder inoedt, zon- der raadt, als een kuddefèhaapen, geflaght, gevangen, ofte in de Scheldege- jaaght, en ten deele verdronken is. Anderen gekipt van den koeghel, deed, in'twaater, het vuur de doodt. Zeer luttel, die, veldewaarts in vliedende, ontquaamen. Aldus liet zich Tholouze, broeder des Heeren van Aldegonde, verraflen, hoewel hy voor eenen kloeken en geleerden Eedelman gehouden Vat doet was > en verbrandde, zoo men meent, in een' van de fchuuren vol vluchte- de gemeen- lingeii, die by den verwinner werd aangefteeken. Verfcheiden' Eedelman- te van nen j> en onder hen een uirHollandt, van den huize Boetielaar , die hier Antwer- het leeven lieten. De maare van 't belpringen, en voorts 't verdoen deezer f en ofjlui' benciGn, als zy binnen Antwerpen quam, verwekte terftondt een ooverzorgh- V£j'l 'd lykeberoerte. De Calvinifchen, zich vermeetende't bloedt hunner broede- van Orm- rcntewreeken, ftuivenop, uit alle hoeken; vlieghengewaapentnaadeMee- je en re3 van daar voort, in orde onder hunne Hopluiden, naa deRoode poort, Hoogh- die door bevel der wet geüooten was, en breeken't winket oopen. Oranje en ßraaren, Hooghftraaten, te paarde geklommen, ftooten derwaarts; gebieden, ver- embaar maanen, zy zouden zich doch hoeden de deur t'hunnen eighen bederve, en neer te dien van buiten, geleeghenheit tot inrukken, te oopenen. Maar men Haat het K!^en' . in den windt j antwoordt met vloeken en lafleren: jaa komt'er tot die ftout- oedrekbt ne^5 ^at zeeker drooghfeheerder zich vervordert, den Prinfe een g^laaden met een finkroer op de borfl te zetten, hem fcheldende voor een' eerloozen verraa- fmkroer, , der? |
|||
DER NEDERLANDSCHE HISTORIEN. 133
der, die oorzaak van dat ïpel, en de moort hunner broederen was. Gelyke iffl*
finaadt werd d en Graave toegedreeven. De Prins, zieh verbytende, poogd' hen echter te paayen, maar was endtlyk benoodight, het uittrekken met vyfhóndert mannen, toe telaaten: hun zeggende niettemin, dat ze in een' wiflè doodt liepen, en hadden't niet dan zich zei ven te wy ten. Toen kee» ren zy van zin 5 en die te vooren wilden dat hun verbooden was, beginnen nu 't gevaar, hun vry Haan de, te bezefren. Zy neemen 't nochtans op de kleenheitvan'tveroorloft getal 5 en weeder naa de Meere geloopen, reeden toeomdeföldaaten van de markt te dry ven, en 't Stadthuis te bcmaghti- ghen. De Prins, de Graaf, de Burghermeeiter Straalen, een man der ge- meente zeer aangenaam, roden hun naa, fmeeken, vertoonen, en doen zoo veel, dat zy't oor tot voorflagh van bylegging nyghen. Terwyl men daar- De Meert meedebeezio-his? ileepenzy't gefchut uit den Eekhof, en wenden de trom- mrdt vm pen 5 teeghens alle (Iraaten, di.e op de Meere uitkoomen. De Heeren, ziende e aln* een' zuure nacht voor handen, en die gefchaapen was tot oeveldaadt uit te ber- ^/^wr ften, arbeiden zich af, oni de zaaken in ftaat van verzeekertheit te brengen, ^ereu en fluiten entlyk een verdragh met hunne gemaghtigden, dat ter wreederzy- denonderteekentwerd. Hier by was bedongen: dejleutelender ftadt onder Verdragh denTrinfe en Graave, de benoeming derHop luiden aan de 'Poorters, de keur met "aare
...... - '-J ....... genwgh<-
|
|||||||
aan twaalf honden uit der burgherye*, te vertrouwen. Geen' bezetting mte
neemen, buiten toeflandt der gemeente, zonder onderfcheidt. Geen' anderen burgher e e dttedoen> dan van den Koning, derfladt, en haare handtveften, getrouw te weezen. Alle verdingen, ter zaaken van den Godsdienft gemaakt■> in kracht te houden j en 't werk van diendagh, voor gedaan tot bewaar nis derfladt. Deeze punten op de Meere gebraglit, werden raauwelyk verwor- Dat wordt pen. Zy willen met geweldt naa de markt, en dat ze zoo wel burghers zyn, vm haar als de befcldighden en anderen aldaar geftelt. Een' fchaar drie duyiènt fterk, remorPe^' ffrond vergaadert in de Koepoortftraat, ende , ter zelflte tydt, om mee~ de derwaarts te rukken. Hooghitraaten gaat hen aan met goede reedenen, en troont ze naa de Meere , om te verftaan , waar op men ooverkoomen was. Onderweeghe krygen ze twee vendelen ftadtsknechten in 't oogh, die naa de markt tooghen. Zy roepen dat ze verraaden zyn-, vellen hunne bu£ Bußen op iènop den Graaf. Hy , in deeze noodt, bedacht zich , dat volk naar de den Graaf herbergh des Prinièn te ïïuuren , in allen ichyn , oft zy tot beicherming gwlt. zyner gemaalinne beicheiden waaren. Toen laaten zich d'anderen gezeg- gen , en vervoeghen zich naa de Meere. 'T verdragh nochtans gold' zoo 'T ver« veel niet, oft men moeit hen , aan de poorten , wallen , en Meere in dragb ee* waapenen laaten: ook twee tonnen kruits en etlyke koeghels leeveren, eer nighzins zy zelf die liepen haaien. D'ongeruite nacht gaat in -, en tot meermaalen aanS,€mo' een kreet op , Taapen uit, Taapen uit: als waar het hun oorbaar ge- m"'N y weeft meer vyanden te maaken. Men vertoont hun, dat dit teeghens 't ver^ mptmm draghvanHerfitmaandt ftreed. Een deel wil'er eevenwelmeê deur; ftreeft paavenuit, naa de kïooiters; verkracht ftadts gevangenis , en laat de gevangenen uit. Al den naavolghendeh dagh was men doende, met yet naaders teraamen, om hen te vernoeehen en doen icheiden. By de voorgaande voedit men ,„ nieuwe punten, waaronder de voorneemfte waaren, van vierhundert paar-~ ^raaf,won den aan te neemen, by goedtv inden der leeden: oorloghfcheepen^als 't noodt vertreedt. deed', op ft room te leggen: 't gefchut op de veften te planten: alles onder beleidt Noch van de Ooverften derfladt. 'T magh niet baaten. Die van de Meere bly- Ujftmen ven eeven hardtnekkigh > en echter den volghenden nacht in 't geweer. '» waa^e- M Zymn*
|
|||||||
1
|
|||||||
134 P. C. HOOFTS VIERDE BOEK
x j6j; Zy dreighen niet alleen der geeftelykheit , maar ook den Luitherfchen de ftadfc
De Prins te nauw te maaken, 'ten waar zy hunne zy de kooren. De Prins dan, fpeu- dient zich rende dat alle reedelykheit verplet lagh onder de heevigheit der moedtwille $ van de Lm- ontbiedt by zich en den Graaf, die van d'Augsburghfche belydenis j fielt therfchen, nun <je hachlykheit der zaaken voor ooghen, en hoe 't in hunner handt ftond, om. f, a" de ftadt voor den uiterften ondergang te behoeden, en aan zich eeuwelyk tot reeden te verphchten, indien zy met de Roomfchen en d'uitheemfche taaien wil- brengen. den aanfpannen, om de quaadwillighen, tot het voorgeflaaghen verdragh, en afleggen der waapenen , te dwingen. Dit neemen zy aan , en op den vyftienden den oever in ; dryvende van daar een' grooten hoop Calvini- fchen. D'Italiaanen , Spanjaarts, enPortugheezendeedmenin'tKipdorp vergaaderen; d'Engelfchen binnen 's huis waapenen , en zich gereedt hou- den. De Calvinifchen, om met mifleiding der Luitherfchen deezen flagh te breeken, flaan liftelyk met de trom om, dat zymet hun ooverkoomcn waa- ren, en, op de Meere , verzaamen moeiten. Een trek , die lichtelyk de Heeren van hunnen toeleg verfteeken kon > hadde een van Burgherrn eefle- ren, met zommighe ichutters, op ftaande voet, het teeghendeel niet doen verkundighen, enden gemeenen man uit den dut geholpen. Met een hield men den Roomfchen, den Luitherfchen, en dien van de vreemde taaien voor, dat het hier om geenen Godsdienft, maarte doen was, om achter't geldt en goederen der luiden van middelen te raaken. Ontfteeken door deeze reede- nen, verklaarenze, lyfenleeven, voor 's Koninx dienft, de behoudenis der Be bur- ftach y wy ven en kinderen, te willen opzetten. Daar was 't hardt teeghen hardt, gher$ d'een en befchooren, op een'bloedighenftrydt, en onderlinge moordt van vrunden teegbens en maaghen, uit te koomen. De Roomfchen flaan uit, van fchuiten met buP denande- fekruit onder de Meere, dat een' groote gewelfde brug isy te brengen, om ren,fcbrap. al wat'er op was, op een bofte verdelghen, en mannen, waapenen, fchut aan eenen roerom, in de lucht,te doen fpatten. 'T gekrys van vrouwen, maagh- den, end'onnoozelejonkheit, verheft zich ten heemel toe. Angft, fchrik en fchennis, roof, doodt, en 'tyflèlykfte onheil van een ooverrompclde De cdvi- ftadt, ftaanyder voor de ooghen. De Calvinifchen, alstoen eerft bevroe- mfeben dende wat hun naakende was, ende dat zy, teeghens zoo groot een'mee- leggen te nighte, niet op moghten, begoflente zwichten. Zy aanveirden de voor- laagk. waarden van den voorgangen daage; roepen, vrue Ie Roy; laaten zich t'huis- J w~ waart, en 't gefchut, naa den Eikhof zenden •, uitgezcit drie oft vier ftukken, ƒ • " die men, om welftaans wille, op de wallen braght. Aldus, door vlyt,voor- Waaro'pal- zicht, en bewysvan wonderlykeonverfaaghtheit desPrinfen, wel gevolght les in flilte van den Graave, is, met hetuiterfte gevaar zyns lyfs, deeze zoo fel, magh- rttakt. tigh, en verreverloopen een oproer, inzyn' hooghftehitte, geflifl. Waar- oover, 'sanderendaaghs, God oopentlyk gelooft, ende die van de vreemde taaien, voor hunnen 'goeden dienft, door de wethouders, bedankt werden. Gelyknu devolkrykfteplaatfen , aan de zwaarfte beweegheniflen , onder- oploop tot worpen zyn, zoo rees, tot Amfterdam, ontrent denzelven tydt, een op- Amfler- j00p ? u't t}eezer oorzaake. De gemaghtighden der Majeftraat, en der Calvinifche gemeente waaren , om gezaamentlyk 't bekrachfighen der ordening van den achtienden in Louwmaandt te vorderen, naa Bruflèl ge- tooghen. Maar, naa hunn' aankoomft aldaar, gingen d'andere , hatende de Calvinifchen ongekent, hunn' dingen op zich zelve doen , en ftilzwy- ghends, met het affcheidt der Landtvooghdeffe, te rug reizen, om zelve te verrichten , 't geen behendigher door anderen boode befielt geweeft waar. De Calvinifchen dit vernoomen hebbende, en voorts hoe zy dooi* Antwerpen, den Prins nochtans (dien 't groot bedenken gaf) verby , ge- trok- |
|||||
*
|
|||||
DER NEDERLANDSCHE .HISTORIEN. 135
trokken waaren, koomen fleclits eenen nacht laater, met dus een' kitteloo- ifófs
righetyding, t'Amsterdam. Des aavonds te vooren had zeeker eedelman 5 afgeveirdight van den Heere van Breederoode, door de buitenfte hamay van de Regelierspoort, die effen toegegaan en hem geweighert was te oope- nen, een ongeflooten brief ken gefteeken, van groot belang, zoo hy zei- de, om yemandt van de Calviniièhe gemeente behandight te worden. 'T ge- luk, wyzer dan hy, deed hetjuift aanveirden, van eenen, die't aan Rey- . nier Kant getrouwelyk beitelde. Kant vertoond' het Laurens Jacobszoon Reaal, die met hem geraaden vond j daarop, een'vergaadering, ten hui- ze van Adriaan Reinerszoon Kromhout, te leggen. Daar werden Cornelis Floriszoon van Teylingen, en Laurens Reaal gelaft, tot Viane te gaan ver- neemen uit den mondt des Heeren van Breederoode, 't geen hy gefchree- ven had gcenen brieve te darren vertrouwen. Zy vertrokken zynde, zoo ver- ftendighden de weedergekeerde van Brufïèl , den treffelykften hunner gezintheit 5 wat hun op de reize bejeeghent was. Ende werd geftemt het zelve verhoolen, doch oogh in't zeil te houden , dewyl zy naader kund- ièhap verwachtten, die zich de Prins fterk gemaakt had wel haalt te erlan- ghen, en belooft hun toe te veirdighen. Daarentuflen was de vroedtfchap ver- Oover gaadert, en daarinne beflooten, vier oft vyf hondert foldaaten, onder 't be- 7 voomee- vel van BouwenLeepoogh te lichten. 'T welk, als niet wel bedektelyk te tuender doen, eerlang 01: der denman quam. Dies werd Willem Pau weiszoon van wetboude» Thénefle, doorPieter Jacobszoon Schaap en FlorisRoodenburgh, aange-^/ en maant, om zich hierteeghens te ftellen ; maar verzonden uit der ftadt, met'°, df€tt een' looze boodfchap (zoo men zeide) van Burghermeefreren. 'S naamid- daghs te drien, Qt was op den vierentwintighften van Sprokkelmaandt, en twee uuren vroegher dan naar gewoonte} quam Leepoogh met het vendel van'tweehondert koppen , den Dam oover, op de Waaghe trekken , en bleef zich daar houdende. Zeekere aanzienlyke burghers , ziende de ge-^ meente hierdoor ontdek, gaan daarooverin'tToorentjen, om de Heeren te verfpreeken, en zich, tot middelaars der rufte, uit te bieden. Burgher- meefrers antwoorden, zy wifrenwat hun te doen ftond -, ontbieden de fteê- waakers daatlyk * de nieuwaangenoome knechten teeghens zeeven uuren booven, met hun geweer -, en gaan, om den drang der volle markt te fchu-^ wen , achter door de keuke , van 't Stadthuis , af. Dit vernoomen , en de vreeze grooter wordende \ gingen neeghen oft tien burghers, door lalt Woorden van andere, denBurghermeefter Joolt Buik, t'zynen huize, heuilèlyk af- der ge- vraaghen, waartoe dit wervenvanvolke-, teeghens dorde des^Prmfen? dit mememet trekken voor den tydt, derfoldaaten, op de JVaagh ? ontbieden der nachtwacht BmE)m" kydaaghe? befc heiden der nieuwe knechten, in waapen', op Y Stadthuis? ,!Tr ,_ Buik zwoer, by zyn deel heemelryx, daar was geen nieuw volk aangenoo- ■* J men, nocht ecnighe zwaarigheit: zy moghten wel verzeekert t'huiswaarts gaan. Maar de dubbelheit, en een zak van maliën, keeken tot zynenaiachttab- baart uit: dien Claas Boeleszoon in den Hamburgh oopen rukte, met verwyt, dat hy vol leughenen ftak, enyet teeghens de burghers broedde -, jaadatee- nighe van de nieuwe foldaaten daar voor zyn' deure waaren. Hy , dus kraftigh ooverftreeden 5 bekent de waarheit, en dat het door laft derHai- toghinne geichiedde : zynde de Majeftraat niet van zin , zich , om een hondert oproerighe onderzaaten , oft twee, uit haar gezagh en goederen te laaten zetten. Twee oft driehondert burghers voor de deure vergaa- dert, hierop aan't roepen , dat het niet hen alleen , maar de ganfche ge- meente raakte , waarvan zich aldaar drie oft vierhundert bevonden. Buik antwoordde, dat hy daar zesliondert andere teeghens zette : zy M z moglv-
|
|||||
5
|
|||||
i36 F. C. HOOFTS VIERDE BOEK
ï)6/- moghten hun beft doen: zoo zouden ook de regheerders. Ende zeit men,
dat hy hun dit, met vuile woorden, die, naar fmaadt der gemeente, en geen* burghermeefterlyke deftigheit fmaakten, toedreef. Men liet daaromme niet, hem tot ingang van den wegh der gevoeghlykheit te vermaanen 5 maar droegh niet anders meê, dan dat Burghermeefteren haar' Hoogheit believen moeften. De hm- Hiermeede raakte het volk aan 't fchreeuwen, vive, vive, vive Ie gueux j g\my komt eUc op der loop; 't geweer van de want. Den ganfèhen nacht, trekken zy, m waape- met troepen, lanx de ftraaten en muuren, om het t'zaamenrotten hunner nm'' weederparthye te verhinderen : voorts bezetten de Regelierspoort, en aan ten de\ê- v*eroor(^en ^enieuwe brug. Alhierverkundighde men, teeghens dendaa-
tetiers- gheraadt, by uitroep, dat het, met de e ze vergaadering', op geen'plande- port , en ring van kerken , kloofters oft burghershuizen , maar aüeenlyk het handt- riieuwc haaven van 's Trinfen ordening , en de rufte der ftadt, was aangezien. hrugh. Hadd'yemandt ander wit, dat hy zoude aftrekken, oft, op der daadt, door- Vuroep al- ß00ten worden £y ftaaken alle de handt om hoogh, verklaarende dat dit de meening was. Burghermeefters ontrent tweehondert mannen fterk , met de nachtwaakers, hielden 't Stadthuis ■> Leepoogh de Waagh, in. Doch ren hebben a^s net ^aSa was> daald' nv a^ en hebbende als eenouwdt krysman, zyn 't Stadt- v°lk °P den Dam in orde geftelt, myn' Heeren, zeid' hy, nu aangevallen, buis; hunne 'T is in't harte vanden tydt, en de burghery mee ft uit de w aapenen. Naa- foldaaten melyk een groot deel der zelve, gemat door de nachtwaak, was't lichaam de Waagh gaan verquikken. De Regheerders, verflaande zich bet te ftyven, dagh- m' vaarddcn , door booden al de Roomfchen, op de markt. Ter zelve fton- de brachten Teilinoren en Reaal, deeze maare, van Viane: T>at deTrins
Tyding door eenen Lakkay , den Heere van Breederoode, had doen zeggen , met van aan- orde om d' Amfterdamfche gemeente te waarfchuwen , hoe Burghermeefters flagb des meinden op't heimelykft, vierhundert foldaatenin hunnendjenft teneemen 1 Graaven om met de zelve, en de gewoonlyke waakers, de Kalv erft raat, van't Stad- , ' huis af, ten einde toe te bezetten , en den Graaf van Meeghen in te laa~ Jmfter- ten> die met twee'èntwintigh hondert mannen, ooverGorkom en Uitrecht,
dam. op eenen morghen , onver ziens, zoude paffen , voor de Regelierspoort te weezen j in opzet van eenhondert burgheren oft twee den kop af te houwen. Die deeze boodfchap ontfingen , verftonden dat ze geheelt diende -> als waardoor 't verbittert volk, der Ooverheit op het lyf geichonnen, zwaar- lyk van't bloedt der zelve zouw te fpeinen zyn. 'T leekte echter yewers uit, en baarde, met de geruchten van den Dam koomende, zulk een' ver-r fVQ¥ bolghenheit, dat elk, waapen, waapenriep, en zich , in der yl, toe- het waape-ïu^tc- Jan Broek Valeiitynszoon, een zeer behart man, deed, op denieu- nen. we ^mg •> met de trom omflaan, dat, wie lyf, wyf, en kinderen lief had, hem nu zoude volghen. Meteen, laatendede brugh by dertigh mannen be-
waart, doet hyeen' keer00ver deZeedykenWarmoesflraat, enfleept 'er, Neegen- in der haait, totneeghenduizenttoe, achter zich, yed er met het geweer, dat dur^ent hem gereedft ter hand was. Ellendigh aanzight van oorlogh, daar de vaader W been ^ereeiie -Par tnye :> d e zoon der andere toetrok, broeder zich teeghens broeder, zwaagher teeghens zwaagher opmaakte. Jan en Cornelis , beide Pieters zoonen , in Deventer ,. holpen eikanderen in 't harnas; en op onderlinge Twee ge- vraaghe, werwaarts het gemunt was, zeide d'een'j naa de markt, by die broeders -vanden ouwdenGodsdienft: d'ander, naa deftraaten, bydievandenouwd- eeVem " ften: dan zoo''t opeen ftaan*gaat, fchoontmy niet, ik zal u ook niet fchoo- 1 Goedeor- nen' Maar d'Onroomfchen oovertrorrbn, in vuurigheit en orde. Zy ftop- de der on- Pen de Warmoesftraat, tot aan de Pylfteegh; 't Waater (zoo men't heet) nomfchen. tot aan de Zoutiteegh •> denNieuwendyktotaan'tGraaveftraatjen, toe^ en ande-
|
||||
DER NEDERLANDSCHE HISTORIEN. \$f
andere weeghen naa de markt leidende. Jan Pieterszoon Hooft, en ecni- i e$ym
ghe anderen plantten drie bafïën op de fteigher van 't Dammerak , naafl het huis van Meeft er Henrik Dirxzoon,' daar de Mol uithing, om de markt te beflryken. Ten zelven einde werden ook op dePaapenbrugh, drie groo- te baflèn gefielt, en al de huizen, van de Warmoesflraat tot de Vifchmarkt toe, achter met fchutten gefïoffeert. De Wethouders, hebbende niet boo- ven tweeduizent mannen by een , zonden Pieter Kaars , Hopman der nachtwacht, uit > om alle geleeghentheeden te bezightighen. Wel vermoght de burghery deezen man , en liet zich dunken , dat haare krachten nu toonbaar waaren. Derhalven , alomme doorgelaaten zynde , braght hy Burgherrneefleren aan, hoe de ftraaten bezet, befchanfl, en alles, met groo- ve oft handbmlèn geboordt was, tot doodtlyke beheering van den Dam. Zydan, vindende zich genoeghzaam beleeghert, en de hoope van ande- De Regeer- re hulpe afgefheeden, neemen de fchalkheitte baat, en maaken eenighen dm leggen van d'ouwdile burghers uit 5 om den volke te vertoonen, dat'er niet oe- ^lifltoe. vels gemeent, en alles maar een misverflandt was. Zelf Simon Kops Bur- ghermeefler, in de Warmoesflraat gekoomen , pynden zich der gemeen- te dit diets te maaken, en dat zy, dewaapenen afleggende, met een ver- zoekschrift te recht raaken konden. Maar van d'andere zyde zonden zy om eenighe. tonnen kruits naajan Rooden tooren, die den hunnen, door Eg- bert Pieterszoon Vink met weenigh anderen , ontjaaght werden , en in 't waater geworpen. Teffens deeden zy de fbldaaten en etlyke Roomfche bur- ghers naa de Regeliers poorte trekken , onder 't beleidt van den Schout Pieter Pieterszoon, en zyn zwaagher Albert Markus,twee harde quaflen. Den aardt van Pieter hebben wy vooren verhaalt. Aan Albert wordt naagegee- ven, dat hy, toedrinkende, op zeekere maaltydt, den Heere van Bree- deroode een glas, onwaardelyk genoegh zoude gezeit hebben ; Ik brengt u, Br eer o: en Heer Henrik daarop te ryme geantwoordt j ik wacht het Nero: hem toepafïènde den naam (naar 't oordeel der gemeente) by zyn wreedtheit, verdient. Jan Broek, taamelyk verzelfchapt, was hieréntup fèn de Zeedyk ïanx getrokken , en met drie baflèn, aldaar gevonden voor een fmits deure, voorts naa 'tBushuis, 't welk nu de fpyker derOoftindi- fche maatfehappye is 5 uit zorghe dat de fchans, aan de Verkenslliiis, 00- verweldight, en't Bushuis van zyn' weederparthye , moght ingenoomen worden. Daar hoort hy, hoe de Roomfchen in aantoght waaren , om de Regeliers poort, de Steetuin , het halfrondt, en 't Bushuis te bcma^hti- ghen. Derhalven voortgemkt, tot op de Roode oft Regeliersbrugh, doet daar een fchans van balken en ander hout, dat voor de Steetuin oft timmer- werf lagh, opwerpen. Daar braght men de baflèn in, en klonk 'er achter op, in allen f chyn, oft ze vollaaden geweefl waaren -, hoe wel men nocht kruidt, nocht koeghels in voorraad had. Dit gelaat deed Pieter en Albert zwichten 5 zulx dat zy verzochten, onder hen tween, metjan Broek, buiten de fchans, tewoorde te koomen. Jan Broek, hebbende eerfl naa de Warmoesflraat, om byflandt, gefchikt, treed uit zyn voordeel •, vraaght, wat hen metpyp j Gefprck^ trom- en vliegend vendel •> vymidtlyker wyze derwaarts dreef. Waar op Al» van Par~ bert Markus, wel lomp en ontydélyk, antwoordde, 't was, om zich, met Ven' f? de kruidt, fchut en fcherp) teeghens hunne vyanden, te waapenen. Jan Broek, Re£e"ers- weederom > vraaghde, wie die waaren ? en als zy daar toe z weeghen, zeide, dat hy 't hun niet wilde laat en volghen, maar ten dienfle zyner Majefieit, en welfiandt der fieede bewaar en: ook de poorte zoo wel, dat'er de Graaf van tMeeghen met zyn krysvolk 't hooft zouw floot en. Terwyl zy in ge- fprek (tonden , quaamen , hém, tweehondert mannen ónder een vendel j M 3 ge-*
|
|||||
ï
|
|||||
itf P. C HOOFTS VIERDE BOEK
1567. gedraaghenby Jan Kies, te hulpe. Dies de Schout en Albert, hunnen ftandt
D/i? wort verdatende, te rug naa den Dam keerden. Broek bezette de poort, de brugh, by iïon- de fteêtuin, 't halfronde 5 en beval den fchutmeefter aldaar woonende, nochc roomjehen der eene , nocht der andere paithye , eenigh waapentuigh te verftrekken. bezet. Maar goedt getal fpiefïèn, roers, en eenigh bmTekruidt, werd uit zeekere, winkel gehaalt, dat langen tydt onbetaalt bleef. De geen, diejan Broek, om hulp hadafgeveirdight, was Thomas Gerritszoon Doesburgh. Deez, vin- dende Simon Kops voor 't Engkerkfteeghjen ftaan , om de luiden te belee- zen, werpt hemoover ftagh, met verwy t van't geen, aan de roode brugge, te doen was-, en dathy, met bedrogh, zocht de burghery in't net te brengen. Burgber- Daar ftuift het volk op; 't gerucht door alle gaffen. Kops had genoegh te doen ? meefier dat hy, met voorftandt eenigher eerlyke perfoonen, zyn lyf berghde. D'an- Kopsmge- je„e vreedekundighers werden onwaardeiyk naa de markt geituurt. Men Vauên wil roePt 'er i naa *t Stadhuis, naa 't Stadhuis. Wy hebben 't, hebben wy 't hart ; naa't stad- anders is't omgekoomen. 'T was de waarheit; en zoo een' meenighte magh- hm toe. tigh de wethouders en hunnen aanliang, met voeten, te vertrappelen. Maai- de deftighften der gemeente fielden 'er zicji ernftely k teeghens, met vertoogh, hoe 't wit hunner waapenen, niet was de nanden aan de Heeren te feilenden, oft met het bloedt van eevennaaften, vrienden, en maaghen te bezoedelen, maar door draghlyke voorwaarden aanveilighe ruftteraaken. Dit fpreeken Maar de vandcgeeneii, dieraaders en gelders waaren, oopende de verflopte ooren, gefeinten en toegang aan eeiiighe welgewilde burghers, die van verdragh quaamen voor- raaden ftaan, ter beede der Wethouderen. Want deeze, iiigezeilt met denondek- v af' ten aanilagh, en zoo verre te laagh leggende, zaaghen wel, dat ze benoodight Voorflagh waaren m handeling te koomen met de geenen, die't geweer in de vuift had- dm}) den , zoo zy 't wilden doen flaakcn. Gemaghtighden uitgemaakt zynde 9 dreeven die van de gemeente meeftendeels , dat men in't verdragh ftellen moeft', hoe Burghermeeflers reeghelrecht teeghens d'ordeningdesPrinflen gedaan hadden 5 en zoude men daarnaa der anderer punten wel eens worden. Klaghten en kyfwoorden en al de wrok der voorgange wreedtheeden werden hier op de Ooverigheit uitgeftort. Niettemin men trof noch dien avondt het Dat wordt verdragh, luydende: dat twee gemaghtighden van de Majeftraat •> en twee gefiooten. van deCalvinifcheny naa denHaaghe zouden reizen by de gemaghtighden der Hartoghinne aldaar, om te weeten, oft op d'orde, hungegeeven, 's Trinf- fen goeddunken genoomen was -y en, in geval van neen, aan zyne ^Doorluch- tigheit te trekketi -3 om de meening der zelve, naa verklaar ing vanftadsgelee^ ghenheit, te verflaan. T>e gemaghtighden haar er Hoogheit zouw men ver- zoeken , midlerwjle hunnen laß te fchorjjen , en 't lichten van krysvolk flaaken, ontflaande zelfs de geenen, die reeds waaren ingefchreeven, en doende de nachtwaak houden op de hoefflaaghen, gelyk die by zyn' T> oor lucht igheit was ingefielt. Dit werd'sanderendaaghs, met de trompet verkundight 5 en D'onruß de dus dreunende ftadt, daarmeede, even als Antwerpen, zonder een' drup- gefiilt. pel bloeds te ftorten, geftilt. Te weeten, 't is een' groote fchreede van dreighen tot doen: en'teerfte aanbikkender burgjierlyke waapenen wordt, vanveele inzighten, zoo kraftelyk herhouden, als men, naa 't verweldighen deezer dammen, reukeloozelyk, door'theiligh, en onheilighc, met vuile voeten voortflaat. Staat ook te gelooven, dat de Majeftraat uit kunde naarder zwak- heit , de burghery uit eerbiedenis, die zy noch aan haare Ooverheit toedroegh, fchroomde 't fpel te beginnen. Ten zei ven daaghe fchikten de wethouders eenen aan denPrinfè en de Hartoghinne; de Calvinifchen twee perfoonen aanzyn'Doorluchtigheit, voorheen, elk, omzynbedryfvoor'tfchoonfte, te doen aenneemen. Doch die van de Majeftraat werd's morghens uitgelaat- ten : |
|||||
f
|
|||||
DER NEDERLANDSCHE HISTORIEN. i^
ten: die van de gemeente raakten niet wègh, voor teeghens den avondt, mits i fêjt
dat de poorten zoo lang geflooten blceven. Zy quaamen nochtans tot Ant- werpen wel te pas, om den anderen op 't uitftrooyen van valiche geruchten t'achterhaalen. Want hy liet zich verluiden, dat deOoverheit het dempen der Geuzen in haar'handt gehadt, maar hen, opichuldtkenning, met ge- voeghlyk verdragh in genaade gcnoomen had. De vier gemaghtighden ter Gemagb* weederzyden gekooren, neevens twee hunvanderichutteryeweeghebyge- tighdenaan voeght, reisden naa denHaagh, en voort aan denPrinfè. Zyn'Doorluch- den Frr4e tieheit verklaarde, niet nutters te weete?i, dan 't geen, den achtienden van ieX?ndm ■ Lowwmaandt"■> door haar beraamt was. 'T'welk hen nietvernoeghende, had- ^f" denzy zich terLandtvooghdejfete keer en. Dit deeden die van de Wethou- ders. Maar die van de gemeente, als niet wyder gelafr., tooghen te rug. Ter- wylde ftadt in dewaagh deezertwyfelmoedigheit hing, quam de Heer van T^'^icno- Breederoode , den zeevenentwintighflen van Sprokkelmaandt, binnen f,er^, Amllerdam. Dit fchiedde met dus een' flingerilagh. Hebbende in der ^ma^ nacht gemaakt tot Ouderkerk te zyn, aldaar van den paarde gezeeten, en ^am, voorts te voete gegaan, ontbood hy Clement Volkhartszoon Koornhart bui- ten in de herberghe byzich, opdat diehemeenighen weghweeze, om ge- vocghlyk in te raaken. Want in de poorten moeft elk zynen naam laaten aanteekenen, en nicmandt vreemds te waater deur. Deez, met hem, en alleenlyk twee eedelluiden, in een'ichuit getreeden, deed, zonder zich 't roe- pen der wacht te kreunen , hen fiiellyk door den boom roeyen , en aan de Turfmarkt opzetten. De regeerders , hoorende dat Breedero in Itadt was, dien zy't hooft van alle Geuzen noemden , vonden zich in al hun voorneemen bedremmelt, en wiffen niet anders te denken dan dat hem ^e}m^en" d'Onroomfchen ontbooden hadden. Hier was nochtans fzoo de gedenk- '"• er ichriften van Laurensjacobszoon Reaal verklaaren^ niet aan: maar de roep aïUtt van zoo hooghloopend' een' twifi:, uitgebromt door 't heele Landt, had hem zich zelven daar doen wenichen. Wel ftaaken zy de ooren op, geiryftmet zulk een' voorganger •, en lieten de trerlykften zich daaghelyx in zyn gezel- fèhap zien. Ook zakten 'er veele luiden, uit Vrieflandt voorneemelyk, en Veêle Uitrecht, ma toe : die , verfteeken in koopmans-, fchippers- en boeren- vreemde- kleederen, de ichryvers, aan de poorten, met looze naamen blinddoekten. l!n&etl ^^ T'Uitrecht vond zich, dat pas, de geheimfchryver van den heimelyken *rt *r* Raadt, Jacob de la Torre, hebbende, met vordering van fcheepen en lyf- heeflé toght, den Graaf van Meeghen te weeghe geholpen. Van daar quam hy, r>e Ge~ met fchryven derLandtvooghdefleaande Regeerders, t'Amfterdam 5 ten heimfcbrj- einde zy, by middel van ooverreeding , oft uitgedrukt bevel, den Heer ver de la van Breederoode, maakten te loozen: waartoe zy, by mangel van anderen Tom^mt raadt, zich van den Graave van Meeghen, en zyne troepen, moghten die- 'om nen. La Torre zeid'er by, van de Hartoghinne gelafite zyn, zoo Br e ede- J *aL roodenaa hen niet hoorde, hem-, uit haaren naame, eenen tydt van vieren- vertrek~, twintigh uuren tefieUen, om defladt te ruimen, eningevalvanweighering, fyn. hem by pleghtighe verklaar ing , de fchuldt op te tyghen , van allen onheil, dat 'er uit ryzen moghte. Burghermeefters, begaan met deezen brief, en heb- bende den inhoudt met Oudburghermeefleren en Scheepenen oo ver woo- ghen, lieten zich voor eerfr. bedunken, dat eenighen van den Raadt, die oover d'Onroomfche zyde helden, in 't geene van den Graave van Meeghen gemeldt werd j grootelyx gearghert zouden zyn, en't zelve ruchtbaar maa- kenj waaruit een nieuwe beroerte te duchten ftond. Daarnaa, dat Breede- roode hun dubbelt, oft immers leezing van hunnen lafl zoude afeifchen, en, door dit punt, eer tot blyven geterght, dan tot vertrekken beweeghtwor- M 4 den.
|
|||||
i
|
|||||
140 P. C. HOOFTS VIERDE BOEK
i?<K den. Niettemin, gemerkt de vroedfchap hier in gekent moeft zyn, dee*
den zy ze vergaaderen ■, doch gingen daatlyk naa 't Icheiden, eer de maar ver* ipreidt kon worden, den Heer vanBreederoode in zyn herberghe vinden. Dewelke, gelyk zy 't gefpelthadden, zonder 't bevel haarder Hoogheitte zien, dat zy zeiden buiten haar' orde niet te darren toon en, naa reeden, bidden , nocht gebieden wilde luifteren, Waaroover cle geheimfchryver, op eenen voormiddagh, in by weezen van twee Scheepenen, zelf zyn' bood- fchap j ende weederwaardelyk bejeeghent, met taaye lydzaamheit ant- zonder woordende, eintlyk de gemelde verklaaring, deed. Breederoo daar teeghens, vrucht. verklaarde ongebonden te zyn , zich naa eenigh bevel haarder Hoogheit, cer'thembleeke, te richten; ende met hooghe woorden, dat men gewei- ghert had, zynè verdaadigingh te hooren, daar hy haar en 's Koninx getrou- we dienaar , jaa bereidt was , teeghens de weederfpannighen te paarde te klimmen. Burghermcefteren echter verghden eenighen Onroomfchen bur- gheren, te bevorderen, dat hy zich gezeggen liete. 'T welk van hun afge- llaaghen zynde, zonden zy aan hem, den tweeden loontrekkenden Raads- man, MartenvanBloklandt, met twee Scheepenen en eenen geheimfchry- ver, die geen antwoordt kreeghen, dan dathy doen zouw gelyk hy 't ver- flond. De gemeente, zorghende voor zynen perfoon, bewaakte des nachts zyn' herbergh, met ontrent hondert mannen. Dat meer is; eenighe Eedellui- den vervorderden zich, den zeeventienden van Lentemaandt 's naamiddaghs, Men la Torre, op den Dam, in zyn' herbergh en kaamer aan te gaan; daar zy hem, neemt urn tot >s anc[erendaaghs toe, als in gyzeling hielden*, jaa zyn' papieren doorfiuif- Ven'lnly- felden, en die van 't meefte belang, daaronder 't verhaal zyner verrichtinge, nepaüie- hem ontnaamen: zulxhy voor argher vreezende, in der haaft, zyn' hielen ren af. lichtte. Ten voorzeiden daaghe keverden de Calvinifchen een verzoek- Dies fchriftin, ten einde de ordening van den achtienden vanLouwmaandt, ten maaktby vo]je te werke gekit wierde s ook noch zeeker getal knechten befoldight, en web van Breederoode(dewylmenniemandt anders had, die in kryshandel ervaaren ,' en van genoeghzaame achtbaarheit was ) tot Qoverfte der zelve gefielt, roomfeben ter ty^ toe de Prins van Oranje daar anders in voorzaaghe. Burghermee- ver7oeken fters, verbaaft door 't geen aan la Torre gebeurt was, bewillighden in dee- meerfol- ze, en eenighe andere punten , noopende de bewaarnis der fbadt s mits daaten, en dat gemaghtighden van weederzyden , en van de fchutteryen, aan zyn* uree de- Doorluchtigheit trekken zouden, om haar goeddunken daarop te verfraan, roede tot waarnaa men zich, zonder weederzeggen, te richten hadde. 'T ontwerp Oovsïjie* van dceze punten werd den Heere van Breederoode gebraght. Maar hy boudr ' wcigerd'het te hooren leezen; als gezint tot ver trekken. Dit gerucht onder darren 'c volk raakende, quam ftrax een' groote meenighte van menfehen op den 't niet Dam, en zulk een' vreeze , onder de regeerders, datzy, door Blokland t weïghemu en zeekre gemaghtighden der fchutterye, hem verzochten zyn' reize vyf oft zes daghen op te fchorfen , tot dat de gemaghtighden weederkeer- den, van den Prinfe. Midlertydt waaren zy te vreede, dat hy 't opper- gezagh oovcr de foldaaten aanveirdde, zonder nochtansyet aan te liaan, voor dat men de meening zyner Doorluchtigheit verfcaan hadde. Breede- Hy aan- rooc|e, hier op, verklaarde dat hy den aangebooden laft en tytel aannam, on- vent dien jer ^ie voorwaarde, en zonder yet, teeghens 't goed tvinden van den Prin- ^' ie te willen doen. Waarmeede de gemeente gepaait, zich tot ruft begaf. De Prins ftond al de punten toe -, uitgezeidt dat van 't opperbevel des
Heeren van Breederoode, dien hy beloofde zyn' meening, by eighently- ken boode te laaten weeten. Dienvolghends werden twee boots, het een in't Y, het ander in den Aniftel, op de wachte geleit, Leepoogh afge- dankt; |
||||
DER NEDERLANDSCHE HISTORIEN. 141
dankt) Willem Pauwelszoon met eenen'anderen Steedehouder voorzien 5 15-67;.
Leenaart Janszoon Graaf, Hopman, en Arent Janszoon Koeiveldt, deez' onder be- waaren twee ryke en wel gewilde burghers_) zyn ileedehouder gemaakt, 00ver telhebben vierhundert knechten, die zy daatlyk beföldighden. Noch heten Burgher- de"On- meeftersdoordeneeghengemaghtighden der iehutteryen, aanneemen hon- roomfchen dert mannen om de nachtwaak te houden. Tverdragh werd van beide par- °fe, aa"J diyen bezwooren. Ondertuflèn viel Valenchien. Want Noircarmes, heb- VUY)wn. bende den wal met twaalf itukken beichooten, breuke gemaakt > en zyn volk, dert tyecb* den vierentwintighften vanLentemaandt, tenilormgereedt, dwongdeitadt ten befol- bezetting in te neemen, op'sKoninxgenaade, en mondelinge beloften, van dight? reedelyk gehandelt te worden. Maar meeiler zynde, deed hy tweeLeeraers N0Ch bon- met naamen Guido de Bres en Peregrin de la Grange vafr. houden, tot Door- dntnacht- nik voeren, en met de koorde ombrengen. Michiel Herlin Ooverile der ftadt, WyTfw zyn zoon, en etlyke ryke burghers, ontgolden 't met den hoofde. De preeke aedwon_ en oefFening van den Onroomichen Godsdienft werden verbooden. Toen gen. wakkerde de vervolging en ontzonk de moedt den Onroomichen * zynde De ver- 't gemeene zeggen, dat de Landtvooghdes, in Valenchien, de ileutels van alle volging andere ileeden gevonden had. Endeicheen'tgewedt, wied'eeriïezynzouw, w?k&rt' om zich oover te geeven. Die van Kamerik hadden hunnen Biilchop verdree- , 1 ven. Nu ruimden d'Onroomfchen dieftadt, daarhy met een deelkrysvolx vmyeire~ van Majeicraat en gemeente eerlyk ontfangen werd, ende zaaken heuilèlyk t06t opheemelde, zonder wyder te woeden, dantegens de goederen dervlughte- lingen. De Heer van Breederoode, verwittight zynde by eenen eedelman, van den Priniè, hoe alles oover iïuur dreef, gaf den Calviniièhen genoegh te veritaan, dat hunne zaaken, oover 't hooghfte gekoomen, met loilè loop icheenen ten daalen te vlieten. Korts naa 't itillen der Antwerpiche beroerte, De *rm had Oranje aan de Hartoghinne gefchreeven, dat haar gelieven zoude de ler^ Landtichappen, hem vertrouwt, met anderen vooghdete voorzien: gelyk Lan^ 't zelve, oover een' wyl, van hem, op den Koning verzocht was, met voor- VOoghde(fe wenden van noodtlykheit om zyne bezondere zaaken in Hooghduitilandt te z.jne gaan ichikken. Hierooverzond zy den geheimichryver Berti t'Antwerpen -, Landt- die hem quam vertoonen, dathetverlaat en zyner• Landtvooghdyen, in zoo vooghdyen zorghlyke tyden, zyner QDoorluchtigheit niet paffen, nochte den voortrefly- €menan" ken des Lands, nocht haar der Hoogheit behaaghen, nochte, zonder 's Ko- , bevee" ninx uitgedrukt verlof ', wettelykgefchiedenkon. *Dies hadd' hy te volharden 'Zy j in dienflveirdigheit i zonder ook langer den eedt te weigeren, dien zyne Ma- hem ver- jefieit (gelyk wel te bevroeden viel) niet om niet den Landtvooghden af vor- maanenm derde. Op deezen voorftel voerd' hem de Prins , in jeeghenwoordigheit volharding des Graaven van Hooghilraaten, die by geval daar gekoomen was , deeze üdienfi, reedenen te gern oet. 'T) at den Ooverflen dergewefien zulx nooit voor heen ge- en tot den verght was. By 't doen van anderen eedt, moghf hyfchynen zyn' trouw, ver- m™mn plicht by den eerflen aan den Koning, qualyk betracht te hebben. Hebbende ZynerHm ookgefwoorende voorrechten der Landtfchappen, die onder hem flonden, te denen daar handthaaven, zoud' hy, zoo hemy etdaarteeghens bevoolenwierd', niet kun- teeghens. nen gehoorfaamen behoudends dien eedt j nochte zich weederhoorigh fiellen behoudends dennieuw.en, zoo hy daar by beloofde te doen al't geen men hem, uit's Koninx naame, teeghens wienhet ook waar e, te belaß en quaam. Wy- der s ? hoe ? oft men hem verghde de waapenen teeghens den Kaizar aan te nee- wen, dien hy als Leenman hulde gedaan had? oft teeghens zyne kinderen oft vrienden, gelyk den Hart ogh van Kleef, en andre in goeden getaale? Meer "Was 'er} te weet en, dat men teeghens dOnroomsgezinden daaghelyx Tlakkaa- ten van lyfftraf voortbraght ± tot het uitvoeren der welke hy, dien zoodaa- nighe
|
|||||
*
|
|||||
142 P. C. HOOFTS VIERDE BOEK
1567. nighefcherpheeden in geloofzaaken teeghens de borftfiieten, zich ongeneeghèü
vond. Jaamen konde hem , uit kraft van dien eedt, totflaghtingzynereighe- negemaalinnepraamen, dewylzy zich aan de leere van Luither hield. Eint- fok, die hemyet opleide van' s Koninx weeghe, moghtyemandtzyn, aandien zich f onderwerpen, nocht hem, nocht zyn geflaght, betaamen zouw: gelyk de Hartogh van Alva. Berti antwoordde, men had wel invoortyden nooit, maar ook toen ge ene noodt van denftaat, als de jeeghenwoordighe, gelyken eedtgeeifcht. De nieuweftrektegeenszins tot boeting van den ouwden, als oft hygefchendtwaar j maar tot opwekking vanyver in'tgevaar dat voor ooghen flond. Immers zoo flerkelyk als zyne Doorluchtigheit, kende zich de Koning verbonden tot voorflandtvan der Landen vry doornen : ende zouw der halven welzorgh draaghen, dat daarteeghens nietgebooden wier de. Van denKaizar - oft den Vor ft van Kleef te bekryghen viel hier geen bedenken -3 ende, zoo hy die in't doen van den eedt uitzondren wilde, de Landtvooghd.es zoud' het hem zeergeime vergunnen. 'T uitvoeren der Tlakkaaten teeghens de ketters zouw hem niet bevoolenworden j veel mm zyn' echtgenoot te ftraffen. Hier byliet het de geheimfchry ver, zonder gewagh van Alva te maaken: 't zy dat hy diens naam, nocht in 't sjoede, nocht in 't quaade, wilde opnaaien > oft mits de Prins, daar naa niet toevende, op het noemen zyner gemaalinne, in zyn' reede viel, met deeze: Houdende voor gewis, dat de Koning niemands ge- maalin», die andren Godsdienft oeffent, in zyn' jeeghenwoordigheit dulden zal, heb ik beflooten, my met myn gezin naa T>uitflandte begeeven, op dat ik, naa zyn' ooverkoomft, niet fchyne bet ver dr e even dan wiUigh vertooghen te wee- zen. cDoch, aan wat oordt ik my koome te vinden, zyn' Majefteit zal altyds aan my eenen betrachter van vroomen onderzaats plicht vinden. Berti, zien- de voorshands niet naaders te verwerven, bad zyne Doorluchtigheit, hier- oover, voor haar vertrek met Egmondt en andre Heeren t'haarder keure, te woorde te koomen. Dit nam de Prins graatighaan, ten opmerkevan de ge- leeghenheit, om noch eens t'onderftaan oft de Graaf tot naader bezinning te brenghen waare. Want zyn' Doorluchtigheit maakte zich fterk, zoo zy hem wel bondighlyk t'haarder parthye konde inklampen, den bouwvallighen ftaat ecnigher wyze te ftutten. Zy beteekende dan, tot plaats der t'zaamenfpraake het dorp Willebroek -, en verfcheen aldaar op den derden in Grasmaandt -y ge- lyk, ter andre zyde, Egmondt, Manfvelt, en, door bevel der Landtvoogh- defle, Berti, Oover't voorgeftelde ftuk werd veel, weeder en weederom, doch al te vergeefs gehandelt. Oranje, tenlaatile, trok Egmondt van 't an~ 's Frinfen dergezellchapaf■, oopend'hem d'inwendighfte oorzaak zyner koomftej en- gefprek, de poogjd' hem, ter eene zyde de gloory en veiligheit, ter andre 't verdoo ven met Eg- Zyns iofs ? ell de ZWaare fmak van onvermydelyken val te doen bezeffen. Maar mondt, te de Graaf, getooghenvan de kraft zyns noodtlots, beriep zich echter op de -" geleeghenheit zyner goederen, zulx hy buiten 's Lands niet had, om, naar den eifch zyner af komft, en met luifterte leeven* blyvende daarby, dat hy vertrouwde, de Koning waare om al 't voorleeden uit het gemoedt te vecghen, indien men zich flechts,in 't affchaffen der preeke en 't ftraffen der kerkplonde- ring, quyten wilde. Hem dan, on vcrzettelyk gevonden in deezen zin, heeft de Prins ( als waare zyn tong door drift van eenighe voorweetende godlykheit By helt gaande geworden)met deeze aantuiging afgeveirdight. Losgaat uw' hoop-^vafi den Graa- uw naakend berouw: enghy u tot eert brugh maake?i, die de Spanj aards, daar 00- ve xyn on- <ver in 't landt gekoomen, zullen afbreeken. Men voeght 'er by, dat zy voorts el- geluk; kandre, Trins zonder goedt, Graaf zonder hooft, zouden adieu gezeit hebben. 'T welk ik nochtans niet zoozeeker houde, als dat Oranje ( want dit wordt meede vertelt) weemoedigh door erinnering van't gewis bederf, befchooren vooi
|
||||
DER. NEDERLANDSCHE HISTORIEN. i4j
voor Egmondt, ende denkende hem, op ditmaal voor 't laatfte, te zien, den j ^-/i
zelven hartelyk met omarming knelde , en, niet zonder weederzydighe traa- nen, daaraffcheidde. Ditgerprek5 beluiftert (zoo de maareging) door ee- nen , dien de Calviniichen in de fchoorfteen der kaam ere verborghen hadden * braghthen, niet weetende werwaarts zich te keeren, in d'uiteriïe bekomme-* ring. Hun eenighe toeverlaat fcheen de Prins, als oovertreffende de red in vernuft, ervaarenheit, vermooghen enmaaghichapj hoewel zy zich flïeten aan den raadt, dien hy meermaals voorgewendt had, van zich met de Luither- fchen te vereenighen. Maar hy, die, in de kenni/Te der wereldt, van zyns zelfs kenniflê niet verdwaalt was, wift zeer wel te bezeffen, hoe verre's Koninx maghtdezyneteboovenging. Dat'svolxyver een vuur vanftroo, deDuit- fche hulpe traagh, en nocht een, nocht ander was, om zich, met vereifchte orde, te laaten leiden, en ftuuren. Dat Egmondt daarenbooven, met de glans der krysgloorye, zich d'ouwde löldaaten, en verre den meelt en aadel, naafieep- te j zynde het derde deel der eedtgenooten, by 't verbondt, niet gebleeven. Dat ook de geeiteïykheit, zoo weederwaardelyk geterght, zoo fnood verongelykt, De Trim en onvoorzicliteiyk ter partye uitgeflooten, niet dan een' vreeze voor argher, tot befcher^ enonverzoenlykenhaat, in't harte, voeden kon, om, met al wat haar aan- merder hing, de imarte der verfche wonden tewreeken, en liever alles oover zich te Omom" laaten gaan, dan ter belcheidenheit van zoo woelt en breideloos eenen hoop r]ejlver* te fïaan. Bewooghen nochtans met zoo veel'onnoozele zielen, en eerlyke y0or^a luiden, die 't niet dan goedt meenden, liet hy, aangezocht zynde, zich hoo- „eit u v-m ren, dat 'er noch uitkoomit. voor handen fcheen, indien men met der veirt, den. yyfoftzeshondert duizent gulden kon gereedt hebben. De gemaghtighden Men wil't der kerken meenden, dat dit geldt te vinden was, maarvraaghden, hoe'tbe- nietgec- fteedt zou worden. Zyn' Doorluchtigheit antwoordde $ dat behoorde men ven> %mu hem toe te vertrouwen. Want de toeleg ontdekt zynde noodtwendelyk verval- ertf w,eÈ* lenmoeft. Zy wilden echter't geheim, oft van geen opbrengen, weeten:uit- fcaeecjt gezeitReinier Kant, die van weeghe der Hollandfche gemeenten, tevreede &rf/ WWm was. Noch brak de Prins zyn gedult niet, maar, doet, zeid'hy, danendtlyk*, den. dat u dikwyls geraadenis. Vergelyktumet de Luitherfchen. 'T gefchil is te Uy raadt kleerh om, dies halven, gefflitfiteblyven. Ende hoop ikj in zulk een gevalt 'mn ^an de zaak) met hulpe der vrienden vanT)uitßandt, uit te voeren. Maar men met{je verklaarde, clathetgeweeten zulx niet ly den kon: ende werd zoo heilzaam Jfl er~ een voorflagh verfmeeten, door bedryf van drie oft vier Leeraars; gelyk zyn' veremt, Doorluchtigheit naamaals geklaaght heeft. Rogier Wiljams, Engelich Rid- qhen. der, meldt in zyne gedenkeniflèn, dat hy den Prins heeft hooren Vernaaien, Daar wm hoe hem , door Graaf Karel van Mansveldt, geraaden werd 3 Egmondt 'tgewiffète van kant te helpen: 't welk waar, om den ganfchen aanhank des zelvenj> zyner naauw toe, Doorluchtigheit te doen toevallen. 'Tzelffle getuight de voorzeide Ridder* ^oorßaih lang daarnaa in Vrankryk, uit eighen monde van Graave Karel verftaan te vm /* hebben. Maar Oranje, te vroom tot een ftuk zoo onchriflelyk, en ervaarenis H ]}remsfJi t'oover hebbende, dat van diergelyke daatlykheeden de fhootheitvaftflaat} d'uitkoomfl on wis, en doorgaans der wangunfte van 't geluk onderworpen is j wild 'er 't oor niet naa nyghen 5 liever Gode de zaak beveelende. De wethou- ders van Antwerpen, verneemende ter eene zyde, de toevloedt van vluphte- linghen, uit andere geweften, derwaarts, ende, beduchtende ter andere, overtrekken derkoopluiden hun toegedaan, waardoor deCalvinifche par- ty frerker worden moght, dan zyindelaatfte beroerte gebleekenwas, werd teraade, eer't verder liepe, den Koning en der LandtvoöghdeiTe te gemóedt te koomen, en den handel van ïtilftandt der preeke, te hervatten. ^Dies ver- kochten zy aan haaf Hoogheit, eert algemeine vergiffenis, met uitfluiting at- kenlyk
|
|||||
\
|
|||||
144 P. C. HOOFTS VIERDE BOEK
leenlyk van moor der s, enftraatfchenders: oft dat dengeenen, die zich anders*
zins mijgaan hadden, ten minfte drie oft vier maanden tydsgewierde,om hunne goederente verhopen, en zich te voorzien. Voorts dat men niemandtom zaa- ken van 't geloof wilde moeyen, die zich van depreekefpeinde -, en de fladt, zoo buiten als binnen onbelaftvankrysvolk laaten. Zy antwoordde, brieven van. den Koning ont fangen te hebben, die haarverbooden, met zyn onderdaanen, zelfs ook op zyn welbehaaghen , te daadingen: wilde nochtans daar naader op peinzen. Maar bezetting moefl 'er ingenoomen zyn , zoo men zyrf Majefteit dacht te vree de te ft ellen. De gemaghtighden der Majeftraat wenden voor, dat zulk verbodt, van weederfpannighe fleeden te v erft aan w as, daar Antwer- pen niet ondergereekent kon worden, ten aanzien, zich maar eenighe leeden des zelv en verloop en hadden: be halven dat het belang van zoo een ftadt wat meer behoorde te weeghen. T)e vergiffenis verzochten zy, uit vreeze van met een vertwyfeldegemeente te doen te kryghen. Indien nochtans haaf Hoog- heit daar zwaarigheit in maakte <3 ten minfteftond haar vry het twaalfde der aangeb o ode punten van den twintïghften in Sprokkelmaandt uit te leggen, met verklaar ing, wie, voor Majefteitquetfers, geweldenaars, kerkje hender s, en andere mifdaadighen aldaar geroert, te houden waar en $ om de reft geruft tefteUen. ' 'Tinneemen der bezettinge wilden zy den leeden der ftadt wel aan- verghen, hoewel het gefchaapen waar e, de neer ing te krenken. Ook viel 't be- denklyk, de zejlienhändert befoldighde burghers, als behoeftighe luiden zyn- de, af te danken, die, met andere van gelyke ftoffe, moghten aanfpannen, doch men kon hen in dienft houden, onder den eedt van V andere Koninx volk y tot bequaamegeleeghenheit toe: en haaf Hoogheit, hierin, naar haare be- fcheidenheit handelen. Zy verklaarde echter, geen voorwaarden temooghen maaken, nocht vergiffenis toeft aan, daar vee Ie fleeden om aanhielden: oft fchoon zyn' Majefteit niet van zinne was, haare genaade te fluiten. Uitge- 7ieeghenheit', nochtans, die zy der ftadt <^/£ntwerpen, en dergemeene wel- vaart, daar groot ely x aanhangende, toedroegh, ried zy hun den Koning tot geen' waapening teperfen. Ten welken einde, de Majeftraat haaf achtbaarheit moeft oprechten, elk zich ter gehoor zaamheit vly en, en de bezetting ont fan- genworden > die zy zenden wilde, met orde teeghens allen ooverlaft. Belan- gende 't vergeeven oftftraffen •, daarmee zouw zy den Koning beworden laa- ten, zonder aan te taften, voor zyn naar der bevel, de goederen oft perfoonen dergeenen, die aldaar voor Oejlmaant leftleedengewoont hadden: uitgezeit leeraars, ketters, hoofden van oproer, roovers, en diergely ken, onwaardigh aller genaade. Ende nam zy aan dengeenen eengoedt woordt by zyne Majefteit te houden, die zich in de goedertier enheit derzelve zouden oovergeeven: mits dat men daatlyk het volk van w aapenen innaame. De Majeftraat, hebbende ditaficheidt bekoomen, ontbiedt, op den tienden van Grasmaandt, de ge- maghtighden en Leeraars van de Calvinifche en Augsburghfehe belydenis: vertoont hun, met raaden en dreighen, de noodt van's Koninx toorent'ont- wyken,en 't preeke te fchorfèn, tot zyn naader befltryt, te neemen by goeddun- ken der Heeren en Algemeine Staaten. Dies hadden deLeeraers tevertrek- ken, met vry geleide, dat men hun verfchaffen zouw. Hardt was dit, maar hachelyk het uiterft te verwachten. Ook ried hun Oranje zulx ernflc- lyk af. Waaroover zy zich gezeggen lieten , en ten deel noch dien dagh, hunn' uittoght deeden. 'S anderen daaghs vertrok de reft; en zelf de Prins, met groot geley van Eedelen, koopluiden, en andere. Tot Bredaa gekoo- men, braght hy eenen dagh, oft twee toe, metzyn' huiszaakcnte fchikken: en naa 't heften van een' maatelyke (om penningen, hem verftrekt by de Staa- ten van Hollandt 3 op onderpandt van vafte goederen, nam naa 't Graaffchap van
|
|||||||||
De Wet
van Ant- werpen handelt
met de Uartoo- ghinne. |
|||||||||
De Preek?
wort t'Am- werpen ge - fiaafy. De Lee-
raars ver- trekk£n-
De Prins fcheidt uit
diefludt.
|
|||||||||
4
|
|||||||||
DER NEDERLANDSCHE HISTORIEK, 145-
vanNaflauw zynen wegh: op den welken hy, van zyn'gemaalin de doch- ifóp
ter van Saxe, een wyf pootigh uit der maate, en ongereegelt van leeven, wel Hj niß fmaadelyk bejeeghent werd. Toen ging de kreet op -, wee Nederlandt j niet naa, Duits- anders, dan oft het gemeene weïvaaren aan de behoudenis van zynen eeni- Undu o-hen perfoon gehangen hadde > ende niet zyne ver wydering alles omgekoo- Gemeene men waar. Duizenden menfchen van allerley (laat, verylden de vlucht, ennrfo*~ maakten zich ten Land' uit, op zyn' voorgang en waarfchuwing. Naamelyk, SJ",ra tot die hooghte van achtbaarheit, was zyn oovervlieghend oordeel geftee- o-hen, dat men allen raadt uit hield, als hy 'er geenen wilt. Zeeker, men hoorde nu, hoe de Koning een maghtigh heir toeruftte, en tot Veldtheer had gekooren den Hartogh van Alva •> dewelke, bekent voor den wryter dien hy was, den Prinfe niet gclooven liet, dat'er bloedt oft bitterheit ge« fpaart zouw worden. Ende, onder and're gedenkeniïïèn zyner quaftigheit» was noch niet vergeeten, hoe hy,- tot het uitrooyen van Gent, getracht had wylen Kaizar Karel aan te hitièn : d'iCi daar oover, hem, gebraght op eenen toom, de ftadt t'aanfch ouwen gaf, en afvraaghde, hoe veel Spaan- fche vellen wel gaan zouden aan 't maaken van zoo een Guante: welk haare naam inSpaanlch, ook in de zelfiletaal, een want oft handtichoen betee- kent. Oranje , nochtans , liet tot Looven zynen oudften zoon Philips, Graaf van Buuren, op borghtoght zyner jonkheit van vy ftien jaaren, en der vryheeden van de hooghe ichoole, die zelfs by den Paus beveftight waaren. D'ooverigheit van Antwerpen, (teilende den breeden Raadt voor ooghen 3 dat het hun goedt, bloedt, en voorrechten gold, zoomen, booven'tvol- daane punt der preeke, zonder marren, haar' Hoogheit, met geen inneemen van bezettingvernoeghde, dreef liciitlyk deur, in dienoovergang, vanver- ileeghcnheit, dat alle lecdenecndraghtelyk bewillighden. Jaa, dat onlanx hartvochtigh volk in vooripoedt, was, nu de noodt begon te nypen, zoo week in den boezem, datzy niet eens op begrooting van't getal der foldaa- ten, oft maaken van voorwaarden flonden; ilechts verzoekende, dat men haar'Hoogheit baadde, hoe eer hoe liever, daarin perfoon te verichynen, AntwerfeH om alles, metgevoeghlykheit, in orde te brengen. Men verworf eevenwel, ooverkymt voor de inwoonders, die by haar iaatfte antwoordt niet uitgefteeken waaren, met de een' maant tyds, te reekenen van de weighering der al gemeene quytfchel- !~, - dinge af, indien ze hun niet gebeuren moghte j om zich door den wegh van bezondere genaaclei van rechte, oft anders te voorzien« Waarop Graaf Karel van Mansvelt, den zeflentwintighften daaraan, de ftadt, met een' byftere intree verbaasde y leidende zellien vendelen Waaien met den mondt vol koeghcls , de roers geveldt, vyantlyker wyze. Twee daaghen daar- 'T neemt naavolghde de Landtvooghdes, metflaatlyk hof, en vyfhondert paarden ? kaysvolkim verzelfchapt. 'T eerfle dat zy ter handt trok , was den Roomfchen Gods- Ha*rm diend in zyn' voorighe glans te (lellen, vereerende de beedevaarten en om- hoogheit megangen, met haare en de jeeghenwoordïgheit der Ridderen van de orde. ymt aat Met een deed zy alle huisghezinnen by naam en toenaam, ook alle waape- enrJjH ' nen, onder de burgherye beruhende,aanteekenen •, daarnaa de kerkichen- den Room* ders opzoeken , en met de ftrop ftraffen ■■> de Plakkaaten vernieuwen , fcbenGods- tennaalle by op den zin der maatighinge's jaars tevooren geraamtj kinde- fanfl op. ren verdoopen ; en eindtlyk de kerken der Onroomfchen needer fmyten. Kerkfihen* De penningen, ingewillight, door noodt, op bier en wyn, om'tmaandt- iw/'" geldt der burgherlöldaaten te vervallen , werden tot betaaling der nieuw- ' h^'mm mgekoome krysluiden bekeert, en met der tydt den vereeltten fchouderen ^r^en „ƒ„■ een draghlyke, hoewel eeuwighe, lad. In deeze draay der dingen , ging gebrochen, het den Luitherichen niet luttel uit hunn' giiling -, dewyl zy voor den dienfï, N * in
|
||||
146 P. C. HOOFTS VIERDE BOEK
i f 67. m de katfte moeite beweezen, en 't zwakken der Onroomfche partye doof
hunne tweedraght met den Calvinifchen, zich eenigh danklyk onthaal, en Kai&ar en blyvende plaats hadden toegeleit. Ook verzochten eenighe Duitfche Vor- mitftbe ften de Landtvooghdes, in 't ftuk des geloofs geen' fcherpheit te gebruiken; Verßen ar- hoewelzynocht oproer, nocht kerkenkraft wilden verichoonen. DeKai- hidentot zar zelf deed aanhouden , ten einde dat men'tgefchilaan hem verbleeve, gevocgb- ]y[aar zyantwoorde, 'tflond aan haar niet 5 dan aan de Majefleit des Ko- sh ' d nmx> n 't wis<voeghde hierin Wet font fangen van de geenen, die, in hun antwoordt gebiedt, met den Godsdienfl, naar eighen welbehaaghen, handelden. Noch der Har- hield het Breederoode tot Amfterdam. Daar quam niet alleen 't gerucht, toogbïnne. voorboode der naakende benautheit, maar meenighte van vluchtelingen Ellende uit vericheide ge weilen, voorde poort, en moeft buken ftaan. Eendeer- géQen am lyj^ aanfchouwen, zoo veel' ellendighe luiden, met wyf en kinderen, op verjaagbde fen dykj uit het hunne verjaaght •■> elders voor't hooft geftooten* zonder ,l m/ aanhoudt, zonder hoope , uit d'eene noodt in d'andre zwervende. Ook fierdam. jammerd' het Onroomfclien en Roomfchen: en de barmhartighe burghery ontfing hen in de huizen en tuinen der voorftadt 3 ende verbad de Wethou- ders, hun zoo veel tyds te gunnen, dat zy met nooddruft van ïpyze, klee- dinge, teergeidt, en afgehuurde lcheepen, op Embde geholpen wierden. DeOofler- De Oofterlingen, van de Luitherfche gezintheit, die, dat pas , in fterken tingen bie- getaale tot Amfterdam hunnen koophandel dreeven , gaaven, om tydtly- den der ken dank te begaan, der Majeftraat te kennen, dat zy bereidt waaren haar Majej. raat ten dienft te ftaan ter plaatfè, daar men ze befcheiden zoude: 't welk erkent- unnen lyk werd aangenoomen. Maar de Calvinifchen, in deeze verfleeghenheit, Jiddash keerden zich tot vallen en bidden j en befteedden daar in den twintighften der Calvi- van Grasmaandt. Zy hadden eerft van zelf beraadflaaght, oft de preeke te wifiben. ftaaken ftonde, maar, voor dien tydt het teeghendeel bellooten: feedert, daartoe verzocht zynde, by de Maj eftraat, 't zelffte heufïèfyk afgeflaaghen. Dan als de brandt der vervolghing, opgegaan in Vlaandere, enBrabandt, Die fiaaken hoe langer hoe meer naaderde, booden zy 't, uit eighen beweeghen, der de peeke Ooverheit aan; mits dat men weederzydelings beloofde, geen buitenlöldaa- cp wekere teninftadt, oft ten minfte, huntydttelaaten, gelyk, in Herfft-en Louw- voorwaar- maan(jt leftleeden beiprooken was, om hunn' onroerende goederen te gelde, en zich zelf, met de roerende, ten Land' uit, temaaken. Dit werd hun, op Breecew- ^en zeffèntwintighften , toegedaan. Ten zei ven daaghe quam ter ooren zJcb tot van Burgherrneefteren, hoe de Heer van Breederoode zich had laatenver- vertrek- hiiden, dat hy gereedt was, van daar te fcheiden, indien zy hem een' taa- ^en. melyke fbmme op zeekere gronden, bedykt in de Bergher- en Klaimeer, wilde verftrekken. Zy, dien de uur van zyn vertrek te traaghviel, noch-
tans de ondank, te begaan by 't hooghfte Hof, zwaar voor ftond, zaaghen niet naaders, dan eenighe burghers te bidden, dat zy met hem gingen han- delen , en de brieven op hunnen naam decden inftellen. Dienvolghens tel- den hem Harman Roodenburo-h d'ouwde en Adriaan Pauw achtduizent gulden , ende naamen 't beicheidt daaraf, als t'hunnen behoeve. Onlanx te voore was hem van de regeerders ghetuighnis onder 't zeeghel ver- leent , hoe hy zich , binnen Amfterdam , heufelyk en geruftelyk gedraa- ghen had , zonder yet, tot beroerte der gemeente , oft ondienft des Ko- ninx, aan te ftellen. Derhalven, nu reisreedt, athy, den zeevenen twin- tighften , met de achtbaar ften zyn er toegedaanen , het fcheymaal, met zwaar geklagh oovertaafel, dat men hemen zyn eerlyk voorneemen, zoo flaauwlyk had ingevolght, en den eedt van't bondtgenoodfehap zoo quaa- lyk betracht. Ontrent elf uuren in der nacht, ging hy t'fcheep, niet zyn'
|
|||||
*
|
|||||
DER NEDERLANDSCHE HISTORIEN. 14;
zyn'gemalinneiEiiiilia, Graavinne van Nieuwenaar, en goedt getal Eede- ïfófr
Jen. Men had bezorght, dat de lleutels by den boomwaaren, entweekar^ Hj> vaart veels op ilroom, neevenseenwaaterfchip, voorzien, doorhem, metfchut naa Emd- en volk, t'zynen geleide tot in't Vlie toe: vanwaar hyopEmbde, en voorts den' in Duitflandt raakte. Niet lang ooverleefde hy zyn ongeluk -, maar (larf den vyftienden van Sprokkelmaandt desjaars vyftienhondert achtentfèfligh, By flerft op den huize vanHarnhof oftHaarenburgh, in de vefte van Rekelinghui- 'orH^"* zen; en werd tot Gemmen, in't Landt te Kleef, begraaven. Zyn afkomft hof' hebben wy, hier vooren, in'tbreede, gefielt, hoe welzy, door de helder- heit van den naam, zich zelfgenoegh is meldende. Van pedbon was hy lang, zynge* en wel gefchaapen , kloek van moedt en vernuft, mildt en aaiiminnigh •> damit, maar heet van hooft, enflyf opzyn ftuk. Tot een Haaltje van zynen geeft ^/dencn dient, dathy, inzyn jeughdt, plaghte fchryven, Teuteflre^ dat is, Moo~ timcn' ghelyk-, een zinfpreuk flaandeop het verflandt der twyfelende Wyzen, die men Sceptyken noemt, c*n uitbeeldende meternftighe kluchtigheit, d'on- «jewisheit, zoo van't menfchelyk oordeel, als van't beloop der wereldfche zaaken. Beeter lot viel zyner weeduwe toe, buiten dan binnen's Lands: gemerkt zy tot het huwelyk van den Paitzgraave Keurvorfl verheeven werd. Korts voor zyn vertrek, hadden zoo wel andere liefhebbers der vryheit, als eenighenvan de Calvinhchegemeente, byeere, trouwe, en manne waar- heit , gezwooren, den honderflen penning hunner goederen op te brengen, tot verva Hing van ontrent elf duizent gulden, gegaan aan reizen, waapenen, pakhuishuur, en anders; dewyl't niet lang met hun duuren kon, entydt was, yders verichot te voldoen. Hier toe flelde men onder drie flooten en be- Gememt waarders, zeekere kifte metjeen gat in 't fcheel, om 't geldt daar door te wer- gthkifi ht pen. Maar veelen vergaaten hunn' eer en eedt zoo wyd, dat 'er endtlyk niet, o^room- booven zeevenhondert gulden, in gevonden werd, die menderwaardinne4 ! des Heeren van Breederoode aantelde, in mindering zyner verteerde koflen, en tot erkentenis van den trooft, door zyn'jeeghenwooi'digheit genooten. Doch men had, te vooren, een' merkelyke fbm, uit de gemeente gehaalt, en hem geleent; waarmeede de bezetting vanViane, en zyne troepen ten platten lande leggende, eenighzins verquikt waaren. Dit volk, berooiten oolyk gcwaapent, quam 's daaghs naa zyn vertrek, onder Amfterdam. Zy werden geleidt by Heeren Ghysbrecht en Diderik van Baatenburgh gebroe- Bredeno* ders, die, voor de Regeliers en Haarlemmer poort, op elke plaats , met des troel'en* drie oft vier trommen, deeden te waapen flaan. De fchuttery, flrax in't °n ? geweer, bezette de wyken, markten poorten. Daar zagh men d'Onroom- Get' u fchen hun woordt behartighen, en de wacht met yver waarneemen , om \ult ^er hunn' eighe parthy buiten te houden. Maar niet lang maakten 'tdaar dee- onroom- ze knechten, gewaarfchuwt dat de Graaf van Meeghen in aantoght was , fchen, in't en hun raadzaamfl lanx Sant Anthonisdyk, voorts oover de Veluw , ten uitkeer en Land'uit te trekken. Zy koozen niettemin eenen anderen wegh, enfcheep- van "at ten oover 't Y. Maar wonder was 't dat zoo behoeftigh een hoop , in 't ^9svoj^ vallen hunner fortuine, en fpeurende niet anders daaraf te zullen hebben, „„„,{; * * *■ j fJv v L-f fff
zien zoo onnoozelyk droegh. Want men vernam niet, dat zy in de tui- Waater-
nen oft voorfleeden eenighe andere ichaade gedaan hadden •, zich genoe- landt. ghende met het nuttighen der fpyze aldaar gevonden. D'Onroomfchen, Daar u-on met groot gevaar van ontdekt te worden aan den boom , daar hunne het wrlaa- weederparty de waake hield, fchikten hun eenighe zakken buskruidts toe, Un van ZJ |
||||||||||
ne Oover-
ft en de Heeren van |
||||||||||
m boerefchuitjens, en fchyn van koorn. In Waaterlandt verlieten hen deHeeren van Baatenburgh, en voeren oover de Zuiderzee, naa Vrieilandt.
|
||||||||||
Ter quaade uure. Want, op min dan een myl, vanHarlinge, bejeeghend' naaten
N 2 hun bufgh:
|
||||||||||
i4S P. C. HOOFTS VIERDE BOEK
15-67. hun een fchip met krysvolk, onder bevel van Hopman ErnftMuilert, die
hunnen fchipper liet vraaghen wat hy in had. Deez, 't zy uit wrok van ee-
nighen hoon hem gedaan met dronken hoofde, oft dat hem niet kiftte lyf, en
fchip, voor vreemden, in dewaaghfchaal van den ftrydt te Hellen, wees
Dk op de met der handt, naa benecden. Dit teeken , dat 'er yet fchuilde , deed
Zuiderzee d'anderen aan boort koomen , en ooverlpringen : zulx die van binnen ,
met meer Vermeeftert, eer zy opzaaghen, tot ontrent hondert in getaale, zich moeiten
an eren ge- eevangen p-eeven. Daar vond men wel tweehondert goede en gewifle roers,
vanpben c>öc> D o _ Eemsben vee* huisraatls, gouds en zilvers, met eenighe kappen en kazuifels , hun
der zelve oovertuighende 't geweldt der geeftelykheit gedaan. Vierentwintigh wer- geflraft. den'er op de galey e gebannen, zeeven, totHarlinge, gehangen, daar men zeide drie Eedeliuiden onder te weezen -, zommighen verbeeden, door ee- nighe maaghden tot Leeuwaarde. Jonkheer Jacob van Ilpendam uit Hol- landt, eerftftrengelykgcpynight-, Sjourt Byma en Hartman Galama, Vrie- -fche Eedelenj werden, met de Heeren van Baatenburgh, naa Vilvoorde vanM gevoert 5 en voor de wreedtheit des Hartoghen van Alva , gefpaart. Op shen onder ^en neeghenentwintighften van Grasmaandt quam de Graaf van Meeghen Amfler- tot Slooterdyk, een' halv' uur van Amfterdam , en verzocht lyftoght uit dam. derftadt. De Wethouders waaren willigh ; maar de burgherwacht aan de De Booom- poorten, daar teeghens: zoo dat 'er flechts zes fleeden eet- en drinkwaaren, fcben laa- aan je nieuwe brug, en voorts te fchuite , hem toe gevoert werden. De ten zich Roomfchen, in deeze bedenldykheit queeten zich geenszins, gelykd'an- met ge ee- (jeren gecjaan hadden, als die van Baatenburgh voor de poort waaren: maar aan ben * lieten de wacht den Onroomfchen bevoolen, en zich rond uit hooren, dat 'er buiten te geen vyandt voor hun was. De Graaf ftak ook pover, op Waaterlandt, en houden. mifte Breederoodes volk, tot Meedenblik, toen een oope plaats, t'achter- Jiy ver- haaien. Want zy hadden zich effen in neeghen boeyers, en eenighe kleene volgbt fèheepen t'zee begeeven. Dies deed hy de zynen in zeekere raazeils treeden, Breederoo- die daar op de reede laaghen, om hen te beftooken. Daar viel nochtans niet " vo y dan fchutgeveirt j en zy raakten ongefchendt, t'Ypefloot, by Amfterdam, men en aan ^en ^fo} V001ts' door de Veluw, Amerongen, en de Beetuw, tot Heu£ popen. &n- ^er trokken zy oover Ryn , en fcheurden de vendels. D'Onroom- vluchtder fchen t'Amfterdam, vonden zich daar welde fterkfte, maar in't harte van Ontoom- 't Landt en alleweeghen van hulpe opgedolven. Ook quam de maare voor fchen , uit u[t, en Noirkarmes, met zyn'benden aan. Dit deed, degeenen, die zich
Amfler- meeft
geuitert hadden , om een goedt heenkoomen uitzien , en zich naa
ln'M • Embde fpoeyen , daar toen de gemeene toevlucht lagh. Etlyken naamen
(haat naar getuighfehrift van Burghermeefteren, hoe zy altyds, in eere, trouw, en verwerven reede geftaan hadden. Anderen konden 't niet kryghen, maar werden ge- van vafi paayt met belofte dat men 't hun naazeinden zoude •, maar in plaatiè van dien gelykepun- fcherpelyk vervolght. Het verloop was zoo groot, dat zommighen, mits tennis dien fchaarsheit van Icheepen, ter naauwe noodt ontquaamen. De Majeftraat dan, van Am~ hebbended'ooverhandt, verworfdoor den BurghermeefterJooft Buik, die werpen tQt ßru0*e| was ? genoeghzaam de punten vergunt aan die van Antwerpen, waaren enc^e nam> °P ^en neeghenden van Bloeimaandt, eenighe knechten in van neemt be- Noirkarmes, die, onlanx te vooren, Maaftricht, en's Hartooghenbos ver- zetting in. zeekert had. Drie vendels, gebleeven onder Uchtenbroek, Nievelt, en Re- Viane ver- nes, te Viane, zetten oover de Lek, om de fchans, tot Vreezwyk aan de Vaart, laaten, en te bemaghtighen. Maar 't liep 'er quaaly k; en Hartogh Eery k van Brunfwyk 3 van Har- terwyl, 't landt af, om Viane > de burghery daar uit. Hopman jan van Re- togbEer- nes^ gevangen 3 onder anderen, tot Vreezwyk, werd op het ftot Vree- * nomen, deburgh, t'Uitrecht, onthalft. Aldus, en zoo plotfelyk, viel de hooghe hoop?
|
|||||
«
|
|||||
DER NEDERLANDSCHE HISTORIEN. < 14p
hoop, en 00vermoedt van Eedeld oom, ende gemeente: en was 'er nu, nocht 1 j6ji
heer, nocht ftadt, nocht volk zoo koen, dat kikken darde. Een ding hield noch de Landtvooghdes bekommert: naamelyk de Handt van Groninge* welxburghery.» van ouwds her tot grootevry heit gewent, weelderigh, wei- vaarende, gezeeten in een' ryke landdouwe, die aan Embderlandt grenft, den uitgeweekenen zich aldaar onthoudende toegedaan was, ende hun lich- telykde handt bieden moght, en die fleuteldes lands leeveren. Wantgee- nevan zulk een belang was'er aand'Ooftzyde van den Ryn, nocht plaatiè zoo geleeghen, tot eenen ftoel van oarlogh , om dien heelen hoek , in geduurighe onruft, te houden. Dies beval zy den Graave van Aarenbergh dezorghe, om, op't fpoedighft, deezen dooren, uit den voet van't ge- wefte, te trekken. Zy zelve fchrcef, in voorbaat, vruntlyke brieven aan Beleidtom de ftadt, met groote beloften der Koninglyke gun (Ie, in 't handthaaven haar- GromW > der vrydoornen, in 't gefchil met de Ommelanden, en andere zaaken; indien v°or. en zy haare gehoorzaamheit, met ontfangen van krysvolk , bewyzen wilde. v°^lflJ De Graaf deed het zelffte, der gemcene burgherye, en in 't bczonder, eeni- rm ghen der regeermge verftcndighen, met ondermenging van dreighemen ten, in geval van on willigheit. Maar daar hy'tmeeftc af verwachtte, was Heer Jan Mepfche, 's Koninx fteedehouder aldaar, wel tot des zelven dienft ge~ neeghe.n. Deez, leggende alle vlyt en arbeidt te koft , aan 't winnen der gilden, die daar maghtigh gezagh hadden, kreegh de bouwmeefters, hunn' hoofden, aan zyn moer, en zette, door hen, denmeeften hoop der ande- ren , om. Veelen kantten 'er zich teeghens, fcheldende 't juk der oover^ maght, en de waardy der vryheit verheffende} maar werden ooverftemt: zulx men beloofde, den Koning ten dienft en ter eere, vier vendelen knech- ten j vooreenighentydt, in te neemen, op voorwaarden, die naamaals lut* tel in acht gehadt zyn. Hierop fliep haare Hooglfeit niet > afveirdighende daatlyk zoo veel Duitfchen, onder Blafius van Veeghersheim. Ende nu waa- ren zy by der handt, als Aarenbergh, hebbende zich quaalyk emmermeer zulk een' gedweegheit, van die burghery, kunnen belooven, op vericheide geruchten uitGroninge, begon te duchten, dat het uit den toezeg vaaren, en't werk, in 't uitvoeren, haaperen zouw. Dies ontbiedt hy Mepfche tot Leeuwaarde. Doch die quam, met eenen van de bouwmeefters en twee ande- re burghers, hem zoo goede klaarheit en voldoening geeven, dat hetkrys^ / volk bevel om zyncn wegh te vorderen, en op den zeften van Zoomermaandt, den voec binnen de vefte, kreegh. Om hen onder 't dak te helpen, wer- vaarkpmi den d'Onroomfchen eerft aangeiprooken. Maar het droegh niet lang aan, bezetting oft d'ecn'en d'andere parthy wenfchte naad'ouwdeonbedwongenismetydel *»» verzuchten. 'S daaghs naa de intoght deezer knechten , vergaf de Har- toghin de Landtvooghdy van Hollandt aan den Graave van Boftli, Maximi- De Graaf liaan van Henin : hoewel maar by manier van voorraadt, en om die, ge- van Boß duurende'tafvveezen des Printen, te bedienen. Geen geweft nu altoos, oft wordt het had een ander aangezight. Van gemoeden(^zoo'tfcheen} een wonder- Lan"*- lyke wiftèling. Met gelyke heevigheit, als voorheen de beelden en altaaren , voo&"dt brak men d'Onroomfche kerken. De binten der zelve werden aan etlyke landt ~y oorden, voorneemelyk in Vlaandre, tot galghen gebeezight; de ftichters VOonaadu daar aan gehangen. Terwyl zich hier dus alles tot vreede vlydde , reede de Koning vaft ten oorlogh toe. Gelyk de Vorften geirne den geenen , toeiufting die een' zaak aanraaden , 't uitvoeren daaraf beveelen s ook nienlandt in Spanje* der Spaanfche Heeren, in kryshandel by Alva op moght > zoo had hy (als booven aangeroert is) de veldtheerfchappy dien Hartoghe opgedraaghen. Den zelven beliefd' hy met vordering zyner twee zoonen j en ftelde den N 3 mm®?
|
|||||
»
|
|||||
iso P.C. HOOFTS VIERDE BOEK
1 f 67, eenen, Don Freederik, tot Ooverfte van 't Spaanfche voetvolk, en Algé^
meinen Stadthouder oover 't heir; den andren, Don Ferdinand, Prior van Sant Johan in Caftilie, tot Ooverfte der ruiterye. Een goedt getal ouwde foldaaten ontbood hy iiit de Koninkrykcii van Napels, Sicilië, en Sardinië, naaGenoua> deed veertien vendelen in Spanje lichten, om hunne plaatfen te bezetten 3 drie andre, -om den Hartoghe by te blyven. De Graaf van Lo- dron kreegh onthiet, om een regement van twaalf hondert Hooghduitfchen in Tirol op te rechten. AanSancio d'Avila, Burghvooght van Pavia, en aan Lopes Saxata, werden yeder hondert Italiaanfche lichte paarden toege- voeght; aan Pedro Montanez ftêevooght van Novara, een'kornet van hon- dert fwaar gewaapende Spanjaarden. In 't Graaffchap van Borgonje, hadden de Baroen van Vergy, onderfteedehouder aldaar, de Baroen van Chereaux, de Heer van Clereaux, en die van Momnartin, drie hondert fpeeren, en hondert volharnafde ruiters, te werven. D'Italiaanfche Ritmeefiers ontfin- gen lafb, om d'ouwde vaanen, gefwakt door de langduurighe ruft, vol te maa- Ve Koning ken. Voorts deed hy der Hartoghinne weeten, dat zy hem, op het voorjaar, fcbryft aan met het heir, verwachten zouw. Want ongewaapent oover te koomen kon de Landt- niet paffen, daarmen voor eenighenhoonvand'uitheemfchente duchten had% voog bdes. en 3 met tafllyk vertoogh van oovermaght, de weederfpannighen tot. grondigh beken hunner geringheit te brenghen, om degemoeden zoo dweegh te maaken, dat ze zich tot rechteftiltegaaven, ende ruft volgroeyen moghte. 'T welk, en voorts zyn onder daanen ingenaade font fangen, zoo verre als de v eiligheit der vreede lyden wilde, zyn uiterfte wit was:geenszins de wraak, verwoefting, oft ßaaverny des Lands, gelyk men hem opdichtte. cDes zoude zy, zonder ver- zuim, 't volkverzeekeren, 't welk, alte lichtveirdelyk ftr ooimaar voor klaa- re waarheit aanneemende, zich, van de muitmeeflers 't hooft met verbloemde valsheeden, 't hart met J dele vreeze liet opvullen. Ende, flond wel toe te zien, dat, nocht e de gemeente, nochte die van aadel, ondertuffen, hunnen plicht oovertraaden. Ook moghte zy (zoo 't noodt deed' _) een regement Hoogh- duitfchen aannee?nen, om onder de Graaven van Arenbergh en Meeghen in be~ zettinggeleit te worden. Maar,dewyl hy deezeHeeren met gebiedt oover nieuw krysvolk vereerde, was zyn zorgh, dat Oranje zyne trouw gewraakt zoude waanen, zoo men hem niet defgelyx toeleidde , dien 't hem buiten 's tyds docht lucht van den haat zyns harten te geeven. Ende kon hy niet voor- wenden , dat Hollandt min dan Vries- en Gelderlandt van waapenen voor- zien hoefde. Hebbende derhalven dit ftuk in zynen naauwften Raadt oover- Liflom wooghen, beval hy zyner zufter denTrinfe vyf vendels toe te voeghen, on- Oranje der den Kor nel Walderfinger, man om hem den voet dwers te zetten, en
en lig-
teeghens zyn'gebooden teftribbelen _; waartoe hy van haar opgeftutft diende
mondt te Jmmid4els hadde zy 's Trinfen woorden en wandelte hefp ie den, en alle fchaa-
duwen van quaadt vermoeden uit zyn gedachten te ver dry ven; Egmondt met gelyke loosheit te loeren. Zy zoude ook den Ooverften der benden van orde- ning afvraaghen, oft ze gezint waar en, haar, zonder uitzonder'ing, te dienen teeghens y der dien zy voor vyandt hield: ftaande de ampten der wei- gherighen te begeeven , daar men vaft ginge. Aan de Grooten fchreef hy ookj ende vlaaide Oranje en Egmondt met fmaakelyke woorden, hennoo- zwamg- dighende tot zynen dienft. Maar hoe de toght meer genaakte, hoe zich de beeden, zwaarigheeden bet oopenbaarden. D'een fliet zich aan d'ongebaantheit ücb ont- van >t geberghte der Alpen , de fchorre fteilten der klippen, de kromme dekkende enqten jer daalen, beruchtight van ouwds her met het afmatten van treflv- . ke Hooftluiden en heiren: waar door men gefchaapen waar, in fteede van dertoebt. ^Ï1S v0^j niet dan flaplenden en fchimmenvan mannen oover te brengen.
An-
|
|||||
1
|
|||||
DER NEDERLANDSCHE HISTORIEN. ijt
Änderen gaaven t'ooverleggen , hoe men niet alleen met de woeflheit van
'tgeweft, den honger, de kouwde, zouw hebben te worftelen^ en fchans op fchansvan nemmerfmeltende fneeuw te verooveren -, maar in zoo fmal een* rye te trekken, dat de minfte weederflandt maghtigh waar de ganfche mee- nighte, gefleeten van ongemak, gefloopt door d'oneffenheit der paaden , te fluiten. iD]at een* maatelyke troep, mits 't voordeel der landouwkunde, hun onver ziens in de zyde kon klinken, om d'eene bend' op d'andre, met zoete-* laars en onftrytbaare fleep, onder de belemmer ing der pakkaadje <, oover hoop te werpen. 'T welk voor geen' hemelval gezorght waar-, gemerkt de geflel- tenü der omleggende volken, trots te waapen , haatfch teeghens den Ko- ning , verhardtinkettery. Zommighen daarom, floeghen voor, van oover te icheepen op Provence, en by Toulon te landen, om ( gelyk eertyds Kai* zarKareQ in de rechtte , door Lyonnois , den Borgoenfchen boodem te winnen. Dit geviel zoo wel aan Philips , dat zyn' wenich hem deed ver- trouwen , deezen hoek van Vrankryk t'zynen gerieve oopen te vinden, Maar niet zoo arm van raadt was de Franfois, oft hy wift te antwoor- den, datdewegh zynen fchoonbroeder, met hofgefin en taamelykelyfwacht, ongewsighert was -y dan alte bedenkelyk een heel heir binnen de grenzen font- fanghen. Want, behalven de neep der inleegheringeyi, zond' het een trom- fiagh in 't hart der Htighenooten weezen, om zich ter weere te flellen , en niet zonder zw aar e moeite te laat en needer zetten. Ten teeghendeel, men gaf'erbcftellinguit, om de landtpaalen met volk van oorlogh te ftofteeren, en zesduizent Zwitfèrs te beichryven , uit kracht van 't verbondt tuflehen die kroon , en deeze bundten. De Spanjaardt dan zich alzoo afgezet zien- de, deed de Hartoghen van Savoye en Lottringe aanzoeken. Deez, mi£ ichien geraaden, door zyn' z wakheit, met dank te laaten Hippen 't geen hem 'tgeweldt met ondank ontwringen kon, droegh verlof zonder voorwaarden te maaken. De Savoyardt bedong, hondert ruiters en tweeduizentknech- ten, tot kofte van Philips te mooghen aanneemen, om zyn'önderzaaten van loopen en ftroopen te vryen. Francefcod'Yverra, opperbezorgher der lyf- toght, werd toen afgeveirdight, omden wegh te verdeden, en alle oorden van uitrpaniiing met nooddruft te voorzien : die daarenbooven bruggen oo- ver de Rhofiie en Dainzefloegh, om een* gaalyke intree tot Borgonje te be- reiden. Die van Geneeve, weetende dat men hunne ftadt voor een broed- neft der ketterhoofden hield, famt wat zy met het huis van Savooye hadden uitfban, begofïen te gridzelenvanvreeze, dat de verwachte krachten pein- zen moghten, hen, onder weeghe, voor een'morgenzoop op te neemen. Verzuimende nochtans niet van't geene voorshands veilighftwas, fterkten zy zich binnen en rondom door nieuwe werving: gaaven buuren en bondt- genooten't gemeen gevaar te bezeffen, met beede ombyftandt: en braghten deZwidèrsenGraauwbundersopdebêen. Men vindt'er van gevoelen, dat de Koning, wankelighin 't befluit van zelf meede te reizen, hier door be- weeghtzy zich aan het t'huysblyven te houden, angvoor eenighen aanftoot in de berghen, die lichtlyk tot fchandighen af brek zyner achtbaarheit ge- dyen konde. 'T welk aangenoomen -, moet men bekennen, dat deeze vol- ken, met gering bedryf, oorzaak van groot misquaam aan den Spanjaardt, en een treflyke flaghboegh voor de liefhebbers der vryheit hier te lande ge- weeft zyn. Want, al was 't ongewaapent trekken van Kaizar Karel, door Vrankryk, wel afgeloopen, 't had 'er zoo hachelyk met de trouw van 't ge- leide geftaan, dat het op dien voet Philips niet te raaden viel. Vandegroo- te Zee gruwde hem, die, effen naazyn' landing totLaredo, een goedtdeel zvner fcheepen had zien vergaan voor zyn ooghen 5 en daarenbooven aan N 4 'cbe-
|
|||||||||
ïf6f<
|
|||||||||
Eoortogbt
Verkocht aan den Koning van Vranlzryk^t
en niet ver- worven» Maar men waa* pent de grenzen daar» |
|||||||||
Geneeve$
ZwitferS) en Graau« bunders in de ween |
|||||||||
tfi P. C. HOOFTS VIERDE BOEK
Xj6f. 't bemaglitighen van Walchre , door de Franfoizen oft Engelfchen-, twy*
felde. Ende is 't gemeen oordeel , dat zyn' ooverkoomft der vryheit een' wonde zouw gegeeven hebben, om nemmer daar af op te ftaan. T zy nu dat deeze, oft wightigher zorghen voor onruft in zyneRyken van Spanje, oft aangeboore traagheit en 't ongemak der reize hem fchuw maakten -7 oft zyn verftandtwas, dat de Majefteit van verre meelt erducht wordt > oft dat hy de dingen hoe verwarder hoe liever zagh , om met te fchooner glimp tot ver- treeding der voorrechten te koomen •, oft, geneeghen tot ongenaê, beft vond door eenen bewindsman te werken 3 opwien hy de fchuldtvan miiluk- kende wreedtheit fchuiveii kon ; hy braght eiiidtlyk als eenen verlchen in- val voor, 't geen (meent men) lang te vooren in zyn' boezem verhoolen D^Ko- lagh. ''Dat hy dacht denfloet der oorlooghe voor heen te fluuren, en in per- nlng neit foon te volghen wen 't ruighfle geklaart waar, om daar te min tyds te be- bet beir fleeden, en te Jpoedigher tot den zeetelvan 't alge mem bewindt te keer en, voor heen jn deeze geleeghenheit 's hoofs van Spanje , quam 'er fchryven ? geteikent te willen ^ je £jart0ghin, den twaalfden van Grasmaandt > te weeten 's daaghs naa zjtnden. ,£ vertre|c yan Oranje uit Antwerpen. Zy gaf kundfehap, hoe zich hier al- les fchikte > ende lydende noode , dat yemandt anders haar eere , ver- Am» dient aan 't bezaadighen des Lands, quam bepluiken , vertoonde, dat de der Landt- Qodsdienfl weeder opgerecht was $ de Landtzaat in 'tjpoor der gehoor f aam* wogbdejfe fa^, Alvolxvan oorlogh genoegh. Gelyk men, met hetgeen > dat zich hier mn hem. ye<yond, de zaaken op deezen voetgebraght had, kon men ze daar by behouden*, voorts veflighen door de jeeghenwoordigheit des Koninx. Nieuwe, en 00« vertallighe kryskracht, wat zouw ze meer, dan zyny Majeßeit op zwaar e koßenjaaghen, den onderdaan op gelyke fchaade, den koop-en ambachtsma?i ten Land' uit ? Vee Ie huisgezinnen , op 't gerucht dertoeruflingvan uit- heemfch geweldt, waar en reeds geweeken 3 meer andre gefchaapen , wen 't genaakte, te volghen >3 afziende, dat men hen, in ftilfiandt van zeevaart en?>eering, onder't woelen der w aapenen, noch tot het voeden van een groot heit zouw verpeenen. Byfire anxt, hierenbooven , zouw de ganfche ge- meente bevangen, uit diepe inbeelding, dat met zoo een meenighte vanfol- daaien niet dan haare firaffe gemeint waar. Ende hoe wilden zich des de Eedden belghen, dat men hunnen dienfl , die de voorighe beroerten gefiilt had, verby ging ? 'T inbrengen der Hooghduitfche Luithersgezinde knech- ten moeflgewijlyk de kettery weeder booven helpen. Uit al't welke een bloe- dighe burgherkrygh dacht t e ry zen, enQtlagh haar op de leeden^) v e ele paa- ren te duur en, met onverzettelyke hardtnekkigheit, en onverzoenly ken haat der volken. "Dies bad zy hem't ontydigh waapenen te flaaken, ende liever als vaader dan als Vorfl oover te koomen, om 't werk, nu gebraght in goeden flandt, door zyn' wysheittedoen beklyven-, dat'er alle e?i aan ontbrak. Op dat d'aanzienlykheit des brengers uitweeze, hoe zeer haar dit fhik ter harte ging, was afgeveirdight, met deeze brieven, Gafpar de Robles, een Por- •Bieuwe tugees, zoghbroeder des Koninx, oft zoon zyner voefter, en ftêevooght teraadiijg van Philippeville, die de heerlykheit van Billy in Walllandt behuwt had. des Ko- Waar oover de Koning noch in beraadt worp, oft men echter met de heir- mix' toghtzouwvoortvaaren, oft niet. Doch riep hy hier oover Hechts vyf per- lte e es £QOnen . naamelyk den Hartogh van Alva -, Ruy Gomez de Silva, Prins vhmvAn van Ebolij Gomes de Figueroa, nu Hertogh van Feria? Diego deSpinofa Alva, groot Inquiiiteurj en Bcrnard de Frefneda, Biechtvaaderzyner Majefteit; dringende d'eerfte dien hy teeken gaf, om zyn gevoelen t'uiten, was Alva, en deed op 't oover- zyn' reedenen, gezult in gal, aldus opborrelen. Nooit kon ik begrypen, waar remden fa f toe diende, datGodt zoo groot een verfchil van maght, onder de men- des hein. fchen |
|||||
\
|
|||||
DER NEDERLANDSCHE HISTORIEN, jyj
fcheningevoert heeft, en hoopen van hoofden in bedwang van eenengefteltj x
'tenzy, opdat het, ooverd andere, recht doe, en 't zelve ongekreukt, naar zyn' ftrakheit, te werk legge. Tot bewys. Breekt de e zen bandt der men- fchelyke maatfchappye; 't Ryk leidt aan kooien j de Majefieit ind'afih. Want dat men Godtsplaats bekleeden zal, en qualyk bewaar en, flaat Gode niet telyden. Enquaalyk waar ze bewaart*, zoo men, ziende op muitery enket- tery door de vingeren, datfchuim enuitfchot aller fchelmftukken, ongeßraft liet. Ne Sr landt heeft verbeurt, oft niet. Indien niet, het boete niet. In- dien jaa, jaa zoo grojfelyk teeghens Godts Majefieit ende uwe, wat reedei watverw, watfchyndaaraf, omhettefchoonen? Het f zaamenrotten, het waapenen, hetgeweldt, zoo verraadelyk beflecken, zoo vermeetelyk aUnge^ vangen, zoo moedwiüiglyk gepleeght, oovertuight de Landtzaaten. 'De bezoedelde kerken , gebrooken' altaaren , verminkte heiligen , afgeworpe kruifen en Chrifibeelden, zelfs 't ooverdierbaar lichaam onzes Heeren met voetengetreeden, roep en wraak met oopekeel, oft dreighen ze vande geenen teneemen, dien't van'thartmaghmet goeden ooghe, Gods hoon en ongelyk aan te zien i laat ende't zw aardt in de f che e de roefien, dat hun vooral, te de e zen einde, gegeeven is. Maar Gods re ede is ook re ede van flaat. 'Die zich, nocht aan d'eerwaardigheit der Landtvooghdeffe, nocht aan 't ont- zagh des Koninx, nocht aan de vree ze des Allerhooghft en, ge keert hebben* toe/t't noch onwü was, welk bewys van weedoom, oover deeze grouwelen* getoont zouw worden.; wat zullen ze brouwen, wat zullen ze befiaan, oft wat zullen ze niet, indien zy 't zoo heene zien floeren ? 'De doorluchtighften der aarde hebben alty ds geacht den top dergloorye te raaken, wen 't hun gebeur-* de, door 't ver oover en van uitheemfche Ryken, de kreits hunner heerfthappye te doenuitdyghen. Geen minder lof'is'tnochtans te bewaar en dan te winnen* Cfrlaar niet onvorftelykers , dan een ftinkend brandt e eken van landtverlies in zyn f aam, dan een afgefteeken erfdeel, en een' benaauwder regeering, dan hy van zyn' voor zaat en ontfangen heeft, den naakomelingen achter te laat en. Elk ken zich gehouden tot voorftandt van zyn huis. Heidenen en tollenaars fchaamen 't zich te verzuimen. Ende zal e en Vor ft hetzyne, dat is landt en luiden , verwaarloozen ? Maar men zeit, dat de weêrjpannighftenge- kneuft, de haaftighflen gejaaght j de refl het fpoor byfter, oft tot berouw ü nyghende, en alles zoete lyk zitten gaat. Ha ! dat zoo maghtigh een' mee» night e (men maakt'er onlanx tweehondertduizent mannen af afmaak heb- bende van 't bloedt en den buit, met heiüooze Godvergeetenheit en helfche raazerye bezeeten, verwoedt door 't wroeghen haars gewijfen , en 't ver* wachten der weederwraak, in deezeflaap, (als 't zoo heeten moet)yet an- ders dan verfche vloekverwantfchappen, balddaadt en landt bederf droomen zoude, zal my niemandt diets maaken. 'Dit eerder, dat zy met het oor op t rappier teeghens d'aarde legg en , om de geleeghenheit te beluifieren $ en j rit feit 'er een gerucht van voordeel, t effens op te fpringen. Dan zal 't daar niet by blyven, maar de laat ft e val de quaadfte zyn, en dit exempel van Ne-* der landt tot Napels en Sifilie, van Napels tot Milan, (en Godtgeeve niet tot Granade) oo ver/laan: min nocht meer, dan wy den kerkftorm landt in landt uit hebben zien loopen. Houdt 3 gaan we hen liever in hunn' eer ft e ruft oover- rompelen, en 't geknotte quaadtkruidt, eer 't nieuwe eft weeligher fpruiten fchiete, met wortel met al uitrooy en. 'Dit's, dat de mooghenheit uwer CMa- jefleit, dit, dat der Spaanfche groot heit betaamt. Goedertierenheit, ver- giffenis, zyn ooghdienende naamen-, alty ds meer niet, dan koeldranken voof den dorft der zieken. Om een brandende koorts te ver dry ven, ruimt men aa-* dreneningewant. 'Daar hoort vlymenvenyn toe: ten minfte bittere drog* gen,
|
|||||
*
|
|||||
ï*4 . P. C. HOOFTS VIERDE BOEK
gen. Waar willen wy, dat Franfois, 'Duitfch, Venetiaan, Turk, en Chri*.
tien ons voor aanzie-, 't en zy men zich dus eener weederwaardigheit aantrekt? Oft luft ons alle volken op de Spaanfche lompheit en laf heit te doen zondïghen, endeganfchewereldt, door zoo faaffch een lydzaamheit, oft belydenis^ van onvermoophen, ons zelven op den hals te fc hennen ? O braave Kaizar Kar el! die om eeSfladt van Gent, op lyfs gevaar, door 't vyandtfch Vrankrykflreef- de, ehy wijl de roede des gerechts, naa uwen plicht te doen wanken, en de misdra^ht der muitery, in de wieghe te worghen. Niet dat daarom myn' mee- ning is, miß denper (bon uwer Majefteit aan de e ze toght te binden. 'K weet eenighszins ty te kaavelen •> en hoe qualyk de fcheplers deezer Ryken, jee- gheyiwoordelykhaar vuijl ontbeeren mooghen. Een wel geruft krysheir onder bequaamen Öoverjle, (ben ik't niet, 't zy een ander ) zal haar dit werk wel te voor en doen. Uw Majefteit neemt verdriet in deeze ontftelteniffen. Maar hoe mee?tigh Vor ft zoud'er om in zyn' boezem lachen, en de geleeghenheii by de lokken grypen ? om, met zoofraay een'glimp, die zeeghels, die merken van onmondigheit uwer voorzaat en■ , te verpletten ; om die handtveften, die knibbelbrieven, die fmaadelyke vorftetiboeyen, queektuinen van morren en muiten, aan ft ar zen te fcheuren : om dat franfyn, dat was, als poppen, eeleit om brandt van oproer te fliehten , eens voor al in 't vuur te werpen. <cDan nieuwe wetten, nieuwe orde gefielt, en den veroovèrden gewefte een fcherpe breidel, in den bek, gewrongen. Zoo waar 't eens uit gepleit tuffen Landsheer en gemeente. Zoo had men niet te zorghen, dat zy f eiken ooghen- blik achter uitßaan moght', enendtlykhem de hiel op het hooft zetten. Ge- hoorzaamheituitminne duurt, zoolang het den oïiderdaan, die uit dwang, zoolang als't denVorfte te pas komt. Die anders denkt, deunt'er mee, oft meent den meefler te mompen. Ende moet men zich niet inbeelden, dat hier zoo groot een werk infleekt. Op alles is reeds voorzien; het krysvolk veirdigh om te verzaamen, 't voorttrekken veiligh -> geen vyandt in den wegh, dan dien 't aan maght en moedt mangelt. Elk zal ons voort helpen, om te fpoedigher zynenboodem t'ontlaften. Waaryemandt zoo verwaant, en beftond' ons te fluiten, flux zondhem zyn?dwaas heit met fchaad' en fc hand verleert wor- den. In Ne der landt zal't al verbluft en flrax op zyn plat vallen. Een hoop huis- en handtwerxhiden, uit ft al en winkels opgeftommelt, geraapt gelyk hunnewaapenen, wuft, enonweetende vanftandtte houden, zullen ooghen nocht oor en hebben, om 't balderen van een groet büßen, om 't enteren van een verbandtfpietfente wachten. Men ducht mijfchien voor eeyiigh uitheemfch geweldt, datmidlertydt uwer Majefteit moghte moeite maaken, enterwylzy aan haar onderzaaten geklampt lagh, oover dwers in de zy de zeilen. Van waar zoud't haar ko omen? 'De fta?n der Ott omarmen ftrekt zoo verre zyn takken niet. Italië is ontleedt, en de befte brokken t'uwen verdoen. Vrankryk trekt zich zelf by 't hair: 'Duit/landt geen'e ene lyn. Enge Handt is in vrouwen- handen , die naa gheen krygh jooken : naa Bar bar ie nu geen ommezien. Maar genoomen, dat de gemelde mooghentheeden al fzaamen d'uwe beny- den, en in 't oogh hebben, en, om ons aftrek te doen, niet dan haar' uure b e (bieden. Deez' is'tniet. Want, behalvendat ze te zwak zyn, zoo ziet ge en Vor ftzyn'luft aan oproer van's anders onder zaaten: wel aan een' wak- kre wraak, die ook den zynen tenfpiegheldient. Zulx, om hun eïghen oorbaar, zoo vrienden als vyanden, hierin met uwe Majefteit moeten wenfehen. Het nut, deraoodt, de eer, de plicht, fpr e eken alle uit eenen mondt, en o over- ftemthen uwe Majefteit met onverwrikkelyk beßuit, dat zy, zonder ampt en eedt te ver achter en, niet kan leedigh ftaan, van te doen, oover Neder* landt, dereehtvaardigheflraffe, die haar maar eengebodt behoeft te koften, en
|
||||||
t
|
||||||
.
|
||||||
DER NEDERLANDSCHE HISTORIEN. 157
m by Godlyke en menfchelyke wetten gebooden wordt. Met opgetoogheii if6f.
geeft, hoorde 't gezelfchap naar deeze dingen, foldaatfcher wyze , uitge- bromt, en meer in fchyn van een flotvonnis te vellen, dan aangeweezen met raadsheerlyke zwaarhoofdighcit, die voor een' reeghei heeft, haar o-evoelen, ten aanzien van de ongewisheit aller uitkomften, zonder drif- tio-heit te zeggen -, voorneemelyk onder opper vorften. De Koning, met deurftaanden gelaate , denzelventoe nocht teeghenftemmende, wenkte Freiiieda, dathy zyn' mecning ontvouwen zoude. Die ving aan in deezer voeghe. Deftigh heeft de Heer Hartogh uwer Majefleit erinnert, met Waar tee- wat ernfl, een Vorfl te trachten heeft, dat hy de plaat f e Gods waardighlyk£hens waarneeme. Zich teeghens den Heer der heirfchaaren te quyten , moet, Vumd* buiten alle twyfel, der Koningen en aller Chrift enen wit weezen. Wie ook ■ . a. op yet anders ooght in zyn e raadjlaaghen, verbeurt 's heem els zeegen, die raa(iL ryk en voorfpoedigh maakt. Maar om den Allerhooghfte recht naat e wandelen, 'dient hy e erft ge kent', en de Godt der b ar mh artigheit voor geenenGodt der wraakegenoomen. Doorzoodaanighemiskeeken,verbyftert', bywylen,d'eeu- wighe voorzienigheit den raadt der ge enen, die zy voor heeft in de ftraf hun- ner zonden te voeren. Een Vorfl zy alzoo gedacht igh de vierfchaar der vol- ken te fpannen, dat hy ondertußen niet vergeet e, zich zelve?i te rechten, en zyn' eighen' hartstoghten, onder 'tgewyfde der reede te doen huighen. Op gladde as dry'ft hettoonneel'des landt beftiers, en zet, naar datmen 't draait, nu dm, dan zulk een aangezight. 'T lot heeft daar veel zeggens in, en doet het den allerloojle, meenighmaalsuyt zyngijftng gaan. Ende, gemerkt men door den eenen en den anderen wegh, zich vaaken van zyn veldt vindt, zoo kan men niet beet er, dan altyds den deughdelykften ingaan. Die wordt ons van Godt ende naatuure aangeweezen, by d'alderoudtfte, alderkrachtighfte wet, waar van elk de boekftaaven in zynen boezem gedrukt draaght. Deeze verbiedt andren te doen , 't geen wy niet wilden dat ons gefchiedde. 'De Landsheer danflaagaê, wat reeghei by Go degeldt, en draaghe zich teeghens zyn' onderdaanen, zulxalshy wenfcht, dat d't_Alderopperfte met hem han- dele j om gelyk oordeelgetr ooft te zyn, als hy 00 ver anderen geft re eken heeft. 'Die deezen voet beft volght, zal voor den volmaakften regeerder gaan, en, met het temmen van zyngemoedt, meer dan een' nieuwe wereldt gewonnen hebhen* Menpeinft mijjchien, dat ik, uit zucht tot myn beroep, de Godt- geleert heit, haaren vinger te ver in ft off e vanftaat, wil doenfteeken. Niet. Ik weet dat de heemelfchewet, en die van d'aartfche regeer ing, twee b e zon- der ebaaken zyn. Maar men moet ze oover een brengen-y om niet alleen den ftaat des Koninx, maar ook zyn gewijfe, voor fc hip breuk te hoeden. Dat de Nederlanders zich lafterlyk verhopen hebben , kan niemandt looghenen. Doch is't daarom niet ge zeit, dat men 't ft raffen niet verby magh. Want nocht Godlyk , nocht menfchelyk recht houdt altyds de deur der genaadege- floot en. Vergeeven is'tdaaghelyksdoen der eeuwighe goedertierenheit. Aan eentydelykRyk, waar, zonderdat', geen ft ellen. Laat ons dan oover leggen, oft die luiden, ook met der minne, tot beken, en't Landt in verzeekering te brengen zy. Want de hachelykheit e ener diere wraake waar e, met de veiligheit eener koftelooze vreede, in zulkengeval, niet onoorbaarlyk befpaart. 'Tmoght ook zyn, dat de mishandeling der bewindfluiden uwer Majefleit, de gemeente baloor igh gemaakt, en tot tweefpalt verrukt had. Want, hoewel 't haar niet zuyveren kan, ende d'onder daan fchiddigh is aüerley oover heit te dulden,. die hem vanGodegegeeven wordt ; 't heeft echter zyn inzight: endezouw biüyk,went'erzoolaaghe, deftraffetefmydighenftaan, mits dat men, voor al, den ftaat vaftftelde. Men lette hier ne evens eens, op 't geen dat zich mt-
|
|||||
•
|
|||||
i-jtf P. C. HO'OFTS VIERDE BOEK
ontgaan heeft. cDat 's een kleen getalEedelen -, wat groot er van de geringfts
foort. Het eenighe Valenchien heeft het uit erft e verwacht, en in kort zyne zonde bezuurt. 'T geen f'Antwerpen, en elders, door't graauw, misdreeven is 5 waar ongerymt het lichaam der ftadt te wyten. 'De wil is ook fnooder 3 dan't werk, de vreez groot er dan't quaadt geweeft. Want behalven de oe- ver daadt v an't ge f puts, dat de kerken gefme et en , en zich reukeloozelyk te velde begeeven heeft, verneemt men niet eenen aanftagh van naadruk oft belang. 'Detoelegh heeft grondt nocht wortelgehadt, omftandt oft opgank teneemen. Ende zien wy, hoe de Hoogheit der Hartoghinne met der haaft het misdryfheeft doen boeten , en beet er en: zulx dat men daarjeeghenwoor- delyk naauwlyx van oproer oft ongehoorzaamheit weet. IVaartoe dan wraak oft w aap enen ? "T is 'er genoeghzaam al veroovert, op de harten der men- fchen naa. 'Daar heeft het geweldt niet aan i de weldaadigheit ,jaa. Het oor- logh quaam dan f onpas, daar de konften der vreede van doen zyn, om de in- hor ft der volken teftooven, en hunne gewilligheit te winnen. Tghelykeftaa zyn gevoelen vry. Maar ik bevroede niet, wat toeverlaat men ft ellen kan, op dienft, die uit dwang draaft. Koninklyk is 't, niet zyn' onderzaaten te terghen, maar vyanden tot vrienden te ?naaken. Kaizar Titus, hoewel Heidenfch, v erft ond ditftuk: die den dagh verquift achtte, als hy zich metgeenen vriendt verrykt had. Heir en Hoopman derwaarts te zenden*, zal niet luttel in heb- ben-, uw' Majefteit met oovergrootekoften, den Spaanfchen naam met feilen haat belaften. Met wat wolken van arghewaan , watfehaduwen van wee der- wraak , wat voorjjwok vanftaaverny •> zalmen den landt zaat ontft ellen , de oo- ren doen opfteeken, hem 't hooft byfter maaken ? zoo men deftilte met de trom, de vreede met het zwaardt, zyn heil met den ooverlaft, komt verkundigen, ter plaat f e, daar onrufl, oorlogh en ellende nu uit hebben ? Geengejiaght op aarde zoo grof) dat zich aan zoo blaauw een voorwenden vergaapen zouw. 'K laat ft aan den Nederlander , die gaauw vangeeft, in alle taaien ervaar en, in aUe geweften bedreeven, door eeridubblen blinddoek zien, en de les der weereld- kund' op zyn duim kan. Want, hoe wy ons zelve vlaayen, hy doolt. , die waant > dat het de Spaanfche vernuften alleen zyn. Men vindt daar luiden, die lucht hebben, en een' gemeente zoo onderzoekziek, dat haar mijfchien van daar haare meefte quaalen herkomen. Beft laat men dan die harjfenen, bevangen met den damp der ketterye, nu zy zich te ruft leggen, die dronkenfehap uit- flaapen. Want zoo men ze weedergaande maakt, wie weet, hoe't daar aft loop en wil? Onwis loopt de werpel der w aapenen: en zoozy te kort vielen 5 V waar ( op 't minfte ) gewedt om een bevefting en uitbreiding der vryheeden,
die ons alreeds te wildwaayigh dunken. Ik zwygh een ergher ■> en dat deFran- fois, die nooit liften oft laaghen fpaarde, om zyn' klaauwe?i in't erfdeel van V huis van Borgonje te kryghen, wel veraart, oft oogheloos zyn moeft, indien
hy zoofchoon, en lang beloert een' geleeghenheit verkeek. 'Dat Duitfch-, dat Enge/landt, gekropt met ketters en krysluiden, licht daatlykop de been wil fleeke?h om 't vuur,'t welk hun zoo naageleit wordt, te bluften met het bloedt der gheenen,die zy voor de brandtftichtersfchelden zullen. cDebyfpreuk verbiedt ftaapende wolvent e wekken. Waar heeft men:'t niet gezie?i, (en noch h e eden heugkt het Spanje')wat een v aft aak ge dr e even vanjpyt, weet t'zaamen te haa- len,om 't onder ft eener heerfchappye booven te keer en? Hoe meenigh heeft 'er met den vreemdeling aangebannen, en hem, door zyne landouwkunde, aan vaften voet in een R.yk,geholpen, daar hy, op eighengeley, een tree niet zetten darde ? 'Dit leert ons wat 'er komt van de groot en ver twyfeit te maaken. Een hort ook-, een haapering op wegh , waarom 't heele werk oover Jiagh te werpen : en zelfs daar te lande, geen' weederfpoedt zoo kleen 5 oft zy zal een' groote |
|||||
4
|
|||||
DER NEDERLANDSCHE HISTORIEN. ijy
flaart hebben. Want de hulpe zal traag by $ de raadt flaaghs naa de daadt iféft
hörnen. Kraft ü de laatfle fyl, dien de Vorß in zyn'kooker heeft. Wen dee- ze verfchooten ü, flaat men daar. Ach! laat ons dan zoo niet votirtflaan^ maar liever met gemak , en door voeghlyke middelen gaan 3 dan 't uiterfl eerfi doen-, en een oj? al zetten. Myngezicht flrekt niet verder , en gedraaght zich tot dat van uwe Majefleit •> Hwelk, naar zyne klaar heit ■> zal we et en te kiezen , wat oorbaar zy 5 voor den Godsdienfl , en welfldndt haarder kroone. Eboly, daarnaa, en Feria onderftutten't zeggen van den Biecht- vaader: niet zoo zeer, dat zyne reedenen hun't hart roerden, als uit af- gunft, die zy Alva droeghen, en om hem van de Veldtheerlchappy te ver- fteeken. Want, behalven datzy hum eenpaarlyk dus een'grootheit benyd- my Go- den, zoo had de ongetemde tong van dien wreevelgeeit i den perfbone vaii me^ de Ruy Gomez op 't gevoelykft van zyn zeer getaft, en de lichtheit zyner Silva , en gemaalinne verweeten: meer dan te reukeloozelyk, dewyl de Koning den Gomez, de hoon met haar deelen moeft. Naamelyk Philips , hoewel ifrena: booven %u*rM maate, om't flibberen der jeughd, in haare vryaadjen, onder zyn hofge- ^e„Bmjn& zin, teftraffen, vergaf het zich zelve, enhadzynminnegeleitopdePriniès vaadgr. van Eboly Anna de Mendoza Cerda j een Vrouw, die met de toovery haar- iioelaadje der treeken (men denk' hoe behoorlyk) het mangel van de helfte haars ge- destomtiki zichts, will te boeten 5 daar't oogh de aardighfte perelis, die onder de klei- noodjen der ichoonheit praalt. Maar ze hield altyds de blinde weergaê be- looken, dekkende de doovekool, met een plaafterken van zyde, zilvere oftgoudelaakenj en wifleld'het wel zinlyk, naar't kleedt, waar in zy^ van dagh tot dagh , te voorichyn quam. Lange jaaren hiernaa duurde deeze boelaadje , geduldt van haaren man, zich geenes dinx kreunende > mits hy maar's Koninx gunft, en't roer der regeeringe, maghtigh bleeve. Zoo verre gaat de ftaatzucht, te hoof, den yver der eere te booven. Spinola, in sfmofd gering bedryf opgetooghen, en zich beeter op'tverwyzen van d'ellendighe houdt het ketters verftaande, dan op reedenen van landtbeftier te wikken, viel alleen mt AiVit* den Hartoghe toe. 'Tzydat hem die al vafi te vooren binnen hadj oft dat hem alhier ook de bitterheit van zyn ampt aanhing -, oft d'onverzochtheit s gewoon zich aan prachtighe voorflaaghen te vergaapen, hem zoet op het oor- logh maakte. De Koning, gemerkt de meefte ftemmenop zaghtigheit lie- pen , geliet zich ook oover die zyde te nyghen, houdende nochtans, ten aan- zien van Alva en Spinola, het raadllot oopen. Conneftaggio, verhaalende dit als oft toen de Veldtheerlchappy noch on begeeven ge weeft waar, meldt ■> dat Alva, die om ze te bejaaghen, tot de heirtoght ried, lichtelyk bezef- fende, wat d'andere twee weirlyke heeren tot ftrydighe zinuiting porde, en- de ziende de haaven zyner wenfch, in den windt op, niet te bezeilen, het op laveeren aanleidde: jaa, om door gemompten middelaarden eenen van zyn weederipreekers by te brengen, Spinola geveinsdelyk aanging, kouten- de dien veel van zynen ouderdoom en weeklykheit toe> lampt hoehy^ nii in 't laatfte vierendeel leevens getreeden , 't zelve dacht Gode toe te 'heili- ghen , en oorlof van 't gewoel der wereldt te neemen. Quanmis oft hy 't hooftmanlchap, wenmen'themichoonopdroeghe, gezint waar te weighe-* ren. Jaa dat hy zich verluiden liet, niemandt bequaamer daartoe te weeten ^ dan Feria. Dat deez , luttel bevroedende, hoe d'ouwde fchalk, gelyk de roeyers, 't landt daar hy 'top gemunt had, de rug toekeerde, dit zeggen, eeven als Spinola, voor vol aannam: zulx hy, veraaft aan zoo hoogheen* hoope, 'twoordt der waapening begon te houden , en de toght, met het ooverwight zyner ftemme holp deurdry ven: niet gewaar wordende hoe hy °m den tuin geleidt was, voordat Alva, gekooren by den Koning * alsdö O naanp
|
|||||
•
|
|||||
i?S P. C. HOOFTS VIERDE BOEK
ij6y. naamhaftighfte oorloghsman van Spanje, 't aangebooden gezagh , zonder
zich lang te bedenken, aanveirdde. Maar dit getuighenis van Conneftaggio hinkt j alzoo men naauwlyx twyfelen kan, oft Alva had, te dier ftonde, zy- nen laftbrief al ontfangen, dien ik op den laatflen van Louwmaandt getee- kent vind. Niettemin, daar magh wel yet aan deeze konftenaary van Alva geweeft zyn j en hy zich gelaaten hebben, 't opgedraaghen ampt te willen De Koning afff-aan Altyds Philips belloot het heir voorts te zenden j 't zy uit eighe be- heir voorn weeghettis j '* ZJ ^at Feria zich liet omzetten, oft Ruy Gomez, om Alva uit te ?enden. ^let no^te l°ozen '■> gelyk Famianus Strada meint, die de zaamening met noch etlyke peribonen vergroot, zonder 't juifte getal uit te drukken. Ni- colais Burgundius, een deftigh Roomfch fchry ver , ontkent , dat de beraading met deeze vyf Heeren, ooit gehouden zy, om dat de gedenkeniflèn van Tilhaq geen vermaan daaraf maaken. Maar niet zoo veel heeft by my deeze reede gewooghen, dat ik daarom behoorde in duif ier te laaten , 't geen by ver- icheide geloofwaardighe pennen verklaart word. Ende is wel aan te nee- men , gemerkt over de breede raadflaaghen geen' geeftelyke perfoonen geroepen waaren, dat een Vorfl, zoo zeer met deeze luiden heulende, hen des te meer in't kabinet hebbe willen erkennen. Ook weet men, hoe zeer Vreemde hem, een tydt lang 't hart oover deezen Spinofä hing, die, naamaals Kardi- foYtuin van naaj ? en reeghen boogh van 't hof geworden, door de vuurighfte flraalen sptnoja. ^er Koninglyke jonfte, geblaakt heeft, zulx men hem niet, dan door eenen oovervreemden vond, kon verdonkeren. Deeze was, dat zelfs zynevyan- den, zich geveinfdelyk, in 't fpoor zyner vrienden vlydden : op dat alles fcheen'in hem alleen te gelooven, hem alleen aan te bidden. Waardoor Phi- lips, zyn' eignen' hoogheit ten daal waanende, die uitbundighe geneeghen- heit introk, en hem, op 't fchoonfl van den fpeele, verleeghen liet. Wyders 't Kon'mx aan de Hartoghin antwoordde de Koning, den eenentwintighften van Bloei- antwoordt maandt, dat hy't heir niet ooverzond, dan om den pais vaftteftellen. De 9p 't fchry- Prins van Eboli verwittighde haar 't zelffte -, en met een 't ooyerlyden des ven der Mar^graaven vanBerghen, opgehouden dus lang, neevens den Heer van yj * Montigny. Op den ontfank deezes briefs, die maar acht daaghenoudt was, van den ' fchikte zy daatlyk bezetting in Berghen voorzeit op Zoom j en verfchoon- twaalfden de dat doen, met fchryvenaan de Markgraavin , hoe zy lucht had van ee- in Gras- nigh brouwen der Onroomfchen aldaar. Maar zy verzweegh 's Markgraa- maan dt. ven doodt, die, toegekoomen, niet zonder groot bedenken van vergif, korts Doodt des daarnaa ruchtbaar werd. Maghtigh vermeerden deeze maaren de gemeene arh verbaaftheit, en 't nyghen tot de vlucht. Waaroover haar , ziende hoe vanBer- '^11^? mits't opbreeken van groot en kleen, dreighdeteniet, en half lee- %hen\ met dighvan luiden te loopen, hooghnoodigh docht, het volk, zoo met hoope 'bedenken yangenaade, alsmetvreezevoorftrafteherhouden. Zy fchreef dan, op den van vergif, derden van Hooimaandt aan alle fteeden, hoe de Koning, verhindert door scbrpen wightighe bekommeringen, ter beflemde tydt oover te hoornen , haar op der Har- n'ieuw foad doen weet en, dat hy des noch van zinne was, zoo ras het hem * *fw' emmermeer mooghelyk viele. Zulxzy den zelve, buit en alle'twj'fel', noch dien vlucht des &00mer tegemoet zagh j en dejpoedt zyner reize, by gemeene en bezondre volx te gebeeden, te vorderen flond. Temeer, dewyl hy denflaat op zyn fiel dacht fiaaken. te brengen, zonder van zyn' ouwde goedertierenheit te veraarden. Waar toe zich elk te verlaat en had-> en wee der zyn beroeps ampt en neer ing-, ter hand te trekken. "Die anders deeden^ ende-, mistrouwende zynergenadde, hunvaader landtverlieten, moeflenweeten, datzy aangeteekent', en van alle vergij}enis zouden verfleeken worden. Maar om't Koninklykgemoedt te ver- murwen , en den rechtvaardighen brandt zyner gramfchap te koelen , ten einde
|
|||||
%
|
|||||
DER NEDERLANDSCHE HISTORIEN. jj9
einde hy uit zyne Majefleit in zyn' genaadigheit needer daalde, was ver- Xf6r.
eifiht, dat yder zich eerfl met Gode verfoende y tot de fchoot der heilighe moederte keer en-, de kerken, beelden, alt aar en teherflichten <> ende aan hem, aan zyn' amptluiden en wethouders alle onderdaanigheit te é>ewyz.en< De Calviniichen hierteeghenspooghden eenen yeder in te icherpen, dat deeze woorden op ichroeven ftaande, hoe fchoonder van ichyn, hoe ydeler, oft bedrieghelyker van gronde, waarenom op des te bitterder wreedtheit uit te koomen. Voorts lieten zy een verdaadighichrift uitgaan, waarby, onder an- Verdaa* der, gezeit werd, dat, oft ook eenighen van de hunnen zich moghten met fybfebrift het beeldtflormen bezoedelt hebben, 't zelve waar uit eenen Godvruchtighen der Caln* en verichoonbaaren yver geichiedt: een* reede, die niet min kon, dan den mJ(7fa* Roomichen tot gelyk geweer dienen, om t'on beschroomder hun met allerley daatlykheittekeertegaan. 'T verloop, i inmiddels, werd van dagh tot dagh grooterj 't geldt een willige waare: verkoopende meenigh zyn'onroerende "overtrek. goederen, oft die ten hooghfte belaufende. Eenighen, onder ichyn van vry- mem €c])~ heit des gewiflèn te zoeken, maakten zich t'zoek voor hunne fchuldenaars, ta toe' dien zy niet zaaghen te voldoen. Veelen, dien 't vertrekken ongeleeghen Wdifekn quam, voeghden zich naar den tydt; gingen daaghelyx ter miilè, daarz'in. dergeemn3 jaar en dagh niet geweeil waaren; kochten dePaapen om, en vallch getui^ die te ver- ghenis van altydsRoomich geleeft te hebben. De ryke huizen itondenoo- lte^> en pen, de diich gedekt voor de geeiïelykheit, die nooit met grooter eerbie- geen. ■* denis en needrigheit gevlaait werd. D'andren, daarenteeghens, achterhaalt y^en op woorden, opwerken, endikwyls bedraaghen van den geenen, die met hun ter preeke plaghten te loopen , vonden zich nerghens veiligh. Zelfs de regeerders van Antwerpen, hoe wel hun niets te wy ten viel, waaren zoo bekaden, datzy, door gemaghtighden, hunne onièhuldt der Hartoghin- ne indachtigh, en vrienden te hoove zochten te maaken. In Spanje, onder- tuilen, was 't krysvolk t'fcheepe geholpen. De Hartogh van Alva, naa oor- aIva ycr- lof van den Koning genoomen, ging, aadelyk verzelichapt, op den tien- trekt uit den vanBloeimaandt, voor windt vanCartagena, t'zeil, met dertigh Ga- Spanje. leyen van den Priniè Andrea Doria, en van den Groothartogh van Tofcaa- nej ende, zichkoortiïgh op't waater bevindende, tot Nizza aanleggen; van daar, watverquiktzynde, tot Genoua landen: zonder meer dan acht etmaal Ende landt in alles onderweeghe te bly ven. Hier werd hy van de jightaangetaft, eneeni- tot Genoua. ghe daaghen verlet. Doch, brandende van voortvaarenheit, beiteedd' hy die, in'twiiïelen der nieuwe földaaten, aan ouwde, en zond vier vendels in Sardinië, om'tregement van dat ey landt vol te maaken: d'anderetien, naa Lombardye, in bezetting. Met een raamd' hy ordre, op het trekken van 'their; en toogh, zoo ras zyn lyden aan 't lichten was, naar Aleflandria della Pa- glia: alwaar hemDonGÄriel della Cueva, Landtvooghdt oover den itaat van Milaan, quam begroeten. Als al de troepen by der handt waaren, deed hy ze, tot iant Ambroüo aan den wortel van't geberghte verzaamen, en, op 'T fair den derden van Zoomermaandt, monfteren. De Spaanfche knechten, waa- word ge« ren geftelt, naar de oorden der lichtinge, ondfer vier regementen, die zy monßert. Tercios, dat is, derden noemen, om datzy een derdendeel der bezettingen van yeder geweit uitmaaken. Alfoniö d'UUoa beleidde dat van Napels ; Ju- liaan deRomero dat van Sicilië, Sangio de Lodogno dat van Lombardye, Gonzalo deBraccamonte dat van Sardinië. In't getal koomen de ichryvers niet oover een: doch zoo verre, dat het Napelfche regement, het ilerkile was, en alles, te zaamen, tuilen de acht en neeghenduizent koppen, oft luttel min, beliep; en elk vendel vyftien moskettiers in 't voorhooft had. De paarden worden begroot op twaalfhondert ruim: te weeten twee volharnafde, vyf O 2 lichte
|
|||||
»
|
|||||
i6o P. C. HOÖFTS VIERDE BOEK. •»'(■:
i f67. lichte kornetten Spanjaarden -, drie Italiaanfche, twee Albanoifche, van dee«
ze laatfte foort. Maar 't gerucht gaf hoogher op: ende is 'er, die hief zeeven- duizent Italiaanen oft Savoy aarden te voete, byvocght. Öok waareit'er vee- Ie vry willighen, die, op eighe bof ze, den krygh volghden. Voor Veltfnaar- fchalk diende Chiappin Vitelli Markgraaf van Cetone, een ftout naamhaf- tigh Hopman -.Gabriel Cerbellon, voor Ooverfte van 't gefchutf. Alva, AlvA daarnaa, quam tot Turin, in mondtgemeenichap met den Hartoghe van Sa- fynekt met vove ? die [iem heerlyk ontfing, en byzette eenen Paciotto oft Pacieco veft- denJiano' t)OUwmee{j:er 3 zoo vermaardt, dat de Koning belaft had hem van den Sa- f e van voyaafdt te vorderen, om naar zynen raadt, verfcheide fterktcn, in Neder - landt, te (lichten. Weedergekeert in 't legher, verdeeld' hy 't weerbaar volk, naar't gebruik der eeuwe, in voor-, middel-, en achtertocht: en floeghal- Hy trefo dusopwegh. D'eerfte fchaarwerdt beleidt by den Hartogh in perföon, die tm ge- zyn verfpieders, naar de maniere voor uit had; daarnaa d'Italiaanfche lich- hergbte in. te paarden geruft tot toght en flagh; voorts't regement van Napels, en de zwaargewaapende Spaanfche ruiters. De tweede, onder Don Freederik van Toledo , beftond , uit het regement van Lombardye , en vier kornetten SpanjaartSj met de pakkaadje in'tmidde. De regementen van Sicilië, en Sardinië, met d'Albanoiiche ruiters maakten de derde: waaraf Vitelli't be- windt had. Waar de zeevenduizendt Italiaanfche oft Savoifche knechten, onder befcheid.cn waären, vind ik nieuwers aangeweezen, en mydiesge- neeghen om dit voor'verziert te houden, Wyders, daar de voorfte hoop *s morghens opbrak, quam's aavonds demiddelfte leegheren; en de laatfte, vervolghends, in haaf' plaatfe. De tf os zelf, van hoeren en jongens was be- quaamlyk onderscheiden; hebbende der Eedelen enHopluiden boelen elk' haar'veem bezonder, en reeghei om'er zich naar te fchikken. Aldus getoo- ghenlanx den wegh van Afti, doorPiemont, fteeghen zyden berghScriis, en'tpadtop, dat men houdt eerftby den Hooftman Hannibal vartCartago, als hy de Romainen t'huis quam beftooken , gebaant te zyn , door ee- nen fchranderen vond. Naamelyk hem gaat naa,dat hy groot vuur, op de kaayen deed boeten , daarnaa de zelve met eedik begieten , om ze bros te maaken , en te effenen. In Savoye werden brieven der Landtvoogh- delTe, van den vyftienden van Zoomermaandt aan Alva gcleevert, wiens haadren haar hoe langer hoe meer verdroot. En 't ontbrak hem aan geen benyders, die haar in 't oor bliezen, dat de verwaande menfch al 't geen van haar, met zoo groot een' arbeidt en wyf heit was opgeheemelt, weederom 00- ver hoop zouw werpen; en nieuwe beroerte verwekken, op dat hy, hebbende wat te ftillen, niet vergeefs uit Spanje gekoomen fcheene, en al de gloory, die naarder Hoogheit toebehoorde, op zyn hooftmodate zetten. Zywenfchte hem geluk met zyn' aankoomft in Lombardye: vefroonde voorts, hoegantfch Scbryven Neer landt nu op de knie, en nerghens omzien 7iaa was -, de muitmaakers om der Lmdt- hals, in hechtenis, oft gevlooden -3 de voorneemfle fteeden verzeekert met voogbdeffe yezetting. T>er voeghe, dat me-er gewelds niet alleen 'nood- en nutteloos zyn Aan . a, zouw ^ maar lichtelyk niewi$onbenoeghen, en ergher dan ooit, ontfonken j ge- 'the'tr im- merkt de toezegh van't acht er bly ven der Spanjaarden , den aadel, en an-' men ten deren van de Roomfchege zint heit, de luft had doen hoornen? om zich, met deele, acb- den uiterflenyver, ten dienfle des Roninx te befteeden. In aide welke, zich terboude. ziende deezen toeverlaat ontflryken, zoo wel de fmaadt als *t hinder, licht- lyk , neevens bedenken van quaader, een' zorghlyke weederwaardigheit, en verwy dering zouw baar en. 'Dies had hy fooverleggen , oft niet raad- zaam waar, een deel van zoo groot een3 he ir kracht te rug te fchikken. En zeeker'tftond te gelooven, waare men door die belofte naarder Hoogheit niet
|
|||||
..
|
|||||
DER NEDERLANDSCHE HISTORIEN. 161
niet in ilaape gewieght, datdeLandtzaatenzich, met ernft, onderling de if6/.
handt zouden gebooden hebben, op geen* ongegronde hoope van den oover- laft buiten te keeren. Maar deeze reedenen vielen te licht by den dwingelandt, die reeds't verheeren derfteeden, 't verpletten dervryheit, 't verbeurtmaa- ken der goederen, met zynen geeft, had ingeflokt. Ik heb, zeid' hy , weleer volk van yzer getemt, en zal ik nu geen volk van boot er kunnen temmen? Dan hy dacht niet dat aan dat bars metaal jaa, maar aan dit ïhiydigh zuivel geen knellen is j 't welk die't houden wil, al zachtelyk handelen moet. Aan haar antwoordd' hy, 's Koninx gebodt te moeten volghen. Winnende dan veldt, quam hy daar men van booven als in een' afgrondt zagh. 'T heir nee- derzakkende, vond' zich een'ftroom voorde borft, die door een kleen vlak en fmalle kil, in 't diepfte van 't dal, met vreeflèlyk ruifchen, tot in de Ifer, ftreeftj daar men zonder brug nietoovermagh. Ter vveederzyden een' gor- ding van aakelyke fcherpe rotfèn , ftrekkende tot inde wolken toe, met toppen zoo fpitich, dat de menfchgeen'kans heeft, eenen voet, daarop, te zetten. Hier bleek hoe kleen een' maght, zich fchrap {teilende aan den Gevddrlj- ooverkant, al dat geweldt had kunnen fchutten , en te fèhande maaken. ^dm' Want daar liep niet op, dantedeizen. In welken geval, het heir, van hon- &at%' ger, en kommer verdwynen moeftj weezende alles onvruchtbaar oft kaal gegeeten achter rugh: gemerkt men op elke leegherplaats flechts voor eenen dagh lyftoght verichaft had. Maar d'omgelanden , yder voor 't zyne be- ducht, hadden grooter vaar van beiprongen te worden, dan luft om te ter- ghen. Diesbraghthy't, met de veertiende leeghering, tot in'tGraafichap Mva raakt vanBorgonje: alwaar hem de vier vaanen ruiters, daar geworven, aangroei- (w $&Wl" den. Voorts vervolghd'hy zyn' reize door Lottringe, en, kryghendealzoo^* de paaien van Luxenburgh, floegh zich needer, in en rondom Diettenhoo- ve. Geduurende deeze toght, hielden de gewekte Zwitfers zich wel op ^de hunn'hoede: desgelyx dievanGeneeve* welke ifadt, hy, op zeeven my- vmt$ "m len, terrechte handt, liet leggen. Ook had hy, aller weeghen, deFranfoi-, tm"2em zenopzyde, waar dat hy'tfpoor, lanx hunne grenzen heene nam. Groo- Luxetlm teeerleid* hyin, (wantwat hemnaa komtverftaan wy hemnaa te geeven) iu„ym met d'ongekreukte krystucht, doorgaands gehouden -, ftrafFende , zonder Goede genaade, de geenen, die zich met roof oft ooverlaft teeghens bondtverwan- kystucht ten oft onderzaaten, verliepen. Welk lof bet zouw geblonken hebben, waar van hem deeze weldaadt niet van zyn* aangeboore felligheit erkentgeweeft. Tot Diet- Sehoudeti* tenhoove hield hy ff al, om't heir tedoenaadem fcheppen, en midlertydt wiffe kundfchap van den ftandt der zaaken te bekoomen. Dat hy gehoopt hebbe aldaar, van al de treffelykfte Heeren, zelfs van den Prinfè van Oranje ontmoet te worden, en hen, bydiegeleeghenheit tefFensin handen tekry- ghen, kan in my niet koömen * gemerkt het maar op den drempel des lands, en hem 't vertrek des Prinfèn , genoegh bekent was : hoe wel men der vindt, die zich ook dit hebben ingebeeldt. Maar Barlemont en Noirkar- Geranten mes, quaamen hem, daar, uit den naam der Landtvooghdeflè, welkoom derLandt- heeten, en gezight van zynen laftbrief verzoeken -, dien hy hun vertoonde, vooghdejfe. Daar by bevonden zy aan hem alleen alles toevertrouwt, en onbepaalde m hm te maght opgedraaghen , noopende 't ftuk des kryshandels , en aankleeven ^wlle- van dien. Doch bleef der Hartoghinne d'ontharnasde regeering bevoolen, ?T"l JVIaar hy leeverd' hun eenen zendbrief van den Koning, aan haare Hoog- yan ^ynen heit: welke brief neevcns vermaan van 't bewindt hem gegheeven , mee- uflbriej\en debraght, dat, in geval van twyfel, wat den krygh oft het landtbeffier naader aangaan moghte, de verklaaring daaraf aan Alvazelf te ftaan had 5 endaar- magbu enbooven t'zyner kenniflè, al'tgeen, in zaaken den Godsdienft raakende, O 3 mis-
|
|||||
1
|
|||||
i6i P. C. HOOFTS VIERDE BOEK
i c(Sy. misdreeven was; met volle maght tot ftraf en vergiffenis. Voorts vervoegh-
den zich, by hem, in't landt van Luxenburgh, drie Duitfche regementen, onder de Graaven van Lodron, Overftein, Schouwenburgh; met eenighe - paarden. Van elfduizent ruiters,die oover al een' wyle in waartgeldt geleeghen hadden, verneem ik luttel zeekerheits. Vaft gaat, dat hy ze niet gebruikt heeft. Als hynuzynen wegh, oover Naamen, naa Brabandt nam, zoo gin- gen hem veele Heeren en Eedelen, zommighe heinder, zommighe veerder 5 bejeeghenen; wel oft quaalyk te moede , naar dat zich yder , met de be- roerten, gemoeit had. Wordende, onder deeze, den Prins van Gavere ge- Hoe Eg* waar 3 ziet daar, zeid' hy * den groot en ketter:. zoo luide, dat Egmondt het het b V,a* verrcaan kon; en zich daarin ontzette. Niettemin, dewyl een woordt zoo ghent los geworpen, en ondienftigh totergh, meer fcherts danernft fcheen te lui- werd. den, trad hy, herfcheppende zynen moedt, voorts toe, om den Hartogh te bewellekoomen. Dees beantwoordde zyn' heusheit met gelyke eerbiede- nis, zonder zich dereerloosheitte fchaamen, van, in vriendelyken Ichyn, zynen arm om den hals te Haan, dien hy, 'm zyn hart, den beul toegewyt zyn ge- nacj jy[et eeVen onaardighe beveinftheit onthaald' hy den Ammiraal s die vemjtbeit j1£m tQt Looven quam begroeten ; ende verzocht den zelven, hem naa Bru£ Ihem'dn ^'te volghen, alwaar men zyn' koffers zoude oopenen, daar hy brieven, Graaf van voor hem, van den Koning, in had. 'T welk Hoorn beloofde te doen, zoo Hoorn* ras hy zich zoude gequeeten hebben, in de plicht der vertrooflinghe, teegliens den Graaf van Nieuwenaar zynen zwaagher, wiens gemaalin ooverleedeil was. Maar Alva, hebbende de Landtvooghdes doen bezoeken door Fran- cifco van Iberra, weigherde zyn' intree tot Bruflel te doen, hoewel zy zelve • zich daar binnen vond; 't en waar men alvooren Spaanfche bezetting innaame. Dus toond' hy terftondt trotsheit en wantrouw teffens, teeghens een'ftadt, diealtyds, in gehoorzaamheit volhard had. Daar werden dan tienvende- Hy wordt jen jnj encje daarnaa zyn perföon, ontfangen, op den achtentwintighften tot Brujfd vanOeftmaandt, met feefteïyke pracht van Heeren, Eedelen, en burghers, ontfangen. ^^ yfolyk aanfèhyn, van haarHoogheit. Zyn' hoovaardy nochtans hield zich niet voldaan met de maniere der bejeeghening vanhaardeir zyde; als oft zy, te zeer, op de ftaatlykheit, ftaande waar. Van'tkrysvolk voort,, zond Be&et de hy den Graaf van Lodron, met de zynen, in Antwerpen; deed de Waaien naafleßee- ruimen, en ten deel afdanken; alzooz' hem verdacht waaren. D'andere re- y m,l gementen werden tot Gent, Edingen, en Lier; de ruiters, tot Dieft, ge- krjrsvoK* je^t. jer WyZej fat zyalle, in twee oft drie daaghen, te hoop konden zyn. Toen vermaande de Landtvooghdes, by brieven, alle fteeden tot zyne ge- hoorzaamheit, zoo verre als zyn bewindtwas ftrekkende; en zond met een 'Ende aan de zelve 's Koninx fchryven, ingeftelt den laatften van Sprokkelmaandt, ^eindt, al- pp den zelven zin; maar met het ouwde gelaat, v an wel haaft in perfbon, te omme3dd- Zullen volghen. Daar voeghde hy 't zyne by, met dubbelt van zynen laftbrief W? tt indruk.:, en plantte zich alzoo, tot oovermaatighe verheffing der Spaansge- hrief "zinde harten, maar verfleeghenheitder.meefteLandtzaaten, in volle kraft. 'T eerft, daar de dwingelandy haaren aardt aan toonde, was een ydelheit, en Hy doet 't lichten van de fleutelender poorten, uit handen van die van Gent; daar dien van doch de Spanjaart die ftadt volkoomentlyk in zyn geweldt had. Deburghers, Gen%fe zynde 't lichaam der vryheit quy t, hadden 'er geirne ten minfte dit zweemfel \lJ*~m af behouden; en bewillighden den Prins van Gavere , als hunnen Landt^ deren. vooghdt, om de weederleevering der fleutelen te verzoeken aan den Har- togh ; die, met afgebeeten antwoordt, zeide, te zullen doen 't geen hy ver- . ftond tot's Koninx dienft te ftrekken. Daar bleef't dan by. Maar hy broed- de, in zynen boezem, een ftuk? dat wat anders in had; enwas'tperfoon- lyk
|
|||||
«
|
|||||
DER NEßERLANDSCHE HISTORIEN. 163
lyk aantaften van Egmondt en Hoorne j 't welk op deezer maniere, te werk j *&i^
0eftelt werd. Op den neeghenden van Herfflmaant, als 's daaghs te vooren de Landtvooghdes, quaalyk te vf eede, onder ander aan den Koning gefchree- ven had * dat men 't getal der gheenen, die met. hunne tilbaare haave reeds ten land'uit gevlooden waaren, op ontrent hondertduizent zielen ièhattej deed Alvaas zoon, de Prioor Don Ferdinand, beide de Graaven, neevens andere heeren, ter maalty dt noodighen, in't huis van Kuilenburgh, daar 'Wangen de vaader zyn hof hield j endeez hen verzoeken, naa den eete, d'aange- van J&~ vange beraading<> noopende't frerken van Diettenhoovej in zyn' kaamer n™n [en te koomen voltrekken. De Graaven, geen ergh op gaftvryheit vermoeden- de, geeven'tjaawoordt, en laateil zich daar vinden. Terwyl men oover taafel zat, quam getal van Spaanfche loldaaten, een voor een', zonder trom te roeren, zich fungeren o m het Hof. Naa 't opneemen, gaat Egmondt, met den Prioor, zitten troeven: thans> als de uure verfcheenen was, zichby den Hartogh vervoegen. Aldaar werd, op 't ftuk der veftinge, naar goedt- vinden der Graaven befluit gemaakt. Als nu, met het fcheiden der vergaa- deringe, Egmondt ter kaamer uit trad, quamp men hem zeggen,dat de Prioor liem verwachtte, om 't fpel te ver volghen. Neemende dan derwaarts zynen keer, door zeekere zaale* werdhy ontmoet vanSanciod'Avila, die, toen Hopman van'sHartooghen lyfwacht, hem van'sKoninx weege, zyn ge- weer af, en gevangen vorderde. De Graaf, niet weetende hoe hy't had5 wilde, dat men 't hem noch eens zeide. Aistoen, hardt vindende van zyn rappier, tefcheidenj 'theeft■, zeid hy, zich zoo trouwlyk^ enmeenigh* werf Si in's Koninx dienfl, gequeeten. Echter, hoe nood'ook, hy moeit hetafltaan, en daar blyvenj klaaghende kracht en geweïdt, met veelbe* roepens op de vryheéden der orde, en 's lands recht, dat hy ooverboodigh was te verbeiden: 't welk deSpanjaart zyndoove oor hooren Het, Vaft al- leens gink het denGraave van Hoorne, die, neemende zynen wegh door een' anderen hoek der huizing, van Hieronimo de Salinas, burghvooghdt van Portheroole* meteenighe krysluiden omringt werd, en aangehouden 5 niet zonder gelykehooghe woorden, eevenalsEgmonds, in den windt, geflaa- ghen. De Hartogh, op heeter daadt, zond Mansveldt enBarlemont, om dit der Landtvooghdefle bekent te maaken, en zyn onfchuldt te doen, van dat hy 't haar verz weeghen had, ten eind e zy, van den haat, en wyder misJ quaam* (oft het'er toefloeghe) onbelafl bleeve. Meteen deed hyaangry- pen den Heer van Bakkerzeel Kaazenbroodt Raadsman van Egmondt 5 iampt de geheimichryvers, eneenighe amptluiden, van beide de Heeren i ook al hunne papieren van belang, in verzeekering neemen. 'T gebruik is > dat deOoverffen der Landtichappen, dengeenen, dien zyeenighe veiling vertrouwen, behandighen de helfte van een gebrooken glas, doorgeftieeden franiyn, oft diergelyk, met laft om de plaats aan niemandt te leeveren, voor dat hem de weêrgaa, op't ontfangen deel paffende, vertoont word. AI va dan deed Egmondt oovergeeven hetteiken* waar naa zich de Slotvooghdt van Gent te reeghelen had, en daarop, de flerkte aan Hieronimo de Salinas inruimen: voorts, op den tweeè'r.twintighicen der zelve maandt> de twee nie worden Graaven, in bewaarnis van Alfonfö de Ulloa, met drieduzent Spanjaarden, °P '{ßot derwaarts voeren: alwaar zyin groote benaautheit, met weernis van aller van Qmt vrunden aanfpraak, gehouden werden. Men geeft Granvelle naa $ die toen ^uu teRoomewas, dathy, op d'eerfemaare deezer aantafting, vraaghde, oft men den Zwygher niet had weeten te bekoomen. Waarop geantwoordt zyn- de, neen: zoud' hy wyders gezeit hebben, daar waar e meer, dan aan aide refl> gevangen geweeß aan den Zwygher; metwkn hy den Prins van Oranje |
|||||
meen-
|
|||||
i$4 P. C. HOOFTS VIERDE BOEK
15-67. nieende. Spaarzaam zeeker van woorden was deeze Vorft, en gewoon te
zeggen -, dat geen' lift van geveinitheit den grondt verbergherï kan van eenen,
die zich aan 't kallen laat kryghen. Maar Alva*, ziende zich den vader ont-
De Graaf flipt, wrook zyn leedt aan den zoon, en deed den Graaf van Buuren, oudt
vanBumen ontrent dertien jaaren, oover vryheeden, ooveral,tiit de hooghe fchool
naa Spanje vanLooven lichten, en naaSpanje voerenj daar hy, in ruime gevankenis^
genen, achtentwintigh jaaren verileet. Ontrent den zelven tydt, werd, tot Ant-
e ïl' werpen, in hechtenis gefielt Heer Anthonis van Straalen Burghermeefter al-
straaien daar, met verscheiden' andere perfoonen van aanzien. AI 't welk zulken
tot Am- fchrik maakte, dat noch meer dan twintighduizent menfehen, uit den lande
werden,en weeken; en Duitflandt, Vrankryk, Engelandt, Embde, Ooftlandt, met
anderen vluchtelingen verkropt werden. Thomas Tilius , verlaatende zyn' Abdy
gevangen. Van Sant Barnard by Antwerpen, met ontrent tleilighduizent gulden inkoo-
Bjßere
mens, begaf zich naa't landt te Kleef. Hier verworp hy de kapj ende wrerd
v tic n des t'jlans Bediener des woords tot Haarlem; endtlyk tot Delft, daar hy geflorven
vl'ahkaatls' ^n<^e moght niet baaten zeeker Plakkaat, ingeflelt by de Landtvoogh- teeghem des, metzwaarepeenen teeghens de vertrekkers, trooftelyke woorden äan 't vlieden deblyvers. Naamelyk, n iet alleen, die yets onder de leeden hadden, maar uitgegee- veelen, hoewel zich zuiver kennende, vonden al te bedroeflykhetdaaghe- ven. lykfèh vervolgh hunner meedeburgheren voor ooghen te zien. Anderen fchuwden hun deel der gemeene ellenden, uit het bederf van 't gewefl te ver-
wachten j oft achtten heil en haave in onzeekerheit, om de vreemde wyze van rech tspleeghing, die men by der handt nam. Want Alva, waanende nu Raadt van alles in dwang te hebben, field'een vierichaar op, genaamt de Raadt der be- beroerten roerten j en tot hooft der zelveJarl de Vargas, Licentiaat, dier plaatfè zeeker ingeßelt. waardigh, als zynde geacht onder zyn' landfluiden zelve, intoorne, on ge- rne, en wreedtheit, alle menfehen te booven te gaan> en afgezet voor zulx, van zeeker rechterampt, in Spanje * jaa ( zoo de fpraak ging ) gebannen. An- deren befchry ven hem, daarneevens, zoo Godtvergeeten, dathy een wees- kindt van zyn eighe maaghfehap verkracht had -, en daarom die ftrarre ge- draaghen. Deez docht den yverighen Hartoghe 't bequaamfle gereedfehap tothandthaavinghvandenGodsdienfl, en een'icharpe fpaade, omdekette- ry met haaren wortel uit te rooy en. Hy voeghd'er by, etlyke buiten-en bin- nenlanders, tot twaalf in 't getal. Dochweinigh gezaghs hadden deeze, uit- tende flechtelyk hun gevoelen ten ooverflaan van Vargas, op wiens verflag, alle vonnifTen van den Hartogh gevelt en geteekent werden. Eintlyk, dewyl d'anderen meefl niet ongeirne zaaghen, dat men hen in dus haatelyk een fluk verby ging, quam't zoo wyd, dat men Vargas alleen met het heele werk beworden liet. In Spanje("ma dat men zeide) was verdaan, niet dan de beeldt- ftormers, de Leeraars, kerkelykeamptluiden, en die dewaapenen teeghens den Koning gedraaghen hadden, ten flrengfte te handelen. Maar dit gezei- gt alby fchap verklaarde, voor eedtgefpan teeghens Godlyke en menfehelyke Maje- deez.en fteity het inleeveren en toefiaan aller fmeekfehriften , teeghens de nieuwe voor Ma- Bijfchoppen, Inquißtie, en Plakkaat en. T>esgelyx het toelaat en der nieu- }'ftett~ we preeke , door wat noodt van tydt en geleeghenheit het ook gefchiet je ennu m0ghte zyn, <rDaare7ibooven , V naalaaten van weederflandt aan d'eerfle wen werd. Pree^e > aan 'f kerkplonderen , en aan't oovergeeven van Y verzoekfehrift derEedelen <y 't waar by ooghhiiking oft uit ver'baaft'loeit. Noch fat dry ven dat de Koning niet zoudegerecht ight zyn , om al de landen van hunne vry- heeden te berooven ; en ontßaaghen van alle eeden, en beloften van ver- giffenis : gemerkt zich d'ingezeetenen meefl alle mijgaan hadden ; met daadt 3 oft met verzuim. 0 ok het zeggen oft achten ■, dat deeze rechtbank |
|||||
«
|
|||||
DER NEDERLANDSCHE HISTORIEN. tóf
gehouden waar, zich te'fchikken, naa eenighe handtveflen oft vryheeden> if6?°
die voor bederffeniffen <> en oorzaak vanal't quaadt gefcholden werden. Hier neevens wil men* dat zeeker Plakkaatby hen beraamt was, verbiedende* quanfiiis om 't gevaar van aan kettericheperïbonen te trouwen j eenigh huw- » Jyk aan te gaan, buiten bewillighing van denHartogh oft de zynen, op ver- beurte van lyf en goedt j met andere punten van gelyke byfterheit, tot ach- timtoG-, die, inde kaamervan Vargas, tot Antwerpen, zouden gevonden, en in druk uitgegeeven zyn. Waaroover Conneftaggioj Eedelman van Ge- noua, een' ftadt zoo zeer aan den Spanjaart verknocht, wel heeft darren ichry- ven, dat dit amptgenootichap van de Nederlanders , niet oneighentlyk, Raadt der deBloedtraadtgenaamt werd. Voorwaar, hoe ik ditengelyk beloop dieper beroerten* inzie, hoe ik min gronds in de oordeelen Gods vind ; en de tuimelende onge- de Bloedt* {taadigheitdermenfchelykezaaken in allerley handel my meer voor de 00- raadHe" ghenkomt. Dat een volk zoo bloeyendein konften en welvaart, een eedel- ^men* doom zoo trots ter waapen, gemeente zoo moedigh op haar'vryheit, dien onlanx de pracht eens Cardinaals vanGranvelle wee in het oogh deed, zich nu, van den fuoodfte en eerloolte der aarde, den buik laat intrappen j dat een ftuk rabauts, met landt en luiden doorgeweldt; met den dwingelandt zelf, die alles van hem verftaan wil, door ooghbeguigheling, naar zyn' dartelheit, omlpringti methungoedt, lyf, enleeven, min nocht meer dan met lorren, ipeelende. Want wien, in alle geweften, waggelde 't hooft op den halze niet, daar men dus eenen voet van rechten en rechtsvordering volghde ? Daar zaaken van 't laatfte belank, zonder aanlchouw van plaats oft hooven, daar ze onder gevallen waaren, zonder uitvlucht van beroep tot hoogher vierschaar, oft naader ooverzight, by twee oft drieichudden, alle ziende naa de mondt van eenen Vargas, gefleeten werden? 'T ging dan, aan eikenkant, op een vanghen en fpannen van allerley' Handt, allerley' ièxe, allerley' ouderdom. De galghen hingen gerift, de raaden,.de ftaaken, de boomen aan de wee- ScMkha ghen Honden verlaaden met iyken , gewurght, onthalft, gebarnt; zoo dat ^ver" demenlHien, nu, in de lucht, tot adem fchepping geichaapen, als in een ge- vo& meen graf, en wooning derooverleedenen, verkeerden. Elke dagh had zyn deerlykheit, en 't bafïèn der bloedtklokke , dat, met de doodt van naa- maagh den eene, van zwaagher, oft vriendt den andere, in 't hart klonk. Aan 't bannen, aan 't verbeurtmaaken der goederen , was geen eindt. Tilbaar, ontilbaar, 't werd al aangeflaaghen, en (ongeacht de aantaal der fchuldtei£ icheren } bekommert gehouden: tot onwaardeerlyke fchaade , van ryken, van armen, van kloofters, gafthuizen, weeduwen en wxezen; die, naa- loopendejaarenlang, van hun recht en renten, door looze uitvluchten, ver- ireekên bleeven. 'T was nochtans een groote trooft, dat de bitter/te Maje- f. ., ftraaten, zelfs van Amfterdam, die zich in alle pleeghbaare wreedtheit uit- M*>ea et * bimdelyk gequeeten hadden , als noch te flappe woeders , voor onnutte ten ƒ gjk knechten gefchouwen, enbefchuldightmetnaam, en toenaam, zonder dat die van ook meefter Henrik Dirxzoon vry gink, voor deezen Raadt te recht moeften Amßer- ftaan. 'T welk my, uit d'ouwde papieren deezer ftadt, doch d'afloop van dam,gaan 't geding niet, gebleekenis. De Raadt van Staate voorts, had genoeghzaam mtvU' uit; ontbiedende de Hartogh, in plaats van diente vergaaderen, fbmtyds enkele leeden des zei ven by zich, en hun, zoo veel hem geliefde, van de dingen, voorftellende. Met die van den Heimelyken Raade werd immers zoo weenigh verftands gehouden. De Hartoghin, derhalven , luttel ver- e , 1 •Kuilt met den naam > daar dekraft der regeeringe onder Al va alleen beruft- veXoeh te, die, ten deel, zyn vuil met haar hadde moghen uiten, verzocht, van wtflagb en Naaren kil t'eenemaal ontllaaghen te zyn. Dit ftond Philips haar toe, nee- kjjgbt beu vens
|
|||||
«
|
|||||
i66 P. C. HOOFTS VIERDE BOEK
ïSóf. vens zeekere vereering, in baar geldt, en aan jaarlykiêhinkoomen. Waaf-
naa zy van de Staaten , dewyl het vergaaderen der zelve verbooden was, haar Atva aficheid by brieven nam, en näa Italië keerde. Al va werd geftelt in haar* plaat* word in fè, die nooit te vooren, met yemandtvan zynerfborte, maar altyds byper* baar' flee- foonen van naabloedt des Landsheeren, bekleet geweeft was. Ten welken in- de gefielt. ziene mooghelyk, hem 't bewindt, flechts op voorraadt, bevoolen werd. Zynlaftbrief, belangende dit ftuk der algemeene Landtvooghdye, fchynt verhoolen gehouden, uit fchaamte der onbepaaltheit. Ende is my niet ge- beurt te zien, dan eenen zendtbrief des Koninx, van den dertienden in Wyn* maandt3 waar byhy gebiedt, hem voorOpperlandtvooghdt te kennen j met ernftighe verzeekering zyiier eigliene ooverkoomft ten naaften jaare. De Hartogh, aldus verheeven , nam voor , de achtbaarfte plaatfen des lands met fterkten te beknellen; en aan Antwerpen , te beginnen, ten aanzien van de maght, geleeghenheit en neering dier ftadt, waaruit het grootfte en Die huwt zeekerfte inkoomen getrokken werd. Hy zond'er den Markgraaf van Ceto- een slot tot na 5 en Gabriel Cerbellon , en den Veftbouwmeefter Paciotto > die , in Antwer- k^te daaghen, met oover de tweeduizent arbeidsluiden, op 't Kiel, booven tew* de ftroom, die aan de ftadt fpoelt, een' weldighe burgh ftichtte. Het binnen- fte der wallen was van aarde, de korft van vierkant gehouwen fteen* met vyf
bolwerken > de vier geheeten naar 's Landtvooghds naam, Hartogh, Ferdi- nand, Toledo, en Alva, het vyfde naar den meefter Paciotto. De graften, wydt, en diep, hadden haar ververfting uit de ftroom, ter geliefte van die van binnen. Die van de ftadt daar teeghen oover, werden gevult, de muuren geflecht; zulx dat die zyde niet dan met het Slot, en eenige aarde werken, be- (ckut bleef. Al de veftkonft van dien tydt vondt dit een volflaaghen krys- gebouw, en niets daar aan te berifpen. Doch werd men naamaals wys, dat in de keur der plaatfe gedoolt was. Want het kon de ftadt eeven kort, en tef- fens alle aanftoot oft hulpe, die haar te waater uitZeelandtkoomen moghte, afhouden -, indien 't aan den Noortkant, en beneeden de ftroom, geleit waar. Maar't fchynt dat de Hartogh zich nooit voor zulk een onheil hoedde , en wyderniet dacht: dan dieburghery daarmee te breidelen. Veertien tonnen fchats zyn verimoort in dit werk. Vier werd der ingezeetenen zelf belaft op te brengen; booven veertienhondert bedden, en andere behoeften voor de be- zetting. Ditiëheen't vel afgeftroopt, den geenen, die reeds ten halzetoe, Zwam in fchulden flaaken. Naanielyk 't gemeen aldaar was zeer wanraadighlyk jchulden bedient, dewyl men, zonder de wankelbaarheit der Fortuine te betrachten, van dïe neering voor erf reekenende, neevens een Raadthuis, volmetft met koning- fiadt. ]yk-e koftelykheit, noch om alle fteeden van Europe in pracht van veften t'oovertreffen, die zwaare wallen, met vierkant gehouwe fteenen ophaalt, en zoo ryk een'ftadt, in volle vreede, ten achtere zet. Welke ooverdwaals- heit de burghers, verbonden voor maghtighe fommen, die van uitlanders op fchaade gelicht werden, bitterlyk bezuurt hebben j zynde daar oover in verfcheide geweften, zonderlinge van de Holfteinfche jonkers, aangetaft, en om hun weivaaren gebraght. Ende hoewel zy daarenbooven beweezen, dat hun groot geldt van den Koning quam, 't was verlooren gekermt} en moe- ften fchikken, de penningen te vinden. Yets holp hier toe de hoope van 't krysvolk te zien verhuizen, dat, dies niet teeghenftaande, voor een groot deel in ftadt bleef. Als de fterkte nu weerbaar was, gink ze de Hartogh be- zichtigheii; deed'eretlyke vendelen Duitlchen, en Spanjaarden in trekken j en ftelde eerft Gabriel Cerbellon , daar naa Sancio d'Avila , tot Burgh- vooghdt, die, van geririghen doene, en ( zoo men zeit) tromflaaghers dienft» door eighe kloekheit, en vordering des Hartoghen, is opgekoomen. Al 't ge-
|
|||||
«
|
|||||
DER NEDERLANDSCHE HISTORIEN. i67
*t geichut voorts , en voorraadt van oorlooghe, die der ftadt toequam, werd T ^^ t
op het Slot gevoert: desgelyx uit abändere fteeden, op d'ouwde blokhuizen aldaar. Maar , terwyl dat Al va in 't herwaarts koomen was, ontfonkte, by geval , 's Koninx buskruidt, tot Mechele. Dit heilloos tuigh, fchyncnde ßuskruidt gevonden om de wereldt te doen vergaan, en't menfchelyk geflacht te drei- tot Mecbe* ghen met den jonghften dagh, taftte, gedyghende tot vlam, en aêmtoght ^n in zoekende , op- en onderwaarts met zulk een'feite van zich, dat het den toorn handt &e* in de ïuchtjoegh 5 den aardhoodem deed dreunen, tot vier mylen verre. De raa^m neederlaagh nochtans, was beneeden den fchrik, mits dat die oordt derftadt onbetimmert lagh. Wel fèheurd' het, die'r ontrent waaren, aan Aarzen in de hooghte, en beftolpte, met den val, een' mansperibon, die, drie daa- ghen daarnaa, als leevendeiüt zyn graf gedolven werd, nocht van zich zei- ven, nocht wat hem oovergekoomen was, weetende. Alva, hoewel hem deeze fchaade fmartte, maakte daar geen gelaat af j en keerde, zyn bood- fchap verricht hebbende, naa Bruflel. De Koning van Vrankryk, midlertydt, op nieuw in oorlogh geraakt met zyn Onroomiche onderzaaten, verzocht hulp aan den Hartogh > die hem te wille was, en den Graaf van Arenbergh, met ontrent vyftienhondert ruiters , tweeduizent knechten , toeichikte. Derwaarts, in dienll, hoewel 't op lyfftraf verbooden was, begaaven zich meenighte van Neêrlanders, vreezende bet de geftaadighe quellaadjen der flaavernye , dan de hachelykheit van 't kryghslot. Ook wies, van dagh tot dagh, d'opgeblaazenheit der Raadsluiden van de beroerten; de welke, Vermee« ziende hunnen meefter alleen in't hoogh gezagh, en zich onverknochtaan telbeit des berichtspunten, geen ding ongeroert lieten > jaa zoo verre quaamen, dat zy R**ds van zich onderwonden, alle wetten en gewoonten van den lande, te doen voor de beroer* hen brenghen, in meening dezelve, naa hun welbehaagen, te verhanlèlen. Un' Doch zy itaakten 't, om dat z'er niet doorzaaghen. Van gelyke vervorderden zyzich, oopening te eiichen van alle papieren en befcheiden, 't landt en den Vorft raakende -, 't en waar cf ouwde bewindsluiden hun vertoont hadden,'t ge- vaar leggende in 't ontdekken der geheimeniïlèn, ten opzien van uitheemiche heeren. Alva voorts, in 't begin van den jaare achtentièftigh, deed oopentlyk * <(-o , inroepen, om binnen driemaals vyftien daaghen, tot Bruflel, oft waar hy dan waare, te verfchynen, den Prins van Oranje, Graaf Luidewyk zynen De ?ï-tm broeder, de Graaven van Hooghftraaten, van den Berghe , van Kuilen- en andere burgh, den Heer vanBreederoode, en andere uitgeweekenen. DenPriniè Meeren in* werd te lafte geleidt, dat hy, ter zyde fleUende eedt, eer, en de groot e gun- ge&aagbu ßengenooten, zoo van wylen den Kaizar, als van den Koning, zichopge- zJne he° worpen had, tot hooft der weederfpannighen. T>at hy, terflond naa 't ver- W*tt&e' trekken zyner Majefieit, getracht had d\ regeering f'onderkruipen $ daarnaa, den Koning gew aap ender handt, uit den Lande teßuiten $ de Landtzaaten, onder den duim , vandeliefdefhunnenaartgeboorenheere, vervreemt -, d'Be- delen opgeruit i tot hun fzaamenrotten, zyne huizen te Bredaa en Bruffel geleent. Tïat hy de muiters in zyn hefchut genoomen had-, Breederoode, met hulp, en ooghluiking ,gefiyft -y 's Koninx krysvolk, uit eenigheplaatfen in Zee- landt, gekeert h d'oefeningen van verfcheide ketteryen, tot Antwerpen, in- gevoert $ het fliehten van Onroomfche kerken , aldaar toegeflaan ; lichting v an gelde) tot betaalinghe van de foldaaten der oproer ighen, gedooght. Aan Hooghftraaten werd de zelve ondankbaarheit en meineedt opgezeit: famt dat ook^des hy den cPrinfe in alles aangekleeft had ^ de bondtgenooten geraaden tot een Graaven tweede verzoekfehrift, om d'ongewoonlyke ßerktengeßecht ie kryghen-, met van Hoogh» het werven van volk, voorBreederoode', door de vingers gezien j buiten laß ßramen* der Landtvooghdeffe, zeekere argherlyke keure, tot Mechele, verkundight ^ de
|
|||||
\
|
|||||
i68 P> C. HOOFTS VIERDE BOEK
1567. de wet aldaar opgehitft, en die van Lier geraaden tot weighering van be&et»
Ende der tinge $ op de daghvaart van 'Denremonde het waapenen aangefiemt. Gelyke andere punten werden den anderen beeren 5 Breederoode, daarenbooven, hétaan- Heeren. neemenvan krysluiden , voeren van waapenen teeghens denKonink, heffen van penningen, pionderen van 't platte landt, brandfchatten van geeftelyk en weirlyk 3 verweeten. Oranje fchreef hierop, aan den gemeenen voorzor- Oranjes gner des Koninx 5 Jan du Bois, niet lievers te hebben, dan zyn' zaak te ver- antwoordt, antwoorden , ende in een' reekening te treeden , by 't Jlot der welke blyken z>ouw hoe onnaa zyne dienflen, van de vergelding, waar en ingevolght. Maar hy v erfland' het voor behoorlyke en onwraakbaare rechters te doen. Onder- tuffen moefi hy zich tr ooft en, met d'ontallyke exempelen der ge enen, dien* naa 't opzetten van goedt en bloedt by den Landsheere , in plaats van er- kentenis j 't een en 't ander f onbruik gemaakt was 3 neevens toewerpen der belooningen van hunn' arbeidt en gevaar , aan luiden , die geen van beide hadden uit gefi aan. 'T welk hy niet vreemdt vond, dat het, voor- neemelyk te deezer tydt, in zwank ging >3 nu 't kleene konfl was , den zuiverflen , door uitgemaakte oorblaazers , met kettery te bekladden j een* misdaadt, daarmen alle fnoode flukken onder begr e epen waande. Jaa, dat men , haatelyk vindende , yemandt enkelyk op kettery te verwyzen , zich genoeghzaam benoodight zagh, hem Majefleitfchennü op te dichten , en» onder dienfchyn, van kant te helpen. Zoo dat de geen, die voor een' dwaal- £eefl 5 gehouden werd , niet anders, dan doemenis, oft (waare zyn' onfchuldt te klaar ) ßeeping van recht, en d'ellende eener eeuwighe vankenijje , ver- wachten kon. Ende bond deeze reede 't oover, om Alva, voor rechter , te weigheren. Maar daar waar en der meer om de wettigheit van't daaghement te dooden. Want men riep hem in, als oft hy voorvluchtigh, zich vet'flecken- de , en niet by we et en der Landtvooghdefje, en naa zyn voorgaande fchry- ven aan den Koning, tot verrichting zyner zaaken vertrokken waar. Mem gaf hem drie veert iendaaghen. Hoe kon dit beflaan ? zoo men elke van de drie voor een daaghement nam, de tydt was te kort, om te Bruffel, oft in wyder geleeghe fladt, daar zich de Hartogh vervoeghen moghte, te verfchynen* Nampmendedrie, voor een daaghement', zoo fchortten'er naa rechte, noch twee aan. Ook wilden de wetten van 't Roomfche Ryk , daar hy zich bevond? eenlidtenftaat afwas, dat men, niet by indaaghing, maarby ver zoek van oover zending, denperfoon van daar vorderde, op wien tefpreeken viel. Ende was, daarom inzonderheit, voor nietigh gehouden het vonnis geftreeken van Kaizar Henrik , oover Koning Robert van Sifilie: te meer, mits de Kaizar zich , gelyk jeeghenwoordelyk Alva , vreeffelyk gewaapend vond. "Daarenboovenfireedteeghens d'orêe van'tgulde Vlies, eenigh lidtmäat der zelve, in hechtenis te ji'ellen, eer dan'er, neevens 'thooft, zes me e dele e den- in bewillighthadden. Ook moefi de gevanghen in bewaar ing der meedegenoo- tenblyven, zonder zoo jir enge lyk als zyne meedebroeders, gehandelt te wor- den } zonder verlet van aanfpraak en raadspleeghing j by mangel der welke geen' zaak van belank wel uit te voeren was. Noch had men hem uit den lande van Brabandt; zynen zoon, zoo oopentlyk onnoozel, uit de hooghe fchool van Looven , vervoert -3 reghelrecht teeghens de handtveften, waarop de Koning bèeedight, op welken eedt de Landt zaaten, en ander s niet, tot ge- hoor zaamheit verplicht waar en. Dit wees wel uit, hoe Alva oover alle wet« « ten heene trad, en al te gevaar lyk waar, zich zulk eenen rechtere f onder wer' f en. Derhalven , als hebbende in Brabandt zyn woonfteede gehouden , hield hy zich ongehouden te gehoorzaamen, tot dat de Koning zynen eedt en de handtveften voldeede, daar hy opgehultwas. Hy field e zich nochtans oover'
|
|||||
i
|
|||||
DER NEDERLANDROHE HISTORIEN. i69
ooverhoödigh, om voor den Kaizar , de Keurvorfien, Vorfien m Staaten i<f6$\
des Ryx, oft andere vier fch aar, daar geen quaadt vermoeden op viel, te rechte teflaan. Aan den Hartogh fchreef hy ook, en zond' hem dubbelt van deezen brief, met ernftighe klaghten, oover den handel, gedreeven tee- ghens den Graaf zynen zoon , ende hem : wiens voorouderen zoo treffe- lyke dienflen gedaan hadden, die, metdezyne, gebleeken zonderling in de laatfte beroerten , duslichtelyk vergeeten werden. Dit ipoor werd, van d'andere Heeren, gevolght: doch dies niet te traagher, in d'uiterfte vinnig- heit voortge vaaren. De Majeïtraat van Antwerpen, belaaden in 't aantallen , f etf veeier luiden, die op de trouw der Landtvooghdeïle, en de beloofde maandt AmweYLn tyds, naadat d'algemeene genaade zoude afgeflaaghen zyn ■, aldaar gehlee- ß,ree^n venwaaren, keerde zich tenHartoghe, met ootmoedighe beede, dat het voor eeni- woordt haard er Hoogheit onverachtert bleeve. Dit nam hyzoooevel, dztghe gevan- de geniaghcighden der ftadt, booven den fchrik van zyn fel gezight, tot8>enen- bitter, antwoordt te rugh droeghen: hoe hem wel verwonder de ?ioch zulk een' antA (lont- en onbefchaamtheitin die'van Antwerpen tefpeuren, alstedatrenfpree- ^oor t, es ken voor de ketters. Zy zouden fchikken zich des voortaan te hoeden, oft hy hen alle, ten Jpieghelevan anderen, doenflraffen aan den hals. Ende had zyn* Majefleit haare landen liever luideloos, voorwildernis te laat en leggen, dan eenen dwaalgeefi daar in tegedooghen. Den wetliouderen, aldus voor't hooft geflaaghen, was'tminfte, naa de heus-en erkentlykheit der voorgangebe- jeegheniiigen, te verzuchten: vallende deezé hun zoo kout op het hart, dat zy oordeelden eer in ftaat te zyn, om zich zelve, dan anderen te verfchoo- nen; en anxtelyk pooghden, hunn* onnoozelheit, vertooght in wydloo-* pend fchrift, by Koning en Hartogh te doen aanneemen. E even luttel baat- te't voorbidden der Staaten, en fteeden vanvericheide geweïten, omge- ilaakt te zien hunne bewindsluiden, valt gezet, meeft , om bedryf doer laft van hunne meefters gefchiedt. Meefter Jacob van den Ende, Raads- Meefter man en ^Vooripraak van Holland t, die op eenen zei ven aavondtBoflïzs gair Jac<>b van en gevangen was, werd alzoo naa Bruilel gevoert, en oover't jaar in den **n Er!^e kerker vergeeten. Jaa den Vooripraak, die met de gemaghtighden 's Lands, ^%a^fn% t'zyner verdaadighing, in Brabandt quam, hield men, mits hy zyn woordt wat te vrymoedelykdeed, eenen ganfchen dagh in hechtenis, en liet hem niet los , dan onder eedt van te zwyghen 't geen hem voorgehouden was. Uit welke vervaartheit, de gemaghtighden , waar onder de Heeren van Afièndelft en Mat-henes, zich van daar oiïtftaalen , en onverrichter bood- fchap, t'huis keerden. Van den Ende kreegh vonnis t'zynen voordeel, toen 't hem niet vorderen kon, die hu, van quelling, verfleeten was. Meeiter ook. Mee* Roelandt de Ryke, * loontrekkend Raadsman van Looven > een man voor fier Roe- oprecht Roomlch gaande, ontging daarmee gelykezwaarigheitnietj ende l*ndt de zat, op on wille bemoedeniifen, gevangen, totdat het hem al zyn'welvaart R^s koflte. Maar de dwingelandt, vcrwytende zich zelve noch zyn flappigheit, Pen»°J als dien het te lang viel, van huis tot huis te gaan bloedt zuipen, bedacht eenen vpndt, om zyner moordtgulzigheit, eens op een bot, haar zat te geeven. Den laatften dagh voor de vafte was men gewoon hier te lande, gelyk door meeft' heel Chriftendoom, met ïpel en uitgelaate vrolykheit te vieren -, en nenn VaßeUa^ mer min om'tachterfte, oft yet ernftachtighs te denken. Beiluitende der- vondt halven, den Landtzaaten, voor een' blyden Vaftelaavondt, een droev' en waar&e- doodfche nacht te leeveren, gaf hy laft, om alle, die ooit terpreeke waa- momm> ren, in de gemeene zorgheloosheit te verlakken. EeV groote meenighte °fo'omfcfje"n werd hier door verfchalkt, en van den bedde gelicht: minder nochtans, dan u verUk- Iiygehoopt had. Want behalveu.dat'erveelen, van te voorin, gevlooden ken< P waa-
|
|||||
\
|
|||||
i7ö P. C. FÏÖÖFTS VIERDE BOEK
waaren, zoo werd een goedt getal , by de amptmannen van Rechte, uk
mèedooghen, gewaarfthuwt. Twee Schouten bevind ik inzonderheit, die > verihiaadende in deezenalle gevaar , om der goedhartigheit wille, eenen eeuwighen naam, aan de naakoomelingen, verdient hebben: den eenen van Leide, Jan van Beerendrecht > den anderen van Monnikkendam j maar niet, hoe hy geheeten werd. 'T was dan, opnieuw, inden bouw met de beuls, en'den bloedtraadt. Eenighe Nederlandfche bewindsluiden (Viglius voor- al) lieten niet den Koning te vertoonen, hoe , zoo uitbundigh een' ftraf- heit teeghens zyn en'stands oorbaar ftreed. Ende vonden zy zelfs den Patts tot eenighe maatigheit geneeghen. Philips geliet zich ook , niet vreemde daar van te zyn, maar weigherde yets te doen, zonder't goeddunken van Vargas en zyn' makkers te hooren. Dëez' dreeven het teeghendeel, hem opvullende met de hoope van een ander Indiè", in'taanflaan der verbeur- de goederen, opgedaan te hebben: hoewel 't mits de laften daarop liaan- de, nerghens naazoo breedt uitviel. Noch verzocht hy't gevoelen van de rechtbank der Inquifitie, die, voor de vuift wegh, alle Nederlanders, uit- gezeit de geenen, de naamen der welke haar van hier toegezonden waaren, verklaarde voor ketterfch, oft kettergunftigh, en, door doen oft laaten , in Majefteitfchenderye vervallen. Met dit vonnis, gefprookendenzeftien« den van Sprokkèlmaandt, vergeleek hy 't zyne op den zeflèntwintighften daar aan volghen de, ende beval het zelve, zonder gunft, genaade, aan- fchouw van lèxe oft ouderdom, te werke te leggen, naa orde te geeven den * VoorfpraakenderLandsheerlykegoederen, inNederlandt. Aldus floegh men daar voort, met zoo grouwlyk een vonnis, als niet lichtelyk bevonden zal worden, van aanbegin der wereldt, oover heele volken gevelt te zyn j en fchende men de moordenaars den Lande op het lyf, om den moedt hunner geldt- en bloeddorftigheit, aan een deel vertreeden, en in'tonderïpit leg- gende luiden , te koelen. Wel zie ik te gemoet, hoe beuzelzinnigh het fchynenzal, dat, onder geflaghten, roemop den waaren Godsdienftdraa- ghende, die onmenfchelykheit gevonden zy, waarby de wreedtheeden der Heidenfche dwingelanden voor f pel te achten ftaan: gemerkt de bloedtftor- ting van dien tyd t, als ipruitende uit afgiinft, tooren, y ver van ftaat, meeft op de maghtighen aanquam, oft die van 't Joodfche oft Chriften geloof trof s daar hier de doemenis, oover groot, oover kleen, man, wyf, mondigh, onmondigh ging , zonder eenighe foort oft gezintheit te fpaaren. Dan ik zal niet voordraaghen, dat , om verwonderings wil, gellofFeert, maar* by de deftighlte fchry vers, getuight is. Het woeden dan aangewakkert, en hoepen menfehen bérooit maakende, dreef 'er een deel tot die vertwyfelt- heit, datzy , verkatende huis en hof, wyf en kinderen, de boilchenvan Weftvlaandere, tot hun onthout verkooren. Van waar zy, verwildert door de wanhoop, woeftheit der plaatfe, en toeloop van allerley booswichten, de Paapen en Monnikken oovervielen, uitleezende de naarfte nachten tot wraak en roof j ende hen, niet alleen aan haave, maar met fchendingh van troony} affnêe van neuz en ooren, ftraften. Teeghéns deeze, daarom wilde Geu- zen genoemt, gaf Alva, den achtienden van Lentemaandt, een Plakkaat uit, beveelende in alle plaatzen wacht oft orde te ftellen , tot befcherming des Priefterdooms; en hunne fchaaden voortaan, door de gemeenten, tedoen vergoeden, zonder aanzien van eenighe gerechtïgheit, daarteeghens ftry- dende. Doch de moedwil ging haaren gank, tot dat hy 'er met dewaape- nen, achter quam. ^ heemels ongenaa ook, fchynende met de felheit dei' menfehen aan te ipannen , bedroefde meenigh huisgezin , met diertevan veevoeder, en einthoudende Winter. Want hetvroos, totinGrasmaandt» ■.,,.- ' i. , ZOO
|
||||||||||
1^68.
|
||||||||||
Vonnis der
Inquifitie, Qover de Nederlan- ders. 'T welk,
de Koning voor goedt kent. * Advo-
caaten fifcaal. |
||||||||||
De tmèet-
beit baart
wilde Geu* |
||||||||||
Die met
waapénen verfirooil wolden» |
||||||||||
DER NEDERLANDSCHE HISTORIEN. . 171
zoo vinnieh, dat, den tweeden der zelve, vier mans, handt aan handt, op ee- 1 $6$« ner nacht vs j oover de graft van Leeuwaarde liepen. Ende gold eenerkoeye Harde |
|||||||||
hooy vyfóft zelfèntwintigh goudtgulden van ach tent wintigh Huivers-, daar wfl,
|
en
'an
|
||||||||
men, byeffetyden, lichtelyk het beeft om koopen kon. DeHartogh(mits dmte v
het treilen der Franiche vreede, om dit gety) duchtende dat de Prins van Yoe er' Oranje, ooverneemende 'tkrysvolk dat by d'Onroomfche zydewerd afge- , dankt, hem plotfèlyk op den hals koomenmoghte, deed d'Italiaanfche rui- meern"0fx ters, die den Koning aldaar gedient hadden, en noch tweeduizent knech- aaflm ten, booven de troepen van Arenbergh, beföldighen, totverzeekeringder Landtpaalen. Maar quaalyk flaaghd' hem , by die geleeghenheit , dat Paltzgraaf Freederik vierhundert vyftighduizent gulden, verzwecghen op spaanfeb den tol, deed aanhouden.: hoewel ze, optullchenfpreeken des Kaizars, geldt by naamaals geflaakt werden,, 5T Concilie vanTrente, wyders, dat der vry- den Paltz.- heit van den Lande in verlcheide punten te naa ging, en niet dan met uit- &raaf *an~ dingen der zelve, tot Uitrecht was aangenoomen, drong hyheftelyk voort, ^H^ en ten laatfte, deur: zulx de geeftelyken zich ganfchelyk daarnaa moeften vJTJme fchikken, en onder ander , hunne byzitten van zich zetten. De Kaizar, totvitrecbt midlerwyle , en andere Duitfche Vorfteü, Oranjes zaak behartighende , door ge- hadden ernlligh op den Koning verzocht, dat hy hem onzydighe rechters dneven, wilde gunnen. Maar Philips wees hem aan Alva, als dien de Nederland- Kaizar fche zaaken bevoolen waaren. Teffens ftonden de vluchtelingen aan , om Maxtmt- den Prins tot eenighe toght teeghens denHartoghte beweeghen. Hy zou- !*™, de zyn' maaghen aanmoeyen-y zy zelve, 'tgeen\hun in baÜingfchäp oover- lm dm fchoot, by hem opzetten. Traagh waaren zyn' ooren hiertoe 5 en 't antwoordt, j>ïm. te dat men den afval van eenighe fleeden oftgeweflen, oft, tot dat de Koning vergeefs, meer werks oover hoop kreeghe, verwachten moefl, Weenigh weederom woeghen deeze reedenen, by 't ongedult der uitlandigheit; dat hem endtlyk toedreef, hy had een goedeley, enverblyfbyzynen broeder, en liet de ver lee- ghenen op Gods genaade dry ven. Derhalven, ver oover t van dit verwyt, en geenentydt van gerechtelyke weernis afziende, vond hy raadzaam, om met zwyghen in geen' fchyn van ichuldtbeken te vallen, eer hy tot daatlykheit voorttrad, zyn'zuiverheit byoopenbaare verklaarenis, kundighte maaken. 'T mergh beftond hierin: dat het hem een dier eflaat zuchtgeweefl zouw zyn, ^f.s om dydele glimp van 't bewindt, zyn huiszaakente laat en dry ven: de welke, . ■ welgaê gejlaaghen, hem korter en veiligher wegh, tot rykdom en hechte groot- heit , hadden kunnen o op enen; daar 3t hof-, houdende zyn3 volgher s in ondragh- lyke kof en, hen doorgaands ten achter zet, en niet zelden uitteert. Met dit verflandt had hy, zoo meenighwerfs verzocht, van zyn beroep ontfaa- ghente zyn. MaarGranvelle, wiens hoovaardy, enfnootheitinveelenge- bleeken was, had hem gezocht in den Raadt van Staate te houden, om den volke de ooghen te vullen: eeven als 'Dionyfius Tier an van Sifilie, den zynen met zommighe eerlyke luiden doorvlocht, om te lieghen dat de regeer ing, naa hunnen zin, gedr eeven werd. T) e zelffie Granvelle > ge e v ende den Koning fmaakvanwettelooze mooghenheit, had getracht hem tot eedbreuk te bekoo- ren, en, te dien einde, 'tuitheemfch krygsvolk in't Landt te doen bly ven s ende , flrax naa 't vertrek zyner Majefieit, aan zyne vermeetelheit geen eindtgeweet en. Ondertiiffen was 't gei al der Onroomfchen weldigh aangewof f en, met den haatteeghens'tvervolgh, Plakkaat en enlnquifitie: van welke laatfle, zoo Kaizar Kar el, alsT h Hips zelf, ge oor deelt hadden, dat Neder- landt haar niet.draaghen kon. Toen was men voortgekoomen met de nieuwe Biß doornen, met d'inlyving der Abdyen, alwerdze feeder t afgekocht: vonden des Kardinaals. Endtlyk had ook d'Inquifitie, teeghens v erfcheiden vertoogh, P 2 zelfs
|
|||||||||
1/2 P. C. HOOFTS VIERDE BOEK DER NEDERL. HIST.
zelfsgedaan by bezending in Spanje, teeghens alle hoope moetenßadtgrypen.
Aït welk den volke 't vuur in 't hooft gejaaght hadden zoo kenlyk een oorfpronk der beroerten was, dat 'er geen ander te zoeken viel, Der Bedelen verbondt , als ingegaan buit en zyn kennis, hoefd' hy niet te verantwoorden. Wel docht hem met eenfmeekfchrift niet verbeurt te zyn teeghens een' oppervorft j wiens oor en, beide om plichts en oorbaars wil, naa de klaghten en bericht ingen zyner onderzaaten behoorden tejooken: gemerkt hy 't oogh, alleen alom niet hebben kon, en zich, ter naauwe noodt, voor de hooffche dubbelheit hoeden. Ende waar en weleer- de Staaten vergaadert geweefl •, om geringer reede , dan de peenedied'Bedelen bybraghten. 'De vrydom, verzocht, by hen, vanlnqui- fitie , was dien van Brabandt toegevonden. Voorts hadd' zyn Majefleit hen , teeghens alle misquaam , oover dit werk -3 en hem , lange daarnaa van haar goedt betrouwen fhemwaarts , by brieven , verzeekert. Maar hoe gink men nu, al eer hy gehoort was, met zyn perfoon en goederen toe? De daghvaart tot Denremonde, was, ter zaake van Alavaasfchryven gekit ge- weefl, Ende wen'them aan wil niet gemangelt hadde, hy waar, te de e zet flonde, meer dan e ener ftadt en ft erkt e meefter. Dan inalzyn' Landvoogh- dyen, was de volmaaktheit zyner trouwe gebleeken. Ende kon men hem niet betichten met de wer ving f Antwerpen, van een volk, dat door zyn toedoen verftroytwas. 'Maar zeekerzyn' vlyt, zorghen , arbeidt, en bloedt bynaa* befteedt inde behoudenis dier ftadt, en'tjliffen van zoo maghtigh een' muite- rye, werden niet eens gedacht; ende gebaat zynde by zulk een goedt, ftiet men zich aan't toeflaan vanOnroomJchenGodsdienft, en'tv er dr agh aldaar gemaakt, waaruit het zelve zyn' oorjprong nam. Oover de moeite> aange- wendt in'tbezaadighen vanHollandt, Zeelandt, Uitrecht, werd desgelyx hec7igefchreeden -3 doch oover 's Lands vry- en gerechtigheeden * met eeven licht een! voet: >zulx hy, niet alleen, te klaaghen had. Deftaatzucht dan> enflimme treeken, niet van hem, dien de nieuwigheit teeghens ging, maar van den Kardinaal, hadden de zaaken in 't wargeftelt. Ook was't Gr anv el- les eer ft ?iiet j die van twift te zaajen, daar hy by groeide, zoo gaauw een' handt had3 ende zich niet ontzien, tuffen KaizarKarel zelf, en Ferdinand zynen broeder, famt de zoonen van deezen, 't vuur der oneenigheit, en wan- trouwe , teftooken. Ende, van 't geen, by deezenJchalk verbeurt was, moeft hy nu de boete draaghe??. Zoo gezwindt had men de door lue htighe dienften zyner voorouwderen, en al de zyne vergeet en 5 hem ontroovende, booven zyn'goe- deren, noch zyn' eer, en zynen zoon-, eiken der welke hy waar der, dan'tlee- ven zelf hield : alles tot ver acht er ing van Koning , en Koninklyken eedt, waaruit noch groot quaadt koomen moeft % 't en waar e dat Godt, dien hy 't bad, den geeft zyner Majefleit verlichtte, om haar klaar te doen zien, in de ge- trouw heithaar der vervolghde dienaaren, op dat al de wereld gewaar wier de, hoe't quaadt, niet den aardt des Landsheeren tewytenftond, maar dengee- nen, die hem, tot noch toe , de waarheit verdraait hadden. De Graaf van Hooghftraaten, zich, dat pas, tot Keulen bevindende, gaf gelykeverdaa« dighingmt, |
||||||
F. C. HOOFTS
|
||||||
*
|
||||||
P. C. HO O F TS
NEDERLANDSCHE
HISTORIEN
|
|||||||
VYFDE BOEK.
E Prins waanende, de gemoeden genoegli bereidt te iféB.
weezen, om plaats te geeven aan 't geen hy in den zin ve Pritu had te verzoeken, bräghteenbreedevergaaderingvan z*ek$ huig aanzienlykeperfóonaadjen, inDuitflandt, teweeghj *«» de alwaar hy zelf verfcheenen, enipeurendeyedersaan- Dmtße dacht uit het vlyen der ooren, aldus aanving: Onze °ï}en* , >voorouwders, (want, uit ^Duitfchen bloede gefproo- aa^M^ ten te zyn, reeken ik myn' hooghflen aadel^) die heb- vev ben, doorluchtighfle Vorß en en Heeren , om de ver- ongelykten uit den drukte helpen> dikwyls lyfen leeven gewaaght: zonder te zien op ander loon, dan'tgeweeten enden lof der trouwhartigheit. Zon-* der zorghe vanweighering dan * alwaar'tfchoon, dat Vorflen enkelyk tot verdaadighing van de eer e der Vorflelykheit, gehoont in mynen perfoon \ wierden aangeroepen, en niet meteen tot verlojjing van veele volken, die in d'aUer ongehoordfie ßaavernye, als leevendigh gedolven leggen. CHaar daar draait meer : en zulx, dat my niet nutter te zeggen , dan u te fooo- re?iü. Oft het huis van Borgonje in mynevoorouwders, oft het in my gehou- den zy, des gedraagh ikmy tot uw oordeel: ende roer het ongeirne, ook niet om roems wil, aan •■> maar om'trecht uwer meedooghenheit fmywaarts te fierken. Ook zyn onze dienfien al een wyle erkent. Kaizar Karel, hooghlojfe* lyker gedachtenis, heeft my in zyn' kaamer opge voedt, en der e er e waardt gefchat r die zelfs van Philips zynen zoon, zoo lang hy ons by bleef, niet be- fchroeit is. Vorß, en gemeente van Me der landt, plaghten in liefde verknocht te zyn^ en onder hen niet dan deeze eenighe firydt, oft hy haar met heus- heit, oftzy hemmet trouw bet verplichten zouden. Maar fint de Spaanfche reiz(jtcharmel ) hoeü'tblad'omgekeert■ ? Almyn arbeidt, kofien, gevaar> al't zweet, al't bloedt myner maaghen hem feenemaaldoorgewaait ? All' de ootmoedt, all' degeneeghenheit, all' de tonnenfchats, beßaart uit de nood" \ druft der\goedwillighfie gemeente , en verßonden door uitheemfch oorlogh,
zyn klaar ver ge et en, en uitgeveeght. 'T welk, hoewel bitteren beklaghlyk, nochtans waar 't oover te koomen. CMaaryemandt het Landt te naauw te maaken, welks grenzen hy uitbreidde -3 naa't leeven teflaan, dat hy voor hem opzette-3 met ondraghlykjuk , de nek te blut zen, jaa te breeken , die altyds eeven booghzaam , zich 't pak liet opleggen , dat den Lands heer e te lafiigh viels zyn boosheeden van een gemoedt, dat de doodt derdeughde gezwooren heeft. IVelke te dulden , geen' lydzaamheit langer , maar een moedeloosheit zyn zoude, waaraf, denmeeflermaaker zelf, de walghe fi ec- ken moefi\ Als Aha en Vargas ( niemandt vinde vreemdt, dat ik dit paar ygegaait door'zin en wit ? in eenen aadem noemy als Vargas en K^Llva > P 3 ' zeg
|
|||||||
»
|
|||||||
174 P- c HOOFTS VYFDE BOEK
i jfó8. «^ i& j zelf vor ft en van den lande waar en,\ jsy zouden, z#<?£ minder vrekheit
en moedwil, woeden. Nu mooghen zy ons oover, als oft wy hun halseighen, enmerghelen ons uit, als oft wy hun gele ent waar en. Middelen* e er e, zoon, 'tismy immers al uitgefchudt. Ende 't houdt aan den Spanjaart piet , dat ik niet, uit myn aandeel, in't Graaffchap Naffau verdreeven, zonder huis, zonder hof, zonder aanhoudt, in anxte van myn' ziel, tot laß van vreem- den , achter lande zwerf* En ghy, fErahandt ,\ o Vlaandre, o Ridderfchdp, en oprechte fatrghery van Holland^ Zeelandt, Uitrecht en zoo veel ande- re geweflen\ wat zyt ghy onwaard'èiyk uit de fchoot der weeldcgefchapt, én aan beuls en bloedthonden te verfcheuren gegeeven ? En ghy y óEgmondt, o Hoorn, py laar en van den flaat, hoe fnoodelyk wordt uw vertrouwen met wantrouw, uw trouw met trouwloqsheit vergolden ? Noch ken ik u alle, daar voor, dat het ueenighszins in uwen ondergank tr ooft en zoude ^ zaaghtghy^ met verliesvan uw heilen haave^deri faazenden honger der Spaafffchë heerfch- zucht U> verzaadighen, enmet zoo dier een pandt, de dienftbdarheit uwer ;.:• ly^gebuuren, zonderling der Duitfchen^ als zynde van een' tong, van een'ft am, • 'aftekoopen. Maarzoo holeen' gulzigheitom aüesin te fokken, die wyder V gaapt dan Sicilië vanGoa, dan Goa van Mexico leit, die'tgereeten Italië ■ '" 'knaaght met de tanden, daar't vlees des onnoozelen Indiaans noch tuffen zit3 zal zich, met geen brok als Ne er landt, laat en floppen -, maar ganfch Chri- flendoom, zooGodt het niet keert, jaa den ganfchen aardkloot door de kaa- kenjaaghen i en vraaghen oft 'er meer ü. Uw' Vorftelyke cDoorluchtigheeden * fvoomeemelyk zoo deFranfois'binnen belemmert blyft^) zullen den naaften aanftoot lyden. Indien ghy de e zen niet uit flaat, 't is met de reft omgekoomen, Ende waant ghy, dat hun dit een dooveprikkel is ■> om deeze fj>its af te byten ? Maar, vraaght men my, wat recht is 't hunne tot het Ryk ? Niet, zeeker, dan het flmkfch, datzy in fchêe op zyde draaghen. "De Spanjaart kent geen ander, 'Met wat glimp ? 'Daar weet ik aftefpreeken, uit den mondt van Ko- ning Henrik, den tweeden van Vrankryk, die 't zich, onverhoeds, en pein- zende dat my't geheim vertrouwt was, ontvallen liet. T)eGodsdienft, nu {leider l) een de x el tot alle vuilgeworden, zal zoo helfch een'fc hennis, met fchyn van heemelfchenyver , bekleeden. Afval van 't Roomfch geloof, en vryheit van gewijfe, dat aller zw aarftdwingelyke ding, zyn heedensdaaghs hetgeen, daar e en Vor ft landt en luiden, een' gemeente lyf en goedt mee ver- beurt. Noch behoeft'er zoo veel niet toe. 'Twgenoegh, al houdt men zich by 's Taus gehoorzaamheit, aan alle beuzelmaaren en ongereimtheeden juift zyn zeeghel niet te fteeken; zich oover de vervolghden t'ontfarmen. Wat fchuldt doch buiten deez', kan men den Nederlandfchen Aadelte laft leggen ? Is yemandt aldaar , gelyk bizarr o in Teru, den Koning in zyn' kroon ge- v looghen? oft hebben zy, met het ftr offen van de beeldtftormers■, zoo zwaa- reftraffen verdient? 'Tl/eght hemdaar niet, hooghgebooreyi Heeren -3 maar V afbidden van 'tftroopen en moorden der arme eenvoudighe menfchen, is een' onvergifyke zonde, 'by den geenen, die de goedertier enheit vooreen' gr ouwel houd. Wat is ook anders myn mts dry f, dan dat ik een' afkeer van de wreedt- heit beweezen, en 't quaadt datz' ons baar en zoude, naar Leen- en Raads- mansplicht, gewaar fchuwt heb? En zeeker, ik kon, hadd'ikgewildt, de mantel naa de windt hangen , Granvelles jaabroeder worden , en my zel- ven zeeghenen. T)an, fy den Vor ft e! dien als eenen oolyken hooveling, van 't hart magh, teeghens zyn hart tef pi'ecken ,en,om verganklykegunft, zyn' ei- ghen'eer, neevens 'tgemeene beft, metvlaayen, teverraaden. Godtlaatemy nemmer zoowydt van de T)uitfche afkoomft veraarden. Maar is dit inden groenen houtegefchiedt, hoe wil't den dorren gaan ? T>us /ftringt men met de Neer-
|
|||||
<
|
|||||
DER NEDERLANDSQHE HISTORIEN. i7S
Jstêerlandersom -, die, eedtverwanten vandenSpanjaart, onderzaatén van if6:$>
ee?ienzelven Heere, hem voorfchildt en fpeer gedient, het huis met buiten vyands vaänen, vervult hebben, T)athyunu, die hy voor vreemdelingen fcheldt, bèleefdelyker handelen zal, laat het u niet voorftaan. Thans, thans 3 (gelooft het) zult ghy 't gerit van ruiters en knechten in 't ingewant des heilighenRyx hebben, en, eeven als in Neer landt, uw akkers totgalge vel* den ,-uw'fleedentot kerkhooven , uwßooten tot bekkeneelsvaaten zien maaken. Oftwaakop, enzyt'ervoor. Heeft Kaizar Karel, alshyop'tnaa- fle dacht te weezen, en uw' vryheit by de keel te houden, zich op 't veerfte bevonden -y ghy zidt Alvaas wel meefler worden. Zyn' Spanjaarden hebben f o over aan 't bezetten der fleeden. Zyn' Italiaanen zyn weinigh. Zyn' 'Duit- fchen , wenzyuw vendels zien v lieghen, zaVt geweer uit de vuift vallen. Sterk i daarenteeghens, en trouw zal onze heir zyn. T>e grens volken leggen op hunne luim-, om onze?i aanval, met hunne toeloop, klem tegeeven. Uit Vrankryk zullen geen' vrienden ontbreeken : Engellandt en Schotlandt dui~ zenden uitleeveren. Uwe eevenwel zaldegloory zyn , die men altyds den gee- nentoefchryft, op welker maght en voorgang de hooghe aanflaaghen gebouwt worden. Maaralles hanghtaan fpoedt. *Dïeis de moeder der zeeghe. 'T waar ook te onverwinlyk eenfchande voor 'Duitflandt, daar 't de kroon van Chri- flenrykfpant, daar 't van die yf er e he erfc happy der Romainen ongekneuft bleef\ de dreighementen der tiitheemfche vermeetelheit aan zyn' poorten te dul- den: te verfoeilyk een lafter, het kermen zyner gebuuren, en maaghvolken^ tenheemeltehoorenftyghen, zonder voor de benaauwden eenen voet te ver' zetten. Watfikkienwy, tot dat de moedighften zyn uitgemoordt, die ons9 met oopen'armen, ontfangen zullen, en aan hunn' ouwde dapper heitdenken 9 wen zy 't ontzet voorhanden zien. Gaan we den dwinge landt, verwart in zyn' koorden , keetens, en kerkers, terwyl hy, bezigh met re cht en van gal" ghen, flaaken, fchaavotten, in de heilooze lekkerny der aaverechtfche luflen ver zoop en leidt, eendraghtelyk ooverrompelen. T)e noodt jaaght, de ge~ leeghenheit lokt, de eere gebiedt, recht en ree de roepen, daar Godt nooit af- verfcheiden was. Kort, is hiergoedtberaadt. 'Tmyn heb ik by my, en be~ ßooten, faam, goedt, bloedt, weederte hebben, oft het leeven daar naa te werpen, tot hanthaaving v mir de acht baar heit myner voorouw der en, en van denT)uitfchen naam. Deeze woorden, geflaakt met den aangebooren naa- druk zyner uitfpraak , beweeghden heftelyk de gemoeden van alle die 'er jeeghenwoordigh waaren. Waaroover d'oudfre zoon des Landtgraaven van HefTe, oft der voorgange veete gedachtigh, oft gedreeven door de vuurig- heitderjeughdt, meteen' ftroom van reeden, teeghens de Spaanlche bald- daadigheit, uitvoer-, by brengende, dat Godt, eer lang , 't wraakroepend bloedt der Nederduitfchen van hunne handen zouw eifchen, 't en waar zy zich in 't fteïpen der vloeyende wonden, te werk Helden. Echter werd 'er in geen ontzeg ter vyandfchap j maar gedooghen van krys wer ving en leening van gel- mm wort de bewillight. Graaf Johan van Nafläu, dat pas, bewees den Prinïè een' broe- krys&er* dersproef, Hellende zyn' heerlékyen tot onderpandt, om zoo ftaatlyk. een' vingen fom te vinden, dat al't geen door Kaizar Karel by Koning ChrifHern van Seidtte Denemark, ofte door Hartogh Karel van Borgonje by Eduart van Engelandt, eene&e" hunne verdreevezwaaghers, gedaan was, by deeze hul pe niet haaien moght. * Zyn'Doorluchtigheit zelf, omtetoonen, dat het laatfte ten befte was, ver- kocht kleinoodjen, zilverwerk, tapyten, en ander huisraadt van konink- lyke koftelheit. Voorts aan't moedigen der uitgeweekenen, 't vorderen van Zyntoe- zaamelpenningen, 't uitgeeven van beftellingbrieven. GraafLuidewyk, die rußen* van den Berghe > die van Hooghftraaten > en anderen, aan 't lichten van volk, P 4 met
|
|||||
»
|
|||||
i76 P. C. HOOFTS VYFDE BOEK
% 568. met de ftilfte trom, des doenlyk viel. De brieven droeghen, in 't voorhooft*
den ty tel van Gods genaade, tot teéken, dat ze van eenen oppervorfr quaa- men. Zy floeghen op de geweldenaary en handtveftbreuk, die hy, ten ver- zoeke van veelen , zoo 't gezuivert, als 't Roomfch geloof volghende* ter liefde der Landen en des Koninx, aanving te weeren. Ondertufïèn Üie- penze niet alle 5 dien 't aanfcheen : en wasbynaa een' laaghe op 's Harto- Een laa- ghen perlbon gelukt* hadde men ze niet al te veiligh willen beleiden. De gheop Alvt Heeren van Ryföoren Carloo, van der Noot, gebroeders, verwittight dat gemijt. Alva voor had, t'eenen daaghe in de Vafte, in 't kloofler van Groenendaal,. gelecghen in 't bos van Sonjen , te bêevaart te 'trekken, zaaghen 't voor ïchoonder geleeghenheit aan , dan licht emmermeer koomen kon. Dies verlof van den Priniè verkreeghen hebbende , gaat Carloo , onder een" monnixkap f chuilen , en, klaaghende dat hy vervolght werd, lyfberghiiig in'tkloofter verzoeken: daar hyontfangenzynde, den tydt bleef afwach- ren. Voorts had men wel zes oft zeevenhondert paarden, zich daar ontrent houdende, aan 't huis te Ghein befcheiden, en zoo binnen als by Bruflèl eenighe vyftienhonderd knechten befoldight. Al dit woelen en te werk Hel- len van zoo veel geraapt volx bleef ongemerkt, ongemeldt, tot op dendagh des uitvoerens. Toen quam zeeker foldaat, het den Heere van Liques, dien Jiyeertyds gedient had, aangeevenj en die voorts den Hartoghe, nu gereedt om op te zitten. Deezen docht het een droom, en daarom de reize naauwe- |
||||||||||||
Groots
bartvoch- tigheit eensge- yangens* Toeleg
mn Alva aan drie vorden te fafirin- geti. "'S Hee-
renbergh gewonnen en weeder ■verkoren. |
lyx te ftaaken. Dan de foldaat noemde zyn' Hopman5 die, bekent zynde
voor een' ouden Ruiter van Egmonts bende, liever had zich de ziel, dan zyn* metverwanten, uit den monde te laaten pynighen, en een' wreede doodt droegh, zonder yemandt in laft te brengen. Maar met d'oopenbaare maght ■, om die van den Hartoghe te f plitfen, was 't op driederley oorden gemunt: aan de Guilikfche, de Embder, en de Franfche zyde. De Graaf van den Bergh, tot Weirt leggende, om volk by een te ftuwen, kreegh tamelyke toeloop: en maakte eenen aanflagh op zyn eighen huis 's Heerenbergh, dat de Graaf van Meeghen bezet had. Hopman Krifpyn van Zeltbrug aanveirdde deezen laft, en werd fpoedigh der plaatfe meefter. Maar eer hy zich fierken, en van be- hoefte verzien kon, quam Sanc^io de Lodogno, door bevel van Alva, en dreef'er hem zoo lichtelyk uit, als hy daar in geraakt was. Ook werd de Graaf van Lodron met vyf vendelen Duitfchen, en Sancjo d'Avila met vyf hondert paarden, twee vendelen Spaanfche knechten, van den Hartoghe ge- |
|||||||||||
zonden, om de zaamening in't Landt te Kleef te fteuren. De heer van Vil-
lers had 'er ontrent tweeduizent mannen te hoop, nieuw volk, qualyk be- weert, en hunne waapenen van Keulen verwachtende. Nochtans gebrak 't hun aan moedt niet, om door gefprek, t'hansmetgeveinfde vendels, en eintlyk met kraft naa Roermoende te ftaan. Toen 't niet weezen wilde, deifdenzy, tot op den Luikfchen boodem: als hadde hen die kunnen vryen. Verfiroo- Dan Lodron en Avila , zich des luttel kreunende , dreeven hen , onver- /mg der ziens achterhaalt, op den vyventwintighften van Grasmaandt, totDaalem Geulen by toe . en verooverende een ravelyn der fleede, waar uit zy zich weerden, Daalem. jdoeghen 'er oover de twaalf hondert doodt: behalven dat de Heeren van Villers en d'Huy, gevangen, en naa Bruflèl gebraght werden. Dit was ge* noegh tot het verftrooyen der troepen by Weirt. Niet beeter ging 't ook, Cocquc- aan den Walfchenkant, eenen Franfchen heere, genaamt Cocqueville; die villemet met een deel uitwykelingen, en andren, op de been gefteken was -, maar, dezynen door gebodt van zynen Koning , op aanftaan van Alva , in Sant Vallery yerdeight. beleegert, ooverweldight, gevangen , en neevens eenighe zyn' metbevel- hebbers 3 onthalfl werd. Al, wat hem uitNederlandt toegezakt was, werd om-
|
||||||||||||
"■£¥*>».
|
||||||||||||
•
|
||||||||||||
DER NEDERLANDSCHE HISTORIEN. 177
omgebraghtj de Franfbizen verfchoont door den Maarichalk van Coflëj i$6$. gemaghtight tot dit bedryf. Graaf Luidewyk, terwyl, had zich totEmbde GraafLui- vervoeght, daar hy geen' trooft, dan een'befchreumde geneeghenheit vond. dewjk_ralt Niet daarom nochtans, niet om 't rlaauwcn van den y ver der uitgeweekenen, m Gromn- doordetecghenfpoedt, niet om het traagh bykoomen van noodtlyken on-&erlm(lt • derftandt, ontzonk hem't hart. Maar draaghende 't woordt daarin, dathy in zyn' vendels voerde, Nuoftnemmer3 verooverdehyin'tbegin vanBloei- maandt, het huis te Wedde, denzynen tot loopplaats gefielt; en werd, eer drie daaghen, by de zeevenhondert koppen fterk: noch van tydt tot tydt toe- neemende. De Duitichen, in Groninge leggende, vermaant om hem te befloo- ken, eer't getal bet aanwies, antwoordden, dat hun de bewaarnis der fladt bevoolen was. Onlanx daarnaa kreegh hy Apingendam oft Dam in: en braght hem zyn broeder Graaf Adolf hondert ruiters toe. Toen toogh, niet vier- hondert knechten de Heer van Groesbeek, fleedehouder van Arenbergh, derwaarts, zich vroedt maak en de, dat de Graaf niet fchrik te verdry ven waar. Maareen' heete fchermutfling deed Groesbeek waan en wegh wifle- len. Zyn' Genaade dan, des platten lands maghtigh zyifde, vertooghde den Staaten der Ommelanden de deughdelykheit haars voorhebbens: dat de mon- flering genaakte 3 en d'eerflegeen' drooghezyn kon. Geldt was 'er dan noodig: en befidatzy 's zich dank dèen weeten. De Staaten, tydt verworven, en zich met Groesbeek beraaden hebbende, ginghen uitkoop met den Graave aan, Waarby hy middel vond om 't volk onder den.eedt te brengen. De Hartogh, hebbende zich tot noch toe een'verachting van't befraan der Geuzen laaten aanzien, gaf, met eenigh uitkyken van gramfchap, te denken, dat hem deeze Arenbergh tyding ter harte ging; en den Graave van Arenbergh laft, om met het regement naa Vries- van Sardinje van ontrent duizent mannen,famt vierhundert Hooghduitfchen? landt£e' en een* bende paarden vanCurtioMartirïengo, Graaf Luidewyk in te too- ^onden' men, én zonder flagh, teflyten. De Graaf van Meeghen had daadyk te vol- Meeghen ghen met vierhundert, zooSpaanfche alsAlbaanfche ruitcren. Arenbergh, yol^n tot Leeuwaarde gekoomen, ontbood, uit de bezettingen, zyn'gewoonlyke m* benden op, die aan den kant van vyftienhondcrtNederduitfchen uitmaak- ten. Voorts nam hy zes veldtftukken uit Groningen mee, en toogh, meta} den hoop, buiten de ftadt om, oover 't Riedtdiep, enSchuitendiep , naa 't kloofter Witte weerum. Hier deed Graaf Luidewyk, by duizent fchu tten, een' vinnighe fchermutiing aanhechten, die, door den aavondt, vaft met gelykefchaade, gefcheiden werd. Dit was denSpanjaart genoegh, om zich d'ooverhandt toe te ichryven. Bet groeide deeze verwaantheit, alsNaflau 's nachts opbrak, om dathy, nocht Apingendam, te houden, nocht zeeker- lyk Meeghens afweezen wift. Met dendaaghe dan, ('twas de driëentwin- tighfte vanBloeimaandt} moeyen deSpanjaards Arenbergh aan, hy zoude hen voortvoeren, en zich den vervaarden vyandt niet ontgaan laaten. Hy, kennende zynen laft, en de geleeghenheit derLanddouwe, die 't afrieden, beval hun gedult te neemen tot de aankoomfl; van Meeghen; die, maar eenen dagh achter zyn de, een' dappere verfrerking, en de willé winfr, met zich braght. Dan d'opgeblaazenheit had hier geen' ooren toe. Zyn' reede van toeven, was de hunne tot ylen: die zich bedunken lieten, dat het voorgaan- de van 't volghende zouw ingeflorpt, het geholpen deel van 't helpende oover- ftelpt worden, en al 't lof aan Meeghens troepen te beurt vallen. Dies morren ze, dat men hun de zeeghe uit der handt braky en eenen vyandt fchroomde, die nocht in meenighte (dit meenden ze) nocht in vroomigheit, teeghens hen opmoght: tot hoon, en kleenachting der Spaanfche afkoomfl j de firydtbaar- heit der welke ^ onderworpen aan hoofden van anderen landt aardt^ door.den Har-
|
|||||
i
|
|||||
i78 P. C. HOOFTS VYFDE BOEK
if<>8. Hartoghzelf, f onbruik ge maakt werd. Noch ontzette zich Arenbergh niet.
Maar ais't zoo hoogh liep, dat ook eenighe bevelhebbers, die't naaderhandt aan Alva geboet hebben, hem oopentlykbloodigheit, ten laatfte kettery en ontrouw verweeten, begaf hem de ftandtvafcigheit, en, 't is, zeid hy, on- waar aghtigh. T)och, naadienmyn laß en redeiien, onder uwen ooverlaß en vermeetelheit kreuken moeten, draaght'er de ßr af af. Ik waag/o'ermyn deel dan: hoewel het on^v er dient is. Zoo rukt hy voort, tot Winfchooten toe, 't naafte dorp aan Wedde; en ontdekt de Nafiaufchen, die by 't kloofter Heiligerlee in orde Honden. Want de Graaven Luidewyk en Adolf, ver- kundichapt hoe Meeghen noch niet was aangekoomen, hadden hier den voet geveft, en drie duizent knechten, aan {malle geleeden, en diepe ryen, niet dan onder drie vendels, gelchaart; om, met den fchynder weinighte, den vyandt ten Itryde te troonen. Drie oft vierhundert lchutten laaghe in zeekere drooghe dwersüooten verborghen. Toen zenden ze hondert paarden, 't welk een derdendeel hunner ruiterye was , op Arenbergh, vooruit. Die doet slagb, zyngelchut af berneiij doch daar mee luttel hinders. Het voetvolk aan 't tref- tuffen Hei- fen Zynde, gaan de* roers los uit de ilooten, en klinken den Spanjaard in % n en de zyde. Dit deed hem zwichten, en omzien naa de vlucht -, die daatlyk tm word vo%nc*-e, cn van ^en miter gevolght werd. De Geuzen hun op de hakken*, h Graaf Haan' ooverrennen, en jaaghen 'er een deel in de moeren , daar ze ver- Luideayk. flikten. Etlyken gegreepen , werden , volghends 't krysgebriiik by Alva gewonnen, ingevoert, opgehangen. 'T getal der dooden, altyds onzeeker, wordt by den eenen op vyfthalf honderd, by den anderen op zeftienhonderd, van de Spaan- Aren« fche zyde, begroot. Zelf Arenbergh was'er onder $ van wiens befcheiden- hrgbver- heit in geloofszaaken, ik elders vermeit heb. Aankloekheit in kryshandel, ßaagketi. jlacj ]iethem ook nooit gemangelt. Naamaals beklaaghde de zoon, datzyn vader (gelyk wel Fabius Maximus, en andere doorluchtighe Hooftman« nen } de fmaadt, hem toegedreeven, niet met verfmaading der zelve ver- wonnen had. Onder de Spanjaarts , die'er bleeven, waaren de veraaam- ften Don Alvario Olbrio, Juan Paè'zSotoMajor, Perichez deCahrero, en zeeven vendrighs. De zes veldtftukken ut, re, mi, fa, fol, la, genoemt, en de zilvere vaaten van Arenbergh vermeerden den buit > die groot was, van geldt, goude keetens, en prachtighe kleederen-, maar 't zoet, zonder Ook. zuur, niet 5 om de doodt van Graaf Adolf, een'Heer van grootehoope, en Graaf zeCr betreurt by zyn' broeders. Zommighen willen, dat Arenbergh van de Adolf. zyne, ende hy van Arenberghs hand ftorf. Doch liet'er niemandt zonder- lingsmeer, aan de Nafïaulclie zyde, 'tleeven, dan eenighe gemeene ruiters. De vluchters naamen hunn' wyk onder Groninge. Alwaar de Heer van Groes- beek, met de wethouders, ziende de burghery vol ontiteltenis, en de Geus- gezinde hunn' hoope quaalyk heelen, terftondt alle ingezeetenen hunne waa- penen , in fant Walburghs kerke deed brengen. Zeeker ièhoenmaaker, die zich, in 't jaar zeflentfeitigh, met het beeldtllormen gemoeit had, en nu met woorden was uitgevaaren, werd op heete daadt gehanghen! 'Sandren- Meegben plaaghs, had men den Graaf van Meeghen daar; ende herberghde zyn'ben- ign» den, ten deel binnen, ten deel in de voorftadt. Graaf Luidewyk, hebben- Gromnge. je jr£e daaghen 't veldt van den flagh ingehouden, keerde naar Apingen- dam, ende ontfing daar groot volk, dat op't gerucht der zeeghe aanquam? en op een nieuwe Ichatting, gevordert van d'Ommelanden, met dreighcß Graaf van brandt. Van daar trok hy voor Groninge, begroef zich by d'Oofterhoo- Luidewyk gherbrug > maakte zommighe loopichanlen , en leegherde een deel van daar voor. 'theirin 't kloofeer te Selwaart. Maar, hoewel Graaf Jooft van Schouwen- burghhemeenighgetalDuitfcheRuiteren toebraght,hy zagh zich te zwak, om
|
|||||
4
|
|||||
DER NEDERXANDSCHE HISTORIEN. i^ .
öm de Stadt te belluiten, oft metgeweldt aan te tarten» en tot inwendighe i f6S^ opflanding nu geenen fchyn meer, Ook quam hyge weers te kort, dat, mits de bezetting der weeghen by den vyandt, zwaarlyk derwaarts te voeren was. De Do&oor Johan Bafius , en Reinier Kant, nochtans, Vonden raadt, om dertienhpndert roers, gekocht door Jonkheer Dirk Sonoy tot Weezel, en van daar eensdeels totBreemen, eensdeels tot Koesveldt gekoomen, in'E leegher te beftellen. Daar quam 't nu ook niet ruimer met de lyftoght orrii Want Embde was de koorenlchuur; en Franfbis van Boshuizen Ammiraal uit 's Hartooghen naam, had de Eems geflooten, met acht icheepen voor Delfzyl. Sonoy niettemin^, en Henrik Thomaszoon, verlof van Graaf Lui- de wyk bekoomen hebbende, om alle vyandtlyke icheepen, en goederen, die zyverooveren zouden, in eighendoom te behouden, mits uitkeerendeaan zyn' Genaade'tgelchut, maakten zich, inkort, zooilerk met eenighevry- buiters, dat zy Boshuizen van daar joeghen, en zich met roof verrykten, Deeze zwaarigheit oover zynde, borreld'ereen ander'op. DeKaizar, ten be&afc verzoeke van Alva, beval den Graave, by brieven, Groningerlandt ylinx, ^v gebiedt ter miniïe fchaade, te ruimen, op ftraffe der Ryxacht. Hy antwoordde, bm'J zich;, met den Priniè zynen broeder, en de bondtgenooten, te moeten be- an tte raaden, eer hy't gebodt voldoen, oft zyner Kaizarlyke Majeiteit befcheit mneemt geevenkon. Maar de eerwaardigheit des Roomfchen naams, oftvreezvan »trdagb goedtverbeurte , gold zoo veel by de Hooghduitichen, dat ze niet alle te aatu houden waaren. 'T werd echter voor een misflagh beriipt, dat de Graaf hier vruchteloos de ioldichuldt liet oploopen , en niet, itrax naa de zeeghe, in Weitvrieflandt gevallen was, daar hy gumt, en geldt hadd'kunnen vinden4 Dan , geenen vyandt achter rugh te laaten, en Delfzyl, leggende aan deez* zyde der ftroom, teeghèns Embde oover, te iterken, ichynt hem meer waardt geweeft. Maar Alva , ontftelt door de nêerlaagh , voorneemelyk Arenberghs, dien hy wift van den Koning zeer bemindt te zyn 5 verylde aan schrikh* gedaaghden en gevangenen, raazenderwyze, de wraak. Behalvendathem tytevon* de fpyt en verbolghenlieit oover dwers dreeven, meind'hy, miiïchien, hier- ntfn vm door te betuighen, dat zyn vertrouwen op denitandtder zaaken niet wan- A m kelde. Zommighen, ook, geloofden, dat hy, benoodight om 't verloop, 't welk in 't begin der oorloghevan grooten naadruk is j in perfoon te gaan richten, en'tmeeite krysvolk, zonderling zyn' Spanjaards, mêeteileepen, onveiligh achtte de kerkers onder zwakke wacht te laaten. Opdenvyfden vanBloeimaant, dan, deedhy, uitzaakevan devoorverhaalde belaitiiigen* envan'taanneemen der jeeghenwoordighe waapenen, bannen op den hals, Oranje met verbeurtmaaking van goederen den Prins van Oranje, als behipt in mis- en an dr e daadt van gequetite Majefteit. Gelyke vonnifïèn gingen oover Graaf Luide- He^en, wyk, dien van Hoöghftraaten, dien van denBerghe, den Heer van Breede- ^anneni roode, en den Graaf van Kuilenburgh? wiens huis binnen BruflèJ, tot in ^7 den grondt, werd afgebrookenj ende in de plaatiè geftelt een pylaar, met ^^1 dit opichrift, in vier taaien. Regeer ende 'T Mips de tweede * Algemeen- tot Bruifel geloovigh Koning van Spanje, oover deezegeweflen van Nederduitflandt j en afgebroo* bedienende Ferdinand Alvarez van Toledo de Stadthoudery uit zynen naa- ó«« ?ne i ügekeurt <, het huis eertyds van Flor is van Tallandt, Graaf van Kuilen- * Cath*> burgh) ter aarde toe teßechten, om de vervloektegeheughenis van 't eedtgefpan, v ^ daar in hervati teeghens den Godsdienfl derAlgemeengeloovighe Roomfche ker- ke, de Koninklyke Majefleit, en de zelvegewefi en: in 't jaar der zaaligheit duU zent, vyfhondert-, acht entfeftigh, den acht entw int ighßen van Bloeimaant\ 'S daaghs daaraan werden alle uitgeweekenen ingeroepen by Plakkaat, op Verbeurte van lyfen goedt. Den eerften vanZoomermaandt, deed hy een ichaa^
|
|||||
»
|
|||||
. iSo P.C HOOFTS VYFDE BOEK
l ^68. ièhaavot niaaken, op de paardemarkt tot BrufïèLj en aldaar, in 't middé van
De Vrj- necgen vendelen Spanjaarden, flaander tromme,om 't gehoor te leur te ftellen, beeren van onthalzen de twee Baroenen van Baatenburgh r Pieter d'Andelot, Philips van Baaten- Wmgelen ■> Maximiiiaah Kok, Philips Trieft van Gendt, Jan van Blois van urgicn Xreflong, Bartholomeo della Valle Italiaan, Zyvert Beyema, en Harman |
||||||||||
ornbalß.
|
Galama Vrieiïche Eedelen, Jacob van Ilpendam, Fermin Peltier, Conftan-
|
|||||||||
tin de Brunzele, Jean d'Emeau, Louis Carlier, Pieter en Philips d'Aalts ge-
broeders , en Artus de Boudechon kaamerling des Heeren van Breederoode. De hoofden werden op ftaaken gefielt, de rompen daaraan gehangen: doch leidde men de Baatenburghs, d'Andelot en Kok ongekift, ten drie uuren, 's naamiddaghs, buiten voor een Lazaruskappelle, twee en twee, in ongewy* de aarde-, quanfuisten aanzien hunner afkoomfte. De twee Vriezen, Tre£ long, Brunzele, Peltier, Boudechon, en Ilpendam, verdienden de zelve eere met biechten. D'ooverichietende zeeven werden aan de paaien gelaa- ten. Op den tweeden bezuirden 't fèlfïle Jan van MontignyHeer van Vil- lers, en de Heer van Huy, twee braave Eedelmans, gevangen in't gevecht by Dalem, Quintin Benoiff Balju van Engien, en een leeraar Cornelis de Meen, genoemt. Maar't eerfte paar, met gelaat vannaa den Bieghtvader te luifteren, deed zich, zonder tromflagh, ter doodt leiden. Alwaar Villers groot- moedelykmihiomde-,.dat hy om ge en verraadt) maar om de w aar e get rouw- heit tot den Koning ^ en'jr Landsvryheitleed. 'T welk ij e eleu in 't harte be- kent was ^en't oordeel der naakomelingen zond' het uitwyzen. Ende hoewel de Priefter daarteeghensriep, van andere beloften aan hem gedaan, liethy niet te verklaaren, dat hy in 't gezuiverde, als 't rechtzinnighflegeloof', flor f. Den derden der zelve maant, werden de Graaven van Egmondt en Hoorn, uit de groote burgh van Gendt, onder wacht van tien vendelen knechten, met een' vaane paarden, te waaghen tot BrufTel, en op de markt aldaar in het broodthuis gebraght. Geen' handveften des lands, geen' vryheeden der orde van den Vlieze, geen ootmoedt, aanzoek nocht voorbeede van vrienden en maaghen, geen aanfehouw van waardigheit, nocht gedaane dienften, hadden hun mooghen baaten, oft zy waaren, al eenighe maanden te voo- ren, gedwongen geweeft, zich, by gefchrift, zonder eenigh behulp van rechtsgeleerden, te verantwoorden. De belafting van Egmondt beitond in achtentachtigh j die van Hoorn, in drientfefligh punten -, daar allebemoe- deniflèn, opgevat tceghens hen in 'thof van Spanje, voor ongetwyfelt by- gebraght waaren, de waarheit ten haatelykffe geduidt, en zoo wel ongerymde, als waarfchynlyke valsheeden, te hoop gefchraapt. Hierop werden, den vierden, de vonnifïen, in den bloedtraadt, gevelt -, en zy als meedeplee- ghers des Prinfen van Oranje , als befchutters der verbonden' Eedelen, en verwaarloozers van den Roomfchen Godsdienft, voor Majeffeitfchen- ders, ten zwaardever weezen. Tot voltooying der fmaadt, hadden hunne hoofden, op ftaaken te ftaan, zoo lang als 't den Hartoghe gelieven zoude. Al hunne goederen werden verklaart, aan den Koning , vervallen te zyn. Deeze vonnifïen waaren niet alleen by Alva, maar by den Koning zelf onder- reekent. 'T welk, ongemeldt van eenighe fchryvers, my door den Heer Si- mon deRyke,Raadt derftadt Amilerdam,verilendightis,die'thad uit ei- gnen monde van Philips outften zoone van Egmondt. Naamelyk Graaf Philips, gevangen in den jaare tachtentigh tot Nynhooven , als de Ryke, .zyndeop dat pas, neevens den Hopman zynen vader, in krysdienft, ende uitgemaakt met eenighe Ecdelluiden t'zynen gezclfchappe, hem den hoon en 't ongelyke erinnerde, die hy, in zyns vaders perföpn, van den Koning, voor wien hy de waapenen droegh, geleeden had, verklaarde, zyner Majeftek des
|
||||||||||
f
|
||||||||||
DER NEDERLANDSCHE HISTORIEN. i8i
des niet te kunnen wyten. Want de zelve, als Aha herwaarts toogh^ had % $6%>
hem vertrouwt koffers vol blanken papers, geteekent met haaf eigheri? handt, op'tonderfle j ende Hartogh een deezer blaadenmet het vonnis doen vuUen. Ten voorzeiden daaghe alsEgmonts echtgenoot, Alva quam aan- zoeken, om d'ontflaaking van haaren gemaal, leed hy, dat zoo een'Vorlïin vanden ooverouwden enKaizarlyken huize vanBeyere, hem te voet viel 5 en dreef'er zyn' Ipot mêe: antwoordende^ had zich te vree de tegeeven: haar man waar, ommorghenuitte gaan. 'T welk zoo van hem gemeentwas, dat, hynoch dien zelvenaavondt, aan MartinusRithovius Bilïchop vanYpere, die , niet weetende waar toe ontbooden, i>y hem quam, het doemfchrift des Graavenleeverdej begeerende, dat hy des zelvengemoedt ter doodt be- reiden zoude. Waarin de Bilïchop zich zulx ontftelde , dat hy ïtrax op zyn' knien Hortte, biddende om genaade. D'ander, kort af, zeide, dat ze gheen' plaats had , en 't recht zyn gang te gaan. Rithovius toen aan 't Imeeken , om eeriigh uitftel ten minfte. Alva , met groote llrafheit, dryft hem toe, hy had zich met geen hervormen oft ophouden van \ ge- wysde te moeyen , maar voor biechtvaader te dienen , daar hy toegeroe- pen was. Een' uure voor middernacht, dan, gaat hy tot den Graave * beklaaght den rouw des leevenden., en leevert hem 't bladt * dat doods boode was. Egmondt , met grooter verwondering, dan verileeghen- heit, vraaght, oft'er nocht genaade, nocht uititel af moght. De Biüchop verhaalt hoe hem Alva bejeeghent had. De Graaf daarop, dank, zeidhy* zyGode altyds, en den Hartoghe, die myn uit erft e, met den byftandtvan zulk eenen biechtvaader , bedenken. Daarnaa , geprikkelt van zyn* inge- boore grootmoedigheit, vaart hy uit: ziet daar, waarachtigh > een wreedtengruwelyk oordeel En ik geloof niet, zyn'Majefieit, inalmynlee^ ven, met de verdienfle van zulk een1ftraffe, vertoornt te hebben. Haar nut en dienft is't wit van al mynen handelgeweefl, Hebb' ik my nochtans erghens onweetend vergreepen , God wil'tmy vergeeven > en blujfche met myn* doodt alle fchande en fchaade, zonder myn lieve gezellin, enonnoo- zele kinderkens daarvoor te laat en lyden. ^Myn doorluchtighe dienßenzyn ten minfte dee zen dank waardigh. Voorts vraaghd' hy, wat hem nu Ritho- vius ried ? T)e wereldt af te fnyden, zey die, en u los in Gods armen te wer- pen, om der doodt getrooft te zyn. Toen biechtte hy zich den Bilïchoppe, hoorde zyn' mille, en ontiïng't gewyde broodt. Daarnaa verzocht hy zyn goeddunken, noopende'tgebedtdat hyter Iterfftondete Ipreeken had. De Bilïchop verklaarde, daar waar geen beet er, dan 'tgeen >> dat Chriftus zelf zyn' leerlingen geleert had. Thans , hebbende, naa verlcheide reedenen , Godt gedankt, die hem niet onverziens uit dit leeven rukte, verviel hy weeder op d'erbarming zyns huisgezins. 'T welk den Bilïchop , zyn ver- maan, van alles, behalvenzynenSchepper, uitden &inte zetten^ hervat-* ten deed. Waar op de Graaf -, o broos- en ydelheit onzes aards -, (zeid'hy) die, als Godt den heelen menfch eifcht, zich met vrouw en kinderen bekom-* mert. Echter, ziende noch wat tyds oover, Held hy zich tot ichryven, en richtte aan den Koning dezen brief. |
||||||
^vonnis, dat uwer Majefteitgeliefde oover my teftryken, Leb ik deeze nacht
verft aan •, en niet daarteeghens, dan ge duldt om te draaghen, 't geen de goede Godt my toezeindt. Nochtans is 't waar,dat ik nooity ets vaornam,nocht dacht, 't geen uwen Koninklykenperfoon % zynen dienft, oft het oudt Algemeingeloof* Q^ moghts
|
||||||
i8* P. C. HOOFTS VYFDE BOEK
moghte te naagaan. Heeft eenigh myn doen oft laaten^geduurende de beroerten*
andren fchyn gehadt ->'tisby de noodt des tyds, en buiten ontrouw oft auaadu Willigkeit, toegekoomen. T>ies roep ik uwe Majefleit aan, om vergiffenis, zo» ik haar erghensvertoorent heb: en bid haar, om myner andere dienflen wiU U\ zich oover myn' bedroefde gemaalin, onnoozele kinderkens, en armedie~, naars, font f ar men. 'T welk weezende't laatfie verzoek, dat ik op haar heb% my , zoo ik hoop e, niet zalgeweighert worden. Ende, met deezen toeverlaat^ beveel ik my in degenaade Gods. Uit Brujfel den vyfden van Zoomermaant $ desj aars vyftienh ändert achtentfeßigh. Uwer Majefleit
Ootmoedighfie, getrouwfle onderdaan ? en dienaar,
tot fierven bereidt t Lammoraal van Egmöndt.
, . . . ." )
DeBifTchop nam deezen brief aan, in zeekerheit/tebeftellen. Egmondt
fchreef'er noch eenen, naa 't zeggen van zommighen, aan den Hartogh j van anderen3 aanzyn'Echtgenoot. Toenvraaglid' hydenBiifchop, wat hybeft ftichtelyx, op zyn ukerfte, den volke zouw voorhouden. Die vertoond' hem, dat hy van de Spanjaarts, hebbende 't meefte deel der omftanderen te maaken j niet altoos verftaan zouw worden-, van de gemeente lichtelyk aaverechts: zulxbeft gezweeghen waar. T zy dat dit in der daadt zyn gevoelen, oft dat hy voor woorden van lange en fcherpe naafmaak beducht wasj oft veel gelprex, by die geleeghenheit, in een' man van zyner foorte , wanvoeghlyk vond. Daarnaa ging de Graaf zelf de kraaghen van zynwambasen hemdt tornen; en, als daarmeede alle gedachten des leevens weghfmytende , begaf zich voorts tot gebeeden. Met geen' minder kloekmoedigheit, werd zoo bit* ter een' boodtfehap:, by den Ammiraal, ontfangen. Midlertydt was in 't middeder markt, een fchaavot toegeftelt, en met zwart laaken oovertrok- ken. ■ 'T welk des morgens , den vyfden van Zoomermaant, zyndePinx* teraavondt, met neeghentien vendelen Spanjaarts, omringt werd. Twee bleeven 'er by'thof. Een gink 'er ronde, door ftadt, doen. Men wil dat Egmondt heftelyk den voorgang ter doodt verzocht hebbe -, om Hoorne niet lyveloos te zien , die , op zyn aanfpreeken , te hoove zoude gekoo- men zyn. Derhalven, ontrent elf uuren, trad hy ten broodthuize uit* onge- houden, en zonder banden-, welkeonwaardigheit hyernftigh hadafgebee- den. Hy was geklcedt in eenen tabbart van rood damaft, een zwart mantel- ken daar oover, en dat met goudt geboort. Op 't hooft had hy een' hoedt van zwart armozy n , met zwart' en witte pluimen > een' neusdoek in der handt j denBilTchop aan zyn'zy de: werd gevolghtvanJuliaanRomero, en Jeronimo deSalinas, rouwdraaghende oover't ftuk, waaraan zy zelf hand- daadigh waaren. Onder weeghe las hy den eenenvyftighften Pfalm , en klam alzoo de trappen van't fchaavot op. De Geweldighe van't hof, geby- naamtSpelle, zat daar voor, te paarde, met zyn'roode roede in der handt,- luttel denkende , dat hem fmaadelyker doodt befchooren was. De beul ftond'er onder verhoolen. De Graaf, booven gekoomen, deed eenen keer oft twee oover en weeder, llaakende een wenfeh, om in den dienft zyns vaaderlands en Landsheeren te mooghen fterven. Daarnaa noch , ( zoo vlaait de hoop van 't leeven ) vraaghd' hy Juliaan Romero, oft 'er geen' ge- naade was. Die trok 't hooft in de fchouders , met een Neen , als waar liet hem leedt geweeft. Alstoen, der toorne naader, dan der vertfäaghtheit, |
||||
•
|
||||
DER NEDERLANDSCHE HISTORIEN. 183
beet Egmondt op zyn' tanden 3 en mantel en tabbart uitfchuddende * Viel met 1 f68,
de knien, op een van twee zwart fluweele kuflèns, die daar geleit waaren. DeBiflchop holpzyn gebedt: en reikende een zilveren kruis van eentaafel- ken, gaPt hem te kuilen ■, en zynen zeeghen daarneevens. Toen rees.de Graaf oover eindt, fmeet den hoedt en ihuitdoek ter zyde, knielde anderwerfs, opliet kuilen, trok een mutsken oöver zyn' ooghen) wenkte dcn&flchop datliy weeke, en, roepende, met gevouwen' handen > Heere, in uw e han- den, beveel ik mynengeeß, vlydde zich tot den flagh$ die, vanden fcharp- rechter, flux opgetreeden, gegeevenwerd, en hem niet bet door den hals, Egmondt dan den omftanderen in 't hart iheed. De Franfche gezant, aanichouwcnde, wordt m- uiteen heimclyke plaats, dusdeerlyk een' vertooning, liet ("zoo men zeit ^-M^ zich hooren, dat hy daar *t hooft zagh vallen, 't welk tot tweemaalen toe* heel Vrankryk had doen beeven. De droef heit, het misbaar, by de burgherye bedreeven, was onuitipreekelyk: en 't jammerd 'er al, tot zelfs de Spaan- jfche ibldaaten toe, dien detraanen uit de ooghen fprongen. Öover fyken bloedt, werd zwartlaaken gelpraait. Terftondt hiernaa quam de Graaf van. Hoorne, gaande eeven vry als Egmondt* maar met zwarten mantel, en blooten hoofde, door't volk. Zich op't ichaavot vindende, beleed hy'Go de de menighvuldigheit zyner zonde -, ende, wenichende den omftande- ren alle voorjfpoedt, verzocht, dat zy hem hielpen bidden^ Bekentenis van Ichuldt teeghen den Koning weigherd'hy te doen, in dierwyze, als *t hem gevefght werd. De kraaghen van zyn wambas en hemde waaren al meede afgefheeden. Zulxhy, hebbende niet dan zynen mantel afgeleidt, met de knien op'tkuflèn zitten ging, en , zich blindende met een wolle bonet, met de zelve woorden > als Egmondt* doch in'tLatyn, 'tzwaardt t>esnlyt verwachtte > en de doodt ontiing. De rompen, gekift* bleevenop*tichaa- Hoorne. vot de hoofden verbeiden, die, twee uuren, op ftaakenen yzerepennen aldaar geplant, ten toon ftonden. Daarnaa hielden de geeftelyken en groote gilden de uitvaart} ftaatlyker oover Egmondt, als die Roomfchcr geftorven icheen. Zyn lyk werd, naa Zotteghem, in Viaandre; desAm- niiraals naa de Kempen gevoert, en daar begraaven. Hetwaapen* geflaa- ghen , niet den ftandaart, en andere praal der aadeiyke rouwe, aan't huis van Egmondt, werden, door bevel van Alva, daatlyk afgenoomen. En- de dusdaanigh was 't eindt van Graave Lammoraal van Egmondt, .Priniè van Gavere, denrykften der Hollandièhe Ridderichap. Want Breederoo- de, fteekt in aadel, Waflènaar in ouwtheit uit. Hy is geweeft ftamheer van zynen huize, welks ipruitcn, ooverwaftende haaren ooriprpnkelyken boom in grootheit van fortuine, hetHartoghdom van Geldre, Graaflchap Zut- ven, en dat van Buure, bezeeten hebben. Meer dan gemeen van lengte, wel in't vleeich, fraay van gedaante, heulch van ommegang, ftarf hy om zyn zeevenveertighfte jaar. Zyn' kloekheit ten oorloghe kunnen Sant Quintin en Greevelinge getuighen. Ook mangeld' het hem niet äan ander beleidt, die den handel van 't Engelich huwelyk, naa wenich van zynen mcefter, had doen uitvallen. Den minften dank heeft hy begaan, bydegeenen* die hem, miflehien , den meeften fchuldigh' waaren j naamelyk d'Onroomlchen. Want hoewel hy oprecht Roomich, en dienvolghends hunne weederparty was, hyhad, zoo veel als yemandt voor hunne veiligheit gearbeidt , uit énkele goedtheit van aardt, en afkeer van moorddaadigheit. Maar 't ver- volgh vande kerkichenders, hoe noodtwendigh, enwettigh het ook was^ kondenz' hem niet te goede houden. Zyn' weduwe bleef zitten , met' dnezoonen, en acht dochters. Deez'ook is geweeft de uitgang des Graaven * Van Hoorne> Philips van Mommorancy, reekenende zyn' afkoomft van QL? ' . dk
|
|||||
•
|
|||||
iS* P. C; HOOFTS VYFDE BOEK
ï 5"<J8. <iie doorluchtiglie flamme in Vrankryk. Hy heeft geleeft ontrent vyftigh
jaaren. Was ook wel gewaflèn, en fris van perfoon. Waaroover hem de Koning, tot Hopman zyner lyfwacht verzocht had. Den welke hyaleen* wyle in dien ftaat, daarnaa voor Landtvooght van Gelder, endtlyk voor Ammiraal, diende; zonder yet by 't hof, dan zwaare beflommering van fchulden, te verooveren. Geen' wettighe geboorte liet hy achter. Op de tydingvan'taantafteii zyns perfoons, was in Spanje, terflondt, op eenen hooghentooren, vandeburghtotSegovia, zyn broeder, de Heer van Mon* tigny, in hechtenis geftelt: om den welken, van 's Graaven ramp te verwit» ghen, en bet op zyn behoudenis te doen peinzen, zyne maaghen dusdaanigh een vond bedachten. Men is in dien lande gewoon, onder andere vreem- delingen ook dikwyls Duitlchen te zien, die aan Sant J acob van Galifïïën te beedevaart gaan, en om de koft tebeedelen, eenighe Pfaïmen, oft andere deunen , in hunne moederlyke taal, aldaar niet verftaan , achter flraate zingen. Zeekere luiden dan in Pelgrims gewaadt gefteeken , en geleert hebbende een liedt hier toe gedicht, waarin de Nederlandfche treurfpee* len vervaat waaren, deeden 'tetlyke maaien opklinken, ontrent het Slot. Ende magh men denken, hoe den Heere van Montigny te moede werd, als hy de fmaadt, en 't vergieten des bloeds van zoo veel' treflyke Heeren in pai« ze, zonderling van.zynen oudften broeder, onverziens hoorde vermelden, om daaruit het naakende ongeval te mooghenfpellen, daar hy zich reeds, mits zoo fcherp' een' gevangenis, aanvaft zagh. Hy had voorheenen meer- werfs verzocht, zich in rechte te verantwoorden: maar weghwerpende nu die hoope, fpitfte 't vernuft, op alle middelen om zynen wachteren t'ontflip- pen; ende wracht zoo veel, dat hy een' van achte, (want zoo veel Spanjaarts waaren 't) op zyn zyde won. Deez ging oover en weeder, tuflen hem en die van zyn gezin, waarondereen kok was, die hem zyn broodtop de Neder- landfche wyze biek, ende onder dien fchyn, nu brieven daarin; uit welke hy verflond, hoe alles aangeleit werd. In gelyk broodt kreegh hy vylen* Om eenighe yzers los te maaken. Voorts vond men raadt, om hem een kof- ferken te doen houden, met gefloopte en hervoeghbaare ladders; oft, zy moghtenvan koorden zyn. Maar als de tydt geraamt, de paarden befielt, en alles ter vlucht gereedt was, wilde 't ongeluk, dat zyn hofmeefter, on- leedigh met oorlof van zyn boel te neemen, verzuimde 't broodt wel te lee- veren. Zulx het, in verkeerde handen, ende die van den Hopman, raakte; by den zelven geoopent werd, en den heelen aanflagh uitbraght. Dies greep men zyn' dienaar, hofmeefter, en geheimfchry ver met zeekeren Eedelman uit Prüifle Johan Hanauw genaamt, neevens den kok en fbldaat, by den hals, en verwees hen ter doodt. Doch't gekrys der gemeente, verfoeyende 'tftraffenvaneen' trouwhartigheit hunnen meefterbeweezen, die lang ver- geefs om recht geroepen had , droegh wegh, dat de fbldaat alleen gehan- gen werd; de kok met geeflèling van tweehondert leederflaaghen beflond. Zyzaaten nochtans eenen langen tydt daarnaa, tot dat ze, door's Konings zufter, Prinfes vanPortugaal, verbeeden werden, en in Nederlandt keer- den , met fchryven van hunnen heere, aan zyne gemaalinne, ten einde zy hunjaarlyx eenighe penningen, tot erkentenis, hadd' uit te ryken. 'T welk Alva niet alleen verbood, maar bande hen daarenbooven, op de galghe , uit Brullel. De zaak van Montigny werd, buiten zyn weeten, in den Bloedt- * Advo- raadt bepleit; en hem een * Voorfpraak toeghevoeght, die nooit met den caat. betighte raadspleeghde. Als onderuitten Anna van Ooftenryk 's Koninx bmidt, door Nederlandt naa Spanje trok, beweeghden haar d'ouwde Gravin van Hoorn zyn'moeder, enzyngemaalin, door eenen voetval, zooverre, dat
|
|||||
t
|
|||||
DER NEDERLANDSCHE HISTORIEN. ï8;
dat zy d'eerfte beede op haaren Bruidegoom aan den Heere van Montigny t f 68*
beloofde. 'TwelkdoordenHartoghoovergefchreevenzyndej werd hy, op 'tilot van Samincas, gevoertj en* eer de Koningin buiten icheepsboordt trad, door zyn'eighenpaadje, dien dit, en'tzwyghen, <j>p den hals, geboo- denwas, met eenvergiftighdepottaadje, aan een' brandende koortiègehol-. De Heet pen> die hem, in'teer!! van Wynmaandt des jaarsvyftiènhondert tièeven- vanMon- tigh 3 weghnam. 'T vonnis volghde de doodt 5 ende quam uit, in Lentemaandt HnJ ?er* daaraan , met verbeurtmaaking van goederen. Men hield hem eenen der Seevetu wyfte en bequaamfte heeren van Nederlandt geweefl te zyn, gelyk 't gewight derzaaken, waartoe hy gebeezight werd, genoeghzaamuitwyft. Zyn'we- duwe behield van hem maar een dochterken, dat de kindsheit niet uitleef- de. Van waar het nu her quam, dat men deezen Heer, zonder pleghtigheit van rechte, in 't heimelyk deed fterven, vind ik nerghens vermeldt. Maar, men had mifichien aan Ëgmondt en Hoorn geleert, dat, gelyk d'oopenbaa- re ftraf van geringe , en zulx ontwyfelyk verdient hebbende luiden , tot ootmoedt en eerbiedenis beweeghtj alzoo het fchandelyk ombrengen van doorluchtighe, en der gemeente aangenaame perfbnaadjen , welker daa- den anders en anders duidbaar zyn, eer verbolghenheit en wraakzucht, dan ontzigh enverbaaftheit baart. Want, zeeker, nocht meerder oevelmoedt, nocht afgryzen van de Spaanfcheregeeringe, moght onder ?t volk ontitee- ken worden, dan den zelve, door de ftomme hoofden der Graaven * van die haatlyke rtaaken af, was ingepreekt. Eenighe verreziende luiden, ee- venwei, oordeelden, dat zoo heevigh een'verbolghenheit nochallenskens zouw gaan zitten zyn > indien , onaer zulk een' ongenaadigheit teeghens de Grooten , Alva , met gelaat van hun den oorfpronk der onruft en al 'tquaadt tewyten, den gemeenen man, als bygebraght en misleidt, ver- ichoont hadde, en gepooght met zachten toom naa't voorighe (poor te men- nen. Danhy, voortvaarendeinfelligheit, deed fcherp onderzoek teeghens al wat zicheenighzinsmetde beroerten gemengt had, en d'Onroomichen, waar zy te betrappen waaren, met branden en blaaken verdelghen. Ende gemerkt veelen , ftandtvaftelyk ten vuure treedende , op 't uiterfte , met een vrymoedighe belydenis huns geloofs, den mondt oopenden, zoover- scbnklyK zierde men, daarteeghens, een yflyk gereedichap. Dit waaren tweeyzef- vervotghi kens, waartufïèn de tonge gefchroeft werd, ende voor aan zulx geichrookt tn muil- met een gloeyend yzer, dat ze , zwellende , pal te ftaan hadde , zonder banden der ilibberen, oft inwaarts te kunnen. Zoo wrongen de gekeetenden inde pyne vet^ceM" van den brandt, en floeghen een hol geluidt, gelyk het loeyen der geenen, nau die onder dien tieran vanSigilie, indengloeyendenkooperenos, dat mee- fterftuk van Peril, geworpen waaren. Een' uiterfte proef van't geen, des zich de menfch getroofl, als hymeternft denkt Gode te dienen -, en hoe de wreedtheit, op zulke harten, al haare tanden ftomp byt. Arnout vanErp, een man van onbefprooken' oprechtigheit, en vaader van Chriftina vrou- we van 00 verweeghendedeughd, en vernuft, diehyaanmy, ineerftenhu- welyke befteedt heeft, plagh ons te vernaaien, hoe hy, aanfchouwende het martelen vaneenighen alzoo gemuylbandt, hoorde, dat van twee Monnik- ken, onder 't volk ftaande, d'een teeghens den anderen zeide: hoort, hoe Onmen« zingen ze, zouden ze ook danfen ? Welke onmenfchelykheit, hem, hoewel, fcMjke dat pas, maar effen ten einde zyner kintsheitzynde, met zoo heevigh een' bitterheit toorn ontftak, dat hy zich ter naauwe noodt bedwong, van eenighe handdaa- v*n ee"eti digheit aan den Monnik te pleeghen, en zich zelyen, met al de zynen, ten gereeden bederve te brenghen. Met geen' minder yver queet zich de gie- righeit , om te bezorghen, dat 'er niets van de verweeze goederen te Q_ 3 loor
|
|||||
•
|
|||||
iM P. O- HOOFTS VYFDE BOEK
ifdS. loor ginge, die, door verlcheide behendigheeden, verdonkert, oft der Ko*
PUkfJat ninklyke fchatkaamere t'onbruik. gemaakt werden. Ende quam een fcherp teeghens Plakkaat uit, teeghens al de geenen, die eenigherley' haave van die foorte > 't omfutfe- jaa ook die den gedoemden ten tyde huns misdryfs toebehoort had, verhoo* lende? len hielden > met bevel van de zelve daatlyk aan te brengen, op verbeurte verbeurde yan ^ waarcjej 0ft lyfltraf, ter befcheideiiheit des rechters, by onmaght goederen. ^ betaalinge. De Hartogh, midlerwyle , ftuurde tien vendelen Hoogh- volk.%4 duitfchen, 't Wahch regement vanHierges, en vyf vendels van Gafpar de Groninger- Robles Heere van Billy, onder denOoverfte Vitelli; insgelyx vyftienhon- landt. * dert paarden van Hartogh Eerryk van Brunswyk, voor heenen naa Groniri- gerlandt. GraafLuidewyk beriep Vitelli tenveldtflagh; die, anders gelaft} tot antwoordt gaf, dat het hem noch niet geleeghen quam. Alva voort zelf, Ende hebbende met den Raadt van S taate, tot 's Hartoghenbos, orde op voorraadt volgbt zelf van mondt en oorlooghegeftelt, toogh met zyn'andre krachten en een'fleep met al zyn' vanacilt rnuurbreekers, acht veldtftukken, en verlcheide fchipbruggen op maght. waagnenSj oover Deeventer, enKoeverde, naa Vitelli toe. Graaf Luide- Graafiui- Wyk , verwittight van zyn' aankoomen , vond oorbaar Groninge te ver« dewyk* laaten ; en fchikkende fchut en pakkaadje , met den meeften hoop , naa breekt op. s]ocntel?e} volghde zelf, teeghens den aavondt. Van daar, nam hy 't, door Winfchooten; brak bruggen en dammen; opende fluizen en zylen > om 't landt onder waater te zetten, en den vyandt, die hem naarukte , den wegh te bederven. Hy had nochtans zoo goedt een'fpoedtniet, oft ontrent drie- hondert mannen van d'achterlykfte, werden hem afgeflaaghen : en braght H/ leegert het alzoo tot Jemmingen, een dorp aan de Eems, die hem alle nooddruft ver- uch tot fchafte. Derhalven denkende, het alhier, totdat hy met meerder hulpege- Jemmin- flyft wierde, te houden, begroef'er zich, ten befte, des, in der yl, doenlyk &"*• viel. Alva, fcheidende van Groninge, had aldaar zyn' fchipbruggen gelaa- tene en zeftienhondert paarden, onder Hartogh Eerryk, teeghens de mis-
noeghde ingezeeceneiv. een der welke, onlanxtevooren, gevierendeelt was, om verwandt met Graaf Luidewyk gehouden. Doch echter fterkvyfduizent Spanjaarden, vierduizent Waaien, achtduizent Hooghduitfchen, driedui« zent lichte paarden ruim, daaronder gereekent de benden van ordening des Lands, die fchaars tweeduizent uitmaakten, quam hy, den twintighften van Hooimaant, vernachten tot Reide, vier uuren van Jemmingen. Hier vond hy een'brug oover de Eems, en een'byfter verzuim, zoo men meldt, dat de Graaf zich daar mêe niet beholpen, en aan d'andere zyde der frroom, die niet tedoorwaadenwas, in volle veiligheit, geleeghert had. Dan'tfchynt, dat zyn' Genaade, zoo om der achtbaarheit, als geleeghenheit wille , groote keur, tuilen den eenen en den anderen oever will; en vaft flelde, dat het, in 's Hartooghen maght, nietwaar, haar te doen verhuizen. Want zy had noch ontrent achtduizent zoo Franfche, als Hoogh- en Nederduitfche knechten, met tweeduizent ruiteren: volx genoegh, om een' plaats van dien aardt in te houden , wen men zich behoorlyk hadde willen quyten. Ende Alva zelf hield hachelyk, hem daar te beftooken: te meer, mits blindelinx aan te gaan, teeghens zyn gebruik was 5 en van fpieden kranke voorraad j gemerkt hy zich, op d'inlandfche niet betrouwen, nocht doord'uitheemlche, mitsd'ongeryf- lykheit hunner taaie, befcheiden' onderrechting bekoomenkon. Dies deed hy opvangen , wat achterweeghe gevonden werd, en zoo lang pynighen, datzy, in hunne verklaaring, ten naafte by oover een quaamen. Ende zieh, hierop, noch niet volkoomelyk verlaatende, ging hy zelf, met geleide van eenighè ruiters, en fchutters te voete, kundfehap van de geftalte der landdou- we, en van 's Graaven leegherftêe neemen. Die had d'omleggende waateren • en
|
|||||
1
|
|||||
DER NEÖERLANDSCHE HISTORIEN. iS;
cn moeraflen te baat, zulx hy Hechts door eenen imallen toegang, tegenaa* ij4t
ken was. Maar Alva, zich kloek maakende, dit voordeel zyns vyands, in 't zyne , te keeren, vertrok in 't aanbreeken des anderen daaghs, van Reide j ende zond, vooruit, den Hopman Montero met hondertfehutters te paarde, en Sancio d'Avila met vyfhondertroers, omdeïchermutimgaan te hechten* en deNafïaufchen buiten te lokken: daar naa mosketten en roers,.vanelks vyfhondert, onder Juliasin Romero, en Sancio de Lodogno: voorts twee benden zwaare paarden,onder Cefar d'A volos ,en Curtio Martinengo. T heit fchaard' hy aan lange ryen, naa den eifch van'tpadt: engekoomen zynde, ten acht uuren, tot op min dan een' halve myle van Jemmingen, (lelde 't oover* fchot van 't Spaaniche voetvolk,geleit by Alfonfo de Ulloa en Confalvo deBra» camonte, vooraan, de Duirichen en Waaien, onder Robles ,Hierges, enjo- ris vanLalain, broeder desGraaven vanHooghftraaten, in'tmiddej 't gros derruiterye, indeftaart: met bevel van zich niet te roeren, voor naader Tan\ Endewaaren, dusdoende, de Vorften ter zyden beknipt van't nat en wee- ke landt, van achtere met hun eighe volk; dervoeghe, dat ze geen' uitvlucht 5 dandoordezeeghe, zaaghen. De Graaf, ziende den ftorm opkoomen, ver- maande de zynen tot vroomigheit, en zich van de gunft der plaatfè te dienen t maar fpeurd 'er groote koelt' onder, en beeter geneeghenheit, om zich t/icheep3 oover de droom, te berghen. Jaa begoßen de Duitfchen, om geit te roepen. Men vertoond' hun, dat'er, in dus een gewricht derkryskanflè, zelfs geen* tydt om te tellen was. 'T moght niet helpen. Dat zy dan, ten minfte, meer dyks zouden doorïleeken , om hunnen vyandt, metwaater, te beftryden. Daar wilden ze ook niet aan. Men kreegh het niettemin, zoo verre, dat zich alles, op de waapenplaats, aan twee hoopen voetvolx, en een'vanruitery* liet fchaaren. Ondertuflèn , was 't oover tienen, en ging de ichermutiing aan> zoo gelukkigh voor den Spanjaardt, dat hy, hebbende drie gebrooke bruggen veroovert, en in der haaft, vermaakt, de wachters, tot aan hunne befchanflïngh dreef, infpyt van zes ff ukken geichuts, daar geftaadelyk uit ipeelende, Zyn'Genaade alhier, mêefleepende wat willighif was, bood hem forfïely k 't hooft. Waaroover Romero, ziende de zynen tot een ftandtvaften ftrydt gedwongen, aan den Hartogh om eenighe fpietfèn zond. Die wei- gherd'liettotdriemaalstoej 'tzydathy, achtende Romero te ver aangetoo- ghen, duchtte behouden naa verlooren volk te werpen j oft dat ze ilechts verzocht werden, om veiligh te deizen: waartoe hy hem geen' hoop geeven wilde. Entlyk, gemerkt het waater, allenskens waiïènde, en de lucht met reeghen gelaaden, den zynen, van oudere den wegh, van boovene de Ion* ten, dreighden t'onbruik te maaken, deed hy twee benden paarden, zonder Romero des te verwittighen, t'zynder rugfteun, voort ftooten, en 'tganiche heir aantrekken. Graaf Luidewyk , hierentuftèn , had eenighe ichuiten^ op de Eems, om kundïcbap, gezonden j die hem aanbraghten dat nocht 's vyands gros, nocht eenigh verbandt van ipietfèn, oft gefterkte onthout- fteede, vernoomen werd. 'Tzydat haar de dyk 't gezicht belette, daar de ipietfen, in't trekken op de (chouders leggende, moghten achter ichuilen> oftdevreezhaartevroeghte rug had doen keeren. Zyn'Genaade, Verftout door deeze tyding, en zich tot hoon reekenende, dat het Romero, zoo lang, met een deel enkele ichutters onder zyn'ooghen hardde, fpat ter begraaving uit. Maar de Spanjaart, niet beeters zoekende, kant'er zich wakker tee-> ghens, en maakt, met de mosketten, een* breede nêerlaag. Voorts begint" staghpd» 'sGraavenvolk'taankoomendeheirte zien, en, met een, naa de leegher- Jmmn* wal, om5 zich wendende derwaarts, op ftyver tredt, dan aftoght vordert. &sn' Hy, met prikkelen van fchande, van eere, arbeidt, om hen te doen ftaan* CL 4 vlied«
|
|||||
•
|
|||||
i88 P. C HOOFTS VYFDE BOEK
ifóS. vlieght naa 't gefchut, en fteekt het met eignen' handt aan. Maar dit was
't laatfte lollen. Want de vyandt, yervolghende zyn voordeel , raakte teffens binnen de befchanffing en achter de ftukken. Hier mee had alle weederftandt uit 3 en liep elk daar hem zyn' anxt heene joegh. Een deel koos 'er 't water, en Verhoren verdronk. 'T zelve lot hadden anderen, vallende in de Ichuiten, die, door den £Gji ooverlaft, t'zink gingen. De moort was groot -t en de buit niet minder. Zoo m ewj/t^. ^^y »t f^hryven des Hartoghen aan den Raadt van Staate gelooven, daar bleef 'er luttel min dan zeevenduizent, ende berghde zich Graaf Luidewyk, met zwemmen , oover de Eems ■, wiens kleederen gevilcht, en hem vertoont werden: hoewel anderen willen, dat hy, met een' fchuit oover raakte. De Graaf van Schouwenburgh had zich, in den aanvang van 't vechten, met eenighe van zyn' paarden, doorgemaakt. De naajaght duurde, van een' uure naamiddagh, tot in der nacht. Dertien vendels vielen in 's vyands handen; met zeftien , zoo metaale , als yzere ftukken gelchuts , vyftienhondert ryd- en trekpaarden, en oovervloet van eetwaaren > ook een goet deel geldts, en zilverwerx , zoo van Graaf Luidewyk, als dien van Schouwenburgh, en van Hooghftraaten, die, twee daaghe'n te vooren , verreift was. On- der andere gevangenen kreeghen ze ook Henrik van Seeghen, ooverfte ftêe- houder van Graaf Luideweyk. Naar luiden van Alvaas voorgemelden brief 9 bleef'er, van zyner zyde, niet, booven zes oft zeeven mannen: waaron- der Gabriel Manriq[uez een braaf Eedelling, en van treflyken huize. Doch wordt het getal zyner dooden, van anderen, op by detachtentigh, begroot. De Naf- De Nalïaufche fcheepshopluiden , zelfs Sonoy , te vooren wel geleeden fduwfée x.ot Embde , werden ( gelyk de teeghenipoedt zelden erghens veiligheit fcbiphop- vindt} op de burgh, ontbooden, engenoeghzaammetvankenisgedreight E u'm van ^en ^rou^art' ^e eer^ belooft had, hen met zyn gefchut te befcher- mocitc. men- ^u dreef hy hun toe, dat de Spanjaart, onder dexel vanzyn'vyan- den te vervolghen , de ftadt moghte beleegheren , die door Graaf Luide- wyx aanllaaghen in dit lyden quam. Niettemin 5 als Alva, oft om dat hy die van Embde aan den ooverkantder ftroominwaapenenfpeurde; oft hem verbooden was, 't oorlogh op den Ryxbodem te brenghen ; hen onge- moeitlaatende, opbrak, werden zy alle ontflaagen. Maar de fcheepen, en zeekere penningen, betaalt tot lolïing van andere, hield men, uit naame des Graaven van Ooftvrieflandt, met voorwenden, dat zyn baakbewaar- der , op Monnikke Rottemerlandt, door hun bootsvolk, befchaadight waar. ' Alva wil DeHartogh bezichtigheiide Delfzyl, in't weederkeeren lanx dendyk, oor- Defayl tot deeld'het zoo wel geleeghen ter zeevaart, en om Embde zyn' neeringt'on- ecn fiadt Vergaan, dat hy't belloot tot een'ftadt te maaken > en voorts, begrypende maaken. (jaarm iiet dorp Fermfum, de wallen en graften deed affteeken. Tot Gro- ninge gekoomen, haald' hy beide , geeftelyken en weirlyken ftaat oover, Hy haalt door den mondt van Jan Mepfche, met een felle reede, en ver wyt van't kerk- je van ftormen, verbondtmaaken, en voeren van waapenen: dat ,zy,zoo weid'een', Groningen afs Pander, met hun ketteren en argherlyk keven, de beroerten hadden hel- vttterly k ^m yeroorxaaken, en den Koning, op zoo zw aar e koften, gejaaght. Waardoor !' hem rechts genoegh gehoor en waar, om 't hunne -voor een wingeweft te ree- kenen ; gemerkt men, den vyandt, gew aapender handt, daaruit verdree-
ven had: voorts, om hun al de v oor igh e vryheeden f onbruik te maaken. En- de hadden zy , tot weernis van wyder ongereegheltheeden , den Heer Jan Knyf> hunnen Bijfchop, aan te neemen-, en den zelve, ook denGraave van Meeghen , nu Landtvooghdt in Arenberghs plaat ze , yder in 't zyne , te gehoorzaamen , op peene van de hooghfte ongenaade zyner CMajefteit. *Dathy ook verftond) tot befcherming der vroomen, aldaar een vafte burgh
te
|
||||||
i
|
||||||
*
|
||||||
DER NEDERLANDSCHË HISTORIEN. iSp
te fliehten i en eenighe keuren, noofiende den Godsdienfl, de Burgherorde^ fif04
en V gerecht tedoen afkundighen. Bitter, buiten twyfel , vond men deeze vruchten zyner voorfpoet. Doch werden zoo harde woorden, van de Staaten en Regeerders der ftadt, zonder eenigh weederfpreeken , verkropt, Jaa, vreezende voor argher , naamelyk 't maaken van Delfzyl tot een' ftadt* 't welk het bederf van Groninge was, zochten zy alle middelen, om hem te vermorwen: en neemende den Graaf van Meeghen, met Albernoz 's Harto- Belfiyt ghen geheimfchryver, in den arm, verworven endtlyk, dat dit voornee- wordt men geftaakt, en alleenlyk de fèhans, die van Graaf Luidewyk tot Delfzyl ^areen begonnen was, voltrokken werd. Het bouwen van 't Slot liep aan, tot'm't™)m* naafte jaar. Alva , verzocht zynde, by boode op boode, ten aanzien der De Har* groote toerufting van Oranje , nam zynen wegh, oover Amfterdam, op *°gb trekt Uitrecht. Hier deed' hy onthalzen een zeer' ryke vrouwe, wel vierentach- naaBra* tigh jaaren oudt, uit zaake, dat zy eertyds eenen Calvinifchen Leeraar ge- herberghthad: ookzynkrysvolkmonfleren, en reifde voorts naaBrabandt. Detydingderzeeghe van Jemmingen, als ze in Spanje quam, trof den Ko* ninginftaat, om zich die blydfehap luttel ter harte te trekken: mits de ver- fette wonde van een'der grouwelykfte plaaghen, waaraan de rampzaalighe hoogheit, zelfs van ongodvruchtighe en Heidenfche huizen, ooit onderwaar righwas. Deeze druk iproot uit het leedt, gezien aatt zynen eenighen zoon Don Karel 3 wiens doodt, eerft. verfcheidelyk uitgebreidt, doorgeftrooyde maaren, eintlyk gehouden wordt aldus toegekoomen te weezen. Hebbende Ruy Gomez de Silva, de Hartogh van Alva,en de baftaart DonJohan van Oo* ftenryk't bewindt der dingen in handen 3 zoo werd de Prins Don Karel wei- nigh oft niet gekent 3 't zy door beftek der fchalken, duchteude anders uit te Doodt hebben 5 oft dat der Koningen aardt meede brengt, zich noodevan hunnen van Dm naazaät, op de hielen, gevolghtte zien. Hem nu, in 't heetit der jeughdt, Kfe* ook trots, enftrengvan inborft zynde, dien, als erfwachter van zulk een' m>* mooghenheit, het hart hoogh naagelange lagh, groeid"er, hierdoor, een' - * " weerwil in, en werd de moedt zoo vol, dat hy tot oopenbaar onbenoeghen uitbrak, met laftering van't bdeidt3 erbarming oover Nederlandt, en ver-* fchooning der beroerten: jaa heimelyken raadt hier op (zoo zommighen mei- nen ) met den Heere van Montigny begon te houden. Ende, 't zy dat de ge- fleurde alle aas van geemelykheit opzoekt, oft dat hy zich in der daadt met de gedaante en voeghlykheit zyner ftiefmoeder bevangen vond, hy hield'er naauwe vriendtfehap, en dikwyls vrye reedenen mêe. Thans ,uit haar kaamer fcheidende, mord'hydatmenhemgehoont, en zulk een'bruidt ontftreeken had: gelyk dan de waarheit, en eerft. voor hem naa haar gellaan was 3 tfèe- dert, mits 't ooverlyden derEngelfche Koninginne, den zoone, door den vader, een onderfteek gedaan. Deeze en diergelyke woorden, den al te on- bedachten Vorfleontvallen, en zorghvuldelyk opgeraapt, van dehooffche oorblaazers, werden den arghwaanighen vader, oovergedraaghen 5 om hem yver van ftaat, en van minne, teffens, aan te jaaghen. Philips, gaande het ooverfchot met zwygen verby, oopende zich tot daarentoe, dat zyn zoon inden zin moefle hebben, al heimelyk, naaNêerlandt te vlieden: en beval 'er het oogh op te houden. Voorts, alzoo de Prins, naa 's lands wyze, zeer wyde boxen, en, daarin, twee konftigh gewrochte finkroersdroegh3 werd het, door Luidewyk van Foix van Parys, bouwmeefter van 't prachtigh palais en kloofter van SantLaurens, dat men't Efcuriaal noemt, den Koning aan- gegeeven: die zich begon in te beelden, dat hy op zyn lyf ging. Don Karel, daarenbooven was zoo ongeruft van geeft, en wantrouwende, dat hy 's nachts *net bloote zwaarden , en gelaadde finkroers, van elks een paar onder zyn oor*
|
|||||
i
|
|||||
i9o P. C. HOOFTS VYFDE BOEK
ï ƒ68. oorkufïen, fliep : hebbende noch twee groote buflen, gereedt om vuur te
geeven* ineen koffer leggen. Ook leedhyniemandtinzyn'kaamer : maar te bed geholpen zynde, deed al zyn'luiden vertrekken j weetende, zonder opftaan uit den bedde , de deure te fluiten, ende, alshydienft behoefde, weeder te oopenen* by middel van zeekere kookerroÜen. Deeze waaren hem van den zelven Foix toegeruft: dien hy ook verzocht, hem een boek te maa- ken, van de zwaarte om 'er een menfch mee doodt te flaan: leggende, in de jaarboeken van Spanje* by hem geleezen, te flaan , dat zeeker gevangen Biflchop, met eenen fteen, eeven groot als eengetyboek, en bekleedt met leeder, zynen bewachter omgebraght * en zich uit der hechtenis geredt had. Foix bond hem een van fteene blaaderen, dat tot twaalf plaatièn opfloegh. Lang was het zes, breedt vier duimen, en betrokken met ftaale* daaroover goude plaaten: woegh meer dan veertien ponden. Maar hy liet niet den Ko- ning des tcrftondt te verftendighen. Philips, ook anders gewoon zich zelden te verhaaften, nu beklemt tuflèn de vaaderlykegeneeghenheit* en'tvaft ver- moeden der vaadermoort, bleef in die onzeekerheit fteeken, verdringende de ween zynsharten met kraftigh veinzen, tot dat zyn gemoedt, door een* nieuwe, en bet parflende bedenkelykheit, zyde koos. Naamelyk Don Ka- rei's daaghs voor Kersmis, bekende, onder ander, in biechte, hoe hy van opzet was j zeekeren mans leeven te hebben: en 00 ver zulx geen' quytlchel- dingzyner zonden-* van den Priefter * verwervende, Hond heftelyk aan, ten einde hem, in't aanzien der gemeente* immers, tot weering van arghernis, eenigh ongewy dt broodt uitgereikt wierde. Dan dePriefter, hier toe niet te brengen, ging, volghensvoorgaanden laft, alles oopenbaaren aan den Ko- ning; die daar flrax op uit viel j hy waar de man, daar'tzynzoonopgelaaden had: maarzoud'er in voorzien. Hebbende dan het ftuk beraadtflaaght ïnct de Biflchoppen van Origuela en Canaria, Navarro , Martin d'Afpilcueta rechtsgeleerde, en andren, vaart hy voort* en befluit* den Prins in hechte- nis , te flellen. Maar den forfen, en gewaapenden jongeling, die met een' floet van gelyke trauwaiiten omheint ging, by daagh aan te randen, viel hache- lyk', en niet min wanvoeghelyk. Met geweldt in zyn kaamer te breeken, dreighde 't heele hof in nachtgefchrey, en oover eindt te zetten -, ook niet zon- der bloedtftorting af te loopen -, gemerkt de roers en rappieren j op 't hande- len der welke, hy tenmeefterlykfte, en meer dan zyn ftaat mêebraght, was afgerecht. Dies keert men zich tot den bouwkonflenaar, oft die eenighen vond wiftuit te vorfen, om, met gemak* binnen te raaken. Die flelde be- hendelykhetflootwerk, invoeghe, dit het zyn' gewoonlyke fcheut niet nee- men kon : en de Prins nochtans, doende van uit den bedde 't gereedfchap ipeelen, des niet eens gewaar werd * maar, waanende dat zyn' deur niet dan met groot gedruis te oopenen waar, zich onbekommert te ruit leidde. Echter noch,zorghdc men dat 'sKoninx ingang, met zoo luttel geruchts niet ge- ichieden zoude, oft de Vorft moght' uit zyn flaap fchietenj zich flux ter weere Hellen -, ende, afmaakende zynen vaader, op een bot het onderft boo- ven keeren. Hieroover, neemt de Graaf van Lerma den lafl aan ; en als 't nu hoogh in der nacht liep, treedt voor, heel ftil, ter kaamer in, en licht de ilnkroers en zwaarden van tonder zyn oorkuflen: voorts begeeft zich t'zeet op dekifle, daar de lange roers-in laaghen. Ruy Gomeztoen, deHartogh van Feria, de groote Commandeur, en Diego de "Cordoua ; daarnaa de Ko- ning zelf> flryken ter kaamer in. D'ellendighe Prins fliep dit al door j en zoo vafl, dat hy, aangeftooten van Ruy Gomez met de elleboogh, nauwlyx ontwaakte. De vaak hem ten laatfte verdrecven zyndej ziet hyop* zich ge- vangen y zynen vaader daar -fchreeuwt, ik ken doodt', en bidt, metdeerlyk |
|||||
*
|
|||||
DER NEDERLANDSCHE HISTORIEN. i9i
kermen, de omflanders, datzf hem > om hak wilden helpen. Philips > daarop, i f 6%,
niet daar toe-) zeid'hy, hom ik hier, maar, om u, doorvaaderiy' keßraffe, te tuchtighen. Voorts gebiedt hem, begraauwt met deeze, en veel' icherpe woorden, daatlyk op te liaan; zeindt alzyn' daaghelykiche dienaars deur, en fielt wachters in de plaats, die hem een röu wkleedt aantrekken, een' zwarte muts op 't hooft zetten j t'hans, draaghende tapyten, en bedflêe met alle praal van fpraay eiï behangièlen wegh, hem van 't Koninklyk huisraadt, niet dan een' bulfter en rolkoets, ooverlieten. Ziende dan, aldus, door dee- ze voorboodenzynsuiterflen,, zich van'tleevenafgefheeden, en dat hem echter de rufte der doodt niet gebeuren moght, neemt hy een' oevelen moedt, en de geleeghenheit waar , dat 'er weinigh wachts, en om de koude des winters, lferkgeflooktwas; en werpt zich voor oover in 't vuur; op hoo- pe, daar te fmooren : werd 'er ook niet zoo ras uitgetrokken , oft kleedt en hemdt waaren doorgebrandt, en zelfs het lichaam yetwes befchaadight Deeze geniifl; maakt hy een' anderen aanflagh ; en zich twee daaghen van drank geipeint hebbende, golpt, op den derden, zooveel koudtwaa- tersin j dat het luttel fcheelde, oft hy waar daaraan geborlten. Daarnaa, verhongert door etlyke daaghen vallens , iloegh hy een' hoop gehakt en tzaamgekneedt vleefch, dat quaalyk gaar worden wil, telyve; en bleef by- kans verflikt. Wyders vindt men befchreeven , dat hy, pooghende een' diamant in te flikken, om'er aan te wurghen, van zyn'gaêflaaghers, be- let werd. Mytwyfeltniet, oft, wieflechts met gemeene aandacht, deeze zoo gedenkwaardigh een' gefchiedenis , ooverloopt, zal genoeghzaam blyk van een geraakt verflandt, oft vlotte harfënen, aan dien ongelukki- ghenPrinfè, ipeuren: gemerkt dat het biechten eenermisdaadt, die hy niet haten wilde, 't ontydigh en ydel uitvaaren oover zyn verllek van't Fran- fche huwelykj de toeleg van zith , in by weezen der wachte , door den brandt, en dat op diewyze, te verdoen, niet dan uit krankheit van ver- nuft konden voortkoomen. Daar wordt dan gemeldt, dat hy, leggende neevensDonJohan van Ooflenryk, en Alexander Farneze Prins van Par- ma, terfludie, totAlcala, in 'tnaajaaghenvanzeekerejonrouw omhaar- derkuisheitkrafttedoen, van eenen hooghen trap zouw gevallen, en zyn brein daar door gequetïl weezen. Doch voeght men 'er by, dat het al te voo- ren niet recht gefielt was : waaroover , deeze vooreen' quaaldesgeflaghts te houden fchynt, en hem aangeërft van zyn oovergrootmoeder Vrouw Johanna , die eenen ruimen tydt buitenzinnigh leefde : gelyk ook yet vsn zulke zwakheit aan haaren zoon Kaizar KareJ, in 't laat/1 zyns ouderdooms? vernoomen werd. Maar Philips , hebbende de zaak op nieuw met de heilighe vierfchaar der Inquifitie ooverwooghen , vond te raade, om zynenzoon voor zonde van eighe moordt te hoeden, hem, als verweezen by wettighen rechter , te doen fterven : in 't heimelyk nochtans , om de Koninklyke achtbaarheit van fmaadt te verfchoonen. Ende werd , dien- volghends, den Prinfe een vergiftight zap ingegeeven ; dat hem , in wei- nigh uuren zyn' krachten , en voorts het 'leeven benam. De Spanjaardt Cabrera wil, dat Don Karel, van jonx op , zeeker , duidelyke teeke- nen van gruwzaame boosaardigheit toonde , ende althans beflooten had ter iluik naa Nederlandt te trekken 5 doch op geenen toeleg teeghens zyns vaaders perfbon bevonden werd : ook geen' geweldighe doodt , maar aan een' dubble andrendaaghfche koorts , neevens bloedloop , veroor- zaakt door killenden drank, en kou wen zyns beds met fheeuw , geflor- ven zy. Maar de Jefuyt Strada trekt dit in twyfel : ende by den zelf- ften Gabrera, zeit de Koning , in zenen, brief gelchreeven , oover dit werk,
|
||||
ipi P. C. HOOFTS VYFDE BOEK
156%. werk, op den eenentwintighften van Louwmaandt, aan de Kaizarrn zyn*
zufter, dat hy, kunnende van Gods en zyner Ryken en flaaten weeghe, den jperfion zynes zoons niet buiten hechtenis laat en-, hoe zeer het hem ook /mart- te-> nochtans eindtlyk in deezenhadwiUen een offer van zyn eighen vlees en bloedt doen aan Gode j ende diens diënfi, famt het algemeine welvaar en, boo*- ven andere menfchelyke inzighten^ betrachten. Op welke reedenen eenen Vgelyke zyn bedenken vry ftaa. Men vindt'er, die 's Prinfên ooverlyden ftellenop den vierentwintighften van Hoymaandt: anderen vroegher* maar dat men 't, tot naa den fïagh van Jem mingen, verhoolen hield. Want van de gevankenis had de Koning , al, op den voorzeiden eenentwintighften van Louwmaandt, onder ander, den Paus weete gedaan, hem verzeeke- rende niet te zullen verzuimen, wat, in zoo zwaar een ftuk , van eenen yoorzichtigenVorft, en vaader vereiicht moghte worden. Wecnigh maan- den hier naa, ooverleed de Koningin Ifabelle , bevrucht zynde , al mêe niet zonder opfpraak van vergif, haar , door haaren man , gebrouwen j die te fchalk een oogh , op haare gemeenzaamheit met den Prinfè , zouw gehadt hebben. De Koning , niettemin , en 't hof, bedreeven 'er groo- ter rouw om , dan uit geveinftheit fcheen te kunnen herkoomen. Heel Spanje ook betreurde 't haare , als het eindt van den pais, die de twee maghtighfte kroonen van Chriftenheit, door dit huwelyk, verknocht hield. Ende quam , aan dit paar jongelingen van den. hooghften aadel en ftaat der gaiifche wereldt, dit jammer oover , beiden , om 'tdrieëntwin- tighfte jaar huns ouderdooms. De zinlykheit van eenighen werkelyken geeft, Opmeer gebynaamt, heeft het jaar, waar in Don Karel gefheevelc is, by de talduidende letters van dit ouwde Latynfche veirs, gefpelt: FlLlVs y ante DI^M , patrlas ïnqVlrlt In annos.
"Waar van de zin is:
De zoon , Vit hVfl tot hoogh gezagh,
Haakt naa zïlns VadD'ersßerrefVagh. Deezedaadt desKoninx, en dat hyzyneneenighen zoon, quanfms den
ketteren toeghedaan , niet gefpaart had, werd van Paus Pius den vyfden, met groot lof, uitgemeeten: maar baarde in de Nederlanders een onverdryf- lykenfchrik, en vertwyfeltheit zyner genaade. DeHartogh van Alvaook, als oft hy gewaant hadde zich de gunft van zoo onvernmrwelyk een mee- fter, niet dan door ftrengheit, te kunnen verplichten, hield den voorgaan- DeBur- den voet, doende den Heere Anthonis van Straalen , oudburghermeefter gbermee- van Antwerpen , tot Vilvoorde 't hooft afflaan -} hoewel de Bloedtraadt ßer Stratt- verklaarde, dat'erftofFe ooverfchoot, om hem genaade te verleenen: 'tzy /fMwr- dandatdebarmhartigheit, onder dat gezelfchap, noch eenighe plaatfe vond, aJ * oft dat zy de aanvechting van vrienden, en beloften, qualyk weederftaaii konden. Want de dienften, by hem gedaan, waaren zeer aanzienlykj gel- den in der yl te weeghe gebraght, tot betaaling der uitheemfche Ibldaaten» en weering eener zwaare muiterye j de bruggen gebrooken tot verlet van hulpe, en vordering der neederlaaghe tot Ouwfterweel -y d'inkoomft der Hartoghinne, tot Antwerpen, met zoo veel volx als haar geliefde , bear- beidt. Eeven luttel baatte het fcherp vervolgh in Viaandre, den Heere infgeljx van Bakkerzeel Kaazenbroodt, die den zelven gank ging. Zoo deeden Brffer- ookJonkheerBouwemaa eenVriefch Eedelman5 en Alfonfo de la Lo, ge" zielen weeft geheimfchryver des Graaven van Hoorne > en anderen meer: zom- |
|||||||||
anderen* J
|
migi
|
ien
|
|||||||
«
|
|||||||||
■*
|
|||||
DRE NEDERLANDSCHE HISTORIËN. 15?^
mighen der welke zulx, door 't pynighen verleemt waaren, dat men hen in 15-68*
een'ftoel onthalzen mpeft. DeRóoRoeJanGrovels, Spelle gebynaamt, reed van geweft tot geweft , volmaakende , 't geen aan de felheit der ge- woonlyke vierfchaaren, te kort fchoot. Tot Amflerdam, quaamen te dee*- zer tydt drie welgeachte burghers, die zich des luttel gehoedt hadden, in lyden 5 Alfert Henrixzoon de Bierfteeker , Pieter Janszoon de Wit, en Egbert Egbert Mainartszoon. Egbert was een zeer bemindt man, uitfteekendein Maitiantj de Rethorykkunft, naar de weetenfchap dier eeuwe , en vaader van den Pteter ds heere SebaftiaanEgbertszoon, dien wy naamaals in grooteeere van vroom- ylt>eflAfc heit, veritandt s en geleertheit, zonderling der artfenye, ook Burgher- '*rt en~ meefter gekent hebben. Hy had in beraadt geftaan van te wyken ; maar ftal ^m^er$ gehouden, ter beede van de Burgherrn eeftersjooft Buik, en Simon Kops, totAmfier- hem voorhoudende , dat hy ontrent vyftigh jaaren oudt, ende nerghens dam, ten waar om een Amflerdam te beloopen. Dat hy geenen ïaft leed 5 ende in- zwaarte dien daar eenighe opquaam , zy beloofden hem te waarfèhouwen. Jaa zy vmeeetyn* verleenden hem , onder ftadts zeeghel, een getuighfchrift, meldende hoe hy aldaar ten goeden naame , ende in geen' opfpraak van ketterye , oft mishandeling , ftond 5 waarop hy zich verlaatende , tot Antwerpen en elders , moghte gaan zyn' koopmanfehap dryven. Welke reedenen meer byhem golden, dan alle brieven, en mondeling fmeekenvanzynenzwaa- gher Laurens Reaal, oft andere vrienden , ten teeghendeele. Maar aan- getaft, op den tweeden van Lentemaandt deezes jaars , by den onder- Jchout, werd hy drie maanden onverhoort gelaaten : daarnaa ter fèherpe vraaghe gedoemt, en met de palleye gepynight. Dit ftond hy niet alleen- lyk uitj dan't bewys, teeghens hem voortgebraght by den Schout, werd ook valfch bevonden: in voeghe, d'oudfte loontrekkende Raadsman, mee- fter Adriaan van Zandelyn, verklaarde van verftan de te zyn, dat men hem behoorde t'ontflaan. Echter het men hem zitten, en den Schoute Pieter Pie- terszoon, tydt, om 't ftuk in den Raadt der beroerten te brengen. Daar leid' hem deez te laft, dat hy , oover lange jaaren, met Luiterye berucht geweeft was, en een der geenen, die't verdragh van den laatflen inHerfhV maande des jaars zefïèntfèftigh , onderteekent hadden. Zeeker 't kon niet gelooghent worden , dat zyn naam daar onder ftond. Maar 't was aldus bygekoomen. Om 't voorzeide verdragh te fluiten , hadden de Wethou- ders , der drie fchutteryen, zes hopluiden, daar Egbert Mainartszoon een af was , op 't Stadthuis ontbooden. Als hy nu wat fpaade booven quam , zoo waaren d'andere reeds in Scheepenen kaamer , by de Majeftraaten , vertrokken. In 't gefchilderde kaamerken, zoo men 't heet, daar de oploop der Weederdooperen van den jaare vyvendertigh , mc.t de yflyke ftraffen aan hen te werke geleit, in 't breede ftaan afgemaalt, waaren de Leeraars en andere gemaghtighdert der Onroomfche gemeinte vergaadert ? oft by geval5 oft dat men hen derwaarts met voordacht geweezen had, en door zulk eenen ipieghel, week in den boezem willen maaken. Egbert dan , vindende niemandt op de zaale, vervoeghde zich by die luiden , vraagh- de naa zyn' amptgenooten 5 en was 'er niet lange , oft de voorzittende Burghermeefter quam 'er met zommighe andere heeren , om d'ondertee- kening te vorderen. Deeze gingen ook hem aan, ten einde hy zyn' handt neevens d'andere wilde ftellen; ende zeiden, dat het, maar om ruft en vree- de wil, gefchiedde. Ook luidde't gefchrift uitdrukkelyk , dat niemandt, ter zaake van zyn handtteeken , t'eenigher tydt, gemoeit zoude worden. Alzoo liet hy zich daartoe beweeghen. Hieroover , niettemin , verweez wen hem nu , Op den neeghenden van Wynmaandt, met den zwaarde* R ont-
|
|||||
ip4 ' P. C. HOOFTS VYFDE BOEK
i fó8. ontlyft te worden. Maar in de gevankenifïè had hy 't waatergeLaaden ; dat
hem wel tetyde, weghnam, juift'saavondstevooren. De Schout, als oft 'er voor hem een treflyke ftaatfie te houden, en dappere eere te behaalen was, met deezen onnoozelen burgher op 't fchaavot te brengen , hield , etlyke uuren voor zyn ooverlyden, by den arts, die oover hem ging, ernftigh aan, teneinde hy hem met eenighe dranken oft droggen verfterken wilde, om de ziel zoolang opdertuy te houden, dat men hem gebonden op een' ftoel, ter beiienide tydt, neevens d'andre twee moght' onthalzen. De genees- meefter antwoordde, dat hy geenGodt was, die's menfchen ïeeven in dei- handt had 5 en de kranke, naa zyn gevoelen, middernacht niet haaien zou- (Ie. Waarmeede de Schout, quaalyk te vreede , van hem fcheidde. Hy koelde echter zynen moedt, aan'tdoode lichaam; deed het in den kerker onthalzen, en door eenighe Munnikken van der Sellebroederen orde , des * Biblio- nachts in d'aarde zetten , by de *boekery, aan de nieuwe zyde, op'tel- theca. lendighe kerkhof, alzoo genoemt, omdat het ongewydt was, en afgezon- dert tot begraffenis der omgebraghten van beuls handt, en der geenen, die flor ven zonder 't misbroodt te nuttighen. Hoe 't met het uit wy zen zyner zaa- ke ging, kan men niet zeekerlyk zeggen: gemerkt by Scheepenenboek be- vonden wordt, verfcheidevonnifïèn, alszy, aan't duuren hunner regeerin- gebegoßen te miftrouwen, uitgefchrapt, en met groote zorghvuldigheit, ver- duiden: te weezen. Doch is waarlchynlyk, dat het zyneeeven zulk een zin- flot ingehouden hebbe , als men in 't vonnis van Alfert Henrixzoon ver- neemt. Dit luidt, dat Scheepenen allesge hoort, op hetgoeddunken, en uit- gedrukt e orde van den Raadt der beroerten, he?n ten zw aar de verwyzen, met verbeurtmaakmg van goeder en; onver mindertfladts gerechtigheeden, in al- le andere zaaken. By welke uitipraak men tweederley verbrek der vrydoo- rnen {peurde; rnïts de rechter geparft bleek, en een burgher van Amfterdam, aan geen verbeurte van goederen, dan alleenlyk een'boete van honderd gul- den, booven verlies van't Ïeeven, onderworpenis. Bet dan Egbert, noch* tans, werd Alfert bezwaart: en hem opgeleit, dat hy ter Onroomfche pree- ke, by't pionderen van't Minnebroeders kloofter, en in waapenen geweeft was. 'T vonnis van Pieter de Wit beriep zich op geenen laft van den Bloedt* raadt; maar meldde dat hy de zelve pre eke geh oor t-y de w aap enen ■> als hooft der oproerighen , gedraaghen ; den hopman , der gewoonlyke fladswach* te, ais dieeenrot foldaaten, door bevel der Wethouder en naa den boom leid- de, belet had-3 ook degemaghtighden der 0overheit onwaardelyk toegefproo- ken , en oover 't verdragh tuffen haar en d'onderdaanen geflaan. cl)at hy meede jeeghenwoordigh geweefi was , daar Jan Broek voorfielde , van Breederoode teeghen''s Koninx believen, tot Hooft man der fiadt op te wer* pen-y ende dathy het toevoer en van lyftoght aan den Graavë vanMeeghen-i had helpen verhinderen. Dan geen vermaan zeeker werd 'er gemaakt eener zaake, die ik van verfcheiden' ouwde luiden heb hooren vertellen: naamc- lyk , dat de Wit, als de burghers teeghens eikandere t'ichrap flonden > een roer, gevelt op Jooft Buik, had verboodente loiïèn; ende dat mende gehoorzaamheit, hier in aan hem beweezen, tot een bewys van bevelheb- bery opnam; en't behouden van'sBurghermeefters Ïeeven, onder de ree- denen van's behouders doodt gereekentzy. Al zyne goederen werden hem ook af, en eeven als Alfert Henrixzoon, 't hooft voor zyn' voeten , ge- leit. Hierenbooven werden 'er , den laatften van Zoomermaandt, wel hondert en veertigh vluchtelingen, oopentlyk ingeroepen , en daarop ge- bannen: waaronder veelen van de treflykften der fradt, zes vrouwen, de vyf daaraf weeduwen, waaren. Wyders verbood de Hartogfi, by Plakkaate, c
|
|||||||
■:'
|
|||||||
DER NEDERLANDSe^ HISTORIËN. ï9f
éenigherley verftandt, met de ballingen,« oft uitgeweckenen te houden $ op j *$%.
verbeurte van den hals , zco 't teeghen 'sKoninx dienft ftreed 5 zoo iiiet$ Alk ver* op ftraffe ter befcheidenheit des rechters. Daaren teeghens beval 1iy, óa.tfi*ndt met yder , weetende waar yemandt der voorvlughtïghen fchuilende was , den Ümtge- zelven zoude aan taften en in vankeniftè leeveren, oft, zoo 't ondoenlyk viel, weej$mn den wethouderen aanbrengen. Ook fchreef hy den Raaden der geweften aan, ™r 00. met Jaftom'taf tekundighen, dat alle, die 'tverbondt der fiedelen5 van de ^idfn den jaare zeilen tfèftigh, voor oft naa, geteikent hadden, en noch onbekent ^ich reifte in den Lande gebleeven waaren, zich, naa verzoening met de kerke * aan de doen ttiel-* wethouders moeiten koomen oopenbaaren, om vergiffenis, van den Ko- den, ning te mooghen verwerven, op peene van eeuwighe ongenaé. Maar elk ver- ftond dit wayfelen wel j ende niemandt was 'er flecht genoegh, om zich zelf te melden, enindenftrikvanzooonzeekereen'hoop, tevertuyén. Hieren- tuilen had Oranje een treflyk heirte hoop* vieren veertigh vendels Hoogh- *s Prinfa duitfchen5 vierduizent zoo Franibizen als Waaien en Nederduitfchen 5 zyn- toerußing, de hem 't ooverïchot der neederlaaghe vanjemmingen, door Graaf Luide- wyk, toegevoert. Hierby quam noch de Graaf van der Mark, vryheer van Lumey, eenLuikenaar, en woeft menich, met een deel ruiteren 5 die ver- looft hadden , zich't hooft te laaten icheeren , tot dat de doodt van Eg-1 mondt, en Hoorn, door hen gewroken waar5 engrootewreedtheit, aan Paapen enMunnikken pleeghden. Met hun hadden zich, onder weeghe, eriyke Franioizen geA'oeghü: zulx alles te zaamen, wel ten getaale Van ach- Getal zym tienduizent knechten, en zee venduizent wel gerufte paarden, beliep. Hun- w/#* ne vergaadering was by 't kloofterRommersdörf in 't landt van Trier 5 en nu niets datdeoptoght verhindefdej dan behoefte van geldt. Want, hoewel d'Onroomfche kerken van Nederlandt den Prinfè verzeekert hadden, dat 'erdriehondertduizent ryxdaalers gereedt waaren, zy quaamen niet te voor- ichyn. Midierwyl was't landt kaal gegeeten , en een'muitery ontfonkt j die hy nochtans gelukkelyk flifte > en braght het, door een' geringe fom penningen , met milde beloften , tot een' algemeene moniterin'g. Maar eer hy voortvoer, vond raadzaam, de harten der gemeente tot afval van Al va te bereiden, door vericheide ichriften, inDuitichen Franföis uitge-* geeven. Deeze, maakende geen gewagh van den Koning, dan met groo^ te eerbiedenis, haalden den Hartogh en zyn'Spanjaarden heftelyk oover^ die't oor zyner Majefleit geflaadelyk bezeeten, en d'onnoozele onderdaanere vanhunn' ontfchiildinge > verfleeken hielden. JVaarooverzyn"Doorluchtig- heit zich in noodtflalvond> om 't recht des Lands met de w aap enen te verant~ woorden, en alle hu den met eer e, tot gelyke teeghen-weer, aan temaanen^ waarfchuwende voor Gods gramfchap , en genoeghzaam ontzeggende dé ge enen ^ die^ zonder zyde te kiezen, tuffen waater en windt zweevende$ zich als enkele toekykers droeghen, van den arbeidt en 't gevaar der anderen $ en daar 00 ver fallen tyden, voor verraaders van 't vader landt, en zich zei-1 ve, zouden geh ouden worden. Teweetenjbynaagelykeenzinflot, gelproo- ten uit een vertrouwen op de billykhek zyner zaake, en uitinzight dat de! gemaatighden, benoodightparty te kiezen, niet dan de befte volghen zou- den, was ouwlinx, by den grooten Pompeius, in deRoomfche fcheurin- gen, verkundight. Veele andere boexkens, dienftighomdeverbolghenheit des volks te doen booven koomen, werden, ter zelve tydt, alonime ge~ zaayt. Waarteeghens de Landtvooghdt een fcherp gebodt deed uitgaan, verj VUkktiai meldende, dat men, den zynen, dingen, die zy nooit dachten, opdichtte -y in* teeghens Sonderheit de punten, die men zeide uit de kaamer van Vargas te koomen, en- \r-r de van handt tot handt deed loopen; daar, hy verklaarde niet altoos, aan te fchtifttn' R. 2 wee-*
|
|||||
f
|
|||||
i96 P. C. HOOFTS VYFDE BOEK
ifóU. weezen. Oranje, nu by zich hebbende den Graaf van Hooghftraaten, deft
broeder der onthalsde Baatenburghen, de Heeren van Warroux, Rifoir, Karloo, Hamets, Boxtel, Louverval > Maalberghe, Floflïs, Dohain, Opdam, met Sonoy, en anderen van Nederlandtfchen aadel, zes veldtftukken, en vier kortouwen , maar luttel voorraads , maakte zich op , in 't begin van oranje Herfftmaandt, onaangezien, dat wegh, en weeder, hem, mits den ree- tre^ °?' gen, quaalyk te wille waaren. In eenighe zyner vendelen, ftond, Tro lege 5
grege & Rege j dat is^ <voor wet, gemeente en Koning: in andere een Pellikaan gemaalt, zooghende zyn' jongen, met zyn eighen bloedt. Zommighe fol- daaten droeghen een' rooz op den ftormhoedt, willende daarby verftaan, hebben, dat Engelandt het werk toegedaan was. Aldus oover Ryn getooghen tot Sant Vyt zyn eighen dorp, nam hy 't huis te Karpen, by Keulen, in j des- gelyx Witthem een Hot des Graaven van Kuilenburgh -, ook Arenbergh en Eppen, tullen Keulen en Duuren, geleeghen -, en Hornefon, dat den Ko^ ning toequam. Eenighe fcheepen, gelaaden met Italiaanfche koopmanfchap- pen, werden aangetaft, op den Ryn, door Graaf Luidewyk, die hun een fbmme gelds affchatte. De Prins voerde 't heir op en needer, om Alva in twy- fel van zyn voorneemen te houden , en 't rypen eener geleeghenheit af te wachten > die deeze was. Geeraardt van Groesbeek BifFchop van Luik, zyn- de in tweedraght met zyn' onderzaaten, had, om zyn zaaken te veftighen, heul aan den Hartógh gezocht. De misnoeghde burghers, daarenteeghen, om- ziende naa eenighe rugfteun, worpen 't oogh op den Prinfe. Derhalven, lioopende uit deeze geneeghenheit yet vorderlyx, en miflchien een' ftadtvan zulk. belang t'zynen verdoen te kryghen, zond hy derwaarts, om eet waaren en vrye doortoght te verzoeken. T liep 'er eevenwel dier wyze af, dat die van Luik, afllaande zyn' begeerte, zelf vyf vendelen voetvolx aannaamen, mits anders de party des Biflchops booven ftond, om de dreighementen van Alva. Alva m Want deez was nu ook op de been, en tot Maaftricht, gekoomen, geftyft Maaflrkbt. met vierhondert duizent kroonen, en vyventwintigh hondert nieuwlingens
uit Spanje, zulx hy zeevenduizent mann'van dien landaart had ^ voortande-
Hoeflerk. re ? tot aa11 den kant van t winti ghduizent knechten, in alles, en zesduizent rui-
hj wat. ters. Dus wordt zynheir begroot van andren 5 van Famianus Strada, op on-
trent zeftienduizent vechters. Oranje , verfteeken van deezen toeleg , en onvoorzien van gereedfchap tot bruggen, mkkelde aleen'wyl, tuffen Maaz en Ryn ■, daar zyn foldaat in twift, en aan elkandcren, raakte. Hem zelve werd, in deeze beroerte, 't rappier van zyn' zyde gelchooten: dochfgelyk hy een'uitneemende handt had, vanvolktebemurwen) alles, zondermer- kelyk ongemak , bezaadight. Alva, afmeetende uit deeze en andere om- ftandigheeden > dat de Prins het in 't veldt niet lang zouw kunnen maa- ken , dacht meer op 't befchermen dan op 't befchaadighen te ftaan , en hem alzoo te verduuren. Hy deed eenen trompetter , gezonden van zyn' Doorluchtigheit tot Maaftricht, ongehoort, al gelaarft en geipoort ophan- gen : quanfiiis zich niet gewaardighende 't gemeene recht der oorloghe, in opftatnding van den onderzaat teeghens zyn' hooghe Ooverheit, plaats te geeven. Maar de tydt braght hem fèedert wel tot ander verftandt. Voorts hy voorzagh Roermonde , Maaftricht, en andre grenzen , met bezet- ting i en maakte den Heere van Vergy , Landtvooghdt van Borgonje , eenighe penningen by wiflèl oover , op dat hy zich zelven holpe. Toen floegh hy , tot Haarem, een kleene brug oover de Maaze 5 zulx de fol- daat aan d'andere zyde liep ftroopen ■, om 't landt van achtere vol te hou- den, en, voor den Prinfe, af teeeten. In de ondiepten der ftroome, deed hyminkyzers, oft houten vol fpy kers, met de punten opwaarts, werpen, 0m
|
|||||
«
|
|||||
DER NEDERLANDSCHE HISTORIEN. i97
om der ruiterye'twedtt'onbmiktemaaken. De Prins niettemin , naa'tpei- if$$,
lenderMaaze totverfcheide plaatïèn, vond, niet verre van Stokhem, ee- nen bequaamen grondt: 'tzy dat Al va opalies niet had kunnen voorzien, oft dat de voetangels, door den fierken watergang, neederwaarts gefpoelt waaren. Dies, hebbende zich eerfl aan een' anderen oort vertoont, om den vyandt te mompen, gaat hy in der nacht toe 5 zeindt etlyke ruiters oover, om den opfleigher te verzeekeren j fielt 'er, naa 't exempel van Caelar , De *tm eenighe honderden dicht gepakt, in't bedde der flroome, om die te fchor- hmtoover ten, en haar kracht te breeken; en voert'er gelukkelyk het voetvolk door. Matt&e* Zyn gefchut, zynde nu twintigh veldtflukken, deed hy onder 't nat hee- nefleepen: endeflond, denvyfdenvan Wynmaandt, metalzyngeweldt, aan de Brabandtlche zyde. Van deeze oovertoght, die meeft yeder uit zyn* giffing ging, waaghde'tganfcjie Landt: in voeghe dat de Ooverhee- den, om de verfleeghenheit der Spaansgezinden te flutten, enden moedt der anderen te zwichten , zich ten uiterfte pynden den roep te verdooven. Ende werd tot Amfterdam, een eerlyk burgher van Haarlem, in'toopen- baar, met ongewoone flrengheit gegeeflèlt, alleenlyk om dat hy deeze maa- re uit zynen mondt had laaten gaan. Al va zelf, ("zoo men zeit) hooren- de uit den Graave van Barlemondt de tyding, kon ze in'teerfl naauwlyx aanneemenj en vraaghd' hem, ofthy's vyands heir waande een fchaar vo- gelen te weezen, om zoo oover deMaazetevlieghen. Ook waar hy 00ver* rompelt en geflaaghen geweefl, hadde de Prins op der daadt kunnen voort- rukken. Maar den volke, dat zich, door den keer 's aavonds te voor en ge- daan, en door den nachtarbeidt, vond afgemat, daarenbooven met het waater verlaaden , was het niet te verghen. De Hartogh , die zich, tot noch toe, maar lichtvaardelyk omgraaven had, deisde tot by Maaftncht, en fïoegh needer op eenen bergh 's Kaizars leegher genoemt, daar men meent Csefar eertyds geleeghert geweefl te zyn. Ende was zyn* zorgh zoo groot, dat hy ook by nachte , met het affleeken , en opmaaken der befchanflm- ge beval voort te vaaren. T welk, ten eerflen aanzien, van veelen, be- lachelyk gevonden werd, die dit voor geen werk hielden, dat by duifier te doen waar. Maar de krysbouwmeefler Bartolomeo Campo , af baakende de gordynen en flrykweeren, met barnende lonten op gaarden , liet drie- duizent del vers daarop aangaan, en, in de morghenftondt, den anderen, t'hunner groote verwondering , een' wel netten en voltrokken leegherwal aanlchouwen. Oranje, die naa flagh haakte, trok den Hartoghe onder de oo- ghen. Deez, daarenteeghens, hebbende de koorenmoolens, met afnaaien & Har* van yzers en fpillen , ongangbaar gemaakt, bleef in zyn voordeel, voorneemen van niet te waaghen, teeghens eenen vyandt, die voor den &een J ^ |
||||||||||
men.
|
||||||||||
honger en't quaade weeder, in kort zouw moeten ruimen. Ook had hy be-
denken dat zyn' Hpoghduitfchen, als veel' al Luiterfch gezint, en Neder- landers hem luttel toegedaan, zich in't flaan omkeeren, oft, ten minfle, flaauwelyk quyten moghten. Doch de Spanjaarden lcheenen graagh , en zich, het fchuwen van den flrydt tot fmaadt te reekenen. Toonende dien den buidel, liet hy zich hooren* dat hy , daarmee, 's Koninx vyanden flaan wilde*- indien't eevenwel waar is, datzyn'flrakkeHemmigheit, zich, tot zoo gemeenzaam een' fcherts, ontfpannen hebbe. Doch daar viel veel fchermutfènsj waarin het de zynen, als ipaarzaamlyk uitgezonden, door- gaands quaadtft hadden. Vitelli, gereeden in een voornacht, met twee kornetten , om kennis van Oranjes leegher te neemen , werd befprongen uit een' laaghe, en in de vlucht gedreeven, met verlies van etlyke ruiters', en zwaare quetfiiur eener merrye, die hy befèhreeden had, en zeer bezint R 3 om
|
||||||||||
»
|
||||||||||
i5>8 P. C. HOOFTS VYFDE BOEK
.-óg. om haar' uitneemende fnelheit. Dit leedt beloofd' hy te wreeken, enden
N aflaufchen eenen daagheraadt -, zoo 't hem gebeurde den naaften te zien aan- blikken , Ook begon 't zoo ras niet te krieken, oft hy toogh uit, met eenighc puikbenden vanSpaanfchemeeft, enBorgoenfèheruiters-, die, verdeelt aan twee troepen, 's Prüften achterhoede, alzoo zy verre van d'andere hoopen was afgefcheiden, heftelykbeftookten. Hier vielen by de vierhundert Na£ faufchen. Vitelli liet 'er Hechts vyftien mann': ende quam, met een deel ver- ooverde pakkaadjewaaghens, en anderhalfhondert paarden , by den Har- togh braveeren, zeggende, ziet daar, hoe veele roffen eenyx merry mygewor- pen heeft. Oranje (gemerkt de toevoer niet volghen wil, daar de betaaling flil fraat)" benoodight t'elkenniaai't volk in verfche weide te brengen, ookhoo- pende op toeval van eenighe fteeden, trok Landewaart in, anendan van lee- gherftêe wilTelende. Dit diende te gelyk om zich met den Heere vanJenlis te vereenighen, die twaalf kornetten, en tweeduizent busdraaghers te voet, uit Picardy e braght: hoewel zy niet te ftaade quaamen, dan om de lyftoght fchaar- ihr te maaken. Alva, volghende den Prins op de hakken, met quellen van de ftaart, verhindering van voedering, afmyden van toevoer, dekte teffens de plaatfèn, die laft leeden. De Prins, voelende zyn' behoeftigheit, en 't hee- Ie heir , daardoor gefchaapen eerlang uit den bandt te fpringen , trachtte door alle liften, tot eenen korten krygh te koomen: zoozeer, dat hy ook wil - lends denvyandtfchoonfpelgaf, omhemtotflaghtetroonen. Want als zy, ontrent Tienen, elk in des anders gezight geleeghert waaren, zond hy de helft van de zynen aan ginszyde eener diepe beeke, op hoope, dat zy van den Hartogh, hen ziende van d'anderen afgefcheiden, zouden worden aange- taft. Doch had hy hun belaft , in dien gevalle zich meefters te maaken van eenen heuvel daar ontrent, waarop een windtmoolen ftond , en uit dat voordeel, den vyandt gaande te houden, totdat hyzelf, met denheelen hoop, oover 't waater quaam. Maar douwde krysman bezefFende Oran- jes toeleg , gebood fnellyk den heuvel in te neemen , en eenigh gefchut daarop te planten : 't welk den Prinfè ried , de zynen te rug te roepen. Daarnaa, in't oo vertrekken van de ftroom Geete, zond hem Alva zynen zoon Don Frederik op hetlyf, met vierduizent busdraaghers, drieduizent paarden, en zes ftukken gefchüts ; die van een' achterhoede des Prinfen, beftaandeuit tweeduizent roers en vyfhondert ruiters, wakkerlyk ontfangen werd: doch by hulp van zyn fchut, en aankoomft desHartoghen met het gros zyner maght, de ooverhandt hield. Meeft al, wat oover de Geete niet had kunnen raaken, werd op de plaats, oft in de vlucht verflaaghen: zoo dat het den Prinfè meer dan tweeduizent mannen kof re. De Graaf van Hoogh- ftraaten, hem zoo lief, in zyn voet gefchooten, oft, (naa 't melden van an- deren) door zyn eignen roer bezeert,quam 't kortelinx te befterven. Hier werd ook gevangen Philips van Morbaix, Heer van Louverval, naamaals onthalft totBrufïèl, door bevel van den Hartogh. Den Baroen van Chevreau wordt naagegeeven, dat hy, mits men dit geluk onvervolght liet, van fpy t zyn fmkroer teeghens d'aarde fmeet, met deeze woorden: de Hartogh van Alva wil niet jlaan. Waarop Alva, al lachende zoude gezeit hebben •> het deed hem lief, dien moedt in zy ?ïfoldaaten te/peuren. Hiinrf e er e was daarhtgeleeghen: maar die van eenen Ooverfle, in V beflier hunner vroomigheit, V raamen van voyl e nfionde tot vechten, en *t verwerven der zeeghe met de nmifle bloedt- florting. Oranje voort, wendd' het naa Dieft, dat hem toequam en wel ge- neeghen was. Doch Alva kreegh'er volk in, en leegherde zich ter plaatiè, daar hy Bruflèl en Looven befchutten kon. De Prins ziende nocht ftadt nocht fterkte van 't heele geweft , zich t'zynergunfte beweeghen , 't getyde otn
vets
|
|||||
•
|
|||||
DER. NEDERLANDSCHE HISTORIEN. 199
yets uit te richten verlooopen, en den winter op de hand t, von d beeter, dan ij<$$,
teeghens d'ongelcegjhenheit te hardebollen, weeder oover Maaze te keeren , en nam een' Iwaay na 't landt van Luik. De Hartogh hem na •> wel op zyn' hoede van zich ergens bloot te geeven. Eens, nochtans, verzuimd' hy 't zooverre, dat hem een' groote nêerlaagh befchoorenwas, hadd'Oranje die geleeghenheit, en hem van ter zyde kunnen aangrypen. Maar't volk, zoo lang om her gefleept, mat, moedeloos, verdrietigh, was voortaan niet te handelen: nochtetoteenighkrysbedryfvan belang te bewillighen. Ook had hy als noch van de driehonderd duizent beloofde ryxdaalers, Jg; dan tien oft twaalf duizent ontfangen. Ondertuiïèn was de Maaz te hooglRz;ewaiTèn 5 en de Biilchop weigherigh , hem, door de (ladt van Luik, hoewel onder borghtoght voor fchaade, te laaten 00vertrekken. Dies begaf hy zich naa de grenzen van Henegouw. Alhier, opbreekende , den,twaalfden in Slaght- maant, van Qaeihoy Ie Conté, trofhy tien vendelen van Hooghduitichen, acht van Waaien , drie kornetten lichte paarden, aan, eniloeghze in de vlucht: daar vericheide luiden van aanzien bleeven. Van daar raakte hy in't landt van Kamerik -, beichoot, ter loop, Chaftel in Cambrefisj en kreegh alzoo den Franlchen boodem. Tot hiertoe had hygeftaaderyk den vyandt 0rafijebe* aanzyn' rug: ende duurde dit voortrekkenen volghen bynaa een' maandt,^f^f' met zoo groot een'zorghvuldigheit desHartoghen, dat hy, in al dien tydt, %Jlhm zyn volk nooit ontwaapenen, nocht den ruiter afzitten liet, eer 't leegher i90/em omgraaven was. Hy zelf, altoos in de voortoght, met meenighte van del- vers en weghbaaners, hadftaaghs defloutfte foldaatenuit, en 't eiken uure €n oöghenblik, kundfehap van's Prinlèn doen. Diïemaals vonden zich de heirenzoo naa by een, dat zy eikandere, met het grof geichut bereikten: ende was'er niet dan eens, beichaniing tuilen beide. Een ongehoortding, zonder tot vollen ilagh te koomen. Zoo wel wift de Hartogh zyn voordeel waarteneemen. De ïchaade, geleeden by 't platte landt waar niet te (chat- ten ; gemerkt Alva alles verwoeilte, om den Prins in benaauwtheit te bren- gen , en 's Prinfèn Hooghduitichen nocht kerken, nocht kloolrers verfchoon- Sen, hebbende Bavais, dat van de inwoonders verlaaten was, ten gronde toe afgebrandt. De Hartogh, in zeekeren brief aan den Raadt van Staate, beroemt zich, niemandt (zoo te zeggen) verloorente hebben5 daardeeze toght denPrinfèwel op achtduizent mannen, ilond. Oranje,nu in Vrank- ryk gekoomen , bleef echter niet ongemoeit, wordende door den Maar- (chalkvan Coile,. uit lalt des Koninx , ter aanhitiing van Alva, met twee- duizentbusdraaghers, en tweeëntwintighhondertpaarden, doorgaands van achteren aangevochten. Ook ontbood hem de Koning, vreemt te vinden, dat hy zonder wettigh ontzeg, met h e ir kracht, in zynRyk viel, waar toe hem, zynsweetens, geen3 oorzaakgegeeven was. Waar V om doortoght naa 'Duitflandt te doen, die zond'hy genieten, mits geen' vyantlykheit pleeghen- de. De Prins antwoordde, dat hy reeds aan zyneMajefleitgezonden had-, om reede zyner koomfie te geeven-, ende niet zoo arm van verfiande was, oft hy kende ziehte gering eeri gezel, om eenigh zyn bezonder gefchil, met zoo maghtigheenen Koning, door w aapenen, te willen fechten. Hy, met at watonder hemfiond, was ten dienfle zyner Majefieit -, zelfs teeghen die van den her fielden Gods die nfi, zoo zy, met d'aanveirde oorlooghe ( want men (tak 'er weeder inne) yet anders dan vryheit vangewijfe zochten. Maar zoo men hen, teeghens de Koninklykegebooden, trachtte te verdelghen, waar 't hem tegoedete houden, lief hy ze in den druk niet. De Koning, hierin be- ducht, toonde zich geneeghen, om hem tot vordering van zyn vertrek, een' goede iöm penningen, by te zetten: maar deed, door zynen gemaghtighde R 4 Gaf*
|
|||||
»
|
|||||
2oo . P. C. HOOF'TS VYFDE BOEK
15-68. Gafpar van Schombergh, die met de Duitfchen te leeven wift, midlerwylc
de geflalte van 't heir, en de gezintheeden ondertaften: daar hy 't zulx gelee- ghenvond, dat hem de geldtgift onnoodigh docht. Want, hoewel 't met de lyftoght wat ruimer omquam, het volk was afgement, de kommer en kou- de ondraaghlyk, en endtlyk de twift hier toegeflaaghen, daar Schombergh behendelyk onder ftookte. Oranje, derhalven, belloot van de noodt een' deughd te maakenj en hebbende de hoofden by een geroepen, vertoonde, dat, oft men den Trinfe <van Condé toe, oft te landewaarts trekken wilde, hun aUerheilJÊt eendraght hing. Zy zouden orde raamen-, en hy de eerfle zyn om te gemfërzaamen. Hier viel verfcheiden gevoelen. Eenighe Franfoizen rieden, daatlyktenRykeinte ftreeven. Anderen hielden beft, zich by den Hartogh van Zweibruggen te vervoeghen, die van Condé verwacht, en op koomenden weeghe, was. De Prins, en zyn'broeders Graaven Luidewyk en Henrik , waaren van 't verftandt der Franfoizen. Maar de Duitfchen, vooral degemeenefoldaat, wilden t'huis, en betaalt weezen 5 voorgeeven- de dat hun eedt teeghens den Hartogh van Al va, niet teeghens Vrankryk, flrekte. Deeze hadden^ 't meefle gezagh. Dies namp men 't door Champanje en Lottringe, op Straasburgh. Hier maakte de Prins zyn fchut en pakkaad- je te gelde j en betaalde zoo verre, alshettoelangenmoght: het kort, in be- 't Heir loften. 'T volk, ziende hem al geeven wat hy had, wift niet beeters, dan ge- desPrin- duldt te neemen, en ontfpande zich. Doch hield zyn' Doorluchtigheit tien fenjloopu oft twaalf hondert paarden in haaren dienfl, met de welke zy, neevens haa- Hyvoegbt re broeders, zich by den Hartogh van Zweibruggen voeghde, enin Vrank- ücbbyden ryktoogh. Ikvindeby eenighe fchryvers, hoe de Koningin vanEngelandt Manogh ooverboodigh geweeft zoude zyn, als de Prins uit Nederlandtfcheidde, zyn van Zwei- heir te betaalen, mits dat hy't zelve, tot herwinnen van Calis, ginge te werk wuggen, ßejjen. maar cjat je brieven, onderfchept, en geleevert in handen des Kardi- ^Vrank- naa^s van Lottringe, den toeleg te loor fielden. Hoewel het vreemdt, en tee- vyk ghens 's Prinfèn hooftreegels, geweeft fchynt, die twee kroonen, totwee- derwight der Spaanfche mooghenheit dienende, te zulk eener tydt, als 't hem
oorbaar bleek, haar, t'zyner rugfteun, onbelemmert te houden, in onder- ling oorlogh te verwarren. De Hartogh van Alva, niet alleenlyk deezer zorghe ontlaft, maar waanende , eens voor al, 's Prinfèn aanftaag|pn ge- brooken te hebben , dankte een deel der Duitfche ruiterye, en van 't Walfch voetvolk af: zond den Graaf van Mansveldt, met tweeduizent paarden, en vyventwintigh vendelen knechten, den Franfchen Koning tehulpej het 00- verfchot in bezetting. Teffens fchreef hy aan zyn^èn meefler en andere Vor- flen, zynvoorfpoet oover: deed oopenbaare darik-en biddaaghen houden; en, tot BrufTel een fleekfpel, te zyner triomfc. Maar hierentuflen werd hemt oft door de fortuine, oft door 't bedryf der uitgeweekenen, die op geener- ley geleeghenheit fliepen , een onverwachte moeite gebrouwen , daar de reeds gezwakte welvaart des Lands een' nieuwen krak door kreegh. Zee- kere koopluiden van Genua, die met den Koning ooverkoomen waaren, achthundertduizent kroonen, tot behoef van't heir, in Nederlandt te ver- fchaffen, mits dat hun vry flonde 't geldt uit Spanje te voeren, laadden't in rëaalen van Galifïïe, op een groot fchip, en vier barken, oft zabren, zoo men ze daar noemt. Deeze, naagejaaghtop zee, van eenighe Franfchevry- buiters, naamen voor 't naafte, t'eenigher haaven van Engelandt in te loopen. De Spaanfche Ambafïadeur aldaar, hieraf verwittight, bequam verlof van de Koninginne, om de penningen, te lande, op Doevre, oft met gewaa- pende fcheepen, recht toe, naa Nederlandt te voeren. Maar, terwyl hy, om befcheidt, aan den Hartogh zendt, watweghhem raadzaamfl dochte, werd
|
||||
DER NEDERLANDSCHE HISTORIEN- iöï
Werd de Koningin omgezet, ende zeide bericht tezyn, dat het geldt koop- if6S.
luiden toequam : waar van zy zich, mits d'eighenaars buiten fchaade hou- 's Kon'mgs dende, dacht te dienen. Alva, hoogh in zyn waapen, en dien dit ongerief geldt in imartte, hoewel hy fchtiw van onluff met dat Koninkryk was, gaat, ver- Enge landt rukt van zyn'heevigheit, hier op toe, en doet alle Engeliche koopmanfchap- aa)}$e'm,*i pen in Nederlandt en Spanje bekommeren: jaa zelfs de perföonen, in 't En- gehchhuis f Antwerpen, met foldaaten bewaaren. Waar van, als't gedaan Umten was, de reukeloosheit bezeft werd. Want het zelfffe weedervoer hem van de Ml m Engclfchen, die ongelyk meer goederen, van d'onzen, t'hunnént vonden* en alzoo aan't langde eindt bleeven. Toen ftuurde hy derwaarts den Raads- heer Aiïönville, om de Zaak te bemiddelen. Dan, alzoo deeze geen' brie- ven van geloove, van den Koning, meedebraght, werd hy, als gezant van eenen enkelen bewindtsman, by haare Majeffeit tot geen gehoor ontfangen, maar aan haare bewindfluiden geweezen: en, kunnende niet verfraan tot han- delen met hun, keerde, onverrichter boodtichap, te rug. Jaaren duurde deezekrieghelheit, met ïchorjflïngenverbodtvanden koophandel, ter wee- derzyden: niet teeghenftaande, dat, daarnaa Chiappin Yittelli, met den Raadsheer Fonk, en geheimfchry ver Ia Torre, en echter de Heer van Z wee- veghem, met Thomas Raggio van Genua, hierom naa Engelandt gefchikt werden. De Engelichen, midlertydt, pooghden, de ffaapel hunner wolle- waaren in Vrankryk te planten, en hadden'er groote vryheeden bedongen. Maar deeze toeleg friet, met de moordt van Paris. TotHamburgh konden zy ook niet te recht raaken, om den kleencn aftrek. D'een ooverzulx, zoo wel als d'ander zich der haaperingontdankende, zoo werd in den jaare drie- entlèeventigh, by voorraadt verdraaghen 5 en in 't vierentfèeventighfte, een' endtlyke ooverkoomft getroffen, waardoor de onderhandeling weeder gang kreegh. 'T geen d'ingezeeteneri van Nederlandt by deeze tweedragt zitten lieten, bedroegh oover de elf tonnen fchats aan gelden, oft goederen , by d'Engelfchen te gelde gemaakt j en bynaa noch eens zoo veel, aan 't geen ver- quill, verduiffert oft verdorven was : behalven den ffilffandt der neeringe. Want alles, wat hier, oft in Spanje, van d'aangeflaaghe middelen der En- gelichen quam j jaa zelfs hét ooverichot by hen uitgekeert, werdby den Ko- ning opgefleeken , zonder den befchaadighden , daaraan , hun verhaal te gunnen. Rechtvaardelyker had zich de Koningin , die de penningen, ge~ koomen van de Spaaniche en Nederlandfche goederen, aan haar verkortte onderzaaten liet volghen. Dan deeze zelf ontgingen den laffer niet, dat zy den Nederlanderen , derwaarts gevlooden om 't geloof, ook weeduwen en weezen der geenen , die hier zoo jammerlyk om 't leeven gebraghc waaren, hunn' armoede, noch, door dreighen, vangen en ipannen, afper- ften y hoewel haare Majefleit het verbood, en 't verlies, zonder hier toe te tree- den , rykelyk geboet kon worden. Maar al dit onheil, den landtzaaten oover- gekoomen, deed daarom niet ffil ffaan de zinnen des Hartoghen van Alva, Wat A^a jaghtende naa 't vafrff ellen der d wingelandye, voor eeu wigh en altoos. Drie }n'^rtj/ds dingen hield hy hier toe noodigh : den meeffer te fterken, de gemeente te hmm' zwakken, enhaareenigherwyzete vreede te ff ellen. De twee eerfte hoopt' hy eensflaaghs te volbrengen, door 't invoeren van lèhattingen, die, naar zyn fchryven3 op Spanje, het goudt zouden doen vloeyen eenen arm dik; om daar uit te vervallen, zoo wel het bouwen van verfcheide blokhuizen, als 't on- derhoudt der zelve, en eener geduurighe krysmaght: het derde, door een' al- gemeenevergiffenis. Dan, alzoo de meening was, deeze zeer bekrompen, en niet zonder veel uitdingens, te verleenen; deed men, op voordeel, de grootheitderbegangemisdaaden, alom ten brcedfte lütmeetenj op dat ook d'al-
|
|||||
!»
|
|||||
zot P. e. HOOF TS VYFDE BOEK
i f<$8. d'alderminfle genaade naar een' onwäardeerlyke zachtmoediglieit Icheenete
fmaaken. Ende zoo vee\ dit ftuk belangde, het ftond in'sKoninx handen! Dat van de ichattingen had meer voeten in de aarde, en 't bewillighen der Staaten van doen: waar toe men de gemoeden , in yder geweft, door oover- reeding, doorvlaayen, door belooven, door dreighen, pooghde te berei- den. 'T heeftzommighen verwondert, dat hy beftond zoo zwaare lallen al teffens den yolke op te leggen -, die (naar hun verflandt) by draghten, en vantydttottydt, gemaklyker zouden ontfangen geweeft zyn. Bentivogliö meint, dat hy 'er alzoo op een bot mêe deur wilde, om t'elken keere de har- ten met geen' nieuwe aanverghing t'ontftéllen. Maar 't naait aan de waarheit Ichynt, dathy zich diets maakte, alles genoegh verbluft en onder de knie te hebben, om, zonder groote moeite, tot zyn vermeeten te koomen} en, booven zyn' aangeboore llyfzinnigheit, te bet hardebolde, uit zorghe van met eenighen naazaat, zoo de zaak verwylt wierde, den roem en den dank te deilen. Want, al raaden de luiden van f taate, dat men der gemeente 't liefly- keby druppen te lekken, 't bitter met eenetoog te verzwelghen geeve* die reeghei, daar hy doorgaands ook luttel op pafte,quam hier quaalyk te pasmaan- de deeze quelling niet te gelyken by artlèny van korte wTêerfmaak, maar by een" geweldighe braakdrank , van langduurighe werking , en heropkoomende walghe, zoo meenighmaals als de maagh ( denkt de geldtborz} gefchudt Stichten kierde. Wyders het fliehten der fterkten, werd tot etlyke oorden aangevan- van ßerke gen Eenighe kochten 't af: Amfterdam voor tweehondert duizent gulden 5 Un' ,. mits dat het ook van Spaanfche bezetting verfchoont bleeve. Het eene gezin, van Am- midlertydt, vondt men t'zoek achter 't ander , zich pakkende van onder fierdam 't juk: dewyl 't hoe langher hoe ondraghlyker, en de hoop der verloiïinge afkoopen. minder werd, Meer dan hondertduizent huizen , acht men hierdoor ge- ruimt te weezen, van de geenen , die hun baadchap, neering, en handt- werken, in vreemde landen braghten: der voeghe, dat de groote fteeden, zenuwen en fpieren van den ftaat, als by gebrek van voedlèl, uitteerden, en in d'uiterfte zwakheit vervielen. Want de Raadt van beroerte hield niet op, van alles om te roeren, yders geheym te doorfnufFelen, en wie zich, in voorleede tyden, eenighszins moghte vergreepen hebben, oft met den Prinie van Oranje, oft met zynen aanhang eenigh verftandt gehouden > en duydde den fchyn zoo wel als de daadt, ten oevelfte. Aan vrouwen, hun uitgeweeke mans be- zoekende , werd het weederkeeren verbooden op de ftrarTen geftelt tot het ver- (4)Nota- llandthouden met de vluchtelingeiijaan de(#)beamptfchry vers en alle geheim- rizen. fchry vers van gerechten onder hoogher ftaancle, het maaken van (j£) tuygh- (t)Atte- oft (^ verneemfchriften j oppeene van eeuwigh ballinghfchap, en verbeur- ftatien. te van goederen. Als de luyden, te hoove, oftby gemaghtighden, verwee- (0 n or- zen waaren ^ werc[ den wethouderen hunner woonplaatfe geverght het uitvoe- ren der vonniflèn met byltandt te Herken; daar men hun de kennis der zaaken, K teeghens recht, onttooghen had. De Landtvooghdt ook, dien 't n.ocht lullte, nochtleedigh flond, zich met alle bezonderheeden te bekommeren, lietge-
noeghzaam heelendal zyn' bewintiluiden , daarmee begaan. De Rooderoê Jan Spelle, een uitgeleeze booswight, zich ziende den toom zoo ruymge- 'geeven, fpeelde zyn perlbonaadje, de fchuldighen verfchoonende, d'onnoo- zelen om hals helpende, naar dat 'er voordeel aan vaft was > en allerley' oover- laft, onder dexel van recht, bedry vende. Als 't nu veel te ver uit de kerf ging > fchiet Alva als uit zyn' flaap •, en, om de Landtzaaten, dewyl hy hunne bewil* lighing tot het invoeren der voorghenoome fchatting van noode had, met ee- nighe vrundtfehap buiten zyn' koile te ftreelen, doet hem by den kop grypen, I f69. en in 't eerfl van Sprokkelmaandt des jaars nccghenentiefligh, binnen BrufTel > op-
|
|||||
•
|
|||||
DER NEDERLANDSCHE HISTORIEN. 203
ophangen. Zynvonnis was op zyn borfl gehecht, meldende onder ander, iftfp.
hoehy ook zeekeren zynen dienaar, die wettelyk vry gefprooken was, had De Roode doen ombrengen. Twee van zyn rakkers, als metpleghtigh aan zyn' mishan- roê spelle delingen, d'een'ook hebbende (zoo't vonnis luydde ) 't geheim des gerechts £ebaf)£eft' ontdekt, werden onder de galghe gegeeiïèlt. TotLooven was, dat pas, een Doftoor, Gemma Frifius genaamt, die zich voor een' waarzegger uitgaf. Gemm* Deez (zoo menzeyt) by Spelle gemoeit, om hem zyn lot uit het heemeltee- /jm, em kenzynereeboortftonde te fpellen, zoude al een' wyl 't futièlboek gezocht ufir, 1/" , « « in 1 1 1 1 ft 1 * TJjti
hebben j maar, tenlaatite> gedreyght zynde met balt en boom, zoo hy eens voorzeg-
buiten quaam, hem dit zoo leelyk een eindt verklaart. Dat, dezelfïte ¥ vi- gingen flus , den Graaf van Hoorne voor zyn ongeval gewaarfchuwt had , is by daaruit, veelen gelooft geweeft. Dan oft de ftarren yets tot het beloop des menfehe- lykenleevensdoeii5 en, indienjaa, oft zulx door eenighe weetenichaphaar tiyt te haaien zyj wordt, by de fterke verstanden onzer eeuwe , meer dan ruymelykgetwyfelt: niet hier aan, dat verfchey de toekomende dingen, met min oft meer bewimpelings, 'tzyuit oopenbaaring vangeeften, oft anders- zins voorkundight zyn. Wyders, met het beleidt der rechtspleeghing, floegh men zoo reukeloozeïyk voort, dat de Ipraake gegaan heeft, hoezeekerge- s r , vangen, toen men zyn' zaak by der handt neemen zoude, al bevonden werd, fät m >t ondermeerder getal, by misgreep, gedoodt te weezen. Als men ook wee- mbtfplce- nighlchuldsinhemfpeurde, zoude Vargas, lichtflaande zulk een zwaarig- ghen, heit, zich hebben laaten hooren, dat het 's mans ziele tot baatitrekte, onnoozel geftorventezyn. Niet luttel hadden meedede burgheryen te lydèn, mits de Moedwil moedwil van't krysvolk, dat in bezetting lagh. Die vanGroninge verwor- derßdaa- venwel, datzy, van vier vendelen Duytfchen, aldaar gelaaten>ontflaaghen tett* werden: dan't was maar gewoelt, om uit minder in meerder quelling te val- len . Wan t de Hartogh zond 'er weeder zes vendelen Waaien in, onder Ga£ K°M» par de Robles, Heer van Billy. Deez wrong der ftadt twaalf hondert gulden ter Hm vm week uit, tot beleeningzyneribldaaten 3 doch braghtdaarnaa dienhft, meefl ? ? *mt op de Ommelanden, en verzwaard' hem allenskens. Jaa hy fchorfte de ver- *" ~vmm~ kiezing der Majeflraat, door bevel van den Hartogh, en deed zich de zwarte * en witte boonen, die daar toe gebeezight worden, ooverleeveren: zoo wel, zyn'burs- datGroninge, zeeven jaaren lang, zonder wilïèling van wethouders bleef, houdin/ Pius de yyfde, ziende dat Al va dus den voorvechter der Roomiche kerke aldaar. maakte, en beweeght door zyn krysgeluk, ftyfde den hoomoedt met loftuy- Alva teryenichenkaadje. Hy zond hem eenen hoedt en zwaardt, ryk van goudtmrdt vm engefteentcj gelyk de Pauzen gewoon zyn, jaarlyx op Kersnacht te wyeri, Paus en aan yemandt, van de doorlughtighlte der Chriitene vorften, te vereeren. e • De Koningin van Engelandt, daaren teeghens, vergeefs gevlaayt en aange- en hoedt maant om den Roomfchen Godsdienft t'omhelzen, deed hy in den ban, met. befihonketh vonnis, dat haar alle waardighheit en heerlchappy ontzeyde. 'T welk, ge- d'Engel- houden by haare Majefteit voor een werk door den Spanjaardt befteeken, en, fib* K°- van toen af ter harte getrokken, hem, naaderhandt, by toellaan van andre nmPnm beweeghreedenen, voor de fcheenen iprong. De Prins t'onzoeter op het oor-. Piim ïogh, mitsdevoorgangeweederipoedt, liet niet by denKaizar aan te hou- f"jjf~ den, teneyndehyhem zynen zoen van den Koningh verworve. Derhalven; Aartsbar- Maximiliaan, onaangezien't kleen gehoor tot noch toe in't hof van Spanje togh Kar cl gevonden, hervat den handel der bemiddeling, enzeindt zelfs zynen broe- trekt'm der Aartshartogh Karel derwaarts. Ernftigh queet zich deez in zyn bood- span je, om Ichapj en deed der zelve, naa mondeling vertoogh, geftandt, by fchriftj den^rm daarvan de kerne was :£W hemde Kaizarlyke Majefteit deezen laß had op- ™etden g?leyt% uit y ver y tot hetgemeene befle der Chrißenheit ■> en't beveßighen des ve°^Jtu Ko-
|
|||||
»
|
|||||
204 -P. C. HOOFTS VYFDE BOEK
1569. Koninx in zyne Nederlanden. Deeze nu waar en den heilighen Ryke$ en
dienvolghends aan de wetten en raadt floot en der Ryxdaaghen onderworpen: welke, zoo ze de Koningh tebuyten ging-, hem betrekbaar voor 't Kaizarlyk gerecht maakten. Heftighe raadflaaghen had men zelden infloffe van Gods- dienfl zien bedyen >, waaroover niet de genaade alleen, maar zelfs de voor- zight, maat en n/indring dergepleeghdeftrengheitvereyfchte. D'oovertree- dinghderhandveften, zonderling in'tgebruy ken der uitheemfchen tot de re- geeringe > viel zoo wel den Ryxvorflen, als den handt zaaien laftigh. Ook bleek het onraadzaam, langer Spaanfchkrysvolk te beezighen, daar men zoo bitter een' haat, oover hunne ongereegheltheeden, ontfleeken zagh. 'T ver - wyzen des 'Prinfen van Oranje was buyten wyze toegegaan, en zoo een Vorfl wel waar digh , gevoeghlyk gehandelt, en gehoort te worden, zonder ïnper- foonteverfchynen. Anderszins waar d'eene buyom d? andere te jaaghen, e?i geen eyndt van waapenrepping, verbint enifen, aanflaaghen, den heilighen Ryke, derganfche Chriftenheit, jaa Roomfchengeloove, fchaadelyk. 'T was reeds zoo verre, dat de Kaizarlyke Majefleit, gekoomen in ver dachtenis van alheimelykhandtaan'sKoninx bedryf te houden, de harten der vorfien ver- loor} en dat'ex uitgefchooten werd van den onderzaaten des RyxdenSpaan- fchenkry sdienft te verbieden. En hoe veelgodlyker zoude men deweederzy- dighe waapenen , onder'den gemeenen flandaart van Chrißendoom , op de grenzen tewerkfl'ellen, om den voortgang des Turx te ftuyten? Al't welke, ingeziennaa de'ver dienfl der zaake, waar e om zyn' Kaizarlyke Majefleit tot betrachting haars ampts te benoodigen. Wydtuchtigh, zoo by fpraak als Antwwt letteren j werd hierop, van 's Koninx weeghe, geantwoordt, 'Dat hy dit van 's iCo- vertoogh voor lief nam, zoo om den per f o on des gezant s die 't deed, als om de mnxwee- goedegeneeghenheit van den zeynder: hoewel hy, waanendedatde rechtmaa- gbe. tigheit zyns handels geen' verdaadighing behoefde, veel eerder een gunftigh begroeten van de Duit f che vorfl en verwacht had, oover 'tbejlaaghen van ee-
nen toeleg, waarmeede het hem gelukt was der hooghe maghten gemeene acht- baar heit, door 't handthaaven van dezyne, te veflen. Dat nu deKaizary Keur- en anderevor ft en en Staaten des Heylighen Ryx ,yet flinxuit zyn be- dryf fchepten , verdufte hem eenigher wyze de geur deezer voorfpoedt. Zulk een handt hadden de weederjpannighen, van de waar heit te bewimpelen. Doch maakte hy zich ft er k-, hun dat momaanzight licht elyk af te trekken, Dank wift hy der Kaizarlyke Majefleit, dat zy de beflendigheit zyner heerfchap- py e in Nederlandt ter harten nam. Maar die geweflen den Kaizerdoome, en hem den gerecht e des zelven f onderwerpen, waar booven 't verdragh van den jaare vyftienhondert acht env eert igh gefchreeden, 't welk klaar ly kuit drukt e, hoe wydt zy zich den Ryke verbonden kenden. Die hooghe it af te ft aan, zoud' •**/ hem f oover geverght zyn. Wel washy bereydt den Kaizar veel toe te draa- 'H ghen, en goedwillighe oopeninge van de reedenen zyns handels te doen. Noo-
pende'tftukvan't geloove dan, hield'hy, mal zyn' heerlykyen, eenen eenpaa-
righenvoet met andere recht zinnighe vorften, en volghde 'tjpoor der Room- fchekerke, waarvan, nocht terflmke, nocht ter rechte tewykenftond. Ook hing hier, behalven de zaaligheit der zielen, de ruft der volken aan: 't welk zelfs de Hey denen oover hunne v alfchen Godsdienft deed waaken. Met d? on- der daanen, die zoo zw aar e peenen verdient hadden, was hy zelf te lyden. Maar die 't vereyfcht ontzagh behouden wenfchte, hoe kond' hy ze verby ? Wyder dan oover de hoofden, was de ftraffe niet gegaan, defcherpheit des ger echts, met barmhartigheit, gefmydight. Ook zoude der genaade als 't tydtwierd, haar beurt niet ontftaan. Verzuym van recht doen viel een har- ... de laft voor 't geweeten 5 behalven dat het, zyns oordeels, ongelyk groot er ZWÜA'
|
|||||
«
|
|||||
PER NEDERLANDSCHE HISTORIEN. 20?
zwaarigheeden zouwgebaart hebben, dan degeene, daar men rechtevoort mee j ^n
bekommert was. T>eregeering had'hy by d'ouwde'fvrmgelaaten, hoewel hem (reene handJveften daar toe 'verplichten konden , wen hem 's lands oorbaar tot verandering riede. 'T kiezen van eenen Stadt houder was eighentlyk 't werk van den Opper heer -y en Alva de bequaamfle: ook onnoodigh yets in de e zen te vernieuwen , alzo o hy zelf met den eerfle derwaarts dacht. Belangende 't Spaanfch krysvolk j 't waar een' harde wet, niet licht opdringelyk eenighen anderen vorfle, zich naa'twelgevallen der oproerighen te moeten waapenen* Ook had het zich binnen de behGorlyke paaien gehouden-, en de Hart ogh den Graaf van Embde, toevlucht der weederfpannighen, verfc hoont s om dat hf eenlidt desRyx was. JVaartoe dus zeer voor Oranje, dus heftigh teeghens Alva gedongen -3 daar beide Luyk en Kameryk onder 't zelve Ryk behoor en- de , zoo deez den flagh niet gebrooken hadde , jeeghenwoordelyk in 't ge- weldt van den andere zouden zyn? Allegenaade moeft men quaalyk befieedt achten aan eenen , die zich zoo hooghlyk begenaadight ziende, eer, eedt, plicht, i?t den windt geflaaghen, d'eerfle vonken der muyterye uitgekipt, zynen Lands beere 't /pits gebooden, en al 't onheil gebrouwen had: die noch op dee- zeuure in waapenen, en doendevjas omganfchiDuytßandt opteruyen. Ee- nen oproerftichter in graad van onverplichten vyandtteftellen, en met hem in handeling van beflandt te treeden, waar tefmaadigh'een'verkleeningder Koninklyke waarde-, en beet er, gewaaght het uit erft dat'erafkoomen kon. ^T geen de Chriftenheit daar by lyden moghte , had men hem niet tewyten^ dkn't immers vry ft aan moeft recht te pleeghen , en 't'zyne te befchermen. T)en Kaizar verdacht te houden van. eene lyn met hem te trekken , was ganfchelyk ongerymt in dit ft uk, engenoegh bekent hetverfchilvan hun ge- voelen. cDat het groeyen van den Turk hem een'gevoelyke fmarte waar, kon licht elyk elk beze ff en •, gemerkt hoe zeer zyn' eyghezaaken, daar by 5 ten ach~ tere gingen. 'T quam buiten zynefchuldt j enftondden Kaizar toe, daar tee- ghens te voorzien. T)en oproerighen werving toe te laaten, hem den dienfl der 'Duytfchen te weygheren, waar te zeer verkorten de vry heit en 't voordeel van zoo ftrydbaar een volk, in't welk hy getrouw heit, 't welk in hem erkent e- nisen goedionthaal, gevonden had. Ende kon hy zich niet inbeelden, dat de Kaizariyke Majefteit verft aan zoude, zoo byfter een' nieuwigheit, teeghens d'ouwde verbinteniffentuffen zyne ft aaien en't Ryk, by haaren tydtte laaten inbreeken. T)at de Kaizar waar om zynenplicht te behartighen, hadhy altyds vertrouwt, en hoord' het met genoeghen-, als die daaruit groot en onderftandt zyner gerechtighe zaake te gemoet zagh: niet twyf elende, oft d'Aartshar- togh wilde, met vrunds- en bloedtverwants geneeghenheit, daar de gunftighe handt aanhouden. Dit was't al, dat met zoo ilaatlyk een* bezending verricht werd. Maar Alva, zich nu ilerk maakende, het ftuk der fchattinge, als op goe- den weeghe gebracht, voort met heftigheit door te dry ven, beichreef in Len- temaandt de Staaten van yder geweft, totBruflel. Alwaar hy, hun erinne- rende , dat men nochte de ruft der volken zonder waapenen, nochte de waa- Monden-' penen zonder ibldy, nocht de földy zonder tollen hebben kon, de voorgaan- ßf» tw'm, deonkoften, de jeeghenwoordighe noodt, liet voorhouden j en dat de fchul- tl0e m den betaak, loopende middelen gevonden, famt eenighe lom penningen in tmde t*n- voorraadt opgeleydt diende. Als ouwlinx de Landtfchappen eenighe geldt- m"ß,£e" beedeplaghten in te willighen, was Brabandt gewoon het vierendeel, Vlaan- * dre het derdendeel van't geheel te draaghen: Hollandt het vierendeel van 200 veel als Vlaandre gaf -, Arthois een zeftendeel daar af 5 Henegouw desge- tyxj end'andere voort het ooverichot. 'T welk, alzoo zich daar by d'eene Qordt meer, dan d'andre, naar reede zyns vermooghensj bezwaart vond, S ce~
|
|||||
*
|
|||||
zóó P. C. HOÖFTS VYFDE BOEK
1569- gemcenlyk te krakkeelen gaf. Aanveirdende dan 't bluften deezer on^e-
neught, tot blanketfel zyns voorhebbers, deed hy zeggen, hoehy, om alles op eenpaarighen voet te brengen niet beqitaamers had kunnen uitfpieghelen,dan voor eerfi den hondertflenpenning eens, vanyeders middelen: voorts, tot laß der verkoopers, den twintighflen der onroerende, en den tienden der roeren- degoederen , zoo dikwyls als die zouden worden verkocht. Wel was waar, dat de gemeente , van den hondertflenpenning, als meldende 'tjuyfte van haa- ren rykdoom oft armoede, alt)'ds eenen afkeer gehadt had. Maar menkonde deezenfteen uit den weeghe legghen , met het waardeeren der onroerendegoe- deren , ter plaatfe daar ze geleeghen waar en, zonder de naamen van de ey- ghenaars aan de Reekenkaameren oover te zeinden; voorts, met alleenlyk aan weinigh perfoonen te vertrouwen denftaat der geenen , die al't hunne aan roerendtgoedt bezaaten. En, gemerkt het baar fc hap van yder, o over mits de duifterheit van uit- en infchulden, quaalyk te raamen waar, zoo zoude mennie- mandt hoogher, dan met betaalmg van duizentgulden eens, belaften. T>e twin- tighfte en tiende penning van koop wilden den geenen, die neeghentien en nee- ghen in de handt hielden, zeer draghlyk vallen; ende daarentuffen naarfchyn, zoo goedt een' fomme uit keveren , dat men de laften, geftelt op landeryeny fpys, drank, enkleedwaaren, zouw, tot verlichting vanden huis- en gernee- nen man, mooghen afdoen. De gemaghtighden der Staaten , zich proote- lyx ontzettende oover zoo nieuw en byfter een voorftellen, en dat noch zon- der eenighe bepaaling van tydt , vertoonden met groote eerbiedenis, en ernft Vertoogk niettemin , het ongemak daar uit te verwachten. Want als men een ten der staa- hondert van al zyn' middelen zoude uitkeeren , en vyf ten hondert van ten daar »^ verkoop en der grondtvafte goederen , kon lichtelyk gebeuren , dat eenper- tteguenu ßon^ fa zelve verhopende, binnen's jaar s den zeften van al 't zyne zou~ de quyt weezen : dien 't booven maate , fmarten moefl , dewyl men zoo- daane goederen, zelden uit weelde, te gelde maakte. IDat ook, zoo de tien~ de penningvan wolle, van gaar en, van ruw, daar naa van geverwt laa- ken , en van andere waar en op gelyke wyze , f eiker verkoopinge , der ge- meente onttrokken wier de , zy zich ten laat ft e met leedighe handen zouw zien i en d'eerfte inkoop, tot zoo gering , de laat ft e tot zoo hoogh een' pry- ze moeten gefchieden, dat niemandt yets van buyten inbrengen , oft bin- nen'slands zoude aanteelen -3 oft immers, ten uiteyndenocht koopers nocht gelds genoegh vinden. 'Dat ook dit pak, booven al, den arme drukken zou- de, die gedwongen was zyne nooddruft uit verkoopers hariden, by de klee- ne maat , en gewight, te haaien. CAI 't welke waar om d'ingezeetenen > met het luttel der noch ooverfchietende neeringe , te verbannen , en den buurgeweften toe te jaaghen $ tot onverwinnelyk bederf des Lands , en afbrek van de inkoomften zyner Majefteit zelve. 'T bet aaien ook des tien- den pennings van d'uitgaande koopmanfchappen ( want dit had hy mede ge- wilt ) ftreed teeghens alle biUikheit, mits d'eyghenaar onverzeekert was , oftzy behouden ooverkoomen, en met vo or deel verkoft zouden worden. È\~ va ziende geen ver wrikken aan 't flot deezer reedenen, gaf zoo verre toe, dat hy den tienden penning van den eerften koop , zoo der inkoomende als binnengeteelde goederen, liet vallen,beloovende in 't meerdeel alle befchei- denheit te gebruiken, die van de noodt des handels vereifcht mogh te wor- den. Jaa liet hyzich hooren, dat het hem meer om'tbcwys deezer onder- daanigheit, dan om de fchatting te doen was -, geevende genoeghzaame hoop, dat men ze, al fchoon ingewillight, niet ten uiterfte innen zoude, Eindtlik quam hyzoowydt, dat men van elke waare, flechts eens ter ilee- te, den tienden penning zouw heffen. Maar, ook alzoo konden de Staaten ,-r geen
|
|||||
«
|
|||||
DER NEDERLANDSCHE HISTORIEN. 20;
geen genoegheri neemen. Dies borft hyuit, tot dreyghementen5 verweet 156$.
hun 't verzuim van hunnen plicht, ten tyde der beroerten; en dat 'er waaren , die zich niet min dan Egmondt en Hoorn verloopen hadden, en voor groo- te <mnft aan te neemen, dat zy 't verbeurtmaaken hunner goederen, die anders- zins ongelyk meer uitbrengen zouden, met het inwillighen deezer fchattin- o-en af koften. Die vanHenegouw, Arthois en andere, die hyzulx niet op- Geve">^ zeegen kon, ging hy met fchoone woorden aan, beloovende hen vry te hou- ^m^iin&' den, mits dat zymaar bewillighden, om'tmeerendeel in te leiden. Deeze V^ml^* dan geen'zorgh voor hunne meedeleeden, en't geveinsde verlof draaghen- Artbom de 5 zoo begoften d'andere, als des te bet geperft, allenskens te wyken 5 en, om zynen tooren te ftillen, naamen vooreerft aan, den hondertften pen-- ning, en daarenbooven zoo veel uit te maaken, als nooit te vooren eenighen Landsheere was toegeftaan. Om niet. Hyblyft ftipsbyzynlaatftemaaning. Waaroover de Staaten der aangeërfde Landföhappen in den tienden en twin- tfaawe« tighllen penning bewillighden, zich houdende aan de hoope, dat zy niet erfde Un- gevordert zouden worden, en onder uitgedrukte voorwaarde vanongehou- den (taan den te zyn, zoo eenigh geweft in gebreeke bleeve. In deeze, zoo plat een* ge- dm benden duldigheit, dienden in Hollandt, deEedeleneneerfteftadt tot voorgangers: enVfn" 't zy dat men hun, onderden duym, met eenighevertooning vaneighevor- u^ *m dering in 't oogh geichittert hebbe, oft dat zy, ten aanzien van 't gewight hun- /oe mJn(fer ner ftemmen, fty fft gepraamt werden $ oft het werk op zyn beloop lieten ftaan, voorwaar* daar een algemeen misnoeghen en verandering, die quaalykergher, dan't de. jeeghenwoordighe vallen kon, uit ryzen moeft. D'andere fteeden hielden noch een' wyle teeghens: Amfterdam tenuiterfte toe 5 verklaarende bezon- dere reeden van weighering te hebben; doch te zullen voldoen als ooverftemt. Ander hart, andere flandtvaftigheit toon den de S taaten van Uitrecht; die lie- Mantyher ver, dan zoo fnood' eene dienftbaarheit in te ruimen, den hooghften haat ftwdtva- des dwingelands, op zich te laaden hadden; en (In teeghendeel van de Wal- -Wm der fche) d'andere geweften aan wettighe uitvlucht holpen. Zelfdegeeftelykheit taat™, verklaarde, dat zy hunne goederen, zonder eedt en gewiftè te bezeeren, dien rec^t •', ïaft niet onderwerpen kon : te min , dewyl by de bulle , die men leeft in weiveren C£nacDominii dat is op's Heeren aavondtmaal, in den ban der kerke gedaan des tienden worden alle, die zoodaanighe fchattingen inwillighden, oft ontiingen, buy- en twin- ten toeftandt van den Paus. Ten oevelfte nam dit de Hartogh: en, bevinden- tighfien de, dat de voorzeide bulle, by verlof van den Heimelyken Raade, in druk was Pemings* uitgegeeven, will des den Heere Viglius bitteren ondank. Ook hield' hy den Torre m geheimichry ver La Torre, die den verlofbrief onderteekent had, al een' wyle JJJjïï binnen 's huis bekommert, en verbood hem zyn ampt te oeffenen in den tydt fchorftf van een rondt jaar. Voorts, raazendevan fpyt, datzookleeneen landlchap Bezetting* teeghens zynen toeleg, darde dwersdry ven, ontworphy middelen in zynen en moedwil geeft, om't den Staaten zoo zuur te maaken, dat zy voor groot gewin zouden der *>di* reekenen met d'inwilghing der geëyfehte tollen ontflaaghen te worden -, en m Vtt" zond een heel regement földaaten in der ftadt. Die pdrften den ingezeete» r Hen vierentwintigh hondert gulden ter week af -, hen boovendien, met on- gelooflyke moedwil en dartelheit, farrende. Geeftelyk, zoo wel als weir- lyk, werd met het herberghen deezer knechten bezwaart. Niet daarom noch-* tansgaavenzy denmoedtop, maarftonden, meteentaaye lydzaamheit, al den ooverlaft uit. D'andere geweften derhalven, zich beroepende op de wei- JbUndeU ghering des Lands van Uitrecht, verklaarden niet verplicht te zyn tot den gewéfien tienden en twintighften penning. Hy, ziende 't heele werk alzoo oover ftuur tr*kkfti dryven; aan 't bulderen op de Staaten,dat zy hun woord volkoomlyk gegeeven tM^ nmdë hadden, en 't zelve geftandt te doen. Niettemin, dewyl de geldtnoot gëenen te *%*, S 2 ,,, uit-
|
|||||
6
|
|||||
2o8 P. C. HOOFTS VYFDE BOEK
i f69. uitftel leed, en de tydt met knibbelen doorging, zoo vond hy zich gedwon-
jyamge- gen de fchootte vieren; en veranderde in Wynmaandtzyneneyfch, opee- erfde Un- nen tweeden honderften penning, en twintigh tonnen jfchats, voor zes jaaren en oover- ac[lter dkandere. En werd hem endtlyk, by de aangeërfde landen, toegeftaan bun aan- ^lun aanc'eel in?t draaghen der twintigh tonnen gouds 's jaars, voor twee jaa- deel, 'm ren- D'andere geweften maakten uitkoop voor hun gedeelte; Gelderlandt twintigh op vyfhondert vyf^igh, Vi'ieflandt op hundert achtentwintigh, Ooveryffel tonnen en Drente Qpvieréntneeghentigh, Groninge en d'Ommelanden op tfeftigh fcbats voor duizent gulden; Lingenop tienduizent daalers. Die van Uitrecht arbeyd- wee jaa- fen, omhem^ door gekochte vrienden, en met uitlooven eerft van twee- 17 "tl bd entfèeventigh 5 daarnaa van hondert, ten laatfte van hondert vyftighdui- oweërfde zent gulden' booven twaalfduizent alreeds betaalt, te vermorwen -, maar corden. vonden geen gehoor. Jaadeedhy, in Wintermaandt, eerft de ftadt, daar De fiadt naa de Staaten van Uitrecht in 't gemeen, voor hem, ofte den Raadt van en Staaten beroerten daaghen, en hun te lalt leggen 't verdragh, aangegaan den zee- van vit- venentwintighften van Oeftmaandt des jaars zeiïèntfeftigh metd'Onroom- vecht voor fc{ien. en't geen hun aldaar wyderstot weernis van ergher was ingeruimt. en oe t~ gn jloewej hyaiheel indeeze zorghen verzonken fcheen, zoo fliep des te davhvaart. meer de verweldiging der gewifïèn niet. Hy gaf laft, om, als 't misbroodt Gebodt oft de heilighe olie tot berichting der kranken, oover ftraat gedraaghen wier- tioopende de, op yders aanftellen, woorden, en gelaat te letten, en de geenen, daar 't eer en van men eenighe oneerbiedenis aan fpeurde, te ftraffen: de dooden, dien de 'tmisbroodt geeftelykheit de gewyde aarde weigherde , op 't galgheveldt te voeren, aan endeheili- jiem i^j^j^ temaaken, en hunne goederen op te fchry ven: de vroedevrou- S> e oie- Wen by eede te verpeenen, dat zy d'ontfange kinderen, binnen vierentwin- bet doopcn *%n uuren, den priefter van haar kerfpel zouden aangeeven, op dat men der k'mde- wille, oft zyop de Roomfchewyze gedoopt waaren. Ook deed hy af kundi- ren acht te gïien zeeker Plakkaat, gegeeven tot Madril in laaftleede Bloeimaandt: waarby geeven. de Koning, 't geen dat zyn vaader, noopende't uitroeyen der ketterye, tot Plakkaat Augsburgh gemaakt had, van punt tot punt bekrachtighde, en tot eeneeu- des Kai- ^ wighgebodt verhief i met herroep van alle andere, die daarteeghens ftreeden, ms ' °P als zynde, buiten zyn' meening en wille, uitgegaan. In Spanje, hierentufïèn, der iette- nad men den hals niet leedigh. De Moorisken oft Sarazynen, die by meenigh- rven , be- ten't platte landt van Granaade bewoonden, gedachtigh der voorleede groot- veßight. heit, en gekneepenvan'tjeeghenwoordigh juk tot in hunne zielen, hieven Moorisken zich op, inhoope vanweedermeefter dies Ryx te worden, dat hun ouders, in Granade nocn Voor tachtentigh jaaren, bezeeten hadden. Doch vielen zy te laagh, en €pgejtaan werc[en door den grooten Commandeur van Caftilie, en Don Tan van Oo- t'ond <r ftenry k, ten deele met waapenen, ten deel met lift en dubbelheit, f onderge- braghu braght. Deeze beweeghenis, en 't aanvangen van Don Kaarle, in den voorgan- gen jaare, deeden het draalen des Koninx met zyn' herwaartskoomft, eenen wettighen fchyn hebben. Maar by ons gaf hetvoorftellenen aandryvender nooitgehoorde fchattingen, neevens zoo vreemde manieren van handeling desHartoghen, aan de geftaltedes landts een'heeland'reboght. Want, ge- Ontftelte- lyk door der Onroomfchen uitgelaatenheit en oovermoedt, beweezen by nu van de 't pionderen der kerken doorgaands, en in den oproer tot Antwerpen, de har- gemoeden tender anderen van hun verwydert waaren, en op de zydederHartoghinne der tandt- oovergcflaaghen *, alzoo deed de fcherpheit deezer bejeegheningen , de naaten, Roomfche weeder 't oogh op den onderftandt hunner weederpartye werpen? seeifchte ennaa de lucht der vryheit derwaarts gaapen, vanwaar zy de verdrukking (cbattin- vreezende , den ftaat in dus een' dienftbaarheit hadden laaten vervallen. gen. En docht het eenen yegelyke te fnood' een' onwaardigheit, daar geboore flaa-
|
|||||
«
|
|||||
DER NEDERLAND5CHE HISTORIEN. 20p
ijaaveri hunnen heere inkoopgeldt en onderhoudt kollen, dat dè Nederlan- 1 *6gt
der zelf zyn' eyghe ilaaverny zouw betaalen, en ftaaghs voeden moeten. Maar met zoo klemmend een'anxtwaaren de gemoeden bezet, dat weenigh men* fchen zich vervorderden te uyteren 't geen zy in den boezem droeghen. Ook had de Landtvooghdt aan alle hoeken zyn'fpien , om yders gangen gaê te flaan, dieby den volkezeeven ftuyversluyden genaamt werden, om datzy, in penningen, op die waarde gellaaghen , het loon van zoo haatlyk eenen dienlt ontfingen. Doch bleef deeze gemeene geneeghenheit denPriniè van Oranje niet verhoolen. Rechts voor de neederlaagh der Onroomichen tot ve Trim* Moncontour, washy, inkleen gezelichap, onkundighe kleeding, en groot uit vranke gevaarzynslyfs, uitVrankryk naa Duytflandt gekeert: alwaar hem meeiter vKi'* Pauwels Buys, toen loontrekkend Raadsman der iladtLeyde, naa dat hy, &ert> >?fT* onder dexel van eenighe eyghe zaaken in Brabandt te moeten verrichten, zyn PMt meedegemaghtighden terdaghvaart, vanßruflel voorheenen naaHollandt, 's f , had laaten trekken, de gezintheit der Staaten , en gellalte des lands quam ^ehdoor' oopenbaaren. Deez bleef bedektelyk by hem Hechts eenen dagh * en vorde- meener rende in gaan en koomen, zelfs oover nacht, zyn' reize, pafte twee oft drie vauwels etmaalen, naad'anderet'huistezyn. Oók hield hy, lint dien tydt, geilaa- Buys. delyk verftandt met zyn'Doorluchtigheit, door tullèngaan der heeren van ZweetenenKalllaaghen. De Prins, die, booven zyn' aangeboore voorzie- nigheit, en voorgangen' ervaarenis, onlanx geleert had, hoe luttel vattens aan de vlaaghen van 's gemeene mans y ver is, en wat'er weeghs tullen woorden en werken leyt -, zonderling als 't op te berd brengen van geldt aankomt y vond hoe langer hoe raadzaamer met loode voeten te wandelen. Op dat hy eevenwel niet heelendal uit de wereldt, en zonder gedachten naa Neder- landt fcheene, nochte de hoope zyner goedwillighen verfterven liete, zagh voor oorbaar in, zynenvyandtaltemet, daar 't flaaghquaam, eene neep te geeven, tot dat de geleeghenheit ryp wierd', om yets van naadruk by der handt te neemen. Verscheiden' uitgeweekenen ook, die zich met ambaght nocht koophandel willen t'erneeren, werden door behoeftigheit en wraak- zucht teffens geprikkelt, om verzet hunner fchaade, in 't beichaadighen van anderen, te zoeken: 't welk hard te verbieden viel, Aan etlykcn van deeze By geeft dan verleend' hy bellelling , om fcheepen van oorloghe toe te rullen > en beßellwg maakte tot zynenStcedehouder en Ammiraal, daar oover, Adriaan van Ber- te^aatey guesHeer vanDolhain. D'eerfte hopluyden waaren Jonkheer Landilot van m' Breederoode , Jonkheer Albrecht van Egmondt, Nicolaas Ruykhaaver, Jan Broek, Adriaan Menning , Bartholt Entes van Mentheda, Dirk van Breemen, Imbize. Totverzaamplaatsdiend'hunEngelandt. Van waar zy, schaadeby ghefterkt door daaghlyxlèhe bykoomile van anderen, en in zee gefteeken met de wamr* het begin van den herfft, alles wat hun van Nederlandiche goederen voor- geuzen ge* quam, tot buit maakten. Beloopen van eenen ftorm, die zellèndertigh uu- ^an. ren lang aanhield, vertooghen zy zich in 't Vlie, en laaghen daar twee daaghen. Alhier, terwyl zy niet waanen, dan op windt en weeder te wachten, komt hun de Oofterlche vloot van by de tfeftigh Icheepen, zich voor gheen' onraadt hoe- dende , in de kaaken zeilen. Die randen zy aan > vermeefterenze, en dwinghen hunranlbenaf. Voorts, verlekkert op 't geluk, beidden daar noch vier oft vyf daaghen: geduurende de welke, noch een' vloot van veertigh zeilen oover- öf>patty - woey j die, op gelyke wyze, van hun gehandelt werd. 'T geichal van dit be- ^ghegoe* dryf klonk oover 't heele Landt: zulx men nu luider van de waatergeuzen, eren$e~
j 1 1 ïooft tee— dan voorheen van de wilde, riep. Maar de Prins will uit deeze winft gheen' „i]em er(fe
zuy vere zoetheit ,te lmaaken; mits onder de verooverde Icheepen verlcheyde des pffa*
gevonden werden , tot onpartydighe plaatlèn t'huys te behooren: zulx het fet?,
S i voor-
|
|||||
0
|
|||||
210 P. C. HOOFTS VYFDE BOEK
ifóo. voordeel, den haat, en't verlies van vrienden niet boeten kon. Ook hield
deez'ongereegheltheit hier geen'ftaU maar iii oopenbaare zee, daar't pas gaf, werd gelyke reukeloosheit gepleeght: hoewel de beftellmgbrieven uit- drukkelyk verbooden, d'onderzaatenvan'tRoomfcheofte Franfche Ryk, van Engelandt, Deenemark, Zweede, oft eenighe anderen, den wöorde Gods, en zynerDoorluchtigheit toegedaan, te befchaadighen. Oranje ge- bruikte tot zynen Raads- en bewindsman, in d'allergewichtighfte zaaken, den Heer Johan Bafius. Dien fchreef hy oover, hoe hem, door vertrouwde vrienden was voorghekoomen, wat klaghten ten aanftaande Ryxdaaghej» oo- ver 't berooven van 's Ryx onderdaanen, zouden worden ingebraght ; en be- val hem de waarheit daaraf uit te vorilèn, en fchriftelyk oóver te zenden. Jaa Breedevol- foy gaf hem alleen volmaght, om beftellingen uit te geeven ; en verzaakte al de maght van geene ? jje ^y jen Ammiraal oft anderen moghten worden verleent. Om dee- en^e^m_ ze 5 iamt eenighe heimelyke zaaken te verrichten, zond hy ook zynen ftalmee- re Baftus ^cr Jeronimus Tferaarts naa Engelandt. Dolhain, zich zoekende te verfchoo- nen, toogh naa Dillenburgh in Naflau aan den Prinfè: maar will weinigh be- fcheids by, en was, tot geen verantwoorden van zynen ontfang, te brengen. Yetwes iran uitgift te reekenen, ftond hem gereeder. Dies men hem eenen tydt lang daar hield, ennietdanopklaghtevan krankheit, enopzyn' geloof, liet heenen gaan. Sint raakte hy weeder in Engelandt, werd aldaar bekommert, Bolbain en •> hy die geleeghenheit, van zyn Ammiraalfchap verlaaten: doch oover- verlaaten quam met den Heere Bafius, tot genoeghen des Prinfèn, op voorwaarde van van zyn bevel oover twee oft drie fcheepen te hebben, wanneer hy zoud' ontflaaghen Ammi- 2yn. Zyn' Doorluchtigheit voort, reizende op en needer , zonder moeite raaljcfMp. Qß. ar5ef(jt aan te zieil3 pafte 't oogh op alle zaaken, en verfchiet van luiden aan haare lyn, te hebben 5 waar toe de voorzeide Raadsheer haar voorneeme- lyk de handt reikte: dien zy getal van geteekende blanken leeverde, om hier a , en daar de bequaamften te maghtighen en te werk te ftellen. Insgelyx fton- desVrinCen ^en ^laaT ten dienftc Jonkheer DiedrichSonoy, die zich veeltyds in't landt aan ver- te Kleef, en by wylen, tot Embde onthield >, Jonkheer Albrecht van Huch- [cheiden" tenbroek en Adriaan van Zweeten vooren geroert -y meefterJacob vanWee- oorden. zenbceke, Reinier Kant, en anderen. De brieven gingen in fyfer, onder fchyn van koopmans fchryven , oft anders vermomt. By kooper , ver- ftondenzyHollandti by ftaal, Gelderlandt; bytin, Ooveryflel. Enkhuizen hiette Triton: Hoorn, Pollux: Meedenblik, Kaftor-, Alkmaar, Pluto -, Amfter- dam, SaturnuSj Muyde, Phcebus 3 Delft, Apollo: en zoo voorts. Dies begoften alomme verfcheyden' aanilaaghen te fmeulen. En , om niet weederom , m'tdrokftevan'tdocn, by gebrek van geldtfteun, tebezwyken, werd met Zitamel'mg ernft getracht eenen boezem van hefpenningen te maaken j die men niet al- van pen- jeen u^t ^c vluchtelingen, maar zelfs veele ingezeetenen des lands, met groot nmgen. gevaar t'zaamen fchraapte. Een van de geenen , die hiertoe gebeezight werden, was de voornoemde Sonoy -7 dien de Prins , op den achtftenvan ïjjo. Sprokkelmaandtdesjaarsvyftienhonderttzeevcntigh, volmaght gaf, om in Hollandt en 't Sticht van Uitrecht, te lichten 't geen hy konde, onder belof- te , dat het hun, zoo de zaaken eenen keer naamen, in 't omflaan der gemeene laften, betaaling zouw ftrekken: ook om voor zyn' Doorluchtigheit geldt op handdchrift te leenen; mits dat zy eeven lang ongehouden tot weeder- gifte, als van haare goederen in Nederlandt verfteeken bleeve. Sonoy, dien- volghends, gaf onthiet aan verfcheide luy den,om de goedtwillighen tot mildt- heit te verwekken. Waar in eenighe Leeraars van den hervormden Gods- dienft zich vuurighlyk queeten, weetendeden hunnen in te fcherpen, dat een oprecht gewifle des niet kon leedigh ftaan. Anderen, gedreeven van den |
||||||||
<?eeft
|
||||||||
I
|
||||||||
DER NEDERLANDSCHE HISTORIEN. 211
geeft der eerzucht, waanden voor geen' goede Chrifteiicn te gaan, 'ten waa- 1^0.
rezy hier in nunnen yver beweezen. Daar was'er, die, nocht' door't een, nocht door't ander beweeght, op't genot van veyligheit, voor hunne fcheê- pen en goederen ter zee, zaaghen. Maar die 't meefte bezaaten, fèheydden ?er traaghlyxt af, zich gelaatende fchielyk verarmt te zyn, uyt vreeze van, met ftuxwyz te geeven, 't geheel in der hagh» te ftellen. Ook vondm 'er, die ■ niet volkoomelyk, maar Hechts voor etlyke maanden bewillighden. Zommi- ghen waaren ooverboodigh, liever met hunne perfbonen te dienen. Daar werd niettemin toeftandt van een ftaatelyke fomme verworven hoewel onder befprek van de zelve niet uit der handt te ilaaken, voor dat zyne Doorluch- tigheit een achtbaar heir op de been hadde. Alva, bet ten oorloogh, dan op Alvafiaapt regeering afgerecht, vernam weenigh van de beweeghenifïèn, daar 't inge- tneeßoj) want van tien fïaat affchokte. En zyn'wreedtheit liet niet af, van aanftoot ^es' fc~ op aanftoot te geeven. VierPriefters, metnaamen, Adriaan Dirxzoon, die^el, e indeLiere byDelft5 Sybrand lanszoon, die tot Schaaghen; Adriaan lans- ^- zoon, die tot Yflèlmonde 3 Wouter Simonszoon, die tot Munfter by 's Graa- .ym p^ venzande, geilaan had 3 werden, naa drie jaaren zittens, en d'eerfte op't fiers in den tzeeventighfte zyns ouderdooms, den twaalfden van Bloeimaandt, in den Baaghe Haaghe, by 'tgeeftelyk gerecht, voor ketters verweezen, en op den zeeren- omghe* entwintighften, ontwydt. Die pleghtigheit gefchiedde in deezer maaniere. ^raShh Naa dat zy uit den kerker geleidt waaren in zeeker vertrek, hing men hun om, de fieraaderi tot bediening desouters verordent. Toen braght men hen in een' andre kaamer, voor den Biflchop van 's Hartoghenbos, ftaande tuilen twee Abten. Deezfchoor yder wat hairs van den hoofde 3 fchrapte hun met een zilveren mes zachtelyk de kruyn en tippen der vingeren, waar mede zy 'tgeheylighdebroodt plaghtenop te heften. Voorts deed hy hun 't misge- waadtaf, zeggende in latyn 3 ik trek u 't kleedt der gerechtigheit uit, dat ghy willensverworpen hebt. Waar op de Paftoor van de Lier, inde zelve taaie voeghdc3 immers yt kleedt der ongerechtigheit. De Biftchop, daarnaa, Jee- verd'hen, den Heeren van denRaade, daar jeeghenwoordigh, 00 ver 3 met debeede der gewoonte , dat men hen genaadelyk wilde handelen. Alzoo keerden zy in der vankenis. Opdendertighftenzaghmenhen, naa't hooren van hun vonnis, tehoove, ter doodt treeden, vermaanende, met, wonder- lykevrymoedigheit, de gemeente, en Goode hunne zielen beveelende. De vadervan Adriaan Janszoon nam zynen zoon waar, in 't af koomen van de voorpoort, en ontzagh zich niet zyn' ftandtvaftigheit met woorden te fty ven, tot dat het hem van de dienaars belet werd. En zyn zufter, hervattende de reeden, fprak hem moedt in, dat hy vroomelyk ftreede 3 het zoude niet lang duiiren. 'T welk nochte den eene, nocht der andere blykt quaalyk bekoo- mentezyn: zulx het genoeghzaam fcheen, dat het hof, niet dan uit drangh, ertmet fchoorvoeten, tot dufdaane wreedtheit voortichreed. Ookwurghde men de veroordeelden aan een' paal eer zy verbrandt werden. Meenigh man nochtans, ontfteeken door hunne volftandigheit, verdoemde in zynen geeft, ,' " het vonnis, oover luydcn van zooonnoozel een leeven, geftreeken. Maar op een ding lette de Landtvooghdt, 't welk, betreffende den ftaat ten hoogh- ?la^ééM fte, nooit vandeoppermaghten der fchranderfte volken genoegh ter harte °\ *. m* |
||||||||
terje;
|
||||||||
genoomen is: daar 't nochtans in 't diepfte van 't Noorde, by den Grootvorft
yanMoicovie, terwylhy zich miflehien aan onze ellenden fpieghelt, wel be- tracht wordt 3 gemerkt hy 't zelve als van geen minder belang, dan 't ftuk der munte, in 't gewoudt des Landsheeren gehouden heeft. Dit 's de konfte der letterzetting en drukkerye 3 dewelke (oftïchoon de Hooghduytichcn zich dien lof toeichryven) gevonden inderdaadt tot Haarlem in Hollandt, onze S 4 wee-
|
||||||||
212 P. C. HOOFTS VYFDE BOEK
i )"7°> weereldt met weetenfchap en eenen oovervloedighen oeft van boeken ver-*
vult heeft. Maar, gelyk d'allerbefte zaaken 't byfterfte misbriïik onderwor- pen zyn, zoo kan niet gelooghent worden, d at deeze, by mangel van be*. hoorlykeorde, mits het zaayen van allerley fchriften, maghtigh om een' ge- meente t'ontruften en op te ruy en, der regeering'immers zoo zeer te vreezen * Ora- ftaat, als de * Reedenaars van eten aalouden tydt 5 oft de klokken in Turkye. teurs. Dies quamp 'er een Plakkaat te voorfchyn, dat het heele bewint der printerye aan de opzight van eenen gemaghtighde beval-, met verplichting al der gee-? nen , die zich hiermee geneerden, onder eedt en zwaare peenen, van niets te verhandelen, oftuittegeeven, eer dan het voor goedt en den Roomfchen geloove onhinderlyk, gekeurt waar. Veele verhoedenifleia hield' het in, om Ook^op't d'oo ver treeding te weeren: neevens verbodt van andere dan Roomsgezin- fchoolbou- je fchoolmeefters te dulden. Ook deed hy tot Mechele de geeftelykheit, e"' onder dat Aartsbisdoom ftaande, verzaamelen j daar de Biflèhop van Ypere vaan der voorzat > om 'É invoeren der reeghelen van 't Concilie van Trente aan te dry-
geefieiyk- ven- Gelyke vergaadering was voorheen tot Kaamerik gehouden. Noopen- beit tot de de vordering van 't lyfgerecht, gaf hy meede zeeker gebodt uit, met fchor- Mechele en fing der vry doornen, handtveften, en wetten daarvan verfchillende, tot dat Kameryk' de zelve hem oovergeleevert, en daar op voorzien zoude weezen. Alle be- Ordeop windfluiden beroepen "tot rechtfpraak, oft andere voorneemelyke ampten^ ßgereebts [iacjjen ? neevens andere punten, het ernftigh aanhangen en voorftaan der ^ Roomfche gezintheit te zweeren. Al dit nochtans baarde zoo groot een ont- zighniet, oft tot Leeuwaarde werd, tullen den neeghenden en tienden vari
Kerkdief- Hooymaandt, een vuyle kerkroof begaan, aan twee groote toonkafïèn en vier eeu- 0iyVaatenvanzilver, die'sdaaghs te vooren in den ommegang gedraaghen waaren. En, hoe fcharp een onderzoek ook daar op gedaan werd, nooit kon men aan den dief oft geftoole goederen raaken. Terwyl zich alhier deeze din- Kldgbten gen dus toedroeghen, hield men de daghvaart des Roomfchen Ryx tot Spiers: der vluch- alwaar, by raadt des Prinièn van Oranje, de vluchtelitigen, uit yder geweft telingen op Van Nederlandt in 't bezonder, naar de geftalte des zelven, hunne bezwaar- den Ryx- mflèn 5 voor Je voeten des Kaizars, der Keur- en andere vorften, braghten; sfierT a^e met eenftemmighe beede, dat hunn' onfchuldt aangenoomen, en verlich- ' tenis betraght wierde. Ende gaaven zy oover, te deezen eynde, zeeker boex- ken, vervaatende den bedroefden ftandt huns vaderlands. Ai 't welke, by een
goedt deel der vergaaderinge geirne gezien, en wel genoomen werd. Maar 's Hartoghen gezanten daar jeeghenwoordigh, bonden'er zich teeghens in, dryvende, dat het ft raffen der oproerighe onderzaaten ter befcheydenheit van hunnen Koning ftond. Waarop hun de meefte Hemmen der Roomsgezinde Vorften toe vielen, en 't verzoek vruchteloos. Kranker geluk noch hadden de Staaten en de ftadt van Uitrecht, in 't verdaadighen hunner zaake voor den Raadt der beroerten •> daar alles met groote heevigheit, haaft, en ooverval, ge- dreeven werd van de zyde des aanklaaghers. Zy braghten nochtans veele ,en Verdaadi- wightighe reedenen van onfchuldt by. De Staaten beriepen zich voorneeme- g'mg der lyk daarop, dat hun, voor zoo veel zy Staaten waaren > geen deel der regee- Staaten en ringe altoos, maar 't enkel gezagh van 't inwillighen derfchattingen, en 't vin- de ftadt dender zelve bevoolen was, cDat men ook 't verdingh met d'Onroomfchen, van Vit- >twelkhmte laflgeleitwerd, flechts om meer aanziens te maaken-i op hun- nennaamehadingefielt, f 'eener vergaadering, daar zommighen hunner lidt- maaten-i en geenszins Staatfther wyze verfcheenen waaren. Van ftadswee- ghe, werd bondighlyk ftaande gehouden, dat de Regeerders alles, ter befle meeninge hadden,aange(lelt -3 zonderyets te doen oft te duldeyi^ 't welk met den voet ^gehouden by de LandtvooghdeJJe zelfs> niet oover een quam. T>at het hooft-
|
|||||
«
|
|||||
DER NEDERLANDSCHE HISTORIEN. 213
hooftpunt van 't bevelhaar der Hoogheit volvoert was, en deftadt by den ijyo,
Roomfchen Godsdienß 5 en de gehoorzaamheit zyner Majefteit gebleeven. DeLandtvooghdt, dies nietteeghenftaande, verftak* by vonnis, gegeeven Dte wor- den veertienden vanHooymaandt tot Antwerpen,de vyfkerken van Uitrecht, *m m~ van haare voorftemme, en alle plaats in de vergaadering der Staaten; inige- meun\ Jyx van hun gezagh aldaar, de Eedelen die oover 'tgemeide verdragh geftaan hadden; mitsgaaders de fteden Uitrecht, Amersfoort, Wyk, enRheenen; tot dat by den Koning anders zoude verordent zyn. Daarenbooven verklaard' hy alle handtveften, vryheeden, goederen, en inkoomfïen, zoo van de fladt Uitrecht, als van de gilden der zelve, verbeurt, ten behoeve zyner Majefteit. Naadit ftoutmoedigh oordeel, en zoo trots een bewys van d'on- bepaaldemooghenheit des Koni nx, liet Al va, zoo'ticheen, zich vooriraan3 der gemeente genoegh diets gemaakt te weezen, dat zy maar eenen hals had, om volghends 't vonnis, gevelt oover 't gantiche landt in den jaare achten- tfeftigh tot Madril, ten eerften flaaghe afgehakt te worden; in voeghe, dat zyallegenaade, voor geïprooten uit loutere goedhartigheit, en niet uit vree- ze, oft onmaght van uitvoeren, zouw aanneemen. Hy doet dan, op den zeltienden van Hooymaandt, voor 't Stadhuys van Antwerpen, een' ïtellaad- je fliehten, die tot aan de venfters toe ileegh, met trappen in roodt Jaaken gekleedt; om eenen vergifnisbrief, gegeeven al op den zeitienden van Slaght* maandt des laatitleeden jaars, te verkundighen. In 't hooghfte was opgerecht een troon met goude laaken betrokken, waar in de Hartogh, prachtelyk verzelfchapt, zich t'zeete vlydde, als vertoonende het eevenbeeldt desKd- ninx, Watlaagher, zeit men,, dattweedefchoonfte vrouwen van Antwer- pen zaaten, in teeken dat de ïtrafheit nuuitgedient, en men voortaan een tydt van vroolykheit te verwachten had: Indien 't eevenwel gelooflyk is, dat hy met zulk een' maniere van doen, luchtende naa groene weeldigheit, de deftigheit van zoo eene pleghtighe ffaatiy wilde kreuken. Doch zyn eyghe aardt, en de Spaanfche minzuchtigheit, die zich geenerley uit/panning in (toffe van vryaadje tot oneer reeken t, moght zyn' anderszins onbuyghelyke ftrengheit, dus verre gefmydight hebben. De trappen voorts waaren met zyn' trauwanten, de markt met krysvolk bezet. En werd alzoo, van eenen, ftaan- de in langekleederen, tuflèn twee herauten, de quytichelding afgeleezen, die hier op uitquam. Al de' wereldt wifl wat meenighte van Nederlanders , Algemeem hoe Godt- eneervergeetelyk, zich werpende uit de fchoot der Heylighe Room- vergiffenis /chekerke3 endeKoninklykegehoorzaamheit, tolftookenvanoproer, aangry- ^00 '* pen van w aapenen, verheyüoofen van 'tgeheyligde, verwoeflen van alt aar en, ^tot pionderen van 't ge wy de, en allerhande gr ouwelen, was voortgeflaaghen: die, *!tw*r$m ten deel naa verdienfte, geboet hadden, ten deel noch onder de flrajfe flaande, jt^ naar orde van geeflelyk en weirlyk recht, eevenflrengelyk moghten gehandelt worden. *D aar waar en'er niettemin, die door eenvoudigheit, nieuwsgierig- heit , oft anders verleidt, nu een hartelyk berouw oover hunne misdaaden toonden ; en met belofte van voortaan Gode en hunnen Koningh, in alle ge- trouwigheit te dienen, de barmhartigheit zyner Majefleit ootmoedelyk aan* riepen. Den Heylighften vaader ook, 'PamTius den vyfde, gedreevenvan den geeft dergoedertier enheit, hadhetgelieft, zyn' armen oopen te doen, om de boetvaardighe zielen in ge naade aan te neemen. 'T welk, ingezien by zyne Majefteit, ne evens de groot e weldaaden , haar van den Aüerhooghfte, en dienften, voor heen van haare erfonder zaaten, beweezen-, mitsgaaders, dat de zachtmoedigheit het hooftfteraadt der vorftelyke deughden was; haar be~ weeghthad, om eenenyegelyke in't gemeen, hun mis dry f te vergeeven% zelfs hunnen naam en faam van alle fmeten opfpraak te zuyveren. 'Des hadden zy zich,
|
|||||
1
|
|||||
214 PC. HOOFTS VYFDE BOEK DER NEDERL. HIST.
i f 70. zieh, met oprecht leedtweezen voor kinderen der kerke te ver klaar en, en bin- nen twee maanden, voor's 'Paus gemaghtighden , hunne dwaalingen af te zweer en: maar by gebreekevandienookfcherpeftrafteverwaghten, naar den zin der Plakkaat en, die eeuwelyk f onderhouden ftonden. T>och verft ond zy- ne Majefteitniet ', deeze goedtdaadigheit uit te breiden, tot oover de ketter- f che Leeraars j oft ooverperfoonen, die hen ingebraght, oft wiUends en wee- tend s ghehuifi hadden -3 oftoover-ouderlingen, armenbedienaars, en anderen, van 't bewindt hunner kerken j oft oover degeenen, van de welke, den zelven , *»*• t wil en weeten, huisvefting verleent was. Ook bleeven daar uitgefloot en degeenen, die kracht engeweldt aan eenighegeeft elykegoederen oft perfoonen, gepleeght ■, oft, eens gheftr aft zynde om hunne oovertreedingen, zich echter verhopen hadden: desgelyx de geenen, daar reeds vonnis van baüinkfchap-i oft ander oover gegaan was j d'inle ever aars van 't verzoekfchrift aan de Har- toghinne; de fiichters van 't verbondt, en alle die, by teekening, daar aan verknocht bleeken. 'Die meede laaflmaals hun eighen vaader landt beoorlooght, penningen daar toe opgebraght oft verzaamelt, en die zich met hun verft'aan » oft eenighe hulpe daartoe gedaan hadden, zouden de vruchten deezer quyt- fcheldinge niet genieten. Alle Oover ft en vanplaatfen, Amptmannen, Maje- * Advo- ft^aaten, hooghe en laaghe Rechters, Raads luiden vanfteeden, * Voorfpraa- caaten. ^ ■> * Pleytbezorghers, Geheymfchryvers, ^Deurwaarders, en andere die- *Procu- naarsvan gerechte, dewelke, daar zy anderen in trouwe behoorden voor te reurs. treeden, zich met de oproer ighen vermengt hadden, waaren ook uitgezon- den. *Doch zouden deeze, mits noch onverweezen zynde, binnen zes maan- den , naa d'afkunding, fmeekfchrift om vergiffenis, in perfoon, oft door ghe- maghtighden, mooghenoov erge even, en daaropgenaadigh inzight genoomen worden. Niemandt, begreepen in deeze genaade, zoude den Koning, eenighe f teeden i oft gemeenten, omfchuldt mooghenmaanen\ maar men hadde zulx9 binnen zes maanden, by bidbriefte verzoeken. Belangende eenighe Staaten , Steeden, Gemeenten, Ghilden oft Broederfchappen , die zich te buyten ge- gaan j oftree de van aanftoot gegeeven hadden j de zaak der zelve ft ond op te houden , om by zyne Majefteit zulx daarin voorzien te worden, noopende hunne voorgewendde vry doornen oft anderszins, als zy, tot beet er beleydt voortaan, en hunne welvaart, rufte, behoudenis, mitsgaaders de deughdelyke bedieninge des gerechts, moghte oorbaar vinden. Zoo niettemin eenighen, liever, dan zich hier aan f onderwerpen, hadden hun recht te verzoeken $ dat ft ond hun vry te doen voor den Landtvooghdt, die daar toe, by deezen,ghe- maghtight werd. Dit aldus uitgeroepen, ook korts daarnaa de vergunde tjdt ter berouwtooning noch een maant verlengt zynde, als oft de gemoeden zich, daarmee ftrax van alle ommezien en bekommering ontleedighen zouden, vond elk eeven vremt, dat men denLandtzaaten zulk een' ilechtigheit toe- vertrouwde, waanende hun, een' vergiffenis, doorfpekt met zoo veelerley Devemf- uitzonderingen, voor een algemeyne aan te fineeren. Zeer luttel lieden, der- ft» jj baart halven, en van wel geringen doene, die, zich daarop verlaatende, darden kleene ge- inkoomen. En, hoewel hun werd woord gehouden, het baarde kleenen rußhe'it. dank: zynde terftondt het zegghen, dat men dit net niet voor de vinken, maar voor grooter vooghelen gefprey t had. |
|||||
P. C. HOOFTS
|
|||||
2If
|
||||||||||||||||||||||
P. C. HOOFTS
|
||||||||||||||||||||||
NEDERLANDSCHE
|
||||||||||||||||||||||
ZESTE BOEK.
ET oordeel oover hen geftreeken vernaamen de
: Staaten en ftadt van Uitrecht, by loopende maare. Want niemand van hunnent weeghe was ooit ver- daaght, oft jeeghenwoordigh gheweeft, om d'uitfpraak te hooren. Maar naa dat hun * pleytbezorgher , al- leenlykleezing van't zelve en geen afichrift had kun- nen verwerven, beriepen zy zich daaraf aan de Ko- ninklykeMajefteit, en deeden zulx den Hartoghe in alle needrigheit weeten. Voorts, om hiertoe ontfan- gen te worden, zonden zy naar Spanje, den deeken van Sant Pieters Kapit- tel, meefter Willem Veuzel, man van goede geleertheit, en op wiens ge- loof in't minde geen bedenken viel. Deez' hoewel hem de voetftappen des Markgraaven vanBerghen en 's Heeren vanMontigny, die nooit te rugge keerden, een fchrik moghten maaken, verrichte zyn'boodtichap, in groote vrymoedigheit, zonder yetste vergheeten, dat dienen kon, om de Staaten en ftadt t'ontfchuldighen , en den Landtvooghdt in 't ongelyk te ftellen. 'T welk Alva, naar zyne wyze,'weederwaardelyk opnam. Niettemin (oft uit ontzich van voort te vaaren, zonder naader laft des Koninx, oft uit armoe- de van ftofTe)hy ichreef aan de wethouders der ftadt, dat zy, tot jonger orde toe, in hunnen dienft te volharden hadden: al was 't dat, uit krachte van 't voorzeyde vonnis, zyn' Majefteit vermoghtde ganiche wet te veranderen. Korts daarnaa, beval hy den'Hoove aldaar, geene Staaten meer te belehry- ven, maar zelf te bevorderen 't geen t'hunner beftelling gellaan had. Waar by de ftadt Montvoort en d'Eedelen ten platten lande gezeeten, die nooit aan recht geè'yichtwaaren, oover een'zelve kam, met de ghedoemde, geichoo- ren werden. Den ontfanger van 't inkoomen der ftadt Uitrecht, Franfbys Bot, gebood hy , zyne reekening aan hem oover te zenden , en aan den Rentmeefter der verbeurde goederen, de penningen, die 'r moghten in voor- raadt zyn. 'T welk, als ftrekkende tot kneuzing van 't gemelde beroep, ook door de beroepers den Koning verftendight werd. Zy lieten nochtans niet, met alle zorghvuldigheit t'onderftaan, oft erghens eenigh oopen was, om zyn' gunft te bekruypen, en van 't pak der bezettinge , ontlaft te worden. Meefter Flooris Tin, naamaals * voorfpraak van dit geweft, deed verlchey- dereyzen, tedieneynde, inBrabandt, metvolmaght, om't bodt vanhon- derttweeëntfèftighduizentgulden te verhooghen tot hondert tachtigh toe, mdien't beroep moghte ftadt grypen: ook, om milde vereeringen uit te loo- ven , aan die zich hierinne , tot middelaars , zouden laaten ghebruyken. Maar nocht koften nocht moeiten 5 die d'alderminfte vrucht baarden. De Koningliieren tuften, nu ten derdenmaale weeuwenaar, en zonder manlyk |
||||||||||||||||||||||
1 f 70.
|
||||||||||||||||||||||
* Procu-
reur. |
||||||||||||||||||||||
De Stau-
ten en ftadt van Uit- recht be- roepen van Mvaas vonnis, ^(ichaan den Ko- ning. |
||||||||||||||||||||||
* Advo-
caat. |
||||||||||||||||||||||
Be Koning
troiwt Anna van Oofiewjk* |
||||||||||||||||||||||
°)
|
r, verzocht te wyve Anna van Ooftenryk, daar hy volle oom oover ftond.
|
|||||||||||||||||||||
Want
|
||||||||||||||||||||||
»
|
||||||||||||||||||||||
2l6 P. C. HOOFTS ZESTE BOEK
1170. Want zy was uit zyn' zufteren Kaizar Maximiliaan gebooren. De Paus,
niettemin, flaakte den bandt van 't geeftelyk recht; zulx het huvvelyk voort- ging. 'T welk dappre ftof, tot aan floot en lafter gaf, den geenen, die zoodaa- nHieen' riiaght, om bloedtfchand eerlyk te maaken, den Roomfchen ftoe- le niet toeftonden. Zy nam haar' reize, oover Nederland^ en beleydt by haare broeders Albert en Wenceflaus, Aartshartoghen, quam in Oeftmaandt tot Antwerpen, daar zy hoflyk ontfangen werd, en rykelyk befchonken van de gezanten der geweiten. Op haar' doortoght tot Emmerik, had nien al- len Nederlandfchen ballingen belaft, de ftadtte ruymen : dien dit te leyder deed, om dat de Prins van Oranje hun niet toeliet, eenighen , aanllagh, op haaren perfoon en gezelfchap te maaken 3 die , huns bedunkens , der laaghe niet mis moghten. Maar zyne Doorluchtigheit, weetende wat zich aanMaximiliaans vrundtfchapgeleeghen was, gaf daarenbooven lalt aan den Heere Bafius , om den ooveriten ter zee , alJe geweldt teeghen 's Kaizars dochter, op de hooghfte ongenaade, te verbieden. Zy zeylde voor windt uit Zeelandt, met zeflèntwintigh fcheepen van oorlogh, onder deiiGraa- ve van Boffu , voorts pakkaadjeboots en koopvaarders , in alles tot tnee- ghentigh toe , werd onder weeghe begroet, uit den naam der Engelfche onorde Koninginnes ende landde gelukkelyk in Spanje. 'T ging, anders, tewaa- w t rooven ^ Q^ een rooven > .zoo ruygh , dat de Prins benoodight werd , naader orde , en den Heer van Lumbres, Gilain van Fiennes , tot nieuwen Am- De Prins miraal te Hellen. Onder ander verbood hy , eenighe verwcezene oft ken- voórüet\ baare misdaadighen in dienfte t'ontfangen* en yemandt, buyten den Har- daartee- tQ^ van Alva, oft zyn' aanhangers te befchaadighen. Jonkheer Landflot ghens. yan Breederoode, Adriaan Meening, Albert Benningerhof, by hulp van andere fcliiphopluyden, verooverden daarnaa, in'tVlie, tien hulken met Scheef en ftokvifch, fmout, traan, en gelyke waaren: noch drie Vliefche, drieloots- mHviieen mansboots en eenen boeyer met haring. Zeeven oft acht groote fcheepen, elders ge- raakten vry met uitkoop. Aan eenen anderen oordt, werden twee Spaan- fche fcheepen , en oover de twintigh haaringbuyflèn genoomen. De kreet van welk verlies, de Landtvooghdt op koften joegh, van zich bet, tewaa- tertewaapenen. 'T geweldt aldus in zwank, maakte ook het bedrogh gaan- de : en twee burghers van Amfterdam, met naamen Jan Koenenzoon, en Jan Beth Janfzoon, ruftten een fchip toe> datzy, ten deele t' Antwerpen, ten deele in Zeelandt , by verlof des Prinïèn , door toedoen van Sonoy, met Spaanfche en Italiaanfche koopmanfehappen laayden, om ze den eyghe- naaren t'ontvoeren, en de helft van den buit te genieten. Maar nocht windt, nocht weeder wilden handt aan deeze dubbelheit houden 5 invoeghe, dat het, in plaatfe van E mbde, daar 't gemunt was, tot Rochelle moeit inloo- pen. Alwaar zy, gedrongen de goederen om half geldt te geeven , luttel meerdandefmaatvan zoo veracht een' handel ooverwonnen. 'T ging ook Muytery elders den Landtvooghdt niet al naa zyn behaaghen. De Hooghduyt- van'tvolk^ fchen , die onder den Graave van Lodron, tot Valenchien, in bezetting des Graa- laaghen , waaren etlyke maanden Iblds ten achtere , en bruskelyk betaa- ven van \[n^ eyfehende. De Graaf worp het hier en daar , pooghende hen mtt lodron. fchcxme woorden , en beeter hoope , in plicht te houden. Zy , daarmee 'T welk, ongepaayt, fchudden't ontzichuit, en Hellen hem met eenighe hopluiden eenigber in hechtenis. De Hartogh, ongewoon zoodaane ranken te dulden, vond IPt-T' - nocntans niet vaaders , dan hun eenigh geldt toe te fchikken ; met toezeg naa \e- van voldoening, en vergiffenis der balddaadigheit. Dan , naa't fliflèn der arafi muyterye , deed hy hen naa Antwerpen ontbieden , en, onder Ichyn van wordt, monfteriiig, tot Burgherhout verzaamelenj daar met ruytery en knechten om-
|
|||||
*
|
|||||
DER NEDERLANDSCHE HISTORIEN. *t7
omringen 5 voorts de aanftichters des oproers, uit de orden, roepen. Dee- 1570.
ze, tot vierenveertigh toe , werden , voor 't flot, onthalft oft gehangen: cPanderc gefchopt zonder affcheidtfchrift, en ten lande uitgeweezen. Onder dit tommeien en dwersdryvenvan'tmenfchelyk geflaght 00ver hoop, ver- mengden zich noch de plaaghen des heemels. Ten eerften daagheinSïaght- maantftakeenftormop, uit den Noord wefte, die dat deel des Ofeaans, ge- mater* zwollen door de Springvloedt der nieuwe Maane teeghens de ftranden van noodt op Ooft- en Nederlandt, met zoo fel een bulderen aanjoegh, dat weenigh dyken Aforhejli- oft fluyzen, daar men zich teeghens zulk geweldt, mee waapent, den f toot kon- &un ^h den uitftaan. De Noordtzee, zeeker, heeft meenighmaals, van ouwds, d'aan- gegrensde geweften met gelyken inval ooverrompelt, en ongemeete ftrce- kenaardboodems, met kerken en dorpen, verflonden. Maar van alle ram- pen, geleeden, by mans gedenken, door woeden van waater, is deeze de zwaarfte, beyd'in fchrik, eninfchaade geweeft: houdende't onweederaan, twee etmaalen lang. Meenighte van menfchen in 't bedde verraft , zyn ge- dempt door de baaren* van beeften, op ftal oft in de weyden verdronken; moe- rïghe landen van een gereeten,met huyzen met al van hunne plaatfen verileept, en elders aangezet. InBrabandt was wel deminfte noodt j nochtans groote armoede tot Antwerpen, met hetberghen vankruydery, fuyker, oly, en andere koopmanfchappen; die, voor een goedt deel, nat, en door de brak- heit bedorven werden: behalven den af brek aan fluyzen, kaayen, en mittl- ren der ftadt j en dat 'er etlyke luiden, zich in kelders onthoudende, fmoor- den. Vlaandre liep maghtigh aan> het Sas in; 't waater, te Gent, tot aan 'sKaizarspoorte. Brug; Duinkerke, Greevelinge, Nieuwpoort, Ooftende, Waatervliet, en d'omleggende dorpen, voelden eenen dapperen flagh, en lange de naafmart. InHollandt, ftonden de ftraaten van Dordrecht, Rot- terdam, en andere fteeden, drie voeten onder. Neevens andere binnenland- {che, brak de Diemerdyk door 5 zulx daar wel twaalf oft dertien gaaten in waa- ren, tuften Muyde, enAmfterdamj en't verlies alhier, in kelders en pak- huizen , onwaardeerlyk. HetHondbos, een bolwerk van eykepaaien, met metaale blooken gehaait, metyzer geankert, met zwaarekeyfteenen belaft 3 werd tot drie plaatien gefloopt, en omverre gefmakt, door 't geweldt der golven. En, hadde de Slaaper, een dyk alzoo geheeten, om dat hy, buyten daaghlykfchen aanflagh, alleen tot pen toeverlaat leydt, niet teeghengehou- den, 't was om den heelen hoek van Noordthollandt gewedt. DeZypging glad deur; met 00 ver de hondert wooningen: daar naauwlyx yet afquam, dat leven ontfangen had. In de vlekken aan den duynkant, was de bangheit tebyfter. De pinken enviflchers boots op ftrandt gezet, werden vlot door devloedt, entendorpeingefchopt, vellende met floot op ftoot, wantenen daaken ter aarde. Bet dan drie voeten hoogh, fteegh't waater, in de kerke tot Schevelinge: en baard' 'er zulk een kracht, dat het een zwaare kift van yzer omfmeet. De Zeeuwfche eylanden, niet teeghenftaandede fterkte hunner zeeburghen, werden, aanverfcheyden'oordenfchendelyk getroffen5 daar, oover de drieduyzent perfbonen gefheuvelt zyn ; heel Zaftingen weghge- ileept. Maar nerghens grooter jammer , dan by d'Ooft- en Weftvriezen. Al 't vlak om Embde , Groninge , Leeuwaarde , Franeker , Dokkom , Bolswaart, lagh meeftooverftroomtj en weenigh kroften, die uitkeeken: zulx de fteeden, verbaaft, oft hun de weereldt ontzonken waar, als in een' woefte zee zaaten. 'T getal van allerleyouderdoom, omgekoomen indee- zen hoek , wordt by de twintighduyzend begroot. Den geheelen oever lanx, van den mondt der Eemfè af, tot aan de kuften van Deenemark, was ge- lyke ellende. Dies fchat men in alles, niet min dan hondertduyzent zielen T ont-
|
|||||
1
|
|||||
2i8 P. C. HOOFTS ZESTE ÊOE&
ïf/o. ontlyfttezyn. Van't verzoopen vee waar geen'reekening te maaken. Ata
nu de windt wat leggen ging, was 't een' deerlyke vertooning • mannen, wy* ven, kinderen verftyft van kouwde, verflenft van't nat, flaauwvan hon- ger, mat van worftelen met de doodt, wydtenzydt, op balken, berden, ftroofchalven, dryvende. Anderen, zittende op toppen van boomen, daa- ken , hooyberghen , mefthoopen oft heuvelen * riepen de genaade Gods en hunner eevennaaften aan. Toen toogh men uit, metfchouwekens, praa- men, en andere ondiepgaande fchuyten, om eerft de leevenden, daarnaa de lyken te villchen: en de geenen, die zich op de hooghten geberght had* den , te lichten. D'ooverfte Robles , Heer van Billy , binnen Grohinge zynde, deed , dat pas , treflyke proeven van de PortugeelTche trouwher- tigheit. Hy zond niet alleenlyk al de bevelhebbers van zyn regement, alle fchuytvoerders, die zich vinden lieten, om de luyden uit noodt te redden; maar dwong daar toe d'onwillighen, zonder zyn' eyghen perfoon, oft ee- nighen arbeidt te fpaaren. Jaa hy braght totBruffèl te weeghe, dat de lee- ning zyner foldaaten van daar bezorght werd, en zyn' landtvooghdy, een rondt jaar, van fchatting verfchoont, als die genoegh te doen had , aan 't vervallen der koften, om de dyken, dammen, lluyzen en zylén te boe- ten. Al 't welk hem , die te vooren niet wel met de inboorlingen ftond , grootelyx gezien en -gewilt maakte j in voeghe , dat de voetftappen dee- zer geneeghenheit, tot noch toe, door den tydt niet zyn uitgewifcht. De Spanjaarts , om dat dit onheyl op Alderheylighen dagh aanving , wilden dat het herquam , uit de gramfchap der zelve , oover 't mishandelen der beelden en kerken hun toeghewydt. D'Onroomfchen hielden, dat de zaalighe zielen met geen* wraakgierigheit ontftelt werden; maar dit quaad eenvoorboóvan genaakende beroerten was. Verfcheyden' aanflaaghen des Janfaa- Prinfen werden hier doorverachtert, mits zyn' fcheepen, verzaameltopde ehendes Eems en m Engelandt, zich ten deele dapper befchaadight vonden , ten Frinfcn, deele beducht de reyze te beftaan, om de kundeloosheitder killen , alzoo door't on- de tonnen en teekenen der ondiepten, oft de banken en zanden zelf, door weeder be- 't harde weeder, verfpoelt moghten zyn. Men had het anders, metvyfoft iet' zeshondert mannen, op Enkhuyzen oft Hoorn voor, en de gemoeden aldaar, van oover lang, ter verandering gezwenkt. De Raadsheer Balkis hadhieraf*
hetbeleydt, en brieven van denPrinfe, aan de Majeftraat enBurghery der Iteeden; waarmeedehy ook Ipaader dan't gemeentwas, tot Embde quam. Toen liep de windt Ooft, en floegh het aan 't vriezen $ zulx Landflot van Bree- deroode voor uitgetooghen om 't Eylandt van Texel te bemaghtighen, by- naa van'tgrondys beknipt werd, en met geen kleen gevaar terug keerdej achterlaatende de fcheepen van Ruykhaaver, en Bartolt Entes van Menthe« da , die men wel half voor verlooren hield'. Zy raakten 'er nochtans af s Ruykhaaver in't Vlie, en ftroopt'er vier oft vy f fcheepen: Entes, opAme- landt, daar hy 's Heeren huis pionderde, en ruym een' maandt den meefter maakte. Naa'tftuyten van deezen toelegh, lietmen'tkrysvolkverloopen> uitgenoomen 't geen tot bewaarnis der vlooten van doen was. Dan tien oft elf De Graaf fcheepen werden aangehouden, en Hopman Dirk van Breeme gevangen, by van Embde den Graaf van Embde, die hun in 't eerft opzeyde dat zy zyn' landen en ftroo bout eeni- men befchaadight hadden. Daarnaa wendd' hy 's Kaizars bevel voor, enzee- ghe fcbee- kere kundfchap, dat Aha toereedde, om de fcheepen te verooveren-, oft in pn es yrand te hrengen: zonder't welk zyn' Genaade noch* alles, met ooghluyking aan! zouw hebben laaten doorfl aan. En was zy echter van zinne, die ter eerjk geleeghenheitfontflaan , zoo zy'topden naaflenkreysdagh te verantwoor- den zaaghe. *Dat aldaar zoude gelet worden op de klaghten des Hartoghen > en
|
|||||
*
|
|||||
DER NEDERLANDSCHE HISTORIEN. %i9
en de befleüingen uitgegeeven by den Trinfe , oft zy , ten aanzien zyner i ^q,
opperheerfchappye van Oranje , hier te lande behoorden te gelden. De ftadt van Embde voorwaar, bewees niet meer ftherpheits in dit werk, dan 'er be- hoefde, om Alva van haaren hals te houden. Maar de verwilderde rydt, en zwakheit der Piïnfèlyke partye maakten't ontzigh zoo kleen, dat zelfs zyn' eighefbldaaten, eer en eedt oover boordt werpende , verfcheide fèheepen Anden beroofden, en zeylden 'er meê deur > zeggende, op niemands beftelling te paf- worden fenj en hunn' eighene de befte te weezen. Terwyl men 't op eenighe haaven van Vm hun Noordthollandt gemunt had, ftondmen, met een, omopdenBriel, Dor- eJ$en drecht, Rotterdam en Delft, het geluk te verzoeken: ook op Zutven, en nlkJpe£',m de fteeden van OoveryfïH 5 daar de zaak desgelyx met verfcheiden' inwoon- ^ytt(h*A ders, door toedoen van Andries van Arier befteeken was. Dan, gelykaan aa„naa^ den zeekant het ryzen van 't waater, alzoo was aan de landtzyde het vallen der ghen ge- fheeuw in den weeghe, en, mits haar' dikte, niet mooghelyk van Dillenburgh miß, op Weezel te koomen; tot groot verdriet des Prinlèn, die ontrent hondert boeren te werk ftelde, om met hunnen tredt, een' bruykbaare baan te legghen. Hyzelfenzyn broeders, een groot ftuk tevoete gegaan, moeften't cndtlyk opgeeven. Maar't was te verwonderen, zoo dicht als alles, by zulk een'mee- Maar,?m nightemeêwuftighen vanallerley.fborte, fèxe, jaaren, ryk, arm, gehouden wonder ly« werd ; en dat het minfte van't geheim, nerghens door ontrouw, vreeze, oft ke trouwe achteloosheit uitleekte. 'T welk een duydtlyk teyken van den leevenden haat gebeelu tot den Spanjaart was ; en oorzaak, dat de aanllaaghen meer in flaap, dan om verre vielen. Pacieco fteêvooghdt van Deventer, greep wel ("men weet niet waaruit) eenigh achterdenken, en vericheide burghers by den hals, die hy ter doodt toe pynighde: doch kon nooit aan eenighe klaarheit, oft achter de recht* fchuldighen raaken. Alzoo werd d'ingeboore manhaftigheiten krysaartder landtzaaten, die onder de beezigheeden der koopmanfchappeverftiktlagh, door de verbolghenheit opgewekt. Harman de Ruyter van 'sHartooghen- Harman bos, offèkooper een ty dt lang, maar fors van inborft en gefchaapen ten oor- de Ruyter logh, beftond een dapper ftuk en van geweldighen naadruk) hadd'hethem ngewtioc» niet meer aan fortuyn , dan aanliftenftoutheitontbrooken, Men ziet, op ver€m ir}* 't wefteyndt van de Bommelerwaardt een flot, geheeten Loeveftein, 't welk Maas en Waal, die daar t'zaamen loopen, beheert; recht geleeghen, om in Workom enGorkora oover re fpringen-, alwaar men desgelyx de harten van eenighe inwoonders gewonnen had. Hy in een graauwe monnixkap , met drie andere gaften , maakt hier binnen te raaken ; den Burghvooghdt af; enzichmeeftervandevefting; op hoope van hulp, die hem door den Graaf van den Bergh's Prinlèn zwaagher belooft was, maar doordevorften'top- waater verhindert werd. Niet daarom, nochtans, ontlonkhemdemoedtj maar, hebbende ontrent vierentwintigh mannen by een gekreeghen , zoo beftond hyde plaats, die niet dan opd'ouwdewyze bemuurtwas, naaver- mooghen te fterken. Toen werd Lorenzo Perea, Spaanïch hopman , uit den Bos, met hondertvyftigh roers, tienfpietfèn, derwaarts gezonden; ee- nighe arbeydtsluiden, uit Gorkom en Workom daar by gevoeght. Deez, vreemdt vindende, dat men hem had darren afwachten, eyfchte'tflotop; en bars antwoordt kryghende, braght 'er 't grof geichut voor. De Ruyter, het uiterfte getrooft, en ziedende van oovermoedt, roept zyn gezellen te hoop, en boezemt hun , met klem van woorden , zulx den geeft zyner onver* tfaaghtheit in , dat zy, vaneen' fmaadighe doodt, oft het loflyk fterven indewaapenen, dit voor de keur naamen, en een opzet, om zich tot den laatften druppel bloeds toe te weeren. De Spanjaarts, zoo veel teeghens een*, en *t verlies lichtelyk boetende} fchikten met ladders oover de graften te T 2 koo~
|
||||
220 R C. HOOFTS ZESTE BOEK
1570. koomen: en terwyl, die van binnen beezigh zyn met de breuk van den muur
te verdaadighen , beklimmen dien van d'andere zyde , en vellen 't al, wat hun voorkomt. Een' zorgh maar had de Ruyter , hoe hy zyn leeven ten dierfte moght uitfly ten, en met wraak in de voorhaal weezen. Dies ftelt hy zich binnen de deur eener kaamer t'fchrap, fungerende een flaghzwaart met bey de vuyften : en ftuytende alleen al den aanval, doet een' vreefïèlyke moordt, en zynen vyandt, oover zooruiKgh'een' ftrengheit, verwondert Maar ftaan. Endtlyk, ooverftelpt van't getal, fteekt hy den brandt in een deel wordt naa buflekruyds, te voorenop de vloer geftort} en verdelght zich zelven, by- 'tpleeghen flanjerS;> aanvechters, met een5 gemeene neerlaagh. Dandegeenen, wel- van™&€~ ker voorouwders, binnen't flot van Naapels, aan de trap, een marmoren kloekmoe- beeldt fielden, ter eere van eenen Franfois, om dat hy daar, alleen Hechts digheit oo- met kap en rappier, der ganfche inberftende troepe weederftaan had, en in verwei- die daadt het leeven gelaaten \ deeden nu het hooft van dus koen eenen heldt, dight; en uit den mefthoop der Aarzen van leeden en ingewant, opzoeken , en tot hljfft 'er. >s Hartooghenbos op de galghe naaghelen. Zoo wyd was, dat pas, de Spaan- fche grootmoedigheit veraart: al wilde men 't daar mee verfchoonen, dat de party desPrinien quanfuis voor een gedroght van muitmaakers, en geen' wettighen vyand te houden ftond. Niettemin , die, voor heenen eerloo- ze ftaaken, werden fèedert, gezuivertvan alle fchandvlek, by de liefheb- bers der vryheit, voor pylaaren van gloorië aangezien, nuzy tot bazevan 't bekkeneel des doorluchtighen Ruy térs dienden. Etlyken zyner gezellen, die leevend' in handen vielen , werden tot Antwerpen gehangen ; twee daaraf geraabraakt. Alva , verneemende wat 'er , t'zynen naadeel, in 't 'i f71. landt te Kleef, gehandelt werd , begreep in 't begin van den jaare eenen- tzeeventigh , dien Hartogh en Raadt, *met fcharpe brieven, oover't aan- houden van de weederfpannighen zynsKoninx aldaar. Op den zelven zin fchreef hem de Graaf van Meeghen. Zy hadden 't voorneemelyk op Sonoy, en Godefroy van Haaftrecht Heer van Druynen , gelaaden -, willende de Graaf zeggen, dat zy, met twee anderen tot Emmerik woonende, 'sHee- renbergh en't huis te Ulft hadden helpen bemaghtighen •> en dat Sonoy , neevens noch eenen, geldt tot behoef des Prinfen, ten oorlogh verzaamelde. Alva wil Ende zond hy teffens dubbeldt van de belydeniseenigher gevangenen, die Sonoy en 't ftuk zouden gemelt hebben , en daarop geftorven zyn. Dies wilden zy, Dwywn dat men ze ftrafte, oft zelf daar raadt toe fchafFen. De Vorft, derhalven, gefiraft duchtende, dat men yets op Emmerik voorneemen moghte, beval Steeven hebben ,èe yan ^ gteen} Rechter aldaar, hen bey de in hechtenis te ftellen. Deez val> fu,m t lende des nachts naa den veertienden van Sprokkelmaandt, in 't huis van So- Kleefont- noY> vond nocht den eenen 5 nocht den anderen. Wel quam dit aan Sonoy, bielden, om zich echter te hoeden ; die j gewaarfchuwt door zyn' gemaalinne Jof* frouw Mary van Malfèn, zich grootelyx by den Cantzelier van Kleef, en andere Heeren, beklaaghde, datmenhemongehoort, daar hy een Ridder- maatigh landtzaat was, en nooit in 't minfte teeghens zynen heer gezondight had, dus weederwaardelyk naatrachtte: ende dreyghde hy ter naafte vergaa- dering der Ridderfchap, daaraf reede te verzoeken. Voorts braght het voor- fchryven des Graaven van Nieuwcnaar , aan Cantzeler en Raadsluyden, in't gemeen en bezonder, zoo veel te weeghe, dat de zaak eenighzins ge- fliftwerd, en Sonoy zich by wylen verftoutte, bedektelyk tot Emmerik te Handel om koomen. Hy en Huchtenbroek, achtende dat d'ooverlaft tot Uitrecht groö- vitrecht tenen kleenen naa verandering deed haaken, ftookten al wat zy moghten te doen op- daaronder, om hen den Prinfè te doen toevallen. Maar die van Uitrecht zaa- P*#k ghen 'er niet door j zynde onlanx de Slotvooghdt van Vreedeburgh ooverlee- den?
|
|||||
«
|
|||||
DER NEDERLANDSCHE HISTORIEN. izï
den , en een Spanjaart in zyn' fteede geftelt, met bezetting van den zei- i 571.
venlandtaart. 'SPrinfenvlootmidlerwyïeweydde onbeletdoor de zee, en Bet slat verooverde, in Lentemaandt; dertigh groote fcheepen in Teftèl. Dan de tucht al^Mr mt waszookleen, dat acht der zelve, hoewel zyvry geleyde van Graaf Lode- sJm)*ar' wyk hadden, dies onaangezien , geplonderichat werden. Noch ongelyk 2bemn\ oevler daadt werd tot Berkhem, by Antwerpen, bedreeven 5 alwaar op Paas- u $e aail nacht, een deel gewaapenden, in de huizen van den paftoor en den onderpa- &en 'm Tef« ftoo Araaken j hen, met veele wonden, afmaakten j 't beft der goederen, en fel, genoo* zich zelf daarmee deur pakten. En oft fchoon de moordenaars onbekent blee- »■ ven,. 't werd op de Geuzen gehouden. Dit baarde een' nieuwen fchrik onder Tafioor e® de geeftelyken van 't platte landt: tot befchutting der welke , weederom °"ä^fa" een Plakkaat, by denLandtvooghdt werd uitgegeeven. Van Mieghen en J^u^ Blommert, Vlaamingen, beide Jacob gevoornaamt, zich fterk maak ende, vermoorte in'tgeweft van Oudenaarde een' weldighe beweeghenis aan te rechten, om Daar een Alva aan werk en zich zelf aan buit te helpen, kreeghen, door bemidde- nieuw ling van meefterPieter deRyke, beftelling van denPrinfej en, uit d'On- PUk^aat roomiche gemeenten daar rondsom, een goedt getal volx, in 't woudt by °pvolgbt. Ronfè, te gaader: die, zonder andere vrucht, al een'wyl' hunne moed- ^ïoenem wil, aan den fchaamelen huisman, pleeghden. Alzoo ontgolden d'onnoo- ^ zele landtzaaten , van d'eene zyde de zonden der dwingelandye ; en droe- ghen 'er van d'andre , den ooverlaft af: voorneemelyk binnen Uitrecht, daar men , booven andere geweldenaaryen , wel acht moorden , begaan door de Spaanfche ibldaaten, eenighe aan hun eighe huisheeren, ongeftraft liet. Verfcheide luyden van goeden doene werden 'er uit al hun weivaaren geworpen, en gedwongen wy ven en kinderen hunne nooddruft t'ontrekken, om ze aan de ibldaaten te koftte leggen, Enwatzy den Koning vertoonden oft imeekten , zy verworven geen' lichtenis. Waar ooverveelen , geenen anderen raadt weetende , huis en hof verlieten. Heele twintigh maanden duurde deeze ellende. De Landtvooghdt eyndtlyk, beginnende voor't in- uitrecht neemen van eenighe vaftigheit aan den zeekant, te zorghen, trok eenighe van be&tt* vendelen in't laatfte vanLentemaandt, en d'oovergebleevene in'teerft van titi$mtlaßf Bloeimaandt, uit Uitrecht, om de fteeden van Alkmaar , Leyde, Delft endenBriel, te bezetten. Ook wakkerde zyn' toerufting tewaater. Maar een' zyner befte fcheepen, dat tot Amfterdam uitgereedt was, werd door den (chipper Zeegher Franszoon van Meedenblik, naa dat hy 't hopmanfchap daaroover van den Prinfè bedongen had , ten dienfte des zelven , oover- Boshuizen gebraght. Niettemin, Boshuizen, Ammiraal van Amfterdam, quam de veroovert vloot op deEems beftooken, en broghtze ten deel t'onder. Oranje, wen- een}gfc dende het oogh om en weeder, werd te raade, een' bezending naa Deenemark Prrfn'e enZweedeaf te veirdighen, om zes oft acht fcheepen, volk, lyftoght, en *cl^ptn' , vryehaaveningte verwerven. Sonoy, Harman van der Meere rechtsgeleer- Mhtp vm de, en Jean de L'elclufe, ontfingen deezen laft; dan, tot Koppenhaaghe 's Prwfe» zulke berichting, door den Franfchen Ambaftadeur, datzy, wanhoopen- weeghei op deyetsop te doen by dien Koning, voor beft inzaaghen, hunne reyze naa Dee»emark Stokholm te vorderen. Maar, kleenen trooft by den. Heer Pontus de la Guar-en z,m' dia, daar zy den meeften verwacht hadden, vonden zy ook alhier, en 't hof in ftrydende lyntrekkeryen bedraayt: waardoor zy al een' wyl gaande ge- Alvaber* houden werden, en , als 't omquam , niet dan ichoone woorden vingen. vat den DeHartogh van Alva hierentuften, naadien de tweejaaren, gevrydt van den *yfcb van tienden en twintighften penning by uitkoop, ten einde liepen, nam voor mn en?n zich deeze ichattingen nu door te dry ven j en gaf uit, op'sKoninx naam, Z^lfJ' een Plakkaat wel mxnlyk luidende. ^D'eerfle <verkoopng hadde vry te zyn mng, T 3 van
|
|||||
-
|
|||||
22z P. C. HOOFTS ZESTE BOEK
1571. van 't uit keer en des tienden penninx. 'De koopmanfchappen, ingebraght van
vlakkaat buiten, en nooit verkoft hier te lande, zouw men, zonder dien tol te gee* wpdatßukj ven, weeder uit mooghen voeren-y ook alle waaren, gebleeven in de zelffle waar van nafuure^ die zy, inkoomende, hadden: desgelyx degoederen hier gewafien^ volle 7"* gegroeit oft gewrocht, indien daar af de tiende penning eens voldaan waar. ■' De eyghenaars oft pachters van gronden zouden de gemelde bezwaarnü ten eerflen maale met draaghen, wen zy hun aangeteelt gewas oft beeften, in den eighen aardt oft gedaante der zelve , verkochten. Voorts haddäk vry te zyn alle tweede, en voorder verkoopingen van lyftoght en allerley andre waaren binnen 's Lands •> uitgezeit alleen de laatfie verkooping , waar naa de goederen verßeeten oft verzonden zouden worden. 'Den voorzeiden lafle zouden ook , zelfs ter laatfie verkooping , niet onderworpen weezen defioffen noch ruw, oft onbequaamter fleete: maamaaderhandtvolwrocht enbequaam, zouden zy den tiende npemiing bet aaien, wenmen ze verkoch- te om verßeeten te worden, en te voor en niet: doch alszy eenstotfleetege- bruikt waaren , en daarnaa weederom verkocht wierden , hadde men f el- ken maale 't aftrekken des tienden te lyden. Ende zouden de geenen > die oopene winkel hielden , om in't kleyn te vertieren , 3t gemelde recht moe- ten voldoen -, zonder te mooghen voorwenden van hunne waaren hüten 3s Lands gekocht te -hebben, en d'eerfte verkoopers oft niet de laatfie te wee* zen. "Dit alles werd gedaan by form van proeve: en zoo in''t uitvoeren dee- zer ordening eenigh ongeryfquam op te borrelen, daar beloof£J hyin te voor- zien : alles onvermindert nochtans het recht, dat hem, "door de booven- De Staaten gemelde inwilghing, zoo hy 't verftond, gebooren was. De Staaten, zon- maaken derling van Hollandt, hierop , weezen hem meenigherhande zwaarig- zAVAAYïg- heeden aan > booven al, de iladt Amllerdam , verkiaarende met veele mt!n * reedenen , 't waar om hunne gemeente in den grondt te bederven : zulx uhendes zygeen ander verlof, in de verkunding van't Plakkaat, konden draaghen, Flakkaats. dan ZJ •> o°ver twee jaaren , in de zelve fchatting gedaan hadden. Den Amßerdam Staaten antwoordde hy heulïelyk, toeduidende hun fchoorvoeten niet aan fpeekt 'er eenighe quaade wil, maar aan kleen begrip der zaake. Dan , hoewel hy mifligh die op verzoekende wyze voordroegh , voeghd 'er nochtans by , dat ze teeghens. noodtwendely k voortgaan moeft. 'Doch zouden d'uitgaande goederen, tot be- e ff* l' houdenü der neeringe, en voordeel der handtwer x luiden, niet dandender- geeft noch tighflen bet aaien, en al heelgevryt worden, zoo men verfiondden tienden wat meer penning ook ten eerfien hope te gedooghen : 't welk zyn biUikheit fcheen te toe, hebben. Want de geefielykheit en ryken onderhielden zich, voor een goedt deel, met hun eyghen gewas, aangefokt vee, engedierte j konden ook voor-
raadt uit d'eerfte handt opdoen , ontgaande alzoo den tienden pennink : 't welk den armen oft gemeinen manonmooghelyk viel, die al zyn' nooddruft van de uitflyters moeft haaien. Ook wild' hy, in tydt van dierte, 't bezwaar Die van met befcheydenkeit maatighen. Die van Amllerdam deed hy , voor 't hof Amßerdam van Hollandt, verdaaghen, en hun een' boete van vyventwintigh duizent worden m gU|jen opleggen. Zy , hebbende zich beroepen van dit vonnis , aan den „„„ "" Hooghen Raadt van Mechele, kreephentotbelcheidtophunverzoeklchrift:
pan vyveti- ö „ % • twintivh- fiatfermoDuci: men Ipreek'er den Hartoghe af. Hiermee voor't hooft ge-
duiz.ent flaaghcn, vonden zy beft het daar by te laaten. Doch 't geen hun in rechte ge-
gulden, be- weighert werd , is hun , mits de naavolghende beroerten , toegevallen.
ßaaghen. De Prins, in zyn verdaadighlchrift van den jaare vyftienhondert tachtentigh,
zeidt, dat de betaaling deezer vyventwintighduizendt gulden eenen Bur-
ghermeefter van Amllerdam alleene te lall geleidt werd. Die van Uitrecht
bleeven eeven volftandigh. Dies Alva , gedreeven van den haat, Haat
het
|
|||||
«
|
|||||
DEK NEDERLANDSCHE HISTORIEN. 223
liet gevaar der zeekuften in de windt j licht de bezettingen uit Alkmaar, Ley- I f 71. de, Delft, en den Briel, en zeyndt weederom acht vendelen, binnenuit- uitrecht recht. Dit volk, aldaar gekoomen den achtienden van Slaghtmaandt, naa WOïdt groote ongereegheltheit ten platten lande bedreeven, gaat den ouwden weeder gangjen zeggende vyftien maanden földs ten achteren te zyn, teert op den bur- ^J0" £m gher, oft leyt hem twee daalers, een arm koftgeld naar den tydt, ter maandt, queitt toe. Nocht geeftelyk, nocht weirlyk bleef'er, ongeplaaght, en droeghen zelfs de wethouders hun deel van de quellaadje. Een Burgherrn eefters zoon werd, op de wacht, zwaarlyk gewondt. Zyn vader Johan Taats van Ame- ronge, bynaa vermoordt in zyn' eyghen huis, maakte, om't uiterfte t'ont- gaan, naa'tvoordraaghendergeleeghenheitaan d'andereMajeftraaten, zich ter (ladt uit. Alle vertoogh hierop, en hoe zeer het teeghens reede ftreed hen alleen te belaften, met de bezetting, die oover vier üeeden verdeelt geweeft was, zommighe der welke, hen in vermooghen te booven gingen, werd van den Hartogh verworpen. Zoo zy zich tot den Koning keerden, die wees hen aan den Landtvooghdt. Uit deeze en diergelyken handelingen in vericheide geweften, reez zulk een' vertwyfeltheit, dat eenighe luiden den Prinfe aan- booden brandtpoppen in hunn'eighe huizen te leggen, om t'zyner aankoomft de fteeden in onmaght van teeghenweer te brengen. Graaf Lodewyk, naa Handel 'tftillen der beroerten in Vrankryk, arbeidde zyn beft, onder de kryszuch- van GuAf tighe gemoeden van dien aadel, die den hervormden Godsdienft toeghedaan Lodew)^ waaren, om hen toghtigh te maakennaa 't beoorlooghen van Nederlandt. m ,ra"^~ Ende quam't zoo verre, dat zyn'Genaade, in onbekent gewaadt, toegang * ten Koning kreegh, die zeer zoet op deezen krygh fcheen, en 't beleidt van dien, aan d'Onroomlche beeren te willen opdraaghen. Oft dit, van eerft af, veynzen geweeft, oftnaamaals, door opruiding des Kardinaals van Alexan- drië, geworden zy, om 't vertrouwen der Hugenotten te doengroeyen, en hendestegemaklykeropdevleesbank te brengen, kan ik niet zeggen. Im- mer die Majefteit loofde mildelyk uit, en ichreef zeer gunftighe brieven aan den Prins van Oranje, ten einde hy zoo veel volks, als hem mooghelyk viel, in Duy tfland, by een ftou wde. AI va niettemin, als oft alles onder 't j uk ver- Aiva plet, en de loop buiten zorghe van wêerloop geweeft waar, verzocht oorlof wekt om~ aanzynenmeefter, om t'huiswaarts te keeren: maar hadde wel geirne Ferdi- ßagh van nand zynen zoon naazaat in de Landtvooghdye gezien. Dit haaperde in't dienfl. hof van Spanje, gelyk alhier 't uitvoeren van den toeleg der fchzttmgen 5 waar van 't hem miiTchien hart viel, de eer aan eenen andere te laaten. Hy ftelde zich nochtans tot dereyze, en deed, ter eeuwighe gedachteniilè zyner ge- waande gloorië, zich zelven in de burgh van Antwerpen, een metaalen beeldt Recf}t fliehten, dat in deezen jaare voltooit werd. De voetftal ruftte op drie trappen uc\ *~elve van blauwen fteen. Het beeldt ftond gewaapent, uitgezeit het hooft, en de eenbeeldt rechte arm, waarmeedehet de ftadt vreedelyk icheen t'hemwaarts te noodi- ghen. Onder zyn' voeten lagh een lichaam met twee hoofden, en vier armen, welker d'eeneeen' toorts, d'ander' een byl, de derde een' knods, de vierde een' vuifthaamer gevat had* met een momaanzicht onder de zyde, een'tas aandenhalze, daar vericheiden gedrocht van flangen uitkroop. De voetftal was achter leedigh $ van vooren had hy, in kooper, dit opfèhrift. FERDI- NANDO ALVAREZ A TOLEDO ALB^E DUC: PHI- LIPPI II HISP: APUD BELGAS PREFECT: QUOD EXTINCTA SEDITIONE, REBELLIBUS PULSIS, HELIGIONE PROCURATA, JUSTITIA CULTA, PROVINCIE PACEM FIRMARIT,REGIS OPTIMI MINISTRO FIDELISS. POSITUM. 'T welk luidt in Neder-/ T 4 . duytichf
|
|||||
f
|
|||||
224 p- c- HOOFTS ZESTE BOEK
1571. duy tfch: Aan Ferdimand Alvarez van Toledo Hartoghe van Aha , Ooverfie
in Neder landt voor 'Philips den tweeden Koning van Spanje, om dat hy, naa 't flijfender mityterye , ver dry ven der weederjftannigken , verzorghen van den Godsdienfl, houwen van 'tgerecht, de vreede van V gewefle geveflighp heeft , is dit opgerecht: aan den getrouwften bewindtsman des aller befi en Koninx. Onder de voeten, op den randt, las men: Jongelingi opus ex are captivo. Dat is : Jongelinx werk van buytkooper. Ter rechter zyde zagh men den daagheraadt, die in Spaanfch Älva heet, opgaan, verjaaghende vleermuyzen , uylen , en 't viervoetigh nachtghediert -, voorts eenen har- der , die zyn' fchaapen te velde leydde, en dit Griekfch byfchrift : aaezi- kakos hos. dat is: T)e quaadtverdryvende morghenfiond.Ttx flinke ftond uitgebeeldt een ontfteeken altaar , belendt met zeeghetekens van waapen- tuygh % in 't altaar deeze woorden: T>eo Tatrum noßrorum. Dat wil zyn. 'Den Gode onzer vaader'en. De Hooghgeleerde Arias Montanus had zynen geeft aan 't verzieren deezer blazoenen getoont, en, zoo men acht, by 't dub- belhoofdigh lyf de twee Staaten van aadel en gemeente, oft fteeden verflaan: hoe wel 't van anderen op den Prins en Graaf Lodewyk, oft liever Egmondt en Hoorn geduyt werd. De Hartogh van Aarfchot, een Heer, wiens vry- heit van mondt meer dan yemands anders te hoove geleeden werd, als hy dit werk bezichtighde ,. zoude, op vraaghe des Landtvooghds wat'er hem af dochte, geantwoordt hebben, dat hy in de grimmende troonj en, dreyghe- menten van wraak fpeurde, zoozy'teensontworftelden. 'T welk naamaals tot een voorzegfel getooghen werd. Dit opgeblaazen en vermeetel ftuk ftond yeder in den weeghe. 'T was een grouwel in 't harte der Landtzaaten -, 't werd benydtby deSpanjaards, en gelaftert van d'uitheemfchen. Ook deed,_by tyde van Don Louis de Requefèns, de Koning't zelve afwerpen: 'tzydat hy die ftaatfy zynen bewindsman misgunde, oft wanvoeghlyk vond, met eenigh heughteeken van inlandiè bloedtftorting, tepraalen. Maar de Neer- landers, ziende alstoen op de rug der zaaken, meynden men hadd' het be- hoort in weezen te laaten, om dat de lofftellaadjen, zoo 't oordeel der naa- koomelingen tot haat gedyght, voor ftinkende graaven verfoeyt worden. Menzeyt, dat dit beeldt vyftien voeten hoogh was: altyds de rechte duym. daaraf, my by geval ter handt gekoomen, wyft uit, dat het, in grootte, 't leeven verr' oovertrof. Om d'onzeekerheit der kundtfchappen, die zeer achtbaare Ichry vers hebben doen dooien, myd' ik my van in d'uitheemïche ge- fchiedeniifen te treeden , uitgezeyt daar ze aan d'onze gehecht zyn, Ende zoud' ik derhalven niet aanroeren den fchipftrydt, gewonnen by de Chrifte- nen in dit jaar, op den Turk; waare geen zoon van't huys, 't welk ons dat pas regheerde, opperde der vloote geweeft in't bevechten vandiezeeghe, de grootfte en heerlykfte, die men ooit op d'ongeloovighen te waater behaal- de. Want de Venetiaanen, hebbende, naa verlies des meeftendeels van Ci- pers, den vyandt voor Famagofta hooftftadt van dat Eylandt, traaden met den Paus en Spaanfchen Koning in een verbon dt, aan 't welk de naam van Heyligh gegeeven werd 3 ook van Eeuwigh, om dat men ongeraaden vond, het zelve met eenighen tydt te bepaalen, mits uit een'korte de Turk moedt fcheppen , en een' lange van quaaden vooripooke fchynen , moght. Uit plicht van deezen maakte de Paus twaalf galey en toe, onder Marc Antonio Colonna j de Veneetiaanen hondert veertien galeyen , met zes galeafïèn en twee hulken, onder Sebaftiaan Veniero j de Koning eenentachtentigh galeyen , en twintigh groote jfcheepen , onder Don Johan van Ooflenryk zynen baftaartbrocder, dien de ftaat van Hooghammiraal werd opgedraa- ghen. Degrootmeefter van Malta, en andere Vorften, deeden'er elk naar zyn
|
|||||
<
|
|||||
DER NEDERLANDSCHE HISTORIEN. itf
zynvermooghen het hunne toe: der wyze dat'er tweehondert neeghenga- i jyi.
leyen, zes galeafïèn, vyventwintigh kogghen, veertigh jaghten nooddruft van mondt en oorlogh voerende, in zee gebraght werden, ßooven de fchip- persj bootfluiden, en zwermen der riemflaaven waaren zy voorzien met • twaalfduyzentltaliaaniche, achtduyzentSpaanfche, drie duyzentDuytfche fbldaaten. Hier hadden zich noch bygevoeght drieduyzent goedwillighen van verfcheiden landtaart: daar onder veeleNederlanders, zooeedel als on- eedel, die'tleeven, hun anderszins vruchteloos, mits d'ellenden des vader- lands , zochten tot welflandt der gemeene Chriflenheit, te befteeden. Niette- min , gelyk zoodaane tzaamefpanningen, mits de verlcheydenheit der bezon- dereinzighten, traaghlyk voltrokken worden, en de zwaare toeruftinghen veel tyds booven giffing aandraaghen, was't, eer alles te hoop quam, met Famagofta omgekoomen; daar deChriftenen vangeduldtenbeftendigheit, de Turken van meyneedt en wreedtheit d'uiterfte proeve beweezen. Om echter, met het leedigh laaten van alzulke krachten, zich tot geen' rpot te maaken, verzaamdemenze in 't laaft van Herfftmaandt, by 't eylandt Corfu, De Turken, daarenteeghens, Iaaghen by Lepanto, met tweehondert tleftigh galeyen j maar hadden niet half zoo veel' vechters als de Chriflcnen. Ook waaren zy, naa hun gebmyk, licht gewaapent op 't befchaadighen, niet altoos op't befchutten; de galeyen zonder borfhveeren, om in vryheit de booghe te handelen: daar d'onzen, meeft gehelmt en geharnaft, hooghe, fty ve boor- den te baat hadden, om tefrens 't lyf te berghen, en de buflèn t'onderfteunen, die in toereyken en wisheit van wonden, de pylen verre te booven gaan. Hun Ammiraal wasHalyBafla, zyn fteedehouder Ochiali oftUluialy, een Ita- liaan , die 't Chriftendoom verlooghent had. Porthau Ba/la gebood oover 'tkrysvolk. Het anker gelicht hebbe*nde, quaamen zy onverziens, op den zeevenden van Wynmaandt, den Chriftenen , die hen zochten , by 't ey- iandt Cufèlar in't oogh. Deeze, derhalven, 'r zelve verlaatende, winnen de ruimte, en verdeelen zich aan vy ven. Ter rechte zyde had ƒ an Andrea Do- ria van Genua 't gezagh: ter flinke Auguftino Barbarigo van Veneedje. Don Johan hield het midde5 Don Alvarez Bafïan de achterhoede. D'eerfle praal- de met groene, de tweede met geeluwe, de derde met blaauwe, de vierde met witte vlaggen. Aan de waardighfle zyde, had Don Johans hooftgaley den Roomfèhen Ammiraal -, aan de flinke den Veneedfchen , en vervol- ghen ds denGenueefïchen, daar de Prins van Parme, en den Savooyfchen, daar die van Urbin op was. Den laft der voortoght hadden de zes .Veneedfche galeaflèn, die een weldigh gefchut voerden. Het achterfte was gegordt, met de hooftgaley van Malta ter rechte, de Lomeliner ter flinke , inhebbende Paulo Jordaan Urfïn. De jaghten werden van der handt gezonden, om yder de hoope der vlucht te beneemen. Donjohan, in een bootgetreeden, deed zich van boordt tot boordt roeyen, om de gemoeden ten flryde te wetten: 'twelkdaarentuflènvand'andrehopluyden niet verzuymt werd. Eyndtlyk* inzyn'galeygekeert, enraamende den vyandtgoeylyk binnen fcheuts,doet hy eender grootfte ftukken afbernen, de trompetten opklinken, devecht- vaanen uitfteeken. In d'eene ftond een gekaufte Chrifr in d'ander' een Marie- beeldt -, in de derde de waapenen der bondtgenooten. Daar op volghde 'tkrysgefchrey* 'twelk, gedommelt onder 'tgedruysvan't woelend'en zich 'tfchrap flellende boots-en oorloghsvolk , in de locht fteegh. De Turken, oover den andren kant, rekten hunne fpits inde breedte, recht uit, buyten hunne gewoonte, zonder form van halve maan. Porthau had het beftier van 't midde, Haly van de rechte, Ochiali van der flinke zyde. In 't eerft was hun de windt meedes daar naa ging hy leggen $ en weeder verheffende, liep hun tee-
|
|||||
»
|
|||||
22<S P. C. HOOFTS ZESTE BOEK
1571. teeghen. Als de dagh ontrent ten halve was, raakten de vlooten aan elkari-
schip- dere. Den eerften aanftoot leed Barbarigo, die drie galeyen verloor, enzyn ftrj/dt by oogh aan een flits, zulx hy 't 's andrendaaghs beftarf. Maar een' yflyke oope-
Lepamo. ning maakten de zes galeaflen, doende krysvolk, banken, en flaaven door de kraft huns gefchuts oover hoop tuymelen. Al demetaale buyzen gaaven, tot vyfwerfs toe vuur, en weynigh fcheuten die miftaftten: daar die van den vyandt, mits de hooghte hunner galeyen , doorgaands , zonder treffen , oover d'onze heen droegen. Don Johan, ophebbende vierhundert uitgelee- ze foldaaten, klampte zelf denTurkfchen AmmiraalHaly aan boordt, die met driehondertjanitfers, en hondert booghfchutters gemant was. Met een verhief zich 't gevecht , aan verfcheyde kanten > daar veel doorluchtighe mannen zich met ongeloof!yke vroomigheit queeten: voorneemelyk Matu- rin van L'Efcut, Romegas, een Franfch Ridder van Malta j die der wyze den fchnk in 't ganfch Ooft had, dat noch heeden de Turkfche moeders, om hunnen kinderen een1 vervaarnis aan te jaaghen, niet dan zynen naam in den mondt neemen. Voorts, de foldaaten niet alleen , maar ook de flaaven op hoop van vryheit te verdienen, floeghen handt aan 't geweer, en toonden grootedapperheit. Hetbuldren van't gefchut, en het dreunen der kielen, de rook, de vlam, ten hemel wellende, deeden yeder hooren en zien ver- gaan. Haly, tenlaatfte, werd verflaaghen; zyn' galey bemaghtight -, ande- re verbrandt oft in den grondt gefchooten ; etlyke op ftrandt gejaaght; het ooverfchot in de vlucht: waar onder ook die van Ochiali: en niet dan vyf- tigh in alles , zoo men meent, die 't ontquaamen. Vyvendertighduyzent mannen zyn'er door't waater, vuur, oft fcherp verflonden : Chriftenen tienduyzent, Turken vyventwintighduyzent; drieduyzentvy f hondert ge- vangen. Hondert dertigh galeyen genoomen -, wel twaalfduyzent flaaven ver- lof!:. Die't meeftebybraghten tot het behouden der ooverhandt, zyn (zoo men my in Italië geloofwaardelyk bericht heeft) deVeneedfche galeaflen ge- weeft. Maar nooit duydelyker leere, hoe glippend en tydeloos alle wereld- fchevoorfpoedtzy, dandeezezootreflykeen'zeeghe: de vrucht der welke, mits den opkoomenden winter, endetwiftderbondtgenooten, terwyl elk? op eighe baat uit, zyns weeghs liep, hun door de vingeren droop, en als een ydele galm verdween. Hierentufïèn werd Neêrlandt, van dagh tot uitrecht dagh , onwaardelyker gefoolt. Die van Uitrecht, gemoeit, d'een** reyz* lp uit der aan d'ander, om merklyke fbmme tot beleening der foldaaten, gmgenop ' ä f nieuw den Hartogh met bidden aan, om in't geheel oft deel, van de bezet- ting ontflaaghen te zyn. Hy, als op hunnen ootmoedtzondighende, oft'om hun de hoop van d'allerminfte gunft te beneemenj fchryft den Raadshooft- man's Hoofs van Uitrecht aan, dat hy fchikken zoude al de oorfpronkelyke brieven van de vrydoornen der ftadt, in handen te kryghen. De wethouders, zich ziende zoo vreemd en hard een' zaak verghen, en daarin verfLeeghen, als billyk was, keerden zich echter tot fmeeken, en verzoek van te mooghen volftaanmetooverleevering van gelykluydende affchriften der befcheydeii> daar men eevenveel mee kon uitrechten. Maar al om niet: Alva wil ftips ge- hoorzaamt weezen. Op den zeevenden van Sprokkelmaandt dan, des jaars 1572. vyftienhondert tweeèntfèeventigh , doet men 't krysvolk tzaamen rotten >
met gelaat van tot daadtlykheit te koom en, 't en waar hem zyn' eyfch met ge- moe wier de toegeftaan. Doch hoewel dit groot ommezien baarde, zoo hiel- den 't de Regeerders nochtans , dien dagh uit, fleepende. Des anderen daaghs ging de fpraak, dat men hen al tzaamen dacht in hechtenis te ftellen -, waarop wellicht een' gemeene plondering moghte volghen. Al 't welk niet- teeghenflaande, waaren'er heeren van zulk een hart, dat zy rieden liever 'tniter-
|
|||||
*
|
|||||
DÈR NEDERLANDSCHE HISTORIEN. ï%7
't uiterfte te dulden, dan dit verbrek van hun * beroep aan den Koning. Jonk- i $72»
heer Henrik Valkenaar, d'ouwde, leydde, datpas, gedenkwaardighe eere * Appel- van vrymoedt en ftandtvaftigheit in. Hebben wy, zeyd' hy, ronduit, het Jatie. ly f verbeurt, dat men V ons neeme -y maar laat ons geenszins van onzegerech* tigheitwyken* Eeverïwelhetmeeftedeel, vindende't vuur zich zoo naa ge- leyt, en dat met volharden niet te winnen was, befloot der tydt toe tegee^- ven. Dienvolghends leeverden zy , aan den Raadshooftman oover , een1 fchriftelyke verklaaring, meldende hoe de weyghering uit geen weederfpoo- righeit, maar uit plicht van eede tot voorftandt van ftads gerechtigheit, ge- iprootenwas, en dat zy hem niet beletten zouden de geëyichte brieven naa zich te neemen. Daarenbooven deeden zy inftellen een' heimelyke # weeder- * Proteft ipraak, om in tydt en wyle te bewyzen, dat zy geenszins verftaan hadden, hun recht, by deeze gedooghzaamheit, uit vreeze gefchiedt, in 't minfte te verkorten. En werden alzoo al d'oorfpronkelyke Hukken uit hunne bewaar- Tm,Bf nis gelicht, enop'tflot Vreedeburghgebraghtj daar zy bleeven, tot dat ze ha"JtvJÏ deLandtvooghdtRequeiëns, naazäat van Alva, dpor'sKoninx bevel, hun flenXtynet weeder ter handt ftelde. Immiddels was de Prins vaft beezigh met geldt uit vry doornen alle hoeken by een te fchraapen. De Koning gaf een Plakkaat uit, 't Welk luydr- f beiden. de, dathy, doordegenaade, eneenen nieuwgeboorenzöon, Iiem vanGo^ pever- de verleent, beweeght was om de vergiffenis van den jaare tzeeventigh te ver- i*ffetfts van nieuwen, en de zelve noch drie maanden te doen oopenftaan, voor de%ee-denïaare nen , die zich midier wyle met de kerke verzoenen zouden. Want vee Ie, ^shver- zeyd'hy, daarop flennende, dat zy zich niet y dantoen't vryflond<> ter On- nieuwtm r oomfche pre eke gevonden hadden, waar en daar oover , als uitgeflooten , in verlengt, moeyte en vankenisgeraakt i die zich, by weeghe deezer weldaadt, redden moghten. Daarnaakeert de voorighe fchrik weederom. Want, Alva, wik Alva lende t'allenpryze met den tienden en twintighften penning deur, liet geen ^ingtop ding ongeproeft, om die Ichattinghen in te voeren. En op dat hy niet fcheene ,en tm" Hechts zyn eignen hooft te volghen, verzocht aan eenighe, voorneemelyk twmt„^A uitheemfche luiden van letteren, dien 's Lands geleeghenheit bewuft was, aenpen± zy zouden hunne inzighten op deeze ftof by geichrift ftellen; en verwachtte mng. niet anders dan 't fmaakelykft voor zyn' ooren. Maar 't viel recht daartee- ghens uit. En het minfte deel dreef, dat de noodt deeze bezwaarnis vereylch- te, die ook den Staat teeghens allerley vyandt te pas zoude koomen : het meeree deel, dat de gemeente ruft en verquikking van doen had, 'ten waar men zich meerder ongemak, jaa inlandfch oorlogh trooftte. Onder deeze was Xodewyk Guicciardin van Florenle , die , behalven dat, aan ons , met zyn' beichryving van Nederlandt, eeuwighen dank verdient heeft. Dan quaalykbequamhemzyn'rechtuitheit. WantJeronimoDiCuriel,hebbende hem 't werk afgeleent, deed het in der yle, uitichry ven -, en behandighd' het * teeghens gegeeve trouw, denHartoghe, eer Guicciardin het den zelve ver- toont had. Alva, hier oover, liet hem in vankenis werpen; en gebood met het innen, beide van tienden en twintighften penning, fcherpelyk voort te vaaren. Maar een'ftadt niet, die zich te moede vond aan andere hierin, voor te treeden. Derhalven, om'tfpitsaftebyten, neemt hy voor, het van den DeBrujff* hoofde af, naamelyktotBruyifèl, eninzyn'jeeghenwoordigheit, te beginn-* ßA4rs nen. De burghers, te zwak om zich reeghelrecht daar teeghens te kanten, ver- JuPen zoeken 't door een'ommewegh, fluyten winkels en kraamen, en zeggen niet te wmieis koop te hebben, nocfite dienvolghends eenighen tol fchuldigh te zyn. Waar-« en hebben door, nocht bier nocht broodt om geldt te bekoomen weezende j gaat de kreet niet te alomme op, en de ftadt het onderfle booven. Hy, waanende zich maghtigh, 'hop* om alles met voeten te treeden, bcfluy t een goedt deel der voorbaarighften, in hun
|
|||||
»
|
|||||
228 P. C. HOOFTS ZESTE BOEK
j 172. hun eighe deuren te doen hangen ; op dat de anderen, verfchrikt van zoo fel
en ylend' een' ftrengheit, met de gewoonlyke oefFening hunner neeringe voort voeren. Ende was de beul nu gelaft om zeeventien ftroppen, met lad- ders van tien, oft twaalf voeten, vaardigh te maaken* het krys volk in't geweer; Tjding Don Frederik ten huize van Viglius, omdevonniflen te üuyten; als de ty- van 't ver- ^ing komt, dat de Geuzen den Briel bemaghtight hadden. Maar, tot grondige oovren van ^cnnis jer oorzaak'en en toekoomftvan deezen aanflagh, dient de geleeghen- B heit van wat dieper opgehaalt. Jakob Simonszoon de Ryk, Amfterdammer, Oorz.aa- koopman van graanen, was betight van den Schout, dat hy aan zeekere koo- hen van rendraaghers een' ton Engelfch bier ten befle gebooden had, zoo zy de Minre- dien aan- broeders kerk wilden breeken: 't welk valfch bleek. Maar federt werd be- fagh. tuight, hoe zy 't bier op die voorwaarde van hem geèyfcht hadden ; hy geant- woordt, dat de Minrebroeders kerk hem niet in den weegheiïond; en zich daarmee binnen's huis vertooghen. Om't verzwyghen van dit zyn weeder- vaaren voor de Ooverigheit, washy gebannen in den jaare achtentfeftigh, en al zyn' haave aangeflaaghen. Hy had ten huwelyk Margriete, dochter van Niklaas Hooft: de welke, en zyn eighe moeder, hierdoor benoodight wer- den , hem, met begoeding op nieuw, middel om leeven te verichaffen. Daar- mee trok hynaaOofllandt, en, zich zettende tot Dantfik needer, vond'er geleeghenheit, om zich eerlyk genoegh te behelpen. Eevenwel, hebbende te met, neevens andere vluchtelingen, eenighe penningen tot 's Prinfen on- derftandt uitgefchooten, werd hy in 't laaft verdrietigh, en ging op eighe ko- ften, een oorloghfchip uitreeden. Zoo deeden ook Dirk Duyvel enJanZy- vertszoon zyn' meedeburghers: met de welke, buy ten kennis zyner huisvrou- we, diein'tkinderbedt lagh, hy de reys aannam, en naa Engelandt zeylde. Willem van Blois van Treflong, ontkoomen uit de neêrlagh vanjemmingen, maar zwaarlyk gequetft, had zich tot Embde doen geneezen, en denGraave aldaar een' wyl voor Eedelman gedient. Thans kreegh hy onthiet van den Prinfe, om twee fcheepen ten oorlogh toe te ruften, nam oorlof van zyn' meefter > en kocht een fchip van ontrent tneeghentigh laften, met zeftien gootelingen. Daarnaa deed hem de Graaf in fcherpe vankenis fmyten, op voorgeeven , dat hy binnen Embde, zeekren Amfterdammer ranfben afge- dwongen, en zyn fteêhouder Roobol zich met verfcheyde rooveryen, daar te lande verloopen had. Endtlyk verworf hy, borgh ftellende voor duyzent gulden, 'tgebruykvan deftraaten derftadt: en ziende dat men met voor- dacht zyn'zaak fleepende hield, lichtte heymelyk de hielen, en begaf zich te waater. Hengelende in Sprokkelmaandt deezes jaars , om de gaaten, daar de Zuyderzee uitloopt, werd hy gedrongen in te zeilen en het onder Wieringe te zetten -, daar hy etlyke daaghen bevroozen bleef. Zeeven- tien van zynenvolke, die zich te moedwilligh droeghen, werden by nacht omgeholpen van de eylanders -, en hem een eedt afgedwongen , van * t geenen tyde , dit leedt te wreeken. Boflli, dieLandtvooghdtooverHollandt van Alvaas zyde was , verftaande, hoe hy aldaar beklemt lagh, zond denOn- derammiraaljan Simonszoon Rol, met vier vendelen knechten, om hem te befpringen. Deeze, 't fchip opeifchende, kreeghen tot antwoordt, dat men niet dan kruydt en koeghels t'hunnen befte had. Dies trokken zy aan -? maar werden zoo gegroet, dat hun raadzaamft docht achter den dyk te deyzen. - Toen ftelde zy praamen en fleeden met aarde toe ■, braghtenze met grofge- (chut op het ys ■, en Haakten by de tweehondert fcheuten teeghens Treflong j Zonder veel te bedryven, mits dat zy vreesden hem te naa onder te koomen. Alleenlyk werd zyn fchipper getroffen, dat hy doodt oover boordt viel •, dien zy> uitwulpfche fpotzucht, een' wyvenhul op zetten en met baskaamers, ge-
|
|||||
*
|
|||||
DER NEDERLANDSCHE HISTORIEN. n9
gebonden aan armen en beenen, in zee zonken. 'T volk van Treflong, daar- i S72 •
jentuflen, vermande zich zulx met opbytenvan'tys, datzy, infpytvanden vyandt, die'taanzagh, met veel vuurgeevens van fchut en fcheldtwoorden 5 wegh raakten. Voorts ook in Engelandt gekoomen, verzaamden zy met den Graave van der Mark, Heer van Lumey, hier vooren gemeldt, nu tot Ammi- raal by den Priiife verklaart, en met d'andere hopluyden, waar onder de Ryk was. Deez, nocht heffen nochttillen kunnende, datluyden, eerlykgeboo- ren, hunne vroomigheit in enkel zeefchuymen befteedden, wreef zich zelve en anderen ftaaghs deeze iiiootheit door de neus •, en dat men behoorde yet lof- Jyx, en van naadruk, tot verlichting des vaaderlands, aan te flaan. Hierby geviert, dat de Koningin, geperft door den Hartogh van Alva, denweeder- ipannighen zyns mecftersden houw op te zeggen, hun, om'tSpaanlch oor- logh t'ontgaan, haarRyk, en alle nooddruft van lyftoght daaruit, icherpelyk deed verbieden. Derhalven, rnaakende van de noodt een' deughd, fteeken zy, met eenen voorwindt en vierentwintigh fcheepenteffensinzee, en mun- ten 't naa Teflcl, op hoope van 's Hartoghen oorloghfcheepen aldaar, oft wei de ftadtEiikhuizen, oft eenighe anderetge vermeefteren. Maar, naa't nee- men van twee fcheepen, die uit Spanje quaamen, keerde de windt der wy- ze, dat zy goedt vonden den mondt der Maaze te kiezen. Wyd uit der maa- te, mits onder andre ftroomen ook de vermaarde Ryn hier zyn meefte waater looft, gaapt deeze oopeningi en heeft het eylandt van Voorne , endeftadt Briel op de Zuyder, het dorp van Maaflandsfluys op de Noorder lippe leg- gen . Op den eerften van Grasmaandt, ontrent twee uuren naamiddagh, koo- meneerfttweefcheepen, daar naanoch vierentwintigh, tot dit logh in ftree- venj en ftryken't voor't hooft van den Briel. D'inwoonders van beydede voorgemelde plaatfèn, verwonderden zich ten hooghfte oover zulk een' mee- nighte van koopvaarders, zoo zy waanden: zynde hunne minfte gedachten niet, dat de Waatergeuzen daar m et zoo fel en langduurigh een oorlogh quaa- men aangezeylt. D'eerft, dien'tinviel, was een veerman genaam tJan Pie- tersfoon Koppeftok. Deez' oopende zyn gevoelen aan zeekere luyden, die hy in had, om ze naa den Briel te brengen: dewelke daaroover beducht, zich te rug en aan landt deeden zetten. Hy, daarnaa, roey t der vloote aan boordt, en vereyicht naar Treflong. Treflong, te voorfchyn gekoomen, enbewel- koomt van hem, brengt den man by den Graaf, en zeit dien, dat hy de rech- te was, diet'hunnen voorneemen diende. Dies begheertmenop hem, dat hy een boodlchap in ftadt gaa doen. Koppeftok, des getrooft, als die weenigh tewaaghen had, neemt den laftaanj en met zich voor geloofnisbriefTres- longs zeeghelring, wel bekent daar ter plaatiè, mits dat zyn vader Baljuw van den Briel geweeft was. Voorts te lande gezet, maakt hy gang naa de poorte* die hem geoopent werd > en van daar naa 't ftadthuis. Eiken benieuwde wat hy brengen moghte > en werden hem, onder weeghe, veele woorden, zommighe naar gunft, andere naar ongunft fmaakende, naa 't hooft geworpen, vindende die van der wet vergaadert, dient hy hun aan, hoe hem by den Ammiraal^ mitsgaaders Treflong, en d'andere Hopluyden des cPrinfen, geverght was, te verzoeken, dat dèCMajeflraaty om met hun teJpr e eken ^ tweegemaghtigh- den wilde buiten Jc hikken : den welken niet mtjfchieden zoude. IVatit die hem gezonden hadden , verklaarden aldaar te zyn , om hen vanden tien- den penning te verlojjen , en teeghens de dwingelandy van Alva, en de Spanjaarden, te befchermen. TefFens toont hy den ring, tot bewysvanzyn onthiet. Men vraaghd' hem, oft zy fterk waaren. Hy, meer uit losheit, dan uit lift, zeyt, wel vyfduyzent mannen. Dit deed yder ichrikken, en voorts tot bezending ftemmen. Maar de zelffte ichrik maakte hen zoo beteutert, |
||||
23o P. C. HOOFTS ZESTE BOEK
2 • dat 'er niemandt geirne aanquam. Endtly k hy kreegh 'er twee met zich * óm
's Graaven voorftel te hooren. Die eyfcht de ftadt op, uit naam van den Prin- fe als Stadthouder des Koninx ; geeft hun twee uuren beraads 3 en laatze fteedewaarts keeren. Toen waft de verfl eeghenheit > 't gaat'er opeen zak- ken , pakken en vluchten, te waaghen , te paarde , ter Zuydtpoort uit. 'T krysvolk, gelandt daarentuflèn, en ten deel voor de poorten, vraaghde de geenen, die oover de muuren keeken, oft men hun op doen zoude, oft zy zich zelf moeten inhelpen. De Majeftraat marde met antwoorden: thans , ipeurende meeft eenen yeghelyken, die te verliezen had, op de loop, an- dren gezint tot die van buyten, zietzy ook om een goedtheenkoomen. De miren van bedenken om zynde* en te zorghen, dat men zich binnen fier- ken , en ter weere bereyden moghte -, rukt de Graaf toe, aan twee troe- pen. D'eene geleydt van Treflong, naa de Zuydtpoort, beliep aldaar den Rentmeefter johan van Duy ven voorde , in opzet om te wyken -, dien de foldaattelyfwilde. Maar Treflong was'er voor, en beweeghd' hem tot bly- ven. D'andre troep, onder Roobol, zamelt pek, rys, ftroo, en ander licht ontfonkelyk tuygh aan de Noorc^poort •, fteekt'er't vuur in -, en loopt ze voort oopen, met een eyndt van een'maft. Voorneeghen uuren waaren zy meefter j en trok de Graaf te deezer poorte , Treflong tot d'ander' in, met ontrent tweehondertvyftigh mannen in alles -, eensdeels Luykerwaalen , rapfchvolk , maar moedtwilligh } eensdeels gevluchtte Nederlanders. De vernaamften , die met dit ftout beftaan, den eerften fteen van 't gebouw der vryheit leyden, vind ik, booven de drie voorgemelde, geweeft te zyn Bar- tholt Entes van Mentheeda , Onderammiraal j Niklaas Ruykhaaver van Haarlpm j Jakob Simonszoon de Ryk , Jan Klaaszoon Spiegel, Dirk Duy- vel, alle drie van Amfterdam j Jonker Jakob Kaabeljauw , Willem de Graaf van Gent, Wouter Franffen , Fokke en Jan Abelszoonen , Hop- man Looy , Hopman Daam, Hopman Gilain, Hopman Jelnier , Marren Merous, Gillis Steltman, Henrik Thomaszoon, Ellert Vlierhop, Marinus Brandt, Bruyn van Uitrecht, Kornelis Louwszoon van Eeverdingen, Oom Hedding, en d'Oovelens. Nochtans, ('t welk wonder en jammer is ) koo- men de fchry vers in deeze naamen niet oover een. In de hitte van den 00ver- val werd de burgher verfchoont, en al de geweldenaary teeghens de geefte- N lyken gewendt. Des anderen daaghs ging 't op een ftormen van beelden, roo- ven van kappen, koorkleeden, karzuyfels , en allerley misgewaadt, famt andere kerk- en klooftergoederen, en berghen van den buyt in de fcheepen. Want zelfs Lumey, hebbende geen wyder wit, dan'tgeweft te pionderen, iprak van de ftadt in brandt te fteeken, en met die ftank te ruymen. Zoo groot een fcheel is'er tuflèn de baldaadighe buyen van eenen waaghals , en d'eerentfefte deughdt der grootmoedigheyt. Maar Treflong, Bartholt En- tes, de Ryk, en Dirk Duy vel kantten'er zich teeghens, dryvende, dat het te oolyk een lafhartigheit waar , de betraapte geleeghenheit buyten nood- dwang te flaakens en aarzelende, nu menden voet op den drempel had •, uit zyn voordeel te varen. Wat moedt konden de verlangende landtzaaten, wel- ker hoop op de beloofde , en felkens gemifle verlojjlng ten eynde van aadem was, oover houden, indien men duseen fleutel deslandts, willends-, uit der- handt worp ? Ba, men had veeleer, nu hun 't geluk in den mondt liep , den "prinfe des kundfchap toe te veirdighen , die den misßagh niet doen foude van hen ver leeghen te laat en. Voor my, zeyde de Ryk, meenighmaal heb ik Godt om een graf op de ftrandt myns vaderlands gebe eden. Nu zaVet my wel een in de wallen gebeuren. Gaanwe die met de bor ft fierken, 'T)? menfch vs altyds veigh} maar moet'er keur aan weet en, ofthymetfujfen, |
|||||
«
|
|||||
DER NEDERLANDSCHE HISTORIEN. 231
oft met proef doen van vroomheit, zy nge efi vergiet. Lumey, laatendedoor If7^> deeze en dusdaane woorden, zich't hart onder den gordel fteeken, zeytdat hy getrooftis het iiitcrft af te wachten. 'T zelfde beloofden d'anderen, zich on- derlings daartoe verplichtende. Derhalven zynerDoorluchtigheit boodege- ichikt, de vetten geftyft, fchut uit de fcheepen daarop gebraght, de be- denklykfte aankoomften toegebolwerkt met haaring- en andere vifchtonnen vol aarde, En was't'er al drok doende, tot de onftrydbaare fèxe toe, met zoo vuurigh een' yver, dat zy hunne voorfchooten icheurden, endraayden 5er lonten af. De roep, hier af, liep terftondt oover al; en de huisvrouw van de Ryk> als zy dit t'Amfïerdam vernam, by haaren vaader kermen , hoe haar man in denBiïel was, meteen' handt vol volx, om cerftdaaghs altzaa- men opgehangen te worden. D'ouwde man vol moeds, cn'thHikhezeften- de, ßaart3 zeyd'hy, uw traanen dochter, zy hebbende koe by dehoornen. Zyn ze zoo wys geweefi, als zich me e fier van den Br iel te maaken, zy zullen van degalghe zich welweeten te wachten. De Landtvooghdt ontiïng de maa- Alv* re, met kommerJoos aanfehyn, maar met belaaden harten alzoo hem Vi- ßmfi *y* glius, en andere luyden van oordeel vermaanden, dat het een verreziend werk, voomee- en den Lande in de ilrot gefteeken was. Schortende derhal v^en den loop van mr" zoo voortflaand' een' wreedtheit, kropt hy zynen hoomoedt in , laat de Bniiflèlaars met vreede j en zint op middel, om 't verlies te boeten -, mooghen- dealsnu bevroeden, hoe dvvaaslyk hemzyn'hardtnekkighcitgeraadenhad, de grensplaatien van bezetting t'ontblooten, om de middelland!che, met oo- verlaft van krysvolk te fooien. De Graaf van Boflii bevond zich, dat pas, binnen Uitrecht. Dien beveelt hy flux op te trekken, en, met tien Spaaniche bj u'mdt vendels, hetoörloghin zyn'geboorte tefmooren. Wel, en effen te tyde, quam Bojfu naa dit der burghcry. Te weeten, deSpanjaards, onbetaalt van bynaaachtien denBrid. maanden, hadden voor, met vankenis van hunnenKornelen Hopluyden, een'zwaare muytery te beghinnenj die op't pion deren der ftadt, en, naar datmenzei.de, aldus aangeieit was. 'T gin k inde goede week, enzywaa- ren gewoon, 's nachts naa den wittendonderdagh, by licht van toort/èn, om Muytery te gaan , bemopt om 't hooft, en in lange kleederen, daar niet dan de 00- totuitrecht ghen, en een plek der naakte rugge ukkykt, om de flaaghen eener lerpe t'ont- gebroedt. rangen. Want het is hun een' fbort van boetvaardigheit, zich in die gell alte te geefleJen dat 'er veel bloeds naavolght, om quanfiiys het vlees te temmen, en met eyghe flraf hunner zonden, 's heemels roede voor te kóomen. Dit dexel van Godsdienft docht hun bequaamtot uitvoer van den aanllagh' 5 on- der't welk zy te hoope koomen, hun geweer verberghen, lonten ontftee- ken, en teifens den burghcren en himn' ooverheit, onverziens op 'tlyf kon- den loopen; terwyi zich yeder aan de vréemte van't ichouwipel vergaapte. En hadden zy reeds in 't heimelyk eenen tot hooft opgeworpen, die, genaamt, op hunne ipraak, Eletto, dat is Verkoorling , in gelyke beweegheniilen, doorgaands uit de flechtite rot£rezellen voortssehaalt wordt. Dan 't wilde jiiylt weezen, dat men 'sdaaghs te vooren het fchryven van den Har- togh, en ook lucht van dien toeleg kreegh. Waarop, de Verkoorling, van den bedde gelicht, ten huize van den Kornel gebraght, ondervraaght voor al de Hopluiden , en fchuldigh bevonden , daatlyk geworght werd. Des morghens lagh het lyk op de plaats voor 't ftadthuis , met een ichrift in Spaanfèh op de borft, dat de reede derftrafFe vermeldde, en werd' het al- üebe&et* daar tot oover den middagh ten toone gelaatcn. Toen flaat Boflii op wegh, tmS ver~ niet al 't krysvolk, fcheept van Schiedam en Maaflandsfïuis oover , en tr.e^ vm raakt op het eylandt van Voorne , zonder eenighen weederftandt, mits Lumey zich daar te zwak toe kende. De Spanjaardts, genaakende den Briel, V 2 von*
|
|||||
9
|
|||||
232 R C. HOOFT? ZESTE BOEK
1572. vonden de voorftadt aan deZuydtJ3oort afgebrandt, de boomgaarden in't
Nieuwlandt needergehouwen, eil een deel der Geuzen in de boomgaarden onder de ftadt, die hen met handtfchut begroetten. Midlerwyle fprong Rochus Meeuwszoon, fteêtimmerman in 't waater, en pafte 't Nieuwlandfch fluysken te oopenen; zulx de binneweeghen onder liepen, en devyandt, den Nieuwlandfchen dyk kiezen moeft, trekkende naa de Zuydpoort, daar hy met grof gefchut raauwlyk ontfangen werd. Met een zoo vaaren Tres- long en Roobol, met eenigh volk, naa't waater Bernifïè, daar Bofïii zyn' fcheepen gelaaten had3 booren 'er een deel in den grondt; fteeken andere aan brandt, oft, mits de haaft, van den oever af. Door welke vreeze , en 't waflen des waaters, de Spanjaardts, waanende de doodt voor hunn' ooghen te zien, zich op de lofTe vlucht, en in BernifTe begaaven. Etlyken liepen oft zwommen daar door j anderen na de fchuyten, die 'er noch dreeven -, hingen daaraan, en braghten 't zoo op nieuw Beyerlandt. Stappende voorts door flyk door flob, lieten zy zommighen verdronken, oft verfmoort in de mod- der. Maar 't was om grooter neêrlaaghe gewedt, haddeLumey der burge- rye darren vertrouwen, en de zynen op de naajaght zeynden. Deeze zee- ghe, verkreeghen op Paafchaavond, maakte den Geuzen eenen weldighen moedt, dien zy met teekenen van vreughde beweezen , ook groote toe- loop van volke , en veelerley licht gezellchap. 'S Paafchmaandaghs mon- fterde men al de huisluiden van 't eylandt; en zwoer Lumey hun voor, zy hem naa, de ftadt te houden voor denPrinie, alsStadthouderdesKoninx oover Hollandt. Bofïu , hebbende aldus 't hooft geftooten , quam met de matte troepen voor Dordrecht, en verzocht ingelaaten te zyn. Maar 't werd hem heuflelyk afgeïlaaghen. Hachelyk vond hy nochtans zich van dien oordt te verwyderen, ziende den afval op der gang. Derhalven wendt hy 't naa Rotterdam; daar hy met eenighe Eedelluyden ontfangen werd, en vermaant het krysvolk buiten te laaten trekken 5 doch endtlyk verworf, dat men hun doortoght by enkele rotten tefFens, met doove lonten, vergunde, Boßuver- Maar 't eerfte door de poort zynde; dringen 'er d'andere op aan, enoover- kracht weldighen de wacht: een der welke, een fmitzynsambachts, en in't vooril: Rotterdam om den inbrek te keeren, met 's Graaven eyghen handt, zoomenzeidt, ge- met Hfl. jagt- werd. Toen vallen voort ook zyn' Jonkers en d'anderen toe 5 flaan de waakers ten deel doodt; dry ven ze ten deel ter ftadt uit. De welke al- zoo vermeeftert, en de wegh der moordt gebaant zynde ; moeften 't meer dan driehonderd burghers met den ly ve bekoopen, dat zy ten eerften aan- koomen in waapen gevonden werden. D'andere, tot vrouwen en maagh- den toe , ftonden allerley' mishandeling van imaadt en moedtwil uit. En duurde dit bezwaar van den neeghenden in Grasmaandt, tot den dertien- den van Oeftmaandt. Immiddels ooverviel Boilii by nacht Delfshaaven , daar de Geuzen zich geplant hadden , en bedreef 'er groote wreedtheit. Door al't welke, hy, die, als een Nederlandfch Heer, te vooren wel ge- wilt was, maghtighen haat laadde, en de harten, vooral in Hollandt, van onrttfl ter zich afkeerde. Ter Goude ftond de gemeente op den kant van temuyten, Goude. roepende dat hun (chier oft morghen naakte , 't geen hunnen meedelidt- maaten des Lands, tot Rotterdam was oovergekoomen. Dat het niet hoo gherliep, werd door de wethouders bearbeydt; dien de Heer vander My- De Prins Ie , vooghdt van 't flot, beloofde ettelyke poorters , tot bezetting van vindt het 't zelve in te neemen. Doch bleef dit achter; en, met vankenis van twee ver oover en burgheren, deonruftgeftilt. Maar de Prins van Oranje, verneemende'tbe- van den maghtighen van den Briel, toonde geen goedt gehoeghen. Zoo een bedryf > Bnelm- zonclerZyn'orde, verdroot hem, die zich bedunken liet, dathetderzaake 9^' noch |
|||||
«
|
|||||
DER NEDERLANDSCHE HISTORIEN. 233
noch aan rypheit ontbrak. Naamelyk hy had ver£iieyden aanflaaghen op iej%t
handen -, en liever de kleynachting zyns vermooghens noch wat te voeden in den vyandt, die dus onzacht gewekt, zouw beghinnen op zyn' hoede te zyn. Ook fcheen, met zyn voorhebben tot Bruilèl, en 't geweldigh door- dry ven der fèhattingen, Alva gefchaapen, hoopen handen op zyn hooft te haaien, die, mits hy 't nu zachter ging opneemen, zich t'huys zouden hou- den. Niettemin 't was ongeraaden het hebben om hoopen te geeven > de waarichou wing nu gedaan j en de plaats van zulk belank, dat ze by den Prins, voor een' der bequaamfte daar hy op ooghde, geacht werd. Dies beloofd' hy byflandt aan Lumey, en ichreef hier en daar, dat men hem volk zoude toe- fchikken. Ook vergat Lumey zich zelven niet, roepende te hulp deuitge- weckene Eedelenj en wies aanendaan in krachten. De Landtvooghdt nu, geleert by deiiBriel, wat zorgh de zeefteeden vereyföhten , en duchtende voor Vliiïïnge, daar hy eenighe Waaien in bezetting, en een' burgh begon- nen, had, zond acht vendelen Spanjaarden uit Brabaridt derwaarts, onder Oiörio Angelo. De foeriers, oft verzorghers van huis veiling voor dit volk, quaamcn den derden van Grasmaandt in de ftadt. Daar beghint de gemeente te morren: 't/lot? Walfche? nu Spaanfche foldaaten? IVat wild'er af wor- den •> dan d' onlydelykfleflaavemye terwereldt? Altyds geen'fladtin Neder- landt-, die men zoo veel op den hals leydde. Dapper, als mendenken kan, holp hiertoe de Brielfche ty ding, onlanx te vooren daar gebraght door Johan van Kuyk Heer van Erpt. Deez' looflèlyk afgezien hebbende , waar yder 't hooft heenen hing, daarnaa de voorbaarighften onder den duym opgeruydt, ried hun, nu uit den mondt te fpreeken, en de Spaanfche bezetting te wey« gheren. Hy hing 'er by, dat de Prins met een maghtigh heir in aantoght was, om hen te verlofïën van den dwingelandt, dien zy nemmer onderdaan ge- noegh zouden dunken , hy en hadd' hen in 't hemde gezet. Een volk , op- gewafïèn in vryheit , en luttel te verbeuren hebbende , voorneemlyk jfcheepsgraauw, waar uit een groot deel dier gemeente beilond, plagh al- tyds opïoopende te zyn, radt ter handt, en geneyght het doen aan'tdrey- ghen te knoopen. Derhalven waaren 'er daatlyk , die hun zeeghel aan viifftme zyn zeggen ftaaken •, jaa noch breeder opgaaven, en zulk gehoor vonden, twpt zyn1 dat het gros op de been raakte , en noch ten zelven daaghe , eerften van betytwg Paafïche en vyfden van Grasmaandt, de Waaien, die hun in't weeren der titu Spanjaarden ooverde handtmoghten zyn, ter fladt uit dreef. Thans koo- men de Spanjaardts voorde haaven, en wakkert d'ontiteltenis. Van Kuyk, vertoonendeclenlteedelingen , dat ze geicheept waaren , daar ze mee 00- ver moeiten, en reeds in Majefteitïchenderye vervallen door 't uitjaaghen der Waaien, zeyt, deeze de rechte flonde te zyn, om hunne manhaftigheid te bewyzen. Want, V en waar zy de Spanjaardts buyten hielden, hy wilde niet dat) voor'tIe even <vanyewandt hunner geeven. Hadden aan Egmondt en Hoorn nocht afkoomfl) nocht zoo treflyke dienfien gebaat ■> watfehynbaar- heit vangenaade doch) daar zy zich mee vlaay en konden? Een van den hoop bet by drank, dan by zinnen, lymt zich aan deeze woorden; cnMagh'er, zeyd'hy, een paar vaanen bier s af^ 'kgaa eenfiukfehutsvan denwalaan- fieekeny enbarnonderde fcheepen. Van Kuyk gaf hem twee daalers; enhy, daarop, vuur. De Spanjaardts, verwondert van zulk eenen welkoom, trek- ken flux de zeylenop, en zetten'tnaa Middelburgh toe. Daar vond zich, dat pas, de Heer van Kapelle, Antonis van Borgonje, Stadthouder oover Zeelandt. Deez' verneemende hoe \ tot Vullingen ftond, ipoeit zich der- waarts , op hoope van, door zyn' achtbaarheit en onderrichting, 't volk, eer 't wyder verhardde oft zich inliete,totomzien te brengen.Ook was hy een man, V 3 dlQ
|
|||||
»
|
|||||
234> F. C. HOOFTS ZESTE BOEK
die wel zeggen kon. De Burghers dan voor 't ftadthuis te hoop geklept zynde j
' erbarmthy zich,Tmeekender wyze, ooverden lafter, waarmee zy zich ver- loopen hadden, uitdry vende de bezetting zynerMajefteit. Niettemin daar waar tot noch toe niet onver zoenlyks begaan. Zoo zy maar tot bekeering quaa- ?nen, h}'maakte zich ft erk voordegenaade des Koninx, die, onder de Chriße vorften, in goedertier enheit geenweèrgaa had. Hy werd'er ook borghe voor, dat de Landtvooghdt alles vergeet en, vergeeven zouw laat en. Ende nu fchee- nen de ooren oopen, de heevigheit zitten te gaan, als van Kuyk, en andren, in den drang ftaande, beginnen: eert fraaye lammere tong, omuaande wolven te keveren. 'Die zich zoo beleezen liet, hadde 't net haafl oover V hooft. Dies o-aat het op een jouwen, en uitlachen van den Stadthouder. Hy, wenkende niet der handt, en weeder wat ftilte verneemende, heft aan op eenen anderen toon. O Burghers, burgher s, een ftukbeftaatghy, en weet luttel'wat hetin heeft. Verre ziet het, de bezetting zyner Majefleit uit te werfen, end ü hy ver- doolt, dit waant dat het de Koning daar by haten zal. Tuffen wiens vermoo- ghenenhetuwe, watgelykenü ü'er doch? Handt vol'volx, zonder geweer 5 zonder oorloghskunde, zonder foldaat en, zonder geldt. Oftlaatghy u voor- ft aan, dat de krysheiren, die ik als uit de lucht op u zie aanreeghenen, met dron- ken hoofden, oft met het gefnaater van muitmaakers en opruvers zyn af te kaatfen? Als ghy fchoon (daarveelteveel aan faalt) in middelen teeghens uwen wettighen Ooverheer opmoght, zoo waar echter yt lot der waapenen onwü, en licht lik eerder landt en luy den te gronde, dan door dien wegh uw wil verworven. Qualyk klonk dit "geluydt in fbrne en weêrbarftighe ooren. Speurende dan aan de gezighten, terftondt daarop aan't gekrys, dat hem zoover hoon befchooren was, hield hy beft, het hier te ftaaken, en voor een' Soede daghreyz, dat hy't weeder tot Middelburgh toe braght. De Vliflin- Shers, voorts, doen de bouwluyden van 't ilot, dat nu haaft vier voeten boo- ven der aarde gereezen was, vertrekken, en fmyten 't om verre. De wethou- ders, vermoedende, datjohan van Kuyk, zich, zonder eenighonthiet van den Prins, dus diep in der zaake niet gefteeken had, verzochten zy'nen raadt, noopende 'tgeen t'hunnerverdaadighing voorgenoomendiende. Hy, vin- dende niet naaders, dan aan Lumey om byftandtte fchikken, neemt zelf aan de boodete zyn, en zyn' reyze op Dordrecht > van waar hy eenen an- dren, oover Weezel, Op Dillenburgh afveirdighde, om zyne Doorluch- tigheit van'tftuk te verflendighen. Daarnaa, binnen denBriel gekoomen, leyt hyzynen laft denGraave uit. Deez liet zich bedunken, weenighvolx te mooghen ontbeeren, 't en waar dan van de nieuwlingen, quaalyk voorzien met geweer. Van Kuyk meende, quaam' het flechts daarop aan, dat zouden de Vliilingers bezorghen. Daar bewillighde de Graaf in, en liet hem met dien DeKjk'w trooft voor heen trekken. Hopman de Ryk, binnen wyle, had zich, met Engelandt, twee verooverde fcheepen, naa Engelandt vervoeght, om ze te gelde te en zyn' maaken ; 't welk met gevaar vermengt, en op geen bot te beftellen was. verrichting Doch ]y[arcus en Salvadoor della Palma Vernederlandfchte Spanjaarden , édaar. ^ tQen ^^ qlltilouciende , booden hem de handt, met verftrekken van hun geloof voor zesduyzent gulden, die daatlyk aan waapenen en voor- raadt van oorlooghe befteedt werden. De faam ook , van 'toopenen der intree ten vaaderlande , maakte d'uitgeweekenen zoo toghtigh , dat hy zich , in kort, van eenen grooten hoop gevolght vond , en een vendel van vyfhondert koppen oprechtte. Dit kon in zulk een' ftilte niet toe- gaan , oft het gerucht verfpreydde zich door 't eylandt. Robert Dudley, Graaf van Leicefter, fcheen , teclicrtydt, de bedryfal van dat Ryk , en diepft in't hart der Koninginne te ftaan:. een man meer afgericht op zinlyk voorts-
|
||||
DER NEDERLANDSCHE HISTORIEN. m
voorts doen van perlbon , vlaayende zeeden, gladde taaie, flaaffche nee- %rr-$t
drigheit teeghens zyn' meerder, en diergelyke hoofiche uitwendigheeden, danopbeleidtvan zaaken. Deez, quanfliis booven andren met het heyl zy- ner Landsvrouwe bekommert, wift het beftaan van den hopman en 't gevolgh van dien, ten hooghfte te weeghen: zulx haare Majefteit hem voor haar deed ontbieden. DeRyk, inzyngewiiïe, vond zich fchuldigh aan oovertreeding haarsgebods: enalhieldhyzeeker, datzy'tifilzwyghendswelnietden Prin- fè meende, hoemeenighmanhad met misgunde ilraf't geheim van Vorflen moeten dekken ? Weederom docht hem te fchendigh, zoo nut en nootlyk een werk, met plotfigh deurgaan, te verbrodden. En dat hy niet terflond aangetafl was , gaf het befte te hoopen. Hy grypt dan eenen moedt, en waaght onder haar ooghen te koomen. Zy, met eyghen monde, vraaght hem de toekoomfi der njerooveringaf^fampt-, hoe V binnen den Br iel al, en met 's 'Prinfen dingenflond: zeyd' voorts, dat hy wel zal doen aangeen' onrufi inhaar Ryki en zichnauhuistemaaken. Alzoo op reize geflaaghen met drie ty vindt fcheepen, treft hy, neevens'tvoorlandt byDoevere, cenighe pinken en vif- °P*?n ferbootsaan, daar veele inwoonders van Vliflmge, metwyf, wiegh en kin- %*eedev- deren, enalhunn'armoêopwaaren. Naamclyk, naa 't bekoelen van 't bur- -hen ee* gherlyk bloedt, hadden zy zich tot afmeeten van de kortheit hunner maght viuc{nennm beleedight, en luydde hun de reede des Heeren van Kappelle aan de ooren: „en van zulx zy, ziende van uur tot uur1 de wraak te gemoet, in goeden getaale te raa- vliffmge de geworden waaren den gedreyghden hoek te ruymen. Deeze zwervers, op zjeu verpraaitvandeRyk, enhoorende hoe hy'tnaa deiiBriel gemunt had 5 aan *t klaaghen, kermen, bezweeren, dat hy toch met hun naa VJiflïnge tooghe, daarongelykbeeter dienft te doen waar. Maar deRykwas aan bevel gebon- den; met Lumey geen feherrièn. Men hield'er nochtans krysraadt op $ eii aldaar den hopman voor genoegh ontlafl, mits dat de verzoekers hem met * hooghe woorden aanmaanden, en indefchuldtvanart quaat leyden, dat *Prote& uit zyn' weyghering te verwachten flond. Hier op dan gaat hy t'zeyJ, en loopt totVlillingein: 't welk den glyenden moet der gemeente weeder in top trok. Onder andere byfterheeden xran 't beloop dier tyden, zullen lichtelyk de gee- Zefltmt nen, dien deeze onze arbeydt in handen valt, niet vreemders vinden, dan dat m cr~ hetluydenvan eerlyken doene, buyten parffing van uiterfte noodt, aldus cnnrJ lufte met hun hooft te fpeelen, gelykwy van den Heere van Erpt tot Vliilin- quiktde ge, Hopman de Ryk in Engelandt, anderen elders, vermeldt hebben: voor- bmghay, neemelyk daar de Neêrlanders , inzonderheit deNoortlykile, zachtgangers in den aart zyn, en gewoon hunne zaaken met dubble zorgh te beleggen. Maar, hoewel dit volk zich anders uit der maate veel laat verghen, flaat te weeten, dat aan zyn gedult, eyndtlykteberftegetreedenmet het roeren der vryheit, geen houden meer oft heelenis : zulx het, nocht oovermaght, nocht eeni- gherley hachlykheit aanziende, door vlam en door fpietfen ftreeft 5 en de ge- booghemoedt, ontflippendetenlaatfteden dwinger, hemmet des te wak- kerder flagh voor de fcheenen fpringt. Jaa daar waaren'er, die 't verdaadi- ghen dervry-endegerechtigheedenzooheyligh hielden, dat het huil trooiï en gloory docht, daar voor, naa Ichavot oftgalgh te treeden. Ende kari ik met kennifïè zeggen, dat by mangel van juifte aanteekening, de heughenis ge/pilt is van verfèheide doorluchtighe daaden door donkere per ibonen bedree ven. Veelenmeede, vandegeenen, dien't geluk der vermaartheit te beurt viel, hebben nooit, nocht eenighen hunner naakoomelingen, 't loon hunner ver- dienften genooten: 't zy mits te vroegh een ooverlyden, oft by gebrek van volharden in de goede zaake, oft door ondankbaarheit oft onmaght van an- dren om. alles behoorlyk t'crkennen. Maar zelfs de ftichters van de grootheit V 4 der
|
|||||
»
|
|||||
23tf P. C. HOOFTS ZESTE BOEK
i?72. derRoomfche en andere heerfchappyen hebben geen oft Ideen deel aan de
weelde der zelve gehadt, en hun bloedt vergooten voor naazaaten, die, gemak- kelyk in zulk een' als geërfde mooghenheit vallende, naaulyx yet anders daaraf eyghenden, dan 't misbruyk, en den oorlof om alle bedenkbaare dertelheeden, moedtwil, en wulpsheit te pleeghen. Welke ooverdaadt en zeedefchennis dat onder ons nemmer plaats grype, voortaan de Godlyke voorzienigheyt wel vuurighlyk te bidden ftaat. Dandeezewildernis der wereldfchedingen, en afgrondt der hemeliche oordeelen heeft my de zinnen nu lang genoegh in op- toght gehouden j en'tistydttot het vervolgh der gefchiedenifien te keeren. 'T leed luttel aan naa 't landen vanjakób de Ryk tot Vliffinge oft Pedro Pa- Von Fe- cieco , by anderen Paciotto genaamt, opperde krysbouwmeefter des Har- ri™ vackco toghen , komt de haaven in, geen ding min denkende , dan dat de ftadt komt tot omgekeert was. Opgeftapt uit den fcheepe, ziet hy van verre de Ryk naa Vußinge. jiem toetreeclen; en waanende 't waar om hem te bewelkoomen, zet zynen gang derwaarts. Maar zich vindende , in een ommezien , met een gerit graauws om de ooren, en fpellende uit het gelaat (want de taal verftond hy niet) hunneverbolghenheit} kreegh hy zoo groot een' angft voor zynlyf, dat hy, waanende zich alzoo te redden, zynen zeeghelrink van den vinger trok, kuftte, en aan de Ryk leeverde, met zeggen: Heer ik ben uw gevangen. De Hopman, die goedt Spaanfch fprak, vatte zy n' meening, en den ring aan 3 die door gaaf van zynen zoone Simon de Ryk, althans onder my beruft. Tef- Wordt fens leyd'hyde handt op Pacieco, en deed hem in hechtenis ftclïen. Thans gevangen, braght Treflong, met drie fcheepen, ftyftweehondert mannen oover. Twee Treflong Hopluy den van Vliffinge, d'een Vink, d'ander' Vliegh gebynaamt, had den komt mei ditvolkuitdenaafteplaatïèn vanHollandt opgeftommelt. T waaren meeft tot vliffm- ^ Haaghelingen, oft Delffche, Rotterdamiche, en Brielfche burghers, uit- ve, geftreeken met kazuyfelfs, munnixkappen en diergelyk gewaadt der gee- ftely kheit, in plaats van krysrufting. Maar men deed hen op ftroom waapencn
en monfteren: daarnaaden krysbouwmeefter te rechte ftellcn, doorGlaude den Baljuw j en verwees hem ter galghe, met twee andere Spaanfche jon- kers. Pacieco, hebbende geen giffing op zulk een vonnis gemaakt, drong anxtelyk op ranfoen, en bood groot geldt voorzyn lyf. Maar Treflong, in weêrwraak van zynen broeder, dien de Landtvooghdt in den jaare achten- tfeftigh, onder andere Eedelen, omgebraght had, dreef datm'er mee voorts ginge. Naamelykhy dacht, aan Al va niet lichtelyk gevoelyker ipy t te kun- nen doen , dan met de fmaadighe doodt van zoo een' perfbonaadje , dien men zeyde deiiHartogheinnaamaaghfchaptebeftaan. Ook liep 'er een ge- rucht onder de burghery, hoe de gevangen zeekere lyfte, met naamen van luyden, die de Landtvooghdt dacht te dooden, in 't gaan naa den kerker, gefcheurt, en van zich geworpen had. Waaroover't graauw, ververfchen- de zyn' bitterheit teeghens den naam der Spanjaarden, hem naauwlyx ge- hoort wilde hebben , reukeloozelyk roepende , mits zy hem niet verfton- den : hang op den brodder, hang op : wie kan met hem kallen ? hy, wan- hoopende van andere genaade, verzocht, dat hem tenminfte't zwaardtge- wierde. Glaude, hebbende zyn raapier aangetaft, en op zyde gegort, zey- de , quanfuis oft d'ander daarnaa vereylcht hadde, hy zouw maar opklimmen: 't geweerwaswelbewaart: Pacieco, tot naader uitlegging , beriep zich op de Graaven van Egmondt en Hoorn •-, enftelde zyn huis zoo hoogh als't hun- ne , in aadel. Dit was oly in 't vuur voor 't volk, dat daarop uitvoer: oft liyzich by hunne Heeren gelyken wilde? zyt ghy Heeren? ghy zyt fcheU men. Men had moey te gehadt, om eenen fcherprechter te vinden, dewyl die van Walchere binnen Middelburgh woonde. Een gevangen doodtflaagher, daar
|
|||||
«
|
|||||
DER NEDERLANDSCHE HISTORIEN. 23;
daar toe aangezocht, weygherde zynen hals met die haatlykheit te winnen, 1572.
antwoordende liever te willen fterven, dan dat zyn' moeder een' beul hadde ter wereldt gebraght. Maar als men hem vertoonde den gedoemden een' Span- jaardt te zyn, bewillighd' hy in 't werk, mits dat hem vry ftonde doodt te flaan, die 't hem quaam te verwy ten. Ende dus heeft Pacieco , onder 't fhaauwen, ïackco de fchamperheeden, en icheldtwoorden zyner quaadgunflighen , zyn' daa- gehaqgem ghen geëyndight. Al 't welk ik wel ftuxwys heb willen vernaaien, ten fpie* ghele, wat een' gemeente al doet, oft wat ze niet ongedaan laat, als haare lydzaamheit, door terghen op terghen in raazernye verkeert. Ontrent dit getyde, quam tot Vliffinge uit Vrankryk ( want men had meede derwaarts aan Graaf Lodewyk van Naflau gefchreeven _) Jeronimus van Tlèeraarts, ftalmeefter des Prinfèn, met etlyke foldaateiij en lalt van zyn'Genaade om ftadthouwer oover heel Walchere te weezen. Uit het zelfifte Koninkryk quam ook de Heer Janin oover 5 van Rochel, Hopman Tongerloo, metA- driaan Menning; uit Viaandre de Heeren van Schoonewal, van Waatervliet > vanHaaverfchót, van den Cafleele, elk met een deel hunner boeren , die zich in 't ooghe vonden, en by huys niet houden darden. Zeeker burgher Eeuwout Pieterszoon Worfl geheeten, geen man van pronk, maar kloek van moede, er vaaren ter zee, en grootlyx gezien by 't boots volk, had ■, met Jelis Hooftman, dat pas, deftaatlykftedérNederlandfchekoopluyden t'Antwer- pen, ouwdegemeenfehap, en hem meermaals voor fchipper gedient. Dies richt hy zich aan deezen, om volk, voorraadt van buskruydt, en ander oor- loghstuygh van daar te hebben.. Hooftman, hoe zwaar ryk hy ook was> ont* zagh zich niet hem zyn gevaar te leenen, en holp hem behendelyk te weeghe. De Vliflingers treflyk hier door geftyft, en nu hunne kraften vertrouwende 5 naamenvoor, langer op geen enkele befcherming te Haan, maar zelfs hunne gebuuren te beftooken; 't en waar zy zich van den Spanjaardt afzonderden. Op dat dit maklyker gelukte, lieten zy, t'hunnerontfchuldighing, een fchrift uit- gaan , waarin de regeering des Hartoghen van Alva, met al haar' vuylfte ver- wen afgemaalt ftond. Kampveer nu, als meede aan der zee, en zoo naa by Mid- delburgh leggende, ook, om dat het het bushuysder Zeeuwfche eylanden was, docht hun hoogh oorbaar omgezet, en totgemeenfchap van zaakege- braght. Twee viflchers van daar, waaren by die van denBriel gevangen, en etlyke daaghen vafl gehouden. Van Küyk, des verftendight, bearbeydde by den Graaf van der Mark, dat hy ze niet alleen zonder ranfben ontfloegh, maar daarenbooven hun vergunde voortaan veyligh te viflchen, endezelffte vryheit aan hunne meedepoorters fèhonk.Groot was deeze gift by luyden,dien daar hun al aan hing. Derhalven zy aan't roemen van de Duy tshartigheit der Geuzen -, aan 't fmaalen op de uitzuypzucht, en 't fchrobben der Spanjaarden: zoo verre, dat Tfèeraarts en Kuyk, daar door getroont, zich verftoutten, onder de {ladt,, met ontrent tfeftigh fbldaaten, en, laatende die aldaar, in perfbon binnen te koomen, om d'Ooverheit tot afval van Alva, en inneemen van'sPrinfenvolktebeweeghen. Dan de wethouders, hebbende de maght des Koninx voor ooghen, floeghen 't verzoek plat af. Dies keerde Tfèeraarts, dienzelvenaavondt, naa Vliffinge. Maar van Kuyk, gewoon zyn eyndtte houden, quam weeder in ftadt; ontbood de twee verlofte viflchers » met namen Lyn Taayen en Koeyevleefch, in zyn herberghe 5 en wiftze der wyze tebeleezen , dat zy, hebbende hunne makkers verpraait, goedt vonden, naadien de party wat te zwakfeheen, tfeftighknechten, oover nacht, van Vliflinge te doen haaien. Janin braght 'er flechts veertigh, en vond des mor- ghens, den derden van Bloeymaandt, de bürghers in 't geweer, die hem door de hooftpoort binnen lieten. Voorts braght men 't zoo wydt, dat hem de kerkj
|
||||
2^8 P. C. HOOFTS ZESTE BOEK
ijH.2, kerk, tot naader orde toe; geguntwerdomzynvolkte huyzen. Hier neemt
Rollé, Baljuw der plaatie, zynenflaghwaar, gaat toe metzynen aanhangt fluyt en blokkeertJaninindekerke> en blyft daarmee de fterkft'in der ftadt. Noch liet hy 't daarop niet aankoomen; maar zich verftaande met den Heer van Beauvois, die onlanx van Alva tot Ooverfte in Middelburgh gefchikt was, zond derwaarts om byftandt, dien d'anderhem, als'tnaauwde, be- looft had. Zyn' weederparty, nu de zwakfte, hebbende daarenbooven zy- nen toeleg gerooken, en zich genoegh op de vleesbank vindende, veirdight ook om hulp af, naa Vliflmge. W aarop de Ryk, t'fcheep gegaan zonder draalen, met het meefte deel zyner bende, aan't hooft van der Veer quant uittreeden, blydelyk ontfangen, en bewelkoomt van de burghers 5 die hem zeyden, dat het welgepafl was. Want waar hy een luttel laater gekoomen, zy hadden de Spanjaards in fladtgehadt: die reeds tot Zandwyk, en maar 'een half vierendeel uur s verre waar en. De Ryk, zonder opjanin oft wy- der te denken, rukt voorts, betrapt den vyandt, Haat hem meefl al, en ver- volght tot onder Middelburgh. Keerende met den aavondt, vindt hy ter Veer de poorten toe. Maar Rollé, milTchien niet gemoedight om der wee- derparty op 't lyf te vallen, en tefFens de kerk bezet te houden, had midier- tydt weynigh meer tot verzeekering zyner kanfè verricht. Derhalven, de burghers, die met de Ryk waaren uitgeloopen, dienen zich van'tgetyde, en koomen aan de Noordtzyde , buyten 't houten hooft om , binnen de haaven, by de pinken, in ftilheit opklimmen, en voeghen zich naa huys. 'T krysvolk met den Hopman bleef buyten vernachten. Maar de burghers, met den dagh op •■, rotten t'zaamen > hebbende d'een den anderen toghtigh gemaakt met den brandewyn, imyten de poort oopen, en laaten hem in. De Baljuw, oft om hart te toonen, oft verluftight door 't geluk, dat hem fcheen mee te willen , hadt het befte ge waadt aangetooghen, en wandelde met eenighen der Majeftraat, op de markt, als hem dit gerucht in 't oor fherpt. Hy werpt zyn' kappoot wegh, flreeft eens loefs naa't hooft, fpringt Kampveer hi een pink, zeyt, fleektaf^enberghtmynlyf. 'Teerfte wTerk van de Ryk op 's Pr'm- was 't verloflèn van Janiii , die zich grootelyx beklaaghde , dat men hem [en Jijde zoo vergceten had. De Ryk bekende fchuldt, maar die aan goeden yver te gebugbt. wyten ftond. Daarnaa roept hyde wethouders ter zaamening, en vertoont, hoe hy alleenlyk teeghens den dwingelandt Alva gekoomen was, uit laft van den Prinfe als Stadt houder des Koninx, tot afbrek van wiens Majefleit men nietsdacht voor te neemen. Voorts vraaght hy hen, hoezy in zoo fmal eeny getaale vergaadert waaren. Zy antwoordden, dat huniï amptgenooten veel al uit vreeze wegh bleeven, mits Y vluchten van Rollé -y die eevenwel^ om het teeghenty moefl in firoom bly ven hangen. Dies zeyndt de Ryk hem flux een boot met riemen naa: zulx hy bekoomenwerd, en by d'andre van der wet gebraght. Hoorende aldaar den zelfften voorftel uit den Hopman, vraaght hy wat van zyn ampt worden wilde. D'ander zeyde, dat hy 't behouden zouw, mitsaanveirdende'sPrinièneedt, onderden voorfeydentytel. Toen werpt hy't zweeren niet wyder. De Majeftraat, volghende, werd in haaren dienft aangehouden, en voorts alles bezaadight. Seedert vernamp men de Span- jaards van Middelburgh en Armuyde daaghelyx voor Kampveer ; waartee- ghens de burghers ook, jaa zelfs die van derWetmildelyk ter fchermutfing tooghen. Wie leevendigh gekreeghen werd , moeft , zonder in vankenis Helfcb gebraght te zyn, daatlyk ter galghe. Ende was deverbitteringezoobyfter, wlogh. dat men zeyt den eenen broeder den anderen, met eyghen' handen, opge- knoopt te hebben. De verftikte menfehen (een yflyk toonneel) hingen en greenzen in de boomgaarden onder de ftadt, en kromden met hun getal en zwaar-
|
|||||
«
|
|||||
DER NEDERL'ANDSCHE HISTORIEN. 239
zwaarte, in plaats van't vroolyk ooft, de telghen. Aan d'andre zyde hield isjz.
men den zelven voet. Zeer ileet dit de burghery, en 't luttel fbldaaten dat 'er in was. Waaroover vanKuyk naa Engelandt reysdej daar hy geldt van de Nederlandiche gemeente tot Norwits verwarf, om met hondertvyven- twintigh Schotten terug tekeeren. Ook diend'er niet langer getoeft; want - de vyandt, landende aan den Haak een deel volx, quam , lanx den Pol- DfV"* derlchen dyk, op denNoortkant der ftadt aan, daar zy niet gefterkt was* va \ am{" Die van binnen , in der haaft •, ichanfen }t 'er toe met haaring- en andre maar 'et vifchtonnen , waaraf de plaats , tot heeden, den naam van Tonnenburgh Wy\$n.9 behouden heeft. Maar 't ruygh t'zaamen geworpen werk bleek niet bon- digh teeghens den aanval 5 en de Spanjaardt, doorbreekende , floegh al doodt wat hem voorquam, en liep den ganfchen oordt, geheeten de Noordt- zyde van de haaven, af. De Ryk, aldus geprangt, en gedachtigh hoe Trellong den ftorm van den Briel afgewendt had, neemt het vallen der ebbe waar, en laatende 't krysvolk, daar 't van doene was, mant eenighe floe- pen met burghers, enmatroozen, wel voorzien van vuurwerk. Deezej ge- roeyt voor ftroom, tot aan den Haak en 's vyands fcheepen, fteeken 'er den brandt in. De rook hieraf opgaande , bedwelmde der maate den moedt der Spanjaarden, dat zy 't verooverde ten befte, en zich teraftoght gaaven. De Ryk jaaght hen naa en flaat ze in volle vlucht. Zy, zich ziende van hunne ièheepen verfteeken , daalen van den dyk, om landewaart in, en naa Mid- del burgh te loopenj laatende zoo in ftadt, alsophetveldt, wel tuften zes en zeevenhondert dooden. Liet het gemoedtmy toe, eenighe merkwaar- de waarheit te verzwyghen, geirne zoud'ik een'wreedtheit verby gaan, die den aart myner landsluyden onteert: hoewel zy, als geiprooten uit den 00- verheeten haat teeghens den Spanjaardt, ten deele tot bewys zyner mis- handelingen dienen kan. Zeeker * wondtheeler met naame meefter Adriaan, * Chirür* fheed eenen der verflaaghenen, 't hart, uitdeborft; ftak het op de pen oft gyn. gallioen van een fchip, dat aan de kaay lag > en verièheyde perfbonen zet- ten'er de tanden in. Hiernaa, quaamen gemaghtighden der krysooverheit van Vliilinge tot Kamp veer , om orde op de gemeen e zaaken te ftellen. En naadien Treflong voorwendde , weederom naa den Briel te trekken, werd te raade gevonden , dat Worft , het Ammiraalfchap van Vliflinge bekleeden zouw; de Ryk dat van der Veer , en aldaar Ooverfte weezen 3 met zyn' gewoonlyke fpitsver wanten onder zich, die den naam van 't bloedt- vendel voerden. Maar al de dienften van de Ryk golden zoo veel by den Graaf van der Mark niet, oft hy vorderde hem aan rechte 5 zelfs by plakking zyns naams aan de poorten , ,met bevel van hem in hechtenis te neemen , en naa den Briel te voeren , ter zaake dat hy in 't ooverkoo- men uit Engelandt, zynen laft had te buyten gegaan. De Landtvooghd, Aha vindt midlerwyle , kryghende d'eene tyding van weederfpoedt op d'andre , en ücb in daarenbooven verftendight, dat, nocht de Prins in Duytflandt, nocht gtoote U* Graaf Lodewijk in Vrankrijk ruftte , vondt zich teffens in 't oorlogh be- ntfmt* draayt, en 't fpoor der regeeringe byfter. Want voor eerft zagh hy zyn l' aanzien grootelyx vervallen, door 't kiezen van eenen andre in zyn' plaat- fe } zynde nu alomme ruchtbaar , hoe de Koning hem tot naazaat toege- leyt had den Hartogh van Medina Celi, een' heer van zoetelyker inborft, De Har* en naa wien de Landtzaaten des te graatigher 't oogh wendden. En dewyl togh van hy, maakende vaftreekening op den tiendenen twintigbften penning, an- Medina dere aanbiedingen verwerpt, was de fchatkaamer hol geworden j te meer, Ceit m Al* mits de quaade huyshouding. Want de verbeurtgemaakte goederen, wer- vfas[ aat" |
|||||||||
den op zich zelf bedient by den Raadt der beroerten. Van de penningen,
|
ren*
|
^
|
|||||||
uit
|
|||||||||
24o P. C. HOOFTS ZESTË BOEK
i*j2. mt Spanje koomende, oft hier te Lande verfèhaft, had een Spaanfch ont-
* Secre- fanger den laft, ten ooverftaan van zeekeren * geheymfchryver van Alva. taris. De Raadt van de geldtmiddelen, moeydc zich niet dan met de enkele * erfin-
* Do- koomften desKoninx, onder opperzorgh des Hartoghen. De groote ftee- mainen. ^en ? eertyds gewoon 't gemeen behoef, met uitkeeren oft verichieten van
treflyke fommen, t'onderftutten, waaren, voorneemelyk Antwerpen, by ftilftaan der neeringhe uitgeteert > voorts zoo veel gefchrobt, dat 'er meer niet aan te plukken viel. Tot woeker had men de wil, maar 't geloof niet: en geraakte van dagh tot dagh dieper in fchulden. In 't beleydt der zaaken, ouwlinx geftelt aan den Raadt van Staate en den Heymelyken, was gelyk verloop ; mits dat zy luttel oft niet erkent werden : trekkende de Landt- vooghdt alles aan dien van de beroerten, - en zich zelven. En dan noch ftaan- de gehouden, dat hy aan geen' berichtspunten gebonden waar. 'T welk, in plaats van achtbaarheit te fterken, zoo wel grooten als kleenen tot haat en nydt verwekt had. Ook baard' het geen'minder fpyt, afgunft en oneerbie- ding , dat vreemden , die zelfs de taaie niet, veel min de geleeghenheit, gewoonten , en wetten van herwaartsoover verftonden , 't bewindt van hoogh enlaagh, op den voet derSpaanfche regeering en rechten, oft naar Joffe luft , en den kop hunner domme verwaantheit dreeven. Waaroover ook de voorzichtigheïi hunner eighe partye nu luyder dan binnen 's monds morden •> Niet tevergeefs had Koning Ferdinand van Arragon-, byuiterße wil) zynen neeve Karle, naamaals Kaizar-, tot een3 les en laßgelaaten, dat hy zich in y e der s Landt s beflier van inboorlingen dienen zoude -3 dien de zaaken verre kundighß zyn-> en me er ter harte gaan •> en de misßaaghen bee- terafgenobmen worden. Ook was dit de zuynighfie ooverleg: en gebleeken, dat drie de opper amptgenootfc happen deezer' gewefien, niet zoo veel gekofl hadden, als drie enkele p>erjoonen, tot het aanjlaan en opvorfen der verbeur- de goederen , gemaghtight. T)at het vertrouwen de trouwe queekte. Wat wonder dan, zoo ze wankelde in degeenen-, dien men hun eighen vaader* landt mifirouw de. Uit het verfmaaden en ver by gaan der zelve kon niet min dan afkeer > enveraardingfpruyten: behalven dit ongerief \ datm3 er, zoo detydt eens quaam en vereifchte hen te beezighen, niet danwanheblykheit y by mangel van oeffening, in vinden zoude. Maar zy waaren onbe quaam oft met ketterye verghiftight. Hier mee vulde men's Koninx oor'en, om alleen in V vatten te blyven , en ondertuffen eighe koffer te vullen , tot dat alle 's Lands rykdoom opgefchr'aapt en vervoert waar. Geen ampt, voortaan, dat zoo ras oopenfiond, oft de Spanjaardt had 'er de zyne n ingedrongen j hoewel d'ouwde handtveflen dat uitdrukkclyk verhoedden. Oft zoo de Landt"zaat naa de geringße vordering taalde', hy moefi onder hunnen arm deur , en daar eerß van zyn3 veeren laaten. 'Dan die niet ziende blindt was, kon luy- dengenoegh van 3t Roomfchegeloof\ en beflaande gefchiktheit, vinden. 'T)e .Nederlander, doorgaands, was in verfcheydt'fpraaken, neevens de zyne ^ ervaar en: daar de Spaanfche hoomoed zich niet gewaar dighde eenighe an- dere , dan die van zyn' moeder te leer en. Naar den aart vanden boom moefi men de vruchten vraaghen. Ende bloedden de wonden noch, die denflaat lang fmar ten zouden: dewylde öoghluyking derOoverßen, de moedtwil en firoopzucht der foldaaten-, het zoo wy'degebraght hadden, dat men, van' vre e ze voor bpflanding der gemeenten •> benoodight werd hen te doen bezetting houden -, oft daar zy eens uitgelicht moghten zyn, hun de poorten v oor31 hooft ßoot, gereedt als V naauwde-, liever den vyandt in te laaten. 3T'waar hier niet toe gekoomen, hadde men zich met inheemfch volk van oorlogh behol- pen s die liefde tot het landt, en hun deel aan 3t bederf van diendroeghe?h en 'tgeen
|
|||||
«
|
|||||
DER NEDERLANDSCHE HISTORIEN. 341
'tgeen datzv ooverwonnen, daar hielden oft beßeedden: dien't ook niet ee- 15-7-2,
ven lichtflond> het Landt te verlaat en, en op hoop van ontgang der flraffe, de tucht t'oovertreeden. Daar waaren 'er, die met korter oordeel eevenwel hoogher fpieghelden, ende, kunnende niet gelooven dat zoo groove mis- oreepen uit puur onverilandt begaan werden, zich inbeeldden, datAlva, nu hyzynen zoon van de Landtvooghdye verileeken zagh, al willends 't werk in't war liet loopen. Wat quaadtjaar van plomp heit waar 't anders, 't be- zetten der waatergrenzen te verzuymen ? daar de Geuz zooflerk tefcheepe, engeflyft, onder den duym, in Engelandt, Oofllandt, Embde, %it al die haav enen 's Lands zeefieyghers beloerde. Anderen , van feller haat ge- dreeven, gaaven hem naa, dat hy, om'toorlogh te voeden, zelfd'uitge- weekenen met geldt handthaafde. De Hartogh, beknelt van deeze en dus- Aha ver- daane benaauwtheeden , wift niet naaders te bezinnen , dan den Koning \oektgeldt aan te gaan, met deurfchry ven van zyn landt, 't en waar hy geldt ooverfchik- van &m te. Maar, ditgefcbiedende, maakte hy zich flerkderzwaarigheit rneeßer Koning, te'worden, en'tverhaalder kofien te vinden, zoo aan de goederen der gee- •nen, die nieuwlinx opgeflaan waaren, als aan de Staaten , die den tien- den penning teeghen hielden, dien zy, naar zyn zeggen, hadden ingewilligt. Ondertuiïèn dwong hy'taanfchyn 111 den flandtderonbedeeflheit5 en heb- Verkjygbt bende een' taamelyke lbmme in Spanje verkreeghen , trok prachtelyk aan jets, en 't toeruflen , en werven van verfch volk by 't ouwde , wel tot twaalfduyzent tpaapem cp Hooghduytfèn toe. Ookfpild' hy ruymelykin fpieden, om teverneemen, wuw. waar't de Prins en Graaf Lodewyk op gemunt hadden. Maar denaaflgaan- de zorgh was't boeten van't verlies , en beeter verzeekering der aankoom- ften te waater. Te deezen einde, deed hy, onder den AmmiraalBoshuy- zen, een'vloot waapenen, ten deel tot Amfterdam, ten deel tot Enkhuy- zen s daar hy , onder dit dexel , eenigh volk dacht in te brengen. Want deeze ftadt, aan den Hollandf chen kant, ontrent het midde der Zuyder zee, die daar niet booven twee mylen in de wyte heeft, is van behng, en recht ge- leeghen om Amflerdam zyn fcheepen t'onderfcheppen, die, in aan* en af* vaaren, deeze engte noodtlyk deur moeten. Enmooghelyk rook hydat'er zyn vyandt op vlamde , dewyl Oranje , al oover twee jaaren , verftandt daar binnen gehadt had. Nu geviel 't dat Schuylenburgh, een'der Hopluyden, Beroerte het broodt, gebakken t'zynen behoeve.in der fladt,zocht te lichten,eer hy geldt fEnkptij- gaf. De bakker verflond het zoo niet. Waaroover Schuylenburgh aan'tichel- ^c,h den en driefcheiij "Tfiak'er al vol Geuzen en fc helmen, die 't zwaar lyker dan de Rotterdammers bezuur en zouden, D'ander zeyde, een beeter aan Godt tehoopen. De Hopman, oft onweetends van 't geheim, oft houdende, mits de hitte der gramfchap den windt quaalyk in, vaart heftelyk voort, en zweert met gekruyfte vingeren , dat het niet beeter lukken wilde. Dit onbedacht uitvallen , ten aanhooren van meer luyden , deed de burghery verdacht zyn, en 's Hartoghen toelegh haaperen. Ook verzuymden'sPrinfen goedt- gunners zoo een' geleeghenheit niet 5 maar gaaven eenen yegelyke, daar hun wat ilaats op te maaken fcheen, die dreighemen ten t'erkaau wen. T gaat 'er dan opeen protten, en t'zaamenfleeken van hoofden > aanhitïènde d'een den anderen tot weeren van bezettinge. Korts daarnaa komt zeeker Hop- man Quikkel met zyn földaaten voor de poort, om hen, zoo hy zeide door de fladt te brengen, naa de fcheepen , die nu haail vaardigh waaren. De burgherwacht zeid 'er neen toe -, en verwillighde aan hem en zyn' aadel- borilen, mits dat hun geweer daar bleeve, naauwlyx ingank, terbegheer- te van Burghermeeileren. Deeze , voorts , begaan om 't volk binnen te hebben, wendden by de gemeente voor, 't waarjlechts om hen te monfleren, X en
|
|||||
•
|
|||||
242 P. C. HOÖFTS ZESTE BOEK
15-72. en danffcheep te helpen. Reynier Stouting, een oudt burgher, draagliendc
mifïchien dien naam te vergeefs niet, liet zich daarop hooren, dat het een en 't ander wel buyten gefchieden kon. Men dreef hem toe, dat Burghermeefters, dien 't bevoolen was, de iladt te regeeren hadden; hy zy nenjmondt te moe- ren: en dreyghd' hem in een gat te werpen. Een ander poorter, Cornelis Pieterszoon Ricdtluts , nieuwlyx van Embde gekoonien, voeghd 'er op : was 't hun bevoolen, zy zouden dan zien die weite regeeren. Maar bezetting van krysvolk dacht men niet tegedooghen. T>ie, vier oft vyf jaar en, neering- loos gezeeten hadden, woeghzulk een laß te zwaar. Verfcheyden' anderen van den hoop deeden zyn woorden geftandt. De Burghermeefters, hiertee- ghens niet op mooghende, bev aaien hun te vree de te 'zyn: de knechten zou- den'er weluitblyven. 'S daaghs daaraan, quam Boshuyzen in der ftadt, met zyn' hellebardiers; en op toeverlaat van dit ontzagh, Quikkel, met zyn volk, weeder onderflaan, oft men't ontfangen wilde. Maar't ging hem als te voo- rene en de Majeitraat derhalven eenen anderen wegh in, doende eenen goe- den hoop der knechten, ongewaapent, bykleen getal, doorflippen, quan- fuis om eenighe nooddruft te koopen. Midlerwyle beitelde men, datetlyke wy ven hun geweer, verhoolen onder haar' huyken, binnen, en in 's Hop- mans herbergh braghten. Toen laat hy met twee trommels omroepen, dat alle, die onder hem befchey den waaren, zouden pafïèn voor zyn' herbergh te verfchynen. De burgher, dien dit een donderflagh in 't oor was, zonder- ling de vifïchers, zich buyten den tydt hunner teelte, en meeftendeels aan landt vindende , flux op de been , naa de verzaamplaats toe > en dry ven Quikkel met dezynen ter poort uit. Met de zelve rul loopen ze naa'thuis daar zich Boshuyzen hield, vallen'er in; zetten hem op't Stadthuis onder wacht van burghers. Voorts haaien ze 't gefchut van 't Hooft, en zceker fchip dat'er aan lagh, in der fladt. Thans quam't Amfterdammer veerfchip aan, met vyvenvy ftigh tonnen bofïèkruyds, en etlyke hondert handtbuflèn; ten be- hoeve der fcheepen van oorlogh. Deezen voorraadt neemen zy naa zich; Hel- len dien in bewaaring -, daarnaa orde op de nachtwaak. Dus floerd' het et- lyke daaghen heenen , tot dat Paulus van Loo Burghvooghdt van Muyde een karveel met Ibldaaten beftond te doen aanleggen, buyten by 't Brouwhuys neevens dendyk, in meening hen behendelyk binnen te helpen. Een Pie- ter Luitjenszoon Buyskens , onlanx gemaghtight by den Prins , om zich van Enkhuyzen en de oorloghfcheepen te verzeekeren, was ook voorzien van zyn' Doorluchtigheit, met eenen brief vol beloften van grooten byitandt aan de Burghery ; en had haar dien vertoont in dit gewricht van zaaken. Deez, hoorende 't gerucht, treedt buyten, taamelyk gevolght, den Burgh- vooghdt te gemoedt $ en vraaght hem wel ftrafly k, waar heenen met de knech- ten'? Van Loo ftond als voor 't hooft geflaaghen , en zyn antwoordt was zoek. Buyskens heet hem te vertrekken, oft wild 'er raadt toe fchaffen. Anderen riepen > 'T en waar hy zichvoorzaaghe men zoud hem voeten maa- ken: zooz' 'er niet in de loop bleeven. Met gclyke dreighementen verfhork- ten ze't krysvolk, en dathy lyveloos was-, die zich vervorderde op te flap- pen. Een van die van binnen , Kornelis Janszoon Brouwer, meinde, zoo ras gedaan als gezeidt, en roedt een ftuk gefchuts op, met de bernende londt * Fabryk- in der handt, gereedt om in 't fchip te fchieten, hadd' hem de ftads * ge- meefter. bouwmeefter niet verfprooken. Van Loo dan , dus raauwlyk bejeeghent, hield zyn' aanflagh verlooren, en niet beeterdan zeyl te maaken. Als dit, ter ooren van de Regeerders quam , en dat Pieter Buyskens zoo groot een gevolgh , ook laft hiertoe van den Prinfe had ; docht hun raadzaam wat verwylens te winnen ; waarentuflen de gemoeden yetwes bedaaren mogh-
|
|||||
•
|
|||||
DER NEDERLANDSCHE HISTORIEN. 243
moghten, om naa anxt en onderrichting te luyfteren: gelyk dan de kracht 1572*
eener beroerte aan fchielykheit hangt > eener gezette regeeringe veel toe- vals van den tydt te verwachten ftaat. Dies raamen zy zeeker verdragh * daar de gemeent' in bewillighde , en de bezonderfte punten af waaren : CMen zoude alle fcheep en en goederen, die op flroom laaghen, laatenvaa- re?i s maar aanhouden de oorloghfcheepen , met fchut en krysnooddruft , bevonden in der fladt en de haaven. Voorts vier Hopluyden kiezen , en htm de rufi der hurgherye beveelen j ook twaalf poorters , om den wethou- deren by te zitten. 'De gewoonlyke waakers ^ tzefiigh mannen 5 zouw men verdubbelen , en goede wacht houden : de fladt bewaar en van 's Ko- nifix weeghe , zonder foldaaty van d'een' oft abändere zyde in te neemen. Thans verzochten verfcheyde luyden vryheit, om hunne goederen te vervoeren. 'T welk, geirne gegunt, en daarop, onder ander, meenigh- te van graan vericheept zynde , te gelooven gaf, dat de verzoekers , by Burghermccfters zelf, opgemaakt waaren. Ook dienden zich deeze daar- af, doende der gemeente inboezemen , hoe quaalyk een' ftadt te hou- den waar , daar 't haaft aan broodt ontbreeken moeit. 'S Prinièn aanhang echter flaauwde niet. Zy rotten t'eenen daaghe > in een' houttuyn , aan de Noorderhaaven , by een j en fèhikken twee mannen aan Burghermee- iteren , om 't punt van de fterking der wachte voldaan te hebben. Dan , als deeze niet eeven ras weeder quaamen, ftreeven ze met een gedruysnaa 't Raadthuystoe} eyfïchen Boshuyzen daaraf j zegghende hem niet te ver- trouwen , ter plaatfë daar hy hen verraaden kon. Teffens vlieghen zy ter trappen op, en fleepen hem wel onbefchoftelyk naa beneeden ; zulx in dat geftommel een zyner dienaaren aan 't hooft gequetff. werd. D'andere zaa- ghen 't aanj en alleen Burghermeefter Jan Vefterman bad, zonder meer, dat men denAmmiraal, om zyn' ouderdoom, wat heuslyker handelen wilde. Zoo beleeft een' aanlpraak was noch te veel voor *t woedende graauw. Men fiiaauwt Vefterman toe, dat hy niet beeter, dand'anderwas, en brengt hen beide op de Keetpoort. Daar dwongenze Boshuyzen, den fcheepshopluy- ,den, die voor de Ven laaghen, aan te ichry ven, dat zy op de reê hadden te koomen, en zich in handen der burgherye te geeven. De Hopluyden, wel be- vroedende dat dit een afgeperfl bevelwas, werden nochtans tweedraghfigh, noopende'tgeen hun te doen ftondj zulxeenighenaa Amfterdamzeylden, andere op de reede verfcheenen. Vefterman werd's aavonds ontflaakt: en niet teeghenftaande beloften ,. van, met de burghery, te leevenente fter- ven, vertrok, tereerfle geleeghenheit, naa Amfterdam. Derwaarts deeden ook Burgherrn eefteren den Ammiraal met een deel fchutteren geleyden j hoe- wel't etlyke daaghen aanliep, eer zy hem los konden kryghen. Ditontftel^ de ten hooghfle de geenen die hem aangetaft hadden. En'tzy dat'er deez* onder ftookten , oft de gemeente van zelfs bezefte , datm 'er mee deur , oft duyken moeft, daar werd beflooten, al de Icheepen van oorlooghe in de haaven, 'tgefchut op de wallen te brengen. Des nachts, voor den dagh hiertoe beftemt, had ouwde Vreedrik Simonszoon, een van de vier nieuw- gekooren'Hopluyden, de wacht. Deez'om hen te doen achterwaarts den- ken , ftelde zynen Ipits ver wan ten voor ooghen , wat hun makende was, zoo m en by dit opzet bleef. Oft het dan al gewonnen zouw zyn, wen men 't zoo verre gebraght hadde , dat niemandt het hooft buyten de poort darde ft e eken ? Moght de burgher de buurfleeden, moght Enkhuyzen de zee ont bee- ren? Alshunwaateren landt te naauwwierd, hoe zoude men by den windt keven ? Ach mannen! Wilde men noch wys zyn , de zaak waar te hei- Ven. Al't voorgaande kan verfchoont worden, en de fchuldt, ten deel'9 op '■ ; X % Bos* |
|||||
•
|
|||||
244 p- c HOÖFTS ZESTE BOEK
1572, Boshuyzen gefchooven} die, zonder reede, twee dogboot s van d'onze ge -
noomen, en door zyn' barjje intree met helbardiers, d'ontfielde burghery voort verbaafi heeft $ ten deel-, op Hopman £>uikkel met zyn' beveynsde treeken, om de knechtenen'tgeweer ter fluyk binnente brengen-} waardoor de gemeen- te fchrikkigh , en haar 't hooft warm gemaakt is. Laat my met het werk beworden : ik weet het u uit te voeren. Oft zoo gh'er aan twyfelt, houdt myn' huysvrouw en dochter teftande. Deeze en gelyke reedenen daalden diep in 't harte van luyden, die der hachlykheeden ongewoon, eningeen'hoo- gher, dan huislyke zorghen, opgebraght oft geoefFent waaren. Dies, hoe wel 't een forfch volk van inborft is, begoften 'er veelen t'ontlaaten. Burgher- meefters , echter op hun gety gillende , neemen deeze wankelmoedigheit waar, om der gemeente vroedt te maaken, dat het ganfchelyk ongeraaden was, zich aan de vloot zyner Majefteit te vergrypen. En 't gelukte hun zoo wel, dat het meefte deel der burgheren te vreede werd, den oorloghfcheepen daar t'huys behoorende, geen verlet in hunne reyze te doen. Maar in 't afzey- len klemd een der zelve aan den grondt, en was 'er niet af te kryghen. De windt daarop wakkerende, vernaamen dit etlyke vrybuyters in'tVlie, en fchik- ten'er achter te raaken. De Hopman verliet het, maar niet zoo tydtlyk, oft zommighen van zyn volk bleeven gevangen. Het fchip, om dat het vaft zat, werd van de Geuzen verbrandt. De Burghermeefters, zoekende allen ont- dank t'ontgaan, hadden't geirne vergoedt, met een ander boot uit der ftadt. Maar in't doorfchieten uit de Zuyderhaaven , naa buyten , paften de bur- ghers de valbrug, tuften de twee maften van't zelve, needer te laaten: zulx hetnocht voor, nocht achterwaarts moghtj en alzoo eenighe daaghenleg- gen bleef. Terwyle nam d'Ooverheit een vendel knechten aan, uit de ge- meente , onder eenen Baart Luytjens 5 hoewel Pieter Buyskens en Dirk Brouwer zich heftelyk daarteeghens kantten , toonende, by fchryven van den Prinfè, dat hy eerlang te veldt zouw zyn. Gelykliiydende brieven zyner Doorluchtigheit braght een Rykaart Klaaszoon voort; maar zy werden , als te jong van dagh, voor valfch gewraakt. De foldaaten dan beèedight zyn- dej zoo trekken Burghermeefters, met hun, en de volle Vroedfchap, naa de gemelde brug , om 't boot deur te helpen. 'T was op den middagh en 't leedighfte der ftraaten j en noch niemandt hunner weederpartye daar on- trent , behalven Kornelis Janszoon Brouwer, hebbende een flaghzwaardt op fchouder , famt Jakob en Jan , zoonen van Dirk zynen broeder , elk met een' handtbus. Deeze Kornelis , gevraaght van eenen der Burgher- meefteren, wie hun beletten zoude't boot buyten te brengen , antwoord- de: wy zyn de luyden, -oft zullen'er voor ß erven. Teffens komt het graauw van alle kanten toeloopen -, en leyt een der knechten zyn roer op Korne- lis Janszoon aan: dien't wel bequam, dat 'er zeeker poorter geheeten Aris Dirxzoon beneeven ftond. Want Aris , met een wonderlyke vrymoedig- heit, ried denfoldaat zoo koen niet, dat hy op eenen burgher fchoote 3 oft dreyghde hem daatlyk een* opfleeker in de ribben tejaaghen. Dit deed den fbldaat zwichten, en der gemeente tydt hebben, ombytekoomen. De wet- houders , hier mee nu achter leggende , keeren weeder naa booven , en ontbieden de fchutters^, met hun geweer voor't ftadthuis. Dezelve, al- daar verfchynende, vraaghen: tot wat eynde, en hoe dus haafligh? Men zeyd'hun: om ons deeze Geuzen, deeze fchelmen en muytmaakerste helpen doodtflaan. Dit, dus onbeftiyft uitgeworpen, ging yederniet eevenwel in. Ook hoorden Ze, dat de viflchers en ander vaarendt volk, door eenen Jakob Floriszoon teeghens hen opgemaakt werden. Dies druypt 'er te met een deel. deur 5 en bleef endtlyk't minfte getal oover , beftaande bynaa niet dan |
|||||
«
|
|||||
DÈR NEDERLANDSCHE HISTORIEN. ä#
uitluydéri, dié zoo Spaanfch als Roomich gezin twaaren. Deburghers, hier" 1572.
naa, eylchten der Majeflraat het gefchut af, dat voor't Raadthuys flond» om het op de veilen te planten: doch naamen verdraghmet uitftel van ant- woordt , tot dat ftads gemaghtighden 3 van Am fterdam zouden weer gekeert zyn. Ook Uep het niet lang aan oft zy keerden: maar naar dat de gemeente vernam , met Ideen befcheydt fhaafen voordeel. Ende hoorde men, hoe de Majeflraat beilooten had, te doen flraffen, alle, die aan 't vangen van Boshuyzen, famt het verjaaghen oft uitweeren der knechten, handdaadigh geweeit waaren: 't verginge dan zoo 't wilde. Dit wracht verieheydentlyk in de gemoeden der meenighte. D'een was 'er in verileeghen ; d'ander meen- de: nu fors, Geduurende dit oover hoop leggen, waaren, op de lucht der ontfteltenis en't blikkeren eenigher hoope van ftandtwiflel, veele vluchte- lingen aangekoomen , tot maghtighe fleun der Naiïaufche partye : onder anderejohan Kokerman, dh, neevens Geeraart van Berkeroode en Pieter Kies, zyn'meedeballinghen, laft van den Prinfè had, om Haarlem op zyn* zyde te brengen. Maar Koltermart, *tzy wathembeweeghde, hadtedeezer ilonde zyn' herbergh buyten Enkhuyzen, doch dicht voor de poorte, ge- noomen. Als men hem hier quam vertoonen wat 'er op handen , en hoe hachelyk het binnen ftond , liet hy zich hooren : 't moefl oover die boegh gaan: de tyding was naar wenfch. Voorts ièhryft hy ter yl een deel briefkens, meldende't voorhebben der wethouderen, en dat men zich nu reppen oft te kort koomen nioeft. Deeze waarfchu wingen, alom aangeplakt in der nacht > deeden denken, dat het 'er oevel daaghen wilde. 'T graauw dan 's morghens in de weer , aan t'zaamenfchoolen , aan 't raadflaan ; hoe nu toe ? Men zeyndt aan Burghermeefleren, oft zy't gelehnt wilden laaten volghen, oft niet? Deeze, nu geen voordeel by langherdraalen«weetende, antwoorden, dat het daar niet op aan quam. 'T)e gemaghtighden braghten van den Graave 'vanBoJJutotbefcheydt, hy wilde, weet en, wie zyn'vrienden oft vyanden waaren ; en dat men den Hartoghe van Alva , als Algemeynen Landt* vooghdt, hem zelve als Stadt houder oover Hoüandt, getrouwigheit zwoe- re. iDien3tnietaanftond, moght vertrekken. En ronduitgezeit, menzoud' het noch heynder nocht verder brengen. D'andere ichreeuwen op : dat zy nocht eedt aan Alva, nocht aan Boßu dachten te doen •> en immers zoo lut- tel hun vaader landt te niymen. 'Daar was *er die 't, by de vyfjaarenge* miß, en om her gezworven hadden. Jaa zy zeyden derOoverheit in'taan- gezight; luftte'thunte loopen, men hield ze niet. Cftiaar men zouw, die wiflen hoe 't fmaakte , niet leevendigh uit der fiadt kryghen. De Maje- flraat echter kreukte niet; als geftyft doorBofïii, en zyn'toezegg van hul- pe: behalven dat zy, geflerkt met de ibldaaten, ook waanden veele bur- ghers omgezet te hebben , en nu verre meefler te weezen. Zy beghee- ren op de gemaghtighden der gemeente , van 't verding ontflaaghen te zyn, dewyl'tfiechts by maniere van voorraadt was aangegaan. Nu hadde men nieuw bevel van den Stadt houder, en sSich daar naa te richten, met ge- moede oft uit dwang. De gemaghtighden zeyden, dat zy hen op hunne vrye voeten fielden, die doch anders 't verdragh genoegh te buyten gegaan hadden* Voorts, aldus verhit door't krakkeelen, keeren zy tot de gemeente; ver- toonen hun weedervaaren , en dat het nu buyghenoft barflen moefl. x^Aan vroegh op zyn, hing d'oover handt -y en aan deez'hun goedten bloedt. Wat beydde danTieter Buyskens met zynen laft in 't werk', de fiadt in vry- heit te ft ellen? Deez' en dusdaane reedenen vatten'; en yder zweldt van oovermoedt, met zoo flyf een betrouwen op d'uitkoomfl, oft men ze in de vuyfl gehadt hadde. Zy fèheyden met verfprek van eerfl hetlyf te gaan |
|||||
•
|
|||||
2+6 P. C. HOOFTS ZESTE BOEK
1572. fterken, alzoo't ten elf uuren was -, thans, met gemeine maght aan te val*
len, en 't werk aan een' zyde te helpen. Korts naa den middagh dan, beftaat van ftadstrommelflaaghers een , bewillight door Dirk Janszoon Brouwer , omme te flaan, dat alle liefhebbers des Koninx van Spanje, en 's Prinfen van Oranje, in hun geweer, ophetZuyder en Noorder Spuy, hadden te ver- gaaderen. Hier was 't beleydt aan Pieter Buyskens, gins aan Jakob Dirxzoon bevoolen. Dirk Brouwer had het by de blaauwe poort, daar twee (lukken gefchutslaaghen. Jakob, zonder fukkelen, bemaghtight den zuyder toorn. Terwyl 't volk alzoo elk zyns weeghs trekt, ontbieden Burghermeefters , met der haaft, de fchutters , in waapen' voor 't ftadthuis. De voorzeyde tromllaagher, wel onverzaaghdelyk, komt ook aldaar flaan, en uitroepen; ee- ven als in d'andere wy ken. Een van Burghermeefteren, geheeten JanRey- nertszoon, hoorende 's Koninx naam fpellen, fprak tot d'andere : 't ging wel: 't was ook hun trommeljlaagher. Maar als hem een van de fchutters vraaghde: oft hy geen Oranje, neevens Spanje had hooren noemen, ont- viel hem de gefchepte hoope, en zeyd' hy, wat wil dit weezen? Naame- lyk, een man van kleene kennis in weereldfche zaaken, vvift niettebezef- fen, hoe 'tzaamen gaan kon , den Koning dienft en weederftandt te bie- den. Hierentuflèn waaren de burghers flerk te hoop : en aangevoert van Dirk Brouwer , kruydden een' waaghenburgh met twee ftukken gefchuts daar achter naa't ftadthuis toe. De fchutters, zich ziende gemeyntvan dit gangbaar bolwerk j daarenboovendeviflehers, en't ander graauw, vanver- fcheyde kanten, heftelyk op hen toezetten, fpatten t'zyd uit, en ruymen de plaats. Waaroover de Majeftraat, aldus verlaaten , zich t'eynde van raadt vond , en niet naaders , dan 't ftadthuis te doen iluyten , vliedende voorts tot onder't dak. De burghers, door bevel van Dirk Brouwer, loopen meteen ftuk balx de deuren oopenj haaien hen van booven, en brengen ze Enkjmjz,en op de keetpoort. Toen fteekt men't Oranje vendel van de muuren ter ftadt kiefi de uit, en verklaart zich voor den Prinfe, teeghens den Hartogh van Alva. Daar Trimljke meede, famt de wacht wel bezet, fcheen 't genoegh 3 en liet men noch dien z-ße. aavondt de wethouders uit de vankenis. Maar Johan Kolterman, nu in ftadt gekoomen , ruftte den heelen nacht niet van yder in te fcherpen , dat dit een zorghlyk ding , en van quaaden gevolghe was. Dies ontbiedt men d'ontflaakten's anderen daaghs weeder op 't Raadthuis. Als zy nudaarver- fcheenen, met een' fleep der gemeente achter hen -, vangt Kolterman aan te vraaghen , uit wiens naame men hen gifter had aangetaft. 'T roept 'er al eenftemmelyk: uit 'sTrinfen naam. En Kolterman daarop; Het komt dan niemandt toe , hen fontßaan buyten dank en goeddunken des Trinfen. Maar men behoort zyne cDoorlnchtigheit des daadtijk te verflendighen. Midlert)'dt kan men hen,yder in'tzyne, oft tezaamen in eenigh huys, doen bewaar en. 'T'w eik voor hun zelf', zoo welraadzaam ü , als voor ande- ren , die-, zonder dat-> uitreukeloozenyver , hunne handen, aan luyden van dier foorte, moghten fchenden. Deeze voorftel werd gepreezen > en dienvolghends de Majeftraat in 't paftoors , dat gebynaamt was Kayphas huys , by een geftelt. Thans zeyndt men af naa den Briel, om byftandt 5 ontbiedt, uithetVlie, de Waatergeuzen metkooren, daar zy wel af voor- zien waaren. Pieter Buyskens , als dien 't bewindt der zaaken , tot de koomfte toe van eenigh achtbaarder hooft, bevoolen was , nam , by raa- de van Kolterman , midlertydt ontrent vierdhalf hondert burghers in fol- dy , onder Hopluyden Kornelis Rietluts en Jakob Floriszoon : welkers Steedehouders waaren Jakob Korneliszoon in't hof, en Gerrit Evertszoon. Doch weenigh duurde de dienft van dit volk, dat terftondt afgedankt werd als
|
|||||
•
|
|||||
DER NEDERLANDSCHE HISTORIEN. 24? .,
als de vrybuyters in qtiaamen , beleydt byjelis Steltman , Tiete Hettin- 157 a,
ga , Willem Lievenszoon , Nikiaas Holbeek , en Wybe. Ook leed het niet lang aan , oft daar quaamen , van Lumeys weeghe, Kabeljauw * Ruykhaaveiy Loeveszoon en Roobol. Toen wifïèld' mende wet, en koos nieuwe Burghermeefters j die, op den achtentvvintighften van Bloeymaandt, den Koning, Prinfe, en der fteedeEnkhuyzen, hulde en trouwe zwoeren 5 en den Harcoghe van Al va, zynen aanhangh, toleyfch, met naamen den tienden en twintighften penningh, famt der tierannighe Inquifitie te weeder- ftaan. De ftaart van den eedt floegh op het handthaaven der vrydoomen, voorftandt van verdrukte peribonen, en gelyke punten van Burghermeefter- ïyken plicht. Jakob Floriszoon werd tot het fchoutampt gemaghtight. Juift tenzelvendaagheontfingJonkheerSonoy, totBreme, de tyding, hoe Enk* huyzen gefchaapen fcheen zich ten Prinfe tekeeren. Hy veirdighde die zy* ner Doorluchtighcit toe , en ipoeyde zich voorts derwaarts. Maar luttel Smoy fcheeld' het, oft hy waar voor Medenblik onderfchept ge weeft van zeekre hmtvooi Waaien, die, gezonden van denHartogh, om't zelve te bezetten, hadden sTmfen moeten buyten ftaan. Niettemin hy ontroeyd' het5 raakte daarbinnen, en v * voorts op den tweeden van Zoomermaandt, totEnkhuyzen: alwaar hy,bly~ ^oor(itf}0^ delyk ontfangen, zynen laft van fteedehouderfchap 00ver dien hoek, en \m^u voorder fchryven des Prinfèn vertoonde: thans orde op de wacht, verdeeling derwyken, en andere behoeften des tyds ftelde. 'T zal my niet onverwacht voorkoomen , indien zommighen , oordeelende den plicht der Hiftorien geleeghen in 't ontvouwen van de hooftpunten der zaaken, zonder des leezers aandacht met het verreekenen van geringe en tufïènloopende beweeghenifïen te misbruyken, naauwlyx in't goede neemen, dat ik, knoopende't begin, midde, en eyndt der poorterlyke ontfteltenifïèn aan een, zelfs niet laat ver* icheydekleenachtbaare perfoonen, met naam en toenaam, in 'tfpel tebfen- gen. Maar , die de dingen der doorluchtighe volken befchreeven hebben, 't bedryf der welke voorneemelyk aan krysftandt hing, waanden nooit te misdoen, met flukwys vertellen van muyteryen en onlufteh, gereezen onder 'tvolkvanoorlooghe, enby wylen onder de gemeente j nochte met melden van de befreekers en voortdryvers, van hoe verwerpelyk een' oorfpronk ook, en Hecht een' doen, dat zy waaren. Ennaadien men hier telandedemagh- tighfte veranderingen, by aanfKchting, oft immers dapper toedoen des ge- meenen mans, heeft zien invoeren -, ook heedensdaaghs niet de minfte konft der fteedfche regheeringe in 't handelen en gerufthouden dermeenightebe-* flaatj zoo kan 't geenszins onleerlyk ichynen, denopgank, loop en afloop van diergelyke beroerten, en teffens de middelen, misflaaghen, verzuymenifc {en, waar door zy geftuyt oft geftilt, gewakkert oft onverhindert ge- bleevenzyn, befcheydelyk voor ooghen te ftellen. Inzookleeneen' getaale ook van riddermaatighe oft eedelboortighe mannen, als men by ons vindt, ftaat des te min de faam der andere te verwaarloozen: zyIeevebylofoftla£ ter: waar 't dan de naakoomeling voor houden zal. Een ding voort, mym bedunkens, zal veelen vreemt voorftaan: naamelyk, dat in zoo langh eenen tydt, als Enkhuyzen was vlottende, nooit met ernft getracht werd het zelve wis te neemen: gelyk het krysvolk, toen 't 'er binnen was, hadde kunnen doen, met zich ftil te houden tot in der nacht, en alsdan poort oft haaven , te oopenen, om genoeghzaame hulpein telaaten. Maar men was miffchien, by 't ftuk van Rotterdam geleert, dat treeken, onderworpen aan bloedt- florting, met het verzeekeren een er enkele plaatfe, al d'andere op rol-* len holpen. Ook fchynt Alva de zelffte waggeling aan zoo veel' oorden gelpeurt te hebben, dat hyden moedt opgaf van alles met ge weidt te red* X 4 den-y
|
|||||
»
|
|||||
248 P. C. HOOFTS ZESTE BOEK
ï 572'. den 5 èn 3 nu ** ipaade was 5 te raadc werd heul aan de gevoeghlykheit te zoe-
ken, zeyndende hier en daar inboorlingen des Lands, om de wethouders der fteeden, tot volftandigheit oover zyn' zyde, te vermaanen. Want dit heb ik- by Antonio Karnero, een' Spanjaardt, gevonden; hoewel hy daar aan- knoopt, datald'uitgezondenen, met beul s handen, oft anders omgebraght werden. Maar indien hy, hieraandewaarheitzeyt, zoo is 't zeeker te ver- wonderen, dat zooveel andere, zonderlingSpaansgezinde fchryvers, het verby gegaan hebben, daar zy doch alles te hoop fchraapen, om de lafterftuk- Ahaver- ken hunner partye, met de kladden der Nafïaufche te bedekken. Dochmid- gaadert lertydt, liet de Landtvooghdt niet, de krachten die hy kon, totBerghenop zynlqach- Zoom te verzaamelen, in zinne die van den Briel, VlhTmge, enKampveer, ten tot Eer- tot eenen fpiegel zyn er ftrengheit, voor't ooverfchot, temaaken. Endeftond V*n °p jlet jn jjen Doe{c quaalyk gelchooren, zonder een' onvoorziene ramp, die dan hyolu nem yan ^aar te ru§ tooSn» en tydtverfchafte, zoo tot de befterffenis van wat anders ^en verfchgemetften grondflagh der vryheit, als tot het hoogher opnaaien te doen. der begofte timmerraadje. Wy hebben hier vooren geroert, hoe zich Graaf Lodewyk in Vrankryk verpynde , om den Koning aldaar , door d'On- roomfche heeren , fmaak vankrygh teeghens Nederlandt te geeven. Ende had'er die Majefteit nu niet alleen 't oor toe, maar den Prinïë van Oranje tweehondert duyzent kroonen» geleent, die hem feedert gefchonken wer- den, Alva dan ^ pooghende 't geen daar gaands was , te doormuffelen y liet zich van eenen Heraut, genaamt Antonis Olivier fchilder , en teeke- naar van landtkaarten, zoowyd bekouten, dat hy hem, onder andere ipie- den, tewerk ftelde. De welke, kunnende daar door , zonder opzight oft yemandts arghewaan , den Graaf en zyn' goedtgunners hanteeren , eenen wegh , verre buyten 's Hartooghen gifïlnge , inging. Want hy deed van zelf zeekere oopeningh, om Berghen in Heenegouw t'ooverraflèn. Treflyk is deeze ftadt en wel bevefe, maar een goedt ftuk binnen de grenzen, en niet booven tien myleh van Brufïel geleeghen: der voeghe, dat het zyn'zwaa- righeit had, zoo diep in't landt te rukken, zonder geftuyt, oft tevroegh ontdekt te worden. Doch dit zelflle deed gelooven, datm'er des te min or> zyn' hoede was -, en Olivier gaf hoogh op van veele vrienden aldaar geneeghen tot verandering, die't werk begoft ziende, toonen zouden, watz'in't hart hadden. Dies fluitm'er eenen aanflagh opj en om de rug, aan den Fran- ichen kant, zoo veel te vryer te hebben, eenen anderen op Valenchien: ver- gaadert voorts zoo veel volx, als in ftilligheit doenlyk vid. Ook liep hun 't geluk zulx meê dat de Heeren vanFamars en laNouë, met vierhondert Valenchien Franfcizen, Valenchien inkreeghen. Doch werd het zelve weeder veroo- ingenoo- vert door Johan van Mendoza, met twee vendelen knechten, en twee kornet- mm, tn ten, by behulp van 't flot, dat noch voor den Koning hield, terwyl la Nouë mefÈY den Graave te hulp eetooehen was. Want deez wilde in perlöon den toeleg ' op Berghen beleyden: en hebbende op den drieèntwintighften van Bloey- maandt, in 't bolch tuften daar en Maubuge , vyf hondert lichte paarden ? met duyzent busdraaghersverborgen, zond des aavonds, in ftadt, twaalf foldaaten , verkleedt als koopluyden. Deeze zich gelaatende , oft zy ee- nighe wynen onder weeghe, en geirne voor zonnefchyn binnen gehadt had- den , vraaghden hunnen waart oover tafel, wamieer de poort ys morghens oopen ging. D'ander antwoordde, te vier uuren-} doch-, zoo zy't tydtlyker hegheei•- den, konden V voor eenen drinkpenning hebben Voor dagh dan, gaan zy naa de poort van Barlemondt -, loovcn den poortier een ftuk gelds , en benee- men hem, naa 't oopenen, de fleutels en het leeven. De Graaf, by der handt zynde, met ontrent vyftigh paarden , ftoot'er terftondt op in 3 veripreyt hen
|
||||
DER NEDERLANDSCHE HISTORIEN. 24p
hen door de ftraaten, met laft om hunn' finkroers te loflèn, waar yemandt 15-73,
deuroftvenfteropdeedej en te roepen, Vrankryk, vryheit, vreeflniet: *De 'Prins van Oranje komt u ontflaan van den tienden penning en aW' Alvaas fchattingen. Dit gerit en dit roepen, als waaren zy duyzent fterk ge weeft * duurde etlyke uuren, zonder dat zich yemandt van Oliviers verwanten open- baarde. 'Tzydatmenzeonbedachtelyk, met het fchieten in huis hield •, oft dat zich 't gevaar, in andre gedaante voor de ooghen, dan van verre, ver- toont. Eeven luttel verfcheenen ze, die de Graaf in 't boïch gelaaten had, met orde om te volghen. Dies wel half vertwyfelt, ftreeft hy zelf ter poort uit, omtezienwaarzybleeven. Daar vindt hy vyfhondert ruyters, elk een met een' voetknecht achter op, in 't woudt verdwaalt -, rukt ze meede naa ftadt toe, zoo vermoeyt, dat ze op de markt gekoomen, en aldaar geichaart, gingen afzitten, en leggen rullen. Niettemin hy deed de poorten iluyten; iïelde wacht op de wallen > nam de burgh in, en 't Itadhuys. De wethouders aldaar ontbooden ging hy aan, metminlyk vertooghj hoe hm geen me e fier oover, maar een verloffer van 's Prinfen weeghe toegekoomen was -3 die beyde nocht ander wit nocht zin hadden, dan 't eedelen eertyds zoo bloeyende, nu ach! vertreede Nederlandt, van onder de voeten der Spaanfche tierannye^ tot zy~ nen ouwden flandt, op te beuren. Deeze aanlpraak in een' geleeghenheit, die voor't quaadtfte deed duchten, verquikte en fmydighde 't meefte deel der Majeilraat; zoo dat Zy zich rekkelyker, dan puure dwang maken kan, tee- ghens zyn'Genaade droeghen. Thans liet de Graaf, met de trompet afblaa- zen, dat yder tot zyn handtwerk en neering te keeren had 5 en geenfoldaat zich te vervorderen den burgher yets te kort te doen: ontblootte de wantrouw- baaren, en voorzagh de vertrouwden, van geweer. Want dies werd'er veel bekoomenj ook fchats, van kerkkleinoodje als gofade vaaten en misbroodt- kaïïèn, heylighen van louter zilver. Al 't welk, van de geeftelykheit des plat- ten lands rondföm, toenzy, door de kreet van den Briel, defchrikder voor- gange plondering weeder op 't lyf kreegh, binnen Berghen gevlucht was. Van eetwaaren vondm 'er kleencn voorraadt, als in een' plaats wydtgenoegh van delandtpaalengeleeghen. Voorts, het leed geen'driedaaghenaan, oft Graaf Lodewyk werd verfterkt met twee duyzent fchuttenj en daarnaa, in Zoo- mermaandt, met dertienhondert knechten en twaalf hondert paarden, onder denGraave van Montgommery. Niet met eevengelykmoedigh een gelaat, Ontßel* als d'anderety dingen, ontfing de Landtvooghdt deeze. Wel floegh hy ze in tenis ^es 't eerlt van der handt, als onwaarichynlyk; zeggende uit Parys ver wittight te !", zyn, hoe men Graaf Lodewyk, noch onlanx te vooren, aldaar in de kaats- damoover. baan gezien had. Maar't is niet nieuws by gaauwe aanflaaghers, zichdiepft in 't ipel en leedigheit verzoopen te veynzen, als zy 't met het bearbeyden hunsopzetsallerdrokft hebben. Dies, als hem boodeopboode 't geloofaan- dwong, werd hem 't verdriet te maghtigh $ zulx hy, zoo men zeyt, zy- nen hoedt teeghens de vloer klitite, en met voeten trad: 't zy dat hy dit ver- lies van zulk een' gevolgh oordeelde, oft dat hem de ipyt noch zwaarder woegh, in't denken dat hem een wyfverkloekt had. Want hy hield' het op de Koninginne moeder van Vrankryk, dat hem die om den tuyn geleydt had; endreyghd'haar, voor de Florentyner leelyen (zoo zeggen wyblaau- we bloemen} hem toegezonden, Spaaniche diftelen uit te keeren. Voorts, dit ongeval quam alleen niet; maar daar op dat van Enkhuyzen j en d'eene leydemaare d'andere jaaghen: zynde de afval nuryp, en geen houden meer aan de gemeenten, inHollandt. Sonoy, hebbendeden voet in Enkhuyzen, trachtte, vooreerft, die van Medenblik t'ooverreeden tot ontfank van be- zetting uit 's Prinfèn naam: 't welk de biirghvooghdtjonker Kornelis van Rys- wyk,
|
|||||
*
|
|||||
zfo P. C..HOOFTS ZESTE BOEK
1572. wyk, verhinderde. Dankorts daarnaa werden zy , door twee vendelen
Meden- Enkhuyzers onder Klaas Kroes en J akob in 't Hof, en door twee andere van Utk wordt foldaaten onder Kabeljauw en Ruykhaaver, aan twee oorden, verlchalkt: Naffattfch. waaroover de meefte burghers in 't ilot vlooden. Maar ziende, dat men, om 't zelve te naaderen, zich van hunne vrouwen en kinderen voor ichanskor- ven diende, hadden zy geen hart daarteeghens, en gaaven 't op. Die van Enkhuyzen, naa 't uitbreyden hunner grenzen aldus aan d'eene zyde, bego- ßen 't ook aan d'andere, en traaden, met die van Hoorn, in handeling; daar 't byfter verwart, en burgher teeghens burgher in waapencn gefraan had. Ka- beljauw en Steltman, derwaarts gezonden, neevens eenighe gemaghtighden der Majeftraat, en begroet zynde van de Hopluyden der befoldighde bur- gheren , raakten met hun aan 't goêfiermaaken , en werden daar der zaake Vesgelyx eenS) terwyl de Vroedfchap raadt hield. Deeze daarnaa bevcftighde 't ver- Hoomen fragil; waarop men den eedt des Koninx en 's Prinfen aanveirdde. Echter *n eJe ■ viel'er moeyte, eer zy een vendel knechten wilden inneemen. Dan, naa dltgemL 'ttoeftaan van dien, quaamen teffens verfcheyde ballingen binnen ; en werd ' 'erde wet, van de welke reeds veele leeden uitgeweeken waaren, verfielt, Edam toen , Alkmaar, Monnikkendam , Purmerendt, volghen 't zelve fpoor. Sonoy voorts ftelde Kabeljauw in Medenblik, Alveringen in Hoorn, Willem Moftart in Alkmaar , Willem de Graaf in Edam, tot ooverften. Ter zelve tydt werd hy verlterkt met een kloek regement foldaaten, beleyt by Lazarus Muller. Boshuyzen, daarenteeghen, quam met een deel fchee- pen voor Enkhuyzen, enleydeze aan 't zuyder gat; zonder yets van belang te bedry ven. Jaa drie zyner Hopluyden begaaven zich met hun volk van hem naa binnen en onder 's Prinfèn cedt. Waardoor zyn* andere fcheepen, oft uit vreeze voor gelyke ontrouw, oft zich te zwak kennende, van daar wec- ken. Terwyl de dingen, hier te Lande, dus een'zwaaynaamen, was, naa lang en niet onbefprooken toereeden , de Hartogh van Medina Celi, van Laredot'zeyl gegaan, met vierenvyftigh fcheepen; daaronder, zefTentwin- tigh groote Nederlandfehe koopvaarders,d'andere van ongelyk minder laften, die men, in Spanje, Alïabren noemt. Zy hadden, booven een' ryke laading, denooverfte Juliaan Romero in, en vyftienhondert (anderen zeggentwee- duyzent) nieuwe foldaaten. Hier meede quam hy, den tienden van Zoo- De Har- mermaandt, tot voor Blankenburgh, drie mylen by Wefte van Sluys, zon- togb van ^er jcen n • s van >t geen ^^ jn wildiere na(j toegedraaghen, en van de maght J?''-fa der.Geuzen op zee, die dapper aangegroeyt was. Want zy hadden, zoo nu, indeler- zo° ^an ' verfcneyde van Alvaas fcheepen veroovert, zonder yet zonder- Undt. linx te verliezen; uitgezeyt een fchip onder 't bevel van Sebaftiaan de Lange van der Veer; de welke , zoekende 't voeren van volk en nooddruft, naa Middelburgh te beletten, van vier Koninx fcheepen, aan boordt geklampt,, en geentert, maar niet verwonnen was; mits een van de zynen, alshy geen' ander' uitkoomft zagh, den brandt in de kruydtkaamer ftak, en't gefchil, meteevenfchriklykeen'op-enneederfprong van vrienden en vyanden, be- flechtte. Welke oovermaat van moedt, gefprootenuithet ongenaadigh oor- logh, d'eerfte van deeze lbort is, die ik, in onze beroerten geleezen heb. Voorts hadden zy, al een'wyle, de verby zey lende koopvaarders , niet dan vanfehuten weertuygh berooft, maar endtlyk doorbehoefte, enwennistot vyandtlykheit, geleert alles aan te taflen, om de koften des kryghs te vinden, Be vlipn- en djen te deeghe te voeren. Deeze voorlpoedt dan aanzoetende, en zynde geuTLjn deVliffinghers, beter dan Medina, van kundfehap gedient, dien zyleyden vdanpdl- tot ^er Sluys in te loopen; zoo maak en ze ontrent twaalf lichte oorloghsboots ter, uit; voeghen zich voor 't SluylTche gat> en roeyende met fchuyten , aan de
|
|||||
.-.
|
|||||
DER NEDERLANDSCHE HISTORIEN. zfi
de baaktonnen, flaanze in ftukken, om met het blinden van diept' en on- 15-71.
diepte, de vaylighe toevaart ter haavene te venluyfteren. Dit deed de zwaar* fle ichcepen des Hartooghen, by Blankenburgh, aan anker blyven. D'Afta- bren, zich met minwaaters Iydende, raakten, met hem en zyn hofgezin, totSluys: uitgenoomen vier der zelve, die^ neevens 't ichip van eenen Bou- dewyn E euwoutszoon van Vliflïnghe, aan een' plaat klemden. Toen houden 'er de VlnTnigers op aan met fchieten •■, jaaghen 'er door die fchrik, een deel der Spanjaarden af; en koomenze, daarnaa, met floepen, beftooken, en verooveren. De ichipper Boudewyn in dit getommel, pafte 't bootsvolk op zyn' handt te kryghen ■-, viel zelfde Spanjaardts aan, die hy op had > en werd, by hulpe zyner landfluyden, nieefter van ichip en goedtj dit vlot, met het waflènd waater, en naa Vliftinge gevoert. Dat men nietwys genoeghwas, om'tzelfftenietd'anderete doen, quamby de hitte vandenftrydt> waarin, 'tgereedtfte geplondert, eenighe gevangenen bekoomen, de vier Aftabren, gelaaden met wolle, aanbrandt gefteeken werden. Medina Celi, thans, riep aldepeyllootenvanSliiys by een, raadt vorderende, om de vloot, die voor Blankenburgh, aan anker reed, in te helpen. Maar niemandt had 'er moedt toe, om dat ze te diep ging. Hy, daaroover geftoort, wilde met gewcldt, dat zy aan boordt voeren, om ten minfte volk en vraght te berghen, zoo de kielen aan den grondt raakten. Welke vreeze van dwang, quaaly k zweemende naar den roep zyner goedertierenheit, hun zoo zwaar op het hart viel, dat zy zich, eert 'er toequam, ter ftadt uit pakten. Ondertuflen quam de Lisbonfche vloot, gelaaden met kruyderye, zich op doen. Doch de fcheepen voor Blanken- burgh , zonder haar eenighilns te waarichuwen, lichtten, mits dat het hard uit den Weile begon te waayen; hunne ankers, oft hakten ze af, en zeylden eensloefs, verby Vliftinge, daar dapper uitgefchooten werd, tot voor Ram- mekens. Hier loften zy hun oorloghsvolk en wollen, en zonden ze 'naa Mid- delburgh. D'andere gezeylt tot by Vliftinge , werden met een icheut ver- maant, voor ftadt ten anker te koomen. De Ammir^zl en 't meerendeel, geen argh denkende, waaren gehoorzaam , en werden terftondt verzeekert voor die van binnen. Drie alleenly k liepen 'er de Honte op, naa Antwerpen; een der welke, dat in Hollandt toequam, echter van een kleen oorloghsboot achterhaalt, en bemaghtight werd. Ende braght aldus het geluk den Zeegeu- Groote zen, zoo treflyk eenen buytt'huys, die men wel op ontrent zes tonnen fchats hujtbjben aanglatgeldt, en ruim tweemaals zoo veel, aanfuyker, kruydery, perlenen veroovm. gefteente, begrootte. Doch de waaren braghtcn niet uit, 't geen zy behoor- den -, zyn de 't gemeen quaaly kzulx ten oorbaar te brengen, als het eyghen: behalven dat de vertiering te zwaarder viel ,mits deLandtvooghdt hetkoopen van den roof verbood. Zoo veel was't dat de moedt hun meer en meer aan- wies , als die 't nu zaaghen eenen ruymen tydt te harden: waarentuflën meeni- ghe toeval de voor ooghen ftaande noodt moght koomen te verzetten. Ook flapten zy op de voorfpoedt niet, nocht vergaaten zich zelve met geknïyfte ar- men; maar reekenende ftilftaan voor deyzen, beflooten Sierixzee aan te taften3 een' goede ftadt op 't eylandt van Schouwe geleeghen. Uy t den Ammiraal de Ryk quamdeezevoorftelj die daarom verzocht werd het hooghfte gebiedt oover'tvolk van oorlooghe t'aanveirden -, en zich met zyn vendel, neevens dievanjanin, Kloot, Haaverfchot, en Menning, opdetoght begaf; laa- tende, voor den tydtzyns afweezens, Rollé ooverfte in der Veer, met on- trent veertigh foldaaten. Een wonder ding, hoe alzulke onlangs doodtvyan- den, fco lichtelyk tot dus een' vriendichap en vertrouwen toe, konden t'zaa- mengroeyen, In Sierixzee laaghen, onder Hopman Renax, twee vendelen Waaien, die, de koomft der Geuzen verneemende, met een veldtftuk uit- tooghen,
|
|||||
1
|
|||||
jp, P. C. HOOFTS ZESTE BOEK
if/2. tooghen» om hen de reede te doenruymen. Maard'anderen* dies niet tec-
ghenftaande, gelandt aan 't Zuyderhooft, werpen daar een* fchans op -, neemen voorts de Zeik in, een'duynvanasenvuylnis, zoohoogh opgehoopt, uit de zoutkeeten, dat'erdeganfche f ladt voor oopen lagh. Hier planten ze 't ge- fchut, en laaten te met een* vlucht koeghels oover waayen. Deeze fchrik booven't hooft, deed dien van binnen wee, en't krysvolk verfcheyden' uit- vallen beftaan -, maar het werd, t'elken maale, met verlies weeder ingedree- ven. 'S nachts daaraan begon de Ryk zyn' naaderniiïèn veftewaarts. Dies, en mits de gemeenten aanving te muyten, flaauwt ook de Majeftraat, en sleriht.ee zeyndt, ten naaften daaghe, denvyventwintighfteninZoomermaandt, een1 gedrnn- ftadtsboode uit, met een'brief aan een ftoxken, en verzoek om in gelprek te £en' koomen: teeghens dank van Renax, zoohy, met hooghe woorden betuygh- de. Men werd niettemin der voorwaarden eens ; en moeiten de Waaien vertrekken met hun enkel zydgeweer, mits dat men hen tot in't landt van Ter Toole geleydde, en hunne andere waapenen naazonde. Aan welk ver- dragh, famt de heuffche handeling van den hooftman de Ryk, de wethouders, zoo goedt een genoeghen naamen? dat zy hem, met hondert Angelotten, tot een' goude keeten, vereerden. Voorts koos men Ammiraal aldaar A- driaan Willemszoon, die zich loflyk gedraaghen heeft in dien lalt -, en be- gon m'er den gezuyverden Godsdienft te oeffenen. Maar niet zoo ras namp men's heemels zaak by der handt, oft de menfchelykheitwild'er haar per- foonaadje onder fpeelen, met zaayen van een zaadt, 't welk, ontfonkbaar als bufTekruydt, in 't begin by vlaaghskens geblikkert heeft, t'hans vinnigher vuur gegeeven, endtlyk met zoo yflyke flaaghen geboldert, dat nooit van ander onheyl , de ftaat in gevaarlyker brandt gefielt, oft wreedelyker en weldi- gher gefchudt werd. Dit was der geeflelyken grootsheit, eerfl geo openbaart in onmfig- Harman Modet, Leeraar alhier beroepen. Deeze man, ftreevende^ïietzyn" heit van hartstoghten, de voorvloedt van 't aankoomende geluk verby, en omdeelen- Harmm je ree(js ^ • n Zyn gedacht, den buyt der kerkelyke rykdoomen, hield aan, by ,° e *m den voorzey den hooftman om van dien tydt af, toezegh te hebben, van't bewindt oover de Abdy tot Middelburgh, teeghens dat het omgezet wierde. De Ryk vertoond' hem beleefdelyk, hoe 't befiel van dusdaane zaaken niet aan de krysooverheit, maar aan 's Lands regeeringe ftond. Maar hy beeldde zich echter in, dat het den hooftman aan geneeghenheit mangelde. En neemen- de derhalven dit afwyzen voor weygheren, beflond hy ook opfloel, hieroo- ver, uit te vaaren i tot fchendighe ontflichting der nieuwelingen, die t*zynen gehoore quaamen. 'T welk vernoomen by den Prinfè, en hoe men de zuy ve- ring, zoo jong en teeder noch, dus reukeloozelyk in gevaar flelde -y verzocht zyn'DoorluchtigheitaandeRyk, dat hy haar de geleeghenheit van 't fluk, met zyn bedenken daarop, oover fchreeve. Deez, oopenende naaktelyk zyn weedervaaren, en gevoelen, verklaarde de heerfchzucht van Modet zoo wydt te gaapen, dathy, niet alleen in't geeftelyk, maar teffens ook oover 't weirlyk en krysbeflier, geirne den meefler zouw. maken. De Prins dan, dien 't inbreeken van dus een' ongereegheltheit nier te gedooghen flond, noch- te de (landt des tyds toeliet fcherpe teeghenweer te gebruyken, trok hem, on- der fchyn van verheffinge, vandaar, en maakte'er zynen Hofpreeker af. In welken dienfl, en zelfs onder de ooghen zynerDoorluchtigheit, hy zich zoo quaalyk wift te maatighen, dat naaderhandt de Prinfes vrouw Charlotte van Bourbon, hem, in plaats van Modet, noemde Immodet: gelyk de Franfoi- zenuitfpreeken, 't geen zy fchryven immodeß , dat uitgelaaten oft onzee- digh te zeggen is. Ontrent dit getyde, quam een vendel van driehondert En- gelfchen, onder den heere Thomas Morgan, tot Vliflinge j en 3 niet lang daar-
|
||||
DER NEDERLANDSCHE HISTORIEN. 2f3
daariiaa , een regement van duyzent, waaroover de Ridder Hunfry Gil- 15-72.
bert crebood. Dit baarde vermeetelheit, en een befluyt om in Vlaandre te Horten, jaa tot inHenegouw deur te booren, ter hulpe vanGraaveLode- wyk. Tièraarts liad het beleydt, en werd haaft gewaar dat de toeleg te hoogh geheeven was. Dies nam hy 't wat zachter op, en liet zich genoegh zyn, t'onderftaan , oft hy die van Gent en Brugge , .tot afval bekooren konde. Maar de liefhebbers der vryheit aldaar, zaaghen 't werk noch voor te groen aan, om hunne geneeghenheit te uiteren. Hy was nochtans niet al te vergeefs uyt. Want.de zynen anderichepten drieëntwintigh metaale Hukken, die de Landtvooghdt naa Sluys fchikte, om ze op d'Aflabren te leggen. Deeze wer- den naa Vliflinge > het krysvolk op Zuydbevelandt oovergeicheept, om de Hadt van der Goes te beproeven. Want hoewel zy zich taamelyk van fol- daaten voorzien vond, men hield'er veele borghers binnen te zyn, die't in hun pemoedt, met die van buyten Honden. Ook hadden de vellen geen' Dcßndt bequaame bolwerken, nochte de graften zulke diepte en breette, als de ree- Ter Goes dedesjeeghenwoordighen oorloghs vereylchte. Tièraarts echter werd raau- w°n be- welyk ontfangen van een' laaghe uitgevallen krysvolx. Hy zond eevenwel fWu eenen trompetter, om de Hadt op te eyfchen. Maar d'anderen, verimaa- dende, neevens de iwakheyt des aanvechters, ook de rechten van oorlogh, antwoordden den bode met kruydt en loodt, en toonden een gelaat, dat geen fwichten in den zin had. Tièraarts , ziende dit, en niemandt der poorteren zich roeren om hem de handt te bieden, Helde zich eerft tot be* leg i maar thans , hoorende van ontzet, dat op koomenden weeghe zou- de zyn , brak op , en keerde naa VüiÏÏnghe. Dan hier floot men hem de poort voor 't hooft, om dat hy zoo klakkeloos, op een enkel gerucht van 's vyands aantoght, geweeken was. Ook ontbraaken'er geen'Hopluyden, die dit niet alleen verre van voorzight, maar ergher dan vreeze, en voor teeken van quaaden wille, hielden. Dus gingen deZeeufche zaaken. Maar in Hollandt, maakte de fortuyn der Naflauiche partye wel een' andere veyrt: en begon de Zuydoordt aldaar de ftreek van den Noorder te vol- ghen. Want, op den neeghentienden in Zoomermaandt, zette heer. A- driaan vah Swieten, met een handt vol volx, de fteede Ouwdewater om 5 0uw^- ten derden daaghe daaraan, ook die van der Goude? zynde hem, 's mor- tvaater ghensvroegh, dooreenighe goedtgunflighen van binnen, dieKlaiweeghs- ?"?fMn poort met ge weidt geopent. Waarop , hy , zelf vooraan , verzelichapt ^^1™ met Jonkeren , Uit den Enge van Uitrecht, en Serklaas uit den Haa- bracht, ghe , gevolght van ichaarts tfèfligh mannen , geraapt volk en oolyk ge- defgdjx waapent, zich ftrax naa de markt ipoey de. Een'van deburgherwacht, die Goude. op 't Raadthuys was , ipeurende hem zoo zwak , beftond zyn* ipitsbroe- ders tot weerbieding te vermaanen , en zyn' bus te vellen. Maar d'andren beletten hem 't afdrukken, en zaaghen het werk met goeden ooghe aan. Swie- ten, trekkende om 't ftadthuys, kreegh zulk een' toeloop dat hy, inkort zes oft zeevenhondert mann? achter zich fleepte. Zeeker Burghermee- Her , in deeze dwerlingh, liep , uit verbaaftheit, ten huyze eener wedu- we , om lyfberghing -, en gellooten van haar , in een' ipinde , vraaghde, oft hy daar al veyligh was. Zy antwoordde 3 gewiflyk , en dat haar man daar meenighmaals gefchuylt had*, als hy van hem en anderen gezocht werdy en de Burghvooghdt daar voorfiond. Ende vind' ik niet, dat hem yet iwaar- ^0É ders weedervoer, dan dit koelzinnigh verwyt, in weederwraak der gepleegh- &*
devervolgliing. Thans riep Swieten de vroedichap te gaader, en deed hen
eerft, daarnaa de fchutteryen, aan den Koning, famt denPriniealsStadt- houder, eedtdoen, Jonker Kornelis van der Myle, die bevel 00ver't Slot, Y en
|
|||||
»
|
|||||
2^4 P. G. HOOFTS ZESTE BOEK'
i 57 2. en veertigh mannen daarop had, meende naa Uitrecht, om byftandt te zein*
den. Dan zyn boode werd gevangen , en hy mitsdien benoodight, gelyk getal volx van den Heere van S wieten booven te laaten •> in fchyn oft het daar by blyven zoude. Maar 't graauw ruftte niet, eer het hem zoomoe- de gemaakt hadde dat hy beneeden quam, en zyn huys in der ftadt hou- den. En alzoo onder de gemeente naauwlyx voor acht daaghen koorens gevonden werd, fchikte men, om des voor zyn geldt te bekoomen, koop- luyden aan die van Dordrecht. Deeze, hoewel zy noch den Landtvooghd niet teeghen gevallen waaren, en de Spanjaards , leggende in Rotterdam, den mondt derYfele, met gezonke fcheepen, geflopt hadden, om den toevoer af te lhyden, verftonden hier graatighlyk toe; en befteldenee- nen goeden hoop graans onder geleyde hunner oorloghfcheepen , op Krimpen: van waar het voort, te waaghen, tot der Goud e gebraght werd. Swieten, naa 't opheemelen der zaaken, en verzorghen van bezet- ting alhier, bearbeydde , door Meefter Pauwels Buys loontrekkendcn Raadsman , Bartholomeus Haavixzoon , en anderen , dat ook de ftadt Lejde keert Leyde's Prinièn zyde koos ; inneemende een vendel knechten behopmant ook^om* met Jan Eylof van Groninge: hoewel hy niet meer Hollanders was , dan Willem de Graaf, van Gent; den welken , te vooren aangebooden door Sonoy, men als eenen vreemdeling verworpen had. Die van Dordrecht, naa zoo groot een' fchreede , gedaan met het fpyzen van der Goude, dat hun nocht aarzelen , nocht ftalhouden veyligh viel, waaghen voorts dm fprong, daar zy lang op geftaan hadden: en ooverkoomen zynde, op den Voorts vyventwintighften der gemelde maandt, met Bartholt Entes ,• wiens oor- Dordrecbt. loghfcheepen en galeyen daar ontrent laaghen, verklaaren Alva vyandt; zweeren den Prinfe als Stadthouder ; ontfangen tweehondert foldaaten x en korts daarnaa Maximüiaan van Hoorn , heer van Boxtel', tot oover- fte. Dien zond zyneDoorluchtigheit derwaarts; en beval hem teffens't be~ windt van Buure, Leerdam, Breda, en Ifelfteyn. 'S daaghs naa 't cover- Gorkom gaan van Dordrecht, aanveirdde de gemeente van Gorkom , by opftec- volgbt. ken van hoeden , en gefchreeuw vaxvVive Ie Geux, den zei ven eed t? haar voorgehouden by Hopman Marinus Brandt, die van 's Prinferi goedwil- lighen , met eenigh krysvolk ingelaaten was. De Priefters , kloofterluy- den, en veele Roomsgezinde burghers, in 't Slot gevlooden, zaaghen zich 's anderen morghens gedwongen , 't zelve oover te geeven , mits behou- dende 't leeven: anderen zeggen op genaa oft ongenaa. Maar deeze ver- oovering heeft men met allerley' lafter van tuchtelooze ongereegheltheit, en uitgelaate moedwil, bezoedelt. Twee van de burghers werden , op de markt, met de koorde , verdaan $ d'andere op ranfoen geftelt, de Droft, zyn'huysvrouw , zyn' dochter, en eenentwintigh gewyde per- foonen , naa den Briel gevoert. De fmaadt, de mishandeling , en 00- vervuyle vinnigheit, gepleeght aan deeze geeftelyken , bewyzen ( zoo men op de fchryvers der Spaanfche zyde vertrouwen magh ) dat het aardt- ryk geen ongedierte zoo fel voedt, als de menfch is , die , bereeden van Schandcly* de booslieit zyner woefte lüften , teffens Godt en zyn' eere vergeet. kemïslwi- Wam als zy (uitgezeit een oft twee , die 't Pauzelyk geloof verzaakten ) de mg aan a}tfaamen ? ten halve geworght, naa verfcheyde quellaadjen , in een' ken Je- klooftcrfchuur , denganfchen nacht oover , zieltyghende in de ftrop ge- pleegbt. fangen hadden; leuterde noch de foldaaten zoo wreedt een'dartelheit, dat zy, d'een de neuz , d'ander de ooren , d'ander de manlykheit van dee- zen oft dien Munnik, den beul afvorderden, en als treflyk den Geus fpee- lende, en fraay beveedert, met die leeden op den hoedt, in ftadt keerden- De
|
||||
DER NEDERLANDSCHË MlSTÖRÏEN. ïff
De Prins nochtans, niet dat hy dusdaane afgryslykheeden te gemoetzagli, tffi*
maar gedachtigh aan 't beloofde wit zyner waapenen , ook weetende wat eener nieuwe heerfchappye de faam van goedertierenheit waardt is , had ernftigh genoegh belaft, zoo wel geefrelyken als weirlyken in hunne vry- heeden te handthaaven; Dan Lumey, die by wildernis en oeveldaadt groey* de, gaf uit, dat hy in had j en fokte met zyn aaverechtfch voortreeden , krysluyden aan , die hunnen Ooverfle , in ichand' en ichelmerye , gelee- ken. Voorts, de bezetting van Loevefteyn verliep het; zulx dit Slot mee- ioevtpejn de ingenoomen werd : en korts daar naa Liesveldt. Ook waaren die van enliesveidi Gorkom , by behulp van eenighe poorters tot Bommel, in die ffadt ge- in£emo~ raakt: maar, hebbende tot byïïandt gekreeghen een deelHooghduytichen %'Qmmei en Waaien , die aan Jt pionderen der kerken floeghen , werdenz' 'er , als „ekree- woordtbreekers, weeder uitgedreeven. Door't beléydt van eenen Vooghle-^»j en zank, gemaghtight daartoe by den Prins, werd de Majeftraat van Buure weeder opgemaakt, om haaren Droft, onder dexel van yets te handelen, in de ker- verhoren. ke t'ontbieden , en hy aldaar vaft gehouden, en gedwongen eenighe fbl- Bwremi daatenvan'tSlot, quanmys»omgeldt te beuren, te doen af koomen j waar^2^* door de plaats lichtelyk oovergmg. Tot Haarlem , pooghden Geeraart Haarlem van Berkeroode, Hans Kolterman , en Pieter Kies , uit krachte van ge- valt ook^ lyken laft van den Prinfè , de zaaken met orde , te doen fwaayen*, zich äen L^ndt- richtende , te dien eynde , aan de Ooverheit. Deeze , af keerigh in 't wogbd af* eerft, en meenende hun» een voordeel af te zien> daarnaa vertzaaght door *t oopenbaaren huns aanhangs , liet, op den derden van Hooymaandt , Berkeroode en Kolterman , in de vroedlchap verfchynen. Daar toonden zy hunnen laftbrief, met eyfch van onvertooghen antwoordt. D'andereri verzochten tydf, om te verneem en, hoe't in de gebuurfteeden ftond, en hunnen raadt daarnaä te ichikken. Maar, mits Kolterman dit afüoegh, en hun tot uiterfte beflek den naaftvolghenden voormiddagh (lelde * ghigen zy dit verdragh aan. cDen eedt ouwlinx gedaan den Kotiing •> en den 'Prin* Je als zynen Stadt houder , zouw men in waarde houden : uit de regeer ing, C immers voor de koomfl zyner 'Doorluchtigheit ) niemandt verfloof en : Alva voor vyandt fchelden : y'der , met naame de geeft elykheit, aan lyf engoedt onverkort laat en : geene foldaaten -, buyten wille der wethouder ren , inneemen -3 uitgezeyt het vendel van Ruykhaaver. Gelyke fchie- Voorts meer lykheeden van verandering gevielen aan andere oorden 5 en was nu in wdere heel Hollandt niets dat voor den Landtvooghdt hield, dan Delft, Amfter- tlaatfetlt dam, Rotterdam, "Woerde, Schoonhoove, Naarde, Muyde, en Weelp. De Graaf van Bofïu , beducht voor Schoonhoove , zond derwaarts Hop- man Loozekoot, met een vendel Neederduytfchen ; en fterkte het dorp Vreezwyk anders genaamt de Vaart, aan dë Lek, teeghenoover Vyane. V Dan Loozekoot moeft buyten ftaan door bedryf der gemeente , teeghens dank van de wethouders 5 en keerde weeder naa Uitrecht. Daar deed Boflli al het kooren aanhouden, dat die van Schoonhoove tot Amfterdam gekocht hadden. Hieruit greepen die van Dordrecht, Goude , Ouwde- waater , en anderen , hoope tot het omzetten van Schoonhoove : doch zaaghen zich bedrooghen , en , onder de veilen koomende , met grof en kleen gefchut begroeten. Dies koelden zy hunnen moedt, met het verbranden der voorftadt, en weghdryven van 't vee. Waardoor het graauw verhit, en tefFens den honger vreezende, zich , van de Maje- ftraat verfpreeken liet, tot vernieuwing van 's Koninx eedt, en innee- men van Loozekoot j die zonder fukkelen oover quam. Dezelve, ver- kundfchapt hoe de Geuzen uit waaren, om't kooren, mr tot Vreezwyk Y 2 toe
|
|||||
»
|
|||||
%f6 P. C. HOOFTS ZESTE BOEK
i f 72. toe gevoert, t'onderfcheppen, toogh hun, met driehondert Ibldaaten, en
tweehondert fteedelingen, te'eghens. 'T getal der andren was wel twaalf- honderd Hy viel'er niettemin op aan$ en dit geluk hem toe, dathetkrys- volk , 't welk de graanen beleydde , hiererituflèn op de Lek gekoomen , Ve Geu- 't gedruys van 't fchieten vernam. 'T welk hen de fcheepen deed ftil hou- *?''-? den, en naa dat zy hem gewaarfchuwt hadden , op de rug der Geuzen cioon oo- trefl?en Xoen quam 'er de fchrik onder , en zetten zy 't opeen vlieden, qhm! laatende driehondert mannen op de plaats , en tfeftigh gevangenen ach- ter. Tot een ander ftuk van gedenkwaarde manhaftigheit, dreef armoe van eetwaaren de Spanjaards die in Rotterdam laaghen. Zynde, mits 't afvallen der middellandfche fteeden , hun toevoer van Amfterdam ge- ichorft•, beftonden 'er driehondert derwaarts een' toght te doen, om voor- st«« raadt van kooren te haaien. Deeze, neemende hunnen wegh buyten Delft toght van om , dat zyn' poorten toehield , door den Haagh , op Schcveringe , en dmhon- voort lanx de ftrandt, tot by Haarlem , lieten dat ter rechte handt, en den span- fwaayden naa Spaarendam. Hierfloeghenze eenigh volk van Roobol, kree- jaan.tsmt ^Qn ^en hopman gevangen , en leyden'tdorp aan kooien. Sindert viel o ter am. >tjlun Xight dendykte houden, ende heenreyze te winnen. Dan'tbefwaar was in 't weederkeeren -, indien men met ernft getracht hadd' hun het padt af te Ihyden. Maar, 't zy dat niemandt giffing op zoo groot een' hunn' ftout- heit maakte, oft waar't hem anders loogh, zy begaaven zich, uit Amfter- dam , met eenighe laading van tarwe , oover den zelfften wegh , te rug, zonder weederftandt altoos te vinden, voor teKatwyk op Zee. Daar was, van zommighe, meeft al onervaare foldaaten, en huysluyden, een loop- fcbansken aan den oever opgeworpen, en een ftuxken gefchuts oft twee ge- braght; 't welk geloft, niet deed dan windtbreeken: zulx devyandt, fpeu- rende mooghelyk aan't gelaat wat volk hy voor had, daar eeven koen op inzette. D'anderen, voorneemelyk de nieuwlingen in den oorlogh, meen- den , wat dat zeggen wilde? En oftdeSpanjaardtsfèheutvry waaren , die zoo vrymoedigh op een' afgaande tromp aantraaden ? Dies niet langer ge- mart 5 en verloopende hun voordeel, geeven zy 't fchut ten befte. De Spanjaards, dien't ongeleeghen quam, hen naa te jaaghen, trokken deur, en braghten 't, ( naa 't afleggen van zulk een eyndt dubblen weghs , oo- ver vyanden boodem ) behouden tot Rotterdam aan. Maar Graaf Wil- lem van den Berghe, die 's Prinfen zufter ten huwelyk had , vindende de Be Graaf fteeden van Gelderlandt, Ooveryftèl, en dat geweft , onbezet, verzee- van den forde zich van Zutven , Deutekom , en Doesburgh : zyn fteedehouder Berghe be- Glyzenburgh , van Harderwyk , Hattem , Elburgh , en Oldenzeel. Hy wa& *'& f zelf bel eegherde Kampen j braght 'er zeeven galeyen voor , die hem So- fleedenin noJ beftelde > en kreegh het, ,door toedoen van eenighe 's Prinfen par- denGelder- thylingen , die 'er binnen waaren , op den elfden van Hooy maand t, in {eben hoek; handen. Toen volghen Zwol , HafTelt, Steenwyk , Geelmuyde, Vol- lenhoove : en thans het huys te Toutenburgh , veroovert by Hopman Hans van Enkhuyzen , die , uitgezonden van Sonoy, daar waande mee- fter te blyven. Maar de Graaf, dryvende dat deeze oordt hem bevoolen was, dwong 't volk van Sonoy te ruy men, en bequam, onlanx daar naa, Amersfoort 00k Amersfoort. Waaruit hy die van Uitrecht, op fwaare fchaade > en mgenoQ- m groote benautheït, ook al de dorpen daar ontrent, onder fchatting, braght. Die van Naarde helden van zelf t'hemwaarts. 'T welk gefpeurt by Pauwels van Loo , Burghvooghdt tot Muyde , en Baljuw oover Goey- landt, hem, naa de verzeekering dier fteede, deed trachten y en, op hoo- pe van, met eenen flingerflagh , daar eenigh krysvolk in te werpen, hen aan-
|
|||||
«
|
|||||
DER NEDERLANDSCHE HISTORIEN. i17
aanzoeken, om verbytoghtjanx den buytenrandt der graft, voor drie ven- 1572,
delen knechten , die quanfuys naa Amfterdam gefchikt werden. Tef- fens verghd' hy hun, 't volk meteen tonne biers oft twee, voor de poor- te te ververfchen. Maar, met dusdaane verroefte loosheeden , kon men voortaan zoo glad niet deur y' en zy hadden reeds földaaten van Amers- foort ontbooden. Deeze , zynde ach ten veer tigh knechten , op waaghens gezeeten , voeren d'eene zyde van Hilferibm verby , als de gemelde drie vendels, lanxd'andere, aanquaamen: en kreeghen zy zich onderlings in 't gezight, zonder te weeten wat parthy yder troep hield. Dan de Amers- foordfche , aan de voorbaat, eningelaaten zynde , floffeerden terflondt de Naarde veilen j zulx d'andere , om buyten fcheuts te blyven , eenen hoek van v°or de de Naarder Meer doorlobberden. 'Voorts , dewyl alles rondtom waagh- GeuXsn de , zoo bleef ook Vrieslandt niet langer in flilte. Want etlyke Eedelen veY\5e«$n' aldaar, voorneemelyk Docco Martina, Syds Bornia, TitteHettinga, Seerp Galama, en Pieter Kamminga, ziende 't geluk den Prinfe dus toelachen, VfksUndt en hebbende al heymelyk*veele luydenaan hunn'koorde gekreeghen, lieten ^m P*\ zich. voorftaan, dat het tydt was , om de gedachten ter daadt te brengen. te^^ en' Dies fchryft Martina aanS'onoy, om vier oft vyf vendelen knechten. Maar deezV hebbende veele plaatfen te bezetten, en daarom geen volk t'oover, zond 'er flechts een, beleydt by Horzo Buma , geboortigh uit dien hoek. Doch de Graaf van den Berghe beflelde hun den Heer van Neederwormter, die met der haafl vierhundert nieuwe fbldaaten worf, en een' ïlerke fchans • in de Kuynder bemaghtighde. Dit wel opdoen der oorlooghe verwekte kloeke hoop onder alle die naa vryheit haakten. Waaroover, 't Hof van Vrieslandt, verfleeghen , den Heer van Billy , uit Groninge ontbood , om 't bewindt van den krygh t'aanveirden. Want de Graaf van Meeghen hun Stadthouder, was onlanx te vooren ooverleeden > en de Heer van Hierges , zyn naazaat , verhindert, door d'onveyligheit der weeghen , in't bezit van dat ampt te treeden. Dan Sneek , Bolfwaart, en Franeker SneekjBol- lieten van zelfde Geuzen in; die voorts naa Staavere rukten, dat aan de foaart, Zuyder Zee, teeghens Enkhuyzen oover, leyt. Ende werden zy der ft***kcr, ileede haafl maghtigh: maar'tflot, voorzien met eenighe Waaien van Bil- Un de ïy, hield teeghens, hoewel de aan vechters met fchut, uit de voorgemel- Geuz-enw* de pfeatfen , en verfche hulpe vanSonoy , geflyft werden. Midlerwyle oewlnen maakte Billy vyf Walfche , twee Hooghduytfche vendels tot ontzet uit: mweeder de welke , aangezien voor ongelyk fterker dan ze waaren , de kans dee- verhoren, den keeren, en de Geuzen opbreeken, naa datzy de iladt van den vieren» twintighften in Oeflmaandt, tot den neeghenden in Herffl, gehouden De Graaf hadden. Goeilyk ter zelve tydt quam Graaf Joofl van Schouwenburgh vm Scfm~ 'm Vrieslandt, met acht vendelen Hooghduytfchen , en lafl van den mnbmß)} Prinfè , om 't Stadthouderfcliap aldaar, en "oover Groninge , te bewaa- ^m m ren. Deez flelde een nieuw hof in , tot Franeker , op dat aan de fleeden Reg£L( * zyner parthye geen' gewoonlyke rechtsvordering ontbraake. Maar de- „j(m i,0f wyl hier niet alles eeven fpoedigh , als bynaa heel Hollandt, omfloegh , tot Frave- zoo werd, mits de flerkte ter weederzyden , en 't daaghelyx wanken der ksr op. waapenen , het platte landt, door brandt en roof, deerlyk bedorven. Dat nu de dingen , in 't Jaaghe van Nederlandt, dien Prinfè dus mak- Jyk meedeliepen , flond niemandt, naaflGodt, dan Graave Lodewyk , te danken -, die den Landtvooghde 't hooft met zorghen , de handen met werk , gevult had. Want hoe byfler ook het voor Alva aan den zeekant ging , naader ging hem 't verlies van Berghen in Henegouw ; mits hy de treeken des hoofs van Vrankryk verdacht hield , zich niet ontgeeven Y 5 • kun-
|
|||||
*
|
|||||
ifS P. C. HOOFTS ZESTE BOEK
1572. kunnende, dat het hem, uit dien hoek, quam. Derhalven, laatende al 't an35
der opzyn beloop liaan, met onverwrikkelyk voorneemen van deeze door* ne eerfl uit den voet te hebben> trekt hy zyn'dapperlle krachten te hoop, en rultt'eener beleeghering toe. EerZoomermaandt ten eynde was, zond hy zynen zoon Don Frederik voor heen, met vierduyzent knechten, en vier- 'rbeleg hondert ruyters. Die nam, ten derden daaghe , 't klooller Bedehem in ^ van Ber* dat niet verre van de vellen lagh. Voorts begon hy zich te befcharifen. ghen'mHe- Graaf Lodewyk, ende zynen, eeven onvertfaaght, vielen daaghelyx negotii? u-t. zu|x cjat 'er meeniglie welgedonge fchermutfing gebeurde. Maar aangevan- ^^ ^ meJ, jeezen nieuwen laft 0p den hals , en tefrens om geldt ver- leeghen , ook geen* reekening voortaan op den tienden oft twintighften penning maakende , 't inflokken der welke met de ydele inbeelding hem zoo zuur opbrak * leerde nu beeter ty kaavelen, als 't zyne verloopen was. Hy deed alomme uitmeeten zyn' goede geneeghenheit, om de gemeente, van een' bezwaarnis haar zoo zeer teeghens de borft zynde, te verfchoo- nen; mits dat men ten minfle de jaarlykfche twïntigh tonnen fchats, te vooreningewillight, opbraghte: en fchreef te deezen eynde aan de Staaten van Hollandt, dat zy een' vergaadering hadden te leggen, teeghens den vyftienden van Hooymaandt. 'T is te gelooven, dat hy dit niet buyten orde des Koninx beltond. Die gund' hem nochtans , den dank daaraf; oft immers ftelde in tweelicht, uit wien van beyde deeze gevoeghlykheit Men laat haaren oorfprong nam. Want juyft ten zei ven daaghe, als Alvaas brieven den tienden tot Bruflèl geteekent waaren, gaf de Koning, naa lang vervolgh daar- en twin- om gec{aan , deji zelfften trooft, in Spanje, by gefchrift, aan de ge- tigften f en- maghtighden der Staaten van Brabandt, Vlaandre , en eenighe Wal- nmg hem- ^e geweften. Niet dat hy de verfoeyde fchattingen voor altyds afftond; f maar hy deed hun door den Raadshooftman Hopperus aanzeggen, dat zulx zyn' meening was, hoewel 't , om de achtbaarheit niet te quetfen , uit
het gefchrift gelaaten werd. De Staaten van Hollandt, hebbende de voor- gemelde letteren van den Landtvooghdt ontfangen , hielden zich wel aan den dagh hun daarby voorgefchreeven j maar quaamen , tot Dordrcht by een, met ooghmerk dat verre van 't zyne verfcheelde. Naamelyk, men had nu andere harten, andere hoope., en kleene fmaak in een' rekkelyk- heit, die hem uitgepynight was. üp dufdaane zaameningen, plaghten, Vergadde* vanouds, alleenlyk de Eedelen met de zes groote fteeden, Dordrecht, ring der Fïaarlem , Leyde , Delft , Amllerdam, en Goude , geroepen , en vocf Staaten 't ganfche lichaam van 't Graaffchap, erkent te worden. Maar, om de ge- van Bol- meene laften, door wakkering van goede wille, te draghlyker te maaken, 7w' T en ^e P^aat^en' ^ie noc^ voor ^en vYandt hielden, met de lekkerheit der
on ree t. regeerjnge aan te lokken, fämtalle leeden des Lands eeven diep inden on- dank van Spanje te dompelen, vond men te deezer tydt, dienfligh, ook de geringde fteeden der NalTaufche parthye, in maatfehappy van't'bewindt aan te neemen. Zulx dat alhier, de gemaghtighden van Gorkom,' Alkmaar, Ouwdewaater, Hoorn , Enkhuyzen , Medenblik , Edam , en Monnik- kendam, zoo veel zeggens begoilen te hebben, als Dordrecht, Haarlem, Leyde , en Goude. Amllerdam , toen , volhardde in de gehoorzaam- heit van Al va * en Delft, ontzagh zich noch uit den mondt te fpreeken. Seedert, werd neevens deeze twee, ook aan Rotterdam , Schiedam» Schoonhoove, Bricl , Purmerendt, Woerde > Naarde , Muyde, en Weefp, plaats ter daghvaart ingeruymt. Doch hebben deeze vier laafte* en Ouwdewaater, zich naaderhandt daar van onthouden, en lievergehadt de kollen der bezendingen, dan 't recht, haar gegunt aan dus een hoogheit* te fpaa-
|
||||
DER NEDERLANDSCHE HISTORIEN. *fp
te fpaaren. Een' armhartigheit, die hun, tot beeter ftaat en kennis koomen- *J7%--
de, meenighmaals gerouwt heeft : hoewel zy, by wylen, op punten van ooverwight, gelyk dat van het twaalfjaarigh beftandt, zyn befehreeven ge- worden. Op deeze vergaadering, voorts , verfcheenen, ook Jonker Arent van Duy ven voorde uit naamedes Graaven van der Mark 5 uit dien van den Prinfe, Philips van M arnix, Heer van Sant Aldegohde, die , op den neeghen* tienden der gemelde maant 3 naa 't ooverleeveren, en leezen vanzynen laft- , brief, aldus aanhief. 'De manlyke moedt^gegreepen by myn' heer en van Hol- landt■•> omdenHartoghvanAlvavyandt, denPrins mynenmeefter hunnen Aldvgow- wettigen Stadt houder van 'sKoninx weeghe te verklaar en-, met beßuit van desvmM goedt en bloedt, by hem, tot ontlafting des bedrukten vadetlands 3 op te zetten 3 ü zyner Vorftlyke 'Doorluchtigheit een kraghtigh bewys van uwe oovergeeve geneeghenheit t'haarwaarts geweeft. En zy weet den Bedelen en ft ee den gr 00- ten dank, voor zoo eer lyk een oordeelvan harenperfoon j die hen bidt, het zelf ft e 3 hoe langer hoe meer te beveftighen , met een vertrouwen, dat haar niets zoo diepy als Neder landt, zonderling dit, en d'anderegeweft en haarderftadthou- derye, in 't harte leyt. En zeeker ageert tong zoo welter taal, die zoude kunnen uitfpreeken, hoe bitter het den vroomen Vorfte valt-, dat ooghelyn van Europè zoo root van bloedige traanen, dien bloem van alle landdpuwen zoo fmaade- lyk vertreeden, dat prieel des aardboodems zoo bar baar lyk verwoeft, en tot een vat der uitheemfche vuylniffegemaakt, te zien. Ach! beleefd' hy eens den dagh 3 dat de luyfter der vryheit weeder oplooke j en wy, dien zoo loflyk een lidt- teeken van de wonden onzer voorouw der en ü aangeboor en, 't zelve onbekroo- zen in 't voorhooft droeghen, daar de Spanj aardt het nu*, metde fchandtvlek der ftaavernye, bekladt en verduyftert houdt: dat de kuysheit onzer vrouwen $ de eer e onzer docht er en, deftaat onzer zoonen, de Zielen aller Landt zaaten, eens verzeekert wierden teeghens de geylheit» de geldt zucht, de bloedt dorft $ en geweetens dwang van den tier an en zyn' trouw anten zoo ftrydigh met ons in aardt) inborft, en ze eden: nemmer met vroolyker zonmoght' hemde hee- meltoelonken. Het hoopen en haaken naa dit geluk deeden hem, vanAlvaas intree en den aanvang der gemeene jammeren af \ alle middel en moey te, allé koften en arbeydt aanwenden-, om, nu drie jaarengeleeden, zoo ft hoon eenen hoop ruyteren en knechten te velde te brengen. Maar (jtch armety eenftadt van belang niet, die haar eyghen heylzoo waardt had-, dat het haar luftte, dévlyp zyner Doorluchtigheit, met eenigh betoogh van handt bieding, te beantwoor- den. Oorzaak, dat, by mangel van toevoer en veylighe üitfpanningh, dat treft lyke geweldt, eenfdeels door onweeder en ziekte geße eten, eenftdeelsvanden honger verjlonden j endtlyk, mits wanbet aaiing, door tweedraght verfcheurt is i en in plaats van vruchtte doen, Êynen velt heer uitgeput, en omal ^too- verftchot zyner haavegeholpen heeftt. Niet met een, nochtans, heeft hy daar den moet ingebrokt, oft zyn hart van de Landt zaaten verwydert j maar dagh en nacht zyn' zinnen gefcherpt, op het hervatten van't heerlykwerk hunner verlojjinge. Daamaa, zyn> door Gods genaade, de ooghen veeier ft ee den geoopent, die zich teeghens den tier an verklaart, en den Hooghgemelden Prins vuurighlyk f haar der hulpe hebben aangeroepen. Eenen deer ly ken ftrydt baard' hem dit, in 'tgemoedt j mits dat het bezeffen zyner onmaght hem t 'el- kenmaale deed afflaan, 'tge'en, daarhy, van de kraft e ener brandende mee- dooghenheit, zoo heftelyk toegedreeven werd. 'Dan, feedert dat men aanhou- dende met bidden op bidden, zich hoor en liet $ het zoude aan geen geldt ont- brëeken, wanneer hy fiechts^ met een'goede zeenuwekrysvolx, in aantoght waar, zoo heeft d'erbarming oovergewooghen, en hy op nieuw vriende?ien maagen aangemoeyt, en eindtlyhweederom gemaakt een deel dappere benden op Y4 dé
|
||||
26o P. C. HOOFTS ZESTE BOEK
1572, de been te kryghen. Nu flaat de monflering , en betaaldagh voor de deur±
en hem een' eeuwighe fchande, Jen vaader lande wee zonder eyndt befchoo* ren, zoo de foldy verwylt wordt, invoeghe, dat dit heyr home den vyandt toe , oft zyner Doorluchtigheit , af , te vallen. 'Dies bidt zy u't oogh, op haaf gebleeke trouwh artigheit, en liefde t'uw aart s te flaan, en nochte haar, nocht u zelve, in dus eene noodt, te verlaat en. Stookt op , uwen , eyghen en uwer fteeden yver , en vat de geleeghenheit by de lokken, die zich nooit fchoonder opdoen kon, oft gewiffer hoope belooven, vanhaaft, tot bloey ender welvaart dan ooit , te raaken. En om u te zeggen waar 't op draayt i zyn' Vorfllyke 'Doorluchtigheit heeft den krysluyden drie maanden folds op de handt toegezeydt , eer zy van de monfterplaats fcheyden: oft ten tninfte eene , en , voor d'andere twee , verzeekering op uitheemfche Vorften , oft borghtoght van eenighe fteeden in Neder landt. Op 't eer ft e punt is niet tedenken, gelykghy f oov er ver ft aan hebt: het tweede al te be- denke lyk> om zorghe voor ooverheering van buyten. Want, het zy Vrank- ryk, 't zy Engelandt, zy zouden geen geldt fchieten, zonder vafte plaat- fen te pandt te hebben. En daar de vremdeling den vinger inboort, kryght hy dikwyls 't heele lyf. altoos hart zoud' het houden , eer men hem ver- huyzen de e de : gelyk d'ervaarenü, by meenigh exempel, uitwyft. Ook heeft zyn' Doorluchtigheit proefs genoegh , dat nochte der eene, nochte der andere van deeze twee kroonen, daar jeeghenwoordelyk 't hooft naa hangt. 'T komt dan aUeenlyk op het derde aan, dat de fteeden, zich ver- bindende aan de ooverften en ritmeeflers , voor drie maanden folds , daa- telyk h onder tduy ze nt kroonen , tot verval der e erft e , opbrengen. 'T welk zyne Doorluchtigheit hoopt, dat ghy, f haar en ernftighen verzoeke, ee- nen Vorfte u zoo hartgrondelyk toegedaan, en uwer eyghe behoudenis, die 't zelffte vereyfcht , niet zult weygheren. U gelieve dan , myn' heer en, dit ftuk in beraadt te neemen, en my een heylzaam antwoordt te laaten gebeuren. Een koeler vertoogh dan dit, van 's Prinfèn geneeghenheit, en cjen eyfch des gemeenen oorbaars , moght beftaan, om den reedts heeten Befluytbj/ yver der Staaten voort gloey ende te maaken. Zy bejluyten, van kerken, de Staaten kloofters , gildeji, en broederfchoppen, te vorderen, 'tgeene die, uit hun genoomen. i^koomen, in voorraadt hadden, mitsgaaders de koftelheeden meer tot ftaat- * fy dan ftichting dienende: den rykdoom aan te fpreeken , om penningen , goudt, zilver, en wes meer, by deJpaarzaamheit dervporouwderen, met den naam van kleynoodje , geteekent is : alles te leen nochtans , en onder handtfchrift van fchuldt kennis. Voorts had men de gelden, berußende onder tollenaars , fchatting- en beedegaarders aan te taften j de hopende midde- len te doen gank houden , en fcherpHyk te innen. De fteeden aldaar ver- zaamt, zouden zich voor de gemelde foudye verbinden, mits dat men haar gelyke fom korten Hete , aan de omflaaghen naaderhandt te doen 00- ver'tgeheele Landt, oft Hoüandt alleen: 't welk geenszins met hooger aandeel in de gerne ene laften, dan van ouds, te befwaaren ftond. Maar de verpondingen in 't zelve geweft , moeft men op eenpaarighen voet brengen. En dit, voor zoo veel als de geldtzaaken aanging. Voorts oopende Alde- gonde hun zeeker berichtfchrift, hem gegeeven van zyn'Vorftelyke Door- luchtigheit , om 't goeddunken der Staaten daarop te verftaan. 'T welk, ooverwooghen, hen noch eenighe andere punten deed beraamen, waar- onder deeze van 't meefte belangh waaren. Dat zy , gelyk voorheen elk lidt in 't bezonder, alzoo nu eenftemmighlyk den 'Prins, voor wettigh geftelden Stadt houder des Koninx erkenden -, en dat hy nooit, naa recht- maatigh gebruyk des Lands was afgezet. Dat zy zich met andere ge~ weften
|
|||||
•
|
|||||
DER NEDERLANDSCHE HISTORIEN. %6i
wellen te v erge ly ken hadden, om hem aan te zien en te houden, voor een uyt-* l$jt*
muntend lidt der Algemeene Staaten, en dienvolghends verplicht by eer en eedt, tot de befcherming van Neder landt. 'Dat zyne Doorluchtigheit zouw mooghen kiezen eenen i^Ammiraal-, van wien alle Hopluyden te waater hunne laß brieven moeften ontfangen, by raadt en goeddunken der waaterfteeden: defgelyx gemaghtighden fielten, om kennis van zeezaaken te neemen. De gemaghtighden van 'Dordrecht, Leyde, en Enkhuyzen> zouden met den Graave van der Ciïlark handelen, noopende de orde, te houden onder de oo~ verfien en 't krysvolk, tot de gevoeghlykfie verdaadighing des Lands, en minfle befwaarnü der ingezeetenen. Voorts had men de befchey den der hoog* engerechtigheeden van Hollandt, te oopenen, die tot dien tydt toe, in duyfler gehouden waaren, en berußende op 't Slot ter Goude -, daar af een' lyftenafi fchriften te maaken, om aan de fieeden gezonden te worden $ doch alvooren hiertoe verlof van den Trinfe te bekoomen. Stond ook den Graave van der Mark ernflelyk aan te dienen, hem zoude gelieven zorgh te draaghen, dat de boeken , gedenkenijfen , en andere fiukken, bewaart in de kaamers der Staaten, in die van de reekeninge, in de *fchriftwaararide, en in 't ffchryf * r egï* vertrekvan'tHef'indenHaaghe, ongefchendt bleeven. Wydersbeloofden de fleren. gemaghtighden, by handttafiing-, aan Aldegonde, geen verdragh met den tGriflfye. Koningh, oft ye?nandt van zynent weeghe, aan te gaan, nochte yets te be- ßuyten 't geen d1 Algemeene Staaten raakte, zonder 's 'Prinfen raadt en be~ willigingh $ ook hem daarin te begrypen , zoo 't hem goedt docht e : en ver* klaarden dat zy hem, ten uiteynde toe, getrouw, en met alle mooghelyke mid- delen , behulpzaam zouden weezen. Waarteghens Aldegonde zich, uit 'sTrinfen naame, by eede-, opgelykewyze verplichtte: wel verft aan •, dat de bewilgingh der Staaten aan de meefle ßemmen der zelve te hangen hadde. Tot dit verbondt, naamen de gemaghtighden aan, te noodighen andere fieeden •> zoo binnen als buyten Hollandt, Die van Delft zouw men met offneê van toevoer benauwen, tot dat zy zich, op de zyde der vryheit, quaa* men ie vlyen. Belangende Amfierdam, en om dat tot reede te brengen, werd ■ verzocht, dat zyner Doorluchtigheit geliefde te bevorderen , dat die van Denemark en Oofilandt de loop hunnes koophandels wilden verleggen , en voortaan richten opEnkhuyzen, Hoorn, en de fieeden van dien oordt. Aan- gaande den Godsdienfl verklaarde Aldegonde 's Trinfen meening te zyn, en vergeleeken zich de Staaten daar me ede, dat zoo wel den Koomfchgezindeiti als den gezuyverden d'oopenbaare oeffening vry flaan zoude, en de geefielyk- heit in haaren ft aat ongemoeyt blyven; zoo zy zich maar in geen vyandfchap oft ongehoorzaamheit verliepen. En dit., tot dat d'Algemeene Staaten andere orde hier op geraamt zouden hebben. Thans liet de Graaf van der Mark, lumey zich in perfoon , ook zyn' volmaght en berichtspunten , die hy van den laat üch Priniè ontfangen had, ter daghvaart zien > en nam aan, dezelve in alles naa terverg*** te koomen. Toen beloofden de Staaten hem t'erkennen voor Algemeen en mnH> en Steedehouder zyner Doorluchtigheit, oo ver .Hollandt. Waarop hy, aan £jen<w r Aldegonde, en de gemaghtighden van Dordrecht j d'andere leeden der ver- 0p \}yy0ür gaaderinge altzaamen aan hem de handt quaamen geeven. Hierentulïèn was 'sPrinfen men ook in Pikardye bezieh, met volk, tot ontzet van Berghen inHene- steedebou* gouw te lichten. Want Graaf Lodewyk, hoopende, door dit fchoon op- der °°w doen zynes aanvanx, den lull van den Franföys tot het oorlogh bet te doen IIollander* wakkeren , had raadzaam gevonden , dat de Heer van Jenlis, als zelf ge- ™fvortt weeft oover 't beleydt van't inneemen dier ftadt, deeze voorfpoedt, door pikardie denAmmiraal, aandieMajefteit, ginge verkundighen. En de Koning, zich onder %en* gelaatende als verblydt daarin, zagh met de werving door de vingeren, iü,gdubu om
|
|||||
ï
|
|||||
i6i P. C. HOOFTS ZESTE BOEK
1*72. om (zoo men meent) den Ammiraal alle naadenken uit den hoofde te bren-
gen , en hem te lieh ter in den ftrik daar hy, korts hiernaa, 't keven liet. Deez, verftaande dat Jenlis nu vaft vyfduyzent knechten , vyfhondert ruyters te hoop had? deed'erdertigheedelluyden van zyn' kornette by*, onder Beau- jeu zynen Steedehouder j met ernftigh vermaan, dat men, laatende Ber- ghen ter zyde, zich by den Prinfe, die ontrent Duysburgh zyn heir verzaam- de, voeghen moeft, en niet alken om'tverlofïèn van eeneftadt, maar van ganfeh Nederlandt met den Spanjaardt dingen. Graaf Lodewyk ontbood hem meede , dat hy den Prinfe , aan den Maaskant, ginge bejeeghenen: dewyl zyn' reyze op Berghen, nocht veyligh , nocht vruchtbaar zyn kon, met troepen, te kleen van getal om door den vyandt te breeken, en te groot in een plaats daar geen' lyftoght ooverfchoot. Maar Jenlis, verwerpende den raadt van zyne meerder, ouwder, en wyzer , liet zich van eyghen oover- moedten jeughdelyke eerzucht dietfeh maaken, dat zyn'krachten genoegh waaren, om het beleg te iloopen. Zyn antwoordt was, dat hy den vyandt niet fch room de, nochtedefladttotballaft ftrekken wilde, maar Hechts zyn' fpitsbroeders koorrien begroeten, en voorts den Prinfe te gemoet trekken. Met dit voorneemen dan, braght hy 't, den zeeven tienden van Hooymaandt, tot ontrent Bofïu, anderhalf uure van Berghen j en houdende eenen wegh, die ter weederzyden met geboomte beheynt was, deed hondert ruyters voor uit ftooten, om 't veldt t'ontdekken. Die hadden tot rug den Baroen van Renty met een regement knechten j deez een gros paarden, onder Beaujeu , en anderen > daar weederom een deel voetvolx onder Jumelks, achter quam. Jenlis zelf, met den Ryngraave en Janifïac, nam het beleydt der hinderhoede, daar hy den eerften aanftoot verwachtte, om dat hem Antonio de Figueroa met zyn' lichte paarden, en eenen hoop landtluyden, vervolghde. Don Fre- derik, die (zoo men houdt) uit het Franfche Hof, al oover een' wyl, van deeze toereeding verkündfchapt was, en nu van dit trekken door de eyghe weghwyzers van Jenlis; (tak op de been, met vyftienhondert paarden, en vierduyzent knechten. Daar voegd' hy drieduyzent boeren by, om't oogh zynsvyands te vullen; 't welk, onder't vechten, altyds het eerft in't fwich- ten is. En zich richtende naa den raadt vanChiappin Vitelli, kyd'hy vyf- hondert moskettiers achter zeekere ruyghte, daar de Franfoyzen verby moe- ften: verftak voorts al zyn volk ter eene en andere zyde van den wegh: uitge- zeyt vyfhondert ruyters, de helft met roers, de helft met fpeeren. Deeze, ftaande ten deel onder Noirkarmes gaf hy te kyden aan Jan Baptifta del Mon- te, Steedehouder oover 't paardevolk, met onderwys hoe hy zich te draa- ghen had. Die doet hen, verdeelt in drie fchaaren, al met gemak aan ry den, tot dat zy de vooruitloopers van Jenlis bejeeghenden. Dewelke, met die opftuyvende Franfche felligheit, die daarnaa zoo log neederzinkt, en hen in 't eerft meer dan mannen, in't endt min dan wyvendoet achten, terftondt daarop inrennen. De Spaanfchen, zonder klemmen, deyzen allenskens, en houden de fchermutfing gaande, tot dat de Franfoyzen, die elk om 't zeerft op hen bikten, eeven oft zy 't al gewonnen hadden, neevens de laaghe waa- ren. Toen barnen de mosketten af, en koomen met een de verborgne ruyters tevoorfchyn. Dies aarzelen d'anderen volle rafTelyk. Voorts zet Don Fre- derik op hen toe > Baptifta wendt ook den toom, en Vitelli rukt aan, met de gankhe reft: der voeghe, dat de Franfche paarden gedwongen werden door 'T Tielve hun eyghen voetvolk te loopen. 'T welk, reddeloos door deze onorde, en gejltutgben* tefFens begroet van de mosketten ter zyde, inkort altemaal gebrooken werd: te lichter mip 't wydt gaapen hunner geleeden in 't trekken, en dat zy met geen verbandt van ïpietfèn geftyft waaren. In't vernaaien deezerneederlaa- ghe,
|
|||||
•
|
|||||
DER NEDERLANDSCHE HISTORIEN. 263
die, heb ik getracht, der waarheit zoo naa te koomen, als my toeliet de duy- ijyi,
dernis, gereezen uit het vergelyken van de fchry vers: de welke, hieraf; zeer verwardelyk, met kleene aandacht, en groot verfchil, getuyghen. En ik heb 't meede licht gefchept, uit den Ridder Roger Wiljams, krysman inhoo- gher eere gehouden onder de EngeHchen ; wiens gedenkfchriften my ter gun- de vertaalt zyn door den HeereJakob Wytz, opperden wachtmeeder, en Hooft van den krysraadt der vereenighde Nederlanden, Eedelman op pen en rappier beyde, loffelyk afgerecht. Wyders, daar bleef 'er op de plaats by de vyftienhondert van de Franfche zyde: daar onder Renty en deRyngraaf. Maar demeede moordt werd bedreeven onder de verdrooiden^ in koelen bloede, doordelandtluyden, allom opgehitd met klokkleppen, om den ge- leeden moedwil en ooverlad te wreeken. En der keerde weynigh t'huys- waarts. Oover de zeshondert vielen'er leevendigh in handen; zelfjenlis, Jenlüge* naa dat hy zich vroomeïyk geweert had. Deez, op de Burgh van Antwer- vangen, pen gebraght, werd, naaeenighen tydt zittens aldaar, t'eener morghendon- de, doodt gevonden, zonder dat men van ziekte wid. Jiimelles, verzon- den naa 't Slot van Doornik, ging naamaals uit, teeghens zeekeren Spaan- fchen Eedelman. Op gelyke wyze, werden verfcheyde Franfche Jonkeren, tot ontrent tfedigh, gelod. De Heer van Schoonewal bleef onbekent, en werd naa Ouwdenaarde gevoert, daar hy, met het verooveren dier deede door 's Prinfen volk , vry raakte. Al d'anderen, en daar onder veel Neder- landfchen Aadels;, werden aan boomen gehangert, verdronken, oft moe- dernaakt gezet op eenighe omwaaterde landen, ten verdoen van hongeren kommer; uitgezeyt, dat den Spanjaarden, by wylen, uit bittere barmhar- tigheit, ludte, proef aan hen te doen, hoe veel zy der, op een'ry, met een roer oft mosketloodt, doorgaaten konden. De Heer van Dolhain, fwaarlyk gequetd, ontquam den vyandt, maar der doodt niet: hoewel de kunde der weeghen hem, met Formais, d'Eiquerdes, Novelles, en hondertfchutten, des andren daaghs, binnen Berghen holp. Beaujeu raakte met zeeven an- deren , des nachts , in 't klooder Efpinleu, een oort myls van der dadt: 't welk by eenen der Franfche Ooverden, geheeten Pojet, genoomen was te befchermen, zoo om 't oorloghte rekken, als om'tgenotdervoeraadje, die op het veldt tuden beyde dond. Don Frederik verloor niet booven twee bevelhebbers , vyftien ruyters, en zes knechten. Onaangezien dit vlaayen van 't geluk, ontbood Al va, naa 't leegher, het regiment van Sanchio de D^span- Lodogno: 't welk, leggende tot Rotterdamen daar ontrent, alles was, jaarts, uit dat, van Spanjaarden, in Hollandt nu ooverfchoot. Deeze, meêdeepen- Rotterdam, de vier ilukken gefchuts dier dadt, tooghen, op den eenentwintigden van ontboodem Hooymaandt, buyten Delft om, naa den Haagh: en hebbende daar vernacht, quaamen voorts, de drandt lanx , tot voor Haarlem. Neevenshen, braa- ken uit den Haaghe op , meed al de Raadsluyden 's Hoofs, en de Ree- kenmeeders des Koninx aldaar, die de boeken, en papieren van 't grootdc belang, famt verfcheyden' andre perfoonen van de Spaanfche parthy, met zich voerden. Baldes, Spaanfch Hopman, trok van Uitrecht, door Am- fterdani, met vyf vendelen van Bodiius knechten, hun te gemoet; in hoo- pe , en op het punt, van binnen Haarlem te raaken; waar 't hem, door 0 „ vlyt en zorghvuldigheit van Kolterman, niet belet geweed. Maar deez, ieJt „em uit bedenken , gekreeghen by geval, ging van zelf ronde doen, en vond i0m. in der nacht de Schalk wyker poort oopen , terwyl de ichout Adriaan Jans- zoon van Dort , de wethouders op een gadmaal onthaalde. Derhalven fchikten zy om bydandt, aan Sonoy; die hun den Ooverde Muller, en Hopman Eeverdingen, met zeshondert knechten, toeveyrdighde: daarnaa noch
|
|||||
*
|
|||||
264 P. C HOOFTS ZESTE BOEK
1-572. Jioch eenigh verfch volk, oover Zuyder zee geworven. Hierby vlydde
zich, van Alkmaar en Hoorn, een goedt getal burgheren , opgepreft door eyghen yver , en liefde ter vryheit, onder Klaas Rop hunnen Hopman. schemnt- 'T volk van Baldes trofFen zy in deZantpoort aan, en deeden't deyzennaa fmg in de Spaarendam, met verlies van hondeit mannen. Maar de Spanjaardts van Zantpoort, Lodogno, die aan d'andre zyde der ftadt, in den houte laaghen, quaamen eerfl met naaft Baldes te hulpe. Waardoor de kans keerde, en Muller, met zyn* onge- voor-,thans oeffende knechten, in de vlucht geflaaghen werd, achterlaatende zes oftzee- . f ? venhondert dooden. 'T fpeet echter den vyandt dat Haarlem hem ontftond: derGeu- en men zey^e vee^van nun vloeken op den Schout ? die belooft gehadt zoude 2ent hebben, hen aan de ftadt te helpen. 'T welk, neevens de maaltydt, juyft toen aan d'Ooverheit gegeeven, den eene en den andere quaadt oogh, op
Adriaan van Dort, deed hebben. Hy bleef nochtans in ftaat, en, ten uiter- fte toe, der zaake getrouw : zulx, van de Spaanfchen , met dat fèhelden, zyn voorzaat gemeent fchyntj die, uit der ftadt geweeken, zich fterk ge- maakt had, hun den wegh, tot óoverval der zelve te baanen. Maar 't zal niet vergeefs, nochtevremdtvan ons voorneemen weezen, de reede zyner vlucht, eneenen handel t'ontdekken, waar uit men de wreedtheit en wilder- nis dier tyden bezeffen kan. Tot het ichoucampt van Haarlem 5 dan, gewoon by luyden van.aadel oft achtbaarheit bekleedt te worden, was, uit bitterheit van partyfchap, voor 't aanfpannen der burgherye met den Prinie, een Londs- vaardergevordert, met naamejakob Foppenszoon. Deez, haaveloos te voo- Gmwly- ren, en brengende een'hollen honger naa baat, aan den dienft, vervolghde ke handel niet alleen d'Onroomfchen , daar eenigh bewys teeghens te vinden wasj van Jakob maar, verlekkert door't genot, zocht, by middel van fnoode treeken, ook Foppens- anderen een'anxt aan tejaaghen, diehunraaden moghte, inderyl, deftadc zoon fchout te ver]aaten, op dat hy vatten aan hunne goederen vonde. En men hield hem van aar- nietzuvver) van eenighe onnoozelen in valfèhe betichtingen verftrikt, en in delaatfte ellende geholpen te hebben. Hy bezighde, om der goede luyden deuren en huyzen te beluyfteren, oft hen door de glaazen te beloeren, en an- derszins, tot fpiedeeen wyf geheeten Aachtjafjens, ftokhoudfter van Sant Jans poort -, enbequam, op haar aanbrengen, Tanneken O giers een'platteel- bakfter in hechtenis, die om 't geloof verdronken werd. De zelve terwyl zy gevangen lagh, hadhy, tot fchriftelyke waarlchuwing, en vervaart maaken van verfcheyde perfbonen, die hy zeyde Doopsgezint te zyn , doen bewee- ghen, door de itokhoudfter. De welke, ziende den fchout zoo graagh, en eeven veel werx maaken van oovertuyghden oftonoovertuyghden te bezwaa- ren, hem oopening van eenen aanflagh deed, waaraan, zoo haar docht, ge- ringe moey te en groot voordeel vaft was. Daar woonde, in deKoninxftraat, een arts, man op zyn'daaghen, ongehuwt; diefomtyds een' reyz, naa Delft zyngeboortplaatsdeed, laatende 't huys zonder meer gezins, in bewaaring van een' ouwde dienftmaaghd. Met deeze had Aacht eenighe kennis ge- maakt, door 't haaien van zalve, tot behoef der gevangenen: en neemende haaren flagh waar, dat de meefter uit der ftadt was, komtzy, op eenen ha- ten aavont, quanfiiis om d'ouwde boodfchap, tot zynent, aankloppen. Naa 'tontfluytenj zyen de fchout ftryken in, neemen de maaghd'hetleeven, de planken van haar' flaapplaats uit, en ftoppen haar daaronder. In den buyt vonden zy zich bedrooghen, en nerghens naa't baar geldt hunner gierigheit ingebeeldt. Arme twee hondert gulden, met een kop en zes leepelen van zil- ver, waaren't loon van zoo hachlyk en heylloos eenbeftaan. Ook werd van Foppenszoon, aan Aacht niet meer dan 't enkel vierendeel der penningen toegeleyt. Des andren daagh&bleeven deuren venfters dicht toe, degebuu- ren
|
|||||
«
|
|||||
DER NEDERLANDSCHE HISTORIEN. i6f
ren verwondert, wat aan't jonkwyf moghtoovergekoomenzyn. 'T wordt 15-72,
cnddykderwetaangegeevenj endefchout, plechtelykverzelfchapt, gaat het fruys oopenen. Men f]mirt'er alles opgewoonlyken fiel) haar bed ongefom- melt. Hy zoekt van plaats tot plaats, doet verzetten, verleggen % enfpeelt den onweetende: vollen looflyk nochtans, en zulx dat het naadenken geeven moght. Want het bed, daar niemandtyets vermoedde wil hy af, end'onder- laaghen opgelicht hebben. Daar werd men't lyk gewaar, en bekende dat hy gaauw was. De fchelmftukken hangen,, als fchaakels eener keetene; t'zaa- men; ende liet hy't daar zelden by, dien 't eerffe ongeftraft verging; temin Takob Foppenszoon, die, hebbende reeds te vooren ( zoo men zeyde ) 't eer- waardigh gerecht door valfche getuygheniflèn verraaden, en de heylighe vier- fchaar tot een' moortkuyl gemaakt, nu tot het bezoedelen zyner eyghene han- den, met zoo vervloekt een werk, was voortgeichreeden. Hy, oft om van elders vol te maaken, 't geen aan den voorighen roof gebrak, oft om zich bee- ter uit het ooghe te houden, pooght daar in te helpen zeekeren naamaagh der deirne , met voorwenden, hoe die haar erfgenaam was , en niemandt het zondighen lichter fïond, dan die de fwaarfïe bekooring lyden. Thans grypt hy hem by den hals, bevordert dat hy ter icherpe vraaghe gedoemt wordt, en demisdaadt, uitpyne, bekent. Terwyld'onfchuldigheindeeze fwaarigheit fteekt, het aanzeggen der doodt verwachtende-, begint 'er een ftraaltjen van de waarheitderzaake te flikkeren. Naamelyk, eenighe vlafters, die, beezigh met haar handtwerk r op dien aavondt, als de moordt gefchiedde, de fïok- houdfteraandedeur van den arts gehoort hadden, werden daarop maaien- de, dat zy daar laatfl: in en uitgegaan moeffczyn, enquaamen't, bydeeze geleeghenheit des gevangens, aan de Ütiysvrouw van eenen fcheepen voor- draaghen. De vrouw diend' het haaren man aan: de welke, daar in ontruft, ook voort het meefle deel zyner ftoelbroederen fwaarhoofdigh maakte. De dingen aldus ftaande 5 gevalt het omflaan van Haarlem, Prinfèwaarts. Waar- oover Jakob Foppenszoon naa Amfferdam vlood , daar hy Hopman op een' galeye werd : de frokhoudfter naa den Haaghe. De twee geraakten echter weederom te gaaderj ende liet zy zich van hem uitmaaken, om wel eene groover fchennis aan te rechten; en Haarlem, tot zeeven plaatièn, in brandt te zetten , by behulp van eenen Kornelis Lubbertszoon , die pek, teer, zwaavel, en buflekruydt, tot de poppen , te verzorghen had. En- de moeft de brandt, dien zelven nacht, opgaan, als de Spanjaardts in 't Voor- hout, onder de fladt verfcheenen. Niettemin terwyl zy oft uit vreeze flik- kelt, oft zwaarlyk onbekent ter poort in ziet te raaken, liep de beftenide tydtoni, de toeleg te loor. Voorts beftortte haar't onheyl, dat zy derbur- gherye gebrouwen had. Want weenigh daaghen daarnaa werd zy gekree- ghenop de Meer, en te rechte gefielt, als gevanghene van oorlogh, voor 's Prinlen gemaghtighden; die, op den tweeden van Oeftmaandt, naa 't be- kennen der gemelde gruwelen , haar leevendigh ten vuure verweezen. In 't ontfangen dier ftraffe, op het Zandt, aan een' paal, weerde zy met haar* voorfchoot, en handen, die los waaren, zoo lang zy moght, de vlam uitliet aangezight, onder een roepen met naare flem : O Jakob Foppens- zoon, Jakob Foppenszoon, waar hebtghy my toegebraght ? En worftelde met ■ dus eenen weedoom en bangigheit, tot dat haarde fmook en vonkenver- fmachtten. Haar meedepleegher had, al een' wyle daarnaa, wat eerlyker, doch anderszins immers zoo yflyk een uitgank j enwerdvaneenJkoeghel ge- troffen , die hem de wervels van 't ruggebeen aan fplinters fpatten, en d'allerge- > voelykfte pynen eener langduurighe doodt deed. 'T welk tot geen' laafenis der wraakdorfl vertelt zy, maar tot indacht dat de peene, hoewel niet altydshier Z op
|
|||||
»
|
|||||
i66 P. C. HOOFTS ZEEVENDE BOEK DËR NEDERL. HIST\
lf7Z. op aarde, nochtans doorgaands de boosheit paft in te volghen. Wyders
Lodogno en Baldes j naa'tfaalenvan de brandtftichting, oft andren toeleg op de Schalk wykerpoort, al was hun fchoon 't fchermutfen wel gelukt, naa- men gezaamentlyk hunnen wegh naa Uitrecht -, daar de luyden van den Raa- deen de Reekeninge zich needer floeghen. Deibldaaten, alzoo toen Duyt- hart ^vl fchebezettinghindieftadt, endeheughenis der voorgange mishandelingen mm Hol-T noc^ ver^cn was 5 nioeften buyten ftaan: en hebbende dit hun leedt, met landt, brandt en roof, op de voorfteeden»en*t platte landt gewrooken, tooghen voort opwaarts aan, naa 't leegher voor Berghen. |
||||||
P. C. HOOFTS
|
||||||
»
|
||||||
%6j
|
||||||||||
P. C. HOOFTS
NEDERLANDSCHE
HISTORIE
|
||||||||||
ZEEVENDEBO.EK.
E parthy der vryheit, aldus , tot verhaal van aadem 1572,
gekoomen, met het ontlaften des Hollandfchen boo- dems van de Spanjaarden, werd niet luttel in moedten meening geftyft, om 't ooverfchot der Spaansgezinde plaatfen , tot afval te trekken, oft door geweldt van waapenen, om te zetten. En 't leed weynigh daaghen aan, oft de Graaf van der Mark worp zich 'm Rotter- Rotter- dam. Door den heer van S wieten, werd nu ernftigher dam im. voortgedreeven, een'fluykhandel, die, noopende Lum9 m" 't wenden van Woerde, voor een' wyle was aangevanghen, met Jonker j^AmowfV* driaan Duik Burghvooghdt aldaar. De welke, bedinghende 't behouden van zyn ampt, en eenighe voordeelen, op den zeevenden van Oeflmaandt, ver- droegh met Jan Koenenszoon Amflerdammer, en Jan Jakobszoon van Rop- zendaalBurghermeeftervan derGoude, Swietens gemaghtighden. Met de zelve ooverquaamen , des anderen daaghs , die van der ftadt, en traaden Woerde in 't verbondt laaft tot Dordrecht gemaakt, op voorwaarde van geen' foldaz-* &Mt °weft ten t'ontfangen teeghens hunnen dank, enongequelt te blyven van de gee- ne, waar meede men 't Blokhuys moghte koomen te bezetten. Voorts werd een'vergaadering van Staaten tot Haarlem gehouden; en aldaar verzoek ge- Vergade* daan by Lumey \ van veertighduyzent gulden, om Amfterdam te beleeghe- mg van ren. Waarop men hem alle behoorlyke hulp toezeyde. Niettemin, als 'er ge- Staaten t9t fprooken werd van fclieepen toe te ruften, om d'Amfterdamfche te dwingen, Haarlem, daar de waaterfteeden, en Meefter Willem Bardes, uit naame vanSonoy, zeer op drongen , vond men verre te zoeken de koften daartoe vereyfcht. 'T beleg te lande werd echter aangevangen, 't Karthuyzers kloofter inge- Amfier- noomen , etlyke fchanfen opgeworpen , twaalf groove (tukken fchuts , ?T* *m derwaarts gezonden van de Staaten, en een trompetter, met fchryvender eee&m ' zelve, aan die van binnen , om hen tot hun eyghen heyl, en 't gemeyne verbondt, te beweeghen. Ook was 't vertrouwen, dat een goedtdeel der inwoonderen, den Prinje , gunftigh , niet verzuymen zouden , dus eene geleeghenheit en hunnen flagh waar te neemen: een toeverlaat doorgaands ontfchietende. De trompetter, in plaats van gehoor, kreegh eenighen koe- ghel naa'tlyf: deMajeftraat, t'haarderhulpe, vier vendelen knechten van den Graave van Boflii, op den twintighften der gemelde maandt. Hun gink nochtans die anxtoover, datzydeLaftaadje, een'treflyke voorftadt, t'ee- nemaal aan afïche leydden : 't en zy veeleer d'ouwde wrok geweeft , tee- ghens d'ingeërfden van deezen oordt, waaraf wy vooren vermaant hebben. De fbldaaten vielen, den eenentwintighften, teeghens den aa vont uit, op 't volk van Lumey , dat voor de Reegelierspoort, geleeghert was: doch zy werden te rugh gedreeven, achterlaatende zeftien gevangenen 5 mits dat |
||||||||||
Z 2
|
vier
|
|||||||||
268 P. C. HOOFTS ZEEVENDE BOEK
1571. vier vendels, van buyCen Sant Anthonis poort, aan d'anderen te baate quaa-»
men. Vallende, ten volghenden middaaghe , weederom ter zelve poort uit, fchermütften zy wel anderhalv uure lang. Lumey, ziende Amfter- dam alzoo van zich byten, en de hoop van inwendighe opftending te niet3 brak 's nachts daaraan, voor Sant Anthonis en de Regelierspoort op , en ftak 't vuur in de hutten. 'T zelffte deed hy , 's andren daaghs , voor de 4T beleg Haarlemmerpoort -, insgelyx tot Slooterdyk , dat hy meeft al verbernde: epgebroo- wytende zyn afvvyken den Staaten, als oft zy hun woordt, van hem met *-'*• geldt en voorraadt te bezorghen , verachtert hadden. Maar anderen leyd- den 't aan zyn wanbeleydt, verfmaading van krystucht, en fnooden handel
te laft: waardoor de Roomfchgezinden, en booven al, hunne geeftlykheit, in weederfperring verhardde. Aan d'andre zyde van 't Y, teeghens de ftadt oover, had Hopman Michiel Krok, met driehondert mannen , den dyk in bewaaring. Deez, uit enkele kundfchap van Lumeys vertrekken > kreegh zulk een' fchrik , op den hals , dat hy , in \ midden der nacht , naa Pur- merendt vlood. Ende is aldus de toeleg op Amfterdam verdweenen. De Landtvooghdt, midlerwyle, ftaande op zyn vertrek uit BruflH, vorderde Alvavor- aldaar de gemelde twintigh tonnen fchats, eneenen hondertften Penning, den geldt, van de Staaten. Hy vertoond hun, hoe onverre men, met tienhondertduy* Begroot zent gulden, oovergefchikt ^ zonder hoope van meer, uyt Spanje, koomen zyn krys- zou([e in*t vervallen der aanfiaande laflen. Be halven fc heep en, fchutßeep, ! leegherkoften , en andere kry snooddruft, foldy moe ft 'er zyn voor vyftienduy- zent paarden , twaalf regementen Hooghduytfche knechten , tweehondert-
vyftigh vendelen Spanjaarden en Nederlander en: met de welke hy zich ver- mat een kort oorlogh, en den vyandt, binnen twee maanden , te& Land' uit, te dry ven. Oft nu zyn' troepen al uit , zoo fterk waaren, ais hy hoogh op- gaf, zoud' ik niet wel kunnen verklaaren. Daar is , die getuyght, dat de nieuwe werving van ruyters, onder den Hartooghe van Holft, Hartooghe Eerryk van Brunswyk, den Biflchop van Keule, en anderen, oover de tien- duyzent beliep: dat drie regementen Hooghduytich voetvolx, onder Graave Otho van Everfteyn, den Baroen Joris van Fronsbergh, en Niklaas Polwy- Ier , veertigh vendelen uitbraghten. Waarenbooven de Graaf van Bofïii, die van Meeghen, en de Heer van Hierges, elk een Nederlandfch regement zouden gehadt hebben ■, en tot d'ouwde Waaien, noch vyf regementen aan- genoomen weezen, onder de heeren van Capres, Liques, en andere. Maar Roger Wiljams begroot de paarden, niet dan op drieduyzent, het voetvolk op eenentw in tighduy zent. Van Reydt m aakt hem de helfte fterker in getal, dan den Prins van Oranje: 't welk op ontrent zeflèndertighduyzent, in alles * En t rek; zoude uitkomen. Voorts, laatende de zorgh oover Brufïèl, aan denHar- naa 't lee- tooghe van Aarfchot, nam hy de reyz naa Berghen aan, verzelfchapt met gber- den Hartooghe van Medina Cely. Want hy had uitftel van den afftandt des bewindts gezocht, voorwendende , hoe de zaaken gekeert, hem 't oor- logh bevoolen , en billyk was , hem eerft d'opftendighe plaatfen te laaten weederwinnen , ten minfte 's Koninx naader meening te verbeyden. En Medina d'ander, niet zoo quaftigh, ziende ook 't werk dus verwart, en zwaarlyk, Celi bljft, fzyner eere, daar deur te raaken, had het al zachtelyk laaten glyen -, jaa zelfs, van de meteen'hooffchekluchtigheit, uitgeflaaghen, dathy zyn foldaatwildewee- landt- zeru Waarop het verlenghen van Alvaas laft , uit Spanje , gevolght was, vooghdye, €n't zeggen van de Nederlanders, dat hy geenen naazaat begeerde, wiens ' K ' zachtigheit zyn' bitternis bet befchaamen moghte. Niettemin, lint de koomit van Medina, had hy begoft, wat gevoeghlyker te gaan, erkennende eenigfis- zins den Raadt van Staate, die te vobren naauwlyx plaats, te hoove 3 behield. Nee-
|
|||||
<
|
|||||
DER NEDERLANDSCHE HISTORIEN. %69
Neevens den Landtvooghdt, werden vierentwintigh kortouwen, en acht 1^72.
llanghen , naa 't leegher gefleept. 'S daaghs voor zyn' aahkoomft aldaar, was'tkloofterEipinleuingenoomen van Don Fredrik, dien 't dapper in den weeghe o-eleeghen, en groote moeyte gekoit had. Totdatm"er vier groo- vë ilukken voor braght, en het meeit plat ichoot, was 't, met tweehon*- dert ibldaaten kloeklyk verdaadight door Poyet-, die by onderilandt van eenigh volk uit der iladr, zyn' aftoght deed, zonder eenen manfjpverlie- zen. Alva ontbood terilondt meer geichuts, uit de naaile plaatièn; ömgroef zieh van alle kanten, zoo teeghens die van binnen, als van buyten. Thans dreef hy zyne naademiflèn naarflelyk voort, veilewaarts -, itichtte y tot fwaare kollen van arbeydt en volke, drie platte katten , en itoffeerde ze mettweeëntwintighkortouwen, neevens eenighe lichter ilukken. Demid- delile was , otn 't ravelyn te beuken , dat de poort van Bertimont dekte* D'andere twee ipeelden op de gordynen en flrykweeren , ter weederzyde. Ook fchoot hy vluchten in 't wildt, door iladt, om die van binnen, met Bergbm ichrik en ichaade te, morwen. En zeyt men, dat 'er , in anderhalf etmaal, befcbooten. vierentwintigh, f andere meenen veertien ) duyzent fcheuten gedaan zyn. Waardoor de ichoeying van 't rav^n , alhoewel van harden fleen opge- metil, tot gruys geklopt werd 5 de vulaarde der boorden aan 't glyen ge- braght: zulx dat'er nj£t ilaan bleef, dan een bult van'tmidde. 'T welk de beleegerden nochtans inhielden, by behulp eener heyninge vanichanskor- ven. De naaile gordynen, op gelyke wyze onthoorent, de breuk reede- lyk geichouwen zynde, ruftte men ten ftorme toe. 'T lot van deneerilen E»fo- aanval viel op het regement van Lombardië , geleydt by Juliaan Romero. fwnu Hem zoude volghen een ander regement, onder Don Franciièo Baldez: daar naa de WaliHie van den Markgraave van Ha vre, den Graave van Barlemont, deheeren vanLicques enCapres. Tegelyk werd het heele heyrinilaghor- den geilelt, op dat d'een den andre ondervinge. Ontrent een vierendeel uurs van de omgraavinge teeghens de iladt, ttond de ruyterygeichaartj veel der welke , dien handt oft hart jookte , oorlof verworven, om, te voet, neevens Romero, op 't opperile cfer breuke, als een toonneel van vroomig- heit, hunnen moedt te doen blyken. Graaf Lodewyk, ter andre zyde, be- fheedzich, dwers teeghenoover't platfte der veilen, met een' halvemaane, en plantte zich zelven, met eenighe tweehondert ruyters, aan dentoeganlc De reil zyner ruyterye reed in drie troepen rondom de iladt. Die hunnen keer gedaan hadden, hield hyby zich, en zond weeder andere uk. De heer vanLaNoue, verzelichapt met hondert eedelmans, een deel ipietièn , en uitgeleeze busdraaghers , bekleedde den buyk der halve maane. 'T eene eyndt der zelve werd bewaart by Poyet, het ander by Roueres, elk t'zynen ge- boode hebbende een goet getal roers en mosketten, neevens etlyke groove ilukken gevult met naaghels, ileenen, en brokken loods, die de breuke be- ftryken konden. Hierenbooven werden, op de kruyn van 't ravelyn vyftigh, achter de graftkade tweehondert ichutten geleydt, om de veyrt van den aan - loop te doen ilruy kelen. Tuilen de hopluyden van Juliaans regement, viel 3t zelfile krakkeel om de voortoght, dat men onder de kornellen gehadt had, en moeilmen hen ook by lootinghe fcheyden. 'T welk geichiedt, en een' brug op wyntonnen , in de graft geworpen zynde , gebood Rome- ro 't punt des wals te befpringen. De eeriten liet men booven koomen: maar zy, genaakende 't midde der halve maane , vonden een' heekel van ipiet- ièn voor de boril. TefFens haagheid' hun 't grof geichut met ichroot, het kleen met koeghels om de ooren* 't welk bloedt, breyn, vlees, been, angewandt, elk onder ander geflanil, tot eenen roerom, maakte. Noch Z 3 kreukte
|
|||||
*
|
|||||
*?o P. C. HOOFTS ZEEVENDE BÖEÏC
ïfTz. kreukte de kornel niet, maar voerde de naafte geleederen, eeven ötivefc«
faaghdelykaan; tot dathy, zelf op de breuke gekoomen, de befnyding van de verweerders, en d'onniooghelykheit om die te verkrachten) ontdekte. Toen werdhywysi koosdeaftoght, en berghde zich ter naauwe noodt, naa verfcheyde icheuten, op zyn'waapenen ontfangen. ZynSteedehouder, vyf de dapperfte Hopluyden, en 't befte deel van't regementbl eeven'erverflaa- ghen : behalven nieenighte van vrywillighen , zoo ruyters als voetvolk. Graaf Lodewy kook, leed geen'geringen afbrek, maar verloor veele zyner braafftc ibldaaten, booven den heer van Roueres, die een mosketbal door 't hooft kreegh. Den Spanjaarden zoette 't ftormen fëedert af: en de Hartogh, merkende de kloekheit en 't beleydt van den Graave en de zynen, gaf den moedt op, van de breuk te verweldighen ■, en laft om de beleegherden met loozen waapenllagh , en dreyghementen van aanvechting, af te matten. Waar door hy hen dikwyls op de veften en genaa van zyn ichut, deed verfchy- . nen, en groflyk beichaadighde. Voorts beval hy de befchanffingen alomme te verzwaaren: alle voeder en lyftoght binnen 't leegher te brengen , én 't oo» t>e Prins verfchot te verderven. Want de Prins van Oranje, in aantogkt met zeeven- zetoover duyzent Duytfche ruyters, zeeventierÉhryzent knechten, had zich nu, by V* Duysburglr," oover Ryn gezet, en niets dat hem marren deed ■, dan 't mangel der gereede penningen, en der brieven van verzeekering , belooft, voor *t meerdeel der betaalinge zyns heyrs, by de Staaten van Hollandt. Terwyl hy daarnaa beydt, en een deel gedrukte vcrklaaringen, tot rechtvaardighrnaa- king zyner waapenen, door 't heele Landt, zaayt, begon de lyftoght krap omtekoomen. Derhalven rukt hy voort tot Hellenraade •, ontbiedt dien van Roermonde, dat zyeetwaaren te verfchafFen hadden; en, niet Verwerven- de , taft, op den veertienden van Oeftmaandt, die ftadt, met geweldt, aan: Roermon- 'm \ verooveren der welke, de foldaat zich fchendigh* verliep aan de Geeftlyk- dtihyhm, jiert Dq verzorgher en Prioor van de Karthuyzers j tweeouwdeprieftersj emagh- j>au\vels van Waalwyk Kappellaan des Biflchops* werden, in 't klooftcr * ; * vermoordt $ een Diaken, in de kerke; en Reynier Linter Minrebroeder, voor Geldt en demisbroodskas. Thans quaamen de gemaghtighden der Staaten, met twee- geloof j den hoiideitduyzent gulden in gelde > brieven voor driehondertduyzent, en ver- Vr'mfey zoek om orde, teeghens 't misdryf des krysvolx ■, dat doorgaands zeer onge- door die bonden, maar uit der maate bitter met de geeftlykheit leefde. Dies gaf de va* g~ prmS) dendrieëntwintighftendervoorzeydemaandt, een plakkaat uit -t be± dreht* weelendedenfoldaat5 de punten der kry'-stachtnaa te koomen, zonder eenighen Plakkaat oov erlaß aan geeflelyken, oft weirlyken, te pleeghen: en allen onwettighen tioopende roof*, aan de eyghenaars, uit te keer en. %By V zelve werd gebooden, d'eene $ en de kry s- d'andere, gezintheit j in haare oeffening 5 óngemoeyt te laaten ■: de uitgewee- tught, den kenen in te roepen ■, om, binnen veertien daaghen hunne goederen weeder font* roof, en ßmgen 3 0p yerfiek van de vruchten, ter tydt toe, dat zy ver f che enen: ge ener* inroepen ^ waaren} dm <vyandt , oft zynen aanhang, toe te voeren, op verbeurte de? weekenem ze^ve- Twee daaghen daarnaa j deed hy inftellen zeeker reeglement, op 3t fluk derregeeringe vanHollandt, enluydendej datmenditgewefl, van Regeling foelen verfchoonen, en in zyn gehe el houden moefi. 'Dat, o?n den goeden y vet der regee- der Staaten aan te queeken, hyverflond, hunne gerecht ighe e den te handthaa- ™&*vaf <ven>> hun alle genoeghen j en hunnen raadt, in alles, plaats te geeven-y ge- merkthun''s Landsgeleeghenheit, zucht en zinnendergemeente 3 befl bekent waaren. Zy hadden dan, vooreerß, van dehandtveflen, berußende op V(lot ter Goude, lyfl en affchriften te doen maaken, om de zelve weeder in kracht tè ßellen j de plaatfen, ter reekenkaamere $ en de rentmeeflerfchappen j die door 't uitwyken der bewindsluy den van de Graaflykegoederen, oopenfionden , wet bequaa*
|
||||
«
|
||||
ÖER MEDERLANDSCHË HISTORIEN, kfï
'bequaameperfoonen te vullen \ eertin öntfangër dergemeene middelen , ïnftëfc i ^4.
%de van den vertrokken Jdkob B&h eenen anderen, tot de handeling der hry s^ gelden^ te kiezen: alle, om by zyn' Door lucht igheit beveftight te worden. 'De goederen der geenen % die zich t'zoeke maakten', oft onder den vyandt woonden , zoude men aanteekenen. 'De treflykfte amptmanfchappen van rech- te ,ftonden, door de luyden van de Reekeninge, by goeddunken der Staaten^ te begeeven i d'andere, by dat van de wethouders der fle'eden , oft Rentweë- fters. End-e hadden degeenen, die daar meede voorzien werden, booven den gewoonlykeneedt3 verandert naar eyfch dergeleeghenheit, zynerDoorluch- tigheit toe ^ den Spanjaard en der tierannye teeghens'-, te fweeren. Omflagh vanpenningen öover Hollandt te maaken, quamniemandt, dan den Staaten y toe: en moeften, ooverzulx, degeene; die by eenighe bëzondere Ooverften vangeweftengeheevenwaaren, aan de öntfanger s der Staaten, in gelde, oft deughdelyke quytft heldingen , goedt gedaan worden. Den zelven Staaten zoude gelieven oover tefchikken de naamen der uitgeweeke Raadsheerën-, ook van etlyke andereperfoonen, omee?tighe, uit de e ze t-o f bekleeding der Ie e dighe plaat fin, by zyne Doorluchtigheit, gehören te worden: de welke 't gerecht tehandthaaven, en kennis van de wet tigheit der buytgoederen te neemen had- den. Alle brieven van befteUinge ter zee zouden voortaan krachteloos weezën\ tnyder zich hebben te richten j naar orde te ge even door zyn3 Door lucht igheit, by goedt vinden der Staaten. \y£tte hopluyden, ooverften, hooftmannen van rechte, enwet houder sftondentebe'èedighen, op 't onderhoudt des Plakkaats van den drie'èntwintighften leftleeden. En , naadien zyn3 Doot"luchtigheit voor als noch bekt werd zelf in Hottandt te koomen -3 zoo had de Gr auf van der Cfrlark de Landtvooghdy aldaar te bedienen, naar goeddunken der raads- htyden, hem bygevoeght van den Pr info, ter benoeminge van de Staaten: wel verft aan, dat, in ft off e betreffende den burgherlykenftandt, en welvaart des Lands , niet gedaan zoude worden, zonder voorgaande toeftemming dei Staaten zelf De regeering derfteeden had aan de wethouders te ft aan; mits dat zyne Doorluchtigheit, by goedtvinden der Staaten i eenen oover ft e ft e Uen zoude , ter plaatfen, daar't vereyfcht wierd. Naa voorziening > opdeezeert andere zaaken , voerde de Prins zyn heyr oover de Maaze , en had voort && PrM ganlch Brabandt oopeh. 'T eerfte van belang \ dat hy in kreegh, was Mechele üikl ten daar't dus mee toeging. Deeze ftadt, geteeft en getreeden, eenen ruymen Weede tydt i van Spaanfche foldaaten, was eindtly k der zelve ontflaaghen geworden \ °!?er door behoef van volk voor Berghen; oft door toedoen van vrouwen, die zoo ^rnhi veel* op Don Frederik, vermooghen hadden; Als Alvanu, om 't genaaken unbtli des Prinfèn, op nieuwe bezetting peynsde, en zyn voorneemen der burgherye im ter oooren quam, borft zy uit tot beroerte, en roepen, dat de doodt haar draaghlyker waar, dan weeder irt d'ouwde ellenden te vallen. Dieszaaghert de Wethouders voor beft aan, en ftond hun deLandtvooghdttoe, dat men f| drie vendels, elk van driehondert koppen > uit de gemeente^ befchreeve. Maar 't geen, waarmee zy waanden bewaart te zyn, gedeegh tot vordering der onveyligheit; Want Arnout van Dorp , bedienaar van 't fterf huys des Markgraaven van Bevére, een man van groote ichranderheit, en booveiï maate verry kt by dit bewin'dt ? vohd zich te dier ftonde aldaar, en pafte, door goede fiere, milde fchenkaadje en hooghe beloften, eenen van de hopluy- den , en door hem, achtbaar getal van de knechten des zelven, aan zyn* handt , te kryghen. De welke, des nachts 5 tuften deii naaftleften en leiten van Oeft- maandt, den toegank ter groote markt bezetten; hem $ met Philips vän dei Aa, enjohanRobbens, ballingen, die hy 's daaghs te vooren, onderïchyrï van ipeelen te vaaren, ritetzyhenwaaghen, in ftadt gehaalt had 3 op 't Raadt- Z 4, ' htiys
|
|||||
»
|
|||||
272 P. C. HOOFTS ZEEVENDE BOEK
i <yi. huys holpen ■, voorts de fteêfleutels den wachtten ontnaamen, en aanheni
ooverleeverden. Hy, daarnaa, hebbende, voor 't opgaan der zonne , de poort van Nekkerfpoel geöopent, liet Bernard van Merode heer van Rumen in > die, met neeghenhondert paarden, vier vendelen voetvolx van den Prin- iè, by den werke was; meteen'veegh, hooftftraaten, markten, wallen ftof- feerde -, en zich meefter van 't Raadthuys maakte. De burghery, niet weeten- de hoe zy 't had, werd met minlyke aanfpraak getrooft, en gebeeden den matten foldaat te verquikken> wiens boodfchap maar was, haar, teeghens de tierannye der Spanjaarden, te befchutten. Thans roept men Hooghen Raadt, Wethouders en Vroedfchap tegaader, om den Prinle te zweereii; geeft den ïèhoor voetend en te denken, wat'er anders van worden wilde > en perfthun gelioorzaamheit af. De Biïïchoppen van Atrecht enNaamen, de heeren van Beaufort enTilloy, Boevekerk fchout der ftadt, weygherende deneedt, werden in hechtenis geftelt; daarnaa om geldt geflaakt. Het gros des Prinfen toogh recht toe op Looven , dat eenighe weere bood; maar, Oover- ziende de Hooftpoort in brandt gefteeken, op den eerllen van Herfftmaandt komt met den Doëtoor Elbertus Leoninus, neevens andere gemaghtighden, uitzond, Looven,op en de jonghfte noodt, met dertighduyzentgulden, afkocht. Nievelle, en ^ u meer plaatfèn, volghden't zelve fpoor. Maar terwyl zyn'Doorluchtigheit aldus in Brabandtvoortflaat, werdzy, op't onverzienft, van den flagh eener doodtlyke tydinge getroffen. Naamelyk de zaakenvanVrankryk, daar de Ijding haare ichieraallyk op fteunden, waaren, als in een ooghenblik, omgeimee- äer moordt ten, en den Spanj aardt toegevallen, door de geboortevan den grouwel, lang, van Paris, by den Koning aldaar, in 't hart gedraaghen; oft, dienhy, zoo andre mee- nen, ter aanhitfing zyner moeder en der parthye van Guile, teïfens gelaaden, en geloft heeft. Deez is geweeft de moordt, bedreeven tot Paris , op den vierentwintighften van Oeftmaandt, Sant Bartholomäus dagh, aan den per- fbon des Ammiraals, en duyzenden van zyne gezintheit, hooghen en laaghen ftands, toteenbloedighvoorlpelvangelyke onmenlchlykheit, naagepleeght aan vericheyden' oorden des zelven Ryx, en breeder vermeldt in een boek bezonder, daar wy 't leeven van Henrik de Groot beichreeven hebben. Doch kaniktedeezerplaatfè, nietzwyghen, hoe gelooft werd een'van degrond- oorzaaken deezes quaads geweeft te zyn, dat men den Koning bezeffen deed, wat hem befchooren fèheen , indien des Ammiraals waapenen, vereenight met die van den Prinfè, in Nederlandt booven ftonden, en zyn' Majeiteit wilden t'huys zoeken. Voor de reft, al het vermooghen der parthye van den gezuyverden Godsdienft icheen hier door plotfèlyk gevelt, en de hoope vandaar, voor Nederlandt, t'eenemaal uitgebluft. 'T welk, door Al va, met teekenen van bly dfchap, in zyn leegher, en by eenen ontflaakten gevan- gen aan GraaveLodewyk, die 't eerft flechts voor een' konftenaarye hield, verkundightwerd. Een ramp, omydervan minder ftyfmoedigheit, dan de Prins , in d'uiterfte vertwyfeltheit te werpen , en dus wydt gebraght een werk, op genaa der woedende Fortuyne, te doen laaten dry ven. Maarhy, wien *t een* zyner puykgaaven was, de wiflèlvalligheit der wqreldfche dingen deur en weêrdeur te kennen, en voor vaften reeghei te houden, dat een y ve- righ volharden doorgaands alle teeghenfpoedt verduurt, en, door 't afmat- Deme- ten de dwersdrift, te booven ftaat, A^orderde echter de toght naa Berghen: monde en denkende, zoo 't hem gelukte, de ftadt t'ontzetten , dat'er veel gebeuren otidenMf- jconj waar ^oor 't verloop geftuyt worden, en de kans eenen keerneemen , 1. f moght. Ondertuflen werd by de zynen, Denremonde ooverraft; desgelyx volk wer- Oudenaarde -, alwaar Hopman Bloemaart, by fchoonen daaghe, de Baar- raß» Poort verkrachtte, door ftoutheit van drie foldaaten, met korte roers on- der |
||||
DER NEDERLANDSCHE HISTORIEN. i/j
der den nlantel: een derwelke , onder *t aanteekenen hunrier näamen tefl 15-7!/
wachthuyze, ( gelyk men in bedenklyke tyden gewoon is _) een fcheiit deed , daar andere, heynde by verborghen leggende, op uitfprongen, en toevie- len. Toofl van CoUrtevilleHooghbaljuw vlood op 't Slot 5 maar 't zelve ook veroovertzynde, werd hy, door veele Wonden afgemaakt, en ter venfter uit in de ftroom geftnakt. De aanzienlykfle kerkluyden , en andere , be~ Jfttedt* ruchtight van bitterheit teeghens d'Onroomichen , werden opgezocht j en heit aldaaf zeflien der zelve , naamaals , als men de fladt verlaaten moeite , met ge- ffteito' bonden'handen en voeten, in't waater geplonfl: daar zy alle verdronken, op eenen naa, die raakte aan de wal te dry ven. Nietteeghenflaande dit woe^ den, dat den Prinfè de harten onttrok, hadd' hy, waar 't hem ernfl geweefl, verfchey den'andre fleeden kunnen inkrygheiij mits dat de haatlykheit van Alvaas bedryf noch al te wyd 00ver woegh. Maar 't was hem ongeraaden, zyn' troepen , door veripreyding te dunnen. Derhalven , vervolghd hy zyn'toght, tot dat hy op den achtften van Herfflmaandt, de veltontdek- De Prins kers des vyands in 't oogh kreegh. Die moghten maaken ontrent vyf hon- g****kt cfert paarden : de welke zyn' Doorluclitigheit, door haaren broeder Graaf Ber$erii Henrik , met vierhundert ruyters, onverziens deed beflooten, en binnen hunne befchanfllngen jaaghen j tot zulk een'verbaaflheit van'sHartooghen heyr, dat het denfehyn had van ooverrornpelt en opgeflaaghen te kunnen worden j indien, gelyk men daar waande, äl deNaiÉuiche maght by der handtgeweefl waar., om op deezen indruk toe te zetten. Alzoo floeghO« ranje zyn leegher, zonder eenighe verhindering, tuften Berghen en Valen^ En pat chien, een half mylken van den Hartooghe. In der nacht fchikte hy eenighe %yn lee* drommen, naa de Spaanfche befhydingen, in meeninge hen t'ontruft en, en in gher. waapen te houden» Maar Al va had nu zoodaan een' orde gefielt, dat nie- mandt vernoomen werd, zich t'ontflelleii oft te roeren. In de morghenftondt, zond zyne Doorluclitigheit weeder etlyke groover hoopen te paard' en te voet' uit, om den vyandt in't veldt te lokken. Zich zelf vertoonde zy, metderefl van't heyr, volfchaart, opeen'hooghte, in't gezight der fladt en des Har- tooghen j en hield aldaar ftandt, vier uuren lang 5 zonder dat zich yemandt? uit zyn voordeel, gaf. Alleenlyk fpeelde't gefclïut oover en weeder, met Zoekt kleene verrichting. Naamelyk, by den Landtvooghdt, ook anders ongewoon ßaSlj * &*** zich in kryszaaken te verreukeloozen, lagh 't hecht en vaft, zich teeghens gee* Alva nen vyandt te waaghen, dien plaats en tydt, van dagh tot dagh , verzwakte < iL'mwu De Prins daarenteeghens, kenner van eyghe geflalte, hield ongelyk raadzaa<- mer 't gevaar van 't uy tterfte lot te Haan, dan den ge wiftèn ondergank , door 'tfleependeroorloghe, te verwachten, perhalven, vindende alle toegangen fl> be» ter fladt geftopt, befluythy, eenen torn op s'vyands borft weeren, en proef fp"ngt des te doen, oftzeverkrachtbaarwaaren; al zoud' het hem 't befte deel van zy- Vmds k- nenvolke koften. Hebbende dan zyn ganfche heyr, niet verre vandaar, 'v&ftmßm~ ilaghorde gefielt, gebood hy zynen Veltmaarfèhalke Manderfloo, drieduy- ^etli zent knechten, eneeven veel ruy teren, met ge velden hoofde, aan te voeren* Die flreeven vuurighlik toe, tot binnen fcheuts der Spaanfche en Walfche mos* ketten. Toen gaan deeze los, en klinken 'er onder, met de grooven loo-^ den, die, zoo luttel affttiytende op harnas als op huyt, dikwyls , in een' vlucht, twee lichaamen achter elkander doorjoeghen. Dit brak der Duyt- fchen nioedt, en ried den Maarfchalke af te trekken. De Prins, des niettemin, doet verfche en flerker troepen voortftooten, onder 't beleydt des heeren van MaAt Drumen:die, dewalgenaakende, opgelykewyzegegroet, en, totaftoght, mr ' , *M gedwongen werden. Hy zelf bleef op de plaats, met veele luyden van foor- fw j êt«.m te, en andere, zoo te voet'als te paarde. En bevond de Prins aldus, hoe pagbm cum-
|
|||||
*
|
|||||
274 P. C. HOÖFTS ZEEVENDE BOEK
im quaalyk de foldaat, in 't kaale veldt, gepartuurt is, teeghens den geenen,
' die, gedekt met graft, wal, enborftweer, zynen vyandt, teffens van voo- ren en beyde de zyden, ten doele heeft. Naa dit hooftftooten der Duy tfchen, kreegh Juliaan Roomero , door veel biddens en aanftaans, verlof van den Hartooghe, om hen, dien zelven nacht , te gaan verneftelen; zoo Roger Wiljams vermeldt. Dan, naar 't zeggen der Spaanfchen, werd Alva hier- toe beweeght, door verllagh hem gedaan van Bernardin van Mendoza, noo- pende'sPrinfenleegherplaats, ende gaalyke aankoomft ter zelve. Zeeker, Wiljams nyght tot lof van Romero, wiens foldaat hy geweeil is, en heusheit kent geproeft te hebben. Niettemin, dat Juliaan het beleydt van den indrang had , wordt in geen twyffel getrokken. Hy ftak dan , ontrent midder- Oranjes nacht, ter wall' uit, by zich hebbende duyzent moskettiers, tweeduyzent leegher, in geharnasden, meeft met fpietfen. Etlyke benden paarden deed men ook buy- der nacht, Cen ftaan) 0m hem te ftyven , en voorneemelyk om zyn hertredt goedt te beßookt, maaken, zoo des noodt viel. 'T voetvolk, hebbende witte hemden oover gewaadtenlyfwaapen, werd van Romero in drien verdeelt. D'eerfte troep, beftaande uit tweehondert ouwde moskettiers wel geflooten, had tot aanley- der Don Antonio Moxica, eenen kloeken krysman. De tweede was van duy- zent mannen, zoo fpietfen als fchutten, aangevoert van Juliaan zelf. Oover dereft gebood zyn fteedehouder kornel en wachtmeefter, dien hy belaßte ftal te houden, midweeghe van beyde de leeghers, om zyn' aftoght te veyli- ghenj en geen'voet van daer te zetten, eer't yemandt van geloove, hem, uit zynen naame , quaam beveelen. Dit aldus befielt; hiet hy Moxica toe te rukken-, die, metgroote forsheit, twee wachten, zynde ten minfte een re- oement Hooghduytfchen, ooverrompelde. Daar op, ftort Juliaan zelf in 5 met geen'minder heftigheit j en vellende al de wachten, die hy in den wee- ghe vond, fpat deur, tot op de waapenplaats, voor de tente des Prinfen: zoo gefwindelyk dat de wachtdrom aldaar niet gewaarfchuwt werd, dan met den flash, en als hun volk derwaarts gevloden quam, met den vyandt op dehie- De Vrins len. De Prins bedankte zich, meenighmaals hiernaa, der getrouwheit van door eenen eenen hondt, die door't gerucht aan 't huylen raakte, voorts op zyn aange- bondtge- zight fprong, en hem met krabbelen wekte, eer yemandt van zyn gezin uit mb' de flaap fchoot. En hield hy federt, tot op zynen fterfdagh toe, altyds eenen wachter van die af koomft: gelyk'er ook verfcheyde, by zyn'Hofjonkers ge- voedt werden. Zonder de voorzorgh van dit dier, hy waar gevangen geweeft. Wyders bequam hem wel, zyn gevoelen van de duyfternis, die hy, voor een' moeder van onraadt, en uitbroedfter van laaghen hield; zynde gewoon der nachtrufte luttel toe te geeven, en liever eenigh deel van den dagh, totver- quikking van lyf en geeft, te baat teneemen. Want hy lagh in zyn' waape- nen; houdende een lakkaai ftaaghs een ros veyrdigh, gezaadelt en getoomt. Vlieghende ter tent'uit, had hy't echter quaadt genoegh, om in de zadel te raakeneerhemdeSpanjaardtsbyquaamen. Zynftalmeefter, effen naa hem opcrezeeten, liet'er't leven: desgelyx twee zyne geheymfchry vers. Veelen van zyn' dienaars, niet konnende te paarde koomen, liepen zichberghen, onder de wachten van't voetvolk. De Spanjaardt ftoof ter tenten in, en alle 7eghri oorden deur; ftak, wat in zyn'handt viel, denhalz af, en 't vuur in de hut- vcfJaZ- ten. Doch dit laatfte onheyl gedeegh den NafTaufchen tot behoudenis. Want nu. de vlam lichtte hun toe , om 's vyands getal, ook elk zynen ftandaart te ken- nen , en zich in eenigh verbandt te vlyen. De zelffte klaarheit ontdekte 't be-
drogh van Don Bernardin de Mendoza, die met etlyke lichte paarden, maar eenen hoope trompetten, aan d'eenezyde van 't leegher, een veldtgefchraay deed opklinken, als waar hy, nietdeganfcheniytery, ten aanval gereedt ge-
weeit«
|
||||
DER NEDERLANDSCHE HISTORIEN, ly^
weeft. 'T welk, in'teerft , maghtigh omzien, en fplitfing van krachten, ltf$>
gebaart had. Zynde nu yder wat tot zich zelf, en 't meerdeel tot fchaaring gekoomen j werddeweerjuliaante zwaar, en beval hy af te trekken. Dat gefchiedde , met goede orde, uitgezondert by Moxica j die* te diep inge-* rukt, zich, aan een'andren kant des leeghers, pooghde in 't veldt te wer* pen : hoewel elk laft had te keeren, waar lanx men gekoomen was. Dies liet hy daar , met tfeftigh van de 'zynen , het leeven. De Prins verloor 'er ontrent tienmaals zoo veel, diegeflaaghen, geïchooten, »oft verbrandt wer- den , oft vliedende , in een waaterken, dat door 't dorp Armeny loopt, daarzygeleeghertwaaren, verdronken : hebbende dit getommel haafteen' uure geduurt. 'Theyr vernachtte in waapenen. Dan .zyn' Doorluchtigheit zagh het niet t'zaamente houden. Want, voor eerft, daar was geen ont- zetten aan de ftadt, nocht geraklyk verblyf te velde, nocht veylighe uit* fpanning voor handen, De Franfbyzen, daarnaa, diezy, t'haarder ibldye had , waaren verbluft door de moordt van Paris , en jookten naa huys * Maar 't meefte befwaar was van vreeze , dat de Hooghduytfchen, ziende dezaakenquaalykgefchooren, naa hun gebruyk, om geldt zouden roepen * en by kortheit van dien, aan 't muyten flaan. 'T welk alle gevaar te böoven ging, daar men onder's vyands ooghen lagh. Derhalven deed de Prins, door zyn' vertrouwfte bevelhebbers, onder 't gemeene volk uitftrooyerr, hoe zyn broeder GraafJohan op koomenden weeghe was , met vyfhondert ruyters, en een' treflykeiöm penningen, verftrekt t'hunner betaalinge, door de Ko^ ningin vanEngelandt, den Koning van Denemark, en d'Onroomïche Vor-» ften van Duytilandt. Hebbende't leegher vervult met dit gerucht, vond hy geleeghenheit, omGraaveLodewykboodeteichikken, en ried hem noch eenen ftorm oft twee te verwachten -, doch zoo de Landtvooghdt volhardde, teneerlykfte, des hykonde, t'ooverkoomen. 'S andren daaghs brak hy op > £>e tïmt namzyn'hertoghtooverMechelej liet daar eenighe ruyters; kreegh d'Ooft- breekt op, zydederMaazej daarnaa van denRyn, teOrfoy. Hier befiond hy 't volk af te danken, ingrooten laft zyns lyfs, als zygewaar werden, dat de fcldy Trekt oc* te zoeken was. Ende gingen'er heetehandelingen om, van zynen perfbon Yer RJn> aan te taften, en in's vyands geweldt te leeveren. Der voeghe, dat hy be-enian^ noodightwas, zich uit hunn'ooghen te houden, tot dat de Kornellen en Rit- *?* m®' meefters, die de Staaten vanHollandt tot waarborghen hunnes achterwee* zens hadden, het grauw, by middel van eenighe daadinge, ftilden.. Thans gaf zyn' Doorluchtigheit zich op reyze naa Hollandt, en quam, den t wintigh- ften van Wynmaandt, tot Kampen j werwaarts die van Enkhuyzen eenighe galeyen, om haar te haaien, ooverveirdighden. De Landtvooghdt, alvleyd' hem't geluk hier, bezefte nochtans wat'er werx ooverfchoot* en kennende den hooghgeaarden geeft van Graa ve Lodewyk, daar niet verwerpelyx af te wachten ftond, vond goedt, eenigh zaadt van handelwekking in den windt te \verpen. In 't leegher was de Baroen van Liques, die maaghfchap met etlyken Van de hoofden der Franfche foldaaten, reekende. Deez, hebbende by 's Har- tooghen verlof, beftandt voor een' halv' uure gemaakt, vraaghde, oft hun lan- ger luflte in de Bergher vanketiis te leggen, nu doch, met de neèrlaagh van 'Va- ris , en 't wyken des Trinfen, hun alle toeverlaat ontvallen was ? Zaaghenz,' cj>eerfykenuitgank, hy maakte zich fierk, dien te vinden. De Graaf, door zoo bats een' teeghenipoedt, die hem de vruchten zyns arbeyds in de handen deed rotten , was aan 't quynen van ongeneught $ en nu een' koorts daar toe geflaaghen. Maar zich ziende genoeghzaam aangezocht van zynen vyandt, en fcheppende, daaruit, hoop van glimpighe voorwaarden, werd yet- wes verquikt, en bewillighde in een' tzaamenipraak. Waarop, de heeren van La
|
|||||
i
|
|||||
276 P e. HOOFTS ZEEVENDE BOEK
i<-r%. LaNoue5 Soucourt, Elcourt, en Courmont, onder vry geleyde, met die
van Noircarmes, Vaux, Liques, en Goiguies, te woorde quaamen, en op den neeghentienden van Herfftmaandt deeze punten bedongen. GraafLode* Berghen wyk, de Franfche O over ft en en Eedelluyden, zonden, elk met een paart, doch gaat, op met alP hunne w aapenen > enpakkaadje , uittrekken : de foldaaten van den voorwan* - zelven landaart, in vollen geweer e, met bernende lonten, vlieghende vendels, den,oover. klinkende4rompetten, en'tgeenzy op defch ouder slaaden konden: mits dat de Fränfoyzen zwoeren nemmermeer teeghens den Konink van Spanje te dienen, V en waar hy in oorlogh teeghens dien van Vrankryk raakte, Burghers en an- deren y dien't ongeleeghen viel te vertrekken •> zouden aan lyf en goedt onge- moeyt blyven •, uitgezeydt 's Koninx amptluyden, en degeenen, die kennis van den aanflagh op deftadt gehadt hadden -> oft e met raadt oft daadt, daartoe ge- holpen, oft willigh de w aap enen aanveyrdt. *Die met het krysvolk wilden uit- gaan y moghten't doen ; mits acht er laat ende hunne goederen. cDegemeene Nederlandfchefoldaaten zouden niet-, dan dolk en deeghen, en hunn' aange* tooghe kleederen mee draaghen. Tot bevefting van 't befprooken, werden viergyzelaarsin handen der Franfoyzen gefielt, tot dat, onder veylighge- leyde, zyinde landerye van Guife, Graaf Lodewyk te Roermonde, zoude gekoomen zyn, Den eenentwintighften, ruymden zy de ftadt. Graave Lode- wyk, om zyn' ziekte, gunde men in rosbaar uit te vaaren. Ende werd by deHofjonkers gemerkt, dat, uit zinlykheit, om zoo koen eenen krysman te zien, Don Fredrik, in ongewoone kleederen, met eenighe anderen te paarde, hem, aan den wegh, ging waarneemen. De Graaf, des verwittight, oft kennendemiflchien'sHartooghen zoon van aangezight, zoud' hem, als hy naa genoegh was om het te verftaan, gegroet hebben, en, in Spaanfch ge- zeydt: 'Perdone vueftrafenoria lafefedumbre : Uwe heerlykheit vergeeve my demoeyenis. Daar de Spaanfche heer, zich vindende bekent buyten gifling, en zonder verzet van veyrdigh antwoordt, niet dan een fwyghen toe deed. In Berghen trokken vier Nederlandfche vendels, onder den heerman Noir- carmes. Korts naa den middagh, volghde de perfoon van den Landtvooghdt, verzelfchapt met denHartoghe van Medina Celi, en wel in zyn fchik, om 't verooveren eener ftadt, van zulk een belang. 'T verding werd ter goede trouwe naagekoomen, en de burghery beleefdelyk gehandelt, ten aanzien haarderonfchuldt, envuurigheitin'tRoomfche geloof. En naardien nu de ftaat van Vrankryk die boghtgenoomen had, dat men van dien kant niet te vreezen vond, begon Alva den omflagh des heirs te befhoeyen, met afdan- niefi ken van etlyke Hooghduytfche benden. Thans zond hy eenigh volk, naa Dememon- Dieft, Denremonde, en Audenaarde. Maar, voorhunn* aankoomft, ver- de, en ah- liepen de Nafïauwfchen, hebbende eerft hunne gal, .als booven geroert is, denaarde uitgebraakt. Zy raakten meeftendeels, tot Ooftende 5 vandaar, in Zee- verbaten landt, oftEngelandt. De zoon van Jan van Imbize, een Gentenaar, zich ^"p* vindende met zyn boot, opeen'drooghte, en in gevaar van vankenis, koos fcben " ^e genaade der golven, fprong, en verdronk daar in. Jakob Bloemaart, Wil- De'jonge lem de Graaf, Anthonis Ryne, en andre hopluyden, meenende eenen min ïmh'nue ° zorghlyken wegh naa Zeelandt te weeten, werden, by nacht, op zeekere fprïngt in hoffteede, omringt: en achtende de fmaadt van beuls handen gevoelyker dan \ee, en vuur5 boeten hunne gepleeghde wreedtheeden in den brandt van 't huys > dat ver drenkt. devyandt, by weygering van opgeeven, aanftak. Anderen, liieren daar ge- oemaan k-reegiien 5 was ZWaardt oft ftrop hun lot. Denremonde kocht zynen zoen, van ineen' Alva,*voor acht duyzent gulden. Dieft moeft ook zeekere föm opbrengen. landthuys, In Audenaarde, dat genoegh fcheen van de Geuzen geleeden te hebben, werd verbrandt, Ruty, tot Ooverfte, geleydt. De bezetting van Mechele toonde noch fchyn van
|
||||
DER NEDERLANDSCHE HISTORIEN. 2^
van moedt te houden ; zuy verde de graften; fterkte de wallen 5 plantte 't ge- ï ffii
ichut daarop -, Hechtte de voorburghen, en vericheyde vrouwen kloofters daar ontrent. Het Bagyneperk, voor de poort van Santé Katharine, dat van begrip een kleen fteedeken geleek , werd in alTche geleydt. Oft zy, met dit gebaar, en dreygenienten van een' moeyelyke beleeghcring dus laat in den tydt, waanden Alva te verbluffen, oft zich op de ruftigheit der gemeente ver- lieten, die hun thansontichoot, is onfteker. Immers, als de Hartogh met het heyr naaderde, ging Rumen, met de zynen, deur. Dorp, de ballingen, en sPmIeft |
|||||||||||||
etlyke poorters, die zich te verre geüitert hadden, floeghen met een op wegh. A^
|
utt
|
||||||||||||
Zommighen, ziek, oftquaalyktevoete, werden by'svyandslichte paarden ^Jj}eie.
ingereeden en geflacht. Meer zoudenz' 'er achterhaalt hebben, zonder de zor- ghe van te ipaatotdenbuyttekoomen. Dit gefèhiedde in de morghenflondt, des tweeden van Wynmaandt. De burghers, die in den handel met 's Prinfen volk niet geplenicht hadden, verzochten kerk- en kloofterluyden, denHar- tooghe in 't gemoet te gaan, om hem te bemurwen, met fmeeken, en vertoogh, hoe by hen, oover weldight eeven als die vanBerghen, geen ftraffer onthaal verdient was. Degeeftelykheit, in'tpleghtighgewaadt, met kruylèn, vaa- nen, en ichilderyen van heylighen, trekt, ten deel, ter poort' uit _; beflaat, ten deel, de veftenj en roept met kermen, zuchten, en gevouwen'handen, zyn' genaade, van ver, aan. Terwyle quam Juliaan Romero, met zyn regement, naadeffadtj en looide de geen', die hem aan boordt quaamen, met hen tot den Landtvooghdt te zenden, die te Muyze , een halve my 1 van Mechele, ge- leeghert was. De földaat, vindende aan de Hanswyker poort eenen hoop tak- ken, opgedaan by zeekeren pottebakker voor een ganfeh jaar; taftdieaan, en beflaat ze in de graft te werpen. Een niet der arme fteedelinghen, die daar weer oft woordt teeghens darde. Dies wies de dam haaft booven 't waater. Men haalt planken uit een timmermans huys, dat 'er by ftond, en brugt den toe- gang. Toen verftouten'er zich twee, om hoogh te klaaverenj daarnaazes5 ftrax noch tien: en, als zy de burghers in plooy ipeurden om alles 00 ver zich te laatengaan, voort de reft, van handt tot handt, die zy zich onderlings boo- den, om elkanderë booven te helpen. 'T ganfeh regement nu oover de wal zynde 5 breekt men de poort oopen. Daar valt al 't Spaanfch volk in, en met toomelooze toght aan 't woeden.N Nocht jeughd, nocht ouderdoom, nocht 'r wik. ampt, nocht achtbaarheit, nocht bidden van gewyden en ongewyden, nocht )ammerty« eerwaardy van hcylighdoom, hield hen, van moordt onder 't vrouwelchén- ver*?ac tj |
|||||||||||||
den, vrouwefchending onder 't moorden, te mengen. Goudt, zilver, gemunt, ^7
|
wort*
|
||||||||||||
ongemunt, huysraadt, kleynoodje, geeftelyk, weirlyk, werd, metopflaan
van ilooten, breeken van kiften en kanen, voor roof, heenegefteept, en, by heele (cheepen, vervoert. Zommighen, uit walghe van 't geen zy voor de handt vonden, anderen daarmee niet te vreede, pynighden, door yllyke quel- laadjen, den menlchen af, waar, oft wat zy verfteeken hadden 5 wroetten hoe- ken en hooien om, oft dolven 't uit der aarde. Zelf de goederen der geenen, die van de Naïlaufchen gevangen en meêgenoomen waaren, werden nietge- ipaart. Deze dulheit duurde drie daaghen en nachten lang. 'T eerfte etmaal wasvoor den Spanjaardt, het tweede voor den Waal, het derde voor de Duyt- fchen. Op den vierden dagh, ontleedighde 't heyr de ftadt, uitgezondert de bezetting. Maar als de raazery afgeholt ichcen , ging de nooflykfteeilend aan. Want het krysgraauw zyn zat hebbende, werden Ooverften en Hop- luyden beweezen op de leevens der ingezeetenen, voor hun recht aan den roof. Toen dreefm 'er koophandel van halzen j moetende yder, ten dierfte be- taaien, 'tgeenhemaldereyghenft was: en werd de bylpreuk leugnen; dat een foldaatzyn'Ipietsoover landtgoedt, dan 't zelve niet wegh> draaghen kan. Aa Elk
|
|||||||||||||
•
|
|||||||||||||
278 P. C. HOOFTS ZEEVENDE BOEK
i f 7 2. Elk om de doodt t'ontvlieden, redde zich , door zyn' middelen j eeven als men.
t'fcheep, beloopen van een nood weeder, vracht en voer oover boordt, en dei- holle zee in de kaaken fmakt. Tot Antwerpen, tot Bruflèl, was 't in den bouw * Lom- van * Leentaafelhouders en andre geldighe baatzoekers, zich geneerende met barden, woeker, en 't uitzuypen hunnes benaauden naaften. Akkers, weyden, huyzen, hooven, boflchen, vifchwaaranden, gingen* tenlaaghftenpryze, oft werden ten hooghfte belaft. 'T welk zwaarryke luyden, eedel, oneedel, kerkelyk, on- kerkelyk, tot d'uiterfte armoede, oft om hunn' meefte welvaart, braght.Thans kreeghen burgherrecht,. vrydoornen, en handtveften de gooy j Wethouders hun kuflèn t'huys j gilden en broederfchappen verbodt van zaamening te leg- gen j en werd al, wat eenigh bewind t had, van ampt en eedt, ontflaaghen j be- halven de beeren van den Hooghen Raade alleen, zonder nochtans der vrek- heit en moedwil des foldaats ontgaan te zyn. Want niet dan drie huyzen, in zoo groot een* ftadt, dieongeroertbleeveiv.datvan denGraave van Hooghftraa- ten, mooghely k om dat het verbeurt gemaakt was; dat van de vrouw van Im- merzeel, de fchoonzoon der welke denHartogh diende ; en een oordt van 's Koninx hof, bewoont by Jan van Branc_ ion, Romeroos ouwde kennis. Jaa, drie maanden naadit ftroopen en lyffchatten, zond Don Fredrik, Alvaas zoon, alpleghtigh, fchryvers tot Mechele, om't ooverjchot van kooren, neevens andere eetwaaren, en nooddruft, zelfs branthout aan te teekenen, met voor- wenden , dat hem dit, voor zyn deel van den buyt, toequam. Dies moeften de driemaalsrampzaaligheburghers, opnieuw, reedepenningen opftommelen, oft lyden dat men de reft van hunnen wintervoorraadt, voor hunn' ooghen ten huyz' uitdroeghe, en opveylde. De Spanjaarts, gevet by 't bloedt en goedtder onnoozelen, voeghden hieraf yetwes toe, aan de Minrebroeders t'Antwer- pen j ook aan de Jemyten, tot verbeetering 's huys van Aaken j en waanden al- zoo, met wel een werk van barmhartigheit, hunne zielen te zuy veren. Dé Ah* Landtvooghdt liet een' verklaaring, teeghens de Mechelaars uitgaan, waarin pooght dit j-jy nim weeren der Koninklyke bezettinge, en befolden der burgheren, alles j r Ier" op argn duydde gedaan te zyn, en om 't volk des Prinfen in te krygen. T>at zy g it. £ienfoeeriyfaont]omfoijadden^enhemtoegelaaten->een'grootefomgelds uitte 'voeren -, den zelve de handtgebooden, in 't 'aanvechten der gebtmrfteeden> en verraffen van T)enremonde. 'T)at zy^ van hunnen Landtvooghdt> tyds, en van hun zelfi maghls genoeghgehadt hadden, om de Geuzen te doen verhuyzen: gelyk te voorengebleeken was, toen zy die dwongen, daar binnen te blyven. 'Daarenbooven, als hy, zelfinperfoon, quam kennis van degeleeghenheit der fieede neemen, hadden zy zoo metgroove als handtbuffen, naazyn' troepe, ook zommighen dood, en hem bynaa ^gefchooten. Ook was hem, als hy nu reedfchap maakte om defiadt te beuken, uit haaren naam geen' weet e van V weghtrekken der bezettinge gedaan. Zoo had zich dan 's Koninx volk daarin <> geworpen-> en ■> om gemelde reeden i dezelve geplondert. Waarmee zy noch niet vry was-, dan men hadechter, zoo teeghens haar •> als andere ft eeden •> die't heyr zynet Majefleit verwachten zouden, naar d'uiterfteßrengheit van rechte te hande- len. Dit ftrekte, om 'tlafterft.uk, met eenighe verfchooning te hullen^ quanfuys, oft het half, by geval, en hunn'eyghe fchuldt, toegekoomen waar; en men nochtans groot gelyk gehadt had, zoo meenigh duyzent zielen , om 't bedryf van weenighen, ter doodt toe te bedroeven j zoo veel weduwen en weezen te maaken, en met een algemeen jammer t'ooverftelpen. Maar Conneftaggio tuyght van goede plaatie bericht te zyn, dat Alva de ftadt den foldaaten, al oover een' wyle , ten roof belooft had , om tot Berghen zyn woordt te mooghen vryen. Mendooza, een Spanjaardt, niet darrende 't werk ver- daadighen , tracht d'ooverften t'ontlaften , met zeggen , dat zy 't geirne eekeeit
|
|||
^^^^^^"
|
|||||
DER NEDERLANDSCHË HISTORIEN. i79
gekeert gehadt hadden 3 maar aan den földaat, die zieh veele maanden ten ach-» j ~~^
tere, en zeer berooy t vond, geen houden geweeft zy. In deeze flaaverny Irak Mechele, tot het volghende jaar toe. Toen eerft, met een aaverechts rechts- Mechele pleeghen, liet de Landtvooghdt zich en den Bloedtraadt beuren, kennis van de vry gekant zaaken te neemen: ende naa dat de toekoomft van 't inneemen der Nafläufchen naa d'ont* fchriftelyk vertoont was, werden der fladt, door 's Koninx bevel, burgher- fa"gefirtf* recht, fcheependoom, vryheeden, en handtveften, weedertoegedaan. Al--'*' leenlyk de Rethory kkaamer bleef gedempt. Den zeften van W ynmaandt, ge- M*kk*at bood de Hartogh op nieuw, uitnaamezynerMajellieit, fcherpelyk, ailegoe- omdem^- deren van's Prinfèn aanhangers op te teekenen > en te voorfchyn te brengen, /*pör*0 'tgeenyemandt, daaraf, van fchulds weeghe, oft anders, moght onder zich aanbane hebben. De Graaf van der Mark', hierentuflèn, aangeport door de Staaten van 0p tlteeke* Hollandt, was in 't laatfte vanHerfftmaandt, met vicrentwintigh vendelen mn. knechten, en eenighe ruyters , voor Schoonhooven gekoomen. De Lek, vloeyende ten Zuyde daar verby, hadden die van Dordrecht met fcheepen ge- it looten. Aan de Noortzyde, beichoot hy't acht etmaalen geduurighlykj maak- lumey te een' wyde oopeningv en braght drie flormen aan > die hem, d'eene door d'an- dwinght dre, elke op ruym hondert dooden flonden: zonder merklyk verlies der belee- Scb°wboo« gherden. Bofïii, daarenteeghens, zaamelde al 't volk, dat hy kon 3 om daarmee ven* op wegh, en door de beleggers, te flaan. Maar, vindende den Lekdyk ter wee- derzyden afgefheeden en befclianiï > van waar, en teffens uit de fcheepen, hem grof gefchut begroette, beried hy zich, naa twee tornen, die hem veertigh braa- ve borften gekoft hadden •> en keerde te rug naa Uitrecht. Thans ontbood hy aan Loozekaat, ooverfle binnen Schoonhooven, dat hy zien moghte, ten eer- lykfte met Lumey t'ooverkoomen. Dit gefchiedde op voorwaarden, T>at den ge enen, die in fladt wilden bly ven, niet misdaan zoude worden. 'Dien 't onge- leeghenwas, moght en <> met al't hunne, neevens't krysvolk, uitgaan. O over- fle enfoldaaten zoude men, opgefteekener vaane, met bernendelonten, waa-> f enen, enpakkaadjey Boffu laatenvolghen.TerwylLoozekaat uittrok, quam Lumey ingetooghen 5 en, wordende twee monnikken gewaar, beval hen daat- lyk te wurghen. InZeelandt, mits de laffe aftoght vanTergoes, en 'tonbe* noeghen daar door verwekt teeghens Tfèeraarts, fcheen de Prinslyke parthy, eenwyltyds, deleedenverftuykt enqualykt'haaren wille te hebben. Tfèe- raarts , tot groot bezwaar van den huysman, leegherde zich met zyn' troepen, in 't dorp van Zuydlandt. Beauvoir, Ooverfte tot Middelburgh, hieraf ver- kundfchapt,en miflchien volle mildelyk van der Geuzen af brek voorTergoes, liet zich voorftaan, men moeft 'er op aanhouden, eer hun moedt tot zich zelven quaam, en de tweedraght weer tzaamen liepe. Derhalven, beflooten hebbende, hen met een hemdetoght te beibringen, deed hy aan yederföldaat, eevenals kruydt en loodt, ook koorden uitdeylen, met bevel alles op te hangen, wat men gevangen kreeghe. Dus vermeetel een' hoope had hy van 't behouden derooverhandt: zoo het niet de gewoonte van dien tydt was, oft gedaan om 't vertrouwen te ftyven in de geenen die aan de uitkoomft twyfelden. Jndit opzet fcheydden zy, tweeduyzent flerk, zoo Waaien als Spanjaards, on- trent het fluyten der poorte, uit de fladt, en koozen den kortflen wegh naa de duynen tufïèn Vliffinge en Zuydlandt. Hen ontdekten , zoo 't weezen wilde, eenighe zoetelaars van de NaflaufTche zyde: de welke, hunne paarden uitdewaaghensfpannende, zich zoo goedt een' miede beloofden, datzy't, een uur voor den vyandt, tot Zuydlandt aanbraghten. Zonder dit, 't 'was er omgekoomen. Noch had men 't geweer zoo ras naauw klaar , en zich tichrap gefielt, als Beauvoirs voortoght, in 't gezight: die flrax op de Wachten laadde, en hen, vanduynaf, te veld' injoegh. Voort zet zyn gros, A a 2 met
|
|||||
28o P. G. HOOFTS ZEEVENDE BOEK
j *j2. iTiet a^e niaght, toe -y en drijft d'eerde en tweede troep, die hun voorquam 3
tot op den waapenoordt, zynde een kerkhof, aan d'andre zyde van't vlek, Merk' m^t een' breede ftraat voor zich. Hier door meefter geworden van zeekere tpaardigh veldtdukken, keerden zy die teeghens de Naflaufchen. Deeze , weederom, gevecht der rukken, ter veirt, op de marktplaats, een goedt^getal fpietièn by een: die, aan- troepen van gevoert van fraye Hopluyden, zoo bruf k tot de Spaanfchen indieten, dat zy Tfeerams, voet ßaa]^terl ? Verlaatende \ gefchut. Dan terdondtzaaghen de py keringen ejprongen eenen verfcilen aanval voor handen: dien zy echter doutelyk te gemoet dreef* yQlu den, tot dat de punten grondt voelden: der wyze, dat Philips Watkens, Thomas Louet, Engelfchen, en andere Vendrighs, de (lengen op den vyandt braaken. Die had, hiermee zyn bekoomd, en geen hart meer , om weeder aan te byten -, maar vlood, ten daal, naa Middelburgh. De verwinners volgh- den, en joegen hen, alflaande, tot halfweegeder (ladt. De voorraadt van droppen, bevonden by de gevangenen, (Ireek oover hen, en voerd' uit, het vonnis, dat zy teeghens anderen gevelt hadden. Men hingze, aan hunn' ey- ghe baden. Dat'er een deel't fcherp, oft de galgh ontgingen, quam, door dien zy de graften, oft (malle paaden, te baat naamen* Meed al de bevelheb- bers berghden zich te paarde, en op boerenmerryen . Aan de zyde van Tfee- raarts, vondm''er derdalf hondert, zoo verflaagen, als gequetd: onder dee- ze, Hopman Walter Morganj die, zich dapperlyk quytende, aan 't hooft van de fpietfen , door een' mosketfcheut ter needer geworpen was. D'uit- koomd van dit gevecht delde Tfeeraarts weeder ten goeden naame} die van Vliffmgetevreede; en 'tkrysvolk in daat, om, met beeterhoope, den aan- flagh op Tergoes te hervatten. Dies maaktm' 'er gereedfchap toe, en komt, ontrent half Oedmaandt, landen met drieduyzent mannen, tot twee bezon- dere plaatfen: 't welk den vyandt in weederwight hield, mits duchten, dat, Tergoes zoo hy zyn' troepen verdeelde, men hem den wegh naa de dadt zoude affiiy- andermaals den. Aan de inkoomd van dehaaven, lagh een fchansken, daar in 'teerd heleegbert. eenighe weer uit gedaan werd. Maar 't was niet om beuken uit te daan -, nocht anders gefpyd, dan van de handt tot den mondt. Derhalven, als de Naflau- fchen zich delden, om tuffen 't zelve en de dadt te koomen leegheren, ver- liet men 't: volle fpaade nochtans; wordende de helfte der geenen, die 'er uit- trokken , wel on derfchept. Die van Tergoes hadden achthundert, zoo Waa- ien als Spanjaards, in, en eenen Ooverde, daer niemandt van de beleggers by te gelykenwas. Deez deed eenen vuurighen uitval; en dak, by die geleeghen- ïieit, meed al de zoutkeeten aan brandt. Die van buy ten echter, hebbende hunne loopgraavcn ennaadcrniflèn voltrokken, braghtenzesdukken(chuts te lande, en delden ze honderttwintigh fchreeden van de veden, om op de poort der haavene te (peelen. Thans, ziende alhier geen' breuk te maaken > daar d'ooverden aan genoeghen konden, gink men de dukken verplanten, en belchoot de drykhoeken, die tot belcherming eener gordyne, dienden. Zyn- de de bordweer platgeleytj werd verdaan de zelve, in der nacht, meteen' dichte beladdering, te verzoeken: een middel, nooit te werk gedelt by krys- geleerden, dan teeghens fwakke bezetting, oft flappe wacht. Ten minde hadde men behoort degordyneerd bordweerloos te maaken; van waar het bolwerk kaal geveeght kon worden. Maar Tfeeraarts en Hunfroy, dryden- de in nydt en naaryver, elk om zich voor den vroomde uit te geeven, trok- ken ter middernacht aan, met tweeduyzent mannen van 't bede volk, in witte hem bden oover 't gewaadt. Die van binnen bleeven op hunne luym leggen, tot dat de Ooverden , en verfcheyden eedelluyden , hebbende hunne dormladders gerecht, 't hooft, booven de wal; daaken. Toen jaaghen ze hun een vlucht mosketkoeghels in ^aanzight; en deeken'er teffens hunne har-
|
|||||
•
|
|||||
DER NEDERLANDSCHE HISTORIEN. 281
liarnaflingen met de ipietzen op aan. De beklimmers, zoo raauwelyk bewel- r *k j,t
koomt, geeven de ladders ten belle5 en zonder bevel te verbeyden, wyken tot achter eenen dyk, die hen teeghen 's vyands gefchut dekte, Tfeeraarts en Kunfroy quaamen 'er af, elk met meer dan een' fcheut door 't hemd, maar ge- ftuyt op de rufting. Zommighen werden 'er doodt gefmeeten > anderen zwaars lyk ge wondt j en elk in *t gemeen, hierdoor, zoo wankelmoedigh, dat men de hoope opgaf van de ftadt te bemaghtighen. Daar werd echter beflooten, in 't beleg te volharden, tot dat men den Prins, van den ilandt der dingen zou w be- richt, en zyn goedtdunken, verftaan hebben. Zyne Doorluchtigheit, op zulk een'kundichap, fchreef aan de Staaten van Hollandt, en den Graaf van der Mark, dat zy zich pynen zouden, de beleggers van Tergoes, met byftandt te ftyven. Dies zond men Bartholt Enthes derwaarts, met tweeduyzent zoo Neder- als Hooghduycfehen. De welke, in 't eerft, het hart des heirs dceden ryzen 5 maar blyken, als het tot de proef quam, dat zy noch by d'anderen, in oeffening niet haaien moghten: jaa braghten, vandaghtotdagh, nieuwe ver- warringen, onder de geenen, die te vooren geen' orde t'oover hadden. De aan was van 't getal nochtans gold zoo veel, dat men de ftadt van alle zyden be- iloot, daar, te vooren, volk toe ontbroken had. Al inHerfftmaandt, waa- ren tien icheepen van Antwerpen afgevaaren , om achthundert knechten j neevens lyftoght, en buskruydt, naa Tergoes te voeren 5 maar der ftroom weeder opgejaaght, door den Ammiraal Worft ^en de behoeftigheit der beleen gherden jfedert grootelyx toegenoomen. Dit deed hen ettdtlyk, aan den Landt* vooghdt fchikken, om, zonder uitftel,, voorraadt van mond' en oorlooghe, oft verlof tot oovergift, te bekoomen. Alva, dan, beval den Kornel Mondragon, 't ontzet by der handt te neemen. Deez fcheepte, den twintighften van Wyn- maandt, totßerghon op Zoom, zyn regement Waaien, met eenighe Span- jaarden, enHooghduytfchen, in alles drieduyzent mannen, neevens 't geen voorts van noode was; en geliet zich, oft hy 't zee waart in, en op de Nafïaulche vloote, gemunt had.Thans zet hy 't gros van zyn volk uit, en hatende de ichee- pen reedelyk gemant, beftaat, te voet, naa Zuydbevelandt, te trekken, Dee- zenwegh, hem ge weezen door Dirk Bloemaart eenen Brabander, woonach- tigh in dien hoek, had hy, te vooren, doen peylen, en, mits men 't getyde wel waarnaame, gangbaar bevonden, nietteeghenftaande dat'er twee mylen ver- dronken lands, en drie diepe ftroomkillen te doorwaaden waaren. Hy ving het aan, meteen'vooreb, zelfd'eerft, op Bloemaart naa, die tot geleyde diende; De ibldaaten hadden elk een zaxken buflèkruyds en tweebaksop 't hooft, oft aan den hals oft halsgeweer hangen. En Happende alzoo, ftaaghs tot de k nie, Mondt & bywylentotdennaaveltoe, door'twaater, braghten zy't, in wat meer dan gom kloek? vier uuren, 00ver; zonder ander verlies, dan van neeghen knechten, die, heit ontvet 't padt quaalyk houdende, in de ftroomen verzoopen waaren. De beleggers rerioes* verkundfchapt van deeze toght, dreeven 'er de ipot meê. 'T welk echter zoo ongery mt niet was, als dat zy den vyandt, nat, mat, en aan een' /malle baane gebonden, in't optreeden, 't hooft niet booden. Maar men gund' hem de ganlche nacht, om zich te drooghen, en te ruften. Met den daagheraadt, toogh hy recht toe naa de ftadt. Die van binnen, des verftendight, en hem nu in 't gezight hebbende, vallen ter andere zyde uit, en hechten een' heete fèher- mutfing aan, met de NafTaufche wachten, om 't meerdeel van de beleggers der- waarts te trekken. Mondragon dan, een oopen ziende, rukt voort, en met eenen zet, dwersdoorde ftadt, tot ftyving van de uitvallers. De wachten, kryghendedus eenenlaft op den arm, vallen tefwak, ruymen de beihydin- gen, en (tellen't op de loop. Zelfs'tfchansjen, op't hooft, aan den zeekant, werdverlaaten: daar ee ven wel zich nauwlyx driehondert mannen in houden Aa 3 kon-
|
|||||
:»
|
|||||
28* P. C. HOOFTS ZEEVENDE BOEK
1572. konden. Een' mosketfcheut van hier, lagh deZeeuwfche vloot aan ankert
Die ftilurt de boots aan ftrandt, om de vluchtelingen te berghen. Daar valt men in, bol en dik , oft begeeft zich te waater, In een punt werd de eere be- tracht: men kreegh het gefchut t'fcheep. Geen' orde meer heeft plaats: elk zorght voor zich zelven. Zoo lietm' 'er ontrent zeevenhondert verftaa- ghen. Noch wel zoo veel verdronk'er $ en zonder 't behulp der fchuyten en fmalfcheepen, 't zoud 'er al gebleeven zyn. Mondragon, hebbende deezen dienftgedaan, en defchrik in zynen vyandt, keerde ongemoeyt den wegli dien hy gekoomen was. Die meer op den raadt, dan op de uitkoomft der zaakenzaaghen, hielden deeze toght voor een'kanswaaghing die zyn'ervaa* renheitquaalyk pafte. Anderen fchreeven 't geluk aan zyn' voorzienigheit toe, die zoo wel had kunnen oordeelen van 't onverftandt, en de wanfchik- lykheitzynerweederphartye: ookhoehun'thartontflipt, die zich, van ee- nen kant, buyten alle zorgde geacht, befpronghen zien, en hunnen vyandt onmooghelykfchynende dingen doen. Waarenbooven hy wift, hoedaan eenen Veldtheer hy diende, en hoe ftips die wilde gehoorfaamt zyn: dat ook dehoogheaanflaaghen het zelfchapvan't gevaar beminnen. Maar in 't ge- meen verhief'tbeilaaghen van zoo ftout een ftuk zynen naam ten hemel toe 5 en baarde eenen roep, als oft alles oopen flond voor de maght en manhaftig- heit der Spanjaarden, die, met gelyke forsheit, door droogh, door diep, door wallen, en waapenen, heen ftreefden. Tfeeraarts, op hoope van dee- ze wonde eenighszins te zalven, en Armuyde, dat pas, noch een dorp, doch Spaanfche bezetting in hebbende, in,der nacht t'oovervallen, eer 't kennis van zyn' neederlaagh kreegh, liet zich daar aanzetten: dan werd, met fchaade af- geflaaghen. Deeze ramp op ramp ontftak d'ouwde verbolghentheeden, en deed niet alleen zyn' misïlaaghen, maar wel onbefcheydelyk ophaalen, hoe eenighe foldaaten, om't pionderen der kerke totKampveer, van hem door- fteeken waaren: dat hy eenen broeder, en andere maaghen, by den vyandt had; en wie wift wat verftandt daar meê ? 'T welk hem zoo ongeduldigh maakte, dathy, zettende't bewindt oover aan JakobSmit, heer van Baar- landt, uit Walenere fcheydde, en zichby den Prinfè, vervoeghde. Daar deed hy zyn beklagh, ooverboodigh te kling, oft te recht te ftaan, teeghens de lafteraars: eneindtlyk, by gedrukte brieven, openbaarlyk, zoo in Hol- landt, als Zeelandt, aangeplakt, daaghd hen, voor zyne Doorluchtigheit, om in zyn aanzight te zeggen, 't geenz' hem achter de rugh naadroeghén. Doch niemandt quam te voorfchyn. Ook lagh al zyn' f chuldt daarin, dat hy geen'lenden, naadien laft, had: zynde, op veel naa, de man niet, om, met ongeoeffentvolk, teeghens oude foldaaten en doortrapte Hopluyden, op te mooghen; oft zoo woeft eenen hoop, van verfcheyden landaart t'zaam ge- fchraapt, in toom te houden. De Franfoyzen voort, en Engelfchen, aldus ge- roskamt, begoften 't fpel moede te worden, en keerden meeft al, naa hun vaaderlandt: Bartholt Entes naa Lumey. Meer beftendigheits fpeurde men, in de Zeeuwen van dier zyde, en in 't Nederlandfch krysvolk daar gebleeven ■■> Middel- die om deeze weederfpoedt niet lieten,zoo een' ftadt als Middelburgh, te belee- hurgb be- gheren: en haar 't land met waater en doorfteeken van dy ken, de zee met fchee- nawvu pen t'onbruy k maakten. Der voeghe, dat zy, zonder trek, zonder toevoer lagh, als een lidt, van 't ly f der heele wereldt, afgefheeden. Als dit een' wyle geduurthad, en d'armoede begon te nypen, werden, tot Antwerpen , twin- K kt ^8^ Broote koopvaarders van allerley nooddruft geftofFeert, en met Duyt- verver'sfinx ^e' Walfche, en Spaanfche foldaaten gemant. Deeze, behouden tot Mid- van volden delburgh gekoomen, loften daar den voorraadt van mond' en oorlogh, en voorraadt, verwiftelden de bezetting: maar vonden op't weederkeeren, deftroomenbe- flaadien ?
1 ZJ
|
||||
DER NEDERLANDSCHE HISTORIEN. 2%$
flaaghen, van de Geuzen, en derhalven raadzaamfl hunnen gang zeewaart in tf/ii
te zetten, om de kuil van Vlaandreaan te doen 4 Doch dit ook was zoo vey* lieh niet, oft zy hadden voor aanfloot van etlyke Prinfèn fcheepen, aldaar op de wacht leggende , te duchten, en dicht onder Vliflmge deur te fluuren , zou- den ze de zanden vermyden. Veertien niettemin, die Waaien en Duy tfchen in hadden, zich trooftende't gevecht, en'tfchietenuit derfladt, raakten ge- lukkelyk deur. De Spanjaardts metd'anderezes, willende wyzer dan *t boots* volk weezen? en geen' drooghte gelooven daar zy waater zaaghen, dwon- gen hen 't gefchut te fchu wen, tot dat zy op de banken quaamen vaft te zitten » Toen was 't de beurt der Naflauichen, die, derwaarts fpoeyende van alle kan- Ze$ßee* ten, hen heftelyk aanvielen. Zy, hoewel van 't getal veroovert, weerden f*nmet zich moedighlyk, en meelt alle zoo lang zy flaan konden. Etlyken, leeven- dw**J0~m dighgevangen, neevensde maatroozen, werden met gebonden' handen en mu voeten, oover boort gefmeeten. Den ve#winner quam 't gelchut en de Ichee- pen wel te pas. In Hollandt, hierenteeghens, nam d'Ammiraal Boshuyzen, met d'Amfterdamfche vloot, d'Enkhuyzers te quellen ^ enbarnde, op eenen Enktyft* tydt, etlyke wooningen buyten deNoortpoort af. Dit verging hem te mak*& l lyker, om dat die van binnen, tot uitval en bedwank der inwendighe quaadt- willighen teffens, te fwakwaaren. Sonoy weederom, deed de Saardammer fojskrd* fluyzenbefchanilen, en de Waaterlandfche dorpen, teeghens oover Amfler- r. ^ * dam, bezetten, opwerpende een' fterkte tot Nieuwendam, onder fcherm ian^t van zeekere galeyen, derwaarts gezonden uit Hoorn, Edam, en Monnikken- dam. Om 't welke te fleuren, d'Amflerdammers tien groote fcheepen, en zes boots afveyrdighden. Deeze fcheenen, in'teerfl, groot ge weidt met hun gelchut te baaren: dan daar werd, bydat van de galeyen, 't welk men eens- deels te lande braght, wakkerlyk op geantwoordt. Zulx die van Amflerdam, met verlies, terugkeerden. Des andren daaghs quaamen zy eenen verfchen torn doen, met neeghen forandtfcheepen, en hoope van 't vuur in de galeyen te brengen 3 doch geen' gelukkigher uitgank. Want de galeyen vonden mid- del, om zich achter in de haavene, booven den windt, en onder't fchut der ichanfè, te vertrekken: van waar d'anderen zwaarlyk befchaadight, en eenighe icheepen te gronde gefchooten werden. Zommighe vonden zich benoo- dight, hun eyghen gefchut en ankers in 't Y te werpen, om te lichter daar af te raaken. Deeze fchermutfingen •> hoewel van kleene verrichtinge, nochtans d'een' achter d'andre wel afgeloopen, moedighden grootelyx die vanNoort- hollandt > zoover ook, datmenfèedert, aan't bemeefleren derZuyderzee, •darde denken , toeruflende etlyke fcheepen en galeyen, op deezentoeleg, en om Amflerdam, van d'Ooflerfche vaart te verfleeken. Dit gefchiedde in Wynmaandt: in de welke zich een nieuwe ftar wat beneeden het teeken van NientPi Cafliopea vertoonde, die, nocht onder 't getal der dwaalende, nochte der^*n hechte hemellichten, behoorde. Ook bleek zy een gebooren lichaam te wee- zen , by haar groeyen, afgaan, en verdwynen ten eynde van ze/lien maanden. Dit diende tot flof voor d'onderzoekzieke vernuften, waanende, in zulke oopenbaaringen, Gods geheymeniflèn te befpieghelen, en met menfchlyke ooghen die eyndelooze voorzienigheit t'achterhaalen. Ende hield men den Landtvooghdtniet vry vandiergelykeoovergeloof: als die, Gemma Frifïus zoude verzocht hebben, zyn gevoelen daarop by gefchrift te ftellen. Zee- kerdewaarneemersvandefwaayderopperwereldfche kreitzen verklaarden, geen' baak van deeze föorte , fint den geleyder der Oofterfèhe wyzen tot Chrifl, indeluchtgefpeurt te zyn: en datmenmiflchiendusdaanighe won-* deren , voor booden van eenighe naakende wiflèling der aardfche dingen, neemen moght j geenszins voor merk van den flandt dien zy grypen zouden. A a 4 Maar3
|
|||||
■»
|
|||||
284 ¥■ C. HÖOFTS ZEEVENDE BÖEIt
i 57 2. Maar, in de zelffte maant, quam de Prins in Hollandt, en eerft tot Enkhuy-
j)e prm zen; daar hy, by burghers en inwoonders, niet anders bewelkoomt werd > dan komt in oft nu alles in behouden' haaven ge weeft waar, en geen' zee van weederlpoedt HoHandt* hun voortaan te hoogh gaan moghte. Hy beitelde, buyten de Zuyderpoort, een bolwerk te maaken, 't welk in zeeventien daaghen, en'tkoudfte van den winter, met zulk eenen y ver, voltooytwerd, dat het, daaroover, den naam van Willighenburgh verkreegh. Voorts ried hy eenighe fcheepen toe te ru- ften , om den vyandt uit de Zuyderzee te helpen. Thans ging hy d'andere ftee- den van dien gewefte bezoeken j en alom me orde gefielt hebbende, nam zy- Zynbedrjf nenwegh, naa Haarlem; daar de Staaten vergaadert waaren. Die ontfingen *ld4ar* hem, met geen minder bewys van blydfchap, ontfouwende hunne zucht, lief- de, en getrouwigheit t'hemwaarts, gebleeken, in 't aangaan van zoo groote gevaarlykheeden. En alzoo het eenigh Hollandt niet op moght, teeghens eenen vyandt, die zoo veel wereldain zyn gewoudt had, verzochten zy, ge- trooft te worden met oopening van vertrouwbaare middelen, die zyn' Door* luchtigheit, in der handt, oft het ooghe 3 moght' hebben. Hy fteld' hen op alles te vreede -, en zy zich ooverboodigh, hunne hoope aan de zyne te hechten, en in onfcheydbaare maatfchappye van fortuine te treeden. Wel te tyde quam deeze verquikking, in zulke een' flaauwte der gemoeden, dat de voorbaarigh- ften tot weederftandt der Spanjaarden, nu op den fprong ftonden, om met het gereedtfte hunner haave 't landt te ruymen. Daarnaa reegheid' hy den kryshan- del, met invoeren van tucht } en raadigheit j verbood., by Plakkaate, verftandt oft gemeenfchap met den vyandt te houden: en maakte een ander, noopende 't uitvoeren der lyftoght. Burgherftandt en gerecht, in groot verloop geraakt» doordewoeftheitvan 't oorloghsvolk i braght hy tot de voorighe forme, eir fteldej by goedtvinden der Staaten, eenen nieuwen Raadt, oover 'tgeweft van Holland t j dewyl d'ouwde beeren meeft al geweeken, en zich tot Uitrecht onthoudende waaren. Ookvoorzagh hy de Reel^pnkaamer, met bequaame luy den, en zond den heer van Baatenburgh in Zeelandt, om de zaaken aldaac op te heemelen. Hierentufïèn deed de Landtvooghdt het heyr, doorzynen zoon Don Frederik, naa Gelderlandt, en tot voor Zutven, voeren. Weerbaar was deeze ftadt, geleeghen aan de Yfièlftroom, en inhebbende twee vendelen Waaien, een van Hoogh-, een van Nederduytfchen, onder den Ooverfte Y- lelfteyn. Alva, met eenighe ruyters, bleef tot Niemeghen, d'uitkoomft ver- beyden, en oft andere plaatfen van dien hoek, hem haare gehoorzaamheit te gemoet zouden draaghen. Als daar niet anders af viel, dan dat Lochern en Doesburgh genaade zongen, quam hy zelf, ontrent ter halve Slaghtmaandt, in 't leegher, en worp, met kracht van fchieten, de Merfpoort en aangehechten muur ter needer. 'T welk, dewyl't ys tot een' brugh oover de graft diende, den binnenfbldaat deed tfaaghen, en teeken van verzoek om te daadinghen uit- fteeken. Met een, ichooyde, 't meerdeel van 't krysvolk herwaarts aan, verlaa- tende reukeloozelyk d'andre zyde der vefte, daar de heer van Hierges een' taa- Zutven melyke oopening gemaakt had. De Spanjaardts derhalven, geen' weederftandt oovervä' vindende, ftorten 'er toe in, met roepen dat de ftadt hunne was: en flaan 't al **n' doodt, wat hun voorkomt. Yfelfteyn; die nu noopende verdragh, met Hier- ges, op de brug van d'Yfièl, te woorde gekoomen was, dit verneemende, pakt
zich van daar,en met een deel földaaten, tot zeeker heymelyk poortjen uit. Het ooverfchot met de burghery viel in d'uiterfte ellenden. Daar werd 'er wel vyf- hondert verwurght, oft in d'Yftel verdronken: en naa 't bekoelen der heevig- heit,deleevendezulxgehandelt, datzy't lot der dooden benydden. Want men perfte hun, met pynighen, 't pit hunner haave af 3 ftak, tot acht hoeken, den brandt in de ftadt j en dreef'er hoopen burgheren moedernaaktuit y die» ten
|
|||||
<
|
|||||
DER NEDERLANDSCHE HISTORIEN, tüf
ten deel tot Deventer, oft by de boeren, gehuyft werden} veelal, in't veld t i$f%.
verkleumden, tot dat hun de ziel uitvroos. Een Hopman, dien men zeyde , oover eedt, teeghens den Koning, gedient te hebben, werd by zyn eene been opgehangen, en hardde 'talzoo vier etmaalen, eer hy den geeft gaf. Oi> der 't woeden , fliep nocht gierigheit, nocht gailheit, nocht grouwelvan vrouw-enmaaghdekracht. Het uitmerghelen der burgheren, die nochyet achter de handt moghten gehouden hebben, was 't jongfte jammer. Ende wer- den zy, na dus deerlyk een bederf, noch gedwongen, hunn' eyghe nooddruft te befchroeyen, omzwaarefommengelds, tot beleening van't krysvolk, uit te leeveren : waarin zelf de geeftlykheit van'tgeweft nietverfchoont bleef. Dit oovervallen van Zutven, en onheyl daar op gevolght, was geen kleen ver- driet voor den Prins, bezeffende de wanhoop en verbaaftheit, die daaruit ryzen moeit. Daatlykveyrdighd'hy brieven af, aan alle kanten, omdeneêr- geilaaghen' harten oover eyndt te rechten, en hun de beftendigheit in te ftam* pen: was'sdaaghs en's nachts eeven bezigh, om'tpuykderoorloghsïuyden te verzaamen, uit de Hollandfche fteeden, tot ontzet van die van Overyflèl j met toeverzight, dien winter lang, den Hartogh daar belemmert, en Hol- landt ongerept te houden. Maar, hebbende nu veertigh vendelen te hoop, in zinne, binnen drie oft vier daaghen, den Spanjaardt teeghens te trekken, werdhyverkundfchapt, hoe de Graaf vandenBerghe ( nietteeghenftaande De Graaf onlanx gedraaghen roem van zich 's vyands wel te trooften ) met gemaalinne, van den kinderen, en pakkaadje, uit Kampen, gevlucht was. 'T is waar, dat van $ergbe .'.. deezen man niet veel beeters te verwachten Hond, die, fonder beleydt, zonder vlmlt '■ ooverleg, de fteeden ongefterkt, den voorraadt onbeftelt, de ichattingen ""fl °K ongehandthaaft, zyn' benden onbetaalt, burghers en boeren, van haar uit- f \/^ teeren, engenoeghzaamdeganfche zorgh aan 't geluk der parthye bevoolen £,, m, liet: zoo verzoopen in achteloosheit, dat meenighmaals de wachtmeefter Uaun 't woordt van de Graavinne moeft haaien. Zyn' armhartigheit lloegh, als een worden* finettend eevel, onder 't krysvolk voort > ende hun eere, fchande, achterdocht, eyghen oorbaar, uit het hooft. Zy verlaaten, plotielyk, en tommelings, de plaatien aan dien oordt ingenoomen: min nocht meer, dan oft men 't vyandt- lyk heirop de hakken gehadt hadde: in welken gevalle, zonder eens te hor- ten, alles ©overrompelt geweeft waar. De fteeden, ontbloot van byftandt, bieden de üeutels aan Don Frederik. Wie zich des afvals bemoey t had, ver- liep huys en hof, oft bekocht het met de keel. Zelfs voor d'onnoozelen was geen' vergiffenis, dan om geldt, te bekoomen. Die van Kampen, om 's Har- tooghen gunft, met eenighe quanftiys plichtwilligheit, te bekruypen, ichree- ven aan die van Enkhuyzen, ende Waterlandfche fteeden 3 en fielden haar, Zutvens droeven val voor ooghen, met dreyghementen vangelyke rampfioedt: 't en waar, men-, inderyl^ zyn' toevlucht ter genaade van den Landtvooghdt naame. 'T welk gefchtedende, maakten zy zich fierk, dat haar geen' bezet- ting , dan van eenighe T)uytfche knechten, zouw geverght worden. Maar de Hollandfche borften waaren anders gevoedert en gaaven den booden t'ant- woordt; geen' brieven meer van dien inhoudt te brengen, oftdegalghzoud* het loon zyn. In Amersfoort, laaghen twee vaanen voetvolx, en vyftigh paarden. Deeze, ftout van vcrtlaaghtheit, kanten zich teeghens de bevelheb- bers, willen ter poorten uit, oft die, voor Don Frederik oopenen, zoo ras hy genaakte, en hem de Hopluyden gevangen leeveren. Men moeft hun dan be- lieven , en liet de ftadt in haar eyghen vermooghen. Bolfu, hebbende dit tot Amers« Uitrecht vernoomen, komt, 's nachts daarna, met een vendel knechten aan; *Jor*' van Wordt, met eenpaarighen voetval, van de burghery, ontfangen -, en belooft haar „eruym ' haaren zoen aan Alva te verwerven. Wilde ookbezorghen, datdefoldaat u $ottu\ zich bezet.
|
|||||
1
|
|||||
iU P. C. HOOFTS ZEEVENDE BOEK
ï f 7 2, s&ichfchappelyk droeghe -, mits dat zy dien huysvefting, en voedfelverfihaften.
Graaf J ooft van Schouwenburgh, die van'sPrinfèn weeghe Vrieslandt be- Ve Graaf vooghde, nunaaftegebuurvandenoodt, begon tot Makkom, aan den zee- jnnschou- kant, een'fchans, om in allen gevalle een achterdeur, naa Hollandt, oopen wenburgh te houden: maar verliet die, eer ze weerbaar was* en, met een', het Land« vlucht uit £iiap5 uitvreezevan'tgenaaken des heeren van Billy, Robles. Deez, ver- Vrteslm t. wjttjg[lt j^ zesduyzentNaflaufchen, by Staavere, fwakkelyk beheynt laa- ghen, quam te zeekeren daaghe, door een' getrouwen verfpieder, hunne leu- ze te weeten, en naa den ondergang der zonne, met zyn regement, derwaarts trekken. Dat beftond wel uit Waaien} maar hyhad'er ook eenighe Vriezen by, en die in 't voorfte gelidt doen treden. De welke't woordt, hun afgevor- dert door de buytenwachten, befcheydelyk keverden > en voorts gevraaght waarheenenfptsbroeders ? antwoordden, naa ons leegher toe: en de waakers, daar op, in Gods naam j welkoom moetghy weezen. Zeeker, Graaf Jooft had belooft, hun meer volx te hulpe te brengen: waar door, zy, miflchien, te De Geu~ lichter, in't gelooven? geweeft zyn. D'anderen, dus doende, ten wall' 'm zen, door gebakt, wiflëlen van lievrey. Toen aan trommelen en tieren, grieven en Robles,ge- grvpen , tot dat 'er tweeduyzent geflacht, achthondert gevangen waaren. Dksh'ert 'Tmeerdeel, verftrooyf, berghde't lyf, metloopen. Metdeezeneêrlaagh , heel vries- werd ganfch Vrieslandt gevelt, allefteedentot'sKoninx eedt gekeert, ende landt tot Godsdienft omgezet. Die van Sneek ook, gelyk de weederlpoedt doorgaands denKoning. onveylighis, vingenden heer van Neder worm ter, en gaaven hem aan Ro- bles oover, omdenvoorighen ondank te bluften. Doch de Landtvooghdt, des onaangezien, gebood hunne veften, zoo wel als die van andere afvallighe fteeden, te flechten. Ende weygherde Billy haar alt'zaamen, hier teeghens, aandenHartooghe, voorder voorfchryven te verleenen, dan om vyf voeten muurs in de hooghte te behouden, tot weering van 't geboefte. Zyne Waa- ien, voorts, veripreyd'hydoordebefloote plaatfèn* deDuytfchen oover de Grietenyen. D'Onroomfchen deed hy alomme fcherpelyk vervolghen, en naafpeuren > met verbodt van hen te huyzen, te hooven, oft ongemeldt te houden, op verbeurte van goederen, afberning van wooningen, vankenis oft doodtflagh der oovertreederen. In dus een' fpoedt der Spaanfchen, daar alles rondom hun aanhing, oft toeneegh, en 't hooft in de fchoot leydde, fcheen ïïaMdes 't wonder, dat zoo krank een' plaats als Naarde eeven onbeweeght bleef. Maar fiyffiaan, men had'er onlanx de hekken der regeeringe verhangen j etlyken uit bedie- zwiéten , ningen van gaft- en Godshuyzen gelchoffelt -, om den ftandt der fteede te endeerljk veftighen, oft uit baat en bewindtzucht, die zoo wel onder kleene alsgroote e gemeenten in fwank gaan. Welkbedryf, enzorghe voor weederwraak, de partydigheit byfter ftyven moeften. Ende lieten de jeeghenwoordighe wet-
houders C gelyk elk graatigh zyner wenfche gelooft) zich voorftaan, dat de vyandt niet dieper ten lande inzakken zouw, zonder zich eerftmeefter van Buure te maaken, 't welk den Ryn bynaa geftopt hield. Dan 't aanftaan van d'Amfterdammers, by den Hartogh, om 't naabuurigh vuur geblufcht te zien, gold zoo veel, dat hy beval Naarde en Haarlem, voor alle werk, af teveyrdi- ghen. Zy hadden flechts hondertentwintigh Duytfche knechten in, onder Jan Kmysberghen verloopen Paap: en duchtende voor quaaden dienft van zoovuydigh een gefpuys als de verlaaters van Amersfoort, weygherden dier meer dan dertigh ruyters t'ontfangen; en lieten de reft, met hunne Hopluy- den Broekhuyzen en Pechman, oover de bevrooze Zuyderzee, naa Noordt- hollandt trekken. Maar zy fchikten gemaghtighden uit, om van Lazarus Muller, geleeghert totSchellingwoude in Waaterlandt, hulp te verzoeken: fchreeven ook, ten zelven eynde, aan Sonoy, die de Zuyderzee hieldj en aan
|
|||||
«
|
|||||
DER NEDERLANDSCHE HISTORIEN. 287
laan Bartoldt Entes, leggende in de Ronde Yeenen. Midlertydt zond hun
Boffii, voor de poort, liondertruyters; die, de ftadt opeyfchende uit'sKo- ninxenzynen naame, t'antwoort kreegen, dat men ze dacht, voor zyneMa- jefïcit, en den Prinfe, te houden. Ende wilde 't ongeluk, dat zeeker vrybuy- ter, famtde fteêtiminerman, geheetenKrankhooftinde wandeling, zonder laft, een' halve flang, teeghens die van buyten, loftten. Zynde de verbittering dus aaiigequiktj quaamen de gemaghtighden, t'huys, zonder meer mee te brengen dan vierdhalve ton builekruyds, opeyghen geloove gekocht j en dat Müllers knechten, onwilligh ter zaake van hun groot achter weezen, naa een e rnaaiidtfolds, hun aangebooden door hen, halfin gelde, half in laaken, niet hadden willen luyfteren. Al, datvanSonoyook, en van Entes, vernoo men werd, waarenheerlyke beloften, van hen, in tydt en wyle, niet verleeghen te laaten. De laatfte had 'er bygevoeght, aan den afweczighen Broekhuyzen eenen brief j die, geoopent by Burghermeefteren, bevonden werd, heel an- ders te luyden, en dat, uitreedevanwanbetaaling, geen flaat op zyn' troepe te maaken was. In deeze dierte van raadt zaaghen de bezettelingen geenen beeter voor hun, dan de fladt te verloopen: maar werden gehouden door de regeerders en burghery, die voorts de poorten met meft vulden. Zommighe ruyters, nochtans, ontglipten, laatende paarden en waapenen achter. Des naaften morghens, jonghften van Slaghtmaandt, werden de wethouders ver- wittight, by Ichry ven van eenighe Amersfoortiche burghers, hoe V gefchut al gewendt flondt, om, met hetheyr, e?iT>on Fr e dr ik zelf, denwegh naaGoey- landt te fieemen. Zulx het hoogh tydt voor hunnefwakheit was, hem ootmoe- delyk aan te zoeken, eer degenaade toelook. Dies maaken zy, eenen burgher- meefter genaamt meefter Marten Laurenszoon, met eenen fcheepen Gerret Pieter Aartszoon, uit, om t'onderftaan, oft 'er noch plaats tot draghly ke daa- dinge zyn moghte. Hun, t'Amersfoort gekoomen, werd toegank tot Don Fre- drik geweyghert ■■, doch be voolen, neevens 't heyr, dat nu aan 't trekken was, te rug te gaan, om hem, voor Naarde, te vinden. In 't weederkeeren dan, en niet verre buyten de poort van Amersfoort, quaamen etlyke burghers aan de fleede, hen heftelyk vermaanen, dat zy de reyze wilden ftaaken, en't lot ee- nerfteede niet verzoeken, diemengenoeghzaam ipeurde, ten bederve ver- weezen te zyn. De Burghermeefter, hier door flaauwmoedigh wordende, trad af. Gerrit Pieter Aartszoon, hardtvoghtigher, bleef onbeweeght in 't opzet van den aangenoomen laft te volvoeren, en dien aavond, geliefd' het Gode, binnen Naarde te weezen: wat hem ook, dieshalven moght' oover- koomen. De zelve weederftond, tot Eemenes, gelyke aanvechting van vee- len zyner maaghen aldaar woonende, met verklaaring, dat hy, aan 't vertrou- wen, geftelt van de burghery op hem, in zoo hoogh eene noodt, nietbefwy- ken kon: nocht huysvrouw, kinderen, kintskinderen, vrienden en bloedt- verwanten, van zynen byftandt ontbloot laaten. Ontrent den middagh, was de voortoght in't gezight der fteedej die ftrax, van alle zyden, omringt en beflooten werd. FredrikvanNieveldt, Jobszoon, vendrigh der bezettelin- gen, ftonddatpasopdevefte. Een dronken földaat rukte hem 't vendel uit der handt j gink 'er meê ftaan flingeren op de borft weer, en vond 't geen hy te zoeken fcheen, wordende daadly k doorichooten. Voorts hield men fchutge- veirtmet den vyandt, tot fpaade in den aavondt toe. Don Frederik, bin- nen wyle, nam zyn'leegherplaats, tot Laaghebufïèm: en quam aldaar Gerrit Pieter Aartszoon, om 't uitgefteldt befcheydt. Door toedoen van Paulus van Loo Burghvooghdt van Muyde, en Balju van Goeylandt, kreegh hy 't oor van Boflu 5 die hem vraaghde, oft die van binnen zich der bezettinge quyt gemaakt hadden. Hy antwoordde meerwerfs , ook by eede, dat hy't, daar voor, hield:
|
|||||
»
|
|||||
2Ö8 P. C. HOOFTS ZEEVENDE BOEK
1572. hield: zynde zulx al beflemt^ eer hy uit der fladt fcheydde. Dan van Loo
zeyd' 'er t'elkenmaale neen toe. Waaroover de Graaf vertrok, en den Schee- pen niet voorder te woorde Haan wilde. Doch gund' hy hem gelcyde, tot on- der de ftadt, met aanzeggen, dat men ter naalle morghenftond, bequaam getal van gemaghtighden in 't leegher fchikken zoude, om, pleghtigher wy- ze, genaade, en lydelyke voorwaarden te verzoeken. D'ander dan, inge- haalt met ladders, oover de poorte, braght deeze maare t'huys. Des volghen- den daaghs, heeltydtlyk, werd hy weederom uitgelaaten, verfelfchapt met LambertusHortenfiusPriefterenfchoolregeerder, man befaamt vangeleert- heit in de Griekfche en Latynfche taaie 5 Jakob Anthoniszoon •, Jan Pos Lub- bertszoon > Rykhout Ad riaanszoon 3 en Henrik Andrieszoon Wouw. Deez, een Amfterdammer, (lifters man van Hopman deRyk, was onlangs te voo- rentot Naarde met der woone gekoomen, en den anderen bygevoeght, als hebbende goede kennis aan den Baljuw, ende eenen fwaagher, byhem, in't leeger: waar door men verhoopte 't werk gaalyker te beleyden. Den fteêhou- der des Ritmeefiers, onder wien de der tigh gemelde ruyters behoorden, liet men ook neevens hen buyten gaan; zoo t'zynen verzoeke, als om dat hy goedt Franfoys fprak. Een vierendeel uurs van der ftadt, ontrent halfweeghe Buf- fern , bejeeghend' hun de Cornel Juliaan Romero, vraaghende; wie, en waar heene? Zy verklaaren hunne boodfchap ; enRomero weederom, dat Don Frederik de zaak en alles wat 'er aankleefde, aan hem geftelt had. De goede luyden, zonder eenigh blyk daar af te eyichen ('tzyuit ontzigh oftonervaa- renheit) vallen hem te voet, met aanbieding van de fleutels der fteede. Hy zeydthun, zy hadden ze hem by de poorte te leeveren, en aldaar te verftaan de genaade die hun gebeuren zou w. 'S Ridtmeefters fteedehouder, zichpy- nende de bezettelingen, ten befte des hy kon, t'ontfchuldighen, kreegh tot befcheydt, vaft het zelffte, en volght my naa de poort. Hier, dan, geeft men de fleutels oover, en bidt om vergiffenis. Juliaan, in 't eerft, antwoordde wel zachtmoedelyk, maar duyfterachtigh op 't verzoek. Doch, als de ge- maghtighden niet aflieten van fmeeken, gaf hy ten laatfte 't woordt, en de handt daarop aan Hortenfius, dat men nocht burghers nocht bezettelingen aan lyf oft goedt zouw befchaadighen: jaa verhaalde deeze beloften, totdrie- maals toe, aan de handt van Henrik Wouw. De zelffte fchreumte, oft een- voudigheit, waar door zy gelaaten hadden bewys van zynen laft te vorderen, deed hen ook alhier met zyn naakte zeggen te vreede zyn, zonder om fchrifte- lykbefcheydt aan te houden: invoeghe, dat hy, met achtentwintighSpan- jaarden, neevens hen, binnen de veften -, en voorts, by Gerrit Pieter Aarts- zoon, vanftadsweeghe, termaaltydtontfangen werd. Eer lange volghden hem vierhundert foldaaten, die men desgelyx, met allerley fiere van fpys en drank, naa 't befte vermooghen der gemeente, onthaalde. Terwyl deeze vaft moedt maaken, en met die weldaadt, het lichaam tot bederf van de weldaaders fterken, enonder'tflempeiienvroolykzyn, 't verftandt, op d'allerbitterfte fchendigheit, fcherpen, wies hun getal anendan: zynde de grachten bevroo- zen, demuuren verlaaten, en 't ooverklimmen onbelet. De Kornel, van taafel opftaande, deed, door den tromflaagher van 't Duytfche vendel, daar leggende, omroepen, dat alle burghers en bezettelingen, ongewaapent, in degafthuyskerke, dat pas, voor ftadthuys, gebruykt, hadden te verf chynen, om den eedt, aan zyn1 Majefteit, te vernieuwen. Het arm onweetendt volk (weenighen uitgezondert, die, ongeruft in de Spaan fche trouw, zich hier en daar, aan heymelyke oorden, verftaaken) vergaadert in 't Raadthuys -y de Spanjaarts daar voor: en zagh men zeekeren Paap, met zommighen van hun, aleen'wyl, op en needer wandelen. Deez, wen alles te hoop fcheen, komt |
|||||
«
|
|||||
DER NEDERLANDSCHE HISTORIEN". ir9
der weerlooze troepe verkundighen, dat zy veygh waaren, en op hun gewifïè j jytl
te denken hadden. Maar 'c aanzeggen, bereyden, en fterven , was een ding. Men mkt de groote poort oopenj leydteenpaarlykaan, enfchiét af, plompe verloorenin'thondertj meteen gillen en fchreeuwen, dat yder't hart deed fiuyten, endehairente bergh ftaan. Dat wordt, by die van binnen, fchich- tip-h beantwoordt, met een kryten en kermen, zuchten, en janken, om fleert en'flaal te vermurwen. 'T kouwde zweet breekt hun uit. Werwaarts ook zyzichkeeren, de wanten ftaan pal, en de doodt in de deur. Voorts vlieghen de vyanden, tot het kerkjen in, als verwoede wolven, den tfaaghenden droni, met deeghen en daggen, op 't lyf. Dat weemelen , onder eikandere, van een'fchaare, in zoo eng een' plaats gepakt, dat buy telen 'm hun eyghen, oft hunner meedeburgheren, en ipitsbroederen bloedt, dat root- en doodtver- wen van troonjen, breekenvan gezight, krimpen van leeden, vlechten varL vingeren , wringen van handen, was wel't grouwzaamfte weezen, dat ooit oogh' oft oore moght voorftaan. Maar niet den Spanjaardt heeft zoo deerlyk een'vertooning gejammert. Hy houdt 'er, eeven fel, met punt enfheede, op aan, zonder yemandt te fpaaren, uitgezeytvierperïbonenalleenlyk, die, door beloften van zwaar ranföen, gevankenis verworven. Naa 't pionderen en uitfchuddcn der lichaam en, fteekt men 't vuur in 't gebouw, om de geenen, die ziel tygh en de reeds onder de dooden gedolven laaghen, voorts met vlam en fmook te verdelghen. Ende werden alzoo ontrent vierhondertburghers, booveneen goedt getal földaaten, onder een dak , om hals geholpen. Nee-* vens anderen , onrünk daar Gerrit Pieter Aartszoon zoö wrang een loon, voor de heusheit, aan Romero, en zyn gezelfchap, beweezen. 3T geheele heyi" der Spanjaarden, nu, had men binnen de muuren, den roover in de huyzen > en het wee door aldefladtj gaande't onderfte booven, met rennen, rukken, breeken, fcheuren, fleepen, weghtorfèn; en ten heemel toe, 't huylen van wy- ven en kinderen, ondermengt met de naarheit van 't loeyen en blaaten der heeften, van flal gedreeven, oft daarop gelaaten in den brandt, die, na 't man- nen van den meeften buyt, haaft aan allegashoeken ge/licht werd. Dezelve ftommeltdefchuylersteniluyphoolen uit, en leevertder wreedtheit verfche flof. D'ellendighen, tot ontrent vierhondert toe, te voorfchyn koomende, worden ten deel aan rappieren gereeghen, ten deel met dolken doordrukt, ten deel van lidt tot lidt gemartelt, en aan ftukken gekapt, met bylen, ver- fchaftdoordeSpaanfche vleeshouwers. Zommighen, die, fors van vertwy^ feltheit, en trachtende hunne huydt, ten dierfte, te verkoopen, zich ter weere fielden, werden, wen zy meer niet moghten, als viflchen gekorven, en lankzaa- melyk ge wentelt in een' taaye doodt. Etlyken, die zonder bodt van weeder- ilandt, in handen vielen, werden tot op het bloote vel ontkleedt, en alzoo voor de ooghen hunner huysvrouwen en kinderen, doorfteeken. Anderen, omvan- gen op ftraat, van achter en voore, dienden der moorddaadigheit tot fpel: de- wyl hen, de Spanjaardts al lachende en fchettrende, met de fpitfèn van 't ge- weer, d'een den andere toejoeghen,en om hun kortswyl afmaakten. Nocht ker- ke , nocht kloofter, nocht ander Godshuys, oft eenighe gewyde oft ongewydë plaatfè, die van fchenden, van fchaaken, vaïi plaaghen, van pynighen, moor- den oft bernen, verfchoont bleef. Onder andere onmenfehlykheeden, quetfte men eenen burgher van tfèeventighjaaren, in den hals; ontfink 't bloedt met de handen ; dronk het op -, en gaf hem, daarnaa, de doodtf teek. Drie kranken vangelykenouderdoom, een vierde van vyftigh jaaren, werden in 't bedde vermoordt. Ende was niet min nooflelyk het ombrengen van twee ftommen, en eenen dwaazen beedelaar. Stokouwde luyden, van tachtentigh* van hon * wert jaaren, ter gekochte koft gaande, de zieken, armen, en afgëleefden, B b onder*
|
|||||
o
|
|||||
i9o P. C. HOOFTS ZEEVENDE BOEK
onderhouden in de gafthuyzen, moeden gelyke grimmigheit uitftaan. Ver«
fcheyde burghefs werden in de groote kerk, zoo op het welflèl, als op den tooren, en de trappen, gepriemt, oft van booven needer geworpen. Ande- ren, gedwongen den buyt, naa't leegher te helpen draaghen, betaalde men, met kling oft koeghel, hunnen arbeydt. Aan Hortenfms, als hy door orde des Graaven van Boifu, ter naauwe noodt van d'uyterfte befchermt was, quam ftrax een argher oover: wordende, in zyn huys en aanzight, zynen zoone 't hart uit den ly ve gelicht. 'T welk, oft het (gelyk men zeyde) thans gekookt, en der Spanjaarden fpyze geweeft zy, laat ik op zyn beloop liaan. Noch vier andre perföonen maakten zy daar af, onder zyn' ooghen. Verfcheyde vrou- wen werden by de voeten; zommighe bevruchte by de borilen, opgehan- gen: en der maate gefoltert met knellen en wurghen, dat ze onder hunne han- den doodt bleeven. Dan de lyken in putten gefmakt, als hun de oeveldaadt verwytende. Eener, ten grooffte fwanger, rukten zy't kindt uit denbuyk, naa dat zy dien met de gaylheit hunner vuyle lullen bezoedelt hadden. Men voeght'erby, datzy'tverfcheurden; de ftukken in hunne dyzakken ftaaken; endtlyk zooden oft brieden, en verflonden. De afgemartelde moeder gaf kortelinx haaren geeft. Maaghden , meyskens van dertien en minder jaa- ren, werden tot gelyke fmaadt, en eerlooze dartelheit misbmykt. Onder andere kraamvrouwen , deeden zy 'er eene, barvoets, in een mouweloos on- derroxken, met een wighjen van eenen dagh, het tweede van achtien maan- den , oover de doode lichaamen heene , ter poort uitgaan. Van waar zy voorts , door de meeuw treedende , in 't dorp Huyzen, een' uure van der ftadt, en feedert nochtans tot haar' voorighe gezontheit, quam. Eenen nier- kclyken hoope burgheren, achterhaalt ten platte lande, in 't vluchten, ftroop- te men zoo wollen als lyngewaadt af, en hing hen moedernaakt op: der wyze, dat'er, in alles, niet booven tleftigh, te lyf bleeven; van de welke veertigh ontquaamen, de reft geranibent werd. Indien ik't beloop eens geweldighen veltflaghs verreekende, en 't loflyk ooverlyden van helden, Hortende hun bloedt, voor't gemeene befte, in de waapenen; zoo vele, droeve nochtans, hoewel eerlyke neêrlaaghen, achter eikandere, zouden my teeghens de borfl geworden, en de leezer lang zat zyn. Noch was het de Spanjaardt niet, van zyn' handen , fnooder dan op beulfche wyze , te fchenden aan zulk een' meenighte onnoozel volx, dat zich, alsfchaapen, liet flaghten. DonFrede- rik, daarenbooven, verbood, by oopenbaarenuitroep, aan ald'omleggende plaatfen, op lyfftraf, eenighen burgher te herberghen: en binnen der ftadt, yemandt ter aarde te brenghen, eer hy daar anders in voorzien hadde. Zulx de lyken, langen tydt, tot aas van honden, vooghelen, en allerley onreyn ge- dierte , bleeven leggen: en de weeduwen benoodight werden oover haare rot- tende mannen, kinderen oover ouwders, vrienden oover maaghen te ftappen, waar zy voet uit de huyzen zetten, die, om een deel van den buyt te berghen, teeghens den brandt, behoedt waaren. HenrikLamfertszoon Burghermee- fter, zyn de met yflyk pyntuygh aangetaft, en eyndtlyk zyn' zooien teghens een vuur verbraaden, had tweehondert kroonen ranlbens belooft 5 daarnaa zyn oopen gezien, en toevlucht, naa't kloofter, genoomen-, maar werd ver- fpiet, den Baljuw oovergeleevert, en op't huys te Muyde gebraght. Thans quamp 'er, van Don Fredrik, een vonnis, luydende, dat men hem, -als eenen Majefteytfchender, en den Prime gezwooren hebbende, in zyn eyghe deure zouw hangen -, voorts vierendeelen, en de ftukken ter poorten uitfteeken. 'T welk by den geheymfchry ver der ftadt afgeleezen werd, en alzoo uitge- voert, ten ooverzitten vanetlyke burghers, geen' Scheepenen, maar, hier toe, van ftraat, opgenoomen. Naamelyk d'uitgeweekene en verbitterde ftee* delin-
|
||||||||||
1572,
|
||||||||||
....- '\, -v-
|
||||||||||
\C£/tL >r
|
||||||||||
DER NEDERLANDSCHE HISTORIEN. ipi
delingen, diedeftemdesLandtvooghdsvolghden, waaren nu weeder inge* 157a,
koomen, en koelden hunnen moed t, aan de par thy 5 die in 't onderfpit lagh. My is, zeeker, indachtigh , dat Dirk Heynrixzoon, my dienende voor Schout van Naarde, aan deeze luyden, de meefte fchult plagh te geeven, van dit fchriidyk onheyl , zynen vaader oovergekoomen. Naa 't vertrek der Span- jaarden, volghden de Waaien, naa de Waaien de Hooghduytïchen meêflee- pende't geen d'anderen niet hadden kunnen laaden. Dat meer is, die van d'om* geleeghe plaatlèn, in fteede van deernis, methunne bedrukte gebuuren, te hebben, quaamen, daarnaa, 'tlutteldat'erooverfchoot van hooy, oftonge- dorftkooren, voort onbarmhartelyk opplonderen, en met waagenen wegh- voeren: oft men verkocht het, ten dierrre, aan de arme weeduwen en weezen: diedaarenbooven gedwongen werden, hunne vafte goederen voor geringen prys aftefbian, om, t alle tien daaghen, een' merkelyke f om penningen te moo- ghen opbrenghen , tot beleening der földaaten van de naafte bezettingen, Noch vond men menfehen, voorwaar dies naams onwaardigh, zoo veraart, en oovergeeven, dat zy uit weeldrigheit van harte, met (champere gedichten, en fmaadigheliedekens, huneyghe vuyligheit, den onfchuldighen, door de neuze wreeven; en den ellendighen d'ellende, eeven als een'larterfhik, ver- weeten. Als alles, wat eenigh gevoelen had, aan 't eyndt geplaaght was, moefl het ongevoelyke voorhouden. Poorten, muuren, toorens, werden in de graften geworpen , en tot beneeden de (Iraaten geflecht, door die van dé Goeiiche dorpen, daar toe gedreeven, enopgepreft, bypeene van hen daat- lyk aan kooien te leggen. En dit, in voldoening van een vonnis, dat, toenmaals ongefchaapen, noch elf maanden daarnaa inde penne bleef, en eerfr. den ze£ ten van Slaghtmaandt des volghenden jaars, door den Landtvooghdt, gevelt werd. 'T zelve verklaarde ook alle handtveflen, vry doornen, goederen en inkoomften der /reede, verbeurt te zyn. Dus eer-en godtvergeetelyken, fprong met Naarde de Spanjaardt om j viellicht zich inbeeldende, der werelt te kun- nen diets maaken, dat de /ladt zonder verding oovergegaan was, om dat z 'er geen fchriftelyk blyk af had. Maar, gelyk zy den vyandt, alzoo heeft Hol- Jandt, zonder brief oft zeeghel te zien, dier burgherye by haar enkele woordt gelooft, en het daar voorgehouden dat zy trouwloozelyk bedrooghen, en by~ gebraghtwas. Dervoeghe dat deeze fchrik, waanende een' algemeenever» fleeghenheit te baaren, recht anders, uitviel, en, zoo in geeftelyken als weir- lyken , d'alderhooghfte ftyfzinnigheit, tot teeghenftant, wracht: gemerkt beyde Roomfchen en Onroomfchen, oovereen' zelve kam gelchooren niet meer veyligheits in 't daadinghen, dan in 't weer bieden, vonden. Ook werden degemoeden, in'tneemen van zoodaaneen'plooy, niet weenigh gefrerkt, Botlandt door eenen toeval, van den heemel gekoomen 5 diemenindeezerwyze, ver- verhardt telt. D'Enkhuyzers en hunne gebuuren, om dien van Amïlerdam den zee- dm de bouw te bederven, hadden eenighe wrakken, dat'souwdeicheepen, wel ge- mmdtvm ballaft, in 't Y gezonken, niet verre van der ftadti en bleeven, boovendien, daar aar e' ontrent den meefter te waater maaken. Binnen wyle winterd' het aan j floegh fchielyk, en zoo ftreng aan 't vriezen, dat, eer men zich des hoedde, de Noordt- hollanders van 't ys beklemt werden : daar dubbel gevaar uit rees. Want, voor eerft, waaren de icheepen fchaarlelyk van lyftoght voorzien 5 zulx 't volk Wonderlyk^ begon te morren , gercedt om daar af te loopen, zoo men hun niet, met verlogen moeyte, eenighe eet waaren toegevoert hadde. Ten andere was de vyandt derNmclt- niet om zulk een voordeel te verwaarloozen, en hen, in die geleeghenheit, on- hola^dichê beftookt te laaten. In dus een' kommer, ontbood men de Waaterlandfche „nnv\L*
j voor Jiui<' aorpenop, om een'vaart, tot Pampus toe, tebyten, en t'onderfraan, oft de fier dam*
fcheepen oover die ondiepte te kryghen waaren. Een geweldigh rak was mthetjs* Bb 2 dit,
|
|||||
■>
|
|||||
292 P. C. HOOFTS ZEEVENDÈ BOEK
ifjj, dit, en't ys zoo dik gebakken, dat men, naa zwaare koften enarbeydt, het
verlooren werk fleeken liet, Ende ginghen 'ernuraadflaaghenom, van'tee- fchut naa den grondt te zeynden * wat berghbaar was, wegh te fleepen -, en met de reft te doen, 't geen men, by gelyke zwaarigheit, liever heeft, dan den vyandt te verryken: als een felle windt, opftaande uit den Noorde, de fehors des waaters komt fcheuren, en een* wydtgaapende reete, genoegh naa eyghen wenfch, voor 't bootsvolk, maaken. Voorts volghd 'er zoo hoögh een' vloedt op, dat de fcheepenfchiertweemaals zoo veel' ellen diepgaande, als men ge- woon is voeten nats in't Zuy dergat voor Enkhuyzen te hebben, echter daar deur, en in behouden' haavene, raakten. Ook waaren zy zoo haalt niet oover, oft het ys floot terftondt, en vlydde zich in zyn eerfte leegher. Al 't welke, hoewel herkoomende uit naatuurlyke, en menfchen begrip niet oovertfef- fende oorzaaken, nochtans, als nooyt gezien oft gehoort, voor een' groot- achtbaäre wonderdaadt $ en klaar bewys der Godlyke gunfte, ómhelft werd, die haare waapenen van wandt en waater, tot handthaaving der rechtvaardi- ghe zaake, zoo befcheydelyk te werk ftelde. Maar de Graaf van der Mark, alshadd'hymishaaghen in den algemeenen bandt gehadt, waarmeede'ton- Wreedt- befcheydèn woeden der Spanjaarden de harten te zaamën knoopte, bedreef bek van een lafterlyk ftuk , en maghtigh om, opnieuw, de geneeghenheit dèrOn- Lumej,aan roomfchen wendigh te maaken : van welx omftandigheeden ons dit is voor- Tater Kor- gekoomen: het kloofter van Sant' Aaghte , binnen Delft, had, tot zynen nehm Uu- pater, Cornelius Müfius, manvantweeëntfeeventighjaaren, meer dan mid- Jujsjge- delbaare geleertheit, Poèetfchen geeft, zoetlyken ommegang, zonder op- " * * lpraak van bitterheit > zulxhy zelfs den Prinfe zeer aangenaam was. Als nu zyneDoorluchtigheitweëderinHollandt, enby hem , ge'lyk deNedéfland- ichegrootenen al 's Koninx Raadsluyden doorgaans plaghten, quam t'huys leggen, was hy beraadengeweeft, metd'anderePriefters te vertrekken■ dan had, door bevel van den Prinfe, en onder de veylighe hoede des zelven, fteê gehouden. 'T geviel nochtans dat hy naa den Haaghe ging reyzen : en de Prins, oovertaafel, dies eenigh misnoeghen toonde. WaaropLumey zich : uitbood, hem in te jaaghen, en te rug te voeren. Dit by den Prins toegeftaan zynde-, fteekt hy op wegh -, achterhaalt hem, en ryd t 'er mee naa Leyde. Hier brengt men hem, des aavonts ontrent vyf uuren, ter woonfteede van zeeke- ren eerlyken burgher^ daar terftondt dronken inkoomen twee gemaghtighdeii vanLumey, met zynen Prediker, Provooft, en den lèherprechter, willende plaats ingeruymt hebben , om hem te pynighen. Des inwoonders huys- vrouw, zich ontzettende in zulk een'aanmaaning, wees hen tot ftads gevan- kenis; en hoe't buy ten behooren was, burghers huyzen daar toe te gebruy- ken. D'anderenflaan'tinden windt j doen zich gehoorzaamen ■, zyn' krop met waater, teen en gemaght met knelling van koorden wurghen -, tot dat liet lyfder ziele te bang werd, die hem fcheen te begeeven. Men wrong 'er echter nochtwaarheit, nocht leughen uit, die zyn' onlchuldt in twyftel kon trekken: enfleepthemgenoeghZaam, dien de gefloopte leeden nauw draa- ghen konden, dies niet teeghertftäände, naa den blaauwen fteen, daar hy> zonder eenigh maxel van rechtsplëeghing, gehangen werd, en maar half ver- ftikt, in de doodtfmart gëlaaten. E nde men fpréyde, om dit vuy 1 te verbloe- men, een gerucht uit, hoe hy getracht had den Prins te vergeeven •, zoo ver- re van waarfchynlyk, dat zyn Doorluchtigheit, terftondt naa de kundfchap zyns vangens en vervoerens, eenen boode, met onthiet om hem te flaaken, 'afveyrdighde. Dan Lumey beval de poort toe te houden, tot dat het werk volwraght was, en de brieven te fpaade quaamen. 'T lyk, zoo men den Paus- gezinden gelooven magh, werdt gebraght in 't huys van Lokhorft binnen der
|
|||||
«
|
|||||
DER NEDERLANDSCHE HISTORIËN. i^
derftadt, en niet begraaven, voordat'erdemanlykheitaf, ende reuzel, tot t*}J%.
befpottingh van 's Paters vettigheit, uit den buyk, gevilt was. Welke* zoo vervloekt een handel, niet alleen der parthye een leelyk brandtmerk, maar ook den Prinfè en Staaten een' diepe wond in den boezem , den pleegher zelf een trap tot zynen ondergank ge weeft is. In deezen ftandt der zaaken was Don Frederik t'Amfterdam gekoomen, toereedende om de Haarlem- Don Fre" mers te bezoeken j die daarentuflèn, by brieven, bybooden, met eiïmiering ,\ vanhoope, van vreeze, werden aangevochten. Want d'intreê des winters \ m* e1"* deed hem't beleg zwaar voorftaan: naa de Lente, was tefFens naa't fierken ue„f)em hunner veften toeven. Dies had hun Bofïu onlanx zeer ernltigh, wydluf- jjaarkm tigh , en trouwhartigher wyze gefchreeven , wat ellenden hun makende toe. waaren, zoo zy weygherden zich aan die van anderen te ipieghelen. Nu hielden de Regeerders van Amfrerdam, byheymelyk bedelde brieven, hun 't zelffte voor 5 en maakten zich fterk , hunnen zoen te bemiddelen -, 't en waar zy 't op d'uitterlykheit van den dwang lieten aankoomen . D'een oft d'ander uitgeweeken onderwond zich, gelyk vertoogh, aan vrundt oft be- kende, te doen. Welk fchry ven, indeVroedfchapgebraght, veelvoudighe bekommeringen, en verfchil van gevoelen baarde. Een goedt deel verfton- den, dat alle beraadt op handeling uit had, daar de bondigheit van 't ver* dragh aan 't woordt der meyneedigheit hing. Wat had Mechele verbeurt ? waarmee Zutven, verdient , onder 't rußen op daadingfpraak, zoofnoodelyk ooverrompelt te wordeii ? T>ien dit, als van hoor en zeggen ,flaauwelyk ter h ar- te ging •> moghtvanden t oor en gaan zien, hoe Naarde lagh en rookte. Wilde men 't ander voor bedrogh reekenen: die naam had ook zyn' eerloosheit. En zoo 't, naa heedenfih krysgebruyk ,floer en moght', zeeker 't misbruyk daarop ge* volght, was naar ge ener ley recht te verantwoordden. xJMaar't gepleeghde in Goey landt kon, opzynfchoonfl, niet dan verraadt de vuylfl' aller valsheeden heet en. Men had dan aan den cPrinfe tefchikken; zonderflaauwhartelyk te laa- ten leggen, 't geen zoo manhaft e lyk was aangeheeven. Anderen, 'sKoninx Ryken, Voritendoomen, en zoo veel' tytels tellende, waanden, dat hetge- raafl waar, zich daar teeghens in te binden, met een arme handt vol v o lx, die Hollandt en Zeelandt konden uit keveren. Maar die geen' re ede wifl te vat- ten, had van d'erv aarenis te Ie er en, 't welk zelfs de dwaazen plaghten te doen. Naa'sTrmfen hulp e te vaflen, was om midlertydt uit te teeren: en hoe doch bekoomen dengeenen die daar opgefleunt hadden ? T>ie de hoope derge-^ naade wraakten, zaaghenflechts uit een oogh -y en alleenlyk op defleeden, die 't geweldt verwacht hadden. Zoo men 't ander ook oopende, en op degeenefloegh, die zich by tyds verootmoedight hadden, hoe groot een getal was 'er zynfwaa- righeit, door buyghen, te boovengekoomen? Op deeze zyde viel d'oover- De vroed- ftemming : en werden Jonker ChriftorFel van Schaaghen , Dirk de Vries fchap Outburghermeefter, en meefter Adriaan van Afïèndelft * Loontrekkendt lygbtm Raadt der ileede, bedektelyk naa Amfrerdam gezonden, om met Don Fre- handeling. drik te woorde te koomen. En op dat men niet plotiely k fcheene uit het ver- * Penf10- bondt te vaaren, was hun belaft. vier oft vyf daaghen uitftels te verzoeken, om mrIS* binnenwylede zaak met de Staaten te beraadflaaghen. 'T welk vernoomen zynde by Hopman Wy bout Ripperda,ooverfr e der ftadt; zoo ontbood hy, teeghens twee uuren naa middagh, de fchutters en andere burghers, in den ,,. , nieuwen doel 3 en hief daar, ten by weezen van Jonker Landflot van Brede- daarentee - roode, Adriaan van Dort Schout, en Gerrit Stuyver, aldus aan. Het waar, „}mu fijft manhaft e burghers, uwer vr oomhei t en deftigheit te kort gedaan,zoo ik upoogh- % burghers de f onderrichten, wat het in heeft,den vloek Gods, tot borghe van menfehen be- tot teegen- lof te , teflellen. En 't ü zoo welden minfle als den meefte bekent, hoepleghtigh wm' B b 3 de
|
|||||
«
|
|||||
lp* P. C. HOOFTS ZEEVENDE BOEK
1572, de Majeftraat deezerfieedegezwooren heeft, in geen' han deling met den Span*
j aardt te treeden, buyten we et en -van my ende zeeven Hoofthopluy den,' Thee ft haar echtergelieft, zonder yemandt van ons te kennen, ineen ftuk, daar bil- lyk 'tgevoelen derganfchegemeente op te hooren ftond, gezanten terßuyk uit te fchikken , en vergiffenis vanplichtpleeghing te verzoeken. Ende blykt nu> hoe loflyk men op luyden bouwt, die, met fchoorvoeten tot de goede zaakege- fchreedenzyn: dewylzy hunnen grondt oopenbaaren, en met vollen run naa den vyandt toejaaghen, zoo ras maar als zyn trom, op 't uyterft onzer grenzen gehoort wordt. Jonker Chriftoffel, Burger mee fier de Vries, e n Af]endelft zyn heenen, om der Spaanfche opgeblaazenheit te voet te vallen, zich vroedtmaa- kendezidk een' hoomoedt, metfineeken, te vellen. Zoo onze lotmeebrengt, die eeuwe te leeven, daar men den eedt voorfpelhoudt, en zoo lichtveyrdelyk de fchup geeven maghaan verbondt, met Stadt houder en Staat en gemaakt <> ten minfte moeflen zy hunn' eyghe welvaart niet vergeet en hebben, nochte wat dien van Mee hele, Zutven, Naarde, w eedervaaren ü. Maar men brengt fraye brieven van d' Amft er dammer wethouders, en den paft oor van 't Bagyn- hof te voorfchyn, die de middelen in de mouw hebben, om wolven in lammereu te veranderen, en van oovervloedighe genaade, en goedertierenheit, opgee~ ven. Voorwaar, is'er yemandt zoo zinneloos, die zich dien hoonigh laat om den mondt fineeren, en zich daaraan ver gaap en kan, in my zal't niet koomen^ dat men zich vayligher op het zeggen v an d' Amfter damfche lyfejghens des dwingelands, oft op een* verloopenpaap, magh verlaat en, dan op het woordt van Romer o, daar zich de Naarder s mee bewaart waanden. Beydt: beet er, in'tbetracht en van eeren eedt', tot d'uiterftefnik aadems, tot de laat ft e drup bloeds, voor de vry heit der ft eede, gevochten i dan zich willigh in jlaaverny geworpen, en de verfoeyde ziel, onder duyzenderley dartelheyt, hoon, en quellaadje der Spaanfche moedwil, verloor en. T)it 's 't opzet van een' Vries. Hollandt plagh ook mannen te fokken : en my verlangt te hooren, hoe 't de Haarlemmer harten verft aan. Deeze, en gelyke reedenen zette hy met bran- dende ooghen, flyve kaaken, om't eyndt der zaale te beroepen, derwyze, uit, datookdevroedenenachterdochtighen, ten hooghfte ontroert werden: en 't meefte deel, luyderflemme, verklaarde, gereedt te zyn, hals, haave, voor de vryheit des vaaderlands, onder zoo ruftigh een' ooverfte, te waaghen. Naa't welke, aangenoomen met dankbaar en heughlyk gelaat, elk, ontfloo- ten door beweeghenis, den anderen tot ftantvaftigheit aantrooftte; en de zaa- Haurlem menmg fcheydde. Zynde de zinnen aldus tot teeghenweer gewendt j fpoey- fchikt ücb demenallegereedfchapi verkundfchapte den Prins van ftadts geleeghenheit; tot weeder- en zond aan Lazarus Muller, om eenighe zyner benden. Muller, dat pas, tot ftandt. Nieuwendam geleeghert, verliet dat dorp en de Blokhuyzen van dien oordt, Scbanfen, enveyrdighd'hun toe, vier vendels, beleydtbyJakobSteenbach zynen ftee- aan dm dehouder kornel, ChriftofFel Vaader, Lambert van Wirtenbergh, en Mar- ?*J5T tenPruys- Met de reft zynes volx, toogh hy, verby Haarlem, naa Ley de. dvk ver- Waardoor, d'Amfterdammersaldefchanfènaanden Waaterlandïchen dyk, laaten, en ze^s °°^ Saardam , zonder flagh oft lToot, inkreeghen. De gezanten van byd'Am- Haarlem, hoewel zy met geen afwyzigh aanichyn by Don Frederik ontfan- flerdam- gen werden, verworven echter meer niet, dan dat hy zich hooren liet, blyde mets , in- oover hunne bekeer ing te weezen, en ten befte te zullen fchry ven, aan den genoomen Hartoogh zynen vaader, om de verzochte genaade. cDaarentuffen zouden zy ervie)- paan en fcfoikfón de foldaaten te loozen. Dirk de Vries, viellicht kleene f maak
tin? der ve- . majthtiJb~ *n zo° ^nrad een antwoordt, en quaader oogh op 't vorderen der krysrufting den van hebbende, oft (" zoo 't heette} om te wachten op naader beicheydt, bleef
Haarlem, t'Amfterdam. D'andere twee tot Haarlem gekeert op den vyfden van Win- ter- |
|||
DER NEDERLANDSCHE HISTORIEN, zpf
tcrmaandt, vonden de beelden en Roomfchen Godsdienft ter kerken uitge- \<yi.
worpen: werden voorts daadrlyk in hechtenis genoomen, en op Delft, naa Tweek.ee* den Prinfè , gevoert. Men wil dat Jonker ChriftofFel, in 't uitrpannen tot ren'erte Leyde, lichtelyk ontgaan kon, 'tenwaarhygewaanthadde, met het befluyt rHg, en der vroedfehap voor alle vierfchaaren genoegh te mooghen beftaan. Maar mrden zyn' Doorluchtigheit nam't hoogher, en hield den Staate daaraan geleegen &evan&€m tezyn, datniemandtvolmaghtaannaame, die teeghens zyn' eyghen eedt, en den plicht van de laftgeevers ftreed. Dies gink men ernftely k met hun te rech- ^ ■ f tej ende werd meefter Adriaan oopenbaarlyk onthalft. Jonker ChriftofFel or^J ooverïeedindegevankenis, aanmisquaam (zoo men zeyde^) van zwaar py- schaa* nighen. Voorts verzuymden nocht Prins, nocht Staaten, dien van Haar- ghm, 'm lern, by brieven, moedtin tefpreeken, beloovendeallekoilen van 't onder- vmkenis houdt der krysluyden, uit de gemeene borze, te vergoeden. En quamp 'er geßorvem de Heer van Sant Aldegonde, uit laft zyner Doorluchtigheit, de wet verfiel- Aldegonde len. Zommighen der zelve, die tot het handelen met den vyandt geftemt had- kom* de den, bewaarde men, eenen zeekeren tydt, in hunne huyzen. Uit dubbel ge-lPCl m tal, by de lèhutterye genoemt, werden verkooren, tot Burghermeefters, Jon- l 'w ker Johan van Vliet, Niklaas van der Laan, Gerrit Stuyver, Pieter Kies: tot J e ' Scheepenen, Willem Adriaanszoon, JakobHeuflèn, KornelisRyken, Pie- ter Bal, Niklaas Matheuszoon, Adriaan van Berkeroode, Matheus Augu- ftynszoon. In de Vroedschap werden 'er tien verwiflèlt. Alles onder verklaa- ring dat dit kreuken van de handvefïen der fteede alleen der dringende noodt toe te fchry ven, en geenszins in gevolghe te trekken ftond. In handen der nieuwe ooverigheit viel een brief, gericht uit Amflerdam aan d'ouwde, en onderteekent by Dirk de Vries neevens andere uitgeweekenen. 'T was een* vermeetenisvan 'sKoninx grootheit, en d'aankoomende krachten, om der vreeze meer klems te geeven, en hun diets te maaken, dat het beleg zwaarder vallen zouw, dan't krysvolk Qaa by weeghevanwaapenen^ uit der iradtte helpen. De brenger van dit fchry ven had het eenen huysman te bcftellen gegeeven: werdeeven wel bekent, en met defrropgeftraft. Derhalven Don Frederik, bezeffende, dat het verlooren gedreyght was, om die van Haarlem te doen zwichten, maakt zich, den achtften der maandt, op. De voortoght, gekoomen tot by Spaarendam, daar 't Spaaren zyn waater, door de fluyzen, in 't Y braakt, vond den dyk, die d'cenighe heirbaan was, ter weederzyden afgefteeken en volle final van kruyn, om by eenen man, in de breette, betree- den te worden. Wat uitwaarder was men bezigh met hem al heel te doorfhy- den, en het Y op de weyden te florten -, maar dit te Iaat begonnen. Niettemin, twee bolwerken, aan eiken kant een, met gefchut en iöldaaten voorzien, hiel- den den doorgang toegeblokt. Om kennis van deeze geleeghenheit te nee- men, werd Rodrigo Sapata, met driehondert mann' lütgeichiktj danafge- Schanfmg keert, hoe flout hy ook aanviel, by die van binnen,/taande onder't bevel van totspaa- Gerrit van der Laan, en Marten Pruys. Een koeghel van een veldtfruk floegh rendam* Sapata zelfden flinker arm, tot aan de elleboogh, af. Hy, daaroover te rug getooghen, braght eevenwel beicheyde kundfehap (zoo hem docht3 van de geftaltedeswerks, enden moedt der iöldaaten, aan Don Frederik: die ter- ftondtmethetheir, en vier groove ftukken voort rukte > onberaaden noch- tans , hoe men de fterktcn t'ontginnen hadde. Dies ftak zyn toelegh als 't "er op aanquam 5 tot dat hem Juliaan Romero etlyke Roomsgezinde boeren braght, die aan weezen, hoe de befchanfïngen, ongeflooten teeghens't Weil, enoo- ver't ys te genaaken waaren. Naa deeze oopening werd geluyflert, en die Kornel gelaft den vyandt op zyn weekft teneemen. 'S nachts naa den nee- ghenden wakkerde de vorft, die aan Juliaan het padt binnen deur verzeeker- B b 4 de.
|
|||||
e
|
|||||
296 P< C. HOOFTS ZEEVENDE BOEK
15-72. de. Waar langs hy, op den tienden, 't Wefteyndt van den dyk fchikte te kry-
ghen, en met zyn regement, van achter, in de bolwerken viel. Die van Haar- lem, ziende uit der ftadt, hunne voorburgh, zoo zy 't achten, in noodt, veyr- dighen burghers en foldaaten, van elx een vendel derwaarts. D'andren ver- daadighden zich dapper 3 maar zynde't voordeel der borftweer quyt, en ge- dwongen handt voor handt te vechten, konden de hulptroep niet inwachten. Dezelve Driehondert bleeven 'er op de plaats: Hopman MartenPruys was 'er een af. veroovert Dereft, zich tenys begeevende, raakte ten deel daarin en onder, ten deel, by de span- daaroover, tot AfFendelft, en in de Beverwyk. Het volk, t'hunner byftandt jaardts, gezonden, vertoogh zich al fchermutfende weederom binnen Haarlem. Spaa- Dle ^°' rendam werd, aan twee vendelen Waaien te bewaaren gegeeven. Des andren IT tiem daaghs, vertoonde zich Don Diego de Carvajal, met vyfhondert Spaan- fche busdraaghers, onder 't gefchut der ftadt, om hetLeproozenhuys in te neemen. Waarteeghens de foldaaten een' vruchteloozen uitval deeden. Ter zelve tydt liep de windt om , en fcheen 't weeder tot dooyen te nyghen. 'T welk Don Frederik deed ylen, om't heyr op het harde te brengen. De Spanjaarden, fterk zeifendertigh vendelen knechten, lloeghen zich, voor de Kruy spoort needer: de Duytfchen, achtien vendelen, onder denGraave van Ooverfteyn, voorde Houtpoort: de Waaien, tweeëntwintigh vende- len, onder Noircarmes, Capres, en Liques, in't Weft, teeghens den duyn- kant. Zyn ruy ters leegherden in de naafte dorpen, zoo aanltrandt, als aan den wegh binnen deur op Alkmaar, om Zuyd- en Noordthollandt van elk an- dre te fcheyden. Zy waaren in 't eerft niet booven achthundert3 maar wie£ {en, te met, aan, ten getaale van vyftienhondert toe. Zoo deed ook het voetvolk 3 in voeghe, men geloofde dat, in 't eyndt, al zyn' krachten t'zaamen by de dertighduyfent mann' maakten. Doch, hoogh fchynt deeze begroo- ting, en nauwlyx te gelooven 3 hoewel de vendels, datpas,maghtigh, en van meer dan tweehondert koppen, waaren. Voorts kreegh hy van Amfterdam veertien metaale ftukken, zommighe veertigh, andere zeflenveertigh pond yzers fchietende. En zond hem zyn vaader toe, drieduyzent Luykenaars, geoeffent in graven en myneeren 5 die meeft all', aan en ontrent de wallen, ge- ipilt zyn. Onder 't gereedfchap van oorlooghe, waaren zeevenduyzent paar ys- oft ily kfpooren, om de voetftappen op 't gladde te veftighen. Haarlem hierteeghens, hoe wel't in grootheit uitmuntte, had nocht konft nocht na- tuur te baat, en luttel zyns gelyx van fwakheit, onder de Hollandfche ftee- den. De krysluyden, nu daar binnen, moghten twaalf hondert, oft wey- nigh daar booven zyn. Voorraadt van mondt en oorlooghe quamp'er krap genoegh om, al waar men ook buyten vreeze van langduurigh beleg geweeft. Maar 't had den Meerkant oopen. Want het beflooten waater was 's vyands fcheepen in den weeghe 3 en de laaghte der weyden aldaar onbequaam tot win- terleeghering. Dies werd, van tydt tot tydt, de ftadt hier lanx voorzien met lyftoght, gefchut, waapenen, volk 3 in voeghe, datzy, voor'taffnyden des toevoers, vierduyzent knechten, zoo Duytfchen, als Waaien, Franfoyzen, Ens;elfchen, Schotten, in had. De Hopluyden zyn geweeft, Wybaldt Rjppar- da, Jakob Steenbagh, Chriftoffel Vaader; Lambert van Wirtenbergh, Mathys Pruys, Chriftoffel Gunter, Schram van Brunswyk, Kurey, Vehemy, Mar- gottin, Ardenne, Sohey, Paris, Seminado, Jafpar, Balfour, Mauregnault, Mandoris, Michel. Noch kreegh zy veertighoft vyftigh ruy ters, onder Wou- ter Enkhuyzen, geboortigh van Delft. Om al deeze behoeften binnen te hel- pen , diende grootelyx 't miftigh weeder, en de gefwintheit der ysfleeden, die, voortgemkt van twee oft drie paarden, met wyd omherzwaayen, defchild- wachten te leur ftelden, en daartuflen door flipten. Zeshondert weerbare mannen
|
|||||
<
|
|||||
DER NEDERLANDSCHE HISTORIEN. ipf
mannen , geleezen uit de burglïêrye, gaaven zelfs den fbldaaten in koenheit ï 57J ;
niet toe. Ook hadden zy bynaa duyzent delvers, volk van allerley foorte; booven driehondert wyven, befcheyden, tot het zelffte werk, onder Ke- nau w Simon Haffëlaars, een' moedighe mannin, weeduwe van zefïènveer- tighjaaren, onbefprookenvanleeven, en van een der befte huyzen > die niet fchreumde, metfpiets, bus, en rappier, in vrouwen ge waadt, den vyandt te keer te gaan. De ftadt aan wykken verdeelt, en yderzyn hooft toegeleydt zynde; viel men, met alle maght, aan 't reppen der fpaade; worp ecnighé fchanskens opi, die tot ileutels der Meere dienden j verzwaarde wallen en borft weeren daar'tnoodighft bleek; derwyze, dat men ze in vier oft vy f wee- leen, wel driemaals zoo kloek zagh als toen 'er de vyandt eerft voor quam. Maar de fterkfte knook der veftinge was een raavelyn voor de Kriiyspoort^ teeghens oover den oordt des Veldtheers ^ die zyn herbergh op 't huys te Kleef genoomen had. Geduurende de aantoght des zelven, beval den Prins den Graave van der Mark, zich met vyftien vendelen knechten, vier kornet' paar- tumej $ den, en zes veldtftukken, byLeyde verzaamelt, optemaaken> omhem een 'gejonde n voordeel af te zien, en zich ter zyde van't bos, lanx 't waater teleeghèren: mbJJ an ^ 't welk genoeghzaam zoo veel was, als de ftadt, tot de Meer toe uitbreyden. ^ won Dan Don Frederik, gewaarfchu wt van zyn'koomfte, zond hem't regement gCnaaghcm van Lombardye te gemoet; Boflii, Noirkarmes, en Romero vooruit, met tleeventighmoskettiers, en tachtentigh lichte paarden; de welke gekoomen ontrent den Weelighen Bergh, zich ter weederzyden, achter 't geboomte, verftaaken. Het viel, dat pas, een* dikke meeuw; enLumey in de laaghe, zonder te kunnen oordeelen van 't getal der troepen zich onverziens oopen- baarende. Zyn'ordening derhalven, gegroet van de mosketten ter eene, en befprongen van de paarden ter andre zyde, teffens van vooren gedreyght, wrikt, en verwart zich, eer 't regement aan 't treffen raakte. Wel deed hy al, watdoenlylcwas$ om's vyands toefcheut te ftuyten: maar werd hffelyk ingevolght, en, naa twee paarden hem onder 't lyfdoorfchooten, metgezel der meenighte nu op de lofFe loop geftelt. Eenighe vendrighs, daaronder Jakob Martens een zoon des Raadshooftmans van Vlaandre, zich bewinden- demet hunne vendels, wilden daarin doorfteekenzyn, liever, dan deel aan de vlucht neemen, die zy vergeefs beftaan hadden te fchorfen. By de duy- zent werd 'er doodt gefmeeteii;met groot gevaar van argher,waaren de paarden gelcherpt, en't ys der Meere te vertrouwen geweeft, om met de naajaght voort te vaaren. Met de gevangenen werdleelykgeleeft; Babtift van Trier , en Hans Keiler, by't eene been opgehangen : onaangezien dat Lumey, voor deneerfte, tweeduyzent kroonenbood, booven neeghentien fbldaaten, die hy van den vyandt in hechtenis had, en thans, in weederwraak, dergalghe toeveyrdighde. Hy liet 'er vier ftukken gelchuts, meeft al de vendels, en een* hoop waaghenen met voorraadt: de Spanjaardt booven twaalf man niet. Don Frederik, hebbende deez' ooverhandt behouden en de leegheroorden om- graaven, uitgezondert de zyne, die onbefchanft bleef, leydde in beraadt, waar men naaderen, en de beukeryen fliehten zouw. D'ervaarenften vonden de zyde naa 't bos toe bequaamft, daar de wal op zyn weekft was, en mak- lykft te beklimmen. Dan men had drie oft vier daaghen van doen; om 'tge- fchut te vervoeren; enlietdeSpanjaardts, als ge wendt tot zachter lucht, in't harte van den winter niet geirne ter plaatfè leegheren, daar zy, geen'huys- vefting vindende, benoodight zouden zyn, zich, onder lichte hutten, oft den blaauwen heemel, te behelpen. En 't gevoeghde den Veldtheer quaa- lyk aan zynen oordt ftil te zitten. Ende, zoo wel, zyn' landsluiden te ver- laaten, als 't hooftpuntderbevechtinge met deDuytfchen aan tevangen, de Spaan*
|
||||
25)8 P. C. HOOFTS ZEEVENDE BOEK
I f 72. Spaaniche fierheit vermoght het niet. Ook meend', en vermat hy zich, flechts
werk voor een' weeke te hebben, ende zoo men daatlyk 't gefchut plantte, dat de foldaaten der (ladt geen' beeter proef, dan die van Zutven en Naarde, zouden doen. De burghers reekend' hy niet. Bernardin van Mendoza, viel- licht om zyn' Spanjaardts te verfchoonen, wil dat Noircarmes, enCreflon- niere Ooverfte van 't gefchut, deeze verwaanthèit geftyft hebben, die hem thans wel verleert werd. Derhalven, zonder meer dan een' loopgraf te trek- ken, dat tullen de Kruis- en Sant Janspoort uitquam, recht men daar een* beukery op, van de voorzeide veertien ftukken* en flaakt, den achtienden Haarlem van Wintermaandt, zeshondert tachtentigh fcheuten , op de Kruispoort, befcbooten. hetraavelyn, ende naafte gordynen: zoo, dat alles byfter befèhaadight, de
voorpoort needergefmeeten, en de toegank ten raavelyne dien van binnen benoomen werd. Maar in der nacht fchikten zy de breuken, met wolzakken, fteen, hout, aarde, enallerley ftoffe te boeten, ende maakten eenen wegh onder de voorpoort deur, tot aan 'traavelyn. Dies wendde de Spanjaardt, des andren daaghs, zyn' raazerny teeghen Sant Janspoort, en d'aangehechte muuren 3 ende deed 1er zeshondert vy ventzeeventigh fcheuten op; niet min te vergeefs j gemerkt de verdaadighers, naa't vallen van den aavondt, hier met gelykenaarftigheit de gaaten ftopten. Jaa zy begoften, en voltooghen, by behulp der lange nachten, eenen nieuwen wal, achter den ouwden, van San£ Janspoort af, tot de brug van Santé Katryne toe: waarmeededat rakganfche- lyk buiten zorghe fcheen. Dies ging 't, den eenentwintighften, weeder op eendonderen, teeghens't raavelyn j tot dat de dagh half, kruidt en koeghels storm op haaft heel deur waaren. 'T ftormen moeft echter aangaan, hoewel Romero 't ravdjn. vertoonde, dat het geen goedt eindt kon neemen. Francilco de Vargas kreegh
bevel, om, met zyn vendel Spanjaarden, te leggen een' brug op tonnen ge- bouwt ; die zy een groot ftuk weeghs, door't kaale veldt, aanvoerden-, ende 3 al werd hy zelf van een' roerfcheut getroffen, nochtans oover de graft van 't raavelyn worpen. D'anderen, gereedt ten aanval, zonder naader laft te ver- wachten, zetten daatelyk oover, drie voor drie, en verkloeken zich opwaarts te klimmen. Maar de toegang, eng en fteyl, liet 'er luttel om hooghe koomen. Een der zelve, Alfonfb Galeazzo, verzelt met eenighe fpietsdraaghers, werd vanSteenbagh en zyn' byftanders, met gelyk geweer ontfangen, en bleef al een'wyl, teeghens hem, handt voor handt, vechtende. Daarentuften klep-* ten de klokken waapen, inftadt, en quam elk toeloopen naa denoordt, daar hy befcheiden was. Het grof gefchut, met klooten, keetenen, fchroot, de handtbuiïen in meenighte, batdren af, opdeftormers. Ende was hun geen' minder quellihg het werpen met gloey ende kooien, heete as enolye, gefinol- ten loodt, brandende pekhoepenj dat hun bet naa hun zeer, dan naa den vyandt deed taften. Don Frederik, 'toogh derwaarts hebbende, al zagh hy de kans on gelyk, gebood verfche vendelen aan te mennen; die geen'beeter proef, dan de voorighe deeden. Toen liet hy zich raaden van d'andere Oo- verften, en bewillighde in de aftoght. Romero, die 'r, oover lang, om geroe- pen had, deed dan de zynen deyzen: niet zoo gelukkelyk, oft het quam hem een van zyn ooghen te koften, dat uitgefchooten werd. Die van binnen oft fchoon's vyancls gefchut niet ophield van fpeelen, vervolghden de befprin- gers tot beneeden aan de breuk. Daar vond men hoopen geweers van allerley maaxel; de dooden gepakt tot ontrent hondert en vyftigh; een goet deel be- velhebbers, en treflykenvan Aadel. Vargas bleef, aan zyn' quetliiur, inde graft leggen, en werd' niet, voor 's andren daaghs, daaruit geholpen. De belchermers daarenteeghen verlooren booven tien oft twaalf mannen niet. Meer werden 'er gewondt: daar onder Hopman Steenbagh; dien een loodt door
|
|||||
t
|
|||||
DER NEDERLANDSCHE HISTORIEN. i99
door de handt woey. Doch, zonder zich daarin t'ontzetten, houdt moedt-> \<ji
zeid hySpits broeders , zoo lang als V door 't hart niet is, zal ik u niet befwyken. Deezen uitgang had d'eerde dorm, gedaan op Haarlem, by de Spanjaards nietoTOOte dapperheitj weederdaan met grooter by burghers en bezettelm- gen: ende werd aldus geduit, in de icheut der zeeghe, een heir, dat met de klank zyner achtbaarheit (hat daan'tgeweldt zyner waapenenj) alle graften oover te ipringen, alle wallen tot trappen zyner gloorie dacht te maaken. De beleegherden derhalven, nu niet alleen gedyft door wantrouw aan vergiffe- nis, maar achtende de maat derSpaanfche grouwelen vervult, en de dondc gekoomentezyn, dat'sheemelswraakmethimhadafte reekenen, begoden uit zoo vooripoedigheen'aanvank, gelyk het dan gaat, kloeke hoop vaneen' gewenfchte uitkoomd te fcheppen. Den zelfden aavondt, vonden zy, on- der de dooden, eenen leevenden fóldaat, die, ter fcherpe vraaghe gevordert, en, naa 't melden van 's vyands geleeghentheeden, 's andrendaaghs gehangen werd. De Spanjaardts, befehlende dat het met geen' domme kraft te doen was, leiden't voort wat wyflyker oover, en begoften, onder gund van 't midigh weeder, hetraavelyn, met hunne loopgraa ven, naader te bekruipen, enee- nighe mynen te maaken. Waar in zy nochtans niet zelden, door de belee- gherden, bedooktengedeurt werden: voorneemelyk, naa den neeghenen- twintighden $ op welken dagh Tfèeraarts zedhalf hondert Waaien in Haarlem braght. De dingen, aldus daande, rieden den Priiifè, en den Staaten van |
|||||||||
ng
|
|||||||||
Hollandt, naa Engelandt te fchikken, om die Majedeit, tot meedelyden, en Beffndm
handtreiken te beweeghen. Het hooft deezer bezendinge was Jonker Jan van ",aa'. n&e" der Does, Heer van Noordtwyk, genoegh vermaart door zyn' ichriftenj zyn' ladgenooten, Jonker Willem van Zuilen vanNieveldt, Heer van's Heeren Arentsberghe, een Eedelman van daatlyken huize , die, voorvluchtigh om den God sdiend, dekod met zyn' handen had moeten winnen, en zich tot Emmerik met boekbinden geneert „• Junius der rechten Doclroor 5 meeder Lie- ven Kaarsmaaker, Burghermeeder van Sierikzee 5 ende meeder'.Dirk van Bronkhord. Maar booven de fwaarigheeden van buiten, quamp, met den be- ginne des jaars drieën tzeeventigh, der Prinslyke parthye geen* geringe ontdel- 1 f7 2. tenis, in haar eyghen ingewant, oover $ mits 't veer, dat de Graaf van der Mark, en zyn deedehouder Bartholdt Entes voerden $ die, ziende d'Eedelen Moeite, ende deeden grootelyx ontdicht oover hunne mishandelingen, aan de Voor- met Lumey haal zochten te zyn, met hen haatlyk by de gemeente te maaken. Dit bord en Entes' eerduit, tot Delft, daar delyftoghtmeeder vanËntes aanhief te aal warren, hoe 't krysvolk nocht betaalt, nocht van nooddruft verzorght werd, en de Staaten voor landtverraaders te fchelden. By onderzoek van't dnk, bevond men, dat hy van Entes was opgemaakt, ende ontbood den zelyen metLu- mey, by'sPrinfën goedtdunken, binnen Delft j op dat hem de Graaf daar- ooverbegreepe, en aan zynen plichtdeede peinzen. 'T welk recht anders gingi mits Entes, zonder eenigh ontzigh, diermaate bedond teeghens.de Staaten uit te vaaren, dat zy orde delden, om hem aldaar in vefzeekering te houden. Toen deekt zich Lumey in 't krakkeel, ende zet 'er wel beicheide- lyk'tlyfnaa, om zynen Steedehouder, teeghen« hunnen dank, uit der dadt .,..* r ,_? te brengen. De Prins, oordeelende van wat belandi inwendighe fcheurins m dat gewricht van tyde was, hadde geirne de onlud met gevoeghlykheit zien flyten. Maar de Graaf was niet te gezeggen 5 noch te den Staaten geraaden, hunn' opgaande achtbaarheit alzoo oover rug te laaten werpen. 'T liep dan zoo hoogh, dat men, den vyfden vanLoüwmaandt, by klokklank de fchutters Zy woft tewaapendaaghde, en de handt zoowel aan den eene als den andere floegh. den beide Tot het aanvoeren der Ichutterye, in dit werk, by afweezen van den Schout, gevangen. oft .
|
|||||||||
3oo P. C.HOOFTS ZEEVENDE BOEK
15-73. oft leedigh ftaan van dat ampt, liet zich, hoe noode ook, gebruiken , als voor-
zittend Burghermeefter, Huigh Janszoon van Grocneweeghen, die van de Roomfche gezintheit was. Thans braght men Lumey op 't Slot te Woerde: ende werden zyn laftbrief, zamt de beftellingen, die hy uitgegeeven had, door den Prins weederroepen. De Staaten , t'zynen verzoeke, zonden hem de punten zyner befehuldinghe fchriftelyk oover, zonder nochtans eyfch oft be- fLuit tot lyfftraf te doen neemen. Die pooghd' hy te weederleggen, zich, ver- fchoonendemet de mishandelingen van de Roomsgezinde zyde gepleeght, en met yver tot den zuiveren Godsdienft. De ftaat , dat pas, ftond noch op geen' ftylen , om ftrakke oeffening van tucht te kunnen draaghen: behalven dat het hardt viel, zonderling teeghens eenen man van doorluchtighen huyze, zoo voortvaarend' in 't ftraffen te zyn, terwyl de gemeene benautheit het be- loonen zoo traaghlyk liet bykoomen. Want, hoewel daar ftof t'zyner be- lafting t'oover was, en de verweernisgroflyk hinkte, 't ging echter vaft, dat zyn beftaan eerft het padt tot de verloffing van Hollandt gebaant had. Mits de fwakheit der regeeringe dan, woegh men zyn' misdaadt teeghens zyn verdienft op; en ontlloegh hem van de hechtenis. Thans, lchynende met zyn' Waa- ien , eenighen onraadt te brouwen, werd hy weeder gevangen, en op 't huys te Honingen, buiten Rotterdam, geleit: doch vond middel om van daar, en vervorderde zich in ftadt> te koomen -, jaa, by aangeplakte fchriften, de Staa- ten in't ongelyk teftellen. De Prins , beduchtende uit deeze ftoutheit een fnooder, fchreef aan Burgher meefteren, men zoude, van zynent weeghe, hem geweer en dienaars afeyfchen, en by eenighe fchutters bewaaren laaten. Daar bond hy zich teeghen in , met hoogheenweederwaarighe woorden: doch zond aan zyn'Doorluchtigheit een gedenkfchrift, (trekkende omyet- wes te verzachten, haar, en de Staaten -, dien hy niet altzaamen de wyte gaf, van't geen hem was oovergekoomen, en aanbood, met vriendtchap uit den Lande te vertrekken. 'T welk gezien by de Staaten 5 zoo gaf de Ridderlchap, daar hy 't voorneemelyk op gelaaden had, hem keur van 't gefchil aan zegsluy- den te verbly ven, oft daatly k in rechte te cindighen. Hier by bleef het, een' wyl j doch Lumey tot Rotterdam niet: maar maakte zich t'zoek, en groot naadenken, dat hy, kryghende d'afgedankte en andere vrybuyters aan zyn* koorde, yet teeghens de koopvaarders van Hollandt en Zeelandt moght' aan- flaan^ te meer, mits hy zich oover lang vermeeten had, raadt te weeten om tachtentigh oorloghfcheepen* en daarmee de Staaten naa zyn pypen te doen danfèn: 't welk, myns gevoelens, 't minfte lidt zyner befchuldinge niet ge- weeft is. Dies deeden hem de Prins en Staaten fcherpelyk naatrachten, tot dat hy , weeder te voorfchyn koomende, dit gerucht verdoofde, ende endt- lyk, in Bloeimaandt des jaars vierentzeeventigh, verlof kreegh, om met zy- ïie goederen elwaarts heene te reizen, Hy ftarf drie oft vier jaaren daarnaa, tot Luik, aan de beet van eenen dulien hondt: 't en zy men hem zoo byfter een' uitgang, als paflènde by zyn raazend leeven, opgedicht heeft, ende bee- ter te gelooven ftaat, dat het hem van vergif quam > gelyk andere fchryvers ge- tuighen. Op het eerfte aantaften van zynen peribon, maakte de vyandt zich diets, dat de wrok dieper wortelen had -, en't misnoeghen oover Lumey een- Bojfu Mt nen haat op denPrinfe verving. Waaroover, BofTu, die geene geleeghea- ep Delft heit onbeloert liet, eenen gevangen den halsichonk, op belofte van zeeker m' lèhryven, aan den gemelden Groeneweeghen Burghermeefter van Delft te beftellen. Maar de (bldaat, zich op vrye voeten vindende, leeverd' het den
Heere van Baatenburgh, die 't opbrak, en aan zyn' Doorluchtigheit fchikte. 'T was, om den Burgher mee fier te <ylaayen% met dit goedt begin aan Lumey > Men zoude zoo v oor tv aar en -? den T'rins zelf, onder <v er zeeker ing, inyt lee- gher i
|
||||
DER NEDERLANDSCHE HISTORIEK pt
gher z>i,ente brenghen -s en loon naaverdienfieverwachten. Den Prins, zon* iffi/
der t\vyfel, gingen meenigherley zorghen aan, in ooverleg dat het vergeefs was, zich met ruiters en knechten t'omheinen, zoo men d'eighe vertrouw^ delinp-hen teeghen , en den vyandt in den boezem had , Ende 't fcheen niet geraaden, de deftighften der regeeringe, door wantrouw, te vervreemden „ Ontwolkende echter zynen geeft, doet hyde man roepen, leeft hem den brief) en zeit: Ik had-, heer Burghermeeßer •> u daar voor niet aangezien .- D'andernamGodttotgetuigh, dat hy't hart oprecht hadj maardepenvari Boflli in zyn gewoudtniet. De Prins hervatte, hoe 't nochtans geen kleen * bedenken gaf, dat men meer aan hem, dan aan anderen fchreef. Doch dat
zyn' vroomheit te klaaren was, met Boftii in de laaghe te lokken, die hy voor anderen had toegeftelt. 'T welk aan hem Burghermeefter ftond •, en 't beant- woorden van den brief, in voeghe, als zyn' Doorluchtigheit hem voorfchry- venzouw: opdat denGraave deeze aanflagh oevel, en voorts alle luft tot diergelyke, verginge. D'ander, oft herhouden van zyn' gezintheit, oft te teeder van eere, om zelfs den bedrieghlyken vyandt met gelyke munt te be- taal en , verklaarde zyn gemoedt zulx niet te vermooghen, En de Prins wee- derom: Judith had het zoo naauw niet genoomen, met den tieran Holofernes om hals, en Gods volk uit noodt, te helpen. Maar wat hy ook bybraght, daar werd niet naa geluiftert. Waar oover zyn Doorluchtigheit, verfteeken van haar' hoope , den Burghermeefter in zyn huis deed verzeekeren. In plaatfè van Lumey, en oover 't krysvolk, geleeghert tot Saflem, ieedert Batten* zyn' neêrlaagh, ftelde zy denBaroen vanBaatenburghj en ftuurde ontrent torgbwoH tweeduizent foldaaten , op nieuw, naa Haarlem; die, verdoolt door een' $?riHen dikke mift, ten deele geflaaghen werden, rendeelete rug keerden $ zoo dat uj^f" er luttel binnen raakte: hoewel men niet verzuimde, 't geluk der klokken, Em, *rfw- en 't vuuren op den tooren der ftadt, hun tot baake te doen dienen. De der e buhe Spanjaardt, trots op deezen toeval, worp zeeker hooft oover de veften, met aan de byfchrift, dat het van Hopman Philips de Koning was, die'r ontzet zoo on- Haarlem« gelukkelyk had aangevoert. De verweerders, geterght van deeze fpyt, en men mis* omtetoonen, dat hun de moedt dieshalven niet ontzonken Was, wilden hun ,-.. in felheit niet toegeeven. Zy hangen, 's nachts daarnaa, twaalf gevange- rA>em&~ nen op; houwen daar elf hoofden af; kuipen ze in een'ton, en rollen die fafan naa'svyandsnaaderniilen. Op't vat was een papier geplakt, inhoudende, tuffen he- men zoude den Hartoghe van Alva-, voor den tienden penning-) waarom hy leggers en hen be leegherthield > de tien koppen ter handt ß ellen-, en't elfde voor fret oft beleegber* woeker s op dat hy oover geen' taaye betaaling te klaaghen hadde. Een teeken, den' hoe de natuur, verwildrende door bitterheit van onderling farren, ook allens* kens gewent tot fchertfèn met het geen, daar zy den meeften afkeer van heeft, DaarentufTen lieten de beleegherden niet, zoo nu, zoo dan, luiden van oor- loghe, meteenighelyftoght, oover ys, in ftadt te kryghen : als, op den elfden van Louwmaandt een vendel knechten onder Hopman Cafpar, op den dertienden , een ander , onder Schram van Bruinswyk. Ten zelven daaghe deeden zy eenen uitval terSchalkwykerpoorte, op deDuitfchen in de fchans te Ruftenburgh leggende; daarzy 't meeft al verfloeghen, en een vendel met drie trommels verooverden. En 'twasdaaghelyx te doen, met diergelykeaanllaaghen, daar groot volk in gefpilt werd. Weenigh gevan- genen ook, zoo van buiten als van.binnen, diedegalghe ontgingen, Waar de Spaanfchen een' myn , oft loopgraf dolven , wrochten die van der ftadt daar teeghen aan , en waaren meenighmaals voor hen gereedt met vuur geeven. Daar ontftond dan een yflyk fchouwfpel, en flagh reeghen van hoofden, armen, beenens en flecteren van ingewant, uit der aarde3 C c naa
|
|||||
,:»
|
|||||
302 P. G HOOFTS ZEEVENDE BOEK
1573* naa de lucht. Devyandt, ziende de zaaken uit zyn* gifling gaan, en eenen
traaghen trant neemen , ftaakte , volghends den raadt van Bartolomeo Campocafïi, de hornfèheeve naaderniflèn; ende begoft, om tydt en arbeidt tefpaaren, een recht uitloopende groep; plantte daar houte binten in; ende, booven op deeze, zakken met aarde, tot zulk een* hooghte toe, datm"er zoo veiligh onder door ging , oft alles ooverzoldert geweeft waar. Maar als zy de fteêgraften genaakte, fplitftezich de gaalery aan twee takken; uit de monden der welke geftaadelyk het grof gefchut, op 't raavelyn en de veften fpeelde. Sint wakkerde 't werken teeghen eikanderen aan ; ende quam 't zoo verre, dat men niet alleen met de roers en mosketten, maar * metfpietsen rappier, om eenen voet velds dong. De beleegherden, alzoo . 't raavelyn aan 't glyen was, en 't houden des zelven hun te groot een volk Weldighe verflond, gingen van binnen, daarteeghens oover, een halve maan, twee werken vaademen dik, van flyk en andere bondighe ftoffe, opwerpen; hechtende binnen ^e eincleH y eJk met een hoogh en vaft bolwerk, ten wefte, ontrent Kraajeneft, Haarlem ten QOft-c ^y Santjanspoort, aan d'ouwde veften. Zy maakten, daarenboo- * '"' ^# ven, de Kruispoort tot een nieuw blokhuis, opgeleidt van rys, med:, aarde, en doorvlochten met balken, naa roofters form. Aan deezen arbeidt leid* het zich al te koft, jonk, oudt, wyf, kindt, foldaaten, bevelhebbers, bur- ghers, Burghermeefters zelf. Als defterkte haaren eifèhhad, ruimde men 'Traave- 't raavelyn, ende quamp 'er de Spanjaardt in neftelèn. Toen gold het der Vjn verUa- Kruispoorte, enhaar'naaftegordynen ; endeflond het der fpaade daar vry, m' haaren gang te gaan. Defteedelingen, ontbloot van middel, om den delve- ren van achter oft ter zyde te deeren, ende niet oorbaar achtende hun in 't ge-
moet tegraaven, en d'ou wde veften te krenken, neemen voor, hun van boo- Eenmjtttc ven byte koomen. Zy befwaaren den walgang, met weldjgh gewight van van boove~ i00dt, heelezarken, lompe keifteenen, tot dat de zoldering der myne, be- Jtt&e~ fwykende, de myners met dien ballaft beviel, en verplette. Voorts, om den Prins van de geleeghenheit der ftadt te berichten, veirdighden zy den Scheepen Adriaan van Berkeroó af. Deez , ter Schalkwyker poort uit- getooghen, met geleide van zeshondert fchutten , en eenighe paarden, werd van fterker vyandt bejeeghent, en heftelyk aangevallen. Hy redde zich nochtans daar deur, mits't voordeel der plaatie, en de kloeke weere der zynen, die, bydetweehondertman' neergeleidthebbende, zondermerklyk verlies, daaraf quaamen. Onlanx hiernaa worpen zich, op een' vroemor- ghen, zeshondert Duitfchen ter Zylpoort uit, in meening, deSpaanfchen onverziens aan te ranzen, en hun gefchut te vernaaghelen. Ter zelve flonde tooghen ook de Waaien naa buiten, door de poort van Santé Katrine, om den Spanjaardt in den rug te zitten, als hy 't aanfehyn elwaartsgewendt, en de Duitfchen op den arm zoude hebben. Maar een' neevel benam de Waaien 'tgezight; zoo dat zy geen tydt van treffen konden kaavelen, en d'aanflagh tenietging. Devyandt, pooghendezyn gefchut noch bet te doen voelen, fbichtte op 't verlaaten raavelyn' een platte kat van zakken vol aarde; ende fiel- de, daarop, een ftuk, dat niet alleen den walgang onveiügh maakte, maar dwers door huizen en kerken blixemde. Ende ging, des te traagher niet, het beu- ken van beneeden voort. Sant Jans tooren, zeer doorkoeghelt, en drei- ghendeindegraftteftorten, braaken die van binnen zelf af, om die zwaa- righeit te verhoeden. 'T nieuwe blokhuis van de Kruispoort werd im- mers zoo hefcigh aangetaft: waaroover zy beft vonden, 't zelve te onder- mynen, en als 't mauwde, te doen opfpringen. Op den achtentwintigh- ften van Louwmaandt voorzeidt, quaamen tachtentigh fleeden tefïens in ftadt, met fpyze, buffèkruit , en vierhundert földaaten, zoo Engehchen, als
|
|||||
•
|
|||||
DER NEDERLANDSCHE HISTORIEN, 303
als Schotten en Waaien, onder Seminado, Balfour, en Margottiri Hopman i 573.
van 's Prinfèn ly f wacht. Met een lieten de fteeden van Delft, Leyde, en Trouw- Goude, denbeleegherden weeten , hoezyooverboodighwaaren^Id'onnut- barügh te monden van ouwde luiden, vrouwen, en kinderen, in hunne koft oover aan Q * te neemen. Maar die van Haarlem floeghen 't af} 't zy dat ze die noch eeriigh- imdrci~e zins dienftigh vonden, oft hard hen uit te zetten, oft te eerlykvan gemoedt ßecdenaan waaren om zich in heusheit te laatert verwinnen , ende liever hadden hun die van voedfel te beiiioeyen, dan by de weldaadigheit hunner naabuuren te leeven. Haarlems Zy fielden dan maate op het flyten van't kooren: ook draghlyken prys op 'r Xülvé hetvleeich, met verbodt van daarbooven te gaan. Thans hervat men den a&$M~ toeleg, om den vyandt zyn' muurbreekers t'onbruik te maaken; die echter &m' niet gelukken wilde : hoewel daar ftout en ftyfzinnelyk geftreeden werd van de uitvallers : etlyken der welke , doorgedrongen , met haamers en naaghels 't leeven lieten. De Hopluiden Vehemy en Wirtenbergh wer- den gequetft : aan d'andre zyde , Don Diego de Carvajal verilaaghen, met Crefïbnniere Ooverfte van 't gelchut: wiens ampt Valentyn Pardieu de la Motte kreegh. De beleggers, hierentuilèn, hebbende niet alleen groot ge- brek van toevoer , ende dusdaane tornen daaghelyx uit te ftaan, maar de kouwde des winters ook, zoowreedt, datzyopfchildwacht doodt vröozen, verliepen by meenighten. Don Frederik, daarenteeghen, kribde om de ftadt te hebben ; en merkende dat het heir ooghfchynelyk wegh fmolt, hield aanmetichut en fchup, om 't padt tot den ftorm te baanen. Ende waaren nu bolwerk, borftweer, enmuuren, dier maate neêrgeftort, dat de kennis- neemersvande geleeghenheit, de breuken reedelyk (chouwden. Hen noo- dighde daarbeneeven 't voordeel van 't ys in de graft, en de noodeloosheit van bruggen te werpen. Hebbende dan den Spaanfchen oordt met etlyke benden uit den Duitichen en Walfchen verfterkt, ende booven 't geweldt noch de lift te baat neemende, gebiedt hy Don Rodrigo ende Don Ferdinando van To- ledo, voor 't opdaaghen des laatften vanLouwmaant, eiken met vyf hun- ner vendelen gereedt te zyn -, den eerfte om ter rechte, den andere om ter flin- ke , de Kruispoort en naafte gordyn te beftooken. D'andere vendels hunner regementen hadden, van handt tot handt, te volghen: daarnaa Romeroen Braccamonte, met de hunne. Billy, met tweehonderdt zynerrapfte Waa- ien, uit Vrieslandt ontbooden, kreegh bevel, ter zelve ftonde Sant Jans- poort aan te grypen. De genaakgraaven werden vol fchutten geleidt, om de verweerders te groeten , waar zy oover de borftweer keeken. Maar 't geen de kans gezienft maakte , was dat een goet getal ibldaaten, zoo oover 't raavelyn, als oover 't ys fchikten onder den wal te koomen, en by behulp der duifternis, binnen de haaghdoorne, lanx de fchoeying heen te flui- pen, tot aan Sant Jans poort toe. Al 't welke den Veltheer zoo wel beftelt en befteeken docht, dat hy, als zeeker der zeeghe, de weeghen met ruitery deed bezetten, op dat hem niemandt met vlieden ontllipte: behalven dat het heeleheir, naaeyfch des tyds, in orde ftond. Die van binnen, hierentee- ghen, oft mat van geduurighen arbeidt, en uitgewaakt, oft immers op geenen nachtftorm verdacht, werden der bekruipingen niet eens gewaar, voordat de vyandt den voet op de veft had. Maar terwyl hy , door de half t>e fladt afgefchoote Sant Janspoort, en andere breuken, om hooghe klom, beliep 'm groot ge- hem't licht > en de wachters, van zich ziende, beeterden 't begaan verzuim, vaar>en met daatlyk afbaldren en toeftreeven. Zy waaren booven vyftigh oftjjf^ tfeftigh, zoo burghers als ibldaaten, niet fterk: droeghen zich echter zoo ' mannelyk , dat de Spaanichen geftuit werden. Met een wekte 't fchieten en waapenfchreeuwen de naaftgehuisden op> die, gepreft en onverfchrikt C c 3 meE
|
||||
304 P' C. HOOFTS Z.EEVENDE BOEK
ifiit met hun geweer, naa den wal vlooghen. Daar viel een fel gevecht} van
d'eene zyde, om eighen hals , famt vrouwen en kinderen voor 't uiterfte bederf 5 te hoeden; van d'andre, om zich't gewonnen voordeel , en de vruchten des zelven, die men waande in der handt te hebben, niet te laaten ontworftelen: tot dat de beklimmers, oover rug geworpen, ten deele neer- gehouwen waaren , ten deel, met iheller veirt, dan in 't opkoomen , de wyk naa beneeden naamen, en de ganfche gordyn tuilen Santjanspoort en 'toofteindt der halve maane gezuivert werd. Buiten, naa 't endighen van't gebedt, had de trompet ondertuflèn ten grooten aanval geblaazen j ende quaa- men Don Rodrigo, en Lorenzo Perea Portugeefch Hopman, die vooruit ftiet, met gezwinde fluxheit, aan de Kruispoort opftyghen. De bescher- mers, hunnentydtziende, geeven blokhuisen wal ten befte, werpen zich achter de halve maan, en laaten den vyandtom hoogh koomen. Daarftond hy toen kuin, en verwondert van de nieuwe werken, daar men luttel op ge- gift had. Afdaalende ftak hy bedooven in rook en vlam, onder ontallyke koeghels, die van vooren, van ter zyden, ook van boovene, op den drom kletften. Want die van binnen hadden meenighte van busgaaten in de naafte geevelsgemaakt, waar door zy, mikkende in alle veiligheit, met doel en yooghelroers, de armen der halve maane beftreeken. Ook ruftte 't gefchut niet, ïpeelende uit de einden der zelve, met fchroot, dwers oover de breuk: nochte ging des te min 't werpen met brandende pekreepen, en allerley zeng- tuigh, in zwang. Met een gaf men vuur aan de myne onder 't blokhuis. 'T welk, zoo vol foldaaten, als *t was, met een yflyk geloey in de lucht ftoof: en ten einde van de kracht des kruids , by groove klompen neederftort- te , naa den buitenkant toe , tot groot geluk der fteedelingen. Want waar 'tinnewaarts gevallen, het hadde den beipringer tot een* fteigher kunnen dienen j daar 't hem nu in den weeghe lagh, en aan d'achterften belette de voorften fpoedigh in te volghen. Tenminfte veertigh man' meent men van deezeimak, ooverftolpt, oft gemorzelt te weezen. Don Ferdinand ook, zynenlaften eere betrachtende, werd met gelyke forsheit, bejeeghent, en afgekeert. De Waal, baarende, onder Billy, zyngeweldtaande poort van Sant Jan, had de zelve reeds bemaghtightj maar zagh het daar niet te harden, oft het hooft uit te fteeken, mits een' halve Hang, en eenighe yzere ftuk- ken, die hem in de zyde klonken. Het ander gefchut naa't veldtgewendt, donderde onder de benden, die in aantoght oft ordening waaren. In zulk een' hitte van weederftandt ontliet de Spaanfche ftrengheit , gevoelende, booven al, de neep aan de Kruispoort gekreeghen. Ende fufte de földaat j en wat de bevelhebbers porden, had 'er voortaan geen' ooren t oe. Dies trekt men af, en laat 'er ontrent driehondert dooden leggen , altzaamen puik van volk. Diego Perez, Stefano lilaves, Alonfb Maggio, braave Hop- luiden, ook Lorenzo Perea, en Billiis fteedehouder kornel, waaren van dit getal. Zelf Don Rodrigo van Toledo werd zwaarlyk gewondt, nee- vens meenighte van anderen. De beleegherden verlooren booven tien man- nen niet; maar veel aan Lambert van Wirtenbergh, die zyn' quetfuur be- ftarf. Naadien 't de hooghfte plicht der Hiftorien is, de deughden ten toon teftellen, gelykdemisdaadenmetvreezevaneerloosheitinte toornen, zoo Treflyk. kan ik alhier niet ongemeldt laaten, het zeldzaam exempel van trouwhar- exempel tigheit, gebleeken in Ferdinando d'Avolos de Guadalafara. Deez', weeder vanbroe- gekoomen, van den ftorm, tot in de loopgraaven, ende om her ziende, derlj/ke miftezynen broeder Johan de Zuniga. Hy hangt een'rondas aan den hals; liefde* treedt ftoutelyk te rug, tot onder de vefte; ende zonder zich der fcheuten te kreunen, verwentelende de lyken, vindt den gezochten noch leevendigh, maar
|
|||||
«
|
|||||
DER NEDERLANDSCHÊ HISTORIEN, |oy
maar groflyk bezeert van een' koeghel en den flagh der myne. Dies rukt hy j t^y%.
hem de waapenen van 't lyf, laadt het op de ichouder $ en gaat 'er meê heenen torièn* ende, hoewel geraakt onder weeghe met een loodt, liet niet zynen waarden laft voort tot in de befchaniing te draaghen 3 daar Don Fredrik be- zorghde, dat zy beyde geneezen wierden. Geduurende 't ftormen j quaamen, ter Schalk wyker poort in, hondert en tzeeventigh fleeden met nooddruft, beleidt by driehondert fchutten, en ongeveirlyk tzeeventigh paarden, onder denRitmeefter Wouter Enkhuizen van Delft. De welke, aangerand van een' troep Duïtlchen, met Ideen verlies daar deurfloeghen* DeSpanjaardt, nutentweedenmaale, zoo raauwelyk ontfangen, begon 't wat zachter op te neemen, en haaft zyn' eenighe hoope op het uitteeren der ftadt te ftellen. Om dat af te wachten , nochtans, daar behoefde een hardt hooft toe: zynde zyn' eyghelyftoghtfchaars, de foldaatqualykbetaalt, ergher gekleet, en 't wee- der ongenaadigh. Weshalven een groot deel der Ooverften ernftigh ver- toonde, dat het beeter waar op te breeken, dan 't heir, door honger, kom- mer, enkouwde, afteflyten. Maar hunne reedenen vonden geen' plaats by den Veldtheer, geprikkelt door zynen vader, en inziende wat 'er hing aan 't fcheidenmetfchande, van een' der fwakfte fteeden inHollandt: behalven dat 'er geen'andere zoo wel geleeghen was, om'tNoordes geweft van'tZui- der af te zonderen, en d'onderlinge hulp te verhinderen. Hy bleef dan by zyn voorneemen j ende om niet leedigh te zitten , dreef daaghelyx 't mynee- ren voort: hoewel hem die van binnen , daarin, doorgaands te gaauw waaren , doende zyn' werken achter uitfpatten. Ook kreeghen zy , zoo nu, zoo dan, wat ververflïngs van eetwaaren, en krystuighs oover. Maar 't moght zoo veel niet maaken, oft zy zaaghen, in kort, groot gebrek te gemoet, ende voor oorbaar in , weederom den Scheepen Adriaan van Berkeroode, neevens Hopman Vehemy, aan den Prinfe te zeinden. Waar- op, eerftdaaghs , hondert en vyf fleeden in ftadt quaamen. De Prins was wel verwittight wat het leegher een' armoe leed, ende leide den toevoer noch traaghlyker by te koomen , wen het weeder , aan 't quakkelen flaande, krank ys, en eenen diepen dyk wilde maaken: lanx den welken alles van Amfterdam gebraght zouw moeten worden. Merkende niettemin de ftyf- zinnigheit van den vyandt, en ongewoon der fchynbaarheit, hoe fchoon ook, vol geloof te geeven, fchreef hy aan Sonoy 5 dat hy zaaghe den ingang tot Alkmaar , voor zyn' knechten, bytyds te ver zeekeren: 't welk, (oft het Haarlem misginge ) gefchaapen was den naaften aanftoot te lyden. 'T)at hy ookfc hikken zoudegetal van\f che epen, teeghens 'teer ft e oopenwaater ,gereedt te hebben, om 't zelve den vyandt te naauw te maaken. Ook verzuimde zyn* Doorluchtigheit zelf niet, een vloot * nocht die van Haarlem, etlyke boots, en twee oft drie galeyen , toe te ftellen. Sonoy ried een' moot ten midde uit den Haarlemmer dyk te iiiyden, en te beichanfèn, by 't huis ter Hart en de Huizen, daar ter eene zyde het Y, ter andere de Meer aanfpoeldt. 'T welk, zonder twyfel, zoo veel was, als den vyandt op een eylandt zetten j maar nocht doenlyk , nocht vruchtbaar , zonder meefter te waater te weezen. Met gelyké zorghen was de Spanjaardt bekaden , en ruftte t'Amfterdam, door Boflli, veel fcheepen en fchuiten ten oorlogh. HierentufTen werd het platte landt ellendigh gefoolt» door 's vyands ruitery , uitweidende met branden , moorden, en ftroopen , tot onder de ooghen van Sonoy 5 die t'Egmondt, en daar ontrent, ingeleeghert, geen' paarden had om haar t hooft te bieden ; en dubbelt werk aan 't intoomen van zyn eighe krys- volk. Want de Hopluiden en bevelhebbers, meeftendeels vrybuiters ge- weeft , en gewent binnen fcheepsboordt geen gezagh booven 't hunne te C c 3 ken-
»
|
||||
3o<> P. C. HOOFTS ZEEVENDE BOEK DER. NEDERL. HIST.
15-72. kennen, maakten eere van ongebondenheit. 'T welk den wilden foldaat hoe
ongebon- langer hoe bet verwilderde: gelyk het den bedorvelingen een' groote vreughd ^wkif^wengroeyingis, wanneer zy, luiden van luifler, zich, met de lelfftefhootheit Sonojs volk: zien bezoedelen. Waardoor het thans zoo verre komt, dat, die geen'handt aan d'ondeughd houdt, voor een' deughniet gehouden wordt. Het (cheel- de dan niet veel, oft de huisman had het zoo quaadt met de vrienden, als met den vyandt: ende werden zwaare klaghten den Prinfè daaghelyx ooverge- braght. Maar wat hy fchreef, dat, 't en waar men de tucht ter harte naame 3 de fchand ook op fchaade , zouw uitkoomen, 't werd in den windt geflaa- ghen; tot dat eindtlyk de wanorde zich eenighszins zelf quam te redden. Dit rees uit de balddaadigheit van Michiel Krok, zoo oovergeeven, dat zyn ey- ghe knechten, daaraf walghende, rond uit verklaarden, niet langer onder zulken Hopman te willen flaan. Want booven andere fchelmflukken, daar hydikwyls oover beroepen was, en vcrfchoont op belofte vanbeeterichap, hadhynu, zynde dronken , totLangedyk eenen Priefter neuz en oorenaf- gefheeden -, daarnaa aan de flaart van zyn paart gebonden, alzoo geïlinger- ileept; en ten laatfte doorfteeken. Dies deed hem Sonoy by den kop grypen, en dien afilaan, in den voorhof van't huis te Schaagenj tot leere dengeenen, Alu die waanden't recht ontwollen te zyn. Alva, bezeffende wat zich werxoo- zoekt d'af- verfchoot, zoo d'andere fleeden 'tfpoor der Haarlemfche volhardigheit hiel- gevalle den, vond raadzaam t'onderflaan, oft zy te bemurwen waaren, met verver- fleeden fingh van de hoop der vergiffeniffe, voor de geenen, die zich, binnen vyftien weeder daaghen, bezinnen zouden. Om zyn aanbodt ontfanklyker te maaken, deed met e ojte ^ ^ ^^ ^^ ^ ^ooj. d'Amfterdammer Wethouders, onder glimp van genee- fetiis te ghenheit •>tot ^e behoudenis hunner naabuuren. Maar deeze fladt (ach arme!) lokken. was 5 om net branden en bloedtvergieten ter zaake van 't geloof, haafl in zoo heet een' haat, als de Landtvooghdt zelf 5 ende werd , te dien tyde, by 't graauw der Geuzen, met den naam Moorddam gefcholden. Dies volghd 'er niet anders op, dan een gedrukt flrooyfehrift, waarin, 't misdryf der Spanjaar- den , ten leelykfle flond afgefchildert. 'S Hartooghen brieven, belangende dit fluk, waaren gefchreeven, den tienden van Sprokkelmaandt, tot Nieuw- meeghen. Ende, nietteeghenflaande dat hyhun zoo naawas, liet het krys- volk vanBuure, en d'aanleggende plaatfèn, niet, zich het doorfteeken van den Lekdyk t'onderwinden, om de flroom in 't flicht van Uitrecht te ftorten, en't aanbrengen der behoefte, van booven naa 't leegher, te verhinderen. Doch, reeds aan 't delven zynde werden zy gefleurt j voorts by den vyandt al- daar een' flerkte geleit. Thans gingen zy 't hervatten aan eenen anderen oordt, ende pooghden zich eerfl te befchanfèn. Hier quam hun Hierges, Landt- vooghdt van Gelder, op den hals 5 die , hen verdreeven hebbende, en'tbe- gofle werk opgemaakt, den dyk voor zyn' parthy verzeekerde. Die van Gor- Gorhm kom, beducht dat het hun, als op de grenzen van Brabandt leggende, wel ßerktucb. eerftdaaghs gelden moghte, ontzaaghen zich niet by tyds te doen, 't geen, door'tfchroomender fchaade, gemeenlyk tot d'uiterfteuur, en vaaken tot dat het te laat is, ver wylt wordt. Zy braaken hunne voorfleeden af, zonder die van de Kanspoort te fpaaren, daar 't gafthuis der uitzettelingen oftLeproo- zen, en wel tfèftigh fleene wooninghen Honden: flerkten hunne wallen, ver- breedden de graften, en flaaken Workom aan brandt, om het den vyandt t'onbruyk te maaken. Ende viel in deezen hoek te met een' toght oftfcher- mutfing, daar nu d'een nw d'ander hinder oft voordeel haalde, van geen belang tot het hooftlot der zaaken. P. C. HOOFTS
|
|||||
i
|
|||||
307
|
||||||||||||||||||
P. C. H O O F T S
NEDERLANDSCHE
|
||||||||||||||||||
HIS
|
ORIEN
|
|||||||||||||||||
ACHTSTE BOEK, •
Et liep de kans inZeelandt, ende dierwyze den'Geu-
I zen meê j dat hun gelukte , op eenen nacht, aan Hukken te flaan de keetens van etlyke fcheepen, t'Ant- werpen aan de kaay geflooten, en de zelve wegh te voe- ren . Ende, hoewel Middelburgh niet gelyk Haarlem werd aangevochten, 't was immers zoo zeer benaauwt, en om allerley nooddruft verleeghen. Waaroover San§io d'Avila Burghvooghdt van Antwerpen onthiet kreegh, daar in te voorzien. De welke, als hy vyftigh groote koopvaarders gewaapent, en meenighte van kleene vrachtfcheepen met verfcheide behoeften gelaaden had, oover 't midde van Sprokkelmaandt, t'zeil ging. De Vliffingers hadden , by Lillo , met eenighe fcheepen vol puinsvaneenafgefmeetenkloofter, de Schelde gekropt, zoo dat'er dediep- fle van Avila niet vlooten moghten, en eenen tydt lang, fchendigh van 't fchut der Zeeuwen verfcheurt werden. De lichtfte, zich op hunne fhelheit verda- tende , flipten door, en raakten eensdeels tot Middelburgh ; eensdeels in 's vyands handen. Weenigh daaghen hiernaa, als de puinbank veripoelt was, oft de ftroom een nieuwe kil gemaakt had, quam de Burghvooghdt weeder uitj met fwaarder fcheepen , ende in 't gezight der Zeeuwfche vloote , tuilen Borfèle, en *t aarden bolwerk van Walcliere. Daar droegh zich een grouwzaam fchietentoe, en werd een zyner fcheepen, dat men den Elefant noemde, by Hopluydcn Groeneeven en Everkit, met noch een' kryskog, aan boordt ge- klampt. Het weerde zich dapperlyk, onder 't gebiedt des heeren van Blicquy, een* Waal van flaatlyken aadel. Men enterde niettemin,. en bemaghtighd' het vechtender handt, naadat de gemelde twee Hopluyden, enveelvolxge- fneuvelt waaren. 'T welk de verwinners op Blicquy en al de zynen verhaal- den. Een ander zeilde aan landt, onder 't aarden bolwerk, bezet met Ko- ningsvolk: doch werd, dies onaangezien, doorjooft de Moor, kloekmoe- delyk befprongen, en vermeeftert. Jaa die van 't bolwerk, verneemende dat de Vliffingers op de been waaren om hen te lande te bezoeken, kreeghen fchrik , en verliepen't. Twee van de grootfte fcheepen des vyands , neevenstwee kleender, op een' plaat geklemt, vonden geen middel om gelyken ramp t'ont- gaan. Het volk, in d e roeyboots gevallen, werd, eer het den oever kryghen kon, van de Zeeuwfche fmakken ooverzeilt: de zes verooverde, treflykmet fchut en lyftoghtgeftoffeert, totVliffinge ingebraght. De reft berghde zich onder Rammekens, op een naa, 't welk aan de grondt geraakt, de Spaanfchen zelf, op dat het den Zeeuwen niet te ftaade quaam verbarnden. Ende meent men, van hunner zyde, wel achthundert man' gefpilt te zyn. Dus dier flond het Don San^io, voor die reize, de nooddruftigheit van Middelburgh, Ar- muide, en Rammekens, te boeten. Met den eerften goeden windt, en een' C c 4 voor-
|
||||||||||||||||||
1f7l
Koenhek
en gelukt
der Zeeu- |
||||||||||||||||||
wen,
|
||||||||||||||||||
SanpQ
d'Avila tracbtMid-* delburgb met voor-* raadt te yoor^jen* |
||||||||||||||||||
Schip*
flrydt voor Walcbere, |
||||||||||||||||||
9
|
||||||||||||||||||
joä P. C. HOOFTS ACHTSTE BOEK
I)"73* voorvloedt waargenoömeri, keerd hy weedernaa Antwerpen. De Zeeuw*
fche vloot, daarop paffende, bejeeghende hem in de engte, enrandsdedrie van zyn' fcheepen aan •, het een der welke ontzet, de twee gewonnen werden: dat hy liever had dan zyn' veirt te ichorten. Ontrent den zelven ty dt, floegh het aan't dooyen, endewiefïèn, door 't ontlaaten der fheeuw, de vlieten in Brabandttot zulk een' hooghte, dat men de neederhuizen tot Mechele rui- men moeft *, een Huk muurs der fteede Leeuwen, en etlyke wooningen ge- nfer- velt werden. DeDyl, ten bedd' uitgereezen, perlle de veftevanLoovente noodt in berfte, en ftortte ter ftadt in, heen veeghende met verfcheide fterke bruggen Brabmdt. van fteen j uitfchuurende den grondtilagh van een groot getal huizen, en 't getimmer om veer rukkende. Andere, twaalf ellen diep in 't waater fteeken- de, hadden 't quaadt genoegh om zich oover eindt te houden. De menfchen, in zulk een' fchrik en armoe van uitvlucht, aan 't klimmen naa daaken en vlie- ringen , deurbreeken van wanten; eikanderen, met naar en byfter fchreeu- wen, om ladders en fchuiten, verdoovende. Met wyven en kinderen, gin- gen cfe handen in 't hair oft ten heemel; het huilen en kermen alle jammer te booven . Daarentuilen loeide de lucht van 't gedruis, verwekt door de krak, de fmak, en 't plaflchen der omgeworpe boomen en gebouwen. Stroom, oever, ftraat, alzaghhetuit eenoogh. Heele heiningen, koffers , fpinten, taafels, en allerley huisraadt, beelden der heilighen ter kerken, doodtkiften en gebeente, ten graaven uitgefpoelt, dreeven herwaarts en derwaarts, door de verdronke gallen. Ende liep nu de ftadt gevaar van t'eenenmaal weghge- florpt, enverzoopente worden, als't waater, wyzer dan de verbaasde bur- ghers, zich met geweldt ruim' baan maakte-, doende, ontrent drie uuren, 's naamiddaghs, ter plaatiè zyner gewoonlyke loozinge, een' poort en rak wals wyken: daar 't uitvloogh, zich verfpreidende oover 't vlakke veldt. Om 't fèlfftegetyde, vernampmen eenen glimmenden damp, als een' lpleet oft gaapinge, by de Grieken C halma genaamt, aan den heemel: ende werd zoo 't een als 't ander, voor teeken zyner fteurnis, genoomen. Met de wiflèl des weeders, voort, was ook het aangezight der oorloghe voor Haarlem veran- dert j daar nu niet alleen daaghelyx te lande, maar ook dikwyls te waater ge- vochten werd. Want voor eerft braghten die van Amfterdam hunne kleené galey, en vy ficheepen, door de Sparendammer fluis in 't Spaaren, ende on- derftonden den laaghen wegh, by 't Penninxveer door te graaven, om in de Meer te raaken: 't welk hun de galey en zommighe andere fcheepen van Haar* lern beletten. Eenighe daaghen daarnaa hervatten zy 't ielffte werk: maar werden door de kleene Haarlemfche galey en een deel ponten verjaaght, ach- terlatende eenen damlooper, daar't vuur in quam. 'T volk, dathy in had, bleef'er meeft i dereftwerd by de Fuik opgehangen. Sint peinsde men aan Bojfa komt eenigh maklyker middel : en Boflli, hebbende den Oovertoom, aan den met [chee- Heilighen wegh , een' halv' uur van Amfterdam, opgedolven, quam ten ^™°\ e deel tot zyn voorneem en, en kreegh'er etlyke fmakzeilen deur. Teeghens M " deeze tooghen de Haarlemmers aan> dan hielden zoo ilecht een' orde, dat ' hunner galey eneene, lang vierentachtentigh voeten, alzoo zy te ver voor uit gezet was , van vier oft vyf Amfterdammers omgordt en ooverweldight werd. De Hopman Geeraart de Jong, zwaarlyk gequetft ontquamp het met de fchuit. Niettemin, Jakob Anthoniszoon, aanvoerende de reft der vloote, dreef d'Amfterdammers in de vlucht, verlofte de galey ende nam hun, daar- enbooven, een karveel af; daar al dood geflaaghen werd, wat 'er op was; uit- gezeit Raveskot een Eedelman van Looven , en twee andre gevangenen. Eetwaaren, enkrysgereetfchap, plachtende te vooren by enkele fleeden, 'm ftadt te koomen, werden haar nu met heele ièheepen toegebraght: ende had- . den |
||||
DER NEDERLANDSCHE HISTORIEN. 30$
den 't d'Amfterdammers doorgaands tequaadt, als zy 't zochten tekeeren» ifyi,
Om 't zelve te lande te doen, waaren de /chanfèn zeer in den weeghe. Ook gebrak het den Spaanichen aan volk, om den toegang ^ van alle kanten te fluiten. Alva dan, mits de wanhoop der veroovering aangroeyde, zond zynenzoone'tregementvanPolwyler, en vier vendelen van dat van Sicilië, Aanwa* te hulpej ende gebood aan Mondragon, ook vier van 't zynes derwaarts ^p* aan te veirdighen. Te deezcr tydt hield zich op het Y een vrybuiter der Geu- . zen geheeten 't Hoen, die fchalk in 't ooverleggen, Hout in 't uitvoeren, met onvoorziene aanflaaghen de waateren onveiligh maakte. Deez', verfpiedt hebbende hoe een' bende ipeerruiteren van Amfterdam naa Haarlem trok , DaPP™ liet zich voorflaan dat ze zynewaaren, indien hy hen, op een rak dyx, daar , vati ter zyde geen* uitvlucht was, betrappen konde. Twee roeyjaghten had hy tÄ:wr byzich, enboovenachtienman'niet: en wild'het echter waaghen, met dus een' v üiit vol volx. Ziende hen ter gewenfchte plaatfe, /preiden zy zich, en koomen, ten deel van vooren, ten deel van achteren opklimmen. 'T weeke weederhadookdendykgeweiktj en cte paarden het noch quaadt genoegh, zonder andere belemmering j alzoo zy dikwyls door de korft heen (lapten, en ten buik toe in de modder ichooten. Verfmaadende nochtans de wee- nighte die hun Jt hooft bood, vorderden zy hunnen wegh '; maar konden geen' veirt maaken. Toen leggen de vrybuiters aan: en nauwlyx een fcheut oft ze deed eenen man fheu velen . Voort vellen de voorfte hunne fpietfèn, zonder fchroomte voor de fpeeren, die daarby in lengte niet haaien mogh- ten i en dry ven hen den achterften toe. Daar worden zy eeven oevel ge- groet ,', en echter gedwongen, toom te wenden. Binnenwyle hadden de voor- fte herlaaden, en gingen hunn' eerften gang. 'T hel, gekneedt van de hoef- ilaaghen, werd hoe langer hoe murwer: en't eene rosby 't ander bleef free- ken in 't klamme flyk: oft flibberd' op het gladde, in zyn eighen en zyns niee- fters bloedt, en fchudde hem uit de zaadel. Dit vallen en opftaan, gins en weeder jaaghen, duurde tot dat de ganfche kornet, gefchat op anderhalf- hondert koppen, ter neer geworpen was. Door welke en wesgelyke ftukken, d'aanrech ter zulk een' naam won, dat deBaroen vanLiques, daardoor he- liport, hem zien wilde , en te dien einde vry geley toefchikte. 'T Hoen verfcheen; en bevonden maar een Hecht huisman te zyn, baarde des te meer verwonderings. Eenighe fchenkaadjen , hem van den Baroen aangeboo- den, floeghhyaf-, niet zyn'gunft, zoo de tydt quaam, om der zelve van doen te hebben. Ook quam ze naaderhandtj ende't Hoen, gevangen zyn- de, werd, op voorfpreeken van Liques, zonder ranfben vry gelaaten. Hen- rik van Vienne, Baroen van Chevreaux, hebbende , door orde van den Hartogh, een regement in 't Graaffchap van Borgonjen geworven, braght het voor Haarlem 5 ende tyding met een, hoe Don Louis de Requezens, dat pas landtvooght tot Milan, van den Koning gelafb was, eerildaaghs eenighe troepen van daar naaNeêrlandt te fluuren. Ook quam'er Don Bernardin van Mendoza, afgeveirdight, door den Hartogh , om aan Don Fredrik te verklaaren -, dat hy flandtvaflelyk te volharden had. Indien hy 't liet, dat zyn vader zelf-, hoewel afgemat van ziekte, in zinne was, zich naa 't leegher te vervoeghen. Oft, zoo 't hem de krankheit verbood, zoude liever zyn' moeder, uit Spanje ooverkoomen, eer zoo loflyk een oorloghswerk, by man-* gel van hooft, onvolvoert bleeve. Deeze boodfchap werd, door Mendoza, ten byweezen van de Ooverften, en veelen der rotgezellen , ontfouwen< Derhalven ontipiïngt ze en prikkelt zich de Spaanfche forsheit 5 ende bevangt zulk een y ver die ftrenge borften, dat zelfs de geenen, die te vooren flaau w- den, en teeghens 't vervolgh der beleeghering morden, zich nu oover luid laatert
|
|||||
*
|
|||||
310 P. C. HOOFTS ACHTSTE BOEK
j Y7 2 laaten hooren: men zoud' hen van daar nietfcheuren -3 en eer de kaale vendels^
zonder /leep , zien vertrekken, alwaar't ook, dat het hun van hoogher handt gebooden wier de. Met dit befcheidc, en voorts alle vereifchte kundichap, keer- Do» Ber- de Don Bernardin, naaNiemeeghen: vanwaar hemAlva naa Spanje zond, naren van om aan Philips den ftaat en de noodt der zaaken voor te draaghen j ook te ver- Mendo^x , zoeken, dat zyner Majefteit geliefde, de Landtvooghdy eenen andre te be- door den Veelen. Hy braght niet booven zes weeken, met heen en weederreis toe; en landr, een' goede fom penninghen oover , die echter luttel ftrekken moght. De voo&s l . Prins, niet raadzaam vindende den voorflagh van Sonoy, by 't huis ter Hart, nxM&en, te werk te ftellen, ontbood hem, dat hy fchikken zoude, zich meefter te maa- keert met' ken van den dyk tejaaphannes tuflèn Amfterdam en Muide. Van waar hy den een'goede vyandt allen toevoer van booven, zoo te land' als te waater, kon afmyden; fom gelds, mits beheerende, ter eene zyde, het Y, ter andere de Diemer Meer, die tot in den Amftel en aan den Uitrechtfen waaghenwegh ftrekte. Sonoy dan, oover- sonoy gefcheept met achthundert foldaaten en etlyke delvers , nam fchielyk den dyk neemt den in j maakte terftondt een' fluis aan ftukken te liaan j een ander gat met de ipaa- Diemerdjk de j en befchanfte zich tuffen beide. 'T geluk hem hier in te wil geweeft zyn- m' de > liet hy aldaar het krysvolk, met drie galeyen, en taamelyk getal van fchee- pen en fchuiten: ende voer zelf naa Edam, om hun vereifchte nooddruft en
byftandttoete veirdighen. Maar die van Amfterdam, bezeffende 't belang van 't ftuk, zonden derwaarts meer dan twintigh waaterfcheepen, gewaapent met baffen en gootelingen. Sonoys fchipvolk , daar teeghens niet op mooghen- de,ging 't zetten, onder 't gefchut der fchanfe, ende verliet twee galeyen, die ge- kreeghen werden van d'Amftcrdammers. De zelve, vervolghende hun voor- deel, quaamen thans de fterkte, tot vier fteeden teffens, beftooken^ met grof ge- fchut en drie vendelen knechten aan de weftzyde, meteen vendel aan d'ooft- zyde, lanx den dyk, uit het Y, met fcheepen, uit de Meer, met fchuiten, wel gemant en beweert. De Sonoyfchen, in dit parket, verdaadighden zich dap- perlyki tot dat hy, desverwittight, met veertigh fcheepen ter ylgezaamelt, eerft d'Amfterdammers deyzen deed j daar naa, mits dat zy eenighe raazeils te hulpe kreeghen, van de zyne begeeven werd, en zich, ter naauwenoodt, V>ie wordt uit het midde der vyanden redde. Waaroover de fchanfelingen, wanhoo- weeder pende van ontzet, 's nachts naa den achtienden van Lentemaant, in de groo- verlaaten. te galey van Hooren , en eenighe krabfchuiten , en daar mee ten deel in 'svyands handen, vielen. Die deur worftelden, bezeilden deWaaterland- fche wal: daar Hopman Jan Taamszoon Schaft nochtans niet optreeden wil- de , eer hy, onder 't gezight van de naajaaghers, de galey te gronde gehakt had. 'T hard onder de zooien hebbende, kreeghen fy ftrax de Spaanfchen op de ~m H<u_ hakken, in gevaar, van merklyken afbrek ■, zonder een Romainftuk, door Jan rings fiou- Haring van Hooren, bedreeven. Deez, aan een' engte, daar 't Y van buiten , tedaadt. een Meerken van binnen, den dyk bekabbelde , hield ftal , zich kantende alleen teeghen de voorfte vervolghers: thans, als hem't getal oover de handt werd, fprong in de Meer, en won met fwemmen , in fpyt van meenighe fcheut, den andren oever: van waar hy't, door de weiden, tot Monnikken- dam aanbraght. Dit fluiten der vyanden was de behoudenis van veelen zyner fpitsbroederen j ende nerghens anders hunne wyk heen. Erasmus van Bree- deroode , aadelborft , zynde in 't deyzen, door zyn' voet gefchooten, ter aarde gevallen, en weeder opgeftaan, begafzichnäa'tY, om liever, (indien 't zoo weezen moeft) te waater, dan fmaadelyk aan een' galgh tefterven. Beneeden den dyk, en te ftruikelen koomende, ftort hy oover, verlaaden met zyn'flaghzwaardt, enblyftmet het hooft in den grondt van een'floot fteeken. 'T welk ziende een rotmeefter van 't zelve vendel, en waanende dat
|
|||||
:,
|
|||||
DEH NEDERLANDSCHE HISTOkIËN. jtt
|
||||||||
dat hy vyandt was, ftiet 'er naa met een fpiets , die hem luttel bezeerde.
|
*m>
|
|||||||
Want zyn wambaswrong, gevultmet paardshair (gelykm* 'er te dier tydt
droeghomdeboxente fchorten) klonterd' om't yzer, en beklemd'het, in voeghe > dat het, te rug gehaalt, ook den drenkeling booven trok. De welke * aan aêmtoght geraakt, watzytghy, zeidhy, vooreen' martelaar', die eenen De doodt lufiighenborfl niet voort rnfiighweet deur te helpen? Eenfraay betoogh van voor/pel onbekommeitheit in zyn uiterfte, waar 't met aandachtigher geeft, cnüem-&emm,u migher woorden gedaan. Hy werd 'er by bekent; ende, alzoo de wonde door 't nat wat bekoelt was, de bal des voets gaaf, liep met d'anderen tot Uyddam toe, Voorts holp men hem te fchuite naa Monnikendam, en aldaar van zyn letièl. Sonoy5 hebbende door fmeeken, en dreighen met 'sPrinlèn ongenaê, op nieuw ooverde fachtentigh zeylen tot Edam by een gepreft, vernam hoe't 'er afgeloopen, zyn toeleg verftooven, en voor dat pas niet te hervatten was j hoewel hyd'Amfterdammers van 't Y, en tot binnen- depaa* len hunner haavene joegh. Onbillyk gaet het in de oorloghe. Zoo 't wel gaat, elkeighent zyn deel aan de gloory. In teeghenfpoet, zoekt men den eenighen Ooverfte de wyte tegeeven. Dit bejeeghende Sonoy, dien niet al* leen de foldaaten van de geruimde fchanlè te Jaft leiden, dat hy hen op een vleesbankgebraght, enleelykindelygelaatenhad: maar ook de vluchtelin- gen te waater ïchooven al de fchuldt op zyn onvoorzightigh beleidt. De Noordthollandfchefteeden, daarenbooven, dreevenhem toe, dat hy, met zyn enkel hooft deur willende, zonder haar, die de middelen verlchaften, naareede te kennen, een ftuk van zulk gewight, beftaan en verbrodt had. Ende was 't voorwenden van deeze niet t'eenenmaal ongerymt: vlieghende j zeeker, Sonoy te hoogh en te fèherp, om luiden aan de handt te houden, die nocht zelfden meeftermaaken, nochtzulx van anderen lyden willen, ende roen, voorneemelyk uit haat der heersheit, de waapenen teeghens den Span- sonoy in jaardt aanveirt hadden. Hy, ziedende van fpyt, half vertwyfeJt, en voor groot e on- 'tdwersdryvenderafgunft, en Lumeys voetftappen ichrikkende , riep den w**rfa Prins aan, om onderftandt. Ende Jagh'er, enfmeulde een' pop om byfte* ren brandt te baaren, 't en waar- zyn' Doorluchtigheit, met haar verftandt vanbyleggen, door versheide bezendingen, hetquaadt in zynen ooriprong gemioorthadde; laatende Sonoy in zynen (taat, doch drie raadsluiden nee* vens hem Hellende , daar de fteeden in bewillighden. Die van Haarlem, nooit fuf, waaren ook als noch immers zoo moedigh als die van buiten, en alleganks den vyandt op zyn'hals j zoo dat men by wylen, tot zes oft zeeven plaatièntefFens, fchermutfte. DeDuitichenin'tbos, 't welk, zy om de kou* de te temmen, haaft heel uitgerooiten verftookt hadden, leeden den mee- ftenaanftootv alzoo zy minder in getal waarén, en verre van de Spanjaards geleeghert, die zich doorgaands wakkerder droeghen. Onder andere toghten aan deezen kant, was de gedenkwaardighfte, die van den vy vent win tighften Dappert inLentemaandt: wanneer de beleegherden, zoo foldaaten als burghers, uit- Mvalle» gevallen ontrent duizentfterk, teeghen't grof gefchutaanftreefden, 't zelve vm de verooverdeiij de beleggers in de vlucht dreeven > en de befchanftngen op- Eaarlem" ruimden j verbrandende oover de driehondert hutten en tenten. Zy verfloe- ghen, tediendaaghe, meer dan achthondert mannen -, verloorender booven vier niet, daar Ardenne, een braaf ende Nederlandfch Hopman een afwas$ braghtenvyfbaflèn, twee metaale flangen, enneeghenftandersin ftadt, be- halvenveelbuftèkruids, koeghels, kleederen, waapenen, dertigh paarden, „ lioopen vees, en eenen ryken buit van baar zilver oft goudt, als kroezen,^^tlhtit ichaalen, envingerlingen. De verwinners, fier op zoo aanzienlyk een' zee- 0pdez,ee« è;he (dewyl men viellicht nooit elders gehoort heeft, dat luiden, dierwyzeghe* be*
|
||||||||
3ri P. C. HOOFTS ACHTSTE BOEK
if73- beleeghert, gefchut van den vyandt, in ftadt haalden) fchufFeldên, op dé
vefte een deel aarde by een, in forme van een gevult en aangehoopt doodt- grafj en plantende, daarop, de gevange vendels, verguisden de beleggers, met roepen, dat Haarlem het kerkhof der Spanjaarden was. In vaft al deeze aanflaaghen, munte de manhaftighek uit, van Hopman Curei, gebooren Franibis, zeer zachtmoedigh van aardt 5 maar ontfteeken, door de oover- yflykheitder Spaanfchetierannye, tot hetaanveirdendes kryshandels, die. Wonder- 'm zich zelven, hem teeghens de borft was. Deez, in 't aanleiden der zynen, haare ]ia j voor manier, zonder eenigh dekwaapen ( 't en waar alleenly k een ftornv moedt van hoecJt;) niet dan een flaghzwaardt te voeren, waarmeede hy wyd en breedt opman verk0igiientlyk gjng weiden, en grouwzaame moordt bedreef. Weederkoo- mende van de neêrlaagh, braght hy t'huis een anderen boezem, leedigh van hitte en heevigheitj ftortte te bed, enlagh, etlyke daaghen, ziek van wee- moedt, zich erbarmende, in't naadenken van al dat bloedtvergieten, oover 'tellendighlotdes menfchendooms: met een wonderlyke wiilëling van zoo ftrydendehartstoghten in eenen zelven geeft. 'T welk, by geen' andere fchry- versteleezen, ik onthouden heb, uit den mondt van wylenPieterDirxzoon HafTelaar, zoon eenes broeders van Keenauw booven gemelt, Scheepenen- de Raadt der ftadt Amfterdam: die hoewel hy in't beleg eerftachtien jaaren oudtwerd, zich, alsvendrighder Haarlemfche burgherye, oover meenigh krysbedryf vond, ende meenighen Spanjaardt van zyn' handen deed fterven. Tieter Ook was hy op verfcheiden geweer, zonderling het doelroer, afgerecht, en Haftlaars zoowilligh naa den wal, dat hy daar vaaken zyn' maaltydt deed, tevreede kloekhar- met net geen' hem, neevens kruidt en loodt, door zyn' moeder werd aange- tigheeden. (jraaghen. Als de Graaf van Bofïu, op den neeghenentwintighftcn der voor- zeide maant, door den dyk, geoopent by 't huis ter Hart, drieëndertigh fchee- pen, met zeeven galeyen, op de Meer gebraght had, en een' fchans, tot Hot der Fuykeen toeverlaat zyner vloote, begon op te werpen, verkloektezich deeze jongeling, neevens zynen broeder Niclaas en etlyke anderen, een'ga- ley te mannen , en den vyandt dat voordeel af te zien. Maar vindende 't werk reeds weerbaar, en zich belet te rug te keer en, werden zy benoodight, de ftreek naa de Kaagh te kiezen, daar 's Prinfen fcheepen vergaaderden. Verfcheyden' andere fterkten maakte de vyandt noch, wel tot dertien oft veertien toe* ende had nu zyn' wachtftanden, bynaaop elke kamp derge- brooke landen; zulx niemandt voortaan, zonder den hals te waaghen, tut fen de leegheroorden deur moght. Echter hielden de verweerders onder fcherm hunner fchanfen, de koeyen 's daaghs in de weide, buiten de Spar- wouder, Schalkwyker, enZylpoort, tot het eindt van't beleg, oft immers De Koe- 't noopen van den honger toe. ÊndezoodeSpaanlcheneenighebéeftenwegh jen bijven haalden, meer menfehen lieten z' 'er. Zy hadden twee bruggen over 't Spaa- uitgaan, rcn geflaaghenj d'eene tuilen de ftadt en Spaarendani, d'ander'ontrent het geduuren- foos Qm deeze laatftete fcheuren, en zich een oopen naa deMeertemaa- de t beleg, ^en^ fj-e}(jen fce van binnen de vierde galey toe, en voerden ze derwaarts, neevens elf andere fcheepen. Maar de windt ontviel hun -, en de galey, te en ga ej jomp en te jang om gezwind en bequaamelyk. op eng waater te fwaayen, (want ie fchee- ZJ was van hondert en acht voeten) raakte vaft aan den grondt. Toen verliet pen, bydie men de fcheepen, mits men ze niet zagh te rug te kryghenj en was 't een ge- van Haar- luk, dat het volk, door tweehondert uitvallers, ontzet en geberght werd. lem ver- Voorts, gelyk behoefte lift zoekt, bedachten zy de vondt der aaloutheit, van horen. welken zich Decius Brutus, in 't beleg van Mutina, gedient had. Te wee- ten, waar hun middel vericheen om eenighen boode af te veirdighen, dien naamenzy de noodt van 't weederkeeren af, hem meêgeevende etlyke tam- me |
|||||
*
|
|||||
DER NEDERLANDSCHE HISTORIEN. jij
me en voedende duiven: de welke, opgeichooten zoo naa aan ftadtals doen- j **%l
lyk viel, met het antwoordt aan 't lyf gehecht oo ver vlooghen. Doch, om Brieven datzybywylen van den vyandt gefchooten werden, was de Prins beducht, by duiven haar yets van hoogh belang te vertrouwen , en grootelyx begaan om briefdraa- » ffdt ge& ghers. Haflelaar, die zich dat pas binnen Ley de, begeevenj 't hart byzyn' fi^f maaghen in Haarlem had 5 ook luttel teergelds oover, en geen'onderftandt gevonden by eenen Predikant, hoewel de zelve van zyn'moeder, meenigh- maals ter fluik gehuift en mildelyk onthaalt was geweeft, bood ruiterlyk zy- nen dienft uit. Men vergd' hem, als die, betrapt wordende by den vyandt, doch gewislyk een doodt man waar, te zweeren, dat hy, in zulk gevaar, de brieven, in loodt gekookert, aan'twaater beveelen zouw, en zich om't lee- ven brengen, eer men hém uitpynighde waar't gezonke papier fchuilde, en hem wreedelyk deede fterven. Een' harde zaak voorwaar en die byfter vreemdt voorftaan moeft aan een gemoedt van de jeeghenwoordighe eeuwe 1 De belofte gefchiedde nochtans> en by dieren eede. Ende gedenkt my zyn zeggen, dat hy niet wilt, wat zinnen, ophetnypende zyne geweeft zouden zyn^ doch meinde, dat hy'teer zouw volbraght hebben , dan naagelaaten, Hy nam de reiz dan aan -, raakte, eensdeels te voet, eensdeels met fwemmen, Hafelaar tuflèn 's vyands wachten deur j en verrichte zyn' boodfehap, Thans quaamen ^enZl _ zich 'sPrinfènicheepenvertoonen teeghen Scbalkwyk oover. Waarop, die IteJen m van binnen, meer dan achthondert fïerk, uitvielen ,.om achter op den vyandt te Haan, wen hy zouw beezigh zyn, met dien van de vloot het landen oft aan- trekken te beletten. ■ Maar hy had reeds een' graft uit het Spaaren tot in de Fuik getrokken, en groot volk op de been: 't welk deed begrypen, dat het ontzet, van dien kant, niet by te brengen was. Onlanx daarnaa worp nien f boovenHeemfteede, tweeduizent man'aan landt j doch met geen beeter ge- luk , mits de beleegherden te fpaade uit der ftadt tooghen. 'T verdriet van dee- zen misilagh drukte den Hopman Balfour dier wyze, dat hy voornam den zei ven met tydigher toght te boeten, Hy fpatdan, 's nachts daaraan, met Balfour een deelvolxin witte hemden oover de waapenen, ter poort uit, befpringt veroovert hetblokhuisteRuftenburghj vermoort het daar al -, laat het bezet, en brengt de Schani vier verooverde vendels in ftadt. De Spaanfchen's andren daaghs, baarende \e ^pten" groot geweldt om de plaats te herwinnen, werden met grooter verlies afgeflaa- * * ghen. Niet voorfpoedigher ging 't hun, twee daäghen däärnaa, alszy zich 't zelfft onderwonden. Ook bliezen de verweerders een' myn' op, tot merke* lyke fchaade des vyands. Waardoor hy, geterght, achtien yzers liet oover waayen, die eenen peribon oft twee 't leeven naamen. Des andren daaghs, bleef Margottin Hopman van 's Printen lyfwacht, in een' fchermutilng. Die Geldt 'm van Haarlem, gevoelende, onder andre benautheeden, ook die van gelde, Haarlem lloeghen, hoewel zy anderszins't recht der munte niet hadden, ontrent dee* &4M&iu)h zen tydt eenighe zilvere ftukken : ende gaaven die booven de waarde uit, m^'oretl met belofte van vergoeding naa 't lichten der beïeegheiïng. Opd'eenezyde *fn waar* ftond hun waapen, het zwaart onder 't kruis, en tuilen vier zilvere ftarren qt.eve„ inj aand'andre, hunne zinfpreuk: Vincit vim virtus : vroom heit kneuft DeStad- kraft. De Staaten van Hollandt werden door gelyke behoefte geperft, den ten ver* gang hunner penningen in 't gemeen te verhooghen van zeeven op acht. Hebten ook Don Fredrik , verwittight hoe 't gefchil tuffen de kroonen van Engelandt bume en Spanje, dat dus lang gedaan had, endtlyk beflëcht was, deed dit, den mmtti eerften van Bloeymaandt, in 't leegher verkündighen , om de zynen GpcM te flyven , en de beleegherden te verbluffen , met wanhoop van de hulp sLn-,een der Koninginne Elizabeth. Sy lieten nochtans daarom den moedt niet Engelandt glyen, maar peinzende aan middelen om de lyftoght te rekken, deeden, vereffent* Dd by
|
||||
314 P. C. HOOFTS ACHTSTE BOEK
1573. by huiszoeking, befchryven, wat yder in voorraadt had, en fielden den man
opeenpondt broods des daaghs, 't wyf op een half, 't kindt op een derden- deel ponds, flooren en jongens op moutkoeken; met verbodt van zwaarder bier, dan de ton tot een' gulde te brouwen. De Spanjaardts, onmaghtigh hunne dartelheit te bedwingen, worpen weeder een'hooft 00ver de vefte, met dit byfchrift: Hopman 0lïviers, De Landtvooghdt had'er geldt op gezet, om dat het den aanflagh opBerghen gebroedt had. EnOlivier was onlanx , in eenen anderen op Diemerdyk, doodt gebleeven. Die van der ftadt , om temet wat meels , en bullèkruids in te kryghen , dienden zich van luiden licht gekleedt, en in lynwaadt, met zaxkens aan den hals, twee finkroers aan den riem , op fchouder een' pols oft verrejaagher. Dit 's een geweer als een' fpiets, maar onder plat, en een druif van hout hebbende, om, in \ fpringen oover flooten , de weekheit der modder te weederftaan. Zoo wipten zy heen oover 't gebrooken landt, tuilen de wachtftanden deur, oft verweldighden de zelve. De Spanjaardts , hebbende zich op gelyke wyze toegeruft , achterhaalden Jer zommighen , zoo burghers als foldaaten j en- de hinden ze , ten deel by de keele, ten deele by de beenen, aan een' galgh* op de Katte gerecht. 'T welk de verweerders, doch anders door de lang- duurighe ellenden verbittert, en geenszins geftelt om zulk eenfmaadt met geduldighe ooghen t'aanfchouwen, tot het beftaan van een lafterlyk ftuk, Snood-en- ontftak. Zy planten ook een' galgh op den wal, enloopenomeenenMee- de wreet- fter Quiryn Dirxzoon , en Meefter Lambert Jacobszoon , beide oucltbur- beeden 'm ghcrmeefters, die men lang te vooren , uit eenigh quaadt vermoeden , in Haarlem nec|ltenjs gezet had j ende om Adriaan van Groeneeven , Haarlemmer, ° WT"tm die, in dienft van den Spanjaardt, op een' fcliermutflng gevangen was. De pleeojnt Regeerders der ftadt, zonderling de Heer van Vliet, verfoeyen dit bedryf 3 en kanten zich daar teeghen. Verlooren gebeeden , verlooren aangewee- zen, dat het nocht form van recht, nochtichyn van reede voor zich braght, oft emmermeer kon verantwoordt worden. Zy vaaren 'er meê voort, han- ghende, neevenshen, noch vyf foldaaten, eenen Priefter, en eenen jon- gen van vyftien jaaren, en laaten 't den vyandt aankyken. Meefter Qui-. rynsdochter, een'bagyn, oovertreedende, in die noodt, den aardt haar- derfèxe, en werpende zich zelve, met ontfloote geneeghenheit, naahem, hield niet op van hem moedt in te ipreeken, om ftandtvaftelyk het uiterfte voor 't Roomfche geloof te verdraaghen. Jaa doorgeworftek tot onder de galghe, verhief zy,' als hy nu gewurght was, ftem en ooghen , met aan- bidding Gods, om neevens haaren vaader, zoo zaalighlyk te mooghen fter- ven. Zyn' huisvrouw desgelyx, veroovert van ontfteltenis, liet niet af van met fmeeken, fchreyen, en kermen, haaren man naa te janken, zonder zich aan gevaar oft dreighementen te keeren: tot dat het woedende gefpuis, fnoodt genoegh om zyn' handen ook aan vrouwen te fchenden, zoo wel moeder als kindt met fteenighen en ftooten te lyf teegh, en in een' binnegraft plompte, daarzy beide verdronken. 'T is waar dat deeze luiden van ouwds in zwaa- ren haat ftaaken: ende plagh Haflèlaar te vermaanen , hoe hem fint mee- nighmaals moeide, dat hy Meefter Quiryn, in *t gaan ter doodt, wreevel- moedelyk afgevraaght had, oft hem wel heughde zyn pooghen om Dirk Has- felaar zynen vaader , door naafchryven aan den Schout van Kampen om 't leeven te helpen. Niettemin de fèlffte Dirk , verfchoont en gewaar- fchuwt door den zelven Schout, was, volghende Graaf Luide wyk, inde neederlaaghe van Jemmingen , zoo men meent, van eenen Spaanfchen fpeerruiter doorrent. Voorts , al, wat zich van uitgeweeke burghers in 't leegher vond , liep Don Fredrik ter ooren , met verzoek , dat men zich voort-
|
|||||
♦
|
|||||
DER NEDERLANDSCHE HISTORIEN. 3if
voortaan onthielde van eenighe gevangenen, in 't gezight der fteede, te doo- ^W
den j uit vreeze, van alle Roomsgezinden, die noch zeer veel daar binnen waaren, in'tzelvelydente brengen. Maar de beleegherden verhit in hun- ne raazerny, lloeghen voort tot andre dartelheeden , die wel dienden om zich zelve door wanhoop te verharden, danteffens om quaadt bloedt in den vyandt, en hem flechts te vinnigher te maaken. Zy draaghen de beelden der heilighen aan den wal, en boeten'er de breuken mee. 'T welk fpeuren- de een Spaanfch foldaat, en geprikkelt van yver tot zynen Godsdienft, neemt, zoo de Roomfchen melden, een5 vlucht naa de veilen, rukt'er een beeldt af; en keert daar meê , behouden te rug > ter trotfe van ontallyke fcheuten. De Nafläufche parthy inZeelandt, hierentuflên, waanende zoo wel met het geluk te ftaan, als het zich inetlyke fchipftryden had laaten aan- zien, nam een' toght opTertoole voor, met vertrouwen dat het Hchtelyk van andre hulp, waare af te fnyden, en om kortelinx te zwichten j gemerkt zyn' zwakke bezetting. Die dit meeft aanbonden , waaren de Vlaamfche Vevgetf- Eedelluiden-, zoo vermeetel in hunn' onervaarenheit, dat zy zich niet al-ß<? toeleg leen eenen goeden uitgank van den toeleg beloofden, maar ook luttel twy fel- der ZeeH* den, oft Berghen op Zoom zouw waggelen, indien men't meteerftaame-^™eGeu~ lyke troepe genaakte. Men gaat dan landen , met vyftien oft zeftienhon- ^lt% dert mannen onder den Heere van Schoonewal, de Ryk, en andere bevel- hebbers, tuilen Berghen en de ftadt vanTertoole; ende pooght zich aldaar te begraaven. Maar Mondragon, zich 't neftelen der Geuzen in dien hoek tot hoon reekenende, quam hen, eer lang, met eenen heftighen uitval be- fpringen. Doch was ook de weederfrandt wakker; en daar werd al een'wy- lehardnekkelyk gevochten: hoewereraande zyde der Zeeuwen, eenonge^ luk toe> zeeker Rotmeefter 't vuur, in 't uitdeelen van 't kruidt, quaalyk gaadej de brandt daar in, en een deel volx doodt, iloegh. De Nafïaufchen, ten laatfte afgetooghen , maakten , om een' veilighe wyk te hebben , in den dyk een' oopening , noch heeden 't Geuzegat genaamt. Thans kree- ghen zy Rollé met zyn vendel te hulpe > kruidt, en anderen voorraadt, by Henrik Zoomer Burghermeefter van Kampveer. Dit deed hen verfchen moedt fcheppen, en de dykfneê achter rugh laaten. Binnen wy Ie had Mon- dragon zich ook verfterkt, om hen, feller dan eerft, tebeftooken, meê- fleepende eenighe veldtftukjens. Die maakten 't hun zoo zuur, datzy hun voordeel ruimden. Voort vuurighlyk vervolghtzynde, konden zy, onge- brookener orde, geen' hertredt neemen oover 't logh, reeds vervvydt door de ichuuring der vloedt. Dit dwong hen 't hooft te bieden, en de behoudenis vooruit te zoeken. Daar ryft een'harde ftrydt, zynde d'eene parthy door de noodt, d'andre door 't gezight, zoo haar docht, der zeekere zeeghe, ge- dreeven. De zwakfte kreegh 't endtlyk quaadft, ende werd ter needer gewor- pen : Schoonewal, Rollé, Kloot, Steelandt, Courteville, op de plaats ver- umm flaaghen, met haaft twee derden van 't volk •, Haaverfchot gequetft, dat hy 't needa* naa beftorf. De Ryk, in 't waater gedrongen, was gefchaapen zich met zwem- laagh, men te redden* maar bewelt van een' neere oft draayftroom,viel hy in 's vyands handen: die hem te lyf hield, op hoop van groot geheim daaruit te trekken. Ende was hy d'eerfte gevangen, in dat gewefl: , die gefpaart werd. Niet luttel verduifterde deeze neêrlaagh de glans der voorighe zeeghe: ende werd gevolght, binnen weenigh daaghen, van een zwaarder te waater , in Hol- landt. Want de Graaf van BofTu, die voorheen zyn'vloot onder de fchanfe behoedt, ende niet dan te met een' fchermutflng verzocht had, zynde al- thans aangegroeit tot ontrent tleeventigh zeilen toe, wel dubbelt voorzien met foldaaten van de belle, toonde voortaan zyn'graatigheit om tot vollen Dd 2 flagh
|
|||||
•
|
|||||
■ %%6 E C. HOOFTS ACHTSTE BÖEÏC
1573. üagh te koomen. Des Prinfen vloot beftond uit meer dan horidert, doch
imalfcheepen, ten deel ooverdent, ten deel oopen$ niet te gelyken by die vanBoflli nocht in gefchut* nocht in fteevigheit. Armelyk genoegh waa- ren zy ook gemant, mits het daar toe den Heere van Baatenburgh aan volk gebrak, indien hy, als vereifchtwerd, het leegher tot Saflem bezet zouw laaten. Ende zagh men eer fly ting, dan aanwas van krachten, uit de fchaars- heit van gelde te gemoet: behalven dat alle uitftel dien van Haarlem te lang viel. Zommighen meenen, dat 's Prinlen hooftluiden van 's Graaven ver- fterkingonverwittight waaren: hoewei naauwlyx te gelooven ftaat, dat het hun, in'tmidde van een geweft hunnerparthye toegedaan, en op eenbin- nelandfchwaater, daar het de fpiefchuiten niet lichtelyk ontweedrenmoght3 aan behoorlyke kundfchap gemangelt hebbe. Hoe 't was 3 op den achten- twintighften van Bloeimaandt, quaamen , Baatenburgh als Ooverfte van 't krys volk, Marinus Brandt als Ammiraal, uit de Kaagh naa den vyandt toe- zetten. Dewelke, geen fchoonder zoekende, zyn'vloot aan tween verdeel- de , om tefFens van vooren en van ter zyde te treffen j en hun met veel bra- veerens van trompetten, trommelen, en blinkende waapenen, teeghen voer. Een' vertooning, die den gemelden Ooverfte en Ammiraal zoo byfter voor- ftond , dat hun daatlyk 't bedenken van eighe zwakheit om 't hart floegh. Slagb, Derhalven, als de vyandt genaakte om van fchutgeveirt tot aanklampen te gewonnen koomen, beveelen zy hunnen metgezellen ftreek te houden, maar deyzen op te zelf eerft uit de voorfte geleeden, en maaken thans zoo veel zeils als zy moo- Haarlem- g]len} om wegh te raaken. 'T welk gefpeurt by eenighe van hun' befte fchee- mer Meer ^Qn, werpen die meede 't roer om, laatende d'ander' in den laft, dien zy klee- Graaf van nen tf^P u^on(^€n • ^e toevlucht van den grootften hoop was de Kaagh. Bojfu. Die ^e ze*ve met zaaghen te kryghen, liepen naa d'ouwde Weetering. Deeze werden, van Boshuizen 's Graaven fteedehouder naagejaaght : dieder een ooverzeilde, en tweeëntwintigh bemaghtighde. Doch 't meefte volk, oover boordt geiprongen , bequam den oever. Meer waarender achterhaalt ge- weeft, zoo 's vyands fèheepen niet te diep gegaan hadden. De ver winner, zich dienende van de hitte der ooverhandt en de veriche verfleeghenis, quam terftondt te waater, Romero te lande, de Haarlemmer fchanfen beftooken. Ceu^e Ende werden der, door die ichrik, vier verlaaten, uit de welke zich honderc fcbanjen en tachtentigh man'in de vyfde begaaven. Die floegh drie ftormen af > doch, tngenoo- zvncje ten einde van kruidt, lyftoght, en alle hoope, werd opgegeeven, be- |
|||||||||
men
|
|||||||||
houdens lyf en pakkaadje. HierkreeghBofludriemetaale ftukken, en noch
achtien fcheepen . Voorts, voerende de ganlche vloote, nu hondert zeilen fterk, in 't gezight der ftadt, en doende met geluidt van gefchut, trompetten, en trommels , den zynen de zeeghe , dien van binnen de neêrlaagh erin- neren , leid' hy zich zelve de gloorie toe , van hunnen moedt gekneuft te hebben, en dat zy kort beraadt tot 00vergift zouden neemen. 'T welk hem ontfehietende j deed men , twee daaghen daarnaa , weederom een'myne Ipringen: die, met ontrent dertigh van de beleegherden, inde lucht vloogh, en drie der zelve doodt, eenen leevend in de Spaanlche loopgraaven, lmeet. Doch volghd' 'er niet anders op , mits de kleenheit der breuke. De aan- vechters ( gemerkt het eene ftuk gefchuts op de katte dien van binnen zeer in hun licht ftond ) hadden de kat verbreedt; daar noch een' bedding toe geftelt; en begoft met twee ftukken te fpeelen. De af keerders daar- enteeghen, naa 't ontfangen van tien yzere gootelinge en twee metaale ftukken, te fchenk van Dort en Leyde > hadden getracht, die van de kat te verkroppen, en nutteloos te maaken -, de zorgh daaraf aan Jan Cunin- gam , fteêhouder van Balfour, bevoolen. Ende queet zich de Schotsman zoo
|
|||||||||
«
|
|||||||||
DER NEDERLANDSCHE HISTORIEN w
zoo wakkerlyk, dathyd'affuiten, tot meermaals, kreepel, eneindrlvkrW
kattedekrmnaf,fchoot. l^yj^t^ind^dc'th^^^^ *"* gevaarlyk, ging vier matten in haar' plaats planten, en da-irhv nm i, u hyffeneen'dnekante^ derzydenmetbusgaten, geftoffeertmetetIykemoSkettierS; om de beicher
mers van de vefte te houden, en met een hunne binnewerken f ontdekten entefteuren Een fraaye vondt docht hun deeze, tot dat deSchot, fdue" tendedekaabels aan einden, hen armen, beenen, den hak ™lr ;„i • ghe fchanfen deed breeken. Thans rechtten ^Se™ÄS denneftam oover emdt, en vyzelden de hutin ton Din ^ ftJ j dj-ieoftviergroovekoeghelsgekorven: voortfmS hem dfAÏ— De verweerders weederom m zeekerheit den walgang gebruTende \Z' ghenftaadigh op hunne luim, met roers en mosketten- in ^ i j V „" niemandthethooftuitdeloopgraavenfteeLrm^f'ft . 8he,dat haaft koeghel gekipt. Ende waaren n^booven meridvktÏÏ ^r ,7 <*"' vermeide bevelhebbers van naamegevelt a™I de CT^^T' de Lodogno , deez d'eerfte Hopman van 't regement vaf Br, Sh'° d'ander van dat van Napels : ook Stephano E ^1""'
Campocaffi, die, om zyn vernuft en gaauwS b> k™ Bartolomeo van de Spaanfchen betreurt, en hnkS^^™ *»• «f Ayala, Noircarmes, Goigny, waarenzorghlyliSlwin-J * lyxtelyvegebleeven. Maar, van daarom zVn'hfSëtpXl' £nmau-
flootevankenis. Ook kreegh hv geen' eerin,™ r™, a,S m be'
was, twee regementen uit Italic 11,J«8 ? V°er Van nieuwen » 4««*
kren krysni, die?t belÄnJe' S^Ä^Ä ?"' T^ ft
de reize , mits eenen geftaadigben reeoh™™T, '1 7 , d vecl °P Geduurendedewelkef Acunlzelf ïofw,M ach«ntwintigh daghen.
droote, neevens zynen Ooverfte, te dulden Eeve, ^1 > '",Ver'
een gros met zoo fpoedigh oover wêgh kan .beval eLznkvla^/^
fchutten , van Lottrïnw nf hv nL t J ■ A ■ ^andtvooghdt duizent die zynen laft in ahe^Vev'lyt ghdT InXÄzetT * * ^™'
zwaarigheit gehadt had, hachlyLr feheen het e lande en l ^7 ^' onmooghelyk. Hondertpaarden, waanende bv Ä genoegh^™ om eemghen voorraadt in ftadt tè brengen/werdenK f" * ^oren» verftrooit. Waaroover de Prins, bezifnënd™" ïoeS °" n^"/" debeleggerstebeleegheren.endooraffneê vaKt^1 • da« heit te brengen, ter eene zyde Sonoy noch eens bdaftre' A g r? C benaauwt- dezichdaartefterken. Maardevvandt, geWrtbv tlfemKn' en"
van de Noordthollanders, had opTÄKans Tff ^1 termet twee vendelen knechten daar in, gele«eenCdV^ r^Snaa- daar hy de hooghte van 't kerkhof, en dfkerk Ä° °udecrkerk' dies nietteeghenftaande, worp s middernacht, nTa ï™' Sonoy> ' »ermaandt'achthondert'mann^ tuff nlmfte dam en'v hnf" Van Z°°' 'T*"
ter, opdendyk; doorgroef dien, zondeS ' blokh™ vanSnaa- ««*** zichdaar, metzesfchanfrn A?hZ?T ™erkdYk verhes; en verzeekerde 'f ^*» |
||||||
en
|
||||||
•
|
||||||
5i8 "P. C. HOOFTS ACHTSTE BOEK
1573. en'tbootsvolk onwilligh was. Baatenburgh braght het, naa eenighe fcher*
Bauten- mutfingen, zoo wyd, dat hy zich t'Ouderkerk meede befchanfte. Maar, bmgb zoo lang als d'Amfterdammers de Meer, en de vaert die uit de Vecht door fier kt Qcb ^yeefp en Diemen daar in liep, vry hadden, was zyn verblyf daar vruchte- y ou er- joog Qm jan ^ yecjlt ? booven den oorfpronk van beide de vaarten, te fluiten, zond men Adriaan Vygh, Ooverfte van Gorkom, met vyf hondert uitgeleeze foldaaten, van Schoonhoove naa Breukele; die daar aanvingen De vecht zich t'omgraaven, enveertigh man' op 't huis teGrunteftein leidden. Hen totBreü- volghden vyf vendelen knechten te fcheep, met gefchut en nooddruft. En Kg e ge- zeeker hierop draaide de behoudenis van Haarlem. Dit will de verzorgher bemavh- van 's vyan(^s lyftoght, Jan Babtifta Taxis wel, die zich dat pas t'Uitrecht tighen-. hield; ende trok derhalven, zoo ras hy de tydingkreegh, met tweevende- vergeefs. len voetvolx, een' bende ruiteren van den Burghgraave van Gent, en etly ke foldaaten van 't Slot, op de been, om 't werk, terwyl 't noch onweerbaar was, te fleuren. De Naflaufchen, zoo fchielyk befprongen, eer hun' groote troep aangekoomen was, zien terftondt naa de vlucht om, ruimende't huis en de begofte fchans -, die van Taxis geflecht werd. Thans hervatte men den zelfften toeleg tot Nieuwefluis -y doch meede te vergeefs 3 mits het muiten der Duitfcheknechten> hoewelzyzichonlanxdaarnaa ftillen lieten. DeLandt- vooghdt, voorts,' om eens voor al te voorzien teeghen dit ongemak, gaf lad aan Don FrancifcoBaldes, met een'bequaamen hoop volx, alle plaatfen van belang, in dien hoek, te bezetten. Midlerwyle liet men niet, by de vlie- ghende booden, oft anders op duizenderley gevaar, dien van Haarlem fom- tyts een* trooflbrief toe te veirdighen, om hunne lydzaamheit te lengen. Want het quamp 'er hoe langer hoe deuner om, met voorraadt van gelde, van mond', en van oorlooghe. Waaroover zy {paarende't kooren voor de krysluiden, denweerloozen hoop gebooden, zich met moutkoeken te behelpen. Men toonde nochtans een ruftigh gelaat, ende als hen de Spaanfchen verguisden, met roepen dat 'er nocht broodt nocht bier meer ooverfchoot, zonden zy hun een ontby t buiten de Zylpoort. Voort floeghen zy, op nieuw, eenighe zil- vere penningen van tien en twintigh ftuivers, die booven de helfte dier deugh- Monen de niet hadden. Dan, gelyk de berooitheit geemelyk is, en de geemelyk- van 't heit het zoekt, zelfs daar 'taan ftoffe van aalwarren gebreekt, zoo droegh graauw in het niet lang aan, oft het graauw begon te morren: menaasd' hen metwindt, aar em' en brieven, {zoo 't hiet) veelgoeds beloovende, dat felkemaalte rug liep. Zy moghten in fiadt gedicht, oft recht anders luidende zyn, dan der gemeente diedfchgemaakt werd. Dochgaaven zy zich te vreede, mits hun d'Oover- heit tegemoet ging, toe ftaandedatzy zes mannen koozen, om naa te zien wat'er gefchreeven quam. Daarentuflen neep de behoefte, inkervende van hangers- dagh tot dagh. Al 't kooren op zynde; werd het voeder der beerten, die ook modt al- verflonden waaren, menfchenkoft, ende begoft men broodt van kennip en daar. raapzaadt te bakken. Voor toefpys ftrekte 't vlees van paarden, honden, katten, en ander gedierte, dat, onrein en ver waaten, door de noodt, tot not gemaakt wordt. 'T welk veel ooverloopens van burghers en foldaaten veroor- zaakte , die deezen droeven ftandt aan den vyandt te kennen gaaven. Der- halven , om , door de leevende ftemme van achtbaare luiden , den Prinfè 't perfen hunner benaauwtheit bet in te fcherpen, werden zy te raade, Tfee- Tfeeraarts raarts en Goutin, die oover twee maanden eenighkrysvolk in ftadt gebraght ken b - hadden, aan zyne Doorluchtigheit af te veirdighen. Men nam een' donkere bendelyk nacht waar, de zeeventiende van Zoomermaandt -, gaf hun een' korf met dui- mt der ven meede, en een van de fnelfte jaghten, dat met kloeke roeyers en fchutten ftadt. voorzien was > maakt voort een fchrikly k geluidt van trommels, trompetten, klok-
|
|||||
«
|
|||||
DER NEDERLANDSCHE HISTORIEN. 319
klokken, geichut: waaroover, zoo de vloot, als't ganiche leegher, in roe- 1 f/J.
re raakte, enyderzich lpoeide tewaapenen, verwachtende dat die van der fladt tot verfcheide plaatfèn uit zouden vallen. By behulp van dit getier en de duifternis, die den vyandt hooren en zien benaamen, fpatte't jaght onbe- merkt ter Fuik uit, tuflèndeicheepenvanBofTudoori die daar op de wacht laaghen. Thans lieten Tfèeraarts en Goutin, by een* duiveweeten: de be* leegher den hadden niet te bezwyken. Zyn' T>oorluchtigheit was nu totLey* degekoomen, om naader by- der handt hun ontzet te bevorderen. Enzeeker 't gebrak aan de zorghvuldigheit des Prinfèn niet. Maar de Meer was hy quyt, en wift wat het in had, te lande door de beleggers en hunne lèhanfèn te breeken. De Landtzaaten nochtans, gelykde gemeente met blinden yver voortflaat, lieten zich dunken, en voeren daaghelyx heevigh uit j dat het een weederwaardighe en erbarmelyke zaak was, niet ander tot verlojfingvan dê vroome Haarlemmers f onderfl aan: daar 't nochtans aan geen inwilghen en opbrengen van fihatting-, te dien einde, gemangelt had. Jaa, groot getal bur- gheren van Delft, Leyde, Rotterdam, en andere fleeden, waaren oover- boodigh , uit loutere liefde tot vaaderlandt, bondtgenooten , en gloorye * 't lyf by de proeve van eenen aanflagh op te zetten. De Prins, hierdoor ver- oovert, moeft hun ten laatfte believen -, doch verklaarde uitdrukkelyk, dat hy 't deed, om den haatlyken roep te weederleggen: hoewel 't hem booven maate zwaar voor ftond, als een werk nauwlyx uit te voeren met ervaare fol- daaten, veel min met burghers en ongeoeffent volk. Terwyl hy dan uit de bezettingen lichtte, 't geen de plaatfèn ontbeeren moghten, en alles totSaf- fèmverzaa melde, quaamen eenighe fcheepen, uit deKaagh, twee daaghen achter eikanderen, in 't gezight der beleegherden verfchynen , om hunne hoopebyaadem te houden: maar lieten zich t'elkenmaale, door die van Bot iïi, te rug dry ven, zonder dat die van binnen verzuimden ftips op het uitval- len te pallen. De welke derhalven , allen trooft ydel fchouwende, op den eerften van Hooymaandt beflooten t'ondertaften, oft de vyandt noch waare, om naa eenigh gefprek te luifteren. Dit werd beftaan door Pelikaan en Kor- j)\e vaH nelisMatheuszoonburgherhopluiden, in fchyn van verzoek, dat men zee- Haarlem kren vendrighs huisvrouwe vergunnen wilde, met haaren gevangen man te weken ge* fpreeken. De beleggers haaft bevroedende wat eighentlyk de meening was, fire^ met gaaven tot antwoordt •> d'Ooverfle der fladt moght veiligh buiten hoornen. «mVm&u Men zond' hem te woorde ftaan. Daarop werden gyzelaars gewifTelt> ende quaamen, teeghens den aavondt, de Heer van Vliet Burgherrneefter, Steen- bach, Pelikaan, enRofïgny, alsminftindenhaatzynde, tereene, met den Graave van Everftein, en vier bygevoeghden, ter andre zy de, tot mondtge- meenfchap. Maar daar werd niet bedreeven: mits dat de vyandt te hoogh in zyneneiich-, oft dat het, gelyk anderen meenen, dien van binnen geenernfl was, en alleenlyk te doen om 't hongerigh graauw met hoope te zooghen, tot dat de Prins zyif toeruftingh veirdigh hadde. DeSpanjaardt, viellicht hier uit peinzende, dat zynocht middel hadden om d'oovergift te verwylen; rukt 's anderendaaghs meeft al 't gefèhut dat in't leegher was, naa de beukeryen 5 werpt den pyntooren, en dien van Santé Katryne, met een groot eindt muurs, ter needer; twee bruggen in de graftj en bereidt zich tot ftormen. 'T ging eevenwel niet voort j mits de verweerders braaver gelaat toonden ? dan hy zich ingebeeldt had -, oft om dat een oovergeloopen Schotsman hem aandiende, dat 'er voor geen' zes daaghen 1 yftoght in ftadt was. De beleegher- den , aldus van buiten en binnen gepraam t, ftaake een* zwarte vlagge ten kerk- tooren uit, tot teeken hunner bedruktheit en droeffenis. 'T welk doende oen vyandt gelooven, dat hunne kraften uitgemerghelt, gemoeden befwyken- D d 4 de$
|
|||||
t«
|
|||||
po P. C. HOOFTS ACHTSTE BOEK
157 % ■ ^e' en ucntetyk voorts te vellen waaren; vernieuwt hy, ten volghenden mor*
ghen, het fchieten , met groote felligheit. Dies hervatten zy aan den aa- vondt , het gelprek j zonder meer dan te vooren te verrichten. 'S daaghs daaraan, woey de rouw vaan weederom van den tooren: en quam een vlug briefdraagher te neft, met belofte van fpyzing ter aanftaande nacht. Doch werd des niettemin ten derden maale in onderhandeling getreeden , door de Graaven van Everftein en Boflli, met vier anderen van 's vyands ■, den Heer van Vliet, Steinbach, Rofogny, Sohey, Pelikan, en Cornelis Mattheus- zoon, van ftads weeghe. Ende ftiet het werk op verklaaring der beleegher- den, datdelbldaat niet gezint was zonder zyn geweer uit te gaan. Thans quamp 'er (lc en vinde door wat wegh ) een luttel lyftoghts in -, ende verwiflel- den zy de zwarte vaan aan een' witte, meer tot bewys van den ontfank, dan van Be hehe~ eenigne verfrooying. 'T was naamelyk naa 't ontbreeken van gewoon en on- gberden m gewoon VOedfeI, 't verteeren van allerley groente met ftruiken en wortelen, lyden * uitpluizen van 't kruidt dat tuffen de fteenen groeit, zoo verre gekoomen, dat men by gekookte huiden van offen en paarden, jaa fchoenleeder, 'tlee- ven hield -, d'eene menfch by den anderen, op ftraat, binnen 's huis, aan de wallen, van honger ftorf -y de reft met de doodt op de lippen, in fchyn van fchimmen ging waaren. Derhalven zien zy noch eens een jaght uit te kry- ghen, met den burgherhopman Niclaas Bernardszoon, om den Prins te bid- den , dat hy hun, teeghens naafihoornenden dinxdagh, meer voorraads van eetwaar'en, aan de Ton, in den mondt van 't Spaaren, deede toevoeren', ge- merkt hunne benaaudtheit geen langer uit ft el lyden kon. Waarop de Prins een' duyfte rug zond, verzoekende met fchryven ook by Bernardszoon onder- teekent, zy wilden, naa zoo vee Ie zwaarïgheeden manhaft e lyk uitgeft'aan > noch maar twee daaghengedult neemen. Hy zouw zich ten uit erft e pynen, om hun ontzet, met Gods hulp , te weeghe te brengen . Ondertufïen werd het hooft den krysluiden zoo berooit, datzy, verfpuwende alle tucht, 't huis van den Lombard oft tafelhouder van leeninge, met geweldt opfloeghen, enet- lyke winkels fchandelyk pionderden} eer deeze tyding in ftadt quam. Gelyk nu de zelve daar groote blydfchap baarde, alzoovond zich zyn3 Doorluchtig- heitbenoodight, de kans der waapenen, hoe ongezien zy ook was, eindtlyk te waaghen. Waar toe de Baroen van Baatenburgh een' vuurighe geneeghen- heit toonde, uit weerzin in d'afzightigheit zyner faame fint de fchandopde Meer behaalt; de welke hem denken deed, dat het beetergeflorven waar, dan nerghens 't hooft met eere te mooghen opfteeken. Zelfde Prins, beducht voor 't erghfte, zouw liever zyn' eignen perföon by d'andren opgezet hebben, en eenpaarigh geluk met hun geloopen, dan den ondank der teeghenfpoet en 't morren der onweetenheit verwacht. Maar de Ridderlchap en fteeden, ooverweeghende wat het den Staate gold, zoo hem in dat gewright van tyde yet oevels oover quam, weederhielden zyn' toghtigheit: in voeghe, dat het opperbewindt den Baroen bevoolen bleef. Deez, dan, in voorneem en den oordt van 't Bos te doorbreeken, terwyl men de Fuik met een' loozen aanval te waater zouw dreighen, en hebbende die van de ftadt des door vericheide Baaten- duiven ver wittight, begaf zich, denachtften inHooymaandt, teeghens den bmgh trekt aavondt, van Saflèm naa Noordwykerhout, met ontrent vierdiiizent knech- tot on-Let ten; daaronder gereekent de goed willighen uit de borgheryen in grooten ge- van Baar- taaie. Ende heb ik mynen zaalighen Vaader wel hooren verhaalen, uit monde T\A vanHeerejohan van Oldenbarnevelt, naamaals * VooripraakvanHollandt, vo" hoe de zelve, dat pas, meede als een van den hoop, met het roer op den hals uit Delft toogh. Noch had Baatenburgh by zich zeshondert ruiters beleidt door den Heer van Karlooj zeeven veldtftukken j vierhundert waaghens met
|
|||||
e
|
|||||
O ÉR JSfEDERLANDSCHE HISTORIËN. %ii
Ihetkrystuigh en lyftoght, om tefFensden vyandt en den honger te verdry- iffj*
ven. Om eenighszins veillighlykdeleegherwallen te genaaken, voerd' hf meè, zeekere mosketlcheutvrye borflweeren van planken, met gaateri daar 'tgefchut door ïpeelen moght. De welke, loopcnde op wielen, van paar- den ter weederzyden en in 't midde getrokken souden worden, tot daar men gevaar van's vyands handgefchutquaametelydenj dan voortgefchoo- ven met handen en lange iparren. Dit geveirt kon men oopenen en fluiten * naa goeddunken van den krysbouwmeefter. Het dekte, als 't zaamgevoeght was, ten mindedriehondertman'in de breedte; In Noordwykerhout deed hy oopenbaare gebeeden doen, en zyne troepen ruften, tot middernacht toe. Toenfloeghhy weederop wegh, in meening den oo^dt der Duitfchen aan te grypen. Zyn' voortoght beftond uit d'eene helfte der ruiterye. Daarnaa volghde een gros van Hollanders en Zeeuwen, met het gefchut en de houte fchermen: voorts de Franfche, Engelfche, Schotlche, en andere knechten, en degelaade waaghens. Dereftvan 't paardevolk diende tot achterhoede. Behalven dat zoo woelend' een beweeghenis niet verhoolen kon blyven, zoo wilde noch het ongeluk, dat twee van de duiven, naa ftadt gefchikt, by den vyandt geichooten wierden ; ende quam hem daarenbooven een ooverlooper verkundfchappen, hoe de beleegherden, ter plaatiè daar nocht wacht, nocht genaakfchans was , een' gordyn doormeeden hadden , om ter veft uit te ftorten, zoo ras als zy 't ontzet verneemen zouden. Waar op hy * als zyn* vooruitloopers aanbraghten, dat het tydt om te waapenen was, daar ontrent j hoopen ftroois deed verzaamelen, natten, en aan brandt fteeken, om dien van binnen oogh en oordeel van 't pas des uitvals te beneemen: /lellende, des niettemin, vyfduizent man'van zyn befte voetvolk, met driehondert paar- den , achter 't ftrooy; eensdeels om hen t'ontfangen , zoo zy te voorlchyn quaamen, eensdeels om d'ontzetters te ftuiten. Een' andere fchaar van vyf- duizent knechten met vy f hondert ruiters, onder Jan Babtifta del Monte en andre bevelhebbers, gebood hy lanx denDuinkani Weftwaarts op te trek- ken, tot dat zyn gefchut by vluchten afginge; alsdan eenen keer te neemen, dwers oover de heirbaan, en de Naflaufchen ter flinke zyde aan te ranzen. Ter zelve ftonde hadden Romero, Montedoca, Licques, Capres, Frons- bergh, en Polwyler , met hunne regementen , oover de befhydingen te fpringen, en zich uit den weeghe te houden, tot dat zy geleeghenheitzaa- ghen, om op de rechte zyde van Baatenburgh te treffen. Het oover/chot van 't heir ftond in flaghorde binnen de leegherwallen. Des morghens ten drie uuren, zynde de Baroen gekoomen aan 't Mannepadt, en beezigh met de hou* te borflweeren en zyn' waaghenburgh, ter weederzyde, toe te ftellen, zoo doet het Spaanfch gefchut den mondt op, en maakt de vyandt veirt, van d'een en d'andre zyde. De voortoght van Baatenburgh, doorgeftreeft tot in 't bös, en binnen de befchanlingen, en de zelve ongemant ziende, floot voort, tof dat zy de troep by 'tfmookendt ftrooy voor de borft vindt. Aldaar raauwe- lykbejeeghent, en zich quaalyk behelpende met de paarden, mits de belem- mering van ftruiken en geboomte, werd zy getrent en te rug gejaaght. Die van der ftadt hoorden 't gedruis wel; maar geblindt met den rook, vermamen geen teeken, 't welk beftemt was met brandt te doen. Dies waanende dat het een veinstrek was, riepen zy; Alzooniet, 'Papiflen, zultghy ons', met valfchenfchyn vanflrydt-, in uwe laaghen lokken. BinnenwyIe runden Baa- tenburgh en Karloo op een' troep paarden der Spaanfchen, wel het derden- deel fterker dan de hunne. In deezen aanval werd Karloo verflaaghen, ende, néevens hem, Balthazar vanZurk, Jafpars broeder, van ouds her genaamt Studier, dienende, opeigheborz, met drie paarden. Ter zelve ftonde ruk- te |
|||||
o
|
|||||
322 P. G. HOOFTS ACHTSTE BOEK
1573. te de reft van 't Spaanfch paarde volk, met vollen run, op den Baroen aan.
Wort ge^ De Naflaufchen, alzoQgefchokt, wenden toom, enkoomenmetal'svyands ßaagben* ruiteryopde hielen, ter waaghenburgh inftorten, op hun eighen voetvolk. 'T welk, daar door ontfchaart, eil voorts befpronghen van 't voetvolk der Spaanfchen, zoo ter rechteals ter flinke, achter uitipatte en zich verftrooide. Daar bleef 'er, op de plaats oft in de vlucht, ontrent zeevenhondert, hoewel men eerft luider riep: waaronder, Baatenburgh zelf, met verfcheiden'Hop- luiden, zeffèntzeeventigh burghers van Delft, vyftighvan der Goude, der- tigh van Rotterdam, veertigh van den Briel, andere uit andere (teeden. Ende zou w't verlies van volk grooter ge weeft zyn, zonder de duifternis, 'tgebroo- ken landt, en'eenigheStaatenicheepenop de Meer leggende, waardoor een goedt deel geberght werd. Tfeeraarts, gewondt, ontquam het binnen Ley- de. De voerluiden, affnydende de gareelen, ontreeden 't meeft met hunne paarden . Maar al de waaghenei\ en voorraadt werden veroovert, neevens 't geichut en dertien oft veertien vendels. Deeze plantte men, des volghen- den daaghs, in'tgezightderftadt-, ende joegh eenen gevangen, bemoeit van neuz en ooren, derwaarts, om 't mislukken van den aanflagh te melden. Tot bewysvan 't zelffte, werden ook etlyke hoofden der verilaaghe burgheren 00ver de vefte geworpen. Van deeze neederlaagh beefde bynaa heel Hol- landt ; voorneemèlykdie van Alkmaar, hebbende tot noch toe geweighert, eenighe knechten in te neemen. Het leegher tot SafTem werd opgebrooken , en 't volk in bezetting geleit. Voorts verwylde de Prins niet, den beleegher- den aan te fchry ven, dat zy zich zouden zien, zoo beft doenlyk waar, te red- den . Ende quam dit dien van Haarlem 00ver, naa dat zy, zeeven maanden, met zoo fel eenen vyandt geftreeden; meer dan ticnduizent kortouwfchoo- ten, allerley gevaar; endtlyk den raazenden honger uitgeftaan; en een' Sagun- tifche ftandtvaftigheit, zooveel deChriftelykheit fcheen te lyden, bewee- RAadflaa- zen hadden. Dewyl 't volharden hun gewis bederf was, en geene genaade ghen om buiten te verwachten fcheen, werden zy, in't eerfte, te raade, met al wat uit der waapen voeren kon, door 't leegher te flaan -y achterlaatendehetooverfchot, fiadt te 0p hoope dat de Veltheer den weerloozen ouderdoom en fexe zouw fpaaren j breeken- al deed hy't flechts om de foldaaten in den bandt der krystucht te houden. T welk vernoomen by de vrouwen, en hoe men haar met haare onnoozele panden, in't gewoudt van den woedighen vyandt dacht telaaten-, berftenzy uit, met huilen, fchreyen, en jammeren-, en bedry ven zoo deerlyk een mis- baar , dat men geenen wegh met haar zagh, nocht yemandt van 't harte moght, al die bedrukte zielen, ter proeve van deSpaanfche meêdooghenheit oover te geeven. Dies hervat men den raadflagh, en eindight hem met befluit dat zeeven vendels, meeft fchutten, de voortoght zouden hebben, om een gat in" den vyandt te gaan. Daarnaa hadden die van de Majeftraat ende de fchut- terye, famt anderen den Spanjaardt miftrouwende, met wyf en kindren te volghen. De achterhoede moeft uit neeghen vendelen beftaan ■> en de Prins van den toeleg verkundfehapt worden, op dat hy hun alle mooghelyke hulp te gemoet fchikte. Ende waaren nu alle bruggen, die in ftadt oover 't Spaaren laaghen, gebrooken oft opgetooghen -, fcheepen en fchuiten ten deel in den grondt geboort, ten deel aan d'ooftzyde gebraght •, om de naajaght des vyands te fchorfên: 't fchut veirdigh om gezonken te worden. De maare van dit voor- neemen wracht omzien by Don Fredrik ■> en hem viel in, hoedaanigh hetge- weldt der vertwyfeltheit 1S3 dat de oorden zyns leeghers te wydt verfpreidt laa- ghen, omzichgemaklyk tebaate te koomen; dat men geen' gifllng^maaken kon, ter welke plaats de beleegherden hun geluk verzoeken zouden; jaa dat zy, fchoon gefluit wordende, uit de jongfte wanhoop alles in vuur zetten .; mogh- |
|||||
«
|
|||||
DER NEDERLANDSCHE HISTORIEK. p$
moghten, en zich onder de aiïche der verbrande /ladt begraaven. AI 't welke i ffö s
ooverwooghen hebbende, vond hy beft hun een aanblik van hoope te laaten toefchitteren ; en deed, op den naame des Graaven van Everftein, eenen brief in ftadt fchikken, luidende, dat'er alsnoch vergiffenis ten befte was, zoo zy tot oovergift verflaan wilden ? ende niemandt geflraft zoude worden ■> oft hy hadde 't, naa hun eighen oordeel', verdient. Waarnaa de Duitichen terftondt luifterdenj en weigherden de toght. Vyf vendelen Waaien, niet zoo licht in 't vertrouwen, maakten zich echter gereedt, en ter Schalkwyker poort uit $ nee veris een goedt getal der burgherye, met toeleg om de Meer, en'sPrinfen Scheepen te kryghen. Mits deeze tweefpalt ging heel Haarlem 't önderfte booven: alles dreef'eren dwerrelde met zulk een' losheit en onfteltenis, dat de wacht tot laat in der nacht onbezet bleef, en de ftadt in gevaar van lèhielyk ooverrompelt te worden. Ende was de wanorde en bedremmeling niet min- der by d'uitgetooghe Ichaare; die, onvoorzien van brugleggers en noódigh gereetichap, te rug keerde. Zy greepen naaderhandt noch eens den zelven moedt 3 maar zaaghen 'er niet deur, wanneer 't 'er op aan quam. Derhalven , als nu vafty dereeven week in den boezem was, treeden, den twaalfden van Hooymaandt, twee Burghermeefters, neevens Steenbach, Vaader, en Rofig- ny, in ernftighe handeling met den vyandt: ende werden d'anderen genoegh- zaam der voorwaarden eenfeh. Alleen Rofigny, geenszins daarin geruft, en raadzaamer vindende het uiterfte tewaaghen, vertrok zich in der ftadt, en hield den Wallchen Hopluiden voor, wat 'er gaands was. Die draaven met de hunnen, in heevigheit, naa de poort, en trekken de valbrugop, om de gemaghtighden buiten te houden. Doch werden zy endtlyk ingelaaten; voorgeevénde , dat Don Fredrik grooter zachtmoedigheit toonen zoude, dan men hem toevertrouwde. Ten volghenden morghen heel vroegh, wordt den fbldaateii, die by tromflagh vergaadert waaren, in hunne keure geftelt, de genaade oft ongenaade desHartoghen te verwachten, oft zonder geweer uit te trekken. Ende, dewyl de Hooghduitfchen en Schotten, dien reeds te verftaan gegeeven was dat hun niets mi(Vchieden zoude, verklaarden, dat hun bet geviel te blyven, dan de waapenen af te leggen -> zoo hadden Ook d'an- deren liever het zelffte te antwoorden, dan zich bloot op'svyandstrouwte verlaaten. Bordet, een Franfch Eedelling van oovermanlyke dapperheit, Dapper* had, geduurende 't beleg, met woorden en werken, zynen ipitsbroederen ^ett van tot geen'geringen prikkel ter volhardingh gedient: zooverre, dat, als zybe- Bordej: goften te flaauwen, en uit te liaan hoe de noodt voortaan ondraghlyk viel, *apï)en' hy, tot bewys van't vermooghen eens menichen, die enkel wil, een'kaers eiichte, en vraaghde, wat hem, in vryheit ende des ganslyk gezintzynde, beletten kon een lidt van 't lyf te branden. Ende zeit men, dat hy, daarop, zyn' handt in de vlam ftak, en bleef houden, tot dat de flank het gezelfchap uitdekaamer dreef. Deez, alsnu de uitkoomft des handels afziende > zon- derlings wat hem en anderen, die tot Berghen in Henegou w 's Prinfèn dienft hadden moeten verlooven, was naakendej bood een gelaaden roer aan zee- keren zynen dienaar j endej doet, zeid* hy, naa zoo meenigh flichtbewys, dit laaft' aan uwen heer e. T>rukt op hem los-, en verlofi my van d'ondeurwor* ftelbaare noodt. De knaap, verbaaft in zoo byfter een bevel, bad om ver- fchoont te worden, van'tuit'ei'fle leedt te doen, dengeene, dienhy alle trouw en hulpefchuldigh was. En Bordet weederom: Wat martghy ? Myn leeven ,> doorgebraght in't betrachtender eer e, ontzagh nooit leedt, dan de fchande. 'T zal op zyn eindt niet veraarden, om met een'fmaadighe doodt defnoode luft zyns vyands te koelen. Reikt my uw' hand: verplicht in haar zal ik fierven •■> oft anders, inmyn'eighe. Toen vlydt zich de dienaar ter gehoorzaamheid de* mee-*
|
|||||
•
|
|||||
524 P. C. HOOFTS ACHTSTE BOEK
IC73. meerier op de knien, met een' deeken om de ooren geilingert. Alzoo ver^
beid' hy, in 't aanroepen van Gods barmhartigheit, de fcheut; die haaren gank gaande, hem 't hooft aan Aarzen fmeet, dat het brein teeghens de bed- fteê fpatte. Zommighen meenen, dat de Heer zelf het werk gewracht hebbe, mits de knecht volflond in 't weigheren. 'T magh weezen, dat deez de. zaak in tweederley wyze vertelt heeft, naar tydt en geleeghenheit om de zelve wel oft quaalyk te verantwoorden. Hoe 't zy, men houdt het daarvoor, dat Don Frederik zich, in zoo hoogh eenen fprong van oovermoedt, ten hooghfte verwondert vond. Op den zelven morghen den tienden in Hooimaandt ten 'T ver- neeghen uuren, werd het verdragh geilooten, meebrengende, dat mende dragh fladt op genaade oft ongenaade, hadd' oover te geeven s doch de Velt heer te wordt ge- vree£ie waf) m£f een'fomme van tweehondert veertigh duy zentgulden, by de j ooten. burghers te bet aaien, hondertduizent binnen twaalfdaaghen, de reft binnen tweemaals zes weeken, tot afkoop van den roof Als de fchutteryen hier in be- willight hadden, werd met de groote klokke verkundight, dat alle poorters en foldaaten hunne waapenen op 't ftadthuis zouden brengen, uitgezeit de Duitfchen en Schotten, die terwyl de veften bewaarden, by orde van Don Frederik j viellicht om het toghten der Spanjaarden naa den buit in te too- rnen . Aan de burghers werd belaft, zich in 't kloofter te Zyl; aan de vrouwen in de groote •> aan d'andre foldaaten, in de Baakenefïèr kerke, te vervoeghen. Ditgefchiedt zyndej quam Philips van der Maate, eertyds Burghermeefter van Haarlem, als gemaghtight van den Hartoghe, de vrouwen aanzeggen j zy wilden doch alles, wat 'er vangoudt en zilver, gemunt oft ongemunt voor handen was, vlytelyk by een zaamelen, op dat 'er aan 't ranfoen der pionder ing geen mangel viele. Ende was haar geoorloft, dien aavondt f huis tejlaapen: maar zy moeften, V morghens daaraan, weeder in de kerke, verfchynen. 'T felf- fte hield hy den burgheren in 't kloofter voor. Ende werd, dat pas, den man- nen , onder hen zeffèn, een bol broods van twee ponden uitgedeelt. Ten volghenden daaghe, keerd' hy echter tot de kerke, metJuliaanRomero, en veel'andre bevelhebbers, gewaapendt. 'T welk zich zoo yllyk op deed in't oogh der anxtvallighe foxe, dat zy , als gepraamt van de baarlyke doodt, altzaamen oover hoop Hortten. D'onnoozele fchoolkinderen, op 't koor zit- tende, droeghen hunn' aandeel van deeze verfleeghenheit. Doch men ftild* haar, met melden, dat de genaade verworven was. Zy zouden maar't op* brengen der beloofde penningen ver zorghen ■> en goeds moeds naa huis gaan. Met gelyken trooft werden de mannen verquikt. Midlerwyle tooghen de Spanjaardts binnen. Toen moeften ook de Duitfchen en Schotten hun ge- weer booven brengen, en zich, onder wachte, ten deel in 't kloofter van Santé Katryne, ten deel in dat van Sant' Urfele begeeven. Ook gold het ver* dragh zoo veel niet, oft zommighe burghershuizen werden van de Spanjaards geplondert. Thans volghde Don Frederik, verzelfchapt met den Graave van Boflïï, en een ftaatlyk getal Eedelen 3 fpeurende in 't gelaat der fteedelin- geneennaareforsheit, enholbuikten honger, die hun ten ooghen uitzagh. Al de Hopluiden en vendrighs deed hy terftondt verzeekeren, ende naa 't huis te Kleef voeren. 'S daaghs daaraan, quam Al va in perfoon de leegherwer- ken en fteê veften rondom te paarde bezightighen $ ende, zonder binnen te Wreedt- ryden, keerde des aavondts naa Amfterdam. Met een hief het woeden aan, beeden 00- oover de foldaaten en eertyds uitgeweeke burghers, die by etlyke honderden ver d'opge- tefFens verdelght werden. Ende verzwolgh men de luft deezer moorddaadig- geevemn. heit op eenen dagh niet 5 maar toefde .van tydt tot tydt, als om der wreedt- heit de fmaak te lengen. Die tot bieghten verftaan wilden , kreeghen 't zwaardt: die niet, bekochten 't met de koorde. Vyf beuls, met hunne knaa-
|
|||||
f
|
|||||
DER NEDERLANDSCHÈ HISTORIEN". 3ïf
knaapen, Hoofden zich af aan deezen verfoeiden arbeidt 5 en de armen be- ifï*.
zweeken hun van vermoeyenis , eer d'onbarmhartigheit des dwingelands moede werd. Dies deed hy noch ontrent driehondert ellendighen , by naaren, ruggelinx t'zaamen kneevelen, en in den mondt der Meere ver- drenken . Onder andren werd gehangen een Luitherfch Leeraar van Hop- man Steenbach: deOoverfle Ripperda, met zynen fteêhouderLuidewyk Hoorenmaaker van Gent, onthalft : desgelyx Simon Simonszoon Predi- kant der ftadt 5 en een baftaart zoon des Kardinaals van Granvelle. Deeze jongman, heel anders gezintdanzyn vaader, had zich aan'sPrinfen zydé in krysdienfl begeeven , en liever te fterven dan zyn' afkoomft bekent te ftaan. Het zelffte bezuurden Landflot vanBreederoode, Heer van Veen- huizen 3 Roligny ; Jonker Jan van Duivenvoorde , kornel van de bur- ghersj ende Simon SchoorelRentmeefter van denBriel: de welke , ver- volghende zeekere vrouwperibon ten huwelyk, door zynen medevryer ver- raaden werd. Min nocht meer fprong men om , met een deel fbldaaten, die, krank geleeghen hebbende tot den neeghenden vanOeftmaandt, op dewerfvan'tgafthuis onthooft werden. HopmanBalfour behield zyn lee- ven op geloof, mits zweerende den Prinfè 't zyne te beneemen, dien hy zulx echter te kennen gaf, en getrouw bleef. AdriaanJanszoon van Dort, Schout 5 de Heer van Vliet, Pieier Kies, Geeraart Stuiver, Burghermee- fters ; neevens verfcheide , zoo wethouders , als bevelhebbers oover de fchutterye, en anderen; werden midlerwyle, in bewaarnis gefielt: en men floegh met vier trommels om, datniemandt beftonde, yemandt, die eer- tyds vöorvluchtigh geweeft was, te verberghen, op peene van in zyn'ei- ghe deur gehangen te worden. Pieter Haffèlaar , gezocht daar hy oover taafelzat, en ziende dat men zynen broeder Niclaas, die van verfleeghen- heit weenende werd, voor hem nam en aantaflte, ontdekte zich zelf, zeg- gende, zoo ghy den Vendrïgh zoekt, laat deezen los : ik ben 't. Als de lladt oover ging, was de bezetting, die zommighen op drie, anderen op vierduizent man* gefchat hebben, gefleeten tot ontrentachtienhondert toe. De helfte van dit ooverfchot werd wel gedoodt. Niettemin Mendoza en Pe- dro Cornelio, Spaanfche fchry vers, als oft dit nocht te laffêlyk gewoedt, en met afmaaken van vermeefterde luiden treflyke eere te behaalen waar, vergrooten 't getal tot op tweeduizend Carnero op drieduizent j die men* om't hervatten der waapenen, teeghens hunnen eedt, totBerghen enZut- ven gedaan, zoude hebben van kant geholpen. Ook flond de zeegheden Spanjaardt op niet weenigh bloeds: ende houdt men, aan zyne zyde 5 geduu- rende 't beleg, by de vyfduizent man' van fcherp geftorven te weezen: daar- onder, veele vermaarde Ooverften, ende anderen van naame . Een Raads- man van oorloghe niet, oft hy was t'eeniger ftonde verwondt geworden -, zelfs de perlbon van den Veltheer, die gevaar van den lyve liep , zonder 't yzeren beflagh van zynen riem , daar de koeghel zyn' veirdt op brak. De reekening vandemeenightedergeenen, die van ziekte , honger, en ongemak , vergaan zyn , zouw men zwaarlyk kunnen maaken j hoe- wel zy op zeevenduizent gegift wordt. Maar de onkoften > fchaade van brandt, en anders, by de beleegherden gedraäghen? zyn gebleeken te be- loopen , twaalfhondert drieentachtentigh duizent gulden : een' weldighe fbmme, indien men op de fchaarsheit des gelds van dien tydt wil aanfehou w neemen. De Hooghduitfche fbldaaten , voorts * hebbende 's Prinfèn dienfl moeten verzweeren, werden, onder hoede van hundert tfèfligh Spaan- fche ruy ters, naa Gelderlandt geleidt. 'T welk verftään by Sonoy, dat pas den Diemerdyk noch inhoudende 3 zond hy drie galeyen met fchutten af * on^ E e der
|
||||
326 P. C. HOOFTS ACHTSTE BOEK
*573- der Hopman Walter Heegheman. Die achterhaald'en befprong hen, tot
Nieuwkerk , in der nacht •, zoo fchielyk, dat de Spanjaards, niet kun- nende t'fchrap raaken, de vlucht naamen. De Duitfchen, by Sonoy ge~ braght, gelieten zich graatigh naa herwaapening, en wraak van den gelee- den hoon. Maar DonFrederik, des verwittight, wilde flux met hunne Hop- luiden Steenbach, Vaader, Schram, en Günther, deur: doch liet zich end t- ]yk verbidden, tot zoo veel uitftels, dat zy eenighe hunne meedegevange- nen moghten afveirdighen, om den voorzeiden lbldaaten hunnen eedt, en 't gevaar hunner bevelhebberen te erinneeren. Waardoor , de Duitfchen . beweeght, by verlof des Prinfen, uit den dienft fcheidden. Deezen uit- Haatlem gang nam 't beleg eener ftadt, ouwlinx vermaardt door de ftrydbaarheit, be- owvlwx toont van haare burghers in 't Oofte, en 't verooveren van Damiate: die ook vermaart gecn> minder lof by alle luiden van letteren heeft verdient, met de konft der mjryd' Boekdrukkerye , daar eerft verziert in den jaare veertienhondert veertigh, De Boek- ^oor eenen Laurens de Kofter: hoewel zy hem, van zeekren zynen knecht, drukkerye fnoodelyk ontdraaghen werd , ende , voor eighen vondt, aan den dagh Aldaar ge- gegeeven tot Mentz: van waar zy voorts door Europe verfpreidt is. Groote vonden. verlleeghenheit, zonder twyfel, baarde de val van Haarlem , door 'tgan- fche Landt. Die niettemin de dingen der weereldt met zuiveren ooghe befchouden, zaaghen lichtelyk af, dat, zoo, in alle plaatfèn Hechts van gelyke fterkte, de zelfïte ftandtvaftigheit voet naame, niemandt van de ge- boorenen jonk genoegh was, om 't eindt der oorloghe te beleeven. Alva zelf, wel kunnende deezereekeningmaaken, ook behoeftigh van gelde, en ge- dachtigh hoe hem 't fcheeren der landtzaaten bekoomen was , beftondop nieuw d'afgevalle fteeden, met aanbieding van goedt onthaal ter eene, en dreighementen van 't uiterfte bederf ter andere zy de, te verzoeken. Maar Don Frederik, om zich van de hitte zyner voorfpoedt , en van den flagh der verfche verbaaftheit te dienen, had al op den zeftienden van Hooi- Voorfpel maandt, tweeduizent mann'te voet, driehondert te paarde , naa Alkmaar der belee- afgeveirdight: 't welk , als aan keer ftaande , tot dien dagh toe , zyn' gherïnge fterking floffelyk behartight, en 's Prinfen krysvolk geweighert had. 'Tbe- van Alk? zetten jer fl-a(Jt was ? ^y Zyne Doorluchtigheit , bevoolen aan Jonker Ja- cob Kabbelj au w , geleeghert, met eenighe benden , tot Heyloo en Eg- mondt. Ende't waar dien van binnen, om, in allen gevalle, meefter huns beraads te blyven, wel lief geweeft , zyn' troepen op die twee plaatfèn te zien vergrooven j ende oft men daar meede den Spanjaardt uit Noordthol- landt hadde kunnen weeren. Kabbeljauw , daarenteeghen , floegh plat af het leggen voor den vyandt, meteen' ftadt achter rug, zonder te wee- tenwathy'eraanhad. Als nu de noodt prangde, quamhy, met zyn' ïchaa- ren, onder de vellen, aanftaan om ontfangen te worden. De poorten waa- ren geflooten^ etlyke burghers op de vlucht, ter fchuite, en hadden den boom opgebrooken. De reft, gefplift, neegh ten deel t'zynen verzoeke, ten deel oover d'andere zyde. Naa veel twiltens werd hy , met Hopman Ruikhaaver en eenighe bevelhebbers, binnen gelaaten, om met de Maje- ftraat in mondtgemeenfchap te koomen. Die van der Wet, bedremmelt in zoo wightigh een' ooverleg , waaren niet eendraghtigher, dan de ge- meente zelf. Ende kon men nocht heen nocht weeder met hun , tot dat Ruikhaaver , in gefteurden moede , uitborft -, yT was geen tydt om lang ooverbefluit te kaauwen. Kort moe ft men V zeggen: aan oft af. Toen ftaat de Burghermeefter Flooris van Teilinge op, en laat zich hooren, dat hy x-ich trooftte e erf zelve fortuin tot den einde toe^ met denTrins en de poorters te looien: ende treedt, neevens Ruikhaaver, ten ftadthuiz' af 5 daar 't volk bol
en
|
||||
DER NEDERLANDSCHE HISTORIEN. 3i7
en dik te zaamen gerot ftond , met verlangen waar het twyfelen der 1572.
Ooverheit op uit koomen wilde. Hy, genoeghzaam alles oover zich, en zynen wegh naa de Vriefche poort neemende , Hetze oopen ïlaan, en de NafTaufche vendels in, door eenen hoop burgheren, hem geleidende met 'T neemt haamers en bylen. Thans werd de Kennemerpoort geoopent 5 ende vie- '* Tmfm lende földaaten daaruit op den vyandt, dwongen hem de voorftadt te^kifi. ruimen, en ftaaken die aan brandt. 'T zelffle deeden de Spanjaardts den Porpe t'Egmondt binnen 5 en meêdryvende eenen grooten buit van beeften, keerden, op den achtienden, naa 't leegher by Haarlem : daar een zwaar misnoeghen fmeulde, onder die van hunnen Landaart, dat bin- nen weenigh daaghen tot oopenbaar muiten uitbrak. Hun eiich was achten- Mutttry twintigh maanden verfcheenen fblds , booven een1 vereering voor 't ver- . r fPat'" ooveren der ftadt: en die van binnen, tooghen uit, ten getaale van vier--^f fw ° hondert, om'tgefchutdaarin te voeren. Don Frederik, ongeduldigh om zulk een' vertreeding zyner achtbaarheit, riep al het heir te hoop, en ge- bood aan Don Lope deAcuna, hun met een regement knechten op'tlyfte loopen. Maar deeze, by gekoomen op een' roerfcheut naa , gingen plat teeghens d'aarde zitten, en wat men voorts porde, lieten't hundooveoór hooren. Toen beveelt hy Robles met zyn' Waaien aan te trekken. Die dreeven 'er de fpot meê -, laadende, als 't 'er op aan quam , hunne buflèn met zandt, en bluffende de lonten. Dies voeren d'anderen voorts, fleepten dertien oft veertien groove ftukken in de ftadt 5 die van uur tot uur haar' endtlyke verwoefting te gemoet zagh. Daar zyn 'er die vermelden , hoe tien oft twaalf Spanjaarden, verkleedt als koopluiden, den Prins, totLey- de, zouden aangegaan hebben, met verklaaring van geneeghenheit t'hem- waarts , meêdooghen oover de droeffenis van zynen ftaat , en middelen om hem Haarlem weederom te leeveren , voor een' fbmvanveertigh dui- zent gulden: ende dat hy, niet wTeetende zoo veel by een te fchraapen, hun uitbodt met een dankbaar gelaat moeft afflaan. Ten laatfte werd, ontrent half Oeftmaandt, door tufïengaan van Vitelly , een' man den krysvolkè wonder aangenaam,-de wanorde gericht; mits men hun, hooft voor hooft, dertigh kroonen telde $ zeftien voor de vereering , veertien op reekening van hunnen achterftal. D'ingezeetenen werden gedwongen, zes weeken lang, tuilen drie en vierduizent földaaten, t'hunner kofte te houden: doch, naa 't opbrengen van ontrent hondertduizent gulden, in gelde , waaren, enkleinoodje, om de reffc der ranfoenpenningen niet gemoeit; hoe zeer ook dat dier deLandtvooghdt van doen had. 'T zy datmenditmeedely- den met d'uitgeteerde burgherye had ; oft het geloof dat 'er niets oover fchoot, haar af te pynighen. De földaaten geftilt zynde ; werd Don Fre- derikvanhun, triomflykerwyze, ter fladt ingevoert; ende, in zyne jee- ghenwoordigheit, de groote kerk herwydt, door den BifTchop Godefroy van Mierloo. Den eenentwintighften van Oeftmaandt, werd de fchrik der wreedtheit ververfcht: zes burghers, hoewel van den waardften bloede niet,. en zich , viellight , booven hunner gelyken geuitert hebbende-, op demarktonthalft. Ende, alsomzyn'maght, beide ten goede en ten quaa- de, der gemeente te erinneren, begoft men , terwyl de lichaamen daar noch ten toon laaghen, een plakkaat van den Hartogh af te leezen, 't welk Vergiffe- gedaghteekent tot Uitrecht, den zeevenentwintighften van Hooymaandt, ni^aav den fteedelingen, mits opbrengende 't gemelde ranfben, genaade verzee- ver^n" kerde; behalven zeevenenvyftigh perfbonen, by hem te noemen, en in be- ^ 'waarnis te houden om gehandelt te worden, naar dat zich de verzoenden "Wel oft min zouden aanflellen. Onder d'uitgefteekene vond men den= E e 2 Schout,
|
||||
328 P. C. HOOFTS ACHtSTE BOEK
157 3. Schout, de Burghermeefters , Wethouders, Bevelhebbers, en anderen,
reeds , als verhaalt is, gevangen * ten getaale van neeghenentwintigh; Meer kon ra' 'erniet bekoomen. De Schout, en noch neeghen tot hem, ooverleeden in der hechtenis. Burghermeefter Jan van Vliet, geflaakt op zyn woordt naa lang zitten, zagh in kleedren van een* moolenaars- knecht ter ftadt uit te raaken. Zeeven oft acht verworven 't genot der vergiffenifle. Het ooverfchot te grootmoedigh tot fchuldtkenning , hield men leggen quynen , in de fchaduw der doodt. Maar de muitery der Spanjaarden , gelyk zy dien van Haarlem d'uiterfte anxt had aangejaaght, alzoo gafzy den anderen leeden des lands tydt om den fchrik uit te ichud- den, en tot zich zelve te koomen. Voorts verzuimde de Prins niet, met reizen, met zeinden, van plaats tot plaats, de gevelde harten oover eindt te rechten. Ende flaaghde zynen toeleg wel het voorwaartsgaan der Zeeuwiche zaaleen te deezen tyde. Hy had aldaar tot Ooverfte gefielt Heer Karel van Boifbt, en tot Ammiraal, Luidewyk broeder deszelven. Deez, als de Heer van Beauvois, met taghtentigh zeilen , zoo groote als kleene, zyn'loop naa Armuide zette, om aan Middelburgh, dat weeder in hongers noodt lagh , onderftandt te doen , flooten hem niet alleen den weghj maar waarneemende de geleeghenheit, als de Hopman, die binnen Ramme- Rammekens gebood , tot Middelburgh was , en een goedt deel der bezet- te/» voor tinge uitgetooghen om kooren te fnyden, dwongen de reft met ichieten den Prinfe enmyneeren, defterkte den vyfden vanOeftmaandt, in hunne handen te gewonnen. ieeveren 5 behoudens lyf en pakkaadje. Waaroover Beauvois , nu ziende in geener wyze Armuide aan te doen , eerft naa Weftkappel, thans den Roompot in zeilde, en aan onzer Vrouwe polder, daar de Zeeuwen niet op verdacht waaren , met eenighe "ondiepe fcheepen zyn volk deed lan- Middel- den ; voorts de lyftoght, van achtere met waaghens , naa Middelburgh burgh door voeren. Maar met ditipyzen , gedaan ter yl, uit vreeze voor de Zeeu^ Beauvois wen , die zich flux op de been maakten, was de ftadt nerghens naa zoo tenigb- zeer geftyft, als door de jeeghenwoordigheit van Mondragon ; die daar ?Waf^" voor Ooverfte bleef , met vyftien vendelen Waaien. Sonoy en zyn* by- Mondra- gevoeghde raadsluiden hadden in 't laatft van Hooimaandt, zyner Door- co« tot luchtigheit zeeker fchryven toegeveirdight, dat eenen gebrooken moedt, 'ooverfie en bynaa d'uiterfte mistrooftigheit meldde. Naamelyk, dat, feedert den gelaaten ondergank van Haarlem , die van.'t Hoorder geweß hunne eenighe hoo- wou. -pe op de vlucht f che enen te fleUen, pooghende door alle weeghen 't gereedt Mißroo- hunner middelen te land' uit tefchikken. Men onderliet wel niet de plaat- JJJ zen te fl erken -3 maar zy dienden ook beet er bezet, en van nooddruftvoor- vm Sonoy z*en te z^n i ^e ^loote gemant -y en een' fchans op Tejfel geleit, eer zich en zjne de vyandt daar vefiighde , om de vaart naa de Maaze , famt allen toe- raadslui- voer en kundfehap uit Zuidth o Handt af te fnyden. 'Daarenteeghen gebrak denmaan het aan geldt, lyftoght, krystuigh , foldaaten, en de trouwe der zelve', den Prins. %oo ras de betaaüng oover haaren dagh toefde. Ende kon men'tlanger niet harden in dien flaat, nocht fchyn van wenfehelykeuitkoomfl be'óogheni'ten waare dan zyn' cDoorluchtigheit een vafi verbondt met eenighe mooghende Vorflen gemaakt, en treflyk ontzet voor handen hadde. In welken geval- le, hooghtydtwas, de fleedendes te verwittighen, om't verloop te fchor- fen. De Prins , by brieven van den neeghenden in Oeftmaandt, die doorgaands naa vuurighen yver tot Godsdienft , en wonderlyk vertrou- wen op het recht zyner zaake fmaakten , antwoordde zeer ernftelyk, beftraffènde hunne flaauwmoedigheit. Een kloek en manlyk hart p lagh 7 ook in jpyt der weederjpoedt, ankergrondt aan de hoope te vinden : d'anxt"
|
|||||
t
|
|||||
DER NÊBEfeLANDSCHE HISTORIËN. 31$
d'anxtvallighen en blooden , door den raadt der vre e ze *> verrukt tè wor- iff.4
den. Welk een' onervaarenheit, zich in 't verheeren der weereldfche din- Treftiah een f ontzetten ? welk e ene wankelb aar heit, om 't misval e ener fladti antwoordt hoewel ooverbitter en deerlyk , te zwichten ? eeven oft Gods arm met fa Prin-, dien afbrek verkort waar, en de ganfche welflandt des landsop den Haar- fem lemmer boodem gefcheept. Hoe veele fterke plaatfenfchooten^r noch oo- ver, daar't woordt Gods zuiver verkundight werd, en zyn' e er e betracht $ die j booven allerley inzighten> in acht te' hebben flond. Hadde men zy- ne tydighe waar fc• huwing naa- j men hadde de geklaaghde behoefte wél voor* gehomen. Maar't bevreemde hemgrootelyx, wie't krys volk inde gewoon- te gebraght moghf hebben , van ten juiflen verfchyndaaghe hunne foldye te eifchen. Nocht Kaizar , nocht Konink ooit, had zoo flips op betaa- ■ • * len gepafi. Men zaaghe eens op de weêrparthy , daar de Spanjaards die al-
tyds voor anderen gingen , acht entw int igh maanden aan den heer hadden. In v aft en verbonde, jaa, flond hy$ ende had het, voor V aanveirdenvan de befcherming der Chnflene en verdrukte landt zaaien , met den opperflen Vorfi der v offen aangegaan s die nooit zyn betrouwers te leur fielde j en ge- wifyk ten laafle zyne èn hunne vyanden te fchande zouw maaken. 1)och wild? hy onder tuffen zich zelve nocht e den vaader lande bezwyken, maar 4 waaghende goedt en bloedt, de middelen te werk flellen , die hem de Heer der heirfchaaren had toegefchikt. 'Dapper droeghen zich de Zeeu- wen , hebbende kortelinx 't flot Rammekens , en eenen ryken buit. ver- oovert. Zoo zy die naary verden, de Spanj aardt had te waater, niet dan leedt en hoon te verwachten. Ende (konde men hem , zoo in Hollandt als Zeelandt, de zee quyt maaken _) f zink zouw zyn hoomoedt gaan , en de meefle noodt geleeden zyn. Hierentuflèn wrong de benaauwing der gemee- nearmoede middelen t'haarder verlichtenis , uit verfcheide vonden j die, lafligh in zich zelve , bezwaarlyker mits d'ongewoonte , ten aanzien der ™'rf noot wendigheit, met groot geduldt gedraaghen werden. Ende zyn, dat^ ,€n/. pas, onder andre , ingertelt de tollen, die men voorkrysgeley te waater, den f^ah- envoor vrydoom van koophandel op vyandtlyken boodem, betaalt: d'ee- derl tollen ne * geleigelden , d'andre *f verlofgelden geheeten. Deeze braghten in 't ïngeftelt. eerfle jaar achthundert vyftigh duizent gulden op. Als al dit de behoefte * Cön- noch niet floppen moght > was men daarenbooven gedwongen , de goe- voyen. deren der geefllykheit en uitgeweekenen aan te tallen. Ten zelven tyde ' Licen- nam zynen oorfprong de Raadt van Staate j geflicht uit neeghen perïoo- *Jn', nen, om , neevens zyne Doorluchtigheit, het oppefbefliervan landt- en St*m * kryszaaken te houden. Die van Alkmaar , aan aêmtoght geraakt door gerecht. de aftoght der Spaanfchen , verfloften nu langer het flerken hunner vef- Alkmaar' ten, en opdoen van voorraadt, niet. Ook was hun vergelding van koflenfterkten by zyn' Doorluchtigheit toegezeit. Doch hadden zy 't echter quaadt ge- veïXtet noegh , om , voor de betaaling van mout en kooren t'hunnen behoeve > **chi 't woordt der Noordthollandfche Staaten te Verwerven. Die Van Leyde, Ley de des* leggende 't gevaar eeven naa, behartighden met gelyke vlyt hunne veilig- gelyx. heit. Al wat 'er rondomme was 3 van Slooten, klooflers, geboomte, om den vyandt te dekken, werd ter aarde geworpen; de Heer Poyet j met ach thon- dert mannen, in bezettingh ontfangen. Aan d'andre zyde ook fliep men op lift nocht geweldt, om der verkreeghene zeeghe naadruk te geeven. De Ooverfle Robles begreep eenen aanflagh op Enkhuizen, met zeekerefcheei . u pen türfs, en krysvolk daaronder verhoolen. 'T welk verkundfchapt aan 0 A^tg Sonoy, door eenen, óie, te dien einde, 's nachts tot Sneek oover de veilen °Üui"en<ie* viel j befchoor hy hun zulk een' ontfankenis, dat 'er alles gekleeft zouw zyn, miß. E e 3 hadd'
|
||||
33° p- c HOOFTS ACHTSTE BOEK
1572. hadd' het naar hunne wenfch ge waait. Nu deed hen de fHlte traaghlyk ten
bederve fpoeyen^ zulx deylende yver van d'Enkhuizers te vroeghopwas met zich bloot te geeven 3 waardoor zy beide van hun bellek verfteeken bleeven. Boflii onderwond zich, Cornelis van Ryswyk , gebiedende op Naa 'thuis teMeedenblik, door ftrafquyting en ryklyke beloften, totleevering Meeden- van Slot en fteede te bekooren. Oft hy 't genioedt van den Burghvooghdt te blik ook vooren gepeilt had, ofteenighblykvan weifelzinnigheit aan hem geipeurt, vergeefs WOrdt niet verreekent. 'T was anders plotfelyk en plomp genoegh aangeleit, getracht, ^y eenen brief, dien Ryswyk, daar 't behoorde te leezen gaf, en tot zyn1 meerder geruftheit voorts aan Sonoy bekent maakte. j Maar Al va, in voor- Alva ruß neemen 't Noorder geweft te waater en te land' aan té grypen, was zelf tot te mater Amfterdam gekoomen , en deed daartwaalfgrooteicheepen, en zes jach- t9e* ten ten oorloghe toeruften : in Vrieslandt vier galeyen. Teeghens deeze laatfte, quam, van 's Prinfen weeghë, Duco Martina , als zyn Ammiraal
oover de Vriefche kuft , met vier oorloghfcheepen op deEems leggen; graägh om yet wightighs aan te vangen, hadd' het hem aan volk, en wil- ligheit der zynen niet gemangelt -, die veel alvrybuiters, en meer op eignen ... voordeel, dan op eer en voorftandt des vaaderlands uit waaren. Doch de Swaare handt Gods hief eenen ftorm van windt en reeghen op, die een' van de ga- ßormin leyen, met alles wat zy voerde, te gronde, twee andere, heel reddeloos, Vrieslandt foy Holwaart op landt, fmeet j en al de groote fcheepen der Vriezen , uit- tnelders. gezejt een> boeyer 5 vernielde. Verfcheide dyken aan deezen oordt, ge- lyk ook in Ooveryfiel, Groninger- en Embderlandt, gingen deurj de baa- ren , oover veldt, vee , vruchten , en menfchen : 't Vlie en Teflel niet zulx vry , oft vyf boots , en twee van de Noordthollandfche oorlogh- fcheepen , moeften maft en hoofttouwen kerven : booven dat 'er een waa- terfchip fneuvelde , en boeyer op 't landt dreef. In Zeelandt raakten drie Koninxfcheepen, van de grootfte, te (Iranden^ een ander, met tach- tentigh foldaaten, in 't geweldt der Zeeuwen . Met dus een onweeder en Don Ire- verbolghen heemel, floegh de voortoght der Spanjaarden , den eenen- drik treki twintighften van Oeftmaandt, op wegh , naa Alkmaar toe. Hunn' eer- naa Alk? fte gai braakten z' op twee runhuizen, aan den uiterften boom van de vaart. maar. Waarteeghens die van binnen , uitvallende, het eene aan brandt flaa- ken. Tot het ander zaaghen zy geen' kans, en den vyandt zoo fterk aan- koomen , dat niet alleen 't zelve bemaghtight, maar ook een' fchans by de Ton, aan de Schermeer, uit vreeze verloopen werd. Een' troep, ter Vriefche poort uitgetooghen , op fchermutfïng, vond het daar ook te heet, en noodigh de hertredt te kiezen. Thans zonken de beleggers een fchip voor den boom •, ende was 't gros van 't heir om de ftadt -, zoo dat 'er niemandt uit oft in kon , dan met de doodt voor ooghen. Don Fredrik ging t'Outdorp herberghen , neevens Noircarmes, Romero, Braccamon- te, Velasco,- Pedro de Toledo, Iberra, Goigny, la Motte -, met ander- half hondert paarden t'zyner lyfwacht, en vyftigh vaanen knechten. De kerk deed hy dienen voor pakhuis van oorloghe. Tot Huiswaart quam zyn broeder Don Ferdinand leggen, met acht vendelen : Polwyler tot Sant Pankraas, met zesDuitfche , en achtWalfche van Robles. De Heer van Chevreaulx, en die van Licques onlanx Ooverfte van Haarlem gemaakt, hadden 'er twintigh te zaamen tot Koedyk •, de Heer van Capres tien, tot Berghen , met ontrent vierhundert paarden , zynde de red: der ruiteryci Everftein en Fronsbergh tweeèntwintigh , tot Nieuwpoort. Hunn' heele maght werd gefchat ten getaale van zeftienduizent mann'. In de Beever- wyk waaterfteigher hunnes toevoers , hielden zy dertigh oft veertigh rui- ters. |
||||||
DER NEDERLANDSCHE HISTORIEN. 33t
ters. Daarenteeghen hadden die van Alkmaar niet booven achthundert 1573,
foldaatenin, behopmantmet denOoverfte Kabbeljauw, Willem vanZon- nebergh , Koenraadt van S teen wyk, Dirk Duivel, en Jacob Hennebaart. WantRuikhaaver, te vooren vertrokken met zyn'bende, en daarnaawee- der derwaarts gezonden van Sonoy, had, mits 't verlies der ichanfe hy de Ton, niet deur kunnen booren. De burghers waaren dertienhondert > d'an- dereinwoonders en gevluchte huisluiden weenighj altzaamen onervaaren in oorlogh. Maar een rechtfchaapen hart, verfoeyer der flaavernye, deed ■ ■' hun 't uiterfte getrooft zyn , en zulx aanSonoy ooverlchryven : met mei- T)ievan ding , nochtans , eener geftaltenis , die Ipoedigh ontzet vereiichte. Zy AHm<i1 voeghdendaarby, dat> huns bedunkens, oorbaar waar, met doorkerving maanen derZeedyken, 's vyands dieper inval te weeren. Sonoy antwoordde mee- f "a^T* dooghentlyk, betuighende zyn' plichtpleeging by 't ooverfchikken van " m U Ruikhaaver, die door 't verbaten der fchanfe was uitgefloöten. Zyn' zor- ghen > zweet 1 en bloedt was echter f hunnen befle j de Trins om hulp ge- maant-, de fluizen reedsgeoopent -, deZeedykniettefchoonen, zoo de noodt bet aanklopte. 'DaarentuJJenflond hun te harden, en de eer hunner vr o om- heit te bewaar en. Desgelyx poogliden de naafte fteeden hun hoop en moedt te geevenj verheffende de gerechtigheit der zaake, /amt het lof en loon, uit het handthaaven der zelve , te verwachten. Nu leuterde V Spaanfche juk, en wasGraafLuidewyk met treflyke haften in aantoght, om Neder - landt eens voor al aan eenen vryen hals te helpen. Heerlyk waaren deeze woorden, en de beleegherden daar door ooghfchynelyk geflieht > maar die ze gaaven, niet eeven mildt van werken. Naamelyk, zy worpen den De voorflagh der inwaateringe zooverre, dat weide en wintervoeder voor de Nwrirfo/- beeften hun naader fcheen te gaan , dan lyf en leeven hunner benaauwde f * bondtgenooten. Ende hun, die 't ftuk der volftandigheit dreeven by lui- ^oolelan den met het vuur voor de fcheenen zittende, finarte't verlies van de veldt- 'tdoorflee- vruchten eenigher maanden ; bewys , wat het fcheelt, enkelen raader oft kpifar gelder met een te weezen. Waarom het miflehien zeekeren bevelhebbe- Zeedykgn, rentevergeevenftaat, zoo zy, ten aanzien van deeze koelheit der gebuur- plaatzen, hebben uitgefchooten ( gelyk de ipraak ging) van Alkmaar te verlaaten, en zich door den vyandt te liaan, meevoerende goudt, zil- ver, en de beknoptfte koftelykheeden. Maar zyn'Doorluchtigheit, haa- ren tydt beeter befteedende, terwyl 's Hartoghen zoon hier den zynen fteet, luifterde naa eenen aanflagh ontworpen by etlyke ingezeetenen van Geer* truidenberghe. Daar lagh in bezetting, met anderhalfhondert Waaien, een Hopman van kaaien aadel, en gebynaamt Draak, voedende met oogh- luiking het fteelen zyner Ibldaaten , om meede van den buit te deelen: zoo onbefchoftelyk , dat hy zich ten laatfte vervordert had , eenen Bur- ghermeefter , die zeekeren armen verongelykten burgher voorlprak, een' oorbandt te geeven. Waardoor, de weederwaardighingh, te vooren aan 't wellen , voorts oovergezooden was. Dies nam Poyet, nu'sPriniènftee- dehouder geworden , de toght aan 3 fcheepte van Dordrecht oover -, en beklom, voor den daagheraadt des achtentwintighften van Oeftmaandt, de veften neevens de Breedaalche poort, met een' dromvolx: 'twelkftil- lekens binnen geraakt, met de toegedaane burghers, en grootgekrys, de Geertrui* Waaien van achtre befprong, aan den haavenkant > dien hy om hen der- denh«&b waarts te lokken, met oopenbaar geweldt deed aantallen. Daar werd de ƒ amdtnm Waaterpoort opgeflaaghen j de reft der Naflaufchen ingelaaten; 't meefte IJlden deel der Waaien gevelt. Jonker Draak ontquam 't, door een venfter zy- Vïmre m„ ner herberghe, dat op de fteêgraft uit zagh, en Het het geldt, dat hy tot g(noemtn* E e 4* be-
|
|||||
•
|
|||||
331 P. C. HOOFTS ACHTSTE BOEK
W3' beleening zyner knechten 's daaghs te vooren ontfangen had, op de taa*
fel leggen ■, uit haaft , oft om zyn' vervolghers daaroover te doen ftrom-* pelen. Voorts werd daar tot Ooverftegeftelt JeronimusTfèeraarts, wiens krysvolk , daaghelyx den Brabandfchen boodem ftroopende , den Landt- vooghdt benoodighde, de grensplaatfen, fterker, en met eenighe ruiters, Boflks te bezetten. Wel ooverviel Boflu daarenteeghen , door Hopman Tam- volkjvordt berghen zynen Ooverften fleedehouder, het Dorp van Broek in Waater- ™eefi%, landt, kreegh ook Landsmeer, Zanderdorp, en Zuiderwoude. Lands- van eent- meer verliet hy thans weeder > maar hield de twee laatfte in, en al de ftreek g e orPen j[anx het Y } van Saarendam, tot Nieuwendam toe. Waardoor , dien landt. ""' yan * gewe^e d'onderlinge handel en toevoer benoomen was -, uitge- zeit te fcheep. Gelyke voortgank des vyands , ontrent Alkmaar , werd gekeert, door de zorghvuldigheit van Sonoy, met vier dappere fchanfèn, scbanfentot Ruftenburgh op den Huighendyk , Langedyk in Broek , Schoo- noor Sono) reldam , en Krabbendam. In yder van de welke hy nachten dagh, boo- gemaakt. ven 't krysvolk , twee oft driehondert boeren deed waaken. Ende om in andere de luft te blullèn van den vyandt behulpigh te zyn , wrook hy , met brandt, zulk misdryf, begaan by die van Otterlik. Doch de treftighfte fteun der dingen , en verquikking der volken , was het oover- koomen van den Kornel la Garde , geftuurt met acht vendelen , eens- deels Franfoizen , eensdeels Duitfchen , door den Prins , naa Noordt- hollandt. De beleegher den toonden, met uitval op uitval, hunnen moedt 3 en onderkroopen , den vyftienden van Herfftmaandt, een' loopfchans aan de zuidzyde der ftadt j van waar zy, met goeden buit, en eenen ge- vangen Spanjaardt, weederkeerden. Hy was genaamt Jeronimo de Ar- cibu , een man eenighzins gerooken hebbende waar de toeleg des Veldt- heers op draaide. Want hem, gedreight met de doodt, deed anxt, en toezegh van 't leeven verfcheide zaaken melden , die hy , zoo naamaals Een ve- hleek, uit zynen duim niet gezooghen had. Echter werd hem geen woordt vangen gehouden , en de galgh t'zynen loon gegeeven j tot maghtighe ontftich- teegbens ting dergeenen, die (vreezende dat men hen anders voor gunftdraaghers belofte, in ten Spanjaardt zouw fchelden ) bedektelyk morden 3 dat belofte aan Alkmaar, Jen Vyandt gedaan , ook verplichting baarde ; waarenbooven dus een gelangen, bandet voortaan allen gevangenen den mondt floot. Den voorzeiden Jero- nimo ging naa, dat hy om 't lyf te behouden, zich hooren lietj zoo zy hem fp aar en wilden, hy waar bereidt, neevens hen, in den duivelte gelooven. Men wil dat zeeker Franfois , binnen Haarlem gevangen , by de beleg- gers ontflaakt geweeft zy, onder borghtoght en toezeg van de geleeghen- heit der fladt te gaan befpieden : ende dat hy , daarop oovergeloopen, zulx rondelyk verklaart hebbe aan die van binnen : de welke den Span- jaardt zouden opgehangen hebben, in de kleederen van den Franfois, om den vyandt te doen gelooven , dat deez, in 't betrachten van dén aange- noomen laft, achterhaalt was, en daaroover omgebraght 3 op dat zyne bor- ghen verfohoont wierden. Don Frederik , midlerwyle, dreef zyne naa- Haarlem- derniflen voort, zich dienende , onder anderen, voor del vers, van twee menge- oft drie hondert Haarlemmers, die uit de fchutteryen, by looting opgepreft dwongen waaren gen nardt gelagh naa zoo lang een lyden, heene geleidt te worden M/L (noe vec* m*n ^an tcr doodt?} om dereefrte fcheu te hunner eighene vrien-
maart den ten doel te flaan. Ende moght hun niet baaten, dat zy zich op de ver- giffenis beriepen3 kryghende t'antwoordt, dat hun geen' firaf \ maarJs Ko- ninx dienß geverght werd, voor wien zy fchuldigh waaren hals en haave te waaghen. Op denachtiendenvanHerfftmaandt, begon het beuken, met nee-
|
|||||
<
|
|||||
DER NEDERLANDSCHE HISTORIEN. 333
neeghen kartouwen teeghens de Vrieiche Poort, met zeeven, teeghens if/^.
den Rooden tooren oover. Welke ihikken, by de tweeduizent klooten, ten deel van veertigh pond', worpen j en t'elke piaatiè een weldigh rak wals , aan den buitenkant, needer. By de Kennemerpoort en de Zout- keeten was 't enkel veinzen, om breeder fchrik te maaken , en de krafc ten der fteedelingcn te fcheiden : ende reedde men daar, quanfuis , toe, om met {chatten oover te fteeken . Maar aan de andere oorden , maak- ten twee bruggen , 's nachts tevooren oover de graft gefchooven , d'een* op praamen , d'ander' op wynvaaten , het padt ten fïorme ; die , 's naa- middaghs ontrent drie uuren aanging. Ende was de zelve bevoolen aan het paar regementen uit Italië gebraght by Don Lope de Acuna , onlanx tot Haarlem ooverleeden. De Spanjaarden , zich voorts doende, fcheur- 'r X^-ve den de lucht met een yslykkrysgefchrey, en vlooghen in vuurighenmoe- beßormt. de teeghen de bres der Vrieiche poort op. Daar werden zy oevel ontfan- gen van allerley fteek- en houwgeweer -, ende deed een reeghen van zie- dend water en gefmolten loodt, een* iheeuw van ongelefchte kalk , ber- nende takken , pekhoepen , en ftrooy , een haaghei van fchroot, koe- ghels , en fteenen, hunne hitte zulx bekoelen, dat zy , bezefFende 't ge- vaar, de vlucht naa beneeden naamen, en plaats tot den aanval eener twee- de troepe maakten. Maar die werd eeven raauwelyk , als d'eerfle, ont- haalt , en afgedreeven. Doch 't bleef 'er niet by ; en een' verfche fchaar quam weeder met gezwinde felheit aanfpatten. En zy hadden nu de kruin der veile onder de voeten , en daarop hunne ftanders geplant; fchreeu- wende , zeeghe, zeeghe: defladt is onz: als zeeker burgher eenen ven- drigh , op dien roep , met een flaghzwaart komt antwoorden, en maait hem bey de beenen af, zeggende; dat datzynwas. Met een itort hun de refï op 't lyf, en dwingt hen aarzelinx den fprong hunner fpitsbroederen te waaghen. En 't lagh nu daar zoo vol dooden, dat 'er Manuel Cabeca Vaca , gelaft om op nieuw toe te zetten , geen doorkoomen aan vond. Zuurder zagh het 'er uit by den Rooden tooren , daar de af keerders ook van achtere beftookt werden , van twee flukken gefchuts, teeghen oover de Zoutkeeten gefielt. Door de vlytigheit, niettemin , van wyven, maaghden , en jongens , die hun anendan met het gemelde berntuigh te baat quaamen joeghen zy meede , tot twee maaien toe , de befpringers, van de wallen. Men deed echter alhier ook den derden torn 5 die, wee- deritaanmetdezelfitemanhaftigheit, 't gevecht enden dagh gelykelyk ten einde braght. 'T gaat zeeker, dat, in vier uuren tyds, die de flrydt aan- droegh, nooit yemandt van de verweerders uit zyn' plaats week , zonder doodt oft zwaarlyk gewondt te weezen. En Coneflaggio van Genoa tuight, hoede vendrigh Solis, gefleeghen, neevens andren, op de breuk, en vän booven needer geworpen, ooverbraght; dat hy onder de geenen, die den toegank verdaadighden , nocht helm , nocht harnas , nocht ee- nigh ibldaatsgéwaadt fpeurde , maar alleenlyk luiden op hun bootsmanich gekleedt, met fpietien en hellebaarden in de vuift -, en vochten als leeu- wen , Zy verlooren eevenwel niet booven dertien burghers , en vieren- twintigh iöldaaten : d'aanvechters wel duizent mann' j daaronder Don Diego Felis, en Francisco de Bovadilla. Blasco Nunjes de Carajaval werd5 i: met een loodt gequetfl, en beflorf het thans. Wel was het den beleeghef» den geen' geringe flaghboegh, dat de viilchers van Schermerhorn en 'tei- landt, die, geduurende't ftormen, uit louteren y ver, in méenighte van fchuiten en praamen, voorde Tonne quaamen , met den enkelen fchrik van hun gekrys, en dreighementenj Val aan, flaa doodt-, maghtigh omzien |
|||||
*
|
|||||
334 P* C HOOFTS ACHTSTE BOEK
1573. in de Spanjaardts baarden, en den naadruk der aanvechtinghe grootelyx fchor*
ften. E en* van de:,ftormbruggen werd in der nacht by die van Alkmaar op- gehaalt., en binnen getooghen. Al dit nietteeghenflaande , deed Dori Frederik, den twintighflen der zelve maant, weeder zeevenhondert fcheu- ten teeghen de fladt, enetlyke benden op zyn, om 't geluk noch eens te proeven. Maar de fbldaat, zyn' bekoomft hebbende , was nocht met vlaayen, nocht met ftraf heit voort te ftouwen ; ende lieten 'er eenighe zich eer van hunn' eighe bevelhebbers doorfleeken: daar de béleegherden , by wie de vreeze ( geiyk gemeinlyk) met het gelukken van den eerflen weeder« floot uit had , hen , met trots en terghwoorden , ten aanval daaghden. Verfibei- yoorts oopende Jonker Fredrik van Zeevender , door orde van Sonoy, de fluimen de fluizen van Krabbendam, Aertswoude, endeZype, niet zonder moeite gewant* met ^e boerell) die zommighe der zelve, 's nachts , weederom flooten: zulx dat men ze met lbldaaten bewaaken moefl. Ook werden verfcheide gaaten in den Oofterendyk gemaakt -, ende , by behulp van eenen Noor- den windt en fpringvloedt, het waater zoo hoogh gejaaght, dat men, tot veele plaatfcn , met fchuiten oover 't landt voer. En mangelde daar nu meer niet aan 't verdry ven des vyands uit dien hoek, dan het doorfleeken van den Heevendyk tuilen Berghen en de Koedyker fluis , famt van den Galghdyk achter Outdorp : daar de huisluiden heftigh teeghen riepen , dat men hen ten roof wilde geeven, en in flaat flehen, om van alle kanten Timen te fchuit oovervallen te worden. In Alkmaar, daarentuflen, mits de groo- geldt in te fchaarsheit van gelde, floegh men, voor tienduizent gulden tinne pen- Mkinaar ningen van dertien fhüvers , die den foldaaten getelt werden , onder be- geßaagen, j0fte van vergoeding ten einde der beleeghering. D'Ooverfte en Burgher- rn eefters hadden , al oover een' wyle , den flads timmermeefter Marten Pieterszoon Vermey bewillight, onaangezien 't groot gevaar zyns lyfs, aan Sonoy en de Staaten te brengen zeekere brieven , verborgnen in een* geboorde pols , die met een' houten naaghel geflopt was. Deeze man voorts gezonden naa Delft, aan den Prinfe, keerde met fchry ven zyner Door- luchtigheit , zoo aan Sonoy als aan de béleegherden, te rug. Maar, geraakt zynde 's nachts naa den achtentwintighflen van Herfflmaandt, door al de Spaanfche wachten , op eene naa, die dicht by de fleêgraft flond, werd hy ontdekt, en ontquam 't met loopen , mits den brief van zich werpen- schryven de t j)e welke, geleezen by den Veldtheer , de vroomheit der beleegher- desPrmfen d
waaraan ys heelen Lands vryheit hing-i hooghlyk roemde -3 met be*
ajgewQï- joße ^an erjienfenjs en byfiandt j ende dat men, verwittight door vuurt ee-
kens wen 't naauwde, de dj ken zoude doorfieeken, om V ganfche gewefl on- der te zetten: jaa {oft zy fchoon niet vuurden^) indien men't quaam noo- dighteoordeelen. Grootely x quelde 't Sonoy, dat het den brieve dus mis- gaan was : niettemin, hebbende een affchrift daar van ontfangen neevens dien aan hem, vond hy middel, om 't in fladt te kryghen. Zelfs't onge- val deegh tot geluk. Want Don Fredrik, ziende, zoo doordeopvloedt, als door langhdurighen reeghen , een' breede plek lands plas leggen , en zorghénde nu daarenbooven voor een' doorgaande ooverwaatering, acht- te 't heir in gevaar van verdrenken: ten minfle ( marde men langer) dat het 'T leegher qm 't grof gefchut ge wedt waar. Dies deed hy 't tydtlyk vervoeren ; hoe- spgebroo- wej reeds met veel ongemax :. ende brak voorts, den achtflen van Wyn- *en' maandt, het heele leegher op. De fteedelingen, aan ruimte geraakt, vie- len moedighlyk uit, en in deflaart der Spaanfchen , jdienzy niet weenigh
volx aflloeghen. Maar 't ellendigh gewefl had daar meê niet uitgeleeden. Naa verfcheide branden, by den vyandt geflieht, quaamen d'eighe foldaa- :'-', : ' ' '" ' ten |
|||||
«
|
|||||
DER NEDERLANDSCHE HISTORIER tff
ten van Alkmaar, eerft Outdorp, thans Huiswaardt in d'afïè leggen. Het ifji,
heir, verdeelt, ging tot verfcheide dorpen , ontrent Haarlem en Leyde in- leegheren : Don Frederik t'Amfterdam zynen vaader vinden. Onlanx hier te vooren nam affcheidt van Alva, en zynen wegh, door Vrankryk, naa Span- De Har- je, de Hartogh van Medina Celi; hoe langer hoe af keerigher van 't bevoogh- togh van den der Nederlanden en de verwartheit van hunnen ftaat, daar hy t'zyner Meäina eere niet zagh door te raaken. Maar 't oorlogh, al fluimerd'het te lande, Ceh &erf liet daarom niet, wakkerlyk te waater gedreeven te worden. Want Bot mA s¥m~ fu, hebbende zyn'vloot gereedt, was, den twaalfden van Herfftmaandt, uitgeloopen. Wel is waar , dat de Noordthollanders, om hem het Y te floppen, weeder eenighe wrakken by Amfterdam gezonken hadden , en dat hy daar, mits eenen Herken windt, ten eerften daaghe niet deur kon koomen. Maar hy maakte des andren daaghs een oopen te vinden, en de ruimte te kryghen. Waaroover de Noordhollaiidfche fcheepen , het Y ver- datende , tot aan Pampus weeken. Op zyn' achtien zoo zwaare fcheepen als jaghten , had hyzes Spaanfche, neevens etlykeHoogh- enNederduit- fche vendels j tot Onderammiraal Jan Simonszoón Rol van Hoorn : en- ##«* de taftte , voor 't eerfte werk , de fchans te Schellink woudt aan. Daar- yf m in, lagh Hopman Henrik van Broekhuizen > en weerde zich manlyk ge- ^wllm» noegh : doch , ontbloot zynde van de fcheepen , werd endtlyk gedron- im^u gen, om een goede heenkoomen te zien, en zyn' wyk op Monnikkendam te neemen. Geringen oft geenen weederftandt beweezen voorts d'andere fterkten van den Waaterlandfchen dyk , en vielen meeft al , ten zelven daaghe, in 's Graaven handen. Die van Noordthollandt, hebbende hun betrouwen geftelt op de wrakken en 't afdammen van den vyandt, verfloegh nietweinigh 't ontfehieten van dien toeverlaat. Ende [was hun 't verlies der fchanfen een groote fhiart; te meer om 't gefchut daarin gebleeven , dat zy tot waapening der vloote ten hooghfte van noode hadden. Geen'wan- hoop echter verftikte hun den moedtj maar zy maakten tot Hoorn en Enk- huizen vierentwintigh kryskoggen toe, en verzochten op den Prinfè, dat hy hun eenighe fcheepen , doch fchut voor al, wilde byzetten. TefFens liep hun het weeder meê, en benam de ftyve windtden vyandt eenighe daa- ghen, die hun in het toereeden wel te pas quaamen. Bofïii, naa't bezet- ten der blokhuizen met krysvolk , zond eerft Franctfco Verdugo aan den Landtvooghdt, om hem te berichten , in wat ftaat Waaterlandt waar. Thans voer hy zelf ooyer naa Amfterdam, om zyn vloote te meerderen , en naa de heerfchappy der Zuiderzee te dingen. Robles, midlertydt, met Robles drie galeyen , famt een boot en zeeven krabfehuiten , verooverde zeeven doetceni* fcheepen, die met driehondert laft' rogs van Oofte quaamen. Jaaternaau-^/^'** we noodt ontging hem het Noordthollandfch # beleidfchip : nietteeghen- Jn 'f ftaande dat Doco Martina met zyne fcheepen 't Vlie bewaarde. Ende hiel- '*"Cö . den deeze twee elkandren daar zulx bezigh , dat geene van beide beuren voyfehipi* moght, zich by de groote vloot zynerparthye te voeghen. De Graaf, nu fterk ontrent dertigh zeilen zoo kleene als groote, enzyndemethofftaaten tweehondert foldaaten in zyn Ammiraalfchip gefteeghen , dat den haatly- ken naam van Inquifitiè', en tweeè'ndertigh metaale ftukken voerde, licht- te , den derden van Wynmaandt, het anker voor Amfterdam 5 dan kon ? mits 't weldigh waayen , niet voor den vyfden , oover Pampus raaken. Toen ftreeft hy naa de Noordthollanders toe 5 in opzet eeven wel van handt- gemeenichap te fchuwen , en 't voordeel van zyn' fcheepen en fchut * bet bezeilt en toelangende , niet te verwaarloozen. D'anderen , daarentee- ghen, wel zóo kloek in getal, fielden al de kunft der boots-en ftuurluideii t©
|
||||
33ö P. C HOOFTS ACHTSTE BOEK
te? 2, tewerk, om tot aanklampen en enteren te koomen. Met dit toe- enont^
leggen, en dwers door eikandere zwieren, liep die halve en de heele vol- ghende dagh ten aavondt 3 zonder dat 'er meer dan twee van de zyne ach- terhaalt en aangeranft werden, Op 't eene voer Hopman Schuilenburgh , zwaagher van Boshuizen, Dien viel Hopman Jacob Til tot driemaals • toe aan boordt, en ooverweldighd' hem ten laatile. Schuilenburgh, met noch zes, werd naa Hoorn gezonden: d'anderen, ontrent vyftigh, door-
fteeken , oft in zee geworpen. Til verloor booven twee mannen niet; maar alzoo hy zelf, en noch twintigh van de zynen , gewond t waaren, werd hem 't verooverde fchip weeder ontnoomen. Hopman Taams Gelt- zak van Meedenblik ransde het tweede fchip aan: dan kon des geen mee- fter worden. Seedert droegh zich niet bezondefs toe , tot op den elfden der maant. Toen quamp men eikandere weeder ónder 't gefchut. 'T welk, van de Boflufche zyde , zoo vreeflèlyk donderde, dat het voor de bondtge- nooten onmooghelyk te verduuren fcheen. Zy joeghen 'er echter op aan, trachtende door alle weeghen aan den vyandt vaft te raaken > die hun t'el- ken maale ontworftelde, en zyn' oude gangen ging. Maar hun Ammiraal, Schip- Corneelis Dirxzoon van Monnikkendam , inhebbende Hopman Ruik- fiydtop haaver met een deel ibldaaten, pynd'het zoolang, dat hem endtlyk geluk- Znyder- te *t fchip van BofTu in te zeilen, en 't zyne daar aan te hechten. Hy had 'm Xïe > en de mars leggen etlyke rapfche gaften, die potten met ongelefchte kalk, en zxeg e der verfcheide vuurwerken , van booven needer in 't gezight der Spaanfchen holland'- Meeden ftuiven. Met een quam Hopman Pieter Bak. van Hoorn , zich ntJt aan 't ander boordt werpen j Jacob Tryntjens van Enkhuizen , voor de boegh j Hopman Boer van Schellinkwoudt, aan d'achterfteeve. Doch
deez , flaande , mits zyn' laaghte , te zeer aan de vuurpotten uit Bofluus fchip ten doel, werd gedwongen te deizen, en 't roer van Boflii met vree- de te laaten. Kleen voordeel nochtans was dit denGraave, die, al vech- tende, met de drie andere needer dreef, en achter de Nek by Wynes aan den grondt klemde. Een Koninxfchip, daarentuflèn, van honderttwintigh laft', dat onder Willem Veft van Enkhuizen ftond, werd door de bondtge- nooten bemaghtight. Maar 't was zoo lek gefchooten , dat men 't volk, en 't fchut, te wceten, vier metaale, vier yzere gootelingen, en eenighe bafïèn, daar quaalyk kon uit lichten, eer 't wegh zonk. Vyf kleener, aan zeekere zanden verzeilt, werden benoodight zich op te geeven. Jan Si- monszoon Rol, met het ooverfchot, nam de vlucht, totooverPampus. Daar hield men 's aavonds krysraadt, en befloot, des volghenden mor- ghens Boflu te gaan ontzetten, oft het leeven daarin te fchieten. Ook was Jan Simonszoon , met het krieken van den dagh, onder zeil: dereftinsge- lyx, waanende dat het den vyandt gold. Maar hy zette zyn' loop recht toe naa Amfterdam. Aan d'andren, die verwondert waaren wat het bedieden moghte , nochtans gehouden zyn' vlagge te volghen, gaf hy thans te ver- flaan , dat hem de Spaanfche knechten gedwongen hadden dien wegh te neemen. Zoo liet menBoffli in de ly : doch de zelve daarom niet zich rid- derlyk te weeren: maar , beide jfbldaats en hooftmans plicht betrachtende, ftond geplant by de maft, in vol en roerfcheutvry harnas, met de rondas aan den arm, het zwaardtin de vui ft. Ende duurde't gevecht de ganfche nacht deur } oft ïèhoon de Noordthollanders 't behulp hadden van verfcheide waaterfcheepen, die geftaadigh af en aan voeren , met dooden en gequet- ften, met voorraadt en verich volk. Waaronder zich veele burghers van Hoorn mengden , uit brandenden y ver voor vryheit en vaaderlandt. Hier ftaat niet te verzwyghen de ruftighe koenheit van hunnen Jan Haarink, die,
|
|||||
e
|
|||||
DER NEDERLANDSCHE HISTORIEN. ^/
die, 'smorghens metdetweelicht, by de takeis van Bofluus fchip opkläu- 157p
terde j de vlagh van de fteng rukte j en daar meê neederdaalde: hoe wel 't hem 'tleevenkoftte, mits hy door een luik m zyn'borft gefchooten werd. Ende* lykj als 't nu aan den middagh ging , naa achtentwintigh uuren ftrydens* en 't verlies van al zyn krysvolk , op veertien oft vyftienman' naa , trad Boiïu , geen* ander* uitkoomft ziende , in handeling , en gaf zich oover aan den Amniiraal Cornelis Dirxzoon, Hopman Ruikhaaver, en den ge-* weldighen pre vooft Joachim Nieuwvink: mits bedingende 't lyf voor aide Sj^lflßTl j 1)00T £j ich, daarenbooven, een' gr aaflykegev ankenis. 2)'andre fol- daaten hadden in wijfeling, oft voor een* maant folds , volghends oudt krys* gebruik uit te gaan. De Spanjaards niettemin , voorneemelyk Corcue- ra en Lopes, Hopluiden , mistrouwende 't verdragh, weigherden daarin te bewillighen , tot dat het door Sonoy , en de Staaten van Noordthol- landt zelf, bekrachtight werd. D'aanzienlykfte gevangenen , behalven Boftli, en de twee voornoemde Hopluiden , waaren de Heer van Krui- ninge, Lieven van Weldam , Geeraart Pinzen , Hardenbroek, Nieuw- man , Jooft van der Werve, Garbrandt van Warwyk , Romery , Ques- nooy , Bloemendaal , Blyenburgh van Dordrecht , ende Jan van dei" Mooie. Van ontrent driehondert földaaten , in alles gevangen , voerde men het derdendeel naa Enkhuizen , de reft naa Hoorn , neevens den Graaf, die onheuflèlyk ingehaalt werd , van een ftraatgelchrey, hem verwytende de Rotterdamfche moordt, en dat hy nu, getooghen teeghens hen met eeven quaadt een hart, loon naa werken fontfangen had. Zyn Ammiraals vlagh hing men daar in de kerk op, tot gedenkteiken der zee- ghe, waarvoor Godt, in alle fteeden en dorpen} met eenen vallen- en- de biddagh gedankt werd. De vluchtelingen , voorts, om hunne fchan- de teeghen 's Hartoghen ongunft te dekken, fchooven al de fchuldt van den misgang deezer toght, op het flecht beleidt van den Graave. 'T welk* hem ter oore gekoomen , zoo naa ging, dat hy, by eenen brief aan de Staaten van 't geweft, en den Ooverïïe Sonoy , verzocht, yemandt van de zynen aan den Landtvooghdt te mooghen afveirdighen , omzyn'eere, dat dierbaarfte van alle tydtlyk hei] , by 't quetièn der welke zy doch niet gebaat konden zyn, te verdaadighen ; ende met een te bevorderen, dat de gevangenen beleefdelyk gehandelt, en met den eerlte teeghens andere ge* loft wierden. Dit ftond men hem toe, mits leezing van zyn ichryven heb-* bende. Hoe 't met hem afgeloopen was , vernaamen de burghers , tot Haarlem in hechtenis zittende, by zeeker brief ken, verborgnen in een pyp-* ken en kop booters : zeggende de boode hun aan, zy zouden de booter De V^nÈ wel proeven j op dat ni'er hun meer af beitelde, indien z' 'er fhiaak in von- ^ar4 den. Dies ontgon men ze daatelyk : en Burghermeefter Kies j het brief- aan e^ ken geleezen hebbende, zeide tot d'anderen \ daar was een kabbeljauw ge- aherltot " vangen, en zyn rob wel hondertduizent gulden waardt. Met een gaat het Haarlem op een aanheffen van pfalmen en lofzangen , tot groote verwondering der gebrachte Spaanfchen, die noch geen' tyding hadden./ Onlanx daarnaa, alzoo 's Graa- Ven vrunden zich pynden, den Landtvooghdt tot wifleling van gevange- nen te beweeghen , werd de zelffte Burghermeefter op zyn' trouwe ge- flaakt, om met Verdugo, daaraf, t'Amfterdamtegaanïpreeken. Eenftren- ge geeft ftak 'er in Kies, te recht gepartuurt met een' vrouw van gelyke hart- voghtigheit, die verdient heeft haaren naam uit het graf der vergeetelheit fe Houden. Zyhiet dan Brecht Engberts Prooften, en had, voor den afval derftadt, haaren man, die grootelyx in 't oögh, en naagetracht was, niet alleen binnen 's huis verhoolen gehouden , maar hem ook heimelyk een F f kindt
|
|||||
1
|
|||||
338 F. C. HOÖFTS ACHTSTE BOEK
1572. kindt geteelt. 'T welk, mits de Schout naaft haarent woonde , met des
Man- te meer gevaars vermengt was. Ook gebeurd'het, terwylzydroeghj dat haftigheit de Schout Kies quam zoeken , haar ooverftrydende , tot blyk zyner jee- yan Brecht ghenwoordigheit, dat zy zwanger ging. Waarop zy , zonder zich an- Troopn ders t'ontzetten, om 't hinken zyner bewysreede aan te wyzen , koel moe- vTbw- ^elyk antwoordde , dat de wegh voorby de deur lagh. Jaa zy ging in de vbermee- ze^ve ftaan ? des andren daaghs naa 't baaren -, naabootfende in eere, 't geen (Ier Kies. uit vreeze voor fchande, fomtyds de geene doen , die haar' eer quaalyk te raade gehouden hebben. Naa zoodaane proeven van aankleevende trou- we > wilde zy ook den reisveirdighen , naa Amfterdam , verzelfchappen. In'tafvaaren met een' opefchuite, werden, by zeekere Hooghduitfchen, eenighe quaniuis eericheuten gedaan ; een , der welke ('t zy onverhoeds oft willends) met een loodt haaren arm trof* dat het in de fchenkel flee- ken bleef. Zy , kennende haaren man voor fors , als hy was , en oploo- pende , verbeet zich, zonder hagh oft wagh te zeggen, uit zorghe dat hy opftuiven , en zich aan den fchieter vergrypende , in zyn' gewiflè doodt zouw ftreeven. Ende werd niemandt der wonde gewaar , voor dat haar 't bloedt , by de kleederen quam needer vlieten . Wel ontftak toen zyn* gramfchap , willende met geweldt aan landt. Maar midlertydt was men voortgevaaren,. de quetièr verre, en de heevigheit liet zich allenskens nee- derzetten. In 't verrichten zyner boodichap bejeeghend'hem maghtighe zwaarigheit. Want zyne en zyner meedegevangenen goederen waaren niet alleenlyk reeds vergeeven aan Don Frederik , Noircarmes , Barlemondt» Del Rio, en Berti: maar Al va, onbekommert met het gevaar van Bofïïi en zyngezelichap, wilde, zonder hen aan te zien, de Haarlemmers van kant hebben. En deed hy hen, t'zaamgekeetent, op eene nacht, t'Amfterdam voeren, en verwees hen ter galghe. Welke zoo onomzightign een' hardnek- kigheit gemerkt by Verdugo en andere Spaanfche bevelhebbers 5 gaan zy hem aan, met vertooning van V weifelend geluk der oorlogen , waardoor hun fchier oft morghen gelyke ramp weedervaaren moght. Zoo men de braaf* flefoldaaten, die door V bieden der uit erfl e weere in 's vyands handen vie- len , uit puur epootigheitHete -verloor en gaan j wat was 'er anders te ver- wachten ï dan dat hun, voor zich zelve zorghende , voortaan de vlucht zoo licht als hem hun leevenflonde ? Belangende hen, vertoonders: teeghens kling en koeghel, jaa, waaren zy ; niet teeghens de bafl opgew offen: nocht hadden lufi tot langer dienft, zoo hy marde met zoo nieuw en byfier een krys- gebruikafte fchaffen. Deez' en gelyke teeghen worpen deeden 't uitvoeren w'ißeling der vonniflèn opfchorfèn. Endtlyk werden d'andren aan anderen , Kies der gevan- aan Weldam vermangelt. Dien vraaghd' hy in 't ontmoeten , hoe desfel- genen van <v en geluk zoo kleen , ofthetzyne zoogrootquam, dat het een* brouwer van Haarlem* ffaarlem teeghens eenenjofiker deedopweeghen? Daar Weldam op antwoord- de; hy zouw zich des niet belghen, al Hete men hemfchoon teeghen zyn* brouwers knecht uitgaan. Maar om Borïii viel meer te doen 5 die , drie ronde jaaren, en tot den pais van Gendt toe, in hechtenis bleef. Die van Noordthollandt, nu buiten kyf meefters der Zuiderzee, fpieghelden op ver- Icheiden' aanflaaghen , om d'ooverhandt ten meeften oorbaar te gebrui- Aanflaa- ken. Onder ander zouden zy geirne den Heere van Billy zyn' fcheepen ghen der nutteloos gemaakt hebben -, 't welk, met floppen der haavene van Harlin- on tge- ge^ daar die laaghen, te beichikken fcheen: waar het (chipvolk, eifchen- door mui- de zes maanden fblds, niet in weederwil, en thans volflaaghe muiterye ge- terye ^.vallen, oft Sonoy ter zelve tydt in geen' doodtlyke krankheit: geduurende hindert, de welke, 't hooftbewindt der zaaken aan Meefter Willem Bardes ifond, dien
|
|||||
•
|
|||||
DER NEDERLANDSCHE HISTORIEN. tfp
dien de luiden van oorloghe 't noodigh ontzagh niet toedroeghen. Pieter iff'ii
van der Meer, Henrik Maifter , Jacob Taayaart, en Fredrik Ötszoon, werden aan hen afgeveirdight, met aanbieding van een' maant folds ge- reedt, en belofte van eerftdaaghs d'andre vyf te betaalen , indien zy zich monfleren en beftieren lieten. Verre van daarj en 't fcheelde niet veel (zoo hoogh fleegh de heevigheit} oft zy hadden , met het bloedt van den Ammiraal en gemaghtighden, hunne handen bezoedelt. 'T welk verhoedt zynde by de zeedighften, met tuflèntreeden en fmeeken -, moeft men hun toeftaan, de gemelde heeren in bewaarnis té houden , en twee mann' daar by te ftellen van yder fchip, tot dat zy de helfte van hunnen eiich in gelde ontflngen, enverzeekering, onder't zeeghel der Staaten, voor't vol« doen der refte in Louwmaant naaltkoomende. De Landtvooghdt eeven- wel , met deezen flagh opISee in de verïche wonde van Alkmaar , was, zelfs tot Amfterdam , niet alleen in haat, maar in d'uiterfte verachting gekoomen : zoo wyde, dat zyn'beeltenis, die by de partydighfte Spaans- gezinden , in 't ftaatelykfte der zaal' oft kaamere te pronk gehangen had, nu verfoeit in eenen hoek , oft d'afzightighlle plaats van den huize raak- te. Dat hy der ftadt geverght had , bezetting van buiten volk in te nee- men, holp tot deeze vervreemding j daar hy ook de muf af kreegh. Der- halven dieper , en voor eenighen oploop duchtende , te meer mits de A}V4 groote fchulden hem door de burgherye gemaant, befloot hy zich van y! , , & daar t'ontfteelen : en hebbende met de trompette doen uitblaazen , dat ^f^J/ yder's andren daaghs om zyn geldt zoude koomen> ging deur, des nachts ßer(iam te vooren, en liet den luiden 't naakykken. Geflachten van d'alderryk- fte, die , uit dommen yver, en onervaarenheit, en zich aan 's Koninx naam vergaapende, hem meer dan 't hunne geborght hadden, werden hier- door zoo berooit, dat wyf en kindren, zouden zy eeten , moeiten om een' arme daghhuur gaan werken. $nde heb ik zeekeren borgherszoon ge- kent, die > naa veel vervolghs om 't achterweezen zyns vaaders, by de * Spaanfchen niet dan endtlyk een vendrighfebap verworf -, thans in Hol- landt gekoomen , om teeghens zeekere zyne maaghen te pleiten, en boo- venftander daarin, echtereeven beflommert door de langduurighe kollen * zich fhelas.' ) op d'uitgewonnen' hoffteede , verhing uit mistrooftigheit. 'T welk verhaalt zy5 tot erinnering wat de tierannen al op hunn' hoornen ' laaden. Alva , hebbende met dus een' ftank Amfterdam geruimt, nam zynen wegh op Uitrecht, met eenen korzelen moedt, dien vier van 's Prin- fèn Hopluiden , tot verlcheide plaatlen gevangen , zoo de Roomsgezin-* den zelf getuighen , aldaar in der nacht, met de galghe ontgelden moe- iten. 'T hooft ftond hem te byfterder miflehien , om een'ipytighetyding uit Duitslandt ontfangen. Ontrent deezen tydt, zeeker, als hy vyftighdui- zent pond' bullekruids van daar verwachtte , was het op een' heide ont- zynbußs moet, van de waaghens geloft, en aan brandt gefteeken meteenloopendt kïtüdtin vuur, door eighen' handen van Hartoghen Hans Kazimir en Chriftoffelb ^mtslancit 'sPaltsgraaven zoonen. Welkftuk, daarnaa, dieVorften, byöopenbaar >** ltA gelchriftverdaadighdenj ftaande houdende j hoe'treedewas, hem de mid^ Qraavm delen te beneemen, om in Nederlandt zoo veelquaats aan te rech ten, datj zoonen tot in't Ryk toe, voorneemelyk aan de Rynftroom, door de toghten en verbrandt* rooveryen zyner földaaten , famt dje verhindering des koophandels, ge- voelt werd. Tot Uitrecht maakt' hy 't kort, en vervolghde zyn' reize naa Brabandt. Daar ontbood hy de Staaten ter daghvaart, om hun nieuwe fchattingen, tot verval der oorloghskoften, af te vorderen. 'T welk verftaan bydievanHollandtenZeelandt, deedenzy printen, en hun töeveirdighen F f t een0
|
||||
34o P. C HOOFTS ACHTSTE BOEK
157 3. eene reedevuldiglien en beweeghbaarlyken brief, hen biddende ; Zy wil-
den zichimmershoeden, van den tier an te ßyven, met middelen om hunne Landski)den en meedebroeders ten ondergang te brengen, daar men lichte- lykfleuren kon hun eighen bederfin bewoelt te weezen. Zy zouden liever hun, in 't voorflaan der gemeene vryheit, de handt bieden j verzeekert, geliefd1 het hun maar 't vierendeel, van 't geen hy eifchte , daar aan te befieeden, dat zy waaren om wel haafl het vaaderlandt aan ruß en zyn' voorighe welvaart te helpen, en zich zelven eenen loflyken naam, by aüe Vorflen en volken, te verwerven. Noch quamp 'er, op den naame van den Prinfe en de Staaten van Hollandt en Zeelandt, een wydloopend fmeekfchrift aan den Koning in druk uit. Waarby hy gebeeden werd -, zich eenmaals vaaderlyk tont f armen •> ooverzyn' eüendighe erflanden, afgemat door den ooverlaflen geweldenaaryen vanAlva. 'Dat hem geliefde de onverzaadelyke gierigheit en bloeddorfl des zelven te bedwingen -, zynen onderdaanen vryheit van ge- wiffe,en 't genot hunner gerechtigheeden te vergunnen ^en het uitheemfche krys- volk, tot verzeekering der gemeene veiligheit, te doen vertrekken. In 't eindt riepen zy alle Chriflene mooghentheeden aan, zoo om kennis te draaghen , en getuyghenis te geeven van hunne trouw en gehoorzaamheit -, als om te hel- pen bevorderen, dat dit hun vertoogh ter oor en van den Koning mogh te koo- men; zonder verduyfiert te worden, gelyk meenighwerfs te voorengepleeght was. In dit gelchrift, ontfouwende ten breedfte de lafteren des Harto« ghen; ook by eenighe andere gedenkenifïèn , wordt gewagh gemaakt van foldaateneeneropgegevefchanfe by de Fuik , die men , quanïius gedach- tigh der voorwaarde van hun aan 't lyf niet te koomen, van honger had laa- ten fterven. Maar uit Haarlemmers , die den belegge bygeleeft hebben, en uk de daghboeken te dien tyde gehouden , is my niet gebeurt, daaraf yets te verneemen. In 't laatfte van Wynmaandt, alzoo verftaan werd dat x^^-inLeyde fchaarsheit van nooddruft was, kreegh Don Francisco Baldes ont- ttlokkfert. \i[cti 't zelve voorts te benauwen > ende worp voor eerft tot Voorfchooten,
Waflènaar , en Zoeterwoude , zeekere fchanfen op : thans ook aan den Leydfèhen Dam, d'ouwde Weetering, indeKaagh, tot Leyderdorp, Kouwkerk, Alfen-, Boodengraave, Neêrbrugge, Kamerik, en Harme- le. De bondtgenooten, by raadt des Heeren van Aldegonde, hadden be- goß: 's Graavenhaagh te bewallen; doch lieten Jt werk fteeken , en ontlee- dighden de plaats, om de aankoomft van Romero met eenighe benden. De zelffte befprong voort Maaslandslluys •, kreegh het in, en Aldegonde gevan- Aldegonde gen •, die naa Uitrecht op Vreedeburgh gevoert werd. Dit drukte zwaar- gevangen. lyk den Prins , om de waarde des mans, en zyn oovervlieghend vernuft;
daar 's Lands hooghfte geheimeniïïèn op fteunden. Dies fchreef zyn' Door- luchtigheit daatlyk aan Sonoy, dat hy alles , wat aan Aldegonde van den vyandt oover quaam, opBoflu teverhaalen had. In deZeeufche zaaken, was, tot hier toe, kleene verandering gevallen •■, doch Middelburgh allens- kens in de voorighe benautheit 5 zonderling van kooren. Dies ruftte Beau- vois op nieuw een goedt deel raazeils toe , en voer , den zeftienden in Slaghtmaandt, van Antwerpen. In 't fchieten van't affcheidt, fmeet een vergeete koegel vier menfchen doodt , en bezeerd' 'er zes andere , die op deKaayftonden. Hem, zettende zynen gang naa Berghen op Zoom, van daar naa Roemerswaal, en voort naa Middelburgh, bejeeghende de NalTau- fche vloot, wel tweemaals zoo kloek als de zyne'. Echter fteld' hy zich aan , als gezint flagh te waaghen •, hadd' hem een hard weeder, met een* teeghenwindt opgefteeken , niet gedwongen naa Berghen te keeren. Zes van zyn' fcheepen, niet zoo wel bezeilt als d'andere, naamen 't naa Roe- mers- |
|||||
*
|
|||||
DER NEDERLANDSCHE HISTORIEN. 341
merswaal , daar zy omringt en veroovert werden. Het kryfvolk , zes* 1373.
hondert Waaien, gaaven zich uit hongers noodt op, en de twee derden- deelen in 's Prinfèn dienft. Het fteedeken werd verbrandt j de reft der ibldaaten oovergefcheeptals bedongen was , zonder geweer en pakkaadje, naa Berghen ; en de haaven aldaar zulx beleeghert, dat 'er een boot niet uit moght, om naa Middelburgh te taaien. Den Hartbghe van Alva nu, die om tweederley inzight het afftaan der Landtvooghdye verwylt had, was, 't, feedert de moordt van Naarde , met het een en 't ander uit zyn'giflïng gegaan, Want, in fteede van de volken, die door zyn'fchee- ren en woeden tot afval verwekt waaren , weederom tot gehoorzaam* heit te brengen , en de regeering in geen' ergher ftaat oover te leevereri, dan hy dien aanveirthad , vond hy zich van tydttottydt in hachlyker oor- logh verftrikt. Ende, fint een' wyl herwaarts, was 't geen beraadens waardt geweeft , oft yemandt zyner zoonen in zyn' plaatiè te ftellen ftonde 5 ge- merkt de gemeene verbittering teeghens Don Frederik , brandende niet min in zyn' eighen' haatlykheit, dan in die van zynen vaader. Dé wel- ke , daaroover, met voorwenden van weeklykheit en hooghen ouder- doom, ten laafte ernftelyk om ontflagh van dienft had aangehouden. En de Koning , hoe langer hoe meer geftyft, in 't gevoelen dat door t'on- maatigh een' Icherpheit de dingen verbrodt waaren , had , naa de weer- fmaak van Medina Celi in de zelve , tot opperften Stadthouder gekoo- ren Don Louis de Requeiens , Oppercomniandeur van Caftilie , een' VonLo,ms periöon-, zyns oordeels , bequaam , om 't verloop met zachtzinnigheit de E^w- te richten. Deez, Landtvooghdt geweeft tot Milan , en uit Italië gekoo- lem«$mt men met kleenen omflagh van krysvolk , werd tot Brufïèl , den zeeven- LanJt_ tienden van Slaghtmaandt, mits de gemeene walghe van Alvaas bedryf, VQQnyt m zeer feeftelyk ontfangen. Neevens de brieven , waarby zyn' Majefteit sruffel. den Staaten van yder geweft zyn beroep meldde, voeghd' hy de zyne, fmaakende naa groote eerbiedenis t'henwaarts, en zucht tot de gemee- ne welvaart. En hy geliet zich min nocht meer , dan die gezint waare, 't goeddunken der inboorlingen ten hooghfte in acht te hebben : hoewel terftondt zyn luifteren naa Jeronimo Roda , eenen man meer in letteren en Godtgeleertheit dan in landtbeftier ervaaren, en thans het trekken van den zei ven in den Raadt van Staate ; wel anders gevoelen deed. De Har- d;^ togh , naa oopening van de geleeghenheit der zaaken , en 't geene t'zy- draagbt ner berichtinge dienen moght, droegh hem , den eerften van Winter- Alva'tbe- maandt, al 't bewindt van wet en waapenen oover , dat hy zes jaaren en wtndt drie maanden gevoert had. En te fier om ampteloos te marren , in een' 00V€r>en geweft, daar zyn' maghtzoo onbepaalt geweeft was, vertrok hy 's andren Vfrtre™ daaghs, beleit by Don Frederik en vyf kornetten paarden , naa Lottrin- • ge. Neemende, op de grenzen van Duitslandt, een nachtruft by 's Prinfen oom van.moeders zyde, Graaf Luidewyk van Koninxftein , hem bekent van den tydt af dat zy te zaamen Kaizar Karels hof gehanteert hadden, roemd' hy zich, als oover een heerlyk ftuk werx , van meer dan achtien duizentmemehen, verdelghtdoorbeulshanden, om't geloof, oft om op* roer. Dan darde noch Vargas, die hem op de reize verzelfchapte , wel zeggen , dat Nederlandt, door malle barmhartigheit , verlooren ging. Voortsbraghthy't, doorBorgonje, Savoye, enLombaardye, totGenoa, en van daar, tewaater, in Spanje aan: alwaar hy in't eerft, zoo men zeit, traaghlyk toegang ten Koning vond, en aleen'wyle, als eendaaghelyklch hooveling, in de voorkaamer toeven moeft. Dat hem niet zwaarderswee-* dervoer, baarde in de Neêrlanders een afdraghtigh gevoelen van Philips -, F f 3 zyn-
|
|||||
9
|
|||||
342 P. C. HOOFTS ACHTSTE BOEK
M7 V zyn<^e ^en volken onbewuft, hoe verfchoovenis den grooten fmartenhuii
voor een' treffende ftraf ftaat. Ook fcheen 't meer een' gemaakte , dan gemeinde verwydering ; gemerkt het niet lang aan leed , i oft hy raakte tot zyn' voorighe vertrouwtheit en achtenis. Doch 't geviel naaderhandt, dat zyn zoon Don Frederik een' flaatdochter der Koninginne f zynen wille bekoorde , door trouwbeloften , die hy thans in den windt floegh. Waaroover ,, en op dat hy ten minfte door dwang tot woordthoudingh neeghe , de Koning hem te Tordefillas deed in hechtenis ftellen. Maar hy , wel darrende beftaan zyn' Majefteit te verkloeken, en de zelve eens voor al van haaren toeleg te verfteeken , vond middel om zich van daar t'ontfteelen j ging tot Alva een' pleghtigh huwelyk , met zyn' nichte , dochter van Don Garfïa de Toledo , voltrekken ; en keerde daarnaa in zyn' gevankenis. Welke balddaadt te hoove oovergebraght zynde, en dat zy door aanraaden van zynen vaader gepleeght was ; bande de Ko- ning den Hartogh zelf in Uzeda , en hield hem daar , tot dat het oor- logh van Portugal opquam. Toen zond hy hem , voor Opperhooftman, derwaarts, zonder hem daarom , dat pas, te woorde te willen ftaan, oft eenighen anderen fchyn van aflaat zyner ongenaade. Ten teegendeel', hy liet hem achterweeghe , op de inhuldingh van zynen zoone Don Die^ go; daar al de trefrykften van Spanje oover geroepen werden. Zoo groot een' deughd maakte Philips van een' deurftaande onbooghzaamheit in zyn voorneemen , en zoo kleen een' zorghe had hy voor eenighen flink- ichen trek, dien hem de gefleurde Veldtooverfte fpeelen moghte. 'T zy dat hy zich op de trouwe, oft op; het onvermooghen van Alva, wiens zee- den niet ff rekten om gunft oft aanhang by den gemeenen man te winnen; oft endtlyk op 't bezonken gebouw zyner eighene grootheit verliet. Im- mers. Alva gaf van zich , niet te weeten hoehy 't met den Koning had , die hem met de boeyen aan't been uitfchikte, om Koninkryken t'onder te brengen. Maar Portugal, verlaft in rykdoom en weelde , vorderde zy- nen val daarenbooven door tweedraght j ende getooghen met een' zach- te lyn, vlydde de nek onder't juk: zulx men zeide , dat het met vaflen en bidden, en niemandt het zyne te beneemen, eeven als'tRyk der hee- zpdooit, melen, gewonnen werd. Hy ooverleed aldaar tot Lisbon , aan een' fly- gedaante, tencje koorts , op den twaalfden van Wintermaandt; in den jaare vy£- l fter tienhondert tweeentachtigh , zyns ouwderdooms vier oft ( zoo andren meenen ) zeevenentfeeventigh: is geweefl reizigh van perfbon , van troo- nye meer fchoon dan aanvalligh, maagher , holooght, en flraf van ge- laat. Zommighen hielden 't daar voor, dat alle kryskonft in Spanje met hem uitftorf. Zooveel is'er af, dat hy daarin , niet alleen die van zynen landaardt wyd 00vertrof 3 maar endtlyk, mits zyn' langduurighe oeffe- ning , alle hooftluiden zyner eeuwe , hem voor den vermaartften erken- den. Van groote voorzightigheit, in 't dryven der oorloghe , diend' hy zich; reekenende de fortuin onder d'onwifTe, 'tbeleidt onder de wifïè din- gen ; ende dat de zeeghe vroegh genoegh betracht wierd, wanneer men zich teeghens de neederlaagh verzeekert had. Booven al muntte zyn' gaauwheit uit, in 't afzien van veilighe leegherplaats, om altyds de hachlyk- heitvan'tflaan in zyn' keure te hebben. Scherp was hy, en gezwindt van begrip; van bedaarden en vaftgaanden oordeele; hoogh van gedachten en aanflaaghen ; doordriftigh ; kloek en koelmoedigh teffens > onkneusbaar in weederfpoedt; een ftreng en onverbiddelyk handthaaver van tucht en orde, daar't nood deed : inhoofïche liften, en'theimelyk befteeken van allerley toeleg, dëurtrapt: ook konftenaars genoegh om een' dwersdreef zyner
|
||||||
DER NEDERLANDSCHE HISTORIEN. m
zyner weederparthye als ongemerkt heen te laaten gaan j uitgezeit, dat hem, • ï Jjr|.
bywylen, de trotsheit verrukte. Zynenmeefteris hy, in't volvoeren van zynen laft, buiten twyfel getrouw geweeft , zonder groen oft dor aan te zien, zonder zich aan gunft oft afgunft, vrundfêhap oft vyandichap , te keeren. Ten opmerke van al welke gaaven , beide Kaizar Karel en Ko- ning Philips hem, hoewel hy den eerfte luttel, den andere min aangenaam was, by de tfèftigh jaaren lang, in hunnen dienft, en 't grootftebe windt oover hunne heirkrachten , gebeezight hebben; en hem ongelyk meer gezaghs, dan naar gewoonte ingeruimt. Dies heeft hy, in achtbaarheit, naam , en luider , zoo veel als de fchaduw der oppervorftlyke hoogheit lydt, uitgeblonken; ende geen' weergaf , onder de Vaflaalen van dat ge- we(t, indiendeele, gehadt. Niettemin, in't ftuk van Staate, in't peilen van den aardt en gezintheit der volken, 't bezeffen van de geleeghenheit der landen j bleek hyéen leerling; hebbende, metontydighe ftyfzinnigheit en al te ftrak een' heerfcheit, de zaaken ooverhoop en in onfchiftelyke verwar- renis geworpen, die , by de Hartoghin van Parma , door raadt en ny ver- heit , beflecht en opgeheemeltwaaren. Van wreedtheitvoorts, diefnood- fte niet alleen der menfèhelyke , maar ook der heliche boosheeden , was hem 't hart zulxbezeeten, als hy, by zynvoorgemeitihorken op zoo groot een meenighte van meeft al onnoozele luiden ? omgebraght met voorbedach- ten moede en by vonnis , betuight heeft. Jaa men leeft daarbeneevenver- fcheiden' exempelen van uitgezochte , en ïpitsvondighe felheit, te werke gefteltin 't martelen der ellendighen, oft plaaghen der verdrukten en weer- loozen. Hoe hy , ter zaake van 't geloof, eenen Eedelman van Gent, met naam e Antonis Uitenhoove , leevendigh gebraaden heeft ; doende, tot kortswyl der Spanjaarden , hem, geflooten aan een' lange keeten , in een ring van vuur, om den paal Ioopen; tot dat zoo gevoelyk en duurzaam een1 doodt, den trau wan ten zelf jammerde , en met hunne hellebaarden, teeghens's Hartoghen dank verkort werd. Hoe, hy woedende tot in 't in- gewandt der aarde toe, de lyken uit de graaven heeft doen .delven, en op 't galgheveldt fleipen. Hoe hy, met roof, moordt, vrouwen-en maagh- denkraft, zoo in de fteeden als ten platten lande bedreeven , niet altoos, oft belachelyk te ftrafFen, de moedwil zyner Spanjaarden zoo verre gevoedt en aangequeekt heeft, dat het hun fpel docht, met koopmanfchappen uit de winkels, zonder betaalen deur te gaan; wyven en dochters, onderde ooghen naarder mannen en ouderen , te fchenden -, minderjaarighe meis- kens en andere, by heele vendelen teffens , te misbruiken, en alzoo om gezontheit en leeven te helpen, oft tot die vertwyfeltheit te dry ven , dat eenighe zich zelve verdeeden; kinderen uit moeders buik, en voort aan Aarzen te fcheuren ; de menfchen , met traagh vuur en gloeyende tangen, tot ftervens toe te pynighen ; jaa leevendigh te villen , en 't vel op trom- mels te fpannen. Grouwelen , gewiflèlyk, om alle onpartydigh geloof te booven te gaan, 'ten waar men, by hunn'eighe boeken, diergelyke, aan d'eenvoudighe Weftindiaanen gepleeght, befchreeven vonde. Van gie- righeit, zyn'er, die hemvry fchouwen; anderen, die hem met boodem- looze baatzucht betichten; meldende dat hy, om zyn' eighe koffers te vul- len , de betaaling der foldaaten verhongert hebbe , en hen aan 't muiten doen liaan; niet teeghenftaande d'ondraghlyke tollen den Lande afgeperft, en de zwaare flompen fchats , gefmeedt uit het verbeurtmaaken der goe- deren. Want men wil, dat, jaar voorjaar, deeze laat fte alleen, wel ter lom- me van tachtentigh hondertduizent gulden ; d'eerfte , neevens d'inleeghe- ringen en andere fchaade by 't oorlogh geleeden, meer dan zes tonnen gouds F f 4 daar-
|
|||||
}
|
|||||
344 P. C. HOOFTS ACHTSTE BOEK DER NEDERL. HÏST.
1573. daar booven, beloopen hebben. Zyn* onbedwinklykheit in voorlpoedr,
zyn' hooraoedt, die , Hinkende by kleenen en grooten, zelfs zyne prys- lykftè werken wrang en bitter maakte, is ten opperften toppegefteeghen, met dat haatelykbeeldt, gerecht in de burgh van Antwerpen, nietbyraad- flot der Staaten, oft by orde des Koninx, maar uit eighe ver waantheit, en oover zich genoome maght ; op dat 'er niet aan te twyfelen viele, of hy ye« mandt der allervermeetelfte tierannen, yet in opgeblgazenheit toegaf. |
||||||
P. C. HOOFTS
|
||||||
i
|
||||||
P. C. HO O F TS
NEDERLANDSCHE
STORIEN
|
|||||||
N E E G E N D E BOEK.
Et den aanvank des jaars vyftienhondert vierentlèe- i $74.
ventigh, ftelde zich de nieuwe Landtvooghdt in ftandt om den laft der dingen t'onderfcheppen, en handt aan werk te flaan. Twee hooftftukken, booven andere, waaren, tenaficheidt zyns voorzaats , onvoltrokken bly ven hangen: 't beleg van Leyde, en 't ontzet van Middelburgh. Oordeelende dat de zorgh des bewaa- rens, zonderling van zoo een ftadt, voormoeft gaan, Don Louis dewyl het een en 't ander teffens niet te begaapenwas, rufi te wendd'hy herwaarts zyn' gedachten, en quam in peribon t'Antwerpen, om, m4Ur met zyn' jeeghenwoordigheit, der toeruftinge icheut en hitte te geeven. Geen minder zorghvuldigheit dreef den Prins van Oranje, zich in peribon De Prins van Delft naaVliflinge te vervoeghen j daarhy'tmeeilevermooghen te waa- desgeljx. ter vanHollandt enZeelandt by een rukte. Don Louis bezefFende dateene vloot j hoe geweldigh ook, in de engte der ftroomen, met maar maatlyke kraften, te fluiten waar, maaktedertwee te gelyk reedt; d'eene, om, van Antwerpen, ter Honte af, d'ander', om, van Berghen op Zoom, ter Scheld* uit, te loopen; en in dier voeghe de jnaght zyner weederparthye te fplit- fèn. Ende liet hy zich voorftaan, zoozy beide de ruimte kreeghen, en ge- zaamentlyk den vyandt onder de ooghen quaamen, dat lichtelykder eene oft der andre gelukken zoude, tot aan Middelburgh, oft Armuide, 't welk ook noch voor den Konink hield,, deur te booren. DAntwerpfche, ten getaale van dertigh zwaare fcheepen, fteld' hy onder den burghvooghdt Don Sancio. Aan die van Berghen , beftaande uit tfeeventigh fmakzeilen , de voorraadtvoerders daaronder begreepen , gaf men, mits Beauvois dat pas in zyn doodbed lagh, den Heer van Glimes tot Ammiraalj meer om wel- ftaans wille, en de Landtzaaten te vlaayen, dan anderzins. Want de klem des bewinds, en 't oorlooghsvolk, was Juliaan Romero bevoolen. 'T zy dat men den Walfchen Eedelling , hoewel vermaardt voor eenen braaven krysman, diebequaamheitniet toevertrouwde, oft dat deSpaanfchehoo- moet geen ooverhooft, dan van haaren landaart, lyden kon. Ooveralde hondert fcheepen werden drie welgevulde regementen verdeelt: naamelyk dat van Beauvois, vanHierges, en van Romero; 't welk vyftien vendelen ouwde Spaanfche foldaaten uitbraght. In 't laatfte van Louwmaandt; en valt op eenen tydt, ging Avila t'zeil, en Don Louis naa Berghen: van waar voort ook Glimes en Romero, den neeghentwintighften, afvoeren, met ongelukkigvoorfpook. Wanteen van de busfehieters, als hy den Landt- vooghdt ter eere, vuur gaf, had zich zoo onvoorzightigh, dat het in't kruidt floegh, en't fchip te berfte. 'T meefte volk, nochtans , ftaande met den Hopman Francisco de Bovadilla , by geluk , op 't verdek , raakte wel in 't waa-
|
|||||||
»
|
|||||||
^6 P. C. HOOFTS NEEGENDE BOEK
Ï574. 't waater , doch leevendigh daaruit 3 hoewel zulx bezeert van den flagh en
defplinters, datnochthy, nocht zyn vendrigh weeder t'icheepe kon koo^ men. Romero, met een deel anderen, haaft te zich oover wegh, ongedul- dighin dÄ*aagheit van Glimes > den welken vaarende met bedachtzaamer zinnen, hy echter moeft inwachten, en zetten 't voor Roemerswaal. Louis Boiföt, Ammiraal van Zeelandt, doende 's vyands beweeghenis vlytelyk waarneemen, en hier af verkundiehapt, zond daatlyk deHopluidenJooft de Moor, Jacob Stoffelszoon, en VincentNeuz, met acht van de lichtfte fcheepen, ter fchermutzinge. Midlerwyl hield hy krysraadt, en werd be- fiooten, dat men, hebbende reeds 't voordeel van een Noordweften windt, teeghens d'achtereb op zouw ftreeven, om, met een' voorvloedt, aan den mantekoomenj zonder langer vertrek: temeer, naardien vier van de weer- baarfte fcheepen door den Prins te rug ontbooden waaren, om neevens an- dere veertigh van den Onderammiraal Cornelis Claaszoon, DonSancjote weederftaan. By Boifot, alzoo zyn Schipper Hopman Schot de peft ge~ kreeghen , en zich te land begeeven had , was een Vlifïinger, met naame Claas Claaszoon 5 in zyn'plaats aangenoomen. Maar Schot, jookende naa lof en weldoen, zoo haaft als hy een' veeder van den mondt blaazen kon, <mam, metnoch ongeneezenlichaame, weedert'fcheep. Tuilendeezetwee, viel geichil van" ftemmen, noopende d'orde des aanvaals. Claas Claaszoon dreef, dat men 't volk beneeden moeft houden, tot dat d'eerfte vlucht van 'tSpaanfche fchutoovergewaait waar: Schot, daarenteeghen, dat hetboo- ven diende, en reedt geftelt op den ooverfprong. 'T laatfte gevoelen hield: en als de fchermutiers afgetooghen waaren, gaf men * met een'fcheut, het teeken der ankerlichtinge. De vloot, onder zeil geholpen, fcheidde zich aan drie (chaaren, d'eerfte van zeftien groote, en tien middelbaare, d'andre twee > yder van tien groote? en veertien maatlyke (chepen: ende quam alzoo, naa de Spaanfche toezetten. Onder deeze rees heftigher twift: houdende de Heer van Glimes ftaande, dat het teeghens alle reede van waaterkrygh ftreed, zich, laveerende, en met een naagety* voor den vyandt te werpen: waar- teeghens Romero zich bruskelyk inbond, vraaghendej oft het vertfaaght- heït was, die hem zoo zwaarhoofdigh maakte. 'D'uitkoomß van 't gevecht, zeide d'ander (meer niet) zaVt leeren: ende liet Juliaan zyn' wil hebben. Der- halven , fteeken zy, verdeelt aan twee benden, haaft eeven fterk, den Zeeu- Sch'tp- wen in 't gemoet. By 't Loodykfche gat quaamen ze binnen fcheuts. Als flrydt by Glimes 't volk van den Zeeuwfchen Ammiraal zoo kuin op het boevenet zagh Roemen- ftaan, wendt hy, eer d'ander 't waande 3 enloft, nu dichte by zynde, zyn' wam, twee metaa|e boeghftukken , gelaaden met eenen hoop fchroots op de koe- ghels 5 voorts ontrent hondert, zoo roers als mosketten 5 die, onder zoo ge- pakt een' drom, niet miflen moghten van groote neêrlaagh te baaren. Zelf Boifot werd een oogh uitgefchooten, Claas Claaszoon zyn' beenen af ter knie toe; Schot zyn arm : daar zy beide aan ftorven. Hier op volghde 't boordthechten j en de Spaanichen 3 hebbende nu dus veel vooruit, wipten oover inBoifots kog, hadde Hopman Adriaan Corneliszoon vanVliffinge, ziende hem alzoo ontreddert, hen ook niet daatelyk, met zyn vlieboot, aangevallen. Ter zelve tydt werden noch neeghen Koninxfcheepen aange- klampt: ende meer zouden 't geweeftzyn, zonder de naauwte der ftroome. Zynde de zaak in deezerwyze tot handtgemeenfchap gebraght, het grofge- fchut meeft aan 't zwyghen; quamt 'er op het reppen van hals- en zydgeweer aan5 waarmee parthyen eikandere wel vinnighlyk te keer gingen. In 't felfte van den ftrydt, klom Jafpar Leunszoon van Zoetelandt, jonggezel, uit het vlieboot, naa de fteng van den Ammiraal Glimes, en trok 'er de vlag af: met |
|||||
«
|
|||||
DER NEDERLANDSCHE HISTORIER 347
de welke om 't lyf gewonden, hy tot de zynen keerde, te beichenken met 1574,
een eergewaadt, daar toe gefielt by oopenbaaren uitroep. Romero, des ge- waar wordende, doet flux een nieuwe vaan in top van zyn' maft vlieghen, om den zynen te yerftendighen , daar waar noch, dien zy te volghen had- den. Jaahy worp zich aan't andre boordt van Boifot; die willends wel tot tfefftigh man' toe liet inkoomen, en met bufTekruidt opblies. Daar onder was devendrighvanjuliaanj en'sKornelsgeluk, dat de brandt niet een ooghen- blik laater opging: gemerkt hy zelf gereedt ftond om oover te Happen 3 zoo de ridder Wiljamsgetuight, die zich toen in zyn gezelichapvond. Zeeker zoo wel in ervaarenheit van waaterkryshandel, en in voorraadt van vuur- werken , die daar maghtigh te ftaade koomen, als in kloekheit van ichee- pen, lagh 's Koninx vlooi: te laagh. Romero derhalven', ziende vericheide koggen toereeden om hem te beklaauwen, en een goedt deel der zyne vlucht- veirdigh, floegh'er de breê fok by > die hem nochtans kleene baat deed, mits de ipriet terftondt afgeichooten werd. Aldus gefnuikt, enïpeurendegeen naader, joegh hy 't teeghen den Toolichen oever aanj iprong t'eener bus- poort uit j en raakte, neevens't volk, met het roeiboot, oft zwemmen, te lande. De Landtvooghdt ftond, wel kouwdt en nat van den reeghen, op den dyk van Schaakerloo, om'tipel t'aanfchouwen. Juliaan by hem koo- mende, en beducht voor een' graauw oover zyn reukeloos te werk gaan, dreef, zonder die te verwachten, hem onbeichoftelyk genoegh toe, dat hy een krys- ,geen bootsman was -3 en bequaam om alle andre vloot, in een ommezien > tefchande te maaken. Zyn verlaaten (chip, vlot geworden door't waflènde waater, quamp, met d'andere zeilen op, tot in't diep dry ven -, wel te pas om de naajaght der Naiïaufche te fchorièn: mits eenighe der zelve zich daar* aan, en voorts andere verwarden >zulx dat'er vyf oft zes, ontrent een half- uur onklaar, en de kil belemmert > bleeven. Midlerwyle liep de dagh om -y en dereftderSpaanfcheicheepen, ondergunftderduifternis, voorwindt, voor oover- ty, naa Berghen; zonder dat d'achterhoede, bdeidt by Hopman Oiorio de handt der Augulo, zich ooit vorder 5 dan met ichieten, queet. Want, zynde noch Najfau* zoo wyd niet gekoomen als d'andre, toen zy de ftroom teeghen kreegh, had/^». zy des te quaalyker kunnen volghen} ende moght zich ipieghelen aan de gee- ne, die reeds op de drooghten zaaten. Welke ramp, naa een wyl vechtens, ook den AmmiraalGlimes weedervaaren was. De zelve desniettemin, en hoewel nu alleen onder den vyandt, verdaadighde zich dapperlyk, tot dat hy, door twee icheuten ge velt werd. Het fchip verbrandde, 't zy van ei- gnen , oft zyns vyands vuur; die, f zoo wy den Spaanichen gelooven ) nooit voet daarin zetten darde. Onder de Zeeuièhe vloot vond zich zeeker Amfterdammer, Albert van der Graft genaamt, met een vlieboot tot eighe koften gewaapent, uit enkel opzet om yemandt by den hals te bekoomen, daar hy zynen neef den Ammiraal en Hopman de Ryk teeghen loflèn moghte. En hy kreegh vericheide Spaanfchen in zyn geweldt: dewelke, gevraaght oftzydevryheit van den Ammiraal vanKampveer konden te weeglie bren- gen, ende daar geenen moedt toe hebbende, oover boordt, oft doodt ge- fmeeten werden; tot dat'er een quam die zoo veelwift, dathy'ttoezeide. Deez' hiette Antonis Gournetj ende in bewaarnis geftelt, werd *er een rui- men tydt gelaaten -, te gering by den vyandt, om zyn woordt te doen naakoo- men. 'T was echter zoo veel uitftels gewonneil, dat immiddels eenighe bur- ghers van Vliilinge gevangen werden, en hy daaraan gewiilèlt. Van d'an- dre Spaaniche icheepen, voorts, werden 'er nocht acht veroovert, en al 't volk in 't waater geplompt, met zoo biezend' een' bitterheit, dat haar te lang viel, zich aan plondering, zelfs van goude keetenen, te vergaapen. Dies be- -
1
|
||||
3+8 P. C. HOOFTS NEEGENDE BOEK
j e** beftond de meefte rykdoom van den roof ingefchut. Verfcheide lyftoght-
voerders iheuvelden op de ondiepten, oft werden te gronde geichooten. Zoo de Naflaufchen getuighen, bleeven 'er , van 's Koninx oover de duizent; meer dan tweemaals zoo veel van de zeeghbaare zyde, naar dat de Spaanfèhen opgeeven, die hunne dooden niet hoogher dan op zeevenhoiïdert begroo- ten. Immiddéls hoewel twee fcheepen verlooren hebbende 5 die op plaaten aan ftukken frieten, verfcheen Don Sangio tuilen ter Neuze en Vlifïïnge % ende vond zich de Prins in vaar, om de hachlykheit des weederiïands: zyn- de de bloem zyns krysvolx op de Schelde verpandt. Hebbende, naar tyds geflalte 't oorbaarlykfte bezorght, nam hy 't gebedt te baat, en vertrok alleen in zyn' kaamer. Maar korts daarnaa verkundichapt, hoe d'ontdekte vloot voor Breskens was koomen ankeren, flreek hem de zwaarigheit van 't hart af, en hy zelf naa 't hooft der havene toe, zien wat 'er zyn' eignen' ooghen afzei- den. Merkende den misflagh des vyands, die alzoo 't getydeverlagh, dat reeds begon te waaien, dankte hy Gode voor zyn' genaadej zonder d'oover- handt van Boiibt fchier eens in twyfel te ftellen. Ook leed het luttel aan, oft de verwinners braghten zelfde tyding daar af j en de bemaghtighde fcheepen, ten deel tot Vliflinge, ten deel tot Kampveer in. Avila verwittight door den Landtvooghdtby een'afgeveirdighdefloep, fpoeide, uitvreeze van teffens al 't geweldt op den arm te kryghen, zich weeder te rug naa Antwerpen. Hoe- wel nu de Zeeuwen niet vergaaten, de bevochte zeeghe, met bedryf van oopenbaare blydfchap, kundigh te maakert -, Zöo werd nochtans der zaake tot Middelburgh en Armuide, geen volkoomen geloof gegeeven, maar de waarheit der zelve, in verfcheide manieren, verdraait. Echter zagh men zich daarin d'uiterfte benaautheitj zulx, den eenen dagh door den anderen meer dan twintighfoldaaten van honger ftorven> de reit met moutkoeken, lynzaatbroodt, en ander deerlyk voediel, eeven als tot Haarlem geièhiedt was, de doodt verwylde. In welke ellende, en onzeekerheit van ontzet, Mondragon te raade vond, aan den Landtvooghdt te fchikken eenen Hop- man , Trenchant gebynaamt. Maar deez werd onderfchept, en zyn berich t- Ichriftgeviicht, mits dat hy't, gehecht aan een ftuk loods, op een zandt, by laaghwaater, in zee worp. 'T pit daarafwasj dat men-, 's nachts naa den zeevenden in Sprokkelmaandt-, en voort vervolghends, van tien tot elf uur en, op den t oor en van Middelburgh vuur en zouw, tot bewys datdie fladt en Ar- muidenoch voor den Koning hielden. 'T vuur en achter blyvende -3 moefl men aan geen ontzet peinzen, maar't ganfih eilandt op nieuw te winnen. Ook meld' het den droeven flandt, enonlufligheit der kryshyden -, envraaghde hoe men, ten quaadfte koomende, met de goederen toe zoude. Want men hadd' een grootenrykdoomvankoopmanfchappen in fladt j die den vyandt wel te mis- gunnen , maar niet, dan met den volke teffens te verderven waar en. 'Dat de Zeeufche fcheepen, fchaarfelyk voorzien, wantrouwden aan't fluiten der Spaanfche. Met de welke hoe 'tgeleeghen, en wat hoope van hulp daar voor handen moghte zyn, men hem te verwittighen hadde, by vuurteekens, die hy voorfchreef. Genoeghzaam bleek den Prinfe de noodt der beleegherden, uit de lefïèdeezer punten, enden mondt van den brenger •, die, naaweinigh daaghen, ontflaakt werd, en tot Armuide gevoert, met de miede van de Mondra- neêrlaagh der zynen. Weshalven Mondragon, die nu drie weeken, naa gon zoekt 't verlies en aftoght der vlooten, uitgehardt had; zyner Doorluchtigheit aan- te bande- bood de twee plaatien oover te leeveren, mits dat men hem en de ioldaaten, fc»« met pakkaadje, waapenen, envlieghendevendels liet uittrekken, en nee* vens de burghers, die 't begeeren zouden, onbefèhaadight aan vrundsboo-
dem op zette. Dit floegh de Prins afin 't eerft, en hen anders t'ontfangen, dan
|
|||||
«
|
|||||
DER NEDERLANDSCHE HISTORIEN. 344
dan op de Haarlemfche voorwaarden van genaa oft ongenaa. MaarMon- vfóty
dragon antwoordde , dat hy en de zynen de ftadt eer tot twintigh plaat" fèn aan brandt zouden fteeken $ daarnaa , in eenen uitval zich vechtende laaten aan {lukken hakken. Dies boogh zyn' Doorluchtigheit, ooverleg- gende wat 'er koomen konde , Van zoo een deel oude krysltiiden vertwy- felt te maakenj famt dat het te dier gewedt zouw zyn , om den koftely-* ken buit, daar haare zaaken naa vafhen. Ende werd het verdragh , den achtienden van Sprokkelmaandt, in deeze wyze , getroffen. ÓHondra- 't verding gon en zyn regement hadden 't ey landt van JValchere te ruimen, meèdraaghen- geramt. de vendels, geweer, en al't hunne $ mits laat ende veftwerken, oorloghs- tuigh,fcheepen, en anderegoederen onbefthaadight. 'Des zoud' hy 5 op zyn' trouw belooven, weeder in 's Prinfen handen te keer en , oft binnen twee maanden op vrye voeten te do enfi ellen Philips van Marnix Heer vanfant Al* degonde , Hopman Jacob Simons zoon de Ryk Ammiraalvan Kampveer, ee- nen Italiaanfchen Krysbouwmeejler gebynaamt Cittadell, den fteedehouder van Hopman WiÜeken van i^Angeren, en Hopman Jan Petry n. Gelyke uit- toght enmeed&voer zouwgegunt zyn, aan zoet elaars, buffchieters, en andere fleep der oorlooghe: maar aan degeeßelykheit, niet dan met haare kleederen, te vertrekken. Ende waar e menfchuldigh hen altzaamen > in v eiligheit, naa den Vlaamfchen kant o over te fcheepen. Burghermeefrers van Middel- .: burgh, alzoomen hun vericheide bezwaarlyke voorwaarden aanverghdeil, Helden den Prinfe 't groot verloop van de zaaken hunner burgherye voor ooghen. Hier op volghde zyn' bewillighing: dat de poorters ooverboodigh zyner'Doorluchtigheit van Koninx weeghe hulde te zweer en , lyf, goedt, en vergeetenis der verleedene dingen genieten zouden j mits inneemende , tot bezetting , etlyke burgh er s van Zierikzee , Vlijjinge , en Kampveer^ Uit dê geenen, die deneedtweigherden, waar e denPrinfegeoorloft, te kie- zen , en in beflagh te houden tienperfoonen •> ter tydt toe, zy te weeghegebraght hadden de verlojfing van Burghermeeflers en burgh ers tot Haarlem gevangen, tengelyken getaale. 'Die van Middelburgh zouden naa deezen, hunne koop- manfchapmooghendryven, genietende de rechten en vrydoornen hunnerflee- de, alsvoorheen, binnen de grenzen haar der rechtfpraake: behoudende zy- ne Doorluchtigheit aan zich, de drie boovengemeldefleeden te begenaadighen, naar reede van haare verdienften , en oir baar des gemeenen lands. Ende onaangezien een' fomme van driehondert duizent gulden hun afgevordert, werden zy echter gehouden , tot onderflandt der oorlooghe , de penningen op te brengen > die de 'Prins zoude reedelyk vinden: zonder in dit verdragh tebegrypen de landtluiden die denvyandt gunfl oft hulpe beweezen hadden * met de welke hy bezonderlinx verflondte doen handelen. Alle goederen, den - geeflelyken oft uitgeweekenen toebehoor ende, flonden getrouw elyk oover te ke- veren , zonderyets te verergheren oft achter te houden op lyfßraf. 'Doch de vluchtelingen, begeer igh tot het hunne te keer en, moghten 't zelve byfmeefa fchrift verzoeken, daar men behoor ly kop letten zouw. Aangaande'Paap en en Monnikken, kerkendienfl en middelen, famt andere punten hy Burgher- meeflers voorgeflelt } naardien der geeftelykheit toegelaaten was , met haargewaadt te vertrekken, dacht zyn* Doorluchtigheit, „op.de refte, nad betaamelyke onderrichting, alle billyke orde te ft ellen. Dit aldus geilooten* vertrok Mondragon, met zyn krysvolk zwart van honger en ongemak, den eenentwintighften in Sprokkelmaandt, uit de twee plaatzen, enwerdtet Neuze aan landt gezet. 'S daaghs daarnaa quaamen 'er driehondert bur- ghersvandenaaftefteedenin: ende op den vyventwintighften, deperibon des Prinfen.. In 't afhandelen der opgefchorfte zaaken bewees hy zich G g zeeif
|
||||
350 P. C. HOOFTS NEEGENDE BOEK
i $74. zeer goedèrtier en befcheiden ^ jaa befleedde aan menfchen harten twee ton*
nen fchats, hun quyt gefcholden van de ge-eifchte drie. Maar Mondra- gon vond geen' gelyke gevoeghzaamheit in den Landtvooghdt 5 die hem , voor zyn' ooverdappere dienften, niet zoo veelte wille wift, dat hy 't ont- laden zyner .trouwe , en de bedonge verlofling der gevangenen liet plaats hebben. Jaademaareging, dat zy hoe langer hoe meer benaauwt, ener- gher onthaalt werden -, voorneemelyk Aldegonde. Waaroover Sondy fchry- vende op Uitrecht, Boflii met gelyke fiere dreighde. Maar Verdugo, een man van zeer eerlyk en maathoudendt gemoedt, en nu Steêvoogdt van Haar- lem, antwoordde heniy zoomen, aan'sTrinfen zyde, voor had, quaalyk met de gevangenen te leeven, men wild1 het, aan 's Koninx zyde, niet doen: hoewel *t met beet er recht en tytelgefchieden kon. Sonoy zoud aan hem eenen wan ooverfchikken -y en die, .uit Aldegondes eighen mondt, deeze waar- heit verflaan mooghen. Dit geichagh , ende bleek alzoo ; belangend' Al- Zwaah degonde. Dan Hopman de Ryk, zeeker, was in'teerftzynergevankenifTe gevankenU naa Antwerpen gebraght, thans op het Slot te Vilvoorde, beruchtightvoor en qml- een» moort£uji en kerker Van ongenaä. Hier zat hy zes weeken, en zyn' Hopman*" huisvrouw ais voor weduwe , met tyding van zyn' doodt. Echter werd Vacob de hy naa Gent gevoert. Twee onderaardfche hooien waaren op 't Blokhuis fyk. aldaar j het eene de Kaizars, het ander de Koninxftoel genoemt; daarnem- merzon oft maane fcheen, en zoo laagh van verdieping, dat'er geen man oovereindt konftaan. In een van deeze ftakmen hem; en Helde eens voor alt'zyner keure, van wat toefpyz en drank hy gedient wilde-weezen. Hy koos kalfsvleefch en deelwyn; ende kon fèedert geen ander verwerven; maar werd, by lankheit van tyde, met de zaadzaamheit dier koft , gepynight: zulx datz' hem , al zyn leeven ter keel uit walghde. Daar lagh hy , met tfeftigh pond'yzers aan de beenen, een* fchildwacht voor 't gat; endebern- de, tot lichtenis derzwaarmoedigheit, nacht en dagh, kaerfen, die hem, met haaren damp 't eene oor ongeneeslyk doof maakten. Ten einde van zeeven maanden verght men hem 's Koninx dienft t'aanveirden. Hy wei- ghert denPrinfeaf te gaan j wordt met der doodt gedreight; op 't ichavot gebraght, daar reeds een peribon oft twee onthalft laaghen. Toen ryft'er onder 't krysvolk van't Slot (want dit gebeurde daar binnen) een' beroerte, verwekt, zoo men meende, door de huisvrouw van Mondragon, hunnen burghvooghdt: gemerkt hy haar ernftelyk geichreeven had ,^ dat men zaaghe de Ryk te fpaaren , als eenen die zyn gevangen was , en de poort waar- Hytport doorhy uit Middelburgh gaan moeft. Hy werd dan te rug naa den kerker geflaakt: gebraght. Mits Mondragon nu vuurighlyk aanhield', om zich van zyn' niet Aide' beloften te mooghen quyten, gaf de Landtvooghdt zoo verre toe, dat hy de gonde* Ryk uit der hechtenis ontfloegh : maar, wendende nu dit , nu dat voor, draalde met Al4egonde. De Ryk quam inHollandt. 'T welk vernoomen by den Prins, en dat 'er Aldegonde ontbrak ; ontbood hy den Hopman, en vertoonende wat aan des anderen peribon, die al de geheimeniften des Lands wift, geleeghen waar', vraaghde; oft hy't hart had, omweedernaa den vyandt te keer en, en Mondragon tot volle naakoomfl zyns handtteekens Wondeüy- te verplichten. De Ryk antwoordde bereidt teweezen, zyner,(D oor luchtig-' ke vroom- fait, en den Vaader lande dien dienft te doen. Wel is waar, dat hy thans, tot heit van de naader bezinning koomende, zich onwilligh verklaarde om in een'zeekere ^* doodt te gaan, zonder eerft zyn' huisvrouwen kinderen verzeekert te zien van zesduizent gulden verfchooten by hem, tot behoef der gemeene zaake: een' groote Com te dier tydt, en voor dewelke men hem aanbood eenGraaf- fchap in Schotlandt te doen hebben, Hier op vernoeght zynde, aanveirt hy
|
|||||
*
|
|||||
DER NEDERLANDSCHE HISTORIEN. 3 fr
hy de reiz, ende komtMondragon omzyn' beloften maanen. De welke, 1574.
in reede en eere ftaande, endtlyk t'antwoordt gaf, men zouw Aldegonde in vryheit, oft hy zelf zich zulx aan ftellen, dat 'er 't ganfche landt af waaghen wilde. Voor dit onbenoeghen ftreek de Landtvooghdt, enbewillighdein 't ontllaaken der vyf gevangenen, naa dat hy 't, om Aldegonde, acht maan- den , fleepende gehouden had. Geduurende 't benaauwen van Middelburgh, quam 't, met de lyftoght en andere noodtzaakelykheeden, onder de beleg- gers haalt eeven fchaars om, als onder de beleegherden: zynde dikwyls op de icheepen, voor honger en dorft, niet dan peekelhaaring en waateroft zeer dun bier ten befte. Welke armoede hen benoodighde, niet alleen goe- Zeeroofby deren van Italiaanen, hunnen vyandt behulpighoft toegedaan, maar ook debondt' die van verfcheidene onpartydighen aan te taften j tot maghtighe opfpraak ^iJlt en lafter des Holländischen en Zeeuwfchen naams. Niettemin , om de m t^m klad te verduyfteren, verbond men zich aan de beroofden, by brieven van geboet. fchultkennis j ende heeft zeeker, met der tydt, meeft al die fchaaden ver- Avmuïde goedt. De Prins, nu verre meefter ter zee, en van heel Walchere, voorzagh tot een find Armuyde met bolwerken, wallen, poorten, en ftads gerechtigheit. De vorft, F^, te deezer tydt, had lèhier alle waateren gebrugt: by welke geleeghenheit Ml&m™l de Spanjaards van Zeevenberghen en daarontrent, den Ruighenhil oover- 0^rJfn m vielen , met neêrlaagh van etlyke foldaaten en landtluiden. Het eilandt spanjwrt. werd jammerlyk gepïondert $ teeghens verfcheide menfchen, maghteloos vanlexe oft ouderdoom, op 'tbitterfte gewoedt. TefFens broedden 'er ee- nighe aanflaaghenoover en weederj -een'der welke, teeghens Antwerpen toegeftelt, in deezer manierezynenop-, voort-, en ondergang had. Door Aanflagh zeekrenSpanjaardt van*t Slot, met naame Jan Alonzo, gevangen op eene op am- der zeetoghten onder Beauvois, ofte ('t welk beeter te gelooven fchynt, mits wv$en. 't geloof dat de Prins hem gaf} vrywilligh oover gekoomen in onbekende kleederen , was zyner Doorluchtigheit vertoont; hoe zyn'' Jptsbroeders, twee jaar en ty ds, fchier zonder eenighgeldt fontfangen y voor eenfiuk daa- ghelykfch broods gedient hadden j jaa dies dikwyls gebrek, en langer, om nocht aan. Waar oover hun onbenoeghenfiondom tot vertwyfeltheit uitte berflen-, en een goedt deel niet lievers wenfehte, dan dat 'er een Vorfl quaam, die, hun be- taaiende, de burgh daar voor, en hen in zynen eedt, aannaame. En hy maak- te zichßerk, door de poort, die naafladt zagh, een' beflaande troep boo- ven te helpen. Zynde des koops eenich geworden , ter ibmme van twin*- tighduizent dukaaten , keerd' hy naa zyn' bezetting. Voorts bewillighde de Prins eener zyner bewindsluiden geheeten jan de Vos, die goedt Spaanich fprak, zich binnen Antwerpen te begeeven ■, tot voorbereidingh van 't werk, dat op den vyfden van Lentemaandt aangaan moeft. Neevens noch drie oft vier anderen , werd hem bygevoeght Pieter Torqueau een Waal van Doornik, en hun beiden ter handt geftelt oopene brieven van geloove, te vertoonen aan de vertroudfte ingezeetenen. Heimelykin ftadt gekoo- men 5 wiflèlden zy te met van herberghej ende dreeven, etlyke maanden lang, 't ftuk zoo behendelyk , dat zy merklyk getal burgheren aan hunne koorde kreeghen. Midlerwyle floopen, op marktdaaghen en andere'9 tuften de vier en vyfhondert ftoute foldaaten ter poorten in, meeft wilde Geuzen, uit het woudt van Ypere -, zommighe uit Hollandt, Zeelandt, en x hetgeweft van Kleef. Dit volk, onderling kundeloos, droegh zeeker tee- ken , waar by elk merken moghte, wie van de zynen waarej ende werd binnen Antwerpen gewaapent. Teeghen den tydt des uitvoerens zouden de- Zeeuwen gepaft hebben , met eenighe icheepen by de werken te weezen v Gaande de zaaken deeze tredt j quam Jan Alonfo , te zeekeren daaghe , Gg 2 Jan
|
|||||
•
|
|||||
3fi P. C. HOOFTS NEEGENDE BOEK
i 574. Jan de Vos, in zyn' herberghe, aanzeggen dat hy zyn gaft wilde weezen, met
noch vier anderen van't voorneemen 3 om 00ver 't beleidt des zelvengezaa- mentlyk te handelen. Groot omzien kreegh de bewintsman naa zulk een* uitfcheut i de welke toe te ftaan, was niet alleen zyn leeven den Spanjaarden; maar ook, zoo z' hem verrieden, 't ganfche geheim aan d'ongenaade van den pynbank vertrouwen. Haaft eeven hachelyk fèheen 't afflaan. En hem te loozen met antwoordt naa zynen zin, om thans 't gevaar te verloopen, kon min niet, dan op een'ftorting van den aanflagh uitkoomen, daar reeds zoo veel om gewaaght, en t'zaamengehaalt was. Dies trooft hy zich te ver- wachten wat 'er af koomen moghte , en belooft hem des volghende mor- ghens te verwittighen; waar' t gelagh zouw ten befte-zyn. 'T gefchiedt, en de Spanjaardts ten bankkette gekoomen in een waardshuis niet wyd van't Slot, verklaaren, dat zy van tachtentigh, die daarop waaren, dertigh fbldaaten beleezen, en 't volbrengen huns toelegs in de handt hadden. Maar, nu ge- noeghzaam ryp, breekt de bommel uit _; en wordt Jan Alonfb by den hals ge- greepen: 't zy hem zyn' boel beklapt had, oft een fbldaat van Valenchien: want op beide viel vermoeden. Neevens hem werd Pedro Maldonado zyn fpitsbroeder, en voorts ook Adriaan, waardtin den ipieghel, met eenen Jan Vermaas,. aangetaft. De Vos en Torqueau, des verkundfchapt, waar- fchuwden daatlyk de fbldaaten hunner veeme; die, zonder ander geweer, dan de dag, zich, door vericheide poorten, elk zyns weeghs, begaaven, en berghden. Een dappere ftyfzinnighëit en hardtvochtigheit fpeurde men aan de gevangenen , zynde door geenerley foltering, tot melding hunnermet- pleghtighen, uitgezeidt de Vos en Torqueau, te brengen geweeft: hoewel 'tpynighen Alonibosleedenzulxgefloopt had, dat hem vier mannen op de Meer, plaats zyneruiterfteftraffe, draaghen moeften. Daar werden zy alle vier gevierendeelt. Ter zelve ftonde raakte Jan de Vos terRoode poort uit, en voorts behouden in Hollandt. Hoe Pieter Torqueau ontquam, is my niet gebleeken. Ende verdween aldus deeze aanflagop Antwerpen: ftaande groo- telyx te verwonderen , hoe , onder zulk een' meenighte van luiden, dies wuftigh alles, zoo ruim een' tydt, beftopt bleef, zonder dat erghens yet uit- Vtruadt lekte. Ter andere zy de, beftaaken zommighe uitgeweekenen van Ter Gou- hnnenter de een vloekverwantfèhap, omdeftadt, daar geen'bezetting in lagh onder Goude* den Landtvooghdt te brengen. De roervinken waaren, Jan Hey , Claas Dirxzoon Verhoef, Dirk Andrieszoon, en meefter Cornelis Henrixzoon. Jan Hey hield zich t'Uitrecht, maar verftandt binnen Ter Goude, met zy- nen fchoonzoon Adriaan Pieterszoon •, neevens wien noch ontrent twintigh andere.Roomsgezinden zich vervorderden aan te fpannen. Onder deeze was een Arent Jan Teeuwen, eertydsflootemaakerderftadt; ende had toen noch onder zich de fleutels van 't Vlaminxpoortjen, niet verre van den Doel- tooren ftaande. Dit dacht men te oopenen , om zeshondert uitgeleeze fchutten van den vyandt in te laaten, die de kool hunner lonten met kookers moeften beftolpt houden. Zoo dit niet vallen wilde, zouden de vloekver- wanten zeeker toegemetft gat in den Doeltooren , daar hunne verzaam- plaatswas, doorbreeken; en'tkrysvolkoover deGraft helpen, by middel van fchuiten daar toe gereedt, aan te haaien met lynen, om't plaflen in 't waater te verhoeden. Zynde deeze voorftel aangedient den Heere van Noircarmes , alsStadthouder oover Hollandt en Uitrecht, in plaatfè van den gevangen Graave van Bofïü , gaf hy , te dier tydt krank leggende, den Heeren van Gognies, Naves, en la Motte, laft, om den aanftichteren de handt te bieden j ende hun eenen breeden vergifnisbrief, die ftrax, naa 't bemaghtighen der ftadt, te verkundighen ftond, om de burghers geruft te |
|||||
«
|
|||||
DER NEDERLANDSCHÉ HISTORIEN. 3f3
{teilen . Maar, als nu beftemt was, des nachts naa den vyfden in "Sprok- j ^^
kelmaandt, het bedachte ter daadt te brengen, geviel 't den derden, dat Jonker Albrecht van Egmondt , met een vendel van anderhalfhondert Neêrlandlche földaaten , binnen Ter Goude quam. 'T welk de t'zaamen- fpanners, duchtende ontdekt te zyn, byfter verbaafde. Zy hielden echter ftalj en Adriaan Pieterszoon lchreef aan zynen ïchoonvaader, hoe de toe- leg haperde. Den zin bewimpeld' hy, met woorden die de krankheiteener nichte meldden, daar een* nieuwe quaaltoegeflaaghen waar, zulx haar de beraamde geneesdrank jeeghenwoordelyk geen' baat kon doen. Tot boo- de bewillighd' hy zeekeren landtman. Deez bedeeft , en allenskens bec achterwaarts peinzende , ging eerft een* wyl in de poort ftaan trantelen > thans naa de ftroomtoej ende bleef daar fchryelinx fchuit en oever beftapt houden , als niet weetende hoe hy wilde : tot dat de waakers, een fchalk oogh hierop kryghende , hem aangreepen , en in 't wachthuis braghten. In 't bezoeken vond men eenige penningen by hem , en een kluwen gaa- Dat tPor^ rens : om 't welke weder te hebben , hy meer , dan om 't geldt begaan omde^i- fcheen. Dit verwekte nieuw bedenken: en de draadt afgewonden zijnde, quam de brief te voorichyn. De ichryver, behalven zyn' domme keur, van eenen man onverzocht in lyfsgevaar tot zoo hachlyk een bedryf te beezighen, had ook zyn handt luttel oft niet verbootft. Dies werd ze terftondt, bekent j de boer gevangen, engevraaght , wat hem zoo bedremmeltgemaekt had. Hy antwoordde i dat het waater, fchynende, als baar bloedt, teeghens hem op te ryfen, hem in zich zelve, had doen zeggen -, Heere Godt, zond' ik wel een' bloedighe boodfchap draaghen ? Een bewys van 't vermooghen der inbeeldinge, oover gemoeden van die weekelykheit. Als nu't gerucht jer. ïladt, en zelfs ten ooren van Adriaan Pieterszoon infloegh, maakte hy Éch uit den weeghe. Hoopende nochtans den grondt der zaake verhoolen te hou- den , met bekentenis van yet min haatelyx, en 't geen hem miflchien ver- geeflyk docht, zond hy eenen brief aan deMajeirraat, om haar, uitdien aan zynen fchoon vaader, te doen fpellen, dat 'er niet oevels fchuilde, noch- tewyder gehandelt was, dan tot flads oorbaar; naamelyk om verzeekering van 's Koninx genaade, aan Burghermeefteren en Vroedfchap , te doen ooverfchikken . Geen van beide de brieven was met eenighen naam onder- teekent. Niettemin , gevangen zynde , beleed hy daatelyk 't ftuk , en werd neevens den flootemaaker , met zommighe anderen , onthalé en gevierendeelt: de reft, verfchoont om hunner jonkheit wil j op tvree naa, die 't ontquaamen. Onlanx hier naa , viel met ontrent drieduizent * man', in Waaterlandt, de Baroen van Chevreaux ; draaghende vergif- chmeatw fenis in d'eene handt, in d'andre , dreighementen : zonder des te meer 'm Waater- lüt te rechten. Wel is waar dat hy de dorpen van Krommeny en Weiïaa- /#. nen , 't welk geplondert en verbrandt werd ; thans ook Wormer en Jirp inkreegh : doch moeft ze , in 't eerft van Lentemaandt, weeder verlaaten ; en met een de fchanïen van Nieuwendam , en d'andere dy- ken indien hoek: die, bezet met 's Printen volk , fèedert, een' tydt lang ruft had. De waarom zyns mimens was 't genaaken van Graaf Luidewyk, Graaf Lui- mt Duitslandt, met geen verfmaadbaare maght. 'K en weet, oft men dewjk de buit van Middelburgh ten deel tot werving der zelve bekeert had > dan k$mt uit oft hy door den Franföis , fint de moordt van Paris , op nieuw met hei- Dliits" melyke hulpe , oft ten minfte met eenighe hoope onderftut was. Altoos lan*u deHartogh van Alengon, korts te vooren , toen zyn broeder Henrik naa * Poolereifde, om die kroon t'aanveirden, had binnen Nancj, verhoolen mondtgemeenfchap met den Graave gehouden. En deez' neevens zynen Gg 3 broe-
|
||||
$74 P. C. HOOFTS NEEGENDE BOEK
15-74. broeder Graaf Henrik , famt Hartogh Chriftoffel 's Paltsgraaven zoon j
Ooverfte der miterye, was nu den eenentwinghften van Sprokkelmaandt, op anderhalve mylevanMaaftricht, aan ginszyde der Maaze koomen lee* gheren , fterk zesduizent knechten , en drieduizent paarden : doch zon- der meer gefchuts dan twee oft drie veldtftukken. Maar 't mangel van dit vreezmaakendkiystuighjo^ghden vyandt tegrooteranxtaan, mitshy zich inbeeldde, dat d'ander op gunft eenigher fteedenfteunde, diehemvrywil- lighlyk in laaten, enlchuts genoegh verfchafFen moghten -, ende dat hy, zon- der dien toeverlaat, zich in dien tydt des jaars niet te veld zou vv begeeven hebben. Zeeker , om zyne troepen, in't wrangfte van den winter, on- verdrietigh 00ver wegh te houden, had hy onder haar uitgeftrooit, hoe et- lykeplaatzen van belang, en t'hemwaarts geneeghen, eer lang zouden 00- pen liaan, en haar met gereede loudye bewelkoomen. Ook brak, ontrent deez'tydt, d'aanflagh op Antwerpen uit: ende fchynt hy, in verfcheiden' andere , geen onbundigh verftandt gehadt te hebben j zynde by den Span- jaardt gelooft, dat 'er yets binnen Niemeeghen , Roermonde , en elders fmeulde. Luttel op zyn voordeel, hier teeghen, was dat pas, Don Louis 3 oft uit armoede van kundfchap, oft verfchalkt door de behendigheit van GraafLuidewyxlichting, die, op een bot, tweeduizent ruiters van 't ge- leide des Koniiix van Poole, t'zynendienftebewillight, ennaazich geftree- ken had. Ook quam het zoo krap om van gelde, met den Landtvooghdt, dat reeds een deel volx aan't muiten was; ende des te min vreemdt, zoo de aanvulling der gedunde benden (laatftaan degemeene verfterking} flappe- lyk behartight werd. Niettemin gewekt door deeze maare, gafhylaft, op 't fpoedighite, achtduizent paarden in Duitslandt, viérduyzent man' by de Raomsgezinde Switzers; in 'tGraaffchap vanBorgonje, en iiiHeenegouw tweeënveertigh vendelen te voeti, aan te neemen: kraften neevens zyn' an- dre (zoo hy midierwyl, by hulpe des onbequaamen weeders, den Graave 't ooverzetten der ftroome beletten kon 3 om thans aan twee heken verdeelt te mooghen worden, en zyner Genaade, en den Prinfe tefFens 't hooft te leyde van bieden. Met een ontbood hy veele zyner troepen uit Hollandt opwaarts; d'eerfie zeifs je geene die Leyde beblokt hielden: welx verloflïng, voor dat maal, venaau- geen' geringe vrucht van Graaf Luidewyx toght was. Jaa hy beval allen leen- afut * luiden, op verbeurte hunner leenen, zich ten oorloghe toe te ruften. Voors- hands meeft met Maaftricht bekommert, 't welk, in vreeze voor buiten-, en binnen vyandt, Hechts drie vendelen Hooghduitïchen onder Francisco Montesdoca bewaarden, gebood hy Don Bernardin de Mendoza de bezet- ting te fty ven, en voorts te bezorghen, dat de Graaf aan de Maaze gefluit wierd. Van't een en't ander queet zich Mendoza vlytelyk, paffende, den zeevenentwintighften der boovengeroerde maandt, zyne vaan fpeerruiteren, Mm- met die van Curtio Martinengo, van Pietro Bufto, van Fernando en An- trieb? bee- tonio de Toledo , neevens de fchutten te paarde van Mondragon, in die terbe^et. ftadt te brengen: voorts de ftroom, tot Luik toe, van fcheepen dl fchuiten t'ontleedighen. GraafLuidewyk bleef ftil leggen, terwyl de reft zyner ben- den , mits d'ongaalykheit der weeghen, in zwakken en gebrooken getaale aanquaamen. Miflchien ook , dat hy d'uitkoomft eenigher miuikhande- lingen, en den opftandt zyner partylingen erghens, afwachtte -y oft het vaft toevriezen der Maaze: gemerkt zy reeds met ys belemmert, en de koude zeerftreng was. Dan hierentuilèn rukte Sanciod'AviladriehondertSpaan- fche busdraaghers by een, en daar mee naa Maaftricht toe. Confalvo de Braccamonte volghd'hem, met tweeduizent Spanjaarden, twee kornetten fpe*eren, eene van roers. Don Sancio aangekoomen den derden van Lente- maandtj
|
||||
DER NEDERLANDSCHE HISTORIEN. 377
maandt., endezynen, ten deel in ftadt, ten deel in Wyk, geleit hebbende, 1574.
toogh, 's anderendaaghs, met etlyke paarden uit, om kennis van's Graa- venftandt teneemen: ende werd van tweehondert ruiters deszelven, moe* dighlykjaa, dan met haaprende orde, aangevallen. Waar uit hy bezeffen- de, dat zy, als nieuvvlingen, van lompe forsheit, zonder ooverleg gedree- ven werden, oordeelde 't rechte volk voor te hebben, dien, by waarneemen vangeleeghenheit, eenighe wifle neep te geeven waar. Dies gaat hy, vier daaghen daarnaa, zeekergehucht, een'halve myl van der fradt, ftoffeeren met een goedt deel fchutten, en etlyke ruiters onder 't beleidt van Mendoza: wiens fleedehouder Alconeta, met ruim dertigh, zoo fpeeren, als roers te paarde, zich thans voortsdeed, om de fchermutiing aan te hechten, en de Naflaulchenindelaaghtelokken. Zyeevenwel, oftdaarafverwittight, oft niet dom genoegh om zich t'eenen dorpe in te boezemen, zonder te weeten wat'er fchuilen moghte, fchorften by tyds het hielprangen 5 deizende de paarden , met hun voetvolk ter weederzyden : zulx parthyen met gering, en vaft gelyk verlies, ontmengelt werden. Daarnaa quam Graaf Luidewyk zich heinder aan ftadt neederflaan, dekkende, met de leegheringen van 't voet- volk, de oorden der ruiterye. Waar door de Spaanlchen zich yetwes inge- toomt zaaghen •, en zyn' zoetelaars en voederhaalders , feedert veiligher 't veldt gebruikten. Avila , niettemin, liet den Graave geen' ruftj dien hy trachtte op zynweekfte teneemen, en fbmtyds aldaar, tot binnen de be- ichanfingenaantaftte. Ook werd hy, om dit getyde, met twee kornetten vemerkt. D'eene was van Italiaanen, Ritmeefter Mutio Pagano ; d'an- dere van Spanjaarden , onder Antonio d'Avolosj beide uit Borgonje ge- keert, van den Hartogh van Alva te beleiden. Metdeeze, en d eerfte zes, neevens driehondert Spanjaarden, en gelyk getal Walfche ichutten tevoete, befloot hy een' hemdetoght te verzoeken; en koos daar toe de nacht voorden achtienden van Lentemaandt. De Naflaufche troepen Jaaghen gefpreidtin verfcheide dorpen, niet te wyd nochtans , om d'eene der andere, zoo 't noodt deed', fpoedigh te hulpe te komen. 'T heinfte aan Maafhïcht was Be- rnde, beflaaghen met neeghen vendelen Duitlche knechten, en tweehon- dert ruiters. Dies muntt' hy 't op deeze; en zoo wel om hun allen byftandt, als de vlucht tot de naaften hunner parthye af te ihyden, beval aan Mendoza, zeekeren heuvel ter zy de, met de ruitery, in teneemen. Voorts mat men zulx den tydt, datdebefpringers, in't aandoen der plaatfè, juifle duifter- nis t'oover hadden, tot de verrafling en den fchrik. De Duitfèhen, luttel Don San* verdacht op zoo een' morghewekking, hadden nochte den oordt omgraaven Cl° ver- naar den eiich, nocht eenighe fchildwachten te paard' uitgezet om ter yl van mßelt ^ 's vyands reppen gewaarfchu wt te worden. Zeeker ichryver wyt dit hunner Dt9ftfi'** verwaande frankheit van harte 5 als oft zy, met Alexander de Groot, te wel- ot me §' geaardt wilden weezen, om tot nachtbedrogh te nyghen, en, in plaats van ruftighe ver winners, voorzeeghedieven te gaan. 'T welk yet gezeit waar, indien men hun alhier 't verfoeyenvan diergelyke treeken, en niet het ver- zuim van zich voor 's vyands lift te hoeden, kon toereekenen. Hebbende eenighen der ftoutfte fbldaaten befpiedt, dat de baan klaar was 5 zoo floot men toe: ende werpen Johan de Aguillar met zyn vendel Spanjaarden, en 't Waliche van den Hopman Bieure , aan de welke de voorfcorm flond, zich, met brandende graatigheit, ter wal in. Voorts daatlyk ingevolght van hunne metgezellen , ooverromplen zy onverziens den zorgheloozen hoop: die, verbaaft en verbyftert, in een'uur tyds, t'ondergebraghtwerd, laa- tende zeevenhondert knechten, etlyke ruiters, en een vendel in de loop. 'T was nu fchoon dagh 5 en de Spaanlchen, hebbende maar zeeven man' G g 4 ver-
|
|||||
mamm
|
|||||
356 P. C. HOOFTS NEEGENDE BOEK.
I?74»* verl°oren> ftonden op de aftoght. Doch om dieteverzeekeren, en onder-
weeghe niet oovereenighe hulptroep te ftruikelen, veirdigbden zy een deel hunner vooruit, tot manning van't gehucht, daarzy, tien daaghen te voo- ren , de laagh hadden toegeflelt. Wel bequam hun die zorghvuldigheit. Want de Nafïaufchen, te waapen gedaaght by 't vuuren op zeekere hoogh- te, fchooten y linx te zaamen, tot bet dan duizent ruiters toe, en quaamen, met lollen toom, aanrennen, naa de plaats des gevaars. Der paarden war- me aafem gedikt door de koude, en by een gepakt, fchiep hun een' wolk booven 't hooft, die weeder den Spaanfchen tot een' baak diende. Dies hielden zy 't oogh derwaarts, en zich in't verbandt. Maar de drom ruite- ren, kryghende Mendoza in 't gezight, vond zich alzoo ras begroet, van ettelyke ryen fchutten te voete; die, verborghen daar ontrent, ter flinke los beraden. Dit deed ook de Naflauichen met zinnen gaan, duchtende, oft 'er meer achter waar> in voeghe, dat 'er niet dan een' lichte fchermutfmg viel tullen zommighepaarden, gellaakt uit d'een'en d'andere fchaare . 'T welk tydt aan de Spaanfchen gaf om 't gemelde gehucht te behaalen. De Duitfche troep, een' wyl gewacht hebbende naa 't volk van Hartogh Chriltoffel, die wyder geleeghert was, begaf zich echter in Bemele. Doch men bleef'er niet lang: achtende Graaf Luidewyk raadzaamer, naa Valkenburgh en Gulpen tedeizenj daar hy weeder, door Don Sancio, beltookt werd. Want deez vond zich nu merkelyk verfterkt: zynde Braccamonte met zyne benden, en Mondragon met zyn regement, neevens de kornet van Schenk , by der handt. Waaroover den Duitfchen, ziende de toght niet zoo glad gaan als zy gewaant hadden, ook voedering en toevoer fchaars by koomen, het bloede bekoelde: zulx in fteede van aan te groeyen, wel duizent paarden den her- draf heimwaarts naamen. De Graaf, hebbende hiergemart tot den achtflen vanGrasmaandt, brak endtlyk op, enwendd'het naa Gelderlandt: 't zydat hy meerder onluft en afval te.gemoet zagh, oft op Roermonde. Want dit, verkoft zynde f zoo tuighen de Spaansgezinden) Hond op goên vrydagh te leeveren door een gevallen rak muurs, en vyftien ten deel Duitfche, ten deel Franfche foldaaten, die effen des witten donderdaghs, als hy optrok, ont- dekt werden. Dies volghd' hy zynen wegh, in meening, thans den zelven % tuffen Maaz en Waal heen, teneemenj om zich met den Prinfè zynen broe- der te vereenighen, en vieilicht gezaamder handt tot Brabandt in te booren j oft Tiel en Niemeeghen aan te taffen, om de Waal, en vervolghends de Rynftroom, tot geryf des Hollandlchen koophandels te oopenen. Dit be- Ve Frins zefte de vyandt -, mits de Prins nu zesduizent man' in Bommelerwaart 'm Bom- vergaaderthad, en't huis te Waardenburgh geflecht : uit het welke (toe- meler- hehoorende Katharine baftaartdochter van Kaarel , laatften Hartogh van Het huis Gelder, en bezet door haar met tachtentigh foldaaten ) den zynen groote te Waar- fchaade, op de Waal gedaan was. Derhalven, om de gangen des Graaven Aenhmqh gaä te flaan , en, te met eenigllen gevangen de tong te fchraapen, was de mgewQïu fteêhouder Alconeta zyner Genaade ftaaghs op de hakken -, en briefde zyn weedervaaren , van tydt tot tydt aan Don Sancio oover. Deez, voortaan ee- nerveldtkanlegetrooft, had nu verlof om die te waaghen, van den Landt- vooghdt verworven. Want, hoewel't getal der Spaanfchen noch beneeden datvandeNafTaufchen was, hy maakte zich fterk, door beleidt, en d'er- vaarenheit zyner troepen, booven te ftaan. Om dan zyner Genaade een' fcreek in de rechtte te gaan ('t welk hem, als houdende de flinke zyde der Maaze, die daar ter rechte uitbuikt, licht om doen was ) fchreed hy, meß groote daghreizen , gelyk ook Graaf Luidewyk, neederwaarts aan: ende veirdighde, des niettemin, driehondert Spaanfche fchutten, met een ven* del
|
|||||
<
|
|||||
DER NEDERLANDSCHE HISTORIEN, }f?
del van Ghevreaux vooruit, tot verfterking der bezetting van Niemeeghen, i e*fa
en bewaarnis van den Waaldyk. Gedaalt tot de ftadt Graave toe, floegh hy aldaar een' fchipbrüg, voerde 't volk oover $ en leegherd' het in Ooveraalèlt j en andere dorpen naaft aan den Maaskant. Des anderen morghens heel vroegh, braghten eenighe paarden aan, die op miede uit geweer! waaren 3 hoe zich de voorhoede des Graaven geen' myl van daar vond. Waarop Avi- la eenighe andere vfin den Ritmeefter Antonio d'Avolos voortftoude , oni belcheidelyker kundfchap te haaien. Deeze werden eensdeels afgemaakt, eensdeels gevangen; en 't luttel dat 'er ooverfchoot, gejaaght ter plaats toe, daar Don Sancio toefde, met A volos, en de reft der kornette. Ditdeedenhun vierhundert ilnkroers, afgeftuurt om gelyke boodfchap, en gevolght van de voortoght. En de Spaanfchen, hebbende den vyandt zoo naa nietgegift, ftondenom te kreuken: als den Duitichen, twyfelende oft 'er eenighe lyvi* gher drom ruiteren ontrent moghte fchuilen, beft docht, den toom in te korten. Hier by bleef het, diendagh. Want Graaf Luidewyk vindende den Spanjaardt voor zich , en noodigh 't heir t'omgraaven, ging needer- flaantotMoowyk. 'Tis een dorp van kleene waarde , maar vermaart door den ramp die der Naflaufche partye daar ooverquam. Met den volghen- den daagheraadt, veertienden in Grasmaandt, ruftte men aan weederzy- den ten ftryde toe: zich verpynende Don Sancio met alle vlyt, arbeidt, en omzightigheit, te bewyzen, dat hy den laft van 't opperbewindt, hem op die toght toevertrouwt, maghtighwas; ende zoo een'eere niet quaalykbe- fteedt, aaneen'perlbon, die hoogher op zyn vroomheit, dan op zyn'af~ koomft, treeden moght. Ook konden minder ooverleg en werklykheit niet beftaan, tot de behoudenis der ooverhandt, teeghen talryker weederparty* en zoo wakker eenen hooftman, als Graaf Luidewyk. Op de Mookerheide, goeiyk een vierendeel mylsvan 't dorp, leit een' vlak van maar maatelyke Jbreette, beheint,tenzuide met deMaaz, ten noorde met geberghte. Die werd tot waalplaats verkooren van A vila, als meeft beducht voor 's Graaven ruitery, die hem daarvan ter zyde niet, oft luttel deeren kon. De Spanjaardts : verdeeld' hy aan vier boften ipietlèn, omgort met hunne fchutten, 't een ach- ter 't ander, om de fmaltte van den grondt; onder 't beleidt van Braccamon- te, en Ferdinando de Toledo: en plantte Mondragon, met zyn' zeftien Ven-* delen Waaien, aan den waaterkant: alle met het aangezight naa Mook toe. Ter flinke van 't Spaanfche voetvolk, fteld' hy de ruitery, ook aan vier hoo- pen, maar bezyden elkandre: op 't naafte Antonio Oliviera, met de ben- den van Pietro Bufto, en Antonio de Toledo: daaraan, Bemardin de Men- doza, hebbende booven de zyne , ook te beleiden die van Curtio Marti- nengo , en etlyke paarden van Lopes Sapata, die korts van Niemeeghen gekoomen waaren . Neevens deeze ftond Jan Babtifta del Monte, ende t'zy- nen beveele zoo wel als zyn' eighene, de kornet van zynen broeder Camillo,en van Frederik de Toledo: beloopende te zaamen ftyf hondert tfèftigh (peeren. D'uiterfte ièhaar was van de finkroerruiteren van Schenk, tweehondert kop- pen. Ende had dit rosvolk, ter weederzyden een goedt deel Walfchebus- draaghers te voet, van den Kornel Alonfö Lopes Gallo, die in gedaante van halve maan uittipten, tot heggen en hoornen: zynde de reft van 't regement tot bewaarnis eenigher weeghen veripreidt. Om de Ichermutftng ter rechte handt aan te hechten, waaren, met een luttel ojtiderfcheids > voorde/pee- ren geplaatft drie andere troepkens van fchutten te paarde 5 gevormt uit de vaanen van Mofley, Mondragon, en Antonio d'Avolos: in 't middeder welkePagano met de zyne bellooten ftond. Ende moght de heele ruitery ruim driehondert tachtentigh Ipeeren, en fehaars zoo veel fchutten j het voet* |
|||||
*
|
|||||
358 P. C. HOOFTS NEEGENDE BOEK
1574. volk niet boovenvierduizent man', uitbrengen. Doch alles vollchaart zyn»
de-, als reeds de trompet, onder't ander fpeeltuigh van oorlogh opklonk, quam de Heer van Hierges aan, met de driehondert Spaanfche ichutten hem te vooren toegefchikt; en de bende van Chevreaux, neevens drie vendelen Spanjaarden van't regement van Lombardye, dieeen'wyl gemuit hebbende in 't fticht van Uitrecht, nu fcheenen die fmette met bewys van vechtveirdig- heit te willen affpoelen. Hun altzaamen werd gebooden {luidt te neemen, on- der de ftrooke busdraaghers, ten noorde van de paarden ; welke kant den aan- ftootderDuiticheruiterye meeft onderworpen was. Door Hierges verftond men van derdhalfduizent Spanjaarden die zich uit Hollandt, onder Fran- cilco Baldes, oover wegh Ipoeiden -, ook van tien vendelen Duitfchen, en drie kornetten: al de welke met den naafben dagh konden daar zyn. Hierop werd in beraadt geleit, oft het ook diende, hen in te wachten •, gemerkt men zich zoo veel zwakker in getal kende, en d'uitkoomfl des gevecht s van maghtigh belangte zyn: flaande, zoo't3 er averechts afliepe-> v e ele plaat f en en harten gefchaapen, zich Trinfewaarts te keer en. Ende in zulkengevaUe zouw hun- ner trots- envermeetelheit toegereekent worden, dat zy> met denjpiegelvan Heiligherleê voor ooghen, daar de zeegheopgelykewyze verwaarlooß was, degenaakende en hun bewitfle hulp e verfmaadt hadden. Anderen vertoonden hierteegen, dat men zich vond op voordeelighen boodem, zonder zorghe van beklemt te worden, door de meenighte des vyands : wiens deughd ook, en ver- zochtheit in dusdaanigh bedryf, by de hunne niet haaien moght. Hierenboo- ven was V niet buiten bedenken, zoo men Graave Luidewyk tydtgaf, dat hy s •viellicht, zich bet beveflen zouw -y oft het wedt der flroome doen peilen, met eenighe fchuiten, die hy (zoogezeit werd) daar toe met zich voerde $ oft de zelve met kraft van knechten mannen, om de brugh voor Graave te breeken, 3Twelk hem gelukkende, en oover deMaaz teraaken} zoude men alte laat op zyn, om hem V vereenighen met Oranje te beletten, die , feedert het uit~> rooyenvanWaardenburgh, eenighvolkindeLangeflraatgeleegherthad. Dit laafte gevoelen woegh't eerft'op, ook in't oordeel van Hierges: en menbe- floot, de fchermutfing, begoft methetryzen derzonne, te vervolghen en te Herken, om de Naflaufchen van daar te dry ven -, die zich in deezer manie- re gefpitft hadden. Eerftlyk waaren met tien vendelen knechten, meeft Fran- (che, de befchanfingen voor 't dorp geftoffeert. Tuften 't zelve en eenen heu- vel ten Noorde, hield zich de reft des voetvolx, in een dik vierkant van vyventwintigh vendelen. Deezen diende tot borftweer deruytery,gefplitft aan vier troepen : zynde d'effe grondt te kleen tot bequaamer verdeeling. 'T welk ook de Graaf benoodighde , eenighe paarden, in een eng dal, ter laaghe handt, te laaten. Ende fcheen zyn' Genaade, zoo veel de naauwte der plekke leed, haare ftanden voorzichtelyk gekooren te hebben. Want, zoo de vyandt den minften hoop naarder knechten zocht' aan te vallen, hy moeft teeghen de veldtlhêe op, en gaf zyn' flinke zyde ten befte aan *t gros haars voet- volx : zoo hy dat quam beftooken, zyn' rechte bleef bloot voor die van de belchanring. Haar ruitery te Ichokken, viel zwaar zich in te beelden s alzoo zy weinigh min dan tweeduizent paarden fterk was. Don Sancio, vechtens ™y\ °V e zeeker, ftyfde, aandenoordtvanMondragon, de fchermutfing, met hon- beide ^ert Spanjaarden, en tweehondert Waaien, onder den Hopman Diego de Monteidoca . De welke, toezettende in 't gezelichap van Hopman Haaghen enJanRolinMondragons vendrigh, 'tveldt haaftdier wyze geveeghthad, dat hem 't hart kloek genoegh werd , om den wal te befpringen. En de bc- fchermers (een' vreemde zaak van zooveele teeghens een', met die heg van zooden voor zich, waarooverzy, ruftender handt, metwiflè fcheuten, op den
|
||||
DER NEDERLANDSCHE HISTORIEN. j#
denvyandt konden blixemen ) tfaaghende door 't /peuren van zulk een'on-
vert/aaghtheit, worpen de rug om, en verliepen hun voordeel , alsdegrbo- tefchaar, in alle yl aantrekkende, hen quam keeren, en doen vaft ftaari; 'T had eevenwel luttel duurs: zeindende Avila, den zynen te hulpe, twee-* hondertSpaanfche fchutten onder Benavides en Lorenzana, met tweehon- dertWalfche fpietfèn en roers, van elx eevenveel, aangevoert byOëtavio Pichechelo, en Fran^ifco Salazar. Waaroover Montefdoca, ververfchende zyn' forsheit, met vlammenden moede, weederom teeghens den wal op vloogh. Ende was hy der eerllen een, die de kruin beftapten: daar* als op eentoonneel, en den top der krysmanlyke gloorie, in't aanschouwen van vrinden envyanden, twee koeghels zoo onkreukelykeen'dapperheit,. met kortseindende doodt, en langleefbaare faam,. beloonden. Uitbundighlyk queeten zich, in deezen aanval, de Waaien, dien d'eere niet onzeit kon worden, van 't fpoor ter volle zeeghe, door 't bemaghtighen der befchanfin« ge, geleit te hebben. De vendrigh Rolin verooverd''er een vendel. Eenan- der vendrighPenitezgenaamt, vechtende binnen den wal, kreegh vyftien fcheutenin'tlyf, en behield het echter. In deeze knik van 't geluk der Naf- faüfchen , deed zich de zwaare troep hunner knechten ten tweeden maal voorts: dan ziende terftondt het gros derSpaanfche, den voetflaaken, om hun te keer te gaan, kreeghenfchrik, en raakten, beflommerderorde, aan 't deizen. 'T welk nochtans den Koninxfoldaat, ervaaren en afgerecht op 't beloop des waapenhandels, niet bekoorde, om plotfelyk toe te ftreeven^ maar hy bedwong zyn' fchreede, en floot zich als te vooren, duchtende 't waar8 een'trekomhemt'ontfhoeren, enmetderuiteryoptekoomen, die noch in haar geheel ftond. Graaf Luidewyk en Hartogh ChriftofFel, merkende dat hun voetvolk zwichtte, ftaakenaf: en, met een, quam van den heuvel daa- len de troep die in 't dal geftelt was. Doch zy lieten daar een lyft van Ichutten ftalhouden, tot verzeekeringh der hertredt, zoo den rosvolke, naa 't lofièn, het fpoedigh herlaaden belet wierd. Want, teeghens de fpeeren ( gelyk ook de Heer van La Noue, in zyn' fchriften, heeft waargenoomen) moghten de Duitfcheruiters quaalyk op j zynde, dat pas, gewoon, in fteê van voort te ftooten en te mengen f naa 't affchieten ter zyd' om te zwaayen, en aan de ftaart der troepen, op nieuw, hunne finkroers te vullen. Op welken afdraf, hun de fpeeren dikwyls in den rug zaaten, en hen trenden, eer zy t'fchrap raakten. Ten aanvang niettemin maakten de looden wifïèr wonden, dan de yzers: en de iinkroerruiters ftélden de deughd van hun gepakt verbandt en meenighte, teeghens 't geweldt van de fchok der fpeeren, die ruime orde en weenigh dwersdraaden vereifèhen, om dat zy in vollen run hunne kraft haa- ren -y 't welk d'andren op den draf doen. Waardoor, de voorfte gezwaade- render fpeeren fbmtyds quaamen fchaardigh te worden, en't hooft te ftoo- ten; en de reft den moedt verloor, om de toomwenders te vervolghen. Dit f bezeftby JanBabtiftadel Monte, had hem doen ooverleggen, noemen de /peeren in 't begin teeghens't vuurwaapen der Duitfchen verzeekeren mogh- te , en zich tefFens van 't voordeel dienen , dat zy, in 't keeren , hunnen vyandt inruimden. Ende waaren, door zynen raadt, voor d'andre paarden * de drie troepkens busruiters geftelt, dieeenen torn op de Duitfchen doende * den eerften klink van de finkroers uit te ftaan hadden, voorts tet hooghe handt af te flingeren; geevende alzoo fchoon /pel aan de fpeeren 5 om den Nafläufchen beid' op borft en lenden te ftorten. Graaf Luidewyk, draaven- de wat vooruit met zyn'troep, vond zich de kornet van Schenk onderde ooghen, en trof met zulk een' verbolghenheit, datzy, hebbende riauwlyx haare finkroers afgefchooten, den wegh naa de ftadt Graave koos* melier |
|||||
»
|
|||||
S6o P. C. HOOFTS NEEGENDE BOEK
dan op de tredt. 'T welk de maare deed landtloopen, dat de Spaanfchen ge-
flaaghen waaien. Maar d'andere fchaaren, hebbende de vaagh hunner hee- vigheitop de busruiters gemat, ende dat niet zonder fchade te ly den , kree- ghen ilrax, inde rechtte, Jan Babtilla en Don Bernardin op'tlyf; oover dwers twee vlerken, y der van vyventwintigh fpeeren, die, by de fteêhou- ders der zelflte ooverften, uit hunne troepen getooghen waaren, enaange- voert werden. Ik bevind, dat Pierantonio Perottivan Safïbferrato, men- nende d'eene deezer wieken, tlèftigh ruiters van 't voorhooft der Nafïaufche ordening fcheurde, ende, met hulp van eenen nieuwen drom paarden, hun 'therzaamen belette, zoo dat'er niet een leevendigh af quam. Door welk treffen de Duitfch, van zyn verzet geraakt, het ros omrukte. Ende etly- ke paarden, t'zyd' uit gefpat, floeghen de heirbaan naa Bemmel 'm. 'T belle deel, eevenwel, nam zyn' toevlucht tot den heuvel, om op nieuw te ka- den en zich te verbinden, onder fcherm der Gafcoenfche en andere fchutten; welke, hebbende daar neevens hunne (landtplaats, zich ook inzeeker huis gefterkt, d'Italiaanen van Monte, met roer-en musketkoeghels, raauwe- lyk ontfingen, endenaajaght eenighzins fchorflen. Wat midlertydt Graaf Luidewyk maakte , wordt by de fchryvers verzweeghen : flaande noch- tans te vermoeden, dat, naa'tverfchooyen vanSchenks volk, hy zich by zyn' andere fchaaren ging vervoeghen , ziende dat zy 't te quaadt hadden, en Oliviera zich niet roeren metdezyne, die achter gehouden was, als een* troep van toeverlaat, en om op de fchielyke toevallen deroorloghe te pafc fên. Doch, 't vlak genoeghzaam klaar zynde, begon ook deeze nu veirt te maaken. Ende geviel ter zelve flonde het aankoomen van Nicolo Bafti, Georgio Machuca, en Pedro Tallis, met hunne kornetten fpeeren. Men- doza en Monte hier door grootelyx geftyft, flyghen, gelyker loop , met hun teeghen den heuvel op. Dit toezetten, hoewel de Duitfchen 't voor- deel der hooghte hadden, klemde diervoeghe, dat zy omgeworpen, paar- den , ruiters , fchutten, oover hals oover hooft, d'een' op den anderen, van booven needer tuimelden ■, vloerende't padt voor den vyandt, tot een' yflyke moordt. Het voetvolk ten platten velde, 't welk, mits 't beweeghen zyner ruiterye, den verdwynenden moedt yetwes te gaader getooghen had, ziende haar gekneufl, en ten daale vluchten, bood ook de nek aan 'tSpaanfche, dat 'er daatlyk op aanlloof, de meefle meenight'aan Hukken hieuw, oft in meeren en moeren joegh. Ontrent drieduizent knechten en vyfhondert ruiters lieten "er 't leevenj zelfs de perlbonen van Graaven Lui- dewyk en Henrik, en Hartogh Chrilloffel; zoo men geloofde: hoewel zy onder de ly ken niet gefpeurt werden. Want de Keurvorfl Paltsgraaf, ver- moedende dat men zynen zoon in heimelyke vankenis hield , fchreef om hem , met uitlooven van een ftaatlyk ranfoen , zeer vuurighlyk aan den Landtvooghdt Don Louis : maar kreeghhem nooit weeder, nochzeeker- heit hoe 't hem gegaan moghte weezen. En eeven luttel befcheids ver- mmp men van d'andre twee : 'tzy dat ze, geweeken tot Moowyk in een huis, met het zelve verbrandt waaren 5 oft gefmoort in de poelen * oft met hoefyzers te plettre getreeden, voorts van de boeren geplondert, en alzoo ganfch onkenbaar geworden. Booven tweehondert dooden kollte de zee- ghe den Spanjaardt niet. Den Italiaan Pierantonio Perotti, booven ge- meldt, gaat naa, dathy, hebbende zyn'fpeer gebrooken, naa'tzydgeweer taftte; ende, vindende 't gevell daar afgefchooten, eenen Duitfchen ruiter 't zwaardt uit de vuill wrong -, den zei ven daarmee ombraght, en voorts den fterkften drang zyner vyanden te keer ging3 zonder, hoewel hem een loodt zwaarlyk in de lenden quetfte , op te houden van vechten zoo lang, als
|
||||
DER NEDERLANDSCHE HISTORIEN. 3tfi
als't geluk leuterde. Thans , genoeghzaam voor doodt, 'm 't leegher ge^ 1574.
braght, genas hy teeghens hoope j en verheerlykte den lof hier behaalt, naa- maals der maate onder den Prins van Parma, dat hem, ten opmerke zyner koenheit en kraften, de iöldaat in de wandeling den Paladyn van Italië noem- de. Dertigh vendels, twee veldtftukken werden veroovert van de Spaan* fchen. Onder de pakkaadje vonden zy drie ftanders, en eenigh geldt van Franfchen llagh. 'T welk het achterdenken deed groeyen van 's Graaven verilandt met die Majefteit j en 't gerucht waarfchynlyk maakte, dat zy door tufïèngank des Maarfchalx van Retz , hem tweehondert duizent kroonen verftrekt had. D'andere buit was van geringe waarde. Het ooverichot der verwonnelingen berghde zich in't naafte bos, van daar voort op den Kleef- fchen boodem, en in d'aangegrensde landen , den Spanjaardt niet onder- worpen. Eenighen van de Franföizen ontvlucht uit de befchanïlïng voor Mook, naamen, op's Prinfennaame, het flotte Kerpen in 5 fterkten't, en 'Tßot t$ deeden'er veel quaadsuit. Thans ransden z'onverziens etlyke Italiaanen en Kerpenin* Spanjaardts aan, in 't doortrekken te Sant Vit, en braghten 'er oover de hon- gwoomen dert gevangens af. Zeftien vendels uit Vrankryk, die Graave Luide wyk te voor den hulpe quaamen, verftaande op wegh zyn misval , keerden zich naa 't ge- Fmr* weftvanStraasburgh, en verraften'er twee regementen, die by Graaf An- nibal van Altemps geworven , en noch niet gewaapent waaren. 'T ver- ftrooyen der welke zyn' reiz naa Neederlandt merkelyk verachterde. Geens- zins vergaaten de Spanjaards , d'ooverhandt, behouden op de Mooker- heide, tenbreedfteuittemeeten; als oft'er een algemeine opftending door verhoedt waar. Ende lieten zyzich dit voorftaanj oordeelende van de ge- neegbentheeden der andre landtzaaten , naar 't geen zich tot Reenen had toegedraaghen. Want, op de vroeghmaar van hunnen onderval, gelooft %m mits't vlieden van Schenks bende, hadden de burghers , daar gaande ge- ™tR*mn^ worden, derHooghduitiche bezettingede poortfleutelsontnoomen. Wel- Ult valfih* ke beroerte nochtans door zeekre Spaanfche ibldaaten , krankheits halven tß'mg van daar gebleeven , 'm kort geftilt was, zonder eenigh dreighteeken van der spm* meer ongemaks achter te laaten. De fchrandere vondt van Jan Babtifta del jaarden Monte, in'tfchikken der ruiterye, en zyn' kloekheit in 't vechten geblee- nederl(i^ ken , werden voor zulk een behulp tot d'00 ver winning erkent, dat dies- & weeghe de Koning hem, met vyfhondert kroonen 's jaars tot behoef zyner taafel vereerde. Wel dapper ook verhief zich de voorighe achtbaarheit van Don Sanchio j zynde nu 't gevoelen bekrachtight, dat men, in 't voor- zien der veltheerlyke plaatiè, aan zoo eenen man, hoewel van nieuwen naa- me, niet misgetafl: had. De Neèrlanders, daarentuflèn , lieten zich niet ontkallen , dat het aanzienlykft der gloorie den Baroen van Hierges toe- quam. Niet heel onverwacht betrapte de tyding der neêrlaaghe den Prins van Oranje j die , te vooren verwittight van 's Graaven toeleg ■<, jeeghens eenighen zyner vertrouwlingen, gemeldt had 5 oft fchoon de koomfi zyns broeders hem liefen aangenaam waar^ nochtans wel te mooghenlyden-, dat de zelve mei het heir ^ zich, in die geleeghenheit > hondertmylen van daar bevonde. Diep eevenwel kerfde 't verlies > booven al, des perföons van Graa- ve Luidewyk, die, by den vyandt, voor fchildt en fpeer zyns broeders ge- houdenwerd. 'T was, zeeker, een heer van groote bedryventheït, begrips genoegh om 't gevaar te merken, moeds te veel om het te myden -, en een lief- <*«*ƒ£»- hebber van aanflaaghen, daar meer gelux toe behoorde, dan hem gemeen- dewJ* lof' lyk ten deele viel. Waarin hy (anders gelykzinnigh_) van zynen broeder verfcheelde, die zelden yet wightighs ter befcheidenheitvan'tgevalftelde. Welipreekenheit, dieeenen krysman voeghde, hadhys endoormiltheit, H h en
|
|||||
•
|
|||||
36z P. C. HOOFTS NEEGENDE BOEK
lejjL en aanminnigheit, de harten van den aadel verknocht. Ik zoude geen ge-
spook fel wagh maaken van zeeker fpookfel, gefpeurt ontrent twee maanden hier te m de lucht vooren, tot Uitrecht, 'ten waar de Wethouders dier ftadt derpyne waardt tot uitrecht geacht hadden, daar op getuighen te hooren .-■ Vier burghers , dan, ver- getien* klaarden eendraghtelyk, hoe zy, by ftraat gaande om nachtwaak te houden s in de lucht gezien hadden twee parthyen krysvolx, deeze uit den Zuidoofte, die uit den Noord welle , teeghens elkander' aankoomen ; 't voorfpel der ichermutlïngen, thans eenen hechten ftrydt, met befcheidelyke kennis van 'tbeweeghen der ipietlen , van 't aanleggen en afbernen der handtbuflen, van't lof fèn der groove ftukken, tot drie oft vier toe, by deNoordwefter- fchen te werke gefteit. Dat de zelve d'ooverhandt kreeghen, en deZuidoo- fterichen t'eenenmaal vernielden. Waarnaa, verwinners en verwonnelingen beide verdweenen waaren, en op de plaats van den flagh zich etlyke ftraa- len geopenbaart hadden , die gul bloedt fcheenen , en naa een vierendeel uurs , meede wegh fmolten. £en vyfde getuigh f temde met d'andere in alles oover een, uitgezeit, dat hy geen grof geichut vermerkt had. Ter- wyl de Maaskant inde gloedt deroorlooghe ftond, lieten die van Hollandt niet daaraf de vonken te voelen, mits d'ongebondenheit hunner eighe iol- daaten, die, 't zweet van den huisman in ooverdaadt verteerende, niet an- ders toegingen, dan oft zy in verbeurdt goedt gezeeten hadden. Hiertee- ß,0»£^o«-ghen quam eerft een plakkaat uit, dat het rooven niet alleen, maar ook het denheitder ^00pen van zoodaanigh een buit verbood. Thans werden, byraadflotder |
||||||||||||||||
tvordt in
Hollandt ingetoomt. De geeft- Ijtyeit en de ftadt van Uit- recht ont- |
Staaten ï ^e Eedelluiden , en Majeftraaten gemaghtight, om , geweldi-
gher handt, de plonderaars te bedwingen, en aan den halze te ftraffen, oft daadtlyk doodt te liaan de geenen, die zich ter weere zouden ftellen. Naa lang vervolgh aan't hof van Spanje gedaan , werden , inGrasmaants begin, de geeftlykheit è*h ftadt van Uitrecht endtlyk van de peene, hun opgeleidt by 't vonnis des Hartoghen van Alva , ontflaaghen : niet zoo volkoomelyk nochtans, oft men hield haar als onder recht ftaande, en met een' keeten aan |
|||||||||||||||
Tetmom- »f t>een op dat zy daarom haarder flaavernye niet vergaaten. Want, zynde
van de vee- nu Nbircarmes ooverleeden, en de Graaf van la Roche daar, in zyn'ftee- ne hun by de > tot «overfte gefteit, zoo fchreef de Landtvooghdt aan deezen, dat hy Ahaus haar haare gerechtigheeden , en zitplaats ter vergaadering van Staaten , vonnis op- weederom zouw inruimen , by maniere van voorraadt, tot dat de Ko- geleït. ning, op naarder bericht van der zaake, 'tflotvonnis hadde uitgeweezen. Muitery Maar deSpanjaards, gewoon, naa de zeeghe , gelyk de Duitichen voor der span- 't vechten, om betaaling te roepen, begoftèn ftrax, in dezelfde nacht, die jaarden, den ftrydt tot Moowyk volghde, t'zaamen te rotten, en eenen aanflagh t'ont- werpen, daar zy driejaarenfölds, die men veelen van hun fchuldigh was, uit mieeden moghten. Zich onderlinx verftaan en opgeftutft hebbende, verjaaghen zT hunne bevelhebbers, maaken eenen Keurooverfte tot het hoogh- fte gebiedt} eenen Sarjant om hen te ichaaren, daar 't pas gaavej en rek- ken hunne daghreizen dwers door Brabandt op Antwerpen aan. Daar bin- |
||||||||||||||||
ken naa
Antwer- pen. |
kz nen was Steêvooghdt Freederik Perenot van Granvelle, heer van Cham-
paigney, broeder des Kardinaals, met vier Walfche vendelen van'tzyne, en vier Duitiche van Fronsberghs en Fokkers regementen. De ftadt lagh |
|||||||||||||||
oopen teeghens't flot; en d'ouwde veften gelafcht aan de graften van't zel-
ve , met een lang eindt wals van enkele aarde, die, door den reeghen, zeer gefmolten en verzeeghen was. Ende had men reede booven dien, om zich luttel te vertrouwen op deDuitfchen, en immers zoo weenighopdefbldaa- ten van de Burgh; zynde zoo wel deez' als die, groot geldt aan den Koning ten achtere; ook krysgebruik , zyn'földteifchende fpitsbroeders te-laaten |
||||||||||||||||
DER NEÖÉRLAMDSCÖÊÜISTÖRlEiSr. $i%
begaan, op eeven goedt weêro m, f il gelyke geleeghenheit. Oöver al ditte ï ff fa
gaf Champaigney geenszins den moede op, van de ftadt te behoeden, indien maar de Landtvooghdt tot oorbaarlyke orde verftaan wilde. En hy verzuim^ de niet, den zelven, by boöde opboode, aan te maanen ; vertoonendë, wat'sKoninxdienft daarom zou w te lyden hebben, waar't dat zootreflyk eener plaatfè, van 't eighe krysvolk zyner Majcfteit yet oevels oover quaara. Maar Don Louis, waanende miflchien, door d'oopenbaaring van dus een gevaar, 's Lands Staaten te /cheutighervän gelde te maaken, verwylde de weering van'tquaadt, en deed'er meer niet toe, dan dat hy onderftond , oft d'oproerighen met woorden te ftillen waaren. De welke daar meê fchertfende, zich verluiden lieten ^ zy wifien wel dat hy hunnen arbeidt, en bloedt niette geef begeerde. Weliswaar, dat Champaigney, die, on- der ander <, hem ried, de bezetting van't Slot te verwiflèlen, daarop lad ont- fing, denBurghvooghde, om het te verzeekeren, zoo veelvolx te hertel- len, en van zulken landaardt, als de zelve begheeren zoüw. Dan Don San- chio weigherd' het. Endtlyk, als de tydt fpoedt vorderde, quam Requefèns De landt& zelf tot Antwerpen met Chiappin Vitelli, zonder yemandt anders van alle voo&hdt 's Koninx raadsluiden, oft eenighenNeèderlanderby zich te hebben. Cham- ßjt'n paigney hield hem echter voor, van de burgh te bemaghtighen: waarop Vi- telli in twyfel trok, oft men'sLandtvooghdsperföondaar zoude willen in- laaten. Met een vernamp men, dat die van zynhofen huisgezin altzaameri gunftelykfpraaken van de intoght der weederfpannighen terfladt: dat ook de muitery, die te vooren onder de bezettelingen van 't Slot fmeulde, hoe langer hoe oopentlyker ontflak. Ende als Champaigney aanwees, hoe men zich, in een ommezien, daarteeghens konde beichanien, met wolzakken en andere , dierhy genoegli wilt* antwoordde Don Louis, dat het quaa- lykfleêvooghde, andren te leer en >> hoe mende burgh f'onbruik maaken mogh- te-, Laat, zeid' hy , die zorghe vaaren , en verlaat u op myn1 jeeghen- woordigheit: V ontzich der welke den Spanjaarden nemmermeer deur zal Waayen. Des andren daaghs naa zyn' koömfte tot Antwerpen verwillighd' hy, traaghlyk genodgh, dat Champaigney de gilden , en vreemdelingen van eiken landaardt ter zaamening riepe , om zich in Haat van weerbie- ding te Hellen. Doch, alzoo't Zondagh was, en diep in der nacht fchoot, eer zy by een raakten, kon hy luttel verrichten. 'S maandaghs daar aan, zesen- twintighften van Grasmaandt, quam 'er kundfehap j dat de muiters vaft naaderden, by zich hebbende, Sanchio d'Avila, die van den Landtvooghdt gezonden was , om hen tot eenighe voorwaarden te beweeghen. Waar- oover, Perenot op nieuw dreef, dat men zich méefter der Burgh maaken moeft, 't welk te gemakkelyker toegaan zoude, mits Don Sanchio daar bui- ten, en zyn fteedehouder een man'was, om bet naareede te luifteren. Dan Don Louis antwoordde, nocht vreeze > nocht > op die van't Slot, eenigh wantrouwen te willen toonen, waar door d'oproerighen f onbefchaamder mogh- ten worden. Champaigney had zyn volkfiil te houden, en te ver zorghen dat ge en geve cht van hunner zydewierd' aangevangen < Op hoope voorts, vari de heevighe gemoeden, door gezight van eenigh baar geldt, needer te zet- ten , verzocht hy de Wethouders , een' leening van tweehondert duizent kroonen , ten minfte , te willen vinden. Terwyl men hieroover handelt, vertoonen zich de Spanjaardts, ontrent de elf uuren, voor de lafch, tuffen de fteêveften en de burgh j ende beflaan op den aarden wal toe te leggen, t'eener1 van de laaghfte pläatien, ennaaftaandegraftvaii'tSlot, daar die vän't zelve ongewoon waaren 't genaaken der fteedfche fchildwachten te gedooghen. *T welk gefpeurt by de Waaien -, beiluiten z' 'er teeghen te zyn: ende waareri Hh 2 nu
|
||||
3<S4 P. C. HOOFTS NEEGENDE BOEK
j--. nu op de been, als 'er een Spanjaardt Poza geheeten, van weeghe des Landt-
vooghds,' komt roepen, dat zy niet fchieten zouden. Champaigney,datpas beezigh op 't Raadthuis, om de Majeflraat, tot verfchaffen van geldt te be- kallen, zooras hy dit verftond, fpoeide zich derwaarts j endeonaangezien dit verbodt, beval dien van 't wachthuis van Sant Joris, toe te flreeven, en aan te vallen ■, en alomme te waapen te flaan. Voorts fchooid hy wakker naa den Landtvooghdt toe, om hem te verwittighen, hoe Verftond. Dien gin- gen verfcheide zorghen aan. Want, liet' hy d'oproerighen beworden, 't was een' quaade krak zyner achtbaarheit j de ftadt in gevaar van plondering, en- de, zoo't daartoe quam, 'tganfche Landt op de wip gefielt. Nam hyhen met kraft te keeren, 't was voorshands een' icheur in 's Koninx parthye begin- nen , en hen bet verbitteren: zonder borgh voor een' goede uitkoomft te hebben. Ook docht hem niet buiten bedenken , dat, terwyl 't krysvolk vechtvaft zouw zyn, de burghery moghte t'zaamen fpannen, om't juk van den halze te werpen . Aldus bedraait in'tftuk, vraaghd' hy eenen vaanfar- jant, dievan'tSlotgekoomenwas, waarommemen, daaruit, op de mui- ters geen vuur gegeeven had, dewylhet, metzynfchut, dien toegang be- ftryken kon. Champaigney , neemende deeze vraagh , daar d'ander op ftom bleef, voor verlof tot handdaadigheit, keert in der yl, om de reft van zyn volk voort te veirdighen. Strax volghd' hem de Landtvooghdt, enge- koomen by de- lafch , zagh de Waaien vaft aantrekken, om de voorbaa- rïghften der muitelingen te fluiten, die noch te dier tydt, niet booven dertigh, oft veertigh ten hooghfte, flerk waaren. Hier zeid' hy met eignen monde, den Waalenen hunnenHopluiden aan, datzy, terug, naa hunne wacht- huizen te keeren hadden , en 't ander krysvolk in rufte te houden. Aan Champaigney zond hy gelyken laft j ook om d'Hooghduitfchen aan een" zyde te doen gaan, tot verhoeding van alle beroerte in fladt. Want tot heC ontleedighen der zelve, zonder ander ongemak, wifl hy de muitelingen wel De muiters te verfpreeken. Deeze, naa wat vullens en flechtens van graft en wal, raa- bekltmmen ^ell daarooverj vlyen zich in flaghorde op het vlak voor't Slot j ende, naa den walden >t ^eZctten der andere toegangen, trekken Santjoriswaarts. Hy gebood hun, raaken njet vorder dan tot aan't kerkhof te koomen, en gemaghtighdenuittefchik- ' ken, zoo zy yets te handelen hadden. Maar zy maakende meer werxvan hem niet, roepen > geldt, geldt, taegh Waaien, her uit fielen. Toen begint hy zich t'ontftellen 5 en voor den heilen raadt aan te zien, waar van de tydt nu vervlooghen was. Want de zaak fcheen te helpen geweefl, hadd' hy ten aanvang de bezetting der ftadt bet geflerkt, en de foldaaten van't Slot ver- wifïelt; oft immers deeze, flechts vierhondert mann', doorgereede betaaling, beweeght, hunne vrundfchap den muitelingen t'ontzeggen, zoo zy voortvoe- ren . 'T welk groot omzien, oft ten minfte eenighe verwyling baaren moeft 5 waarentufïèn veel gebeuren, oft bezint moght worden, dat de dingen ge- voeghlyker plooy deede neem en. Hieroover berooit van hooft, en niet zien- de, hoe zynenmisflaght'ontfchuldighen, vraaghd' hy den Heer van Cham- paigney , oft hy wifl, hoe de muitelingen ïngekoomen waaren. Zoo fchoon fcheen hem vergeeten wat hy oover een' wyle verflaan, ten deel zelf aangekee- ken, en voor bevel meermaals t'hunner gunfle gegeeven had. Oover ftagh ge- worpen door den fleêvooghdt , met erinnering van 't verbodt der weerbie- ding, ftond hy bedremmelt, en hief aan, zich te beklaaghen vanSanchio d'Avila, die, niet dan reeds aan de veftenzynde, hem. ontbooden had, dat meneenigh volk op de burgh fchikken moeft, om zichdaaraf te verzeeke- ren. Midlertydt hadden d'oproerighen de Meerbrug ingenoomen, en zich aldaar gefchaart, geen ander gelaat toonende, met fchieten, trommelen, en
|
|||||
«
|
|||||
f.
|
|||||||
DER NEDERLANDSCHE HISTORIEN. 36f
en tieren * dan oft zy der ganfche burgherye oover den buik gewildt hadden; i f 74,
dermaate, dat zich een goedt deel der zelve ter ftadt uit maakte. Waaroo- ver, Champaigney , voorwendende , dat men begon den zynen hunne oorden af te neemen, daar argheruitryzen moght, naa de nieuweftadt ver- trok > enhetOofterfchhuis innam. Toen laat hy den Landtvooghdt weeten 9 zoo 't hem geliefde zich derwaarts te begeeven, hy zoud' 'er een veilighe wyk vinden. Maar Don Louis , hoe laiiger hoe meer beteutert, antwoordde * teneinde van oordeel te zyn. Champaigney hadde voor zich zelven te zot* ghen : gemerkt de muitelingen , ten hooghfle-, op hem verbittert waar en. Enzeeker, zy vielen in zyn huis; floeghen deuren, venfters, glaazen, aan (tukken; en pionderden zyn' pakkaadje, die hy, zooin derhaaft, niet al had kunnen vervoeren. Welk;e^part men vermoedde hem, door Sanchio d'Avila, gelpeelt te zyn, die de muitelingen zoude opgeruidt hebben. Want een'ou wde wrok, uit naaryver van vryaadje, had tuften dit, anders braaf 9 paarvolx, een* tweedraght ontfteeken; die) met onderling d warsdry ven 3 hun in 't bezonder geen' baat doende, tot verachtering der gemeene zaake gedeegh. Als het nu aan den aavondt ging, verlieten de Spanjaardts, ter vermaaninge van den honger, de Meerbrug ; naamen markt en ftadthuis in i en quaamen , by tienen , twaalven, oft meerder getal, den borghren op den hals, naar eighen goeddunken, en gifling waar de befte keukens waa* ren. Daar aan't brallen en bruizen, vol op doen fchaffen, en't lekkerft van lpyz' en drank. Met een lieten zy, uit naame der heeren ibldaaten, by t;rom- ilagh verkundighen, dat Champaigney, met de Waaien, binnen vieren- twintighuuren, de vellen te ruimen hadde, oppeenevanmetgeweldtver- dreeven te worden. 'T zelffte deeden z hem weeten, by afgeveirdighden boode; dien hy tot antwoordt gaf; des van geenenzinne te zyn. *Dan, zoo 't hem de Landtvooghdt gebood, hy zoud het in beraadt leggen. Dus verre door de fchaamte geboort, fchudden zy, met de duifternis, 'tontzigh dat hun noch ooverlchoot, voorts uit; en draaven door de ftraaten, alsraazen- Moedwil* de dulj doende f booven'tloften van roers, en roeren van trommels^)met Ugheedm fchichtigh aanfchellen, oft gedruis op de deuren , al tfïdderen, wat 'er in dm ben ftadt was. Onder welke dreighementen, en toegrynzen van oevelwil, de 4anie" verbaasde burgheryzoo bang een'nacht óover broght. 'T gaat vaft, dat de rce u zwangerheitvanveelevrouwen, door de byfterheit deezer ontfteltenis, op ftorting oft misdraght uitquam. Etlyke beftorven 't ook. Ende ftaaken, des andren morghens , weederom verlcheide mans, met wyfen kindt> op de vlucht; huis, hof, en haave verloopende. Ten zelven tyde, bood Champaig- ney , den Landtvooghdt, op nieuw, zynen dienft aan; by brengende, zoo men defleedelingen Hete waapenen) dathy, met hulp der zelve ■> endervloote^ die byder handt, en van go e den wille was, de muiters zagh tot ree detebrengen, oft hen hunne vermeetelheit, ten dierfle te doen bekoopen. T>at hy ook meefler>, zoo van waater-als landtpoortenwas ■> om oorbiedigh krysvolk genoegh in te laat en. Maar Don Louis iloegh't af, zwetiènde van bloedtbaaden, plonde- ring, brandt, en verwoefting, die, in zulken gevalle, der ftadt booven 't hooft hingen, mits de muitelingen rug aan de burgh hadden. Totdriemaalstoe, dien uchtent, geheten zich de Spanjaards, oft zy de Waaien befpringen wil* den. Dan deeze, hoewel nu verlaaten van de Duitichen, toonden der wyze de tanden, dat den andren de luft verging, zoo zy 'er hadden, om aan te by- ten. Toen zond hun Keurooverfte aan Champaigney, om hem te bidden, en t'00verreeden, dat hy zyn' volk vertrekken deede . Zynde, hierop, fcher* pelyk geantwoordt; quam 's middaghs , de Markgraaf Vitelli, met een brief ken van de handt des Landtvooghds , by 't welke aan Perenot belaft Hh 3 werd,,
|
|||||||
»
|
|||||||
<*
|
|||||||
! # ... .......... ;..J.
'.*'■'''"''' ■'■■''' '.;■, ' ■ ■ ',
7,66 P. C. HOOFTS NEEGENDE BOEK
werd, zyn' benden ter ftadt uit te fchikken. Ende, noopende den voor-
flagh van 't bevechten der muitelingen, zeide Vitelli, dat zy 's Koninx befie foldaaten waar en , en gefpaart dienden . Welk bevel onweêrlpreeklyk ge- vonden -y zoo gingen de Waaien buiten leegheren, tot Eekere en Wilmer- donk. De muiters, ontflaaghen vandeeze zorghe, hieven de hoornen bet pp , fielden wachten aan alle poorten > en maakten der Majeftraat de fleutels afhandigh. Ende wies, dermaate, de dartelheit, dat, die zich eerft, met bierenhalyleefch, genoeghden, nu om wyn en wildbraadt riepen: en ben- gels tullen ploeghen fpaê opgewieght, geenen mondt, dan aan pappen van hoenderfpieren , oftwittekofl, fteeken wilden. Jaa men vond'er, die, ge- dient, van alles, dat te krygen was, onbekoomlyke dingen eifchten, graa- vendenaafloftotfleurnis, op dat men, onxdie te ftillen, in d'oneer van ei- ghewyven en dochterenverwillighde: hoewel de treflykflen de hunne, in dekloofters, verzonden hadden. 'T ravottenen tieren duurde van aavont totmorghen. EenSpaanfchJefuyt, van grooten aanzien, onder wond zich de rabauwen hieroover te beflrarfen •, ende hief, op de markt, aan, te pree- ken j flehende hun hunne baldaadigheeden voor ooghen , en wytende de moorden der kinderen , waarvan , zoo veele vrouwen, t'ontyde verlchei- denwaaren. Hier flak meenigh de fpot rheê, den meeften hoop de walgh af. Zyvraaghden, ofthygeldt had-, fraaye woordenen v er maaningen waar en > datp as, hungaading niet, flopten voorts, met trommelen en lchreeu wen, zichdeooren, hem den mondt. Midlerwyle ging men vaft oover en wee- der, oft 'er eenighe voet van verdragh te treffen waare, ende deed hun ook deLandtvooghdtvertoonen, dat de moedwil te hooghliep, totafzightvan zyn' achtbaarheit, endeMajefieit des Koninx . Zy zouden zich zeedigher aanfil ellen, ende nachtruß o?igemoeit laat en. Hy kreegh t'antwoordt, dat de foldt maaning in recht en reedegegrondt was : Zy zouden-, naa de betaaling, tot allen dienfi gereedt blyken <3 ende voortaan in der nacht geen ongemak maa- ken. Ten vierden daaghe naa den inval, werden zy op de markt ontbooden -, daar hun de Keurooverfle, te vooren flecht rotgezel, maar wel ter taal, en van goede befcheidenheit, voorhield den ooverlaft der burgherye gedaan, met het verfmaaden van't voorgezette voedfel, en de brooddronkenfehap der geenen, die hunnen waardt de taafel wet fielden. Toen riepen z' in'thon- dert, men zoude zulkegaflenflraffen, en door deßietfen doen huppelen. Dan, op vermaan tot fchriftelyke inleevering hunnes verzoeks, eiichten zy, niet alleen , *t geen den leevenden verfcheenen was , maar daarenbooven der doodenföldy, gemaakt aan hunne fpitsbroeders by uiterfle wille: alles tot denlaatflen penning toe. Chiappin Vitelli, leggende zyn'vlyt, en gunft byhen, aan deeze handeling te koft, bood tien maanden in gelde, vyfaan wolle j lyne, en zyde laakenen: de reft zoude daarnaa op twee daaghen be- taalt worden. 'T welk hun oovergedraaghen zynde, door hunne gemagh- tighden, uityder vendel twee 5 koomen zy weeder ter zaamening , voor 't Raadthuis: daar de Keurooverfle, doende zich ter venfier, en zyn woordt metgrootedeftigheit, ,hen in 't uiterfle ongelyk flelde, zoo zy dit bodt ver- wierpen. Men viel hem, in zyn reede , met fchreeuwen, dat, woorden niet, maar 't volle geldt moefl 'er weezen. Als de buy wat beftilde, hergreep hy de aanfpraak, en zeid' hun ongezouten, dat zy de veflen vyantlyker wy- zeverweldight, des Koninx fleêv o oghdt onwaardelyk verjaaght, en al te zaamen firafvan Majefleitfchenderye verdient hadden. Al 't welke verby gezien, menhun dervoeghetegemoet quam, datzy, opgebooge knien, en met gevouwen' handen , Godt behoorden te danken , voor de genaade, die hun gefchiede. 1)at zy dit echter zoo veel achtten, als den windt, die daar woey:
|
||||
t
|
||||
DER NEDERLANDSCHE HISTORIEN? 367
woef: maar moghten zich ver zeekeren, dat zygeen recht ontw offen waar en.-, 15-74,
nochte, zoozy hardnekkigh bleeven, defirengflefiroffen ontgaan zouden . Voor hem, dien ze tot het opperbewindtgedwongen hadden, en op 'tfladthuü als gevangen hielden -, hy verfoeide den naam van een hooft der oproerighen, ende zoude zich vorder hoeden, van jet in 't minfie tergunfl van zoo een' hoop muitmaakers teßreeken. Was 't hun te veel, hem ontflagh van zyn ampt te verkenen, dat men hem dan-i bad hy, daatlyk een loodt door 't lyfjoeghe. Al om niet: de kreet gaat weer op \ geldt 1 endat ten volle. Dit duurde, tot dat hun de keel heefch werd, en de-nacht toelook. Toen op een nieuw aan 't hollen, gas in , gas uit, als een deel bezeetelingen, oft geeften van der helle. En zy keeren niet alleen tot de voorighe ranken, maar gaan hoe lan- ger hoe groover toe, met dondren op de deuren 5 rukken alle belfhoeren aan einden -y fchieten met fcherp door de venfters, onder 't ouwde geichrey, uit fielen, heruit. Waarzeedigheit, oft achterzorgh yemandt yetwes intoom- dö, zy dwongen hem de fleur te volghen, om yder eeven diep in demisdaadt te dompelen, en eenen gemeenen kerfftök te maaken: zoo dat m' 'er ten lede niet eenen vond oft hy zagh, zoo hem docht, zyn vuyl met datvanzynen makker te uiten, en de fchuldc van zynen halze te Schuiven, als waar z' 'er op gedrongen geweeft. Den ganfchen vrydagh oover, bleef de breede Raadt vergaadert, om vier tonnen ichats by een te fchraapen : waarvoor, de Landt- vooghdt brieven verleed, beloovende diefomme, binnen zes maanden wee- der te berde te brengen, met zes en een oordtten honderttot fret, onder verbandt der Koninklyke inkoomften hier te Lande , geen' uitgezondert. De refl zoud hy zelf verschaffen, hebbende reeds zyn'kleinoodje, buffet- vaaten, en zilverwerk, van Bruflèl doen koomen, om alles te verpanden. Van 't opbrengen der penningen werd nocht geeftlyk, noch weirlyk ver- fchoont, enzyqueeten zich veelal vlytelyk, om zulker gaften ontllaaghen te zyn, die der gemeente, oovei* de zesduizent gulden 's daaghs koftten , en zoowel den kleenfte als den grootfte, tot Burghermeefter, Schout enBi£ fchoptoe, telaftlaaghen. Daar werd gereekent, dat men, met geen tien- hondertduizent gulden, toe moght, om met hun te vereffenen. Zy hadden, by eenen brief, hunnen Keurooverfte, zoo hy te veel zuch ts t'hunn er wee- derparthye liet blyken, gedreight ter venfter uit te werpen. Echter vertoond' hy zich daar, des andren daaghs, als zy by tromflagh ter markt herdaaght waaren* endebeftond hen anderwerfs te beleezen, eeven vruchtbaarlyk als voorheene. Daarnaa ftak de burghvooghdt Don Sanchio 't hooft ter puy uit, verzoekende, datzy de yyf maanden aan laakenen , ten pryze die in alle winkels loop had, de reft aan gelde aanveirden wilden. Toen begoften 'er zommighen te luifteren en hunne meêgezellen teverlpreeken. 'T welk ge- ipeurt by den Keurooverfte ; gaat hy hun' ingeboore grootsheit aan , met vraaghen> oft het hun aan rußigheit ge brak , om , in der noodt, met zoo gering eenfchenkaadje, zyn' Majeßeit te verplichten, die hen zoo lang ge- voedt had, en in groot erwaarde hield', flellende al haar betrouwen op hen. Zommighen morden noch > maar de rneefte meenighte gekittelt van deeze en diergelyke loftuiteryen, verklaarde, gemeener Stemme hun genoeghen daar aan: niet dat zy ?net d' aangeboodefioffen verkuifl waar en, maar om den Koning vrundfchap te doen, en hunne milddaadigheit te toonen. Toen klom PaterFregoib, Jefuyten hun landsman, op een winkelkift, en wreef hun de flank hunner laiterftukken doordeneuz, met uitmeeten vaii de Schande den Spaanfchen naame gedaan: vermaande hen ernftelyk, alle ter biecht, en ten aavontmaalte koomen, en te vreede te zyn met het eet en en drinken dat de burghers zouden aanrechten. Daarnaa deeden zy met de trom omflaan, Hh 4 dat
|
||||
368 P. C. HOOFTS NEEGENDE BOEK
. datyder, in't herberghen, zich te reeghelen hadde, naa briefkens byde
Foriers te teekenen. Sint droeghen ze zich wat manierly ker, tot den achtften van Bloeimaandt toe -y ten welken daaghe, hun de Landtvooghdt deed voor- houden, dat men hem aan den toezeg der volle betaalinge zoo ftips niet bin*, den moeft, maar eenigh gedult neemen , tot geleeghener tydt. Daar had men 't. Zy op de been, met d'ouwde poppen en 't vuur in 't hooft , aan 't hervatten van allerley wangelaat. Daarenbooven, uit zorghe dat de gemee* ne ibldaat, door zyn' ooverhoofden moghte bekeert worden, gebooden zy, by uitroep, de ganfche ftadt deur, dat alle kornellen , hopluiden, en be- velhebbers, zich, binnen twee uuren, wegh hadden te pakken(uitgezeic de vendrighs, die hunne reekeningen moeften inftellen ) oft door de fpietien te Springen. En zy hadden't, booven al, op Juliaan Romero, gelaaden* dien zy t'zyner herberghe uit vorderden, en te lyf wilden j baarende groot geweldt, met fchieten op de deur. Romero, in vreez van oovermaghtight te worden, vlood op het dak van den huize j ende hield zich daar, totdat hun' afgemende heevigheit hem gunde te daadingen, en toeliet met noch tien ofttwaalfHopluidenuitte gaan, op voorwaarde vanftrax, en zonder ipys- nutting, naa buyten te ryden. Daarby bleef het, voor dat etmaal. Maar 's nachts naa den neeghenden in Bloeimaandt, raakten zyweeder in roere, mits 't uitberften van de muitery op de burgh. 'Daar elf cht men deßeutels van 'Don Sanchio 7 en wyfl hem 't gat der poort e, Daar zeit hy neen toe, en dat m" er hemleevendigh niet uit kryghen zal -, die ge zw oor en h ad ^ hetßotte be~ vjaaren, tot den uit erfi en aadem toe. Zy5 wanhoopende van yets met dreighe- menten, op hem te winnen, en niet oovergeeven genoegh zynde, om 'er de handen aan te flaan,loozen hunne verbolghenheit op zynen fteedehouder Mar- tin del Hoyo, en doen den zelven ritien. Voort, ftellen orde onder zich, met opwerpen van eenen Keurooverfte, en eenen hooghfarjant. Deeze twee> des volghenden morghens ter t'zaamenipräak geroepen , by Chiappin Vi- telli, op de brug, werden van eenen Vendrigh, Franciico Salvatierra, door- fteeken, en in de graft gefmeeten, terwyl Vitelli voor heen en binnen trad. Demuitmeefters dit verneemende, weeken ter burgh uit, end'andrenlie- ten zich ftillen, met belofte van eeven diep betaalt te worden, als die van der ftadt. Maar deeze, ontfteeken door 't Huk van Salvatierra, ftuiven op, en willen hem geleevert hebben , om 'er hunnen moedt aan te koelen. En de vendrigh was veegh, hadd' hy niet meer veiligheits , in fchuilhoeken, dan inden voorftaudt des Landtvooghds, gevonden. Hem gaat naa, zoo ftouten vermeetel een man geweeft te zyn, dat hy zich niet ontzagh, op zyn9 boxen, geborduurt te draaghen deeze woorden: Cafiigador de los Flamen-* cos: flraffer der Nederlanderen. Toen begon men de hakenen uit te deelen 5 ende zocht Don Louis, by gedrukte vertooghichriften, hun te doen begrypen, dat, met hun verblyf binnen Antwerpen, zy yt hanteeren der borfi, dengank des wijfels, en hun eighe betaaling verhinderden. En hy mengde, aanwyzende zynebehoeftigheit, fmeeken met dreighen,om hen voorshands, met noch acht, oft uiterlyk tien maanden,te mooghen payen: vergat ook niet,eenigh zaat van tweedraght, onder hen uit te ftrooyen. Hieroover ontftelt, verzaamêlen zy 's middernachts op de markt •, zetten den Keurooverft af, en voeren eenen nieuwen in . Met den daaghe daaraan, twaalfden der maandt, fliehten ze, van kiften, een outaar, voor 't ftadthuis; ende, teeghens 't klaar verbodt der Roorn- fche kerke, doen daar, onder den blaauwen heemel, een' miflè aanrechten: zweeren daarnaa, eikanderen getrouw, en den Keurooverfte gehoorzaam te zullen zyn; goede waake te houden *, twift en bedrogh te \yeereil -y en van hun voorneemen niet te wyken, eer men hun glad af betaalt hadde. 'T welk toe- gegaan |
|||||
t
|
|||||
DER NEDERLANDSCHE HISTORIEN. $6$
gegaan met fchyn van groote deft- en pleghtigheit, by gefèhrifte vervaat, en i 574«
aan 't Raadthuis geplakt werd. Zy deeden daar ook een' galgh planten ; en- de hielden recht, in der maniere, als dit exempel uitwyft. DeKeuroover- fte, ftellende hun eenen gevangen voor, die in de beroerte der nacht een paar flaaplaakens geftoolen had , vraaghde, wat de heeren fotdaaten ver- flondenby den zefoen verbeurt te zyn. Zy antwoorden gelykelyk, dat men hem ophangen zoude. Als de Keurooverfte bybraght, dat hem de misdaadt te kleen, en 't wippen met de koorde genoegh docht, riepen, dat men zoo deede. Én zeeker, dit lof is men der Spaanfche hooghhartigheit en der fcherp* heit van hun rechtspleeghen fchuldigh, dat (wonder in zoo raauw een gezel- fchap, en zoo lang eenen tydt 3 een burgher niet, door diefte verkort werd. Seedert fcheenen zy eenighszins uitgeholt te hebben, ende lieten zich endtlyk totvolle bedaaring brengen, eensdeels door gel ttafting, eensdeels door be- De muh hendiglieit en belofte van vergiffenis: de welke de Landtvooghdt op Pinxter- ttfjfgefilh daghs met een' ftaatlyke mifle, in de hooftkerk , beveftighde. Ten zel- ven daaghe , fielden zy , t'zyner eere , een' prachtighe feeft toe, op de Meerbrugh. Meeft al 't geene zy hem , tot zoo maghtigh een' verachte- ring van 's Koninxzaaken, hadden afgeparft, werd daar, door allerley von- den van quifling, gefpilt. En men zagh 'er zeldzaame vremdigheeden 5 quanten in zy de, zilver' en goude laaken gekleedt, die, 's daaghs te voo- ren, vunftigh, berooit, en met byhangende florden , liepen. Andren, maakende de trommen tot dobbeltaafels, zetten 't loon van veele maanden hongers, kommers, zweets, en bloeds, eeven als een' enkle daghhuur, en oft 'er diergelyke 's andren morghens weeder ingaan zouw, op de worp van eenen teirling: ende waaren , in een ommezien, zoo kaal, als te vooren , Die meer fchalkhei ts oft naadachts hadden, naamen verlof aan zich zelve, en glipten deur, terfluik, naa Italië, oft Spanje, om den buit te raade te hou- den , en, op hun gemak, te nuttighen. Den tweeden Keurooverfte had- den zy, nu , met ftokflaaghen , wel fchendighlyk, afgedankt, en eenen derden in de plaatfè gef telt. Deez en de Sarjant, hebbende, zoo zy Hal hiel- den, miflehiengeenieedt te verbeiden van den Landtvooghdt, miftrouw- den den zoen en vlooden naa Italië; daar zy betrapt werden, en op de gaïey gefmeeten. In de berning der ontfteltenis tot Antwerpen, had men de vloot* fterk ontrent dertigh, zoo groote als kleene fcheepen, uit zorghe dat d'op- roerighen zich daarmee gery ven moghten, een ftuk van de ftadt af doen zak- ken. 'T welk verftaan by de Zeeuwen ; naamen zy voor, daar een'torn op te doen , en den juiftentydt waar, als de Spanjaardts in 't weid/l hunner DeZeeu- praal en triomfe zwommen, die zy teffens oover de getroffè verzoening, en wen leggen deMooker zeeghe, bedreeven. Zynde, te dien einde, met taameïyk tal °p d'Jnt* van fmak- en raazeilen, de Honte, en voorts de Scheld opgevaaren, zeindt mrPfche d'Ammiraal Louis Boilbt eenighe van de veirdighfte voor uit, om te bezigh- vloote tm tighen. Deeze, vindende twee fmakken op de wacht, vallen aan, neemen, en brengen ze neederwaarts. Als nu de gevangenen verklaarden, dat hun gros voor de fchans van Oordam, tufïènKalJoenLillo, lagh; bedenkt men zich niet lang; zet'er naa toe; ende gekoomen tuflèn Lillo en Lief kenshoek , ziet het, fpreilinx en wydt verdeelt , geankert. Maar, toen zy * op een derdendeelmylsnaa, daar by waären, ontviel den Zeeuwen de windt. Dit drong hent'ooverweeghen, oft zy niet beft te rug zouden keeren. Dan het fchielykverryzen der koelte, uit den Wefte, icheidde dien raadt, endeed den eerften ftadt grypen. Die van des Koninx vloot, Ipeurende dat men hen meinde, koozen terftondt de vlucht, en Huurden *t naa Antwerpen toe. Niettemin des Prinièn fcheepen, korts onder gezuivert van ruighte en aan- groeY *
|
||||
370 P. C. HOOFTS NEËGENDË BOEIt
i f74«. groey, ook beeter op 't zeilen gebouwt, achterhaalden 'er een deel , in 't
Die wort lange rak verbyKalloj befchootenze heftelyk en kreeghen twee marsvoer- fcbendigb ders van hondert vyftigh laft', en een kleen Éngelfch raazeil. Drie fmakken getroffen* 0nvlot geraakt j aan de Brabandtfche zyde, en't vierde aan de Vlaamfche, werden verkracht, en aan kooien geleit. 'T rneerdeel zette, met de roei- boots, ter flinke, een hoop volx aanlandt, en deed zich de ftroom op ly~ nen , met zwaare moeite en arbeidt, dien ze hunner behoudenis danken moghten. De donder van 'tgefchut, was binnen Antwerpen de boode van 't gevecht, en d'eerfte tewaapenklank in de ooren der Spanjaarden. De wel- ke, dus gefteurt in't verweenfte huns braaveerens daätlyk op moeften, zoo gepronkt en uitgeftreeken als zy waaren, om, met die koftele gewaaden, door dik, door dun, teflobben, tot onderftandt der lydende vloote. Ende gink men hen planten, beneeden den dyk, aan den Brabandtfchen kant, in de modder, en 't waaterj van waar zy zeeker, met roers en mosketten vin- nighlyk vuur gaaven, op de Zeeuwen, die hun geen antwoordt fchuldigh bleeven. Boifot beval de twee groote verwonne fcheepen op 't een der welke d'Onderammiraal, Heer Adolf van Haamfteede, gevangen was, aan Hoplui- den Jooft de Moor, en Marten Droogh > en alle naarftigheit te doen, om ze tot Vlifïïnge te kryghen. Dit had geen' geringe zwaarigheit in, mits men voorby Oordam laveeren moeft j 't welk, nu geftoffeert met een hoop mos- kettiers, booven zyn groove ftukken, zich ten uiterfte pynde, dien hoon te verhoeden. En in der daadt, het topzeil van 't geene, daar de Moor den laft af had, werd op de mars neergevelt; een' metaale bus, die booven lagh, oover dwers getroffen, en verminkt. Echter redd'hy zich daar deur. Maar 't ander werd lek gefchooten, en gedwongen, voorwindt, naa Boifot, aan ginszyde vanKallo te keeren. Daar leidde men in beraadt, oft het in den grondt te hakken, oft aan brandt te fteeken ftonde: gemerkt de tydt geen fiikklen leed , tot dat de vyandt kraft van fchut op de dyken braghte, om hen ganfchlyk te vernielen. Doch endtlyk werd beft geacht, het zelve achter aan te laaten volghen, en daar mee deur te flippen , terwyl al d'an- dre fcheepen gezaamentlyk het blokhuis befchieten zouden. Deeze toeleg gelukte: doende 't eenpaarigh beuken, zonder ruft, de borftweeren verftui- ven j zulx die van binnen, ongraêgh om 't hooft booven den wal te fteeken, niet eene fcheut meer Haakten. By welke geleeghenheit, ook het kleen Én- gelfch fchip daar verby geholpen werd. Men vindt 'er, voorneemelyk onder de Roomsgezinden zelf, die dit verlies ongelyk zwaarder maaken: roepende d'een' van zeftien, d'ander van in de twintigh fcheepen, verbrandt oft wegh- gefleept. Zoo keerden de Zeeuwen naa Walchere, met d'ooverhandt, en treflyken buit van gefchut, neevens 't huisraadt en zilverwerk des Heeren van Haamfteede; die 't zelve, om een' onzeekere fchaade, en't pionderen der muitelingen te myden, meeft al t'fcheepe gelaaden had. Zyn perfbon werd, naa Delft en den Prinfè, gevoertj en benoodight t'oopenbaaren , 't geen hem bekent was van 't voorhebben des Landtvooghdts. Deez beeldde zich in, dat dit beftaan der Zeeuwen alzoo niet kon afgeloopen zyn, zonder ver- ftandt tuften hen en eenighe zyner kryshoofden. En daar waaren 'er, die quaadtoogh op den Qnderammiraal hadden. Doch , naa aanteekening zy- ner goederen , werd hy van ontrouw zuiver geoordeelt; geenszins van groove flofheit. En men meinde, dat hy 't zyner weederparthye lichtlyk ont- leidt kon hebben, waar hy in geenen gebreeke van voorzight, en behoor- lykewaake geweeft. Lang duurde zyn' gevankenis; die by verding geëin- dight werd, als Zierikzee weeder oover ging . Ter zelffte tydt, was men doende , tot Sant Andries in Biscaye, en in andere Spaanfche haavenen* met
|
||||
DER NEDERLANDSCHE HISTORIEN. 371
inet toeruften van een maghtigh waaterheir. Om het veilighlyk oover te T ^ja
brengen, huurde men vericheiden' ervaare peilooten tot Amfterdam , en Toerußing eiders in Neêrlandt: ook in Engelandt; en verworf daar oorlof om met lyf- tener toght, en haavening by noodt van onweeder te mooghen geryft worden. magbtighe Waarin die Koningin bewillight zoude hebben , mits ontfanghende gyze- vlom m laars t'haarder verzeekering, om de koften van teeghenwaapening te ipaaren. s?mJe' 'T fcheen, dat men zich meerier van Maaz' en Zuiderzee dacht te maaken, en aanHollandt de keel toe te binden, om 't zelve, alzoo in onmaght leg- gende, totbeeterkoop, tebekoomen. Want behalven deeze aanflaaghen te waater, had 'er Don Louis noch drie te lande ophanden: en tot het beleidt verkooren, Don Franciico de Baldes, den Baroen van Chevreaux, en den Markgraaf Vi teil i. Baldes, zelfs eer de muitery geflift werd , was gelaft, zyn voorighe werk te hervatten, en Leyde op nieuw te prangen. Deeze tweede benaauwing hebben die van binnen, zich, genoeghzaam zelf op den hals gehaalt, en den vyandt daartoe bekoort, met hun' eighe verzuimel- heit. Een wonderlyk ding , daar de ftomme dieren , die wy voor onver- nuftigh enreedeloosfchelden, zich weeten te hoeden voor 't geen hun eens oevel bekoomen is 5 dat de menfchlyke voorzienigheit zich niet hoedt van meermaals eèner zelffte klippe op 't lyf te zeilen. DeLeyenaars, niettee- ghenftaandedeversheitder fmartej daar zy ook t'oover verwittight en ge- waarfchuwt waaren, hoe 't hun weederom gelden wilde 5 verfloften niet alleen zich van nooddruft te verzorghen, maar ook het flechten van verichei- defchanfèn, laaft by Baldes, geruimt. 'T zy de regeerders zich diets maak- ten , dat de muitery den Spanjaardt te zeer beflommert hield j oft immers dat hy niet hen, maar elders zyn voordeel zoeken zouw. Byfterdan, en (Vee- nigh fcheeld' het) ten alderzuurfte, bequam hun 't verwaarloozen der gelee- ghenheit, die ftrax met het oopen gaan der ftadt oopen ftond* en noch in't laaft eenighe daaghen, die Baides, met fnoodt huishouden in 't ftichtvan Uitrecht, verquiftte -, oft mooghelyk aan 't wachten naa meer gereedfchaps befteedde. Zyn' troepen hebbende't platte land rondom uitgeftroopt, boe- ren en burghers berooitgemaakt, enallemans jammeren ontfteeken , quaa- men voor de poorten en vdorfteeden van Uitrecht, en wilden daar in wee- zen . De wethouders, by orde des Graaven van la Roche , weigherden 't, voerende hém te gemoet, dat men eerft laftbrief van den Landtvooghdt zien moeft. Baldes geherberght binnen Uitrecht, namditinfpytop, en een ar- Balddaa- gherlyk ftuk by der handt, zich onderwindende, der burgherwacht de Wit- digheit van tevfouwenpoort af te dringen, en 't krysvolk te doen inftryken. Tot toe- Baides tot zightop'tgetalderfbldaaten, die men deur liet om ter markt te gaan, was Vur€C^ aldaar , gelyk aan d'andre poorten , een raadsperibon teeghenwoordigh. Deezen vervorderd'hy zich met een' kinnebakflagh te hoonen; beval eenen Spaanfchen Hopman, die voor de poort lagh, binnen te trekken; liet daar eenighen van de bewaakers zyner herberghe, en keerde met de reft. Maar eer de Hopman wel kon gevolght worden, flooten de burghers de deuren, ten laafte 't winket ook, en een deel Spanjaarden, tuften hamey en poort in: van waarzy, met ladders hun van buiten toegereikt te rug oover klommen. De fleuttels werden den Graave geleevert j der burgheren daat by hem goedt gekent •, d'andre poorten verzeekert 5 de regeerders booven ontbooden. Bal- des, brandende van verbolghenheit, komt ten Raadthuize inftuiven -, vor- dert de burghers ter ftrafFe , trotft Majeftraat en Stadthouder j en vermeet zich Qt waar hun lief of leedt _) zyn' benden, door de burgh , in ftadt te bren- gen , en de burgfiermeefters huizen eerft te doen aanhouden. Eevenwel mits la Roche eenighe Duitiche vendelen t'zynen gebiede had, deed de Span-
|
||||
372 P. G. HOOFTS NEEGENDE BOEK
15-74. Spanjaardt niet dan windtbreeken , en vertrok eerfldaaghs met de zynen*
die der burgherye toedreeven , borghen zoude geen quytfchelden zyn. Zy dachten, haar, ten naafien winter, by te koomen, en dit uit fluit en te ver- gelden . Deeze dreighementen, die 'r dagh aan naamen, werden metdaatly- ke fchennis, zoo veer hunne maght toereikte , verzeegheltj wat dat hef- baar was , wegh gedraaghen ; en brandt, buiten al' de vier voorfteeden, geflieht. 'Their, tot by Amflerdam gekoomen, werd, neevens de toebe- hoeften, oover de Leydfche Meer, gevoert> fterk tuflèn zeeven en acht- duizent vechters, zoo Duitfchen en Waaien, als Spanjaards, geoefFent volk j enüoeghzich, ontrent een' uure des nachts voor den zefïèntwintighften in Baldes Bloeymaandt, needer, tot Leyderdorp. Ende gink men terflondt, met ten tweede nioskettiers, en andere fchutten, de omleggende weeghen den fleedelingen voor Lejr- fonbvwk maaken. In Leyde was bewindsman uit 's Prinfèn naam , Die- derikvanBronkhorft, dien'tnochtaanernfl, nocht aan achtbaarheit man- ghelde; geen' bezetting van oorloghsvolk -, maar Hechts eenighe vrybuiters, en vyf vendelen, aangenoomen in krysdienft uit de Burghery, onder Hop- luidenJan van Duivenvoorde, Jan van der Does heer van Noordtwyk, An- dries Schot, BartholomeeusHaavixzoon, enNiclaas Dirxzoon vanMont- foort. Oover deeze en andere weerbaare, doch onbelbldighde burghers, ge- bood, alskornel, Meefler Andries Allartszoon. Deez', hebbende de aan- koomfl der Spanjaarden veraoomen, toogh, met vy ventwintigh oft dertigh man', op kundichap uk j daar hy, neevens drie oft vier der zelve, 'tleeven liet. Des morghens vroegh zagh men, van de veil af, Don Louis Gaëtan, met een troep volxverby trekken, dat hy eensdeels tot Zoeter woude, eens- deels aan den Leydfchen Dam plantte, in een der fterkten, die men verach- telooft, en ten verdoene van den eerflen inneemer gelaaten had. Met het ooverfchot rukte hy naa den Haagh, daar niet dan Ruikhaaver , met zyn vendel, lagh : die hem nochtans, aan deGeeflbrug , zoo lang met fcher- mutfènt'antwoordtflond, dat de Haagheli ngen tydt hadden, om 't meefle De Haagh hunner haäve, binnen Delft te vluchten. Des aavonds in 't vlek gekoomen, hgenoQ- floffeerd'hy 't hof met Spanjaarden, in hoope, dat zy daar ten minfte een' men. loop zouden afftaan. De Roomsgezinden, zelfs vrouwen, daargebleeven, opperden den Spanjaarden lyftoght, kruidt, loot, lonten aan; met oprech- te oft uitwendige blydtfehap, om te heuflèrgehandelt te worden. Tot fly- ving van Baldes, quamLiques te lande van Haarlem, en ontbood Gaëtan t'zyner hulpe, om een'fchans te befpringen, die de Prins tot Valkenburgh had opgeworpen. Wyd van begrip was dit werk , dan onvoltoyt, en be- zet met vyf vendelen Engelfchen van Kornel Eduart Chefter; de welke, zon- Scham te der den aanval te verbeiden, zich fleedewaarts aan begaaven. Onder die van Valken- binnen reez mompeling, hoe dit volk kouwlyk vervolght werd, en klakkeloo- hurgb ver* ze weere bood, zonder dat yemandt van hun viel, oft eenighen vyandt vel- aaten,van ^ 'X moghtwaarheit, oft dünken, oft endtlyk verdicht zyn, uitvreeze [then voor te meer fleets in de lyftoght j altoos zy moeiten buiten bly ven, hoegeir- ne ook de wethouders het anders gezien hadden. Wel werd' hun, voor eerfl, voedfèl aangebooden, en leeghering onder de wallen j van waar zy, op zee- kerteeken terzyde af te wyken hadden, terwyl men 't grof gefchut zouw lollen, indien de Spaanfchen zich zoo verre bloot gaaven. 'T welk ver- flaan by de Engelfchen; trekken zy, met vlieghende vendels naa Liques toe j flippen de londtkool in't zandt, en geeven zich oover. 'T zy dat hun 't bodt niet aanflond, oft dat zy van te vooren koop met hem gefloo- ten hadden. Dit laatfle nochtans heeft wel den minflen fchyn : gemerkt zy, hoewel vrundtlyk ontfangen in't begin, thans gevaar van doodtvonnis He-
|
|||||
«
|
|||||
DER NEDERLANDSCHE HISTORIEN. m
liepen, en voor geluk reekenden, dat men hen, ontweertenuitgeichudt, i*-*^
eensdeels tot delvers beezighde ; eensdeels, quanfuis der Koninginne te gunft, door Vlaandere naa 't vaaderlandt keeren liet. Voor eenighe dertigh j die hun* eere liever hadden, dan den meeflen hoop te volghen, ging de poort oopem Andere vyf vendelen van'tzelffte regement bewaarden een' fterkte aan de Goudfche fluis, en het dorp Alfen. Bet betrachtten deez' hunnen plicht, en gaaven dapper te doen aan Don Martin de Ayala, die, met etly- kebenden, dienwegh, voordeSpaanlcheruitery, zocht teoopenen. Naa 'tafflaaneevenwel, van drie heftighe ftormen, werden die van de Sluis be- schamaan noodight den rüg te keeren, en ontgoften, met de hunne ook de vlucht hun- de Gou^~ ner landsluiden, die tot hun ontzet, van Alfen getooghen quaamen. Baldes, *c eJ u*s e" nu rondom meefter, deed zyne werken daaghlyx toeneemen in zwaarte en Jaa}J getal-, zulx dat hy eerlang tweeëntièftigh ichanfen, zoo kleene alsgroote, ((yn iem had; ende blokkeering opeen knellend beleg uitquam. Waardoor hy zich magbthhti beloofde; genoeghzaam zonder flagh oft floot, zyn' wilvanLeyde tekry- ghen. Ook was 't reedelyk beveft; en de fmaak der Haarlemlche weere noch nietvergeeten. In ftadt, werd, fèedert de doodt van Meefter AndriesAk lartszoon, 't beftier des kryshandels opgedraaghen aan Jonker Jacob vander Does; ende naa dat hy, ouderdooms halven, zocht verfchoont te zyn , aan Jonker Jan van'tzelffte huis, Heere van Noortwyk; die'taanveirdde. De Prins, noch onverwittight hoe 't tot Valkenburgh afgelooperi was1 * riedt, by brieven, den beleegherden, die Engelfchen in te neemen j d'onnutte mon* *$ vrinfeti den uit te zetten i d'eetwaar en fchaarfelyk uit te reiken, en te rekken tot op fchry ven drie maanden toe. Daarentujfenflond hun geen moedt, hem en den Staaten aan die geen tydt te verliezen, om middelt1 hunner verlojjing te bejaaghen, Indien z' van L€J^ei ook zoo haafl niet geviel, moeflen daarom niet flaauwen in 't dulden van korten kommer, die tot ranfoen eener eeuwighe flaavernye te flrekken had 4 Zy zouden dan vlytelyk maat kaavelen ; en ziende zoo lang te har deer en ^ 't zelve by vuurt e ekens , . op twee vervolghende nachten , te kennen gee- veny om 't geheim in geen fchrift te waaghen. Dit vuuren werd verwor- pen ., van zorghe dat 'er de vyandt byftre noodt , oft wankelmoedigheit uit Ipellen zouw. Op de lyftoght was reeds prys geftelt j zwaarder bie- ren, dan van vy vent wintigh Huivers 't vat, verbooden; afgekundight, dat vrouwen , kinderen , en reizende vreemdelingen vertrekken moghten * Ditfchreeven zy den Prinfè; en dat zyy hoewel op Cheflers volk geen den« 't Am* ken meer was , met hunne be'èedighde burghers , de fladt hoopten te hou* wordt den. 'Doch drie maanden wilden te lang vallen. Zy zouden niettemin , d<w«p* dienaangaande , naarder befcheidt laat en we et en. Buffekruidt diend' hun toegefchikt 3 en dat zyner Doorluchtigheit geliefde , met vaaderlyke vuurigheit) hunne behoudenis te behartighen $ zonder nochtans boovenoor* baartehaaflen. Zy zonden hier neevens , eenighe afgeworpe brieven van den vyandt, waar by te fpeuren was, dat hy zich mistrouwde met aanvech- ting veel te bedryven. De Prins , eer hy deezen orttüng, fchreef ander- werfs j beval hun eendraght, lydzaamheit> fpaarzaamheit in mondtkofl: tynan* en vertoonde wat naam, wat gloory, te winnen waar, met het behouden ee~ **rd* ner plaatfe, waar aan heel Hollands heil hing. Daarop keerde tot antwoordt, JchV'vem oftfchoon hun koor en zooverre niet toelangen moght, zoo hoopten zy echter ytm. de drie maanden te verduwen j in befluit van liever den buik te zien flan* wordt ken door gebreklykheit, dan 't zwellen van den hals te gedooghen , door werdt* prang van 't Spaanfihe juk. 'De vyandt zelf zoude maagherlyk foppen moeten, zoo die vanD elft ■> Rotterdam, enter'Goude, geen1' eetwaar en ten plattenlandewaarts uitlieten s nocht hun de fleur hunner neeringe bet ter Ii harte-
|
||||
.$74 P. C. HOOFTS NEEGENDE BOEK
1574*. harte ging, dan'tverlichten der bondtgenooten, die hem van hunne poorten
afkeerden. Eenighe uitwykelingen, die men te dier tydtglippersnoemde,
beftonden zich ten be winde der dingen in té wikkelen, biedende aan Baldes
den dienft hunner pennen, met kloeke hoope van de Leyenaars te beleezen,
schrjven ^Qor vernefHng der Spaanfche mooghenheit, en. eener veilighe genaade,
deruitwj- ^un wer^ njet geant\voordt, dan met deunen, en ydel papier ; zoo 't fcheen.
doorzie' Doch naader daarop lettende, vond men in 't midde een kreis, en daar bin -
van Lejde nen dit veirs met flaauwen inkt gefchreeven:
hedeum.
Fiflula dulce canit, volucrem dum decipit aucejts.
cDev0oghlaari op bedrieghen uit->
T)en vooghel lokt met zoete fluit. Zommighe uitgereizde burghers, dien'tpadt naa huis, door 't fchielyk
beleg , was afgefneeden , pooghden dertigh ichuiten met rog en tarwe , by nacht, van der Goude, naaLeyde te doen voeren. Maar't fcheen van den heemel befchooren, dat die ftadt, door zorgheloosheit, in laft koomen moeft. De weghwyzer , een huisman , vooruit getrokken , om zeekere kaade door te fteeken, ging, naa't volbrengen van dit werk , daarneevens Verhöre leggen flaapén. Waaroover de fchuitluiden , en foldaaten hun bygeftelt, toeleg, om hem niet vindende, naa dat zy tot dendaghtoe ged waalt hadden, en dub- horen in belheit op den boer begoften te vermoeden , naa ter Goude keerden. De {at te beleegherden, hun te gemoete getooghen , waaren nochtans niet al ver- VitSten êee^s U*ÜJ ^an bejeeghenden by Heymans brugh , twee fcheepen van den van de vyandt, die zy bemaghtighden, 'T volk werd omgebraght; een deel eet- lejenaw. en kleed waaren, met fchut en krystiiigh, uit de fcheepen gelicht s heteene in den grondt geboort •, het ander verbrandt. De SpanjaardtsvanLeyder- dorp vervoeghden zich by de Zeylbrugh, om hun den roof t'ontjaaghen, oft, zoo dat niet gelukken wilde, eenigh vee wegh te dry ven. Maar 't een en 't an- der werd hun belet, door eenen harden uitval ter Hooghwoerdfche ppor- te: zulx beide, buitenbeeften, onverkort in ftadt raakten. Een ingebooren ooverlooper met naamen Peerken Quaatgelaat, werd op deeze toght ge- vangen , daatlyk gevieréndeelt, en de ftukken ter poorten uitgehangen. Men namp 'er ook etlyke ruiters aan, om in 'tfchermutfen bet toe te zet- ten : doch zy decdm kleenen dienft , mits de naabyheit des vyands , die meefter vanveldt en weeghen was. Maarveele fchuiten met lyftoght wer- den hem afgenoomen door de Leidfche vrybuiterS , die , met gefchut op plempen en fchouwen, tot in de Meer toevoeren; en, by behulp der uit- vallende burgheren , de weederreiz' wonnen. Een'zeldzaame zaakeeven- wel , dat de beleggers de vaarten niet anders verzeekert hadden. Niettee- ghenftaande de beezigheeden der oorlooghe, quam Baldes, gelykdeSpan- jaardt minvalligh is, op een'JofFrouw in den Haaghe te verflingeren j be- koorde, en onderhield haar fint. Deeze ipeelsheit, doorgaands gewoon de zorghen uit te fpannen , en de geleeghentheeden 00 ver 't hooft te zien, gaf by geval hier oorzaak tot het teeghendeel. Want, met het vaaken verkeeren te dier plaatfc , raakt' hy 't oogh te werpen op de fchans te Maaslandfluis, die met eenigh volk van denPrinfe bezet was, maar quaa- lyk houdbaar , en zonder grof gefchut: hoewel die uitwaateringh , d'aan- fpoelende ftroom , en 't naabuurfchap van den Briel wel anders vereifcht hadden. Hy zond 'er Don Louis Gaè'tan, met neeghen vendelen Spanjaar- den, en eenighe Waaien: al de welke, in vieren gerplitft, ter weederzyden lanx
|
|||||
<
|
|||||
DER NEDERLANDSCHE HISTORIEN. -&f
lanx den dyk, van vooren uit de weiden, van achter te fchuite met mos- 1574.
ketten ten ftorm tooghen. Doch frieten zy 't hooft, voor dien tydt, en Gaëtan de lenden aan een loodt, dat hem luttel daaghen leeven liet. De Nafïairichen, voorziende, datzy't, eer lang, te quaadt moeften kryghen, Maas* icheepten 's nachts, naa den Briel, oover, AlzoogingMaaslandfluisver- landtfLuU looren, en Vlaardinge volghde. De fcldtburghers van Leyde, deeden en KUar* temet een' uittoght, en leerden vaft ibldaten zyn. Verneemende dat Bal- d^e hlde des, tot Lammen, een vierendeel uurs van de vellen, een blokhuis be- JaanJ™en gon, aan een kruiswaater, dat zyn'takken naa de fladt, naaLeyderdorp, ^ Zoeterwoude, en Delft uitflrekt, begaaven zy zich in zes plempen naa buiten ,,om dien neuzdwang voor te koomen. Maar zy werden ontfan- gen by drie vendelen knechten, en, met verlies van vier plempen en eenigh volk, fteedewaarts gejaaght. Onder 't vendel des Heeren van Noortwyk, lagh een jongen van zefHen jaaren, die in de wandeling Leeuwken gehee- ten werd} zeeker des naams welwaardigh. Want hy diende voor man, en ftrekte 'er een' dubbelen •, hebbende reeds, in 'jt voorigh beleg , ver- fcheide proeven van een' rapfche koenheit gewracht. Nu fpanden zyn* ftoutheit en ongeluk t'zaamen aan, om hem te voeren in een'laaghe Span- jaarden, die, onverziens uit het gras opftuivende, hem leevendighin hun geweldt kreeghen. Uit deezen , en zeekren zynen meedegevangen, Koenheit wrong Baldes veel kundfchaps van den flaat der fladt: 't zy dat het zoo en U™P veel lichter valt, de doodt, dan de pyn te braveeren-, oft dat zelden de emJon~ kloekmoedigheit, in die teedere jaaren , zoo hecht blykt, als de geene , &€nL van die, begroeit zynde door rypheit van oordeel, haar kraft met reede ver- JJent ftaalt heeft. De verwondering zyner deughd, hadde zy te werken gevon- den op luiden, daar rechte eer, en eedelheit van inborfl aan geipeurt kan wor- den , waar maghtigh geweefl, om hem ten minfte 't leeven te doen fchenken. Maar hy was gevallen in handen van loeren, die hem eerfr neuz en ooren affheeden, daarnaa by een teen' aan een flaak ophingen. Hy, zoo rad als een waater , klaaverd' in deeze geflalte , by zyn eigen been op, en werd voort doorfchootcn. Die van binnen, nu oover de maandt beflooten ge- weeft, en onzeeker hoe lang het duuren nioghte, raamden naader orde op de eetwaaren. Men bevond honderd en tien laft' koorens in fladt; ^aarder veertienduizént eeters daartoe. Eiken menfèhe werd 's daaghs een half orde op pondt broodts toegeleit; 't welk den arbeidtsman dikwyls niet dan een ont- mondtkoß byt ftrekte. Doch aan de waakers, mits hun morren, moeit men een heel wiejde* pondt toeflaan. 'T moes werd ook raadighlyk uitgereykt > karnemelk al- leen toegelaaten, op dat de booter ten oorbaar quaame. Maar op 't ver- bodt van zwaar bier brouwen werd te luttel gepaft. Zy hadden, algeduu- rende d'eerfle beleeghering, papieren geldt geflaaghen, en deeden 't nu weederomgangneemen, om, naa de verlofllng, in zilver verwiflèlt te wor- den . Op tweederley flukken, de groote van achtentwintigh, de kleene van veertien fluivers, flond een Leeuw met een' fpeer, en een' hoedt daar op, in zyn' klaauwen; en dit omfchrift: Hac libertatis ergo: dat is: dit om der vry- heit wille. Aan d'andre zyde las men: Urbem Leydam fervet T>em: Godt be- hoede de fladt Leyde. Andre werden gemunt op deeze woorden: Nummus obfejfaurbisLugduni, fubgubernationeBluft rifftmicPrincifiisAuraich cujus: ¥ enning-y geßaaghenby de beleegherde ftadt Leyde, onder't beftier de s*D oor- lucht igh ft en Trinfe van Oranje. Deeze hadden aan d'andre zyde fladts waa« pen, twee fleutels kruifïèlinx t'zaamengevoeght. Noch andre droeghen 't zelf- fte merk, en deeze woorden daar by: Tugnopro T)atria: Ik vecht voor V Vaa~. <■ derlandt. De Spaanfchen, om hun 't genot hunner kooltuinen te benee- li 2 men,
|
|||||
i-
|
|||||
3/6 P. C. HOÖFTS NEEGENDE BOEK
i f74. men > beftonden, buiten de Reinsburgher poort, teeghens de fleenftraat, een
Twee fchans op te werpen. Maar de beleegherden, beritende met groot gedruis fchanfen ter fladt uit, ooverrompelden den vyandt, en deeden hem vlieden. Een door Leye- burgher, geheeten Pau weis Pau weiszoon Vlieguit, was d'eerfte met op den naars ver- wal te vlieghen, en verdiende twaalf (and'ren zeggen maar zes) gulden daar oovert* toe gefielt. Zoo veel geldt een gering loon, als't niet de glans der eere ver- guldt wordt. Naamelyk , weenigh daaghen daarnaa , won een Philips Dirxzoongelykenprys, met het beklimmen der fchanfè te Boshuizen: daar al, wat 'er in was, doodt gefmeeten werd, oft half leevendigh begraaven, onder de geflechte wallen. Dan Hopman Bartholomeeus Haavikszoon, hier, van eenen koeghel getroffen, beftorf zyn quetfuure. De verbittering aan- groeyende -, werd ook zeekere fbm belooft, aan yeder, die 't hooft van eenen Spanjaardt ïn fladt brengen zouw. En het volk liep voortaan met zulke hitte ter fchermutfing, dat men 't ten laatfte by klok geflagh verbieden moeft. On- trent het aantaflen vanLumey enEntes hebben wy verhaalt, hoe de Graaf van Bofïli den Deiffchen Burghermeefter Huig Janszoon van Groenewee- ghen, uitvoerder van dat ftuk, en Roomsgezindt, pooghde tot vankenis des Prirtfen, en ooverzeinding zyner Doorluchtigheit naa 'f Spaanfche lee- gher , te bekooren -, hoe die toeleg in 't licht quam , en Groeneweeghen, om dat hy weigherde, door looze handeling, Bofïu in een'laaghe te lokken, een' wyl in zyn' huis bewaart bleef. Baldes nu, bericht van zyn* gezindtheit, en mooghende daarenbooven vermoeden, dat hem dat leedt in de krop ftak, ging hem met fchry ven en hooghe beloften aan, ten einde hy, byhulpezy- , ner geloofsverwanten, hem in der nacht een' poort ontfluiten wilde> 'T welk Vergeef- Groeneweeghen, naa eenighen flrydt in zyn gemoedt, denPrinfè te ken- fcbe aan- hen gaf. Ende trachtte zyn' Doorluchtigheit hem t'ooverreeden , dat hy flagh op »t beloovenzoude, om de Spanjaardts op een' vleesbank te brengen. Dan Delft. de Burghermeefter maakte zwaarigheit, met voorwenden, dat hy van zyn gewifïè zoodaane dubbelheit niet verwerven kon ; wel'toopenbaar keeren en krenken des vyands. Als. hy volftond in'tweigheren, zonder 'sPrinfèn fteurnis te fchroomen, werd eevenwel de handel, op zynen naame, zoo verre vervolght, dat uur en plaats beteikent, mynen met buffekruidt, en an- **■■■'■■"•' derelaaghen gereedt waaren. Maar men had quaalyk voorzien teeghens de nieuwsgierigheit van zommighe vrouwperfbonen: die als 't er gedyen zoude, zich niet onthouden konden, van't hooft ter venfier te brengen. Met een haaperden de valbruggen, door verbaaflheit der geenen, die ze neerlieten, en maakten eenigh gedruis. Al 't welk de Spaanfchen , die wel driedui- zent flerk waaren , deed achterwaarts denken en deizen ; fheller, dan 't grof gefchut van de veften kon afgaan , om de laatften t'achterhaalen. Hebbende de lift eenen misgang gehadt, keerde zich Baldes tot hetgeweldt, om een' Prinlenfchans , leggende op de Poldervaart, tuffen de fladt èn Ooverfchie , te bemaghtighen : laatende zich voorflaan , dat, zoo hem dit gelukte , Delft, afgefheeden van Rotterdam, en Schiedam, niet veel meer aamtoghts, dan Leyde, behouden zouw. Hy befprongze dan ten heftighfte , aan alle zyden teffens. Niettemin, die van binnen, verwittight van zyn voprneemen , en daar teeghens gefpitft , taftten der wyze van zich , dat'er de Spaanfchen , niet alleen bruggen , ladders èn ander ftormtuigh , maar , vervolght zynde , eerfl door de fchanfèlin- gen, thans by de Delvênaars, tot aan de Hoorenbrugge toe, wel vierhun- dert man' in de loop, lieten. Terwyl aldus het hart van Hóllandt dreun- de ; flortte Chevreaux in 't Noorder geweft , met meerder maghtdan te vooren. Uit de fchans t'Ilpendam vertrokken de foldaaten te fchuitej ge- |
|||||
«
|
|||||
DEIL NEDERLANDSCHË HISTORIEN/ j/y
duurende d'aan vechting. De fchänfelingen tot Purmerlandt verwachtten 1574.
den ftorm niet. Maar Purmerendt, hebbende den eerften aanftoot afge- cbevreauti ftaan, werd verzeekert, met fterker bezetting, uit de buurfteeden gelicht: m Waater- hoewel 't bedenklyk viel de zelve t'ontbloof en; zonderling Hoorn3 daar, landt. eeven als t'Enkhuizen, geen krysvolk altoos bleef. Dies hortte 't Spaanich Zyri nee* geluk hier: en waaren de Noordthollanders hem feederttegaauw, kundigh derUagb des oords, en weetende met fpringftokken, galeykens, en fchuiten, zich *ld**r* der maate te geneeren, dat de Baroen, eerlang, by de tweeduizent van de zynen, zoo hier, zoo daar, verflaaghen oft verzoopen liet: uitgezeit ' derdhalf hondert, die gevangen tot Hoorn gebraght werden. Den Zuider oordt quam Vitelli beftooken. De welke, vindende met een regêment Span- jaarden 5 vyftien vendelen Waaien , en twaalf ftukken geïchuts * geen vatten aan Bommel, en immers zoo weenigh aan Gorkom, dat met 00- verwaateren der landouwe lichtelyk t'ontzetten was, zyn'gal op Workom uitfpoogh. Daar laaghen vyf benden loldaaten in: maar zynde befchooten y\te\];t en aangevochten , ruimden , by eignen onthiet des Prinfen , d'onhoud- dwingt baare plaatsj en begaaven zich in eenighe icheepen, recht te tyde daar Workom} aangekoomen: niet zonder verlies nochtans van hondert en vyftigh man' oft daar ontrent. Van daar rukte Vitelli voor Leerdam, op de Linge gelee- ghen ; dat twee vendelen krysvolx in had. Deeze , naa dat al 't gefchut des Markgraaven, van 's nachts te tween, tot aan den middagh gefpeelt had, en 't rondeel van 't flot gevelt, gaaven 't fteedeken ooverj by ver* Coïteer* ding, dat men hen, met pakkaadje en geweer, doch doove lonten zouw <*•*"• laaten uitgaan: d'inwoonders aan lyf nocht goedt belchaadighen. Maar de burgery, op 't Stadhuis ontbooden, werd met de vreeze der doodt gepy- nigt, tot dat men'er vond, die haaren predikant en ichoolmeefter ontdek- ten. De welke, neevens een Leeraar van buiten , die zich daar veiligher gewaant had, rrïet de koorde zyn omgebraght. Aiperen , noch zwakker nnAfperem plaats ontfing hem op enkel befprek , dat de ibldaaten vertrekken mogh- ten. Naa zoo gering een verrichten , keerde Chiappin tot den Landt- voogdt. De Zwitfèrs werden afgedankt, de Spanjaardts ten deel in de kleene fteeden van 't fticht Uitrecht geleit, ten deel, tot ftyving des lee- ghers voor Leyde, gezonden. Deerlyk, te deezer tijdt, was 't geleeghen sUfheit met 's Landts neeringe* de koophandel gezwicht, by veïbodt terweeder- derne^'m» zyden. Want de Prins, hoewel hy eenen yegelyke de vaart op Hollandt^, door toeliet, leed niet, dat men, zonder verlofgeldt tebetaalen, yets daamit verbedt voerde; oftdatyemandt, vanOofteoftWeftekoomende, zyüenweghnaa vatt fnder* de haavenen naame, die voor den Spanjaardt hielden. En Don Louis had an em" lyfftraf geftelt, zoo op het zeinden van eenighe waaren naa Hollandt oft * ' Zeelandt, als op het ooverbrengert der geeiien, die in de zelve geweften geteelt oft gewrocht zouden zyn. Ende, als die van Antwerpen vertoon* den, dat te fcherp een onderzoek, daarop, tot hinder van ftads welvaart gedeegh, kreeghen zy tot antwoordt: dat d'onderhandeling voortaan heel ofte fnyden flond: hebbende zyn* Majefleit liever, dan die tegedooghen, dat niet alleen Antwerpen maar heel'Nederlandt, jaa Spanje verdorven wierd. 'T welk hun te harder viel, mits hy verfcheiden vreemdelingen by vry gelei- de toeliet, zyn' eighe plakkaaten, op dat ftuk, t'oovertreeden. Eeven wel, hoe heftig hy de vyandfchap inzette* zoo verzuimd'hy echter niet, de vol- ken met aanbodt vangenaade, en voorflaghvan vreede, te wiegen, Den zeften van Zoomermaandt, werd, op naame zyner Majefteit, een vergif- fenis afgeleezen, zonder zoo veelderley luiden en daaden uit te fluiten, als ten tyde des Hartoghen van Alva gedaan was. Men hadflechts zyn* zonden te ïi $ kiech«
|
||||
3/8 P. C. HOOFTS NEEGENDE BOEK
1574. biechten -3 ontflagh daar af te verzoeken j en met oprecht berouw tot defchoot
Vergiffenis der Roomfche kerke te keer en. Zelfs d aanhangers der weederfpannighen afgekyn- zouden deeze gunfie genieten, indien zy zich, binnen twee maanden, be~ & zinden. Jaadengheenen, die in rechte veroordeelt bleeken, hadmentelaa- ten volghen de goederen hun afgevonnifl, zoo de zelve niet reeds, van's Ko-
ninx weeghe waar en aangeflaaghen. Noch zouden daangetafle den ouwden ei- ghenaar weeder ingeruimt worden , zoo hy beweeze , gefiaadelyk als een Roomfch Chrifl en gekeftte hebben. Ook werden, onder deeze genaade, alle ■ fiaaten, burgheryen , en broederfchappen begreepen : op den welfiandt der welke de Koning had orde te feilen ; die, gemeeten naar de ree de en de noodt der dingen tejfens, zyn liefde engeneeghenheit fhenwaarts betuighen zouw. Om al dit volkoomentlyk plaats te doen grypen, werd van den Paus een' bulle verworven, tot behoef der boetveirdighen. Maar, gelyk demee- nighvuldighe uitzonderingen van de quytièhelding , by den Hartogh ver- kundight, aangezien werden voor zoo veel' ftrikken , om d'onvöorzichti- gheneen'vooreen'tebelaaghenj alzoo nampmen deeze voor een ruim net, om hen, ingrooten getaale, fchielyk te befpannen: 'tzy dat de fchriften, liierteeghens uitgegeeven in druk , by die van Hollandt en Zeelandt; oft de weldighe aanflaaghen der Spanjaarden dit achterdenken veroorzaakten; oft dat de Vorft, wen hy eens in den haat raakt, het nemmer te pas kan maaken. DeLandtvooghdt, waanende de harten, hierdoor , tot eenighe gedweegheit bereidt te vinden, droegh's andren daaghs, den Staaten voor 5 Don Louis hoe zy, in plaatsvanden tienden en twintighflenpenning, twintigh tonnen verdoekt gouds belooft hadden, zes acht ervolghende jaar en lang -3 waarvan het vyfde geldt* fop) en de vier onbet aalt waar en \ verzocht dat men'tgeldt verfchafte, en pat wil 4aarenbooven bondtfchriften van den tweeden hondertflen penning, meede tuet vlot- ingewillight te lichten, naa'tverloop der zes jaaren. Veele en prangende ' reedenen, hierteeghen, werden by de Staaten oovergeleidt: d'ondraghlyke tuchteloosheit, en ooverdaadt van 't oorloghsvolk, die den koophandel beknee-
pen hield, en deeze hooftzeenuwe van den flaat verfluikte 3 't verkorten hunner vry doornen en gerechtigheeden -3 V opbrengen vangroove fommen, die niet altoos, oft tot's Lands eighe verdrukking, geflrekt hadden, de armoe der uitgemergheldegemeente. Eindtlyk, dat 'ergeen naader raadt was, dan den Koning teberichten hoe't'erfonds op dat hy de herwaartsreiz aannaa- me, oft ten minfie eenighen Vorfl van zynen bloede ooverzonde. Maar , Jpoeyenmoefmen; oft zouwte fpaade koomen, en alles verloor en vinden. 'T fcheen nochtans dat de Staaten van geldt zouden gescheiden zyn, indien men 't zelve by inboorlingen hadde willen laaten handelen. Maar de baat van dat bewindt te mifièn, de Landtzaaten om betaaling naa te loopen, en, boovenal, de knieren van den krygh te laaten draayendoordegeenen, die men met burghen en bezettingen nemmer genoegh gebreidelt achtte, was den Spanjaardt te veel geverght. En hy heeft daartoe feedert, hoe zeer hem ook de noodt parfte, nooit oorengehadt. Alzoo verliep de zoomer, zon- ^r£^"derbefluitopditftuk. De Staaten van Hollands waaren, dat pas, vaftom f mg der gelykeboodtichap, tot Rotterdam vergaadert. Daar zagh men voor oorbaar van Hol- m> het lichten van een'tonne fchats, byvyfhpndert gulden teffens, op toe- landt tot zeg van fret, en eenighe vry doornen; voorts de harten t'ondertaften, niet Rotter- verzoek van zeeker maantgeldt, te betaalen by yder , naar zyn' goede dam. geneeghenheit} tot onderhoudt der bezettingen , en zoo daar yetoover- fchoot, tot werving van volk te velde. In'tmaanen, niettemin, hield men den luiden voor, datd'onwillighen zouden gefchatworden, en bedwongen tot opbrengen. Ter zelve daghvaart vernamp menden voortgank der toe«
|
|||||
«
|
|||||
DER NEDERLANDSCHË HISTORIEN. j;j>
toeruftinge in Spanje -, en dat een grootgetal, zoo van Hollandfche en Zeeuw- t ^j^
(che, als Embder en Oofterfche fcheepen aldaar bekommert laaghen, om den Koning te dienen. Zelfs eenighe bootsluiden, die , hunne fchippers aan landt laatende» uit het beflagh ontzeilt waaren, braghten hieraf de ty- ding. Dies werd orde gefielt, om daar teeghens te waapenen j te waakenj 'Ty dingt en alle baaken , tonnen, en teekenen der diepten, in een' uure wegh te nee- van de men. Waarmee men zich verzeekerde, den vyandt buiten te houden, oft spaanfihé yflyk te doen fheuvelen op den drempel der invaart. Doch , als de vloot ot' m nuverzaamelt, en, booven'tfchipsvolk, vyftienduizent fbldaaten gemon- r e,aa flert waaren, verrookte dit beflek, door't fmelten des heirs aan den bloedt- gang, die'er onder quam, en zelf den Ammii'aalPedro Melenda meefleip- Die toe- te j eenen man van ontzighlyken naame , behaalt met het verdry ven der leghver« Franföizen uit Florida. Geduurende die van de Staaten tot Rotterdam} dwynt. werd een'zaamening van de gemaghtighden der Hollandfche en Zeeu wiche kerken, tot Dordrecht, gehouden -, om reeghei en maate te raam en, waar- naa men de zelve eenpaarl yk te beflieren hadde. Al voor het oo verlydeü van kerkljké Noirkarmes, had Don Louis, door tufïènarbeidt van den zelven, eenighe ver£aa~ oopeningvanvreedebegofl, endaarafaan denPrinfè doen fchryven^ door ™n2>t0t den Heer van Aldegonde, die toen t'Uitrecht gevangen zat. Maar naa de 0ep^„' Mooker zeeghe, kreegh de Landtvooghdt eenen andren inval -, zich laatende van vree_ bedunken, dat de tydt aanwees, hoe men voortaan 'sKoninx achtbaarheit dehandeU moeft doen gelden j dat ook de bewillighing zynerMajefleit in deezengeen* glimp van genaade kon hebben, 'ten waar zy van de weederhoorighen eerft aangezocht wierde. Doch, fint de doodt van Noirkarmes , had hy den Graaf van la Roche, en nu, neevens dien , den Heer van Champaigney hiertoe te werke gefielt. Waardoor de zaak zoo verre gebraght werd, dat de Heer van Mathenes van Reviere, en de * Voorfpraak meeïler Johan van * Adva* Trellong, die uitHolïandt t'Uitrecht gevlucht waafen , tot Rotterdam, caat* onder fchyn van hunn'eighe dingen te befchikken, met de gemaghtighden der Staaten in befprekquaamen, en dit befcheidt op hunnen voorflel kree- ghen. Zyner Majefleit zoude gelieven , de landen van V uitheemfch krys~ volk-i oorzaak aller ellenden <> fontleedighen $ ende-, noopende yt bevreedi- ghen, en rege er en derzelve, zulx te voorzien, als de Raadt der Algemei- ne Staaten, wetlyk beroepen, meebrengen moghte. 'Dat haar ten minflege* viele, eer de gemeente bet verwilderde door den krygh, en de neeringh feene- maalge demptwierde, plaats te ge even aan eenfchorfingvanwaapenen-, en 't vertrek der vreemde foldaaten terweederzyden. Waar toezy, van de hunne i allen plicht van getrouwe onderzaatenvoldoenwilden. Eer zy ver- trokken , zond Champaigney den Heer van Aldegonde, (mits dat deez zyn' weederkoomfl door gyzelaars verzeekerde} aan den Prinfè. 'T had den naam, dat hy ging om wifïèl van gevangenen te fluiten, en voorneem elyk de verloflïng des Graaven van Boflu te vorderen. Maar 't pit van zynen laft beflond in 't uitwerken deezer twee punten : dat 's Koninx achtbaarheit be- waart wierde, en geen vermaan gemaakt van den Godsdienfl. Hy won zoo veel, dat de Staaten hem de meening, aan Mathenes en Treflong verklaart 5 by forme van fmeekfchrift, ooverleeverden. Hier meede toogh hy weeder5 naazyn'gevankenis. Dan't zelve, als te hoof quaalyk fmaakende, werd$ eerlang, terug geveirdight, aan den Heere Junius Stee yooghdt tot Kamp* veer, door Champaigney > die, met het zeinden van Aldegonde naa Hok landt, kleenen dank begaan had. Dit deed de draght van den payshandel op een' ftorting uitkoomen. De Stadthouder van Vrieslandt * Robles, loeren^ de op eenighe der eylanden* oft kleeneNoordthollandfche fleeden , ooVer- I i 4 dekte
|
||||
38o E C. HOOFTS NEEGENDÊ BOEK
i-cyjL. dekte zeeven fcheepen met turf, en flopte \ ruim met foldaaten. Dievati
Robles kit Enkhuizen, des verkundfchapt, door eenen die in der nacht oover de veilen op Noordt- van Sneek gevallen was , waarfchuwden hunne gebuuren j eri manden boüandt etlyke zeilen met kryghs- en bootsluyden ; 'die , te tydtlyk erkent by de toe: te ver- turffcheepen , nochtans de zelve, ontrent Staaveren, aan landt joeghen, £eeJs' en , naa 't uitfpringen des volx, wegh voerden. Maar de Prins van Oran- je, gevoelende, tot in der ziele toe, de noodt der Leyenaaren; dewelke, zoo ze niet beeter, dan die van Haarlem geredt wierd, gefchaapen fcheenen zyner fortuine, en voorts derganfche parthye den rug interyden; voerde zyn' gedachten om her, in't wikken en ooverwenteleri van 't eene middel naa 't andre, dat tot verlofling der beleegherden, en fteun zyner achtbaar- heit, dienen moghte. Speurende alle weeghen toegebol werkt, bezind' hy eenen te maaken daar'er geen lagh; endebaaren der Noordtzee tot baaners van't veldt te gebruiken. Een toeleg van windt; 't en waar de landtzaaten zich trooften wilden , zes oft zeeven tonnenfehats , aan dyken , hoeven, en vruchten , teffens in 't waater te werpen , op een* onwiflè hoope van daarmee de ilaaverny, die hen dreighde, en't aankloppend bederf hunner bondtgenooten af te koopen. Doch daar lagh alreeds een' groote plek woelt, oft in 's vyands geweldt, en diend' hem tot onderhoudt. Hy droegh het dan voor j en zyn' taalmaght en reedenen dreeven deur , dat (in betrach- " tinghvan'tlpreekwoordtj beeter bedorven dan verloorenlandt) het von- Vrank? nis gevelt werd, en een ongemeete oord, akkers en weiden, tedrenkever- moedïgb weezen. Voorts gaf men verlof, om by hoofdelyke zetting, hondert en beflukom twintig duizent gulden, in der haaft, op fret te vorderen: die met zulk ee- Lejide nen y ver verichaft werden , dat (" zoo my gebleeken is ) eenige van de tref- t om^et- lyfcft-Q vrouwen ( daaronder de gemaalinne van Goodevaart Braflèr Bur- ghermeefter tot Delft) al haar fieraadt van ringen en keetenen, als aan 's vaa- derlands goeden Engel, ten offer braghten. Ende 't zelffte is haar, ten min- fte tot tweemaals, gebeurt. Noch werden, booven de loopendefchattin- gen, vyfenveertighduizent kroonen ter maant ingewillight. Jonkers Da- niel vanWyngaarde, en Willem van Paleftein, aanveirden den lad van het doorftecken der dyken. Zelfde Prins, eneenighen der Staaten, methun- ^Advo- nen *Voorfpraak Pauwels Buis, paften by de werken te weezen; en in't caat. eerft van Oeftmaandt, werd de Yfïèldyk, ontrent Kappelle , daar zy een blokhuis hadden , tot zeftien plaatfèn , opgedolven. Tullen Rotterdam en Delfshaaven groef men van gelyke een loch , dat weldigh wydt gaap- te , en een gruwzaam nat verzwolgh. Ook deeden d'opgezette Huizen, vooral tot Rotterdam, voorts tot Schiedam, en andere van 't Weftlandt, die men in zyn bed wank had, geen' geringe tooghen. Zyne Doorluchtig- heit, thans, hebbende den Ammiraal BoifotuitZeelandt ontbooden, hield met hem in 't bezonder, by wylen met de Staaten, raadt, hoe men't beft aangaan zouw, om den toeleg te doen beklyven . De voet geraamt, en Boifot naa Walenere gekeert zynde; ging het, tot Rotterdam -7 Delft, en der Goude, op een kryoelen en woelen, met toeruften van galeyen, plat- boodemde fcheepen, koorenfehuiten, foldaaten , en waapenen. Niet ee- Twß tuf- ven eendrachtelyk werd het gemeene befte in Noordthollandt bevordert, [en Sonoy daar men , hebbende van buitengeweldt nu luttel te lyden , inwendelyk en de ooverhoop geraakt was , door ongenught, herreezen tuften Sonoy en de llfb gemaghtighaen der fteeden. En 't gefchil liep zoo hoogh, dat hy ontflagh fieeden van amPc aan den Prinfe verzocht. Doch als zyn' Doorluchtigheit voor- herree?en, wendde , van den Graaf van den Bergh in zyn' plaatfe te ftellen, die van m beßcebt. minder beleidt was, en gefchaapen immers zoo kleen een'achting te hebben, vonden
|
|||||
•
|
|||||
.f
|
||||||
DER NEDERLANDSCHE HISTORIER $8i
vonden zyraadzaamfl in 't eindt , zich met Sonoy te vergelyken, TotLey-- ïfpfa
de (hoewel't gebrek de taafelweelde genoegh verbood) werd bevoolen ee- nen biddagh met vallen oover te brengen •> zonder nochtans te waanen, dat het een dienft waar om Godt te verplichten. Zynde 't kooren meeft ver- teert} begoft nien zich met peen, kool, en groente te behelpen. 'T welk Benmwt- de zelve zulx in pryze deed opflaan, dat de moestuinluiden, inkort, eenen beit binnen rykdoom oover wonnen. Daar waaren, ten aanvang des belegs, tneeghen- lV&** tigh paarden , en ontrent duizent fluks hoorenvee getelt 5 die onder vrye hoede van 't grof gefchut, vafl bleeven te weide gaan, en op zeeker geluit eener klokke, willen fleedewaarts te keeren. Als nu van dagh tot dagh, de mondtkoll minderde, werden de paarden gellalt, op dat het gras, onderde nielkbeeften , te ruimer omquaame. Thans begoft men ook de koeyen te flachten. Dit, en 't achterbly ven van zeekere booden aan den Prinfè gezon« den, braght degemèent' aan't morren. Om 't welk te ftillen , andere lui* den door onbekende weeghen afgeveirdight werden j die hunne behoude reize, met loffen van grofgefchut tot Delft, gelyk zy belooft hadden, kun* digh maakten. Daar op quaamen, den twaalfden van Oeftmaandt, twee briefdraaghers in ftadtj waar by zyn'Doorluchtigheit haar voorneemen en hoope verklaarde j met lof der beweezene ftandtvaftigheit, en aanpryzen der volhardinge. Hier door gemoedight, en hebbende uit een gevangen huis- man verftaan, datdefchansaan dePoelbrug zwakkelyk gemant was, doet men alle klokken te waapen kleppen , en ilreeft, in maghtighen getaale, y , derwaarts j doch werd te wakker ontfangen, om yet vorderlyx te verrichten. uimi ue„ D'omflaande veldt-vruchten , echter , zoo rondt en lankwerpigh kooren, gjjens de als andere, werden gefheeden, en binnen gehaalt -, zonder dat de vyandt, fi bans aan die'taanzagh, zichdesicheen te bekreunen. Oft het hem , zoo naa by de de foei* veilen, te heet was, oft niet der pyne waardt zoo gering een' invoer te belet- bru£> ten, oft aan tydtlyk onthiet en orde gebrak, zoud'ik niet kunnen zeggen. Den eenentwintighflen der gemelde maandt, ichreeven de beJeegherden den Noodt der Prinfè > Hoe zy bevonden hunne reekenmg van drie maanden houdens (naa- ßa(ii &m melykde twee met broodt ^ de derde met armoe) juifl uit te koomen: gemerkt Pririfeaaf:* de mout koeken booven vier daaghen niet ßr eiken moghten. En't wonderde &e'* hunhooghlyk-i datzyy alsganfchvergeeten, nooit f clor)'ven van de Staaten, hunnebondtgenooten, vernoomen hadden $ daar 't nochtans tot groot e ver- quikking hunner gemeente dienen kon. . Eevenwel eer deeze brief afgink 3 ont- fingen zy 'er van zyne Doorluchtigheit eenen, die den inval en ryzing des waaters te kennen gaf. Neevens hunnen voorzeiden, zonden zy, 'sandren- daaghs , antwoordt op deezen , en vertoonden den Prinfè, welke dyken men, naar hun gevoelen, eerft hadde door te fleeken. Maar de vrybuiters, die der fleede dienden, quaamen, den zeevenentwintighflen, op 't Raad t- huis, voedfèl eifchen, oft behoorlyk affcheidt, om eenigh heenkoomente mooghen zoeken: alzoo zy liever hadden 't lyf teeghens den vyandt te waa- ghen, dan te vergaan van gebrek. Mits men hun 't eerft e niet toezeggen kon, verworven zy 't ander; en vertrokken: niet zonder onbenoeghen der Oover- heit en gemeente. Doch die dit verhaalt, meldt niet, hoe hun de uittoght gelukte. Ten zelven daaghe ichreeven de wethouders weeder aan zyne Door- luchtigheit } ook aan de Staaten > die hen, daarop, van 't bevly tighen der toerufting , en 't plichtbewys der gebuurfleeden, befcheidentlyker verwit* tighden , by brief en booden. Tot teeken van de ooverkoomft der zelve 3 fbhoot men van de Hooghwoerdfche poort, naa 't leegher totLeyderdorp$ en vuurde op den kerktooren, met lantaarnen: waarentufTen Burghermee- ïler Pieter Adriaanszoon van der Werve, die onder al de Wethouders j in .« , ; ftandt«
|
||||||
•
|
||||||
382 R C, HOOFTS NEEGENDE BOEIC
' i f74*. ftandtvaftigheit, yver, en nyverheit uitmuntte , om deeze hoope der naa*
kendeverloilinge, inde twyfelmoedighe harten bet op te blaazen, omging met de fladtslpeelluiden , en tot vier oorden de fchalmeyen deed fteeken: vroedighlyk te werk {teilende de bekoorlykheit der zangkonft, die nemmer zoo tydigh is als in de ftonde der verfleeghenheit. De vyandt, niet weetende wat denken hieraf, deed zich voorts, in fterken getaale -, doch niet dan windt- breeken, met fchieten , by duifter, teeghen de veften. 'S nachts naa den dertighften worp hy, by de galgh, een' fterke ichans op, tot weering van 't ge weidt, dat de beleegherden gewoon waaren te doen ,* uit zeeker wel be- veftfèhip, om hunne fchermutfïngen te lande, uit het waater te fty ven, In Zwaar e deezen flandt der dingen, wend f chielyk de Prins getroffen, en ter neer ge- stekte des worpen , van een' ziekte, zoo heet en heftigh, dat zy, voor peft geoor- Mlveti. deelt, zyneighen hofgezinfchuuw van hem maakte, en hy zelf hun beval voor fmette zich te hoeden. De vinnigheit der quaale had weldighe hulp aan het hartzeer, uit inbeelding dat Leyde, op het gypen leggende, 't ontzet niet afwachten zoude. En, door 't Landt, zworf nu gerucht, hoe zyn op- flaan buiten hoope was: onder de Spaansgezinden, dat hy 't reeds had afge- leit.'T welk, graatighlyk gelooft, aldaar met ftyve kaaken deed uitzetten j dat der eedverwanten toelegt mits hem die zuilr, j'aa ziel begaf\ in, entotßof, florten moefi, am van een' enkelen aadem der Koninglyke mooghenheit ver~ blaazen te worden. Zeeker, KornelisvanMierop, ontfanger der gemeene middelen van Hollandt $ die, om eenighe booden der beleegherden by zy- neDoorluchtigheit te brengen, tot Rotterdam gekoomen was, ontmoette (eenvremdt ding} in haar' huizinge niemandt, die hem eenighbefcheidü wifl te geeven. Zynde ten laatfte ter fl aapkaamer ingetreeden, vond hy den Prins te bed leggende , zonder byftandt van eenighenmenfche; enbe- ftond hem te vraaghen naa zyn' gefteltenis en dienaars. Die antwoordde , metflaauwer flemme, dat hy zeer krank was, en zyn volk van der handt had doen gaan. Hy ftelde zich nochtans tot gehoorgeeven s en verftaande dat Leyde noch hield, dankte Godt met verfrooyden gheeftj look ook van dientydt, op 3 en kreegh allenskens kloekheit, om de toerèedingh, mee- lydend' aan zyn quynen, met ernft en yver voort te dry ven. Zoo haaflde lucht hem draghlyk viel, vertoond' hy zich der gemeente. Waardoor de verflaaghe gemoeden, als uit een' zwymeling , opflonden, en weeder tot Toghtder zich zelve qua'amen. De Zeeuwen , midlerwyle , deeden een landing m Zeeuwen Vlaandere -y ende vertoonende zich met vyf hondert knechten, binnen s'ooghs in aan- yan ^xe|e ? trienen tweehondert ruyters wat achterlyker verborghen. Waar- op , fbldaaten en burghers zich luttel hoedende voor diergelyke treeken, en waanende't voetvolk gemaklyk oover te mooghen, met grooter ftoutheit dan voorzight, uitvielen. De Naflaufchen , zich veinzende als oft zy'tte quaadt kreeghen, deizenfchreedevoorfchreê, tot dat zy de Axelaars bin- nen de läaghe hadden. Toen bieden zy 't hooft weeder > ende koomen de paarden den fteedeliiigen op rug en zyden fpatten. Sint was't doodtflaan, geen vechten $ ende werden zy tot eenen toe neêrgehouwen : weigherende de ver winners alle genaadevanvankenis, in weêrwraak van zeekere koop- Axele ver- luiden by d'Axelaars opgehangen. Het fteedeken, hierdoor oopen ftaande, brandt. werd geplondert, en tot afch gemaakt. Ontrent den zelven tydt gingen 'sKomnx tweehondertduizendt gulden, tot betaaling des krysvolx, van Antwerpen geldt by naa Holland, onder geleide van;tweehondert Spanjaarden. Deeze verjoe- €tm^Hrue ghen hunne bevelhebbers , fampt de geenen die 't fluk laakten -, deelden foldaaten 'r Se^ on^er zicn om > en veeghden ?er meê naa Vrankryk toe. Doch zy wer- a er ooft. den meeft al, by Marièburgh, ingereeden van eenighe lichte paarden > en ten
|
|||||
•
|
|||||
DER NEDERLÄNDSCHE HISTORIEN. 383
ten deele verflaaghen. Etlyke ontquaamen 't met hun aandeel oover de gren- If?j.
zen. Maar een' goede fom der achterhaaldepenningen werd , by de zelffte ruiters, buit gemaakt 5 zulx dat 'er zeer luttel af ter handt quam. Ende dit liet men oover zich gaan, zonder des eenighe ervoelenis by oopenbaare ftraffe te toonen -, wordende alles uit fchaamte verfuft, en der vergeetenis be- voolen; temeer, viellicht om den Staaten, klachtigh oover't quaade huis- houden , den mondt niet wyder te oopenen. De Koning ook, om de «ninft der ingezeetenen eenighszins te queeken, en tot bewys van erkentenis hunner dienden , bedacht verfcheide Nederlandfche heeren , met vooghdyen van Vereerin* plaatzen, erflyke Jaargelden, en andere vereeringen. Havren werd tot een £he n ge* Markgraaffchap, BarlemondttoteenGraaffchap opgerecht. Binnen Leyde daanaa!t ftelde men, op den laatften van Oeftmaandt, zeeker befluit der vroedtfchap- emighe pe, vandenachtentwintighften, tewerk. Uit kracht van dien moeft elk f^Zl by eede verklaaren , wat hem van fpyze, 'booven nooddruft van veertien Heeren daaghen, oover fchoot. Dat naamen de Regeerders aan, tot reedelyk ge- door den oordeelden pryze; en deeden 't den voorighen eigenaaren tot onderhoudt &°ning. der behoeftighen, af haaien en betaalen s uitgezondert het ongedacht eetbaar gedierte, de paarden daaronder begreepen 5 't welk aangeteekent werd, *«&?ƒ« met de plaats daar men't vinden zou w, en vergoedt byverlyding van ichult- ende m fchrift voor de waarde. Wie bleek yet verhoolen gehouden te hebben, ver* Lejrdt' beurd'het, endroegh ftraf. Voort flachte men van vier tot vier daaghen, vlees, en deelde aan hooft voor hooft, een half pondt's daaghs voofzyn' geld, uit, elke foorteby looting: zonder dat yemandt yet aankoopenmo<*ht, eer 't ouwde vernuttight waar. De fcheikaê tuiïènRyn- en Delflandt werd nu, ter hooghte van tien oft elf palmen aangefpoelt: en men dacht ze haaft te kerven, om 't Zeezap den wegh naa Leyde te wyzen. Welke zorghe Bal- des, tot raadspleeghing oover 't hooftpunt der zaake, dreef 3 en in beden- king deed Hellen, oft het beleg t'achtervolghen ftonde, oft op tebreeken. De Spaanfche Hopluiden, ingenoomen van langer handt met waan dat het waater hunne gekante weederparty was, hielden dat het niet Jaaten zouw den wenfch der bondtgenooten in te volghen. Mathenes van Wibesma, daarenteeghen, enjan de Heuter van Delft (want verfcheiden' inboorlingen des Landts waaren tot Zoeter woude te deezer zaamening beroepen ) ftelden vafl, dat het de binnedyken nemmermeer ooverklimmen zouw: Maar dat ze, tot zommighe plaatfen, verzwaart en teeghens doorfneê bezet dienden. Dit gevoelen werd waarheitmaatighftgefchat, en daatlyk naagekoomen: te meer, mits men zich voorftaan liet, dat de Leyenaar, door hongersnoodtj ten einde van aadem was. Ook hoeft het niemandt vreemdt te geeven, dat eenighe Spaansgezinden van deezen verftande waaren -, dewyl 't onder de treflykften der eedtverwanten, zelfs die tot het verdrenken van 't gewefte geftemt hadden, aan geene verbanden ontbrak, die't niet, dan voor een' boehaa, enkoft, en moeite en lyden verlooren oordeelden, zoo deSpan- jaardtflechtsgeenenmoedtverloor, en verbeidde wat 'erafkoomenwilde. Derhalven hoorde men niet alleen het fpotten des vyandts onderde muuren, maaruiterden zich ook van binnen etlyke Roomsgezinden metfchempenj 'T) e Geusjens moghten nu op den t oor en gaan, en der Maaze te gemoet zien, hoe zy haar'ßroom tot hun ontzet, quam aanvoeren. Al 't welk de teedere Zeeuwen gemoeden niet weenigh deed flaauwen, en eenighe ritzeling van tweedraght ^men verwekte. Ten ingank van Herfftmaandt, quaamen tot Rotterdam, vanf0,fr' om Vliflinge en Zierixzee, de Ammiraalen Louis van Boifbt * heer van Ruart, \7T' d ende Adriaan Willemszoon, met zeeven kromfteevens, oover de hondert ^"vordl** leepelftukkenvankooperoftyzer, meenightevanbaflenj zoo dubbele als en- ren. kele}
|
|||||
•
|
|||||
384 P. C. HOOFTS NEEGENDE BOEK
kele, en ander kleengefchut. Hen verfelfchapten achthundert matroozen,
rapfche gallen, kroes van opzight, eneiflykin't oogh, Deezen was d'eene arm geknot 5 die den voet oft het beericmyt, en klode op ftomp oft ftelt> d'andreleeden doorhakt, doorboort) endehuitt'zaamengenaait metlittee- kens der uitgedaane dryden. Naa geen' minder woedheit zweemde zelfs hunne pronk, bedaande in 't draaghen van zilvere halve maanen op de hoe- den , en deezè letteren daar by: Liever TurkfchdanTaufch, Welke by- derheit men verbloemde , met voorwenden, dat de Turk niet, gelyk de Paus, kraft aan 't gewiïTe doet, en zyn woordt beet er houdt. Naamely k hun heerfchte tweederley haat in 't hart, teeghens de vertreeding der vaaderland- ichevryheit, en teeghens geloofsdwang. Ende, om in Turkye te gaan be- richting haaien, hoe men de Chriftenfche kinderen, ontnoomen aan de ouw- ders, met de leere des Alkorans zooght, zoo wyde liep hunne zorgh niet. Schor van fpraak, dyf in den bek waaren ze, en vermeetel genoegh, om uit te Haan dat zy nocht Landtvooghdt, nocht Paus , nocht Kaizar , nocht eighen Koning , meer dan den geringden Spanjaardt, verfchoonen zou- den, indien yemandt der felve hun aan boort quaam , om beide lyf en ziel in flaverny te brengen. Niet zoo reukeloos , echter , als rauw vond men dit volk , dat vlytelyk op orde en 't woordt zyner bevelhebberen pafte: waaronder wel befcheyde en deftighe mannen waaren. Tot Delft, Rotterdam , en elders had men nu tweehondert platboodems veirdigh: yder der zelve een' oft twee metaale bufïèn voor op , zes bafTen ter zy- de , voorts knodzen en halve fpietfen , en van tien tot achtien roeyers. Dies werd het opdelven der binnedyken door de vrybuiters van der Gou- de , aan den Hildam , tot zeeven plaatlèn , begonnen 5 met kleene vrucht 3 alzoode Spaanlchen 's anderen daaghs de gaatenmethooyenhouc weeder flopten. Om 't zelfde getyde , werd d'aanvechting door brieven hervat 5 niet alleen by Baldes en d'uitwykelingen , maar ook , ten aanzoe- keder zelve, byden Graave van La Roche, die men waande dat de Leye- naars bet betrouwen zouden. Dewelke, daarop, vry geleide voor eenighe gemaghtighden verzochten, om eeds ontflagh van Prins en Staaten te vor- deren , en thans met den Graave in gefprek te treeden. Niet dat hun 't luide- ren naa voorwaarden eenighszins ernd , maar hun wit was, onder dien dexele, debooden, zonder gevaar, uit en in te kryghen j en teffens den vyandt dit zandt in de ooghen te werpen, ten einde hy de zelve, door 't denken dat alle weeghen geftooten waaren, te min op de geene worpe, waaraf zy zich noch daaghelyx, met behendigheit dienden. Doch Baldes , duidende 't hande- len met La Roche t'zyner verkleening, weigherde yet wyders toe te daan, dan twee daaghen voor gaan en keeren , oft dat men luiden aan hem zelf in 't leegher fchikte. Waaroover die van Uitrecht hem naamaals by den Landtvooghdt te lad leiden, dat door zyn' ontydighe, nydighegrootsheit, en haat op den Graave, die de Spanjaards uit hunne ftadthad helpen hou- den , de geleeghenheit, om Leyde te doen wenden , leelyk verwaarlooft was. Jaa men wil, dat zelf Romero zich verluiden liet •, Indien hem V hoogh beflier waar bevoolen geweefl, hy zoud' het zoo naauw met het punt der eer e niet geno omen hebben; maar liever de gemaghtighden met den Graave te woof de laat en hoornen, dan d% intree des winters afgewacht, die 't verhindren van 't ontzet wel grootelyx in twyffel kon fiellen. De gemelde brieven, echter, lieten niet d'oneenigheit in der dadt bet t'ontfonken, infonderheit fint het ooverlyden van den bewintsman Bronkhord, die maghtigh erducht geweefl was , en met de drengheit zyner rechtspleeghing de quaadwillighen inge- toomt, en der muitzucht den mondt gefnoert had. Nu ontzaaghen zy zich niet
|
|||||||||
i 574,
|
|||||||||
Doorfleken
der binnen' dyken be- goß- |
|||||||||
Handel
met La Roche be- gonnen ; door Bal- des belet* |
|||||||||
DER NËDËRLANDSCHE HISTORIEN. jg;
niet te {horken, dat z' hun tong uit het huis van leening geloft hadden -, en i jpfa Voerden vuilen klap van 't Ipoor by d'Ooverheit gehouden : Jaa datierte •veelmoeßgefloolen zyn by de ge enen, die zich op geen* beloften van genaade verlaat en darden. Eevenwel heeft men gelooft, dat zeekere uitgewee- kenen zich naaderhandt tot Amfterdam ontvallen Heten hoe der Spanjaar- den meining was , zoo zy der fteede meefter wierden, niet manlyx nocht vrouwlyx , dan alleen de jonge maaghden , tot aas hunner geilheit, te ipaaren. De laftigheit der lyftoghtwerving , deed eenighe armen oorlof verzoeken , om zich naa buiten te begheeven. Deeze , ten getaale van veertien , zoo wyven als kinderen , met een' mansperfbon , werden by den vyandt aangeranft 5 die hen , moedernaakt uitgelchudt, oft met de kleederen ten naavel toe gekort, den beleegherden weeder toezond. Hier- entuftèn hadden d'Ooverften der vlöote , neevens zeekere gemaghcigh- den der Ammiraliteyt kennis van de verheffing des waaters genoomen > en bevonden, dat het, op anderhalven voet naa, aan de kruin der Landtfchei- dingftond. Waarooverzy, om de zelve door te fteeken * tuften den tien- Togbtom den en elfden van Herfllmaandt, de Rot uitvoeren , met etlyke Hol- de Landt- landfehe Hopluiden, ontrent dertigh galeyen , verfcheide zoo lyftogtïchee- lc*mdmS. pen als andere, twee vendelen graavers , en allerley noodigh gereedfchap. a l Deibldaaten waaren Franfoizen , onder La Garde Durant, enCattevillej die orde van den Prinfè hadden, om zich een uur voor dagh, op de Landt- fcheiding tuften Zoetermeer en Wilsveen, ter weederzyden te beichanfen. 'Twelkterylvolbraght, endefcheepen geleit zynde, daar zy yder fchans met hun gefchut beftryken konden ; quaamen de Spanjaards, een half uur daarnaa, uit Zoetermeer naa den Scheidwegh ter ichermutzingh trekken; en fterk ontrent vyf vendelen , naamen ftandt op 't Ambachtlandt, in 't hooghe veldt. Boilbt ried , dat men hen bet onder Hete koomen. Dan geen houden was'er aan de hitte der Franfoifèn , en zommigher vry willis ghen van 's Prinfèn lyfwaght, die den vyandt te verre teeghens tooghen j om uit de fcheepen naer wenfeh begunftight te word en. Zes galeyen, niette- min , kreeghen de Spanjaardts binnen fcheuts, en klonken hun zoo wakker indezyde, dat zy , in plaats van naaderen, tot tweemaals toe niet zonder fchaade naa 't dorp moeften wyken. Meer afbreks leeden anderen, die, aan den aavont, zoo te voet als te paarde zich van Wilsveen en den Leyd* fchendam, voorts deeden. Naamelyk menjoeghhen, door kraft van koe- ghels, te rug, en een ftuk weeghs, naa, met de galeyen. Wat betrapt werd, fmeet men doodt, zoo mannen als paarden. Een Zeeuwfch matroos, alhier, inilt hebbende eenen halft eevenden Spanjaardt het hart uit den ly ve gerukt > en de daa^1 raH tanden daar in gezet 5 Bitter is *t, zeid' hy, en worp het voor de honden. Het e*nen |
|||||||||
werd nochtans ('t zy uit afkeer van zoo een' onmenfehlykheit, oft uit graa- rc
|
•De n nu*
|
||||||||
tïgheit om wat vreemds te vertoonen) opgeraapt, en tot Delft van veele lui- tmSt
den gezien. In deeze zelffte daaghen , ooverviel Hopman Wolter Heeghe- man, met ontrent driehondert knechten van 't zyn* en zyns broeders vendeU Hinloopen in Vrieslandt. 'T welk verftaan by die van Enkhuizen, zonden zy twee geleydfcheepen met eenighen voorraadt van oorlooghe derwaarts. Maar Heegheman , gemerkt Robles met zyn' Waaien in aantoght , en 't fteedeken in der haaftniette fterken was 3 verliet het, geplondert en ten deele verbrandt* Het doorfnyden der Landtfcheidinge vernaamen de Leyenaars uit verfcheyde burgheren , die 't aanfehouwt hadden j en aan den Prinfe gezonden geweeft zynde , met zyrte en der Staaten trooftbrie- ven in ftadt keerden: daar men ze, tot verquikking der gemeente, deed afleezen. Op de zelve werd danklyk geantwoordt 5 ook aaii Boiföf in K k zyfef
|
|||||||||
»
|
|||||||||
i
|
||||||
$%6 F C. HÖOFTS NEEGENDE BOEK
tf7Ai. zyfer gefchreeven* T>at de noodt fpoedigheit vereifchte -} en hun verlangd
de te weeten , waarnaar zy zich tefchikken hadden. Men zoud' hen of geen'traagheitbevinden . Maar d'Ammiraal, waanende ( gelyk de Prins § door luiden die zich voor landtkundigh in dien oordt uitgaaven , ver- ftendight was ) nu voort, zonder verlet, tot in de Zoetermeerfche meer te kunnen vaaren, ontmoette den Groenewegh, die noch een' voet boa- ven waater lagh, en volghends ook opgedolven , en eerft afgewalt dien- de. 'T welk geen' geringe moeite moeft kollen , indien de Spanjaardts, by 't voorighe geleert, zich tydtlyk daarteeghen fielden. Dan (zoo luttel DeGroe- zorghe was 'er in) men kreegh de werken weerbaar, eer zy, hoewel niet ncwegh in booven een' mosketfcheut van daar leggende , des gewaar werden. Doch genoemen. de reize naa de gemelde Meer was hiermee noch niet gewonnen j oopen- baarende zich een* tweede vergifling , mits de graften en uitgebaggerde turfdobben niet doorgingen : uitgezeit een' floot, flrekkende onder de Zoetermeeriche brug heen , die in den voorwegh lagh. Op enaandeeze? oover en weeder, had de vyandt zich , en al de naafte huizen befchanft, en wel dertigh vendelen knechten geleeghert. De Prins, des verwittight, deed den ysbreeker van Delft afveirdighen , en vier halve kartouw en op twee koorenfchuiten, beborft weert, totveiligheitvandebusfchieters, met dikke planken, daar natte netten tufïèn geftampt waaren. Zynde, op den zeeventienden deeze fchuiten in de vloot gekoomen ; flelde Boifot zich in ftandt, om de Spanjaardts te doen verneften. 'T fwaarfle werk nam hy zelf aan, en toogh recht toe naa de brug , tot binnen roerfcheuts : liet ter flinke, door een' andre braak , d'eene koorenfchuit aanvoeren ; ter rech- te de tweede onder den Ammiraal van Sierixzee. Een deel der galeyen roei- de, door een'andre graft, zoo dicht by den vyandt, dat zommighe boots- gezellen gequetft, vier oftvyfgevelt werden. Het baldren teeghens de brug en neevens ftaande huizen duurde van 's morghens tot den middagh, zon- der dat de vyandt, hoe groot een volk hy ook fpilde, gelaat maakte van op te breeken. Daarenbooven borfl de eene koorenfchuit door 't dreunen van't afgaande fchut j en d'andre dreighde 't zelfde. Al dittedeed Boifot Arbeidt tot aftoght verfïaan: op de welke d'Ammiraal van Sierixzee merkelyk be- Yan fchaadight werd. Katteville, Durant, en Guillerefle , met zommighe 'sPrinfen foldaaten in fchuitjens , hadden, onder fcherm van eenighe turf hoopen,
volk, aan zich vervordert de Ichanfèn en huizen dapper te naaderen , op hoope van de zoeter- 'erden brandt in te brengen. Derhalven, geen' kennis hebbende van't dep meerfihe Zender vloote , vonden zy zich fchielyk, door driehondert fchutten , be* xu&' fprongen. Daar raakte, mits 't woelen der haaft' en verbaaftheit, een van defchuitjes om te flaan : zulx Catteville en Guillerefle verdronken. Du- rant ontzwom 't, neevens etlyke anderen . Zuur zagh 't 'er althans uit, voor de Staatfche partye. Want, hoewel de Spaanfchen het quaatft ge- hadt hadden , zy bleeven meefters der deurvaart. De windt was 'er niet naa, om veel waaters by te brengen. Ook werd het, door lift des vyandts, zydewaarts verleidt j en 't geene dat 'er ooverfchoot, flankte zeer door 'tverfpreiden oover zoo wydtftrekkend een' boezem. Doch men herfchep- te eenighen trooft , mits het 's anderen daaghs, wakker , uit den Noordt- wefte, begon op te koelen $ en dat zeekere huisluiden van Zoetermeer, den Heere PieterWafteel, 's Prinfen raadsman, die 'tftuk zeer bëyverde, aandienden, hoe men't zonder teeghens de brug te harde bollen, watlaagher tufïèn Zoetermeer en Benthuizen heen, oover den Zegwaardtfchenwegh, zouw kunnen neemen. Hier op werd het goeddunken zyner Doorluchtig- lieit verzocht, en beflooten die proeve te doen. Boifot, dan, voer derwaarts in
<
|
||||||
i
|
||||||
DER.NEDERLANDSCHE HISTORIEN. 3&;
in der nacht, met acht galeyen, en ontrent tfeeventigh foldaaten. De wel- iff±s
ke, opgetreeden, en aan tween verdeelt (hoewel 't daar zyftaan moeften tot de knie toe diep was* en weldigh woey} aan 't fchanfèn vielen j zich niet zoo vaft toevertrouwende't werk te volbrengen, oft zy hadden in den zin , naa de icheepen te wyken, zoo de vyandt met maght pooghde hun oover den haLs te koomen. Doch hy nam zynen flagh niet beeter waar, dan zeg~ te vooren i en verkeek nu deeze derde kans aan 't meerdeel der vloote, dat, waartfi tedien eignen einde , by de brug en den voorwegh bleef leggen. Dat meer wgh be- is-, zich aldus verfchalkt ziende, brak hy op j de Duitfchen van Benthui- magkpghu zen noch dien. zelvennacht, de S'panjaardts vanZoetermeer'sdaaghs daar- aan , en meefleepende hun gefchut tooghen innewaarts naadeNoordaafche huizen, Kerkwegh, en Weypoort, daar ze zich in veele wooningen be- walden . Daatlyk , naa dat de Duitïch zyn' hielen gelicht had , belloegh Hopman Ladriere de fchans met vyftigh foldaaten. Voort frak men 't vuur in de huizen naa Zoetermeer {trekkende* en werden in dat dorp drie vende- len knechten , onder Hopman Cret, geleydt. Deez braght, met zich, de Arke van Delft, een gebouw van twee icheepen t'zaamen geklampt, dicht geflooten, en befchermt teeghens een' mosketkoeghel. 'T voerde weldigh gefchut j en werd met zeilen , riemen , nocht boomen , maar binnen, door draayen van raaderen, by twaalf mannen, gedreeven: vyftigh kon** den'er weer uit doen. Zyn' lompheit en diep gaen maakten in 't eerft zul- ke moeite op de reiz', dat men in beraadt ftond van het te verbranden: doch ontlaft zynde van vyftien oft twintigh buffèn , leerd' het beeter vlooten. Thans keerden ook de twee koorenfchuiten van Delft, daar ze beeter voor- zien waaren, en geftyft met een' korft van huiden, ook aandeboeghyet- wes afgenoomen. Midlerwyl ontbood Boifbt de reft van 't heir , en gaf t'oo ver weeghen , oft men noch wat te toeven had, oft voorts te rukken. Zyn ver/landt was, naadien men den vyandt aan 't wyken had, hem naa te zetten , om te zien waar hy belangde 5 en zich in 't gezight der belee- gherden te vertoonen. Dit fmaakte : zulx geftemt werd , dat d'Ammi* - raal met twintigh galeyen voor uit zouw fteeken $ d'andere Icheepen vol- ghen . Als hy ■ een* myl verby Benthuizen gekoomen was , begoft men te duchten , dat zich de Spaanfchen , ontrent de Weetering , die naa dé Noordtaa loopt, moghten in eenighe huizen gefterkt hebben. Doch men vernam dit voordeel ook by hen verzuimt te zyn. Vorderende dan zyn'rei- ze tot op een' mosketworp van de Noordtaa, fpeurd' hy twee oft driehondert Duitfche knechten , wel gewaapent, die , uit twee huizen , 't een der welke zy aan brandt ftaaken, de vlucht fpoeiden, naa de befchanfing der Spanjaarden aan d'andre zyde van ?t kleene Noordtaafche meerken. Hy roeid' hen wakker naa, tot op een' icheutweeghs van deSpanjaardts j die met hunne mosketten , uit deeze Noordtaafche huizen vinnighlyk vuiir. gaaven; doch een bars antwoordt kreeghen uit de galeyen , hebbende zich op het Meerken in flaghorde geleit. Dus hield men hier ichutgeveirtj van 's middagbs tot 's avondts toe. De Duitfchen , naa dat zy een' wyl achter -• twee hooiberghen , voor de groove koeghels, gefèhuilt hadden, weeken "' naa Zoeterwoude. De Spanjaardts , te waapen gewekt, ontrent midder- nacht , door eenighe fchutten van Boifbt gezonden, deeden'er vier oft vyf '^ boordt* fcheuten op, tot bewys, dat zy noch plaats hielden 3 dan naamen thans de Mf(hf zelffte wyk, met ftille trom: en mompten alzoo den Ammiraal, tot 's andren m^?m daaghs toe. Dus verlieten de beleggers dit meerken; welx mondt,. indien zy vm de 't bezint hadden, zoo licht om verzeekren ge weeft waar, als de brug op den SfMnt. voorwegh. Wel hadden zy de vaar te toegedamt die naa Zoeterwoude liep: f ihm. K k 2 't welk
|
||||
P. C HOOFTS NEEGENDE BOEK
|
||||||||||||||||
388
|
||||||||||||||||
1774-
|
't welk de toght vertraaghen , maar niet beletten kon. Hebbende 't gro&
|
|||||||||||||||
van'thejr, met de kartouwen , den Ammiraal onderhaalt, en zich nee-
vens hem geleidt op een' breede weetering, die naa Zweeten ftrekt; zoo dondert hy op, met zyn gefchut om gehoort en gezien te worden van de be~ leegherden. Deeze, waarafin zeeven daaghen , geen' tyding vernoo- men was, gaaven, daarop, met het hunne, befcheidt van hunnen moedt: Staat der hoewel 't 'er, zoo om de fchaarsheit der lyftoght, als anderszins , quaa- stadt, lyk gefchooren ftond. Want d'andere ipyzen waaren al heel verteert -, de koeyen op weenigh naa, die, om de melk en den booter, tot behoef der kranken gefpaart werden-, en, men hield 'er 't lyfmeeft bypaardevleefch, omgedeelt in gelyk gewicht als 't ander. De vyandt ftond geduurighlyk aan met uitlooven van gunftighe voorwaarden ter eene, dreighementen ter andere zyde> met ftoffen,' onder de wallen, op zyne maght, end'on- mooghelykheit der verloïlinge. Prangende honger , wallende vreez » verftervende hoope , deeden 't zaat der weederftreeving zoo verre fprui- Smeulen tejeil} dat vyftien burghers , ten Stadthuize ingetreeden, der Majeftraat van mme- qUaamen af vorderen , dat men hun voedlel aanweeze , oft middel, om rjea aar. jiet te ]frygjien: en darden'er wel by voeghen , dat zy uit den mondt van driehondert perfbonen fpraaken. Waarop, zelfs een van de Wethouders met hooghe woorden verklaarde , geen' fchuldt aan 't vergaan der men- fchen te willen draaghen. Niettemin , deeze onluft werd gevoeghlyk gefleeten, door de hoofden van 't bewindt, die , teeghens het voorwen- den der aangeboode genaade , der gemeente de dubbelheit van de Spaan- fche trouw , en d'exempelen hunner meineedigheit ernftelyk infcherpten. Maar allegangs ontftak 't misnoeghen weederom j en daar werden nu en dan heete handelingen gehouden. De welke, t'elken maale, aan d'Ooverheit gemeldt zynde , door zekre vrouwe die 'er onder quam ; zoo borrelden verfèheide bekommeringen booven. Want de fluikzaameningen, liet men ze haaren tuil tuilen, fcheenen geichaapen eenigh groot onheil uitte broe- Merk- den. Slappelyk te taffen , was 't werk ten halve doen , den wargeeften waavdïghe moedt geeven , en lichtelyk , door 't oopenbaaren , meer andre gaande voortyh- niaaken. Eilend' op ellende te klampen, met pleeghen van ftrengheitaan tigheitom iujcjen ? die uit mistrooftigheit en byfternis van zinnen zondighden , viel |
||||||||||||||||
onder te
houden* |
hardt; ook bedenkelyk , dat men , mitsdien , een' gemeenen afkeer van
de regeeringe, jaa eenighen maghtighen oproer verwekken moghte, en |
|||||||||||||||
't gewifle bederf ter poort in haaien. AUês ten rypfte ooverreekent, werd
voor het tydighfte middel geoordeelt, de lief hebbers van den ftaat, als men voor daadtlykheit zorghdey onder vefwe van ander wit, in waapenen te brengen, waar door 't hun gelukte , omzien in de aanflaaghers te baaren, en de buyen zonder uitbrek te doen oover dryven. 'T gebeurde teffens, Ooverlof- als zeeker getal poorteren, waanende den Burghermeefter Pieter Adriaans- lyke zoon van der Werve , tot daadingen met den Spanjaardt te beweeghen, fandt- hem, by klagh- en dries woorden hunnen noodt uitmaaten > dat deeze vaftighett dapperdeftighe regeerder , en fpieghel voor alleHollandfche borften , en iLrmee- an<^eren> die gelyke ampten betreeden, hun dit antwoordt toepaftte. Ik9 fiers van ^eve nteedebufghers, heb eenen eedt gedaan, en vertrouw den verleener van &er Werve. alle goede gäaven toe ■> dat hy my inftandtvaftigheitgefliehtzalhouden, om den zelvën wäardighlyk te betrachten. 'Kweet dat my eens teft ervenftaat, en . geen keur daaraan, als V zoo weezenmoet, oft ghy 'tmy, oft de vyandt doe. n,i Leurigh en ooverigh waar het , yet anders , dan de gerechtigheit myner zaake , tot hartzalf té gebruiken. 'Dies , zoo ghy met my>n'doodt be- holpen zyt, ftaat handt aan dit lichaam} fnydt het aanftukken, en deelt ze om*
|
||||||||||||||||
DER NËDEfiXANDSCHÈ HISTORIËN. ^9
om 5 zoo wydt als 't firekken magh. 'K ben'sgetroofl. Welke reedenen, ifffy
aaflèmende een' vaaderlykegeneeghentheit, een verfraaide trouw op Godt- zaaligheit gegronde "9 een' rufligheit en verdraaghzaamheit oni de tiaa- ghenisen'tongedult zelf koen en lydzaam' te maaken, hen tot in der ziele troffen : en zuïx , dat zy , als oovertuight van taftbaar ongelyk , zonder eens meer te kikken, zich befchaamt, zynen gezichte onttrokken > Kraftelyk werkt, buiten twyffel, het voortreeden der ooverheit, wer- waarts alle ooghen gewendt zyn , op den onderdaan , die naa dat zy zich manhaftelyk oft flappelyk draaght, den zelffle wyze op zynen wandel zet. Derhalven fteegh de moedt zdmmigher burgheren tot zulk een' fleylte Dappere van vroomigheit, dat zy, om denvyandt vroedt te maaken , hoe hen de moedtbyde noodt noch niet neep, als hy waande, en om hemde klem hunner beften- burgbersop digheit, wen 't daar toe quaame , in te prenten , hem deeze óft dierge- de veßeie& lyke woorden van de veften toedreeven. Vermeetel is uw fnorken van mnU onze gebreklykheit, en y delen toeverlaat op ontzet. Ghy fcheldt ons vóór honden- en katteneeters -, eeven oft 'er eenighe fmaadt heften konde op den geenen , die de meefle fmaadigheit, om der eer e wille verfmaaden dar. Cftlaar aan't loeyen , briejjen, en bajfen'; f onzer wall'uit luiden- de , wordt ghy genoegh gewaar , dat 'er noch gediert ooverfchiet, om 'er naargewoont by te leeven, en zich, als 't naauwt, 'er mee telyden. On- fchiedt het ons daarenbooven met den tydt, zoo hebben wy echter elk twee armen, en zullen voor eerfl denfiinker aanfpreeken om feeten > behouden- de altoos den rechten, om den dwingelandt, en u zynen moordaadighen aanhang, van deeze muur en te keer en. Ten laatfie , indien Gods t oor en, ontfleeke^ oover onze zonden, zoo verre komt uit te harden, dathy, tee- ghens 't vertrouwen 't welk wy op zyn' onbegrensdegoedertierenheitflellen, ons uwgeweldt te zwaar laat worden y willen wy, Qzyt des zeeker^) nocht zy- nen heilighen woorde daarom , nocht onzer vaaderlykegerechtigheiden af- gaan ; maar liever onz' eighefladt met vuur ten gronde toe uitrooien , en onszelv' aan't einde vechten, dan gedooghen dat ghy Ze geniet, oft onze vryheit ooverleeveren. Want ons, gelyk den Machabe'èn , zouw niet zoo dr aghlyk vallen, jammer aan onzen volkeen heilighdomte zien door'theer- fchen uwer bloeddorfligheit oover onze lichaamen en gewijjen 5 als met het geweer in de vuifl te fl erven, en een' flaatlyke troep zielen, verfoeiflers van zoo f nood' een ßaavernye , aan haaren Schepper loflyk op te offeren. Zelfs de flaauwhartigher fèxe, fcheppende ftoutheit uit fchrik voor kraft aart haar' kuisheit, ftyfde haare bedtgenooten in dit manhaftigh opzet, en dreef hen tot het uitvaaren indeezer wyze. Jaa daar waaren'er veele, die'tver- dwynen van honger voor fpel hielden , by 't verwachten der Spaanfche wulpsheit en't bezwalken naarder eere. Dat nu de vloot niet bet naader- de, quam by de fchaarsheit des waaters toe , 't welk tot verfcheide plaat- fènmaar neeghen duim' booven't laaghfte veldt ftond, daar derdegaleyert achtien oft twintigh van doen hadden. Terwyl men dan, zonder jets te bedryven , in de Noortaa etlyke daaghen fleet, verfcheert de Prins, ter De trim begeerte der Hopluiden zelf 'm 't leegher ; dat door zyn'ooverkoomft groot* vertoont lyx verquikt en gemoedight werd. Ook toond' hy een goedt behaaghen ^1 'm'* oover de geftaltedes zei ven: raamde voorts orde om denKerkwegh, daar leeS^€r* men door moefl, op te delven , en dertigh oft veertigh fchuiten broodts ('t en waar de vloedt bet dienen wilde ^fluipender wyze, in Leyde te bren- gen : waartoe zich Hopman Grenu erbood . Voorts beval zyn* Doör- luchtigheit den volke hunnen plicht ernftelyk aan , ende keerde weeder naa Delft. Hierentuffcn raakten twee booden met maghtigh gevaar uit Kk 3 der
|
|||||
•
|
|||||
39o P. C. HOOFTS NEEGENDE BOEK
i 574. der ^dt» om haare verleeghenheit den Ammiraal te erinneren , en te
verneemen wat Haat op zyn' hulpe te maaken waar. Zy braghten zbm- mighe duiven meede *, eene der welke , door Boifot, den beleegherdeii weeder toegheveirdight werd , met fchryven vol goeder hoope , en ver- maaning tot ftandtvaftigheit: T>at zy zich ook te hoeden hadden y vaneeni- ghe fcheepen, uitgraatigheit naar lyftoght, binnen font fangen , zonder wel verzeekert tezyn, dat'er geen bedrogh onder fchuilde. Door deezen brief 5 oovergekoomen , neevens eenen aan den Heere van Noortwyk , op den achtentwintighften der maandt, ende afgeleezen by klokgeflagh des ande- ren daaghs , werd de gemeente zeer verblydt, en geftyft in den boezem - Dan 't was maar dobbervreughdt, die t'elkenmaal weer wegh dook , wen men'toogh in de windt ftak, enzagh hoe hy ftaan bleef, als gemetft in 't Noordoofte: waardoor meer waaters verlooren dan gewonnen werd. Dit zelffte baarde zwaar bedenken , en fchier d'uiterfte wanhoop , in de vloot : zulx Boiibt den Prinfe liet weeten : dat, 't en waar e de hemel zy 7? handt boode , en met d'aanflaande Jpringvloedt de zeegolven landewaarts in dreeve , hy tot Jpyzen der fieede , voor dat pas , ge enen moedt had, en ganfchelyk vreefde> dat het daarnaa te laat by koomen zoude : gemerkt dien van binnen aUeenlyk vleefch voor acht daaghen o over fchoot. En , Bjßer zeeker , elke dagh was 'er een , in 't ophoopen van d'ellende der burghe- jammer in ren , die met alle plaaghen , yder maghtigh om een' gemeente te verdel- derßadu ghen , oorlogh , fcheuring, honger , peft , tefFens verzocht werden , en daarentuflen met d'aanvechting van 's vyands brieven , als met een* vyfde roede , gegeelTelt. Meenigh had 'er in zeeven weeken , geen' mondt aan broodt gefteeken. Luiden van vermooghen aaten 't paarden- ^po graagh als voor oft naa het fchaapenvleelèh. JofFrouwen , ter zyde zettende de zinlykheit die zy in haare ipeelhondekens plaghten te hebben,deeden ze flagh- ten en opdifïèn. Reekels en katten waaren wildtbraadt by den gemeenen man. Men vond 'er, die zich beholpen met gekapte huiden, en wortelen in karnemelk gebrokt , fchellen van drooghe fchollen werden uit den drek opgeraapt, en daadtlyk geknouwt. Men zagh 'er dat fchaamele wyven , hurkende op de mefthoopen , met de huik oover 't hooft getrokken , de beenderen naavorfchten, daar eenigh voedlèl in fcheen. Andre , te voo- ren van de honden geknaaght, werden van de jongens gezooghen. De zelve , quam 'er , ter plaacie daar men 't vlees uitdeelde, een ftuxken te vallen, waaren terftondt daar achter, en floeghen 't raauw te lyf. 'T ge- rönne bloedt werd uit de ftinkende gooten gefchept , en ingegolpt. Voorts , gelyk armoe lift zoekt, proefde men veelerhande kookaadjen, en mengde fbort met foorte, om, door het eene, fmaaklykheit in't andre te brengen. Zommighen oorbaarden 't wyngaardtloof met zout en ftyf- fel. De kiesheidt, eertyds dartel in 't wraaken en waardeeren der lekker- nyen , oefFende nu deerlyk haar vernuft, in 't uitzonderen van allerley blaaderenj daar groot fcheel tuften gevonden werd. Die van peerboomen dienden voor verfcheide gerechten. Die van de kooien afgevallen , oft verworpen waaren 3 en de ftruiken der zelve , werden van ftraat, uit de vuilnis , opgeleezen. De kraamvrouwen moeften zich , met een vieren- deel tweebaks in 't etmaal onderhouden : de zwangere waaren Huik van gebreklykheit, en de vrucht in den lichaame ten naafte by verteert. Veele jonge kinderkens werden met paardedarmen gefpyft. Somtydts gaavender eenighe den geeft , in 't trekken aan de leedighe borft. Jaa* tot meermaalen zyn beide , moeder , en kindt in haar armen , op ftraat doodt gevonden. Een pondt booters, als men't bekoomen kon, gold 'er vyf-
|
|||||
♦
|
|||||
DER NEDÈRLANDSCHE HISTORIER #»i
vyftien, eenpinte zoetemelx vier., een ey twee, een wortel eenen fluiven i^74-
een koolflruik eenen halven, een peer oft appel anderhalven. Voor eenen zak terwe werden hondert gulden gebooden. Teeghens den dorft was bee- ter raadt: bier op haaverdoppen gebrouwen , van eenen pennink de kan j oft op bedorven draf, oft op wynruit en alflèm in plaats van hop j oft waater meteedikgekraftight, naadewyze der ouwdeRoomfche foldaaten. Dien *t zoo niet gebeuren moght, leerd'hetpuir drinken. Het woeden der fterf* te, voorts, was zoo ongenaadigh , dat z'er aan den kant van zes duizent menfchen verflon. Drie oft vier perföonen, by wylen , in een huis* die 'saavondtsreedelyktepafle waaren, werden 's morghens doodt in't bedde vemoomen . De leevenden hadden quaalyk kraght om de lyken ter aarde te brengen. Jaade knien knikten hun onder den lafl van eignen lichaam, hoe fchreepel en dor het ook zyn moghte: zulx zy ter naauwe noodt de fèhreeden zaaghentefpannen, om teeghens een' brug op te raaken, Die in't eerfl met hun tienen plaghten te waaken, waaren ten deele op vyf, vier en drie> ge- fleeten. Andren, van de wacht t'huiskoomende, vonden hunne waardtfte panden verfinacht. Door al welke erbarmlykheeden gebeurde, datzeekere poorters, in der nacht, eenen geftorvenen, voor de deur van zeekren ftand- vaitighenBurghermeeflerleyden, om hem flilzwyghends te verwyten, dat hy des oorzaak was, en raadt daar in tefchaffen had. Terwyl de beleegher* den aldus met de doodt worflelden, befteeden d'Ooverften van's Prinfen heit al hun verftandt, aan 't uitfpeuren van wyze en weeghen, omdetoghtee^ nighszins te vorderen. Op zeekere nacht onderwonden zy zich, het uy t de Zoetermeerfche meer, naa den Stompwykfchen wegh toe te wenden. Maar, boovendat deSpaanfchenhet aldaar wel bezet hadden, zooflrektenookal de flooten oover dwers. 'T welk oordeelen deed, dat men noodtlyk tufïèhen Zoeterwou en 't huis teZweeten deur moeft. Hierteeghens was ook voor- zien by den vyandt, met flerker wachten dan elders. Ook hield hy vyf groo- tegaleyentot Ley derdorp, op denRyn* en ruftte noch daagelyx fcheepen toe, veel meer dan hy, by gebrek van bootsvolk, mannen kon. Derhal- ven fcheen het omgekoomen, en alle toeverlaat zoo wyd ontweeken, dat de beleggers zwetften, Eerder &ouw men deft'arren met de handt bereyken, dan defladt uit de hunne breeken : als d'almaghtiglie Godt f willende hunnen op* t eindt hoomoedt oover rugh werpen , en denbenaauwden toonen, dat geen'uit- derboope koomft zoo ongezien is, oft hy weet 'er raadt toe) eeven met de fpringvloedt, ^emdt eerfl eenen florm uit den Noord wefle deed opflaan, die de baaren ten land' Godt eenen injoegh -, thans den windt acht\volle flreeken zuydewaart zwaayen, juyft 'm,vm naar wenfch om 't waater den vlöotelingen toe te mennen. Waardoor zy, WMt™t t infleedevanneeghenduim', nutweevoet'eneenderdendeeldiepsquaamen QntMU te peilen, en de ruimt' hadden , om oover 't hooghe veldt, tot aan den Kerkwegh, tevlooten. Zygaaven zich dan, tuflchenden eerflen en twee- den van Wynmaant, naa dat men den Stompwyker wegh met eenen loozen aanval gedreight had, in deezer orde op reiz, Boifot, by zich hebbende den Kornel La Garde, en twintigh galeyen, hield de flinke zyde , naa Zoeter- woude toe, daar de meefle weederflandt vermoedt werd. De Ammiraal van Sierixzee, met de heeren Cittadelle en Bultran, Hopluyden Pauwels * i>e *bot Durant, en andere, neevens den Onderammiraal met de heeren van Noyel- ^otßn les, Cornes , en Bouchart, Hopluiden Herry en Grenu, aanvoerende m&f* gelyk getal van galeyen, naamen hunnen gank ter rechte, neevens Zweeten heen. Tuflchen beyde deeze zwermen werd een' roerfcheuts wydtte gelaa- ten: daar, ontrent twintigh fchuiten, metdelvers, zooden5 takbofïehen en fchanskorven haar' plaats hadden. Philips van AfTeliers , öpperfte be^ K k 4 windt*
|
||||
3<>2 P. C. HOOFTS NEEGENDE BOEK
1574. windtman van 't gefchut en de krysbehoeften, had laft met de zwaarfte ftiik-
ken, en acht oft tien galeyen, de lyftoght te bewaaren , en op de Noord- aa te halten, tot dat men van den Kërkwegh zouw verzeekert weezen. Als- dan had hy te volghen, eii die van Zoeterwoude te groeten, metzaxkens, yeder van driehondert looden, vernuftelyk gevlydt, om op de vlucht t'ont- kützen , en de wonden te fpraayen. De vyändt had, voor den Kërkwegh , etlyke fchuiten , wel voorzien Van foldaateri , tot fchildwacht uitleggen. Deeze, verneemende *t geruis der naaderende fcheepen , riepen : IVie daar ? Waarop d'anderen zweeghen , tot dat ze hen binnen fcheuts kree- ghen. Toen bernen zy af, en lichten hun zulx toe, dat de duiftere lucht, bet bezwalktdoor den rook, in arbeidt en zwanger fèheen met een' ontydi- ghen dagh. Waaroover de Spaanfêhen , naa kort antwoordt van eenighe hunne kleene ftuxkens en mosketten, de fchuiten ten befte, en zich , voet voorvoet, al fchietende ter aftoght gaaven , tot aan hunne wachthoopen, die ten wedereinden van den wegh bewalt laaghen. Ende hoewel zy van daar weeder fierker uitquaamen , baldrende rellyk op de Staatichen j zy vonden wien te ipreeken , en raadzaamft , om 't haaghelfchut der Zeeu- wen t'ontgaan , naa hun voordeel te wyken: 't welk zonder groot verlies niet gefchiedde. Een kleen getal, dat zich pynde de fchermutzing gaande te houden , werd in kort benoodight, naa'tzelffle heenkoomen om te zien 5 mits de Franiche Hopluiden uitgeftapt, heftelyk op hen aandrongen. De DeKerkr zelve, in "'t aftrekken, beftrooyden 't padt met voetangels, en vielen voort wegh ver- aan >t £aanferi : La Garde , Bultran , en Bochart terlaaghe, Ladriereen meejteru 'ancjeren ter hooghe handt. Midlerwyl daaverde Zoeterwouw van 'tfèhie- ten der Zeeuwen -, voorneemelyk op de huizen daar vuur oft licht gefpeuit werd. Waardoor der zommighe aan brandt raakten . Eenighe werden by 't bootsgezelfchap , en de Franföizen , die gelandt waaren , ontfteeken . Naa 't vermeefteren van den Kërkwegh, 't welk booven zes man' niet gekofr. had , groefm' 'erdrie gaatenin, en holp 'er de galeyen deur: desgelyx de lyftoghtfcheepen , die ontrent hondert, en daarentuflèn ontbooden waa- ren. Doch twee van deeze verdwaalden uit de gemeene vaart, raakten vaft aan den grondt, en werden genoomen. Boifbt, aanroeyende naa de Meer- brug , vond zeer fchaars waater, daar hy 't minft gewaant had. Maar de Zeeuwen gezint liever de fcheepen op fchouder voort te draaghen , dan te verlaaten , fprongen oover boordt, en hieven ze , daar 't noodt deed, tot dat zy 'tin den polder van Meerburgh braghten. De Spaan- fêhen , geleeghert in verfcheide fterkten rondom de Zoeterwouder kerk, zaaghen , als 't opdaaghde , van achter naa hen toebernen , en de vloot haaren gank, niet op ftadt aan, maar naa de Vrotiwenbrug en de Paapen- meer zetten. Toen viel hun in, dat het op hen gemunt, en de meening was , hun alle uitvlucht af te ihyden. Merkende teffens , hoe de vloedt in weenigh tydts een' heelen voet gehooght was , en laatende zich voor- Haan dat niemandt wift, wat zy wyders in den zin had, verlooren zy niet alleen den moedt van 't ontzet te verhinderen 5 maar kreeghen zulk een' anxt voor verdrenken, dat Baldes daatlyk opbrak, en uit haaft zyn gefchut Schrikder ftaan liet. Als deOpperhooftmande wyk nam , volghd' hem Alonfb Lo- Spanjaar- pes Gallo , met zeeven vendelen , naa Voorfchooten toe , langs eenen den voor 't wegh , dien zy met rys geveftight hadden. Volle fpaade werd dit van waffend ^en Ammiraal gefpeurt. Eenighe galeyen, niettemin , quaamen noch te wmten tyde, om hun den wegh t'onderfcheppen ^ endeeden'er etly ken, doorkraft van fchieten, te rug keeren. Toen zagh men de Zeeuwen zich, in branden- den moede , te waater begeeven > en met hunne lange verroefie daggen, del-
|
|||||
#
|
|||||
DER NEDERLANDSCHE HISTORIEN. ^
«delven in de ftaart der geenen die naaVoorfchooten, vlooden. Zommi- 1574.
ghen beftonden recht toe recht aan teloopen. Deeze bleeven langft on- zybegin- der weegh, en verfmoort in flooten en waateringen. Andre, om de fei- nent^ te van 't fchut te fchuwen, naamen de Stompwyker heirbaan, en hunnen vlm}mn' draf naa den Leidfchendam, en Voorburgh. Onder zulk een wanorde en ge- meene verfleeghenheit blonk treflyk de dapperheit uit van Hopman Pe- dro Ciacon. Veez zwaarlyk gequetft , in een' fchuit getrokken , en voor half doodt gehouden , maar giftende op zyn gety , terwyl de voerders, zynshalven zorgheloos, met ophaalen van anderen beezigh waaren „, beur- de zich fchielyk oover eindt, en greep een' bootshaak, waarmee hy hen van achteren aanviel; dermaate, dat'er drie om hals, de refte oover boordt, en hy met fchuit, lyftoght, en roof, daar in, by de zynen raakte. Däär- teeghen kreeghen de vlootelingen vericheide fchuiten met wynen, eetwaa- ren, en pakkaadje , den Veldtheer toebehoorende, en werden aan zyne zyde , in dat etmaal, ontrent tweehondert mannen gemift. Dit vlieden deed de ichrik ooverwaajen, op de geenen die tot Leyderdorp , en Lam- men geleeghert waaren. Die van Lammen ftelden zich nochtans.om weer te bieden j temeer, mits dat zy eenighe fbldaaten, verloopen van^oeter- woude, tot byftandt kreeghen. 'T welk gemerkt by Boiibt j tooghhy, achter om , naa dat dorp; en de kerk in brandt geftelt hebbende, voorts lanx het bosken daar neevens leggende , tot dichte by den vyandt: en gaf 'er dapper vuur op. Wee, niettemin, was hem inwendelyk te moede. Want een' duif, 's daaghs te vooren opgefchooten , om die van Leyde te verftendighen, datzy, 's andren nachts dienden uit te vallen, en Lammen vand'eene zyde te beibringen , terwyl hy 't vand'andre doen zoude, was onder weeghe bly ven fukkelen ; zulx hy nocht het verordende teekên, nocht eenighgewagh van hunnen kant verneemende , bedenken kreegh, dat de ftadt zich moght' oovergegeeven hebben. Indien fchoon niet, docht hem ech- ter , dat 'er luttel bedreeven was, zoo lang als Lammen hield j daar hy, mitsdeverheevenheitdes vdds in dien oordt, noodtlyklanxheertemoeftj niet zonder zwaar verlies verby kon : en naauwlyx verooveren aan wift. Deeze vefting , hoewel volle fwakvoor 't grof geichut, lagh gefchiktelyk in haar' ftrykweeren , wel voorzien van Ichanskorven en volke : 't welk daarenteeghen den Staatfchen niet oover fchoot. Want zoo zy (ongeree- kent de lyftoghtfcheepen ) vyventwintighhondert ibldaaten en maatroo- zen t'zaamen moghten uitmaaken, 't was 't al. De vaart ook , hecht toe- gepaalt, kon niet geoopent worden, dan mét maghtighen arbeidt, en op genaade van den koeghel. Dan de beleegherden, ziende den brandt uit de Zoetewouder kerk opgaan , ontftaaken , daaraan , hunnen moedt, en- de ontfonkt van vreughde, braghten de vendels op de muuren, en bonden- ze om hoogh aan de moolenroeden, tot bewys van 't fteigheren hunner har- ten : nietteeghenftaande dat de vyandt het den vlootelingen harde zuur, metfchieten, bleefmaaken, en zich's naamiddaghs , ontrent driehöndefc man'fterk , op het vervallen huis te Krooneftein vertoonde. Aan alles wat weerloos was > verbood men de fteêveften, en ftoffeerde ze met de reft in vollen geweere : zonder verfchooning der geenen , die's nachts te vooren .gewaakt hadden. Ook werd yeder gelaft niet van zyn' hoefflagh tefcheiden ofthy wierd'er afgehaalt by die van den Gerechte. TefFens ging 't op een ruimen der graften en weeteringen, van fchepen en fchuiten, died'uit-en invaart verhinderen moghten. Hier wil men ( hoewel het de heef van Noordtwyk ontkent} dat Burghermeefters , wyzende naa de vloot, den burgheren dus toefpraaken. Ziet mannen-} achter dat blokhuüü't broodt s en
|
|||||
•
|
|||||
3<?4< P. C; HOOFTS NEEGENDE BÖEIt
1574. en't houdt alleenlyk daaraan > dat het niet voorts komt. 'Dunkt ti dat mên
't daar laat en zah en fierven van honger ? waarop d'anderen zouden geroe-* pen hebben: liever defchans, met naaghels en tanden aan flukken ge krabt $ dan de lyftoght aldaar te zien fluiten. Boifot had nu zyn zwaarfte fchutj door Zoeterwouw, in de Paapemeer laaten voeren, omdathy, zoodoen- de , Lammen altyds van die zyde naaderde , zonder de voorraadtfchee- pen, daar 't af krielde in Meerenburgh, bet te belemmeren. Zoo uit Lam- men, inmiddels, als uit de fchans van Jakob Janszoon op 't wedde, ging meenighte van fcheuten ; en eene onder andre, die den Ammiraal zeeven man' te gelyk wegh nam. Met den aavondt zond hy den bewindsman Aflè- liers , neevens Hopluiden Grenu enHerry , om kennis van de geftalte der plaatfe te neemen. Zy keerden , met befcheit dat 'er middel, doch hagh- lyk en moeilyk, zoude zyn, om aan eenen hoek daar de weeteringen zich mengden , twee halve kortouwen te planten, Dit fchreef hy 's nachts den Prinlèj mitsgaaders hoe zyn meening was, ten volghenden daaghe f onder~ fiaan, wat hetgeweldt op de gemelde vefting vermooghen zouw. Zoo 'tfluit- te j moeft men ge duit neemen •> tot dat het opwaater toelieten de f che epen ter zyde om te leiden. Deeze tyding drukte zyn' Doorluchtigheit met zor- ghe, dat men zwaarlyk genoeghzaame breflè zouwkunnen ichietenj oft, immers met zoo weenigh fbldaaten, den vyandt in zyn voordeel niet oover- vechten. Enzytwyfeldederhalven, oft met zoo veel t'zaamenhaalens, en toeflaghs noch der Godlyke genaade , de zaak ook yetwes gebaat zoude weezen. De Ammiraalen , niettemin, terwyl zy den geeft op allerley ooverleg gefpannen houden, kreeghen een' inval die niet flinx was: te wee- ren, oft men, zoo 't ftormen niet gelukken wilde, tenOofte, buiten mus- ketfcheut van Lammen, geen' graft zouw kunnen trekken , van 't moo- lenwaater af, tot aan ftadt toe : gemerkt het landt aldaar tot zommighe plaatien maar effen plas lagh. Zy ichiktea Hopman Jooft de Moor naa Zoeterwoude , om dit ontwurp den anderen hoofden te vertoonen , en, zoo't hun aanftohd , duizent del vers, van denPriniè, tot meerder fpoedt van 't werk, te verzoeken. Maar zoo deStaatfchen begaan waaren , om eenigh oopen tot volvoering des aanflaghs te vinden 3 bet waaren 't de Spaan- ichen , om het aan hunnen vyandt te verfchaffen. Waar uit men fpeuren kan, hoe licht het vaaken der eene parthye vallen zouw, der andere groot voordeel af te zien , indien zy befcheide kundfchap van haar bedryf, en gemoedtheit bekoomen konden. Baldes verftaande, uit lchryven mee een duive onderfchept, dat de beleegherden aangemaant werden om 't hun- ne daartoe te doen , als d'ontzetters die van Lammen zouden aangrypen, begon te duchten , dat de vlootelingen hem de toght tot onderftandt der fchanfïè beletten zouden. Dies liet hy weeten , aan den Kornel Borgia, Ooverfte aldaar, dathy 't volk te raade te houden had, enby tydts op ver- De spann- trek te peinzen. De vervaarnis dan booven 't gevaar zynde -, worpen zy feben ver- 's nachts hun gefchut in de Vliet, ennaamen,achterlaatendeveelerleymond- laaten koft, en andre goederen, de wyk. Op den zelven tydt geviel 't, dat de lammen. wai en borftweer der ftadt, ter lengte van feflentwintigh roeden , tuften de Koepoort en den tooren van Borgónje inftortte. 'T welk , waar het een' nacht oft twee te vooren gebeurt, als de beleggers , verkundlchapt, door zeekere bagyne , dat 'er flapper wacht dan zy bevonden , gehouden werd , pooghden de vefte te bekruipen , zy vooreen' wonderdaadt t'hun- ner gunfte zouden gereekent hebben. Nu ftrekt' het eenen flagh des hee- mels, om de wykelingen bet te verbaazen 5 door inbeelding dat deLeye- naars uitvielen , in zinne van hun den wegh t'ondergaan, terwyl de vloot van
|
|||||
•
|
|||||
DER NEDERLANDSCHE HISTORIEN, ^f
Van d'andre zyde aanquam. Maar in der lladt had men geen lucht altoos i ff fa
van dit opbreeken j uitgezeit, dat'er eenigh gekrys, onder 't zinken van 't fchut gehoort werd 5 en zeeker jongen , van den wal, by duider op de glimmende lonten acht floegh , hoe zy altzaamen van de fchans af kuyer- den, zonder tekeeren. 'T zelve knaapjen , gillende de waarheit hieruit, verworf oorlof, en zes gulden te loon, omdegeleeghenheittegaanbezigh- tighen j in hoope , zoo 't daar anders ilond, den Spaanfchen diets te maa* ken , dat hy van honger verloopen was. Oovergekoomen , en niemandt in 't blokhuis verneemende , wenkte hy met zynen hoedt. Echter dar- den de ileedelingen daarop noch niet vertrouwen , twyfelende oft het een loos teeken waar , dat hem de Spanjaarden doen deeden. Dan , als men eenen man , die hem volghde met een' ipringfpiets , zynen wegh verby de fchans zagh neemen , en tot de knien toe door't waaterden Ammiraal te gemoet loopen -, greep 'er de gemeene wenfch ter weederzyden niet al- leen hoope en verquikking , maar de verzeekering en kraft eener volle yreughd uit. Boiibt nochtans , dien deeze tyding , terwyl de Kornel- len en Hopluiden tot Zoeterwoude vafl raadflaaghden , gebraght werd j nam ze niet lichtvaardelyk aan -, maar houdende zich met het gros op zyn hoede, Ichikte twee galeyen voor heen -, die de ilerkte onbezet, en twee Hukken fchuts, gezonken vonden. Daar werden zy ontfangen door Hop- man Gerrit van der Laan , die zich met zyne vrybuiters daatlyk uit der lladt naa Lammen gelpoeit had, ter plaatfè der afpaaling toe. Naa 't 00* penen der zelve, maakte de vloot veirt, mennende Boiibt de voor-, d*Am- leyde onu miraal Adriaan Willemszoon de achtertoght: en quaamen alzoo opgetoo- *ff m Bo1* ghen in genoeghen en dankzegging, des Zondaghs , derden van Wyn* fotäaar maandt, 's morghens ontrent acht uuren, ter lladt in vaaren. Uitgelaa- bmm ten, en onuitlpreeklyk was de blydlchap , daar ze mee bewelkoomt wer- den van burghers en gezaghhebbers. Men icheen 'er verreezen van der doodt 5 en mtt reppen en roeren zyn' achterilal van leevendigheit te willen innaa- ien : zoo woeld' het en krioeld' het door flraaten en iteeghen : inzonder- heit aan de Vlietbrug , daar de lyftoghtfcheepen door de veile fchooten. Het holgehongert volk , wyf, man , oudt, jonk , boordde bol en dik den oever , en ooverwelfde , zoo veel hun doenlyk viel, de vaart, met uititrekken van fchouderen, armen, en handen, om te bereyken $ te van- gen , te grabbelen , 't broodt, haaring, kaaze, en andre rpyzen hun toegelteeken oft geworpen , door de bootsluiden, Zommighen liepen oft Iprongen ten halze toe in 't waater -, oft zwommen aan de fcheepen. De zelve luiden , zoo nat en druipende als zy waaren, ook andren die yet gekreeghen hadden , ichooiden 'er meê fïeêwaarts in , verkundighende d'algemeene behoudenis. Alle buurten en wyken gewaaghden van den roep: Leyde , Leyde is ontzet. Goode lof in der eeuwigheit. DaarentuP fen zagh men 'er meenighte , dien 't voedlël tot vergif gedeegh , mits de onmaat hunner gulzigheit: zulx dat zy , ook onder weegh met het cctea tullen de tanden, verdikt bleeven. Een oovererbarmlykding, naa'tont- worltelen van zoo veelerley ramp , in de haaven zyns heils te Iheuvelen * Maar zoo luttel bedacfitzaamheits vindt men, in alles , by den gemeenen man , om zyn eighe nut te weeten : 't en zy d'Ooverheit het bezorght en hem te voorert meet. De zelve derhalven , op dat zich Voortaan nie-* mandt lichtelyk veraasde, en de verwende maaghen ällenskens haaren plicht moghten herleeren, raamde plaats en orde * om aan yeder meeif niet teffens dan een half pondt broodts , een Huk kaaz' en een peekelhaa- ring uit te deelen. De Ammiraalen , opgetreeden 5 naamen hunnen garik $ ge*
|
|||||
»
|
|||||
$96 P. C. HOOFTS NEEGENDE BOEK
• x *j4. gevolght van fcheeps- en fteêvolk, recht naa de kerke, om gemeérier fterrt*
me den heere te danken , voor zoo veele en verfcheiden' ooghfchynlyke gunften , d'een' achter d'andre hun alstoegetelt, tot voltrekking van de verlofling der ftadt. Daar fmolten de gemoeden in hun'eighevuurigheitj en was de beweeghnis zoo weldigh , dat de harten van vroolykheit, de ooghen van traanen ooverliepen , en de fleur van den zang der pfalmen deeden häaperen. Thans maakte de vroedfchap een raadtflot , van alles jaars dien dagh , met bidden en looven , famt ommegang in 't geweer, tot onverflerflyke gedachtenis, te vieren. Welke dankbaarheit , des anderen daaghs , begenaadight werd , met het verwekken van eenen windt uit den Zuidtoofte, die de golven 't landt deed ruimen, en daarnaa wat Noordelyk , om ze met een heftigh onweer zeewaart in te ftouwen. Des ande- Dies hinkte nu nerghens de Godlyke voorzorghe ; en bleef zoo wel d'ee- nn daaghs ne als d'andre parthy oovertuight in den geeft, dat de Heer der Heirfchaa- kgert de ren zvne wonderbaarlykheit, met dit werk , ten wereldfchen toonneele mn. a' fn had doen verfchynen. Drie Amfterdamfche galeyen , die , van de zyde landt van naa ^e Meer toe ' zomtydts een' vlucht koeghels fteedewaarts gezonden den waa~ hadden, als zy't ontzet van buiten vernaamen, en 't grofgefchut van bin« tere. nen hoorden opdonderen , weederftonden der vreeze niet langer , ende De $'paan- maakten zich deur. Met een verftooven de Spaanfchen uit Leiderdorp , fchen ver- en de fchanfen daar ontrent, zonder eens 't vuur in de hutten te fleeken. laaten al j)e Ammiraalen , dit verftaande, ftreefden hen een ftuk weeghs naa. De »««»e bezettelingen der Kaaghe en oude weeteringe , verliepen de fterktendaar een' naa! ZY iaar en ^aS^ geleegnen hadden. En 't hart ontzonk hun zulx, dat twee vendelen knechten , zich , zoo men zeit, door twaalf vooruitloopers van 's Prinfenvolk , lieten jaaghen. Zommighe vlooden , zonder verpoo- zen, tot t'Amfterdam voor de poort 3 en verfchrikten't met lieghen, dat al de Spaanfche troepen opgeflaaghen en verdaan waaren. Haaft eevcn bang werd den geenen , die de Goudfche fluize bewaarden > ende voorts blokhuis by blokhuis ontleedight , uitgezeit een , op de Wadding gelee- ghen. Men vond, tot Leiderdorp in de herbergh van den Veldtheer, de Stadt en beleegering afgemaalt , ende by zyn' handt, als hy ftond om op te breeken , daar onder gefchreeven in kraamers Latyn: Vak Civitas, 'üakte Cafielli parvi $ qui rek Bi efl is propt er aquam , & non propt er vim inimicorwm: Willende zeggen : Vaart wel Stadt, Vaart welkleene Bnr~ ghen 5 die verlaaten z,yt om 't waater , ende niet om V geweldt der vyan- den. Aldus werd Leyde , daar het tufïèn een heir van ongeveirlyk tien- duizent vechters beklemt lagh , hun als uit der vuift gewronghen , door den arm des Almaghtighen, met het vierendeel van zoo veel volx : 't welk t'zyner ooverkoomft geen' veertigh man'te kort reckende, en ontrent dui- zent van d'andre zyde, aan wondt oft waater had doen fterven, De Spaan- fche fchryver Cabrera , niettemin , flaat al 't werk licht; bybrenghende dat het niet wonders was het aartryk, ontftoolen aan de zee, haar weder- om in te ruimen. Maar d'Italiaan Campana ziet voor een' dappre frank- heitaan, dat de Hollanders tot befluitquaa men, van zoo weldigh een'plek lands, met den waatere te verwoeften : daar de Koning zich ontzien had, Zuyd- en Noordhollandt, door 't oopenen der dyken , onder te zetten ; 't welk hem voor een gereedt en onmifïèlyk middel, om d'ingezeetenen te kneuzen , in 't beghin der oorlooghe , zoude aangedient geweeft zyn. Doch oft Philips deezen raadt, uit armhartigheit, oft uit barmhartigheit verworpen hebbej oft uit vertrouwen van genoegh, zonder dat, tot zyn voorneemen te zullen raaken * oft wel uit zorghe , dat zulx denzynentot ach-
|
|||||
4
|
|||||
DER NEDERLANDSCHE HISTORIEN. 397
achterdeel ftrekken zouw , gemerkt de Nafóufchen hun t'fcheepe door- 15-74,
gaands te kloek vielen j dat laaten wy onbellecht, en aan 't oordeel der ervaarenen bevoolen. Voorts in 't uitwinden van'tgeichut, by de Span- jaards geplompt, vernamp men, dat der ftukken een', hoewel gegooten tot 's Koninx kofte in den jaare zeilentfeftigh, met den tytel Libertas getee- kent was. 'T welk binnen gevoert den burgheren deed dunken , dat zy / neevens het daatlyk , ook ichriftelyk bewys van hunne gewoone vryheit
hadden -, ende dit geval tot waarborgh haarder gerechtigheit. De miede van 't ontzet, dat hem 's morghens noch zoo verre te zoeken docht, ont- fing de Prins , ten zei ven Zondaaghe, naa de maaltydt, in de Franfche preeke. De welke geè'yndight zynde ; deed hy den brief ten floel' aflee- zen: van waar 't gerucht zich gezwindelyk oover heel Delft verfpreidde, tot ongelooflyken om meroer aller zinnen en zielen , ontilooten door de fchok van zoo onverwacht en gevoelyk een' verheughenis. De kerken liepen vol, en dreunden van dank- en lofzangen. De klank der klokken, de klaarheit der zeeghevlammen , 't gekrys der jeughdt, verdrongen de lucht, en baanden zich 't padt ten heemel. By gelyke teekenen werd thans in de veerder plaatfèn , dit heyl des ganfehen Lands erkent. De Prins, des Dinxdaaghs tot Leyde gekoomen , vernoeghde daar alles door D* Pr'm minlyke aanfpraak j hooghlyk verheffende de vroomheit en 't volharden &m m der Óoverheit en burgherye , met verzeekering dat zulx , jeegens hen, L9de °? hunne kinderen , en kindskinderen, gedacht zoude worden. Om, buy- ten belafting der luyden van middel, de fèhaamele die in lange niet ver- dient, maar hun gereedtfte verteert hadden, op der gang te brengen van zich voortaan te kunnen geneeren , vond zyn' Doorluchtigheit goedt, dat men in d'andere fteeden , van deure tot deure verzaamelde , 't geen yder, uit meêdooghenis gezint waar tegeeven. Ende zoo aaneetwaaren, als geldt, werden , tot Delft, op eenen dagh duizent gulden vergaadert. Welke milde- en trouwhartighek ook de knoop van 't Eedtgenoodtichap te meer deed knellen , en de leeden in liefde te zaamen bond. Men wil dat de Spaanfchen , toen de Prins tot Rotterdam aan die zwaare krank- heit lagh , zoo hittigh in 't geloof zyns ooverlydens gebeeten hadden, dat zy 't zich tot deezer tydt toe noch niet ontgeeven konden ; maar dietfeh maakten , het oorlogh werd met zyn lyk", en op blinden naame gevoert. Waaroover Juliaan Romero twee luiden van zynen landaardt, die zyn* Doorluchtigheit kenden, zouw onder haar verloffchrift tot Leyde gezon^ den hebben, om te bezien, oft zy in 't leeven was 3 en indien jaa , te be- looven, dat men den Heer van Aldegonde dan in vryheit ftellen wilde. Hoe verre dit aan te neemen zy, magh men twyfelen. Zeeker gaat, dat Mar- nix, op't punt van uit te gaan, mits de maare van's Prinfen doodt, wee- derhouden was j en kortelinx hiernaa ontflaakt werd -, hebbende bykans een rondt jaar in hechtenis gezeeten. Zyn Doorluchtigheit, naa dat zyde Aymn({g fchanlen in de Kaagh , en aan de Goudfchefluis bezightight had , ook ontnaajlhm orde geftelt op 't fierken der zelve , en bezetten der fteede met vyf ven- uit der delen knechten , toogh grootelyx bedankt , van daar naa der Goude. van'^riu. De hoofden van de verloflers werden, by de verloften, met goude triomf- penningen befchonken: Boifbt,'daarenbooven meteen' ketting 5 en thans met een' wightigher, van de Staaten. Zelfs de vooghelen , briefdraa- ghers , werden naa hunne doodt gedrooght, en op 't ftadthuis ten toon geftelt, met uitgefpreide vlerken, en met de fchachten, daar 't papier in ge- fteekenhad,aandebeenen: aisoftdeftadt niet min in hun, dan Roome in de ganzen, die 't Capitolië, met waaken behielden, verplicht geweefl waar. LI De
|
|||||
>
|
|||||
3S>8 P. C. HOOFTS NEEGENDE BOEK DER NEDERL. MIST.
1574. De eyghenaars ook der zelve vereerde de Majeftraat, metStadts waapen, eenighe duiven daar by gevoeght, en den ty tel van Duivenboode. Prins, Ee- delen, en fteeden, in erkentenis van de ftandtvaftigheit der Leyenaaren , boo- den hun ontlafting van tollen voor etlyke jaaren $ oft het oprechten eener hoo- ghe (choole aldaar; wat hun van beide beft aanftonde. Ende zy, inziende dat vrydoom van fchattingen dikwyls uit noodt benippelt > oft vernietight word, ende in allen gevalle niet eeuwigh duuren zouw, naamen 't eerlyxfte voor de keur. 'T welk hun , op den achtften der naaftvolghende Sprokkelmaant, beveftightwerdj en, naa verdien fte, bekoomenis: gemerkt de plaats, tot deezer uure toe treflyk gebloeit heeft; zoo inmeenighte van binnen-en bui- tenlandene jeughdt, als in vermaartheit van weloeweetenfchapte voorgan» gers, en andre naamhaftighe perfcnaadjen, derwaarts gegleeden uitletter- luft, oft getroont door ftaatlyke belooningen, om de ipoorbyftregrondeer- * Orakel, zucht tot * vraaghbaak , oft immers tot fieraadt en luifter der Academie' te dienen. |
|||||
P.C. HOOFTS
|
|||||
P. C. H O OF TS
NEDERLANDSCHE
HISTORIEN
|
||||||||||||
TIENDE BOEK.
Erwyl Koning Philips zynen aangebooren' onderzaa*
ten in'thairzit, om juift hetuiterfteder heersheitte i beftreeven , ende door 't dwingen van Leyde » de Graafichappen van Hollandt en Zeelandt, tot kufïèn van zynen duim denkt te brengen, wift de Turk beeter gety te kaavelen, ende maakt' hém 'tganfch Konink- È ryk van Tunis af handigh: 'T welk, gewonnen in den .jaare zeffèndertigh, eene der blinkendfte ftraalen van Kaizar Karels glorye geweefr. was. Don Johan van Ooftenryk, zyndedat pas inSifïlie, de Kardinaal Gran vel Ie Onderkoning van Napels, en deHartogh van Seflaj verweeten elkandre wiflèlinx, het bykoomen van zoo fchandigh een verlies. Maar quaalyk zouw men eenen defchuldt kunnen geeven, die zy alt'zaamen hadden. Want door's Kar- dinaals vrouweeren, Don Johanskolffpel, 's Hartooghen fleerefyn, waa- ren de geleeghentheeden verwaarlooft : indien men voor vol aanneemt, 't geen de Roomfche Pasquyn, een beeldt, gewoon by aangeplakte brief- kens den Grooten hunn' onwil te zeggen , daaraf uitfloegh. Maar geen' kleene kond (^zoo z'er is) is 't den bewindshoofden, als't geluk den voet dwars zet, het morren des graauws t'ontftaan: wiens wreevelheit in wee- derfpoedt voor een'wyze heeft, haar'gal door verwyt te loozen, en aan- endaan naa lafterwerk graaft, en zoekt het op zyn' Ooverheeden. Te min zeldzaam derhalven , was 't ook , zoo Baldes , naa al die misflaaghen » oft verzuimeniflea, begaan in't fchutten dervloote, en't vlieden uit ydele vreezvoor verdrenken, der gemeene opfpraak tendoele ftond. Dan't liep 'er'zoo hoogh meê, dat degeemelykheitvan't heir en de afgunfl van't hof fcheenen eene lyn te trekkea, in 't beplukken en heekelen zyner faame. En men vond 'er, die , booven 't fmaalen op de flechtheit van zyn beleidt, en 't befcheiden zyner hoovaardye , waardoor 't handelen met La Roche gefteurt was , zelfs zyn' trouw zochten verdechtight te maaken j als oft hy zich van een' groote fom penningen de ooghen hadde laaten uitftee- ken, om zonder opmerk verby te gaan, 't geen tot zynen plicht, en zoo wel het prangen der ftadt, als't verhindren van't ontzet, behoorde. Heb- bende de lucht , oft ten minfte 't vermoeden hieraf, zoo zond' hy zee- kren zynen vertrouwdeling aan den Landtvooghdt , om de wroeghing te weederleggen, verzocht ook eenigh geldt, om 't ongedult zyner troe- pen te ftreelen \ dewyl haar , inzonderheit den Spanjaarden, ingeleeghert tot den Haaghe en de Dorpen van't Wefllandt, niet zeer op hun gemak, 't hooft naa een' nieuwe muitery Icheen te hangen> Don Louis gaf zyner onfchiildt ruime plaats, en fchikte eiken Spanjaardtvier kroonenop reeke- ning toe, met belofte van hun kortelinx goede betaaling. te doen hebhen, LI 2 • Waar*
|
||||||||||||
1*74*
|
||||||||||||
'TKonink*
Tunis door
den Titik verooveru |
||||||||||||
Baldes
fchandeljkt
befproo*
ken*
|
||||||||||||
o
|
||||||||||||
4oo P. C. HOOFTS TIENDE BOEK
x ƒ74. Waarmeede zy zich 5 voor dien tydt, te vreede hielden. Onder de
bondtgenooten (gelyk men 't nemmermeer aan alle kanten effen hebben kan , endevporfpoedtal meede haar ongeryf voor zich brengt ) moght, De nol- zoo ras als de noodt yetwe-s ruimde, terftondt den aadel beuren 5 hunnen Undfche vver van boovendrift, teeghens de burgherregeeringen in 't ïpel te bren- &Men gen. En/zy kla|ghden den Prinfèj ffoe defleeden^ om hunner achtbaar - misnoeg t ^^ ^yfe^ t& J^n} gzCfo vervorderden 't platte landt van zyne gerechtig- (teeden heeden, ouwde gewoonten y erb neer inge t'ontbloot en-3 't voorflaan der wel- ke hun bev ooien was. Waarteeghens zy orde verzochten, fampt om wee der gebruikt te mooghen worden in de ampten enflaaten, hun toekoomende, vol- ghends 't recht, van aaver faaver , geèrft, Zyn Doorluchtigheit ver- toond' hun heel heuslyk, dat •> in zoo verwart eenen flandt van zaaken, by wylen y ets teeghen behoor en gefchiedde $ 't welk op een'ßelenß>rongniet te beeteren zynde , men gedwongen was , tot bequaamer tydt toe , te laat en floeren • Zy bekende, dat zommighe krys ampten by buitenluiden bedient werden. CMaar hoe kon men ze fc huppen •, die , van 't begin der oorlooghe, daar ingekoomen waaren? Wen de plaat zen der zelve quaamen oopen te ß aan, dacht zy anders,. en tot genoeghen der Ridder fchoppe daar- in te voorzien. Ook meende zy , hun geen' reede gegeeven te hebben, tot wantrouw aan haare geneeghentheit, om, als 'tpasgaave, hunn' achtbaar- heit en vrydoornen te handt haaven. T>aarentuffchen hadden zy den laß van hun leedt wat zachtelyk op te neemen, en zich, zoo veel als doenlyk viel, voor twift met defieeden te hoeden. 'T Landt in beeter verzeeke- ring gebraght zynde , zoude men alles, met gemak kunnen richten. 'T Ichynt zeeker, dat de fteeden beftonden't gezagh oover de dorpen, voorneeme« lyk in 't ftuk van misdaadt, aan zich te trekken j aangezien dat zyn Door- luchtigheit, op den dertighften van Wynmaandt, de Eedelen maghtigh- de , om , ten ooverftaan van twee oft drie Raadsheeren 's hoofs , lyfzaa- ken te berechten. 'T welk, hoewel vreemdt, tenopmerke dat men hier te Lande verfcheide Heeren en gehuchten vindt die in wettigh bezit van hais- * Appel, gerecht zyn, ende't hof niet, dan in geval van * beroep aan't zelve, hoe- ven te kennen, my nochtans niet gepaft heeft oover te flaanj naadienhet fchriftelyk befcheidt der gemelde maghtighing by andren in zyn' volle form wordt bygebraght. De Landtvooghdt, hebbende, den heelen zoomer, met de Staaten, oover 't vinden van middelen , leggen hafpelen , dacht in't left de knoop, daar hygeen losmaaken aan zagh, aan einden te hak- ken i en geleeghenheit verfcheenen te zyn , om dit met eenighe glimp te Toeleg van klaaren. Te weeten j het oorloghsvolk , dat onbetaalt op den huisman A T A-t- o i
aen L*mt~ lagh , fmeedde daaruit , niet alleen 't geen het tot noodtdruft, maar ook
V00^fchat- tot handtgebaar der dartelheit van doen had, naar zyn eighe welbehaa- i'm??onder gnen • 'T welk voorgewendt, by Don Louis, en dat het den Landedraagh- verlof\inte lyker vallen zoude, met befcheidenheit gelchat te worden ] fchreef hy den voeren. Staaten aan, Laß gegeeven te hebben, om op dien voet eenighe krysomflaa- ghen, doch niet, dan by manier van Leening en op reekening der toekoomende verwiÜighingen , te innen. Maar deeze roeftighe loosheit ging zoo glad niet, als hy zich voorftaan liet. Want de Staaten, licht bezeffende, waar zulk een* inbreuk op uitkoomen wilde, en ten hooghfte ontfticht oover 't in- Die niet voeren van geldtheffing buiten hun verlof, worpen hem voor, dat hierdoor, gelukken grooter onlufi , dan uit den eyfch van tienden en twintighflen penning , wil. moeflryzen. Weshalven zy hem baaden, zich des f onthouden 3 ten min- fie , tot dat men 's Roninx goeddunken verfionde , door een bezending ter
ylby-hen af te veirdighen, in vafl vertrouwen 5 dat zyne Majefieit haare goede onder-
|
|||||
%
|
|||||
DER NEDERLANDSCHE HISTORIEN. 40t
onder daanen te waar dt hield', om al hunne tydtlyke haave veigh te maäken $ ifïA,*
en hun 't hardfie der dienfl baar heit, teeghens dank, o over den hals te dringen. Voorwaar, als dit beitaan des Landtvooghds ter ooren van den Volke quam * zoo ging de kreet op in de fteeden, en begoft men al de fchaaden en bezwaar^ nifïèn, geleeden zoo lang eenen tydt, ende noch daaghlyx aanwaflènde $ niet alleen klaaghlyker, maar ook grimmertder wyze, en met toonen der tanden , uit te meeten. De gemeente van Brufïcl bewees zich wel zoo koen, als te darren dryven, dat men, volgends de punten der Blyde In- koomfte, 'den Koning geenerley beede moefl toeflaan , eer men , van 't geen den Lande door onwettighe middelen was uitgewrongen, vergoeding hadde , en behoorlyke ftraffe oover de mishandelaars verworven. De Staaten van ver(cheide geweften weezen veele 00 vertreedingen hunnervry- doomenaan, zoo in't begeeven der ampten, als andere, ende veftighden daarop hunne reedenen van geldtweygering. Ook konden zy zich onder* *#**«* ling niet wel verftaan , mits men de gevorderde jaarlyxfche twintighhon* J\ on' dertduizentgulden alleenlyk zocht te heffen op de Landen, dieaangheërft " e genoemt worden j en bezondre beede verghde den geenen, die by verdragh yer >t ^ aan't huis van Borgonje ghekoomen waaren* onder de welke die vanuit^ fev der recht zich ook wilden doen reekenen, eevenalsGelderlandt, Vrieslandt, fcb/itting OoveryfTel, en Groninge. Daar waaren 'er , die zich aan d'ongelykheit jenningerié der omflaaghen flieten , bybrengende dat men hen te hooghe geftelt had. Zommighe vertoonden, hoe zy, door de flilftandt der neeringe, en d'on* vryheit der zeevaart, uitgeteert en meer dan twee derdendeelen verarmt waaren. Van andre was de meening, hun voorigh verfchot aan de fchatpen- ningen te korten, in voeghe dat 'er niet, oft luttel t'ontfangen zouw bly- ven. Doch d'innerlykfte oorzaak van 't verwylen des opbrengens was hoope, van den krygh, mits men hem dit voedzel onthielde, uit te hongeren -, en *t gemoedt van den Landtvooghdt tot vreede te nyghen. Eevenwel, als men zagh, hoe, dies niet teegenftaande , 't oorlogh bleef fleepen , d'ongereegeltheit inwortelde, en 't platte landt hoe langer hoe leelyker gevilt werd s oordeelden de gemaghtighden der Staaten 't uitkee- ren van de gemelde twintigh tonnen goudts, en den tweeden hondertften penning lydelyker, dan die ver warrenis en quellingen uit te ftaan. Maar men vond geenen wegh, om de Vroedtfchappen en breede Raaden tot in wil- ghing te brengen. Midlertydt, alzoo men ook uit Spanje geen* baat ver-* nam , ftak Don Louis in byftre beflommering ; en werd de fbldaat met wat leenings onderhouden , en voorts met het geen hy den Landtzaa^ ten afdwong. 'T welk , wordende, naar den aardt van roofgoedt, zoo licht verquifl als verkreeghen , en doorgaands verre beneeden zyn' waar- de vertiert, weenigh ftrekte. Ook begon deeze wanorde, oft zy fchoon ongeftraft bleef, zich zelve te verbieden, door d'onmooghelykheit van veel te haaien, daar naauwlyx yet oover fchoot. Booven al quam't met de ben- den van Baldes beneepen om, die 't aan ruimte tot uitweiden gebrak 3 ftaande de velden in dien oordt (" mits 't voorverhaalde oopenen der fluizen en dyken s en den op handt gekoomen winter } noch , voor een groot deel, blank < Ook werden zy nu en dan, van 's Prinfèn krysvolk , te fchuite beftookt: behalven, dat de boeren, zoo in weêrwraak van den geleeden ooverlaft, als tot verhoeding des toekoomenden , op zeekere hooghten , verfcheide fchanskens , en hun den toevoer onveiligh , maakten > heffende hier en daar fchermutfinghen aan , die niet altydts zonder doodtflagh oft bloedt* ftorting vergingen. In 't beftormen van een deezer neften , bleef Die- go Pimentel: een fmartelyk verlies voor Baldes , om de achtbaarheit van LI 3 diem
|
|||||
*
|
|||||
402 P. C. HOOFTS TIENDE BOEK
1574. dien Hopman* oftfchoon de zynen der plaatfe meefters werden , mits de
Naflaufchen ter uiterfte weere onbenoodight waaren 5 ftaande de vlucht hun oopen totfchuiten en fcheepen, daar de Spanjaardts , om 't waater en de diepte der weeghen niet by konden koomen. Als zy zich nu , by de twee maanden, 'm 't midde deezer quellaadje geleeden hadden j zoo werden, neevens borz en ipyskaamer , ook de zinnen berooit, en leidden 't op Be troepen een muiten aan. Ende hoewel deeze vlam , in 't opgaan , by Baldes van Bnldes door 't hangen van twee der ftookebranden gemioort fcheen , zy verreez muiten, weederom , veertien daaghen daarnaa , met zulk' een' heevigheit , dat nocht needrighe msreeden , nocht hooghe beloften helpen moghten , oft de ibldaat nam hem , in zyn eignen' herbergh , gevangen. Teffens dree- ven ze d'andre bevelhebbers deur : en zynde uit alle leegherfteeden by een gekoomen , worpen eenKeurhooftop. 'T is waar dat hy noch gunft en middel vond , om uit der hechtenis t'ontkoomen : maar de Keuroo- verfte fchreef trotzelyk den Landtvooghdt aan , dat zy , zoo de betaa- ling tien daaghen marde , Hollandt verlaaten zouden, en koomen ze zel- ve zoeken. Zoo gezeit, zoo gedaan. De tydt om zynde , ontleedighen zy Vlaardinge ., Maaslandtzfluis , den Haagh , Leidfchendam , Valken- burgh , famt alles wat 'er meer in dien hoek by hen bezet moghtweezen: en fterk tuften de zes en zeevenduizent man' te paarde , te voet, Span- jaardts, Duitfchen, Waaien ., veeghen 't platte landt voort kaal 3 en naa Haarlem toe. Die van Leyde onderftonden, by gunfte der nacht, eenen torn op de ftaart te doen, doch werden van de ruiters, met eenigh verlies te rug gedreeven. Haarlem hield zyn' poorten geflooten. Maar koomen- devoor'tblokhuis teSpaarendam, wilden zy doorgelaaten zyn, oft waan- den raadt om den fleutel te weetenj zulx dat men hun believen moeft. Te meer , mits de Keurooverfte den Heer van Hierges , fèhriftelyke weete deed, van een oopen, aan 's Prinfen volk te zullen verzoeken , zoo men hun den wegh geflopt hield. Naamelyk, Hierges wasonlanx in'tbewindt oover Hollandt, Zeelandt, en Uitrecht, gefteltj 't welk de Graaf van La Roche , Don Ferdinand van Lanoy , uit weêrfmaak in de Spaanfche dwersgangen en hunne onhandelbaarheit, had opgezeit. T'Amfterdam moghten zy ook niet in : en rukten derhalven verby , naa Uitrecht, daar ze zich vermaaten hunne foldy te zullen vinden , en by hulpe oft immers ooghluiking van de bezetting der burgh , fterk maakten binnen te raa- ken . Geenerley moedwil, daar ouwde wrok , oft verfche verbolghen- heit , door armoe gefcherpt, toe terghen moght, bleef ongepleeght zy meenen °P ^en Stichtfchen boodem. Tot by ftadt getooghen , ftorten zy ter uitrecht te drie Voorburghen in , en onderwinden zich, 's andren daaghs dertien- bemaghti- den van Wintermaandt, 't befpringen der vierde , genaamt de Waardt, ghen* en met metfèlwerk omheint. Met buflèkruidt, pektonnen, enftroo, kry- ghen zy 't vuur in de poort; en beklimmen ter zelve ftonde , met lad- ders , onderweeghen uit de lchuuren en kerken meê genoomen, de muu- ren; om ten eenen oft ten anderen oorde deur te booren. Zy waaren nu , door den Landtvooghdt, voor weêrfpannelingen verklaart j en ter vleesbank oovergegheevén aan den gemeenen haat. En de Heer van Hierges had , hier op twee vendelen Neêrlanders van zynen regemente , binnen Uitrecht doen koomen. De welke wel onderfteunt van de Burghery , d'aanvallers oover rug worpen. Dit koftte hun eenen bur- gher , den Spanjaarden veertigh man', oft weenigh min. Aftrekkende ftaakenzyetlykehuizen aanbrandt, enleegherden zichweederindevoor- fteeden, die den behaalden hoon met allerley ooverlaft bekoopen moeften,. Ten
|
|||||
*
|
|||||
I
|
||||||
DER NEDERLANDSCHE HISTORIEN. 403
Ten tweeden aavondt hiernaa , quam Hierges in perlbon , van Amfter- j ^y^
dam, ten zeeven uuren t'Uitrecht. Ten achten hieven zy, eenlchieten en fchreeuwen aan, niet anders, dan oft het ernft ge weeft waar, de Stadt daat- lyk t'ooverromplen. De poortery , * ondêrworpelingen van 't Hof, Ka- * Süp- noniken met hunnen aanhang , eensklaps in de waapenen. D'onfteltenis pooften* woeghoover, bygrooten en kleenen , niet weetendewatmenhadaanden Burghvooghdt Francisco Fernando d'Avila, met zyne ten minfte hondert twintigh Spaanfche ibldaaten 5 en oft hy zynen landsluiden intoght door 't Slot zoude willen gunnen : in welken gevalle geen weederftandt baaten moght. Doch de muiters lieten 't voor dien tydt, by deeze, ook des vol- ghenden morghens by gelyke dreighementen : en deMajeftraatdaarentu£ ienniet, hun, zoo veel als zonder gevaar van 00 verval gefchieden kon, te gemoete te koomen met gerief van eetwaaren, toeftandt van deurvoer der kranken en pakkaadje : nochte d'inwoonders , zoo geeftelyke alsweirlyke met anxtighe zorghvuldigheit, op hun geweer en wachten te paften. De Spanjaardts hadden nu hunnen eerften Keurooverfte door de ipietzen ge- jaaght j hem te laft leggende \ fcherp ichryven aan Hierges , van deur* toghtaandeNaftaufchen te verzoeken > en dat op zyn'eignen handt, zon- der hen te kennen : teeghens de ftrengheit der muitorde , die den hoofde verbiedt eenighe aanfpraak oft brieven t'ontfangen , veel meeryetste tee- kenen oft af te veirdighen , dan in 't oopenbaar, en by toeftandt van 't ge- meen . In zyn' plaats was een Jan Blanco gezet, en den zelve volle onder- daanigheit toegezeit, zoo lang hun geen voldoening gebeurde. Deez' een ftoutftuk boefs, en oovergeeven tot van beidts, zynen wil te hebben, oft in wifïè doodt te ftreeven, zwoer dathy 's anderen daaghs in ftadt zouw zyn 5 almoeft'hethem 't leeven koften -, en ftond zyn woordt. Want, hebben- de indemorghenftondt, ontrent zes uuren, de hamey met boomen doen oploopen, en ladders rechten aan de poort van Santé Katryne, fteegh hy gezwindt om hoogh, en daalde, (chier eer men't vernam, ter andre zy de needer. Groote forsheit toond'hy hier , vellende etlyke van de wachters ter aarde, en vocht, zoo lang hy ftaan kon: doch, zynde niet ingevolght, dan by zeeven oft acht der zynen, werd endtlyk van 't getal ooverftelpt, en door meenighte van wonden afgemaakt. Binnen was alles in roere, oneen- draghtigh gekrys, klokken en trommels gaande , om yeder te waapen te daaghen. De fteedelingen , 's aavondts te vooren verftendight, hoe bui- ten gereedfèhap, en naamentlyk van anderhalf hondert ftroppen, gemaakt werd , met drieftchen van hen d'Antwerplche byfterheeden te doen door- waaden, vlieghen , uit alle wyken , te zaamen , en fchieten van booven neer. Ditgelchieddein'teerftmetbefchreumden harte, en omzien naa de burgh, voor de welke zy bloot Honden. Dan gemerkt dat zy haar ruft hield, wies hun de fierheitj ende, zich bol en dik tervefte vertoonende, kitzen zy op de ftormveirdighen een' haagheljaght van looden. Eerlyk droegh zich, in dit gewricht der dingen, Hopman Snaater: die, te vooren aldaar lang in bezetting geleeghen hebbende , en eenighzints verburghert, nu by geval in de ftadt gekoomen was. Mengende zich, met een flaghzwaardt in de vuift , en woorden vol vuurs, onder de poorters , Neevens u , zeid hy,, wil ik keven enflerven. Zy hadden maarfiandt te houden, zonder zich des te kreunen , zoo daar temet yemandt vieU *De zaak zouw geen'laß lyden. Hierges vervoeghd 'er zich ook by , en fprak hun gelyken moedt in. Op dit pas vervorderden zich eenighe Spanjaardts van 't flot, onder de Bur- ghers te fchieten, en quetften 'er zommighe ter doodt toe : 't welk geen* kleene verfleeghenis baarde. Maar de Slotvooghdt, betrachtende zyn' eere, L 1 4 joegh
|
||||||
>
|
||||||
404 P. C HOOFTS TIENDE BOEK
1574. j°egh etlyke vluchten groove koeghelsdwersdoordeniuitelingen, en ging
Worden 'er een gat in. Toen flapte d'aanvechting , en ontgleedt hun de hoope* afgtflaa- der maate , dat zy zich ter aftoght begaaven. De Stadthouder , des be- ghsn. richt, deed terftondt alle fchut zwyghen , en liet hunvreedigh toe, 'tge- ftrooit geweer, en de dooden ter begraafïenis, van onder de wal te haaien. Die worden, by den eenen, op hondert, by den anderen , op tweehon- dert begroot. De burghers verlooren niet booven achtien man'. Van gequet- ften hadm'er veel, zoo binnen als buiten. De Spanjaardts, alhier de kans onfchoonfchouwende, weeken noch voorts, ten zelven daaghe, van ftadt af, om elders, daar min teeghenftoots te wachten ftond', hun'ooverdaadt te pleeghen. Thans quam Don Johan Oforio de Ulloa , van 's Landt- vooghdts weeghe, om hen te bekallen. Dien volghden ze door Brabandt, zjver- tot ontrent Maaftricht; en aldaar geftilt, met een gedeelte huns achterftals trekken en t>reede quytfchelding van al hun misdryf, lieten zich Ipreyen , om tot van de VGYfc\iei^G plaatzen in bezetting t'00 ver winteren. Twaalf oft dertien Hoogh- 'a ?m duitfche vendels bleeven echter ten platten lande van Uitrecht huishouden. tbam met De Burghers, waar zy t' Amersvoort, Reenen oft in d'andre gebuurfteeden geldt ge- te doen hadden, werden met flaaghen en fcheldtwoorden doorgeftreeken, flilt. ' van de knechten der ouwde Spaanfche regementen, die daar laaghen -y uk ïpyt van 't geen hunnen landtsluiden weedervaaren was. Hierteeghens, en tot verhoeding van gelyk onheil als laatft befchooren geweeft was, verzocht de Majeftraat der ftadt orde aen Don Louis 5 en dat hy ftraf oover de rabaau- KUghten wen deede, die zich zoo fnood een ftuk onderwonden hadden. Maar hy der fladt keerd'er zich niet aan j jaa dreef de ichuldt te rugge den Staaten toe, die Uitrecht geeri ge]dt verfchaften : en dat (hoewel d'ongebondenheit hem grootelyx ongeacht misnaaghde) aan denfoldaat geen houden, nochte zyn plight hem vroedt Louis™ te maa^en was ' a*s ^e geene 3 die hy befchermde , zich in de hunnen, met geen billyke betaaling , queeten. Midlerwyl droegh zich een'zaak toe, die, verkeerdelyk geftelt, oft ten lichtfte oovergeloopen van verichei- defchryvers, door Pieter Bor wydluftigh vertelt wordt; doch by ons, dien 't gebeurt is daar af klaarder kennis te bekoomen, met meer en merkelyker omftandigheeden t'ontfouwen ftaat. Effen ten eighenen daaghe , als de muitelingen voor Uitrecht , was de Landtvooghdt, famt Mondragon, Weldigh binnen Antwerpen gekoomen , met twintigh vendelen Waaien , en wel eedtgefpan ander onweer in 't hooft. Dit ging zoo lchielyk toe , dat het vlak voor ïAnwer- >t flot metföldaaten bedekt ftond, eerm 'er wift dat ze voor handen waaren. ^Dnio i ^et een Sa^^7 » zo° aan ^en Markgraave , Schout der Stadt, als aan de oefteurt. Hopluiden, die daarin, en op de burgh laaghen , laft, om de ftraaten te ó bezetten, de poorten te fluiten, en fcherpelyk acht te geeven op de gee- nen die door 't winket leeden j de herberghen en plaatzen van gemee-
ne verkeering door te zien , en de buitenluiden, inzonderheit alles wat naar foldaat zweemde, op te neemen. Voorts werd gebooden by de fteê- klok , en tromflagh aan alle ftraathoeken, datyeder, 't waar gafteryhou- der oft ander, de vreemdelingen by hem gehuift, met naam en toenaam, aan de regeerders had bekent temaaken, op peene t'hunner befcheidenheit. De oorzaak van dit onvoorzien gewoel was, zoo zommighen meenen, dat hem deBiflchop van Luik, verkundfchapt had, hoe een deel krysvolx, in dien gewefte gelicht, zichby kleene troepen naa Antwerpen fpoeidej en dat een' vloot van oover de vyftigh fcheepen uit Zeelandt de Scheld opvaarende, 't gevoelen beveftighde, dat 'er in ftadt yetwes broeyen moeft. Andren waan- den , dat zeeker bevelhebber , zittende tot Middelburgh oft Vliffinge in hechtenis, gemerkt had , hoe aan Marten Neyen en eenighe Spanjaardts in
|
||||
DER NEDEÏtLANDSCHE HISTORIEN. 40?
in fchippers kleederen-, meermaals toegang ten Prinüè gégeeven werd:
't welk door hem > thans geranioent en uitgelaaten* aan den Burghvooghdt zou w gemelt weezen > en door deezen aan Don Louis. Maar indien men dit gelooft, zoo fehynt dat de gevange d.e voorzeide Neyenende Spanjaardts niet eignen tlykgekent moet hebben -, naadien 't yatten der verdechtighden aan anderen begoft werd, Altoos 't gaat zeeker als by 'tnaavolghendebly- kenzal, dat'er een maghtigh eedtgefpan in den moolen en Marten Neyen aanlegger was. Van deezen Marten is een zoon geweeft de Munnik Jan Neyen, die , in 't achtfle en neeghende jaar der loopende eeuwe, een' voor- treflyken bemiddelaar van het twaalfjaarighbeitandt, aan 's Koninx zyde verftrekt heeft. Waaruit men, gelyk hy meenigh ander exempel, fpeurtj dat gezin theit in 't ftuk van godsdienft en party keur 5 geen erf is. Want zyn vaader, hoewel gezwooren klerk der Reekenkaamer van Antwerpen, hield zich in 't heimelyk aan de hervorming van Kalvyn, en verftandt met Oran- je, die den handel, in 't voorjaar gefteuit, pooghde weeder op-der dreeve te helpen. Niet zeer verre te zoeken icheen dit, dewyl laatftmaals, uit zoo ruim een getal van meêwuftighen, Hechts vier peribonen betrapt en in lyden gekoomen waaren : der vbeghe, datm 'er de zelffte zucht noch gelaa- den had 5 en alleenlyk behoefde de geneeghentheeden , verkoelt door de fchrik der ftraffe, weeder op te flooken. Marten Neyen, hiermee beezigh, ende hebbende den Deeken van 't fchippersgildt, Michiel vande Wiele, diende wacht op de ftroom vertrouwt was, aan zyn' koordegekreeghen, deed, by behulp van den zelven, etlyke reizen naa Vlifllnge en den Prinïè. De welke, nu bericht, hoe een groot deel der burgherye , en verlcheide luiden van aanzien , zoo van der Wet als andre , op zyn' zyde gewonnen waaren, pafte tweeduizent Ibldaatèn , onderonbekent gewaadt, meeüin den drang der merktdaaghen, binnen der ftadt te kryghen. Dit volk werd hier en daar by d'in woonders, voorneemelyk in de brouweryen der Nieuwe- ftadt, verfteeken. Maar de aankoomende oorloghïèheepen ilreeken zeil on- der Lillo, en worpen daar 't anker uit, om naader orde te verwachten: ?t zy hun de windt teeghen liep, en daarom het getyde ontfchoot, oft dat zy zich in de koomfte des Landtvooghds, en 't groot verfterken van ftads bezet- ting , veriloeghen. Maghtigher anxt ging de burghers aan, die, verlee^ ghen met de foldaaten , hunner wenfchten ontflaaghen te zyn. Eenighe niettemin waaghden 't lyf met hunne gallen, en hielden ze verhoolen. Zom* mighe zetten ze by donker uit. En van deeze ontquam een goedt deel * on- der gunft der winteriche nachten , oover d'aarde wallen tuften't Hot en de Kaizarspoort, daar de graftfmal en ondiep was. Andere, zwervende ach- ter ftraat, Ipeelden den fteedeling: zulx dat 'er niet booven vier in handen viel. Deeze werden, by den Markgraaf, in de Nieuweftadt , gegreepen 5 ontrent de brouwery van de drie fnoexkens, die 'er wel vyfhondert gelier- berght had. Ende , alzoo zyn' dienaars verklaarden eenighe der gevange- nen van daar gekoomen te zyn, deed hy terftbndt, dewyl de meefter zich t'zoek gemaakt had, verfcheide knechts en zeeghelaars der brouwerye aan- tallen . De ibldaatèn, ftrax ter pynbank gebraght > beleedden 5 "Dat zy dienfl onder denTrinfe^ en zich > by wel we et en van den huis heer , in de dr ie fnoexkens onthouden hadden j zynde van Jpys en drank verzorght i door Andries Kopper een van de gevange Zeeghelaars. T>at de aanflagh wydge- wortelt was 3 en Marten Neyen , ais beleider > hen bywylen koomen moe- dighen;, metver' zeeker ing van ßeuntt'vinden, by eengroot deel der Oover* heit, en der Burgheren 5 die'tmeefl , voorneemelyk in deezen> vermogh- ten-j gelyk Michiel van de Wieken zyn' wiet verwant en <> alzoo zy met hun* |
|||||
V
|
|||||
406 P. C. HOOFTS.TIENDE BOEK
ne f che epen , den waaterkant, en de j> oor ten der Nieuwefladt bewaarden *
De Landtyooghdt, hoorende zoo breedt van den fteedtfchen aanhankge- waaghen* hoewel door 's Markgraaven toedoen 'teerfte luchtgat geoopent was , en hem alleen , ampts weeghe > toeftond , handt aan de poorters te Haan •, ging hem verby, en zond den Prevóoft Camargo daatlyk om Van de Wiele en zynen meededeeken te haaien. Dewelke , op'tflotgefleept, en ftrengelyk gefoltert, den grondt van 't werk ontdekten. Des andren daaghs werden de vier ïbldaaten aan de galghe gewurght: en zommighe uit de Maje- ftraat gelaft, om , neevenszeekere bevelhebbers van oorlooghe , een' ge- meene huiszoeking te doen j en te beginnen aan die van der Wet, op dat zich de gemeente des min te belghen hadde. Meefter Willem Martini, Griffier der ftadt,. afziende wat daaruit volghen wilde, maakte zich terftondt vooruit: want hy was meede van de eedtverwanten, en had zelfden per- ibon van MartenNeyen, famtjofua van Alveringe Heer van Hofweeghen, en Niklaas Ruikhaaver een* der voorneemlykfte Hopluiden, onder zyn dak genoomeii. T'zynent komende, gaf hy zynerechtgenoote de zwaarigheit te kennen, en dat men hen uit den weeghe moeft heemelen. Deeze, een' Hollandfche JofFrouw, die den Heer van Kalflaaghen tot vaader, en den gevangen Koppier tot baftaartbroeder had, wyft, met meer dan een vroulyk hart, Neyennaadefchoorfteen , om zich daar, in een lochte verberghen: rukt voorts een kastaafel oopen -, haars mans papieren daar uit -, en werpt die, met al wat los was, in een' kift daar ontrent. Toen doet zy d'andre twee de , taafelkas kiezen , en fluit hen daarin . Korts daarnaakoomende huiszoe- kersj en 't ruighfte doorzien hebbende , beginnen op de zelve taafel een' fchriftelyke afles t'ontwerpen; by de welke tweeduizent gulden , neevens ftraffeloosheit voor den aanbrenger , zoo hy metpleghtigh aan't ftuk was, op Martens ly f gezet werden ■■> minder fomme van hondert tot zes hondert toe op anderen: waaronder zy Ruikhaaver en Alveringe begreepen. Men pein- ze nu, hoe hun te moede moght zyn , dien 't minfte gewagh van reppen , kuchen, oft niezen, een' doodtfnik was j en hoe wydt dusdaanigh beftaan alle {borten van aanflaaghen, in aakelykheit en gevaar te booven gaat. Naa 't ver- trekken der gemaghtighden , laat Martini de twee te voorichyn koomen, en gaan zy te zaamen, ftiller ftemme , ftaan beraadtflaaghen j hoe met Neyen toe ? gemerkt het kenlyk was, dat men niets ongeproeft zoude laa- ten, om hem in handen te kryghen. Dat hy langer aldaar verbleeve, von- den zy bedenkelyk i en vertrouwden hem, alsonbedreeven op zulke draai- ftroomen, de ruftigheit niet toe om zyn'eignen'anxt te dekken j oft, zoo 't daarop aanquaam, de prikkelen der pyne, en 't uiterfte af te ftaan, zon- der zyn'verwanten te melden. Zeeker, die zich met gelyke zaaken gaan mengen, hebben alvooren t'oovervveeghen, dat, oft zy fchoon waanen, den toeleg, als ten goeden einde aangevanghen, voor göedt te kunnen verant- woorden , dikwyls yet byfters opborrelt, met het welke, hoe wrang het ook dengewiflè valt, men.echter deur moet, oft den handel den hals laa- ten breeken. Deeze luiden, zich vindende gefchcept, en 't gemoedt daar- mee paayende , dat het beeter was , dat een man , dan zoo groot een* meenighteverlooren ginge, begreepen een grouwlyk ftuk in den geeft, en beflooten, Marten Neyen in de kelder te doen daalen, aldaar af te maaken, en onder d'aarde te ftoppen. Zy vordren hem uit de fchoorfteen, met voor- ilaan , dat 'er veiligher fchuilhol beneede was. Dan Neyen , die hun ge- mompel beluifterd had, wilde naa de kelder niet : nocht heelde hun zyn' zorghe van nem mermeer daaruit te keeren. Ghy, zeid'hy, kentmyquaa- fyk) ende hebt myny manhaftigheit in onwaarde. Anders zal'er afblyken. 'Doet
|
|||||
e
|
|||||
DER NËÜERLANDSCHE HISTORIEN, 40;
*Doet meer niet * dan help t my in zulk eenes Bakker shuü; en ik zie my te red- 1 f ƒ 4».
den. Oft de ftyfheit zynsgelaats, die vaaken 't hart gelykaardigh doet ach- ten , oft meededooghen , oft Godvrueht gold zoo veel, dat de ondaadt geftaakt wierd; Doch Het daarom de gedenkenis der oevele wille niet Mar- tini te knaagheiij die noch onlanxin't leeven > en langen tydt een lidt van den Brabandfchen Raadt in den Haaghe geweeft is. En ik weet het uit ooglv- getuighen, dathy, wanneer dies vermaan Viel, zich niet anders plaght'ont- zetten, dan oft hem de jongfte dagh, en Chriftus ten oordeel verfcheenen waar. Onder welk tzaaghen en tfidderen hy Goode dankte , die hem in't volvoeren zulk eener fchenniflê niet verhart gelaaten had , maar behoedt, van handen en ziele met het bloedt zyns vrunds te bekladden. Soo dapper, oftookeen'rechtfchaapen'inborfï al by wyle door driftigheitvanhartstoght oft nypende noodt ren quaade verrukt wordt, klemt haar't betrouw j en verfoeitzy met bedaarde, 't geen ze met ontroerde zinnen had voorgenoo- men. Voorts, men verbeidde den aavondts gafNeyen toen knechtsklee^ deren aan, en een' toorts te draaghen. In datgezeet gaat hy , zelf van voo* renbefchaaduwt, en toelichten de den Griffier, die't woordt had, door de wacht: raakt daar't gemunt was j vervreemdt voorts zyn' troony met ichee» ren van hair en baardt. Voor dagh koomen 'er de bezoekers in ( Martini was'er een af), en vinden hem, halfnaakt, en wit beftooven , neevtns twee andren, het deegh flaan kneeden. Zy vraaghen den bakker af, oft hy geen quaadt gezelichap van de Geuzen gehuift hield. Die antwoordt5 'Dat'erniets vanmanluidenwas, dan zyn zoon ende neef', die zy daar in den arbeidt^ envoorts allesdeur, zienmoghten. Marten Neyen , hebben- de de Hooghduitfche ïpraak t'zynen wille, flaat uit > dat 'er wel warme kuchlyn waaren, en werpt'er op een taafelken. De meefter ichaft booter, zwaar bier j en laat een'kan Spaanlchen wyns haaien. *T welk de Spaaniche Bevelhebbers in hunne taaie deed zegghen j dat hy te goedt een Chriften was, en Tt huis te kleen, om veel fhoodt volx te verberghen. Zoofcheid- den zy, wel getoeft en te vreede, van daar. Michiel van de Wiele, daarentuflen, fcherpelyk ondervraaght , bekende , by Harten Neyen ge- zien te hebben, zeekere lyfle van de naamen der metpleghtighen , met veele Amptluiden der fiadt , Wethouders , en andere treflyke perfoonen daaronder: desgelyx een lang berichtfchrift hem van den Trinfe geghee* ven : ook brieven van den zelven , die aan den Griffier Martini hielden, ende, naar't zeggen van Marten , feedert befielt waaren. Hy voeghd'er by, door Neyen, die't verklaarde uit den Griff ter te weet en, verftendight te zyn -, hoe fchier de ganfche Majeftraat, bericht vanhetftuk, zich wil* ligh toonde, om met ernft de handt daaraan te houden: jaa dat hy zelf, tot meermaalen, met Martini daar af gefprooken had. Een' andre hartvoghtig«» heit bleek aan Andries Koppier , hoewel booven maate, en totfcheurens toe, gerekt. Wel verklaard'hy zich eenen Hollander, naatuurlyken broe- der van de huisvrouw des Griffiers; ende dat deez hem tot het zeeghelaarfchap der brou werye gevordert had: maar 't was in de maght der pyne nooit, hem echter yets uit te wringen, tot belafting van Martini. Voorts gebeurd'het, datdeftokhouder, ziende deezen gevangen in zoo deerlyk een'Ichyn, de huisvrouw des zelven ontbood, om hem't ingewart t en de leeden, met wat warms te koomen verzachten. Deeze vervoeghde zich terftondt by haar' fchoonzufterj die een zuipen gereedt maakte, haar beveelende dat aanhaa^ ren man te draaghen, en op 't fpoedighft weederom tekeeren, Koppier 't zelve genuttight hebbende, leeverde 't potteken weederom, en luifierd' haar toe ; zy zonde den Griffier , oft zynen klerk Meefter Boudewyn van Bar*
|
|||||
»
|
|||||
4.08 P.C. HOOFTS TIENDE BOEK
i ejA,, Barlekom, vertoonen 't geen onder op den boodem, met de naaide zyner naf-
teling gefchreeven florid. 'T gefchiedt zoo: en zy fpeuren ,. daar , in't zwart, geel kooperverwighe letteren gekrabt, fpellende j dat hy twee ooverfelle tornen derfialey e had afgeflaan-) zonder (hoe zeer men't hem aan- flreed\) Martini te bezwaar en: mitsgaders hoe verre de zelve, door Michiel van de ÏViele ^gemeldt was. Sint deed men het potteken daaghelyx oover en weeder wandelen, en vernam alzoo, wat den gehangen van tydt tot tydt be- jeeghende. De Landtvooghdt, bericht van de belydenis der ondervraagh- den, zond, om den Griffier op 't Hot te haaien, denPrevooftCamargo•> die, ter volle zaamening van de Wethouders, zynen laft by gefchrift toon- de, met verzoek, dat men hem Martini volghen Hete, om zich injegen- woordigheit van Michiel te verantwoorden. Markgraaf en Majeftraat fpraa- ken hem heftelyk teeghen, zich beroepende op de handtveften, den Har- toghdoome van Brabandt en der ftadt in 't bezonder verleent: uit kracht der welke niemandt, dan de Hooftamptman , vermoght eenen burgher, voorneemelyk die van aanzien waar, in hechtenis te neemen> en zulks eerft naa tuighenis, dat den rechteren voldeede, zonder hem ook erghens, dan voor zyn' wettighe vierfchaar te betrekken. Camargo j weederom, dreef dat in hooghe oeveldaaden, voor al in Majefteitfchenderye, als dit was, zoodaa- nighe vrydoomen ophielden: en vermaande den Griffier, met gemoede gang te fpoey en, de wylhy anderszins on thiet had, om fterke handt, alwaar 't ook de ganfche bezetting, te werk te Hellen. Waaroover Martini, bevroeden- de dat het weezen moeft, en zyn fchoorvoeten niet dan te meer bedenkens baaren kon, van de noodt een' deughd maakte -, en zich houdende als der zaa- kewelgetrooft, verlof van zyn' meefters eifchte. 'T welk hem, doch on- geirnegenoegh, en onder ronde betuighenis, dat de gerechtigheit der ftadt geweldtleed, gegheeven werd. Daarop liet hy zich, in zynen tabbart, tu£ Jen helbardiers en loldaaten, naa de burgh leiden; gevolght, mitsdevreem- digheit der handelinge, by meenighte van menfchen, tot dat hen de Prevoofl: vertrekken deed. Booven gekoomen, werd hy by Camargo en Veldthooven * Nota- * beamptfchryver van halszaaken , teeghens Van de Wiele bevoörhooft. "s' Maar hy, verzeekert zynde door de waarfchuwing van Koppier, dat Michiel zyn eenighe wroegher was ■> en tydt gehadt hebbende om zich rypelyk op de
punten der aantyghinge te beraaden , loochend' hem alles in 't aanzight. Niettemin dewyl de fchipper by zyn' verklaaring bleef, zoo braght men Mar- tini op een' kaamer der voorpoorte > daar hy Louis del Rio, die een van den Bloedtraadt was, met twee andre gemaghtighden vergaadert vond. Deeze, neevens Camargo en Veldthooven, gingen hem, met veel tongfchraapens aan.. De bezonderfte vraaghftukken waaren , naa 't verftandt, gehouden met Neyen en zyn' metplechtighen j naa de Wethouders in'tftukbehipt, uit de welke hem vier oft vyf met naame voorgeftelt werden •■, naa eenighe Amptluiden der ftadt, en de brieven van den Prinfe. Hy, aanheffende een hoogh beklagh oover 't quetfen zyner eere , en zulk omfpringen met ee- nen man , van wiens fchuldt nemmer blyken zoude, flaat een gat in den Heemel, en fpeelt konftigh den onweetende. Wel h ad hy veel gerne enfchaps met Mart en Neyen gehadt: maar hoe des kunnen leedigh ft aan ? zynde d'een Griffier van de Stadt, by wien alle ordeningen en befcheeden getee- kent werden j d? ander van de Reekenkaamer , ende dienvolghends benoo- dight, 't geen dezelve raakte , uit zyn3 handen font fangen. Wat Van de Wiele belayighde , jeder wijl dat deez 'Decken , ende hy Ilooftman van de f chippers was. We s halven, wien moght het bevreemden, zoo zyfomtydts by eengeweeflwaaren, hebbende te zaamen , verfcheide zaaken vaw'tgildt, te
|
|||||
«
|
|||||
DER NEDERLANDSCHÈ HISTORIEN. 40p
f e verrichten. Brieven van den Prinfe aan hem ? geen* had hy 'er gezien. j cja,,
Jfaarenz'ergeweefl, w aar acht igh, oft gebootfl by Mart en , ende in eeni- ehefluikzaamening vertoont', om de luiden te lichter in te leiden j 't kon tot geen vooroordeel teeghens hem Martini firekken , die 't minfie ter wereldt niet met den Prins had uitfiaan. 'Dat Van deWiele , als zynd,eby eighen monde voor fc helm verklaart\,men hyfchoon op vrye voeten zyn' oorkunding gedaan hadde, geen geloof'verdiende: veel min, in 't geen hy tuffen 'tpy- nighen , oft in de naafmart, daar viellicht hoop van verlichtenis zynef firaffe onder liep , moghte voortbrengen ; zich betighter en getuigh teffens maakende. Als hy dit, met een'groote onbekommertheit van ftem en ge- laat , had uitgezet, hïetten de gemaghtighden hem buiten ftaan : en be- gonnen fchyn- en onfchynbaarheit ter weederzyde op te weeghen. Daar waa- ren 'er die met hem ter bank wilden 5 by brengende , dat, in ftorre van zulk belang als gequetfte Hoogheit, een enkel opzeggen, ook niet buiten pyne gedaan, daar toe beitaan moght. Maar del Rio, die met den Griffier geftudeert, en leedert de kennis onderhouden had , erinnerd'hun 3 hoe, in dit geval, aanzien van luiden plaats greep > en dat men met een1 perzoon, duslangonbeïprooken van leeven, niet liehtveirdelyk tot die uiterlykheit moert voortvaaren. Alzoo quam hier de vrundfchap, in zyn'jeught ge- flieht, aan Martini te pas j die, zoo men meindt, der paleye niet ontgaan zouw hebben, waar 't Vargas beurte geweeft, oover hem te zitten. 'T ge- viel daarenbooven , dat zeeker Spaanfch koopman, hem toegedaan, den gemaghtighden quam aandienen ; hoe de ganfche borze verbaaft en ont- roert was geweeft, door zoo een' manier van burghervangen , nooit voor heen in Antwerpen gepleeght. Ook moght men , uit de venfter , veele luiden van iborte , op 't vlak voor de burgh, zien wandelen , in verlan- gen , hoe 't met deeze nieuwigheit afloopen zoude. Derhalven werd ge- ïtemt, Martini te rug te laaten keeren, metlafr, om zich, teeghens'tichel- den der Borze, op de Meer te vertoonen : en onder eedt van te zwyghen> zonderling't geen hem, noopende de meêwuffigheit van eenighe Scheepe- nen, wasafgevordert. Etïyke Heeren, die inde wooninge vanden* Stadt- * Cöü- huishaavenaar , zyn' koomft , met ongedult, verwacht hadden , vergh- cierge* den hem terftondt zyn weedervaaren t'ontfouwen. Hy zeid' hun , zulx verzwooren te hebben; dat elk zich zelven kennen moefl: ende wie eenighe aanflootelykefchriften onder zich hield, moght ze flux aan een zy de gaan pak- ken . Want hy leidde de Spanj aardt s wel haaf daar achter te zyn, ende 't werk aan hem niet te blyven. Dat hy geen' wilde gifling maakte, leerde de naafte nacht: als Camargo en Veldthooven drie Majeflraatsperföonen van den bed- de quaamen lichten , ende , naa 't doorsnuffelen hunner papieren, op de burgh braghten . Een der zelve, Meefter Niklaas de Vooghdt, oudtichee- pen, die, als Reeken meefter in der tydt, groote kennis met Marren Neyen hield , werd tot tweemaals toe voor de pynbank geftelt, ten laatfte ook ontkleedt, en geknelt met de folterzeelen $ in allen fchyne , oft men voor hadde , hem in der paleye te fpannen. Het ftyfzinnigh volharden noch- tans , in 't roemen zyner onfchuldt, deed hem van argher fpaaren: hoe- wel 't vermoeden zwaar was, en hem langen tydt in hechtenis hield, Dat d'andre twee , elk met een dreighement, vry raakten , moghten zy van gelyke hunner onzwichtbaarheit dank weeten. Wyders namp men gevangen een Pleitbezorgher Matthei genoemt, en een' oudtdee- ken van 't vleeshouwers gildt. Deeze, bedraaghen by Van de Wie- Je , en thans by zich zelve, uit onlydzaamheit der pyne , werden , nee- vens hem onthalft: Michiel ook gevierendeelt. Zyn mededeeken een ftok M m oude
|
|||||
#
|
|||||
410 P. C. HOOFTS TIENDE BOEK
117¥ ouc^ man » en genoegnzaam voor flecht gehouden , dien 't gezight van
't foltertuigh een' beroernis op 't lyf gejaaght had , moeft de ftrafpleeging aanfchouwen , en in eeuwighen kerker vernachten. Andries Koppier ooverleed aan 't veretteren eener breuke , die door 't uitbundigh pyni- ghen , in zyn' zyde gefcheurt was. Meer werden 'er niet gekreeghen j nocht yemandt der Spaanfche foldaaten ontdekt: daar men nochtans be» fcheidelyk 't getal uitdrukt van tweeëntfèeventigh bezettelingen der burgh , die aan 't werk zouden vaft geweeft zyn. Dan het ftond 'er gefchooren, om ongelyk oeveler af te loopen , 't en waar men Camargo de handt gevult hadde met een' burze van drie oft vierduizent gulden , uitgemaakt by de meêwuftighen. 'T welk hem wel quam voor dat pas j maar naamaals zuur opbrak , en neevens eenighe andre mishandelingen , in Spanje ter doodt holp verwyzen. Marten Neyen , verhoolen gebleeven tot dat de toe- zight aan de poorten quam te flappen , ging toen , in hooveniers klee- deren, op een' kar met een' zak mouts oft twee zitten : en had het ge- luk van alzoo ter ftadt uit, en voort tot Vlulinge 3 by den Prinfe , te raaken. Don Louis, dien't zeurde, dat zyn'uiterfte vlyt te kort viel, in't achterhaalen der behipten , naar gelang van 't getal, knorde, dat de Ketters eikanderen te getrouw , en de amptluiden te laf in 't vervolghen waaren. En zeeker , al komt het van hooghe handt, zelden zal 't naa- trachten veel opdoen, in zaaken, oft door weeghen, die beide der Maje- (Iraat en gemeente teeghen de borft zyn. Zommighen, nochtans geloof- den, dat ihy het diepfte onderzoek met voordacht achter weeghe liet, uit zorghe van door al te veel omroerens, de gemoeden bet te verwyde- ren , tot fchorting van den paishandel, dien hy voor had te hervatten, Want hoewel Champaigney het fmeekichrift, ontworpen ten aanftaan van'Aldegonde in den leftleeden zoomer , zonder antwoordt op 't zelve, den Bondtgenooten weeder toegeveirdight had ; het dubbelt daaraf was naa Spanje geftuurt, en als nu te rugge gekeert, met volmaght , zoo Taishan- men verklaarde , om de gelchillen te vereffenen. Ende Elbertus Leo- del hervat. nmus ? (jer rechten Do6toor , quam , in 't afgaan van Wintermaant,
onder vrygeleybrief van den Prinfe, hem't zelve voordraaghen. Waar- oover zyn' Doorluchtigheit, op den eerften van Louwmaant, des jaars IS7Si vyftiaihondert vyventleeventigh, de Staaten van Hollandt en Zeelandt, famt die van Bommel en Buure , teeghens den vyventwintighflen , ter daghvaart tot Dordrecht beichrcef : met ernfHgh vermaan , teeghens de flof heit, die gemeenlyk de harten , in zulk gewricht van zaaken be- kruipt -y waar in nochtans, op dien toeverlaat, doorgaands de liftigh- fle aanflaaghen , en de bedrieghelykfle verraaderyen gebrouwen wor- den . Ten deezen daaghen , fèhreef , ook de Graaf van Boflu aan Boßu aan zyn' Doorluchtigheit: 'T)at Godt hem grootelyx flerkte , in het draaghen den Prwfe. tvan >f -verdriet zyner gevankenijfe. Zoo men hem , onder zyn woordt
van weederkeeren , een' reize naa Brujfel vergunde , hy hoopte den Lan- de , in V bevorderen der vreede, treffelyken dienfl te doen -} ende voor eerfl een' wiffeling van zynen perfoon , aan dien van den Graave van Buure te ixeeghe te brengen. De Prins , zich meêverheughende oover Bo£ '*Pri»/<»fuus gelilde in zyn lyden , er inner d' hem nochtans , hoe hy met tydtly- mtwoort. fcer djenflen't behoef van deezen wel had kunnen helpen voorkoomen. ''Dat
de geleeghentheit voor alsnoch zyn trekken naa Brujfel niet toelaaten wilde: te min dewyl V maar al te vaft ging, dat de inbeelding van *t ver- werven zyner wiffeling , teeghens den Graaf van Buure, op bouwval- Ughe hoope fteunde. Den tweeëntwintighften deezer maant, ftak 'er een windt
|
|||||
<
|
|||||
/
|
|||||
DER NEDERLANDSCHE HISTORIEN. 41t
Avhidt op> zoo weldigh, dat hy verlcheide moolens ter aarde fnieet. De Iffft
Huighendyk , en eenighe andre binnenlandtfche , braaken deur. Doch onweeden de Zeedyken hielden 5 hoewel zy zeer befchaadight werden. Kayzar Maximiliaart , die , zoo uit eigne beweeghenis , als aangeport by etlyke K*ty*m Ryxvorilen , den paishandel in Spanje , door een' flaatlyke bezending, ^laxmt" had aangebonden , ichikte , om den zelven ganklyker te maaken , naa l^mVJ^ Neederlandt Graaf Günther van Zwartfènburgh , verzelfchapt met Graa- „„„fa ve Wolf van Hohenlo , en zommighe andre Duitiche Heeren van acht* needei baarheit. Deeze twee hadden yeder een' zufler desPrinfèn te wyve. Tot Dordrecht gekoomen , daar de Staaten vergaadert waaren , oopend' hy zynen laft, en werd zeer danklyk en eerbiedelyk bejeeghent. Daarnaa vervoeghd' hy zich by den Landtvooghdt, tot Antwerpen , om te ver- ilaan , oft dien aangenaam waar dat hy zich der zaake bemoeide. Re- quefens geliet zich niet anders , dan daarmeede zeer beholpen te zyn. Ende werd voorts beftemt* teeghens ingang van Lentemaaiidt , gemagh- tishden te zeinden naa Bredaa , een* ftadt welgeleeshén voor hun , . om Bredaa tot in alle voorvallende haapeiïngen , fpoedighe toevlucht tot het gevoelen "*nael~ van hunne maghtgeevers te mooghen neemen. De geenen , die om den ? aa s&" geloofsdwang uit de plaatfèn hunner geboorte geweeken waaren , zien- VerJ>ek de de dingen op deezen wegh, verzochten, by mieekfchriften, aan Prins der uitwy* en Staaten, dat men hunner doch acht hebben wilde in 't belprek der vree- kelmgeru de j en bezorghen , dat zy , buiten quetllng des gemoeds 5 in veilig- heit, hunne vaaderlyke fteeden weder moghten koomen bewoonen . Voor den aanvank van 't werk , hield men in Hollandt en Zeelandt een* algemeinen biddagh, om de Godlyke genaade , oover 't beleydt des han- dels aan te roepen. Van 's Koninx weeghe , verlcheenen , tot Bredaa , Ferdinand vanXanoy Graaf Van La Roche 5 de Heer van Raflïngem, S teév . afT^* vooghd van RyfTel, Douay , en Orchies $ Arnout Sasbout, Kanfèler *% en7*n van Gelderlandt 5 Kornelis Suys Heer van Ryswyk , Raadshooftman mesue, van Hollandt, maar tot Uitrecht gevlucht? en de DocTroor Elbertus Leo^ ninus. Op den tweeden der gemelde maandt ( gemerkt Bredaa in 't geweldt der Spaanfchen was ) quaamen tot Dordrecht, daar de Staaten verzaa- Gyulaari melt bleeven , Chriftoffel de Mondragon j Juliaan Romero j Philips van (lter de Mendoza : Michiel d'Alentour •, Willem de San Clemente \ Michiel ^df m de Cruillasj Spanjaarden: met den Heere van Auchy, broeder des Graa- . ven van Boiiii , en den Heere van Waardenburgh : alle gyzelaars , tot *
verzeekeringe der gemaghtighden van Hollandt, Zeelandt, Bommel■> en Buure. Deeze waaren, Jacob van der Does 3 Karel vanBoiibtj Willem Gemagk* van Zuilen van Nieveldt, dat pas Schout van Dordrecht j Philips van Mar- tighden van nix Heer van Sant' Aldegonde 5 Arent van Dorp -, Johannes Junius Stee* de Hol* vooghdt van Kampveer > Adriaan van der Myle s Pau weis Buis * ■ Nanning lmdiche van Foreefr; en de * Loontrekkende Raadsman van Sierikzee. Hun bericht- %-p'^^ fchrifthieldinj 'Dat, alzoo men ooverboodighgeweeßwas, naa'tontlaßen mt-lSm des Lands van d'uitheemfchen, zich den Algemeinen Staaten fonderwer- Hun be» pen, het quaalyk betaamen zonde, zyn woordtte verachteren, indien m er richt- ig gehouden wier de. T>ochflondtegemoete te zien, dat de Spaanfchen voor fibrift* 'tveßen der vreede, zich van V vreemdt krysvolk niet zouden willen ont- blooten : nochte verfiaan tot de voorgeßaaghe vergaadering der Älgemei+ we Staaten ; inzonderheit niet, zoo men daarop drong $ dat de breede Raaden der fie eden in dus eeny zaak , die de gemeente ten hooghfle be~ trof, ook behoorden hun zeggen te hebben. Vooralmoefimen trachten, hun- ne ge zint heit te doorgronden, by vordering van antwoordt op het fmeekfehrift Mm 1 aan
|
|||||
412 P. C. HOOFTS TIENDE BOEK
i cy e aan den Koning gericht. Ende indien zy niet klaar fpraaken, oft yet wydeft
ofworpen-, zoo had men voet om tot nieuw daadinghen te koomen. 'Dat de Spaanfchen ook 't zelve zochten , waar genoeghzaam te fpeuren , aan dë punten van zeeker kleen byvoeghzel, vertoont door Leoninus. Men hadern* ftelyk t'ooverweeghen, oft het ftukvandenGodsdienft in 't eerft te verhan- delen ft onde : gelyk , om vee Ie reedenen , raadzaam f che én. Alles diende by gefchrift, en in HoÜandtfche taaie gedaan , volghends de gerechtigheit van 'tgeweft. T)e befcheiden , by de Staaten bekraftight, moeften by hunne gemaghtighden onderteekent, ende alzoo oovergeleevert worden. T)e we- derparty had ook byonderteekent fchriff, te ver klaar en, van wien zy gelaft was j famt dat de Koning kende , de handeling met hun, als uitbeeldende al de Staaten van Hollandt, Zeelandt, en hunne bondtgenooten , te moo- ghen beft aan ■> ende dat hy 't verhandelde beveftighen zouw gelyk de Staaten beloofden te doen. Devoorwaarden, op dal men, nocht in de rechte, noch- te door ommeweeghen , by geweldt oft bedrogh verftrikt wier de, behoorden deeze te zyn. De Godsdienft blyve, onder de bondtgenooten, in den jegen-* woordighenftandt 3 andre oejfening uitgeflooten. DenPrinfe en Staaten fiaavry, f hunner ver zeeker ing? plaat zen met krysvolk te bezetten, onder 'tgekiedt zyner D oor lucht igheit, en de betaaling daar toe te vinden, naar hungoedtdunken. Oranje behoude de Stadthoudery oover Hollandt, Zee- landt , en Uitrecht. Men ruime hem weederom inne, zynegoederen, zoo el- ders, als voorneemelykin Borgonje, geleeghen; desgelyx de ampten, bedient by hem, voor de beroerten -, ende voeghe daarby 't hooghe Ammiraalfchap van Ne eder landt. Aangezien ook de regeer inge enverzeekerheit, voor een groot deel, aan de Majeftraaten hangt _$ dat mende zelve voortaan maake, ge- lyk ten tydevan't oorlogh gepleeght is-, ende dat haar de Stadt houder , naar de gerechtigheit eiker ft e ede , beveflighe. Oft het gebeurde ( 't welk Godt verhoede } dat zyne 'T)oorluchtigheit quaam fooverlyden; dat dan de Ko- ning, oover Hollandt, Zeelandt, en de fteeden met hun verknocht, gee- nen Stadthouderftelle , buiten bewillighing der Staaten: ende zoo hy daar- teeghens doet, dat men dan vermooghe eenen andren, tot eighengenoeghen, te kiezen. 'Den Staaten wardegeoorloft, zoo dikwyls te vergaaderen, als zy'tden Lande zullen oorbaar achten-, 't zy ter befchryvinge van denPrin- fe, oftvanzynennaazaat. Nocht e zy , nocht yemandt der onder daanen, nocht eenighe zaak, zuüen teeghens hunnen dank, buiten Hollandt, Zeelandt, oft de metv er eenighde fteeden , mooghen beroepen , oft betrokken worden-, gelyk den Voorfpraake van Hollandt Meefter Jacob van den Ende, gebeurt is. De Raadsluyden van 't Hof van Hollandt, en alle andre amptluiden, byden 'Pr injne gefielt', zullen in dienfte blyven; ook niemandt voortaan ge- koor en worden, dan ter noeminge van Prins en Staaten -, ende de vonniffen,ge- wee zen by degeenen die anders gemaakt zyn, niet gelden. Bommel, Buur e, met d'andre by v erb ondefteeden, zullen onder 't gebiedt des Prinfen, ende aan Hollandt en Zeelandt gehecht blyven. De ouwde handtveften en vry- doomen heeft men in haare voorighe haft te ft ellen: ende alles te ver niet i- ghen, wat by den Hartooghe van Alva, ofte den Raadt van beroerte,gedaan is i alsftrydende teeghens alle recht en billykheit. Desgelyx zullen verval- len alle vonniffen, raadsfloot en, en gebooden, tot naadeel der Staatfche par- ty e gegeev en i'tzy by wat rechters ook 3 ende nietteeghenftaande, dat ze reeds moghten uitgevoert weezen. Burghen, enblokhuizen, als dienende meer tot flicht ing van dwingelandye, en tot vervreemding der volken, dan tot ver- zeeker ing eener wettighe regeeringe , moeten daatlyk uitgerooit worden. Dejefuyten, als een onruftigh, haatlyk, en nieuwlinx ingeftelt gezelfchap, heb*
|
|||||
«
|
|||||
DER NEDERLANDSCHE HISTORIEN. 4tj
hebben, ne evens de Spanjaardts het Landt te ruimen. 'Dat men de nieuwe i <jf,
Bij] ch oppen , oorzaaken der beroerten , affchaffe : desgelyx de plakkaat en noopende'tfiukvanden Godsdienfl: ende, zoomen in de e zen geen' vry heit voor ganfch Needer'landt bedingen kan, fiaat ten minfle te bearbeiden, dat men ze voor 'tgeweeten bedinge -, in voeghe dat niemandtgeperft warde, voor eenighen Triefier ten doof oft te trouwen te gaan 3 ende toegelaaten zy binnen 's huis kerklyke gebeeden te doen-, en zyne dooden te begraaven , op zulke wy ze en plaat f e als men goedtvindeii zal. Dat men ook, hanteerende in andre Landen enKoningryken, zyn gewijfe vry beleeven moghte -3 zon- der daaroover onderzocht, oft aan lyf oft haave gequelt te worden. De Koning, oft immers de gerne ene Needer landen zullen bet aaien zestonnen- fchats, die de Staatje hen den foldaaten van Mandersloo fchuldigh zyn: en* de die van ontwerpen, dengeleytol laat en vaaren , dien zy opgeftelt heb- ben. Dat menter weeder zy den afflaavan alle verbonden met uitheemfchen aangegaan 3 ende metnaame, de Koning af zegge 't geen tot Bayonn^tee- ghens dJOnr oomsgezinden gemaakt is. D'oprecht ing der Hooghefchoole tot Leydewardebeveftight -3 en de papieren weedergeleevert, die den Voorfpraa- ke van den Ende ontnoomen zyn . De vry doornen, verleent by den Trinfe aan zommighe fieeden, zullen befiendigh blyven-, ende 't geen hy aan zyn' eer ft e toght te koft geleit heeft, hem , door den Koning , oft het gemeine Needer landt, goedtgedaan worden. Niemandts gerechtigheit heeft by tydtsverloop ,gefchiedtgeduurende de beroerten, eenighe verkorting te lyden: en den * Voorfpr aak van 's Heeren geldt kift zalmen aanrecht mooghén eift *Advo* fchen. Eenen jeder zullen volghen zyne voorighe ampten, waardtghèeden, caat fis- en goederen , zoo tilbaar noch in weezen zynde, als ontilbaar met d'ach- caa** f erft allen, renten, en fret. lyOnroomfchen , en andren, die in w aapenen geweeft zyn, zullengebmykbaar geacht word en tot alle ft aat en, en bedienin- gen van e er e. Van goederen, by den vyandt aangeftaaghen , zal mengee- ne renten fchuldigh zyn, federt het ongenot derzelve -3 maar de renteyjfchers hun verhaal aan den Koning hebben. 'Thuis van Kuilenburgh tot Bruffel weeder op te bouwen: de ge denkt eekenen af te breeken, die, totfmaadtder Bondtgenooten, opgerecht zyn: de heughenis van Egmondt, Hoorn, en andre gefc handt merkt e Heeren te her eer ly ken. Uiterfte willen, volkoomen oft onvol- koomen ; giften -3 naalaatenijfen op voorwaarde indien zulk ander te voor en genoemt de zelve niet aanveirdt -3 befpreekingen uit oft oover de handt, die gedaan zyn tot achterdeel der uitgeweekenen , ze der t den jaar e vyfen- feftigh , zullen voor onbondigh verklaart worden; 'De Graaf van Buur e worde zynen Vaader weedergeleevert: de ftadt Woerde in handen der Staa- ten van Hollandt gelaat en. ''T gefc hut, veroovert in 't oorlogh zullen de Staaten van Hollandt en Zeelandt, en hunne Bondtgenooten , behouden f hunner verzeekering. Te vernietighen het vonnis oover Naarde gevelt: de huizen en muur en der zelve fteede weeder op te bouwen, tot koft e des Ko- ninx , oft wel des Hart ooghen van Alva , die ze , buiten laft van zyne Majefteit, heeft doen afbranden en neederwerpen. De penningen , uit 's Koninx koffers, oft ander zins gehe even, en tot de oorlooghe befteedt, zul- len nemmermeer hereifcht moghen worden, nochtyemandtgemoeit ter zaa- ke van eeniglo bedryf tot afbrek van wederparthye , feedert den aanvank des jaar s voor zeit : maar zyne Majejleit verklaar e alles gefchiedt te wee- zen f haaren dienfte-, ende erkenne denTrins, de Staaten, en Landt zaat en van hunner zyde , famt al de ge enen , die hun van buiten hulp verftrekt hebben , voor haare getrouwe onderdaanen , goede vrienden , en naabuu- ren. Ende zullen die van Haarlem, Naarde en Leerdam , in dit verding Mm 3 begreepen
|
|||||
»
|
|||||
414 P C. HOOFTS TIENDE BOEK
157 f. begreepen zyn, om dies, 7^/72 7Z0Ä ^^r dan d' andere plaat zen, te genie*
ten. Wy hebben dit, hoewel'tmaar een ontwurp en niet verworven ge- weeft is, aldus wel in't lange willen ten toonflellen, op dat'er uit gefpeurt werde, welke middelen men alstoen oordeelde tot verzeekering der vreede temooghen beftaan: en wat men, ter zelve noch zoo benaauwt een'tydt, Vahhandel den Spanj aardt wel heeft darren afvorderen. De gemaghtighden dan, zyn- begonnen. <-Je, met dit bericht, tot Bredaa gekoomen, daar men voor eerft zyn'zucht tot de vreede, ter weederzyden, breedelyk ontrouwde, verzochten, den twaalfden van Lentemaandt, befcheidt op het fmeekfchrift, oover gezon- den in den voorleeden jaare. 'T werd hun vertoont 3 en braght meer niet Verwek, me^, dan orde om in handeling te treeden. Men vraaghd hen voorts, Welke l ifh" hunne meening was, zoo noopende d'uitheemfchen, die zouden te vertrekken Gemnqb - hebben, als op deform der daghvaart van d'algemeine Staaten. De S taatfchen tighden. antwoordden, ^£ .sy, by vreemden-, verftonden alle, die buiten's Landt s geboden Naaren -3 voorneemelyk de Spanj aardt s: endedatd'AlgemeineStaa- ten behoorden vergaadertte worden op den voet, dien men gehouden had* Vertoogb toen Kaizar Karel de Heerfchappy ooverdroegh. Hierteeghens vertoonden derKo- de Koningfchen , by gefchrift van den veertienden : Hardt waar het, nïngfchen. en onbillyk, de Spanjaarden , meedeonderdaanen van een zelven Koning , den welke en zynen voorzaat en zy, zelfs in deeze Needer landen, weldoorluch- tighe dienften gedaan hadden, voor vreemdelingen te reekenen. Maar met recht droeghen dien naam de Hooghduitfchen > Franfoizen en Engelfchen, befoldight by 'Prins en Staaten. Eevenwel zyn' Majefteit was niet van mee- ning, de Spanj aardts, als de pais zich gezet zoude hebben, hier langer te laa- ten, dan naar uiteyfch der noodt. Hen alvooren te verzenden ,ftrekte tot naa- de el haar er achtbaarheit, die de verzoekers zelfs verklaart hadden, in hooghfte waarde te houden. Belangende de vergaadering der Algemeine Staaten -, zyne Majefteit hield de zelve voor de bequaamften en verft andighft en haar er onder- zaaten-, ende was dieshalven niet ge zint, hunnen raadt verbyte gaan, in't geen e, waar oover zyplaght en geroep en te worden. Maar zaaken, betreffende haare Hoogheit en opperftegezagh, dieverftondzy niet, danby haare bezon- der e, ende, te dien einde ingeftelde Raaden, te doenft)'ten: hoewel'zy, oft de Landtvooghdtindertydt, oovergely keft offe, als'tpasgaave, zich wel zou- de mooghen dienen van 't goeddunken der Staaten,der Raaden van degewejien, ende der Wethouder'en van de fteeden, Ende gemerkt dat de gemelde Staaten, voor't neederleggen der waapenen, niet bequaamelyk zouden kunnen v erzaa- melt worden, zoo beloofde zyn' Majefteit dien van Hollandt,Zeelandt, en hun- nen bondtgenooten, al hunne rechten, vry doornen, en gewoonten te handt haa- ven, in voeghe ,gelyk zy die voor den oorfprong der beroertengenooten hadden; daarenbooven volle vergiffenis van-aller ley mis dry f. Alle aanget aft e goede- ren, in wee zen bevonden, zouwmen ontftaan: ook alle gevangenen, zoowel den Graaf van Boffu, als andere $ en dat zonder rantfoen. T>e Prins ende Staaten hadden, ter goede trouwe, de fteeden, Sloot en, fcheepen, gefchut, en krysgereedfchap , zyner Majefteit weeder in handen ; den Godsdienft der voorvaaderen alommein den ouwdenftaat, teftellen. 'Den Onroomfchen noch- tans zouw zeekere tydt gegunt worden , om hunne goederen te verhopen, en zich buiten's Landt s te begeeven: doch voordat maal alleen, en zonder daarentuffen hunnen Godsdienft te mooghen oeffenen. Ende indien men zich op 'twoordt enteekening zyner Majejleitnietver laat en wilde, die eevenwelge- noegh behoorden te zyn-,zoo moghte men felf andre weeghen van verzeekertheit danwyzen: waarop in alle reedelykheit,gelet zoude worden. By gefchrift,onder- teekent door den Prins, den Graaf van Kuilenburgh, en de Staaten tot Dor- drecht |
|||||
<
|
|||||
DER NEDE'HLANDSCHE HISTORIEN. ^tf
drecht vergaadert, werd, den tweeëntwintighften van Lentemaandt, vaft in u* «•
deezer wyze geantwoorde. Heel een ander befcheidt was by hen, op het fmeek- Uedet* fchrift verwachtgeweeft. Om oorzaak van mindergewight, had men, in vertoog denjaare vyftienhondert neeghenenvyftigh, de Spanjaardts , ter bewerte dev Pmi* van de Staaten wel doen vertrekken. Teder kend'hen voor onder zaat en der i)ke laT* Koningryken van Spanje i maarniet der Hart ogh doornen , Graaffchappen tb]e% en Heerlykyen van Ree der landt. Ook hadden zy welbeweezen wat zy waa- ren, met de Neederlanders, vaneerßaf, voor weèrfpannelingen en ketters uit te luiden, en hen op 't aUeronmenfchelykfte teplaaghen. "Dies konden Gendt, "Doornik, Antwerpen, Mechele, Lier, 's Hartooghenbos, Uit- recht , en Rotterdam getuighenisgeeven. Ende nu zagh men het zegeen der voorouw der en bewaar ighen , die o ov erlange gefpelt hadden , dat men den dagh beklaaghen zoude, toen Needer landt aan Spanjevermaaghfehapt werd Zoodaanigh eengezelfchap in 't Landt te willen houden, was der halven niet anders, dan'sKonmxtroonondergraaven, en doenfl ort en, door't verfchup- pen van de harten der Landt zaat en, die den befiendighflen grondflagh der regeer i?igemaakten. Belangende hunne v er dienß en, men hinge die eens inde weeghfchaalteeghens deondienflen, en zaaghe wat ze te licht zouden vallen 'Theerlykfl ook , dat zy uitgerecht hadden , moght nerghens naa teeghens hetgeen op , dat by de'Neederlandersgewracht was. Hoe loflyk zich dee- ze, in'tjongfle oorlogh teeghens Vrankryk,gequeeten hadden, dat moght men de velden van Sant guintyn en Greevelmge vraaghen. Hoe wyders, van de zelve, op verfcheide toghten, die niet hen, maar de Kroon van Span- je eighentlyk raakten , Kaizar Kar el, in Italië, Afryke, en elders, was bygeflaan, daar af wijlen Napels, Arger, en andre plaatfen tefpreeken: onaan- gezien dat de Spanjaarden zich f hunnent, in denjaare vyftienhondert twin- tigh, zooweederwaardelykteeghens 't bewindt der Neederlandfche Heeren verzet hadden, dat wel met een'andre befcheidenheit, dan 't hunne hier te Lande,gedreevenwerd. Met Hooghduiifchen, Franfoizen, Engelfchen, Schotten, beholp men zich uit noodt, om 't Spaanfchgewelt ofte keer en: maat deeze onderwonden zich der regeeringe van den Lande niet. Ook moefi men de Hoöghduitfchenniet eeven vreemdt als andren, in Hollandt enZeelandt achten j naademaaldie Graaffchappen den Kaifarryke ingelyft waar en. Men meinde nochtans hen alte zaamen af te danken, zoo haaji als de geleeghent- heit zulx toelaat en zoude. Aangaande de daghvaart der algemeine Staa- ten, die zyn' Majefleit gezint fcheen noch eenwyl uit te fielten-, ende, als ferfchoontoequaam, hunge zagh t e bep aalen, en hen tot enkele inwil/ighers der beeden te rnaaken •> 't hadgeenenfehyn, dat hun lüften zoude, voor 't ver- trek der Spanjaarden-, oft ook daar naa , op dien fmallen voet, te vergaade- ren, T>'andre punten, mits dat men ze behoorlyk uitleidde, konden genoegh- zaamgedult worden, als de vreededaarmee te verwerven waar. Maar 'teiß fchen vanfteeden, Sloot en, fcheepen, en krystuigh, fmaakte naar geen' op* recht igheit. In dier wyze waar en de fch aap en, naar dat het fprooxken ver- melde , van de wolven bekalt, om hun de honden te keveren. T'onrecht fchold- men denT rins ende Staaten voor weèrfpannelingen j naadien zy zich nooit teeghens 's Koninx Majefteit vergreepen hadden. Ende waar hun eer des dank te weet en, dat zy tot handt haaving zyner Hoogheit, landen, jleeden, huis, hof, wyven, kindren, en goederen, teeghens de tirannye des Hartoo^ ghenvan Alva befchermt hadden. Al hunne verklaaringen weezen uit, dat hun nooit in den zinne gekoomen was, de waapenen teeghens den Koning te draaghen , oft zich zyner gehoorzaamheit t'onttrekken. T>at men hun wrghde, dengezuy verden Godsdienft, oft het Landt te verlaat en, verving M m 4 at
|
|||||
•
|
|||||
4I.Ö P. C. HOOFTS TIENDE BOEK
ï<7f. al me e de een' foort van hoon, alsflrekkende om hen met ketterye te betighten^
daar zy zich aan 't algemein Äpoftolifch geloof houdende , niet dan de oopen- baare groove misbruiken der Geeflelykheit verworpen hadden , om Goode en den Koningyder't zyne tegeeven. Waar oover zy vrymoedelykuit moefien zeggen, dat hun die voorwaarden, gelyk ze laaghen, niet aan -3 en d'exem- plen van Egmo?idt , Hoorn , Montigny , te verfch voor , flonden. Hoe byft er een ding waar het ook, zoo groot een' getal van luiden, den hervorm- den Godsdienft toegedaan, f hunnen vaader lande uit te flommelen ? Ende wat was daarby te gelyken 't verzeinden van drie oft vierduizent Spanjaar- den naa 't hunne, die zich inde weide deezer landen nu vet en glad gernefi hadden ? Verre wild' het van welvaart zyn , als men 't Landt woefl en leedigh van volke gemaakt, de neeringen , handtwerken , en zeevaart, daar'top teerde, ver dr e even zouw hebben. JVatafbrek de flrenge plakkaa- ten met het verjaaghen der luiden, aan 's Koninx inkoomfien gedaan had- den , was te dier tydt welgevoelt. Voort zoude den vertrekkenden de gunfl van hunnegoedren te gelde te mooghen maaken, zeer luttel waard weezen: want, genoomen men vonde koopers genoegh >3 die zouden ze niet , dan tot oolykenpryze, begheeren. Datmen'er byvoeghde, zulx hun alleenlyk voor dat maal te zullen vry flaan 5 gaf niet duifterlyk te kennen, dat men voor haddegrouwelykegebooden van geloofsdwang wel haafl te vernieuwen: waardoor de ooverblyvers gefchaapen waaren , weeder in d'ouwde ellen- den te vervallen, ende een der fchoonfie takken uit de kroon zyner Majefieit gefcheurt te worden : 't welk in alle maniere verhoedt diende. 'Derhalven verzochten zy , dat men dit hun vertoogh , als gefprooten uit een' getrou- we geneeghentheit tot den Koning , in 't goede neemen wilde; ende baaden Godt den Almooghende , zyne Majefieit, en haare gemaghtighden , met geeft van beet er raadt en kennis te zeeghenen. Teeghens dit gefchrift werd by den Koningfchen den eerften van Grasmaant, een ander ooverge- Naader leevert, uitkoomende op deezen zin. Zy hadden 't afflaan van zoo ree- oopening delyke aanbiedenijfen zyner Majefieit niet verwacht, veel min het onheufch bydeKo- fchandmerkenvan d'oprechtigheitdergeenen, die niet dan ter befie trouwe mngfchen gmgen. Niettemin, zy'wilden datom dervre e de'wil'verby zien, ende naa- gedaan. ^ef ver^aaren Y geen in hun voorighe gefchrift, door fchyn van duifter- heit, eenighenaanfioot geeven moghte: mitsgaadets wat men eindt lyk, tot vordering des handels , zoude verftaan in te willighen. Maar die van Hollandt en Zeelandt hadden ook bekent te maaken, wie zy, booven Bommel en Buur e, onder hunne Bondtgenooten begreepen. Zoo heevigh oover 't mis- dry f der Spanjaarden uit te vaaren, diendeganfch niet ter zaake, maar veel eer tot ver acht er ing der zelve , en wyder inworteling der verbittertheit. Zoo dte van 's ^Prinfen parthye in hunne gewiffe gingen , zy moghten daar ookgenoegh vinde?i, dat zw aar lyk te verantwoorden waar. Doch men zou- de de Span]'aardts uit den Landefchikken, naa'tbeveftenvanden pais _j mits dat het uitheemfch krys volk ook van d'andre zydegeloft wierd. Ende Koning nam aan, de breede Staaten te beroepen, eeven als te?i tyde van d'oover dr aght der Landen op zyne Majefieit. Suaalyk en onwaardelyk pafte men op hen de gelykenis der Wolven , die den Schaapen de wachthonden zouden afge- v ordert hebbe?i: naadien 'er geen' oo vergift van v aft e plaat zen, oft ander krysbehulp geeifcht was , dan met byvoeghfel dat de Bondtgenooten zelf moghten voor flaan, in wat middelen van ver zeewering zy zich zouden geruft können ft ellen. Nochtans werd des, in hun weedervertoogh, niet altoos aarh geroert: 't welk gewiffe lyk naar geen' rondigheit zweemde. Dies niettee- ghenfiaande deeden zy noch 't zelve bodt geftandt -3 ende om duidtlyk te fpree-
9
|
||||
DER NEDERLANDSCHE HISTORIEN. 41/
fpreeken, zouden doen bly ken van den lafl brief desKoninx: desgelyks van 157 fi
zyne bewilghing in 't werk, als 't voltrokken waar. Ende was zyn' Majefteit daarenbooven te vree de, alles te doen bekrachtighen by de Staaten van y ede f geweft be zonder •> ende die tot börghen te ft ellen voor V onderhoudt haar der be- loften , ten eeuwighen daagen. Jaa zy zoude, waar V noodt ^ te weeghe brengen, dat de Kaizar, en haare bloedtverw anten onder 't Rykgézeeten, hunwoordt voor't zelfftegaaven. Tets in te ruimen, dat teeghens 'tRoom- f che geloofftr eed-, des was zy vangeenen zinne, nochte zoo veel als dentnin* ften letter daar af te wy ken: gelyk dan yederwijl hoe zy 't handthddven van 't zelf ft e, f haar der huldinge, ge zw o oren had. T>och zoude zy, den ge enen, dien 't raadzaam docht woonfteede buiten 's Lands te gaan neemen, zes maan» den toelaat en, om hier te ver bly ven, zonder midier wy Ie hunne kerkzeedente oefenen, eenigheonordeaan terechten > oftyemand arghernis te geeven -, en acht oft tien jaar en, om hunne goederen te verhopen. 'Dat meer was, zy zouden ze mooghen behouden j mits doende die regeer en by Roomsgezinde lui- den -,jaa zelve wee der aanveirden, wanneer zy zich bedachten, tot de Room- fche Kerke, en fchuldighe gehoor zaamheit te keer en > Wien dit niet geviel, moeft het mijfen des vaaderlands, niet den Koning dien 't leedt was> maar zich zelve wyten. "Dat hun dit düeenlyk voor eene reize veroorloft werd, had wightighe reede -, zyndegdnfch ongerymt > t'eiken maale op nieuw, den Gods* dienfl en de gerne ene ruft in gevddr van w dnkelingt e Iddt en brengen. Ende> indien d'uit heem fche Leeraars, en andren, door dewelke, onder dexel van dat het hun op den afbrek der vrydoornen fchortte, deeze nieuwigheeden op de baan gebraghtwaaren, zich bekeerden oft het Landt ruimden -3 de Koning twyf el- de niet, oft dyonderdddnen zoudengemdkkelyk, zoo't ouwde fpoor der Room- fche ge zint heit, als hunner neer inge en hanteeringe volghen : waarin zyn* Majefteit wilde trachten hen te handthaaven, met verhoedenis van alle be- zwaar , zonderling der Spadnfchè Inquijïtie, die zy nooit gedacht had, en alsnu eeven weinigh dacht, emmermeer in te voeren. Van béhaaghlyken glimp was dit aanbodt : eïide alzulken , dat het afflaan van 't zelve fèheen de Prinslyke parthy klaaflyk in 't ongelyk te ftellen: gemerkt haar 't vertrek der Spanjaarden , en de verzochte daghvaart der breede Staaten , boo- ven andre niet verzochte punten, werd toegedaan. Niettemin, dewyl men in geloofszaaken weigherde eenighzins de fchoot te vieren, zoo zaaghen die van Hollandt en Zeelandtte leur geftelt hunne hoope, van, door toe- doen der algemeine Staaten, aan eenighe gevoeghlykheit in 't ftuk van den Godsdienft te raaken. Waaroover, meenighte van menichen zouw moe- ten vertrekken, om zich (wen zy 't ichoon behielden ) zoo verre van hun goedt, en, naar gelang 4 heind by hunne fchaade, te vinden - 'T weghdoen deruitheemfcheiöldaatenj ter beide zyderï, wilde ook zeer zorghlyk vallen voor hun j die niet zoo lichtlyk, als de Koning, zouden andre bekoomen kunnen. De Bondgenoöten, derhalven, verzochten een' maant beraadts, die hun ingewillight werd. De Graaf van Zwartzenburgh pynde zich groo- zwart* telyx den handel ten goeden einde te brengen, met reizen ooverénweeder, ^enbmgb dan naa den Landtvooghdt, dan naa Dordrecht, daar de Prins en Staaten beyvertden verzaamelt waaren -, die zich ook, te zynen aanftaan, tot Geertruidenbergh fMS **eeu vervoeghden. Daar ried hy hun een' fchorfïïng van waapenen voor zes maanden , en een' bezending, aan den Kaizar, om, door tufïènfpraak des zelven, wat verzachtings, noopende 't punt van den Godsdienft, te ver- werven. 'T zelffte droegh hy mondelinx den gemaghtighden tot Bredaa voor, en den Landtvooghde door brieven, geevende hem niet bedektelyk te rui- ken, dat de bondtgenooten, te hardt geparft, op wüTeling van Heere mogl> ten
|
|||||
»
|
|||||
418 "P; C.HOO'FTS TIENDE BOEK
ixyt, ten peinzen. Maar Don Louis wilde geen beftandt dan voor twee maanden
alleenlyk j en dat noch , mits de hervormde Godsdienft daarentufïèn ge- ftaakt, en de Leeraars ten Lands uitgezonden wierden . Ook weigherd' hy, den gezanten der Bondtgenooten doortoght naa Duitslandt; met bybrengen, Het voeghd' hem niet-, den weêrjpannelingen^ dien 't doch aan geen andre weeghen ontbrak, vrygeleide door 's Koninx Landen te gunnen. Waaroover Zwartzenburgh, ziende de dingen op zoo traagh een' trant, ook dat men van dier zydequaadt oogh op hem had, als oft hem't maaghfchap met den Recht Prinfe, en 't dry ven van toegift in 't ftuk des geloofs, te zeer ter harte ginge, niet uit en zyn affcheidt nam ■, en eerlyk befchonken, en welvernoeght van de Bondtge- vertrekt. nöoten, te rug naa zynen Meefter reizde. Zynde d'onderhandeling nu uit- geftelt, tot in't begin van Bloeimaandt -, zoodeeden immiddels de Prins en de Staaten d'aangeboode voorwaarden , in alleRaaden en Vroedtfchappen, ooverweeghen. Requefèns j ter andre zyde maakte den Raaden der ge- weften en der fteeden bekent, wat 'er omgegaan was5 ende wilde gelooft hebben, zoo de pais niet voortginge, dat het alleen aan de Bondtgenooten hield, die der reediykheit geen' plaats gaaven. Ook liet hy, tot Antwer- pen, oopenbaarlyk afkundighen, hoe men den Koning bereidt vond, om dienvanHollandtenZeelandt, in al hun begeerten, tegemoete te koomen? de Godsdienft uitgezeit: zynde te byfter een' onbillikheit, datd'onderzaa- ten den Vorfte j dien aangaande, de wet zouden voorfchry ven. Ten ingank van de gemelde maandt, alzoo de gyzelaars van Dordrecht vertrokken waa- * Secre- ren, en noch niet weederom gekeert; quam de * geheimfchry ver, La Tor- tam. re 5 onder vry geley van den Prinfè, tot Geertruidenbergh den Hollandtfchen gemaghtighden afvorderen, oft men verftonde des Koninx zoo genaadighe uitbiedenifïen t'aanveirden, oft af te flaan. Men leeverd' hém fchriftelyk be- fcheidt j 't welk gezien by den Landtvooghdt en gemaghtighden des Koninx, gewraakt werd voor bewimpelt, ende niet veel klaarder ïpreekende, dan de voorgaande fchriften. Dat quaamen La Torre enLeoninus den Staatfchen voorhouden 5 die ooverboodigh waaren, alle duifterniflèn op te helderen, zoo men ze aanweeze. Dit gefchiedde: en de Staatfchen, weeder tot Bredaa gekoomen, naa 't keeren van de gyzelaars , verklaarden, den eerften van Antwoordt Zoomermaantj Aanneemelykwaar zeeker d'uitloftenis der herflellinge van der Hol- handtveflen en gerechtigheeden, indien men dier in vry en gewiffe genieten landfchen, moghte. Maar wat konden ze dengeemn baat en, die 't vaader landt zouden op de naa- ruimen moeten ? T>erhalven, kunnende voor alsnoch daar toe niet verft aan, 00Je" baaden zy ootmoedelyk, dat de Koning gedient waar e met affchajfen van vuur Konin f- en zwaardt •' *n welken gevalle zy zich ver kloeken wilden, om, in alles, aan- (eben. kleevende den weereldtlyken plicht, hunne gehoorzaamheit en dienftveirdig- heittebetoonen, meer ende niet min ■> dan ooit hunne voorvaaders ge daan had- den . Op de voorgewende ver zee keringen tefteunen j hoe viel het hun moo~ ghelyk, die zich fpieghelden aan de treeken, waardoor men de Heeren, ge- noemt by hun voorigh vertoogh, zoo deerlyk had ingeleit ? inzonderheit, naadienmen-i vanfterktenen krysbehoeften, eer dan het vreemdt oorloghs- volk uit den Lande, tefcheiden had j ende voor 't beveftighen der eendraght, door orde, te raamen by d"'Algemeine Staaten. 'De wantrouw waar niet, dan met de Spanjaarden t effens, wegh te neemeh. Daar waar e de pais, ende nerghens anders fontginnen : daardoor de ruft en geruft heit te bejaaghen. Want tuffen hen en d'ingezeetenen der andre geweften, die zy voor hunne Landsluiden en Bondtverw anten kenden, was geen gefchil altoos, nochtyet vyandtlyx te vreezen. Nu waanden zy hunne zucht tot de vreede, met al 't voorverh aaide genoegh betuight te hebben. Ter oovervloedt nochtans en tot
|
|||||
4
|
|||||
DER NEDERLANDSCHE HISTORIEN, 41^
tot bewys , dat zy op eighen oordeel niet ßaan wilden , nocht hun bezon- t fff,
der weh aar en booven'tgemeine zetten: zooverklaarden zy f hoewel''t hun lydelyker vallen zouw, goedt en bloedt > dan den gezuiverden Godsdienfl* te derven) datzy, indiende Koning hun verzoek dienaangaande verworp, bereidtwaar en, zich, noopende zoowel dit ende 't punt der verzeekeringe, als alle andre, tegedraaghen tot het befluit, te neemen by de wettighe vergaade*- ring der %_Algemeine Staaten. Wifle men ook eemghen voeghlyker voet voor te/laan, teeghens'tpleeghen van daatlykheit, tuffen 't vertrek der tiitheem- fchen en 't houden der gemelde daghvaart -3 men zouw bevinden , dat zy in reede ßonden. Hier op vertoonden de Koningfchen weederom, dat de Wat it Godsdienfi, bezwooren by den Koning en zyn' onderzaaten , immers zoo koning- zeer , als de handtveßen, herfielling vereyfchte. T)at d'Onroomfchen ge- fchen ^aar rieft waar en met de zes maanden verblyfs , ende voort met verlof om hun- weeier °P ne goedrente verhopen, oft te genieten, mits laat ende de zelve regeer en by &^OT* Roomsgezinde perfoonen. Niettemin , naademaal die van HoUandt zei- den , dat hun 't ont beeren des vaader landt s ongeleeghen opnam 3 zoo was zyn' Majeßeit te vreede, 't goeddunken der breede , enbehoorlyk verzaamelde Staaten te hoor en, op 't geen dat beide denflaat en den GodsJienfl betrof en- de daarnaa , in vermooghen haar der Hoogheidt, op alles orde te raamen. 'Tuitheemfch volk van oorlooghe was, zoo op eenenfprong, niet te verzein- den j nocht maniere van doen , heirkracht te verzwakken 5 veel min wegh te neemen, voor 't fluiten van't verdragh. Indien nochtans de Bondtgenoo- ten eenighe middeleyi ontdekten , waarby men moght verzeekert zyn , dat het verding , en 't befluit zyner Majeßeit naa 't verßaan van der Staaten gevoelen , zouw achtervolght worden 5 men had goede geneeghenheit om daarnaa te luißeren. Dit gezien by de Hollandtfche gemaghtighden ; beklaaghden zy zich zwaarlyk, dat men zoo beveinsdelyk handelde. Want gemerkt menfiips op den eenighen Roomfchen Godsdienß flaan bleef, zoo 'Twe^ f che en de vergaadering der breede Staaten nerghens toe te zullen dienen .m, f," dan om enklyk haare meening te zeggen, noopende 't maaken van plak- eeens^m kaaten en keuren, die 't onderhoudt des zelven, ende voorts 'tßuk der re- rmaau, geeringe raakten. Hoe ongehoort een' wreedtheit waar het, zoo magh- tigh een' meenighte van menfchen , die meefiendeels luttel hadden te ver- kool) en , ende elders de geleeghentheit niet vinden zouden om zich te geneeren., ten Landde uit te wyzen , onder dexel van een' voorgewen- den eedt ? Men konde , zoo't noodt deed, bewaarighen , dat de Koning der He High e kerke , ende niet der Roomfche , gefwooren had. 'Dies vol- ßonden zy alsnoch by hun verzoek , dat men hun 't punt van'de vryheit ^mne des geloofs wilde inruimen , oft het zelve, ne evens d*andre, aan de bree- iaatßeuitm de Staaten verbleeve : doende , voor al, 't uitheemfch krysvolk vertrek- ie em' ken. Te begheeren , dat de Bondtgenooten zich ook het hunne met eeri zouden quytmaaken, waar hun te veelgeverght: kunnende elk menfch van eenigh verfiandt lichtelyk afmeeten , hoe veel beeter geleeghentheit de Koning had, dan zy , om nieuwe haften op de been te brengen. Ook zoude , met het inwillighen der voorzeide zaaken , 't verdragh genoegh- zaam getroffen zyn 3 en alle zwaarigheeden , voorgewendt van de zyde zyner Majeßeit, op't fluk der verzeekeringe , verdwynen. 'Doch indien men echter beducht was, voor't bedryf van eenighe vyandtlykheit, geduu- rende de daghvaart, der Staaten, oft wel voor oovertreeding van 't befluit der zelve} zoo mochten de Koningfchen v oorfi ellen, by wat foor te vanverzee- kering zy waanden bewaart te weezen j ende zoude men van d?andre zy-' de trachten, hun behoorlykgenoeghen te geeven. De gemaghtighden des Ko-
|
|||||
1
|
|||||
420 P. C. HOOFTS TIENDE BOEK
15-75-. Koninx, ernftelyk aangemaant om hier op duidelyk te antwoorden , ver*
De Ko- klaarden eerft by monde, ende naader geparft zynde , by gefchrift j geenen mngfchen \zfc te hebben, om die uitbiedeniflen t'aaiweirden, oft af te ilaan: en eifchten verklaar en y-er maanden daghs , om volkoomener orde uit Spanje te laaten haaien „ *C"blh ®iQ van ^0^an<^c en Zeelandt hadden daar niet teeghen, mits dat men mid- om de ui- Ier wyl de waapenen gefchorft hielde. Maar , alzoo de vyandt des in wei- ve aan oft gheringwas, en zich dapper ten oorloghtoeruftte, vonden zy raadtzaamft, af te ug- hunne zorghen tot teeghen weer te wenden , en d'onderhandeling af te fny- ghen. den, Te meer miflchien , mits Requefens , zonder yet af te laaten van straf d'ouwde fcharpheit, den vierden van Hooimaandt, een plakkaat gemaakt plal&aat had, waarby den zynen , niet alleen 't huizen oft hooven der Bondtgenoo- teegbem ten, maar ook all e onderhan deling met hun, op verbeurte van ly f en goedt, de bondt- yerbooden werd. Zy leeverden dan, op den veertienden der zelffte maandt, genooten. aan ^ Koningfchen een gefchrift oover , dat de deughdelykheit hunner Affcheidt aanbiedeniflen ten breedtfte vertoonde. Gaaven Goode en der gantfche we- by die van reidf fe oordeelen , oft de geenen den pais hartelyk meenden , die naa ver- Bollandt klaaring gedaan in 't eerfie ^ van op alles volmaghtight te weezen , nu landt Ie- v*er maan^en uitfiels begeerden , om ruimer laß te bekoomen j dan oft zy zeeven. de handeling begonnen hadden , om de Böndtgenooten ßuimerigh te maa- ken, 67i thans te verfch alken ; fampt, om 't ge duldt der ver heer de Landt- zaaten by aadem te houden , op een' y dele hoope , dat de vree de eer lang, hunnen druk verlichten zouw. CHen hadde dan d'eUenden der aanhou- dende oorlooghe met den Böndtgenooten , maar den geenen te wyten , die, by 't verwerpen der ruße hunne tiranny zochten te fierken. 'Dies onaange- zien, zouden , als 'er naader befcheidt uit Spanje quaam , de Trins en de zynengeen'vorder handeling ontzeggen, indien hun als dan docht e, dat het oorbaar waar, en dat de Koningfchen met beet er oprechtigheit te werke gingen. De Koningfchen echter, by weedergefchrift van den zelfften dagh ■, belghden zich hooghlyk der imaadelyke woorden , waarmeede men de Perkt*- deeghelykheit hunner meininge had doorgeflreeken. 'T was , zeiden tinge der zy , geenflyl, in zaaken van zoodaanigh gewight, ( al had men fchom Kon'mgfche volmaght) tot eindtlyk fluiten te koomen , zonder verdubbelt onthiet van daar te e- zynen meefler. T)at zy ook 't behandight vertoogh nietanders aannaa- ghem. men } jan om >s j(.0ninx antwoordt daar op te verwachten : verklaarende voor Godt en de wereldt, indien men , wanneer 't gekoomen waar e, wei- gherde met der zaake voorts te vaaren , dat de Trins met zyn' Böndtge- nooten, ende niet zyne Majefieit, defchultvan't br e eken des vreedegefprex draaghen zouw. In deezer wyze is de handeling van Breda a, waarop duizen- den van menfchen met zuchten naa den pais , ftarooghden , niet alleenlyk te loor y maar tot groote verbittering der gemoeden oover en weeder, af- geloopen : trachtende , elke parthy der andere de haatlykheit van zulx te lafte te leggen. Daarop gingen de oordeelen hunnen gang, ende lprak elk van der zaake, naa dat hem om 't hart was. De Böndtgenooten , niettemin , icheenen wel de voldoendfre geweeft te zyn: gemerkt zy uitgebooden had- den, artgefchil, jaa dat van 't geloof ook by d'Algemeine Staaten te laa- ten flyten. 'T welk zelfs de Roomsgezinden gevoelen deed', dat het hun niet zoo zeer om den Godsdienft te doen was, als om d'ouwde gerechtig- heeden, en ontflagh van d'uitheemfchen -, twee dingen hun eeven fmaake- lyk als dien van Hollandt. Geduurende de handeling, had de Landtvooghd den Raadt van Staate vergaadert, en verfcheide perfoonaadjen van aanzien buiten gewoonte, daarinnedoen verlchynen. Ende werd op zyn' voorftel geantwoordt: T>at het dienfligh fcheen de vreemdelingen wegh tefchikken, al'
|
|||||
«
|
|||||
DER NEDERLANDSCHE HISTORIEN. 421
atzóo men zich op de vroomheit en trouwe der Landtzaat en wel verlaat en ïfff-
moght: midtsgaaders de daghvaart der breede Staaten in te willighen , om hun goedt dunken te zeggen, noopende 't raamen der plakkaat en op Godsdienfl en regeeringe i blyvende nochtans de Koningin zyn geheel, om befluit i daaroo- <uer, te neemen: ende dat men dien van Hollandt, vryheit van gewiffe toe- flonde , zonder uiterlyke oeffening van hunnen Godsdienfl ^ oftyemandtte ontflicht en. Wanthetwaaretebezorghen-, zoo men zyn ftreng teftyftroki dat de Trins het oogh op eenen vreemden Heer moght e werpen : dewyl hy zich doch zomtydts ontvallen liet, dat het der bruidt, die hy in handen had, aan geen vryers ontbrak. Al een' wyl naast icheiden der gemaghtighden, droegh Don Louis ook 't zelffte den Staaten van Brabandt voor. Deeze fremden, in 't eerft van Wynmaant, het vertrek der vreemdelingen aan . Maar zy beloofden, by den eedt den Koning t'zyner inhuldinge gedaan ? niet te gedooghen (voor zoo veel als in hun was^ dat, ter vergaadering der Algemeine Staaten, yets 't minfte tot achterdeel van de Roomfche Kerke, ofc'sKoninxachtbaarheit, gehandelt wierde 5 nochte dat de Onroomlchen in 't Landt zouden blyven. En zy maakten zich fterk > dat de Staaten der andre geweften zich met hun zouden voeghen: zulx zyneMajefteit niet te twyfelen had , oft het befluit der zelve wilde den Prinfè teeghen gaan, Waaruit men (peuren kan , op welke moer 't werk geleeghen hebbej en wat onpartydigheit den Bondtgenooten , op de verzochte daghvaart, te verwachten ftond. Ende beklaaghde daarom , zoo men zeit, zich de Landtvooghdtnaamaalsdes meenighwerf, dat men die van Hollandt, op hun aanbodt , niet befiaaghen had : indien 't nochtans te gelooven ftaat> dat de Spanjaardt het exempel goedt vinden kon van de Staaten zoo verre te kennen j hoewel hy verzeekert was tot zyn voorneemen te raaken. On- der dusdaane zorghen vond ook' zyn plaafiè 't raamen van een plakkaat > gebiedende dat men , voortaan, den eerften van Louwmaant * voor den aanvang des jaars te reekenen had. Want voor heen werd by zommïghe deeze dagh, by andren Paaichaavondt, voor den eerüen van 't jaar, genoo- men. Uit welk verfchil vantydtmerk, groote onzeekerheit en verwarrenis in den ouderdom van allerley blykfchriften, ontftond. Een harde winter Harde was 't, dit jaar: zulx de Noordthollanders, tot bevry ding van 't geweft, zich winter, en benoodight zaaghen, 't ys op te byten, van Petten af, lanx den Reekerdy k tot ptyten in Alkmaar; van Alkmaar kngs de Schermer tot Knollendam, en door 't Spy- Nmdt" kerboor; voorts door de Beemfter tot Purmerent; en van daar door de Pur- "Qllandtt mer tot Monikkendam toe $ alles ter wydte van tweeè'nveertigh voeten. Tot dit werk, en 't bewachten der waateren, prellte men, onder 't beleidt der Schouten, dehuisluidenop, by dreighementen, datd'onwillighen den ge- willighen tot roof gegeeven, hunne huizen verbrandt, en zy voort, als vyan- den des vaaderlandts , geftraft zouden worden. De gemaghtighden der Staaten, van dien oort, maakten, dat pas doorSonoy, denPrinfe bekent, w hoe zy uit Amfterdam verwittight waaren, dat men op zyn leeven toeleide, rc\mv~n Maar zyn'Doorluchtigheit antwoordde, den tweeden vanGrasmaandt, uit van toe[eg Geertruidenberghe, niet te hebben kunnen verneemen, dat 'er tot noch toe op 's Priu- yet teeghens haaren perioon was voorgenoomen. Waar uit men afmeeten fenperfton, kan, hoe diep de Vorft het oogh in den raadt zyner vyanden hebben moeft > ty den fel* dewyl hy zelfs in ftoffe van zulk belang, niet lichtelyk geloof gaf, aan 't geen venmp hem, door andre, dan zyne gewoonlyke kundfehappers, voorquam . On-4*^*. trent den zelven tydt, nam Sonoy 't Berndegat in, aan den Waaterlandfchen ,at h Sg1 oykj beftond daar een' fterkte te bouwen. De meening was , dat die van myinge~ Zuidthollandt zich meefter van de Haarlemmer Meer, en de fchans op den r.oonwu Nn Haar-
|
|||||
1
|
|||||
4-22 .. P. C. HOOFTS TIENDE BOEK
10 j, Haarlemmerdyk by 't huis ter Hart, zouden maaken. 'T welk hun geluk-
kende , en voorts dien van 't Noorder geweft het Y met hunne fcheepen tebeheeren ; zoo fcheenen niet alleen Noordthollandt en Waaterlandt wel verzeekert, maar Haarlem verleeghen, om uit der Bondtgenooten handt te koomen eeten. Deez' aanflagh , niettemin , beloovende zoo veel heils, werd beide uit den Zuide en Noorde quaalyk ingevolght j en Sonoys volk Weeder bedrongen , door d'Amfterdammers , 't Berndegat te verlaaten , naa dat verlaaten. Zy des , oover de drie weeken , maghtigh geweeft waaren. De Heer van Hierges dan , houdende het Y en den Haarlemmerdyk tot zyn verdoen, braght een maatlyk getal knechten en ruiteren , in de Beeverwyk •, met loght van gelaat van tot Noordthollandt te willen inbooren. Getooghen tot Schorel Bierges toe? jeecj jjy 't voetvolk daar ruften, en rukte voort met de paarden, tot Tf00ldt' aan den Slaaper: doch vindende de fchanfen wel bemant, keerde weeder 0 m (' naa de Wyk, zonder meer dan, hier en daar, wat geplondert en gebrandt te hebben. Maar naa veertien daaghen toevens, en 't verzaamelen van 't oover- fchot zyns heirs, nam hy fchielyk zynen wegh weeder opwaarts aan, en floegh 3t leegher voor Buure. Geduurende zyn verblyf in den Noorder hoek, ver- fpreid 'er zich een gerucht , hoe een deel Landtloopers by den vyandt ge- koft waaren , om etlyke dorpen in vuur te zetten, en , door naagaander zorghe voor eighe fchaade, de huisluiden, van fterkten en dykente trek- ken , die zy , neevens de foldaaten, bewaakten. d'Ooverfte Sonoy, en de gemaghtighden der zelve fteeden , hierteeghens gewaarfchuwt, dee- den , gelyk de reede wel vereifchte , flux de Schouten op de been zyn, zulx dat 'er oover de twintigh van 't geboefte in handen raakten. Maar in 't rechtpleeghen oover hen en andren by hen bezwaart, werd nocht maat Otimen- nocht manier gehouden. 'T welk tot de haatlykfte fchandvlek gedeegh, febelyks daar de Staatfche parthy tot dier tydt toe , mee bekladt was. Want de Oo- bandel van verfte, zuur van aardt, en graatigh naa 't icherpfte , in plaats van de ge- Sonoy, om Woonlyke vierfchaaren met hun te laaten begaan , ftelde om t'ondervraa- un ge- g|ien ^ een> hank ^n yan gemaghtighden , raauwe , meeft al, en wanheb- raadtfont- ^etyke menfchen , en die hy vertrouwde , uit zyn' ooghen te zullen zien, dekken, waC zvner vinnigheit lüften moghte. Deeze waaren , Johan vanForeeft, Schout der ftadt Alkmaar j MeefterJooftHuikefloot, Schout tot Hoorenj Willem Martenszoon Kalf, Baljuw van Waaterlandt en Zeevank -, Wil- lem van Zonnebergh, Baljuw van Brederoode en Berghen; Jonker Willem van Roon , Schout tot Niedorp : en Willem Moftart. Doch zyn deeze twee laatfte niet lang in de zaake -y d'eerfte noch min gebeezight; dan in zyn' fteede, de geweldighe prevooft Michiel Vermertlen. De zwervers, ter fcher- pevraaghe gedoemt, beleeden d'een d'eene , d'ander d'andre dievery, oft moedwiiligheit; en meer niet. Geperft om eenighe huisluiden van hunne ken- nifle aan te wyzen, noemden zy 'er verfcheide, die hen by wylen met huizing oft handtreiken beweldaadight hadden j onder andre eenen Koppe Kornelis- zoon, en Nanning zynen zoon, eerlykgegoedde buuren tot Woggenom. De fyne onderzoekers, willende, 't golde wat het wilde, dat deeze luiden hen mee geldt bekoort hadden, om eenighe dorpen aan te fteeken, op zeekere blaak- teekens by den vyandt te doen , beloofden den fielen 't leeven, indien zy de waarheitontdekten. Hier werd terftondt naa geluiftert, en 't voorgefteldc toegeftaan, by zeeven der gevangenen. Zommighe der zelve bedroeghen noch, booven de twee voornoemde, eenen Pieter Nanninxzoon van Ben- ninkbroek , eenen Reinier Pieterszoon van Hooghwoudt, en etlyke an- dren , De achtfte Landtlooper -,Jan Driemunt van Hooren (want zyn' ftandt- vaftigheit verdient dat men zynen naam weete) ftonddrie oft vier tornen der
|
|||||
«
|
|||||
DER NEDERLANDSCHE HISTORIEN, 413
der paleye af, zonder eenighen huisman te belaften. Men hervat echter
't folteren j en de gemaghtighdcn, buiten alle beicheidt, leezen hem voor, wie hy te bezwaaren had: met dreighen , van, 't en waar hy 't deede , hem alle daaghen dier wyze te quellen. Hy, vroomer noch dan zyn'onder- vraaghers , was 'er niet toe te brengen. Dies lieten zy hem opgetooghen aan een' ladder, met de armen achterwaarts omgedraait, en wel twee» hondert pond'ge wighes aan zyiï grootfte teenen , vierd'half uur lang; en gingen terwyl in een* herbergh zitten drinken. Hem biggelde , van ban- gigheit, het zweet ten leeden af, dat het op de zolder droop * Aldus aan 't eindt gemartelt, liet hyde gemaghtighden ontbieden; die meer dan een halfuur achterbleeven , en met dronken hoofde weeder keerden. Toen verzocht hy ontfpannen te worden , beloovende t'oopenbaaren , wat zy van hem begeeren zouden. Zy doen hem aflaaten ; zeggen hem 't lee- ven toe , en daarenbooven een dienaarfèhap onder den geweldighen pre- vooft, zoo hy de waarheit bekende; die , hoewel hun genoegh bewuft, nochtans uit zynen monde gehoort wilde zyn . Waarop hy de huisluiden, hem voorgefpelt , befchuldighde. Koppe Korneliszoon , en Nanning Koppeszoon werden by den hals gegreepen : gedraaghende 't gemeen gevoelen daar heene , dat 'er wel yetwes by hen ïchuilen moghte, omdat zy van de Roomfche gezin theit waaren . De gevangenen zeiden hun 't ver- raadt in't aanzigh top: waarvan zy eenpaarlyk looghenden eenighe d'alder- minfte kennis te hebben. Diïemunt en al zyn' makkers verweez men ten vuure. Booswichten, zeeker, ende waardigh dier ftraffe, waaren'er on- der: maaralle, die'er ftorven, (want een deel brak uit der vankenift©, wee- derriepen op hun uiterfte , en eenighen met de wurghftrop aan. de keel, 't geen men hun, noopende't brandtftichten, en tot betichting der huislui- den, doorpynenfehoone beloften had uitgewrongen. Ook hingen hunne belydeniftèn, van lofle en lompe ftrydigheeden, zoo quaalyk te zaamen, dat het der leughene aan geen kundigh litteeken ontbrak. De gemaghtighden, dies onaangezien, lieten niet, eeven ftrengelyk teeghens Koppe en Nanning voorts te vaaren. Acht oft neeghen daaghen vervolghends, werd d'eerfle grouwlyk gepynight: acht kannen brandewyns verbruikt , om lynwaat te natten; 't welk aangefteeken, hem van booven tot onder heel zwart blaa- kerde, en de zooien der voeten ganfehwegh nam ; zulxde zeenuwen bloot laaghen. Dikwyls bezweem hy; doch bezweek zyner onnoozelheit nooit; zich beroepende op de Wethouders en gebuuren zyner woonplaatze, die van zynen handel en wandel getuigen konden. Met gelyke onverwriklykheit verdaadighd' hy de onfchuldt der geenen , die men hem aanftreed zyn metpleghtighen te weezen. Op eenen naamiddagh, als hy des morghens heftelyk aangetaft was, braght men hem naa de kaamer, daar de gemagh- tighden zaaten. Daar gekoomen, naa een1 flaauwte en wat ru flens op de trap, vielhy, van zwakheit, met de handen op de taafel needer, vraa- ghende wat hun begheeren was. Men verghd' hem 't ouwde. Waarop hy antwoordde: 'K weet u niet te zeggen: raakte met een in zwy m, en aan 't zy- ghen : voorts gefchort by dén fcherprechter , en op de zolder neergezet, gaf zynen geeft. d'Onderzoekers ontroerden zich grootelyx hieroover. JT welk wonder was ten aanzien van de onmenfehelykheit, die 'er volghde. Want, elkandren gelprooken hebbende , beftonden zy te roepen ; dat de eDtiiveldenfchelme den hals brak, en hem ter helle voerde: doch dat zy hem e evenwel zouden doen vïerendeelen: gelyk ook in 't heimelyk volbraght werd. Voort zonden zy eenen Schoutendienaar naa Nanning. Deezen vond hy in't hemde, met de handen tuften de beenen aan een' bank gebonden: Nn 2 en
|
|||||
»
|
|||||
424 -P. C. HOOFTS TIENDE BOEK
en gevraaght zynde, zeidhem in't oor, dat zyn vaader ooverleeden was*
De p-emaghtighden , die den dienaar verbooden hadden zulx te melden, volghden hem terftond,en vallende den gevangen aan met bittre fmaadtwoor- den, zeiden dat hy door zynen vaader beklapt was, en alles geoopenbaart. Hy, fterkervangefteltenis, dand'ouwdeman geweeftwas, werd tot twee- oft drieëntwintigh maaien ooverfellyk gepynight, niet alleen naa gewoonte met geeflelen en fpannen , maar met de vinnighfte quellaadjen , zoo van weedom als walghe, die d'alderdartelfte en fcherpzinnigfte wreedtheit wift te verzieren. Scheldende zyn geduldt voor duivelsfpel , fchoormen hem met een fcheermes al 't hair van den lyve ; en verbeezighde daarop , twee mengelen brandewyns : zulx het van de keel af ter naavel toe , heel rauw en velleloos was . Men barnde, met zwaavel, en een half pondt kaarflen teffens, zyn' naakte oxelen en zooien, der wyze, dat hy, niet kunnende op de voeten ftaan, zes weeken lang gedwongen was op de knien te kruipen. Zoo zeerigh een lichaam knelde en rekte men dan noch met de folter- zeelen. Naaditellendigh martelen, deeden zy hem etlyke nachten , zon- der yets onder oft oo ver te hebben,'* op de vloer leggen, enmetwaateren roeden de flaap af keeren. In vyf oft zes etmaalen, werd hem niet dan pee- kelhaaring en andre gezoute Ipys t'eeten , nocht, hoe deerlyk hy daarom jankte, eene teugh drinkens gegeeven. Een beul was niet genoegh, men Helde den tweeden te werk. Deez nam torren , uit d'aarde gegraaven, en plantez' hem op de naavel, daar een angel uitgetooghen werd, zoo lang als een lidt van een vinger. D'aalouwden plaghten de vaadermoorders in een leederenzak genaait, met een* flang en fimme , in 't waater te wer- pen ; een' plaagh, die niet lang duuren kon. Yslyker werd met deezen onnoozelen menfche geleeft. Op eenefteeneftolp, eighentlyk te dien ein- de gebakken , leide men geglomme kooien, en ftelde daaronder op zynen buik , een' ratte , die , benaauwt door de hitte , en nerghens anders te graaven vindende , hem , met byten en krabben , naa 't ingewant dolf. Men befmeerde zyn' manlykheit met room , en deed ze trekken van een zoghkalf. 'T zelffte lidt deeden zy opblaazen, door een riet; dan booven toebinden, en hem met ftoxkens in zyn' liezen flaan. Men fherpte hem, booven dien, 't lichaam, met gloey ende droppen fpex, die gaaten als Hui- vers etflen. Dit werk werd eerft tot Alkmaar begonnen, maar achtervolght op 't huis te Schaaghe , daar de gemaghtighden voorwendden , dat de ge- vangens (want zy hadden nu noch etlyke andren doen verzeekeren) be- quaamlyk elk bezonder te zetten waaren. Nanning Koppeszoon , aldus gebraaden, verfchcurt, geteeft ter eene *, ter andre zyde vermurwt door be- loften van lyf en goedt te behouden, werd endtlykzoo week, dat hy alles naa, wat de gemaghtighden, doorgaands wel befchonken, hem voor kalden; en beleed, onder ander, hoe hy zelf aangenoomen had, twee fchelven riets op den Noorderdyk aan te fteeken, tot baak voor den vyandt, die uit Vries- landt zouw ooverkoomen: iamt het dorp Zwaagh in vuur te ftellen. Waar- oover men hem, op den naam van Sonoy, verwees, om leevendigh opgefhee- den, 't hart uit zyn' borft gereeten, en hem in 't aanzicht gefmakt, 't lichaam gevierendeelt, de (lukken voor de poorten van Hooren gehangen, 't hooft tot Woggenom ten tooreri uitgefteeken te worden. Maar voor de gemeente gebraght, ontichuldighd'hy, oover luidt, zich zelven en alle andren by hem bedraaghen: bleef ook daarby, als hy nu naakt op de vleesbank lagh uitge- 'ftrekt, en de fcharprechter t'fchrap ftond. 'T welk de Wethouders van Hooren zwaarhoofdigh maakte, en voorts , uit vreeze voor oploop, 't uit- voeren van 't vonnisdeed fchorflen. Met een fchreeven zy aan Sonoy? dat
<
|
|||||
o
|
|||||
/
|
||||||
DER NEDERLANDSCHE HISTORIEN. 42?
dat hy de gemaghtighden derwaarts zeinden zoude , om den gevangen te ifzf.
hooren, enzelfooverzyn ftraffe te fraan. Die quaamen 's andren daaghs, en voltrokken de moordadigheit, met noch heilloozer handel * Te weeren, daardetydtvereiichte, hem in flaat te ftellen, om aan Godten zyn* ziele te peinzen , gaaven zy, om zynverftandten ïpraak te bedwelmen , hem zoeten wyn te zuipen; dienhy (gelyk dan een benauwt hart dorftigh, en afgemat lichaam naa verquikking is jookende) ruimelyk innam, Niet zoo vlot ee ven wel werden hem de harlènen, dat hy vergat, op 't fchavot koo- rnende, zyn'onïchuldingweeder aan te heffen. Maar een Predikant, [o- riaan Epeszoon, viel, onder ichyn van hem te fterken met de Heilighe Schrift, in zyn' reeden, en verdoofde ze met roepen. De beul ook had lafl, hem in der haaft de frrot toe te binden s en volbraght alzoo 't gewysde, zonder op- roer, dan zonder zwaar morren des volx-niet. 'T welk van dien tydtaf, den gemaghtighden, den naam van bloedtraadt aannaaide. De ooghen wor- den week, en de vingers bederven, door afkeer van zoo gruwzaame en t'elkens verdubbelde onmenfchlykheiden , gepleeght ten aanhitlèn ('t is waar} van eenen Onhollander j door toedoen niettemin van eenighe on- zer Landsluiden. Ende waar ooverlang myn wenfch geweeff., dit haat- lyk verhaal af te korten, indien de plicht der Hiftorien des gehengen wilde. Maar, hoewel het is om den leezer verdrietigh en fmartelyk te vallen, zoo heb ik nochtans clen zelven niet te verfteeken gehadt, van de vrucht der leerzaamheit deezer merkwaardighe gefchiedenifïèn , uitwyzende , hoe men zich , gelyk voor oopenbaare eerlooze fchelrnen, alzoo voor be- veinsde fchalken hoeden moet, die 5 met den yver tot vaaderlandt en zui- veren Godsdienfl: in den mondt , hunner bittre partydigheit, en ver- vloekte zucht om dank by de grooten te begaan, zoo verre toegheeven, dat zy voor fpel houden, d'onnoozelen te belaaghen , en de fpitsvon- dighfte wreedtheeden, t'hunnen bederve, uit der helle te vorflchen. Tef- fens zal 't niet onnut zyn, te befchouwen , wat een manhaftigh gemoedü al uitftaan kan , wanneer 't zich met de mooghenheit der reede , en de kennis zyner gerechtigheit, onderftut vindt. Wyders 3 by de fiioodt- heit, aan Nanning en Koppe getoont, lieten zy't niet: maar, als bloedt- dorft van bloedtdrinken kryghende , zich, door de zelve, aan eenen derden op 't lyf fchenneii, dien hy , verwonnen van pyne, ophunvoor- flellen bedraaghen had. Deez was Pieter Nanningszoon voornoemt, "een deftigh en ryk huisman van Bennin'kbroek 3 die , tot vier oft vyv- entwintigh reizen toe', uitbundighlyk , jaa feller noch , dan zyn be- tighter, gefoltert werd. Zy deeden hem gaaten , daar men twee vin- gers, in leggen kon , onder de oxelen bernen. Men knelde zyn lichaam, met zeeven koorden teffens , en wrong ze toe , met zulk een' kraft, dat ze keepen in de bank fneeden, ende inkervende door huidt en vleeich , het naakte been en 't hol van de fchinkels ontdekten. Dit, gelyk het vuur zyn' voeten , maakte hem de handen , mits 't krimpen der zdenuwen , t'on- bruik. Dies moert men hem, wel zeeven weeken lang , als een jonggeboo- ren kindt aazen, en't eeten inden mondt fteeken. Ret vlammendefpek, gedoopt in brandewyn, werd op zyn hooft niet gefpaart3 nochte de torren vergeeten, om hem in den buik te booren. Noch bedacht men, om hem met alle geweldt te {pannen , een gereedtfchap, 't loopende wyndas ge- noemt , waarop hy meenighmaals gerekt werd. Als de beul afgear- beidt was , fchaamde zich Schout Huikeiloot niet voor vadze te die- nen , ende floegh eignen handt aan 't werk. Maar, aan niet min on- tygh een dienft, liet Sonoy zyn' vuiligheit kennen : zeindende ratten Nn 3 van
|
||||||
»
|
||||||
(
|
|||||
+26 P. C. HOOFTS TIENDE BOEK
van Alkmaar óover , ten gelyken einde, als in 't lyden van Nanning ver-
haalt is. Waarin 't geluk, zyner oneere zoo gunftigh ge weeft is, dat men het dubbeldt van den brief der gemaghtighden, waar by zy bekennen de rat-' ten ontfangen te hebben, noch heeden te leezen vindt. Ende werdt diton- gediert hem meede op zyn' borft te krabben en knaaghen gezet. Want als de aarde ftolp afgebeezight was, Helden zy een' houte ftoof toe, boo- ven met een koopere pan, om 't vuur daer op te leggen : en als de rat hem de hartkolk raauw gewroet had, deed mende gloeyende kooien in de ver- fche wonde merken , en fehroeide dan voorts de gemartelde leeden met den brandt. Wonder, en ongelooflyk lchier zullen de naakoomelingen achten, dat het in menfchlyk geduldt geweeft zy , zoo gevoelyke quellaad- jen te draagen, zonder dat de tong zich te buiten ging. Ten laatfte noch- tans, kunnende geen' uitkoomft afzien, gaf hy 't op,en bekende, eenighe brand- ftichters gehuurt, en zeekere penningen daartoe ont fangen te hebben, van eenen Tiet Tiet Jonx van Nubbinxwout, die tot Amfl er dam gevlucht was. T>at hy ook de brieven des zelven vertoont had aan eenen Tiet El, en Jan Jeroenszoon > fiaatijken burgher , doch Roomsgezint, beidevan Hooren-, die hemflerkten, metzeggen, hy hoefde om ge en geldt ver leeghen te zyn-, zy zouden 's hemgenoegh ver zorghen. Voorder geport, trok hy in de ichuldt een groot getal huis- en fteèluiden, en de heele fchoutambaghten van Zybe- kerfpel en Benninkbroek -■> met bybrengen, dat deeze als* meêwuftigh van 't verraadt, verzocht hadden, ontflaaghen te zyn van de wacht, die zy aan de Krabbendammer Schans hielden. Hierby voeghd' hy meer andre omftan- digheeden, die, hoewel zy licht te bedenken zyn, nochtans altydts veel naa- denkens baaren. Dies waanden d'onderzoekers den ftrydt gewonnen , en eenen wyden wegh gebaant te zien, tot vangen en fpannen. D'eerft, die aanliep, was Piet El, een man genoeghzaam voor dwaaz gehouden . Koo- mendeby geval, van Huisduinen door Schaaghe, werd hydaar betrapt, en op 't flot gebraght. Hy ontkende 't ftuk. Pieter Nanninxzoon , eeven- wel, zeid' het hem op, in zyne jeeghenwoordigheit. Ende verviel hy mee- de tot die zwakheit, dat hy zich zelven en Jan Jeroenszoon betightte: ik zeg niet, oft door pyne > van zwaare* dreighementen is gebleeken. Om Jan Je- roenszoon waaren zy zeer begaan -3 mits die van Hooren, hebbende reeds een quaadt oogh op den handel, hem, naar vermooghen hunner vrydoo- men, weigherdenuitderftadttelaaten lichten. Door ftrak fchry ven noch- tans van Sonoy, die by de gemaghtighden der andre ileecjen van 't geweft te zeer ingevolght werd , gaaven zy oover , dat men Jeroenszoon naa Schaaghen voerde, neevens twee gevange vrouwluiden , bewroeght van den Graaf van Boflïi uit der hechtenis te hebben willen helpen. Dit ge- lèhiedde onder belprek, dat het tot geen naadeel hunner gerechtigheeden zouw ftrekken j en hunnen Schout en twee Scheepenen vryftaan, daarby te weezen, wanneer deeze gevangens ondervraaght wierden. Men bevoor- hooft Jan Jeroenszoon teeghens Pieter Nanninxzoon , en Piet El. Zy volftaan by 't befchuldighen: hy by 't looghenen. Dies berften de gemagh- tighden uit; Landtverraader , aartslandtverraader: en doenhem , oo- ver flagh geworpen met fchreeuwen , voort wegh fleipen. Zeeker, te deezen maale leeden zy , dat 'er twee Burghermeefters, vier Scheepenen, en de Geheimfcnryver van Hooren , verfcheenen. Maar , toen 't 'er op een folteren gaan wilde , werd de voorwaarde ter zyde gezet, en hunner niemandt daar oover geroepen. Doch eer d'onderzoekers zoo wydt quaamen , verzochten zy , uit vreeze voor de gemeine opfpraak en af- gunfl: , verllerking huns amptgenootfehaps: ende kreeghen noch tot hen?
de
e
|
|||||
DER NEDERLANDSCHE HISTORIER 427
de voorgenoemde Van Roon en Moftart •, iamt laft, onder Sonoys liandttei- 1 f7 f.
ken? ommetde fcherpe vraaghe deur te gaan. Zoo werd danjanjeroens- zoon, in den tydt van twee daaghen, viermaaLs gepynight. 'T welk , ver- ftaan by die van Hooren , hen, ter aanmaaninge zoo van zyn' huisvrouw en vrienden, als van andre burghers, beweeghde, om zich tceghens den toe- gang der gemaghtighden te verzetten , met verklaaring; dat alles nietïgh en van ge enewaarde zyn zoude, wat in hun af weezen verricht wierd. D'on- derzoekers zeiden hun weederom aan 5 lDat zy de fchuldt zouden draaghen •van alle ramp, die den gemeenen Lande, by 't uitflelleti der zaake, moght ooverkoomen: dat ook hun laß 'om voorts te vaaren, van jonger daght eiken was, dan de voorwaarden, ingewillight by de Gemaghtighden derßeeden aan die van Hooren. Bcdremmelt nochtans, lieten zy't werk daarby fteeken, en vervoeghden zich by Sonoy. Tuften deezen, en die van Hooren, werd, oover en weeder, met fcherpe brieven, geftribbelt. Zy ontzaaghen zich niet 5 hem door de neuze te wryven, dat hy willends en weetends de voor- waarden oovertreeden had. Hy, onlydzaam der waarheit die hem teeghen ging, doch verliezende neevens't geduldt zyn' fchalkheit niet, voer daarop xik^ min nocht meer, dan ofc hy een deel hunner voor meêbehipt in 't ver- raadt gehouden hadde: een trek , om fcheuring onder hen t'ontginnen, en de moedighften te doen duchten, dat zy boo ven andren in 't oogh zouden raaken. Hy was echter te vreede, dat twee van hunne Scheepenen oover 't onderzoek zouden ftaan, mits doende hem eedt van alles te heelen, wat daar omginge. Ydel docht hun dit aanbodt; ende beft hunne toevlucht ten Priiilete neemen. Dies fchikken zy eenighen derwaarts, met eenverzoek- fchrift uit Jan Jeroenszoons naam. Waarop zyn' Doorluchtigheit den on- derzoekeren verbood, yetwyders in der zaake te doen, dan ten by weezen van haare bewindsluiden, Jonker Johan van Vliet van Woerde a en Meefter Sebaftiaan van Loozen, die zich te dier tydt in dat geweft vonden j ook van twee Scheepenen van Hooren. Deeze bewindsluiden, luttel verkuift met dit beroep, floeghen't af; voorwendende, datzyop hun vertrek laaghen. Sonoy, diesonaangezien, en de gemaghtighden der zes andreNoordthol- landfche fteeden, die van zyn' handt vlooghen, wilden, dat men 't werk weeder aanbonde. Doch d'onderzoekers waaren wyzer, dan 't onthiet des Prinfen te weêrftreeven. Dies moft men verlof aan den zei ven verzoeken. Zyn'Doorluchtigheit, bezeftënde hieruit, met hoe lydigh een' parthyichap dit gedreeven werd f hoewel men die van Hooren, door alle weeghen, by haar, in verdechtenis zocht te brengen ) fchreef aan Sonoy, en gebood hem uitdrukkelyk ? 't ftuk te ftaaken tot naader orde toe. Een' wyl daarnaa, koor zy in Vliets en Loozens fteede, Jan Martenszoon Viflcher, Burghermeefter tot Hooren; en JakobPieterszoonMaalzon, anders Maakfchoon , Oudt* burghermeefter van Enkhuizen. Maalzon zocht uitvlucht, met voorwen- den van zieklyklieit. Thans als men hem perfte , verklaard' hy plat uit, geen vuilvaagher van andren te willen weezen. Sonoy zocht zyn' plaats, met eenen Klaas Reyerszoon , Koopman van Amfterdam, te bekleeden > maar de Prins deed het met Jakob van Toornenburgh, rechtsgeleerde van, Alkmaar. Te deezer tydt geviel 't dat Moftart Ontfanger van de Geeftlyke goederen ten platten lande, in dien hoek, gemaakt werd, en ooverzulx, van 'tampt der onderzoekinge, ontflaaghen. Toen ftelde men Meefters Johan vanOldenbarneveldt, en Gerrit Doedeszoon, oft anderen voor, om daar- toe gebruikt te worden : daar de Prins in bewillighde. Maar hun Kiftte aan dien laft niet. Mits deeze, en andre haaperniften, bleef vaft de zaak hangen: enwerd raadzaam gevonden, de gevangens, die t'Alkmaar laäghen, teïlaa- Nn4 ken.
|
|||||
»
|
|||||
428 P. C. HOOFTS TIENDE BOEK
ifT.f. ken. Jan Jeroenszoon, Piet El, Pieter Nanninkszoon , en Sybout Jans-
zoon van Meedeiiblik, zaaten tot clat de Genriche pais getroffen werd. Toen bood men hun vryheit aan, in krachte der verdingspunten. Maar.zy ver* worpen 't genot der zeiven, en begeerden rechts te verbeiden. Zy moeyen de Staaten van Hollandt. Die ontdaan hen onder handtafting. Sonoy acht het niet: wil dat zy op de vreedepunten uitgaan. Zy keeren zich tenPrinïè. Die beveelt alle befcheiden, uit handen van d'onderzoekers te lichten, en * Prooi- niaakt het Hof der zaake maghtigh. D'Algemeine * Verzorgher komt tot reurGe- Schaaghenj vordert oopening der vankenis. Men naftel tuit vluchten. Hy toeft tot 's anderen daaghs, naa den Burghwaarder, die van huis was: ende, als die niet vericheen, doet de llooten opllaan, zonder zich te bekreunen, wat pro- Kornelis Pieterlz Boom, inwoonder der Burgh, hem daar tegens * aankun- te eerde, ^ighde j en voert de gevangenen naa Delft. Zooleelykalsalomme, daar hy door toogh, het t'zaamenloopendt volk de. gemaghtighden toen uitluid- de; zoo gunftelyk hoorde men 't van den intoomer hunner woedigheitgewaa- ghen. Eer e quam den Trinfe van Oranje toe -3 lofmoefl zyn' ^T) oor lucht ig- heit hebben } die Sonoy s bitter heit flomp , zynen bloedraadt tefchande> maakte -3 en alle vroome luiden van watge zint heitzywaar en, metvaader' lyke hartlykheit en effen recht, omhelfde. Sybout Janszoon, veroovert van't verdriet zoo langduurigheenervankeniflè, en weenigh middels heb- bende om zyn' zaak uit te voeren, leed zich met de weldaadt der vreede- punten : moeit eedt doen nochtans, van t'allen vermaan te rechte te ftaan, op peene van fchuldtbelyder en oovertuighde. D'andre drie werden van 't Hof, by'sPrinfèn goedtdunken , onder handtafting los gelaaten. T'huis gekoomen deeden zy eenen daaghementbrief van zuivering lichten * en riepen Sonoy, Huikeiloot, Kalf, Zonnebergh, vanRoon, enMoftart, mitigaa- ders de Amptluiden van rechte hunner woonplaarien , den Algemeinen *Procu- * Verzorgher, en al die yets op hen te zeggen hadden, voor't Hof. Thans reurGe- naamen zy eiich , met befluit om onfchiildigh verklaart te worden aan't neraal. opgeleide, verraadt. Sonoy, en de zynen, by de welke zich de gemaghtigh- den der zes Noordthollandtiche fteeden gevoeght hadden, dreeven j dat alles, by de vree voorwaarden, behoorde gefmoort te bly ven: d'ontflaakten daarenteeghen •, dat de zelve niet te verftaan waaren, van ondaaden, tuiïèn luiden eenerzelffte parthye, bedreeven. Ende t'hunnenverzoeke, werden de gedaaghden, die niet verlcheenen waaren, gedoemt in de boete van dien gebreeke-, voorts, ten aanzien van de achterbly vers, de eillchers fmetteloos gekent, en hun gegunt , teeghens de verfchyners, by gefchrift, endoor *Procu- ^pleitbezorgher , te mooghen voldingen. Hunneweederparthy, dus in- reur. gedaan, ging, ter vergaaderinge der Staaten van Hollandt en Zeelandt, vertooneiij Wat verwekking van onbenoeghen, wat melden van ge heimenif- fen , wat quelling en kleenachting van ampt- en bewintsluiden, die 't Landt te voor en gedient hadden-> daaruit volghen wilde, indien menyeder toeliete d'ouwde wrokken op te wroeten , die onder den pais van Gent begraaven laaghen. Verzochten derhal ven, dat men den Hoove, in deezen, de handt lloote. Hierteeghens leeverden Jan Jeroenszoon], en zyn meedeftanders een fmeekfchrift in, afmaaiende ten breedfte defchandelykheit der handelinge aan hen gepleeght •> en erinnerden den Staaten, wat lafter het zyn zoude voor den Hollandfchen naam, indien hun beletwierdd'aangeheeverechtsvorde- ring te vervplghen. Van geen eenerley gevoelen, waaren de Staaten ten aanvang; doch, naa langen en welrypenooverleg, gaavenzytotbefcheidtj ^ 'Dat de verzochte zuivering, in deeze flof^ geen' plaats had. *Dat niette- i. u£~ min de* fmeekelingen , zoo zy zich verongelykt hielden ■> hunnezaak, voor't
Hofr
|
|||||
•
|
|||||
DER NEDERLANDSCHE HISTORIEN. 429
Hof, zoo weltot ßraffe, als tot beet er nis hunner fchaade moghten aanleg- iff*k
gen. Ten welken einde den Algemeinen verzorgher belaß werd, acht en on- derricht op hunne klaghten te neemen, om 's Koninx recht te bewaar en. Doch d'ontflaakten , ziende dat de zes Noorder fteeden hun teeghen waaren, en in allen gevalle traaghlyk aan een eindt te raaken 5 lieten zich door hunne voor- fpraaken overreeden, dat zy beft hunne ruft zouden houden j hebbende, tot ontlading hunner faame , zich nu genoegh gequeeten. Deezen uit* gang nam dit werk > 't welk zommighen waanden aangeheeven , oft im* mers zoo fcharpelyk achtervolght geweeft te zyn , om den Onroomfchen 't hart te beneemen, van emmermeer aan 't beroeren van den ftaat te peinzen:. wes men voorwaar niet zeggen kan , dat zy zich ooit onderwonden heb* ben. En't ontbrak aan geen' luiden, die't eenighzins verfchoonen konden, om dat de nieuwe regeeringen, zonder fchrikfpraaying, quaalyk te handt- haavenzyn. Dan't waar, te dien inzighte, Sonoy en den zynen te ver- geeven, zoo zy ordentlyk toegegaan, en de minfte fchuldt aan verraadt in de gevangenen gevonden hadden . Maar de gal en wraakgierigheit der geenen, die, onder Alva, en voor oft naa, verdreeven oft beleidight waa* ren, fcheenhen t'eenemaal ingenoomen en totuitheemfchezeeden veraardt te hebben. 'T verhaal van deezen handel, dien 't beft voeghde beknoptelyk voor te draaghen, heeft ons wyder dan naa gewoonte, den tydt doen oover* fchryen: nukeerenwy tot de ryeder zaaken. Met het verdwynen der hoo- pe, die uit het vreedegefprek van Bredaa gefcheptwas, vonden de Bondt* verwanten zich benoodight, naa andren toeverlaat, en hulp van buiten, om te zien: gemerkt d'inlandtlche krachten, gewreevenvandeSpaanfche,niet min konden, dan, ten langen laatfte, afgefchuurt, en verfleeten worden. Zy leiden dan in beraadt, aan welke gebuuren beft heul te zoeken ftonde: Beraadt met dien verftande nochtans, dat men zich geenszins van den Koning af te om buiten- zonderen hadde; nocht eenighen Vorft, alwaar't ook onder enkelen tytel hulp m te van ichutsheer, aan te neemen. Eenighen worpen 't oogh op de Hoogh- baden* duitfchen, om de mooghenheit van datgeflaght: waaruit ook de Hollanders gefprooten, en noch yetwes van den aardt waaren behoudende. TefFens loegh hun de befcheide goedertierenhei t van Kaizar Maximiliaan lieflyk toe. Andren kenden, dat de maght der leedengroot was, maar dies te min han- delbaar ; en luttel luißrende naa V hooft, mits 't verfchildergezintheeden, zoo ingeeflelyk als wereldtlyk: behalten dat deVorflen, en voor aide Kaizar, zelf, zich te vafl aan den Koning verknocht vonden, oft hem te zeer ont- zaaghen. 'Tinlyven deezer landen ten Kaizardoome Qt welk zommighen voorßoeghen ) waar niet, dan op een'gemeinen Ryxdagh, fonderfiaan j en zoo verre te zoeken, dat de vyandt tuffen weeghe, den Lande een zwaa- re onderßeek doen moghte. Bet oopen ( zoo hun docht} zoude 't oor van den Franfoys ßaan, die van ouds altydts gejookt had, naa 't zwichten van 't gezagh der Neederlandtfche Vorflen. T^eez had d'onderdaanen gedweegh, htmne middelen f zynen wille, en binnen's huis het exempel van verdraagh- zaamheit in geloofs zaaken. Oranje fcheen zelf te gevoelen, dat de trooft van daar komen moeft. Want Aldegonde was derwaarts gefchikt geweeft 5 daar- naaookDoclorJunius-.miffchien om te verneemen, oft men daar zouw te recht kunnen raaken -, miiïchien om den Spanjaardt, door die fchaduwe, fchrikkigh, en weeker in den boezem te maaken. Ook had de Prins, binnen den Briel, den twaalfden van Zoomermaant, te zyner derde Gemaalinne getrou wt Karlotte van Bourbon, dochter des Har tooghen van Montpeniier, van den Koninklyken bloede. En de vaader liet haar betaamlyk huuwe- lyxgoedt volghen 5 niet teeghenftaande dat hy, Roomsgezint, haar tot Ab- diflè
|
|||||
»
|
|||||
43o P. C, HOOFTS TIENDE BOEK
I j7$\ diffè doen inwyen, ende zy't Klooftergewaadt verworpen had. Ee ven Wel,
d'inwendighe verwarreniflen van dat Ryk , d'eeuwighbloedende wonde der Paryfïche moordt, en 't nooit genoegh vertrouwen dat het de Koning wel meende met d'Onroomfchen, verbooden te gelooven, dat hem geliefde oft ge- leeghen waar, zich in een oorlogh teeghens Spanje te fteeken. Dies fchoot 'er niet dan Engelandt oover, en vielen de zinnen, op die bequaamheit van haave- nen, kraft van fchcepen, geneeghenheitderKoninginne, die den gezuiver- den Godsdienft. had aangenoomen. Voeghlyker ook, en bet pafïènde by d'on- ze, hield men de leeft dier regeeringe, dewyi ze, in 't ftuk van fchattingheffen, niets, dan biddender wyze ,vermagh. Indien (werd er by gebraght) die Maje- ßeit de befcherming der Landen aanveirde, men zoude de zeilaadje, zoo Ooft- waarts als Weflwaarts, vry hebben, en den Spanj aardt eens voor ah van de Heerfchappye der zee-, verfieeken. 'Deenemark, Zweede, Embde, en de refi der Henzefleeden , reeds met Elizabeth in verbondtftaande, waar en gefchaapen naagemeene maatfchappy te trachten: Vrankryk vangelyke: jaa zelfs d'andre geweften van Neederlandt; om niet koophandelloos te blyven zitten. Alzulke maghte?i fzaamen aanfpannende, die, mits 't geryf der fchipvaart , lichtelyk d'eene der andre te hulp koomen, en vereenighen konden <, zoude men den vyand> alomme , tot een\fchrik zyn. De Koningin, om deeze mooghenheit te veftighen, zouw den Godsdienft, de vry heit, en d'ouwdegerechtigheeden, niet alleenlyk handt haaven, maar vermeerderen. Geldt, volk, aUerley voorraadt had men van haar, en eyndtlyk een hechte vreede te verwachten -, om, in groot e oover- vloedt van rykdoom , door lucht igheit van krysgloory, een geruft en achtbaar ke- ven te leiden» Deeze inzighten (hoewel zy lichter in 't gedaght te verbeelden, dan in der daadc te bejaaghen waaren} woeghen veel in den zin der geenen, die 'er naa wenichten, Echter braght het belang der zaake zyn' traagheit mee 5 der- wyze , dat men, voor dit maal, tot geen zeeker befluit quam. Wyders, om de dingen voortaan, opeenpaarighe voet te beleidenj zoo oordeelden de Rid- derfchap, Eedelen,enfteeden van Hollandt, dienftighjzyner Doorluchtig- heit, hethoogh bewindtopte draaghen, in der maniere, als 't naavolghende inhoudt van raadflot, gemaakt den elfden van Hooimaant tot Dordrecht, uit- opduvht wyft. Aan denTrinfe ftaa, zoo lang de krygh duur en zal talles, naar zyn van de goedt dunken, te befchikken, wat de befcherming der Landen raakt: Ooverften s betpaamis foldaaten, aan te neemen -} de zelve tn orde en tucht te houden j oopene brieven der hooghe mf tegeeven, tot bezetting van plaatzen, zonder Staaten, daarin, oft WeU Ooverheit houders te kennen. Men biede hem ,alomme, de handt, in'tftr offen van d'00- aan en vertreeders zynergebooden. Alle penningen, ingewiUight ten behoeve der oor- '' looghe) zal'hy doen ontfangen en uitgeeven, door Hollanders oft Zeeuwen by hem te kiezen, oft ook door Buitenlanders, die reeds in zulk bewindt zyn j mits dat zy altezaamen, van drie tot drie maanden, meede voor de Staaten, oft hun- ne gemaghtighden , daar af hebben te verantwoorden. Ende zalhy ongehouden zyn, naa der Staaten verlof te toeven, met lichten van twintighduizentgulden eens, f hunnen lafte, wanneer de tydt des komt te vereyjfchen. Alle zaaken, die tot kenniffe des Hoofs van Hollandt behoor en, zalhy, op 's Koninx naam, doen *Provi- berechten-, mits ge ene * brieven van voorraadt verleenende, oft pley tingen "ën* toeftaande, teeghens d'ordening der Staaten, ende dat het Hofnaakoome de vry- doomen en deughdelyke gewoonten van den Lande, famt het laatfte befluit der * Appel- Staaten, noopende 't uitvoeren der vonnijfen, oft * hoogher betrek. Raadt s- latië. luiden, en Amptmannen van rechte, die by de Reekenkaamer niet beroepen worden, zalhy kiezen van's Koninx weeghe,uit driedubbel getal, hem voor te ft ellen door de Staaten j mits, dat, naar ouwde herkoomft, altydts twee Zeeu- wen in den Raadt van Hollandt hebben te zitten. 'T Hof vermooghe, tot naa- der |
||||
«
|
||||
/
/
(
|
|||||||
DER NEDERLÄNDSCHE HISTORIEN. 431
4er. orde toe, in'tftuk dergenaaden en te baatkoomften, als * herheffingen en her- 1 f 7 f.
ßellingen, alles, wat de Raadt van Mechele plagh te doen. 'Tzelffte zal, mee- * Relie- de tot naader orde toe, ten * eerflen aanleggen, oordeelen vangefchiÜen, ryzen- ven en re" deornleengoedt-fdochten by weezen van den Stadt houder ende Raadtsluiden ^ltut^n' van deleenen . Zyrt' Door lucht igheitvermooghe, quytfchelding van misdaa- . ■ an" «j&tz, uit fiel vanfchuldt bet aaiing ,wettighing van boft aar den, ??z diergelyke te geeven 5 ««'£$■ daarop verflaande 'tgoedtdunken der Amptluiden van rechte, en Wethouder en der plaat zen: ook *gunfibr'teven ,weldaaden, en voor-deelen oft *o&rov- vr)'doornen; mits dat in 't verkenen der zelve aan eenighegemeinfchappen, en. fieeden, oft vlekken, 'tgoedtdunken der Staaten plaats hebbe, om krakkeelté fchuwen. Zy alleen', ende niemandt buiten haar believen, zal* veylighe waar- * Sauve- niffen , en vrye reizbrieven , ig&Zir haar handt en zeeghel uitreyken, gelyk tot garc^en » noch toegefchiedt is . Dezelffte zal, tengewoonlykentyde, de Majefiraaten PasPoor- verkiezen, volghends de handtvefien der fieeden: ook buiten 's tydts, daar de noodt oft geruß heit des vereifcht, de Amptluiden van rechte, en Wethouders der fieeden mooghen afft ellen, met kennïjfe van zaaken , te neemen by 't meeren- deelder Vroedtfchappe van de plaatfe: blyvende nochtans echter de vry doornen der zelve onge zwakt. Alle vry doornen, rechten, en loflykegewoonten der Lan- den en fieeden, zal zy voor ft aan •■> ook de wettelyke Ampt luiden enOoverhee- den: zonder eenighe amptgenootfchappen, oft * kerkraaden tegedooghen, dan * Confi- by goedt vinden, noeming en inftelling van de Majefiraaten der fieeden, oft van ftorien, de Staaten 's Landts. Zyn! Doorluchtigheit heeft de oeffening van den her- vormden Gods dierfi te handt haav en, metfchorfing van den Roomfchen -, ende "'" drie oft vier nutteperfoonen te maghtighen, om te letten op de bequaamheit van de Bedienaars des Woordts, en te voorzien op hun onderhoudt, by raadt der Wethouder en in de fieeden, en der Hooftamptluiden ten platt en lande. Zy laat e niet toe, datyemandt, om 'tgeloove onder zocht,gemoeyt, oft beleydight war dei en doe, by raadt der voorzeidegemaghtighden, ook der Staaten, is 't noodt, in- voeren alzulke orde op 't oeff enen van den Godsdienft, als, naar degeleeghenheit der zaaken en de gefielt enis der fieeden, tot het meefie gerief en gerufiheit der gemeynte, buiten afbrek van Gods e er e, zaldienlyk en behoorlyk blyken. Van Raadt sluiden zal zy zich mooghen dienen f haarder getiefte $ mits dat zy al- tzaamen Neederlanders, en 't meerendeel Hollanders en Zeeuwen hebben te zyn. De Staaten, Ampt luiden, Wethouders, Schutteryen, en gemeenten van de fieeden ende vlekken, zullen zyner Doorluchtigheit trouwe en gehoorzaam- heit zweer en, aangaande 'tgezagh haar, by deezen, gegeeven. By zy ne Door* lucht igheit wee der om, oft van haarentweeghe, zalgezwooren worden, 't ver- deedighen en bevorderen der vry doornen, ger e cht igh e e den, enpryslykegebruiken van Ho Handt en Zeelandt, in forme als booven, teeghens hunne vyanden: waaraf menfchriftelyk befcheidt ,pleghtelykgezeeghelt en geteekent, te verly- den heeft. 'Des zullen de Staaten van Ho Handt, voor zoo veel hen aangaat, oft met die van Zeelandt te zaamen, wyders oprechten eenen Landtraadt van de trefiykfie der ingezeetenen, om d' andre gemeine zaaken te beleyden, ende ver- eenighingh f onderhouden, volghends de orde en berightspunten hun daarop te behandighen-, famtom ten de e Ie oft in 't geheel, aanzyne Doorluchtigheit, f haar der vermaaninge behulpzaam te weezen, met raadt en daadt, in allege- dienftigheit. Doch zal zy, desniettemin, de Staaten zelf in't bezonder, oft gemein, mooghen ver zaamen, als 't haar raadt zaamdunkt. Ende belooven, en verbinden zich de Staaten, by deezen, zynerDoorluchtigheitin alle'tvoor- ver haalde, onder daanighlyk f e gehoor zaamen, en te doen gehoor zaamen, naar hun ver mooghen. Hierges liieren tufïèn, fterk zeevenduizent knechten, en vier Kornetten paarden, ftichtte twee beukeryen voorBuure* d'eene van nee- ghen
|
|||||||
V
|
|||||||
^i P. C. HOOFTS TIENDE BOEK
i ff tj. ghen, d'andre van zes ftukken gefchuts 5 en eifehte 't fteedeken op t *t welk $
niet dan met muuren, naa d'ouwde wyze, omheint was •, doch voorzien met vier vendelen foldaaten, onder den Ooverfte Vooghelezang , vierentwin- tigh metaale builen, en krysbehoefte genoegh. Ook had het een' burgh, reedelyk beweert met vier zwaare toorens, en driedubbele graften. Als die van binnen geen behaaghlyk antwoordt gaaven, gaaven die van buiten vuur, ginghen een gat in de vefte, en braghten, zonder meer dan eenen man te verlie- zen , de ftormbrug aan. Deeze brak onder den laft j zulx de befpringers in de ly waaren, indien zy maar maatelyken weederftandt gevonden hadden. Want, als Hopluiden Emanuel Cabeca de Vaca en Gaspar Ortis met hondert man' oover waaren, kon de reft, niet dan zwemmende, volghen, 'T welk hun nochtans gelukte, mits de befchermers de brefïè verlieten, en, zoo loldaaten Buure hy als burghers, daatlyk naa 't Slot ichooyden. Die te lankzaam in 't vlieden. Bierges waaren, werden in der hitte afgemaakt -y het fteedeken geplondert. Gelyke gewonnen* verfuftheit deed de burgh oovergeeven > mits dat men, zonder vendelen, zonder trom (andren zeggen , ook zonder waapenen)uittooghe. Groot- lyx verdroot dit den Staaten, én zy wilden Vooghelezang aan den halze ge- ftraft hebben. Maar de Prins, geevendebot aan die verbolghenheit, deed hem, van Gorkom, daar hy gevangen was, op 't huis ter Goude brengen. Thans werd zyn' onfchuldt aangenoomen, die op d'onwilligheit zy ner knech- ten , hunne dfeighementen van hem aan den vyandt te leeveren, en armoe DeKluyn- van eet waaren , gegrondt was. Ontrent den zelven tydt, leydeMondra- dert,Rui- gon, op de Kluyndert, den Ruighenhil, en de Fynaart, toe > en quam tot gbekl, Zyn VOorneemen, Want bericht zynde van de geleeghenheit des oords door Jj eenigheSpaansgezindeingezeetenen, braght hy duizent Walfche Ichutten
naart) door & r 0 0 jio-j 11 r 1 . Mondravon vanzvn regement, met twee vendelen Spanjaarden , eensdeels te fchuite,
ingenoo- eensdeels te voeten halfnaakt, tenlaaghen waatere in't eylandt. Der Staa-
ft, ten fcheepen, die daar op de wacht laaghen, begroet van zyn' muskettiers , naamen de wyk, meede weghvoerende den moedt der geenen, die de fchans bewaarden. DatHierges het zoo kort voor Buure gemaakt had, was oor- zaak, dat hem Requeièns noch drieduizent knechten , vierhondert paar- den , en vyftien vendelen Luikiche delvers byvoeghde. Buure wel bezet gelaaten, en zich, met voorraadt van mondt en oorlogh verzorght hebben- de, deeld'hy zyn volk aan drien : zond den eenen hoop naa Bommel met eenigh gelchut, den andren naa Workom, den laatften naa Schoonhooven; om de Bondtgenooten in twyfel te houden, werwaarts het gemunt moghte weezen. Die van der Goude, verwittight door verlcheide weeghen, dat het hun gelden wilde, deeden 't den Prinfe verftaan: die hen riedt op hunn' hoede te zyn, en 't landt, hoewel in Hooimaant, blank te zetten: hy zoude hen noch twee vendelen krysvolx toeveirdighen. Onder hunne waarfchuwers waaren die van Oudewaater ■, flechts met hunne gebuuren bekommert, tot dat zy zel- ve , gewaarfchuwt met den flagh, de Spaanfchen, fchielyk t'zaamgerukt, op Hier ges den neeghentienden voor ftadt kreeghen. Noch floegh 'ér toe, dat de bezet- voor Ouw- telingen, met verlies van acht man'de fterkte verliepen, die, een' mosket- dewaaten fcheutvan de vefte, aan den dyk en Montfoortfèhen wegh geleitwas, om een' fluis te beheeren , waardoor men 't waater hadde kunnen inlaaten. 'T welk, ïamt het doorfteeken van den dyk aldaar, hen, van zyn' Doorluch- tigheit, vroegh genoegh aangepreezen was; maar verzuimt, door onbezorghf- heit voor 't zwaarfte, en zorghe voor 't hooy. Hierges worp zich rondom de plaats, en voorts verlcheide ichanfen op. Binnen bevonden zich vier vende- len krysvolx; een Hooghduitfch en twee Franfche, onder Hans Munter de Jonge, Marcoult, en Santé Marie, Hopluiden s eenSchotfch, beleidtby den
|
|||||
e
|
|||||
DER NEDERLäNDSCHE HISTORIEN. 433
den Steehouder Dinkwerk, in af weezen des Hopmans 4 Maar zy braghten
naauwlyxboovenvierdhalfhondertman'uit: en'tgetal der weerbaarepoor- teren was fchaars zoo groot. Want, behalvch dat de ftadt niet wydt vanbe* grip is •> zoo had onlanx de peft wel drieduizent zielen, zoo van de földaaten, als uit de burghe.ry, wegh genoomen. Men vindt 'er s die vermelden, dat al denHopluideneevenveelgezaghswastoegevoeghti zulxmen, nu de noodt prangde , om 't opperbewindt kaavelen moeit: dat het lot viel op Munter 9 meer Hout dan voorzightigh > en geenzins te gelyken, in ervaarenheit, by Hopman Santé Marie, die 't beleg van Haarlem had helpen uitftaan. Waar- door de middelen van befcherming niet naa reede betracht zouden geweefl zyn. 'T welk, aangenoomen, te verwondren geeft, waar, dat pas, 'sPrin- fèn wysheic weezen moghte, dat hy een' plaats, voor den vyandt leggende* zonder zeekeren Ooverfte, gelaaten hebbe. Een'halve myï van Oudéwaa- ter, aan de Goudfche zyde, lagh een blokhuis» bewaart by Willemken van Angeren, Duitfchen Hopman: 't welk hy fchandelyk ruimde. Zyn' knech- ten vertrokken zich naa der Goude, daar de Heer van Wy ngaarden hen geir- ne zouw ontfangen hebben. Maar de burghery, die 't anders verftond, ftoof op j en dreighd'hem te lyf. Dies werd het hem daar te bang; en zond de Prins, tot Steevooghdt in zyn' plaats-. Heer Adriaan van Zweeten, die de zelfffe fladt, oover drie jaar'had ihgenoomen,' Hierges, hebbende nu de handen ruim, ftopte de YiTèl, en meed den beleegherden allen toevoer af. Deeze, doende te met een' uitval, toonden dat hun geen' koenheit ontbrak. Doch het duurde niet lang, mits men beeter vond, de weenighte der földaaten te raade te houden. Zy werden door de Hopluiden opgeruidt, om de beelden der Hei-* lighen op de vette te brengen, op dat, door zulk terghen des vyandts, de ftyf- zinnigheit in 't verdaadighen zoo veelaanwiefle, als de hoop der genaade kleinde. Ook droeghen zy derwaarts, tot werpgeweer * de keyen uit de ftraa- tenopgenoomenj braaken verfcheide wooningen af, die hen in den weeghe ftonden 5 ondergroeven den kerktooren, en fielden hem op flutten. Der voeghe, dathy, miflchien, aan 't waggelen raakende door 't fchieten, hadde moeten binnewaarts 00 ver wippen. Want Hierges, om den zelven in de graft te vellen, en de fchaade te verhoeden ? die daar uit met musketten in 't ieegher gedaan werd, had twee ftukken teeghens den tooren, en de kerke, doen plan- ten „ Wyders, duchtende, dat de Prins, nu binnen der Goude gekoomen, hem met opvloedt van waater, oft anderszins moghte moeite maaken, dreef hy d'aanvechting voort; (tellende van achtentwintigh muurbreekers ( waaron- der vier dubble kartouwen waaren , die tuffen de tfeftigh en tzeeventigh pond' yzers worpen ) drieëntwintigh op den dyk by de galghe, en vyf op den Montfoortfchen. Als de beukeryen 't fchrap flonden* deed' hy, des Zaater- daaghs, zetten in Oeftmaant, de ftadt opvorderen. De beleegherden, hebben- de 't oogh op tydwinft, antwoordden heusfelyk, datzyze bewaarden voor den Koning, onder't beftier des Prinfen van Oranje: verzochten drie daaghen, en vry geleide, om met zyn' Doorluchtigheit de zaake t'ooverweeghen. Hy gunde hun niet dan twee uuren bedenkens. De welke verftreeken zynde j deed het gefchut den mondt op, en Haakte, tuffen tien uuren voormiddagh en den' aavont, oover de zeitienhondertkoeghels. Als het nu zyn' ruft hield, ver- toonde zich een foldaat, in buffels leeder gekleedt 5 met een hellebaardt in de handt, booven op de breuk; nam onvertfaaght en kloekmoedelyk befcheide kennis van de gefteltenis der zelve j en keerde ongequetft binnen, in fpyt van ontallykelooden. De nacht, een deel kennips, ouwdenetten, bulfters en tonnen met aarde gepakt, werden te koflgeleit aan't dichten der oopening. Men fchoeide ze met een' houten heekel vol gefmeede pennen, zaaide voet- Ö o angels
|
|||||
•
|
|||||
434 fr C. HOOFTS TIENDE BOEK
15:75« angels op de barmte; fchikte ziedendt pek en loot, teerhoepen, en dierge^
lykberntuigh, by der handt te hebben. Onder ander gereetiehap laaghen daar twee lange ronde balken veirdigh, wel dicht met yzere prikkels beltee- ken. Deez'hadden, ten weedereinden , raaderen , en touwen daarnee» vens, om, teeghens de beklimmers aan van booven needer gewentelt, en weeder opgetooghen te worden. De Spaanfchen, zich dienende van den kennip en wilgheboomen, oover vloedigh gewas in dien hoek, plompten et- lyke bollen en flammen in de graft, aarde daarop, en vloerden den dam met twee bruggen, yeder vier treeden breedt. 'Smorghensging't fchieten wee- der heftelyk aan, en deed al den nieuwen arbeidt der fteedelingen verftuiven. Toen zond de Leeghermeefter Don Hernando de Toledo, de Hopluiden Fran^ifco de Aguilar Alvarado en Sangio Beltran dellaPenna, met zes föl- daaten, om te bezichtighen. Die braghten tot befcheidt, dat de bres bet op- geruimt diende. De zelffte fbldaat van 's aavondts te vooren quam weeder, doch in vollen harnas, metgelykeonbefchreumtheit, het loch bekyken, en verrichtte onbelet zyn boodtfchap. Terftondt vervolghde men met beuken, tot oover middagh toe ; en veirdighde thans een' taamclyke troep heen, die teeghens den bou wal opfteegh. Dit was maar een loos beftooken, om de .ver- weerders te matten, de geleeghenheit naader te befpieden, en oft 'er ook eeni- ghe aehterfchans fchuilen moghte. Ende viel de lilt booven wenfch uit. Want die van binnen, waanende dat het ernft waar, braghten de geborftelde rolbal- ken op den wal: die, zoo ras als de belpringers deysden, van hun grof gefchut t'onbruik gemaakt werden. Korts daarnaa tooghen de Spanjaardts ten onge- veinsden ftorme. Zy alleen waaren gelaft, om dien aan te brengen. Maar ('t zy uit ontoomlyke toght naar den buit, oft uit misverftandt, en mits dat een gekrys, naa binnen, naa binnen, 't welk, by geval oft bedrogh, van mondt tot mondt, vanoordttot oordt, door 't leegher liep, denDuitfchen en andren gelooven deed, dat zy meede geroepen werden) 't heele heir raak- te op de been, en volghde de voorften. Deez' quaamen totdefpietfènmet de verweerders ; die zich dapperlyk queeten ; krysvolk, burghers, vrouw- luiden, jongens, in ftaan, in flaan, in fchieten, in werpen , en aandraaghen van allerly behulp. Waar het de bevechters te quaadt kreeghen, daar weeken de vermoeyde, en traaden'er verfchet'elkenmaal in de plaats. Twelkdien van binnen, mits hunne weenighte, niet gebeuren moght. Derhalven, als de OudewM- ftrydt vyf vierendeel uurs geduurt had, werden de weederftanders oover- ter met rompelt, en ftortte 't raazendt geweldt ter ftadt in. Daar ging het op een moor- kracbt den 5 zonder aanzien van lèxe oft ouwderdoom. Het vuur, ontfteeken uit verooverh moe(Jtwil, oft by ongeluk, lloegh zoo gezwindelyk voort, dat de pion- deraars etlyke fteedeUngen te lyve lieten, omdat zy hunner van doen had- den , tot het berghen van den roof. Zommighe werden gefpaart door bevel van Hierges, opdatzy den brandt holpen leflchen, die, des niettee- ghenftaande (uitgezeidt de kerk , het kloofter , en luttel huizen) al 't ge« timmer verllond. Santé Marie en Dinkwerk hadden 't leeven op de vefte gelaaten. Marcoult en Munter werden gevangen. Maar deez , gewonde met een vergiftight loodt, beftorf het. De Predikant der fteede (hoewel hy voor vyfhondert gulden gerantlbent was) werd buiten aan de galghe gehan- gen; naa dat men zynen zoon voor zyn'ooghen, had omgebraght. Creftien de la Cueillerie, Predikant van deFranibyzen, gaf zich den naam van An- thoine, en voor eenen foldaat uit; waardoor hy los raakte met betaaling van hondert kroonen. Met gaauwer behendigheit, doch groot gevaar, ontging de Baljuw Gerrit van Kraayeftein, hebbende een decken of twee om 't lyf geflingert, en zich gelaatende, oft hy van 's vyandts volk ge weeft waar. On-
|
||||
DËR. NËÜERLANÖSCME HISTORIEN. 4,3 ƒ
Ontrent twintigh burghers, gevangen en op zwaarder ran tlben gefielt dan zy j ^ f,
vervallen konden 5 werden eensdeels in koelen bloede doorftooten j eens- deels by anderhalve oft dubbele paaren t'zaamgebonden, en verdronken. Eenighe wyven en maaghden verkoftm 'er voor drie oft vier ryxdaalers $ min ende meer,'t ftuk. In 't ftormen waaren ten minfte hondert Spanjaards geblee- venj verfcheide bevelhebbers daaronder: voort zes oft zeeven man' van an- deren Landtaardt. 'T getal der geqiietften was ongelyk grooter , en Hopman Sancjo Beltran een van de zelve. Des andren daaghs naa de koomfte van 'tSpaanfche heir voorOudewaater, geviel 't dat etlyke galeyen en roeybar- zenvandenPrinfèj terwylhy reift öm orde op deZeeuwfchezaaken te flel- len, elf kromfteevens van denvyandt, inzeekeregenaämtdeViftcherskree- ke, ontrent Nieugaftel, benarden. De zelve* hoewel noch niet ten volle 'sPrwftA beweert, ftonden een lange fchermutfingiiic: doch werden endtlyk veroo- volk ver- ven 3 en aan kooien geleit. 'T welk tot eenighe vertroofting, in de ioopen- n,*e-j de weederipoedt diende. MaarHierges, vervolghendezyn geluk* en zich ^mJee" veinzende naa der Goude te willen, wendde naa Schoonhooven 't hooft 5 daar ^of} iq^^ eighe baat, eeven als t'Oudewaater, 't gemeene beft had doen achterftaan. En- de ging eenen der Burgherrn eefteren naa, dat hy , zynde in laft voor zyn koo- ren, 't welk fchoon te velde ftond, het ooverwaatren der landouwe weeder* houden had. Dit beleg werd, op den twaalfden vanOeftmaandt, aangevan^ gen: en terftondt de Kornel La Garde van den Prinfè afgeveirdight , met vyf fcheepen volx en voorraads van oorlooghe, de Lek op, tot onderftandt der be- leegherden. Deez, hoewel raauwelyk bejeeghent van de Spaanichen, kreegh hunne fchipbrug, aan ftukken, en vocht 'er deur, met de vier. 'T vyfde raak- te aan den grond tj dertighfbldaatenom hals, die'er in waaren. La Garde, tot Ooverfte aangenoomen, en nu binnen bevindende ftyf zeevenhondert fbl- daaten, gaf daatlyk laft, om de zwakfte plaatien te fterken. Dan hy had luttel aan de fteedelingen, die, voor een groot deel, Koningfch gezin t, oft zieh fpieghlende aan 't jammer hunner naabuuren, traaghlyk ten arbeidt gingen. Wel deed zyn'Doorluchtigheit alle behoorlykevlyt, om, met oopenen van Huizen en kaaden, den vyandt het veldt te beneemen. Maar Hierges lpoey- de werk j en doende twee uitwykelingen van Schoonhooven in den krysraadt verfchynen , vraaghde hen, wat hun docht van de vloedt, en oft zyhem wel tien daaghen tydts zoude laaten. Zy zeiden, meer dan vyf tien: weezen ook wegh om de zelffte te loozen, en de bequaamfte geleeghenheit aan, tot planting van 't gefchut. Als dit gereedt was, zond hy eenen trompetter, om de f ladt op te eiflchen. De fchild wacht, waanende uit een' kluchtigheit den naam van onvertfaaght te viflchen,antwoordde,<^ d'Ooverfle zich teflaapengeleit, en verbooden had te wekken. Dies hief het dondren aan, eer-ft met drie, thans met zeflentwintigh ftukkenj die, tuften morghen en aavondt, driehondert fchreeden muurs ter neer fmeeten. 'S nachts liet Hierges de graft en breuk bezightighen , in meening ten volghenden daaghe te ftormen. Maar La Garde, anders koen genoegh wen hy veften aan zoo gaapend een gat ge-^ zien hadde , in een zoomerfche nacht, en zulk een' onwilligheit der bur^ gheren, dat men daar ook met reede ontrouw uit vermoeden moght, be- floot, bygoedtdunken der andre kryshoofden, liever een eerlyk Verdragh, dan met vertwyfelde ftyfzinnigheit, teeghens de kenlyke oovermaght, aan te gaan. Men bood dan onderhandeling aan: verworf ze lichtelyk; en uittoght met vlieghende vendels , geweer, en pakkaadje . Alzoo ging Schoonhooven oover , op den dertienden der beleegheringe , dagh van Sant Bartholomeus, dien de Roomfchen aldaar voor Schutsheiligh der ftadt houden. De Prins, des verwittight, fchikte, van twee vendelen knechten s Öo 2 der*
|
|||||
•
|
|||||
^6 P. C. HOOFTS TIENDE BOEK
i cf f, derwaarts verordent, het eene naa Woerde, 't ander naa der Goude, die de
naafte ten aanftoot fcheenen -, en deed, op nieuw, verfcheide kaaden en dyken breeken. Doch Hierges, dingende naa de heerfchappy der ftroomen, taftte Defchans voor eerft eenighe fchanfen, in dien hoek, aan: kreegh, onder andre, die tot Krim- van Krimpen, die met tweehondert foldaaten bezet was > en de geene, die in pen,door Paapendreghtlagh. HiermeedewaarendeMaaz, Lek, Yiïel, onvry, en ge- Hmges n0eghzaam t'zynen verdoen. Dit ongemak zeurde den Prinfe, en deed hem gewonnen. voorcjer peinzen. Want zoo de vyandt ooverftak, en op Zwyndreght en de byleggende eilanden quam ne (telen, Dordrecht was in benaauwtheit. Om dit dan te verhoeden, deed zyn' Doorluchtigheit den dyk in Ryderkerk deur« fnyden; aldaar een vaft blokhuis bouwen: ook Zwyndreght bezetten metdrie- hondert ruiters, en acht vendelen knechten. In deeze zelffte daaghen, fcheep- ten hondert twintigh foldaaten van Sonoy, en dertigh vrybuiters, oover, naa Balk in Vrieslandt 5 pionderden het dorp Balk, en zonden den roof, en voor vyven- VriesUndt twintighduizent gulden gevangens, naar hunne reekening, in fchuiten en goe- geplondcrt de bewaarnis, voor heene naa ftrandt toe. Want, daar meê niet vernoeght, van e so- 20Cjlten Zy noch etlyke fteene huizen te bemaghtighen, waar op de meefte mJjc'i!l€ rykdoom gevlucht was. HierentufTen deegh 't gerucht uit 5 en lloegh een deel Waaien van Billy, uit de Lemmer, met meenighte van huisluiden, op wegh, om hen den buit t'ontjaaghen. Koomende hiertoe te fpaade, naamen zy den dyk in, die 't eenigh padt naa de fcheepen was. De Sonoyfchen (hoe- wel niet booven een' teeghen zes) ziende 't verlies gewis, 't en waar zy de kans *. waaghden, fielden hunne hoop op de handen, en deeze zulx te werk, dat Zy de Waaien op de vlucht braghten. De boeren, niet darrende zich laaten dun- ken , dat zy braaver dan hunne foldaaten waaren, volghden 't zelffte ipoor. Geduurende de mengeling, ontquam 't meefte deel der gevangenen. Maar de verwinners, zonder eenen man achter te laaten, keerden met de veroo- verde goederen gelukkelij k in Noord thollandt. Etlyke troepen, voorts, van Hierges, werden , met tien ftukken gefchuts, naa Brabant ontbooden. Met de reft trok zyn broeder , Graaf van Meeghen uit den hoofde zyner gemaalin- merdebe- ne, den achtften vanHerfftmaant, voorWoerde. Dan 'tbeleegheren viel leeghert. kommerlyk, mits het landt veel al plas lagh. Dies liet hy zich genoegh zyn de ftadt met zeeven fchanflen te prangen, op hoopevan haar, door fchaars- heit van toevoer, gedweegh te maaken. Die van binnen, reedelyk voorzien van nooddruft, bouwden buiten een fterkte, en tooghen, by wylen, ter fchermutfing j zonder veel af brex te doen oft te lyden. Den Landtvooghdr, dien feedert de oovergift van Middelburgh en Armuide, die fchaade altydts Be Landt- gemoeit had, ging geen ding bet ter harte, dan weeder eenighen vaften voet Yooghdt -n cjat gewefl- te winnen: zoo om 't gerij f der haaveninge voor de vlooten uit zje t wee- gpanje koomende, als om Zeelandt en Hollandt van elkander af te zonderen. voet in Verfcheiden uitwykelingen (gelyk dan yeder naa eignen haart jookt) lemden Zeeland te hem daarenbooven aan de ooren, met oopening van eenen wegh, dien de byghen. maght der Zeeuwen te waater hem niet verbieden kon. Want van den lan- de ter Tooien, kon men lichtelyk ooverfcheepen op Thïlifslandt, dat, feedert het weghfpoelen der diyken^ in den jaar e vjfiienhondert twee'èntwintigh dr efch gelaat en was. Van daar voort naa 'Duyvelandt ,flrekte zich eenplaat, die met laagh waater droogh viel j in voeghe dat als dan het midde der zelve, tefchuite, met geen roerfcheutte bereiken was. 'Dies kon men veyligh ge- noegh , hier lanx, te voet tot aan de zype, een' enge kil, en naa V doorwaaden der zelve, op 'Duyvelandt raaken. Om van T)uyvelandt op Schouwen te koomen , lagh niet dan een" waadbaar e kreek in den weeghe. Doch, die dit voordroeghen, verftonden zich der geleeghenheit van dien oordt wel, maar
|
||||
DER MÉDERLANDSCHE HISTORIEN. 437
maar niets des kryshandels. Te we.eten -, als 't volk te voete al oovergétoo- t ff f,
ghen waar j zoo diende men 't met voorraadt van mondt en ooripgh in te vol- ghen ; 't welk noodtlyk ter zee gefchieden moeft. Ende men zagh geen' vloo- te toe te ruften, die der Zeeuwfche zotiw 't hooft darren bieden. 'T was eeven- wel gelooflyk, dat deeze, om de voettoght te beletten, aan d'eene zyde der plaate zouw koomen leggen j oft aan beide de zyden. Indien aan d'eene^ zoo bleef d'andre onbelemmert: indien aan beide > zoo had men zich niet dan, ten hooghfte, door de helfte te redden : behalven de hoope van onverziens ver-v bf te flippen, en zonder flagh oft ftoot te landen. Ten quaadtfte genoomen; indien de waaders maar meefters van de fchans teVyane konden worden, zoo liet het zich aanzien dat men hun aldaar wat vroegher oft laater, te baat zouw kunnen koomen van Moggershil, recht daarteeghenoover, en op 't uiterft van Tertoole, geleeghen: 't welk een kort verlaat ter zee is. Don Louis, hier- naa luyftrende, deed tot Antwerpen, ten ftilfte, des hymoght, dertigh galeyer^ de langfte van achtien banken, neevens getal van kromfteevens, floe- pen , en roeylchuiten, gereedt maaken. Thans verzaamd' hy drieduizent knechten, vierhondert ruiters $ en tweehondert delvers, in 't landt van Ter- toole : en laatende de paarden binnen der ftadt in bezettinge, voerde de rpjtl naa 't dorp van Sant Annelandt. Van daar deed hy, te fchuite, etly ke bevel- hebbers en ïbldaaten aan Philipslandt zetten, en dat by daaghe, om 't wedt te peilen. Deeze, een ftuk zeewaarts in gewandelt * werden van 't waüènd waa- ter, en'tïchieten der Zeeufche vloote, te rug gejaaghtj en quaamen hem vertoonen, dat de toeleg onverrichtlyk was; oft men moeft zich trooften J hetmeerdeel van't volk te fpillen. Welk aangeeven verworpen zynde* by ; HopmanJuanOforiodetllloa, zeer ftyfzinnigh in dit voorneemen, en by ..•.•*!. Mondragon, die in't ontzetten vanTergoes ongelyk grooter arm der zee door- waadt had; zond Don Louis eenen Serjant * genaamt Juan de Aranda, met twaalf foldaaten, om de zelffte boodtfehap uit. Een inboorling van Sierixzee> dienaar eertyds van den Heere vanSeroskerke, Steêvooghdt totBerghen op Zoom, en zeeker huisman van Tertoole, gingen hun voor, beloovende niet te keeren, dan met gras en aarde van Duivelandt, tot een waarteiken. En zy waaren om zich dies te quy ten, hadde de klaarheit der nacht oft het geruis in 't waater hen niet gemeldt, en de Zjeeuwiche ichildtwacht te waapen gedaaght. Met dit befcheidt keerden zy tot den Landtvooghdt 5 en verzeekerden hem het teeghendee! van 't geen hem te vooren was aangedient. Veelen, des niet- temin , hielden 't voor een reukloos werk; als hebbende maghtigh bezwaar in, en niet genoegh waaroms. Want^zeiden zjigenoomen^nochtvloed^nocht vloote deerdy hun j gevaarlykheeden nochtans, die niet te verfmaaden flonden; wat fchyn was 'er dat een deel half naakt volx, nat en mat * teeghens den dyk op, teel ghensdegeenen-i die denzelventot borflweer hadden ^ aanflreeven zouw,en de zeeghe weghdraaghen ? ' Twelk, als 't hun fc hoongelukte, en der vloote ber houwde reiz , jaa zelfs Sierixzee te verooveren j wat zoud 'er bedreeven .zyn? geen' haaven. was dat, om Spaanfche fcheepen te berghen. Entlyk; hadde men-, tentyde als de Koning veelfierker ter zee was^ eerifladt van Middelburgh moeten afflaan, om dat ze niet ontzet kon worden j armer hoope als nu, van meefier op Schouwen te blyven. Don Louis, niettemin, won^ der zoet op den aanflagh, las, tot de doorwaading, zeshondert Spanjaard ts uit; voorts Duitfchen en Waaien , in alles vyftienhondert -, en voeghde hun de twee vendelen graavers by. Aan yder werd een paar fchoenen ge* geeven 3 een zaxken met twee pondr bulïekruids aan den hals , tweebak en kaas om 'er drie daaghen mee toe te koomen, indien zy 't platte landt berooit van lyftoght vonden, en de vloot zoo haaft niet volghen moghte, O o 3 Heb"
|
|||||
0
|
|||||
458 P. C. HOOFTS TIENDE BOEK
i rj * Hebbende zich t'zyner jeeghenwoordigheit, ontkleedt, werden zy, met fchui»
ten , aan Philipslandt, gevoert. Het ander volk, dat onder Mondragon als Stadthouder oo ver Zeelandt,ftond, trad in de fcheepen, daar Sancio d'Avila Ammiraal af was. Ten aflchcidt ftelde RequefensdenHopluidenenfoldaa- ten, lof en belooning voor ooghen jen ontftak hen, met een' minlyke ernft- haftigheit, tot betrachting van hunnen plicht, inden dienftGods endesKo- nings, en in 'thandthaaven der krysgloorye 5 die zoo veel zweets en bloedtsge- kolt had. In 't byzonder vermaand' hy Don Sancio, voorzightelyk toe te gaan, zonder zich, by fty ven windt, dien men dikwyls heeft op het naajaar, in ftrydt te verpanden* uit zorghe, dat zyn' galeyen en floepen, van 's Prinfèn zwaare fcheepen, ooverzeilt moghten worden. Dit gefchiedde op den achten- twintighften in Herfftmaant, zynde Sant Michiels aavont. Ende is, by 't naa- reekenen van de loop der Maane te bevinden, dat zy trefïïyk wel ty gekaavelt hadden. Want de Maan, oudt anderhalf etmaal in haar laatfte vierendeel, ging op, tufïèn elfen twaalf uuren, ende fèheen voort de ganfche nacht. Tuilen vieren en vyven, moeft het waater op zyn laaghfte weezen, endatbydoode ftroom. Ter middernacht dan begoften die van Philipslandt af te flappen, draaghende zoo wel 't zyd- als 't halsgeweer om hoogh. De Heer van Seros- 's Koninx kerke, Don Ilidro Pacieco Ooverfte van Tergoes, en verfcheiden' andre lui- Volktrekf den van foorte, verzelfchapten hen, uit naaryver van eere. Naaft aan de te voete, lejdtsluiden tradJohan Ofbrio d'Ulloa met al de Spanj aarden, uitgenoomen waater een vendel onder Gabriel de Peralta, die d'achtertoght had: Mondragon, naa Duy~ met de Duitfchen, Waaien, en del vers, in 't midde: twee in 't gelidt. Want yelandt en hoe zy fmaller orde en zich bet op de hooghte hielden,hoe de Zeeuwfche vloot Schouwen, hen, mits de dunte, minder fchaade met ichieten doen kon, en quaalyker ge- naaken. Deeze, gewaarfèliuwt door 't peilen van 's daaghs en *s nachts te voo- ren, ende fterk veertigh kloeke fcheepen, en tweehondert roeiboots, had zich ter flinke en rechte uitgeftrekt langs de plaat, zoo heinde by als de grondt toe- liet . Eclyke fchuiten, om zich nochnaarder te vinden, waaren op 't droogh blyven zitten. Een groot gefchitter van vlammende ftraalen fpeelde, dat pas, door de lucht. 'T welk de Spanjaardts, geneeghen tot oovergeloof, voor een' gunfle des Heemels naamenj als oft hy hun hadde willen toelichten: hoewel het immers zoo zeer diende, om hen aan 's vyandts gefchut ten doel te flellen. Mits de veerte, nochtans, en d'ongeflaadigheit des weêrlichts, konden de vlootelingen weenigh rooys ichieten, zoo lang als de Spaanfchen, tot de knie toe, door 't waater lobberden. Als zy in de kille daalden, nat wordende ten buik en naavel toe, was het onderfte fcheutvry, maar 't boovenfte onveiligher. \Vant de Zeeuwen, zoo naa gekoomen als de bank gedooghde, bereikten hen nu niet alleen met roers en mosketten, maar zelfs met lange ftokken, en kneppels vaftgemaakt aan 't eynd der zelve met leedre reepen, in maniere van dorsvleeghels. Zy klaauwden 'er ook etlyken, met haaken, in hunne fchui- ten. Daar 't hand tgeweer te kort viel, droegh de vyandtlyke (tem toe, hun ver- wytende, dat ze zich voor waaterhonden lieten beezighen, en als een deel dwaazen , in dienft van den geenen, die hun des kleenen dank wift, het lichaam aan de wonden ten befte gaaven. De gangers, ook anderszins te zeer verlaaden tot weerbieding, waaren benoodight hunnen wegh te vorderen eer hetgety verliepë. Noch quaamen de laatften, mits de lankheitder rye, en 't gaan by der taft, traaghlyk by; en begoften de vloedt te vreezen , die nu aan 't inbreeken was, en aldaar ftyf anderhalven voet in een' uure fteyghren kan. Peralta niettemin , genoopt van de prikkelen der gloorye, wilde enkel yoort aan, ende quam door de vuurigheit, zich,met de zynen, onder de delvers te mengelen. Daar raakt men aan 't waggelen, ftruikelen, tuimelen. D'een, ... ^r i. "" ' ter |
|||||
«
|
|||||
DER NEDERLANpSCHE HISTORIEN. ^9
ter zyd' afgedrongen, wordt gevelt van de baarenjd'ander verHeft den gront in x fff:
een' kolk. Zelfs, die 't padt hielden, keeken nu, daar 't diepft was, fchaarièlyk ter borft, ibmtydts maar ter keele toe, uit. Pakken, waapenen, drenkelingen, ipoelen 'er deur, oft dryven hun teeghen. Ten laatfte zagh hy zich gedwon- gen tot de hertredt. Toen werden hier d'achterften de voorden $ en berghd' hy zich zoo, met meeft al zyn' Spanjaardts, op Philipslandt: recht te pas, om noch met Don Sancio oover te icheepen. Maar van de graavers, booven tien niet, oft zy bleeven verzoopen. Aan 't ander eyndt was de ichaade kleen- der j uitgezonden, dat Don Iiidro van een grof ftuk getroffen werd: een dap- per krysman, die, met de doodt op de lippen, den moedt, dien hy oover had, den földaaten byzettej zeggende, zy zouden voort peuren, zonder zich zyns te bekreunen. Naa 't afleggen van ontrent een' myl weeghs, vond zich Ülloa, met het krieken des nuchtens by Ooftduivelandt aan den oever. Hy j en mooghelyk vy ventwintigh Spanjaardts, hebbende de baare zee van achter'en ter zyden, van vooreden vyandt, geen blyvende plaats tuften de doodt en de zeeghe, vallen (terwyl d'anderen vaft uit het waater fteeghen) op de knie, en doen een kort gebedt tot de Maaghet Marie en den Apoitel Sant Jakob, naar hunne ge woon te. Voort ipatten ze, met gevelde ipietièn, in brandenden moede, teeghens den dyk op. Achter den zei ven, ftonden tien vendels Franioizen, Engelichen en Schotten, onder KarelBoifötOoverfte van Zeelandt: die, in 't loftèn der handtbuflên, van eenen der zynen, door- fchooten werd. Ditte ('t zy ongeval, veroorzaakt door de duifternis, oft ihood* heit en opzette wil geweefl) en 't ipeuren van zoo vertwyfFelt een' ftoutheic der Spanjaarden, baarde zulk een' fchrik en verwarrenis, dat deStaatichen daatlyk de vlucht naamen j ten deele naa de icheepen, ten deeïe naa de kleene fterkten, die zy, tot drie toe „op 't eilandt hadden. De Spanjaardts, hen naa- zettende, leiden 'er etlyken ter needer. Midlertydt braght A vila de icheepen oover: te maklyker, mits de Zeeuwiche vloot, zorghende voor Schouwen oft miflchien voor zich zelve, derwaarts zeilde. Toen trok men gemeener handt, naa de fchans van Ooftduivelandt, die terftondt verlaaten, en by d'inneemers* tot heughenis van den dagh, naar Sant Michiel genoemt werd. Eeven lichte- lyk kreeghen zy de tweede : en gingen zich, daarnaa tot Nieuwkerk verver- fen. Hier beiloot men het volk te verdeel en, en dat de geenen, die te voete gekoomenwaaren, de fchans tot Vyanen zouden aantaften> de reft, onder Mohdragon, als Ooverfte van Zeelandt, beftaan de Kreek, tuften Duivelandt en Schouwen, te doorwaaden. De bewaarders der fchaniè, alzoo zy geen ont-* zet te gemoet zaaghen, ftaaken 'er den brandt in, en voorts op der loop. Met Mondragon toogh ook Avila, zonder ander onthiet, dan van weeghe der eer- zucht. Deezefalwas'tdatzyophetgetyde wel paften}hadden maghtighe moeite, om door den modder, de biezen, en andre ruighte te raaken. Daar- enbooven zaaghen ze den oever van Schouwen geboort met vy f hondert mannen, om hen te doen afftaan. Maar dat gezelichap, al meê verbluft door 't onvertiaaght gelaat der Spanjaarden en Waaien, liet zich door een hondert ichutten der voortoght, van daar jaaghen, vliedende naa Sierixzee. Als nu al de Spaanfchen, uitgezeit, die in de fchanfen van Duivelandt, tot bezetting bleeven, zich op Schouwen vonden, doorliepen zy genoeghzaam'tganfche eilandt 5 en werd hun Brouwershaaven ingeruimt, van drie hondert ibldaa- troüwm-, ten, die t'hunner onichuldinge bybraghten, dat de burghery, Roomich ge- baaven zint, tot geen' weerbieding te beweeghengeweeft was. Tuften Sierixzee en gaat oover * Borndam, lagh een blokhuis, voorzien met vierhundert knechten, en zes ftukken gefchuts. Om dit te beipringen, werd Don Gabriel de Peralta,van den ^enen, Juan de Caftilla van den andren kant, gezonden, elk met driehondert O o 4 man',
|
||||||
i
|
||||||
____
|
||||||
4+0 P. C. HOOFTS TIENDE BOEK
z 57 f. man'. Maar Peralta, heet, booven maate, in 't aanflaan, verzuimde befchei^
de kennis der geleeghenheit te neemen , en het teeken der toetoght aan Caftil- la te geeven: voorts, begroet zynde, ter zyde door de Zeeuwfche vloot, van voore door de bezettelingen , raakte daar met meer dan vyftigh van de zynen, öm'tleeven. Doch de toeleg werd, 's andren daaghs, metbeeter orde, her- vat , en de veiling leedigh van volke, maar in brandt, gevonden . De Span- jaardts, hebbende 't vuur gebluft, fterkten de plaats op nieuw, die tot het prangen der ftadt hun grootelyx te ftaade quam. Zy fchepten ook hoope hier uit, van de fcheepen, wen ze droogh zaaten, aan brandt te fteeken. Dan de zelve, als'er op aangeleidt werd, raakten vlot, eer men 't in 't werk kon ftellen. Uit Sierixzee, daarentuften, quam in 't leegher, met twee andre mannen, Gaspar van aanzien, de Heer Gaspar van Vosberghen, Hooghbaljuw der Stadt, en des van Vos- ganfchen oords, die, tot zynen tyd toe, onder de Hooghe Vierfchaar des hrghen Rentmeefters van by Ooft der Schelde geftaan had . Deeze gaaven aan, hoe oet er 2y gezoncjen Waaren, om door vertooning der noodt, oorlof tot daadingen te nxz.ee " verwerven j en eenighebuitenleggendefcheepen (viel't doenlyk)in 't ver- gvQoten dragh te begrypen. Mondragon en d'andre Ooverften, oordeelende ongelyk diepfl, grooter het nut, dan de fchaade, hier uit te verwachten, verleenden hun vry geley om aan boordt te vaaren, en met de fcheepsliopluiden te fpreeken: by de welke zy het tee'ghendeel bearbeidden, aanwyzende wat dyken men beft diende door te fteeken, en raamende teekenen, om zich onderlings te ver- kundfchappen. Jaa zy befchikten, dat by nacht eenighe voorraadt van oor- logh binnen gebraght werd •, en neevens twee andre, 't vendel der kinderen vanBredaa; op't welke, alzoo genoemt om dat het meeft uit inboorlingen dier fteede beftond , Oranje groot betrouwen ftelde. Weeder gekeert, maak- ten zy den Spaanfchen dietfch, dat de zaak met het fcheepsvolk geklaart was, ende meer niet mangelde, dan des verflagh in ftadt te doen, en voorts tot be- fluit te koomen. Zy booden ook aan, eenen van hun drien tot gyzelaar te laa- ten, zoo men hen, in plaatfe van dien, eenen Hopman liete meêleiden. De Spaanfchen, kunnende geen voordeel daarby reekenen, hielden zich als geen twyfel flaande aan hunn' oprechtigheit j en gunden hun vry vertrek . Als hier wyders niet op volghde, kenden zy zich verfchalkt, ende leidden in beraadt* wateerft t'ontginnen ftonde; Sierixzee, oft Bommenee, een fterke fchans ten Noorde van 't eilandt. Mondragon dreef, dat het zwaarfte werk voorgaan moeft j met de reft waar dan goedt doen: en wilde dat men den Afchbergh by de zoutkeeten innaamej van waar Hopman deRyk de ftadt laaftmaals bemeeftert had. Ulloa, daarenteeghen , braght by, dat het denPrinfè aan geen middel ontbreekenzouw, om de beleggers te quellen, zoo lange als hy die achterdeur van Bommenee oopen hield. Don Sancio vond dit gerymt. Dies werd Francifco d'Aguilar, met driehondert man', vooruit geveirdight, om de vefting te naaderen: 't welk, zonder een' heftighe fchermutfing, niet Bommenee toeging. Thans volghde 't ganfche heir, en befloot ze, aan de landtzyde. beleegbert. Jn Bommenee gebood Niville (andren noemen hem Lis) een Franfois, oudt en braaf oorloghsman, onder zich hebbende zeshondert fbldaaten, eensdeels van zynen landtaardt, eensdeels Needer- en Hooghduitfchen, meeft al eerft onlanx derwaarts geftuurt. De graften waaren onwaadbaar -, behalven by ach- ter ty, en alleenlyk aan den zeekant j doch de wal hier op zyn fterkfte. Deeze werd eevenwel de geleeghenfte plaats ter aanvechting geoordeelt, en aldaar een' beukery van twaalf ftukken gefticht j die, in drie daaghen, een' taame- lyke oopening maakten. Niville, kennende zich volle zwak tot weederftandt, verzocht te woorde te koomen. 'T welkverftaen byeenighenvan'svyands" volk j beftonden zy te roepen, dat de beleegherden maar een deel hennen waa- ren 3 |
|||||
*
|
|||||
DER NEDERLANDSCHE HISTORIEN. 44t
renj die, zoo zy genaaden begeerden, 't geweer ter needer, en zich inde ïjffi
graft moeften werpen. Deeze fpyt wracht verbolghenheit in d'anderen ven fchorfted'onderhandeling, totdat hetMondragon ter oorenquam: die Don Francifco d'Aguilar ftimrde, om de zelve te hervatten. Wanthybezeftege- noeghj-dat bet geweldt veel bloeds zouw koften.Don Francifco ontfchuldighde de hoofden j met zeggen, dat de kry ters geenen laft daartoe gehad hadden, en dat men zich diergelyke dartelheeden des graauws niet kreunen moeft. Maary : s terwyl hy hiermee bezighis, en reedelyke voorwaarden aanbiedt, vervordert zich een vendrigh van den ooverleeden Ifidro Pacieco, met zyn'. bende eenen oordt te beftooken, die hem licht te verooveren docht. Oft hy kennis va« ''", -kv' 't aangeheeven gefprek had, is onzeeker j vafl: gaat, dat hy buiten bevel deed, <; en aan zyn'ooverheit de ftraf verdiende, die hem debefchermersdeèndraa* . ghen. Teweeten, zy fluimerden niet \ al fcheen de zaak in dien ftaate; maar - ontfingen hem zoo wakkerlyk, dathy, en veertiglpvan zyn'byrtandershet 'v met de dood bekochten. Dit brak al heel den handel. WantNiville (oftA* guilar fchoon ruimelyk uit loofde} zeïde, genoegh te zien, wat trouwe van i,', de Span jaar dts te verwachtenflond. Zy moghten ten aam) altrekken. Haanèn „; zoudenz'ontmoeten: geen* hennen, waarvoor men de verweerders gefiholdèn had. Meteen treedt hy binnen waarts, enfchikt alle fcheepen van der handt, om vroomheit uit wanhoopte puuren. Op den volghenden dagh, drieën- "■■'■< twintighften van Wynmaant, ter laaghe ebbe, ftreeft de vyandt toe ; de Span* * ' jaardts in 't voorfte, de Hooghduitfchen daaraan; vyfhondert van elx. Die van binnen, hun te keer: heftigh was het befpringen; maiilyker'tweederftaan. Want de Spaanfchen, zich verhaaftende, uit vreeze voor de vloedt, gingen, meer met dulle kraft 5 dan met orde, te werke. De fchanfelingen dienden zich wyfïèlyk van hun voordeel; zonderling van de dwarswallen, die zy, ter wTee* derzyden van de brefïè, gemaakt hadden. Naa twee uuren vechtens, dwong de ftroom 's Koninx volk ter aftoght. Hunne dooden waaren ruim anderhalf hondert: gewonden wel tweemaals zoo veel; en zommighen zulx verJeernt, datzy, onmaghtigh om zich door 'twaflënd waater te redden, indegraftver- fmoort bleeven. De fchaamte, niettemin, van 't hooft, voor zoo een' plaats té ftooten , was oorzaak, dat men te raade werd, den tweeden torn te doen; en dien met alle maght. Op den vy ventwintighften dan, waapent men't heele heir: zelfs zoetelaars en jongens, om zich van verre te laaten zien, en de ooghen der beleegherden, met den fchyn van een' nieuaankoomende hulptroep, te be- guighelen. Beeter werd hy beleit, deeze ftorm. Ende, hoewel onder de Span- jaards, als d' eerfte in 't beklimmen, de neerlaagh afgryslyk was; de Duitfchen en Waaien lieten daarom niet opwaarts te ftyghen. Dus dong men > meton- gelooflyke flyfzinnigheit, vyf uuren lang, omd'ooverhand. De gequetften, verbonden zynde, keerden eeveii fors tot de befchermingderbreuke. Ten laatfte, als 't gefchut, verhit door 't flaadigh fpeelen, zyn' kracht verloor, en dat het meeft op de fpietfen aanquani; zoo vertoonde zich de weerlooze fchaar, indewaapenen, opdendyk: flaande de trommen den Spaanfchen flagh. En het bedrogh bedeegh. Want de verweerders, te voore gemat door 't waaleen, nu voorts aan't eindt gevochten, en waanende verich krysvolk aan boord te krygen, raakten aan 't flaauwen, en voetflaaken. Zoo werden de Spaanfchen Bommeneé der veile meefter. Niemand echter zoo koen, die den iprong naa beneên darde ßormender waaghen: totdatSanciod'Avila voortstrad, vraaghende, wat dit voorfam-* handt ïn- melen, en oft 'er niet een man was, onder zoo veelbraavefildaaten, die V hart genomen4 had om af te wippen? Hier,zeïd' hy, een* rondas: ende dat gaat u voor. Een mos- kettier, Toledo gebynaamt, kon die woorden niet verduwen. Hy grypt een ., fchildt, werpt het mosket daarheen, en zich in't midde der fchanfelingen. De
|
|||||
i
|
|||||
442 ' P. C. HOOFTS TIENDE BOEK
1 < 7 f. De re^ nem daatlyk naa. Daar aan 't vellen, aan 't vleeshouwen , tot dat het
zwaardt eer ftofFe te kort, dan zyn' bekoomft van manflaght had. D 'Ooverfte Niviile 5 hoewel gequetft in zyn been, hield het* ter doodt toe > ftaande. Geen* twintighj zoo kryslüiden als inwoonden die 'er afquaamen. Onder d'aanvech- Rafaïl ters, die zich beft queeten vind ik Rafaè'1 Barberini, Florentyn, een' verftandt* Barbermï, uitmuntende in beide, 't ftuk der oorlooghe, zonderling de veftkunÜ:, en 't be- Tbrent/n , ^ yan zaai<:eil van ftaate.' Deez is geweeft vaaderlyk oom van MafFeo Barbe- • 'n,er rino, althans Paus Urbanus den Achtfteii: eenen Vorft zoo liefhebber der wee- van oorlog tenfchappen, en van zoo zuiver een gezight daarin, dat geen' partydigheit van en fiaau ampt hem doet fcheemerooghen, oft hy erkent en eert ze zelfs in d'Onrooms*. Maffeo gezinden. De welke weederom, hoe wel zy hem voor 't hooft aller geeftly ken Barberino, niet aanneemen , hem nochtans onder de voor trefFelykfte geeften aller eeuwen Tdu$ Urba- vieren j achtende drie kroonen te luttel, om zyn oovervlieghend vernuft naar «ui de acht- waarcjye te fleren. Zynde dit aldus afgeloopen > lieten de Spaanfchen zich / e, groot voorfl.aanj ^at net bemaghtighen van Sierixzee kleene moeite zouw inhebben. der wee* ^an 'l BmS nun u^c ^e S^mg • Want zy vonden, ten Zuide van de haven, tenfcbap- den Afchheuvel gefterkt > desgelyx een plek lands van vyftigh morghen, ten fen. Noorde; 't platte landt onder waater ■, ende lchier nerghens leegherplaats, dan op de dyken, en in de verooverde fchanfèn. Die van der ftadt hadden nu on-
Belegb van trent twaalf hondert foldaaten 'm, onder den Ooverfte Arent van Dorp, Hop- sierixz.ee, luiden Niklaas Ruikhaaver, Jooft van den Ende, Hans Krom, Du Bois, Ni- klaas Bernardt, Adrien de la Porte, Ambroife Ie Ducq, Antonis van Bommel* Nikolas Pluquet, en Eloy Rudam. Dorp, als een vernuftel en zorghvuldigh eedelman, had, tuften 's vyandts vertrek en weederkeer, den tydt wel waarge- noomen, om op 't noodighfte te voorzien j zonderling, om de burghery , die in 't eerft zeer verfleeghen was , allenskens te verquikken, en tot vertrouwenis te wennen. De Landtvooghdt, om 't ftuk aan te binden, quam zelf in 't lee- gher , neevens Chiappin Vitelli, 't voorneemfte aspunt 3 dat pas, daar de krys- handel op draayde. Deez, vaft geraakt aan een' quaadtaardighe koorts, en zich Doodt van doencïe te rug voeren, werd met de koets omgefmeeten; en, mits zijn'zwaar- yfffm lyvigheit, bezeerde zich zulx, dat hy, tuffen Schouwen en Antwerpen, in 't fchip ooverleed: een man (zoo hem naagaat) ten uiterfte toe, van reukeloos en argherlyk gevoelen, noopende den Godsdienft en d'onfterflykheit der zie- le . Zommiglien hielden zynen val voor geen ongeluk, maar voor befteeken werk, uit wrok oover zeeker geheim, ontdekt tot naadeel van Spanje, aan den Groothartooghe van Toskane, van wien hy den Koning, in dienfte, ge- leent was. Requefèns maakte 't ook niet lang voor Sierixzee j dewyl hy wel afzagh, dat het met geen brusk geweldt te dwingen was j en te min, om 't ge- makendes winters. Ordegelaaten, om 't zelve te benaauwen, zoo veel de tydt gehengen wilde •■> nam hy de weederreiz naa Brabandt aan 5 en in zyn ge- zelfchapUlloa, diequaalykmetMondragon oover een quam. Om de be- leegheringe van Sierixzee en Woerdet'eenertyd, liet men niet deBondtge- nooten, aan verfcheiden' andre oorden, te dreighen, met toemaaken van feheepen, tot Amfterdam, in Vrieslandt, en elders. Waardoor, hunne kraf- ten verdeilt, de Noordthollanders tot teeghenrufting benoodight, en op zwaare koften gejaaght werden. Billy, hebbende op Teflèl toegeleit, en al- VlieUmdt daar eenen misgang gehadt, pionderde Vlielandt, en ftak het dorp aan brandt. geplondert Thans verzocht hy 't op Wieringe: doch raakte tot zyn voorneemen niet. In vanmüji. Zuidthollandt, worp £)on Louis 't oogh op de Dortfche weirdt. Maar de trabt naa ^rms was voor nem reedt 5 brengende aldaar eenentwintigh vendelen knech- de Bon- ten' hondert ruiters, en drieduizent boeren by een. Ontrent den zei ven tydt, übe wein, quaamen etlyke Spaanfche feheepen, tot verfcheide haavenen van Engelandt, jn-
|
|||||
t
|
|||||
DER NEDERLANDSCHE HISTORIEN. 443
inloopen: maar hadden, door onweeder,groote fchaade, aan zeilen en maften, ifff, geleeden 5 ook weenigh volks op, en meeft zieken: zoo dat ze geen vyf hun- dert man' totDuynkerke, konden uitzetten. Om haavening voor hun by Elifabeth te verwerven, was oover eenjaar Mendoza, nu de * terneene Ver- * Prooi« zorgher Jan du Bois aan haar gezonden, Deez was daer beneeven gelaft, aan ^eul* Ge* te houden, ten einde't zelve Ryk den weêrfpanlingen zyns Koninx verboo- neraa*fc den wierde: gelyk men den haaren, volghends 't verbondt der twee Kroonen, ten verzoeke van haaren bewindsman Wilfon, Neederlandt ontzeit had. De Koningin, ter eene zyde verplicht, ter andere ongeneeghen hiertoe, pooghd', hem af te zetten, met vertoogh, dat het hardt viel, luiden alzoo te bejeeghe^ nen, die, niet zoekende dan vryheit vangewijfe, hunne toevlucht haarwaarts naamen. Stond' ook te bedenken, oft het den Koning zelf oorbaar s ende wat 'er uitgevolght was, toen zy, oover vyfjaar en, den Hartooghe van Alva, in dit punt belieft had. Te weet en, dat de verdreevelingen defladt van den Briet hemaghtight hadden, en Y Landt, datgenoeghzaam in ruß was, op nieuw in roere ge ft elt. Zoo men nu den zelfflen wegh mginge, V zouw viellicht, niet beeterbeflaaghen. Echter, als Du Bois drong op de zaake,werd, by brieven van den Raadt, den Ampt- en Hopluiden,die acht op de zeekuften hadden, bevoo^ len, de Neederlandtfche ballingen, en wie de waapenen teeghens den Koning Needer» van Spanje droeghen,uit het Ryk te weeren: met naamen,den Prins van Oran- twdfihe je en al zyn gezin* de Graaven van Kuilenburgh,van den Bergh, van der Mark; hallïn&en * de Heeren van Efquerdes, Lumbres, Rumen, Meroode, Karneilè ,Noyelles,' un Enge" Blyoule, Breedam, Boifot, Aldegonde, Manfart, Dorp, Philips van der landt&**.-. Aa, Hautin, Tempel, Junius, Mathenes, Yfelftein, Bronkhorft, Wyngaar- WmU den, Nievelt, Bellema, Haga, en andre, tot by de vyftigh. De Landtvooghdt, terwyl hy andren joegh, ftond zelfnietftil, maar vond zich, mits't bekofti- Seroéitbeit ghen van zoo veel' aanflaaghen tefTens, ten einde van zyn geldt:zyude nu reeds des Lantit- meer dan twaalf hondert tonnen fchats, in 't Neêrlandfch oorlogh,verfmoken. voo&hdts Hetgeloofwasookuit. Want de Koning, dapper geneepen door den woe- J^f/ff, ker, hem afgeparft van de Genueezen en andre hooflche handelaars, had zich mifsdllcL in Herfftmaant leftleeden, door den Paus doen ontflaan van zyn' gehoudenisj rimg zyn en daarop de verbinteniflen gebrooken. Noopende de fchattingen, in den wondt en voorleeden jaare geëifcht, zagh Don Louis, met de Staaten, niet te recht te raa- betaaling ken. Dies wend' hy 't oover een' ander boegh, en verzocht Hechts twaalf hon- verachtert dertduizent gulden teleene: waerinne die van Brabant driehondert vyftigh- bad' duizent zouden opbrengen. Als dit meede niet gaan wilde, beftond hy wee- der zelf omllaaghen te raamen, en die, met geweldt, te innen: by brengende, dfns dat hy'toiigeirne, en door drang van noodt, deed. Dit dwong Brabandt tin twaalf verlof te draaghen -, d'andre Landtichappen te volghen: hoewel het flappely k tonnen byquam. In Hollandt en Zeelandt,was de armoe zeeker ook groot j maar raadi- gouds, als gher het huishouden. Want, nietteeghenftaande de zwaare kryslaften, d'on- te hene>af* bruikbaarheit van de befte oorden des Lands, en 't quynen der neeringe j men wift het hier zulx te beftieren, dat de fbldaat by gehoorzaamheit bleef. Alleen* lyk ontftond 'er een' beroerte onder 't fcheepsvolk, die hunnen Ammiraal, en ScheePs" Hopluiden, tot Hooren in de kerk, als gevangen ftelden, en dreighden om hals v°1^tot te brengen, 't en waar men hen volle betaaling deed' hebben. Doch zy wer- m"1 den met een gedeelte ter neer gezet. By kortheit van andre middelen, iprak Gräaüyke men de Graaflyke en geeftelyke goederen aan, en verkoft ze om gereede pen- engeejhi^ ningen: mits dat, aan eiken kooper, afilagh ftrekken zoude, ter helfte toe van ke goede- d'üitgeloofdelbmme,'tgeen hun't gemeene Landt, ftaandes oorloghs, was re"iinHol* fchuldigh geworden. Maar dit was geen loopend middel j ook gold liet goedt landt m zyn'waarde niet. Zuur, boo ven maate, viel defe winter den krysluiden, be- ZeclLandt*
* 7 verkopt
|
|||||||||
noo-
|
|||||||||
e
|
|||||||||
'■.
|
|||||||||
444* P- c- HOOFTS TIENDE BOEK
I ff f. noodight geduurighlyk te velde, oft in de fcheepen, te leggen: met beeter ge*
rak nochtans. dan den Spaanfchen gebeurde. Door onweer, hier beneevens*
fcheen heel Noordthollandc der zee tot een' roof te zullen gedyen. De fchaade
Schaade geleeden aan dyken , moolens, en huizen, werd geacht oover de derd'halve
van on- tonne gouts te beloopen. O ok rees, in dit ge weft , krakkeel om de regeeringe:
weer in verzoekende de dorpen, vyf perfoonen te mooghen uitmaaken , om, neevens
fT/f d~ *^e gemagntighden der fteeden, aan 't roer te zitten -, ter wyle toe, dat de Staa-
D dorpenten wee(^er °P den ouwden voet zouden koomen te vergaaderen: teweeten,
aldaar de Ridderfehap, en de zes groote fleeden alleenlyk. Maar de fteeden van dien
willen tit* oord wilden geen'verandring inruimen: dryvende, dat men zich, bydejee-
im{mde gheiiwoordighe forme, niet quaalyk bevonden had. Staande de zaaken dus
Staaten dcerlyk, zoo zagh men zich geprangt, om tot befluit te koomen, belangende
hebben, 'tverzoeken van uitheemfche verdaadighing: en twy felde nu langer niet oft En-
gelandt moeft het plechtanker zyn. Maar d'onvruntlykheit van 't verdry ven
der ballingen uit dat Ryk, nam de hoope wegh, van veel op te doen ^ 't en waar
men, der Koninginne, noch bekoorlyker ty Cel, dan van enkele fchutsvrouw,
aanboode. Volle opdragllt der liooghe Ooverigheit (verftond men) was 'er toe
vereifcht, én fpoedt daarenbooven, eer de vyandt eenighe fteeden, haavenen,
oft fferkten van belang, bemaghtighde. Zoo werden dan Aldegonde, Pau*
Gezant- we^s ^u*s voor%"aak van Hollandt, ende Do£foor Franfois Maalzon van
fchap naar Enkhuizen, voor gezanten heenengelchikt. Gekoomen in Engeland, ontrent
Engelandt, Kerstydt, vertoondenz' aan Elizabeth , de geleeghenheit der zaaken 5 en wat
em,derKo' 'ertotBredaa gehandelt was. cDatzy, uit wanhoop van tot veilige vreede te
wnginne, raaken, %>ich haarwaarts keerden-, als feener waar e befchermfier des ge loofs, en
de hooghe yörßjnne uit Hollandt fc hen bloede gefprooten: te wee ten uit cPhilippa, doe hter
oveng- >van Willem den goeden, Graave van Henegouw, Hollandt en Zeelandt: aan
bieden dewelke KoningEduart de derde was getrouwt geweefi. Ende, indien het
haar der Majefleit geliefde, aanfehouw op hunne bedrukt heit, en de Landen in
haaf befcherming te neemen, zy waar en bereidt $ om haar het hoogh bewindt,
opzeekerevoorwaarden, in handen teft'ellen.■ Inden beginne desjaarsvyf-
ï S7& tienhondert zefïèntzeeventigh, veirdighde de Prins den Raadsheer Leenaart
Kaazenbroodt en Adriaan Kromhout Burghermeeiter van Meedenblik, af %
om te zien, wat hulp, in Oofllandt en Hooghduitslandt, te bekoomen waar;
welke reize niet vruchteloos uitviel. Naa Schotlandt ftuurd' hy ook, om een
deel foldaaten te lichten. Maar Requefèns, verneemende wat in Engelandt
gaandswas, zond den Heer vanChampaigney, om daar een' fpaakin'twiel
Champai- tefteeken. Deez vertoonde der Koninginne, d'ouwdeen bekendegeneeghen-
gnej in En- heit haarwaarts van Koning ^Philips: wiens ernßighe beede was, dat zy doch
gelandt,om denweèrfpannelinghen geen gehoor dimmers geert hulp verkenen wilde. Zulx
den handel frraghten ook d'ouwde verbonden meê^die onlanx door ^JJu Bois vernieuwt waa*
ïAfl ren' a^s> on^er andren, Aldegonde f haaren Ryke werduitgezeidt. Met wat
t% recht dan, kon men hem, die 't hooft der Hollandfche bezendinge was, toegank
te (leuren, vergunnen? Zy gaf hier op tot antwoordt: dat zenooit eerlykgeoordeelt had,
00'anders te handthaaven. Maar, genoegh was haer gebleeken, hoe zich de
Hollanders en Zeeuwen, in alles, aen den Koning en 'tgoedt dunken der alge~
meine Staaten-, onderworpen haJden. c£>at ook hun-, zich ziende eeven onbarm-
hartelyk gehandelt', in den zinne gekoomen was, naFranfchen voorflandt te
trachten: een ding immers zoo hinderlyk aan Koningh Thilips, als aan haar ■
'T welk de Ridder Randakvan haar ent weeghe, den Landtvooghdt Requefèns
vertooght had: zonder V ontveinzen, indien men de Spaanfche, en andre uit'
heemfche bezettelingen, onder dexel van d'oproerighen in te toornen, te diep in
Needer landt liet wortelen, dat zy V, voor haar, eeven bedenkelyk achten zowWy
als
|
|||
DER NEDERLAMDSCHE HISTORIEN, 44?
als oft 'er de Franfiiszyn'' klaauwen in kreeghe, Ende was daarom haat raadt ïfféi
geweeft, datmenzaaghe'tgefchil, byf lot van pais handel^ te fechten* T)an^ 'Don Louü had haare waarfchuwingh en voorfielin den windtgeflaaghen^ ant* wo ordende in ''t gros, dat mende muiters ßr äffen moefi. 1)ies konzyde Hol- landfehegemaghtighden zoo niet voor 't hooft ßaan: doch zoude eerßdaaghs de haare aan den Koning van Spanje fchikken , om , oover't gemeene nut der eene en andre kroone , te raadßaaghen , met bewys van haare zucht tot onderhoudt der verdingen. Aldegonde , en zyn' laftgenooten hield zy eenwyl op der tuy: ziendeqüaalyk parthyte kiezen, in zaaken afzightigh ter weederzyden. Want haar angde ter eene de wasdoom van Vrankryk * by zoo verr' het aan 't bezit van Hollandt en Zeelandt, raakte: ter andre (zoo zydaarnaa trachtte) de arghewaanvan denFranföis, en doodtvyandtfchap der Spanjaarden. De gezanten , geport door fchryven des Prinfèn, flon^ den ernftigh aan, om verklaaring, en baaden haar, de hooghe O over heit te aanveirden >} oft immers de befcherming, tot dat men, hebbende door haar bemiddeling eenengetrouwen en billyke npais beko omen-, naar den reeghei van Gods w oor dt, in gerußen gewiß'e, leevenmoghte \ 't welk zelfs tot den wel- ft andt vanEngelandt zouwflrekken. Maar-, indien haar zulx teeghen de borfli oft ongeleeghen waar, dat zy, tenminfie, de Landen, doorverwylen van antwoordt, niet in 't uit erfi e gevaar Hete vallen. Het weygheren zelf {zoozy dat in denzin had) als het maar zonder uit fielgefchiedde, zouw voor een1 weldaadt flaan ; en hen verplichten , door 't verkenen van vry- heit, om de middelen f omhelzen, die hun God in 't hart moghtefluuren, tot redding des ellendighen vaaderlands : gelyk hun , naar Godlyk en menfeh* lyk recht, geoorloft was. De Koningin, hierdoor, meer en meer beducht, dat men de Franfoizen zouw in haaien, gaf den gezanten een meêwaarigh af- Atttgondé fcheidt j verlof om volk, geichut, waapentuigh, voor hun geldt, uit te voeren* m ^n lafi' en hoope van beeter. Hierentuflen was de Prins beezigh, om zich dien doo- &enoo*en ren van Krimpen uit den voet te trekken. Hy deed den Yßbldyk doorfteeken, mt eenimi en benaauwd' het, meeftte waater, met meenighte van kaaghen, en andre «he hoope fchuiten. De Graaf van Hohenloo, dien 't beleidt hieraf bevoolen was, hield getrooß* zich, dat pas, zeer voorzightelyk 5 en zoo gaauw' een wacht, dat Fernando de Toledo, Spaanfch Leeghermeefter, wel veertien daaghen, met zyn' troepen, in reghen en windt, te vergeefs op den dyk lagh, om eenigh oopen te beloeren, daar men hadde mooghen deurilippen . Dies werd, by gebrek van eetwaaren, de gemelde ichans, met noch twee andre daar ontrent, den eenentwintigh- ften van Sprokkel maant, aan zyn' Doorluchtigheit, oovergeleevert. Den be- Krimpen zettelingen, driehondert fterk, vergunde men, met hun geweer, en toege- weederaan flaaghe vendels, uit te trekken. Maar't geichut moeft'er bly ven. Onder Sie- dm PmJ* rixzee, vielen., van tyd tot tyd, heete fchermutüngen te fchuite. Den achten- ^ twintighften van Louwmaandt, deeden de beleegherden eenen uitval, waar van de vyandt gewaarichuwt fcheen -, die hun veel volx affloegh . Meer ver- grimt nochtans, dan verflaauwt, zetten zy, ten derden daaghe, weederom op hem toe, en icheuren twee zyn er groote icheepen uit den hoop. Om zuJx, en den daaghelykibhen toevoer te beletten, braght Mondragon by den Landt- vooghdt teweegh, dat hyDonSancio met twaalf galeyen en zes kromftee- vens verfterkte. Deeze quaamen, den zeftienden van Sprokkelmaandt, in de vloot j en weenigh uuren te fpaade, om tweeëntwintigh lyftoghticheepen uit der fladt te keeren; waardoor die van binnen zeer ververfcht, en gemoe- dight werden, Mondragon, pooghende zyn' zaaken wis te neemen , be- skmtee ftond de Kreek , ter plaatiè daar de haaven uitkomt, te fluiten met paa- bétgeknelt* Jen en yzere kettingen , gefchooren van den eenen paal tot den anderen, Pp Daar
|
||||
ft
|
||||||||||||||||
446 P. C. HOOFTS TIENDE BOEK DER NEDERL. HIST.
Daar het te diep was om te heyen, lloegh hy een' fchipbrugh, en veriagh ze
vanvolkengeichut: de dyken desgelyx j die hy ook beeter befchanfte. Tot waarborgh der brugge , leyde hy veele galeyen en pleyten , ontrent den mondt der havene. Dit benoodighde Prins en Staaten, nieuwen raadt te ichaffen. 'T naafte docht hun, tien of twaalf fcheepen van oorlooghe , voor 't hooft van Berghen op Zoom j voort fèherpe wacht, by Romerswaal, ook byHieldenisj en de beleggers, als beleeghert, te houden. In derdaadt, dit veroorzaakte groot gebrek onder de Spaan fchen $ die, 't geen zy van doen hadden, uit den brandt moeften haaien. Ook begon 't lang efduchte quaadt des geldtmangels uit te geeven'tgeen het in had: flaande een deel hunner lichte paarden aan 't muiten j die, ten platten lande, zonderling in Vlaan- dere , maghtighen moedtwil bedreeven. Don Louis, te zwak in de borze, om hen te vreede te ftellen j vreezende boovendien, dat de fmet voortloo- pen wilde, en de ganfche ruitery vergiftighens ftond den huisluiden toe, zich zelve te helpen : te lichter, mits hy 't koomen zagh, dat zy 't doch zon- der oorlof doen zouden. Die grypen 't geweer -, fluiten de weeghen met draayboomen: en, waar zy hun fchoonitezaaghen, vielen op de gewelde- naars , en fmeeten 'er te met een deel doodt. Dies willen de Spanjaardts hem bitteren ondank . De muitelingen nochtans, hiermeede van hun veldt zynde, lieten zich zeghlyker vinden, ende meteen kleen geldt, door Juli aan Ro- mero, ftillen. Sierixzee, naa't gevoelen van den Landtvooghdt, had nu gelaaden, daar 't mee oover moed: waarnaa , Hollandt genoeghzaam van Zeelandt zouw gefcheiden zijn -, en geleeghenheitverfcheenen, om yet groo- ters byder handt te neemen. Dit, enzynvertrouwen vanden krygh haaft ten eynde te brengen, ichreef hy aan den Koning oover: Wenfchtemeer Bis- cayfchefcheepen > en dat zyn' Majeßeitgedient waar e met zich mi yetwes te benaauwen, om eenighe penninghen herwaarts te befchikken. 'T was te ge- ringd 't geen de Staaten met gemoedeverfchaften: en alsnoch geen dwingens tydt. Dapper vlamd'hy opEmbde, om de bequaamheit der haavene: en, zonder aanfchouw te neemen, op het terghen der Duitfche mooghenheit, gaf denOoverfte van Vrieslandt onthiet, om zich meefter der ftadt te maaken: 't waar met lift, oft geweldt. Billy vond de fchalkheit gaalyker, en pafte 'tftukzulxtebekuipen, dat hy verftandt in de burghkreegh; jaa zelfs de be- wilghing des Graaven, zoo by zommighen gelooft werd. Maar de broeder deszelven, ende gemeente kreegh'er lucht af: 't welk den toeleg deed flui- ten . Andre, genoegh had 'er Don Louis in 't hooft, die alle te gelyk, en op een' bot, verftooven . Want een' heftighe koorts ontfteeken den eerften van Lentemaandt, oopenbaarde haaren brandt met klaar teeken van peft , en maakt'hem tot een lyk, in den tydt van vyf daaghen. Dus werd'erReque- fêns uitgerukt, ten aanvang van 't eenenvyftighfte jaar zyns ouderdooms. Kloekheit heeft hy eert'onder, dan t'oover, tot het vervullen zyns ampts gehadt. Zachter was hy van zeeden, bevallyker van aantaal, hebbelyker in 't ïchikken, en in't verzorghen; en beeter afgerecht op beleidtvanHoofiche zaaken, dan den Hartogh van Alva 5 maar moght by hem in kryskundeniet haaien. Dan 't waar eenr fraaye temper van Landvooghdye geweeft , zoo men, met uitichot der oolykheeden, de puure deughden van hun beide, had- de kunnen te zaamen mengelen. Mits het haaftigh verzwaaren zyner krank- heit, had het hem niet leedigh geftaan, eenen naazaatin dienfte te noemen. Derhalven al moght'hy yet voorgewendt hebben van het oorloghaan Mans- veldt, het burgherlyk beftieraanBarlemondt, voorshands te beveelen, nam nochtans de Raadt van Staate de volle regeering aan. P.C.HOOFTS
|
||||||||||||||||
15-76.
|
||||||||||||||||
Muiter]
der lichte paarden van Don Louis. By geeft
den hüisiui' den verlof, daar te- ghenste waapenen* |
||||||||||||||||
1
|
||||||||||||||||
Zjnfcbrj-
venaenden Koning. Requefens
tracht naa Embde. |
||||||||||||||||
VePefi
neemt hem 't leeven* |
||||||||||||||||
JDe Raadt
van Staate treedt in de legeering* |
||||||||||||||||
44?
|
||||||||
P. C. HOOFTS
NEDERLANDSCHE
|
||||||||
TORIEN
|
||||||||
ELFDE BOEK.
|E Koning ('t zy uit armoe van ftof tot eenen Landt- l$f6-
, vooghdt in wien hy zich geruft moghte vinden 3 oft dat hy waande deNeederlanders te doen proeven j dat het ' hun aan de ziekte, ende niet aan den arts lette)beveftigh- Koning I de, op goedtdunken van Heere Joachim Hopperus, die Milips be* te dier tydt het zeeghel ter Neêrlandtfche zaaken in veßl&ht 1 Spanje bewaarde* de Raadsluiden van Staate,by brieven m ƒ ; van den vierentwintighften van Lentemaant, in 't be- m^eim^ windt. Wel voeghd' hy daarby, in meening te zyn, van, yooobdv. met den eerfte, eenen perfoon van zynen bloede oover te fluureh, om hun denlaft af te neemen:doch liet hen niettemin; al dienzöomer, aan't roer. Hun eerfte werk was 't beroep van Graaf Pieter Ernft van Mansveldt, tot de Mwsvddt beleiding der oorlooghe. 'T welk, kunnende der Spaanfehe trotsheitnietmrdt °F* fmaaken, miflehien oly in 't fmeülende vuur der muiterye ge weeft is, en den ¥m f~ brandt thans opgegaan t'onleflchelyker gemaakt heeft. Een plakkaat, waar- by de buitenlanders, neevensde baftaarden, van 't bedienen der ampten in Brabandt, verfteeken werden, ftyfde dit onbenoeghen. Voorts verbooden zy, opnieuw, metdievanHollandtenZeelandt te handelen: doch gaaven echter laft aan Hierges, en den Hollandtfchen Raadt tot Uitrecht, om de voorzeide geweften, tot weederkeer ten Koning, te noodighen. Dit gefchied* de by brieven aan elke ftadt in 't bezonder. 'T welk de Bondtgenooten voor een teeken hielden, dat men niet zocht dan fcheuring te maaken. D'Engelfche Koningin, verwittightvan'sLandtvooghdtsaflyvigheit, en wat daarop ge^ volghtwas, fchreef den Priniè en Staaten vanHollandt, aan> Hoe zy, naa Typen o overleg, niet kon bevinden, dat haar de e er e en't gewiffe, die zy boo~ schrpen ^en al in acht had, toelieten de Graaflyke maght taanveirden, voornadder ^eïEW^ blyk van d'onverzoenlykheit des Koninx met de landen. Zy was in wille ge* lcheKc" weefi, Requefens, eerhyfiarf, omeenfehorfing van waaienen aan te maa~ JJjT" nen, totvoorbereiding despaish andels: ende dachtnu, ten zelven einde, de einsende Raadsheeren van Staate te doen verfpreeken: die, hu?men oorfpronk uit den Staaten Lande, en zucht, daartoe hebbende, ongetwyfelt naa lichtenis der ellenden van Hol* haakten, waarin zy hun deel'droeghen, <rDaarnaa,zouwzy eenen gezant af-lMdt- veirdighen, om't vreedebeßuit in Spanje, te vorderen, en den Koning teer- mneren,dat hemtot behoudenis van't gebiedt, oover Ne er landt en fm oor ing der beroerten , niets oorbaar lyker waar, dan een1 inheemfchen Stadt houder te fiellen. Welken raadt hy , ziende dat zy zoo rondt en oopenhartelyk te werke ging, haars bedunkens, niet verwerpen zouw. Indien de Raadt 'Van Staate naa geen befiandt luiflerde , zoo wilde zy den zelve , 't geen men haar aangeboodenhad, kort af en onbewimpelt vertoonen: met dien toeverlaat, dat de ¥ rins en zyne Bondt verwant en, in erkentenis haar der ge^ Pp 2 nee*
|
||||||||
448 • P. C. HOOFTS ELFDE BOEK
neeghenheit henwaarts, ende zoo lief als hun die was, (terwyï hun doch*>
mits de doodt van cDonLouisi voor eerflgeengroote aanfloot te vreezenflond^) zich daarentußen zouden hoeden , van naa andre buitenhulp te trachten. Zyn' Doorluchtigheit, fterkelyktoeruftendeomdievanSierixzee te verlof- fèn, oft ten minfte te ververfchen > werd grootelyx belet, door zeekre gefchil^ len , ontdaan tuffen Hollandt en Zeelandt > mits yeder zich dünken liet, zwaarder dan ander belaft te weezen. Tot fïiffing deezer twift , gingen, endtlyk den vy ventwintighften van Grasmaant, de twee Landtfchappen een' dichter vereening aan : waar by, effenheit in *t helfen der fehattingen ge- raamt werd, en de Prins in't hoogh gezagh geftelt, vaft term aate toe, als hem't zelve, door die van Hollandt inHooimaant leftleeden was opgedraa- ghen . Men voeghde daar andre punten by , die op het handthaaven der burgherlyke orde floeghen. Ende in elk geweft , te weeten Zuidthol- landtj Noordthollandt, en Zeelandt, zouden drie perfbonen, uit de twee andre , gezonden worden , om zitting te hebben neevens de gemaghtigh- den van 't zelve, tot befchikking der gemeene zaaken, en onderhoudt van goedtverftandt tuffen de Bondtgenooten. Ontrent den zei ven tydt, deed Sonoy den Prinfe vertoonen, wat voordeel op den Spanjaardt, by 't behee- renvan Muide, te haaien waar. Want men zoude, zoodoende, niet al- leen beide de kaaken der Zuiderzee, maar ook de dyken in zyn geweldt heb- ben, om, tenOoftevan de Vecht een'breede plek vyandtfchen boodems, ten Wefte heel Aamfterlandt en een groot deel derVeenen onder te laaten loopen. 'T welk Amfterdam en Haarlem in d'uiterfte verleeghenheit bren- gen moeft. Zyn' Doorluchtigheit prees den toeleg * en dat men daar meê voortvoere. Sonoy dan , ten ftilfte toegeruft , pafte, met eenen Noordt- Jyken windt, van Edam af te fteeken > en quam alzoo eens loefs tot de Vecht inzeilen. Den boom der haavene vond hy geflooten. Daar een boodtsman oft foldaat, de byl in der handt, en aan 't hakken. Die wort gefchooten. Flux een ander in zyn' plaats, tot dat de paal aan einden was. Men vertelt 'er van Jan Braadt, naamaals vermaarden Scheepshopman, dat hy, zich quy- tende in dit werk, door den arm gefehooten werd, en echter met denzelven veertien oft vyftienvyanden velde. Voorts maakten zy.zich meefter: ftui- vende 't eenigh vendel Hooghduitfchen, dat 'er lagh, neevens alle burghers ter ftadt uit. Het Slot, bewaart by Pau weis van Loo Vooghdt aldaar (hoe- wel het alstoen noch geen' aarde wallen had, en Hechts twintigh fbldaaten in ) zagh men zonder heel zwaar geichut niet ras genoegh te dwingen. Der- halven fchreef Sonoy, om twee kartouwen naa Noordthollandt. Hy ver- zocht ook meer oorloghfcheepen, om ze by Amfterdam •, voor de wrak- ken te leggen j fchanfers , en lyftoght. Terwyl hy dit verwacht , en de ichans tot Diemerdam inneemt, koomen d'Amfterdammers tewaater, ee- nigh volk van Hierges te lande, zoo fchielyk aan, dat hy 't in zynen zin, quaad genoegh had, om zyn geichut, volk, jaa eignen perioon t'&heepe. te kryghen; en met verlies van tweehondert man', de gewönne plaatzen t'ont- leedighen. Maar andren hielden't daar voor, datdelchrik veel grooter dan 't gevaar, en van Sonoy zelf onder de zynen gebraght was: gelyk hem, van eenen fchuitvoerdei*, in 't aanzight ver weeten werd. Niet onverzelfchapt quam dit ongeluk. Bartholt Entes van Mentheda , hebbende , by laft van den Prihfe, een deel volx in 't fticht van Breeme geworven, en op 't ey- landt van der Schelling gebraght, viel met duizent man' inVrieslandt, be- maghtighde Ooftmaarhorn, en fterkte zich aldaar. Billy, gruwende voor dien buurman, pooghde met alle geweldt hem te doen verhuizen: maar werd, tot meermaalen, ftrengelyk afgellaaghen > en ooverzulx te raade, hem, met eeni-
|
||||||||||||||
if?6.
|
||||||||||||||
Dichter
ver een i- ging vm Hollandt en Zee- landtP |
||||||||||||||
Muide
door Sonoy ingenomen. |
||||||||||||||
Ende wee'
der ver- latten. |
||||||||||||||
Intes 'm
Vriesland, neemt Oofimaar- born in. |
||||||||||||||
«
|
||||||||||||||
DER NEDERLANDSCHE HISTORIEN. 44^
een Wie fchanfèü te beklemmen. Waardoor Entes nochtans niet zoo zeer 157&
van daar gedreeven werd, als om dat de Noordthollanders in gebreeke blee- Maar kan ven, van hem behoorlyk in té volghen. Want de verloore Muider reize, en het meide d'ooverhandighe vyandtj deeden hen voor zich zelve zorghen :behal ven dat nietbou- hethaghlyk viel> yet wightighs voor te neemen, met eenen hoop, die de vreez Aau noch in 't lyf had. Wat beeter ging 't den beleegherden tot Woerde. Dewel- kefal waaren ze met zeeven blokhuizen omringt) in fpy t der Spaanfchen, met woerdt toevoer van nooddruft, verquikt werden. Wel is waar, dat de beleggers als ververfli men't zelffte noch eens quam bezoeken , de fchuiten, en ontrent tachtentigh lbldaaten daarop, onderfchepten en verooverden. Doch de moedt ontzonk daaromme dien van binnen niet5 dewyl 't 'er als noch op geen gebreklyden aanquam. Van kraft hadden z' ook weenigh noodts: mits dat de landouw, meeft blank leggende, den vyandt verbood, henmetzyn gefèhut te naade- ren. Om Sierixzee viel meer te doen: daar men etlyke reizen, te vergeefs, en met af brek trachtte, volk en voorraadt in te brengen. De Prins, dien dit ftuk diep ter harte ging, was nu zelf in Zeelandt gekoomen t Dies maakt men, on- der andre, twee weldigh zwaare fcheepen veirdigh ,'t een van zeshondert lafl'j genaamtJobJanszoonsHulk, 't ander de Roode Leeuw: en verftendighc dé ÏÏeedelingen, door een' duif hoe de meening was, methetgrootfte, dat den perfbon van den Ammiraal Boifot in had, ten hooghen waatere, den dyk van Borndam te beftooken, om de Spaanfchen daaraf, en uit hunne fchans te Verloore dry ven. In der daad t, zy braghten 't met de Hulk zeer naa aan den dyk ; drie toght om buflchieters des vyandts om't leevenj en wonnen hem twee groove ftukken s^'^e af. Maar Mondragon, verwittight, door een' ontrouwen fchipper, van f *Wwï- 't geen 'er op handen was, had het midde van den dyk , een groot eindt weeghs, doen uithoolen, en met moskettiers gevult: die den vlootelingen zoo veel werx gaaven, dat hen ondertufTen de ebbe beviel, en dwong zee- waarts te zakken. Doch de Hulk, verlaadenmetgefchut, volk, en haar'ei- ghe zwaarte, bleef zitten by den dyk. De vyandt daar naa toe j her windt de' verloore ftukken, wendt ze teeghen ditfchipj en fchiet het te gronde. Bet dan driehondert man' verdronk er: zelf de Ammiraal Boizot. De reft ontquam 't meeft met zwemmen. Drie andre fcheepen werden aan brandt gefieeken , en verbaten. Diütgevalle beleegherden, ziende den aanflagh verdorven * keerden tydtlyk weer naa ftadt. Dit gebeurde den vyventwintighften in Bloeymaandt: en drukte den Prins dapper >, die'tzynergemaalinneoover- fchreef j doch verzachtte met de tyding der vreede, getroffen in Vrankryk , p^ >lfi tuften dienJloning en d'Onroomfchen: waaruit, indien zy duurde, yetheil- vtankyKi zaams te verwachten ftonde. By 't zelve ver dragh, werden zyner Doorluch- en weer- tigheit haar Prinsdoom van Oranje, en andregoedren daar te lande, weeder leever'mg ingeruimt. Kranke hoope had men feedert, van Sierixzee t'ontzetten. 'T werd van'tPrms- echternochbeftaan, wel tot vyfmaalen toej t'élkeh met gröote fchaade: en mrï °" eindtlyk voorgenoomen, d'uiterfte proeve te doen. Eighentlyk hiertoe > en ran^e' booven de gewoonlyke fchattingen, waaren by de Staaten hondertdüizent guldeif ingewillight, op te brengen binnen acht daaghen. De Kof nellen Smart en Balfour hadden tweeduizent Schotten, braaf volk, geworven ; en gereedt tot deeze toght. Maar een' duif, die de boodtfchap aan die van bin- nen zouw draaghen, werd van den vyandt gevangen. Derhalven, geen' uit- koomft fpeurende , beflooten zy t/onderftaan, oft 'er noch yet draghlyx te bedingen waar: ende fchikten, by nacht en laagh waater, eenen foldaat uit, met een' brief, dien hy op een' paal bond 4 neevens de fchans, bewaart by den Fortugeefchen Hopman Emanuel Doria. Dit fchryven, 's nuchtents ge- vonden, en aan Mondragon behandight, loofde leevering der ftadt: mits Pp 3 dat
|
||||
4P P. C. HOOFTS ELFDE BOEK
i $ j6i dat men yeder> aan lyf en goedt, onverkort liete, de fbldaaten, met hunne
vendels en waapenen uittrekken. Mondragon , die 't aldaar dus lang ter nauwe noodt gehard t had , en kennis t'oover van 's Prinfen toeleg, vond dee- ze een'goede morghengroeti ende deed, op een' (taak byde ftadt, zynam> woordt binden: 't welk luidde, dathy t op den hunnen, 't goeddunken Jes Raadt s van Staate, verzoeken zouw, en binnen drie daaghen, reedlyk be- fcheit laatenweeten. Maar, die van den Raadt (een vremdt ding) nu hun Sierixzee gebeuren mocht, daar men zich zoo zeer om afgeilooft had, willen niet, oft zy 't ontfangen wilden. En men dreef'er, dat die winfi met defl aart zouwfleeken: zynde de Spaanfche benden veele maanden folds ten achtere, enfwanger van muiterye, die zy gemeinlyk • naa 't verkryghen van eenighe zee* ghe, ter wereldt braghten. Zelfs Don Louis had hun toegezeit , in geen kan* deling met de ßadt te treeden, eer zy zouden bel aalt zyn. 'I filffie had men den Koning vertoont; en wel op nieuw te vertoonen: midier tydt de zaak draa- ghende te houden, tot dat'er by zyn' Majeßeit, orde gefielt waar e. Anders zouw ze te fpaade koomen, Voornecmelyk verftond het dus de Heer van Champaigney. 'T aanhouden nochtans van Mondragon, uit zorgh dat dee- ze gloory hem ontflippen moghte, trok de meefte (temmen zoo verre, dat hy volmaght kreegh, om ten beften diende des Koninx te daadighen. Men quam dan tot inftelten van voorwaarden •, en trof ze, den naaftleften van Zoo- Voorwaar- merniaant: 'Dat defladt haare vry doornen, engerechtigheeden behouden zou- den waar rfe: vyfiighduizent gulden uitkeeren binnen acht oft tien daaghen j andere oj> sienx- cvyftjnjr, m eerg maant oft zes weeken -} noch hondenduizent daarnaa y 't en f waar e zyn' Majeßeit, uit meèdooghen oover den verhopen flaat derburghe- ren, hen daar afv er fc hoonde. Tot zeekerheit voor 't ranfoen, moghte Mon-
dragon drie welgefieldeperfoonen uitkippen. De Hooghbaljuw Vosberghen zouw niet begreep en zyn in dit ver dr agh. Een bezonder werd met hetkrys- volk gemaakt: Dat zy alle fcheepen, gefchut, en voorraadt van oorlogh, zouden affiaan; vertrekkende met hun geweer, pakkaadje, en opgewonde vendelen -, zonder vuur-, zonder tromflagh, tot dat zy veri/y 't hooft quaamen. 'Daartoe had men hun fc heep en te befc hikken, die, geregeert by 's Koninx boots- volk, daarnaa te rug moeflen keer en. Ook zouden, met hun, uittrekken, Wil- lem de la Gr ave, en Gerart van Kuilenburgh, 'Predikanten, en veertien vrem- delingen van den hervormden Godsdienfi, met vyf zoetelaars. De refi der uitheemfchen van de zelfß ege zint heit, had in der ßadt te toeven, verzeekert van lyf en goedt, by V woordt van Mondragon: die, zoo hy bevond der fieede aankun verbijfoftvertrek niet ge leeghen te zyn, hen veilighlykgaan zouw laat.en, werwaarts het kun geliefde. Als de Vertrekkenden zeil maakten, zou- den een, twee, oft drie Hopluiden, met hondertfoldaaten, koomen tot binnen den muur, zonder dieper in te treeden, voor dat de Naßaufchen buiten den boom waar en. D'ooverfie Dorp had, binnen een' maant, de verlojfing des Heeren van Haamßeede aan den 'Prins te verwerven; oft zich zelf gevangen teflellen, in handen van Mondragon. Op gelyke verpeening, zouden Dorp en zyn Hopluiden gehouden zyn, zeeven Burghers van Sierixzee, die men in Wynmaantleflleeden, van daar naa Walcheren ge voert had, aan vry heit van weederkeer te helpen. Wyders fiond hun te bearbeiden, dat Hopman 'Paulo een Italiaan, Diego de Salamanca dienaar van Baldes, met noch andre elf, zoo Walfche foldaaten, als Bifcaifche maatroozen ont/laakt wierden j tee- ghens twaalf perfoonen gevangen in den tydt des belegs. Ende zouden zy ver- looven 't heelen zoo wel als 't meedeleiden van De la Mouillye en Latnbrecht denTromßaagheri zonder weetends tegedooghen, datyemandt anders'heil weghholpe, verborghe, oft verzweeghe . Allen krysluiden, onder zaaien des Ko-
|
||||
DER NEDERLANDSCHE HISTORIEN. 451
Kóninx, zouw vryßaan, dienfl onder zyn' Majefleit, oft hunnen wegh huis- \ *y $i
waart Si te neemen. Tot zeekerheit van 't volbrengen des verdraghsj zouw men gy ze laars ge even j van elke zyde drie. Hierop ging de ftadt, den tweeden van Hooimaant, oover. D'uitvaarende foldaaten waaren veertienhonderts nochalwelin'tvleelchj als dien zonderlings niet3 dan booter^ engeneez- waaren voor de kranken, ontbrooken had. Mondragon beleidde de zaak zulx, dat hy Walfche bezetting in ftadt kreegh: weshemdeSpanjaardts bit- tren ondank wiften. Voorts deed men daar al 't zilverwerk, en de kleinnood- je der burgherye op 't ftadthuis brengen, en munten, om de beloofde hondert- duizent gulden uit te maaken. De drie mannen, geëifcht tot borghen voor Gevaar 't ranloen, waaren t'zoek: desgelyx de Heer Vosberghen, hebbende zich vanden verfteeken in 't huisken van eenen viflcher, vaader zyner dienftmeit. Thans Hene verbood men op den hals, hem, oft yemandt der andre drie, gehuift oft ver- Vo*fiïm hooien te houden. De anxt, hieroover, dreef den armen viilcher tot kermen n*\ u k en misbaar 3 dit Vosberghen tot beiluit van zich op ftraat tebegeeven: van \uw^ waar hy in 't huis de Moflèl voor Mondragon gebraght werd. Die fprak hem ßadt* fcherpclyktoe, vraaghende, Oft niet hy, gegaan door 't leegher, met zyn verlof \ quanfuis om defcheepshopluiden tot verding te beweeghen, in plaats van dien, kry snooddruft en drie vendelen foldaaten binnen der fiadt had doen koomen, en dooverleevring, daardoor, zes maanden verwylt: ende oft hy wel wifl, wat met zyn' opflending teeghens den Koning, en met zoo eenen handel verdient was. De gevange pooghde zich t'ontfchuldighen, ten glimpighfte des hy kon 3 afbiddende niettemin zoo een bedrogh, geoorloft teeghens vyandt. Waarop Mondragon zich zeer eedelmoedighlyk hooren liet, dat » hy 't geen andren zouden doodt ßr af baar achten, loofde j en waardigh kende eener vergiffenis' en vergeeteniffe van al zyn misdryf teeghens den Koning. Ende zoo hy den dienfl zyner Majefleit aanveirden wilde-»hy verzeekerd' hem groot er verheffing, dan emmermeer, voor hem, aan d''andre zyde te hoopen viel. Voorts gaf hy hem, voor eerft, genoeghzaame wacht, en de ftadt tot zyn* vankenis. Vosberghen antwoordde , met eerbiedighe dankzegging , dat hy, door eedt aan den Prins en de Staaten, door Jt gewifle aan den gezuiver- den Godsdienft verknocht was, Alzoo van daar gelcheiden, vond hy, mits de moeylykheit van de bygevoeghde bewaarders, yeder onwilligh om hem te herberghen, uitgezondert de Taafelhouder van leeninge. By den zelven lagh een Spaanfch bevelhebber van grooten aanziene t'huis. Deez, vervallen in een'my mering, was van niemant te bereedenoftteftillen, dan van Vos- berghen , die zyn' taal verftond, en de zelve taamelyk {preeken kon. Waar- door hy de gunft der foldaaten trok, en zoo gemeenzaam met zyn' wachters werd, dat de opzight merkelyk flapte. Eindtlyk deed hy zich, by zeekren burgher, die zelf niet wift waar toe, op eenen aavondt te gafte noodighen 3 gaf daar, met voorwenden van in een bekent huis te weezen, zynen wachtren een' goeden drinkpenning 3 en pafte ter fluik wegh te raaken 3 hebbende te vooren befchikt, dat, onder de fteêvefte, daar de fchildtwachten, ten op* merke van 't verdronke landt aan dien oord, veerft van elkandre ftonden, een viftchers fchuitken quaame leggen . In 't zelve daald' hy, lanx een touw, al gereedt te dien einde. 'T welk zoo ftil niet toeging, oft de naaftc fchild wacht riep3 wie daar? Hebbende afgefteeken, en een' bekende handtfchoen laa- ten vallen, moeft hy noch te rug vaaren om die te raapen, op dat ze den wegh t'zyner vervolging niet aanweeze. Alzoo braght hy 't tot aan deStaatfche Icheepen, leggende toen daar ontrent om Sierixzee tebenaauvveni entoogh voort by den Graaf van Hohenlo, dien hy zulke oopening deed van de ge- leeghenheit der zaaken in ftadt, dat men ze des te eer weederkreegh. Wy- Pp 4 ders,
|
||||
tf* P. C. HOOFTS ELFDE BOEK
1576. ders, ter zelve tydt als Sierixzeeoo verging, dreighde een ander misquaam §
z&aarge- met oevel onheil, die van Hollandt en Zeelandt. Te weeten, zy waareri wys fcbïl tujpn geworden, hoe, van de Brabandtfche zyde, verfcheide koopmanfchappen te debondtge- lande naa Vrank rijk, ende aldaar gefcheept opFranfche oftEngelfche naa- moten en meilj voort naa Spanje gingen: dat ook gelyke 'dubbelheit, by zeekereEn- n&e an '• gelfche laakenfcheepen, vaarende met 's Prinfen verlof op Antwerpen ge- pleeght werd, in 't vervoeren van goederen, die buiten dat Ryk t'huis behoor- den . Dies hadden zy zich onderwonden, en thans een gewoonte gemaakt 3 alles te neemen, wat hun, in zee te zwak voorquam. Wel is waar, dat men den buit niet eignende, voor dat hy, door de Raaden ter Ammiraliteit, oft, by hoogher betrek, door 't Hof, wettigh gekent was: in welken gevalle 't landt den vyfden penning genoot. Maar, oft fchoon der vrienden goedren ont- flaaghen werden; men pafte hun niet oft luttel toé, voorfchaade oft nadeel, geleeden by 't verachtren der reize. Hierdoor was tuflèn hen en d'Engelfchen, heftigh krakkeel ontfteeken -, 't welk uitgebrooken op aantaften van fchee- pen, en vangen van volk, nu tot vreedebreuk en oopenbaar oorlogh terghde. Niettemin, door Oranjes lankmoedigheit, en eerbiedenis aan de Konin- »r zelve ginne beweezen, werd eindtlyk, in't laaft van den jaare , deeze twift, daar befleck. deSpaanfchen zich groot voordeel uit beloofden, voeghlyk ter neer geleit. Maar de zelve, althans op 't heetfte, en 't verlies van Sirixzee daar toe geflaa- ghen weezende, beanxtighden, der maate 't manhaftigh hart des Prinfen, Benauthe'u dat dat fpitsvindigh vernuft fchier ten einde van raadt icheen, en nauwlyx des Prin- wift, werwaarts zich heen te keeren« Het docht hem zoo naa omgekoomen 3 (en, en dat hy vooriloegh, van, mannen, wy ven, kinderen , die de vryheit ee~ voorflagb nighiyk lief hadden, met al 't beft der tilbaare haave, in fcheepen te laaden: van tun ^ dyken en dammen, deur, moolens aan brandt te fteeken -, en'tganfche Urlt landt met waater te verwoeften: om, gelyk by verfcheide volken ouwlinx ge- pleeght is, erghens eenen andren hoek werelds in te neemen, daar men, bui-
ten ftavernye van lichaam en gemoedt, zaaghe te leeven. In het dobbren op de waaghe dus eenerzee van zorghen * ziethy (zoo te zeggen) denHeemel oopengaan, ende hoope van't heil verfchynen, dat de dingen der bondtge- nooten uit het voetzandt heeft opgebeurts en gezweept met de binten, die Muiterye hen tot noch toe ftaande houden. Dit is geweeft het muiten der Koningfche vm des foldaatye, en 't aanfpannen des gemeinen Nederlands, teeghens hunnen oo- Koninx verlaft. D'eerfte beweeghenis ving aan, op het eilandt van Schouwen * daar de Krjsnlk. Spanjaardts, den twaalfden van Hooymaant, met een' byftre verbolghenheit, zich allomme te waapen hitften. Des andren daaghs berooven ze 't dorp van Nieuwkerk, en leggen 't aan kooien. Zy zweeren elkandren getrouwigheit, verwerpen hunneHopluiden, ftellen de Steehouders, Vendrighsen Serjan- ten in de plaats, en roepen om betaaling van tweeëntwintigh maanden. Ge- lyke raazery komt den Waaien, tot Sierixzee oovef. Deeze» hoewel zy in eifch met hun eens waaren, moghten geen Spanjaardts in de ftadt luchten, die zy fchecnen voor hun pandt te houden: braghten 'er, des aavondts twee om den hals, en 's nachts noch acht óft tien, die hun op ftraat bejeeghenden. Et- lyke buyen deed Mondragon verdwynen, door bewys van braaven moed e» onverwriklyke ftandtvaftigheit, met klem van woorden en een achtbaar ge- laat, die den oorloghsman voor taalkonft ftrekten : daar hy, zeeker , eer af hebben wilde , ontbiedende dan, by zich, tot aanfchouwer en getuigh, den Heer Vosberghen, die toen noch daar was, en hem geäardt docht, otß* zulke deughden, en dapperheeden van geeft, op haar' waare waarde te {chat- ten . 'T ongedult en de oproer klommen eens zoo hoogh, dat de knechten, jaa 3 zyn' herbergh omringden , dreighende hem by den halze te vatten * . , Daar
» o
|
||||
£>ER NEDERLANDSe^ mSÏÖfÜEM. 4.f|
Daar fpringt hy, ten huiz' uit, in 't midde der muitelingch ; ende ontblooten- i ^fU: de zyn' boril, verklaart zich bereidt , om de foldy, (die hy nocht geeven kon } nocht fchuldigh was, maar de Koning J metzyn bloedt te betaalen, en hun- ne gevelde fpietlèn en mosketkoeghels in zyn ingewant t*ontfangen, zoo't. hun luftte aan hunnen Ooverfte , die hen altyds met zoo teeder een' lief- dé gequeekt had, hunne gramfchap te koelen. Dit gold genoegh tot Ichaamté van zich aan hunnen Kornel tevergrypenj niet om hen anderszins te vreedé te Hellen. Men bood hun twee maanden folds. Maar 't was niet der pyne waardt, de handt daarom te oopenen. Zy wilden glad af betaalt zyn, eeven als de Spanjaardts. Deeze, als 't platte landt van Schouwen kaal gegeten É* m"- was, en de zoetelaars achter bleeven, fchudden den huisman voorts uit 5 en tffi&sp*** tyghen, met ontleedighing van alle fterkten en wachtoorden 5 op de been, naa Jaar,fs . Brabandti in meening, van BrufTel, Antwerpen, oft Mechele te doen voor- ^bouwen houden . Zy lokken, onderweeghe, enlafïchenzichdegeenenaan, die dus maBra- lang noch naa bevel geluiftert hadden. Tot Heerentals, quam Mansvelt, handt. uit naam des Raadts van Staate , hun, booven vergiffenis, aandeel in de hon- Mansveldt dertduizent gulden van Sierixzee beloovenj voorts drie betaalingen uit d'eerfte %°ek ben penningen, verwacht van den Koning, oft die de Raadt zoude weeten te twrfpw* verfchatfën. Verre van aanneem en. Zy eilchen al den achterftal, verbeete- ^m:mMt ring van loldy, een' goede lladt in verzeekering, tot dat men met hun hadd' afgereekent: en meer andre punten van gelyke hooghdraaghentheit. De Graaf vertoonde, dat de Raadtgeene maght» had om hun voorfhands te vol- doen i ende min voortaan hebben zouw, zoo zy zich niet gezeggen lieten: zyn- de, in dien gevalle, het ganfche landtgefchaapen^ zich teeghens hen te kan- ten, ende^ viellicht .3 verkoren tegaan voor zyne Majefleit. 'Dies hadden zy zich te bezinnen, en voor zulk eenen laßer te hoeden, die den luifler, ge haalt uit den brandt der gevaarlykheeden, feenenmaale ver donkren zouw > Al 't geen hy verwerven kon, was toezeg, van hunne ruft te houden, zoomen hun een' goede ftadt inruimde: endatzy, van den Raadt, befcheidt daarop verwachten wilden. Maar ondertullen veinldenzyniet, met allomhunnen hoomoedt te pleeghen. Zy fchreeven terftondt, aan de Majeftraat van Mechele, om doortoght en verblyf van eenen nacht, tot vordering hunner reize. Maar die van der lladt, dien 't noch heughde, wat hun ten ty de van Alva weedervaaren was, fchikten ter yl een' bende knechten in te kryghen j en floeghen 't hun af. Dies tooghen ze buitenom, met felle dreighemen ten, en gingen leeghren tot Grimberghen. Hier ontfingen zy, door Montesdoca, 'tantwoort des Raads van Staate: ende, hoewel't hun niet fmaakte, geheten zich nochtans in reede te willen ftaan, met belofte van daar te vertoeven, tot naader befluit van den Raadt. Dit was alleen gedaan, om dien tever- fchalken. Wantzy braaken daatlykop, endequaamen neftelentot AlTche, ty bomen en elders, dicht by Bruflel. Daar de burghers in 't geweer j dry ven drie ven- fabtby delen Spanjaardts ter poort uit j flaander etlyken doodt, en bezetten hunne /j' muuren. Montesdoka wort weeder, en Romero neevens hem, afgeveir- ^ur„hfrs dight. De muiters verjaaghen hen, met fchieten en tieren. Koomende tot & waap$^ hun tweede gedacht, leggen zy't anders oover, eil weeder op mom pen aan: nltwtte* fchikken brieven naa lladt, dat men hun, ten volghenden daaghe, quaame men* fpreeken, en hen rekkelyk vinden zouw. In plaats van hun woordt te hou- den, zetten zy, ziende zich tulfen de twee- en driedttizent fterk, en geen' k? ns aan BrufTel, oover, naa Vlaandere en munten 't op Aallt. Eenighe boeren, A ** _ vergiftight met drank, fchenkaadjen, oft beloften, wezen hun een'ondiepte m^iien der graft aan j waar lanx zy, des nachts naa den vy ventwintighften van Hooy- Van &9 * maant, geduurende'tftormen aan andre oorden, oover, en voorts binnen mmteru raakten,
|
|||||
•
|
|||||
4?4 P. C, HOOFTS ELFDE BOEK
157 (5. raakten. Zy verlooren ontrent dertigh mann'; de burghers twintigh. Een* klee*
ne ftadt, doch 't hooft van een' ryke landdouw is Aalft, hebbende wel hondert en tzeeventig dorpen onder zich, die zy ftrax op ïchattinggeld Helden. Dit ont* ftak de gemeente van Bruiiel noch bet * zoo dat zy eenen voorfpraak genaamt Kornelis vanStraaten, en zekren Herbergier, tot haare hoofden, opworp. Ontßelte* Eenighe jongeluiden, verneemende, dat zeeker dienaar van Jeronimo Roda, nis der ge- Qft ( zoo Bentivoglio tuight) zynzoon, die hun by geval op ftraatontmoet- meentetot te? zicn yermeeten had zyn'handen in't bloedt der burgheren tewaflchen, BruJJel. flaan'er de hunne aan, en maaken hem af. Aanwaflènde in getal, ftreeven zynaa'tHof toe> fchelden de Raadsluiden van Staate voor verraaders, dien men behoorde 't zelffte te doen. Maar, gemerkt dat de Roomsgezinden, die hun te maghtigh waaren, dit ftuk verfoeiden, zoo druipen ze deur, een yeder zyns weeghs. Geen Spanjaardt echter zoo koen, dat hy 't hooft buiten de deur darde fteeken. Romero, Vargas, Verdugo, en andre bevelhebbers, waanende binnen's huis niet verzeekert te zyn, begaaven zich in't Hof, en bleeven daar als gevangen. Den Graave van Mansveldt nampmendefleu- tels der poorten af Die van den Raadt oft duchtende voor meer ongemax van De Raadt binnen, oft noodigh achtende de muiters in te toornen, verklaaren hen, ten van ataate zelfden daaghe, zefïentwintighften der gemelde maant, voor weêrfpanne- verklaart {mgen jes Koninx, vyanden .des Landts, en vervolghbaar als zulke: met ver-* e muiters ^^ ^ yan jlufl een£gfie hulp 0fc gunft te bewyzen > op lyfftraf: alles by aan- duw. "" ftemmmg van Roda zelf, die^ gefchrift met zyn eignen' handt ontworp « Den tweeden van Oeftmaant beveftighden zy dit plakkaat; en bevaalen een* yeder, het krysvolk ongemoeit te laaten, dat van zyn' fchuldighe gehoorzaam- heit niet geweeken was. Thans gaavenzy den Staaten verlof, omfoldaaten Veroorloft te lichten: doch quaamen niet, danlundrende, dus verre. 'Twelk, en'tbe- denstaaten jryf van de Brufïelaars , zommighen der Staaten en Grooten des Landts ge- te waa$e~ jQOven ^j ^ ^at zoo wej fat befluit, als 't voorzeide plakkaat, uit dwang oft vreeze was voort gekoomen. In '$: oordeel, van deze, en van al de Span- jaardts, was 't hoogh bewindt zyn' klem quy t, en de ftaat zonder hooft. An- dren hielden den Raadt voor vry, en zyn bevel van waarde. Een'wondre verwarrenis: de Roomsgezinde Landtzaaten onder zich verdeelt} de mui telin- gen vyanden van beide die deelen, en den Prinfe j de Prins in oorlogh met hun allen: elkeparthy met driederley weêrparthyen, behalven dat de Spanjaardts van Aalft met de reit van hunnen Landtaardt noch niet eens waaren. 'T is wel zoo, dat de geenen, die, onder de Staaten , totwaapeningfpraaken, haaft meer gevolghs kreeghen, en booven dreeven. Want degeeftelyke Heeren, die te vooren de traaghfte waaren, merkende nu dat de hunnen niet meer dan de weirlyken gefpaart werden, mits de muiters eenighe Monnikken van Af- legheni zeer ichandelyk en wreedelyk gepynight hadden, om hen den fchac Die van der Abdye te doen melden j ook duchtende dat men hen doch anders oover- Brabandt ftemmen zouw, en zonder vrucht met den haat der gemeente belaaden laaten; werven vlydden zich by de meeften < Zoo begoften dan die van Brabandt ruiters en volk* knechten aan teneemen, maakende, tot opperfte van't voetvolk, den Heer mnegoM van f^eze. tot 2ynen Steehouder, den Heer van Glimes, Grootbaljuw van V?netBra- Walfch Brabandtj tot opperfte derruiterye, den Heer van Bevre. 'Teerfte handt. geweft, in zich oover hunne zyde te verklaaren, was Henegouw. Thans VUandre volghden die van Vlaandere, en worven een regement te voet, daar de Heer volght en van Noyelles kornel af werd; ende zes vaanen paarden: doch alles onder den neemt ook, Graave van Reux, Jan van Croy, Landtvooghdt van dien oordt. Hoewel ruiters en nu a| »t zejve gefchiedde, om de muiters tot reede te brengen, zoo lieten zich knechten ^ Spanjaarcjts nochtans vaftelyk voorftaan, dat het op hen, in 't gemeen, ge- mïl' munt |
||||
DER NËDERLANDSCHE HISTORIEN* ^ff
munt was. Dies groeyden die van Aalft daaghelyx aan, en werden met toe- i j*g, Voer gefyft van d'andre: die wyd en zyd verfpreit leggende, verfcheide vaftig*- iy andre heeden verlieten, om zich, op'tnaaftj des oorbaar icheen, te vereenighen. spanjuartï Hopman Damian de Moralcs ging zich by de muiters vervoeghen, ruimen- toonen de de fchaiis van L.illo, zulx de Heer van Champaigney andre bezetting, uit &unß aati Antwerpen daarin moeft zeinden. Don Fernando de Toledo werd van San- *mm*' rio d'Avila , met de Spaanfche en Italiaanfche ruitery, uit Hollandt ont- pofL^ * gooden ; en ipoeide zich naa Brabandt, eer hem de wegh geflooten wierd. ^cb te Alconeta, Ritmeefter van een'kornet Spaanfche roers, quam door VI aandre zaamelem aanzetten j veeghd'het al kaal, waar hy door tooghj en raakte > by onder- ftandt van Avila, oover de Schelde: hoewel hem drieduizent boeren op de hakken hingen. Die werden, ten deele, geilaaghen -, een Baljuw, hun Hooft- man, gevangen j de reft verftrooit, zonder eenigh verlies der Spanjaarden . De Raadt van Staate fchreef aan Avila, wat hem o over ging, dat hy, tot 'sKoninx ondienfi, de ruiters uit hunne bezettingen trok, en zich droegh) in 't gebieden, als oft hy niemandt b o oven hem kende. Hy antwoordde* dat zyn' voonghe werken uitweezen, hoe getrouw hy den Koning was j wilde daarin volharden: deed niets op eighen' handt, maar by goedtvinden van d'andre Ooverflen: ende zouw daar't behoorde, des, als'tnoodt deed, reekenfchap ge even . Hy dreighde ook de Regeerders van Bruffel, zoo zy geen' orde, noch* te den Raadt op vrye voeten fielden, dat hy en d andre kry s hoof den, daarin voorzien zouden. T^pt ruft der fteede Woerde, gedeegh dit fehudden van Brabandt j werwaarts de beleggers ontbooden werden, om teeghens de mui- ters te dienen. Ontfteekende hunne hutten en fchanièn, op den vieren- Woerde twintighften in Oeftmaant, Sant Bartolomeus dagh, gingen ze deurj heb- verlofl van bende vyftigh weeken, voor die ftadt, t'zoeke gemaakt. Eenighe daaghen 't beleg. te vooren, was de Markgraaf van Havrech uit Spanje gekeert, met den tytel Havret b van Eedelman van'sKoninx kamer, en fchoone beloften, noopende't be- uitSfanje. vreedighen des Landts. Dievertooghd'hy, nevens brieven, denRaadevan Staate; ende dat Don Johan van Ooftenryk, natuurlyk broeder zyner Maje- fteit, binnen Herfftmaant zouw ooverkoomen, om 't opperfte bewindt t'aan- veirden. Die van den zelfften Raadt ichikten den Heer van RafTenghem *&*&" hunnen ftoelbroeder, naa Spanje, om den jeeghenwoordighen ftandt der )em e%" zaaken t'ontfouwen. Ter andre zy de, had Oranje, in plaatiè van den oover- leeden Heere Boifot, tot Ammiraal van Zeelandt, beroepen Willem van Wat wid* Bloys van Treflong, die't zelffte ampt in Holland, nevens de fteêvooghdy lerwjl m van denBriel, bediende. Des zoud'hy niet alleen den Prins, alsOpperam- #0^ en miraal, maar ook zynen Stedehouder, den Graaf van Hohenlo, moeten ken- /iCi:undt |
||||||||||
Qiwaat*
|
||||||||||
nen. Zyn' Doorluchtigheit ftelde naader orde op 't ftuk der Amrniraliteyt ■,
en gaf een plakkaat uit, teeghens de misbruiken by de vrybuyters gepleeght. Zy beflechtte totgoetgenoegheiiderNoordhollandtfchefteeden, een'nieu- we tweefpalt, ontftaan uit Sonoys heerfcheit 5 die zeeker zoo verre liep, dat hy den Prinfe icheen, zich hoogher aldaar te willen draaghen, dan zyne Door- luchtigheit elders deed. Wyders, men Hiep'er niet, opdegeleeghenheitvan zyn voordeel te doen, met het vuur aan ginszyde ontfteeken. De Staaten van Hollandt noodighden deMajeftraat van Uitrecht, ende tot meermaalen de fchutters en burgherhopluiden aldaar, tot afval van den Spanjaardt, en ver- bondt met hunne gebuuren . Tot het beftellen van eenighe deezer brieven f en om het dubbeldt van die, onder den duim, aan de burghers te vertoonen, lieten zich gebruiken Jonker Jan van Loenerfloot, en Dirk vanZypeftem j met maghtigh gevaar des lyfs, en luttel venïchtens, mits dat het Slot met Spanjaarden, de ftadt met veele Hoogduitfchen, bezet was, 'T geviel te deezer'
|
||||||||||
♦
|
||||||||||
tf6 P. C. HOOFTS ELFDE BOEK
1576. deezertydt, dat zeekere gezanten, afgefèhikt uit het Prinsdoom van Oran-
je , tot Niemeeghen vaft gehouden, en door den Heere van Hierges, ontflaa* ghen werden. Waar uit de Prins oorzaak nam, om Hierges te bedanken, en hem voorts te vermaanen tot betrachting van 's Lands oorbaar , in dit gewricht der dingen. Hy fchreef ook aan de Staaten der Roomsgezinde Landtfchap- pen , in 't lange > trachtte hun, de onverzoenlykheit met de Spanjaardts in te fcherpen: loofde vrundfchap en byflandt > geen' verandring, in hunnen Gods- dienft, oftyemandsgerechtigheittemaaken, buiten befluit der breede Staa- ten : aan 't welke hy met de zynen, gereedt was, zich t'onderwerpen. Korter doch bondighe brieven zond zyn Doorluchtigheit, aan den Graaf van La- lain, en andre Heeren > ende kitteld' hen daar zy gevoelykft waareii) den eenen met eere, den andren met fchande, deezen met dank;, dien met on- dank, by de gemeente in te leggen j eenen yeghelyken met de vryheit en be- vreedighing des vaaderlands. Met geen' minder zorghvuldigheit pooghden de Spanjaardts, zich t'fchrap te zetten, teeghens de ichok, die zy verwacht- ten } en fterkten zich t'allen oorden, die 't hun geraaden docht in te hou- staat van den. Ontrent zesduizent man' moghten zy, te dier tydt, uitmaaken. Lier '* vermoo- was bezet met eenighe vendels van Romero. Montesdoca gebood binnen ghen der Maaftricht, en zocht de Duitflhe knechten aldaar aan zyn'koorde te kry- ghen: behalven, dat in Wyk, aan d'andre zyde der ftroome, een vendel Spanjaarden laghj onder Martin de Ayala . Zy hadden, in hun geweldt, de Slooten van Valencjiien, Kuilenburgh, Vyane ,#Uitrecht, Gent, en Antwerpen. Teeghen oover het welke, Don San^io een' fchans, op den Vlaamfchen oever, deed fliehten, en met vierhondert man' beilaan, on- der den ooverfte Baldes . Zelfs binnen deezer fladt flondt het vremdt. Van voor d'afly vigheit van Requefèns , had Graaf Annibal van Aaltaamps daar geleeghen , met vyfeien vendelen Hooghduitfèhen _; en zich niet anders aangeftelt, dan oft hy Steêvooghdt, in plaats van Champaigney geweeft waar. Naar gelang gingen zyn' knechten toe j voorneemelyk ieedert de doodt van Don Louis, ende lieten zich verluiden, dat hy hun de fladt in handen gegeven had, tot onderpandt voor hunnen achterital j nietteeghen- flaande men hun onder al de Hooghduitfchen, het minfte fchuldigh was. De Raadsheeren van Staate, zoekende dit pak van den halze te lollen, zei- den denGraave, en neeghen zynen vendelen, den dienil op, en voldee- den hun, met penningen verfchaft by die van Vlaandere om Graaf Otto van Ooverflein af te danken : waartoe 't zelve geldt niet genoegh was, Van d'ooverfchietende zes benden, werd Kornelis van Endt Kornel gemaekt, en met hun elders heen gezonden. Deez was gebooren in zeeker dorp by Bruflël, maar een Hooghduitfch van af koomft, en Steehouder van Aal- taamps geweeft. Tot verlichting der Vlaamingen, had men vier Ooverflein- fche benden naa Maaftricht geichikt. Acht van 't zelfde regement quaameii tot Antwerpen in bezetting. Des beloofde de Graaf geenerley krysvolk, bui- ten bevel des Raadts van Staate, in der fladt t'ontfangen; en het woordt, van Champaigney; famt hem t'ontzien als ooverfte. Ooverflein, reizende thans naa Bruflèl, liet tot Antwerpen zynen Steehouder Hans Moefïènham. Maar Champaigney, niet weetende wat hy aan deeze nieuwingekoome, ook quaa- lyk betaalde knechten had; en belaaden met de rufle der fladt, die hem be- voolen was ; beleidde 't werk daarnaar , dat zy als onpartydigh fcheene te bly ven. Derhalven liet hy 't af kundighen van 't plakkaat teeghen de mui- ters niet toej voorgeevende, dat zy, gefyk ook deSpaanfche koopluiden en de bezettelingen der burgh, niet verbittert dienden. Vaft gink hy echter, voor den regeerenden Raadt, hoe wel 't aan geen aanvechting ontbrak , om
|
|||||
»
|
|||||
DER NEDERLANDSCHE HISTORIEN. tff
om hemparthy te doen wiflèlen. Booven dat de gemelde plaatfen > en de 157&
ftadtvanAalftj in de maght der Spanjaarden waaren, zoo vonden zich de Waaien en Hooghduitfchen meefters van verfcheide fteeden, ende vielen meeft alle der Spaanfche zyde toe. Te weeten; 't volk van waapenen, dat zyn'neering van 't oorlogh maakt, ziende de Landtzaaten , die by 't tee- ghendeel bedyghen , handt aan de zaakenflaan, waande dat het om zyn* welvaart gewed was, indien de Staaten booven ftonden > Ende benden van MondragontotSierixzee, bleeveneeven oproerigh: der wyze dat de Staa- ten zeer luttel heuls aan's Koninx eighe troepen vonden. Karel Fokker, Hooghduitfch Kornel, die, in plaats van acht op zyn regement te flaan, zich tot Antwerpen onthield, poOghde, door ingeeven van Avila, in 't heimelyk, Moefïënham vanChampaigney te verwyderen* Als dit niet lukken wilde riepen zy derwaarts de Kornellen, Fronsbergh eerft, daarnaa ook Polwyler, en Kornelis van Endt, ende handelden nu niet langer ter fmuigh, maar hiel- den, binnen der ftadt, oopenbaare zaameningen met die van de Burgh, in fpyt van Champaigney, en tot ipot desRaads van Staate, dien zy zeiden gehangen te weezen. Waaroover de Heeren van dien Raadt, tot bewys dier De Uadt onwaarheit, te Willebroek en voorts t* Antwerpen, met hun, in^mondtge-van Staate lïieenlchapquaamen, By deeze geleeghenheit, raakten Romero, Vargas, tQt^e^Js Verdugo, en andre Spaanfche hoofden, uitBruflèl. Zelf JeronimodeRo- "er da fcheidde van zyn' amptgenooten, en vervoeghde zich by Avila. Sint gingen \2JLl* die van't Slot, en de Duitfche Kornellen noch ftoutlyker hunnen gang, en wïilebroek zochten zelfden Graaf van Ooverftein t'hen waarts te troonen. Dit, ende dat en Ant- 'er niet ernftighs teeghen gedaan werd, fchiep een oevel bedenken, als oft de werpen Raadsluiden van Staate, zich met Roda verftaan hadden: 't welk, in 't oor- met Avila deel van zommighen , tot een welmanhaftigh ftuk; van andren, tot een'en de oovergeevebaldaadigheit, gedeegh. De Hooghbaljuw Glimes, diep t'zee Jöy." met de Staatfche parthye, hield, dat hy daarmee deur, ende wie tot tien ^orneUen komt, geen'zwaarigheitmaakenmoeft, van tot twaalf te koomen. Heb- fpreew bende twee vendels Waaien, binnen Brufïèl, onder zich, rukthy, op den De Heer vierden in Herfftmaant, het eene te hoop, en daarmee, naa'tHof toe; flaat vanGli- ' de deur der Raadskaamer oopen, ende handt aan die Heeren, zamt eeni- mes ver- ghe van minder foort. Mansvelt, Barlemont, Viglius , Aflbnville , Del Yordm Rio , werden , met de geheimfchryversBerty en Schaarenbergh, ingyze- " , ling-, d'andre ter Mondt in vryheit geftelt. Eenighen meenden,dat de Raadt van Staate • Brabandt den Hooghbaljuw dit hart onder den riem gefteeken had -, andren 5 hechtenis te hielden 't op de Heeren van Heze en Berzelles, de Abten van Santé Geertruids nemen. en Perch . Want de Brabanddche Staaten, van den naam en onthiet der wel- ke hy zich een lchildt maakte, deeden 't werk nooit geftand.. En men wil, dat daarom de aanflïchters, bezinnende te laat hunne reukeloosheit, thms naa de vlucht omzaaghen : jaa Perch van anxte frarf. Hoe 't weezen moght, nien vond 'er, die hun riedden, vertrouwen op hun recht te toonen, en ten tanden uit te ipreeken. Zy Hellen dan, op enkelen naam van eenighe lief- hebbers des vaaderlandts, een verdaadighfchrift in, en doen het drukken, van den Printer der Staaten. By 't zelve, werd hetgebrouw der Spanjaarden, van begin af, o ov erge haalt: voortsge zeit, dat de Raadt van Staate, oft zom- mighen van dien, gezocht hadden met de Spanj aardt s van Aalfl t'ooverkoo* men, en hun vergiffenis aangebooden. T)aar liepen geruchten, niet zonder jchyn van waar heit, dat, by hun welweeten en laß, de muiters Brujfelgenaa- ■ dert hadden, mettoelegh om 't zelve te pionderen , oft tot een zwaar ran- Joen te fierfen: dat by hen getracht was, de kryswerving, verwillight aan de otaaten, door heimelyk dwersdryven > en anderszins met ooverreeding, te ver- Q^q hin«
|
|||||
i.
|
|||||
458 F. C HOOFTS ELFDE BOEK
ï$y6: hinderen■■: jaadatzy zelf'volk worven tot onderflandt der oproerighen. Qm.
welken flagh te breeken-, men benopdight geweefi was, in deezer maniere $ daar teeghens te voorzien ende dat f hunnen befle $ eer 'tgraauw, op de hol'ge- raakt', beflonde rompflomps't Hof op tefchikken. Wyders, de meening was, in den Roomfchen Godsdienfl , en 's Koninxgehoorzaamheit te volharden -3 en eenen yeghelyke naader te dienen van reedenen , zoo deeze niet volde e den. Hiermeede won men tydt: en inmiddels wies de wildernis, en't werk met deSpanjaardts, dermaatej dat desRaadts aantallen, als gemengelt in een* groote t'zaamenvloedt van vuiligheeden, vergeeten bleef. Voorts, dit be- dryf, als men denken kan, lleldede wettigheitder regeeringe in te meerder onzeekerheit. Waarop , Roda, bezeeten van paaplche en Ichaamtelooze hoovaardy, voet nam, om een byller veer, en van ongelooflyke vermeetel- heit , te voeren. Hy gaf de wy te van 't Huk aan den Hartogh van Aarfchot en zynen aanhang ; die 't (zeid' hy) zoo beileeken hadden, om, zonderye- mandts weederzeggen, 't {pel op hunnen duim te draayen: en krytende dat devroomen gevangen, al de rell verraaders waaren, onderwond zich, als 't eenigh vry en getrouw lidt desRaadts, alleen 't hoogh gezagh, jaa den ty- fyfl™ tel van Oppervooghdt te eighenen. Hy geeft beltelling uit, zeeghelt met vermeetel- »s Roninx zeeghel, dat voor naagebootll werd aangezien -, fluit daarmeede v n/an ■ r eenen brief, aan Stee vooghdt, Markgraaf, en Majellraat van Antwerpen, dradende ^mt aan ^cn ^mman' dien men ^11 zoodaane ItofTe niet plagh te kennen, be~ ah Landt- ^ nun' a^e za^ken, behoor ende tot kennis des regeer enden Raadt s van Staa- vooghdt. te, aan hem voor te draaghen, en zynegebooden f achtervolghen. De Staaten van Vlaandre, ziende de bezettelingen der burgh van Gent hoe langer hoe meerverdartelen, fpeldden daaruit een argher, endatzy wellicht ingang ter De fleede, aan de muiters van Aallt verleenen moghten. Om dit te verhoeden, vlaamfcbe deedenzy den GraafvanReux, met zynregement, en met dat vanNoyel- Staaten be- ieSj ecn> j^rejs van lèhanswerk om 't Slot Haan. Booven, mits de Burghvooghdc eggj* Mondragon noch uit Sierixzee niet will te raaken, had zyn Steedehouder An- Q tonio Alamos de Maldonado 't gebiedt. Deez Hak de voorltadtaan brandt, en blixemde vreellèlyk, op inwoonders en beleggers, die van grof gefchuton-
voorzien waaren. Hiermee fprong alles los •, houdende 't ganfch lichaam des ■ Spaanlchen landtaarts zich ten oorlogh ontzeit: ende trok voorts d'eene daat- lykheit d'andere. Alonzo de Vargas, Ooverite der,lichte paarden, daaghd' al de ruitery te hoop ■> in meening, met het meelle deel naa Aalll te gaan, en de muitelingen te beweeghen, om hem de handt te bieden, tot ontzet van Mal- donado . Hebbende nu zeeventien kornetten by een, die twaalf hondert man* moghten uitbrengen, verneemt hy, dat Glimes en Beevre, om zes vendels Spanjaarden ontrent Looven te verlakken , op de been waaren, met tweedüi- zent knechten, en ffcyf achthundert paarden, nieuwgeworven volk; uitgezeit een' bende van ordening, ontbooden uit Vlaandre, om den jongen ruiter te Hy ven, en in de kryskonlt t'onderwyzen. Hy waarlchu wt de zes vendels, en Haat zelf op wegh, met de kornetten van Don Fernando de Toledo,Bernardin de Mendoza ,Jan Babtilla del Monte, Antonio d'Avolos, Giorgio Baili Stee- houder van Nicolo, Pedro deTallis, en andre, altzaamen puik van paarden. Kryghende 't volk Van Glimes in 't oogh, by 't dorp van Visnak, zeindt hy ee- nen trompetter uit; die quanmis vereifchen zouw, oft men yet vyandlyx voor hadde: in der daad,om de weêrparty draaiende te houden, en ondertullën haar eenigh voordeel af te zien . De Staatichen deeden hem met roerlcheuten af- llaan, ende gingen in 't eerll niet wanhebbely k te werk: berghende, tot toever- laat, een deel knechten,in zeeker kleen,maar dicht en duifter bosken, ter flinke hand. Het gros huns voetvolx, gewiekt met de ruitery, hield het midde eener
plaat-
|
|||||
•
|
|||||
DEH NEDEkLANDSCHE HISTORIEN, 44$
plaatfe , die met eenighe akkerwallen belendt was j daar men etlyke roers ach* j *$ $
ter leide, om den aankoomenden vyandt, van ter zyde j te groeten. De Spaan* fche Ooverften, ziende geen' kans te paarde om deeze fchutten te doen ver^ ' nellen, verghen 't den Borgbenfchen Karbyneren j en tot dien einde af te zit» ten. De Borgonjers toonden zich willigh > maar eifchten eenen Hopman, mits de Heer van Moifèy, hun Ritmeefter, niet daar was.Toen fcheidt Jan Babtifla del Monte van 't ros, ende neemt een bus in de vuift, om hen aan te voeren * neevens den Steehouder van Moifey. Midier wy Ie fielt de refl zich in orde,en een'laaghetoe, achter eenen heuvel j t'hunner rechte handt. Ter zelve flon- de verfcheen daarjuliaan Romero, met een vyventwintigh paarden alleenlyk* maar wel te pas, om zich te voet by Monte te voeghen. Zoo quamp men tot hand tgem een fchap. De Spaanfche krysman, afgerecht door langduurighe oeflfening, fpeelt den vervaarden, aarzelende om beeter (prong te doen, en de Staatfchenhvtoopenveldt te lokken. Deeze, waanende dat heternfl was* als die zich zoo veel talllerker kenden, zetten (loutely k toe, en laaten zich ver- rukken , tot neevens den heuvel. Daar (patten de laaghelingen te voorfchyn 5 en rennen hun in de zyde. TerFens bieden de deyzers weer 't hooft, en maa- ken d'andre (laaf der nyptang. Dit kneufl de borft en lenden der Staatichen. Hcêrlaagk De geleeden worden (chaardigh 5 de ryen ontmoeren: en geen middel om te der StMts boeten, zoo (loot 'er de ruiter op in. De knechten, zich voorts doende uit het fchenty Bos, om de hunnen te (chooren, worden van hun' eighe vliedende ruiters 00^ m verrompelt. Elk maakt zich zyner waapenen quyt, om te lichter in 't loopen te weezen . De Spaan(chen daar ächter, met doorryghen, vertrappen* tot heinde by aanLooven. Bet, dan tweeduizent man' wil men dat'er het leeven liet: daaronder veele burghers, (ludenten, en andre jongeluiden, meegetrokken uitnieusgierigheit, ofthoope vanaandenbuittedeelenj in meening dat de zeeghedenStaatfchen niet ontdaan kon: Dit geluk hadden de Spanjaardts* zonder booven twee man' te verliezen, op kruis verheffings, veertienden in Herfftmaandt, die hun een hooghe dagh is. Vargas, in de naafle dorpen ver- nacht hebbende, nam 's anderendaaghs 't (poor naa Aalfl, om de muiters, tot vereenighing met zyne troepen, te beleezen. Hy vertoond' hun de veroover- de (landers, en de noodt der burg van Gent, met by brengen dat 'er (lechts hon^ dert veertigh Spanjaardts en vyftien Waaien, niet alle weerbaar, op waaren: maar vond geen verzetten aan hen; zonder volle betaaling. Dies keerd' hy, met de zynen, naa Brabandt, den geleeghenilen oordt (zoo zy 't verflonden} tot richting van 't verloop hunner zaaken. Te weeten ; de hooftflof alles toeleghs, ter weederzyden, draaydde, dat pas, daarop, t dat men zich van Maaftricht en Antwerpen verzeekren moghte. En de Spaan(chen hadden nu aan den Koning gefchreeven, hoe zy dachten deeze plaatzen wis te nee- men , zich flerk maakende dezelve, in allen gevalle, zes maanden te houden ; d'eeneeen'landt-, d'ander'een'waaterpoort, omverfche kraften in te bren- gen , en 't verlooren te herwinnen. De neêrlaagh van Visnak verfloegh niet zoo zeer de Staaten, als zy den yver der toerufting deed wakkeren. D'ont* , (laakte Raadsluiden van Staate verflerkten hunne vergaadering met den Markgraaf van Havrech, (amt Indeveldeen Fonk •, leeden (detwee laatfte) bemuttert van den heimelyken Raadt, die, neevens andre Heeren van aanzien, daar, weder in't geheel oft deel, plagh geroepen te worden, als 'er yet kommerlyks te voor v)an* verhandelen viel. Zy verweezen op nieuw , den tweeèntwintighflen van ,en Ver* Herfftmaant, de muiters, en hunnen aanhank, voor vyanden -j niet alleen met 5,?*[f,lw' |
||||||||||
om
Dens |
||||||||||
verlof van hun allen afbrek te doen, maar ook met uitgedrukt onthiet van Uég
|
||||||||||
teeghens hen te waapenen, op peene van een' gouden Reaal) by yederte ben te
verbeuren, die des in gebreeke zouw blyven. Zy bevaalen allen luiden , wa^emtn Q^q 2 die*
|
||||||||||
»
|
||||||||||
4<>o R C. HOOFTS ELFDE BOEK
i jj6. dienende zoo te waater als te lande den Koning, zich te fcheiden van dë weer*
fpannelingen : beloofden den geenen , die 't deeden , en de fïenime des Raads, oft der Staaten , quaamen volghen, volle betaaling huns achter wee- zens, booven 't loon, waarop men hen aanneemen Zoude. 'S daaghs daar aan, rlakk#*t verklaarden zy 't gezagh on wettigh, datRoda zich toefchreef; en verbooden teegbem eenen yeghelyke, hem daar in te gehoorzaamen. Der Staaten gemaghtigh- Roda. den} te Brufïèl vergaadert, kooren tot hooft, om de zaaken, zonderling der Aarfchot oorlooghe, te beleiden, den Härtogh van Aarfchot > ende tot zynen Stedehou- tot hooft der, in 't ftuk des kryshandels, den Graaf van Lalain; den Heer van Gognyes gehören tot Veld tmaarfchalk. Zy noemden den Markgraaf van Havrech, de Heeren bjde stat- Ognyes, Willerval, Gognyes, Sweeveghem, deHeever, Steenbeek, Dun- ten: ende tyn, en Mericourt; uit de welke, Aarfchot keur van raadsluiden zou w moo- wat, *? ghen neemen. Voorts beflooten zy hunne krachten by een te brengen, tot toereeden. °Precnting van een neir> de wanne benden van ordening, die aan de handt gaan wilden, te vullen, en met betaaling te vernoeghen: noch zes vendelen tevoete, en ontrent duizent paarden te lichten 3 en twee oft drieduizent rui- ters , in wartgeldt, aan te houden. Gemerkt ook, dat Vargas eenen misgäng by de muiters van Aalft gehad had, zoo werd voor tydigh aangezien, hun volle betaaling te bieden, tendeele gereedt, ten deeP op daghen goede ver- zeekeringj indien zy tot veirdigh vertrek, uit den Lande, verftaan wilden: ook te verzoeken, oft men de Hooghduitiche kornellen, oft de knechten in 't bezonder, terplaatfè daar zy de fterkfte waaren, door hecht verbandt voor 't geen hun deughdelyk toequam, bekooren konde om teeghens de Span- jaardts te dienen. Al 't welk de Raadt van Staate voor goedt en oorbaar ken- de . Dan die van Aalft hadden wat anders in den zin. Den Duitfchen fbldaat fmaakte de voorflagh zooquaalyk niet* indien flechts hunne Ooverftenee- ven booghzaam geweeft waaren. Immers , drie vendelen van Polwylers regement begoßen, teeghens zynen dank met die van Vlaandere te hande- len; en lieten zich uit Denremonde koopen: hoewel't noch lang aanliep, eer dat zy deeze plaats van groot belang ontruimden. De algemeine Staa- ten (want zy gebruikten dien naam, onaangezien datverfcheidegewefren zich noch niet met hun verklaart hadden) gingen voorts, tot rechtveirdi- ghing hunnes voorhebbens, den Koning, den Paus, en de gebuurvorflen, met beweeghlyke brieven, aan. Zy fèhreeven ook, wel fmeekende, aan den Kayzar en Ryxftenden ; gelyk die van Brabandt aan deeze Majefteit in 't bezonder; ten einde den Duitfchen verbooden wierde, den Spanjaarden ten dienfte te ftaen , oft te trekken. Maar , eer hem dit fchry ven ter Ooverly- handt quam, ftarf Maximiliaan, den twaalfden van Wynmaandt, tot Ree- de» van gensburgh: een Vorft die met voortreflyke deughden begaaft was ; wys , Katfar goedertieren, vanzeldzaamebefcheidenheitin 't Huk van den Godsdienft : ™axt™' gelyk Duytslandt wel, en dapperlyk t zyner vroome, bevonden heeft. En- tmeden. de komt' daar voor' Z^ner gedacntenifle z°o veel meer lofs en danx toe, hoe
hy zich min ontzien heeft, den ondank der heetftgeftookte harfcnen van bei- de , 't Roomfch en Onroomfch gevoelen, op zich te laaden. Ik heb van goeden kant, dat als de tyding zyns ooverlydens den Prinfe van Oranje gebracht werd, zeeker Burghermeefter van Alkmaar, anders een deftighman, maarheftigh in zyne gezintheit, en jongin de kennis der weereldfèhe zaaken, uitviel: Zoo is 'ereenweyfelaardoodt. Welke oneer bieden is , van den Prinfë, ingedaan werd, met zeggen -, ik heb 'er eenen vaader aan verhoren. Rudolf Roomfch \ Koning, en naazaat zyns vaaders, verleende, eer lang, een meêdooghend ant* woordt op de gemelde brieven ; en trooftte de Staaten met de hoope der vruchtbaarheit van een' ftaatlyke bezending, dk hy wel haalt dacht af te veir- dighenj
|
||||
\
|
||||
DER NEDERLANDSCHE HISTORIEN. tft
diglien -} räadende hun > midlenvyl vreede te houden, zonder den toom te j **$,
flaaken aan eenighe nieuwigheit. Die van Viaandre, zich vindende te zwak tot bedwang der burgh van Gent, zaaghen vafl om her, en naa de reedde hulp uit. De Heer van Auchy was onlanx, met bewilghing des Raadts van Staate* by den Prinfe geweeft, om van de verlofling zyns broeders, des Graaven van BofTu, te fpreeken. En zyne Doorluchtigheit had haaren byftandt den oover- heerden geweften mildelyk aangebooden. Dies vellen de Graaf van Reux> enzeekereEedelenvan den krysraadt, hetoogh op Oranje j en veirdighen Auchy naa Zeelandt af, om volk en gefchut te leen. Hy verworf twaalf me- De Heer taaie/lukken, zes vendels knechten, beloften dat'er noch tweeen t win tigh * vanAmbj, ter eerde mooghelykheit, volghen zouden ■, alle zonder y ets te beftaantot boeier naadeel van't Room ich geloof, ofttotbemeefteringeenigherplaatfe, die on- vm^0))u> der de Landtvooghdy des Graaven van Reux geleeghen waar: uitgezeidt du ' dat zy moghten Pfal men zingen, en gebeeden doen, binnen's herberghs, en den'Prinfe in hunne wachthuizen 3 ende dat men den Prinfe, t'hunner Verzeekering en gennden > wyk, in handen te dellen hadde de ftadt en't Slot vanSluys. Maar voor verwerft 't fcheiden van Auchy uit Zeelandt, werd hun gefchreeyen, dat de hulp noo- volk enge* deloos was, mits't aankoomen van twee benden paarden tot Gent. Thans fihutytee* begofi men ook te dry ven, dat hy, noopende 't punt van Sluis, zynen lad 00- j , ■ vertreeden had. Deeze onbedendigheit zeurd' hem: en zich fterk maakende 6 j* voor de welkoomft der hulpelingen by 't meefte deel der Heeren > die hy dacht op zyn zyde te hebben, vertoond' hy 't den Prinfe, die hem derhalven de reize, gelyk bedemt was, liet vorderen, en zich feedert beweeghen , om noch neegen vendels, onder den Heer van den Tempel, naa Gent te ftuuren ♦ Des ruimde men zyner Doorluchtigheit, in plaarië van Sluis, de ftadt Nieu- poort, en't Sas van Gent in. De Staaten, niettemin, vanBrabandt, Vlaan- De Heer dre, en Henegou w,fchikten den Heer van Oetingen aan den Prins, met ver- vanOem* zoek, dat hy zyn krysvolk te rug uit Gent riepe: doch waaren ooverboodigh, &fn am. totfchorftngvan w aapenen teverft aan, en voortsdenvreedehandelvanBre- en V daa te hervatten; die eevenwel niet beklyven zouw 5 zonder verzeekering met Mn^' van den ouwden Godsdienfl en 's Koninx gehoorzaamheit onverkort te laa- hodt van ten. Dan, twee daaghen hiernaa, keerde Auchy Prinfewaarts, met brie- 't hervat* ven uit Brufïel en den naame der gemaghtighden van de Nederlandtf che Staa- ten des ten. Deeze hielden in, hoe de voorwaarden, van hem Sluis te keveren, en Predaa* zynen foldaatenoejfeningva?i hunnen Godsdienfl toe te ft aan i ingewillightK?vrfel'* waaren by misverftandt. Waar o over men eenigh misquaam er ducht had, e n,e s* en goedtgevonden, tot verhoeding van dien, te verzoeken dat het gemelde me^r u krysvolk herroepen wier de. T)at zyner 'Doorluchtigheit zich doch daaraan den Prinfe, niet keer en wilde. Zy bedankten haar-, van de beweezene hulj>e> alsgelaftniets om den voor te neemen-, teeghens V Roomfchegeloofioft de Hoogheit des Koninx. Haar handel aan zmdegelieven op V fpoedighfte gemaghtighden te ze indien, om aanvank van u dr pen* paishandel temaaken. Met dusdaanigh vallen en opftaan, horten en voort- flaan, quaamen de Brabanders, en die hun dat pas aanhingen, tot het waaghen van den fprong, om met den Prinfe t'ooverkoomen, zonder naa verlof uit Spanje te wachten. De fchoorvoetende geweften werden nu j door vertoogh vanhoope, vanvreeze, geprikkelt, zich tot hetzelfde befluit tevlyen. De Staaten van Hollandt verzoeken weederom de Burgherhopluiden t'Üitrecht, met brieven, en toezeg van hulp teeghens't blokhuis, en wie hun ooverde handt waaren. Om die van Gelderlandt te trekken, fchry ven zy aan de Wet der ftadt Niemeeghenj en de Prins aan de Staaten aldaar vergaadert; dien ny zeidt, den zynen alle vyandtlykheit yerbooden te hebben, ende dat hy zich 't zelffte van hunner zyde belooft. Den elfden van Wynmaandt, verleende |
|||||
»
|
|||||
4Ó2 P. C. HOOFTS ELFDE BOEK
1576. de Raadt van Staate brieven van vrygeleide, aan de gemaghtighden des Prin*
ien en der Staaten van Hollandt en Zeelandt. Waarop, van Middelburgh. naa Gent reisden de Heeren Philips van Marnix , Heer van Sant'Aldegondej Arnout van Dorp, Heer van Teemfche; Willem van Zuilen van Nieveldt, Heer van Heeraartsbergh, Schildtknaapen: Adriaan van der Myle Doóloor in de Rechten, Raadsman des Hoofs van Hollandt; Meefter Kornelis de Koning Licentiaat in de Rechten; beide RaadsluidendesPrinfèn: Meefter clvo- pauwe|s ßtliSj *Voorfpraak van Hollandt; Meefter Pieter de Ryke, Baljuw . van Vliflinge; Antonis van Zikkele, Raadsman van Zeelandt, en Andries de Jonge, Burghermeefter van Middelburgh. Zy werden, met vreughde, tot Gent, ontfangcn; en vonden aldaar der Algemeine Staaten gemaghtigh- den: naamelyk, Heeren, )an van der Linde, Abt van Santé Geertruids tot Looven; Giflain, Abt van Sant Pieters tot Gent; Mattheus, Abt van Sant Giflain, gekooren Biftchop van Atrecht: Jan de Mol, Heer van Oetingen; Francjhois van Halewyn, Heer vanSweveghem, Ooverfte tot Audenaarde 5 Karel van Gavre, Heer van Frefin; Ridders: Elbertus Leoninus, der Rech- *Profef- ten Do£toor, en* Voorleezer in de hooghe Schoole tot Looven; Meefter foor. Pieter de Bever, Raadsman van Vlaandre; Quintyn du Pré, eerfte Schee- pen tot Berghen in Henegouw j endejan de PennantsRaadsman en Meefter * Secre- van'sKoninx reekening in Brabandt, die hun tot * Geheimfchry ver diende. tans. Den neeghentienden der gemelde maant, traaden zy in't werk. Eikanderen e&!n. cs voldaan hebbende, noopende de deuehd hunner laftbrieven, verftondenzy delstot z*ck *n ^cort zo° verre> dat er beftandt getroffen werd, om te duuren tot Gent. weederzeggens. Nu was het meefte deel der Landtfchappen aan 't glyen; en stUflandt zy vielen van tydt tot tydt, den Algemeinen Staaten toe. Die van Mechele van waa- hadden aan den Regeerenden Raadt verzocht, te mooghen zonder ziehte penen ge- verklaaren, tuften tween blyven zitten. T welk hun plat afgeflaaghenwee- flooten. zende j zoo koozen zy, naa lang beraadt, de parthy die 't beft met den Lande Verjcbetde meenclet £>je van Uitrecht, gedreight van de Hollanders, met herroeping f, " der veüighe hoede niffen ten platten lande, en met afbranden hunner voor- voeLn fteeden, quaamen endtlyk tot antwoorden, hoe de Staaten van dat geweft üch by de hunnen gemaghtighden, die te Bruftel waaren, belaft hadden, d'Algemeine Atgemeine Staaten te volghen. Doornik, Ryflel, Douay, vlydden zich ook op die Staaten, zyde. Gelderlandt en Zutven toonde gelyke geneeghenheit; indien men maar middel fchafte, om hent'ontlaftenvandemeenightedeskrysvolx, dat hun op den halze lagh. By die van Vrieslandt en Groeninge, was de wille nietargher-, hadd'hen Billy, met de kneep der burghen, niet in dwang ge- houden. De Mechelaars gunden deurtoght aan vier vendelen Waaien van Mondragon , die , den dienft der Staaten aanveirt hebbende, uitgefchikt waaren, naa 't dorp Waalem, drie mylen van Antwerpen, om zich aldaar te fterken aan de brug van 't waaterken Aade, en de gemeenfehap tuften de be- zettelingen van 't Slot der zelve ftadt, ende die van Lier, te fteuren. Juliaan Romero, des verwittight, ontbiedt uit Heerentals de Kornet van Mendoza, neemt daartoe vyf hondert fchutten, met een vendel knechten van Martin Or- Ee.n%J faaz, en rukt alzoo naa Waalem . Daar ontrent gekoomen, doet hy de ruiters Staaten tot na^ten °P ^ea wegh naa Mechele, om de hulp van daar, en de vlucht derwaarts Waalem te beletten. Toen ftreeft het voetvolk toe, eerder dan de Waaien, onverdacht geflaagben. op zoo fchielyk een' ooverval, vereifchte orde konden ftellen. Daar bleef 'er doodt, aan den kant van vyf hondert. Eenighen, die de kerk tot een' wyk koozen, werden, naa een' wyl weerens gedwongen zich op te geeven. An- dren (^waaronder hun Ooverfte) op den tooren geklommen, ziende de trap- pen aan brandt, riepen om genaade, en werden, met een' koord, afge- laa-
|
|||||
c
|
|||||
DER NEDERLANDSCHE HISTORIEN. 463
laaten. Gelyke weederipoedt beliep etlykedaaghendaarnaa, den Heer van fsjè
Floyon, die, een zoon vanBarlemont zynde, zich echter aan de Staatfche Ander op zydebegeeven had. Hem, als hy, met drie vendelen van zyn regement, denwegh naa Mechele trok, tuften Lier en Herentals deur, 't welk, geduurende 't af- naaMeche- weezen van Mendozaas ruiteren, by de Staatlchcn was ingenoomcn, achter-le: däar dc haalde Romcro, met het zelffte paardevolk , en vyfhondert busdraghers. Beervan Zyn'knechten ftonden een' lange lchermutiing uit -, dan werden endtlyk ge- °)on ge~ ïplitft} voort verftrooit, oftgeflaaghenj hy zelf gevangen, en naa Lier gevoert. Wö^ Juliaan liet booven twee oft drie ruiters niet achter, enweenigh van't voet- volk . Maar Hopman Orfäaz kreegh 'er een' mosketfeheut in 't been, die hem naaderhandthet leeven koftte. Montesdoca, hierentuflèn, bond tot Maa- ftricht ernftigh den handel aan, om zich den Hooghduitfchen van Oover- ftein te verplichten. De Majeftraat, daaraf lucht hebbende , arbeidd' 'er teeghen aan j en kreegh hen in 't laaft zoo verre , dat ze den Staaten hulde loofden. Zy en de burghery , dan , begeeven zich eendraghtelyk in't ge- J^e Duit- weer, en doen den Steevooghdt, metdezynen, oover de brug der Maa- 'l!en,tot ze vertrekken, naa Wyk; daar Hopman Martin de Ayala, en zyn vendel, t-Jt aMa hunnenoordthadden. Zommighe Spaaniche moskettiers, echter, hielden[nannende zich ftyf, en zeekere toorens der vefte, by de Bruflèlfche poort, in. Thans met die van ontbieden die van der Wet Montesdoca op 't ftadthuis , om van verdragh te der fiadt, fpreeken, met toezeg van hem geen leedt te doen. Hy gaat'er, by raadt tyven van Ayala, en hoort hunne voorflaaghen, die daar toe ftrekten, dathyen Momcsd°- al de Spaniaardts de ftadt zouden ontleedighen. Hierop hadd' hy wel kunnen ca met e uitftel zoeken, om midlerwyl met hulp, die reed ontbooden was, verfterkt ^ l * te worden. Maar de Spaanfche trotsheit was zoo taay van gedult niet. Hy beftaat ten heevighfte uit te vaaren; fcheldt hen voor ketters, en weêrfpanne- lingen des Koninx. Dit maakt der Majeftraat meede't hooft warm ; zulx dat zy hun woordt in vergeetelheit, hem in hechtenis, ftellen. Ayala des verkundichapt, ftuift ook op, en kom t met vyftigh moskettiers, den gevan- gen vry eilchen. Daar de burghers en Duitichen weederom in de waapenen, en dwingen, hem, terug, oover de brug, tekeeren. Zy beginnen den toegang der zelve te befchanfen; fchikken naa Bruiiel om byftandt. Maar Don Alonib de Vargas, en Don Fernando de Toledo, waaren nu al inaan- toght, met eenighe troepen, zoo te voet als te paarde > en vernamen onder- weeghe, by boode van Ayala afgeveirdight, hoe de zaaleen in der ftadt fton- den: 't welk hen te meer deed ipoeyen. Don Fernando zet, met een deel volx, te fchuit', oover Maaz, om zich neevens Ayala te voeghen, en langx de brug in te booren, eer de ichans voltooghen wierd. De reft ftreeft naa de Bruflellche poort toe. Defteedelingen braghten eenighe ftukskens gefchut op den wal, om den aanloop te doen horten. Dan, mits den dichten haaghei van mosketkoeghels uit de toorens, konden de buflehieters niet te werk raaken. Jaa de verweerders werden gedwongen, der maate te ruimen, dat het den ftor- merleedigh ftond, het vuur in de poorte te fteeken; en eerftde buitenfte, vervolghends de binnenfte, deur te bernen. Toen berft het alter ftadt in s beide ruiters en knechten; ende werd hunne ftoutheit voort van 't geluk be- gunftight. Want een kloot vaneen grof ftuk, geplant om de ftraat te vee- gen, trofjuift de ketting, die daar dwars oover gefpannen was, enfmeetze aan einden. Zoo quam't op eenighe ftraatfchanlen, en vechten, handt voot" handt, aan. Daar deeden de Duitichen ganfeh niet toe, zich ftellendein flaghorde, op de plaats van Sant Servaas. Dies zwicht de burghery, en be- geeft zich tot deizen. Toledo, nu, en Ayala, hadden, metkraftVanfchie* ten, en vuurwerpelen , de bewaarders der brugge verdreeven , en drongen |
|||||
1
|
|||||
464 - P. C. HOOFTS ELFDE BOEK
fteêwaafts in. De burghers, zich ziende van voore en achtre beftreeden $
neemende vlucht ter zyden uit, elk5 waar heen hem de vreezjoegh. Een groot deel verdronk in de Maaze. Andren verflon de brandt, dien de vyandt in de huizen geflieht had. De kerker werd opgeflaaghen > Montesdocä daaruit gehaalt. De Duitfche knechten, zonder eenighe weere te bieden, leidden 't met praaten af, en de fchuldt hunner waapening op de Hoplui- den* als hebbende hen, met de achtbaarheit des regeerenden Raads, mis- leidt. Enzy werden, op nieuwen eedt, in genaade ontfangen: maar moe- iten ter poort uit, en op de dorpen gaan leegheren . Luttel volks verlooren de Spanjaardts, en niemandt van naame, uitgezeit Hopman Antonio de Toledo. Voorts ging 't 'er op een pionderen, vrouwefchenden, en pleeghen van al- lerley boosheit. Dit onheil quamp Maaftricht oover , den twintighflen van Wynmaant. Twee daaghen hiernaa, werd het rampzaaligh Haarlem, met een' verfche ellende verzocht, Etlyke Duitfche fbldaaten, hebbende zich vol gezoopen , ftookten zoo onvoorzightelyk ('t en zy daar moedwil on- der fpeelde) dat hun wachthuis, by 't Spaaren, in lichte vlam raakte > die, voort geblaazen van eenen fly ven windt uit den Noordtwefle, wel vy f hun- dert wooningen afweidde: zulx de fchaade , op meer dan vierhondertdui- zendt gulden, gefchat werd. Nu flaat ons t'ontfouwen, door wat treeken en zydtgangen, den Spanjaarden gelufl heeft, naa zoo veel plaaghens enver- woeftens van luiden* en landen, endlyk tot het bederf van die perle der flee- den Antwerpen, voorts te vaaren. Zy dan, ziende Champaigney der Staat- fche zy de ganfch toegedaan, en Moenenham niet te verleiden, hadden (als booven geroert is) begofl den Graaf van Ooverilein te lokken. 'T was een flaauwe geeft deeze Heer, dien eerflhad, die hem left fprak. Ook vreezd' hy, in der daadt voorde ongunft der Spanjaarden, en derHooghduitfche Kornellen, die van hunne handt vlooghen. Derhalven, vlottende tuffèn 't betrachten van zynenplight, en de zucht om hunne vriendtfehap te raade te houden, luiflerd'hy by wylen naa den Steèvooghdt 5 bywylennaa'tgeen hem die van de Burgh te voore leiden. Ende, gemaghtight wordende door Rodatothet uitgeeven der leuze in de fladt, hadhyde kraght niet om de bekooring van dat gezagh te verwinnen , nocht om de faal, begaan met het aanneemen van 't zelve , deur te laaten flaan, zonder zich daaroover by Champaigney t'ontfchuldighen. Wel laffelyk ook hadhy de orde des Raadts van Staate, en de vermaaninghen van Champaigney behartight, noo- pende 't aanflaan van zeeker gefchut, dat, door Fokker, uit Berghen op Zoom, op 't Slot van Antwerpen gevoert werd, teeghens plat bevel van den Raadt, 't verflant des welken was, dat men 't aan den Steêvooghdt, die das behoefde, zouwkeveren. BezefFende eevenwel fömtydts, waar de Span- jaards heene wilden, befloothy zyn' bezetting te verfterken j ende deed het, voor eerfl, met eene zyner benden van Maaftricht. Aangeport, daarnaa, door den regeerenden Raad en de Staaten, om ook de zyne t'ontbieden, die tot 'sHartooghenboslaaghen, liet hy zich, in fleede van dien, door de voorzei- de Kornellen bekouten, om Kornelis van Endt, met vyf vaanen des zelven, in te neemen •, nietteeghenflaande dat Champaigney hem t'oover gewaarfchuwt had, dat men zich op Kornelis niet verlaaten moght. Sint weederom won Champaigney op hem, dat hy bewillighde in 't waaken der gilden, neevens zyne fbldaaten : waaroover de Spaanfchen groot onbenoeghen toonden. Thans quam de maare van 't verdryven der Hooghduitfchen uit Maas- tricht . Toen flaan zyn'knechten, opgeruit door óic van de Burgh en hun- ne meedepleeghers, aan 't muiten > willende weeten, wat van der zaake waar, wien zy dienden, en hoe men hun betaalen zouw: dewyl twee ven- dels |
|||||||||||
1^6,
Be fladt
t&ordt eoverval- len, ende deerlyk^ mishan- delt* |
|||||||||||
Zwaaie
brandt tot Haarlem» |
|||||||||||
Lorshan-
del der Spanjaar- den tot Antwer- |
|||||||||||
MB
|
|||||||||||
^^m
|
|||||||||||
DER NÈDERLANDSCHE HISTORIEN, ^f
dels van Fronsbergh , die daaghelyx met den Graave verkeerde, zich tot
Maaftricht hadden baten gebruiken teeghens hunn'eigne landsluiden. Van Ends vendels, (ook door aänhitfen van't Slot) rotten t'zaam, op de kooren- markt, niet Verre van Champaigneys huizinge -, in meening hem op 't lyf te loopen, zoo ras als d'Ooverfteinfche hunnen Kornel by den hals zouden heb- ben. WantvandeSpaanfchenwasuitgeftrooyt, dat hy en de Steévooghd.t geldt, van de Staaten, tot betaaling der Duitfchen, ontfangen hadden} en datzy, henaangrypende, tot goede reekening raaken zouden. Niettemin, naardien 't den Spaanfchen ontfchoot, met het vergiftighen van zoo veel se- talsderOoverftein&hen, als zy wel gewenfcht hadden y zoo werd debuyee- ftilt, by vlyt vanChampaigney, die, onder de handt, de bevelhebbers tot reede, en de Majeftraat tot verfchaffing van eenighe penningen beweende. De Spaanfchen, verfteeken van deezehoope, en duchtende dat der Staaten volk, 't welk zich, ter oorzaak van dit ongemak, toeruftte, hun een voor- deel zouw afzien, maakten den Graave dietfch, datd'oproerigheüvan Aalft, met hun, ooverkoomen, jaa reeds op de been, waaren. Hy verklaart aan Champaigney, dat zyn' foldaaten, als te verre bedorven, zich niet zouden willen verzetten teeghens de muitelingen; die men (zoo hem verzeekert werd) gefchaapen was, des andren daaghs voor de poortete hebben. Ende dit kon men hem uit den hoofde niet fteeken. Geperft, by Fokker en Pol- wyler, onderfchryft hy , neevens Kornelis vanEndt, in der nacht naa den neeghenentwintighften van Wynmaant, het naavolghende verdragh. T>at 's KoninxRaadsluidenvan Staat enoorlooghe, zich vindende op 't Slot van Antwerpen, voor zich zelve, ende van weeghe der andre, fam t aller beveU hebber en en foldaaten, zoojeeghenwoordigh als afweezigh, ter eene -> O over- fiein en van Endt, voor zich zelve, ende van weeghe aller zoo jeeghenwoor* dighe als afweezighe bevelhebber en en foldaaten van hunne regementen, ter andre z)'de; zwoeren vrunden te zyn, in alles wat den dienft zyner Majefleit betrof, ende dat elke zyde de vyanden der andre, ook voor de haare zouw hou- den . *De twee voornoemde Kornellen zouden den burgheren de w aap enen af- neemen, ende zelve op 't Slot brengen* om hun, ter bequaame tydt, weeder behandight te worden. Kocht Ooverflein en van Endt zouden buiten verlof van die van't Slot j nochte die van 't Slot buiten 't hunne, meer krysvolx, dan toen f Antwerpen lagh, daarin laat en koomen. Kornelis, met zyne vier benden, zouw de Nieuwefladt -3 Ooverflein, met de zyne, de refl bewachten} ende eikvan hun uitweeren alle weêrfpanlingen des Koninx j ook, zoo men reeds eenighe der zelve binnen vond', die doen aantaflen. Zy hadden Sancio d'Avila, als Burghvooghdt, enopperfle (meent der vloot e) te laat en begaan met zyn'ampten, en hem de handt daar toe te bieden: gelykAvila zich jee- ghens hen draaghen zouw, in 't geen dat hun beroep raakte. Al 't welke t'ach- tervolghen flonde, tot naader orde toe van zyne Majefleit, zonder eenigh weeder zeggen, oft verdraayen van den zin; en zonderdatmen zich tekee* ren hadde, aan eenighen laft, die daarteeghens, by de Heeren tot Bruffel, zich noemende Raad van Staate, oft by d? Algemeine, oftbyde Brabandfche Staa- ten, moght e weezen, oftwordengegeeven. Eenflordigh inftellen van Ro- da, die de pen voerde: wantongemaghtight, ftond hy in, voor de geenen, die niet daar waaren. Een reukeloos en onbondigh belooven ook van den Graave : gemerkt nocht Moeflènham , nocht eenigh Hopman zyns rege- ments daaroover geroepen werd, en dat hy zaaken oovergaf, die puurlyk aan demaghtvandenSteêvooghdtitonden. Hy zocht het, by Champaigney te verfchoonen, zeggende, dat men hem gedwongen had te teekenen zeekere punten nauwlyx gezien, ende die in Spaanfch, daar hy luttel af verftond. Wy- ders,
|
|||||
»
|
|||||
4.66 P. C. HOOFTS ELFDE BOER
I f 76. ders , des Graaven foldaaten, als dit in 't licht quam, ftelden 'er zich oopeht-*
lyk teeghens -, ende wilden vooral niet gehengen, dat men aan Kornelis de Nieuweftadt inruimde, daar de vloot en 't gefchut lagh -, ofte de poorters ont- waapende, van de welke zy geen' ontrouw, maar byftandt verbeidden * Zee- kerdeeze knechten oovertroften al d'andreHooghduitlche j in zeedigheit en krystught, endeteffensinvroomigheitj gelyk dan die deughden gemeinlyk te zaamen gaan. De Spaanfchen, daarentufïèn, en zelfs zommighen der Majeftraat , die by hen uitgemaakt waaren, zochten alle liften te gaader, om Ooverftein een quaadt vermoeden op de burghery in te prenten; voortsdry- vende teffèns den handel met de muiters van Aalft > dien*zy hoope gaaven , van, naa't fchuppen des Graaven, t'Antwerpen te verwinteren > en fmaak # van een' plondering. Staande de dingen aldus j kreegh men kundichap van 't genaaken der Staatfche troepen -, en vertoonde zich de Markgraaf van Ha- vrech , als ooverfle der zelve , den tweeden van Slaghtmaant, 's naamid- daaghs, omder de ftadt, met eenentwintigh vendelen voetvolx 3 naamelyk, acht van den Heer van Berfeele, zeeven onder Graaf Philips van Egmont, drie van den Heere van Heze, drie die tot Naamen geleeghen hadden3 meeft alle nieuw geworven. De ruitery beftond in de Kornetten, van Aarfchot, van den Markgraaf zelf, van Boflli, van den Burghgraave van Gent, alle vier benden van ordening 5 en in zes vaanen lichte paarden, onder den Heere van Beevre. Zy'waaren verzellchapt met de Heeren, Kapres, enGognyes Veltmaarfchalk 5 maar onvoorzien van grof gefchut, endelvers, jaa'tmeefte deel van kruidt. De ty ding huns aankoomens verbaasde Champaigney, door wien'taltydtswasafgeraaden, uitzorghe dat hetOoverfteins knechten, die d'onlanx aangerechte muitery noch onder de leeden hadden, ontftellen mogh- te. Ook oordeeld' hy dienftigher, en begeerde met belofte van allen toevoer aander Staaten volk, dat het zich buiten der ftadt ginge leegheren, om den toegank ter burgh, den Spanjaarden van Aalft, Lier, en Maaftricht, af te iiiydeiii. en de vloot desPrinfen te baat te neemenj gemerkt men den pais voor klaar hield. Want de ftadt, zyns bedunkens, wasgenoeghverzeekert, met d'Ooverfteinfchen en de burghers: jaa met de burghers alleen, ruim zoo wel als Amfterdam en andre plaatfèn . Voorts vervoeghd' hy zich by Oover- ftein, en ried hem naa de mu uren te gaan, om de zynen in rufte te houden, die niet wiften, wat zy uit deeze aantoght verftaan zouden, duchtende dat men hen verraaden wilde. Daarkoomen, Fokker, Fron sbergh , enPolwy- ler, alle drie op de wal^ en beftaan, een ftuk weeghs van den Graave, zyn volk tot een' nieuwe opftending te verwekken. Vermaant zynde door Champaigney, die des eerft gewaar werd, loopt hy derwaarts 3 als reeds de dienaars van Fokker begoft hadden eenighe burghers aan te ranzen, om hen en de Hooghduitfchen t'zaamen oover hoop te helpen. Ten laafte onderwint zich Pol wy Ier zelf, in jeeghenwoordigheit van Ooverftein de foldaaten tebe- leezen, en teeghens hem op te ftutfèn 5 derwyze, dat deeze tweeKornellen tot harde woorden, en by naa tot daatlykheitquaamen. Want de Graaf ver- weet hem j Hy moghtegaan Nivelle bewaar en, en handt haaven zyn eigherl <volk)fchandelyk daaruit gejaaght, fonder Jlagh oft floot. Wat komt ghy u Qzeïdyhj^)metdemynen, oft myne wachten bemoeyen -3 ghy > die, in Antwer- pen , nochttezien? nochtte zeggen, hebt? Endtlyk't verging zoo wel, dat eenighen zyner knechten van zelf begoften 't geweer teeghens Polwyler te vel- len : die, ne evens zyn'twee makkers, zich, van vreeze, naar 't Slot begaf. Echter, hoewel zy den Graave dus eenen trek gefpeelt hadden, deeden zy hem thans aanmaanen, tot achtervolgh van \ verdragh tuften hem en die van de Burgh: dan kreeghen het antwoordt, des zy waardigh waaren. Havrech braght
|
|||||
j
|
|||||
DER NEDERLANDSCHE HISTORIEN. 4Ó7
braght met zich onderfchepte brieven, jonger dan't gemelde verding, en ifyó,
gezonden aan d'oproerighentotAalft, door Avila en Roda, hun aanwyzen^ de driederley wegh, om Antwerpen te naaderen: ende zoo zy hunne toght oover Denremonde naamen,dat de zoon van den Baroen Polwylerhen al- daar wel te rechte zou w helpen. Champaigney kreeglï ook in handen 5 Ichry- ven van Jan Navarre, Keuroo verde der muitelingen 5 die aan Don Sancio ontbood, hoe hy volghends zyne begheerte, zouw optrekken. Ter zulke trouwe had men't met den Graavegemeent. De regeerende Raadt verdub- belde 't bevel van 't krysvolk der Staaten in te neemen 5 op dat men niet voere, gelyk men tot Maaftricht gevaren was. Ten zei ven einde ftonden de S taaten hard aan. En Champaigney vreeide, zoo den hunnen, in'tveldtyetsmis- quaame, dat men't, zonder eenighe ontfchulding aan te neemen, zyner weederhoorigheit wyten zouw. Derhalven werden, op verzoek van Capres Der Staa- ten tweedenmaale, en daarnaa van Havrech inperföon, deStaat/chen', des m ^Us" andren morghens, ontrent tien uuren, ter (ladt ingelaaten. Havrech koos, vol^mn voor zyn voetvolk, de bewaarnis der toegangen van de zyde der burgh: zulx de Waaien zich naa dAbdy van Sant Michiel vervoeghden. Den ruiteren ïnJiaatenm gaf Champaigney ^hunnen oordt ontrent de paardemarkt en deed hen belei- hen, by Kornelis Sterk, des Ammans zoon, die zich daartoe erbood. Een groot deel Italiaan/the en Spaaniche koopluiden vlooden, in der yl, met hunne goedren, naa 't Slot, en braghten daar de kundlchap van 't inkomen der Staat- lichen . Waaroover de Waaien in roere raakten, willende dat men hunne huizen, als van verklaarde vyanden, ginge doorzoeken. Die van booyenj zonder eens te zeinden aan den Steêvooghdt oft Oo verdein, drax aan 'c ichie» ten op de (ladt, zoo fel als zy moghten. Daarnaa doen zy eenen uitval met vuurtuigh, en raaken aan't (chermutlen, teeghens een vendel van Egmont, onder den Heer van Fontaine: die hen ftuytte, en metgrootedapperheitte rug dreef. Toen doet Havrech, zich draaghende als Opper/re, krysraadt houden: daar verdaan werd, dewyl die van't Slot zoo te werke gingen, dat m"er zich teeghens begraaven moed. Ende, mits niemandt.der nieuwe gekoomen' Heeren de flrekking der ftraaten en toegangen in dien hoek ken- de, zoo toond'hun Champaigney een'teekening, en deed terdond eenen * vernufteling zynen vriendt koomen: want Havrech hadder niet eenen daar. * Inge- Beflooten zynde wat te doen flond -y befteld' hy hem, in min dan een' uure, nieur. tuflèn tienen elfduizendt luiden, om te arbeiden, met allerley gereedfchap tot fchanfèn vereifcht: voorts wolbaaien, hoppezakken, endiergelyke, ge- noegh om zich opeen iprong te beheineh, al hadde men niet anders gehadt, Wyders wees hy, op 'tvoorzeide ontwerp, de diendighde wachtplaatfên den Veltmaarichalke Gognyes aan: die , de zelve bezightighde , en met goedt oordeel geraamt vond. Daarnaa vertrokken zich de Duitichen dieper fteêwaarts in. De Waaien, by orde van Havrech, befloeghen de toegangen, van Sant foris af, tot aan Sant Michiels klooiler. Champaigney verfchafte hun rykelyk ipyz en drank: en fteïde luiden om ze uit te deelen 3 alzoo men hun , op deezen aanflagh, niet eenen bewintsman van lyftoght had by- gevoeght. Want > geen' reekening maakende, hen in fladt te houden, wilde hy, dewyl't doch fchoon weeder was, dat zyongeherberght indebefchan- hngen bleeven j ende dat de Hopluiden daar zorgh voor droeghen, tot dat men de werken weerbaar hadde. Maar 't meede deel der bevelhebberen, en de voorneemlykiren der Waaien, droopen deur, om de befte huizen te Zoeken. De Jfbldaaten, onbeheert, voïghden vad het zelfde fpoor, en pion- derden'er andre. Daar was nocht Provooft, nocht ander Amptman van rechte j't welk Champaigney benoodighde, zelf in verfcheide huizen te tree-
|
|||||
9
|
|||||
4<J8 •"'< P. C. HOOFTS ELFDE BOEK
1576. treeden, en handt aan't rappier te flaa 11, om de roovers te verdry ven, met
groot gevaar zyns lyfs. Dit deed hem etlyke uuren ipillen, zonder ftraf 00- ver eenen misdaader te verwerven . Moeite had hy noch, met het behoe- den van zommighe Spanjaardts, krank leggende in't gafthuis van SantMi- chiel, om hen te wifïelen teeghens eenighe Hooghduitlchen van Ooverftein , die op 't Slot waaren. Zelf de Markgraaf van Havrech wilde, dat men den Burghermeefter van der Meere, en noch etlyken van der Wet , by den hals greepe ■■> ook den Amman, dien hy, op heete daadt, meinde naa 's Prinfèn vloote te zeinden. Dan Champaigney berghde, t'zynent zelf, den Amman, en weigherde verlof te draaghen in't aantaften der andren. Want, hoewel hy wift, dat eenighen der zelve weenigh dochten j zoo was 't hem nochtans teeghen de borft , zyn* fteêvooghdy met eenighe onwettighe oft haatïyke manier van handelen te zien bekladden : behalven dat men , dat pas, anders genoegh te doen had. Teeghens den aavondt, en 't bezetten der wachten, werd, onder de Waaien, gebrek van bevelhebbers gevonden, zulx dat men 'er eenighe, opftaande voet, moeftmaaken. Havrech, als opperde, ge- kooren by den regeerenden Raadt, tot dit beleidt, gaf 't woord. Des nachts, {peurdeChampaigneygroote anxtvalligheit onder de Waaien, en niet een hooft van aanzien in de befehanfing. Dies leidd'hy den Heer van Gogny es derwaarts, om orde te (tellen, en naa te zien de faalen daar alom me begaan, door achteloosheit van de waakers, dien 't vorderen der werken bevoolen was. Men had 'er tot verfcheide plaatfen, 't beftek des vernuftelings niet willen volghen; eensdeels uit vreeze, eensdeels uit hardnekkigheit van zom- mighe Hopluiden. Enhieruitrees'tverwaarloozen van een' fhykweer tee- ghens oover de Bagyneftraat >y 't welk naaderhandt dier bekocht werd. Cham- paigney, hebbende de bewalling, van fteêtotfteé, bezightight, opgenaade van'tgefchutderburgh, dat niet afliet van fpeelen, ftelde, als 't nu fpaade werd, eenighen van der Wet, die goedtwillighft icheenen, aan eiken toe- gang j om den arbeids volke moedt te geeven. Maar, nietteeghenftaande dat de plaatfen, hun aangeweezen, veiligh genoegh waaren, het luftte den Schee* penen, ziende de foldaaten zoo quaalyk voorgaan, niet lang daar te verbly- ven. Om de gebreeken te boeten, ( gemerkt het, de meefte nacht, klaare maanefchyn, en 't volk zoo fchuw van de koeghels was) werd, by Steevooghdt en Veltmaarfehalk verftaan , eenighe duiftere uuren der naaftvolghende nacht te verbeiden. De aarde, nochtans, werd zulx gehooght, dat ze, op haar fchaarfte, vyfoft zes voeten, tot zommighe plaatfen het dubbelt dekte: dan de buitegraft, daar 't heetft was, niet gedolven naar behooren. Cham- paigney had, des naamiddaaghs , in de vergaadring der kryshoofden, voorge- ftelt, en zich daar toe verlaaten, dat Havrech, die nacht zouw doen kennis neemen, van zeekre geleeghenheit, ontrent 's Markgraaven Leye, in de tui- nen van Hinxthoove, en andre oorden by der ftadt, die befloot waaren, en lichtlyk t'omwallen, tot leeghering van een deel voet- en paardevolx: waarmee men de Burgh zulx benarren kon, dat 'er niemandt in oft uit moghte. Dee- ze raadt werd ook in den windt geflaaghen. Al de reft dier nacht befteedde Champaigney in den Schermershof, aan 't planten van 't weenigh gefchuts dathyhadj om het tot een'weêrbeukery teeghens die van 't Slot, te doen dienen. Waartoe hem niemandt de handt bood, dan alleenlyk zommi- ghe burghers, neevens zyn' eignen' huisgenooten. Dit, hoewel een hach- lyk beftaan, dat etlyken van hun 't leeven koftte, werd zeer wel volbraght. Als't begon te daaghen , ftelde men eenighe orde op 't ftuk des gerechts, en teeghens't rooven der foldaaten . Thans verzaamde de krysraadt, in de huizing des Graaven van Ooverftein, ende kreegh aldaar kundfchap, door
die
|
|||||
1
|
|||||
DER NEDERLANDSCHE HISTORIER +69
die van der ftädt, hoe, men heel heinde by de zelve, ecnigh volk gezien had * 15 7 6.
met vermoeden dat het van den vyand was. Dat men hunner niet eer gewaar wierd,quam by een dikke mift toe, en by verzuim van oyt, fint de Staat- fchen binnen quaamen, eenighe paarden uit te zeinden, om 't veldt té ont- dekken. Zoo veel wanordes behoefd' 'er om Antwerpen ten val te brengen: en zoodaanigh zyn de misgreepen defgeenen, die* lange 00 verheert geleeft hebbende, zich onderwinden't juk van den halze te Ichudden, en d'oner- vaaren' handt aan 't roer der zaaken te flaan: voorneemelyk, daar 't hun man- gelt aan zoo achtbaar een' beleider, dat zich yder gewaardighe hem alleene naa den mondt te zien. Wyders, het bleek wel haaft, dat de verfcheene troep vyandich was. Want de Spanjaardts van Lier, die van Maaftricht, met d'Oo- verfteinfche vendelen daarin geleeghen hebbende -, en al hunne maght, van rondom te hoop gerukt, quaamen, dien morghen ('t was de vierde van Slaght- maant en Zondagh) door de buitenpoort, op het Slot. Terftondt beiprong Hoprrian Gafpar Ortis, met hondert knechten, de befchanfing der Waaien j iloegh een van hunne wachthuizen op, en ontrent vyftigh man'doodt. Dit was maar om kennis , en voorts weer de hertredt te neemen > op de wel- ke hy eenighe huizen en moolens aan brandt ftak, zonder zelf eenighen af brek telyden. Champaigney, te paarde geklommen, beval, van flraattotftraatj deburghers te doen waapenen, envergaadren opdeOfïêmarkt, en by de En-» gelfche burze. Koomende in den Schermershof, daar die van de Burgh zoo heftigh op fchooten, dat het eene ftuk't andre niet vertoefde, gaf hy, toen eerft, laffc om af te bernen: waardoor 't gefchut van't Slot niet weenigh befchaadight werd. Hebbende aldaar orde gefielt, reed hy naa de be wal- ling by Sant Joris, die wel verzorght was. In't keeren van hier, bejee- ghend' hem Kornelis van Endt,.die vaft plenken liep, zeggende kruidt te zoeken. Dit gaf eenigh achterdenken aan Champaigney : doch ziende dat het ooghluikens tydt was, bad hy hem zoetelyke, zich by zyn volk te vervoeghen, en deed hem helpen aan 't geen hy eifchte. Kornelis, fèedert * zonder des van noode te hebben, als naamaals wel bevonden werd, zond zoo dikwyls, reiz op reiz, om kruidt, dat hy fcheen de kas berooit te wil- len maaken. Maar de voorraadt was beeterdanhy waande. Champaig- ney reed voorts naa de Bagyneftraat, daar een' lange befchanfing voor lagh * niet hebbende dan een'enge uitgank, die met een waaghen geflooten werd, en eenighszins tot ftrykweer diende. Hier zat hy af, en trad op 't vlak voor 't Slot* om te beeter te zien, wat gelaat de vyandt toonde, ende hoe't met de wal van buiten ftond', die zeeker gebreklyk was, gelyk hy wel geducht had. Daar zagh hy etlyke burghers fchermutfen teeghens een deel Span- jaarden, en zich trefFelyk quyten. De Spanjaards geheten zich, af te trekken: maar Champaigney, alzoo hy hen , te voore , dicht onder de befchanfing gehoorthad, oordeelde, datzy, naabezightighing, om verfler- king te haal gingen. De muiters van Aalft, die 's nuchtends te drie uuren van daar, en by Sant Bernaarts oover de Schelde getooghen waaren, quaa-* men gekranft met groene blaadren, ontrent den middagh, op het Slot. San- cjo d'Avila bood hun eenighe ververfching, om zich te verquikken van de loof heft, en moedt te maaken tot den aanval. Maar hun antwoordt was f een' zeldtzaame fierheit) zy wilden 't laaten deurftaan, op een goedt aavond- maal, te houden in d'andre werelt, off binnen Antwerpen. Zy moghten uit- rnaaken ontrent tweeduizent knechten. Romero en Baldes hadden 'er elk vyfhondert. De Hooghduitfche vendels waaren zes, twee van Fronsbergh $ een van Fokker, drie van Ooverftein j aen den kant van duizent man'. Ten zelven getaale beliep de Spaaniche, Italiaanfche, Borgoenfche ruitery, be-* Rr leidt
|
|||||
*
|
|||||
470 P. C. HOOFTS ELFDE BOEK
if7<*. 'feidt by Alonib de Vargas. Al t'zaamen gereedt zynde , ichooyen zy ter
poort uit; engekoomen aan den bedekten wegh oft teeghenfchoeying der burghwal, knielen daar, en fpreeken hun gebedt naar gewoonte. De hoeren enjongensby den werke, met de armen vol ftroois en takken, om brandt te fliehten. De muitelingen, onder hunnen Keurooverfte, die een' ftandart droegh, waarin, aan d'een zyde Chriftus gekruift, aan d'andre de maaght Maria ftond , zetten naa Sant Michiels ; Romero naa Sant Joris ftraat; an- dren naa andre toe: met ongelooflyke vuurigheit, De Waaien daarentee- ghen, Ichroomende 't hooft booven de borftweer te fteeken, fchooten op de wilde bof, enfpilden't loodt in de lucht. Champaigney, nu weeder bin- nen gekeert, en te voet lanx de befchanfing gaande, fprak hun 't hart in, dat hy moght: maar alzoo hun zyn perfbon, zy hem onbekent waaren ; viel al zyn zeggen krachteloos. Aan 't eindt der befchanïinge, vond hy den Heer van Berfèele, deneenighengezaghhebbervernoomen in deezen oordt. Hy bad hem, zyn volk aldaar niet behoeftigh van kruidt te laaten, 't welk zy in Sant Michielskloofter, en den Schermershof, bekoomen konden. Nauwlyx was hy eenighe treeden voorder gegaan? als de Waaien, opeen bot, de vlucht naamen, ruimende de wal aan de Spanjaards, eer hy die booven zagh. D'eerft, die den voet op de borftweer zette, was de ftanderdrigh der muitelingen, en liet daar het leeven. Dies te traagher niet, vlieght de reft aan, en maakt zich meefterderfèlianie. Champaigney pafte, door een'oopenftaanden tuin, en 'thuisdaaraanbehoorende, ineen' dwersgas uit te koomen, om een fchaar Hooghduitfchen, die in den Blydenhoek ftond, den Waaien te hulpte fchik- ken. Maar nooit kon men hen 't aanzight weeder ten vyandt doen wenden,. Die van den Blydenhoek, om 't gefchut der burgh t'ontfchuilen, begaaven zich in een' dwersftraat. By hen vervoeghde zich noch een deel knechten vanOoverftein, die den Waaien te baat gefchikt waaren, en deeden dappre weere, zoo dat ze meeft all' op de plaats bleeven. Het ooverfchot, zich ziende verlaaten van de Waaien, en verneemende, dat de vyandt, reeds, by Sant Michiels, en elders, inftadtwas, ging deur. Don Alonib de Var- gas, metzyn paardevolk, reed naa Sant Joris poort, en vond daar Korne- lis van Endt, met zyn' benden, in flaghorde. Deeze vielen daadtlyk den Spanjaarden toe , en joeghen met hun fteêwaarts in. Dit verfloegh noch bet de Waaien van dien oordt; mits dat zy al deDuitfchen naar deeze maa- ten. Onder de poorters desgelyx , baard' het niet weinigh oinziens. De Spaanfchenfpreyenzich door deftraaten. Etlyke Duitfchen kanten 'erzieh teeghens: vericheide burghers ook ; voordevuift; uit de venfters: meeiii- gherley gevecht. Zeeker 't onbrak hun nocht aan kraft; nocht aan koenheit: maar delaft om zich te weer te ftellen, zoo fpaade, en fchielyk ontfangen, voorts liet mistrouwen op hun eighe bezettelingen, maakte gebrooke ftokken van alles. Champaigney deed d'uiterfte naarftigheit, om de Waaien tot be- B trachting van hunnen plicht te brengen . Dan daar was nocht houden, nocht herzaamelen aan. Hy greep, by den arm, eenen van hunne vendrighs, dw neevens andren van die föorte, vlood. Deez keerde't hooft; maarterftondt weer op 't eerfte fpoor. Ziende hier zyn' moeite verlooren, trad de Stee- vooghdtnaa den oever; en vond die Waaien al meede op der loop. Toen ipoeyt hy, hoopende zich op 't Ooftershuis te fterken, naa de Nieuweftadt; dan kon geen gevolgh kryghen. Thans werd hy gewaar , dat de Staatfche _ ruitery, die hy ge waant had, volghends gegeeven' orde, naa buiten gezon- febe woede ^en te zYn» naa ^e Poort van Eekere toe ftiet. Maar zy vond' ze geflooten. iAntwet- Dies pooght hy, hen , ten minfte door wanhoop , koen te maaken , en yen. den toom te doen wenden , om den vyandt in deftraatent'ooverromplen. Dan
|
|||||
(
|
|||||
DER NEDERLANDSCHE HISTORIEN. 47*
Danzy, doof in dat oor, floeghen om, naa de Roode poort toe, diegeöo- 2
pent was, als men hen dacht uit telaaten: doch quaamen te kort j mits'tge- naaken van Taffis, met een deel Spaanfche paarden. Als Champaigney deez' in'tgezight kreegh, hield hy dat hetomgekoomenwas, en vertrok zieh naa de vloote des Prinièn. Op de zelve berghden zich de Markgraaf van Ha* vrech, en andren. Ooverftein, meenende zich van een* brug in eenTchuit te werpen, mifte, en zonk terftondt, mits 'tgewight zyner waapenen. Een der geenen, die verdronken, was ook de Heer van Beevre. Gelyk 't volk hier in de boots, zoo viel't elders 00 ver deveftej en een groot deel ruiteren waaghde dien fprong te paarde : maar fmoorde meelt in de graft. Veele menfehen vergingen in de gloedt, oft werden ooverftelpt van de flortende niuuren der huizen. Want de Spanjaardts hadden, om 't vereenighen hunner weederparthye te beletten, 't vuur in verïchiede wooningen gefteeken 5 der maate, dat'er welvyfhondert, meefl al de rykfte winkels, afbernden. Een' ichaade quaalyk te waardeeren, dan, naa gïiïïng, begroot op meer dan tze£ righ tonnen gouds. Zy ipaarden zelfs hetRaadthuis niet, een gebouw, dat tweehondertduizent kroonen gekoft had. Die daar op waaren, moeften ter venftren uit: en't werd tot een' ydele romp :blyvende niet ftaan, dan't met* fel werk. Dit koflte der fladt all' haare boeken, fchriften, en bescheiden. Egmont, Capres, en Gognyes, raakten in der Spanjaarden handen. Capres, op'tSlotgebraght, vond, in de galerye , Jeronimo Roda wel parmantigh op eenen ftoel zitten -, ende neegh zich, met een' diepe eerbiedenis hemwaarts, De dank, voor zyn'ootmoedt, was een'voet op de borft, en'tfhaauwen* fihud, verrader, ik wil uw groeten niet. Egmondt, gedachtigh zyns eecjel- doms, gewaardighde zich niet hem t'erkennen. Die van heusheit walghde, droegh ontzigh aan de fierheit. Graaf, zeide Roda, uw ongeluk is myleedt ♦ De Heer van Berïèele? gevangen by eenen Borgonjer, in Sant Michiels Abdy, had het geluk, dathy, onbekent, voor een gering ranfpenvry quam. Geduurende de weederftandt, die niet voor donkren aavondt ophield, ftel* den 't de Spanjaardts niet anders aan, dan baare booze geefïen, ter helle uitge- brooken. Nocht achtbaarheit van ftaat, nocht eerwaardy van ouderdoom, nocht weerloosheit van fèxe, nocht onmondigheit van jeughd, nocht teeder- heit van jaaren, waaren in den weghj oft aanzienlyke regeerders, afgeleefde gryzen, zwakke vrouwen, fchreumighe maaghden, bäardelooze jongens, onnoozele kinderen, bezuurden dengemeenen oovergang dermoordaadig* heit. Met naare zuchten, deerlyk kermen, bittere traanen, erbarmelyk flneeken a was niet te verwerven, dan kouwde klingen, en heete koeghels, vlieghende door huizen, flraaten, enkerken. Booven veeledeftighepoor- ters, raakten om hals, de Markgraaf Schout der fladt $ Goluin Verreykej Jan van der Meere, Burghermeefler, hoewel men hem heel Spaanfch hield $ Jan van der Werve -, Landflot van Urfele j Franchois d'Eipommereaux 5 Ni* klaas van Boekholtj Franchois van der Willighe; en andre Wethouders, Nietteeghenftaande d'eenltemmigheit van etlyke fchryvers, in't looven der kloekheit beweezen by de trouwgebleeve Duitichen j ben ik nochtans bericht van goede handt, dat etlyken der zelve liever hadden, zich vuidighlyk, met de armen voor 't aanzight, teeghens eenen muur te planten, en van achtre te laaten doorfteeken > dan (dewyl het doch weezen moft) hunne huidt ten dierfte te verkoopen, en in'tnaatrachten huns beroeps, door eerlyke won- den van voore, gevelt te worden. Van inwoonders en Staatfche kryslui- den, vond men, by de weeghen, ontrent derdhalfduizent lyken. 'T getal der drenkelingen hield men niet minder : behalven die door 't vuur ver- teert , en ten volghenden daaghen , in koelen bloede werden omgebraghc. Rr 2 Want
|
||||
47* P. C. HOOFTS ELFDE BOEK
1576. Want, wat Waaien, zich verborghen hebbende, naamaais betrapt wer-
den j men reegh ze aan dagh oft deeghen. De Spanjaardts verlooren, booven den Keurooverfte, gelyk verhaalt is, drie bevelsluiden 5 Emanuel Cabeca Vacca, gefchooten in 't genaaken der befchanfinge5 Juan de Robles, neef van Billy -, Damiaan de Morales: voorts niet dan Hechte foldaaten, aan den kant van tweehondert. Ruim dubbelt getal werd 'er gewondt. Als de bloedt- dorft meeft haar zat had, gink 't 'er op een ruiten en rooven. Men ftort 'er in de huizen j elk daar hy waande de befte kans te zien j fmytinboêl, pakken, koopwaaren, 't onderfte booven, en den zieltooghenden menfchen, die 't fcherp niet heel afgemaakt had, op 't lyf, oft vertreedt hen met Voeten. Zom- mighen, om achter't geldt, kleinoodjen, en heelbaare haave, teraaken, py* nighden de eighenaars, met koorden, trechter, roeden, en vlamme. Stok- ouwde mannen, aankoomende dochters, zwangere buiken, haalde men yflè- lyk oover -, en hing 'er de vrouwen, by den hair op. Geen genaadigher lot hadden de kleene kindren, moetende de felheit der foltering uitftaan, in't aanfthynder ouwderen, om deftyfte hunner lydzaamheit te weiken in mee- delyden, Dan noch dikwyls geen eindt van martelen. De gaapende gierig- heit, zoo de brokken niet heel grof waaren, hapte aanendaan naa meer* oft zy ichoon alles nu op had. Dies werden minft gequelt, die 't meefte te gee- ven hadden. Want by zoo ruighe fchatters, werd het veel voor 't geheel aangenoomen. Waardoor 't aan koopluiden, die hun ruimelyk de zak vul- den, gelukte, een'tonnegoudts, endaaroover, achter te houden. Chrifti- na de Bitter, grootmoeder myner huisvrouwe, die haaren voornaam gevoert heeft, eneertydsweeduwevanAndriesvanErp, maar alstoen herhuwt aan Arnout Fabri, was, neevens haare hooghbejaarde moeder Agneete Ooms, en zommighen van 't gezin, vertooghen in een'kelder. Haar'moeder, hoorende eenigh geweldt op de deure doen, begaf zich derwaarts, om te zien wat het was, en wat raadt daarteeghens. Juift als zy daar komt, flaat een vaatjen ontfteeken buflekruids de deur, en teffens haar, te berfte. Chrifti- na, mooghende, dat pas, tuften de veertigh en vyftigh jaaren zyn, loopt toe op den flagh, en vindt haar' moeder verdaan op de vloer leggen. D'ingelpat- te ftormers grypen haar aan, willen haaren man, en geldt, geoopenbaart heb- ben. Zy duwt hun yetwes toe, dat zyby zich gefteeken had, in hoope van hen daarmee te loozen. Maar als zy ontkende, de reft en haaren bedtgenoot te kunnen melden, knoopen zy haar, met een eindt lonts, by den halz op, tot dat ze fcheen den geeft te geeven. Toen maakt men ze los, verghthaar 't zelfft.e op nieuw -, daarnaaweeder, enweederom* t'elken maal met gelyke beanxtighing. Keurende, tenlaatfte, haarbeftendigheitonverwinlyk,ftui- ven de rabauwen, om niet meer tydts te verliezen, ten huiz' uit, met al 't befte, dat zy draaghen konden, en laaten haar in de ftrop. Een van 't gezin, hooren- de 't gerucht aflaaten, vertroutzich voor den dagh te koomen; ziet ze daar aan een'ladder hangen, luttel min dan verwurght. Flux fnydt hy de koordt aan ftukken, en helpt haar aan aadem. Zy bequam, van de zwyming 3 maar nooit haar'voorigheblygeeftigheit, van zoo een' doodneep", daar 't vernuft door gezwakt was, en 't gemoedt eeuwlyk de ftreem af droegh. Zy ver- kloekte zich echter , geduurende de plondering , alles voor te wenden, wat dienen moght tot behoudenis van de welvaart der haaren: en pafte t'el- ke aankoomft van verfche roovers, eenigh geldt uit den hoek te haaien, om hen te paayen, met klaaghen , oft dat het lefte geweeft waar. Dit geluk fioegh 'er toe. Zeekere te vooren haare dienftmaaghdt, getrouwt met ee- nen Spanjaardt, aanteekenaar der herberghen voor 't krysvolk , had hem gebeeden, zorgh te draaghen voor't huis haarder geweezene vrouwe. Hy*
heb-
|
|||||
r
|
|||||
DER NËDËRLANDSCHË HISTORIËN* +pj
hebbende , neevens d andre ftroopers, de garttfche ftadt deur gerofft, komt i **&
èiidtlykvereilchen, ofc zulk een' vrouw daar woonde. Bericht zynde met jaa, geeft hyreedezynsvraaghens, ende biedt zyn' befcherming aan. Daar- op werdhy, metwyf, kindren, endienftbooden, danklyk ontfangen, en zette, feedert, den aänftoot der andren af, met bybrengen, dat hy't inge- noomen huis voor zynen buit hield. Zybleeven daar , wel onthaalt, oover de zeeven maanden. 'T wyf lagh 'er een kinderbed. Op zyn vertrek fchonk men hun ontrent zeftienhondert gulden, tot een' Vereeringe. Maar* om niet al de ellenden, zoo plotfèlyk oovergekoomen, aan deeze bloeyen- deftadt, van ftuk tot ftuk te vertellen, 't welk nemmer gedaan werk waare^ zoo diene dit eene naaft e, tot ftaal der grit welen daar gepleeght, en men ken- ne , by 't zelve, d'onmeukbaare wrangheit dier zuure gemoeden. Eert jonk paargèbuuren, te zaamen getrouwt, hadden gedacht, dienaavondt, hun- ne bruiloft te houden. Daarzy, neevens eenighe vrunden, vergaadert waa- ren, af beidende 't geen hen naaken moght, met de gedaante der doodt, en argher voor ooghen $ komt de zwaarigheit aan , droever veel dan 't verwach* ten. Een vervaarlyk getier, en't bonzen op de deur, voörbooden Van't uit- terftequaadt, doen pooplen van fchrik, die reeds verbaasde borften. De haairen gaan te bergh ftaan, de handen in het hair. Men laat de geweldenaars in, enoopenthungedweeghrykkaamers, kiften, kaften, en wat 'er gefloo- ten was, om al hünn' gaading uit te leeZen. 'T magh niet baaten j zy door- ftoöten, onder andren, den bruidegoom, voor de voeten der bruidt. Dee- ze weeduw , eer zy vrouw was, flaat een jämmerlyk geluit j flingert om, als vertwyfelt, en werpt zich in de fchoot haarder moeder, die zelve de ziel tuften de lippen had. Men fcheurt haar van daar, door bevel eens Spaanïchen Hopmans, enfleeptfènaa'tSlot. De vaader, die alleen van aide mansper* Iboneii te lyf gebleeven was , haar ziende in die geftaltenis, dacht, nee^ vens'tgeduldt, zyn' zinnen temiftèn. Raazery maakt hem handen, enftof- feert ze van waapenen. Hy vlièght eenen van deeze beuls aan ; eii geeft dien zoo veel, dat hy daar nooit af op Üond. Maar daadtly k kreegh d'ouw- de man d'andre op den hals, ëë meer dan t win tigh fteeken naa zyn doodt. Die de dochter booven gebraght hadden, flootenhaar op, en keerden wee- der naa ftadt, om hunnen oeft niet te verzuimen. De eenzaamheit der plaat- fè, 't bemymeren haars ongevals, baarde de jongfte miftrooftigheit. Haar ftaatfyfieraadt, toegeftelt om liefs ooghete behaaghen, was , docht haar, dewyl't hem dien dienft ichuldigh bleef, verplight tot den naaften, en eert bequaam gereedfehap , om haar den wegh t'hemwaarts te oopenen. Zy maakt haar' goudekeeten erghens om hooghe vaft, en vlydde nu de ftrik om de keele, als de Hopman ter kaamer in komt. Hy, vindende haar tèn uiterfteontftelt, en byfterlyk bekreeten 3 zonder aanschouw , knaaghing, oft eenigh meegevoelen van 'tleedt daar hy oorzaak afwas 5 zonder bewee- ghenis met haar' uitneemende fchoonheit, die door de droef heit en wol- ken der traancn heene blonk -, in fteede van zulk een' mismoedigheit met denalderminftentrooftvanaanfpraak te verzachten; ftroopt haar, keeten, kleynoodje , en alle kleedren af, en dat zuiverlyk lichaam , van booven tot onder, met ooverftrenge roêflaaghen. Noch Het d'onmenlchelyke wreedt- heit het hierby niet. Met de verfche fmart, jaaght hy haar moedernaakt, en leekende van bloedt door ontallyke quetzuuren , die niet dan eerte fcheenen, naa de ftadt toe, die in lighte loogh ftond. Nochtans, naar dat het voor haar beichooren geftaan had, hield zy, zynde behoudener eere daar afgekoomen, dit voor een wenfchlyk ontflippen. Ende was nu haar geeft oovergezwaait, uit de wanhoop , tot gedacht en van 't leeven te berghen. Rr 3 Maal"
|
||||
474 P. C. HOOFTS ELFDE BOEK
i fj 6, Maar een ander ftuk fehelms, ziende haar naa eenighen fchuilhoek traghten *
voltooide't fnoode werk, vergoot de reft haars bloeds, en fmakte 't lyk op ftraat, Gelyk d'onnoozelheit een terghzel ter doodt, zoo was 't een voor- deel , dat pas, deeze verdient te hebben. Hopman Gaspar Ortis kreegh <den Steen, een kerker zoo genaamt, tot zyn deel: enftellende, opranfoen3 alles, wat daar, zoo om grof misdryf, weêrdoopery, oft andre gezintheit in 't ftuk des geloofs, pp den hals, als om geldtfchuldt gevangen lagh, fmeedd' 'ereen'rykdoomuit, Geenerley Landtaardt, Spaanfche, Italiaanfche, For- tugeefche , Hooghduitfche , nocht Engelfche koopluiden , werden ver- fchoont, oft men dwong hen, lyf engoedt, by uitkoop, teloflen. HetOo- flerfch en Engelfth huis, berooft van allen inboedel en zilverwerk, moeften daarenbooven groot geit, tot bfandtichatting s het Engelfch wel twaalfdui- zendt kroonen, betaalen. Het eenigh tilbaar goedt, dat men den eighenaa- ren vry liet volghen, was 't gevluchte op deBurgh. De Geeftlykheit, Paa- pen, Monnikken, Jefuy ten, werden zoo weinigh geviert, in dit deel, als deweirlyken. Niet alleen het gemunte, maar de gewyde vaaten, aldekerk- lyke koftlykheit, en pronk der altaaren, werden hun af handigh, en de Hei- lighen berooit gemaakt, door een volk, dat hunne waardigheit, voor en naa, in den mondt heeft. ArmePriefters, daar 't minfte niet af moght, werden geperft, denpryshunsleevens, ind'omleggende plaatfèn te doen beedelen. Diewereltonlanxvaneenftadt, was nu een naar toonneel van afgryslykheit. Van tree tot tree, verflaaghe menfchen en paarden. De ftraaten gever wt, en plas, van hun vermengde bloedt. De rookende puinhoopen > een' aakelyke woeftheit. Een groot deel der Hopghduitfchen lagh verbrandt in de harnafc fèn, op de markt j den eene arm oft been, den andre hooft oft ichouder af. De menichlyke gemeenzaamheit had 'er t'eenemaal' uit. 'T moght den vrundt niet gebeuren, zynen vrundt \ dengebuurzyn'gebuur aan teipreeken: hou- dende de Spanjaardts een bitter oogh op yeder, die zich by eenen andren voeghde. Waar derflechts twee oft drie tP gaader quaamen , die deeden zy daatlyk fcheiden , met Haan oft dreighementen, Oover vrouwekraft werd, immers den eerften nacht, niet zee-r geroepen: 't zy dat honger en vermoeyenis hundegailheit gekneuft hadden, oft dat de lydllers haarleed verkropten, daar 't klaaghen niet dan quaadt in doen kon. Tot het bekofti- ghen van de begraafenis der dooden, dwong Roda de verzorghers der ar- men, in plaats van hun eenigh handtreiken te bewyzen , 't welk zy , om Gods wil, baaden. Die de lom der plondering maakten, wilden, dat zy in baarengelde, goudt, zilver, enkleinoodje, oover deveertigh tonnen fchats beliep: zonder de lyne, wolle, zyde, zilvere, goude laakenen, en gewaa- den. Ver&heide Koningen, Vorffen, vrye Staaten, en verregezeete volken, hebbende alhier hunne bewindtsluiden, met waaren en penningen, droeghen hun aandeel in dit verlies j en naauwlyx oordt van Europa, dien't niet, den eene min, den andre meer, gefmart heeft. Te weeten, als 'er meer niet te fchrobben was, floot men wiflèl van geld om lyf 5 ende driefchende zoo vreem- delingen als burghers, met het zwaardt op de ftrot, deed hen Bondtfchrif- tenverlyden, tot betaaling buiten 's Lands. En 't was vergeefs, zich te be- roepen op gerechtigheeden oft vrydoomen, aan den uitheemfchen hande- laar verleent, en bezwoorenby den Koning. 'Diewaaren-* riep men, oover lang, verbeurt, en 't leeven daarenbooven j zulx, dien yt gelaat en werd, moefl denken , dat hy 't te geef kreegh ■> en des der Spaanfche goedertierenheit dank weeten. Dus ichendigh en onwaardelyk, werd, tot loon haars volhardens in 't Roomfche geloof en lydzaame onderdaanigheit, de treflykfte Koopftadt der Chriftenheit vertreeden , onder voorwending dat zy den Raadt van Staat
|
||||
DER NEDERLANDSCHÊ HISTORIER 4;?
Staat gevolght had, wiens parthy doch altoos de wettighfte was, ten aan- tffß.
zien van 't hoogh gezagh, dien gegeeven by den Koning, en niet herroe- pen tot noch toe. Dit oovergruwelyk bedryf, nemmer uit hunne heughe* niste wiflchen, wort, by d'inwoonders, met den naam derSpaanfcheFu- rie oft Woede, gedacht. Het buitgoedt, wyders , zoo 't quam > zoo voer't 5 ende werd gefpilt aan flooren, aanflempenj met tommeien, met tuiflen, enallerley ooverdaadt, en ongereegheltheit. Onder andre plaat- fen diende deBurze tot dobbelfchool. Daar waaren flechte foldaaten, die tienduizentkroonen, op eenen dagh, verfpeelden. Een* vernieuwing van hartenwee voorde fteedelingen , die den arbeidt hunner handen en harfe- nen, het fteunfel des leevens van wyf en kinderen, zoo lichtveirdelyken fchandelyk zaaghen verquirlen. Andren deed eenighzins lief, datderoo- vers met der haaft zoo kaal waaren als de beroofden. Etlyke Spanjaardts, om ftilzwyghensrykteblyven, en 't geftoolen goudt behendelyk wegh te kry- ghen , heten 't verwerken tot geveften van dolken en rappieren , jaa tot heele ruilingen } en buiten zwart verniiTen . 'T welk den goudtfmeeden een' flaghboegh ftrekte, om hun verlies te boeten : gemerkt zy den beftee- der fomwerfs d'ontfange ftof, wel ten halve met kooper vervalfcht, voor louter aanfmeerden. Eenighe burghers , tot verhaal hunner fchaade , en weêrwraak teffens , maakten, daar z' een' Spanjaardt om een' hoek kree- ghen, hemwakkerlykaf, en worpen't uitgefchudde lichaam onder d'andre dooden. Terwyl de foldaat in 't heftighft van't hollen was , quaamen Avi- la , Romero , en andre kryshoofden hen vermaanen tot zacht gaan. Naa 't uitlaaten en aanhitfën der oovergeevenfte moedtwiUe, zocht men , ge- noegh verzeekert van geen gehoor te vinden, den lof der tuchtliefde. Dee- zen vervloekten handel, geblanket, zoo veel als 'er blankettens aanwas, fchreef Jeronimo Pvoda , voor een pryflyk en verdienftigh werk , oover naa Spanje, en wenfchte den Koning geluk met dezeeghe. De zelffte Ro- da, niet verzaadt met zulk een'vloedt van allerley jammer, trachtte noch plaagh op plaagh , en eilend op ellende te klampen. Hy gebood , den * wondtheeleren derftadt, de naamen van al die zygeneezen oft onder han- *Chirur* den hadden, fchriftelyk te melden aan denProvooft Camargo; om hunne Siens- goedren verbeurt te maaken , quanfuis uit blyk van weederftandt aan de Spanjaardts gedaan: hoewel 't meefte deel, binnen 's huis, en oovermeeftert, aan zyne quetfuuren geraakt was. Het onheil tot Antwerpen deed , tot Gent, den handel der vreede, die doch op goede maate flond, ernftlyker aanbinden: zulx dat ze in kort getroffen werd , op den volghenden voet. Gemfcte Alle leedt, en misdaadt, gebeurt ter zaake van de beroerten, zy ver ge even en vreede, vergeet en. "De Staaten van Erabandt, Vlaandre, Arthois, Henegouw3 1 Valenchyn,Ryjfel, Tïouay, Orchiers, Naamen, <D oor nik, Uitrecht, en 1 Mee hele', vanweeghe der fleeden en landen onver keert door de Spanjaardts, tereene% de 7rins van Oranje,famt de Staaten vanHollandt enZeelandt met hunne gevoeghden, ter andre zyde-} zullen, voortaan,vafle en onver breek- fyke vrundfehap houden, onder plicht van elkandren by teflaan, met raadt en daadt, goet en bloedt, teeghens alle vyanden deezes Bondtgenoodtfchaps h in* zonder heit, om uit de Landen te verdry ven,en daar buiten te houden de Spaan* f che, en andre uitheemfchefoldaaten, gepooght hebbende, buiten weeghevan recht, den Heeren en Eedelen't leeven te beneemen,den rykdoom des landt s in te fokken, en de gemeente in eeuwighe ßaaverny te brengen: ende zich, tot dien einde, volveirdigh toonen, in V op- en toebrengen aller fchat tingen, naa reede van de noodt. ferflondt naa V vertrek der Spanjaarden, zal elkep art hy % bevordren de vergaadring der breede Staaten, in der forme, als ten tyde van Rr 4 de
|
||||
47(5 P. C. HOOFTS ELFDE BOEK
1576. de oover draght der Heerfchappye , door Kaizar Kar'el\ aan Köningh Thilips.
zynen zoone -, om orde tefleUen op de gemeine en bezondre zaaken des Landt s, ende zoo wel, noopende de oejfening van den Godsdienfl in Hollandt, Zee» landt) Bommel^ en de plaatfen hun aankleevende, famt belangende't herlee- verenvanfterkten, gefchut, fcheepen, en alles , wat-, den Koning toebehoo- reiide, by hen , ge duur ende de beroerten, genoomenü, als anderszins: zonder dat d'eene oft d'andreparthy daarteeghen zegge, oft eenighe verhindering oft uit fielzoeke, ten aanzien van de uitfpraaken, keuren, en raadflooten, by de gemelde zaamening, te doen en temaaken, ofte van 't uitvoeren der zelve. 4 "Den Landtzaaten, van weederzyden, fiaa vry, oover alte mooghengaan, keer'en, hanteeren, enwoonen: des zuUen de Hollanders , Zeeuwen, oft an- dren , wie zy zyn, zich, buiten degeweflen van Hollandt, Zeelandt, ende die hun aanhangen, niet vervorderenyets te beflaan tot naadeelder vreede, en zon- derling teeghens den Roomfchen Godsdienfl, en de oejfening des zelven j noch- teyemandt, ter zaake van dien, te hoonen , terghen, oft argheren, met woor* j den oft werken, op ft raffe van verft eur der s der gerne ene rufte. Op dat noch- tans , midlerwyle, niemandt geringelykbehaalt, oft liftelyk verftrikt, én in gevaar ge braght war de, zoo zal men de plakkaatén, eertydts uitgegeevenop 'tftuk der ketterye , famt de lyfzaaklyke keuren , gemaakt by den Hartogh van Alva, ftaaken, tot dat daarinne anders voorzien zy by d'Algemeine Staaten. 6 'De Trins van Oranje blyve Ammiraal der zee, ende Stadt houder oover Hol- landt, Zeelandt, Bommel, en de oorden met hun gevoeght, om in alles te gebieden , gelyk hy jeeghenwoordelyk doet } met de zelffte Amptmannen> Recht sluiden, en Majeftraaten, zonder eenighe vernieuwing oft ver andring , dan by zynen wille en verlofi ende dat, oover de ft e e den en plaatfen, nu ter tydt, gehouden by zyne'Doorluchtigheit 3 tot dat 3 by de breede Staaten, naa y 'tvertrek der Spanjaarden, anders ge ordent zy, Maar, belangende defteeden enplaatfen, begreepen onder denlaftbrief, ontfangenby hem van zyneMaje- fleit, die jeeghenwoordelyk niet onder 't gebiedt en gehoorzaamheit zyner cDoorluchtigheit ftaan, blyve dit punt gefchorft, ter tydt toe, dat de zelve fteeden enplaatfen, zich tot deeze vereenighing gevoeght hebbende met d'an- dre Staaten, door den Trinfe vernoeght zyn zullen, oover de punten, waarby ° zy zich, onder zyne regeeringe, bezwaart vinden 3 zoo ten opzien van de Manda- oejfening van Godsdienfl, als anderszins -, om d'ontleeding der Landtfchap* ^p '• pen, en alle tweedraght te verhoeden. Ge ene plakkaat en,* bevelbrieven, fien. * voorzieningen, oft*te werkleggingen, zullen plaats grypen in de voorzeide *Exploi- Landen en fleedengeregeert door den Trinfe, dan by goedtv inden, en befluit öen. van zyne CDoorluchtigheit, ende van de Raaden, Majeftraaten, enAmpt- S> mannen aldaar: zonder dat hier door , in toekoomenden tyde, verkort warde a particu- 't hoogh gezagh van den Groot en Raadt zyner Majefteit. Alle gevangenen liere. fer zaake der beroerten, met naame de Graaf van Boffu, zullen uitgaan zon- 1 ° dery ets te bet aaien, dan de kojlen der vankeniffe, 't en waar e zy hun ranfoen b Doua- vqqy foezen voldaan, oft, dienaangaande, verding gemaakt hadden. 'Den c orêro- cPr^ns voornoemt, famt alle andre Heeren, Ridders, Eedelluiden, a onbe- eativen. ampte perfoonen, en onder zaat en van alderley foorte , mitsgaaders hunne da£Hen. weeduwen , h lyft ochtenaar effen, kinderen, en erfgenaamen, van d'een en e defau- d'andrezyde, herfielt men tot hunne middelen, naame enfaame, zoo dat zy ten. mooghen aanveirden alle hunne heerlykyen, goedren,c voordeden, d gerech- i contu- tigheeden, enuitftaandefchulden, noch onver koft en onvervreemdt, inzul-
macien. kenftaate als men ze, op dit pas bevindt: ende alleQ rechtverzuimeniffen, £h execu' {weederhoorigheeden, & bekommeringen, vonniffen, aantaftingen, en h uitr tien. voeringen, begaan, gegeeven a en gedaan feedert den aanvank der beroerten - * iJ ' ' ° ° "" in |
|||||
t
|
|||||
DER NEDERLANDSCHE HISTORIEN. tfj
in den jaar e vyftienhondert zejfentfeftigh , zoo wel om 't fluk van den Gods* i jy$.
dienfl, als om't aanneemen der w aapenen, en 't gevolgh van't zelve, zyn, te dien einde, hier meede verbrooken^ herroepen, doodten teniet: ende zal men die, famt allefchriftelykei bepleitingen , k handelingen enooverhandelin- J Pfocê* & en, te dier oorzaakegefchiedt, vernielen, en in del boeken uitfchrabben > zon- kU^.n" der datyemandt behoeve hiertoe eenighe andre m voorziening te verwerven, aajtaten danditjeeghenwoordighverdraghi onaangezien eenighe n mly vingen, rech- i reei- ' ten, gewoonten, ö vry doornen, vlang bezit, zoo wel^gefprooten uit de wet- fters. ten, 1uit verding,{uit gewoonte, als t plaatfelyk, oft eenighe andre* weer- mf>ravifïc. nijfen daarteeghens: dewelke in de e ze, ende in alle andre zaaken r nakende de " mc°f~ beroerten, moeten ophouden en geen'fieedegrypen * als , tot dien einde, k in't P°ratle"* bezonder (zoo verre als 't noodigh valt^) hier y ontkraftight geworden; gelyk ■, ^rm e" ook de rechten, die meedebr engen, dat z gerne ene ontkräftighing niet geldt P pre- zonder voorgaande* uitdrukking van eighentlykheit. Hieronder zal begree- fcriptien. pen zyn, omdeeze weldaadt te genieten, deGemaalinne van den Keurvorfi 11 Talsgraave van den Ryn >> eertydts weeduwe des Heeren van Brederoode, be- q kgaale. langende de goedr en van Vyane, en andre, waar toe haare Keur vorfilyke Ge- r.conven- naade, oft een ander, b eifc-hfl'of'van haar hebbende, zichgerechtight vinde. n°ne£' T)esgelyx zal hieronder begreep en zynde Graaf van Buur e, voor zoo veel als mjere, aangaat defladt, Slot, en Landt van Buur e, om de zelve, by vertrek der bezet- i % telingen, te gebruiken als zyn' eighene. 1)epylaaren,p zeeghegeflighten, op- 13 fchriften, en andre teekenen, die de Harlogh vanAlva^ heeft doen oprech- £ locale. ten, totfchande en lafler zoo van de boovengenoemden als andren, zullen af- .u exceP- geworpen en vernielt worden. Aangaande de vruchten van de voorfchreeve tien* heerlykheeden en goedr en, 't verloop en de f achterheeden van de d lyftoghten x Jj/ • m aanweeduwen naagelaaten, toghten$ pachten, f hynzen, en renten, zoo op jyk. den Koning, landen enfieeden, als andere $ die^ voor dec daghteekening van ygedero- deezen, verfcheenen ende nochtans niet betaalt nocht ontfanghen zynbyzy- geert. ne CMajefieit, oft degeenen die f eifchßof van haar hebben: de zelve zal elk z generale inyt zyne mooghen ont fangen en genieten. TVelverflaan, dat al't ge ene ver- ^1-0^" fcheenen is, zoo wel van de voorzeide erfgoedren, renten, als van a?idre, len' feedert Sa?it Jans Mijfe leflleeden, zal blyven tot genot dergeenen, die daar- a fDLjß„ toegerechtight blyken, alwaar e fc hoon yets daar af g'è int by den ontfanger catie, van de verbeurtgemaakte goedr en, oft andren 5 ende heeft men 't zelve, in b a<5He. zulken gevalle, weederuitte keer en. Maar, indien eenighejaarfch aar en van 10 de Voorzeide pachten en renten, oft andre inkoomflen, van 's Koninxweeghe, c tro" by ty tel van verbeurt maaking, aangeflaaghen engeheeven zyn j zoo wort elk, V^een. oover gelykejaarfihaaren, vry, los, en quyt gehouden, van de & dinglykelaf- • oua" ten en opfialuit zyne goedr en gaande: gelyk men ookyeder, fallerflonde, vry, e datum4 los, en quyt houden zal, van de renten, fiaande op landen, en goedr en, die hy, f a&ie. mits de voorleede beroerten, niet heeft können gebruiken >3 in alles, naa gelang s reë'ele. destyds van het zelve belet f el en ongebruyk, uit oorzaake voorzeidt. Van *7 huisraadt, en andre t Hb aar e haave, die, aan beide de zyden, ver niet ight, verkoft, oft anders vervreemt is, zal niemandt eenigh verhaal hebben .Be- 18 langende de erfgoedren, huizen, en renten, verkoft oft vervreemdt, onder tytelvanverbeurtmaaking-, de Algemeine Staaten zullen in elk gewefl, ende uit de Staat en van't zelve, maghtighen zeekre bewindsluiden, om kennis te neemen van de zwaarigheeden, indien daar eenighe vallen, en om reedelyke h regres. voldoening te geeven, zoowel aan d'ouwde eighenaars, als aan de koopers en jevi^e* verkryghers der zelf ft egoederen en renten, voor hun h verhaal, en iuitwin- . *? ^ec~ ning j k ten aanmerke van d'eene en d'andren. Vangelyke zalgefchieden, noo* J pende 't verloop vanperfoonlyke renten en l bondtjchriften, famt alle zulke i0biiga- an- tien.
|
|||||
:■
|
|||||
4-78 P. C. HOOFTS ELFDE BOEK
i 576. andere m eifchr eedenen, en klaghten, als de afchaêlyders ter oor zaake van dé
m Pre" beroerten > naamaals, aan we e der zy den, zullen willen, ° aanheffen, en voor ft el*
tentien. ien ? -m ^^ manjere ^at het zy. Alle T? relaat en, en andregeeft elykeperfoonen^ n . hebbende Abdy en, ftiften en woonfteeden, die buiten Hollandt, en Zeelandt,
reffeerde. gekeghenzyn-t ende nochtans gegoedt binnen de zelve Landen, zidlenwee* °intente- derom koomen in den eighendoom en 't gebruik der zelve goedren, als voor e,
ren. 21 ten opzien van de weirlyke. Maar, wat belangt de klooft er luiden en andre ge efte-
lyken, die1 binnende voor zeide twee ende hun aankleevende Landtfchappen,
Pigepro- %yn p ingewydt oft 1 beonderhoudfelt, endaar uit gebleeven oft vertrokken $
ieüyt. ^^ zelven (gemerkt de reedsgefchiede vervreemding van 't me e ft e deel hunner bend e t goe^ren) zalmen, voortaan, reedelyk onderhoudt verftrekken, 'gelyk den ge- t .f' bleevenen: oft anders hun't gebruik hunner goedren toelaat en-, ter keure van 1 preten- de Staaten nochtans $ aUes by maniere van1 voorraadt, ende tot dat, op hun
tie. %z ivoorwenden, de breede Staaten andersgeordent hebben. Alle giften, onter- cdispofi- vingen, ende andre*- maakingen, gefchiedt* onder de Ie evenden oft ter zaake
tien. van de doodt, by x enkele ende onbeampte perfoonen, waardoor de gerechtighe
u inter erfgetnaamen, ter zaake van de beroerten oft den Godsdienft, van hunne
vi vos vel. y goidtbeuringhe ver ft e eken, vermindert, oft onterft zyn, zullen, uit kr af te
van deezen, gehouden worden, als% verbrooken, en van geene waarde. Én"
' de, dewyldie van Hollandt en Zeelandt, om de koften der oorlooghe te beet er
x particu- te vervallen, alle penningen vangoudt en zilver, zulx hebbengereezen, dat zy
liere ende de zelve, in andre Landfc happen, niet kunnen uitgeeven zonder groot verliess
private, zoo zullen de gemaghtighden der breede Staaten, ter eer ft e mooghelykheit 00-
y fucces- qjerleg maaken, om, daarop, eenengemeinen voet te raamen, op dat degank der
"e* voor zeide munt e eenpaarlyk ingeftelt warde, zoo naa als doenlyk zy, tot onder*
2,4 houdenü van de vereenighing,en van den koophandel ter weederzyden. Voort sy
2 gecaf- op 't vertoogh der gemaghtighden van Hollandt en Zeelandt, ten einde dat het
feert. gemein lichaam der Needer landen fzynen lafte neeme aldefchulden, gemaakt by den ^Prinfe, om te doen zyne twee weldighe heirtoghten 5 waartoe zoo wel
die van Hollandt en Zeelandt, als de Landtfchappen enfteeden, die zich in de lefte toght oovergaaven, zich (zoo zy zeiden^) hebben verbonden geh adt > is 't zelve punt ge ft e lt en gelaat en ter befcheidenheit en uitfpraake der Algemei- arapport, neStaaten, dien, naa't bevreedighen aller zaaken, des a verftragh oft ver100- 2 5 ning gedaan zalworden, opdat zy daarop letten naar behoor en. In dit v er - dragh en vreedebefluit zullen niet begreepen zyn, om de weldaadt van 't zelve te genieten-, de Landen, heerlykheeden, enfteeden, volghende de teeghen- part hy , voor dat zy zich, met der daadt, gevoeght hebben tot dit verbondt j 2.6 't welk hun vry ftaa te doen wen 't hun gelieft. Zynde, naa voorgaandeb aan- rapport, kunding, ditverdingen pais handel, c beaangenaamt en toegeftemt, zoo wel geagre- ^ je f[eerengelaft tot de regeeringe der Landen, als by de Staaten der zelve, famt by den Heer \Prins, de Staaten van Hollandt en Zeelandt, en hunne metverwant en, in aide voorfchreev e punten, ook in alles wat de breede Staa- ddefinie- ten, noopende'tvoorgemelde en anders, d uitfpreeken en ordenen zullen j zoo ren« hebben de gemaghtighden, uit krachte hunner laft brieven, belooft engezwoo- ren, beloovenen zweer en by deezen, 't zelve onverbreeklyk f onder houden*
cratifi- ganfchlyk naa te koomen, ende, o over d'eene en d'andre zyde, e voor volte ceeren. doen aanneemen, bezweer en en veftighen, met handt en zeeghel, by de pre- laat en 5 eedelen, fteeden, en andere leeden der Landen -3 naamentlyk by den voorzeiden Trïns , zoo wel in 't gemein als in 't bezonder $ binnen een' maant eerftkoomende, totydersgenoeghen. Ende in kennis van't geen voor- fchreev en is , hebben de gemaghtighden deezen jeeghenwoordigen onder- teikent) in 't fcheepenhuis der ftadt Gent, op den achtften dagh van Slaght- maant
|
|||||
*
|
|||||
DER NEDERLANDSCHE HISTORIEN, 475)
maant des jaars vyftienhondert zeffentzeeventigh. Ten zelven daaghe t'ffSk
werd de Burgh van Gent, tot twee plaatfèn , te brugge , beftormt: zynde de -De Bttqb bor ft weeren nu ter needer geworpen , en reedelyke breuk gefchooten in't ten Gent bolwerk van Sant Joris. De Huisvrouw van Mondragon moedighde de *fm^a bezettelinghen, met hoope van ontzet: gemerkt haar mail) verlaatendéSie- * mmu rixzeeen deZeeuwiche eilanden, neevens een deel van zyn volk, reeds in Brabandt gekoomen was : 't welk ook de Staaten veroorzaakt had d'aan* vechting voorts te dry ven „ Die van booven echter (hoewel zy dien torn man- nelyk afftonden} geen' zeekerheit van hulpe, en zich merkly k gez wakt zien- de, traaden thans in onderhandeling met deiiGraavévanLalain, alsSteede- houder des Hartooghen van Aarfchot. Ende bevoorwaardt hebbende > dat Zjgadt men hen, onverkort aan lyf en goedt, deede geleiden tot in Vrankryk, too- 0ÖveU ghen zy, den elfden der gemelde maant, van 't Slot5 en weederom twee vendels, 't een van denGraave van Reux, het ander van den Prinfè, daar- op. Voor het treffender vreede, deed de Prins onderftaan , oftBoflïï, door toezeg van vryheit, te beweeghen waar , om alle plaatfèn, bezet in Hollandt by fbldaaten van zynen regemente, oover te leeveren. De Graaf antwoordde, 'Dat, gelyk 't geen hy voor heene gedaan had^in krachte van 't be* vel des Landtvooghdts te dier tydt, was uitgevoert j alzoo meede het jee- ghenwoordelyk geverghde by kennis en goedtv inden des r ege er enden Raadt s behoorde te gefchieden. Hy fcheen eevenwel te luifteren, beloovende nemmermeer de Spanjaardts te begunftighen, en fèhryvende aan eenighen zyner Hopluiden , om hunne geneeghenheit te peilen. Vorders verzocht hy, tot Middelburghen in mondtgemeenfèhap met den Prinfè te mooghen koomen. Zyn' Doorluchtigheit ontbood hem derwaarts. Maar die van Noordthollandt > duchtende daar door verfteeken te worden van zyn ranföen, oft eenigh ander voordeel t'hunner verlichtinge, hielden hem binnen Hoo- ren, en deeden des hunn' onfchuldt by den Prinfè > die, daaroover, groot on- benoeghen toonde. En hy beval andermaals, den Graaf, onder behoorlyke wacht, naa Middelburgh te zeinden, in allen fèhyne, oft het op zyn voori- ghe fchryven gefchiedt waar. Dit diende om te bezoeken oft Boflu, als wiens verlofling voor't befluit der vreede begonnen waar, yets zoude willen afftaan, van 't naauwfte recht hem immiddels gebooren uit het neeghende der paispunten, en zich beweeghen laaten tot het ontleedighen van Muide en Weefp. Niettemin, zynde in Zeelandt gebraght, werd hy eerlyk onthaalt van den Prinfè j en volkoomelyk ontflaaghen, op enkele beloften van 's vaa- De Grdaf derlandts beft te helpen vorderen. Als ook de Prins vernam, dat Mondragon, vm Bo.lfa op den derden van Slaghtmaant, Sierixzee en al de fterkten in dien oordt ge- on*fiaa* ruimt had, gafhylaft aan denGraave van Hohenlo, zich daar van te verzee- * en* keren. Die van Sierixzee zetten den voet dwars, braghten de bullen op de wallen, en zonden aan zyn'Doorluchtigheit, om ongemoeit tuften beide te mooghen bly ven zitten. Dit nam de Prins voor zulken hoon, dat hy dreigh- de de ftadt t'eenen roof te geeven. Dies lieten zy 't vallen, en den Graaf, met Sierixzee de zynen, inkoomen. Dus kreegh men, met kleene koften, in acht daaghen, fotwonep weederom, neevens eenen fèhat van gefèhut en krysgereedfchap, al 't geen y Am de Spaanfèhen, met zoo veel fpillens van geldt, bloedt) en tydt) in dien r* hoek, veroovert hadden. In Oudewaater, dat pas, laaghen ontrent tzee- ventigh ibldaaten, meer begaan om ongeftroopt daaruit te raaken, dan om de plaats in te houden 5 mits hun de toevoer der lyftoght was afgeiheeden, door den Heer van S wieten. Deez' hier af lucht hebbende, deed hun aan- bieden, datzy, ook de burghers des gezint, met hunnepakkaadje, veiligh zouden mooghen uitgaan. Daarop tooghen zy deur, naa 't platte land van Uit-
|
||||
48o P. C. HOOFTS ELFDE BOEK
i ƒ j6. Uitrecht. In Oudewaater werd Hopman Baak , met zyn' knechten, geleit»
Oudetpaa- Al eenighe daaghen te voore, verlieten deSpaanichen ook Beevervvijk en ter desge- 't huis Afienburgh. 'T welk die van Beeverwyk aanSonoy deeden weeten, tyx* om vcrfchoont te worden van plondering;, aan 't geen hun noch was oover- Beveiwj/K gebleeven. Sonoy fchikte terftondt een deel volx derwaarts, met verbodt
fw -y " van den ingezeetenen oft huisluiden eenighen ooverlaft te doen . De fchans vcrlaaten van Spaarendam werd meede ontleedight, en thans bezet byKornel Har- van de man Helling, tot groote benauwing van Haarlem. Margelle, gebiedende spaan* daarbinnen, als Stadthouder van Verdugo, dreighde die van den Haaghe fcbem en 't Weftlandt, met brandt j oft ander leedt, 't en waar zy gemaghtighden Ookspaa- Zonden, om met hem t'ooverkoomen . Maar de Staaten van Hollandt hiel- rendam. (jen ^ • t zwaarjt [n $e fcheede, met inleeghering van een goede troepe tot Noordtwijk. De zelve Staaten, beducht voor eenige lorshandelingen tee- ghens de ftaande regeeringe , keurden , naa 't verkundigen der Gentfche Befiuit vreede , dat geene wee der keer ende uitwj kelingen zouden mooghen eenighe der staa- hooft amptmanfchappen van rechte bedienen, die ter begeevinge van bezon-* tT//^ dreHeerenflondeni maar-t datdejeeghenwoordighe ampt luiden hadden aan tioopende * teblyven> tot dat, opdit fiuk- anders voorzien waar e by dAlgemeine Staa- de weeder-ten • ^Doch, indien men eenighe Ampt luiden onbequaam vonde; indeplaat zen keer ende der zelve, fionden andre te verkiezen, by den Prins oft de Staaten, terbe- vlucbte- noeminge van de voorzeide Heeren. Alle inkoomende vluchtelingen zouden Imgen. voor 't aanveirden hunner goederen, den Trinfe als wettighen Stadthouder des Koninx-i enden Staaten moeten hulde zweer en j ookhulpe tot het herw erven der ouwde vrydoornen, weederflandt aan ft quetfen der zelve j nocht goedt nocht bloedt te fp aar en aan V verjaaghen der Spanjaarden en hunnes aan-* hangs, ende zich nemmer te begeeven in eenighe plaats van Neder landt die onder hun geweldtflonde j geene ordeningen van denTrinfe, van de breede> oft Hollandtfche Staaten, te weederfireeven met woorden oft werken,. tydtlyk engetrouwelykfondekkenaVtgeene zy vemaamen* totnaadeel deslands, oft der ooverheit -gebrouwen te worden s by raadt nocht e daadt yets te beflaan teeghens den ge zuiver den Godsdienfi oft diens oefening, althans geflaadight in Hollandt en Zeelandt -, in geene maniere te trachten naa oefening oft invoer van andren Godsdienfi - dan dien de Staaten der zelve Landen, op datpasy oo- penbaarlyk hadden toegelaaten j ende dit-, tot dat- naa V ver dry ven der Spanjaar- den , by een' wettighe vergaadering der Algemeine Staaten, andersgeoordeelt waar e: wyders, naa te koomen de voorwaarden vanpaize, laaft geraamt tot Gent j ende voorts, in alles, den plight van getrouwe onderzaaten, bur- ghers, en inwoonders . Noode zagh de Prins , naar zyne befcheidenheit, dat men de luiden, booven den eedt van 't achtervolghen der vreedepunten, bezwaarde. Niettemin, 't befiuit der Staaten greep ftadt, Terwyl met dus een'keer, de ftaat desNederlandts van forme wifïèlt, en de lankzaamhee- den des Hoofs van Spanje dringt uit haar' tredt te gaan j beval Koning Philips, zynenbaftaartbroederDonJohan van Ooflenryk, die zich toen te Milan be- i)on lo- vond, herwaarts aan te fpoeyen. Zyn en laft brief en berightfchriften zouw hanvan men j1£m tydtlyk naa ftuuren. Maar Don Johan ('t zy dat hy te voore wilde oojtemyk. weeten5 óp wat voet men hem de Landtvooghdy toevoeghde; oft zich ver- *tot°Landt- zeekert zien van niet met-ydele handen gelaaten te worden -, oft waar 't hem yooghdt. anders fchortte>, als wiens hoope niet gerings begaapte) vervorderde zich5 buiten orde, eerft een'reize, wélgewaaght met alleenlyk twee galeyen, naa 't Hof te doen. Philips nochtans verbeet de weêrfmaak deezes wanontzighs, ende gaf hem, korts daarnaa, zyn' afveirding. Om te min bekent te zyn> verwd' hy zyn hair enbaardt, ende nam, neevens vier anderen (daaronder OcT:a-
|
|||||
•
|
|||||
DER. NEDERLANDSCHE HISTORIEN. 481
Octavio Ferdinand Gonzaga , als meefter van 't gezelfchap ) te pofte den j **&
wegh door Vrankryk. Tot Parys gink hy aan een' herbergh aftreeden -3 maar 's aavonts ten huize van den Ambafiadeur Diego deZuniga, om verftendight te worden , hoe 't in Neederlandt geleeghen was. Van daar raakte hy voort, zonder ontdekt te weezen, 's daaghs voor den ooverval van Antwerpen, tot fy fymi Luxemburgh: alwaar hy, zich oopenbaarende, ftaatlyk bewelkoomt werd, tot Luxem* by den Heere van Naves, Steehouder des Graaven van Mansvelt. Thans bmgh, verwittighd' hy, door brieven, de Staaten, hoe de Koning hem gezonden had tyfikryft om't bewindtder dingen faanveirden-, alle twifl en misverfiandt teßiffen, aan ende Landen weeder aan hunne ouwde welvaart te helpen , 'T)at hem wee in't harte deed, te verfiaan den byflren ooverlafi , geleeden by hen van de Spaanfihe en andre uit heemfche foldaaten 3 dien hy, naa behoor lyk onderzoek en bericht ing, zulx dacht tefiraffen, dat men ree de zouw hebben, zich daar- aan te genoeghen. Zyne Majefieit eifchte meer niet, dan volkoome gehoor* zaamheit, ende dat men den Roomfchen Godsdienß in zyn geheel hielde. Maar hy vorderde gyzelaars, en andre verzeekering, om veiligh dieper in't Landt te mooghen koomen, tot gevoeghlyker onderhandeling. Welk be- wys van mistrouwen terftondt omzien naa zyn' trouw baarde. De Staaten fchikten luiden naa Luxemburgh, om naader beicheidt van zyn' meening: en pooghden, daarentuftèn, hun ftuk al vafter en vafter te beleggen. Mits Ant- werpen , en de vaart der Schelde aldaar, in bedwang der Spanjaarden was, zochten zy eenen om me wegh j ende doorfteekende de dyken teeghens 00 ver Doorßee* Oofterweel, lieten de ftroom tot Vlaandre in. Joris van Lalain, Heer van ^m Aa Ville, naamaals Graaf van Rennenbergh, Steehouder des Graaven van La- yaamfche lain, verneemende hoe de Duitlclie bezettelingen tot Valenchien met de 7, om Spanjaardts van't Slot gelprekhielden, om de Staaten te verfteeken van die v°^J/a ftadt, pafte , met acht vendelen Waaien van zynen regemente, dat te keeren 5 schelde ende deed hun zoo lief, dat zy zich, met eenen daaler aan gelde, ter poort uit ïontgmnl lieten zetten. Daarnaa, bygeftaan van de burghers, beleegherd' hy, en be- fchoot, anderhalven dagh, het Slot, daar hondertenveertigh Spanjaardts op Vdenchknl waaren; die geen ontzet, en den ftorm voor handen ziende, de plaatsont- voor de ruimden, mits dat men hun goedtgeley., tot in Vrankryk, gunde. Boude- Staaten> wyn van Gavre, Baroen vanjuchy, gekoomen tot Kamerik,.met opzet, verX5e^rt' zich des meefter te maaken, van weeghe der Staaten, fèhikte, onder den duim, een deel der bezettelingen op zyn' zyde te winnen. Daarnaa ten eeten genoodt van den Heere van Liques, by wien hy zich anders veinfde, loonde, Desgelp toen yeder wel by dranke was, zynen waardt met gevankenis, ende bleef Stee- Kamerik* en Burghvooghdt in zyn' plaats. Meer voeten in d'aarde had het omzetten van Vries- en Groeningerlandt -, werwaarts de Staaten Francjiois Martini Stella ftiiLirden; eenen Bruftèlaar, welgeleerdt,. hebbelyk, enbehartft^ met laft, om te zien, oft het volk vanoorlooghe, tot eendraght met hun , en tot aanneemen der Gentfche vreede, te beweegen waar. Cafpar Robles, Heer van Billy, Ooverfte van dat geweft, weetendeiderStaatengezintheit, had geen ydele zorgh, dat men hem, als eenen vreemdeling en Portugees van geboorte, den houw in dien hoek, daar hy zeer wel gezeeten was, opzeggen zouw. Daarenbooven werd hy gedreeven door bezondren haat teghens den Re- geerenden Raadt, die hem, ooverzynIcherp enhooghvliegen, ernftighbe- roepen had. Waarooverhy getracht had'zyn'foldaaten te verknoopen, door eenen eedt van hem drie maanden getrouw te blyven, om binnen wyle uit Spanje te verneemen, oft zyne Majefteit een pais van Gent toeftonde; ook 't zelve reeds verworven van de Hopluiden Fernando Lopes, Monzeau, en Champy, famt hunne ferjanten en rotmeefters. Verwittight, dat Stella binnen S s Groe-
|
||||
482 P. C. HOOFTS ELFDE BOEK
i f f 6. Groeninge gekoomen was, deed hy hem by den hals grypen, en ftrengelyk
Bedyfvan pynighen^ waanende 't geheim van zynen laft, en al 't voorhebben derStaa- Franjbis ten, uit hem te trekken. Maar deez' beleed wyders niet, dan zyn' boodt- stella% tot fchaptezyn, hetnoodighen der Majeftraaten teHoove, om, neevens d'an- Gt oentn- ^re ieecjen fes gemeenen Landts, noopende den oorbaar des zelven, te raadt- ^gn* flaaghen. Bewaart wordende by zêeker getal foldaaten, die men van tydt toe tydt verwilTelde j will hy zich zulx t'hunner vrundtfehap in te boezemen, dat
hy, verftaande hoe zy veel ten achtere waaren, endtlyk waaghde hun volle be- taaling aan te bieden, indien zy de ftem der Staaten wilden volghen. Zoo bekoord' hy 'er tzeftigh oft tzeeventigh: en dceze een deel andren van handt tot handt. Den tweeèntwintighften van Slaghtmaant, verzaamde Billy 't krysvolk in de kerk, en hield hun voor, hoe hem d'Algemeine Staaten, ver- zochten , hunne part hy f omhelzen ^ 't welk hem geenszins te doen flond> zonder uitgedrukt bevel des Koninx. 'Dies begeerde hy vernieuwing van eedt, om te we et en wat hy aan hen hadde 3 zeggende, zooyemandt gene eghen waar den Staaten te dienen, die zoude maar uit den mondt fpreeken, en zyn affcheidt erlangen. Een der geenen , die door Stella waaren wendigh ge- maakt , vraaghde; oft hy dan> zonder daaraan te verbeuren, zyn gemoedt ont- bloot en moghte. Als 't hem verzeekert werd, verklaard' hy, met de Staaten te willen keven enfierven. 'Tiswel, zeide Billy, men zal u uw affcheidt keve- ren, D'andren naamen hun bedenken tot des andren daaghs. Die zich ont- dekt had, werd'smorghens, by duifter, zonder eenighen menfeh te moo- ghen aanfpreeken, met eenen daaler, naa buiten ge weezen. Thans verghde Billy, den Hopman Lufly, het zweeren: die't weigherde, tot dat hy zyn* fèrj anten en rotmeefters, daarop zouw gehoort hebben. Robles deed ze by hem koomen, en ftelde hun 't zelfde voor. Maar zy verworpen 't als een' nieuw igheit, en zeiden te willen volftaan by den eedt, gedaan oover nee- ghen jaaren aan den Koning. Hier uit rees krakkeel, en 't eene woordt terghde't ander. D'Ooverfte, quaalyk gedachtigh dat het uitren desoevel- moedsden weghterwraakeflopt, dreighd'hen, te zullen zien, wat hy met hun te ichafïèn hadde j en liet ze zoo van daar fcheiden. Zy kennende hem voor eenen man die niet quydt ichold, treeden in gefprek met de voorneem- lykften van 't vendel, en ontbieden de fèrjanten van Hopman Villers, wiens volk de wacht had. Tullen luiden van eenerley geleeghenheit, was 't ver- dragh haaft getroffen . Zy befluiten, Billy in verzeekeringh, en dienft on- der de Staaten, teneemen. Billy, daarentuflen, geeft onthiet aanLopes, om den vendele van Lufly onverziens op 't lyf te vallen, en 't zelve te vernie- len 3 ende doet, te dien einde, eenighe groove ftukken, waar verby het ge- woonlyk ter wachte trok, met haaghei oft fchroot laaden. D'anderen des gewaarfchuwt door eenen ferjant van Villers, tooghen een' andre ftraat om, en vertoonden zich op de markt, daar Robles t'huis, en uit de venfter lagh. De Wachtmeefter, Antonio Sarda , ziende, niemandt van hun, denOoverfte eenigh eerfcheut oft ander bewys van erkentenis doen, roept hun toe, hoe ma geeft vuur: en zy weederom; ghy eerft geldt om kruidt te koop en. Sarda, niet flinkfeh, taft van zich, en fmyt 'er eenen, dat hy ter aarde ftort. Deeze ftout- heit, wel 't raadzaamfte middel om een' eerftaanvangende opftending te doen neederflaan, deed heel andre werking in de geene die nu ryp was. Zy fchreeu- wen en flaan waapen j leggen aan -, baldren af\ Billy naa zyn' ooren. De Wachtmeefter aan 't loopen : zy ook -, maar op de deur van 't huis : ver- BiUy ge- kraften die, en vatten den Ooverfte by 't hooft. 'T volk van Villers verlaat de vangen, wacht •, voeght zich by dat van Lufly: zy zweeren, het t'zaamen te houden. Hopman Lopes, vernemende 't gerucht op de markt, en dat zy der laaghe ont-
|
|||||
•
|
|||||
DER NEDERLANDSCHE HISTORIEN* 4%
ontgaan waaren, floot derwaarts te paarde, en vraaghf wat 'er fciiort. Men 157&
antwoordt met bustrompen: zulx hem zuur genoegh viel, wegh te raaken, en zich te berghen in een bakkers huis, Zyn'foldaaten, zonder marren, fpannen aan met de refh Billy, neevens zynen Steedehouder, Heer van Ruisbroek, getrouwt aan zyn' dochter, wordt op't Raadthuis, vaft gezet, Toen wifïèlt hy van taal, zet 'er een' zoeter wyz'op, en belooft hun te voU doen . De foldaaten, wel bezeffende wat den halfterten zoo reklyk maakte, fchelden hem, fchelm, verraader: roepen, Leeve de Trins, keven moe- tende Staaten. Voorts ftellenzy deHopluiden, Villers, Monceau, Cham- py, en etlyké andren, in hechtenis. Zelf Lufly moeft'er ook aan. Daar- enteeghens haalt men Stella, uit der vankenis, onder den hoop; Haat ring om hem, en vraaght, oft hy zins waar'tuiterft neevens hen op te zetten. Hy belooft hctj en zy,-daarop, laaten zich, in den naam der Staaten, be- De beut* eedighen. De naafte zorgh was 't maaken van nieuwe Hopluiden, en Bevel- telingen hebbers, die zy zelve kooren. Voorts, doen zy omroepenö dat geenebur- weeren ghers zich, die nacht, buiten der deure begeeven zouden, oft daar pafte een denstaa* koeghel op. Die van der ftadt ftaaken in byftrs anxte, dat het op een moor- ten" den en plondren , als t'Antwerpen , zouw uitkoomen. Maar de nieuwe Gezaghhebbers, naa raadflaaghen, met Stella, wat wyders te doen ftonde, begeerden, des aavondts, op de vier Burghermeefters, dat zy zich, neevens de bezettelingen, op de zyde der Staaten wilden vlyen. Burghermeefters eifchtentydt, om't ganfch lichaaamder ftadt, dienaangaande, te fpreeken. Ditgelchieddeten naaften daaghe; en de voorftel derHopluiden werd ge- De fladt preezen. Dies veirdight men Stella naaBrulIèl af, om eenen andren Stadt- voeght uch houder 00 ver 't geweft, een ander hooft des krysvolks, en de beloofde földy wet bun, te verzoeken. Ook deed men, tot meerder verzeekertheit, noch een fterk vendel knechten, op den zelven eedt, in ftadt koomen. Noch was 't 'er niet uitgeholt. Zommighen, zich kitlende met d'ongebondenheit, ftreeven, als allen dwang ontiprongen zynde, naa de waagh toe, daar de wippaal ftond 5 rukken'er de reep af, om zich daar aan te wreeken, en verbranden ze op de markt. Andren, gerookenhebbende, dat Chriftoffel Vafques, Oudtfteê- vooghdt van Zutven, in ftadt, en by de Franciscaanen verborgnen, was, draa- ven naa dat Kloofter. Hy, in een' kap, en gefchooren als een Monnik, meteen' kaars in de handt, holp zich zelven zoeken; enzoud' hen zoo gemompt heb- ben . Dan zeeker Hbogduitfch Minrebroeder zeid' hun, dat die wel een Mun- nik van hunne orde, maar niet van hun kloofter was. Ende als de foldaaten zyn'meening niet begrepen, duwd'hy hun toe, inLatyn-j dat's de man, vat hem. Dies werd hy aangetaft, en in dat gewaadt op de markt gebraght j met roepen, onder andre fchamperheeden, dat zy eenen nieuwen Biflchophad- den; om dat d'ooverleedejan Knyf van die orde geweeft was. Den Pro- vooft van'tregement haalden zy,ten huize vanden Paftoor,uit defchoor- fteen. Den wachtmeefter Sarda zochten zy in't bordeel, daarnaa in 't Fraa* terhuis. "Eenen der Monnikken, die hem niet wiftte wyzen, fhoerdenze, met lonten, aan een'oopenbaare hoer vaft, en fleepten dat paar alzoo achter ftraate. Ten lefte werd Sarda betrapt in een' paapenrok. Hopman Lopes viel in handen van andren, die, met hem, naa't Jakobynen kloofter, daardereft der gevangene Hopluiden zat, toe tooghen j roepende onderweeghe, dat zy daar, den beul van Groeninge, braghten. Noch vingen zy den doëroorjeurien Weftendorp, Raadsman des Koninx. Ende als hy hun ernftlyk erinnerde 5 zy zouden zien wat zy deeden; hy diende zyner Majefteit: antwoordden ze -, dat jaa i indien Billy Koning is j indien niet, zoo zytghy eens landtverraaders die* naar\m braghten hem op het wynhuis. Den Steehouder van rechte, Jan Ss 2 Meps-
1
|
||||
484 P. C. HOOFTS ELFDE BOEK
1576. Mepske, deeden zy, in zyn eighen huis, by vyftien der hunnen, bewaar
* fauve- ren. Een' * vryehoedebrief en troony van den Hartooghe van Alva, ge- garde, haak uit de wooning van eenen doorSpaanften burgher, fpykerden z' aan de kaak, neevens d'aflchilderyen van Robles en Sarda. De vendels, die tot Delfzyl en Dam laaghen, volghden vaft het zelffte fpoor -, ransden hunnen Hopluiden, Barnicourt en Sterk aan, en voerden ze naa Groeninge. Die van Leeuwaarde en Staavere leeverden daar ook de hunne. Naa dat de poorten, etlyke daaghen, door de foldaaten, waaren toegehouden, quaa- iorii van men de zaaken allenskens tot bedaaring. D'Algemeine Staaten, wel ver- Lalain\Ba- blydt met deze tyding, zonden derwaarts den Baroen van Ville, tot Ooverfte> •noen van ^ £QYm van voorraadt. Deez werd 'er, naa eenighe haapering met het krys- Vt e' mn volk, in't laaft van Wintermaant, feeftelyk ingehaalt. De Staaten van vaadt'oo- 'Hollandc en Zeelandt, hierenbinnen, ziende die van Amfterdam, naa verfle'van geen'ontfank van voldoening, volghends de Gentfche vreede, luifteren, Vries- en zochten hun 't vuur naader te leggen -, ende deeden, den achtentwintighften Groenk- van Slaghtmaant, al de goedren der ftadt en inwoonderen, by, geplakte brie- gerlandi. Ven, aanflaan j om openbaarlyk verkoft te worden, 't en waar zy zich, voor den twintighften van Wintermaant, met hun en den Prinfè vereenighden. Doch de Prins fchorfte dit voortvaaren, en verbood daarenbooven eenighe vyantlykheit teeghens hen te pleeghen. Maar zyne Doorluchtigheit, nu verdaan hebbende, wat'er tuilen Don Johan en d'Algemeine Staaten om- ging , fchreef hun, naa twee voorgange brieven, den leften van Slaght- »s Frinfen maant ,uit Middelburgh, op deezen zin.Hoewelhet uitrenzyns bedenkens,nu fcbryven ten derdenmaale, hun miffchien zouw doen gevoelen, dat het voort squaam uit aand'Al- inzigt zyner eighenegeleegenheit, en om 'tLandt in roere te houden-, zoo kon hy gemeine nochtans, in zuiveren gewiffe, Godt tot getuighe roepen, hoe zyn ooghmerk Staaten nooit anders ge weeft was, dan de Landen, gelyk van ouds beftïert te zien by cover t d'Algemeine Staaten, onder wettighe gehoor zaamheit f hunnen aangebooren bande en yorße _ Welke gefialte van regeer ing allenskens onderkroopen engevelt bleek, 1 ban door de flaat en baatzucht der ge enen, die, om alles te dryvenendraaghen naa hunnen zin, den Landt s heer e dietfch gemaakt hadden, dat het aanzien der Staaten niet dan teeghens het zyne was opgewoffen. Zyn vafl vertrou- wen was geweeft, zy zouden, keer ende op het padt hunner loflyke voorou- deren , zich verzaamt en hunne rechtmaatighe maght geveftigt hebben, om 's Lands quaalen te gene e zen : waaraan men reeds hunne handen zoo ge- lukkelykgeflaaghen zagh , dat zyne Majefleit (indien zy zich de ooghen, van geen' valfche vertooningen enfchynraadt, Hete beguighelen) nu klaar- lyk der breede Staaten kyeenkoomfl , lang gewenfcht, en fmeekends ver- zocht , voor 't plechtanker der gemeine welvaart erkennen kon. Maar, zien- de hen de ooren nyghen naa de voorflaghen van T>on Johan, zorgd' hy, dat zy inpunteflonden, van bygebraght, en vervoert te worden, daar de Span)'aardt s hen heen wilden hebben. Want, die altydts ge ar beidt hadden, de heilige ver- gaadring der Staaten te beletten, zouden ongetwyfelt zichten uiterfte pynen > hen te misleiden en te behoren tot het trekken van eene lyn met hun. Men [peur- de , hoe de eer- en geldt zucht igh e bewindsluiden, bevroedende oft vermoeden- de op wat wit de Staaten mikten, de koomft van 'Don Johan, als 't eenigh verzet daarteeghens, verylt hadden 5 om hen, metzyn'jegenwoordigheit,in flaapte wieghen: waardoor alreeds veele fchoone geleegentheeden verwaar- looft waaren. Men fineerde hun nu dien hoonigh om den mondt, dat T>on Johan gelaft was, eenighe Heeren landtzaaten in raade te beezighen, Maar die zouden niet dan voor Jchaduw dienen j en 't befluit, te voor en geflmeedt on- der zyn'gunftelingen , aUeenlyk ftadt grypen i min nocht meer dan ten tyde der
|
|||||
•
|
|||||
DER NEDERLANDSCHE HISTORIEN. 48;
der Hartoghinne van Tarma. T>ie zyri'berichtfchriflen en e ifch aändagh- i<j$,
telyk woegh, kon gewaar worden, oft alles op andre moer laaghe, danom 't hooghgezagh onder te kryghen, en d'achtbaar heit der Staaten te vertreeden, Nietgerings was, 'tgeen zich voordroegh j maar gold ontally ken Eedelen, burgheren, en goeden luiden, die hals en haave hun in handen gefielt hadden % op v aften toeverlaat, dat zy de vryheit des vaader lands trouwlyk voor ft aan zouden 5 en 't zelve befchutten voor den ooverlaft der meer dan barbarifche tierannye tot noch toe geleeden. 'Dies hadden zy zorgh te draaghen •, en zich zulx te quyten, dat het ^ voor Godt en de menfchen > te verantwoorden waar e $ om den vloek der naakoomelingen f ontgaan, die anders hunner gedacht enijfe nemmer v erge even zouden het inlaat en van zoofnood een' dienft baar heit, als, op datpas, eenenyeghelyke} booven lyfsgevaar, befchoorenftond. Hen naak- te maghtighe aanvechting: maar, indien zyvolftonden by hun lofly k voornee - men, zoo veel bet zouw degloory blaaken, endenaakoomelinghunverplight weezen. Hy, dan, ried, allen handel met T)on Joh an teftaaken, zoolang als de Spanjaardts, en andre vreemdt volk van oorlogh in 't Landt bleeven: hem ook rondelyk te ver klaar en, dat zy niet laat en zouden, zich ?neer en meer teflerken, tot weederftandt der voorighe regeer inge j veel min zich verzwak- ken in krysmaght: 't-welk hem't knyf'm de vuiftgeduwt waar, om htm thans in de ft rot tevaaren; en de rechte ftagh, tot fp Ut fing hunnerfoldaaty e. En men behoorde deeze zyn' meening niet te duiden, als oft zy uit eenighezucht tot he?n zelvenfprooteigemerkt zy, met d'ouwdevry doornen, eenftemmigh was. Men moght, daarop, het vyfdepunt der blyde inkoomftenaazien j ook de handtveften van Kortenbergh, verleeden in den jaar e twaalfhondert ee?i~> entzeftigh, en dertienhondert twintigh, en daarnaa bekr aft ight by Hart ogh Jan in denjaare dertienhondert eenentwintigh , desgelyx , die tot Loven gegeeven waar en in Lentemaant desj aars dertienhondert vierenvyftigh j ook . die van Bruffel, der jaar en dertienhondert eenentzeeventigh ende drieëntzee* ventigh: en meer andre, hun zeer wel bekent. Stips, zeeker, moefi men ft aan op ditftuk, in allerley handel; oft welfchandelyk ver aardt zyyi van de grootmoedigheit der voorouderen. 'T)'onderhandeling lang te jleepen^ waar bederflyk: en daarom oorbaarlyxt, de bezwaamiffen, al te byfter doch en der gantjche weer eït bekent, hem toe te ft'hikken j ne evens * bewaar ie ht affchrift *authen* der gemelde handtveften-, met beede, dat hem geliefde zich daarnaa te voe- tyk ghen. Ende in dien hy fchoorvoette s zoo hadmen hem * aan te tuighen, dat * Pr°te- het voor geen' weederfpannigheit te reekenen waar, zoozy hunne gerechtig- lteren* heeden, tenuiterften aadem toe, befchermden, T)us een3 rondigheit kon hen veirdighft aan klaar antwoordt helpen: ende was daarom ongelyk nutter, dan hemtydt, tot fchikking zyner zaaken engroeying in kracht, tegeeven, ter- wyl zy in twyf el gehouden, flojfenen ßapp en zouden. Ook moeft men deeze vryheit vanfpreeken niet vreemdt vinden. 'T was zoo de wyze van ouds ge- weeft: en, zonder dat, zouw de Koningtot Gent noyt in't vertrek der Span* jaarden bewill ight hebben. *Dat T>on Joh an volk van hun vorderde, 't welk hy gewiftelyk zoude willen beëedighen, was te zeggen, dat hy hun miftrouwde, en der vergaadringe van Staaten meinde de wet teftellen. Want,wie den mondt teeghens hem opdeede, dien wild' het zulx bekoomen^ dat niemandt daarnaa beft aan zouw eens te kikken. T)at hy trachtte zich te w aapenen, hen font* w aapenen, was teikens genoegh, van den avere cht fch en wegh in te willen. Billy'ker immerszoud' hy hun, dan zy hem vertrouwen i zy, die de befchaa* dighden, en van de Spaanfche regeer ing zoo fnoodelyk mishandelt waar en, Wat nieuws ook, dat een'Landtvooghdtopgewaapendeintree en verzeeke* ring van de Staaten drong: daar zyne voorzaat en met een vreedigh gelaat Ss 3 plaghten
|
||||
486 P. C. HOOFTS ELFDE BOEK
plaghten te koomen , ende hun eer ft, zy hem daarnaa te zweeren. Teffens
diende ryplyk naagedaght, wat naam het hun by alle volken maaken zouw 5 zoo zy meer gehoor s voor T> on Joh an hadden , dan gevoelens voor 's vaader- landts liefhebbers, en de jammeren oovergekoomen aan de goede ftadt Maa~ ftricht, en aan die van Antwerpen , eertyds zoo hoogh verheeven, hee- den d'ellendighfte en bedrukt ft e der Chriftenheit, en dat door luiden, die zich, met d'onder zaat en van herwaarts oover, in eenen graadt fielden ; waar- in ook zommighe onbedachten., op 't vreedegefprek tot Breda , hen had- den willen houden , hoewel nooit by menfchen geheughenis, onder de Bar- baaren en wanzeedighfte geflaghten des aardtboodems , diergelyke woe- digheit gepleeght was. Traade men daar zoo licht oover heen: hoe zuur wild' het 'er uit zien, voor de refte der ft e e den , en wat ftaat konden ze maaken, dan op de zelf/Ie onheilen, fchier oftmorghen, uit dezelffte han- den , te verwachten ? Waar en zy in opfpraak gevallen > oover 't gehengen van 't blokhuis bouwen in den beginne , 't welk de meefte zwaarigheeden veroor- zaakt had; wat waanden zy voor verwyt te begaan, met de zelve ongeftecht te laat en , nu menz' in hun geweldt zagh ? om de burgher s te vernoeghen', en 't beproefde quaadt voortaan te weeren , kon men met reede niet leedigh ft aan, die dwangneften neer te werpen, ten minfte aan de zyde der fteeden. 'D'oorfpronk van Antwerpens ramp was 't Slot. Ende niemandt moeft zich inbeelden, dat het voor een' kleenen hoon der Komnklyke achtbaarheit geree- kent werd, zich daarteeghensgekant te hebben. Eeuwelyk (hoewel't'' onrechtj zoud' hy des gedenken, die 't inleeveren van een onnoozel fmeekfchrift zoo hoogh genoomen had. ^ e er ft e plaats, op 't banket, dat zyn oevelmoedt bereid- de, moghtenzy zichvrylyk toeleggen: al propt e men hun nu de oor en met oo- vermaat van vergeetenis. Zulke dingen uit het hart te vaaghen, was de wy- ze nocht aardt der Vorften. Wel wijlen zy die op tefteeken, tot dat het fftaagh quaam, om ze met woeker met al te vergelden. 'T bloedt van Egmondt en Hoorne, van zooveel Aadels en burgheren, ruif cht e noch en riep-, vergaapt u aan ge en' galm, en windt vanfchoone woorden. T>ie, door een' fpleet maar, in de zaaken der wereldt gekeeken had, kon des niet onweetend zyn $ nocht e der halven anders oordeelen, dan dat het gevaar hun altzaamen booven 't hooft hing. T>aar kraft te kort quam, was lift altyds haar noodt hulp. T)e kindren befloot en de vooghelen •, het ftomgedierte wift zyn aas te verfchalken-, ende zooghen deeze konft uit de borften der natuure. Hy gaf allen verftandighen , * aftemeeten, watfpyt het eenen Landtsheere waar, die zyn' wenk voor een' wet wilde gehouden hebben •■> flip te haaien aan zyn' onder zaat en, en beneuft te moeten heenen gaan j zyn' onvermooghen op een toonneelgeftelt te zien, ter fpot dergantf che wereldt $ en van zyn' luft verft e eken te blyven. 'T was ge- doolt, zoo men gijle dat zyn geeft, nacht oft dagh, y et anders deed', dan maa- ien op weêrwraak , vorfen naa vonden , zich Jpitzen op treeken , om tot zynvermeetente koomen. Want de hooghfte maght had dit eighens, dat ze geen weederfpreeken lyden kon. 'T zouw, der halven aan geen lief hozen oft eenigherley fiertaaigebreeken, om hen te beleezen en om te zetten. Beloften zouden 'er oovervloeyen, van 't uitheemfch krysvolk te doen ruimen, en dier- gelyke i maar 't volbrengen lankzaam by koomen. T)e Koningh had ook den Staaten tot Gent verzeekert, dat de Spanjaardts, binnen drie maanden, van hier zouden fcheiden, maar dezelve hier gelaat en, noch ontrent anderhalf jaar: ende, zonder de neêrlaagh van Zerby, zy waar en nooit vertooghen. 'Tfpelhiette dan ziet toe: en hun ftond f o over zinnen, hoe maght igh eenen vyandt, en hoe heftelyk zy hemgeterght hadden. T)aar was geen derde; bui- ten f ondergaan, oft zich manlyk te verdaadighen. 'T welk hun(Godt ten voor"
|
|||||
•
|
|||||
DER. NEDERLANDSCHE HISTORIEN. 487
*voorfte) licht vallen zouw, wenzy maar? eendraght hielden. £>uaam ^Don i<-j6,
Johan, door noodt, zooverre, dathy 't vertrek der Spanjaarde?i toeflonde j daarin hoefde men vafl te gaan j en booven dien in 't herfiellen en onderhouden der vrydoornen 1 tot verzeekeringvan't welke, de volghendevoorwaarden be* dongen dienden. cDat de Staaten hun zeggen neevens hem zouden hebben} zoo wel in 'tftuk der regeer inge, als in geldt zaaken. T>at hun vryflonde, twee oft driemaals in 't jaar te vergaaderen, oft zoo dikwyls V hungoedt docht e, om te zien ^ oft de dingen welen wettelyk beleidt wierden, en alle verloop te rieh* ten, zidx zy vonden te behoor en. Alle Burghen afte breeken. Geen volk te werven, dan by bewillighing der Algemeine Staaten. Nerghens bezetting te leggen, dan by hun toeflemmen. Zoo doende, docht hem, zouden zy be- waart weezen •> anders lichtlyk zich zelve bedrieghen , en waanende door V vernoeghen van 'Don Joh an, 't Landt in vre ede te brengen, groot er twifl} dan ooit, verwekken. Want Qdes moghten zy zich Verzeekert houden^) hoopsn luiden waar en 'er , die zich , nocht op des Koninx, nocht op 1)on Joh answoordtverlaat en zouden, ziende'tgezagh der Staaten verflooten en ver flikt, op de grootachtbaar heit en vroomheit der welke zy hun betrouwen ge- fielt hadden. Alhadhy hun voorheen bykans het zelffiegefchreeven 3 zy zou* den, badhy, deeze naader err inner ing ten goede houden, aan de zorghe ont* ft aan uit hetgewight derftojfe • en aan denyver des ge enen, wiens laaft e drup* pel bloeds, voor 't vaader landt, en voor hun in 't be zonder, ten befte was. Deeze reedenen, aangeleit om teffens achterdocht, eerliefd, en vryheits luft t'ontfonken, wrochten zoo veel, dat de voorftel der geenen, die Don Jo- han, zonder eenighe bepaaling, tot Landtvooghdt wilden aangenoomen heb- ben , verworpen werd. Derhalven, naa eenigh oover en weeder gaan, en on- Mandel derling gefprek tot voorbereiding des handels, leeverden de gemaghtighden met Don der Staaten, Ich riftelyk, aanDonJohan, deeze punten. CD at zyn' Hoogheit J°^an* het Landt, van de Spanjaardt s en andre vreemde foldaat en, doe ontleedighen, en hen daaruit blyven : en hun v errey zen ter zee, gelyk zyn' Hoogheit heeft voorgeftelt, vindtmengoedt. Alle gevangenen, zonder losgeld, fontftaan. 'De ranfoenen, brandt fchattingen, en diergelyke verdingen te verklaar en voor nietigh en van onwaarde: de koopluiden, en andren, weeder te helpen aan hunnegoedren -3 daaronder vervaat de reedsbetaalde brandtfehattingen. T>en Gentfchen pais f onderhouden; alzoo daarin niets begreep en is, oft hetftrekt tot vordering der Roomfche Kerke. Al't bedryf der Staaten, tot noch toe, te beaangenaamen en bezweer en, uit eighen en 's Koninx naam \ en de voorleede ongeneughten in vergeetenis te fleüen. T)aarnaa, de breede Staaten te beroe- pen, in der forme, als laaft onder Kaizar Karelgefchiedt is, en zich te hou* den aan 't b e fluit by hen te neemen, ten dienfte van Godt, tot fteedighing des Roomfc hen geloofs en der behoor lyke gehoor zaamheit aan zyne Majefteit, en tot de welvaart der Neederlanden. bouwde vry doornen en gewoonten te handt haaven -3 en zich, zoo in raade als anders, tot de regeer ing, aüeenlyk te behelpen met inboorlingen, gelyk ten tyde des Kaizars. Belangende de vet* ligheit van 't hoornen, blyven, en keer en hunner gemaghtighden, vertrouwen zich de Staaten op de befcheidenheit zyner Hoogheit. Indien de zelve al dit, van haare zyde, met der daadt volbrengt -, zoo onderwerpen zich de Staaten ■> aandenaavolghende gehöudenijfen. Zyn Hoogheit tot Landtvooghdt font- ' fangen en haar, als zulken alle e er e, ontzagh, en behoor lykegehoor'zaamheit toe te draaghen. T)en Roomfc hen Godsdienft, en de behoor lyke gehoorzaam* heit ten Koning, in alles, en oover al, voor te ft aan. Te vertyen van alle verbonden, diezy, f hunner ver ze eke ringe, met eenighe uitheemfchen moo* £hen aangegaan hebben, Af te danken en ten Land uit tefchikken, zonder S s 4 hen
|
|||||
'
|
|||||
■"■■
|
|||||
488 P. C. HOOFTS ELFDE BOEK
1575. henweeder daarin te laat en keer en •> alle tiitheemfche foldaaten by hen aan ge-
noomen. Tegeeven hunne oopene brieven, gezeeghelt engeteekent, famt alle andre dienlyke en reedelyke verzeekering, voor d'onder houdenis der gemelde punten. 'Dew aap enen, ge duur ende'thandelen, te fchorfen, voor den tydt van vyftien daaghen, te beginnen van den dagh af-> dat de Spanjaardts 't zelf- fle doen zullen j zondery ets te beflaan tot naadeeldes Lands • zonder ook ee- nighenroof, oft brandt fchatt ing by hen geh aalttevervoeren oft te doen ver- voeren , ende mits dat alle af drang enuitperjfingophoude: ten welken einde, zyner Hoogheit gelieve andermaals behoorlyke brieven, zoo wel aan de Staa- ten j als aan de Spanj'aardt s, afteveirdigen. Midlerwyle te flaakende aan- toght der Franfche troepen -3 mits dat zyn' Hoogheit de Spanjaardts en hunnen aanhang-, zonder uit fiel ^ doe ruimen. Wyders , indien zyn' Hoogheit goedt vindt-> omfzaamenfpraaxwil) naader by, 'tzy totBruJfel, oftBerghenin Henegouw, te koomen, ende te dien einde, lyfwacht zoude begeer en s zoo bidt men haar, op 't needrighße, zich te genoegen met zulken geleide, als zy- ne Majefleit , f haar der blyde inkoomfie gehadt heeft j te weet en, vier oft vyf benden van ordening: om 'tgroeyen des mistrouwens te verhoeden. Niet- temin , naardien zy aanflaat, om ook eenigh voetvolk te hebben -, dat haar dan immers gelieve, niet dan ingeboorne Neêrlanders te neemen, die gehouden zullen zyn tot eedt van haar te dienen als getrouwe lyffchutten. Want , be-, halven dat het gebruiken van Hoogduitfchen f haar der befcherming meer om- ziens zouw baaren , en den Lande kleene eer zyn , zoo hebben de Staa- ten vafllyk beflemt, zich t'ontflaan van alle uitheemfche krysluiden: houden ook den perfoon zyner Hoogheit te waardig om vertrouwt te worden aaneen volk, dat zich, tot Maaflricht, Antwerpen, en elders, zoo trouwloozelykge- draaghen heeft. Voorts verzoeken de Staaten ootmoedelyk, dat zyn Hoogheit gedient zy metfpoedigh befluit te maaken j ten minfle, noopende 't vertrek der Spanjaarden: oft zouden 't uitflellen van dien niet anders kunnen duiden, dan voor een plat verwerpen van hunne Chriflelyke, reedelyke, en rechtmaatighe * äpoftüle eifchen. Don Johan antwoordde, by * kantteekening * dat hy des Koninx
vreemdt krysvolk zoude wegh fchikken , mits dat de Staaten , met een het
hunne verzonden : en 't zelve uit den Lande doen blyven, zoo lange als de noodt) oft eenigh uitheemfch oorlogh niet anders quaamte vereifchen. Be- langende den pais van Gent -, hy was bereidt te verflaan tot een' gemee- nen vreedehandel-> mits dat men den Roomfchen geloove , en der Konink- lyke gehoorzaamheit niet te naa ginge. Was ook te vreede de breede Staa- ten te vergaadren op den verzochten voet 3 indien men hem verzeekerde, 't geloof en gehoorzaa?nheit, voorgemeldt, buiten hinder te houden. Op 't meeite deel der andre punten gaf hy ook oft onzuiver oft quaalyk flui- tendt beicheidt. 'T welk, bemerkt by den Priniè, uit den naam van Hol- landt en Zeelandt den algemeinen Staaten vertoondt werd. Voorts dee- den zy daar by voeghen , dat de meening van den krygh te vernieuwen, uit het werven van ruiters en knechten , uit d'afgeworpe brieven van * Secreta« ^en Koning , van Don Johan , van Roda , en andren , genoeg te fchep-
ris# pen was, Zoo men echter eenigh verdragh , tot naadeel der vreede en Don Jo- vrydoomen , aanging j dat zy zich daarmee niet mengen wilden, nocht zich
ban , loe- bezoedelen met Ichuldt aan 't onheil, gefèhaapen , daardoor , den Lan- rende op de oover te koomen. Terwyl men, tot Luxemburgh de zaaken naader EngeUndt, zoc\a te ziften , fchikte Don Johan zynen * geheimfchryver Johan de p' . e Efcovedo , neevens 0£tavio Gonzaga , naa Antwerpen , om de Spaan* ter lee te ^ne Ooverften tot de reize te beweeghen : doch deed hun ter fluik in- doen ver- geeven , dat zy niet , dan in vertrek ter zee, moeiten bewillighen. trekken. De |
|||||
DER NEDERLANDSCHE HISTORIEN, $p
Öe oorzaak van dit aldus te befteeken, was een verborgne toeleg. Want* 157&
gelyk hem'thartooverhooghlagh, zoo had hy, een'wyl verleeden, 'toogh op de kroon van Tunis gehadt, ende oover dat ftuk, met Paus Pius denvyfr den doen handelen, buiten weeten van zynen broeder j die, des verkund- fchapt, daar kleene genught in nam. Derhalven, ziende dien aangaande niet op te doen, wendd' hy 't oover een' andre boegh, en de zinnen naa Engelandt: ende had nu het recht tot dat Ryk, ('t welk de ftoel van Rome voor een leen van haar reekent} van Gregorius den dertiendenverworven j by toeftandt des Koninx: hoewel dit den zelve al meede teeghens de borft ftiet: *tzy Phi- lips zynen ballaartbroeder die grootheit benydde, oft al van toen af dacht, dat die fchepter in zyn' eighen handt wel zouw paften. Ook was die aanflägh niet zoo ongerymt als onreedelyk: gemerkt Elizabeth niet een hair op den hoofde had, dat, van dien kant, voor eenighen onderfteek zorghde. De Oo- verften, dan, zingende gelyk men hen gebekt had, antwoordden, datzyte zynen gebiede flonden. Maar V was tefpaade in 't jaar, om te lande te gaan, mits de vorjl enfneeuwval w'tgeberghte, 't gebrekvan lyftoght inSavoye j behalvendat'er-depeftfel'ging weiden-, en de weeghen Joad doen ßuiten, T>ies befl te fcheepe vertooghen: mits dat men afreekende en betaalde. De Hoog- Be staa* duitïèhe Kornellen waaren ook ooverboodigh zich op reiz te begeeven, zoo ten veran- haaft men hun ( waarnaa zy haakten ) voldaan zoude hebben. Maar de Staa- den van ten, daarentuflèn, waaren tot hun' tweede bezinning gekoomen, en hoe un noo~ langer hoe zwaarhoofdigher in het vertrek ter zee. Want de Spanjaardts, met ^n e omflagh, en fleep van knechts en jongens, beliepen wel ten getaale van tien- w" duizent koppen. Aan 't bezorghen der fcheepen had men drie maanden werx. Beflant Van waar de koflen daartoe ? van waar de foldy der Spanjaarden , en der van vijf* krysluiden daarteeghens te houden 5 die midlertydt byfler klimmen moe ft ? Van tien daa- waar endtlyk bootsvolk, dien't lüften zouw onder de Spanjaardts en f hunner ien- genaade te ft aan? En zeeker, de ganfche vloot en toerufting, eenmaals in De St*** hunne klaauwen geraakt, moght mengenoeghzaam deurfchry ven . De reize en e^°~ te waater, dan , fcheen hun zoo veel als onmooghelyk5 en Hechts voorge- ^iaariS worpen, om den handel te rekken, tot datmenzichvanDonJohanszyde, vaade volwapent hadde. Hy , daarenteeghen , ichreef den Staaten wel drie- Godtge- maals, dat de Spanjaardts tot geen ander vertrek te brengen waaren. Zy, leerden en weederom, weigherden hem tot Landtvooghdt aan te neemen, voor de Rechuge- uittoght der vreemde krysluiden. En elk bleef by zyn opzet. 'T voorgewen-leer(ien tot de beftandt, echter ingewillight > nam zynen aanvank, den vyftienden van 'f0*?9 Wintermaant. En de Staaten, giftende waar't hem fchorten moghte, dat Gemrcjje hy tot de Gentiche pais niet verftaan kon, vorderden verklaaring, enkree^ vreefc m ghen ze, van de Godgeleerden teLooven, dat zy dien * naa'tooverweeghen was voor van alle punten deszelven, en den ftaat der zaaken alstoen, nut vonden voor den Room- den Roomfcheii Godsdienft. Ten gelyke verzoeke, oordeelden de Voor- fchen Gö^ leezers der rechten, in't gemelde verdragh niets begreepen te weezen, oft enfi' des* het ging den zelven geloove bet meê dan teeghen. Meeft alle Abten, Dee-^* Vi*n kens, en Zielzorghers van Neederlandt, verleedenook fchriftelyke kennis, tetu dat zy hierin met d'andren oover een ftemden. De Raadt van Staate getuigh- De Raa(ft de, ter aanmaaninge van de Staaten, dat, by devreede, veraangenaamt en van Staate gefteedight, by hen als gemaghtight tot de regeering van's Koninx weeghe, tuightdat de gehoorzaamheit te zynerMajefteit, ten aanzien van de noodt des tydts * deKomnkf- geenszins verkort, maar, tenteeghendeele,vanmerkelykenafbrek behoedt ffi'&% was. Deeze belcheiden, plechtelyk geveftight, werden, ter geleeghene tydt, . Z^u" aanDonJohan , vertoont. De Algemeine Staatenj en regeerende Raadt, ^eYf^n ^ hierenttufTen, verleeghen om geldt, lieten een bevel uitgaan, op's Koninx ^ de vree-1 naam* de*
|
||||
*
|
||||||
490 P; C. HOÖFTS ELFDE BOEK
1576- naam, datMajeftraaten, kerken, kapittelen, gilden, en gemeenfchappen
Bevel omz\ hun goudt en zilverwerk, uitgezeit het gewyde, binnen acht daaghen,
goudten iiadden oover te brengen, om gemunt te worden: mits genietende, voor de 2 veme onfè zilvers, achtentwintigh ftuivers; voor de onle kroonengouds, tweeèn- meffJm twintigh gulden; te voldoen by brieven van los-en lyfrenten. Ook zonden fcbavpen te zy naa Engelandt, daar de Baroen van Aubigny ten zelven einde geweefr was, munten, den Heer van Sweevegheiri; die van de Koninginne verkreegh, aan onge- De Heer munt zilver, de waar de van veertighduizent Angelotten te leen, en voorts
van Sivee- toezeg ter fomme van hondertduizent pond' flerlinx. De Raadt van Staate veghem Veroorlofde, by plakkaat, den befchaadighden t'Antwerpen, hunne verloore Ver,ft ! goedren weeder aan te fpreeken $ en ftelde orde teeghens 't vervoeren van den leen van ro0^• R°^a» merkende dat de ftadt, van dagh tot dagh , meer ontvolkt d' Engel- werd, gebood den oovergebleevenen flal te houden, den vertooghenen wee- fcbeKon'm- der te keeren, binnen zekren korten tydt, op verbeurte van burgerfèhap, gin , voor booven tweeduizendt gulden, en zulke ftrafFe, als naar recht en reede zouw de Staaten, bevonden worden te behooren. De Staaten van Hollandt, om Amfterdam te plakkaat trekken, fchreeven wel beweeghlyk aan de Burghermeeflers; en onder ander,
egoe* jat men noyt om »t {j-yjjdesgeloofs geoorloglit had. Het dubbelt van den t'Anwer- brief, beflooten in eenen andren, fchikten zy aan de fchuttery. Maar de f en (rerooft fchutters , geen hart hebbende dien te oopenen , keverden hem ook der te mooghen Majeflraat. Zulx geen van beide beantwoordt werd. De Spanjaardts van de aantaflen. burgh t'Uitrecht, voedende van ouds eenen haat teeghens de poorters, en Plakkaat lucht hebbende van hun aanftaan by d'Algemeine Staaten, om van dien
ranRoda dwang ontflaaghen te zyn, flaaken, den eenentwintighften van Winter- eeg ens maant ter ftadt in, en verfcheide huizen aan brandt. De burghery was zeer vanAnt- verfleeghen, mistrouwende den Duitfchen, die, drie vendelen flerk, elk werpen. van driehondert hoofden, daar, in bezetting laaghen: doch ziende hen hun- scbryven nen plight betrachten, greepen weeder eenen moedt. Men groef op, en be-
der Staaten fèhanfte de flraaten teeghens't uitvallen j floegh de binnenwanten der woo-
van Ho/- ningen deur , die by'tSlotftonden, zoodatzetoteen'beheindegalerydien-
landt aan den; maakte blinden van zeilen, oover de flraaten j plantte 't gefchut, dat
mg wr- cjaar -n voorraadt was. en fchikte des meer, neevens kruidt en koeshels, uit
tneelters en Scbutterye Hollandt te bekoomen. Derhalven, eer acht daaghen omliepen, was't blok- van Am- nms beleeghert, en 't uitvallen genoeghzaam gefluit j hoewel 't fchieten van
ßerdam. booven zwaare fchaade in fladt deed . Op den eerflen dagh des jaars vyf- Gewelde- tienhondert zeevenentzeeventigh, ooverquaamen de Burghvooghdt Paulus naryenby van Loo, Burghermeefters, Scheepenen, Vroedfchap, en gemeente van de span- fyfuide, met den Prinfe -3 die hen, by goedtvinden der Staaten van Hollandt, jaar s van ^^ ^^ punten vernoeghde. T)en Godsdienfl, gepleeght tot dien tydt toe, f unecht voortaan vrylyk te mooghen oeffenen: doch zonder yemandt te dwingen, ofte gepleeght.' daarom te moeyen . Zoo men verflonde, daar eenighe bezetting te houden, die Dat won zouw, tot 's gemeinen Landts kofie, moeten leggen op 't Slot, oft in defchan- beleeghert. fe daar by: uitgezeit by noodt oft beleeghering, in welken gevalle zy zich te 157 7- richten hadden naa de wilzyner T) oor lucht igheit, oft der Staaten. In 't draa- Voldoenïng gfoen van [afien oover wynen bier, tot onderflandt der gemeine zaake, en in 't gegeeven heffen van tollen f hunnen eighen behoeve, zouden zy der andre HoÜandtfche XidC T fiee^en' ßßßnde onder 's Trinfen bevel, gelyk zyn. In alle ongewoonlyke bee- den Prins den, hadden zy eeven veel verlightings te genieten , ds alle andre ßeeden vanoranje, binnen Hollandt: ook op 't bet aaien der los- en lyfrenten, waarmee zich hunne fieede bezwaart vond, gely kef chorfing, als aan de voorzeide andre ßeeden ge~ gunt was, en voor der aan de zelve van Muide zouw mooghen verleent wor- den . Hun zouw vryflaan, font fangen en te genieten den afflagh van de zee- vifch,
|
||||||
''t
|
||||||
1 ' 'fï ..•■■.,
DER NEDERLANDSCpE HISTORIEN. j&
vifeh, vaarende ter Vecht op-, naaUitrecht en elders, gelyk £ Amfterdam 1577.
gefchiedde onder zulke punten en bepaaling-, als men bevonde te behoor en ■> ten meeflen gerieve van den koopman, tot behoef en herbouwing hunnerfleede ^ alzoo de voornoemde Staaten de veftwerken der zelve y en 't onderhouden der Burgh f hunnen lafle genoomen hadden. 'Den Burghvooghde 'Paulus van Loo <v er gunde men , ten verzoeke der ingezeetenen , te mooghen , als Baljuw <van Goeilandt, blyven in'tzelve ampt, op'thuis' te Muide^ zonder dat eenigh ander aldaar in zjn' plaat ze zoude worden gefielt •> mits dat hy den be- hooriy'ken eedt vangetrouwigheit deede. Weenighdaaghenhiernaa, oover* qiiaamen ook die van Weeip en Weeiperkeripel met zyn' Doorluchtigheit, by- kans op gelyken voet. Maar tot Bruflel, ( gelyk doorgaands elk geirne oover hoogher boordt helt, en't ontzagh der maghtighen gewoon is, de vrymoe- digheit huns minders te kreuken) begoft men nu te f peuren, datverfcheide perfbonen, zoo van de Staaten, als van den regeerenden Raadt, zich niet onthielden van t'oover naa Don Johan te luifleren. Tot richtingvan dit, en weemis van fèheuring, ontworpen etlyke Heeren een' form van verbondt., om by d'Algemeine Staaten, en andren, behantveft te worden. D'eerfren, die 't onderichreeven, waaren de Abt van Sante Geertruids, de Graaven van verbinie* LalainenBofm, Heer Pieter van Worchum, de Heeren van Champaigney nis tuffen en Oignyes, Heer Willem van Hoorne, en die van Berfeele. Thans, op de Rooms- den neeghenden van Louwmaant, ftonden'tde Staaten toe, de regeerendeiez-"^ Raad bekraftighd' het: ende teekenden, naa hen, de Stadthouders der ge- Stme* weiten, de Prelaaten, Vicarizen, Raaden, Ooverheeden, Wethouders, . , ,' en andre Heeren. 'Tbegrip was, dat de vereenighinggefchiedde, om den RoomfchenGodsdienfi, en devreedevanGentvoorteftaan-, deSpanjaardts, en hunnen aanhang te ver dry ven, onder de behoor lyke gehoor zaamheit te?t Koning -} tot de ruft en welvaart des Landt s, bewaar nis der vry doornen, gerechtigheeden, en ouwde gewoonten. Ontrent den zei ven tydt, werd de Graaf van Bollu afgeveirdight van de Algemeine Staaten, om Haarlem, Am- flerdam, en Schoonhoove, tot de gemeene vereenighing te verfpreekenj ook dien van Uitrecht raadt enhandtreikenteverilrekken,totveroovering Bojfuhmt van 't blokhuis. De knechten, in ftadt, waaren van zyn regement. Die Held' tot uit- hy, voor eerft, te vreede, hun toeleggende twee maanden földs, half aan geldt, recht. half aan laaken i voorts leening van duizent kroonen ter maant voor elk ven- del. 'TachterweezenderHopluidenzoud'hun, op drie halvejaaren, betaalt worden, en 't volk ongehouden zyn oover eenighe waatren te trekken, tot dat men afgereekent hadde, en verzeekering gedaan voor 't ooverfchot. Thans verzocht hy twintighduizent gulden, van die van Noordthollandt, te leen opzynhandtfehrift, om de bezettelingen uit Haarlem, Schoonhove, en Nieupoort, te lichten. Die van Zuidtnollandt zouden daartoe noch twaalfduizendt gulden verfchaffen, onder verding van die te korten aan den eerften omflagh by d'Algemeine Staaten te doen. De Noordthollanders waa- ren ooverboodigh ■> dan wilden eerft, niet alleen die plaatfen, maar ook Mui- de, Weefp, en andre, van't krysvolk geleedight hebben. Endtlyk, 'r geldt werd tot Monnikkendam beitelt, en gyzelaars onder den Graave, tot bor- ghen voor het tellen, zoo ras't ontruimen gefchiedt waar. 'T leedt echter oo- ver de maant aan tot Haarlem en Schoonhove: enmidlerwyl verdroeghende Haarlemmers, op den tweeëntwintighften van Louwmaandt, met den Prinfè. De hooftvoorwaarden waaren; de veilighe oefening van den RoomfchenGods- Haarlem dienft: een'kerk ten verdoen van den ge zuiver den-,71 aanblyvender Majeftraa- neemt vol- ten , tot den tydt der verkiezinge, alsdan tegejehieden naar oude gewoonte-, de doening behoudenis der vry doornen engerechtigheeden. Don Johan, om eenighen goe-van m den m***
|
|||||
mMM—^mm-mi-m
|
|||||
492 P. C. HOOFTS ELFDE BOEK
j -_, - den fchyn van geneeghenheit tot ontlading der L anden te geeven, had, wee-
nigh daaghen te vooren, den Heere van Hierges belaft, dat hy, in plaats van Francifco Fernancies d'Avila, Burghvooghdt tot Uitrecht, eenen andren bequaamen perfoon zoude ftellen. Eenen brief, gericht aan Don Francifco op dat lluk, zond hy te gelyk aan Hierges: die den zelven aan Bofïü 3 en Boftu, aan den Burghvooghdt. Maar deez' nam 'er dagh aan, zeggende 't handtteik- ken van Don Johan niet te kennen 3 waarooverhemnoodigh waar, yemandt aan zyn'Hoogheit te fchikken, om zeeker te gaan in haar bevel: inmiddels zoude men alle vyandtlykheit fchorfèn. Dit fmaakte, nocht den Staaten dies Landts, nocht den Graave 3 duchtende voor eenighedwarsdrift, ondertuflen te brouwen. Dies viel men aan 't beuken, en aan 't vullen der graften. Dit werk ging traaghlyk voort, by gebrek van kruidt en koeghels, daar men echter om uit zien moeft, Die van 't Slot, nochtans, flechts ontrent hondert man', zich ziende verfteeken van de hoope, dat de bezettelingen der ftadc met hun zouden aanipannen, en geen ontzet voor handen, verlooren hunnen moedt j Ve burgh gaaven'top, byverdragh:ende tooghen daaraf, den elfden van Sprokkel- t Uitrecht maantt £y bleeven eenighe daaghen, in't Karthuizers kloofler, buiten der ooverge- fafa ^ en werc{en thans, onder geleide, oover Krimpen en Bredaa, naa Ant- " "" werpen, gebraght. By hen vervoeghden zich, Hopman Tordezillas, die op 'thuis te Vyane, Alonfo Lopes Gallo, die opdat vanKuilenburgh gelee- ghen had 5 ontruimende die plaatfen , door bevel van Don Johan , zoo Die wordt gelooft werd. BoiTu, op ernftigh verzoek der Meedelingen, en aanbodt eener met Bur~ goede fömme van penningen, (telde 't Slot in handen vande burghers, onder gersbefet. gebiedt van Schout, Burgherrn eefters, en zeekren hunnen Hopman: mits zweerende, 't zelve te houden, voor den regeerenden Raadt en d'Algemeine Staaten, in 's Koninx naam. Kaizar Rudolf nu, volghends zyn fchryven booven geroert, had, tot vordering der zaake, tullen Don Johan en de Staa- ten uitftaande, gemaghtight Heer Geeraardt van Groesbeek, Biftchopvan 's Kakars Lmk;, en Hartogh Willem van Guilik en Kleef, oft de geenen, die zy goedt ge fanten vonden, in hunne plaats, daartoe te gebruiken. Ten zelven einde had hy ook m jm ,. afgezonden, Heeren, Philips de Aide, Baroen van Wynenbergh, en Andries ^amtebL- Gail der Rechten Do£toor. Don Johan was, vanLuxemburgh, gekoomen den. totMarche inFamine. Derwaarts, fchiktende Staaten hunne gemaghtigh- Fervolgb den: dan 't geen deeze met hem daadingden, werd van geene waarde gehou-
des [elven, den by hunne meefters. De zelve zonden, daarnaa, Heeren, Matheus Abt van Sant Geleins, gekooren BilTchop van Atrecht; Bucho Aita, Eirtsdiaken vanYpre: FredrikPerenot, Baroen van Ronfe, Heer van Champaigney, Steêvooghdt van Antwerpen: Jan van Sant Omer, Heer van Moerbeeke, Ooverfle der burgh enfteede van Airej Franibis van Halewijn 3 Heer van S weeveghem, Hooghbaljuw en Hopman oover Slot en fladt van Audenaarde; Ridders 3 ende Adolf van Meetkerke, Raadtsman enOntfanger, des Lands van Vrye in Vlaandre. Hun laft was, zich, neevens die van den regeerenden Raadt, totHoy in 't Landt van Luyk, by Don Johan te vervoegen, om tot flotvan handelte arbeiden 3 zondermeer, daaraan, dan vier daaghen, te be- ileeden. Veel ftribbelinx viel alhier: en, oft fchoon Don Johan dit had, dat hy zyn eindt wi(T te houden, föo ontfnapten hem nochtans verfcheyde ftree- ken die na lompe onervaarenheit rooken, en wel te kennen gaven, hoe licht- lijkderaddigheitvan eenen geeft, als de zyne fcheen, zichverftuikt en op lolligheit uitkomt. Onder 't ftyf ftaan op 't verfenden der Spanjaarden te waa- ter, en andre dingen van geen gering bedenken ,verghd' hy den Staaten, hun- ne ganfche földaaty zynen gebiede t'onderwerpen. De grooffte leek in floffe van ftaat( laat itaan defchranderften en geoeffenflen van den Lande }hadde zoo
|
|||||
^mÊÈm
|
|||||
DER NEDERLANDSCHE HISTORIEN. 45,3
zoo een' verroefte loosheit niet voor glad laaten deur flippen. Naa lang- 1777,
twiften oover den pais van Gent,verklaard'hy, dien t'aanveirden, onder befprek van oopen en onvereffent te houden , de punten, waarop hy zich naa- der bedenken moghte 3 als waaren, die den Godsdienft, en gehoorzaam heit ten Koning raakten, en andre diergelyke. Ende, hoewel d'ongerymde ftry- digheit deezes blaazens van heet en koudt uit eenen mondt, hem, zelfs door de Kaizarlyke gezanten, werd aangeweezen -, hy bleef daarby, zonder plaats te geeven aan eenighe reedenen j om de welke hem in te ftampen, men, tot tien uuren des aavondstoe, bezighwas. Degemaghtighdendan, teneinde aller hoope, tuighden, volghends hun onthiet in dien gevalle, hemfchrifte- lyk aan, ter jeeghenwoordigheit van deRaadsheeren van Staate, end'Am- bassadeurs j Hoe't aan hen niet gefchort had, 710 cht fchortte, dat'er niet 'vruchtbaars uitgeright wier dj ende dat zy zich vry kenden ij an alle fc huidt aan 't naadeel, dat den dienfle Gods en des Koninx, aan't verderf dat den Lande, befchooren was. Dit docht Don Johan eenen donderflagh in de 00- ren. D'oploopende moed berft uit: Die gewaapent quaamen met * aan- * Pr0" tuigheniften, hadden ge enen zin zich totvergelykingtevlyen. 'Tzeurd'hem tQ van hunnen 't weeghe. Nu-, zy moghten toezien. 'T had wat in, zich teeghens hunnen Landsheer te verzetten, met eenen krygh, die hun den vloek en verdoemenis der ganfche weerelt op 't hooft moefl haaien. Nemmer zouw zyn' Majefleit zoo eert wee derfpannigheit ongeftraft lyden: maar daaraan be- fteeden haare heele maght, die niet klein was. Ende zond' hy, in dit krakkeel, te werke ft ellen 't zw aardt, niet hetzyne, maar des Koninx 5 en't f elft e oor- logh voeren, daar men ooit af hoorde gewaaghen. Voorts weedertuighd' hy hun, mondelinx aan: dat alle onheil, hieruit ryzende, den Staaten zouw te wy ten ft aan. Hierop ftiet het werk: ende naamen de gemaghtighden hun aficheit van hem, om 's andren daaghs te verreizen. Dusdaanighe buiten- flaaghen werden wonderlyk vremdt gevonden. De voorzienighen eignen- den terflondtopzynenperibon^ dat niemandt uiterlyk aan te zien waar wat 'er in frak: ende noemden hem een'groote lantaarne zonder licht. Andren vraaghden, oft hy waanen moghte den Neederlandren zoo gemaklyk't net opfpr^k, oover't hooft te ftryken, als eenen deele flaaffche mooren, die, verfuft en teeÈbens verbluft, geen bceter raadt geweeten hadden, dan zich te betrouwen op zyn Dm1° an' woordt; dat hun oevel bekoomen was. Ende, dewyl men begoft had die fhaar te roeren , werd 'er by gemort; Dat, de volken , door bedrogh en meineedt, in plaats van voor de vuift, te ver kloeken, nu de groot moedigheit van eenen Kaizars zoon heet en moeß: 't en waare zyn' moeder, hoe lucht igh ook, meer geloof \s, dan hy, verdiende j die, zyns quaalyk te vreede, ge- dreight had hem eenen andren vaader te geeven. Zommighe andre zyner nukken werden, met een, opgehaalt: hoe hy, denTrinfeDon Kaarel, de voet had helpen lichten j nooit met taal of teeken, 't misdryfder Spanjaarden gelaft er ti en zich geheel in hunnen aardt verfchaapen. Waarom hy zich ook niet fchaamde, aan de Staaten te willen bedingen, dat zy niemandt van die ge- weldenaars ter ft raffe zouden vorderen , maar zyne Majefteit daarmee be- gaan laaten. Dat Roda, vertrokken zonder hem te begroeten, zeeker be- richt fchrift , onder eenen Spaanfehen koopman, tot Antwerpen, gelaat en had, en Don Johan laft van den Koning, 't inhoudt van dien f achtervolghen. 'T welk 'waare 3 de harten der gemeente, door meêwaarigheit, te winnen-, thans, door hulp van d''andregeweft'en , die van Hollandt en Zeelandt te dwingen; daarnaa de reekening met de weederftreevers te effenen -3 onder- tuffen konftïgh te veinzen. Meer diergelyke geruchten zweefden om her, daar 's Prinfen toenygelingen niet afdeeden. Maar Don Johan , thans T t wat
|
||||
494 P. C. HOOFTS ELFDE BOEK
j .-- .\vat bekoelt van zinnen, en duchtende met het hooft teegens denheekel te
loopen, nam het een weinigh zaghterop. Ontrent middernacht, naa 't val- len der hooghe woorden hier vopre geroert, zond hy} by Pater Fregozo, ver- zelfchapt met den BifTchop van Luik, aan de regeerende Raadtsheeren, en de gemaghtighden der Staaten, een brief ken van zyn'handt. 'T luide; dat hy bereit was, de Gentfche vreede f 'omhelzen, zoózynochteden Roomfchen Godsdienfl , nochte der Koninklyke hoogheit te naa quaam : en zulx op de voorwaarden, in zyn laafle fchrift uitgedrukt. Dit was noch wydtvanver- gelyking. Maar, ten volghen den daaghe, als de gemaghtighden, nureisveir- digh, hunne gebiedenis aan de Raadsluiden van Staate waaren doende, ver- ftonden zy, dat hy hun geirne noch eens Ipreeken wilde; en booven den pais van Gent, het vertrekken der Spanjaarden te Lande, had toegeftaan . Dies vervoeghden zy zich by 's Kaizars gezanten, die hun meer niet, dan eehïghe jonger reegelen van zyn' handt vertoonden: waarbyhy verklaarde, in die vree de te b e willighen} dewylhem, by de tuigheniffen van de Biffchoppen, hoo- ghefc hooien, en andren, bleek, dat zy nietfireed teegens 't He High Roomfch ge- loof-y naardien ook de Bi ffch of van Luik, en d'andre Kaizar lyke Ambaffa* deurs hem voldaan hadden, belangende d'achtbaarheit des Koninx, die zy verflondenby dengemeldenpais, bewaart te weezen. Echter, men ging Don Johan, voor tot zooverre^ bedanken, enbadhemwyders, deSpanjaardtste lande te willen weghzeinden. Loode voeten had hy, om hier 00ver te treeden; en liet het onbeantwoordt. Noopende den pais, gafhy op, dat z' hem, ge- wijffelyk, wel behoorden te bedanken, als van de hooghfieweldaadt, diezy van zyn' Majefleit ontfangen moghten: temeer, omdat de vreede gemaakt was j naa zyn vertrek uit Spanje, ende hy, zonder orde van den Konink, 't beaangenaamen der zelve 00 ver zich nam, ten aanzien van de noodt en geleeghenheit der dingen. 'T welk wel verdiende , dat zy zich erkent- lyk neeghen tot de punten by hem geeifcht. De gemaghtighden beloof- den , alzoo de tydt van hunnen laft om handelen verftreeken was , ge- trouw verflagh van alles aan hunne meefters te doen. Oorlof van hem ge- noomenj gingen zy opzitten, hatende berichtfèhrift aan d'Ambafladeurs, om 'tooverigh werk, naa hun vertrek, te vorderen . Deeze verzuimden geenerley plicht by Don Johan, die noch den windt zulx niet inhouden kon, oft men fpeurde meer dan te veel, dat hem d'aantuighenis der ge- maghtighden in de krop ftak. Ook klaaghd' hy, oover 't al te ftips ftaan der Staaten, en dat fy geen geftant gedaan hadden , aan 't geen by hunne ge- maghtighden, tot Marche, was ingeruimt. Zy floeghen alles in de befte vouw, om hem needer te zetten: ende hebbende alhier de zaaken op taamely- 's Kaizars ken voet gebraght, vertooghen naaBruflèl, om te verftaan hoe naa men el- Ambaijii- icanc|ren te gemoet zouw kunnen koomen, in d'onbeflechte punten. Thans Bruflèl keerden zy, met der Staaten gemaghtighden, weeder tot Don Johan. Die Zy keer en ^et de Ye^e gtyen : maar 't uitheemich oorloghsvolk, anders dan ter zee, weeder tot te verzeinden , docht hem , zyn eighen harteeten; mits hy ganfchlyk den Bon Johan mondt gemaakt had op 'tinflokken van Engelandt. Dan hy moefl: daaron- der der der deur: ziende, zonder dat, in 'c bewindt niet te raaken, en zich eeven- staaten wej vervallen van de hooghte zyner inbeelding. Ook ooverftreeden de ge~ gemagb- zanten desKaizars hem kraftigh zyn ongelyk, end'onmooghelykheit van % etl<: »t verfj-ek te fcheepe. Men werd dan endtlyk eenlch 5 't verdragh vertoont aan de gemaghtighden der Staaten van yder geweft, te Bruflèl, op dat zy 't be- kraftighden. Alleenlyk die vanHollandt en Zee landt verklaarden, voor als noch daar toe geenen laft te hebben. D'andre, dies onaangezien, voeren voorts met onderteekenen •, zulx een plakkaat geraamt werd, op 's Koninx naam, on-
|
||||
#
|
|||||
DER NEDERLANDSCHE HISTORIEN, 45)5-
onder tytel van Eeuwigh gebodt: 't welk de naavolghende punten behelsde; 1 jy 4.
Vergeet enis van alle mishandelingen j gefchiedt ter oorzaake van de beroerten \ Verdragh 3 Toeftandt van den Gentfchen pais j ^<9 /?# aanzien van degetuigheniffen der en eeuwigh prelaat en, ende der Voorleezeren in de Godtheit en Rechten tot Looven, ver - £*Mf * Haarende, fy «3^^ zelven niets befloot en te zyn, </^ 'tgeene, naar tydsgelee* ghenheit) den Roomfchen geloove meer mee dan teeghens ginks als om dat de Raadt van Staat e bewaarighde^dat het gemelde verding niets inhield tot.af brek der Koninklyke acht baar heit en onder daanigheit •, ende de Kaizarkke ge- zanten''tgevoelen der T relaat en-> Voorleezeren^ en Raadsluidenvan Staate $ noopende de voorzeide twee punt en •> in reedegegrondt vonden: ingevolgh van 3t welke, de vergaadring der breede Staaten haaren voortgank zouw hebben, op den voet geraamt in 't derde punt deezes verdraghs. Het uitheemfch krysvolk zouw vertrekken uit de Needer landen 5 zonder weeder daarin te keer en * 't zel~ ve oft ander, 't en waar by buitenlandfch oorlogh, ende dat de breede Staaten des noodigh oordeelden. 'De Spanjaardts} Italiaanen, en Borgonjers, moeften binnen twintigh daaghen naa de aankunding, hun terftondte doen door 'Don Joh an 5 uit de burgh en fladt van t_Antwerpeyifcheiden > famt uit alle Sloot en j fleeden, enßerkten van Neederlandt -, voorts uit denganfchen Lande, èn naa- mentlykuitdengeweflevan Luxemburgh, binnen andre twintigh daaghen, viele 't doenlyk > V welk Don Johan met alle maght zouw bevorderen: ende hadden zich midlerwyIe f onthouden van alle vyantlykheit en ooverlaft ^ zoo wel ten opmerke van de buurgeweflen, als van de Landen zyner Majefteit, Den Hooghduitfchen flond op reize te flaan-, zoo ras de Staaten met hun 00- verkoomen waaren> belangende 'tgeen men 3 naa reekening en afkorting, be- vondehuntoe te behoor en $ in der maniere als'tvyf tiende punt deezes briefs zouw uitwyzen. Aide zelffie foldaatye had lyftoght 5 gefchut, en krystuigh, niets uitgezonden 5 te laat en in d'ontruimde Sloot en en fleeden 5 de welke met den voorraadt van mond' en oorlooghe, men Jlellen zoude, by goedtdunken des Raads van Staate > in handen van inboorlingen van derfoorte als vereifcht wierd by de vry doornen des Landts, ende, voor ditmaal', van zulke die den Staaten waar en aangenaam. Aangaande 't brandtfchatten, afdwingen, enge- f lyke verdrukkingen, gepleeght by de krysluyden j zouw zyne Majefleit laat en
gefchieden 't geen naa recht 5 reede, en billykheit 3 behoorlyk en uitvoer lyk wee- zen moghte: ook orde ge even ^ om t 'onderzoeken 5 op alles$ wat, zoo welde hoofden als'flechtefoldaaten, in haare oftin d'aangegrenfde Landtfchappen * misdaan hadden, ende'rechtdaar oover doen, in Needer landt > Spanje, oft el- ders , daar 't beft betaamde. Alle gevangenen, by zaake der beroerten, zou- den uitgaan zonder betaling van ranfoen : doch V ontflaan en weederzein- dendes Graavenvan Buur e aandraaghen, tot dat deT rins vanOranje't be~ fluit, te neemen ter aanftaande daghvaart by de breede Staaten, met der daadt hadde naagekoomen-} en langer niet. 'Tgefchil oover 't herftellen van eenige heer en en ampt luiden, tot de vooghdyen enftaaten, waaruit zy om de voorlee« den' ontftelteniffen, ge f et waareiï, had men teftaaken tot hetfcheiden toe van de bo ovengeroer de vergaadring der Staaten j en 't zelve alsdan te bren- gen voor de Raaden van Rechte, in elk geweft daar V onder behoorde , om by , de zelve , ge oor deelt en geuit te worden. Dat zyne CMajefteit, in Koninklyke en Vorfielyke woorden, beloofde te handthaaven, en doen handt* haaven, by haaren broeder en alle andre haare Stadthouders, zoo oover 't ge* meene Landt als oover elk eighen geweft van dien-, al de ouwde vry doornen en gewoonten der zelve $ en aUevremdelingenuit de regeer ingte houden. Dat^ daarenteeghens 3 de Staaten beloofden, in oprechten ge wijf e , by trouw en eere, den Roomfchen Godsdienft ? endegehoorzaamheit ten Koning f onder* Tt % houden
|
|||||
W6 P. C. HOOFTS ELFDE BOEK DER NEDERL. HIST.
1577' houden en voor te ft aan, in ende oover al. Zy zouden verthyen , en afgaan
van alle verbonden, diezy, f hunner verzeejiering en befchermenis , met uit- heemfchen, ten tyde der beroerten, moght en gemaakt hebben. Zy zouden af- danken , en ten Lande uitfchikken alle vreemde foldaaty by hen aangenoomen, en beletten dat 'er geen' andre weeder in quaam. Volghends hunne beloften, zouden zy, uit goedegeneeghenheit te zyner Majefteit, opbrengen zeshondert- duizent -ponden van veert igh groot en elk} te betaaien, d'eene helft gereedt, aan 's Kaizars Ambajfadeur, en d'ondergezanten des Hart ooghen van Guilik, die de zelve hadden te keveren in handen van T>on Johan, oft zynegemagh- tighden, f hunner befcheidenheit, om uit alle ft e e den en ft er kt en te doen rui- men 't uitheemfch krysvolk, behalven de Hooghduitfchen , tot dat met hun af gereekent waar e, als onder te zeggenftond: d''andre helft, by wijf el oover te zetten op Genua, om, binnen twee maanden naa't vertrek van de Spanjaar- den , Italiaanen, en Borgonjers uit het Slot en defiadt van Antwerpen, goedt gedaan te worden aan dengeenen, dien Don Johan daartoe wilde maghtighen. Dat de Staaten f hunnen lafte naamen 't vernoeghen derHooghduitfchen,oover 't geen men bevonde hun, in billykheit, fchuldigh te weezen: waarinne zyne Majefteit en T>on Johan hunne behulpzaamheit den Staaten beloofden, zoo by *regifters. de ge enen, die de reekeningen en* blaffaarts onder zich hadden, om hen die te doen oover Ie ever en, als by de zelffte krysluiden, om ken te verfpreekentot reedelykheit: waartoe zich ook de Heeren gezant en erbooden, aanneemende de Kaizarlyke Majejleit te bidden, dat haar geliefde haaf achtbaarheit, te dien einde, te werke te ft ellen, bf de voorzeide Hooghduitfchen: dewelke, f hunner voldoeninge toe, vrylyk zouden mooghen verblyven binnen Needer- landt, in de plaat f en, hun, door den Konink, bygoedtv inden des Raadtsvan Staate, aan tewyze?i, tot befchermenis en verzeekertheit zyner Majefteit en der Staaten. Naa 't vertrek van de Spanjaardts, Italiaanen, en Borgonjers, zouden de Staaten gehouden zyn, denperfoonvanDon Johan, mits toonen- de zynen laftbrief, op den behoorlyken engewoonlyken eedt, ook met pleeghen derftaatlykheeden daartoe vereifcht, font fangen tot Stadt houder en Krys- hooft oover de Neederlanden: ende hem, voor zulx, toe te draaghen 't ont- zagh, de eer e, engehoorzaamheit, die 't betaamde: blyvende nochtans 't ver- dr agh van Gent, met al zyn aankleeven, in volle kracht. 'SKoninx naa- komelingen, f hunner blyde inkoomfle, "Don Johan, en alle andre Stadthouders te maghtigen by zyne Majefteit oft haare naazaaten, zoo oover de gemeine Landen, als oover elkgeweft bezonder, mitsgaaders alle Raadshoofden, Raa- den, Amptmannen, en Rechts luiden, zouden ten aanvank hunner bedienin- gen, ft aat en, en ampt en, plecht elyk moeten zw e er en, f onderhouden, ende, voor zoo veel in hun waar e, te doen onderhouden de jeeghenwoordighe keure en ver dr agh. 'Dat de Koning bèaangenaamde en van waarde hield, alle be- zettingen van renten en jaargelden ,famt andre ver bint enijfen en verzeekerin- gen, gemaakt en verleeden, oft voortaan te maaken en te verlyden by de Staa- ten, ten behoeve der geenen, die hen bygeftaan hadden, en alsnnch byftaan zouden, met verfchaffen en aantellen van eenighepenningen, tot behulp, ver- eifcht uit zaake der beroerten; ende zonderling voor de hooghe en vermooghen- de Vorjlinne, zyne zeer lieve zufter, deKoninginne van Engelandt. Dit werd geveftight, by Don Johan tot Marche in Famine , op den twaalfden -, by den regeerenden Raadt en Algemeine Staaten, tot BrrnTel, den zeeventienden van Sprokkelmaant desjaars vyftienhondert zeevenentfeeventigh: ook on- derteikent van 's Kaizars gezanten * en ten zelven daaghe, plechtelykafge- kundight. P.C. HOOFTS
|
||||
m
|
|||||||||||||
P. C. H O O F TS
NEDERLANDSCHE
|
|||||||||||||
OR
|
|||||||||||||
twaalfde b ö e k.
lts 't bekraftighen der Gentfche vreede door 't eeuwigh
gebodt , en om der Hollandfché en Zeeuwïche ge- maghtighden weyghering van dit te onderfchryven , waaren de zaaleen in die gefteltenis , dat nochte de Roomsgezinde Staaten , nochte de Spanjaardts ver- moghten, de twee voorzeide geweftenmet oorloghte quellen; nochte de Prins, booven zich, Donjohan, behoefde te kennen, voor befluit, dienaangaande, by de vergaadering der hreede Staaten, te neemen.'T welk onzeeker was hoe 't uitvallen moghte , gemerkt, af keerigheit van nieu- wen krygh hun, viellicht, niet zouw toelaaten, ten fcherpfte te zien tee- ghens zyne D'oorluchtigheit. Dies vond men zich bedraait in 't werk, en zond, neevens Meefter Paulus Buis Voorfpraak van Hollandt, den Heer van Willerval Adriaan d'Oignyes, aan den Prince, om zyn goedtdunken op't verhaalde gebodt te verdaan, en hem tot aanneeming van 't zelve te beweeghen. Om der bezendinge meer aanziens te geeven, werd de Doctoor AndriesGail, 'sKaizars Ambafladeur, bewiliight, hen te verzelichappen, De Prins en de Staaten van zyner zyde , antwoordden j dat zy den Maa- ren yver der Algemeine Staaten, tot derufl en verlichting des Lands, tot voor- flandt der vyy doornen, en onderhoudt van 't Gentfche verdragh, ten hoogh- fle looven moeflen. Eevenwel, naa rype betrachting der punten geflooten met 'Don Joh an , docht hun 't ooghmerk der gemelde Heeren Algemeine Staaten, niet in alles getroffen. Want, voor eerfl , fcheenen d'ouwde ge^ rechtigheeden des Lands , (de welke te rekken 't voomeemfte wit was} groot lyx verkort j zoo , oovermits de maght om de breede Staaten te ver- zaamen, den geenen , die ze van alle outheit her en rechtsweeghe toe- quam, bedektelyk fonbruyk gemaakt werd -3 als, om dat men _ de zelve Staa^ ten verknoopte aan ongewoonlyke gehoudenijfen en eeden. Wat kon men ook goeds verhoopen, belangende 't handthaaven der vry doornen * daar zy, in eenen handel, die zonderling f hunner veftinge behoorde te dienen $ kenlyk verbrooken werden, met het verhouden des Graaven van Buur e in Spanje, die, zonderyets te kumienmisdaan hebben, oover alle recht en reede, ver- voert was ? Ook ßreed hetfelffte gebodt oopentlyk teeghens de punten der Gent- fche vreede , die men niet eenvouwdigh en befcheidelyk toeftond, maar fpitsvindighlyk op fchroeven ftelde, met waggelw oorden^ ft of tot meenigh- te van uitvluchten -, gelyk die van de Hartooghinne van Tarma, waar uit zoo veel' beeken bloeds haaren oorfponk genoomen hadden. Wyders docht het hun den gemeinen Landt aar dt een' önuitwijfelykefchandtvlek, aan zulk een' fchuim van fchudden , daar men zoo veelgewelds en weederwaardig« heits af geleeden had , niet alleen noch geldt toe te geeven 3 maar ook te Tt 3 daadin*
|
|||||||||||||
-i.
|
|||||||||||||
1171
|
|||||||||||||
'Ëe^end'mg
der Alge- meine Staaten aan den Vrinfe. Zyn f Amt
der Hol- landjche en Zeeuw« fbe Staa- ter, beden- ken, op hef eeuwigh gebodt* |
|||||||||||||
,
|
|||||||||||||
4s?S P. C. HOOFTS TWAALFDE BOEK
15-77. daadingen en t'ooverkoomen met de ge enen, die by oopenbaaren uitroep op 's Ko*
ninx en der Staaten naam, verklaart waar en 5 en befchuldight by defienden des Heilighen Ryx, voor muiters enecrlooze fchelmen, behipt in gefpan en vloek- verwantfchappen, met de Span]'aardt sgemaakt: jaa, met goeden ooghe aan te zien> datzygingen brallen -, enheeneftryken-, met kleinoodje, geldt ,goedren, koopwaar en, en brandt fchattingen •, den Lande afgefiroopt. cDaarenbooven, was, hunsgevoelens, te luttelachtsgenoomen, op'tontzagh, den dank, en eerbiedenis, toekoomende der Majefieit van Engela?idt, en den Hart ooghe 's Franfihen Koninx broeder, voor de hartlykheit betoont tot onderfiant der Landen} in hunne noodt•.gemerkt het welbetaamthadde, hen-, met ontfou* wener en doorluchtigher uitfpraak, in'tverdragh te begrypen. Ten lefte, zy vonden-, by de punten des zelvengebods die van Hollandt en Zeelandt gan- fchelyk onbewaart, ende veel vorderlyker enreedelyker de ver ze e keringen, hun aarigeboodentot Bredaa -, gelyk hun ook tot Gent niet min zouw gebooden ge- weefi zyn, zoo hunnegemaghtighden niet verklaarthadden, ter goede trouwe te willen gaan-, als v erfiaande geenszins met andren dan met de Staat en te handelen. Waar hunne meening geweefi, 'Don Joh an font fangen , en met hem temoeten daadingen, in dervoeghe als nu gefchiedde, zy zouden-, oover ditfiuk , aldus niet heenegetreeden hebben. Althans bleek niet alleen degemei- *Particu> ne verzeekring verby gegaan, maar ook die van het herß ellen der* enkiep er- liere. foonen, in hunne goedren, ampten-, en vooghdyen, geleeghen in verfcheide plaatfen van herwaarts oover j en desgelyx in 't Graaffchap van Borgonje: die't nochtans welreede geweefiwaar, nute bedingen ■> dewylhet-, tot Gent, met geen uitdrukken der bezondr e landt fchappen, had kunnen vatten-, omdat men daar alleenlyk verding met de Staaten maakte. Immers zoo luttel ver- zeekerings fpeurden. zy, in de gemelde punten-, voor d'andre gewefien-, en 't arme gemeine volk: gemerkt v an't afwerpen der burghen-, oorzaaken van zoo veel quaads, geen vermaan altoos gemaakt werd-, nochte verklaart eeni- ghe eighentlykheit van de vergeetenis daar aayigeroert. Ten teeghendeele fcheen, dat men de Staaten,fiechts voor dit maal-, gerieven wilde, met vooghden hun gev allende i en vanzinne waar, hun, voor den toekoomenden tydt, alle middelen te beneemen, van zich verzeekert te houden teeghens 't boos opzet dergeenen, die men hun dacht tegeeven tot Ooverfien ■ Veele andre diergelyke bedenkingen hadden zy aangeteikent, en begoft de zelve bygefchrift te ft ellen -, met ver tooning hoe 't nu de rechteftonde was tot verbreeding der vrydoomen: als hun behandight werden de punt en reeds oovergezonden aan ^Donjohan-* om hem daarop tot Landt vooghdt t'ontfangen. 'T welk hun hooghlyk ver- wonderde ; die 'tylen, in een ftuk van zulk gewight, gevaar lyk hielden. Zy lieten zich echter bedunken , alles waar ter goede meeninge gedaan, om 'tLa?idt zoo veeltefpoedigher van de Spanjaardts en 't ander uitheemfch krys- volk fontlaften. Waar oover hun heelhart lyk wenfchen, en bidden tot Gode was, dat de zaak den uitgankneemenmoghte, ddar alle oprechte liefhebbers des vaaderlands naa verlangden. Voor hun j naardien 't oover afgedaane dingen te fpaade geh afpelt waar, zy beloofden den Gentfchenpais ingeenerley wyze ie quetfen^ ver hoop en't zelffte van de zyde der Algemeine Staaten. Niettemin, op dat hunne geneeghenheit tot vordemis van 't vertrek der Span- jaarden en andre vreeindelingen, en tot de veftighing der vreede, ruße, en ouwde gerecht ighe e den der Landen, bleeke-, zoo ftonden zy ooverboodigh -> de gemelde punt en te hoven en onderfchryven -, mits dat den Algemeinen Staa- ten alvoore geliefde, vafi en onweederroeplykte befiuiten-, ende hun daar af te geevenbehoorlykenverplightend befcheit, geteikent in v er e ifcht e forme*, by de Heeren Staaten, Ooverfien vangewefien, kryshoofden> en kornetten i dat->
in-
V i
HF •
|
||||
DER NEDERLANDSen HISTORIEN. 45*9
indiende Spar jaar dt s, ten bedongen daaghe, 't Landtnietruimden, zy'al- 1577.
len vorder handel met T> on Joh an zouden affny den, ende, zonder daarnaa meer te verfiaan tot eenighen andren, 'tgemelde vertrek, by weeghevanwaa* penen, vervolghen: mits ook, hun geliefde andermaals bondtfchrift te ver- lyden, dat) naa't boovengeroert vertrek, nochtezy ,nochtedeOoverßender gewefien, de krys hoofden , en kor nellen, den voornoemden "Don Joh an, oftye- mandt anders, tot Landtvooghdt hadden aan te neemen, zonder eerfi,-door hem, gericht en geboet te zien alle puntenflrydende, luttel oft veel, teeghens de gerechtigheeden des Lands, oft eenighszins naadeeligh der vreede van Gent, Volghends 't welke yder flond te herflellen tot zynegoederen, zoo wel ïn Eorgonje als in Needer'landtgeleeghen,geen' uitgezondert-y ende alle vrydoo- rnen te looven en te vefiighen, naar luidt van der getnelde Heeren Staaten be- loften , plecht elyk enfchriftelyk gedaan, aan degemaghtighden van Hollandt enZeelandt, tot Gent, op den achtentwïntighfien vanWynmaandt lefilee- den, Hierop verklaarden thans d'Algemeine Staaten 3 dat hunne meining Beßuit der altydsgeweefi, en alsnoch was, *t verdragh van Gent naa te koomen, ende, Algemeine onder ander, alleste doen richten, wat blyken zouw gedaan oft voorgenoo- ^taate^iOp men teeghens de gerechtigheeden , vry doemen , oft ouwde gewoonten der r verz-oe% Neederlanden. 'Dat zy verßonden , de Spaanfche , Italiaanfche, en Bor- H ,, f4 goenfchefoldaaten, door geweldt van waapenen te ver dry ven, volghends 't ge- en Zee^ melde verdragh, zoo de zelve niet zouden vertrokken zyn, binnen den be- Undt. fiemden tydt -3 zonder wyders te treeden in eenighe handeling , waar by 't verrazen der Spanjaarden eenighzins draaiende moght gehouden worden. Ende, gemerkt de Stadt houders der geweflen, de hoofden en kornellen van 't krysvolk, gehouden waar en, zich daarnaar te fchikken, zoo zouw men hen verzoeken tot onderteikening van den inhoudt dezes beßuits. Midler- wyle, te weeten den twintighften vanSprokkelmaant, ooverquaamendie van Schoonhoove met den Prince 5 op voorwaarde , van.den Roomfchen Schoonfw- Godsdienfi, buit en alle verlet, te mooghenoeffenen: mits dat men, daar en- ve begeeft teeghen , weeder niemandt om gelodfszaaken moeide , naar uitwyzen der wd> ondet Gentfchepaispunten: volghends dewelke, aanyder zouw oopenflaan, zyne dwvrince. goedren faanveirden. 'Tbeleidt en verkiezing der regeeringe hadtegefchie- den, volghends de vry doornen en't ouwdt gebruik, gelyk voor de toekoomfl der beroerten. 'Doch , noopende 't Baljuwfchap en Schouwtampt, zouden zy zich fchikken naar orde, te raamen van zyneT) oor lucht igheit, bygoedt- dunken der Staaten van Hollandt en der kaamere van Re e kening. Ende werd hun, ten opziene hunner armoede, ver oor loft, de laßen opfpys, drank, en diergelyke, te hooghen oft laaghen, naar hun welgevallen, voor eenen tydt van drie maanden-, ge duur ende de welke, zy ook vry zouden zyn van alle fchattingen, die men oover'tgemeene Landt, quaam.omme te Jlaan. In't ß oppen hunner dyken, zouw men hun te hulp ekoomen, als dejeeghenwoordi- ghe bezettelingen vertooghen warnen -} ende geen' andre inzeinden, dan ter hooghdringenden noodt, en tot kofien van Hollandt en Zeelandt. Onlanx hier- Groemngc naa, braght de Baroen van Ville te* weeghe, dat het krysvolk, voldaan zyn- wordt ont~ debyde ftadt en't Landtfchap, Groeninge ontruimde, tot maghtighe blyd- Uß van fchap der burgheren. Voorts werd de pais van Gent, by dit ge well: en die van bemting. Vrieslandt, omhelft. Thans bewillighden d'Algemeine Staaten, en de regee- rende Raadt, t'zynen verzoeke, in 't afwerpen der burgh van Groeninge* waar- De Bllr£ |
|||||||||
yan GroC"
ninge ge- |
|||||||||
aan hy zelf, neevens die van zyn gezin en de poorters, metgrooten yver ar-
|
|||||||||
beidde. De zelfde Raadt had begeert, Robles, die noch gevangen was, in han- 'Z%t\
den te hebben. 'T welk de Staaten van deezen hoek toeftonden, metbeede om op zyne goedren te mooghen vernaaien, 't geene blyken 2ouw, by hem, Tt 4 tot
|
|||||||||
5oo R C. HOOFTS TWAALFDE BOEK
i £77- tot betaaling der foldaaten, ontfangen en achter gehouden te weezen , Dies
verilond men, dat hy geleevert wierde aan den heerevan Hierges, behou- dens yders gerechtigheit op zynen perfoon en middelen. Tot Groeninge rechtte men acht vendels burgheren op; die zwoeren, ten eeuwighen daa~ ghen geen bezetting meer in teneemen . Donjohan, nu getrooft naader te koomen, vervoeghde zich; onder enkle lyfwacht van tachtentigh helbardiers, Von Jo" daar Aarfchot het hooft afwas, tot Looven. Werwaarts meeit al de grooten ban komt en treflykften van aadel heene fpoeiden , om hem te begroeten en zich ter tot Looven. ^nms en gUnfte des aanftaanden Landtvooghds in te boezemen. Hy, ont- haalende hen, met oovervloedt van goedeliere, metuitbondighbewysvan allerley heusheit en hartlykheit, vereerde d'eenen met waardigheeden en ampten, d'andren met jaargelden en mildaadigheeden. Jaa hy verfcheen, in .perfbon, op de banketten der gilden, hanteerde de tzamenkoomflen der fchutteryen, en vermengde zich met haar gezelfchap en oeffeningen: drocgh zich fpraaklyk en gemeenzaam jeeghens minden en meeften: waardoor hy zich veele eenvoudighe harten quam aan te klampen. Die veerder zaa- ghen, en zynen aardt dieper in, lieten zich voorftaan, dat zoo groot een hoomoedt, als de zyne, die meêwaarigheit dier genoegh reekenen zouw. Hier field' hy orde op 'tvernoeghen van de Spanjaardts, Italiaanen,en Borgon- jers: verzochten verkreegh, te dien einde, van de Staaten, dat zy hem, on- der verzeekering op de Koninklyke inkoomflen, hunnen naam en geloof leenden, om vierhondertduizendtgulden op fret telighten . Eevenwelfliep zyn'wantrouw zoo vaft niet, oft hy deed den Raade van Staate aangeeven, door OcTravio Gonzaga, hoe men hem zoo uit Vrankryk als van elders ver- Gewaande kundtfehapte, dat'er een toeleg broedde, om hem van kant te helpen, laaghe te- 't waar by weeghe van moordt, oft vervoering ter zee, naa Rochelle. 5Twelk ghenszy- eenighe vremdelingen, zich onthoudende tot Looven, zouden aangenoo- nenper- men iiebben, voor denderden van Grasmaant, in't werk te ftellen. Enhy J zeide bericht te zyn, dat hem dit, door den Prinfe van Oranje gebrouwen werd, ende reeds getal van krysvolk ontrent de ftadtverdeelt en verhoolen
lagh. D'Algemeine Staaten, hier mee gemoeyt, vonden'tvreemdt, en nochtans raadzaam, op naader gefprek met Gonzaga, de geenen te doen ver- zeekeren , daar eenigh vermoeden op viel. Dies werden, binnen hunne her- berghen, in bewaarnis genoomen de Heeren van Bonnivet en Bellangerville, Franfche eedelluiden. Maar, naa eenighe daaghen naauw onderzoex, op alles, vernamp men geen' waarfchynlykheit altoos van zulken aanflaghj ende vond zich meer begaan om hen te vreede, dan op vrye voeten, te ftellen: ge- merkt zy verklaarden, van den Hartooghevan Anjou gezonden te zyn, die geducht werd dat zich deezen hoon hooghlyk aantrekken zoude. Waaroo- ver, brieven, tot verfchooning der daadt, en thans de Baroen van Aubigney, aan den zei ven Hartogh, werd afgeveirdight. Efcovedo, midlerwyle, zocht vaft geldt op woeker, by de koopluiden t'Antwerpen; dan vond, mits de veriche heughenis van 's Koninx wanbetaaling, die dwaazen niet. Thans verghd' hy hun, flechts maxel, en geen'ftof by te leggen, metverlyden van wiffelbrieven op Milaan, onder befprek van niets uit te tellen, eer zyne Ma- jefteyt de brieven voldaen hadde , die hy hun , daarteeghens, zouw ke- veren . Men gaf hem t'antwoordt, dat koopmans geloof te teeder een ding was , om , by mangel van woordthouding door zoodaane uitvluchten, voor quetflng behoedt te bly ven • Endtlyk beloofd' hy, mits dat zy, op dien voet, hem hondertduizent kroonen in fchrift verftrekten , hun een der- dendeel te doen hebben van 't geen zy aan den Koning ten achtere waaren. Hier naa werdt geluyfiert. Maar, onder de handt, ried hy den Koning, om
|
||||
DER NEDERLANÜSCHË HISTORIEN, pt
öm den meeften oorbaar, 't weezen tlyk geldt naa Italië te zeinden: in welken ï fjjt
gevalle, de fchuldt der handelsluiden, in den ouwden ilaat zoude blyven. Hebbende door deezen vondt brieven verkreeghen, paaid' hy daarmeede 't krysvolk. De Staaten hadden nu, tot Burghvooghdt van Antwerpen, ge^' noemt den Hartogh van Aarfchotj ende deez' zyn berightfchrift, van Don Johan j ontfangen. Derhalven verfcheen hy aldaar , den zeiïentwintigh- ftenvanLentemaant, om de fterkte in zyn bezit te neemen: 't welk, ten byweezen van den Ryxgezant Wynenbergh , in deezer maniere toeging. Martyn delHoyo, Steehouder vanSancjo d'Avila (want den zelve moght ®e Bar' het van't hart niet, daar jeeghenwoordigh te zyn) trad uit, totooverdeval- tog vm brug. Die werd achter hem opgetooghen , en de poorten geflooten. De -ln At'1ot Hartogh verzelfchapt met etlyke Heeren en Eedelluiden , deed ter zelve tot Burvh* plaats, bloots hoofts, aan handen van Eibovedo, deezen eedt. Ik Thilips voogbdt vanCroy, Hartogh van Aarfchot, beloof en zweert byGodt, de maaght t'Antwer- Marje, ende op de vier Heylighe Euangelien, dit Slot f ontfangen, bewaa* Pen» ren, en houden, ten dienfie der Majefleit van Koningh Thilips onzen Hee- re i ende't zelve aan niemandt o'over te keveren, dan aan hem, zy neerven, oft naazaaten; 't en waar e by ander zyn klaar bevel. Toen fprak Efcovedo $ indien ghy zulxdoet, zoohelpeuGodt, en alle zyn' Heiligen: ende knoopte daaraan eenen vuilen vloek > dat, deed'hy anders, de duivel hem haaien moeße met lyf en ziel. Waarop eenighen der omftanderen zich niet ontzaa- ghen , Amen te zeggen. Voorts gaf Martyn del Hoy o den Hartooghe dé fleu- telsoover: de valbrug werd neêrgelaaten, de poortegeoopent: en Aarfchot trok daarin, met vier vendelen Waaien. De Spanjaardts, ontruimende zoo Ven*eK wel de ftadtalsdeburgh, tooglien op Lier, ende neevens hunne landsluiden. s%an* van die bezetting , voort naa Maastricht, verordent t'hunner betaalinge. "2^/! \t Booven hunne pakkaadje, fchat van geldt en klemoodje, voerden zy zes en yj^ {tukken gefchuts mee, en de gevangene Heeren, Egmondt, Capres, en van Am* Goignyes. Veele Neederlandtfche wyven, echt en onecht, vermeerderden mrpem de Heep. Meenighte van burghers liep buiten, om de ooghen te verklaaren, door 't aanfchouwen dezer uittoght. Dan *t was beneepe blydfchap, zoo lang zy de Hooghduitfchen, meèpleeghers aan de plondering der ftadt, noch op den hals hielden. De Staaten van Hollandt en Zeelandt, dit pas, waaren, tot Dordrecht, vergaadert: alwaar, uit den naame der Algemeine, de Do£boor Leoninus verfcheen, om byftandt van penningen te verzoeken, fatnt het afftellen der * verlofgelden, en 't herroepen der fcheepen van oorlooghe, * Ücefl- die onder Antwerpen hielden, en van de uitleggers op de Maaze -, ook, om ten- oover 't invoeren van eenpaaridie munte te handelen. En men gaf hem ree- *!*Doäc6t delyk genoeghen in de refte: dan kon noch niet verftaan, de verlofgelden te Hoj|^r miflèn. Op deeze daghvaart werd yetwes beftaan tot bezwaarnis der Wee- tervavaa* derdooperen^ als bly kt by zeeker lidt van eenen brief, gefchreeven uit Dor- dring der drecht, den leften van Lentemaandt, door den Heer van Aldegonde, aan Staaten. den Predikant Kafpar Verheiden 5 't welk aldus luidde. T>e zaak van de Geloofs Herdoopers wordt, fint het ontfangen van uwe en Taffins brieven op gißer, &wm% met den ^Doorluchtighflen Trinfè, gehandelt: en zeeker ikvinde die veel vp™n v zwaarder, dan ik hoopte. Want hy had my, tot Middelburgh, groot e hoope de. gegeeven, dat men ter burgherfehappe uit fluiten, oft immers niet ple cht elyk Staaten. ontfangen zouw degeenen, die den eedt weigherden« Nu brengt hy by, zulx niet beflooten te kunnen worden, zonder nieuwe * kramp der kerken : mits de * convul- Staaten niet lyde?i zullen, datmenzoodaanigh een'wet fleüe, die zygeens- fione, zins oorbaar achten voor hetgemeene befle. Jaa hy verklaart, deeze eertyds d'eenighe oorzaak geweefi te zyn, waardoor de * Kerkenraaden in die afgunfl * confi- by ftoria»
|
||||
ƒ02 'P. C. HOOFTS TWAALFDE BOEK
i f77. ky de Staaten quaamen , dat het luttel fc heelde, oft men hadde z* altzaamen,
by raadjlot glad afgefchaft. *Dat mennuweeder o over 't zelffte doende was, ende noch f e ener ftonde, op de welke, zonder twyfel, veelen kout waater, uit het paapfch mengelmoes, daaronder zouden giet en . T) at zyn gr ondigh ge- voelen was, dit zouw tot maghtighen aftrek der kerken gedy en. Als ik alhier heftelyk dreef, dat men, onder voorwending van burgherlyke orde degeenen verwerpen kon, die den bandt van alle menfchlyke maatfchappye verbraaken, en tejfens daarby voeghde, hoe lafiigh een gevaar, uit dus eenraadflot , en ongodlyk doch in zich zelve, aan denftaat en de kerken dreighde oover te koo- *affifma- men*, antwoorddhyfcherpgenoegh -, dat hun* Jaa hadt eedt te ftrekken: en- tionem. je ^at men faerop njef voor der dringen moefl, oft met een belyden , billyk te zyn, toezeg. jaJ. je cpapßen ons dwongen, tot eenen Godsdienfl die teeghens onzgewiffe flreedt: dat ook de Noordthollanders dit in geener wyze zouden toeflaan. Ten kortfle , ik zie ons naauwlyx yet in ditfluk te verrichten. 'T welk mygewißyk zoo veelte meerfmart, hoe ik meer merk , dat degemoeden van veele vroomen, door't voorwerpen van, 'ken we et e wat ontydighe aanftootlykheeden, zulx verbittert, ik zouw fchier zeggen verwondt worden, dat zy mingeneeghen zyn tot degeenen, die, naar hun vermooghen, de zaak der kerken trachten te vorderen. T>e 7rins, voorwaar, heeft, eensdeels van zynent, eensdeels van der Staaten weeghe, teeghens my gekeeven, als oft men daaroover uit waare, dat de Geeft ely ken zich 't gebiedt oover degewiffen moghten aanneemen, ende als oft zypooghden zich,door hunne wetten en inftellingen, alle andren f on- derwerpen, . Rn hyprees 't zeggen van eenen Monnik hier onlanx geweeft, die, op 't geen men hem toen voorworp, antwoordde: dat onze pot niet e even lang te vuur gegaan had, als der ge enen, die wy zoo zeer befcholden -, ende hoe hy V klaarlyk zagh koomen , dat, eer de tydt van een paar eeuwen deurfltpte, de kerklykeheerfc happy, ter wee der zy den, op ge ly ken voetft aan zouw. Bydit, genoeghzaam vanwoordttotwoordtfzoo veeldetale lydt) uit hetLatynfch oovergezet, kan men fpeuren, van hoedaanigh belang de Prins en Staaten alstoen de vryheit des geloofs hielden. Zynde nu de Spanjaardts verzaamt tot Maaflricht, zoo viel'er vafld'eenen d'andre verhindring voor, mits de welke men hunner, binnen den beflemden tydt, niet quyt worden kon« De Staaten wiflen de fomder beloofde penningen zoo haafl niet vol te maa - ken. Oover 't ïlaaken der gevangenen, ontftonden ook eenighe zwaarighee- den: inzonderheit om den Heer van Billy. Want de Vriezen en Groenin- gers dreeven, dat men hem metzynegoedrenniet moeftelaaten vertrekken, zonder eerft te verantwoorden van zynenontfank en uitgift; gemerkt hy de bezettelingen onbetaalt had gelaaten. Niettemin 't ftuk werd bygeleit j zulx hy, zoo wel als d'andre ter weederzyden, los raakte. Ende had nu de Ko- 'Teeutvigh ning, totMadril, op den zeevenden vanGrasmaant, het Eeuwigh gebodt gebodt be- beveftight, Als de zaaken dus verre klaar waaren, quam 'top kiezen van een vej ight nooft aan om >t vertrekkend heir te beleiden. De Raadt van oorlogh leidde Q.OOY ufifl
Komm, die'eere den Ooverfte der ruiterye, Alonfo de Vargas, toe. Maarjuliaan
Romero, uit Spaanfche opgeblaazenheit, weigherde te flaan onder hem, dien
hy zeide zynen földaat geweeft te zy n. Baldes en meer andren, eeven windt-
zuchtigh, naamen'tookt'hunnerverkleeninge, en fielden den voet dwars.
Graaf van Waaroover Don Johan, duchtende voor eenigh ongemak, 'thoogh gezagh
Mansvelt den Graave van Mansvelt beval. 'T welk Vargas dier maate fpeet, dathy?
gekooren uit moeddwangeloosheit, Don Johan , diesweeghe , by weederwaardi-
tot hooft ghe brieven, begroette. Doch de zelve onderging hem, en field' hem te vree-
vm'}ver" de , met beleefde reedenen , en gunfligh voorfchryven aaii den Koning.
trekjgnt 5an^0 d'Avila > Mondragon , Verdugo , en andren bewintsluiden ftak
mr' - mee-
|
|||||
,».
|
|||||
DER NEDERLANDSCHÉ HISTORIER ^
tneede de krop vol, van 't fcheiden aldus uit den Lande, met de belooning j **»
t'zoek, dk zy dachten verdient te hebben. Hun docht, het was niet oover te zetten, en een'ftreem aan hun' eeregegeeven. Dit verdriet liet zich fmydi- ghen, door toezeg, van vergelding in Lombardye te vinden, en'tloopen hunner wedden eevenwel, tuilen dien en den tydt,. dat zyne Majefteit hen weeder quaam te werk te ftellen. Ten welken einde Don Johan ook ernftigh aan den Koning fchreef. Een'zaak, zeer verfoeit by de inboorlingen: dat men derooversenLandtverdervers, die van zelf maar al te luttel op de pee- nen paften, noch met weldaaden ftreelde, en in hunne boosheit fterkte. Dan 't nut is gemeinlyk d'opperfte wet derVorften, enmaaktdemeefterstoton- derdaanen van dieners die zy niet miflèn mooghen. Geduurende dit ftribbe- len in Brabant, nam de Prins zyne ftonde waar, zich Herkende daar't noo« dighft was -, zocht die van Vrieslandt en Gelderlandt aan, tot naader ver- bondt •, prangde Amfterdam, met verlet van toevoer en zeevaart, om het tot reede te brengen. Maar de ftyfzinnigheit der Wethouderen was zoo groot, dat zy zich ook hooren lieten, nochtinderftadt, nocht binnen de grenzen haarder ambachts heerlykye, eenige begraaffenis van Onroomfchen te kun- nen gedooghen. Waaroover, verfcheide handelingen, aangevangen met hunne gemachtighden, vruchteloos afliepen. Maar die van Tertoole verge- ^ertookn leeken zich, den zeeven tienden van Grasmaant, met zyne Doorluchtigheit, oovevhmt bynaaop den zei ven voet als Schoonhoove gedaan had. De Spanjaardts, ten ?*.'/n lefte, Italiaanen, en Borgonjers, zoo te voet als te paarde, begoßen, den ™ltiyh zelïèntvvintighften der zelffte maant, op te breeken, endeontleedighende, vertrekken binnen drie daaghen, de ftadt van Maaftricht, naamen hunnen wegh naa de span-, 't Landt te Luxemburgh, van waar zy voorts naa Italië tooghen. Gelyk de jaarts, ita- Prins daaraan altydsgetwyfelt, enfchierniemandt van der Staaten zydege- tieten en looft had, dat het hiertoe koomen zoude; alzoo was ook, onder de Landt- BWW zaaten, zich gevoelende dit pak van ?t hart, deblydiehap ongelooflyk. Men u'* f" zong 'er, men juichte, men fchreef'er adieudichten. Dat'er echter luiden waaren, dien 't weederkeeren der Spanjaarden op de leeden lagh, blykt by diteenigh, dat onze eeuwe beleeft heeft. Boetica gens Abiit: Cur ploras Belgica ? dicam
A quod in 0 non efl litera Derja > queror. 'T welk zoo veel is, als in Neêrduitfch.
De Spanjaardts zijn nu dooR : Wat fchreit ghy Neêrlandfch
zaat?
Ik kerm, om dat, infteê van d'R , de T niet ftaat. Ten zelfften daaghen, viel, binnen Uitrecht, een'groote verandering,
die aldus haaren oorfpronk nam. De Prins had, inLentemaandtleftleeden, de Staaten van dien oordt, door den heer Paulus Buys, ernftigh en vrundtlyk doenaanmaanen, totweederkeeronderzyn gezagh, metuitbodt, van hen, volghendsdeGentfche bevreedinge,in reedelykheittevernoeghen.' Etlyken der Staaten, en voorneemlyk de Geeftlykheit, wilden liever den Graaf van Boflu, alsRoomsgezindt, totOoverfle. De gemeente der ftadtdroegh den Prins: andren, hem toegedaan, dreeven dat de ftadthouderyen van Hollands en Uitrecht, verknocht door KaizarKarel, zonder naafleepvan maghtighe zwaarigheeden, niette fcheiden waaren. Dit gold zoo veel, dat'er verftaan werd 3
|
||||
jo4 P. C. HOOFTS TWAALFDE BOEK
1577- werd, eenighe punten t'ontwerpen, en voldoening, daarop, aan zyne Door
luchtigheit, te verzoeken. De Raadsheeren van Staate, des verwittight* eyfchten gezight van die punten, eer men tot Hot van handel voortfchreede. 'T zelve hun gebeurt zyndej braghten zy verïcheide reedenen by, omtebe- weeren, dat die van dat geweft ongehouden waaren voldoening van den Prin- fë t'ontfangen: inzonderheit ten opmerke van't verzwyghen des naams Uit- recht, in de reegelen van den paishandel, daar deeze ftoffe geroert werd. Ten minfte docht hun billyk, dit (luk te ftaaken, tot op de vergaadring der Algemeine Staaten. Het bleef dan dus hangen, tot groot mishaagen der bur- gherye: en midlerwyl wiefïèn de zwaarigheeden, die men metdeibldaaten had, uit benauwtheit om geldt. Want, booven de bezettingen der fteedea van dit geweft, zoolaaghen noch ten platten lande wel dr ieè'ndertigh Neder- duytiche vendels, en etlyke Walfche, die de heer vanHyerges, zonder ont- hief van hooger handt, daargebraght had, en langen tydtgehouden, tot on- draghlyken lalt van den huisman. De regeerende Raadt, en d'Algemeine Staa- ten hadden dien van Uitrecht een behulp van tweeëntzeeventighdiüzent gul- den toegeleit, tot afdanking van al dit krysvolkj maar zoo veel aan zich zelve te redden, fint het verdragh met Donjohan, dat'er, voor die van dit Land t- Ichap, nu niet ten befte was, dan beloften, ongelyk maagherder. 'T gefchach dan, den zeevenentwintighften in Grasmaandt, alzoo de weeklyke beleenin- gen niét juyft op den bezetten dagh te berde quaamen, en de Graaf van Bofïii, omeenighen trooft, naa BrufTel vertrokken was, dat zynSteêhouderKornel Moeite Tamberghen, ten ftadthuize ingetreeden, met een' ftoet van bevelshiyden en t'üitrecht knechten, zich, vervorderde, Burghermeefteren en andren van der wet toe met e jol- tet}ryVen. men had9 als be edelaar s, hen tot noch toe langgenoegh naa geloo- fen. Hy wilde nu flux de leening hebben •, en wifl 'er raadt toe. Zy vertoonden hem j hoe ze, noch flechts eenen dagh, in gebreeke geweefl waaren.: flads ar~ moe moght niet toe langen: maarten naaflen Maandaaghe zouden de Staaten verzaamen, om 'er in te voorzien, Hy ftuyft gefteurt ter kaamer uit. D'andre bevelhebbers volghen hem, naa 't uitimy ten van eenighe woorden. Een deel knechten, met roers en brandende lonten, houden ftal voor de kaamer, en de Majeftraat daar by een. 'T leed luttel aan; de bende van Tamberghen komt, vlieghender vaane, aanrukken; neemt de plaats voor 't ftadthuis in, en plant zich aldaar, met de monden vol looden, de lonten ontfteeken. 'T ge- rucht rotft door de ftadt. De burghers in 't geweer 5 op de been, naa de plaats Koenbeit toe, met vier vendels > zoo gcfwindly k, oft ze uit de lucht gereeghent waaren. der bar- Daar komt men tot aanleggen van mosketten, en vellen van roers, terwee- gherye al- feVZyfen t En't ging 'er op een aanbyten, hadden de bevelhebbers der bur- gheren hun niet verbooden lichtveirdelyk los te drukken. Doch zy ftopten de ftraaten 3 zommighen drongen lanx de wooningen ten ftadthuize in, en verfcheenen ter venfteren, met haakbuffèn en ander krysgereedfchap, daar gevonden. Toen vraaght men de foldaaten, oft zy gevoeghlyk vertrekken wilden , en den poorteren hunne gewoonlyke wachtplaats laaten. 'T ant- woordt was; datzy, eedshalven, nietwyken moghten, van, daar henhunn* Ooverheit befcheiden had. Maar, ziende zich aan vier hoeken bezet, en de burghers vaft aanparflen, naamenze de aftoght, naa't vendel van Hopman Zwart toe , dat op deNeudedewachthad, en in waapenen ftond. Hieren- binnen was 't vendel des heeren van Oofterwyk vergaart, en toogh naa de Tollefteeghpoort, met ftille trom, tot verby deSmeebrug. D'inwoonders van dien hoek, wordende des gewaar j dat geldt, zeiden zy, onze poorten en muuren: en rotten zonder langer beraadt, gewaapentte zaamen. Deibl- daaten ftreefden voort, met opzet, de poort te bemaghtighen, om 't volk van
|
||||
DER NEDERLANDSCHE HISTORIEN. fof
van Loozekoot, Breekwoldt, en Vinkenburgh, in te Jaaten, dat in de voor- i f?J>
ftadt lagh. Een ding, 'twelk, eerder bedacht, oft behendigher aangeleyt, hunne kans wel hadde de befte mooghen maaken. Nu rook de portier lont, aan'tgedrafder buytenknechten, en waarichiiwdedeburgherwacht, dat het oorbaar waar te fluy ten. Men doet zoo -, en beftelt de fleutels, lanx de vefte , een eenzaam padt, op 't Raadthuys, Oofterwyx gaften, hiermeede van hun veldt, neemen de twee naafte bolwerken in, daar vier lange metaale ftukken ftonden > ook den Bylhouwers tooren: mannen den wal tuften tween, en 't verdek der poorte. Eer de burghers wel by een konden raakeri, quam Tamberghen, met Hopman Vinkenburgh en vy ventwintigh knechten, naa de poort toe j en hield denwegh, waar lanx de portier de fleutels naa booven plagh te draaghen, om hem die te beneemen, zoo hy daarmee ontgaan mogh- te zyn. Ontrent de Smeebrug, kryght hem een' drom burgherye 'm 't oogh. Zy hitzen zich onderling op 3 Dit was de man, die hun al'tfy el maakte-, en ranzen hem aan. Woorden en weederwoorden , zoet genoegh van zyner zyde: als oft hy flechts voor gehadt hadde, den oproer te gaan ftillen. 'T eindt was, dat z' hem vaft hielden, en door dreighementen beweeghden, Vinken- burgh aan de ibldaaten te zeinden, met laft uit zynen naame, om wal en bol- werken te verlaaten, en zich naa hunne flaapfteeden te begeeven. Vinken- burgh , beleydt by Antonis de Ridder, Burgherhopman, en eenighe andren, doet de boodtfchap. En de Ibldaaten, ziende hunnen toeleg gemift, en twee benden burgheren op hen aankoomen, zeiden t'hunner verlchooning, niet dan wettigh bevel gevolght te hebben -, flaakten voorts voet, en ftreeken naa de Abdy van Sant Paulus, daar Tamberghent'huys lagh. Hier hoorden zy dat hy gevangen was; en bleeven ftaan, tot dat gemaghtighden van de makende burghers hun zoo lief ipraaken, dat zy naa 's vendrighs huyzing, en van daar, elk naa de zyne vertooghen. Tamberghen en Vinkenburgh werden op 't Raadthuys , en naa ondervraaghing ter yl, op Vreedeburgh gebraght, ten aanftaan van de poorters. De zelve, gemerkt het etmaal der wachte van Hopman Zwart verftreeken was, deeden Tamberghen eenbrief- ken teykenen, waarby hy hem gebood vandeNeude te icheiden. Zwart, in'teerft, fprak ten tanden uit: 't was een afgedwongen onthiet van eert ge- vangen Ooverfle. Zoozy dien en Vinkenburgh niet in vrj'heit fielden ■> men zouw den rooden haan (dat 's de brandt} haaft aan alle kanten zien opgaan. Echter, als de burghers, zonder zich des [te kreunen, met hun voorneemen deur wilden, en zyn' foldaaten van daar hebben, met gemoede oft anders; zoo zwichtten deeze en Ipreydden, op voorwaarde van onderweeghe geenen aanftoot te lyden. Dan de burghers van 't hoogh eyndt der ftadt volghden Oofterwyx knechten in hunne flaapfteeden, en naamen hun al.'t geweer af, onder belofte van 't zelve onbefchaadight weeder te leeveren. Hiernaa, doen zy ontrent hondert foldaaten in Sant Jakobs kerke gaan, en aldaar met bier befchenken. Dit was dien van 'tlaagh eindt het fpoorgeweezenom'tvolk van Zwart op gelyke wyze te handelen. 'S nachts daaraan, ving men Hopman Breekwoldt, den Steehouder en vendrigh van Oofterwyk , zommighe andre bevelhebbers en tromflaaghers: ten laafte ook Hopman Zwart die zich erghens verfteeken had. Als't opdaaghde, rukken de burghers weeder naa de Neude toe, daar Tamberghens vendel noch voet hield, enverghen *t zyn geweer af te leggen. Noode gedaan was ook gedaan . Zy vonden geen' uitvlucht, en braghten 't in 't Paatershuys des Kloofters van Santé Zy dryven Oecilie, dat daar ter plaatie ftond. Doch men vergund' hun, 't zelve terftondt defrldaa« Weeder naa zich te neemen , mits voorts ter ftadt uittrekkende , door de m m* poort van Santé Katryne. Dit quaamen zy naa: en op gelyk befprek, wer- Vv den
|
||||
fo6 P. G. HOOFTS TWAALFDE BOEK
f77' den dien van d'andre twee vendels, hunne waapenen ook behandight. Dus
maklyk, en zonder kofbe van eenedrup bloeds, gelukte, toen't'er fhood(l gefchooren ftond, der burgherye van Uitrecht, hetjukaftefchudden, dat haar, tien jaaren geduurighlyk de nekke gefoolt had -, en door eighe dap- perheit den ballaft der bezetting te loozen: 't welk de Koning zelf niet zyn plat bevel ( zoo 't hem eevenwel ernft geweeft is ) voor heen niet kon te weeghe brengen. De bezettelingen nu buy ten zynde -, zoo maakte 't ander krysvolk, geleeghert voor de poorten, eenighen uit,dieaangaaven, hoezy hunne Hopluyden verzeekert hadden, en oover leeverèn wilden, mitsont- fangende gyzelaars, om met die van binnen, in reedelykheit, t'oover- koomen. Hun werd geantwoordt, dat men den voorflagh billyk vond, zoo zy den eyfch van gyzelaars lieten vallen. Dit naamen z' in beraadt tot 's andren- daaghs: dan braghten toen een befcheydt, welx ongerymtheit verbood te twyfelen, oft daar ichuylde bedrogh, ontworpen by hunn' Hopluyden. Dies zeide men hun, kort af 5 zy moghten den gemeenen fbldaaten, noch eens, vooral, vertoonen, dat, indien zy uit den Gedichte vertrekken en blyven wilden, elk vendel tweeduyzent gulden aan gelde ftryken zouw, mits hou- dende zich daarmee vernoeght en afgedankt. Des volghenden morghens, voor acht uuren, hun tot tydt geftelt, keerden dehandelsluyden weedernaa fladtj maar maakten't^oö onheufch» dat hun gebooden werd, zichdaatlyk deur te pakken. Want, den geenen noch geldt in de handt te bieden, die . hen ten gebeente toe geknaaght hadden , docht dien van Uitrecht groote 00vermaat van goedertierenheit. Onlanxhiernaa rees'er krakkeel, tuften 't krysvolk van de bemuurde Wäardt, en eenighe arbeydsluyden; mits deeze beftonden een'fchuythuysraadts naä binnen te voeren, en d'andre zulx niet lyden wilden. T quam ently k op een (chieten uit: oorzaak dat de burghers, bewachtende't bolwerk van de Waardtpoort, ook vuur op de knechten gaaven. Dit holp deftadtinroere, degemeentopde muuren. En'tloopen der fbldaaten in hun geweer, van deeze tot die poort, deed vermoeden dat het op d'een' of d'andre gemunt was. Terwyl men hiernaa gaapt, vlieght de vlam tot verfcheyde daaken uit. Dit was voorneemelyk 't bedryf van Hop- man Loozekoot; en te doen buytendeTollefteeghpoort : die de Wethou- ders , hoewel z' 'er zwaarigheit in vonden, ter begeerte der burgheren, 00- penden. Toen valt men uit -y moedigher veel dan ordentlyk. De beften, niet- temin, hadden't befte geluk: gemerkt, in die fchermutiing, Hechts vier oft vyf burghers doodt bleeveii} van de brandtftichters luttel meer oft min, dan tien teegens eiken. Verliezende dan de lufl van meer diergelyke tornen af te beyden, ontftaaken zy voorts d'andre huyzen met ftroowiflchen, oft lieten 'er poppen in, en ftelden'top der loop. De poorters joeghen hen naa, tot buy ten de Ganzefteegh -, van waar zy voorts naa Rysbrug vlooden . De ven- dels van Hopman Snaater, Gerrit van Sichern, den heere van Kruyninge, die in de Waardt, en voor de poorten van Santé Katryne, en van de Witte vrouwen , laaghen , en d'uitgezette Ibldaaten , vertooghen ook daaren- tufïèn, zonder andren 00 verlaft, dan dat de buuren van de Waard teen luttel gelds afgeperft werd. Zes van de verloope vendelen, verzaamt des nachts in't dorp van Zoeft, een'myl van Uitrecht , quaamen des andren daaghs voor Wyk te Duurfteede, en verzochten dat men hen binnen ontfinge. Die van Wyk, fchreumende hen te verbitteren, ftonden hun toe, in en uit te gaan, om lyftoght te koopen, mits laatende hun halsgeweer aan de poorten. Maar dus veel voets hebbende, werden ze der ftadt haaft meefter. Thans leydden zy op Vreeswyk, daaarnaa op Amersfoort toe > beyde tevergeefs. Immid- dels was men, tot Brufïèl, drok doende, met allerley toerufting, om den toe-
koo-
|
||||
DER NEDERLANDSCHE HISTORIEN, föf
koomenden Landtvooghdt op 't heerly kfte t'ontfangen. De Hartogh van Aar- i fj^
ichotwerd, in aanzienlyk gezelfchap, om hem te haal gefchikt. Deneerften van Bloeimaandt, deed hy gezeetente paarde, tuflen 's Paus gezan tenten intree van Biflchop vanLuyk, zyn'intree. De omllagh van Heeren, Ridders, Eedel- vonjoban luyden C waaronder de Baroen van Wynenbergh Ambafladeur des Kayzars) totBmJfeL die de ftaatfy vereerden, famt het hofgezin en gevolgh van Donjohan, freegh wel ten getaale van drieduyzent periöonen. Een' wonderlyke toeloop j en nieenighte van menfchen , dien 't voorhooft gewaaghde van de blydfchap des harten. Triomf boogen konftigh geflieht en vermaalt, d'een' achter d'an* dre, erinnerden hem'tloflyxt, dat in verfcheide krystoghten , onder zyn beleidt, verricht wasj en booven al, de roemryke zeeghe teegens d'Otto» manfehe vloot bevochten. Een gulde waaghen, met gouden laaieen bekleedt* voortgetrokken van een paar blanke rofïen wees hem den wegh: en had oover- vloedt van aardigh gebootfte fruy ten op, een' fierlyken laft $ ook eenen bergh van gebrooke waapenen -, om uit te beelden wat van den pays te verwachten frond'. De venfters laaghen beftuwt met vrouwen en dochters, jonk ,bejaart, van aadelyken, van burgherlyken ftaate, yder om 't prachtighft opgetooit. Bloemen, kruidt, en kranfen, by deeze geworpen, beftooven d'inrydende Heeren: een lieflyke reeghen uit zoo heldere wolken. De eendraght van maatzang, jfhaaren, en zoetlyk blaasipel, aangeheeven tot verfcheide plaat- fen daar de ftoet verbymoeft, werd gedommelt en verdooft, onder 'tvroo* jyk gekrys der kindren, die de flraaten belemmerden > onder 'tgefèhalder trompetten, 't galmen der trommen, en 't baldren van grof* en handtgefchut. Wantzesduyzent foldaaten, dat pas binnen derftadt zynde, holpen tot de glans der feefte, met vuur geeven, en fchitteren in't blinkende geweer. Don Johari, zwenkende 't vlytigh gezight oover en weeder, voerd' het den bewel* koomeren te gemoet, en onderving hunne vertooningen van goedwilligheit, meteen heughlyk en dankbaar gelaat. En 't ging hem wei af, als eenen Hee* re fraay van perfoon , voeghlyk van zeeden , in de jeughdt van dertigh jaaren : en geviel der gemeente , die doch gewoon is , naa den uiterly- ken fchyn , van de Vorften te vonnifïèn. Voorts, 't mangelde > nocht aan vreughde vlam men , nocht aan eenigh ander blyk van yvrighe geneeghen* heit t'hemwaarts : zulx geacht werd , dat men den Koning zelf nauwlyx hoogher eere hadde kunnen toedraaghen. Ten vierden daaghe, hebben- de zynen laftbrief oovergeleevert, fwoer hy , in jeeghenwoordigheit van 's Paus en 's Kayzers gezanten , aan handen des Biflchops van Shartoo- zyn eedt* ghenbos , het Eeuwigh gebodt, den Gentfchen pays , alle vrydoornen , rechten , en gewoonten der Landen , fteeden , en plekken , zoo wel de minfte als de meefte, t'onderhouden, zonder daar teeghen te doen, in wat wyze het ook zyn moghte. Waarop de gemaghtighden der Staaten hem Waarop by weederom eedt deeden , en tot Landtvooghdt aannaamen . Volghende tot L<mdi- voorts den reedsgenoomen voet van de harten der Landtzaaten te trek- vf00& m' ken, pleeghd' hy , tot Bruflèl, gelyke beleeft- en milddaadigheit, als hy-^™ tot Looven gedaan had. Echter lieten daarom verfcheide luiden van oordeel niet, groot omzien, en mooghelyk des te meerder, naa zyn bedryf te hebben . Waarin , onder ander, geen goedt deed, dat hy etlyke Spanjaardts en Ita- liaanen in zyn Hof en gezelfchap , jaa (zeide men ),ouwde fpieden van den Hartogh van Alva, aanhield, De heer van Heeze , Steêvooghdt, be« fchonken, van hem, met drieduyzentguk}enerflyk, geveftightopdeStaa* ten van Brabandt, zeide kortelinx de weldaadt op , en gaf de brieven oo* ver. Jaa de Raadshooftman Viglius Suichemus zouw, t'zynerinhaalinge3ee- nighe woorden geflaakt hebben, die naa wanhoop vandegeduurigheitder Vv 2 vreede,
|
||||
jo8 P. C. HOOFTS TWAALFDE BOEK
lS77- vree^eJ onder zoo eenen Heere, fmaakten. En (een wonder bewys van'c
waayen, der gemeente met alle winden ) het droegh geen'maant aan, oft zoo^pitbondigh een'gunfl: verwandelde in afkeer: zulx de zelffte burghery, die hem zoo vuurighlyk ontfangen had, begon te groeyen in 't leezen van fmaadfch riften teegens hem uitgheftrooit, enin'thoonen zyner aanhange- Vïgliiu lingen. De gemelde Viglius, oudt tzeeventigh jaaren, ooverleed ten achtften Sukhemm daaghe daarnaa. Hy was gebooren uit Vrieslandt, en den gellachte van Ay- vanAytft ta? een man van kloek vernuft, hooghegeleertheit, doortrapt met lange er- eovertydt. Vaarenis; deftighvan wandel. Deblyken, gegeeven van vailgaande trouw voor de Roomfche kerk en zynen Koning, hadden hem vry moedigh genoegh gemaakt, om te ipreeken tot maatigheit, beide in zaaken van ftaat en van Godsdienft ■, en zoo veel gegolden, dat men 't hem te goede hield -, meer niet. Van parthye te whTelen, om onbenoeghen oover 't verwerpen zyns raads, docht hem te groot een' verwaantheit; oft hachlyk en ongeraaden voor ee- nen , die zoo wel als hy te hoove ftond, en viellicht, by d'andre geen' minder ongereegheltheit in zwank ofttegemoete zagh. Weynigh wecken hier te *Licen- vooren, (mits het'affchafren der ^verlofgelden in Hollandt gehaapert had} ten. was Leoninus, neevens denOpperfchatmeefter Gafpar Schets, Heer vanGrob- DeDoc- bendonk, weeder derwaarts gefchiict, om naader daarop aan te houden , en
toot Leoni- noch zommighe andre punten voor tedraaghen. Ziet hier de wightighfte. nm op Veirdigh opbrengen van ander halfh onder tduyzent gulden ter maant, ingewil- ' light, voor achtmaanden, by de Staaten van Hollandten Zeelandt, om be- Schets in taa^tte worden, als de plaatfen, begreepen in den laßbrief des Vrinfen, die Hollandt. zich zynen gebiede onttrokken hadden, weederom daarondergekeert zouden Hunne weezen. Geen'fcherpheit, teegens dievän Amfterdam, tegebruyken, cDafi boodfchap. de Zeeuwfche tol niet langer in Zeelandt, maar voort aan t'Antwerpen, naar d'ouwde gewoonte, ontfangen wier de, zonder de f chippers in hunne reize te verhinderen. T>eftadt Nieuwpoort in Vlaandre t'ontleedighen van 's cPrinfen bezettinge. 'T voorgeroerde vergelyken der munt e. T>at die van Steenberghen, Heufde, Kluy'naart, Ruyghenhil, en Fynaart ontlafl wierden van de fchat- tingaldaar geheeven tot onderhoudt van V krysvolk des Graaven van Hoohen- loo. cDefc hans van Nieuwgaflelte flechten. T onderteekenen de vereenighing Het am- aangegaan by d' Algemeine Staaten. Het antwoordt was; dat men de verlof- woordtop gelden, en diergelyke befwaarnijfen, gefielt op de fcheepen en koopmanfchap-
dezelve.
pen feedert de beroerten, zouw offchoffen -, uitgezeidt reedelyk * ge leygeldt,
Con- noodigh tot veylighing der zee. Op 't verzoek der maantlyke hondertvyf-
7°y* t ighduy zendt gulden namp men aan, naader te letten . T>ie van Amfterdam, en hunne klaghten waar en gantfch vreemdt van reede i gelyk f oover blyken moght. 'T bet aaien van den Zeeuwfchen tol f Antwerpen, vond men buy ten behoor en te weezen -, doch wilde daar zulke orde op ft ellen, dat die ftadt, ten befte, naar billykheit gerieft wierd. Nieuwpoort wilde men geirne af ft aan, zoo haaft als de knechten, daar leggende, voldaan zouden zyn. Op't ft uk der munt e, zouden die van Hollandt en Zeelandt hunne gemaghtighden oover ze inden. Belangende Heufde, hadden niet d1 Algemeine Staaten, oover die van Hollandt, maar deeze oover hen te klaaghën, dat het, zynde van ouds een lidt des zelven Lands , noch onder 's Trinfen gehoorzaamheit niet ge- fielt was. *De Fy naart, Kluy naart y en Ruyghehil, waar en oover vier jaaren met de Hollanders en Zeeuwen vereenight, daarnaa oovervaÜen van de Spaanfchen , weeder onpuymt by de zelve , en tot den voorighen ftandt gekeert. Nieuwgaflel behoorde onder de ftadthouderye des Trinfen, die daarom onge houden was, 'tBlokhuys aldaar needer te werpen: doch ge- reedt den Algemeinen Staaten, in de e zen > te believen , naa 't vertrek der Hoogh-
|
|||
DER NEDÈRLANDSCHE HISTORIEN. ?d£
f-Jooghduytfchefoldaaten uit Shartoghenbós, en als men Breda en andre plaat- ïfffi
f en, hem toekoomende, van bezetting ontleedight , en wee der in handen zy-* ner Doorluchtigheit zouwgefielt hebben . Der Kereenighinge van de Roomse gezinden hadden de cPrins, en Staaten van HoUandt en Zeelandt , met ronde aantuyghing, weederfprooken, en moghten geen v er bondt aangaan, dat tee- ghens hun gelooffireed. Terwyl men hiermee tot Geertruydenbergh beezigh Genanten was, quaamen ook aldaar, afgezonden van Don Johan* de Hartogh van van Don Aarfchot, de Baroen van Hyerges, de heer van Willerval, de Do6boor lo]unaan Adolf van Meetkerke, met den Ryxgezant Andries Gay 1. Schets en Leoni- dtn. Fri™* nuswerden gelaft van d'Algemeine Staaten, zich ncevens hen te voeghen. ,r Naa eenigh onderling gefprek, verzochten zy fchriftelyk, den drieëntwin- tighften in Bloeimaandt; dat de Prins, nu bekoomen hebbende zyn hartlyk begeer en 1 naamelyk zyn' eer e, zyne goedren, en'tvertrek der Spanjaarden * waarop hy't aanneemen der w aapenen gegrondtveft had-, ver klaar en wilde $ oft 'er nochyets ontbrak aan zyngenoeghen en verzeekertheit, op dat men hem voldeede. 'Dat het Eeuwigh gebodt, in HoUandt, Zeelandt -, en de oorden met hun verwant fchapt, afgekundight wier de. 'Dat men alles achter weeghe liet e, wat naa vyandtfchap fmaaken, oft mifir ouwen baar en moght: als onderhoudt van oorloghsvolk en fierkingvan plaat f en; toeleg op eedtghenoot- fchappen en verbinteniffen, voorneemlyk met uitheemfchen $ vergiet ing van gefchut, 't welk behoorde in zyn geheel te blyven, tot het befiuyt der Alge- me ine Staaten toe : de welke wanneer men te beroepen hadde, jeeghenwoor* delyk f ooverweeghen fiond. Hierop vertoonden de Prins en de Gemagh- tighden van HoUandt en Zeelandt, des andren daaghs j dat hun ontydigh docht nieuwe verzeekringen te eyfchen, eer de voorwaarden der Gentfche be- vre e dinge waar en naagekoomen -, met het volbrengen der welke men 't mifir ont- wen beft dempen kon. Naardien de geza?iten hun afvorderden, wat 'er aan mangelde-, men moght, voor eer ft, in 'tfchriftelyk antwoordt, behandight aan den heere van Willerval op den achtentwintighfte?i van Wynmaandt leßleeden , zien vee Ie punten , uitwyzende 't verfchil tuffen denpays van Gent, en 't verdragh met Don Joh an, tot Mar che in Famine, gemaakt. Waaroover 't zelve niet was aanveirdt by den Prins en die van HoUandt en Zeelandt, dan onder befprek in'tgemelde antwoordt uitgedrukt. En d'Ahemeine Staaten hadden wel verklaart, dat hunne meyning was de Gent* fche vreede te handthaaven, en te doenbeeteren aües wat'er beft aan moght zyn tot afbrek der vry doornen, rechten, en gewoonten der Landen j ook be-{ looft, dit te doen teekenen, by de Stadt houder s, Kryshoofden, en KorneUen, als gehouden zich daar naar te richten: maar 't was daarby, en 't beßuit on- volbraghtgebleeven. De Hooghduytfchen, die menfchuldigh was ten Lande uit te dry ven, laaghen noch in'tmiddevan dien. Zyn'Doorluchtigheit ont* beerde haare goedren noch: desgelyx haar zoon, de Graaf van Buur e: 't welk niet alleen teeghens de vreede ftr eed, maar daarenbooven teeghens de vry- doomen des Lands, en de voorgeroerde verklaar ing der Algemeine Staaten. Ook draalde men noch met den 'Prins t'ontjangen tot Stadt houder oover ver- fcheide plaatfen, begreepen onder den laßlbrief, hem, van den Koning,ge- geeven. Jaa de Raadsluyden van Staate hadden, Met hunne brieven, zich daarin wel party digh getoont, houdende die van Uitrecht te rug , als zy willigh waar en , tot hunnen voorighen Ooverfie te keeren. 'T was voort zoo verre van d'ouwde vry doornen f onderhouden en teftyven , gelyk men belooft had, dat men ze oopenbaarlyk vermindert, jaa gebrooken en vere- hr aft zagh, in ver fcheide manieren. Want de Heeren Staaten vangins- zyde hadden zoo hunne Algemeine , als de verga adring van de Staaten. V v 3 der
|
||||
——■--------------———
|
||||||||||
fiö P. C. HOOFTS TWAALFDE BOEK
1577' der geweften in 't bezonder , onderworpen aan de getiefte van 'Don Joh an, in
plaats van de zelve te laat en gefchieden in volle vryheit, naar 't recht vanyder oordt. Ook liet men dien van dengezuy verden Godsdienfl niet toe, te blyven woonen in d'andre landfchappen, volghends 't verding van Gent: gelyk by veele exempelen blyken moght, wilde men de waar heit naajpeuren. Onaan- gezien aVt welke, en dat de voorwaarden der gemelde vre e de, ook de beloften, feedertgedaan aan den'Prins ende Staaten van Hollandt enZeelandt, noch onvoldaan waar en, zoo hadden eev enwel, zonder de meening der zelve daar- op te verft aan, die van d'andre geweften'Don Johan, tot het hooghbewindt vanftaat en oorlogh, aangenoomen . En hoewel de Trins, en die van Hollandt en Zeelandt zich daarteeghens niet verzet hadden j zoofweemde nochtans het houden van de e zen voet, naa kleinachting der vereenighing geflieht by den pais van Gent. T>at meer was j men had\Don Johan ontfangen, met zyngevolgh van Italiaanen enSpanjaardts, teeghens 't eighen gebodt uit ge- koomen tot Mar che. Ook zagh men, teeghens de Gent f che vreede, veele vreemdelingen, en andren, die zich party dighlyk en met de Spanj aardt sge~ houden hadden, grootlyx geacht by ^Don Joh an: gelyk OcJavio Gonzaga, Fernando Nunnes, Efcovedo, en den heer v an G aft el-, die in Enge landt was gezonden geweeft, om den bandt tuffen dat Ryk en deeze Landen te breeken. *V Babtifta Taxis ook, en luyden vangelykeftojfe, die zich zeer quaalykgequee- ten hadden teeghens de welvaart des vaader lands, hanteerden daaghelyx zyn
Hof: zulx'tgerucht ooveralging, dathy, met hun, een'achterdeur oopen hield. Endtlyk, hoewel het mtjfchien der Staaten ooghmerk niet geweeft was, zoo fcheen nochtans het aanverghen van dondert e ekening e enigher punten, begreep en in de vereeninge onder hen opgerecht, in der daadt een nieuw in« voeren van onderzoek des geloofs, veel wreeder dan't voorighe, jaa dan het Spaanfchezelf. JVant, in Spanjefpeur de men, indatftuk, niemands gezint- heit naa, 't en waar eenigh vermoeden op hem viele, oft dat hy oorzaak daar- toe gegeeven hadde: daar alhier, onder dexel van'tvorderen der vereeninge, yiders gemoedt doortaft werdi reeghelrecht teeghens't verding van Gent, en den eifch aller eendraghtigheit. Menging nu deklaghten der enkleperfoonen verby, die tot geen' her wer ving hunner middelen raaken konden, famt het be- drogh en d'argheliften van d'ontfangers der verbeurtgemaakte goedren -3 om de He er en ge zant en althans niet te quellen met zoodaane geringheeden, waar- van men, opgeleeghener tydt, breeder zouw mooghen handelen. Daar vielen Reedenen voorts eenighe reeden by monde. De Prins heelde zyn leedt niet, aanwy- by monde, zende , dat hem zyn zoon onthouden werd , teeghens de vrydoomen des tuffen den Lancjs 3 en 'm \ bezonder teeghens die van de hooghe fchoole tot Looven: |
||||||||||
Vrins en
Don lo- hans ge- nanten. |
||||||||||
nam, tot getuygh van dien den Do&oor Leoninus, die 't toeftond. D'andre
gezanten, pooghende dit in de'befte vouw te flaan, braghtenbyj' t waar ge- fchiedt, uit vaaderlyke liefde des Konmx, om hem en zynen zoon te hoeden |
||||||||||
voor misquaam. 'T welk de Prins weederleidde , met zeggen 5 dat zyne
Majefteit hem, ter zelve tydt, balling 'sLands, en hem al zyngoedt afhan- digh, gemaakt had, zonder y ets achter weeghe te laat en, dat totfehending zyner eer e gedyen moght, Desgelyxklaaghd'hy, dathemzyn'Baroeny van Breda niet ingeruymt werd. De gezanten kenden dat het reede was, hem de goedren te laaten genieten, maar den Koning, als Landsheere, vryftond, het Slot en de (ladt, t'zyner geliefte, te bezetten. Hy voeghde daarop* dat een va faal wel verplicht was, zulx, by ejfene tyden, tegedooghen: maar, dat die plaats nu hem alsparthye, die ze aan de Stadten bedongen had, toequam. Ook zweegh hy van Uitrecht niet. Waarteeghens de gezanten zeiden; Uit- recht, naa't verft andt der Raaden van Staate envan Mechele, behoorde on- der |
||||||||||
DER NEDERLANDSCHE HISTORIEN. fii
der zyngebiedt niet >3 oft hetgefchil ten minfle onbeßecht te blyven , tot de ver- j -»*,
gaadering der breede Staaten toe. EndePiinsweederom, dat dit geenszins ter kenniffe des Raads van Staate, oft vanMechelefiond-, dewelke anders lichtelyk al depayspunten, die hun quaalykgevielen, moghteninkyfhoßden. Maar, wat vervaat was in zynen laß'brief, moefi, naar luydt der bevreedhwe, fzynen bewindefiaan: waartoe ook die van Uitrecht zich welgeneeghen toon* den. De gezanten beloofden, des veriïagh te doen. Daarnaa vermaande ' zyn' Doorluchtigheit, van'tafbreeken der burghen van Antwerpen, Gent* en Uitrecht. Hierop werd voorge wendt, dat men die van Gent en Uitrecht: niet ter neer fmyten kon, zonder verneedring der achtbaarheit van Kayzaf Karel hooghloflyker gedachten ifïè, die ze gefticht had. Udunkt, zeide de Prins toen, dat ik wantrouwende ben-, maar my, dat ghy quaadt oogh op de ßeedelingen hebt, en daarom dier wyzedezaak der Blokhuizen bepleit; oft deeze denkt te misbruyken teeghens de vrydoornen derßeeden. De gezanten dreevenhem toe, dat hy door brieven, in Gelderlandt, Vries landt, en Uit- recht , fcheen onrufl te zaayen: hy hun weederom, dat hy nietsgefchreeven had, oft wild' het welgefiandt doen, als 't geen enkelyk uit quam, op aanbieding van zynen goedtwillighen dienfl, tot vordering van'tgemeine heil. 'Dacht ook voortaan zulx niet te vermyden -, zynde zyn zin en wit, allen onderfiandt te doen aan de lafllydende gerechtigheeden des hands, om'tzelve tot zyn ' ouwde bloeifel en voorfpoedt te brengen. En als de gezanten hem Donjohans aanbodt, vernieuwden, van zyner Doorluchtigheit te believen, in 't geen zy wyders moght' hebben te eifchen oft voor te wenden j antwoord'hy, de vol- doening der Gentfche bevreedinge voor alte begeer en. Wilde men hem, daar- naa, eenighe vordergunft bewyzen, hy zouw zyner Hoogheit des dank weet en, zoo'tfirekte tot's Lands nut; 't welk, en niet eighe baat', zyn eenigh oogh* merk was. Hierop (cheidde men. Dapper drok hadden 't, in deeze daaghen , Holunders die van Hollandt enZeelandt, met het hermaaken der dyken, die, zoo door en Zecu" onweeder, als uit zaake der oorlooghe, grootlyx beichaadight, en af, oft wen er" deur, gefteeken waaren. Ende hoewel de koflen ondraghlyk, en 't krakkeel, /m;* ^ 1« daaroover ontdaan, nau wlyx te flyten fcheen, zoo werd nochtans alles, door ^eHt 's Prinlèn voorzight en achtbaarheit, geredt. Don Johan, nu in 't bewindt, pooghde voor al te betoonen, hoe zeer hem 't handthaaven van den Room- fchen Godsdienit ter harte ging. Dies beval hy, by brieven van den drieën- twintighften in Bloeimaandt, den Bifïchoppen en Kettermeeftren, een waa- kend oogh oo ver hunne fch aap en te houden; * de zelve te fliehten door h e High en Scbrjwt voorgank vanleeven, en tewaapenen met goede leeret teeghens de aanflaa- van D°n ghen der verßindende wolven: en deeze teßroffen, volghends de geefllyke lohan-> rechten, en 't Concilie van Trente: waartoe hun 'sKoninx maght, en de zyne, ^00fen^e daar't noodt deed, niet ontbreeken zouw. En zy hadden den 'volke kundigh , te maaken, dat men de vry heit, die de ketters uitfirooidden verworven te heb- Van ^en ben, geenszins meinde te dulden, maar hen daar voor hooghlyk te doen boeten, Roomfcben als verfleurders van derufle des Lands. Schryvende vaft het zelffte aan de Godsdienß* Ooverften en Raaden van gerechte der geweften, voeghd' hy daarby, dat zy ernfielyk hadden naa te trachten alle ketters, die zich quaamen te verho- pen tot op f oer, onorde, arghemis, oft reedenen firekkende totfmetenverlei« ding der zielen: en hen te doen draaghende peenen, flaande tot het ver kin- dren en krenken der gerne ene welvaart. De zwaarfte zorgh hierenteeghen, der Staaten van zyner zyde, was, op dit pas, het loozen der Hooghduitfchen, welker betaaling t'hunnen lafte ftond. Zy zouden hen wel geirne, ftrax naa t vertrek der Spanjaarden hebben zien lichten uit Antwerpen, en verleggen ter plaatfe, daar hun marren minder quets doen moghte, gelyk by 't Eeu- Vv 4. wigh
|
||||
fï% P. C, HÖOFTS TWAALFDE BÖEJè
wigh gebodt befprooken was. Maar Efcovedo, die de mondt van Don johän
geacht werd, draaghende dit volk booven rnaate, ried, dewyl men hen doch te vreede ftellen moeft, hun voorts af te betaalen j jaa zonder uitzondering der geenen, die voor fchelmen verklaart waareiij en zoo wel de Kornellen, als den Hechten fbldaat te vernoeghen. Andre giffing was by de Staaten ge- maakt . Want eenighe vendels hadden zich in hunnen eedt begeeven, en thans dien gebrooken: andre zich vermengt met het plondren van Maas- tricht \ en van Antwerpen j daar ook een groot deel der Ooverfteynfche ge- ïheuvelt was. En ooverzulx hadden de Staaten, geen' (bldy toegeleyt, aan meer dan zeflendertigh vendelen, van tfeftigh in 's Koninx dienft geweeft. Seedert, duchtende hiermee niet deur temooghen, hadden zy lad gegeeven, om met PolWyIer, Fronsbergh, en Fokker, famt de reft der Ooverfteynichen, te handelen, oover afreekening, betaaling op dagh, en verzeekering daar- voor j mits dat men aftooghe 't geen den ingezeetenen ondeughdelyk was af- geperft. Zoo de Kornellen geen gehoor gaaven, zouw men verzoeken hos de zaak by de Hopluyden en knechten laaghe. De Kornellen worpen 't wyd in'teer ft; zeiden met de Staaten geen doen te hebben, enby den Koning aangenoomen te zyn. Hieroover, oft fchoon 't volk van Ooverfteyn zich wat reklyker toonde, bood Don Johan zynen dienft uit, om zich t'Antwer- pen te vervoeghen, en "'t beft te doen tot beweeghing der Kornellen. De Staaten (telden dit te zyner befcheidenheit -, doch gaaven hem te bedenken wat aanftoot het weezen zouw voor de gemeente dier (ladt, zoo hy zich in handen der geenen vertrouwde, die haar zoo fchendigh uitgeftreeken en be- rooft hadden. Dies zond hy Efcovedo, neevens gemaghtighden der Staaten, die den Kornellen twee maanden in geldt, eene aan laakenen, aanboodenj mits dat zy daatlyk ten Lande uittooghen: in welken gevalle, men met hun afree - kenen zoude, en bondtfehriften en verzeekering geeven voor'tooverlchot. De Kornellen verklaarden niets te darren doen, zonder gemeenfehap met het krysvolk buyten Antwerpen leggende ; en verzochten tydt daartoe: dat het bodt te gering was, en de Spaanfche Kroon ongewoon dier wyze te handelen: wilden eerft afreekening hebben, hunne reft weeten, en wat voor verzeeke- ring ; jaa dat men hun die in't Roomfche Ryk zoude (lellen. Zy verzochten ook meer gereeds, en met Don Johan zelf te ipreeken: gaaven voorts goede woorden, van geneeghenheit tot 's Koninx dienft en de rufte der Landen. De gemaghtighden drongen op handeling voor af met die van Antwerpen, zonder vooroordeel teeghens d'andre benden : bewillighden in veirdighe afreeke- ning, in verlyding van bondtfehriften der Staaten, daar zyn' Hoogheitook voor ftaan zoude,noopende de reft,te voldoen in vier jaaren, by eevene gedeel- ten . 'T welk den Kornellen niet vreemdt dunken moeite, gemerkt de jee- ghenwoordighe armoe des Lands; en dat men, met de Hooghduytfche hoof- den , in den laaften Franichen krygh, op gelyken voet, ooverkoomen was. En men zouw zoeken te bearbeiden, dat zy met Don Johan tot mondtgemeen- fchap quaamen. D'andren, hierop, zeiden, zich te willen voegen, zoo veel als draghlyk viele, en bereidt te zyn, met zyn' Hoogheit, uit 's Koninx naam, te handelen, mits dat men alvoore met hun afreekende. Naa verflagh hieraf aan de Staaten gedaan , werd goedt geacht, dat de Landtvooghdt zelf naa Mechele ginge, om aJdaar met de Kornellen te woorde te koomen. Voor zyn vertrek, verghd' hy den Staaten, den Prins te bekryghen; voorwendende, dat die denpays brak, door't quellen van d'Amfterdammers: 't welk, naar zyn' zeggen, hem zulx drukfe, dat, wen hy zich in Spanje oft Italië vonde, hyde reize herwaarts zouw aänneemen, om't enkel verdaadighen hunner zaake. Dit baarde byfter naadenken. De Staaten, echter, antwoordden meer niet,dan
. dat
|
|||||||||
*f77>
|
|||||||||
Handel
met de Hoogb- düpfcben oover hun- ne betaa- linge. |
|||||||||
Don loban
verzoekt de Staaten tot oorlogh teeghens den Prins. |
|||||||||
DER NEDERLANDSCHE HISTORIEN. 5-13
datmeneerft beeter kennis van dit ftuk behoorde te neemen, end'ellenden 15-77. der oorlooghe te fchuwen, zoo lang daar hoope waar, van de gefchillen, by t'zaamenfpraak, oft t'hunner breede zaamening, te beflechten . Quaa- lyk geviel deeze koelte dien kryszuchtighen Heere: enhyfcheidde met die weerimaak, neevens andre wrokken in de krop, den vyfden vanZoomer- maandt, uit Bruflèl. Gekoomen tot Mechele, en wel flaatlyk ingehaalt, fl) komt fcheen hy't werk grootelyx te bey veren. 'T ging nochtans niet voorwaarts, tot Mecbe* maar de Kornellen bleeven eeven ftrak. De Staaten, haatende't verwylen , ïe* dat hun, naar hunne reekening, op hondertduyzent, naar die van d'Hoogh- duy tfchen, wel op hondertentachtentighduyzent gulden ter maandt, zouw koomen te ftaan, verbeetren, met bydoen van noch een' maandt lölds in gelde, het bodt tot Antwerpen gedaan. Vergeefs. De Ryxgezanten be- fteeden zich hieraan■, eeven vergeefs. Endtlyk maakten de Staaten , den vy ventwintighften der gemelde maandt, een befluyt ■, T)at hunnegemaghtigh- den, daartoe te verordenen, veirdighlykafreekenen zouden,met uitgemaakte hy den van elk vendel', terplaatfe by zyn' Hoogheitte beteykenen. Tekorten 3t geen by de krysluyden ontfangen bleeke aan v erflrekkingen niet begreep en in der Hooft mannen laß brieven j 't geen zy aan de Staaten, fleeden, dorpen, en bezondreperfoonen, fchuldigh waar en -3 en 't geen zy, f hunner eighe befchei- denheit (gelyk de foldaat dat noemt) verteert hadden, 't welk, voor eiken dagh, zoo hoogh gefthat zouw worden, als hunne wedde bedroegh. T)eeze afreeken'wg te ejndighen binnen den tienden van Hooy maandt. T>es hadden de voorzeide vendels, binnen den zelven tydt, het aanbodt vanden twin- tighflen lefileeden faanveirden. En men zouw hun-, die nu, ten verzoeke van T>on Joh an , een leening wegh hadden, noch eene verfch offen voor de laaft e; mits dat zy zich onthielden van meer te eyfchen, en van aüegeweldt, 3t welk zy , Q zoo men vernam) tot veele plaat f en, pleeghden. Zoo zyhier- naa niet hoorden, zouw men hen, ten uitgang van den befiemden dagh, voor afgeflelt houden, en hun geen* leening toeleggen. T)e eeteryen van hunne wyven, kindren, hoeren, en jongens, die meer gekofl hadden dandeganfche foldy bedroegh, zouw men 'trachten te quy ten met een3 merkelykefomme, ten opzien van hun lang onder houdt, de groot heit derfchuldt, en 't onvermooghen der Staaten, Voorts haddemen aan teßaanbyT)onJoh an, dathem geliefdede fleeden, zonderling Antwerpen en Shartooghenbos, f ont laßen van dit krys- volk, zonder den befiemden dagh ofte wachten. Ten laafle, zoo deeze voorfiel- lingen niet aangenoomen wierden, zouw men zyn' Hoogheit verzoeken, dat zy voorzaaghe teeghens alle pionder ing, afperfing, engeweldt, den Lande, viel- licht, naakende. Waartoe haar de Staaten getrouwe hulp en gehoorzaamheit zouden bewyzen $ en, aan de benden van ordening te voet en te paarde, ontbie^ den, zichgereedt te houden. Wyders fchreeven de Staaten, aan de regeerders van Antwerpen, Shartooghenbos, Berghen op Zoom, Steenberghen, Graave, Kampen, Deeventer, en andre fteeden, bezet met Hooghduytlchen, dat zy den zelven, voor 't laafte maal, een' leening voor vyfrien daaghen zouden wil- len uitreiken: des had men hun, uitd'eerfte gelden by d'Algemeinheit in te willighen, alles te herborzen, wat by hen, feedert Bloey maant, verichooten was. Ten zelven tyde ontiloeghen zy van dienft, en fielden tevreede, eens- De stMm deels met baar geldt, eensdeels met bondtfchriften, verfcheide troepen by hen ten danken aangenoomen j alsdegeene, die in't Landt vän Naamen, en daar ontrent hun kjys- laaghen 5 't regement Waaien van Mario Cardoini; dat van Margelle ; en v°lk tf, en hondertvyftigh paarden van Bartholt Entes. Boflli ging, uit hunnen naa- ^etaalen,t' me, de vendels afdanken, die zich in 't Sticht van Uitrecht onthielden. Waar- toe de Landtzaaten zeflèntwintighduizent gulden verltrekten, die zy, te leene, van
|
||||
514 P. C. HOOFTS TWAALFDE BOEK
1S77' van ^*e van H°^an<^,: verworven.. Daarenbooven vorderd' hy hun de o-e-
vangene Hopluiden af. 'T welk der gemeente zeer verdroot, die daaroo- ver wilde ftraf zien doen. Eevenwel, om 't ruymen des krysvolx niet te ver- wylen, men liet ze hem volghen, onder belofte van hen in de maght des Raads van Staate te leeveren, en voor den zelven te recht te doen ftaan. Ge- duurende Donjohans verblyf tot Mechele, zaaten Scheepenen aldaar oover de zaak van zeekeren kleêrmaaker, geheeten Pieter Panis , perfbon van wiens handel en wandel zy zeer eerlykgetuyghenis vernaamen. Maar hy beleed, ten gehoore eens Leeraars van den gezuy verden Godsdienft geweefl te zyn, in't dorpken Bolheyn, niet verre vanderftadt; en bleef ftandtvas- telyk , zoo wel als by zyn geloof, in weighering van andren te melden, die zich ter zelve zaameninge gevonden hadden: 't welk de rechters bet ver- bitterde. Harde liepen voor hem zyn' gebuuren, aan den Schout, Willem de Klerk, Ridder, en heer van Boevekerk, dien deeze tytel niet by ge- val aangewaayt fcheen, naar 't lichtveirdigh antwoordt, waarmee hy hen afzette, zeggende: dat'er geen raadt voor zoo hardtnekkigh een'ketter was, die, nocht om de ftrop, nocht om 't vuur t'ontgaan, zyn' gezinthek verzaaken wilde: 't welk hem zelve lichter liaan zou w, dan den vinger in de viam eener kaarfè tefteeken. Aan zoodaane gemoeden was, op dat pas, het gezagh oover de vroome vertrouwt. By wel vuurigh en vruntlyk voorfchry- ven, verzocht ook de Prins, dat men den gevangen verfchoonen, en d'ouwde toonneelen der tierannye, bronnen van bloedt en zoo veelvoudigh een on- Vteter Ta- n£yj ^ n-et wee(jer oprechten wilde. Dan 't werd in den windt geflaagen, Pa- Mecbele nis ter doodt verweezen, en in't oopenbaar onthalft, by aanftemming van omhalflom Donjohan. 'T welk veele burgers grootlyx ontftelde, en hem met zwaare 't geloof, opipraak belaftte -, zonderling der Onroomfchen, die by deezen voet hetge- volghzynerregeeringeafmaaten. Die van Hollandt en Zeelandt hadden, nu Mol/anders OQver een' wyle, zich des oover tal lighen krysvolx quyt gemaakt, naarnVh- tn Zeffhu ty^ voorzien(^e °P net niindren der koften, en 't raadigh befteeden dev inkoom- *kênhu n' Kunnende nochtans nemmer vaft genoegh gelooven, dat de nieuwe iaakeH, Landtvooghdt het oprechtelyk met den pais meende, behielden zy vyven-
veertigh vendelen knechten, elk van hondertendertien koppen in dienft, nee- vens dertigh fcheepen van oorlogh. De Prins ververichende de klaghten, laaftmaals van zyner zyde tot Geertruydenbergh gedaan, vorderde voldoe- ning daarop by eenen ernftighen brief, gericht aan der Algemeine Staaten ge- maghtighden tot Bruftel. En hy erinnerd' hun, dat de behoudenis des Lands aan de Gent f che vre e de hing. cDat-s zonder 't handthaaven der zelve, de laafle val de quaatße worden moefi, en 'tjongßejuk ondraghlyker veel dan het ouwde. Hoe fchendigh men de eer e en achtbaarheit, reeds verkreeghen by alle volken, door'tmanhaft igh aanheffen van zoo loflykeen werk, verwaarloozen zouw, indien men hen de ede oordeelen^ by'tßappendesvoorighenyvers^dat die veel eer uit een beroert gemoedt en reukeloos ongedult waar hergekoomerh dan uit bedaarden raadt ^ ßandtvaflighe vroomheit, endeughdzaambeßuyt> gegrondt op recht en reede. Maar, met de Hooghduytfche Kornellen te Mechele, raakte men, van dagh tot dagh, dieper in knibbeling, en hoe lan- ger hoe veerder van eikanderen, door 't opwerpen van nieuwe gefchillen. Donjohan toonde des droef, en te lyden te zyn met de Staaten, die, mits het Efiovedo afdanken van zoo veelebenden te gelyk, door hunne Ichulden niet heen afgeveir- zaaghen . Hy fehreef hun, by Efcovedo, hoe zyn zin was, den zelven naa dlght >dm Spanje af te veyrdighen, om een'goede fom penningen , t'hunnen byftandt, 1)00ƒ aan den Koning te verzoeken. Dit wracht weederom gunft: en Efcove- Ksmtw ^° w^ zyns mee^ers en zvn' e%ne geneeghenheit tot den Lande, zoo fchoon
op
|
|||
DER NEDERLANDSCHE HISTORIEN, jij
Op te pronken, dat het onbenoeghen oover Don Johansgemeenfchäpmet if/f-
d'Italiaanen en Spanjaards nu bekoelde. Jaa de Staaten dachtenEfcovedo, t'zynen weederkeer, meteen jaargeldtvantweeduyzentkroonentebefchen^ ken. Men gaf hem dan eenen brief aan zyne Majefleitmeê, waar in d'alge- meene noodt, en d'oorfpronk der zelve, ten brecdfte, ontfouwen fïond, niet een wel deerlyk fmeeken* en aanroepen haarder milddaadigheit. Han- gende de dingen aldus; geviel 't dat Vrouw Margriete van Valoys, zufrer van Vrankiyk, door Heenegouw, naa Spaa gereyft quam j quanfuys om 't bronwaater aldaar, zoo vermaart van geneeskracht, teeghens zeekere quaa- lein te neemen. Uit hoofde van haaren man Henrik van Bourbon, den wel- ken , daarnaa tot de Franfche kroone gekoomen, men in Doorluchtigheit alle Vorften zyner eeuwe heeft zien oovertreffen, was zy Koningin van Navar- re. Maar, om den Spanjaardt, die dat Ryk meeft al bemagbtight houdt, in zynen tytel niet te verkorten, werd zy in Neederlandt, op 'thooghfte, flechts Hartooghin van Vendofiiie genoemt * Don Johan, voorwendende dathy, heusheits halven, niet leedigh flaankon, haar, alseen'fchoonzufter zyns Koninx, te begroeten en onthaalen, ontbood de Hoofttakken des Ee^ 'deldooms byzichj en onder andre den Prins van Chimayj dewelke, zynde zoon des Har tooghen van Aarfcliot, als Steehouder zyns vaaders, op de burgh van Antwerpen 't bevel had.. Met dit gezelichap gaf hy zichopwegh Doniolwi naa Naamen > reed van daar der genaakende Koninginne tegemoet, enont- r9rmA fing haar met groote eerbiedenis ., Op den aavondt haarder inkoomfte, vond *mm > zy alle venfters en winkels geftoffeert met oovervloedt van lichten, en geen Konmm gebrek van dagh. Des volghenden morghens liet hy haar een' miiïè hooren, van ^a^ op de Spaanfche wyze, met maatzang, vyoolen, en kromhoorens. Voorts varre te gink men ten ban kette, daarhy, t'eener afgezonderde taafel, met haar alleen fefleerem aanzat, en zich van drinken deed dienen, door Octavio Gonzaga, te knie, Naa't opneemen, braghtmendereftdestyds, met danfèn en kouten, deur. Des andren naamiddaaghs, werdzy met een zeer fïerlyk boot, omringt van fchuyten vol zangeren en ipeelluyden, gevoert aan een eyland der Maaze *, en aldaar gefefleert, in een' zaal gevlochten van klimoptelghen, met veele pryce- len rondom, ten welken't geluyt van (temmen, fnaaren, en blaastuygh, uyt- galmde, zoo lang als 't aavontmaal duurde. Zynde de taafels weghgeheemelt, voeghde men zich ter danfe, en keerde, daarnaa, weederom fteêwaarts. 'S uch- tens daaraan, vervolghde de Koningin haar' reyze, en werd, tot in haar fchuyt > verzelfchapt van den Landtvooghdt 5 die, naa een welbeleeft en voldoenzaam oorlofneemen, haar, by den Heer en de Vrouw van Havrech, tot Huy toe, ge- leyden deed. Dus ontlaaten in hofweelde fcheen Don Johan, en 't hooft niet ,1 dan vol mooy weeders te hebben, als hy ichielyk omkeert, en werpt zich, fee- ghelrecht teeghens't Eeuwigh gebodt en de verwachting der Staaten, gewel- digher handt, 't bedrogh te baat genoomen, in de burgh van Naamen. An- Hym<takt dren ftellen dit als gebeurt 's daaghs naa 't vertrek der Koninginne: maar zy, z-ich mee* die haar leeven, en de fortuyn der haaren, den naakoomelingen in bloeyen- fler der den ftyle vertelt heeft, meldt, als uit monde der Markgraavinne van Ha- *ür$*i* vrech, dat hy, daatlyk naa 't affcheidt van haar, en eeven uit de fchuyt getree- "' den, ging te paarde zitten, om't werkte beginnen: 't welk, in deezer ma- niere, beflecken was, en op den vierentwintighften van Hooymaandt, vol- braght werd. Zich gelaatende ter jaght te ryden, zond hy den Graaf van Bar- lemont, met Hyerges , Meeghen, Floyon, en Hautepenne, vier zoonen des zei ven, naa't Slot, en verftak een deel krysvolxin zeekerwoudt daar on- trent . De Barlemonden vervoeghen zich by den Ooverftejan van Borgonje j Heer van Froymont, en pooghen hem met vrundtlyke vertooningen t'oover* reedefi *
|
||||
ftó P. C. HOOFTS TWAALFDE BOEK
1577. reeden, dat het wel paflen zoude, den Landtvooghdt in't verbyryden, bin-
nen te noodighen, om de fterkte te bezightighen. Die laat zich beleezen; en Donjohan, genaadert zynde, heet de lyfwacht achterwaarts deyzen-, de- Heeren hem verzellchappen 3 zyn gezin volghen, 't welk met voordacht in tal gefterkt was, en op voordeel gewaapent. Terwyl Froymont, hebbende hem bewelkoomt, den ontbyt doet gereedt maaken, blyft hy, met d'andren, in de poorte (laan praaten, tot dat het krysvolk uit het bos quam aanrennen. Toen rukken die van Barlemont het finkroer uit den kooker j voorts hy zelf, en biedt den geenen, die de wacht hadden de tromp -, met zeggen, dat die dagh d'eerite zyner Landtvooghdye was, De bezettelingen, ftokouwde oft verminkte fbldaaten, gelyk men gewoon is op diergelyke plaatfen te leg- gen, zwichten terftondt, en laaten zich, neevens Froymont, ter burghuit- zetten . Eenighen hielden deezen aanflagh hem ingegeeven te zyn door kon- ftenaarye des Printen van Oranje, om hem alle geloof te beneemen. Maar 't gaat vall: genoegh, dat hy hierin niet dan zyn eyghen hooft en 't ophitlen van Barlemont volghde , verwerpende den rypen raadt des Graaven van Mansvelt, die hem ernftigh vertoonde, dat de klank van dit ftuk 't ganfche Landt zou w te waapen daaghen 5 en niet alleen zeer zwaarlyk hier te verfchoo- nen vallen, maar mifïchien zwaarlyker noch in Spanje, van waar Efcovedoos antwoordt, verwacht diende. Voorts, Donjohan, aldus meefter van't Slot geworden, voorzagh zich ter yl van alle nooddruft} riep de Heeren te zaam, en ontfouwd'hun, dat zyn geduit, te veel get erght door de-Staat en, met aüerley foort van weederwaardigheit, ten eynde was. Hy wilde voortaan volkoo- mentlyk en naar uitwyzen van zynen lafl brief,gehoorzaamt weezen. 'Dat men hemflinx naagetracht had,jaagezocht binnen BruJJeloft Mee hele vafl te houden; gelyk hy, by twee verfcheide brieven, die hy hun toonde, verkund- fchapt was. Al 't welk hem tot het ver zee kr en dier plaatfegedr e even had, om zynen perfoon, en *s Koninx dienjl te raade te houden. T)ien 't geliefde te bly- ven, zouden aangenaam zyn3 dien niet: flond het vertrekken vry: a/zoo hy zich met niemands onwilghen dienft beholpen vond. Veel' waaren 'er, die zich ftrax deur maakten: andren, waaronder Aarichot en Chimay, bleeven hem by, tot dat zy zaaghen, watzwaay de zaaken neemen wilden. Teffens fchiktehy eenen Éedelman naa beneeden, om de beroerde gemeente te ft il- len, door 't voordraaghen der zelffte reedenen-, diehy ook daadtlykoover fchreef, aan verfcheydegeweften, fteeden, en Heeren. Aan de Gemagh- ttyneindt tighden der Algemeine Staaten zond hy den Heer vanRafïïngem, metdub- dn Beer belt, der gemelde brieven van waarichuwing ■> wyders, om, voor zyn wee- van Rajfin- derkeeren naa 't Hof, 't volbrengen van eenighe punten te vorderen, die daar- gbem aan Q^ u«t qUaamen} fa men den Heer van Heeze Stcêvooghdt, en de burghery u,i u^fact. van Bruflel 3 t'ontwaapenen hadde. Oover deezen uitbrek van vyantlykheit, met bemaghtighen eenergrensplaatfë van zulk belang, ontftelden zich groot- lyx de gemeene Landtzaaten: te meer, mits hy voorts Charlemondt, door den Heer van Hyerges verzeekerde ; den zei ven daar Steêvooghdt maakte y en Luxemburgh t'zynen wille had. En de gedaanten iilèn der beproefde jamme- ren weemelden, op nieuw, voor yders ooghen: zonder dat men wel wifte t'ondericheyden, wien de zelve te wy ten waaren. 'T geen t'zyner ontichul- dighing voorgewendt werd, had geen'geringe glimp. Want, watgelykenis naar waarheit, dat hy, die 't Slot van Antwerpen, de fteeden van Lier en Maaftrichtgeruymt had 3 de Spaanfche, Italiaahfche, Borgoenfche troepen verzonden, om den pays te koopenj zich, althans naakt van foldatye, en verfteeken van die plaatfen, buyten noodt, in oorlogh ginge plonfen? Dies heekelde't gerucht, niet alleen den Prins, maar ook d'Algemeine Staaten} hem j
|
||||
DER NEDERLANDSCHE HISTORIEN. 517
hem, als raader tot flaan der handt aan 's Koninx opperilen Stadthoüder, om 1fjj\
de vankenis zyns zoons daarop te verhaalen,en met een 'tganfche Landt eeven onverzoenlyk jeeghens zyn'Maj efteit, als hy zelfwas * temaaken: hen, als in'tftuk bewillight hebbende, om eenen Vorft van den bloede, tot onder- pandt van ftraffeloosheit te bekoomen, en'thooghbewindt* zonder eenigh omzien , naa hun welbehaaghen te dry ven. Maar de brieven > by hem voort- gebraght, had niemandt onderteekent: en't is nu tydt, der dubbelheit den boezem op te fperren, en 't broedfel der hooffche beveinftheeden, booven eensdeels aangeroert, met klaarder dagh te beichaamen. Don Johandan, Wmy flet- t'zyner aankoomft uit Spanje had de dingen in ftandt gevonden, om tezor- f. ghen, dat de Roomsgezinde Staaten, blyvende eene lyn trekken met den r^fmte. Prinfe, 't vreemdt krysvolk ten Land' uit moghten jaaghen > en een' regeering en ontc[eL naa hunnen zin fliehten: ofte, ten quaadfte koomende, hunne toevlucht naa ^g der Vrankryk neemen, werwaarts het oogh reeds géwendt was. In't aangaan van hooffche denpays, had hy deeze reekening gemaakt: datmifTchienbeydedeparthyen treeken. zich vlyen zouden onder 't Eeuwigh gebodt 5 in welken gevalle de ruymte > ingewillight by 't zelve, maklyk ge weeft waar allenskens te krimpen, tot op den voorighen voet, mits 't verdwynen der jeegheriwoordighe heevigheeden > en't opwellen van nieuwe gedachten, gewoon, in tydt van ruft, de men- ichen, by gebrek van ander handtgebaar, tekittelen, en hun, verfchillend wit, bezondre inzighten, voor te ftellen, tot flapping oft breuk van den eerften bandt der eenigheiü. En, wen fchoon die van Hollandt en Zeelandt weygherden zich naar 't voorzeyde gebodt te fchikken, zoo docht hem noch- tans, goedt doen met hun te zullen hebben, indien debreedeStaaten be- flooten, aldaar het eenigh Room Ich geloof te planten: waarmee de Prins (ftond hy 't toe ) verliezende den trouwften aanhang, van zyn veldt zouw geweeft zyn. Indien zyne Doorluchtigheit zich aan d'uitipraak der Staaten niet keerde, zoó hield hy, datzy, met hem , teeghens haar, in maatfehappy Van waapenen treeden zouden: en dat, d'eylanden alzoo tbnder gebraght zynde, de reft t'zyner genaade ftaan moeft. Ziende thans den Prins fchoor- voeten, teeghens't Eeuwigh gebodt $ en de Staaten f die ook wat wiften) zulx gezin't, dat zy icheenen, den zelven oft niet lichtlyk~tot wiflëling van Godsdienft te zullen verplichten, oft indien zy dit fchoon deeden, en hy des weygherde,-daar om géén harnas te willen aantrekken -, zoo was'er, zyns achtens, niet gevordert met de vreede. Dies vielen zyn aardt en oordeel eenftemmigh op den krygh. Hierenbooven, ten eynde zyn' toghtigheit bet op ftaake, loogh hy zich zelve toe $ dat de Staaten niet dan zyn'verkleyning zochten, om zich van geduurighe mönbardy oover hem te verzeekeren j en met houte moffen te vermaßen, handen, die hy waande tot voeren van fchepters gefchaapen te weezen. Derhalven had hy ook reeds in 't begin van Grasmaandt, zeer driftelyk aan den Koning om voorraadt van gelde doen fchryveri; inet melden, hoe'tmeefle deel der Landtzaaten van'sTrinfen zyn,ett handt v loogh: eenighegewilligh $ andre door de zelve by gebraght \ waaronder Efcovedoos men by kans de ganfche gemeente moefl tellen. 'DiedeweldaadenzynerMa- fchrjven jefleit zochten te genieten, hielden zich genoegh gequeeten met het aanveyr* nM fyanje* den der zelve, en hadden te luttel moe ds, om zich manhaft ely kt e uiteren. Niet den allerminflen dienfl had hy verzuymt, om harten te win?2en, en den Staaten hunnen plicht te erinneren: maar bevond, dat het, tot noch toe ■> in de woeßynegepreekt was. 'De zelve. Staaten meynden 't oevel met deHoogh* duytfchen-, en zoo men deeze fonvreede liet, 't waar Qvreesd' hy^) t'eene- maal omgekoomen met de achtbaarheit zyner Majefleit, by dien landt aardt, Hy had 'er onder aan gevoeght, met eyghene handt; cDat dit lichaam 5 X x zon»
|
||||||
ff8 'P. C HOOFTS TWAALFDE BOEK
i eyjt zonder afzetten der bedorve Ie e den , niet te gèneezen was. Hierop liepen,
al meede te dier tydt, Eicovedoos bezondre brieven, inhoudende * dat, by woorden nocht werken, geneeghenheit in de Staaten tot het volbrengen hunner beloften gef peurt werd. JVaaromme de Koning f oover leggen had, wat 'er te doen fionde,zoo zy zich tot den ketter keerden. 'Dat alles, wat men hoorde oft zagh, toeging naavry heit van gewijfe: die nochtans zyner Majefleit niet quaalyk te paffe zouw koomen j gemerkt, de ge enen, die daar eenen afkeer van hadden, en de Raadsheeren van Staate, dien de hoon der geleedene v ankenis noch zeurde, gefchaapen waar en zich teeghens de refle te kanten. Welk hun onderlingplukhairen aan zyn' Majefleit fc hoon (pel zoude geeven , om d'eenen door d'andren teftr offen. Op den neeghenden der voorzeyde maandt, had de zelfïte Efcovedo geïchreevenj Antwerpen,naardien 't zynenGodt verliet, zou- * Mira- 4e des vyands eyghen worden. Indien * Wonderdaadt deezen handelten befle e** zouw keer en, 't was hoogh tydt dat het verfcheene: indien 't handen en kraft moeften doen, zoo had zyne Majefleit, eer 't tefpaade wierd, het noodighe te
verzorghen. Ik, (Tchreef hy^ naar mynen zin, zouw geen' ft aat maaken, van plaat f en op 'thechte landt te bemaghtighen . 'Tis 't ftuk der ey landen daar men op toeleggen moet. En hier aan houd ik meer werx vafl te weezen , dan aan dat van Engelandt. Mitgewonnen, 't ander ontftond' ons niet. En om hiertoe te raaken, is maar maatighe maght van doen. Uwe Majefleit neeme dit niet alsgezeyt, om de zaake van den Heere T>on Johan -3 want die laat ik verre achter -y maar om die vanuwe Majefleit, daar geen ander helpen aan is i gelyk ik oover lang vermaant heb. 'Tzeljfte heeft de tydtgeleert, en zal 't leer en faller uure. Ook had Don Johan den Prins met d'allervuylfte ver- wen afgefchiJdert, byden Kayzar en de Keurvorflen > zelfs byde Koningin van Engelandt, buy ten weeten der Staaten 5 en gepooght te verhinderen, dat haare Majefleit hun met eenighe penningen te baat quaame. Door den afflagh van 't verzoek van die om Hollandt en Zeelandt te bekrygheh , was hy bet ge- ftyft in zyn gevoelen en voorneemen. 'Tmagh daarbeneevenszyn, dat de dartelheeden,en 't wanontzigh der Brufleliche gemeente yets geholpen hebben tot hem voorts baloorigh te maaken. Men vond'er ook, die zyn'anxt voor aantafKng niet voor geoootft hielden ; maar dat de twee brieven van waar- fchuwing by een' verfch opgereeze parthyichap die men Contrajohanniften noemde gedicht waaren, om hem een wanvoeghlyke vlucht te doen neemen, en alle Spaanfche bewindsluyden fchuw van zoo ichor een'bediening te maa- ken. 'T welk niet quaalyk naarwaarheit fweemt, zoomen geloof geeft aan *tgeen hy, een'wyl hiernaa, t'zyner verdaadighing bybraght: naamelyk, hoe hem, feener midnacht, aan zyn'bedde, de Burghgraaf van Gent, tot Bruffel, was koomen aangeeven, dat hy zich flux wegh maaken moefl, zoo hy de laaghen, hem bereydt, ontgaan wilde: voeghende de Burghgraaf be- denkwaarde reedene?i van weetenfchapdaarby . "Dat, daarnaa, tot Me che- Ie , de Hartogh van Aarfchot teeghens hem had uitgefchooten , hoe 't beflek des Trinfen, noopende 't verzeekren van zynen perfoon , noch in zwank ging , om hem te doen teekenen etlyke punten , ftrekkende tot vryheit, en diergelyke dingen: 't welk weyghrende hy gevaar liep , van ter venfter uit- geworpen, en op de fpietfen ontfangen te worden , gelyk ouwlinx alhier zee- kren Landsheere gebeurt was. Zwanger met dusdaane gepeynzen, en niet dan oorlogh aamende , gevoeld' hy wel, wat zyn' zaaken , door 't oover- leeveren der gemelde plaatfèn , en 't verzeynden der uitheemfche foldaa- ten, verachterc waaren: maar leyde zich toe, die fchaade té boeten, Hellen- de daarteeghens de fcheuring ontgonnen onder de Staaten , die zich ook meeflendeels ontwaapent hadden j den aanhang der Barlemonden, met drie rege-
|
||||
DER NEDERLANDSCHE HISTORIEN. ft$T
|
|||||||
regementen t'hunnen gebiede ftaande, en 't vierde van Du Cerf, eertyds van ïff
|
ff,
|
||||||
Cardoini* 't bemaghtighen van Naamen > daarenbooven, dat van deftadt en
burgh van Antwerpen, naar zyn' giilïng. Om 't welk te weeghe te brengen, en zich teffens te verzeekren van verfcheydefteedendieinderHooghduyt^ fchen geweldt waaren, hy hen, onder den duym, had opgeruyt, toezeggende hun volle betaaling van 's Koninx weeghe , en vermaakende de Staaten fchan^ delyk by hen, als hy uitterlyk meeft tot byleggen van 't gefchil icheen te arbey* den. En uit deeze bron had de weêrberftigheit derKornellen haaren oor- lpronk genoomen. Men moet bekennen, dat, ten zei ven tyde, als Don Johan deezen handel zoo aaverechts dreef, miiïchien jeeghens hem met beeter trouwe niet gehandelt werd j zonderling van den Graave van Lalain ,* als hebbende, door toedoen der Koninginne van Navarre, zich wel diep ge- fcheept met den Hartooghe van Anjou , dien reeds alstoen f maak van de heerfchappye deezer Landen gegeeven was. Te weeten ■> vrouw Margriete * immers zoo volleert inde konft vanveynzen, als de geenen die in 't hof van Spanje waaren afgerecht, had, onder de enkle huyk van gezondtheits behoef, tweederley geheym verfteeken. Want, naardien de Koning haar broeder haaren gemaal en die vanden gezuyverden Godsdienfttenoorloghontzeyt had, zoo was 't haar voor eerft te doen, om 't vyandtlyk Hof te verlaaten, en echter met eere van haaren man te mooghen bly ven ^ ten andre, en noch in- wendigher, om haaren broeder van Anjou eenen flagh te voeghen, en de zaaken alhier te bekuypenj daar zy niet flinx in bleek. DeLandtvooghdt, eevenwel, moeft geen' lucht van dit lorien hebben j gemerkt men in zyn' ver- daadighing des geen gewagh vernam: 'ten zyhy 't verzweegh, zorghende, door't melden van zoo veel ftaarts der weederparthye, de zyneteverflaau- wen, oft d'ontdekte Franfbyzen des te wiflèr op zyn'hals te haaien. Ikbe- vinde, by de fchriften van Antonio Perez, 's Konings geheymfchry ver van ftaat, en thans in ongenaa geraakt, dat Don Johan, op dit pas, verbondt ge- * maakt had, met den Hartooghe van Guize, tot befcherming der kroonen van Vrankryk en Spanje. 'T welk men vermoeden moghte, geftrekt te hebben tot onderlinge hulpe in de binnenlandfche oorlooghen. Maar, dewyl'tge- fchiet was buyten kennis van Philips, die, als 't hem ter oore quam, zieh daarin byfter ontzette, zoo fchy nt veeleer de ftaatzuchtighe jongeling 't oogh op bouwing van eyghe grootheit, gelyk Guize in Vrankryk, gehadt te heb- ben. Die Hartoghook, ftond oom 00 ver de Koningin van Schotlandt, en naa dat huwlyk Don Johan; kunnende d'eensgehaptelioopeop'tEngelfche Ryk nemmer genoegh uit den zin ftellen. Hoe't hier meê laghjaltoos geen ding viel hem moeyly ker, dan zyn gemak te houden: tot zoo verre toe, dat zeeker zyn (chry ven van den zeevenden in Grasmaandt, aan Perez, luydde* hy begeer* de f hoewel hy 't verzocht had^) niet herroepen te worden zoo lang als hier ge- vaar lykheit oft nood bleef die zyn3jeeghenwoordigheit vereyfchte.Maar,daar* naa, moefte men hem ge en' oorlofweygheren . Want, om den ouwden trant , en deezen volke in alles te gemoete, tegaan, 't welk men niet ver by zoude moo* ghen > daartoe diende ongelyk beeter de zachtheit van vrouw oft kindt, dan de geene daar hy meêflreelen kon. Gewijfen zoo wroeghende zouwden hem nem- mermeer anders, dan voor hunnen flraffer aanfchouwen. Hy had nocht in* borfi, nocht ouderdoom, om in de leedigheit deezer Landtvooghdye tefuffen j en min, om te verdraaghen, 't geen men zouw moeten zonder vrucht. T)ies hadzyne Majefieit hem-, in zulken geval, vanhier te helpen-, oft hem zouw gebeuren te f aaien aan all' zyn' gehoudeniffen , en alles hier tot hachlyker fiaat keeren, dan te voor e. i)at hy anders ver haft zou zyn, yet groots te beflaan, tot verwondring van al de weerelt, om tngeen argher te vallen. Xx 2 Efcovej
|
|||||||
po P. C. HOOFTS TWAALFDE BOEK
j rjjt Efcovedoos brieven van Sprökkelmaandt leftleeden, ook aan Perez, (" alzoo
zy meynden dat hy ze voor den Koning verhoolen hield) vloeyden oover, van gelyke vertwyfeltheeden zyns meefters. Dat de zelve, fint hetftortendes Engelfchen aanßaghs, dikwyls gedacht had, een kluyzenaar te gaan worden. *Condu- Dat hem bet gelyken zouw, voor * beleyder, met zesduyzent knechten, en &eur. tweeduyzent ruyters, /» Vrankryk te dienen y dan met de groot e Landtvoogh- dyen behangen te zyn. Maar, om het woeft gemoedt van deeze twee, zoo wel gegaayt in opgeblaazenheit, naader t'ontblootenj de zelffte Perez ver- meldt j hoe Efcovedo, voor zyn' herwaartsreyze, zonder bewimpeling had uitgeworpen; dat zy, koomende Engelandt te beheer en, zich met Spanje zouden mooghen verheffen, mits bezittende aUeenlyk den ingank van Sant Ander in Bifcaye, en''t Slot der zelve fladt, neevens een' fier kt e opdeklippe van Megro: door w elkep laatfen ganfch Spanje, fchoon verhoren van de ber- ghenaf, weederte winnen waar. Zelfs, dat Efcovedo verzocht had, men zouw die klip veftighen, en hem in bewaarnis geeven. Meer diergelyke ge- dachten, baarlyk gebleeken, worden verhaalt: met welke oft het aangezien geweeftzy op'tafloopen van heel Spanje j oft op het bedringen van't zelve om het aan hunne handt te doen gaan j wie zal 't raaden ? uitgezeyt dat hoof- den , zoo vol winds , wildwaayigh genoegh fcheenen om ondoenlyke din- gen te droomen. Immers men meynt dat deezeeene der reedenen was, die den Koning zoo onzoet op 't voorneemen teeghens Engelandt gemaakt hadden: jaa dat hy , duchtende voor eenighe onderfteek , dewyl Don Jo- han van dus eenen geeft gedreeven werd , beft vond hem zelfs in Neder- landt, bydenduym te houden, en flappelyk in te volghen met de midde- len vereyfcht tot het volvoeren der oorlooghe. Ook keerde Efcovedo tot zy- Xfcovedo nèn meefïer nooit; maar werd, koomende t'eener nacht uit het Hof, ach- tpord in ter ftraate vermoordt, door beftel van Antonio Perez , ter wille van Phi- spanje t \[pS; 't welk zelfs de Spanjaards niet rondelyk loochenen. Want Louis Ca- vermoordu prera 5 wiens Hiftorien tot Madril met verlof der Ooverheit gedrukt zyn, verklaart dat Antonio den moordenaaren fchrifrelyken laft , geteekent by den Koning, gaf. Welvoeghthy daarneevens, dat Perez haat op Efcovedo droegh, om eenighe dwersdrift in ftoffe van vryaadjej en dat dit brief ken een der boovenwitte was , die onderfchreeven van den Koning , den Ge- zanten en Landtvooghden geleevert worden, en gevult by hen als de zaaken geen vertrek gehengen om andre volmaghtighing vanzyne Majefteit te gaan haaien: doch hoedt zich van zeggen dat Perez in dit blank yets buyten 's Ko» nings ordre geftelt had. Ook waar dit te lomp een' reukeloosheit van zoo ge- fleepen een' man geweeft: naardien de fchennis aan den dagh koomen moeft, en hy 's Konings rechtveirdighen en onverzoenlyken toorn op zich laaden; zoo de uitvoerders, viellicht betrapt, zich met dat papieren harnas hadden willen behelpen. Dan't mangelde Perez aan geen andre fchriften van'sKo- lortuyn nmx nandt, om 't onthiet te bewyzen. Jammerlyk echter bezuurd' hy dit ftuk. vanAmo- ^jatteo Vafquez, meede geheymfchryver, zyn vyandt, betuyghd' hem des w e e%" oopenbaarlyk. Daarop werd hy gevangen, en aan recht gevordert, van Pedro de Efcovedo, 's dooden zoon. En, hoewel Pedro, ter vermaaninge van den Raadshooftman Antonio Pazos, de zaak fteeken liet; en's Konings Bieght- vaader, Diego Chavez, pays maakte tuffen Vafquez en Perez; men deed hem zesjaaren tot Madril in zyn huys oover brengen: alwaar hy de zaaken, door zyn'klerken, gelyk tevoore, doch zonder genot van wedde oft veree- ringen , zoo lang bediende. Toen quelt men hem met een ander pleyt oover misdryfin zyn ampt: en fchryft, naa veel verwylens, zyn vonnis, zonder 't zelve t'onderteekenen, zonder het rechtelyk uit te fpreeken. Volghens dit ' ' " had
|
||||
t
|
|||||
DER NEDERLANDSCHE HISTORIEN. fit
had hy dertighduyzent kroonen uit te keeren$ zynen flaat van Gehéym* 1577,
fchry ver verbeurt, twee jaaren in f cherpe vankenis, daarnaa noch acht uit het Hof gebannen te blyven. Doch men zeyd' hem in 't heymelyk toe, dat het gewysde niet dan windt zouw zyn, indien hy de ichriften zynerMajefteit afftonde, die gewagh van de manflacht maakten. Te weeten, de Koning had hem niet alleenlyk te voore fomty ds gefchreeven van dit werk -, maar ook daarnaa, in't begin zyns kommers, dikwyIs by brieven eenen korten en ge- wenichten uitgang der dingen belooft> en'tzwyghenaanbevoolen: waarop eens, onder ander, van Antonio geantwoordt was, dat hy zoo onderdaanigh aan zyne Majefteit zouw blyken, als 't leem aan de handt van den potbakker. Als hy nu weygherde daar af te fcheyden, zond men rakkers om 't vonnis uit te voeren. Waaroover hy zyn' toevlucht ter naafte kerke nam , hoopende alzoo zyn' zaak, van't Koninklyke gerecht aan 't geeftelyke, te brengen . Maar't ge weidt zagh'tgewyde niet aan: hy werd uit de kerk naa den kerker gerukt. Daarlaghhy, geflooten aan yzere keetenen, drie maanden-, en maakte men 't hem zoo bang, dat hy aan zyn' gemaalin met zyn eyghen bloedt fchreef, zy zouw de papieren behandighen aan den Graave van Baraia, ge- maghtight om ze t'ontfangen. Dit deed zy: doch niet zoo getrouwlyk ten op- merke van den Koning, als van haaren man 5 met wien te voore beflemt was de wightighfte te behouden •, die hy ook naamaals aan 't licht gaf. Op dit flaa- ken der befcheyden volghde't zyne, tot zoo verre toe, dat hy binnen Madril moght ter kerke gaan > en vanding van vrienden genieten. Maar, als dit vier maanden geduurt had , werd, by Efcovedoos weeduw en kindren voor den Raadshooftman Rodrigo Vaiquez, het pleyt hervat, in het tiende jaar naa dat het eerft was aangevangen. Toen quam de Biechtvaader Chaves, en ried hem den neêrflagh te bekennen ■, mits heelende den waarom. Waarteeghens Perez vertoonde, zulx, nocht zonder, zyn gevaar, nocht zonder verwekking van arghewaan op den Koning, te kunnen toegaan: en dat hem oorbaar- lykerdocht, met zyn'weederparthyen te daadingen- Deezen wegh ging men in, en trof'er een zoen, die hem op twintighduyzent dukaaten ftond: dewyl zulx, op dat pas, ook den Koning geviel. Dé zelve, eevenwel, door aanraaden van Yafquez, beval feedert de zaak in Recht te ver volghen, om zich, als door wettigh vonnis, op Antonio t'ontlaaden van den haat der moordt, die, by gerucht, nu ooveral verfpreyt, den Koninklyken geboode werd toegefchreeven. Men vond'er, niettemin, die't daar voor hielden, dat hy zich aan'tfmooren deezer opfpraake niet zoo veel lietgeleeghen zyn, oft hy zouw Perez de handt wel booven 't hooft gehouden hebben: maar dien doodtflagh tot dexel nam, om daaronder te verzaadighen den oevlen moedt, gevat op Antonio, uit des zelven vryaadje aan Anna de Mendoza Gerda, Prinfes van Eboli, weeduwe van Rui Gomez de Silva. Want de maare ging, dat Perez, gebeezight van den Koning tot minneboode tuflèn hem en Anna, aan'tzelfftevutir, waarin zyn meéiter blaakte, ontfteekenwas; en zich ver- vordert had haar tot zyn' liefde te bekooren; waar op zy hem met geen afwy- zigh gelaat bejeeghende. En men wilde, dat Efcovedo, yvrende quaniiiys voor de eere van Rui Gomez, dien hy voor zynen ophelper erkende -, maar in der daadt, om Perez, als Donjohans meeften weederftreever, uit degunit te werpen3 de mompeling, gereezen uit de gemeenzaamheit van dit paar, ter ooren des Konings gebraght had. Waaroover Perez, als Philips, met Gafpar Quiroga Kardinaal van Toledo, en Pedro Fajardo Markgraave de Los Velez, van Efcovedoos zaak handelde, tot zyn' doodt zouw geraaden heb- ben , en 't befchik der zelve gewillighlyk aanveyrdt, meer der Prinfejfle en zich zelve, dan den Koning te geval. Zeeker, toen men hem eerflmaals Xx 3 aan-
|
|||||
522 P. C. HOOFTS TWAALFDE BOEK
jf/y. aantaftte werd ook de Prinfesinverzeekeringgenoomen . 'T welk den Ko-
ning zulx ter harte ging, dathy, vermomt, het uit een kerkportaal quam aan- fchouwen. Derhalven, zoo men op alles te zaamen let, het fchynt dat de Ko- ning, door de zelffte vreeze van gelaftert te worden oover dit werk, nuPe- réz verfchoonen deed, op dat hy 't niet uitbraghte j dan weeder ver volghen, om 't vermoeden van zich te weeren; en liefft dit laafte, dewyl 't hem teffens wraak ftrekte. Maar, dat zoo oovermaghtigh een Vorft zich hierin dus byfter bedraayt vond, ftrekke een' leer, datgeenerleygrootheiteenighenaandien-, ter van diesgelyk bedryfin zorghelooze mft kan ftellen. Wyders Antonio, naardien men nu waande dat hy geen bewys t'zyner ontlaftinge te toonen wift, werdftrengelyk gepynight, tot dat hy, eindtlyk de waarheit der zaake bekende, en eenighe affchriften der gemelde befcheyden te voorfchyn braght. Afziende nochtans, dat hem geenerhande weere in Kaftilie baatcn zouw* zocht en vond hy middel, om zich met lift, byhulpzynergemaalinne, uit der hechteniiïè te redden: en rende, zoo zwak als hy was van 't folteren, met Gil de Mefa zynen neeve, te poft, in twaalf uuren, dertigh mylen verre, tot 'm Arragon zyn vaaderlandt,op hoope van aldaar billyk gehandelt te worden,mits de treflyke voorrechten van dat geweft op dien tydt. Maar zy golden zoo wey- nigh, dat men 'er hem, van kerker tot kerker, van vierfchaar tot vierfchaar fleyptej en als de weyrlyke geen' fchuldt in hemfpeurden, door die van de Heylighe Inquifitie, voor eenen tooveraar oft ketter pooghde te doen verwy- zen. Om welken toeleg te fleuren, die van de hooftftadt Saragofa tweemaals tot oploop quaamen, ftellende ten laafte Perez op vrye voeten. Dit, en het te velde trekken teeghens een Koninklykheyr, hierom herwaarts gezonden dien zy niet darden onder de ooghen zien, koftteden Arragonneezen al hun- ne vrydoomen > meenighen perfóone van aanzien zyn leeven, oft weivaaren" Don JohandelaNuza, opperfte Rechter des Lands, dien zy El Tuftitia plaghten te noemen, werdonthalft, zonder ander vonnis, dan dat het de Ko mng gebood. Perez berghde, met vlieden naa Vrankryk, zynlyf5 enbe- hoedd'het fint ter naau we noodt, van verfcheyde fchelmen, uitgemaakt om het hem te beneemen. 'T welk zyn'eegaä en kindren, zelfs een minder jaa- ngh dochterken, met ongenaadighe vankenis en veel bitter lydens bekoopen moeften. Dus gedeegh het pleeghen van onwettighe daadtlykheit den die- naar tot eyndelooze ellende 5 den heere tot onbepaaltgezagh oover een Ko- nmkryk: weshalven men deezen trotfen tytel onder zyn afmaalfel fchreef AUanóa Arragon: Hy verplette Arragon. Maar de merk waardigheit deezer zeldzaame gefchiedenis verfchoone myn afwyken vandeftreek derNeder- landfche zaaken, die ik nu gaa achtervolghen. De Staaten, gehoon het aan- brengen des heeren vanRaflinghem, veyrdighden, des andren daaghs, vier- den m Hooymaandt, den AbtvanMarolles, den aertsdiaken van Ypre en TsuT ^enhee™Brus^ ^nden Landtvooghdt, omhemdequaadeklankvan ten al ï ™n&ü?de "* Nz*™en en Charlemonttevertoonen. <Dathyfloffoover Don 10- had> omj hTiaUe g°endt t0B U vertrouw™ • Wat woeghen dochfihrïften, by ban,naa't ™em™dt bekent gefiaan, en geen' omfiandigheït meldende, daar't geloof ei inmemen m&h matten aan vinden moght ? Zoo hy de waarfchuwers deed' ontmommen, van 't slot en d aanfiichtersvan'twerknoemen, men zoude reeden, en weer reeden tot mNaa- ftraffevan ongelyk, hooren. Vaarentuffenwas 't hooghoorbaar, dat zyn' |
|||||||||
men.
|
|||||||||
Hoogheit naa Bruffelkeerde, alwaar, enganfeh Nederlandt deur, zy, on-
der verbandt van hunne perfoonen, goedren , eer e, en trouwe, beloofden, haarveyligh te houden. Don Johan, tevroeghop, metdeblydfehapvaneen geluk, dat hyzich inbeeldde hem niet te kunnen ontftaan, viel uit teeghens Marolles y hoe hy 't Slot van Antwerpen voor zyn hield: dat het hem ook nochf
|
|||||||||
DER NEDERLANDSCHE HISTORIEN. 7*3
•noch f aan volk noch f aangeldt, zoude mangelen. 'Twelke de Abt den Staaten 1 0pt
moght aanzeggen. Een' wonderlyke losheit, die wel bewyft, dat de Hiftory- fchryver Thuanus, niet buyten reede, hem eenen hooghdraaghenden menfch", voor de reft, zorgheloos, en verzuymel noemt. Hy zond, niettemin, op nieuw, deKeeren van Rafïinghem en Grobbendonk,aan de Staaten, om hun af te vor- deren j fl erker hoede zyns perfoons 3 affleüing der Steen) ooghden, ter plaat f en, Anke be* die 'er, van ouwds geen'gehadt hadden $ dat aUe O over ft en, hoofden, enge- ujtding fneyne luyden van oorlooghe, hem, wen hy ze ontboode, quaamen vinden, en van hem hem gehoorzaamen j vertooning van de lyfte dergeenen, die ter daghvaarf Mn ■ van de breede Staaten verfchynen zouden, op dat hy zaaghe oft daar eenighen taatcn s onder <waare?i, daar quaadt bedenken op viel^ affny'ding dergemeenfchap met -^ . ,- den^Prmfe, Hollandt, enZeelandt-, enaanfpanningmetzyn'' Hoogheit tee- met hem. ghens hen, zoo zy*t Eeuwighgebodtnietvoldeeden. De Staaten, hierop, ftondenhem, booven de voorighe lyfwacht, noch driehondertlèhuttentoe, onder Boïïu, Montigny, Kruyninge, Willerval, oftNoyelles, t'zyner keu- re. Teeghens de reft hadden zy meede nwt, daneenighebepaalingen, om onbedraayt te blyven. Waaren boovendien tevreede, dat alle krysluyden den dienft en de befcherming zyner Hoogheit zwoeren -3 mits doende gelyken eedt, tot voorftandt der Staaten en landtzaaten. Voorts verzochten zy, aan- ftendighlyk, zyn weederkeeren naa 't hofj dat van den Hartooghe van Aarichot naa Antwerpen, daar Louis van Blois, heer van Treflong, die geen Brabander was, teeghens't recht des Lands, *t bevel op het Slot had; 'tweghdoen der vremdelingen uit zyn gezin j 't vertrek der Hooghduyriehen, die, met het zaayen der Luyterfche leere, groot quaadt deeden j en aan't verblyf der welke het hield, dat de breede Staaten niet verzaameltwerden. De Graaf van BofTu, fämt de heeren, van Bus en Meetkerke, werden verkooren tot deeze boodtichap: niet zoo zeer, naar 't (chynt, op dat zy die verrichten zou- den , als om den Landtvooghde ftof in d'ooghen te werpen, en hem van 't let- ten op der Staaten voorhebben, af te wenden , Want, terwyl degemaghtigh- den beezigh waaren, op 't Slot van Naam en, quamp 'er tyding, hoe men dat van Antwerpen voor de Staaten verzeekert had. 'T welk hem, die 't teeghen- deel verwachtte, boovenmaate, ontroerde. Hier dient verftaan, dat zyne en Efcovedoos brieven, gezonden aan den Koningen Antonio Perez, in Gascon- je afgeworpen waaren, én oovergefchikt, door den Koning van Navarre, aan Brieven den Prinfe van Oranje, die ze, op denachtentwintighftenvanHooymaandt, van Don den gemaglitighden der Algemeine Staaten, tor Bruflèl had doen ver toónen. Iohan> en Dat de Prins deeze blaadren, als afgegaan in 't begin van Grasmaandt, al een' yco™* wyl had onder zich, oft immers verhoolen gehouden, gelyk by de Room- ^ JV fchen gezeyt word, ftaat wel te gelooven. De zinlykheit is, d'oorzaaken van ö dien, naa te fpeuren. Zy waaren dan, vooreerft, meeftendeelsinfyfferge- fchreeven, welx begrip uitkeurvanfehrandregeeften, ook b.yfter hooftbree- ken, tot krenkingh van harfènen toe, en, dienvolghends, tydt vereylcht. Mooghelyk ook, daarbeneeven, dat zyn' Doorluchtigheit twyfeldeaan de geneeghenheit der Staaten tedierftonde;metinzight, dat'er een'bereyding der gemoeden diende voor te gaan, zoo d'ontdekking vrucht zouw doen ; en dat zy, te dien eynde, de brieven eerft, van handt tot handt, liet om wan* delen, onder haare vertrouwdelingen; een der welke de Graaf van Lalain was, dien, wy, uit dit bedenken, hiervoor, niet dan onder een miflehien, hebben naa gegeeven, dathy, teeghens Don Johan, ter befte trouwe, niet ging. Hierbykomt, dat de Prins, als hofweêrwys, viellicht wel voelde, dat 'er een' buy by den Landtvooghdt geklouwent werd; en goedt vond den bom- mel te laten rypen, om, op het uitbreeken des zelven, 't ander geheym, ter Vv 4 juyfte
|
||||
f24 P.C. HOOFTS TWAALFDE BOEK
1577- juyfteuure, met des te meer klanks en klems, aan den dagh te doen ipatten,
Toen nu d'ontfyfering net eevenveel ïilben , als d'oorfpronklyke brieven» uitbroght, en bondigh te zaamen hing van vervolghenden zin 5 zoo nam nie- mandt voor guychelfpel , 't geen hy klaar voor zyn' ooghen zagh. Noch waaren zy wys geworden, hoe Don Johan, ftaande op zyn vertrek all' zyn1 pakkaadje uit Bruilèl en Mechele gefchikt had, zonder daar yetwes telaaten; zelfs tot voorraadt van wyn toe, dien men verkocht vond. 'T welk genoegh- zaam bewaarighde, dat zyn aanflagh op 't Slot van Naamen, niet uit ichiely k verfcheene noodt, maar voorbedachten raadt, was her gekoomen. D'oope- ning nu door Marolles gedaan, ftrekte geenduyfterewaarfchuwing. Ook hadDonJohan, aan den Markgraaf, Amman, en de Wethouders t'Antwer- pen , gefchreeven, dat zy Kornelis van Endt met zyn' vendels, binnen der fladt ontfangen zouden. Doch dunkt my gelooflyk (te meer om dat ik deeze lettren ongedaghteekent vinde} dat men ze niet eer meynde oover te keveren, dan op't pas zyner aankoomfte; en dat*zy niet dan naa zyne neêrlaagh, die thans geviel, gevonden zyn. Maar zeeker,, 't gerucht liep nu, dat Kornelis op de been wasj en de koopluyden, gedaghtigh der voorleedene onheylen, gereedfchap maakten om op te breeken. Al deeze baaken dan, oover een koomende, waaren den Staaten zulx toelichtende, dat zy bezeften, hoe men aangaan moeft, om de fchipbreuk van den Staat te verhoeden. Zy weynden, en geeven daatlyk orde, datCbampaigneys krysvolk, zich onthoudende op den Brabandichen boodem, aan Kornelis van Endt, den wegh naa Antwerpen Komew oncfergmge, £)e Vers, een neef van Champaigney, fchroomde niet deezen n , lafb pp zich te neemen; en Kornelis aan te ranzen > zoo wel ter maate, dat * * "" zyn' knechten ten deel verllaaghen, de refl verftroyt werden. 'T welk d'eerfte bof van vyandtlykheit teeghens Don Johan geweeftis. Wyders worp men liet oogh op verzeekring der burgh. Zeeker Hopman, daarop leggende, had zich jeeghens Willem Martini, Griffier der ftadt, laaten hooren, hoe't'er gelchaapen flond, dat de bezettelingen, als zyndeveele maanden ten achtre, naa der Staaten Item zouden luyffren, zoo men middel t'hunner betaalinge fchafte: maar dat de zaak behend- en bedektelyk gedreeven diende, uit vreeze, van Treflong, die voor Donjohan y verde, wakker te maaken. Martini liet zich dit bericht niet ontvallen, maar gaf het den heere van Liedekerk aan, die, Steêvooghdt geworden in Champaigneys plaats, en vreemdt van de Spaanfche regeeringe , den gezuyverden Godsdienfle, met het harte, toeneegh. Deez'houdende goede kennis met Pontus van Noyelles, heere van Bours, jongen Eedelman, eenen der Hopluyden van booven, beftaat3door omweeghen, hem de tonge los te maaken, om te fpeuren wat hy in den boe- zem droegh. D'ander' gemoedight met de hitte der jeughd en krysluft, en jaghtigh naa faam en opkoomft, maakt zich fterkyet goeds te verrichten, mits dat men hem een' merkelyke (om voor uit, en voort gelds genoegh be- fchikte, om d'andre Hopluyden en foldaaten te trekken. Martini, en zyn ichoonbroeder Willem Rouk Algemeyn Rentmeefter van Brabandt, hebben- de, van die Staaten, acht bondtfchriften bekoomen, elk van vyftighduyzent gulden, om zoo veel op te mooghen neemen, werden borghen aan Bours, voor de penningen hem toegezeyt. Toen gaat hy de bevelhebbers aan, en bekoort 'er 't meefte deel. Dit was quaalyk zulx te belloppen, oft daar leekte yetwes uit, dat Treflong argh deed denken, en t'zyner bewaarnis, eenen nieuwen eedt denkrysvolke voorhouden. Doch kantte Bours zich daarteeghen, by- brengende, men had eens gezwooren, en wilde dat betrachten. Blyvende Treflong hieroover bedremmelt •, komt d'eerfte van Oeftmaandt, beftemt tot uitvoer van't werk, eer zyn vendel ter wacht tooghe? wiens beurt het dien
aavondt
|
||||
DER NEDERLäNDSCHE HISTORIEN. fïf
äävondt was. Dies begeeft zich Bours * methetzyne, in'tgeweer, kryght Tfflf*
(trax toeval van het tweede, en verklaart zich voorde Staaten. Het derde waggelde vaft in de anxt der keure. Treilongs vendel, nu meede gewaad- pent, bleef ftyf ftaan voor Donjohan, en al een' wyl fchermutfèn teeghens Bours, die'er op aanviel. De hoedt, hem van't hooft gefchooten, ïtoofin de graft, en werd bekent aan eenen witten veederbos, by de dienaars van Lie- dekerke, Rouk, en Martini, die tot dicht onder 't Slot gezonden waaren* om te befpieden, hoe 't 'er afloopen zoude, en hunne Heeren te verkund- fchappen, ten huyze van den Griffier. Deeze knechts, hebbende tegelyk , eenighe foldaaten van booven needer zien ff orten, hielden dat Bourseender zelve was _,- en droeghen 't, voor zeekre tyding, oover. Daar, Liedekerk naa deNieuweftadt, ophoopevan, met hetgetyde, de ff room af, entotVliflin* ge te raaken: de Rentmeefter om een'hoek, zonder nochtans uit den huyze tefcheiden. Martini, deftoutfle, treedt op ff raat, ennaadeBurgh toe, om wifler befèheydt. Onderweeghe ontmoet hem een' Steehouder oover eene van Fronsberghs benden, die heel verbaaft en befweet aanquam j en gevraaght ' De bwgh waarom, hem zeyde, dat het Slot omgewent was. Voorts vernam hy't zelf- van Am* fle, by'tfchreeuwen van een deel Hooghduytfchen, koomende, met flee- «*>?«» pende fpietfen, aandraaven, uit hun wachthuys, dataan'teyndtdierftraate wortver- ftond. Dies keert hy naazyneo fchoonbroeder, met de blyde boodfèhap die ^'^ hun terffondt beveftight werd, door't afgaan van't grof gefchut, fteêwaarts Staatem in, tot driemaalen: 't welk hetbefprooken teyken dergewenfchte uitkoomft was. 'T zelve riep ook den Sfeêvooghdt weeder ten huyze van Martini. Daar quam hun, ontrent den aavondt, een Serjant van Bours aandienen, hoe Treflong gevangen was 5 twintigh van de zynen doodt^ en al zyn aanhang terburgh uitgedreeven: dat, oover een'uur oft twee, binnen de welke, zyn Hopman hoopte in de bewaarnis derplaatfè voorzien te zullen hebben, hun gelieven zoude, zich naa booven te vervoeghen, om te beraamen wat wyders te doen ftonde, tot verzeekring van Slot en ffadt. Dit deeden zy: en Mar- tini werd weeder naa beneeden gezonden, om brieven af te veyrdighen aan alle zyden daar't oorber lcheen. D'andre twee, neevens den heer van Bours , doorzaaghenTreflongs papieren, meldende hoe hy geduurighlyk verft and met Donjohan gehouden had. DeHooghduytfche bezetting, mits 't verneemen der verandringe, gevallen op het Slot, was dien heelen nacht in waapenen 5 en twyfel wat 'er voorts uit worden wilde. Desmorghens, werden zy 5 van hunne Kornellen Fronsbergh en Fokker, naa de Meerbrug gevoert, en al* daar in llaghorde gefielt. Maar als zy zaaghen dat de burghery, beducht vooif anderde plondering, 't geweer nam, ent'zaamen rotte, werd hun d'ouwde ftad te bang, en vertooghen ze naa de nieuwe. Terwyl zy zich hier beborfhvee- ren, met waaghens, balken, baaien, en diergelyk fchanstuygh, wort de Ma- jeflraat op 't Slot ontbooden, by den Steèvooghdt, om te beraadflaaghen, hoe men toe zoude. Daar befloot men de fchuttery in waapen te brengen, d'aan- koomften te bezetten, en hun 't weederkeeren te beneemen > doch eevenwel gemaghtighden aan Fronsbergh en Fokker, te zenden, oft zyzich, met een" taamelyke föm penningen, wilden laaten gezeggen, om geheelyk te ruy^ men. Verre van daar: bout fpreeken de Kornellen en maaken gelaat van fteêwaarts in te willen breeken. Etlyke Spaanfche en Portugeefche koopluy- den, die de gemaghtighden gevolght waaren, breydden deeze maare door ftadt uit. Die gaat het onderfte booven: heeft nièlldan moort en roof, ert öntftel* reeds een' tweede woede voor ooghen. Men beeldt zich in, dat de bezette-1 enk tot lingen hunne fpitsbroeders , van Breda , Shartooghenbos, en Berghen op Am wer* Zoom, te hulp ontbooden hadden. De roep gaat, dat de Graaf van Mee* t)et3é ghen,
|
|||||
1
|
|||||
fz6 F. C. HOOFTS TWAALFDE BOEK
1577" Dnen J cti ^e neer van Floyon, niet hunne troepen in aantoght zyn. Dit
zeeker by geval niet: gemerkt Donjohan, eenighedaaghen tevoore, met hun, daar van gehandelt had. Een deel der koopluyden, die 't meeft te ver- • liezen hadden, vervoeghen zich naa de Burgh ; bidden, dat men zie de zaak by te leggen, al moeft' het een', twee, jaa drie tonnen fchats koften, zy zou- den 't geldt verlchaffen. Korts naa den middagh, worden de gemaghtighdcfu weeder afgeveyrdight, met laft om hondertenvyftigh duyzeht gulden te bie- den» Veele trefïyke burghers, de voorzeyde Spanjaardts en Portugeezen, • niaaken de fleep: de kafliers daar neevens, met ftokborzen vol gouds. De bezettelingen, ziende ter eene zyde de poorters tfchrap ftaan, aan de brug der Nieuweftadt, ter andre't blaaken der ontdekte penningen, fcheenen keur aan't loon der rufte oft des gevaars te weeten: zulx een groot getal van bevelhebbers den gemaghtighden teeghens ging, met verzoek dat men den handel floote. 'T hield, zeyden de heeren, aan hen niet: men zouw den krysluyden, op ftaande voet, anderhalf hondertduyzent gulden toetellen; voort waaghens en fcheepen verzorghen, voor hun gevolgh en pakkaadje, in- dien zy de ftadt ontleedighen wilden. Zy roepen -,3'T was wel. Zoo d'O over- flen het weygherden , zy zouden z' 'er toe dwingen. Deeze hielden zich tuflèn de vefte en de lefte brug der Nieuweftadt: werwaarts de gemaghtigh- den , door den drang heen, gebraght werden. Daar doen zy 't bodt, ten aan- hooren van al de omftanders. Met reedenen en weederreedenen > zeynden en herzeynden, om naader onthief, naa't Slot, dat verre van daar lagh, ver- liepen eenighe uuren. En 't begon aan den avondt re gaan , als men meenighte van zeylen ontdekte, die, van beneeden, naa ftadt toe quaamen. Te weeten, de Prins, verwittight van Liedekerks aanflagh, had den heer van Hauteyn, met eenigh volk, eyghentlyk daarop, in 't Landt van Thole doen wachten: en deez, op 't fchry ven van Martini, al wat zich van groote oft kleene fcheepen daar ontrent vond, te hoop gerukt,, en prachtelyk uitgeftreeken met vlaggen en wimpels, om den vyandt, met den fchyn van een' ftaatly k*e vloot, in d'oo- ghen te flikkeren; die doch, waar zich ftrydt vertoont, altyds d'eerftein 't zwichten zyn. Hy dan was, die dus brallende de Scheld op quam vaaren. De Hooghduy riehen, des gewaar wordende, fteeken den hals uit, om in den windt te kyken. De naadrende vloot Haakt drie fcheuten ; en een yzer komt, ooverdebrüg, daar men't gefprek hield, heene ihuy ven: niet zonder quet- fingvan eenighen derfoldaaten. Schrik ooverrompelthunn'harten > en ver- De Hoogfc- wekt een' gemeen e kreet ■, degeuzen^ degeuzen, daar zyn ze. Niemandtziet dupfeben naa zyn' meêgezel om; elk naa't befte heenkoomen; zoo welmeeften, als vlieden uit minften. Deeze ter eene, die ter andre poort uit: d'een naa den dyk, d'ander derfiadu ma »t i100ghe landt toe: laatende zak, pak, jaa een deel hunner waapenen leg- gen. En de verbaaft heit was zoo groot, dat hun niet eens in den zin quam, de koopluyden met het baar geldt, oft de Heeren gemaghtighden mee te rukken, daar zy hun verhaal aan vinden konden. Weenigh werd 'er ter needer geley f; de poorten geflooten; Hauteyn heerlyk ingehaalt, en met een'goudekeeten befchonken. Voorts doorzocht men de papieren der gevluchte Kornellen, en vond 'er elf brieven, gefchreeven van Donjohan, ieedert den zefti enden, tot den laaften in Hooymaandt toe; by eenen der welke, houdende aan d'Hoogh- duytfcheHopluyden engemeyne fbldaaten t'Antwerpen, hy pooghde hun vroedt te maaken, dat men voor had, hen, niet alleen van hunne verdiende loldye, maar ook van '||eeven te berooven; en diesgely k beftek, teeghens d'el- dersleggende vendels van hunnen Landtaardt, in den moolenwas. Andre, gericht aan Fronsbergh en Fokker te zaamen, oft aan Fokker in't bezonder, ontdekten naaktelyk zynen toeleg op 't bemaghtighen der ftadt en burgh. ( l ' Tres-
|
||||
DER NEDERLANDSCHË HISTORIEN. pf
Treflong braght men tot Brufïèl, en leydd' hem op 't broodthuys» Op den ijff«
windt deezer maare fpreydden de Hartoghvan Aarfchot, de Markgraaf van Mrfchoten Havrech zyn broeder j en andre Heeren de wieken uit, omDonJohantever- andre tee* laaten. Hebbende paarden doen verzorghen, en buyten't Slot gereedthou- un m'~ den, gingen zy quanfuys wandelen j zaatenopj en joeghen, in aller yl, naa v^enDoH Brufïel. De Prins van Chimay was, eenige daaghen te vooren, derwaarts * gereyft. Veele krysluyden van de regementen der Barlemonden worpen zich ook oover de zyde der Staaten.De Landtvooghdt,ziedende van Ipyteii verbol* ghenheit, deed, in plaats van by te leggen 3 hun ongelyk fierder punten voor* Seilen, en die meeftendeels recht naa 't oogh des Prinfen van Oranje ftaaken. Maar, eer hierop geantwoordt werd, quam hy tot zyn tweede gedachte j en geevende beeter koop, fchreef fmeekender wyze, dat hy te vreede was m fchorfing van waapenen, tot dat zyne Majefteit, zoo hyhun mishaaghde5 eenen andren Vorft van den bloede in zyn' Iteede verkooren hadde: en bad dat men hem zyn' brieven, afgeworpen op den wegh naa Spanje, toezeynden wilde. Als deeze dingen zich toedroeghen, was de Prins vaft reyzende, door Hollandt, van ftadt tot ftadt, om de onluften, hier en daar gereezen, te fmooren, en orde te ftellen op vericheyde zaaken. Zynde zeer quaalyk ge- partuurt geweeft met de dochter van Saxe, die zich byfter weêrberftigh gedraa- ghen, en een ongereegelt leeven geleydt had, omhelfd' hy des te vuurigher de vriendfchap van Charlotte zyn' jeeghenwoordighe gemaalmne -, en fcheen daarin de verlichting zyner zorghen te zoeken. VerzeHchapt met deeze, werd hy alomme bewelkoomt met ongelooflyke vertooning van oover- Womüiê geeve gunft en eerbiedenis. De harten gingen oopen, d'aadren reezen van gUnße ^er blydfchap. Gelukkigh die hem genaaken moght. En yder viel zyn deel te Holland- kort, in't aanlchou wen desgeenen, dien zy voor's Heemels rechte vuyft, en fcbege* den eenigen, naaft Godt, hielden, die henuitdeSpaanfcheflaavernyever- numt ten iofthad. Wat hy voorlloegh, het fmaakte; wat hy ried, 't werd gevolght. Srmfei 'T gemeene volk van 't Noorder geweft noemd' hem niet dan Willem Vaa- der. Elk y verd' 'er om 't zeerfte, en d'een riep den andre toe 5 Willem Vaa- der is gekoomen: met zoo heet een' geneeghenheit, dat ze ten aanfchyn uit« blaakte. Ook was hy niet ingebreekej fpraakzaam, aanminnigh, zootee* ghens minften als meeften: en maakte geenen laft, van allen man te gemoete te gaan, tot het uyterfte der reede toe. Thans gekoomen tot Woerde, werd hy, door de Majeftraat van Uitrecht, gebeeden, om ( zynde zoo naa by ) haare ftadt niet te misdeden van de eere zyns bezoex: doch, dathetgefchie* den moghte, zonder hoede van foldaaten mee te brenghen •, in plaats der wel* ke, men hem een vendel burghers zou w by voeghen . Al te zorghlyk vonden dit de Prinfes en veel andren: gemerkt die van Uitrecht zich noch onvoldaan 3 en van zyne regeering afgezondert, hielden. Maar zyneDoorluchtigheit, fteunende op de kracht eener vranke ruftigheit, die gemeynlyk, door't ver* trouwen, d'ontrouw tot fufheit oft bekeering brengt, wilde (ongeachtde quaadwilligheit van veelen daar binnen zynde ) het waaghen zonder eenighe lyfwacht, oft andren toeverlaat dan de kenlyke zucht der burgherye t'haar- waarts. En zy ging'er, met de Prinfes, enenklen hofftaat, den achtienden van Oeftmaandt. In 't fchieten der welkoomft quam uit de kaamers ('t is een' t)e 'trim foort van lichte bufïen ) ftaandeaandeTollefteeghspoort, een prop gelpat in hm* tot 's Prinfèn koetswaaghen. 'T welk zyn' gemaalin zulx verfchrikte, dat zy hem Vitreéu om den hals vloogh, roepende j wy zyn verraaden. Hy zonder zich daar in t'ontzetten, zeydej V was niet met al ■> en hebbende haar te vreede geftelt, deed vrymoedelyk ter poort in mennen. Onder 't vaaren door ftadt 5 viels hy ongeluk, een meysken van neeghen jaaren t'eener venfter uit > en plotfèlyk doodty
|
||||
528 ï> C. HOOFTS TWAALFDE BOEK
I fyy> doodt, voor de voeten der paarden: die daar oover bleeven ftil ïlaan. Een«
oovergeloovigh hart rnoght, mits dit tweede, en zoooeveleenontmoetfel , 't een en 't ander Voor eenigh voorfpook van quaade vergankenis zyner intree- de neemen. De Prins, naa.'t bezightighen des kinds, metbeklagh van de rouw der maaghen, vorderde zynen wegh ; bleef t'Uitrecht ten derden daa- ghe toe y en onthaalt zynde met alle hartlykheit, vertrok genoegh verzeekert, de zaaken aldaar zulx befchikt te hebben, dat de ftadt weeder t'zyner gehoor- zaamheit keeren zouw: hoewel dit noch lang aandroegh. 'T geen by Don Zyn voor- Johan tot Naamen was aangerecht, had zyn' Doorluchtigheit inNoorthoI-
foghom landt
verftaan , en van alstoen den Algemeinen Staaten, by haar fchryven,
t°n t geraadenj hunne kraften behendelyk by een te brengen, .en drieduyzenc
h te Hooghduytiche ruyters te lichten, met de welke zy zichfterkmaakte, dat helpen, men hem Naamen, Luxenburgh, en't ganiche Landt zoüw doen ruy men. De sta<t- Maar hunne zucht tot gemak, en Don Johans hoogh opgeeven van de zy- ten hoopen ne tot 's Lands ruft, verbooden hun te wanhoopen van 't beflechten der geichil- 'tgefcbtl len j j)jes ichreef en herichreef, zond en herzond men van weederzyden, noch by te met tuflèngaan van d'Ambafladeurs desKayzars. Don Johan, by letteren '&&'* • van den vierentwintighften in Oeftmaandt, pooghde zich van den inhoudt Don Jo- zyner afgeworpe brieven te zuy veren, met deeze blaau we verichooning > dat bans hy noch voor geen' Landtvooghdt erken t was, ten tyde als hy den Koning tot hUaum OQrlogh ophitfte: eeven oft hem'tEeuwigh gebodt, onderteekent zoo lang
nïn n~ te vooren'tot den Pavs n^et verplicht hadde. Van Eicovedoos fchry ven wild' hy, dat den zelve, niet hem te verantwoorden ftonde. Het ftyven der Hooghduytfchen in hun verblyf hier te Lande moeft men toefchr y ven aan 't wanontzigh en d'ongehoorzaamheit der gemeen te, die de waapenen nooyt afgeleyt had; en aan de toemfting des Prinièn en zyner aanhangeren: waar- Scbryven teeghens bloot te blyven hem ongeraaden geweeft waar. Aan den Koning der staa- fchreeven, ten zelfften daaghe, de Staaten, ophaalende den ooripronk der ten aan nieuwe zwaarigheeden j met beiluyt, dat zyn' Majefteit gedient waare met de den Kq~ zelve te redden, door bevel aan Don Johan, om deGentfchebevreedingen mn&* 't Eeuwigh gebodt t'ach ter volghen. En zy ipraaken van den Landtvooghdt op 't heuichte des mooghelyk viel, wytende 't misdryf aan den quaaden raadt van Eicovedo, Thans bezeffende dat het te verre gekoomen was, omeenig goedt verftandt teverhoopen tuilen hen enDonJohan, raadilaaghdenz'op een' bezending naa Spanje. Dan de voetftappen des Markgraaven van Ber- ghen , en 's Heeren van Montigny, ftieten yder teeghens 't hart: en niemandt, dien de boodichap luftte. Zy werd dan den papiere bevoolen: 't welk, den Hun ander achtften van Herfftmaandt, afgink, met eerbiedigh verzoek om eenen an- fihrpen faen Landtvooghdt: en dat ondertuilen de Raadt van Staate 't bewindt rnogh- om eenen fe voeren f-Joewel nu 't werk dus ileypende gehouden werd, zonder tot het Landt- uiterfte, en baar ontzeg van vreede, te koomenj zoo verzuymden de Staa- vooghdt. ten met •> zich ten ïïiinfte de pynlykfte doornen uit den voet te trekken. Fok- ker was, van Antwerpen, met zyn vendel, naa Berghen op Zoom, gevlucht, dat 'er noch twee van zyn reegement in had $ Fronsbergh, met zyne drye ben- den, naa Bredaa, daar 'er eeven veele binnen laaghen. Champaigney toogh naa Berghen, ooverviel t'eener morghenftondt, het huys te Woude, bezet met veertigh Fokkerichen, die meeft all' om 't leeven raakten. Een, der gee- ne die 't ontquaamen, braght de tyding in ftadt, en grooter vreez onder zyn' ipitsbroeders , dien reeds te voore geen moedt ooverfchoot. Champaig- ney, gins en weeder trekkende, in der nacht, tuilen't Berghiche bos en't Ba- gynhof, met veel rommelens en trommelens, gaf ichynvantweemaalszoo fterkj als hy was 'm der daadt. Welke konftenaary geholpen werd, door eenen
|
||||
DER NEDERLANDSCHE HISTORIEN. fip
eenen Jakob de Vos burgher van Berghen , die des uchtents daar binnen 1577.
quam* roemende de maght der beleggeren, en dat zy meinden de wallen, van alle zeyden teffens ■, te befpringen: hoe, daarenbooven, 's Prinièn ieheepen van oorlogh genaakten j en hy gezonden was, om hen te waarichu wen, dat ze niet hun leeven niet tefpeelen hadden, maar wyslyk t'ooverweeghen, wat hun te doen ftonde. De verbaaftheyt neemt d'ooverhandt» Men geeft hun geen'tydt van beraadt -, zy de plaats daatlyk oover j op voorwaarde, dat het champai* vendel, gevlooden uit Antwerpen, den Staaten al zyn achterweezenquyt gney brengt fcholde, den Kornel gevangen leeverde, de waapenen afflonde: die hun Ber&benol> nochtans van Champaigeney weeder gefchonken werden, naa 't verlyden der . °°m aan quyrichelding. D'andre twee vendels ontfingen eenigh geldt •, voor de red, bondtichrift der Staaten, op twee oft driejaaren daghs: en tooghen uit, op den dertienden van Oeftmaandt. Fokker werd op 't huys te Canttecroy gezet, en naaderhandt totBrufïèl gevoert. Champaigney, zich gevoeght hebbende met den Graave van Hohenloo, rukte voorts naa S teenberghen en Tertoole, steenbet* diedesgelyx , by verdragh , van d'Hooghduytfchen ontleedight werden. &"en en Binnen Shartooghenbos laaghen vier vendels van wylen Ooverfteyn. Met . „ deeze, als hebbende zich eerlyk tot Antwerpen, en naamaals billykerdan ^HoL^ d'andre, gedraaghen> werd vrundtlykgehandelt» Zy verworven, hoewel duytfchent naa veel dingens, zes maanden aan gelde, twee aan laakenen. 'T geen men ook, sbar- hun wyders Ichuldigh bleef, zouw in'tRyk , binnen twee naafle jaaren, toogben* buyten hunne koften, betaalt wórden. Shartooghenbos ontlafr zynde; &«• tooghen Hohenloo en Champaigney naa Bredaa , en beflooten'tvan alle kanten. Fronsbergh had eenen zyner Hopluyden afgeveirdight aan Don Jo- han, om te weeten wat middel van ontzet daar voorhanden moghte zyn} waar men zich toG te verlaaten,en naar te richten hadde. De Hopman weeder- keerende van Naamen, en zoekende heymelyk inftadtteraaken, werd be- trapt, en tot Geertruydenberghgebraght, daar de Prins, dat pas, was, onii van naaby, tot de Brabandtfche zaaken te verftaan. Ruymen tydt braght men in't ondervraaghen deurj en, met hooghedreyghementen en milde be- loften, hem, ten laatfte, zoo verre, dat hy bekende, een brief ken van zyn' Hoogheyt aan Fronsbergh te hebben: 't welk, getornt uit den bandt zyner boxen, bevonden werd van zeerfyn poftpapier, langwerpigh vierkant, als een hdt van een'vinger en zinlyk geflooten met lak. Mennamp'er(gelyk zulx behendelyk gelchieden kan meteen' gloeyendenaalde}hetzeeghelkenaf, en ontfyfferde 't gefchrift, beftaande in zes reeghelkens, met zeer dunne penne, gemaalt; dat op deezen zin uitquam: Wy begrypen d'ongeleeghenheit uwer zaa~ Brief ken ken, en dierfleede. Ghy hoopt ze noch zes weeken te houden, zoo u ontzet ver- van Don zeekert wort. Ziet: volk, en middel hebben wy veyrdigh, om het te mooghen Joban Mn waaghen: maar willen't wis neemen. Houdt ze twee maandenden vertrouwt *-rm~ daarenbinnenverloß te worden. Vaart wel. Johan. De Prins deed9 'm gely ken Jjw^ fyffre; een ander brief ken inftellen, en onderteekenen by meefter Willem ^/W;m Silvius, vermaarden Boekdrukker van Antwerpen, die zyne Doorluchtigheit was* was koomen begroeten, en de handt van den Landtvooghdt zeer eyghentlyk will naa te bootzen. 'T luydde aldus. cDegeflalte uwer zaakenen dierfleede Eenander is ons vertoont. Wy willen recht met u handelen. Ons waar leedt, zoo lofljk een in plaats regement en uwenperfoon, dien wy hoogh achten, aanfchanden bederf te ver- van dat» tuyen. Ziende ons zelve luttel min dan bpleeghert-* en V heele Landt opftendigh, dm den kunnen wyude verzochte hulp niet toezeggen. Ziet, met verdingen, zoo zeer rpf f^* als mooghelyk valt, uw' eere-y u zelven, en uwefoldaaten tefpaaren, ten dienfte desKoninx. Wen wy onze krachten by eenhebben -> op geen BredaazaVt aan- koomen. Vaart wel. Opditblaadeken5 alalleens gevouwen, werd, met wat Y y heet
|
||||
fto P. C. HOOFTS TWAALFDE BOEK
1577. heet laks, het zelffte zeeghelken van Don Johan geplakt s het inhoudt be*
kent gemaakt aan den Hopman •, die aannam, het alzoo aan den Kornel te beftellen j en voorts onder't krysvolk teftroyen, dat (gelykhy ook zelfver- klaarde de waarheit te weezen) de byftandt verre te zoeken lagh. Des beloof- de zyn' Doorluchtigheit hem een' goude keeten van vierduyzent gulden te doen vereeren, en dat men hem met zyn vendel, in 's Lands dienft zouw nee- men en houden. Hy gaat daarop in itadt > kryght terftondt de fbldaaten om deooren, die vraaghen hem, wat trooft ? Hy bericht hen als beiprooken was} gedraaghtzich voorts tot de letteren des Landtvooghds. De ganJche bezetting raakt in roere; wil met kraft weeten wat het fchrift vermeit: en 't zelve, hun uitgeleyt, vermeerdert d'ontfteltenis. De Prins, des verkundfchapt, flaapt 'er niet op -j doet den gemeenen krysluyden aanbieden vrye uittoght neevens hun- nen Ooverfte, zonder betaaling: 't en waar zy verkooren twee maanden folds in gelde, eene in laakenen t'ontfangen, de redden Staaten quyt te fchelden, enden Kornel oover te leeveren. Baat gaat voor trouw . Zy neemen niet alleen hem maar ook den heer van Kintfich gevangen j en, als di e, eene nacht, gezeeten hadden, 't bodt der betaaling aan. Alzoo werd den Prinfe zyn* Bredaaden ftadt, met den peribon van Fionsbergh, op den vierden van Wynniaandt, rrmfige- m handen geftelt, tot groote blydfchap der burgherye, die langen tydt naa eevert. haaren Heer verlangt had. De Hopman kreegh den toegezeyden dienft, en keeten, daar de Prins, t'zyner kofte, eenen pennink vanhondertkroonen deed aanhangen. Midlerwyl fterkten die van Antwerpen hunne veften, en dachten ze wel in ftaat te brengen, dat hetniemandt lichtlyk lüften zouw daar- aan te byten. Dwers ten daaghe , ftond hun't Slot, broedthoi van zulke buyen, als huntweemaals al te bang gevallen, en ten derde oover 't hooft ge- waayt waaren . Dies verzochten zy aan d'Algemeinc Staaten , 't zelve te mooghen flechten; ten minfte daar 't der ftadt hinderde: en braghten, onder andre reedenen, by, dat, Don Johan, eer hy des meefter waar, niet ruften wilde, pooghende de bezetting om te koopen, en ftoffende dat hy 't worden zouw, al moeft' het den Koning driehondert tonnen fchats koften. Ten juy- ften daaghe, als de zaak ter vergaadring diende, was den gemaghtighden van Hollandt en Zeelandt toegeftaan, aldaar neevens d'andre te ftemmen > hoe- wel de geeftiykheit getraght had zulx te keeren, met voorwenden, dat hunne volmaght niet beloofde, van waarde te kennen al 't geene daar beflooten wierdj nochte bewillighde in'tverdragh met Don Johan gemaakt. Dit was een' groote flaghboegh voor die van Antwerpen , die anders zouden achter geleeghen hebben. Nu zeylden zy den hoek booven, by behulp van die twee ftemmen. Hebbende't verlof wegh, paften zy de Burgh, op den achtentwin- tighften van Oeftmaandt, in hun geweldt te kryghen, vernoeghende d'andre Hopluyden en Bevelhebbers met gereede ichenkaadjen, den heer van ßours Be burgh met een achtbaar jaargeldt. Toen aan 't af breeken, de Steêvooghdt in peribon, fAntwer- eecjelenj burghers, mannen, wyven, jonk, oudtj niet laatendeeenen fteen ^lThf^' °P den andren, tot dat alles met den grondt vereffent was, aan de zyde der sbens de ^^ '■ ^et ^ee^c des Hartooghen van Alva, oover een' wyle ter needer ge- fiadt, levt door den Landtvooghdt Requefèns , by laft des Koninx , vond men erghens in een'hoek. Dat, tot op de werf gewentelt > daarop gebikt met bylen en houweelen, als hadd' het eiken flagh gevoelt, t'elke wondebloet gelooft. Zoo ftak hun de bitterheit zynerregeeringe in de krop -, datzy> by mangel van 't weezen, in den fèhyn beeten, om ze, met de fmaaklykheit eener gewaande weêrwraak, deur te fpoelen. De kleenfte brokken, ook eenig he van den voetftal, werden weghgedraaghen, en hier en daar, als zeeghetee- kens , in de huyzen , ten toon geftelt: het gros gefmolten, en hergooten tot
|
||||
DER NEDERLANDSCHÉ HISTORIEN. f$%
tot zyn' voorighe gedaante van gefchut. 'T welk ( zoo dejefuy t Strada zey t)
Zomniighen zeurde, als oft Alva, gefchaapen zeeker uit enkle fchriklyk- heit, en dien men, dus lang , t'oover gevreeft had, echterzynenaardtbe* hielde; verandert zynde in'een krystuygh , dat Neederlandt noch doen gruwen nioeft. Maar andren moghten daarteeghens by brengen, dat men hem nu, teeghens de Spanjaardts, ent'hunnervertfaaghing,gekeertzagh: en*zyn'felheit, dus verre't ouwdefpoorvolghde, datzet'hunnenafbrekwas dyghende. 'T geen dien van Antwerpen, werd naaveel twiftens onder dè Staaten, by meerderheit van ftemmen, aan de Gentenaars vergunt -, en 't Slot aldaar ook ter needer gefmeeten, op den eerften van Herfftmaandt. In ge- lyke wyze ging het denBlokhuyzentotRyfïèl, Valenchyn, en elders. Die van Uitrecht, onlanx naa deuitdriftderfoidaaten, hadden beftaan het hun- ne, aan den binnenkant, af te werpen, zonder oorlof te vraaghen j doch 't werk geftaakt, ter vermaaninge van 't Hof aldaar. Nu vielen z 'er weeder aan, en braghten 't ten eynde, by toeftandt der Algemeyne Staaten. 'T Slot van Doornik werd verfchoont, als wooning van den Steêvooghdt: dat van Kaamerik , ten aanzien van 't Kayzarryk , waaronder die ftadt behoort. Wyders verzeekerden zich de Staaten, van Lier, en deeden bezetting daar inbrengen, door den Graaf van Egmondt, die den Schout, enzommighen der Wet in hechtenis ftelde. Zy rukten hunne krachten te hoop en iloaghen leegher tot Waavre in Brabandtj fielden't voetvolk onder Philips Graave van Lalain , de paarden onder Robert van Melun, Burghgraave van Gent 3 heer Anthonis van Goignyes tot Maarfchalk des leeghers ; Valentyn van Pardieu, heer van La Motte, tot ooverfte van 't gefchut. Hunne reedenen, tot lafte van Don Johan, fchreeven zy den gebuurvorften 00ver, met verzoek om, in 't gebiedt der zelve, ruyters en knechten, voor hun geldt, temoo- ghen werven. Waar op Hartogh Johan Cazimir , Paltzgraaf, zonderling geneeghentlyk antwoordde > hun raadende den Prins van Oranje tot hooft van 't bewindt te kiezen. In deezen zoomer werd, tot Berghen in Kennemer- landt, een flukvan oovergeeve boosheit bedreeven. De Staaten van Hol- landt, om d'ingebrooke moedwil des krysvolx ten platten lande te ftuyten, en voorts het plenkend geboefte te bedwingen, hadden Sebaftiaan Kraanhals van Plottingä, Schout tot Haarlem, met het ampt van Landdroft, en etlyke dienaars te paarde, voorzien. De verwende foldaat kon deezen brey del zy* ner dartelhey t niet lyden. Zy koomen, ontrent tachtentigh in getal, t'eenen aavondt, op d'eyghe hoffteede van Kraanhals -, met by fter getier van fchreeu- wen en fchieten, door de glaazen. Hy, ter taafel gezeeten, hoorde zyn' die- naars van onraadt zeggen, en vlood ter achterdeur uit -, maar werd vervolght en afgemaakt; doordolven met dertigh wonden. Een maatlykefbm gang- baar gelds, meê genoomen by hem om paarden te koopen, etlyke uitheem- fèhe goude penningen, die hy uit zinlykheitoover zich droegh, de kleinoodje van zynen lyve , famt alles wat hun lufte binnen 's huys uit d'opgeflaaghe kiften en kaften te lichten, maakten zy tot buyt. Vyf, de voorneemlykften der handdaadighen ontquaamen 't. Veel' andren raakten in hechtenis. Doch vind ik niet hoe 't hun vergaan zy. Dan twee vendels ( zoo men zey t,) zou- den , ter zaake van dit misdryf, geicheurt weezen. In 't eerfte van Oeftmaandt, kreeghmen, binnen Gron in ge eenen Franfoys Mäyärt, eertydts provöofl: geweeft onder den heer van Billy, in'toogh; fteld' hem gevangen, en vond 'er eenighe brieven by, die't bedenken verfterkten. Ter fcherpe vraaghe ge- vordert, beleedhy, dat Billy dacht eerftdaaghs met vyftien vendels knech- ten, en driehondert ruyters > den Vriezen op den halsj en by behulp zy- ner parthylingen} weeder tot die Stadthouderye, te koomen t Dit en andre Yy % kurid^
|
|||||||||||||
W'
|
|||||||||||||
Vis vati
Gent ook^ afgebroo- hem Zn meet
andre* |
|||||||||||||
De Staa-
ten ver- ^aamen
een beyn |
|||||||||||||
Sebaßiaatt
Kraanhals fchout van Haarlem, en Landt- drofl word vermoorte |
|||||||||||||
Toeleg van
Kohles beer van Billy 3 op Vries- landt wort ontdekt* |
|||||||||||||
f32 P. C. HOOFTS TWAALFDE BOEK
kundfchappen hierop flaande , ftyfden 't vermoeden zoo verre , dat men
Georgh Weftendorp en Johan Mepske op nieuw in verzeekering nam. Korts hiernaa, quam Wybe van Goutom, Steehouder van Reinik Dekema, met hondertendertigh mannen, op 't Vliet, een' voorftadt van Leeuwaarde: 't welk den burgheren vreemdt voorftond. Johan van Mathenes van Wybefrna, Drofläart op 't Slot aldaar, (" hoe wel hem 't vermaan desheeren van Ville, uit Bruflèl, tot goede wacht, wel wyzer had behoort gemaakt te hebben) liet zich van Wybe bekouten, en hem, zynen fterker veel, van achter, boo- ven koomen, tot grooteontruftingderburgherye, diehemdaarooverfmaa- delyk begroette. Derhalven berouw kryghende, pooghd' hy, eenen dagh oft twee daarnaa hen tot aftoght te beweeghen. Maar zy gaaven om woorden niet't geen zy te dienpryze bekoomen hadden: en, eer hyfcherper drong; ontwaapenden al de zynen _; zulx hy daar als gevangen zat. 'T blokhuys al- dus bemaghtight zynde $ grypen de poorters 't geweer, en dreyghen den Raadshooftman, hunleedt aan hem te vernaaien.; oft hy zouw't krysvolk doen ruymen. 'T welk zich endtlyk daartoe koopen liet, met een' leening van dertien weeken, beloopende drieëndertigh hondert gulden, opgebraght by de fleedelingen. Toen verzeekert men 't Slot met tfeftigh burghers, gevoeght by de knechten van Mathenes: die ook, maar ontvooghdt, daarop bleef. De burghers hadden 't geyrne ter aarde gezien: doch begreepen, dat hen pafte, naa de jeeghenwoordigheit des Stadthouders Ville te beyden. Deez, ontboö- den, onder anderen, by Don Johan tot Mechele, feedert tot Naamen, was eerft te fpaade gekoomen, daarnaa door ziekte verlet, tot dat hem de keer der din- gen parthy met d'Algemeyne Staaten deed kiezen. In aanmerk welker ver- dienfte, zy hem tot vaften Stadthouder oover Vrieslandt, Groeninge, Dren- te, Twente, en Linge, maakten-, daar hy te vooren, flechts als weeder- roeplyk t'aller tydt, geregeert had. Met dit befchey t quam hy, voor 't uitgaan van Herfftmaandt, in Vrieslandt. Twee vendels Hooghduytfchen van BoC- fuus reegement hielden de fchanfèn van Qöftmahorn, de Lemmer, Slooten, Makkom, en Hinloope, bezet: dan men had hen derHopluydenquytgo maakt, en die in verzeekringgenoomen. Waaroover de Steehouders en föl- daaten, aangezocht, zich metreedelyken toezeg van betaaling genoeghen lie- ten , leevrende aan Ville de fchanfèn 5 die gellecht werden. Wyders braght hy te weeghe, dat men de Vriefche boeren op geweer fteldej koos eenen Hopman in elke Grieteny, uit drie perfbonen hem, byhaar, genoemt> en deed zich en den Algemeynen Staaten trouwe zweeren, van minften en mee- ften. Maar gel ykewaapening der huysluyden konhy, by de Groninger Staa- ten, niet deurdry ven. Geduurende's Prinfèn verblyftotGeertruydenbergh, ontfonkte krakkeel tuften de fteeden Hooren en Alkmaar, uitzucht dereene om neering te trekken , en onwil der andre van ze te laaten volghen. Die van Hooren hadden voor, tot oopening eener vaart door de Huyghen- waardt t'henwaarts, twee verlaaten te leggen, 't een tuften Opdam en Ruftenburgh, 't ander by Avenhorn: en't houtwerk nu gereedt en by een, om'er in aller yl meê voort te'gaan. Die van Alkmaar, dit verneemende, trekken, beleydt by Schout, Burghermeefters, en Scheepenen, met ontwon- de vendels derwaarts, en fteeken denganfehen hoop aan brandt* Dus een' bruskheit van handel fcheen een' ergher te terghen; en de verbittering ( gelyk de Noordthollanders voorfors zyn ) tot bloedt en etter te willen uitzweeren. Maar 's Prinfèn aanzien gold zoo veel, dat d'een* en d'andre parthy bren- gende haare klaghten en reedenen aan hem oover, zich ftillen liet met ver- wachting van ui tfpraak s Hoofs van Hollandt, waaraan, zyne Doorluch- tigheit haar beyal zich te richten. Ondertuffèn verfcheenen de Baroen van Baftigny
|
|||||||||||||||
*S77-
|
|||||||||||||||
Wyhe van
Coutom raakt, met fchoone woorden op 't Blok? buji van Leeuwaar- de. |
|||||||||||||||
Doch
laat 'er tAcb af- koopen* |
|||||||||||||||
De Heer
pan Ville komt, met yafien laß van Stadt' houder, in Vrieslandt. |
|||||||||||||||
Zyn bedrjf
aldaar. |
|||||||||||||||
Twifi tuf-
fen Hooreit en Alk? maar, om eerf vaart door de Muyghen- w aardt. |
|||||||||||||||
.DER NEDERLANDSCHE HISTORIEN. f#
ßafllgny en Roelandt CourtevilJe Scheepen 'van Brugge^ tot Haarlem, en 1577;
vertoonden, uit naame der Algemeine Staaten, dien vanHollandtenZee- landt , de moey te die men met Don Johan had: daar niet deur te raaken waar 4 zonder zich, ten minfte, eenes weêrftaanden kryghs te trooften 5 die eeven wel van geen' zwaare korten veffchoonen kon. Nu hadden (zeyden zy^ die Genanten van Hollandt en Zeelandt luttel ingebraght, naargelang van degroove om- der Alge- ßaaghen* gedraaghen by d*andre geweflen ,fint de Gentfche bevreeding; boo- mePe <ven onwaar deer lykefchaadenenuitteer ing. Zulxmen hier ook behoorde ,gelyk Staatm eldersgefchiedt was, den hondertßenpenning der onroerendegoedren te heffen, , , en dien op 'tfpoedighfte oover tefchihken-> oft, inplaatfe van dien, vierhundert- na^dt Un duy zent gulden van Hollands weeghe •> volghends den ouwden voet zyner ver- oorlooghe gel)'hinge teeghens Brabandt, dat tweemaals zoo veel betaalt had. Ookbe* tewrjbe* hoorden de Hollanders en Zeeuwen, tengemeynen behoeve, hunne hopende ken. fchattingen van zes maanden uit te keer en, gelykby d'andre gedaan was: en wyders te voldoen'tgeen huntoeftond, inzeevenentwintighhondertduy'zent . ent acht entighduy zent gulden ^ ingewiÜight en begoß te lichten by d*andr e ge- weflen , in drie maaien, voor 't eer ft e tacht ent ighduyzent, voor 't tweede zee- venhondertduyzent gulden, en voor het derdetwintightonnenfchats. Al~ tyds dat die van Hollandt zich te voeghen hadden, om, opreekening van 't geen zy moghténfchuldigh zyn, h onder tduyzentdaalers, die van Zeelandt om h onder tduyzent gulden, in der haaft, te verfc haffen. De zelffte gezan- ten drongen op 't ooverzeynden van gemaghtighden, tot raaming vaneen- paarigheit der munte, 't welk verfcheyde reyzen verzocht was. Die van Hol- landt en Zeelandt, naavertoogh van den deerlyken Haat dier geweflen, meer . dan twee derdendeelen der welke, mits 't verjaaghen der huysluyden, af- branden der wooningen, oovergank van waater, woeft en vruchteloos laa- ghen, booden, voor den tydt van acht maanden, booven *t onderhoudt der oorloghfcheepen en krysbezettingen , hondertvyftighduyzent gulden : be- houdends , dat alvoore dlandre heden der zelve Landen weeder en voort- aan, gelykzyplaghten, fchatbaar neevens hen weezen zouden, en'tgeweft van ^Uitrecht onder 's Prinfèn regeeringe keeren. Des hadde men die pen~ ningen te befteeden tot oritlafting des Lands Uitrecht van de fbldaaten , en voorts , zoo veel als noodigh waar , aan het hermaaken der dyken des ey- lands van Schouwen. Maar Don Johans te werke gaan, die vaft volk worf, en zelfs de Spanjaardts te rug geroepen had, deed d'Algemeine Staaten hun D^/„^ ftuk naader betrachten, en wat hun, indien gewrighte der dingen, 'sPrin- meyne fèn bywooning zouw waardigh zyn. Deeze raadt fmaakte niet yder eeven Staaten wel , doch werd by de meefte flemmen tydigh geoordeelt: zulx men, om doen den d'ooverkoomftzynerDoorluchtigheit te verzoeken, de Heeren, Johan van frmtver* der Linde, Abt van SanteGeertruyds3 Champaigney j Leoninus; en den fv» om * voorfpraak Liesvelt, afveyrdighde. Gekoomen tot Geertruydenbergh, f ,ra' deeden zy,. den elfden van Herfftmaandt, hunne boodtfchap, met wel lof- ymttlt lyke verheffinge van s'Prinlen wysheit, ervaarenheit, liefde tenvaaderlan- * Advd- de , prikkels der Staaten , om naa zyn'jeeghenwoordigheit te verlangen. caat. Maar , gemerkt de vyanden des gemeynen welftands hem en hun naadroe- ghen , dat alle verdingen , tot noch toe gemaakt, wiffeling van Lands- heer e en. van Godsdienfl tot hun wit hadden j zoo wenfchten de Staaten wel, die achterklap van leughen oovertuyght te zien, door eenigh klaar bewys van ganfch andre meenïnge, Waartoe zonderling dienen konde dat zyner ■ ^D oor lucht igh eit, famt den Staaten van Hollandt en Zeelandt geliefde, booven het toelaat en der oeffening van den Roomfchen Godsdienfl ter plaat* fin, die hun, volghends'tverdragh van Gent, waar en ingeruymt, de zelffte Yy 3 fieffenwg
|
||||
534 P. C. HOOFTS TWAALFDE BOEK
1577. oejfening meede te gunnen aan andre ft eeden dier geweften, die des begeer ert
moghten: ook bywettigh befcheydt te belooven, dat zy geene ver andring in geloofszaaken binnen de Roomsgezinde Landfchappen, gehengen zouden -, maar helpen weeren, door alle weeghen , in kracht dergemelde bevreedinge, Antwort De Prins antwoordde fchriftelyk, dat hy hooghlykGoode danken moeji, ende desFrin* Staaten pryzen, oover't eendraghtigh beftuyt om ernftigh te verft aan tot de fen. gemeene verzeekering en behoudenis der landtfchappen. Hy verhoopte, dat de zelffte Godt, inftorter dier heylzaame eendraght, ook gedient zoude zyn
met die te zeeghenen, en te laatengedyen tengemeenen befte, en tot heroprech- ting van d'ouwde vryheit en voorfpoedt. Voor der Staatengoedtgevoelen van zynenperfoon-, en zonderling voor dat zy hem zoo oprecht een'geneeghenheit toevertrouwden-) hield hy zichgrootlyx aan hen verplicht. En, hoewel men hem meer dan't zyne van deughden en bequaamheit, toemat -3 zoozoud'hy nochtans, opzettende by 't vaaderlandt al wat hem God verleent had-, niet alleen ervaarenü en raadt, maar ook zy ngoedt en bloedt, hun ten minfte doen blyken , 'dat zy in de deeghelykheit zynsyvers niet bedr ooghen waar en. Zich te voeghen naa Bruffel, was in der daadt het ding wel, daar hy aldermeeft naa haakte 3 weet ende niet zoeters dan eens weeder faanfchouwen de plaatfe zyner opvoeding, en 't hanteeren zyner befte vrienden en broederen. Niette- min , ten aanzien vandenlaft, dien hy in Hollandten Zeelandt had, en van de verbintenis , gefterkt tuften hem en de Staaten diergeweften door onder- lingen byftandt in hunne nooden, badhy, men wildehem ten goedehouden, dat hy dit punt, gelyk naar zyne gewoonte alle andre vangewight, met hun in beraadt leydde. Belangende 't wyder inruymen der oejfening van den Room« fchen Godsdienft, hy was bereydt, hetverdragh van Gent, in alles, naa te koomen. Maar, alzo o by'tzelve de Hollanders, en Zeeuwen alle vernieu- wing in ditftuk hadden uit gedongen , ten minfte tot dat ter daghv aart der Breede Staaten anders beftooten wier de, zoo badhy ook hardt gr ondighlyk, dat men ïnzaaghe, hoe quaalyk hem paffen konde, zulx oover zich teneemenj zonder de Staaten van Holla?idt en Zeelandt te kennen, en buyten hun verlof. Koop ende 't verzoek van niet te lyden, dat men 't pleeghen vanden Roomfchen Godsdienft in d' andre geweften verhinderde, oft aldaar eenighe nieuwe oejfe- ning invoerde 3 was hy te vre e de, zoo voor zich als voor de Staaten van Hol- landt en Zeelandt, te belooven, dat zy, naar luy den van'tv er handelde tot Gent, geenerfey aanvank teeghens de gemeene ruft 3 ennaamentlyk teeghens den Roomfchen Godsdienft, en 't oeffenen des zelven, zouden toelaat en, En 5 gelyk het verre van hem was,eenighe heerfchappy booven d'Algemeyne Staaten tê willen dry ven, dien hy alleenlyk verft ond in 't beleydt der zaaken de handt te bieden -3 zoo zoud? hy zich geenszins verzetten teeghens 't geen zy in deezen, volghends'tGentfche ver dr agh, moghten oorbaar vinden 3 nochtegedooghen dat het uitvoeren huns beßuyts verhindert wier de 3 en al de ge enen helpen ftrajfen, die, in eenighe maniere, zich quaamen te verhopen totfteurnts der vreede. Met reedelyk genoeghen aan dit affcheydt, keerden de Gemagh- tighden naa Bruflèl: en korts daarnaa, ftonden, hoewel ongeyrne, de Staaten van Hollandt en Zeelandt het vertrek zyner Doorluchtigheit toe. Zoo quam Zyne dan de Prins, verzelfchapt met zyne Gemaalinne, met Graave Johan van Doorlach- NäfTau zy nen broeder, en gewoonlyken hofftaat, naa elf jaaren afweezens, tighett 0p fen achtiendeii der gemelde maant, tot Antwerpen. Daar werd hy, met kpmt tot ongeiooflyke hartlykheit, van de gewaapende burghery, ingehaalt; en ver- pen en fcheenén hem verfcheyde gedenkeniflèn vanliefenleedt. Met de verplette thans tot wallen der Burgh verklaard' hy zynJ ooghen •■, en befwalkte ze met deernis, in Vruffel. 't aanfchou wen der voetftappen. van den brandt, gefticht door de woedende Span-
|
|||||
1
|
|||||
DER NEDERLANDSCHE HISTORIËN. ,tf
Spanjaardts. Naa vyfdaaghen toevens alhier, vorderd'hy, bewelkoomt en r jyjk
genoodight door etlyke gezanten der Staaten, te waater zyn' reyze. Die van Antwerpen deeden hem uitgeley, in't geweer, tot op een' myl van Bruflèl j daarhymeede, met groote feeft, en vlieghende vendels, by de fteedelingen ontfangen werd. Maar, hoe vuurigh een'geneeghenheit de gemeente hem fcheen toe te draaghen, en oft dit fchoon 't maghtighfte middel is, om allen toeleg op denperfoon eensVorften te weederhouden j 't gaf echter meeni- ghen man vremdt, dat hy zich, met die vrymoedigheit, onder zoo veeie zyn* afgunftighen vertrouwde: en de Staaten van Hollandt deeden daaghelyx in alle kerken voor zyne behoudenis bidden. Dezelfde Staaten, verwittight, hoe Don Johan d'Amflerdammers moedighde om niet te kreuken, maarte volharden in 't verdienen eener treflyke belooninge van den Koning, waaren beducht, dat het, uit dien hoek, eens op 't landt waayen wilde. Dies vonden zy, booven al, raadzaam, zich van die ftadt te verzeekeren, om'toorlogh voortaan op vreemden boodem te fchutten: en deeden, te dien eynde een' be- zending aan den Prinfe. Dan deez verworp dien voorftelj gelyk oo*k eenen van Sonoy, om Kampen, Harderwyk, oft Elburgh wisteneemen: alzoo zyn'Doorluchtigheitoordeelde, dat het quaadt bloedtzouwmaaken. Wel riedzy, dat men pooghde die fteeden teverfpreeken, dat yder aan d'Alge- meyne Staaten, een vendel uit Hollandt verzochte, teeghens ooverval uit Deeventer en andre plaatfen, noch ingehouden by de Hooghduytfchén. In dier wyze werd Gelderlandt, te zyaer begeerte, met drie Noordthollandfche vendels gerieft. De Staaten, naardien Don Johan niet afliet van zyneny ver tot het flilTen der misverftanden breed uit te meeten, fchikten, by goeddun- ken des Prinfen, den heer Remigius Drutius BifTchop van Brugge, en den Staatfcbt heer van Willerval aan hem j oft om noch eens te proeven, waar men 't toe genten |
||||||||||
brengen konde, zoohemzulxernftwasv oft om hem den mondt op te bree M
|
lohan, af-
|
|||||||||
kenden hem te doen uitberften totgrondigheontdekkingzyner meeninge yr
|
||||||||||
T pit van 't geen men hem voordroegh was dit. 'De Gentfchepays blyve in %ljft\ ^
kracht y ook 't Eeuwigh gebodt, en 's Koninx bewillighing daarop gevolght. goeddun. Wat begaan oft misdreeven magh weezen, ter zaake van de laaft e ontfieltenis? ken des warde nemmer gedacht oft opgehaalt. *Deftadt, en 't Slot Naamen, warde Prinfen. gefielt in handen des beeren van Froymont: die ze aan niemandt anders ver- Bun voor' trouwe , dan by toeftandt der Staaten. Zyn' Hoogheit danke daatlyk aPelt d' Hooghduytfchefoldaaten af: des zullen de Staaten hen in veylighe hoede neemen 5 hun ook bet aaien tot den vierentwintighftenvan Hooymaandt left* leeden j uitgezeyt de ge enen, die b e zonder verding gemaakt hebben, en die, oover een' wyle uit hunnen dienftgezet, oft om mishandeling, ftrafbaar zyn. 'Desgelyx verlaat e zyn' Hoogheit alle krysluyden, in dienft oft wartgeldt aan<- genoomen, federt haar' inkoomft ten Lande: en wervegeen' nieuwe. Zy ont- ruyme Charlemont?Marieburgh, en d'andreplaatf en? bemaghtightfint de laaft e ontfieltenis -, om bezet en bewaart te worden, gelyk het de Staaten zullen oor- baar achten- Waarteeghens? de Staaten, afdankende de reft huns oorloghsvolx, alleenlyk? tot dat's Lands ruft verzeekert zy -»zes regementen knechten en duyzent ruyters in dienft zullen houden, onder eedt van de bevreedingen te handt haaven. Zyn' Hoogheit verbiede den Stadt kouderen, zonderling oover Borgonje en Luxemburgh, eenigh krysvolk in oft deur te laat en j gelyk de Staa- ten , van hunne zyde? verbieden zullen. Met hetfcheyden zyner Hoogheit uit de ftadt en Burgh van Naamen, zalmen alle vyandtlykheit naalaaten j en voorts de gevangenen in de maght des Vor ft en en der tweeendertigh ambachte?i van Luyk keveren? omftrax naa'tontleedighen van Charlemont? Marieburgh > en d'andre booven geroerde plaatfen, geßaakt te worden. Als dan ook, zal ,Yy 4 men
|
||||||||||
Si* P. C. HOOFTS TWAALFDE BOEK
ï$77» wen ter goede trouwe, den eyghenaaren de genoome oft bekommerde goederen
laatenwolghen. 'Doch de geenen, die, om 't verlaat en der Staatf che parthye j uit hunne ampten gefielt zyn, zullen nietwe e der daar in keer en: maar, naa V vertrek der Hooghduytfche foldaaten en d'ooverleever ing der voorzeyde plaatfen , op dit ftuk orde geraamt worden, by den hooghen Raadt tot Meche- le, en eenighe luyden, daarby te voeghen, uit de Raaden der bezondre ge- wefien, ter keure en noeminge van de Staaten, 'Tftaa aan de zelffie Raads- luyden , kennis te neemen, van andre diergelyke zaaken, die men voorwen- den moghte: en de voorzeyde ampten zullen midlerwyl blyven oopenftaan, oft voorzien worden, zoo des noodt is, by zyne Majefteit, met perfoonen, voor te ft ellen door de Staaten. T)e fteeden, althans bezet met Hooghduyt- fchen , zullen, naa 't vertrek der zelve, zweeren, geen' bezetting weeder in te neemen, dan by gemeene bewillighing zyner Hoogheit, en der Staaten; mitsgaaders 't Roomfthe geloof, en de gehoor zaamheit te zyner Majefteit te handthaaven: gelyk men ook aldaar ver zorghen zal, dat der Majeftraat be- hoorlyk ontzagh gedraaghen warde. 'T zelve, zoo't reeds niet is gedaan, zal gedaan worden van de andre ft eeden, daar eertyds bezetting ge leeghen heeft. 1)aarenbooven zullen de Landfchappen raadt fchajfen, om alle mis- quaam en oproer te verhoeden, en weeder aan d'ouwde ruft en vryheit te raaken. Zyn' Hoogheit begeeve zich daatlyk naa't Landtvan Luxemburgh, om al- daar haaren naazaat te verwachten, regeer e midlertydt by goeddunken der Raadsluyden van Staate, die zich daar b»v inden zullen, oftbyde Staaten be- quaam geoordeelt worden, en alle zaaken verrichten, naar den zin der voor- zeyde bevreedingen, by meerderheit van ftemmen s zonder datyetwesgelde, 't en zy e erft oover zien en geteekentby eenen der Raadsheer en: en, ten aan- zien van 't kleen getal der zelve, hebben de Staaten zommighen daarby teftel- len-y en die,gelyk derefte, eedttedoen, volghends'tEeuwighgebodt. Zyn* Hoogheit bevordere, dat de Koning, op't fpoedighfte, eenen andren Landt- vooghdt van zynen bloede ooverfchikke. Men zegge ter weeder zy den, alle verbinteniffen op, die fint de laatfte beroerten gemaakt zyn. En, naardien zyne Majefteit beveelt het Gentfche verdragh naa te koomen , zoo verzor- ghe zyn' Hoogheit, dat de Graaf van Buur e vry gele ever t worde ter plaat f e van de vergaadring der Staaten, ten lanxte binnen twee maanden. T>'Engel- fche Koningin, in erkentenisder gunftevanhaargenoot en, entotfterkingder ouwde ver bint eniffen tuffen die kroon en'thuys van Borgonj e, zybegreepenin dit verdragh. Valt 'er, naa 't ontleedighen der boovengedachte plaatfen, noch yetwes te vereffenen, 'tgefchiede door gemaghtighden zyner Hoogheit en der Staaten. Al dit heeft men te volbrenghen, onder d'achtbaarheit des Koninx en zyns Algemeinen Stadt houders, by goedtv inden en toeft aan der Algemeine Staaten: en 't verdragh, weederzydelinx met plecht ighen eede te ft er ken, nee- vens belofte zyner Hoogheit, van alle goede dienften te doen by zyne Majefteit, ten eynde haar gelieve, 't zelve binnen drie naaft boomende maanden, te beaan- Bie,en genaamen, en te beb-aftighen. .Lydigh misnoeghen toonde Donjohanoo- 3s Prinfen ver deezen voorftel, en geen minder oover 't ontbieden des Prinfen tot Brut oover' fel, Eevenwel, ziende zich ongereedt, wild' hy den handel niet glad affny- f0ml den, enfloegheen'ichorilngvanwaapenenvpor. De Staaten, bezeffendege- Bonioh n noegn waar'c °P draayde, lieten hem nochtans vertoonen, dat 'ernietmif- te qualyk. ^hiedcwas met ^en Prins t'henwaarts te roepen j zonderling onder de beloften gedaan by zyne Doorluchtigheit: en zouden 't punt} dat van de ampten fprak} wel yetwes verzacht hebben > maar verftonden geen langer beftandt, dan van twee oft drie daaghen, in te willighen en dat men daarenbinnen de zaak afdeede. Dit joegh den ontilelden Vorfte weeder nieuwe fteurnis aan *
zulx
|
||||
DER NEDERLANDSCHE HISTORIEN. #;
zulx hy op den tweeden van Wynmaandt, eenen brief aan de Staaten zond s i 577.
hen befcheldende, onder ander, dat zy alles hunnen Landsheere benaamen, Zjnjchrp opdenydelen tytelnaa. Ten zelvendaaghej vertooghhy, laatende de ftadt ven aan& en'tSlot van Naamen flerk bezet, zich, uit angft voor beleeghering, naa Staaten> Luxeniburgh: van waarhy, immers zoo fier, en als te paarde, op denveer^ m vntuK tienden, aan de Staaten fchreef j zich beroepende op laft van den Koning b ]h ontfangen, om hun de uiterfte maght zyner Majefteit te doen proeven, 't en An(i'er ^yn waar zy afflonden van hun oneerbiedigh eyfchen, en den Prins met zynen fcbrpen aanhang verdreeven. Korts hiernaa, kreeghen zy, van hem, ander fchry- met drey- ven, volvanfmartlykegevoelykheit, ooverde koomft des AartshartooghenShemmcr" Mathias, van wiens beroeping wy, in deezer wyze bericht zyn. Naardien, An^erm* mits de fcheuring tuffen Don Johan en de Staaten, deLandenin'tgemeynm * zich. zonder oppergezaghhebber vonden, en Braabant, als gewoon in'tbe- A^t " zonder by den zelven beftiert te worden, ganfch vooghdeloos bleefj zoo ver- hanogb namp men, in eenen ftaat niet gefchaapen tot ontfankenis eener forme van Mathias, veelhoofdighe regeering, terftondt dit gebrek j en de noodt, vandenz%etel Hoe dit bj des bewindste beilaan met eenen peribon, wiens achtbaarheit tot richtfhoer £e k$ome n der beleydingen, en bepaaling der lofle gangen dienen koude. Den Prins van V" Oranje, die van zoo ftyvegunft der gemeente gedraaghen werd, daarenboo- ven te dien toppe te verheffen, moght den voortreflykften Heeren van't hart niet: hebbende de grooten in den aardt, noode yemandttotooverhooftte lyden, die hun meedeonderdaan geweeftis. Jaazy vreesden miflchien, dat hy zich met het ampt van algemeinen Stadthouder niet genoeghen zouw, maar de vorftlykheit willen eyghenen: en om zich daarin te veftighen, den ouwden Eedeldoom verneedrenj optrekkende nieuwe luyden, die hem voor hunnen fchepper erkennen, voor hunnen behoeder volghen, én zynJ grootheit, als rugfteun der hunne, handthaaven moeften. Mooghelyk, oök$ was hun 't Roomlche geloof zoo waardt als zy voorwendden > dry vende dat hethaaft uithebben zouw, zoo men eenenOnroomichen wetgeeveropwor- pe. Buy ten 't Landt, en teffens buyten 't huys der voorighe Landsheeren te gaan, docht, dat pas, noch veelen tegroot een' fchreede. Dies viel 't oogh op eenen Ooftenryker, 's Kaizars broeder, naabloedtverwantdesKoninx, en zoon zyner zufter: hoewel hy, nocht van ouderdoom, nocht van ervaarenis, nocht van vermooghen, de man tot zulken lad was. Maar men braght by, hoe de Koning gezien waar, dit metgemoede te draaghenj jaa de Kaizär middelaar eener billyke verzoeninge te flrekken: niet buyten hoope van een huwlyk des Aartshartooghen met de ouwdftedochter van Spanje, en de Ne- derlanden tot bruydtgaaf. Deeze dingen, verhandelt by de hoofttakken des Aadels, werden door den Markgraaf van Havrech, gaande neevens den Raadsheer Meetkerke, in bezending naa Engelandt, tot Geertruydenbergh denPrinfè vertooghtj dien z' in 'teerft raauw voorflonden. Doch, hoo- rende dat de meening was, den Aartshartoogh t'omheynen, met gezin en Raadsluyden befraande uit welvertrouwbaare Heeren en Landtzaaten, zon* der eenighen vreemdeling, daar bedenken op viel, ontrent hem te dulden; zoo liet zyn' Doorluchtigheit, oft de reedenen gelden, oft zich meèfleypen Van een bedryf, dat reeds te veel fcheuts genoomen had, om weederhou- den te worden. Zommighen meinden dat de Prins inwendelyknooytmis* haaghen aan deezen toeleg nam, inziende hoe groot een naaryver uit het ftel* len van den Aartshartoogh teeghens Don Johan, tuffen de twee Ooftenry- ker huyzen, van Duytslandt en Spanje ontfteeken moghte , neevens on- verzoenlyken haat van Donjohan teeghens den Aadel. Maarzeeker, zon- der naa den zin der twee andre Staaten te vereyfchen, nam een getal van nauw*
|
||||
.#8 P. C. HOOFTS TWAALFDE BOEK
15-77. nauwtyx twintigh Eedelen oover zich, het aanvangen en uitvoeren eens
werx van zulk gewight. Waaruit men 't leutren van alles, daar de regeering in'tgypen is, {peuren kan. Wie d'eerfte ontwerper, door wiens opruying men tot dit ontzaghloos beftaan voort gevaaren was, quam zoo haaft aan den dagh niet. De heer van Auchy, naamaals gevangen totBrufïel, betightte daarmee den Graaf van Bofïii zynen broeder. Andren, niettemin, houden 'er den Hartogh van Aarfchot voor. Zoo veel is 'er af, dat deez, en de Markgraaf van Havrech zyn broeder, zich de voorbaarighften in 't aanbinden beweezenj en, neevens hen, de Senefchalk van Hegenouw; de Burgh- graaf van Gent, en de Graaf van Egmondt. Thans vielen hun de Heeren van Ville, Heze, Montigny, Gbampaigney, Raflinghem, Willer val, Sweveghem, en eenighe andre toe. Men ftelt 'er den Graaf van Lalain on- der: doch oft deez eeven ftyfde zelffte lyn getrokken hebbe, doen my zyn verftandt met den Hartooghe van Anjou, en zyne geneeghenheit ten Prin- fe, twyfelen. Voor de refl j al op den zefïentwintighften van Oeftmaandt, fchilÄen zy den heer van Maalfteede heymelyk naa 't hof des Kaizars, om Mathias vroedt te maaken, dat hy de lèhoot ophielde, en der aankoomende fortuyne tegemoet traade. Ookwas'ernietveelmoeytevaft, aan 'tbekoö- ren der jeughd eens Vorften, die in zyn eenentwintighfte jaar ging, en d'aan- geboode grootheit voor een' trap ter opperheerfchäppye nam. Derhalven Mathias y0} hoogher hoope, vertrok, hy 's nachts voor den tweeden van Wyn maande vertïflU uit Wyen in fmal gezelfchap, met enklyk zynen eerften kamerling Dan- ^ip wytz, heer van Kalchreyth, en weynigh dienaaren. Men geloofde dat hy oft Wee- geen' oopening van dit voorneemen aan zynen broeder Rudolf gedaan had, nen. we^ afziende dat die't wraaken zouw, uit zorghe van ondank by den Ko- ning van Spanje te begaan. Altoos de Kayzar veyrdighd' hem flux brieven
naa, met bevel van weederkeer. Maar d'ander verzette 't. voorgeevende niets te doen, dan uit recht vaar dighe beweeghenis ten dienfte des Koninx j om't vallen der Landen in uitheemfche handt te verhoeden > en fpoeyde zy- nen wegh , te pofte, op Kooien , van waarhy, noch voor Wynmaants tykgmt eyncitj tot Lier quam. Hieren tuilen, werden, op den neeghenden der zel- °d ^st'a* ve' die van't Sticht Uitrecht der voldoeninge eens met den Prime, bytoe- ten van ftandt der Algemeyne Staaten. Onder de punten, by hen bedongen, fchee- uitrecht n^n deeze van 't meefte belang. Zyne 'Doorluchtigheit neem' op zich, den tieemen Roomfchen Gods die nfl in alles onverkort te houden. Haarflaa vry met haar voldoening gezin te koomen f alle plaatfen; niet met, eenigh krysvolk, huyten wilder in- aan, van gezeetenen, oft met eenighe Leeraars oft oudleeraars, om Onroomfche oeffe- den Prinfe. n-n^ te .pieeghen , Zy doe geen' geeflelyke begiftingen, dan aan Roomsgezin- den, bequaam geoordeelt by den Aartsbijfchop oft zyne gemaghtighden-, die nochtans, als zy yemandt verwerpen willen, des reede te zeggen hebben. Zy begeeve de voorneemlykfle ampten niet, dan by goedtvinden der Staaten. Zy handthaave douwde vry doornen, rechten, en gewoonten. Zy zalhaa- ren perfoon en goedren, en de Staaten van Hollandt en Zeelandt de hunne verbinden , voor weederleevering van yders middelen, die aangetafi op beflaaghen zyn. 'De rechtsvordering van den Aartsbiffchop en andre geeßlyke amptluyden blyve onverlet, zoo wel in d? andre plaat f en , die by weeghe van voldoening onder den 'Prinfe gekoomen zyn, als in 'tgewefl van Uitrecht: en zyn' Door lucht igheit, en de Staaten van Hollandt en Zee- landt , zullen de vonniffen , gebooden , en kerklyke beflraffingen doen fladt grypen . Ge ene tollen oft fc hat tingen op te fi ellen, dan by orde des re~ geerenden Raads van Staate, ofte des Opperlandtvooghds en der Algemeyne Staaten, V en waare die van Uitrecht daar in bewülighden. Geenebezet- ting
|
||||
DER NEDERLANDSCHE HISTORIEN. 735?
fing in te brengen , dan by verlof der Staaten van'tgewefi: doch zoo eenighe 15-77,
plaats in't be zonder metfoldaaten beholpen zal'weezen, die ontfange en on- derhoude zef haare eyghene koße . In 'tfluk der munt e zullende Staat en van Uitrecht mooghen fleüen de orde hun befl gevallende , zonder verbandt tot eenpaarighen voet met die van Hollandt en Zeelandt. Zyne T)oorluchtigheit zal alle ampten van 's Koninx weeghe bekleedt laat en, zoo diejeeghenwoor- delyk zyn, en niet meergezaghs aanneemen, danzy vanoudsgehadtheeft» -nocht eenighen bezondren Stadt houder, onder haar, oover't Sticht ß ellen. Geene vejlingen te bouwen, dan by wille des Koninx, ofte der Staat en van Uitrecht, ofte der plaat f e die men fierken zal. T)e Staaten van Hollandt, Zeelandt, Bommel, en andre bondtverwanten hebben 't naakoomen deezes verdraghs te bevorderen: 't welk te onder houdenflaat, zoo lang als 't Land- fchap Uitrecht onder den Trinfs oft zyne naazaaten ßaan , en geen' andre orde geraamt zal zyn by de vergaadring der Breede Staaten, volghends de Gentfche bevreeding , die in haar' kracht blyve . De Hollanders en Zeeu- wen , des verzocht by den Prirde, ftaaken hier hun zeeghel aan. Die van Bommel weygherden 't, dry vende dat veele punten teeghens hunne Landt- Bommel rechten flreeden : zeyden nochtans willigh te weeezen tot eendraght met/4*' de die van Uitrecht en andre eedtgenooten , in 't afweeren des algemeinen *™ mt vyands, Te deezer tydt quam kundfchap, hoe verfcheyden' Hollandfche ^emlyk en Zeeuwfche fcheepen in Spanje waaren aangehouden : waarop zyn' togt Doorluchtigheit laft gaf, om alle die zeylreedt laaghen te waarfchuwen, Bekomme- met verbodt der reyze , tot dat ze hun veroorloft wierde by d'Algemeine ring van Staaten. Maar die van Brabandt , gevoelende 't mangel van Landt- Holland- vooghdt, dewyl men noch niet gedaadingt had met den Aartshartogh Ma-/f'^ en thias, aan wien zy ook mifïchien geen vol genoeghen naamen j en vindende ZA€UW( ". nochtans de nieuwigheit van eenen met eyghene handt te maaken te brusk:' ' r " haalden 't ouwde ampt van Ruwaart ( dat 's Ruft waarder) te voorfchyn; s«mL 't welk , zynde van gelyke maght, zy, in beroerde tyden, plaghten den geene, dien't hun goedt docht, te beveelen. Tot deeze waardigheit werd, Be Prins naa veel dwersdryvens nochtans , op den tweeè'ntwintighfïen van Wyn- gekooren maandt, de Prins eenftemmighyk beroepen: en thans daarin geveftight by tot Ru- d'Algemeine Staaten i tot zulk een' blydfchap van den volke , dat men WMn vm daaroover , tot BrufTel en Antwerpen , vuurde. 'T welk hem uit ftandt en Brabatldt' kraft getilt, en ooly in de vlam der afgunft was. Voorts deeden d' Algemei- ne Staaten een' verantwoording huns handels teeghens Don Johan, in La- Veram- tyn , Hooghduytfch , Nederduytfch , Franfch , Italiaanfch, Spaanfch, wording en Engelfch printen ; en zonden die aan meeft alle Chriftene ooverheeden, derstaa- neevens dubbelt zyner achterhaalde brieven 5 met verzoek , dat men hem '7 tee' nocht lichting , nocht doortoght van krysvolk toeliete . Van Don Johans %ehL, '* weeghe ( hoe wel hy vaft ooveral aan de voorhaal ge weeft was , met het £>«■ van bekladden der Staaten) quam echter ook een'verdaadighing voor den dagh; Don Johan bydewelkehyal, watmenweederftandrendertierannyeteverwyten plagh, daar tee~ en een' goot van haatlykheit en lafteringen, op hen eri den Prins uitflortte. &ben. Deeze breed uitgerekte dingtaalen hier in te klampen ; ik ftaa des leedigh j voorneemelyk , naardien , uit den aangeweezen wandel beyde der par- Toele£ v*n thyen , genoeghzaam te fcheppen is , wat ftof zy ter weederzyden gehadt 2^* hebben . Maar in't verborghen naayde de nydt haar' naadt, en brouwden hmm om de Heeren , dien de Prins in hun licht fcheen te (laan, eenen aanflagh om fcn A\ntm den perfoon van Mathias in hun gewoudt tekryghen, hem tot Denremonde bartogh te brengen, en tot een heetendoen hunner zinlykheeden te beezighen. aan bun Hiertoe meinden zy onderftandt te vinden by deOoverftendesleegherstot handt u |
||||
5*4° P- G- HOOFTS TWAALFDE BOEK
1577- Waavre, en zich van 't zelve te dienen, terwyl de gemoeden der menfchen
Jarjchot fcheemerooghden , door de frifTe glans , waarmee men den Hartoogh van stadthou- Aarfchot verheldert had . Want, onlanx voor \ kiezen des Prinlen tot der gover Ruwaart , was deeze byden regeerenden Raadt van Staate , Stadthouder, Vlaandre jn p]aats des Graaven van Reux, die Donjohanvolghde, oover Vlaandre gemaakt. gemaakt: en 'ftond om 't bezit te gaan neemen, metaanzienlykenomflagh van hofftaat en krysgevolgh . Dan 't ontfchoot hun met de hoofden des heyrs , zonderling met Lalain, zulx verknocht aan den Prinfè , dat de zelve, ziende zich, daar door, in deezen;, verzeekert van de trouw dier troepen , en zynen naaryveraaren een voordeel af, den Aartshartoogh op zyn zyde won. 'T welk te lichtlyker gelukte, mits ook d'Algemeyne Staa- ten met zyn' Doorluchtigheit aanfpanden •, zulx Mathias haafl bevroedde, dat hem de zeeghening van dien kant koomen moefr.. Aarfchot liet daarom niet tot Gent heerlyk ontfangen te worden, meêüeypende drieëntwintigh vendels knechten , en driehondert ruyters : en ftreelde in 't eerft de ftee- delingen > met uitgeeven dat hy d'ouwde gerechtigheeden quam herftellen. Niettemin, de vier Leeden van Vlaandre droeghen den huyze Croy kleene geneeghenheit toe j en met ongedult, dat hem , wiens maght zy geyrne beneepen gezien hadden, laftbrief op't breedfte , by den Regeerenden Raadt, verleent was. Maar booven al, ontruftte zyn'fteyghering de geenen die den Prinfè aankleefden , en de fnof wegh hadden , van den toeleg op 't verneedren zyner Doorluchtigheit. En hen begon anxt aan te gaan, dat (naamen de dingen dien keer) men hun reekenfchap van te veel onder win ds zouw willen afvorderen , en handelingen te lafte leggen, die niet, dan by gunftighe rechters , wel te verantwoorden waaren. Derhalven, deheeren Ontflel- vanRyhove, Imbyze , Kroyvelde , en andre in't zelffte bladt flaande, tenis tot aan >t aanhouden om de verkundighing der vrydoomen. Door de regee- m' renden Raadt waaren Champaigney en Sweveghem den Hartooghe byge- voeght j om hem in te voeren, en delettren daartoe dienende, den Staa- ten van Vlaandre te vcrtoonen. Deeze gemaghtighden, waanende hunne parthy nu genoegh in dien oordt geveft te weezen , bekommerden zich, onder groot getal Prelaaten en Eedelen quaalyk gezint ten Prinfè, weynigh met het bewimpelen des aaverechtfchen gevoelens , dat zy van zyn' Door- luchtigheit hadden. Ryhove, daar meede verfcheenen, en geen man om den windt in te houden, ftoof op, teeghens hen aan. En de woorden wiel- fèn zoo hoogh, dat, wie eeniger wyze den Prins oft Onroomfchen Gods- dienft queekte, zich fint verflooten, gemerkt, en in 't ooghe vond. Dies rotten zy te zaamen, fpreeken elkandren hart in, om den flagh te breeken, en van hunne nekken te weeren. Voorts Ryhove afgeveirdight > die, onder fchyn van naa Doornik te gaan, zynen wegh op Antwerpen nam i en den Prinfè vertoonde, hoe 't in Vlaandre gefchooren frond. Te weeten: de vendels, van hem gezonden om't Slot te dwingen, waaren , dat pas, noch tot Gent, en geen' geringe toeverlaat, zoo zy laft kreeghen , om den verleeghenen de handt te bieden. Maar de Prins, bedraaytin'tftuk (want opftending van onderdaanen teeghens wettighe Ooverheit te ftyven , oft zyn' eyghen' aanhangelingen , met de zaake der welke de zyne vermengt was s plotfelyk voor 't hooft te flaan, geen van beyde geleek hem ) vraagde zelfj Wat raadt ? Ryhove, verfleeghen in zoo krank een'trqoft, zeydej Heere , ik zie naaders niet, dan den nieuwen Stadthouder , met al wat naa zyn" flem luyflert, by den kop te vatten , en deur te fluuren. Waarop de Prins weeder : oft men dan zoo , als njertwyfelt, zouw voort hollen ? 'T antwoordt van Ryhove was? dat hy geen ander middel wiß -, en benoo- dight
|
|||||
f
|
|||||
DER NEDERLANDSGHE HISTORIEN. ^t
dight zynde, een onveyügh en fchrïkkend keven teleyden^ ofthet'zehn?* op ifjy
*sHeemelsgenaade tendienfivan't vaaderlandty tewaaghen$ jaa daar inte fehlet en, dit laaflongelyk lieverhad'. T>atwasy zeydezyii'Doorluchtiglieit., wat anders: en vraaghde naa de hulpe, daar hy flaat op maaken moghte. Naar~ dien-, antwoordde Ryhoove, myd'uwe ontvalt > zoo wil ik van Gods handt den uitgang verwachten, en wekken degemeent op, tot maaning om haaf vry- heeden , die men haar meint fonbmyk te houden. Verre verworp de Prins dee- z'en voorftel, en zeyd1 hem , dat men dien voet niet neemen moght: doch naader te zullen ooverweeghen wat oorbaar waar. Zich dan daarop bellaapen hebben- de t, ontbood hy, Ry hoove weederom, en vraaghd' hem, oft hy tot de hachlyk- heit van dien ongegronden en reukeloozen aanflagh, en die van zulk belang was , noch den zelven moedt had. D'ander bleef'er by, dat hy zich flerk maakte ( Godt ten voorfle } booven teßaan, oft daaroover te flerven. Toen trekt zyn' Doorluchtigheit het hooft tuffen de ichouders, en zich langer zyner reede niet aan: ook zyn zy zoo gefcheyden. Maar thans quam Aldegonde naa Ryhoove zoeken, en had ( zoo naauw luyftert een ongeluk * en licht ver- grypen zichdegaauwften) terwyl zyn' omzightigheit niet juyft vanftip tot ftip kuyert, alles bynaa verbrodt. Want, gebraght in de kaamer van Ry- hoove , nam hy, voor dien, hem onbekent, eenen van Rooyen, Burgher- meefter van Denremonde, en ontfloot zich teeghens deezen, tot dat hy, aan 't antwoordt des zelven, die niet van der zaakewift, zyner doolinge gewaar werd. En Ryhoove, die op'tflagh quam, beeterde't geen bedorven was> en beval den Burghermeefter opzynenhals, hetteheelen, zoo hy yetwes ge- vat had. 'T welk van Rooyen zich gefeyt liet zyn, en trouwlyk achtervolgh- de. Aldegonde, naa veel koutens ooveren weeder, ried Ryhoove zyn be- irek , zoo hy daartoe rufligh genoegh was, in 't werk te ftellen, zonder 's Prin* ièn oor meer te moeyen. Ryhoove, hieruit fcheppende, dat zyn' Doorluch- tigheit door de vingeren zaghj en zich miflehien erinnerende, dat het, hoe- wel een'ge vaarlyke, nochtans verdienftlykergehoorzaamheit is, opdenziiij dan naa't bevel der Vorften te wachten, toogh daatlykwia Denremonde, en van daar bedektelyk, met vier moskettiers , naa Gent. Derwaarts werd ook, van den Prinfe, de heer van Dohain afgeveirdight, om toe te kyken hoe 't 'er afloopen wilde. Terwyl zich dit toedroegli ('twasd'achtentwintighfte van Wynmaandt) gaat Imbyze , opftraat, den Hartoogh aan, en vordert hem driftelyk 't verkundighen van de herftelling der vrydoornen af. Aarfchot zoekt het t'ontleggen ; maar, meer en meer gepraamt, toont ten lefte de tanden, en broeit'er uit •> dat mendiemuyters, die vry doomkraay er s wel vin- den , enflom maaken zouw, met een' flrop om de keek: al waar en ze noch eens opgeruydt door den Vrins van Oranje. Oevel klonken deeze woorden lm* byze en den omftaanderen in de ooren. 'T gerucht rent van wyk totwyk, 'T geweer raakt van de want; burger t'fchrap teeghens burger-, deez voor den Stadthouder , die voor Imbyze. Door tufïèngaan , nochtans, van de Wethouders en andre ftaatlyke luyden, werd uitgewrocht, datdeheevig- heit het daarby liet, en zich allenskens neederzetten. En 't meefte deel was nu verfchooyt, als Ryhoove, ontren t vier uuren > komt in ry den, om alles op nieuw oover eyndt te helpen. Verftaande wat 'ergebeurt was, waapenthy zich zelven , en booven de moskettiers , noch vier dienaars i ftapt op ftraat, met aanroepen om gevolgh van alle die hem lief hadden -, en zoo naa Imby- zes toe. Een, genaamt Heyman (Imbyze was noch uit) ziende Ryhoove zoo toegeruft, zeyd' hem, dat de beroerte geftilt, en elk zyns weeghs vertooghen was. Voorts komt Imbyze, met Krooy veldt, Hopman Mieghem, en zom- mighe andren , in. Daar Ryhoove aan 't laftren zyns lots ? en dat mende Z z gemeente
|
||||
£42 P. C.. HOOFTS TWAALFDE BOEK ?
if/7- gemeente't geweer had laaten afleggen. 'Tfpelheette, ziet toe: en zoomen
daar nu op fließ , &«ä/? gekoomen, <^z£ «r?» , *//> t&w Äf, #i£ «&# bedde gelicht wierd. Be et er, terwyl 't iW£ *& iww£ «<?r^ in 't hooft had, die geneyghtheit ten oorbaar gebraght. Gaariwe, y der met zyn''aanhangers ('£ zal de voor ft e zyn") eens voor al, door de kooy der flaavernye boor en, ende Spaanfche Inqui- fitie, met all' haar' nieuwe Bijfchoppen, voor den duyvel jaaghen. 'Daar (zeyde Mieghem hierop") hoor ik een' man fpreeken. Men valt"er aan:ik bezwyk u niet, zoo lang de beenen my draaghen willen. Hun woordt daartoe gaavenook, neevensandren, Heyman, Krooyveldt, Houweel, enlmby- ze : doch zette deez eenen voet oover den drempel niet > laatende de reft artipitsaftebyten. Die draaven naa s'Prinfèn hof, en neemen dat in: van gelyke s'Graaven Slot, daar'tgelthut ftond. T effens trachten ze den volke de ipy t in te Icherpen, en geeven dien de kneep van 't juk te voelen, waaron- der men't houden wilde j vermaanen hen, douwde dapper heit, uit de gr aa- ven hunner voorvaadren, op te delven j te gedenken dat zy Gentenaars waa- ren, af zet fels dierbraave zielen, die nooyt haaf'tydtlyke zaaligheit-, buyten 't geloof aan de vry heit, zochten-, die, van laauwe'liefde terzelve, zonde teeghens de heylighe eer e maakten -, die *t vaaderlandt getrouwt hadden, en geen' bondigher echt kenden. 'Derhalven, wien de gloory, wien eyghe wel- vaart'j wien wyf oft kindt ter harte ging, dienflondoptewaaken, en, in zoo goedt een' zaak, fle cht s eenen goeden moedt tegrypen,die hen door alles draaghen zouw. Dit, en desgelyk omroeriel der meenighte, wrocht echter zoo veel niet, dat zy merklyke naafleep kreeghen. Want de meefte man hield zich achter de handt: ende nu de gelykzinnigheit geflapt, d'eerfteverbolghenis, die byftre kraft heeft, verzooden was, wilt de koelte kleene keur tullen par- thy en parthye. Ryhoove, die zyn gevaar verftond j ook wat een kort, man- haftigh beraadt, en gezwind uitvoeren, teeghens die zich des niet hoeden, vermagh; rukt recht toe naa Sant Baafs, woonlteê des Hartooghen. 'T gezin ftelt zich ter weere, en wil hem doen buyten ftaan. Toen hy, toen Mieghem aan 't roepen: te vuur, te vuur. Laat ons de vooghels in den nefte verbernen. 'T welk Aarfchot indachtigh maakte, tot wat helsheit het graauw geterght wort, wen het eenigh geweldt, in den wegh zyner woede, bejeeghent. Zor- ghende dan voor 't arghfte, geeft hy onthiet om de poorte te oopenen, Daar Aarfchot valt men met de deur in 't huys, en wil den Hartooghe te lyf: 't welk hem, tot en andre tweemaalen toe, behoedt werd door Ryhoove. Dees veirdight ftrax volk Heeren ge- af} en ^oet ook de Heeren van Rallinghem, van S weveghem, van Eyke, van vangen. Monftroen aantaften 5 voorts den Hooghbalj uw van Gent, metzynenzoo« ne , den Raadshooftman van Vlaandre , Jakob Hellèls en Jan de la Porta Raadsluyden , Jan Vifch Baljuw van Inghelmonfter , de Billchoppen van Brug en Ypere, met meer andre. Richardus Dinothus voeght 'er den heer van Champaigney by: maar 't vervolgh der gefchiedenüTen zal anders uitwyzen: zoo dat hy verreyzt, verborgnen, oft, doorgunfte, verfchoontmoetgeweeft zyn. De Majeftraat werd geviert, en niemandt der zelve geroert met woor- den oft werken: de gevangenen, voor eerft , ten huyze van Ryhoove ge- braght , en aldaar verdeelt in verfcheyde kaamers. Hier mee was de.buy oover, en ftortte 't werk aan duyghen, dat men, tot 's Prinfen verachtering? gekuypt had. D'ooverhandt doet zich den duym kullen. Meelt elk looft het oordeel van Ryhoove en Imbyze, en houdt het met de winners. Dezel- ve , merkende dat de gevangenen noch veele gunftenaars hadden , fterken zich met driehondert foldaaten, gelicht binnen der ftadt j doen thans de bur- ghervendels vergaadren, en vordren yderaf, wat zydedat hy volghen wil- de . Die vlyen zich altzaamen, doende, op voorraadt, eedt aan Ryhoove, tot |
||||
"«"■■
|
||||||
DER NEDERLANDSCHE HISTORIEN. m
dat 'er ander' orde van d' Algemeine Staaten kn den Prins quaame. Dit dus i f??<
eeklaart zynde, verfcheen in druk, den neeghenden van Slaghtmaandt, op den naam der Gentfche Eedelen, * Aanzien ly ken, en Gemeente, een' verdaadi- * Notä? diing van deezen zin . T>at , d'aangetafle Heeren , gepooght hadden, de ^letl- handtfck oppen van elkandre te fc beuren: en te dien eynde zeekre * aantuy- * Protefts lhing by Champaigney gedicht, door Sweveghemgefchreeven was, die recht Tiaa't oogh des Trinfenfiak^ om hem ter Ruw aar dy uit tefchudden, en Vlaan- dre teeghens Brabandt op te hit/en. Waar toe ook 't voeren des Aartshar- tooghen naa T)enremonde, en 't bezetten dier fleede zouw gedient hebben -, alfoo zy meinden , indien hun dit gelukte, hem, buyten wil en weet en des Ko- mm , buyten toeflandt der Algemeine Staaten , tot Landtvooghdt aan te ■neemen j en eenen nieuwen Raadt van Staaten naar hun' eyghe gelieft e te kiezen. 'Dat zy ook voor gehadt hadden, volk van oorlogh in Gent te brengen , om de fladt onder dwang, en verfleeken te houden van haare vrydoome?i: uit welke t oever zight, de hereyfchers der zelve zoo bitterlykgedriefcht waar en. En 9 indien zich de 'Prins tot geen'' afflandt van't bewindt oover Bra- bandt , famt andre puntenfirydende teeghens de bevreeding verfpreeken Hete 5 zoo hadden zy beflooten, hem, op nieuw, te bekryghen, en liever 't Landt aan *Don Johan, en zyn' uitheemfche foldatye, t'eenen roof te geeven , dan hun wit te mijfen . Te deezen eynde was 'tgeweefi, dat zy voorgenoomen hadden 's gemeenenLands penningen te T>ouay te bekommer en* denkende die tot zeenu- wen der inlandfche oorloghe, en teeghens Oranje, tegebruyken. Hierenbooven ftrooyde men het dubbelt eens briefs onder 't volk, die gezeyt werd, van Hefïèls aan den Graave van Reux gefchreeven te zyn, en te luyden, dat de zaak op goeden voet ftond, en by Don Johan voortgedreeven diende, om den fchendighen ketter, en al zynen aanhang te ringelen. Niettemin, 't vangen der Heeren geviel den Algemeinen Staaten quaalyk, endeed hen voor meer ongemax duchten. Dies fchikten zy den * Vooripraak Lies- * Advo- veldt, om hen los, en kennis te bekoomen, van't geen tot Gent was omge- caat. gaan. De Prins zelf zond Jonker Aarnoutvan Dorp, derwaarts, enklyk om te bemiddelen , dat men Aarfchot ontfloeghe. Dit deed Ryhove op zyn* neus zien. En, hoe zeer hy zich daarteeghens inbond, 't goeddunken der Wethouderen, gevolght van zommighen, die tot het aantallen geftemt had- den , droegh wegh, dat de Stadthouder in vryheit gefielt werd -, onder fchrik telyke beloften van den hoon uit het harte te veeghen . Doch Ryhove liet liet op die borghtoght niet aan koomen. Ook haaperd' het met d'andre ge* vangenen, en zy bleeven noch, eenen ruymen tydt zitten. Maar, onder de Staaten zelf, was nerghens naa de befte eendraght, Veelen hieven 't zeer iwijï om hoogh, dat eenighe Heeren van den Aadel, tot zulk een' vermeetelheit ge- der d'Al- fteeghen waaren, als zich'tganfche gezagh hunner medeleeden, famt al der gemeine Geeftlykheit en fteeden, toe te eyghenen, met het ontbieden van den Aarts- Staatem hartogh Mathias: en konden quaalyk de verkiezing toeftaan, daar zy deel nocht dank in hadden. Zommighen neeghen, ook anderszins, ten Hartooghe Van Anjou, als ongelyk bequaamer tot redding der Landen . Ookontbraa- ken 'er niet, dien 't verdraaghen met Don Johan noch in 't hooft maalde. Dan dit laaft was verre te zoeken : de Franfche toevlucht aanftootlyk voor de En- gelfchen. Ook fcheen het te onheus, nu de zaak dus wyd gebraght was, Ma- thias miftrooftigh te rug te zenden; en, by den Kaizar zelf, oevel te zullen ge- noomen worden. Grooter afgunft diende den Prinfe niet, die, t'oover wee-^ tende, zonder nochtans des gelaat te toonen, hoe zy teeghens hem ontfteeken was, zich ook anders verpynde, dien vuure't voedfel t'ontzetten, en zyn* hardde weederftreevers door gevoeglykheit, teleenighen. By goedtdunken Zz 2 zyiief
|
||||||
>'!ï
|
||||||
;.
|
||||||
?44 P. C HOOFTS TWAALFDE BOEK
15-77. zyner Doorluchtigheit dan, vond men raadzaam, etlyke voorwaarden in te
Men (lellen, waar op d'Aartshartogh tot Landtvooghdt t'ontfangen ftonde * en raamt hem, in die hoope > van Lier t'Antwerpen te laaten koomen: daar hy den een- punten, entwintighften van Slaghtmaandt, ftaatlykingehaalt, en van den Prins be- ****r°P welkoomt werd. Ontrent dit getyde, deed een merkwaarde rechtspleeghin<? tot Landt' a^emans ooghen opwachten. Marten Huttin, 's Koninx griffier tot Doornik, vooghdt nac* den Hartooghe van Alva, in'toeftenen derInquifitiegedient. Alsnu, nauw aan- zittende onder de Staaten tot Bruflèl, werd hy oopentlyk uitgeroepen, en aan- genoomen gegreepen. Belaft door zyn' eyghe klerken, leed hy eyndtly k zelf, verfcheyde »orden: en valfche getuyghen opgeftutft te hebben, om veele luyden , oft Onrooms oft by komt Roomsgezint, als er maar aan te plukken viel, te befchuldighen met kettery, tot Ant- waapendraght, oft gehoor van verboode preeke: der wyze, dat zy, ook zom- 1VManen mignen volhardende, ten uiterfte toe > in 't Roomfch geloof en 't melden hun- jimin ner onnoozelheit, deerlyk omgebraght waaren. Waaroover hy, ten aan- aandenly- ftaan des Prinfen vanEfpinoy, tot Doornik, van lyf ter doodt verweezen en ve gepaft, geftraftwerd. De goedren, landen, enheerlykyen, onrechtelykingefloktj wees hy,in 't fterven, aaii5 met verzoek dat men ze den wettighen erfgenaamen volghen liete. In Hollandt, hierentufïen, naamen de regeerders en burghers T slot ter van der Goude hunnen flagh waar, als de heer van S wieten hun Burgh vooghdt Geude af- en ooverfte uit der ftadt wasj en fmeeten, op den naaftleften van W ynmaandt, gebrooken. het Slot ter aarde , zonder yemandt verlof te vraaghen. Die van Amfterdam hadden zich ook tot Bruffel vervoeght, om hun gefchil met den Prinfè af te handelen: en't verding was, door tuftenfpraak van gemaghtighden der Al- gemeine Staaten,zoo verre geraamt dat het fluyten alleenlyk op 't goeddunken der Staaten van Hollandt aanquam. Waaroover zyn'Doorluchtigheit de punten derwaarts zond, om, by hen, ooverwooghen te worden: en des ver- zocht zynde, verftendighd' hen, dat zy behoorlykvond, immiddelsgeene vyantlykheit teeghens die ftadt te pleeghen. Maar de Staaten van Hollandt, aangeloopen door d'uitgeweekenen van Amfterdam, maakten zwaarigheit in 't aanveyrden der voorwaarden; en voeren voorts met de ftadt bet en bet te benauwen. De Prins, als men hem klaaghde, hoe luttel zyn goeddunken gold, keerde zich tot het rechtzyns ampts , en beval d'Amfterdammers in vreede te laaten. Hierop gunde men hun (mits betaalende den tol) toe- voer van lyftoghten berningby kleene fchuyten. Niettemin men werd be- richt, 't zy naar de waarheit oft anders, hoe d'Amfterdamfche Wethouders verftandt met Don Johan hielden > en hy hun gefchreeven had , zy mogh- ten wel verdragh aangaan , mits geen' bezetting inneemende 5 en dat hy hen, teeghens Kersmis , ongetwyfelt uit alle noodt zouw helpen. 'T welk nieuwe fchrikfchaaduwgaf: zulx die Staaten voornaamen, door wat wegh hetookwaare, doch zonder piondring oft ooverlaft derburgherye, de ftadt Toeleg om te vermeeftren. En hun docht, vooreerft, beft, te proeven wat deliftver- Amfler- moghtej die in deezer wyze befteeken werd. Den Kornel Harman Hel- dam te ]]ng ? en jen Hopman Niklaas Ruykhaaver beval men d'opperzorgh der zaa- verjcna - j<e ^ om ze ^ te voeren met j-{en vendelen voetvolx. Vier daaraf, verborgnen *■ * in twee lcheepen, fchikten, dendrieëntwintighften vanSlaghtmaant, goeds tyds, voor de ftadt te zyn, en aan te leggen ontrent de poort, die naa Haar-
lem ftrekt. D'andre zes waaren hier ook befcheyden: dan, dooiende ( zoo de fpraak ging ) in de dubbelzinnigheit van den naam Haarlemmer poort, lieten zich tot Haarlem voor de poort vinden. De Gentfche pays had zoo verre plaats gegreepen, dat men dienvan'sPrinfènparthy, tot taamelyken getaa- le toe, mits laatende hunne waapenen aan de poort, geenen ingank weygher- de. En ooverzulx3 was Franföys Circourt Steehouder van Helling, niet
zeeven
|
||||
■ ■ X
DER NEDERLANDSGHE HISTORIEN. $$£
zeeven oft acht garten, daar hy zich op betrouwde•, des aavonts te vööre* %fffi
binnen der ftadt gekomen. Deeze (naa'tooverbrengen der nacht, in dan- ken niet etlyke burghers dochters , om arghewaan te myden) keeren des niorghens, tullen zeeven en acht uuren, naa de zelffte poort, en hereyichen hun geweer. Dat verworven; treeden zy buy ten: daar eenighen hunner met- verwanten uit defcheepen, hun terftondt paften te bejeeghenen. Dit gezel- fchap veynsde met elkandren te fpeelen, en vanfpeltotkrakkeeltekoomen> zulx de rappieren uit raakten. De wacht, zich des moeyende, en zoekende te fcheyden, kryght onvermoeds beyde de troepen op't lyf, die t'zaamen haar te zwaar vielen. Zomniighen, zelfs de poortier die de fleutels had, worden doorftooten 3 de reft ten deel gequetft, en voorts verjaaght. Toen roepen det Staatfchen, Zeeghe, Zeeghe^defladt is onz\ en hunneïpitsbroeders booven. Die fpringen op, en met vlieghende vendels ter ftadt in j laatende de poort be- zet , en fchietende naa wien z op ftraat vernaame. De kreet was5 men rep zich niet, zoo zal aan niemandt miflehieden. Dus draaven ze Q niet alle nochtans 5 . want zommighen zaaghen 'tkoorenmeeters huysken op de kolk, voor 't ftadthuys aan,en beftormden 't) tot op den dam;alwaar hun d'eerfte teeghen- ftandt ontmoette, uit het Raadthuys en de Waagh, daar burghers en foldaa- ten waakten. Vinnigh werd hier gevochten -, met neêrlaagh oover en wee- der. Helling, niet denken kunnende waar d'andre zes vendels bleeven $ zond om ze te doenfpoeyen -, ook eenen boode naa Saardam, aan Hopman Geeraart van Woerde van Vliet, om hulpe. Maar van Vliet vindende ongeraaden, op een enkel aangeeven by monde, de bezetting der fterkte te zwakken, veyr- dighd' eenen ierjant af, om kundfehap $ waarin hy geruft zyn moghte. Im- raiddels ftond de tydt niet ftil, nochte de reft der poortren en ftads knechten; éky nu gewaapent, tot Hellings troepen indrongen. Deeze, vanvoorebe- ftookt, en vreezende gelyken laft van achtre, deysden weeder, den Nieuwen- dyklanx, tot dat ze de poort tot rug, de Haarlemmer lluysjeeghenwoorde- lyk d'ouwde genaamt, en de .Spaarendammer brug voor de borft hadden: daar zy zich, teryl, wat-befchanftenj ftoppendede toegangen van ter zy de $ met balken, bedden, kiften, en ander huysraadt. Men hout het daar voor 5 dat d'ooverften verftandt in der ftadt hadden, met luyden die viellicht waa- ren om hier en daar brandt te ftichteri, en de burghery af te wenden -, hadde Ruykhaavers raadt gegolden. Dan Helling wilde der Staaten orde volghen, en zoo haatlyk een' daadt niet oover zich neemen : te min mits hy geen' twyfel floegh aan. de koomft der zes vendelen. Wel deed hy , in der haaft, eenighebriefkensfchryven en uitwerpen, dreyghende, ten eenen, de ftadt met vlam en verwoeftingj enfmeekende, ten andren kante, de gemeente, met toezeg van weernis aller ongebondenheit, zoo zy zich des werx niet moeyde. Maar de burghers, achtende dat het houden dier belofte aan zyn' luft hing, en merkende dat hy geen' onderftandt kreegh, wieflèn in moedt, en voerden, neevens twee vendels hunner ibldaaten, tweeftuxkensgefchuts aan: uit de welke een yzer den Kornel trof, en ombraght. Toen ontzinkt den zynent'hart, en kon niet herplaatft worden: hebbende Ruykhaaver zyn ey* ghe bende niet daar, en krank gezagh oover onbekenden. 'T geviel daaren- booven, dat het vuur in een toiineken buskruyds raakte: 't welk de gevatte fchrik zulx uitbreydde, dat'er geen houden aan was, en elk hetoopender t)e telve poorte koos. Ook zeytmen, dat deMajeftraat beflooten had, en zeekere Zem$- uure geraamt, om, 'ten waarzydaarenbinnenruymden, dien heelenhoek, tufïèn fluys en poort, aan brandt te fteeken. Ruykhaaver, geweeken in zee- ker huys, werd betrapt van eenen, die hem bezondren haat droegh, en, onaangezien 't bieden van groot ranfoen, hem in koelen bloede vermoord- Zz 3 de,
|
|||||
• •
|
|||||
1^™«"
|
||||
546 P. C. HOOFTS TWAALFDE BOEK
i jjj. de. Van de fteedelingen liet 'er Wolfaardt Michielszoon, Hopman oover een
vendel knechten , 't leeven. Van andre dooden, ter weederzyden, was het getal niet groot. T gaat vaft genoegh, dat de Prins geen' weetenfchap van deezen aanllagh gehadt hadj en quamweltepast'zyner zuy vering by d'Al- gemeyne Staaten, die de klaghten van d'Amfterdammers in reede gegrondt, en hem voor, hielden. Die van Hollandt, belaaden mits't mislukken des toe- legs zonden gemaghtighden aan zyn' Doorluchtigheit, en verfchoonden 't ftuk zoo veel zy konden, bybrengende dat men 't geheelt had, om haar in al- len gevalle buyten Ichuldt te houden 5 voorts d'onbuyghlykheit van de re- geerders der ftadt, d'onveylgheit der voorwaarden laaft maals ontworpen, hunnen lorshandel met Don Johän, en 't gevaar des ganfchen Lands, 'ten waar m' 'er in voorzaghe. De Prins, hoewel t'onvreede, dat men, zonder hem te kennen, zoo verre was voortsgevaaren; bezeilende nochtans dat in burgherlyke oneenigheit, en zoo verwart een' wereldt vol arghewaans en wantrouws, niet alles eeven gereeghelt toegaan wilde > ook mooghelyk meer op de meening dan op de daadt ziende j liet zich eenighzins gezeggen > en ver- maand' hen, naardien 't gefchiede niet ongefchiedt temaaken was, dat men zoeken moeft d'Algemeyne Staaten en de ftadt te vernoeghen, in der befte maniere, draghlyk voor 's Lands verzeekertheit. De gemaghtighden bleeven daarby, dat de Hollanders en Zeeuwen, niet ruften zouden, eer zy met ge- moede oft anders, Amfterdam onder 't gebiedt zyner Doorluchtigheit ge- braght hadden, het koftte wat het moghte. De Prins, weeder, vertoond' hun de arghernis en moeyte , gemengt met pleeghen van geweldt. Dan d'eene werd ter zyde gezet > d'andre licht gewooghen •, mits men verwittight was van de tweedraght, die onder d'in woonders heerfchte. Des nachts voor den Walvif- inval aldaar, quaamen, ter Hey de een zeedorp in Zuydthollandt, dertien oft fihen ge- veertien walviflchen zoo dicht onder 't landt gezwommen, dat 'er een aan fiundt. ftrandt klemde. D'andre , om hem te verloflèn, bliezen kraft van waater ter ihuytuit: en twee der voorbaarighfte bekoften hunne trouwhartigheit met gelyk ongeluk. De grootfte was lang luttel min dan vyftigh , hooghbyde veertien , breedt tien voeten ruym. Van de zelffte föort ongedierts, was, den tweeden van Hooymaant, in de Schelde tot Zaftinge, een aangekoomen, lang achtenvyftigh, dik in de rondte drieënveef tigh, breedt van ftaart oover de dertien voeten . Deeze zeldzaamheeden , als bediedtzels van genaakende ontftelteniflen, ftonden den volke droeflyk voor: en noch bet het verfchy- staartflar nen eener yslyke komeete oft ftaartftarre, die, geplant in den vyftienden verfcbee- graadt des Steenboks , haare roede uit het Wefte naa 't Oofte ftrekte , en nm" van den elfden in Slaghtmaandt, bynaa ten eynde des Winters toe, 't aartryk dreyghde. Maar 't oevelfte voorfpook van nieuwe ellenden , was de quai
kreuk, genoomen by de harten der Landtzaaten, die hunner baatzucht, hoo- 1'miß tuf- moedt, nocht krieghelheit maat wiften. Tuften Groninge en d'Ommelan- [en Gro- den, was felle twift ontfonkt, mits deeze dreeven, dat zy der ftadt het ver- ninge en bondt van den jaare veertienhondert tweeëntaghtigh wettelyk opgezeydt had- d'Omme- <^en ? en ooverzulx weederom vryheit verkreeghen, tot allerley neering en amen. koophandel: 't welk den poortren naa hunne kroon getaft docht. Doorver- icheyde by vallen hier toe geflaaghen, kankerde't zeer vorder en vorder, en brak ten laafte tot handdaadigheit uit. Want de Groningers, onmaghtigh hunner wreevelheit, vervorderden zich, op befchreeven Landtdagh, den eerften van Slaghtmaandt, de gemaghtighden der Ommelanden , in hunne herberghe, met wacht te verzeekren, en een' wyl daarnaa, in fcherpe vanke- nis te ftellen. Daar werden zy, met bittre fmaadtenongenaä, gehouden> devenftersgeftoptmet houte gaarden, dicht byeen genaaghelt. Dies vielen |
||||
DER NEDERLANDSCHE HISTORIEN. ftz
'er zommighen, mits de fchaarièververfling der lucht, in doodtlyke krank- 15-77.
heit. En de Abt van Adewaart, een der zelve, hoewel hy entlyk verworf, dat men hem t'zynen huyze braght, ftond noyt op van de ziekte. Die van der ftadt, voorts, verzochten 't flechten der fterkte Delfzyl aan d'Algemeyne Staaten, die hun, in 't eerft veel toegaaven. Ook was 't een tydt, dat men el- ders de Blokhuyzen neêrfmeet: en dit gebouwt teeghens 't verdragh aange- gaan met de Koningin der Hongren, zufter van Kaizar Karel. Zy kreeghen dan verlof j en het af breeken werd deurgedreeven, by den heer van Ville, nu Dufihms Graaf van Rennenbergh, hem aanbeftorven van eenen zynen oom. D'Alge- Vklfap meyne Staaten zonden den heer van Aldegonde, en den Do&oor Nicaiïus de iefo'bt» Sille, om parthyen te vergelyken. D'Ommelanders toonden zich gefmydigh j de Groningers ganfch onrekkelyk: der wyze, dat de gezanten, naa'tfpil- len aller reedenen, tot het uyterft van hunnen laft koomentnoeften, en hun te verftaan gaaven , dat, 'ten waar zy zich voeghden , de gemelde Staaten doen zouden 't geen zy noode deeden. 'T welk echter geen' vrucht , dan groote verbittering , baarde . Vorders bleef het tot Gent by den verhaalden oploop niet5 maar de beroerte dier ftadt deed heel Vlaandre fchokken \ mits d'aanftichters, geprikkelt van'tgewifïèzulkeenerbalddaadt, veyl jgheit in't getal zpchten , en de gebuurfteeden ook aan hunne koorde te kryghen. En zy hadden reeds brieven afgeveyrdight, om te weeten wie geneeghen waar Verreden- hunner parthye onderftandt. te doen, op zoo goedt weederom: dervoeghe, debeley- dat het zich aanzien liet, oft zy een' nieuwe ftreng in 't bezonder wilden vlech- äm£en tot ten. EenMiinderlyke wiek in de wonde der gemeine verwydering; en niet te Gm' begaapen voor haar , zonder bet op te fcheuren. Tot fchorfing deezerby» fterheit, en (chifting der ftaande verwarrenifïèn, verzochten de vier Leeden van dit geweft den Prins hun de handt te bieden. Waarop hy, verzelfchapt met zynen broeder Graaf Johan van Nafiau , den neeghenentwintighften van Wintermaant, tot Gent quam, en aldaar met wonderlyk bewys van Baarde welkoomft, bejeeghent werd. Vierenvyftigh toortzen, gedraaghen by de Prins komt vierenvyftigh knaapen der neeringen, lichtten hem toe naa zyn'herbergh . °m orde tt In 't derwaarts gaan, vond hy verfèheyde ftellaadjen opgerecht, totvertoo- fte^en^n ning van leevende beelden, en gerymde reeghelen, flaande op de loop des fi/ tyds en de gloory zyner Doorluchtigheit j der welke, als een gereedfchap des Heemels, de verloffing des vaaderlands werd toegereekent: allesop'tprach- tighfte j zonder eenighe fpaarzaamheit. Ook werd hem, onder weeghe, door een* perfbonaadje getytelt de Maaghdt van Gent, vereert een oopen hart vanloutren gouwde, met dit opfchrift: ßnceritas : dat's Oprechtigheit. Breedt handeld' hy alhier, met de Staaten van dien oordt, en de regeerders der ftadt, opgewilligheittotfchatting, en onderhoudt van goedt verftandt, met d'andre fteeden en Landfchappen. Met een fprak hy voor de gevangen' Hee- ren: men maghtwyflen oftmeternftj gemerkt het voorgaande bedryf, ge- fchaapen, by hen , hervat te worden. Hoe't was, zy raakten alstoenuitde ' hechtenis niet. D'Algemeyne Staaten, verneemende, hoe 't by zommighen noch wankeligh lagh, oft Don Johan voor vyandt te achten ftonde, hadden nu, op den zeevenften der voornoemde maant, ooveral doen verkundi- Don Johan ghen, dat hy, voor zulx by hen, feedertdevreedebreuk, totNaamenont- voor vjam gönnen, gehouden was* ook al zyn' aanhangers voor weederfpannighen tee- verken- ghens't vaaderlandt, en ftraf baar aan lyf en goedt. Ten zelven daaghe, lie- dightizyn* tenzy, op'sKoninx naam, een plakkaat uitgaan, gebiedende alle middelen *an m~ van Don Johans parthylingen t'oopenbaaren, aan te teekenen, én bekom- mf,&ei.. mert te houden: dat niemandt zich vervordren zoude, hem oft den zynen, Ctmml'm- eenighen onderftandt, met raadt, verkuntfchapping, oft toevoer, te doen 5 en gen. Zz 4 don
|
||||
■ 54*- P. C. HÖOFTS'TWAALFDE BOEK
j *>-* den geenen, die, voorzien met eenighe ampten van den Lande, zonder oor*
Vafler ver- lof daaruit vertooghen waaren, t'hunner bedieninge te keeren, ten langfte b'mtenis binnen vyftien däaghen, op peyne van verbeurtenis hunner Staaten, endaar- tuffende enbooven gereekent te worden voor gunftelingen en meedehulpers der Staaten, opftendighen en vyanden ,T Hierop volghde een' vafter verbintenis onder Tunten, £e staaten > neemende de Roomsgezinde en Onroomfche elkander in Vfy et weederzydigh behoedt. Voorts maghtighden zy de Abten van Santé Geer- hamoée truy^s eil Marolles^ den Hartogh van Aarfcho.t en den Baroen van Frefln, Mathias^* om naa Antwerpen, tereyzen,,en den Aartshartooghe, vertoogh te doen af tam- van de voorwaarden, waafop men gezint was, hem d'Opperftadthoudery memen in te ruymen . Die waaren van deezen inhoudt. Zyn Hoogheit zw e er e, van hem den Koning, famt den Algemeynen Staaten , tot behoudenis der Neder lau- ter Landt- fón 3 g€frouw temyn. Gelyken eedt vangetrouwigheit, onder den Opperftadt- V00S] J€i houder zyner Majefleit, zullen doen de Ooverflen van Landtfchappen enfiee- den, daar 'er, volgends de vrydoornen, mooghen weezen, en de gezvoonte meebrengt dat men z' 'er hebbe: ook de Kornellen, Hopluyden, Bevelhebbers, en foldaaten. Al de welke, gelyk meede de Landtvooghdt, .zich verbinden zullen, tot onderhouding der volghende punten, envoorneemelyk tot hether- ßellen van 's Lands vry doornen, gerechtigheeden, en gewoonten, geen' uit- gezonden . 'De Landtvooghdt regeer e met eenen Raadt van Staat, op te rech- ten by d' Algenwyne Staaten, uit de bequaamße inboorlingen, den vaaderlande getrouw en toegedaan. Zyn' Hoogheit zal, 't geen deeze by uitflaghvanflem- men, beßuyten, fiadt grypen laat en j zonder eenighen achterraadt te houden. Zoo eenighe Raads oft andre beampte luyden zich teeghens hunnenplicht ver- hopen , oft met te veel bedienings verlaaden zyn, daar zal men in voor- zien ten verzoeke der zelve Staaten. 'T begeeven der ampten , dat van ouds den Koning toekomt j blyve by zyn' Majefleit: welverflaan dat men haar bidden zal, de zelve te bekleeden met perfoonen daartoe dienftigh: en alle ander vertoogh y beroerende ditftuk, zy uit ge fielt, tot op der br e e de Staa- ten vergaadering, bedongen by den Gentfchen pays. In zaaken van groot be- lang , en die 'tganfche Landt betreffen, zal zyn'Hoogheit zich niets onder- winden, dan by goeddunken en gelieft e der Algemeyne Staat en, jaa zelfs dee- ze zullen alle ß of van gewight, en die y der geweft betreft, als van beeden, van fchattingen, van geit op fret te lichten, van pays en oorlogh, van bondt- genootfchappen met vreemde Vorßen oft volken, en diergelyke, eer zy die af- handelen , den luy den van aanzien, en der gemeente moeten voordraaghen: zynde meer dan reede, dat een yghelyk zeggen hebbe, in 't geen eenen yghely- ken aangaat j voorneemelyk, dewy Id'ouw de vry doornen en landt ze eden zulx vereyfchen. Ook zal zyn' Hoogheit geene plakkaat en, gebooden, oft ordenin- gen maaken, tot invoer vanyet nieuws oft ongewoonlyx, buyten raadt en ver- lof der Algemeyne Staaten, wetlyk daartoe beroepen. Ten kortfle, op alles, waarin men den er f heer des Lands, als Hartogh van Brabandt, verplicht vindt de Staaten van diengewefle te kennen^ heeft ook de Landtvooghdt d'Alge- meine Staaten te hoorem naa dat van degemaghtighden behoorlyk verflagh aan hunne meefters gedaan zal zyn > Alle brieven raakende eenighszins denflaat des Lands, heeft hy den Raade te vertoonen, om die t'ooverweeghen, en befluyt daarop te maaken .• Geene dingen van gelyken naadruk zullen daar verhandelt worden, oft het me eß e de el der Raads heer en zy daarjeeghenwoordigh. Alle bedryf, befluyt, en afveyrding, gefchiedende in dien Raade, zalinfchrift gefielt, en by eenen der Heeren onderteekent worden. Zyn' Hoogheit rechte we e der op, en beveftighe alle ouwde vry doornen, wetten, en gewoonten, die men bewyzen kan gebrooken', bekommert, oft geweldelyk vernietight te weefen-
|
|||
. DER MEDERLANDSCHE HISTORIEN. 5-45*
weezen. 'De gemaghtighden der Algemeyne Staaten zuüen verzaamelt 1 fyf
blyven, tot verrichting hunner zaaken, zoolange alszy zulxdienftigh oor- deelen ■> en de zelve Staaten, fallen tyde mooghen daghvaart houden wen 't hun goedt dunkt. Valt 'er yetvangroot bedenken voor, in eenigh landtfchap, zoo zullen d'andre, ten verzoeke des zelven, moogh>en, jaa moeten vergaadr'en, ponder bevel oft oorlof van den Landtvooghdt te verbeyden. Ookflaa den Staaten van eiken geweße vry , zoo vaaken te verzaamen, als 't hun gelieven zal. 'De Gent f che bevreeding zalmen achtervolghen in al haar e Ie e den -3 zon- der breuk oft kreukt onder wat fchynhet ook waar e: en tot verhoeding aller twifl en zwaarigheeden , die ryzen moghten uit liflighe duydenis, zoo van * 'tpunt der arghernis, als van andre , begreepen in 'tgemelt verdragh, warde 9t uitleggen der zelve gelaat en aan de wettighe zaamening der Algemeyne Staa- ten. De Landtvooghdt hebbe nocht verzoeke andre lyfwacht, dan de Staaten, naa tyds eyfch, zullen noodigh achten. Hy, en die van den Raadt, zullen, by toeflemming der breede Staaten , fiellen den Ooverfle des heyrs, den Ammi- raal, den Opperritmeefter, den Veldtmaarfchalk, de Kom ellen, en alle dierge- lyke Hooftamptluyden van oorlogh. Hy heeft nocht ruyters nocht knechten^buy- ten orde, aan te neemen: nocht, anders dan by weet en wille der Staat en, eeni- ghefteeden te bezetten; die ook alvoore daarop gehoort zullen worden -, 't en waar e by oopenbaaren noodt drang. Geenen Stadt houder zal hy ft e Hen oover ee- nigh Landfchap , buyten goeddunken en toeßandt van de Staaten des zelven : en bezorghen {zoo veel als doenlyk valt) dat die aldaar zyn' woonplaats houde, oftgegoedt zy. In tyde van oorlogh, heeft hy alle zw aar e zaaken te beleyden en uitte voeren, "naa 't verftandt van den krysraadt, hem by te voeghen door d'^Algemeyne Staaten: en zonder voorgaande kennis der zelve, zal ook de krysraadt geen bejluyt mooghen neemen, in dingen die deyi ft andt des Lands betreffen. 'Degemeynepenningen zullen geregeert worden by de voorzeydé Staaten, oft hunne gemaghtighden j blyvende 't bewindt oover de geldt zaa- ken en inkoomften zyner Majefteit in zyn ouwde weezen; om de Koninklyke acht baar heit niet te verkorten: en zoo men bevindt anders te betaamen, zal zulx mooghen vertoont worden, jeeghenwoordelyk, oft ter vergaadr ing der Staaten, te houden volghends 't verding van Gent. De Staaten zullen, zoo 't noodigh valt, d'aanbiedingen hun gedaan van de gebuurlandeu en Vorften w/ooghen aanneemen; zonderling indien men hen met oorlogh aanta/l: en dé Landtvooghdt heeft d'aanveyrdinghen, die reeds gedaan, oft noch te doen zyn, te bekräftigten. Men vervolghe, naar ftrengheit van rechte, de aan- neemer s van w aapenen teeghens de Staaten en't vaader landt, endeaanhan* gers van Don Johan in de laaft e beroerten, zonder den gang derpleytinge, oft het uitvoeren der vonniffen tefchorfen: "doch die weederkeer verzocht hebbent oft bewaarighen kunnen, dat zy misleydt, oft teeghens hunnen dank vervoert zyn, zullen, mits verfchynende binnen zeekren tydt, hun tefteüen door d' Al- gemeyne Staaten, by de zelve, tot zuy vering ontfangen worden, De ßlok* huyzen, begoft af te breeken, en de geene tot het neederwerpen der welke reedÊ verlofgedraaghen is, flechte men voort, zonderyemants teeghenzeggen: met d'andre, die 't Landt eenighzins fchynen te prangen, heeft men te doen *tgeen by de vergaadr ing der Algemeyne Staaten zal verordent worden * Op geené handelingen (uitgezeyt die hier booven vermeit zyn) zalmen onderzoek doen $ maar de zelve verfmoort laat en in de vergeet enis, bedongen by den Gentfc hen pays. D'Aarts har togh zal beaangenaamen en handt haaven, Zonder eenigh weederftreeven, alles wat 5 fint het vertrek van Don Johan op 't Slot van Naamen, by d'Algemeyne Staat en gekeurt ^ befloot en, en ver richt ü: en zyn* Majefteit gebeeden worden $ dat haar gelieve desgelyx te doen. De Aartshar^ |
||||
Sfo P.C.HOOFT5 TWAALFDE BOEK DER NEDERL.HIST.
1S77' togh zalvlyt aanwenden, by den Kaizar zynen broeder ■> d?andre Keur en
Vorflen des heylighen Ryx, teneynde zy den Koning beweeghen, dat hy den
heer ^Donjohan, op 't fpoedighfle uitden Lande doevertrekken, met oover-
leevring der plaat zen by hemgehouden. Hy neeme ^geduur ende zyn bewindt,
geene vremdelingen onder zyn hofgefin aan 5 booven de metgebraghte, ofte die,
by lafl brief der Staaten, tot dienfl van zynen lyve zullen verordent worden:
geen der welke zich heeft te bemoeyen met de regeeringe $ oftnaa amptente
flaan, die der zelve aankleeven. En ingeval d'Aarts har togh eenigh deezer
punten komt foovertreeden, oft te kneuzen; zoo verklaar en de Staaten ernfie-
lyk van nu af y dat zy zullen ontflaaghen zyn van allegehoorzaamheitfhem-
waarts -, en zich mooghen waapenen tot wettighen weederflandt, indien hy
pooght hen met geweldt te dwingen, zonder f hunner vermaaninge.de quetzing
Die wer- gebeetert te hebben. Deeze voorwaarden (" hoe zeer zy hem beperkten, en op
enbjr hem 't gladde Helden ) werden nochtans by Mathias in bedenken, en thans aan-
anvepu genoomen 3 met dankzegging voor de eere hem toegedraaghen >
|
|||||
P. C. HOOFTS
|
|||||
■^—"™~~™
|
||||||||||||||
■■■^■■"■■■i
|
||||||||||||||
m
|
||||||||||||||
P. C. HOOFTS
NEDERLANDSCHE
|
||||||||||||||
TORIEN
|
||||||||||||||
DERTIENDE BOEK.
L Ebbende 't beroep des Aartshartoghen nu zyn volle
ï| beilagh -, zoo druyfte Brufïèl van drokheit, met op- ' 1 rechten.van toonneelen en triomfbooghen, klaarmaa- ken van waapenen, endiergelyk toeruften t'zyner in- hulding. Maar men leyd''er in beraadt, naardienden Opperlandtvooghde ook het bezonder gezagh oover Brabandt plagh bevoolen te zyn, oft men den Prins daarafniet hadde te verlaaten. Doch, acht genoomen op zyn. uitmunten in kloekheit, ervaarenis, en be- proefde trouwe i en om den volke, zoo vuurighlykt'hemwaartsgezint, te believen -, gedroeghen de meefte ftemmen, dat hy in 't zelffte bewindt bleeve, zoo lang de ruil: des Lands niet bet verzeekert, nocht andre orde, bydebree- de Staaten, volgends den Gentfchen pays, geraamt waar. Des hadde zyn' Doorluchtigheit in Brabandt, gelyk andre Stadthouders elders, den Alge- meynen Landtvooghde te gehoorzaamen -, en naa te koomen haare beloften ? gedaan aan de gezanten, by de welke zy uit Hoilandt ontbooden was. Dit werd beflooten, den achtften van Louwmaandt desjaars vyftienhondert acht- entzeeventigh : jaa daarenbooven , den Aartshartogh te verzoeken, dat hem ten aanzien zyner jonkheit, geliefde Oranje, tot zynen Stadthouder oo- ver al de geweften, te kiezen. Op den achtienden der gemelde maandt, be- gaf zich Mathias, met den Prinfe, den Graave van Swartzenburgh afgezon- den van den Kaizar, Graave Johan van Naflauw , en andre voortreflyke Heeren, van Antwerpen naaBruflB, en werd'erop'tprachtighfteontran- gen. Ten tweeden daaghe hiernaa, zwoer de Prins, in by weezen der Alge- mëyne Staaten, aan handen des Kanzelers van Brabandt, dat Hartoghdoom teregeeren, naar luydt van'sKoninx blyde inkoomft, naar't Gentiche ver- dragh, en zynen toezeg hierbooven geroert > en dat als Stadthouder: fchy- nende nu langer 'tfpeelen met den naamRuwaart niet zoo veel om'tlyf te hebben. 'T verding gemaakt met den Aartshartoghe, werd op den zei ven morghen, van den Stadthuyze, afgeleezen en voorts by hem bezwooren. De Prins, daarnaa, verzocht zynde by zyn'Hoogheit tot haaren Algemeynen Stadthouder, aanveirdde dat ampt, en deed'er zynen eedt op. Onder dus- daane beezigheeden te Hoove, werd het ftuk der oorlooghe niet eeven hittigh gedreeven. De Graaf van Hohenloo, niettemin, was in Wynmaandt leit- leeden, met twaalf vendelen knechten, en hondertvyftigh ruyters, voor Roermonde gekoomen: alwaar, onder Polwyler, zich drie vendels binnen, twee in de voorftadt, en alle vyf voor Don Johan, hielden. Maar Hohenloo, quaalyk ingevolght ( zoo hy klaaghde) by die van Gelderlandt, had niet bezonders meer kunnen uitrechten, dan de ftadt te benauwen met zes oft zee- ven blokhuyzen, Waar door zy nochtans gefchaapen was te zwichten > hadd' haar
|
||||||||||||||
1578.
|
||||||||||||||
Mathiai
tot BrußU ontfangen* Be Prins
doet eedt, als Stadt- houder 00' Ver Bra- bandt. Mathias
als Landt* vooghdt. En de
Prins wort by hem, tot zynen Al- gemeynen StadthoH- dergekpo- ren. Hohenioti
voor Roer* monde* |
||||||||||||||
ffi P- C. HOOFTS DERTIENDE BOEK
15-78. haar Don Johan den heer vart Hierges, ért den Kornel Mondragon niet tot
byftandt gezonden , met een' goede zeenuw oudt en geöeffent krysvolx . Wort be- 'T welk de Hohenloofchen deed op, en aan ginszyde der Maaze trekken, noodight naa een' fchans Tolen genaamt -, den derden van Louwmaandt. De ibldaaten op te trek? der ftadt, gemoedigbt door Hierges aankoomft, waanden de Staatfchen, als ^n' veroovert van anxt, voorts te verjaaghen, zonder hem deel aan die eerete gunnen: te meer mits zy verkundfchapt waaren, dat men, 'sdaaghstevoore, vier vendels, tot bezetting der naafte fteeden, uit de fchans gelchikt had. Dan zy lieten zich ichandelyk afilaan, enanderhalfhondertdoodenopdeplaats. Ontrent een uur daarnaa, vericheenen de hulptroepen: en de fchermutzing aangehecht duurde tot den aavondt toe •■, met verlies ter een' en andre, doch \ meeft ter Spaanfche zy de. De fchanfelingen echter, erduchtende beknipt te worden, ontruymden 's nachts de vefting. Die van Gelder naamen, doch zeerongeyrne, twee vendels in, en daarnaa een derde. Die van Venloo waaren noch harder in 't weygheren, maar werden endtlyk, door Hohenloo, beweeght tot ontfank eenigher vendelen; en verklaarden Don Johan vyandt. De benden van Hierges en Mondragon, hebbende, tot den neeghenden van Louwmaandt, onder Roermonde geleeghen, en 't zelve, thans ook Waardt inBrabandt, gefpyft en wel bezet,-tooghen naa't Landt van Lirnburgh > al- zoo zy verftonden, dat eenigh hun volk, ontrent Naamen, gevaar liep van verraft te worden by de Staatfchen. Deeze, eevenwel, bedreeven ook wey- nigh in dien hoek: uitgezeytdatzyBovignes, een fteedeken op de Maaze, by verdragh, en't Slot van Difpontin ftormender handt, in kreeghen. In Hollandt, was by de Staaten van dien oordt, en de Zeeuwfche, d'ooverfte Diedrigh Sonoy gelaft, d'Amfterdammers, booven defchanfèn en fcheepen, om en voor hunne ftadt leggende, noch bet, en zulx te prangen, dat'er niets Amßer- in oft uit moghte, zonder zyn' weet en geliefte. Sonoy, derhalven, lee- dam, door gherde zich in't Kartuyzers kloofter, in't Leeprooshuys,en opverfcheyde Sonoy, be- paaden: gelyk 'er 't platte landt te laagh, en 's winters meeft al plas leyt. De mauwt. Regeerders fchreeven hem, "met vraaghen wie en wat hem daartoe porde; ge- merkt zy hunne gemaghtighden tot Delft, en den handel der voldoening her- vat, hadden. Hy antwoordde beleefdelyk, dat het door bevel der Staaten gelchiedde ■> geenszins ter oevle meening , maar om te verhoeden 't geen d'algemeine vyandt, tot naadeel des Lands , op de ftadt zouw willen voor- iieemen •, en beloofde hunne booden,, die zy verzochten naa Delft te moo- ghen zeynden , veyligh oover en weeder te helpen. Daar waaren niette- min reeds eenighe (cheuten in en uitwaarts gegaan : geevende elk den an- dre de fchuldt der eerfte daatlykheit. En degemaakteheusheitkongeenen duur hebben , onder parthyen daar kleene plaats tuften beyde en de grondt zooquaadt was. Dies, als men daaghelyx ten vinnighfte uitvoer, met trof- fen , fchelden, dreyghen , deed d'Ooverfte de zoutkeeten in neemen, en een' fchans op den Haarlemmer dyk werpen. Waarteeghens de verweer- ders eenen moolen dicht aan ftadt in , en met handbuflèn de bewaarders der fchanfè en andren te quellen , naamen. Deeze beeten weederom van zich : der maate, dat, aan beyde de zyden, te mets bloedftorting en doo- den vielen . Dit deed de poorters gruwen , en wel tuften drie en vier- hundert perfbonen na't leegher vlieden: die altzaamen , onverkort aan lyf en goedt, by Sonoy werden deurgelaaten, volghends 't onthiet van zyn' meefters. Men ftrooyde voorts den roep, dat, zoo 't verdragh bleef haape- ren; de ftadt met geweldt ftond'aan te taften : en te dien eynde voorraadt van fchut,kruydt, koeghels, en groot volk onder den Graaf van Hohenloo verzorght werd. In dus een' geleeghenheit, quaamen haare gemaghtighden van
|
||||
DER NEDEFLLANDSëHE HISTORIEN. ffj
van Delft te huys , on vol voerder boodfchap j doch met een beftandt van ifySi
zes daaghen , te eyndighen met den eerften van Sprokkelmaandt: tee- Befiandi g-hens den welken zy , met naader bericht , in den Haaghe verfchynen *M**r zouden. Immiddels had men zich, niet van vechten alleen, maar ook van vm tw alle fpyt- en terghwoorden te fpeinen : en zoude zoo wel den uitgeweeke- daa&"e7n nen als inwoonderen , geeftlyk en weyrlyk , vry ftaan , hunne goedren3 perfoonen, en huysgezinnen uit der ftadt te lichten : gelyk 3 by de Staa- ten , den uitgeweekenen, des begeerénde, veroorloft werd, daar in tekee- ren. Sonoy, nochtans, voer eeven zeer voort, met de beichanfing. Waar- oover die van binnen hem ontbooden , dat hy zulx liete 5 zich ook buy- ten. hun gefchut hielde, wild' hy niet als vyandt bejeeghent weezen; Ge- duurende dit bedryf, kreeghen d'Algemeine Staaten een' trooftlyke tyding uitEngelandt: teweeten , hoe die Koningin ooverboodigh was, hun haar geloof, en dat van de Londfche burghery te verftrekken, tot opneeming van Gelooft^ ïiondertduyzent ponden ftedinx j mits dat etlyke fteeden vanNederlandt,^^,;" by haar te noemen , by bond tbrief beloofden , dielomme , binnen 's jaars ^aJ" af te leggen. Ook troffen hunne gezanten Havrech en Meetkerke 3 met vevftyeu haare Majefteit, op den zeevenden van Louwmaandt , een verding van door de En- deezen inhoudt. ^De Koningin zal den Staaten dnyzent ruyters $ en vyf gelfihe Ko- duyzent knechten te hulp zeynden: des hebben , drie maanden naa de in- nm!Lm > m fcheeping der zelve , de Staaten hunne foldy , neevens 't verfchot, te be- verdra&^ taaien , binnen Londen j en hen kofieloos , ten eynde des kryghs, weeder met ,ar in Engelandt te keveren. 'D'Qoverfie deezer troepen zy een inboorling dies * Ryx , en hebbe zitting in den Raade van Staate. Zonder met hem oft met haare Majeflfit te raadspleeghen , voerde , in ge ene zaaken van pais , oft oorlogh, yets beflooten. Geen verbondt zullen de Staat en met yemandt aan- gaan , oft zygeev' 'er haar* ßem toe, en warde daarin, zoo't haar behaaghti ver vaat. Indien yet vyantlyx teeghens de Koningin * oft Engelf che kroon* onder wat dexel het zy, wort voorgenoomen , de Staaten zullen 't weeren •> naar hun befie vermooghen 5 en haar gelyken byßandt doen , op de zelffte voorwaarden. Ryfl 'er eenigh gefchil onder de Staaten , dat warde ver' hleeven aan haare Majefieit. Wort zy benoodight, een' vloot teeghens haa- re vyanden toe te rußen , zoo zullen de Staaten haar veertigh fcheepen by- zetten , van veert igh laßen 't minfle * en alle wel voorzien van krys- en bootsvolk , van waapening en lyftoght j om tefiaan onder haaren Ammiraali doch f haar der koß e. De Staaten hebben geen'Engelfchen in Ne er landt te didden , die , by haare Majefieit voor weerfpanüngen zullen verklaart zyn. Is't dat zy vree de met den Spanjaardtmaaken, zoo ftaat hun te ver- zorghen, dat de e ze punten, oft zulke der zelve als de Koningin zalgoedfr vinden , by hem beveflight warden. De fchalke mannin , voorts , wel afziende aan wat opipraak dit onderworpen zouw zyn , veyrdighde , den heer Thomas Wilkes af, naa Spanje , om haar woordt te doen , in dee-" Engelfib zer maniere. Naardien d'onruflighe geeft en j groeyende by twifl tuffen Vor- Se?Lant $ fien gefiookt, haarder achtbaar heit een' aaverechtfche neep moghten gee- sPanJe* ven , als oft zy 't vuur in Nederlandt opblieze 5 zoo verzocht zy eerftlyk den Koning en zyne Stadt houders oover dien oordt 5 zich f erinneren , hoe dikwyls en ernflvrundelyk zy hun , d'eüenden van dien Lande, te voo« ren gefpelt had: daarnaa , haare vlyt, en d'e ene bezending op d'andre, aan den 'Prins van Oranje en de Staaten, om 't zelve geweft te her houden* toen't voor baar igh ten afval was, Jaa, als men haar een deel dier oover- ryke Landtfchappen in eygendoom opdroegh , had zy ze zoo trouwhartigh gheweyghert in enkle befcherming te neemen* Ten laafie hoe milddaadelyk Aaa had
|
||||
W P. C. HOOFTS DERTIENDE BOEK
1578. hadzy) onlanx, toen't'er feenenmaalefcheen omgekomen-, de Staaten met
gelde gerieft, op dat zy zich, uit wanhoop, niet in uithéemfche armen, en den jong ft en pais handel om verre, wierpen ? En zy verklaarde hoogh en hey- lighlyk, hoe zy, beright zynde dat Oranje de vreede affloegh, hem, niet alleen vermaant-» maargedreyght had j 'twelk zoo veel was als gebooden die f om- helzen . Oft dus een doen quaalyk oover een quaame met het gemoedt eener Chriftlyke Vorfiinne , yverigh naa ruft en verdienß op den Koning haaren bondtgenoot, gafzy den zelve en alle Chriftene mooghenheeden te oordeelen. Tot flijfing der oorloghe-, en vefting zynsgezaghs, ried zy hem, den Neder- landren zyn' ouwde genaade te oopenen , hunne vrydoornen weeder op te rechten , de punten van 't laafte verdragh f onderhouden , ee?ien andren Landtvooghdt van zynen bloede te ft ellen . Om hiertoe te koomen , diende T)on Johan van daar geroepen, dien de onver zoenlyke haat der Staaten nem- mermeer vertrouwen kon: wiensftuykhandel ook, en ge brouw met de Schot f che Koningin-, f oover uitzvees watgevaarlykheeden uit dien hoek-, zoo lang hy daar regeerde, der Engelfche te verwachten ftonden. Als nu bekende zy rondelyk, datzy, ziende 'tgroot volk byhem geworven , en zoo veel Fr anfche benden op de been, den Staaten, om Neêrlandt uit vreemde handen en Engelandt buyten noodt te houden, hulp toegezeyt had-, op belofte 9 van hwinen heer e gehoorzaam te blyven, en niet nieuws ten Godsdienfte in te voeren. Inge- val van bemerken, dat de Koning niet hier toe, dan ge zint waar die erb ar m- lyke Landtfchappen , als kryswinft , met vertreeding hunner gerechtig- heeden-t in flaaverny te brengen, zouw zy niet kunnen laaten, de befcher- ming haar der naabuuren en haar' eyghe veyligheit te betrachten. Vergaat en, daar ent eeghen , de Staaten hunne beloften , oft trouwe ten Koning, zoo wilde zy daatelyk teeghens hen haare waapenen wenden . Onzoet in 't oor luydden Philips deeze reeden, Wel weetende , nochtans , wat Elifabeth vermoght, in'tfchiften oft meervleehten der Nederlandtfche verwarreni£ lèn j ook wat laaghen Don Johan haar geleyt had 3 verbeet hy zich, en be- geerd' op haar, dat zy de goede handt aan 't werk der vreede, en voor ver- ziert hielde , 't geen teeghens den plicht zyner vrundfchap t'haarwaarts wierd' uitgeftrooyt . In geenen gelyken dwang had Don Johan zyn' hars- toghten . Booven 't verwerpen van waapenfchoriing' en 't behulp der Ko- lt» ander ninginne midlerwyl tot den pays , dreef hy haaren gezante Leyton , die by Don zulx voorftelde , bruskelyk toe , dat hy met Engelfchen , Franibyièn, johan. nocht Kaizar, yets te fchaffen had-, jaa dreyghde, zoo dees den Aartsher- tooghe byfïandt boode, hem den Turk op den halze te fchennen; vermat zich, Mathias en de Landtzaaten oover eene kam te icheeren, en hem in kort tot Brufïèl te verneftelen. Tot dus een' onbefchoftheit toe , verhief zich 't windigh hart, op 't geweldt dat hy te hoop had, en daaghelyx verwachtte. De P«»^Wan.t d'ouwde Regementen van Italiaanen en Spanjaarden waaren nu in Xv?on%l- 'c^eegner gekoomen , met Alexander Farneeze, Prins van Parma, voor hanZkol"- zvnen Stadthouder oover 't heyr . Graaf Kaarel van Mansveldt, gevolght men. * van een ^eel Franfbyzen, die hy in den krygh daar te lande beleydt had, Sterktevan zouw 'er veel meer meê gebraght hebben , waar 't hun van dien Koning, ten 't spaan- verzoeke der Neêrlandfche Staaten , niet verbooden geweefl:. DeHoogh- fcbe heir. duytfchen en Borgonjers quaamen meedc vaft aan. En hy telde reeds vierduy- zent Spaanfche, eevenveel Franiche, vyfduyfènt Duytfèhe, achtentwintigh hondert Waliche knechten , neevens die van de regementen van Meghen en Floyon, gefchat op vierduyzent; twee duyzent zoo Spaanfche als Albanoy- fche, vyfhondertFranfcheruyters: onbegreepen, daaronder, de Duytfchen en andren, die noch etlyke fteeden in , en zyn 'parthy getrouwt hadden. Doch
|
||||
DEït NËDÈRLAiSfDSCHE HISTORIEN. fff
Doch die 't wel weeten,,wil, zey t by den Prins van Parma aangeteekent te zyn, 1578. dat het voetvolk, in monftering geen achtienduyzent haaien moght. Ge- tooghen , met deeze krachten, uit den Lande van Luxemburgh, in *t Graaf- Bat komt fchap Naamen > deed hy, op den vyventwintighßen van Louwmaandti in'tlandt een'verklaaring, in Franfchen, Hoogh-enNéderduytfchendruk, uitgaan« vanNaa- Oppronkende zyn voorneemen j vorderd' hy toevoer van alle plaatfen j zon- mem derling van de geeftlykheyt, als in een oorlogh haartegunft aangevangen: beloofde, dengeenen, die zich veyrdighlyk onder hem begeevenzouden, 'sKoninx genaade, hunne goedren, ampten ëii vrydoornen j d'ooverloo- pers wel t'örithaalen j de ftilzitters voor vrienden, den huysman onbelaft te houden. Te vooren had hy aan den Kaizar geichikt, klaagheride oover de herwaartskoomfl des Aardtshartooghen > ende die Majefteyt zich ontfchul- dight. Nu zond hy anderwerfs den Markgraaf van Varrabon, aan 't zelfftë en andre Hooven van Hooghduytslandt, om te verzoeken, dat men de on t- fchuldt met eenigh bewys wilde waar maaken, en den Staaten geene, maar hem alleen, lichting van krysvolk in'tRyk gunnen. Daar Donjohanhet dus aanbond, ging de toerufting der Staaten noch niet dan voet voorvoet, slappe Deeze zoo fhood een' traagheit quam toe, by 't haapren van befluy t $ in die voomorgB meenighte van hoofden: kunnende veele zich de verzoening met den Ko- "er StM" ning ten volle niet ontgeeven -, te min, mitshy, in't laaft des voorleeden ten' jaars, met antwoordt op hunne brieven des vierentwintighften van Öeft- en achtften van Herfftmaandt, had afgeveirdightjohan van Noircarmes, Ba~ roen van Seiles, en Steehouder oover zyn'lyfichutten, die nu voorhanden was. Dies dreef'er een goedt deel, dat men maar behoorde oft behoefde af- keerenden krygh te voeren. Ende wat de Prins hierteeghen vertoonde, dat men moeft voortvaaren, en zich in ftandt van aanvechten (lellen 5 gemerkt de meefte oorlooghen met vroegher op zyn gewonnen werden, en veel lich- ter viel den ongereeden vyandt, van de grenzen, dan thans zyn' volgroeyde krachten uit het harte des Lands te verjaaghen$ hy vond kleen gehoor, en 't kleenfb by de grootften, die , verrukt van nydt en naaryver, al wat hy bouwde, onderdolven. De fchaarsheit van gelde, hoewel zy 't gereezen had- den , was ook geen kleen verlet -} en 't inwillighen der fchattingen quam lank- zaam by. Wordende nu verkundfehapt, hoe de vyandt genaakte, «oover- woegh men, oft het heyr, geleeghert ontrent Naamen, hem te verwachten > en ftrydt te keveren had. d'Aartshartogh en de Prins verftonden geenen flagh te waaghen , maar de kanfè te ftaaken , tot dat men, met de wervingen van Duy tslandt, gefterkt wierd. Te weeten-, al was 't getal van vechters haait eeven ter weederzyden; hebbende de Staaten der onlanx zeeventienduyzent gemon- ftert, en fèedert noch aanwas van ontrent drieduyzent gekreeghen; hun verlch geraapt'en ongeöeffent Volk ftond , by dieouwde en afgerichte benden der Spaanfèhen, in deughd niet te gel?ken. .Men laftte derhalverl den Veldtmaar^ ièhalke Goignies, op wien, in 't afweezen van d'andre hoofden des leeghers 9 de opperzorgh freunde, 't zelve zoetlyk te lichten $ en in vereyfehte orde > iiaa Brabandt af te zakken . 'T gebeurde korts hiernaa $ dat DonJohan, ter fcher- mutling teeghens de Staatfchen, tweeduyzent mannen uitzond 3 die, hoewel gedrongen te deyzen, nochtans twee gevangens wegh ileepten. Dit bedryfj kleyn van voore, dfoegh eeri dapper gevolgh achter op j en leerde wat 'er leyt aan 't heelert van 't geen een Veltheer in den zin heeft. Want de gevan- gens, ondervraaght j melden 't onthiet dat de Maarfèbalk had. Zy beken* denmeede, hoe de Graaf van Lalaing> de Burghgraaf van Gent, de heer van La Motte, Ooverften van't voetvolk, van de ruyters, van't gelchut$ en verfcheyden' andre gezaghhebbers van der handt waaren 5 zomniighe tér Aaa % bray-
|
||||
J56 P. C. HOOFTS DERTIENDE BOEK
15-78. bruyloft desheeren van Berzeele met de Markgraavinne vanBerghen j an^
dre elders, dien 't ongemak en de winter verveelde. 'T welk met het ver- flagh derfpieden 00 ver een quam , die zoo grof een verzuym voor ontrouw • wilden doen aanzien. Donjohan , oordeeJende hieruit datdevreez inde Staatïchen , en de geleeghenheit ryp was , dacht hun , in 't aftrekken, aan de ftaart te tornen , en ten minfte zulx op de hakken te zitten , dat de hertredt fchyn van vlucht hadde. Ook brandde zyn volk om aan den man BuUevan te gaan : te meer, mifïchien , om dat de Paus , by bulle van denachtien- denPaus, ^Gn jeezes jaars ^ indien zy eevenwel, oft de tyding daaraf, dus vroegh cm on -n >t jeeg{ier geWeeft is} hun volle vergiffenis van zonden beloofde , eens volk te *n hun leeven > m^ts dat ZY' t'eenen daaghe by hen te kiezen , ter biegh- moedi- te en ten aavondtmaale zouden koomen; en eens in de (tonde hunner doodt. ghen* Zeeker Gregorius de dertiende , toonde zich zeer geneeghen tot vergroo- ting van Donjohan , oft uit bezondre beweeghenis , oft uit inzight gemeen allen Pauzen, dien 'traadzaamer dunkt met fty ving der zwakke Vorften de mooghentheeden des geiplitften Chriftendooms in weederwicht te hou- den , dan d'een oft d'and re te zwaar te laaten worden , met vreeze van fchier oft morghen t'haarder genaade te moeten ftaan. Wyders , met het Der Staa- krieken des Jaaften van Louwmaant, begon Goignies , van het dorp lant ten leegher jyfal-tvn ? cjaar }-,y ]agh } 0p te breeken , bernende de hutten , en flaande op reent op. ^g^ llaa Gemblours ; werwaarts hy, al voor dagh, 'tzwaarftegefchut ge- zonden had. Heeren , Emanuel van Montigny , en Willem van Heze voerden, tot voortoght, naa de delvers, hunne regementen, beheynt, ter zyde, met de lichte paarden van Villers enFremoy. De middeltroep, be- ftaande uit het Walfchen'tHooghduytfchregement, met dertien vendelen Schotten, en een deel Engehchen onder den Kornel Balfour, was den Graave van Boflii, en den heere van Champaigney bevoolen ■, enjdekte van alle kan- ten de pakkaadje en etlyke veldtftukken. De hinderhoede hielden d'oudfte Egmondt en Lumey, met hunne regementen, lamt eenen hoop Franfbyzen, en zommighe Schotten : hebbende tot vleughels eenighe uitgekoore Kor- netten , beleydt by den Markgraaf van Havrech en den Leeghermaarfchalk zelf* tot rug, de kraft der ruyterye, met de volharnasden achter aan, om Donjohan 'svyandsindruk teftuyten. Donjohan Icheydde immers zoo tydtlyk, en vervoight noch by donker, van Naamen. Hy had Antonio Olivera, en Fernando de staat- Acofta voor uit gefchikt, met etlyke vaanen paarden en voetvolx, om de wee- ftben. g|ien} en wouden daarneevens, te doorfpieden, en te bezetten, tot vey- lighing zyner aftoght, oft hy daartoe benoodight wierd': en liet eenighe benden, onder Graaf Karel vanMansveldt, aan den oever der Maaze, om afmeê van toevoer te beletten. Met het gros des heyrs maakte hy gang* indeezer voeghe. 'T voorhooft vormden de roerruyters , gevolght, met yetwat tuilenfcheyds , van de fpeerelingen en thans van de volharnasden5 al- tzaamen beftiert by O&avio Gonzaga Ooverfte der lichte paarden. De Ritmeefters gaaven acht op hunne Kornetten : zommighe draafden voor uit, met kleene drommen van de veyrdighfte . Het midde befloeghen twee vierkantighe fchaaren , meeft van HooghduytfcheenSpaanicheipiet- lèn te voet j treedende de Kornellen hunnen regementen voor. Op deeze paften Don Johan , en de Prins van Parma, verzelfchapt met de ly f bende onder een* gekruyften ftandaart, waarin gefchreeven ftond , In hocfigno vici Turcas ,. in hoc htereticos vincam : In dit teeken verwon ik de 'Tur- ken , in dit zal ik de ketters verwinnen. De laafte hoop was een Wallch re- gement, meede vierkantigh , beftuwt met Waaghens en pakken , en de Borgoenfche fchutten te paarde hiertufïèn. Donjohan, kryghende de Staat- fchen |
||||
/
|
||||
DER NEDERLANDSCHE HISTORIEN. m
fchen in't oogh, las ontrent zeshondert Ipeeren en roers uit de ruyteryei uit 1^78.
de knechten, duyzent pieken en mosketten. Van dit volk, tzaamgefchikt en in tween gedeelt, gaf hydeeene helft aan Mondragon, omby Parma te bly ven: d'andre aan Gonzaga, met laft om den vyandt van achtre te beltoo- ken, zonder lichtelyk 'theele heyr tot omkeer te terghen, eerhyzelf, met Parma, endereftvan 'tzyne, daar by waar. Gonzaga, zich in'teerft hier naar richtende, quelde dïüterfte ileep met gebrooke fchermutfingen: en zien- ' de Pier'Antonio Perotti van Sallb Ferrato, die te dien daaghe de kornet van Camillo del Monte leydde, zulx aandringen , dat hy gefchaapen was, deganfche maght der Staatfchen t'ontyde op zynen hals te haaien, ontbood hem , ftrax t'ontmengelen , en zich zelven en de ruyters in geen' waagh- fchaal te ftellen. Maar Perotti, gemerkt dit onthiet trotslyk gedaan werd, belghde zich des , alstwyfels aan zyn' vroomheit, en beval den boode deur te gaan, en Gonzaga te zeggen; dat hy noyt in 'tflryden den rug gekeert had-, kon het ook > alwaar 't zyn wil, nu met doen. Zeeker eenonvertfaaghten ooverftreng man was deeze Pier' Antonio -, tot zoo verre , dathy , om de meenighvuldighe proeven zyner uitmuntende dapperheit, naamaals den naam Heldt, oft Paladyn van Italië kreegh. Ter zyde van de fchermutfende troepen, liep een wegh, diep van flyk en waater, zoo dat het bet een graft ge- geleek: om welken te fchuwen de Staatfchen een engpadthielden. Deeze onbequaamheit der plaatze, oft haaft om voort te raaken, verward' hen; als de Prins van Parma quam aanryden, en zelfkennis neemen wat'er omging i naa dat hem Don Johan al een'wyl op gehouden had, als zyns behoevende, tot het fchaaren en afveirdighen der hulptroepen. Farneze dan ( want hy fchepte uit het haapren en zwieren der ipeeren door elkandre, dat zy 'tfpoor byfter waaren) lpringt op een min vermoeytros, een van twee die Camillo del Monte tot toeverlaat had meêgenoomen •, vat flux de lans in de vuyft -, en aamende oorlogh ten ooghen en aanfchyn uit, zeyt tot zynen waa- pendraagher j Loopt den heer e IJon Johan boodfchappen, dat Alexander> gedachtigh der ouwde Roomfche manhaftigheit, zich gaat inde laaghte be~ ge even, om, met Gods hulp en de fortuyn des huys van Ooflenryk , heeden een' wiffe en weldïghezeeghe tehehaaien. TefFens vertoont hy den andren ontrent hem, wat voordeel het hun zyn zouw, zoozy, een weenigh voort- gereeden , zich oover dien diepen wegh en op de zyde des ontordenden vyands wierpen. Welke voorgang in vuurigheit de reft der Ooverfren, als Barnardin van Mendoza , Jan Babtifta del Monte , Ferdinand van Tole- do , Martinengo , Chevreaux , Mondragon, en andren ontfonkte. Dus vertelt het Famianus Strada , die zonderlinge kundfehap in 't hof te Par- ma gehadt heeft, en zeer tot lof van dien Prinfè geneeghen is. Doch ver- dient zyn' eedelhartigheit zulx : en valt het voorverhaalde niet vreemdt te gelooven van haar : koomende , vericheyde fchryvers ., daarin , oover een , dat hy den zwaarften aanval deed. Gevoeght met de paarden van Mutio Pagano , die d'eerfte Kornet van Mondragons troep mende, waaghd' hy , welgevolght van de vroomften , het daalen in de holte. Ee- nighen hadden 't quaadt om weeder op te koomen, en bleeven wat achter: 'tmeefte deel raakte geluklcelyk oover , en vond 'erveïdrom veyrtte maa- ken. Hier hielden zy ftal, d'een den andre moedt infpreekende 5 drom- den zich te zaamen, en lynden de geleeden af. Toen aan'f rennen 5 Alexan- Slagbvan der in 't voorfte $ en fpatten zy dwars t'hunner weederparthy' in. Daar- Gm~ op zet »Gonzaga van achtre toe , met zyn' eerfte fchaaren , en friflche, Wmrs. hem, van Don Johan, te fteun gezonden. Dit gefchach met zulk een'fel- heit j dat de Staatfche ruyter dacht de hielen te toonen , zonder fteek oft Aaa 2 flagh
1
|
||||
■77* P. C. HOOFTS DERTIENDE BOEK
1778. flagh te verwachten j 't en waar de Hooftluyden met aanmaanen en drey«
ghen, de koenften met t'fchrapftaan en befchaaming, de vlucht herhouden hadden. Maar geen' beftendigheit veftte zich in d'eens verbaasde borften, die hun alreeds de neêrlaagh tuyghden: en, als het tot een klemmen quam , rukken zy om, en ftorten, met loflen toom, op hun eyghen voetvolk. Dit, jXeerUagh zonderling 't achterfte, dat den eerften en zwaarften aanftoot leed, alzooge- der staat- fcheurt, en een groot deel vertrapt , (pynende zich Goignies te vergeefs hen fchen, weeder in verbandt te brengen ) werd met kleene moeyte , door 's Koninx paarden , die welhaaftvan denaajaght keerden , voortooverrompelt. De grootheit der moordt zouw noch grooter geweeft zyn, hadd' het aan geen' flaghters ontbrooken , en Don Johan de reft des heyrs by den werke gehadt. Want, die 't uitvoerden, waaren in den aanvank booven zeshondertniet, nocht in 't eyndt booven tien oft twaalf hondert ruy ters. Ook verlooren zy maar acht oft tien van de hunnen: de Staatfchen ten minfte zesduyzent ( an~ dren roepen van acht, jaa van tienduyzent) mannen, doodt oft gevangen, dertigh vendels , vier kornetten , all'hunne veldtftukken , enmeeft al den tros. Ende dit werd befchikt in anderhalfuur. Den Leeghermaarfchalk, zelfgegreepen, neevensdeheeren van Hevreen Baljoulgebroeders, enetly- ke andren van aadel, braght men by Don Johan -, voor wien hy afzat, om hem de handen te kullen. 'T welk Don Johan gehenghde > dan dreef hem toe: Dit dien' u tot een' les, hoe Godt gewoon is te ßraffen, die zich teeghens zy- nen dienfi , en hunnen Landsheer verzetten. Ik heb uit perfbnaadjen van treflyken aanzien en geloofwaardigheit, dat wylen deStaatfcheRitmeefter Waagheman, oor-en ooghtuygh, als te dier tydt gevangen geweeft in d'eer- fte handtgemeenfchap, plagh te vertellen, hoe een van 's vyands Ooverften te paarde, toen'tNeêrlandfchheyrnugeflooptwas, en Don Johan zich voorts deed om te treffen, hem quam tegemoet voeren; Wat dunktuwer Hoogheit? hebikmynu nietwel ge que et en •> enverbeetert hetgeene, waarooverzymyon- lanx , hoewel fmyner onfchuldt, fcheldigh viel? 'T welk Don Johan in 't goede nam, jaa hy ftreeld'hem metminlyke aanfpraak, loovendegrootlyx 'Een deel zyn oordeel en kloekmoedigheit. Aan den Landtaardt en naam vandeezen der wlve bevelhebber wort getwyfelt; doch gemeynt dat hy een Spanjaardt, en van den fielt tich huyze Mendoza, geweeft zy. Wyders, de Koningfchen, aangetooghen tot ter weer, ^ Gemblours , vonden aldaar den heer van Montigny en den Kornel Bal- onderGem- four ^ ^ met d'ontloope paarden, en 't ooverfchot der voortoght, zich ftel- tnaer 'wort ^en om weer te bieden, uit eenighe boomgaarden, onder gunft van de veften. haaß ver~ Maareen hoop onervaaren volx, dien de vlucht noch door deleeden reed, dreeven. lagh verr' in moede te laagh, by die ftrydbaare benden, forfer veel door 't geluk ende hitte der zeeghe. Diesbezeften de hoofden haaft, dat zy verlooren ar- beydt deeden; en vielen aan 't vlieden, den wegh naa Bmflèl op, met de meefte meenighte. Deezer werd een deel achterhaalt, en aan ftukken ge- hakt. De ruyter quam 'er fchier al af: wordende, wiens paardt te mat was, gedekt van de duyfternis. Zeeker getal van d'andren raakte binnen Gem- blours: veelen der welke, waanende noch hier niet verzeekert te zyn, zich, eer 't befprongen wierd', ook op der loop naa Brabandt gaaven. De reft Gem~ bood voorwaarden aanh en mits men daarnaa niet hooren wilde, leeverde oMs op- z• c^ en je ßacjt ^ jaar veej voorraac}s van mond' en oorloogh' in was, des an- l &. e * (jren Jaaghs} 0p gena4 oft ongenaä, oover. Door voorbidden van heer Lam- bert , Abt en Graaf van Gemblours, aan Parma, en van Parma by Don Jo- han, werd de ftadt gefpaart. Den krysluyden namp men 't geweer af: ende Nederlandiche moeften zweeren, nemmermeer teeghens den Koning van Spanje te dienen j d'uitheemfche, binnen't jaar niet. Daarop gingen zy los; uitge-
|
|||
DER NEDERLANDSCHE HISTORIEN. f.fp
uitgezey t twaalf der aanzienlykfte, die men tot gyzelaars hield. Maar, van de i ff &
geenen, die in 'tveldt gekreeghen waaren, deed Don Johan 3 totNaaixieiij by de zeshondert ophangen j als tot ipieghel, en wraak oover wreetheit ge* pleeght by de Staatlchen: gaande 't gerucht, dat zy> weynigh daaghente vooren, eenen Hopman, gevangen onder verding van 't leeven te behouden * . echter omgebraght hadden, en etlyken földaaten j van 's Koninx zyde, neuz', ooren, en vingers afgefheeden. De maare deezer neêrlaaghe velde 't hart van heel Brufïèl, duchtende van uur tot uur, den verwinner aan den wal te zien. pe Prins befteedde de nacht aan omgaan, om moed in te fpreekeiij orde te ftellen. D'Aartshartogh, thans, toogh, neevens hem en de Staaten> naa Antwerpen. Brufïèl liet men bezet met dertigh vendelen knechten, en etlyke ruyters, onderden Graave van Bofïu. Voorts voorzaghmenop'tzaamelen der verflrooyde troepen: en zyn'Doorluchtigheit ontbood, uitHollandt, al 't krysvolk, dat men daar eenigbszins ontbeeren moght. Den Heere van Ry- hoove tot Gent, was, oover een' wyl, aangefchreeven, dat hem geen' knech- ten meer te lichten, en de befbldighde ftonden af te danken; alzoo'taanee- men der zelve , buyten laft der hooghe Ooverheit, naa Majefteytfchennis fmaakte. Waarop hy geantwoort had, dat zulk fchry ven hem tot waarfchu- wing en brieven van beftelling diende, om noch aan te werven. Nu werd hem zyn doen t'zyner wenfche beaangenaamt; en flaaghde den Staaten wel in hun- ne behoefte van volke. Don Johan, in twyfel oft hy 't hooft naa Brufïèl wen- den wilde, vond zich te zwak van vechters; ook van geldt tot nieuwe wer- ving ; en derhalven raadtzaamer, de waapenen en de fchrik om her te voeren, vruchten totverblurïïngderonfterkerplaatfèn, dan zich aan dat beleg te vertuyen, en van Don de faam zyns heyrs te laaten verwelken. 0£tavio Gonzaga dan j met vyf hon- Joham dert puykpaarden, en etlyke vendelen te voet, ging naaLooven: 't welk, tygbe, niet quaalyk gezint tot Don Johan, eenighe Schotten, die 'er in laaghen, uit- looven worp, en zich t'hemwaarts vlydde, onder befprek van onbezet te blyven. Saataan Judoigne» desgelyx, en Tienen, gaavenzich, aanOc>avio, willighoover: Desgelyx Aarfchot door dwang. TotMechele, 't welk waggelde, en tot Lier, waa- judoïgne ren de Staaten voor hem reedt, voorziende't een met zes Schotfeen vier bur- en Tienen,, ghervendels uit Antwerpen, 't ander, met driehondert földaaten en eenighe aarfchot poorters derzelfftefladt. Vilvoorde werd ook by hen verzeekert, Bovignes, gtdmn* dapper befchooten, ooverquam met Hyerges. Parma, rukkende met een &en'. deel volx naa Dieft, zond, om de rug veyligh te hebben, den Graaf van Mee- 0VWei ghen, met een Hooghduytfch regement, naa Sichenen. Maar dit fteedeken, skhemn toebehoorende den Prinfe van Oranje, en maatlykgefterkt, weygherdein ooverval- onderhandeling te treeden. Dies quam Parma, in perfoon, het bezighti- few* ghen; deed acht halve muurbreekers fpeelen >• -en kreegh het met ftormen. Een burghsken, toen aldaar, ennaainaalsafgebrooken, ftond echter ftyf, op hoope van ontzet uit Dieft: gemerkt het den vyandt, om de toegedamde poort der fteedete oopenen, en'tgefchut ylinx binnen te brengen, aan del- vers ontbrak. Want een Spanjaart zal niet lichtlyk eenen vinger aan dat werk fteeken; eeven oft krysmans eere daarmee bezoedelt wierd'. DanFarneze nam 't zoo naauw niet, maar zelf eerft de fchup in der handt. Dies keerde fchaamt van arbeyden in fchaamt van leedigh flaan; en werd , in eene nacht, de poort geruymt, de aarde voor 't Blokhuys gebraght; 't gefchut op de zelve geplant. Die van booven , dit verneemende 5 fielden zich tzyner befchey* denheit, en baaden om genaade j die hun niet gebeuren moght, Te weeten, Alexander, elders leenigh van inborft, wilde ftraf heit aan deez* eerfte wee* derftanders bewyzén, om zoo weeklyke plaatzen de hartnekkigheit te ver- deren, die, met afwachten van 'tuiterfle geweldt, t'elkenmaale eenmagh* Aaa 4 . tigh
|
||||||
;
|
||||||
■*
|
|||||
S6o P. C. HOOFTS DERTIENDE BOEK .
15-78. tighheyr, indeloopzynerzeeghejzouw fchorten. DenOovetfte,die van
den geflachte Lier was , en de voorneemlykfte fbldaaten, deed hy ter ven- Uren uit hangen: andre werden, doodt oft leevendigh , in de ftroom ge« fmeeten. Dit, nochtans, veriloegh die van Dieft niet zoo zeer, dat zy ten eerften opeyfch kreukten: hebbende 't oogh op hulp uit Antwerpen en Lier. Doch deezen toeverlaat benam hun Parma, verfpreydende zyn paardevolk, en fterkende eenighe hoeven, aan die zyde van den Demerj terwyl men, aand'andre, begon de fpaa te roeren, en beukery te fliehten. Toenbegree- pen zy de noodt, en floegh hun 't jammer hunner gebuuren om 't hart. Par- Dleß 00- ma gund'hun verding 5 pak en geweer aan de bezettelingen, mits laatende verhomt hunne vendels. Waaien waaren 't, ontrent driehöndert 3 en gevielen hem zoo met Par- wel in't uittrekken, dat hy ze tot's Koninx dienft beweeghde. Thans ont- ma' finkhy, op gelyk e voorwaarden, hetfteedeken Leeuwen. Zynde dit aldus °K na- verricht in den tydt van een'week, toogh hy neevensDonJohan, met het
gros des heyrs naa Nivelle: waar binnen Jooft de Zoete, heer van Villers lagh, een braaf Ooverfte, met zes vaanen te voet, vier te paarde. Graaf Ka- rel van Mansveldt met zyneFranfche benden, had het alreeds befchooten, befprongen tot twee maaien, en merklyk volk daarvoor verlooren. Niette- min , naardien 't nu zoo groot een' laft op 't lyf, en de Staaten genoegh te doen hadden met het bezetten der voorneemlykfte fteeden en flerkten •■> zoo fchreeven Oranje en Boflu aan Villers, dat hy zaaghe zich en de zynen te raade te houden. Waarop de beleegherden, om Donjohan y et wes te fmy- dighen, hem deeden aandienen, dat hun weederftreeven tot noch toe uit geen' ftyfzinnigheit teeghens hem oft den Koning fproot, maar uit piek op de Franföyzen; den welken tewyken, hun, omd'ouwdeftribbelingen met dienvolke, te fpytigh docht. Terwyl men daadingde, beftonden, in'tlee- ontfonken gher, eenighe vendels van't Hooghduytfch regement, die zich twee oft drie tener muj/~ maanden folds ten achtre vonden, de ooren op te fteeken j en zonden, aan terye in ^en Veldtheer, dreyghementen van temuyten, 't en waar hy hun, voor be- vaniobans t^]mg, de ftadt tot een' roof gaave. Donjohan, verkroppende den hoon, die'qetliß veynsde zich, als oft by hunnen eyfch niet zoo vreemdt vonde; en liet den mrh boode met eenighe hoope t'henwaarts keeren. Thans, om'tvoortflaander Anette te verhoeden, laft hy den Graave van Meeghen hunnen Kornel, met de zuy vre reft des regements, de weeghen naa Bruflel en Antwerpen ter haaft in te neemen ; quanmys uit zorghe voor den vyandt van daar. D'oproerighe vendels, alzoo ontbloot van byftant, worden ftrax omringt van 't heeleheyr, met gevelde waapenen: en men gebiedt hun eerft de hunne af te leggen j daar naa de muytmeefters flux te voorfchyn te brengen. Zy keverden der twaalf 00verj en Donjohan beval het derdendeel te ftrafFen. Dies zifte men, by ryffeling acht daar uit -, uit deeze weeder vier, kindren des doodts. Doch de helft werd verbeeden, door aanloop van veelerleylandtaart jendedoemenis echter aan 't lot geftelt. Van de twee, daar z' op viel, was d'een een fraay fol~ daat, en gehoorzaam tot dien dagh toe. Deez, gepaart met eenen van de vuydighfte, in't gaan naa de fterffteede, toonde zyn' litteekens, en vertelde zyn' dienften, die men zeeker bekennen moeft. T welk by alleman zulk een9 erbarming baarde, dat hem, door voorfpraak van eenighe Spaanfche Eedel- luyden, genaade verleent, en de ganfche fchuidt, met de peene van den eene, Nivelle, verzoent werd. Zynde d'onruft geftilt 3 voldong men 't verdragh met die van naa weer jftvenc> £)e burghers behielden lyf en goedt: de Hopluyden tooghen te paard' mltm- lut> defoldaaten, met dag en deeghen: uitgezondert een deel, traagh van fangen op ziekte, dat meeft al leelyk vermoordt werd. D'andre waapenen, met de pak- voorwaar- kaadje, fchonk Donjohan den Franföyzen, tot vertroofting hunner fchaade, den. * ge" |
|||||
DER NEDERLANDSCHE HISTORIEN. fói
geleeden in'tftormen, en van 'tmiftèn der plondering, daar zy den mondt r ^^g,
opgemaakt hadden. Giften, die hun dier te Haan quaamen. Want, vallen- de ten ftadthuyze in, daar de zelve te haaien waaren, en taftende yder naa den beften buyt, raakten zy, zonder op d'Ooverheit te paften, handtgemeen te zaamen, enquetften elkandre fchéndelyk. Voortviel'er, byongeluk, een' vonk lontsineen tonneken kruyds, enonftak de vlam de roers, dit, veelal gelaaden met fcherp, daar oover hoop laaghen -, der maate, dat "hunner by de honderten twintigh fheuvelden , ellendelyk verwondt, oftlyveloos. Dus wrooken zich die waapenen , maakende , met zoo fchielykeen'neêrlaagh, 't huys tot een deerlyk treurtoonneel, en doende hunnen vyandt zyn' reukloos- heit en jaghtighe gierigheit ontgelden. De reft deezer Franibyfen, oft quaa- lyk noeghende op Don Johan , oft hebbende 't hooft hangen naa den Har- tooghvan Anjouw, die zich erbood tot hulpe der Staaten, verzocht on tl Wh van dienft, en kreegh het. Naa 't oovergaan van Nïvelle, volghde dat van ver- ^Qcb, nr~ fcheyde fteedekens,als Reux, Soignyes, Binchs, Beaumont, Walcourt, Maubu- Slen ge. Chimay werd verkracht j het Slot ontfangen op voorwaarden. Terwyl vemyert. dat Don Johan, met het bemeeftren deezer plaatfen, van kleen belang zynen tydtfleet, floeghen de Staaten van Hollandt eenen andren flagh, diealzyne voorfpoedt en winften ruym opwoegh j treffende 't verdragh met de ftadt Am- fterdam. Want het beftandt, met haar gemaakt voor zes daaghen, werd, op den tweeden van Sprokkelmaandt, noch vier daaghen verlengt. En de Staaten van Uitrecht, verwittight hoe d'Amfterdamfche gemaghtighden naa den Haaghe befcheyden waaren, zonden derwaarts de hunne i naamlyk, heeren , Adriaan van Zuylen Deeken van Sant Jans, Loef van der Haar, Frans Both Burghermeefter der ftadt, enmeefter FlorisThin*voorlpraak *Advo des Lands van Uitrecht > tot middelaars van 't gefchil. Deeze vertoonden den caat- Staaten van Hollandt, wat het koften wilde, zoo een ftadt te bemaghtighen, die met oopening haarder fluyzen, gelyk reeds begoft was, niet Aamfterlandt alleen, maar ook eengroot deel van't Sticht, van Rynlandt, enden Woeiv deroort, kon onder wäater zetten •> en voorts op den mefthoop, pachters en eyghenaars, die zes oft zeeven jaaren, de vruchten der bruikweeren gederft hadden, en nu, zich betrouwende op den Gentfchen pays, 't ooverfchot hunner armoede tot geldt gemaakt, en'tzelvebefteedtaanzylèn, moolens, dyken, dammen, beeften, en bouwtuygh, om weeder op hunnen ftel te raa- ken. Zy voeghden daarby , d'onzekerheit der oorlooghe; dat liet marren verdrietigh wilde vallen, hachlyk het haaften -, de burghery wel van lyftoght voorzien was j en'tgewelt, als'tallukte, hard aan zouw koomen, en in den grondt bederven een van Hollands befte leeden. Aan d' andre zyde hielden zy dien van der ftadt voor, watonheyl en bloedtftortingzy, blyvendeonbe- weeghlyk, veroorzaaken moeften: gaaven hun te bevroeden, oft fchoon Donjohanhenverlofte, hoe zy zich des bedanken zouden, welmooghende verzeekert zyn, van Spaanfche bezetting in te kryghen, en den ooverlaft uit te ftaan , daar hunne gebuuren af wiften te fpreeken. Geen rekken echter fcheen 'er aan de Amfterdammers, en de zaak nu genoeghzaam buyten hoop •, mits de Staaten van Hollandt, op den zeften der gemelde maant, den handel aflcheurden. Maar de Stichtfchen lieten zich zoo veel daaraan geleeghen zyn, dat men, mits hun tuflèngaan, den zei ven herknoopte, en op den achtften, ooverquam in deezer maniere. I. Binnen der ftadt, vryheit, en ambacht sheerlyky e van Amfterdam, zy voldoe-
geen Gods dienft toegelaat en, dan de Roomfche $ en niemandt verzette zich rimg am daarteeghen met woorden oft werken -, blyvende nochtans gefchorft de 'Flak- Ät»ßcr- kaaten opditftuk, en elk ongemoeyt in zyngewiffe-, volghends't ver ding van dm' Gent:
|
||||
5<te P. C. HOOFTS DERTIENDE BOEK |
Gent: gelyk ook geenen menfchen eenigh letfel gedaan zalworden oover V oef
f enen van den hervormden Godsdienfl buyten de voorzeyde bepaaling -3 mits dat zy gaan en keer en ter bequaame uure: endehebben deWethoudershun, bin- nen de veflen, een' ongewyde , nochtans eerlykeplaats, aan te wy'zen tot hun- ner do oden begraffenis, tegefchieden zonder zang, vermaaning, oft andre uitwendighe plechtigheit, met geleyde van zejjentwintigh perfoonen ten hooghfle. II. Van't beleg , zoo te waaier als te lande , warde defladt ontlaft, ter.
flondt naa dat een Burghermeefter in der tydt, en vyf mannen uit de Vroed- fchap , alle beneeden de tfeftigh jaaren huns ouder doorns , en te noemen by de Staaten, zullen zyngekoomen tot'Delft, om daar ingyzelingte blyven, tot dat men 't krysvolk afgedankt, en nieuwe vendels opgerecht hebbe, naar luydt der twee naaftvolghende punten * III. KjAüe knechten , in foldy oft eedt derfladt zynde , zullen van dienfl
ontflaaghen, en geen* andre by haar geworven worden 3 dan met verlof des Trinfen, engoedtvinden der Staaten. IV. Helflaa aan den Trins en de Staaten D in plaats der afgedankte, aan te
neemen5 tot kofte desgemeenen Lands, vier, vyf, oftzeshondert mannen, uit het lichaam der burghery, zonder daaronder te mengen eenighe diejeeghen- woordelyk zyner 'Doorluehtigheit dienen} en dat volk te verdeelen aan vendels, meer dan vier niet -3 oover een der welke gebiede, als Hopman, Har man Ro- denburgh d'ouwde: de 'Prins en de Staaten zullen d'andre Hopluyden en Bevel- hebbers kiezen, zoo dikwils als des noodigh valt, bygoedtvinden van de Bur~ ghermeeflers derfladt, uit eerlyke, vreedzaame > onpartydighepoorters, woon- achtigh geweefl binnen Amflerdam tot de verkunding van den Gentfchenpays toe: alle welke Hopluyden, neevens d* andre gebieders en de knechten, hebben eedt te doen van hulde en trouw, onder 't beflier des Trinfen van Oranje, aan den Koning als Graave van Hollandt, en aan den Trinfe als Stadt houder, famt aan de Staaten van Hollandt en Zeelandt $ ook van het Gentf chever- dragh en deeze voldoening te handthaaven, tot rufl en verzeekering derfladt: ! de punt en, by hentebezweeren3ftaantevertoonen, voor 'tfluyten der zelve, aandevoorfchreeveBurghermeefters, omtemooghenzienoftzyyetflrydighs teeghens't gemeldever dragh oft deeze voldoening inhouden: metigebruykede voorzeydefoldaaten totgeenerley andre zaake, oft buyten oft binnen derfladt > nocht e't getal warde, door den Trins oft de Staaten, vermindert tot benee- den vierhundert hoofden, zonder bewillighing der Majeflraat: e?imenhetaa- I Ie den zelven vendelen , falie maanden , uit de permingen te verzaamelen | binnen der fladt, ten gemeenen behoeve van Hollandt, voor zoo ver- f re als die flrekken kunnen •> voor de re ft, met geldt te v erfch offen by de Staaten. f V. Men belaft e met meer krysvlolx de/ladt niet, dan by per f ende zorgh f
voor den vyandt, tot befchey denheit van den Trinfe j in welken gevalle de f voorzeyde knechten binnen der ftadt zullen blyven -} en de nieuwe bezettelin- \ gen, eer zy daar in trekken , den eedt booven verhaaltmeede doen j ook hun \ herberghgeldt ontfangen van de Staaten-3 voorts geloont worden als andre in Hollandt, en betaalt als voor en 3 zonder daar langer te toeven, dan de noodt \ komt te vereyjfchen. VI. 'De (ladt zy ongehouden ee?iighe deurtoght vanfoldaaten te lyden s buy-
ten gelieft e der Majeflraat. VII. Men rechte , tot beet er ver ze ekr ing der fieede , de driefchutteryen
weeder op , en trekke , vooral, daarin , de geenen, die eertyds fchuttersge« weeft, en noch in 't leeven zyn, om te dienen in gelykegeftalte engraadt als te voor e 3 ftaande de leedighe plaatfen te vullen uit devoorneemlykfle envreed- zaajnfte
|
||||
,
|
|||||
DER NEDERLANDSCHE HISTORIEN. $<$$
zaamftè burghers, ponder onderfcheydt te maaken tuffen ouwdbaÜingen en an* ifyti.
dr e i en dat door vier poorters daartoe te maghtighen, twee by den 'Prins en dé Staaten, twee by de Burghermeefters en regeerders ; welke vier, als zy niet oover een kunnen koomen, zullen vermooghen den vyfden tot hen te kiezen °, en zoo zy ook om die keure twiflen, f eiken maak, 'tgefchil, by loot ing teflyten hebben: al dit tot herflichting der eendraght, zonder in gevolgh te mooghen getrokken worden, en buyten verkorting vanyemants wettighgezaghin31 op- rechten oft aanvullen der fchuttery e voorzeyt. VIII. Allen burgheren,gebannen, gedreeven, oftgeweeken by eyghe wille
git Amflerdam, zygeoorloft weeder te keer en, en hun poort er- engilderecht te genieten , zonder ter zaake van dien y ets te gelden -, mits inkoomende voor 7iaafie Baamis s en dit onder verklaar ing, dat het tot geen vooroordeel dienen, nochte in gevolgh zalget ooghen worden. IX. Ti ie van ouds , binnen der fladt, in eenighe ampten zyngefteltge*
weeft, zullen, ( uitgezonden indien de zelve ampten hun zeeker getal van perfoonen hebben _) weederomme daarin treeden; en worden gehouden by tyde vanonraadt en zwaarigheit, elk te verfchynen op zynen oordt enhoefflagh, en niet op eenighe bezondre plaatfen , oft by de Wethouders $ weiverfl aan, dat, ten brande en ter byte verplicht blyven te koomen degeenen, die men van ouds daar toe verordent vindt: ook beflaat de bende van de nachtwaakers, te houden by de Burgher me efl er s, uit meer niet dan veert iglo mannen, vreed- zaam en bequaam , f hunner befcheydenheit. X. Burghermeefiers en regeerders, fchutters, beampte en andre poorters
en inwoonders , zynde weyrlyke luyden , hebben trouw en hulde te zweer en $ aan den Koning als Graave van Hollandt, aan den 'Prinfe, en aan de fladt onder degehoorzaamheit des zelven -, ook 't volle onderhoudt van 't Gentfche verdragh en deeze voldoening, en van alle bejluyt, genoomen, zonder hier- teeghen teftryden, by de Staaten, tot beley dinge van 's Lands zaaken, en ten gemeenen befte: zullen meede beèedight worden, op't betrachten hunner amp- ten , en dienften 5 ook als poorters en inwoonders, gelyk van ouwds •> mits dat het niet tot verkorting van 't gemelde verdragh en deeze voldoeningftrekke: en wat belangt de geeftlykheit; die volghe daarin de orde des Biffchops van Haarlem, .waartoe die van Amfterdam zichgedraaghen by deezen. XI. Men laat e al de handt v e ft en, gewoonten, keuren , en rechten der
fladt, die niet weederftreeven aan 't voorzeyde verdragh en deeze voldoening^ in volle kracht -, uitgezonden de vry doornen , handtveften, en gewoonten 3 die, ge duur ende deeze beroerten, buytengoedtvinden der Staaten van Hollandt, verkreeghen en ingebraght zyn 5 de welke , by deezen , worden verklaart voor nietigh en van geener waarde -, behalven 't punt, by die van Amfterdam verworven, meldende dat men alle hunnes gerecht s vonniffen, beeterlykby eyndtlyk gewys, magh uitvoeren ondergenoeghzaame borghtoght, en dat het ter keure van den verliezer ftaat, zyn' wederparthy te roepen voor 's Koninx Raadt in Hollandt, oft voor den groot en zyner Majefteittot Mechele -, ook uitgezeyt het punt, dat de vry heit en 'tgezagh van Schout, Burghermeefteren $ en Scheepenen der ftadt Amfterdam, zoo oover misdaadt als oover burgherlyk gefchil, uitbreyt buy ten d'ouwde paaien , vierhundert roeden van dertien voe* ten elke, te waater en te lande, om, binnen de zelve, allerechtvorderingte pleeghen: welke punten en hunne uitwerking, men voor als nochgefchorft houdt, en aan de uitfpraak der Algemeine Staaten onderwerpen zal. XII. Het■* verlof'ook, bekoomenby die van Amfterdam, by tydedeezer *0&roy<
beroerten, om geldt op fret te lichten, famt de uitwerking van dien, en 't geen daarop gevolght is, zal in kracht en waarde blyven. XIII. Aan*
|
|||||
•
|
|||||
ff^ P. C. HOOFTS DERTIENDE BOEK
XIII. Aangaande de Taalkift, zullen die van Amflerdam en Enkhuyzen ,
elke hungoedt recht behouden, zonder daarin, aan d'een oft d'andre zyde, ver- kort te zyn by deezen, volgends de bevree'dinge. XIV. 'Defchipvaart en koophandel zullen geoeffent engevordert worden,
zoo ten aanzien van vreemden als van inwoonders der voorzey de fleede, mi?i nocht meer dan voorheen: des hebben die van Amflerdam, ten opmerke van de noodt daar zy in zyn, tegedooghen, dat men, binnen hunner fleede, de *geley- gelden, opgeflelt oft noch op teftellen by bewilghing der Staaten van HoUandt en Zeelandt, ontfange -y unvermindert de gerechtigheeden der ingezeetenen daar teeghen , en zonder dat het in ge v o Igh getrokken warde. X V. Men houde die van Amflerdam vry van allefchulden en laften, ge-
maakt by die van HoUandt en Zeelandt ,feedert den eer ft en dagh des jaar s vyf- tienh onder t twee en tfeeventigh, ofte als noch te maaken, ten dagh e toe, dat de voldoening hun volkoomentlyk verwiUight zy -3 uitgezeyt degeene, waar- oover zy zelfgeftemt mooghen hebben: en men laat e derhalven de middelen van fchatting, noch te vinden , oft reeds hopende binnen de ft e eden oft ten platten lande der voornoemde twee geweften , tot vervalling der gemelde fchulden en laften , binnen Amflerdam ende vry heitvan dien , geen'plaats neemen: des zuUen ook de uitwy kelingen niet op geit gezet oft hoofdelyk be- zwaart worden , oover e enige fchulden oft laften, gemaakt by die van derftadt, voor den dagh deezer voldoeninge; weiver ft aan , dat de Majeftraat, tot ver- valling van de fchulden en laften derftadt, den hondertftenpenning oover d'on- roerendegoedren, daarbinnen eenpaarlyk omflaanmooghe. XVI. Maar, om te vinden de penningen, noodigh, zoo ter befcherminge
van HoUandt en Zeelandt, als tot onderftandt der andre geweften, van nu voortaan, oft tot gelding neevens de zelve , voeghe zich Amflerdam met dy an- dre leeden van HoUandt, ftaatfcher wyze, op 'tftuk derfchattingen oft omme- ßaaghen j en men brenge, dienvolgends, binnen de voorzey de ftadt en haare vry heit, op den e erft en van naaftkoomende Lentemaant, mee de de middelen in fleur, die in andre ft eedenen o over'tgerne ene Landt alsdan opgeflelt weezen, en loopen zuUen , teneynde voorfchreeven -, en depeyling gefchiede, voor d'eer* ft e reyze, ten huyze van de burgher s zoo wel als van de tappers: des verplich- ten zich de Staaten van HoUandt en Zeelandt, de Amft er dammers, van den voorzey den tydt af, te bevryden van 't geen de gemelde Staaten mooghen in 't bezonder op te brengen hebben neevens dAlgemeyne, ten aanzien van de Ver- eeninge, gemaakt by hen met de zelve in 't bezonder: voorts geniete de ftadt, naa de ooverleevering dergeyzelaaren, haare ouwde vry heit en gerechtigheit; te weet en, van meede, zoo midlertyt eenighe fchatting gefchiedt, daarop gehoort te worden. XVII. T>es zuUen, tot vervaüing der bezondre laften en fchulden der
ftadt, ten minfte zoo lang het der Majeftraat geraaden dunkt, de toUen en bezwaarniffen op de dunne bieren van twee gulden en neederwaarts in weezen hlyven -} desgelyx degeene die althans loop hebben op beeft en, vleefch, en ho- ren , binnen de voorzeidefteede en haare vry heit: doch, noopende de toUen, en bezwaarnijfen op de wynen en dikke bieren booven twee gulden, hebben zy zich te fchikken naar d'ordening daar opgemaakt. XVIII. Zy hebben, totgeenen tyde, het voeren van koor en uit der fleede
te verbieden, oft te beletten ; doch tot voorraadt zoo veel te behouden, als de Staaten in befcheydenheit zuUen vinden te behoor en. XIX. cZ)e burghers en inwoonders, zoogeeftlyke als weyrlyke, van de
voorzey de (ladt en haare vry heit, mitsgaaders de ge broederschappen, kloo- ft er s , en andre Gods huy zen , zuUen , naar uitwy zen der bevreedinge, moo-
|
|||||
DER NEDERLANDSCHE HISTORIEN. jxf?
tnooehen aanveyrden met der daadt, en behouden, all' hunne middelen in tf?$>
Hollandt en Zeelandtgeleeghen > zoo t Hb aar e als ontilbaar e -, zonder dat noo* dkhzy daartoe eenighe naader orde te verzoeken oft te -verwerven, in't ge? 5 meen oft in 't b e zonder j nietteeghenflaande eenigh bevel daar teeghens gedaan aan de ontfangers der verbeurdegoe dr en oft andre. X X. En om alle twifi en ongemak teverhoeden > zoo vordere de Schout der '
fiadt, oover woorden oft werken van terghing of't verkorting terzaakevan den eenen oft den andren Godsdienfl , oft oover arghernis gegeeven aan de Jloomsgezinden, niemandt aanrecht, eer dat het bewys doorzien en bondigh f eoor deelt zy byperfoonen hieronder te ver klaar en: tot welken ey nde zyn' T) oor- lucht igheit oft de Staaten van Hollandt zullen maghtighen twee burghers hun behaaghende , en de Burghermeeflers ook tweeperfoonen f hunner gelieft e j dewelke, niet kunnende zich vergelyken, f eiken maale den vyfden hebben te kiezen , uit de achtbaarfle en vreedighfte poorters, gebleeven in de fiadttot den dagh der bevreedinge toe. XXI. Al die binnen Amflerdam willen koornen, oft zich aldaar onthou*
den eenen merkelyken tydt, hebben d'achtervolghing der gemelde bevreedinge en deezer voldoeninge te zweer en, ten minfle voor zoo lang zy daar zullen verblyven. XXII. indien eenigh burgher , door mifirouwen oft artdre oorzaak > komt
uit der ftadt te willen vertrekken met derwoone^ naa andreplaats van Hol- landt oft daar buyten j dienflaa zulxvry, en men laat e zyn' roerende haav e ^ ook de vruchten en inkoomflen zyner andre goedren, hem volghen 3 al de wel- ke hy zal mooghen behouden oft verkoopen en vervreemden s zonder > om zyn vertrek, oft om't vervoeren der goedren j y ets te bet aalen by forme van fchatting oft be zw aarnis : doch dit alles * behoudends 't recht van * uit- ¥Kxü«. toghtgeldt, dat der plaatfe toebehoort, en ten waar e hy zich by den vyandt begaave. XXIII. Poort s, alzoo die van Amflerdam, tot fmööring van allerley
opjfraak, aanbieden, al 't werkhuns beftiers, en het gevolgh, enaankleeven van dien, te verantwoorden voord'Algemeyne Staaten, oft voor den Raadt van Staat $ en de Staaten van Hollandt verft aan, dat geene aanklaght, 00* ver zaaken gevallen in dit geweft, en oover perfoonen die zich daarin ont* houden, buyten't zelve magh gefchieden-y gemerkt zulx teeghens de vry- doomen des Lands, en reeghelrecht teeghens de Gentfche bevreedingftrydt j zoo hebben zyn' Tïoorluchtigheit, en de Staaten van Hollandt voornoemt, gefchorfl, en fchorfen by deezen, alle aanklaght en, krakkeelen, enmoeye- nijfen, die teeghens eenighen van Amflerdam, hunne weduwen, erfgenaam men, oft dienaars> mßghten worden voortgebraght) ter zaake van't voor- gaande beft ier der fteede $ gevolgh, en aankleeven van dien i ten ty de toe, dat by dAlgemeyne Staaten $ volghends degemelde bevreeding, voetgeraamtzy, noopende de *flrekking van 'tgezagh des groot en Raads. * Reflöil < XXIV- Zyne Doorluchtigheit -, en de Staaten van Hollandt en Zeelandt
zullen al de voorfchreeve punten van voldoening doen van waarde kennen by hunne bondtverwanten, met belofte van daarteeghens niet te doen * nochte gedooghen dat daarteeghens gedaan warde , in de rechtte oft door om- weeghen , in eenigher wyze : zy hebben ook aan d'Algemeyne en Uitfecht- fche Staaten te verzoeken, dat zy de zelf ft e punten beaangenaamen, enten oirkonde van dien , dee&e voldoening meede bezeeghelen. Dit aldus ge- ilooten zynde , quaamen •> ten twaalfden daaghe daarna , de gyzelaars van Amflerdam , onder geleyde van eenighe Sonoys foldaaten , in den Haaghe : waarop thans de gemaghtighden der Staaten van Hollandt en Bbb Uit*
|
||||
f66 f. CHOOFTS DERTIENDE BOE & Cl
Uitrecht, zich binnen der ftadt begaaven > om 't wérk te volvoeren; en'tlee*
gher, met affchaffing van alle hindernis, gelicht werd. Ontrent de optoght der Spaanfclièn uit Luxémburgh naa Naamen, had de Baroen van Seiles zich vervoeght by d'Algemeine Staaten, en hun geleevert eenen brief des Ko- ninx van den achtienden in Wintermaandt leftleeden; by den welken, voorwaar, hunne twee laafte wel kaal beantwoort werden. Want, zonder éenigh gewagh van Don Jöhaii te herroepen, zeyd' hy, niet anders tebegeè- ren, dan dat men den Röomfchen Godsdienft, en de gehoorzaämheit t'hem- Svaarts onderhielde > als >ten tyde van den Kaizar zynen vaader. 'T welk gefchiedehdè-,- wild' hy, met byflandt der goeden, de quaaden tot reede, 't Landt tot ruft brengen, de voorgänge beroerten in vergeetenis ftellen, en hun een genaadigh en toegeevend' heer zyn. Jaa 't berichtichrift, èn 't monde- ling vertobgh van Seiles luydde duydelyk, dat de Staaten zich 5 tot zoodaan een onderhoudt van Godsdienft en gehoorzaämheit, erboóden hadden, 'T welk hun booven maate vremt voor quam. Drie daaghen ook voor den flagh van •Gemblours, had Graaf Otho Henrik van Swartfènburgh, gezant desKaizars, tien, tot onderhouding, van den zelven Godsdienft, en van de behoorlyke gehoorzaämheit ten Koning , vermaant 5 met verklaaring van de hartelyke geneeghenheit zyns meefters, tot redding der Landen uit hun onichuldigh lydem Een zeggen, dit laafte, dat yemandc benieuwen moghte, ten opmerke van 't ontzagh, dat de Kaizar gewoon was den Span- jaardt te draaghen. Niettemin, de grondt van een misnoeght gemoedt fchynt zwaarlyk zulx bedekt te kunnen worden, dat hy by wylennieterghensuit- kyke. En tot bewys dat het alzoo by Rudolf lagh 5 ik heb uit mynen neeve Pieter Janszoon Hooft, dat, als hy, .t'eener tydt, op 't Slot te Praagh, met hem raakte te kouten van den ftandt deezer geweften, de Kaizar zich deeze woorden ontvallen liet: Wen alles recht ginge y zoo zouden die Landen my toebehoor en: 't zy dan, dat hy, in dit zeggen, opongelyk, geleeden by zynen grootvaader Ferdinand van Kaizar Karel in 't deelen hunner erfgoe- dren , oöghde'j oft op hefr leenrecht, 't welk hy zich van'sRyx weeghe naamaals töeèyghenen wilde, als mén den handel begon, daar het twaalf- jaarigh bêftandt uit voortquam, De Staaten, naa breede vertelling van de gepleeghde tieranny, en bedrieghlykheeden, aangewendtom hen in't net te brengen, hadden den Graave geklaaght, Hoe fnoodelyk hunne meening ■verdraayt werdy by's Koninx antwoorty ooovergebraght door den Baroen-, e even oft zy tevreede geweeft waar en, den Röomfchen Godsdienfl , en de gehoorzaämheit te zyner Majefleit te fielten ingelyken graad als onder Kaizar Karel. Waaroover zy verftonden •> zich te verbinden met uitheemfche moo- ghenheeden, en niet zoo heelfcherp om geloofszaaken te twiflen. Want, naar- dien de Koning ge'zint was, zyn' aüergetrouwfte onderdaanen te bederven, en hun niets te hoopen liet ; wordende de Hartogh van Alva en zynsgel)'ken, noch by zyne Majefleit, in groot er eer'egehouden j watfchoot den eUendighen doch anders o over ■> dan de waapenen •> gerechtvaardight door de noodt -> f hun- ner befcherming ter handt te grypen , volghends Heemelfche en wereldfche wetten, en 't ingeeven der natuur e ? Wat Seiles, die zeer geneeghentlyk aan den 'Prins van Oranje ge f ehre even had-, in de borft broedde, bleek by zyne verleybrieven aan den Graave van Bofju, uit de welke wel wat anders te lee- zen was. Zoo de Kaizar nochtans raadt zaghy om de zaaken te zoenen, men zoude zyner Majefleit ten eeuwighen daaghen verplicht zyn. Onder- tuffen bad men de zelve ootmoedelyk, haaren broeder en den bedrukten Ne- der lande , 't welk verknocht was aan V Ryk, alle gunft en hulp te verflrekken > eer de vlam des oorloghs voortvlooghe y omvangende de grensgebuuren: ten minfte
|
||||
Amßer-
dam wort om laß van 't beleg. Handelin-
gen van Seiles, en Sipartfen- bttrgb. |
||||
DER NEDERLANDSCÖE HISTORIEN. f67
tninfle te willen è er zorghen, als fcheydsman uit Godes naam totßechting der 157 8»
vefchillen van Chrißendoom, dat de biÜyke zaak der Staaten door geweld oft valfche betichting, geen* afbrek Ie e de. Op dit affchey t j verzocht men S wart- fenburgh, het ftuk den Kaizar, famt andren Vorften des Ryx hartlyk aan te beveelen, en befchonk hem mildelyk. Ook fchreef Mathias aan de zelffle Majefteit, teneynde haar geliefde, dien van Luyk, en van de Wefifaalfché kreyts toe te laaten en t'ontbieden, dat zy, tot verdryf des gemeenen gevaars, in maatfchappy van waapenen:, met de Neêrlanders traaden. Don Johan deed printen, tot Looven, eenighe's Koninx brieven, te vooren niet ver- toont by Seiles, en meldende de booven verhaalde erbieding der Staaten. De Staaten ontkenden rondelyk, yets dien aangaande bewillight te hebben, anders dan op de voorwaarden bedongen tot Gent, en beveftight by't Eeu- wighgebodt, en den Koning: dreeven derhalven, dat diergelyk een' 00ver- gift nocht gedaan, nocht aanveirt kon worden zonder meyneedigheit; dat de brieven en't berichtfehrift, meede gegeeven aan den Baroen, totoopen- baare breuk van de Gentfche bevreeding en 't Eeuwigh gebodt ftrekten, en tot nieuwen invoer derwreede vervolghing enlnquifitie. Aan Seiles, hier- op verreyzt zynde, werd, uit naame van den Aartshartoghe, den Raadt van Staat, en d'Algemeine Staaten, fchriftelyk antwoordt naa gezonden; welx begrip was, dat zy den Roomichen Godsdienft, en de gehoorzaam- heit ten Koning wilden handthaaven, naar luydt van den Gentfchen pays: ofte, zoo mendaarmeede niet vernoeght waar, al hunne vrienden te hulpe roepen.. Seiles, hebbende dit vertoont aan Donjohan, zond zeeker bitfeh gefchrift des zelven aan de Staaten; 't welk, niet zonder den Aartshartooghe een' dwarsftreek te geeven, by den voorighen eyfch volftond . Dit baarde nieuw geklagh der Staaten aan Seiles, en, onder ander, oover Donjohans voorhebben van zich weeder der Landtvooghdye tonderwinden. Endtlyk deed de Baroen eenen voorflagh, dat, om de misverftanden wegh te nee- men , en alles te brengen in den flaat, daar de zaaken itonden onder vvy- len Kaizar Kaarel, de Prins van Parma ongewaapent by de Staaten zouw koomen: doch niet langer daar verbly ven, dan ter tydt toe, dat by zyne Ma- jefteit een ander Landtvooghdt van haaren bloede verkooren waar: des had- de de Prins van Oranje, tot pandsman voor dien van Parma, zich te ftellen in 't gewond t van Donjohan, ofte van yemandt anders, dien de Koning 'betrouwen moghte . Dit verworpen by de Staaten, deed de handeling des Baroens op een' ftorting uitkoomen. Don Johan , nochtans , zocht zich daaraf te dienen, om hen in't ongelyk te ftellen als oft zy hun woordt ver- achten, den Baroen, in't uiten van zynen laft, verhindert hadden $ den Roomichen Godsdienft en's Koninx gehoorzaamheit vertreeden wilden 5 oprechtende een' volx regeering, en beladende d'onderzaaten zynerMaje- fleit met tierannighe gebooden en fèhattingen. Maar het fiof deezer befchel- dingewerd, door uitgegeeve verklaaring van de Staaten, den eenvoudighert uit de ooghen gefpoelt 5 en, zonderling de laafte, terug, en aan Donjohan in 't aangezight gekitft. De zelve deed, daarnaa, verkundighen een Plakkaat, p!aUjai onderfchreeven by den Koning, den eerften van Sprokkelmaandtj 't welk des ico- den Staaten gebood hunne zaämeningte breeken* alhunbedryfvoorkrafte- ninx ut» loos wraakte j geenerley fchatting aan hen betaalt wilde hebben jd'amptelin- gbens de gen afzette, die Donjohan niet volghdeni alle heffing, ontfank, oft uit- Staaten m gift, gedaan by bewindsluyden van geldtzaaken zonder geteekent bevel des Hm!en Koninx oft Donjohans, voordeughdeloos verklaarde. De heer van Billy s a n a *' gezonden naa Spanje, met de tyding der zeeghe bevochten by Gemhjours, had dit Plakkaat aan Don Johan gebraght, en teffens toezeg des Koninx* Bbb 2 van,
|
||||
j68 P. C. HOOFTS DERTIENDE BOEK
i fj% van , voor eerft , neeghenhondertduyzent kroonen oovef te maaken > en
voorts, t'elker maant driehondertduyzent * om eenheyrvan dertighduyzent knechten, zesduyzent ruyters, en dertigh ftukken ichuts t'onderhouden. Verbitte- Gaande dit in Brabandt om-, lieten de Groningers niets vallen van hunnen ring der hoomoedt en onbillyk voorneemen; wat d'Ommelanders ook moghten by- tfPtfl taf- leggen, om tot ontflagh hunner aangehoude gemaghtighden te raaken ; en (en Gro- metteeghenftaande dat parthyen , by den Aartshartoogh en d'Algemeine J*Om m~ ^taaten 5 teeghens half Vafte verdaaght waaren, om voor hen te verfchynen. landen. Waardoor de zaak zoo verre liep, dat Bartolt Entes, op enklen beftelling- Bartolt brief van Wigboldt van Eufum heere van Nieënoordt, Hayo Manninga, Zntes Eyib Jarges, en Johan Hoorenkens, beftond twaalf vendele knechten aan neemt volk te neemen, tot verloilïng der gevangenen. Maar, eer hy dit volk tezaamen aantee- en beweert kon kryghen, tooghen de Groningersnaa hem toe, metvyftien- ghens de hondert mannen, 'tmeefte deel burghers, 't minfte fbldaaten > en met zes •* a *' ftukken gefehuts. Een deel van Bartolts volk, als geworven buy ten onthiet der Staaten, was reeds, door Hopman Hegheman, geflaaghen oft verftrooyt. En van ontrent hondert en twintigh knechten, die Entes, dat pas, byder handt had, verliepen noch ruym veertigh. Met de reft begaf hy, vervolght zynde, zich op het huys te Koeverde j 't welk onvoorzien van lyftoght, zonder wallen, en met drooghe graften lagh. Dat hy geen' veyligher wyk koos dan deez' onhoudbaare plaats, iproot uit toeverlaat op Nieënoordt en andren, die een deel huysluyden dachten te hoop te brengen, en de Gronin- gers van achtre te befpringen. Dan de boeren wilden op de been niet: zulx Entes, gedreyght metvankenisdoorzyn eyghenvolk, zichopgeevenmoeit, Wort op en tot Groninge gebraght werd, onder belprek van des Raads en niet der '/ huys te burgheren gevangen te zyn. Tot dit ongeluk floegh een ander, van fchaa- Koeverde deiyke waatervloedt, dat d'Ommelanders noch veel weeker in den boezem gevangen. maakte ? en iien ? met zeer erbarmlyk fmeeken en oovergift van groot gezagh, der ftadt deed te gemoet koomen. De welke echter geenszins van haar opzet week; uitgezeydt dat zy den vaftgeftelden Heeren veroorlofde te gaan waar 't hun geliefde, zonder voet buy ten de vefte te zetten. Evenwel, Afinga Entes, een man die by wylen wat ongeduldelyk uitvoer, werd niet alleen lyk van deeze gunft verfteeken, maar naauwer dan te vooren bewaart, en uit den eenen kerker in den andren gefleypt. Luttel min fchudde Vries- landt, bewooghen door 't opwellen der Spaansgezinde gemoeden , on* maghtigh tot inhouding der hoope , die zy uit het verloop der Staatfche zaaken fchepten. En 't Hof aldaar weygherde Don Johan voor vyandt te 'T hof van verklaaren. Waaroover de Stadthouder Rennenbergh 't hooft en ver- Vrieslandt fèheyde leeden van dien Raadt aan taften > andre min heevigh, zich binnen wort ver- 's huys houden deed : eenighe nieuwe Raadsluiden koos -, de Majeftraaten ändert, der fteeden verlchiep , en luyden daarinne trok , die hem den vaderlan- door Ren- £e beft toegedaan dochten. Ook liet hy den Bifïchop van Leeuwaarde, nenbergh. cunems petri y Jie zich ftaadigh teeghens de regeering der Staaten ge- kant had , in hechtenis neemen 3 onlanx daarnaa gyzelen in 't kloofter te Bergum , daar hem , tot zyn behoef, achthundert gulden 's jaars bewee- zen werden. Dan de Bifïchop, dien't verdroot zoo kort gehouden te zyn? vond middel om t'ontvlieden , en braght de reft zyns leevens tot Koo- ien oovèr. Zynde nu alle fchyn van vreede te treffen verdweenen met het Toeruflihg weghreyzen des heeren van Seiles , zoo quamp het erikelyk op toeruften derstaa- ten QQ^Qg^ aan 'T welk de Prins van Oranje, werkende door den Aarts- vechtenden nartogn ' ernftigh bevorderde. En zyne Doorluchtigheit ried den Staa- te/?. ten3 zich niet alleen totbefbhutten, maar ook tot befchaadighen te ftellen» om
|
|||
DER NEDERLANDSCHE HISTORIEN. fè$
om meefter van den velde te weezen , oft immers der wyze de randen te i$j%>
toonen, dat Don Johan zich ontzaaghe eenighe fteeden te beleegheren oft aan te taften. Doch zy vermaande hen, de kryskoften wel te raamen * zon- der, door oovertallighe werving, zich in fchulden te bellommeren, die de foldaaty tot weederlpanning, oft eenighen oevlen toeleg brengen moghten 4 Ook gaf z' hun t'ooverpeynzen d'ongewisheit van 't lot der waapenen, ge- bleeken by d'ervaafenis; en dat men reekening maaken moeit, op't geen booven de gewoonlyke lèhattingen dergemeeneLandlchappen, gevonden diende, om te vervallen 't kort van den eenen oft den andren oordt, diep het, met den vyandt in't ingewandt, voor eenighen tydt aan middel tot betaaling zyns aandeels t'ontbreeken quaame . Men ontworp dan eenen Haat van vierhondertduyzentgulden termaandt, om daarop, neevensde bezettingen der fteeden , te velde te houden drieduyzent vierhondert finkroerruyters, driehondert Ipeeren, en vyf hondert roers te paarde, en vy ventwintighduyzent vierhondert knechten , behalven de hulptroepen verwacht uit Engelandt. Maar, naardien de Prins dreef, dit niet genoegh te weezen tot aantaftend oorlogh, zoo werd noch bewillight in't aanneemen van zesduyzent foldaa- ten, d'eene helft te ros, d'andre te voet, onder Hartogh Hans Kazimir. Thans, mits d'Engellche Koningin, aan wie men weeder den Markgraaf van Havrech zond, te raade werd haar volk, op dat hetgeen'arghewaanaande Franfoyzen gaave, t'huys te houden, en liever de Staaten met gek en verlee- ning van geloof te gerieven, bellooten zy, daarop, door Kazimir als Ooverfte van vveeghe dier Majefteit, noch drieduyzent ruyters te doen lichten , en tweeduyzent S witiers te voet. Des zoud' hy, zoo wel d'Engellche als d'andre foldy, uit handen der Staaten pntfangen: 't welk men bedong tot gerulrheit der Roomsgezinden, erduchtende, zonder dat, zoo groot een' maght on- der een Onroomlch hooft. Met al ditte klom de ftaat van oorlogh tot op zes tonnenlchats ter maandt. Ende werd, mits datzy hierbooven niet gingen, den Aartshartooghe, Prinlè, en Raade van ftaat veroorloft, voorts vollere werven daar't hun bequaamft dochtej zonder des oopening aan de Staaten te doen, in welker breedt getal quaalyk yets verhoolen kon blyven. Wy- • ders j alzoo men veel gereeds van doen had , en d'ingewillighde Ichattin-
gen nu niet toereyken konden j werden gemaghtighden afgeveyrdight aan de Landtfchappen , om 't beloofde , en vermeerdring van dien , te vorderen. Met een braght de Prins by die van Antwerpen te weeghe, dat zy , op den twaalfden van Sprokkelmaant, toeftonden twintighduyzent ponden vlaamlch , by maanier van leening, te verfchaffen: in mindering van welke fömme, zy tellen deeden aan Galpar van Zürich grootvaader van myne jeeghenwoordighe huysvrouw Helionora Hellemans , zes- fenvyftighduyzent, vierhondert tleftigh Ryxdaalers , tot achtendertigh ftuyvers Brabandlch het ftuk ; om by hem befteedt te worden tot aanrit- en aanloopgeldt, voor Hartogh Hans Kazimir, Graave Walther van Swartlenburgh , den Markgraave van Havrech , Wolmerthuyzen, en Roover. De Prins ook, trachtende de nydt door weldaadt te leenighen, wrachtuit, dat meelt al de Neederlandfche Heeren met krysbewindt voor- zien werden. 'T welk hem en den Lande naamaals quaalyk verging , als tgrootfte deel hunner den vyandt toeviel. Voorts, om de inkoomften te Verfcheyde vereffenen teeghens de uitgiften , was men benoodight noch verlcheyde tollen opge* tollen in te ftellen $ als op de ileet der lyftoght en andre waaren; famt^« op't in-en uitvoeren der koomanlchappen, zonder de zelve zulx te be- zwaaren, dat 'er ftilftandt oft verleyding van neeringuitryzenmoghte. ^e van Hollandt en Zeelandt , by'sPrinfen goedtdunken , hadden, Bbb 3 lèedert
|
|||||
\
|
|||||
ffo P. C HOOFTS DERTIENDE BOEK
i f 7 8. fèedert den aanvank der oorlooghe teeghens Don Johan, noyt in gemeenfchap
Die van van laften, neevens d'andre geweften, willen treeden; maar waaren met hun WoUandten ooverkoomen, dat zy twee alle behoorlyke bezettingen hunner fteeden ver* Zeelandt zorg{ien zouden 3 ook zoo veele oorloghfcheepen onderhouden, als de Prins ticbbmten Ammiraalderzee, totveylighing der zelve en der binnewaatren, raadzaam. gemeen- vondej en booven dien, in d'andreLandtfehappenvyventwintigh vendels, fcbap van elk van tweehondert hoofden, met een hondert ruy teren. Alsnu, mits het laßen met fteygheren der kryskoften, werd hun aangeverght, door Jonker Joachim van d'andrege- Lier, Meefter Adolf van Blyleeven, en Kaarel van Beaulieu , uit der Alge- weßen. meyne Staaten naam, te gedooghen, dat men, in hunnen bedry ve.en haave- nen, ook de gelden, geftelt op d\iitgaande en inkoomende goederen, ineve. Des zouw men de Hollanders en Zeeuwen van de tollen der fieete verfchoo- nen, Waarooverzy, uitbreydende'tverloftevoorengedraaghen, nochlfel- fteyns Kornelly van zes vendels fhunnen lafte naamen. Noch droeghen zy, daarnaa, veele maanden lang, de koften van vyf vendels j gebruykt om Kam- * Con- pen en Deeventer te bemeeftren: lieten ook, voor etlyke maanden 5 de ^ ge- loven, ley gelden van Hollandt en Zeelandt aan d'Algemeyne Staaten betaalen -, die zich hiermee vernoeghden. En, hoewel dit paar Landen, hierdoor, ichier eeven zwaar een pak op den arm kreegh, als zy droeghen toen'toorlogh op hen alleen aanqtiam; zoo leerde nochtans d'ervaarenis , dat zy wyslyk ge- Anjeube- daan hadden aan huys op zich zelve te houden. Ontrent deezen tydt, zond K. ag) iet je fjartogh van Anjou den heer van la Fourgere, neevens zynengeheym- der Staa- ^cnryver > aan d'Algemeyne Staaten , met beklagh oover 't ongeluk van ten, en Gemblours, en met aanbodt zyner liulpe. Hierop werden de Baroen van Au- biedt zyn' bigny, en den heer Manfert naa Vrankryk afgeveyrdight, om den wortelen hutpaan. 't wit zyner meeninget'ontdekken, 'T welk, in Koningin Elizabeth, terftondt byfter naadenken baarde. Midlerwyl brouwden de Spaanfchen den eenen oft Verfésy- den andren aanflagh. De ftadt SantGelain ftond, om, doorheymelykbe- deaanfiaa- feydt des Biffchops van Atrecht, inDonJohans handen te vallen ; waarede Sm n *ieer van Hernilart, en naa hem eenighen zyner fbldaaten niet behendelyk miflukt, daar binnen geraakt. Dit dempte den 011 raadt: en thans voorzagh de Graaf van Lalain de plaats met volk en nooddruft. Ook had Don Johan binnen Maaftricht eenigh verftandtj dat aan den dagh quam, en met gevankenis van zommighen te loor liep. Maar , ten ingang van Grasmaant, iloeghen van neeghen vendels, daar leggende , van 't regement des heeren van Heze, Mujttrj de zeeven aan 't muyten, (tellende hunnen Hopluyden, vendrighs, en andre en verraadt kevelhebbers in hechtenis. En etlyke Waaien, vergifcight door den Baroen ßriebt. van Ghevreaiix en Jan Babtifta del Monte, ftookten zulx daaronder dat'er gefpan gemaakt werd , om den vyandt in telaaten. Dan de burghery, des gewaar en noch gedachtigh der quellaadjen geleeden van den Spanjaardt, nam 't geweer $ de twee onbefmette vendels , en zommighe Engelfchen te baat > toen zeekere ftraat in, en befchanfte zich daar; uitlchikkende voorts om hulp aan de Staaten. Deeze zonden , in der haaft , Niklaas Salmier , Ridder, Daar heer van Melroy, met geldt om de geenen dien 't daar loogh te paayen , en wort in Vjf vendelen knechten tot bedwang der booswillighen. Ook was de vlyt voorwen, niet vergeefs j winnende Melroy den Spaanfchen , metfpoeyen , denwegh - af. Ontfangen in der ftadt ftild' hy den oproer, verlofte de gevangenen , en ♦: greep, op eene nacht, d'eedvergeeters by den hals 5 die eensdeels met den z waarde, andre met hangen oft drenken, geftraft werden. Zynde de Brug- gelingen gefplitftaan tweeparthyen; paften twintigh Staatsgezindejongeluy- den, tot fty ving dei* hunne, 't Slot van Sluys te bemeeftren: waarop, by laft van den Aartshaf togh en d'Algemeyne Staaten, vyftigh knechten, onder Jon- ker |
||||
DER NEDERLANDSCHË HISTORIEN. ffï
ker Jakob de Groeve > geley t werden» Hieruit broedde binnen Brug eenighe ifj^
ontrouw, daar de Gentenaars lucht af kreeghen. Waaroover zy den heer van Ryhove , Hopluyden Jakob de Ry k wachtmeefter * dat pas, hunner fteede, Brug wort Zonneveldt, de Lange, en Capelle, met ontrent duyzent mann' te voet, veer- verzekert tigh te paard, by duyfter derwaarts ftuurden. Deeze hielden zich verhoolen ^'de Gctl* totdendaagheraadt: en methetoopenender poorte, quam Ryhove aan ge- tenaarSk rönnen i maakte zich meefter der zelve, en voorts der ftadt: rukkende't voet- volk binnenwaarts , daar het terftondt toeloop van de Staatsgezinde burghers kreegh. In welk bedryf ik niet bevinde, dat eene druppel bloeds geftort, of- te daarnaa teeghens yemandt onderzocht oft gewoedt zy. Wel is waar, dat 'er om den welftandtder ftadt te verzorghen, een amptgenoodfchap van ach- tien mannen, als tot Gent, opgerecht werdt -, en thans de wet gewiftelt .De Algemeyne Staaten, hebbende kortelinx, by Plakkaat, den geeftelyken ver- , er odl booden eenighe reedenen te voeren, die tot weederfpannigheit ftrekten, oft ten am ^ tot af brek van 't ontzagh, dat men den Aartshartooghe en den Prinfe fchuldigh Gèefilykr was-, vernieuwden 't zelve, en deeden't, op 'sKoninx naam, tot Antwer- heit, van pen, verkundighen. Zy voeghden daarby, dat elk zich onthielde van fteuring oproerigbe der gemeene rufte, en zonderling van den Roomfchen Godsdienft te verkor- reedenen ten-, immers buyten Hollandt en Zeelandt, ende paaien hunner bond t ver- t4P te wanten j ook van allerley verftandt met de Spaanfche parthy, die men, mety""1.' toevoer van gelde, lyftoght, oft anders geenszins te gery ven oft te begunfti- eedt vm ghen had. Wilden ook, dat wie yets vernaame, 't welk den Staate teeghens getrou- ging, 't zelve, op zwaare ftraf, ylinx aanbraghte* en dat alle Amptelinghen, wïghe'u te Wethouders, en geeftlyke luyden , deGentfchevreede, en vyandfchap tee- doem ghens Don Johan zouden zweeren. De Koning, in zyn verdriet oover dit . beloop der Nederlandfche dingen, werd, op den zeevenentwintghften van Den Ko* Grasmaandt, getrooft met de geboorte van eenen zoon -, die3 meede Philips, ningwon de derde al zoo gedoopt, naa's vaaders aflyvigheit geregeert heeft. Opzeekre een ^00» vergaadring der Weftfaalfche kreytiè, inSprokkelmaandtleftleeden, had- i™ooren' den de Staaten gepooght, hunne zaak te rechtvaardighen, en de gemoeden te nyghen tot meedelyden eens onheyls , dat gefchaapen was, fchier oft mor- ghen, hen zelf t'huys te zoeken. Zynde alsnu bericht hoe men een Ryxdagli tot Worms ging houden , wilden zy die geleeghenheit niet verwaarloozen $ 2ez.end'm6 en fchikten derwaarts, neevensjohan van Gent, heer van Oye, en andre per- ^„ Staa. foonen aanzienlyk verzelfchapt, den heer van Aldegonde. Deez'tot gehoor ten op den ontfangen, deed aan de Hooghduytfchen , op den zeevenden van Bloey- Ryxdagb maant, in Latynfche taal een wydloopendt vertoogh van 't welke dit het tot mergh was. T)e Hifiorien, oovervloeyende van d'ouwdeproeven der Neder- Worms* landfche getrouw heit, maakten 't ophaalen der zelve noodeloos< Maar, die A,, weet en wilde , hoe zwaar Ijk dat volk zich van de liefde engehoorzaamheït des uede zyner Vorflen liet affcheuren ,ßoeghe 't oogh op 't verfch bedryf des Hart ooghen aldaar» vanAlva-, enzynenroem, gedraaghen, op ontrent achtienduyzent zeshon- dert menfchen, door beuls handt, ter doodtgebraght j booven degeene die door 'toorlogh, oft door moedwil en dartelheit des foldaats, waarenomgekoomen, ^Driehonden en tfefligh tonnen fchats hadde zelffle Alva den Landen uit ge ^ wrongen, zonder daaronder te reekenen defchaade, geleeden, by roof, brandt3 en verwoefiing. Een' ongehoorde en wonderbaar e taayheit vangeduldt in luy- den , dusgeloont, voor vierhundert tonnengouds, opgebraght buyten orde, in den tydt van neeghenjaaren, tot weederftandt der Franfoyzen. Naa hem was Requefensgevolght •, en in deeze s regeer ing t 't aanvallen der ftadt Uitrecht ? het invallen tot Antwerpen, onder zyn' ooghen: thans, naa zyn' doodt, uit- gelaat ener muytery der Spanjaarden $ 't verklaar en der zelve voor vyanden* Bbb 4, doof
|
||||
57* P. C. HOOFTS DERTIENDE BOEK
Ï578. door den regeerenden Raadt: en hierop de Gentfche bevreeding j een handel
geenszins vremdt, gemerkt men diergelyke meer had zien pleeghen, buyten ken* nis der Landsheeren. En men was tot den zelven niet voortgefchreeden, dan door noodt, d'aUeruiterße. "Dat tuyghden Maaflrichtverkracht, Antwer- pen tot een bloedbadt enpoelallergrouwlengemaakt: en wiften, uit htm klagh- lykgekrys, heemelen aarde. Toen was Don Johangekoomen, met dat gelaat vol fchooner beloften 5 met dat hart voorts vergift ight door 't ingeeven van Roda. Dies had het toonen van zy nen aardt, aan 't ooverweldighen van Naam en, geen langer uitßelgeleeden , als hy aan d'oprechtigheit des Graaven van Lalain geen behoren , nochtetotBerghen inHeenegouw eenighe kans zagh. Moe- tende derhalven van Landtvooghdt wijfelen, had men heul aan den Aarts- hart ogh Mathias gezocht, en gevonden: een* zaak gebruykt, en ge oor loft> naar de wetten des Lands; uit kracht der welke niet aUeen vry flond eenen Stadt houder, die zich zoo oevel aanflelde, te verwerpen, maar meermaals 9tge zagh der Vorfien, die zich misdroeghen, oftverleyden lieten, gefchorfi was , tot dat zy , met beken hunner fchuldt, op den rechten wegh quaa- men te keer en. Nu bood 'Don Johanpays aan , mits datmen'sKoninxge- hoor'zaamheit, en den Roomfchen Godsdienfi indenfiaat fielde , daarzy, onder Kaizar Kaar el, geweefi waaren j om , met deeze te lomp een* loos- heit, den Gentfchen f onder delven y door 't herinvoeren der yslyke Tlakkaa- ten, meer ( moghte men de waar heit zeggen ) met bloedt, dan met inkt, ge- fchreeven. 'De welke , hoewel mijfchien draghlyk gevallen te dien tyde, althans te werk te leggen , eeven gehandelt waar , oft yemandt, in ver- bolghenfiorm , en'tmidde van banken.en klippen , 't roer al alleens gebruyken ■ wilde , als hy eenen ervaar en fiuurman dat , in kalmte , en diepe zee had zien houden. Zeeker , die alzo o aanging , melddegenoeghzy nen toeleg, om f chip , goedt, en volk in't bederf te brengen. Waarop de Nederlandfche de Stenden des Ryx verzochten te letten , en den brandt te helpen lejfchen , die anders gefchaapen waar , gantfch Duytslandt in afch te leggen. Want het was van h e eden oft giß er niet > dat de Spanj aards van zich gaaven , Ne- der landt tot een' plaats van waapenen te willen maaken , met inleeghering • van tien oft twaalfduyzent mannen van hunnen Landt aardt •, waartoe zy, in korten tydt, zouden twintighduyzent Waaien , firydbaar volk , voorts de ruyterbenden van ordening kunnen voeghen , en alzoo in drie daaghen, een weldigh heyr op de been brengen , omde grensgebuuren , eer zy tfchrap raakten , fooverflelpen , en hunner heerfchappye f onderwerpen. Wat had Alva j op Munfier , Kooien , en 't bemeefiren der Rynßroom , doen vlam- men 5 dan dat hy zich voorfiaan liet, daar door , den voet op de borfi der Duytfchen te kryghen ? Met dat zelffie toeverzicht , had Don Louis Embde naagetracht j gelyke gulzigheit van heerfchhonger de tanden der Spanjaarden op Engelandt gewet. Door zuymenis , en draalen van by- fiandt, was't Kaizar ryk van O oft e te hor gegaan. Men zaaghe toe, dat het Wefle den zelven gang niet ginge. Met fchandelyke fchattinggift kochten de Spanjaardts hunn handen ruym , van den Turk , op dat haar lee- digh flonde, de Chrißene nekken , met het juk der (laavernye te ringe- len. Hoogh- en Ne der duytslandt waaren, booven gemeenfchap van naam en taal, door v aft en bandt verknocht 3 en noch onlanx had de Kaizar - lyke Maje/teit van Rudolf verklaart, dat zy Neder landt voor een van de treflykfie leeden des Roomfchen Ryx hield. 'T welk, in de Nederlandfche Staaten, een kloek vertrouwen baarde, dat de Hooghduytfche grootmoedig- heit haar der zelve niet vergeet en zouw, maar den ooverlafi van den hals haar der metverwant en , 't gevaar van haaren eyghenen helpen afwenden. Dier
|
||||
DER NEDERLANDSCHE HISTORIEN, 0
cDier lojlyke vergaadringe dan-, flond niet telyden, dat men i op den drempel ijf% väntBujttsfandP, zoo vermeetel een' krysfioelfliehte \ de keelewvan Ryn, Maaz , Moezel, des Duytfchenboodemsvoorneemlykfteftroomen, floptej 'sOceaans haavenen en reen , beft geleeghen omDuyts landt te quellen , met vyantlyke bezetting oovermaghtighde. Om al 't welk te verhoeden , beydê raadzaam en billyk was , 'Don Joh an in den ban des Ryx te doen j allen toe- voer van volk en oorloghstuygh fhemwaarts, te verhinderen \ de Hooghduyt^ fche Kornellen enHopluyden, uit zynen dienfl , terug f 'ontbieden , oppeenè vanverbeurtenis hunnergoedr en. 'Dit was het dienfl igh verzoek des Aarts- hart ooghen i deeze der Algemeyne Nederlandfche Staaten ootmoedighe bee- de: de' welke, verworven, hen, in der eeuw igh eit, verplichten zouw, zoo hoogh een'weldaadt, op't aller danklyxt f erkennen. Belangende't ryzen der •munt e booven de orde des Ryx, en 'tgewagh, daar af, ter Weftfaalfche dagh- vaart gemaakt $ hunne Eerwaardigheeden en 'Doorluchtigheeden moghten vrylyk gelooven , dat de gemelde Staaten daartoe gedrongen geweeft waaren; eensdeels door V bezwaar des kryghs, eensdeels om dat de ft eygering desgelds in Vrankryk alle goude en zilver e penningen dreyghde derwaarts te doen heenè glippen s waardoor Neèrlandt zich berooyt hadde moeten vinden van midde- len j zoo tot het dry ven der oorlooghe als des koophandels, noodigh -y een'fchaa- de , die niet laat en kon ook den Hooghduytfchen tefmarten. Zy bleeven niet- temin van zinne , daarop de befte orde te ft ellen , naargehengenis der gelee- ghenheit: desgelyx op 't andre punt, voorgedraaghen by de Weftfaalfchekreytsi noopende 't loopen en ftroopen der krysluyden j en zouden daartoe, met veyrdi- gher ernft enyver, ver ft aan, indiende Hooghduyt'fche Stenden hun nietafgin- gen, maar zoo wel met der daadt, als metgunft engeneeghenheit, het hooft ophielden: waar toe de zelffte weederom, op't vuurighfte, ge beeden werden. Don Johan had zich onderwonden, door zyne gezanten , op den zelfften Ryxdagh, te bearbeyden, dat men dien van de Staaten gehoor ontzeggen, en den Aartshartogh voor geenen Landtvooghdt erkennen wilde, 'T welk niet gelukt zynde? verzochten de zyne dubbelt der verhaalde reede, om daarop te mooghen antwoorden. Maar dit werd afgeflaaghen by deStaatichej al- zoo zyniet goedtvonden , die zaamening rechtfter van 't gefchil te maaken i De reede, niettemin, werd thans in druk uitgegeeven , en aangevochten door een' andre, onder den naam van Calidius Chryiöpolitanus. Wyders, zy fty f~ ded'Hooghduytfchen wel in hun gevoelen van 't goedt recht der Staaten j doch veerder niet, dan dat zy beflooten, hunnen y ver aan 't bemiddlen eener vreede te befteeden. Welke fchynvrucht deezer bezendinge tot achterdeel gedeegh $ Geringe mitsdatdepaishandel thans het gebruyk van kryskrachten, zoo geweldigh, vrucht der en toegeruftmet zoo zwaare koften, holp vertraagen, DonJohaft, hierentuf- befendïn- fen, vernam uit Hierges, hoehy, geraakt was aan verftandt met Glimes, ~Bz±£e: Jaa roen van Florennes , ooverfte van Philippeville oftPhilipsftadt, alzooge- , noemt naa den Koning, die'tindenjaarevyvenvyftigh, geflieht had, enge- AeeL leyt in vyf dappre bolwerken , met gordynen naar gelang , om tot grens- vefting van Heenegouw te dienen teeghens Marienburgh , 't welk toen de Franföyzen hielden. Ook was't bezet met vyf vendelen knechten, en een* bendefchutten te paarde, trotich volk, dat onlanx, op eene tocht, vierhun- dert Franföyzen had afgemaakt: zulx, anders, den Landtvooghde ïiiet licht- lyk geluft zou w hebben, daaraan te by ten. Dan Florennes beloofde hem goe- de koop van de plaats, indien hy zyne ftanders alleenlyk, daarvoor, zien He- te . Op deezen toeverlaat zond Don Johan zynen hofmeefter Taxis der- waarts , met acht oft tienduyzeht manneni> doch werd haäft gewaar4, dat de1 -A fcldaaten vafter in hunne trouw gingen, dandeBaroenindemäätezynsge- zäghs
|
||||
574 F- G..HOQFT.S DERTIENDE BOEK
1578. zaghs 00vér hen. Maar 't werk was begonnen,- en 't ftaaken kleene acht-
TMïips- baarheit. Dies wild' hy 'er mee deur, en worp volflaaghen leeger op. Zynde fiadtydoor de grondtfheeden tot aan de graft gebraght; fielt men fchanskorven en vier Donjohan, muurbreekers toe , om 't punt van een der bolwerken bot te beuken. Tee- eleeg jert. gjiens je fchaade ■, te verwachten uit de twee mafte ter weederzyden, pooghde men te voorzien met affchieten der borft weeren, maar de beleegherden toon- den zich zoo wakker in 't boeten der breuken ; en beftookten de beukeryen derwyze; dat 'er weeiiigh gevordert werd, en eyndtlyk toegeftaan 't fpreek- woordt ; Veflingen, V is de fc hup, die ze maakt, die ze breekt . Men valt dan, met alle vlyt, aan'thooghen en voortmennen van dwars werk door de graft: treedende zelfde Veldtheer, en Parma, die altyds aan zynen riem hing, den gemeenen man voor, met aanlangen van demrys. In welke ny verheit het ge- beurde > dat Donjohan, draaghende drie boften takken, en ziende eenen SpaanfchenHopman, die 'er maar een braght, hemheuslyk begreep, met deeze woorden. By Ridderstrouw, vond'ikmy niet betgelaaden, dan men myaanziett vyf&ouden" er my te weenigh weeghen-y daarghy, wiens knooke?i mingehardt zyn ten arheydt, u, met een, genoeghen laat. Waarop, Q gelyk die landtaardt fheedigh, en reedt, ten antwoord' is} de Spanjaardt weeder: Niet al/e menfthen, ^Doorluchtighfle heer e , zyn tot gelyken laß bequaam. De ver weef ders, echter, maakten 't den aanleggren dapper zuur ; ftortten hun dik wils op'tlyf; fleurden, oft ftieten de werken om; endeeden, dan den eenen, dan den andren toeleg verftuyven. In zeekren uitval, op den oordt van de Lottring;ers, daar flappe wacht was, bedreeven ze groote moordt; ruk- ten etlyke vendels, en gevange Hopluyden naa binnen. Donjohan, ziende 't ge weidt zich vergeefs afflooven, wendd' het 00 ver een' andre boegh; en ilelde te werke den heer van Gatez, Borgoenlchen Eedelman van voeghlyke maanieren, en klemmende welfpreekenheit. Deezpaffe, op een'nacht, in mondtgemeenfchap met de bezettelingen te koomen ; en opgeevende ten breedfte van 't Spaanfche vermooghen, van Don Johans eedelmoedigheit, en zyn wenfehen om den luyfter, van zoo vroome krysluyden in zynen dienft te hebben, bood den geenen, die daartoe verftaan wilden, drie maanden földs gereedt; den andren vranke uittoght. Zy hadden nu, om byftandt te vorde- ren , getracht eenen trompetter uit te helpen, onder geley der rosbende. En deeze was leelyk geheekelt, door den Graaf van Meeghen; en op die maare, de heer van Raffel geaarzelt, als hy, met een'troep paarden, ftondomeeni- ghen voorraadtin ftadt te brengen, daar 't althans krap omquam met eet waa- ren, enbufïèkruydt. Florennesvoorts, die (zoomen zeyde) liever gehadt had, dat gebrek te bezorghen, dan't opdoen van nooddruft, toen't wel ge- fchiedenkon, hield daarop aan; vertoond'hun de armoe, daar hy oorzaak afwas; en zocht, door alle weeghen, de gemoeden t'ondermynen. Een deel der fbldaaten nochtans, ('tzyhenzinlykheitvanGodsdienft, oft van eere, dreef) deed den handel een'wyl haaperen: maar'twas'tzwakfte, enmoeft, ten laafle, onder den arm van 't fterkfte deur. Drie benden dan, neevens den Ooverfte , wiens trouwloosheit hierdoor bewaaricht werd , naamen parthy |
||||||||||
' Tgaat os-
ver. |
metdenSpanjaardt: de reft trok uit, op den eenentwintighften van Bloey-
|
|||||||||
maandt, met geweer en vliegende vendels. Donjohan, weeklyk van lig-
haam, mits onderaardfche zucht, gegaadert in de loopgraaven voor Philips- ftadt, ging tot Naamen zyn' gezontheit koeftren: Parma naa Limburgh, als van merklyk belang, om de byftandyen uit Duytslandt tbntfangen. Onder- weeghe lagh een' vafte burgh, op een' klip, in goede graften; en vyftigh man- Eenflerknm daarbinnen, verdeelt onder twee rotmeefters. Deezereen, zynde een ßotverraa- Luykenaar en Roomfch van geloof, verfprak zynen makker, dat hy, met den. «et |
||||||||||
DER NEDERLANDSCHE HISTORIEN. fff
hét grootfte getal der knechten, naa Limburgh tooghe, om kruydt eii lood, ïjf ü.
enwes men meer behoeven moghte. Zyndedeezesontflaaghen, braghthy den meeften hoop der refte tot zyn' voorneemen, d'andren om hals y enlee- verde de plaats aan Farneze. Limburgh ftond het eerfte beuken niet af: blaa- - zendè de burghers hunne fchrik den iöldaaten in* zulx dat zy verbaasdelyk Limbmgb
oovergingen, zonder eënigh verding te maaken: uitgezeyt veertigh, die op tyFarmk h Slot weeken, volghende hunnen Ooverfte. Deez, een kloek en er vaaren m&e^ee~ Icrysrnan , was in geenen gebreeke van zynen plicht ; en vertoond' hun 't voor- & m' deel der plaatfe, houdbaar genoegh, zoo zy den hunnen betrachten wilden. Om niet: zy drongen hem t'ooverkoomen met Parma -, verworven uittoght metgeweerenpakkaadje^ maar gaaven zich meeft alle in zynen dienft. Om 't Slot van Valkenburghj en 't fteedeken Daalhem te bemaghtighen, ftuurd' hy Ook^t slot den heer van Gibreau, die ze beyd'inkreegh, niet zonder bloed ftorting, en van v4- pleeghen van yslyké wreedtheit. De algemeyne bekommering oover deeze ksnburgb j voorfpoedt des vyands, en 't bezonder mishaaghen der Roomsgezinden aan en,tflee- Kazimirs groote maght, oopenden de ooren bet voor d'aanbiedeniflen des Jp'J! Hartooghen van Arijou: zulx men verzocht, dathy gemaghtighdenoover zonde, om de zaak aan te binden. Van zynen 't weeghe, dan, quaamen de Men noo- Graaf van Rochepot, en.de heer vanPruneaux, tot SantGiflein, met den digbt dm Graave van Lalain, den heere van Frefin, en Diedrich Lichthart, in mondt- Hart°gh gemeenfchap. Van verdingpunten werd aldaar weenigh gefprooken -3 en vanAnJon Hechts in't gemeyn toegezeyt, dat zyn perfoon den gantfchen Lande zouw i)mpaans' welkoom weezen. Niettemin, hy beftond, hierop, achtduyzent knechten te Die tl&a-* lichten j kreegh duyzent Eedelluyden daartoe, die, tot eyghe kofle, te paard' melt volk^ klommen: en liet, totbewys van wilveyrdigheit, nu'tvoorfpelzynerwaa- op deWaU penen, op de grenzen van Henegouw, zien. Werwaarts, van Donjohan, fibe Pm~ Oftavio Gonzaga, met eenigh ros- en voetvolk gezonden werd 5 die vierhon- Ä<?w' dertFranibyzen, zich nerghens min voor hoedende, in 't dorp van Barle- mondt verneftelde, en hunn' achteloosheit zuurlyk bekoopen deed. Zommi- ghen der zelve vlooghen terftondtop 't Slot: 't welk hunne behoudenis was, mits de Spaanfchen geen grof gefchut hadden. Gonzaga, ziende niet wyders te verrichten, bedorf'tveldten de vruchten van't Walfche geweft, zoo veel in zyner maght was. Midlerwyl arbeydde de Staatfche parthy, om, zoo wel Eedt dm als teeghens 't uitwendighe, zich teeghens 't gevaar te verzeekren, dat uit Geeflhkjn haar eyghen ingewantopftaan moght': en begon men, onder andren, den tfgmr- kerk- en kloofterluyden, volgends 't Plakkaat van den tweeëntwintighften in Am>> Grasmaandt, het z weeren af te maanen. De weirlyke Priefters be weezen ge- hoorzaamheit: dan deJefuyten t'Antwerpen, lloeghen 't plat af, voorwenden- De yefuv- de, dat zy, byeedt aan den Paus j en deez, door vriendfchap, aan DonJo- tenen een han verknocht was. De zelfde zwaarigheit maakten aldaar de Minrebroeders : deel van de doch twintigh bezinden zich ; neeghentien volftonden 'er in 't weygheren, en Minnbroe* werden met de Jefuyten, op Pinxterdagh, onder vey lighe hoede, naa Mechele, den>t>AntA geleydt: van waar zy zich voort binnen Looven begaaven. Te heuslvk docht we^€,n * dit der gemeente gehandelt. Zy raakt,van 't morren aan 't knorren,van 't knor- ^/w ren aan 't kryten; Men behoorde den heelenhoop terfladt uit teflommelen. Maar Wordcn ter lyfftraf van twee quanten, die in arren moede, engewaapent, naa'tkloofler fiadt uit" ftreefden, was genoegh om het meerdeel gemak te doen houden. Ter zelve ge%et* oorzaake verlieten al de Minrebroeders Uitrecht. Hunkerkiieraadtenkley- DeM'mn* noodje, die zy meynden meedete voeren, werden aangetaft, en in bewaa- broeders rende handt gefielt. Op gelyke wyze gink het tot meer andre plaatien . On- verbaten der de Franciskaanen te Brug, was broeder Cornelis Adriaanszoon van Dor-XJttrelini drecht. Deez, ooverloopende van gal, glad van tong, ftyf van kaaken, en ten
|
||||
576 P. C. HOOFTS DERTIENDE BOEK
15-78. tenrykftê begaaft met den geeft der onbefchaamthek, had daar, aleen'wyk
Broer Cor- voorheen, den Preekftoel betreeden, en met ongefnoerden mondt, en woor- nelis van den van walghende vuyligheit, niet alleen teeghens d'Onroomfchen, maar Dordrecht, zejp§ teeghens d'Ooverheeden zyner eyghe parthye, gebuldert. Booven deez' 7y** e' oopenbaare arghernis, was een' verborghene in 't licht gebraght: hoe hy zich Brugge, kittelde, met het geheym des harten van vericheyde vrouwen en maaghden te doorririèlen -, en haar zoo dwaas wift te broeden , dat zy hem, d'inwendighfte gedachten van vleeslyke bekooring, en alles wat nacht en flaapkaamer bedekt houden, in biecht meldden; jaa zich die onkuy sheit, quanfuys, met roeden lieten uittuchtighen. Waaroover hy, endtlyk, tenaanftaanderMajeftraat, kloofter en ftadt had moeten ruymen, en drie jaaren totYpere verblyven, Weeder gekeert, zonder verlof, in dat van zesentfefligh, haald' hy de Wet- houders , die 't hem gedaan hadden, fèhendelyk oover> en ging, met ichelden en tieren, den ouwden gang j onverlet j eerft mits de byfterheit, thans mits de bitterheit des tyds, als niemandt aan de flaf der Geeftlykheit baffen darde. En, dusdoende braght hy de Landtvooghdy van Al va deur, tot dat de dingen een' zwaay naamen. Alstoen beftond hy, teeghens 't bedryf des Hartooghen, met gelyke lofligheit, uit te vaaren jleggende fchamperlyk af,van 't eyfehen des tien- den penninx, en 't verliezen van den Briel. Seedert, hoe de windt van *s Lands verlichting bet opftak, hoe hy bet de kap daarnaa keerde: weshalven men hem duldde : mooghende zelfs d'andre gezintheeden wel veelen , dat zich de Roomfche, door alzulke onteerfels eener kerke, afzightigh maakte. Ook vind ik niet, dathy, oft zyne meedemonnikken eenighszins teeghens den eedt gefporrelt hebben. Niettemin, van den haat en opïpraak, gereezen tee- ghens die orde, dienden zich eenigheleekebróers: dewelke, hardt gehandelt by d'andre, hun, tot weêrwraak van dien, den gruwel der ftom me zonde, Sodomjt- oft Sodomye, te lalt leyddefi. Hierop werden z' in hechtenis genoomen5 en {che Mon- beval de Aartshartogh de kennis der zaaké aan heeren Jooft Huysman en Gil- tnkkn ge- \{s Wytz, Raadslüyden 's hoofs van Vlaandrë, Etlyken beleeden 't ftuk ; drie ƒ w/r. werden 'er ten vuure gedoemt, twee tot geefièling en ban. En men had noch niet vergeeteri, dat offi den zelven lafter , onder de regeering van Kaizar Maximiliaan Karels grootvaader, de Monnikken van dit kloofter waaren ver- dreeven géweeft. Gelyke fchennis quam, tot Gent, aan den daghj alwaar Vier Francjskaanen, en een Auguftiniaan oopentlyk verbrandt, eenighege- pe vier geeflèlt werden. En, dewyl nu fchier elk dit gezelfchap verfoeyde; zoo ban- hddende 3e men cjaar voorts de vier biddende orden ter ftadt uit. Hiernaa fchorften de orden, tut staateilj byfeherp verbodt, het zeynden der jaargelden, genoemt Annaten, hannen uaaRoome, die gewoon zyn, van de Prelaaten, t'hunner inwydinge, be- Verb'odt taa^c te worden. Al 't welk noch, met eenighe gereegheltheit, en by beftelling aan de derOoverheit, toeging. Het ftyfde daarentuiTen d'Onroomfchen dapper in jaargelden hun dunken dat het recht op hunne zyde was. Maar 't herlanden, hierenboo- derprelaa-ven, der uitwykelingen in grootengetaale, 't maghtigh gezagh des Prinfèn, ten^naKoo- ^ie doen enlaaten by den Landtvooghdtwas, deEngelïchegunft, zooveel meteen- rUytren en knechten op weeghe onder't beleydt eens Ooverften belydende ónroom- >t: ze^^e geloof, blies hun te weldigh de borft op. Her breyn, beklommen en fchen war- bekraftight van de dampen der voorfpoedt, doofde oft bedwelmde 'dicht den dartel: der befcheydenheit en achterdocht, in die dronkenfehap: gelyk dan't geluk enwaarom, den meniche zwaarder ftrydt, dan 't ongeval , leevert. Want quelling fcherpt den geeft , en ellende wort deurgekrabbelt: weelde maakt oover- dwaalfch. Ook vertrotfte hen niet weynigh de waan hunner nood wendig- heit , en 't zien dat zy in de meefte en treflykfte ampten gebeezight werden, terwylmen, uit miftrouwen, 't welk op hen niet viel 3 meenighen Rooms- * . gezinde |
|||
DER NEDERLANDSCHE HISTORIEN. f/f
gezinde verby ging. D'eerfteongelchiktlieit werd t'Amfterdam aangerecht} ifyÈi
niet zoo zeer door wulpsheit van't graauw, als by opzet en beftek van veel Mpeyte der treflykfte burgheren. Daar zweefde gerucht, dat Don Jphan , onder t'Amfier- gelaat van den Hooghduytfchen bezettelingen j totDeeventeren Kampen, dam> äaa* eenighe nooddruft toe te voeren, wel yets op Amfterdam zouw mooghen omlz-eer voorneemen } en't verftandt noch niet fliep tuften hem en zommighein- ■ l"" woonders. Twelk, dat het niet arghliftelyk gezaayt zygeweeftj iknoode ^f^, verzeekren zouw. Wel is waar, dat Aldegonde* opzyn'reyzenaa Worms d'Algemeyne Staaten, uit Kaizarslauter, verwittight had5 dat de Spaan- fchen zochten een deel fcheepen van den Koning van Sweede te bekoomen, om ze teeghens die ftadt te gebruyken, als verzeekert, daar binnen, hunn' eyghen' handen te vinden. Heeren, Johan van Mathenes , Adriaan van der Myle , en de Doétoor Franfoys Maalzon van Enkhuyzen , gemagh- tighden der Staaten van Hollandt, waaren 'er al een' wyl beezigh geweeft, met ftellen van orde, volghends de punten der voldoeninge: de vier benden der burgherfbldaaten aangenoomen, en behopmant met Harman Rooden^ burgh den ouwden, Simon Henrixzoon Jonkheyn, Jakob VilTcherenJan Duin: de voorighe fchutteryen weeder opgerecht, en de leedighe plaatfen gevult. Maar, de Onroomfchen , zich belghende dat men hun eenen af- zightighen hoek, tot begrafnis hunner dooden, had aangeweezen, eyfchten een' eerlyke plaats , naar luydt van 't verdragh. Voorts rees 'er krakkeel, tuften hen en de Wethouders oover de wyze van waaken: dingende d'eenen en d'andren op 't zeekerfte beleggen hunner zaaken, om 't hecht in de vuyft te hebben. De regeerders riepen, *Dat men hun dingen vergk'de', die teeghens douwde gewoonte, en den inhoudt der voldoeningefree'den: d'Onroomfchen, dat zy van den voorighen voet niet afweeken, nocht yet wilden verandert hebben, dan alleenlyk de beleyding, en de form der wachten: in welkfluk, aan den Stadt houderflond, te voorzien, naar dat de geleeghenheit riede» Als dit eenighen tydt geduurt had, en de Majeftraat niet toegaf, beflooten zy eyndtlyk , liever, daneeuwelyk ter genaade van hunne weêrparthy te ftaan, een' kans te waaghen, en haar t'oo ver vallen eer zy'thun deede: ge- merkt maght teeghens maght genoeghzaam in weederwight fcheen te han- gen , en d'ooverhandt aan 't waarfchuwen met den flagh. Meefter Willem Bardes, ■ rechtsgeleerde , zoon des alleens genoemden Schouts , van wiens achtbaarheit, aanhang, en weederftoot t'Amfterdam, wy ten beginne der beroerten gemeldt hebben, was althans, gelyk veel' andre ballingen, wee-» der ingekoomen en zeer verknocht aan die van den hervormden Godsdienft. Hy, als Oudtfteedehouder van Sonoy oover Noordthollandt, en derhal ven groot met hem; fchreef, den vierentwintghften van Bloeyniaandt, aandien Ooverfte, 'Dat de zelffle zynen Hopluyden, leggende naafl Amfierdam, in ftilte laßen wilde, hun volk veyrdigh te houden, om opte zynten eerflenbe- veele der Staaten van Hollandt, oft hunnergemaghtighden. 'Twelk, zoo hy 't uit onthiet deed, en dier Heeren meening was, niet alleen de betwifte punten door te dry ven, maar ook ftadts Ooverheit te fchuppen, hen in ken- baar ongelyk ftelt. By den zei ven brief, ontbood hy eenen, fcheutvryen helm en rondas, t'zynen behoeve. Sonoy dan, nooit keurigh op eer oft on- eer, daar'tvordel gold, deed hem weeten dat zyn verzoek volbraght was, 'T meerdeel , ook , van ftadts bezettelingen , klaghtigh oover de zwaa- re wachten , liet niet duyfterlyk blyken , zoo mennieuwigheitaanvinge, dat het aan hen,niet houden zouw. Schokkende de dingen op deezen draf; quam Meefter Thomas van Til , Oudabt van Sant Bernards by Antwerpen, op Zondagh, vyventwintighften der voorzeyde maandt* Ccg büy*
|
|||||
'1 ■
|
|||||
#8 P. C. HOOFTS DERTIENDE BOEK
1578.. buyten de vryheit van Amfterdam, by Sant Antonis dyk , voor de On>
roomlèhen preeken. Wat woorden hy voordroegh uitdeHeyligheichriftj en oft zyn' uitlegging tot ophitfmg der gemeente ftrekte, heb ik niet kun- nen verneemen. Zoo veel is 'er af, dat d'Onroomfchen, terftondt daar- naa, elkandre verpraayden, raamende wegh en wyze, tydt en teekenen> om 't ontwerp ter daadt te brengen. Weetende yder zyn werk -, houden zy zich binnen's huys, en wel op hunn' hoede) met waaken de ganfchenacht. Ten naaften morghen , * vervoeghden zich ßardes , Marten Kofter , A- driaan Kromhout, Adriaan Pauw, en Guillaume du Gardin, by de Regeer- ders , om de laafte proef van hunne reklykheit te neemen. Woorden en weerwoorden ï Men gaat 'er etlyke maaien, van 't Raadthuys in de her- bergh der gemaghtighden, die op den Dam was: van de herbergh op 't Raadt- huys; tuften de meenighte door, die met ongedult verwachtte, hoe't'er af- loopen wilde: dan, hoe men't wendde oft keerde, 'de Majeftraat bleef pal ftaan. Derhalven, als nu de middagh verbywas, de markt ontleedight van huysluyden en zuyvel -, komt Gardin ter puye verlchynen, daar menplagh afles te doen 3 licht zynen hoedt, en zet dien voorts weer op. Dit beduydde, dat men met gemoede niets te verwerven zagh. Jonkhein, treedcnde ten ftadthuyz' af, en flaande de armen van elkandre, geeft te kennen, dat aan de Wethouders geen verwrikken was -, en fpoeyt zich naa zyn krysvolk toe, om de Nieuwe -Kerk, teeghens plondering te verdaadighen. Want de knechten waaren, al van ontrent elf uuren, in waapenen geweeft , en elk vendel op zyn' ftandtplaats geftelt. Teffens loft zeeker loldaat een mosket ter venfter van de Waagh uit. Daar ftuyft matroos op ftraat, met vlieghende vlaggen -, en roept, Wie Oranje liefheeft, toon'hart en volgh' me naa. Strax dereft voorden dagh; arbeyder, ambaghtsman, koophandelaar, rentier* volk van allerley flaghj d'uitwykelingen't vuurighfte. Een deel jaaght 'er naa't bushuys, fleept het geichut daaruit, beweert daarmee den Dam, propt de toegangen met wolzakken, die by geval aan de Waagh laaghen. Toen aan't werpen met fteenen , naadeyzereträalyendervierfchaar, omdenachr- waakers te verdry ven, die daar, by zorghlyke ftonde, op't af bernen van zeeker haakgefchut paftten. Als 'er geen'vonk gegeeven werd, ftort men ten ftadthuyze in; haalt den Schout, en, zood'ouwde, als regeerende Maje- ftraaten daaraf, oft uit eyghe wooningen, en brengt ze op de Waagh. Thans leydt men ze , neevens vericheyde Paapen , en al de Minrebroeders, naa 't waater , tuften twee heggen fbldaaten door , tot befèherming teeghens 't graauw, fchreeuwende. Men behoorde hen tergalghe te zenden, daar zy meenighen aan geholpen hadden. Gefcheept, geeftlyken enweyrlyken, elke iöort op bezondren boodem , werden zy ( ang voor argher 3 naamlyk te gronde booren ) aan Sant Antonis dyk opgezet. Dit alles ( een zeldzaam beloop} zondereenen menfch te wonden. Maar de zielelooze en ftomme ftof moeft voorhouden: beelden, altaaren. Felft had men 'top de gedach- tenis der Graauwe Monnikken gelaaden, die kennis van kettery plachten te neemen , en 't hunnent, met de weyrlyke rechters , naa 't uitvoeren der vonniftèn, het bloedmaal te eeten. Geen ding alhier, dat niet geroofc oft aan ftukken gefmeeten werd: en op dit kloofter loosde zich de meefte woede. Aan winkels oft wooningen (waarvoor de Roomsgezinden grootlyx vreesden ) raakte niemandt. Als 't uitgeholt was, en aan den aavondt ging > bezetten d'Onroomfchen de oorden van belang , met wacht van de hun- nen. In't Toorentjen gingen vier lichte quanten zitten, fpeelende, begui- ghender wyze, de Burghermeeftersnaa. Tot op den derden dagh ftonden de zaaken dus wildt , en de ftadt zonder Ooverheit: wordende nochtans midier-
|
|||||
. f
|
|||||
DER NEDERLANDSCHE HISTORIEN". 579
midlerwyl ( een ander wonder ) geen' nierkly ke moedwil gepleeght. Maar 3 lf7%-
'sdaaghs naa de opftending, verdroeghen de drie fchutteryen de vervoerde Wethouders van hunnen eedt en ampten , ten ooverftaan der heeren van Mathenes en der Myle. Voorts werd uit elk rot, by de meefte ftemmen der rot^ezellen, een achtbaar fchutter gekooren, tot zeflendertigh toe. Deeze, vergaadert, 's daaghs daar aan op 't ftadthuys, koozen, tot Burgher meefters, Willem Bardes, Marten Janszoon Kofter arts, Adriaan Reinierszoon Krom- hout 5 Dirk Janszoon Graaf, In gelyke wyze maakte men Scheepenen en ■ Vroedfchap, en de reft der regeeringe. In fteede van Andries Hollefloot, werd Willem Martenszoon Kalf, eertyds geweeft onderfchout, tot Schout geftelt. De kerken bleeven noch , wel ruym een' week geilooten. Toen ging 'er de Majeftraat met eenighe timmerluyden, en deed de beelden af- neemen . Voorts begoften de hervormden in d'ouwde kerk te preeken j weenigh daaghen daarnaa, in de nieuwe. Zyndeditbedryf, t'Amfterdam, zoo veel als de vaan der opftending in de lucht gefteeken -, trekt men, tender- den daaghe, hooghtydt van 't Sakrament by de Roomfchen, tot Haarlem, Kerk? en ook te werk 5 maar(gelyk yder, in'tmisprysïyke, zich doorgaands dunken k!°°ß£r~ laat achter te leggen, zoo hy 't Hechts enkelyk naafpeelt) hield'er zich binnen ftormmg de paaien der zeiffte maatigheit niet. Ook waaren 't fbldaaten, die 't deeden ; tot Haar~ gezelfchap van raauwer wandel. Als de hooftkerk vol menfchen was, de miffe geèyndight, 'tontfteeken der toortfen begonnen, om den ommegang hinnen te doen, dewyl'tbuyten t'onveyligh bleek, berften zy, met groot gedruys, ter deuren in, en maaken zich ruym' baan, met gevelde punten. 'T volk tuymelt oover hoop ; elk zoekt zyn' hals te berghen. D'een en d'ander 4f wort gequetft, zoo burghers als Priefters. Pieter Balling, deezer een, fchon- gelend' ontrent het koor , alzoo hy ftikziende was , werd van achtre ge- dolkt, zulx het hem 't leeven koftte. De Bifïchop, Goodefroy van Mierloo, hebbende dien uchtent daar gepreekt, zalfde, met ontrent vyftigh gulden, de handen daar hy in viel. Dies liet men den man glippen, enholphemom een' hoek. Voorts de paapen uitgelchudt, mantels gegreepen, huyken en ringen afgeftreeken. Naa't dunnen van den drang, flaan ze, aan'trooven van fieraaden, behangiels, koorkleeden, en alle kiften oopen. Kleenenlaft leeden d'altaaren; alzoo men 't meer op den buy t, dan op de beelden, ge- munt had. Thans vertoonden zich Schout NiklaasRuykhaaver, enBur- ghermeefter Pieter Kies -, om achtbaarheit der welke niet zoo zeer , als om dat het daar kaal geveeght was , 't geboefte verfchooyde. Maar, een deel hunner hield de markt in , uit vreeze voor aanval der burgheren : de reft hebbende de fmaak van den roof wegh , rotft naa de Franciskaanen, doel, te dier tydt, van den gemeynen haat. De Monnikken , oovër taafel zittende , vatten fchielyk de fchrik , vlieghen op , en ten kloofter uit: 't welk tot een' ydele romp gemaakt w7erd. Noch had de gierigheit haar zat niet. Naa den middagli fmeet men. kerk en kloofter der Preekaa- ren oopen , en pleeghd' 'er gelyke plondering . Sint flaauwde de raaze- ry, en eyndighde in ooverlaft aan etlyke orden van bagynen , die met verlies van linnen , wollen , en eetwaaren , daar afraakten. Dit tuchte- loos krysvolk , drie vendelen fterk , werd , eer lang , elders heene ver- zonden , naa fcherp gebodt by trom en fteêklok , dat zy't geftoolen goedt hadden weeder te geeven. Den moorder des gemelden Priefters deeden de Staaten van Hollandt, met de verdiende doodt, ftraffen : zonder dat ik bevind eenighe andre peene op dit ftuk , gevolght te weezen. Onder de Roomsgezinde Staaten , werd , zeeker, tot geen geweldt noch , maar - tot houden van zaamening , wel onbefchroomdelyk voortgefchreeden : Ccc 2 zon-
|
|||||
«
|
|||||
f8o P. C. HOOFTS DERTIENDE BOEK
15-78. zonderlingin de Landithappen van Nedefduytfche taaie. Tot Antwerpen $
Onder de was , al in Lentemaandt, tot vyftien plaatfen gepreekt •, tot veertien, 't aavont- Roowsge- maa] uitgereykt. En 't verbodt, gedaan in Grasmaa^It, werd genoeph- ünde zaarn in den windt geflaaehen,; hoewel de Staaten zicÈzulx niet hadden in- a , ' geheeldt. Tot Gent, quampmen, by vier, vyf, zeshonderden teffens, d'Omoom- aan verfcheyden' oorden, te hoop; met zoo luttel ontzighs, oft het oopentlyk fchen ook. veroorloft geweeft waar. Neemende de loop, van dagli tot dagh , toe j be- deoomiop. haaghden hun eynddyk hunne meenight' en midien zoo wel, dat men zich verftoutte, vrye oeffening te verzoeken^ op aanraaden der.geenen, dien 't alleens was, in wat wyze, zy hunnen Godsdienft vorderden. Ik zoude ge- looven, ook luyden daaronder geweefl: tezyn, die, eenen af keer hebbende van de arghernis der daatlykheit, daar't anders naa uit zagh, liever deezen wegh ingingen. 'Tzelffte werd goedt gevonden , by eene der Nederland- fche, Hooghduytiche, en Walfche, zoo inheemfche als uitheemiche, ker- kenvergaadring, aangevangen, tot Dordrecht, den tweeden van Zoomer- maandt. Zy ftellen dan een fmeekfchrift in, aan den Aartshartogh en Raadt van Staat, en geeven 't, op den tweeëntwintighften, oover. In wydluftighe reedenen beheliH' het deezen zin. Den waarom huns wykens uit deRoom- Zy ver- Jche kerke weezen verfcheyde gedrukte boeken uit, neevens de bekentenis des Hoeken geloof s, bekrafiight door de volflandigheit veeier zaalighe zielen, die men, vrye oeffe- daarop, metd'uiterftefmaadtenfmart, den tydtlyken doodt had doen bezuu- hunnen ren' ^y welke wr eet heit echter niet anders gewonnen bleek, dan aanwas van Godidienfi*èe^00'v^en'> met verfofy daar ent uffen, van de welvaart des Lands, met verwoefting derfleeden door 't bannen en verjaaghen, met uitmerghelen der gemeente door flilflandt en verleyding van handtwerkenenneeringe. Om al 't welke te redden, en't juk der Spaanfche flaavernye te helpen af fc kudden, hunt noyt by zetten van hals en haave verdroot en had. Maar , verloor en was alle lyden enarbeydt, zoo men hen, naa 't ver dry ven desgemeynen vyands, en 't vergieten huns bloeds in 't bevechten der zeeghe, weeder dacht ter ßachtbank te brengen , en hunne aadren , aldaar , van 't ooverfchot t'ont- leedighen. Welk duchten niet min kon, dan hun een zwaar pak op't hart, en geen' zwakke fp aak ïn't willigh wiel huns yvers weezen. Om deezen aanfloot wegh te neemen , en met een te verhoeden eenigh bedryf dat niet allen Onroomfchen lief zyn, oft betaamlyk dunken zouw, flond voor'tbeße middel te houden verlof van vryen Godsdienft , tot dat men, door een' Al* gemeyne , oft ten minfte Landtzaatelyke kerkenzaamening, de ßryden- de meeningen vergeleeke. Om welke weldaadt zy op 't needrighfte waaren fmeekende. Die dit verworpen , dreeven de Gentfche bevreedinge j dat al- taar teeghens altaar op te rechten, teffens Raadthuys teeghens Raadthuys bouwen was : en de Roomfche Godsdienft , in zulken geval, famt al die Geeftlykheit, op een fchup zouw zitten. Maar zy wenfchten niet bee- ters , dan dat men den Gent fchen pays hielde , en volghends den zelven, ter vergaadring der Staaten, 't punt van geloofszaaken afhandelde. Doch, zoo de tydt zulx niet toeliet, men kon hun te gemoet koomen, zonder kreu- ken van trouw : naardien , in 't verding , zoo meyneedighlyk gebrooken door den Spanjaardt, de Landfchappen niet dan onderling gehouden waa- ren i en 't geen zy gebonden hadden, weederzydighlykflaaken , daarin lich- ten en zw aar en , moghten. De Heydenfche Kayzars hadden zich bet be- dankt van 't dulden, jaa gebruyken der Chriftenen in krysdienfi, dan van 't vervolghen der zelve. By de Chriftene Kayzars, waaren oopen- baare kerken toegeftaan den geenen, die van hunne gezinthett verfchilden > en voor ketters gewraakt werden . De groot e Turk teeghenw&ordelyk , de Koning
|
|||
r-
|
||||||||||||||||||
x
|
||||||||||||||||||
DER NEDERLANDSCHE HISTORIEN. jÊt
Koning van Marokke, die van Tooien , en andre Vorften meer , vernoegh-
den zich aan V uiterlyke , zonder oover't gemoedt te heerfchen -, en vrees- den diesweeghe geen ongemak. 'De Taus zelf liet de Jooden met hunne fchoolen begaan. In T)uytslandt en Vrankryk j twee de maghtighfle ge- we ft en, die Neer landt omgrensden , wat hadm' 'erniéttehoop gehaalt, en te werk geleyt-, om d'Onroomfchen te dempen s met het zelffte voorwen* den-i dat fcheuring in't geloof'den ftaat ook noodtlyk fplitfen moefl ? Maar derv aarenis hadgeleert, hoe in't geen, dat men te voor en waande''tvoed- fel der beroerten te weezen-, dé ruß beflond. Verre, voorts> van hun mot'fi' het zyn * naa goedt oft bloedt hunner meedeburgheren te dürften i oft ee- fiigh geweldt te pleeghen teeghens den Roomfchen Godsdienft. Ook zou- den zyn' Hoogheit en de Raadsheer en van Staate , wel weet en eenighe or- de te raamen, tot verzeekring der Roomsgezinden. En de verzoekers wil- den zich-, op 't onder daanighfle , daar naa-, fchikken: hoop ende meede wel zommighe treflyke Vorflen te beweeghen ; om goedt te zeggen , voor 't naa- koomen hunner beloften. 'T welk, neevens 't verwerven hunner ootmoedi- ghe beede ,-gefchaapen waar-, alle misverftandt en arghewaan te fmooren ; en de verkoelde liefde ter gemeyne zaake weeder op te ftooken t gelyk hen ook die gunfle zoo moedighen als verplichten zouw , om zich anendan bee- ter en beet er te quyten, met der daadt, en met aanroeping Gods , dat hem geliefde zynen zeeghen geftrekt te houden , oover de jeeghenwoordighe re- geeringe , tot welfiandt des vaaderlands. Naa etlyke daaghen vervolghs om befcheydt , leeverden zy een tweede fmeekfchrift in , beloovende ee-, |
||||||||||||||||||
15781
|
||||||||||||||||||
Ander dé
|
||||||||||||||||||
nighe Vorften, tot borghen voor hunne gehoorzaamheit, te ftellen, en ver-
zoekende 't zelffte van de Roomfchen. Droeghen wyders , tot verzee- ^erzfek kring beyde der gezintheeden , de naavolghende punten voor. Onparty- m/ un |
||||||||||||||||||
digh geachte per foonen uit de Majeflraat eiker fteede te kiezen , om kennis
te neemen, en te oordeelen enklyk van doovertreedingen der verzochte orde: oft zoo zich de regeerders daartoe niet beleedighen konden, etlyke burghers -, |
met
voQrflagh eenigher |
|||||||||||||||||
half en half, v an weeder zy den, temaghtigherh om, op genoeghzaam blyk, middelen
de balddaadighen in hechtenis te neemen , en de zaaken in ftaat van wy- van onder- zen te brengen j en voorts het vellen der vonniffen aan de Wethouders te lm&e ver~ laat en. Zeeker getal der acht baar ft e burgheren van 't een en't ander ge- tyWW* kof, voor de hunnen te doen verantwoorden, onder belofte van geene vreê- breekers te verdaadighen, dan veeleer 'tftraffen der zelve te helpen beneyr- fiighen : ook geene fteeden oft vlekken in hun ongelyk te ftyven , maar de handt daar af te trekken. Tot het zelffte te verplichten alle kerkelyke luy- den. Hooghe verklaar ing der Onroomfchen, voor de Majefteit des Almagh* tighen, dat zy niets, totnaadeel van den Godsdienft , per foonen , oft goe- dren der Roomsgezinden , zouden aanvangen -s maar zulx trachten tever- hindren, naa hun uyterfte vermooghen j jaa d'0 over heit des verwittighen, op dat 'er in voorzien wier de : waarvoor j een deel hunner aanzienlykfte ge- loof sver want en hun woordt zouden geeven. D'Aartshartogh en Raadt van Staat vormden , derhalven, een' fchets van geloofsvreedej die, huns bedunkens, geen' fcheuring tuften de Landfchappen behoorde te maaken-, Échetsvaü naardien het aanveyrden oft afflaan in elx welbehaaghen gefielt werd •, en-&eloofs- ïiiemandt geperft , om van Godsdienft te verandren. Dertigh waaren de vreede>i*' ïeeden des ontwerps maar deeze de merkwaardighfte ï Alle mishande- vormb7 ling■-, bedreeven uit geloofszaake, feedert den Gentfchen pajs j zy als bünöiiheii nooyt gefchiedt. Tder beleeve zyn gevoelen in vryheit$ zonder den andren tandt vM daaromme te moeyen > Zoo in HoUandt en Zeelandt, als andre plaatfen 3 sime* van waar men den Roomfchen Godsdienß verdreeven vindt, warde die Gcc 3 'weeder
|
||||||||||||||||||
s.
|
||||||||||||||||||
yfr*. P. C HOOFTS DERTIENDE BOEK
2 fy 8 * weeder ingeruymt: mits dat degeenen, dfo V begeer en, /» de groot efle eden e ft
dorpen niet onder de hondert huysgezmnen fterk blyken, é>/£ woonvafl aldaar geweefi, ?£« mtnfle, ^w rondt jaar -} in de kleene 't mee ft e getal'maaken. In gelyke maniere y zy, door ganfch Nederlandt, den Qnroomfchen geoorloft den hunnen te oeffenen. Des zullen d'inwoonders, van d'een'end'andregezint- heit, aan de Wethouders verzoeken , en deeze hun aanwyzen een'goede gelee*- ghenheit; te weet en, den Roomfchen, in Hollandt en Zeelandt, eenighe be- quaame kerk oft koppel, oft, zoo 'er geen is, den grondt, daar 'er een'ge ft aan heeft, om een nieuwe te timmeren j in d'andre geweften, den Qnroomfchen zulke plaatls, als de Regeerders dienftighvinden -, behoudends, dat ze, zoo 't mooghelyk valt, verre van de kerk der Roomfchen legge, op dat de naabyheit geen' oorzaak tot twift geeve. Op welke plaatfen, men ter wee der zy den zal mooghen houden, hooren, en pleeghen, de Godlykeplichten, preeke, gebee- den, zang-i doop fels, aav]ontmaaien, begrafnijfen, trouwingen, fchoolen, en wat wyders den Godsdienfl aankleeft. 'Daar flechts d'eene Godsdienft oopen- baarlyk wort toegelaat en, zal men nochtans niemandt onderzoeken oft aan- fpreeken, oover 't geen, aangaande den andren, hy binnen'shuys doet. Die in eens anders kerke komt, fchuwe arghernis te geeven, en voeghe zich naar de gewoonte aldaar. D'Qnroomfchen, buyten Hollandt en Zeelandt, zullen gehouden zyn, de zondaaghen, Kersdagh, d'Ap oft eldaaghen, dien van San- te Maries boodfchap, van Heemelvaart, van Lichtmis, en van 't Sakra- ment , te vieren met fuy ten van winkels, fchorfen van handtwerk en koopman- fchap. Men oopene daar geen' vleeshuyzen, ten daaghen als 't vleeseeten by de Roomfche kerke verbooden is. Tot beet er bandt der eendracht, warde, in 't be- kleeden der ampten, zoo van Rechte, als andre, geen aanfchouw genoomen op degezintheit, maar alleenlyk op de bequaamheit der perfoonen, De gemeents- luyden , genoemt achttienen oft anders , zullen af ge ft e lt worden ^ en zich, voortaan, ?netgeene zaaken van regeeringe veftinge oft wacht derfteeden, be- moeyen •, 't en waare datd'Ooverheithen tot zulx bezonderlyk verzochte. Jaarlyx zullen, neevens de Regeerders, vier perfoonen van eereen aanzien gekooren worden, om blyk te beleggen van alle oovertreêdingen in deeze ft offe; op't welk, onderteekent, tenminfte, by drie van hun, de Majeftraat onver- tooghen recht, oover de misdaaders, té doen heeft. Dit ontwerp, vertoont aan de gemaghtighden der Algemeyne Staaten, feheen hun verder te zien, T>e telve dan hun lalt gedroegh, en werd daarom eiken gewefte toegefchikt, neevens gebonden dubbelt der twee fmeekfchriften, en verzoek, dat men 't ftuk ooverwoeghe, aanelk^ge* thans zyn befluy t weeten liete, met verklaaring der geenen, die 't affloeghen, *T* dat zy echter de vereening, gemaakt met andre die't aanneemenmoghten, niet breeken wilden. Hierop viel verfcheyde duyding, naardefmaakvany- Verfcheyde ders gezin theit. De Roomfchen hielden, dat, bydeneedt, gedaan op de duydemf* vereenighing en Gentfche bevreeding» de Landen , ten eerfte , elkandrej fen hier op. daar naa ook Goode verbonden waaren $ derwyze, dat geen ontflagh plaats grypen konde by gemeene bewillighing, en veel min zonder die. D'Onroom- fchen oordeelden, dat men voor Goode gezwooren had, dan flechts onder- lings verknocht was -, ook wyders niet ( meenden zommighen ) dan om elk geweft, naar zyn verftandt, te laaten begaan, zonder eenighen indrangte doen. Daar waaren 'er die loflèr voortfloeghen > en hun voerman Petrus Da- Byflrè on- thenus. Deez, een verloopen Munnik van Poperinge, nu Leeraar tot Gent, rufitgheit en getytelt Raadsheer van Hartogh Hans Kazimir, aan 't buldrenten preek- van Petrus ftoel af, oover 't heylloos punt ( zoo noemd' hy 't) der Gentfche bevreedin- Ö*ty*m > ge; by 't welke de Roomfche kerkzeede geveftight werd. Dat de Trins, die |
|||||||||
en de Gen
tenaars. |
|||||||||
zich had laaten hooren, men moeft niet lichtveyrdelyk eenighe verandering
|
|||||||||
maaken 7
|
|||||||||
DER NEDERLANÊSÓHE HISTORIEN. ^
maaken, maarzyn w oor dt betrachten^ zynde meyneedigheiteengruwelvoor ïfj%-.
de ooghen des Alderhooghflen , nocht om Godt , nocet om Godsdienßgafi Da- thenus was d'anderde handt van Imbyzej deez een hooft vol verwaantheit* onruftigh, bewindtziek oover kerk-en Landtbeftier > eeven baat- als ftaatgie- righ. Met'kryszaaken moeyd' hy zieh min , hebbende 't lyf te lief. Tot ach- terraaden beezighde hy La Hugherye en Sarazyn, Franfóyzen. Eene lyn met hem trokken Gillis Borlut, J ooft Trieft; ook Ryhoove een'tydt lang; en andren, die , uit zorghe voor Aarfchot en de zynen, zich, door 't vangen der zelve j in een1 zwaarder gefteeken zaaghen. Tot vordring hunner veylig- heit dan, met een om in drabbigh waater te vifichen j onderleggen zy zich den Godsdienft om te keeren: in meening, hierdoor de gunft des volx bet te ftoo- ken. Ook mifte't niet. Imbyze wort Voorfcheepen gekooren, 't welk daar zy keeren d'opperfte Majeftraat is. Men flaat 'er alle koftlykheit en kleynoodje der ker- den Géds- kenaan, verjaaght de geeftlyken als luyden niet vertrouwbaar, enleydthun dienfimj, eenen jaarlykfehen penning toe. Wyders, 't geen zy, oover een'wyl, tot cnxey^A" Brugge gedaan hadden, klaarden z' ook tot Ypere, en paften 'er den heer van ° ^ f AflHie, met een deel krysvolx in te kryghen. 'T welk niet afliep zonder pion- ^ett^ dren van BifTchops en eenigher Kanoniken wooningen, doorfchieten van Bemee- twee perfoonen, vangen van verfcheydene ; daaronder Jan de Vifcli, Baljuw fi ren ipm van Ingelmonfter. Den zelven gank gingen z' in de kleene fteeden, Denre- en andre monde, Oudenaarde, Aalft, andre-, ende meefter geworden, hier met gé- plaatfen, weidt, daar met lift, gins met gemoê, naamen zich de hoogheit der vier Lee- den van Vlaandre aan , met voorwenden dat ze aan de gemeente vervallen was. Uit kracht, quanfuy s, deezes rechts, worven ze, om den Landtdwang Werven ftaande te houden, meer ruyters en knechten, fmol ten't kooper en klokken kymlk* der kerken, en vergooten'taan geichut; fterkten hunne ftadt wonderbaar- fy^m/e lyk met aarde wallen, bolwerken, ravelyns; zonder koften te fpaaren. Tot'.a ƒ''/ '" verval der zelve «hielden zy der Algemeyne Staaten omgeflaaghefchattingen ^» bo0m in. Ook verkochten ze 'tgeeftelyk huysraadt, keerden alles't onderfteboo- ven, ven: braaken kerken, kloofters, huyzen af, en verbouwden ze ; hieuwen Houden boflèn en boomen ter neer. Om gering geldt ging al dit: maar diende ten de gemeen deel om de holle buyken der vrekken te vullen, ten deel om de gemeente in te m *nidds& leyden, en verknocht te maaken. Die van Antwerpen, die van Brufïel, zeyn- len mi den derwaarts uit eyghenen naame; Aldegonde, neevens andren, gaat'er van weeghe des Aartshartooghen, des Prinfen, des Raads van Staat, der Algemeyne Staaten, om hen tot ruft teverfpreeken. Verre van daar. Zy volghen hunnen kop; ftormen ook beelden en kerken, in d'omleggende dor- pen ; fleypdn den roof te neft. En het Gentiche verdragh werd nerghens min betracht, dan ter plaatfe daar'tzynen naam afdroegh. Op de verzoekblaa- dren, en den voorflaghvangeloofsvreede, hadden nu dié van Heenegouw Heenèiott" hun verftandt oover geichreeven, verfoeyende de zelve, in allenfchynoft Jersver~ noyt van godtvergeetener meyneedigheit gelioort waar: wilden liever goedt ieieof$s en bloedt, en al wat zy tydtlyx bezaaten, by den gebruyklyken Godsdienft, medei opzetten. Deeze brieven hield d'Aartshartogh onder zich, ver wachtende die van d'andre Landfchappen, om ze alsdan tefféns aan d'Algemeyne Staaten te behandighen. 'T welk vernoomen by de Heenegouwers -, maakten zy de hunne kundbaar door den druk. Dezelve, en andre Waaien, in'tRoomfch wel de ftyffte, en minft vermengt met luyden van verfchillendt gevoelen, Nvaaren de naafte toevlucht der uitgeftoote geeftlyken: deez' in geenen ge- breeke van hiin leedt ten breedfteuittenieeteri, de trouwe Gods $ derHey- lighen, dermenfehen, aan te roepen, door alle weeghen nydt, erbarming 4 arghewaan te verwekken. Dit, met toghtighe oor^n, ingeflorpt. Men Gce 4< Ipreeki
|
||||
584 P. e MOOFTS DERTIENDE BOEK
ÏT7&- fpreekt'er vuur en vlam. En die landtaardt liet zich veel voorftaan, vanzynè
Waifibe verdienden in 7t vordren der eerfte verbintenis en der Gentfche vreede. Ook
gewe[hn hac[den Zy <jaar voor bedongen, dat, booven Arthoys en Heenegouw, als maa en, twee Landfchappen, nochRyflel, Douay, Orchies, tezaamen; Doornik, Hechele Doornikkerlandt oft Tournefis, Valenchien, en Mechele, elk bezon der; weven * vol gezagn van een Lidt der Algemeyne Staaten zouden genieten: oft fchoon ftemmen al die zeeven in de gemeene laften, de helfte van Brabands aandeel niet droe- un. ghen,' dat nochtans by Vlaandres niet te gelyken was. Met welke maght van (temmen te fpeelen , en d'andre Landtfchappea oover ftagh te werpen , de
meening der geenen ge weeft was, die gepooght hadden, den perfoon vaii Zy houden Mathias, en 't roer der regeeringe in handen te kryghen. Zy houden dan,
meede de voor eer ^} meec{e de fchattingen in. Voorts geviel 't, dat de vrouw van Stee- je atimgen g{lerSj weeduwe des heeren van Glayon, het preeken der hervormden, in 'tiandt- haar'heerlykye, verbood, 'T welk den Gentenaaren ftofsgenoegh was > om
daadigbeit in haar huys te vallen , haar gevangen , en neevens wel tweehondert koffers der Gerne- paapengoeds, daar gevlucht, mee naa ftadt, tcneemen. Jaa zy vervorder- naaren den zich zeshondert Waaien, van de voorzeyde plaats te verdry ven, met aan een neêrlaagh van 't derdendeel der zelve. Dit blies den brandt ten daak' uit. De deel Wal- waifciie regementen van Egmondt, Capres, Bours , Heeze, Montigny, r /ö " voorbaarigh reeds tot muyten , by mangel van geldt, hun beweezen op Verfèeyde Vlaandre > grypen met geen' minder graatigheit dan gramfchap , deez'oor-
Walfibe zaakop , om teffens hunne fpitsbroeders te w reeken , en zich zelve te betaa- regemen- len, Dies blaakte, in een ommezien, 't een binnelandfch oorlogh in 't ander; ten nek: en zoo veel feller hier, hoe zulken, die men zich dunken liet tot hulp en voor- ken ticb ftandt hunner bondtgenooten verplicht te zyn, haatlyker van trouwbreuk en d€s.aan;te fchmnis befcholden werden. Zy ftorten ten Gentfchen oord'in 5 maa« mltiger, jcen >t, jggjyj^ van fchanden, met ruyten, rooven, vrouwekraft, en allerley
Tnits wan- * 1
betaalin?. ^fter: dwingen den landtman zwaare fömmen brandtfehättings af, toton-
Vallen in derhoudt* quanfuys, der Geefllykhek, van daar verjaaght, hunt'huysge-
den oordt koomen. Ook hadden zy, tot roem hunner Godtsdienftigheit, grootege- vanGem: beedentellers aan den hals hangen 5 waaroover zy, by die van Gent, Pater- Worden nofters knechten geheeten werden. Dan doorgaands gaf men hun den naam
Malkpn- Malkontenten ( dat 's misnoeghden ) - dien z' ook zich zelven toeëyghenden. TT" y^ vechtens en fchermutfens viel tuften deeze parthyen. Maar 't Gentfche Misweqh- was ylinx geraapt volk, en lagh gemeynlyk onder, als hebbende zich liever te den) ge- vinden, daarPaapen, Monnikken, Bagynen te ftroopen waaren; dan daar noemt* flaaghen omgingen . Gelukte't hun eens, hunnen vyandt een voordeel af te Montigny zien, dan wift men niet hoe zich aanftellen van opgeblaazenheit f {peelde den
draaght alverwinner, en fleypte de verooverde vendels, als in triomf', door ftadt. fuh C\ ^e^e ^py t den Waaien immers zoo zeer als de geleedene af brek zuurde, en mn oö/r: hun den moedt, metveriche verbolghenheit, opjoegh. Zy doen een' nieu- lykedorpen wen inval, loppen verlcheyde ryke dorpen af, als Belle, Poperinge, Mee- ïmenflerkt nen s en berken dit laafte 3 meeft by aandrift van Montigny , die 't zyn' Heenen. ooverwinft noemde , en tot zeetel der oorlooghe koos. Geenerley plicht, Men üoekt om dit gefchil te flyten , werd, by den Aartshartogh , en Algemeyne parthj/en Staaten, verzuymt. Maar, elk, eeven eyndthoudende , wilde't uyterft te vergely- van Zyn> evfcn hebben : de Waaien , dat men eerftlyk deri Roomfchen ken: ver- Gocjscj{enft jn <jen ouwden ftaat 5 kerken en klöofters in volle tooy 5 der Eyfchder Geeftlykheit haare goedren ter handt; voorts de gevangen'Heeren op vrye
Waaien, voeten , en in hunne voorighe waardigheit ftelde : de Gentenaars daar- tyfhder enteeghen , dat men hun eerft den heer van Montigny te ftraffen leeverr
Gentenaa* de > in 'toopenbaar-pefrenen van den *gezuyverden Godsdienft door heel ren. Neer- |
|||
DER NEDERLAfsTDSCHE HISTORIEN, fpf
Neêrlanat bewillighdej dan zouden zy den Room(chen weederinruymen. ï'ff$(
Maar de gevangenen verftonden ze vaft te houden, tot dat de vreez van 't uit- heemfch gé weidt oover waar; alsdan hen te rechte te Hellen j zonder hun mid- • lertydt eenigh leedt te doen , mits dat de ftadt Gent, en andre Leeden van yiaandre, teeghens de balddaadigheitder muytelingen befthermt wierden. Bynaa gelyke wantemper, alsdeGentfche, ging ook: elders in zwang. Mid- delburgh was 'er niet al vry van. Hoe men aldaar gezocht had, den Doopsge- \9*P*&*~ zinden, ooverweyghringdesburghereeds, de burgherneering, en door dien j^*?'0 ommewegh, de ftadt te doen verbieden, is, voor deezen, aangeroert. Nu iurg\) } „eA werd 'er de zelffte toeleg hervat, en zoo wyde gewroet, dat de Majeftraat moeyt, hun, boovendien, ook 't waaken met waapenen verghde ; oft anders beval worden > hunne winkels tefluyten. Zy, hoewelooverboodighallefchattingen geirne vanden te helpen draaghen, ook. waakers in hunne plaatfen te ftellen, werden echter Prmfe>ge* verworpen; en hadden hunne koftwinning moeten derven, waar hun, van duaghen. den Prinie, de handt niet booven 't hooft gehouden, met fcherpen lall: van , hen vorder ongemoeyt te laaten. Tot Valenchien ftond'een' hachlyke twift Gevaar- op, (de waarom wort verzweeghen) en deburghers, etlyken daaghen,,tee- h& wtft ghens elkandre in waapenen. Door d'Alghemeyne Staaten was de heer van tot. Va en" Archies derwaarts gezonden, en de vrucht zyns handels niet dan grooter Ver- . bittring geweeft. Endtly k ging 'er heer Johari Richardot, lidt des heymlyken Raads, en trof de vereenighing. Maar tot BrufTel gebeurde, in't eerft van Oeftmaandt, ontfteltenis om'tftuk des geloofs; en tedeezeroorzaak. De heer van Champaigney, Fredrik Perenot, hebbende zich ( men moet het sedyfen bekennen) loflyk gedraaghen, zoo binnen Antwerpen, om de Spaanfche vankenU woede te weeren, als daarnaa in 'thandthaaven der Staatfchepardiye, en't des beeren brengen der dingen op achtbaaren voet, droegh ongeduldelyk, dathy, be- wncbam* drooghen inzyn' meening, denOnroomfchen Godsdienft ten Roomsgezin- Wtä™?*10* den Landtichappen zagh inbreeken, entotfteundeszelvendegeloofsvreede ■" ontworpen. Andren oordeelden, dat hem bet fmartte, beneeden Aldegonde, in aanzien en gunft, by den Prinfë, teftaan. Waar'themloogh, hy zocht als y vrende om ten minde Brufiel uy terlyk onbekladt van ketterye te houden, aanhang by de Geeftlykheit, byden Raadt vanBrabandt, en eenighetref- lyke burghers; voorts de Hollandfche knechten, behopmant by Denis van den Tempel, heer van Korbeek, famt het volk van Bofïu, uit de ftadt te kryghen, met voorwenden, dat zy beeter te velde gebruykt dienden; en weederom binnen te laaten de vendels des heeren vanHeeze, die reeds voor de poort waaren . Ende werd dit beftek dapper gedreeven tehoove; doch omgeftooten door 's Prinfen behendigheit. Perenot, eevenwel, ftond niet af van zyn opzet; ontbood den Markgraaf van Berghen, de heeren van Heeze $ Glimes, en Baiïigny, zoon des heeren van Boxtel 5 trok veele kerk- en Eedel* luyden op zyn' zyde. Daar wort een verbondt geteekent, een verzoekfchrift ingeftelt, op naame der geeftlykheit, des Aadels, der Majeftraat, en ge- meente van Brufiel, aan den Aartshartogh. 'T hadhetooghopbeweeren, 'Dat men by 't Roomfch geloof en 's Koninx gehoorzaamheit, twee punt en zoo hooghlyk en meenigmaals belooft, behoorde te blyven: immers geen' oejfening van ftrydighen Godsdienfi, binnen BruJJel, zeetel der Landsheeren, te ge- dooghen; alzoo luttel als "Paris zulx, te dien inzight, leed. Staatlykver^ zelfchapt, oovervloedelykgevolght, van een' hoop nieuwsgierigh volx, dat niet wift wat 'er weezen moghte, treeden zy naa *t ftadthuys, met dit pa- pier , en verghen den Wethouderen, daadtlyk'perfoonen uit te maaken, om naa Antwerpen te reyzen, en 't zelve zyner Hoogheit te behandighen: laaten daarby zoo veelhooren, als dat de gemeent hunne was, indien men zich on- willigh
|
||||
586 P. C. HOOFTS NEDERL. HIST. DERTIENDE BOEK.
i f f 8. willigh beweeze. De regeerders, verbaaft, mi ts zoo fchiely k een ■. vrem d i tr, heit, neemen uitftel tot morghen, om te raadspleeghen met de geenen, die - men, oover zaaken alsdeeze, raakende 't ganfch lichaam der ftadt, gewoon
waste roepen. Daarop vertrekken de vertoonders, met ander werffche drey- , ghementen. Zy wijlen wat hun te doenßond'. Op dit, gefchiedende in 't af- gaan, werd acht gellaaghen van de gemeente, en, daarneevens opdever-
fleeghenis geipeurt in 't aanfchyn haarder Ooverheit. Zy fteekt de ooren op, wil bericht zyn, wat'er mangelt. Men verklaart de geleeghenheit, en leeft haar 't verzoekfchrift voor. Taamelyke ftilt', een' wyl: maar daar 't Paris ten ipieghelftelde; heft d'een oft d'ander aan, quaalyk vattende, oftweetends den zin verdraayende: Het voor beeldt van cParis ? die laßerlyke, en noytge- noegh vervloekte moordt naa tefpeelen ? voorts de reft: wacht it des} anders meenen wy V. Met een, loopen zy naa 't huys, en 't geweer haaien. 'T krys- volk mengt 'er zich onder. Men roept 'er eenpaarlyk: Uit geloofshaat den . t hals af te fnyden ? d'eene hirgher den andrei een bloedbadt vanBmffelte
maaken ? Nqyt, dat wy V alzoo verflonden: maar ons tefchikken naa 'tgee- ne, by zyn' Hoogheit, den Raadt van Staat, en d" Algemeyne Staaten, gekernt zal worden. Niemandt, die daar teeghens kikken oft beftaan darde, hen uit de dooling te helpen. Zynde de gantfche ftadt in roere -, fpeurt men de ver- zoekers op, en neemt ze in hechtenis: daaronder den infteller van den imeek- brief, KornelisWeelemans, eerty ds griffier der Algemeyne Staaten, alstoen Raadsman van Brabandt. Champaigney werd , eerft ten derden daaghe, betrapt, en naa Gent gezonden, alsmeede geplenlcht hebbende in den han- del der heeren, die daar gevangen zaaten. De heer van Heeze ontvlood het, BerghenenBaffigny, meteen deel andren, liet men korteïinxlos, alsbyge- braght door Perenot en onervaaren jonkheit. |
|||||
P, C. HOOFTS
|
|||||
m
|
|||||||||||||||||||||||
P. C. HOOFTS
NEDERLANDSCHE
|
|||||||||||||||||||||||
«
|
|||||||||||||||||||||||
VEERTIENDE BOEK,
|
|||||||||||||||||||||||
Et verdroot nu dien van Antwerpen , langer naa af-
; fcheydt, en 't gevoelen van yder ge weft, op de geloofs- vreede , te beyden: zulx de Kornellen , en Hoofden der fchutteryen 3 neevens andre ingezeetenen , de Staa- ten vanBrabandt aangingen, dringende opfpoedighé orde , eer de wanorde d'ooverhandt naame. Zynde 't ftuk in beraadt geleyt j vertoonden de Prelaaten, hoe men 't naader voorzien in geloofszaaken , by de Gent f che bevreeding had uitgefielt , tot naa V verdre- ven des vyands: gemerkt men 't der eene en der andre parthye quaalyk zulx zouw kunnen paffen, dat 'ergeen misnoeghen en verwydring uit ontflonde. In- dien de geleeghenheit anders vereyfchte, V was, in allen geval, oorbaar, de meeningen der Landtfchappen , f eenen bezetten daaghe, gezaamentlyk te oopenen j niet alleen om geen vooroordeel te geeven, maar ook, om, eer men tot beßuytvoort voer e, te we et en oft degeene, die degeloofs vree de mispreefen, |
if78.
VAM-
werpe- tiaars hou~ den aan, om ge- loofsvree- de, byde Braband* [che Staa- ten. ' T ver«
ßandt der Prelaaten en Eedelen? niet voor hun. |
||||||||||||||||||||||
echterge zint waar en, in de vereening te volharden. Waar en niettemin zom-
mighe burghers van Antwerpen haafligher, zoo moghten zy zich aan hunne Wethouders richten, om y ets geraamt te kryghen by maaniere van voorraadt. Met deeze zinuy tting vergeleeken zich de Eedelen. Maar dAntwerpenaars, |
|||||||||||||||||||||||
albezeften zy'toover, hoe't dien twee leeden der Staaten teeghens de borft
was, lieten niet af, van den Aartshartogh, den Prins, hunne Majeilraaten te moeyen -, der maate dat men hun , den neeghenentwintighften van Oeft- maandt, om beeter gedaan dan gelaateii ( zooluyddedekeur} toeftond, tot oefeningvan hunnen Godsdienft, het huys van Aaken, 't welk deJefuyten bezeeten hadden, 't huys geheeten de Leguit, het iuykerhuys op d*ouwde Eirmtrye, endekappel op de plaats vandeBurghj mits dat zy d'eygenaars vergenoeghden. Welk punt, en eenighe andre daarby gevoeght, genoegh naar de leeft des 00vergezonden ontwerpsvan geloofsvreede, te gelden had- |
Zy dryveti
echter een ordening, op dat fluk_,deur; en-kryghen plaatfen, tot oopen- baare oeß- riwg* |
||||||||||||||||||||||
den, totdat, byd'AlgemeyneStaaten , endtlyk befluyt opdéezeftoffe, gé-
noomen wierde. Echter bleef het hierby niet, maar moeft men den hervorm- den noch inruymen de buyken der kerken van de Mirtrébroeders, de Preekaa- ren, Sant Andries, endaarnaaookvandehooftkerke, genaamt Onzer vrou- we: behoudende de Roomsgezinden deKooren, afgefchooteri tedieneyn- de. Die van d Augsburghfche belydenis kreeghen, voor eerft, de kappel van de drooghfcheerders, de zolder van den Heflenhuyze, en eenighe fchuureri 3 |
|||||||||||||||||||||||
thans de kerken van Sant Joris, en van de Vrouwebroeders. Wyders byde
Staaten van Uitrecht werd de geloofsvreede verworpen ) ten aanftaan der geeftlykheit 5 hoewel zeekre Eedelen van gevoelen geweeft waaren, zy zoud' |
Üe Stad-
ten van Uitrecht ßaan de |
||||||||||||||||||||||
er niet teeghen gehad hebben-, mits dat men, onder de handt, zaaghe eeni- geloofs-
gne Leeraars van de Augsburghfche gezintheit tebekoomen, van de welke vreedeaf* min : .
|
|||||||||||||||||||||||
588 P. C. HOOFTS VEERTIENDE BOEK
I578. min onveyligheits voor haar, en merklyke afbrek der hervormdente ver*.
Groninger wachten fcheen. De Groninger Ommelanden droeghen verlof. Zoo deed Ommian- Ookde ftadt Leeuwaarde: en liet den hervormden der Jakobynen kerke vol- den nee- gnen> rjje van Gelderlandt hadden,in 't begin deezes jaars,des Prinfen broeder, men ^e Graaf Johan van Naflbu,tot Stadthouder 00ver dat Hartoghdom en 't aanklee- doet 'ookje ven de Graaffèhap Zutven, verzocht en aangenoomen. Deez, y vrigh in den fladt Leeu- hervormden Godsdienft, pynde zich, den zelven voort te planten, zoo veel waarde, zonder quets des Gentfchen verdraghs gelchieden kon. 'T welk hem niet quaalyk gelukte, door 't voorzien der daar in bezetting leggende vendelen met Predikanten: tot welker gehoor dan ook de fteedelingen, dien 't geviel, toe* vloeyden. De Staaten, gepraamt van hem, tot melding hunner meeninge. Celder- floeghen, den eerften van Herfftmaandt, de geloofsvreede af: met verklaa- rt «^- ring nochtans, dat zy daarom de vereening niet ilaaken wilden • - De hervorm- en ?u; cjen fan, buyten hoope van yets met gemoede te verwerven, dachten zich "f w. zelf te gerieven j en beftonden't met hulp der fcldaaten. Tot Gelder fielden deveree- zv z^c^ *n't bezit van deProchykerk-, en voerde de Droflaart , ten platten mng bh- lande, hunnen Godsdienft in j jaa verbood, den Prieftren, den Roomlchen ven. te oeffenen. 'T zelffte gebeurde tot Wachtendonk. Door de foldaaten van Misdrjf S traalen, werden de heer van Aarlen en zyn broeder weederwaardelyk bejee-
det On- ghentj de kerken, aldaar en tot Velden, geplondert. TotVenlo naamen roomfcben eenigh.e burghers de kerk genaamt Trans Cedron in j ook die van Sant Ni- in ten ]s\a3iS y uitgezeyt het koor. En als de Majeftraat hun gebood de laafte te verlaa- Klavbten t6n' maakte zich't krysvolk meefter van de markt en het Raadthuys. De ge- daaroover maghtighden der Ridderfchap, en de fteeden van Venlo, Gelder, Wachten- aand'Al- donk, Zutven, Doesburgh, Deutekom, Lochern, en Grol, klaaghdendit getnejne den Algemeynen Staaten j mitsgaaders, hoe men den Kanielier en Raadsluy- staaten; fan tot Aarnhem had afgezet •, ook in gebreeke bleef van 't verkundighen der genoegb phkkaaten, gemaakt op 't ftuk der krystught: ende lieten niet, eenen dwars- met be aj- fa^y, te geeven aan den Stadthouder, als ziende door de vingeren met al dit Graaf yo- bedryf- Dit vertoogh werd hem toegezonden, met laft om orde te ftellen, ban van ten meeften dienft en rufte des Lands. .Maar Graaf Johan, ter andre zy de, Najfau, had het qtiaadt genoegh met de zynen, en fcheen hun noch te laauw. Voor- stadtbou- waar een Ichorre tydt om regeeren. Nocht godlyk nocht menfchlyk recht, der in dat nochte de noodt der eendraght, liet verbondtbreuk toe: en wie ze teeghen- gewefl. fprak oft afwenden wilde, werd voorPapift, oftgoedtgunnerderPapiften, Hen vaart -^ enc^tlyk voor een' faaly vouwer en Landtverraader, uitgekreeten. Hoe elk voorts. onbefchaamder mondt in 't fchelden had, hoe hy, voor trouwhartigher voor- ftander van's vaaderlands vryheit en den waaren Godsdienft ging. Derhal- ven , in fteede van zich te maatighen , fchrobt men ook, tot Aarnhem ; het Minrebroeders kloofter, en zet zich in die kerke: tot Niemeeghen in Sant Jo- ris : en zoo voorts tot andre plaatfen dies Vorftendooms. Binnen Tergoes in Zeelandt, was, tot noch toe, volgends de voldoening dier fteede gegeeven, in'toopenbaar niet dan de Roomiche Godsdienft gepleeght. DeHervorm- Beroerte den 3 verftout door 't geen zich in de gebuurlanden toedroegh, doen, op den en ïnnee- achtentwintighften van Herfftmaandt^ verzoek aan de Majeftraat, om te moo- men der ghen preeken in 't kloofter oft Zufterhuys. Men vind raadtzaam, uit zorghe kerke tot Voor zwaarighek hun de kerk van 'tgafthuys toe te voeghen; teekentzulx Tergoes. Qp >t verzoek fchrifc, en roept den Predikant met de zynen, om het hun voor te houden. Die ftaat binnen, neevens eenen Lambrecht de Lyndraayer, Jan Si- monszoon met een rappier, Marinus Abbakuk met een lang en kort roer? en zyn zydgeweer , iamt eenen gebynaamt Quaadtpaart met een' hellebaardt. Deeze> hoorende 'taffcheydt, ilaan iiitj daar moghten deTaajpen preeken'. drey-
|
||||
DER NEDERLANDSCHE HISTORIEN. ?8j)
dreyghen de kerk van 't Zufterhuys oft van de Kruyfebroeders in teneemen * i 57^
't en waar. men hun eene van beyde toeftonde. Zy verwerven die van de Kruy- febroeders , en verklaaren te vreede te weezen. De Wethouders niettemin j wys wordende dat 'er eenigh morren fmeuldej ontbieden, ten volghenden daaghe, den Predikant, en zommighender zyneii weederbooven-, zeggen v hun de reede, en vraaghen oft zy yets meer begeerden. Zy leevren een nieuw gefchrift inj eyfchen'theele kloofter der Kruyfebroedren, vierhundert gul- den *s jaars tot 's Predikants onderhoudt * dat de Roornfchen hunne ommegan- gen en andre pleghtigheeden alleenlyk binnen 's kerx zouden doen: noeh twee punten van min belangs. Terwyl men dit handelt , komt het gerucht op 'tRaadthuys, dat de groote kerk geftormt werd. Majeftraat en Predikant treeden gelyklyk derwaarts, pooghen'tgeweldtteftaakens dan worden niet geacht. Ten naaften Zaaterdaaghe, aan den aavondt, verfchynen, voor Bur- gherrn eeftren en eenighen der Wet meer, een Predikant van Vliflinge , en een van Kampveer, verzelfchapt met etlyke Hopluyden en andren, die zy hunne kerkenraaden noemden -, en vordren de groote kerk ten behoeve hunner gcr loofsverwanten. De Regeerders beroepen zich op d'onvolheit hunsgetals > en neemen tydt tot 's andrendaaghs. De verzoekers meenden; Zy hadden hen gewaarfchuwt, en waar en niet te befchuldighen, viel'er midier wyl eenigh ou* gemak. 'S morghens daaraan, koomen zy, met den Predikant en eenighe andre ingezeetenen der ftadt, op 't Raadthuys, in de vergaadring der Oover- heit en voorneemlykfte burgheren y houden aan om de zelffte kerk -, T)ie, oft het gebruyk der welke hun rechtveirdelyktoeojuam •> ten aanzien v an'tw aar é ivoor dt Gods, dat, by hen, zuyver verkundight werd: zoo men 't weygherde, zouden doch zich zelve rechten. De heeren, ooverheert, verklaaren^ T)at het kreuken der voldoeninge in hunne maght nietlagh. Zoo de hervormden zich 'tbeezighen dier kerke ge oorloft hielden, de Majeftraat dacht het te dulden: ' verzocht niettemin-y ne evens de burghers daar verzaamt, dat de eyfchers zich, gelyk gezeyt geweefl was, vernoeghen wilden met de kerk van de Kruyfebroe* ders} te meer-> dewyl men reeds eenen Leeraar verfprooken had) om inde groote kerke te preeken, zonder eenighe Roomfcheplechtigheeden voor dien tydt, voorts te ft ellen. Hierop antwoordde de Vliiïinger Predikant, uit naame van al zyn gezel fchap; T>at de heeren reeds, met het inwillighen van de kerke der Kruyfebroedren, de voldoening te buy ten gegaan hadden. T>en Leer aar $ dien de Majeftraat meende, kend' hy wel,- en dien ontbrak het aan wettigh beroep. koorts dankte hy haar voor 't affcheydt^ waaraan zy zich hielden. Hiermeede gaan zy af, lichten de fleutels der kerke van den Kofter, en preeken daar noch voor middagh. Deezg r maate was 't, dat alstoen de bandt der eenigheit kraak- te en kracht leed, door de balddaad en reukeloosheit der geenen, die, geblind- doekt van eyghe liefde engoeddunkenheit, eerlange, 'tganicheLandt, en zich zelve in den uiterften laft braghten. 'T welk my erinnert, hoe een wee- reldwys Italiaan, in zyne Betrachtingen van Landtzaaken, zeeker wel zeg- gen moght; T)at hy nietfchuw zouw zyn-, van Staaten te hervormen^ zoo men zich, daartoe, niet nootwendelyk met een deeldwaazen <> f che epen moeft. Wy- ders, geduurende deeze ruy, lieten noch de geenen niet, daar 't voorneemlyk- fte gezagh aan ftond, zich, in 't bevordren des gemeenen oorbaars, te quy ten j Ooveryfïèl en Langen waaren, eenighen tydt, zonder andren Stadthouderä Rennen- dan van de Spaanfche zyde, geweeftj thans daartoe beroepen de Graaf van hrghyge* |
|||||||||||||
worden
Stadtbou- |
|||||||||||||
Rennenbergh, door bed xy f der S taatsgezinden, voorwendende, hoe dat ge-
|
|||||||||||||
^veft, fint het zich tot Kayzar Kaarel begaf, geduurighlyk onder eenen Stadt- jt
|
mOo*
|
||||||||||||
houder, met Vrieslandt, geftaan had. Rennenbergh erkende dien flagh hem veryM en
gevoeght, en beliefde der Ridderfchap en den Droften, in veele dingen -, zon- tingen* Ddd derling
|
|||||||||||||
•
|
|||||||||||||
f$o P. C. HOOFTS VEERTIENDE BOEK
15-78. derling met het afftellen van KanfelierenRaadsluyden, geplant tot Vollen*
hoove, door den Koning. Niet eeven aangenaam was hyderMajeftraatvan Grol, die uitvlucht op uitvlucht zocht, en als onpartydigh te blyven zitten. Doch zy vlydde zich ten laafte. Maar hy, ziende de Hooghduy tfchen van Polwyler, met gemoede niet uit Deeventer en Kampen te kryghen, maakte, op deeze ftadt, eenen aanflagh, en gaPt beleydt van dien aan Hopman Wolter Heegheman. Deez, alstoen in dienft der Gelderfchen, had, om die van Dee- venter in te toornen, op de Veeluw een'fchans geleyt: enfchikte, vandaar, Zyn aan- etlyke foldaaten, in ambachts en koopmans kleeding, binnen Kampen, die de ßagh op Veenpoort te verweldighen hadden > waarop hy, met vereyfchte fchaare, zich ampen yerborghen houdende in zeekre huyzen daar ontrent, paffen zouw. Dan men werd zynes, onder weeghe, gewaar, en verdubbelde de wachten: 't welk de knechten meer om eenigh goedt heenkoomen, dan op 't volbrengen van hun- nen laft, deed denken . Hebbende't geluk der lift hem geweyghertj toogh hy, des andren daaghs, naaftleften van Bloeymaandt, met de fpaa in d'aarde, Dies vaat en ^egon zicn >aan ^en Galghenbergh, te beheynen. De Graaf, gekoomen, men't be- ten zelven daaghe, in't Karthuyzers kloofter, met het vendel van Jan Mu- leegberen. lart Wulfszoon, zond het, om zich neer te flaan voor de brug, die oo ver de Yffel gaat. Te weeten, Kampen leyt hecht aan de Veeluw, hoewel't voor Ooveryftèlfch gereekent wordt, uit reede, naa gifling van zommighen, dat de ftroom zouw bedde gewiffèlt, en eertyds lanx d'andre zyde der ftadt heen geloopen hebben. Korts daarnaa vertrok Rennenbergh, beloovende aan Heegheman meer volx en voorraads te beftellen. Heegheman, hebbende 't blokhuys wel bezorght, beval het den Hopman Jaarigh Hottinga, en zwaay- de met den kloekften hoop, om de ftadt, naa Brunnep, een rykjoffrou- wenkloofter, toe: belprong van däar den Haagh, eenbemuurtvoorburgh3 ' en taamelyk betimmert: dat hy ookinkreegh, doch niet zonder grootenen hachlyken teeghen ftandt. Want, ai laaghen'er maar twee in der ftadt, het een was 't Kornels vendel j het ander ftond onder Hopman Leydekker, ge- klommen , van vendrigh, in de plaets van wylen Hans Kafpar j en zy maakten tezaamen ontrent vyf hondertmann' uitj die de burghers ontwaapcnt, en van dien kant geen vreezen hadden. Zynde dit aldus afgeloopen; ftelt Hee- gheman een deel boeren uit Maftenbroek te werke j omwalt zich voor de Haaghpoort: en, gemerkt hy zich niet veel fterker vond dan twaalf hondert noch meeft on er vaaren' en quaalyk beweerde knechten, ontbiedt hulp uit Hollandt. Van waar hem toegeveyrdight werden Sonoy met zyne bende en Willems van Wyngaarden, Arnout van Duy venvoorde, Kornel, metzyn eyghen, en de vendels van Chriftorfel van Teylingen, die hier doodt bleef, en van Johan van Renoy. Deeze braghten niet alleen maght, maar ook krys- orde mee 5 waar aan het den beleggeren te vooren niet min dan aan volk mangelde. Die van Noordthollandt zonden ook derwaarts een groote galey onder Hopman Joachim Kleynzorgh, en herriepen den uitlegger, die dus lang den mondt der ftroome bewaart had. Sonoy deed voorts getal van berghknaapen koomen, en viel vlytigh aan 't myneeren, naa den Portooren toe, om dien te doen (pringen. De bezettelingen traaden daaghelyx, uit, din- gende ten icherpfte om de weyde derbeeften, die zy te velde hielden, on- der befchut van twee moolenberghen. Doch de uiterfte werd, by de Hol- landers, vermeeftert en befchanft. Teeghens den derden van Hooymaandt, had Graaf Johan van NalTäu een' vergaadring, tot Zutven befchreeven j al- waar hy doordreef, dat de Gelderfchen bewillighden in verichot van een vierendeel der koften, noodigh om Deeventer en Kampen te dwingen. De reft naamen de Vriezen en OoveryfTelaars te verfchaffen. Op de zelrfte dagh-
|
|||||
I
|
|||||
DER NEDERLANDSCHE HISTORIEN. &*
dagh vaart verfcheen ook Rennenbergh. Daarentuffèn bleef het epperbe^ if/S*
windt oover 't leegher bevoolen aanSonoy> die zich pynde eer in te leggen > en te toonen wat Hollandt voor krysvolk uitleeverde. Verfcheyde perioo-* nen, metlchryvenvanDonJohan, om de beleegherdenteilyven, door toe- leg van wis ontzet} werden alle onderlèhept. Eevert wel die van binnen droe- gen zich des niet te flaauwmoedigher. Een van die briefkens, gezonder! naa Zutven, deed het fpoeyert der zaaké bet beyvfen. Rennenbergh, gekeert - voor Kampen, vond 'er acht kartouwen, gekoomen van Uitrecht j en raad- zaam j die te planten, daar'tSonoy enDuyvenvoorde begreepen hadden. Naa 't (lellen van orde vertrok hy op Zwol. 'T geichut begon te ipeelen, eri velde, in korten tydt, drieëndertigh ïchreeden muurs > die de graft, ten deel, demden. Devefte> dat pas, liad geen* bolwerken, om d'aanloopers van ter zyde te befchaadighen -, en het ftuyten der zelve quam voorneemelyk aan, op beïhy ding, van binnen te maaken. Dies deed de j eeghen woordighe z waa- righeitopden roep der koomfte van Kazimirs geweldt acht geeven* en ver- zocht de Majeftraat, op den zeeventienden vanHooymaandt, ter aanmaa- ning van de foldaaten, te daadingen. Op den twintighften j werden, in vollen t wort on geweere, met pak en zak, maar gevou we vendels, en doove lonten, zy vey- gegevem lighlyk geleydt naa't Graaflchap Benthem , onder belofte van nemmer ee- nighe betaaling te eyfchen, en in zes maanden niet te dienen teeghens d'Alge- rneyne Staaten. Den zelven moeden de fteedelingen getrouwheit zwee- ren 5 de vereenighing aan, en zulke bezetting in neemen, als den Stadthouder geliefde. De gevangens, beyder zyden, gingen, zonder ranföen, los. Rennen- bergh, laatende de vendels van Uterne, Hottinga, en Mulart, tot Kampen, zond vier andre vooruit naa Deeventer: volghde zelf met de reft, binnen weenigh daaghen. Hierentufïèn fliep de handeling met den Hartooghe van Anjou niet: die, hoe langer hoe zoeter daarop, voornam, zich, in perfbon, her- waarts aan te vervoeghen, om 'er een eyndtaf te maaken, en teffens t'on- derftaan oft zyne jeeghenwoordigheit de wolken der zweevcnde misver^ ftanden, verftroyen moghte. Voor zyn fcheyden van heym, liet hy in druk loopen, een gefchrift, meldende, hoe de Nederlandfche Heeren hem aan- Anjou* gezocht en genoodight hadden, om datgeweß, geplaaght met de tieranny der fiaande om Spanjaarden, en eertyds te leen gehouden van de kroone van Vrankryk j welx naa Ne~ eedelfle lïdt hy, naafi den Koning, was, niet in zoo zwaar een' ellende te eriandtt* laat en. Hun bidden, hoewel zyn' alderliefße vrouw moeder en de refi der '£,_ . Vorflen hem anders rieden, hadhy niet willen verfmaaden s maar geacht te zul- daadivb* len doen 't geen eenen goeden Vorßetoeßond, indien hy, op aanbodt van zoo fcbrift uit* fiaatlyke voorwaarden,degeleeghenheit van dus eerlyk een oorlooghe waarname, Want zyn' eenighe wenfih en begeerte was niet, weederjpannighe onder daanen teeghens hunnen wettighen heer te befchutten, 't welk zyne vyanden onvoor- zightelyk uitfloeghen s maar de Staaten inpays en eendraght te handthaaven $ tgeen door't ongelyk des voor Ie eden tyds verdorven bleek, te b e et er en $ biïïyk recht te vefiighen-3 deLandtzaaten, in't draaghen der laflen, te verlichten } te behoeden, door zyn'hulp> de vry doornen en gerechtigheeden van een volk) dat met den Franfchen naam in gemeenfchapflond. Zyn' toght dan 5 gegrondt op de e zen toeleg, kon niet dan lofiyk, en den Franfchenflaate oorbaar zyn: ge- merkt men den krygh, die den Ryke dus lange in 't ingewant geßeeken had^ dus doende, daaruit loozen zouw. En uit het zalven der uitheemfche quaale, met het ge ene dat binnenfchaadelykgeweefl was, had men heyl, voor Franfoy* zen en Neèrlanders bey de, te verwachten. Totgetuygh voorts, dat hem nocht gierigheit, nochtregeer zucht, nochlufi om eens anders heerfchappy te vellen, maar puurlykzynplicht > en erbarming oover dat benaauwde Landfchap, tot Ddd 2 aan«
|
||||
f& t\ C, HOOFTS VEERTIENDE BOEK
t p 8* aanveyrding de e zes oorloghs dr e even, riep hy Godt Almaghtigh; en tot meè*
deel der belooning en gloorye, de geenen, die hunnen dienfl daarin befieeden wilden. Dit aldus uit te geeven , hadden Hy en de Koningin zyn' moeder te zaamen goedt gevonden , om nydt te weeren , en te doen gelooven dat Hy komt het dies Koninx werk niet was. Hiernaa quam hy te poft, in kleenen gezel- tot Berghen ichappe, tot Berghen in Heenegouw»den twaalfden der laaft gedachte maant: in Heem* werd 'er treflyk onthaalt, door den Graaf van Lalain, Stadthouder in dat ge- gouw. Weß s famt jgj. skaten gemaghtighden: en zond thans van daar, naa Antwer- pen , de zyne } naamelyk, Louis van Clermont van Amboifè, Markgraaf van Zeyndt Renel 5 Gillis van Riant van Villeré, en Glaude van Mondouc.et. Ontrent van daar deezen tydt, op voorflagh, en by bemiddeling des Prinfen van Oranje, en *#ne ie~ *sBurghgraaven van Gent, werd, door d'Algemeyne Staaten, tot hunnen wag tig)' Leegriermaarfchalk bewillight Franioys van La Noüe, gebynaamt Bras de Anttper- ^er» °^* Yzerenarm, naar den geenen dien hy droegh in plaats van zynen aan- teti. geboorenen, verlooren in 't binnenlandfch oorlogh van Vrankryk: een heer La Noüe van den gezuy verden Godsdienft, en wydbefaamt om zyn* kryskund' en voor-
wordtver- zightigheitj maar wiens deughdzaamer, oprechter, en zoetelyker van zee- tpiüigbt tot den 9 rniflèhien veele eeuwen opwaarts niet hebben voqrtgejbraght. Zy maak- leegber- cen} tot Veldtheer, den Graaf van Boflü j en zaameling hunner troepen tu£ Thflbd ^en Heerentals en Lier: alwaar ze d'Aartshartogh, op den veertienden van Staaten. Hooymaandt voorzeyt, quam bezichtighen. Niet booven achtduyzent De Graaf knechten en tweeduyzent ruyters bedroegh als noch 't getal, vermengt van in- van Boffit boorlingen en uitheemfchen, meeft Hooghduytfchen, Engelfchen, en Schot- wort hun ten, luttel Franiöyzen: hebbende de benden van deezen Landaardt, beleydt Veldtheer: fcy den heere van Argenlieu en andren, die onder Hartogh Kazimir befchey- en een heyr jen ? en ^OOY yiaandre, tot voor Antwerpen gekoomen waaren, geweyghert vergaadert flaa ^ Xeegher te trekken, met voorgeeven van bevel huns ooverften, om hem m Heeren- *n c Lan^t van Zutven t'ontmoeten, Om dan niet lichtlyk eenighen laft te tah* lyden, eer dat alles verheelt waare, befloot men zich vaft te gaan leggen by Men be- Mechele, tuften Rimenant en den Deemer, die hun, ter eene zyde, tot icherm graaft diende. Ter andre dekt' hen een bos, dat een ftuxken weeghs van't dorp zAcbbyRi- ftortd. Met ooverfchot des velds werd vernuftelyk beichanft, zonderling daar menanu >t aanranzen den vyandt bequaamft viel. Ook rouwde hen deezes raads niet. Want DonJohan,wat bekoomen van zyn' ziekteben hebbende een Brabandfcli Oppergerecht, meeft al van nieuwe luyden, ingeftelt tot Looven, alwaar hy ook, eerlang, een Leenhof van dat geweftftichtte, nam opzet, het eene heyr voor, 't ander naa, te bevechten, en Boflïi eerft te verzoeken. Ziende zoo zwarte buyen, van verfcheyde kanten, opkoomen, hadhy, aan de gren- zen van Duytslandt, voorneemlyk in 't Graaflchap van Borgonje, zooveel volx gelicht, als de ichaarsheit van tydt en gelde toelieten > en te hoop gerukt ontrent twaalfduyzent knechten en vierduyzent paarden, zoo Bentivoglio reekent. Den welke Campana en Strada niet verre ontloopen, tellende d'een tweeduyzent, d'ander flechts een duyzent paarden, meer: daar d'onzen zyn voetvolk wel op vierentwintighduyzent, zyn'ruyters op zesduyzent begroo- ten. Al de Raadsluyden van oorlogh waaren met Don Johan van een verftandt noopende deezen aanflagh; uitgezeyt Alexander Farneeze, Prins van Par- ma : die, merkende dat hun zulx vreemdt gaf, alsdus aanhief. 'T verwondert u, myn* Heeren, dat het geen zyner Hoogheit en u allen behaaght, weederflemt wort door my, die van veelen, by wylen> oover kley nachting van 3tgevaar -, van niemandt tot noch toe> oover vreeze berijpt ben. Maar dit behoort u te doen den-- ken, dat myne reedenen wel wightigh weezen moeten % naardien zy my uit hetfpoor myner voorighe gewoonte dry ven. tD? zelve zal ik £ hoeweleen ding
beet er
|
||||
DER NEDERLANDSCHE HISTORIEN. 593
keet er van my gedaan dan gezeyt wilweezen) ten kortfie ontfonwen. Wy l57^-
vaan eenen vyandt beflooken, wiens getal niet te verfmaaden, leegher met wal-, wondt', en waater, omheyndtis, f e ener plaat f e bequaamtot ontfang van alle hulp' Indien, wen wy hem onder de ooghen koomen, hy, zich des niet kreu- nende,jaa deunende met die trotfing, ons daar laatfi aan kyken, zonder zyn voordeel te verlaatene jnet wat ge weidt, met wat lifl waanenwy hem daar- uit te kryghen? Zoo wy, naa enkel praaien met het heyr, zullen aftrekken , waartoe dan derwaartsgefireeft met zulk een' ongemak, en defleeden ontbloot <van bezetting, om den Franfoyzen fchoon fpeltegeeven? Maar'tfchuwen van den flagh zaluitwyzen, dat de vyandt teeghens ons niet op magh. Ach! waarom doch zal niet veel eer onz vruchteloos beflaan doengelooven dat wy geert kans op hem hebben? Meer is'er -, te weet en, dat, in 'tgezight der wee der - parthye, alle hertredt, hoe kloeklyk zy ook beleydt word-, hachlyk valt. Maar genoomen dat de Staatfchen, naar onzen wenfch, zich verflouten denfirydt te waaghen-y oft dat die dapper heit der onzen hen in hun leegher aanranze: wie verzeekert ons echter de zeeghe ? 'T betaamt voorwaar eenen wyzen Oo~ ver ft e, zoo wel des vyands wit en vermooghen, als zyn eyghen', t'ooverweè- ghen i en zorghvuldelyk af te meet en , wat nut oft naadeel zoo d"een als dander, uit de me ede- oft teeghenloop desgelux, te verwachten heeft. Want wy en zy, myns bedunkens , vinden ons althans in eenerley gefielt enis niet. Zoo de e zen heyr e, daar al onze maght in befiaat, deneêrlaagh f Godt verhoed' het) te beurt e viel $ wat middelom't ooverfchot des Lands teeghens d'oo- ver handige w aapenen te bef eher men ? Zy, daarenteeghens, als 't hunfehoon hier misgaat, hebben, ter eene zyde de troepen van Alenfon, ter andre die van Kazimir f eenen toeverlaat, om daatlyk den krygh te vernieuwen. En zoo zy ons, dien, mits het vechten onderhunfchanswerk, d'ooverwinning doch ge-. wislyk veel bloeds koften wil, dan met die f riff e kr aft en op den arm koomen, my gruwt tepeynzen hoe lichtlyk onze voorfpoedt in bittre?i ramp ver keer en moghte; en dat wy, naa 't behouden des velds te Rimenant, niet alleen V zelve weeder, maar aide reft zouden ruymen moeten. T>erhalven, dewyldeeze toght-, voorgenoomen buyten noodt dwang, ons, 't zy dat ze wel oft quaalyk vergaa, bynaamet eevengroot onheyldreyght, houdikoorbaarlyk.fi, dieteftaaken, en deezegroene moedigheit metrype voorzight te maatighen. By niemandt gelden deeze reedenen, dan by Gabriel Serbellon alleen . En Don Johan, hoewel ge- woon dien zynen vaader te noemen, en't oordeel des zelvenop'thooghftete achten, voeghde zich naa de geenen die tot het glimpighfte rieden . Zoo quam hy dan op den laaften van Hooymaandt, tot AarïchotooverdenDee« mer zetten■ en, ter volghende morghenftond, der Staaten leegber genaaken. Bofïü, gewaarfchu wt door zyn' ruyterwacht, hoe elf oft twaalf kornetten, en een gros voetvolx, dik tneeghentigh ofthondert in gelidt, zich voorts «dee- den, fteld' een' laaghe toe, van vyf oft zeshondert fchutten, en beval der wacht, zoo verre te deyzen. Dan wachters en laaghelingen, bey de geprangt, wer- nonVoban den benoodight de hertredt te neemen; en deeden't, zonder merklyk ver- beßrwpt lies, by behulp eenigher lichte paarden. Voorts bleef men handtdaadigh on- destaas- derlings: de Staatfchen op toeverlaat van den wal en'tgefchut j de vyandt, fchetn verftout door't eerfte toelachen des gelux, doch voórneemlyk om te lok- ken, tot dat allenskens't ganfche heyr, en op een' vollen veltflagh't icher- mutfèn, uitquaame. Maar bet kende Boflu zich zelven-, en onbeweeght in 't bewaaren zyns voordeels, liet de zynen niet te wyd afweyden. Als't nu de Spaanfchen uit hunne gifïïng ging, en hier te heet viel, zet Don Johan een' andre wyz op het terghen 5 fchaart al zyn volk, en vordert, met toon van dien, de weêrparthy voor de ipits. 'T welk meer om haar verhoet te maa- Ddd 3 ken3
|
||||
W P. C. HOOFT5 VEERTIENDE BOEK
if7& ken 5 dan tot zyn voorneemen diende. Dit merkende, gebiedt hy te beftoö-
ken een deel Engelfchen van den Kornel Johan Norrits, aangekoomen maar een' uure te vooren, en zeekre Schotten -, die, buy ten de belêhanfing, in ee- nighe heggen en ftruweelen, aan den waaterkant, gedooken laaghen. De voor- toght, te dien daaghe, had in't hooft een'bende van tweehondert Spanjaar- den j keur van marinen, tot den minften toe. By Alonib Martines de Leva , verlaatende den ftaat van Ooverfte der galeyen, om in Neêrlandt te voet te gaan dienen, was deeze, t'zyner eyghene koften, opgerecht. Een niet daar- onder, ofthy roemde zich Ridder van afkoomft, oft foldaat vanervaaren- heit . Zy was verdeelt aan tienen, en had eeven veele rotmeefters, altfäamen oudthopluyden, en wel eedel gebooren. Zwart was de vaan, bezaayt met goude ftarrekens, in 't midde Chrift aan 't kruys, en 's Koninx waapen onder zyn' voeten. De Kardinaal Gefualdo had ze, tot Naapels, gezeeghent -, de Paus grooten aflaat belooft, den geenen die *er onder dienen zouden. Trotfch booven maate dan viel 't beibringen: 't vond ook geen' flaauwer teeghen- ftandt. De zon ftak zeer vinnigh, endeed, neevens den arbeydt, het zweet den krysluyden tappelings afvloeyen: zulx d'Engelfchen en Schotten, kitti- gher op't befchaadighen dan op 't befchutten, de kleedren uitfchudden, en knoopende't hemd by de mouwen, tuffen dedyendeur, om de heupen toe, genoeghzaam moedernaakt vochten. Zy waaren meede all' ouwde foldaa- ten* en elk vuurgeeven van 't grof gefchut des leeghers hun eenopdaaghen van nieuwen moedt in den boezem. Die donder ook, alhadhy'topd'aan- vallers gemunt, fcheen zeeker den zelven een' wyl lang, eer een trom flagh oft trompetfteek tot öpruying, indeooren, dan een fchrik in 't harte te wee- zen. Feller, alzoo, werd anendan de ftrydt: voerende yder, by beur ten., den zynen verfchenby (landt toe, naa gelang, dat nu d'eenen, nud'andrenhette quaadt kreeghen. 'T welk Don Johan noch al hoopen deed, dat hy't werk tot een' doorgaande mengenis brengen zouw. Norrits zelf queet zich dap- perlyk j en hem werden drie paarden, in dit af- en aanryden, onder 't lyf, door- Ichooten. Zyn' Engelfchen, de Schotten van Stuart en andre Kornellen be- weezen d'uiterfte manhaftigheit. De Neêrlandfche en Franfche knechten betrachtten ook hunnen plicht treflyk, en lèydden grooten lof in. De ruy- ters, waaronder die vanGraave Gualter van Swartienburgh, en van Eedel Hendrik baftaart van Bruynswyk, waaren, veel te beezighen, liet de grondt niet toe. 'T fchermutfen onder devefting, en voort dit gevecht, hadden ge- duurt , van 's uchtens te zeevenen, tot 's naamiddaghs oover vy ven> als DonJo- Maar recht han, bezeffende dat hy met het hooft teeghens den muur liep, en de Staatfchen |
|||||||||
met uit.
|
|||||||||
tot in 't vlak niet fleepen kon, etlyken paarden beval d'aftoght der zynen
te begunftighen. Farneeze, hoewel hy hem t gevaar te vooren geipelt had, maakte zich daarom niet t'zoek, als 'top een berghen der verpande benden aanquam j en beleydd' het zoo wel, dat het voetvolk, by behulp van een deel lèhutten, geplant in zeekre heggen, ter weederzyde van een padt, zich daar lanx redde, zonder zwaare fchaade te lyden . De ruyters,, hebbende de Staat- fchen zoo lang opgehouden, keerden toen ten zelven weeghe uit, dien?y waaren ingekoomen. Van den uitgank deezes bedryfs wilde elke parthy de eerehebben. De Spanjaardts braveerden, dat, aan hunner zyde, flechts twin- tigh op de plaats gebleeven, vyftigh gewondt •, der andre driehondert man- nen afgeflaaghen waaren. Maar de Staatfchen hielden ftaande, dat 'er de vyandt by de duyzent, zy zeer weenigh verlooren hadden -, en het raaken tot heteyndt, waartoe daar geftreeden was, genoegh uitwees, wie zich de zee» ghe moght' toeëyghenen. Onbefproöken bleef ook nocht d'een', nocht d'ander'Hooftman; deSpaanfche, als hebbende te flappelyk doenaandrin- |
|||||||||
gen,
|
|||||||||
k.
|
|||||||||
1
|
|||||
t)ER NEDERLANDSCHE HISTORIEN. m
gerij en daardoor gefaalt der Staaten leegher af te loopenj Boflli, als ofef if/S*.
een' ichoone kans verkeeken waar* om den vyandt uit den velde te flaan j immers om hem, in 't aftrekken, èen'fèhendighe neeptegeeven. Dan zyn' inzighten, ten teeghendeele, voldeeden den krysverftandighen. Donjohan, ty trekttt verfteeken van zynen toeleg, en weeder verzwakt van lichaam, keerde te mß> om rug 5 in voorneemen, zich needer te flaan, neevens de Maaze, daar hy, op den y Bergh van Bonghe een' fterke fchans had, die, gebouwt van Gabriel Cerbel- am*nt* Ion , zyn leegher zoo veel als hecht aan de ftadt Naamen zouw maaken. ^eren& Zyn'meening was, alhier op enkel verweeren te ftaan, en aan te zien, wat'er worden wilde van der Staaten groot volk oover hoop, fkmt van d'ontfteeke twift, en de gefchillen fmeulende in zoo veel1 gemoeden, die op verfcheyden wit mikten. Aarfchot had hy bezet gelaaten met de Kornet van Mutio Pa- A*rßot gano, en twee vendels Hooghduy tfchen. Deeze werden verfchalkt, op den mfivan de zeevenden van Oeftmaandt, door den Burghgraaf van Gent, Ooverfte der Staatf(heri* Staatlche ruyterye: flippende de zynen binnen, door een mooleniluysken, ^e spaan- hun aangeweezen van den moolenaar. Zy fmeeten meeft al 't krysvolk doodt, fihen, 00- beroofden de plaats, en verlieten ze weeder. Op eenighe lucht van den aan- vervaüen. flagh, fpoeyden zich, tot ontzet der hunnen, deSpaanfchen: die, teipaa- degekoomen, defpytvandien, met koeghel en kling, teeghens den burgher, uitfpooghen, het tilbaare voorts opplonderden, het ooverfchot aan brandt fhaken, en zich meede van daar maakten. Wyders, het heyr der Staaten nam daaghelyx toe in volk:, en de dingen fcheenen zichichoonoptedoen; zulx men luyden vond, die hoogher moedt daaruit greepen, en deftonde vericheenen hielden, om den Koning van Spanje voorts op de knie te helpen. Van geen gering belang docht hun, hier toe, 't beftooken van de Zeeku£ toeleg om tenzynerRyken, en zonderling 't onderscheppen van de zilvervoérders uit & sPa*n- Weftindie : ten welken eynde veel gemaalt werd op middel om vloot en ft ?ee* vplk te vervallen. Dit.werk was voorneemlyk aangedreeven door Willem W*nte van Bloys van Treflong, Steedehouder Ammiraal des Prinfen oover Zee- i^/S/I landt. Hy maakte zichgenoeghzaam fterk, zommighe fteedenenbezondre verfchee- perfoonen te beweeghen, tot oprechting eener maatfchappye, die achten- pen: dan twintigh icheepen verfchaffen zoude, 't minfte van tachtentigh laften, elk heeft gee* voorzien met bootsgezellen ten zelfften getaale toe, neevens twaalf metaa- nen vom~ Ie oft yzere gootelingen, fchietende niet onderde acht oft tien pond'yzers, &m&' ook met voorraadt van mond' en oorlooghe, voor zes maanden; alles buy ten kofte der Staaten, indien deeze verftonden daarby te voeghen zes jaghten, geftoffeert naa deneyfch, en twaalf oft vyftienhondert kloeke Neêrlandfche foldaaten, onder den Graave van Hoohenloo, oft eenigh ander hooft van ge- lyke achtbaarheit. Des hadden de buy ten, te koomen tot voordeel van de reeders : uitgezeyt dat de krysluyden 't gewoonlyk recht des bootsmans daaraan genieten zouden -, ook d'ooverheit en amptelingen, naar gebruyk en behooren, erkent worden. 'T ontwerp was, te zynen aanftaan, vertoont aan d'Algemeyne Staaten, door den Prinfè, die, by goedtvinden der zelve, hem reeds laftbrief gegeeven had, om teekening en inlegging tebeneerfti- KaZimit ghen . Maar de brandt der binnenlandfche twift deed deezen zoo glimpigh brengt een'toelegh in rook verwandelen. Te weeten •, 'tontfteeken vuur ilo|gh mid- ttveeduy* lerwyle voort, en (gelyk het gaatondergelasktemaghten} nieuwe mis ver- *-'»* ftanden daartoe, in wendighe en uitwendighe. Hartogh Hans Kazimir, 't zy ^ec^^ > door ingeeveri der EngelicheKoninginne, om altyds meefter van't fpel, en ™tm€* gereedt te zyn daar te grabblen viel, ofte ter aanmaaning van eenighe On- yj^fa* roomfchen, gelyk hy t'zyner verfchooninge zocht te doen gelooven, had ven ^w» twee duyzent ruyters en eevenveel knechten meer geworven, dan zyn' befiel- beßeümg* D d d 4 ling
|
|||||
196 P. C. HOOFTS VEERTIENDE BOEK
1578. iing hield-, zoo dat zyne hoopen beliepen aan den kant van zeevenduyzent
Argbe- mann' te paarde, achtduyzent te voet. Dit, gedyehde tot onver wachten laft, waan der ^ee(j 00jc jlet veml0eden, dat men dacht de Room'fche gezintheit te fchup- Waalen,ert, ^^ ^ ^ wakkeren 3 boovenal, onder de Waaien; en hen, op hoope van hun- de der nen Godsdienft te verzeekren, oft immers de dingen in teeghen wight te Konmginne houden, 't verdragh met Anjouernftigh aanbinden. Ter andre zyde, was,aï van "Enge- oover een' wy Ie, dit handelen aan Elizabeth in 't oogh ge weeft: zulx dat zy, landt. fchuw voor Vrankryk, den Ridder Eduart Staffort derwaarts afveyrdigh de Zy z.eyndt met roncle verklaaring, Indien men , van daar , meynde Nederlandt in te aan Vrankr ßorpen ? fat Zy, niet min door reede vanßaat, en om zich geenen naabuur zoo Vb verr> 0over 'thooft te laat en waffen, dan door d'ouw de ver bint eniffen tuffen Engelandt en 't huys van Borgonje, 't welk zy alstoen Ooftenryk achtte, zich
verplicht zouw vinden, byftandt aancPhilips te bieden. Waarop de Fran- Antwoordt fèhe Koning antwoordde, Meer ft ofs te hebben om van haar te gelooven, van dien >f geen Zy }jem toevertrouwde. Anjous bedryf ging hem niet aan: en waar 't ¥"** haarflechts te doen ( want dit had zy meede doen zeggen) om de verdrukte Neerlanders aan biüyke zoen met hunnen heere te helpen -y hy wild1 'er ook toe arbeyden. Hieruit volghde thans, dat, by gezanten hunner bey- de, en'sKaizars, de paishandel hervat werd. Ook hadden zy alle drie, fee- dert den Ryxdagh van Worms, in Spanje daartoe doen aanhouden. En in der waarheit, hetooghmerk van denFranfoys lagh zoo verre niet, alsd'Engel- fèhe zich inbeeldde. Wel was hy niet quaalyk beholpen met het onderwindt zyns broeders, en liet hem geyrne begaan, om in ruft te zitten, terwyl die woelgeeft, gewoon het hem t'huys zuur te maaken, handtgebaar elders, en een luchtgat had, daar zyn' toghten naa heerfchappy, en de wulpsheitder Franfche jeughd, als een' zondighe zucht desRyx, moght' uitwaaflèmen. Dat alles ook des zelven enkel aanftellen was, ontdekte zy thans door den gemelden Staffort aan hem gefchikt; en nam voorts eenen keer, met aan- bieding van raadt en daadt tot zyn opzet. Een' wondre verandering noch- thansj alzoo 't haar luttel fcheelen moeft, oft de Koning, gezien kinderloos tefterven, oftAnjou, de naaft ter kroone, in't bezit deezer Landen raakte: 't en zy ze, van toen af, het hu wlyk in 't gezight kreegh, waartoe hy, bekoort door deeze gunften, haar, daarnaa, verzocht. Maar eer zy dus veel wift, pooghden haare Ambaffadeurs in Nederlandt, Davidlbn de gewoonlyke, LordCobham en de Ridder Walfingham , geheymfchryver van Staate, ey- ghentlyk hierom oovergekoomen, den handel met Anjou te fteuren; zelfs door dreyghementen, dat zyKazimirs aantoght ftaaken, haar geldt t'Ant- werpen in houden, jaazich teeghens de Staaten kan ten wilde, zoo zy met de Franlbyzen aanfpanden. De Staaten, hooghlyk hierin bekommert, dienden hun aan, by een kort geichrift, hoe zy wel geyrne't ßuytenmet den Hartooghe verwylen zouden, om 't goeddunken en de gelief te haar der Majefteyt te verbey* den j maar dat hy, zonderfpoedigh verdragh met hun, gefchaapen was andre parthy, tot achterdeel der Landen, te kiezen : baaden hen dies om raadt. D'Ambaffadeurs meynden, 'tftuk raakte hunne meeftres in eere en Gerechtig- keit , ten aanzien der verbintenijfen tuffen Engelandt en 't Borgoenfch huys $ zaaghen hun niet teraadenin een' zaake zoo wightigh, en zoo prangend een' noodt: gaaven hun echter te bedenken, dat het vernoeghen haar der Majefteit wel w aardt was acht oft tien daaghen toevens naa haar naader gevoelen op de punten huns berichtfchrifts _,- en hoe vtemdt zy 't verylen zulk eenes werx > met afflaan van zoo weynigh uitftels vinden zouw. Op driftigh aanftaan, nochtans, van 's Hartooghen gemaghtighden, werd het verding voltrokken, tot Antwerpen, den dertienden van Oeftmaandt, en bekraftight by hem, op
den
|
||||
DER NEDERLANDSCHE HISTORIEN. f9;
den twintigliften daarnaa, tot Berghen in Heénegouw. Met de voorwaar- 1578.
den quam 't hierop aan. T)e heer Hartogh, aanveyrdende'tverdaadighen Oover- van Neder landt >, teeghens der Spanjaarden tieranny , en 'Don Joh ans ge- kpomßmet <weldt> zoude, hy de Staaten, worden uitgeroepen voor Be f eher mer der Ne- AnJ0U ge- der landfche vryheit, en hen helpen-, te zyner kofte, met tienduyzentkmech- mm^ ten-i tweeduyzent paarden, drie maanden lang: en zoo men op't uit erft e van dien tydt, het oorlogh niet geëyndight hadde, aüeenlyk gehouden zyn, drie- duyzent knechten envyfhondert ruyters te verfchaffen. Tot gemeynen on- derft andt der Landen en des Hartvoghen, hadden zyn'gemaghtighden hem te verfpreeken, om te trachten naa een verbondt met d'Engelfche Majefteit, waartoe t^ten ook zien zoude te voeghen den Koning van Navarre en zyn' metverwanten, den Hart oghT alt sgraaf Hans Kazimir, famt alle Vor ft en en Staaten des begeer ende. In gelyke wyze, zouden de Staaten, getreeden in eeuwigh verbondt met zyn' Hoogheit, haar byflaan , zoo zy bejprongen wier de: uitgenoomen teeghens't Kayzarryk, de Kroonen van Engelandten Schot landt, en andre hunne bondtgenooten. Zyner Hoogheit ft ondegeen oor* logh teeghens Engelandt te voeren, nochtetelyden, datdeseen anderdeede* nochte eenighe waapenen t'aanveyrden om geloofszaaken: den Staaten vry , fays te maakenmetde Spaanfche parthy, zoo lang als Oeftl maant liep e-, doch buyten naadeel des Hart ooghen, zyner aanhangelingen en bondt verwant en * dewelke zy daarin begrypen moeften, ne evens alle andren, die hun de handt gebooden hadden-, ook onder befprek, dat Don Johan, voor't uitgaan der zelffte maant, hun keverde Limburgh, Roermonde, Deeventer, en aüe fteeden aan deez' zyde der Maaze: maar naa 't verftryken van dien tydt, zouden nocht Anjou no£ht zy tot zulkeen' vreedeverftaanmooghen, zonder gemeyne bewillighing. 'Des zoo zouden de Staaten de weldaadt der vreede > ging ze voort, erkennen van den Hartooghe , naaft Godt, met uitkeeren van alles wat hy verfchooten hadde, en, boovendien, met een* vereeringe waardigh zyner Hoogheit. T>e Härtogh, wen hy zich by 't heyr vonde$ zouw den naam en 'tgezagh voeren van opperfte, gezaamentlyk met de Staa- ten j en hunne plaats bekleedt worden by hunnen Veldtheer, aanwien alleen * in af weezen zyner Hoogheit, het gebieden te ft aan had. 'Tganfche beftier der Landtzaaken zouw blyven by de Staaten, den Aart short ogh MSthias> en den Raadt van Staat. Zyn' Hoogheit hadgeene handelingen oft v er bint e-*- nijjen aan te gaan, nocht eenigh verftandt te houden met bezondregeweften $ fteeden, oftperfoonen, buyten weet en wille der Staaten : gelyk ook deeze zulx niet doen zouden tot verkorting des Hart ooghen. Wyders verplichtten zy zich, zoo men te raade wierdi Landsheer te wiffelen, zynenperfoon * voor alle andre, daartoe te beroepen, onder voorwaarden hem alsdan te vertoonen: waartoe de breede Staaten vergaadert zouden werden > binnen drie maanden naa't eyndtder oorlooghe, oft eer, zoo'des doenlyk viele. Midlerwy Ie zouden, zy hem ,• zoo tot verzeekring, als tot vertrek engerak der zieken engequetftent inruymen Jguefnoy, Landrechy, enBavaü -3 en zoo hy Thilipftadt, Binfch, oft Marienburgh bemaghtighde , e ene deezer fteeden, in plaats van Bavais f zyner keure. Alles wat.hy, oover Maaze, zoo wel by hulpe der Staat en i als met zyne haften alleen, quaam te ver oover en, uitgezeytplaatfen teeghen - *woordelyk zynde , oft geweeft vereenight niet de Staaten feedert de Gent- Je he bevreeding, had eyghen te blyven hem en zynen manlykenerfgenaamen 'Van echten bedde j en de fteeden van verzeekring desgelyx; oft men zoude-> votghends zyn' aanbieding, hem de koften gedaan in dit oorlogh >> vergoeden. De plaatfen niet vereenight in maaniere als booven, die men b? willighe 00- vergifi, verdragh, oft verftandt> zonder dwang van waapenen s in kreeghe * zou-
|
|||
?5>8 P. C. HOOFTS VEERTIENDE BOEK
157 8. zouden gedeylt worden, half en half, tuffen hem en de Staaten. Hy haddë 5
gelyk meede, by hem, aangebooden en reeds met der daadt gefchiedt was, zich te verklaar en vyandt van'Don Johan, d'aanhangers des zelven , voorneem- lyk de Spanjaarden, en alle, die by de Staaten voor vyandt geacht zoudenwor- den». Niet dan geboore Franfoyzen zond' hy herwaarts oover brengen: uitge- ß e eken zynen lyf wacht van Zw itfers -, 't en waar de Staaten anders verzoch- ten . By alle mooghelyke middelen had hy te bezorghen, dat geene Franfche, oft andre troepen den vyandt te baat e tooghen, Zyn krysvolk, te hulpegevoert aan de Staaten, zouw te werk gefielt worden, by gemeyn goeddunken, ten meeften dienfi' en verzeekring der Landen. Geduurende depayshandel-y zou- den deeze punten fladt grypen, en geen pleeghen van vyandtfykhei$gefihorfl worden. Goede orde en tucht, gelyk meede was,aangebooden, zoud hy, tot genoeghen der ingezeetenen, en flicht ing der gebuuren, doen houdenbinnen d'ingegeeve fieeden i en de zelve weederleevren, quaame 3t daar toe, in zul- kenftaat van fier kt e en voorraadt, als hy ze ontfangen hadde -, uitgezeyt indien men ze by den vyandt met geweldt vermeeftert vonde. Geduurende 's Har tooghen verblyf tot Berghen inHeenegouw, dwongen de Franfoyzen 't Slot van Havrech tot oovergiftj en quam, tot Antwerpen , Pomponius van Bellievre, afgezonden van dien Koning, om, tot bewys dat hy geen deel aan 't bedry f zyns broeders had, meede aan den pays te helpen arbeyden. Met breede en fmaakelyke reedenen pooghde deez' Ambaflädeur, den Staaten zyns meefters liefde tot deeze Landen, in te boezemen, en 't verlangen des zel- ven, om ze eenmaalsontlaft te zien vanden bitteren oorlogh. GraafOtho Henrik van Swartfènburgh ook, hebbende, door laft desKaizars, nieuwe oopening, ten zelven eynde, aan Don Johan, gedaan, toen die noch tofLoo- venwas, en fmydigh antwoordt bekoomen, keerde tot hen, met kloeke hoo- pe van yet heylzaams te verrichten -, zoo zy verftaan konden, den zelven, daar- Taysbdtidel om, aan te zoeken. TefFens porden de Engelfchen. Dies ontworp men et- wort het« lyke punten, genoeghzaam van gelyken zin als voor heen: en gingen al d'Am- vat' bafïadeurs, des gebeeden, die vertoonen aan Don Johan. Deez zocht het werkte verwylen, en beriep zich op brie ven zynerMajefteit, meldende hoe
zy 't zelve, volgends meer dan een verzoek der Staaten, beflooten had in 's Ka^zars befcheydenheit te ftellen -, en den Hartogh van Terranova be- noemt , om, van haarent weeghe, daaroover te flaan. Toen floegh S wartfèn- burgh een' fchorfing van waapenen voor, en drong daar op zeer ernftigh. d'Engelfche Gezanten kreeghen onthiet, van gelyke te doen, oft immers te bevorderen, dat men, ter weederzyden, 't getal des krys vol x minderde, ter- Zonder wyl't gcfprek van pays duurde. Maar de Staaten vonden 't ongeraaden: en vrucht, daarop fliet het handelen. Ditte, en dat met Anjou, vertraaghde niet wee- nigh de koomfle van Hans Kazimir. 'T lichten van zoo veel ruytren en knech- ten, booven ontfangen' orde, was ook al te langer aangeloopen : en hoe meerder meenighte, hoe meer bellets 3 hortens, en logger beweeghenis. Op den tweeëntwintighflen van Zoomermaandt, gaf hy een' lange verklaaring uit, omtedoengelooven, dat het wit zyner waapenen nochtgloory, nochtey- ghebaat was, maar't befchermen van Neder landt teeghens 'Don Johan en zyn meedepleeghers, eengemengelt raapfelvan verfcheyde volken. Welke zaak Aantoght ook Hooghduytslandt, jaa ganfch Chriftendoom aangink. Zynde tot Kooien van Katy gekoomen, namhy zynen wegh op Meursj voort naa 't Graaffchap Zutven. mir. Alhier werd meede een' goede tydt verfammelt. Want hyweygherde met zyn' troepen oover Maaz te zetten, zonder betaaling voor 't oovergetal. Daar
hadden de Staaten geen' voorraadt toe. Meer andre zwaarigheeden, zonder- ling noopende de wachtgelden, waarop der Staaten gemaghtighden niet ge- kift |
||||
DER NEDERLANDSCHE HISTORIEN. &$
Jaftwaaren, werden voorgewendt by't volk van Kazimirj dat daaren tuften 157&
wel zoo veel fchaads in eenen dagh deed y als 't heele gefchil bedroegh. Doch men iprak bun endtlyk zoo lief, dat zy luyfterden , en zich, dert zefTen- Zyn volk, twintighften vanOeftmaandt, zonderzynenperfbonnochtans, by Boflii ver*- k$mt,ten Voeghden. Van prachtigh oogh was hiermee 't heyr. Zulk een' nieenighte lMße> ¥ van ruyters en knechten te hoop, gefchat, opveettienduyzentdie, deez'op f^!' int vyvendertighduyzent, tenminfte, treflyk toegeruft 1 datzy, met het klep- ee& *u pen, engedruys, endeenkleftofwolk, den vyandt verbaazen en ooverftel- pen zouden, en geen' maght voortaan teeghens de S taatfche was opgewaflen, docht den geenen, die zich aan den uitwendighen fchyn vergaapten. Maar, die daardoor heen zaaghen, maakten ongelyke reekening. Te weeten -, men behoefde nu, te velde zonder't ibldt der bezettingen, ooverdeneeghenton- Grootear* nenfchats, t'elker maant, en daar verliepen'er wel zes, dat men niét booven woede der vierhundert duyzent gulden kon innen, die noch meeft tot Antwerpen ge- Staaten* licht, oftby de Hollanders en Zeeuwen uitgereykt werden. WantdeVlaa,- mingen en Waaien, onderlings oover hoop leggende, hielden, als gezeydt is, de fchattingen in, oft verflonden ze ten fhoodfte, met elkandren te plaaghen: 't welk den meerdeele der geweften meede opbrengens luft vergaan deed. Ook had Brabandt die twee weldighe heyren op den hals, en werd geknaaght ten beene toe. Hollandt en Zeelandt quaamen effen tot verhaal van aadem; Gelderlandt, Vrieslandt, en Oovereyftèl, hielden billyk, eerft voor zich zelve te zorghen, zoo lang men daar met Kampen en Deeventer te doen had. De reft der Landtfchappen was van gering vermooghen, oft in's vyands be- dwang , De Staaten , derhalven , ftaaken in byftre benautheit : en Boflti fchreef, als half vertwyfelt, dat, zoo men binnen veertien daaghen geen geldt verfchafte, alles ftond orti te muyten en uy t den bandt te fpringen, tot onboet- baar bederf der Landtzaaten, en uiterften ondergang van den ftaat> Ernftigh vertoonden Aartshartogh, Prins, Raadt van Staat, dit den geweften, by boo* den van aanzien, en bloedighe brieven j met dreyghemen ten, datmen, zon- der veyrdighebetaali?igy het krysvolkzyn* foldy zouw moet en laat en zoeken* aan de oorden die ingebreeke bleeven -y eer 't zich van zelfquaam teßoopen, en alles , zonder onderfcheydt, te verwoefien : daar men anders gefchaapen waar, nochvoorden winter, yets van belange tot vor dr ing eenerwenfchlyke vreede, te verrichten. Welk prangen meer niet wracht, dan dat het heyr, binnen drie weeken, aan een' maant iblds geholpen werd. Eevenwel, 't liet zich toen handelen, en men begon t'ooverleggen, wat beft aan te flaan ftonde. Boffu, hebbende 't oogh op Looven, daar tweeëntwintigh vendels te voet, en een goedt deel ruytren, onder den heer van Chevreaux, inlaaghen, ging der- waarts met tweeduyzent knechten, en eevenveel' puykpaarden, om kennis te neemen. Genaakende de zyde , die naa Dieft ziet, kreegh hyeen'har^ Gevecht den uitval op den arm, en leed eenighe fchaade j doch deed 'er grooter j dreef by Loovem en vervolghde den vyandt, tot onder de veften. 'T welk hem in bekooring braght van ftrax't leeger daarvoor te werpen j waarhy, door mangel van del- vers, en raadt van LaNoüe, niet zwaarhoofdigh gemaakt. Zyn achtbaar- ftevoordeel, zeeker, opdeSpaanfchen, beftondinruytery, engedeeghon- nut , in een landdouw zoo heggigh en bofchachtigh. Daarbeneevens was 't 'er • al kaal gegeeten; en niet te duuren, booven vyf oft zes daaghen j en naauwlyks ftadt zoo zwak , oft zy kon licht zoo lang houden. Met een werd ingezien dat zy van zelf vallen , en 't loon der zeeghe zyn zouden , zoo men maar den vyandt ten Land' uit flaan, oft hem 't zelve te naauw maaken konde. $0rru mu Hiertoe, dan, fteltmen zich, en wendt het naaWalfchbrabandt* eenoo- naaWalfch« pengeweft, vol vanvoeraadje, enwelgelee'ghen om met Anjou te vereeni- hubmdu ghen.
|
|||||
* ■
|
|||||
6oo P. C. HOOFTS VEERTIENDE BOEK
15-78. ghen. Want dees, hebbende op den neeghenden van Herfftmaandt, den
, Spanjaardtontzeyt, quam, te deezertydt, Binfeh beleggen. Ni veile, bezet l$'tveüe,en met vy f vendelen, gaf zich aan Bofïïi, zonder't gefchut te verbeyden. De eemgbe Slooten van Sart, van Ganappe, en andre, gingen ook, by verdragh, oover. andre j)at van ]y[0j kreegh hy ftormenderhandt in: zwaayde voorts naa Gemblours, f laat feu Qm fö proeven} 0ft fe Vyandt uit te lokken waar, door hoope van hem te be- veroover . reyjcen ? eer ^ met ^njous byftandt verflerkt wierd. Maar de Spanjaardt wild' het zoo dier niet wedden. Toen peynsde men, aan hem te befpringen in zyn voordeel. 'T welk voorwaar een hachlyk beftaan zouw geweeft zyn. En de Hooghduytfchen morden op nieuw, om 't marren des gelds, daar 't hoe langer hoe meer aan mangelde. Niettemin, zoo zich de Staaten bedrukt von- Celeegen- den, 't was wydt vanweelde met Don Johan : grootefterft aan peft en bloed- hen van gan]c oncJer zyn volk -, hy zelf aan quynende ziekt vaft, en vol hartzweers van Donlohan. zich alzoo 3 in eenen hoek, verdrongen te zien, en kranken trooft uit Spanje. Daar ontbraaken hem geen' dwarsdryvers om zyn doen ten quaadfte te duy- den, en door wreevel oorblaazen, des Koninx gauwluyftrende arghewaan te ftooken. Aan den zelven fchreef hy eyndtlyk, metbreydelloozefierheit, en bykans oft de wanhoop hem nerghens op paffen leerde. Maar twee afgewor- pe brieven, d'een' aan Giouan Andrea Doria, Prins van Melh*, d'ander' aan Pedro de Mendoza, Spaanfchen AmbafTadeur tot Genua, hebben my hier in- klampens waardt gedocht j zoo wel om dat zy den flandt der dingen van toen afmaaien, als om dat hy, daarmee, zyn' ongeneught en mismoedigheit plotfè- lyk uitftort. Ziet hier den eerften. cDoorluchtighfle, myne Heere7
Zyn fchry- AUedaaghs wild* ik wel fchryven aan uwe heerlykheit. Want ik ontlafi my,
ven aan ^af doende, by zoo getrouw eenen meededraager myner bezwaamiffen. Maar den Prins dequelling, die'tu is, de zelve te verf aan, herhoudtme. Uwege zontheit, vm e$' en in hoe groot een* flilte ghy't leevenleydt, hebik, by uwe brieven vanden laafleninOeflmaandt, vemoomen, met oovermaatighe blydtfehap: gemerkt het byfter woelen der werelt. Want het kruys, dat 'er in is, aangejehouwt van ter zyde, zal uwer Heerlykheit, tot meergenoeghens gedyen. Myns oor deels,had alleenlyk de voorzienigheit van Giouan Andrea 'Doria de kracht, om het te brengen tot zulkenflaat, als het zyn tydt was om alles te regeer en j aangezien men hem, zulx, voor eengroot deel, nocht naar recht, nocht naar reede, kon weygheren. Ende ik laat my dunken, dat deeze voorgank meenighte van hy- ■den, beezigh met het richten des ladders, om, zonder eenighen voorraadt van 't ge ene dat uwer Heerlykheit ooverfchiet, op te klimmen, zal daaruit doen fcheyden. 'Tzy wat het wille, lange jaar en verleen' u Godt, naardien hy u zoo verre geholpen heeft, datghy, om ze in eer e, lufl ,en vroolykheit, deur te brengen, niemands behoeft. Juyß hebtghy'tgetroffen, naamynverfiandt, met het laafle deeluws ouder doorns te befieeden aan Godt en u zelven -3 zonder 't lot te loopen vanyetwes te verantwoorden, daar reede eeven luttel als onree* de u vryen zouw, van datfleypen aan de lange koorde, naar de wyz deezer een* we. Ende, dewylzulx in zwankgaat, zoo geef ik uwer Heerlykheit tepeyn- zen, oft het in de maghtvan eeniggeduldt oft flandtvafligheit zy, te verduu- ren 't geen my bejeegent. Want het is nietgenoegh, my omringt te zien van on* tallyke vyanden, zonder middel om het booven drie maanden te harden 3 &00 zy de weeghen bezetten, gelyk zy zonder twyfel doen zullen 3 en zoo rnen niet bezeffen wil, dat, indien dit verhoren gaat, degeheele refi moet verko- ren gaan , mits datyer geen beßuyt gemaakt wort, daar zoo bedenklyk een! noodt d'alderuiterfte neirfiigheit vereyfcht. Eyndtlyk, om het korttemaaken, d*
zoo
|
|||
DER NEDERLANDSCHE HISTORIEN. <>or
goo de dienaar van T)on 'Pedro de Toledo niet langer toeven magh, zeg ik wy* 157 8/ ders , dat het heyr der weederfpannighen ons zoo zeer ü koomen naaderen , dat ipy hebben moeten vertrekken naa deeze leegherplaats, e en' halve mylvan de <vlekke, verordent f'onzer laafle toevlucht j naademaalop vechten geen' hoope. te flellen viel. Zy hebben hun leegher geflaaghen op vyfmylen van hier, tuffen. Bruffel en Looven. Teffens groeyen de Franfoyzen vaft, lanx de zyde van ^ JJeenegouw: zulx wy naauwlyxyets oopen houden, eet ende van de armoede, die 't mooghelyk geweefl is te verzaamelen. Breekt nu noch de Koning van Vrankryk lanx Borgonje in, met het heyr dat hy toerufl, gelyk ik houde dat hy gewiflykdoen zal, zoo't geluk zynenbroedereenighgelaat van beflendigheit toont; uwe Heerlykheit kaavele, hoe 't ons gaan wil. Want wy zullen met dit luttel volx 3 teeghens zoo groot een' meenighte, moeten waaghenteflaan, oft erghends deur te boor en om een heenkoomen. Ik heb, op nieuw, verzoek ge- daan aan zyne Majefleit, om orde ten minfle, waar naa ik myfchikken mooghe} en raak ik dan f onder, altoos haare wil zal volbraght zyn: maar zorgh dat de raadt te fpaade verfchynen zal. Zaagh' ik'tgeen, waar naa ik dus langge- fooght heb, voor onmooghelyk aan, 't zouw myn3 moeyenis maatighen j maar, naardien ik nu zie, dat men ons de handen heeft afgefneeden, zoo u het befluyt , hun den hals toe te flrekken. Ik begeer niet, dat uwe Heerlykheit zich bet er- voele van al dit verdriet, dan een man oft vriendt, dien'tnietraakt-, maar enkelyk, dat zy, als gefielt tot wel keven, myns in haare gebeeden gedenke. Want ghy moghtuop'tgeene betrouwen, waarop ikwel eer my niet betrouwt zouw hebben. Andre veel fmartlyker bezonderheeden houd1 ik op, tot eenen andren -, want tot meer geeft deez geen3 tydt. Onze Heer behoede den zeer doorluchtighenperfoon uwer heerlykheit, naar haaf wenfch. Uit den leegher e, eert myle van Naamen, den zefiienden van Herfflmaandt des jaar svyf tien- hondert achtentfeeventigh. Ten dienfie vanuweheerlykheit>
Ende, gemerkt ik niet meer zeg,
gelooft dat ik niet kan:
'Don Juan» D'andre brief was dus luydende. Deeze dienaar vanDonTedro ylt zulx met zyrfreyze, dat ik hierin niet Aan den wydluftigh zyn kan. 'Derhalven zal ik u alleenlyk verwittighen van den ont- spaanfchen f ank uwer brieven van den laaflen in Oefimaandt, en flaaken 't breederfchry- Ambaffa- ven, totdat 'ereen*renboode afgaat. Van denvyandt (zeg ik nu) vinden deur tot wy ons zoo naau bezet, dat het dwang geweeft is, te koomentot deeze leeger- Gema' ßee, een' halve my Ie van de vlek, werwaartswy beftekgemaakt hadden, ons P° te vertrekken, dichte by Naamen-, alzoo men het uitftaa?i eens treffens niet verwachten moght. Van den andren kant, lanx Heenegouw, genaakt het volk des Hartooghen van Alengon r zoo dat men hier alreeds niet veel min dan beleeghert blyft, eet ende 't luttel dat wy hebben kunnen by eenfchraapen, en (in'tuiterfie ge/prooken) van 't ge ene gefp aart was, teeghens de laaft e noodt. De Franfche Koning waapent: en dat het zy om inbrek te doen, %>oo hy zynen broeder op eenen vaften voet ziet, wordt doorgaandsgezeyt en gelooft j uitgenoomen by Juan de Vargas Mexia, zich ver laat ende op dies Koninx woorden, en op d'onmooghelykheit. Zyne Majefleit beflup niet, nocht ik weet haaren zin. Hier meet men ons 't leeven toe, by ooghenblikken. Luydegenoeghfchreeuw ik, maar win 'er weenigh mee. Daaghelyx heb ikpaar- den op kundfchap uit, om myte richten naar den voortgank, dien de vyandt doet s maar zie zyne Majefleit ( behartight zy 'tftuk niet bet dan tot noch toe ) Alles onboetelyk quytgaan: en de zaaken beleyden, en vlyen, door onzeflapheit, Eee tot
|
||||
602 P. C. HOOFTS VEERTIENDE BOEK
1578. tot hei befie eyndt, voor hem> dat de duyvel' wenfchenmoghte. Wy zullen
'thierpynen, tenuiterfien aademtoe. Godtftieredereft: en daarop komt het aan. Myn fchryven om die kiften is my, daarnaa, berouwen-3 zulx my Hef zal weezen, zyn ze niet wegh, dat ze daar blyven. Uit het leegher, een halve mylvanNaamen, den zeftienden van Herfflmaandt des jaars vyftienhon- dert, achtentfeeventigh. Tot &nhc als de Heer vet ordent >
'Don Juan. De woorden , van't afihyden der handen, en toéftrekken van den hals,
houdt men hem uitgewrongen te weezen, door 't wee van Efcovedoos doodt, fint de tyding der welke, hynoyt blyden dagh hebben moeft. Wel werd de maaregeftfooyt, als oft die maiiflaght > door Alva en zynen zoon Don Fre- drik, Waar befteekengeweeft, omdat Efcovedo zich, ftilzwygends, onder- wonden had, bëwys tot hunnen laft in Neêrlandt op te ipeuren * en aan den Koning dover te draäghen. Maar, niet lichtlyk laat een zich 'tzwaarftuit den hoofde fteeken , die weet dat hy in'toogh is 3 t'zynerfchuldt ofte on- fchuldt. Want, oft zich Donjöhan, met der daadt, in eenigh fchalk voor* neemen teeghens zynen broeder ên opperheer ,. behipt vond 3 dan oft het fchor eri reükeloös mtberïten Zyns ongedulds , tereenezyde , famthetver* monit gaan voor'den meefter in 't verftandthouden met vreemden, en zyn ftfeevén naa höogheit door om Weeghen, ter andre, de nydt en't vermoe- den ten uiterfte geterght hebben 3 't waar , in de donkre fchaaduw der hoof- fche bewimpelingen , en tullen 't Zwieren van die veelvoudighe konftenaa- ryen door elkandre, niet Wel beföheydelyk af te zien. Altyds Antonio Peres verzeekert, hoe de zaaken zich zulx opdeeden, dat Don Pedro Fayardo, Naavor- Markgraaf van Los Velez , gemaant om zyn' meening te uiten, noopende fing oft hj \ geen met Efcovedo te doen ftond, verklaarde 3 dat, by aldien men hem, met ych, met faf Sakrament in den mondt y> afvraaghde, wie noodighft om 't Ie even geholpen er AA , djende 5 Efcovedo , oft yemandt anders d'alkrfchaadelykfte , hy Efcovedo teeobens ftemmen zoude. Een gruwlyk bybrengen, daarentuflen, van Godtvreezen» den Ko- de aandacht, in 't raaden t'eener moordt: en dit op eenen witten donderdagh. tiingmoght" Eeverart van Reidt roert ook aan, hoe de Prins van Oranje, haaft vroede verloopen wer waafts dè zinnen des nieuwen Landtvooghds heene droeghen, door El- hehben* bèrtus Leóninus keerénde vän zyn gezantfehap uitHollandt, zynen grondt zoude hebben doen taften, met aanbieding van middelen tot Vefting eener eygliêne möóghênïièït 5 en dat hy 't iïocht aan, noeht oevel nam . Van gelyke beproeving maakt de Jefoyt Famknus Strada gewagh, zonder den man te noemen^ en zeyt dat hy den zei ven met een' dag quetfte oft dreyghde. 'T welk, gelooft zynde, i'mmèfs zoo zeer zyn zelffte wankelen in de bekooring, als zyne ftandtväftigheit in ttoiiwe, ïfchynt te tüyghen. Want, waarom zoud' hy hem niet in hechtenis ftèllen, ten fcherpfte ondervraaghen wat'ermeerïchuylea mogh't', èn fträffen t'eener ipiëgèl3 oft hem, tot bewys zyner oprechtig- heit, en ïmööring der mompelingen , naa Spanje zenden f* 'ten zy dan, dat de aan zoeker zichzöö oovèflifïigh in't beleggen zyner woorden droegh > dat hy, in dus difteligh èen' zaak:, juyft een' veylighe uitvlucht wift 00- pen te nouden. Aangaande Lèóttinüs 3 die had goedt onbehaalt te blyven, als vèrpligrit dm vêrflagh te doen Wn alles , wat hem , in 't verrichten zy- ner boódïchap > Weedef Vaaren Was. Voorts , tot zyne in-m,Mtwendighe ïïyoover- ontfteltenMen floegh > önlänx hiernaa , een peftighe koofts 5 'dk'hem, op lydt in 't den eerften van Wynmaäöclt} en hääftigher dän men Waande, weghnam: zoo leegher* >t geen vergif geweèft is, hem gebrouwen door 's Koninx bevel, oft door den Abc
|
||||
DER NEDERLANDSCHE HISTORIEN. <k>$
j^ht vanSanteGeertruyds, die, om ditgetyde, roemender wyze, uitviel, ïffBi
dat het vaaderlandt hem voor een' oovergroote weldaat danken moght. Hoe 't was, verfcheyde fchry vers, zoo Spanjaards als andre, ftellen voor vaft,'dat men des, aan zyn hart en ingewant, fterke teekenen gewaar w#d. Hy ftarf in't leegher te Bonge, in een arm huysken, en zyn drieëndertighfte jaar. De lykftaatfy is, zoo in 't fierfèl des ooverleedenen * als in de forme van uitvaart, zeer prachtigh geweeft. Tenderden daaghenaa zyn verfcheyden , vlydde men hem, in vollen harnas, op'tpraalbed; een' kroon > ftraalende van dier- „Zyn'lfa baar gefteente, op 't hooft > de keeten van 't gulden vlies aan den hals, Op dat y* ' *?V' <jer zyn deel aan de eer genoote, droeghen hem de eedelluyden zyner kamere, alle gekleedt in den rouw, van daar tot aan de deur van den huyze; Toen ont- fingen hem d'onderhouden Oudthopluyden, meede in 't zwart, en braghten hem tot in denoordt der Spanjaarden: ftaande 'tganfch heyr in flaghorde. Daar naamen de Kornellen en Hopluyden,van dien Landtaardt de baar oover, en leeverden ze in den oordt der ruy terye, aan de Ritmeefters: deeze voorts aan de Hooghduytfchen: de Hooghduytfchen aan de Zwitfèrs: de Zwitfèrs tot aan de poort van Naamen. Hier äanveyrdden de kaamerjohkers dieweederom, en gingen daarmeede voorts, verzelfchapt met de heeren van den Heymelyken Raadt, ook met verfcheyde ßiflchoppen en andre Prelaaten, fämt al de Geeft- lykheit en Majeftraat der ftadt. Vooraan trokken vyf benden Spanjaarden $ met bullen aaverechts, en beneeden der handt, fleypende fpietlèn en vendels, ontftelde trommen en pypen, die een droef en deerlyk geluydt floeghen. Achter, volghden, met treurkappen, de Prins van Parma, O&avio Gonza- ga, GraafPieterErnft van Mansveldt) en andre heeren, inlandfcheenuit- heemfche. Dus quamp men in de hooftkerk, en ftelde aldaar den dooden in bewaarnis van waakers , tot dat de Koning om hem te haal zonde. Deez kreegh zoo ras de miede van zyns broedersaflyvigheit niet, oft hy beval, al de kallen en papieren des zei ven te verzaamelen , en aan hem oover te fhmren. Het lichaam werd ontleedt, gepakt in verfcheyde reyzmaalen, en alzoo, om koften te fchuwen, te paarde door Vrankryk, naa Spanje, ge- voert; aldaar weeder te zaamen gehecht, eneyndtiykin'tÉfcuriaal, neevens de graffteêzyns vaaders, geleyt. Dit verzoek was zyn'jongfteeerzucht ge- weeft. Zyn'fchepping, uit vermengenis van hoogh en laagh, fchynt dreeve, Zynlteveh naar gelang, aan de gantfche loop zyns leevens gegeeven te hebben. Want f» aardt de fortuyn toonde aan hem haaren aardt, met troetelen en treeden teffens* '»'* kgrtri In'toopenbaar loechz' hem toe, en neep hem in 'theymelyk. Geteelt van Kaizar Kaarel, by een'Hooghduytfche eêlvrouw gebynaamt van Plombes j was hy bedektelyk ter opvoeding befielt, in Spanje by Louis Quejada, heer van Villa Garcia, dien hy lang voor zynen vaader hield. Maar zynde een aankoomend jongeling, werd hy, van deezen, aan den Koning, die 't zoo be- - geert had, terjaght, vertoont; fchielyk voor broeder des zelven, en zoo groot eenen Vorft, erkent. De Koning, terftondt * deed hem afrechten ten oorlooghe, en fteld' hem vroegh te werke. 'T welk, zyn hart en zin zynde, hem zoo verre braght, dat hy zich des reedelyk verftond , en meer toe ver-. , trouwde. Zeeker , van de gunft des fbldaats te winnen had hy een* goede, handt: fprakvaaken degemeenerotgezellen by eyghen naam aan j zulxhun een'vereering ftrektedat zy in zyn' gedachtenis ftonden: befchonkdevroo- .*• medaaden, by mangel van geldt, met oovervloedt van lof, en fomtyds met eenen hoedt van zyn hooft, oft dolk van zyn' zyde getrokken: hoewel 't,. op tieft gefchaapen fcheen, hem daarmee t'ontfchieten, door *t houden vari ftrenger krystucht, dan de fchaarsheit der betaalinge lyden kon. Arbeydzaam °ok, envlytigh was'hy: maar teeder in't believen aan de lüften der minne. Eee 2 Mei!
|
|||||||
'é
|
|||||||
f 1
|
|||||||
■il
|
|||||||
604 P. C. HOOFTS VEERTIENDE BOEK
Men vindt 'ermeede, die hem naageeven, dat hylichtlyk geloofde, en zich
zwaarlyk met reede verzetten liet. Van zeeden en zinnen, anders, en uiter- lyke gedaante, is hygeweeft, als ons verhaal, booven uitwyft. By den Kai* zar, ('t zy dft die daar, van jonx af, te woeft en gevaarlyk een' geeft in fpeur* de _) was verftaan, dat men hem kerklyk maaken zouw. In 't verzuymen van 't welke, Philips een' der misflaaghen beging, die hem aldermeeft gezuurt hebben. Met Don Johans uitgang, werd, ten verzoeke der andre kryshoof- den, het hoogh bewindt des heyrs aanveyrdt by Alexander Farneze Prins van Parma, als Steedehouder des ooverleedenen: 't welk denHartoghO&a- vio luttel geviel, om 't gevaar der verkleeninge, die 't zynen zoone zyn zouw, zoo men den Konink niet eeven gereedt vonde, met hem dien laft op te draa- ghen. Dan Alexander gaf, voor reede zyns doens, den fpieghel van 't verloop, waarin, door de regeering des Raads van Staate, naa 'taffterven van Don Louis, de Spaanlche zaaken gekoomen waaren. Philips ook, eerlang, beval hem d'Opperlandtvooghdy, en zond des brieven oover: niet zonder veel weederwerfèlens der geenen, die noode eenen Italiaan, oft zelf gaading, in dat ampt, hadden. Kleene geneught fchepte, uit deeze wiflèling, de Prins van Oranje, kennende Parma voor hechter vanverftandt, gezetter van zinnen, en geen' minder konftenaar, dan Don Johan, om menfchen harten te trek- ken : behalven dat hy, hier te Lande een ruym deel zyner jeughde gefleeten, der inboorlingen aardt wel doorkeeken, en goede kennis en vrundfchap, met den eedeldoom, gehouden, had. Echter oordeelde zyn' Doorluchtigheit, dat uit Don Johans doodt, die doorgaands met blydfchap gehoort werd, meer voordeels dan hinders voor den ftaat te verwachten ftond: gemerkt men, by deeze verandering, en eer de dingen der Spanjaarden op nieuw ft reek jiaamen, gefchaapen was eenigh vertrek te winnen, totilytingderinwendi- ghe misverftanden. Want, eerftlyk verdroot het denHartoogheKazimir, dat de Staaten, willende juyft eenen Landtzaat en Roomsgezinden, den Graaf van Boflu tot hunnen Veltooverfte aanhielden. Ook reekend' hy zich tot onwaardigheit, onder dien te ftaan, en was daarom, tot noch toe, uit het lee- gher, gebleeven. Hebbende, daarbeneevens, giflinggemaakt, mitsd'acht- baarheit der Koninginne, en de fterkte zyner troepen, allomme 't groote woordt te voeren, en de maat der beweegheniflèn te liaan, Ipeet hem, dat hy zich die geleeghenheit, ontzet zagh, door't beroepen vanAnjou; opwien hy, booven dien, een' ouwde wrok voedde, zynde, tweejaaren te vooren, föl- daat des zelven, in den binnelandfchen krygh van Vrankryk, geweeft, en met onmin gefcheyden. Wyders gloeyde, dit pas, 't vuur, tuften die van Gent en de Waaien, vaftaan, en braghtvandaghtotdagh, terghender daadtlykhee- den, ten laafte den ondergank van hunne en hunner gebuurenvry heit voort, Tot wat oovermaat de fteurniflèn daar gefteeghen waaren, zal diteene ftaal uitwyzen. De Genteaaars, verwittight van eenen aanflagh der muy- tende Waaien op Kortryk, oft duchtende van zelf voor die ftadt, als zwak en niet verre van Meenen leggende, vonden goedt, krysvolk daarin te fchik- ken, en dat de heer van Ryhoove 't beleydt aanveyrdde. Deez, alzoo men toen zeer drong op't ontilaaken der gevangene heeren, 't welk hem groot- lyx bekommerde, gaatby Imbize, en andren dier veeme, hun voorhouden, i>at hyongeyrne vertrok, zonder eerflJakobHeJfelsenJanVifch> die twee felle tier'armen, te zien opknoop en-y opdat zy hem ooverleevende, enfihier oft morghen uitgelaat en , niet meer wreedtheyts pleeghden. 'Dat de von- niffen der Graaven van Egmondt en Hoorne waaren ingefielt by Hejfels-, die ook meermaals met het zelffie> denTrins van Oranje gedreyght had-, en niet afliet van dreyghendaaghelyx, en zweerenbyzynengryzen baardt,hy zoude
|
||||||||||
ïfirt.
|
||||||||||
Mxander
Tarneze,
Frins van
Tarma
wort
tandt-
vooghdt.
|
||||||||||
Wonder'
ijks bit- terheit tot Gent ge- pUegbt* |
||||||||||
m
|
||||||||||
DER NEDERLANDSCHE HISTORIEN. 6of
ZMtde noch Ryhoove en Imbize aan een'galgh helpen. Waarop ik ( zeyde Ry- 157 8 > Iioove voorts ) hem ontbooden heb 3 dat hy myns niet/paare, lukt het hem los te raaken. Raade derhalven, dat- wy 't hun doe?i, eer zy 't onsfpeelen. Dit toege- ftemt by Imbize en zyn geièlïchap; treedt Ryhoove, met het zyne naa de ge- vankenis. Heflèls en Vifch, op geen ding min verdacht, en met de zinnen in 't fchaakberdt, worden afgeroepen. Eenen waaghen met volk, daar j by geval* verby koomende, doet men ftil houden, en plaats maaken ■> werpt hen daar op, voert ze naa buy ten, en hangt ze , zonder aanklaght oft antwoordt te hooren * HeffeU en beyde aan eenen boom, op den wegh naa Kortryk, den vierden van Wyn- vifch ge- niaandt. Dit 's 't gemeine vertellen. Maar ik heb uit mynen neeve Simon, zoon bangetn van den Hopman de Ryk; die toen heer van Safflaar en Wachtmeefter van Gent was, dat zy, naa eenighe fórm van dingtaal, verweezen werden y doch by den krysraadt, daar ze niet te recht behoorden. 'T welk , als gefchiedt om wel- ilaans wil, en met genoeghzaam voor wee ten des uitganks, een'üioodtheit is, die 't bedryf niet dan te verfoeylyker maakt. 'T is ook waar, dat Ryhoove, dien \ zweeren by den baardt in de krop ftak, zich noch niet fpeinen kon5vart (chrol- len op de grysheit van Heflèls, als hy nu veygh ftorïd. En deez (zulk een' trots- heit had hy, in zyn uiterfte, oover zich) tot hem 5 zoo grauwe hayren, nemmer zultghy ze draaghen. Toen Ryhoove, dat zult, ghy, zeyd' hy, lieghen: nam een mes, fheed hem een' lok van de kin, èn ftak ze op den hoedt. Dit volghden zyn' byftanders y en keerden, uitgeftreeken met deeze lievrey der wraakgie- righeit, die zeeker hunne meeftreflè was, fteede waarts. Voor de reft, Jakob Heflèls, Rechtsgeleerde, had eenlidtverftrektaan Alvaasbloedtraadt, en in den zei ven (zoo hem naagaat) de gewoonte geliadt, van's naamiddaaghs, terwyl men de vonniflèn oover geloofszaaken velde, gemeynlyk te zitten ïluy- meren j thans gewekt, als 't aan hem quam, de ooghen te wry ven, en zon- der ander bericht oft onderfcheydt, voor zyn' ftemme te geeven, Adpati- biilum, adpatibulum: aan een'galgh, aan een'galghe: alzoo leeghbaarlyk * oft menfehen dooden een' deun geweeft waar. En wordt getuyght > hoe hem ge- lyke beulsreedenen zoo gereedt op de tonge laaghen, dat zyn'huysvrouw, maaghfehap van Viglius, hem eens te gemoet voerde: Ghy hebt dat hangen zoo veel in den mondt: hoede Godt, dat het u zelf niet eens oover koome. jan de Viich was Baljuw van Ingelmonfter geweeft, enbelafr. met gelyken haat* hieruit (zoo men wil) voortsgekoomen. Hy had eertyds gepleyt, omzeé- kren tol van paarden, teeghens eenen Henrik de Kreus van Godsfelde •, en fèe- dert, den zei ven, als verrukt tot kettery en oproer, doen in hechtenis Hellen, tot Ypere. Thans, verkundfehapt, hoe deez> een ftokouwdt en wel begoedt man, vergiffenis bekoomenhad, zeyndthy, ommetzynen y ver tot Gods en 's Koninx dienft te praalen, uit eyghen hoofde, op eenen zondaghs morghen, eenen Monnik, met denfeherprechter, indenkerkef* en deedt hem aanzeggen, dat hy fterven zouw, eer 's Biflchops Mille geëyn- dight waar. De gevangen, te dierftonde, zat aan den ontbyt, met eenighe vrunden, gekoomen om hem te vanden y en zoekende 't verlengen, als die wift dat de genaadebrief onder weeghe was, eyfehte ziening van zyn von-> nis. Maar hy verworf niets •> moeft voort -, en hing geworght op de markt, als Biflchop en Baljuw uit de kerke quaamen. Al't blyk t'zynerbezwaar- nis was^dat hy eenen zynen Onroomsgezirtden zoon gehuyft had. Hy liet een'vrouw, met zes kindren achter, die manloos, vaaderloos, goedeloos, in deerlyke armoe treurden, tot dat zy, door den Gentfchen pays * weeder aan 't hunne raakten.'T misdryf, niettemin, van Heflèls en Vifch, had, eenighszins voor zich, de wetten en gewoonten van dientydt: wettenfchendigh, voor- jaar , en vloek'waardigh; niet zoo heylloos nochtans als 't onbepaalde woeden Eee 3 naä
|
||||
6o6 P, C. HOOFTS VEERTIENDE BOEK
15-78. naayderseyghedartelheit, 't welk den wortel der borgherlyke maatfchappye
ganfchelyk uitrooy t, en de fteeden tot ergher dan wouden met wolven maakt: naardien ook'tfelfte ongediert van eene zelfde lborte zich onderlinx door- gaands noch fpaart, daar d'uitgelaate moedwil der menfchen eenen yghelyken, in vaar en wree velheit, op betrappen oft weer wraak loeren doet, en van nie- mandt gefchuwt kan worden. En, alhaddemenjaaftoft'oorergehadt, om dit paar aan den ly ve te (traffeh, zoo waaren zy echter, buyten gewoonlyken ftyl van rechte, als onnoozel geftorven . Gruwen, derhalven, deed dit (luk alle luyden, daar eenighe vonk van reede en beicheydenheit in fchindelde 3 en oordeelen, dat een Haat, daar de hoofden hunne heliche heevigheeden , voor een' reegel van regeering, volghden, haaft (lorten moeft. De gevangene hee- ren, daarentulïèn, ang booven al, en fmaadelyk gedreyght, zorghden dat die dagh hun noch te fpaade zouw koomen. DeHartogh van Anjou had nu 't leegher geflaaghen, voor de (ladt Binfch, daar, by vrouw Mary der Hon- ghren Koningin, een' burgh van geneughte geflieht was, geftofFeert met vee- Ie fraayigheeden van beelden en gedenkeniflèn deraalouwtheit. Binnen laa- ghen vyf vendels, onder DiegoGaon, die 't beuken met tien muurbreekers en zes Hangen, tot twee plaatfen, ter eene voor, ter andre naa, en twee flormen afftonden, verllaande veel Franföyzen. Zynde nochtans buy ten verwachting van hulpe, gaaven zy, naa veertien daaghen houdens, den zeevenden van Anjou vit' Wynmaant, zich, op genaa oft ongenai, oover. Hy gund' hun, uit te trekken covert met hun geweer *, en vendels, doch opgevouden> en zwyghender tromme. De Binfch-. plaats werd, by een deel der zynen, bezet j en't heufch handelen met de bur- Krjght ghers holp hem ook aan Maubuge. Maar, des niet te beweeghlyker waaren eokJMau- die van Landrechy en Quefhoy, fteeden den Hartooghe toegevonden by de to%e* S caaten. Wat ook, uit naam der zelve, de Abt van Marolles, die meermaals oover en weeder ging, will voor te wenden, hy kon ze tot geen inneemen van Franfoyfen kryghen. Zynde de hoop, hier, uit; bood men den Hartooghe Mechele tot zyn'hofhouding, en eenighe andre fteeden van kleener waarde, om by hem bezet te worden. 'T welk hy meer voor een' ontfchuldighing, dan voor voldoening nam, en van der handt floegh. Tot Berghen in Heenegouw, rees vermoeden, en liet het zich aanzien, dat hy voor hebben moefl, het zelve te bemaghtighen: oorzaak dat men 'er alle Franföyzen ter (ladt uitzette. Treedende echter oover al dit heenen , belloot hy, om den fchyn t'ontgaan van niets bedreeven te hebben , zich met der Staaten heyr te vereenighen , en 't Spaanlche te gaan bevechten: en dacht nu 's andren daaghs op te trekken, als Kaümir, hy verkundfchapt werd, hoe Kazimir, totnochtoe niet by Boflii gekoomen, inflaats ^ met vyf hondert paarden, op den tienden van Wynmaant, naa Gent geree- van naa t fen was. Vremt viel hem dit in . Hy laat den Aartshartoghe enRaade van "lanl Udt ^taat ar'vraagnen»°ft zy net hadden goedt gevonden. Zy zeggen, zulx, buy ten f»Tr «ir ' hunn' wil en weete, gefchiedt te zyn j en te hoopen, dat men Kazimir verfpree- deel paar- ken zouw tot tydtlyk keeren, om gemeiner handt den vyandt te gaan bezoe- den naa ken. Anjou, hierop, beloofde, in zulken geval zich ook veirdigh te toonen. Gent. D'ander gaf geen gehoor -, en voor, dat hy, tot Gent, eenighe betaaling quam Anjousom- haaien : ontfing 'er ook ontrent hondertenvyventfeftighduyzent gulden. fieltenis Maar in der daadt was hy ontboden, buy ten kennis der gemeente, by zommi- gen che aan troer zaaten, om hen, met zyn aanzien en maght, tee|hensde Walfche muytelingen , te ftyven j en aldaar feer feeftelyk ingehaalt. Jaa 't werk fcheenop die moer te leggen, dat men hem tot Graaf van Vlaandre dacht in* te voeren . Dit (èheemerde den Fran(bys te byfter in 'toogh, dat op'teyghenender algemeyne heerfchappye gevelt was. Bet, voorts, en bet zwollen de fteurniftèn : zoekende elk deezer twee , den andren in haat en kleyn-
|
||||
DER NEDERLANDSCHE HISTORIEN. 6öf
klevnachting, by de Landtzaaten, te brengen. Daar quam een boexken, I#S*
gemaakt ( zoo men naaderhandt verftondt) by Pieter Peuterich Raadsman vanKazimir, voor den dagh -, in 't welke de Paryfche moordt $ en alles j wat in Anjous perfcon oft geflaghtte laftren viel, hem, op 'tfmaadelyxt, ver- weeten werd. De Franlbyzen, weederom, fcholden den Duytfch voor een' huurling, die, nochtvaneedelmoedigheit, nocht van liefde, gedreeven, zy- nen dienft om geldt verkocht. Geen' kleene ongeneught fchepten > uit dit kribben, de Staaten, wel bezeffende, wat'er aan der gebuurvorften gelyk- zinnigheit, en gunfte t'henwaarts, hing. Boovenal verdroot het den Priniè van Oranje, wiens wit oover lange geweeft was, Vrankryk, verknocht aan 't Nederlandfch gefchil, met Spanje oover hoop te helpen: en't verkoelde de vrundfchap zeer, tuften hem en Kazimir, hoewel geloofsverwanten. An- jou, echter aangezocht om naa'theyrtegaan, ontfchuldighde zich, opnaa- iende verfcheyde zwaarigheeden; Als dat de zynen oover al'onwaardeijk be- ÉtybteH jeeghent, nergens met nooddruft, (zelfs voorhungeldtniet) gerieftwerden^ vanAnJ0,ü jaa doodt ge/laaghen, waar de boeren hen alleen kreeghen. T)e ziekefoldaaten vonden fgeener plaatfe vertrek oft gerak. Binfik was uitgeput van lyftoght. En 't zoude hem niet paffen, de kranken engequetßen te ver laat en > oft dege- zonden , zonder zynenperfoon, naa 'tleeger te fchikken. Hy dankte dan, vooreerft, twee duyzent knechten. en etlyke ruyters af: die zich ftrax naa Hydanki Meenen, en onder Montigny, begaaven. En men vermoedde, dat hy 't hun in eeni&b 't oor gebeeten had. De heer van Bonnivet, nochtans, afgeveyrdight van hem, vo >yf' at quam dien van Gent raaden, 't gefchil, tuffen hen en de Waaien, te verbly- balkon- venaanzyn'Hoogheit, alsganfchonpartydigh, en hebbende een'gelukkighe untm handt om krakkeelen byte leggen, gelyk laaft in Vrankryk gebleeken was. voegbt. Thans* ontfloegh hy ook de reft zyner troepen-, en zond, t'zyner verfchoo- ninge, Rochus van Sorbies, heer van Pruneaulx, aan den Aartshartogh en de Staaten. Deez', ontfouwende breeder de oorzaaken van 't vertrek zyns Heeren, zeydej T>at zyn broeder de Koning, om eenighe nieuwe onruft, ge- „ ^tT* reezen in Vrankryk, hem fhuys ontbooden had: klaaghde, dat het verding, met jr(a ■ hem gemaakt, noch in alle plkatfen daar 'tL behoorde, niet verkundight was. beyrS)en Het trekken der afgedankte benden , naa de Waaien, was gefchiedt buyten ^eyndt kennis des Hart ooghen; die 't eevenwel voor goedt in, en te gemoete zagh, TruneauU dat het de Gentenaars in hunne onbefchey denheit, fluyten zouw, en hen te aan &m graatigher naa verdragh maaken. Tot vor dernis van'twelke zyn' Hoogheit Aarts"ar- h aar en dienfl aanbood-y weetende, zoo die zich rekkelyk fielden, denwegh t0& en e wel om haare Franfoyfen te doen keer en. Zyn Meefler, voorts, bericht, hoe Vmaei de Staaten ftonden , om hunne verzoening , met den Koning van Spanje, vanpru_ door tujfenfpraak des Kaizars, te handelen, wilde des geen belet zei wee zen-3 neaalx* maar veeleer d'uiterfie vlyt aanwenden, om een' vafie vre e de, en heylzaame ruft, in Neder landt te helpen fliehten 3 hoewel hy, hun te geval, zich zoo maghtigh e enen Vor ft te vyandt gemaakt had. En hy zoude, met alles wat hem aanhing, nemmer laat eri f hunnen befte te zyn-, verzoekende weederom, dat men zyn"gebleekegunft, en zw aar e koften, in leevende gedenkenis hielde. Pru- neaulx bleef, als zyn Ambafiadeur, by de gemaghtighden der Staaten. Zyn voordel, gedaan den achtften vanSlaghtmaandt, werd, op den drieëntwin- Antwoordt tighften, beantwoordt, metglimpigh gewaghvan blyde aanneemft der uit- derstaa- biedingen , en dank voor de beweezene trouwhartigheit des Hartooghen. ten' Men vertoonde, Dat de Staaten 't verdragh, met hem aangegaan, hadden doen verkundighen fallen oorden, daar des vereyfehtfeheen. T>at , om zyne ver dienft en waardighlyk te eer en, de gemaghtighden noch niet volkoomentlyk gd aft waar en. Maar, indien de Hartogh, met den eerfte, de twift tuffen de Eee 4. Waaien
|
||||
6o8 P. G, HOOFTS VEERTIENDE BOEK
i < 18. WaaUn en Gentenaars holpe befleckten, en eeii goede geloofsvreede invoeren j
zoo dachten zyde breedeStaaten te verzaamen, entebearbeyden, dathy, naaft Godt, voor oorzaak en flicht er van denpays met Spanje-, (waar 't dat men dien voor den eerflenvan aanflaande Lentemaant verworve^) en van de wel- vaart der Landen, plecht elyk uitgeroepen wier de. Ook meyndenzy, inzul- ken gevalle, denlofzyner heldelyke deughden, met onvergankelykegloorytee* kens, tevereeuwelyken, en zelfs jeeghens zyne naakoo?nelingen t"erkennen, oprechtende , hem, een beeldt van kooper , op d'aanzienlykfte plaatfen van Antwerpen en Brujfel-, en binnen 's jaar's een' ftaatlyke bezending, aan zyn* Hoogheit, tefchikken, met een' kroon van olyjtakken, en andre'fchenkaadjent ter waar de van h onder tduyzent Arthoy[cheponden, voor haar en haaren oud- flenzoone. Hierentuffen maakten zy zich flerk, zoo de pays, buytennaa- deelzyner Hoogheit, voor den gemelden dagh niet getroffen wier de , het daar- toe te brengen , dat men d'onder daarien vry van den eedt des Koninx van Span~ je ver klaar en zouw, en voorts, zonder' t ey?tdt der oorlooghe ofte wachten, raadflaan noopende V opdraghen der opperheerfchappy aan haarenperfoon, die daartoe eenighe voorwaarden ontwerpen moght: blyvende, midlerwyle, 't on- Bezending derling verbondt in volle kracht. In 't derft van Wintermaant zonden zy den aan Anjou. ]ieer van Froymondt, en Gillis Martini der Rechten Doftoor.» aan Anjou, om hunne dankzegging te vernieuwen, met belofte van zyne weldaaden te verichuldighen, daar de geleeghenheit te verlchynen quaame, en zyne koften te vergoeden : baaden hem ook, zyn'reyze ( waar 't mooghelyk ) telchor- ièn -, en nemmermeer' die uitbundighe geneeghenheit t'henwaarts. Aldus ontviel hun, ditmaal, dehulpederFranfoyzen, dié ondertuflen, de grenzen deerlykgefoolthad. Thuanus, de doorluchtighfte hunner eyghe fchryveren, meldt, dat hetnietuitteipreeken waar, met hoe wreedteen wulpsheit, zy> Oevle by gebrek van földy, ooveral gingen weyden, zonder de huyzen der Eedelen, huyshou- ten platten lande, te fpaaren: en dat zy geen' intree van byftanders, maar dingdev van oovervinnighe vyanden deeden. Erbarmelyk Nederlandt 't welk, als ranjojun een roo£ ^ vremdelingen, t'eener tydt, vrienden en vyanden, met allerley Ln des ^er ï vertraaden. Tot proeve van 't huyshouden ter weederzyden, worden Lands. twee ftukken vertelt, het een by eenen Franföys gepleeght, het ander by ee- nen S'panjaardt beftaan; die hier niet te verzwyghen zyn. ZeekerFranfch Vuyle Kornel, met naame Du Pont, lagh gefoeriert in 't dorp van Becourt, by Jan vrouwe- Milet, eenen deeghelyken en welgeftelden landtman. Deez had drie ichoone fcbenmsy dochters j d'ou wfte en fraay fte geheeten Marie die den huysdienft zorghvulde- door een* jv ^ waar nam ? en viytelyk oppafte, om haaren gaft goeder luyme te houden > ranjoen tQt weernjs van voorder ongereegeltheit. De Kornel, hebbende 'toogh op haar geworpen, en ftof zoekende om zyn' luft te bluften, noodight de deyr- ne en haaren vaader ter maaltydt: thans, als de min en de wyn in brandt- ftichting t'zaamen lpanden, vraaght, ïchertfender wyze, denouwden, oft hy hem zyn' dochter te wy ve geeven wilde. De huysman, fchrander genoegh om te bevroeden uit wat hoek zulk een voorflagh draafde, pooghde dien heuslyk af te wenden, bybrengende d'ongelykheit van 't partuur. Daar de Franföys, in arren moede, aan 't vloeken; dryft, flaande, den vaader ter kaameruit. De dochter, volghende, wort van eenighe földaaten vaft ge- houden 5 voorts ooverweldight 5 en by den dullen Kornel, onder 't jammer- lyk huylen en kermen, bekroopen. En al had de gaylheit haar zat, de boos- heit had het niet: hy gafzezynen dronken gezellen, in gelyke maaniermeC vuyler fmaadt te hoonen. Dit zeftienjaarigh boermeysken, oo ver treffen de > in eedelaardigheit en moedt, zyn' (bort en ouderdoom, verbeet zyn wee, en klaaghd' het mecrzyner ziele, dan zyn' ooghen, 'T geviel daarop, -dat Du
Pont
|
|||
DER NEDERLANDSCHE HISTORIEN. £öj>
ïtont haar weeder beval, tertaafel, enaan zyn'zyde, te zitten. 'T welk zy 15781
deed, met een gelaat, dat haar leedt fcheen vergeeten te hebben. Daar werd noch d'ingekropte fpy t met veel dartel ichempens geterght. Toen, Ipeif ren^ de dat deKornel 't hooft keerde t'eenenRotmeefter, die hem yet in 't oor quam luyftren, kaaveltzety ter wraak, grypt een mes, enjaaghthethem door de ribben, dat hy hartfteeken doodt bleef. Voort ichupt ze den difch om verre > enterwyl defoldaaten naadenKornel loopen, fnapt t'eener ach- terdeur uit, naa haaren Vaader, in'tnaaftegemakj meldt het ftuk, en raadt hem, daatlyk, met d'andre twee dochters, wegh te vlieden. Zyzelf, vin* dende haar' behoudenis verdrietigh naa 't verlies haarder eere , verwacht, willigh en onvertfaaght, de raazende raabauwen. Die vatten, en binden haar terftondt aan eenen boom, tot doel van den koeghel. Alstoen, naa 't bevee- len van haaren geeft aan haaren Schepper, 'Drukt los, zeyt ze,foldaat, en helpt* met wiffe fcheuten, aan een'' fpoedighe doodt, de geene, dieghy,- door uw fchendighgeweldt, des leevens onwaardigh gemaakt heb. Oover 't ongefyk) nu ge wr o o ken aanuwenOoverfle, zultghy niet lang ongeflraft blyven.. Ook fpeldde zy 't hun recht. Want haar vaader, ( aan wien 't, voorwaar, wel be- fleedt was, dat hy zulk een' dochter had } verwoedt door dien tweeden flagh in de verièhe wonde zyns gemoeds, braght met der haaft, dbmleggende dor- pen in waapenen, en op de been, diealdehandtdaadighe fbldaaten, en vier heele benden, totdenlaaftenman toe, afmaakten. Des Spanjaards bedryf, Andre ver* hoewel maar al te fhoodt, liep zoo verre niet , en heel anders af. Zyn krafiing naam wort geheelt, enalleenlykgezeyt, dat hy een Hopman van eedden ge- °"der^K flachte was. Gehuyft ontrent Ryflèl, by zeekeren * Voorfpraak, fchikte hy de £eenen dochter deszelven,een'ooverfchoonemaaght, omeen'hoektekryghenj en 1aar~dtm pooghd'haar te verkrachten. Zy, onder't worftelen, rukt zyn'dolk uit, en *Advó- doorpriemt hem de lenden, met zulk een'klem, datz'hem velde, hemtecaat. kloek werd, en zyner armen ontflaaghen. Hy >, ziende der doodt niet t'ont- gaan, en hebbende, met groot berouw, zyn' zonde gebieght aan eenen Prie- Äer, de jonkfrouw doen opfpeuren, en voor zyne bedde vedchynen, fpreekt haar aan, met deeze woorden. In enklyk vergiffenis, op myn uit erß e, te bid- den , ente verwerven van degeene, die ik zoo by fier verongelyktheb* vind' ik mynietgerufl. T>e indraght, gedaan aan uw' eere aflaat met eerlyke voldoe* wing te boeten. Udan verplicht' ik myn trouw: engemerkt myne mïsdaadt, en uwe vroomigheit, my aan u fontbruykgemaakt hebben, aanveyrdt den naam , tytels, en teykens van gemaalinne, neevens de erffenis myner goedren: op dat dehtyden, als hun indacht igh wort, dat ik u met de meyningfchendde, zich erinneren mooghen, dat u, de aanflagh op den zoo dapperlyk verdaadighden maaghdoom, met het weleer lyk loon des huwlyx vergolden is. Hierop ver- bond de Priefter, by bewillighing haars vaaders, hen in den echt; en oover-^ leed ftrax de Hopman. Wyders, als Anjou zich vaft bereydde om te heym te keeren, arbeydde men nochftaaghs aan 5 öm dien van Gent reedevroedtte maaken. De gezanten, daar gekoomen, van weeghe des Aartshartooghen, -Arbeydt des Prinfèn, des Raads van Staat, der Algemeyne Staaten, der fteeden van m de Ger,ä Brufïèl en Antwerpen, werden vlytelyk ingevolght van den EngeHchen Am- ******* m bafladeur Davidlbn, die, uit den naam zyner meeftreflè, den Gentenaaren \)Hmem 't belang derzaake, en hun ongelyk voor ooghen ftelde. Zoo deed ook de heer Daniel Rogers, eyghentlyk afgezonden van die Koningin te dien eynde * den Hartooghe Hans Kazimir j en beftrafte hem ernftelyk, oover 't fterken der oproerigen in hun onrechtmaatigh bedryf, oover 't verzwakken des heyrs * en 't verwaarloozen der geleeghentheeden: waardoor zy in haar' eere beiproo* ken werd 5 eevenoftzulx, enNederlandtin't war te houden, de zinhaardei' Ma*
|
||||
6ïb P, C HOOFTS VEERTIENDE BOEK
1578. Majefteit waarë. Geduurende dit handelen, ftuyft, t'eenen daaghe , achttien*
oproer tot den van Skchtmaandt, het graauw op; jaaght het ooverfchot der geeftlykheit Cent, terFéns ter poort'uit j vernielt voorts, in alle kerken en kloofters,'t geen'er, van beelden ert inboedel, noch geheelmoght gebleeven zyn. Geen' burghe- f y, een uitgebrooke rommelhoop van dullerikken lcheen dat gefpuys: met Zulk een raazen en tieren fteldenz' alles oovefeyndt. De trommen floeghen waapen , liet dreund* 'er van 't gekrys , dat yder hooren en zien verging. Nocht eerwäardy van Ouderdoom, nocht deftigheit van deughd, nocht acht* baarheit van Majeftraatfchap gaf yemandt voordeel om een woordt in 't gevly te fpreeken. Wie zich des onderwond, was in gevaar zyns lyfs: men moeit henlaaten uithollen. Der Staaten gezanten, ziende deftadtdusgeftelt, en, naa veele reedenen en weederreedenen, niet eyntlyx uit te rechten, naamen voor, te vertrekken: oft fchoon de Gentfche gemaghtighden, t'hunner aan- maaning , verklaarden, te willen geenszins feheuren , maar zich voeghen naar alle Chriftlyke gebooden des Aartshartooghen, desPrinfen, ender Al* gemeyne Staaten; jaa dat zy, in die meening, eendraghtelyk, met de lee- den van Vlaandre, den Prins tot Stadthoüder, oover dat Graaffchap, gekoo- ren hadden. De gezanten, weeder gekeert, verhaalden hunn' ondervinding: waaruit geoordeeltwerd, dat met die van Gent geenflaghte flaan waar, oft Oranje moeft 'er raadt toe weeten. Zeer naa nam zich de Prins de balftuurig- heit der Gentenaaren > en hoewel hem veel oover 't hooft gewaay t was, hield deeze voor de hachlykfte zwaarigheit, hem oyt bejeeghent: te meer, mits men 'er vond, die hem den oorfpronk toefchreeven. 'T welk hem altyds had doen wenfchen, om yets te kunnen bybrengen tot beftechting der tweefpalt. Maar noode onderwond hyzich eenighsdinks, daar hy niet deur, nochteer aan te behaalen, zagh. Enmenmeynde, dat, te zynenaanftaan, Elizabeth den voorgemelden laft, aart haare gezanten , gegeeven had > om hem den wegh te baanen, door 't zwichten des hoomoeds Van de Gentenaars en Kazi- mir. Immers hy liet zich alsnu gezeggen, aänveyrdende den laft en de rey ze, Eenighen van de muytmeefters hadden die geyrne verhindert gehadt: niette- min , Imbize zelf, en Trieft, en Borlut, gingen, onder een groot getal andre burgheren, hem, tot Denremonde, in 't gemoet. Zynde tot Gent gekoomen, hadhy noch maghtighe moeyte met dat gezelfchap: doch kreegh het, naa De Prins veelhortens, zooverre, *Dat zy den Geeßlyken> uitgenoomen de vier bidden*. Uwïïïight de or denen t weeder defiadt^ en hunne goedr ent oeßonden. ^Dan^ dien'tkloo- e Gerne- ßef mzSfoaaghdei zouden'er niet toe gedwongen worden, en hun onderhoudt ■ ' „ trekken uit de middelen des zelven > totbefcheydenheitder Majeßraat. T)e ten van re- kerken verdeelde men tuffen dievanden hervormden Godsdienfi ende Rooms- loof mee- gezinden > met bedingt dat deeze geen1 ommegangen in V oopenbaar te doen de* hadden, nocht e 't Sakrament, met eenighe fiaatlykheit > ooverfiraat te draa- ghen. D'andre punten liepen vaft op de zelve meening, als die van Antwer-
pen. Dit aldus geflooten, werd ^ op den zeftienden van Wintermaandt, af- gekundight. De zaak der gevangene heeren bleef echter onverefFent, en uit- geftelt tot bequaamer geleeghenheit: 't welk weeder den Prinfe tot haat ge- deegh. Kleenen dank, daarenbooven beging zyn' Doorluchtigheit by haare geloofs ver wan ten, zich laatende bedunken, dat zy den Roomfchen te veel toegaf. Ook lieten de Walfche muy telingen zich hiermee geenszins pay en. tvalfche Zelfs in de fteeden van dat geweft, was nu d'ontfteltenis zoodaanig, dat d'Al- ßeeden gemeyne Staaten geen' kleene zorgh voor zwaare ontleeding aanging: van voorbaa- welkonheyl de heer van la Motte, Valentyn dePardieu, een groot deel ge- rtg tot af- krouwen heeft. Deezen, keerende van de neêrlaagh van Gemblours, naa zyne fteèvooghdy vanGreevelinge, was, in 'treyzen door Vlaandre, veel
fmaads
|
||||
DER NEDERLANDSCHE HISTORIËN. 6iï
fmaads en weederwaardigheits toegedreeven, Ende uit dit begin van afkeer, i f 7 8;
had voorts het afmeeten van de (trekking der aangevange tweedraght hem Heymelykë vervoert tot bezinnen, hoe luttel doof een gemeyn, en daarenteeghen hoe verzoening veel danks en voordeels, door een bezonder verding, te haaien was, voor den beeren geene, die, d'eerft in't zwaayen, aan d'andren zouw beginnen den wegh te V^nLa wyzen. Waarop, in handeling getreedenzynde, hy heymelyk, by 'sKo- denlonïnsi nings brieven van den tienden in Herfftmaandt, zynen zoen bekoomen had; ' en orde om meer luyden tot de zelffr e genaade te troonen. Welken laft hy
ook onder den duym te werk ftelde; hebbende, vooreerft, goedtdoenge- hadtj met zich de bezetting van Greevelinge te verplichten,-. Eevenwel, tot deezer tydt toe, quam niets in 't licht, waaruit men zynen afval fpellen kon: en oft hy zyn zaat meede binnen Aatrecht geftrooyt hebbe, zond* ik niet dar- ren verzeekeren. Altoos de Staaten, ang voor die ftadt, pooghdenzewiste Getracht neemen, bybeleydt van Hopman AmbroiïusLeDucq, eneenighezyn'aan- om Aat- hangers. Deez, leggende der Majeftraat te laft, dat zy verftandt met den heere mht te van Capres hield, field' haar in hechtenis: thans, vindende zich te zwak mz-eeke* teeghens dopftanding des volx , liet ze weederom los, onder befprek, dat ren*m
,1 ti % * j, j n j de Staa* alles vergeeven, vergeeten zouw bly ven. Jylaar d andren ïtonden zoo ras op f
vrye voeten niet, oft zy floeghen die beloften in den windt3 de handen aan
de weerparthys allen , die 't niet ontvlooden, den hals af, by toortslicht, in der nacht voor den zeflèntwintighften van Wynmaandt en zondagh* en zoo vinnigh voort, dat Niklaas Goflbn, tzeeventighjaaren oudt, grootlyx geacht om zyn' deughd en rechtsgeleertheit, naa twee * beroepingen, ge- * Appel- daan in zes uuren, ver weezen en ter doodt gebraght werd. Tweedaaghen fetien.- hier te vooren, raamde d'Aartshartogh , in maniere van bevel, doch by voorraadt, een' form, waarnaar die vanGroninge en d'Om meianders zich fchikken zouden. Te weeten; 't meefte deel der Ommelandfche gemagh- tighden, gewaarfchuwt dat men hen weeder in kerker, en ergherdanoyt> dacht te werpen, zoo de Groningers hunne wil niet kreeghen, had, mits de verworve vryheit van door ftadt te mooghen gaan, middel gevonden, om zich, op den zeeventienden van Herfitmaandt, daaruit te maaken. Ee- nighen , die 't niet waaghen darden, waaren hieroover met veel onheus- heits bejeeghent, en tot noch toe, daar gehouden. De gemelde orde be- orde, by helsde deeze punten. <Parthyen zouden aflaat en van aïïerley daatlykheit, m<miere en verbeyden uitfpraak, te doen by gentaghtighden uit den Raade van Staa- van vm* te, den heymelyken , oft den Groot en van Mechele , binnen twee jaar en raa *' ten langfle: 'ten waar men haar vergelyken konde> oft degeleegentheit wy~ de Grmm^ der uitflel vereyfehte. Ondertuffen zouden de Groningers weeder treeden gers en in 't bezit der gerechtigheeden , die zy , naar hun voorgeeven , eertyds, ommelan- inzonderheit voor 't jaar vyftienhondert eenentfeeventigh , genooten had- den üch den. 'Des moeflen zy allen kommer afdoen van de goedren der Qmmelan- richten deren , en hun laat en volghen hunne fchryfboeken en papieren. 'D'oover- moefleni fchietende gevangens , zelfs Bart holt Ent hes van Mentheda , zouden ge- flaakt worden , onder toezeg en borghtoght van te rechte te ßaan voor de zelffle gemaghtighden. Die vanGroeninge, al fmaakte dit hun luttel, naa- men het endtlyk aan * ontfloeghen Mentheda, en de reft der gevangenen, die zy doch acïitten van gering belang te weezen. Onder dit hoogh en laagh gaan der dingen , was de Graaf van Rennenbergh bezigh met het beleg , er"j"t6f van Deventer , ende op den derden van Oeftmaant daar voor gekoomen, ^lf/J^ met ontrent tien vendelen Hechts : maar kreegh 'er , van tydt tot tydt* Graaf van noeh ruim zoo veele toe, Zyn volk verdeelde zich rondom , in verfchei- Rennen- de fchanfën ; doch niet gehecht aan elkandre met doorgaande befnyding. bergh* Op
|
||||
■■■'■■■ ■ ■'"■ • ■,'■'•' '■*■■'■
6i2 P. C. HOOFTS VEERTIENDE BOEK *
Opdeftroom, booven der ftadt, werd een oorloghlchip geleit, onder Hom
man Pieter Roerom. Goede graften had Deventer, fteene veften wel aan »e- vult met aarde , toorens naa d'ouwde wyze_; binnen waarts eenen andren muur, ookbetoorent, maar grafteloos j voor de Brinkpoort, een groot aar- den rondeel, gefchoeyt met een laagh muurken 5 een weldigh bolwerk, be- kleedt, van onder tot booven, met fteen, op den hoek van deYflèlbrug, *twelk teffens tot bewaarnis van de waaterichutiels diende ; tuffen dit bol- werk en de Brinkpoort, den Neurenbergher tooren, zeer hoogh, dik van muur achtien voeten. Binnen bevonden zich, vanPolwylers regement, on- der Haurincourt, Auguftyn van Rycheftein, enMichiel de Jeegher, Hop- luiden, drie vendels ouwde foldaaten, en noch een van Hans Fredrik van Sclioonauw , 't welk , mits zyn vertrek om ontzet te vorderen , by zynen Steehouder beftiert werd. Haurincourt, een flapachtigh man , had den naam van Ooverfte: van Jeegher, den voorzightighften, maar doorgaands aan 'tflerezyn leggende, quam de raadt; het uitvoeren opRycheftein aan, die wreedt en vermeetel was. Met de burghers hadden zy raauwlyk geleeft; hen, derhalven, uit wantrouw , ontwaapent j ende ziende 't beleg, van langer handt, te gemoet, zich van alles welverzorght* doch van buflekruidt de ruimte niet. Sonoy, op den zeften der voorzeide maandt, maakte zich mee- fter van twee moolenberghen, ontrent den Neurenbergher tooren. D'eene moolen werd afgeb'randt van zyn eignen volk. Zommighen van 't zelve blee- ven onder den Val van den tweeden , ter needer gefchooten by die van der ftadt. Voorts beftond hy, met graaven, der Brinkpoorte te naadéren. De gemelde tooren , heerfchende wyd en zyd , hielt het leegher onveiligh. Om dan den zelven t'onbruik te maaken aan die van binnen, pooghden de beleggers de muuren zyns. toeganks te vellen } ende deeden 't ten deele: doch de breuk werd weeder geftopt. Ook ftelde Sonoy de myners te werk , om den tooren van onder te beftooken . T welk gemerkt by de verweerders , aan 't uitdraaghen des zands j dolven zy rondom den toe- x ren een' diepte , waarin toen Sonoys myne noodtwendigh moeft uit- monden . Hopman Heegheman , hebbende zynen oordt op de Veeluwe, ftak , zonder noodt, zonder nut, 't vuur in de brug , die , twee daaghen lang , en ganfchelyk af, bernde. Sonoy, volghende den vond der Turken, deed , door groot getal boeren , een deel aarde opichuppen , ende , met ooverwerpen der zelve , den wandelenden heuvel, tullen den genoemden tooren en de Brinkpoort, naa de fteêgraft leiden , om ze haaftigh te vullen, en met deveftegeiykte ftaan. Om dit te keeren, vielen , op den achtften, de verdaadighers uit, verflaande veel' huis! uiden, en etlyke foldaaten. D'an- dere naamen hunne wyk naa een ichans , te dien einde gemaakt by Sonoy > fielden zich aldaar tTehrap , en dreeven d'uitvallers , met eenigh verlies, te rug. Niettemin de fchrik was in 't landtvolk; zulx het meeft -al verliep: en het werk daardoor, fteeken bleef. De bezettelingen , volhardende in d'ouwde moedwil , naamen, endeilden onder zich om , oft het roofgoedt geweeft waar , de fpys en drank der kloofteren , gafthuizen , burgheren} en dwongen deeze , boovendien , met wyven en kindren , aan de wallen te arbeiden. Maar , emmermeer daarop te koomen , oft ook op ftraatals de trom waapen iloegh , was hun verbooden , oppeene van doorfteeken te worden. Thans, duchtende met der tydt lyftoghts gebrek te kryghenj zocht de foldaatde fchaamele luiden , en alle onnutte monden ter ftadt uit te zet- ten : ende als dit niet gaan wilde , verghde der gemeinte eenen eedt zoo vremdt, datzy, hoewel gewent tot ilooven, 't geduldt affcheurde, en be- gon de tanden te toonen. Het geweer, als gezeit is , had men haar voor- heen |
||||
DER NEDERLANDSCHË HISTORIEN. 613
heen afgenoomen. 'Tvertwyfelt fpreeken, nochtans, verblufte de gewej> if/8'.
denaars: 't zy hun inviel dat raazery haaft waapert vindt, ende terwyl zy met de burghers oover hoop laaghen , die van buiten goedt doeii mét den wal hebben zouden 5 oft dat de meenighte* inneemende den eenen oft andren hoek der vefte, liclitlyk zoo lang weederftaah moghte, tot dat de vyandt haar te baate quaani. Zy gaaven dan beeter koop, en daar werd een ver- dragh aangegaan , dat elk poorter eenenjongenoftmaaghttehuurenhadde: om 't krysvolk te helpen bolwerken: des zoude dit zich voortaan van allen ooverlaft onthouden, op lyfflraf. Onder*tvorderen der myne, liet Sonoy niet te peinzen op fpoedigher middel, om den Neurenbergher tooren af brek te doen. Hebbende,den tweeënwintigfaften van Herfftmaandt, aangevan- gen met beuken, vervolghd' hy 's andren daaghs, tot by den aavöndt; als de kap, begeeven van depyIers, weghgefchootenaand'eeneZyde* needèr ftorttej met een gedruis, 't welk die van binnen waanen deed , dat het gan^- fche gebouw daar heen viel, en hun een ftorm wasnaakende. Maar, mits het daarby bleef, beflooten zy, ten volghenden morghen eenen torn op de beleggers te doen. Aangevoertby Yzelrich van Schoonaauw, dieRyehefteins vendrigh, en broeder van Hopman Schoonauwer was, famt eenen Jonker Meilander, ende hebbende, met brandewyn en andren, den moedt ont- fteeken, fluipen zy, te zeeven uuren, tot een gat van den muur uit, en in groote ftilte naa eenen der befchanfte moolenberghen 5 maaken de fchild- wacht af. Voorts, gekoomen in 'tfchansken, vermoorden zy de fchaar- wacht in flaap, en laaten ze leggen gelyk ze gevonden was. De bende van Karel van Hamal, Heer van Rinswoude, onlanx aangekoomen, had den naaften moolenbergh, ten Zuide, in j ende vernam hen zoo ras niet, oft gaf zich op devlught, met verlaating van't vendel j 't welk, gefteekenin'tdak van't wachthuis , mits'tylen van d'ooverrompelaars , niet ontdekt werd. Deeze rukken voort, fliehten brandt daar zy kunnen, verflaaneenighekrys- en huisluiden, rooven een' hoop geweers, etlyke zaxkens met fpyze der boe^ ren, en vy f gevangens. Een der zelve, gekroopen in een'zak, teeghens de kouwde, en flaapende, werd zoo met veel lachens wegh getorft, Hierop raakte't leegher in roere. Willem van Wyngaarden, enjohan van Ku- iiingam, die Sonoys, deez Duivenvoordes ooverfte Steedehouder, d'eerft' op de been, met zommighe andren, bieden 't hooft. De troep waft aan. Meï- lander, die kortelinx eenen burgher fehandelyk van achtre doorfchooten had, weighrende zich gevangen te geeven, wort flrydende doorflöoten.. Zyn* Zeldnaa* dienaar liet zich 'tzelffte, op't lichaam zyns Heeren , doen , geenszins me trouw- benoodight, maar uit enkle drift van trouwhartigheit. Noch drie an- bartighüt dren van die zyde bleeven 'er op de plaats. Van veele gequetflen Horven eem die~ zommighen dien dagh , andren des daaghs daaraan. Yzelrich , hoe- naam wel een zeer onvertfaaght menfeh, viel leevendigh in zynsvyandsmaght, neevens vier flechte foldaaten. De reit nam 3 fchermutfènde, de her- tredt naa ftadt. De vankenis van Yzelrich deed Rychefteins moedt zinken, uit zorghe dat Hopman Schoonauwer 't ontzet voortaan min behartighen zou, nu zynen broeder daar aan niet geleeghen was. Ontrent dit getyde quam Hopman Johan van de Kornput van Bredaa in't leegher, met twee- hondert knechten, die gefaalt hadden's Hartooghenbos voor de Staaten te verzeekeren. Een fchrander vernuft was deez, ook ervaaren inde krysbouwkonft , en zeer welkoom derhalven. Sonoy .wroette vaft voort niet de myne: de beleegherden hem te gemoet, by giflingj ende troffen't der maate, dat, in 't bejeeghenen, op den derden van Wynmaant, een hunner ftiet een' fpiets door den hals gefteeken werd. Welke tyding Haurincourt Fff en
|
||||
tfi* P. C. HOOFTS VEERTIENDE BOEK
icj8. en Rycheftein verbaasdelyk derwaarts deed draaven . Daar haalt men wyn
om 't hart van delvers en foldaaten t'ontfonken: fielt vergiftigh rookwerk toe, om den Sonoyfchen't logh te bang te maaken. Die fmookten daar tee- ghen aanj tot dat elke parthy, d'andre, en teffens zich zelve verdreef. Des andren daaghs raakte men weederhandtgemeen onder d'aarde: ende Ryche- ftein, meefter blyvende, floot het gat meteen'yzere deur. Tot verfcheide reizen, fèedert, pooghden die van buiten deur te booren , maar vonden wien tefpreeken. Zeeker, aan 't bemaghtighen des toorens icheen dat van de ftadt te hangen: gemerkt zyn' hooghte doodtlyk gebiedt oover de veften had. Den zeevenden der gemelde maant, ontbooden die van Hollandt hunne vendels t'huis, tot groot mishaaghen vanRennenbergh, die verzoe- ken deed, om ze noch eenighen tydt, tenminfteSonoy, te mooghen hou- den. Dan 't werd heuflèlyk afgeflaaghen , met voorwenden van wigh- tighe reedenen, en dat d' Algemeine Staaten hem eenighe andre vendels toe- gedacht hadden. Niettemin, als de Hollandtiche, op dat van Duivenvoorde naa, verreift waaren, voer hy uit, in arren moede j 'Dat de Staaten van dat gewefl , ziende nu hunne grenzen geveilight-, zichzyns^ nochteder gemeine zaake niet meer aantrokken: dan zoud' het hun , verlieten z' hem heel end' ah wel betaalt zetten. En in der daadt, hy riep al 't krysvolk uit Kampen t'hemwaarts. 'T welk, hoewel gelchiedt onder verzeekering van weederom bezetting, t'zyner geliefte in te neemen, die van Hollandt zeer ontftelde, om dat de ganfche Majeftraat van Kampen Roomfch gezint was, en d'Onroomfchen klaaghden, dat zydaar, zonder foldaaten, op't gladde ftonden. Dit werd den Prinfèvan Oranje vertoont. DochzyneDoorlueh- tigheit, wel geruft 'm Rennenberghs bedryf, fchreef, dat men niet te zor- ghen , ende hem maar met geichut en andre noodtdruft te geryven had. | Korts hiernaa, quam in 't leegher het regement van Maximiliaan, Heere van I Eftournellesj 't welk, beleit by zynenooverftenSteedehouderAntonisvan I Glimes, ontrent duizent man' fterk was: ook eenighe benden afgedankt in. Hollandt, en weederom aangenoomen by Graaf Johan van NafTau , oft by Rennenbergh zelf. Die van binnen, beginnende ichaarsheit van buflè- kruidt en eetwaaren te voelen, daar onluft en weederipannigheit der foldaa- ten op volghde, fchreeven, den achtften van Wynmaant, die noodt aan Don Johan, dien zy noch in'tleeven waanden j met verzoek, omtewee- ten, waartoe zy zich verlaaten moghten. En 't gelukte hun, den boóde uit, en ongemerkt tuilen de fchanlen deur, te brengen. Maar, van den inhouC der brieven , behandight aan twee uitgeweekene Vriezen, tot Kolen, om voort beftelt te worden , kreegh Rennenbergh kennis , door zeekren in- woonder dier ftadt: 't welk hem diende om reekening op alles te maaken. Thans ontfingen de beleggers wiflè tyding van Don Johans ooverlyden: ende, hoewel't ongerymt en wanvoeghlyk is, oover de enkele doodt eens vyands te braveeren , toonden zich dapper in hunnen fchik, metbaldreii | van fchut , en vreughdevuuren , om de beleegherden te doen flaauwen. I En deeze , verftaande d'oorzaak, al wilden zy die niet voor waarachtigh aanneemen , kreeghen nochtans een' droeven inval, en vreesden voor 't arghfte. Hen verquikte weederom ernftighe beloftenis van Schoo- nauwer, die zaamening, tot hun ontzet, ontrent Karpen maakte. Dan zyn volk, getooghen oover Ryn, om zich daar tefterken, en eenighe rui- teryin te wachten, werd, totBotdorp, verjaaght. ;Daarnaa gaaderd' hy weeder tot Kreutsbergri3 en trok naa Lindtdorp by Raatingen. Dit baar- de groot omzien in Rennenbergh: en verfcheide bedenkingen werden in den krysraadt, voorgeftelt. 'S meeftendeels meining gedroegh, te ver- ,' £ J beiden |
||||
*
DER NEDERLANDSCJ3È HISTORIEN. 6if
beiden wat 'er af worden wilde 5 ende zoo Schoonauwer maghtigti äan* ifyii
quaam, op te breeken i om de weenighte der paarden, en zwakheit der fchan^ fen. Andren verftonden, dat men niet aftrekken moeft, rnaar ten geleegen- ften oord' een' goede vefting opwerpen, om 't ontzet daar te fluiten. Korn- put, Hottinga, en Villers Rinswoudes Steehouder, vonden dienftighft, ee^ nighefchanfen te verzwaaren j de zelve, met eedelluiden, burghers, en landt- volk, etlyke vendelen foldaaten daar onder, .te bezetten j de Yfïèl $ mei fcheepen en jaghten, tot weering van toevoer: en met het;gros van 't heit den vyandt teeghen te gaan , om* hem waar te neemen , tuflen de moe-^ raflèn, in de engte , oft elders daar men voordeel zaaghe. Ditgevoeleri werd toegeftemt; doch niet gevolght -, mits men kundfehap kreegh 3 hoe- Hopman Jan Stuper , leidende aan den kant van driehondert rappe , ge« oeffende knechten , en dertigh ruiters j met kleen gerucht en groote ge^ zwindtheit, uit de Vooghdye van Gelder * oover Ryn gerukt was^ ende Schoonauwers troep, elfhondert mannen, op den twintighften van Wyn- maant, verraft had, tweehondert vyftigh geflaaghen, de ganfche reft ver- ftrooit. Te weeten i de helfte vond zich noch niet beweert: zyndè , niec verre van Kolen, een fchip met waapenen, dat naa hen toe wilde, aange- rand by acht gezellen, ende, ter flrooiri af, tot Miemeghen, gebraght. Bin- nen Deventer had het verdragh tuflen borghers en bezettelingen geenen duur % ende haalde de földaat echter de eetwaaren uit de huizen, beroofde de kloo- flers van kleinood)e, riep weeder van "t verdryven der armen, voorts om lee- ning van geldt. Men muntte daar ook koopre penningen van eenen 3 twee, drie, vier fluivers het (luk. Met het ontzagh der Hopluiden was 't'er genoegh- zaam omgekoomen: Rycheflein zelfgedreightmetopflaanvan zyn'kelder 5 , 'ten waar hy hun bier verfchafte. Niet alleen luifen en floepen, maar ook eenighe wooningeii braaken zy af, tot berning. De voorighe nyverheit in 't arbeiden aan de veften was hun afgezoet. Met uitvallen toonden zy noch temets hunne manhaftigheit, Rennenbergh, ontflaaghen des düchtensvoor 't ontzet, wendde zyn' heele zorgh tot het aanvechten der ft'adt. Kornput» Viilers, en Johan Sloot, Droft van Vollenhoove, werden gelafl te bezigh- tighen, hoe men "t beft aan te leggen hadde, om padt ten ftorme te baanen* Zy keerden met berichting, dat raadzaamft fcheen, de Borghpoort te beu- ken, en zeekre huizen neevens de zelve, aan de haaven, daar luttel grafts, of geene was: ende teffens den muur, lanx de haaven * te oopenèn, tot twee plaatfen die men door de neergeworpen' huizen genaaken kon. Dan deèzeiï raadt weederfpraaken de geenen , die liever de fladt, door vreeze 5 ver- momwt zouden gezien hebben , dan verplet door eenen ooverval. Diesr werd een heel andere voet genoomen: ende fpilde men kruidt, koeghels^ en tydt, met fchieten in 't wildt-, oft van breuken zonder toegang . Dit begon , den elfden van Slaghtmaant •, duurde drie daaghen en nachten 3 Vier flukken, thans noch twee daar toe 5 baarden hungeweldt, vand'an- dre zyde der YlTel, daar de brug geweeft was: drie andre, uit Kykinde^ pot, een klein rondeelken , meede geleeghèn aan ginszyde der ftroome^' ontrent de haaven. Seino, Heer van Dort, Droft vanZutven, deed zeS ftukken op de Zandtpoort fpeeleri, dat deyzers tot op de markt vlooghen / Hier borft een'kartouw , Vermoordde twee zyner dienaaren , en quetfte doodtlyk zynen fchry ver. Rennenbergh klonk het Tolhuis om verre. Maar Kornput en Hottinga peurden, met delven, naa de graft, ofti 't waater af te tappen: 't welk den bezettelingen wel de meefte anxt aanjoegh. Zy twyfeldéii °°k langer nocht aan Don Johans doodt, nocht aan Schoonauwers néêrlaagh 5' maar wel oft de gemeinte, zoo fèhendelyk getreeden, eensonverziens väo Fff 2 zicli
|
||||
6X6 P. C. HOOFTS VEERTIENDE BOEK
1578« zich moghte byten. Welke inzighten, oft het mindren des voorraads, oft
alles te zaamen hun vroedt maakten, dat zy hunner eere voldaan hadden. Zy deeden, derhalven, op den veertienden, door de Majeftraat, aanzoek om re daadinghen. Hoogh, niettemin, hielden zy zich in 't eifchen: zulx eenighen van buiten meinden , men behoorde d'onderhandeling af te hakken, ende 'zoud' hen, in kort, wel kleender leeren zingen. Maar Rennenbergh, moe- de der nooddruftigheit, en des dwarsdryvens van zyn eighe byftanders, waarteeghens hy, geduurende 't beleg, zoo wel als met de verweerders, had moeten worftelen, wild' het zoo naauw niet pluizen, en gund' hun deeze oovergank voorwaarden . 'De bezettelingen zouden uitgaan, met toegeßaaghe vendels, van Dee- yrandende lonten-> alhun geweer en haave, zonder den poort er eny ets font- u"lV" draaghen-, oft) in't doortrekken, den huisman te befchaadighen: onder e e dt van , in drie maanden, teeghens de Staaten niet te dieneyi. 'Des hadhy hen te doen geleiden tot Boekholt toe, op den Ryxboodem, en hun waaghens te be- fihikken, zoo wydt als des Koninx gebiedt firekte. Hierop werden, 00ver en weeder, gyzelaars gegeeven, ende ruimden zy, noch fterk oover de zes« hondert gezonde mannen, op den twintighften van Slaghtmaandt, de ftadt. Ten zelfften daaghe , deed 'er de Graaf zyn' intree , met ontrent hondert paarden, zynkornelsvendel, dievanRinswoude, Efcheda, Mulart, Schaa- ghen , en Olthof. -Maar , als die van Deventer zichten einde der zwaarig- heeden waanden, vielen zy fchielyk in nieuwe: beftaande 't Walfch rege- ment te krakkeelen, om meer gelds dan 't bedongen had. Dit volk, al hield men de poorten toe, werd ( gelyk foldaaten elkandren voeghen ) door de brefTen, daaghelyx binnen gelaaten: zoo dat het daar oe vel, en naa een' pion- dring uitzagh. Ende men was gedrongen, hen met een'vereering te paay en, eer zy uit dien hoek icheiden wilden. D'andre vendels werden verdeilt oover Rennenberghs landtvooghdyenj eenighe naaZeelandt gezonden. Hy zelf reizde naa Antwerpen, ende kreegh, tot belooning zyner dienften, het hooft- bewindt der fchatkaamer , neevens den Markgraaf van Havrech. Onder 't brallen, aldaar, in de gloory zyner verooveringen, trof zyn'ooren de klaght van Deventer , hoe d'inleggende knechten den burgher , met verkorting en dartelheit. haaft eeven ondraghlyk vielen , als voorheen de Hoogh- duitfehe. Dit beweeghd'hem t*ooverkoomen met de fleedelingen. Die zwoeren , burgher vendels, en de heffing der gemeene middelen, in te voeren 5 ook altyds ten vermaan der hooghe Ooverheit, weeder bezetting t'ontfangen. Hy, op fchriftelyk befcheit hieraf bekoomen, famt hoe hem 'tLandtfchap daar toe gedwongen had , nam't krysvolk uit der ftadt > uit Kampen desgelyx >, en beging 'er grooten dank aan. Als nu der Staaten heir, verleeghen (by mangel van földt en toevoer) met zyn' eighe zwaarlyvig- heit, zonder yet altoos dat zoo hoogh eenes opheffens waardigh was, verricht te hebben, van daghtot dagh, handeloozer en onhandelbaarder werd} en de ftrengheit der jaarftonde zich begon te laaten voelen > namp men raadt van de nood, en befloot uit den velde te fcheiden. Teeder te reppen viel dit werk5 ftaande te duchten, datfehaaren, meeft uitheemfch, en zoo quaalyk betaalt, noode verdaan zouden tot fpreiding , als 't veilighfte middel om er tdd- d'eenftemmigheit der meenighte te dunnen, die de kraft der muyteryen is. febeït uit ^ beleidt nochtans , en de zorghvuldighe ichranderheit van Boflu en La hetveldt. Noue raakten'er, t'hunnereere, deurj en verwonnen alle zwaarigheeden. Hohenlo De Landtzaaten werden in de fteeden , de vremdelingen , ten deel', hier neemt ftadt en gins geleit, daar zy minft deeren konden -y ten deele afgedankt. Met en burgb den Duitfchen ruiter bezette men Tienen , Aarfèhot, en andre plaatfen. vanmirt jn >t optrekken , bemaghtighde Hohenlo de ftadt en 't Slot van Weirdt; m' f dan |
||||
DER NEDERLANDSCHE HISTORIEN. 6iy
dan hield ze korter! tydt. Onlanx hier naa, te weeten den eenentwintigh- ifyi.
ften van Wintermaant, rukte een' heete koorts den Graaf van Boiïii, t'Ant- werpen, uit dit leeven. Hy werd lankzaam vergeeten, om d'achtbaarheit Sojfa zyner deughden: betreurende de gemeene man niet min het verlies zyner zee- oóverljdc* dip heit en aanminnigheit, dan de Prins van Oranje, en andre voortreflyke regeerders dat van zyn dapperheit en ervaarenis. Zoo het voorleeden jaar eenen zuuren uitgank genoomen had, het volghende, van vyftienhondert 15-79. neeghenentfeventigh, deed geen' blyder intree: ontvlammende de fmook van de verbolghenheit der Walfche geweften , tot een eedtverwantfchap tuilen Arthois, Henegouw, en Douay, om de BrufTeliche vereening, den Artoü * Ko#nfchen Godsdienfb, 's Koninx gehoorzaamheit, en den Gentlchen pais Henegouws te handthaaven -, met weering der geloofsvreede. Dit werd te zaamen ge- DoiMJ haalt, door den Baroen van Seiles, den Heer van Valhuon, den Birfchop ™rbmdetn van Atrechti ende geflooten 'm dieftadt, den zeften van Louwmaant. Met ^ 'J * den Spanjaardtee ven wel, werd, op dat pas, geen'handeling aanveirt; 'tzy ïeeg\Km\€ dat men zich de hoope noch niet ontgaf, van d'andre landtfchappen tot het geioof$- zelffte verftandt te brengen ■> oft dat Robert van Melun, Burghgraaf van Gent, vuede* Landtvooghdt van Arthois, ende Odert van Bornonville , Heer van Ca- pres, den Heer van der Motte te gering kenden, om met hem, in 's Koninx naam, t'ooverkoomen. Parma, hebbende, mits het floopen van'theirder Staaten, goedt rotfen door'tleedigh veldt, zond O&avio Gonzaga, hooft der ruiterye, en den" Kornel Mondragon , met ac^htduizent mannen, om het flot Karpen op te eifchen. Daarwaaren, noclï»bolwerken, nocht aar- de wallen om * en Hechts vyvenveertigh knechten in ,. onder eenen Hop- man Biel, burghers zoone van Uitrecht. Deez ^ hebbende den Graave Luidewyk van Nafläu gedient, ende niet weinigh aangenoomen van de forsheit zyns Ooverften, gaf trots antwoordt. Waarop, naa een' ganfchen 'Thuis te dagh fchietens, met twaalf Hukken, tot drie oorden, 's andren daaghs acht- Karpen by Hen der maant, 'thuis beftormt en veroovert werd> zyn volk aan boomen, Farma^ hy in de poorte gehangen. En Gelderlandt tfidderde nu -, als de Spaan- vo1^' m* fchen* naa bitteren 00 verlad, gepleeght in't Sticht Kooien en Hartoogh- oomt' doom Gulik , weederom , by Roermonde , oover de Maaze keerden , om Weirdt en Helmont aan te taften, daar den bezettelingen geen'andre Ook genaade , dan dien van-Karpen , gebeuren moght. Thans leegherden zy mirdt en zich tot Turnhout, Ranft, en Eindthooven, daar daaghelyx d'een' oft d'an- Helmonu dre handdaadigheit van beteegheningen oftfchermutfingen voorviel, tufïèn hen en 't paardevolk van Hartogh Hans Kazimir. By deezen, naa de fchorre reedenen , teegens hem gevoert tot Gent, door den Engelfchen gezant s was, om zich te zuiveren van opfpraak, en de Staaten in'tongelykteftel- len, zeeker gefcfirift uitgegeevenj hen praamende, onder ander, met ver- toogh, hoe'tklaaghen van oovertalligheit zyner troepen maar een'blaauwe uitvlucht ftrekte: gemerkt zy naaderhandt noch meer volx gelicht hadden, , En hy was, feedert, naa Engelandt gereift, om dier Koninginne zyn' on- jjart0*f} fchuldt, met leevende ftem, in te prenten. Zyne ruiters dan, zich ziende nam Ka- zonder hooft, zonder aanhoudtj en gequelt, tereenezyde, vanGonzagaas timir in benden-, ter andre, dat Parma, met het gros des heirs, Aarfchotgenaakte j Engelandt: en de befte geleeghenheit tot muiten hen ontfutfelt was; deeden hem aanzoe- ken om eenighe maanden folds, onder belofte van't Landt te ruimen, en in zeekren tydt niet te dienen teeghen den Koning. Maar Parma, genoegh ver- ftendight wat onorde en tweedraght onder hen in zwang ging, worp verre deezen voorflagh-, jaa willende toonen, hoe luttel hy hen achtte, verweet hun, by fmaadigh fchryven, de fnootheit van huurlingen, die zich, om't Fff 3 ver-
|
||||
6i8 P. C. HOOFTS VEERTIENDE BOEK
15l9- verfoeilyk loon, lieten misbruyken, tot flroopen en moorden van luiden *
die hun nooit misdeeden. Aldus voor 't hooft geftooten, daalden zy eindt» ^paspoort lyk totaanneenien van * vryereizbrief, die hun verleent werd , met beftek
zjn' mi-
van vyftien daaghen: ende neemende , met Veel vipekens op de Staaten en
m ret^ ^Qn janiplpocdighen krygh , t'huiswaarts hunnen wegh , lieten 'er diepe
land'uit voetftappen van hunne roofgierigheit inj helpende den huisman voort op met vrn- den mefthoop , en meêileepende al wat zy laaden konden . 'T regement reisbrief van Lazarus Muller ging den zelven gang. Hier by reekende zoo wel d'eene, van Par- als d'andre parthy, voordeel. Parma hield het voor een'groote zeeghe: de m4t Staaten voor een'flaghboegh, omhaarder noodt tebooven teraakenj naar- dien hun voetvolk althans meede op het muiten flond: hoewel zy noch gÜrne
twee oft drieduyzent der gemelde Hooghduitfchen indienft zouden gehou- den hebben, en te dien einde, vergeefs, hunboodefchikten. Kazimir, die men waande dat in Engelandt een* gefleurde meeftres zouw vinden, vond 'er H/ wort een» gunftnriJde. werd met de orde des hoozbands, jaargelden, en fchenkaad- h alt a ien' vereert: ,tzy dachy haaren haarenRaade zyn verdaadighing zoowel deKonin- wift te doen finaaken 5 oft dat debeftraffing, te Gent, niet gedient had, dan gin. tot een' konflenaary, gepaft op den tydt. Weeder oover gevoert, met de fcheepen derKoninginne, quamhy, den veertienden van Sprokkelmaant,
Komt tot totVlillinge: en hoorende van't vertrek zyner ruiteren, maakte zich ook op- Vitjjmge, waarts aarlj zonder Aartshartogh, Prins, oft Raadt van Staat te begroeten. naa DäI^- Oranje, hierentufïèn, afziende van verre, waar d'ontiteltenis der Walfche landt. geweftenheenedroeghf leidde 't vernuft, enaldekraftzynerzorghentekoft, aan 't vlechten een er naader vereeninge tullen de Landtfchappen. En dit werk werd zoo wydt gebraght, dat de volmaghtighden van Gelderlandt en Zutven, Hollandt en Zeelandt, het Sticht Uitrecht, en de Vnefche Om me- landen tuflèn de Eems en de Lauwers , onder verklaaring van geenszins 'tGentfche verbondt te willen krenken, maar't zelve veeleer fierken, zich ook niet fcheiden van den Heilighen Roomfchen Ryke, onderling verdroe- ghen in derwyze, alsvolght, Naader 1. T)egeweften verbinden zich, omeeuwlykverzaamt te blyven, in forme vereening (Uan een enfcelLandtfchap, zonder, door eenighen wegh ter wereldt, gefchei' t treem a1 en te mooghen worden-3 behoudends nochtans yders vryheeden en voorrech-* ** oe' ten, waarin zyelkandre zullen handt haav en j weiver ft aan, dat degefchiüen tedierzaake, tuffen de zelve oft hunne leeden en fteeden, bygewoonlyk recht, oftfcheids luiden, oftminlyk verdragh, zullen beflicht worden, zonder dat d'andre Landen, leeden, oft fteeden, zich des hebben te bemoeyen, zoo lan- ge als beide de parthy en zich den rechte onderwerpen. 2. Zy worden gehouden zich onderling tebe fc hermen teeghens aller ley ge-
weidt, hun opkoomende, oft onder dex el van's Konings naam, oft van zy- nent weeghe; 't zy ter zaake van den Gentfchen pays, van V aanveirden der w aapenen teeghens *Don Joh an van Ooßenryk, het ontfangen van den Aarts- hartogh Mathias tot Landtvooghdt, met al't aankleeven van dien, oft ook onder verwe van dem Roomfchen Godsdienft te willen h er fl ellen oft invoeren met waapenen, oft van eenighe veranderingen, gefchiedt in eenighe der voor- zeide Landen, leeden, oftji e e den der zelve, feedert den jaar e vyftienhondert achtenvyftigh, oft om deeze jeeghenwoordighe vereeninge, oft om diergelyke oorzaaken j ende dit zoo wel in gevaüe dat eenen gewefte alleen, als wan neer dien altzaamen kracht gedaan wort. 3. Ingelykewyze zullen zy elkander byflaan teeghens alle uitheemfche, en
inheemfche Heeren enVorflen, Landen en fteeden, oft leeden der geene, die henkoomenteverongelyken, oft te beoorlooghen s behoudends dat de byftandt ver-*
|
||||
DER NEDERLANDSCHË HISTORIEN, éi§
verordent w arde , by degemeënfchap deezer vereeninge, met kennis ende naa i ff$,
geleeghenheit der zaake. 4. Tot ver zeekering der voor zeide Landtfchappen, fteeden, enleedender
zelve, zullen de gr ensfteeden, en andre daar men des noodigh komttevinden, van welkengewefle die ook zyn, by goedt dunken en orde der vereenighde Lan- den, gefterkt worden tot kofle der Landtfchappen enfleeden daar zy'leggen5 behoudends, dat, by aldiende voorzeide Landen raadzaam vinden, ineeni^ ghen oordtder zelve eenighe nieuwe fterkten te fliehten, oft d'ouwde te ver- andren, oft ofte werpen, zulx gefchieden zal tot kofle van al de Landen in 't gemeen. f. Tot verval van de koften ter befcherminge noodigh , zullen , in alle
Landtfchappen , op eenpaarighen voet, worden opgeftelt, geheeven, ende openbaar lyk den meeftbiedende verpacht, oft verzaamelt , van drie tot drie maanden, oft by andren bequaamen ty dt $ allomme binnen de voor zeide Lan- den, fteeden, endeIe e den derzelve, zeekre tollen, op aller leywynen, binnen oft buit en ge brouw e bieren, gemaal van koor en, zout, zyde en wolle laakenen $ hoorenbeeften, bezaaide landen, beeftendie geflaaghen, paarden en offen die verkoft oft vermangelt worden , goedren ter waaghe koomende j en alzulke andre, als mennaamaals, by gerne ene beraading en toeft andt mooghe goedt- vinden j ende dat, volgends de ordening daarop te raamen : ook heeft men daar aan te befteeden de Koninklyke inkoomflen, met aftrek van de laften daar» opftaande» 6. Welke middelen, by gemeen goedt dunken) zullen verhooght oft verlaaghi
worden, naar den eifch der noodt en geleeghenheit -, en alleenlyk verflrekt tot de gerne ene verdaadinge, ende om te vervallende laften dergemeenfehappe y zonder tot andre zaaken te mooghen bekeert worden. ■ 7. 'Degrensfteeden, oft andre % zullen, als't noodt doet, geen' ontfang
mooghen weigheren, van bezetting derwaarts gefchikt by goedtvinden der vereenighde Landen , en van haaren bezondren Landtvooghdt -, welver- ft aan, datdebezettelingen^ by de vereenighde Landen, zullen betaalt wor- den , ende dat de Hopluiden enfoldaaten, b o oven den gemeinen eedt, eenen be-% zondren hebben te doen, aan de ft adt oft het Landt Je hap, daarzy gek'itzul- len worden, ende dat men zulx, te dien einde, in hunnen* punt brief'zal'voe- • artikel* ghen j ge lyk men ook orde ft ellen zal, ende zulke tucht houden onder 't krysvolk} bïK** dat ft ee delingen en landt luiden , zoo geeft lyk als weirlyk, daar by niet boo- ven reede bezwaart werden $ nocht eenighen ooverlaft lyden : ook zullen de
bezettelingen niet meer vry doorns van tollen genieten 5 dan de burgher s en in- woonders aldaar 3 aan de welke de Gemeënfchap ook het huizinggeldt verftrek* ken zal, gelyk tot noch toe in HoUandtgebruikt is, m 8. Ende op dat men zich fallen tyden dienen mooghe van den by ft andt der
inwoonderen van elk deezervereenighde geweften, zullen zy, zoo inde ftee* den als ten platten lande, btnnen een' maandt, naa de daghteekening van dee^ zen, ten langfte i opgefchreeven en gemonftert worden} te weet en de geene* die tuffen de achttien en tfeftighjaaren zyn, om > naa kennis van de hoofden en 't getal, ter eerftetzaamenkoomfte deezer bondtgenooten > vorder s verordent te worden'tgeen men, tot befchermingen veiligheit der zelve Landen zal oorbaar achten. $>. Geen verdfagh van beft andt oft pais zalmen maakén, nocht óortogh aan*
veirden , nocht opftellen eenighe tollen oft fchattingen , aangaande de Ge- meënfchap vrn dit verbondt, dan bygemeen goedt dunken en bewillighing det voor zeide Landen j maar in andre zaaken, raakende 't gemeen beleidt deezer verbinteniffe ende'tgeen daar aan hangt en uit volghen zal, heeft men zich te Fff 4 fchikkem
|
||||
62o P. C..HOOFTS VEERTIENDE BOEK
I fj'$. fchikken, naar 't geen geraamt en geßooten zal worden, naar de wyze tot
noch toe gehouden in d'Algemeenfchap der Staaten j ende dit by maniere van voorraadt, tot dat anders verordent warde by gemeen verft andt der Bondtge- nooten: behoudends, dat, zoo tuffen de Landtfchappen, ter zaake van beft andt, pais , oorlogh, oft fchatting, gefchil ree ze, 't zelve gebraght en verbleeven zal worden, by voorraadt, aan denutertydt weezende deezer vereenighde Landen Stadt houder s, op datzyde parthy en vergelyken, oft zulke uitfpraak doen, als zy in billykheit gegrondt vinden: weiver ft aan, dat de zelve Hee- ren Stadt houders, indien hun gevoelen niet oover een komt, tot hen verkie- zen zullen zulke onpartydighe by zifters, en toegevoeghden, als hungoedt- dunken zal: ende zullen p art hy en gehouden zyn naa te koomen d'uitjpraak, by hen, in dier maniere gedaan. j o. Ge ene deezer voorzeide Landtfchappen, ft e eden, oft Ie eden der zelve,
zullen eenighe verbinteniffen mooghen maaken, met eenighegebuurheeren oft Landen, buiten verlof deezer Bondtgenooten. ii. T>es ü bevoorwaardt, dat, indien eenighe gebuur vor ft en, heer en,
fteeden, oft Landen zich met deeze geweften begeerden te vereenighen, en in dit verbondt te begeeven, zy, daartoe, by gemeen goedt dunken en ver lof dee- zer Landtfchappen, zullen mooghen ontfangen worden. 12. T)e voorzeide geweften verplighten zich, te zaamen eenen voet te hou-
den in 't ftuk der munt e -, te weet en in de loop desgelds, naar uitwyzen van al- zulke ordeninge, als men daarop, met den eer ft e, zal maaken, die by het eene, zonder 't ander, niet zalmooghen verandert worden. 13. No opende 't ftuk van den Godsdienft, zullen die van HoUandt en Zee-
landt zich draaghen naa hun goedt dunken-, ende d'andre geweßenvan deeze vereeniging zich mooghen fchikken , naar den inhout van de geloofsvreede reeds geraamt van den Aartshartogh Mathias, en die vanzynen Raade, by goedtvinden der AlgemeineStaaten, ofte daarop alzulke orde ft ellen, in't ge- meen oft in 't bezonder als zy dienftigh zullen oordeelen tot de ruft ende wel- vaart der Landen, fteeden, en leeden der zelve ,famt tot bewaar nis vanyders geeft ly ken ende weirlyken goedt en gerecht igheit; zonder dat hun, hierin, eenighe andre Landtfchappen 't minfte hinder zullen mooghen doen: mits dat * parti- elk * enkeling in vryheit vangeloove blyve, ende da t men niemandt, ter zaake
culier. <van dien} zal mooghen acht er haaien oft onderzoeken, volgends 't verdragh van Gent.
14. Allen kloofterluyden, ende dergeeftlykheit, heeft men, naar uitwyzen
* reripro- van'tgemelde verdragh, te laaten volghen hunne goedren, geleeghen, *wee- kelyk. derzydelinx, in eenighe deezer geweften} mits, dat, indien eenighe geeftlyke perfoonen ,%uit de Landen die geduurende doorlooghe van HoUandt en Zee-
landt teeghens de Spanj aardt s , onder de Spam aardt s ft onden, zich begee- * colle- ven hadden uit hunne kloofteren oft ^genoodtfchappen, onder 't gebiedt van
gien. HoUandt en Zeelandt, men die, by hunne kloofiren oft *genoodtfch oppen, * colle- zal doen voorzien van behoor lyk voedt zei en onderhoudt, hun leeven lang >
gien. gelyk ook gefchieden zal den geenen, die, uit HoUandt en Zeelandt, in eeni' ghe der andre geweften van deeze vereening, vertooghen , oft zich onthou-
dende, zyn. * colle- 11- 'Den geenen ,die in eenighe kloofteren oft geeft elyke *genootfchappen dee'
gien. zer vereenighde Landen zyn, oftgeweeft zyn, ende de zelve, om geloofs wil, oft eenighe andre reedelyke oorzaaken, begeer en te ver laat en, oft verlaat en
* colle- hebben , zal mee de uit de inkoomft hunner kloofiren , oft *genoodtfchap-
gien. peUi behoor Ivk voedzel, hun leeven lang, worden verftrekt, Waar geleeghen*
heit der goedren: welverftaan, dat den geenen, die , naa de daghteekening
van
|
|||
DER NEDERLANDSCHE HISTORIEN. 6it
van deezen, zieh in eenighe klooßers begeeven, en de zelve weederom ver^- i eypt
laaten, geen onderhoudt zaltoegevoeght worden } maar vryßaan, f hunnen behoeve naa zich te neemen'tgeen^zydaarin gebraght zullen hebben*, dat ook degeenen, die althans in de klooflers of * genoodtfehappen zyn , oft naamaals ¥ colle» köomen zullen , vryheit van geloove, en van gewaadt zullen hebben y be- gien* houdelyk datzy den ooverften der klooftren , in alle andre dingen , onderdaa- wïgh zullen zyn. 16. Oft ( Godt verhoedt het) tuffen de gemelde Landtfchapp en'eenigh mis-
verftandt oftgefchilontftonde, waarin zy niet verdraaghen konden , 't zelve, zoo 't eenighe der geweften in 't bezonder raakt, ftaat ter neder te leggen by d'andre Landtfchappen, oft degeenen die zy daartoe maghtighen zullen: en- de indien de zaak'al de geweften in 't gemeen aangaat, by de Heeren Stadthou- ders der Landtfchappen, in maniere booven verhaalt in 't neeghendepunt , de welke gehouden zullen zyn recht te doen aanparthyen, oft haar te v erge fy ken, binnen een maandt Qoft veirdigher, by aldien de noodt der zaake zulxuit- eifcht} naa * aanfpraak oft verzoek daartoe gedaan by deene oft d'andre par- * inte^
thye: ende 't geen by de voorzeide andre Landtfchappen oft hunnegemagh- pellatie. tighden, oft by de gemelde Heeren Stadt houders alzoo uitgefprooken wort, zal men achtervolghen , zonder dat daarvan wyder beroep, oft andre # voor- * provifie* ziening van rechte , 't zy van * hooghW betrek * her heffing, *herziening, *appel. nietigheit, oft eenighe andre krakkeelen, hoedaanigh die zyn mooghen, vér* *re ,' zocht oft gebruikt zullen mooghen worden. - revi ie* 17. 'Degemelde Landtfchappen, fteeden, ende leeden der zelve, hebben
zich te hoeden van eenighe ft of tot oorlooghe tegeevenaanuitheemfche Vor- fien, Heeren, Landen, oftfteeden-, ende zullen, oov er zulx, gehouden zyn, zoo welden uitheemfchen als den ingezeetenen goedt recht te doen: ende zoo eenigh van hun des in gebreeke blyft, zullen d? andre Bondtgenoot en de handt aanhouden by aUe behoor lyke weeghen, en middelen, om zulx te bevorderen, ende alle misbruik, waardoor 't zelve belet en 't recht ver acht er t moghte wor- den, te beeteren ente hervormen als naar rechte, ende naar't*vermooghen van elx vry'doornen, loflyke enwelhergebraghtegewoonten. 18. Het e ene der vereenighde geweften, oft de ßeeden oft leeden des zelven
zullen, tot bejwaar oft naadeel der andre ende zonder gemeen verlof, geene tollen, ~*geleigelden, oft andre diergelykeiaften mooghen op ftellen, nochtee- *Coft* nighen deezer bondtgenooten hoogher bezwaaren , dan hunne eighene inge- voyen, zeetenen. - 19. Om teeghens alle opryzende zwaarigheeden te voorzien, worden de
Bondtgenooten gehouden, op de befchryv inge der geenen, die daartoegemagh- tight zullen zyn, te verfchynen binnen Uitrecht, ten bet eekenden daaghe, om op de gemelde zwaarigheeden, die men in de brieven zaluit drukken, zoo des mooghelyk is, endezaakniet verhoolen dient gehouden, by gemeengoede dunken en bewillighing, oft by de meefte ftemmen in maaniere voor zeit, ge- raadt flaaght ende be fluit genoomen te worden, alwaar't ook dat eenighe niet verfcheenen , in welken gevalle d'andre, aldaar verfcheenen zynde, eevenwel zullen mooghen voorts vaar en, tot fluit ing van't geene zy, tengemeenen befte deezer vereenighde Landen zullen verftaante dienen: ende zal't geen alzoo ge floot en ü, ook naagekoomen worden by de geenen, die niet verfcheenen zul- len zyn i uitgenoomen,' in zeer wightighe zaaken, ende die eenigh vertrek mooghen lyden 3 in welken gevalle men de geene, die niet verfcheenen zyn, an- dermaals befchryven zal, om zich te zeekren daaghe te vertoonen, op ver- beurte hunner ftemmen voor die reize, ende wat de teeghenwoordighen alsdan vefluiten, zalbondigh en vanwaar de gehouden worden, nietteeghenftaande 7taf
|
||||
622 P< e. HOÖFTS VEERTIENDE BOEK
1579. 't afweezen van eenigloe van d'andre Landtfchappen: behoudelyk , dat de
ge ene, die niet verfchynen, hun gevoelen fchriftelyk zullen mooghen oov er- ze'inden, om daarop in'tverzaamelen dm flemmen , behoorlykeinzightge- ne om en te worden. 20. Ten voorzeiden einde zullen al de gemelde Bondtgenooten, ende
elk hunner 1 gehouden zyn, alle zaaken hun voorkoomende, die zy oordeelen
'tge?neene wel oft quaalykvaaren deezer vereenighde Landen en Bondtver-
w anten te betreffen , o over te fchryven aan de gemaghtighden tot de be-
fchryvinge , op dat deeze d'andre Landtfchappen * daar op befchryven , in
maniere v oor zeit.
21. Wort 'er yet donkers oft twyfelachtighs in de e zen bevonden, waar uit
* diipuit. gefchiloft * zintwififpruyten moghte, zoo zal de uitlegging van dien fl aan in
't zeggen der bondtgenooten, die daarop, by gemeen goedt dunken en bewiüi-
ghen, zullen verordenen zulx als zy billyk vinden: ende is 't dat zy daarïnne, zich niet vergelyken kunnen, zullen zich keer en tot de heeren, Stadthouders der Landtfchappen in forme als b o oven. 2 2. Desgelyx, indien noodigh verft aan wordt, de punt en deezer vereenin-
ge in yetwes te vermeer der e?i oft te veranderen, zal zulx ookgefchieden byge- meen goedtdunken en toeft aan der Bondtgenooten, en anders nï'et. 23. Ende hebbende vereenighdPLandtfchappen belooft , en belooven mits
deezen'■', al de voorzeide punten , ende elk van diein'tbe'zonder , f achter- volghen , zonder daarteeghens te doen , te doen doen ■> oft tegedooghen dat daarteeghens gedaan warde, in de rechtte oft door omweeghen , in eenighe maniere: ende indien , by yemandt, daarteeghen yets gedaan oft beft aan wier de, 't zelve v er klaar en zy, v an nu af^ alsdan nietigh en van onwaarde 3 waaronder zy verbinden de perfoonen ende goedren van hun , ende van al de ingezeetenen eiker hunner Landden, fampt der fteeden ende leeden van de zelve, om, in geval van oovert ree ding, voorst onderhoudt van deezen en 't ge ene daaraan hangt, bekommert en aangehouden te mooghen worden, tot alle plaatfen, ende- by alle Heeren, Rechters, en Gerechten, daar men die * excep- zal kunnen bekoomen: ende vertyghen, te dienernde, van alle* uitvlugh'
tien. ten, * genaaden , *voorrechten , *herheffmgen , endein 't gemein van al- * gratiën. [e arJre * weldaaden van Rechte , die hun eenighfins hierteeghen zouden
* pnvne- moogjoen dienen , ende in 't bezonder van den Rechte , zeggende , dat al-
^Tn\ gemeine vertyghing geen' plaats heeft, daar en zy eerft be zondere voor* menten. " &&***•
*benefi- 24,. Ende, tot'meerder vaftigheit, zullen der voor zeide Landtfchappen cien. Stadthouders, die nu zyn, oft naamaals koomen zullen, famt al de Maje-
ftraaten en Hooftamptluiden van elkengewefte, ftadt, oft leeden van die, dee-
ze vereening en verbintenis, famt elkpunt van die in 't be zonder, by eede moe- ten belooven, te zullen naakoomen en onderhouden, te doen naakoomen en onderhouden. * colie- 2 f- T)ssgelyx zuilen allefchutteryen, broederfchappen, en * genoodtfchap-
gien. p^n, zynde in eenighe fteeden oft vlekken deezer vereeninge, by eede moeten belooven, de zelve punten f onderhouden.
26. Ende zullen hiervan gemaakt worden brieven in behoorlyke forme ^
die by de heeren Stadthouders, ende by der geweften voorneemlykfte leeden en fteeden, daartoe bezonderlyk by d'andre verzoght zynde-, zullen bezeegelti *Secre- ende, byyders*geheimfchryver, onderteikentworden. taris. ''Deezepunten zyn, by de gemaghtighden desLandtfchaps van Gelder en- de Graafjchaps van Zutven , onderfchreeven , ende naamentlyk by mynen
Heer Graaf Joh an van Naffou, Stadt houder der zelve La??den,voor hem z>elj,
" ' met, |
|||||
*ï
|
|||||
DER NEDERLANDSCHE HISTORIEN. 623
piet d'andre gemaghtighden uit den naäme der gemeine Ridder fchap van den % 5'79*
voorzeiden vorfiendoome Gelder en Graaffchappe Zutven -, ende zyn uiterlyk * geveflight enge floot en, by de gemaghtighden van HoUandt enZeelandt, *gearre Uitrecht , en de Vriefche Ommelanden, vergaadert binnen Uitrecht: des heb- "eert* ben de gemaghtighden van Gelder landt en Zutven , om naader verklaar ing van de Banderheeren, groote en kleene fieeden des gemelden Vorflendooms en Graaf fchap s te doen, dagh genoomen tot denneeghendenvan Sprokkelmaant maßkoomende, ende dat binnen Uitrecht, aan de gemaghtighden der Staaten aldaar . Aldus gedaan f Uitrecht, Jen drieentwintighflen in Louwmaant desj aars
duizent vyfhondert neeghenentzeeventigh. Het dertiende punt deezes verbonds werd daarnaa breeder uitgeleidt, in deezen zin.
Alzoo eenighen fchynen zwaarigheit te maaken op het dertiende punt der Vereeninge, ge floot en, den drieentwintighflen van Louwmaant, tufen de gemaghtighden der landen vanGeldr e en Zutven, HoUandt, Zeelandt, Uit- recht , en d'Ommelanden tuf en de Eems en de Lauwer s s als oft de meening geweefl waar e, niemandt in de zelve font fangen, dan die de geloofsvreede, ontworpen by den Aartshartogh Mathias en den Raadt v anStaat e, metgoedt- vïnden der Algemeine Staaten, oft ten minfte, die beide de Godsdtenften, te weet en den Roomfchen en den Hervormden, zouden toelaat en: Zoo ü 't, dat de gemaghtighden, die oover de gemelde vereening ge ft aan, ende de zelve ge floot en hebben, wel by deezen, om aUe misverftandt en wantrouwe wegh te neemen, hebben willen verMaaren, hunne meening niet geweefl te zyn, noch- te als noch te weezen , dat men eenighe Landtfchappen , die zich aan den Roomfchen Godsdienfl aUeen zuUen wiüen houden , ende daar het getal der inwoonderen van den hervormden Godsdienfl zoo groot niet is, dat zy, vol- ghends de voorzeide geloof svreede, oeffening van den hervormden Godsdienfl zouden mooghen genieten, buiten de voorzeide verbintenis zoude willen flui- ten-3 maar dat zy, des nietteeghenflaande, bereidt zuüenweezen , alzulke fteeden ende Landtfchappen, die zich alleen aan den Roomfchen Godsdienfl zullen willen houden, in de vereening font fangen, by zooverre zy zich an- ders , in de punten der voorzeide vereeninge zuUen wiUen verbinden, ende draaghen als goede liefhebbers des vaderlands: zynde 't verft andt niet, dat het e ene Landt/c hap oft ftadt zich 't werk van d''andre, in 't punt des geloofs , zal onderwinden: ende dit, om te meerder vre ede en eendraght onder de ge- we ft en te houden, en de voorneemlykfte oorzaak van twiftte ver my den, en wegh te neemen. Aldus gedaan f Uitrecht, den eerften van Sprokkelmaant des jaar s dtiizent
vyfhondert neeghenentzeeventigh. Ten zelven daaghe werd het vyftiende punt aldus verbreedt.
'Dewyl, hiervoor e, in't vyftiende punt, voorzien is totvoedzelen onder- houdt der Geeft lyke perfoonen, die zich, uit eenighe klooft er s oft * genoodt- * colle- fchappen, om 's geloofs wil, oft andre'reedelyke oorzaake, begeeven hebben, oft gicn. naamaals begeeven zuUen-, ende zeer te beducht en ft aat, dat, terzaakevan dien, eenighe pleiten zouden mooghen ryzen, gelyk men verneemt alreeds ge- reezen te zyn, mits dat alzulke perfoonen zullen wtUen voorwenden, dat zy gerechtight zyn toterffenis inhunner ouwderen, broederen, zufteren, ende andere vrienden oft maaghen goederen, acht er gelaat en, oft noch achter te laa- tenmet der doodt; ookindegeene, diezy, inhunleeven, byty tel van gifte, óoverdraght, oft anders , zouden mooghen oovergedraaghen , vervreemt, oft pok, naa hunne doodt, verzeekert hebben > zoo is 't, dat de voorzeide .'/■' Bondt- |
||||
6ï* P.C.HOOFTS VEERTIENDE BOEK DÈRNEDERL.HIST
1579. Bondtgenooten, om de gemelde pleiten, famt de zwaarigheeden, die daaruit
mooghen opflaan, te verhoeden , goedtgevonden hebben, alle pleiten reeds
aangeheeven ter zaake als voor e, ende die noch naamaals aangeheeven mogh-
ten worden , tefchorfen, ende in flilfiandt te houden, ter tydt toe dat anders,
by de voorzeide Bondtgenooten, ende andre, die zich in dit verbondt zullen
* authori- mooghen begeeven, in 't gemein , daarop, ook by *gezagh der hooghe Ooverheit
teit« ( ü 't noodt 3 verordent •> en dies verklaar ing gedaan zalzyn.
Bykans de voetftappen der eighene woorden zyn van ons, in dit werk,
naagegaan, uit zorghe van yetwes te verwrikken den zin van een befcheit, waarop gegrondt ftaat het verwantfchap der ge werten, die , op den naam van vereenighde Nederlanden, een* opperregeering van Staaten, eensdeels in 't Verfcheide gemeen, voor de refte in't bezonder, hebben opgerecht. Tot dit verbondt ßeeden en yoegliden zich, op den vierden van Sprokkelmaant, de ftadt Gent, de Rid- perfoonen derfchap desoords ende ftadt vanNiemeeghen j op den vyfden vanLente- voeim maant, de Ridderfchap ende kleene fteeden des Aarnhemfchen oords -t op 'verbondt den twaalfden der zelve maant, Leeuwaarde, Sneek, Franeker, zeekere Grietmans en Grietenyen, en bezondre Eedelen van Vrieslandt j op den elf- den van Grasmaant, Venloo -, op den derden van Bloeimaant, de Prins van Oranje; op den eerden vanZoomermaant, Franeker, Leeuwaarde, en Sneek, opnieuw, neevens Bolswaart, Ylft, Staavere, Slooten, Workonij opdenlaaftenvanLèntemaant, onderzeekre bepaaling, endevolkooment- lyk op den elfden vanZoomermaant, de Graaf van Rennenbergh -, op den tienden van Hooymaant, Ypere i op den neeghenentwintighften der zelffte maant, Antwerpen j op den dertienden van Herfftmaant, Bredaa. Die van Brugge, en 't landt van Vrye toefden, met aanneemen der vereeninge, tot op den eerften van Sprokkelmaant des jaars vyftienhondert tachtentigh. |
|||||
P.C.HOOFTS
|
|||||
62$
|
||||||||
P. C. HOOFT S
NEDERLANDSCHE
|
||||||||
ORIE
|
||||||||
VYFTtENDE BOEK. .
Aa 't fluy ten der Vereeninge tot Uitrecht, werd , ter j ^™
zelfde fteede , een amptg enoodtfchap ingeftelt, om raadt te fchafFen op alle voorvallende zaaken. Eene der eerfte zorghen was, 't krysvolk in Gelderlandt onder den eedt der Vereenighde Landen te brengen. Ende werden , met eenigh geldt en goede beloften , der- waarts afgeveirdight Jonker Gysbrecht van Duiven- voorde , Heer van Opdam, en Jonker Alexander van Tellicht, algemeine Monfterheeren ; die, den nee- ghenden van Lentemaant, tot Venloo quaamen , dat zes vendels in had i een van den ooverfte Johan van Stokkom, d'andre van Hoplui- den Chriftiaan Bonteman , Gysbrecht van Gouwenbergh, Luit Ry~ kens, Jakob de Leeuw, enEevert van Waagheningen. Moeite viel hier, Moeite eerft met deHopluiden, voorwendende dat hun gezagh, by den nieuwen om>t krjS- puntbrief, te zeer gezwakt werd: daarnaa metde knechten, weigherende volkjnGel- zich te laaten monftren op de nieuwe ordening, zonder zich alvooren vol- derUndt daan te zien van 't geen men hun fchuldigh was. Niettemin, d'qenen en onder eedt d'andren, uitgenoomen die van Stokkoms bende , lieten zich endtlyk ge- dnNMder zeggen, en ontfingen een' halve maant folds op de handt. Binnen Wach- ver'-em& tendonk laaghen de vendels van Hopluiden Koenraadt van Steenwyk en ■■ Gerrit (Je Jong. Deeze knechten , van zelf niet weêrftreevers gezindt, maar opgeruidt door die van Stokkom , fielden den voet dwars. Hopman de Jong , naa 't fpillen van veele reedenen om hen te verzetten , beval ten laafte zynen vendrigh , hem te volghen naa de kerk , daar de Monfter- heeren en «Majeftraat vergaadert waaren. Die deed het; desgelyx de Steedehouder en d'andre bevelhebbers. Toen treedt De Jong weeder naa ^ de markt daar de foldaaten ftonden , en zeidt hun •, dat , 't en waar e zy daadtvan daatlyk monßerden, hy hen voor verlaat er s hield van V vendel dat zy bezwoo- Gemt </e ren hadden, en alsmuit"e tingen en meine edigh, zonder geldt ^ zonder* affcheit- long, fchrift, ontfoldighen zouw. Welke vrankmoedigheit zulk een ontzagh * pasport. wracht \ dat zy, alle tefFens, elk om't zeerft, naa de kerk draafden, den puntbrief bezwoeren , en ter monftering verfcheenen. Steenwyx volk, hierop, marde niet: ende voorts werd aanyder een'halve maant foldtsuit- gereikt. Thans lieten zich, zonder onruft, de vendels van Simon Zwaan, Antonis van Bommel, en Goofïèn de Braak, tot Gelder, beëedighen en mon- ftren. Onder dit reizen van plaats tot plaats, was den Monfterheeren een' groote ramp befchooren. Want Marten Schenk van Niddeghem, verkunN fchapt, dat zy zich tot Straalen vonden, toogh, om hen te betrappen, met vyf- tigh paarden, en eenigh voetvolk, uit Roermonde derwaarts j eifchte't ftee- deken op, ende quam tot zyn eifch; doch niet tot zyn' toelegh, oovermits zy, Ggg ' ge-
|
||||||||
6i6 P. C. HOOFTS VYFTIENDE BOEK
I ƒ79. gewaarfchuwt door den ooverfte Stokkom, vertrokken waaren. Van deezen
Schenk, die zich alsnü eerft voordraaght, ftaat ons, in 't kort yet te melden, om de zeldzaamheit zyner fortuine, ende dat hy noch vaaken in 't fpel koomen opkoomfl zal. Eedel,dan, van geboorte, doch gering van iïaat, diend' hy eerftdeu van Mar- Hopman Enkhuizen, daarnaa den Kornel Yfelftein, voor jongen ; thans ten Schenk met twee paarden denPrinfè van Oranje. Maar, zynde een oovermoedicrh van ma- man ^ enje z^eigiiendoom toefchryvende aan 'thuis teBlyenbeek, by de ei m' jVlaaze, maakt' hy 't, naa den pais van Gent, den bezitter , zynen neeve, af. handigh > en verzocht op de Staaten, dat zy hem, in dit doen, wilden handt- haaven. Dit werd hem ontzeit. Waaroover hy, gefteurt, hebbende ook eenen Staatichen vendrigh doorfteeken, zich, uit den hunnen, in Parrnaas dienft begaf, en vervorderde 't ganfche landt van Gelder te brandtfehatten j jaa zelfs de ftroomen onvry te maaken. Als daarnaa de Staaten Blyenbeek, door Hopman Heegheman, deeden beleggen , quam hy, tot ontzet van 't Slot mei- een deel paarden, en luttel voet volxi beleegherde de beleggers; dwong ze, door hongers noodt, met hem t'ooverkoomen •, ende deed, des onaangezien, eenen hunner Hopluiden, geheeten Härmen Hoekes, om 'tleevenbrengen. Al 't welke, neevens verfcheiden' aanflaaghen, beftaan by hem, van tydt tot tydt, dien oordt, met achtbaarheit en vreeze zyns naams, vervulde. Midler- Malkon* wyle werd ruchtbaar, hoe de hoofden der Malkontenten t'zaamen, tot Be- tenten thune, geraadflaaght en beflooten hadden, met die van Arthois, Hene- finnen gouw, en andre, hunne kraften te voeghen, teeghens alle , diedeGentfche met de bevreeding niet naaquaamen ; en zich des Prinièn van Oranje quyt te maa- Walfcbe ^en q0\^ vernanlp men van zeekre verklaaring, onderteekent, tot Bethu- gewejen ^ ^en berden van Sprokkelmaant, by den Burghgraaf van Gent en den Heer van Kapres; ende belooft t'onder teeken en by den Heer van Montigny, veBurgb- indien La Motte meede teekende binnen zesdaaghen. De zin was; T>atzi graaf van zich houdenwilden aan de Gent f che vreede, en a Algemeine vereening: en- m ' e de, indien de Koning de zelve, famt het Eeuwigh gebodt begeerde tehandt- Kapres ' haan)en 3 aanbiedende hun eenen goedenpaü, met verzeekering van't ver- ende die tr?k des krysvolx , onaangenaam den geweßen die dit verdragh zouden vanMonti* aangaan , zoo zweer en zy by eer en trouw , zyner Majefleit hunnen dienfi gny ver- teeghens eenen ygelyken. Indien eenighe fladt oft Landtfchap dat bodt, te plichten 4oen aan de ganfche Gemeenfehap , affloeghe -, zoo zoude men echter niet %Ach on- laat en 't zelve faanveirden : niet dat men me inde zich te fcheiden van de er mg. Lan4en en fieeden , die naar 't zelve quaamen te luifteren s maar wel van de geene die 't verworpen, reeghelrecht teeghens hunne trouw en eedt ; ge* merkt de vereening in 't ge?nein tot geenen andren einde gemaakt was. Maar, indien de Koning in de voorzeidepunten niet bewillighde zoo ver- bonden zy zich geiykelyk , by eer en trouw , het oorlogh , met d'andre ge- weften , f achtervolghen 5 teeghens de Spanj aardt s, hunne gunftenaars, en aanhangers * ende daartoe te zoeken verbintenis en byftandt op 't veiligbfi en fpoedighfle. Waaraan zy lyf en goedt beloofden te koft te leggen , ende niet, dan op de gemelde voorwaarden, in eenighen byzondren handel, tritt Belending 4en Koning, te treeden. D'algemeine Staaten , pooghende dit onweeder van d'Al- te ^ocn verdwynen , zonden den Abt van Sant Barnards, den Markgraar gemeine yan jjavregh 9 en ,jen Raadsheer Meetkerke , aan de Walfche geweieen, aan de met ernftigh vermaan en beede, om volharding in 't gemeine verbondt. De Walfche Staaten van Arthois , en gemaghtighden van Henegouw en Douay ant- gewefien. woordden , by. fchryven van den drieéntwintighften in Sprokkelmaaiit \ T>at zulk een vertoogh-, aan luiden, die ?iooit het minfte punt van 't Gent- f the verdragh oovertraaden,ongerymt was, ende beeter gedaan pafle, aan de geene*
|
||||
DER NEDERLANDSCHE HISTORIEN. 6i7
weene > die 't zelve, in zoo meenigherley wyze, gefchendt hadden. ^Alop den 1579>
vyf den van Loiiwmaant hadden zy geeifcht, dat alles gericht wier de, naar ■Antwort, den voet des verdraghs, en der vereeninge daarop gevolght. T>an, 't was zoo J rttf* qjerre van daar-, dat aüehoope va?i beetering fcheen gebluft te worden ■, door " Ua" <verfcheide handelingen enverbintenijjen, die men denOnroomfchen toeliet. Artbok Buiten reede, der halven, v ergh de men htm, te blyvenby de geenen, die zich m derge- d'* Algemeenfchap noemden: naar dien zy, aanhoudendemetpleegher svan magbtigh- alzulke ooverdaaden, teeghens eer en trouw, nochte de gramfchap Gods, den van nochte des Koninx, noch f een* eeuwighe bezoedeling hunner faame ontvlie- Henegouw den konden» Ten hooghfte , eevenwel, wenfehten zy om .een' algemee- en DotUa^ * fie vreede en verzoening $ alzoo zy genoegh bezeften , hoe veel die waarder was , dan eeri bezondre. Ende zy waar en , diesweeghe, wel- staater? beraaden , naa zulk eene te trachten -, behoudends , dat zy hun gebeuren * genera» moghte , op den grondt der Gentfche bevreedinge , der naagevolghde ver- liteit, eeninge, en des eeuwighengebodts , zonder yets daar teeghens, ende, booven al, teeghens't Heiltgh Roomfch geloof, toe te laat en. Zy voeghden'er by, zeekeren des Koninx brief, ge f ehre even aan hen , uit Madril, den zeeven- den van Sprokkelmaant, by den welken deBiJfchop van Atrecht, de Heer van Valhuon , en meedegenooten gemaghtight werden , met hun fooverkoo- wen s ook zeeker gefchrift, meldende, hoe hun, door de e ze, de verzoening werd aangebooden, met bekraftighingvandenGentfchenpaü, de vereening, en't Eeuwïgh gebodt. Maar zy hadden lief ft ge zaamently kt e handelen \ ende zulx aan den'Prinfe van Tarma verzocht, in hoope dat hy daartoe verft aan zoude. Baaden, der halven, dat men deeze geleeghenheit niet verwaarloo- zen wdde -, ende als noch, voor den vyf tienden van Lentemaant, hun weet en Hete, wat men ge zint w aar e te doen, noopende 't richtender boov en gemelde mishandelingen. Begeerden, wyders, oopeningvanzeekerepaispunten,ge- kevertaan den gezantdesKaizars. Den derden van Lentemaant, werd van d' Algemeine Staaten, hierop, aan die van Arthois, geantwoordt; *Dat het Weeder« pit en 't wit der Gentfche bevreedinge was, eendraght om de Landen te vryen . antwoordt 'Dat hiertoe, al d*andre punt en moeftenget ooghen worden, als tot hunnen oor- dir Alge« ff ronk. 1)e vereening en 't Eeuwigh gebodt gedroeghen zich tot het zelffte weine verbondt, ende waar en krachteloos in alles wat daar teeghenftreed. T)e Span- StMten % j aardt s, weet ende hoe den Walfchen geflaghte 't Roomfch geloof ter harte aande ging , misbruikten dien loflyken yver, om hen te behoren , en onder aMm fchynvan't handthaaven der Gentfche bevreedinge, te vervoeren tot dooden Artfj0ju der zelve. Zommighe punten, in der w aar heit, hadden geweldt geleeden: maar de waaghfchaal, in zulk een' flaatbeeving, waar zoo niet te houden, zonder yetwes oover te ft aan. Wen zy ook alle gebrooken waar en, men zou- de daarom den grondt des verdraghs niet mooghen uitrooyen , en met den vyandt aanfpannen, teeghen wien men't ge floot en had. Want, zoo lang als de grondt v aft lagh, waar 'er raadt teeghens aÜe wanorde: de grondt wegh genoomen , verviel't heele werk. T)at d'Algemeine Staaten geen' ver an* dring zouden mooghen maaken , in 't ftuk van den Godsdienft , buiten HoUandt en Zeelandt , en de oorden daaraan verknocht , zoude eeni- ghen fchyn hebben , indien de Spanjaardts , door der Staaten waapenen, ver dr e even waar en -, geen paü gemaakt met 'Don f oh an-3 de zelve niet ge- brooken , ende , daardoor , ftofgegeeventot meenighvuldighe, enmijfchien anders Jchuwbaare ontftelteniffen. Maar deeze zagh men althans onred~ delyk geworden buiten fchuldt der Algemeine Staaten ; zulx zy gerecht- vaardight waar en , voor Godt en al de wereldt $ ende dat het nu aanquaam op queeken van eendraght 9 tot weering van meer verwarring^ *, vooral, Ggg 2 van
|
||||
6t% VW C HÖOFTS VYFTIENDE BOEK
1579- van bloedtflorting onder eyghe landtsluiden. Ten ty dei) art. 't raamen des Gent-
fchen verdings $ had men'tgetal der Onroomfchen, buiten HoUandt en Zee- landt) zeerkleen gewaant -3 ende daarom d'' andre geweften wel in rufte te hou- den 3 zonder ver andring van Godsdienft in te ruimen, gelyk in die Landen, om vreedes wil, gefchiedt was: maar, dewyl'men ■> mits de aanflaaghenvan cDon Joh an, als nu de verwy dring der gemoeden , en de wanordegr'ootlyxge- groeit vond, en d'Onroomfihen, ook buiten HoUandt en Zeelandt, zich i% zulkeen'meenighteoopenbaarden -3 viel't onmooghelykdie gezintheit te dem- pen-) zonder bederflykefiheuring engrouwzaame moordt. T)ithadhen ge'dwon- gen , ten aanzien hunnes volx, den zelv en raadt f omhelzen, die, in'tver- draaghen met HoUandt en Zeelandt, gevolght was. T) e geloofsvreede ■> noch- tans , by hen, ingeftelt, was zeer getempert; duurzaam aUeenlyk tot naader orde der breede Staaten: waarentuflen den Landen en ft e eden, die zich aan de enkle oeffening van den Röomfchen Godsdienft, ende echter aan de eendraght ' begeerden te houden, 't zelve vry ftond -3 mits dat zy de punt en van Gent naa- quaamen. Dit, dan, was geen br e eken der Bevr e e dinge, maar't eenighe middel om ze in kraft te houden, teeghen Efcovedoosflnoode liften aftrekkende s om, door geloofstwift, d'ingezeetenen weederzydelinx op te ruyen , en tot beuls hunner eighe broederen, bondtgenooteyi, en landt s luiden, te maaken. 't welk alzoogeleeghenzynde •> baadenzy hen, 't gemelde verdragh te betrach- ten in zyn' voorneemlykftepunt -, met by ft andt van raadt, engeldtmiddelen^ eenpaarighlyk te heffen; tot ver dry ving des vy andt s -, enherftichtingvanden ftaat des vaderlandts: ende den andren geweften te goede te houden, dat die hunnen ingezeetenen vergunden, 't geen men dien van HoUandt en Zeelandt, zelfs met uit fluit en van den Röomfchen Godsdienft, hadtoegeftaan. Tder verplightte zich tot het geen op hem bedongen werd: niemandt tot hetgeen > dat hy bedong op andren. Ende daarom was het dulden van den Onroomfihen Godsdienft, ter noodt, hun niet meer verbooden} dan den HoUandren en Zeeu- wen het inruimen van den Röomfchen , wen zy daartoe verft aan konden. 'Tgeendangefchiedt was tot verhoedenis van argher, jaa van aallykebluf- ßng des Röomfchen geloof s door de woeflheit der oorlooghe, behoorde de Wal- fche hulp ?iiet af te keer en , van de geenen , die bereidt bleeven-y al't hun- ne , by die Bondt'verwant en , op te zetten, zonder zich te bekreunen met de orde, die men aldaar goedt vonde tefteUen op'tftukvan den Godsdienft, oft op de ruft der ingezeetenen. Geen aanblik, hoe glimp igh ook, behoorde ye- mandt te doen ftheemerooghen, oft fcheiden, om met den vy andt te hande- len-, anders dan ge zaamentlyk'. gelyk men, by de vereening, op peene van meine e dt en eerloos heit, verplight was. Werden 'er eenighe ver bint eniffen ge- flrengelt, tot quetßng der bevreedinge oft der algemeine vereeninge , men moght hen des vrylyk verftendighen, met zeekren toeverlaat, dat zy daarin voorzien zouden, tot genoeghen der geenen, dien 'er aangeleeghen waar e: behoudelyk , dat men hun, gelyk zy booven vermaant hadden, in 't voorneem- lykfte punt de handt boode, en afliet e van aUe handeling in 't bezonder met den vyandt. 'Daarentuffen moght men welgelooven, dat zy niemandt onder hen hadden, dien't hart niet jookte naa eenen goeden envaftenpais: zulx zy de punten, voorgeftelt by de Walfche Heeren, geirrte aanveerden zouden, mits dat men al de Neêrlanders te zaamen daaronder begreepe, zonder onder- fcheit van Godsdienft, 't welk niet dan tot een net diende, om den eenen voor} den andren naa, te verft rikken. En 't was geenszins de meening, hunnen broe- dr en, en tot noch toe getrouwen bondtgenooten af te gaan, maar zy beveelende de gemoeden der zelve den oor de e Ie Gods, maakten ftaat, gerne ener handt het oorlogh te voeren, gerne ener handt den pais font fangen. Men had dan |
||||
DER NEDÈRLANDSCHE HISTORIEN. 6ï$
Ut befluit te hoornen , om , met gevoeghde maghten, wijf en weederftandt te i $J9-
bieden. Endevyandt , zulx verneemende, zoude wel blydt zyn, met, hun te zaamen, een verzeekerde vreede in te willighen j zonder hen draaiende en draayende te houden met defpot telyke voorwaarde, en bedrieghlyken toezeg van te vertrekken , wen d? eene parthy der landtzaaten zich fierk genoegh qtiaaw te vinden, om d'andre te verdelghen j gelyk defchoone beloften van La Motte luidden, beveftight, zoo hy roemde, by brieven van den Koning. Hier* opwaar en zy verwachtende, en dat tenfpoedighfte, zulk e en b e fluit, als hun rt gevoelen, dat zy van hunne vroomheit hadden $ beloofde. Indien men noch- tans raakte zich zoo wydt te vergeet en , dat het anders uitviele; zulx zouw hen ten hooghfle bedroeven, om de jammeren en onheilen , gefchaapen daaruit te ryzen; aan de welke zy, voor Godt en de wereldt verklaarden j te zulten onfchuldigh zyn. 'S daaghs voor 't fchry ven van deezen brief i quam de Prins van Parma, die zich verluiden liet * met al zyn' maght Antwerpen varimon* te willen aantaften, verfchynen ontrent twee mylen van die ftadt, met af- tum Ahß branden van eenighe huizen. De voortoght haddenOc~lavioGonzaga,oo- mtprn verfte der ruiterye, endé Jan Babtifta del Monte. Deeze rukten ,• met hun volk te voet en te paarde, naa ßurgherhout, daar ontrent drieduizent, zoo Franfoizen, als Waaien, Engelfchen, en Schotten, onder LaNoue, Ar- gentiieü, Mouly, en Norrits, befchanft laaghen. Het aanvallen wasvuu- De staat* righ: de weere naä gelang. Maar de bewalling moed fleeht zyn; gemerkt de fchen ™n~ Staatfcheri, by mangel van paarden, naa twee uuren fchrmutfens, ged won- Ule^~t gen werden de plaats te ruimen -, daar zy den brandt in ftaaken. Zy weeken mtaam, nochtans met braaven toon , en braghten 't tot onder 't gefchut der ftadt: 't welk, gelofte de kans keeren, en de Spaanfchen deinzen deed 5 onderde ooghen des Aartshartooghen j en des Prinfèn van Oranje > dieopdeveften Gevecht flonden, om vereifehte orde te geeven. Ook gink het aan den aavondt. Daar onder fladi vielen ontrent vierhondert mannen, meeft al van Parmaas zyde. Die ver- veßem trok ten volghenden daaghéj kreegh, met voortsbrengen van vier flukken gefchuts, by verdragh het Slot Grobbendonk, en field' het in vuur 3 desgelyx eenighe wooningen. Voorts nam hy zynen wegh naa Heerentals, daar La Noue zich in worp met eenigh krysvolk, om op'svyandts gangen acht te liaan j en hem den toevoer te verhinderen. Maar Parma, draaghende wat anders in 't gebaar dan in den boezem, quam op den twaalfden der gemelde maant, Maaftricht berennen, daar men zich minft voor gehoedt had. Vama En hy fehreef terftondt aan der Staaten gemaghtighden , vergaadert tot ^k/Vfor Antwerpen y tên einde zy de verzoening , aangebooden den Waaien , tefi sJ}ryrt fens aanveirden wilden ; • ßellende den Roomfchen Godsdienfl en's Ko- aande ninx gehoorzaamheit in den flaat als onder Kaizar Kar el den vyfden. Staaten, Dit quam door dien dé Waaien zich noch achterlyk hielden , op hoope van d'andre geweften tot gemeinen handel te beweeghen j ende werd be- antwoort op den neeghen tienden j met verwerping van de ßraf heit der plak* kaaten j met klaghten oover zyn toeleggen op d'ontleeding hunnes bondtge- noodtfchaps yende dat hy's Kaizar s vreedegezant Swartfenburgh v aft fee- pende hield: doorwien zy nochtans geirne den handel zotiden zien achter- volghen, zoo lang als des Landts geleeghenheit, en 't verdragh met andren aangegaan , zulx toelaat en wilden : hoewel 't genoegh aan 'Parma ftond,- ( waar 't hem ernft ) korter eindt van 't noodighwerk te maaken. öp den nee» ^ ^, • ghenden, hierentufTen, werdt^, by plakkaat, onder 'sKoninx naam,V4B^y de Heer van der Motte, by de Staaten , voor weêrfj?anneling en Landt- Motte wóré' verraader , gefcholden. Ten zelven daaghe vernieuwden de Gentenaars voor vet' hunne raäzerny , zynde de hurzd in 't hooft des graauws gefteeken ,i rkaderüii* Ggg 3 l door Zeïoetèn:
|
||||
6$o P. C. HOOFTS VYFTïENDE BOEK
157p. door de geenen , dien 't verdroot, nu zy de fmaak van 't geeftelyk goedt wegh
Kmtwe hadden, langer naade refte tevaften . Maar men bewimpelde de gierigheit raaumy met bybrengen, dat de Waaien geen' reede plaats gaaven -y en de Monnikken tot Gent, dekem- Van Wintermaant leftleeden oovertraaden, met preeken in de ker- ken , daar zulx deri Parochypaapen alleen veroorloft was. De gewyde luiden, dan, worden weederom verjaaght, hunne tempels verftoort: gelykeoover- daadt, tot Ouwdenaarde en Denremonde , gepleeght. Die van Gent, ge- lyk begonnen was, fterkten hunne ftadt voorts, met weldighe wallen en bol- werken. Aan al't welke, eevenwel, als op'tzuinighfteoovergeleit, enge- ftight van enkele aarde, zonder fteenenfchoeifèl, niet booven tweehohdert tachtentigh duizent gulden befteedt werd: daar nochtans die ftadt, in om- trek, aan Parys zonder de voorburghen, nietwykt; en't Slot van Antwer- pen , mits zyn zwaar metfèlwerk , wel veertien tonnen fchats gekoft had. Meeft al den Zoomer duurde deeze beroerte. In heevigh gelchil waaren, ter Tttnfituf- zelve tydt, de Staaten van Uitrecht geraakt met de Amersfoorders, dwars- fen destaa- driftigh, doorgaands, teeghens 't geen, onder d'andre leeden des Lands, by ten van uitflagh van ftemmen, beilooten werd. Aan gelyke voldoening, als der Vmf l , ftadt Uitrecht, door den Prinfe, verleent was, naamen zy geen genoeghen, ™ ? '* en begeerden, ooverdatftuk, op zich zelve met hem te daadingen. Tot de foort. geloofsvreede, en naader vereening, aengenoomen by d'andrefteeden , wil- den zy niet verftaan-, jaa hielden de tolpenningen in, die door laftderStaa- tengeheeven werden. Dit docht den Staaten grooter vermeetelheitdanvan luiden, die geene fteun elders hadden} ende gaf hun te vermoeden, dat 'er welheimelyk verftandt met den vyandt moghte ichuilen. Dies werden zy te raade hun een vendel van tweehondert knechten in te zeinden: 't welk 5 ge- weighert by die van Amersfoort, het naadenken fterkte. Toen, om hen ge- dwee te maak en, verbood men hun de gemeenfchap, koop en verkoop, in de naader vereenighde Landen en fteeden -, en beftelde dat Amfterdam ter ee- ne, en Gelderlandt ter andre zy de, hun allen handel affneeden. En bevin- dende, dat dit niet dan te meer hardtnekkigheits baarde, quamp men tot be- kom meren en gy zelen hunner burgheren-, en floot met een uitlegger de Eem- ftroom _; dat hen byfter ontriefde. Voorts werd beilooten, hen met gewelde te prangen tot ingank der vereeninge, en naagank der gebooden van de Staa- ten. Met dit befluit toogh Arnout Dirxzoon van Leeuwen, Burghermee- fter van Uitrecht, aan den Prinfe tf Antwerpen, ten einde hy 't uitvoeren der zaake zynen broeder GraaveJohan beväale. Liever hadde zyn' Doorluchtig- heithetftuk, met gemak, zien by leggen. Te weeten d'Amersfoorder ge- maghtighden, meede t'Antwerpen gekoomen, deeden daar hunne weeder- klaghcen, en (telden zich nu ooverboodigh, om der geloofsvreede plaats te geeven. Waaroover de Prins, door den Do&oor Leoninus, deed onder- ftaan, oftparthyen te beweeghen waaren, om't krakkeel te verblyven aan zegsluiden. Maar Leeuwen verklaarde, dat hy daartoe niet gelaft j nocht' Amersfoort, door oovergift van dateenigh punt, teverzeekrenwasj nocht yemandt yets te wil weeten zouw, wen het zyn' burghers maar ontilaaghen zaaghe. Graaf Johan kreegh dan onthiet, en maakte een' korten krygh. Amers- Want, hebbende, op den zeevenden van Lentemaant, zeeven ftukken ge- hort , be fchuts, en etlyke vendels voetvolks voor de ftadt gebraght > waarteeghens die fibooten, van bjnnen ontrent hondert fbldaaten, meeft Malkonten ten, zoo men zeide, 'leTn e~ tot ^°^e ^er gemeente, aannaamen, joegh hy hun zulk een* anxt aan, dat zy> vaniraa- ziende de Uitrechtfche poort meeft gevelt, ten derden daaghe, bezetting van ve Johan, hem, ontfingen. D'ouwde werden'er afgeftelt, nieuwe wethouders, ende in. geloofsvreede ingevoert* ende alles gefchikt naa 't welbehaaghen der Staa- ten
|
||||
1
|
|||||||
■ä
|
|||||||
DER NEDERLANDSCHE HISTORIER 6$i
ten van Uitrecht. Drie maanden hiernaa, deed m' 'er de beelden uit de kerken. i f7$>
Xerwyl der Algemeine Staaten gezanten noch , in Walslandt beezigh waaren, Jh*™ om defcheuring te weeren, vond deMajeftraat vanBruflèl raadzaam, ook JJJJ*jJ * eenighe gemaghtighden, ten zelven einde, derwaarts af te veirdighen, en dekerf^n verkoos daartoe haaren fchatmeefter, Willem van der Hekke, en * geheim- ggdaaHt fchryverMeefterKornelisAarflèns. Vrundtlyk werden deezebewelkoomt, Brujfel by den Graave van Lalaing, Stadthouder oover Henegouw > desgelyx by de zeindt ge- Regeerders van Berghen j en met fchyn van blaakenden y ver, tot onderhoudt magbtigb- der eendraght. Maar, gekoomen tot Atrecht, verftonden zy, uit den Mark- <f™ «a* graave van Havrech, en den Prelaat van Sant Bernards, hoe onwaardelyk die w* "~™V aldaar bejeeghent waaren, en dat hun niet beeters te verwachten ftond. Ook ^ weedervoer 't hun alzoo j ende werden zy onheuslyk voor 't hooft geftooten, Di'e mfm door den Landtvooghdt, Burghgraaf van Gent, enden Stee vooghdt Heer denquaa* vanKapres. Jaa zelfs de Staaten van Arthois ontzeiden hun, niet alleen ge- Ijk m- hoor, maar de ftadt; met dreighementen, dat de burghery gefcbaapen was hun baalt tot op'tlyf te loopen. Vertrekkende van daar lieten zy zich verluiden, van te A^cbh gaan naa Valenchienj maar reizden naa Kaamerik, uit zorgh van onderwee- ghe belaaght te worden $ gelyk zy thans vernaamen gefchiedt te zyn, door de bezettelingen van Lens. De Markgraaf van Havrech, de Prelaat van Sant Ber- nards , en de Raadsheer Meetkerke, volghden hen tot Kaamerik j van waar zy te zaamen naa Valenchien tooghen: daar de Markgraaf geneegentlyk ontfan- gen werd van de burghery, roepende 5 Leeve Havrech, leeve Havrech. Hier vonden zy, in de herberghe, eenen brief der Staaten van Arthois, ver- zoekende dat deBruflelfche gemaghtighden daar, eenen dagh oft twee, naa befcheidt wilden toeven. Doch zy antwoordden, dat hun hunne reize te vorderen ftond , en hunnen Meeftrèn vertoogh te doen van de eere toe- gedraaghen hunnen brieven en gezanten. In 't weederkeeren door Ber- ghen, keverden Lalaing en de Majeftraat hun een gefchrift, heel voldoen- de , en tuighende dat zy gezint waaren te volharden in 't bezwoeren ver- bondt, zonder zich 't befteeden van goedten bloedt daaraan te laaten ver- drieten . Al 't welke , geboodfehapt tot Bruflel, oordeelen deed, dat 'er geene altoos van Arthois was , maar van Henegouw noch kloeke hoope: Henegoum die , eevenwel haaft verdween , tot klaare leer , hoe weenigh men aan fibynt noch woorden heeft, daar de wispeltuurigheit der zinnen zich aan geenontzagh> ftyfi- vertuidt vindt. Want, nietteeghenftaande dat de Prins in alle manieren zich JJ^^t pynde, om hen ftandttedoen houden; jaa ooverboodigh was, zyn' eighe L™„™an kindren in gyzeling te zeinden, tot dat men eenighe form t'hunnervernoe- (;hym'aL_ ging tröffe, de wethouders van Berghen, en de Graaf van Lalaing zelf, daar Ua&yk* men kerken op gebouwt zouw hebben, woeyen, eerlang, met den zelven windt, van welken d'andre Waaien gedreeven werden: gelyk thans te ver- haaien ftaat. De ftadt en kaftelainyen van Ryflel, mitsgaaders Douay en fyjfel, Orchiers, niet kunnende goedt vinden, dat eenighe andre geweften tot geen' Douay, verzoening zonder geloofsvreede verftaan wilden, beftootenopdendertigh- Otéimy ften vanLentemaant, neevens die van Arthois metParmat'ooverkoomen}™Jf* mits bedingende 't onderhoudt der Gentfche vreede, der Vereeninge,ende des m Jr^ Eeuwighen gebods: ende een heir op te rechten, tot verdryf des uitheemfchen hm ^ krysvolx onaangenaam den Landen; by aldien men anders 't vertrek des zei- aantiAU ven niet verwerven konde. Op welk befluit, gezonden aan d'Algemeine gemeine Staaten, zy dit antwoordt kreeghen. Uwenyver, en toeleg om 't uitheemfch Staaten, krysvolk te loozen , hoven wy ; maar met het voortßaan tot bezondren Amumn handel, Hoe gefuikerde brieven van denlioning voor AJvaas koomfie £™-*e &ngen, kuntghy immers nietvergeet en hebben-, en hoe bittre wreedtheeden u F' Ggg 4 daar
|
|||||||
£'
|
|||||
632 P. G. HOOFTS VYFTIENDE BOEK
IS79- daarnaa volghden -, als de verwe noch te vinden was , waar mee men
nu der ondhdaanen fchuldt fchildert. "De pit f en 's hoofs van Spanje leert ons de berechting aan Rhodagezonden, om de Heeren metfchoongelaatte.mzeny " tot dat men ze ver genoegh binnen hadde. Dit was de les van 'Don Joh an-, die nooit de Spanj aardis verzond', voor dat hy zich meefler waande van de voorneemlykfie fier kt en, en de Hoogh- en Nederduitfchefoldaaten genoegh op zyn' handt te hebben , om hun , wen 't hem te pa f e quaam, weederom 's Landtspoorten te oopenen. ^uam niet, in 't eerfi, de Bar oen van Seiles ge- laaden met vlaayende voorjlaaghen van 's Koninx gezintheit tot onderhoudt der Gentfche hevreeding, van de welke} als laßerlyk, hy daarnaa geengewagh wilde lyden ? Gelykerwyfe met u , nu s fpeelt men, ooverboodigh tot vertrek der vreemde foldaaten i enkel om u van ons te fcheuren, 't ontzet van Maa- flricht te verachteren, uwe fchattingen ons f onbruik te maaken > ende'their^ dat ghy denkt op te rechten •> teeghen u zelve te gebruiken j aldermeefl noch- tans 3 om 't onkruidt der wantrouwe te queeken, en u uwe bondtgenooten op den holze te haaien. 'De zelve, gewijjelyk, befloot en van den vyandt ter eene zy- de, ter andre volarghewaans, zoo om het toeruften des heirs, als om de voor- gaande brieven endreighementen van die van Arthoi's, zullen moeten hunne toevlucht neemen tot nieuwe ver bint enijfen*> enflerker werving vanvolke. 'T welk niet anders kan uitkoomen, dan op een inheemfch oorlogh, 'sgemeenen Lands ondergank, doel van alle treeken, te hoop geh aalt tot oopening eens be- zonderenpaishandels. Dies bidden wy u, hieroover niet lichtvaardelyk heen te hopen j maar te behart ighen uwen eedt, gedaan aan d' Algemeinfchap, en ons met raadt en geldt te onderftutten. Hier leit de knoop om's Lands acht- baar heit te v efl ighen i 's vyandts hoomoedt te zwichten ■> en een! vre e de te fluiten daar men zich op verlaat en mooghe. Licht ftaat anders den Vorften > wen zy zich verleeghen zien , het belooven zonder prang van volbfengen : maar alderlichfl, in den windt tejlaan hun woordtgegeeven aan onderdaanen, dien zy weederfpannigheit wyten-, en geen' trouw meinen fchuldigh te wee- zen . By be fluit wort gemeldt> hoe men 's Kaizars voorßagh van pais han- del v aft uitflelti hoe'Parma bewillight in 't Gentfche ver dr agh-> hoe't zelffie veelen geweflen niet genoegh is, -zonder de geloofsvreede. Vreemdt vinden wy dit, zeeker.. Want het voortvaarenfchort, nocht aan de Kaizaflyké Maß jefteit, nocht aan ons $ maar aan de Landtfchappen getreeden ineen' be zon- dr en handel •> die , mit ter ge oor deelt by den vyandt, hem draalen doet met den Algemeinen. Hoe wyd het ook zy , met Parma , van ons de Gentfche bevreeding aan te bieden , kan het affchrift zyns briefs , dat hier by gaaty getuighen. En d'andre Landt fchappen hebben zich wel gehoedt, vanyet- wes in 't bezonder met den vyandt te handelen , oft aan hem hunnen zin te verklaar en-y noopende't ftuk der geloof svreede, Waaruit wy fpefr' ren , hoe ghy bygebraght zyt, door eenighe booze geeft en , Efcovedoos leer- lingen , nyver in V zaayen van geloofstwift , om landtzaat teegen landfc zaat i tot verjaaghen van elkandren , en moordt in 't hondert, op te hit* f en. Dies oopent ( bidden wy anderwerfs ) uw' ooghen j ende , omhelzen- de de eendraght, zeindt herwaarts luiden met laft om raadt te flaan 5 en gemaghtighdennaa Kooien te fchikken s tot vordering van eenen wenfehe- lyken , veilighen 3 algemeenen pais , neevens ons : die ghy altyds vly* tigh zult vinden , om u gevoeghlyk te zyn > en hulp te bieden $ ende neW' vier in weighering van billyke voorwaarden s ge lyk ghy uit dubbelt van on- zen brief aan Parma verneemen kunt. De Staaten , om , door 't erinne? ren deezer waarfchuwing , 's volx gezintheit aan de hunne t'ontfteekefi> dceden eenen legpenning loopen, daar men, aan d'eene zyde > de rompen»
van
|
|||||
DER NEDËRLANDSCHE HISTORIEN. <gj
van Egmondt en Hoorne, uitgeftrekt j de hoofden op ftaaken ; aan d'andre, i jy£4
ftrydende ruiters en knechten, van elx een paar aanfchouwde -y met dit op^ fchrift: Traft atpugnar epr opatria-, quamfimulata pacedecipi: dat is j Beet er «evochten voor 't v ader landt > dan bedr ooghen door geveinsden pau. Wy- ders, op den vyfden van Grasmaant, gaf zich de ftadt van Sant Omeer in han- Santomeer den van La Motte. Ten volghenden daaghe, verdroegh met hem, door tuf- geefi **cb fenfpreeken desBhTchops van Atrecht, ende der Heeren van Seiles en Val- aan La huon, de Heer van Montigny, zoo voor zich zelven, als van weeghe des M™e'. Heeren van Heeze, ende der andre Kornellen, Hopluyden, Bevelhebberen, mWI enfoldaaten, ten getaale van zeeven oft achtduizent knechten, vierhundert me/dm ruiters, en etlyke del vers, zich voeghende tot den Koning, onder eedt van uive. deGentichebevreeding, de Vereening, en'tEeuwighgebodtnaatekomen . <l)es hadde zyrf Majefleit tefleUen eenen veldooverße behaaghende den Land- fchappen, reeds vereenight, oft noch te vereenighen, om de gemelde bondt- fchriften te volghen. En dit verding zouw krafteloos zyn, zoo de Koning die Landt fchappen niet voorzaaghe met genoeghzaameverzeekering *, ende> binnen zeekren tydt-y dieteraamenftond-i het vertrek der onaangenaamekrys- luiden befchikte ; voor 't welke zy ook tot geenen dienfi verplicht werden» Meenen, Kaffel, en andre plaatfen, by hen gehouden, met al't ge fchut en voorraadt van oorlooghe^ zouden zy ooverleeveren aan zyne Majefleit: dee- ze <> door La Motte , aan Montigny, tot betaaling des volx, veertigh dui- zendt gulden gereedt, vyventfeftigh duizendt binnen den zeflen van Bloey- waant, ende noch hondert duizent binnen den zeevenden van Zoomermaant Mdftkoomende. Deeze Heeren van Montigny en Heeze, ziende de goedren van den oordt, daar zylaaghen, niet eeven haaftigh groeyen, alszeverilon* den waaren, en zich behoeftigh van geldt tot onderhoudt hunner troepen, hadden, al oover een* wyle,' dan met La Motte gehandelt, dan met d'Alge- meine Staaten j ende jeeghens deeze, zich zoo verre reklyk getoont, dat zy de oeffening van den hervormden Godsdienft, in Vlaandre, eenigher maate, toéftonden, by punten geleekent op den neeghenden van Louwmaant, op 't Slot van Kommeene. Maar, niet kunnende hunnen eifch van de Staaten, ver- werven , ooverquaamen zy eindtlyk, als hun ook het brandtïchatten door La Noue belet werd, met den geene, daar 't meefte voordeel te bedingen was. Des daaghs daaraan, verfcheen Montigny, binnen Atrecht, ter vergaadring der Staaten van Arthois , der gemaghtighden van Henegouw , RyfTel, Douay, enOrchiersj en verklaarde aldaar, wat, tullen La Motte en hem, geilooten was, om den wegh, zoohyzeide, toteen'geduurigheyreedete baanen. Ten zelven daaghe, verrafchte La Noue, met twee duizent fchut- ia Mot* ten te voet, en zeshondert ruiters, ontrent Duinkerke, 't volk van La Motte j tes volk floegh 'er derdhalf hondert doodt, de reft in de vlucht: zulx zy twee fterkten, geßaaghen aldaar gemaakt, verlieten. La Motte zaamelde op nieuw : en La Noue ran lA maakte reekening, hem weeder by te koomen: maar quaaly k ingevolght van Noue' deVlaamingen, met lyftoght en andre noodtdruft, kon meer niet, dan hem en Montigny 't loopen,»ftroopen, en brandtfchatten, by kleene fchaaren, verbieden. De Kaizar had nu, tot bemiddeling der vreede, eenighe Ryxvor- ften verordent, by de welke, zich tot Kooien, van's Koninx weeghe, vin- den zouw deHartogh van Terranova. Waaroover, ende om teffensopan- Veï„aaa drezaaken te voorzien, d'Aartshartogh Matthias, en de Prins van Oranje de dring van Landtichappen, t'Ant werpen, t'eener daghvaart, teeghens den twintigh- Staaten ften vanLentemaant, belèhreeven hadden. Niettemin, (gelyk devryheit fAnttver* dat gebrek heeft) de gemaghtighden quaamen traaghlyk te hoop •, zulx de Pen> Landtvooghdt niet voor den elfden van Grasmaant, zynen voordel deed, ende
|
||||
6^ P. C. HOÖFTS VYETIENÖE BOEK
i <7p, ende hun, by gefchrift, etlyke punten uitreikte ; die hierop iloeghen. "2>^
Voorßel eik zich vervroomen wilde, te volftaan by't Algemein verbondt $ enderon- yan den delyk verklaart wier de, wie andersgezintmoghtenzyn. Allevlyt tebeftee- Aaushar- den in 7aanhouden der afwykenden. Echter een' v aft er vereening tuffen de tooghe volftandighe geweften te bevorderen, in deforme, die men naadejeeghen- |
|||||||||
Mathias
aldaar* |
|||||||||
woordighe geleeghenheit, zouw dienftigh oordeelen, zoo weiten aanzien van
|
|||||||||
de zaaken der oorlooghe, als des Landt beft'iers. Zich te verbinden, gelyk
oover lang was voorgeflaaghen, tot eenpaarighen voet van middelheffing, met zulke vermeerdering , als eenftemmighlyk zouw ingewillight wor- den . 'Dit alles , met behoudenis van elx voorrechten en vry doornen: ge- merkt de fch at tingen , niet door bevel, oft ten behoeve des Lands beeren, zouden opgebraght worden , maar uit kracht des verbondts, en ter gemeine befcherminge. T'oover leggen wat leeft van recht zinnighe geloofsvreede te raamen waar e, om voortaan alle fcheuring en tweedraght te weeren. Uit eiken gewefte te zeinden luiden van erv aarenis, acht baar heit, en bekende liefde ten vader'lande, metgenoeghzaame mäght, om te raaden en beftuiten in ftoffe van oorlogh , die geeft' uitftel lyden konde. Belangende den paü- handel, te volghen de punt en, ontworpen engeraamt by der Staaten gern agh- tighden f Antwerpen . Orde te fc haffen op de betaalißg der foldaaten, tot beetering der krystucht -, ende d'acht baar heit van zyny Hoogheit, vandege- maghtighden der Staaten, van de Stadt houders der geweft en, vandeMaje» ßraaten, te her feilen naar behoor en. Te f einzen op middelen, om, terwflmen van vre e de handelde een heir van paard'- en voetvolk op te rechten. Boe- ven al, raadt te vinden tot ontzet van Maafiricht. Voorts namElbertus Reede van Leoninus, Raadsheer van Staate, 'twoordt, en vervolghde, op deezen Zeomrns. zin . Uit het vertoogh zyner Hoogheit, myn' Heeren, kan u blyken, hoe 't Neder duit fch geflacht nooit in gelyken laft, nooit de Staaten beroepen waa- rentot raadflagh van zulkengewighte, als de jeeghenwoordighe. Ghy vindt u hier niet , om nieuwen Landsheer in te hulden , een* ooverdraght van Kaizar Kar el op zynen zoontebe'aange?iaamen, en aan't we Ibe haaghen der Vorften uw zeeghel te ft eeken ■■> pleghtigheeden vanfeeft en ftaatzy, gewoon, in ongerepte ruft*, enftreekvanvroolykevoorfpoedt, voormaals de ftof der algemeine daghv aar ten te weezen. Maar de deerlykegefielt enis der dmgen, de zorghen en gevaarlykheeden van eenen bangen tydt, hebben u althans ter zaameningegevorder't. Men ziet het Landt verftoort, verdrukt, verdorven van den Spanj aardt, en noch geen eindt van aanvechting. Op 't uiterfi komt hé aan j op behoedenis van hals , haave, vrouwen, kindren, den ganfchenftaat; voor moordt, roof, hoon, eeuwighe flaaverny, enondergank. By de ftrot heeft ons dit eevel, onmooghelyk f ontworfielen, zoo men voort vaart in deeze verwarrenis, elk zonder hoogher dart zyr' etghen kop te ken- nen; zonder af te ft aan van onderling twiften en dwars dry ven •, zonder veir- dighe fcheutigheit der fchattingpenningen, daar 't gevaar ons is maanende. ^Dan, indien ghy, op de voorzienigheit, deughd, en dapper heit derwelke, alle ooghen der Landt zaai en wachten, naa de handen der welke zoo meenigh duizent zielen zien, die haar heil daarin vertrouwt hebben, u, met ernft en yver, wilt quyten tot betoogh van 't hart, dat elk den vaderlande fchuU diigh is; de deureflaat noch oopen, om, niet alleen onzen benaauwden Landts- luiden en Bondtgenooten onderftandt te doen j maar, om , by weeghe van weigereeghelde waapenen, de fmart onzer wonden met eenen zaalighenpaisW zalven . 'Dees kan ons niet ontftaan, zoo de vyandt ons beftendigh fpeurt, in eendraght, zin, en moedt, omgeene middelen, die ons Godt verleent heeft, tefpaaren, in'tbefchermen onzer lichaamen^ goedren3 en vry doornen. Slap'
f en
|
|||||||||
DER NEDERLANDSCÜE HISTORIEN. <%£
pen wy daarenteeghen, oft geevenyetwes toe, daar anxt uit te fpetten zy,
dat zal hem de bor ft opblaazen, onze reeden tot onreeden makken, onze quaa- len ongeneesiyk. D' aalouwtheit verftondhaar ft uk. Cupidislibertatis(zeit 'er een) tumdemumde conditionibus pacis agendum eft, cum authoftium copias vicerint, autfiium robur viribus eorum a^quaverint. Talem enim o- mnes pacem habituri funt, qualem finem belli fecerint. 'Die naa vry heitjooken, dienen dan eerfl van vreede te daadingen , als zy 's vyandt s heir oover* wonnen , oft hunne kraften teeghens de zyne vereffent hebben. Want hoe- daanigh een eindt elk van oorlooghen maakt, zoodaanigh een pais zalhemge- beuren. Met middels genoegh om Maafiricht f ontzetten heeft Godt ons bege- naadight. Laat en wy die fladt verhoren gaan y de vyandt, me e ft er aldaar, zal 't ook van den Koolfchen handel zyn, en ons eenen pais van zyn maxel geeven. Verkloeken wy ons , naar maght en plight , tot hulpe der be~ leegherden -y onze acht baar heit zal opluiken-, de vyandt zyn' fchoot op hou- den , en zich lichtelyk berichten laaten van de billikheit onzer voorwaar- den . Behartight dan (dtt bidtuzyn Hoogheit, dit de byfiaande Heeren) de zaak naar haaf waardy: wendt het oorbaarlykfte voor, en volbrengt het op 'tfpoedighfte . 'Deez' is de ftondt , deez' de'flip, tot aanßaaghen^van Hem, en om zoowelvoordeel als lof te behaalen. T>eezegeleeghenheït ver- vlooghen zalu niet danfpaadt berouw, en een eeuwigh naakyken laaten: noch te emmer diergelyke verfchynen tot weering uws verder fs. Want het bewys uwer trouwe aan eedtverwanten zoo vroom en flandtvafiigh , 't behouden van zulk een! fladt daar de ver ze ehr ing der andre aanhangt, 't verloffender Landen uit allen kommer, 't verwerven van middel om d'afgequelde onder- zaaten te tr ooft en met gewenfchtenpais -y aldit zalflechts een werk weezen. Heeft men eertydts , onder den Hartooghe van 'Alva en 'Don Louis', zoo veele tonnen gouds , tot kooppenningen onzer eighe dienft baar heit, opge- braght i wat loomheit j wat domheit magh ons althans hart en har f en ver logt houden, dat wy ons niet ongelyk ruimer in 't uitreiken zouden toonen, nu 't der befcherminge van vry heit y goedt, bloedt, wyf, kindt, is geldende ? goede wil) en die gefchiktelyk te werk geftelt , is raadsgenoegh tot alles. Want de fchaaden, totnochtoe geleeden, en 't groot verloop onzer zaaken, zyn geens- zins ge fpr o otevi uit onze zwakheit, oft uit het vermooghen des vyandts s maar uit onze eighene onachtzaamheit, wanorde , traaghe raadtfluiting, taaye betaaling der vereifchte fchattingen : der voeghe , dat onze dwaas- heit hem voor wy sheit gedient heeft. Landen, die(gelykde Hiß orten wyd- luchtigh ontfouwen) ouwlinx, als zy nochgefcheiden waar en, aan Koningen en treflyke mooghentheeden hebben t hooft darren bieden, zullen die, nute zaamen verknocht, heyghen in 3t oprechten van een aanzienlyk heir, tot vefting van hunnenfiandt ? Maafiricht verleeghen laaten, dat zoo bequaame- lykgeredt kan worden? en geen1 orde weet en tefteïïenopdereftderzaaken? Elkpeinze y wat onze voorouwders, moghten zy opzien» zeggen wilden > wat ondank, wat verwyt men aan de. naazaaten verdienen zal, indien wy de vry heit engloory, geer ft van de eenen, onder verbandt van ze naa te laa- ten aan d'andren, zoo quaalykteraade houden, ende ons zelven, en den ge e- nen, die de natuur ons op 't hooghft aanbeveelt, het alderkoftelyxt onder de zon, door vuidigheit, f onbruik maaken. Wee ons! wee onzerfaame ! koo» men wy haar en ons zelve zoo verre te vergeet en. Men ft eile dan , in 't ge- meene gevaar, alle knibbeling om voorrechten en eighe baat ter zyde, ende neeme tydtlyk, op de punten voorgedraaghen by zyn' Hoogheit, een beßuit waardigh der Ne der duit f che deftigheit j terwylmen een langduurigh quynen,. en endtlyk verfmaghten, met een oorlogh, kort enfcherp, van drie oft vier maan?
|
|||||
;
|
|||||
itt
|
|||||
Ó36 P. C. HOOFTS VYFTIENDE BOEK
i <t<). maanden, kan afkoopen. Nut en noodt, zoo klaar en kraftigh aangeweezen,
neepen genoegh, #om de gemoeden tot teeghenweer op te wekken : dan elk was eeven fchuw van deborzebet teoopenen, dryvende, dat zyn geweft Hafpelïng maar te veel aan 't onderhoudt der bezettingen te draaghen had. Thans ftelde vnder de d'een denouwden voet van omflaaghen voorj d'anderden tienden en twin- staaten- tighflen penning van d'inkoomende koopmanfchappen ; zommighen den hondertften van alle tilbaare en ontilbaare goederen. Drieduizent paarden, kortlings geworven om tot Maaftrichts verloflïng te dienen, fooi- den het Sticht van Uitrecht, met uitftelvan optoght, tot dat men hen ee- nigh reedt geldt j ende noch bezonder bondtfchrifr der Staaten van Hol- landt enZeelandt , Jamt der fteeden van Gent en Antwerpen , voor goe- de betaaling , deede hebben. Dit haaperde al een' wyl. Niettemin, die van Hollandt , inziende den laft dien 't Landt leedt, ende wat het hun waardt was hunne grenzen onbeftookt te houden , bewilligden endtlyk ; mits dat die van Braabandt , Vlaandre, Gelderlandt, Uitrecht, Oover- yfïel , en Vrieslandt, hun brieven van fcbaadeloosheit leeverden. Eeven- wel werd het Sticht niet ontlaft van de ruiters j mits dat zy weigherden oover Aarn|iem te gaan, uit vreeze voor den vyandt, by mangel van voetvolk. D'andre weeghen waaren niet, oft qualyk te bruiken, om den inbrek des waaters5, en onveiligheit eenigher dyken. Bequaame fcheepen genoegh , om hen van Dordrecht oover te zetten, wift men ook niet te vinden. Zy waa- ren, maar voor drie maanden gefbldight, en verwacht van tweeduizent andre ruiters, en tneeghentigh vendels knechten, die eeven vruchteloos den tydt verfleeten. De Prins van Oranje ftond ooverboodigh, het voeren des oorloghs, voor een vierendeel jaars, aan te neemen, indien mendriehon- dert twintighduizendt gulden ter maandt verfchaffen wilde -, en daarenboo- ven, veirdighlyk, vierhundert zefïèndertigh duizent gulden, tot het ont- zet van Maaftricht: zonder welke verzorghing alle zorghen ydel fcheenen. Niet verre worpen dit die van Hollandt, Zeelandt, en Antwerpen: dan 't be- fluit droegh lang aanj ende veel zich toe middelerwyle, dat de dingen ver- arghde. Wyders raamde men een' nieuwe form van vereening, en zond ze aan degewefteni doch, alzoo zy reeds, vooreen goedt deel, d'Uitrecht- fche aanveirdt hadden, vondt men beft, daarby te volftaan. Ookdeeden die van Hollandt en Zeelandt aantuighenis, hoe zy de Vereening, gefloo- ten tot Bruflel, den neeghenden van Louwmaandt des jaars vyftienlionderü zeevenentfeeventigh, ende'tEeuwigh gebodt, van geener waarde kenden. Voorts werd 'er geraadtflaaght, noopende den vreedehandel tot Kooien, en oover 't inftellen van de laftbrieven en berichtfchriften der gemaghtighden ? die daar te verfchynen hadden. Die van Hollandt enZeelandt, ooverwee- ghende dit ftuk vooraf, en in 't bezonder, met den Priniè, dreeven, dat men den gezuiverden Godsdienft , zonder toeftandt van eenigen andren binnen die geweften, uytdrukkelyk bedingen moefte: gemerkt men nu met den Koning, ende met met de Landtichappen te doen zouw hebben 5 ende dat de voorwaarden van La Motte klaarlyk van 't handthaaven des Room- fchen geloofs waaren meldende. Zyne Doorluchtigheit wees hun voeghly- kerwegh: te weetenj flechts op't onderhoudt derGentfche bevreedinge te ftaan: 't welk, verworven, den Godsdienft , het Stadthouderfchap , en eenighe andre punten zouw vaft ftellen • zonder, op nieuw, in eenen doolhof van twiftreedenen te treeden. Immers (docht hun dan) diende bevoorwaardt, dat zy zelve , rfaa de doodt zyner Doorluchtigheit, eenen andren Stadt- houder zouden mooghen kiezen: 't welk, by 't Gentlche verdragh, niet be- iprooken was. Maar de Prins vond aanftootelyk, hieraf eenighgewaghte maa-
|
|||||
DER NEDERLANDSCHE HISTORIEN. 637
maaken. Veel' andre zaaken , ter handt getrokken op deeze vergaade- 1575?.
ring i bleeven gefchorft, mits het zeinden om kennis van den zin der naa- der Vereenighde Landtfchappen > van waar het zich aanzien liet dat de trooft der reddinge koomen moeft. Deeze traagheit > en dat men zy ne ver- tooningen zoo luttel behartighdet, verdroot grootlyx den Prinle -y zonder nochtans zyn geduldt zulx te matten , oft hy hield geftaadelyk aan , in 't gemeen , in 't bezonder » met prikkelen en voortdryven •, boovenal, tot flaaking des belegs van Maaftricht. Daar binnen vonden zich ontrent dui- Be leg van zent j zoo Nederlandtfche > Franfche , Engelfche , als Schotfche foldaa- Maa- ten j twaalf burghervendels , fterk , 'teen door 't ander , ten minfte hon- ßricht. dert man' , ftrydbaar volk in den aardt 5 tweeduizent boeren , derwaarts gevlucht met wyven, kindren , haave 5 een behulp in delven en fchan- fèn ■-, niet loom ook , • als 't 'er toe quam , om den vyandt te kleunen met dorfchvleeghels , toegeftelt te dien einde , en beflaaghen met yzer; ver- fcheide vernuftelingen , onder de welke , in gaauwheit van geeft, uitftaa- ken Sebaftiaan Tappin een Francliois , en een Spanjaardt Ma^ana ( zoo wordt hy van Carnero , van andren Moncada genoemt ) die den Prin- fe van Oranje , etlyke jaaren , gedient had. De Heer van La Noue , tot Ooverfte der ftadt gekooren , bëyverde ten hooghfte haar' behoudenis. Maar, achtende dat ze voorneemelyk aan onderftandt van buiten hing, en met het verzorghen van dien 't merklykfle voordeel te kunnen doen, had hy niet raadzaam gevonden , zich daar binnen te gaan fluiten , zonder taamelyke maght mee te brengen. Ende als hem die } mits de wanorde der regeeringe , naa te veel marrens , verïchaft was, trof hy alle toegan- gen dicht. Alzoo liet men 't bewindt der verweeringe bevoolen aan Mel- chior van Zwartfènburgh , van Herle, man van raadt, en minder van moedt niet. De Spaanfchen waaren , in deezer maniere, rondom uitge- breidt. Voor Wyk, het kleenfte deel der ftadt, ende vaft aan de zelve met een' brug oover de Maaz, lagh Mondragon met eenen hoopvolx: aan de Brabandfche zyde , ten Noorde , teeghens oover de Hooghteir poort, het regement van Lombardye , met eenighe Hooghduitfche en Walfche ven- delen : ten Wede de perfoon des Prinfen van Parma, met d'aanzienelykfte Heeren-, te zyner rechte handt het* regement der Verbinteniflè, 't welk *Terzo dien naam behouden had feedert de zeetoght van Don Johan teeghens den de"alega- Turk^ voorts eenighe andre Hooghduitfchen en Waaien, enderuitery: bet Zuidwaarts , teeghen oover Sant Pieters poort, de Heer van Hierges Oo- verfte van 't gefchut, met een deel Hooghduitfche en Walfche knechten. Met twee bruggen, d'eene beneeden, en d'andre booven de ftadt, werd het leegher gehecht, en de ftroome geflooten. Met toevoer, leening van veel gefchuts , en vierduizent berghknaapen , afgerecht op mynèeren in de yzer-, kool -, en fteenhooien, werd Parma gerieft by de Luikenaars \ 't zy uit ouw den haat op de Neêrlanders j oft uit nieuwen, om geloofsfchil} oft door bedryf des Biflchops. Teeghens eene gordyn , erkent voorde zwakfte, by de Bruflèlfche poort, ftelde men twintigh muurbreekers, en dertien veldt- ftukken te werke. Maar als de muur gevelt was, oopenbaarde zich de dooling, schieten en en een' nieuwe wal van aarde, geveilight met graft en ftrykweeren. Farnee- formen op ze, niettemin , zich verlaateride miflchien op het mangel der graft, ter plaat- Ae ftadt. fen daar de nieuwe Igfte aan d'ouwde verheelt was, beval toe te ftree- ven : 't welk driewërfs beftaan , en t'elken werve kloekelyk weederftaan werd. Dies fticht men noch een' beukery , by de Hooghter poort, nee- vens 't waater •, van oover 't welke Mondragon ook etlyke ftukken zyde- linx fpeelen deed: zoo dat *er in alles wel vierenvyftigh donderden . Dit Hhh duurde
|
||||
T
Ó38 P. C. HOOFTS VYFTIENDE BOEK
f7$. duurde den gantfchen zeevenden van Grasmaant, de nacht, en tot ero-
ver den volghenden middagh j en maakte , aan eiken oordt, een' reede- lyke oopening. Toen doet zich 't Lombardiche regement voorts, met eenen hoop Waaien en Hooghduitfchen , aangevoert by Fabio Farneze maaghfehap van Alexander, om de Noorder breuk te beklimmen. Teffens ruftte zich 't regement des Yerbonds toe , metverfcheiden'Hooghduitfche en Walfche vendels , teeghens de Zuider. Een ravelyn alhier , zwanger met veertien tonnen kruids , werd, rechts voor den aanloop , ontfteeken: met aaverechtich geluk: want de benauwtheit des vuurs , vindende elders te veel werx , floegh achter uit ? en wel vyfhondert man van den vyandt ter needer. 'T welk den verweerderen meer moedsgaf, dan 't den aanlegge- ren benam. Zy maaken gang , en peuren tot op de rug der breftè. Daar ftuitte de toezet -, ende werd , voet by voet, handt voor handt, onver- tiaaghdelyk gevochten. 'T gefpel begon maar, als 'er een man te paard komt aanrennen, roependej Zeeghe> &eeghe> xeeghe, Sant Jakob, V regement van Lombardye is binnen. Twee andre volghden daatlyk , met de zelffte kreet. De Spanjaards, geftceken van nydt en naary ver teeghens d'Italiaanen, duwen reukeloozelyk aan , zoo dicht gepakt, dat d'een den andren belem- merde , en de koeghels, morrende uit de ftrykhoeken, ooveral vulte, nerghens ydel vonden. En de verdaadighers, geleert alleen naa 't woordt hunner be- velhebberen teluifteren, andre geruchten in den windt te flaan, volftonden eeven vuurigh, zonder zich aan dien roep te keeren. Ook was 't niet dan een' vond des vyands, om den zynen 't hart t'ontfchindelen, den fleedelingen lèhrik aan te jaaghen. En met gelyken uitgang werd het zelfïte bedrogh, aan de Noorder bres, verzocht. In zeekren tooren, daar ontrent, waarenzes Icaamerftukken toegeftelt, die, door de veirdigheit van laading, met fchroot enkeetens, den drang van de beklimmers dapper dunden. Die van binnen y verden elk om 't zeerft, foldaaten, burghers, boeren, man, wyf, jonk, oudt, zonder arbeidt oft gevaar aan te zien. Ter wy 1 men 't aldus drok, en all' de zinnen op't vechten gefpit ft heeft, werd, tot beide de ftormfteeden, by d'eene en d'andre parthy , 't vuur verachtelooft , zulx dat het, in't kruidt geraakt, meenighte van menfehen jammerlyk bernde oft zengde , en een yslyk kermen deed opgaan. Parma, bezefïende denlaft der zynen, zond, ter eene plaatfè tweemaals, ter andre vyfmaals, verfch volkaan. Maar de laaften waaren niet zoo wakker in't opftyghen als d'eerftenj die, bloe- deloos , verminkt, en fchendigh getaiftert, ai jankende hen verby kroopen, voorbooden der ontfankenis, die zy booven te verwachten hadden. Endt- lyk , als 't aan den aavondt ging , deed hy de aftoght luiden : waarop de bezettelingen en burghers 'uitvielen , in hoope van 't gefchut te vernaa- ghelen * maar werden ras te rug gedreeven. Bet dan tweeduizent man' hield men dat Parma , in deeze twee ftormen liet: waaronder Fabio Far- . 'neze, en verfcheide getytelde Heeren , met veel andren Italiaanfchen, ^paanfehen , en Nederlandtlchen aadels, tot aan den kant van vyftigh bevelhebbers. Een lufthuis , ftaande in 't leegher , werd bekeert tot een gafthuis voor vierhondert gequetften , die niet alle opftonden j hoeweihen de Veldtheer met groote zorghvuldigheit deed koefteren. De meefte neêrlaagh , onder die van binnen , quam van 's vyands gefchut, en ging qover de delvers. Des andren daaghsMeeden zy wieder eenen uitval op Mondragons oordt, en te gelyk eenen andren op cffin van 't Lombardfch regement, tot bewys dat hun 't hart niet kleende. Ende kromp nu de hoope der beleggeren , ontdekkende meer zwaarigheits in den aanflagh > danzy zich ingebeeldt hadden. Maar Farneze , (wiens eerfte van belang
deeze
|
||||
DER NEDERLANDSCHE HISTORIER 63p
deeze was ) weetende wat naafleep de beginfèls der oorlooghe hebben, en 1 57p*
duchtende aan 't optimmeren zyiier achtbaarheit, indien het hem met het legden der gronding' ontfchoote, verhardde teeghens de weederfpoedt aan, ende bleef by zyn voorneemen. Het afgeftorven tal hervuld' hy uit de naafte bezettingen . By de Bruiïèlfche poort deed hy een' platte kat (lichten, en be- laften met gefchut* niet zoo zeer om de ftraaten te veeghen, waarteeghens de beleegherden zich met blindiels en anderszins voorzaaghen -, als om het ra- velyn te plaaghen: naa 't welke, wel vyf weeken lang, met fchieten, mynee* renj werpen van vuurwerk, en ftormen , gedongen werd : koftended'ee- ne dagh door den andren ontrent twintigh menfchen 't leeven. Endtlyk werden de Spaanfchen hier meefter van den bedekten wegh , die , naar Parmas gevoelen , noch wel een wyl te houden geweeft waar. Ook be- ftonden zy , zich te fterken op zeeker eilandeken , geleeghen voor de ftadt , en bequaam om haar moeite te maaken. Dan die van binnen groet- ten hen zulx met grof geichut, dat zy werk ftaakten , en verhuisden. Parma woelende nacht en dagh , diende zich zoo wel van de foldaaten in het delven , als van de geenen dien 't hun ambacht was. En men wil, dat in dit beleg tweeëntwintigh mynen gefprongen zyn. Twee werden 'er ontdekt van de verweerders , in eenen heftighen uitval, dien zy , den derden van Bloeymaant , deeden , met groote moordt onder den vyandt. Jaa zy keerden te rug } zonder eenen man achter te laaten j doch met zommighe gewonde. Dusdaanigh krysbedryf gebeurde daar dikwylsj zulx Parma , op den derden van Zoomermaant hun aanfehreef j Hoe hy , zich Parma erbarmende oover zoo vroome krysimden , bereidt was , hun een eerlyk fi'°ryp am verdragh te jonnen. Zy [peurden genoegh , dat het, in deezen flaat, ee~ ■met lange met hun duur en kon, Tot ontzet, geen fchyn altoos. T einsden & er eKt zy anders y 't hield aan hem niet, dat zy geen' booden uit fchikten , dien bomen en keeren z-ouw vry flaan , en V ganfeh leegher te bezichtighen. 'T fchoot nu diep in den tydt der genaade : den welken zoo zy verhopen lieten , zouden , niet hem , maar hunner hardnekkigheit, hun verderf te wpen hebben. Scherp antwoordt kreegh hy hierop: dat zy noch Q Gode Krygbt lof) geenen kommer leeden , die hun zwichten van laßer en meineedt ver- fier mlh fchoonen kon. 'T moeß' 'er anders op aankoomen , met luiden , dien geen' wm"u weerbaarheit , dan naa verlies van handen en armen 5 geen moedt, dan met het grontzap hunner aadren , ontbreeken zouw. *Proef t'oover, van de ge- naade der Spanjaarden: ook kruidsgenoegh en loods voor hun. Ging dit zoo vaß niet in hunnen zin; zy moghten aankoomen , men zoud' hen uit die twyjfel helpen. Toen de beleggers weeder aan 't beuken op de borft van 't ravelyn j Ben rav** voorts geftormt zonder ophouden, tot dat zy 't in hun geweldt kreeghen. tyn der Hier meede, en mits detoorenkens derpoorte ook ter neer geworpen waa- ft^tver- ren, bleef dat eindt bloot van ftrykweeren, ende niets dat hun verbood de lomn' graft te vullen, en in de fchoejing dervefte te neftelen. Seedert zweeghde kartouw -, ende was 't 'er met wroeten in d'aarde te doen: uitgezeit dat Parma, door dreyghementen van aanval, de fteedelingen geduurighlyk in roere hield, en zocht af te matten, De Heer van Hierges., oudfte zoon des korts ooverlee- Hierges % den Graafs van Barlemont, werd, te deezer tydt, met een' koegliel getroffen, gefilmten, en ftorf des andren daaghs: een man van grooten aanzien, en dapper naar ge- ^verlyd, lang; 't verlies van wien de Veldtheer zeer ter harte trok. De Staaten waa- ren, zoo nu, zoo dan, ver wittight geweeft van de gefteltenis der ftadt, by boo- den liftelyk doorgeftoopen •, vaaken by teekenen van rook, vuur, vaanen, „,. op den tooren. Met den dienft der duiven , in 't briefdraaghen , had men van>fon^ 2lch ook beholpen . Ende Cgelyk booven geroertis) aan den Aartshartogh %eu Hhh 2 Mathias,
|
||||
640 P. C. HOOFTS VYFTIENDE BOEK
1579* Mathias , en den Prins van Oranje, fchortte 't vordren van 't ontzet niet
Maar d'ongelykzinnigheit, zelfs onder de volftandighe Bondgenooien , 't gebrouw van La Motte, de Walfche geweften zwanger met nieuwen oor- logh, en verfcheiden'andre toevallen 9 hadden der Staaten kraften gekort, verleemt, belemmert. De vyandt, nu, lagh hecht, en zoo wel van achtre, als van voore, begraaven om Maaftricht: geene vaftigheeden •, daar ontrent, tot der Staaten verdoen, om de aantoght der hulpelingen te begunftighen. De ichier eenighe toeverlaat, derhalven, om denondergank der beleegher- den te verhoeden , was een' fchorfïng van waapenen. En zy hadden hun- nen ge maghtighden orde gegeeven, hiernaa, met allen ernft, te trachten. Te weeten; al op den neeghenden van Grasmaant, was laftbrief geteekent, de welkefprak uit naame van den AartshartoogheMathias, vandePrelaa- ten, Eedelen, Gemaghtighden der fteeden, t'Antwerpen vergaadert, uit- beeldende de Staaten; ende hield op de Heeren Philips van Kroy, Hartogh van Aarfchot -s Johan van der Linde, Abt van Santé Geertruids; Fredrik van Yve, Abt van Marolle; Bucho van Ayta, Prooft van Sant Baafs tot Gent; Gafpar Schets, algemeinen fchatmeefter der Koninklyke inkoomften en geldtmiddelen ; Franghois van Oignyes, Heer van Beaurepar ; Adolf van Meetkerke, Schildtknaap; Adriaan van der Myle , der Rechten Do&oor, Raadsheer's hofs van Hollandts Benardt van Merode, Ridder, Heer van Rumen; Adolf van Goer, Heer van Kaldenbroek ; en den Do£boor der Rechten Aggeus van Albada: die alt'zaamen, oft vyfoftzesvanhun, zouden mooghen verding maaken, noopende den pais, volghends bericht- fchrifthunbehandight. De Heer van Oignyes, mits't verwydren der Waa- 'Seginvan len, bleef achter. Merode en Albada woonden tot Kooien. D'andrewaa- faiihandel ren aldaar verfcheenen , op den vierden van Bloeymaant, ende haddeny tot Kooien, tot hunnen geheimfchry ver, gekooren Jan van Keflèl. Een' wyl tevooren, waaren, van's Kaizars weeghe, als middelaars, ter zelve plaatfegekoomen, Heeren , Jakob , Aartsbiflchop van Trier: Gebhart, Aartsbiflchop van Kooien; Julius, Biflchop van Wirtsburgh; Warner, Heer van Gimnik, in plaats des Hartoghs van Gulik; en Otho Henrik, Graaf van Swartfen- burgh: van weeghe'sKoninx van Spanje, Karel van Arragon , Hartogh van Terranova, hebbende tot raadsluiden Maximiliaan van Longeval, Heer van Vaulx, Johan Fonk, Prooft; Kriftoffel van Aflönville, Raadsman des Koninx; en tot geheimfchry ver, Urbaan Schaarenbergh. Ook had zich derwaarts vervoeght Heer Jan Babtifta Caftagna , Biflchop van Roflan, 's Paus boode, die zelf naaderhandt den Roomichen floel, doch weenigh daaghén, bezat, en Urbanus de zeevendegeheetenwerd. DeKaizarlyke middelaars hadden, uit eighe beweeghenis, beftandt voorgeftelt; en de Beßandt Staatfche gezanten ftyf genoegh daarop gedrongen. Maar de Hartogh van voorge* Terranova hield de zaak in de waaghe, met bybrengen, dat de laftbriefder fielt, te Staatfchen gebreklyk was, ende dat men geen' waapenenplaghtefchorfèn, vergeefs, daar de pais noch zoo verre, als van der Staaten zyde, te zoeken Icheen. Eens gepraamt op dit punt, door den Aartsbiflchop van Trier, verklaard' hy, daar- in te zullen bewillighen, indien men hem verzeekerde, dat Maaftricht, zoo de vreede niet voortginge , den Koning herleevert zouw worden. Waarop . d'Aartsbiflchop vraaghde, hoe de herleevering gefchieden konde van een' middelen P^aats noc^ nicz ingenoomen: ende de Hartogh antwoordde, dat hy ze reeds voorce- genoeghzaam in 's Koninx maght, hield te weezen. De Staatfchen, hieroover, (laaghen verzochten, dat dan ten minfte de ftadt, als onpartydigh, en behoorende ten om Maa- deele, onder den Biflchop v^in Luik, Vorft des Ryx, in handen van de mid- firkht te delaars, geftelt wierde. 'T welk verworpen by den Hartogh j floeghen, ten behoeden. L laafte, |
||||
DER NEDERLANDSGHE HISTORIEN. <%1
hafte» de middelaars voor, van de ftadt aan Parma in te ruimen, onder be- 1 575?.
fprekvanlyfj goedt, eerete behouden, en dezelffteweldaaden te genieten > die men, aan d'andre Landtfchappen, by flot van paize > zou w toeftaan., Hier- op wendde Terranova voor, dat zynmeefter hem 't handelen vanvreedebe- voolen had, maar 't krysbeftier aan Parma: dien hy hieraf wel fchry ven wilde s zonder nochtans te verzeekeren, oft hunne begeerte verwerflykwaar* ge- merkt zyne blindtheit in de zaaken van Maaftricht. Dit, verftaan op den vierentwintighften van Zoomermaant, en ooverwooghen by de gezanten der Staaten, deed hen oordeelen , dat de Spanjaardt, verhit op wraak en roof, zich , zonder die , niet paayen zouw , zoo hy kans zaagh' om de ftadt met geweldt te veroovren: zoo niet; dat denbeleegherden'thartby* fter zinken moefte door 't hooren van hunne bewillighing in zulk een'ver- dragh, die ook niet te verantwoorden waar, zonder klaar verlof hunner Mee- fteren. Waaroover hun beft docht, af te veirdighen aan de zelve, endaar- entuflèn de middelaars met de zaak te laaten begaan , op hoope dat hunne barmhartigheit ter noodt, eenighe uitkoomft zouw vinden. De beleegher- den, midlerwyle, ten hooghfte benaauwt, maakten, op den drieëntwintigh- ften van Zoomermaant, eenen man uit te kryghen, die, met maghtigh ge- vaar zynslyfs, t'Antwerpen raakte, en'svyandtsvoortgank, en hunnen af- brek, den Aartshartooghe, enPrinfè, te kennen gaf. Deeze zonden, den vy ven twintighften, eenen brief af, met opfchrift aan den Ooverfte, Bur- ghermeefters, Gezwoorenen, Raadt,Hopluiden, burghers, foldaaten, en Troeßbrief huisluiden, binnen Maaftricht: ende verhieven, ten heemel toe, hunne aan die vroomheit, en verdienften opdenftaat, neevensverzeekering, datzy, eer v^n^attm, vyftien daaghen omliepen, van ontzet verneemen zouden. Grootlyx trooftte * n dit de beleegherden. Elk ftyfde 't gemoedt, om, met dulding en daadt, den geftelden tydt te bereiken. Dan, wat fpoorflaaghen de geeft gaf, 't lyf ging «p maar voet voor voet. Kling, koeghel, peft, en andre fmettende quaalen, die uit armoe, ongemak, en wanhaavening fpruiten, hadden veelen hunner wegh genoomen, en 't getal der bezettelingen op min dan de helft gebraght. Een deellagh 'er aan knellende, oft quynde aan flytende ziekten. Arbeidt, wachten, t'fchrap ftaan, hielden ftreek, en quaamen te korter om. De vyandt had verfch volk gekreeghen, en zich, door't reppen der fpaade, welhaaft booven op de vefte, en in den puinhoop der poorte, geleeghertj zulxhet uitkeeren alleenlyk aan eenighe affnydingen hing. De tyding van kryszaa- mening onder den Graave van Hohenloo, en 't weeten-, dat men niet weet, wat fteekworp op den teirling der oorlooghe loopen kan, rieden hem, met affpoeyen van 't eene werk, de moey te en 't gevaar van 't ander te fpaaren. Op Zondaghdan, achtentwintighften in Zoomermaant, 'suchtens, komt hy Meun« met vreeslyke vinnigheit, aanvlieghen -, knoopt den eenen ftorm aan den vechting andren, totneeghen in getal, den aavondt aan den dagh, de nacht aan den derfladt* aavondt. Al welk geweldt, door de ftandtvafte manhaftïgheit der fteede- Hngen, geboft werd. Maar deeze, benoodight, nu etlyken tydt, als te woonen aan den wal, aldaar ter greep hun voedtfelteneemen, te vernach- ten in dewaapenen, waaren zulx uitgewaakt, afgeflooft, en ten einde van aadem , mits 't uitftaan van dit treffen , zoo fel, en dikwyls hervat, dat den meeften deelé maght ontbrak, om zich op de beenen te houden. Hier- door gebeurd' het, in de morghenftondt, dat de walhoeders, verwonnen van vaak, aan 't fluimeren floeglien, en hun dezorgh der wacht ontgleed. *T welk gefpeurt by de Spaanfchen -, gaan zy 't den Prinfè van Parma ver- kundtfchappen. Die ontbiedt, van rot tot rot, dat men veirdigh zy -, en beveelt den wal in groote ftilte > te beklimmen. 'T gefchiedt. De waa- Hhh 3 kers,
|
||||
64,2 P. C. HOOFTS VYFTÏENDE BOEK
15-79. kers, onverziens aangerand, worden afgemaakt. De toevloedt waft (poedigh
vie won en meeft al 't heir ftort ter ftadt in. Wat hun voorkomt is 't lyf quyt. De onge« venaß, en naê baart wanhoop, wanhoop dullen moedt, daar men 't weeren en 't wyken overvallen, doch eeven dier bekoopen moeft. Hier bezettelingen, gins burghers, elders ' boeren, drommen zich t'zaam in de ftraaten, en bieden forslyk 't hooft. Veele vrouwen, daaronder, laaten 't leeven op de plaats: andre geholpen van maaghden en jongens, fmakken met fteenen en ander tuigh, uitdevenfters, en van de daaken. De tfaaghende meenighte neemt de vlucht naa de brug. Daar vallen d'achterften op de voorften, en ooverromplen zy zich onderling. Deez, gedrongen door zy n' meêgezellen, raakt aan 't wippen ter zyd' af: die, met den vyandt op de hielen, waaghtdenfpronguitverbaaftheitj endaarde Spanjaardt niet toereikt, doet deitroomhem 't werk te vooren. Anderen, mingejaaght, maar tenuiterfte vertwyfelt, loopen, in plaats van ze te vlie- den, der doodt tegemoet, met kiezen van het waater. En't gaatzeekerge- noeghj van moeders zoo mistrooftigh, datzy, woedende teeghens haar eighe kindren, als uit erbarm ing, hen in de vloed t, en zich zelve daar naa worpen. Meer te moorden fchier was 'er niet, als Parma liet. uitblaazen en omroepen, dat menyder, die de waapenen afleidde, te fpaaren hadde. Toen ging het plondren aan, en 't pynighen, der maate, om zwaar raniben te bedingen, dat d'ooverblyvelingen zich hunner behoudenis beklaaghden. D'Ooverfte, Zwartfenburgh van Herle, was verflaaghen. Den vernufteling Tapin, zeer gewondt, werd het leeven gefchonken, om zyn' weetenfchap en dap- perheit, enten aanziene dat hy geen onderdaan des Koninx van Spanje was, Mancano moert deur de fpiefïen. Wyk verworf voorwaarden, door beede van eenighe grooten. Dit had Maaftricht te baat van zyn' onkreuklyke trouw, en van geacht te zyn voor een' ileuteldes lands. Lang lagh het fint als woeft, en een enkel neft van foldaaten, die, by mangel van andre berning, deleedighe huizen afbraaken, om vuur teftooken. Want, van fchaars vier honden burghers die 'rafquaamen, vertoogh het meefledeel: ende 't geen weederom de ftadt eenighzins bevolkte, was een' zwerm Luiker Waaien. Parmas heir had zoo veeloover gebraght met dit beleg, dat het zich niet ge- fielt vond, om, voor eerft, yet merklyx aan te flaan. Ook viel hy zelf in een' zwaare krankheit-, gelyk het dikwyls den Ooverften gaat >, die, in 't door- dry ven huns voorneemens, hunnen geefte en lichaam hetuiterfteverghen. Vervohh Tot Kooien, booven't horten des beftands, vond ook de hooftftofderhan- des bandels deling niet weenigh weederfloots. De middelaars, zoo wel alsdeHartogh tot Kooien, van Terranova, wraakten den laftbrief der Staatfche gezanten, om dat'er der laftgeevende Landen nocht fteeden naamen in ftonden -, om dat die zich gedroegh tot berichtfchriftj om de nieuwigheit van 't zeeghel, ende dat de teeghenparthy 't zelve niet zouw willen kennen. De Staatlichen waarenoo- verboodigh hun berichtfchrift te toonen. Echter moeften zy ontbieden, en kreeghen andren laftbrief, in den welken Brabandt, Gelderlandt, Zut- ven} Vlaandre, Hollandt, Zeelandt, Doornik, Doornikkerlandt, Uit- recht, Mechele, Vrieslandt, en Ooveryflèl, uitgedrukt ftonden. Hier- enbooven, geperfl: van de middelaars, om d'eerften te zyn met oopenen van middelen terverzoeninge, raamden zy etlyke punten. By deeze werd, on- derander, verzocht, dat elk geweft het voorrecht van Brabandt genooteom den Heer te mooghen verleggen, die hunne vrydoomenquaamtebreeken-, dat de Godsdienft bleeve in den ftaat van alstoen; dat Mathias de Land- vooghdy behielde, ende naa zyn' doodt niemandt daartoe gevordert wierde, dan by goedtvinden der Staaten. Hieroover reezen verfcheide twiftreede- nen -, ende werd, van de middelaars, deeze bedenklyke vraagh gerobrt: |
||||
■BH
|
||||||||
DER NEDERLANDSCHE HISTORIEN. 64,3
wie, als 'er gefchil oover 't krenken dervrydoornen viele, de rechter t e zyn' 1579*
hadde? want den Landtfchafpen waar bezwaar lyk, 't oordeel aan den Koning Bedenk* tefiellen: ende den Koning zouw onbiUyk dunken, zich aan't verfiandtder h^ Jjandtfch oppen f onderwerpen. Het vonnis, nochtans, behoorde voor 't wijfelen vraa£"m van Heer te gaan. De Staatfchen, om'tknibbelen te korten, droeghen andre middelen voor, volgends hun tweedeen uiterfte berichtichrift. Toen fleipten de middelaars 't werk al een1 wyl ; en begoften uit te fchieten van bezondren handel met den Prinfe van Oranje: 't welk den Staatfchen quaalykfmaakte. Terranova, daarnaa, hebbende hunne punten gezien, leeverde de zyne oover: die zy ondraghlyk vonden. De middelaars, hierop gefprooken hebbende met Terranova, zeiden, hem niet naader te kunnen brengen: en begeerden, dat de Staatfche gezanten zyne punten aan hunne meefters zeinden zouden. Terra- nova gaf hoope, zoo de Staaten zich reklyk toonden, dat hy noch yetwes toe- geeven moghte. Veel vertooghs oover en weeder: en aldus verftreek de tydt van den laft der Staatfche gemaghtighden. Want de Staaten, duchtende dat de Spanjaardt met draalen zyn voordeel zoeken zouw, hadden hen ftips aan zes weeken, naa den aanvank des handels, gebonden. Eevenwel zy bevaa- lenhun, feedert, de zaak te vervolghen, zonder uitdrukking van dagh; om aan zich het herroepen, en den vyandt in onzeekerhek van verlenging, te houden. Geduurende dit geding, en 't beleg van Maaftricht, ontftond in ver- fcheide plaatfèn zwaar ongemak, dat grootlyx tot de verhindering van 't ont- zet holp. De glans, die zy waande haaren Godsdienfte aantekliflen, door Toevallen, 'tmeedemennen van den Aartshartoghe in haare fleep, bekoorde de Room- die'tont- fche Geeftlykheit t'Antwerpen, tot eenen ommegang te doen, op Hemel- &et van vaartsdagh, achtentwintighftenvanBloeymaantj uitdehooftkerk, langs de MaaßmI}t groote kreis der ftadt. 'T welk de Wethouders en Kornellen haar ontrieden, fie,n m' uit zorgh dat de gemeente , afkeerigh zan zulx, enneromdeverdienften, die zy zich op den jeeghenwoórdighen ftaat toefchreef, yet argherlyx aan- rechten moghte. De Roomsgezinden, echter ('tzydatzy'tontzighzyner oproer Hoogheit voor fchilds genoegh teeghens allen hoon hielden ) vervorderden fAntwr- zich, met de ftaatzy, van 't kerkhof af, en ter ftraat in te flaan, dooreen' Pen 00ver plaats gebeten't Moolengat. De wacht aldaar, gelaft by den Hopman, ver- deriomme~ biedt dit, ende kant 'erzieh teeghen. Eenighe Italiaanen trekken zich des &*ng aan, ende voorts het rappier, om den weghmet geweldt te oopenen. Den J2.** wachtren ftyght het vuur in 't hooft: zy leggen aan ; drukken los op den hoop; zoo dat 'er een man en een'vrouw quaamen te fheevelen. Defchaar, die ontrent half uit de kerk was, rent te rug, naa binnen, d'een den andren om verre, en met voeten oover 't lyf. De waapenkreet gaat op; de ftadt het on- derft booven. De kerk wort toe; 't volk daarin geflooten; zelf d'Aartshartogh met zyn hofgezin, volanxt'hoe 't'er gaan wilde. Oranje ( oft miflehien de gemeente zich aan zyn' achtbaarheit keeren moghte) te voortfehyn gekoo- • men, met trau wanten en lyfwacht, wordt, van oproerighe ftemmen, ver-* fchreeuwt. Men hoort 'er niet, dan. 1* aap en uit, ^aap en uit, roepen. Met moeite, dat hy den Landtvooghdt, famtzyngevolgh, vry; drie uuren uit- ftels , om met Majeftraat en Kornellen te raadflaaghen; en belofte verworf, van midlerwyle der Geeftlykheit niet te misdoen , die in de kerk blyven moeft. Maar, eer de tydt wel om was, komt het graauw verlof eifchen, om al 'tgèwyde gilde ter poort uit te zetten: 't welk by zyne Doorluchtighei ten de Wethouders geweighert werd. Echter gaan z' 'ermee deur; dry ven den heelenhoop, die tot den ommegang vergaadert was, ontrent honderttwin- Df Seefi' tigh zoo Paapen , Monnikken , als Kanonikken , naa 't Bierhooft aan de JK |
||||||||
wort ver-
|
||||||||
/1 L -
|
||||||||
"room, ende doen hen, tefcheepe, twee mylen van ftadt voeren, en aldaar,
Hhh 4 tot
|
||||||||
v
|
|||||
644 P. C. HOOFTS VYFTIENDE BOEK
i $yc>. tot naader orde, toeven. Des andren daaghs -, Mathias dreight te vertrek^
ken; de Raadsluiden van Staat hun affcheit teneemen; Oranje zich t'ont- flaan van d'Algemeine Stadthoudery onderden Aartshartogh, en van de be- zondre Landtvooghdy oover Brabandt; de Wethouders, inzulken geval,* hunne amptendaatlykop te zeggen. Niemandt, dielufthadtotzoopynlyk een' regeering, daar d'onderdaan by den dagh af moght. Wat zoude ( vraagh- Reede van de de Prins ) op deezen voet, de wering worden ? Als Antwerpen, op den af- Oranje. val van welx welvaart aUe andre fieeden teerden •> verarmt zoude zyn, van waar dan'tgeloof om infchielyke noodt geldt te lichten? Waar> naa'tver- fchooyen der koopmanfchap, zouw men de penningen vijfen? Reeds zaghhy 't zoo wyde gekoomen i ende niet by een tefchraapen't geen men behoefde om d'onbetaalde troepen te vernoeghen, die tot het ontzet van Maaflricht, en bezetting der grensplaatfen van Antwerpen, befe heiden waar en. B o oven dien flondte beduchten, dat de ze even oft acht inlandfche benden van ordening 3 famt de lichte paarden, op kundfchap deezer byflerheity de optoghtftaaken zouden. Verfcheide Walfche fieeden hadden , noch feeder t drie oft vier daagheny ontbooden, dat zy zich aan de gemeine Vereenighing houden wilden % die nu gefchaapen waar en te deïzen, hooi'ende, op nieuw, van gelyke mis- handeling , als by de Walfche geweflen voorgewendtwerd, om hunne onbe» ftendigheit te verwen. Niet zonder zorgh ook, dat de maar e van dit bedryf in Mechele, Bruffel, Shartooghenbos, en elders, daar men 'Duitfch fpreekt, entfielt enis baar en moght e. Ü) er halven, de wyte te draaghen vanfchenniffen , gebeurende onder zyn beleidt,geleek hem niet, die alty ds getracht had de zel- ve te weeren, ende zoo veel gemaakt, dat het den vyandt niet gelukt was met de waapenen, dan alleenlyk doorfcheuring der Landtfchappen, yets te verrichten. Dit gefchiedde ter vergaadering van Majeftraat, Maandaghsraadt3 Kornellen, Deekens der gilden, Wykmeeflers , en bygevoeghden. Elk, oovertuight, in 't gemoedt, van de kraft zyner reedenen , bekent dat hy waar zeit ; geeft hem gelyk : verzoekt, lmeekt, dat hy volharde in zyn beroep en oprechte geneeghenheit ten vaderlande. Hy begeert den breeden Raadt verzaamt te hebben. *T ftuk wort geftek aan hem en den Aartshartogh j ende, naa veel raadtflaaghens , uit hunnen naamf«, op den Degeefl- twaalfden van Zoomermaant, een' keur afgeleezen , die, neevenseenighe lykheit, andre verzorghingen, den Roomsgezinden drie kerken verleende, en in- tendeele, koomft ter ftadt aan hunne geeftely ken ; doch met uitzondering van de weederm- vjer j^dende ordenen, de Boogaarden, zommighe Kanoniken, en weir- geaaten, j^^ prjefl-ers Ten zelven daaghe werd meede verkundight een' form eeloofsvre- van gel°°fsvreede, ruimer dan d'eerfte voor d'Onroomfchen: ook de Ver- de ver- eening van Uitrecht, met neemen van beraadt op zeekre punten verlchil- kundigbt, lende van 't ontwerp des Aartshartooghen. De vyandt, lachende in zyn' ruimer vuift , om de fmaadt en 't ongelyk gedaan aan kerk- en kloofterluiden, voor de On- wjß behendigh genoegh , 't geen hem ter fpyt gefchiedde, t'zynen voor- roomjehen: j^j tedraayen, en, door zyn'gunftenaars, wakker in dit vuur te blaazen, °eenin **' om ' met ^e ver*Preide vonken , aan alle hoeken brandt te fliehten. Broer Uitrecht. Filter Lupus, dat's Wolf, * Landtooverfte der Karmely ten, onthield zich *Provin- tot Mechele. Deezen Monnik , daar een krysmanshart in ftak ,, hing de daal. tong wonderwel, en meenighte van menfehen daaraan. Tgeviel voorts, op den eerften van Zoomermaant, dat de burghery krakkeel kreegh met de bezetting ? de welke , by orde van Aartshartogh en Prins , om *t wa£ Moeite tot fèn der onluft te verhoeden , van daar gelicht werd , onder befprek, dat Mechele. je ftadt ander volk , tot haar en der Staaten genoeghen zouw inneemen: waarvoor zy ook gyzelaars gaf, Maar Broer Wolf zaghnaauwlyx zoo baaft zyn'
|
|||||
DER NEDERLANDSCHE HISTORIEN. 6^
zyn' handen ruim, als haar aan 't weirlyk bewindt te flaan, en 't meefte deel 1575).
van dien in te palmen. Degeloofsvreede, te vooren ingewillight, wortaf- aefchafti etlyken burgheren, die, 't onweer in't hooft hebbende ,* met de foldaaten uitgegaan waaren, het keeren verbooden; de fchout Alveringen gevangen. Aartshartogh en Prins, merkende deeze gangen , en dat 'er fluikhandel onderliep , fchikken derwaarts hunnen gemaghtighde Johan Karpreau; om daarteeghen aan te arbeiden, en de Majeftraat te waarichuwen. pie van Antwerpen, begrypende den naadruk des omkeers van zoo een' ge- t, .y.,.a buurftadt, maaken, ten zelven einde, luiden uit, die, bekent en bevrundt binnen Mechele , tot het ondergaan der gemoeden bequaamft fcheenen. Maar de Spaanfche parthy, reeds, had zoo veel veldts gewonnen, de ver- bittering zulk een' fcherpheit, dat, en Karpreau, en d'Antwerpfche ge- maghtighden , in plaats van gehoor te vinden, teeghens 't recht der Gezanten, Jtwelk zelfs d'allerwanzeedighfte volken.voor heiligh enonfchendbaarhou- den , in hechtenis geftelt werden. Waaroover men t'Antwerpen weeder • alle Mechelaars, hunne goedren en fcheepen, in verzeekeiïng nam. D'Aarts- hartogh en de Prins, grootlyx begaan met dus wildt een werk, wiften niet wat wegh te kiezen, om 'er in te voorzien, mits 't mangelen der trouwe, en dat niemandt, die gezonden wierde , zich 't weederkeeren belooven kon. Pontus van Novelles, Heer van Bours, die't Slot van Antwerpen aan der Staaten zyde gebraght had, was, ten opmerke van dien dienft, tot Ooverfte der ftadt en heerlykye van Mechele, gevordert. Deezen denkt men om zyn woordt te verghen, en daarmee bewaart te weezen. Hy geeft het. Nicafius van Sille, geheimfchryver van ftaat, gaat daarop toe, en draaghteenighe middelen van verdragh voor j maar wort, alles onaangezien, eeven als d'andre gemaghtighden, valt gehouden. De Heer van Bours waayt met den windt Ücbt" der fteedelingen. Zy dry ven, dat men fchuldigh is hunne gyzelaars teflaaken, **#{%- 200 ras als hy zyn kornelsvendel, ten getaale van driehondert hoofden, ge- "*ltdes vult zal hebben. Schryven , fmeeken , vertoonen , dreighen , 't geldt v*Bo 'er niet. Zy werpen't roer om, en maaken, door Broer Wolf, met Parma hunne zoen. Parma veirdight, hun eenighe troepen voetvolx , en Alba- Mechele noizen te paarde toe j die, met breekenderiaflènoftfluizen, de vaart tuflèn verlraagbt Bruilel en Antwerpen, en voorts rondom, metftroopen, het platte landt, met ?ar~ bedorven. De Staaten, wilden zy hunne gemaghtighden weeder hebben, ma' moeften de gyzelaars los laaten. Maar Mechele, aldus gevilt van de vrunden, en voorts gequeltvandegebuuren, die't zich te vyandt gemaakt had, vond zich met der haaft in groote benaauwtheit. Daarentuflèn heerfchte Broer Broeder Pieter, en zyn aanhang , met zoo Roomsgezint een* yver , dat zy niet Pieter',mlf fchroomden de kerklyke koftelheeden, quanfuis aan 't voorftaan der kerke, heerfcht ïot te koft te leggen. Onder andre kleynoodjen , werd ook gefmolten Sant M"hele • Rombouts zil vre vergulde kas, waardigh gefchat, met de perlen en fteenen foforklyke die 'er inftonden, oover de tfeeventigh duizendt gulden: waaraan, Oranje, kjemo/„ als hy meefter der ftadt was, en de Spanjaardts, in de woede der plondering, jen Mn. zich ontzien hadden eenen vinger te fteeken. Nu namp men 't zoo naauw niet, en zelfde Heer van Bours een goedt deel van dien buit naa zich. In dee- zen man fchynt niet achtbaars geweeft te zyn, dan een weldighe moedt * die, by gebrek van breidel, zoo tot eignen als tot eens anders onheil dyght, en de ydele hoofden met reukelooze verwaantheit vult. 'Tzy dandatzyn'opge- blaazenheit en vermeetel ftoffen hem ondraghlyk maakten •, oft dat men niet beftendighs te wachten zagh van eenen, die door de fchaamt der trouwloosheit gebeetcn was , ende dat eenighe wifpeltuurighe woorden dit gevoelen fckten i daar werd terftondt getracht, hem den yoet te lichten. De genee- ghenheit
|
||||
646 P. C. HOOFTS VYFTIENDE BOEK
ghenheit t'hemwaarts , aan de Staatfche zyde,. was noch zoo niet ver*
Horven, oft zommighen jammerde zyn val, en de fchaade , die de (laat, by 't verfies van zoo braaf een* borft , leed. En t'Antwerpen had men de fnuf al, van 't geen, tot Mechelc , by hem, door zyn'achteloosheit, niet gerooken werd. Johan van Borgonje , Heer van Fromont, zyn oude vriendt, waarfchuwd' hem ernftlyk ; erbood zich ook tot middelaar, om hem weeder tot welftaan met de Staaten, te helpen. Maar hy verworp het goedt- durtkeiitlyk , tot dat hem de flagh op den hals quam. Derhalven , van zyn ampt af , en ter ftadt uit, gezet, begaf hy zich naaMaaftricht, daar hy fmaadelyk bewelkoomt werd. Parma, dit hoorende, vraaghde, als verwondert, hoe hy zoo verre had kunnen koomen, zonder vermoordt te zyn. Dit was de dank van den onbedachten jongeling: en een' leer voor zyns gelykeii, niet weetende dat veriche dienft geen'ouwde wrok in Vorftenhar- ten leenightj en hoe vlot zy 't voordeel des verraads houden, 't enzyden verraader bequaamheit om 't bladt te keeren ontnoómen wordt. In deeze quelling , aangefchaapene ftaartftraf van zulk misdryf, droegh zyn' huis- vrouw het haare: die , bekommert van de fchuldenaars , als zy hem dacht te volghen , allerley hoon en weederwaardigheit uitftond. De Mechelaars, peinzende j in'teerft, hun eighe meefters te blyven, ontfingen thans den Heer van Roflignol tot Ooverfte. 'T verlies dier ftadt , echter , was de behoudenis van Bruflèl ; alzoo de bezettelingen, van daar getooghen, recht te pas quaamen , om eenen aanflagh van Philips van Egmondt te helpen keeren. Deez, oitdfte zoon van Graave Lammoraal ('t zy van weêrfmaak in \ ongelyk gedaan den Roomsgezinden , oft dat hy der Staaten zaa- ken mits de tweedraght voor vertwyfelt hield, en de zyne by den Spanjaardt beeter te veftighen Zagh^ befloot parthy te wiiïèlenj ende, om met geen' leedigbe handen oover te koomen, *t Hof van Brabandt, tot een' handtgift, aan Parma te brengen. Hy had zyn' woonplaats binnen Bruflèl: onder zich een' bende paarden , en regement knechten , meeft Waaien ; nie- mandt dieyet flinx van hem vermoedde j groote gunft by aadel en burghery in 'toopenbaar; en in 'theimelyk zich allenskens, onder dexel van ge- loofsgemeenlchap , etlyke Roomsgezinden naader verknocht. Dusonder- fteunt beftaat hy 't: befcheidt, teeghens vier uuren des uchtens van den vier- den inZoomermaant, zyn reghement voor de Dobbruflèlfche poort: ver- voeght zich aan de zelve: houdt daar ftal met een deel der ruiterye; zeindt de reft , quanfuis als naar gewoonte, op buit oft kundtichap, uit. Deeze kee- ren thans '3 ende koomen, al ftillekens, aantrekken met het voetvolk.'T welk gemerkt by de burghery 5 wil zy de poort fluiten. Egmondt verbiedt het; zeg- gende , dat hy 't niet óp haar, maar op de földaaten gelaaden had, en in den zin, die te doen ruimen. De burghers, eevenwel, pooghen de deuren toe te kryghen. Toen beveelt'hy daaronder te fchieten; ooverweldight de poort, laat die, en'tnaafte bolwerk , wel bewaart, rukt voorts, in goede orde» naa de markt, en bezet ze, Zommighe burghers, die kennis van 'tftuk had- den , voeghen zich by hem. Ontrent tzeftigh iöldaaten veirdighd' hy naa zyn huis toe; eenen anderen hoop, om 't Hof te bemaghtighen . De Steen- weghfzoo heet de voorneemlykfte ftraat, die derwaarts loopt} was meeft bewoont van luiden, die 't met hem verftonden. Deeze, zochten, in ver- fcheide manieren ,, de bezettelingen, by hen gefoereert, binnen 's huis te houden , en hun't verzaamen onder de vendels te beletten; waarenookden Onroomfchen en Staatsgezinden burgheren , zoo veelzy konden, in den weeghe. Niettemin, de Kornel Olivier van den Tempel, Ooverfte der ftadt, kreegh met der haaft zyn' iöldaaten in *t geweer; desgelyx de ruiters van
|
|||||||||
U7<>-
|
|||||||||
Boursword
echter af- gez.et,moet ter ftadt uit', en veel onwaar- digheits Ijden. |
|||||||||
Jan(lagb
van Graa- ve Philips van Eg- mondt op Brujfel. |
|||||||||
DER NEDERLANDSCHE HISTORIEN. 64,7
van Hopman Michiel, rapich volk, en lang geoeffent in 's Printen dienft. Wel- 1 f?$>. Jke, enweinigh burgheren, aan devoorhaal waaren; ende, hebbende't Hof mgenoomen j Egmonds troep van daar dreeven. Met dit geluk wall: hun ge- tal. Zy beginnen degaflèn, aan de monden der markt, optegraaven, oft, rnetwaaghens, karren, ftoelen, banken, taafels, en alles wat gereedft lagh, te ftoppen. Andrej ftreeven naa de Dobbruflelfche poort toe. Franchois Bets, een manhaftigh burgher., en zeeker herberghier genaamt Saften, met hunne gezellen, vlieghen fchielykde bewaarders van'tbol werk, onderden oncbyt, aan; flaan der etly ken doodt, en doen het meerdeel wyken. Toen aan 't beftooken der poorte. Drie waaghens, gelaaden, en ter aarde toe met hooy behangen, binden zy aan elkandre; kruyen die voort, met ki aft van at- men , fchuilende daarachter , teeghen 't gefèhut des vyands. Die vat den fchrik ; geeft zyn voordeel oover; en is blyd dat men hem vertrekken laat. pe poort wort bezet, en geftoócen. Alles was nu in waapenen ; en 't meefte deel van Egmonds meêwuftighen, afgefneeden van hem, vond gevaarlyk zich t'oopenbaaren. Hy zelf, beknelt op de markt, en in anxt voor 't uiterfte, zagh om en weederom, maar nerghens vailigh heenkoomen. Veele fchampe- re woorden werden hem toegedreeven van de verbitterde burghers. D'ecn vraaghde, Ofthemvergeetenwas, datzynvader, op dieplaats, 't kooft ver- horen had, en dat die daadt ten naaflen daaghe verjaarde ? d'andre, oft hy het gr af des onthalsden quam bezoeken ? Graaft, ( riepen ze) maar twee oft drie fleenen uit -} ghy zult1 er zyn bloedt vinden. 'Tverwyt, defpytvan den mis- lukten toeleg, gaaven 't gemoedf zulk een' neep, dat hem, teeghen zyn' dan k, de traanen uit d'ooghen fprongen. Dus lagh men te grynzen teeghens eik- anderen; ende hielden de fteedeÜngen hem* zonder een' beet broods, oft dronk om't hart tefterken, diendagh, endeganichenacht, beleeghert: midier wyi fcherpe wacht, zoo uit vreeze voor brandtftichting, als voor hulp, die hem toe- koomen moghte. W ant de roep ging dat de Malcontenten, fterk op de been, zich maar tweemylen van daar vonden: waardoor, zyne parthylingenere- fchaapen waaren de ooren op te fteeken. • Als de morghenftondt aanbrak, liet zich de burghery naauwlyx houden, willende, met geweldt, indruk ter markt doen. Oover wooghen, niettemin, dat ongezien gefchiên, en wanhoop wonder werken kan ; oordeelde men hachlyk hem vertwyfelt, en raaadzaamft verding- te maaken: by't welke hem en zynen volke, mitsgaaders den burgheren, die hem volghen wilden, gegunt werd, onbefchaadight wegh te trekken. Alzoo, HJ met verzelfchapt met ontrent veertienhonderdtman', reedhy ter poort' uit, tuilen W)^n' burghers en foldaaten deur, zonder yemandt den hoedt te zien lichten, oft ee- G "T.. nigh bewys van eerbiedenis doen; en ruimde de ftadt, der welke hy ge waant gbm, daar had al meefter te weezen. Getooghen naa Gaasbeek , nam hy , daarnaa, naa Nj>n ■ Geertsberghen in: ende> zich vereenight hebbende met de Malcontenten, 00- bove m, ah verviel, op den drieëntwintighften van Zoomermaant, Nynhoove, daar twee ty Vcl} mt Gentfche vendels inlaaghen, die, voor een groot deel, doch niet ongewroo- deM<ilco,:- ken, verflaaghen werden. Op den tienden der zelffte maant, als des daaghs te umen vei' vooren t'Amersfoort de beelden uit de kerken gelicht waaren , werd , tot Xlf ' Uitrecht, het zelffte, met grooten oproer, gedaan ; en een deel der oproer Roomsgezinden ter ftadt uit geleydt. Tot verbandt welker wonde d'Oo- f uitrecht, verheit , op den vyftienden , zeeker verdragh doordreef, tuften de vyf en.verdrj- Godshuizen in den naam der gemeine Geeftlykheit, ter eene; denKornel, ven der Hopluiden, en Bevelhebbers, inden naam der burgherye , mitsgaaders" die Room£e~ van den hervormden Godsdienft, ter andre zy de. lDen Onroomfchenwer- un*en' den de Minrebroeders kerk , die van Sant Jakob , die van Sant Niklaas, i^oIJel ende Buurkerktoegevoeght, Waar't dat de geefllykheit geen recht deed\ bin- volgbt. nen
|
||||
648 P. C. HQöéFTS VYFTIENDÈ BOEK
|
|||||||||||||||
ï ,79.
|
nen drie maanden ^ opeifch van fehuUt, gefprooten uit koopwaarenter fleete
|
||||||||||||||
geleevert, huiren van dienaars, ^72 diergelyke, äöö hadden de zaaken aan de
* benefi- weirlyke vierfchaar te vervallen. /72 V begeeven der ampten en * voordeelen cien. zoogeefilykalsiveirlyk, z,ouwmen geen* aanfchouw op't geloof neemen. Om dit getyde quam in 't licht, door afgeworpen fchry ven van Karel van Gavre Heer van Frefin, dat hy verftandt hield met eenighe Eedelen van Henegouw , en belooft had, den Koning t' Antwerpen dienft te doen. Waaroover hy ae„ Be lieer vangen , uit die ftadt, naa Bredaa, gevoert werd j en aldaar twee jaaren op de van Frefm burgh zat. Maar deeze voorzorgh gedeegh tot grooter fchaade; mitsHaute- gevAtigen. penne, door zyn toedoen ( gelyk hiernaate vernaaien ftaat} de plaats ver- meefterde. De Groningers, dien de orde, geraamt by form van voorraadt, op't gefchil met d'Om meianders, in den krop frak, naamen hen, by handt- bieding der Koninklyke kaamere, die binnen hunne ftadt het Recht bedien- de, te quellen. Ter welke zaake de Stadthouder Rennenbergh, van hooghe handt laft ontflng, middel te vinden, om van de Groningers verzeekert te zyn. Dies verfchreef hy hen t'eenen Landtdagh totVisvliedt; daarzywei- gherden te koomen, bybrengende dat zulx teeghens hunne vrydoomen ftreed. Toen ontbood hy zyn* lbldaaty t'hem waarts: ende die van der ftadt, des ver- ftendight, begoften meede volk te werven. Doch zeeker Hopman, die 't ont- hiet had, werd tot Aarnhem gevangen . Daarnaa fchreef hun de Stadthouder, op den vyfdenvanBloeymaant, datzy, om alle mistrouwen te bluften, zou- den , oft bezetting ontfan gen, oft gyzelaars geeven moeten. Hy fchorfte met een 't gezagh der gemelde Kaamere j nam voor, by orde der Algemeine Staa- ten, Delfzyl en Winfom weeder te fterken -, en beval't aan Hopman Kx>rn- put. Doch daar werden niet dan eenighe loopfchanfèn en draayboomen, aan de aankoomft van Winlbm, gemaakt: maar Dam begon men te veften. Die van Groninge, ruim van woorden, fchaars van werken, naamen vaft bedek- Groninge telyk knechten aan. Rennenbergh endtlyk, zond, op den drieè'ntwintigh- aangevocb- ften der gemelde maant, etlyke vendels derwaarts, die neêrftoeghen aan de ten door Jsfoord weftzyde der ftadt -, dat haar luttel hinders deed. Twee daaghen daar- |
|||||||||||||||
■
|
|||||||||||||||
Mennen-
bergb. |
|||||||||||||||
naa, vervoeghd' hy zichinperfbon tot Winfom. Op deneerften vanZoo-
|
|||||||||||||||
mermaant quam dien van Groninge een' groenigheit aan5 zoo datzy, tot
twee plaatfen, uitvielen: dan werden terug, eneen'groote meenightevan hun vee, daaroover, wegh, gedreeven. Voort ritften zy meer dan tweedui- zent boeren op, die onder hun gebiedt ftonden. Teeghens deezeichikten de Rennenberghfchen een' drom uit elk vendel. Dit docht hun genoegh, mits de engte der weeghen in dien hoek. Ook begaaven de boeren, hoorende van 't naadren der zelve, dan niet van 't getal, zich op de vlucht j en t'huis tot ftilte, als oft zy zich nooit geroert hadden. Doch wift hen Rennenbergh wel te vinden, en in de borze te geeflèlen. Op den zeften traaden de Groningers, waanende de Rennenberghfchen zonder kruidt te vinden, weeder ter poort1 uit, met al hunne vendels, op een naa, dat de wacht had > en ftelden zich by Zelwaartjin'tverbandt. Zy hadden eenighe veldtftukken meêgefleept, en gaaven dapper vuur. Ontrent tweehondert man' van Rennenberghs volk, dat juift effen te vooren met kruidt voorzien was, beftondenhen, totverfcheide plaatfen, met de handtbus te quellen, loopende af en aan, ftrooy elinx, by tie- nen en twintighen. Waaroover het den fteedfchen knechten, al waaren zy wel beweert, met hunne mosketten niet gelukte meer dan eenen man te won- den: terwylzy, daarenteeghen, dicht gepakt, zonder zich te darren fprei- den, uit vreeze voor affneê en onderfèhepping, fchendigh getroffen werden j zulx dat'er veel op de plaats bleef, veel daarnaa aan de quetzuuren ftarf. Dit duurde aan den kantvan twee uuren. Om hun gefchut te befchanièn, hadden zy
|
|||||||||||||||
r
|
|||||||||||||||
DER NEDERLANDSCHE HISTORIEN. 64,9
zyoover de vyf hondert maaghden meègeleidt: der welke twee gefchooten iffg.
werden. Daar raakt de fchrik onder de weerlooze bende. Metkryten, ker- men, draaven oover dwars, brengen zy't al in roere. Men Haakt voet, zet het naa ftadt toe. Quaadt genoegh dat het gefchut, door de kloekheitder paarden, geberght werd. Tot aan de poort vervolghden de Rennenbergh- fchen, gefchaapen teffens in te dringen, hadden zy der zwakheit huns getals niet mistrouwt. Toen werd de vreede dien ^van Groningen ernft. De Graaf ook liet zich zeggelyk vinden , alzoo te duchten ftond dat Parma haaft meefter van Maastricht moghte worden, en hun te hulpe koomen, Dies verdroeghen parthyeii, op den elfden der.gemelde maant , door tuflenfpraak Verdragk van Reinier van Azewyn, Heer van Braakel, Loef vander Haar, en Reinier met Ae Kant van Amfterdam, gemaghtighden der naader Vereenighde landtfehap- fiadl &e~ pen. T)e Groningers beloofden gehoor zaamheit den Aartshartoghe, den Raadt maa^* van Staaten den Algemeinen Staaten. Zesgyzelaars, te noemen by Rennen- hergh, moeflen zygeeven, om tot Kampen in heufche bewaarnis te gaan, en bly- <ven, totdat, by zyn''Hoogheit en de voor'zeide Staaten, biüyke orde gefielt zouw zyn op degereeze misverfianden. Hunne knechten hadden zy fontfoldi- ghen en wegh te zeinden j hunne ft er kt en, buit en gemaakt, af te breeken: de Graaft zyn krysvolkte doen aftrekken, defchanfen te fechten. *Degevange- nen , terweederzyden, zouw men ontf aan: ende denfteedelingen hunne bee- flen weederleeveren. ^De gefchiÜen, tuffen hen en zytfgenaade, zouw men f ooghen, door fzaamenfpraak, in 't vrundtlyk te vereffenen i behoudends hunne en der Ommelanden voorrechten : ende, zoo de twifl tuffen hen en ^Ommelanden niet 'met der minne tefyten waar, had men V recht daar meede te laat en voortgaan zonder inbrek der orde , geraamt op dit fluk , by zyn* Hoogheit: T>e Graaf, totverzeekering van de Groningers, nam hen inzyne befcherming. Hunne perfoonen engoedren, waar men die acht er haaien konde , verbonden zy tot peene van oovertreeding deezes verdraghs: fionden ook toe, en verzochten, dat men, in zulkengevalle, hen, totfiads kofte, (waar 't noodt) ook mét w aap enen bedwonge. Rennenbergh, hebbende de gyzelaars ontfan- -^emen. geniiitd'allerSpaansgezindtften, quam, op den vierentwintighften, zynde berghkomt Sant Johans dagh, in de ftadt 3 verftelde de wet, en braght 'er luiden in, die den daar bin* Staaten toegedaan waaren i deed de geloofsvreede verkundighen. De Wal-»e», en brechts en Minrebroeders kerk werden dien van den hervormden Godsdienft fih'kfaliei ingeruimt. Die van de Drenthe hadden zich een' wyl zeer weederfporligh ge- naa der draaghen, en vier Rennenberghfche vendels verjaaght. Nu docht het den StMten Graave tydt hun de moedwil te verkeren, en aan hunnen plicht te doen pein- '" * zen. Hy voert zyn ganfeh regement, met drie veldtftukskens, verby Sloch- teren > raakt, eer men zich des hoedde, oover de Groef te Zuidtlaaren •, ende, aldaar verfterkt met een nieuw vendel van Onno Grouwfteins, trekt dwars door de Drenthe naa Koeverde ; daar hy op den eerften van Hooymaant aan- quam. De Droft Ens, en etlyke Spaansgezinde Schouten hadden zich deur ge- pakt > en alles was gedwee: doch Lingen en Oidenzeel flechts met den mondt. Tot geloofsvreede, oft inneemen van bezetting, geen'ooren. Te Koeverde, toen onbewalt, gaf hy onthiet aan Kornput, om 't Slot weeder op te bouwen. Maar 't werk hoewel begonnen met zonderling gehoeghen der Vereenighde Nederlanden , bleef, voor dat pas , onvoltooyt, by mangel van midde- len , oft van luft om die te verzorghen. Rennenbergh, hooghgezetbydie van de Vereening, quam thans tot Uitrecht, en kreegh beftelbrief om zeshondert ruiters , onder vier vaanen , te werven. Sonoy werd ook ge- taft, noch drie vendels knechten te lichten, tot bezetting vanHarder- wyk, Hattem , en Elburgh s zoo dat hy zich nu Kornel oover tien benden j lü zagh. |
||||
650 P. C. HOOFTS VYFTIENDE BOEK *
i fjp, zagh. Ten zelfften daaghen viel Brug in zwaare ontfteltenis, mits de regeer*
Beroerte ders het aanneemen van d'Uitrechtfche Vereeninge der gemeente voordroe- tot Brug. ghen; en de Roomfche kerkluiden zich heftelyk daarteeghen inbonden, ver- wytende hun de verfche oovertreeding van dat verdragh, en't vêrdry ven der Geeftlykheit uit de zelve ftadt daar't gemaakt was. P'ouwde Wethouders * Nota- derhalven, die daar ^Aanzienlyken genoemt worden, zynde verzocht om te bewillighen, floeghen 't plat af. De grootfte Ambachten, als Timmerluiden, Smeeden, Huidevetters, Volders, en andre gewoon by Broer Kornelister preeke teloopen, endoorverwt vanzyn' leeringen, voeren verbolghentlyk uit', teeghens hunne Deekens, die reeds verlof gedraaghen hadden -, jaa ont- hielden zich niet, van den eenen en den andren met vuiften tebotïen. De Geeftlykheit, hierdoor geftyft, beftond haare geloofsverwanten bet op te hit, fèn, en hun in te Icherpen, watheticheelde, metArthoisenHenegouw, tot onderhoudt van den Gentfèhen pais aan te ipannen, en 's Koninx vrundtfchap te herwinnen, by 't bly ven in zyn' ongenaê, en gevaar eener beleeghering van de Malkontenten. De Majeftraat van 't Vrye ( want, uitgezonden de Hee- ren Wytz, Caron, Scoti, ^Janfius, en weenigh* andre, had zy meede 't oogh derwaarts, alzoodat lidt van Vlaandre daaghelyx byfter gefoolt werd van de Malkontenten ) bekreunde zich der zaake j ende gaf den Roomsgezinden in, dewyl 'er geen kornel was, mits d'ooverheit van Brug 't gezagh der waape- nen aan zich zelve zocht te houden , eenen man naar hunn'handt, totdat ampt, te verzoeken. Zykoomendan, den tweeden van Hooymaant, inde Burgh, daar 't Stadthuis ftaat, den Burghermeefter Joris van Braakel, Heer van Hauterive, onbefchoftelyk aanranzen j eneifchen, metgroote heevigheit, Jerommus de Mol, Heer van Waatermaal, tot Kornel der ftadt. De Bur- ghermeefter, verbaaft in de ichielykheit deezeropkoomft, proefde hen af te zetten, metuitftel totnaa denmiddagh, oft des andren daaghs, ende zond ylinx om Scheepenen en Raadt te vergaaderen. D'andren, weetende alstoen d'Onroomfchen meeft al ter kerke te zyn, prangen om ftaandsvoets hunne wil te hebben: zulx de Burghermeefters, ziende de Burgh bezet met luiden, gezint Roomfch, en hen, zonder dat niet gaan te laaten, hun den gemelden Mol, tot Kornel, toeftonden. Die bedenkt zich daarop niet -, fteltdaatlyk zyn' maght te werk, de achtien mannen af, Roomsgezinden in de plaats \ ontfoldight de vier aangenoome vendels •, reedt toe, om de Burgherhopluiden onder nieuwen eedt, en voorts alles op andren voet te brengen. Des volghen- den morghens, draaven zyne parthylingen naa'tKarmelyten kloofter, om Jan Haaring, naamaals Jefuyt, toen Predikant van d'Onroomfche gemeente der Waaien , af te maaken. Miflende hem te vinden , koelen zy hunnen moedt aan zyn' huisvrouw j liaan , ftooten , treeden , en fleypen haar lanx de vloer. De Majeftraat der ftadt ( 't geen voorshands raadzaamft fcheen ) beveelt den ontïöldighden krysvolke , op te zyn. Hopman Hans Vleifch verzeekert zich van deEezelpoort} Hopman Reinier Winkelman vandeEezelbrug, in de ftraat ftrekkende naadie poort. HopmanRemeus van Artryk bezet de plaats rondom 't weftvleeshuis , in deSteenftraat: de vierde Hopman, AntonisOuterman, de Eikhoutbrug, in deWolleftraat: welke drie ftraatenop de markt uitmonden. EngelbrechtReinart, een van de vier Wykmeefters, die daar Hooftmans heeten, en de fleutels der ftadt be- waaren , vervoeghde zich , met tweehondert burghers, endelleutelender Eezelpoorte, by de foldaaten aldaar. De Roomsgezinden, ende meeft die van 't Vrye, a-ls zy de foldaaten op de been zaaghen, greepen meede de waa- penen •, pooghden hun 't zaamelen te beletten 5 ende naamen de geenen, die in hunn' handen vielen, raauwelyk deu-r 5 doch niemandt het leeven. Voorts
|
||||
•DER NEDERLANDSCHE HISTORIEN: <>fi
Voorts begon 't krys volk zich te beheinen .Hans Vleifch keerde 't geichut ftee- i 57 $.
dewaarts, en hield de poort oopen, voor byftandt van buiten'. Zy ontbieden aan de Bevelhebbers der burgheren, hunne looze, luidende 5 Voor Brug en de ffet: waardoor veele burghers parthy met de ioldaaten kooren. De Maje- ftraat van't Vrye, hierop, rukt de Roomsgezinden te hoop. Kanoniken en Paapen vatten ook bus oft hellebaardt inde vuift. Zy neemen deBurghin> en houden de regeerders, als gevangen, op 't ftadthuis. Toen worp men verdraghopj enooverquamaaiidenaavondt, dat men, tereenezyde, d'00- verheit ontilääken -, ter andre, de ichanfen verlaaten zouw. De W ethouders gingen dan los -, Winkelman, uit zyn' befchaniingen, naa hopman Vleifch toe aan deEezelpoortj de Roomsgezinden, waanende hiermee alles gedaante zyn, elk naa huis. Voorts deed men, naar gewoonte, burghervvacht op de markt, en de Burgh koomen. Ende, mits het fterk getal, vereiicht tot hoede deezer twee plaatien , fchoot 'er geen volk oover , om de geenen, die dat ganfch etmaal d'andre poorten bewaart hadden, van de wacht teverloifèn . De nieuwe Kornel, verneemende dat Winkelman zich by Vleifch vervoeght had, en d'andre foldaaten noch in hun voordeel bleeven, beftond zyn huis te befchanfenj nam ook deGruitbrug en de Mariebrug, daarontrent, in; en^ dekreegh veel toeloops van die van't Vrye, en andre Roomsgezinde Eedel- luiden. De gemeene man wilde ter deur niet uit. Al oover een' wyle had el- ke parthy om hulp gefchiktj de Roomsgezinden naaRoufelaaraandeMal- kontenten ; de Majeftraat der ftadt, naa Turnhout inVlaandre , daar een deel S taatfch volk lagh. De befte ipoedt was der S taatfchen : en acht vendels Schotten van Balfours regement, met anderhalf hondert paarden, paften, des morghens tuften tweenen drien voor de ftadt te verfchynen. Ingelaaten ter Eezelpoorte, tyghen zy naa de Burgh en de markt toe, en doen de burgher- wacht fpreiden. Mol gaf zich ook op de vlucht, door een gat van den wal, daar men aandefterking wraght, endoor'twaaterterkeeletoe. Niettemin men vervolghde, en kreegh hem gevangen. De Malkontenten, een halfuur tefpaade gekoomen, keerden naaMeenen, doorRoufèkar, datzyafbern- den. De Waliche Predikant, neemende zynen ilagh waar tot weêrwraak, hing de rondas aan den hals, en voerde etlyken Franföizen aan, die Mols huis pionderden. Veelen der Majeftraat van 't Vrye, en andren der voor- baarighfteh, werden ook aangetaft, en te Sluis op't Slot gezet j dochweeder ontflaaghen, naa dat de ruft verzeekert fcheen. Maar een groot deel des Prie- fterdooms vlood uit der ftadt; en hunne kerken bleeven gellooten: hoewel den Roomsgezinden geen' oeffening van Godsdienft , in ftilte , belet werd. Dus verging deeze buy , zonder uitbreeken tot bloedtftorting. Met hee- vigher beweeglienis werd Shartooghenbos geichudt. De Staaten , voor- Zwaari ziende eenigh onheil uit de parthyichap daar in zwank gaande , hadden, omufi tot naa dat hun gemift was door ooverreeding , door lift , eenighe bezetting Martoo- in der ftadt te kryghen , daar tot Ooverfte gezonden Johan van Hoorne,^"en"ou Heer van Boxtel, om de zaaken ten befte te fchikken: endedèes, hoewel't hem gelukte de geloofsvreede deur te dry ven , indereft veel weederwerze- lens gevonden ; zulx hy ten laafte , zich zieklyk gevoelende , vertoogh, en zynen zoon Maximiliaan Heer van Lookre , in zyn' plaats liet. Den Priniè van Parma , verwittight wat 'er fmookte , ontbraaken geen* blaas- balghen om de tweedraght aan te queeken. En hy zond , ichattende de Roomsgezinden wel zoo maghtigh als d'andre te weezen , eenen trompet- ter aan de ftadt, met brieven die haar tot eenftemmigheit met deWalfche geweften noodighden, Waaroover d'Onroomfchen verzochten , alzoo dat pas 3 eenighe Franfoyzen j Engelfchen , en Schotten , door dien oordt, lii 2 naa
|
||||
6p P. C. HOOFTS VYFTIENDE BOEK
i 57p. naa Bruflèl tooghen, dat men twee oft drie dier vendelen innaame. Dit wer d
verworpen, met opkrabben der heughenis van den ooverlaft, eertyds geleeden van d'uitheemfchen. Op den eerften van Hooymaandt hielden zy ernftelyk aan, dat men de naader Vereening verkundighendeede. Als in voldoening vanditte, werd, van den Raadthuize , door eenen van ftads dienaars, en- kelyk uitgeroepen , <\Dat de drie Leeden der fladt d'Uitrechtfche Vereening aannaamen -t en elk zich vermaant zouw houden, de zelve f achtervolghen. Dit meenden eenighen, moght beftaan: andren, 't was 'er mee geipot; ende wrachten zoo veel, byde Burgherhopluiden en Bevelhebbers, inzónderheit oover 't vendel van de Schermers, waaronder de jonggezellen behoorden, dat de gemelde Vereening, van punt tot punt, werd argeleezen. En 't liet zich aanzien, oft het misnoeghen daarmee geflift waare geweeft j als het fchielyk feller opftak, uit dusdaan een' bykoomft. Op de markt, voor 'thuis des vendrighs van 'tSchermersgildt, was tullen de dertighen veertighman'by een, in voorneemenf zoo zynaamaals verklaarden) om de waaterverlaaten, buiten der ftadt, te gaan afwerpen. Aan eenen andren kant ftond een deel Roomsgezinden, meede gewaapent. En zy raakten t'zaamen aan 't fchieten met fcherp, zonder dat men recht zeggen kan, wie de ïchennis eerft begon- nen hebbe. Want yder pynde zich thans de weerparthy in de fchuldtte leggen : en getuighen zonder zucht waaren qualyk te bekoomen. Daar werden ontrent veertigh burghers gevelt, hondert twintigh gewondt, eer hen de tufïènfpraak van koel moedigher en vreedzaamer fcheiden kon. Zynde de heevigheit wat gaan zitten-, drongen d'Onroomfchen weeder op bezetting •, ende werden, door vlyt des Heeren van Lookre, en des Griffiers van Brabandt, die zich toen aldaar vond om yets vanweeghe der Staaten voortedraaghen, etlyke punten van verdragh beflooten j ook dat men vier- hundert fbidaaten ontfangen zouw. Waarop, Lookre terflondt twee Hol- landtlche vendels vorderde. Maar, als zy voor den Bos quaamen, naftelden de Wethouders uitvluchten, met by brengen, cDatmen ternoodt, enbeveek des Aartshartooghen, vier berden van Krombagh zouw inneemen. Het hou- den van krysvolk, op den hals der burgheren, was hun eertyds oevel afge- noomen, dien 't geenszins luflte gelyken ondank op nieuw te verdienen. Men moght derganfchegemeente, van vendel tot vendel, 'tflukvoorfleUen, ende hoor en wat 'er die toezeide. Met een ftrooyen zy onder 't volk, dat die twee HoUandtfchevendels, niet, danvanvrybuiters, kneevelaars, kerkfmyters, firaatfihenders, en zulk gejpuis, t'zaamen hingen, die de fladtdikwy Is ge- dr eight hadden. Ontfank van bezetting was terghing tot beleg, en de ge- wijfe wegh ten zelf/ten onheile, dat Maaflricht te gronde geholpen had. 'Daar- enteeghen ging 't zeeker, hield' men de foldaaten buiten, dat defladt buiten aanßoot zouw blyven. D'ontboode vendels, derhalven, moeften te rug. Toen bezweek hoop en moedt den Onroomfchen.Een vreezer maakt 'er veel: en de loop begonnen zynde, gaan die van't Schermersgildt aan de Regeerders ver- toonen, dat men de poorten behoordeoopen te zetten, voor kryshulp om in te koomen , oft voor de burghers om uit te trekken. De Wet, niet D'Ora- fchoonders wenfèhende, doet keuren, en verkundighen, cDateenenygelyke, roomßen getrooft inperfoon zelf deur te gaan, vry flond zyn'goedrente vervoeren, vlieden uit en te keeren, wen't hem gelieven zoude. Uit, hiermee, had het draalen: derpadt. niemandt wilde de laaft weezen . En de gereedtheit der toevlucht, totHe- Owgtww^del, Heusde, Bommel, maakte't beraadt te korter. Dus ftortte der Staa- toi Bom- tenparthyt'Sharrooghenbos, dat feedert, een'wyl, als tufïên beide, op zich ml, doch zelve bleef zitten Binnen Bommel reez ook ongeneught ontrent den zelven Kitn ty^ : ^oc^ werc* vroeghlyk gefmoort, mits Philips 3 Heer van der Aa,
*» * * een |
||||
DER NEDERLANDSGHE HISTORIEN. 6ft'
een deel fchutten daarin, en voorts lafl kreegh, zyn vendel met uitgeweeke i fy$.
Jtaflènaars te Herken: waarenbooven hy noch van den Graave van Hohenlo eenigh volk ontfing. Het aanzien van de geringheit huns vermooghens, en van 't leggen in 'tmidde der Vereenighde Landen, herhield zelfs eenighe burghers van Weefp niet, oft zy onderwpnden zich 't invoeren van den her- Moeke tot, vormden Godsdienft aldaar te fleuren. Waaroover, de Staaten van Hol- Weeft. landt derwaarts fchiktenWillem Bardes,Burghermeeftervan AmHerdam,met laft om den weederfpoorighen daatlyk de fladtt'ontzeggenj nietteghenftaande eenighe vrydoomen, teeghenweer oft beroep van rechte j doch zonder ver- korting der zelve voor echter. Hy zette dan, uit de vroedfchap, zeeven perfoonenj drie der zelve , fampt den * geheimfcbryver, en ouwden Pa- *Secreta* Hoor, ter ftadt uit j onder verklaaring, niettemin, van hen in hun geheel te ns* laaten, noopende goedt en eere. De Hraf der geenen, die zich geroert had- den, beval hy den Schout en Wethouderen. Ende, naa't verdwynën der moeite, verworven d'uitworpelingen verlof om weeder binnen tekoomen. Maar, zoo wel in breidelloosheit als in duur, oovertrof die van Gent alle zrtt^aam andre wanheblykheeden. Daar Helden't de Voorlcheepenimbyze, en zyn' ^tyf van verwanten, aan, alsontwoflèndenGodlykenenmenfchelykenrechte. Ker- m^e en_ ken, KlooHers, Abdyen, gaaven zy hunnenHopluiden en foldaaten ten YJw m ' roof. Huizen, hoovén, boffchen, verkocht Imbyze zynen aanhangheren , Qenti verre beneeden de waarde; meefl al uit eighen bedryf, zonder zyn'ampt- genooten te kennen. Vedcheide luiden, toegedaan den hervormden Gods- dienHe, die hem anderszins oover de handt waaren, deed hymetverylde rechtspleeghing uit Gent bannen; jaa drong den Heer van La Noue, onaan- gezien'thoogh krysampt des zelven, fèhielykby nacht de Hadt te ruimen. Voedende bittren haat op de Franföizen, vervorderd' hy zich, den Heer van Bonnivet, Anjous Ambafladeur aan d'Algemeine Staaten, mits deez, reizen- de uit Arthois naa Antwerpen, tot Gent een'wyl vertoefde, flrengelyk te be- laHen dat hy zich deur maaken zoude. Ende als Bonnivet, beducht voor ar- gher, met # vryereizbrief vertooghen was, zond Imbyze vyftien oft zeflien päsPör^ ruiters op zyn lyf uit-, die hem zulx praamden, dat, naa wat teeghenweers, zom- mighenzynerÉedelluiden doodt bleeven, en hy zelf, vanden paarde geftee- ghen, benoodight werd, met zwemmen door eenighe graften, zich te bèrghèn op 't huis des Heeren van Kauwenhoove, tuflen Gent en Denremonde. Den Baljuw van Axele, en eenen Muzaart, gehouden (hoewel de laaH fonrecht) voor Donjohansgezinden, liethy, by weeghe vanpuure daatlykheit, doo- den, beveelende 't werk zynen fleêhouder kornel, Jakob van Mieghemj die tien oft twaalfzyner foldaaten afveirdighde, metonthiet om hen te van- gen, en dan heimelyk van kant te helpen. Deeze knechten, hebbende dit paar betrapt, verklaarden geiaH te zyn hen te vervoeren, daar zy lichtlyk lange zitten zouden, en rieden hun derhalven , zich van geldt, lyn waadt, en andre behoeften te voorzien. 'T welk gefchiedt zynde, braghten zy hen tot by Gent, voor de Muidepoort -, aldaar om 't leeven -, en een hondt het Huk uit. Want, alzoo zy de lyken in een' put by de galghe gedolven hadden, bleef dit dier leggen huilen aan 't graf zyns meefters, tot dat het fchalkoogh maakte aan zeekeren moolenaar, door wien de maaghen, vly tigh in't naa- fpeuren, achter de waarheit raakten. Imbyze, des befchuldight, fchutte den flagh op zyn groot aanzien > en gaf t'antwoordt *> Zoo behoorde men ver- rnaders deur te neemen. Mieghem, naamaals daaroover aangetall, en zich beroepende op bevel zyns Kornels , ontging met vergiffen isbidding in 't hemde voor de vierlchaar, voorts met zeekregeldtboete, en ban van vyftigh jaaren en eenen dagh. Meerdiergelyke moordtdaadigheeden, uitlmbyzes lii 3 koo-
|
||||
6f+ P. C. HOOFTS VYFTIENDE BOEK
1579' kooker gekoomen, en zyn' daaghelykfche dartellïeeden , ftrekkende oftï
't onderft booven te keeren en eindtlyk 't Graauw aan den Aadel' en burghe- ry' op den hals te fchennen, verwyderden grootlyx, van hem, de gemoeden der poorteren, en der deeghelykften onder de gemeente, 'T welk moedt maakte in Boukle, Borluit, Zoomer, Kroivelde, Uittenhoove, G ruiter, en andren, om den heer van Ryhoove te verfp reeken, dathy, zich fcheiden- de van Imbyze,'t beft deede, om, by onderfteun van's Prinfen achtbaarheit, het verloop te richten met afzetten van zoo eenen Yoorfcheepen, dewyl de tydt van 't verkiezen der Wet genaakte. Ende Ryhoove neegh't oor daar toe: zulx Boukle en Zoomer, bedektelyk naa Antwerpen getooghen, denPrinie ver- toonden, hoe zy zich fterk maakten voor een' gewenfchte uitkoomft, zoo zyn' Doorluchtigheit en de Staaten verftonden de handt daaraan te houden, en'Ry- hoove, famt andre Hoofden en Hopluiden van goeden wille, by brieven van geloove, op te wekken. De toeleg was, dat Ryhoove, als Hooghbaljuw van Gent, onder 't een oft ander dexel, Imbyze t'zynent ontbieden zouw, en daar bewaaren, tot dat men de welgezinde burghers in 't geweer, en verwittight hadde, hoe men hem, zonder ander leedt, dan 't fleuren zynerfnoode gan- gen , dacht uit de Wet te loozen, en de zelve te wifïèlen, volghends gewoon- te j alles by goedt vinden der Staaten en dés Prinfen, die daarnaa in de ftadt te Toeleg om verwacnten (tonde. Deeze voorflagh fmaakte den Prinle. Zy worden, met f"1 . de verzochte beieheiden, te rug geveirdight; en, neevens hen, de Heeren maar ver- vanDohain en Meroode, tot achterraaden en toezienders. Men verzaamt geefs. ten huize van Ryhoove *, kryght 'er Imbyze, famt eenighe zynen; en geeft orde niemandt te laaten vertrekken, voor dat, om oploop van't graauw te beletten, de vrunden tfchrap ftonden. Maar hun was noch de weet niet ge- beenten, daan, als Lukas Deinart, ontfanger van de * verlofgelden en geeftlykegoe- dren, met eenighe andren, middel vond om achter, door eenen hof, uitte raaken -, al 't geboeft' op de been, en aan 't roepen te brengen, dat men hunnen Voorfcheepen, en meer Heeren gevangen had, die zy verloflèn wilden. Zy ftreeven naaRyhooves toe* eifchen hem en zyn' aanhangers op, dreighen 't huis plat te fchieten. Hy , dus verraft , moet kreuken} kevert Imbyze s kalt zyn fchoonftj en maakt hun, ter naau we noodt, diedfch , dat het een Be Heer misverftandt was , met fchuiven van alle fchuldt op Zoorner en Boukle. van Lic- £)eeze , verfteeken voor eerft , ontquaamenin der nacht door den bouwval ques troont Vandeburgh. Midlerwyle onderwond zich de Heer van Licques , uitPar- t• * maas naam , de bezetting van Vilvoorde tot afval te bekooren , hun ver- vitvoorde toonende 't verloop derStaatlche zaaken , met aanbodt van drie maanden tot trouw- folds , terftondt te betaalen •, zoo zy de plaats onder 's Koninx gehoor- loosheit-, zaamheit fielden. Maar de fbldaaten , zeggende liever te willen fterven, doch mht dan aan zoo een' fhoodtheit denken , keverden zynen brief aan hunnen metmt. Hopman Jan Petain, op dat hy dien aan den Prinfe zan Oranje zonde; imjz.e j-e jien 3 voor »t bewyS dier getrouwheit, minlyk bedankte. Imbyze, kryfvolkin ontflipt als verhaalt is , dacht fint, zyn' zaaken wiflèr te beleggen: ende, Gent en neemende 't onthiet aan zich zelven , braght onvoorziens , op den acht- vermaakt entwintighften van Hooymaant, een' grooten hoop ruitren en knechten de Wet bui- binnen Gent 3 verfchiep de Majeflraat, voor den plechtighen tydt, tee- ten''s tydt$. ghens 't luiden der handtveften en vry doornen > en maakte zich , opnieuw, Zyne ree- tot Yoorfcheepen der fladt. Thans gaf hy zyn' reedenen in druk uit. T)at ,enen eenighe burghers, om den welft andt der fleedfche regeeringe oover fiagh te uytveve- werPen » en den ge zuiver den Gods dienfl te verdrukken •> de geloofsvreede ven ïn zochten deur te dry ven: V welk de rechte grondtßagh waar e, tot oprecht ing des druk. uitgerooyden Paus doorns % en der Spaanfche tierannye. Zoodaanighe geefien hadden
|
||||
DER NEDERLANDSCHE HISTORIEN. 4ff
hadden tot Mechele j Shartooghenbos, en elders-, de dingen verdorven, en tot 1575).
ßrug naa't zelffle getracht. In Slaghtmaant leßleeden, was demeiningge- iSDeefi j en de waaghens alger eedt 3 om den Voorfcheepen Imbyze geweldelyk wegh te voeren. T)och'twas hungemißsgelyk meedeytvermaakender Wet naa hun welbehaaghen, toen de 'Prins zich laatfl tot Gent had laat en vinden. jSluhadmen, van zyn''T) oor lucht igheit, brieven, meldende haaf aanfiaande ooverkoomfl, om teraadflaaghenvan Landt zaaken, ende Majefiraat te ver- kiezen . T>itfchryven 5 van den vierentwintighfien in Hooy maant, was eerfi op den zeevenentwintighfien te voortfchyngebraght j en de brenger f zoek. En ynen had-, teeghens 't gevoelen van den Voorfcheepen, zonder de drie leeden der ßadt daarop te hoor en 5 doorgedrongen by Scheepenen, dat 'ergemaghtighden 5 by nacht-, in alleryl-, waar en afgeveirdight, aan zyn'^Doorluchtigheit, om haar' koomfiete haafien. Alles teeken-, datyeryetintilmoeflzyn. Omdeeze, en andre reedenen-, toen beet er verzweeghen , en naamaals t'oopenbaaren, wasmen gedwongen geweefi3 zonder zich te binden aangewoonlyke tydten forme, met aanroeping van den heilighen naam des AUerhooghfien , en by raadt van Godtvreezende perfoonen, voorts te treeden tot keur van getrouwe en den waar en Godsdienfle famt der vryheit toegedaane regeerders. 'Der'hal- ven bad men alle vroome burgher s en ingezeetenen, ten goede te duiden, dat men d'uitwendighe pleghtigheeden zoo op een' prik niet had kunnen waarnee- men -» maar de zelve, hoewel ongeirne, en met dr oef heit, moeten laat en rußen. 'Svolx heil was d'opperfle wet -} waartoe aüe voorrechten behoorden te dienen, engevlydt te worden. Ook hadden dezelve, voor dit maal-, geen' afbrek gelee- den: gemerkt datflads ruß en vryheit ( naardien d'opper• he erfc happy van Vlaandre in defchoo t en macht dergemeintegevallen was _) zich, door dit be- dryf meergevefiight dan gezwakt vonden. Tot niemandts naadeel-, dan air len om de quaadwillighente breidelen, die zoo nut en noodtlyk een werk mogh- tengepooght hebben te verhinderen, waar en de ruiters en knechten infladt ge- braght -, ook terflondt, daarnaa , weeder vreedelyk vertooghen. Voort flrooy- de zyn parthy, zonder naam van, den ichryver, een deel boexkens uit, trach- B°ex&H tende d'onraadzaamheit van 's Prinfen koomft, voor dien tydt, te beweeren, *io j ™°J met deeze reedenen. 'T)at hy de Majefiraat zouw willen wiffelen-, en thans al- om 's Prmm les naa zyn' zin fi ellen» met gevaar van bloedtflorting. *D'egeloofs vre e de zoud' fen koomji hy zoeken weeder in te voeren -, een'poort voor de Roomsge zinden tot daaghe- af te raa* lykfche aanßaaghen j een verlet van 't behulp dergeefilykegoederen, met noodt- den* dwang om de gemeente meer en meer te belaß en. Zyn' maght, als Algemein St eedehouder vanden Aartshartogh, zoud'hy pooghen te werk te fieüen, om de ßadt onder 't juk van den hoove te houden-, en de gemeinte te blootenvan d'opper heerfchappy en hooghfle vryheit, die haar in den boezem gezakt was, en van rechtsweeghe toebehoorde. Onder fchyn van 's Lands zaaken te redden, 't verloop der welke niet dan den hoove te wytenflond-, zoud' hy befiaan defiadt te dwingen tot bewilghing in 't aanneemen des Hartooghen van Alenfon; waardoor zy, uit de Spaanfche, zouw vallen in de Franfche tieranny -, hoogh- moedigher, wreeder-, en onlydelyker veel. Niet 5 dan tot oneer, verkleening-, en zw aar e kofien der ßadt, was zyn' voorgange koomßge deeghen -3 en te vree* zen, dat d'aanflaande noch argher zouw uitvallen -, door zyn toeleggen op wraak oover de geenen-, dien devryheit ende gemeene welvaart bet ter harte ging, dan 't volghen van zynen zin-» daarhy 't zoo quaalyk me inde met de ßadt van Gent, haar f onrecht laßerde-, en getracht had buiten 'tverbondt van Uitrecht te doen fluiten. Zynen Franfchen Raadt-, zyn' lyf wacht-, en veel krysvolx, zoud hy, ongetwyfelt, meeßeepen-, ende, daarop-, deFran- foizen en aüerley uitheemfchen > onder fchyn van met hem te handelen, inkoo- Iii 4 men*,
|
||||
6^6 P. C. HOOFTS VYFTIENDE BOEK
1579' men j jaa alle uïtwy kelingen, ende die men verzonden had tot verzeekerinr
der ruße: ztdx te duchten ft ond, dat hy, voor zyri vertrek, de Schotten en Franfoïzen binnen ontbieden moghte, die, van Roufelaar en daar ontrent, in eene nacht by den werke weezen konden. T>e vyandt, als hy verfiendight wier de, dat deP rins zich naa Gent zouw begeeven hebben, waar gefchaa- pen , alle andre aanflaaghen te laat en dry ven, om hem binnen der fladt te be- ßuiten: 't welk f Antwerpen niet gefchieden kon, en hemftofverleenen wilde, om de burghery, meer dan ooit, met bezetting te bezwaar en. Onderflandt van geldt oft volk had men van den Prinfe niet te verwachten. Zyn raadt Qdes noodt zynde^) kon, zonder zoo veelongemax, van Antwerpen geh aalt worden. 1)e vereening der fladt met d''andre leeden Van Vlaandre, die, naar 't voorgeeven zyner aanhanger en, met zyn7 koomjle te treffen waar, zouw niet dienen dan [f zyner meininge, om de fladt onder 't juk des Hart ooghen van Alenfon , en des hoofs, te brengen 3 en haar degeeeftlyke goedren, in die uit erft e noodt, f onbruik te maaken, zonder haar meer voor te ft aan dan hy tot noch toe gedaan had, zelfs op de beloften, van de Waaien, in vier oft vyfdaaghen, te doen vertrekken, zoo menflechts de geloofsvreede inwillighde. Maar, indien de fladt beftendigh bleeve 'm V kandthaaven haar der vryheit -3 zoo zoude zy, die, door Godsgenaade, den Waaien belet hadyet zonderlings £ uitgezeit het brandtfchatten en teezen des armen huismans _) te verrichten, met haaren voorgank ook d'andre leeden verwekken tot luft en liefde der zelffte vryheit, en voorts toteeri vereening, nut en eerlyk den ganfchen lande. 'Dies was'er al- thans niet noodighers, dan dat d'ingezeetenen zich geruft hielden, en verlieten opdezorghvuldigheit, vlyt, envoorzight derMajeftraat, bereidt omgoedt en bloedt by hen op te zetten, zoozy haar en raadtplaats gaai'en-, zich wel mooghende ver zee keren, dat het haar aangeene bequaame middelen van be- fcherming ontbreeken zoude, indien zymaar door ys Prinfen koomjle niet ver- hindert wier de. Belangende de voorgewende behoefte van een hooft, 's Lands oorbaar, in der waar heit, vereifchte eenen krysooverfte : maar dien moeft men aan denPrins niet zoeken, die altyds in defteedengezeeten had, tot maghtighefchaade van^ de leegher s te velde gehouden, Men vond'er, die raadt waanden te we et en, om den Prins wel zulx te breidelen, dat de zaakengee- nenlaft zouden ly den: maar, dewylhy, in zy n af weezen, zoo zorghly keen* tweedraght in der fladt had kunnen ontfteeken 3 hoe veelmeer ft onde zyn'jee- ghenwoordigheit te vreezen? Beeter verre, 't gevaar ende arghernis voor te koomen, met vrundtlyk fchryven om uit ft el zyner reize, totopminbedenklyke tydt. Menftrooyde, tot verfleeghenis dergemeene luiden, dat zy, zonder wel met den Prinfe te ft aan, verlaat en zouden worden van Hollandt en Zeelandt. Wegh met die droomen. Want diegeweften hadden, teeghens zynen raadt en dank, de fladt van Gent in hun verbondt aangenoomen. Ende geenfchyn altoos, dat zy haar begeeven zouden, die niet zocht dan den reinen Godsdienft ende vryheit te verdaadighen -y twee ftukken, waartoe de Vereening van Uitrecht ftrekte. Ook hadden de t'zaamgelyfde Landen nooyt zucht tot Alenfongehadt, weetendegenoegh wat 'er inflak: zulx geenszins te geh oven ft ond, dat zy,tee- ghens hunnen eedt, de handt zouden aftrekken van de geenen, die, zich en hun te goede, arbeidende waar en om zyn' tier anny te weeren. T)och, waar e V zoo noodigh, als men riep, tot richting van 's Lands zaaken, met den Prinfe in handeling te treeden j men moghf hem bidden tot Brug te verfchynen; te meer, om dat dieftadt vaft ten halven weeghe tuften Gent en Tpere lagh i daar zyn' T>oorluchtigheit ook begeert werd, en zich vinden kon zonder zoo veel verzeekerings te behoeven, mits de bezetting t* haaren geboode ft ond. Wer- waarts men alsdan bequaameperfoonen konde ftuuren ? om met haar in mondt- gerne eU'
|
||||||
■■■i
|
||||||
DER NEDERLANDSCHE HISTORIEN. 6jy
aemeenfchap te koomen . In welker voeghe Gent buiten vaar, en zyn'Door- 1579.
luchtigheit vernoeght zouw blyven : oft onder de e ze koomjl moe ft' yet an- ders fchuilen , dat zich , tot naadeel der fladt, te zyner flonde oopenbaa- ren moghte. Oover 't fmeeden van dit ftuk werx hield men den Predi- kant Dathenus meede geweeft te zyn. Ontrent den zelven tydt, lieten Rekening de Gentenaars in druk gaan een' reekening van'veertienhondert duizent, ym dle en vierentwintigh duizent gulden , uitgegeeven by hen , feedert den vyf- vm Gen* tienden van Oeftmaant des jaars vyftienhondert zeevenentfeeventigh , tot • . , * den zeften van Zoomermaant des jaars vyftienhondert neeghenentfeeven- ntveeee- tigh j booven meer dan driehondert duizent gulden brandtfchattings , af- ven. geperft denGentfchen oorde, in acht oft neeghen maanden, door de Waa- ien •, ende zonder tweehondert tachtentigh duizent gulden , befteedt aan 't fterken en voorzien hunner fteede. Waar by ( huns bedunkens ) bleek, datzy t'onrecht gelaftert werden, als oorzaak van de quaade betaaling des krysvolx, en van Maastrichts ondergank, by mangel van vol en veirdigh op- brengen ten gemeenen behoeve. Indien nu d'andre drie leeden van Vlaandre, en de refi der Landtfchappen en (leeden, zich, naargelang^ gequeeten hadden > waar (vraaghdenzy} was zoo grooteen geldt, beloopendewelterfommevan tneeghentigh tonnen gouds, ver-vaaren? Oft, «y aar en d7andre in gebreeke, waartoe dan die verfchoont, en d'onfchuldighen befcholden ? Dan 't quam hun her uit haat en nydt, om dat zy 't waar egeloof\ den zuiveren Godsdienfi, ende vryheeden des vaderlandts voorft ouden, teeghens alle ouwde en nieuwe tierannyen. 'T üitftrooyen deezer reekeninge docht hunner weederparthye bet een fnorkén op hun vermooghen te zyn, en tot opruyingdesvolxtee- ghens d'Aigemeine Staaten, dan t'hunner verdaadighing teftrekken. Zom- mighen meinden, men behoorde dat gefchrift Ce weederleggen, met aanwy- zing hoe'tmeefte deel der penningen verquift was in't uitvoeren hunner bal- daad igheeden, en in't houden van by de hondert vendelen, nutteloos, on- tuchtighbaar volxj 't welk, gevordert, door La Noue, om de muitende Waaien te befpringen , fchoorvoette, met voorwenden, dat men die noch niet uitdrukkelyk voor vyanden verklaart had. Doch de voorzienighen rie- den het af, en meer verbitterings te fchuwen . Nietteeghenftaande deezege- fteltenis dier (ladt, braghten 't Ry hoove en zyn' aanhangers zoo verre, dat de drie leeden van Gent bellooten den Prins t'ontfangen, op de volghende voor- Voorwaar- waarden. Geene bezetting altoos in te brengen. Geenszins hunne voorrech- den ge- ten oft vryheeden te krenken -3 't waar e by handeling met den Hartooghe van Vir&"*den Anjou, oft anders: ende, vooral, onverkort te laaten de hoogheit der regeer in- ! mjef ge, hunonlanx opgekoomen, mits de Koning-, als Graaf van Vlaandre, had Geme„ afgeßaaghen de billykepaispunten, hem aangebooden tot Kooien. Stads oover- mm 9 m heit, goedtgekent, engewillekeurt, zoo by den Ooverdeeken engemeene Dee- daarop in kensder vryeneeringe, als by den Decken en de gezwoorenen van't ambaght fladt te derWeeverye-t ook den hervormden Godsdienfi met het aankleevenvandien, ho^en, en 't gebruik der geeft lyke goedren, in den jeeghenwoordighen flaat te laaten: zonder y ets te veranderen -, 't waar e by form van geloofsvreede, oft anders- zins . Der fladt genoeghzaame verzeekering te geeven ( aangezien zyne Die mr_ Doorlucht igheit behoorlyke verzeekering van haar ontfing ) dat niemandt der den, by ingezeetenen, oover eenighe voorleede zaakegemoeyt zoude worden. Al dit, hem, afge- ter beede vanftads gemaghtighden, te belooven by zyn9 Doorluchtigheit, onder flaagben. haar brie f zeeghel en teekenin?. Uit al 't welke men äfneemen kan, waar n)echter troer, dat pas , te Gent naar leggen moeft. De Prins, niet ziende, met ¥ .T ' handen zoogemoffelt, daar ter fteede yet goeds te doen, weigherde deeze de rei^ voorwaarden. Maar 't leed niet lang aan, oft gemaghtighden van Ryhooves aan. parthy
|
||||||
•
|
||||||
6f$ P. C. HOOFTS VYFTIENDE BOEK
'l579- parthy quaamen zyner Doorluchtigheit vertoonen, hoe d'achtbaarheitlm-
y er-Let e ^jZC nu grootlyx ontvallen was, zulx het haaren perlbon niet ontftaan zoüw
tot Gent P^aats 3.an ru^ en orc^e te zaaken; inzonderheit, zoo men dien, omheint
imbyze en niet een' lyfwacht van etlyke hondert burghers, zaaghe koomen. De Prins
Vathentts dan, zich nyghende t'hunnen verzoeke, beftond de reiz. Imbyze , des
trekken verwittight, gelietzich, aan dehaavengeheeten'tSasvanGent, een' fterk-
naa Duits- te te willen beraamen, ende trad aldaar t'ièheep, inmeining, Vlaandrete
landt. ruimen: doch werd noch ooverreedt om naa ftadt te keeren. Zyn' Door-
DetotGent luchtigheit, aldaar gekoomen in Oeftmaant, hadmaghtighemoeite, eerzy
BeeTenwat d'onwettelyk gekoorene, uit de regeering -, ende nutter luiden daarin ftel-
te voor en ^en kon. Tot Voorfcheepen maakte zy Karel Uittenhoove, Heer van Hoo-
losgeraakt; gherval, man van befcheidene zeedigheit, in plaats van Imbyze; die,
doch meeß zich vindende in heeten haat, en beducht voor afvordering van reekening
weederach- Zyns bedryfs, naa Duitslandt ging, en onder de vleughelen van Hartogh
terhaalt. f^ans Kazimir fchuiien. Petrus Dathenus koos de zelffte uitvlucht: enzv
egonae Zeeven zich daar een'lange wyl onthouden. .Voorts pynde zich zyn'Door-
(en weeohe luchtigheit, en gelukte 't haar, de reft der dingen op voeghlyken voet te hel-
draagbt ' Pen • Om de gevangene Heeren viel toen geen groot gefchil; mits hun ont-
verfcbejde. koomen in Hooymaant leftleeden, door toedoen van zeekre burghers: hoe-
zaaken wel men 't meefte deel, ende, daaronder, den Heer van Champaigney,
voor, aan met veirdigh naajaaghen , weeder in handen gekreeghen had. Doch de
au van de j-[eeren van Rafftnghem en Sweeveghem, met den Baljuw van Kortryk,
r emng. £n zommjg[ie ancjre} waaren wegh geraakt. Wyders, het ftond, te dee-
to°h Ma- zertydt zoo byfter met de gemeene zaaken, dat de Prins, door Aldegonde,
thias ge~ aar» de gemaghtighden der Vereenighde geweften, onder andre vertoonin«
fchaapen te gen, deed voorhouden, op 'den zeevenden van Oeftmaant. Hoe d* Aarts-
vertrek? haftogh Mathias, toen onlanx, by mangel van betaaling zynes weddens, was
k$n,hy ge- gedwongengeweefl, zyn hofte fluiten, en huishouding te breeken. Waarop
brekjan te peinzen viel-, indien men hem, van armoe vertrekken Hete, wat klank uit
mI zuix ooveral, wat ongunfl , wat afkeer in de harten zyner toegeneighden, zoo
Aen. binnen als buiten 's Lands , zonderling in den "Duitfchen Ryke, ontfiaan
Zeekre ge- wilde: en hoe quaalyk zyn7 Hoogheit des zouw vergeet en kunnen. Dezelf-
magbtigb- fte gemaghtighden , naa veel ooverweeghens van Aldegondes voordellen,
den der fchikten etlyke pedbonen uit hun, naa Gent, om met den Prinle teraadt-
Vereening flaaghen , noopende den vreedehandel, d'orde op 'tftuk der fchattingen,
koomen de handeling met Anjou, en't beleidt der zaaken, zoo van ftaat, als van
, j '. oorlogh. Waarop hy, den achtentwintighften van Herfftmaant, zyn ge-
Gent met voelen te verftaan , ook 't zelffte in druk uit, en inzonderheit te beden-
den Prinfe. ken gaf; dat men eenen Vorft behoefde , die in eignen perfbon 't groo-
Traagheit te werk beleiden moghte -, 't welk der Koninginne van Engelandt onge-
en weeder- leeghen viel. Maar mits de vericheide gezintheeden der Landtfchap-
fpoorigbeit pen j Werd ( nietteeghenftaande zyn klaaghen en aanporren _) 't befluit
der Landt- verWy|t} 0ft verworpen. Geduurende zyn verblyf tot Gent, diend' het
in *t befluit niQt naac^er ' °^ ÜY waar daar verraft geweeft van de Malkonten ten , die
fieemen. ' DV duifter voor ftadt quaamen , met verzoek om herberghing van eeni-
De Prins by ghe Vlaamfche ruiters. En zommighen ftonden nu gereedt om de poor-
naaverrafl te te oopenen , als zyn Doorluchtigheit, gevraaght by andren om verlof»
tot Gent, en lichtelyk bezeffende dat het vyandt weezen moeft, mits zy geen paarde-
door lift der YO\^ daarontrent had, oft verwachtte, recht te tyde derwaarts zond, met
laft om niemandt in te laaten. In'teerft van Oeftmaant hadden zy gepaft?
Aald'ime- ^et mee^e deel der bezettinge liftelyk uit Aalft te lokken , enteflaan:
noomenvan voorts die ftad ingekreeghen, en jammerlyk omgelprongen met de burghers.
dezelve. 2ty
|
|||||
*
|
|||||
DER NEDERLANDSCHE HISTORIEN. 60
^ybemaghtighden ook Ronfe, een' groote Vryheit (zoo noemt men daar 1575).
te lande , o§pene plaatfèn, beeter bevrydoomt dan gemeene dorpen) en Ronfe00* pionderden 't uit, naa moordt van alles wat te traagh in 't vlieden was. 'T welk vervallen, eefchiedt fchynt tot wraak desweederftands, die hun wel vierhondert man- nen gekoft had. Eenighe Gentfche vendels verdreeven zy van Baaièroode > Baaferoode en flaaken 't aan brandt. De Prins, vertrekkende van Gent, quam tot Brug, verbrandt. ten gewoonlyken daaghe de Wetverfcheppen* en ftelde daar orde , onder De Prm ander, dat de Roomsgezinden in ftilte hunnen Godsdienft moghten oeffe-'* /^** nen. De Landtvooghdy vanVlaandre hadhy, voorheen, totmeermaalen geweighert-, maar althans eenander gezight gekreeghen, en den Heer van Schoonewal, NóëlvanCaron, te werke geftelt, om der Landtzaaten zucht tot zyne beroeping, nieuwlinx, te roeren. Waar op volghde, dat hem ty aan* 't zelve ampt weeder aangebooden , en by zyn' Doorluchtigheit aanveirdt veirdt de werd. Sterk ging de fpraak, deezen Zoomer, hoe men ftilzwyghendsar- Stadt^u^ beidde tot een huwlyk des Hartoghen van Anjou met de Koningin van Enge- y^00]er landt: /t welk, in den benaauwden ftaat onzer dingen, de ooren wyd maakte Gerucht'm voor zyn* milde aanbieding. Want, mits de kinderloosheit der Franfche vanAnjous Majefteit, en Anjous naafte recht tot dat Ryk, fcheen uit dien bandteen' huwlyk onfcheidbaare vereening der twee kroonen te willen volghen j ende naa Neer- met Enge« landt, zich daaronder vlyende, geen kyken meer, voor den Spanjaardt, landn te zullen zyn, Dies hoorde men daaghelyx veele twiftreedenen voor en tee- ghen 't verftooten van Philips: ende werd, inOeftmaant, opdatftuk, een daghvaart der Staaten van Hollandt, indenHaaghe, gehouden. D'Eedel- Beraading doom gehet zich niet vreemdt daar af 5 hoewel weenigh fteeden, dat pas, °°ver*t noch moedt tot zulk een'flap hadden. Maar'taanneemenvandenHartogh vemerPen was allerveerft te zoeken. Wel deeden d' Algemeine Staaten dien van Hol- p^L*^ landt vertoonen, Hoe zeer men aan Anjou, zoo door toezeg, als door ontfange Venlosu weldaadt, verknocht was. 'Dat {zonder hem te vernoegh'en) booven "Parmas Ult naam geweldt, en de waapenen der Waaien, een derde krygh uit Vrankryk te vreezen der Alge* flond: waar door noch groot er onlufl, uit de onluft voor derfcheuring, uit meer meine fcheurings ten laaft e al de laß dien vanHoïïand en Zeelandt weeder op den hals s*a<*ten hoornen moghte, Naa 't dooden oft verjaaghen van meer dan tweehondert dui- mn die zent menfchen door den Hartogh van Alva, naa zoo langduurighe quellingen \mft°" van oorlogh , verhöregeh e eden , verfcheide weigheringen van pats , had nmJnfo men reede foover om Spanje ofte fny den. Slecht{ach arme•!") deed zich de 't aanneem Koolfche handel op: ende , naa 't vruchteloos uitvallen des zehwn, zouwmen men van doch een hooft, moeten kiezen. Want de naaryver onder de geweften , hunne -Anjou* zucht tot elkanders verdrukking, bedorven de ft of tot max el e ener puur e re» geeringe van Staaten: gelykde voorouwders welverzocht en bevonden had- den. Maar, in alle manier zouw men daar toe verft aan moeten, zoomen (gelyk het zich aanzien liet) noch een' wylin oorlogh quaam te blyven j 't welk eenwerkvan veele raaderen was, die nooyt ftreek hielden , zonder van e e* nen enklen beweeghergedreeven te worden. Niemandt nutter den Lande, dan Anjou: en geen knellender prang tot billykheit, voor denSpanjaardt 5 dan met den Hart oghe te fluiten, onder verding van ongehoudenis, indiende vreede voortginge. Geen handigher toom, teffens, om de Waaien te her- houden j die hunnen afval dan welfchorfen zouden, uit anxt van zich, tuffen de haften der Algemeenfchappe en de Franfche, beklemt te vinden. *Dat hy meeft er geworden, 't Landt weeder den Spanjaardt zouw willen inruimen, was, mits d'ondoenlykheit, ydele zorgk -, ook't zelf ft e te goedt een' brok om 'er af te fcheiden. Kleene vreez desgelyx, dat hy pooghen moghte d'inge* zeetenen onderfcherp bedwang te brengen', alzoodeSloot en geveldt', goede orde
|
||||
66o P. C. HOOFTS VYFTIENDE BOEK
15"7s>. orde en wachten in defleeden waar en. En men hoopte hem weite ver/preeken,
tot byftandt der Landen j ^//i" ?/z<?w /^/tz opdroeghedentytelvanBefchermer der zelve 3 ƒ? weeten volkoomentlyk en in alles, zoo wel zaaken van recht alsvan oorlogh $ en dit op voorwaarden, onder andre, dat hy zonder verlof der Staaten, geenen krygh faanveirden , geen volk te werven, nocht bezet- ting in eenighefleeden te leggen haddej dat ook deVereeningvan Uitrecht achtervolght wier de, en eenen ygelyke vry flonde zich daarin te begeeven. AAI te Maar weenigh woeghen deeze reedenen by een volk, dien't hecht enon- houden?ich verwrikkelyk in 't harte zat, Oranjein'thooghbewindttehandthaaven: met aan oran- welke meening men, inHollandtenZeelandt, alleenlyk gebooden uitgaan- je. de op 's Prinfèn naam, nooyt die van Mathias oft van den Raadt van Staate liet gelden. Sint het veroovren van Maastricht, hield Parmas volk zich meeft
ontrent Roermonde, en op de dorpen van 't Vorftendoom Gulik. Daar ge- beurden daaghelyx fchermutfingen tuften hen en de bezettelingen van Gel- vter van ^^ yeni0j en Wachtendonk. Den zeevenden van Oeftmaant, werden, sa ™rï __■ tot Heekhuizen by Roermonde, vierzyneSwitfcherfchevendels verraften (che ven- geflaaghen, door't vendel van Hopman Gouwenburgh-j 't welk geftyft met delsgeflaa- etlyke ibldaaten van andre vendels, en een deel ruiteren , des morghens ghên. vroegh uit Venlo getooghen was. Des andren daaghs reez een' groote be- oproer tot roerte tot Groninge, te deezer oorzaak. JohanRodaf Haraus noemt hem Groninge, Roorda) Raadsheer in't Spierfche kaamergericht, die een'dochter van ter oorsake BoucleWyn van Loo, Rentmeefter van Vrieslandt getrouwthad, wasder- ÏJV °rfl waarts argeveirdight door den Prins van Parma, om d'ingezeetenen, met Roorda voorftel van zeekre vreedepunten, tot fcheiding van d'Algemeenfchap te derwaarts bekooren. Naa 'tzaayen van dit zaat aldaar, quam hy endtlyk binnen Gro- gefebikt ningej en de zaak in't licht. Waaroover de Wethouders hem deeden aan- door Par- taften, ondervraaghden, hem zyn' papieren afnaamen, ende die aan den **<*• S tadthouder zonden, Nu geviel 't, dat zy 't invoeren der gemeine middelen aanvingen, ende zulx quaalyk eenen deele der gemeente: 't welk, opgeruidt
door de Spaansgezinden , aan 't hollen floegh, krytende, zy wilden den aangebooden pais, die hen van zoodaanighe laften bevryen kon. Allens- kens aangroeyende, ftreevenzy naa't Raad thuis toe, in opzet, de Maje- ftraat met vankenis tot het aanveirden der vreede, en 't flaaken van Roorda, te dwingen. Dan de Staatsgezinden, ook te hoop gefchooit, deeden hen vërftuiven. Zommighen vlooden uit der ftadt. Die men kreegh, werden gebannen. Roorda, geleevertaan Rennenbergh, zat, oover't jaar op't Slot te Stavere j daarnaa, etlyke maanden , opdat te Woerdej lint noch een' wyl op 't huis te Rammekens: doch raakte ten laafte los. Op den vierden van Honfihoo- Herfftmaant, werd Honfchooten in Vlaandre ooverrompelt en berooft, door ff" m, den Heer van La Motte. Maar niet zoo wel verging hem een aanflagh op den oovervallen Bról"- van waar hy, in't begin van Oeftmaant, byzich, totGreevelinge, door La met vertooning van voordeel, zeekren fcheepshopman genaamt Jan Simons- Mo^, zoon, ontbood: wat het dan was, dat hem 't oogh op dien perföon moght De zelffle doen werpen, om den zelve een' zydgank te verghen, daar luiden van lek- leytop den kerder opvoeding en hooghvlieghender gedachten zich lichter toe verleiden üriettoe. ]aaten_ jan Simonszoon ( maar met voorweeten en wil des Prinfën van O- ranje) nam de reiz aan, en voorts de ftadt te verraaden: ten welken einde La Motte hem met groove beloften kropte. Tot uitvoeren van't ftukzeid' hy hulp te weeten van fchippers en viftchers; maar, dat, om wisheits wil} de Hopman der bezettelingen van den Briel, die zynvrundt was* enzom- mighe anderen gewonnen dienden-, daar geldt en tydt toe behoorde. Hier- op te rug getooghen, onderhield deez€ ruwe man, die niet een* A voor een' B kende.
|
||||
DER NEDERLANDSCHE HISTORIEN. 66ï
kende, door brieven gefchreeven, by eenen andren, La Motte ontrent twee 1575);
maanden: trompte hem tweehondert kroonen af: ende gemaantomgyze- laars, wift het zoo fraay t'ontleggen, dat, zonder meer zeekerheits in handen te hebben; dan eenen boode, die te gelooven ftaat dat zelf bedrooghen was, Maar een' taamelyke vloot, toegeruft met Prinfenvlaggen, naa den Briel gezonden wo*dt, werd, ende meeft al vernielt door de fcheepenzynerDoorluchtigheit, die'erJc ß* ^ op paften. Alsnu ftaat ons te melden, wat 'er, uit de weederwilligheit en het fj^ïee" t'zaamenrotten der Waaien, gebroedt is. Naa dat de gezanten der Algemei- pe 'waaien ne Staaten, onverrichter boodtichap uitArthois gekeert waaren, en't zelve daadingen zeweft, neevens die van Ryflèl 3 Douay, en Orchiers, befluit genoomen had met Vau om met Parma te daadingen, quam ook Henegouw wel haaft totooverflagh: ma* laatende de Graaf van Lalain zich omzetten door zynen broeder Montigny, en de Graaven van Mansfeldt en Arenbergh: zulx dat hy meede teekende zeekre voorwaarden, geraamt tullen devoorzeideLanden enfteedenteree- ne, ende den Biflchop van Atrecht, de Heeren van Seiles en Walhuon, Par- mas gemaghtighden , ter andre zyde , op den zeeventienden van Bloey- maant. Onlanx waarnaa, een hoefflagh van zyn eighen paardt hem 't lee- De Graaf venkoftte. De Prins van Oranje, hebbende dit verdragh bekoomen, zond vanlalain, het op den eerften van Oeftmaant, uit Antwerpen , aan devolftandighe afgevallem geweften en fteeden 5 met eenen wydluftighen brief, Renende om zyne *fn Doorluchtigheit te zuiveren van 't oovertreeden der aangegange verplich- Yan * 1 tingen , en van verfcheiden achterklap haarder wangunftighen. Dan de paan,ge* punten waaren by die forme niet gebleeven , maar oover gezonden aan ßaagben Parma , in'tleegher voorMaaftrichtj ende ièedert befnoeit en verhanfèltj datby't zoo dat zy niet voor den dertienden van Herfftmaant, uit'sKonings naam, befierft. tot Berghen in Henegouw , afgeleezen werden , loopende op deezen zin. |
||||||||||||||
1.
Turnen
van de verz.oe- tiing der Waaien met den Koning* |
||||||||||||||
Alle Leeden der Gentfche bevreedinge, der Vereeninge van Bruffel, des Eeu-
wighen gebods , ende onzer bedangenaaminge daarop gevolght, zullen in volle kracht bl)'ven, en naagekoomen worden. Nocht om werken, nocht om woorden, gevallen feedert d'eerfle beroerten, en ter zaake van die, heeftye- mandt eenighe moeyenis oft verwyt telyden : hy en waar e dan een van onze gemeene vyanden , oft gebannen , oft uitgezeit by de verzoende Landt- fchappen , oft aanrechte gedäaght oover f zaamenffanning teeghens eenighe |
||||||||||||||
fladt. Wy houden alles van waarde, wat, in deverzoende Landen, voor-
zien , begeeven, en verleent is by den Aartshartogh Mathias, by de Staaten, oft by den Raadt van Staat, voor zoo verre als de maght onzer Algemeine Landtvooghden zich te deezen daagheflrekt: en de voorzieningen, gedaan van zaaken begreep en onder't Algemein, dat wy aan ons behouden hebben* bevefiighen wy voor de e ze reize, ter beede van de verzoende Staaten $ 'ten zy onsblyke, dat de voorziene perfoonen niet Roomsgezint zyn, oft niet van foorte vereifcht tot het verwerven der voorzieningen, en 't bedienen der amp- ten: behoudends, nochtans, dat het nietflryde teeghens de Gentfche bevree- ding, de Vereenifig, het Eeuwigh gebodt, ofte teeghens de rechten, voor- rechten, en vry doornen der Landen in't gemeen oft in't bezonder: doch zul- len hieronder geenszins vervaat, maar nietigh weezen, alle voorzieningen iniffchien gedaan feedert den zeeventienden van Bloey maant leflleeden, ook de geene, die by de Raadender Staaten, by den Heimelyken, oft dien van de geldmiddelen, verleent blyken. Geen onderzoek zalgefchieden oover afwer- f ing van Sloot en, oftflerkten-3 nocht e de zelve weederopgebouwt, oft nieu- we geflicht mooghen worden in de verzoende Landen , zonder uitgedrukt verlof der Staaten, van elk gewefl in 't bezonder. Span)'aards, Italiaanen * Albanoyzen, Borgonjers, en alle vreemdelingen, onaangenaam den Staaten » Kklc aan- |
||||||||||||||
Öfh
|
||||||||||||||
.3 v;
|
||||||||||||||
4'
|
||||||||||||||
*
|
||||||||||||||
66i P. C. HOOFTS VYFTIENDE BOEK
157p. aanveirdende dit verdragh , hebben te vertrekken uit onze Nederlanden
zelfs uit den Hartoghdoome Luxemburgh, binnen zes weeken, naa verkun-
dingvan deezen-y oft ook noch eerder, indien11 lichaam des heirs, waarvan
hier naa te fpreeken (laat, eerder opgerecht, ende 't geen, tot vertrek der uit-
heemfchen noodigh valt, eerder gereedt zal weezen 3 ende, binnen andre
volghende zes weeken, uit het Graaffchap van Borgonje $ zonder in de voor-
zeide Landente mooghenkeer en-, oft eenighe andre daarin brengen, zoolang
wy van uitheemfch oorlogh onbekommert blyven •> ende emmermeer , '/ en
waar e by dwang van noodt, dien de Staaten zelf' klaarlyk bekenden: gefyk
de e ze zullen doen vertrekken alle Franfoizen, Enge Ifc hen- Schotten> en
6, andre uitlanders onder hunne maghtfiaande. T)egemelde vreemde krysluiden,
trekkende uit de Sloot en oft Steeden, zullen daar moeten laat en alle lyftoght,
gefchut, en oorloghstuigh: ende 't gefchut, gehaalt ttit de Burghen, zal>
ter eerfie geleeghenheit, weeder gebraght worden 5 van waar'tgenoomen is
geweefl, mits geenszins geoorloft zy 3 't zelve te vervoeren uit de geweßen;
ende binnen twintigh daaghen naa 't verkundighen deezes , zullen wy de
Sloot en en Steeden , met den daar wee zenden voorraadt van mond' en oor*
looghe, die onder de Landt vooghdy van Heenegouw behoor en-, ende binnen
de naafte twintigh daaghen de andre , waar dieookgeleeghen zyn, beveelen
aan Nederlandfchem ingezeetenen, bequaam daartoe, volghends de v oor rech-
7- ten j ende aangenaam den Staaten van elk der verzoende geweßen. Tuffen
nu en 't vertrek der vreemdelingen 3 zullen wy} met de verzoende Landtfchap«
pen) f onzer koße, een lichaam van krysluiden maaken, uit inboorlingen, en an«
dr en aangenaam ons en den ze hen Staaten: op befprek nochtans^ dat zy ons zul'
lente baat e koomen met hunnen onderfiandt, naar uitwyzen v an't twintigh«
fle volghende punt, om den Roomfchen Godsdienfl en onze behoorlykegehoor-
zaamheit te handt haaven* naar forme van de Gent f che bevreeding 3 de ver«
V 8. eening, 't Eeuwtghgebodt, en dit jeeghenwoordigh verdragh. Ook gebieden
wy den Staaten, ende Landtvooghden > zoo wel den Algemeinen als denbe-
zonderen , den Raaden ende Majeflraat en van Luxemburgh en Borgonje,
,!■,;-, f achtervolghen het Eeuw igh gebodt en dit verdragh , van punt tot punt-3
ende mehi doorgang nocht ingang te verkenen aan eenighe krysluiden tot ach- terdeel deezer geweßen ; ook hier op eedt te doen, ende dies te leeverengenoegh- zaamfchriftlyk befcheidt: gelyk ook de Staat en •> weederzydelinx, zich be- hoor fykzuMen quyten, znlx de koopmanfehap en hanteering^ tuffen de voor- 9- zeideLanden , vrank en veiligh mooghe weezen* als eer ty ds. Alle gevan-
genen ï zynde in de maght der tzaamenverdraaghende parthyen , zullen io. uitgaan zonder ranfoen % daatlyk naa V verkundighen vandeezen. Belan-
gende degoedren , opgehouden-, bekommert, ende aangetafl 5 ter beide zy~ denn fintden pais van Gent, zoo wel in onze Nederlanden , als in Borgon- je en elders $ elk zal terflondt wee der om koomen in zyn' onroerlyke goe- *byau- dren-3 ook in de roerlyke« zoo die niet verhandelt oft vervreemtzyn 5 *ten thoriteyt, ooverflaan en beveek.des Rechters , by de Majeflraat daartoe bedwongen door beroerte des volx ,' waaronderbegreep en zullen zyn de goedren der ge- vangenen y gehouden van de Gentenaars en hunne aanhangers: ende nooperh de de renten en kommeren op de zelve goedren, zal gevolght worden het in- houdt des. veertienden ende zeftiendenpunts van't. Gent f che verdragh, mits dat men zie op dengeboortedagh van Sant Joh an den 'Dooper , in den jaar e ii. vyftienhondert neeghenentzeeventigh. Wy handthaaven aÜe , die voor
't vertrek van onzen broeder T) on Joh an in Naamen , geftelt zyn, en zich althans vinden in vooghdy oover de verzoende Landtfchappen, fteeden > en Sloot en 3 gefyk ook de geenen, die voorzien zyn met vooghdy en ontleedight wet
,. ' * ,. der
|
|||
ÖER. IstEDERLANDSCHE HISTORIEN. é$§
der doodt: ende in de vooghdyen, bezet by maniere van voorraadt, mits i fffi
't vangen en vafthouden der Heeren, zullen bleuen de geenen , diejeeghen- woordelyk daarin zyn, tot de ontjlaaking enweederkoomft der gemelde Hee- ren * doch zal men alzulke , by afflerven der gevangenen , voorzien naat luidt van, 't volghende achtiende punt: en wy belooven geenen der zelve af te (tellen * indien zy , gedüurende de beroerten•, hebben aangehouden met de Staaten, ende ge handt haaft den Roomfchen Gods dienfi, naar de form van de Gentfche bevreeding, de Vereening, en yt Eeuwïgh gebodt -3 ende voor-taan mets hoornen te begaan tot naadeel deezes verdraghs. Ende tot meerder ver- ii* zeekering hebben wy verordent, naar 't elfji e punt des'Eeuwighen gebods s dat de Staaten der verzoende Landtfchappen, alle perfoonen gefielt in waar- digheeden, Ooverften, Majeftêaaten, Burghers en inwoonders der fleeden ende dorpen, daar krys bezetting leit j ook de oorloghsluiden zelf, desgelyx de burgher s en inwoonders der fleeden ende dorpen, daar geen' bezetting u $ voorts alle andren weezendë in eenighe kryslyke oft andre ampten, zullen.zweer en den Roomfchen Godsdienfi, en onze behoorlyke gehoorzaamheit te onderhouden, naar uitwyzen van de Gentfche bevreeding , de Vereening , 't Eeuwigh gebodt, en dit jeeghenwoordigh verdragh j ende geert bezetting f o at f an* gen 5 te ver andren , oft in te laaien , elk in 't zyne , buyten weeten van den Algemei?ien ende bezondren Landtvooghdt, en van den Raadt der Staa- ten van y der gew e ft , oft van de gemaghtighden en bevelsluiden der zelve: alzoo nochtans * dat 5 in haaftighe en dringende noodt > de bezondre Stadt- houder de ft er kt en , daar bezettingplagh gehouden te worden , zal weiver- zorghen met krysvolk verpltght by eede aan ons ende f onzen dienft in eiken gewefte. Ook belooven wy , de fleeden oft het platte landt der voorzeide ge- i $i we ft en niet te bezwaar en, nochte té doen bezwaar en met eenighuitheemfch oft inheemfch krysvolh 't en zy dat d'inwoonders zulx begeer en, ter zaakevan oor- loghof te enigh ander gevaar i oft dat het daar gewoon is te zyn van ouwde ty- den j in welken gevalle de bezetting zal gefchiedewmet ingeboore Neèrlanders, aangenaam den Staaten van eiken gewefte. IVy willen ende verordenen, dat, 14«» in alle fleeden ende dorpen j daar de Majeftraaten onordentlyk vernieuwt zyn > fint den aanvank der beroerten, zy we e der om in haargeheelwardengefielt> naar de gewoonten en voorrechten, die elke plaats geh adt en onderhouden heeft 9 ten tyde van onzen Heere ende vader den Kaizar, ook dat de zaaken alzoo befielt warden , dat men aan de Majeftraaten bèhoorlyke achtbaarheit en ge- hoor zaamheit toedraaghe , om in geen nieuw gevaar te vallen. IVyders &e- 1 j; looven wy , tot d'Algemeine vooghdy der Nederlanden , altyds te maghti- ghen eenen van onzen bloede, Vorft oft Vorftin , begaaft en bequaam tot zoo zwaar een bewindt, met wien de onderzaaten wettighe oorzaak zullen heb*- ben om zich vernoeght te houden i oft immers te vreede moeten weezen by alle reedelykheit: de zelve zal regeer en met alle rechtvaardigheit en billyk- heit , naar de rechten en gewoonten der Landtfchappen -3 ende pleghtelyk zweer en) te handthaaven de bevreeding van Gent , de Vereening, hetEeu- wigh gebodt', en dit verdragh , in aUe punten, en met naamen den Room- fchen Godsdienfl en onze bèhoorlyke gehoor zaamheit: ende zullen wy den gemeiden Staaten, eert wyle voor 't maaken van dengemelden Landtvooghdti laaten weeten , gelyk wy plaghten , wie by ons daar toe gekooren zy : wy willen ook , dat onze neef de Trins van Tarma , met alle vlyt, be* fchikke en volvoere 't vertrek der vreemdelingen en de weederleevering der fieeden en plaatfen , dat hy ook, met een, tot Algemeinen Stadthouder oo~ ver onze Nederlanden , voor den tydt van zes maanden , ontfangen war* de , mits zich richtende naa de gewoonlyke pleghtigheeden j ende , dat Kkk 2 fyi- .
|
||||||
66^ P. C. HOOFTS VYFTIENDE BOEK
i ƒ 79. hy i tot meerder voldoening en queêking van't vertrouwen onzer onderdaanen)
hebbe , voor zyn' huisgenoot en, inboorlingen der Landtfchappen, en zoo luttel uitheemfchen, als mooghelyk zal vallen: ende om hun bet te believen, begeer én wy, dat het getal van zyn' uit landtfche dienaars niet gaa booven vyveMWintigh oft dettigh: den welken ook geene bediening van gemeine ampteni nócht handeling van Landtzaaken zal toegelaat en worden: hyzd nochtanshebben alzulke lyftrmiwanten, alsby andreLandtvooghden, Vou ft en en Worft innen van onzen bloede, plaght en geh ouden te worden-3 te we e ~ ten, fchuttèn en helb aar diers, inboorlingen en van vereifchte foor te: met welken onzen Neeve de Staaten zul/en onderlinge gemeenfchap van zaaken hebben, en hem te kennen geeven al wat''ergedaan zal worden, ende al wat der Uit voer inge van dit verdragh is aankleeiÊnde: ookftaan alle geboodenen voorzieningen te doen door ons, en alleenlyk in onzen naame: ende, indien *wy, ten einde van de voorzeide zes maanden, tot de gemelde Landtvooghdy niet hebben gémaghtight denperfoon van denzelven'Prinftvan'Parma, oft eenen andren, begaaft als booven, zoo zal'zy, tot verhoedenis van beroerte en wanorde, bedient worden by den Raadt van Staate, terwylmen naa nieuwe 16. verkiezing blyft wachten. Tot luiden des zelven Raads van Staate, zullen
fe)y ft ellen twaalf mannen, te kiezen naar ons welbehaaghen, zoo wel uit de ve'maamftenen Eedelen, als uit de gerne ent e, alle,, volghends d'ouwdewy- s ze, inboorlingen s' twee derdendeelen der welke den Staaten der voorzeide ge-
weftenzullen aangenaam zyn, en perfoonendie van den beginne tot den einde
der beroerten, met hunhebben aangehouden: van de e ze twee derdendeelen zullen de vyfperfoonen laßbrief van ons hebben naa d'ouwde maniere 5 ende drie andre, enkk voorziening voor den tydt van drie maanden s naa 't verloop der welke-, wy hun, zoo't ons gelieft, zullen verlenging mooghen toevoe- ghen , oft andre bequaame verkiezen en infteUen als booven -, op dat 'er altyds leedighe plaats blyve voor de Landtfchappen, die noch niet verzoent 17. zyn. Naar de ftemming en V befluit van 't mee ft e deel der voorzeide Raads*
heeren, meede verplicht tot den eedt hier vooren verklaart, zullen alle zaa- ken ajgeveirdight worden, gelyk ten tyde van onzen heer e ende v ader $ ende ft aan te teekenen met een bezonder teeken, by eenighen der voorzeide Raads- 18. heeren, teeghens zoodanigh misquaam als dikwyls bevonden is. Alle voogh-
dyen, koomënde oopen te ft aan, binnen de naafte zes jaar en, in de verzoende -Landen, zonderling Hopmanfchappen en Krysampten, zullen wy begeeven aan inboorlingen, oft ook uitheemfchen, aangenaam den Staaten van elkge- weft, endegefchikt, bequaam, en ontfanklyk naar de voorrechten des zelven: tolden heimelyken Raadt, tot dien van degeldtmiddelen, en tot andre amp- tenVangroöter belang,zullen wy desgelyxvordereningeboorenen,oft vreem* den, aangenaam den Staaten, én ontfangbaar-} dewelke, voor hunne ont- farikënïs*, zullen pleghtèlyk moeten zweer en, te onderhouden dit verdragh, e% de Staaten te waaffchuwen van alles, wat zy bevinden zullen tot naadeeldes 19- zelvengedaan te worden, oppeene van meineedt en eerloos heit. Ook houden
* pen- ^y tyfoß efiqjün waarde alle inftellingenvanjaarlykfcherenten, * voordeel-
fioenen. gelden, en'andereverbintemffen,verzeekeringen, enfchattingen, diebyde voorzeide Staaten, 'wet verlof van elk Landtfchap, zyningeftelt enaange-
. gaans ingeftelten aangegaan zullen worden, totbaatedergeenen, diehunbf-
ftandt gedaan, oft geldt verfchooten hebben in der noodt ~, ende dat zélfs de
fchuldèngemaaktterzaake vandegemelde oorlooghenen beroerten, zullen be*
■ 20. taalt worden, ■naarhëtachtiende punt des Eeuwighen gebods. Ookzullenzf
* contri- naamaals met geene'tollen% fchattingen, * verp ondingen, oftlaft en, bezwaart
butien. worden by andre form, danientyde van onzen heere ende vader, oftbybew'u- |
|||||||||
/1 ..■■
|
|||||||||
" lighmg
|
|||||||||
DER NEDERLANDSCHE HISTORIEN. 66?
Ikhing van elkgeweft. Alle ende elke voorrechten, en gewoonten, zoo wel in 7t i 579.
aetnein als in 't be zonder, zullen geh andt haaft, ende de ge ene, die moghten ge- 21. farooken zyn, herfielt worden. T)e verzoendegeweften hebben te vertyghen van 22. alle vertujingen en bondtgenoodtfchappen, gemaakt fint het ontfiaan der voor- leedene beroerten. Ende, aangezien de Staaten zich voelen verplicht aan 23. onze lieffie zufier de Koningin van Enge landt, en aan den door lucht ighft en *- Hartogh van Anjou, door ont fangen onderftandt, zoo zullen wy, binnen twee maanden naa intree onzes neefs des Trinfen van Tarma ter Algemeine Landtvooghdye , zeinden , aan hen , eenen bequaamen perfioon , om alle heufche' plichtp leeghing te bewyzen: ende de verbintenis en ouwde vriendfichap met onze voorzetde zufier zal weederzydelinx achtervolght worden. Tot 24. vermeer ing der geneeghenheit en go e dth artigheit, die de Lafidsheeren fchuldigh zyn te draaghen tot hunne onder zaat en -, ende op dat daar ent eeghen de onderzaat en bet gene ight warden tot eerbiedenis engehoorzaamheif f hun- nen natuur ly ken Vor ft e •, zoo hebben de voorzeide Staaten , op ons, zeer ootmoedelyk begeert, dat wy, ter aller eer ft e geleeghenheit, in Neder landt zouden zeinden onzer kinderen een, bequaamft , onzes dunkens, tot on- zen naazaat, om aldaar opgevoedt en onderweezen te worden naar hun- ne manier, in alle Godtvreezentheit••;, gefchikte deughd, .en vroomigheit °, op welke zaake wy zullen acht ge even als V betaamt. Ook zyn wy te vree- 2 f. de-i alle geweften, * Sloot eny en, fteedeji, en bezondre perfoonen van Ne- *KafteIe- derlandt, die met ons begeer en te verzoenen, naar deform en voorwaarden ryen. van dit verdragh, daartoe f ont fangen-3 ende zullen zy ge lyke weidaadt ge- nieten als de voorzeide verzoende Land'tfchappen > is 't dat zy gewilligh- lyk daartoe begeeren te kqomen binnen drie maanden naa 't daadtlyk ver- trek der Spanjaarden uit ganfch Neder landt. Ook ft aan wy den voor- 26. zeiden Staaten toe, ootmoedelyk te bidden de Tauzelyke Heiligheit 3 on- zen lief ft en broeder 3 neef ende maagh, den Kaizar, d' AartsbiJJchoppen van Kooien en Trier $ ende den Hart ogh van Kleef \ als hartlyke beminners der welvaart en rufte van Kriftenryk, dat hun gelieve te beneirfiighen 't volbren- gen en onderhouden van ditverdraghin alle\ punt en. Maar, indien, in'tuit- 27. voeren en volbrengen van dit verdragh en het aankleevenvan dien , eentghe zwaarigheit oft zintwift ryft, die naa de verkundingzouw moeten befleckt worden j zoo zullen wy, en de Staaten der verzoende Landtfchappen , ter weederzyden , gemaghtighden ft ellen , om alle zaaken te verft aan, te ver- effenen , en uit te voeren : daarentuffen fiaat wel f aanmerken , dat, door deeze woorden Aangenaam den Staaten , en de refte , gefielt in veele pun- ten, niet uitgefiooten worden de inboorlingen van Nederlandt, die dereene oft andre zyde van de verdingmaakers hebben aangehangen. Ende, op 28. dat alle ende elke punten , boovengefchreeven , gemaakt ende befiooten tot Atrecht, den zeeventienden van Bloeymaandt, leflleeden , ende verlicht, herwooghen , en vafi geftelt, in onzeftadt van Berghen in Heenegouw, den twaalfden van Herfftmaandt des jaars vyftienhondert neeghenentzeeven- tigh , wel ende daadelyk onderhouden , vervult, en uitgevoert mooghen vierden, ende dat alles , wat in de voorzeide punten begreep en fiaat, vafi en van waarde, èeuwigh en ongefchent blyve >• zoo hebben wy dit jeeghen- 'wooordigh verdragh doen teekenen , by onzen zeer lieven ende getrouwen neef den Graaf van Mansveldt, ende by andre onze gemaghtighden, ter eene zyde j ende by de Stadt houders en gemaghtighden der voorzeide Landt- Schappen en hunner bondtgenooten, ter andre j met belofte van alles te beäangenaamen en te beveftighen by onze oopene brieven in behoorlyke en ge- vjoonlyke forme , binnen zes weeken naa deezen dagh. Gegeeven in onze Kkk 3 fiadt
|
||||
666 P. C. HOOFTS VYFTIENDE BOEK DER NE DERL. HIST,
fladt Berghen in Heenegouw, den twaalfden van Herfflmaandt des jaari
vyftienhonderdt neeghenentzeeventigh. Deeze waaren de vruchten der moedtdwangeloosheit van de Gentenaars en hunner gelyken •, de verwarring derStaatfche zaaken, en't verlies van ganich Walslandt: behalven Doornik en Doornikkerlandt, welke de Stadthouder aldaar, Prins van Efpinoy, broe- der des Burghgraavén van Gent, in den Roomfchen Godsdienft, met oogri- luiking tot den Onroomfchen, by d'Algemeenfchap hield: uitgezeidt ook Kaamerik, en 't fteedeken Bouchain •, het een der welke door beleidt des Hee- ren van Ainfy, het ander door de kloekheit van den braavenjooft de Zoete} Heere van Villers, noch een' wyl aan de zelffte zyde bleef. Wel is waar, dat Valenchien, fchy nende te willen zien oft de Hartogh van Terranova yet vor- derlykers verleenen moghte, noch wat draalde met het aanveirden der boo. vengemelde punten-, maar het verklaarde genoeghzaam, dat het, binnen de gefielde drie maanden, oftd'een' oft d'andre form omhelzen zouw. |
|||||||||
1579-
|
|||||||||
Doomikj
Doormkr kerlaydt, Kamerik^, en Bou- cbain bly- ven noch Staatfch. |
|||||||||
P. C. HOOFTS
|
|||||||||
P. C. H O O F TS
NEDERLANDSCHE
HISTORIEN
|
||||||
SE5TIENDE BOEK*
Et meer arbeids, en minfpoeds, deed zich de handel 1575).
tot Kooien dry ven. Naa 't knibbelen oover de voor- ftellingen van Terranova, vertoonden de Staatfche ge- magfftighden aan de Kaizarfche, hoe 't zyn gevaar had, indien hy eeven ftrak bleeve, dat hunne meefters 't werk met Anjou zouden voltooyen. De Kaizarfche, daar- Eerfie naa, ontworpen zelve een verdragh, ende behandigh- vm^b. den 'taan de Staatfche. 'T welk deeze bevonden met van>sKa^ Terranovaas gefchrift, in ftoffe, oover een te koomen: maLJil crelyk zy ook zülx hun vrankmoedelyk, ende niet zonder eenighe fcherpheit, dm tot aanweezen. De Kaizarfche, hoewel meinende dat men hun wat te naa ge- Kooien: fprooken had, lieten zich nochtanspaayen; endeeden, opdenachtienden mnpar- vanHooymaant, eenen nieuwen voorllagh, By deezen werden vaftgefielt, Vtybge* deGentfche bevreeding, de Bruffelfche vereening, het Eeuwigh gebodt, des mdee"* Koninx Toeft andt daar of gevolght, en het handthaaven der voorrechten. ,m twee* 'T vertrekken der uitheemfche krys luiden zouw t effens gefchieden, feener tydt nAht te raamen by gemeen goedt dunken van part hy en. Het inlandfch volk van oor- loogheftond' ook fontfoldighen, uitgezeit degewoonlyke bezettingen. T)e tol- len, ingeftelt ter zaake van de beroerten, haddemenaftefchaffen: 'tenwaa- re zyn' Majefteit anders noodigh oordeelde. T>e koopmanfihap zouw in alle vryheit gedr eeven worden, gelyk van ouds. Zoogeeftlyken als weirlyken zou- denkeer en in t bezit hunner ontilbaar e goedren, ender tilbaare noch in wee- zen bevonden. Aan onwraakbaare perfoonen y gefchupt uit ampten oft fiaa- ten, bezeeten by hen ten tyde des Eeuwighengebods, moe ß en dezelve weeder ingeruimt worden, onder eedt, te doen aan Koning en Staaten, van deeze punten f achtervolghen. Niet dan inboorlingen te vorderen tot aanzienlyke bedieningen i ende dat onder den zelffteneedt. T)egevangenenlostelaaten zonder ranfoen 3 't en waar e dan reeds befprooken. 'Den Graaf van Buur e font* Jlaaken, drie maanden naa dat de Trins zyn vader 't verding met hem te maa* ken zouw voldaan hebben. Voorzieningen, ftaande aan degewoonlyke maght der Landtvooghden, ende gedaan by den i^Aartshartogh, Raadt vak Staat, oft de Staaten, zouden ftadt grypen: maar niet degeene diegefchiedt waar en in zaaken verhouden aan zyne Majefteit, ofte teeghens de vrydoornen oftye- mands bezonder rechtftreeden. Alle Majeftraaten, afgezet buiten orde had* de men weeder te herfteUen. 'S Koninx gezagh en gehoor zaamheit zouw gel* den, naar uitwy zen vanGodtlyke en weirlyke wetten, van de voorrechten en gewoonten des lands, van de Gentfche Bevreeding, de Vereening,. V Eeu- wigh GebMt, en dit verding, ende voorts gelyktenty de van Kaizar Karel den vyfden. cDe Koning zoude eenen Vor ft oft Vor ft in, bequaam en van zynen bloede, tot d'Algemeine Landtvooghdy laften ■, onder eedt van de vry doornen, Kkk 4, de
|
||||||
P. C. HOOFTS SESTIENDE BOEK
|
||||||||||||||
66%
|
||||||||||||||
lS79' deBevreeding , ende deeze verzoening naa te koomen. In handen van dien
Landtvooghdt zouw men , zonder eenigh voorder bedenken , moeten leevren alle plaat jen alstoen gehouden by d'een' oft d'andre parthy , ook 's Koninx erflyke goedren ., gefchut , voorraadt van mond en oorlogh , waapenen , en fcheepen : op dat hy de plaatfen ', gewoon , booven alle gedachtenis , be- zetting te hebben, te bewaaren gaave , by goedt dunken des Raads van Staa- te , aan ingeboore Nederlanders , verplicht by eede aan den Koning en aan de Staaten , tot onderhoudt van dit verdragh , booven 't gewoonlyk zwee- ren van getrouwigheit te zyner Majefleit j ende voorts handelde met de voor- zeide plaat Jen , gelyk hy bevinden zouw te behoor en , en eertyds gedaan was. 'T geen, niettemin, uit deKoninklykegoedrenmoghtbekeertzyn ten gemeenen onderfiandt, zoude niet hereifcht worden, mits dat men zich voort- aan des onthielde. T)e Staaten zouden vertyghen van alle ver'binteniffen, gemaakt ter zaake van de beroert en.-, uit ge zeit de Gent f che Vree de, de Bruf- felfche Vereening, ende 't Eeuwigh gebodt. Onder dit verdragh zouw men begrypen d'Engelfche Koningin , en den Hartogé van An jou: ende van de punten , raakende 't voltrekken , beveßighen , verkundighen , en eeuwigh onderhouden de e zes , hadde men te handelen wen alles zoo naa vereffent waar e. 'Dit voor zoo veel als 't burgherlyk beftier raakte. Noopende den Godsdienfl: in d'andre geweft en ft ond' alleen de Roomfche te pleeghen: maar Hollandt, Ze e landt, en de ftadt Bommel, zouden zich mooghen richten naa 't Gent [che verdragh -} mits dat ondertujfen de Roomfche Godsdienfl wee- der ingeruimt wier de ter plaat fen daar die, ten tyde van 't maaken des zelven verdraghs, geoeffent was. 'T)'Onroomsgezinden zouden, in d'andre Land- ß-happen, mooghen ongemoeit wo.onen en bly'ven, tot dat-, met raadt der Staa- ten, wet te lyk beroepen , door den Koning oft zynen Stadt houder, ter plaat f e daar men vrylykftemmen moght e, anders voorzien waar e op 't maatighen der plakkaaten: des hadden alzulke onder zaat en zich midlerwyle te hoeden voor arghernis, oproerden oeffeningvan allen andren Godsdienfl: zouden ook daar- entuffen, hunne goedren roerende en onroerende, vryelyk mooghen gebruiken, met verlof om die te vervoeren oft vervreemden f hunner gelief te :.die de zelve begeerden te behouden, zouden ze mooghen, in hun afweezen, doen regeer en by zulke Roomsgezinde bewindsluiden, als hun raadzaam dochte j daaren- booven weeder in't Landt keer en, en zelve hunne goedren aanveirden, wen. 't hun aanftonde te Ie even op de Roomfche wyze, en zulx bekent te maaken aan de Taft oor en, Amptmannen van Rechte, en Wethouders der plaat fen, daar Die wort zy zich wilden needer zetten. 'T ontwerp deezer voorwaarden, (hoewel on- am de gelyk enger dan de geene die den Waaien verleent werden, uitgezeit in 't ftuk Staaten yan (jen Q0dsdienrV)zonden de Staatfche gemaghtighden aan hunne meefters, * ende gaaven dien te bedenken j oft het niet nutter aanveirt, dan afgeflaaghen waare ten opmerke van den deerlyken ftaac des Lands. Voorts hielden zy ■, op
nieuw, aan om beftandt: 't welk, naa eenighe uitvluchten, door Terranova plat geweighert werd. De Kaizarfche fchreeven ook, buiten weete der Staat- fche gemaghtighden, aan d'Algemeine en bezondere Staaten, iamt aan d'acht- baarfte fleeden , met vermaan tot ontfankenis der boovengeroerde punten: by welke brieven van denvyfden inOeflmaant, Terranova dezynevoegh- de. Hierop werd , by die van Shartooghenbos , geantwoort, dat zy de voorgeftelde middelen billyk vonden: by d'andre fleeden en Landtfchap- pen van Duitiche taaie, dat zy zich gedroeghen tot befluit, te neemen |
||||||||||||||
Antwoon
der Staa- ten. |
||||||||||||||
by d'Algemeine Staaten . Deeze geport door verfche brieven^ntwoord-
den uit Antwerpen, ontrent een'maant naa den ontfank der eerfle. 'Tmerk- |
||||||||||||||
waardighfl, bygebraght van hun3 was, 1)at zy 't ontwerp den bezondren
Landt'
|
||||||||||||||
^■k';-.-:,. .-■,■■■____• -:-- ■
|
||||||||||||||
DER NEDERLANDSCHE HISTORIEN. 66p
Landtfchappen hadden toegeveirdight, om elx gevoelen té verflaan * Maar, i f/pt
huis beduchtens, was 't eindt der Nederlandfche eilenden noch niet verfchee*- nen, &00 de Koning de beeken zyner genaade niet mildelyker vlieten deede, Wanti wordende de afgezette ambtenaars wee derin flaat engezaghgefielt, door weldaadt der Spanjaarden, die noch blaakten in haat teeghens 't Landt * ende zonder de welke zy zouden waanen huns Ie evens niet zeeker te weezen % watflowd' 'er te verwachten, dan oopening vanden weghtot vervolghing^ vankenis, ballingfchap, en moordt der andren ? Welke vreezegeflyftwerd door den bezondren handel met Arthois en Heenegouw , en door 't oprechten <vandatheir. 'Daarenbooven, alle fteeden, fier kten, krysvolk, endeganfche kracht des lands op te draagen aan 's Koninx Algemeinen Stadt houder, daar de Hollanders en Zeeuwen, toen zy zich noch alleen vonden, 't zelvegeweighert hadden, en het teeghendeel bedongen by't verdragh van Gent $ zichteftellen ter genaade van zoo verfch verzoende vyanden, entepaayenmet de broosheit van eenen eedt i hetftreed teeghens menfchlyke reede, was eengruwelvoor de naatuur. Voorts werd doorgaands, onder vermaan van den Gentfchen pais, hetEeuwigh Gebodt vermengelt, dat onvoorzightelyk by d'andregewefien, maar nooit by die van Hollandt en Zeelandt, aanveirt was $ ende uit het wel- ke men 9 mits 't punt van denRoomfchen Godsdienft 'm alles en ooveral te handthaaven, zoo zwaareflormen had zien opdondren, toen 'Don Johan, uit kracht van dien, de Staaten weeder, ter zaak&van'tgeloof', tot de w aap enen dry ven wilde. Hieruit , ende voorts mits 't verwerpen van den Gentfchen pais door Jen Bar oen van Seiles 3 was zulk een' vreez voor d'ouwde bitterhee- den ontfiaan, dat men zich binnen de paaien des gerne Iden verdraghs niet had kunnen houden, maar noodt lyk moeten koomen tot inwilghing der geloofsvree- de, om 't wantrouwen te fiillen. Wie zoude nu gelooven, dat het aanbieden der Gent f che vreede den Koning ernfl waar e ,diehy, toen V ongelyk beet er met den Lande fiond, had afgejlaaghen,.? T)at het werk op heel andre moer lagh 9 moght menfpeuren , niet aUeenlyk uit d'onzeekerheit, waar in'tgezagh des Trinfen van Oranje\, en de zaaken der Hollandren en Zeeuw en gefieltwer den} maar ook uit het aanverghen des Eeuwighen Gebods , famt der twee andere f unten y benaauwende d'Qnr oomsgezinden van d'andre Landen veelmeer dan de Bevreeding deed, die hun toeliet te koomen , teblyven, te handelen , te •vertrekken , te beeren , zonder eenighe belydenis van geloof. Slechts met y delen pronk van woorden, werd het Gentfche verding dan ten toon gehee- ven , maar in der daadt ver niet ight: daar nochtans de jeeghenwoordighe geleeghenheit verre grooter ruimte vereifchte , dan by 't zelve befprooken was. Kranke troofi zeeker voor den Graave vanBuure, dat men zyn ver- loffing uitfielde , tot naa 't voldoen eens bezondren verdings j waartoe de Trins van Oranje, oovermits belofte den Lande gedaan, alstoen niet ver- flaan kon , nocet kunnen zoude naa 'tverfiryken vanden tydtdes gemeinen handels: zulx het gevaar , hefchooren , op dien voet, den vader en zoone^ licht lyk te bezefen was $ 't welk groot e ontfieltenis der Landen moejl met zich fleepen. Stond wyders te bezinnen, dat, by dontworpepunten, geen* werzeekerlng voor deMajefieit vanEngelandt, denHartooghe van Anjou, nochte zelfs voor den Aartshartooghe Mathias, werdaangeweezen: mits- gaaders , hoe men de gebooden en voorzieningen , gedaan -by zyn''Hoogheit €n 4e Staaten , op fchroeven flelde , met dé duifternis der bygevoeghde uitzonderingen en begrenzingen. By de gemelde punten was ook geen wiffe tydtbefiemt tot het vertrek der Spanjaarden. %en aanzien van al't welke, en van de dringende noodt des Lands , zy de Heeren Kaizarlyke middelaars baaden, den Hartogh van Terranova te verfpreéken tot billyker voor- waar- |
||||
6fö P.C. HOOFTS SESTIENDE BOEK
i 579. waarden, die met recht den tytel van taafelen der vree de voeren moghtên ■
Maar, oft fchoon de regeerders der voorzeide landen en ileeden ('t welk noch, tans veel was )d'eenen met minder, d'andren met meerder yver ( onder de welke die van Aarnhem uitmuntten) te zaamen heulden,zonder dover te zwik- ken tot luiftering naa bezonder verding, ende 't ontwerp der Kaizarfchen voor onvoldoende hielden > zoo ontwekte niettemin de ruchtbaarheit van 't zelve zorghly ke be weeghenifTen in den gemeenen man. En men vond 'er, die, uit haat derdaaghelykfchebezwaarnifTen, oft uit zucht tot Spanje, zich zei ven oft andren vroedt maakten, dat de vreede tullen Terranova en der Staaten gezanten reeds getroffen was., ende niet haaperde dan aan de baat- en ftaatgie- righeit der geenen, die, alstoen in 't bewindt zittende, by tydt van ftilte geen' kans zaaghen om zich met het mergh der gemeente te meften. Deezerley klap- Afkundmv pernyen zweefden der maate t'Uitrecht, dat de Wethouders oorbaar vonden, tot uit- die, niet by enkle af kunding van verbodt, 't welk dikwyls tot voedfèl der faa- recht, tee- me dient, maar tefFens by bondighe weederlegging te fmooren. Van plaats tot ghens de plaats draafden verfcheide boexkens, loovende oft kakende op 't heftighft de loovers voorzeide punten. Die van d'Augsburghfche Belydenis t'Antwerpen, hoo- fl b ren(^e noe nen naaging dat zy ze nut en noodigh oordeelden, verklaarden het dir Kat- teeghendeel in oopenbaaren druk. Andren, in fteede van 't ontwerp te beftry- vLarfche den met woorden, beweezen met de werken, hoe verre zy waaren, niet alleen middeUa* van zulk eenen, maar van veel-billyker pais t'omhelzen. Den gemaghtighden ren. der naader Vereenighde Landen quam ter ooren, hoe Sonoys foldaaten tot De Lui- Zutven de beelden geftormt hadden, teeghens 't verdragh gemaakt met die
terfchen ß.acjt. en bevaaIen hem de misdaaders ernftlyk te flraffen. Maar Sonoy ant- woordde, IJati methei verandren van>zommighe Wethoudersyen'tbe'èedi- CendieL ghen der aangekoome , men aldaar eendraghtelyk de groot e kerk denOnr oom- Beeldtflor- fihen, ende Nieuweßadskerk den Roomsgezinden had toegevonden. Het af- ming tot neemen eenigher beelden was, ten ooverfiaanvanBurghermeeßeren, Kerk- Zutven meefieren, en andre aanzienlyke luiden, ende wel wat onzacht elyk gefchiedt$ door sonoys door foldaaten; mits dat de arbeiders ,gelaß om 't zelve inflilte te befchikken, knechten, ßappeiy^ fe werke gingen. Hierop volghde gelyke handdaadigheit tot Hattem, cnoo ei- en eyerg 'Xwelk, verweeten den Graave van Rennenbergh, endatmen ■Loïnmhe °P geenerley verding oft eedt pafte, hem ( zoo hy voorgaf) fchry ven deed, Re-'eer- aan de zelffte gemaghtighden, dat, 'ten waare daarin voorzien wierde, hy ders, die van Ooveryfiel en Groninge tot de Vereening niet te brengen oft te hou- Gelyke denwift. De gemaghtighden, bezefFende't belang der zaake, zonden dub-
banddaa- belt van Rennenberghs brieven aan Graave Johan van Naflau , Stadthou- d'tgheit tot fer oover Gelderlandt, met verzoek dat zijn' Genaade genoeghzaame attent, en q^ ffelde teeghens zoodaane ongereegheltheeden . Te Kampen , ech- Moe'itetot ter' daar Rennenbergh te gebieden had, quaamen, korts hiernaa, d'On- Kampen, roomsgezinden den Raadt aanzoeken, om onderhoudt voor hunne Predikan- om geloof5- ten: 't welk, voor dien tydt, geweighert werd. Daarop gaat 'er een deel, z.aaken* hoewel buiten toeftemming hunner gemeinte, dit leedt aan de Minrebroeders vernaaien} en leit ze ter ftadt uit: zulx alles in roere en waapenen raakte. De Monnikken werden, noch voor den aavondt, weeder in 't kloofter geholpen * door vlyt hunner geloofsgenooten: uit welke, des andren.daaghs, ontrent anderhal f hondert, te zaamen gerot in de grootekerk, zich onderling ver- bonden heirnelyk beweert te gaan teegens d'Onroomichen, en acht peffbonen aan de Vroedichap fchikten, om d'onderhoudenis der geloofsvreede te ei- fehen . Weinigh daaghen daarnaa» koomen zom migen der zelve dronken uit het Minrebroerskloofter, met groot getier, en pooghen 't volk, - op ftraat en hunne zyde, te trekken . D'Onroomfchen begeeven zich by't vendels dat
de
|
||||
DER NEDERLANDSCHE HISTORIEN. 671
de wacht aan'tRaadthuis had: de weêrparthy, by'tgeenedatopdewacht r<7»;
trekken moeft. Veele Roomsgezinden, met het bier in 't hooft, peuren voor uit, naa d'Onroomlchen, die zich, met waaghens en ander tuigh, wat befchanft hadden. Ter weederzyden werden 'er twee oft drie doodtlyk,vier oft vyflichtlykergequetft: dochendtlyk'tkrakkeel ter neer geleit, by befprek, dat d'Onroomlchen, om vreedes wil, zouden afwyken -, mits dat men hun > t'hu nner verzeekering, gyzelaars mee neemen liete j en aan den Stadthouder Rennenbergh 't gefchil om de Monnikken verbleeve, die d'eene parthy handt- " IiaaVen, d'andre verdry ven wilde. 'T liep ee ven wel niet lang aan, oft die z^m^ moeften verhuizen: en de ftadt werd, met twee vendels fcldaaten, verzee- nm& vm kert. Om dit getyde vernamp men in de Twente, eenighe zaameningvan frmif/- voet- en paardevolk, die verluiden lieten dat zy de Hiergeflche, Meeghen- foxwme fche, en Boflufcheknechten,quaalyk betaalt van de Staaten, waaren ver- wachtende, in meening de geloofsvreede af te fchaffen. Dies fchreeven die van de naader Vereening aan den Landtdroft van Zutven, dat hy Lochum en Grol, by voorraadt, met huisluiden te bezetten hadde. De Graaf van Ren- nenbergh, aangezocht tot Ooverfte deezer troepen, floegh'taf. Ook ging 'er maare van kryswerving in Ooftlandt, ten behoeve van Billy: waaroover die van de zelffte Vereening, den Stadthouderen in Gelderlandt en Vries-* landt, de bewaarnis hunner grenzen aanbevaalen. Shartooghenbas, ont- ruimt van de Staatsgezinde burghers, ende neemende genoeghen aan den voorgeftelden pais ( gelyk wy hebbin aangeroert} was een' fcherpe doorne in den voet: enParmaasvolkhengeld"ervaftomher. De Graaf van Hohenlo, jiobenU zich vindende met etlyke benden in dien hoek, pooghde, met fchry ven, die tykt mee* van der ftadt tot inneemen van bezetting te beweeghen. Maarzyantwoor- fier van den op den zeflent wintighften van Herfftmaant, ^Daf zy 'ergeene begeerden, sbtrtoo- nocht van d'eene, nocht van Wandere zyde j en zich voorjtaan lieten, dat£"en"0$te het ontfangen van krysvolk den f ais en 't vertrek der Spanjaarden ver achtren wor etJó zouw. Wat hart ook men hun toedroegh', hadden zy welgejpeurt, aan V roo- ven-, kneevelen^ bekommeren van perfoonen en goeder en. Waar teeghens zy (indien men zoo voort svoer ) op middelen f hunner verdaadighing moeflen feinzen. Ten naaften daaghê fpysden zy Parmaas troepérf, die tot Vucht laagheri, ende , lydende groot gebrek, zulx, voor haar geldt, verzocht hadden. Hoohenloo, dien dit zeurde, deed den gemaghtighden der naader Vereeninge voorhouden, hoe de ftadt, met doorfteeken van twee fteenwee- ghen, en van den Maasdyk boovenLith, niet alleen van den vyandt was af te fhyden, maar derwyzé te benaauwen , dat zy zich wel anders bezinnen zouw: verzocht derhalven fcheepen, galeyen, jaghten, volk, en voorraadt van oorlogh. De gemaghtighden vonden den voorftel niet vreemdt: desgelyx die van Hollandt ■, en verzorghden de toerufting. Hoohenloo deed den Maazdyk te Littooyen , en den Deemerfchen dyk deur delven. Dieslagh 'r'^li 'er't landt als een zee, ende vielen die van binnen in zwaare behoefte. Ee- e, "ie venwei zy kreukten niet: en tot hechte beleegering, zonderling teéghens^— den winter, behoorde veel meer, dan men wift te verfchafTen . De Prins, voor al kon daartoe niet verftaan, ziende de dingen hoe langer hoe meer in 'twildt, en zoo wyd loopen, dat hyoopentlyk uittuighde, zich te zullen ontkleeden van alle'bewindt, 't en waar men beeter orde ftelde. In Herfftmaant wiüehoe* onderwonden zich de Spaanfchen meermaals, lyftoghtindefchanstot Wille- kerfcham |
||||||||||
verlauten
van de aan- |
||||||||||
broek te helpen: 't welk hun niet gelukken wilde j hoewel zy den Staatfchen,die 't zochten te beletten, zoo nu , zoo dan wel vyfhondert mann' affloe- s
|
||||||||||
ghen. De bezettelingen, daaroover, zynde Hooghduitfchen, ongetrooft des ģ
hongers, en miflchien min des belegs dat zy daaghelyx te gemoet zaaghen van
|
||||||||||
1
|
||||||||||
6y% P. C. HOOFTS SESTIENDE BOEK
15-75). van den Heer van La Noue, vernaaghelden 't gefchut, en verlieten het blok-
huis: 't welk terftondt van deStaatfchen werd ingenoomen, tot bevryding der vaart, engroote blydfchap der Bruflèlaaren, en verdriet van Parma, die met d'ontruimers te boom wilde, zoo zy zich niet met gegronde reedenen ver- Tarmoi weert hadden . De zelffte deed , op den zeevenden van Wynfnaant , in piakhat 's Koninx naam, een fcherp plakkaat uitgaan, verklaarende nietigh en van teegem't onwaarde alle koopingen en vervreemdingen dergeeftlyke goederen, famt knopenen ^Qr geene die aangeflaaghen werden tenopmerke dat deeighenaars des Ko- rf*» J<?T nings parthy volghden. Meenen, 't welk (zoo verhaalt is) de Malkon ten- geeftlyke ten tot zeetel hunner oorlooghe, en zeer fterk gemaakt hadden, werd hun, goederen, korts hiernaa, afgenoomen door dus eenen toeval. Zeeker brouwer, daar en dergee- woonachtigh, genaamt Pieter Verkruifïèn, was zeer gequelt door de Waaien, ne die en eindtlyk gedreight met lyflyke aanfpraak in rechte, ter zaake van 't herber- ys Koninx gjien eens predikants, Deeze anxt riedt hem tot ftoutheit, en de ftoutheit met pmbjlin - j-ß. te mengen T'eener morghenftondt dan, trad hy, in boerekleedren, eenen ^hoorden' foldaataan, die op fchild wacht en hem in den weeghe ftond 5 ontweldighde den zelve een' hellebaart; ooverviel daarmee twee andre waakersj en ontquaam 't voorts met de voeten. Thans richt hy zich aan Jakob van Bronqfaulx, Bur- ghermeefter tot Brug, met oopening van gevoeghlyke niiddelen om Meenen t'ooverrafièn.Naa raadflaan 00ver't werk met den Schotfchen Kornel Balfour, en laft verkreeglien van den Aartshartogh enPrinfè, doet de Burghermee- fter, buiten opzynen lufthof, getal van ladders heimei yk toeftellen. Alles gereedt zynde -, gaat Balfour naa Roufèlaar , en paft met drie Schotfche vendelen, neevens Verkruifïèn, 's uchtens te vier uuren voor den tweeëntwin- tighften van Wynmaant, zich onder de veften van Meenen te vinden , op den fteenwegh die naa Roufèlaar loopt. Juift te dier tydt, verfcheenen ook daarontrent, op den fteenwegh van Kortryk , vier Vlaamfche vendels, die te fcheepe , uit die ftadt, derwaarts ten gelyken einde gefchikt waaren. Die van Meenen, verre van zich destehoeden, hadden in de zelffte nacht, een goedt deel der bezettinge uitgezonden, om , neevens andre troepen getoogen uit Waakene, Warwyk, en Komeene, onder 't beleit des Heeren van Alley nes, Kortryk te beladderen: ende vond zich dit volk reeds op den kant der fteêgraft. De Heer van Pottelsbergh , Hooghbaljuw dier ftadt, alzoo hy kennis had van den aanflagh op Meenen, 't welk maar twee my- len van daar leit, was , dat pas , op den hooghften tooren der burgh geftee- ghen , om naa't opgaan des geluids te luifteren. Niets hoorende , enden- kende luttel dat hem de vyandt zoo naa was , oft mooghelyk hem met die ftem te verjaaghen, vraaghd' hy den fèhildwacht, die beneeden op 't bol- werk ftond, oft hy noch geen gerucht vernoomen had. De fèhildwacht riep Neen: en de Baljuw weederom, 'Detydt^ nochtans is naakende. Alleynes» Kortryk. vaft bezigh met het peylen der graft, kreegh eenen inval, dat deeze woor- gemiftoo- den op zyn voorneemen floeghen , ende dat het ondekt moeft zyn. Dies vervallen aarzelt hy, om t'ooverleggen met de zynen, oft het al raadzaam waare voorts te mrden te vaaren. Met een verhief zich't gedruis tot Meenen, ende ried hemder- v "* M<^" waarts te rukken , met geen'ongerymdehoope van , tenminfte, debefprin- omenten. ^s ^ verfpreicjt en bezigh met buiten , t'oovervallen eer zy orde fielden. bun af ban- Deeze 5 daarenteeghen, hebbende de plaats aan twee oorden tefFens beklom- digh ge- men, de fèhildwachten verkraght, de fchaarwachten verdreeven, werden maakt. flaplyk weederftaan, mits 't ooverfchot der bezettelingen, mistrouwende hun- ner weenighte, de vlucht oover de brug der ftroome, en voorts naa Haalewyn nam. Alleynes, genaadert, en kunnende in de duy fternis niet onderkennen ofthy fpietfenoft fpeeren zaagh, begon te duchten datdeStaatfchenruitery mogh-
|
||||
DER NEDERLANDSCHE HISTORIEN. 6f$
jiioo-hten hebben; en koos daarom den wegh naa Warwyk. Wel quam die x *>.*
dènvolke. van Balfour, 't welk, meefter geworden zonder eenighen af brek te lyden, hierdoor ongefteurt bleef, ende louter te plondren vond, aan 't geen tje Waaien, uit roof en brandtfehatting, verzaamelt en in dit neft geileept had- den . Op deeze maare zond de Prins den Heer van La Noue uit Willebroek , me! ontrent tweeduizent vyf hondert zoo Franibizen , Engelichen, als yiaamingen, naa Warwyk 5 daar hy 't, op den veertienden van Slaghtmaant, aanbraght. De kerk en 't Slot, 't welk , geleeghen aan d'andre zyde der flroom, oover de brug gebood , waaren yder met twee Walfche vendels be- zet. De Franibizen omringen de kerk , en neemen die van binnen , met fchieten uit de venfters der gebuurhuizen door de kerkglaazen , te quellen. Waarteeghens de Waaien weederom wakkerlyk vuur gaaven ; met gelaat van te willen houden , op vertrouwen dat d'omleggende bezettingen zich t'hunner hulp zouden fpoeyen. Ook waaren reeds vyf vendels van Haale- wyn op de been : maar werden te rug geroepen , mits die van Meenen , des verftendight, Haalewyn met een' heete fchermutfing beftookten , en den brandt in een wachthuis braghten. Nut was hun deeze hertredt. Want La Noue j hoorende dat de Waaien tot Komeene verzaamden , dacht hen te gaan bevechten > indien zy zich te velde begaaven 3 ende ontbood , te dien einde , de Vlaamfche vendels en 't paarde volk op , dat de Staaten in dien oordt hadden. Doch , ziende den vyandt marren , deed hy de kerk belad- deren . Moedigh droeghen zich hier de Vlaamfche foldaaten -, een Serjant der welke zeeventien koeghelsop zyn' rondas affchutte . Niet flaauwer was de ^aNoué teeghenweer, hoewel, naa fel fchieten uit en in, de kerk, binnen een vieren- neeMWa** deel uurs , bemaghtight werd. Van de Waaien bleeven 'er ontrent veer- *W* tigh doodt, hondert vyftigh gevangen} onder deeze Carondelet, Steehou- der Kornel des Graaven van Egmondt. Den anderen Hopman , genaamt Croifly, vond men nietj zonder te weeten hoe dat hy moght'ontkoomen zyn. DenzelvenaavondtjftaakèndievandeBurgh'tvuur daarin, en maak- ten voet naa Komeene -, niet zoo veirdigh oft daar werd'er een deel achter- haalt en gellaaghen. Ten tWeeden daaghe hiernaa, voerde La Noue vierdui- zent Franfche knechten, en driehondert ruiters, oover de Leyftroom, om hun geluk te zoeken. Houdende den wegh naa Haalewyn, bejeeghenden zy ty flaat de kornetten van Aarfchot, Lalaing, Kapres , Defprifeau, en La Biche: een deel die hy daatelyk aanransde, Hoopte, naajoegh, verfloegh, oft gevangen V**r*en der kreegh j weenighen uitgezeit, welker vlucht de nacht te baat had . De Waaletu bezetting van Haalewyn , des verkundfehapt, field' het ftrax op een vlie- Die ver* den , en de huizen in brandt . La Noue vervolghd' hen, tot in 't dorp laatcn Ka* van Marquettej daar Montigny , befchanft leggende , in de kerk , met kw)n^ m duizent mann', hem niet verwachten darde. Den bezettelingen van Bee- €m& e Zelaaren Waakene docht het meedegeen tydt van toeven: zulx La Noue, ^iaatjeat voorziende met de zynen de geruimde plaatfen, dien hoek van Vlaan- dre grootlyks zuiverde. En in der waarheit, zyn' Franfoizen waaren uit- geleezen volk, diendeeere, gelyk hunnen Ooverfte, ter harte ging, tot Kmtsbaghi zoo verre , dat zy , hoorende hunne betaaling tot Meenen gekoomen te quaatykbe- 2yn, riepen, 'Tgaftoengeenpas, om aan geldt, maar op e lx plicht, en taalt, valt weldoen te denken . Welke vlytigheeden oorzaak waaren, dat men trachtte, mx *J*' naa 's Lands gering vermooghen, hen reedelyker wyze vernoeght te houden. mters.j?.t Andere troepen , by mangel van voldoening, zochten hun verhaal op J™{~eb' den huisman. De Vryheer van Kurtsbagh , ziende langer niet te be- met jji, ftaan in Brabandt, viel, met ontrent zeevenhondert ruiters , in Oover- zjntknecb* yffel. D'Ooverfte Steenbagh, met duizent knechten, voeghd' 'er zich by. Men ten. LH peinsde
|
||||
<>74 & C: HOOFTS SESTIENDE BOEK
l579f peinsde fbimy ds op middel om hen, by uitkoop, tot vertrek te bewillighen
Dan de Landtzaaten waaren tot geen yolkoomen opbrengen der fchattin- gen te kryghen, zonder zich alvooren van't krysvolk ontlafttezien. Zom- mighen floeghen voor, van't zelve, fterkerbandt, te verjaaghen: maar an- dren hielden voor te haatigh een' onbillykheit, een' deughdelyke ichuldt door weeghe van geweldt, zoo ondankbaarlyk uit te veeghen . De grondt ten laafte kaal gegeeten, worp de ruiters van zelf uit : en zy gingen met den aanvang van Slaghtmaant, verfche weyde in 't landt van Lingen zoeken Kurtsbagh Terwyl Kurtsbagh alhier de boeren dwong den brandt af te koopen, trof'die flerft aan hem zelven: en zeeker buskruit, ontfonkt by verzuim, worp hem een (hik eenenJlagb Weeghsverre; zulxhy> deerlyk gefchendt, aandefmakftarf. Onlanx hier- in» fo«- naa } vertooghen zyne benden. Steenbagh, metdezyne, begaf zich naa kruyt. Wedde en't Oldampt, om dien hoek ook uit te merghelen. Hierentuflèn vernamp men vaft van 's vyandts maghtigh toeruften teeghens de naafte Lente, ende gaf 'er weenigh acht op, naar de zwaarte des gevaars . 'T welk den Prins van Oranje, verdrietigh oover zoo grof een verzuim, naa ver- fcheide vmchtelooze vertooningen, op den zeflèntwintighften van Slaght- maant , in de vergaadring der Algemeine Staaten t'Antwerpen, aldus deed Reede des aanheffen. 'T volk deezer Landen-, zuchtende onder 't juk der geduurïghe Prinfen van ellenden, heeft, myn Heeren-, zoo lange gehaakt naa een oorbaarlykeïndt Oranje, w mzes raadtflaaghen s, dat het nu op'tpunt ft aat, om-, in plaatfe van troofi . &e~ te fcheppen, in d'uit erft e vertwyfeling teflorten -} 't en zy wyfpoeyen met nee- st ten mm van een befluit -, dat hun borghe warde voor een' heilzaame uitkoomft, vewM.de- ^oor rtß?%m van orde-, zoo op 't beleidt der kryszaaken, indien onze zonden ring. die roede Gods noch niet rußen laat en-, als op hetftukdergeldtmiddelen, Ik zelf( om rondt te gaan ) waar e, al oover een' wyle, geweefl om te vorderen, dat ugelieft hadde my font laßen, als die de Landtfc happen zoo traagh zagh in 't verfihaffen van noodtdruft tot weederflandt des vyandts, en mygehoont met zoo veel befcheldings en valfchen laßers , niet aüeendoor de Spaanfche parthy, maar ook door de ge enen, jaa, die hunnen roemdraaghenopleeven- dighen yver tot het gerne ene befte. Maar kunnende my quaalyk inbeelden, dat het deezer zaameninge aan maght oft wil ontbrak, om't quaadt te bee- teren, heb ik tot noch toe volhardt, onder (leunt van de go e de hoop e, diemy althans ontvalt. Oft fchoon elk- van u den naadruk onzer zwaar igheeden f oover begrypt, ende dat hetjeeghenwoordelyk flechts aankoomt op eenighe kleene onkoften, dieghy zelve noodtwendigh houdt, zoogedraaght echter uwe verklaar ing , dat ghy niet puurlyk bewillighen kunt, zonder naader oopening aan uwe meeßers te doen , en hunne meening verflaan te hebben. By welke wyze van handeling , nocht voor zyn' Hoogheidt hier jeeghen- woordigh , nocht voor de Raadtsluiden van Staat, nocht voor my en de verlangende gemeente , eenigh aanblik aan wenfchlyken afloop der\ dingen te beöoghen is. Want, zoo ghy u bekommert vindt met het volkoomen toe- flaan van zulk een' geringheit ■, wat zal 't zyn, koom' ik u, fchier oft mor- ghen, 't opbrengen van ongelyk hoogherfomme te verghen, aan 't inwillighen oft weigheren der welke nochtans de behoudenis oft ondergang van den Staat zal hangen ? Aan kloekmoedigheit, myn' Heeren-, heeft het u nooit ge- mangelt : ook waan ik alsnoch , dat ghy gepraamt om in de klaauwen des verwoeden vyands te vallen, 't keven vreeslyker vinden zond dan de doodt: ende bid u der halven, my ten goede te houden, dat ik u, naar myn verftandt, de misgangen aanwyze, die ons peinzen in de gr aft te voe~ ren, waar van ons altzaamen gruwt. Voor eer ft , zoo heeft het meefte deel der gemaghtighden, verfchynende in ê Algemeine Staaten veel meer |
|||||
m
|
|||||
f .
|
|||||
DER NEDE^LANDSCHE HISTORIEN. 67j
ie dient tot voorfpraaken en verzorgher s van hunne bezondre geweflen enfiee* i 575*,
den j om die te vorderen, zelfs met bederf der andere j dan tot Raadsluiden, beroepen om den algemeinen welflandt te behartighen , en welker plicht daarin e e leeghen ü. Maar , genoomen , zy waar en van oprechten willegeweefl ^ het hadde niet kunnen helpen. Want, oft zy wel in 't bezonder yets toe- ftemden i zy fielden echter , by kortheit van laß , de dingen daaghelyx \iit 3 en braghten ze aan hunne meeflers , die dan noch , naa een lang ver- dien j dikwyls ftrydigh oft onvolkoomen befcheit gaaven : zulx dat men alhier niet bondighs beßuiten kon: ongeacht dat de fchaade der verwaar- loosde geleeghentheeden zoo blyklyk als de middagh was. 'Tzy datwy op't bejaaghen eener heilzaame vreede zien, oft ons gedwongen tot vervolgh der oorlooghei waapening behoort 'er toe $ e n , totdeeze, voorraadt van geldt. tjye fommen , nu , der ingebraghte penningen , waarmee men , in vyftien maanden herwaarts, d? Algemeine Staaten heeft laat en betyen, bedraaghen zoo weinige dat ikmy fchaam hette melden: endemagh wei'roep'en, ter e er e Gods, van zulk een wonder, als is, het zwaar geweldt des vyands, met zoo kleen een onderfiandt, weederftaan te hebben. 'T welk ook dient om den mondt van d'achter klappers te floppen, die my 't quaalyk aanleggen der geldtmiddelen wyten-3 daar ik, nocht hier, nocht in Hollandt, ooitpenning van degemeene heb aangeroert. T>e minfte misbruiken flaa ik oover: 't groofft is, het on- der Jcheppen , verleiden, verfpaayen, oft ganfchlyk verhindren der gemeine middelen $ mits dat ze niet eenpaarlyk gehe even worden, maar elkgeweft, jaa elke ftadt zich hierin, zonder aan fc houw der gemeene noodt, Je hikt , niet buiten bedenken, dat eenighe eighebaatzoekers ditquaadt voeden. T)eeze wan- orde , floer ende, moet den ft aat te gronde helpen: de e ze gebe et ert zynde s zal't licht vallen, teeghens de re ft te voorzien. Uit deeze oneenpaarigheitjpruit een mdrefnoodheit h te weet en, datde Landtfchappen, jaa zelfs defteeden, in 't doen der omflaaghen, elk op hun nut engeryfzien, trachtende de neer ing t 'on- trekken den geenen, die in 't lichten der gemeene middelen ter goede trouwe gaan: welk be dry f niet minkan, dan zorghlyk mistrouwen en tweedraght verwekken. T)'ongelykheit, me ede, van den gang der munt e baart niet alleen haatlyke verwydering tuffende geweflen, maar oopent de deur e tot veeier ley bedrogh en diever yen, gepleeght by de koop luiden 5 die al hunnen handel maaken van 't wijfelen des gelds, dat zy uit den eenen oordt in den andren voeren, altyds tot maghtigh achterdeel der gemeente. En hieraan is een argher vaft -, naamelyk, defliflandtder handtwerken, tot uitteer ing van't fchaamel volk, en van den heelenftaat ; mits dav de ryke koopluiden, in plaats van hunne pen- ningen te befteeden aanw aar en gemaakt hier te Lande, geenen handel, dan met glad geldt, dry ven. Tdergeweft, totnochtoe, fchynt te waanen, dat hem 't oorlogh niet langer raakt, zoo haafl maar als het zynegrenzen ontlafl ziet. Een arm verft'andt, zeeker, dat het e ene lidtzich't 'lyden des andren van V zelf ft e lichaam niet aantrekt, nocht ebevroedtdathet verlies zyns meedege- noots hem tot ongemak en gevaar moet dyghen. T>aarmen niet teffens vecht raakt d'een naa den andren fonder. T>ies dient 'er te zyn een algemeine Raadt, gemaghtight om foldaaten aan teneemen, ofte danken, te .zeinden daar de noodt drukt-, zonder eenigh gezagh, oover 't volk oft fcheepen van oorlogh, . aan de bezondre geweflen te laaten. Wyders, myn' Heeren, twyfelt met, oft de vy andt zal, teeghens denzoomer, groot geweldtop de been brengen j zulx, dat, zoomengeen'veirdighe orde j'chaft, wy, met den onvoorzienen ßagh op den hals, zullen verwondert ft aan •> hoe ons de winter zoofneüyk moo- 1 ghe ontvlooghen zyn. Ghy weet altzaamen, hoe veele kanten van Gelderland, Br ab andt, Vlaandrê, jaa van Hollandt en Zeelandt, onbevrydt teeghens LH 2 aan"
|
|||||
6i6 P. C. HOOFTS SESTIENDE BOEK
aanvechting leggen, in zorghe ( 't en zy men, voor de Lente, de plaatfen
paß ge fier kt en bezet te hebben ) dat de vyandt ons dygh oft fihouder van V fyf zalfcheuren . Ik beloofmy, datghy, acht geevende op deeze reedenen, de zel- ve zult gegrondt vinden , en gelden laat en naar gelang van haar gewight. 'Doch , indien laauwe geneeghenheit , oft dwarsdift van verkeerde gee-, flen u anders doet oordeelen , en de geneezing derquaale in den wind flaan^ vergeeft het my, zoo ik de ampten, my dus verre vertrouwt in uwe handen oo- verdraagh 5 ziende myn h ooft zw e er, arbeidt', en fmaadt, betaalt met het uitputten myner middelen, en den bouwval my nes huis, en geen' kans ter werelt, om langer den laß te draaghen , zonder ßeun vanfiyver hulp e, en zonder nee- vensgang van beet er eenfiemmigheit. Wel bid ikootmoedelykzyn' Hoogheit, en u, myn Heeren, te be'dangenaamen den kleinen dienfl tot noch toegedaan van my, die ooverboodigh ben mynen handel en wandel', van 't minfie tot het meefle, te verantwoorden, voor alle landtzaaten in 't gemeen, en vooryder in't be zonder. Ende, op datniemandtvermoede, dat myne goede geneeghen- heit yetwes aan 't wankelen oft flaauwenflaat, zoofmaleen Jonker in 't Landt niet, die volkoomenergehoorzaamheit, dan ik , bewyzen zal, aan elke oft al- le , die ghy tot het gebiedt mooght koomen te verkiezen: 't zy dat mengoedt vinde , my tot bewaarnis van gewefl oft fiadt, oft tot eenighe andre verrich- ting , te beezighen. Waarin ik my, met Go des hulp , hoop der maat e te quyten, dat ik , ten minfle, 't loon en getuighenis van eenen getrouwen yv,er, op myn eighen ge wijf e verdienen zal. Deeze aanfpraak, wel wroetende in 't zeer, dat zich ongeirne roeren liet, maar oopenende nochtans, daarby, de noodt der geneezinge en de kruitdooze teffens , ontfbnkte grootelyxdegemoeden der vergaadering 5 ende deed hen toeftemmen , dat zachte meefters (linken- de wonden maaken; dat het raadtzaamef was , 't rot uit te etfèn , fhyden, oft bernen , dan 't gevaar van een' verfterving te loopen , die doorgaands om lyf oft lidt komt. Zy fmeeken , erkennen hem , voor den ervaarenften arts der Nederlandtfche ziekten -, met aanftendigh verzoek , dat hy 'er de handt niet aftrekke. Dies , laatende zich glyen t'hunner beede , leeverd' hy , op den twaalfden van Wintermaant, zyn gevoelen , noopende't ftuk der oorlooghe-, fchriftelyk 00ver. 'T zelve gedroegh , T>at de Staaten, booven de vereifchte bezetting vanfleeden enßerkten, behoor den tever zor- ghen vierduizent ruiters, achtduizent fchutten, envierduizent fpietsdrafr ghers te voet, twaalfhondert delver stacht oft tienfiukkengefchuts met hun aan- kleeven. Met welke krachten, famt het voordeel der flroomen ender zee, en dat van de geleeghenheit derfieeden, die elkandre haafi bereiken konden, hy meinde dat den vyandt de toevoer te beletten, en afbrekte doen waar e, zon- der flagh te waaghen,dan by zie hb aar e hoop e van boovenßandt.Zoo 't Spaanfch heir zich by een hielde, lichtlyk zouw men 't verhongeren. Zoo 't zich aan tween fplitfie , 't eene deel oft het ander waar gefchaapen te laagh te leg-' gen-3 mits der Staaten volk, hebbende'tverbandt der fieeden te baat, veel fpoedigher te hoop kon rukken. Endtlyk vermaand'hy, dat men bewys van vlyt doen moefl , oft de gemeente geevens moede worden. Den gemagh- tighden des Kaizars, hierentuflèn, verdroot langer tot Kooien te ver- toeven i te meer, mits dat de peft daar heftigh ontfteeken was. Dies be- grensden zy den tydt huns wachtens naa uiterlyk antwoordt der Algemei- ne Staaten, eerft met den achtienden, thans met den laaften van Wynmaant. Endtlyk leeverden zy, op den dertienden van Slaghtmaant, hun aficheidt fchriftelyk oover: en gebeeden, des volghenden morghens, om noch wee- nigh daaghen verblijfs, naamen echter de reiz aan; uitgezeit de Graaf van Swartiènburgh. Op den laaften der zelffte maant, ontfingen der Staaten gemagh-
|
||||||||
1J7P-
|
||||||||
's frinfen
verflandt, noopende 'tftukjer oorloogbe. |
||||||||
Affcheidt
genoomen by de Kat- x.arfcbege' magbtigh- den tot Kooien* |
||||||||
mm^mmmm
|
|||||
DER NEDERLANDSCHE HISTORIEN. 677
eemaghtighden brieven van hunne meefters , aan de Kaizarfche gezanten 1579. in 't gemeen , en aan Swartiènburgh in 't bezonder , neevens het algemein befluit der noch verknochte Landtichappen: 't welk , tot gedenkenis van 3t geen , waarmeede men zich } dat pas , genoeght zoude hebben , wy waardigh vinden , om , op 't beknoptfte , des zonder onvolkoomenheit Punten, van den zin gefchieden kan } alhier ingevoeght te worden. T>eGentfche. l- waarop bevreeding , de Brujfelfche vereening, het Eeuwigh gebodt , famt 's Ko- deStaa~ ninxbeaangenaamingdaarop gevolght, zullen fladt grypen in alles , behal- ten e~ ven 't geen , dat hiernaa wort uit bedongen. Alles , wat, voor oft naa de 2,. ^ J ■ gemelde verdingen , ter zaakevan de beroerten , gefchiedt is, blyveeeuwlyk Amte vergeet en , op peene van ft eumis der gerne ene rufte: ende , nocht zyne Ma- gaan, jefieit, nocht haare naakoomelingen zullen emmermeer d'ouwde herbouwen, oft nieuwe Sloot en fliehten. T)e Koning, zyne naazaaten , en Stadt hou- 3, ders , zullen , neevens dit verdragh , handthaaven de rechten , gewoon- ten , en vry doornen van alle landen, fleeden, gemeinten , en bezondreperfoo- nen • Al 's Koninx vreemde krysluiden zullen, binnen vyftien daaghen naa 4, '/ verkundighen der vreede, vertrekken uit de fleeden en ft er kt en ; binnen twin- tigh daaghen daaraan, uit Luxemburgh enganfeh Neder landt j voorts, naa andre twintïgh daaghen,uit Borgonje: ende nocht zy,nocht andre weederom in-> bomen , dan ter oorzaake van buitenlandfch oorlogh, oft in 't gemein by andre noodt > kenlyk en wightigh genoeghnaa't oordeel der Staaten: ende zal'tge- melde oorlogh svolk ^ inde fleeden en ft er kt en, laat en aUe lyftoght, gefchut, enkrysv oor raadt, daar gevonden-, ook daar weeder leeveren't geen vdn zulx vervoert magh weezen: ende tot meerder zeekerheit, zullen de Stadt houders % en zoo wel d' Algemeine als bezondre Staaten van Luxemburgh en Bor- gonje, dit verdragh bezweer en ; ook nemmermeer lyden de weederkoomft oft doortoght der uitheemfche krysluiden, tot achterdeel deezer Landen} en dit beveftighen by oopenbaar bewys: desgelyx zullen de Staaten befchikken , dat de koophandel voortaan in veiligheit gedreevén warde. Met het vertrek der f. vreemdelingen , hebben teffens die van Arthoü, en al hunne krysgenooteh 00- ver te geeven , met voorraadt van mond' en oorlooghe, de plaat f en by hen in- genoomen, gehouden, en in hunnermaght weezende , in andre Landt fchop- pen : desgelyx zullen, tsr zelvetydt, de Staat en der andere Landfc happen ontruimen 't geen zy bezitten buiten de zelve: ende zullen d'eeneend'andre parthy haare troepen ontbieden binnenhaaf e igh ene grenzen $ mits dat men* weederzydelings, gemaghtighden ftelle, tot befcheiding der plaat f en, daar 't krysvolk van beide de zyden zalblyven den tydt van een maant oft zes wec- ken, op dat. daarentujfen de betaaling verzorght, ende voorts de hoopenge- Ijkelyk afgedankt en verzonden warden. T)e Staaten van Arthois en hun- 6. ne metgenooten , zullen borghfehap ft ellen, vangeenen doorgank te verkenen aan vreemdelingen , tot de b'mnenleggende Landen gelyk booven befprooken ü van Luxemburgh en Borgonje: gelyke borghfehap zullende Staaten der andre geweften ft ellen aan die van Luxemburgh, Borgonje, Arthois, en hunne met ge- noot en: behoudends nochtans, indien, booven de voor zeide vreemdelingen* eenighe andre 's Koninx krysluiden gevonden worden, welke met die van Ar- thois en hunne met ver want en niet aangefpannen hebben, dat de zelve zullen afgedankt en verzonden worden, ter zelfftetydt als d'andre vertrekken: en de plaatfen , by hen geruimt, zuUen weedergeleevert worden den Staaten van eiken gewefte ; onder befprek ( op dat de landtzaaten te vrylyker inkoo- men, en hunne hanteer ing pleeghen mooghen^) dat de zelve zullen ont Ie e dight blyven van alle krysvolk j V en waaren grensplaatfen , daar, voor de be- roerten , en t'alleouwde tyden , bezetting te weezen plagh. Belangende de Lil 3 tollen
|
|||||
6/8 P. C, HOOFTS SESTIENDE BOEK
1179» tollen en fih at tingen, ingevoert ter zaake van de beroerten, zal de Koning, -r. ten aanzien van defchulden des Lands, den Staaten toelaat en, zulke orde te
flellen , als hun , tot ontlafling der ingezeetenen, en meer der ing des koophan* dels, zal raadzaam dunken: gelyk ook zyne Majefteit heeft te beveflighen alle infieüingen van renten, voordeelgelden ■> en andre verbinteniffen totnochtoe 8. gedaan by de Staaten. Ende , op dat'er geen zaat van twifi en klaghten
oover bljve, zullen allegeeflly ken, ook de Trins van Oranje, en alle weirly- ken , zoo weluitlanders als inlanders, all' hunne onroerendegoedren,geefilyk en weirlyk, waar die ookgeleeghen zyn, 't zy in Borgonje, Luxemburgh, Hol- landt , Zeelandt, oft elders, terflondt aanveirden engenieten, in zidken fiaat en weezen, als men die bevinden zal-, ?iietteegenftaande e enige onder- ^andmg oft vervreemding , gefchiet ten teegendeele feedert den Gentfchen pais _; behoudends 'tgeene , dat, noopende 't oefenen van den Godsdiénfi, hiernaa befprooken wort: ook zullen zy weederom keer en tot bezit van al hun- ne tilbaare haave, ty telen, gerechtigheeden, enfchulden, die niet vervreemt zyn: maar 'tgeene voor 't Gent f ehe verdinggefch iet is, wort gelaat en ter or- deninge van'tzelve -t gelyk ook, ter ordeninge van'tvyf tiende en zefiiende punt des zelven, gelaalen worden 'derenten, en laßen, waarmeede d'ontilbaar e $. goedren bezwaart zyn , tot Kersmis naaflkoomende. Alzo o zullen ook d'onder-
zaaten van beide de zyden in hungeheelgefielt worden, aangaande hunne ee- * benefi- ren, waardigheeden', ende geeft elyke * voordeelßaaten j maar alle nieuwe Bis-
cien. doornen, en inly vingen van waardigheeden en voordeelßaaten , zullen ophou- den , ende nietigh zyn ten eeuwighen daaghen: desgelyx zullen zy weeder ont- gouver- fangen worden tot de * plaat svooghdy en ende* gerne intlyke ampten noch niet
bekleedt by andren -y 't en waar e zy zich met een' reedelyke vergeldinge wilden * publy- l>aaten vemoeghen: maar den ge enen, de ampten der welke reeds begeeven zyn
ke, aan andren , zalmen, binnen vier maanden naa den verkundigh den pais, ver- goeding doen j tot befcheidenheit van gemaghtighden, te kiezen ter weeder zy- den : behoudends nochtans, dat degeenen, die aldus herfielt worden ,gelyk alle andren, voortaan nieuwlyx te beroepen tot eenighe ampten, zullen verplicht i o. zyn tot den eedt, gemeldt in 't naafivolghendepunt. In den Raadt van Staate,
den Heimelyken, dien van de geldmiddelen, oft eenigh ander hooghwightigh ampt^.betreffendedAlgemeine regeering-, zal niemandtgefieltworden, zon- der aangenaam te zyn den Algemeinen Staaten: niemandt ook in vooghdy van Landt, ftadt, Slot ,fterkte, oft in Hopmanfchap, oft gebiedt oover krys bezet- ting 3 oft in andre ampten raakende elkgeweft, 't en zy hy den Staaten des zel- ven behaaghe: zullen voorts alle , die tot de voorzeide oft andre amptengevor- dert worden, weezen inboorlingen, ontfanklyk naa de voorrechten, ende al- voorenplechtelyk moeten zweer en-, den Koning en Staaten getrouw te zyn, en- de dee ze punten te onderhouden» mitsgaaders oprecht elyk te oopenbaaren, aan de Staaten vanyder Landtfchap, al wat zy verneemen gehandelt te worden teeghens de eer e, welvaart, oftgeruft heitderzelve'; op peene*van meineedig- 11. heit, en verbeurte hunner ampten. 'T) e gevangenen ter zaake van de beroerten,
zullen-, van wee der zyden*, terftondt geflaakt worden-, zonder ranfoen; 'ten 11. waar e dan reeds bedongen. T>e Graaf van Buur e warde in zyn' vryheit en vaa-
! 2, der landt herfielt\ binnen drie maanden naa 't verkundighen deezer vreede. Alle
* decre- * beßuitfels, * befc hikkingen, en ordeningen, uitgegaanfeedert de laatfte beroer-
ten, ten, zoo wel voor als naa defcheiding van zommighe Landtfchappen, van * difpofi- «yeeghe des Aart shart ooghen en zyner bygevoeghden, ende der Staat en,zuüen,
tlen- alswettigh en va?i waarde zynde, ftadt grypen -, voor zoo veel als aangaat de weldaaden, waardigheeden , en andre zaaken, die plaghten te ft aan m
de maght en ter voorzieninge van den Algemeinen Stadt houder: en de Ko-
|
||||
i
|
||||
DER NEDERLANDSCHE HISTORIEN. 679
Koning zalvoorts, ter beede van devoorzeide Staaten, ook laat en gelden 1579.
de voorzieningen, gefchiedt van zaaken, die aan den eighenperfoon zyner Majeßeit behoudenzyn-, ende dit aïïeenlyk voordeezereize, enbehoudends >t <reene ■> waarin by dit verdragh anders voorzien is. In'tfcheppender Maje- 14. ßraaten en andre bezondre ampt luiden, infleeden en andre plaat [en, zalmen voortaan volghen den voet van voortyds, farnt de rechten en vry doornen van eiken Lande, fieede, oft plaatfe. T)e acht baar heit engehoorzaamheit zullen 1 f. den Koning weederom toegefielt, en onderhouden worden , gelyk 't betaamt naar Godtlyke en weirlyke wetten, naar de vry doornen en gewoonten der voor- ouwderen , farnt naar de Gentfche bevreeding, de Screening daarop ge- volght, het Eeuwighgebodt, en dit jeeghenwoordigh verdragh. Tot het be- 16. (tier der Landen zal de Koning kiezen eenen van zynen bloede, Vorfi oft Vor- fin 3 ervaar en , en bequaam daartoe , aangenaam den Staaten, ende zoo- daanigh, dat d'onderzaai en goede oorzaak hebben om zich met dien tege- noeghen: de welke regeer en zal in alle gerecht igheit en billykheit, by zonder naar der Landen gewoonten en vry doornen, begrypende meede de Gentfche Bevree- ding-> en dit jeeghenwoordigh plakkaat van verzoening-'t welk hy gehouden zal zyn te bezweer en: ende, naardien de cDoorluchtighfte Aartshartogh Mathias, in deeze ooverzwaare beroerten, zich zeer maatigh enzeedighlykheeftge- draaghen, zoo begeer en en bidden de Staaten, dat zyner Majefteit gelieve, den zelven aan te houden , oft op nieuw te lafien, onder den voorge?nelden eedt en verbintenis. 'Defleeden, burghen ,fierkten ,gefchut, waapenen, voor- 17. raadt van oorlogh, lyftoght, fcheepen, en alles voorts, zullen, voor zoo veel die van HoUandt, Zeelandt, en hunne bondtgenooten aangaat, gelaat en wordenter ordeninge van*t Gentfche Verdragh} maar zullen, in andre ge- tieften ,ftaande onder de maght der voorzeide Staaten, worden bewaart enbe- dient door degeenen,den welken deplaatsvooghdyen, hopmanfchappen, en andre ampt en by den Aarts hart ogh en de Staaten zyn aanbevoolen; mits dat zy eedt doen aan den Koning en de Staaten, als boovengezeit is: ende defteeden, Sloo- ten, en ft er kt en, f ontruimen by de Spanjaarden en andre vreemdelingen, mits- gaaders andre ampt en, koomende naamaals oopen teftaan,zullen bevoolen wor- den , by zyne Majefteit, aan inboorlingen, bntfanklyk naar de voorrechten, en aangenaam den Staat en van elkgeweft -, welke ampt luiden, aleer zy't bewindt van de voorzeide plaatfen en krysvolk aanneemen, zullen zweer en als booven, ter tyde toe, dat, by toeftandt der Algemeinepleghtlyk verzaamde Staaten, an- ders verordent zy: waarentujfen terftondt, in handen van den voorzeiden Landtvooghdt, zullen oovergegeeven worden de erjfelyke en andre goedren des Koninx. Zyne Majefteit, niettemin , zal naakt elyk ten aanzien dee- 18. zer verzoeninge , gehengen, dat het geene, 't welk, totnochtoe, uit haare f. heerlyke inkoomften, tot onderftandt der gemeinte, genoomen oft omfangen * domay- is, zal blyvengezaamelt en ontfange»: behoudend's, dat voort aan geen' aan- nea t aß ing van diergelyke goedren gepleeght warde, T>e Staaten zullen ver- 19. tyghenvan alle ver bint enijfen aangegaan met uitheemfchen ter zaake van de gemelde beroerten , uitgezonden de geene, die gemaakt zyn met de Kohin- ginne van Enge landt, en den Hart o ogh e van Alanfon. In deeze hande- 2o. ling worden begreepen de gemelde Koningin en Hart ogh , ende voorts alle Vor ft en, en andren, van wat foorte zy weezen mooghen, die den Staaten eenighe gunft oft hulp e betoont hebben. Naardien', mits den koophandel 2I. der onder zaat en met de gebuurvolken van verfchillende ge zint heit in 't geloof, ook mits het langhduurigh afweezen des Koninx en de beroerten daarop gevolght, zoo groot e verandering in den Godsdien fiis gefchiedt 5 dat alle zaaken, zonder bedruckten van meerder zwaarigheeden ? in den voorighen LU 4 ftaat
|
||||
68o P. C. HOOFTS SESTIENDE BOEK
I fj$. flaat niet her fielt kunnen worden -, zoo zal de Koning, ten ootmoedighen ven
zoeke zyner onderdanen, ende op dat d'inheemfche twift, met gevaar van den Roomfchen Godsdienfl, niet bet aangroeye, gedooghen ende toelaat en de oeffening van den hervormden Godsdienfl, ende van de Augsburghfche be- lydenis , f aller plaatfen, daar die althans oopenbaarlyk gepleeght wordt: van ge lyke zullende Staaten , in de zelve plaat f en , flrax' naa 't verkun- dighen der vree de, de oeffening vanden Roomfchen Godsdienfiweederdoen invoeren , op reedelyke voorwaarden, onver breeklyk f onderhouden: daar- enbooven , naa 't verkundighen der vreede , 't afdanken des krysvolx , en 't Jlillen aller dingen , zullen de Staaten vergaadren , ende , in teeghen- woordighèit van 's Koninx gemaghtighden, d'uit erft e naarßigheit aanwen- den , om 't gebruik van den hervormden Godsdienfl ten minfle te bepaalen bin- nen zeekere fleeden en plaat fen naar den eifch van elk Landtfchap > mits bly- vende * niettemin, die van Hollandt en Zeelandt, en hunne bondtgenooten, by den voet der Gentfche Bevree'dinge: zullen voorts de Staaten bevlytighen, dat, binnen Hollandt en Zeelandt, tot zommigheplaatfen, 't gebruik van den Roomfchen Godsdienfl ingeruimt warde -3 tot dat men, by verloop van tydt, en by vorder zaamenïng der Staaten, volkoomentlyker daarin voorzien i 2. kunne, is 't dat in deerfte vergaadering niet alles volbraght kan worden. Oöver 't afveir dighen , beveftighen , verkundighen , famt de eeuwighe en vafie onder houdenis deezer Bevreedinge, flaat te handelen, naa dat de voorver- haalde punten zullen afgedaan en ge floot en zyn. By dit gefluit der Land* ichappen ging een heimelyk berichtichrift voor de Staatfche gemaghtighden, naar 't welke zy, ( des noodt zynde ) het ftellen der punten in die forme zou- den mooghen verantwoorden j ook op zommighe yetwes toegeeven. De reedenen dienftigh ter verantwoording kan een aandachtighoordeelaarzelf Toegift betpeuren. De reklykheit werd hun dus verre toegeftaan. In geval van veroorloft zwaarigheit op het tweede punt , verhoedende 't bouwen van burghen ten te doen, hj eeuwighen daaghen 3 moghten zy zien te verwerven, dat de her timmer ing de staat* njet gedooght zouw worden danby verlof der' Algemeine Staaten, ende tef- je e ge- £€ns ^er yfZQnfóre Staaten van 't Landtfchap daar men ze bouwen wildeiofte, de voor- ten mmfte' niet dan by bewiUighing der wetlyk verzaamde Staaten van dat verhaalde geweft. Aangaande"tgeen in'tneeghendepuntgezeit werd van vergelding punten. der ampten, zouden zy mooghen inruimen, dat de vergeldingflechtsplaats greepe, tot dat, by vergaadering der Algemeine Staaten hier verdingende, * Publy - anders verordent wier de, op 't weedergeeven der * gerne int lyke ampten. Indien de handelgefchaapen waar te fluiten op 'tgeene by het tiende punt gezeit werd, zonder befcheiding van tydt, dat niemand, onaangenaam den Staaten, tot eenigh ampt zouw te beroepenftaan •, zoo moghten de gezanten zien te bedin' gen den tydvan twaalf, tien, oft zeeven jaar en. Niet deur kunnende met hetgeene, 't welk in't zeeventiende punt befprooken werd, noopende V be- waar en der plaat fen, by perfoonen gefielt door den Aartshartogh en de StaU' ten, zouden de gemaghtighden, zoo'tnaauwde, mooghen toelaat en , dat de Koning* naa twaalf, tien9 oft zeeven jaar end'ontleedighde ampten be- gaave. Het neeghentiende punt moghten zy, vindende zich gepraamt zoo verre verbreeden, dat de ver bint eniffen , gemaakt met Engelandt en An' jou, ten minfle zouden vafl blyven tot dat de Koningin en de Hartogh behoor* lyk van de Staaten vernoeght waar en -, ende dat de bondtgenoot fchappen opge- recht tuffen de inboorlingen, te duur en hadden tot naader orde, teraamenby pleghtighe verzaaming der Algemeine Staaten. Reeze daar twift , oover des eenentwintighften punts lidt, luidende , Als alle dingen geitilt zyn j zoo moghten zy die woorden daar af trekken: ook belooven, datmen > binnen
vyf
|
||||
DER NEDERLANDSCHE HISTORIEN. 6Bt
yvfoft zes maanden naa de verkunding der vreede,d'eerße daghvaart vanStaa- 1 j $ 5»,
ten houden zoiiw, indien Terranova , ende de Kaizariyke middelaars zeeke- ren tydt daartoe wilden befcheiden hebben. Der Staaten brieven, houdende aan 's Kaizars gemaghtighden in 't gemeen, en aan S wartfenburgh in 't bezon- der, werden dien Graave gegeeven door de Staatfche gezanten j die met hem, oover't beiluit der Landtfchappen, in mondtgemeenichapquaamen. Maar Terranova , by brengende, dat mits't verreizen der middelaaren, zynlaft Terrawv4 gqê'indightwas, weigherde wyder handeling, en trok van Kooien naa Bon- weyghen ne. Korts daarnaa quam 'er fchry ven van den Kaizar, begeereride, dat men, wy&ev zoo lang als 'er eenighe hoope waar, in 't werk volharden zoude. Dies ver- handeling t zochten de Staatfche op nieuw den Hartogh van Terranova, dat hem geliefde cn ve™ekt naa Kooien te keeren: dan kreeghen tot antwoordt, dat, zoo men alsnoch len verftonde 's Koninx genaadigh uitbodt t'aanveirden, men moghte zich wen- den te zyner Majefteit, ofte tot haaren Algemeinen Stadthouder. Derhalven werd, by goetvinden des Graaven , 't gemelde befluit, met een deel van 'tberichtichrift, oover gezonden aan den Kaizar: die, op denachtienden van Winterraaant, herfchryvén deed, 'Dat hy meer gevoeghlykheits vander'SKa^ars Staaten zyde verwacht had-, doch hoopte, zy zouden zich naader bezinnen .verflancit ff aar toe, fzynen ver dr iet e, ondienfligh viel, dat zyne gemaghtighden en vm Terranova vertooghen waaren $ zonder dat hy alsnochwift, oft zy zich be- ... ,■ radden zouden tot het hervatten der zaake. De Staaten, achtende 'tftuk buiten hoope van uitkoomft, ontbooden, opdeneerftendaghdesjaarsvyf- 15-80. tienhondert tachtentigh , hunnen gezanten , dat zy , naa leevering van staatfche dubbelt huns berichtfehrifts aan Swartfenburgh , te heim te keeren had-,£*/*WCT' den: doch, om de wyte van 't afihyden des handels t'ontgaan , bevaalen ' *mu *»*- den Heeren Rumen en Albada, woonende tot Kooien, den zei ven t'onder- 00 en^ fteunen, en gaande te houden op den voet van 't voorzeide befluit, indien mc}nm 'talzoo te pafïè quaam, met den Graave van Swartfenburgh $ ter tydt toe, ^at &Umcn dat een' bezending aan den Kaizar gefchikt wierde, van weeghe der Landen, en Albada, om de zelve by die Majefteit te ontfchuldighen. Maar eenighen der gezanten woonende bleeven achter, en verzoenden zich d'een voor, d'ander naa, met denKo- tot Kooien ^ ning ,\naamelyk de Hartogh van Aarfchot, de Prelaaten van Santé Geertruids ^en handel envanMarolle, de Prooft van SantBaafs, en de Heer van Grobbendonk 5 zmcicn niet zonder al voorheen heimelyk verftandt met Terranova gehouden te heb-1^ ' ben; gelyk naamaals, byafgeworpebrieven van Marolle en Grobbendonk, metswart* aan den Kardinaal Granvelle en den RaadsheerJohan Fonk in Spanje, ge- fenbègh, bleeken is. Wyders, d'Antwerpfche zaamening, verliezende den pais uit het indien bet oogh, zagh nu ernftigh om, naa ander heul > en men begon't verwerpen van te paffe Philips,en 't beroepen van Anjou, met grooter hitte, en deeze reedenen te dry- ^w- ven. T)e Landen, zich onderlinx quaalyk verfiaande, wnaren noch elk in zich Voor(lagh zelf gefplitft aan parthyfehappen, de gemeente oneenfeh met de regeerders -, der noopende 't maat e, dat men in zulk een" wanorde, niet voeren kon dan afkeer enden krygh, verwerpen gefchaapen ten minfle duurzaam entwyfelgangigh te vallen. Waardoor men, V™'tyw+ mits 't uitputten derfchatkaamef en mangel vanfoldt, zich ten laaft e zouw pen des vlyen moeten naa de vreede, en onder V Spaanfchejuk. Want deeze noodt aan- nanoo- kleefde denpunten voorgedraaghen tot Kooien. Vanfchier oft morghen yet ly- ghen van delykers te bedingen; geen fchyn altoos; ende noch minder, dat het zouw naa- Anjou4 gekoomen worden. Veel was 'er in den wegh: met naame 't verbondt, gemaakt, door dien trouwloozenLa Motte en andren,met verfcheideiï Ooverften-,de weU ke, gedreevenvande zelffte ftaat- en baatzucht, die hen dusverre vervoert had^de vryheit ent recht huns vaderlands, om dank by deSpanj aards te begaan, wrraaden zouden, eidemethun, tot uitrooying derOm'oomsgezinden, aan- Jpan*
|
||||
6U P. C, HOOFTS SESTIENDE BOEK
é go, /pannen .Op hun kompas ook, zouden meer lichte luiden f ze il gaan, toghtbh
ntia ampten en eer en, nerghens te haaien, dan uit des Koninx handt. 'T bederf van zoo veel' Heeren en andren-, ge bannen ,gedempt door vergift, door zwaarte doorfiropi door waater, door vuur, en aller ley fpitsvondighepynen, hadden ee- nenyeghelyke foover geleert, met hoedanighe bitterheeden 't hart van Thilips door zooden was.T>e Spaanfche moorddaadigheitgeproeft by die van Granaade^ Weftindïè, Italië zelf, weemelde ooveraleenenyder voor de ooghen. Het bloet alhier, der Graaven, Eedelen, burgher en., rookte noch, Had d'ongeterghde Spaniaardt, alzulke grouwzaamheeden aan d'onnoozele Neêrlanders welbe- fieedt geacht, wat was hun, van zynen oevelmoedt, ontfleeken door wettighe weer bieding, naakende? Met rype fchr anderheit, voorwaar, had de wyße der Vorfien 's Koninx gramfchap doods boode genoemt. Zelden, ende fehler nemmer, lieten de v oor maghtighe Koningen het ongelyk onvergolden,dat zy hun- nen onder daanen waar en wytende. Zy verflaaken 't weleen' wylin den boezem, ■maar borften, wen 't pas gaf, tot arre woorden en felle werken t effens uit. Tee- nenfpiegheldiende Koning Chrißiern van cDeenemark, die, verdreeven om zyn tieranny, endeweeder-inßaat gefielt op zeekere voorwaarden, eenen tydt läng zachtelyk regeerde s daarnaa, waarneemende zynenfiagh, de Heeren ten ban- kette genoodight, onder de taafelvreughdt, zonder zich aan 't heilighgaftrecht te keer en, deed oovervaüen, en ont halzen doorbeulshand, met bevel ook van eenighe drie- en v ierjaar ige kindren wreedelyk te verdelghen. Maximiliaan, oovergrootvaader van deezen 'Philips, als die van Brug, zich verneedrende naa 't zw aar e leedt hem ge daan, door tuffenfpraak der Keurvorften van-hem 'm genaade ont fangen waar en, by briefgefterkt metpleghtighen eedt •, had zich echter zooyslyk aan hengewrooken, dat noch heeden 'tgéWdgh daar af, denge- nen die't hoorden, het hair deedteberghflaan. Van nerghens anders herwas onlanx gekoomen het woeden Kar els des neeghendenvanVrankryk, teeghens Koligny, teeghens andre hoofden der Onroomfchen, teeghens meenightevanon- fchuldighen; dan uit een' krop worghende aan defpyt der vlucht van Meaux,zoo wrang gevonden, dat hem , hoewel anders e edel van inborft, nochte een'vree- de van twee jaar en, nochte 't weederleeveren der fee den en Sloot en, nochte de bruiloft zyner zufier met den Koning van Navarre, had kunnen bemurwen,om zich tefpeinen van zoo fchr iklyk een' moedkoeling, al zouw zy den Franfchen naam met eeuwighefchandvlekbezoedelen. 'DeSpanjaards,rnu,wrytersfüM natuur,zouden daarenbooven tot wraak,door 't voordeel dat 'er aan vaftfeheen, geprikkelt worden, waanende 't landt met draghelyker koßen te mooghen hou- den , door 't zwakken der ingezeetenen, en 't ontveften derfleeden: 't welk Kai- zar Kaar el de vyfde, naa den oproer in 't jaar neeghenendertigh,tot Gent had te werk gefielt. Oft fchoon Thilips, daarteeghen, zyn' trouw te pande zette > en zyn' beloften met brieven en zeeghels bekräftigte h wie twyfelde"er dan> oft de Taus zoud' hem ontflaan van den eedt ? Want het was een' wet des hoofs van Roome, dat men aan zwermgeeßen , waarvoor alle Onroomsgezindeft daar gefchat werden, geene trouw moefi houden: ende dit dreef, doorgaands, in zyn' fchr iften, de geen t die kortelinx, onder den naam van Kornelius Callidius Chryfopolitanus 5 Aldegondes ree de , gevoert op den Ryxdagh tot JVorms, beantwoordt had. 'Tzelffte bulderden Johannes Lenfaus, en Cune- rus Biffchop van Leeuwaarde. Wen ook de Koning voor hadde zyn woordtte ft aan, 't zoud" hem niet geöorloft zyn van den Taus en de vierfchaar der In- qiiifitie. Jaa zy zouden den kerkfehen Vor ft e een'ftrik om 't gewiß e werpen, en hem, alleed' hy 't ook noode, ten laaße aan een oorlog teeghen de ketters koppelen. Metgelyke tree ken hadden zy zich beholpen,om den Alderchriftlykjlen Koning) met fchending zyner trouwe, te verrukken tot de daadt bedreeventot Tarys*
eri->
|
|||||
DEK NEDERLANDSCHE HISTORIEN. 683
en-) in naafpelvan dien, door heelVrankryk -, welx hem feeder t berouwde. 1580.
ffant , naar den aardt van 'tgewefl, had zoo heilloos eenfluk den Franfoizen niet in 't gedacht kunnen fehlet en. Maar die toeleg, gebrouwen in Italië, daar- naa her kookt in Spanje-, was van buiten aan den ge fleur den Koning oovergezon- ' den -> tot toghtwekking, door aanblik van kans om zyn' verbolghenheit te boe- ten . Geen' hoope meer, der huiven, tot oprechte verzoening met Thilips. ffant j hadd' hy, uit eighegeneeghenheit, met zoo veeldoodens ,foolens, ver- jaaghens, Neer landt getaiflert, hy zouw gewislyk weeder tot zynen aardt keer en', was hy } door opruy ing van andren, daartoe vervoert geweeß, wat fchyn doch , dat hy niet echter naa d'ouwde Raadsluiden zoüw luifteren, en- de •> door aanhitjmg vanpaus enInquiflteurs, hetfpoorderzelffteflchriklyk- heeden hervatten ? fVydeftrekte zyn' mooghenheit, wyde zyn aanhang alhier -, ende hoe die te er ducht en ft ond' wees de tydt vanT>onJohan uit: dewelke, naar't oordeel dervoorzienighften ( zoo zyn' beft ek nocheen'wylwatbeet er bewimpeltgeweeßl waar, en niet ontdekt door d'afgeworpe brieven ) zich, naardien de Hooghduitfchen zoo vee Ie ft e eden voor hem hielden, haddemee- ßer vanganfcLNeêr'landt kunnen maaken. Ook hadde hem'tinneemenvan Antwerpen en de Burgh niet kunnen f aaien, waar e hy afgeflaagen, derwaarts aan, van zynen wegh naa Mechele, Vervaarlyker noch zouw 't Spaanfchege- weldtzyn, indien't ook'Portugal inflokte, en zich ter zee, zoowelten Oofte ' ds ten Wefte ver hieve. Zynde nu, om zoo zuur een' flaaverny f ontvlieden, niet raadzaam't oorlogh neer te leggen ; en de Staaten te krank van kraght om het ten einde te brengen 5 fchoot 'er oover, dat zy, tot buitenlandfche hül- fe van eenighen maghtighen Vor ft, hunne toevlucht naamen. En diende hier- mee gejpoeit, eer de dingen zoo verre verliepen, dat geenen vreemden Heere liften moghte met hun te daadingen, hoe veelzy alsdan ook zouden willen 00- vergeeven . Maar onder alle, welker byftandt in beraadt viel, oovertrof de Hartogh van Anjou, des Fr anflehen Koninx broeder. Verfcheidegefielt enif- fen, wenflchelyk in eenen Vorft voor hun, vertoonden zich in deezen $ naulyx yet vreezens waardigh. Want hy, als uitheemfch, en zonder wrok in 't be- zonder teeghen deinboorlingen, zouw, 071tfangen zynde, hun altzaamenmet ontfloote gunft te gemoet koomen , he elende de fle heuringen , die Ne er landt vernielden, Zoo veelmaghts ook en aanhangs, als dé Koning althans had om V zelve onder zweep te brengen, kon den Hartooghe in lange jaar en zwaar lyk aangroeyen: zulx onwaarfchynlykwas, dat hy in gelyke bekooring zouw val- len. Hy bezat nocht Sloot en, nocht veftingen j noodigh omooverwonnege- weften te breidelen -3 onnut voor hem, die, geroepen uit vrye wil, ftechts voor buiten vyandt te zorghen had, en liever trachten zouw zich de harten door weldaadt te verplichten, dan de ft e eden, ooverboodigh f zynergehoorzaam- heit, met dwang te rmgelen. Vol vuurighen yvers was deez, en des Span- j aardt sget rooft. Zyne middelen, zeer bequaam tot befleherming deezer oorden, om de gebuurnis, voelden zich onder ft eunt van 't hellen der Franfoizen fhem- waarts, dien, mits de kinderloos heit dier Majefleit, de kroon booven't hooft flond. Ende, zoo de Koning zyn broeder hem nietheel dwarsvallen wilde■, worzeeker, zouw die eedeldoom, uit aangeboore graat igheit naa lof, en onge- dult van ruft, zyn' leegher s eerzuchtelyk volghen. Niemandt van wien de Staaten zich 't veftighen hunner voorrechten en lafteloosheeden vaftelyker be- looven moghten. Noopende denGodsdienft, puntvan'tmeefte belang; men wifl dat hy de Onroomfthen reedelyk welvermoght; immers hunner zaake niet bitfeh was $ dewyl hy v e ele vrienden, deezengeloove toegedaan, binnen en buiten 's Ryx had, en deTaryfche moordt aanfchouwt met eenmishaaghen. Waar oover te vertrouwenftond, dat hy, fzynent gewent totgedooghenis van twee-
|
||||
6H P. C. HOOFTS SESTIENDE BOEK
1580. tweederley Godsdienfl, d'Onroomsgezinden diesweegheten volle zouwver-
zeekeren. T)it moght men zich toeleggen van dat Koninklykgemoedt. Want hem ging groot getuighenis naa , van genaade, goedertierenis , weerzin in 't bekryghen der O nr o om f che Franfoizen: zulx genoeghzaam bleek, dat hy zich, voor eenighen tydt, met het oor log h teeghens hen niet zoo zeer bemoeit had om het te voeren, als om daaruitgeleeghenheit aan tegrypen tot affneè der oorzaa- ken van dien. Genoomen ook, dat hem d'Onroomfchen niet zeer lief waar en^ zoo zoud" hy nochtans, door anxt voor de Spaanfche parthy zich benoodight zien hun 't hooft op te houden. 'Tinhaalen zyns perfoons alhier zouw Vrank- ryk voor de Spanjaardts fluiten $ vanwaar hun Qwel wifl men't) lyftoght, w'aapenen, en. ander gerak van oorlogh verflrekt was -s zonder 't welk zjde fcheenen aan Maaflricht zouden ge floot en hebben. T)aar beneeven zouden die van Arthois en Heenegouw bevochten ter weederzyden, zoo men Anjou aan« naame ,wel light tot dAlgemeenfchap keer en: en hoefde men niette duchten, mits hun voorgaande in dit werk, dat hy hen, naar de gewoonte des Span« jaar ds, boovend'andren zouw zetten-, gelykmen geen' gijfingop veel vriend« fchaps van hem maakenmoeft, draaiende met zyn' verkiez0g tot dat d'afge- zonderde leeden, eens, uit vertwyfelingvan behouden te bly ven met de Span- j aardt s, hem f hunnen Vor ft e ontfingen. Zommighen worpen voor dat hy mif- fchien de Gentfche bevreeding niet onderteekenen zouw $ en de Engelfche Ko- ningin 't hart aftrekken van de Neerlanders, 't en waar 't punt van 't verbondt des Borgoenfchen huis met Engelandt onderhouden wier de. Maar wat kon doch Anjou teeghens den Gentfchen paü hebben, die teeghen de Spanjaardts gemaakt was ? T>e Hartoghen van Borgonje ook, gefprooten uit het zelfftege- jlaghi van Vrankryk, hadden, ter befte trouwe, 't verdragh met de Engelfchen achtervolght: en haare Majefteit vertoonde zich niet quaalyk ge zint tot An- jou, gemerkt met hem, byverlofzyns broeders, v an't huwlykgehandelt was. En oftfchoon dit niet voort ginge, zoo zouden e evenwel de Groot en van Enge- landt , op dat de Franfois, elders belemmert, zich niets tot hinder van hun oft htmnen Godsdienfl onderwonde, altyds Anjou teeghen Spanje gekant wen- fchen: te meer, dewyl 'er reeds beflooten was, dat de Koningin, wien men dan ook de hooghe O over'heit deezer landen quam op te draaghen, in de punten met hem te bedingen, te begrypen ftond. 'T geen eenighe arghwaanighen voorts uitfloeghen, van een heimelykverbondt tuffend hilips en de Hartogh, Vertoogh was onneYymt en ftrydigh met alle reede. Want Anious woorden en wandel . . :m beweerden het teeghendeel: en wat kon Th Hipsporren ,omde Landen, van den «aadrin? Franfois, aanteneemen op harder voorwaarden, dan z'hem althans verlad' der staa- ten werden ? Als nu de Staaten ftonden om te {cheiden, erïnnerd' hun, op den ten, op den neeghenden van Louwmaant, de Prins van Oranje weederom zyn vertoogh > fieegbenden hun gedaan in Slaghtmaant en Wintermaant leftleeden 5 en voeghd' 'erby? van Uu- tj^at veeleHopluiden, Bevelhebbers en foldaaten, zich vervorderden't een maant. m ^ ana?er aan fe flaan, tot naadeeldes Lands, onder dexel van ook den Ko' fel r'ft voor nmE>èezwooren te hebben . Tot ver hoe ding welker zwaarigheit, hooghnoo- dejremagh- ^igh waar e een' nieuwe förm van eedt te raamen, waarby, zoo weiften vyandt* |
|||||||||
t
|
ighden,dïe als den ingezeet enen blyken moght e, dat men niet verflond, zich voortaan
|
||||||||
van de onwettelyk te laaten verheeren. Ten tweeden daage hiernaa, werd ter zelf-
dagbvaart fte zaameninge een berichtfehrift voltooghen, volghens 't welke de gemagh- z.ouden tighden hunnen meeftren te verklaaren hadden wat'er gehandelt was, en be- Vhuts- wilghing te verzoeken op 't geene, dat zy, mits kortheit van laft, niet hadden keeren kunnen inruimen. De punten waaren deeze. 'T oprechten eens algemeine^ * con - Landtraads, die beft aan zouw uit perfoonen te kiefen by elkgeweft. Eenparig- voyen* heit te houden in 't heffen der * geleigelden, en der tollen gefielt op defleete der |
|||||||||
1
! |
|||||||||
DER. NEDERLANDSCHE HISTORIEN. *ö|;|
waaren-, en die te laaten ten behoeve der Algemeinfchappe. T>at men reeds i5"8ö.
* verlof gelden ge ft elt ^ en wyders tefleUen had op e enige f oorten van koopman- *Hcenfefl, CchaPpen ,gaande naa d'afgevalle Landtfchappen. 'Tom/laan eens hondertften penninx; gemerkt de loop ende middelen niet toereikten, om de koften des kryghs te vervallen. Gereedepenningen te lichten van koopluiden, onder verpanding der geley- en v erlofgelden $ oft anderszins te vinden uit de Landen-, tot af danking der Hooghduitfche ruit er en, en betaaling der bezet telingen. 'Deftaat van oorlooghe, vertoont by den Trinfe op den twaalfden van IVintermaani fyftleeden. Een ontwerp van bondfchrift, verplichtende de Landen tot veir- digh opbrengen der tngewillïghde middelen, bypeene dat de welbetaalende den achterfi al op fret zouden mooghen lichten, en den zelven ver haaien aan deper- foonen engoedren dernaalaatigheLandtfchappen. 'Taanflaanvan'svyandsi en der afvallighengoedren, om geregnt te worden by d' Algemeenfc hap, en be- keert f haaren voordeele , zonderling aan'tveftighen van plaatfen -3 op dat 'er beet er acht op gegeeven, en d'eighebaatzuchtgeweert wier de. Te oov er- leggen wat te doenflonde met de geeft lyke, en diergelyke goedren, oover aionor- dentlyk aangetaft by * enkelingen -, ende oft niet raadzaamer waar e, die te doen * particü* behaavenen by luiden daartoe gerecht ight,o ft te befleeden tot dengemeenen oor- heren. baar , dan de zelve alzoo-te laatenverquiften. ID'eenpaarigheitvan den ge- raamden voet der munt e te handthaaven. Ztch rufiighlyk ten oorlooghe te fcbikken, en font (laan van de gedachten der vreede, die men bevond maar voor* gewendt te weezen door denvyandt-, om fcheuring, onderde Landtzaaten fontginnen. Een eindt te maaken van den handel met den Hartooghe van An- jou, op de vorderlyxte voorwaarden als men konde j naardien hy ( alhadde men zyns niet van doen, als jaa grootelyx } vernoeght diende ± eer dat hem f haar der gunfide weêrparthy bekoorde, die niet afliet van verzoek, weeder* fiaan, tot noch toe, by zyn' Hoogheit. Middelte fchaffen tot bluffing der ouw~> defchuldengeeifcht, zoo by d'afgedankte, als noch dienende ruiters en knech- ten , ende by defoldaateugekoomen uit Maaftricht *, mitsgaaders tot betaaling vande koftender gezanten: gemerktdat, zonder hier in te voorzien, de koop* luiden, en andre ingezeetenen der landen binnen de zelve zouden als gebannen moeten blyven, uit zorghe van oover al buiten bekommert te worden. Met dit , onderwys gedaghteekent den elfden van Louwmaant, en de befcheiden daar S ,tr by vereifcht, trokken de gemaghtighden t'huiswaarts . Hierentuflèn had- ** ,n den die van Arthois en Heenegouw hun heir op de been gebraght, ende deed, De vre'ma naa 't verzeinden van 't meefte deel der uitheemfchen, de Prins van Parma, delingen onder't beleit des Heeren van Montigny, in'teerftdeezesjaars, Mortagne, meefl ver* een fteedeken drieniylen van Doornik,, oovervallen. 'T was bezet met drie **ndm vendelen, beftaande uit Engelfchen en Schotten, onder't gebiedt van Hop- ^oor^m man Souhait, die gevangen werd j maar dier genoegh zyn' vryheit aan den m*' vyandt verkocht. Want, onder 't bezightighen des voorraads van oorlooghe, gj^f greep hy een eind brandende lonte, en worp het in't kruidt dat hem zelven, door den en denBaroen van Aubigny doodde. Montigny, hoewel meede gequetft Heer vun van 't vuur, rukte voorts naa Sant Amant, 't welk, als niet houdbaar, z'eekre Montigny. Engelfchen, die 'er in laaghen, oovergaaven. De kornel Morgan, en zommi- Sant ghe andren, bleeven gevangen. Van daar tooghen de verooveraars naa Door- Amam am nik en Ry fièl, ende plaaghden de voorburghen en 't platte Landt, met blaa- bm oom~ ken en brandschatten. De bezettelingen vanBriuTel en d'omleggende plaat- &eS^6u' fen ooverrompelden , hierenteeghen , fchielyk de ftadt Nivelle. Veelje vmovert foldaaten werden daar doorftooten , de Heer van Glimes gevangen , en voor de naa BruiTel gevoert. Ook kreegen de Staatfchen de fterkte van Avennes; Staaten, en- aldaar den Heer van Noyelles, broeder des Heeren van Bours in Desgeiy* Mmm han- Annuu
|
||||
Ó86 * P. C. HOOFTS SESTIENDE BOEK
I f 80. handen. De Baroen van Inchy Burghvooght tot Kamerik, alzoo hy beducht
wasvoor beleg, en te verregeleegen om tydlyk ontzet te worden, fchreef aan de Staaten, hoe hy met den Heer van La Ferte, gemaghtighde des Hartoo. gen van Anjou, gehandelt had, om eenigh volk (zoo 't nood deede) van hem te bekoomen. De Staaten fielden zulx te zyner befcheidenheit. Waar- De Burgb* Qp j^y k-orts mnam etlyke ruiters en knechten van denHartogh , die alzoo la^K m - ^en voet *n -^rt0^s en Heenego uw kreegh; daar zy den Prinfb van Parma rik neemt gro°dyx in den weeghe waaren , en zwaare brandtlchattingen uit hieven. iranfcbe Op den kaften van Louwmaant, ooverleed Don Henrik, Kardinaal, Ko- beTLetting ning van Portugal -, ende faalde met hem de manlyke lyn dier Koningen. in, byver- "Zjn' weeklykheit, hooghe en kinderlooze ouderdoom, hadden, al oover lof der Gen' wyi 9 fa ftaatzucht van verfcheide Vorften ontfonkt, die, elk met voor- staaten. wêllc{en Zylls rechts, naa de kroon dongen. En Koning Philips, een der zelve, ar waa ^^ ^ krysmaght gereedt, om ten Ryk' in te breeken, 't en waar men hem Koniw ' ontfanklyk kende. Te deezen einde deed hy ook alle Hollandfche fcheepen van Porta- beflaan, die zich in dien hoek zynsgebiedsgehaavent vonden, 'T welk, eer galflerft: men de oorzaak vernam, groote verbaaftheit in Hollandt baarde. Want de waar door zeevaart, herwaarts en derwaarts, was, totnochtoe, ten aanzien der weeder- deKaflil- zydighe behoefte en baate, als by gezweeghen beftandt, achtervolght. Dit jaan aan oor]0gil3 (alZOo de Portiigeezen liever hadden 't gevaar van uitheemfche hulpe , I ° te loopen , dan onder den Kafliljaan te duiken} gaf den Nederlanden zoete hoop van wat aadems te fcheppen, terwy 1 de kraften van Philips elders zouden belemmert zyn, Maar Portugal, ontbloot van zynen braafften aadel en frifch- fté jeüghd j verflaaghen op dé toght van zynen Koning Don Sebaftiaan, tee- ghens dien van Marokko, in den jaare vyftienhondert achtentzeeventigh, was daarenbooven verwyft in zyn' rykdoom en weelde -, ook gefplitft aan parthy- fchappen^zoo ontftaan onder de Landtzaaten zelf,als gezaayt en gequeekt door de Kaftiljaanen j ende liet zich dweeghlyk, naakleenenweederftandt, brei- delen : zulx men zeide, dat het, gelyk 't Ryk der Heemelen, met vaften te waa- ter en broode , en met niemant het zyn te beneemen, gewonnen werd. De Prins, 00 verlang verzocht door de Staaten van Hollandt, quam op den eerften De vr'ms van Sprokkelmaantin den Haaghe. Daar eifchte men zyn gevoelen, noopen- ïnUollandt. de zeekre geichillen, en andre zaaken, opgeborrelt in zyn afweezen. Dewyl Verfcheide van uitfpraak's hoofs van Hollandt geen * beroep viel aan den grooten Raadt %>aakenaU totMechele, mits die ftadtvoor denvyandthield,zooverftondende Eede- h*\vr- *en en meefte fteeden , dat men , binnen Haarlem eenen grooten Raadt handelt. nac^? °P c? rechten: Dordrecht alleen, dat men, in plaats van dien, den * appel. Heimelyken Raadt , zich houdende t'Antwerpen, zouw beezighen; mits verbreidende den zei ven met luiden uit alle geweften : zommighe, dat men 't Hof van Hollandt liete wyzen by flotvonnis : andre , dat men *Revifie. zich met den reeds genoomen voet van * Herziening beholpe. Beft behaagh- de zyner Doorluchtigheit dit laaftej met die meening , dat parthyenvry- * faiten. ftonde bewys van nieuwe * daadtlykheeden in te brengen ; ende dat ge- ichillen j ontftaan tuften de Leeden en fteeden des Lands, gefleeten wier- *Revi- den by de* Herzieners, met inzeggen van vier onparthydighe Rechtsge- feurs. leerden, daaroover te roepen uit de Raaden der naabuurighe geweften : ten Leenhoove zoude men 't ouwde gebruik, van voor den oorlogh, weeder doen gang neemen. De Staaten van Zeelandt hadden zich onderwonden, ■ eenen Raadt,Reekenkaamer,en Munt in te ftellen,teeghens recht en gewoon- te 5 zoo die van Hollandt voorgaaven. Tot afftandt van welke nieuwig- heeden de Prins aannam de Zeeuwen te vermaanen j en eenighen der hun- nen voor zich t'ontbieden. Op vertoogh van misleiding der Landtzaaten? door
|
||||
DER NEDERLANDSCHE HISTORIEN. 6%y
door 't gebruik van 's Koninx naam in gefchriften, zoo van Flechte, als an- i ^go.
dre, docht zyner Doorluchtigheit goedt, dat men't befluit der Algemeene Staaten, meede befchreeven op dit punt ter naaftedaghvaart, aftoefdej en- de? naa'thooren van de ftemmen der andre geweften, hierin deede't geen dien van Hollandt bequaamft fcheene. Op voordraaghen hoe eehighe on- luften, tuflèn de Staaten van Hollandt en die van Weftvrieslandt, gereezen waaren,zonderling ter zaake van 't handelen der gemeene penningen , waatf- op de Prins m Hooy maant leftleeden zeekere verklaaring gedaan had, die niet in alles betracht werd, vorderde zy n' Doorluchtigheit, dat men haar de dui- fterheeden bevonden in haare verklaaring , met de quaalyk achtervolghde punten, in gefchrift gaave, om de Weit vriefche daarop te hooren . De re- geerders van Haarlem, zich grondtveftende op de* Voldoening bedongen * fetkfe- vandenPrinlè, en bybrengende dat zeekre zwaare ichaaden, geleeden in 't beleg, hun behoorden vergoedt te worden, bleeven in gebreeke van de ge- meene fchattingen t'hunnent in te voeren: 't welk d'andre fteeden verdroot, die zich dunken lieten, billyktezyn, dat de Haarlemmers, meede's lartds lafteii holpen draaghen, ende, belangende de voorgewende fchuldt, zich vernoe^- ghen lieten in reedelykheit, met aanfchouw op den jeeghenwoordigheri ftaat dér dingen. Hierop beloofde zyn' Doorluchtigheit haare vlyt, om die van Haarlem tot eenpaarigheit neevens andren, in ditftuk, tebeweeghen. Dien van Amfterdam, desgelyx, werdquaalykafgenoomen,datzy, zich be- roepende op de voldoening, toegeftaan aan de voorigheWethouders> vierhun- dert foldaaten, tot kofte van Hollandt, onderhielden -, en daarenbooven wei- |
||||||||||
•s
|
||||||||||
Ö
|
herden yets te gelden inde fchulden, die't zelve landt, geduu rende 't öor-
|
|||||||||
logh, gemaakt had. Op deeze ftof verftond zyn' Doorluchtigheit, gemagh-
tighden van parthyen te hooren, om daarnaa te doen 't geen betaamen zouw. Naardien men , uit de inkoomften der Graaflykheit, de renten loopende t'haaren lafte niet vervallen kon j zoo werd voorgeflaaghen, van eenighe gron- den en tienden der zelve te gelde temaakenj ende vond de Prins zulx raad- zaam , mits gefchiedende in der voeghe, dat bleeke, den hooghften prys, ende geen' eighe baat van den eenen oft den anderen, hierin gezocht te zyn . Van' der Staaten plakkaat, betreffende den bürgherlyken ftandt, ende van hun- ne ordening op 't ftuk der rechtspleeghinge, werd hem ook verflagh gedaan > ende oordeeld' hy dienftigh, die beide in gebruik te brengen. De Koning van Deenemark, waarneemende onze geleeghenheit, had, opdegoedren vaarende door de Zondt, zeekre nieuwe laftgelden gezet. Zyne Door^ luchtigheit, gemaant om raadt hierteeghen , begeerde de punten der be- zwaarnifïen by gedenkfchrift geftelt te hebben ; ende verklaarde , ernfte- lyk aan die Majefteit te zullen fchryven , ten einde voortaan niets genoo- men wierde booven rechten ouwde gewoonte. Voorts werd vertoont, hoe noodtlyk , zoo tot onderhoudt deskryghs, als tot betaaling van andre laden , vierhondertduizent gulden , oover d'ontilbaare goedren in Hol- landt , op den voet van den hondertften penning , geheevén dienden 5 ende hoe zwaarlyk nochtans de fteeden elkandre daarin verftaan konden. Waarop de Prins voor oorbaar inzagh , met onverwylde neirftigheit de * blaffaarts des hondertften penninx van den leftleeden jaare te * herfchik- * canje_ - ken , op dat zy dienen moghten tot heffing der zelffte fchattinge voor ren. 't jeeghenwoordigh jaar: doch (gemerkt dit werk geichaapeii Was te lang *redref- aan te loopen) dat elke ftadt en dorp, by maniere van voorraadt, opbrengen ferei1' zoude de helfte van 't geen zy , voor hondertften penning in 't leftleeden <■ jaar betaalt hadden ; wel verftaan , dat het geene men naamaals bevonde verfchaft te zyn booven de helfte, op te leggen aan yder by de voorzeide Mmm 2 her-
|
||||||||||
688 P C. HOOFTS SESTIEMDE BOEK
1580. herfchikking, van de reft ftonde in te houden . Endtlyk verghde men hem
't bevordren der verdeeling op 't betaalen van ruiters en knechten: noopende welk punt hy zich gedroegh tot het geéne, dat daar op in ßrabandt geraamt was, en behandight, tot Antwerpen, aan deHollandfchegemaghtighden; ende zoo de Staaten daarin eenighe zwaarigheeden vernaamen , die had- De ^elve den zy zy ner Doorluchtigheit aan te wyzen. Thans vervoeghde zich de Prins komt tot t'Uitrecht, om, neevens de gemaghtighden der naader Vereeninge, te ar- uitrecht* beiden: alwaar te zynen aanftaan, befluit genoomen werd op al de punten des boovengemelden berichtfchrifts van den elfden in Louwmaant. De Graaf De Graaf van Rennenbergh, midier wy Ie, ( oft uit drang zynsgemoeds, en verdriet van Ren- vanden Roomfchen Godsdienft te zien verachteren j oft om dat hem de be- nenbergh houdenis zyner goedren in Walslandt bet ter harte ging) had begonnen te helt naa waifelen, en de gyzelaars uit Kampen tot Groninge laaten keeren 5 ook veel spaoje. gehoors verleent aan eenen Oeyenbrug en eenen Gruiter,die men wift Spaans- gezintte weezen. Daarenbooven quam zyn' zufter Cornelia van Lalaing, met haaren man, Baroen van Monceaux, hem bezoeken : ende werd ge- mompelt, hoe zy hem zyn' verzoening van den Prinfè van Parma braght. Dee- ze vrouw, weetende wonder kraftigh haar vermaan met dreighen envlaayen te doorvlechten, om den hellenden Heer voorts te doenomflaan, beukte geftadigh zyn' ooren. Hoe lang noch zoud' hy de zynen 'verlangen laaten naa 3tbewysder trouwe, diehyGode, ende, naafiGodt, zynen Vorflefchuldigh was? Hoe lange noch den ketteren ten dienfle, en teeghen't betaamen zyner afkoomfl, onder een deelpelfers, weevers, enfchoenlapp'ersflaan? Men had zich foovergepynt met het dry ven derparthyfchappen, en met het rechtvaardigh- fchynende firibbelen voor de vryheït. 'T was nu zoo wydgekoomen, dat, niet voor V vaader landt 3 maar voor geloof en Godsdienfi, het oorlogh gevoert wierd'. *Wie zich in de e zen misging, verbeurde, als oovertreeder van Gods wet, 'niet alleen de tydtlyke acht baar heit, maar daarenbooven V aanfchouwen zyns aanfchyns, en de eeuwighe gloory. Eer en, rykdoomen, flaaten moght hy hoopen van den Koning te verwerven -, van den gemeinen volke niet dan fmaadt, lafler, ende-, tot loonzytisonwaardenarbeids, fiaad berouw. Hj hadde, derhalven, ten laaft e, eens wyzer te weezen, en de voet flappen der andre Heer en te volghen, die zich aan 't recht zinnighgeloof hielden. Voorts liet zy den jongelinge den ydelen ty tel van Markgraaf in 't oogh flikkren, en het onzeeker huwelyk van Maria van Brienen, Graavinne van Meeghen, jonkiix weduw geworden door 't ooverlyden van Ladiflas van Barlemont. Al in den jaare vyftienhondert achtentzeeventigh hadden de Vriezen brieven, opnaame van den Aartshartogh Mathias, verworven, waarby denbezette- lingen gebooden werd, de Slooten van Leeuwarde, Harlinge, en Staavere} aan de burghers dier fteeden, teleeveren-, doch't zelve fint nietgevordert. Althans, (hoewel op vlieghende maaren geen quaadt bedenken te grondighen was teeghens eenen perlöon van zulke verdienden als Rennenberghs aan de parthy der Staaten ) docht hun tydigh, zonder zyn' kennis, met dit werk voort te vaaren. En zeeker , de Prins, zoo d'eerfte raadt uit zyn' Door- luchtigheit niet gekoomen was, roeide hieronder , geenszins uit afgunft, oft luit om den Graave een' onderfteek te doen , maar uit goede genee- ghenheit, om hem, in allen geval, de ftof tot quaade bekooring t'ontzet- DeVrie&en ten. Zy beheinen dan fchielyk, op den eerften van Sprokkelmaant, de f ooghen burgh tot Leeuwarde van achtre met twee vendelen ibldaaten. Van d'an- zAchmee- dre zvde komt de burghery toegetooghen i metPaapen, Monnikken, en blokhutten ^e wYven ^er bezettelingen , vooraan-, en begint de graften te demmen. temaaken.J0ïi^ï Johaa van Schaaghen, Droit gebiedende op't blokhuis, twyfelde 1 * .. ...- aan
|
|||||
-M
|
|||||
DER NEDERLANDSCHE MïSTORÏElNr m$
äan de ^ewilligheit zyns eighen volx -, zagh de buVghers zeer verbolghen , en 1580.
peen oopen om Rennenbergh van zynen ftandt te verwittighen. Dies bedingt Dat vin hy lyf en goedt, ende geeft het Slot oover *. dat ftrax teeghens de ftadt geflechtLeeuwAÏ' werd 5 en voorts verheelt aan de veften, naa dat het ontrent taghtigh jaaren ge- wordt ftaan had. Met een doen zy de knechten binnen Leeuwarde koomen, en °P£e&even" de Minrebroeders, door hen, tullen de geleeden, met pyp en trom ter poort uitleiden. Zynde dit dus fpoedigh, en booven gilling, afgeloopenj fchik- ten de Staaten van Vrieslandt zeekre gemaghtighden, famt de voorzeide en noch twee andre vendels, teryï, naaHarlingej die des andren daaghs het Slot aldaar, by zendbrief, opeilchten. De bezettelingen toonden zich 00- verboodigh om te gehoorzaamen > mits ziende orde van den Aartshartogh, den Prinfe, den Graave van Rennenbergh, oft van den Droft, die niet daar was. De beleggers 5 kennende den laftbrief des Droflaarts jonger dan 't ge- melde gebodt des Aartshartooghen, ende dat zelfs de bezettelingen (èedert beëedight waaren , hielden dat het by hen luttel gelden zouw j ende verzoch- ten daarom, dat'er luiden beneeden quaamen s om'tzelvetebezightighen, die zy hoopten aldaar beeter te ooverreeden . Die van booven vonden dit vreemdt, en beftonden vuur te geeven, met hun grof gefchut, op de ftadt. Aan den aavondt begeerden zy echter toon van onthiet j met dreighemen ten van anders geen krysvolk vreedelyk ontrent hen te laaten vernachten . Ter- wyl men dus dribbelt, koomen, afgeveirdight van Rennenbergh, die ver- noomen had wat 'er gaands was, zyn * geheimlchry ver en foerier tot Harlinge, * Secre* zonder vaften laft, om raadt naa tyds geleeghenheit te fchaffen. Bailly (zoo tai"is# heette de geheimfchryver ) werd daadtlyk aangetaft , ondervraaght, en bezocht j ende, by hem , gevonden zeekre blanken > onderteekent by den Graave, en gefterkt met zyn kleen zeeghel. Eendeezerdeed men vullen, door Bailly, met bevel aan de foldaateri, 'Datzy, opzight'Vandien> het blokhuis hadden fontleedighen: zyne Genaade zouw zorgh voor hunne be- taaling draaghe'n. Daarneevens moeft hy inftellen aan den Steehouder des Droflaarts, eenen brief, die geflooten werd , ende , zich gedraaghende tot den oopen en, meldde, hoe de Do&oor Baart Itfarda gelaft was , de meening desGraaven naader te verklaaren. ïtiarda, boovenwaarts gevor- dertte deezen einde, (oft men hem lchoon vry geleide, en eenengyzelaaf fzyner verzeekering bood ) weigherd'het, met voorwenden van noodeloos- heit dies , ende dat hy niet wyders, dan hun gebleeken was , te zeggen wift. Echter tooghen de bezettelingen uit, op den vyfden der gemelde vesgetyx maant, onder belprek van voldaan te worden j te mooghen gaan wer waarts datun het hun geliefde -, eneenighê andre voorwaarden* Het blokhuis, gebouwt ~a^mgei in den jaare vyftienhondert brak men ook af, naa de ftadt toe, en hechtte de reft aan haar' wallen. Thans quam Sonoy uitHollandt, den Vriezen te hulpe, met drie vendelen, daar zy noch een byvoeghden , en beleegherde \ huis te Staavere. Droft aldaar was Jonker Franfois van Pypenpoy, een def- in voorn tighman, die onbekoort een'aanvechting van drieduizent gulden reedt gelds, dat van endaarenboovenvan een jaarlykfchewedde, weederftondj maar ten eerften Staavem gezichte van's Prinfen bevel, zonder koop te maaken, de plaats ruimde. De zelve werd ontmantelt, met zoo heet eenen yver, dat men verzuimde de ftadt eerft te fterken $ 't welk haar naamaals quaalyk bequam. Het omzien naa Rem nenberghs wandel nam daaghelyx toe, en de fpraak ging, hoe hy een pak brie- ven ontfangen had van Parma, met belofte van, binnen een' maant, hem goe- 0rde 6ni de hulp toe te veirdighen: Waaroover Sonoy laft van de Vriezen kreegh, om s^arte" een fchans tot S wartelluis te ftichten •, daar naa de begofte fterking van Koever- ^óevH^ de te vorderen •, deeze, en andre grensplaatfen te bezetten. Met een fehikten t»ßcrkpk Mmm 3 zy
|
||||
69o P. C. HOOFTS SESTIENDE BOEK
i ^o. zy den DoÖroor Abel Frankena naa Groninge -, Popke Roorda naa Oovery£
fel, om, mét de Staaten van dien oordt, op 's Lands veiligheit te voorzien. Die van Gelderlandt leeden grooten ooverlaft uit eenighe kleene plaatfèn, als 'thuis te Weel aan ,de Maaze, daar een fchans bylaghj 't huis te Blyenbeek niet verre van daar, gehouden by Marten Schenk -, en 't fteedekenS traalen. Dies hadden zy al een' wyl in beraadt geftaan, van de zelve te doen aangry- penj maar tot noch toe geenbefluit genoomen, uit zorghe dat het beleg dien oorde meer koften en fchaaden, dan de veroovering baaten zouw * ook dat de vyandt, te dieroorzaake hiernaatoe gelokt moghte worden, en 't Landt in meer gevaars brengen, door heimelyk verftandt, dat hy ( vreesde men ) daar binnen voedde. Alsnu, hoopende de hunne te verrichten, eer Parma, be» zigh met andre aanflaaghen, zich derwaarts weindde, verzochten en kree- ghen zy orde van de gemaghtighden der naader Vereeningej waarop Graaf Graaf Willem Loodewyk van Nafïau, zoon hunnes Stadthouders, en Kornel van Wtüem Lo- tjen vencieieri knechten, naa 't huis te Weel trok 5 en 't zelve met de fchans, nT T- *n ^orte daaghen, zwichten deed. Voort zond hy om meer volx en voorraads maihthbt van oorl°gh 5 ende worp zich voor Blyenbeek: maar werd traaghlyk onder- st hun te volght. Schenk, des wuftigh, ging Parma aan, ometlyke benden te paard' Weel. en te voetj en fpoeyde zich tot ontzet, zonder tydttot verfterking aan de Maar Staatfchentegeeven, Dies lichtte Graaf Willem't leegher, om de byleggen- moet wy- dg plaatfèn niet ontbloot telaaten. Een vendel, gefchikt naa Blyenbeek uit / *T u ^utven ï en yerftaande 's Graaven opbreeken, meinde weeder in die ftadt te jen eeki jceeren.j maar werd buiten gehouden door oproer der burgherye, roepende, dat zy met földaaten genoegh bezwaart was. Doch men trof eindtly k middel, om 'er meer krysvolx in te helpen. Niet zoo wel gelukte 't met Kortryk, daar gelyke weederwilligheit in zwank ging. Pottelsbergh, Baljuw aldaar, zich ziende te zwak met drie vendelen Schotten, die hy in had, en de gemeente niet tebeweeghen totvèrgrooving der bezettinge, fchreefom eenighe ben- den , die oover een* wyl voor de poort geweeft, en buiten gehouden waaren; ende hoe hy die, 's nachts naa den zeevenentwintighften van Sprokkel maant, door zeeker bleekvelt by 't Slot, ftilzwyghends dacht in te laaten, Deeze brief, onderfchept by den Heer van Alennes, die geftaadelyk op de ftadt loer- de , gaf hem ftof tot beftek eener verfchalking, volvoert door de lompe on- Komy\ voorzightigheit van Pottelsbergh j die, zonder antwoordt op zyn fchry ven te verfchalkt hebben, zonder eenigh onderzoek vereiicht in zulke geleeghenheit, hem van de met zyn' troepen, ter beftemde tydt en plaatfè, binnen nam. De brandt, ge- Konmg- fteeken in zeeker huis, en de waapenkreet, gingen teffens op, tot groote fibetL fèhrik der fteedelingen. De Schotten, bewaakende de markt, deeden noch- tans dapperen weederftandt. D'andregreepenmeede't geweer, maar, kun- nende quaalyk te hoop raaken, werden meeft al afgemaakt: desgelyx veele burghersj de reft geplondert, en noch ophoogh ranlben gezet. Oover de bezetting, die men hier leide, kreegh voor eerft de Heer vanBours het ge- biedt , maar haaft zynen oorlof, en tot naazaat Franfbis van Haalewyn, Heer van Sweeveghem, daar men beeter in geruft was. Een'maant hiernaa, ont- worp de Heer vanLaNoue eenen aanflaghop'tfteedekenNynhoove, daar tynhove zich Graaf Philips van Egmondt, met zyne gern aalin, fchoonmoeder, broe- povervaüen der Karel, en een deel aadels, onthield. De Heeren van Tourfy en Morta- ™ ru gne naamen deezenlaft aan j ende, beleidtbyzeekrenhuisman, doorwaad- Wil * T* 3en de graften daar zy ondiepft waaren, beklommen voorts de veften, oover- Karel van Ylc^cn fchilcT- en fchaarwacht, en bemaghtighden een'poort, waardoor de rui- Bgmondt ter met meer voetvolx quam inftooten. Wie't hooft bood was lyveloos. De gevangen, vluchters bleeven ten deel' in de graften j ten deel' onder de handen der boeren byfter
|
||||
DER NEDERLANDSCHE HISTORIEN. 6$>i*
byfter van hen verbittert. De plaats ging ten roof. Graaf Philips, gevangen, 15-80,
en tot Gent gebraght, werd daar met allerley vuilnis en fmaadwoorden be- worpeni thans ge voert op 'thuis te Rammekens * ende zat ontrent vyfjaa- ren. Neevens de vrouwen, raakte Karel zyn broeder kortelinx vry, door voorfpreeken des Prinfen van Oranje, die aan d'ouwde Graavin zyn' moe- der belooft had, haare kindren in alle billykheit voor te ftaan. Rennenbergh, inmiddels, om zicheenighe vendels quyt te maaken, dien hy nietontrouws eenoegh toevertrouwde, gaf den Landtzaaten der Drenthe fchriftelyk verlof, om met ge weidt buiten te houden alle troepen, daar koo mende zohder zyn* oopene brieven tweemaals by hem onderteekent, en geveftight met zyn groot zeeghel, tot weering ( quanfuis ) vanvalfcheit, pleeghbaar met ouwde brie- ven v ook, om zich, te dien einde te mooghen verbinden met alle Vriezen en OoveryfTelaars j ende om de fterkte tot Koeverde in hunne bewaarnis te nee- jnen, zelfs metuitdriftder twee daarin leggende vendelen, zoo die, op zyn aanfchry ven, fukkelden met vertrekken. Dit befcheidt viel in handen van Rennen* zeekren Staatfchen Hopman. Het dubbelt van dien werd oovergelchikt aan berghsdé* de gemaghtighden der Vereeninge. En het fchalk ooghwakkerde temeer, belhen mits die van de Drenthe twee vendels verjaaght hadden ; en de Graaf in zyn hm^ mU fchry ven zich geliet, als oft het teeghen zynen dank gefchiedt waar. Hieroo- ver, als hebbende zyns raads van doen in andre zaaken, ontbiedt men hem tot Uitrecht. Doch hy hoedde zich des, zendende derwaarts Popke U f kens, die hem in den weeghe was, en wel beholpen met de reize, om de gemagh- tighden te berichten waar alles op draayde. Zy, ende zelf de Prins, begaan met de zaak, konden zich't quaadfte zwaarlyk inbeelden, ende vonden be- denklyk, zonder andre klaarheit, 's Graaven hart te vervreemden. Daaren- opßandt tuffen kreegh Bartolt Enthes de Drentlche boeren op d en arm: ende, hoewel der Drent* hy hen in de vlucht dreef, met neerlaagh en vankenis van zommighen, zy fée boeren, maakten nieuwe zaamening. Eenberichtfchrift, waarby de Vriezen 't bevel ooverRennenberghs regement, totweederzeggenstoe, aan Enthes opdroe- ghen, werd den boode afgenoomen in de poort van Groninge •, Frankena vaft gezet, om dat het aan hem gezonden quam. Doch hyontfprong't door eenvenfter, en raakte ter ftadt uit. Voorts quaamen verfche, enwaarfchyn- lyker kundfchappen van Rennenberghs handel aan die van de naader Veree- ning •> ende hoe hy brieven van Parma, met toezeg van onverwylden by- ftandt, bekoomen had. De Prins, derhalven, ftaande om naa Amfterdam De Prins te reizen, nam zynen wegh op Kampen, en zond Ufkens aan den Graave, kp^ttot om hem te verfpreeken, dat hy zyne Doorluchtigheit daar ginge vinden, en- Kampen, de met zyn' jeeghenwoordigheit alle wolken van arghewaan verdwynen dee- de. Maar 't wilde juifb weezen , dat, op den neeghenentwintighften van Sprokkelmaant, zeekrevrouw eens uitwykelings van Groninge, zoo zy van Embde tot Delfzyl quam, by Bartolt Entes gekent en aangegreepen wierde. By deeze vond men, onder ander, letteren van geloove aan eenen Popke E- verardi, ten behoeve van haaren man, die by Robles onderteekent waaren; ook een handtfchrift van zeekren * pleitverzorgher tot Groninge 3 't welk * procu- luidde, hoe hem twee brieven van den Prinfe van Parma geleevert waaren, en reur. door hem aanEverardi: Deeze blyken, ter yl gefchiktnaa Groninge, ont- Kiaarylt mompten deWethouders, dus lang geblinddoekt door Rennenberghs könfte- Van ^es naaryen, die hun en den Onroomkhen, in alles, grootlyxgevoeghthaden Graaven toegegeeven. Men vangt 'er den pleitverzorgher, en vordert hem ten folter- ontrouw* zeele. Dan 't werd uitgeftelt, door dwarsdrift des Graaven, en der geenen die zyn' ftem volghden. Hy zelf, quaalyk gereedt ter eene zyde, en gepraamt ter andre om 't marren af te hakken, uit zorghe dat de Prins, by5 wien 't werk Mmiiif althans
|
|||||
**■■
|
|||||
*€$i pH®. HOOFTS SESTIENDE BOEK
i f %o. althans niet te verbloemen was, met zyn' lyfwaeht in ftadt koomen moghte >
vond zich «byfter bedremmelt. Ufkens, kunnende geen rechtzinnigh ant^ woordt uit hem trekken, en leezende klaarlyk in zyn ongeftaadigh gelaat] dat hy van vremde gedachten bereeden werd, kreegh anxt; vermaande dies eenighe burghers, enontftal zich uit Groninge, onder fchynvan wandelen naa zeekerhuis daar ontrent, toebehoorende zyner moeder. De Graaf, nu gekqomen totfchifting van zinnen, en achtende 't vertoeven hachlykerdan 't voort vaaren, fchikte, des andren daaghs, aan den Prinfe, zynen tweeden hofmeefter Henrik Haaghen, gelaaden met breede aanbieden is van dienft- veirdighe onderdaanigheit. Dit was te doen om zyn' Doorluchtigheit op te houden, ende niet te waarfchu wen dan met den flagh, waar te neemen ter eer- ,fte wachtbeurte van de Spaansgezinden. Op den tweeden van Lentemaant, dan, ftelthy banket toe, en rekt het hoogh in der nacht. Een der gaften was Jakob Hillebrandt, Burgherrneefter, zuil der Onroomfchen, en op wiens voorzorgh zy zich ten volle verlieten. Deez, t'eener bequaame ftonde, hief woorden aan van de zweevende geruchten, en zeid' hem, niet te hoopen, dat zyneGenaade yetsoevelsvoorhadde. Waarop de Graaf, prangende's Bur- ghermeefters handt, zich hooren liet, O myne vaader, dien ik daarvoor hou- de, zoudtghyzulxop my vermoeden? Ontflaat u dier gedachten. Meteen noodight hy 't gezelfchap tot vrooly kheit, doet keel en iïiaaren luchtigher op fteeken, en het danfcn in zwang houden. Jakob Hillebrandt* van daarge- fcheiden, ging der Majeftraat, ookzommighen van den hervormden Gods- dienft, zyn weedervaaren, en 's Graaven hartlykheit vertoonen, met verzee- kering dat zyn'Genaade het goedt meende -, ried den Onroomfchen echter, geene vlyt in 't waaken te flappen. De ganfche nacht naa 's Burghermeefters vertrek , was Rennenbergh beezigh met orde te ftellen, ende te doen beloopen eenen drom van noodtlykheeden , die niet voor op 't lefte gerept dienen , oft zoo lange verfloft worden , oft alsdan nieuwelyx opdobbren. Hy waapent zyn gezin. Daarby voeghen zich eflyke foldaaten , bedekte- lyk in ftadt gekoomen, en gehuift by degeenen, die de geneightheit Spaanfch hadden. Zynde , naar gewoonte , teeghens den daagheraadt d'Onroom- fchen van de wacht, en een Roomsgezindt Hopman daarop , getooghen* ende dit oovergedraaghen aan den Graave , door zeekre burghers zyn' parthylingen , uitgezet om daarop acht te neemen -, komt, als de klok By ver- vyf floegh, een deel fchuiteboeven oover 't kerkhof met roers, brandende meefiert lonten, en groot gefchreeuw aanftreeven ■, fchietaf, en neemt de markt Gronïnge. m §trax Volght een ander Roomsgezint burgherhopman met zyn ven- del , alalleens tierende, en ftopt de (Iraaten, die op de markt uitmondden. Toen verfchynt, te paarde , Rennenbergh zelf, heel beftorven om de kaaken , en in vollen harnas , met den naakten deeghen in de vuift , en ontrent dertigh fchutten , hebbende witte lieveryen aan den flinken arm ■ Statt by, fiaat by, vroome burghers: ziet my hier eerfl heeden wettighen ' Stadt houder des Koninx ■> en bereidt om met ut e keven en te fierven. Tder betrachte nu den dienft zyner Ma] e ft eit, en eighe behoudenis. Zoo roept hy , en gebiedt twee veldtfluxkens te laaden , die by 't Raadthuis ftonden s doet voorts vier trompetten blaazen, en veele trommels roeren* endezeindt tien oft twaalf paarden, om de waapenkreet en den fchrik door de ftraaten te fpraayen. 'Tgraauw, ten getaalevan vyf-oftzeshondert, rottezaamenop de markt. De Burghers van aanzien hielden zich meeft binnen 's huis. Ja- kob Hillebrandt, verzelfchapt met zommighe Onroomfchen, en waanen- de meer toeloops te kryghen, beftond der weêrparthye 't fpits te bieden: maar een van Rennenberghs dienaars joegh hem een' koeghei door 't hooft* dat *
* |
||||
DER NEDERLANDSe HE HISTORIEN. *£j
hy doodt ter aarde viel. Terfens viel de moedt der zynen, en tik hunner i$$$;
aan 't vlieden: doch niemandt meer, die er 'tleeven verloor, daneenbur- dierszoon van Breeme. D'andren, laatende markt en ftraaten wel bezet $ gingen, van huis tot huis, de deuren en glaazen der Onroomfchen infmyten; naamen den Burghermëefter Dirk Schaffer, die gewondt was > famt de Raadtsluiden , en bet dan tweehondert poorters gevangen. Zommigfien worpen zich oover de veften, en zwommen door de graften. De Predikari* ten* enzommighe voorneemlyke burghers, ontquaamen, weenigh daaghen daarnaa , in onkenlyken fchyn. Voorts daaghde men de gilden te hoop j maakte nieuwe Gemeentsluiden, nieuwe Burghermeefters en Vroedfchap* verkundighd' en bezwoer den zoen met den Koning, en Prinfè van Parma. Rennenbergh veirdighde terftondt vlaayende brieven af, aan de Ommelan- den , om hen op zyne zyde te lokken , en teeghens Enthes op te hitfèn. 'T welk hem zoo wyd uit zyn' g'thlng ging, dat hy, noch voor den aavondt, Dat 'be- door Kornputs zorghvuldigheit verfcheide vendels voor ftadt kreegh, en een! gm men $ beleeghering zagh aanvangen. Enthes, getooghen om We,ddein te nee- mch 's4ai* men , en aldaar verkundfehap van 't ftuk, ontbood d'andre vendels > die vmtsdaaY in Vriesland t waaren; fpoeide zich voort naa Groninge , en begon terftondt ™elex~nk zyn' naadernüTen. De Prins was zuix ingenoomen meteen eerlyk gevoelen van Rennenbergh, dathy d'eerfte tydingen van dit werk niet geloovenkon, tot datKornput, en Hopman Lubbert Ulgher Van Zwol, die uit Gronin- ge gevlooden quam, hem uit dehtwyfel holpen. Enfeedert verliet hy zich op geene Roomsgezinden , hoe getrouw zy ook fchynen moghten. Zyne Doorluchtigheit j en zornmighe gemaghtighden der naader Vereeninge* zynde noch tot Kampen * en verneemende uit onderfchepte brieven van Rennenbergh en de Groningers, hoe zy de lleeden vanOveryflel tot afval ode gé- troonden, verfchreeven meer bezetdngs naa dien oordt: en om d'ingebroo- fielt naa ke wanorde te redden, verdeildeil den laft van de betaaling des krysvolx on- &nnen~ der deLandtfchappen, in voeghe dat elke bende wift, waar haare foldy te yW zoeken. Tot beeter verzeekring van K#mpen, werd 'er by bedel van Sonoy, ™'m niet zonder ongemak,'t vendel vanMichiel Sampfon ontfangen door de Staats- ver^ee^erè gezinden, die, zich by de poorten gevoeght hebbende, der weederparthye dit mt beMt<. voordeel afzaaghen. Wyders, 't bedryf van Rennenbergh, maakte ooveral bit- ting. ter omzien in d'Onroomfchen, en hun het hooft zoo heet, dat zy meenighen oproer in oproer uitbroedden . Tot Deventer en Zwol raakte de burghery weederzy de - verfcheide linx in waapenen. Kloofters en beelden werden geftormt, eenighe Onftaat- tlaatfen» fchen uitgejaaght. In Vrieslandt, d'Ommelanden, en Drenthe, viel de foldaat, ^'Itroü^ waar hy kon, in de Godshuizen •, worp de beelden ter aarde j en verdreef de wenml Roomsgezinden. Deeze vlam, overflaande tot in Uitrecht, Vond weldigh vat- Wi\$ door ten aan de gemeent' aldaar. Den zevenden van Lentemaant, ftuift 'er een deel Rennen- op, en tot de kerken in, daar men den Roomfchen Godsdienft noch oeffende; herghs fmyt de beelden, taafreelen,altaaren, om verr'en aan ftukken. Dit onbefchaamt handel. oovertreeden des verdings van den leftleeden jaare verfoeyden in 't harte de ^WMre luiden met eere: maar niemant, die zich teeghens zooheevigheen'raazerny S^ verzetten darde. De faam fnort omher, ontftelt de ganfche burghery, en terght haar tot de waapenen. Gaande dus alles 't onderfte booven j zenden de Wet- houders zeekre perfoonen aan de burgherhopluiden, ten einde zy 't volk wil- den ftillen en doen fcheiden» met vermaan dat het zyne begeerten zeedighlyk Voordroege. Enge ooren trof dit vertoogh, onder't wangelaatigh getier der moedtwillighen. Doch zy luifterden ten laafte eenighszins, en ontworpen twaalf punten, om ingewillight te worden, voor'tfloopen hunner zaameninge. In't meefte deel beliefde men hunj nam in beraadt, oft wees naa deffPrinfe de wigh-*
|
||||
6$4 P. C. HOOFTS SESTIENDE BOEK
15-80. wightighftc: waaronder waarcn 't verbieden der oopenbaare oeffening van
den Roomichen Godsdienft -, het onteedighender Hopluiden die in den Raadt zäaten, oft het vullen hunner plaatfen aldaar met andren -, 'taffchaffen van de vergaadringen der Kapittelen3 't weeren aller Paapen uit de zaamenin- gen der Staaten en Bondtgenooten. De Prins, hebbende den Graaf van Ho- henlo afgeveirdight, om de opftendighe boeren tot reede te brengen en de kleene fteeden van OoveryfTel, die noch voor Rennenbergh hielden, te verzeekrenj ook Sonoy welbreedt gemaghtightomdeBourtang, Koever- de , en andre toegangen te dien oorde, te bezetten; trok van Kampen op e rms ]y[mc[e} van waar iiem> 0p ^en zeeventienden, de Amfterdammers, met ontfanqen ^ier^y^ uitgeftreeke fcheepen en jaghten, quaamen haaien, en met pragh*
m^w#^_ tighentoeftel, totbewys zynerwelkoomft, in ftadt ontfingen. Alhier ver- duw, toonden de Staaten van Uitrecht zyner Doorluchtigheit de fchennis, laaft ge- beurt, zonder eenighe orde van deMajeftraatj ende fmeekten de vy f Gods- huizen , om behoudenis van vryen Godsdienft, in kracht der voorgangene ver- draghfchriften. De Prins, wel bezefFende de rechtmaatigheit hunner be- geerte, maar inziende hoe oevel de meefte gemeente teeghens de geeftlyk- heit gemoedt was , ende duchtende derhalven , door fterke zuiverartfèny de zondighe zucht meer om te roeren, dan af te dry ven, vond ondienftigh in deezen eenigh flotvonnis te vellen j maar verklaarde , dat parthyen, tot d'aanftaande daghvaart def Bondtgenooten t'Antwerpen toe , zich onder- op, by ling hadden te dulden, op den volghendeh voet. 'De Roomsgezinden zou- uyitvan den gebruiken de kerk van Santé Geert ruid^ ende die van de Treedikaaren -} roorraa f, foume andre ge floot en, en d'oopenbaareoeffening eldersgeflaaktblyven 3 ende de Prim wyders ongekreukt alles wat, ten opziene van de perjoonen en gaedren der verßaat Geeßlykheit, bev oorwaardt was. 'T)se Staat en > Amptluiden, en Majeflraa- datmen ten> had zyn"Doorluchtigheitte handthaaven j ende elk hen f erkennen met üch f uit- fchuldighe gehoorzaamheit. *De misnoeghden moghten klaaghen, bygèfchrift, recht fchik: oft by monde, zonder eenighe daatlykheit te pleeghen. Met een beval zyn' V* Doorluchtigheit, by lief koozenden bgief, den burgherhopluiden, 'tnaakoo- y\c ÜP mendeezer ordeninge, en't verhoeden der opfpraak, waarmee de gezuiver-
lureher- de Godsdienft, oover't breeken der beloftenifïèn, bekladt werd. Sonoy was hopluiden. nu tüt Koeverde gekoomen, met de vendels van Kornput en Wyngaarden, om, aldaar en tot Wedde, denweglï, teeghens ontzet voor Rennenbergh te floppen. Hier iloegh Kornputs volk aan 't muiten, en dreighde hem en zyn' bevelhebbers af te maaken, 't en waar hy veirdighlyk geldt verfchafte. Korn- Kornputs put vertoond'hun, dat'er de fchry ver om uit was j en ftreeld'hen met zoete manhaftig- woorden. Als deeze geen' proef deeden, beftuit hy, dien 't zyneerft niet hett m 't was ^ jiet met £c fl-Quiheif te waaghen j en doet vyf belhaamels by den hals vat- tier mui- ten' ^yn' onbevreeftheit verdiende vrees te maaken, en velde den moedt van tende dereft, dermaate, datzy, die in maatfchappy van misdaadt met hunne ge- ktiechten. vange fpitsbroeders ftonden, zich dry ven lieten, om drie derzelve aan eenen paal tedoorfchieten. D'andre twee werden verbeeden: ende niemandt die Sonoy be- meer morde. Sonoy deed den wal der fteede Koeverde affteeken met zeeven gmt Koe- bolwerken j ende liet de begofte vefte der Burgh leggen, mits de Vriezen, verde te fce daaraan gelden moeften, bybraghten, dat hun, dieafbreekersvanSloo- j erken: ten waaren5 geen bouwen van nieuwe geleek. Zelfs d'aangevange fterking 't niet vol- der fteede ging niet voort; zoekende de Vriezen, Ommelanders, enDren- trek^en.by thenaars, d'eenen d'anderen, met het uitibhieten der penningen tebezwaa- mangelvan ren, en zich zelve te verfchoonen. Welke deunheit hun zuurlyk bequam, gelde. en, boo»n bittre fchaade, tot ongelyk hoogher koften gedeegh. Op de Bourtang^egon Sonoy ook een' fchans van vyf bolwerken, diemeede, by man-
|
||||
DER NEDERLANDSCHE HISTORIEN, tyf
mangel van geldt en orde, onvolmaakt bleef, DelandtluidenvanOovery£ ifSö.
fel , Twenthe, Zallandt, en Maftenbroek, lang gefoolt met inlaagh van on- Maüeens betaalde ruiteren, hadden te deezer tydt het geduldt verlooren, en de waape- Saat. bet nen aanveirdt. Om de welke te ftillen, en te vereenighen met de ruiters, hemoPde de Graaf van Hoohenlo derwaarts toogh. Maar de boeren, nu fterk etlyke B^f/ duizenden , beleidt by een deel geöeffende fbldaaten , maakten zich tee- ~- , o-hens hem op: zulx hy in lyfsgevaar, benoodight werd te wykenmetzyn' VaH &e troepen , tot op de grenzen des Graafichaps van den Berghe. Dit gezel- hoeren van fchap, doende veel quaads daar 't meefter was, noemde zich den Vertwy- Ooverjfdy felden hoop v voerde in zyn' vendels, een zwaardt en halven eidop, met den en daar uitgeloopen dooyer daar neevens; en brulde, Zy'hadden* tot noch toe, om omrenu 't e? niet willen vechten -, moe ft en V nu wel om de fchaal. Hoohenlo, daar- ee^e naa, zich voorzien hebbende vaneenigh voetvolk meer, ransd'hen aan, by ^cb de zeeker kloofter geheeten Sion, en brak ze, met neêrlaagh van zes oft zeeven- nrtwyfeU ' hondert. Thans trof hy hen'weeder, tuften Deventer en Harden bergh, on- den hoof: trent het dorp Rolde, en braght'er veel om't leeven. Men waande hen op- Worden geruidt te zyn door Rennenbergh; 'toogh naa den vyandt, enverftandtin meermaals eenighe fteeden aandeYflèl, te hebben. Niettemin de gemaghtighden der ifa^en: naader Vereeninge, waaren van ander gevoelen, ende zouden de zaak geirne hebben zien byleggen. Dan Hoohenlo , terwyl men hiertoe orde Eh meeß geeft, zat hun kort op de hakken, tot dat zy 't geweer (laakten, endelchat- dgetemt tingen inwiilighden ; uitgezondert de Maftenbroekers, die lankzaam tot dm Hoo~ kreuken quaamen. Thans toogh hy voor Oldenzeelj 't welk met hem ver- ' droegh, en zyn eighen vendel tot bezetting innam. Bartolt Enthes, pran- gende Groninge, met dertigh vendelen knechten , en twee kornetten, die alle onder Rennenbergh geftaan hadden, fchermutfte daaghelyx teeghens die van der ftadt, daar eenighe vendels uit d'ingezeetenen opgerecht waaren. De verweerders befchanften de voorfladt op Schuitendiep, en twee buiten Bedrjftot geleeghe moolen berghen, tot veilighing der weide voor hunne beerten. En- Groninge* thes floegh eenen dam door 't Reediep onder de ftadt, en brugde d'andre diepten; zoo dat men, ook te paarde, rondom oo ver moght. Zyn'hoope was , hen , door knellen van honger , te meuken. En hy weigherde, voor alsnoch, meer hulps t'ontfangen, fteekende naa den roem van zulk een' ftadt, met zoo weenighvolx, te dwingen j gelyk hy zich ydelyk inbed- de . Want, behalven zyn' andre gebreeken, was hy de rechte man niet; kundigh van haat tot henwaarts , en zoo bitterlyk gehaat by de Groningers, datzy liever hadden 'tuiterft op te zetten, dan in zyn'handen te vallen. De Staaten der Ommelanden deeden uit eiken tooren, daar meer dan een'klok hing, eene lichten, om die te vergieten aan gefchut. Daar 'er niet dan eene was, die werd geranfoent te zeekeren pryze. Zy floeghen ook alle geeftly- ke kleinoodje , van kelken , fakramentshuizen, Abtftaaven, aan, om de kryskoften te vervallen ten minften lafte der huisluiden : al 't welke noch- tans luttel ftrekte. Toen Rennenbergh op hetweinden ftond, had Parma, om hem in te volghen, ontrent Karpen een' goeden hoop knechten verzaa- melt. Deeze verkundfchapt van de afloop der zaaken tot Groninge, waa- Eert deet rengereedt, om, neevens eenighe fpeerruiters, onder Nuis, oo ver Ryn te Konmg- zetten;, als Hooghenfaxen , Ifelftein, en Heegheman, met een drom paar- fcjen v den, hun onvoorziens op't ly f quaamen ftorten, doodtfmytendedegeenen, a^J^ die geen heil in de voeten vonden. De vluchtelingen tooghen opwaarts aan, ende leegherden zich lanx den Ryn ? op den Koolfchen boodem. De Land- maten van Bergh ende Mark haalden , by verlof van hunnen Vorft , alle fêheepen aan die zyde, en voorzaaghen den oever der ftroome zoo wel, dat 'er geen'
|
||||
4
■ SP
|
||||||
6$>6 F. C. HOOFTS SESTIENDE BOEK
ifSo. geen' kans was om oover te raaken. Zwaare fchaaden leed het Sticht Koo-
ien van dit volk, niet paflende op 't vermaan van den Keurvorft, die hen endtlyk, door zyn' leenluiden en boeren, deed befpringen en fpreiden j uit- gezondert een deel, dat zich te vooren hoogher op, in 't Graaffchap van Man- derfcheit begeeven had. Naa nam zich Rennenbergh deeze tydingen , en hield zich fchier bekoft, vreezende verlaaten te blyven, ende, neevenszy- ne Landtvooghdyen de betaaling zyner ontrouw te derven. Dan zyn' zufter de Baroenes iloegh hem, zoo veel in haar was, deeze zorghen uit den hoofde, Men dringt ende braght zynen geeft op 't fpoor van trooftlyker gedachten. Heftelyk, flerk°P hierentufïèn, drong men op vernoeghing des Hartooghen van Anjou, die aanneemjt janger met geen aas van h00pe te houden fchecn: dan , niet alle geweften von- H IIa dt ^en ^cn voorute^ eeven fmaaklyk. Welverftonden de Staaten van Hollandt
en zee- enZeelandc, meefter te wiflelen, Koning Philips af te zweeren, zyne zee- land willen ghels te breeken, naam ter zyde te zetten: maar, zynde af keerigh van de geenen Franfche regeering, en uitbondigh gezint tot den Priniè van Oranje, beiloo- Franfthen ten zyne Doorluchtigheit tot het aanveirden der hooghe heerfchappy te noodi- Beerimaar gnen. Ende werden, tot deeze plichtpleeghing, gelaft de Heer van Mathe- den Prms n€s ? Meefl-er Adriaan Wenfen, Goovert Willemszoon Brafler, Meefter Wil- ra - iemßarcjeSj Meefter johan van Oldenbarnevelt, JanMartszoon Viflcher, Meefter Jakob Valk, en Gafpar van Vosberghen. Dit droegh zich toe, op den neeghenentwmtighften in Lentemaant -, als des daaghs te voore, by de Staaten van Uitrecht, ten opmerkevangelykereedenen, genoeghzaam't zelffte ge- ftemt was. Niettemin, als, op den dertighften, de Hollandfche en Zeeuwiche gemaghtighden hunneboodtlchap verrichten zouden, bleeven 'er eenighen achter, waardoor zy tot den naaften morghen werd uitgeftelt. Toen deeden nieuwe bedenkingen 't beraadt hervatten ,* en dienftigh oordeelen, dat men't befluit wel in zyn' kracht, doch, voor dat pas, verhoolen hielde. 'T leed ech- ter luttel aan, oft men oopend* het den Prinfè j hoewel 'tgewight, en verfchei- de toevallen , 't volle beflaghdeezeswerx, nu hier, dan daar, deeden haape- Verfcheide ren. Te deezer daghvaart werd beflooten eenen bewindsman in Deenemark snaken te houden, 't en waar zyne Doorluchtigheit daar yets teeghen hadde: een vyf- verhanddt tighfte penning ingewillight, tot vervalling der oorloghslaften, en bluffing ter gaarne- ^r ouwcje fch^den. Men voorzagh 'er ook in zeekre onluft vanWoerde: Staaten '* ontf°nken en opgaan der welke wat hoogher opgehaalt dient. Zeeven jaa- vanHol- ren ^ang hadden daar alleenlyk die van de Augsburghfche belydenis oopen- landt. baare oeftening van Godsdienft gehadt. Nietteeghejiftaande't genot deezer Moeite gunfte , die met zeedigheit t'erkennen ftond , vervorderde zich der twee met de Leeraaren een, genaamtJohan Zaaligher, tot meermaalen, op ftoel, de Kal- Luiterfcbe viniichen fmaadelyk oover te haaien, voor eedbreekers, enonruftig'begee- \ ^W^êL ^en' ^e °^ver ^e Majeftraat zochten den meefter te maaken. Met gelyken * ' " wantemper fchold hy de Rooms-en Doopsgezinden voor verleiders en ziel- moorders. Als men dit floeren liet, flaat hy zelf voort tot het misdryf ver- weeten aan andren, ende moeit zich zooverre met het ftuk der regeeringe, als den Prinfe een' ftreek te geeven, met preeken, in Bloeimaant desjaars neeghenentzeeventigh, dat hy de Wet, teeghens de voorrechten van Woer- » de, had doen vermaaken, eneenighevalfcheChriftenen (zyn'meening was Kalvinifchen ) daarin trekken. In Oeftmaant daaraan , viel hy uit, tee-
ghens 'tafmyden des Koninxj dat daar merklyke reedenen toebehoorden? ende Godt gebeeden te worden om wysheit voor de Staaten. Hierop quäa- men gemaghtighden der Staaten van Hollandt tot Woerde: dewelke, zien- de zyn' verdaadighing hinken, hem bevaalen zich t'onthouden van preeken -> zoo in 't heimelyk, als in 't oopenbaar, tot dat hy zich gezuivert hadde. Toen
wei-
|
||||||
DER NEDERLANDSCHE HISTORIEN. 697
weighert Henrik Vreedelandt zyn meedeleeraars 't ampt alleen te bewaa- 15-80.
ren: en zy beide, voorwendende, dat het onwettigh byllaapen, en dierge- lyke oovertreedingen ongeftraft bleeven, zeggen voorts hunnen dienft op. De gemaghtighden vatten hen by'twoordt, en verbieden hun't preeken in de kerke. In het dorp van Jaapswoude flond een welbefpraakt Predikant, genaamt Niklaas Simonzoon 5 die , hoewel zich uitgeevende voor Lui- ter/êh j nochtans met de kerken van Rynlandt verdraaghen was. Deez, ge- leent, voor eenighen tydt, aan die van Woerde, trok veele ooren: zulxmen hem hoopte den man te zyn, om eendraght tufïèn de Kalvinifchen en Lui- terfchen te treffen. Toen begint Vreedelandt, die in de kerk niet gewildt had, in een' fchuur te leeren. Men fmaalt bitterlyk op Niklaas •, bedilt en misduidt zyn preeken: ende, mits het aanwaiïèn der twift, werd de (ladt ont- zeidt aan Zaaligher. Hy zette zich in de voorftadt, *en hield daar breede zaameningen, die vermoeden gaaven dat hy preekte. De Staaten, derhal- ven , deeden 't verbodt aan hem vernieuwen. Daarnaa keeren zich zyn' aanhangers tot de zelve om zyn ftuk te verfchoonen: ende, niet opdoende, gaan zich richten aan den Prinfè, met eenen brief van Zaaligher, enverzoek- fchrift om herfielt te worden in't bezit der kerke, en hun voorrighgebruik . De Prins verzond de zaak aan de Staaten; die alsnu, op den vierden in Gras- maant , by goedtvinden Zyner Doorluchtigheit, verklaarden , dat, tot Woerde, de gezuiverde Godsdienft voortaan in de kerk zouw geoeffent wor- den -, de Augsburghfche, ter plaatfè daar die lefl was gepleeght. Dit wonnen de quaalyk bedachte luiden met ftribblen zonder te rieken in wat Landt dat zy waaren. Wyders-, als oft het gemeerie, aangevochten van den Spanjaardt, en gezwakt door den afval der Waaien , die ook hunne waapenen tee- ghen 't zelve gekeert hadden , met zyn ingewant gehakkelt aan Kalvini- fchen , Roomfchen, Luiterfchen, en gefmaldeeldegezintheedenvan Wee- derdoopers , niet oneenigh genoegh geweeft waar, zoo werd het noch ge- tornt , door verlchil der geenen , op de welke , als de fterkfte, en voor- neemelyk gebaat by den jeeghenwoordighen ftandt, dezorgh, omd'andre bondtgenooten tergemeene weere verknocht te houden , meeft aanquam en vermooghen moeft. Dit had zich aangeheeven , alindenjaareachtentzee- Kertyk§ ventigh , tuilen Pieter Korneliszoon , en Kafper Koolhaas Predikanten tot twift m Leide: leggende die deezen te laft , dat met hem niet te dienen was, mits Le^e- hy , in verfcheide zaaken , weigherde zich den oordeele der broedren t'on- derwerpen , ende in Gods .gemeente , booven andren zocht uit te munten. Van Koolhaas , daarenteeghen , werd voorgewendt, den oorfpronk der verwydering te weezen , dat hy 't uitwendigh gebaar wat min , ende d'in- wendighe gefchiktheit wat meer van noode ter zaaligheit hield, danPieter> deed. De Majeftraat aldaar, die, dat pas, eenen oprechten Chriften kenbaar- der aan zyn' zeeden, dan aan 't achtervolghen des kerkgebruix waande, en 't vuur der tweedraght zagh voortloopen, moeide zich der zaake, met vertoo- ning van gelyk aan Koolhaas te geeven. Hierop ontftond de vraagh, hoe ver- te der weirlykeOoverheittoequaam, zich 't geeftelyk aan te trekken; ende werd, ten beveele der Staaten van Hollandt, door de Predikanten der klafïèn van Leide, Rynlandt, en Delflandt, in Hooymaandt des jaars neeghenentzee- ventigh, beantwoordt, naar hun goedtdunken; 't welk de Heeren van Leide in alles niet aannaamen. Jaa zy fielden Pieter, als maar beroepen tot her- zeggens toe, uit zynen dienft. Toen komt hy preeken in't naabygeleeghen dorp Voorfchooten, en kryght groöten toeloop van aanhangers * tot hoo- gher opgang van den brandt. Om welken telefïchen, meermaals gernagh- tighden van de Staaten, ook van den Prinfe te deezer tydt, en onder de zel- Nnn ve zyn
|
||||||
.-
|
||||||
69S P. C. HOOFTS SESTIENDE BOEK
ve zyn hbfpreekerJohanTaflin, te werke geftelt werden. Omderweeder«
parthye yetwes te gemoet te koomen , fchorfte men Koolhaas in zyn ampt, tot dat het krakkeel zouw gefleeten zyn. Dan 't quaadt verhardde teeghen 't geneesmiddel aan ; wortelde breeder, en fchoot nieuwe fpruiten van twift. De Regeerders van Leide lieten hunne verdaading in druk gaan: desgelyx Koolhaas zyn' eerfte en tweede. Endtlykwerd, op den neeghen- den van Oeftmaant, het (luk verbleeven aan vier weirlyke en eevenveel kerlc- lykeperfoonen, die, op den neeghenentwintighften van Wynmaandtdenaa- volghende uitfpraak deeden. Alle woorden en werken, gevallen te deezer zaake , ftonden te begraaven in vergeetenis , mits dat Tiet er en zyn' aan- hangers ter e ene, Kaf per ter andre zyde, de fchuldtbekenning, hunopgeleit, hadden te doen voor de gemeente. 'Tbeflier der kerke zou keeren tot den v 00- righen voet. T>e kerkraadt zou zulk getal van perfoonen, als hungoedt doek- te, voordraaghen j en de Majeflraat daar uit kiezen twee derdendeelen, tot Ouwderlingen en * Armenyerzorghers. De Wethouders zouden altyds twee hunner amptgenooten , zynde lidtmaaten der kerke, mooghen doen verfchynen als toezienders in den kerkraadt, zonder ft em tegeeven, en onder belofte van te verfwyghen 't geen 'er gehandelt wierd\ Tiet er zouw weeder in zynen dienß treeden, en Joh an Hal tot den zynen bequaam gefch at vj orden: alles buiten verkorting van 't recht eenigher andre kerken-, en behoudends de melding des verblyfs, noopende 't draaghen der koften. Koolhaas had' de kerklyke zaame- ningen te laat en vonniffen oover zyn boeken, en f aller tydt bereit te zyn, om reekenfehap zyner leere, en plaats aan de waar heit tegeeven, wen men hem ee* mghe dooling uit den woorde Gods foovertuighert quaam. Op den zeften van Grasmaant, aan den aavondt, beefde, tot twee maaje toe, ganfch Neder- landt, zoo dat hier en daar fteenen van toorens en kerken gefchudt werden. Een ding, zeldzaam in deeze doorwaaterde geweften, luttel gebult met ber- ghen, die, mits hunne holte en windtvang, aan dreuning onderworpen zyn. Ook fcheen de windt zich, dit pas, in 't binnenfte des aardtryx gepakt te heb- ben , en van daar uit te dygen: doende deeze beweeghenis zich, niet alleen van Kooien af tot Eary s, maar tot J ork in Engelandt toe, voelen j ende zelfs op de zee, die, by bezaadight weeder, van ondre werd opgeheeven. 'S daaghs daaraan vertrok de Prins, uit den Haaghe, ter daghvaart, naa Antwerpen. D'ingezeetenen deezer ftadt, gelyk ook die van Bruflel, zaaghen zich dapper ingezeilt, door't wenden van Mechele ten vyandt. Alsnu vernamp men, hoe Roilignol, gebiedende daarbinnen, geenszins zoo ftipseen' zorghdroegh, als tot bewaarnis eener plaatfe, die de gebuuren, bynaä van alle kanten, tee- ghen had, vereifcht was. Waarop Olivier van denTempel, Heer van Korbeek, ooverfte tot BruiTel, eenen aanftagh begreep, dien d'Algemeine Staaten raad- zaam vonden te verzoeken, met een deel der bezettelingen van BrufTel en Vil- voorde , famt de benden ruiteren van Karel van Lievin, Heere van Famars. Men voeghd' hun den Kornel Johan Norrits by, met ruim achthundert Engel- fchen, leggende tot Lier: ende (alzoozy, die 't meefte getal maakten, zon- der betaaling niet optrekken wilden) beloofd' hun etiykemaandenfbldsin plaats van den roof; op dat aan een'ftadt, eens zoo fchendigh gefchrobt on- der den Hartogh van Al va, 't fcheel, tuften de Spaanfche pngebondenheit en 'tgereeghelt beleidt der Staaten, bleeke. Voorts paften deeze troepen5 inftilte, teeghen den neeghenden morghen der gemelde maant, en'tafftaan der wacht onder de muuren te weezen : ende terwyl de Engelfchen , aan d'andrezyde, die van binnen, met verwekking der waapenkreete, deeden derwaarts draaven , doorwaadde Tempel de graft, beklom de BruflèHche poort, bolwerk, en muuren. Dan de zynen, oover geraakt, werden kloek' lyk
|
||||||||||||
if8o.
|
||||||||||||
* diako-
|
||||||||||||
nen.
|
||||||||||||
Aardbee-
ving door ganfch Needer* landt. |
||||||||||||
Oranje
komt wee- der t* Ant- werpen. |
||||||||||||
DER NEDERLANDSCHE HISTORIEN. 699
lyk geftuit, en hadden 't quaadt genoegh om de poort oopen te kryghen. 1580.
'f welk ten laafte gelukt zynde 5 koomen de paarden en reft des voetvolx Mechele inftuiven, enjaaghen flux naa de markt toe. Hier ftelden zieh deburghers wverval- ter weer , neevens etlyke Paapen en Monnikken , met byftandt van eeni- len d(Jor de ahc Albanoiiche ruiters, die, geleeghen hebbende op Nekkerfpoel, haafte- Staatfihm lyk ingelaaten waaren. Eenen der voorbaarighften toonde zich Broer Pieter Wolf, die voor de kap 't harnas gedoft had , met den hellebaardt in der handt j tot dat hy, getroffen in't hooft, de hoope desBisdooms van Naa- •* men, methe.tleeven, verloor. Verfcheide luiden meer van zyn beroep, en aan den kant van hondext burghers, werden verflaaghen. Een deel vlood 'er ter ftadt uit 5 gelyk meeft al d'Albanoizen , en d'ooverfte Roflïgnol, met. Boevekerk eten Schout. Toen, ( ongeacht de uitkoop gemaakt met de En- gelfcherO va^c elkaan'tplondren van kerken, kloofters, enburgherhuizen; thans aan 't ran (benen der geenen, die niet tilbaars meer behouden hadden. jaa d'uitgekoften maakten 't allerfnoodft, ftroopende zoo onbarmhartigh, dat'er twift uitrees tuften hen end'andren, dien't een gruwel docht. Maar zy. zynde de fterkften , floeghen de fleutels der poorten onder zich, en pleeghden hunne moedwil een' volle maant met onvervulde gierigheit, tot het lichten toe van klokken en uurwerk uit de toorens, 'tberooven vangraf- fteeden, met weghfleepên der zarken, die by honderden naa Engelandt ge- fcheept werden. De Staaten van Hollandt, zorghende voor hunn' onderdaa- nen, verkreeghen van Tempel al de pleitzakken hén betreffende, en vereer- den hem, diesweeghe, met vierentwintighhondert gulden. Als men de ftadt nuontlaften zouw van 't oovertalligh oorloghsvolk , en dies elders behoefde, hadNorriis, een braaf krysman, maar verwaant booven maate , begonnen te warren met Tempel, en weigherde, hoewel vremdeling, d'eerft in't rui- men te weezen: welke krieghelheit zich niet paayen liet, dan met voor waar- de van gelykelyk, op eenen klokflagh, door twee bezondre poorten te ver- trekken . Noch moeft men markt en hooftftraaten met burghers van Ant- werpen bezetten, om d'Engelfchen dus verre te- kryghen: 't welk, op den zeften van Bloeymaant, met zulk een* beroerte toeging, datzy, tendeele, ende niet zonden af brek te lyden, ter ftadt uit gefmeeten werden. De Heer van La Noue had in Vlaandre zommighe troepen byeen, ende, verwach- tende de Engelfcheii van Mechele, beleegherde terwyl Ingelmunfter, een burghsken aan de vliet Mander , uit het welke de Waaien de naafte dor- pen grootlyx befchaadighden. Hier deeden hem zeekre ingezeetenen van Ryfïel oopening van zeer fchynbaare middelen om die ftadt by ooverra£ fing te bemaghtighen. Derhalven , laatende een deel volx , en laft aan den Heer van Marquet, om 't Slot te befchieten , aanveirdt hy , met de wakkerften te voet en te paarde , die toght. Dan'tvoorneemen werd ont- dekt: en La Noue , verftaande dat de Burghgraaf van Gent , nu getytelt Markgraaf van Rysburgh oft Rubaix , met vyftien kornetten Albanoizen, en eenighe benden knechten , op de been was, zagh voor beft in, te wen- den i ook , om weeder oover de ftroom Leye te zetten , zich benoodight te daalen tot daar zy de fmalle vliet Mander ontfangt. Alzoo braght hy't, des aavonds , aan , tot Wakken , een dorp twee mylen fchaars van In- gelmunfter ; ende had' zyn' fchaaren geirne voort gement 5 dan de ver- ffioeitheit leed het niet. Doch zorghende voor zyn leegher, werwaarts de Markgraaf, getooghen oover de Leye tot Doornik , ongelyk naarder wegh had, reed hy met etlyke paarden daarnaatoe, en beval aan Marquet, de brug, die oover de Mander lagh, af te breeken, om den vyandt daar te keeren. "Waar 't loogh,Marquet ging 'er zelf nietjmaar Simon deRyk(uit wiens mondt N n n z ik
|
|||||
n
|
|||||
700 P. C. HOOFTS SESTIENDE BOEK
1580. ik dit heb ) zoon van Hopman Jakob de Ryk, werd gezonden van Ryhoove
neevens eenen Vlaamfchen Jonker, genaamtPeulIen, Eedelmah van La Noue, om dit onthiette doen naakoomen * ende kreeght'antwoordtvande Franfoizen die de brug bewaarden, Dat zy foldaaten-> geert arbeidsluiden waar en, en den vyandt ( quaam hy flechts aan ) met het rapper te keer gaan wilden. Rysburgh, weetende 't verbly f der andren tot Wakken, ftoot voort, ende, naa 't beweldighen der brug met kleene moeite, op 't Leegher aan. La Noue, hebbende zynen zoon den Heer vanTeligny afgefchikt, om't volk van Wakken te doen fpoeyen5 ende by zich niet booven zeshondert knech- ten met de kornetten van Aske, Ryhoovej Gucht, en Waatervliet, gebood den Schotten, om tydt te winnen, den vyandt met fchermutfèn op te hou- den , zonder gelykelyk af te fchieten. Quaalyk werd dit betracht j en de Schotten, teffens los drukkende, naamen daatlyk de wyk. Zommighe ouw- deFranfèhe vendels, van Villeneufves regement, tezaamgedromt, hoewel niet fterk elk booven tien oft twaalf koppen (want hunne fpitsbroeders waa- ren tot Wakken ) berghden, naa dappre weer, zich met eerlyke aftoght. la Noue En d'andren vielen oft vlooden nu, als deVeldtheer, fchandelyk achtende tingel- »j- lyf t'ontdraaghen van daar 't gefchut bleef, met geringen byftandt en onver« mu"j e\ moeiden moedt d'oo verhandt noch lchorfte, in hoope dat het volk, ontboo* engevM- ^en van Wakken, de.n fchrik der vluchtelingen ftaaken zouw, ende met wee- geïlf deraan voer en derzelve, de kans doen keeren, Ten lefte, omringt van den vyandt, werden hy en Marquet gevangen; 't gefchut en achtien vendels ver-
oovert. Deeze Neêrlaagh, gebeurt den tienden van Bloeymaandt, was zoo groot niet alshaatlyk voorde verwinners, mitsdatzyetlykeEedelluidenin koelen bloede ombraghten, op bevel van Rysburgh, diedenhofmeeftervan La Noue doorftak met eignen' handt, naa dat een Albanois ibldaat de zyne daartoe teleenen verfoeit had. Maar't verlies van zoo vroom envoorzigh- tigh eenen Hooftman fmartte bitterlyk den Staaten, duchtende (gelyk het viel} zyns eeuwelyk quy t te weezen. Want aan Parma leeverd' hem de Mark- graaf, zich luttel kreunende der afgunft opblaakende uit het verftrikken dies deughdzaamften mans, die hem ook in maaghfchap beftond, aan taaye van- kenis; met verachtering van 't ontilaaken der Heeren, dié*, gekerkert aan der Staaten zyde, zich geen'vryenis, zonder die van La Noue, konden toe- leggen . Dus bleef hy (hoe veel men ook om zyn1 verloiling deed') in hech- tenis, tot indenjaarevyventachtightoe, ende werd, ter naauwe noodt, als* toen vermangelt aan den Graaf van Egmondt, onder harde voorwaarden, en eedt van nemmermeer teeghens den Koning van Spanje te dienen, zonder uitgedrukt bevel van zynen Ooverheere den Franfchen. Marquet zat ook een' lange wyl, ende , ziende tot geen' wifTeling oft ranföen te raaken , red- de zich eindtlyk met uitbreeken. De befteekers en meêwuftighen van den toeleg op RyÖèl bekoften *t met den hals-, behalven die zich deur maakten en gebannen werden. Te deezer tydt, alzoo men op't fluiten des handels met Anjou kraftigh aanhield , ontfingen de Staaten , vergaadert tot Ant- werpen , brieven van den Kaizar ; die , vreemdt vindende dat zy 5 naar melden hunnes fchryvens , geene gezanten aan hem gefchikt, maar nieu- Antwoon we nan^ met den Franfbis begoft hadden , hen vermaande by hunnen der Staaten ouw^en Heer en Godsdienft teblyven h met aanbieding zyner behulpzaam- opfchryven heit tot middeling der verzoeninge. Zy antwoorden zyner Majefteit, ^Dat^ des Kai- de bezending was naagelaaten , uit zorghe voor meer verbitterings: geen %ars, verfche handeling aangeheeven met den Hartooghe , maar de voorighe tioopende achtervolght, uit wanhoop, van een' heilzaame vreede s en om dat zy > f quaalyk gevaar en by''t■ befprek tot Kooien , zich hoeden mGeßen-, van ander- |
|||||
*
|
|||||
;
|
|||||
DER NÈÓEÏtLANDSCHE HISTORIEN ybï
fftads aan den zelfften fteen te ftooien. Hierentuflèn werden verfcheide ïfSöl
brieven onderfchept, die den Graave van Rennenbergh onverwylt ontzet beloofden. Waaroover de Prins , aan de gemaghtighden der naader Ver- eening » afveirdighde den Heer van Aldegonde , bericht van 't verftandt zyner Doorluchtigheit, nöopende 't volharden in de beleeghering van Gro- ninge , en 't geene te verzorghen ftond' om den vyandt, met fliehten van fchanfen , en opdelven van weeghen , uit dien oordt te fluiten. Voor die , ftadt vonden zich nu , de Graaf van Hoohenlo, en 't regement van Graaf iee„hns '
Willem. Lodewyk van Nafïbii, famt dat van Chriftorfel van Yflelftein, mrGro^ uitmaakende te zaamen ontrent vierentwintigh vendels voetvolx \ booven rimga de dercigh die daar met Enthes gekoomen waaren. De paarden moghten twaalfhondert zyn . Enthes maakte, den zeevenentwintighften van Bioey- maant, goê fier met deGraaven tot Rolde 3 van waar hy, verhit door den drank , vooruit, naa 't leegher reed , ftoffende, zy zouden fhunner aan-- koomft wat vreemds hooren. Daar koomende, vindt hy eenighe Hopluiden raadilaaghende om yetwes te beftaan; verfhorkthenalsjongensi Hemzouw men volghen-, hy wildede voor ftadt op Schuit endiep afloop en . En men zeit, dat hy , in fteê van een' rondas,. het dexel eener booterftande greep , om de bloodigheit der zynen te verguizen. Met dus bedwelmde zinnen (treeft hy toe, zelf de voorfte, en neemt den fteedelingen een'loopfchans af, daar zqmmighen zyner bevelsluiden en fbldaaten gewondt werden. Toen ver- toont men hem d'onmooghelykheit van 't veroovren der voorftadt, die de Groningers met graft en wal omheint hadden •, 't en waare door bres* oftby behulp van ladders. Terwyl hy dan (tal houdt, en door een fchietgatnaa $artjwn 'tfchermutfen ziet (want de beleegherden fterk uitvielen} komt een koeghel Enthes uit een vooghelroer hem dwars door 't hooft morren, en op een bothetlee- doodt gt~ ven bluffen. TefFens bezweek de moedt den fbldaaten-, en tooghen zy af f booten* van 't fchermutfen. Zyn' doodt * betreurt van de Om meianders , ver- blydde de fteedelingen . Rennenbergh hield m* er. droef om j niet uit lief- de tot den man, maar uit naadacht dat de ftyfzinnigheit, gevoedt indebur- ghers door heeten haat tot den zelven , nu zoo 't ontzet marde , lichtely^ ker ontlaaten zouw , en zich tot daadingen buigen. Deezen uitgank had ßartholt Enthes vanMentheda , die,-naa dartel' enquiftendejeughd , aan 'tvrybuiten ter zee geflaaghen was » met gelyke maatetoosheit vaninhaalen en deurbrengen. Groot met den Graave vanLumey , en d'anderde handt zyner moedtwil, werd hy vaft gehouden binnen Delft: daar zyn meefter, pooghende hem geweldelyk t'ontvoeren , te dier oorzaak in 't zelffte par- ket raakte. In de verwartheit der tyden, nochtans , en armoe van Hooft- luiden , golden eenighe zyne ervaarenis des kryshandels , en ftoutheit, hoe- wel reukeloos , zooveel, dat men , fint zyn'ontflaaking, hem, zoo nu * zoo dan , weeder te werk ftelde , en eerft met het regement van den Kor- nel Yfelftein , die om eenen doodtflagh oft twee ontfoldight was , voor- zagh i thans met dat van den afgevallen Rennenbergh,, en met het be- windt des leeghers voor Groninge. Naa zyn' aflyvigheit verzochten de Hopluiden den Graaf van Hoohenlo , 't gebiedt t'aanveirden. Doch, al- zoo hy 't affloegh , werd , by zyn goedtdunken , Efcheda voor oover- fte Steehouder erkent, terwyl men naader orde op dit ftuk , van de ge-^ maghtighden der naader Vereening, was verwachtende. De moedt van de Groningers , die , door verfterking des leeghers met volk en gefchut, door 't verlies van twee fchanfen , en 't verneemen van dierte, daaghe-^ lyx bet benaauwt werden , teerde maagherlyk op aanblik van verlof- fing , belooft by brieven , die zy noch te mets ontfmgen , tot datgewiflès Nnn 3 kund*
|
|||||
7o2 P. C. HOOFTS SESTIENDE BOEK
1580. kundfcliapvan'tgenaaken des ontzetshunweederom 't hart verhief. Want
BuchoAita. Prooft van Sant Baafs tot Gent, had althans, met geduurighe vlytj en inbrokking zyner eighe middelen, veertien vendels vergaadertj die, genoemt hetVriefch regement, en ten deelbehopmantbyuitgeweekeVrie- ontvet zen , den Heer van Billy tot Kornel hadden; maar, in afweezen des zei- voor die ven, by Marten Schenk beleidt werden. Dees voeghd' 'er zyne paarden by, van Gro- ;Rjtmeefter Thomas, een oudt Albanois, vermaart om zyn deel aan d'oover- mnge won handt bevochten in zes veldtflaaghen, braghtookdezyn'aan, met drie kor- oor cmk, netten |peerruitren, en eene van karbyners van den zelfften landtaart. Al voert. 't welk , uitmaakende te zaamenaan den kant van drieduizentman'tevoet, zeshondert te ros , naa ontfank van een' maant iölds , oover de Ryn , de Roer, en de Lip zette, ende, zonder gefchut, zynenwegh naa't Ampt van Linge fpoeide. De gemaghtighden der naader Vereeninge, desverwittight, ontbooden etlyke benden te hoopj en den Graave van Hoohenlo, dat hy zich op hadde te maaken, om den vyandt te beteeghenen. Booven YfèL fteins volk, 't welk al te voore was opgetooghen, lichtte men van voor Gro- ninge, enfchikte, onderJohan Kuningam, naaHoohenlo, zes vendels van Graaf Willem Loodewyk, die orde kreegh, om met dereftzynsregements in 't leegher te blyven -, werwaarts Sonoy gezonden werd , om hem met raadt en daadt by te liaan. Op Hoohenloos fchryven, uit Ulzen, om meer knechten, volghden hem, doch te fpaade, noch twee vendels van Graaf Willem, mits die van 't regement van wylen Bartolt Enthes onwilligh waa- ren. Maar 't vendel van Jonker Willem van Wyngaarden, Sonoys oover- (lenSteedehouder, quam te tyde: gelyk ook hondert man' van Kornput, den welke de Graaf belaßte met vyftigh te Koeverde te marren, tot bewaar- Hoohenh nis van datpadt, en toeverlaat in eenigh ongeval. Op den zeftienden van treks hem Zoomermaant, fcheidd' hy uit Ulzen, om de Koningfchen te zoeken * en teeghen. quam,Jiaa lang en vruchteloos vervolgh, binnen Koeverde ruilen. Des nachts ten elf uuren, trpk hy weederom op, en verftond onder weeghe, tuflèn Em- melinkhem en Veldthuizen, dat de vyandt naa Zwol toe was. Tedeezer ftadt, onwilligh om krysbezetting t'ontfangen , had men kortelinx etlyke verdechtighde peribonen uitgezet, en hield zich daarmee genoegh verzee- kert te weezea. Nu waanden d'afgeftelde Majeftraaten, en andre binnen- oproer gebleeve burghers, toegedaan den Spanjaardt, hunne flonde te zien; en tot Zwol, aanveirdende dewaapenen, neevens een deel Roomsgezinde boeren te dien dat gevaar einde ingelaaten, hadden om Schenk gezonden. De Staatsgezinden, beleidt hopt. -voorneemelyk by eenen Hopman Lubbert Ulgher, dien een loodt door zyn been vloogh, befchanften zich, inhoudende de markt, Sant Michiels kerk, het kerkhof, de Kamperpoort, en den Rooden toorn; en fchikten om hulp j onder andere booden, eenen getrouwen burgher naa Deeventer. Deez', be- vonden zynde een Pfalmboexken oover zich te hebben, werd, in 't weeder- keeren, van de gefleurde boeren wreedelyk vermoordt en ontleedt. Ten naaften morghen, zeeventienden van Zoomermaant, verfcheenen uit Kam- pen , eenighe fbldaaten , oovergevaaren by Hattum , om de boeren te 'T wort fchuwen ; en uit Deeventer twee burghervendels. Deeze by (landt dwong verz.ee- veelen van de weêrparthy naa den vyandt te vlieden , met verlies hunner kert. haave , geplondert van hetkrysvolk: en, onlanxdaarnaa, quam eenHol- landfch vendel in de (ladt. In Maftenbroek werden de hoeven en dorpen afgebrandt, tot weêrwraak oover de bitterheit der huisluiden: end'Oover- ylïelaars deeden thans 't (lot totGeelmuide aan kooien leggen, en flechten. Schenk, zynde dier hoope quy t, hield (lil by Hardenbergh, een vlek vier my- len van Zwol, eene van Koeverde, aan *t (Iroomken de Vecht: en Hoohenlo, ang
|
||||
D:ER NEDERLANDSCHE HISTORIEN. 703
ang van Zwols weeghe, rukte te rug naa hem toe, door vinnighen Zonne- 1 *go.
fchyn, oover dedrooghe heide, daar etlyken zyns volx van dorft verftikten , en onder deezejonkerjoljan van Duivenvoorde, een fchoon Eedelman, en van moedighe jeughdt. De Koningfchen hadden wel drie uuren geruft in de fchaaduw, en'tlyf gefterkt met fpyz' en drank, als zydenGraafin'toogh kreeghen. Dewelke, genaakendeuitdenOofte, zyn' matte troepen, zon- der toeven , in ordening Helde ; Kuningam met zes vendelen , neevens 't vendel van Wyngaarden , en de hondert knechten van Kornput, naa 't Zuid wefte, ter rechte handt •, ter flinke, Yfelftein met zeeven vendels, en voorts zyn' eignen vendel, gelicht uit Oldenzeel, onder Zydeniski, dicht by een veldt gezoomt met boomen. Wyngaarden ried dit voordeel, oft Har- denbergh in te neemen, om wat aadems te f cheppen: maar d'andre bevelluiden worpen voor, dat de ruft den fbldaat bevangen zouw, en niet lichtelyk wee- der tot fchaaring laaten brengen. Voor't voetvolk fterk naauwlyx achtien- hondert koppen , deed Hoohenlo, ter flinke, ftandt neemen drie vaanen fchutten te paarde wel gewaapent en opgezeeten -, onder Onfta, Rynswou- de, en den Steehouder van Afinga Enthes. Ter rechte voeghde zich de Graaf zelf, by 't gefchut zynde vyf veldtftukken 5 met de kornetten van Holftein, Loodewyk Rumpf, .Trauwitz, Piek, en andre, neevens Lubbert van Reemen, Heer van Reide, hebbende ontrent driehondert paarden onder zich. 'T ganfche getal moght zyn van veertienhondert ruiters. Schenk rekte zyn voetvolk in de breedte, en plaatfte zyn* paarden ook vooraan. Hyhad geen grof gefchut, maar de Zon achter op de rechte zyde: de Staatfchen haar in'taanzight: en het wasopdenmiddagh. De windt roerde niet; zulxpar- thyèn eevenveel ongemax van 't ftof leeden. 'T gebedt voleindt, de hoeden siagb tuf- opgeworpen tot bewys van onbedeeftheit, de teekens gegeeven, 's Graaven fen schenk^ gefchut geloft zynde -, fteeken drie Vriefche kornetten af, en ontmoet wor- en Uoohen~ dende, hoewel heftelyk, van twee benden Albanoifche fpeerruiters, kHn- ° °P ken 'er op in, vellen d'een* in een ommezien, en doen de tweede verftuiven. ^ " De Hooghduitfche ruiter jaaght ze naa: zoo dat Schenks knechten waggel- /,^4 den, en de fortuynderStaatfche zyde fcheen toe te knikken. Maar,terwyl de Vriefche vaanen zich herpakken, om op nieuw te treffen -, koomen andre Albanoifche fpeeren en karbynen toezetten op der Staaten voetvolk ontbloot van zyn' paarden, en te zwak van fpietfèn, om hen daarop te fluiten. Dies wyken zy naa de beplante beemde , daar zich noch zommighen ter weere Helden. Dan 't gros fpraaydde gezwindelyk , vlieghende dwars door de Vecht, en oover 't moer van Ommen , naa Koeverde. De ruitery, vat- mhUagh tende, hierop, denfchrik, gaf ook het veldt ten befte. Hopman Wyngaar- der staat* den liet vechtende 't leeven. Hopman Adam van Zuilen van Nieveldt, ont- fiben* koomen uit den ftrydt, en fchuilendein 'tkooren, werd berrapt, en naa- maals geranfoent. Jonker Willem zynouwderbroeder, en vendrigh noch- tans, zittende op de knien, met het vendel in der handt, leeverd'heteindt- lyk aan zeekren aadelborft, en verfmaghtte van dorft. De Staatfchen ver- looren (zoo men zeit) vyftienhondert man', veele Eedelluiden en Bevel- hebbers j de verwinners geen'tfèftigh. Jonker Andries van Tienen , die- nende voor kornetdrigh den Heere van Reemen, met tien paarden, zes der welke hy hier verloor, bleef, gequetft tot elf plaatfèn, twee uuren lang onder de dooden leggen j ende, geen naader heenkoomen ziende, gaf zich uit voor een' aadelborft yan Ryneveldt, Hopman der vyanden: waaroover zyhem mee naa Koeverde naamen. Doch, naa't verbinden zyner wonden, quam de loosheit in 't licht: ende moeft liy, hoewel gedaadingt hebbende op hon- dert gulden , vierhundert daalers tot ranfoen betaalen. Onder de gevange- Nnn 4 nen
|
||||
/o.* .P. C. HOOFTS SESTIENDE BOEK
I f 80. nen was Hopman Renoy. Popke Uf kens, meêgetooghen om 't werk t'aati*
fchouwen, en vliedende met een' koetswaaghen, werd omgeworpen, achter- haalt en afgemaakt, Al't gefchut bleef in de loop, en 't luttel pakkaadje dat 'er was; alzoo ment meefte deel tot Köeverde gelaaten, en tydt had om het teberghen, mits het op waaghens gelaaden ftond, endeKoningfchenniet wyde vervolghden. Want Schenk, duchtende voor eenighe laaghen onder weeghe, en weêrftandt tot Köeverde t'ontmoeten , deed haaftde hertredt .luiden. Hoohenlo, ziende de zaaken vertwyfelt, toogh naa Olden zeel oru dat te verzorghen. Tot Köeverde werden de vluchtelingen gefchut door Hopman Kornput. Schryvers zyn'er, vermeldende dat hyaan den draay- boom ftond 5 en de ruiters buiten hield, tot dat zy zwoeren hem by te bly ven, en dien doorgank te helpen bewaaren, op peene van eerloosheit. Maar, binnen gelaaten, floeghen zy hunnen eedt in den windt, en vlooden, wat hy bad, fmeet, en fcheldde, door 't waater, naa de Drenthe, voorts naa Apel, ende oover deBourtang naa 't Sticht Munfter toe. Zoo geweldelyk heerfcht de vreez, daar men haar d'ooverhandt inruimt. Dit duurde tot dat eenighe Ritmeefters en Ooverften , aankoomende , hun volk deeden ftal houden > waar door men, te twee uu ren, ontrent zeshondert knechten, en vierhondert ruiters by een had. Henrik van den Berghe, en Wouter Dornix, Hopluiden den Graave naagezonden, met veele lyftoghtwaaghens, had- den de waaghens tot S weel gelaaten, en zich naa Köeverde gefpoeit, 't welk een' myl van daar is: maar, fpeurende 't verloop, naamen meede de vlucht. Kornput en de Monfterheer Stenfel vänMamloö, pynden zich den volkein te fcherpen, dat 'er kans' genoegh was om Köeverde te beicherm en, ende verftrooyden daar te zaamelen> en dat men ftrax de veertien vendels, leg- gende noch voor Groninge ontbieden zouw: Yfelftein beloofde in'teerft, met de zynen te bly ven. Thans liet hy zich omkallen door Loodewyk Rumpf en andre ruiters, voorwendende, raadzaamer te zyn, dat men naa Olden- zeel tooghe , dewyl Köeverde onvolveft , de vlieten , mits de drooghte, doorwaadbaar waaren •, booven 't mangel van mondtkoft en buflekruidt. Toen verghde Kornput aan Yfelftein, dat^hy zich ten minfte naa Gronin- ge , Vrieslandt, oft Steenwyk begaave: en verworf zyn woordt daartoe. Köeverde Pan Yfelftein voer 'er echter uit: en zy naamen des aavonds ontrent elf verlauten uuren 9 altzaamen den wegh naa Oldenzeel; uitgezeit Kornput, die met 1 der zyn' tweeëndertighen door de Drenthe , naaLeeuwarde trok, verlaatende taatjaen, ^ eighene, en berghende alleenlyk de pakkaadje desGraaven van Hoo« menby henlo. Daar waaren noch twee ftuxkens gefchuts, die hy geirne meê- ■Stbmk. gevoert hadde, maar men weigherd' hem paarden daartoe. 'S andren daaghs quam Schenk tot Köeverde, en vond 'er niet leevends. Thans keer- de derwaartsd'ouwde Droft Eevert van Ens, en deed deBurghherbouwen, op den grondtflagh geleit door Kornput. De fteedtfche vefting, begonnen by Sonoy , liet hy gelyk ze lagh. Voor Groninge , maakte men eenen boeha met fchieten en vuuren , als oft Hoohenlo 't veldt behouden had- 'Tleegticr de. Maar, als die van binnen zich dies niet kreunden, ftaaken de beleg- breekt op g-ers 5 des nachts naa den achtienden der voorzeide maant, hunne van voor fchanfen aan brandt, zonder zich aan eenighe reedenen van Graaf Wil- roninge. jem Q^ §or,ov te keeren; ende tooghen de vendels , elk volghende zy- nen zin , hier en daar in bezetting. D'opgaande klank deezer neêrlaa- Deerljke g-{ie velde fchielyk den moedt der Staatsgezinden , en deed, van anxt, ßaat der de Drenthe, d'Ommelanden, en ganfcli Vrieslandt dreunen, met tyde- omme- jqos |:)erouw hunner onwilligheit in 't voltooyen der fterkten tot Koever- de en op de Bourtang 3 zonder welk verzuim de vyandt van de vrucht zyner
|
||||
DER NEDERLANDSCHE HISTORIEN. 70?
^yner zeeghe verfteeken , en alles geniakkelyk te redden geweeft waar . 15-80.
P'Ommelanders van aadel en aanzien, tot vierhundert huisgezinnen toe, ruimden ter yl't geweil:, met zulk een1 verbaaftheit, dat hun te lang docht, inboedel en vee mee te fleepen: oover't buiten der welke de burghers en iol- daaten van Groninge drie oft vier daaghen beezigh waaren. Winfum, Oberghen , Fernifum , werden ten gronde toe uitgerooyt * de klokken, jaafteen, weghgerooftj der Eedelen huizen, ten deel'afgebrandt-, loodt, yzer, graauwe fteen, houtwerk, vervoert oft te fchandc gemaakt. Graaf Willem van Nafïau, midierwyIe, Sonoy , Hoohenlo , pooghden , zoo veel hun doenlyk viel, de verftrooyden te zaamelen. Onder de vendels, ge- weeken van Groninge, en leggende meeft tot Dokkum, enKollum, ontftak heftighe muitery om geldt, die nochtans, door Sonoy, zich met woorden liet flifïèn. De fchans van den Opflagh , gebouwt ten tyde van Robles, by den Heer van Nyenoordt, tot befcherming zyner zoutkeeten teeghens de Waatergeuzen, was geflecht onder Rennenbergh, en fèedertweeder opge- maakt . De zelve, geleeghen 'een' halv' uure gaans beneeden Nieuwezyl, naa zee toe , aan de zuidtzyde van 't Reediep, werd bezet met de benden van |
||||||||||
Olthof, Vliet ,-Jarges, Schaaghen, enWeeda. De Groningers, naa'top-
breeken der Staatfchen, in 'tmidde van de vierde maant der beleeghering, ontfingen Schenk met groote triomfen blydichap. Doch hy vefgat zich met |
Schenk
henylyk^ om fangen |
|||||||||
de fiere niet, maar rukte, neevens Rennenbergh, op den twintighften naa m Gmim»
Delfzyl: 't welk zy terftondt beleegherden, affnydende der fterkte 't geriefd* vandeEemsj mits, tuffen beide, wel zeevenhondertfchreedenvelds, on- RJn™m beheint, ongehecht aan 'tblokhuis, gejaaten waaren, teeghens alle waar- y^ ^ fdiuwing. Het had, zonder dit, reedelykewallen, vier bolwerken, graf- leggen ten wydt oover de hondert voeten, driehondert knechten in, onder Azinga Delfyh Enthes, Vooghel van Aurik, Niklaas van Boermanja •, zeftien metaale (luk- ken , twaalfyzere gootelingen, zeftien baffen j maar weinigh voorraads van mond* en oorlooghe. Rennenbergh doordemde het Damfterdiep -, zoo om de zynen te voorzien van toegang tot elkandre, als teeghens 't in vloeyen des waaters; waarmeede die van binnen anders het landt door hunne Huizen ver- drenken konden. Als de dingen hier genoegh verzeekert fcheenen, toogh hy, met Schenk, en een goedt deel krysvolx, en huisluiden van dien oordt, naa den Opflagh. De Vriefche Staaten, des verwittight, ontbooden aan Efchedasen Rynswoudes vendelen, leggende in Gerkes kloofter, zich der- waarts te haaften. Den laft van Rynswoudes bende te leiden aanveirdde zyn vendrigh, Jonker Geeraart van Renes, dewylnocht Hopman, nocht Stee- houder by der handt was. Maar de Rennenberghfchen, hem ontmoetende op dendyk,' verfloeghen't meerdeel zyner fpitsbroedren, vingen hem, ende reft, op dertigh naa. 'T welk aanfchouwt van verre, byEfcheda, die een -Rymwou* ander padt hield, hem wel te pas keeren deed. Eenen aardt van dartele wreedt- des vendel heit toonde Schenk aan de gevangenen. Want, naa dat hy hen, door wel g4<Mgben voedren, en verbandt hunner wonden, met hoop en fmaak van 't leeven ver- Van de vult had, deed hy hen, bedaardes moeds, ombrengen, in't aanzicht van ^w^"" Renes, die, zich beroepende op toezeg van behoudenis, hem gedaan als hy * * zich 00vergaf, ter naauwe noodt, neevens vier andre, verbeeden werd. Graaf Willem, en de gemaghtighden der Staaten van Vrieslandt, zochten, ter yle, lyftoght, die'ergebrak, in den Opflagh te helpen. Maar, eer men De op~ 't daartoe brengen kon, bezweeken de beleegherden, en befpreekende uit- fiagh wort gang met vendels, trommen, geweer, enpakkaadje, zwoeren in drie maan- ooverge* den teeghens den Koning niet te dienen. Dan de vyandt hield zyn woordt &wen* quaalykj en Hoohenlo, die nu totLeeuwardegekoomenwas, d'uitgetooghe ven-
|
||||||||||
706 P. C. HOOFTS SESTIENDE BOEK
vendels, daarom, in dienft des Lands. Zommighe Bevelhebbers en knechten
eevenwel, als gebonden aan den eedt, maakten zich t'zoek. Rennenbergh meefter van den Opftagh zynde, zette naa Kollum toe, in meening, Dok- kvmi te bekoomen , 't welk ganfch oopen lagh. Dit werd hem belet door Hoohenlo , die zich in peribon daar binnen worp , vergaadrende , op 'tfpoedighfte, het volk der naaft leggende vendelen, en der geene die ver- ftrooyt waaren. Voorts bewald' hy de ftadt •, desgelyx Ooftmerhorn , een' myl van daar, op den zeedyk, en leid"er zyn eighen vendel in. Het diep teeghen 00ver Kollum liet hy ter bewaarnis van de Landtluiden. Dokkum- merzyl werdtook befchanft, en bezet met Hopluiden Kornput en Bruin. In 't Ongeraadeel, achter Dokkum, hielden zich de ruiters van Piek. Rennen- bergh , hebbende ,. met. hooy en andre ftof, eenighe waaterkens-door- damt, deed , den neeghenden van Hooymaandt, eenen weldighen aanval op Dokkum •, dan vond weldigher weederftandt 5 voorneemlyk als Pieks paarden mee toeftreefden, zoo vuurigh , dat de befpringers , geipraayt, met groot verlies te rug naa Kollum liepen. Geduurende deeze toght van Rennenbergh , floegh Eevert van Ens , Droft van Koeverde , met twee vendelen knechten, en meenighte van Drenthfche boeren, op de been, naa Meppel; beftond het te fterken -, en terTens d'ouwde vefting van de Kink- horft, te herbouwen , die in den jaare vyftienhondert zeflèndertigh , ge- flecht was, en dicht aan't fteedeken lagh. Om dit te weeren zond mende bezettelingen van Steenwyk en Swartefluis, met etlyke ruiters; die hun on- voorziens op 't lyf vielen, en beide de plaatfen weeder ontnaamen, met ilagh- ting en vankenis van merkelyk getal». De Prins, nu beroepen, in fteede van Rennenbergh , tot Ooverfte van Vrieslandt , fchikte derwaarts Bernardt, BaroenvanMeroode, Heer van Rumen, voor zynenSteedehouder. Ter aankoomft van deezen, werd raadzaam gevonden, Sonoy naa Hollandt af te.veirdighen, om hulp te verzoeken. De Vriezen naamen ook eenighe ven- dels aan , tot fterking van 'tregement des Heeren van Rumen . Die van Hollandt hadden reeds vier oorloghfcheepen op de Eems j die luttel meer doen konden, dan den vyandt, voor Delfzyl, met fchaarsheit van toevoer oover de ftroom, on trieven -, hoewel 'er noch. eenighe fcheepen by quaamen, met een vendel foldaaten , door orde van Hoohenlo. Hy zelf, naa een' wyl toereedens, koos uit alle vendels de befte fchutten; en, zich hebbende te waater begeeven, verfcheen, op den eenentwintghften van Hooy maant, in 'tgezight der vefting, met zeevenhondert foldaaten, en bynaa vyfcigh fcheepen. Ten derden daaghe vernamp men ook den Amroiraal van Hol- landt, Jöhan van Duivenvoorde, Heer van Warmondt, met zynen On- derammiraal Jan Gerbrantszoon, op de ftroom. Maar Hoohenlo had niets meêgebraght om de beleegherden te fpyzen. Dies werd naa Embden ge* zonden, om voorraadt te zoeken by deOmmelandfche uitwykelingen, die daartoe geen middel wiften. Men ooverwoegh oft den* Graave te lan- den ftonde : en die van binnen toonden zich ruftigh , om hem , indien hy 't deed, met wakkren uitval de handt te reiken. Ook fcheenen de be- leggers des te fèhroomen, en in twyfel van opbrek te ftaan -, tot dat Rennenbergh , voortduwende d'Albanoifche fpeerruiters , en zyne troe* pen van Kollum , hun een nieuw hart, en Hoohenloos kans te hachlyk, maakte . De beleegherden , niettemin , deeden te mets een' torn op den vyandt, om de vrienden tot het waaghen eener proeve te lokken: maar, als 'er niet afviel , verging hun de luft. Naa zommighe daaghen nutte- loos toekykens , fchreef hun Hoohenlo , hoe zeekre Engelfche en "VVal- fche vendels in aantoght waaren $ en verzocht, dat zy, te dien opmerke, een
|
|||||||||||||
1580.
|
|||||||||||||
Rennen-
hergh doet
een' verho- ren aanval QpDok&Wh |
|||||||||||||
Drofl
ÏW5 van Koeverde gejiaaghen tot Meppsl. De Prins
Stadt hou- der van Vrieslandt gemaakt- |
|||||||||||||
Hoohenlo
reed toe om Delfcyl ?ontz,et' ten. |
|||||||||||||
~\
|
|||||||||||||
*
|
|||||||||||||
DER NEDERLANDSCHE HISTORIEN. jöf.
een kort o-eduldt wilden neemen -, oft immers , zoo de noodt praamde, eerlyke voorwaarden bedingen, zonder den dienft te verzweeren. Dan de brief kon niet door raaken. Toen deed hy zich ter iluik naa Dokkum voeren, bevee- lende aan Yfelftein, met vloot en volk op de Eems te marren •, hoewel het zelf fchier uitgehongert, en t'einde zyner lyftoght was , zonder geldt om verfche te koopen. Maar hy dacht de beleegherden noch wat by laafrenis van hÉope, tefféns Rennenbergh in zorgh en buiten vermoeden zyns voornee- meiis, te houden. Want, gekoomen tot Dokkum, ontbood hy daar een deel boeren tot bezetting-, en maakte zich, met al de krysluiden, naa den Qpdaghtoe, die hem daatlyk ingeruimtwerd, op toezeg van hals en haave vl-y. Vendel en geweer moeften'er blyven^ en de lbldaat zweeren in drie maanden niet te dienen teeghen de bondtgenooten. Met de zelfde fpoedt en voorwaarden kreegh hy ook Mónnikkerzyl , befchanft by Rennenbergh, en bezet met een' bende van driehonderdt koppen. Deeze twee verooverde vendels, gezonden naa de Eems, bondt men daarachter aan een jaght, en fleepte ze door 't waater •, om de beleggers te verguizen, de beleegherden te verquikken : die, nu leevende, ( zoo zy naamaals zeiden ) denvieren- twintighften dagh, by booter en kaas, zonder broodt, hunnen droeven ftaat, met uitfteeken eener zwarte vaane verkundight hadden. Thans, als 'er meer niet naa volghde, traaden Azinga Enthes, en Vooghel van Aurik, uit; daai% enteeghen, twee gy zelaars van den vyandt in de fchans: en terwyl men bui- ten daadingde, ooverquaamen de knechten binnen op deezen voet. Ven- dels , w aapenen, ge fc hut, pakkaadje, voorraadt van mondt en oorlogh, af te ßaan j en uit te gaan met witte roedekens in der handt. In drie maanden teeghen den Koning niet te dienen j en Rennenbergh te laat en begaan met zes gevangenen f zyner keure. Deeze waaren Azinga Enthes, Vooghel van Aurik, Niklaas van Boermanja, Hopluiden-, Jakob en Jan Enthes , gebroeders, en Vliegher van Nieuwkerk * alle gedwongen van hun eignen volk, om dit verdragh te teekenen t'hunner eighe bezwaarnis. De fchandelykheit deezer voorwaarden en oovergifte ried veelen foldaaten Rennenberghs dienft t'aan- veirden. De reft ontleedighde, op den neeghenentwintighflen der gemelde maant, de vefting. Aurik ftarf korts in de gevankenis; d'andren werden ten laafte geranfoent, oft ontliepen. Geduurende 't beleg >, onderfchepten de Staatfchen zeeker fchryven van Rennenbergh, uit Groninge, aan den Prinfe van Parma, dat op deezen zin uitquam. Wenfchelyke plooy, in deezen oordt, hebbendezaaken genoomeni behalven dat onzleegher wel'beeter van toevoergedientmoghtezyn. Want, oftfchoon deezeftadt maatlyk voorzien is van lyftoght, luttel zet men ons by i mits de burgher s hunnen ouwden aardt van hals fier ke weêrberftigheit teeghens d'Ooverheeden volghen. En de wree- velheit w%rdtgequeekt, door luiden die der gemeente in V oor blaazen dat haar een' eindelooze fiaavsrny befchooren is, zoo zy maar krysvolk zyner Majefleit komt in te haten, Jaa kortelinx hebben eenighen, die waanenonbekent te weezen, zeekregevange ketters aan reedtfchap tot uitbrek geholpen. 'Din- gen, nietteverdraaghen, waar de gele eghenheitryp , omdenganfchenhoop teßr af en, en hun zulx de nek te kneuzen, dat het haar aan kracht ontbraake om emmermeer Y hooft op te heffen. 'T welk te doenflaat eens voor eeuwigh, zonder f oor te van wr e et heit te fp aar en, zelfs met invoeren der Spaanfche Inquifitie op V alderflrengfl: waaraan deganfche dienft Gods, en gehoorzaam- heit des Koninx hangt. Maar behendighdient het werk, en bedektelykaan- gekit. Met zommighe Majeftraatsperfoonen {want niet vertrouwbaare ho- pen 'er onder ) heb ik hierop geraadtflaaght -3 en wy vinden alle teffens oor |
||||||||||||||||||||
1580.
Maar
recht daar
nietuyt.
|
||||||||||||||||||||
Hy hrjght
denOp- flagb in: nOok Mon-
nik^erzyl. |
||||||||||||||||||||
Deljzyl
wort opge- geeven. |
||||||||||||||||||||
Afgeworpe
brief van Rennen- bergh aan Parma. |
||||||||||||||||||||
baar , dat
|
||||||||||||||||||||
leggende noch oover Ryn , hier zullen
aan
|
||||||||||||||||||||
, wen onze kraften
|
||||||||||||||||||||
;o8 P.C. HOOFTS SESTIENDE BOEK
i jt8o.
|
||||||
goede bezetting, om ie gebieden zonder teeghenjpraak,en in der haafl een blok-
huis te bouwen >gelj>k hier eertydsgeflaan heeft. Oft nieuwefchattingen, oft de •verbeurde goederen der weederfpannelingen^zulien de koflen wel afwerpen. Dee- ze brief zond men in Groninge, op dat de fteedelingen {peuren moghten, hoe 'thunmetdienLandtvooghdt gaan wilde, kond' hytot zyn vermeeten \Êq~ men. Naa 't oovergaan van Delfzyl, keerde Yfelftein, met de fcheepen, ( uit, gezeit de Hollandf cïie } naa Kollum, en braght het volk by Hoohenlo, die, ge- leeghert tot Noordthorn, zich althans wel zoo kloek vond, dat het ontzet dien van de fchans niet hadde kunnen on titaan, waaren zy noch drie oft vier daaghen Hoohenlo houdends getrooft geweeft. Want hy had reeds ontfangen 't regement Engel- krjfgh ^ fchen van Norrits onder zynen ooverilen Steehouder Morgan, fterk tien ven- aangas delen,met een' bende te rosj noch zes Walfche vendels van kornel Michiel Cau- van volk. yieY ^ oncjer Zynen Steehouder Petain, met een vaan paarden j daarenbooven, een deel Duitfche ruiters. In Zoomermaant, midlerwyle, werd verkundight, Bantijt op'sKoninxnaam, teeghens den Prins van Oranje, een'ooverfelleban, ge- 's Koninx daghteekent tot Maaftricht, in Lentemaant leftleeden. Philips, hierby, naa naamttee« breedtophaalen der gunden, eeren, en weldaaden, beweezen, zoo vanden ghensden Kaizarzynen vaader, als van hem zelven, aan deezen (zeithy ) uitboorling, Prms van Zynen leenman en onderzaat, verwyt hem trouwlooze ondankbaarheit j ende, ra je. uitftor tende een' ftroom van nydtbaarende reedenen, Icheldt hem voor eenen beveinsden ichynheiligh, meineedighen Raadsman, den eenighen aanfteeker en opftooker van 't vuur der Nederlandfche beroerten, bekrygher zyns Lands- heeren, omftooter van allen zoenhandel, breeker van voorrechten en bezwoore verbinteniftèn, valichen lafteraar, invoerder der ketteryen, verzaaker des hei- ïighen Roomfchen geloofs, eerloozen echtfchender, hebbende by 't leeven zy- ner Gemaalinne, een' gewy de Abdis te wy ve genoomen; voor de gemeine peft van Chriftendoom, en vyandt des menlchelyken geflachts, die, doorknaaght in 't gewiftè, met Kaïn en Judas, alles op een eeuwigh miftrouwen, en op on- fchiftely ke verwarring zyn' vailigheidt veftight. Waaroover hy hem, als eenen fchelm en verraader, met al zyne onaangeflaaghe goedren, t'eenen roof geeft'; gebiedendeeenen yeghelyke, dien boozen tieran geenerley behulpzaamheit, zelfs geen' äanfpraak te verleenen: maar hem af te fhyden, en te verlaaten, bin- nen den tydt van een' maant, op verbeurte van aadel en eere, hals en haave (uit- gezeit die reeds aangetaft was) ten wille en behoeve der geenen, die, oft binnen oft buiten zyne Landen, daarachter konden raaken. En hy belooft, in Konink- lyke woorden, en als een dienaar Gods, by aldien men eenighen onderzaat oft vreemdeling van zoo erntfeft een'inborft, enyverigh t'zynen dienft en terge- meene welvaart vonde, die3 by eenigh middel, wifte den Prins léevend oft • doodt oover te leeveren, oft zelf hem t'ontly ven, zulk eenen oft zyne erfgenaa- men, terftondt naa't volbrengen des werx, te beloonen met vyventwintigh- duizent goude kroonen,in gronden oft gelde ter keur van den uitvoerder. Hier- enbooven zuivert hy dien, van nu af, van alle misdaadt, hoe groot ook, die hy moghte begaan hebben, en maakt hem eedel, is hy 't niet -, desgelyx de geenen > De Zee- die den opperbedty ver de handt zullen bieden > ende noodight hen, met toezeg vaart noch van gunft en vordering, naar denftaat hunnerperfbonen, engelang hunner wederzy- dienften ." 'T gemeen gerief der Zeevaart had ( gelyk booven vermaant ftaat) ifuX &e~ voor zoo veel de zelve aanging, ftilzwyghends een' fchorfting van vyandtichap ' .' " gemaakt, en totnochtoe doen onderhouden ; zulx men in Spanje d'onzen, de van vyand- Spaanfchen alhier, ongemoeyt liet haavenen en handelen; in allen fchyne, o^t ßapM het oorlogh tuften de twee volken in Neêrlandt bepaalt geweeft waar. Nu gaf deezc
|
||||||
DER NEDERLANDSCHE HISTORIEN. 70p
deeze verkundigh te vreezen, dat men gins de middelen onzer koopluiden ij8o.
zouw aantaften, tot hunne zwaare fchaade, enafbrek derneeringe. Doch 't weederzydigh nut en behoef deeden echter wiflelinx in dit ftuk door de vin- arenzien: ende koopluiden, wonderekonftenaarsinallerley vondtvanont- futièling, ondergingen der ooghluikinge met verduiftren van den eighendoom derwaaren, onder maske van loozenaamen. Wyders , om de gemeene bit- terhartigheit der Spanjaarden t'hemwaarts, fchatte de Prins niet hen alle van eener lborte te weezen. Hy ftelde groot betrouwen op zeekren Alonfo Va- rgas , Ritmeefter van dien Landtaardt; man , die ook van zyner zyde poo^hde te bewyzen, dat het goedt gevoelen zyner Doorluchtigheit niet ydel was. Dees, hebbende, van langer handt, de geleeghenheit van Dieft laaten befpieden, deed endtlyk oopening daarvan , aan de kornellen Tempel en La Garde, en den Steêvooghdt van Mechele. Zy, keurende zynen voorftel uitvverkbaar, paften, neevens hem, met een deel der bezettelingen van Bru£ iel, Mechele, en Heerentals, in'taanbreekendesneeghendenvanZoomer- maandt, onder de wallen te weezen, endeeden ze beklimmen aan de zyde van'tlaaghen moerigh veldt. 'T welk zoo ftil en gezwindelyk toeging, dat Vtefi op- de wachters geen gerucht, dan met denüagh, gewaar, en tefFens't lyf quy t, vmafl van werden. Voorts kreeghen de befpringers de Sichemfche poort oopen, en lie- * Staat" ten Alonfo met zyn' paarden deur. De ftadt was voorzien met twee Walfèhe '*m' - benden, drieHooghduitfche, waaronder, 'tkornelsvendeldesGraavenvan Lodron, dat, by de veertien jaaren, hier te lande, gevlooghen had. Kleene weerbooden de Waaien; weldighe de Duitfchen, hebbende de markt inge- noomen . Hangende de zeeghe in de waaghfchaal, deeden zy de aan vechters, tottweemaalstoe, deizen-, ende, befbookt opnieuw, vielen meeftalt'hun- nerftandtplaats, zonder om te keeren, oft wonden van achtre t'ontfangen. Dat het dus afliep , werd toegefchreeven aan d'ervaarenheit der Staatfche Ooverften, en de dapperheit der Hopluiden, drie van dewelke daar doodt bleevèn, met vecle foldaaten. 'T getal der gequetften was meede niet gering. Sichern voorts , en Aarfchot-, fchier ganfch verlaate fteedekens , werden, Schemen korts daaraan, voor de Staaten veroovert. De Heenegouwers, haakende ^rfcbot ma verhaal deezer fchaade, neeghen 't oor tot vertoogh eenigheringezeete- ver°overt ^ nen van Bruffèl, die hun beloofden een' poort te oopenen, en d'afdruxels der J e ^ ve* lleutelen leeverden, in teeken, dat z' 'er raadt toe wiften. Waarop de Mark- graaf van Rysbnrgh , 's nachts naa den vierentwintighften dei' voorzeide maandt, met goedt aantal van volk, derwaarts toogh. Maar een' geduurighe Verloore ilaghreeghen maakte hun lonten en vuurwaapen t'onbruik $ den wegh zoo aanßägh flibbrigh, dat'ereendeelquaalykvolghde, en de voorften niet onder de ftadt der Waaien quaamen, dan met den opgang des lichts: 't welk hen, doch anderzins on- °t BruIfel: willigh van vermoeytheit, voor ontdekking duchten, en wenden deed, hoe- wel zy de poort oopen vonden. Een' weederfpoedt, die dank beging met verhoeden van een argher. Want de meêwuftighen van binnen hadden daatlyk alles gemeldt daar 't diende : zulx de naafte huizen wel met fol- daaten geftofteert waaren j de poorte desgelyx j Aldegonde zelf daarop, om'gety, tot neèrlaaten van den heekel, te kaavelen. De ftraaten in dien hoek, greenzenvan grof gefchut. Op de veften ftonden ookeenighe blin- de ftukken, die den aftrekkenden vyandt de tromp toonden met vuurgee- ven. Dus betaalden parthyen hier elkandre met reekenen . Ongelukki- gher misgang hadden, ten tweeden daaghe hiernaa, de Baroen van Seiles • en andre Walfche Heeren, op eeven dubblen handel, geflooten met zee- kren Hopmans Steehouder, gebynaamt Grobbendonk, die aannam hun Bou- cliain te lee veren, ende, tot verlichting des werx, te befchikken dat een deel Ooo der
|
||||||
.
|
||||||
7lo P.C. HOOFTS SESTIENDE BÖEK
1580. der bezettelingen, 's morghens vroegh, op buit oft eenighen aanflagh gezon*
Desgeljfx denwierd. Etlyke ruiters en knechten trekken uit, ter beftemde ftonde: en op Bou- Seiles j des verkundfchapt, maakt zich vroede, de baan klaar te weezen j voert mhh zyac troepen aan, ziet de poort oopen, en zet 'er toe in. De Steêvooghdt, Jooft de Zoete, had orde geftelt, om de poort te ftoppen, wen 'er al't volk binnen zouw zyn, dat men oover moght •, alsdan uit de laaghen te fpringen, en 'er op te vallen. Dit werd te pafïe naagekoomen -, voorts 't grof gefchut geloft op die van buiten: 't welk ,met een, de looze was, voor d'uitghetooghe bezettelingen, om te keeren en hen aan te ranzen,gelyk zy deeden, verflaande en vattende der een deel, met verftrooying van de reft. In der ftadt duurde de moordt, tot dat de zwakften 't geweer verworpen, en zich oovergaaven. De dooden, zoo van De Baroen buiten als van binnen, waaren ontrent driehondert ■> de gevangenen vyftigh; van selles zelfde Baroen van Sei les hieronder, met andre ftaatlyke perloonen j als de gevangen, f^eer van Hertaing, ooverfte van Douay; de Heer van Runigen, ooverfte van Sant Omer, broeder des Graaven van Reulx -, de Baroen van Afligny, de Heer Van Maftain, die vanGomecourt, en een baftaardt des Heeren vanBigny- court. Uit zorghe, van Parma te troonen tot beleg van 't fteedeken, om de ge- vangenen te verlofïen, zond men de voorneemlykfte tot Kaamerik in bewaar- nis. Zommighe werden thans geranfoent oft verwifleltj Selles gevoert naa Zeelandt, op Rammekens, daar Egmpndt lagh. Deezetwee, neevensden Heer van Champaigney, bood men naamaals iiittelaaten teeghens den Heer vanLaNoue, en andren van minder foorte: 't welkdevyandtaffloegh, tot bitter verdriet van den Baroen, uitvaarende oover d'ondankbaarheit des Ko- ninx, met kryten en klaaghen, dat zyne getrouwe dienften, alle die van zynen broeder Nojrcarmes, en van zyn' voorzaaten, zoo fchoon vergeeten bleeven. Zonder zynongeduldttemaatighen om 'tgoedt onthaal dat men hemdeed, Hyflerft ftarf hy, naa drie jaaren zittens, endtlyk in de gevankenis, Willem van Hoor- dlz.00. ne ^ ßaroen van Heeze, geweeft een van Don Johans ernftighfte weederftan- ders, thans hooft der Malkontenten neevens den Heer van Montigny, had te deezer tydt weeder 't oogh naa de Staaten ge wendt 3 verftandt met Anjou be- goft te houden, en aan zyn' koorde gekreeghen den Heer vanThian, Steê- vooghdt van Kaflêl -, ook (zoo vermoedt werd) den Heer van Auchy 5 met toe- leg om den Spaanfchen zeekre plaatfèn af handigh te maaken, oft (naar 't zeg- gen van andren) hunne achtbaarfteBevelsluiden te vangen en naa Dornik te De Baroen zeinden, voorts 't hoofdeloos heir t'00vervallen . Op lucht van welk beftek, vanHeety ^e Markgraaf van Rysburgh, ende zelfs Montigny hem in hechtenis, de ont aj prjns van Parma te recht, deedftellen> zulx hy , denachtften vanSlaght- raader ' maandt, binnen Quefnoy onthalft werd: lachende de Spanjaardts in hunne des Ko- vuift 1 ^s die 't zoo wyd gebraght zaaghen , dat de Nederlandfche Eede- mnx. len, ouwlinx gewoon zulx in hun te verfoey en, nu 't verdelghen hunner ei- gne meedeleeden, zich zelven wyten moghten. Thian en Auchy, tydtlyk gewaarfchuwt,~ berghden zich met de vlucht. Auchy begaf zich op zyn Slot te Liedekerke, 't welk, geleeghen by Brufïèl, hy in handen der Staaten ke- verde , ter verniaaninge van den Steêvooghdt Oolivier van den Tempel: al- zoo zy tweegezufters; dochters des Heeren van Liedekerk getrouwt hadden. Vertoonin- Hieren tuften duurde de daghvaartt' Antwerpen * alwaar Oranje, ziendeniet gen des vruchtbaars gevolght op 't berichtfehrift gezonden, in't begin deezesjaars, Prinfen op aan de bezondre Staaten, zyn' ouwde vermaaningen hervat had -y en daar by de dagh-t gevoeght, dat de fchattingen vermeerdert, en middel geraamt diende om te vaart m ftoppen 't geen men te kort moghte koomen aan 'teen oft ander Landfehap? mwer- ZQO jlet ^ tQ zeer geperft ^oor c}en Vy-arKjt, in onmaght van betaaling viele •, dat ook de Landtraadt, ('t oprechten des welken zoo noodigh bleek) neevens een
hooft
|
||||
4 DER NEDERLANDSCHE HISTORIEN. 71t
hooft daaroover te (lellen, behoorde gelaft te zyn, om te voorzien in alle voor- 1 ƒ Bo,
koomende zaaken, enom verbin ten iffen te fluiten met zulke Vorften en vol* ken,als hun oorbaar dunken zouw.Maar 't ernftighfte raadflaan betrof den han- del met Anjou.D'Aartshartogh Mathias, achtende dat het hem luttel betaamde Eeraadw daaroover te (taan, had zich een'wyl onthouden van de zaamening j en mer- ooverden kende althans waar 't heen wilde, ontbood op den tweeëntwintighften van handel met Hooymaandt, d'Algemeine Staaten te zyner verblyfplaats * daarzy zommi- Anjou. ghe cremaghtighden zonden, die hy aanfprak in deezer maniere. Om reedenen Reede van veirne gezweeghen, wightigh nochtans, enraakendeuwenftaat, heb ik, myn' den Aam* Heeren-, lievergehadt uherwaarts te noodighen, dan my te vinden in uwe ver* hartotfi eaadring. Ugelieve der halven, myn* onfchuldt aan de zelve te vertoonen-, en Mat'}ia* voorts, dat myn' Heeren de Staaten weet en mooghen, hoe ik, geroepen door een Am .e. &*" deel der aanzienlykfte Heeren van Neder landt, m/n' eighe zaaken ter zyde, en ^nderM- perfoon in gevaar, gefielt heb, om deezen bedrukten volke te baat te koomen .gemeine Jangenoomen daarnaa, met elx genoeghen en toeftemmen, op zeekere voor- Staaten. waarden, ken ik my nerghens berifpelyk om eenighe oovert reeding. Dat mangel •vanmaghtiin dit werzeligh gewricht van tyde3 een'onderft eek gedaan heeft aan myn' wenfch, hoop e, en neirftigheit, om de e ze geweften weeder in hunne »voorighe ruft, welvaart, en glans te fteüen -3 geen leedtgaat my naader. 'Den- Staat en , bekommert althans met kiezen van 't uit erft e middel tot herwinning hunner noodt, wet oft reeghei voor tefchryven-, 't is myri meening niet: dit wel; hen te bidden, en vermaanen, dat zy hunne verbintenis aan de Kaizarlyke kroon, de gunft en genoot en van de loflyke ft am Ooftenryk, en van my een telgh \ der zelve, niet lichtveirdelyk vergeet en willen, om zich eener zorghlyke veran- 1 kring, en heerfchappye van vreemdelingen f onderwerpen. Desgelyx (op dat ik weet e waarnaar my te richten ) ü myn verzoek, dat rondelyk verklaart warde, hoe men 't met my en mynen hiize voor heeft. 'De behoeftigheit ook myner huis- genoot en, byftilftandvan toegezeit onderhoudt, vereifcht veirdighe vlyt om 'er w te voorzien. Tot befluit j biedt hun, van mynent weeghe, alle bereide vrund- fchap en oprechtegeneeghenheit aan. Naa verilagh hieraf aan de Staaten, was 't antwoordt, Dat zy hem eeuwighen dank zouden weet en voor de trouwhartig- Mtwmt heit en weldaaden den Lande beweezen. Deerlykeberooytheitderfchatkaa- daarop uit wer, geen gebrekvan goedtwiüigheit, had debetaaling zynes weddesver ach- naame iet tertit welk men fchikken zouw teverfchaffen, en voorts de inkoomften des Bis- Staaten* doorns van Uitrecht laat en volghen aan zyn' Hoogheit. Hunne geh oudenis in den Kaizar en 't Roomfche Ryk -,geen verloop van tydt zoud'hun die uit denge- dachte wiffchen. Maar, naardien nochte 't voorfpreeken van zoo veele Konin- gen en mooghentheeden der Chriflenheit, nochte zelfs dat van de Kaizarlyke Majefieit, nochte d'ootmoedighe voetval en bloedighe'traanen deezes armen volxi nochtgeleedene, nocht praamende, nocht dreighende ellenden, eenigh wieededooghen in 's Koninx hart verwekken konden 3 ende dat zy, door dwars* drift hunner bitterfte vyanden, zich van de hulpe des Duit fchen geflacht s ver- gehen zaaghen j zoo waar en zy gedwongen, ten Doorluchtighften Hartooghe van Anjou humie toevlucht te neemen. By 't verdragh, nochtans, aan te gaan met den zelven, zouden d'ouwde verbinteniffen, gemaakt by den huize van Borgonje en de Nederlanden met den Heilighen Ryke oft andregebuurvorften, geenzins gekrenkt oftgequetft worden, nochte yetwes ge floot en, zonder zyner AartshartoghlykeMoogheit alle reedelyk genoeghen tegeeven. Deeze en dier- gelyke vertooningen (taakten noch al een'wyl het vertrek van Mathias; hoe* wel de gemaghtighden van Brabandt, Vlaandre, Hollandt ,Zeelandt, Meche- le,'Vrieslandt, en Groninger Ommelanden, op den twaalfden van Oeftmaant, °mden handel met Anjou aan te binden, afveirdighden Philips van■Marnix, O00 2 Heer
|
||||
712 P. C. HOOFTS XVI. BOEK DER NEDERL. HIST.
i f 80. Heer van Sant Aldegondes bergfyjohan Hinkaart, Heer van Ohaiiij den Dok« Gemagh- toor Andries Hefïèls, Griffier der Staaten van Brabandt* Franfois van Provins tigbden naa Heer van Laanenbiirgh, eerden Scheepen van den gedeele tot Gent -, Jakob Vrankrjk Taayaart, * loontrekkenden Raadsman der zelve ftadt* Noel van Caron, Heer geum en van Sclioonewal, Burghermeefter van't Vrye* en Gafparvan Vosberghen, • te 00^ Hooghbaljuw der ftadt ende haavene van Kampveer. Gelderlandt, Doornik, verkpomen. Doornikkerlandt, Uitrecht, Ooveryflèl, waaren noch tot geen befluit gekoo- *Penfio- menj doch hadden t'Antwerpen ook hunne gemaghtighden, metlaftpmeen naris. eindt van dit raadtilaan te maaken, ende verklaart, zich niet te willen fcheiden van d'andre. Provins en Caron waaren, in Bloeymaandt leftleeden, volghends goedtdunken der Algemeine Staaten, uit naame der vier leeden van Vlaandre, in Vrank ryk by den Hartogh ge weeft} om hem den ftaat des Lands te vertoo- nen, neevens zeekere punten, ontworpen en den geweften toegefchikt, op dat zyzeooverwoeghen. TefFens hadden z' hem aangedient, hoe by de ge. melde vier leeden eendraghtelyk verftaan was, dat men met zyn'Hooghek behoorde te handelen. Ontrent denzelven tydt vernamp men, dat ter be- ftellinge des Koninx van Navarre en 's Prinlèn van Condé, ( want het in- landfch oorlogh had zich weeder, onder de Franfoizen verheeven)inZee- landt op vrybuit toegereet werd , ende nu eenighe icheepen van die foort waaren uitgeloopen. *T welk noch te den Staaten van dien oordt, nochte Vrybuiterj den Prinfe van Oranje geviel, die de veiligheit der zee voor de voedfter des geween, koophandels, den koophandel voor de noodighfte zeenuw van den ftaat hiel- den . Dies laftte men den AmmiraalTreftong, 'zoodaane toerufting te belet- ten, en geene icheepen, elders uitgeruft met dien toeleg, alhier teTaaten haa- Keur tot venen. Op den achttienden van Zoomermaant, had men t'Uitrecht (hoe uitrecht 't byquam wordt verzweeghen ) op naame van Stadthouder , Schout, en verkun- Regeerders, een' keur afgekundight, verbiedende der Roomfche geeftlyk- digbt tee- \yeit }iet oeffenen van hunnen Godsdienft 5 en d'oopenbaare draght van ge- g hens t ^yjdt oft on weirly k gewaadt, tot dat op 't punt des geloofs anders zoude voor- oeffenen ^.^ weezen Eevenwel liet zich 't graauw hiermeede niet paayen: en de woel- Roomfcben zieke vernuften morden, dat de kerklyke kleinoodjen, ter Huik, uit der ftadt, Godsdienfi en naa den vyandt, gevoert werden. Zeeker, verfcheide koftlykheeden en draa- ( daaronder twee Eenhoorens) waaren wegh gefchikt, andre verfteeken in de ghen der ftadty dan, uit zorge voor verlies* niet, (voor zoo veel als bleek} om den vyandt geeflljke te fty ven. En de vyf Godshuizen beloofden, ten beveele van de Wethouders, kieederen. nun luterf|-e kefl5 om alles, wen 't zonder gevaar gefchieden konde, weederom Moeite al- binnen Uitrecht te doen beftellen: jaa de Kanonikken van Sant Jans verklaar- der om den, door Meefter Willem Veuzels, buiten wil en weeten des genoodtfehaps, 't venoe- eenigh zilverwerk tot Emmerik gebraght te weezenen dat zy,om herleevering r,en, er,, van 't zelve lang en ern ftigh,hoewel vergeefs, hadden aangehouden. Deeze ver- kleinood- toomng en 00 verboodigheit minderden, voor dat pas s 't misnoeghen der beet- je hoofdigen. Korts hiernaa,te weeten,op den vy ventwintighften vanOeftmaant, Treedrik ooverleedt Heer Freedrik Schenk van Tautenburgh, d'eerfte AartsbifTchop> Schenk^ d'eenentzeftighfte en laafte der geenen, die 't Bisdoombezeeten hebben. Want van Tau- allen,die dePaus feedert in zyn' plaatfe gekooren heeft,en de Koning beveftigt) tenburgb js ? totnochtoe, de vrye bediening huns ampts, en 't genot der inkoomften ont- Aartsbif- ^aan q^ Zyn> begraflfenis hieven eenige toekykers den honderdt en dertigh- i/itrechT ^€n ^^m aanJen volzongen dien teeghens den dank der Gqeftlykheit. Zeekre ßerftm fchriften en den naam van geleert liet hy achter •, maar ontging dien van vrek * niet,mits het inkrimpen des huishoudens op 't left zyns leevens:hoewel hy (naar 't zeggen van andren) 't geen, dat hy der ydele uitwendigheit aftrok, in 't hei- melyk aan louterder mildaadigheit oover den arme 3 befteedde. P.C. HOOFTS
|
|||||
1
|
|||||
P. C. HO OF TS
NEDERLANDSCHE
HISTORIEN
|
||||||||||
ZEEVENTIENDE BOEK,
Taande dedingen ophetooverzwenkennaadenFran»
fbisj zoo ontbood men , uit Italië , de Hartooghin, moeder des Prinfèn van Parma 5 welke vrouw eertyds, met een' goede reuk, en gunftighe gedachtenis van ree- demaatigh beleidt, uit de Landtvooghdye gefcheiden was. En de fpraak ging, dat zy weeder 't roer der din- gen aanveirden zouw, om de geneeghentheeden, af~ ftervende den huize van Ooftenryk, met aanblik, ee- ner zachte regeeringe by adem te houden. Maar, naa haar aankoomft totNaamen, daar zy van Alexander bezocht werd, fcheen hy haare verheifing voor zyneverneedring, enaan'tenkelbewindtderwaa- penen geen genoeghen te neemen: en dat haar'toppergezagh zoo zeer niet aan, als het twiften , daarom, met haaren eenighen zoone , teeghen ftond. Geevendedanzynereerzuchtetoe, fchreefzy aan den Koning, 'Datd'onftel- tenis van Nederlandt, hoewel men ze haar al in lt alk bekent gemaakt had, zich nochtans voor haar eighen ooghen veel by fier der opdeed; en als onredde- Ijk anders, dan by weeghe van geweldt. Ende, dewyi'in 't aanwenden van dien het bewindt mee ft al beft aan zoude-, konzyn' Majefteit genoegh afmee- ten, dat de zwakheit eener vrouwe, en van afgaanden ouwderdoom, nerghens naa zoo bequaam daartoe was, als de fris heit des *Prinfen haare s zoons, op 't beß van zyn leeven ' Hy had zich, totnochtoe, der wyzegequeeten, dat men zich aïïedaaghs treflyker dienften van hem belooven moght -, en haares by- ftands niet van noode. 'Dies bad zy op 't eerbiedighfte, zy ner Majefteit gelief- de hem alleen den laft bevoolen te laat en -3 haar met verleening vangewenfchte ruß te begunftighen. Hier in bewillighde Philips 5 waarop zy binnen weinigh maanden, naa Italië keerde. De Staaten, kennende hun voordeel te waater, hielden, om 's vyands toghten en toevoer te verhinderen, althans etlyke uit- leggers eiken beweert met tien oft twaalf metaale (tukken op de Maaz, en op den Ryn tot by Kooien toe. 'T welk den Vorften , grenzende aan deeze ftroom, onlydelyk docht -, zoo dat zy, hebbende, in Oéftmaant eenigh volk, fchut, en fcheepen verzaamelt, de Staatfche benoodighden neerwaarts te dry- ven. DeWalfcheBondtgenooten, tedeezertydt, om't oopenbaar geweldt te proeven, daar 't bedrogh hun geweighert had, floeghen 't leegher voor Bouchain. Taameiyk fterk was de plaats, maar tekleenvan begrip tot veel affnydens teeghens de breuken die 's vyands gefchut maakte: zulx de Heer van Villers, Jooffc de Zoete, ziende geen houden daaraan, op den vyfden van Herfftmaant, Slot en fteedeken oover gaf. Debezettelingen, verloo- vende binnen de drie naafte maanden teeghen den Koning te dienen, liet wen, met geweer en pakkaadje naa Kamerik trekken. Maar Villers had, ftilzwyghends j zeekre mynen gegraaven, onder de ftraaten , daar zy ge- Ooo 3 Ichaa-
|
||||||||||
15-80.
|
||||||||||
DeHartoo"
ghïn van Parma hier te lan* de. |
||||||||||
Zyver*
trek} wee* der* Der Staa*
ten uitleg» gersge- drangen door de ge- baurwefien den Ryn af te dryven, Boucbain
beleeghert van de Waaien* 'T wort op- gegeven. |
||||||||||
7*4* P. G. HOOFTS ZEEVENTIENDE BOEK
fclïaapen waaren de meefte fchaade te doen-, en etlyke tonnen kruids daar-
in geleidt, met kruipende kool, daarby, van einden lonts, gepaft, naar ge- lang vanden tydt, dien hy tot veiligh vertrek behoefde. Dit vuurwerk, haa- rende zyn kraft, fmeet om veer oft verbernde aan den kant van hondert hui- zen , en doodde een deel menfchen. Waaroover 's Koninx volk, in heeten töörn, ( hoewel te fpaade) beftonddeStaatfchennaatejaaghen, alsbree* kers van 't verdragh, Dan Villers, 'dryvende dat hy daarteeghen niet mis- daan , maar-zy ftechtelyk gevoorwTaardt hadden, verweet hun de trouwfèhen- ding begaan met het vervolgh, en verklaarde, derhalven zich ongehouderi in'tbefprek van drie maanden buiten dienfl teeghen den Spanjaardt tebly, ven. In Vrieslandt, fint de verfterking desGraaven vanHoohenlo, (chee- iien de zaaken geftelt om eenen keer teneemen. Rennenbergh, niettemin, weetende dat Hoohenlo vier vendels ( 't waaren die van Schaaghen , Jar- ges, Vliet en Weeda) totNyenoordt befchreeven had, zond hun, teryl, een deel {peeren te paarde, en goedt voet vol x, op'tlyf. Veel werd 'er ver- flaaghen j zelf Hopman Weeda, zich kloekelyk weerende.j twee vendels verlooren . Doch Hoohenlo, verkundfèhapt wat'ergaandswas, veirdighde ftrax de Engelfche ruiters met eenighe knechten derwaarts, die den Ren- nenberghfchen deverooverde vendels ontjoeghen en voeten maakten. Koo- mende in perföon * den vyfden van Oeftmaant met het heele heir en drie veldtftuxkens tot Nyenoordt, vond hy geenenvyandtmeer> en nam , op den achtften zynen wegh naa Groninge. De voorhoede hadden zes Walfèhe vendels onder Michiel Caulier , neevens die van Bouwinga, Kornput, Efcheda , en Rein Tetfen: de middeltoght tien Engehche onder Norrits, tien Nederduitfche onder Graaf Willem van Naflöu , met die van Fervo en Grouwftein: de hinderhoede tien Nederduitiche onder YfTelftein , met die van Donau en Zedeniski > daar al de pakkaadje was. Voor uit reeden de ruiters van Caulier, Norrits, en Simon van Limburgh -, die van Piek en Goor, met drie Vriefche kornetten, ter flinke-, de Hooghduitfche ter rechte hand. Aandoende de Ponterbrug > werden zy gewaar dat de Rennenberghfchen de brug van 't Hoorendiep hadden afgebrooken, en hondertvyftigh knech- ten beichanft leggen aanginszyde van't waater. Doch deeze, alszy de ven- dels dervoortogbtzaaghenooverzwemmen, verliepen, «achterlaatendehun- ne pakkaadje, en vier oft vyfdooden, naa't dorp Haaren, dat een half uur gaans van daar, en de leegherfteê van hun gros was -, en braghten 'er de ichrik in. Echter fteld' het zich in orde , en fchyn van flagh te willen waaghen.^ Maar fpeurende , dat het den Staatichen nu oover 't waater gezet , ernfi was , gaaven zy de plaats, met veel pakken en voorraads, ten befte , om zich te vertrekken onder de veften van Groninge. Hoohenlo leegherde zich , by duifter in het dorp. 'S morghens daaraan , heel vroegh , ftond hy, met al de Ooverften en zyn ganfche maght, binnen 't bereiken van 't grof gefchut der ftadt, dat geftaadelyk (peelde. En hy hield zich hier, een' lange wyH denvyandttetrotiêj zulx, neevens zyn'zy de, Zedeniski, van een y- zer, aan het dik des beens gewondt werd. Anxt, gewislyk niet kleen, voor nieuwe beleeghering ging de burghers aan , die zoo fchaarfelyk van graan voorzien waaren , dat zy , in'teerft , weigherden den fbldaaten yets by te zetten. 'T inneemen der zelve werd veel wyder geworpen. Eenighen on- der de Staatfchcn, waaren van meining, dat men de ftadt door fcherpe blok- keering, wel gemeukt en tot reede gebraght zouw hebben. Maar de krys- raadt vond het te hachlyk , ten opmerke dat de Rennenberghfchen , met kleen volk en ongemak , den wegh óqs toevoers ftoppen konden . Luttel fchermutfens viel 'er's uchtens: dan , naa den middagh en 't keeren van |
|||||||||
if8o.
Laaghen
d tarin ge- kit voor den vyandu |
|||||||||
VterHoo-
henloofcbe
vendelsge- (laaghen tot Njenoordt. |
|||||||||
Hoohenlo
trekt naa Groninge* |
|||||||||
VeRenmn-
hergbfcben tvjkgn tot Oßder de fiadt. |
|||||||||
DER NEDERLÄNDSCHE HISTORIEN. 715
Hoohenlo tot Haaren met de meefte troepen, beftond de vyandtheftelyk i^go,-
de ftaart te terghen: 't welk hem by de tzeeventigh man' koftte, mits Norries en andre ruiters wakker daar onder zaaten. Uit Haaren, dat de Engelfchen > om de volheit der fchuuren, meeft afbernden, fcheidde Hoohenlo op den tien* den,'en floegh zich needer tot Zuidlaaren, met Graaf Willem van Naflau * en Yflèlftein -y de Waaien en Engelfchen met het gefchut tot Noordlaaren, zonder eenighe omgraaving. Hans Bouwinga en Rein Jetfen zond de Veldt-r heer naa Viieslandt, in de fchans t'Awerderzyl * daar hen Rennenbergh, op den zeftienden, met drie kloeke vendels beftookte, die zy mannelyk affloe- ghen, niet zonder weederzydighe fchaade. Ten volghenden daaghe, werd de aanval hervat met fty ver ge weidt > zulxdefchanfelingen , niet wel by kruidt e ''f1* en loodt zynde, de plaats ruimden, omkoomend'oftverftuivende. Hop- ^yise,pml man Bouvvinga , gefchooten in zyn been , werd tot Leeuwarde gevoert* nen u^ ende, naa lang leggen, ftarf 'er aan. Jetfen begaf zich, methetooverfchot Rennm- zyner knechten, by Stammer, Hetting, en Ifelma, in den Opflagh. De bevgbfchen. Koningfchen deeden voorts een'toght verby Grypskerke, enVisvliet, tot Kollumtoe-, enmeêfleepende, mannen, wyven, beerten en alles wat laad- baar was, keerden naa Auwert. Op den twaalfden mende Hoohenlo al zyn volk naa Rolde-, thans, hebbende eerft de brug by Waardenbras, afge- brooken , naa Koeverde. Hopman Luit Ryxzoon, voor uit gereeden, vond in het dorp Daalen eenighe földaaten ten gel aaghe zitten, en waanende dat zy van zyn' parthy , en vooruit geloopen waaren, bekeef hen daaroover. D'andren, belachende zyn dooling en onvoorzichtigheit, naamenhemge- 4 vangen, en met hun naa 't Slot te Koeverde daar z' in bezetting hoorden. In vi
den fcheemeraavondt naaderden Hoohenlo en Naffau't fteédeken tot dicht
aan de brug toe, en renden voorts rondom, verby de bolwerken der burg *, uit de welke een zesponds koeghel, geflaakt by gifling , Graaf Willems linke ^l^ been, effen beneeden de knie, brakj zulx men hem, 's andren daaghs, te J ^V rosbaar naa Zwol, thans naa Kampen voerde, daar hy lankzaam genas, en- Manien deniet zonder leemte te houden. Zeeker Vendrigh gebynaamt Quaadt, ver- met een ym raaden van't geluk, dat hem, des daaghs tevooren, uit de Groninger van^ %.a in x.yn kenis verlort had, bezuurde 't bedrogh der weereltiche blydfehappen, ende been voor doodt, aan de zelffte fcheut. Ten volghenden daaghe deed Hoohenlo de Koe^rde* vefting opeifchen. De bezettelingen, fterk ontrent hondert vyftigh man', hiel- Dat mrt den 't in beraadt tot den naaften •, en alstoen weeder aangemaant, bedongen ?^«'* lyf, goedt, uittoght met hun zydge weer en veiligh geley tot op de Benthem- ^w/a# mer grenzen, onder belofte van, in drie maanden, teeghen de Staaten niet te dienen. Dus raakte Luit Ryxzoon zonder ranfoen daar af j niet zonder be- fcherft te worden van Heeren en Hopluiden, om 't beftrafren van andren oover zyn eighen misgank. De plaats werd bezet met de vendels van Donau, Rashorn , en Renoy , die noch tot Groninge in hechtenis was. Rennen- bergh, te zwak in 't veldt teeghen de Staatfchen, rukte, zoo ras hy den toe- leg van Hoohenlo vernam, om dien by weeghe van afwending te beletten > met grof gefchut, en al zyn" troepen naa den Opflagh -y en, hoewel hy't 00- vergaan van Koeverde haaft hoorde, befloot echter niet optebreeken, Het blokhuis had maatelyke fterkte, veel lyftoghs in, en vier vendels, van Stam- mer, Ielfma, Hetting, en Jetfen, endeezetweelaatfte waaren naa Leeu- warde gereift, om ontzet te vorderen. Niettemin, met den aanvang van 't beuken, traaden die van binnen in gefprek, en, op den eerften van Herfft- ^ '.., maant, ter fchalis uit, met pak en rappier alleen. Welk flordigh daadin gen am |^f de knechten van Stammer by den vyandt deed blyven, enden andren tot nenber$>. Dokkurn de poort voor de neuze fluiten. Hoohenlo, giftende, dat Rennen- , ; ?. Ooo 4, tergh
|
||||
7i6 P. C. HOOFTS ZEEVENTIENDE BOEK
i ƒ80, bergh voor een' goede tydt werk aan den Opflagh zouw vinden, had het
meefte deel zyns voetvolx verzonden, oft hier en daar in bezetting gelas- ten . De reft des heirsvoerd'hy naa Linge-, mitsMuilart, Droft aldaar, zyn' quaade geneeghenheit, die hy met geveinsde brieven dekte , daaghelyx met der daadtmeldde. Laatende voor Linge het Engelich regement, toogh de Graaf, voorts naa Wedde. De bezettelingen , kleen in getal, wilden nochtans tot geen opgift van 't Slot verdaan. Waaroover Hoohenlo hier twee ftukken gefchuts deed planten , en echter eenigh volk liet, om zich met het ander naa Sloehteren te fpoeyen , vlammende op Delfzyl. Rennen- bergh, ziende Hoohenlo zyn' krachten dus fmaldeelen, hoedde zich wel voor gelyken misflagh; en hebbende, derhalven de veroo verde fchans geflecht, joegh met al de zyne naa Sloehteren j alwaar hy 't, op de vierden der gemelde maandt, aanbraght. Met het regementtvan Nafïau, en't zyne, hield zich hier Michiel Caulier, dieverraft, en bynaa gevangen, nochtans met groe- ten arbeidt het volk in eenighe ordening kreegh, en vechtender handt de her- tredt nam, tot Heiligherleé en Winfchooten toe, daar Hoohenlo met de Duit- fche paarden lagh. Verzaamelt, weekenzy voorts ter yl, verby Wedde tot op de Bourtang, en booden fomtyds'thooftaandeRennenberghfchevoor- ry ders •, die, zeeker in de engte een' ruime wyl gefluit werden. Maar al zyn' fchaaren, aan zynde, vielen den Staatfchen te zwaar, en deeden hen wee- tieêrlaagh der voet flaaken". Toen ftort de fpeerruiter op d'achterften, helpt alles 00- vanHoa- ver hoop, doorftoot, vertrapt* en vloert het padt met dooden. By de duizendt henlo op de manj} acht vendels, een'kornet, bleeven'er in de loop. Hetgefchut, dat Vourtang. VOor Wedde ftond, was een deel van den buit. De beleggers van Linge bree- ken tereerfte lucht van de neêrlaagh, ordeloos op * en fpreiden zich door 't veldt: blinde fchrik is de leidsman. Graaf Willem Loodewyk, leggende nochgewondt tot Kampen, vermaande, byfehryvenvan den achtften, de gemaghtighden der naader Vereeninge, tot verzaamen der geftrooiden van Cauiiers regement en van't zyne. De gemaghtighden fchikten dubbelt van den brief aan deHollandfche Staaten , vergaadert in den Haaghe. Deeze te vooren verftendight van den ramp , en bezeffende wat het hun golde, zoodevyandt, in dien hoek tot zynvermeetenquaam, en de winter daar- op met een' heftighe vorft , hadden reeds een' goede fom penningen naa Vrieslandt gezonden, tot behoef van Nafläus regement, en beloofden meer te verfchaffen. Zy begeerden ook dat Sonoy , neevens den Monfterheer Steenfel van Mansloo , en andren daartoe te maghtighen , 't oogh hadde op het hermaaken der voorzeide regementen > desgelyx op het tughtighen derfoldaatye in't gemein, en hetbeieidt des kryshandels. De gemaghtigh- den der Staaten van NoordthoMandt, ten verzoeke van de Vriefche, gaaven orde, zoo zy beft moghten, tot bezetting van Staavere, Hinloopen , en andre zeekuften. Harlinge was ai voodieen voorzien, by die van Hollandt, met de vendels van Roodenburgh en Roobert, dien bevoolen werd , niet van daar te fcheiden voor naader laft. Een' kleene verquikking, in zoo zwaar een verfleegheiiheit, was, dat een deel der bezettelingen van Dok- kum en Kolluni, op den achtften voorzeit, zeeker nieuw geworven volk des Droflaarts van Koeverde en Scho uts van Hardenbergh, in 't kloofter te groot Eemgb Au weit ooverrompelden, terwyl zich de wacht met drinken, deunen, en mem volk, <janfen vergat. 'T verloor 'er meeft al, tot ontrent driehondert toe, hetlee- pT^w^ ven oft de vryheit. Vol goeds, meer dand'00verbandtdraaghenkon, dat staatfchen deeze knechten den huisman , afgeftroopt hadden, ftak fiet kloofter; en tot groot wefd daarom in brandtgezet. Want de Staatfchen onfterk in tal, vreezden Auweru voor die van Groninge, dat flechts anderhalve myl van daar is. De Graaf van
|
||||
DER NEDERLANDSCHE HISTORIEN. 717
van Rennenbergh, nu onbekommert weidende, flingerde zyn'troepen om i?8ot
't huis te Koeverde -, daar Donau met zyn'bende, maar die van Rashorn en Renoy zonder Hopluiden op waaren. Als zy van geen' leevering hooren wilden, begon hy'twaater af te leiden, toereedende om'tgefchutte plan- Rennen* ten. Toen zaaghen zy d'onvolmaaktheidt der vefting in, ende bewillighden berSh tot aftoght met pak en rappier, den twintighften van Herfftmaant: doch &$* bleef der veel by Rennenbergh, hoewel 'er geen verzweeren van der Staaten oev™ dienft bedongen was. Donau kon geenen uitgang dan op toezeg van ranfoen, verwerven. Heer Adriaan van Z weeten, en Jakob Vifïcher van Amfter- dam, leggende tot Oldenzeel met hunne vendels, die te zaamen geen' twee- hondert man uitmaaken moghten, werden tydtlyk verkundfchapt, dat het, naa't zwichten van Koeverde j hunne beurt worden wilde. De Baroen van £k, een zeer jong Ooftenry ker Heer, was uit de vlucht daar binnen gekoo- men, met etlyke Duitfche Eedelluiden. Dien naamen zy tot Ooverfte, ende zonden Zweeten uit, om byftandt y mits men der burgherye niet vertrouwen, nochte zoo krank een' plaats met dat luttel földaaten houden moght. Zy was wel breedt voor de borft, met getoorenden muur naa d'oude wyze, en graft daarom, buitenwaarts een' aarde vefte en andre graft; dan alles maar domme kraft: dewyl de wal geen' ftrykweeren, de poorten geen' bruggen hadden, en'twaater, gefluit met dammen, by oopening derzelve, glippen moeft. Ten aanftaan van Zweeten quam Eedelborn, Steehouder van den Ritmeefter Goor, met zyn vaan fpeeren, op den twaalfden, binnen Oldenzeel* thans wat kruids en lonten, geleent uit Deeventer. Meer volx oft voorraads, hoewel verordent ('t loogh hier't loogh daar) volghd'er niet, oft Rennenbergh was met al zyn heir voor de ftadt. Naa 't af bernen der poorten liet by ze felly k be~ oldenzeel ftormen: doch driehondert mannen daar voor, zonder yetwes te winnen. De aangetaft bezettelingen, verftout door dit geluk, dachten een' uitval te doen, 'ten van Re«~ waar zy verdaan hadden, dat de burghers, meed al Spaansgezindr, toereyden mkeigb. öin zich te waapenen en hun 't inkeeren te verbieden. De Graaf, ver witright Aïw)k§nde voor zyn aankoomft , dat "men beilooten had de bezetting te verfterken, won ty te waande zulxgefchiedt te zyn, en daarom elders zynen tydtbeeter te kunnen ™£om 00~ befteeden. En hy was nu in 't aftrekken, als de burghery zich uiterende, iurg^ers hem te rug riep, om de ftadt t'ontfangen \ en de földaaten drong te ruy men, die't hem op voorwaarde van al't hunne meê te draaghen, onder eedt van, in drie leemen maanden, den Staaten niette dienen. Dit gebeurde den vierentwintighften. teeghens Van hier ftreek hy naa Zwol toe, en befloot het rondom. 'T welk vremdt danl^ der fcheerfmet zoo weenigh maghts j en te peynzen gaf dat 'er heymelyk verftandt be^ettelm" fmeulde. Eeven wel des bleek niet,'t vermoeden zy dan y del geweeft, oftde^',., bezetting t'ontzighlyk voor die quaadt in den zin hadden. Want zy beftond ^}en ^^ uit ervaare krysluiden ; Kaulier met zyn' Kornet, en drie vendels zyner e„de knechten, onder Hopmannen Grenu, Noyr, enjafpar-, Simon van Lim- fcbejdt burgh met zyn' paarden. Petain , ooverfte Steehouder van Kaulier , en haafi van Crefïöniere met zyn vendel, hoopende in der ftadt te raaken, maar dwaa- daau lende door misleiding, vielen in 's vyands handen. Rennenbergh, oft zien- de geen' kans aan Zwol, by mangel van inwendigheopftending, oft duch- tende voor eenigh onheil van't Gelderfch regementi, alzoo genoemt om dat eenighe uitgeweekenen van dien oordt, famt etlyke OoverylTelfche het op- gerecht hadden , 't welk te zyner verfterking oover Ryn gekoomen was , toogh op , dien te gemoete. Te weeten , de ruyters van Hoohenlo, en d'Engelfehe met hun voetvolk , hebbende op de Bourtangdenminftenaf- brek geleeden, laaghen, neevens de Nafläufche knechten ontrent Deeventer. Vereenight met het gemelde regement luttel fterker dan tweeduizent kopper^ ; hoe- |
||||
718 P. C. HOOFTS ZEEVENTIENDE BOEK
hoewel men van ongelyk meer geroepen had, quam hy voor Deutekum, iß
meining dat het hem niet ontftaan zouw. Want geen grof gefchut altoos weenigh volx , 't zelve quaalyk gewaapent en betaalt, kleene voorraadt, was 'er binnen. Ook geloofd' hy dat het hart der burgherye naa den Ko* nink helde. Echter bejeeghend' hem wakkre weederftandt in eenighe aan- loopen en fchermutfingen 3 behalven dat hy van deEngehche enHoohen- loofche ruiters , doorgaands, uit Doesburgh , zeer verongemakt en be- fchaadight werd. Zyne Vriezen, voorts, hy brengende dat zy verftonden hunnen vaderlande , voor al, te dienen , wilden hier langer niet marren, De Gelderichen , daarenteeghen , weigherden der Vriezen hooft te vol- ghen , Endtlyk werd de twift by geleit , en parthyen verfprooken totyets gezaamentlyk in Ooveryflel aan te vangen. Hy lichte dan ten vyfden daa- ghe 't leegher 3 en bezettende Grol , dat toenmaals niet geacht by de Staat- lichen, onbewaart gelaaten was , zond het voetvolk oover 't moer van Om- men , de paarden door Koeverde , naa Steenwyk. De naadervereenighde Staaten fpeurende werwaarts het gemunt was , gebooden Hopman Korn- put met zyn vendel daarnaatoe, dewelke door hulp van Olthof, leggende daar alleen met het zyne, ter naauwe noodt, mits 't weederftreeven der fteedelingen , op den zeeventien den aavondt vanWynmaant, daarbinnen raakte , hebbende tevoore zyn'knechten by eedè verplicht, datniemandt, eer hy zelf van opgeeven fpraake , des gewagh zoude maaken, op peene van daatlyk by den naaftftaanden doorftooten te worden. Des morghens daaraan, ontfingen zy noch door de Waltpoort, Hans Plaat met zyn vendel, en dat vanJohan Stuiper onder zynen Steehouder Johan van Beerenbroek; groen, ongeoerfent en tuchteloos volk. Op den middagh verlcheen de voortoght des vyandsvoordeOmminger poort. Ten zelven daaghe ransden hem de ver«, weerders, tot twee plaatlen, met fchermutièn aan, ende ftaaken 't vuur in veel huizen, daar hy hadde kunnen neftelen. Geduurende dit bedryf, in 't welke Hans Mom, ooverfte Steehouder van Rennenberghs Vrielch regement, aan een' fcheut, door den kop, fneuvelde, kreegh men te fcheepe noch etlyke ton- nen kruids, en ruimte van andren voorraadt in de ftadt, die zich te vooren fchaarfïelyk verzorght vond. Thans werden de uitvallers te rug gedreeven door de Ipeeren des Graaven; wiens ruitery beloopende ten getaale van twaalf- hondert, meeft al van deeze lborte was. Zyn voetvolk, beftaande in achten- twintigh vendelen, naamelyk veertien van 't Vriefche, neeghen van 't Gelder- fche j vyf van zyn eighen nieuw regement, werd op zesduizent man' gelchat, Steenwyk, dat pas, had eenen taamelyken wal van aarde, de borftweerdik vyf voeten, maar zonder ftryk weeren. Het waater der graft, dienerghens oover de vyftigh voeten breedt, aan deNoordtzyde óp haar fmalft enon-f diepftwas, werd geichorft, teeghens'tafloopen, met bemuurde dammen» daar de poorten, dieshalven licht te genaaken, op ftonden, gebouwt van bros metfèlwerk, met fpightighe toorens, zonder heekels oft valdeuren. De fbldaa- ten waaren ten minfte zeshondert; de weerbaare burghers half zoo veel j maar booven vyftigh onder deeze niet, dien men vertrouwen darde. Zy hadden nocht grof gefchut, nocht paarden, uitgezeit, twaalf oft veertien toebehoo- rende den Hopluiden, enbleeken anders, gefchaapen den vyandt bet te plaa- ghen, dien zy 't noch zuur genoegh maakten. 'T beftier der dingen ( want daar was geen ooverfte) naamen de Hopluiden gezaamentlyk aan, erkennende daarin, neevens hen, den Burghermeefter. Deeze raamden verfcheide keuren, als op 't fpaaren van 'tbuflekruidt, graan, en andre «etwaaren-, op'tree- ghelen der loldaaten, en dat zyzich met hunne leening te vernoeghen had- den, zonder den burgher laftigh te vallen; teeghens 't gevaar van brandt» om
|
|||||||||||
if8o.
Verßerkt
van volke komt voor Veutekum. |
|||||||||||
Jij breekt
epvatt daar , en komt Steenwyk^
beleggen. |
|||||||||||
Zyn maght
daar voor. |
|||||||||||
Staat der
belegber- den. |
|||||||||||
DER NEDERLANDSCHE HISTORIËN. }i$
0ni den welken te verhoeden, zy gebooden hooy, turf, takken en dier-
aelyke licht ontfonkbaare ftof in d'oopene lucht te leggen, en af te breeken de huizen gedekt met ftroo, die naaft aan de veften ftonden. Zy fielden ook veelerley vuurwerken toe , en ander gereedfchap van befcherming en be- fchaading. Boovenal verllond men, niet uit te vallen zonder wightighe oor- zaak; om kruidt, volk, en zynen moedt, welkes beflendigheit dik wils aan een' oevle beteeghening hangt, te raade te houden; Mok op dat de vyandt tikt lichtlyk gevangenen kreeghe , die hem de geleeghenheit derfteedfche zaaken melden moghten . De Rennenberghfchen, 'sdaaghs naa hunn' aan- koomft > fpraaidden zich rondom de ftadt: gaande 't Yriefch regement leeghren tot Tuk en Steenwykerwoldt, aan ginszydevan'tftroomken Aa, dat zy met turfpleifen ooverbrugden. 'S nachts worpen z' een' fchansop, dicht by de Gafthuis oft Geeftpoort; opdenSteendyk, flecht&een'fcheut- weeghs van de Waldtpoort, een' andre, die hun afgeloopen , en geflecht werd van de beleegherden. Doch zy hermaakten ze 's nachts daaraan, en be- goßen noch een' grooter achterwaarts, op den zei ven dyk, by de kappel. Ten naaften daaghe begaaven zich de verweerders buiten de Oofterpoort, met nee- ghen paarden en etlyke fchutten te voet, en braghteri vy f gevangenen in, waar- uytzyde gefteltenis des leeghers vernaamen , en dat Rennenbergh daar ver- wacht werd.Op den drieëntwintighften,derhalven,beflonden de Wethouders, jaazelfs eenigheKrysbevelhebbers te dry ven,dat men ontzet verzoeken moeft> daar Kornput zich teeghen ftelde , meinende , 'T zouw , by de Eondtge- nooten , de avhtbaarheit der foldaaten doen afflaan; deeze en de burghers, door inprenten van twyfel aan hun vermooghen te onvermooghender maaken. Men behoorde enkelyk denftandt der zaaken tevertoonen^ voorts den Staa- ten de zorgh bevoolen te laat en. Eevenwel, men veirdighde's nachts eenen burgher af, met ichryven dat de ftadt booven acht daaghen niet te houden was. Dit onderteekenden Olthof, Plaat, en zeeker poorter , maar oudt krysman , genaamt Koen Dirxzoon » desgelyx de Majeftraat traaghlyk , doch ten laafte noch Beerenbroek. Kornput volftond in weighering, hun aantuigende, hoe 't niet alleen fchande , maar ftraflyk aan den halzewas, zyn meeßers met beuzelingen te blinden, Veftingen bouwde men, niet om ten eerßen opeifch of aanval geruimt te worden, maar om des vyands loop tefchor* [en en tyd tot zaamening onzer haften te winnen. Hoe bitterlyk QAchar- me!) willen ( zeid hy^) ydel berouw en louwtre ellende ons teplaaghen nee- men, zoo de Staaten genoopt van uw wangelaat en ongeduldt, het ontzet 'verfnellen, zonder genoeghzaame maght, die alzoo niet is op eenen fprong te hoop te brengen ? Wel n;ooftelyk antwoordt fchikten de Staaten op dien brief: doch naardien men weeder, en weederom hulp vorderde, fchreef Kornput ten teeghendeele. 'T quam yer noch niet op aan. Noodrufts genoegh voor zes waanden. Men zoude 't ontzet wis neemen: doch hoe eerder hoe beet er, meer om d'onlydzaamheit van burghers en foldaaten, dan anderszins. Dit fchry veil, qualyk geheelt, werd weêrwaardelyk verweeten aan Kornput; die, zich des w,eenigh kreunende allenskens Beerenbroek en andre krysverftandighen op zyn zyde kreegh. 'S nachts naa den drieëntwintighften, trokken Arent van Geemen, en Henrik Snaater ouwde Hopluyden, met een goedt deel voet- en paardevolx naa de Kuynder, een vlek aan de Zuiderzee, twee mylen van Steenwyk. Daarlaaghen, zwaklyk befchanft, twee Staatfche benden, on- der Efcheda en Roelof van Langen; die zy lichtlyk overrompelden. De knechten werden meeft in den bedde doorfteeken; Efcheda gevangen met veel andre; zyn vendel aan fleetren geplukt; het dorp geplondert en voort verlaaten. Langen berghde zich, met kleyn gezelfchap te fcheepe, en voer naa Hol*
|
|||||||||
ifBöi
|
|||||||||
De belee*
gberden teeghens 't verflandt Van Korn- futfehry- ven aan- ftendigblyk„ om ontvet* |
|||||||||
Twee
Staatfche
vendels ao* verrompclt indeKujti- der. |
|||||||||
72o P. C. HOOFTS ZEEVENTIENDE BOEK
1580. Hollandt. D'ooverhandighen droeghen een vendel meê, enfleipten't, aan
een' paardeftaart, achter etlyke ruyters, met gefèhal der trompette, rond- om de vellen van Steenwyk. Die van der ftadt geterght door dit brave- ren, tooghen ter Wefterpoort uyt, en ftaaken daar 't vuur in eenen moo- len. In weêrwraak vanditte, quaamen de beleggers by duider, met mee- nighte van mosketten , de wacht der Geeftpoorte groeten , om haar te doen duiken , en midlerwyl een' ton, gevult met teer, zwaavel en ftroo tot afberning derhameye, aart te brengen: 't welk hun gelukte, en te ver- trekken met verlies van eenen man flechts. Maar , der Kornputfche fol- daaten een , rookende van moedighen y ver , erbood zich -, en gedaalt van de vefte lanx een' ladder, voorts oovergezwommen met eenen leedren Wondre eemer tufïèn de tanden, rukte de teerton om verre. Daarnaa, in fpyt eens anven- haaghels A^ap handtgefchut, dat hem in't licht der vlam ten doele koos, ging faagbtbeit ^ meermaals waater fcheppen, en met gemak af en aan, befcheldende zyn van ar Vyancjen met kryslyke trotiigheit, en roepende dat hy Aart van Groninge nineefol- was' een brouwers zoon. Hebbende den brandt gebluft, keerd' hy weeder daatvan doordegraft, enklom, tot elx verwondering ongequetft ten wall' op * daar Komput. hem zyn Hopman , voor zoo Hout een ftuk , met een' greep daalers ver- eerde . Ten zelfden aavondt vervorderde zich een' Hooghduytfch knecht, heinde by de hamey der Waltpoorte te koomen ftoffen, uitbraakende, on- der fnoode fmaadwoorden op de Staaten enHoohenlo, veel reukeloos vloe- kens met misbruik van Gods naam. Een fbldaatvan binnen, leggende in Merklyke donker op 't geluidt aan, trof hem juift in den gaapenden mondt. 'T welk, • fcheut. blykende aan 't doode lichaam , in ftadt gelleept teeghens dank zyner met* gezellen, dit ftrafFen van 't lidt dat gezondight had , voor eenen flagh , der Heemeliche handt deed aanneemen. De Graaf van Rennenbergh , gelaft door den Landtvooghdt , het beleg t'achtervolghen , tot dat Steenwyk ge- De Graaf dwongen waar , quam , op den zeevenentwintighften van Wynmaandt van Een- 'm perfoon daarvoor -, en deed het's andren daaghs opeifchen van'sKoninx nenbergb weegne 5 behoLidends lyf en goedt, niet uitgezondert, met aanbieding kgmttn t vanvrygeiey voorde geenen die vertrekken wilden. Zynde hierop , met eyfcht L befcheydenheit geantwoordt ■•, dat mende ftadt voor zyneMajefteit, onder ftadt op* beftier der Staaten en'sPrinfen van Oranje bewaarde s werden daatlyk vyf buflèn te voorfchyn gebraght, en gereedfchap tot beuken gemaakt. Debur- ghers, fchroomende 't grof gefchut, vielen ylytigh aan 't (chanfen, om wal en borft weer te dikken. Kornput, die de krysbouwkonft verftond, onder- wees hen, dat dit weenigh, en min arbeyds meer baaten kon, zoo men dien, aan'tmaaken vaneen kaade, en bedekten wegh daar beneeden, buytenom de graft, en van zeekere raavelynen befteedde. Maar meer gehoors vond zyn weederftreever de boovengenoemde Koen Dirxzoon , een eigenzin- nigh menfch , die, wyzerin de ooghen zyner meedepoorteren, ook Hop- man Plaat en zyn volk belas, In de Zeevenwolden hadden de Vriezen, om dien ingang teeghens 't ftroopen en brandtfchatten des vyands te floppen, etlyke ruyters geleyt, en vier vendels knechten , van Jouw Botma, van de Stadt Bolswaardt, vanFervo, en van Stein van Malfen, Deenfchen eedel- 'iweer man , die inde fteede van Hopman Schaaghen gekoomen was. Om deeze taaHf e tefchandetemaaken, zond Rennenbergh, op den kaften der maant, Snaa- etlyke ter , Geemen , en Oyenbrug uyt. De vendels van IJotma en Bolswaardt, pmrden des lucht kryghende , pakten zich tydlyk wegh , en lieten den laft op d'an- g"ßaagben dre twee , en zommighe paarden ftaan : welker befte weere te zwak viel. in de zee- Johan van Fervo ftarf op de plaats -7 zyn jonghfte broeder van boeren han- venmlden. den. Onlanx hiernaa raakten de Rennenberghfchen in Slooteri , noch on- vol- |
|||
DER NEDERLANDSCHE HISTORIEN. 72t
volfterkt, en daarom geruymt van Malfens vendel, en van 't Bolswaard- 15"80,
|
||||||||||
fche, nubehopmant met Doko van Martena * die ver vol glit en ontrent Balk
betrapt werd . De Grietman van Volega , Pier Andiïes, met zyn vendel, verliet het dorp Lemmer , al was 't befchanft en ftak oover, naaÈnkhuy- zen. Thans worpen zich deKoningfchen in Staavere, verzuymt te vefti- (rhen eer men het blokhuys krenkte •, 't welk ten deele geflecht, zy we eder- |
Si ooten
verlauten van de Staatfcbciif en ingenoo- men van |
|||||||||
om opbouwden. Hebbende voorts tot Makkum een' fchans gemaakt, den vyandt.
fooiden zy daaghelyx 't platte landt tot voor Harlinge , Franeker , Bols- Die kryght waardt, en Sneek,met rooven en brandtfchatten. Waaroover de Vriezen ookstaa* voornaamen , dien ganfchen oordt onder waater te zetten , waar hun de veu' drooghte des weeders en de windt niet dwars geweeft. De beleegherden, ftortende met ontrent vyftigh man' in 't begin van Slaghtmaandt, ter Geeftpoort uyt, in een hol der loopgraaven , op de wachters , verfloe- ghen 'er eenentwintigh , en kreeghen 'er drie gevangen. Als nu de naader- naTen , gevordert nacht en dagh , hem den wegh geveylight hadden tot niet wyd van de gemelde poort, maakte de vyandt aldaar een hooghe kat, en fteld 'er zeeven fchanskorven op. Waerenteeghen de verweerders de poort met aarde vulden 5 hoewel Kornput het ontried , vertoonende, dat zy des te eerder b e zwy ken zouw , en gemaklyker beklommen oft onder dolven worden. Met floppen ook haar er busgaaten , zeyd' hy, doen wy den vyandt zyn werk te voor e -3 gemerkt zy totflrykweeren, dat 's armen der vefle, dienen 3 die wy ons zelven gaan affnyden. Niet nutter tot befcherming der poorten ■> dan een kaade en bedekte wegh om de gr aft. Indien ghy dit te zorghlyk vindt , wyligh altoos kan men van binnen , tuffen elke twee poorten , eert kat ver- heffen , om de br e ff en te beft ry ken •> ende , wen't'eropaan komt, met nieu- wen wal en gr aft d'een aan d? andre gehecht te worden. Den Kryshoofden De helee* geviel dit. De katten werden begonnen. Maar't werk haaperde aan degerdenbe- burghers, mits het niet zonder neêrfmytenvan eenighehuyzen te volbren- ßaaneen gen was. Harde vorft , endtlyk , en bytensnoodt, deeden hun de noodt- ^aade m lykheit der graftkaade bezeffen ; zoo dat men , op den zeeventienden bede^en van Slaghtmaandt, met alle maght daar aan teegh. By Vollenhoove in 't ^ UJ~ kloofter Sant Jans kamp , 't welk niet dan eenen grafteloozen muur had, aee„rart werden ten zelven daaghe , naa kloeken weederftandt, zes Heeghemans te maaken. vendels vernielt van de Rennenberghfchen •, drie Hopluyden , Jan van Zes staat- Viaane , Gedeon van Poomere , Hans Wichmans , gevangen. Om de fche v™- lydzaamheit der beleegherden telengen met eenigh voorfpel van ontzet, dehafge- was op hun verfch aanporren , dit volk herwaarts gezonden ; en tot Zwar- ^4*^/ö* tefluys , Hopman Stuyper, die't daar toen ook niet houden darde. Debe- K^; leggers , hebbende tot Sant Jans Kamp etlyke tonnen buskruyds bekoomen > gebruykten die , 's andren daaghs aan 't beuken der Geeftpoort: ende , naa't vellen der toppen en borft weeren , als nu de huyzen ten toon ftonden, ftuurden 'er gloeyende klooten naa toe (een vond eerft beproeft, vyf jaa- ren te vooren , in 't beleg van Dantzik by den Koning van Poolen Stefan Bathor ) waar door men, uyt verfcheyden' hoeken teffens, fchielykën brandt zagh opgaan. Want de keuren, voor geroert, werden quaalykge- handthaaft, mits de meerderheitder hoofden: enveeledaakenvanftroolaa- ghen noch •, desgelyx turf, hout, ongedorft kooren, zonder verplaatft te zyn, volghens 't bevel. Dat 'er verraadt fchuilen, en 't onheil by eenighen van binnen moed gebrouwen zyn, waande men eerft, totdatdeoorfpronk gefpeurtwerd. Toen al't krysvolk in waapenen, ennaadevefte, defteede- Üngen aan'tberghen hunner haave, en leflchen desvuurs. Maar, dat, ge- ftookt van eenen ftyven windt uyt den Oofte, verflond, hoe zeer zy zich Ppp quee-
|
||||||||||
722 P. C. HOOFTS ZEEVENTIENDE BOEK
1580. queeten, ontrent t'zeeventigh wooningen, en etlyke volle fchuuren, moo»
ghende te zaamen het twaalfde deel derftadtmaaken. De vlam, 00verwe- vende den wal, en ontfteekende denieuweborftweeren, doorvlochten met ftrooj verdreef de fbldaaten} zulxeenderdendeeldervefte, en daar 't ys niet gebrooken was, verbaten werd j doch de brandt verbood, met een, den Ren- nenberghfchen daar het aankoomen. De zelve, verwachtende dat de belee- gherden gejaaght van de hitte, hunne toevlucht van zelf zouden t'henwaarts neemen , maakten nochtans gebaar'van ftorm willigheit , en draafden met vlieghende vendels, te voet en te paardt, rondom de ftadt. Een ooverfchrik- lyke fchyn: van buiten de vyandt, van binnen de gloedt, beide opgeblaazen j de gedreighden tuilen tween. Als leeuwen, echter volftonden de fbldaaten, fcheppende t'elken maaie nieuw hart uyt het vermaan der Hopluiden; door welker aanfpraak de burghers ookgefterkt endtlyk 't gevaar in dwang kreeghen : waartoe hun wel flaaghde, dat het by daagh geviel. Want de Gelderfchen hadden, by nacht, in het tweeën twintighft e jaar deezer eeu- we , op de manier van alstoen de zelfde ftadt aan brandt gefchooten , be- maghtight, en wreedelyk geplondert: en men twyfelde weinigh , oftRen- nenbergh zouw , mits desgelyxtykaavlende, tot zyn vermeeten gekoomen zyn. De zelve , meinende dat binnen meeft alles aan kooien lagh, zond tee- ghens den aavondt, twee trompetters derwaarts , om aan te ftaan op oover- Ve fiadt gift onder voorwaarden eerftmaals aangebooden. Hopman Plaat, die de weder op- boodfchap ontfing, worp zulx op't veerfte , en beval hun ftrax deur te gaan; geeïfiht. 0j:c Zy zoucjen zicn toevens ontdanken. Welke bruskheit van antwoordt "rdtlan g^00^ worc*t s <^at Pas de behoudenis der plaatfe geweeft te zyn. Want waa- Hopman re $t^u^ toen *n beraadt geleit, quaalyk ftond het 'er gefchooren; als bleek Plaat 1 die aan ** onbenoeghen veeier burgheren , knorrende dat hy 't geeven van zoo korts daar kort en fcherp een affcheidt, zonder hen oft de Majeftraat te kennen, al- naa kreukt, leen oover zich genoomen bad. Ook bekoorden zy hem, die ( als booven ge- meldt is ) te voore een' zelve ftreng met hun getrokken had wel haaft we- der tot die zwakheit. Een teeken van 't wonderlyk waaien en floddren des menfchelyken gemoeds , en van de beurten der lui men die't verheeren, met zulk een' oovermaght, dat zelden man zoo blood oft zoo koen, die niet by wylen van een' vlaagh teeghens zynen aardt verrukt word. Des andren daaghs, als Plaat zich nu voor de burghers uiterde , dryvende dat 's vyands voor- del wel ooverweeghens waardigh was ; kantte Kornput zich daarteeghen, Komputs uitzettende met ftyve ftem, Hy wilde geen gewagh <van leevering der fiadt ejen tg- ^ooren. nocht om lief oft om leedt emmermeer daartoe verfl aan. Eevenfors fpraaken Beerenbroek, en Lazarus Auftria , Olthofs Steedehouder. Olr- hof, gefchooten door 't dik van zyn been , lagh toen daaraan, en voorts bynaa zoo lang als't beleg duurde, te bedde. Naa veel'en hooghe woorden ter weederzyden, verdroeghen dekryshoofdent'zaamen, en gaaven elkan- dren de handt daarop , dat niemandt van daadingen met den vyandt rep- pen zouw, 'tenontbraak'huneerft aanfpyze. Ten naaften daaghe, twin- tighften van Slaghtmaandt, hief de gemeent aan , te muyten i en rotte te hoop op de markt, niet zonder merklyk gevolgh Van foldaaten. Kornput, dit verneemende , waapent een getal andren , zich zelven onder zyn'klee- deren , treedt met Beerenbroek en Auftria derwaarts, en beftaat den gezel- Hjflilt fchappedat zich onderlings tot oovergifr. opruydde, toe te grauwen j wegh een' may- boevejaghtfiux wegh. Wat mart ghy hier met kaakelen, om onzen reedelyken tery onder krysluyden door uwe leughenenH hart tekleynen? ghy hebt die dwaazenniet debmghers. voor : zy weet en zelf te raaden. Terftondt druypt 'er een deel deur: en niemandt die daarteeghen kikt, behalven een vleyshouwer, zichvervorde* rende
|
|||
«■•
|
||||||||||||||
Y
|
||||||||||||||
DER NEDERLANDSCHE HISTORIEN. 723
rende te vraaghen, hoe't'er ten laafte gaan wilde, wen men meer niet zouw i5"8o.
t'eeten hebben. Toen Kornput: In lang noch dies geen noodt. En als het daarop aankomt^ zoo willen wy dy, booswicht ', eerß op vretten. Hiermee ftrykt yder den moedt, en naa huys toe. Sint pooghde de vyandt meermaals op . dezelffte wyze brandt te fchieten: maai' daar werd op gepaft, met burgher- wacht, ook van vrouwen en kindren, 's nachts zoo wel als bydaagh, in elke ftraat en huys. En waar de rook opdwelmde, men trok metyzere haaken orde tee- de brandtbaare ftof van daar ; lichtte dan, met dikke wolle wanten, eerft $hens den in'twaater gedoopt, den koeghel, en worp dien ter deure uit. Vaneenen brandu diergelyken werd zeekre dienftmaaght getroffen, tenmidlyve, indekeuke, daar z'een bed opfchikte. Een andre kloot, gevlooghen door de borftweer; aan deGeeftpoort, brak eenen burgher de beenen •, die 't ook beftarf. En men weet niet, dat, van 't grofgefchut, indeganfchetydtdesbelegs, eenigh ander menfch aan 't lichaam beïchaadight zy. Wyders«, meenigherley krys- bedryf viel 'er daaghelyx voor, daar de beleegherden zich manlyk queeten. Dan de wankelmoedigheit en onluft kreeghen allenskens 't meefte gezagh 5 zulx Kornput ook en Beerenbroek het fchryven om haaftighe hulp moeften teekenen. In plaats van eenighe goede nieuwe penningen tot beleening der knechten te munten, gelyk deHopluyden verzochten, deeden de Wethou- ders een ftempelken van 't waapen der ftadt, dat een anker is, op d'ouwde flaan, en reezen deeze daarmee tot dubblen prys. Maar de lyftoght, die Moejté men begon achter de handt te houden, rees 'er met der haaft teeghen aan, om l £elcit 't welk geemelyke Ibldaaten maakte > hoewel zy, voor dien tydt, door de °.n er * |
||||||||||||||
Hopluyden geftilt werden . Geen' minder moey te had de Graaf met de zy ne, ^
|
ien.
|
|||||||||||||
die, verongemakt dan van fneeuw,dan van reeghen, altyds van koude, quaade
betaaling, maaghre mondtkoft, flaplyk te werk gingen: zulx de verweerders, daardoor verftout, de poorten weeder van aarde ontleedighden, en meenigen wakkren uitval deeden: in eenen der welke Hopman Plaat, gefchooten, 't ke- |
||||||||||||||
ven liet. Endlyk quaamen de Rennenberghfchen, bol en dik, voor zyn' her-
|
Rennen-
|
|||||||||||||
berghing geldt fchreeuwen. Hy ftreeld* en zette ze needer met zoetelyke ber^bsvolk.
woorden j vergaaderde, *s andren daaghs, de ruy tery en hoofden van 't voet- muJx m volk, op'thooghe vlak tuffen Ooft-en Weftwyk, en bekaldeze in voeghe hetaalm&h met vertooning van de nu nypende noodt der ftadt, envandekleenekans ?(j) * t'haarder verlofling, dat zy altzaamen luyder ftemme beloofden hem, ten ^vm^m laaftetoe, byte blyven. Ook vleyd'hy zich zelve zoo wel als zyn'krysluy- paajeti. den: en zyn' hoope, hebbende nu niet alleen Steenwyk maar heel Vrieslandt ingeflokt, begon noch wyder te gaapenj der maate dat hy zich onderwond die van Enkhuyzen te vermaanen tot bekeering ten Koning , op den voet Ejnoo- der Gentfche vreede ■■, met aanzoek dat zy zoo de voorftel hun fmaakte, dight die dien met de Noordhollandtfche Staaten ooverweeghen wilden, om , nee- van Enl^- vensde goedwillighen., tot handel met hem voort te vaaren. De brief, ge- huizen tot fchreeven den zeften van Wintermaandt, was onderteekent, Uw goede verdrai'h grient zooghy wilt, Georgh van Lalain. Onder de Staaten, inmiddels, werd ; belangende 't ontzet, met groote ftrydigheit van zinnen, geraad- flaaght. Zommighen hielden voor reukeloosheit, om een Steenwyk 't ui- terfte lot te werpen j gelyk doorgaands gebeurt in 't fleuren van belee- gheringen. Andren, daarenteeghen , dreeven , men moght het zoo ge- ring achten als men wilde, 't was eeven wel een' fleutel van V rieslandt, Vol- ienhoove , en Drenthe: en indien de vyandt des meefterwierd, Vrieslandt zouw , te lande, van de vereenighde geweften ganfchlyk afgefneeden leg- gen j viellicht eer lang , te waater ook > dewyl hy reeds aldaar zoo veele zeekuften en haavenen bezat. Dit gevoelen woegh oover. 'T gaat'er dan Ppp 2 op
|
||||||||||||||
724 P. C. HOOFTS ZEEVENTIENDE BOEK
15-80. op een tzaamenfchraapen van geldt, een te hoop rukken van volk. En op
Toerufling dat men den vyandt aan verfcheyden' oorden te doen gaave, werd de Am- van der miraal Duy venyoorde naa Noordthollandt gezonden, om etlyke jaghten toe Staaten tc ruften, en, by geleeghenheit, Delfzyl, Staavere, oft andre plaatfen te ^de' waater aan te grypen. Wigboldt van Eufum, heer van Nyenoordt, hebben- eJe\ deonlanx laft van de Staaten verworven, om een regement van zes vendelen, cordt plant e^ tot anderhalf hondert koppen ,op te rechten, quam met zeshondert mann' zich tot totWinium-, en, ten eynde van acht daaghen, lagh bewalt met een'borft, Winfum. weer: 't welk zich in 't hart der Ommelanden, en ( naar 't zeggen eens Oudbur- iiyjaaght ghermeefters van Groninge } in de geldtkift gezet was. Thans verjoegh de G ronin- hy een deel foldaaten , geichikt in Warfum van de Groningers t enkreegh ger foldaa- »er dertien m handen. In den Dam hadden zy twee noch ongemonfterde ven. ten uu ^ delsgeleyt, diedesgelyks, beiprongen van hem, de vluchtnaamenachter- desJelyx' hatende tzeftigh dooden envyftigh gevangens. Johan Norrits, gekooren uit den tot Veldooverfte der Staaten , was nu, tot Zwartefluys gekoomen : van Dam. waar hy zeeker getal fchutten naa Giethooren gebood , daar zy een nieuw Norrits, vendel des vyands ooverraften en verftrooyden. De Hopman , Otto van Veldtheer Zandt , Oudtdroft van Harderwyk , werd gevangen ; zyn zoon , onder der Staaten ancjren } verflaaghen j het dorp aan brandt gefteeken. Op den neeghentien- vm tue ^en vari "Wintermaant , toogh Norrits naa Meppel, met weenigh paar- tefluis en ^en' en drieëntwintigh vendelen voetvolx, maar die booven achtienhon- doet een dertmann' niet uitmaakten. Tot Zwartefluys liet hy alleenlyk drie vendels vendel des van'Graaf Willems Kornelly, onder Appel, Kleerhaaghen, en Gouwen- vyands tot bergh. Welke zwakheit van bezetting Rennenbergh bekoorde, hen te Giethooren doen aanranzen van elf benden knechten en zes kornetten die lanx de dyken, verraffen. enoover 'tys, met maghtighe vuurigheit aanliepen -, doch zoo manlykge- 3!! ftuit werden, dat Norrits, des verkundfehapt, tydt had om een deel Engelfche pel en Walïche fchutten derwaarts te veyrdighen. Deeze, ontfangen in de fchans, Zwarte- vielen met debezettelingen, gezaamder handt, uit -, floeghen den vyandt in de
ßuishef- vlucht, en hem wel driehondert mannen af* eender welke was Aarentvan tighaange- Geemen , Steedehouder Kornel van't Vriefche regement. Twee vendels voebtenvan Werden veroovert -, geweer , bet dan van vyfhondert mann' gevonden op de Komng- cjen jy^ ^ Qß. ggyj^hj- uit het Zwarte waater daar der meenigh in verzoopen wt\ >dT ^ee^- Tot verquikking der beleegherden zond Norrits hun den eenen ftan- refchaade. dardttoe, met trooftbrieven, en achthalf hondert pond' bufTekruids, inlee- drezakken, gedraaghen van ontrent veertigh fbldaaten; diebeleydt, in der nacht, by baanwyze booden gekoomen uit de ftadt, geluklyk daarin raakten. Bnp- Op deii dertighften der zelffte maant, kreeghen zy weeder aanmoedigh fchry- \mydt in ven, neevens zeftienhondert gulden aan goudt, tot betaaling der krysluiden; steenwjk Beerenbroek laftbrief om Hopman oover de bende van wylen Plaat te weezen. gebraght: Ten naaften daaghe beftookte Norrits de Rennenberghichen van achtre oover |
||||||||||
geldt
|
^e moeras • *T we^ waargenoomen by die van binnen, deeden z' 'er ook
|
|||||||||
eenen torn op; Jfmeeten *er etlyken doodt, en een' groove bus met moo-
kers aan ftukken : doch keerden niet heel zonder verlies te rug. In deeze maant, richtte , met voorfchryven des Prinlen van Parma , zich , aan Rennenbergh , Willem vanMontfoort Droft totHattum: de welke, hoe- wel hy in der Staaten eedt ftond , metzynen vaader Loodewyk aangenoo' men had , het Slot oover te leeveren: 't zy dat zy 's vyands voorfpoedt ont- zaaghen , oft zich 't verdrukken van den Roomfchen Godsdienft ter harte trokken. Want vergiffenis van begange misdaadt, beveftighing des zoons in zyn am'pt, gevoeghlyk onderhoudt voor hun en hunnen huysgezinnej zoo zy ter zaak-en van dit werk quaamen hunne goedren te derven » en
meer
|
||||||||||
DER NÊDËRLANDSCHE HISTORIEN. yi5
meer niet, was hun toegezeyt. Twee Raadsmannen's hoofs van Uitrecht if8o.
Antonis van Grifperre en Gerrit van Raatingen, geweeken van daar, en woonachtigli althans binnen Emmerik,'hadden gedient tot riiaakelaars dee- zer koopmanfchappe, en de quaalyk bedachte luyden dus verre weeten in teleyden, en zich zelve buy ten fcheuts te houden. De Graaf, vindende te opzightigh, hem eenigh volk uit den leeghre mee te geeven, wees Willem naa 't huys te Blyenbeek j van waar hy, met zeekren fèrjant genaamt Fon- feco 5 en ontrent veertigh fcldaaten , fchikte by nacht voor 't Slot van Hat- tum te weezen -, daar men hem van buyten liet booven koomen. Vyftien Staatfche knechten, daar leggende, had Loodewyk, 's avonds te voore,jdron- Hamm ken gemaakt, en in een' kaamer geflooten: zulx hun opwaaken en onder val- verraaien lenteffens toeging. Deeze vaft gezet zynde -, daalen de Koningfchen in ftadt, door dm lichten daar den Kornel Heegheman, den Hopman Kornelis de Haan, Jon- Dro-> m kerReynier vanDeutekum, Harman van der Hel, enHeeghemansgewei- /erenUa" dighen Prevooft, uit de herbergh, en brengen hen op deBurgh. Eenveel te reukeloos aangaan, zeeker, met zoo een vuyft volx, daar alles rondom vyandfch was: oft Rennenbergh moeft belooft hebben, hen daatlyk te doen involghen, zoo de toeleg wel beflaaghdej oft zy zich voorftaan laaten, dat de gebuutfteeden geen' bezetting, veel min haare burghers zouden mifïen willen, om hun 't neftelen hier te verbieden. Ook vernaamen zy haaft het lieghen hunner reekening, Want de fteedelingen, vooreerft, greepen't geweer j neiur. hoewel met fchroomte, mits liun 't getal der weederparthye onbe wuft was; ghersftel- Thansquam, uit Zwol, 't welk maareen* myl van daar is, Hopman Jakob knticb van Mechelej, met vyventwintigh zyner knechten, en tfèftigh andre, die ter ween zich by geval ontrent die ftadt vonden, famt een vendel welgemoede bur- en krygben ghers, den Hattumïchen te baat -, die hen in lieten, opbreekende de poorten mz*el • teeghens dank van de Koningfchen. Deezer bleef, in dit bedryf, wel de helft doodt oft gevangen . De reft liep-zich op 't Slot berghen, naagejaaght van burghers en hulpelingen, die terftondt de voorburgh bemaghtighden, en hun de brug aldaar, met byl en brandt, t'onbruyk maakten. Voorts ontbooden zy van Aarnhem, Deeventer, Kampen, Harderwyk, Elburgh, onverwyl- den byftandt j en bequaamen uit elke ftadt een vendel burghers, daar drie benden paarden bygevoéght werden. Met deeze troepen omving men 't Blok- huys, en begon het s'morghenste kloppen met ch;ie kartouwen en twee Han- gen , die 's naamiddaaghs te drien twee reedelyke breuken gemaakt hadden, Vremdt voorwaar, zoo de muur, als Meerren tuyght, vierentwintigh voet' dik was. Toen zagh het 'er zuur uit 5 en elk den andren deerlyk aan. Doch Heegheman liet zich voor middelaar beezighen, en holp hen tot verding. 'Thuyi DeBlyenbeekfche bezettelingen tooghen af met hun zydgeweer,naa den Ryx- wort ge- boodem toe, onder veyligh geley, en beloftenis van, in drie maanden , teeghen dwongen $ de Staaten niet te dienen. Den Droft en zynen vaader voerde men gevanklyk de verraa- naa Aarnhem; daar zy beyde, d'oudft' een man (zoo, tot meerdering der dets &e~ 'jammernis, Haraeus meldt) van tachtentighjaaren, voor verraaders, verwee- V*Sfm 'zen , onthalft, en gevierendeelt werden. LydendeditNoordlykgeweftdus Pam'a eenen hft y nam de Prins van Parma Nivelie in > en oorzaak uit dien, om aan ktygtit Ni- Burghermeefters, Scheepenen, gilden, poorters, inwoonders van Bruiïèl, daar veile. de geneeghentheeden dat pas merklyk ontftelt waaren, den zeften van Wyn- ïïïaandt, te fchryven op deezen zin. Waarde, en weüievevrienden, door den Daarop Godlyken zeeghe?i^verzeilende''sKoninxwaapenen^zietghy nudefladt Nivel- fityft ty 'Ie f zyner onder daanigheit gebraght > Waaroover, hetgeweldt der oorlooghe am<j*e?an dreyght^met haarefleepvan onheylen en verderffenijfen terneene zyde\te koomen , m"e jT florten op uw' armen 5 't en zyghy u werpt indie van zyne Majefleit 5 terwyl y}h PPP 3 ê&
|
||||
7i6 P. C. HOOFTS ZEEVENTIENDE BOEK
15*80. ghy, ter andre fmoort onder d'ellenden, gebrouwen doorat [nood en tieram nigh toegaan van denTrins van Oranje , aanflkhter en hooft van aldebe« roerten, die alsnoch by hem gevoedt worden, om 't Heyligh Roomfch geloof te dempen , en u meer en meer te verwy deren van de gehoor zaamheit, die ghy, naar Geeflelyke en weyrlyke wetten, uwen aangeboornen VorfiefchuU digh zyt. O wee \ welx meededooghen ons't hart weekt: dat een uitlander uwe vrydoornen , rechten, en loflyke gewoonten zoo onwaar delyk te gronde fmyt, urydende de rug in, met oplaaghvan ondraghlyke, barbaarifchetoU len en fchattingen , gefchaapen van daghtot dagh , zwaarder te worden $ 't en zy m"er veyrdighen raadt infchaf. T>ies heeft het ons, ten opmerkè der plaat fe die wy bekleeden, betaamelyk gedocht, u te vermaanen, dat ghy % langergeen' geleeghenheit ontfippen laat, waardoor ghy van zoo fmartelyke que Hingen mooght verlof worden -, en feilende u zelf in ruf van lichaam, geef, engewijfe, de heylzaame vreede genieten •> neevens deeerlykeluflen, die uplaghten te verheugen, toenude jeeghenwoordigheit der vorfien, oft Landtvooghden, en de luyfier van 't Hof bef raaide. U is bekent de deughd- zäame meening zynerMajefleit, geneight om u niet anders, dan naar uit- wyzen uwer voorrechten, te handelen , in alle zachtmoedigheit, als ten tyde van dien goeden en groot en Kaizar Kaar el zynen vaader , onder wien de e ze Landen zoo we eldrigh ge bloeit hebben 3 en hoezyjookt, omuweeder in de zelf ft e welvaart te flellen , en te behoeden teeghens uwen ver drukker % die aüerley liften en bedriegheryen te zaamen zoekt, omutot faavenzyna moedwiüe te maaken. Waaroover wy niet bezinnen kunnen, wat u doetfchoor- voeten teeghens uwen plicht 3 wat u verhindert zoo knellend en wreedt een jukvandenhalzetefchudden> en ut en laaf e f erbarmen oov er uw benauwd* *v aader landt, ooveru zelve, ooveruw'vrouwen, kinderen, engefaghten, bynaa vernielt door zyn onmenfchelyk bedryfen de langduurighegedeeltheeden, rampen, enplaaghen, dieu, van alle kanten, door kerven. 'Droeght ghj dit om een' eerlyke zaak te handthaaven, oft om uw''vo&righegefielt enisu ver beet eren 3 het inzien der recht v aar digheit moght uw geduldt fierken > oft aanblik der baat' uweftyfzinnigheitgefpannen houden. Maar deeze bergh van quaalen dient niet dan om een' fchandigh' en onbillyke twifl te onder- fchraaghen, ter geneughte van eenen war•zelen ketter en ftaatfteurder, die u pooght teper f en tot verwerping van'tgeloof, waarin ghy gedoopt, en uw' voorouders gefiorven zyn 3 desgelyx tot verzaaking van uwen Landsheer e -, van uwen ( zeg ik ) wettighen Landsheer e, afgedaalt by de meenighhondert- jaarighe ry der Vorflen en Vorftinnen, veelen der welke ghy voor Santen en Santinnen, uwe voor ft anders by Godt ? hebt erkent, onder hun eengelukzaaligh leeven geleydt, en de rechtenen vry doornen ontfangen 3 waar mee ghy u zoo mildelyk begaaft vindt. Ende hy vermeet'zich, in hunneplaats, u op te dringen vremdelingen uw' erfvydnden, den aardt en zeeden der welke d'ervaarenis u f oover heeft leeren kennen. Vorflen uitftooten is eeuwigh oorlogh inhaalen.Stelt u de jammeren van dien eens voor ooghen. Stelt u t effens voßr ooghen de gr ooft e der misdaadt van opftending teeghens de Oover heit 3 en hoe veelgruwzaamer het is, zynen Koning, ende naazaaten des zelven te berooven van hun recht, en v aader lykgoedt 3 zamt dat de Godlyke wraak, vroegh oft laat, alle ongelyk ftraft. Ooverweeght wat ghy by de wijf el winnen zult , verlaat ende zoo maghtigh eenen Koning, om eenen minder,' uitheemfchen, onwettighen Heer aan teneemen 3 enbefcherming te gaan zoeken aan eengejlacht, dat van ouds her gewoon is u zoo bitter een hart toe te draaghen, en uwe voorfpoedt, rykdoomt en weelde te benyden. Ghy weet wat punten zyne Majefteit, van den aanvang der beroerten af, u heeft aangebooden, en noch laafimaals op de Koolfihe ver-
|
||||
DER NEDERLANDSCHE HISTORIEN. yty
Vergadering j alwaar u, en allen anderen, zulke voorwaarden zyn inge- Ijr8<3.
ruymt, dat, niet alleen deVor ft en enKaizar lykegemaghtighden, dezelve vol van Koninklyke goedertier enheit vinden, gelyk hunne brieven, aller wee- ghen gezonden, oopentlyk betuyghen -3 maar degavifche werelt alalleens daar van oordeelt, verdoemende de hardnekkigheit der ketteren enweederfpan- nkhen, die zoogenaaderyk een* weldaadt weygheren. Ende zeeker, die an± der'sgevoelde, moeße gebrek van menfchlyk vernuft lyden , oft alle re ede, deughd, jaa zich ze lv en haat en: zulxwy geenszins kunnen twyfelen, oft iïhy zoudtu ooverlanggevoeght hebben, waar uwe vry'heit, van toen af \ niet 'verdruktge weefi door deezengemeenen vyandt, dien van Oranje: 't welk ons be<weeght, u op nieuw tot aanveyrding der gemelde gunft en te noodighen. Kan ons behulp m daarin teflaade koomenjiefzal 't ons zyn daar toegebruykt te wor* derh en veele goede middelen by te brengen. Ten welken eynde, zooghyge- maghtighden f onswaar ts fchikt, wel w eikoom zullen zy, en, van nu af, in de veylighe hoede des Koninx endeonze, weezen. Begint dan e enmaals dit te betrachten, en we e der op 't rechtepadt naa zyne Majefieit te keer en, die u haaf armen toereykt. Gelyk uwefladt, als troon der Lands heer en, d'eerfie . in achtbaar heit is, alzoo betaamt het u der refie voor te treeden, endenwegh ter verzoening te baanen. hof en eer zult ghy, zoo doende, by alles wat 'er leeft, behaalen j en voortaan de vruchten der dierbaar e geruflheitplukken *, Indien ghy, daarenteeghen, eeven onbuyghzaam, u echter ynisleyden laat ~, verwacht niet dan aanwas van ongelukken, en al'tgewight van den krygh op uw'fchouders -, tot loon uwer lydzaamheit, de tieranny van deezen vremde- ling, aangefpannen teeghensGodt,teeghens uwen Koning, teeghens alle vroome luyden -, en hoe langer hoefmaadighergefchrobt, gefiroopt, verflonden te wor- den door zyn oorloghs volk, by een geraapt uit zoo veelerley landt aardt, om u te vertreeden: zynde zyn eenigh wtt ,tegroeyen by uwen afbrek, waarmee hy lacht, en zynfpot dry ft. 'Denkt dit naa-y en met een, watKoningghy gaat verfchuppen -, terghende, booven den zynen, den t oor en des Almagh- tighen, ongewoon degeenen te ff aar en, die zich, teeghens de O over heit van heminge'fielt, verzetten. Ditvertoogh, aangeleyt om nydc, fpyt, haat, erbarming, en berouw, teffens te baaren , wracht eevenwel zoo veel niet als de fchry ver zich had ingebeelt. Meer, miflchien, waar daar verricht ge- weeft, hadden de werken klem gehadt naa gelang van de woorden. Maar deeze beezighd'hy totnooddiulpen, mits, by mangel van gelr, zyn'heyr- Zyn'be* krachten kreepel gingen. 'Tzelffte gebrek leeden de Staaten, en zaaghen rooythe* zich, daarenbooven, bedraayt in wonderlyke wanorde, en miftrouwen ver- Va^*V* wekt tuffen de Landtfchappen, door hun eyghen verzuym en de konfte- wanordeen naaryen des vyands. In Brabandt riep men , en fleurde zich, dat de ge- 4er Staa^ niaghtighden der naader Vereeninge de grenzen huns gezaghs oovertraaden, [eben. aanneemende'tbewint van dingen, die ter voorzieninge vand'Algemeyn- fchapbehoorden. D'andren, weederom , morden, 'Dat men van het be~ jhyt, genoomen by hen, in Sprokkelmaandt left leeden, op al de punten ver- handelt inde laaft evergaadringderAlgemeyneStaaten, nietsnaagekoomen had. War geeft en moe ft en daar f Antwerpen zyn, die, waanendegeen' weèr- gaa in wysToeit te hebben, allen raadt, juyfi in hun breyn nietgebroedt, ver- foeydeni alles, wat by de naader Ver eenigh den geraamt werd, omftieten} en de e ze gew e ft en tot hietendoens der andre zochten temaaken . 'Ditgaaven zommighen hunner wel oopentlyk te kennen j en dAlgemeynfchap zoo wee- nig hs acht sop 'tftuk der zelvegew e ft en, dat zy, te zeer bouwvalligh, zo n* derveyrdighe onder ft euning voortaan niet waaren ftaande te houden. Jaa de moedt der gemeente begon nu oover te hopen van onbenoeghen 5 endë Ppp 4 zy
|
||||
728 P. C. HOOFTS ZEEVENTIENDE BOEK
zy V lyf daarnaa te zetten, oft het eyndtlykop haar aanqtiam, een redding fo
91werk te maaken: waar door alles befchooren bleek , om 't onderfle booven te keer e n. T) er halven, dewyl 'er geen' altoos van booven quam, hadden zy oor- baar gevonden •> zelf eenighe orde te feilen j en beet er de zaak ten halvete handthaaven, dan heel te laat en glyen, en de Landtft happen in wanhoop vallen. Wee deeden, in 't hart, den Prinfe deeze misverstanden, gefchaa- pen, mits 't wispelen des opperbeftiers, en 't haaperen der raadfchifting, hoe langer, hoe dieper in te kerven * en ten laafte op een' bederrlelyke fcheuring uit te koömeii. Dies drong hy, ter noch duurende zaameninge t'Antwerpen> een'nieuwe befchry ving der Landtfchappen deur, teeghens den eerften van Slachtmaandt, in den Haaghe > voorneemely k om eenmaals den voet der re- geeringe vaft te ftellen. En daar werd ernftlyk verzocht, dat men, voor den tydt van een jaar, den gemaghtighden, verfchynende ter vergaadringder Algemeine Staaten, bevaale glad af oft aan te (temmen, zonder op breeder orde te beyden -, naar de maat van den laft, gegeeven, den zeïTentwintigh- ften van naait voorgegangen' Herfftmaant, door de vier leeden van Vlaandre aan de hunne, gelyk by dubbelt vanden brief te zien was. Immiddels dacht zyn' Doorluchtigheit eenen aanflagh op Maaftricht te proeven j entooghin perfoon derwaarts •, doch weeder te rug, mits onverwachten voorval, als men reeds met de ladders aan de veften was: zoo Meetren verhaalt, zonder dien bekent te maaken. Maar Antonio Karnero zeyt, dat een vendrigh groot geldt van de Staaten ontfangenhad, tot omkoop der bezettelingen, en't ftuk door zeeker meysken werd uitgebraght. Ook deed de Prins van Eipinoy, Steê- vooghdt van Doornik, t'eener morghenftondt, het fteedeken Kondé beklim- men door den Heer van Eftrelles, die 't maareen etmaal inhield, zorghende, de Spaansgezinde Waaien, die niet verre van daar laaghen, eerder op den hals, dan volx en voorraads genoegh t'zyner baate, te kryghen. De booven aange- roerde byeenkoomft der Algemeine Staaten veritonden die van Hollandt, bequaamer en veyligher, dat pas, binnen Delft te kunnengefchieden, en maakten zulx ook den andren vroedt. Twee daaghen voor den aanvang, fchikten de Ridderfchap , Eedelen , en fteeden des zelven Lands in den Haaghe te zyn, om t'ooverleggen, watzy ter groote zaameninge hadden in te brengen -, en teffens, hoe zy, tot onderltandt der Gelderfche en Vrielche zaaken, gevoeghlykft een derde oft vierde huns aandeels in de gemeene laften, buyten gewoonte, zouden mooghen vinden; 't welk hun, door de naader Vereenighde bondtgenooten, ooverboodigh eevenveel te doen, was aange- verght. Van den Spaanfchen ban, verkundight teeghens hem en de zynen., had de Prins hun, oover een'wyl affchrift gezonden, en hun goeddunken daarop begeert: desgelyx berichting genoomen van verfcheyde voortreflyke perfbonaadjen,end'aanzienlykite raadsluyden vanNederlandt* welker ver- wandt gedroegh, dat hy, zonder ontrouw aan zyn'eere te doen, niet leedigh ftaankon, van zich van den toegedreeven lafter oopenbaarlyk te zuyveren. Zyn' Doorluchtigheit derhalven, verfchynende, neevens den Graaf van Hoo- henlo en andre haare vrienden,op den dertienden van Wintermaandt, ter Delfiche vergaadering, onderworp haar' achtbaarheit, lyf, en leeven den oor- deele der Algemeyne Staaten; en gaf den heere Zoomer, ^Loontrekkende Raadsman der ftad Gent, een ontfchuldighfchrift op te leezen.'T weederleyde wydluftigb, van punt tot punt, den ban -, en begreep, tot pit, de naavolghende punten. "Degedachtenis van Kaizar Kaar'el', als van zynen opvoeder, wild' hy altyds in hoogher e er e houden: maar, van baat te trekken uit zyne bedieniu' gen onder den zelven, was 't zoo verre geweefl, dat hy, ten teeghendeele, niet weynigh van V zyn daar had inge brokt. 'Dat de Kaizar hem V erf van zynen neeve
|
||||||||||||||
1580.
|
||||||||||||||
Zorghen
des Prü- fen. |
||||||||||||||
Verloore
aanßagh des Prin- fenopMaa- flricht. |
||||||||||||||
'Tfleede-
ken Kondé ßoverval- len, en verlaaten van den Heer van Efirelles. Vergaa-
äring der Algemeine Staaten tot Delft. |
||||||||||||||
* Penfio •
naris. 's Prinfen
verweer- fchnft tee- ghetis den Spaan- fihen ban. |
||||||||||||||
........-■-■■'-----------------;—L-**-i^-.
|
||||||||||||||
DER NEDERLANDSCHE HISTORIEN. 729
neeve de n Trinfe René had laat en beuren ■, wat rechter zoo party digh moghf 1 f 8 o.
'eruit ko omen, om min te doen? Wantvantweederleyfoortewaarendevoor- neemfykße goedren j d'eene naageläiafym van zyn huys Naß au, d'andre van Jat van Chalon. Op de Najfaufchèygeleeghen in Brabandt, Vlaandre, Hok landt i en Laxemburgh, engenoemt de Bredaafche naa deftaatlykße heerlyky, had niemandt kunnen f preeken , dan zyn heer vaader, als Renees oom, en dees •zelf aangefi aan , ten einde dat hy zyn zoon in V bezit gefielt wier de. Nooit ffienfch zoo onbefchaamt ook, die zich daarteeghen verzetten darde: behalven den* Raadshooftman Schoor e, met uitflaan in den Raadt, dat e en ketters- * Preß zoon niet erven moght i om dat zyn heer vaader de kerken van zyn gebiedt in ^ent* 'Duytslandt naar Godes woordtgezuyvert had, hoewel by ver lof van den Kai- zar • Noppende de Chalonfchegoedren; van weeghe der Bar oenyen en Heer- lykheeden, bezeeten by hem in 't Hartoghdoom van Borgonje, en in het T)el- f naat van Viënne> kon hy geenszins gehouden zyn in den Kaizar: gemerkt die daaroover meer maghts niet dan hygehadt hadh maar allesgeftaan in ytge- woudt des Koninx van Vrankryk. Wel was hy in V verdragh van Soifons mee begreepen: dan, zeeker, ruym dit verdient van zynen neeve ,.geftorven voor de voeten des Kaizar s. Kleener veel was 't vermooghen des zelvengeweeft, om hem aan zyn ¥'rins'doom van Oranje te helpen, daar hy ( Godt uitgezon- derd geen' hoogkerkende, nochty emands gunfi van noode, danalleenlyk des Franfchen Koninx, die eenen ar men Vor ft ^ gewiUigh f zynen dienfte, niet zouw hebben verkorten willen. 'T geen hem in 't Graaffchap van Borgonje toebehoorde, was 't eenighe dat 'er ooverfchoot 5 en dit zoo langgederft, dat defthaade by naa terfomme van twintigh tonnenfchats beliep. Voor ditgoedt hoefd' hy niemandt dank te weet en 9 dan puurlyk zynen neeve, die 't hem ge- maakt had, en mooghen maaken, naar de rechten vandatgewefi: zulxhy zich, te dier zaake, niet kon verplicht zien aan den Kaizar: want nocht de Kaizar, nocht de Koning bewees hem ooit eenighe milddaadigheit, V en waar e dat ^Philips gifte van 'tgoedt eens andren daar voor reekende. Ten teeghen- deele {gezweeghen het onrecht, dat hy leed van den Koning, die hem V zy ne onthield} nauwlyx had hy zich erfgenaam verklaart, als hem ontrokken werd de Heerlykheit van Chaftelbelin, niet zo o gering van waardy, oft de achter* fiallen, hem koomende, bedroeghen wel terfomme van driehondert vyftigh- duyzentgulden, 'T bezit, gehadt by zyne voorzaat en, was hemgeweyghert door den Kaizar -, doch toegelaat en zyny zaak aan recht te ver volghen. Maar de Koning, toen zy inftaat van wyzen was, verbood, teeghens zynen eedt, den Raade 't vonnis te uiten. T>it had hy van den huyze van Spanje te bet. Men bezaaghe nu eens de dienften, gedaan door zyn' voorouwders aan 't zelf- fie huys, en aan dat van Oofienryk. Zyn oudtoom was 'tgeweefi, Graaf Engelbrecht van Na(fau,die met den heer e van Remont denfirydt van Guine- guafte won-, die, weedergekeert uit Vrankryk , fint zyn' v ankenis tot Be- . thune , den Aartshartogh Maximiliaan , by weeghe van verding , door V Vlaamfch oorlogh droegh -y die den Kaizar in vreedigh bezit der Landen van Oovermaaze ftelde, bedwingende de weederfpannelingen aan den oever des Ryns: oovergefiaaghen degevaarlyke reyzen, en moeylyke gezandtfchappen, volbraght by hem, tengevallevandenzelven. Onder andre dienften zyner voorzaat en, moe ft men gedenken, dat zyn heer vaader, Graaf Willem, den Kaizar Kaar el de Roomfche kroon op't hooft ge zet had, en zyne kiezing be- arbeydt,met verftek des Koninx van Vrankryk, die naa de zelfß e hoogheitftak. En deganfche werelt wijl, dat 'er, zonder teftyghen tot deezen top, nooit kans geweejl waar, voor dien Kaizar, om zoo veele maghtighe Landen onder de knie te kryghen. Een' enkle weldaadt niet, ontfangen by zyn gefacht van dat van
|
||||
no P. C. HOOFTS ZEEVENTIENDE BOEK
van Spanje , zoude men kunnen toonen-, wel, tot verfcheyden' oorden dee-
zer Landen, de donder büßen, geteekent met de waapens van Hongaryen en gefchonken van die Majeßeit aanzßn^voorouwders , in tuyghenis hun- ner dappere daaden, gewracht tot weedèfftandt van het Turkfche geweldt. Van welk gefchut de Hartogh van Aha hem zommigheflukken ontrooft had, en vervoert uit zyn Slot vanBredaa-, zommïghe daar noch laaghen, om te flrekken, zoo lang zy in weezen bleeven, voor baaken van de gloory 'zyner doorluchtighe maaghen. Maar die, gezeeghent met eerlyke middelen, waar en zoo eedelvan aardtgeweefl, dat zy van de Nederlandfche Vorfien nooit yets geéyfcht , nocht dankgaaf ontfangen hadden -> daar nochtans de bet aamenis ten minfle weleenighe belooning voor de Kaizarskroon vorderde. 'De erffenis van Chalon, en 't Prinsdoom Oranje, hadden ( bekend' hy ) zyn huysgrootlyx gereezen: maar, zoo het zich daarvoor in yemandt gehouden vond, die moefi Koning Franfoys van Vrankryk, d'eerfte dies naams, weezen: van wien Graaf Henrik*s Prinfen Philiberts zufler, zoghzufler van Koningin Annefchoon- moeder dier Majeßeit, te wyve verworf. Een1, zeldzaame ongelykheit van zinnen : de Kaizar , gekoomen tot het Ryk door den wegh hemgebaant van Graaf Henrik, laat zynen arbeydt onerkent: Koning Franfoys geeft den geene, van wien hywifl zich den zelven wegh gedraay boomt te zyn, d'aanftaande erfgenaam van Philibert tenhuwlyk. Ende oftfchoon door den Kaizar, ter ge- dacht eniff e van den Prinfe René, hem eenighe zonderlinge voorrechten ver- leent waar en j kon men daarmee ten volle betaalt achten de getrouwe en treflyke dienßen van zoo vroom eenen Vorfl ? die de fchaade van eenen fiagh, verho- ren dan 's Kaizar s zyde, met de w aap enen geboet had-, daarenbooven, hem 't Hartoghdoom van Gelder weeder onderworpen -3 en ten laaft e 't leevenge- laat en in 't handt haav en zyner mooghenheit. 'Prins Philibert was 'tgeweeß, die, bynaa alleen hem holp aan 't Hartoghdoom van Milan en 'tKoninkryk van Naapels j die, te zaamen ?net den Hartooghe van Bourbon, hemdenftaat van Roome verzeekerde, met vankenis van den Taus, en eyntlykdengeevel zyner voorfpoedt engrootheit voltooyde. Nuzouw de zoon alzulken Vorßen koomen verwyten, dat de vaader hunnen erfgenaame en neeve recht gedaan had. Waar en die van Naffau niet te voor e inde wer elt geweefl, nochtedie van Oranje zoo kloek ten oorlogh, eer deeze Koninggebooren werd, hy hadde met zoo veel' tytels het hooft van dien ban niet gepronkt, waarby hy trachtte, met v alfchen laßer, hem voor eenen fc helm en verraader uit te roepen $ een' klad, die noyt kleefde, nocht emmermeer kleeven zouw ( zoo hy hoopte ) op yemandt van zyn' afkoomfl. Maar hy. wilde wel beantwoordt zien , wat fchelmen , en wie zy waar en, door welker bevel de Kardinaal Granvelk Maximiliaan den Tweeden, toen die noch Roomfch Koning was, gepooght had te vergeeven. Hy wifiwat hem gezeyt was van den zelffien, Kaizar, anxtvaüighfeedert der maate, voor Philips ende Spanjaards, dathy'tbeße geloof naar zyn' eyghe bekentenis, in'ioopenbaar, niet belyden darde. Be- windt , eer en , en tytels , liet hy zich voor geen3 weldaaden aanfchatten -, V en waar e dat laß van ooverzwaarekoften nu onder dien naam deur moefi. Met oopen hof houden, om meenighte van uitlandf che Heeren, tot verlichting van 's Koninx taafelkoflen, f ont haaien j met het gezantfchap om de Kaizars- kroon naa 'Duytsland te voeren, met dienen voorgyzelaar in Vrankryk; met an- dre toghten, inzonderheit om Charlemont en Philipp eviUe te fier ken, daar hy Ooverfie des heyrsgeweefl was-, hadhy o over de vyftienhondertduyzent gulden gefpilt, zonder eenen penning vergeldings te genieten. Veldt heer van' s Kai- zar sweeghe teeghen Vrankrykfoadhy (Iechts driehondertgulden maant elyx tot wedde getrokken* die 't rechten der tenten niet moghten afwerpen. cDe Kaizar, |
||||
DER NEDERLANDSCHE HISTORIEN. 731
daarenbooven, om den P off aufc hen handelte gladden, had die van Naffau 15- So.
eedrongen te wyken van hun recht op een groot deel van Katfenellebooghe , en t'hunnen kofie zynenpays gemaakt, flellende den Hartogh Maurits van Saxen in't bezit. 'T welk hun toen voor d'eerfle reyze niet bejeeghentwas. JVant als Prins René den Kleeffchenkrygh zoo kloekelyk vervolghde, had de Kaizar hem toegezeyt, geen verdragh aan te gaan, dan op voorwaarde dat die Har- fogh hem liet e vreedelyk genieten het derdendeeldes Lands van Gulik, ver- vallen op hem, als oir van GraafJohan van Naffau zynen groot vaader: maar deKaizar', te boovenftaande, daadingde f zynen goeddunken met den Har- togh j en vergat zoo ras zyn' beloften, famt het recht en de verdienfte desgee- nen 5 door wiens moeyf en kloekmoe digheit de ooverhandt behaalt was. Geens- zins ontkend' hy groot lyx vereert te zyn door den Kaizar, die hem neeghen • jaaren lang, in de kaamer zyner Majefleit, daarnaa tot aanzienly'kbevel', en, om zyn e enentw int igh jaaren , booven andre ouwder, en ervaar ener Beeren, tot Ooverfle des heyrs t had opgetooghen. 'Doch de Kaizar had hem bequaam ge oor deelt, en hy zichgequeeten naar behoor en. Thans, als de zelffle Majefleit de He erfchappy deezer Landen oover dr oegh, had het haar gelieft zynefc houders, tot onderfleun haar der lichaamelyke zwakheit, tegebruyken: een eer e, die by veelen zeer hoogh gezet werd. 'Philips £ wie looghend' het ? } had hem het gulden vlies gegeeven j maar by onthief des Kaizar s, en oover- eenfiemming van al de Ridders. 'Dies kon dien Koninggeen dank daar voor toe koomen; te min, dewylhy ontrouwlykpooghde, hem de e ze eer te beneemen: hy, die zelf van de orde vervallen was, Want, onaangezien zyn zweer en , 'dat de genoot en der zelve niet dan voor hunne meedebroeders zouden te rechte ft aan i had hy de Graaven van Egmondt en Hoorne, den Markgraaf van Berghen, en den heer van Montigny, ge lyk ook hem, dpor een gefnor van _, huurlingen en pleytvooghels, doen verwyzen. Zyn' andre waardigheeden, famt de Landtvooghdy en hem bevoolen, erkend' hy van den Kaizar, die 't al- zoogewilt hadi zeeker gaande in zyn' neyrfligheit en trouw; en om de goede dïenften , betoont in V beleyden des heyrs, teeghens zoo harde weederpar- thyen, als den Hartogh van Nevers, en den heer van Chaflillon, Ammiraal van Vrankryk -, onder de ooghen der welke, hy niet liet Charlemont en Philip- feville te veflen, hoe fel ook toen depefi in 't leegher woedde. Aangaande zyn beroep tot Raadsheer van Staat, hy had, by zyne verantwoording, uit gegeeven in den jaar e zeevenentzefiigh, betoont, hoe dat befleeken was, door den Kar- ' dinaal Granvelle en zyn' aanhangers , puurlyk om de gemeente te mompen, en hun b e dry f met de fchaaduw zyns naams en aanziens te maskeren : om 't welk, alsgefchiedt, niet hem, maar hun te gevalle, hy zich geenszins f hen- , waart s verknocht kende. Ende , was't hun, met dien toeleg , uit hunne gjffing gegaan j dat moghten z'hunne bot heit, oft beet er hunne boos heit wyten. 'I>at zy, niet vernoeght met hem oover den heekelte haaien, noch beflonden zyner gemaaünne in haaf eer e te taften ■, quaalyk wifl hy fonderfcheyden, oft hunne onbefchaamtheit s oft hun onverfiandt meer beftraffings verdiende . Zy zaaghendaaghelyx eenen bloedtfchandighen Koning, dien maar een half Udt naader mangelde, om eenen Juppiter, man zyner zufter te zyn. En noch quamp men hem befchelden, oover een huwlyk, heyligh, eer lyk en *geplechtight * Gefo- volghends de inflelling van de kerke Gods. 'Philips , getrouwt met eyghe lennifeert, zufter s dochter, darde hem zynen jeeghwoordighen wettighen echten ft andt verwyten : Philips, die, om tot de nieuwe bruyloft te raaken, zyn' echte gezellin Ifabeüe, dochter en zufter van Vrankryk ( naar dat hy verftond daar te landegoedt befcheydt van'tftuk te zyn) vermoort had; desgelyx zynen eenighen zoon Prins Kaarel, om dat hy zich oover Neêrlandt erbarmde. "Doch,
|
||||
> 732 P. C. HOOFTS ZEEVENTIENDE BOEK
1580. 'Doch , wie wifl, <?ƒ? 's vaaders gewifte bezwaartgeweeft waar in naa te laa-
ien , tot erfgenaam, eenen onechtelykgeteelt , ten aanzien zyns trouwens te voor e met T)onna IfabeUa Oforia, die hem twee oft drie kinderen gebaart had.? Booven de moorddaadt, gepleeght aan de Koningin IfabeUa, washy noch, in haar keven, berucht ight geweeft met een merklyk en welgrofoovèr- Jpel: te weet en, dat hy cDonna Eufrafia voor boel in huys gehouden had-y ende haar, bevrucht by hem, te wyve opgedrongen, om zynen boft aardt ryk te maaken, aan den Prinfe van Askoly, die korts daarnaa van ongenught ßarfi zoo 't hem niet van een' brokke quam , die quaalyk te verteeren viel. Van zyn huwlyk met de dochter van Saxen moeft 'Philips hem geen' reehn- fchap eyfchen : naardien haare loflyke en hooghmooghende maaghen daarin waaren te vreedegeweeft. Noopende zyn ftaande huwlyk; zynen fchoon- vaadere den Hartooghe van Monpenfier, yverigh Roomsgezint , was, naa raadspleeghing , en onderzoek , ten breedfte, gebleeken , dat zyn' dochter nooit belooft had klooft er lyk te Ie even} dat ook zulke beloften, fchoon gedaan, geenszins bonden, als gefchiedt in de kindfche jaaren, teeghens 't Geeftelyk . recht, teeghens de wetten en gewoonten van Vrankryk, zelfs teeghens de reeghelen geraamt by 't Konfilie van Trente. Men fchold hem wyders voor eenen vremdeling. Wat verftond men by dat woordt ? Indien een, ge boor en buyten 's Lands,' zoo heet en moeft -> de Koning zelf was 'er dan ook een, als voortgebraght in Spanje , een geweft vyandt in den aardt deezen landen. Hy was ge boort igh uit 'Duytslandt, met het welke deeze Landen naatuurlyke •vrundfchap en eenigheit onderhielden. Wilde men daarop antwoorden, dat 'Philips Koninklyke maght had: hy zeyde weederom daarop, dat zulx weezen moghf inKaftilie, Arragon,Naapels,Indi'è, enooveraldaardie naazyn'lufi heerfchte: maar in Neêrlandt kende men niet hooghers dan Hartogh oft Graaf, van bepaalde maght, naar't luy den der voorrechten. Hem belangende -, 't ging vaft, dat zyne voorzaaten i van de welke hy in rechte manlykelynwas afge- daalt, oover tw e ehondert jaaren begonnen hadden Graaffchappen, en vrye Heerlykheeden, in Brabant, Luxemburgh, Vlaandre en HoUandt, te bezit- ten. HeerOthos dien hy ten zeevenden leede beftond, haddeGraavinvm Vyande getrouwt ontrent het jaar der tienhondertv eert igh. En dat Graaf- fchap was feedert nooit gew e eken van zy nen huyze, maar vreedelykgenooten , tot dat het de Koning hem zoo onrechtveirdelyk quam fonbruyk maaken. Graaf Engelbrecht, daarnaa, zoonszoon vanOtho, nam te wyve de vrouw vat de Lek en Bredaa 5 uit de welke hy meede in rechte manlyke lyn en 't vyf- delidt, gefprooten was. Nu zouden zyn' weederftreevers zelve niet mis- zaaken , dat alle bezitters van Graaffchappen en Baroenyen voor inboor- lingen beftonden , mits houdende de zyde deezer Landen. Jaa in Brd' bant 3 en elders , vond men uitgedrukt recht hier af. Ende oft fchoon de tytels van Hartogh van Brabant, Graaf van Vlaandre , en zoo voorts-, uitftaaken booven andre j de Baroenen , nochtans , en de goede fteeden van Brabant, desgelyx d'"Algemeine Staaten , hadden genoegh betoont de groot heit hunner maght oover de Vor ft en, als de zelve , zich vergeet ende-, de grenzen huns beroeps oover traaden. Wen 's Konings voorvaaders, enkle Graaven van Habsburgh, inZwitferlandt woonden, waaren de zyne, en lang te vöore , Heer en des Lands van Gelder geweeft : en van hier quam 't her, dat dit Hartoghdoom noch jeeghenwoordelyk den NaJJ'aufchen Leeww in zynfchildt voerde. Welk Landt fchap zygeen kleen wylkep beheert hadden; maar al van 't jaar duyzent neeghenendertigh af, toen GraafOtho de erf- dochter des vooghds van Gelder trouwde, tot in 't jaar dertienhondertvyftigh; te weet en eenen tydt van dr i ehondert en elf jaaren. 'Daarenteeghen, die op zyn
|
||||
DER NEDERLANDSCHE HISTORIEN. 733
gyn vreemdelingfchap fmaalde, zouw nemmer doen blyken zynen oor/pronk i$8o.
uit de e ze Landen •■> in de welke zyn geßaght, op dat pas , noch onbekent y ten rninfle niet ver maart was. Den kommer der Nederlander en kon men niemandt toefchryven, dan alleen den Raadt van Spanje , die't zoo aange- ßelt had, oft zy onderdaanen en jlaaven van de Spanj aards geweefi waa- r en. IJochder Spanjaarden aardt, fel vanouds oover de Nederlanders, was gezwicht geweefi door de wysheit des Kaizars: wiens tydt, der halven niet verhaalt hoefde.' Wel fiondt hemTrinfe voor, hoe die Majefleitinjeeghen- vüoordigheit van hem, van den ouwden Graave van Boffu, en andre heer en van haar' kaamer, haaren zoon eens waarfchuwde ^ zy zagh zoo hy den Spaan- fchen hoomoedt en opgeblaazenheit niet intoomde, deezenftaat haaft te gronde te raaken: zynde de Neèrlanders ge fch aap en, niet lang dat'vermeet elheer- fchen te dulden. Maar, nocht vaaderlyke achtbaarheit, nocht eyghen oor- ber, nocht recht, nocht eedt, hadden die luft naa tierannigh gebiedt kunnen Ie fchen. Ten zelven tyde was de neeghenjaarighe fchatting ingewillight: welke milddaadigheit, in plaats van dank te behaalen, voor mis daadt van vemeederde Hoogheitgenoomen werd; ten eerfle, om dat mengeweighert had9 verlof daar toe te draaghen, zonder de breede Staaten te verzaamen j ten twee- de , om dat de Staaten, uit zorghe voor klaauwen van Barlemont en zynsgelyke grjpvooghels, verftonden de penningen , onder zeekere voorwaarden, door hunne ontfangers te doen uitreyken. Hy zagh toen hun gebaar, hoorde hoe zy vuur en vlam fpraaken, en de Staaten alt effens ter facht ing veroordeelden s in 'voorneemen, niet anders met hun om te fpringen f waar de wil van maght mor zien geweefi) dan met dat ongelukkigh volk van Indië, daarzy ooverde tweehondertmaals hondertduyzent menfchen , met onmeldbaare wreedtheit vermoordt hadden j en ruym dertighmaals zoo veel aardtryx verwoefi, als ganfch Neer landt begreep. Diep was hem dit ter borfi in gezonken : hem, dïegezooght, in zyn' kinds heit, met het ge zuyvert geloof, d'Qnroomfchen nooit paalyk vermooghen had, nocht zin gehadt in dat woeden met zwaardty metjlrop, met waater, met vuur-, ter zaake van eenen Godsdienft, alleen waardigh, dien naam te draaghen. Maar , als Koning Henrik de tweede 'VanVrankryk, hem 'tgeheym van Alvaas handel oopenbaarde, en den toeleg des Koninx van Spanje, om de ver de cht igh den van Onroomsheit, in Vrank- TJ/k, hier te Lande, e$ heel Chrißendoom deur, te verdelghen 5 dat was hem (geyrne bekend' hy't) een' goot kiïïendwaaters op't hart geweefi, en een'wel- dighe beroer nis vangemoedt, met erbarming oover zoo veel' eerlyke luyden, toe- gewydt aan de doodt; zonder lings oover de e ze Landen, waaraan hy zich zoo zeer verbonden hield ^ ten welken men dacht in te voeren een' Inquifitie, argher engrouwlyker dan de Spaanfche j j aa die tot een gefpannen gaar en diende, om niet minde heer en, dan't gerne ene volk te belaaghen-, gemerkt men flechts be- hoefde een beeldt oover dwers aan te zien, om ten vuur e verweezen te worden. divan toen af, hadhy dan voorgenoomen dit Spaanfch gefpuys te helpen ver- dry ven-, ook des noch geen berouw. En indien zyn' meedebroeders van der Orde> & van den Raadt van Staate', liever gehadt hadden zich ne evens hem te vlyen, dan hun leeven om zunft wegh te geeven •, in geenen gebreeke zoud' hy geweefi *7»j vanlyfen goedt meede by te zetten, om den Hart ogh vanAlvaenzyn* fyanjaards op den drempel des Lands teßuyten. En alsnoch was de meening, naar zyn uit erft e vermooghen, 't ganfche gewefi van dit gewormtetereyni- gheni'en hen, met hunnen heelen aanhang, weederoover'tgeberghtetedoen beeren, om aldaar hun zat te warren, ons in ruft van goedt, bloedt, engemoedt te laat en. Wyde doolden derhalven, die waanden dat hy deezen inval eer ft naa s Koninx vertrek gekreeghen had -3 zynde 't opzet al gevat > toen hy dien van Qqq V^ank-
|
||||
734* P- C. HOOFTS ZEEVENTIENDE BOEK
1580, Yranhryk terjaght verzelfchapte. Terßondt ook naa zyn' ooverkoomfl alhier
had hy aangegaan, niet eenen berooyden hoop , maar lujden van foor t en mid- delen ,jaa de acht baarfle des Lands, om 't wegh zeyndeyi der Spanjaarden, op der Staaten naam, te verzoeken. Als hy, daarnaa, 't quaadt zulx zagh in- kankeren , dat het niet bleef by 't verbranden van eenighe arme menfchen, die zich wiïïigh lieten in V vuur finyten, maar dat de beften des Eedeldooms daar- oover morden, vreezende van dit byfter voortflaan een oeveleyndt •> zoo had hy Qt was de waarheit^) zyn' meegenoot en, van der Orde, ende voortreflykfie Raadsheeren van Staat ,genoodight f e ener zaamening tot Hooghflraate ^ hun aldaar 't verloop der zaaken aangeweezen, en hoe hun toeftond dat te richten; maar niet verricht. By welke vergaadering bleekt hoe hy speurende van verre de onheylen, daar men nu bedooven in ftak, zynen plicht, om die te weeren , be- tracht had. Zeeker, teeghen zyngoeddunken niet, was ook der Eedelenfmeek- fchrift oovergegeeven -3 mits't zelve Qzyns achtens^) grootlyxtezyner'eere, tot zonderlingen dienft des Koninx en des volx ftrekte. Want, hadden de Koninklyke Raadsluyden dat verzoek ten eer ft e ingewiüight, men hobde nu niet 5 ooverftolpt van de zee der jammeren , waar onder fchier ytganfche Landt woeft en verdorven lagh. 'T welk men der nemmer zatte wreedtheit van de geenendanken moght, die, niet vernoeght met d'ondraghlyke wrangheit der plakkaat en-3 maar volghende de voet ft oppen van den dwaazen Koning Roboam) zoo veel gehoor s aan een quaalyk beraade vrouw, en aan eenen Kardinaal, fchepfèlvan den Taus, gegeeven hadden, en der gemeente tot antwoordt j 'Dt vaader floegh u met roeden, metfthor pioenen zalu de zoon geeft e len. T)it was op 'tinvoeren der Biftchoppen, 't vertreeden der voorrechten , uitgekoomen. <! Hy, en veel' andre beminners des vaader lands, en des Koninx, bet dan die verdiende, hadden deHartoghin, en beeren van den Raadt, meermaalsge- waarfchuwt voorde naakende bezwaarniffen. T)e Graaf van EgmondtwM naa Spanje gezonden, om 't zelffte vertoogh te doen -, maar alles tevergeefs. Z] kreetenCraaf Loodewyk, zynen broeder, voor eenen ketter uit; maar zouden beet er zoo vroom eenen\Ridder, waardigh ongelyk meerder eere, en oprechtei Chr ijlen dan zy, ongemoeyt gelaat en hebben. En dat zy hem met den zeken toenaam befpooghen > des kreund' hy zich niet meer dan de Heer Chriftus, toen eeven eerlyke luyden als deeze hem voor een' Samaritaan fcholden, Tot het on- kenbaar preeken hadhy nooitgeraaden -3 wel, naamaals, der Landtvooghdeß, haaren eedtgeßandt te doen; dewyl't misbruyk van Gods naam zynefirafnaa- ßeepte. In 't berooven van kerken, 't afwerpen van beelden en alt aar en, op die maanier, buyten bevel der O over heit, had hy ,gelyk de Heeren wijlen, nooit k- haaghen gefchept, oft eenigh verlofgedraaghen. cDe reede zyns vertrex naa T>uytslandt was genoegh verklaart in zyn' verantwoording van den jaar e zee- venentfeftigh, en voomeemelyk deeze geweeft j dat hy't planten der Spaanfche Inquifitie, ter plaatfen van zy n bewindt, niet gedooghen kon. Ten welken in- zight' hy, voor zyn affcheidt, zyne Stadt houder yen in handen der Hartoghin- ne gefielt had, met vaft voorneemen, van zyn keven in gemak te leyden, by zjn' vrienden, tot dat het Goode gelieven zouw den Koning heylzaamer raadt in 't hart teftuuren, oft eens de deur te oopenen tot verlofftng van dit bedrukt'e'Landt, verdronken in een' afgrondt van aüerley ellenden. Met dit zyn wiUïgh balling fchap hadmenzich niet gepaayt; maar,raazende van oevelmoedt,gaan aanra- zen zynen zoon, eenleerkindt -3 het zelve rukken uit de hooghefchool van Loo- ven, teeghens haare vry doornen •> 't zelve, teeghens de Brabantfche voorrechten be zw oor en by den Koning, naa Spanje voeren, daar d'onnoozele heer zyn' tee- drejeughdtindeerlykevankemsjlytenmoeft. Men had, teeghens alleform van recht, de handt aan zyn' meedebroeders van derOrdegeflaaghen-Joem vervolg® |
||||
DER NEDERLANDSCHE HISTORIEN. y^
by daaghementen, by aanteekening en bekommering zyner goedren, en hem ge- j r%0r
dreeven, met geweldt, tot onderleg vän veele dingen nooit te voor e gedacht in zyn leeven. 'T vonnis oover zyner meègenooten zaak, enzyne, had men be- fieedt onder een deel ongeachte menfchen, te/noodt om ne evens hen te treeden, jaa hunne knechts te zyn. Men had hem uit zyn' waardigheit , uit al zyn* flaaten> ampten, haave, geftooten, en hem ter doodtgedoemt. Kon men nu ye- mandt) terwereltuit, wyzen, zonderteffensden zelven f'ontftaanvanaüe eeden ? Zy fielden 'themdanvry, mitsdien, zynenvyandttebefchaadighen naar zyn meefte vermooghen. By 't boovenverhaalde was te merken, hoe, als hy ruß zocht, zy beroerten verwekten -, als hy naa vreede jookte, zy hem 't oorlogh oover den hals drongen: een oorlogh , aangevangen, by hem, om zynen zoon te verlojfen, om zyn leeven te befchermen , om zyn goedren weeder te kryghen, om zyn' eer e te handt haaven j noch oovergeflaaghen 't geen denftaat betrof. Men leydd'hem waapendraght teeghens zyn' oover heer te laft: maar hy vraaghde, met wat recht Philips ,gefprooten uit Henrik, bafiaardt van Kaftilie, dit Ryk, en dat van Leon hield. Want, deeze bafi aardt, 's Koninx zefi e grootvaader, aangeftannen teeghens den wettighen erfgenaam, zynen heer ende broeder, P)on 'Pedro, had hem, met eyghen' handt, omgebraght, en zich zelven op den troon gezet. Men zouw antwoorden, dat T>on 'Pedro, gebynaamt de Wreede, een tier an was. Zoo dan cDon Pedro, om die reede, hadmooghen ontkroont en ontlyft worden van Henrik, uit wiens hoofde Philips hetRyk bezat; hoe bezef- te deez niet, dat men hem in de zelffie fch aale moght weeghen? Ende, zoo nooit tier an meer onfchuldigh bloeds vergooten , 's Lands vry doornen leelyker ge- fchendt, zyn' eedt en trouw onbefchaamdelyker gebrooken had, dan de zelffie Thilips i was hy dan niet verre onwaardigher den fchepter van Kafiilie te voeren, dan T>on Pedro, onbefmet, ten minfte, van bloedtfchande, van moord- daadt aan zynen vlees lyken zoon, aan zyneyghegemaalin? En, oft fchoonhy f rins Qals neen, ten aanzien zyner onteedighing) de w aapenen aanveyrdt had- de teeghen zynen oover heer j w as't zelffie niet gepleeght by Hart ogh Albert van Ooftenryk teeghens Kaizar Adolf van Najfau ? Maar, genoomen al't ver* haalde waar nooit gebeurt 5 wijlPhilips niet, zoo hy voor Hart ogh van Bra- bant gaan wilde, dat hy Prins, ten aanzien zyner heerlykheeden} voor een der voorneemlykfte leeden van dien ftaat ftond -} en dat den Bat'oenen daar te Lande toequam, de Vor ft en •> wen zy ftruy keiden in hunnen plicht, oft ter zy- de uitfloeghen, tefchorfen en te recht teftuuren, gelyk de Ephoren tot Sparta, ds tuchtmeefters der Koningen plachten te doen ? Men fchrolde, dathy zyiï weeder koomft in Ho II andt en Zeelandt had deurgefteeken. Wat waar 't dan ? By brieven, eevenwel, van d'aanzienlykfteperfoonen,jaa van de treflykfte fieeden dier gew e ft en, kon blyken* hoe hy geenszins had, maar was aange- zocht , tot weeder ft andt van de tieranny der Spanjaarden en 's Hart ooghen van Alva. Menzeyd' hem ook 't vervolghen en uitjaaghen der Geeftlykheit oover, het aant aß en hunner goedren, en't inbrengen van nieuwen Godsdienfi. P)it v er eyf cht e geen naader antwoordt y dan dat al de veranderingen, geval- len om 'tftuk des geloofs, meer Gods werk, dan der menfchen, geweeft was. Meenighmaals hadmenhem befchuldight van veel te groot een'flappigheit-, en datzyntraagh verft aan tot ver dry f der weederparthye, 't bederf des Lands jpoeyde. 'Dat d'eèn' en d'andre Godsdienfi gepleeght wier de, daartoe waa- ren, in 't begin, de Staaten geneeghen geweeft -3 maar gewaarfchuwt, door de dartelheit, jlimme treeken, en verraaderyen der inwendighe vyanden,dat de goede zaak vallens gevaar leed , zonder 't ftaaken der Roomfche oeffe- ningyten minfte , om datdegewyde luyden zich by kraftigher eedt aan den Paus, dan aan 't vaader landt, verknocht waanden. Hier oover y was by de |
||||
736 P. C. HOOFTS ZEEVENTIENDE BOEK
vergaadring tot Leyde , daarnaa by de Vereenighing tußen Hollandt en Zee*
landt-, dit punt beflooten. 'T welk, als heteerftvertoontwerd', hem teeghen de borft fliet, gelyk de Staaten getuyghen konden. Noopende 't invoeren der vryheit van gewlffe , 't welk hem meede te lafl geleyt werd s indien zy daar- mee meinden, dat zyn wit waar de poort e fontfluyten voor zulke grouwelen, als onder T armaas hof gezin , daar men godloos heit voor/pel hield, in zwang gingen -3 zoo antwoordd' hy , dat men die foort van vryheit by de naakoome- lingen vancPietroAluigi wel zoeken moght. Een ding kon hy niet beneenen-y dat zyn' ooghen , uit het glinftren der vuuren , waarin zoo meenigh arm Chrijtengegloey t was, nooit de vreughd wijlen te jcheppen, da ar Alva ende Spanjaards hun hart in ophaalden. Af te laaten van 't vervolgh , was aU tyds zyn raadt geweefl. Ende, als de Koning, ft aande om af te vaaren uit Zeelandt, hem uitdrukkelyk belaßte , veele deeghelyke perfoonen, verdeck- I tight ter zaake van 'tgeloof, om hals tehelpen , had hy zelf hen doenwaar- \ fc huwen, om geen' wroeghing zynsgemoeds te laaden, met meer den menfchen, | dan Goode te gehoorzaamen. Hem 't nooßelyk vermoorden der geeftelyke hy- den naa te geeven -, wie zagh oyt eerloozer onbefchaamtheit ? dewylzy ge- noeghwiften , niet alleen den afkeer zyns aards van zulk een woeden, maar ook hoe hy zommighen daaroover geftraft had met de doodt 5 andren^, van de hooghften ingezagh ,jaa van ze&^grooten huyfe, door de voorneemlykfte ampu \ luyden zyns hoofs doen vaft houden, en niet laaten flaaken, dan naa langduuri- | ghe hechtenis , en ten aanfchouw hunner afkoomft. Dit hield de ban prys- lyx in i dat de Koning nooit den Hartooghe van Alva 't opftellen des tienden en | twintighften. penninx bev ooien had -3 nocht verft aan zulx deur te laaten dry ven teeghens wil en dank der onder zaat en. Maar, zoo Alva, in dus eenftuk, gedeeghen ten bederve en doodt van zoo meenigh duy zendt menfchen, zynen laft oovertreeden had; waar was de verdiende peen ? Hy gaf den Koning keur , om een van tween toe te ft aan. Geen' uitvlucht. Gebooden, V was tieranny: niet gebooden , en ongeftraft gelaaten, al't zelffte. Men befpotte [ 't mislukken van zyn' e erft e toght: verwaandelyk. Zulx was den beften Fieldt- I. heer en der werelt wel gebeurt -■, aan ^Philips meenighwerfs: en zyn' weldigh | heyren, onder den vermaarden Hooft man Alva, onder 'Don Louis naazaat des \ zelven, had een enkle handt volx tot Hollandt enZeelandt uitgeftommelt. | Alle ft e e den bykans, van dien oordt, waar en ( zoo men zich ver luyden liet) door de Spaanfche maght, ft ormender handt, f onder, oft by verdragh tot | buyghzaamheit, gebraght. Braaf ge blaazen. Booven twee oft driejleeden, \ veroovert in vier jaar en tyds, wijl hy Trins niet te b er eekenen: ditjaa; dat bet dan tfeftighduyzendtmannen, aan 's Koninx kant, verflaaghen, oft ge- fmolten waar en, door oft voor vier oft vyfduyzent, die hun teeghenftonden. f En terwylThilips hier te hoetelen lagh, had hem de Turk het Koninkryk Tunis, ende vefling LaGolettaontftreeken, met groot er hoonenfchande, dan oytee- nigh Vorß van vermooghen uit zynen ft aat ver dr e even werd. Dat de zelf- fte nu de fchuldt van?t wyken uit Hollandt en Zeelandt wilde fchuyven op | d'onorde, gereezen onderde Spaanfche troepen, naa 't dwingen van Sierix- J zee i was een' klad in den windt werpen, die z' hem te rug in 't aanfchyn kaat~ fle. Want, die denfoldaat, by meeloop end geluk, dat hem goeds moeds maakt, I met zulk een voordeel, en zoo ruym omkoomende middelen, niet befiuuren f kon, bewees zich onbequaam en onwaardigh om bevel te voeren. Belangende I zy n' tweede toght j die was beft aan, zoo in voldoening zyns eeds en plicht s, als ter aanmaaning meede van verfcheyde voortreflyke luyden j toen Alva, dron- ken en niet zat van 't bloedt der vroomegemeente, der achtb-aare burgheren, der door lucht ighe mannen en vrouwen van aadel, vaft woelde om onfchatt elyke ryk- ' doornen
|
||||
-i
|
||||
DER NEDERLAMDSCHE HISTORIEN. y^
doornen uit het flerfhuysvan den Staat te rooven: naa dat hy, tot zeeghel if8o.
der ßaavernye, tot trots der Nederlandfche lydzaamheit, zich zelve datfpy- fiffh beeldt, teeken van helfchen hoomoedt ,als een' heerlykè kroon zynerfchelm- flukken, in 't Slot van Antwerpen hadopgerecht. T)e weyghering van 't ver- aaadren der Staaten was daar voor gegaan -, desgelyx 't ontflaan des Koninx, door den Taus, van zyne beloftengezwooren deezen Lande; 't verbodt van te (lade er en in eenighe uitheemfche fchool, be halven de Roomfche -, 't v erkundi- ahen van 'tConplie van Trente-, 'tinleyden der nieuwe Bijfchoppen. Oft by hem 'Prins, en die van HoUandt en Zeelandt uit wettighe oorzaak, toevlucht tot de waapenengenoomen waar -3 geyrne zoud' hy, daarop, der Algemeine Staa- ten vonnü verbeyden. Maar zy hadden't reeds geveldt, zoo door't aangaan van 't Gentfche verdragh, als door 't verwerpen van 'Don Johan: en onder meenigherley melding hunner meeninge, was niet de minfte zyn vruchteloos verzoek^ meermaals gedaan, om van den laft, dien hy droegh, verlichtte worden. Wat kraayde men oover hem als breeker van denGentfcheyipays? <Don Johan was de rechtfchuldighe $ de Koning zelf daar uit gevaar e?i -, ge- ' tuygh de heer van Seiles. Tot de veranderingen, gefchiedt in het fluk van den Godsdienfi naa 'tfluyten dier vreede, hadhy Prins nooit wilgehadt j min raadt of daadt bygebraght. Ende, oft fchoon de Malkontenten hun bedryfmet dat blanketfel befmeurden, 'tfprootuit raazende flaatzucht engrillighe wispel- tuur igh e it. Eer ft hadden zy, teeghens hem als fiaaven den Hart ooghe van Aha enT>on Louü gedient -, thans zich teeghens de Spanj aards gefpitft, en hem 'Prins te hulp verzocht j daarnaa T)on Johan aangekleeft, en hem Trin- ke den voet dwars gezet j kortelinx dien afgegaan, hem f henw aart s geroepen, en terftondt, buyten kennis der Staaten, den Aartshartogh Mathias -, deezen ook laaten zitten, en, zonder hem'Prinfe des eenighe oopening te doen, den Hartogh van Anjou geh aalt, met belofte van wondere dingen; den zelven mee- de te leur gefielt, als hy zich noode tot hun hooft teeghens d'Algemeine Staaten, en die van dengereynighden Godsdienfi wilde opwerpen; en zich by den 'Prins van Parma gevoeghi.'. Fond men zeebaar en zoo waggeligh, weèrhaanen zoo weyfelwilligh, als de raadßaaghen van zulke luyden, die waanden zoo hoogh gezeeten te zyn, dat hun vry fionde de fpot met zoo groot e en maghtighe Vor- ken te dry ven ? Hierenbooven dichtte men hem op, dat hy de gemeente misleydt en verwekt had, om hem Ruw aart van Brabant te doen verklaar en teeghens den dank der Staaten > daar de zelve wijlen , met welken zynen weerzin* hy in dat ampt getreeden was , en desgelyx in dAlgemeene ftadthoudery onder den Aartshartogh. Noch hing men 'er aan , dat hy uit het drabbigh waater der Gentfche beroerten, de Landt vooghdy van Vlaandre gevifcht had: 't weikuit onweetenheit van zaakengezeyt werd-, gemerkt, dat de kie- zing, by de vier leeden des Lands, naar^ftiUendermuyteryengedaanwas; en hervat tot verfcheyde maaien, met verzoek, zoo aan dAlgemeine Staaten als aan hem, die echter totnochtoe, zich buyten dat bewindt hield. Gemee- nte penningen had hy nooit gehandelt. Ende , dat de kryters oover't f chat- ten , raauwelyk van hem waaren deurgenoomen , gevangen, berooft, om- ge braght , door zyn toe doen >> het bleekv er ziert, ennoodelooste beantwoor- den voor dAlgemeine Staaten > die des kennis droeghen , en hoe men , ten teeghendeele , zich veel meer aan zyn taay geduldt en zachtzinnigheit ge- floot en had. Anders , de mondt waar dienfnaateraaren wel te fnoerenge- weeft. T>och des berouwd' he?n niet, dien altyds verheughen zouw liever ongelyk geleeden te hebben , dan gedacht te doen aan anderen. Wat het om- werpen van den loozen handel des heer en van Seiles betrof-, hem Trinfe werd die eer e verweet en , maar quam den Algemeinen Staat en toe > die de lift zoo CLa q 3 wys-
|
||||
738 P. C. HOOFTS ZEEVENTIENDE BOEK
1580. wyslyk ontdekt hadden, en hem doen bezejfen 5 daidegeenen die Spanje nooit
zaaghen, daarom ge eri beeft en waar en. Zoo veel was'er af, dat hy, ft aan- de in een zelffie gevoelen met de Staaten , Seiles niet geloofwaardigher ge- houden had dan eenen bedriegher, uit gehören tot reedtfchap om alles m 't war te brengen . Ende wightighfle oorzaakdeezes zynes verft ands was geweeft het zeggen van Seiles zelf teeghen hem , hoe hy Trins zoo diep in's Koninx jonfle flond, dat zyne Majefieitgeenen heer van herwaartsoover eeven hoogh zette , en hem voortaan noch veel dacht te werk te ft ellen . T)oor welke plom- pe , zeeker , en doorfchynighe geveyyifiheit te meer naadenkens in hem ver- wekt was f dat men zyns hoofts wel behoefde , hadd'hy't zoo goedes hops willen ooverlaaten, als de Verfpaanfte menfch meynd' hem dietfch te maaken. In 't afftellen der Roomsgezinde Amptluyden en Majeftraaten , en 't beroe- pen van andre , was niet gedaan , by hem 5 dan volghends den laft ontfan- gen van dAlgemeine Staaten. Ende , och oft het Goode gelieft haddehem maght te verkenen ■> om beet er te voorzien in dit fluk! V quaadt dat men be- zuurde om 't fcheyden der geweften , waar e noch ongebooren. Men knorde voorts op zyn groot geloof by den gemeenen man: maar 't moeyd' hem , dat zyngezagh fomtyds niet meer vermoght. Want, hadden zyn' vertooningen, zoo fchriftelyk als mondelinx gedaan , meer gegolden , ooverlang waar het Landt van de Spaanfche vuyligheit geklaart geweeft. Breedt roemde men van de payspunten , aangebooden tot Kooien; en dat zy , by alle luyden van oordeel, voor rechtmaatigh , genaadigh , en meer dan voldoende 5 gekent werden. Fraay befcheidt. Hoe kon doch de Koning in eenen aadem beeter uit zeggen , dat d'Algemeine Staaten s famt al de Landt zaaten , die , ge- zaamder flemme , de zelffte punten , als ongerymt in zelfftendigheit, ar- gheUftigh in woorden , en t'eenemaal onreedelyk, verworpen hadden , zon- der vernuft, y del van hooft, jaaganfch zinneloos waar en ? Maar wie doch zouw zich deeze veeder door den bek laat en boor en 3 dat het eenen volke, ge- quelt met zoo langhduurigh een oorlogh en hondertduyzenderley ongemak, lui- ten moghte een' vreede te weygheren, die naa eenighe biUykheitfmaakte ? Ook had hy nooit gepooght, de v oor zey de punten achter de handt te doen houden. Ten teeghendeele 3 zy waar en in druk uitgegeeven , met bygevoeghde verklaa- ring van hunne nietigheeden-y jaa gezonden aan alle Landen en fteeden-, op dat 'er eenpaarigh befiuyt op genoomen wier de. 'T by ft er uitvaar en der Spaan- fchen ■> teeghens d'Uitrechtfche Vereening, fproot uit bevroeden dat der Staa- ten baat hunne f chaade ^ 's Lands heylhun bederf was. Toen zy op klieving des Bondtgenoodtfchaps hunne hoope gegrondt, en reeds etlyke geweften naa zich gefcheurt, hadden 3 ook op hunne handt, in 't midde der voljlandighe oorden 5 een deel vergiftighde deughnieten , en vergiftenaars -3 was, tee- ghen dat venyn , zaat van twift, geen kraghtigherfcherm, dan eendraght 5 geweeft. Tiiesfchaamd' hy zich niet, degemelde Vereening eerft voorgedraa- ghen j thans gevordert, daarnaa d'onderhoudenis der zelve beneirftight te hebben, en alsnoch zoo luyde te roepen, tot d'Algemeine Staaten 3 dat niet alleen zy , maar ganfch Europa 't hoor en moghte: Handt haaft uwe Veree- ning f enfchikt, immers zoo vlytigh met der daadt als met woorden enfchrif ten-t te betraghten den zinvan'tbuffelken verknochtepylen , datghy inww blazoen voert. 'Die hem doorftreeken , met by brengen van bet dan twee jaaren zyns zittens f Antwerpen , zonder voet van daar te lichten , tot dat hy naaUitrecht toogh -3 moeftenwel, opeen' prik, vanzynbedryfverkund- fchapt weezen: eeven oft hy , binnen dien tydt , niet twee reyzen in Vlaan- dr egedaan , en aldaar, met b)'ft'andt der vier Leeden's Lands, beeter orde, dan de berifpers wenfchten , gefielt hadde. Maar zyn trekken naa Uitrecht ; hier
|
||||
DER NEDERLANDSCHE HISTORIEN. n9
hier zat de zweer , die hun zoo wee deed. "Dit ging hun aan het hart % dat 5 ïfSö.
als ZY in hunnen toeleg , zoo wel ontworpen en befchooren , waanden wis te paan 3 endaaghefyx nieuwe aanflaaghen brouwden , zynenkelverfchynen aldaar •> met hulp en raadt van de gemaghtighden der Vereening , al die don* kre mifi t erft ondt had doen verdwynen: jaa dat zy zoo veel' blokhuyzen, be- waart om den landt dwang ftaandete houden , zaaghen neèrgefmeeten , zoo veel' fteeden verzeekert -y zulx hun flechts eene van belang ooverfchoot , die door den hooftbeleyder van dat werk noch niet te beweldighen geweefl was} zonder eer ft die vuyle moordt te begaan, aan den geenen , dien hy zynen vaa- der noemde. 'Dat hyTrins alle Geeft e lyke luyden verjaaght had; was een' leughen uit den drek geraapt, en hem in 't aanzight geworpen. Maar , naa 't vangen aller , ft ombrengen zommiger perfoonen van den gezuyverden Godsdienft , binnen Groninge, jaa zelfs des Burghermeefters , teeghen 's hoft beley der s eedt, gezwooren op de geloofsvreede enUitrechtfcheVeree- ning $ zoo hadden de Staatsgezinden op hunne verzeekering niet willen ßaapen. Belangende de Heeren, en treftykfte Eedelen , geprangt, door hem ( zoo men voorwendde ) om hunne geboortplaats te verlaaten -, wien wift ■men ■> die der flechts eenen verdreeven had? Waar en zy-, vandeklaatrende zweepflaagen hunnes wroeghendenghemoeds, tenvaaderland' uitgegeejfelt -, wien konden zy 't wyten 5 dan eyghen' ontrouw', verwek/Ier van den hel- fthen beul-) dien zy in hunnen boezem droeghen ? 'Dat z hem afmaaiden als eenen huychelaar •> dit, zeeker , was belachelyk. Want , ge duur ende hunne mmdtfchap , had hy hen te voor e gewaarfchuwt, dat zy met dat wreedt en Barbarifch vervolgh , de koord huns verderfs draayden: wat zy aan hem, ft e der t hun vyandt geworden,' voorgeveynft heitfpeurden, wift hy niet -, *t en waar zy veynzen noemden , dat hy hun met oopenbaar oorlogh te keer ging. Wyders werd deeze gal teeghens hem uitgebraakt, dat hy , doorknaaght in zjngewife, met Kaïn en Judas, zyn' heele behoudenis op een eeuwigh mis- trouwen ft ie ht e . Genoomen , hy hielde zyn' verzeekert heit te beft aan in hun tewantrouwen ; volghde daaruit dathyKaïn en Judas geleek? Geenen toe- verlaat te ft ellen op de beloften en genaade Gods, die metlieghen kon, was een ding -3 geen geloof te geeven aan de woorden eens nienfehen , valfchen leugenaars en bedriegers, eenander, wydtverfcheydenvan'teerfte: inzon- derheit daar men zoo leerzaame exemplen , als der Mooren van Granaada9 en der Graaven van Egmondt en Hoorne , voor zyn' ooghen zagh. Tot de vertwyfeitheit van Kaïn en Judas was hy geenszins gekoomen -, nocht zoude ( Godt ten voorfte ) emmermeer daarin Valien. Maar 't bleek genoegh, by dien verwoeden ban , hoe , gelyk dat van Judas , hun eyghen gewijfe ver- ft hr o o kt met gloeyend yzer , hoe zy , zélf verbaaß als Kaïn , verworpen 'Van Godt als Saul, waar en. Ende 't zouw hem lüften te hoor en , wat de Kardinaal GranveUe , die zoo veel boekblaadren had omgekeert, wift e by te brengen teeghens dien wyzen reedenaar en yverighen beminnaar zyns vaader lands -, op de fpreuk, Dat het mistrouwen 't hechtße bolwerk voor een vry volk is, om eenen tier an te weederftaan. Het zelffte doemfchrift luid* de , dat hem geen aanbodt van treflyk voordeel had kunnen beweeghen , om zich te vertrekken naa de plaats zynes oorfpronks , hoe wel elk uit der naatuu- fe behoortgene eghen te weezen om aldaar zyn' daaghen oover te brengen. Wat onvoorzightigheit was dit j zoo zy zich zulx ontvallen lieten, in hunnen lafteryver , zonder te denken dat z' hem loofden ? Bezeften zy wel dat het hem totprfs firekte, en wilden V zelffte nochtans voorfmaadb aar uitgeeven >, wat onbefchaamtheit was 't? Ende, trokjders hart zoozeemaa 't leiden van een geruft keven in zyn eighen vaader landt; wat rot [te dan dit vervloekt Q,qq 4 gebroed-
|
||||
74o P. C. HOOFTS ZEEVENTIENDE BOEK
1580. gebroedfel der Spanjaarden zoo v an't eene Landt in* t ander , om degeheek
werelt teplaaghen? 'Te weeten$ hun , omboosheitte bedryven , ftond zulx vry, en quam 'er eer e voor toe: hy, die 'tgemaklyk leeven en zyn''geboortplaats derfde , om den Landen naa zynen plicht te dienen, moefl daarom een ver- raader , jaapefl des aardboodems heet en -, hoewel hy, fint zyn' elf oft twaalf jaar en, in'tmidde van dit gewefi was opgevoedt, en'tzelve, diesweeghe voor zyn vaader landt reekenen moght. Bondighe reedenen. Maar, ay doch, indien 'er gezocht was, hem, met toezeg van merkelyke baat, te bekoor en, wat vond men beftrafbaars aan zyn weigheren , dan dat hy beftendighlyk zyn trouw tot Godt en vaaderlandt booven alle tydtlyke nuttigheeden gefielt had? Eevenwel, zoodaanighe aanbiedenijfen, als de ge ene waar op zy zich beriepen, waar en hem nooit gedaan: deeze opening jaa-, dat hy , mits ver* ftaandetot bezondre handeling, zich toeleggen moght e zyn* volle wenfch te bedingen -, en dat men hem belooven zouw, zynen zoon uit der v ankenis font- flaan -y al zyn ampten en Staaten op te draaghen aan den zelve j hem de waarde vanal'tgoedt, dat hy bezat, famtvan*tgeen men hem benoomen had, er- ghens in 'Duits landt toe te voeghen; hem font laß en van al zyn' fc hulden, ende noch daarenbooven te befchenken met tien tonnen fchats ingereeden gelde en vafle verzeekering. 'T)an't was zoo verre gebleeven van tekoomen tot aanbieding dier- voorwaarden a dat hy nooit eenighe punten, in zynen en- kien naam, had willen ooverzeinden; maargefiaadighlyk ge antwoordt, zoo men de vreede aanging op den voetgeraamt by de Staaten, dat hy zich daar- mee zouw voldaan houden , zonder befprek van yet anders , 't waar goedt oftquaadt-j en dat hy zich niet begeerde van degemeene zaak af te fcheiden, Belangende't flotvan den ban-, hy zulk eenen donder en blixem niet meer, dan zyn voorzaat 'Prins cPhilibert dien van Clemens den zeevenden ge- acht had, die daarom niet liet den zelfften Taus gevangen te neemen. Alle Spanjaards oft Verfpaanften (niemandt uitgezonden ) die zeiden, oft zeggen wilden, dat hy eenfchelm oft verraader waar, fpraaken valfchlyk en teeghens de waar heit. Ende oft zy hem't gebruik van waater en vuur verbooden , echter zoud' hy Q'tfpeet' hun verbittert hart ) ver keer en met zyn* vrienden, en leeven zoo lang als het Gode geliefde , in wiens handen zyn' uuren fionden. Zyn' goedren , die hy noch bezat, dacht hy hun zoo dierte doen koften , eer zy daaraan raakten , dat zy der wel elders tot beeter koop moght en gaan zoeken. 'Degeene, die z'hem onthielden, fchold hy hun ook niet quyt, maar hoopte, met Gods hulp, die meede uit hunne klaauwen te kryghen, gelyk hy reeds begonnen had. Hoewel dat nooit by openbaare verkun- ding geldt op zyn hooft gefielt was, gelyk althans de vyventwintigh duyzent kroonen, zoo wijl hy nochtans hoe meenighmaals men den koop van dien ge- maakt had 3 en vertrouwde dat Godt hem, nugewaarfchuwt, im?ners zoo wel als te voor en ongewaarfchuwt, behoeden zouw. Maar, nietteeghenflaande dat de Spaanfche Landaardt een houten aanzight, en in dezen geen' weêrgae had, echter benieuwd' hem ten hooghfte, dat zy, oover alle eerbaarheit heen tree- dende, voor de ganfche Chrifienheit darden uitroepen, hoe zy niet alleenprys fielden op eenen vryen en vranken perfoon, als den zynen, en die ( Gode lof) zich nooit voor hen ontzette j maar dat zy noch belooningen zoo vervreemt van aUe heusheit en betaamelykheit daar by voeghden. Want, ten eerfte be- loofden zy den ge ene, die zoofchandelyk eenftuk, by wat middel ook, zouw uit- voeren » te ver e e delen , zoo hy van ge enen aadel waar. T>an , oft fchoon Qt welk, zoo hy hoopte, Godt nemmermeergehengen zouw ^yemandt, gefproo- ien van eedele fiam , zulx volbraghte-, meinde men dat eenigh Eedelman, hoe gering ook, voorneemelyk by volken weet ende wat eedeldoom was, zich ge- waar- |
||||
DER NEDERLANDSCHE HISTORIEN. 74t
waardighen zouw eens te eet en met zoo fnoodt en eerloos eenen fchelm, die
yemand om geldt deflrot hadd' afgefneeden ? Hielden de Spanjaards zoodaa- 'nkhßagh van luiden voor eedel, ende kon men inKafiilje, door zulke wee- vhen j lof winnen -, zoo gaft hem geen wonder meer, dat al de wereldt geloof de, het meefle deel der Spanjaarden, en inzonderheit die zich voor eedeluit- qaaven, vandeafkoomfiderMarraanenoftJodentezyn, ende moeßen zy deeze zeldzaame deughd ge'èrft hebben van* hunne voorouders die 't Ie even on- zes Heeren en Zaalighmaakers•■, om gereede penningen, van Judas kof ten: <weshalven hy ook dit ongelykte geduldigher dacht tedraaghen. Ten andere <werd den moorder vergiffenis toegezeidtvan aller leymisdaadt, hoe grof ook, diehymoghte begaan hebben, Hoe? oft hy 'tChrifiengeloof'feenighenKo- winkryke van 'Philips hadd' uitgerooit; oft de dochter des zelven ontfchaakt, oft ( dat in Spanje voor de yslykfie zondejlond) der Inquifitie te naa gefproo- kerij zouw men 't hem al me ede quyt fchelden ? T>och , met wat fraayer fieraaden moghf hem Vrinfe lufien deezen ban gepronkt te zien, dan dat zy den Eedeldoom opdroeghen , niet alleen aan onwaarde en verachte luiden, maar ook aan de haatlykfle booswichten der aarde , onder voorwaarde van hem om hals te helpen -, ende dat zy verklaarden, zoo ongemeen een' groot- moedigheitfe zullen erkennen met zoo fiaatly'keen'vergelding? Want, wen men in zyn'keur ginge ß'ellen, wat hart, wat zin hy hun toevloekenwilde, <watkond'hy, totbeweernis vande deeghelykheit zynerzaake, anders, dan deeze hunne blindt heit wenfchen, dat zy rondelyk beleeden voor aide werelt , door middelen en menfchen, zoo verfoeit, te willen dempen den befchermer der vryheit van een volk, geterght, geteeft^ getrapt, van degenaadelooze wreedtheit dier grouwzaamfle tierannye ? Hoewel nu de flinkgeuten van deezen vuylen ban zoo behendelyk geleidtwaar en, datzy, meteenookquaa- men uit te florten op de hoofden der Staaten 3 zoo hoefden zich deeze noch- tans diesweeghe geenszins f ontroeren 3 maar hadden te denken, dat, ge- hkdeboozewyven, tekortkoomendemet naaghelsen tanden, voor d'uit erft e mapenen haars raazenden onvermooghens de fpytighe woorden te werk fiel- den , alzoo ook de Spanjaardt hen althans voor 't laaft quam aanblajfen 3 dien men , mits toonende een onbezweeken hart 5 haaft zouw zien zynen hoomoedt ftryken. Maar niet ontbrak 'er aan 5 dan ter daadt te brengen 't geen zy Staaten alty ds in den mondt hadden, en bet eekenden methet bun- del'fiitfengegraveert in hunnen zeeghel: te weet en, daty der Lidt niet enklyk op zichzelf, maarop'tganfche lichaam zien moeft 3 nocht alleen'tvoedzel trekken, dat tot het gemein behoorde-, maar de maaghe, naamelyk den Raadt, dien zy oprechten zouden , de fpyz eerjl laatenkooken > daar naa, door de aa- dren den andren deelen toezeinden. En men diende voorneemelyk de artze- njen bequaamelyk tefluuren naa de oorden, daar zich eenighe ziekte oopen- haarde h ook de banken hunne quaal een' wyl lydzaamelyk te draaghen-, V welk hen des te meer fmaax in de gene e zing zouw doen vinden. 'T was meeft om zynen hals te doen -, laat ende de vyanden zich verluiden, dat het niet wooghelyk viel den krygh , zonder hem eer ft , uit den weeghe te neemen. Maar, 'oft het doch Goode geliefde , dat zyn' eeuwighe uitlandigheit, jaa zjn fterven deeze bedrukte volken uit die eüendigheit redden moghte ; hoe aangenaam zoud' hem zulk een ban , hoe weikoom zulk een'doodt weezen? Want, waartoe had hy zyn' goedren aan deroovery ten doel ge/lelt ? was't ge-weeft om zich, zoo doende, ryk te maaken ? waar toe zyn broeders, waardt hoven eighen Ie even, haten fneuvelen ? was hetgefchiedt met meening van terftondtweeder andre te vinden? waartoe zoo lang zynen zoon in v ankenis gelaat en ? ftond het aan hen Staaten > hem eenen andren, oft den zelven w ee- derom |
|||
742 P. C. HOOFTS ZEEVENTIENDE BOEK
15S0. der om te verfchafen? waartoe zyn lyf zoo meenighwerfsgewaaght? wat loon
voor zoo langduurigh een* arbeidt en moeite, befleedt , tot zynen ouderdoom toe, met verlies zyner haave, in hunnen dienfi, wat loon verbeidd' hy anders dan hunne vryheit te veilïghen, zelfs ook ( waar 't noodigh ) tot kofie van zyn bloedt ? Oordeelden zy dan, dat zyn uit- oft ondergank hen helpen konde • geirne wild' hy zich, f hunnen beveele, tot op't eindt der werelt vertrekken- zyn hooft ook, o over 't welke geen Vorfi oft Opper he er maght had, dan zy alleen, was daar jeeghenwoordigh, om gehandelt te worden naar dat hun oorbaar zouw dunken voor denflaat. Maar, indien zy meinden dat zyne taamelyke er- vaarenheit en beley kunde, verkreeghen door flaadigheoejfening, oft het oo- *verfchot zyner middelen , famt zyn keven , al't welk hy aan hun heil, en des Lands, had oovergegeeven en toegeeighent, hun noch voortaan moghte tefiaade koomen j ende dat zy volhardden in dejonfle hem tot ?ioch toe bewee- zen i zoo hoopte hy, door Godsgenaade, met alle getrouw heit, te onder ft eunen en handthaaven'tgeen zy, tot welft andt van de gerne ene zaak enden Gods- dienft , beftuiten zouden. Voorts verzocht de Prins d'Algemeine Staaten, dat deeze zyne verdaadighing , zoo zy ze in recht en reede gegrondt ken- den/van hunnent weeghe wierd' in 't licht gebraght. Doch, rn^s datzom- mighen der zelve zich aan de fchorheit eenigher zinleeden wreeven, zeggende ook geen' bezondre zeekerheit te hebben van de fchandtvlekken waarmee 't huis van Borgonje befprenkelt werd , ftemden zy , den zeeventienden van Wintermaandt voorzeidt , dat gefchrift op hunnen naame niet uit te laaten gaan •, ende gaaven zyner Doorluchtigheit het naavolghende tot ant- Verkiaa- woordt. Gezien engeleezen de ban, waarby de vyandtpooght uwe Vorftlyh ring der Doorluchtigheit met vuile en leelyke fchelmftukken teftreemenenhaarte be- staaten op /aften met den haatvan ingekroopente zyn, doorftimme weeghenen fnoodt be- 'sPrinfen dryf, f haaren jeeghenwoordighen ampte, ftaat, ende waar digheit, famt verdau- haarenperfoon tot buit te maaken j ge hoort ook de verantwoording uwer Vorfi- dighfchnjt, iy^e<-j)ooriucp,tigheit, teeghens den zelv en ban >3 bevindend' Algemeine Staa- ten, by d'oopenbaare waar heit der dingen, omgegaan hier te Lande, dat de gemelde mishandelingen uwer Vorftlyke 'Doorluchtigheit tonrechte worden op- geleidt . Zy oorkonden me ede, dat, naazvettelyke keure, uwe Vorftlyke door- luchtigheit nooit, dan 't hunner ernftighe beede, aanveirden wilde de laften, zoo van Algemeinen Stadthouder des Aartshartooghen, als van de bezondre Landtvooghdyen; in de welke zy ook f hunner ernftighe begeerte voldmrt heeft, en zich ge cpue et en ten meeftengenoeghen van den Lande. Jaa, dat uwer Vorftlyke Dovrlucktigheit gelieve daarin te vervolghen, verzoeken zy alsnoch, beloovende haar vlytelyk te gehoor zaamen, en by teftaan, zonder 't left hunner middelen tefpaaren. Ende, ten opmerke der getrouwe dienften, ontfangen van uwe Vorftlyke Doorluchtigheit, famt dergeene die wyders van haar verbeidt worden, zyn zy ooverboodigh, t'haat derlyfwachtteonderhouden een bende ruit er en-y met verzoek, dat haar gelieve dezelve aan tenee men van weeghe der geenen , die zich tot behoedt haar es perfoons verplicht vinden. Van't oranje ongelyk, voorts, waarin de gemelde ban hen Qzoo zy zien~) trachtte fiel- seinde t,yn ^J v erft aan zy zich, met den eerfle tezuiveren, naar dat hun zal raad- omfcbul- zaam en betaamelyk dunken. De Prins dan, hebbende 't ontfchuldighfchrift dighfehrift, doen printen in vericheide taaien, zond het aan de Vorften van Chriftendoom? neevemden met den ban, en tot bewys van's Koninx dubbelheit, diens brief van den eer- ban, aan de ften inOeftmaandtdesjaarszefïènrieftigh, die van ons't zyner plaatfè geftelt mog ent- ls^ j_jy maakte noch, daarachter, gewaghvanzeekren Franfbifchen brief j chriften- ^e gedaghteekent den leften in Hooymaandt, quanfuis , van hem , aan famu den Hartogh van Anjou gericht was -, ende» als onderfchept by den vyandt, dat
|
||||
DER NEDERLANDSCHE HISTORIEN. 743
dat pas binnen en buiten 's Lands om her draafde : den welken hy verzaakte, 1780.
met ooverboodigheit van 't Landt te verlaaten, zoo men beweeze dat hy dien gefchreeven oft befielt, oft laß daartoe gegeeven had. 'T begrip quam hier- op uit. T>at hy dien, om d'onv eiligheit der andre weeghen, te waater zond, Brief, en te waater antwoordt verwachtte-, zander, in dingen van zulk bedragh, qumfuis den Heer van Sant Aldegonde te darren beezighen , pft yemandt anders van dm <van d'allerbeproeffte trouw. Zommighe ontftelde geeften , aangefiuwt door Frwsaan de fchalke fireeken des vyands , verbluften de fchichtighe gemoeden der A*PU&~ handtzaaten , met uit me et ing der voordeelen, reeds gewonnen in Tortu- eaali by den Koning van Spanje. Welke geruchten hy', door alle manieren, zocht te ver donker en , duchtende nochtans , dat 'er wel eenighe zorghlyke beweeghenü ryzen moght, uit vreeze voor offneê van koophandel. PFant de Spanjaards , hebbende dus lang , by ooghluiking , de fchipvaart van hier f hunnent ge do oght, dewyl zy doch 't in- en uitvoeren dergoedren oover Tor- tügadniet beletten konden , waar en gefchaapen, zoo zy dat Ryk ten volle bemeefterden, de haavenen van dien, en de hunne t effens , te fluiten voor de Neêrlanders. Zyn' Hoogheit dan Qwant naaders was 'er niet} had haar hulp weeder aan te bieden-, ende dat ze verzocht mierde zoud' hy , on- der den duim , bearbeiden-y om de Neêrlanders zoo diep in te leiden , dat zy ■naamaals, al rouw d' het hun, geen' uitkoomfl te rug moght en fp euren. Hier- toe diende haaf herwaarts reiz en de aantoght des heirsgefpoeit, terwylde fchrik des oorloghs wankte, en eer de zinnen dr aaiden, door eighen' ongeftaa- digheit, of door walghe van deFranfche zeeden, zonderling deskrysvolx, met de welke de Neêrlandfche zoo quaalyk oover een quaamen. T)e neuzwyzen zouden wel veel in den weeghe werpen, by brengende hoe Vrankryk, in zyn breedfle bloeyen onder Henrik den Tweeden , voor 't geweldt van Spanje gezwicht had, en dat zyn Hoogheit zich luttel van de gemeente belooven moght, zonder 't nieuwe geloof te belyden, en 't ouwde te ver volghen : uit welk doen , fchier oft morghen , merkelyke verhindering , in 't bekoomen der Franfche kroone, te bezorghen fiond. Maar men moefi e evenwel voort- vaar en , zonder zich des te kreunen $ naardien een hart , gelymt aan den Godsdienfl, zich tot geen' hooghe gedachten envorfllyke aanjlaaghen verhef- fen kon. ïVenook de tydteen' andrewyz daarop zoude willen gezet hebben -, Godsdienfl was lichtte wijfelen, de Roomfche vergiffenis om gering geldt te hop. Midlerwyle zouw 't beloop der oorlooghe fchoone geleeghenheeden met zich mennen, om veele treflykefteeden van Brabant en Vlaandre, door inlaagh van foldaaten, oft ftichting van fterkten3te verzeekren voor zyn' Hoog- heit : alwaar 't ook dat de burghers zich daarteeghen verzetten wilden. Weenigh , daarnaa , kond' 'er ooverfchieten , om hen te prangen tot den Godsdienfl , die zyner Hoogheit weeft moght e te ftaade koomen : 't welk haar' achtbaarheit, by de Roomsgezinden in Vrankryk , dapper te ftyven hadde ; in voeghe , dat de toegang ter kroone geenszins belemmert, maar veeleer zouw ge baant worden. Zy had jlechts, zonder draalen, 'tftukaan te vangen. T)e ftofwas zoowel bereidt •> dat de Predikanten, buit en gr 00- te moeite zyner Hoogheit, alles by den volke te klaar en zaaghen. Alleen- lyk moeftmen, voor e erft, het krysvolk in tught houden-, thans zich aUens- kens der inheemfchen quyt maaken , die hunne Vorften zoo ras niet v er ge e - ten konden-, voorts behendelyk een goedt getal Fr anfoizen, oft andre getrou- we vreemdelingen inh aaien. 'Twelkmaklyk zouw tebefchikken vallen, nu onder 't een , dan onder 't ander dexel: zynde 't gefchil in geloofszaaken zoo meenigherley, en de Landtzaaten zoo balddaadigh en verflingert op 't wet- teloos keven j dat zyfchier f eiker uure oorzaak gaaven , om htm den toom te
|
||||
744 P. C.HOOFTS ZEEVENTIENDE BOEK
1580, tekorten. 'Deezenweghhadhy, in Ho Handt en Zeelandt, gewandelt, en
zich beholpen met meer andre middelen, nochte te melden in brieven, nochte te heelenby monde, voor zyn'Hoogheit. Niets was'er voorgevallen, waar- om zy haar opzet hoefde te laat en gly en. Zich voortsdoende met hoogh op- geeven, en pracht ighe beloften, en aangaande op zyn kompas, zouw men bezeilen, 't geen me% befleevende: zynde een volk, voor den geenen die 'er yetwes meeteleevenwiß, licht om den tuin te voeren . Alles hing aan ge- zwindtheit -, zoo ten aanzien van de boov enger oer de reedenen, als van de geloofhaafligheit der Vlaamingen, die, byfcheut van tyde, oft omflaan, oft verkoelen moght en. Zyn Hoogheit, zich te werk vindende, zouw bekennen, ingevolght te zyn van hem, ?net alles wat zy wenfchen darde, om ten voor- gefielden einde te raaken. Waartoe grootelyx helpen zoude''sgemeenen mans meining, dat de Koning haar broeder den aanßagh toeflond, en mee de daar- aanreedde. Ook had men dit geloof te zaayen onder hen, en te ßer ken door eenigh fchryven van zyne Majefleit, alwaar het maar gebootfl. Naaren- tuffen moefi hy belyden, dat, zoo zyn' Hoogheit, luißrende naa eenigheflaauw- moedighen , noch marde , hy alleen zoo wy aftrekkende geweflen niet zagh te befchermen : inzmderheit zoo de weêrparthy tewaater haar' kraft baar- de. In welken gevalle hy gedrongen zouw zyn, zich naa Hollandt en Zee- landt te begeeven, 'en de middellandfche oorden te laat en begaan met hunn' e ighe verdaadighing, ten befte des zy konden. Belangende den Aart s har- toghy dewyl hy nocht kloekheit van ouderdoom, nochtfteunfel aan zich zelven had, om zulken laß te draaghen , zoude men wel bequaamheit vin- den, om hem vernoeght naa huis tefchikken. Dus luidde deeze brief: als oft een menfch van maar maatelyke achterdocht (laat ftaan eenen heer zoo vroedt en bedaardt, als de Prins van Oranje} alwaar't dat de zaak zoo by hem laaghe, zich niet hoeden zoude van reedenen dus aanftootelyk uit de pen te laaten vallen -, en oft men eenen Vorft, opgetooghen in 't Hof van Vrankryk, die inblaazers genoegh van flimmen raadt om zyn' ooren had, behoefde, in voor- val van ftaatryzing, tot kleenachting van trouwen Godsdienft, tebepree- ken. Waarom ik ook naauwlyx kan aanneemen, dat de Raadsheer Afïön- ville, naar dat men hem voor gaauw en in groote zaaken geoeffent hield , 't zel- ve fchriftj gelyk vermoedt werd, zoo plat en onverbloemthebb'ingeftelt; 'ten zy hyvoorneemelykop arghernis der Hechten, die den meeften hoop maaken, toeleidde, zonder zorgh, dat, by hen, 'tlidtteeken deleughefl befchaamen zouw. Tot het maxel der gemelde verantwoording had zyne Doorluchtigheit het vernuft van den heere van Vilers haaren Hofpreeker ge- bruikt . En men wil, dat Aidegohde , als hy in Vrankryk hieraf bericht werd, zouw gezeidt hebben, Nu is de Trins een doodt man. Weederant- woordt, van de Spaanfche zyde, werd verwacht, maar nooit vernoomen: 'tzymen geen' ver we vond, om het een glimpigh ooghte geeven; oft dat de Koning, zoo lydigh op zyn zeer getaft, nu bezefte dat het een misflagh was, zyn geweer teeghens dat van zynen onderdaan te meeren. Want de oovermaghtighen hebben niet eevenveel voordeels met de pen, als met het |
||||||||||
De Heer
van Melde
naa |
||||||||||
zwaardt, op hun minder. De Heer van Melde, gaande met de voorzeide
verdaaclighreede naa Schotlandt, werd tefFens gelaft, dien Koning te ver- |
||||||||||
"fandt afce- toorienJ hoe de Prins, door eenighe zyne dienaars en gunftenaars, uit Italië',
veirdight. en van elders gewaarfchuwt was * voor een eedtverwantfchap , geknoopt tuften Spanjaardt en Paus, om den Schotfchen en Engelfchen ftaat te fteuren, * en, met uitrooying van zoo veel treflyke kerken, opgerecht naa'tzaaligh- maakende woordt des Heeren, aldaar den Godsdienft te planten, dien zy *Katho- fen* Algemeinen noemden. 'T welk berokkent was door een deel luiden, {ykm' gevlucht |
||||||||||
DER NEDERLANDSCHE HISTORIEN. 745-
ffcvlucht uit die Koninkryken, en geen oopen tot weederkeer ziende, zonder 1580. omkeer der regeeringe, dien zy ( naar hun voorgeeven ) maklyk meinden te weeghe te brengen, en op de been meenighte van misnoeghde Landt- zaaten, zoo men een taamelyk getal krysvolx derwaarts fchikte. En zyn* poorluch tigheit,. zich onderwerpende eerbiedelyk aan beeter berichting, deed oopening van haaren raadt tot weernis dier onheilen. De Neederland- {che gezanten, hierentuflèn, aangekoomen tot Tours in Vrankryk, waa- ren minlyk ontfangen en verhoort geweeft, by den Hartogh van Anjou, in hetPleflls, een half mylken van der ftadt. En 't werk had zich terftondt be- Handel gönnen ichoon te zetten naa voltoying: 'tzy dat 'er, mits veel voudigh 00- met dm verleggen van te voore, luttel oneffens meer aan ooverfchoot; oft dat de Hartogh sraagheit van den Hartogh ter eene, en'teindtlykopgeeveriderhoopevan van An)oti verzoening met Spanje ter andre zyde, tot vorm dienden om het lichtelyk mVrtm^ rondt te kryghen. Op den tienden van Herfftmaandt fchreef Aldegonde ^M,mj aan zeekren zynen vriendt lidtmaadt der Algemeine Staaten , met oover- desoonr- gunftigh uitmeetenyan 's Hartooghen lof; ende verhief ten Heemel toe zyn gmfiïgb goedertierenheit, zoetlykheit van zeeden, en heusheit, zyn' leevendig- jchrpen heit van geeft, getempert met fcherpen achtflagh, zyn' zonderlinge oprech- van de tigheit, en oopenhartigheit, begaaftheeden zoo wel gelykende den inboor- deugbden lingen deezes Lands; en, daarenbooven, zynen blaakenden yver tot ver- "M&"ww* lofling des zelven . Al 't welk hy verklaarde zich by proeve gebleeken te zyn, in een gefprek van anderhalfuur, tuften hem en zyn Hoogheit: zulx de naa- koomelingen , zoo men zich deeze geleeghenheit ontflibbren liet, het oo- ver duyzendt jaaren,• metheete traanenbeklaaghen zouden. Maareenftuk yan zoo maghtigh een gevolgh als wiflèling van Erfvorft naa zich fleept, fchynt te vereifchen dat wy de louwterfte deelen deezer handelinge , zoo beknopt als mooghelyk valt, aanwyzen. Delaftbrief, dan, der gezan- ten gedroegh zich tot zeekere voorwaarden, zeevenentwintigh in getaale, ende tot hunne berichtfchiïften. Dit verklaarde, van welke, ende hoe verre, zjzouden mooghen afwyken^ om den Hartooghe te gemoet te hoornen. In- dimhem de punten niet alle behaaghden-, maar geliefde andre voor teftellen > oft den zin van zommighe te krenken in yets dat van belangwaar e; zoo had-, denzy de Landtfchappen des te verwittighen. 'Dan, zoo zyn' Hoogheit de zelve aannam -3 in zulkengevalle maghtighden hen de Staaten van Brabandt> Vlaandre ,-. Hollandt, Ze e landt -, Mee hele , Vrieslandt'5 en de Groninger Ommelanden, om op de voorzeyde punten fooverkoomen ; behoudends dat die van Brabandt , om eenighe zwaarigheeden noch ongeklaart onder zommighe hunner Leeden , verzochten dat men , ten opmerke van hun , tot geen eindtlykbeßuit voorts traade^ zonder hen eer ft naader van de gelee- ghenheit te'verftendighen. Wyders, op den twaalfden van Herfftmaandt, werden de gezanten ontbooden in't Pieflis voorzeidt, by den Hartogh, zit- tende te Raade, met den Maarfchalk van Cofle Graave van Secondigny; den Markgraave van Elbceuf -, den Heere van Fervacques, Graave van Granfon5 den Raadshooftman La Regnye, zeeghelwaarder. Naa voorftel, gedaan door den Hartogh, nam de zeeghelwaarder 't woordt, en ftiet zich voor eerft aan den laftbrief: den welken men wel kende voor gezeeghelt en geteekent by °rde van der Staaten gemaghtighden vergaadert tot Antwerpen; maarzagh geenbewys, dat de zelve wettelyk van de Landtfchappen gemaghtight waa- ren om dien te geeven. Hierop werd geantwoordt, dat, naar de ma- nier des Lands, zulke laftbrieven bondigh waaren; 'ende nooit andre form gebruikt tot eenighe handeling; zelfs tot die van Kolen niet. Aan deeze, en eenighe by reedenen, namdeRaadtgenoeghen; mits dat men beloofde, Rrr in
|
||||
7*6 P. C. HOOFTS ZEEVENTIENDE BOEK
if8o. in toekoomenden tyde denHartogh des te verzeekeren , by oopening vati
de kennisboeken der Staaten. De Franfoizen keerden zich ook yetwes daar- * Tour- aan , dat die van Gelderlandt, Doornik , * Doornikkerlandt, Uitrecht nefis. enOoveryflèl noch tot geene bezending gekoomen waaren: 't welk beden- ken gaf, dat 'er eenighe dubbelheit, oft immers quaadt verftandt onder de j Staaten broeden moeft. Doch, als men daarteeghen bybraght, datdevoor- zeide Landtfchappen verklaart hadden, zich van d'andre niet te willen af- zondren , werd 'eroover heem gefchreeden, en de punten ter handt genoo- men. In 'teerfte was geftelt, De Staaten zullen zyn'Hoogheit ontfangen tot Vorfl en Heer: 't welk, dunkende dien van denRaade wanvoeghlyk, mits 'er voorgegaan aanzoek van's Hartooghen weeghe uittefpellenfcheen, daar men nochtans in der daadt hem hadaangezogbt, by gemein goeddun- ken verandert werd. Maar, als de Franfoizen begeerden, dat men by Heer f zouw voeghen Souverain, vertoonde men hun, 'Dat dit woordt dubbelzh- nigh was: want het kon vertolkt worden Opperfte, 't welk by de Neêrlanders niet anders bediedde, dari^sxfe, inFranfois $ oft genoomen voor eenr betee- kening van onbepaalde maght-, in welken zin het arghewaan zouw baai-en, en geen1 plaats vinden, onder volken , gewoon naar hunne wetten, ouwdt gebruik, en voorrechten te leeven. Dies werd het achter gelaaten, mits dat I men de plaats, daarenkelykftond, Dathy de Landen bezitten zouder ge- lyk de voorighe Heeren de zelve bezeeten hadden, wat glimpigher uitpronkte, § Daar 't zelve punt fprak van't onderhouden der verbintenifïèn van 't Bor- goenfche Huys met hetKaizarryk, Vrankryk, Engelandt, en andre? werd gevraaght welke die andre waaren, ende gezet naa wat haaperens, Andre niet naadeeligh aan ditjeeghenwoordigh verdragh. Meer gefchils viel om het tweede punt, fluitende de dochters uit het naazaatfchap: 't welk, als ilrydigh teeghens de natuur, en zelfs de gewoonte der Landen, de Raadsheeren voor alteraauw een' onheusheit fchouwden. Hier op vertoonden de gezanten. Dat de er ving van't vrouwelyk geflaght'wel plagh plaats te grypen, eertyds) toen de Heer fchappy en groot heit der Vorfien maar eeven verre ftrekten als degrenzendes Lands; zulx de ervende dochters niet dan by verlof der Staa- ten gehuwt konden worden , en aan Vorfien niet vervreemdt van de Lan- den . Maar 't naazaatfchap der zelve had men zeer fchaadelyk aan den ig fiaat bevonden, feedert het uitbreiden van hunne maght en gebiedt oover an- j dr e geweften , gelyk by de vermaaghfchapping met Spanje bleek : kunnende een wydgezeeten Heer zynen onderdaanen zoo goedt een hart niet toedraa- ghen y behalvm dat hy hen noodt lyk door huurlingen en eighebaat zoeken moefl bevooghden. En d'Ambafladeurs weezen een voorbeeldt van de Poo- len, en twee van de Brabandfche Staaten aan , daar zy de erfdochters had- den verby gegaan. Van de Staaten, nochtans, ftond die by ft er heit niet te verwachten, dat zy, indien hun Vor ft e ene oft meer dochters achter Hete-, \ liever eenen vreemdeling dan haar zouden aanneemen. Maar , dewyl zyrl Hoogheit gefchaapen fcheen tot de Franfche kroon te raaken, wilden zy des- ze vryheit aan zich behouden, om 's Lands welvaart te mooghen betrach' ten , zoo , teeghens hunnen dank, de Franfoizenpooghden's Koninxdoch- ters in eenigh vreemdt geweft te befieeden >Toen praamde men hen te zeg- gen j oft zy geenen naader laft op dit punt hadden. Waarop zy antwoord- den, dat in't minfte niet. Alzoo bleef dit ftuk als half onvereffent hangen: ende begoften de Raadsheeren noch grooter zwaarigheit voor te wenden 5 op het tweede lidt van 'tzelffte punt j te weeten op de orde van't naazaat- fchap der manlyke oiren: gemerkt de Staaten verftonden, den geenen, die hun geviele, daaruit te kiezen. En de Franfoizen braghten by , Dat dit, in
|
||||
DER NEDERLANDSCHE HISTORIEN. 747
inde punten eer ft vertoont aan den Hartogh, anders was ingeftelt geweeft. i^0-
<J)at zulx j nocht met den reeghelder natuure, nocht met het gebruik van eeni- vhe rege er ing ter werelt*oover een quam j ende niet f aalen kon, tweedraght onder de broeders, inheemfche oorlooghen, bloedtftorting, en bederf van Vorft en volk te baar en. En zy hielden kraftigh aan, dat men dit herftellen wilde naa zyn' eerfte form, dewyl zy niet twyfelden, oft d'Ambafïadeurs waaren daartoe gemaghtight by hun berichtfchrift -, 't welk zy behoorden te toonen, alzoo daarmeede veel tyds gewonnen, de ooghen ter weederzyden geoopent > en oovervloedigh knibbelen befpaart kon worden, Hierop voeghden de : gezanten 5 'Dat dit laafte van 't tweede punt op het zelffte inzight als het eerfte lidt gegrondt was. Dat het den oudften zoone gebeuren moghte Kooning van Vrankryk , eenighen andre door huwelyk elders Heer oover een groot geweft te worden: in welken gevalle , Needer'landt, dervende de jee- ghenwoordigheit zyns Vorften s gevaar zouw hopen van nieuwe knelling der ellenden die 't nu pooghde fontworftelen. Want, indien men ons eenen naéoorling tot Landtvooghdt gaave , 't zouw krakkeel en krygh tuffen de broeders verwekken j indien eenen vreemden » noch argher onheil: mits de twift onder hen dan noch feller ontfteeken wilde. Zy haalden ook mee- nighte van voorbeelden op, tendeeluitdeNeederlandfcheHiftorien, meeft uit de Heilighe Schrift, tot bewys dat de jonger dikwyls booven de ouw- der waaren gefielt geweeft : ende verklaarden voorts geene maght altoos te hebben , om yetwes hier af te wyken. Op het derde punt, betreffende de vooghdy oover den Vorft, en de regeering des Lands , geduurende zyn* minderjaarigheit, vraaghden die van den Raadt, Oft dan de Staa- ten meinden , den Vorft, ende Vorflen van zynen bloede te verft eeken van alle bewindten maght noopendedemombardy zyner kinderen,zulxhem niet vry flonde, dienaangaande»in zyn'leeven, by uit erft e wil, oft anderszins y ets tefchikken? Vorftenkindren ( zeyden zy } werden anders opgevoedt, dan luiden van geringer foort: en de Staaten , behoudende aan zich 't beftier des Lands , behoorden ten minfte dat van denperfoon aan de Vorflen van dm bloede te laaten. Het antwoordt der gezanten was , 'Dat dit aüeenlyk lelden zoude wanneer de Vorft voor zyn' doodt daarinne niet voorzien had- de: maar dadrentujfen verftond men met, dat hy't zelve doen moghte bui' ten goeddunken der Staaten , en teeghens 't ouwdt gebruik. Oover 't vier- de punt, gewaaghende van de Landsheerlyke goederen , die belaft waa- ren , zonder dat men te zeggen wift hoe verre , viel ook veel twiftens: dodi ftilde , mits de gezanten daaraan klampten , Dat, zoo de inkoom- ften niet ftrekken moghten , om den ftaat zyner Hoogheit uit te voeren y wen , 't geen 'er te kort quaame , verfchaffen zoude, en haar trachten in alle reedelykheit te vernoeghen : 't welk buiten hun berichtfchrift liep, oft zy moeften 't van geen belang achten. Des zelfften punts lidt, fpreekende van * dinklyke en * perfoonlyke fchulden , werd ook wat breeder ontfouwen. * Reëele» Otn 't vyfde punt, raakende 't onderhouden der voorrechten , reez geen * perfo- groot gelchil. Zommighen van den Raadt ftieten zich wel yetwes aan de neeIe* onbepaaltheit des yoorftels, en meinden men moeft dien beheinen metee- nighe verknooping als naar recht betaamde. Maar deHartogh verklaarde, met opgeheeve ftem , Dat hy verftond, alle voorrechten des Lands , ge- tyk hy die vinden zouw , te handthaaven en te doen handt haaven, zonder eenighen inbandt oft bemaatighing. Doch zeid' hy de Uitrechtfche Veree- n*ng niet te kunnen beaangenaamen, zonder die eerft te zien: en de gezanten ^eederom, datzyze nietby der handt hadden -, dat ook de Staaten verfton- den de zelve in haar geheel te houden. Naa reedenen en weederreedenen Rrr 2 bewil-
|
||||
■ 74» P- C..HOOFTS ZEEVENTIENDE BOEK
1580. bewillighd 'er de Hartogh in, mits dat men hier by voeghde, Voor zoo veelzy
geen hinder doet aan dit jeeghenwoordigh Verdragh. Het zefte punt, ver- ghende denHartoghe in waarde te houden alle ordeningen en begiftingen, gemaakt en gedaan by den Aartshartogh Mathias en de Staaten, zoo in \ bezonder als in 't gemein, werd lang betwift ■, en de gezanten verzocht die ordeningen en begiftingen van ftuk tot ftuk aan te wyzen: dewyl zyn Hoog- heit, zonder vreeze van zich zelve te verkorten oft immers vlek van onbe- dachtheit te laaden, in zoo onbepaalt een' zaak niet zouw kunnen bewillig ghen. Eeven wel de Hartogh deed het, op zeekreder gezanten verklaaring, die men ten einde des verdingfchrifts zouw inlaflchen. In'tzeevendepuntj luidende, Dat zyn' Hoogheit zouw gehouden zyn, eens ten minfle 'sjaars, de Staaten te vergaaderen, om orde te flellen op voorvallende zaaken, die den welflandt des Lands, en 't handthaaven der voorrechten aangingen, wraakte men deeze woorden, om Orde te fieUen, als twyfelachtigh, en trekkelyk tot den Vorft alleen, oft tot de Staaten alleen. Dies werden zyy et wes vermeer- dert, en verandert tot eenzinflot, daar echter niet onweederfpreekelyk uit te volghen fchynt, dat de orde gezaamentlyk by Vorft en Staaten teftellen ftonde. Op deezes punts tweede lidt, "t welk meêbraght, Dat de Staaten daarenbooven zouden mooghen 'verzaamen zoo vaaken als 't hun dochte 's Lands oorbaar te weezen, wendde de zeeghelwaarder meer zwaarigheits voor, befluytende, dat men het een oft het ander deezerleeden welmoght ooverflaan. Want, als de Vorft zich verplichtte de Staaten zoo dikwyh te roepen , behoefden zy van zelf niet by een te koomen : ende als zy dit i'hunner gelieft e doen moghten, was 't noodeloos dat zyn' Hoogheit henjaar- lyx befchreeve ■, immers genoegh om de twee jaar en eens. Niettemin, naa dat de gezanten de nuttigheit van 't vergaadren der Staaten, zonderling in Nederlandt, hadden vertoont, veftighde men dit lidt, mits daar by voe- ghende , Volghends de oude voorrechten. Op het achtfte punt, vorde- rende , 'Dat de Hartogh zyn' woonfteede in Nederlandt hadde te houden, ende zoo hy om dringende noodt vertooghe , en eenighen tydt wegh bleeve% eenen inboorling in zyn'plaatfe te maghtighen , werd niet anders by ge braght ^ ■ dan dat men licht elyk > uit het fchatten van den drang der noodt, en van
den tydt, ft of zoude kunnen raapen om te warren , en gehoorzaamheit te weigheren , met voorwenden dat dit punt door zyn Hoogheit oovertree- den waar. Doch , mits vertooning der gezanten , T> at dit verft aan moefi worden naa ree de en billykheit 3 en de Staat en niet zoo haaftigh met wijfeling van Vorft e waar en j hebbende 't af weezen van Koning 'Philips me er'dan twin- tigh volle jaaren gedooght i zoo liet men 't gelyk het lagh. Het neeghende punt eifchte ftips, Dat de Hartogh tot Raadsluiden hadde inboorlingen des Lands , zulke als by de Staaten zoudengemaghtight worden. Hierop braght men by , van zynentweeghe, Dat het den Vorft e, ende niet den Staaten toeftond, zynen Raadt te fliehten. De Ambafladeurs antwoorden, Dat al de jammer en des Lands uit de Raadsluiden waar en hergekoomen j en dat men vergeefs hierom dingen zoude ■> dewyl zy meindendat'er de Staaten reeds in voorzien hadden , met oprechten van eenen Raadt -3 zonder daarom den Vorft e te willen beletten, van tydt tot tydt de plaatfen der ooverleedenen te vullen met andre perfoonen; doch Landtzaaten, en ter benoeminge van de handelendegeweften, Ende, als men, van Anjous zyde, op zitting van eeni- ghe Franibizen in den Raadt voorneemelyk drong, met aanmaaning, dat de gezanten doch rondelyk verklaaren wilden het uiterfte hunner maght om dit ftuk te maatighen * zoo laazen zy den Hartoghe de reeghelen huns heimelyken berichtfehrift voor, waarby, eenen oft twee Franfoizen, aangenaam den Staa-
|
||||
DER NEDERLANDSCHE HISTORIEN. 749
Staaten , plaats aldaar ingeruimt werdj ende fteldendit punt in die forme, j^öe
jaa vry wat breederdan 't berichtfchrift eighentlykmeêbraghtj metverZee- kerin^- dat hun niet geoorloft was een' tuttel meer daar by je voeghen. fe^e Hartogh echter, zoo wel als zyne Raadsluiden, kon de hardigheit van dit punt niet verduwen. En zy vertoonden, Hoeonbillykhetwaare, denVor- ßen , Heeren , en Eedelmannen , waaghende hun leeven en goedt voor 't Landt ■> toegank tenRaadete weigheren $ maar met hun en hunne hoofden naar eighe lufi te werke te gaan, zonder datz'er op gehoort wierden. Toen antwoordden d'Ambaffadeurs , 'T verßandt der Staaten te weezen , 'Dat men d'uitheemfche Vorfien , Heeren , en Krysooverften f niet meer uit den Raade van oorlogh zoude weeren dan d'ingezeetenen , volghends 't ouw- de gebruik : maar, belangende den Raadt van Staat, dien 't bewindt van den burgherlyken ßandt, van het Gerecht , en andre zaaken buiten 't fluk der oorloghe toequam -y de reede vereifchte dat Landtzaaten het Landt re- geerden. En zy weezen aan, nooit ge dooght te zyn, dat, oft Kaizar Ka- rel, oft zynzoonThilips, tot leeden van deezen Raadt eenighe Spanjaard*, '■hoewel onderdaanen eenes zelven Koninx , zouden beezighen : ende zulx niet ingevoert bleek dan ten tyde des Hartogfaen van JlIva, die, door zyn* tieranny, alle goede orde om verre worp, zonder nochtans te kunnen door dry - ven dat men der meer dan eenen oft twee aannaame. Jaa V hadden Hartogh en van Borgonje niet moogh en gebeuren, Borgonjers daarin te brengen booven twee oft drie -} onaangezien dat men zegenoeghzaam voor luiden van eenen zelven Lande hield. Naa veel ftribbelens oover en weeder, liet de Hartogh dit punt doorgaan, onder de maatighing daarin gefchiedt. Het tiende verbood den buitenboorlingen devoorrrerlykfte ampten van 's Hartoghen huis, en gunde hem 't begeeven der andre, mits dat het meefte getal der Eedelmannen uit in- boorlingen beftonde. HiervraaghdendeFranfoizen , wat ampten men voor de treflykfie reekende: en laakten voor zeer onheufch, dat men deouwde, en getrouwe dienaars zyner Hoogheit in fieede van erkentenis, wilde verwyde- ren , en zoo veel als berooven van 't byzyn huns Vorfien j daar de Franfoizen in den aardt hadden dit aldermeefi te achten. De Gezanten antwoord- den , 'Dat men ze niet dacht heel uit te fluiten : maar daar waar en eeni- ghe ampten die aan 't Landt behoorden •> als dat van Grootkaamerling, Groothofmeeßer, Grootfchildtknaap, oft Stalmeefler , en andre , de wel- ke naar reede niet moghten bedient worden by vreemdelingen. Daarop fton- den d'anderen toe, dat het billyk was, de ampten, den Lande eighen, aan Landtzaaten te befleeden -, dan maakten eevenwel onderfcheidt tuffen zoo- daane ampten en die van d'Eerfle Hofmeefiers, Stalmeeflers en andre. De dingtaal ontftak zich. Men deed de gezanten uitftaan. Toen viel'er noch veel morrens onder die van binnen : voorwendende de Eedelluiden , dat men hun den wegh tot alle vordering opdolf. Doch de Hartogh nam oo- ver zich , te bearbeiden by de Staaten, dat yder zouw oorzaak tot goedt genoeghen hebben •, en bewillighde in 't punt onder befprek te zien in't flot van deezen handel. Het elfde, twaalfde, dertiende , en veertiende, gingen deur zonder veel gefchils. Het vyftiende en't zeftiende hielden in, 'Dat de Koning van Vrankryk , ontzeggende den Spaanfchen , hem zoo ter zee als de lande hadde te bekryghen, en zynen broedere genoeghzaa- me middelen by te zetten , om de Nederlanden altyds , en teeghens aller- ley vyanden te befchermen : ten welken einde 't zelve Ryk en de gemel- de geweften in eeuwigh verbondt zouden blyven , oorlogh voerende, by ge- mein goeddunken , teeghens alle die hen quaamen te bejpringen : zonder nochtans deeze Landen ter Franfche kroone in te lyven, Deeze (lof braght Rrr 3 magh-
|
||||
7So P.C. HOOFTS ZEEVENTIENDE BOEK
15-80. maghtighe zwaarigheit voor zich. De Hartogh en die van zynen Raadt ver»
toonden, Dat de Koning zich fleuren moghte aan deeze manier van zinfieU ling: dat hem, aokfchoon beflooten hebbende den Koning van Spanje vyandt te verklaaren, nocht gelieven nocht gelyken zoude zyn' meenïng f ontdekken voor de daadt. Want zulx waare zyn' weêrparthy waarfchuwen en waa- penen. cDaarenbooven zyn' Hoogheit Zoo fcherpelyk te willen verplichten tot het be dry f eens andren, beflondin geene reede , ende was zelfs ondoen- lyk naar de natuur des verdings: gemerkt men met haar , niet met den Ko- ning handelde. Dies moefle men dit dier wyze vervormen , dat zich de verbintenis tot de$ Hartogh gedroeghe , ende niet puurlyk tot den Koning. Ter andre zyde was het 's Hartoghen werk , te daadingen met zyne Maje- fleit: en deeze, wen zy~zichvafl maaken wilde, zouw zich aanzfri Hoog- heit verbinden , ende niet aan de Staaten. Hierop weezen de gezanten aan, Hoe hunne meeflers niet alleen hunn' eighe veiligheit, maar ook die van zyn' Hoogheit behart ighden, met eenen voor fiel, dienende om klaar lyk te ver* neemen , wat haar van zyne Majefleit te verwachten flonde. Want het was geen oorber elkandren te blinddoeken: en zyn' Hoogheit, aanvangende zoo wightigh een werk zonder fleun van haaren broeder 5 zoud' 'er niet deur raaken, maar lichtlyk onder den lafl blyven leggen. Men kon haar ook , op dien voet, geen geduurighe trouw van de Landtfchappen belooven -, dien een eeuwigh ftryden, zonder, hoope oft aanblik van andren groot en byft andt, . ten uiteinde verdrieten moefl. Teffens fielden zy voor ooghen } tot wat heil van ganfch Chriflendoom, maar voorneemelyk van Vrankryk het Spaanfch oorlogh gedyen wilde -, zynde dit het rechte middel om'er d'inheemfche vree- de te veflighen. 'Dat de Staaten zich nemmer gerufl konden vinden , zy en zaaghen e erft dien krygh verkundight •, gemerkt hunne vyanden , door ontallyke liflen, geflaadelyk trachten zouden tot hun boos voorneemen te koomen , en den Koning , oft ten minfle een deel des Ryx, aan hunne koor- de te kryghen: waardoor , zelfs de kroon gefchaapen fcheen in gevaar van een' fchriklyke fcheuring te raaken. De Hartogh , echter } bleef 'er by3 dat hetydele waenwas , van die verklaaring , voor dat pas , uit den Ko- ning te trekken: maar zeide , zich genoegh te belooven van de goede wille zyner Majefleit fhemwaarts , dat zy hem niet zouw ver leeghen laat en-, jaa zelfs , wen 't op 't nypen quaame, het oorlogh aanneemen teeghens Span- je . 'Dan men diende hem de zorgh van 't handelen met zynen broeder te ver- trouwen . Daarop vraaghden d'Ambafïadeurs} Wat verzeekering men dan vinden konde} gemerkt het zwaar mistrouwen •, 't welk , gegrondt op veele flukken van zeer groot belang , niet lichtlyk f ontwortelen waare uit de harten , zonderling der Onroomsgezinden , die men zoo meenighmaals te leur gefielt had, en verfteeken van de vervulling hunner hoope, gebowwt op beloften. De Hartogh en zyn'Raadsluiden antwoordden , Dat men geen' andre verzeekering hebben kon dan'sKoninx woordt en teikening voordien tydt, en voor den toekoomenden de werken , die hy hoopte in kort te doen zien. Toen deisden de gezanten zoo verre als hun heimelyk berichtfchrift toeliet j ende , ooverflaande des vyftienden punts eerllre lidt, ftelden al- leenlyk het tweede by gefchrift ; doch klampten daar aan , Dat zyne Ma- jefleit de hoedaanigheit haar der hulpe befcheidelyk te verklaar en hadde. Maar dit almeede fmaakte den Hartoghe niet, en men moeft deeze ,twee punten verftellen naar zyn goeddunken. Teeghens het zeeventiende punt vielen geen' woorden altoos : maar veele noopende 't ach tiende; mits het uitdrukte zeekre fom gelds , jaarlyx te verfchaffen door de Staaten tot onderhoudt des kryghs > zonder dat de gezanten begrooting maakten '•: '" ' ' van |
|||||
■1^^
|
|||||
DER NEDERLANDSCHE HISTORIEN. 7fi
van de middelen der geweften ende laften der bezettingen. Dies toon-
den zv, ernftigh verzocht zynde, den Hartoghe twee oft' drie lyfren, zoo van 's Lands krysvolk als van de bezettingen j en voeghden 'er by , Dat de koften der bezettingen voortaan gefchaapen fcheenen te minderen • de-. qjuyl men , houdende 't veldt., in zoo veel fieeden geen' foldaaty behoeven zoww. De fom ook van vier ent wint igh hondert duyzendt gulden , belooft van de Staaten, zoude weenigh min uitbrengen dan der t igh hondert duizendt Pranken. En zy hoopten , dat de Staaten , naar eifch der noodt, noch wel wat dieper m de bor ze zouden taßen, om tot dertighhondert duizendt gulden te koomen. Eindtlyk hy liet dit doorgaan -, behoudends te mooghen naamaals daaraf naader handelen met de Staaten: 't welk ook op zommighe andre punten beiprooken was, en van kleen belang, alzoozy niet verplicht werden hem te believen. De zes naaftvolghende punten liet men meedege- ]yk zy laaghen, uitgezeit, dat in 't eenentwintighfte en tweeëntwintighite een gefing woordt oft twee bygevoeght oft verandert werd. Teeghens het vyventwintighfte , luidende, dat zyn Hoogheit ter plaatfen die men met geweldt quaame in te neemen , hadde orde te ftellen by goeddunken der* Staaten; zeiden deFranföizen, Dat het niet mooghelyk viel, altyds dever* gaadring der Staaten te verbeiden opfchielyk en onvoorziens ontmoetende zaa- ken: gemerkt men bywylendefleedentenroovegaf, bywylen ranfoende _j nu wat harder, dan wat zachter handelde, naar eifch der geleeghenheit, ende naar dat men denfoldaat moefl vernoeghen, oft naar de beloften hem gedaan. Dit werd beantwoordt met verklaaring, dat de Staaten niet verfionden in dit punt te begrypen de voorvallende geleeghenheeden van 't ßuk der oorloghe $ maar alleenlyk, dat men, naa'toovergaanderfteeden, de verdingen en orde- ningen, als dan te maaken, zouw richtennaar'twelbehaaghen der Staaten-,, volghends het voor beeldt der fladt Me che Ie, met de welke zy gehandelt had- den naa 't bekoelen van de eerfle hitte der veroovering, waarin mende uitvoer- ders des werx liet daadingen. Oover 't zeflèntwintighfte punt ontftond hee- vighe ftrydti mits het de Staaten ontiloegh van alle gehoorzaamheit, eedt, en trouw, indien de Hartogh oft zyne naazaaten dit verdragh in eenighe zyner punten quaamen t'oovertreeden. En zyne Raadsluidenvertoonden, Dat, hoewel zyn' Hoogheit vafllyk bejlooten had, de e ze punten alle en e Ik f onder- houden, zonder een enkel der zelve te quetfen oft breeken, nochtans, naar- dien dit punt de onderdaanen tot rechters maakte, om t-e oordeelen wanneer 't verdragh ge br o oken w aar e oft niet -3 jaa uitdrukkelyk voor zich braghtdee~ ze woorden, In eenighe zyner punten *3 het, ten aanzien haar der naazaa- ten , onderworpen bleek aan behaaling i en dat men , ter eerfle geleeghen- heit die voor viele tot verandering , zouw mooghen beßaan met zeggen dat deVorfl eenighe der gemelde punten te buiten ging: waardoor men ingeduu- righ mistrouwen moefle leeven, en in gevaar van zorghlyke opftendingh en weederfpannigheit. Dies kon yder welbezefen, dat ditpuntgemaatight dien- de met bvvoeghing van eenighe befcheidelyker verklaaring j op dat d'een' en d'ana're parthy zich des te beet er verzeekren moghte van onderlinge goedt- 'willigheit. De gezanten, hierop uitgegaan en weedergekeert, deeden een wydluftigh verhaal van de getrouwigheit der Landen tot hunne Vorften, en fterkten 't met getuighenis van zoo veel' eeuwen. Zy zeiden voorts , Dat nietteeghenftaande de reedenen bygebraght van 's Hartoghen zyde , de Neèrlandfche Vorften geen' zwaarigheit gemaakt hadden van zich te brei- delen door zoodaanighe, jaa- noch enger zinflooten. 'T welk niet alleen geen' oorzaak tot wantrouw oft arghewaan geweefl was , maar , ten tee- ghendeele, een derfterkfte banden van de geneeghenheit des Vorften tot de on- Rrr 4 der-
|
||||
7p P. C. HOOFTS ZÊEVENTIENDE BOEK
i5"8o, derdaanen, en van de gehoorzaamheit en liefde der onderdaane tot den
Vorfl. Want alzoo vreesden zy nocht ooverlaft , nocht onrecht van hun* ?ien Landsheere, en verzeekerde hy zich van hunne trouwh artigheit fhem- waarts. En het flond geenszins te beduchten, dat men lichtveirdelykyets duiden, zoude tot kneuzing van 't verdragh j naardien in zoo veel honden jaaren nauwlyx een eenigh voorbeelt van zuh gezien was 5 jaa dat zy althans verdraaghen hadden , nieren* enkle breuk der eeden en belof- ten hun gedaan van den Spaanfchen Koning f zyner blyde Inkoomfle, mam een geheele omflorting van alle recht, billykheit , en burgher lyke orde, een' verwoefiing en bederf huns vaaderlands tot in dengrondt , en 't ver- treeden van alle menfchlykheit 5 eer dan de waapenen aan te neemen. Hoe veel min dan viel voortaan te zorghen , dat zy zich teeghens hunnen Vor ft verzetten zouden , naa proef van eindelaoze ellenden , hun oovergekoo- men door deezen krygh, nietteeghenßaande d'oopenbaare rechtveïrdigheit hunner zaake ? Men kon voorwaar t'oover bevroeden , dat zy , zoo lang als 'er eenighe wegh ter werelt waare om t'ooverkoomen met hunne Vor* ■ fien 3 zich niet verhaaflen zouden om teeghens hen in oorlogh te treeden. Ende ter andre zyde , indien zy en hunne voorzaat en ooit y ver aars voor hunne wettighe vryheit geweefl waaren , fierker reede dreef hen daartoe jeeghenwoordelyk , -nu d'erv aarenis geleert, had, wat'er onheils en Jam- mers reez uit d'ongerechtigheit en woedery eens Vorflen die zyn gezagh misbruiken wilde. Waaroover zy hoopten, dat zyn! Hoogheit zich niet on- geirne voeghen zouw om hen hierin gerufi tefieUen, en te betoonen met der daadt, dat zy begeerde hun een goedt Vaader en voorflander te weezen, gelyk eertyds de goede Hartogh Philips, die daarom vaader des volx werd gebynaamt. Hierop vertoonde weederom de Raadshooftman La Regnye, Hoe men de Hiflorien gevult vond met voorbeelden van weederfpannig- heit teeghens de Landsheeren; en derhalven diende te voorzien , by 't ver- dingen , dat men der gemeente geenen voetgaave tot verylde opflending: de- wyl't zelfs aan ge ene ß aaien ontbrak van muiteryen en inheemfche oor- loghen , dikwyls aangeheeven en ge voert van de Vlamingen , zoo teeghens hunnen Graaft als van d'eenen teeghens d'andren. Om dan alleßojfe hier- toe te fchuwen , werd vereifcht hierby te voeghen dit zinjlot, Als het den Landen blyken zal dat dit verdragh gebrooken zy. Anders waar het den Ko- ningen een' voetflrik leggen ■> en de deur e voor onraadt en oproer oopenen. En dit aanhengfel zouw den geweflen het oordeel van 't breeken des verdraghs niet ontneemen : maar aüeenlyk den aanfioot verhoeden , die ryzen moght uit aaverechtfche duiding , als oft allen enklen ferfoonenvry ftonde zich tee- ghens hunnen Vorfl op te werpen , onder voorwending dat hy 't verdraghge- fchendt oft gefcheurt hadde. De gezanten eevenwel hielden hun eindt met aantuighing hunner maghteloosheit: ende alzoo dit een ouwdt voorrecht, jaa de grondtflagh en Iteun van al hunne vrydoomen was, waaraf, booven alle dingen't volk zich zouw yverigh toonen, dat zy nocht konden, nocht darden, eénigher wyze, daarin yets veranderen. Toen verghde men hun noch eens buiten te ftaan: endezeide, naa hun weederkeeren, La Regnye* Hoe de Raadsheer en wel meinden, dat al de Landtfchappen teeghens hun- ne Vorflen , niet gebruikten zoodaanighe manieren vanfpreeken om dat &t hard en haatlyk waaren. Echter , dewyl de gezanten dreeven , dat het een voorrecht des Lands was , en mits zyn' Hoogheit verftond de voor- rechten in ende oover al te handthaaven; dat zy dan geirne daaraan zou- de gehecht zien dit zinjlot, Naar hunne ouwde voorrechten. fVaarop men hun wel verklaar en wild e , dat de zwaarigheit, gemaakt noop ende dit punt')
niet
|
||||
DER NEDERLANDSCHE HISTORIEN. 7f$
niet zoo veel woegh ten aanzien van zyri Hoogheit oft haare naakoome- 1 £80.
lingen , als v*an den Koning , de Koninginne , en hunnen Raadt, die 't zeer brusk zouden vinden. EnlichtelykQgelykt'zynenhoove ontallykege- zintheeden in fwank gingen , die wel beholpen zouden zyn met dus een' gelee- qhenheit om den Koningwêerfmaak in'twerktegeeven)moghtenzy'zeggen, hierby genoegh te blyken, dat men quam deunen met zyn' Hoogheit, ende, naa 't beezighen van haar en haaren onderflandt, het war teeghens haar zoeken reilde, en haar diedfch te maaken dat zy't verdragh oovertreeden had', ge- werkt de Landtzaat, felkerfionde wen*them luftte, haar , als houdende geene fteeden bezet, nocht eenighe haften f haaren verdoem , verjaaghen Ion. 'Dat der halven zyn' Hoogheit hen bad, dit zinbegrip hieraan te laat en knoopen ,, op dat zy alfoa den Koning vernoeghen moghte, met by brengen, V waar niet nieuws, maar eenmwdt voorrecht des Lands: 't welk zyne Maje- ßeit niet zoo vreemt vinden zouw, flaande 't oogh op het voorbeelt van Rochel en zommighe andre Franfche fteeden, mee de voorzien van eenighe bezondre voorrechten, die men hun onderhouden moeft. Dit werd rondelyk beantwoordt van de Ambafïadeurs, met ootmoedigh fmeeken, Zyner Hoogheit geliefde doch niet oevelteneemen, datzy hier niets konden wijfelen, aan oft af doen-, zynde dit punt alte teeder, en zy geenszins zoo verregemaghtight, ziende ook %ülx niet te verantwoorden by hunne meefters, dien zy wijlen dat het zelve, booven al d'andre punten, ter harte ging. Ten laatfte liet de Hartogh zich ge- zeggen , aanneemende dit punt eeven als 't lagh •, onder voorwaarde nochtans, dat de geenen, die hy aan den Koning zouw zeinden ( waartoe genoemt wer- den deMaarfchalk vanCofïe, en Je Heer vanPruneaux) hem mondelings daar af hadden t'onderrichten, op dat het zyner Majefteit geenen aanfloot gaave. Noopende'tjongfle punt, waarby vermaant werd, dat de Landen en de Hartogh gezaamentlyk 't befte middel te raamen hadden , om den Aartshartogh Mathias in alle reedelykeit te vreede te ftellen , verftond Anjou dat de gezanten yets voorflaan zouden. Zy zeiden , 'Dat hun de Staaten belooft hadden, befcheidelyker verklaaring hunner meeninge hierop ' cover te zeinden. 'Daarentuffen zoud' het zyner Hoogheit gelieven van haar- der zyde te peinzen wat haar beviele te doen in deezen. Zy beweezen hem de hïüjkheit der zaake, en dat het hard en )onheufch waar e, den voorzeiden Aartshartogh onvemoeght te laaten vertrekken. 'Dat alle andre Vorflen van Chriftendoom zich daaraan zouden argheren j inzonderheit de Hooghduit- fche. T)at, daarenbooven, ontaUyke meenighte van menfchen , in Neder- landt zelf, hem {en met reedé) beminden en eerden, en zich grootiyx bedroeven zouden, ziende hem qualyk gepaait van daarfcheiden. Waaruit dan eenighe fiaauwing dergoedegeneeghenheit totzyn' Hoogheit volghen wilde: daarzy, tenteeghendeele, d'Algemeine gunft zouw tot zich trekken, gaande mildelyk toe met zoo eenen Vorft -, ende teffens diens hart en vrundfchap winnen ; een fiuk van maghtigh belang ten opzighte van Hooghduitslandt, daar men den Ooftenrykfchen naam in zulk een' acht baar heit hield als al de werelt wijl. 'T welk de gemelde Landt zaat en moedighen zouw, om zich zoo veel te meer ' aftezondren van Koning Thilips , en aan zyn Hoogheit te hechten. Ge- vraaght zynde wat hun hierin te doen docht, verklaarden d'Ambafla- deurs, dat, zoo 't zyner Hoogheit geliefde den Aartshartogh te befchenken met eenighe haarder Heerlykyen, famteen taamelyk jaarwedde, de Staaten zien zouden hem meede vyftigh oft tzeftigh duyzendt gulden's jaars toe te leggen: ende verzochten haar, by den Koning en de Koninginne Moeder te bemiddelen, dat zy zich desgelyx jeeghens hem wilden uitruimen , en hem, in Vrankryk, een huwelyk, zyns waardigh, aanbieden. Hierop voeghde • '" "' -' ""de
|
||||
7f4 P- C. HOOFTS ZEEVENTIENDE BOEK
i5"8o. de Hartogh, dat hy't inbedenken nam 5 ende, wen de Staaten zich quaa„
men naader te verklaaren, betoonen zoude hoe hoogh hy zich 't begunfti- ghen hunner zaaken lietbevoolen zyn. Daaniaa vermaanden zy hem tot het ontzet van Kaamerik, en hoe die ftadt zich onder hem hadbegeeven , op voorwaarde dat zy, zoo hy verdragh met de Staaten der vereenighde Lan- den floot, daarin zouw begreepen worden als een lidtmaat der zelve. Dit beantwoordd' hygeneeghentlyk: ende als zy hem baadendeNeêrlanderste * Natu- begiftighen met * recht van Inboorlingfchap , zeide zulx aan hem niet te ralifatie* ftaanj maar dat hy, naa zyn' ontfankenis in Neederlandt, niet faalen zouw daaraf met den Koning te handelen, en het wel hoopte te verwerven. Dit droegh zich toe op den zeftienden van Herfftmaandt; zulx men met al dit daadingen nauwlyx booven vyftien uuren beezigh was: naamelyk , t'elken daaghe, van achten oft neeghenen 's morghens tot tufïèn elven en twaalven. Seedert viel 'er noch ftribbeling: houdende de Hartogh aan, om de punten ter weederzyden onderteekent te zien , tot bewys , voor zynen broeder, dat men ïtaat op 't verdragh maaken moght. Waarteeghens d'Ambafladeurs by braghten , Ge ene reede te zyn , dat zy zich verbonden , en zyn' Hoog-, keit onverbonden bleeve , mits het volbrengen van't vyf tiende en zefliende punt a en dienvolghends haare verbintenis , aan 't goeddunken des Konings hingi die zoo lang moghte de zaak ßeepende houden , dat midlerwylde Staa- ten benoodight wierden nieuwen raadt te zoeken , oft elders parthy te kie- zen , oft ten minfle groot e veranderingen in 't Landt opquaamen, die men hun gezanten , als ver achtr ende hunne beloften, zouw willen wyten. En zy verzochten tydt om voor vafter verplichting , zommighen uit hun aan de Staaten teichikken} voorneemelyk ten aanzien van de Brabandtfche, die hun zoo breedt een' maght niet gegeeven hadden. Teeghens deeze zein- ding werd zeer veel oover hoop gehaalt. Eindtlyk , opbefprekdatdeHar- waarde'n toë^ *lun gaave bewys geteekent met zyn' handt, hoe zy de bepaaling hunner geßooten maghf> ontfangen van die vanBrabandt hem hadden bekent gemaakt, be- tujfenden willighden zy, op den achtienden der gemelde maandt, in't onderfchryven Hartogh I. der punten , uitkoomende nu op deezen zin. 'De Staaten kiezen en beroe- vanAnjou pen , den Hartogh van Anjoutot Vorß der Neederlanden y op zulke tytels, en de staat- feweefen van Hartogh e , Graave Markgraave, en anderszins, met zulk je lege- Hoogheeden en voortreßykheeden, gelyk de voorighe Heeren de zelve bezeeten in 'tFletfis hebben: welverßaan , dat al de verbintenijfen van den Huizevan Eorgonje bjTou. en de Neer landen zoo met den Kaizarryke , Vrankryk> Engelandt, 'Deene- marky als andre niet naadeeligh aan dit jeeghenwoordigh verdragh, zullen 11. in haar geheel blyven, zonder eenighe ver andring. Naa 't ooverly den zyner Hoogheit zullen de manlyke oir en , wettigh geteelt van haar , 't bezit der Landen aanveirden: ende indien zyn' Hoogheit', oft haare voor zeide oir en koomen meer dan eenen wettighen en manly ken erfgenaam achter te laat en-y zoo heeft het kiezen van den bequaamflen aan der Staaten oordeel teßaan. III. In geval van minderjaarigheit des naazaats oft des gekoorenen, hebben de
Staaten hem eenen beftierder te ßellen, ende aan zich te houden de vooghdy, famt het bewindt der Landt zaaken , tot zyne volle twintigh jaaren toe\
't en waare zyn Hoogheit, oft haare erven anders daarin voorzien had- den , by goedtdunken der Staaten j de welke , by ontbrek van zyn' Hoog- heit en haare naakoomelingen, zullen vermooghen eenen andren oover- IV. heer te kiezen. Men zal zyn Hoogheit fiellen in 't bezit der Landsheer'
lyke goedren , gelyk die jeeghenwoordelyk bevonden worden :, blyvende de * Reëele zelve goedren belaß met alle * dinklyke fchulden: en deperfoonlykefchuldenrge'
maakt by de voorgangene heeren , met de Landfchappen enßeeden-, die dit verdrag^
|
||||
D.ER NEDERLÄNDSCHE HISTORIEN. 7fS
yerdragh aangaan, en met andre vereenighde, oft met bezandre inwoonders 1^80.
houdende hunne part hy , zullen, afgeloft en betaalt worden: en zyn' Hoog- heit zal de zelf ft e goedrendoen bedienen by luiden naar haare geliefUH doch inboorlingen des Lands -3 en ziehte vre ede houden, met de gemelde goedren, zonder te mooghen doen eènigheongewoone heffing oft de ftellmg vm pmkh iren buiten verlof der Staaten, volghends hunn' 0MW.de voorrechten: ende bly kende de zelve goederen zulx bezwaart, dat zy n,iet verre genoeghfirekken konden tot onderhoudt vanden fiaatzyner Hoogheit, zullen de Staatenfekikr ken weer daartoe te verfchaffen, en haar matte reedelykkeit te vermeghm;. Zyn Boogheit zal y W de geweßenij ßeeden, engemeinten, handfMaaven V. iouwde oovereenkoomften , verbmteniffen, gerechtigheeden, voorrechten, <vrydoornen, en gewoonten, ook deUipechtfcheVereening * voor zoo veel zy ditjeeghenwoordigh%wdfflg niet te naagaat. Zy, kenne voor gaedt en van VI. waarde al 'tgeene reeds, kf den Aart sh art ogh Mathias, en d'Algemeine oft besondre Staaten, gehewt oft verordent U. Zy wort gehouden, ten minße Vit eens in'tjaar d Algemeine Staaten te vergaadren, om daar orde geraamt te worden op de voorvallende zacken , die de weh; aart, der Landen betreffen: ende zullen , boaven dien, de Staaten mooghen fzaamenkoamen, zoo dik- wßs, en ter zulke plaatfe,, als zy 't verft aan 's Lands oorbaar te weezen, volgends d'auwde voorrechten. Zyn' Hoogheit zal haare w.oonfteê houden in de VIII. Neederlanden-, ende zoo de noodt vereifcht dat zy vertrekke en wegh blyve voor eenighentydt, zal zy haareplaatfe bekleeden. met eenen andren Landtzaat, aangenaam den Staaten en op hunne bewillighing. Tot Raadslmden van Staate IX. heeft zy te gebruiken inboorlingen des Lands, zulke als by deLondtfchappen zullen ge ft elt worden, oft voor dit maal gefielt zyn -, endegeene vreemdelingen, nocht Franfoizem, nacht andere % hoeven eenen oft twee, gevallende denge* wefien, enby toefiandtder&elwe*. ende als men voortaan andre zalmoetenbe^ roepen^, zal 't aan de Landtfihappen ft aan die te noemen , en aan zyn' Hoog- heit, hun laß te ge even. Zyn'Hoogheit zynde inde Neederlanden, voorzie x. met inboorlingen de vaarneemlykße ampten haars huis s en belangende $ andre, doe, daarin, haar welbehaaghen,, ander befprek nochtans, dat de Eedelluiden meefl endeels zullen fsleêrlanders weezen, Als men O over ft en van geweßen, XI. oft van fterkten heeft te maaken, oft de voorneemlyke Amptluiden van eenigh Landtfchap, zal zyn'Hoogheit eenen kiezen uit drie genoemt by die van 't zelve Landfchap -y en de ge ene, die men zal noemen voor de hooftft ee den, zul- len haar aangenaam weezen, Zyn' Hoogheit beloove den Godsdienft en de ge- XII. loofsvreede te onderhouden, in zulkenftaat als die teeghenwoordelyk zyn, oft gelyk by de'Staaten van elkgeweft naamaals zal worden gekernt ; ende naamentlykin Brabandt, Gelderlandt ,Vlaandre,Uitrecht, Mee hele, Vries? landt, Groninger Ommelanden, 'Drenthe, enTwenthe ; zonder dat, van •weeghe zyner Hoogheit, daar inney ets zal worden vernieuwt oft verandert. Hollandt enZeelandt, hebben te blyven, gelyk zy althans zyn, naamelyk, XIII. in 'tftuk van den Godsdienft en anderszins: welverftaan, dat, in zaaken roerende de munt, oorlogh, fchatting, en voorrechten Puffen de Landen en fieeden, zy zich zullen onderwerpen aan zyn' Hoogheit en d'Algemeinfchap, naar't luiden der oovereenkoomflen en verdingfchriften, gemaaktoftnoch te maaken, by gemein goeddunken der Algemeine Staaten, volghends d'auwde gewoonten en voorrechten. Ende in 't gemein zal'zyn'Hoogheit niet gedoo- XIV. ghen, datyemandtinzynhuis, oft anderszins, onderzocht oftgemoeit war* de, om 'tftuk oft onder voorwending van den Godsdienft, alwaar 't fchoan dathy, buiten de voor zeide twee Landtfchappen, oeffening daar van deede: maar heeft zy beide de geloof sverwantfchoppen in haare befcherming te nee- men. |
||||
716 P. C. HOOFTS ZEEVENTIENDE BOEK
i f 80. men. Zyn Hoogheit zal bevorderen, en te weeghe brengen , dat de Koonim
X V. vanVrankryk haar en haare erfgenaamen helpe metzynemaght en middelen om zich altydste handthaaven , en 't effens de verdingende Landt fchappen^ flaande onder haare gehoor zaamheit, teeghens alle vyanden , 't waar e de Koo- ning van Spanje , oft andre verbondene weederparthyen ; ende dat hy'niet toelaate , dat eenighe hulp > gerief', oft doortoght verleent war de in zyn Rjk^ aan de gemelde vyanden -, ook den Ooverflen der geweflen, fleeden , en grens- plaatfen beveele , dHngezeetenen deezer handen te begunflighen, en hm XVI. *& ry koomen en keer en toe te flaan. Zynde zyn1 Hoogheit getreeden in 't daadt- lyk bezit deezer Landen, zal zy befchïkken, dat Frankryk en de zelve zich verbinden, en verbonden bly ven, om gezaamentlyk, met gerne enen raadt ^ te oorlooghen , teeghens alle , die koomen te befpringen dat Ryk , oft deeze geweflen: dewelke nochtans der kroone van Vrankryk niet zullen worden in- gelyft, maar zich houden by hunne wetten , gewoonten , gerechtigheeden, XVII. verdingen , en ouwde voorrechten. Wyders , tot meerder verzeekeringtee-
ghens de gemeene vyanden , die zich naamaals moghten kanten teeghens dit verdragh, mee de om te voeden en te vermeerderen de goede vrundfchap en 't onderling verjtandt, die 't der Kooninginne van Engelandt, den Kooningen v'anT)) eenemark, cPortugaal, Sweede , Schot landt, enNavarre, denVor- jlen des Kaizarryx, de'Duitf che Henzefleeden, ende anderen Vorften, moo-
ghentheeden, Staaten , fleeden , en hunnen bondtgenooten gelieft heeft te
onderhouden met de Neederlanden , zalmen hen , van weeghe zyner Hoogheit
en der Staaten, aanzoeken , om tot naauwer en va/Ier verbintenis te koomen.
XVIII. Zyn' Hoogheit zy gehouden het oorlogh te voeren, en de Landente handthaa-
ven, zoo met de middelen haar te verflrekken door haaren broeder, als met haar' eighene > waartoe de Staaten jaarlyx zullen uitreiken vierentwintig honderi duizendt gulden van veertigh grooten Vlaamfch , om daarmeede^ vooral, betaalt te worden de bezettingen, en't krysvolkvan't Landt te zul- XIX. ken getaale als men dienftigh zal vinden. cDen opper ft e des heirs zal zji
Hoogheit, by goeddunken en gelieft e der Staaten , ftellen-, en oov er de Fr an- X X. fihe troepen een hooft, tot der Staat engenoeghen. Zy bezette geen'fleeden oft
ft er kt en metFranfoizen oft andre vreemdelingen , buiten verlof des Landt-
fchaps daar de plaatfe zal gele eghen zyn: ende d'ingeboortighe hrysluiden zd
XXI. zy feggefti> by goeddunken des Raads van Staate. De Landfc happen zullen, tot
noodtlykgerak des volx van oorlooghe, zeekre bequaame plaat fen v er fc hikken)
XXII. om de vendels te ververfchen en uit te winteren , w en'tv er eifcht wort. Alk
uitheemfche hrysluiden, zoo Franfoizen als andere , zullen moeten vertrek- ken uit den Lande, als d' Algemeine Staaten des verzoeken op zyn Hoogheit. XXIII. 'De zelve zal geen verbondt maaken met den Kooning van Spanje, 't zy door
huwlyk / oft anderszins, nocht verdragh aangaan met hem, oft met deont- eenigdë geweflen oft plaat fen, dan by goeddunken en bewillighing der Landt' fchappen, die haar zullen hebben aangenoomen: gelykzy ook geen' andre ver- bintenijfen zal aangaan met uitheemfchen , tot naadeel van den Lande en XXIV. dit verdragh. Welverftaan, dat men de onteenighde Landtfchappen ,fleeden,
eyiplaatfen , ende andre, die zich zyner Hoogheit zullenwillen onderwerpen, en vervoeghen met de verdingende Staaten, tot dit verdragh font fangen heef. XXV. Ende met degeene, die men met geweldt moghte koomen te verooveren, 't Z>)
inde onteenighde oft andre oorden van Ne e der landt, heeft zyn' Hoogheit te handelen, by goeddunken der Staaten, in maaniere als met gemeine toefletn- XXVI. ming zal oorbaar geacht worden. Zyn' Hoogheit en haare naazaaten zulkn
den pleghtighen eedt noopende 't onderhouden van dit verding, doen in elk Landtfchap, booven den algemeinen eedt aan de Staaten: ende indien zyn Hoog-
|
||||||
•'
|
||||||
\
|
||||||
DER NEDERLANDSCHE HISTORIEN. | jw
Hoogheit oft haare naakoomelingen 't zelve te buiten gaan, zoo zullen de i f 8o*
Staaten met der daadt ontflaaghen en ontlaßzyn van alle gehoorzaamheit> eedt, en getrouwigheit, en eenen andren Vorß mooghen aänneemen, oft an- derszins voorzien in hunne zaaken , naar dat zy zullen te raade vinden. Ten laaße, gemerkt dAartshartogh Mathias , geroepen zynde in Needer* XXVII landt, zich oprechtelyknaarplichtzynerbeloftengequeetenheefi} zooflaat bv zyn Hoogheit en de Landen middel te raamen, om den zelve met billyke voldoening te believen. Achter deeze punten ftelde men , T)e zelve inge* «mUighti be (loot en, en beveflighttezyn, onder verplichting des Hartooghen, <van temaaken, dat de Kooning zyn broeder hem verklaarde en zeekerheitgaa« i)e, by zyn handt teeken, dat het vyf tiende en zefiiende punt zouden vol- braght worden. T>at zyn' Hoogheit en d'Ambajfadeurs beloofden , de voor- fchreeve punten, en elk van die, naa te koomen en f onderhouden *, zonder eenighe quetfing-, en daarop een pleghtigh verdragh te ver ly den, in goede en behoor lyke form, zonder y ets daarin te ver andren oft te vernieuwen -3 ende dit, zoo haafl als de hoovengemelde verklaar ing zyner Majefteit hun zouw gebleeken zyn. Welv erft aan , dat zyn* Hoogheit, volghends de verklaa- ring , die zy den gezanten gedaanhad, zoude mooghen , wen zy zich jee- ghenwoordigh vonde ter vergaadring der Staaten, aldaar weeder in be- raadt leggen het tweede, derde , neeghende, en achtiendepunt, ten ein- de men zich naarder bedachte op de fchorrigheeden en zwaarigheeden der zelve : behoudends dat het aan de Staaten ftonde , daarop de orde te raa- men , die hungoedt docht e. Ende dat men het zefte punt had laat en door- gun , op der gezanten verklaar ing en verzeekering dat 'er niet was veror~ dent oft verleent, dan van ampten , *voordeelftaaten , en zommighe klee- *Benefi- ne giften van luttel belangs -, en dit zelfby toeftemming der Staaten. Gelyk cien. ook in 't verdraaghen ooverhet tiende punt ge zeit was gew eeft, datmenin 't oprechten van 't huis zyner Hoogheit in Neederlandt, verklaar en zoude, wie te houden ft onden voor de treflykfte amptluiden , daar 't zelve punt af vermaande. Ende in 't vaft ftellen des vyventwintighftenpunts had men desge- Ijx gezeit, dat de Staaten niet meenden daaronder te begrypen 't geen hetftuk en betrecht der oorlooghe raakte >3 maar't zelve te laat en aan't welbehaaghen" van zyn' Hoogheit en haaren krysraadt. 'Twelkniet danreedelykgevonden was by de gezanten; die niet verft onden te beletten, dat zyn' Hoogheit den Staaten voordroeghe 't geen zy oordeelen zouw te betaamen , tot ruimer en klaarder uitlegging , en verbr,eeding der v oor ze ide punten -, oft anderszins aanweeze 't geen haar docht e dat te doen ftonde , volghends 't boovenge- zeide. Dit werd onderteekent van den Hartogh en de gezanten, op den nee- ghentienden van Herfftmaandt. Zynde de zaak dus verre gebraght; zoo zond Anjou aan d'Algemeine Staaten , eenen brief, die, blaakende van glimp en günft , aldus luidde, Myn Heeren , 'Door plicht tot eer en deughd, het betrachten der wel- Brief van
h de groot e Vorften draaght , en doet lichten in 't oogh huns volx , en Anjou aan "uitheemfchen f hunner gunfte nyght , ben ik voorheen ; daarnaa door de Staaten, uw billyk vertoogh , gedreeven geweeft , om my te kanten teeghen de quel- hngen en ooverlaft , dieghy uitftaat. Ende 't ü u bekent, hoe , als ghymy wrßmaals t'uwer befcherming aanzocht, ik u 't uiterfte mymer krachten heb bygezet j my erinnerende , dat het eenen Vorfte , minnaar van recht en reede , toeftond het oor ter klaghte van een' bedrukte gemeente , en de handt f haar der hulpe, uit teftrekken. Aan de vruchten hunner ingeboore- ne heerfcheit, naamelyk aan 't vellen uwer vryheit, het fchenden uwer wet- ten, ouwde gebruiken, en voorrechten , hebben de Spanj'aards en hunne $ • Sss onder- |
||||
;j8 * P..C HOQFTS ZEEVENTIENDE BOEK
1^80. onderworpelingen ,fint een* lange wyl herwaarts , ufoover doen fmaaken
hoe Zy blaaken in toeleg op uw' eeuwighe flaaverny, tot dank voor uwy'vuuti- ghe liefde, en oovergeeve gehoor zaamheit, beweezen aan dien Koonmpen zyn' dienaars. Speurende dan u zoo deerlyk te weeghe , en bekoort zynde door de glansder deughd engrootmoedighèiti e ighenfc happen derVorfilyke hoog}^ tey fneer dan door andre zucht, oft door de geneeghenheit my zoo mildelyk toegedraaghen van uwer zyde-, heb ik te liever geluiflert naade verkiezing van mynen perfoon f uwen Landsheere , onder verbandt en voorwaarden verklaart door uwe gezanten 5 gelyk ghy u van hun , buyten twyfel, ver- flendight vindt. Waarop ik u beloof V zy wat 'er my af koomen mooghe ^ * my te verkloeken, om uwe vryheit op te heffen $ uwen (laat, wetten , en voorrechten te han&haaven -y uwe huisgezinnen en goedren te verdaadighen.
teeghens nlle , die zich yets f uwer verkorting onderwinden zullen. Ende, gemerkt dat tot het duur en uwer vryheit^ der welke ik , met Gods gunfl, hoop en begeer 't hooft op te houden, noodigh is, uit te fchudden allen bezon- dr en haat, nydt , en oevelmoedt, die degrootfien deezer werelt tot verlee- gheluiden niaakens zoovermaan >jaa bid ik u vanhêelen he et en hart e ^ f zü- rnen te fpannen in goed t onderling verflandt , tot acht er volghing uwer be- jaarde gewoonten , uwer keuren en infiellingen. Vertrouwt- voorts , dat ghy , naa V voltrekken deezer handelinge ," ende naa myri aankoomfi by u, altyds een' gewiffe fieun aan my vinden zult: ende dat ik almyn maght en gezagh daartoe bèfieeden wil, zonder myn' middelen oft eighen keven te verfchoonen, die ik-, aan de behoudenis en Vermeerdering van uwenfiaat} heb opgeoffert. Thans werd hy verftendight van den Kooning , hoe zyne ' Majefteit den handel met de Neederlandlche gezanten goedt vond, en zich zelve geneeghen * hem , mét al haare middelen in te volghen •, maar zulx onmooghelyk , zoo lang als de krygh het ingewant haars Ryx verfcheur- de. Waaroover noodigh was , dat zyn' Hoogheit zich eerft pynde den binnenlandfehen pais te velTighen. Dies toogh de Hartogh naa Gaskon- je, daar hy eenighe maanden , zoo met het fluiten , als met het invoe- ren der vreede beezigh bleef. Hierentulïèn beaangenaamden en bekraftigh- êden, op den naaftleeden van Wintermaandt, der vereenighde Landt- fchappen gemaghtighden , vergaadert tot Delft, het gemelde verdragh van 't Pleflis by Tours : ende gaaven hunnen gezanten , oft den meeften- deele der zelve , onweederroepelyke maght, om uit hunnen naame den eedt t'ontfangen van den Hartogh , zoo haaft.als d'AlderchrifterykfteKoe» ningonderzyn handtteeken verklaart hadde, dat hy de punten van'tvoor- zeide verding goedt kende en beaangenaamde, endezyn' Hoogheit en haare oiren , met zyne kraften en middelen , helpen zoude ; op dat zy , nee- vens de geweften die met haar ooverkoomen waaren , zich geduurighlyk teeghens alle vyanden , den Kooning van Spanje, oft andre , moghten handthaaven . Tot nyghing der gezanten om'den handelte fluiten , niet- teeghenftaande de voorverhaalde reedenen van aanftoot, had niet wei- nigh geholpen de gladde voorfpoedt van Kooning Philips in Portugaal» dat te deezer tydt zynen ondergang eindighde. Want Don Antonio, die, Tortugaal hoewel geeftelyk , en Prioor vart Acrato , ook doorgaands gehouden bemaglh Voor onechtelyk geteek uit eenen broeder van Kooning Hendrik Kardi- tight door naaj . nociltans } a|s eenigh 0ir in manlyke lyn , van de Portugheezen e aJ,l" plechtelyk gekroont was * en by deeze geleeghenheit de wettïgheit zyner Fortuin gerjoort-e beweeren wilde , werd* ten .veld' uit geflaaghen, de hooftfhdt van Don Lisbon gedwongen. Zwaarlyk gequetft , voorneemlyk in Jt hooft, üit Antonio, welke wonde wel vyf beenen quaamen , zworf hy van Wynmaandt deezes?
|
||||
DER NEDERLANDSCHE HISTORIEN; 7S9
deezes, tot Zoomermaant des volghendenj aars , om her, balling in eignen ifSq,
Rvk , en leidende , door de klippen en wildernis , een leeven gebeedelt van dagh tot dagh, uit demeêdooghentheit der Landtzaaten; die, gedree- ven door zucht tot d'ouwde ftam van Portugaal, hem ibmtyds ter fluik huis* den oft hoofden , op gevaar van hunnen hals by beurten , ftaaghs van den zynen. Eindtlyk,naa'tuitftaan van meenigherley hachlykheit ontquam hy op een fchip van Enkhuizen. De zelffte fortuin vervolghcT hem noch ter zee j daar hem een maghtigh oorloghfchip ontmoette , en't karveel, dat, gelyk de Spaanfche wy ze is, daar neevens ging, aan boordt zond. Maar de fchip'- per, genaamt Kornelis van Egmondt, ontleidde 't hun met een tydighe leughen', dat hy van Cal is in Andaluzie afge vaaren, en de peft onder 't boots- volk was. Zoo trad hy tot Calis in Vrankryk op * ftak thans van daar, 00= ver, inEngelandt: ende hebbende naamaals 't weederkeeren t'zynenRyke beftaan , met hulp dier Majefteit, maar eeven krank geluk, quam ten laafle in Vrankryk fterven. Twee zoonen liet hy achter. In den jaare vyftienhon- dertneeghenentneeghentighzaaghenwy , totVeneedjedenjonghften, Don Chriftorfel, erbarmelyken volgheling van eenen, die , toen gevangen al- daar , zich zocht uit te geeven voorKooning Sebaftiaan , gelooft in Barba- rye verflaaghen te zyn. De oudfte, Don Emanuel beeter te weeghe geraakt, won in Hollandt de min en 't huwelyk der eenighe volle zufter van Prins Mau- rits van Oranje , en , by haar , vericheide kinderen. Thans gefcheiden van haar , en behoeftigh, heeft hy, vertyghende van zyn recht op Portu- gaal zynen zoen met Spanje gemaakt -, zich in Brabant begeeven-, enonlanx ma haare doodt, aldaar een' bedaaghde maaghdt van den huife Oforio ge- trouwt/ De Afrikaanfche en Indiaanfche geweften, met de eilanden onder- worpen deezer kroone, werden ook, 't een vroegher, 't ander laater, van den Caftiljaan vermeeftert. Met dus een' plek Lands, groot van inkoomft, en grenzende van alle kanten aan den Spaanfchen boodem oft de zee, zulx de be- waarnis gemaklyk en van kleene koften valt, hield men't verlies van Tunis ruim geboet. Zonimighen nochtans, waanende zich bet verlicht met regeer- kunde , oordeelden dat het verre zagh, gewaapenderhandt, zonder aangeboo- den rechtte verbeiden, eenChriftenKooninkryk in te neemen, 't welk by . menfchen gedenken geenen krygh teeghen zyn' geloofsverwanten gevoert had i ende dat nydt en ftaaty ver, opgeftookt hierdoor in andre Chriftene moo- ghentheeden, gefchaapen waaren den Spanjaardt zwaare moeite tebefcheeren. Ên zy braghten ten teeghen deel by, hoe 't eerlyker voor Philips, ende nutter, zoo voor zyne Staaten aan en in de Middellandfèhe zee , als voor ganfch Chriftendoom, geweeft waar Tunis te behouden -, dat den Türke tot een wel- geleeghen pakhuis van oorlogh zouw dienen, om Sicilië, Italië, Spanje, te laater aan te ranzen, immers die kuften met geduurigh rooVen te quellen. Maar (behalven dat de Kooning geen' keur had) zoo meeten de maghti- ghen doorgaands de gloory by de roeden hunner grondtftrekking : eighen wort naader dan gemein voordeel gereekent, wifïè winfl booven vermoed- baare fchaa'de betracht. Veele, zoo beampte luiden en van treflyken aan- veeklui. zien, als andre, daar vermoeden van zucht tot de Spaanfche parthy op viel, dm, tot werden in Slaghtmaandt, door de Majeftraaten vanBnuTel, Antwerpen en Brujfei, andre plaatfen ter ftadt uitgeweezen, op zeekre peene , zonder gelaat van Antwet- rechtspleeghing, zonder reede te melden -, by enkele, brief kens. Een manier Pen» m el~ van doen zeer onbillyk, en inbrek van onbepaalt gezagh, dat zoo lichtlyk Jr* * x™ tot misbruik bekooren, en tot dwingelandy veraarden kan. Wel hebben de lw^m Wethouders, vanouwds her, niaght om te keuren't geen hun ftads oorbaar u j,^* dunkt j doch mits verplichtende zich zelve eeven verre als d'onderdaanen: j^0l, Sss 2 maar,
|
||||
76ö P. C. HOOFTS XVII. BOEK DER NEDERL. HIST.
1580. maar , daar 't aan de geliefte eens kleenen getals van perfbonen , oft fomwyls
aan drie oft vier Burghermeefters, jaaaan eenen dringer onder hen hanght yemandt te doen opftaan en uit zyn' welvaart te werpen, is*c3 al leed men niet meer gevaars , voorwaar zorghelyk woonen. Deeze byfterheit noch* tans, verfchoont door de noodt des tyds, is feedert, vaaken naagefpeelt* ik zeg niet, zonder meer haats dan baats te baaren. In deezenjaare dichtte Zaayeryen de Koning , ten aanftaan van Wilhelmus Damafius Lindanus, Biflchopvan vanRooms' R0ermonde, die zich toen in Spanje vond, twee zaayeryen om harders oft: geunae leeraars aan te fokken, die't Roomfche geloof hadden voort te planten, en „fatotgt 'tOnroomfchetebeflryden. In d'eene, totLooven, moeften der tweeën- Loovenen tzeeventigh gevoedt worden, ter gedenkenis van 't getal der leerlingen van Vouay. den Heere Chriftus -, de reft in d'andre, totDouay. Tot hun onderhoudt zond hy, d'eerfte twee jaaren , geldt uit Spanje, en beval voort de koften te verfchaffen uit d'aangeflaaghe goederen des Prinfèn van Oranje. In 't bewindc ooverdeeze gefliehten ftelde men Johannes Molanus, Do£toorindeGodt- heit, en Johannes Vindevilius, Dodtoor in beide de Rechten. Deeze berie- pen, tot regeerder oover dezaayery vanDouay, JohannesEftius: deKoo- ning den Biflchop van Middelburgh, Johannes a Stryen, tot het zelffte ampt, oover die van Looven. Op den vyventwintighften van Wynmaant, verloor AnnaKoo- Philips zyn' vierde-gemaalin Anna van Ooftenryk, dochter van Kaizar Maxi- nïngin van miliaan den Tweeden. Zy had hem verfcheide zoonenen dochters gebaart-, Spanje clie hy altzaamen ooverleefde; uitgezeidt Philips zyn naazaat in 't Ryk. Sint fterfu haar' doodt verzocht hy ten huwlyk haare zufter EHzabeth, weduwe van Kooning Karel den neeghenden van Vrankry k . Maar deeze Vorftin had lie- ver het 00 verfcliot haares ouderdooms in een kloofter te verflyten. * Op den Doodt van achten twintighften van Win termaan t raakte Geeraard t van Groesbeek, Bif. Geer aardt fèhap van Luik, ende onlanx Kardinaal geworden , t'ooverlyden aan een' vanGroes* WOnde, die, ontfangenterjaght, door'tonvoorzichtighloflèneenerhandt- heeki Bif. kyfl^ en geheel t oo ver een' wyle, weeder opbrak, doordien hy, met den je op van jj^jQgh van Aarfchot zynen gaft, zich te zeer vergat in 't góe fier maaken: ' hoewel andren willen, dat het hem quam van verdriet, mits hy, aan zyne be- loften van de Spanjaards met geldt te helpen , geen quyten zagh; dewyl zyn'
onderdaanen, die ben nerghensnaa zoo wel vermoghten , hem fchatting, verzocht te dien einde, geweighert hadden. Om zyn' plaats te bezetten was groote ftrydt. Oranje en de Staaten gingen de Kanoniken, dien't recht der verkiezingetoekomt, metfmeekenen beweeghreedenenaan, omftemmeii te werven voor den Aartshartooghe Mathias, en hem heulchlykerteloozen met dit loon der bedieninge , waarin hy niet zonder zwaaren ondank der zy- nen , getreeden was , ende nu , zonder zyn hoop te bejaaghen , had uit te fcheiden. Maar de gunft des geftoorden Kooninx , en desKaizars, die teeghens zyn* eyghen broeder dong, goldt meer: zulx eindtlyk, t'hunnet aanbeveelinge, Ernft , broeder des Hartoghen van Beyere, tot deeze waar- digheit verheeven werd. |
|||||
P, C. HOOFTS
|
|||||
P. C. H O OF TS
NEDERLANDSCHE
HISTORIEN
|
|||||||||||||||
ACHTIEND.E BOEK.
ET voorfpel der nieuwe heerfchappye vernamp men
\ teffens methet nieuwe jaar vyftienhondert eenentach- . tigh: op welx dertienden dagh, de tot Delft verzaamde I Staaten, hebbende 't vaaken voorgemelde ftuk van't op- rechten eens Landtraads hervat, beflooten dien voor \ eerft in te voeren, naar de volghende maate, gepaft tot (ft ontfankenis van vorftlyke regeering. 'T getal zouw |
|||||||||||||||
15-81.
|
|||||||||||||||
I.
T)e Staa-
ten rechten eenen ■ Landt- raadt op, om nee- vens een ooverhooft te regeer en* IL
|
|||||||||||||||
zyn van eenendertigh wel bequaame inboorlingen, en
zich binnen 's Lands houdende, te kiezen en te honen, vier by V Hartoghdoom van Brabandt, eevenveele by 't vorßendoom van Gelder landt en 't Graaffchap Zutven, vyfby 'tGraaffchap van Vlaandreyvier by 't Graaffchap van HoUandt, drie by dat van Zeelandt, drie by die van 'Dor- ne en T>ornikkerlandt, drie by 't Landt van Uitrecht, twee by die vanMechele en Ooveryjfel te zaamen, twee by die van Vrieslandt, en twee by de Groninger Ommelanden. T>eeze perfoonen zouden , neevensde hooghe Ooverheit, te feilen by de Staaten , alle voorvallende dingen verrichten, en inzonderheit volmaghtight zyn, om defchattingen, famt andre penningen en zaaken, in- gewillight by de Staaten , met der daadt té vorderen; desgelyx om het geïnde geldt te bekeer en ter betaalinge der luiden en laßen van oorlogh -3 zonder dat de bezondre Landtfihappen , fleeden , oft oorden, daarin te zien, oft te zeggen hadden , behoudends dat men aan de beloofde penningen korten Hete de betaaling der bezettingen , en andre gewoonlyke kryskofien, vallen- de in elk gewefl, ende toegelaat en by de hooghe Ooverheit en den Landtraadt _; 'waarvan , aan al de Landt fc happen gezaamentlyk , oft aan yder op zich zelf,, van maant tot maant, oft ten langfievan zes tot zes wecken, reeke- , ning en bewys der befleedinge te toonen flonde: ook zouwde de Landtraadt, met kennis van de bewinds luiden der geldt zaakenen beeden, oftvandekaa- wer, die men in plaat fe van hun quaam' op te rechten , * 't befchik hebben oover der gemeine middelen zaamelaars, en ontfangers , moetende wee- zen nutte perfoonen, en eerß benoemt by de geweflen ■, gelyk ook aan den zelf- flen Raadt zouw ßaan het befiier van de * teeghenrolhouders , mits dat wen deeze uit heteene geweflnaame, om'hen in't änderte zeinden: doch de zaaken , betreffende den burgher ly kenftandten't begeevenderamptenbinnen HoUandt en Zeelandt, hadden te blyven ter voorzieninge des Trinfen van Oranje: welverfiaan , datdeeze twee Landt fch oppen, by dit uit dingfel niet dachten te verkorten het punt der voorwaarden met den Hartoghe van An- jou gemaakt, dat, onder ander, van deHollanders en Zeeuwenfprak-, noo- pende't welke zy te vreede waar en , zich f onderwerpen aan den Landt- raadt, op de bepaalingen en * inbanden ■> begreepen in dit berichtfehrift; zynde ook hunne meening, met de begifting der ontfangersfchappen van Sss 3 krys-
|
|||||||||||||||
*Difpo
fitié. * Contre-
rollcurs. |
|||||||||||||||
* Reftri-
<5lien. |
|||||||||||||||
76i P. C. HOOFTS ACHTTIENDE BOEK
if8i. kryspenningen ten behoeve der Algeme'mfchap, den Landt raadt te laat en be-
gaan •■> gelyk zymeedewel lydenmoghten , dat hunne ftem, inftoffevanbur- gherlyken fiandt oft amptbefteeding , by d'andre geweften nïetgehoort wier de: en men hadde eindtlyk , binnen Hollandt enZeelandt, in bezetting te hou- den zulk getal van vendelen , als zyne^Doorluchtigheit , by goeddunken der III. Staaten van de zelffle Landen zouw noodigh oordeelen. Alle flaaten en
ampten , die fallen tyg'e uit d'eigene handt der Majefteit oft des algemeinen Landtvooghds waaren ontfangen geweeft , hadden ter begiftinge des Land- raads en der hooghe Ooverheit te ft aan , volghends de voorrechten der ge- weften , daar de zelve ampten quaamen te vervallen •■> welke gewefien drie perfoonen benoemen zouden , en de voorzeide Ooverheit gehouden zyn, eenen daaruit te kiezen: wyders zouden de gemelde Ooverheit en Raadt vermooghen, naargeleeghenheit van zaaken, voet- en paardevolkte foldighen oftontfoldi- ghen, mits niet gaande booven de maat der ingewiUighde middelen, dan,by noodt) ter fomme van h onder tduizendt gulden ,omme te (laan oover de veree-
nighde Landtfchappen, eens , zonder meer, dan by verlof der Algemeine Staa- IV. ten , Om nieuwe fchattingen oft andre laflen of te flellen , .buiten gekefte
der Staaten , zouw de gemelde Raadt geen3 maght hebben ; nochte 't be- fchik oover punten-, raakende eenighe algemeine verandering ofte 't flukder Opperhoogheit , als was het vervreemden des Lands , ende 't brengen des zelven in 't gewoudt van uitheemfche mooghenheit, oft het aanveirden van nieuwen oorlogh , oft be fluit en van pats , oft wifjeling van Heere oft van 's Lands gemeinen ftaat, oft invoering van nieuwe algemeinegewoon- ten•■', zonder verlof der Staaten wettelyk daarop vergaadert: doch zoude den voorzeiden Raade en der hooghe Ooverheit toegelaat en zyn , ver bin- teniffen, tot s'Lands oorbaar, te maaken met andre Vor ft en en volken : oo- ver 't fluk der munte , 't vermeer en oft vermindren daarin , zouden zj geen gezagh hebben, zonder goeddunken van eiken gewefie , dien daar am V. geleeghen waar. Geenen Landtfchappe zouden zy , teeghen diens dank,
eenighe n vooghdt opdringen * ende deez , indien 't mooghelyk viele, wom- acht igh aldaar oft gegoeyt zyn, oft t en minß e aangenaam-, ookgekoorenwor- VI. den alleenlyk ter benoeminge van 't zelffle. . *De gemelde Raads lui den hadden
by eede te belooven, dat zy alle vry doornen, rechten, en gewoonten des Lands', zoo in'tgemeen als in't bezonder, onderhouden zouden, en zich voorts fchtï- ken naar 't luiden van dit berichtfchrift -, daarenbooven, geen verft andt 'm 't bezonder houden, met eenighe Landen, fieeden, oft enkle perfoonen, voor zoo veel degemeenezaak belangde-, endede welvaart deezer alleen betrach- ten , zonder 'tgeweft hunner geboorte oft kiezinge aan te zien: zouden ook gee- nerley heimelyke fzaamenfpraak , beraading, oft be fluit moogheüßont dekken > nocht eenighe gefchenken ontfangen, op p e ene van eerloos heit en meineedt- VIL Alle zaaken , ooverwooghen by heny moeßenzy flytenby uitftaghvanftem-
men , zonder dat de voornoemde Ooverheit zich beholpe met eenighen achter- VIII. raadt. Alle brieven, betreffende den ft aat des Lands , ftonden te vertoo-
nen in den Raadt, om de meeningen daarop gehoort, ende be fluit gewonnen IX. te worden. Ge ene zaaken van groot sewight zouw men'er af handelen, dan in jeeghenwoordigheit van al de Heeren , weezende ter plaatfe, daar zich de Raadt op dat pas onthielde , oft tenminfte van tien , waaraf de zeeven moeften zyn van verfcheide geweften : en oover 't fluiten van minder wee- ghende zaaken , hadden niet onder de zeeven heeren te gaan , de vyfvan verfcheide geweften , indien zich ter ft e e de van de vergaadering zeeven oft * Secreta- vyfvan verfcheide Landfchappen bevonden: en de grifflers oft *geheimfchri*
rizen. vers zouden van dagh tot dagh, de verfchynende heeren te boek teekenen '■
ook
|
|||
DER NEDERLANDSCHE HISTORIEN. 763
o0k de Raadt op geen' ongewoonlyke zaak mooghen verzaamen en befluit nee- i ^8 r.
ffien ? zonder voorighe weet e , gedaan aan al de heer en die in der fladt zou- den zyn. In zaaken > die Landfchappen , ßeeden •> engemeinten aangin- X. «en , zouden alle * kennisfchriften en afueirdingen gebyteekent en * bewaa-. * Aften right worden met de naamen oft toenaamen van twee beeren 5 by beurten -, gepara- ende fchriften-i zonder die in andre handen te laat en koomen, ßonden voorts pheert- tedraaghen, door den geheimfchryver , oft yemandt der Raadsluiden , aan .r vc" de hooghe Ooverheit. T>e geenen , die zich met waapenen teeghens de Staa- y y* ten en 't vaaderlandt verzet hadden, oft den vyandt met raadt oft daadt holpen j oft verfiandt met hem 'hielden , zouw men aan recht vorderen , in elk geweft , ten voordeele van V zelve , zonder den voortgank oft uitvoer van 't vonnis te laat en verhinderen : behoudends eevenwel, dat [men noch te dier wyle d'ontilbaar e goedr en niet verkochte , maar alleemlyk aant ecken- de-, om de vruchten daar af te bekeer en ten behoeve van 't Landfchap daar ze hielen j ende dit by maniere van voorraadt, tot dat op 't verhopen dergoedren naader orde geraamt waar e-, ende zonder te verkorten het kry sp- recht * belangende de ranfoenen , mangelingen , oft verdingen oover ge- vangenen , houdende daadelyk de parthy van den vyandt -, ende naar dat 's Lands welvaartquaam te vereifchen. Om der Algemeine Staaten recht XIL te bet te bewaar en 3 ende op dat zy geflaadelyk moghten 't oogh hebben op de regeer inge, en 't beleydt van alle zaaken verfiaan -3 zoo zouden zyjaarlyx twee- maals pleghtelyk vergaadren , op den e erft en van Grasmaant en den eer ft en vcmWynmaant, om teraadflaaghenopalleswatvoorviel-, ende dit ter plaat- fe, daar zich alsdan de gemelde Raadt en Ooverheit hielden : zouden ook % mooghen verzaamen waar 't hun geliefde , om 'sgemeenen Lands befte s ge-
Ijk meede de Staaten van elkgeweft , om zaaken raakende hen in 't bezon- der, zoo dikwyls het hun goedtdocht e , zonder eenighen ondank te begaan, oft f eenighen begrype geftelt te worden : blyvende hier bene evens in kracht het voorrecht, waarby verbooden wort, de Staaten van 't eene Land- fchap , buiten hunne grenzen s in een ander, te beroepen : ende zouden , des niettemin > de Algemeine Staaten , ook buiten de gewoonlyke tyden , vergaadren, zoo vaaken als zy , uit hooghdringende noodt', door de gemel- de Ooverheit en Landtraadt befchreeven wierden , ofte als een oft meerge- weften dat quaamen te verzoeken , den welken men zulx niet hadde te wei- cheren ', alles , mits dat men de punten invoeghde , waarop te raadßaan viele ; zonder dat zich yemandt zouw mooghen verfchoonen 3 oft uitftel neemen van te koomen ter plaat f e endaaghe hun beteekent, op p e ene dat de verfchynende zouden eevenwel voortvaaren tot bejluit, en dat het zelve ook moefte naagekoomen worden by de geenen die niet zouden verfcheenen zyn j uitgezeit zaaken van groot en naadruk $ ende die eenigh vertrek lyden konden j in welken gevalle men de achtergebleevenen andermaals befchryven zoude , teeghens eenen andren geleeghen dagh , op verbeurte hunner ftem- men voor die reize , en op belaft ing dat het bejluit\ genoomen by dejeeghen- woordighen, gelden zouw , en hen verbinden , nietteeghenftaande hun af~ weezen: behoudends nochtans, dat de geenen, die niet verfcheenen > hun ge- voelen moghten ooverzeinden, om inzight daarop genoomen te worden in 't omvraaghen. Van de gemelde Landtraadsluiden hadde men , uit eiken ge,- XIII. wefle, allesjaars, in eevenengetaale de helfte, in oneevenen 't meefte deel, te wiffelen aan andre -, doch zonder daarmee de afgaande aan hunn' eer e te quet- fèn _j ende zouden deeze ten minfte eenjaar moeten ftilft aan 5 eer zy wee- derom inden zelven Raadt moghten gebruikt worden-, in den welken ook nie- mandt langer dan twee jaar en vervolghends te dienen hadde, Aangeene zeekre XIV". Sss 4 '■ plaats
|
||||
7*4 P- c- HOOFTS ACHTIENDE BOEK
158 t, plaats zouw de voorzeide Raadt gebonden zyn, maar zich onthouden in de
Landeit öft ft ee den, daarhy en de hooghe Ooverheit het dienflighfl oordeel- X V- den, voorneemelyk ten cpmerke van het beleidt des oorloghs. In zulken ver-
ft andenochtans , dat, oover wat zy de der Maaze de hooghe Ooverheit ende Raadt zich quaamen f onthouden , by hen gehören zouww orden , uit hun amptgerwotfchap , ze e ker getal van acht oft tien perfoonen , om te trekken en zich f onthouden aan d'andre zyde dierftroome, en aldaarftt'êvafl te arbei- den , en de voorvallende zaaken te bezorghen; alles op breedt berichtfchrifi, geraamt terjeeghenwoordighe daghvaart , en htm meede te geeven van de voorzeide Ooverheit en Landt r aardt: ende tot beet er befcherming der Landen teeghens den vyandt , zouw door de hooghe Ooverheit, gehören worden, en gezonden een Veldtheer , tot het beftier des kryshandels , by goeddunken van den zelven Raadt, oft van andren daartoe bezonderlyk te fchikken-, doch in zulker voeghe , dat hy flond ten beveele der hooghe Ooverheit voor. XVI. noemt. De gemelde Raadsluiden zouden , met de Ooverheit, maght heb- ban , om, naargeleeghenheit van zaaken , ende naar d'omftandigheeden des kryghs , en der plaatfe daar die viele, te kiezen en te ft ellen zoo welampt- luïden van oorloghe als andre % ook tot het volmaaken van eenen krysraadt, om , by goeddunken van dien , de dingen te richten en uit te voeren, behou- dends dat men , booven vreemdelingen, de Landtzaaten , mits eeven be- XVII. quaam zynde, vorderde. Desgelyx zoude, aan den Landtraadt en d'Oover-
heit, ft aan de keur van hunne geheimfchryvers , deurwaarders ende andre amptluiden , te neemen uit de vereenighde geweften , ten meeften oorbaar XVIII. der Algemeinfchappe. Al dit enkelfk voor den tydt van een halfjaar , ten
einde van'twelke d'AlgemeineStaatenweedergehouden zouden zyn te ver* gaadren, zoo oover 't affchaffen oft aanhouden van dengemelden Landtraadt ,
famt het verbreeden deezes berichtfchrifts , als oover andre zaaken , ende al dit buiten naadeelzoo des handels tuften den Hartogh van Anjou en de han- delende Landtfchappen, als der geene, die met zyn' Hoogheit niet gehandelt hadden. De zelve Hartogh, hierentuflèn , liet de Staatichen gezanten lee- zen en uitlchry ven eenen des Kooninx brief, die vertolkt hieronder ftaat. |
||||||
|Yne Broede r.
Ifaakende niet min naa uw weivaaren en groot heit danghy zelf, mits de
zonderlinge en broederlyke vriendfchap, die ik u toedradgh, heb ik u wel willen doen weet en en belooven by denjeeghenwoordighen , dat ik u zal helpen en by- fiaan met al myne maght j my voeghen, en in bondtgenoodtfchap treeden met de Neederlanden, die met u zullen ooverkoomen zyn -, alsdan , wanneer zyu, met der daadt, zullen hebben ontfangen en aangenoomen tot het Vorftendoom ende Heerfchappy der zelve geweften >3 volghends'tverzoek aan my vedaan van uwent weeghe. Want ik hoop , dat Godt door zyne goedtheit, my de genaade zal beweezen hebben , van , binnen dien tydt, myn Ryk te ker- ft ellen in eenen goeden pais: gelykik hem bid van ganfchen harte $ ende dat hyuhoude, Myne broeder, in zyne heylighe hoede. Uit Bloisdenzeffentwintighften
dagh van Wintermaandt desj aars duizent, vyfhondert , t acht ent igh. Uw goede broeder,
Henrik.
Welk fchryven my goedt gedocht heeft, hier, genoegh van woordt tot
woordt, in te lafchen, om dat de gezanten groote zwaarigheit daarin maak- ten, |
||||||
DER NEDERLANDSCHE HISTORIEN. j&$
ten, mits hun des Kooninx belofte, als zich gedraaghende tot eenen toe- 1581»
Zoomende tydt, aan behaal onderworpen fcheenj ende hy een'achterdeur oopen te houden, om, zoo dikwyls'them geliefde, uitvluchten te vinden, Vreezende nochtans den Kooning te terghen, en alzoo den heelen handel om te ftooten , oft ten minfte grootlyx te verachteren ; bewillighden Zy in 't voltrekken van dien , op befprek dat de Hartogh hun , onder zynhandt- teeken» gaave een befcheidt, vervaatende den boovengeftelden brief* en toezeg, 'Dathy , ten uit erft e , voor'teindtvanGrasmaandt naaftkoomen* de, zouw maaken in Needer landt te zyn , met zyn' eighene , en met de krafi ten hem toegeftaan van zynen broeder , ook dat hy ,. noopende't volbrengen vantvyftiende en ze (tienden punt des verdraghs van Tlejfis by Tour, vol* ffhends het zelve , breeder verklaaring en verzeekering van zyne Majefteit zou® doen houden aan de Staaten, tot zoo verre toe, als men op hem van hun- nentweeghe , te verzoeken quaame. Zynde dan het verding ingeftelt naaf behaa^hen van parthyen, met een' vertelling der Spaanfcheoverdaadt in 't hooft, tot ontïchuldighing van den Hartogh ende Staaten j las men't, en voorts het verhaalde befcheidt. Ten naaften daaghe , drieëntwintighften deezesjaarsvyftienhonderteenentachtigh, deed men, naa opleezingderin- eewillighde punten wel pleghtelyk weederzydelings den eedt, aan handen vanden zeeghel waarder La Regnye. Alzoo werd de opdraght der Needer- landen aangenoomen by den Hartogh j en hy tot Vorft der zelve , by de *>**&** Staatfche gezanten. Dit gefchiedde binnen der ftadt Bordeaux. Ter ^ derUnden dachtenifle van dien, floeghmeninNeêrlandt, welx geweften meeftalver- ^HÉ| fcheide leeuwen in hunne fchilden voeren, legpenningen, vertoonendeaan m„b den de voorzyde 't beeldt eens ver winners booven op een zuil, daar een leeuw aan tiar/ogh vertuidt was, meteenen halsbandt, dien een* muis aan einden knaaghde , vmAn)w\ b'tmioMevanditomfchrifti Roftsleonemhrü mm Über at: dat is; <Demuis enbytot wrlofl, knaaghende'tzeel, den leeuw. Op d'achterzyde ftonden de Paus en Vorft der de SpaanfcheKooning, lokkende den leeuw met hoop derheilighe vreede, tyvebyde om hem weeder vaft te kryghen 5 in den randt deeze woorden, Liber revinciri Staat!che kopernegat: dat is, T)e vrye leeuw wilgeenszins weer aan bandt. Tot Gent &et,men* werden andre gemunt, waarop men zagh , aan de voorzyde eenen ring, gellooten met twee verzaanide rechtehanden•, ter middelplaatfe , Jehova, in Hebreeuwfchj rondom Tro Chrifto , lege, & grege; dat is, voor Qhriftus , wet, en kudde : aan d'achterzyde , een' krans van eiken loof, met deeze bytaal, Religione & Juftitia Reduce; vocato, ex Galliapacata, duce Andium Belgien libertatisvindice: dat is, Ter weederkoomfteder Gods« dienftigheit en Gerechtigkeit 3 zynde, uit het bevreedight Vrankryk,geroe- pen de Hartogh van Anjou, Redder der Neederlandfche Vryheit. Opgelyken penning deeden de Zeeuwen, ontrent dezen tydt, hun waapen ftellen, eenen leeuw die zich uit de baaren opbeurt j met deeze verklaaring hunner zorgh- vuldigheit, Vos terra, at ego excuboponto: dat is, Te land' houdtghy de. wacht, maar ik ter zee. Op d'andre zyde was t'aanfchouwen een hoedt op een' fpeer, tot bediedt vanftrydt, voor de vryheidt-, met deeze zinuiting, Si non nobis,jaltem poft er is: dat is, zoo niet voor ons , voor de naakoomers dan. De Graaf van Rennenbergh, hierentufTen , volhardende in Steen- Vervolgb wyx beleg, dacht dien van binnen, deblydemaarevan'tnaakend' ontzet, vansteetv tot eenen droeven ftrik huns bederfs te doen dienen. Ook was'tgefchaapen «7* M*« hem te gelukken , met naabootfing van den Hollandfchen en Engelfchen tromfhgh , indien hem de gunfteener dikke miftnietgeweifelt hadde, met fchielyk neervallen , dat al zyn' hinderlaaghen van ruiters en voetvolk in heldre lucht ten toon liet. 'T welk den fteedeüngen, reeds aan 't uittrekken, de
|
||||
766 P. C. HOÖFTS ACHTTIENDE BOEK
f f Si. de hertredt ried, die zyonbefchaadightdeeden, ende niet zonder eeniehen
Krjrslift der zynen af te maaken. Ten volghenden daaghe , tweeden in Louwmaandt 3 vergeefs quam Sonov, met etlyke fcheepen en volk van oorlogh , uit Noordt-Hol- gepoeft landt s tot Blokzyl, en worp'er ftrax een' fterkeichansop. Veel lyftoghts van uen- QQ^ ^r yan ^ kanten meer toe vloeide, braght hy oover , zoo tot zyn mn ev& ' eignen , als tot behoef van Norrits > dien hy daaraf verwittighde, en dees defladt, met verzoek, datmenhemyemandt, zich verftaande des oorloghs, tot onderrichting toezonde. Dies quaamen Hopman Koen Dirxzoon en de Steehouder van Olthof uit, met laft, teeghens zin van Kornput en Beeren- broek , om op het waaghen der zaake te dringen. Doch Norrits, ver- wachtende noch eenighe hulp , en geldt om den quaalyk betaalden foldaat Norrits wat willigher te maaken , deed meer niet, dan dat hy, op den achtften aa- komt van yondt der maant, van Meppel tot Giethoorn quam leegheren, 'S andren Meppel tot ^aag|ls fehlte Rennenbergh weeder eenen trompetter fteêwaarts, met ie wom fèhriftelyke aanbieding van genaade voor 't laafte maal j zoo zy , aanmer- kende dat de Staaten nocht maght nocht lud hadden tot de jongfte proeve, zich opgaaven -, anders wild' hy 't uiterfte te werk ftellen. De brief, onder- teekentbyhem , Mareen Schenk, enjohan Streuf, deeddeHopluidenoor* deelen, dat zyn gezagh gedeilt was; ende werd van hun der Majeftraatge- toont . Maar als de beraading op 't ftadthuis te lang aanliep , antwoorden zy, door den wachtmeefter mondelings: ¥>en Trinfe van Oranje, en Staa- ten getrouw te willen blyven: de Graafmoghte doen 't geen hy niet laat en kon* Ji de. Daarop fchreeuwden de foldaaten een'lange jouw , van de vellen. Ee- venwei fchreef men aan de Staaten, met oovermaat der noodt. Rennen*
bergh, onlanx hiernaa, veirdighde Kornput eenen zeer fchampren brief toe, en , daarin, een gedrukt walfch boexken, getytelt, Afgeworpen fchryven des Prinfen van Oranje aan den Hartogh van Alengon. Dit was 't geen, waar- af de Prins, achter zyn' uitgegeeven' ontfchuldighing vermaant had. Veele lafterlyke duideniiïèn ftonden op den kant j waaroover Kornput het ongeirne toonde -, 't welk hem in lyfsgevaar braght, mits de fleedelingen , denkende dat hy hun vet, waaraan hun geleeghen was, verberghen wilde, teeghens hem eenen oploop aanvingen die zwaarlyk geftilt werd. Toen zond hy aardigh antwoordt, op brief en by teekeningen beide. Koen Dirxzoon lelde vaft den Veltheer aan de ooren, met roepen dat de ftadt het geen' vier daaghen hou- den kon: zulxNorrits, hem geloovende, op den zeéventienden aan Sonoy» om naavoer van eenighe tonnen biersen ander behoef, zond 5 en boode aan de beleegherden, dat zy zich hadden gereedt te houden j alzoo hy meinde, ter naafte nacht, yets te beftaan teeghens den vyandt. Thans tooghhy , met zyn regement Engelfchen, dat van Graave Willem Lodewyk vanNaiïau, en dat van Michiel Caulier, iamt eenighe andre vendels, neevensHeegheman enStuiper , in alles geen'tweeduizent man', naa Steenwykerwoldtj ende MjjUar floegh daar, onvoorziens, een goedt deel Rennenberghfche ruiters, verbern- eüykeReh- dedehuyzen, en veele fchoone paarden daerin. Twee vendels, leggende Tbe^i" °P^en Tuk , naamen de vlucht naa een derde in de Kapelfchans, op den ten tot Steendyk. De beleegherden, in waapen van'saavonds af, waaren langer steenwj- niet te houden , nu de klank van 't fchieten, en opgank der vlam .hun ooren keripoldt* en ooghen terghde. Verzaamelt ter marktplaatie , florten zy op de knien, hun gebedt tot Godt's toen met de helft der bezettelingen ter poort uit, en op'tfchanskenvandenSteendyk, dat verlaaten, geplondert en in vuur ge-
fieldt werd j voorts naa de groote Kapelfchans toe, daar Rennenbergh zelf binnen gekoomen was. Derhalven raauwelyk afgeweezen, fpreiden zy zich pover 't landt ter rechte zyde, tot neevens Steenwykerwoldtj de eenen om
. de
|
||||
p^mmmmmfmmmmm
|
|||||
DER NEDERLANDSCHE HISTORIEN. 767
de geenen t'onderfcheppen die voor Norries vlooden, d'andren om die van i ƒ#1.
de Ooiterlchans te ftuiten, zoo zy pooghden den hunnen te baat te koomen. uitval der De duifternis, in dit bedryf, had byrtaa een'droeve dooling voor uitvallers hleegba- en ontzetters befchoofen. Want Heegheman* mét de Engelfchen en eenigh volk meer van de Staatfchen, ziende't gemelde fchansken branden, en die van de ftadt aan voor vyanden, trokken hun tegemoet, lanx den Steendyk, en groetten hen 5 ende aangezien voor de zelve, van hun, werden met eenighe icheuten gegroet •, doch yder noch, tydtlyk des misverftands gewaar. Midier- wyle rukten de Rennenberghfchen, gefchaartin'tbreede, te voet en te paar- de ontrent het "Verlaat, oover de Aa, om Norrits van daar > en de uitvallers naa ftadt te jaaghen. Deeze hadden , ontrent de kleene fchans een' waaghen- burghgemaakt 1 ende, deizendederwaarts , vernaamen by 't fchieten daar- uit, dat ze van den vyandt was ingenoomert. Zommighen nochtans, ftou- telyk toeftreêvende , deeden hem ritfèn: maar als hy weederom in dikker meenighte aanliep , flaaken zy de waaghenburgh aan brandt, en koozen de ftadt. Andren pyrtden zich zeeker ander klein voordeel, en Beeren- broek het fchansken noch in te houden 5 doch werden daatlyk meede't zelffte padt opgedreeven. Naa de Waltpoort, eindtlyk , daar elk voor andren zocht in te dringen , quaamen de Rennenberghfchen met zulk geweldt toe- zetten , dat zy afgeloopen waar , zonder de wakkre weer der ichutten van den bedekten wegh , gemaakt door Kornput, die hen tot naader bedenken braghten. Olthof hield zich, dien dagh., te paarde, aan deeze poort} daar zyri gezagh wel te ftaade quam om ze te doen fluiten. Rennënbergh , die ^ nooit met alle neirftigheit eenen gevangen uit de ftadt had kunnen bekoomen, kreegh 'er veel in deeze geleeghenheit •, d'uitvallers ook niet weinigh. 'T getal der dooden en gequef ften Was ook groot ter weederzyden. Norrits, neemen- dezyn' wyk in eenen kamp vol boomen, omgordt met een'laaghe heining van aarde, wat wyder van de ftadt dan het dorpken Tuk , werd vervolght van Rennënbergh ï die'tmeefte zyner maght daar teeghen oover ftelde , en hem , den ganfehen dagh deur , befchoot met etlyke veldtftuxkens, zon- der meer moords dan van twee oft drie mann'. Ten laafte beftormden zy, op'tvinnighfte , den kamp, doch vonden wien te fpreeken: en afgetooghen zynde hielden ftal, in bittre koude , tot dat het duiftér werd, enhungoedt docht naa 't leegher te keeren. Hierom liet Norrits niet zich in byftre be- Norrits in nauwtheit te zien , zonder lyftoght, zonder gerak , zonder paardevolk. &00te. Want het zelve was noch een' myl van daar j bleef ook achter , mits't hem \*™g' geilaaghen waande, omdat Schenks ruyters , en andre, toeleggende op 'tafzetten der lyftoght, lanx'twoudt, achter tien kamp om , naa hen toe peurden •, tot dat zy , door behulp van een kleen affcheidfel, gekeert wer- den . Norrits , ten einde van raadt, verfoeide Koen Dirxzoon , en tef- fens zich zelven , te lichtlyk bekalt vaji hem. Maar Koert ziende 't werk haaperen , had zich naa ftadt begeeven. Wel ftond die Wegh ook oopen voor Norrits; maar meinende de fchaarsheit van fpyze zoo groot te zyrt, als Koen getuight had, vreezd'hy meereeters binnen , ende d'eenen met d'an- deren in onver wylbaare hongerslioodt , en hun gewis bederf te brengen. Niet weetende wat aangaan oft waar heene , en reeds verlaaten van eert goedt deel zyner knechten, die fpraeyelings wegh liepen, toogh hy nu op > als hem uy redt tallen geluk , aantrof een van tweebooden, uytgezondenvandebeleegher- ticb bjge- den , die 't langduurigh fchieten , dat nochtans naaby Was , alleenlykge- K- hoort hadden, kunnende , door de dikte des neevels van dien dagh, geen' tien fchreeden verre zien. Blydelyk ontfing hem Norrits, zeggende, dat hy hoewel maar een burgher , wonderlyk wel te pas quam , om hem met meer
|
|||||
768 P. C. HOOFTS ACHTTIENDE BOEK
1^81. meer verftands af te leiden dan een zot krysman hem had aangevoert. De
boode wees hem naa Blokzyl > van waar hy, by den zelven, aan de beleegher- den weeten liet, dat hy, geftyft, met de Vriefche hulp, die van uur tot uur verwacht werd > haaft tot de voorige plaats wilde keeren. Hebbende zyn volk weeder verzaamelt, floegh hy zich needer in 't kloofter van Sant Janskamp. Rennenbergh , des verkundfehapt, rukte , met groote ftilte en fhelheit, op den vierentwintighften van Louwmaandt, derwaarts ; en ving, ter eerfte aankoomft, zommighe ruiters, en veelepaarden,, geleeghert buiten't kloo« Wort he- fter. Voorts worp hy ter yl, eenighe fchanien op > befloothet fchierrond- ieeghert in om, en beukte den muur met twee metaale ftuxkens, inhoope vanNorrits Sant lans af te maaken , eer de Vriefche troepen verfcheenen. Binnen viel de mondt- Kamp. faß. zoo [cortj (jatm'er zich met paardevlees lyden moeit , hoewel Sonoy hun wat lyftoghts toezond, met eenigh buiïèkraidt, by twee zyner vende- len} die onder weeghe beftooten werden van twee kornetten fpeerruiters, ee- ven fterk van getal als zy -, en hen, met bittre ontfankenis , fchuw van een tweede treffen maakten-* Den vy vent wintghften befteedde de Graaf echter in fchieten en ftormen} meeft't zyner eighe fchaade» mitsdeforsheitderEngel- Njenoordt fchen. Des aavondstte vooren hadden de Heer van Nyenoordt, en Adriaan en Henning ]y[enmng Steehouder des Heeren van Merode, gefchikt tot Schoterburum te k$omen z^n ^ yan waar z^. ^ te ^ezen daaghe, tot Oldemarkt, en voorts by goeddun- Vriefcbe ^en van Sonoy, tot Blokzyl quaamen, aanbrengende ontrent yyftienhondert hulp tot mannen, en veele waaghensmet voorraadt. Devyandt, reeds voor't hooft Bkkyi. geilaaghen met de volftandighe weere der Staatfchen, gaf voorts, door deeze maare, den moedt verlooren -, en zich, een uur oover middernacht, weeder opwegh naaSteenwyk, zwyghender trom, en zoohaaftigh, dat hyal zyn' lyftoght, dooden, gequetften, gevangenen achter liet. Schenks ruiters, al deurgegaan te vooren, en zonder verlof, leidden voorts Giethoorn aan kooien, op dat 'er de weêrparthy geen dak t'haaren verdoen vonde. De ftee- delingen, hoorende't fchieten tot Sant Janskamp, hadden wel zes uytvallen gedaan, om taal tefcheppen: maar luttel verricht. Ten volghenden daaghe oproer in borreld' in 't leegher misnoeghen op, met dreighementen van den Veldtheer 't leegher by den kop tegrypen, 'ten waar hy betaaling verfchafte: 't welk, naagroo- van Ren- te moeite , voor dat pas bezaadighde, door beloften, van trooftelyk ant- nenbergh. woordt teegen den naaften morghen. Deeze gekoomen zynde j gaat Ren- nenbergh heimelyk, neevens Schenk , naa Oyenbrugs huyzinge , en han- delt daar 'met deHopluyden, dat zy oover elk vendel hondert gulden ont- fanghen zouden , voor den tydt van vier daaghen. De földaaten, vroegh op de been, en fpeurende den Graaf t'zoek , ipatten t'zynen herbergh' in, pionderen die genoeghzaam , draaven vandaar meteen gedruis naa Streus toe, en toonen zulke tanden , dat hy zich verplichtte, hen zoozy niet aan- moedighers »vernaamen , des andren daaghs van daar te voeren. Doch Rennenbergh, thans te voorfchyn koomende, deed hun yder eenentwintigh Huivers aantellen. Afmeetende voorts wat herii naakte van de Staatfchen, beval hy 't verfpreide heir in te krimpen. Dies werd Steenwykerwolclt geruimt, de hutten aldaar en op den Tuk afgebrooken , en gefielt aan de Aa, opdenBouwkamp, byden Weftdyk engrooten leegheroordt. Sonoy> midlerwyle > zich verftaande met eenighe burghers van Vollenhove, werd bericht, dat het hem, tinteld'hy't, nietontftaanzouw. Waerooverhy, naa opening gedaan hieraf aan de gemaghtighden der Naader Vereeninge, Smy die tot Kampen waaren, en aan Norrits, om, volghends hun vermaan naar- dwingt y ver te myden , vier zyner vendelen, in 't laaft van Louwmaant, daar voor Vollenhove. braght. Het Slot bewaarden etlyke Rennenberghfche ruiters en knechten, die
|
||||
DER NEDERLANDSCHE HISTORIEN. 769
die korts kreukten, bedingende uittoght met pakkaadje, geweer, en paarden, 15-81.'
'T gefchut, en wat meer op 't huis was , moeiten z'er laaten $ ook eenen Gooflèn Elfchaf, Kammingaas Steehouder , ooverleeveren: dien hy naa Deventer fluurde, ten verzoeke, gedaan Van weeghe dier Wethoudereneer de gevangen in zyn' maght geftelt werd, om dat hy zeekre hunne burghers, en koopluiden, op deYflel, had helpen berooven, vermoorden, en naakt in 't waater werpen. Norrits, een belghziek man, trak zich deeze verzein- ding, in'teerft, heftelykaan, als daarin niet gekentzynde* doch naader on- derweezen vandegeleeghenheitderzaake, doordegemaghtighden derVer- eeninge, gaf zich te vreede. Den vierden van Sprokkelmaant gebeurde, dat Olthof ende Steehouders van Kornput en Stuper , binnen Steenwyk , op de markt, elk een veldthoen met der handt vingen: 't zy de vooghels ver- DrieveMt» kleumt waaren , oft gejaaght van eenighe wouw , oft wat hen anders fufhoendïen maakte. 'T werd eevenwel voor wat wonders genoomen. Nieuwlyker was 't, £?!?*" dat Kornput, oft willende zich van d'oovergeloovigheit des menfchelyken ^„^ ym_ aards 'm kommer, tot heilzaame ftyving der gemoeden dienen, oft laaten- nen steen- de(gelyk hyzeeker fbmtyds zeldzaame vlaaghen had) zich, inderdaadt, wyk» yets van heemelfche infpraak voorftaan > uy t de greep der drie dieren fpeld- '* mik de, dat de Godlyke Drievuldigheit, ten einde van drie weeken , de iladt vm WM zouw lpyzen : vreemdfl, dat het juift zoo gefcheidde. Eenigh volk van wmders Norrits , zoo te voet als te ros, uytgetooghen ter fluik, 's nachts naa den ^™omen neeghenden, ooverrafte en floegh, tot Dieveren een dorp in de Drenthe , ^ers een deel ruiters vanRennenbergh en Schenk -, ende kreegh, boven andren van schenk. buit, hondert zellènt wintigh paarden. ■ De huizen, veele waaghens met voor- en Rennen- raadt, eenighe gelaaden met fpeeren, die 't ongeleeghen viel meê te fleepen, bergb won- ftak het aan brandt. Norrits, betrachtende deftelyk zynen plicht, ging zelf den&4aa- oover alles, niet min by nacht, dan by daaghe, en dreef de zaaken voort. J r Sterk nu ontrent drieduizendt vyf hondert knechten, en zes kornetten > zoo Lm £.V fpeerruiters als andre , leegherd' hy zich in 't Oofteindt van Steen wyker- Drenthe, woldt, daar noch eenighe huizen ftonden, aan de voeten der heuvelen ge- Nonïts naamtHaddingebergh, een' plaats afgeparkt met veele aarde wallekens, die leeghert den foldaat tot borftweer dienden-, zulx hyonnoodigh vond zich bet te be- *'** tot heinen , behalven van achter teeghens 't Noorde , met een waagenburgh . s*eenwy- Al zyn* vendels deedhy planten opdehooghte, elk-in zynen oordt, dat men *ermlAu zeuyt Steen wyk onderkennen kon. Want het lagh maar ontrent vierentwin- tigh hondertRoomiche treeden van daar , en tuilen beide niet dan vlakte, ten deel heide en moeren, ten deel weiden tot aan ftadt toe, zonder geboom - te- In 't midde der weiden hadden dè Rennenberghfchen, op den laaften vanLouwmaandt, een' ichans gemaakt, onder icherm der welke zy in flagh- orde tien vendels knechten, met etlyke ruiters, entweemetaale buflèn(rel- den, groetende, zonder ophouden, 't leegher der Staaten : vanwaar hun, wet vier groover ft ukken trotfelyk geantwoordt werd. De ganfche nacht ^ur, Mee ven zy in dien ftandt. Met den daagheraadt quam *er by, en fchaar- aezich desgelyx, al wat zy hadden van voet- en paardevolk, uytgezeit wee- nigh vendelen , vereifcht tot bewaarnis der fchanfen. De Staatfchen quaa- schermt* Wen teeghen hen uyt, zulx op den Tuk, ten einde van den Steendyk, een' fing tuffen groote fchermutfing viel.;' Die van der Stadt, dewyl douwde poorten met beleggen fchanfen belemmert waaren hadden ten laafte, om lyftoght van Norrits in m orit™{- tekrygen, door raadt van Kornput, een'nieuwe gemaakt, diezyde zyne ters' geraden. Tot deeze poort uit, trok Hopman Koen Dirxzoon, met etlyke Joldaaten, die, een'ladder, en plank daarop, oover de Aa geworpen hebben- % den vyandt van achtre befchooten. Hier verloor Koen zynen baftaartzoon. Ttt De
|
||||
770 P. C. HOOFTS ACHTTIENDE BOEK
De Rennenberghfchen" gingen noch een grof ftuk, by eenen mooien, op de
Steenftraat planten: engiftende dat hetStaatfche leegher achteroopenwas rukten 's naamiddaghs derwaarts, daar hun de waaghenburgh op de neuz deed zien. Zy braghten niettemin, hoewel vergeefs, eenen feilen ftorm aan •, in wel* ken de beleider, Hopman Henrik Snaater, aan een' koeghel door de keel fneu- velde ï den eerften die hem oit quetfte, in zoo meenigh krysbedryf als hy zich dikwyls gewaaght had: waaroover degemeenefoldaathemplaghdenfcheut- vryen Snaater te noemen. Hierentuiïènbeftookten d'uitgetooghe Steedelingen Rennenberghs Oofter leegher -, ftaaken 't daar al aan brandt; twee vrouwen doodt, lieevens veele kranken en gequetften; ende naameri verlcheide paarden, eetwaaren, en pakkaadje meê. 'T eenigh vendel aan dien oordt berghde zich in de Oofterfchans, wel de fterkfte des vyands. In ftadt vorfchte men 's anderen daaghsnaa,watlyftoght noch voor handen waar jende vond'er't meeft in de huizen der armen, by welke de ryken de hunne verborghen hadden, peinzende dat men daar niet zoeken zouw. 'T verduifterde werd verbeurt gemaakt ten gemeenen behoeve: en't bleek, dat'er noch vooreen maant genoegh t'eeten was; mits dat men eiken monde zes ponden broods ter week toeleidde. Zel- den dagh die zonder fchermutflng; fchermutiing die zonder doodenoftge: quetften., dan van d'eene, dan van d'andre, dan van beide de zy den, verby ging. Nieuwe fchanfen maakte, van tydt tot tydt, de Graaf, zich dienende, om de delvers te dekken , van waaghens gelaaden met meft , én 's nachts aangevoert, die by wylen van d'uitvallende fteedelingen wegh gehaalt werden. En hy bleef, inzulk een'ongenaides weeders, geemelykheit des foldaats , gebrek van geldt, ftyfmoedelyk zyn eindt houden. Veel fton- den ook de beleegherden uyt , ende braaken tot berning meenighe woo- ning af, mits de ftrengheit der kouwde. Immers zoo groot een'armoe lee- den d'ontzetters: jaadermaate, dat Norrits eens fchreef, Zy zouden nodt broodt, nocht bier, nocht kaas, nocht vleefch, kunnen bekoomen om geldt, wen dit 'er fchoon waar, als neen. T>ies moefl hy 't leegher van daar lichten > oft hem, 's andren daaghs ten langfie, eenighemondtkoß toegefchikt worden. 'T'welk ook geenszins oorbaar was met waaghens te beginnen % alzoohyhm geengeleide te gemoedt zeindenmoght, zorghende voor ßagh inoopenveldt^ op zyn achterdeel, met gevaar des ganfchen heirs. Maar men diende eenigh ander middel te bedenken tot toevoer van broode en kaas om zich te helfen voor eenen dagh oft twee, geduurende'tvoltooyen van zeekr e fchans, waar- aan ge arbeidt werd onder de ooghen des vyands, die 't geflaadelyk zocht te beletten. Hachlyk, tenuiterfte, viel dit beitellenvanvoedfel, byweenigh teffens, ende pas om 'er 't lyf by te houden. OpB8den zeeventienden van Sprok- kelmaant, liep, naa langduurighe vorft , de windt ten Zuidwefte, en be- gon de dooy met wat reeghens tot blydfchap der beleegherden. De zelve, de beleggers, en d'ontzetters, hieldenelkandredienheelen dagh, indewaa- penen. Teeghens den anderden aavondt , was 't desgelyx te doen ; ende quelden de Rennenberghfchen heftelyk met grofgefchut deontzetters; die echter niet lieten die heele nacht te werken , aan een' groote fchans, op d'ouwde Aa, ontrent duizent treeden buiten hun leegher, naa ftadt toe. Zy plantten 'er biertonnen gevult met aarde, tot borftweer, en twee (tukken fchuts op. Al den arbeidt, by mangel van delvers, deed de foldaat, quaa- lyk voorzien van gereedtfchap. Den vollen volghenden dagh, fchootenae beleggers op de zelffte fchans , zonder veel te bedryven j en fomtyds op zeekre meftfchans , geleit, door de fteedelingen, neevens een brug oover de Aa, ter vermaaning van Norrits. Effen voor 'tryzenvanden twintigh- ften, beftonden de Rennenberghfchen, in grooten getaale, naa de gemelde
nieuwe
|
||||||||||
ijt8i.
Bet Staat-
[che lee- gher ver- geep be- fiookt van achtre * De belee-
gherden be- dungen 't Oofler leegher van Ren- nenbergh * |
||||||||||
Armoe van
beleggers, beleegher- den, en vtifcetters. |
||||||||||
Norrits
[chanß naa fiadt toe. |
||||||||||
Zyn fchans
wort be- [prongen zonder vrucht. |
||||||||||
DER NEDERLANDSCHE HISTORIEN: fti
nieuwe fchans toe te ftreeven, om ze met louter geweldt af te loopen: doch 1581.
inifte'thun, en zy keerden, naalangfchermutfen, léegherwaarts. Ten zei- ryfperfio- ven daaghe quaamen wel tweehondert perfoonen op 't raadthuis, voor hun mn looPefl en hun gezin'broot eifchen, die, kryghende des eik een weinigh, zichflik u3'tdefiadt len Heten. Op den middagh liepen twee inwoonden en drie krysluiden tufTen **f%, de:fchanfen en fchildtwachten des vyands deur, tot aan de nieuwe fchans der mrienU oiitzetteren, op genaade van meenighen koeghel, die, eeven vergeefs als wachten eenighe foldaatèn, hen naajóegh. Dit wees aan^Norrits den wegh om de ftadt deur, naa te helpen. Ten naaften morghen, ontrent zeeven uuren, veirdight hy de N°rrits. vyfmannenterugaf, neevenseen deel foldaatèn, gelaaden met buflèkruydti Die M'mt driehondert vyftigh brooden, en anderhalf hondert zoetemelxkaazen, t'zaam- eent*hm gebonden met lonten. Deezen voorraadt worpen ze needer, binnen de brug l^JTf. oover de Aa, en draafden ftrax weeder , al fchermutfende teeghen den * ? vyandt, die te laat op was , naa hun leegher toe, zonder meer dan eenen man te verliezen, die van een anderhalfponds yzer getroffen werd. Terwyl dit gefchiedde, hield zich Norrits in perfoon voor de fchans, en een wak- ker oogh op alles. Als het donker werd, deed hy noch een fchansken opwer- pen , tweehondert en tzeeventigh treeden bet voorwaarts: in voeghe, dat 'er geen' neeghenhondert, tuffen dit en de fchans der fteedelingen, bleeven leggen. Dies was't nu zooverre, dat beleegherden, en ontzetters zoo veel alsfpraak te zaamen hielden, mits de fchranderheit van Kornput, dié twee- Koeghels pondigheloodenklootenverzierde, meteen logh t'elkerzydej om in't een vertiert hy eenen brief, in't ander zeeker vuurwerk te floppen, op dat ze, toegefchoo- Kor"pM> ten oover enweederaan de vrienden, door vlam oft rook gemeldt wierden . m brïevm De vyandt had zyn werken tuffen beide, zeevenhondert en tfeeventigh tree- merm den van ftadt. Om den toevoer te beletten, fteldhyter zelve nacht, recht 27JL voor de brug die de verweerders gemaakt hadden, een'burgh van meftwaa- ghenstoe; en begon, onder fcherm der zelve, een'fchans in de weiden. Die van binnen pooghden de waaghens naa zich, en oover de brug te haaien; 't welk hun, voordat pas, niet. gelukte j maar wel des andren daaghs, als Norrits van alle kanten heete fchermutfing deed aanhechten, uitlokkende de belee- gherden , die zich ten fterkfte op de been gaaven, en de beleggers tot verfchei- den oorden aangreepen. Toen vertoonde zich meenigherley gedaante van Weldigh ftrydt. Gins beftieten zich van weederzyden de ruiters : daar ftonden de [ehermm- knechten fchrap teeghens elkandre: hier prangden de Rennenberghfche paar- fen aan den en fpeeren 't voetvolk der ftadt, dat dan ontfnapte oover't ilootys, te verfchei(ie krank voor hun, en t'elken maal' op nieuw toeliep. Aanendaan donderde *****' 'tgefchut: ende fchaaren vermengden zich zulx , dat nauwlyx vriendtvan vyandt te onderkennen was. Waar d'een oft d'andre verleeghen viel, derwaarts werd terftondt verfche hulp gezonden ■, met grooten fchyn dat het werk op vollen veldtflagh zouw uitkoomen. Naa dus een bitter en bloedigh vechten tot oover middagh, begoßen Rennènberghs knechten, mat van arbeidt en De Ren- honger, te deizen en om betaaling te roepen, met onverduldigh vloeken. nenbergt* Waaroover zynruitery, kunnende langer niet teeghen houden, ook te rug, fchende'^ en elk naa zyn voordeel, keerde. Maar Norrits merkende dat 's vyands voet- ™n • volk geenen zin had tot aanby ten, fliep op de geleeghenheit niet, ende ftuur- de tuilen drie en vier uuren, eenen hechten hoop fteêwaarts aan. De beleegher- den , gewaarfehu wt van 't geen hun te doen ftond, liepen den zy nen meer dan halfweeghetegemoet, metzwaare horden, omdeflooten te vloeren. Toen T . rennen d'ontzetters daaroover, met ruiter- en boerepaarden, aanbrengende r^"" kooren, meel, buffekruidt; werpen hunnenlaftmeeftopftrooneeder, datffifrw- te dien einde, voorde brug op de Aa, gefpreidtwas* en keeren om meer te der. Ttt 2 haaien.
|
||||
m
|
|||||||
H
|
|||||||
j7t P. C. HO'OFTS ACHTTIENDE BOEK
1ƒ81. haaien. Veel volx ook te voet, dat een deel brooden en kaazen in ftadt
droegh. De Graaf, hierop, Het zeeker rondom wakker te waapen luiden- dan de foldaat alles zyn doove oor hooren. DaarentufTen vloogh Kornput, Kornfut zyn Steehouder, en een' goede troep knechten', met brandend ftroo en pek- vdteen reepen, naa de fchans die hun dwarft lagh. Maar twee vendels, diezebe- fchans aam waarden, meeft fpietfen , weederftonden hem forfelyk, bèt dan een' half maar moei uur. zoo ^at jjy benoodight werd hiel te lichten. Wel kreegh hy 't gefchot afjtaati. ^ ^ »^gj^ geplant neevens deeze , de brugfchans gebeukt had; enileipte 't nu naa binnen -, als etlyke fpeerruiters , afgeveirdight van Rennenbergh, hem 't zelve ontjoeghen. Voorts toogh yghelyk af, mits het fluiten der nacht. De Graaf, ziende de ftadt nu tweemaals gefpyft onder zyn5 ooghen zyn' rui. tery onnut door de weekheit des weeders, den gemeenen foldaat ( 't welk doch een' doodtftuip des aanflaghs was ) verhardt in afkeer van 't leeven om windt te waaghen, en de geldburz ydel; bezinde zich eindtlyk, fchoüwende voor hoofdeloos werk, dus langer te ftreeven teeghens de gekante fortuin aan. Neemende dan de duifternis te baat, om 'tgefchut, zonder verhindering, Rennen- uit de laaghe beemden, en voor heen te voeren, deed hy, met groote ftilte hergh pakkaadje zaamèlen, en verlaatende alle fterkten, trok het heele heir te hoop breekt op in 'm de Weft wyk. Met den drieëntwintighften daaghde der ftadt haar heil op, der nacht* mits men nerghens*eenigher fchildwacht ontrent de fchanfen gewaar werd. De verloften en verloflèrs peurende derwaarts aan, vinden 't veldt bezaait met paarden enmenlchen, verflaaghen indevuurigheitdermengenisvangifter. In 't Blokhuis, vergeefs beftormt geweeft van Kornput, laaghen zeeventien dooden, uitgeftrekt in't harnas, en dekkende de plaats, diezy ftaandever- daadight hadden. Veelgeweers, huisraads, en lyftoghts, noch hier en daar vernoomen, werd voor buit wegh gedraaghen. Onlanx hiernaa verfchee- nen Rennenberghs troepen, gefchaart in 'tbreede, aan dehooghe zydeder ftadt. Wel tot oover middagh, hielden zich op den Bouwkamp, booven 't gehucht van Onnen, zyn'ruiters, verwachtende, met trots en ruftigh ge- laat wien 't lüften zouw te plukken. Norrits, en d'andre Ooverften en Hop- luiden, in ftadt gekoomen,. reeden metdeHopluiden der bezettelingen, ter Oofterpoortuit,om 's vyands gefteltenis te bezightighen.Zy leeden wel bekoo- ring om in den ftaart te tornen: maar de drabbighe lucht, belettende te fpeu« ren waar eenighe laaghe fchuilen moght', en de goede orde van 's Graaven af- toght, vermaanden hen 't geluk niet te veel te verghen, nochte de ge wifle zee- ghe, ende nu geftreeken' eer, teeghens den rook eener braveering' op te zetten. Ten zei ven daaghe, werd, en ten volghenden oovervloedelyk', ingebraght al- le nooddruft, verzorght door de Staaten. De bezettelingen hadden zich, voor Dedienfien zoo treflyke dienften, eenighe heufche erkentenis toegeleit. Maar die was, der bezet- mits de fehaarsheit van gelde, zoo verre te zoeken , dat alleenlyk Stuipers telingen en Beerenbroeks knechten, als Hooghduitfchen en weinigh te eifchen heb- worden bende, onverwylde Ibldy ontfingen -, Kornput en Oldthof, dewyl de hunne quaaljfk^ u-t inlanders beftonden, met lang naaloopen nauwlyx aan betaaling raaken erKen . ^onc}en m Tot verlichting der burgherye, werd verftaan 't vendel van Bee- renbroek uit Steenwyk te neemen. Norrits , herberghende zyn volk, ten deel tot Vollenhoove, ten deel tot Meppel, en oorbaar vindende, 't geen hy achter rug had te fuiveren, zond de Engellche, Walfche, en Yftèlfteinfche ben- den naa de Kuinder: hoeweide gemaghtighden der naader Vereeninge oor- deelden , den Ammiraal Warmondt en Sonoy daartoe fterk genoegh te wee- zen ; en dat de Noorthollanders en Vriezen, zoo 't noodt deede, niet verzui- men zouden, hun meer maghts, zoo te land' als te waater toe te fchikken. In de kerk van de Kuinder hadden de Rennenberghfchen zich fterk bewalt, ruim-
|
|||||||
DER NEDERLANDSCHE HISTORIEN. 773
ruimden nochtans, by verding, de plaats in korte daaghen. Opgelykewyze 15-81,
fcheidde 's Graaven volk uit de Lemmer en Slooten, naa dat 'er de Vriefche De kukgt- vendels van Merodes regement waaren* voorgekoomen. De Grooningers , der ïnge- hebbende de Ichans van Winlüm in de Ommelanden beleeghert, maakten't kw&henbf aldaar niet lange, hoorende dat Nyenoordt genaakte 5 die met deeze vefting, f. Staat~\ fanit andre tot Winzummerzyl, Warfum, Warfummerzyl, Auwarderzyl, ^!', en elders, een' breede plek lands onder brandtfchatting hield. Den eerften immer van Lentemaandt, toogh hy met vier vendels voor Lopperfum, en leidde en slooten. zich op 'thuis te Ham ■, de Rennenberghfchen op dat van Tenholt, Oyen- brug, voorneemlykfte aanraader van 's Graaven afval, werd hier, fcherraut- fende in zyn been gefchooten > waaraan hy tQt Groninge ftarf, luttel bèklaaght Doo{lt vaf> vanzyn'eighe parthylingen. Rennenberghviel, metetlyketroepen, inSal- °/enbru&' landt, bemaghtighde 't huis te Boxberghen j fterkte Goor, neevens noch , Re"nen~ zommighe kleene plaatfèn, ende veeghdemet den roof heen.. De Ichans tot ^faÜMdt Makkum was hemalweeder afgenoomengeduurende't beleg van Steen wyk 5 zoo dat nu, aan de Zuyderzee, meer niet van zynentweeghe gehouden werd dan de ftadt Staavere, en'tBlokhuis, dapper gefterkt, en voorzien met hon - dert tfeeventigh man* , onder Hopman Rein Dekema. De Vriezen, voe- lende dit ongemak, en vreezende voor een grooter, zoo hy daar vader wor- telde, om te mooghen teeghenftaan totdatRennenbergh wataademsfchep- te j verzochten driftelyk, dat men 't fchikte te verhoeden. Die van Noordt« hollandt, ging gelyke zorgh aan. Naa raadspleeghen, hieroover, met den Prinle van Oranje, toen t'Amfterdam, werd het ftuk bevoolen aan Sonoy; die, noch tot Blokzylweezende, zyn'benden, neevens andre, gemat met het ontzetten van Steenwyk, in de fteeden te ververfchen geleit had. Dees deed van Enkhuizen een vendel ooverfcheepen, 't welk onbefchaadight, te twee staavere uuren des nachts naa den laaften van Sprokkelmaandt binnen Staavere raakte, m£Moomen mits Dekema met de zynen vertooghen was op het Slot: teeghens 't welk men f? de boeren ontbood, om te fchanièn, op peenevan den brandt. Daar werd _ VA gevangen SakelTobyntjen, Grietman van Geefterlandt, met zyn* huisvrouw, drie dochters, en zommighe földaaten ; en verftaan uit hun, dat Rennen^ bergh, onlanx te voore, aan Dekema zeer aanmoedighlyk gefchreeven had, met bondighe beloften van hem niet verleeghen telaaten. Twee booden af- gezonden aan den Graaf, en betrapt een' halve myl van Staavere verklaarden > dat het huis, wel voor vyf oft zes maanden, van nooddruft voorzien was. Korts naa den volghenden middagh, quam 'er ook 't vendel van Jonker Jafpar vanPoelgeeft: en op den derden van Lentemaandt Sonoy zelf5 die daatlyk meede aan de Grietenyen om meenighte van fchanfers fchreef. Hy was gewoon van ooverlaft den huysman te verfchoonen; en deez daarom te wil- liger. Men worp dan, dicht onder de Burgh, een'fchansop, die haarden 'TBloktmis uit-en ingang belette. Op den neeghenden deedhy noch daar koomen, uit bekegbm Blokzyl, het vendel van Hopman Soifon; en toen een' kat fliehten, die 00- van hem* verde bolwerken van't Slot heene keek, en door een deel fchutters, ichui- lende achter houte fchermen, de verweerders van de wallen hield. Thans zonden Hooren en Enkhuizen elk twee donderbuflèn. Die van booven deeden niet dan arbeiden aan de vefte, en Sonoy myneerde derwaarts aan, met klee- ne vordernis , om 't nat en onftuurigh weeder. Eenen tromflaagher, van hem gezonden , weigherden zy gehoor : maar , op den eerften van Gras- maandt, fchreef hem Dekema , dat hy eenighe knechten van Paternofters vendel gevangen had, en ontflaaken wilde voor ranfoen gebruiklyk onder krysluiden . Sonoy , hierop antwoordende dat het hem geviel, bood met eenalle genaade aan de beleegherden voor ditmaal, metaantuighingdatze Ttt 3 hun
|
||||
7/+ R G.HOOFTS ACHTTIENDE BOEK
ïf 81. hun daarnaa niet gebeuren zouw . Als hier niet naa geluiftert werd, begon
hy met drieftukken de poort en wallen te kloppen; kreegh, naa veel fchry* vens, genoeghzaam kruidt} ook zeekre kartouwen van Harlinge; en vel- de hunn' hooghe flrykweeren. 'T liep eevenwel aan , met het leiden der myne door de graft, naa de vefte en hun wachthuis , tot den tienden in Bloeimaandt: op clen welken zy fpraak verzoghten, en vier perfbonen in (ladt zonden > mits ontfangende gelyk getal tot onderpandt. Dekema eifcb- te, voor alles wat booven was, vrye aftoght met gevouwen vendel, bran- dende lonten, vol geweer, wyf, kindt, pakkaadjej ook dat men hen onge- moeit, onder veiligh geleide, te fcheepe voerde ter plaats by hem te noemen, en gyzelaars daar voor gaave. Sonoy wilde , dat zy, als verfmaaders van zyn'laafte gunflbieding, en nu gekoomen tot het uiterite, zich t'zyner be- fcheidenheit ilelden. De Hooghduitfche bezettelingen, ziende 't werk hier- op fluiten, en Dekema ftyf ftaan, riepen van demuuren, dat zy begeerden te daadingen, ende vän Sonois brief van den eerften in Grasmaant nietge- 'T wort op- weeten hadden. Met ooverleevren van Dekema en den vendrigh zynen gegeeven. broeder, fanit al de Vriezen tot achttien toe, verworven zy waapenloos uit te gaan -, en werden gebraght met geley tot op de Zwarte Sluis, om voorts door Sallandt naa 't Graaffchap Benthem te trekken, onder belofte van nemmer- meer teeghen den Prins en de Vereenighde Landen te dienen. Aan de huis- vrouw en kindren van Dekema fchonk Sonoy vryheit j maar zond hem, met d'andre gevangenen en 't vendel, naa Enkhuizen. Stavere werd gefterkt; het Slot afgeworpen teeghens de ftadt. 'T wasgebouwt in het tweeëntwin- tighfte jaar deezer eeuwe, ende had toen by de vicrenveertighduizendt gulden De Prins gekoft. Geduurende dit bedryf, quam de Prins in Vrieslandt ten aanftaan invries- van dat gewed, De Graaf van Hoohenlo, volverdrietsom'theekelenzyner landt: faame oover den ramp van de Bourtang, vericheen daar te gelyk, willende Te gelyk. zich verantwoorden. De Staaten ontkenden zyn' eer eenigher wyze Verkort Boohenh, te neDben, oft reekenfchap fchuldigh te zyn van 's gemeenen mans klap. Hoo- fmdlt' henlobeweez,- datzy, van zynent weeghe, om geldt, lyftoght, en kruidt, men hem we* ernMy^ waaren aangemaant* maar in gebreeke gebleeven: 't welk de deneer- verdeeling zyns heirs, ende, daaruit , de neêrlaagh veroorzaakt had. Ge- laagb van voeghlyk fleet zyn1 Doorluchtigheit ditgefchilj ook andre van groot belang de Bom- 'm het ftuk der regeeringe. Maar als zy nu haar werk voor afgedaan hield, ree- tang was Zen der meer, die haar beweeghden teeghens den dertienden van Grasmaant wytende. een> zaamenmg te befchry ven, op etlyke punten noopende de form des Landt- e £ Y" heftiers. Op zommighe deezer werd een vafte voet geraamt, opzommighe lüchtkheit flecnts orc^e by maniere van voorraadt. Toen keerde de Prins weeder naa aldaar. Hollandt, daar verfcheide zaaken naa zyn' koomfte toefden. In kracht van zy keert zeeker beiluit, genoomen ter laafte daghvaardt tot Delft, was allen ingezeete- naa Hol- nen van Neederlandt de vaart op Spanje en Portugal verbooden, uit geen'on« landt. gegronde vreeze voor aanhouding van bootsvolk en Icheepen aldaar, ten dien- verbodt ße fes Kooninx. Echter verflond men, dat veele, onder fchyn van naa Broua- Ttlnien Se °^t anc^re Franfèhe haavenen te gaan, het derwaarts gemunt hadden: de Formal te we^e de Prins, door den Zeeuwichen Ammiraal Treslong, van onder En- v aar en. gelandt deed te rug vorderen. De waaterbalju w van Zeelandt, Robbert Lee- * Paspor- man, befchuldight met uitgift van vericheide * vryereizbrieven teeghens den ten- ladder Staaten van dien oordten van Hollandt, werd, daaroover, gelchorft Dat wort m zypen dienit, totnaader kennis van zaaken toe. Doch men zagh voor 't beft
getempert ^y^ en kefloot 0p (|en achten t win tighflen van Grasmaant tot Amfterdani? '■ . ," daar d' Algemeine Staaten zich toen verzaamt vonden, allefcheepentelaaten voedren op vaaren, onder beè'edighdeborghtoght, enverbandtvan verbeurt te weezen? booven
|
||||
DER NEDERLANDSCHE HISTORIEN. 7?f
booven ftraf tot 's rechters goeddunken ■, zoo zy wyder Weft waarts liepen, 15-81..
dan Engelandt, Schotlandt, en d'uiterfte paaien vanVrankryk: van waar vreemde de laading zouw niooghen voort gevoert worden, naa Spanje en Portugal, ftbeepai, . 0p vreemde fcheeperi; en deNeederlandiche terug keeren, metSpaanfche. *■?* Vrm^ en Portugeefche goedren hier t'huis behoorende. Ontrent deezen tyd dee- r{^ mo&h" den zeekre voortreffelyke Roomsgezinden van Haarlem, door Dirk Vol- Xml^r kaartzoon Koornhart, toen *Beämtfchry ver aldaar, voor hun en 't rneefte „Mn m de deel der burgherye , een verzoekfchrift maaken, om gehandthaaft te w#r-<mêrland- den in de oefening van hunnen Godsdienft, dien men vaft, irfd'omleggende [che met plaatfèn,fcherpelyk verbood, ende zy, op dat pas, noch vryelyk in de kloo- sp**nfibe fters genooten. 'T zelve, oovergeleevertdenPrinfe , werd voort ge weezen 'wPwï«- van zyne Doörluchtigheit aan de Hollandfche Staaten, vergaadert t'Amfler- &'fche dam , om dat het hun fcheen te naa te fpreeken. 'T hield eenighe fchorre ^Z"/* reedenen in, enfmaaldeinzonderheitop'täantaftendergroote kerke tot be- * Notaris" hoef der Onroomfchen, reeghelrecht teeghens de voorwaarden der Voldoe- Moeite tot ninge jende werd derhalven oevel genoomen van de Staaten 3 te meer, dewyl Haarlem zy en de Wethouders van Haarlem orde tot die verandering gegeeven hadden, oover *-ec~ ook nu onlanx te zaamen een nieuw verctng geflooten, by 't welke, dooden- ^er ver" dedat van de voldoening , aan die ftadtveelegeeftlyke goedren waaren toe- ^-^ gevoeght, tot vergelding der koften gedraaghen in't beleg ende naa de ver- J^f' oovering. De verzoekers, merkende hunne dooling, begaan door on- kunde van zulke orde en van 't jonger verdragh , en andre geleeghenthee- den, voelden ook , dat men zoodaanighe fmeekfchriften, ingeftelt by ge- fpan , achtte naar muitzücht te llnaaken 5 hoewel zy, omdesonbehaalttebly- ven, niet booven twintigh in getaale geteekent hadden. Dies leiden zy 't hooft in de fchoot, en werden voorts verfchoont, mits doorfchrabbende zelf hunne naamen. Koornhart, verklaarende dat hy een groot deel der Roomfche lee- ringen voor valfch, immers meefl al die Harders voor verflindende wolven hield, doch echter billykyder zynen Godsdienft, toetelaaten,moeft eeven- wel 't ontwerp van't verzoekfchrift fcheuren, in teeghenwoordigheitvande gemaghtighden der Staaten. Metglimpeloozeryoorgeeven, grooter onftuu- righeit, en quaaderbekoomft, uiterden zich de Roomsgezinden tot Brufïèl, oproer tot ter zaake van eenen Antonis Ruiskeveldt, Dominikaner Monnik. Deez, uit- BruIei door gezeit tot Gent, en hier Prochiaan geworden van Santé Goedele, brouwde *"f*r niet alleen verbittering onder den duim , maar zaaide't zaat der tweedracht J****?*"™ van den preekftoel. En 't ontbrak aan geen' jookende ooren: zynde 't getal en de geneeghenheit zynergeloofsverwantenzoodaanigh , dat de Graaf van Egmondt zynen toeleg teeghens Brufïèl daarop gebouwt had. Met den zel- ven toeverlaat had een Jooft Butkens , Doäoorj desgelyx zeeker Jonker Anderlegh onraadt befteekenj ende onlanx een Engelsman , genaamt Jan Koby, die daaroover gevieren deelt was. De Heer van Auchy, gevlucht (als" wy verhaalt hebben ) om 't ftuk des Heeren van Heze , was fèedert ook aan deezezydein'toogh, en althans in hechtenis geraakt, met zyn'huisvrouw, een wispeltuurigh wyf, dat hem tot waifelen opruide; almeede met vertoogh vandegefteltenisderftadtj hoewel zy , naamaals, doorvoorbeê, en in dank der ftaatlykedienftenvan hunnen zwaagher Tempel, on tflaaghen werden, en met der woon naa Vrankryk gingen. De Majeftraat, ziende, naa een' wyl ooghluikens op hoope van zaadzaamheit, de toehoorders vanRuiskeveldt doorgaands dwersdry ven teeghens al wat tot gemeenen welftandt werd voor- gefielt, en hen daaghelyx aangroeyenj ook zommighen daaronder, die in de gemelde beleidingen geplenfcht hadden , befloot, zich den wargeeft quyt te maaken. Vindende nochtans noodigh hierin met wolle voeten te gaan, Ttt 4/ op
|
||||||
Ï0 P. C. HOOFTS ACHTTIENDE BOEK ■
. op dat het betrachten der vreedzaamheit tot geen' meerder onluft gedeeghes
verwittighde zy't kapittel van Santé Goedele in 't heimelyk , dat, om den vyandtdie ftoftot ftichting van aanflaaghen, én der gemeente het onderling wantrouwen af te neemen , haare meening was, niet te zien op een hondert kroonen oft twee, nocht eenen jaarlykfchen penning daarenbooven«, ten behoeve van Ruiskeveldt, wenhy zich mer. gemak elders heen e begeeven wilde, 'T kapittql handelde hieraf met hem > en verftendighde d'Ooverheic dat hy de voorwaarden aannam, bereidt in ftilte door te gaan, mits men hem toeliete alvoore noch eene preeke te doen, Maar, deeze gedaan, riep hy ver- icheide Kanonikken , en de belhaamérs van zynen aanhang te gaader: byde welke verftaan werd, den Wethoudren aan te zeggen, dat de Roomsgezin- de gemeente liever had , met wyf en kindren, de ftadt dan hunnen Predikant te miflèn. Hierop antwoorden de Wethouders zachtelyk, dat men tegens hem niets dacht aan te vangen, dan met goede kennis van zaaken: daaren- tuffèn hadd' yghelyk de ruft ter harte te neemen. Doch, alzoo zyne zydgan* gen meer ende meer in'tlichtquaamen, bevaalenzy aan den Amptman van Rechte, en zommighe gemaghtighden * middel te zoeken, om hem , op 'tfpoedighfte, gevoeghlyk te dóen*vertrekken. Ruiskeveldt, des verkund- fchapt, hield zich feedert verborgnen: en bevonden zynde, in 't bezoeken zy- nerwoonplaatiè, dat-de wanten der zelve en der buurhuizen waaren deurge- fmeeten, om uit het een in't ander te mooghen loopen, wies de arghewaan niet weinigh. Waaroover, naardien hy, gedaaght tot meermaalen, in verfchy- nens gebreeke bleef, de regeerders voornaamen, byafl.es, en op zeekre pee- nen, te gebieden, dat men hem t'ontdekken hadde. Toen rotten zyn parthy- lingentehoop, op dëq tweeëntwintighften van Grasmaant, tuften tien en elf uuren, voor ende in de huking van den ooverfte Tempel, met roepen, dat zy 't verdry ven huns zielharders geenszins gedooghen zouden > jaa, al de Rooms- gezinden zich veel eer laaten aan ftukken hakken. Tempel 5 ter vermaaninge van de Majeftraat, vertoont hun zoetly k haare reedenen -, ende , als dat niet helpen moght, befcheidt hen, teeghens twee uuren naa den middagh, wee- dert'zynent, daar zy als dan vergaadren zouw , omhunbillyk genoeghente geeven. 'Tgefchiedtzoo , maar niet zonder groot wangelaat der meenigh- te. Naauwlyx dat zy eenighe luiden uitmaakte , om met de Heeren te woor- de tekoomen. Ende nae 'traamen van zeekren voet op'tftukvan Ruiske- veldt , tot behaaghen der gemaghtighden , als de regeerders meinden dat de zaamening te (cheiden hadde , beginnen ftraatfteenen en geweer te wanken , met fchreeuwen , dat deez de tydt was om voor 't geloof te vech- ten, en datzy , wel zeeven teeghens een', nu zien wilden wie hen dwingen zouw. Onder andre balddaadigheden , werd den Amptman een* byl naa 't hooft geworpen. En 't ftond 'er gefchooren om op een' grouwzaame bloedt- ftorttng uit tekoomen -t mits de bezettelingen enOnroomfche poorters ook toeliepen, brandende om in den hoopte flaan. Doch, naa maghtigh gevaar en moeite, deed dit ontzigh en 't fchoon fpreeken derOoverheit, de mui- ters, zonder dat yemandtgewondt werd, t'huiswaartskeeren. Toenbraght men al 't krysvolk en de gehoorzaame burghery in waapenen ; vond raad- zaam, opheetedaadtorde te ftellen, tot handthaaving van de achtbaarheyt der regeeringe j en deed , by volle toeftemming van de leeden der ftadt, berichting neemen van verfèheide weederfpannighe handelingen , omge- gaan onder dexel van Godsdienftighe byeenkoomften. Ruiskeveldt en vee- Ie zyn* meedepleeghers, verfcheenen zynde voor de wet, op toezeg van vry gaan enkeeren, m oeften noch dien aavondt ter poort uit. Kerken en kloo- fters werden geflooten , de beelden daaruit gelicht, voorts de Roomfche
Gods-
|
||||
DER NEDERLANDSCHE HISTORIEN. 777
Godsdienft gelchorft 5 vergifnis geguntaan eenen ygelyke , uytgezeit de * f%J-
gevangenen, en drie oft vier der ben dhoofden^ die van d'eene en d'andre DeRoom- trezintheit in belcherming der Majeftraat genoomen. De af kundighingdee- fibe j*Qds* zes, gefchiedde opden eerften vanBloeimaant, met verklaaring, hoeden **"> . Wethoudren gebleeken was, dat het geene, 't welk, genaamt het Sakrament geß}mJt van Miraakel, de geeftlyken voor drie bebloede Misbrooden uitgaaven, be- flond uit doek, vermengt met andre ftoffe > dat zy gebeente van beeilen voor heilighdoom hadden doen eeren, en in meenigherley manieren 't eenvoudigh volk gemompt, om hunne gierigheit te aazen. Korts hiernaa, dewyl de wrok teeghens de Roomsgezinden, door't wallen des achterdenkens , ook t'Ant- werpen weeder booven quam, en de beelden der heilighen op nieulcheen te dreighen , zoo braaken , by verlof der Ooverheidt aldaar , de dertien am- bachten en zes gezwoore gilden zelve, hunne Altaareninde groote kerk af j DedertieH naa zich neemende de koitele lèhilderyen, en hooghgefchatte werken van wydvermaarde konftenaars: d'andre bleeven noch voor dien tydt. De lee- woorefil- raars, daarenteeghen, van den hervormden Godsdienft, pyndenzich , hun den t'Ant- ftukbet teichikken, en befchreeven de Neederlandlèhe kerken, om een ver- werpen, gaadring tot Middelburgh te houden. Dit vertoonden zy aan d'Algemeene .tee*kswb Staaten t'Amfterdam , met verzoek dat hun geliefde zeekre perfoonen te miX<r> maghtighen , om oover dat werk te liaan, en't zelve te richten met hunne bmne A[~ achcbaarheidt. Hun werd geantwoordt, dat zy , met zoo Chriftelyk en j* , Godlyk een werk j voorts te vaaren , en geene gemaghtighden te verbeiden af
hadden ; gemerkt de Staaten , zonder eenigh omzien naa hunnen handel, Vergaa- zich genoegh verzeekert hielden , dat die niet dan tot {lichting llrekte. Zy dring der raamden, vooreerft, en flooten een'naader kerkenordening , beantwoord- Meerland' den zeekre vraaghen , voorgeftelt, zoo noopende 't gebruik der ordeninge, fc^e kerken als op zommighe andre zaaken* en forteerden de kerken in elk geweft onder t°tM'd™'m klaiïèn, de klallen onder bezondre Synoden. Daarnaa doorzaaghen zy de #£'!/;«„ fchriften van Kafpar Koolhaas , en verweezen die, als argherlyk en ftrydigh aldaar tee- teeghens de reine leer , en teeghens zich zelve: doch beloofden hem ver- gbem Kaf- giffenis en aanhoudt in dienft , waar 't dat hy fchuldt bekende. Maar hy wei- par Kool- gherde dit, en zich t'onderwerpen aan hun oordeel. Waaroover de zaak bass-, voor de Staaten van Hollandt raakte , die't vonnis der gemelde zaameninge voor wettigh kenden i neemende inzonderheit zeer hoogh, dat hy, die ver- klaarde met de hervormde kerke, niet eensgezint te zyri , zich nochtans als • eenen leeraar der zelve gedraaghen had * 't welk by de Majellraat van Leide tellraffen {tonde. Dies werd, in't volghende jaar, t'eenervergaadringder Hollandlche kerken tot Haarlem, hy eindtlyk afgezet en uit de gemeente ge- bannen . 'T vangen , booven vermaant, der vrouwe van Auchy neevens haaren man , hoewel't miflchien den Prinle van Parma met afftieê van andre hèleidingen hinderde, llaaghd' hem niet quaalyk, om zeekren toeleg op Vliflinge, die haar bewult, en gefchaapen was d'uitvoerders in hun gewis bederf te brengen, by tyds te doen flaaken. Eevenwel, naardien dekennis van de naakte uitkoomften der gefchiedenifïen meer tot vullèl dan tot voedlel van 't verflandt des leezers dient, immers in nuttigheit nergens naa haaien m^gh by 't waarneemen der weeghen, waar door de dingen gekuyert wor- den , oft fchoon 't bemikte ooghmerk ongetroffen blyft j zoo zal ons niet verdrieten, deezen handel, die met eevene koenheiteneunjerheytgedree- ven is , Van ftuk tot Huk te verreekenen. Don Bernardyn van Mendoza, Toeleg op Spaanfch Ambafladeur in Engeland , alzoo hy de Neêrlandfche oorlogh- Vüffmge, Icheepen by wylen daar zagh haavenen, deed eenige Hopluiden aangaan, door die met ^ekre Neêrlanders zyn dienaars, en eenen voorfpraak genaamt Bouchart ,* vmtittl£» om
|
||||
^-^"
|
||||||||
778 P.C. HOQFTS ACHTTIENDE BOEK
ïjf8i, omt'ondertaften oft eer en eedt hun zoo hecht in't hart zaaten , dat aanblik
van baat niet meer daarop vermoghte. Twee , met naamen WilhemJans- zoon van Hooren en Kornelis Leenhouder , gelaaten zich te luifteren -s en maaken hem dietfch, menfliepzoovaft op hunne trouw tot Vliffinge, dat, als zy quaamen voor in zeilen , naaeen deel volghende fcheepen , die men met Kooningfche foldaaten laaden kon , niet eens zouw worden omgezien. Hiermee trompen z'hem , zoo nu zoo dan, eenigh geldt af, by voorweetea en orde des Prinfen van Oranje , dien zy hun weedervaaren al vroegh had- den oovergebrieft. Thans verzoekt Wilhem etlyke duizendt kroonen, quan- luis om aanhang te maaken. Hierop zeide Mendoza geenszins te twyfelen aan zyne geneeghenheit •, maar hem waare nietquaalyk afteneemen, dathy eenighe verzeckering vorderde voor zoo merkelyk een' fom , waaraf hy} als een dienaar des Kooninx , anderszins niet te verantwoorden wift. De Hopman , weeder , vraaghde , dewyl zyn goedt buiten Engelandt lagh, en zyn lyf by't werk zyn «moeft , wat hem dan , om te verpanden, oover- ichoot. Toen verght hem d'Ambafladeur, zyn zoonken eenen jongen van tien oft elf jaaren, te leeveren: waartoe Wilhem verklaarde bereidt te zyn > maar te duchten dat de moeder, die 't zotlyk bezint had , te byfter een wangelaat zouwtoonen: niettemin, wilde riaa Vliffinge gaan, om te proeven oft hy haar paayen konde. Zoo vertrekt hy , en komt den Priniè aandienen, dat * zyn kindt in gyzeling te geeven hem te hardt en derhalven van der zaake niet, vallen zouw. Dan de Prins verftond 'er hierom niet uit te fcheiden; maar moedighd' hem tot Hellen zyns zoons in handen van Mendoza, onder fchriftlyk verbandt van dien niet te vervoeren uit Engelandt: op welken voet zyn' Doorluchtigheit zeide raadt teweeten, om den gyzelaar, door gunft der Kooninginne, tevryen, wen fchoon de vyandt tot Vliffinge verichalkt waar, De Hopman, ooverreedt, volght dit onderwys* ontfangt, op den tweeën« twinghflen van Grasmaant, een bondtfchrifc in de gemelde form van Mendo- za, en ftaat, daarop, den jongen af. Naa't beftemmen van den dagh, ontwerpt men middel, teeghens dien, omdeaanflaaghers, in giffing op een'maklyke veroovering, met een' zuur' en bloedighe neêrlaagh t'onthaalen . Om 't kindt te redden, beval zyn' Doorluchtigheit ooverZeelandtnaa Engelandt te gaan} den Heere Chriftiaan Huighens, haaren dat pas, naamaals geheirmchryver van Staate derVereenighdeNeederlanden: wiens zoon de Ridder Confran* tyn Huighens, Heer van Zuilichem, jeeghenwoordelyk 't zelve ampt by Prins Fredrik Henrik bekleedt j inborft gezooght met den room der zinlykfte zee- den •, vernuft doorzult in 't mergh der. heulche konften en achtbaarfte weeten- fchappeiii kerne der aardigheit, en ooghelynvan dat hof. 'T begrip zyner boodtfehap was onderfchreeven by den Prinle, tot Amfterdam, den tweeën- twintighften van Bloeimaant, ende quam hierop uit. Den Heere van Hau- tain , den Onderammiraal•> en MartynDrooghe, aan te zeggen, dat zy den Trins zouden verwittighen, oft de gezette dagh verandert waar oft niet, en wat nieuwmaar de beleiders des aanßaghs, feedert hun laafiegefprek met zyn' 'Doorluchtigheit, van den vyandt bekoomen hadden . Dat een van hun drien > tydt kaavelettde om tenger aamden daaghe weeder in Wal eher e te mooghen wee- zen , zyne Doorluchtigheit wel befcheïdelyk quaame berichten , hoe zy 't meinden aan te leggen, dat de plaats ongewaaght $ het werk, zoo't, door teeghenwindt, belet oft uitgefleldwierd, ver hooien bleeve j ende Vlijfmgers buiten naadenken van bezwaart te worden met bezetting. De gemelde drie-, oft hunner een had de handelaars van "tfiuk te verftendighen, dat Huighens naa Engelandt ging, en waar om -} teneinde zy wee ten lieten, ofthy, bywij' ■feling van weeder,»vertoeven zouw, oft eevenwel zyn' rei&e vorderen, 00
's kinds
|
||||||||
l
*.
|
||||||||
i.
|
||||||||
DER NEDERLANDSCHE HISTORIEN. 779
's kinds verlofßng te wiffer te neemen. Hoe zyn' Doorluchtigheit dienfligh i c& i.
vond, dat de vaader ( mits houdende een wet Ijk bekraftight dubbelt^) Mendo- zaas bondtfchrift aan Huighensgaave ^ en eenen bri ëfgedaghteekent den eer- fien van Zoomermaant, by den welken hy, als verft aan hebbende dat dAmbaf- fadeur qtiaalyk met zynen zoon leefde, en Huighens in Enge'landt was, zich qeliete V bondtfchrift o over te zeinden, met verzoek dat hy den jongen naa zich fiaawe. Dat zy ook f oov erf einzen hadden, hoe de Ammir aal Tres long zich draaghen moeft',om der weederparthye geen' lont te doen rieken,gelyk,door 't her- zeinden zyner oorloghfcheepen ter voorzeide tydt, oft door eenigh ander bedryf, gebeuren konde. Dat Huighens vertrekkende naa Engelandt, dit berichtfchrift onder den Heere van Hautain zoude laat en, oft het te rugge ft uur en. Als Huighens zyn affcheit van den Prinfe nam, haaperd' hy in 't uitgaan, aan de lyn van't gewight, dat tot het toehaalen der ftoofdeure diende. Endezeid* hem j hierop, zyn' Doorluchtigheit lachende , 't fcheen een waarfchuwend voorfpook, dat hy zich, in dit werk, voor de koorde moeft hoeden. Wyders, jn Zeelandt vond hy de zaaken zoo geleeghen, oft klaarde ze zulx, dat hy naa Londen ooverfcheepte. Hier hield hy, om d'opzight te myden, zich meeft jn de herbergh, by Franfch gezelfchap, als een jongman van dien Landtaardt, en gekoomen uit zinlykheit om dit Kooninkryk te bezightighen, famt hoe men de gezanten eerde, die daar de zaaken des Hartoghen van Anjou be- zorghden. Maar ter bequaamfle ftonde vervoeghd' hy zich, met eenen brief van Villers Hofpreeker des Prinfen, byLa Fontaine Leeraar der Franfche kerke; dien hy 't ftuk ontdekte, verzoekende zynen raadt, om in Mendozaas wooning te doen verfpieden, hoe't kindt daar gehandelt, hoe kort oft ruim hetgehpuden werd, wat men daarmeede voor hadde, en oft men 't ook dacht uit Engelandt te vervoeren, hoe 'tgekleedt was, en diergelyke: waartoe, zyns bedunkens, grootlyx dienen konde zeeker koopman vanLooven, ge- naamt Hans Hofftadt, bekent aan La Fontaine. Ook bad hy dien Predikant, hem aan middel te helpen, om ter fluik met Wahyngham, vertrouwtiïen ge~ heimfchry ver der Kooninginne, te woorde te koomen, op den eerden, oft uiterlyxt den tweeden van Zoomermaant, zonder eerder nochtans dien Hee- re des gewagh te maaken. Om alles t'ooverweeghen liet hy tydt aan La Fon- taine j waarnaa hy weeder t'hemwaarts keeren zouw. Belangende Walfyn- gham, had hy de naavolghende orde. Hem, naa oopening der zaakevan be- gin af, te vertoonen 's vaaders brief', en Mendozaas bondtfchrift, ende hoe 't maar aanquam op 't herhebben van den zoon. Te bidden,dat hy daarop peinzen wilde, en raadt geev en naargelang van 't vertrouwen dat de 'Prins op hem ft el- dei aangezien zyn' Doorluchtigheit zich, by belofte, voor den jongen verbonden had. Acht teßaan op 't geen hy ten e erft e, en op 't geen hy, zich naader bedacht hebbende, zeggen zouw, Te hoor en wat hy antwoorden moghte op verzoek om den byftandt van eenighen Serjant des Gerechts, oft andren van 't hgfder Koo- ninginne , om 't kindt alzoo uit der Spanjaarden handen te kryghen. By te bren- gen tot reedenen hiertoe, dat den Ambalfadeur, daar gekoomen om zyns mee- fiers zaaken met haare Majefteit te verrichten , ongeoorloft was een vry lichaam en kindt tot onderpant te houden -, zelfs op eenen handel van verraadt: V welk buiten zynen laft liep. Aan Walfyngham te behandighen 's Prinfen brief gefchreeven aan den Graave van Leigefter, met beededat hy hem gingefpr e e- , ken, om zaamentlyk te ooverleggen, hoe tot de gemelde verlojfmg maklyxt te
faaken waar. Indien Huighens Walfyngham zaaghe fchoorvoeten , oft de zaak te lange fleepen, zoo zoud' hy hem zeggen, brieven te hebben, ten zelven einde, aan denPrinfeDauphin, denMaarfchalke van Cojfé, en aan Mar- chemont. Welke brieven hy nochtans befieUen moeft alleenlyk aan zulken als Wal-
|
||||
• ;8o P. C. HOOFTS ACHTTIENDE BOEK
15 81. Walfynghamgoedt vonde -, en hun defiofontfouwen, met f me eken, dat zy hunn'
achtbaarheitby de Kooninginne, oft anders, befleedenwilden, om den jongen te doen ontßaan, dewyl zich de 'Prins daarvoor verplicht had, en't ßukden dienfl des Hartoghen vanAnjou betrof-, in wiens eedt de Me er landenflonden: ten minfle bevorderen dat hy m onpartydighe bewaamis gefielt wier de: want als rn'er om te pleiten quaam, zoiid' hy bmtengevaar zyn. Ook had zyn' Door- luchtigheitgeraadspleeght met eenighe rechtsgeleerden; welker verftandtge- droegh, dat, by mangel van yets te bedry ven door andre weeghen, Huighens, neevenseen Serjant, zelf byMendozavericheene, om, uit kracht van's vaa- ders fchry ven,het kindt van hem te vorderen, en zoo 't moghte verzonden zyn, den Ambafladeur als oovertreeder van 't bondtlchrift, in recht te betrekken, met eifchdat hy't voor dendagh braghtej zonder te beftaan met borghtoght. Ende zouw men tot dit werk zeekren voor{praak,genaamt Norton,gebruiken, Maar men oordeelde deezen voorftel van luttel naadrux te zyn: gemerkt'er niet te klaaghen viel, zoo lang hy den gyzelaar in Engelandt hield : en te dingen tot te voorfchynbrenging, indien men hem vervoert vonde, dat moeft tydt koften, waarentufïèn d'een'oft d'andre kundfchap van den uitgang des aanflaghs zouw oover waayen. Wat nu aan Huighens , in zyn' eerfte fpreeken met Waliyngham , bejeeghent zy, is my niet gebleeken. Maar, naa gieten des befteks in veelerley vormen, vond men deeze de bequaamfte. Zyndedege- leeghenheit van 's Ambafladeurs huis genoegh doorkeeken, waartoe zeeker kerxken, daarontrent, groot behulp gaf -, neemt Huighens, op eenen naamid- dagh, terwyl Mendoza reed wandelen, zyne ftonde waar, juift ten zei ven daa- ghe als Vliflinge zouw geleevert worden; en doet den gyzelaar, tuflèn de die- naars en kindren, daar hy, voor deur, mee fpeelde, opfakken door de ftoutheit van eenen 's Prinièn helbardier genaamt Antonis Vermeeren, die van verre noch eenighe rapfche gaften t'zynen toeverlaat had, zoo hy wierd'aangeranft. Den krytenden jongen fKlt men met kleen geldt,ooftjoft andere fhuiftering:en de fchaaker vlieght, met den roof, door zeeker huis, dat, te dien einde zoo voor als achter oopen ftond j voorts in het tweede, en van daar naa het derde. De Spaanfche knechts, niettemin, hadden hem zoo naa achterhaalt, dat Huighens en hy zich gedrongen zaaghen, t'fchrap te ftaan met den deeghen op zeekere wenteltrap, tot dat de gemeente te hoop fchoot, en de vervolgliers belemmer- de. D'Ambafladeur, verftaande t'zyner t'huiskoomfr de geichiedenis, maakte maghtigh misbaar met veinzen oft het zyn eighe kindt geweeft waar; en fchreeu wende oover ftraat, Mi hij o, mi hij o, myn zoon, myn zoon, rende flux naa 't Hof toe, om recht van de Kooningin te verzoeken. Men wendde voor, 't was te Ipaade, en haare Majefteit in 't gemak vertooghen. Zoo keerd' hy on- gehoort. Walfyngham, hebbende, noch voor middernacht, Huighens met den verloften, in een'gedekte roeibarze, byzichontbooden, wenichte hem hartlyken geluk, oover't afloopen des handels, en voorzagh hem met vryereiz- brief, zonder vermaan van eenighe zyne bediening in Neêrlandt. Al 't welkge- noeghzaam meldt, dat de Kooningin, hierin, hem als een' doove vyl van 's jongens boeyen beezighde. Don Bernardyn, midlerwyle, woedende van on- gedult, dat men alzoo zulk eenen Spanjaardt verkloekten uitgeftreeken had, roerde hemel en aard' om; en fpeurde, zeeker den jaagher zoo naa op de hielen, gewaapender handt, zelfs met eenighenfchynvantoeitandtderOoverheit, dat het als niet fcheelde, oft hy waar, met vangft met al, betrapt geweeft in zee- ker fcheepken, daar zy verzaakt oft verfteeken, oft behendelyk uitgeholpen werden: want hieraf weet ik, geen' klaarheit. Hoewel nu Parma zyn voor- neemen teeghens Vliflinge aan d'een' zyde zette, zich naader bezinnende, ter oorzaake voorzeit, zoo Meetren verhaalt: oft om dat Treflong zyne
fcheepen
|
||||
DER NÉDERLANDSCHE HISTORIEN, 781
fcheepen quaalyk 00ver kon brengen, zonder fchalk.ooghtegeeven, gelyk ifSï*
van Reid meent; echter liet men niet de verrichting van Huighens op haare waare waarde te /chatten. Aan de Engelfchen loech ze wonderlyk toe: men fleld'er de gefchiedenis ten toon in lchildery, die noch heeden te zien zoude hangen, in de wooning des Graaven van Arondel. T'huis werd hy danklyk bewelkoomt, en te zyner keure geftelt, wat kleinoodt, tot heughenis, hem ge- vide te doen maaken.Zeldzaame zeedigheit,ook te hoov' onverbaftert geblee- Ven, pafte zyne begeerte naa de maat der föobre geleeghenheit zyns meefters. 'T loon was een goude penning, met de hoofden van Prins en Prinfès, neevens deeze woorden, wightigher dan 't metaal: Mandati flrenué executi monum: eedenknis v.an bevélfirengelyk uitgevoert. Maar, naar dat ik van zynen aardt verftendight ben, zoo moed zyn hart meer fmaax in de bewuftenis der daadt, dan in deezen lof vinden . Mondigher ook, en leevendigh getuighenis ftrek- te hem de geberghde gyzelaar; die, genaamt, Niklaas Wilhemszoon, naamaals • meede Hopman te waaterwerd, en veeltyds zyne behoudenis van Huighens t'erkennen plagh, als hebbende op den drempel van lyflyke en geeftlyke flaa- vernye geftaan. Onlangs hiernaa werd de Heerly ky van Vliflinge, en 't Mark- Vlijfinge en graaffchap van Kamp veer, verkoft by befluit des hooft van Hollandt, voor de Kampveer ichulden des Heeren van Beevere, geftorven zonder kinderen. Zy waaren te m^/f vooren verkocht geweeft, door befluit des grooten Raads van Mechele, aan a*n fn den Heere van Auxy; en oovergenoomen by den Kooning, met delaften oranje» daarop ftaande, die hy echter niet aflofte. De regeerders van Antwerpen had- den 't oogh zeer op deeze goedren: doch lieten 'er naa te dingen, zoo 't icheen, om dat men ze beft den Prinfè van Oranje gunde, op dat hem des te meer aan Zeelandts behoedenis geleeghen waar. Op den zeevênentwintighften van Zoomermaant dan, deed zyne Doorluchtigheit Vliflinge mynen, tot vyven- feeventighduizent, een hondert gulden; des andrendaaghsKampveer, tot vierentfeeventighduizent, vyfhondert gulden. Dan, mits de Heer van Froi- mont, 's daaghs te voore, twintighduizent gulden op Vliflinge gehooght had, ooverquam de Prins met hem, van zyne fchuldt, voor vierent wintighduizent gulden, te betaalen in twee jaaren. Zynde de Staatfche zaaken aan 't waaien; dewyl de jeeghenwoordighe regeerders op oorlof dienden , de Landtraadt noch te maaken ftond, Anjou vaft verwacht werd; had het beftïer weinigh kleins; en men bedreef te min, mits de fchaarsheit van gelde, die zulx prang- De ^eMt* de, dat, tot Vilvoorde, de Schotfche bezettelingen, in Lentemaant, aan 't mui- *£%tot, ten floeghen, hoewel zy zich, naa groote moeite, ftillen lieten. In Bloeimaant ■ had men 't zelffte ongemak, in de fchanfè te Wlllebroek, daar geene reedenen Desgelyx plaats vonden,tot dat 'er 't gefchut van Antwerpen voor quam.Tot Berghen op tot wille- Zoomwasookgelykeontfteltenis. 'Tiswaar, datParmaasvolk immerszoo broek^. luttel van hem ontfing: dan, dulding van ongereegheltheit ftrekrefoldyby EnBerghen hen; die zich zelve willen te helpen, dwingende de veroo verde fteeden tot °P*-oom» weekelykfche leeningen, zonder aan te zien oft zy, zoo doende, neering en D' ^ inwoonders verjoeghen. Uit Spanje werd wel, by wylen, een goede fora pen- ^J^ ningen herwaarts gezonden; maar 't meefte oovergemaakt by wiflèl, tot wel- yangeldt, digh fchroeyend fret. En die Kooninkryken leeden'tongeirne; inzonder- heit zoo lang als de Portugeefche krygh duurde, daar die koften ( huns bedun- kens) zouden beeter befteedt geweeft zyn. In Grasmaantdeeden de Staa- ten een klein heirtoeruften, in Vlaandre, ontrent Ypere en Dixmuide, on- Kleinheit der den Heere van Villers , als opperflen Maarfchalk : draaghende dederSt*a* Prins van Efpinoy den tytel van Veldtheer. Dit gefchiedde om Parma aan *'? m, ,. dien kant op te houden , en den Franfbizen eenen flagh te voeghen tot het ontzetten van Kamerik, 't welk hy, nu eenen ruimen tydt, van verre met V v v blok-
|
|||||
-
|
|||||
7^2 P. C HOOFTS ACHTTIENDE BOEK
i ƒ81. blokhuizen benaau wde. Doch de Staatfchen moghten teeghens zyn ruitery
niet op > en hunner een deel werd, by Dixmuide, ter neer-geleidt. Efpinoy, niettemin, met zyn' bezettelingen van Doornik, verwoede leelyk het Landt van Heenegouw 5 endeedhemdikwylsafbrek. De Kooningfchen, daaren- teeghen, fterkten, tufTen Doornik en Oudenaarde, aan de Scheldtftroom, het dorp van Hauterive, en maakten, daaruit, rondom, de markten onvei- *Con- ligh. Onder ander, rausden z'een *geley aan, van haaft hondert waaghe- voy. nen, gelaaden met veelerhande waaren, om van Doornik naa Kortryk, Gent, en Antwerpen, te gaan •, en kreeghen derweltzeeventigh. Om dit loopen te beletten, vergroofden de Staaten, met drieduizent knechten en achthondert paarden, hun heir; 't welk, befchanft tot Loo in Vuurenambacht, van de Malkontenten bezocht werd; die, naa eenighe fchermutfmgen, daar zy on- trent driehondert man' lieten, op tyding van der Frarifoizen aantoght, hunnen • wegh naa Kaamerik naamen. In Grooningerlandt fpartelbeende 't oorlogh vaft, zonder hooftftukken te beftaan, ter een' oft ter andere zyde. De Ren- nenberghichen j geneftelt in Groot Au wert,onderwonden zich een' fchans op 't Reediep te leggen, om den Heere van Nyenoordt dat oopen naa zee te benee- xjenoordt men.'T welk hun quaalyk verging-, en eenighe dooden, gevangenen,en vendels verfchalkt kofte •, mits hy, riekende wat zy voor hadden, hen, met een' laaghe verfchalk- de Rennen- ^ en verftüiven deed. De Vriezen, verlekkert door dit geluk, zonden hem berghfchen ^^ maanden folds voor zyn' knechten, en eenighe groove bufTen, met bevel ? Gmt om Groot Auwert aan te taften. Hy wendt het danserwaarts , op den acht- tienden in Bioeymaandt, met zeeventien, eensdeels zyne, eensdeels andere vendelen -, plant wachten aan bteentil, en aan de nieuwe brug, en'tgefchut teeghens de poort van't kloofter. De Rennenberghfchen, des verftendight, effenen hunne fchanfen tot Middelfum, en daar ontrent} maaken een blok van voetvolk, neevens driehondert paarden, en zich alzoo naa Groot Auwerttoe. T mangelde Nyenoordt aan geen' kundfchapoft bezeiring des ge vaars, oft zin om het te fchuwen. Maar ooverftemt van de Hopluiden, te flechte mee- ters hunner maght, moeft hy zyn' benden fchaaren j en mengde daaronder, eenen hoop boeren, gekoomen uit Vrieslandt, en meeft gewaapent met ver- Hy word rejaäghers. Deeze zoo groene krysluiden, ziende de Rennenberghfchen aan- geflaaghen koomen, achter 't kloofter om, oover Auwerder diep, voelden eer in 't hart, voor dat dan 0p de huidt, den flagh ; en toonende daatlyk de hielen, fielden de fpring- klooßer. fpietfen , in plaats van ze teeghens den vyandt te vellen, naar haar gewoon- lyk gebruyk te werk , om oover de ilooten te wippen. 'T welk den foldaat uit zyn' ftandt, de troepen in verwarring , en alles op de vlucht braght. Doch , hoewel de Kooningfchen ftrengelyk vervolghden , en de Hoplui- den Stuiperen Viflcher vingen j zy kreeghen maar twee vendels, en leidden geen' hondert man' ter neer. De vlieders verfpreidden zich naa Kollum, Dokkum , en Auwerderzyl: om welke fchans te verkrachten , de vyandt vinnighlyk toevloogh. Die van binnen hielden zich ftilin'teerft, zulxhem Be vyandt docht der verooveringe zeeker te zyn, Maar, als hy nu booven fteegh, gaan U[fringt z'hem wakker te keer, en zwichten zyn' heevigheitmetmerklykefchaade. Awver- Hy aarzelt derhalven •■> maar, om tebeeter te fpringen; en komt, op den deryl: zeilen van Zoomermaandt, met grof gefchut; maakt breuk; doet twee ver- won afge- loore ftormen; boort deur met den derden, en verdelght het'er al > op drie weeun: naa alhier bleef, zich dapperlyk weerende , Schelto Jarges , een welge- tpeeder en ^eer^t perfoon en braaf Hopman. De Vriezen maanden terflondt die van hyght Ai Noordthollandtomhandtreiken; zaamelden de vluchtelingen, enwaapen- fcbans. den z'op nieuw: en Nyenoordt voeghde zich weeder in zyn' fchanie to Winfum. Maar in deeze, onvolmaakt en niet houdbaar teeghens grof gefchut,
° was
|
||||
.
|
||||
DER NEDERLANDSCHE HISTORIEN, 783
was ook geen vereifchte voorraadt van mond' oft van oorlogh ; ende niets 13-81.
van al dittc verborgnen voor Rennenbergh * die, ten dien inzighte, Johan. ßaptife Taxis, Steehouder van Billy, met zyn meefte maght, derwaarts zond. Hier was Nyenoordt, echter zyn eighen niet -, wordende gedwongen door zyn Taxis volk, mits de voorzeide gebreklykheeden, totooverkoomft met Taxis. Dïg *?m&. de bedong niet alleen deeze , maar ook de fchans tot Warfum. Des moghten de ' *!ßn bezettelingen uittrekken met alles wat hun toebehoorde,zonder den dienft der cum ^" Staaten te verzweeren. Dit verdf agh, getroffen op den achtflen der gemelde Warfum. maant, benoodighde Nyenoordt voorts zyn' andre vaftigheeden in dien hoek teverlaaten, en maakte den Graaf meefter van al de Ommelanden totDok- kum toe. Aan Winfum koelden deGrooningershunnenmoedt, metftich- ting van brandt, die twee vrouwen verflond * naa dat zy'tgeplondert, de fchans om verre geworpen, en vyf ftukken gefchuts daaruit gelicht hadden. Om dit verloop te richten, zonden de gemaghtighden der naader Vereenin- ge, inHooimaandt, Noröksmet zyn'Engelfchen, acht Sonoyfche vendels, enetlykemeer, die met deNyenoordfche en andre Vriefche, op Rinsmer- geeft, verzaamden . Waaroover de Rennenberghfchen , fterk zesduizent man', uit Kollum naa Grypskerk deisden. Thans deed Norrits Monnikker- zyl befpringen door Hopman Schul, die't in kreegh. Dit ried denvyandt, 's andren daaghs, neeghentienden der maandt, van Grypskerk op te breeken, inorde tot toght en ilagh. Norrits hem naa ; met Sonoys regement vooruit -, Norrits 'c welk, treffende tot meermaalen, hem ophield, tot dat de reft der Staatfchen fiaat de aanquam. Toen keeren de Kooningfchen den rug 5 vervolght tot onder fem.eJ!' Grooninge 5 laaten verfcheide vendels, vier ftukken gefchuts, meenighte van er& }> geweer, al de pakkaadje, veele gevangenen, en wel zeevenhondert dooden in de loop. Meer waaren 'er gebleeven, zoo zy de flooten niet te baat, en Nor- rits meer paarden gehadthadde dan zyn' eighe kornet. De verwinners, lut- tel befchaadight, gingen tot Auwaart, ende, naa'tmaakenvaneen'fchipbrug oover 't Reediep, ook tot Zei waart leegheren: alwaar, ende nocht'eener plaatfe naader aan Grooninge zich Norrits befchanfte. Maar de zeeghe werd leelyk misbruikt, door de roofgierigheit der Engelfchen 5 die 't zoo wildt aan- ftelden, eeven in Drenthe als in d'Ommelanden, dat al de boeren en andre huis- gezinnen verliepen, meêneemende 't geen zy konden. De Graaf van Ren- De Graaf nenbergh, naa ecn'wyl quynens (men meende van ongeneught: want fint Van *'»- den hoon voor Steen wyk, hadhy nooit rechte tiergehadt) was kortelinx in Tbeï&h veighe' krankheit gevallen -, ende deed zich berichten naar de wyze der Rooms-' €r^' gezinden, ten zelfften daaghe , als zyn volk van de Staatfchen geflaaghen werd. Op den drieëntwintighften ooverleed hy, verdweenen van teering; zulx men, naa 't oopenen des lyks, zyn hart heel dor, en gekrompen vond ter kleente van een' ookernoot. Geen blyk van vergif: hoewel daaraf gepraat werd j gelyk de faam geirne moordt mort oover der grooten uitgang. Hy was geweeft een Heer, eedelaardigh, milddaadigh, heufch en minlyk van zeeden j verfoeyer van wreetheit, geweldenaary, en dronkenfchap ; be- dachter der krystught, en lief den landtzaaten, zonder nochtans de gunft der foldaaten te verliezen, mits de zorghe diehy voor hunne betaaling droeghj hierbeneevens verfiert met meer dan gemeene geleertheit j welgeoeffent in deGriekfche, Latynfche, en andre taaien j zeer zoet opde*wiskonftighe *Mathe- weetenfchappen, inzonderheit de maatzang. Al dat 'er in te berifpen fcheen, matyke, was een' blaakzuchtighe ruimborftigheit in't houden van hof en difch, boo- ven zyn' inkomft -, een toegeeven aan zyn' geneightheit tot vrouweeren j op- ftyghing van moedt, als 't geluk hem meede* ftryking, als't hem teeghen 'iep j en 't ontzuivren van zyn' eer en gewifïè met verandring van parthy. Vvv 2 Eeven-
|
||||
784 P. C. HOOFTS ACHTTIENDE BOEK
i f 81. Eevenwel, om de koften zy~n.es ftaatvoerens te vergelden, fchrobd' hy nooit de
gemeente, en ftak maar eighe middelen af. Zyn' boelaadjen beleidd' hy zoo heimelyk, dat zé ten minfte geen' arghernis baarden. Onbeftendigheit in voor- en teeghenfpoedt isdezeldzaamftedermenfchelykezwakheedenniet. Zyn' trouwbreuk.ftrekte eenen naaghel aan zyn1 doodkift, en werd geboet met ^en berouw dat zyn' ziel doorfneed: 'ten zy hem't quaalyk beflaaghen meer dan 't misdryf gezeurt heeft. Oover Groninse, zeeker, in zyn' ziekte, riep hy dikwyls, wenfchende 't nooit gezien te hebben. Ook verbood hy in de laafte daaghen, zyn' zufter Kornelia, als het dwaallicht dat hem verleidt had, on- der zyn'ooghen te koomen. De gemelde deughden, en fraeyigheeden naa deughd zweemende, deeden hem beklaaghen zelfs van zyn' meefte vyanden, dien 't jammerde dat hy tot dien val geraakt was. Taxis hield het volk by een, Franfois tot <jat Farneze Franfois Vcrdugo, met tien vendelen Waaien, derwaarts Verdugo ZOnd, om de Landtvooghdy t'aanveirden. 'T welk den ooverfte Schenk, die !Jn zich dat bewindt toegheleit had, byfter verdroo# te meer, om dat men voor * '"" ' hem deed gaan eenen vreemdeling, en zeer gering van af koomft. Want Ver- dugo was een Spanjaardt, en ftalknecht geweeftvan GraafPieter Ernft van Mansveldt: heeft eevenwel naamaals een' natuurlyke dochter des zelven ge- trouwt: en zich, door veele teekenen van befcheidenheit, tuchtoefening', en kryskunde, vermaart gemaakt*. Maar in Brabandt gaf Parma den Staaten een' gevoelyke neep, met waarneemen vanzeekregeleeghenheitj diedeezewas. Alzoo de Spaanfchen, tot fterking van 't huis te Baarle, bemaghtight by hen in de Kempen, de boeren te werk fielden, deed Roelof van Staaken broek, toen Droft en Ooverfte der földaatye tot Bredaa, een proef, oft zy, met weenigh knechten en twee ftukken gefèhuts, tot oovergift; te beweeghen waa- ren. 'T welk, niet hem, maar in Zoomermaandt den Kornel La Garde ge- lukte , met een deel voet- en paardevolx, verzaamt uit de naafte bezettingen. Volghende voort zynen laft , maakte La Garde zich meefter van de twee flootkens tot Til burgh, en van noch zommighe Meene plaatfèn, inmeening nu Eindhooven aan te taften.' Ook loerd' hy op Shartoghenbos, daar eenighe beroerte ontftaan was. Karel van Gavre, Heer van Frefm, eertyds bewinds- man oover de leegherly f toght aan der Staaten zyde, maar gevangen (alsw'y verhaalt hebben) ter zaake van dubbelheit, ontdekt door eenen zynen afge- worpen brief, werd althans gehouden op de burgh van Bredaa-, doch in ruime bewaarnis, tergunftef zoo men gelooven magh ) van zynen broeder, Heer van Inchy, door wien het, Slot vanKaamerik, by goeddunken der Staaten, met Franfche bezetting voorzien was. Deeze Frefïn, hebbende zich inge- boezemt ter kenniflè van de foldaaten, en eenighe der zelve verleidt, door toe- Bredaa zeg van hooghe belooningen, liet dit den Prinie van Parma weeten, ende dat verraaien zich toen niet dan vyf- oft zeflèndertigh knechten van Barvoets op de Burgh aan Par- vonden j in de ftadt alleenlyk 't halve vendel van Jonker Floris van Breede- m' roode. Parma dan, in fchyn van te zorghen voor Shartoghenbos, en Eind- hooven , deed daarontrent volk by een koomen, onder Claude van Barle-
mont, Heer van Hautepenne,en den ooverfte Marten Schenk. Naa Turnhout, hierom, begaf zich La Garde, waarfchüwende d'om leggende fteeden, dat de vyandt op eenighen aanflagh moeftuitzynj doch zond echter f waar 't man- gelde) aan die van Bredaa de bezettelihgen niet weeder, die hy daaruit gelicht had. Hautepenne en Schenk , veinzende hem te willen volghen , gingen leegheren tot Hilverenbeek: van waar zy, opgebrooken teeghens den aavondt, ten twee uuren der zeevenentwintighftè nacht in Zoomermaandt (juift tuften de twee daaghen , op de welke de Prins Vliffinge en Kampveer kocht) by Bredaa' achter 't Slot quaamen . Hier was het waater afgelaaten tot aan de . ;..•,.. T- f " Gaft- |
|||||
__^_^^_^^^_^^^__^^_^_^^^_^__^^^^^
|
|||||
DER NEDERLAMDSCHE HISTORIEN. >Sf
Gaftïiuiseindcpoorc, om de graften te diepen 5 en hield fchild wacht een der 1*81.'
omgekalde ibldaaten, die wel drie uuren geftaan had, verzeindende t'elken maal zyn' verloifers, met zeggen dau zy flus zyn' beurte zouden waarneemen. Ook waareri de bczettelingen van 't Slot, 's daaghs te voore, door Freiin, met een' tonne biers befchonken 3 in voeghe datzy , bezwaart van drank en vaak, luttel beluls van weerbieding hadden. Dies beklom de vyandt, zonder eenighe verhindring nevens den baar oft d warsmuur, devefte. By geval quam zee- ker Hollandfch Hopman op 't flagh, met een jaght 3 en ïJDeurende dat 'er volk, dus by ontydt, naa den wal toogh, flaakte twee icheuten, die de fteedelingen op, en te waapen wekten. De Majeftraat had, alterftondtnaadekundichap ontfangen van La Garde, de wachten der burgherydoen verdubbelen 3 ende dein Drofte aangebooden, een deel der zelve op de Burgh te leggen: 't welk van hem j om 's gevolghs wille, geweighert was 3 hoewel naa haare trou whartigheit tot den Priniè van Oranje, haaren natuurlyken Heere, geen omzien viel. Als nu't gerucht zich verhief, was daatlyk by den werke heer Goodevaart Mon- tens Burghermeeiter, een deftigh en voorzightigh perfbon 3 door wiens aan - moedighing en onthiet de poorters, eensdeels naa de voorzeide drooghe graft, de reft elk naa hunne geWoonlyke loopplaatfen, fchooyden. De vyandt, merkende zich ontdekt, ipat ten wachthuize in 3 brengt daar elf knechten om hals. Twee vielen 'er oover de veiïe naa ftadt toe. De ooverighe tweeëntwin- tigh begaaven zich op de binnenburgh j ende driemaals gemaant tot 00vergift, op verbeurte van'tleeven , bedongen, ter aanraading van Frefin , en van zommighe hunne ipitsbroeders, die hy vergif tight had, behoudenis van lyf en goedt: doch diesnietteeghenftaande werd hun 't geweer benoomen. Mon- tens, immiddels, en d'andre regeerders, met den wachtmeefrer Wierik van Bieftraaten, deeden de wallen bezetten, leiden eenigh volk met dubbel haak- g'efchut op den kerktoorn, tooghen met een1 groove troep naa de Burgh toe, begoften daarteeghen te fchanfen op het vlak, voorzaaghen 't kaatsipel en de mafte huiièn met verweerders 3 in hoopevan het zoo lange te harden, dat'er ontzet van La Garde vericheene^ om't welk hunne booden uit waaren. De Koningfchen, Hortende, naa dat zy 't booven geklaart hadden, door de poorte ter ftadt in, werden geftuit,entotvyf oft zes maaien te rug gedreeven, door de burghery, met byftandt van ontrent twintigh foldaaten van Jonker Floris, onder Dorp zynen vendrigh, die daar een' quetiuur ontfing. Dies lieten zy een' andre valbrug daaleii, clie in de hooving van Valkenberghe uit quam 3 daar de fleedelingen zich ook beichahft hadden, en wakkerly k weerden . Doch deeze moeften eindtlyk dit voordeel verlaaten. De vyandt, alzoo in de hooving ge- raakt , werd noch lange daar gekeert, door 't vendel der jonggezellen en andre burghers, die teeghens hem ichermutften, tot dat hy hun meede te zwaar viel. Toen dringt hy aan, van achtre en van voore tot in de ftallmg des Prinien 5 ende voorts meeiler geworden van 't kaatsipel en de buurhuizen , ffeekt bet vuurindeftallingT 'T welk echter zulkenfchrik niet baarde, oft de ver- daadighers hielden zich dicht by een , zonder gelaat van te kreuken. Hier bleef 'er veel van beide de zyden 5 en der jonggezellen Hopman aan een' koeghel. Dus een fteevigheit van hart en orde deed Hautepenneduchten, dat bezetting in iladt moeit gekoomen zyn j zulx hy in beraadt leidde, oft niet beeter de hertredt genoomen diende naa 't Slot. Maar Schenk ver- zekerd' hem van de ydelheit zyner vreeze , om dat de weeghen te wel metruitery geftofFeert waaren . Zy ilichten dan meer brands , en hervatten den indruk, der maate , dat zy den burg'heren een eindt wals , etly ken fol- daaten een' brug ontweldighden , die geleit was om aarde uit de graft te baaien tot (terking der ftadt. Lanx deeze brug kreeghen zy meer volx oover, • Vvv 3 en
|
||||
7S6 P. C. HOOFTS ACHTTIENDE BOEK
1581. en alzoo de Gafthuispoort in j en, daardoor, hunne paarden binnen. Noch
lieten de verweerders nietkloeldyktfchrapteftaan, dieper in ftadt, aan ver- fcheidenï oorden, afgefchanft met hulpe der vrouwen, die zich uitbundieh- lyk queeten. En daar werd, met wondre eendraght van Roomsgezinden, On- roomfchen, jaa zommighe geeftly ke perfoonen, ten uiterfte toe, manhaftelyk gevochten. Als zy 't te quaadt kreeghen, fmeeten zom mighen een' poort 00« pen; daar eenighen, in 't uitdringen, verftikten. Andren worpen zich van den wal af, en verdronken ten deel. Naa veel verlooren arbeids berghde Bie- ftraaten, de Wachtmeefter, zich door de graft j en viel Montens in 't gewoudc van twee Albanoizen j dochontflipte, terwyl zy naa grooter noodt, oft'be- koorlyker buit, vlooghen. Voorts begaf hy zich, met weenigh andren in de Antwerpfche poort -, bolwerkte die toe -s en hield ze wel twee uuren, in toever- laat op hulp van buiten. Toen koomen de Koninghlchen aanftooten met 00- vertollighe maght, te voet lanx de vefte, te paard' lanx de rechte ftraat: ende, oft fchoon de poort verkracht werd, hy ontleid'het hun echter. Devyahdt, hebbende deeze, en d'andre poorten wel bezet, keerde weeder naa de markt, daar noch dappere weere gedaan, en veelen der zynen, uithetraadthuis, uit de kerk, uit den tooren, gelchooten werden. Dies deed hy die plaatfèn opei- fchen, met aanbieding vanbillyk verdragh, enbraght het daartoe ten laafte; als het ftryden tot 0*0 ver neeghen uuren voor middagh geduurt had. De moord- daadt, in de woede, zagh nocht wyf, nochtkindt, nocht geeftlyk, nocht weirlyk aan. 'T getal, nochtans, der ingezeetenen, verflaaghen oft anders ge- fneuvelt, wordt hoogher niet in alles, dan op ruim hondert, begroot. Ver- deelt aan zeeven vendels, waaren zy maar byde neeghenhondert man' fterk geweeft, en hadden 'er bet dan half zoo veel van den vyandt vernielt. Maar eenen ry ken buit bequaamende verwinners: zonderling op het Slot, daar de Prins van Oranje zyn koftelyk huisraadt, neevens veele gefchriften van groot belang, verloor, Staajcenbroek, wegh geraakt in 't eerfte, ftarf thans haaftigh, van verdriet (zoo zommighen meenden .) oover de weederwaardigheeden be- jeeghent aan zyn' gevangen huisvrouw en dochter . Ook werden de fteedelin- gen wyders byfter geplaaght om oovermaatigh ranfben, by gehenkenis van Hautepenne, die zelf op 't ftrengft hierin handelde. De Prins van Parma, zeer in zyn' fchik met deeze tyding, zond ze te poft naa Spanje, en thans den Bif- fchop vanRoermonde, Wilhelmus Lindanus, naa Bredaa, om den Room- lchen Godsdienft daar weeder in te voeren . Als wraak- en geldtzucht haar zat hadden, donderd' 'er, in Slaghtmaandt een vergifnisbrief op, die veele per- foonen uitfloot j de verklaaring der punten aan den Kooning behield -, en den voorrechten geen' plaats gaf, dan tot naader zyn zeggen toe. Hautepenne, Ooverfte tot Bredaa blyvende, wilde zyn geluk op de bygeleeghe plaatfen be- zoeken : deed Geertruidenbergh beladderen j nam ook yets op Heusde voor: maar bevond, dat zy zich aan hunne gebuurengefpiegelt, en louwter voor- De Room- zien hadden. De Wethouders van Antwerpen, vaaken gemaant, door de Kor- fche Gods- nellen en Hopluiden, om den Roomfchen Godsdienft te f chorfèn, op dat men, dienfl mee- onder dexel van dien, geen'onraadt brouwde, zaaghen zulx, mits'twaffèn fiendeels fes onbenoeghens door den ramp van Bredaa, langer niet uit te ftellen: en ver- gejtaakttot D00dea, tot naader orde toe, alle gebruik dier kerkzeeden: behalven doopen, trouwen, en zieken vanden -y 't welk, met aan wy zing van twee kappellen te dien einde, alleenlyk den inwoondren werd toegelaaten, zonder merklyke zaamening te maaken 3 op verbeurte van hondert kroonen, ten behoeve der armen. Tot het pleeghen der gemelde oeffeningen, zouw de Majeftraat zes vreedzaame geeftlyke luiden kiezen, die getrouwigheit aan haar, en d'onder- houding deezerkeure, tezweeren hadden. Meteen bevaalen zyaldengee- nen,
|
||||
DER NEDERLANDSCHE HISTORIEN. 787
nen, die uitgezeit t'hunner oft ter fteeden van hunne: bondtgenooten, by ge- 15"B 1.
dooghing oft anderzins weeder ingekoomen waaren, te vertrekken binnen 0rde al~ vierentwintigh uuren, uit de vryheit van Antwerpen en 't Markgraaffchap, daar °P het op gelyke geldtboete. Desgelyx moeften ruimen ( uitgezondertdievanuit- boudeneri heemfchen Landtaardt ) alle, die zieh feedert vier paaren daar gezet hadden j va^t ™ ten waare zy, met den eerfte, getuighnis huns loflyken wandeis, van de Maje- weer. ftraat oft kerkenraadt hunner laafte woonplaatze, toonden. Teffens werd den Italiaanen en Spanjaarden ( uitgenoom en die tot de wacht verplicht waaren ) belaftj geen ander waapen in huis te houden, dan dag en rappier: endeeze daarbuiten niet te draaghen. De reizende man, hebbende eenigh lank geweer oftzinkroer , zoud' hetinzyn herbergh moeten laaten, totzyn vertrek toe, zonder immiddels daarmee by ftraat te gaan* oft de Hopman derwykegaav' hem verlof. De Staatfche gezanten, naa 't voltrekken des handels met Anjou, staat[che waaren in 't laaft van Sprokkelmaant uit Vrankryk gekeert. Maar , als de genanten Hartogh, zint het veftighen van den pais aldaar, zich met groote vuurigheit *»* Vrank? tenNeederlandfchen oorlooghe toeruftte, vernam hy,,jdatveelen, uitvreez V^ %^u voor de Spaanfche mooghenheit oft uit zucht tot de zelve, teeghens zyn voor- ie^mm* neemen fporrelden , voorwendende , onder ander , de verheffing van den moedt en maght der Onroomfchen aldaar, zoo hunne geloofs ver wanten in Neêrlandt raakten booven te ftaan. Dies liet hy in druk een verdaadighfehrift Anjou uitgaan, en zond het, by befiootebrieven, aan alle rechtshooven desRyx. geeft een Tontvouwdetenbreedftezynvaft, beftendigh, en loflyk opzet om deeze ge- verdaa- weilen te befchermen ,en te verloflèn van 't uitheemfchejuk; en beweerde met tyhfchrift veele reedenen, dat de aanflagh, niet alleen t'zyner gloorie, maar tot heil van u^' den ftaat en uitbreiding derFranlche achtbaarheit gedyenmoeft. Dan't ge- rechtshof van Paris zond zyn fchryven ongeoopent aan den Kooning > op goeddunken van ChriftophorusThuanüs, die, gevraaght zynde, verklaarde dat het, volghends d'inftelling der voorouwderen, een lafterftuk was, eenighe brieven inden Raadt te leezen, 'ten waare zy van zyne Majefteit oft haaren Kanfeler quaamen. Geduurende dit bedryf van vorft wiiïèl, was by Loode- wykGonzaga, Hartogh van Nevers, getrouwt met Henriette van Kleef, om haar recht niet met zwyghen te verbeuren, een gelchrift aan den dagh gegee- ven, tot bewys dat Brabant, Limburgh, en Antwerpen, haar als wettighe erf- genaame* oover lang hadden toebehoort. Anjou trok, in'teerft, zich des eenighszins aan, hoewel Nevers het ernftigh verfchoonde, en zich ooverboo- digh ftelde, om, hem ter gunfte, 't recht zyner gemaalinne en 't zyne af te ftaan i doch floegh het licht in 't left, en deund 'er mee, zeggende, 't waar quaalyk ty gekaavelt, als een zwakker zich tuften beide quam zetten, daar twee maghti- gher naa eene heerfchappy ftaaken. Dus drok had men 't in Vrankryk, met het betrachten der Neêrlandfche dingen.Met geenen minder y ver pynde men zich, ook hier, 't groote werk te voltooyen. Ter laaftgemelde daghvaart binnen De Staaten Amfterdam, hadden d'Algemeine Staaten befluit genoomen, op het affhyden verkiaaren des Koninx van Spanje, en 't verwerpen van zynen naam en waapen ; doch het den Koo- ftukuitgeftelt, mits de gemaghtighden van zommighe ge weften zich noch als- nm& ?aa foen niet genoeghzaam gelaft vonden. Thans vergaaderden zy weeder, om sPmie * • t j-k-* "V'f"ï'V iii\f'ft
ermee voorts te vaaren, indenHaaghej alwaar zyeindtlyk, opdenzeflèn-
twintighften van Hooimaant, teeghens hem, by plakkaat afgekundight en in uc\nw je druk uitgègeeven, dit vonnis velden. 'T volk was van Goode niet tot behoef des Weeder- rorflengefchaapen, om zyne wil als een wet te volghen; maar de Vorfl tot nut Unden. des volx (zonder 't welk hy niet befiaan koïi) om ygelyk een vaader zyn kindren-, gelyk een harder zynfehaapen-, 't zelve te que eken, te behoeden, entebeflieren naar recht en billykheit. ^Die zich hierin te buitenging, om d'onder daanen voor Vvv 4 hals-
|
||||
783 P. C. HOOFTS ACHTTIENDE BOEK
1581. haUeighens te beezighen, flondvoor eenen tier an te houden -, en moght daaroo-
ver verftooten en een ander tot zyn ampt beroepen worden -3 inzonderheit by be- fluit der Staaten van den Lande, en daar d" onder zaat en, hebbende met vee- nerley ootmoedighe vertooningen hem kunnen bemurwentotafftandtvan zyn tierannigh opzet, geen ander middelzaaghen, om hunrC aangeboore vryheft te handthaaven. 'Dit-, meenighwerfsgefchiedtin andere, behoorde voorneeme- lykftadt tegrypen, in deeze Landen, altydsgeregeert, geiyk zy ook motflenge- regeert worden , volghends de voorrechten, en ouw de gewoonten, bezwooren by de Vor ft en -, welke Vorften ook waar en aangenoomen, by meeft al de geweflen > op zeekre voorwaarden , met breeken der welke zy de heerfchappy verbeurden, De Kooning nu, luiflrende naar zynen Spaanflchen Raadt, teeghens 't onder- wys zyns vaaders, had eer ft, onder dexel van Godsdienft, zich vervordert 's Lands gerechtigheeden te ver treeden, met invoeren der. nieuwe Bijfchoppen , der keuren van 't Concilie van Trente , en dier grouwzaame Inquißtie s thans den Hartogh van Alva gezonden, daarnaa 'Don Louis de Requeflens, toen Don Johan, om deezegetrouwfte Landtzaaten, volbouwers van den top zy- ner acht baar heit, met allerley fmaadt en wr eet heit te verbluffen, en, doorge- weidt oft bedrogh, onder'tjuk van ondraghlyke flaavernye te kryghen. Ver* fcheide middelen vanpaize, meermaals voor gefielt, had hy verworpen, en de handelingen misbruikt, om tweedraght onder de inboorlingen te zaayen, en aU zoo t e gemaklyker, den eenen voor, den andren naa, ten bederve te brengen. Om deeze reedenen , hadden zy , door uit erft e noodt, by gemeinen raadt en fzaamenftemming , verklaart , en verklaarden mitsdeezen , den gemelden Kooning vervallen van alle recht tot de heerfchappy e $ verftonden hem voortaan niet te kennen in eenighe zaaken raakende de Hooghe O over heit, maar 't ge- bruik van zynen naamganfchlyk aftefchaffen; verklaarden ook dat alle ampt- luiden, rechters, fmalheeren, vajfaaien, en andre ingezeetenen, ontflaaghen waar en van den eedt gedaan aan hem als Vorfte deezer Landen. Ende,gemerkt dat , uit oorzaake voor zeit, de Vereenighde geweflen zich meeftendeels onder den Hart oghe vanAnjou begeeven hadden j dat ook, vanden Aarts hart oghe Mathias, de Landt vooghdy in hunne handen was oovergeleevert: zoo bevaa- len zy allen Rechteren, Ampt luiden , en anderen, van toen af \ den naam, ty- tel, en zeeghels des Kooninx van Spanje te verlaat en. In plaats der welke men, in de Landen die met den Hart oghe van Anjou gehandelt hadden, zoude, ge duur ende zyn' afweezigheit, en in d'andre anderszins, aanneem en en gebrul- ken,by maantere van voorraadt, den ty tel ende naam van 'tHooft en den Landt- raadt i ende zoo lang als deeze noch indendienft niet get reeden waar en, den naam der Algemeine Staaten. JVelv erft aan, dat men, inHollandt en Zeelandt ■> den naam des cPrinfen van Oranje en der Staaten van die geweflen zouwgebrui- ken^er tydt toe dat de Landt raad volkoom ent lyk ingeftelt waarenen als dan zich voortsJIe hikken volghends de bewillighing, gedraagen by d'Algemeine Staaten op 't berichtfchrift des Landtraads, en 't verdragh aangegaan met zyn' Hoog' heit. Ende in plaatfe van 's voornoemden Konings zeeghels, hadde men voort- aande zeeghels der Algemeine Staaten te beezighen y in zaaken raakende de gemeine re ge er ing, waartoe dè Landtraadt, volghends zyn berichtfchrift, zouw gern aghtight zynymaar in zaaken, raakende den burgher ly ken ft andt, de bediening desgerechts, en andre bezondre in elk Landt'fchap, zouden de Hoo- ven en andre Raaden, alleetilyk gebruiken den naam, tytel, en zeeghel van 't zelvegewejl-y alles oppeene van niettigheit der brieven, befcheiden, en afveir- dighingen, die anders bezeeghelt wierden. Ende op dat men des volbrengens van deezen verzeekert waare,ftonden alle V Kooninx zeeghels, bevonden in de Landen, te keveren in handen der Staaten van eiken oordt, oft hunner•gemagh- tigh>
|
||||
DER NEDERLANDSCHE HISTORIER 7$.9
tighden, opßrafe naar goeddunken. 'Desgelyx hadde men voortaan op ge ener- 15-81.- lej munt e den naam, tytels, oft w aapenen desgemelden Kooninx te (laan; maar zulke form, als tot eenen nieuwen gouden en zilverenpenning met zyne gedeel- ten zouw verordent worden. Voorts hadden alle Amptluiden , als zich vry ken- wende van 's Konïnx eedt, te zweeren aan handen der bezondre Staaten, on- - <-» der de welke zyfionden, oft van degemaghtighden der zelve, dat zy den Alge- meinen Staaten zouden getrouw zyn teeghens den Kooning van Spanje en zy- nen aanhang, volghends het voorfchrïft daarop geraamt'-. En men zoude aan de Amptluiden, gezeeten onder de Landen diemetu $èn'Hartoghe vanAnjoti ooverkoomen waar en, inplaats van nieuwe laß brieven, ge even befcheidt, in - houdende dooding der ouwde en verlenging hunner dienflen, by maniere van voorraadt, tot de aankoomfi zyner Hoogheit toe; en aan de Amptluiden, ge- zeeten onder de niet verdongen hebbende Landtfchappen, nieuwe laßl brieven, onder naam en zeeghel der Algemeine Staaten; uitgezeit Amptluiden diefchul- digh bleeken aan oovertreeding der voorrechten oft andere onbehoorlykheit. Ach- Mm , tervolghends dit plakkaat, hield men allomme den Amptluiden de form van ^em m den nieuwen eedt voor, om den Spanjaardt af, en aan d'Algemeine Staaten, Een^LuC Landtraadt, en andre Ooverheeden, ingeftelt by hen, hulde te zweeren. Een' tberfch lee- zaak, zwaar voorftaande, zommighen uit anxt voor onreddelyker ver warre- raar preekt nis, en feller vyandtfchap 5 zommighen uitaanftootvangewiftè.Tot Woerde daartee- vervorderde zich een Luiterfch leeraar, op ftoel, heftigh daarteeghens, uitte ^'ÄifW* vaaren: en vermaant zynde, dat hy zich met geen* zaaken van ftaat te mengen fe'jj?m%e" had, nochte, als vreemdeling, 's Lands recht verftond, week echter, f oft fjf ?m* men hem fchoon des onderweez ) van zyn gevoelen niet y zulx hy eindtlyk ge- Moeïte* lad werd te vertrekken. Daarenteeghen rees onluft tot Uitrecht, mits de Pre- f uitrecht dikanten van Sant Jakobs kerk den meeften deele der andre lcheenen d'Oover- tuffen de heit tehooghte zetten; Iaatende den kerkenraadt, alsnoodeloos ondereen' 1>U&- Chriilene Majeftraat, achter weeghe, en eenen yghelyken ten aavondtmaal toe kmten. opeighebeproeving. Welkgefchil een' ruime wylduurde-, hoewel deHee- D.e Geeft~ ren 't ft uk der eendraght genoegh behartighden. Ter zelve tydr moeiden de '£ 4' T' Burgherhopluiden aldaar de Wethouders, onder ander, om 't af breeken der ymec\n kerken, toornen, enklooftren,die, geleeghen, zoo hun docht, tenaaaande ^ der' ftadt, haar fchier oft morghen hindren moghten. Zeeker, Henrik van Vian- fleede te den, BifTchop van Uitrecht, had, irt den jaare twaalf hondert vy venvyftigh, naafchee- verlofgedraaghen totflechting van diergelyketimmeraadien, als de noodt des mn tele&- vereifchen zoude: waaroover men hun hierin te wille was, opuitfpraak van Se"^orun twee gemaghtighden des Prinlèn, van de welke zy noch eenighe punten meer q m' verworven. Voorts werd, aan de Noordtzyde der Maaze de Landtraadt inge- vcr^üeu ftek, op den voet booven verklaart j ende keerde zyn' Doorluchtigheit, met der Eur- cl'Algemeine Staaten , naa Brabant. Den Aartshartogh Mathias, hebbende gberhopLui* hun de Landtvooghdy oover geléevert, bedankten zyheufchelyk voor zyn' derf. dienften, en zeiden hem een' jaarlykfche erkentenis van vyftighduizendt gul- De Landt- den toe. Hy fcheidde niet uit Antwerpen voor'tuiterfte van Wynmaandtj ™adtmge- ende nam toen zyn' reyz' oover Kooien opwaarts aan. Zyn warigunners, geen $„%"„* klein getal, luiddenhem met een' quaa klank uit -, als oft hy, zich verftaande de der met*den Kooning, yets teeghens den perfbon desPrinfèn hadde voorgenoo- Maaze. men. Welk vermoeden, om verbittering tuften hem en de Landen te baaren, D'AartS' van de Spaansgezinden gevoedt werd; engrootlyks geftyftdoorde belydenis hartogb Van zynen bakker en eenen andren gevangen: ftaandeook anderszins weite MAthtas t>ezeffen,dat het ooverzetten der Heerfchappye uit zynen huize in een vreemdt vmu^ * i* * Ä1'0'6 Ü£**
nem niet fmaaken kon. De Brabanders, geport van Johannes Junms, Rid- ruc£e„
oer, Burghermeefter der ftadt Antwerpen, beg reepën weeder teeghens Shar- yan}]^)i, . tooghen-
|
||||
79° P- c- HOOFTS ACHTTIENDE BOEK
1 5 81. tooghenbos eenen aanflagh * die, door quaalyk zwyghen, en voorts het marren
Aanpap £Qr ru[teryej te ioor liep. Doch, hebbende, onder weeghe, eenen van Eindhoo- h b °' ve gevangen»ende dien doortaft, rukten zy derwaarts, en ooverrompelden 't, verbrodt den neeghenden van Oeftmaandt. Drie vendels knechten, en een' kornet met klap- Italiaanen, leggende in de (ladt, raakten meeftall'omhals* de Hopman van pen. 't Slot in hechtenis. Deez, gedreight met de doodt, ende kennis hunner fwak- Emdboove heit, fpraaken den bezettelingen zoo lief, dat zy *t opgaavcn. Van hier tooghen oowrom- de verooveraars op Helmondt; daar de Burgh, niet voor hen zwichten wilde. pelt van de ^jians dwongen zy, met hulp des Graaven van Hohenloo, etly ke fchanfen by aa je nn. g{aarto0genbos. Toen keerde 't Brabandtfche volk naa zyne bezettingen) mits men goedt vond de Schotten van den kornel Stuart, en de Franibizen van La Garde naa Vlaandre te zeinden, tot weerwerk voor de Waaien, op dat Anjou, in 't verl offen van Kaamerik, zyn' handen te ruimer hadde. Dit gaf geleeghen- r wort ileit aan Hautepenne en den Graave van Mansveldt,om binnen twee maanden weederge- Èindhoove, flechtelyk voorzien van nooddruft, zulx metftormenbelegte van de prangen, dat de Hopman der Burgh daaraf toogh, hebbende 't gefchut bedon- spaanfihe. gen J '* welk hy naa Antwerpen voerde. In 't eerft van Oeftmaandt hadden die van Ooveryflel den kornel Yfïèlftein bewillight, om t'onderftaan oft hy, met eenighe zyne vendels, en twee Deventerfche, onder Warmeloo en Koen Dirx- Komel zoon, te zaamen acht oft neeghenhondert knechten , neevens hondert en rjfelßem twintigh ruiters van Simon van Limburgh,zich meefter van Goor konde maa- tracbt naa jcen pjen verzelfchapten, als beleiders van 't werk, de Droft van Zallandt, twee Eedelluiden van den huize Itterfqim, een Burghermeefter van Deventer, en andren uit dien oordt. Als zynu,naa'tinneemeneenerfchanfè, voorde tweedelaaghen, pafte Schenk, met kraft van paarden en eenigh voetvolk, hun, van alle kanten, den toevoer af te fhyden. Prins en Staaten, onaangezien dat de toght buiten hun weeten was aangevangen, zonden hun eenighe troe- pen te hulpe. Maar, eer deeze yets verrichten konden ooverquaamen met Schenk d'omringde iöldaaten, ftellende deichans, en hunne Hooftluiden, zyn volk' naamelyk Yflelftein, Warmeloo, Koen Dirxzoon, Efcheda, den voorzeiden omringt Droft, de twee Itterfbms, den Burghermeefter, enetlykeandre,inzynge- tsjmdc, lee- wouc[t< D'uitlandfche behielden hun zydgeweer, d'inlandfche lieten 't 'er alj en LYandre e^'c verzwoer zynen dienft voor den tydt van drie maanden. Zy waaren reeds hoofden wel veertien daaghen benauwt geweeft, hadden nocht broodt, nocht bier meer, aan Schenk^ en veertien hunner paarden gegeeten} doch der noch hondert oover, ook zouts cover. genoegh en bufTekruids, zoo dat hen noch d'uiterfte noodt niet neep. Immers die fchandelyke leevering hunner Ooverheit leed geen verfchooning. En de Staaten fcheenen geneeghen tot lyfftraf der voorbaarighften: daar nochtans C naar dat ik bevinde ) niet anders naa volghde. Dan de vyandt zelf deed hen boeten j fchudde der een groot deel uit, met neêrlaagh van wel hondert-, buiten fchuldt, zeeker, van Schenk, die zich teeghens de verdingbreekers kantte, en zommighen der zelve met eignen' handt doorftak. In Grooningerlandt, tot Reide, een dorp geleeghen op eenen uitham, diep in den Dollaardt, teeghens Embde oover, hadden zich zommighe knechten, van de Spaanfche parthy, ge* Nyenoord zet. De Heer van Nyenoordt kennende de bequaamheit der plaatfe, zond te doet eeni- fcheep', Egbert van Bevelandt, mettweehondertman', onder vier vendels, gbe Ko- derwaarts, om ze hun afhandigh te maaken . De Kooninglchen verliepen 't. mnkjcben D'Ommelanders j gevlucht tot Embde, bevorderden, alzoo Bevelandt nocht "ïrdr- ^vers'nocnt lyft°ghf j nocht geldt had, dat de boeren, om zich by huis te mo- ven ende gen geneeren, aannaamen te fchanfen, en zeekre fehatting ter week' op te bren- ne \uutfe gen. Maar de Hopluiden reedelyk geholpen hiermee, ontholpen zich zelve, fierken. mee willen van onreede-, eifchten 't bewindt van de penningen > gaaven aan |
||||
DER NEDERLANDSCHE HISTORIEN. 791
d'Ommelandfche gemaghtighden, een fpy tighen bek j graasden rondom met 1 f 8 r.
ftroopen. Dies bleeven eerft de graavers achter: thans als de balddaadt tot ftee- Daar fm~ leii van koeyen en bernen van wooningen voortvoer, brak de landtman weeder *w op, en maakte zich ten oord' uit. Norrits, niet ziende te bedry ven ontrent *;°fö Grooninge, by mangel van betaaling en paardevolk, deisde naa Kollum en ]mS Dokkum, den laaften van Hooimaandt. Verdugo zagh zoo ras zyn oopen niet, oft hy rukte, met tien vendels en eenigh gelchut, naa Reide: daar de forsheit, bcweezen in 't verbluffen der bondtgenooten, geenszins in 't bats vallen aan den vyandt bleek. De Hopluiden Ifaak van Wieringe en Hans Kroon, hoewel hun 'tontzettewaater quaalyk faalenkon, lieten terftondt de hielen zien: waar- *n worden oover zy , naamaals, ingedaaght en wegh blyvende , verweezen werden. ver\M$t Wefterman lagh krank totEmbde. Kaater alleen betrachtende zyn eer, liet °orler" binnen de ichans, in de kerk, het leeven. Hiermee waaren de Staaten weeder * * d'Ommelanden quyt. De Landtraadt, ingefteit (als gezeit is) aan de Noordt- De landt- zyde der Maaze, vervoeghde zich naa Leeuwarde, om dit verloop te richten. raa(it ^mt De zelve deed al de ruiters, van daarontrent, verzaamen met het voetvolk tot 0t e,ea" Kollum, onder den Veldtheer Norrits 5 voorts algemeine monftering doen i een maandt földs uitdeelen -y en hen voorzien met vyf metaale veldtftukken, daar twee Hangen onder waaren . Met vierentwintigh kloeke vendels en vier kornetten, had Verdugo zich tot Noordthoorn geleitj wel op zyn voordeel tee- ghens aanftoot, in het gebrooken landt. In beide de leeghers en niet min onder dehuisluiden, dat pas, verflond de peft veel menfchcn. Sonoy verloor,daaraan, zynen Ooverften Steehouder Gysbrecht van Gouwenbergh, zeer bemint om zyn' gefchiktheit -, ook Jakob Henrixzoon van Mechele, en Viflcher van Am- fterdam, Hopluiden, Naa een' wyl daadeloosheits,begoften de Vriezen te mor- ren.'T welk Norrits korzel maakte,en tot een hachlyk befluït dreef. Hy had, by een,elf Engellche vendels van zyn regement, oover't welk Morgan, als Oover- fte Steehouder, gebood; vier vendels van Graave Wilhem Loodewyk van Na£ fau; neeghen van Sonoy j zes van Nyenoordt j ruim tweeduizent knechten in alles j zyn' Engelfche kornet, neevens die van Goor, Elderborn en Henrik vanEk, uitmaakende tezaamen vyfhondert paarden ftyf. Met deezekraf- ten toogh hy, den laaften van Herfftmaandt, door de vefting van Nieuwezyl, een' halve myl van Noordthoorn, om de Kooningfchen aan te grypen. Ver- dugo , des gewaar, fchaart flux de zyne -, het Rennenberghfche regement, be- leidtbydenBaroenvanMon^eaulx, fchoonbroeder des ooverleedenGraafs, en by den Steehouder Rynswoude, in 't midde; desgelyx 't regement van Bil- ly 5 onder Taxis: de Waaien van zyn eighe regement, tot wieken > de paar- den tot voorhooft. Tot rug nam hy zyne befnydeniflèn, en, daarin, een' troep van toeverlaat. Met zyn gantfche volk knield' hy, daarnaa, biddende Godt, Norrits h- op 't needrighfte,den aanvang zyns bewinds genaadelyk te zeeghenen. 'T welk, firingt uit reukelooze ver meetel heit, befpotwerdvandeStaatfchenj die zonderee- Verdugo tot, nighbewys van godsvrucht, dit pas, woeftelyk toeftreefden. Defpietfen,en ^mdt" 't kort geweer van allerley Landtaard waaren vermengt in een blok, en de ven- dels daaronder; de fchutten dekten de borft en zy den: hebbende 't paardevolk de voorcoght. Hopman Wiljams met de Engelfche ruiters, en de Steehouder van Elderborn ( want hy zelf lagh ziek tot Leeuwaarde ) fpeurende, teeghens zich oover, twee kornetten van Verdugo, zetten toe, en, met vollen ren, daarop aan 5 zoo heftigh dat 'er een deel gevelt, de reft tot achter Noordthoorn gejaaght werd. Graaf Wilhem van Nafläu, Hortende met eenen drom paar- den op andre van Verdugo, deed ze fply ten, en floegh 'er door heen. In dee- 2e knik der dingen, koomen vyf vendels ten dorp' uitfpatten, om de Staatfche liters van de vrienden af tefnyden . Doch zy kreeghen Jonker Wilhem van Wynr
|
||||
79z P. C. HOOFTS ACHTTIENDE BOEK
i ?81. Wyngaarden te hulpe, met een' verlooren hoop: zulx d'onderfcheppers vlot
werden, fwervende gins en weeder door 't veldt, met de Staatfchen op de hak- ken . Immiddels was 't ander voetvolk handtgemeen, en 't Koningfche in laft. Want Verdugo had geen grof gefchut , daar de veldtftukken van Norrits maghtighe fchaad' en f chrik baarden. En d'oo verwinning fcheen nu hem niet te kunnen ontfïaan, jaa 's vyands tros begon op, te breeken -, als der Staaten voetvolk, te vuurigh aanloopende, met het ooverzetten der flooten zich zelf uit verbandt braght en etlyke hunne ruiters, ontmoetende, op die fmalle wee- ghen , te hard een' weederftandt, den toom wendden v Toen voert Verdugo, in welgepakte ordening, op wiflètredt, den verfchen drom van toeverlaat aan 3 treft zelf in't voorfte, met twee vaanen fpeeren, die aan zyn' flinke zy- de geftaan hadden. Met welken indruk hy voortiliet, tot aan het gefchut toe* My wordt dat fchandelykverlaaten werd. Geenteeghenftandtwyders, endeStaatfchen m de vlucht ftellen 't 5 van alle kanten, op de loop. Hy joegh hen naa, met zyn fpeerrui- gefiaaghen. ters , tot Dy Niguwezyl. daar de fchans, bezet gebleeven met eenighe Vriefche vendels, wel te ftaade quam om de pakkaadje, die noch aan ginszyde was, en de vluchtelingen te berghen. Echter koflte 't hun achtien vendels, haaftde helfte des voetvolx, etly ken te paarde, en veele bevelhebbers. 'T Naflaufche re- gement verloor ?er den Ooverfle Steehouder Roelof Schul, en Willem van Ommeren/t Sonoyfche denOoverflen Steehouder Wilhem van Wyngaarden, en Pieter van Beereftein;*tNyenoordfche Mathias Keerts, Geraart Énthens,en Kornelis Loefzoon van Uitrecht -, het Engelfche, Kotton, Biflchop, Fits Wil- jams,alle Hopluiden: het paardevolk,den Ritmeefter Henrik vanEk,en Elder- borns Steehouder Belle wyn. Hopman Johan van Nisbeth ftarf thans aaneen' houw in zyn hooft. DeBaroen vanDoona, Ooverfle Steehouder van Nye- noordt, Robbert de Bruin, Joris Robbert, Willem Henrixzoon, en Jeurien Root van Edinburgh, Hopluiden, d'eerft onder Graaf Willem, d'andre onder Sonoy, werden ge vangen. Groot was 't getal der gequetften.Norrits kreegh een fcheutdoor zyn rechte handt. Graaf Willem, hebbende,neevens hem en zom- mighe andren, zich eenen wegh gemaakt met klooven van 's vyands ryen, was benoodightgeweeft, weeder van achtre daar door, en wel achttien ofttwin- tigh man'ter neer te Haan: alwaarhy vyfkoeghels op zyn harnas, eneenver- vlooghe loodt op zyn been ontfing. Weinigh geweers behielden de geenen, die'tontquaamen j gepraamt tot fpringen oft fwemmenoover de graften . De dooden, aan Verdugoos zyde, waaren tuflèn vyf en zeshondert j doch luttel luyden van naam daaronder. Wolf Pranger zeer gewondt. Goeden buit maak- ten de Kooningfchen met het plondren der Engelfchen, daar zy wel geldt by vonden. Verdugo, die ( zoo de gevangenen, naamaals ontflaakt, verklaar- den ) zelf bekende, dat, indien de Staatfchen het noch wat, teeghens hem} te velde, gehardt hadden, hymits de fterfte, dierte, en ongemak van't quaade weeder, zouw bedwongen geweeö zyn 't heir te fcheiden, greep nu moedt uit Verdugo de zeeghe, tot vorder verrichting. Zich leegherende dan tot Visvliet en Gryps- benaumde kerk, deedhy loopfehanfen opwerpen onder Nieuwezyl, aan het diep 5 en fchans te 't zelve ooverfpannen met keetenen en fhebben ('t zyn lange Groninger fchui- Nieme- ten ) gevult met aarde, om, door belet van toevoer, de vefting uit te honger ren. Doch de Landtraadt, hiervoor zorghende, had onlanx, by Hopman Knoop, eemghen voorraadt daar in gefchikt, en twee yzere gootelingen: met welke de beleegherden, fterk vier vendelen, onder Hopman Stein van Mal- len ) Geeraardt Korneliszoon Schey, Rein Jetfen, en Scheltema, den vyandt niet onbefèhaadight, alshy gelaat toonde van te willen flormen, afweezen. Zy oopenden voorts, booven alle zylen en Huizen'» eenen dyk: door de wel- ke, famtden geftaadighenreeghen, 'tLandt, totEmmentiltoe, onderwaa- ter,
|
||||
DER NEDERLANDSCHE HISTORIEN. 7n
ter, en de beleggers in grootebenauwtheit, raakten. Derhalven, alzóo hen
dorft j honger, ziekte, daaghelyx zwakte j teffens tyding van maghtigh gereed- fchap tot ontzet, en geene betaaling quam 3 rees 'er ongedult en oproer onder: (lermaate, datzy, naa drie weekenmarrens aldaar, als Verdugo de fèhans noch eens vergeefs op geèiicht had, wanfchikkelyk aftooghen, om heinde by Grooninge te gaan leegheren. De fchanielingen, gemerkt het paardevolk hun op de weeke klay niet deeren kon, floeghen der achterhoede ontrent veertigh man'af, en kreeghen der vyventwintigh gevangen. Stein van Malfèn, aan wiens beleidt de behoudenis der veiling werd toegefchreeven, beichonken de Vriezen met een' ketting van zeshondert gulden, en maakten hem Ooverften Steehouder van Meroodes Kornelly. Kamerik, hierentuflèn, gepraamt Cals wyaangeroert hebben) met ruim beleg, door den Prinfè van Parma, die zyn' blokhuizen, geflieht tot Marcoin, Crevecccur, Vauxelles, en andre, rond- om, fterk bezet hield, was nu ontrent een jaar in maagheren ftaatgeweeft, zonder andren toevoer, dan dien de Franfcizen, by wylen, onder grof gelei- de, daarin braghten. Allenskens dichter en dichter beflooten, verviel het in zulk een' ichaarsheit, niet zoo zeer van broodt, maar van allerley toefpys, dat m' 'er paardevleeich, honden, katten, en ratten at-y een' koe om driehon- dert gulden, een ichaap om vyftigh kocht. 'T pont booters gold yierentwin- tigh, een ey twee, de onfe zouts acht ftuivers. Thans, als dit ganichelyk man- gelde, zood men alles, daar eenighe zultigheit in moght zyn, enherzood het, tot dat'er wat peekels werd uitgepuirt. Eindtlyk, naa veel worftelens metzyn' weederftreevers, kreegh de Hartogh van Anjou, geftyft onder den duim, meteen' fwaarefbm penningen van d'Ëngelfche Kooningin, zyn zaa- kenklaar, en zyn krysvolk te hoop, totChafteauthierry, var; waar hy, den zeftienden inOeftmaant, op de grenzen van Neêrlandt quam, mettiendui- zendt knechten, en vierduizendt ruiters, het puik des Franlchen adels ? ook étlyke benden, die foldy van den Kooning genooten -, 't welk meenighen uit de giflïng ging. Richardus Dinothus meldt, hoe die Majefteit eevenwel zich noch, door eenen gezant ^ oover deeze toght pooghde t'ontichuldighen by den Spanjaardt, alsofchet enkelyk 'sHartoghen doengeweeft waar: en Philips daarop antwoordde, dat hy liever den Franfchen Kooning totoopenbaaren vyandt, dan tot geveinsden vriendt, wilde. En een Spaanich gezant, hier- om naa Vrankryk gefch ikt, zou w met fty ve kaaken uitgezet hebben. Niet zoo dwaas waar en de Spanj aards, oft zy verflonden dat fyfer wel: ende dat Alan- pn (te weeten zy misgunden hem den tytel van Anjou; miflchien om hem voor geenen tak te kennen van die doorluchtighé (tam; ten aanzien van 't recht der zelve op 't Kooninkryk van Napels) alles by toefiandt, raadt^ en hulp zyns broeders, dreef. Wyders, het heir, behoorlyk voorzien van gefchut en andre krysnooddruft, had tot opperden Steehouder Wilhem van Altamer, van Fer- vaques-, onder hem vier leeghermeefters, Bellegarde, Bellefontaine, Trap- ple, Suraine. Claude van la Chaftre gebood oover de lichte paarden: Anto- »is van Silly oover 't voetvolk. Zyn'Hoogheit was verzelfchapt met Kaarel van Lottringe, Hartoghe van Elbceuf; Vidus, Graave van Laval; Claude van ßeauvillers,Graave van Sant Agnanj Jakob,Graave van Montgommervj Hen- nk van La Tour, Burghgraave van Turenne, Gilbert van Levy, Graave van Volte, zoon des Hartoghen van Van tadour Joris van Villeclaire, Burghgraave van La Guerche; en andre naamhaftighe Heeren. Turenne en Volte, dewyl zy, gehitft door de brunftigheit der jeughd en eerzucht,in der nacht naa ftadr peur- en , om de beleegherden met hunne jeeghenwoordigheit te moedighen , dwaalden van hunne leidsluiden af, en vielen, neevens noch vyf èedelen van foort, in 's vyands handen. Volte mompte, zyn' wachters, en ontquam hun: waaroover Turenne te fcherper bewaart, en met moeite ten tweeden j^are X x x daar-
|
|||||||||||
15-81.
Zyn volk,
breekt op* vanonge* duldt * |
|||||||||||
Kamerlij
in groot e benauw* heit. |
|||||||||||
Anjou
kpmt tol ont ut.' |
|||||||||||
794 P. C. HOOFTS ACHTTIENDE BOEK
ijr8i.- daarnaa geflaakt werd, op verzoek derKooninginne moeder, die, tedieii
einde, alzoo zy hem zeer naa in maaghfchap beftond, Pompoune van Bellie- vre ooverfchikte. Noch moeftjiy, totranfoenvyftighduizendtkroonenbe- taaien. Ten volghenden daaghe vertoonde zich de Franfche maght, fraayge- t>ebetren fchaart, tot Grievecourt, anderhalve myl van Kamerik. Parma, hebbende de Jtaan ter Zyne ^y ee|1 get0oghen, hield ze ftaan, in flaghorde, tuffen Grievecourt en de denin^* ß&dt5 we^ zes volle uuren, als waar hy gezindt ge weeft der weederparthye flagborden. z hooft te bieden: maar, ziende den Hartogh genaaken, verliet al zyn' Ichan- Parma &n> en deizende naa Vaalenchien, ging leeghren ontrent Happre. Veel (zoo kieß de af- de Ridder Lodovico Melzo getuight) holp tot de veiligheit deezer aftoght, dat togkt. de Markgraaf van Rysburgh de brug, geleeghen aan het dorp Pal vez, oover de vliet Senlèt, in 's Hartooghen wegh, deed af breeken, en thans den Ritmee- fter La Biche derwaarts zond met zyn vaan fchutten. Dees, hebbende hen doen afzitten, en de paarden een' mosketfcheut achterwaarts gelaaten in bewaaring van tien földaaten, worp ter yl een walleken op, hoogh drie voeten, van kei. fteenen, gegraaven uy t de ftraat aldaar, met de daggen der ruiteren-, en leidde voorts een deel zyns volx achter de muuren van eenighe vervälle huizen: met welk voordeel hy deFranföizen vier uuren lang fchorfte. Anjou fchikteter- De Har- ftondt de vulte van allerley voorraadt naa Kamerik j en de, niet raadzaam vin- togh z,emd dende, Parma, die zich omgraaven, en zoo goedteen ftadt tot rug had, te fa- voorraadt ftooken, deed,'s andren daaghs, gewaapent, te paarde, met groote pracht, tn ame- Zyn'jntreê? feeftelyk bewelkoomt van de Kamerikfche gemeente 5 die hem, Doet daar als den verlofTer haars vaaderlands, toeriep. Ten tweeden daaghe.hieraan, be- zyn intree, loofd'hy, eerft in onzer Vrouwe kerk, daarnaa op 't Raadthuis, bypleghti- En eedt ghen eede, de Kaizarlyke ftadt en haare burghers te befchermen 5 en te regee- van defladt ren naar haare voorrechten, ouwde gewoonten en vrydoomen: welke ftaatfy te befdm- met werpen van goude en zilvre penningen geflooten werd. Op den eenen- men en te twintighften der maant, toogh hy naa Arleux en I/Efclufè, en deed den vyandt awSfT" wY^en '• voorts, in weenigh daagen, naa Kafteel in Kambrefis, een' ftadt al- voorrech- zo° geneeten 5 zeetel des Bhlchops van Kamerik, en beleegherd' het. Binnen ten. gebood oover driehonderdt bezettelingen de Heer van Worde, een Braban- der; diequaalyk denken kon, dat Parma, geleeghert ilechts drie uuren gaans
van daar, die plaats onder zyn' ooghen zouw laaten verlooren gaan. Derhal- ven gaf hy aangemaant tot ooverleevering, geen gehoor, maar wakkcrlyk vuurj zulx Kaarel van Beaulne, Burghgraaf van Tour, aan een yzer fn euvel- de j enJohanvanMonluc, Heer van Balagny, Burghvooghdt van Kamerik', een loodt door zyn' dy kreegh. Doch de verweerders, hebbende tweehondert H/ dwingt fcheuten van 't grof gefchut afgeftaan, zonder aanblik van ontzet, traaden in Kafleel ïn gefprek, en moeften zich genoeghen met 's Hartoghen goeddunken. Zyn Kambrefis, Hoogheit nochtans, om den aanvank der nieuwe heerfchappye met den naam der genaade te zoeten, en andren tot gelyke onderwerping te noodighen,lietde bezettelingen, met hun geweer, doove lonten, opgewonde vendels, en zon- der trommels, uit trekken. De Staaten en Oranje verzochten den Hartogh f deezen voorwindt vangelukkigh beginniet te verleggen; maar, meteenen zet, door Arthois te breeken: alzoo zy, om daarop te paften, hunne maght in Vlaandre gereedt hadden , en de regementen van Stuart en La Garde, hem te gemoet gefchikt. Maar onder de Franfche Hooftluiden was t wift om Hyhn 'tmeefte gezagh gereezen: en de vrywillighen, ookdegeenendie foldyvan their met ^ ]£ooning trokken , welke te zaamen het grootfte deel des heirs maak- ƒ 1 ten7 onluftigh om zich, teeghens den winter, dieper in't Landt te begeeven, begoften allenskens van de vendels af te druipen. Waarooverhybeflootvan de noodt een' deughdte maaken, zyn' troepen te lcheiden, en zelf oover te fcfoeepen naa Engeland > om den handel van zyn huwelyk aan te binden f ende <4> thans, |
|||
DER NEDERLANDSCHE HISTORIEN ypf
riians, niet alleen als onderfteunt met de maght van zulk een' Kooningin, maar 1581 •
ook als hebbende oorlof daartoe van haar verworven, inNeêrlandt tekoo- Ew fibeidt men. 'T welk hy voorzagh, zich, in 't aanveirden des opgedraaghen be winds, rt' °™ "*A tot groote glans en achtbaarheit te zullen gedyen. Want d'ou wde en ingewor- u f^*" telde afkeer der ingezeetenen van de Franfoizen, en 't achterdenken, vallen- de op hem om geloofsverichil, waaren, gefchaapen hierdoor grootlyx te min- deren. T'huiswaarts, dan, zondhy, die hem op hunn'eigheburze gedient hadden ■, enzyn beföldight volk, oover Kalis, lanx dezeeftrand, naa Vlaan- dre. Op den zeevenden van Herfftmaandt, zelfften dagh als 't Kafteel in Cam- brefïs zich opgaf, ooverviel de Prins van Efpinoy onvoorziens het fteedeken Sant Gislein in Henegoüw : doch , eer men 't fterken, en met vereifchten voorraadt verzorghen kon, fchikten de Waaien op de been te zyn, en werden 's weeder meefter. DeStaatfchen, hebbende de Slooten vanLanoy enHa- velghem verbrandt, en zich vergeefs gepynt Hauterive te bemaghtighen, naa- men eindtlyk hunnen wegh naa Duinkerken als om Anjou te bejeeghenen. Parma, nu buiten anxt van den Franfbis, vervolghd'hen: maar ziende geen*' kans daaraan, alzoo zy op hun voordeel weeken •, en verkundtfchapt dat de Prins vanEfpinoy, met het meefte deel der bezettelingen, uit Doornik ge- tooghen was, wendde zich derwaarts, enfloegh'er, den eerften van Wyn- maandt, het leegher voor. Doornik, groot ende ryk, was ook fterk van ge- Parma be- leeghenheit, maarniet van verten j doch beweert met verfcheide raavelyns, kegbert en een' burgh, gebouwt by Kooning Henrik den achtften van Engelandt, als Dmm« • hy den Franfoizen de ftadt had afgenoomen; die hun, daarnaa, verkoft werd van hem, en weeder veroovert, voorKaizarKarel, door Graaf Henrik van Naflau, in den jaare vyftienhondert eenentwintigh. Eer vyftien daaghen om- liepen, lagh Parma vaft, en begon, metdrieè'ntwintighbuflèn, te beuken het groot ravelyn voor Sant Martynspoort, de plattekat by de Valenchienner- poort, en een' hoogekat, geflieht tuften beide tot veiligheit der lange en fwak- kegordyn' aldaar. Zynde deeze fchermen genoeghzaam t'onbruik gemaakt, braght hy eenen feilen ftorm aan. De beleegherden hadden tot hooft, in Efpi- noysafweezen, den Heer van Eftrelles, zynen Steehouder: en zynegemaa- lin dePrinièsPhilippaChriftina vanLalaing, zufter des Heeren van Monti- Vapperheit gny, holp niet traaghlyker de plaats haars mans bewaaren, toonende een hart derVrin* booven haar' fexe, met moedighen der burgherye, en waaghen haars perfoons, JeJ>evan dermaate, dat zy ook een' fcheutinden armontfing. 'T welk den fteedelin- "m1* gen, zonderling dien van 't Onroomfch geloof, eenen prikkel ftrekte, om zich naar gelange te quy ten. Zy ftoeghen dan, te deezen en meermaalen, d'aan- vechtersaf, met neêrlaagh van veele földaaten enHopluiden. De jonge Heer van Glayon liet 'er 't leeven j ook de Heer van Vaulx , Maximiliaan van Lon- gueval, onlanx Graaf van Buquoy gemaakt, aan een' ft eenworp op 't hooft. Den Heere vanBours, dien de Spaanfchen meer ondanks voor't leevren der Antwerpfche burgh aan de Staaten, dan danks voor zynen afval van de zelve wiften,werd zyn been gemorzelt,dat hy 't beftarf. Onder de gequetften waaren deHeer vanMontigny j de Heer van Billy, OudtLandtvooghdc van Vries- ïandt j de Markgraaf van Varambon. Parma, weetende den wegh naa binnen quaalyk beeter met fchieten te baanen, ftelde de fpai te werk j de verweerders zich daarteeghens, met het zelffte gereedtfehap. Te deezer tydt fmeulde een* handeling, luttel min dan voltrokken, tuften den Prins van Oranje en eenen Sa- unas Ooverfte van Borborgh,die met dat Vlaamfche fteedekèn,toebehoorende Qpn Kooning van Na varre, zich dacht aan der Staaten zy de te begeeven. De Heer van Lookre,Hopman Buchard,de Schotfche kornel Prefton, neevens an- derst*f{m Qren,altzaamen des on weetende,ende niet dan op buit ooghende,maakten zon- rci)en op der kennis van Staaten en Prins, een beftek om de plaats by verfchalking t'oo- Borborgb ! Xxx 2 ver- mislukt.
|
||||
796 P/C. HOOFTS ACHTTIENDE BOEK,,
verromplen. Men kieft een'q'onkrenacht., Pe be^eideii des werx,. Bucl^ardi
getóoghen> met de yoprften >,ooyer een'ondiepte, dpor zeeker ftropmken,by de ftadt, peurde voort aan, waanende ggvolght te zyn y beklom den wal, en raakte daarop.. Verre 't.meefte deel desyolx mifte 't wej^doptde duiftei;nis • en Salinas, als niet verftendight van den toeleg, ftelde zich kloeklyk ter weer, met La Motte, Steèvooghdt van Greevelinge ■> die by geval tot Borborgh gekoo- men was.. Buchard, derhal yen -, wer d neevens andren verflaaghen 5 de reft ge- vangen , uitgezeit eenighen die 't ontvlooden. Salinas bleef'er ook doodt, en met hem de hoope van deitadt te bekoomen. Robbrecht yan Merode,. Heer yan Thiant, had meede eenen aanflagh, ( doch by voorweete des Prinfen van Oranje) op Greevelinge, en verftandt met eenighe bezettelingen der ftëedeen burgh. Tot het werk was beftemt d'achtentwintighfte van Wynmaandt, zoo 't weeder dienen wilde: 't welk, en het teiken te doen by die van binnen, men vier achtervolghende nachten zoude waar neemen . Maar, (waar 't aan ïchor- ten moghte) 't quam totde proeve niet. Hoewel nu de Prinfen van Oranje en Efpinoy, zeer bekommert met Doornik, geen middel fpeurden om meer be- zettings daarin te kryghen, mits hun de vyandt van ruitery te kloek was; noch- tans , trok Prefton in 't laaft van Slaghtmaandt ,;uit,Meenen, naa Karmaas lee- gher i brak* metwonderlykéftoutheit, en booven veertigh paarden niet, de bende des Prinfen van Chxmay , ende, meêvoereade verfcheide gevangenen, door den oordt der Hooghduitfchen, tot in de ftadt. Dus een' handt vol hul« pelingen, kunnende den moedt der beleegherden luttel meerderen, minderde hun dien noch met onbedacht uitflaan, dat op de koomft van Anjou geen* ree- kening te maaken viel. De Roomsgezinden, hierenbooven, blindelinx aan- gevochten door zeekren Minrebroeder genaamt Gery, die hun 't ftuk op ziel en zaaligheit zette, lietenallenskens den laftdes weederftands glyen, enby- naa heel op d'Onroomfchen, z wakft in getal, aankoomen. En Parma, alzoo dezynen, lydende veel door gebrek yan geldt vlyftoght, lchoénen, laarzen, paardetuigh, mits het zeer natte naajaar, ziekelyk en verdrietigh werden; ook de beleegherden, wen 't hun ernft waar,, het ich een en genoegh te kunnen harden tot de koomft der Franfche Jiulpe toe 3. deed behaaghly ke voorwaarden aanbieden. Deeze inzighten ter.weederzyden, pppenden 't padttot verdragh > dat, den naaftleften van Slaghtmaandt, getroffen werd. ^Defoldaat, mits eerß betaalt.zyndewan, de bwghers, zouw uitgaan met al. V zyne dat hy draa- ghen kon, onder vlieghende 'vendels, en 'veiligh geleide. T)e Onroomfchen, en andrengeenes blyvens getroofl, moghten hunne ontilbaaregoedrena binnen zes maanden.:,) tegeldemaaken.y. m alle's,naa zich neémen -} oft de zelve domregee- wn f hunnen nutte door. Rooms gezinde perfoonen, zoo zy hunne wooning fee- nighenmpMtydigheßlaatßwilden:7veßighe%i.:i mits ketmlßßde, eer zy ophrM- ken i - hun aandeel in tweehonderdduizent gulden tat ranfim der fladt • die be* zetting ontfangenmoefi. fDer^Prmfeffevan Efpinoy, en den Heere van Eßfel- les zouwvry flaante reizen werwaarts het hun geliefde, met al hun gezin > kleinood]e, vaatwerk, en huisraadt. De Prinfès, trekkende daarop door 't lee- gher, werd'er, met zulk een toejuichen ,en lof klank ,ontfangen, dat ze ichier meer als ver win fter, dan als verwonnen, uit der ftadt fcheen te fcheiden. De Heer vanMontigny haar broeder, en de Markgraaf vaa Rysburgh broeder haars mans, pooghden haar, doorglimpighe beloften van veel voordeels en eere, aan de Spaanfche zyde te lokken : maar de grootmoédighe en eedelaar- dighe heldin.,, voerde hun tegemoet, dathetirecht op de haare was, endezy vaftelyk beraaden, de fortuin haarsgemaals te volghen. .Des andren daaghs« die aan Sant Andries istoegewydt, werd Parma ftaatlyk ter ftadt ingehaaltj en fteld 'er thans tot Biflchop, Maximiliaan van Morillon, Prooft van Aire, groot Aartsdiaken van. Mechelev die de zaaken des Kardinaals van Granveile-
feedert
|
||||||||||||||
ifSi.
|
||||||||||||||
ft» *' ',;
|
||||||||||||||
Besgelyx
op Greeve- lïnge* |
||||||||||||||
Kornet
Trefton werpt z.icb, met ontrent veerügh paarden in Doornikj, |
||||||||||||||
Die fladt
ooverkomt met Var- ma. |
||||||||||||||
*. ■»*..-».-.
|
||||||||||||||
DER NEDERLANDSCHE HISTORIEN. 7j>/
fèedert zyn vertrek uit Neêrlandt, had waargenoomen. De zelfïte Kardinaal, ïfBi. ontrent deezen tydt, droegh 't Aartsbisdoom van Mechele go ver, aan Heere ƒ o- ^e ■&*$* faan van Auchin, Deeken van Santé Goedele tot Bruflèl:' doch oft hy teffens naal vm de ryke Abdyen afftond, bleef ver hooien. Heer Johan van Oyenbrug, beroe- ? / • pen door d'Algemeine Staaten tot Biffchop van Doornik, verliet het meede j fot^arts* en leefde fint veelejaaren in Hollandt, opdemildtheit derStaatenvanditge- hisdoom weft. T'Audenaarde, denaafteftadt, gebood Wilhem van Maulde, Heer vanMecbe- van Manfart j zeer toegedaan den Prinfè van Oranje. Hieroover hadden die Ie aan ia- van Gent, in denjaare achtentzeeventigh, toen zy teeghens zyn' Doorluch- han van tigheit en den Aartshartogh Mathias om de geloofsvreede ftribbelden j ge- Auci)in tracht hem van daar te lichten, door Hopman Karel Rochelfin 5 dien'tmiftes co^r'. wordende hy zelf gevangen van Manfart, by hulpe van zyn' zoonen en zom- m AtJe± mighe burghers, Daarnaa ontfing m' 'er Manfarts eignen vendel j ter intoght naar4e 4 van't welke, zyn zoon Karel, onder't (chieten der welkoomft, onnoozelyk aan een loodt iheuvelde. Maar de muitzuchtighegemeente,zyndenietin toom te houden met deezeibldaaten, en geftyft van eenighe Gentenaars * had, op den neeghenden van Hooymaant des jaars neeghenentzeeventigh, de geloofs- vreede ten tweeden mäale gebrooken, de Geeftlykhey t verjaaght, de kerken geplondert. Manfart, dien zoo kleen een ontzigh verdroot, en voorts Door- nik nu t'eenen fpieghel diende om beeter zorgh te draaghen, onderwond zich * by Oranjes goeddunken, op den eerften van Wintermaant, de plaats met ee- nigh paardevolk te verzeekeren, zonder kennis der ingezeetenen. Maar, als 'er twee benden door de poort waaren, floot de wachtmeefter d'yzere deuren, en de reft buiten. Teffens grypen de burghers 't geweer; vallen op d'ingekoo- meruiters, en Manfarts knechten j dryvenzeterftadtuit, hem op het nieuwe Slot; befchanfèn de ftraaten daarteegen ; dwingen der Majeftraat twee halve kartouwen af j befchieten 't een'halven dagh lang, enverbernendevalbrug. Dies ontftal hy zich 's nachts van daar. 'T blokhuis rooiden zy uit, ten gron- v'Ooverßg de toe. Echter, als Parma, verftendight van den oproer, hun etlyke paar- Manfart den te hulpe bood, weigherden zy die fierly k j ende naamen fin t, tot Ooverfte, won&em Heer Henrik van den Bergh in. Farneze, nochtans, hoop fcheppende, uit verlfeï' deeze wanorde en on willigheit tot bezetting, ontworp, van dien tydt af, 't be- ^etlt leg in zynen geeft. Hierentuflèn quam in Engelandt, op den eerften van Siaghtmaant, de Hartogh van Anjou, prachtigh verzelfchapt met Vorften en De Bat* hoofttakkendesFranfchenaadelsi waaronderJuftinusvanNafiau, naatuur- toghvan lyke zoon van Oranje, de Heer van Inchy, Steêvooghdt van Kaamerik ; en die jn)ou k°mi van Aldegonde, om doorgaans aan 't oor zyner Hoogheit te hangen. De huw- m En&e* lykfche voorwaarden tuflèn de Kooningin en hem, waaren oover een' wyle be- fchreeven, doch ongeteekent gebleeven ; mits haare Majefteit begeerde dat die van Vrankry k eerft met haar in verbondt tot gemeene beicherming en be- fchaadighing traade j endeFranföis verklaarde zich tot befchermen te willen verplichten, tot befchaadighen niet dan naa 't voltrekken der bruiloft. Waar- uit men oordeelde, dat geen van beide zoo zeer 't verbondt zocht', als de Koo- ning oorzaak om'toorlogh teeghen Spanje, de Kooningin om het trouwen ^ontgaan: zynde zyn wit flechts, zynen broeder , dien hy vreesde, door 't vorderen deshuwlyxte vriendete houden; 't haare, door dien handel de Spanjaards te verbluffen, die moeite in haarRyk brouwden. De Hartogh, niettemin, werd met uitbundigh bewys van eerbiedenis en liefde bejeeghent: Zoo verre, dat, op den tweeëntwintighften der gemelde maant, ninen de héufcheeden en taalmilde getuighenifïen van opdraght der harten, de Koo- ningin als gemeukt van minne, op zeeker befprek onder henbeyde, eenen Jng van haaren vinger toogh, en aan den zynen ftak. Waarop d'omftaande "«eren, waanende de knoop hecht te weezen, hun, met breede vertooning Xxx 3 van
|
||||
75>8 F.- C. HOOFTS ACHTTIENDE BOEK •
i f 81. van blydfchap, geluk wenfchten ■■> en Aldegonde 't zelffte daatelyk in Nëêr-
AU 'tbutP- landt weeten deed: daar die van Antwerpen, Bruffèl, Gent, met vreughde- l/^°K vüuren en lofïèn van donderbuffen, groote feeft om bedreeven. Maar aan de 't maß Engelfche hoovelingen fpeurde men verfcheide beweegheniflen van genioet, (hut bet é Zommighen zagh de geneughte ten ooghen uit: zommighe ftonden bedodt*: andre quynden van droefheit. De Graaf van Lei^efter, die verhoolen gefpan tot fteuring van 't huwlyk had begoft te maaken, de onderkaamerlingHatton en de geheimfchryver Walfyngham, beide eensgezindt met hem , knorden, als oft het met Ryk , Kooningin, en Godsdienft, omgekoomen geweeft waar, 'T gantfch vrou wen timmer, meeftendeels verknocht aan Leic_efter, die daar- onder ftookte, borft uit tot huilen en kermen, verftrikkende den geeft der Kooninginne met voorftel van meenigherley fchrik, in byftere bangigheeden. Onder dat gefchrey braght zy de nacht, zonder flaapen, oover ■> en quam 's an- dren daaghs weeder te woorde met Anjou. Daar moeft het gezelfchap van kant ftaan •, en voerden zy t'zaamen lange reedenen, doorvlochten ( gelyk het in haaprende vryaadje gaat) met knibbelen, fmeeken, verwyten, paayen. Ten laafte vertrok hy zich geemelyk naa zyn' kaamer* worp den ring daar hee- ne; nam dien weederom op •, ende hebbende eens en anderwerfs gefmaalt op de lichtheit der vrouwen, en wispeltuurigheit van de eilanders, bleef, een' ruime wyl, fuffigh, en verzonken in gepeinzen. Geen'minder ontfteltenis quelde de Kooningin, heftigh gefchopt, herwaarts en derwaarts ,.van ftrydende bekom- meringen. Veelen geloofden, datzy, van eerft aan, vaftelyk had opgezet, haar leeven buiten den echt te leiden. Want, wat partuur zou w zy kiezen ? In- dien eenen onderdaan, dat wild' haar tot oneer en verkleening, voorts tot in- landfche twift en fcheuring, gedyen. 'T huwlyk van haaren oovergrootvaader, Eduart den vierden, die d'eerfte der Kooningen, lint Engelandts veroovering door Wilhem van Normandy e, een' onderzaat te wyve nam, was te oevel be- Ilaaght. Indien eenen vreemdeling •, zoo ging zy zich zelve en den Ry ke *tuit- heemfch juk op den hals haaien, en den Godsdienft in de waaghfchaal hangen. Het bloedigh vervolgh, opgeftaan uit het paaren haarer zufter Marie met den Kooning van Spanje, greens noch in de heughnis der menfchen. Ook moght haar quaalykvan'thooghzienighhart, degloory van loflyk regeeren ( die, vol en zuiver, haar, mitsblyvendetevryen, alleen te genieten, en wonder waardt voor, ftond} aan eenen gemaal op te draaghen. Hierenbooven maald' haar veeltyds 't gevaar voor ooghen, dat haar, uit de bevruchting en 't kinder- baaren, wasnaakende, en gefpelt, oover lang, van ar tzen en vrouwen. Te weeten-, men hield, door kracht der natuurly ke hitte in moeders lichaam, haar zoo bykans volfchaapen tezyntotdemanlyke fexetoe, datzy tot den plicht der vrouwelyke onbequaam werd geoordeelt. Ter andre zyde werden haare zinnen geteeft van de bedenkingen voorgeflaaghen door Burley en Suffexj T>at op 'tgewenfchte verbondt met de Franfoizen geen' reekerimg te maaken waar, voor'tpleeghen der bruiloftft aatf . Eenzaam en ongegaait, kon zy wet haaf eighe krachten niet op, teeghens de eindelooze mooghenheit van den Span- jaardt, die, gefchraaght met omätputtelyke middelen, zyn' dochter nu den Kooning van Schotlandt aanbood. T)en welke igeftyft met zulk een' vermaagh- fchapping, licht zouw vallen,de Roomsgezinden, groot vangetal in Engelandts alle misnoeghden, uitgeweekenen, weederfpanlingen, en berooide luiden ,graa- tigh o?n de huis wonde met de fleetren van den ftaat te verbinden, op zyn' zyäe te trekken. 'Dan zouw den vroomen, die zich, uit het Franfche huwlyk, voor althans e ene ft eun, voor den toekoomendentydt een' Kooninklyke geboorte ■> tot veftighing des naazaatfchdps , beloofden, de hoope ontglyen-, dan meeyiw man 't oogh van haar af, ende op yemandt haar er teeghendingeren naaAê kroone 3 ftaan: om welke inzighten zy zich dus verre met de Franfoizen w
ö inge-
|
|||
DER NEDERLANDSCHE HISTORIEN. 799
enge laat en. Hoe hoogh nu wilden die Majeßeit en de Hartogh het op neemen a 15-81.
indien men ze, naa zoo veelberaadensy naa zoo veele treflyke bezendingen-, naa 't fpillen van zoo veelgelds, te leurflelde ? Zy zouden zich desgewislyk ervoe- len-, en ter beloerdegeleeghenheit-, de weêrwraak niet verzuymen. Want al ont- veinsde Anjou teeghenwoordelyk dejpyt, om dat hy haaren onderflandt tot het Meerland fche werk behoefde-Jichtlyk zoude defmart van zoo bitter een' hoon de jreringe weldaadt uit zyne gedachtenis byten. Wie wifl ook, oft Thilips, met die krop volverbolghenheits, 't geen hy dus langgeweighert had-> nu, verblindt van toorne, zyn' dochter aan den Hartoghe befleeden moghte, om, beide, met gemeengeweldt, teeghens haar, die van denfPaus vervloekt was, hunnen ge- meenen haatte koelen? In dus een'zee van zorghen, vernam zy, onder't volk gezaait te zyn zeeker boek, getytelt DraaiftroomomEngelandtdoor'tFran^ fche hu welyk in te florpen. De Heeren, die de zaak aanrieden, haald' het oover Bitter als verraaders, ondankbaar aan Kooningin en vaaderlandt. Haar zelve ftreek ^oeK Ue* het,in 't midde van 't vlaayen, oover dwars door, als die vergeeten had wie zy $m *fei~ waare. Schendigh befchold het den Hartogh, en fchilderde den Franfchen ve' landtaardt op 't haatelykft af. 'T verdoemde, ten aanzien des verfchils in ge- loof, de bruiloft, alsheylloos, en te houden tuffen een' dochter Gods en ee- nen zoon des Antichrifts, tot uitrooying der kerke, en bederf van den ftaatj met woorden uit de heylighe fchrift, deerly k by 't hair getooghen. Dit wracht het teeghendeel van 't geen de uitgeevers verwacht hadden, in 't hart der Koonin- ginne. Want zy liet zich ganfchelyk voorflaan, 't waar gedaan om de gemeente teeghens haar op te hitfen, en den wegh tot eenighe gruwzaame nieuwigheit te baanen -, dewyl de fchry ver naa zulk een' goote van lafteringen, geen gewagh altoos maakte van middel om haaren perföon ende 't Ry k te verzeekeren •, daar nochtans de Staaten desRyx het huwlyk,als 't eenighe fchildt teeghens de drei- ghende gevaarlykheeden aanftendiglyk van haar begheert hadden. Betuighen- de dan haare fteurnis by oopenbaar plakkaat, beval zy't boek, voor de Maje- ftraat, te verbranden ■, en vermoght feedertdePuritaanentequaalyker, ver- moedende dat deeze pyl uit hunnen kooker quam. Ook werd men , door fdierpe naavoriing, binnen weinighdaaghen, gewaar, dat het boek, van ee- nen Johan Stubbe, wiens zufter Thomas Kattwricht, den voorbaarighften der Puritaanen, te man had, gefchreeven was, en verfpreidt door eenen Willem Page. Beiden, fchry ver en uitfpreider, gevangen zynde, werden op een fcha- straf daar vot, uit kracht van zeekre wet gemaakt ten tyde van Marie, hunne rechtte- oover, handen, met eenen haamer en vleeshouwers mes, afgeflaaghen. En, als Stubbe, daarnaa, lichtende zynen hoedt met de flinke, ooverluidefprak, Leeve de Kooningin, bleef d'aanziende meenighte, die 't zelffte plagh naa te roepen, ftom flaanj 'tzy uit verbaaftheit oover 't aanfchou wen der nieuwe ftrafFe 5 oft uit erbarming oover eenen man anders onbefprooken van wandel j oft uit afkeer van 't hu wlyk, dat veelen hielden tot ondergang van den gods- dienft té ftrekken. De Kooningin, die altyds immers zoo begaan geweefl is om de liefde des volx t'haarwaarts, als om haar gezagh te handthaaven, en ge- woon in al haar bedryf op de faame te ooghen, liet toe, om de vreez voor wiflèling van godsdienft te doen verdwynen, dat men eenighe Roomsgezin de geeftelyken, als aanhangers van den Paus haaren vyandt, ter doodt braghte. Van den echthandel viel meer niet: alleenlyk fleet Anjou, daar drie maanden, onder de fteek- en andre fchouwfpeelen, in groote gemeenzaamheit met haare Majefteit, die aan hem( zoohyzeide) ai voor zyn' ooverkoomftinEnge- landt gefchreeven had MonCceur in plaats van Monfieur: dat is, voor Myn Heer, Myn Hart. De Prins van Oranje nu vertrokken van Gent, met misnóe- ghen-oover 't beloop der Vlaamfche regeering, en gekoomen tot Antwerpen, °m naar gewoonte de wet te verzetten, deed aldaar, noch onverwittight van Xxx * Door-
|
||||
8oo P. C.HÖOFTS ACHTTIENDE BOEK
15-81. Doornix oovergang, aan der Staaten gemaghtighden een vertoogh op deezen vertoogh zin. Myn Heeren, als de Aartshartogh Mathias 't bewind der dingen afflond des Prinfm eindighde t effens het myne van Algemeinen Stadt houder. Door beede der Staa- van Oran~ ten n0Cfcfans, en hoof e op 't volbrengen hunner beloften-, heb ik my laat en bewee- je aan w gfognfOm'tpak der regeer inge weder opmy teneemen, ne evens den Raadt, die s f aten/- men zouw in (lellen teeghens't eindt van Louwmaandt naaßkoomende. Maar, wagbtigh- dewylde zaaken vafi de voorighefleur volghen 5 wordikgepraamt, zoo tot ont- den, lafting van my en myn eer e, als om 's gemeinen oorbaars wil, u rondelyk te ver- klaarenhoe't'ermeedegeleeghenis. De vyandt, al dit jaar, heeft tenplatte»
Lande gaan weiden naa zyn* hfl % eevenwel, door Godsgenaade, geen''plaats met beleg, veroovert. In Vrieslandt, Gelderlandi, Brabant, vielen zyn' verdeel de krachten ief mal'daartoe. De zenuw zynsgewelds, zyn' treflykfle Hoof flui- den engereedfchap van oorlogh, heeft hygebruikt in Arthois en Heenegouw, die de meefte vreeze leedaz ■, en voorneemelyk ten opmerke van Kaamerik en 'Door- nik j welke ft eeden hy wifl van veelgroot er belang te weezen, dan wy ons lieten, en als noch laaien voor ft aan. 'Daar is 't hem gefaalt; mits deftandtvaftigheit der inwoondren van Kamerik, en 'tontzet eindlyk te weeghe gebraght door den Hartogh van Anjou, waarop zy zich verlieten .■ Anders y dieftadt, jaa 'Doornik ook, waar e lang deurgeweeft, en de vyandt in't hart vanVlaandre enBrabandt, met onwaar deerlik verlies van't geryf dier geweflen. O over eenjaar waarfchuwd' ik der Staaten gemaghtighden voor dit gevaar, en hoe men 't, met drieduizent uitheemfche ruiters en twee regementen van dub- belt foldenaars te werven, verhoeden kon. Dat men 't ontgaan is, en Kamerik behouden j des mooghen wy Goode, ende v oor fs Hart ooghen Hoogheit dan- ken j want, aan enz gelaat, f che en dat wy 't wilden quyt weezen. Maar, althans wort Doornik geknelt -s en 'tmangelt ons {ik zwygh van ontzetten) aan middel om te darren den vyandt onder de ooghen koomen. Vraaghtmen my, by wiensfchuldt? ik antwoord, byd'uwe, myn' Heeren, enaldergeenen, die mynen raadt in den windt floeghen. Hadden wy"tgemelde kry s volk ge- reedt geh adt , en onze troepengevoeght by V heir zyner Hoogheit ytoen zy zich zoomanhaftelyk te velde vertoonde -3 te de e zer uure waar de krygh van onzen hals, de vyandt oover Maazgejaaght; daar wynu, ten ieeghendeele, een' onzer befte fl eeden in d'uit erft e zwaarigheit, en zoo kleeneen kans t'haar der verlojflng zien. 'Tis echt er'touwde en't zelf ft e y der maat e, dat ook het aan* ftaandejaar ons met groot er onheil dr eight. Want, tot de zaamening der Staa- ten , die voor drie maanden hier ter ft e ede behoorden verfcheenen te zyn, wort noch geen fchyn altoos ge/peurt: eeven oft men van geenen vyandt wijle i daar wy nochtans zyn gefchut hoor en dondren voor Doornik , en zyne flor men daarop ( by manier van zeggen } aanfchouwen, Uit geen onver- ftandt, myn' Heeren ,fpruit de e ze achteloosheit, maar uit enkle eighebaat- zucht, diey der s ge eß zulx bezeeten houdt, dat het betrachten der gemeens welvaart geen' plaats vindt. 'T volk denkt dat een krygh hen niet aangaat, die hungoedt, bloedt, engemoedt betreft. Dit baart weighering van geldt-> dat degefpe van 't harnas is , zonder dewelke het my en eenenygelyke van 't lyf moet vallen . Hadd' ik ooit gerne ene penningen aangeroert gelyk my zommighe achterklappers teeghens hun eighegewiffe naadrooghen, men mogh- te zich inbeelden dat my, daarnaa, de vingersjookten. Niet tot dienernde vermaan ik des-, maar omute erinneren, dat het ft uk u altzaamen raakt, op dat ghy 't eendrachtelyk ter harte en ter handt trekt. Zoo verre is het, tot- nochtoe, niet te brengen geweeft -, mits elk Landtfchap, jaa by naa elkefladt, haaren raadt ,foldaty, en fchatkamer be zonder heeft: zulx 't geen, dat veel voor 't geheel zouw bedraaghen, luttel aan yder ftrekt. Men heeft wel in- gefielt eenen opperraadt, maar zonder maght, En wat reeghei kan & |
||||||
zin
|
||||||
DER NEDERLANDSCHE HISTORIEN. 8ói
gyn op krystacht, geldtfluur, rechtsvordering, oft andre zaaken, daar de
achtbaarheit ontbreekt ? Wat achtbaar heit by luiden, dien 't niet geoor looft Is, gelyk nocht my nocht den Raade, eenenfluiver te befleeden naar hungoed- dunken ? T>eeze zyn degrootfle misbruiken j die, ( zoo de Godlykegenaade ons niet tydelyk toe licht, om 'er in te voorzien ) denflaat zullen te gronde helpen . tjyies bid ik u, Myn Heeren, dit te bezinnen, en der gemeente ook in tefcherpen-, op dat zy my thans oft morghen 't misquaam niet wyte. Ende, zoo ik u midier* ijlden beflen voet zie voor zetten * om het verloop te richten j verneemen zult ghy , aan tafielyke proeven , dat ik my gehouden ken deezen mynenperfoon, met dies wat in myn vermooghen is, by u op te zetten, en my van dienplicht te quf- tenmeen. Let dan ( bid ik noch eens ) hierop -, ende des te zorghvuldtgh er ,om dat de laaflmgeflelde regeeringgaat eindighen met Louwmaandt naaflkoomen- de: ter welke tydt (_ zoo ghy geen beet er orde raamt) geen oppervooghdt in 't handt zal zyn. 'T betrachten deezer reedenen fplitfte 't verftand der zaame- ning •■, zulx eenighen goedtvonden de kryszaaken volkoomentlyk aan zyne Doorluchtigheit en den Raadt te beveelen > andren te toeven tot de herwaarts- koomft der Hartoghen van Anjou. En om deeze te fpoeyen, werd de Heer van Dohain, met den Doétoor Johannes Junius, naa Engelandt afgeveirdight. De gemelde Heer Prins was, ontrent tien jaaren, gedient geweeft van heimelyke kundfchappen, uit het hof van Spanje, door eenen Johan van Kaftilje, geteelt tot Brugge, van zeekeren Spanjaardt, eertyds koopman , thans uit dien handel gefcheiden. En deeze Johan, opperklerk van den geheimfchry ver Gabriel deCayas, tot wiens verrichting de Neederlanfche dingen ftonden, had, om 't genot van driehondert kroonen jaarlyx, onder andre waarfchouwingen van groot belang, aan zyn' Doorluchtigheit gezonden den A B van 't fyfer der brie- ven ) dat men van drie tot drie maanden veranderde. Ten laafte('k en vinde door wat wegh) leekte de dubbelheit uit: en de quant, by den halze gevat, werd in 't uitgaan van Wynmaandt, door vier paarden van een gefcheurt. Niet zoo lang borghde haaren meefter zeekre ontrouw, voorgenoomen te deezer tydt, teeghens Berghen op Zoom. Dat Markgraaffèhap, fint de doodt van Heerejo- han, omgekoomen in Spanje, als wy verhaalt hebben, was vervallen, door 'thuwlyk zyner zufter met den Heere van Merode enPieterfem, op hunne dochter Margriet -, en deeze befteedt aan Johan vanWithem, Heere van Beerfele; die zich buiten gemein bewindt, op zyn fterk huis te Woude, niet verre van Berghen, hield. Deezen, nu Markgraave uit den hoofde zyner ge- maalinne, verdroot dat de Staaten zyn' ftadt met etlyke Franfche vendels, on- der den Kornel La Garde, bezet hadden. Dies ontwerpt hy eenen aanflagh 5 richt zich, om hulp daartoe, aan Hautepenne, ooverfte van Bredaa; en bekoort onder andre in woonders, den ftadstimmerman, zeekren potbakker, enden Paftoor, dat zy, 's nachts naa den vyfden in Wintermaant, met de ebbe * de valdeur der fluize, waardoor, aan de Bagynepoort, al 't waater van de vaart en de gooten, in de Grebbe, en ter haavene uit, gelooft werd, zouden opwinden s om't krysvolk binnen te helpen, en te brengen aan de Houtpoort -, door de welke, licht te verkrachten, de Markgraaf, niet de ruiters en reft der knechten, had in te rukken. Dit quam ter daadt * en ontrent driehondert Waaien door de fluiz, zonder ontdekt te worden, mits het dompigh weeder en de doof heit van eenen fchildwacht t Dan, terwyl zy zich fchaarden op de koorn markt ge- legnen dicht daaraan, liepen de leidsluiden, timmerman en potbakker, van anxt, zich verfleeken in de Greb. Aldus verlaaten, en onkundigh der ftraa- ten, vraaghden zy eenen verbyganger, die naa zyn'wacht, aan de Bagyne- poort, toe wilde, wie hy was. Hy antwoordt, Eenfoldaat van Hopman Seba- fiiaan. Een zoo geheeten lagh in der ftadt, en de aanflaaghers hadden 'er eenen van den zelfften naam. Der hal ven, waanende den foldaatvan de hunne te zyn 5
|
|||||||||
15-81.
|
|||||||||
Getant-
fchap aan Anjou, om zyn" koom* fle te [poel- jen. |
|||||||||
Johan van
Kafiüje gcjhaft in Spanje om verßandt met den Vrinfe ge* houden * Verraadt
tot Berghen op Zoom beßaaght |
|||||||||
8o2 P. C HOOFTS ACHTTIENDE BOEK
15-81. zyn, en de weeghen te weeten, vereifchen zy naa de Houtpoort. Hy, verftaan*
de dat zy de Woudfche poort zochten, voert hen derwaarts 3 maar merkende aan defleep, aan de nattigheit hunner kleedren, enaan'tgereedfchapomde poort op te breeken 5 dat zy geen' vrienden waaren , ontiteelt zich uit hunr/ ooghen. Withem, verwittightvanhunn'inkoomft, en verwondert wat zy draalden met oopenen, deed eenen ftrafFen (torm op de Houtpoort, en had ze bykans ooverweldight j als de waapenkreet zich verhief, en de bezettelingen ( hoewel z' in 't eerfl, om hun dun getal , 't faaghden) gemoedight door de dap, perheit van Valkenburgh en Alaines, Hopluiden, te gelykvan tweezyden quaamen toezetten, korts ingevolght van Riviere, die'er't leeven verloor, Meetkerke, Durant, en andre, met de knechten, die z' in zulk een fchiely kliek konden by een fchraapen. Voorts vlooghen veele burghers in'themdt ten bedd' en ten huiz' uit. D'inneemers, gepraamt, zonder kans om de poort oopen tekryghen, alzoode fchof heek was neêrgelaaten, koozen eensdeels't gat dat hen ontfangen had^ andre vielen oover de verten, en verdronken ten deele. Zy Heten 'er tzeeventigh dooden en honderdt gevangenen. De Markgraaf, vernee- mende hoe 't 'er gegaan was, toogh geemely k af,en lëeverde 't Slot teWoude in Parmaas handen.Thans Verklaarden hem de Staaten voor vyandt,ende deeden al zyn'goedren aanflaan. De timmerman en potbakker, betrapt,werden gehan- Bedrjf des gen en gevierendeelt. De Landtraadt -3 zich onthoudende midlerwyl tot Leeu- Landt- warde, deed Dokkum,Slooten,Staavere,en Nieuwezyl veitighe^deKuinder, raads in Lemmer, en Blokzyl, met nooddruft verzorghens de waapenen des Koninx af. ^hh U werpen5zyne zeeghels plat kloppen, zynen naam verzweeren; alwaar 't gebeur. Ralda ° de ^at Fokko Ralda, Raadtsheer des hoofs van Vrieslandt,een man geacht Ver- Raadsheer ftandigh en toegedaan denStaaten, toen men hem den nieuwen eedt voorhield, des hoofs een' beroernis op 't lyf kreegh, en voorts bezwymende fchielyk ftarf in de ver- van Vries- gaadering. Op den Vyftienden van Slachtmaandt, vertrok de Landtraadt van landtf erft daar,en ging zich zetten tot Uitrecht, als de geleeghenfte fladt om 't oogh op al» fchieljk,ah je piaatfèn fer Vereenighde Neêrlanden te houden.Noopende de voldoening, men cm t verieent aan Amfterdam door den Prinfe van Oranje,waaren, fèedert de veran- van den dring der regeeringe aldaar, etlyke geichillen opgeborrelt, metfehyn dat het Kooniw daar by niet bl y ven wilde. Waaroover zyn' Doorluchtigheit meermaals voor- verght. gellaaghen had, afftandt te doen van 't gemelde verding,zoo by de Hollaiidfche Staaten als by die (ladt, om een ander te raamen, naer de jeeghenwoordighe geleeghenheit, tot beflechting en weering aller misverftanden. Naa verfchei- den' onderhandelingen dan, trof men eindtlyk een nieuw, behelzende deeze I. punten. De Staaten endeftadt, weederzydelinx, vertyghendevandevol- 'r ven- II. doening, ontflaan elkandre van den eedt daarop gedaan. Amfterdam blyve bezet dragh der mettwee vendels, yder van iweehondert knechten, behopmant met tweebiff- ™'. III. ghers. Hunnefoldy f eiker maandi, zalmen vinden uit de middelen der/chat- te , ver- tmgen > vallende binnen de zelve ft adi en haare vryheit, ende, zoo die niet toe- leem aan langen moght en, voorts uit's gerne enen Landspenningen-, mits, dat, indien Jmfler- andre bezettelingen in Hollandt met laaken betaalt wórden, ook dArnfterdaw- dam, won f che 'sjaars e ene maandt betaalings, zonder meer, ingelyke ftoffe f ontfangen te niet IV. hebben. 'Des zal'tgetal der voorzeide knechten onder meer vendels mooghen gedaanten wor(ien verdeelt, ookgefterkt oft gezwakt, als de noodt, oft andre geleeghen- een meuw ^^ buiten noodt, zulx komt te vereifchen, puurlyk ter gelieft e en goeddunken recht. v* van zyne Doorluchtigheit. Weiver ft aan, dat, zoo zyne Doorluchtigheit'•> * Service- tenopzighte van gevaar, de gemelde bezetting vermeerdert, dat zy alsdan geldt. * dimgeldt genieten zal, naa de wyze van andere ft eeden in Hollandt. Die van VI. Amfterdamzullenmeedeby deStaatengemaghtight worden, om, tot vejU- ghïng derftadt, volghends de beftekken zyner Doorluchtigheit, omme teflaan •> over de platte landen, zoo van den ouwden als nieuwen Aamftel, Dienen > en
|
|||||
DER NEDERLANDSCHE HISTORIEN. 803
M^Duivendrecht, op yder morghe, drießuivers ter maant', voor dentydt i^8ï
<van twaalf maanden, te verdeelen in twee jaar en, te weet en zes van elk jaar} waarin de eighenaars te bet aaien hebben twee deelen, en de bruikers het derde j wits dat de eighe verhuurde landen der Godshuizen zullen vry zyn van de twee deelen , en de landt luiden, gevlucht in tydt van noodt ( des Godt verhoe- de') met hunne beeft en en haav e, binnen dezelve fladt, zoo lang als zy daar hlyven, tot vergelding genieten den vry doom van andre inwoonders: en d'on- willigen zal men met der daadt mooghen bedwingen, zonder aanfchouw op eenigh verzet oft * beroep. Voorts zullen die vanAmflerdam treeden in gemeen- VII. fchap der ouwde fchulden, gemaakt by de Staaten van Hollandt, ge duur ende * Provo- 'toorlogh, voor de voldoening verleent aan de voorzeide ßadt -3 mits blyvende catic. onbegreepen daaronder, de fchulden oft onkogen, die by de Hollandfchefteeden-i 'm 't gemelde oorloogh, zyn geleeden ,gemaakt, oft verfchooten, engenoemt wor- den derfteedengroote reekeningen: de welke, volghends befluit der Staaten, zyn toegezeegheelt berußende onder den geheimfchryver 'De Rechter; die zy onder elkandre zullen verejfenen,zonder dat die van Amflerdam daaromgemoeit, oft jets f hunnen naadeel daartoe verßrekt oft bekeert zalmooghen wordemwelver- ßaan , dat hieronder niet bewaart zullen weezen alzulkepenningen, als door ee~ nighe burgher sen inwoonders van Hollandt, by leeninge zyn opgebraght in den voorleeden oorlogh, zonder eenighegoedren inpandtfchap, als andrem daar voor ontfangen te hebben-, de welke, by verkooping, uit degeeßlykegoedren, belaß met fundifchap, zoo verre die mooghen toereiken, ende, indien niet, by verkooping van andregeeftlyke goedren zullen betaalt worden, volghends 'tflot van de ree- ïming, dat by die van de Reekenkaamer reeds is gemaakt, oft noch gemaakt zal worden. Des zullen die van Amflerdam voor zich behouden den hondertfien VIII, fenning van den jaar e vyftienhondertachtentzeeventigh, en de helft van den honderßen penning desjaars vyftienhondert neeghenentzeeventigh: waarboo** ven hun de Staaten noch zullen bet aaien de f om van dertighduizentponden,tot veertighgrooten 'tpondt, op zes volghendejaaren, bygelyke deelen: waar van het eerfle jaar van betaaling zäl verfcheenen zyn metBloeimaayit des jaar s vierentachtentigh-3endezullen,adndie van Amfi er dam,bygebrek van betaalin- ie-.defchattingen, vallende binnen diejl e e de en haare vry heit, verbonden bly- ven. Die van Amflerdam zullen, tot behoef der zelve ft adt, aanveirden en be- \ X 0 houden al 'tgetimmer, erven-, en huiden toebehoorende aan de geeftelyken der zelve ft adt: maar zoo veel d'andre goedren der geeftelyken aangaat, als renten binnen en buiten, en landen geleeghen fruiten der jl adt •, de zelve zullen by bewil- lighing der Algemeine Staaten van Éioüandt, daarop befchreeven zynde, nee- wns cT andre geeft lyke goederen vanHollandt, tot betaaling van 's gemeenen Lands fchulden en laften mooghen worden befteedt,mits dat men den kloofier lui- den binnen Amfterdam behoorlyk onderhout verfchaffe^elyk in andrefleeden,en aan de Majeflraat goede verzeekering daarvoor fleUe, tot voordeel der zelve klooft er luiden. Belangende de geeflelyke goedren, zoo wel de ge ene die by de Staa- ^ tenzynverkoft, vervreemi, oft bezwaartmet pandt fchap, als ook de geene die by de Godshuizen f Amflerdam zyn aangenoomen enjeeghenwoordelykge- bruikt en bezeet en worden, hebbende toebehoort den Kartuizer en oft andren klooft er luiden, tot wat plaats ook diegeleeghen zyn; zullen de Staaten, en die van Amfterdam, oft de Godshuizen, in deezen, weederzydelinx blyven in hun leheel, zonder dat d'eenen aan d'andren in den eighendoom, 't bezit, gebruik, °fi den ontfank, eenigh let fel zullen mooghen doen, in de rechte oft oover dwars, eer dat al 't zelve by weeghen en middelen van rechte gefleetenzy. ^esgelyx zullen die van Amfterdam tot onderhout van 'tgebouw der kerke, ^ I. en tot de lajten en renten daarop ft aande,behouden aide kerkelyke goedren j mits- * Memo- gaaders de *gedenkenijfen, vicaryen, getyden > en diergelykegeeflelykegoedren, rien. tot
|
||||
804. P. C. HOOFTS XVIII BOEK DER NEDERL. HIST.
ï f 81. tot onderhoudt der Predikanten. T)e halve ftuivers, koomende van de ranfoe-
XII. rien der middelen, die binnen de voor zeide ft e e de worden verpacht, zullen zy
laaten, neevens de inkoomften der kerken aan yder in V zyne, tot onderhoudt der Predikanten onder de Ambachtsheerlykheit en'tBaljuwfchap van Amfterland- * Memo- 'f en waar e het inkoomen van de *gedenkeni(fen, vicaryen,getyden,en andre, tot
xien. onderhoudt als booven niet moghtenftrekken -, inwelkengevalle'tgeen tot on- derhoudt der Predikanten binnen de voorzeidefleede te kortfehiet, eerfl uit de XIII. voor zeide halveftuivers zal worden volgemaakt. Voor zoo veel als de betaalim
* Recta- en* korting van renten, gevallen en verfcheenen ,voor, en ge duur ende't oor - die. logh, ais ook het achterweezen op den tol van Geervliet, ordeningen, beeden
en Graaflykegoedren van Hollandt •> ten daaghe der Be vree'dinge toe, aangaat,
betreffende zoo welde ft adt als de burgher s en inwoonders' $ zullen, by de Staa-
tenen die van Amfierdam weederzydelinx, terftondt eenighen uit den Hoove
van Hollandtgekooren worden > die, binnen drie oft vier daaghen naa de zelve
verkiezing, zyndeparthyen oover enweedergehoort, hebben voorts te vaaren
tot uiting en verklaar ing van 'tgeene zy op 't voor zeide, naar recht en biliykheit
vinden te behooremende wat by de voorzeidegekoorenen aan die vanAmfterdam
, wort toegeweezen, daarnaar zullen parthyen zich weederzydelinx fchikken,
p. e "" zonder *gedraaghing, verheffing, oft eenigh vorder verzoek s doch zoo eenighe
jje£' burgher s oft inwoonders zich daar by bezwaart achten , dien zal de wegh des
XIV. Kefec^°ts oopenftaan. Op dat die van Amfierdam, en andre fchuldteifchers, tot
hun achterweezen aan de voor zeide tollen , beeden 3 en Graaflykegoedren , moo> ghen raaken, zullen de Staaten, zonder vertrek, doen voorts vaaren tot de ver- kooping der Graaflyke goedren , en de zelve ver kooping geenszins ophouden oft verhinderen, maar V opgeveilde den meeftbiedende, ten daaghe van de verho- pingj, laaten volghen , tot vol/e betaaling aan die van Amfierdam en anke
fchuldteifchers, zoo wel van hunne hooftfommen, als van 'tgeene hun, bj è voor zeide uitfpraak, en vorder achterweezen naa de Bevreeding, zalmooghen refleeren: ende, indien zy zelve eenighe ft ukken begeer en te koopen, zullen zoo weihet hooftgeldt, als het voor zeide achterweezen , daaraan mooghen korten. X V. *Die van Amfierdam zullen quyt en ontflaaghen blyven van de driehondertpon- den 's jaars van hetfc hout ambacht dier ßeede -3 en 't zelve zal voorts met aide voordeden, in hunne handen blyven, tot dat hun by de Staat en-, uit de Graaflyke goederen oft anders, zullen betaalt zyn de twintigh duizentponden van veer' tighgroot en 'tpondt, die zy daarvoor hebben verftrekt, ofte tot dat de Staaten XVI. daarop anders met hun zullen ooverkoomen weezen. Aangaande 't punt der vol- doeningen dat van de Paalkiftfpreekt-, alzoo daar oover gepleit wort voor 't Hof van Hollandt^ zullen parthyen weederzydelinx blyven in haargoedtrecht. XVII. 'Desgefyx zullen de voorrechten, handtveften,gewoonten, keuren, en Rechten der zelvefladt, blyven in kracht en onver mindert -, uitgezeit de voorrechten 3 handtvefien , en gewoonten, die,flaande de beroerten, zonder goeddunken der Hollandfche Staaten, van den Hartooghe van Alva, en van zyne naazaaten 5 tot den tydt der Bevreedinge toe, verkreeghen zyn, de welke verklaart engehoti' den worden voor nietigh en vangeener waarde: doch het verlof, verworven bj Plakkaat ^te van Aïmflerdam in de beroerten, om geldt op renten te mooghen lichten, zd noopende ' ongezwakt blyven. Dit werd geflooten op den twintighften van Wintermaand den dmh^ Ten zeifften daaghe, quam van weeghedesPrinfèn, als wien de Hooghe Oo- den Room- verheit was opgedraaghen, een plakkaat uit, verbiedende het drukken en ver- fchenGods- koopen van alle argherlyke, oproerighe boexkens,nieuwmaaren,en gedichten: dienftj lm- deSgeiyX net printen, van andere fchriften zonder bewilghing der Majeftraat? meyke enfe naam van den Printer: wyders, het oeffenen van den Pauzely ken Gods- een en't ^^en^3 het houden van heimelyke zaameningen: hoewel men nochtans nie- fchoolbm- raands gewifle bezwaaren oft doorgronden wilde: ook het draaghen van geeir- ilen. lyke gewaaden^en fchoolhouden,zondcr voorgaande ondervraaging en verloi- |
||||
805-
|
||||||||||||||||||
P. C. HOOFTS
NEDERLANDSCHE
|
||||||||||||||||||
ORIEN
|
||||||||||||||||||
NEEGENTIENDE BOEK.
AnfchNeêrlandt ftondnu opgetooghen in yt verwach-
ten van den nieuwen Landsheere uit Engelandt. De Prins van Oranje, zich hebbende, met dien van Eipi- noy, famtveel' andre Heeren en Jonkren, om zyner Hoogheit t'ontmoeten , vervoeght tot in Walenere , braght daar de heele Louwmaandt des jaars vyftienhon- derttweeëntachtentigh oover. Op den eerften der naaft- volghende maant, ving de Hartogh zyn reyz aan. De ftaatly zyns affcheyds blaakte met zelden gezienen luy- fter: ftrydende deFranfche titfigheiten deEngellche pracht, elke om uit te fteeken booven d'andre in verftandt van hooveeren. Zelfs deKooningin deed hemuitgeley, totKantelberghtoe, op drie Dnytfche mylen naaaanzee* en hem wyders verzelfchappen van Robbert Dudley, Graave van Leycxfter, grooten fchildtknaap -, den Opperammiraal Hauwaart 5 den Heere Hunsdon* hare Raadsluy den, Ridders van de Hoosbandt, en gelaft om zynen perlbon, doorloflyk getuyghenis, den Staaten op't hooghft aan te beveelen; met ver- klaaring, dat haare Majefteit achten zoude, dendienft, dien men hem dee- de5 zelf genooten te hebben. 'T geen haar hiertoe beweeghde, fchynt ge- weeft te zyn de hoope , van Vrankryk en Spanje noch eyndtlyk tzaamen in't war te zien raakenj om daarentullen zelf ruft te hebben, en haare fton- de waar te neemen. Getal van Engelfchen Eedeldoom , wel tot hondert meefters, en driehondert dienaars, vermeerden de fleep, daar hy meê t'zeyl ging, op den achtften van Sprokkelmaant , in vyftien groote fcheepen der Kooninginne, die hem op den tienden totVliffinge keverden. Hier ont- fingen hem Oranje , Efpinoy, en d'andre hoofttakken der Neederlandfche femmen, met alle bewys van toenyghenden ootmoedt, en gebruykte men, °over en weeder , d'uitgeleezenfte maanieren van plichtpleeghing en vol» doenigheit. De toevloedt des volx was zoo groot, dat men 't quaadt genoegh had met fplitfen van den drang, om hem naa'tRaadthuys teleyden, daar %3 dien aavondtgeherberghtenheerlykgetoeftwerd. 'T gefchal van trom- petten en diergelyk blaastuygh, de galm van trommels en klokken verdoof- de yders ooren. Het dondren van 't gefchut, zoo uit de ftadt als uit de fchee- Pen van oorlo^h, maakte breê bres in de lucht, en deed zich befcheydelyk hoo- ien , tot Kalis" toe in Vrankryk. Des andren daaghs, mits de wegh glipprigh van't vriezen was, ging hy te voet naa Middelburgh; en werd ook aldaar, ^ctoovermilde vertooning van hartlykeeerbiedenis, ingehaak. Hebbende Aans d'andre fteeden van dat eylandt bezightight, voer hy, den zeeven- benden, met al dien omflao;h van gezelfchap, van daar in vierenvyftigh fchee- Penj ilicp, die nacht, opftroom> 's nachts daaraan, in de fchanfe te Lillo. 'S maandaaghsjden neeghentienden, goeds tyds, begaf hy zich weeder t'fcheep, |
||||||||||||||||||
If82.
f
De Prins
van Oranje in Zee~ Imdt.
|
||||||||||||||||||
Anjou ver-
trekt » uit Engelmdh |
||||||||||||||||||
Zyn ont-
fankenis tot Vlijjinge, |
||||||||||||||||||
Tot Mid*
delburgh. |
||||||||||||||||||
Yyy '
|
en
|
|||||||||||||||||
w^^—w—^tna
|
||||||||||||||||||
8o6 P. C. HOOFTS NEEGENTIENDE BOEK
1582. en quam, met weldighen windtvang van vlaggen en wimpels, Antwerpen
verby brallen. Hier (tonden alle kaaden en werven blank, van ontrent twin- tighduyzent burghers, der wyze beweert, dat men geloofde, in drie de befte ftceden van Chriltendoom zulk een' meenighte van ichoone waapenen, toebe» hoorende den poorteren, niet te vinden te zyn. Toen die handtbufïen en groove ftukken aan 't balderen -, en antwoordde men, uit de oorloHilchee- pen , metgelykeftemop de groet. Een' roerfcheut booven de noeh Maande buytenmuuren van 't Slot, trad hy uit, op een veldt bezet met twintigh ven- delen burghers, en hunne ruytery. Hier werd hy bewelkoomt van de Maje- ftraaten te paarde, die hem , met al zyn gevolgh, leydden naaeeniierlyk toonneel, opgerecht teeghen oover den hoek, daar de veftcn der (ladt aan die van de Burgh gehecht, en, zoo d'eeneals d'andre, fraay t'aanichouwen waa- Tot Am- ren . De Staaten van Brabant, hebbende dus lang gebeydt op deeze fiel- werpen, laadje , daalden af, om den Hartogh te bejeeghenen* en by hen voeghde zich j als een voortreflyk lidt der Ridderlchap, de Prins van Oranje. De eerfte heusheeden volbraght zynde; klommen zy weeder booven, met de achtbaarfle Franfche en E n gel fch e Heeren, neevens zyn'Hoogheit: die daar in eenen floel bekleedt met gouwde laaken gezet werd. Van weeghe der Baroenen, Eedelen, en gemaghtighden der ftecden van Brabant, begon toen de griffier dier Staaten Andries HefTels zyn' aanipraak, dankende Goode voor de gelukkighe aankoomft van hunnen befchermer , en verhaaleride, tot onderrichting der byweezende vremdelingen , de oorzaaken der ver- laatinge van Kooning Philips i endatzy bereydtwaaren, manlchap en hulde te zweeren aan zyn' Hoogheit -, in de welke hun docht verwekt te zien eenen der ouwde Borgoenfche en Brabantfche Hartoghen , meede geiprooten uit de Doorluchtighe ftruyk van Vrankryk: die door meêwaarighe goedeme- renheit de harten der Landtzaaten-, door hunne ftrydbaarheit en de getrou- we dienften der onderdaanen zoo aanzienlyke Heerlykyen veroovert had- den. De Hartogh, hierop, dankte den Staaten zeer minlyk, dathy, onder zoo veele maghtipjie Vorften, van hun verkooren was, om hen te verlofTen van den ooverlaft en de tieranny der Spanjaarden, en te regeeren naar hunne wetten, gewoonten, en voorrechten: en verzeekerde hun, dat de bihykheit hunner zaake, famt de eere en liefde die z' hem toedroeghen, en hem hadden doen befluyten, hunne befcherming, en't oprechten hunner ouwde vryheit, t'aanveyrden; en daaraan te befteeden alle middelen hem van Goode verleent) famtdegeene, die't den Kooning zynen broeder, en derKooninginnevan Engelandt, door gunft, gelieven moghte hem by te zetten: jaa dat hy zyn ey- ghen bloedt en leeven daarvoor gewillighlyk verftrekken zouw. Toen l?.s Heflèls, in Neederduytfche taaie, de punten van de Blyde inkoomft der Har- toghen van Brabant den volke voor. De zelve waaren oovergezet in Franfoys» met een' nieuwe voorreede aan zyn' Hoogheit; die hy vraaghde, oft zy zich ge- zindt vond die te bezweeren, oft eenighe naader voldoening begeerde. Zy ant- woorde, gekeert tot den Prinfe van Oranje, in deeze punten, doorzien te vooren, en ooverwooghen met hem te fcheepe in 't herwaarts koomen uit Zeelandt, niet aanftootlyx te vinden, nochte dienvolghends in't bezweeren der zelve. Deeze verklaaring kundighde men desgelyx af, en met een ook, m Neederduytfch , de form van den eedt: die voorts , in Franfoys , dooï heer Dicdiik van Liesveldt, Kanfeler van Brabant, den Hartoghe werd voorgeftaafr•, en by hem, van woordt tot woordt, naagefprooken. Toen vertoonde Heflèls den omftanderen , hoe de Hartoghen van Brabant plaghten* t'hunner ontfankenis eenen tweeden eedt te doen, aan de Baroe- nen , Eedelen, fteeden en alle Landtzaaten , van hun te weezen goede 5 recht-
|
||||
DER NEDERLANDSCHE HISTORIEN. 80;
techtveyrdighe Vorften, en hen niet te handelen naar eyghe wil, oft by wee- 1582.
ehe van daadtlykheit, maar naar hunne wetten en vrydoomen. Zyndedit Lzwooren by zyn'Hoogheit gelyk 'teerfte> braght men den Hartoghlyken ty won hoedt, en fleependen mantel, beydevan roodtkarmozynfluweel, gevoedert w&*huldt metarmynen, tevoorfchyn. DeFranfois, op vertoogh van Oranje, dat de tot Har" ftaatzy deeze kleeding vereyfchte, fcheen zich te keeren aan 't maxel, zwee- ^ * ^" mende zoo luttel naa de draaveilde maanier •, envraaghde , ofthyz'ookin de ftadt zouw behoeven te draaghen. Men antwoordd' hem jaa ■, en dat het, het hooghtydigh gewaadt der Hartoghen van Brabant was. Als hy 't toe- ftond, behing hem de Prins eerft met den mantel > enfluytende den knoop, zeyd' hem , Myn* Heere deeze knoop dient wel vafl gejlooten te zyn, op dat •niemandt uwer Hoogheit den mantel aftrekke. Voorts zette zyn' Doörluch- tigheit hem den hoedt op 't hooft, en wenfchte hem alle geluk, als nu Hartoo- ghe van Brabant. Daarnaa werd der gemeente voorgeleezen 't geen de Baroe- nen, Eedelen, en derfteeden gemaghtighden hem te zweeren hadden -, die 'tzelffte, verhaalt door den Kanfeler, naafpraaken, beloovende eerbiede- lyk zyner Hoogheit getrouw en onderdaanigh te weezen. Zynde deeze eeden weederzydelinx gedaan j beval de Majeftraat van Antwerpen haaren * Loontrekkenden Raadsman Johan van der Warke , zyn' Hoogheit ook * Penfio« aan te gaan met een' reede , gepaft naar de geleeghenheitdestyds, uit naa- naaris. me van de ftadt en 't Markgraafïchap desHeylighen Ryx. Als hy uit had, en de Vorft zyn zeggen in dank genoomen •> keerde zich de Raadsman ten aan- fchou weren, en riep hun toe, dat de Hartogh aan de ftadt en 't Markgraaffchap eedt zouw doen, daarGodt zynen zeeghen toegaave, op dat zoo wightigh een werk tot gloorye zyns Heylighen naams, heyl des Lands, en vermeering van de eere zyner Hoogheit gedeeghe j en 'droegh hem den eedt voor, in Bra- bandfeh. Den zei ven nam de heer S traalen, Amman der ftadt, inFranfbys ot>k.tot (hoewel Philips van Schoonhoove, Heer van Wanroye, voorwendde, zich, Mark: als Burghermeefter , zulx toe te koomen ) den Hartoghe af. Daarop be- graave des handighde Schoonhoove hem eenen vergulden fleutel, als recht van eyghen- H9^}en doom aan de ftadt. Doch zyn'Hoogheit, gafdien den Burghermeefter wee- 3%% der oover, met vrundtlyk aanmelden van genoegh verzeekert te zyn, dat hy en de poorters, en d'andre ingezeetenen de ftadt, getrouwlyk, gelyk dus lang gefchiedt was, voortaan bewaaren zouden. Als deeze pleghtigheeden haar volle beflagh hadden, verhieven de Brabantfche Heerauten hunne ftem in Franfoys, Leeve de Hartogh van Brabant-, en Lottringe. Teffens ging de klank der trompetten op,en worp men eenen hoop gouwde en zilvere grielpenningen onder 't volk •, die aan d'eene zyde zyn' troony, oft de waapenen van Anjou en Brabant hadden, met zynen naam en ty tels •, aan d'andre zyn blazoen, een' zon ftoovende 'taardtryk, en weghjaaghende de wolken; deeze woordendaar- by, Fovet & difcutit: Zy queekt en verdryft. Zyn' Hoogheit, hiernaa, van het toonneel gekoomen, befchreed een wit Naapelfch ros, behangen met ftuweelen zaadelkleedt, fchor van Borduurzel ; en deed alzoo haaren in- ridt, door de Kaizars oft Sant Jooris poort. De orde van haar geleyde, aan- gyn* in~ zienlyk ten hooghfte, was deeze. De twee wachtmeeftërs der ftadt, te paar-tree tot de. Twee fteêbooden met het waape*n der ftadt. De trompetters met haar Antwer- waapen. De Oofterlingen , oft Hooghduitfche koopluyden wel opgezee- Pn- ten , en gekleedt naar de wyze van dien Landtaardt. De Engelfclïe koop- luyden, alle gedekt met kazakken van zwart fluweel en eenerley maxel. De Kornellen en Hopluyden der burgherye. Voorts veel Eedelmannen , zoo inboorlingen, als Franfoyzen en Engelfchen. 'T lichaam der ftadt, als wyk- nieefters, deekens, ouwde Wethouders, weesmeefters, onderfcheepenen, Yyy 2 pays-
|
||||
8o8 P. C. HOOFTS NEEGENTIENDE BOEK
paysmaakers, fcheepenen van de halle, deurwaarders, gcheymfchry vers
griffiers, loontrekkende raadsluiden, ontfangers, fchatmeefters, fcheepenen' de Amman, en tweeBurghermeefters: alle met zwartrluweele mantels. De trompetten der Staaten van Brabant. De zelve Staaten •> te weeten, de se- maghtighden der kleene fteeden, de gemaghtighden der ftadt Antwerpen de gemaghtighden der ftadt BrufTel, de Eedelen van Brabant -, de Kanfeler en booven hem Lammoraal van Egmondt, Baroen van Gaasbeek, broeder des Graaven. Weederom groot getal van Neederlandfchen, Franfoyfchen, Engelfchen Aadel, prachtigh uitgeftreeken, en op trotfe kleppers. DeZwitfers en helbardiers van 's Hartoghen lyfwacht. Zyn hofgezin, ondermengt met etlyke Engelfche Heeren . De Graaf van Laval tullen twee Engelfche Ba- roenen. De Prins van Efpinoy tuffen Hunsdon en Hauwaart. De Prins Dol- fyn, zoon des Hartoghen van Monpenfier, tuilen den Graaf van Leycefter en den Prins van Oranje. De Schout van Antwerpen, Markgraaf des Lands vanRye, met ongedekten hoofde, en de roede des gerechts in der handt. De Baroen van Meroode, heer van Peterfum, bediedende te dien daaghe 't ampt van Maarfchalk van Brabant, en draaghende een bloot zwaardt voor den Hartogh. De perfoon van zyn' Hoogheit, omringt van de drie fchut- teryen der ftadt, als lyfhoeders. Graaf Maurits van Naflau , zoon des Prinfèn van Oranje , tuften Graaf Philips van Naffaujohans zoon, enden Engelfchen Baroen Cheffeldt. De Franfche lyfwacht des Hartoghen, en de lyfwacht des Prinfen van Oranje. Ten laafte de twintigh burgher vendels, in voeghlyke ordening. Zes Antwerpfèhe Eedeluyden naamen den Hartogh waar aan de poort, met eenen heemel van gekruyft gouwde laaken , en droeghen dien oover zyn hooft, door ftadt . Alle ftraaten , tot aan de huyzing zyner Hoogheit, naamelyk Sant Michiels kloofter, zaghmenbe- heynt met gewaapenden onder hunne vendels •> de markt, en andre ruymteri, geftoffeert met gelyk volk in flaghorde. De triomfbooghen , ftellaadjen, opfehriften, vertooningen van leevende en andre zinnebeelden, flaandeop de hoope zyner heylzaame regeeringe, waaren meenigherley in vondten be- diedzel, en blaakten van konftigh fieraadt zonder eenighe fpaarzaamheit-, hoewel de kortheit van zes daaghen toeruftens het noch braaver uitfteekender werken belet had. Maar met klaarder glans verhelderd' hem als ey ghe groot- daadigheit, en de eerfte en opperfte oeffening van't vorftly kampt, dat hy aan twee oft driehondert bloote hoofden, gebannen om misdryf, die, zich houdende aan een' koorde , hem volghden, en om genaade riepen , ver- giffenis bewillighde. De Herauten, op de kruysweeghen, en elders, oopen- den nu en dan de handt, zaayende van 't voornoemde geldt. Waar hy verby leed , fcheenen de geevels zelve hem toe te lachen, uit de ooghen der vrou- wen en joffrên van alle foorten, gepropt in de venfters. Met het vertoeven aan elktoonneel, daar dan de trom petten > fchalmeyen, kromhoorens, en ander fluytfpel, opklonken, floot de nacht eer hy tot Sant Michiels raakte. Maar 't licht der lampetten, toortfèn, teertonnen verheeven tot aan de daaken» vuurwerken op de toorens, zulx de ganfche ftadt fcheen in vlam te ftaanj maakten dat men geenen dagh mifte. Zoo haaft als hy oover den drempel van 't kloofter was, werden teffens twintigh oft dertighduyzent handtbuflèn afge- fèhooten. Hiermee toogh yder t'huyswaarts, behalven de geenen die waaken moeften: en vond zich alles, in min dan een halfuur, uit de waapenen 5 gelyk zy'smorghens, met wondre ftilte, binnen dentydt van een uur, daarin ge- koomen waaren. Toen gingen ook d'andreHeeren, elknaazynherberghj en tweemaals rondom de ftadt, al 't grof gefchut los. Den tweeè'ntwm- tighften der gemelde maant, deed de Hartogh , op zeeker groot toonneel |
||||
X P E R N ED E R L A N m CHE Hl 5 T O R \ E N. %o9
voor'tRaadthuys, eenen bezondren eedt aancfeftadt) ontfing weederzyde- X.£Jfci
linx dien van deMajeftraat en Burgheryj Het echter een deel gelds ónder de - -ü gemeente werpen ; enkeerde, daarnaa, met oovertalligh gezelfdiap, op m,« - >w 'tRaadthuys daar zy met koninklyk banket, enuitgelaatevroolykheitpnt- a--^ ■*-»»* haalt werden. Ten naaften daaghe naamen hun affcheydt de Engelfche Hee- " ;U ren, aanbiedende den Hartooghe en den Landen alle gunft en goed willigheit yan weeghe de Kooninginne. Als men door deeze drokheeden was, braght u de Prins van Oranje, voor zyn' Hoogheit, de gemaghtighden der gezuy verde D* &•.«
kerken, die haar alle gelukzaalighcit van regeering toe wen fchften, met aan- Wgtyigh^ bieding hunner onderdaanigheit, en beede dat zy, naavolghende de voetftap- d.m der >,: pen van haaren grootvaader Kooning Franföys.den Eerften, ~ de weetenfchap- ^7°T" pen en leeraars der zelve,voorftaan en koeftren wilde. Waarop zy antwoordde wenfchen zeer verheught te zyn, door 't fpeuren van zulk een' eendraght t'haarder ont- denUai- fankenis*, datzy, hoopende hunne hoope te vervullen, hen, neevensd'an- loogbege- dre Landtzaaten, in haare befcherrning nam; begeerende te volharden in de (*fe gunfte, die zy van ouwds den luyden van letteren toedroegh. Wydersals 't quam tot het doen der weederzydighe eeden, van den Hartogh, en van de • • — gemaghtighden der andre Landtfchappen; zoo werd zwaarigheit voorge- zwaarn- wendt by de Hollandfche, Zeeuwfche, e-n IJitrechtfche, als niet gelaft daar- hek W_ toevan hunne meefters, om reedenen die de zaak vordert dat wy althans ont- maakt'in louwen. Wy hebben, daar 't tydt was, vermeldt, hoe quaalyk den Staaten, 't uveer en deezer drie oorden aan Franfchen ooverheer luftte; en hun befluyt in Lente- dm ^em > maant des jaars vyftienhonderttachtentigh genoomen, van daartoe te beroe- £ ,fe]an pen den Prins van Oranje. Echter hadden, om d'andre geweften niet fchuw J r-L*1' te maaken van 't werk met Anjou, de gezanten uit den naame van Hol- e%t)Wecht. landt en Zeelandt, meede geftemt tot het verdragh aangegaan in 't Pieflis nee- Öewam- ven Tours, en bekraftight tot Bordeaux-, doch bedongen by het dertiende om.' punt, dat deeze twee geweften moeften blyven gelykzyjeeghenwoordelyk waaren, in 't ftuk van den Godsdienft en anderszins -y hoewel zy, in zaaken roerende de munte, oorlooghe , fchatting , en voorrechten tuften de Lan- den en fteeden , zich zyner Hoogheit en der Algerneynfchappe zouden onderwerpen , volghends de verdingen en handelfluytingen , gemaakt oft ftoch te maaken by gemeyn goeddunken der breede Staaten , naar den voet der ouwde gewoonten en vrydoornen. En men meende met het woordt Anderszins, het gezagh, dat den Prinfe, famt het recht, dat, om't zelve te mooghen vermeerderen, deezen Landtfchappen toegeftaan wasbydeGent- lclie Bevreeding: hoewel zeer weynigh perfoonen, die ter vergaadringe der Hollandfche oft Zeeuwfche Staaten vericheenen, van dit geheym wiften .Ook was dit, voor 't lluyten des handels, den Hartooghe alzoo beduydt •> en hy daarmee te vreede ge weeft, beloovende den Prinfe, die uitlegging te laaten ftadt grypen, by twee bezondere * Weederbrieyen i aan de welke, bevordert f . , . door Aldegonde, zyne Doorluchtigheit nochtans geen genoeghennam. Nu ven. hadden de Staaten van Hollandt, tot Amfterdam, op den vyftienden van De uoüan- Lentemaant des jaars vyftienhondert eenentachtigh , zyner Doorluchtig- den bad- heit aangebooden het opperbewindt, te voeren , niet op 's Kooninx als den den voor heene, maar op haaren eyghen naame. Ende hoewel de Prins > dat Frinfe „ Pas, kleene geneeghënheit daartoe toonde, dringende op 't huldighen van 'ƒ hooiyf* Anjou •, zoo had hy nochtans, op den vyfden van Hooymaandt des zelven ewm jaars, voor zoo lang als de krygh zoude duuren, daarin bewillight,., Hier ^ Je °P:> voorts , waaren, van de opdraght by de Staaten, vand'aanveyrding voerenop by den Prinfe, brieven gemaakt •■, en de eeden gedaan op den vierentwin- &pen ej- "ghften der zelffte maant, ter eene zyde by zyne Doorluchtigheit 3 ter gben Yyy 3 andre mm*
|
||||
8io. P. C, HOOFTS NEEGENTIENDE BOEK
ifHz. andre by de gemaghtighden des Eedeldooms , en der fteedcn Dordrecht
De voor- Haarlem , Delft, Leyde , Gouwde, Rotterdam , Gorkum, Schiedam * neemljkfle ^Tid, Schoonhooven, Alkmaar, Hooren, Enkhuizen, Eredam, Monnik- |
||||||||
, v " kendam, Purmerendt: al de welke, tot bewys van dien, hunne naamen ge-
reseeringe. teekent hadden, op den rug huns briefs, die niet vermaande van Amfter« Die van dam, Woerde, Ouwdewaater, Muyde, Naarde, Weefp, Heusde, Geer-
uitrecht truydenbergh . Noopende de form der aanftaande regeeringe , begreepen marden beyde de brieven zeekre alalleensluydende voorwaarden: waaronder deeze in
met het be- wightigheit uitftaaken. 'DatdeTrins, zonder verlof 'der Staaten , zouw roepen des mo0gjoen bezetting leggen in alle plaatfen daar 't hem goedt docht e. T>at hem h t \ h cvry fton^e' a^s 't no°dt deede, de Ampt mannen en Wethouders buyten 's tyds eez,a?h by te verwiffelen met kennis van zaaken en van 't meefle deel der vroedfchap mangel van van de plaat ze, zonder verkorting der voorrechten -y aide welke hy in kracht eendraght. hadde te houden, uitgezeyt de geene die by den Hartogh van Aha, oft zy« De Rol- ne naazaaten in de Landtvooghdye, fint het begin der waapeninge van Hol- landers landt en Zeelandt, verleent waar en . 'Dat hy belangende den Godsdienß, adenbe- ai/eenijfc handt haaven zouw den gezuy verden -> doch niet gehengen, dat yé~
l£ i. mandt, geloofswéeghe, ondertafl , gemoeyt, oft beleydight wier de. Met de delen van Staaten van Uitrecht haaperde 't ftuk eerft aan twift in'traamen van't geen opdraght zy op den Prinfe befpreeken wilden j daarnaa aan andre toevallen. Maar voor altoos, die van Hollandt waaren allenskens verder gefchreeden , raadzaam vinden- en onder ty- de, zyner Doorluchtigheit, zonder bepaaling van tydt, de hooghe Oovrig- tel van }leitj onder den ty tel van Graave, volkoomentlykoptedraaghen; en had- Graave. ^^ dienaangaande, met haarbegoft te handelen: oordeelende de wereldt- üt\ echw klinc%ne luyden, dat het den ganlchen Neederlande tot nut, en derFran- ver(preehen ^cne magnt tot eenen breydel dienen zouw, indien d'andre geweften, wen korden men 't hun te zuur maakte, de hulp der Hollandfche Bondtgenooten, on- Prinsom gezwicht van uitheemfch geweldt, t'eenen toeverlaat hielden. Inditge- den Kar- wricht nu der dingen , op dat de weyghering der gemaghtighden van Hol- tooghe te ]andt in d'andre geenen afkeer van 't huldighen des Hartooghen baarde, l'w're.'h lieten zy zich ooverreeden door den Prins, tot leefting van den zelfften tedt; befielt naa ^at zYnc Doorluchtigheit van hem verkreeghen had eenen bondigher vanonge- * weederbrief, meldende, Hoe zyne meening nooit geweeß was, de Gent- ■ houdenü. fche bevreeding , oft zyne beloften gedaan aan den 'Prinfe, eenighszintdoor * Ren- 't verdragh van Bordeaux te verachteren -, nochte dat hy althans verftond,
verfaal- de Staaten van Hollandt, en Zeelandt, en Uitrecht, zoo hunne gemaghtigh- brief. den zich tot zweer en neevens d'andre voeghden, voor der daardoor te 'Ver- flicht en , dan tot eendraght in't voeren der oorlooghe , opbrengen huns aan- deels in de kof ten der zelve, gelyken voet op 't ftuk der munt e, en 't handthaa- ie van qJen onderlinx van de vrydoornen, rechten, en gewoonten der Landtfchappen ■ doen veen De Uitrechtfche gemaghtighden, echter, bewillighden in geene beloften manfihap; van manfchapj en ftonden alleenlyk oover 't beèedighen der andre, onder nochte die fchriftelyke kennis dat hun zulx tot geen naadeel zouw ftrekken. Zoo dee- van Gel- den ook de Gelderfche. Die van Ooveryfïèl, en die van de Ommelanden? derlandt, vonden zich toen in de vergaadring der Algemeyne Staaten niet. Doch die op dat pas; van Gelderlandt ooverquaamen , op den derden van Grasmaant, met An- P*ar. jou, en naamen hem aan t'hunnenHartooghe, en Graave van Zutven. De daarnaa Staaten van de Groninger oft Vriefche Ommelanden tuften de Eems en de Desgehx Lauwers, erkenden hem, daarnaa, meede voor hunnen Heere-, ontfingen
die van de den zynen, en deeden hem hunnen eedt, door hunne gemaghtighden: waar-
ommelan- af, op den twaalfden van Zoomer maant, brieven verleeden werden, inde
den. welke hy zich, onder andre ook den ty tel van Graave van Hollandt en Zee-
; lande
|
||||||||
DER NEDERLANDSCHE HISTORIEN. 8n
landt toefchreef. Oover al dit geloofden de Spanjaards noch niet, dat Oran- 15-82,
je het recht meende met den Harfogh -, maar Hechts war tuflèn Vrankryk en Spanje zocht, denkende midierwyl diep te wortelen in 'tbewindt, en dat hem geen' geleeghenheit faalen zouw, om, tereene tydt oft, ter andre, de Franibyzen te lchuppen , Ende het fcheen zeeker niet veyligh voor Enge- landt, Vrankryx verheffing door't aanhechten van Neêrlandt te gehengen > ook geen oorber voor Vrankryk dien wasdoom aan de Engelfchen toe te fhan -, nochte wenfchlyk voor eene van beyde die kroonen , dat de Span- jaardt weeder meefter wierdej jaaraadzaamer voor Spanje zelf, te lyden dat hier de Prins , dan het een oft het ander van twee zoo maghtighe volken heerfchte. De zorghen der nieuwe Vorftlykheit naamen haaren aanvang met een verzoek op dePrinfen van Oranje enEfpinoy, famt hunne byzitters in De Har* Raade om oopening van 's Lands zaaken, en aanwyzing van wegh tot het togb ver- herftellen van den Staat. Waarop die Heeren by gefchrift vertoonden, &»e$oo- 'Dat nochtburgherlykbeflier, nocht Rechtspleeghing, nochtkrystacht, flreek \tmn& van houden konden, daar't aan eetrouw en boezem van eemeene penningen* man- 1n s geide. Vat de Jchattingen met behoorlyk en eenpaarlyk gemt werden. Dat van muei men een'lyft van'tvolk, enooverßaghvan dehflen des oorloghs behoefde te om den maaken, om f eiker maant op de bet aaiing te paffen. 'Dat men moeß zien af fiaat te te reekenen met de kry s luyden, enhenby verdraghte paayen -y ook beet er orde berfieUent te raamen, teeghens den aanflaanden tydt, te beginnen met den eerflen van waaroP by Grasmaant. Hoe men 's Lands inkoomflen zouw vermeeren mooghen , by ^richmg verfcheyde manieren, die zy te kennen gaaven. 'Dat men, gemerkt de fier- W& t' ke toerufling des vyands, diende fzynen weederfiandt êen heyr van de troepen die in V Landt waar en op de been te brengen, terwyl d'uitheemfche verwacht werden: en naardien dit niet doenlykviel, zonderden knechten eenmaant', den ruit er en anderhalve maant folds aan te tellen j zoo behoorden de Landt- fc happen, die hun aandeel in de bewilghing van Oeflmaant leftleeden noch niet hadden opgebraght, veyrdighlyk, in afflagh van dien, twee maanden fch at ~ tings te verfchajfen. 'Dat tot de achtbaarheit en vordering der rechtsplee- ghinge vereyfcht werd het weeder infteUen des groot en Raads vanMechele ; oft anders 't vermeerderen v an* t getal der ge enen, die reedsgenoemt waar en om te dienen in den heymelyken Raadt. Hoe 't hun noodigh docht, tot weering van allen omkoop en zydgangen, de luyden van den Raadt van Staate , van den Heymelyken, van dien van de geldmiddelen, en hunne onderworpelmgen, jaarlyx te voldoen van hun wedde j 't welk men zoude mooghen vinden uit de Geejllyke goedren, oft anders, tot minfie quetfingder gemeente; 't en waar e de Staaten zich eerftdaaghs voeghen wilden tot verhooghing der Vorfllyke haa- ve, op dat de betaaling der voorzeyde Ampt luyden, zommighe der welke oover achterfial van vier, vyf, jaa zes jaar en klaaghden, daaruit vervallen wier de. DeHartogh , naa't ooverweeghen vanden inhoudt, ftelde, om't gevoelen der Staaten op elk punt te verftaan, 't gefchrift in hunne handen -, en dat ( gelyk hem de tong aardigh gehangen was ) met oovervrundtlyke aanfpraak, die niet aafemde dan leevendighen yver tot louwtere gloory, te verdienen door 't betrachten van zynen plicht en 't heyl des volx, dien hy zy n bloedt ten befte bood. De Roomsgezinden, hebbende nu eenen Heer van 't zelffte ge- De Room$> loof, gingen hem aan, omvryé oefFening van Godsdienft •, dewyl ze hun, geünden feedert acht maanden herwaarts, meeftendeels was verbooden geweeft. Toen verdoeken oopenbaarde zich de kommer van 't regeeren eener tweedraghtighe gemeente, v7e oeue" in een* zaak, die nocht voeghlyk van hem geweyghert kon worden, nocht j}U^nen Mgewillight zonder den grootften hoop.der burgherye te mishaaghen. By Godsdienß deMajeftraatj en al deleeden van Antwerpen dre*efhyeevenweldeur, dat, aanzyn Yyy 4 in Hoogbót,
|
||||
8ta E>*CJ HOOFTS •NEE-GENTIEN^DëV'BOE'K
in de kerke van Sant Michiels kloofter, die hem geoopent was, alle Rooms- gezinden, hebbende de hafte driejaaren in der ftadt ge woont, zouden moo- ghen verfchynen zonder waapenen j mits afzweerende te voore den Kooning van Spanje, én eedt doende aan zyn' Hoogheit en de ftadt -, zonder ook elders hunnen Godsdienft te pleeghen, dan naar luydt der voorgangene keure. Maar elk bykans bleef voor eerft uit de Mis, ombuytendieneedtteblyven. Daar- naa, allenskens verftout, quaamen zy onbeëedight te kerke. Dies drong men op den elfden van Grasmaant, d'onwillighen tot het zweeren, by ftraffe van tweehondert gulden ten behoeve der armen. Terwylde Staaten op 't boo- ven verhaaldegefchrift raadilaaghden, rypte teeghens den perfoon des Prinfen van Oranje een toeleg, die in deezer wyze befteeken, ter proeve gebraght >, en vergaan is. Johan dlfuncha, Biskay er, gebooren tot Viclroria, en eertyds bewindsman oover de lyftoght derSpaanfche heyreninNeêrhndt, had, fint het verkundighen des haften bans van Philips teeghen den Prins, gemaalt op verfcheyde middelen om zyn'Doorluchtigheit ter doodt te brengen; ennie- mandt daartoe bequaamer geoordeelt, dan eenen Gafpar d'Anaftro, zynen landsman-, die naa veel ramps geleeden by den koophandel, op'tpuntftond om achter uit te vaaren-, zulxgeenftuk zoo oevel oft hachlykfc heen, deshy, verrukt van wanhoop, zich niet willigh onderwinden zouw. De berooyde koopman dan 5 aangezocht by brieven, by booden, van Ifuncha, ontüng ten hafte een bondfchrift geteekent by den Kooning, dat hem ( voerd' hy 't werk uit) tachtentighduizendt dukaaten aan gelde, oft de waarde aan renten be- loofde , booven een' Commandery van Sant Jakob. Naa veel ooverlegsin't hart, te blood om eighen lyf te waaghen, ontdekt hy 't verloop zyner zaaken aan eenen Antonio Vcnero zynen kafjïer, ook Biskay er s met heete traanen; en, als deeze dien gelyke vïoedt van meedelyden afdreeven, verhaalt hem 't gehandelde met liimcha, en Haat acht op zyn gelaat, oft het eenighe prik- kels van bekooring zouw melden. Maar de kaflier, 't zy mits aanftoot in 'tge- weeten s oft om 's gevaars wil, y fii' 'er af. Toen fchiet Anaftro uit, van eenen andren zynen dienaaren landsman, genaamt]ohanJavregui, jongeling van twez oft drieëniwintigh jaaren , kort van leeft * lbmber en ftyfzinnigh van aardt-, die ( zoo hem docht ) wat hy ook aannaam te beftaan, onverfchrikt volvoeren zouw: en vraaght Vcnero, oft hy deezen niet ftreng genoegh tot dtn aanflagh hield. Daarop wenddeVenero voor, dat bedenklykviel} oft men geen' zonde maaken moeft van den onvoorzightighen jongman in zyn kenlyk bederf f e mennen. Toen braght Anaftro by, dat de Prins, door den Kooning die de plaats desgerechts bekleedde, voor weederfpannigh en doods eyghen verklaart was -, zulx eenen yghelyke vry ftond, hem , als wettelyk ver- weezen j om den hals te helpen -, en dat hy hierin vaft ging, hebbende daarop doen raadspleeghen met verfcheyde Godtgeleerden in Spanje. Voorts beveelt hy Venero te vertrekken; roept Javregui, en aanheffende met een' zuchtuit het diepfte der borft getooghen, zeythem-, Zonder te zyn meer dan ver zee* kert van uwe trouw'endeftigheit, gegrondt op Godtvruchtighen yver, ik zou- de my 3 in deezen droeven fiaat der gemeyne en myner bezondre zaaken fuwaarts, niet heer en. Ghy ziet myri ooghen roodt en gezwollen, en kunt s zoo ik. achte , de oorzaak wel afmeet en. Want al oover een'wyl heb ik gefpeurt, h,oe wee u*tboenen onzes Kooninx, end'ellende van dit geweß doet, datwy-> hoewel gebooren in^ Spanje, 'voor onz tweede vaaderlandt houden. Hoe ghy u que/t in 't ongeluk jdat my buyten eyghefchiddt, door bankbreuk van andren oo' ver komt, ismy ook welgebleeken. Lang heb ik vergeefs naa eenigh oopen rond- om gezien: nu vertoont 'er ons de Heemeleen, waardoor ghy uwen Kooning j I iim vaaderlandt? en my tejfens^ uit deeze doolhooven van beroerten en benaw^
,; '. heden |
|||||
Men be-
lieft bun op voor- waarde van den Spanjaart af te twee- ten . Daarkoo-
men zy noode aan : dies wor- den 'er toe gedrongen . Toeleg op
'tleeven des Trinfen Van Oran- je, door lan Iavre* gui,' |
|||||
DER NEDERLANDSCHE HISTORIEN. 813
heeden redden kunt. Denkt eens om den vlecht er en aanfokker der zelve -s om 1 f8 2.
Hen Oranje: dieeerftGoode, thanszynen Landsheere, trouw brak. Denkt, hoe hy , rechtelyk gedoemt daaroover, zich vervorderde, met mtgeeven van dat lafierlykfchrift, de Kooninklyke eer en achtbaarheit te vertreeden. Denkt hoe hy eyndtlyk de Neederlandfche zielen, betoovert door zyn' gemaakte meê- waarigheit, tot inhaalen van vreemden Vorfle vervoert heeft. Deeze eedt- fchender moet van kant. Staatlyke belooningen heeft daartoe de Kooning ge- fielt . Maar door deeze, die nochtans ten aanzien mynsr en uwer geleeghenheit niet te verwerpen flaan, word ik niet zoo zeer beweeght, als door aantuyghing <ijan 'tgemoedt, dat ons vuydigheit, jaa trouwloosheit verwyt, indien wy ee- nen tier an , Gods en der menfchen vyandt , gebooren tot uitrooying deezer handtfchappen, langer in 't leeven lyden. Hier zweegh hy, beiproeyende, aelyk voor heen, zyn1 wangen: en ziende den knecht, eer die eens kikte, met onverdraayde ooghen, en ganfchen aanfchyn, 't fchelmftuk belooven, knelt hem tuilen de armen. Daarop berftjavregui uit, met onbedeesden mondt: Hier hebtghy mygereedt. Niet van heeden oft gifier is 't, dat ik dit in mynen boezem brouw. Althans gemaghtight tot denneèrflagh, wil ik 'er flux mee deur j my kreunende des gev aars eeven luttel als der voorwaarden, daar ik niet op dingt zynde verzeekertte fl erven. Raamtmaar wat beftdienen zal', een* kling oft een finkroer. Ik, ongewoon 't vuurwaapen te handelen, zalwiffer met de dag treffen. Myn eenigh verzoek op u, is dat ghy, 'm uwe gebe eden, mjnen geeft zynen Schepper aanbeveelt -, envandenKooning verwerft, dat hy, zorgh draaghende voor mynen ouwden vaader, hem zyne korte daaghen in geen' flordighe armoe laat' eyndighen. Hier viel hem Anaftro dus in zyn* woor- den: Oloflyk voorneemen! O braave ruftigheit! Dan ik wilde wel, dat ghy beeter uitgang hoopte, en degloory te genieten, die zoo eedeleen' daadt zalkroo- nen. Schept dit vertrouwen uit de kraft van 't Heylighdoom, dat ik u leevren zal. Toen geeft hy hem een taafelboexken, en eenighe brief kens, gevult met gebeedekens, en belofteniiïèn van vaften, beedevaarten, ryke fehenkaadjen aan Chrift- en Mariebeeiden, indien hy te lyf bleeve. Zeeker gefchrift, om in geval van vankenis te dienen, voeght hy booven al hierneevens y belooven- de by 't zelve, uit 's Koonings naarn^ dat de ftadt alle wenlèhlyke voorwaar- den van zyne Majefteit verkryghen zouw, zoo de Majeftraat zich heuslyk droeghe teeghens den handtdaadighen. Met deezen toeverlaat gordde hy liftelyk het opzet van den raazenden gezel, op dat het, met flaauwen der eerfte hitte, 't welk gefchaapen was in berouw van zoo reukeloos een erbieding te eyndighen, hem niet quaame t'ontgl yen. De ftoutheit dan, geblinddoekt van oovergeloof, en geftyft door aanblik van ftraffeloosheit, bleef fteegh: en daar werd befremt, tot d'eerfle quetfuur het finkroer te gebruyken. Javregui voorts, beloerende zyn' ftonde, befloot, den achttienden vanLentemaant, eenen zondagh , dien de Chriftlykheit beveelt met Godtzaaligh ruften te vieren, door zoo heylloos een werk t'onteeren. Anaftro, hebbende den Am- miraalTreslong diets gemaakt, dathyin haafte naa Kalis reyzen moeft, om zyn bederf te verhoeden, door 't berghen van veele goedren, die anders, mits 'tooverlyden zyns bewindsmans aldaar, volghends de rechten van Vrankryk aan den Kooning vervallen zouden, ging hem voorichry ven af, aan den hee- revanSweevezeel, zynen Steehouder totDuynkerke-, en vertrok, opdinx- dagh} den dertienden der maant, uit Antwerpen derwaarts, oover Brug. Ten gezettendaaghe bieghttezich d'ander aan eenen AntonisTimmerman, Dominikaaner Monnik, gewoon ter Huik Mifïè te doen in 't huys van Anaftro* en voeghd' 'er in 't left by, wat hy teeghens Oranje in den zin had. Timmer- man prees het ftuk, mits dat hy 't, zonder zucht tot eyghe baat, ter eere Gods, en
|
||||
814 P. C. HOOFTS NEEGENTIÊNDE BOEK
en ten gemeynen nutte des Koninx en vaaderlands aanvinge. Hebbende
daarop, quytichelding van zonden, en 't misbroodt ontfangen, beveftighd'hy weederom zyn beiluit aan den Monnik 3 dronk een' teugh Malvazey s; en nam zynen wegh naa de huyzingen der afgebrooke burgh 3 daar de Prins geher- berght was. Dees, desuchtents ter preeke geweeft, hield nu zynmiddagh- maal, in 't oopenbaar op de groote zaal, neevens zyn' kindren, met de Graa- ven van La val en Hohenloo, twee zooiien van Graavejohan van Nafïau, de Heeren van Bonnivet en Pruneaulx. Naa 't opneemen der taafelen, als hy, omringt van Heeren en Eedelluyden, naa zyn1 kaamer ging, neemtJavregnj, genlengt onder deftoet, met de bus onder den hoedt, zyn' Doorluchtigheit waar; enjaaght haar eenen koeghel onder 't rechte oor in, diedoor'tgehee- melte des monds, beneeden 't llinke kaakebeen, met breeken van eenen tandt, uitquam. Mits oovermaat van kruydt, borft de loop, en bezeerde zynen duym. Daar zyn 'er, die melden, dat hy echter niet liet naa zyn' dolk te taften. Maar, 't zy uit zorghe daarvoor, oft uit onbedachte heevigheit, eenighe hof- jonkers braghten hem ylinx twee oft drie rappierfteeken. De Prins, bedodt door den ftagh } zoo hy feedert vertelt heeft, meynde in 't eerft dat 'er een ftuk van 't getimmer ftortte: daar naa bezweek hy, met verdonkringvangezight; en werd alzoo van de omftanders gefthorft. Thans, koomende allenskenstot zich zelven, en bevroedende ? aan 't gerucht, en den brandt in zyn hayr, wat'er gebeurt was, riep, Ik vergeeve hem myn doodt $ [paart den misdaadighe. Dan die was reeds, door de hel bardiers voorts afgemaakt. In 't leyden zyner Door- luchtigheit naa 't gemak, zeyde zy meerwerfs, flaande de ooghen op de Fran- fby fche Heeren, Ach! hoe getrouw eenen dienaar verließ zyne Hoogheit ? De faam terftondt aan't hollen door ftadt. Daar ry ft maghtighe beroerte. Men fluy t 'er de poorten j fpant 'er de kettingen; yder fpoey t zich gewaapent naa zy- nen hoefflagh toe. Waardoor, die beweeghenis eenigher wyze werd in dwang gehouden. Grooter ontfteltheit bedremmelde 's Prinfèn hofgezin, mits arghe- waan op de Franfoyzen; als oft zy, meewuftigh des bedryfs, om den oorfpronk van dien te verduyftren, den moorder, die ook op hunne maaniere geldeedt was, niet uit bobbeling van gramfchap, maar met bezinden raadt, hadden om- gebraght. 'T zelffte bedenken viel op de trauwanten: zulx m' 'er vol oraziens en vreeze was, dat het ftuk, onderleyt by eenen man, met verzaamelt gewelde zouw hervat worden. Hohenloo, derhalven, doet ftrax alle deuren met wille wachters bezetten; de meenighte ruy men, en de geenen daar men aan twyfel- de. De Hartogh was in Sant Michiels kloofter j deezejuyft zyn geboortedagh 5 en, om de feeft van dien te houden, groot gereedtfehap gemaakt, totfteek- fpeelen, banket, en mommeryen, teeghens den aavondt. D'eerfte maare, die hy kreegh, luydde dat de Prins het al afgeley t had. By fter verlleeghen hier door, en zich inbeeldende 't quaadt vermoeden, dat men allom nu teeghens de zynen uitftrooyde, liet hy de vreughdftaatzy vaaren, en zond getrouwe luy- den aan zyne Doorluchtigheit. Deeze, als op haar uiterfte, beklaaghde 's lancls ongeluk, fämt de moey te, befchooren voor den armen nieuwen Vorftj en ver- maande de teeghenwoordighen t'zyner gehoorzaamheit, met aantuyghen dat zy, in dien ftaat der dingen, geenen bequaamer tot hunne befcherming wift. Haare dienaars voeghden zich meeft al ontrent haar: dan haar zoon Graaf Maurits, gaande toen in zyn vyftiehde jaar, maar verreziende booven zyn ouwderdoom, gaf zyner droef heit, hoe groot zy was, zoo veel niet toe, oft hy beleedighde zich tot vlytigh fchouwen van't lichaam des moorders. De bus, dien uit der handt gevlooghen, werd op de vloer gevonden; een' fèheedeloozc dolk in zyn boxen. Voorts had hy oover zich, een' kaars van groen was, een Agnus Dei, eenen Jefuytfchen Cathechismus, 't gemelde taafelboexken |
|||||||||||
I ƒ82.
|
|||||||||||
De moor-
der gedoodt cp heete daadt. Omflelte-
nis f Ant- werpen. |
|||||||||||
Verbuc-
hen van Anjou. |
|||||||||||
en
|
|||||||||||
r
DER NEDERLANDSCHE HISTORIEN. 8i?
en de papieren met gebeeden, eenighe wifïèl- en kundfchapbrieven. Al de i f82.
welke, geoopent en doorzien by den heer van Aldegonde, en bly kende ge- fchreeveninSpaanfeh, de achterdocht, die men op de Franfoizen had, wegh naamen. Immiddels werd de Prins te bedde geholpen, de wonde gezalft, met eenighe hoope van geneezing j dewyl hem gezight nocht fpraak, en, voor al , 'tverftandt niet begaf. Zynde hem ontraaden veele woorden te gebruykeii; fchreef hy met vafte en veyrdighe handt. De groote kropaader vond men af- gefchooten: doch 't vuur, oorzaak dier fchaade, had ze weeder eensdeels ge- boet, toefchrookende de eynden 5 daar anders kleene kans tot Helpen van 't bloedt zou w geweeft zyn. Men bedaard' 'er dan yet wes: en zich moeyende alleenlyk met naafpeuren van de waarheit der zaake, deed den dooden, oft hy te kennen waar, op de markt en een' fchavot, aan een' paal zetten. Door dee- ze en andre naarftigheeden quam zyn naam aan den dagh. Waarop de kas« fier en de Monnik gevangen werden -y met noch etlyke van Anaftroos huysge- nooten, die, onichuldigh bevonden, thans weederom los raakten . Venero, in 't eerft, fpeclde den onweetenden: maar, als men hem't lyk toonde, bekend* hy dat hetjohanjavregui was, en beftorf van vertzaaghtheit. Des andrea morghens kreegh men brieven van Anaftro, uit Brug, aan hem: waardoor hy oovertuyght alles grondigh ontdekte. Timmerman ook, gemelt van hem, zagh met'loochenen niet te winnen, en verklaarde op 't laaft, van gevoelen ge- weeft te zyn, dat elk, met goeden gewifle, den Prins, uk kracht van's Koo- ninx ban, moght ombrengen -, maar, dat hy, alsnu hebbende aandachtelyker daarop gelet, die meyning verworp, biddende de rechters om vergiffenis, en deeze verklaaring te voeghen by zyne voorighe belydenis, zoo zy naamaals wierd' uitgegeeven •, op dat niemandt hem hielde voor geftorven in die doo- ling.' Ten zelven daaghe werd het lichaam vanjavregui gevierendeelt•, het hooft geplant op een bolwerk der Burgh, dat naa 't kiel ftrekte j d'andre lee- den tot vier poorten uitgehangen . De Prins, verwittight dat Venero en Tim- merman derven zouden, fchreef met eyghen handt aan Aldegonde, dat hy hun de misdaadt, voor zoo veel z' hem aanging, vergaf, verzoekende dat men hun , al moghten zy miflehien een* harde ftraf verdient hebben, een* korte en zaghte doodt dcede. Dies werden zyeerft aanftaaken gewurght; Demd~ toen aan vier ftukken gehakt. Die hing men ook ter poorten uit, en ftelde de tpufiigben hoofden op twee andre bolwerken van 't Slot: van waar zy, vier jaaren hier- worden naa, als Parma de ftadt gedwongen had, door de J efuy ten werden afgenoo- &eMf * men, oopenbaarlyk als heylighdoom geëert, eneyndtlyk begraaven. Ana- ftro, totDuynkerke gekoomen, vrundtlyk ontfangen en ten eeten genoo- dight van S weevezeel, verworf gewenfehte afveyrdighing, en eenen tromflaa- glier om vrye reyzbrief tot Greevelinge van la Motte te gaan haaien . Dien bood» verzocht hy te fpoeyen, hem beloovende een goedt ftuk gelds; en Vond, geduurende 't uitzyn der zelven, zich zeer beteutert, van waar dat de bommel pndertuflèn moght' uitbreeken. Bet ooverftreed hem de verquik- kingzyn'anxt, alshy, verbaaft van blydfehap, den weederkeerenden trom- flaagher, in plaats van eenen dukaat, wel dertigh dubble Spaanfche piftolet- ten toeworp. Waaroover de tromftaagher fchalk oogh kreegh, en den Heere Van S weevezeel aandiende, dat de koopman yet fnoods onder de leeden moeft' hebben, en raadzaam waar hem aan te houden. Maar Sweevezeel, tenop- ïnerke van Treslongs gunftbri'ef, ontzaghzich des. D'ander was geen' twee uuren uit Duynkerke geweeft, oft daar quam fchryven van den Ammiraal, <^t men Anaftro zouw in hechtenis neemen, wiens dienaar met een' fcheut des yinfen koonen gegrieft had. Toen verfoeyde Sweevezeel zyn' mffigheit, en deed hem daadtlyk vaneen* vaan paarden, met volle ren, doch te fpaade, naa*
|
||||
816 P. C. HOOFTS N'EEGENTIENDE BOEK
naajaaghen. DeSpanjaardt, in veyligheit geraakt, trok, graaghlyk aannee«.
mende d'eerile en heetfte tyding, voorts naa Doornik ■, en beroemde zich van 'taanftichten der moordt, als eenerdoorluchtighe daadr, by den Prinfe van Parma. Jaa, opgeblaazen met vertrouwen op de kraft zyns vernufts en vroedt- maakens, mits hem gelukt was den dommen quant tot draaven in zyn* doodt te bekallen, waand'hy wonderlyke dingen door gebloemde reedenen te kun- nen verrichten > en vermat zich den Ammiraal van Zeelandt, enverfcheyde plaatfèn op 's Kooninx zyde te trekken, zoo de beloften, die hy haar doen zou- de, byFarneeze, beveftight wierden. DeLandtvooghdt, oft (teilende ee- nigh geloof in zyn fnorken,oft peynzende dat het in allen gevalle niet hinderen kon defteeden te tintelen, veyrdighde, den tweeëntwintighflen van Lente- maant, aan de regeerders van Antwerpen, Brufïel, Gent, Brugge, Meche- le, Ypere, Ouwdenaarde, Duynkerke, Berghen op Zoom, en elwaarts, brieven af: waarby hy hun zyne behulpzaamheit, t'eener genaadighe ver.zoe- ningemetdenKooning, aanbood; alshoopende, dat, metheteeuwighfluy- ten van 's Prinfen ooghen, dien hy voor oorfpronk der gemeyne ellenden fchold, de hunne zouden geoopent zyn. Aan Treslong ook, en den fcheeps- liopmanMartenDrooghe, fchreef Anaftro -, en neevenshem, aan den Am- miraal, de Prins van Parma, zelf. Maar eene ftadt, jaa enkel perfbon niet, die daardoor eenighszins bleek te wankelen. Ten teeghendeele vervloekten zy zoogruwlyk een voorneemen, en ontftaaken, heftigher veel, in liefde tot Oranje, en haat teeghens de Spanjaards. D'eenentwintighfte van Lentemaant, woonsdagh, werd t'Antwerpen befteedt aan vallenen bidden voor zyne ge- zontheit, in alle kerken, met nooit geziene toeloop van menichen: die, hoewel zy met uiterly k lleenen en fchreyen, niet alleen oft des gemeenen Lands, maar elkes huysgezins vaader op zyn verfcheyden geleeghen hadde, bittere droef- heit beweezen, dieper in 't harte treurden. Als 't nu zoo verre was, dat decze noodt verwonnen fcheen, floegh 't 'er fchielyk mee om, en verdween fchier al- le hoope; mits de roove tulTen den vyfden en zeften van Grasmaant, afviel; zujx de ftrotaader, ontfprongen, oover de twaalf ponden bloeds uitgelpte. Boo vendien, toogh men des, om het te verleyden, zy ner Doorluchtigheit wel twee ponden af, zonder dat het daarnaa luy fterde. Want, om de quetfuur be- quaamelyk te fluyten, kon men 't quaalyk pafTen met verbandt; 't welk, ftyf gefpannen de keel te zeer benauwde, ofcpyn en toetoght verwekte -, flappe- lyk prangende, voorde vloedt week. Naaveele middelen vergeefs aange- wendt, ried Leonardo Botalli van Afti, die toen den Hartoghe voor Arts dien- de, datverfcheydeperibonen, elkandren verpoozende, zouden geftaadelyk den duym op het loch houden. Dit drukte met maate, zonder nochtans toe te geeven, en flechts ter plaatfe daar 't noodigh was. En alzoo werd het bloedt allenskens geftremt, by behulp eener wieke beftreeken met rypzalf, en gewen- telt in heffe van gezuy vert kooperroot, dat de Alchymitten Colchotar oft ca^ put mortuum vitrioli noemen. Dit laafte was de vondt van Jofepho Michich van Luca; die nauwlyx eenighe artfenykennis, dan uit ervaarenheit, had, en zy- ne geheymenhTen wiftkonftlyk te doen achten en gelden-, doch zichuitbun- dighlyk queet in'deeze geleeghenheit.'S Prinfen zufter,Graavin van Zwartfen- burgh, verzuymde geenerley plicht van dienftveyrdigheit by hem ■, en zyne ge- maalin, Charlotte van Bourbon immers zoo luttel. Maar deeze, eerft gekrenkt door verfchietenis, voorts afgemat van 'twaaken, viel, mits den nieuwen ïrorrri, dien haar 't ontfpringen der wonde 'keverde, in een' brandende koorts; en ooverleed zeer Chriftelyk, op den vyfden van Bloeymaant, 's morghensj als nu de Prins zynen kerkgang gedaan had op den tweeden, die, verordent tot eenen dagh van dankzegging, met wonderlyken drang van volk ,jookendenaa tge- 4 ^'rs
|
||||||||
IJQ2,
|
||||||||
Parma,
warnende den Prins doodt te zyn,fcbryft daarop aan verfibeyde fieeden : Ook^ aan
Treflmg, Jlmniiraal van Zee- landt : ge- lyk aan den welvent en aan Hop- man Mär- ten Droo- gt- Anafiro
aanflicbter
der moordt', fcbryft. Bidddffb
f Antwer- pen voor 's Prinfen gez,omheu\ en wonder- Ijh^bewjs Van de zMcbt der gemeynte t'hem- waarts. Be krop-
nader ont- fptingt: waardoor by in nieuw gevaar komt: doch wort eyndtljk^ geholpen. Zyne gs-
matlin, Charlotte
van Bour- bon, oover- Ijdt. |
||||||||
DER NEDERLANDSCHE HISTORIEN. 817
Vht zvner Doorluchti'gheit , en met veel weenens van vreughde, geviert 15-82.
%\ Met ftaatlyke uitvaart eener fleep van wel ontrent tweeduyzendt lange DeUndt*
antels , en ongeveynsde rouwe , werd zy op den neeghenden, in de be- J™*»
Jweniskappel der hooftkerke, ter aarde befteedt, enlankzaam vergeeten, £>£
ZL 't naa leeven haarder deughden, die zich met alleen haaren eegenoot, maar vm ym_
?Hr haaren geèyghent hadden. Alsdegemoedenwatbezaadighdenvandeeze raadtj m
|
||||||||||||||||||||||||||||||||
a
oi |
fl- lteniflen, voeren d'Algemeine Staaten voort met raadtflaanop 's Har-
te dienen
|
|||||||||||||||||||||||||||||||
,epfl voorftel- en beflooten, dat de Heeren van den Landtraadt zouden ah Raadt
lieU VU > „,__ ______________»TT__*1__'t._««.Jan „»„ Ct.Mf«
|
||||||||||||||||||||||||||||||||
ilL
|
||||||||||||||||||||||||||||||||
t
|
u„™>n in dienft, als Raadsluiden van Staate neevens zy n Hoogheit, voor den w» »««
^vaneen halfjaar, ingegaan met den eerften van Sprokkelmaant, enby £***. |
|||||||||||||||||||||||||||||||
maanierc van vwxi•»•»—-,------------ , n n. j uienwon
ïfridt van eenen algemeynen ontfanger, en van fchatmeefters ter weederzy- ^ ^
r nderMaaze-, zonder een' kaamer van beeden oft fchattingen op te rechten. dcï mloo_ 'T belevdt des oorloghs zouw geheel aan zyn' Hoogheit ftaan. Doch die van ghe beV00m Hnllandt voeehden daarby, dat het oppergebiedt in deezen, binnen hunne Urn doch Tn/en, famt die van Zeelandt en Uitrecht, by den Prinfe van Oranje te bly- mmUndt, |
||||||||||||||||||||||||||||||||
ven hadde, volghends de Gentfche Bevreeding. De fom van
|
vierentwintigh
|
Zeelmdt ,
|
||||||||||||||||||||||||||||||
Lnen fchats iaarlyx, belooft aan den Hartooghe by 't verdragh
|
van Bordeaux, «£"<*
|
|||||||||||||||||||||||||||||||
werd verhooeht tot dertigh tocj daarenbooven, nochingewfthght vyftighduy- ^^
*endt eulden ter maande, voor een halfjaar. Waaroover meri hemenden mlghing T andtraade in handen ftelde* de geley- en verlofgelden der inkoomende en vanfibatm mtaaandekoopmanfehappen, en, tot verzeekring dervoorzeyde maantlyke ting Lfifhuloe de middelen der vertieringe van wynen, bieren, gemaal en graan, Con- en beften oorbaar1. Des zouden die van Gelderlandt, Uitrecht, enOover- I~
vffel, voor drie maanden, ingaande met den eerften van Grasmaant, alleenly k &^ kraaien hun aandeel in de gemeene laften als voorheen Die van Hollandt, vindende geenszins geraaden onder d'algemeyne middelen de hunnen te ver- mensen, nochte daarmee den Hartogh en Raadt van Staate te laaten bewor- den floUen voor, by form van goeddunken, dat de geweften wel zouden moo2henÖbeftaan met inbrengen hunner middelen van ileete, tot yervalhng vandevyftiehduyzendt gulden ter maant-, maar elk behoorde geftcit te wor- den od zyn aandeel in de tweehondert vyftighduyzendt gulden ter maandt, |
||||||||||||||||||||||||||||||||
die dertigh hondertduyzendt gulden in 't jaar maakten-, en daarenteeghens
tegenieten 'tooverfchotder*geley- en verlofgelden, bopvende aften,de- wyl de Hartogh, tot het voeren der oorlooghe, zoo te waater als te lande, J |
* Con-
en en ïcenten. |
|||||||||||||||||||||||||||||||
meer niet van hun altzaamen dan dertigh tonnen goiids te eyfehen had. mïght
Noopende 't ftuk des gerechts, in byfter verloop geraakt, mits de dwerre- oïde> m line der tvden en 't verwikken der landtzaaten by den krygh , en zonder- madeï m line mits het ftaaken der Rechtspleeghing van den grooten Raadt van oftfiuK Mechele, en van den heymelyken, door verfcheyde toeva len, vond men *rft*fc goedt, dewyldeLandtfchappen noch met hadden kunnen befluy ten , wat &* plaatfen en Laken aan 't eyndtoordeel der zelve Raaden f onderwerpen * ftonden , alle dingtaalen, daargebraghtby* Beroep, voordiereyzeteher- *PP zeynden naa de geweften waaruit zy gekoomen waaren , om gefleeten te worden by de Rechtshooven aldaar, oft by andre perfoonen, te kiezen door deOoverheit, op benoeming van de Landtfchappen. Tot uitwyzing der zaaken, gekoomen, oft moetende koomen, zonder beroep, ten eerften ge- dinP-e, voor densrootenen den heymelyken Raad, zoude zyn Hoogheit, uit tweeëntwintig perfoonen te benoemen by d'Algemeine Staaten, zee- ven Raadsluyden kiezen-, dewelke ook te vonnifTen hadden oover alle an- dre zaaken, die, naat de voorrechten en gewoonten van de Landen, tot Zzz sVor»
|
||||||||||||||||||||||||||||||||
8i8 P. C. HOOFTS NEEGENTIENDE BOEK
i f 82. 's Vorften eyghe kennifïè (tonden. En de gemaghtighden der geweiten zou.
Hooghe den by hunne meefters bezorghen, dat de benoeming gedaan wierde binnen
Raadt van drie weekeri naa 't fcheyden der vergaadringe -, oft, by mangel van dien, zyn' gerechte, Hoogheit mooghen voortgaan met kiezen, uit de genoemden oft anderszins Mgefielt by £)eeze benoeming lieten die van Hollandt te loor loopen, vreezende's Lands HÜ^dt gerechtigheit ^aar DVte verkorten5 en {telden zelf, in deezen jaare, eenen op'sPrinfen hooghen Raadt van neeghen perfootten in, op naamen des Prinfen van Oranje) naam. als beroepen tot de hooghe Oovrigheit. Geduurende deeze beezigheeden De Bur~ t'Antwerpen, m*et het fchikken der algemeyne regeeringe, naamen zich t'Uit-
gherhop- recht deBurgherhopluyden, en etlyke poorters, de zorgh aan, van de zaaken in lujden en dienoordt, tot bondigher orde te brengen. Hiertoe begeerden zy voor al, dat %ommigbe jiet zjtten der geettlykheit onder de Staaten afgelchaft wierde,gelyk in Brabaat V°orter*m en verfcheyde andre Landtfchappen gefchiedt was. De fteedïche Majeftraat, moeyen ' erduchtende de gemeente, ftond het toe. Maar, de Geeftlyken alzoo uit hun z,kh met recht te zetten had geen' kleene zwaarigheit in -, en de Prins 't zelve verzoek, in het her- den jaare vyftierthonderdt tachtentigh afgeflaaghen : waaroover men gemagh- vormen tighden aan zyne Doorluchtigheit Ichikte. Eindtlyk verklaarde de Landtraadt der reget* aan d'Ooilzyde der Maaze, op den vierden van Grasmaant, %)at, totwee- rm&e' der zeggen van den Trinfe toe , de vyf kapittelen zich voortaan met geen' van vk - Landt zaaken te moeyen hadden. Maar deVroedfchap van Uitrecht zoude, reimen u^ a^ ^e Kanoniken, benoemen tien oft twaalf-, wel vertrouwbaar, en van uit den den hervormden Godsdienfi, oft toegedaan den zelve5 om uit hun* by de Geefiljken Ridderfchap ende fleeden^ zes oftacht gehören te worden, die'teerße lidt staat, die, der Staaten hadden uit te beelden. Welke *gekoorelingen zouden geacht wor- als weply* ^en voor wereltlyke luyden, en 't 'Pausdoom en den Spanj aardt af zweer en. ke lujden j £)eeze uitfpraak is bekraftight bydenPrinfe, op den veertienden van Hooi- tenvoo t- maantj enfint achtervolght totnochtoe. In de winterfche daaghen was wey-
den uit- nigh verricht met de waapenen. Verdugo, uitgelokt door de vorft, in'tieft beelden, vanLouwmaant, had heftelyk beiprongen een' (chans, onlanx gefticht by *Geëli- den heer van Nyenoordt, door laft van Meroode, totOldeborn, omdeZee-
geerde. ven wolden te verZeekeren: doch moeten aftrekken met merkly k verlies; alzoo Verdugo die van binnen zich kloeklyk weerden, en eenen fterken uitval deeden. Voorts
poot het was >er ontzet 0p de been; en Nyenoordt, flaande in de ftaart, braght 'er etly- e°en' f Tm ^egevangenen•> en goeden buytaf. De Spaanfchen nochtans voerden magh- tot olde- tighenfchrikomher, met bernen en blaaken, tot dat een fchielyke dooy hen bom. weeder te neft dreef. Gelyke fchaade leeden d'inwoonders van de Maare, door Lem in de Staatfchen, uit Nieuwezyl. In Vlaandre, by Warkoin vingen de bezette-
Arthoys lingen van Meenen yeele treflyke luyden, reyzende onder geley van tweehon- verfibalkt deit Albanoyzen, die verraft en gebrooken werden. In Arthoys had zeeker van de Efanjfch Hopman, genaamt Brave, behendelyk Lens bemeeftert voor den Har- ran\oy- ^^ van Brabant. En de heer van Montigny, berennende terftondt de zelve
'liehe ^ac^t' Was > ^oor ^e bezettelingen vanKaamerik , bedwongen geweeft te
weeder op- deyzen, met af brek en groot gevaar, tot in de voorburghen van Douay. Doch
gegeeven. deinneemers van Lens, thans kraftigher omringt, en quaalyk voorzien van
nooddruft, tooghen daaruit, byverdragh, den eerften van Grasmaant. Op
Aanflatf) den derden deezer maant, werd een aan flaghbeftaan teeghens Naamen, daar
vergeefs de HartOOfiflin van Parma binnen , en de Ooverfte Barlemont te dier tydt op aa- buyten was. De toeleggers voerden zwartgeverwde en gevouwe ladders te paard meê. Maar ftrydigh gevoelen ryzende uit verfchey denhei t van kundt- Mmm fchappen, en vreeze voor 's vyands fterke ruytery in dien hoek, deed hen te SchenKge- mg keeren. 'S daaghs daaraan,werd,door 't volk des heeren van Hooghenlaxen, vangen, die tot Gelder gebood, Martin Schenk van Niddeghem betrapt, alshy, be- |
||||
■w*
|
||||||
DER NEDERLANDSCHE HISTORIEN. 8ij>
/biedt zynde, uit Zanthen, een vrye plaats, en behoorende onder 't Vorften- i f Si.
doom van Kleef, quam. Dit had hy tot zoo goedt een' koop niet, als zyne ge- varikenis twee jaarente voore, toen 't hem gelukt was liftelyk t'ontflippen. Want naa lang zitten raoeft hy ten laafte een hpogh ranfoen betaalen. De Prins vanParma,gaau w in't letten op zyn ftuk,als nu die van Arthoys en Heenegou w, mits'tverdraghtufTen Anjou en d'Algemeine Staaten, voor te hard' een' aan- {toot tfaaghden, verkleende die vrees geenszins, maar gebruyi^te ze tot voor- {braak om den Waaien beeter vroedt te maaken, datd'Uitheemfche foldaaty weeder herwaarts ontbooden diende , alzoo wel hun te geval, als zy t'hunner begeerte verzonden was op hoope van verzoening ook der andre Landtfchap- pen, die althans de Franfoy zen, hunne erfvyanden hadden ingehaalt. Naa deezen tydighen voorftel werd lichtelyk geluyftert: en zy bewillighden niet al- De Waa« leenlyk in zyn verzoek, maar maakten 'er 't hunne van, fchikkende daarmee &»> op ver* johan Sarazyn, Abt van Sant Vadaft, naa Spanje -, die zelf certyds met groote t00&h des heevigheit teeghens 't bedryf des Spanjaarden gefchreeven had, en daarom te Landt~ liever gezien werd by den Kooning, te minlyker verhoort. Philips, beftellende voo£hcis> terftondt zeevenhonderfduy zendt dukaaten naa Neederlandt, beval twee 'ttih- Spaanfche, en tweeltaliaaniche regementen, ten getaale t'zaamen van vyf- beemfcb duyzendt knechten, herwaarts hunnen wegh te neemen -, die nochtans voor krjwlk, het eyndt vanden zoomer niet ooverquaamen. Parma niettemin, begaf zich weeder» 'm 't begin der gemelde maant $ te velde j en veynzende naa Meenen toe, ruk- te, op den achtften, met het heyr voor Audenaarde j daarhy, betrappende B i, eenen goeden buy t van heeften, zich daatlyk van voore en achtre begon te be- „u/n au- fchanfen. Freedrik van der Borgh, Ooverfte alhier; waanende dat het met ernft denaarde. op Meenen was aangezien, had eenigh volk derwaarts gefchikt, dat onder- fchept en geflaaghen werd;zulx hy zich flechts met ontrent vierhundert knech- ten vond. Deftadt, niet groot, maar wel bewalt, enneerigh, leytaande Schelde, in een dal, dat men meeftendeels onder waater kan zetten, en bloot vooreen berghsken; 't welk, zich verheffende twcehonderdt fchrceden van haar, door den belegger met eenigh gefchut, zoo op de kruynals ter halve hooghte, beplant werd, om de huyzen te fchande, en de ftraaten on veyligh te maaken. Hierteeghens voorzaaghen zich de beleegherden met blindingen, ten befte des hun mooghelyk viel. De bezettelingen, onaangezien hunne wee- nighte 5 tooghen, bywylen, moedighlykuiti maar deeden den vyandt luttel hinders, en niet weers genoegh om de weyden te verdrenken, En daar de zel- ve plas laaghen, beholp hy zich met eenighe platte bruggen. Aan den voor- zeyden heuvel had de Opperhooftman zyne wyk met twee regementen Hooghduytfchen van Marthouzen en Lehemberghe, beyde braave Kornellen. Daarceeghenoover, by de ftroom, waar lanx de toevoer van Doornik quam, «gh de Baroen van Montigny met zyn' Waaien: ontrent den wegh naa Gent twee Walfche en twee Hooghduy tfche regementen. De Markgraaf van Rys- burgh, hebbende zynen oordt niet verre van daar, met de ruytery, fcheen 'tmeefte gevaar te zullen uitftaan, indien'er ontzet genaakte; en hield der- jialven geftaadelyk eenighe paarden af en aan draavende, om t'ontdekken wat er moght' opdondren -, meer uit zorghe voor verfchalking, dan uit vrees voor °openbaaren aanval: zynde demeefte maght der Franfoyzen noch niet aan- gekomen . 'S Hartooghen luyden ook , kennende hun eyghen onvermoo- ghen, hadden geenen zin om 't leegher te beftooken. "Wel onderwonden zy zich verfcheyde fteeden t'ooverrafTen: als de heer van Rochepot die van Kort- ryk, d' Antwerpenaars Aarfchot, zonder yets te verrichten. Maar gelukkelyk ^erging een toeleg ontworpen door Robbert van Meroode, heer van Tyant, kteêvooghd van NienhoovesOlivier van dénTempel,Steêvooghd van BrufTel, Zzz 2 en
|
||||||
■H
|
||||||
820 P. C. HOOFTS NEEGENTIENDE BOEK
1582. en denKornel La Garde, op Aalft, daar drie vendelen voetvolx met een'
Aalft 00- Kornet paarden in waaren. De aanflaaghers, paffende in groote ftilte, met de vervallen bezettelingen verzaamt uit de gebuurplaatfen, ter drieënt wintighfte nacht van van de Grasmaant, te twee uuren, voor.de ftadt te weezen, deeden een waapengerucht aatje jen. aan ^ krankfte zyde verwekken. Aan de fterkfte, en den (leen wegh, by de Bruffelfche poort, ftaakenzy, daarentullen, de kruydtvleffen op de ftorrn- hoeden, naamen de lonten in den mondt, met de flinke handt de bufTenop 't hooft, in de rechte de blooten rappieren, en lobberden alzoo ter borft toe door de graft. Toen aan 't rechten van drie ladders, met behulp van eenighe planken. D'eerft die opklom, een ftout foldaat, gebynaamt Kooning, werd doorfchoo- ten. D'andre, daarom niet kreukende, ftyghen aan, en maaken de fchildwache af; hoewel 'er twee ftukken grof gefchuts op hen los gingen. Doch die deeden kleene fchaade. Als 'er tweehondert boove n waaren, daalden zy van de veile ineen groot vlak, daar die van binnen hen kloeklyk beteeghenden * entwee- Gaasbeek maa^ste nigdreeven. Welke fchrik devuurigheit indevolghers verkoelde, verfchalkt en nen draalen deed. Echter, gemoedight door ftrenge aanfpraak, liep 'er een door de deel naa de Bruffelfche poort -, fmeet de wacht doodt, de poort oopen, en een' Kooning^ valbrug neer •, waar lanx de ruyter met de reft van 't voetvolk, binnen quam. [eben. Toen vlooden de fteedelingen naa de markt en 't ftadthuys -, en naa een halfuur Tienen 00- fchutgeveyrts, begoßen genaade te zingen. Behalven de burghers, werden venompelt oover de hondert ibldaaten gevangen > zelf de Steêvooghdt Mouchron, met verlaaten yier Hopluy den, en heer Pieter Aloys Abt van N ienhoove; die, gekreeghen van de van eenen Paulus Karlier, Bruffellchen krysman en den tienden opklimmer, staat[chen. met twee zyner Monnikkeri, vierduyzendt gulden ranfoens betaalde. Ontrent Diefl by tweehondert, zoo fbldaaten als andren, bleeven'er verflaaghen j daaronder kans ver00- zeftien oft zeeventien paapen, by de hooftkerk. Want, wel tullen de drie en ven van de yierhonderdt geeftlyke perfoonen , gelyk ook veel koorens en goedren van paan- Roomsgezinden, waaren, vyfriendaaghen tevooren, herwaarts gevlucht, De Har- uit de naaftleggende plaatièn. De verwinners miften booven vyventwintigh t0gfj m. mann' niet. Tot Ooverfte der ftadt, ftelde de Hartogh van Brabant den heer biedt de van Tyant. 'S nachts daaraan , verfcheenen voor 't Slot Gaasbeek eenighe verlofgel- Kooningfchen, zich gelaatende van Aalft te koomen, om hier den buyt te denden berghen: waarop zy als vrienden ontfangen, en meefters der plaatfe werden. kffopbandel pje v?lR Q^fl- en Heerentals, daarenteeghen, ooverrompeldenenplonder- Met d- ^en dienen. Doch zeekre vendels, die daar laaghen, befchanften zich in een Ook 't ran~ kloofter, en hielden 't tot dat de Staatfchen vertooghen waaren. Een' wyl daar- [oenen van naa» beftonden vyf vendels met drie kornetten, Kooninx volk, by nacht? loopers en Dieft te beladdren -, en hadden, zynde reeds wel fterk oovergeraakt, de poort flroopers nu opgebrooken j als de bezettelingen, hoewel kleyn van getal, met byftandt zonder der burgheren, hun den ingang quaamen afdringen. Zoo trokken zy weeder Ve*je!' nuns weeghs,achterlaatende tweehondert dooden, en vericheyde gevangenen. " " Ontrent deezen tydt verbood de Hartogh van Brabant (gelyk de Prins in Hol- De Koo- landt enZeelandt) ^de verlofgelden, en allen koophandel met den vyandt: mng van °°k te flaaken voor een' maant folds ( gelyk toen de gewoonte was ) de ruyters Vrankjjk. °ft knechten, die afgezondert van hunne vendels betrapt wierden -, en wilde bedankt de dat men ze, voor ftraatlchenders, aan den halze ftrafte . DeFranfcheKoo- staaten ning, om de Staaten te bedanken voorde eer be weezen aan zy nen b roeder, voor de ee- zoncj jell jieer van Bellievre herwaarts *, die hun daarbeneeven de gunit en r ^STbe- behulpzaamheit zyns meefters aanbood 5 en heerlyk onthaalt zynde , met toont• en goedt genoeghen van Antwerpen naa huys keerde. Om en by deezeftaot) biedt bun leeden , ter vierentwintighfte nacht van Zoomermaant, de dorpen zwaa- zyrigmfi re fchaade aan paarden , ofïèn , koeyen , en andre goedren , weghgeroott |
||||
aan
|
||||
"■■
|
|||||
DER NEDERLANDSCHE HISTORIEN. 821
door'tbedryfdesheerenvanHautepenne. Ten halve van Bloey maant, zagh 1582.
men? voor Audenaarde, nochgeene loophoolenuitmonden indefleêgraft, Vewolgh nocht beukeryen geflieht om veften oft borft weeren te vellen -, mits de foldaa- des bele£s ten, nietgeoeffent enonlufligh indienarbeydt, luttel Vorderden. Endtlyk vanAude' , kreegh Parma een deel berghwerkers, lang verwacht, uit Boheeme j en werd a*r €t verfterkt met vyftienhondert Hooghdukfchen, en eevenveel Borgonjers, ^m Gavre nieuwlings geworven door orde desKooninx. Toen deedhy deburghGa- inneemen vre, geleeghen tuffen Gent en Audenaarde, inneemen en veflighen, om van en fierken. dien kant zynen toevoer te veylighen. Vyftien Waaien verkleedt op de Fran- Kafienet fchewyze, waaren,onlanx tevoore, alsgejaaght, onder de burghKafienet bemeeflert gekoomen, biddende dat men hun oopende. 'T welk gefchiedt zynde, volgh- van de Ko~ de ftrax grooter troep, en bemaghtighde 't Slot. Farneze, voorts, flelde» ™n?'c f"j aan verfcheyden' oorden, vyventwintigh donderbufïèn te werk, en baarde lwlu • voor eerfl het grootfle geweldt op zeeker raavelyn: doch met geringe vrucht, mits de graft hier breedt en zyne bruggen te kort waaren j zulx die van binnen tydt vonden om de breuke te boeten. Dies nam hy een ander raavelyn voor, dicht by de Gentfche poort 5 daar 't hem beeter gelukte. Want de verdaadi- rrers, hoewel naa dapperen weederflandt, vertooghen zich fleêwaarts, af- hakkende de tufïènbrug, en verlooren aidaar Hopman Bernouille van Antwer- pen . De aan vechters, hebbende zich in de verlaate plaats geworpen, en poo- iende hunne naaderniflen voort te dry ven , werden's daaghs metfehieten, 's nachts ook met uitvallen, gequelt* dathunveelvolxendenKornelMart- houzen, kofle. Parma , ziende 't hier haaperen , deed, aan d'andre zyde der fhdt een bolwerk ondergraaven, en thans de myne ontfleeken en opblaa- zen. Maar, als men, zynde de breuk bezightight en reedelyk geoordeelde, ten ftorme trekken zouw , beflonden de Duytfchen om geldt te roepen, Etlyke Waaien, zich vervordrende toe te flreeven, werden raauwlyk ont- haalt en afgeflaaghen. Doch deeze muytery, daar de beleegherden en hunn.' heele parthy groote hoop uit gefchept hadden, liet zich ftillen met flrafFe der hoofden , die 'sVeldtheeren ontzigh zulx flyfde, dat de Kooningfchen fcherper aanbeeten, en in den wal quaamen neflelen. DeHartogh, hebben- de immiddels ontrent Gent, aan den kant van vierduyzent zoo Schotten als Engelfchen by een gebraght, onder deKornellen Zethon en Norrits, met eenigh ander voetvolk, en goelyk tweeduyzent paarden, nam noch daaghelyx toe. Dan de Franfche troepen, en Hooghduytfche ruy ters verfcheenen niet j en de Landtvooghdt lagh nu zoo vafl, dat het hachly k viel hem aan te ranzen. Zeekre benden, gezonden om een' proeve van deurbrek naa fladt te doen, had de Markgraaf van Rysborgh, met verlies, onder de muuren van Gent gejaaght. Deburghers, alloofdesbelegs, van toen zy't begoflen te voelen, beweezen niet alleen kleene hulp aan de foldaaten, maar ontholpen hen met letfèl zoo in 't bekoomen der lyftócht als anderszins , en porden doorgaands tot ver- dragh. Derhalven , en mits kleenen aanblik van ontzet, moefl Vander Borgh , hoewel hy, betrachtende altyds manhaftelyk zynen plicht, met grooten yver het teeghendeel dreef, het glyen laaten, om te daadingen op den volghenden voet. Het krysvolk hadd'uit te gaan met zyne vendels, ge- j^enur* weer, enpakkaadje -, maar in drie maanden teeghens den Koonmg niet te ewmo?~ dienen. 'De burghery zouw, binnen een' maant, tzeeventighduyzent gul- * den tot'ranfoen betaaien: d'Onroomsgezinden de kerken, alt aar en, en beel- den hermaaken-, voorts vertrekken werwaarts het hun gelief de, en een jaar iyds hebben totverkooping hunner goe dr en-, oft zoo lang mooghen verblyven, ongemoeyt huns geloofs , indien zy diesweeghe niemandt aanfloot gaaven . *n Audenaarde, dat hem op den vyfden van Hooimaant geleevert werd, Zzz 3 flelde
|
|||||
822 P. C. HOOFTS NEEGENTIENDE BOEK
i e81. ftelde Parma tot ooverfte den heer van Manuy: en laatende een deel zyns volx
den Graave van Mansveldt bevoolen, toogh, noch 's nachts daaraan, op, om
de Staatfchen te beftooken. Deeze laaghen beheynt tot Malebrugge, een half
uur van Gent * binnen't welke (gelyk het gemeynlyk gaat, daar men een' groo-
te ftadt naa by heeft) op dat pas de treflykfte gezaghhebbers waaren, om hun
¥arneez,e gemak en geneughte. De ruyters, niettemin, draavende geduurighlyk oover
pogk de en weeder, ontdekten den vyandt, en boodfchapten het tydtlyk. Dies neemt
staatfchen de heer van Teligny, zoonvanLaNouë'tbewindtaan-, en doet twee laaghen
hj Gern te ieggen, elke van duyzent moskettiers •, d'eene aan zeeker huysken met graften,
verraßeti. genaamt Sieklyn, een halfuurken van 't leegher -, d'andre wat voorder, daar zy
zeeker bos t'eener wyk hadden. Wel tweeëndertigh paarden , zyd' aan zyde,
Was de baan breedt: en vier fpeeren vooruit, quam gereeden ,om t'erkennen,
. een peri©on, dien men onder de Staatfchen (ik heb 't uit eenen die 'er zich on-
d ^ Tiet trenr vonc0 voox ^en P"11^ van Parma zelf hield. "Met wonderlyke koelmoe-
UlU digheit, zonder zich der fchaade te kreunen, die zy van de laaghen der mosket-
De Rooms- ten leeden, volghden de Kooninghfchen hunnen wegh; en genaakte de aan-
gezinden voerder, tot op een' handtbooghfcheut, de baaly daar 't leegher meè geflooten
van Brufiel was. Om deeze te verkraften, deeden zich voorts, twee geleeden van rondaf-
begeenn fierSj met matshaamersi maar werden wakkerlyk ontfangen, engeftuytop
oejfemng ^Q Engelfche fpietfen van Morgan; zulx het hun niet gelukken wilde. 'T welk
v,a\ ° S~ gemerkt by den aanmenner, wendt (zey&'hyyt hooft: en, gelyk hy de voor-
den Bar- ^e geweeft was in het toezetten, bleef d'achterfte in't aftrekken. Dit gefchied-
togb: die de met de zelffte gelaatenheit, en zoo leeghbaarlyk ,.dat zy zich beuren lieten,
voor hun de zaadels en toornen der gefneuvelde paarden te raapen, en te laaden. Immid-
fchryft, dels verfcheenen Rochepot, Leeghermaarfchalk, Fervacques, Laval, en an-
maar niet dre hoofden j die de baaly deeden oopenen, om de aftrekkers te volghen. Dan,
verwerft. wen ^ ßaj meiden, hielden ook de Franiöyzen ftal ; in voeghe dat parthyen
De Rooms- nQ0^t aan elkandre raakten. Onder de beweegheniiïèn der oorlooghe bleef de
tAmwer- burgherlyke ruft niet ongetokkelt. De Roomsgezinden van Bruflel baaden den
pen worden Hartoogh om vrye oeffening van Godsdienft -, en werden daaroover gedreyght
gepaamt van d'Onroomfchen. Hy beval,by fchry ven van den achtften in Zoomermaant,
tot *s Har- hun, voor eerft, de kerk van Kou wdenbergh binnen 't hof in te ruy men; de-
tooghen Wj\ zv y Zoo wel als d'andren, hem eed t gedaan hadden, en den Spanjaardt af-
eedt, by gezw0oren-, en zyn' meening was, aldaar haatt te koomen zyn woonplaats nee-
pene van men rjocn men beliefd' hem daarom niet. Tot Antwerpen marden de Room-
febap fchen noch met het afzweeren des Kooninx, en 't zweeren aan zyn' Hooghekj
De Landt- nietteeghenftaande de boete van t weehondert gulden, van welke wy vermaant
voogbdt hebben. Derhalven werd eyndtlyk, op den dertienden van Hooymaandt, al-
verklaart len ingezeetenen gebooden, yder onder zynen Hopman, de gevorderde ee-
dat hy hun den te doen binnen drie daaghen, op peene van ballingfchap. Waaroover de
dieneedt Landtvooghdt, op dat hen, ter zaake van dien, gëeh* wanhoop aan genaade
^wulf6 teegnens denKooning verharden deede, by plakkaat verkundighde, dathy
D'Alge- nun ^en gedwongen eedt nemmer wyten wilde, nochte daarom te quaader ge-
-meine voelen van hunne getrouwigheit hebben. De Algemeine Staaten, al ontbrak
Staaten het hun zei ven aan noodighe middelen, bewillighden, ter aanmaaning van
verkenen Don Eduardt de Caftro, gezant van Don Antonio, die zich Kooning van Por-
eenighe tugal ty telde, hem zes oorloghfcheepen j inhoope vanden krygh eensdeels
hulp aan derwaarts, te wenden. Maar 't wilde niet op met deezen Vorft: en Philipp0
. " Strozzi, gebiedende oover de vloot hem bygezet op den naam van's Franfchen
Dien dient Kooninx moeder, werd t'onder gebraght by 't eilandt van Sant Michiel, door
hetgelnk^ den Markgraaf van Santa C.roce, ooverfte der Spaanfche fcheepen. De gemel-
quaaijk. de Staaten ook 5 verwittight van eenen Ryksdagh t'Augsburgh befchreeven,
|
||||
DER NEDERLANDSCHE HISTORIEN. 823
oordeelden hooghoorber, dat derwaarts een gezantfchap befielt wierde, om 1782.
den Kaizar en de Vorften t'onderrichten van de reedenen, waarom zy Philips fyxdagb verftooten hadden, en den Hartogh van Anjou aangenoomen -, en te vertoo- f0' A*%'- nen 5 hoe zyn'Hoogheit zich verplicht en geneeghen vond, tot onderhoudt van § d'ouwde vriendtfehap zyner voorzaaten met den lorlyken Landtaardt der Hooghduytfchen. Te weeten, men zagh te gemoete, dat de Kaizar, al ftond' hy fchoon de wettigheit van 's Kooninx verwerping toe, nochtans trachten zouw deNeêrlanders voor vyanden desP^yx te doen verklaaren* met voor- wenden, dat zy hem, alseenlidt van 't zelffte huys, en geenen vreemdeling hadden behoort te kiezen. Maar men twyfelde, oft d'Ambafladeurs, koomen- de uit 's Hartooghen naam, gehoor verwerven zouden, eer de deughdlykheit zyner beroepinge beweert waare : en vondt daarom raadtzaam, huneenighe van der Staaten weeghe by te voeghen > te meer, dewyl 't hem, ten opmerke van 't geloof dat hy beleed, niet pallen wilde, in 't berichtfehrift zyner enklyk eyghe gezanten, te laaten (tellen zeekre zaaken, dienende om de gunft der On- roomsgezinde Duy tfchen te winnen. Ten laafte, om zyn achtbaarheit niet te Bezending waaghen in dit ftuk, en de zelve te hoeden van den hoon, die uit weygliering derwaarts^ van gehoor te verwachten fcheen, werd verftaan, de bezeynding te doen op w» wee~ der Staaten naam. Deperfoonen, daartoe gelaft, waaren, Robbert van der ihe der Mark, Hartogh van Bouillon j Philips, heer van Pieflis Mornay •, en meefter St*at™' Johanvander Warke, Loontrekkend Raadsman der ftadt Antwerpen. Ter we°e^H zelffte daghvaart zond de Prins van Parma den Graaf van Aarenbergh. Doch, des Landt- noopende de Neêrlandfche dingen, werd 'er niet gedenk waardighs beflooten. vooghdts. Den veertienden van Hooy maant,vertrok de Hartogh, neevens de Prinfen van Anjou en Oranje en van Efpinoy, met een' groote fleep van andre Heeren en Eedelluy- oranje den, t'fcheepe van Antwerpen naa Vlifïïngej voorts 00ver Sluys naa Brugj daar vertrekken hy zeer heuslyk bewelkoomt, en met prachtighen toeftel ontfangen werd. van Ant' Hier brak weeder een gru wlyk voorneemen, teeghens hem en Oranje uitj daar TJol™n 'm een ander, om ganfch Vrankryk, 't onderfte booven te keeren, aan kleefde. Bru„ Pieter Salfeda, Spanjaardt, beftaande in maaghfchap dien van Mendoza en Gebroum Figueroa, had, gebiedende, van 's Franfchen Kooninx weeghe, oover eenighe van eenen plaatfen in 't Landt van Mets, zeeven tien jaaren te voore, zich inet waapenen Niklaaf verzet teeghens den Kardinaal van Lottringe, oom des Hartoghen van Guize -, SalfedA ende was, uit die wrok, door de aanhangers van deezen, in de Päry fche woe- Ue$em de, omgebraght. Maar zyn zoon, Nikolaas Salfeda, alsgebooren uiteen' m\^ nichte van Marie van Luxemburgh, gemaalin van Philips Emanuel van Lot- vJnkrïk. tringe , Hartoghe van Mercceur , was , zonder zich grootlyx te ervoelen van vaaders doodt, in't heymelyk den huyze van Guize toegedaan. Zynde voorts betight met valfche munt, en daaroover ingedaaght tot Rouaan, en ver- weezen als verfmaader des rechts, hadhyfeedert vergiffenis zoo zwaar eener misdaadt verworven van denKooning* door beede des Hartoghen van Lot- tringe : 't.wélk hein j die ook diep in fchulden fiak, te meer aan dit geflaght, en tot beftaan van vet byfters hun te geval, verplichtte. Derhalven, naa ver- fcheyde fluykhandelingen metdeeze luyden, die derFranfche Majefteiten den Vorften van haaren bloede een' onderfteek zochten te doen, begaf hy zich uit Lottringe naa den Prins van Parma j en hem gefprooken hebbende, naa Antwerpen, by den Hartogh, met aanbodt van zynen dienft, tot lichting van een braaf regement volx ,.dat haaft op de grenzen zouw zyn, ende, al ging 'er fchaarfe betaaling om, wel etlyke maanden byeen blyven. De Hartogh, hiermee beholpen, en zich vaftlyk verlaatende t'eenen man die f zoo hy waan- de ) gedachtigh der moordt aan zynen vaader gepleeght, den Lottringfchen Vorften geen goedt hart kon toedraaghen, beweezhem groote eer en genee- Zzz 4 ghenheit.
|
||||
824 P. C. HOOFTS NEEGENTIENDE BOEK
1582. ghenheit. Maar, naardien Salfeda niet loochende in 's vyands leegher geweeft
te zyn, verbloemende die reyze als gedaan om te befpieden hoe 't 'er ironde • zoo kreegh Oranje, die nerghens op Hiep, ook anderszins der Spaanfche af, koomft, en eenen valichen munter wantrouwde, tefchalkeroogh op hem, Doende dan zynen wandel fcherpelyk naafpeuren, werd hy verwittight, hoe Lammoraal van Egmondt, 's Graaven broeder, tot Brug, uiteen'herberghe ontrent dezyne, in een'veerder, dicht by Salfeda, was gaan t'huys leggen. De Prins hield deezen Jongen Heer zeer waardr, om dat hy zyner Doorluch- tigheit, van zyn'moeder, in haar doodbed, was aanbevoolen, en tot den ge- zuy verden Godsdienft geneeghen fcheen. Derhalven, ook mits dat de licht- veyrdigheit des zelven 't befte niet te vermoeden gaf, toogh hy hem eens ter zyde, en vraaghde wat hy met den nieuwen gaft te fchaffen had. Lammo- raal , hebbende eerft gepooght het t'ontleggen met vreemdeen wydt gehaalde uitvluchten, voeghd' 'er ten laafte by, dat hy Salfeda hanteerde, om van hem eenighe ver borghen theeden der Alchymie te leeren, waarin hy zeer ervaaren was. Dit baarde achterdenken in den Prinfe, dat 'er yet arghers fèhuylde: zulx hy hem waarfchuwde, zich te hoeden voor een' konft die meenighen menlch bedorven had, en voor eenen man zoo befprooken. Al *t welke Lam- moraal , teeghens verbodt zyner Doorluchtigheit, oover droegh aan Sal- feda . Hierentufïèn vernam de Prins, en maakte bekent aan zyn' Hoogheit, hoe't vaft ging dat Salfeda zich verknocht had aan Parma; en deez hem twee gezellen meêgegeeven; 't waar tot hulpe, oft om zyn gemoedt inftandtte houden: de welke, zoo men ze in hechtenis naame, lichtelyk veel ontdekken zouden. De Hartogh, ook verkundfchapt, feedert Salfedaas aankoomft } dat hy met die van Lottringe verzoent was, floegh dit vermaan in den windt niet. Dies werd, op den eenentwintighften van Hooimaandt, Salfeda, al ftillyk, in 't hof zyner Hoogheid aangetaft, en voor haar gebraght. Zyne mak- Hy won kers,Frangifco Bafa,gebooren uit het Landt van Brefcja in Italië,ruy ter eertyds gevangen, onder Ferdinand Gonzaga, en Niklaas Hugot gebynaamt La Borde, een Waal, toefden terwyle buyten. D'Italiaan vraaghde eyndtlyk, naa Salfeda, eenen dienaar: deez weeder oft hy hem kende, en trad daarop binnen. Toen Ook. een viej nun z waarigheit in, en pakten zy zich deur. Doch Bafa werd achterhaalt j van zyne en gepVnight zynde, beleed , gelyk ook Salfeda naa hem (zoo cle Neer- W4«w,. ian2fchefchryvers verklaaren) datzy, ter begeerte des Prinfen van Parma, B(tfaJ aangenoomen hadden, den Hartogh van Brabant en den Prins van Oranje, Hunne be- door vergif oft eenighen andren wegh, om hals te helpen. Dan, naar'tzeg- kenwis. gen van Thuanus, die de waarheit deezes werx beft weeten kon, miszaakte Salfeda yet teeghens't léeven van den Hartogh in den zin gehadt te hebben: maar bekende in zynen dienft gekoomen te zyn, op hoope van geleeghenheit, om, met hulp van zyn regement, en van andre Kornellen die hy dacht te be- kooren, Kaamerik en Duynkerke aan den Vyandt te leeveren; en om alles, wat 'er omging , oover te fchryven aan die van Guize. Die zouden den Prins van Parma des verwittighen; deez den Kqoning van Spanje. Wyders oopen- baard' hy een weldigh vloekverwantfchap, geknoopt by de Lottringfche Vorften , om Vrankryk aan den Spanjaardt te brengen -, en dat 'er een groote ftaart ooverften van Landtfchappen en fteeden , Heeren en aadels aan vaft was. De Hartogh zond affchrift deezer belydeniflen aan den Koo- ning zynen broeder, by den heere van Dammartin, met beede dat hem ge- liefde ernftlyk daarop te letten , en orde te ftellen , om , eer hettefpaade wierd , de Lottringers in te toornen -, gemerkt van hunne raadflaaghen al oover lang niet goeds te gevoelen geftaan had, en dat zy, gefterkt in ftoudieit, door wanftraf en zyn toeseeven 3 hunner ftaatzucht geen' maate wiftcn.
Immid-
|
||||
r
|
' "——■8——1—
|
|||||
DER NEDERLANDSCHE HISTORIEN. 827
Inimidels raakte Baiaaaneen mesindegevankenis, en verdeed zich zelf met 15-82.
twee fteeken, d'eerfte in den naavel, delaaftein'thart, op dendertighften Ba fa ver- der maant. Waarooverzynlyknaadegalghegeileept, en opgeknoopt werd, doet üch met twee geschriften aandebeenen, 't een in Duytfch, 'tanderinFranfoys, *•*'ƒ• inhoudende dat hy van verraadt ooverwonnen was, en in wille geweefl zyn' &trafam Hoogheit en den Prins van Oranje, door venyn oft anders, ter doodt te bren- , ï gen, uit laft van den Prinfe van Parma , Veldtooverfle des Koonings van Spanje. Daarnaa hieuw men 'er 't hooft af, de relt in vieren, en ftelde de dee- len op vyf poorten der ftadt. Salfèda, gebraght naa Vrankryk, ten verzoeke des Kooninx ■, herriep daar zyne bekentenis , als uit vreeze gefchiedt zynde. Echter verweez hem't Rechtshof, verftaande dat hy leevendigh door vier Salfeda, paarden verlcheurt zoude worden aan vier flukken -, deeze gehangen aan «w tot eevenveel galghen , voor de treflykile poorten van Parys; de kop gezonden FarJsi*- naa Antwerpen, en geplant daar 't der Majeltraat goedt dochte. Toen , on-' f'' gewoonlyk gefoltert, beveftighd' hy't voorgemelde: doch voer weeder daar- uit, ter vermaaning van zeekren Jefuyt, alshy, een' donkre trap af, naa den kerker geleydt werd: en roepende, datdeLottringfche onichuldigh aan 'topgeleytmisdryf, en goede Vorflen waaren, ftarf op d'ontkentenis. Lam- moraal van Egmondt , meer beruchtight dan oovertuyght, werd een' Lammo- wyle bewaart op de burgh van Sluysj en ging naamaalsontflaakt, met den raalvan Hartogh naa Vrankryk. Ten eynde van deeze bekommeringen brak een Hmondtt ander verraadt uit ■, maar met het doen van zynen flagh. Tot Lier, een' kleene, btrucbtigbt doch flerke fladt,twee mylen ruym van Antwerpen, en wat min van Mechele, mt, n gebood een Antwerpfch eedelman, gebynaamt Eedtveldt, oover de bezette- lingen: een deel der welke beftond uit een vendel Schotten onder Willem Simple, die zynen eyghen broeder tot Steehouder had. Deeze Hopman, oft uit eenighe wrok teeghens de Staaten? gelykhynaamaals t'zyner verièhoo- ninge voorgaf, oft uit puure gierigheit, trad in handeling met den heer van Hautepenne, om hem de plaats te leeveren. Naa 't klaarmaaken van den koop, komt Simple, gelyk hy wel plagh, op den eerften van Oeflmaant, 'smiddaaghs, Eedtveldt vergallen, en geevende hem te verftaan, hoede vyandt eenen zyner aadelborften, die gevangen en een braaf krysman was, voor geenerley ranfoen wilde loslaaten, verzoekt oorlof tot een toght, om andren te betrappen, en hem by wifTeling te vryen. De Ooverfte, pryzende 'tooghmerk, bewillightdathygaa, met dertigh Schotten* envoeght'er zee- ven foldaaten en eenen tromflaagher van zyn eyghe vendel by. Uitgetrok- ken, teeghens den aavont, ter Loovenfche poorte , tot ontrent twee mylen verre, ment hy't volk in een' kerk, quanfiiys om wat te ruften > doet daar Eedtvelds knechten aantallen en binden. OnlanxdaarnaaverfchyntHaute- penne met een' kloeke troep , zoo te voet als te paarde, verzaamt uit de naafte plaatfen van zyn' parthy. Toen llryken zy teffens, zonder gerucht te maaken, naa Lier toe. 'S verraaders broeder, zyn Steehouder, meêwuftigh des werx, had terwyl twee wachthuyzen bezet, en vergaaderde 's morghens voor drie uuren de reft der Schotten, op zeeker vlak achter 't huys des Oover- ften j om, zoo hy defleutels weygherde, die met geweldt, en hem 't leeven teneemen. Jaa hy Met het hierop alleen niet aankomen j maar had noch zee- ker gereedfchap by de poort, om ze te verkrachten zoo 't noodt deede. Thans hoort men den Hopman daar voor roepen, dat men hem in liete , hy braght een' goeden buyt meê. Zyn broeder Hapt naa 't Raadthuys, daar 't bevel oo- ver de wacht aan Kornelis Kriekaart, Scheepen der (ladt Hond •, en begeert dat men van den Steêvooghdt de fleutels vordere. Nocht Kriekaart, nocht Eedtveldt, nocht yemandt der burgheren, gevoelde quaalyk van de Schot- ten, |
||||||
82Ö P. C. HOOFTS NEEGENTIENDE BOEK
1582. ten, die zich, langen tydt, eerlykin den krysdienft, en vruntlyk jeeghensde
fteedelingen, gedraaghen hadden. Dies verzoekt d'een de fleutels 5 en d'ander laat ze volghen, met gelyke gevoeghzaamheit ■■, onder enkelen laft \ an alleen de winketten te oopenen. Deeze waaren drie oft vier achter elkander 5 ook 't ge- zelfchap reedelyk fterk •, zoo dat 'er geen gevaar te vreezen fcheen. Gekoomen, dan, aan de poort, heet Kriekaart den burgheren, het tweede winket niet t'ontfluy ten, oft het eerfte waar weeder toe gegrendelt > en zoo vervolghends; tot dat hy, met den poortier, aan 't laafte quam, om zelf toe te zien. Dit ge- oopent zynde; treedt Hopman Simple deur; en vindende 't naafte toe, maakt ftrax den poortier af, en quetft den Scheepen doodtlyk. De Steehouder, van binnen, oovervalt de burgherwacht, en raakt by zynen broeder. Voorts nee- men zy de fleutels, en draayen de groote deuren. Al dit met zulk een ftiltc, Lier ver- dat men des in ftadt niet gewaar werd, eer een der gebonde knechten, gehee- raaden ten Antonis Kraay, die den Schotten ontfprong, aan Fransmans tooren den aan Haute- burgheren verraadt quam toefchreeuwen. De Kooningfchen, nu ingeraakt, fenne, worden geleydt, van Hopman Simple, tot oover de Hooghbrug; daar een', ge- naamt Adriaan van Buyten, Steehouder oover dewyk, hem vraaghde wat 'er gaands was, en zoodaan een geraas veroorzaakte. Hy antwoordde, dat men een' looze waapenkreet by de Loovenfche poort maakte. Als d'ander hieroo- ver, naa 't haaien van zy n geweer, weeder op ftraat keerde, hieuw Simple hem * met den blooten deeghen naa 't hooft j en zoud' hem gedoodt hebben, waar de flagh, by Adriaan, die echter gewondt werd, niet met zyn' ftok verzet geweeft.
Met een verheft zich de klank der trompetten -, runt de ruy ter door de ftraaten ; flopt het voetvolk de toegangen: zulx nochtburghers, nochtbezettelingen, zich erghens te gaader voeghen konden. Wanhoopende derhalven van de gemeyne behoudenis, betracht yder zyn' eyghene. Zommighen werpen zich van de wallen, en zwemmen door de graft: eenighen verdrenken daarin. De Steêvooghdt zelf, in 't hemde, voer oover met een fchuy tken. Andren nee- men hunne toevlucht tot fchuylhoeken. Wie in de hitte achterhaalt werd, waslyveloos. Wyven, jaad'ouwde in'tgafthuys, bagynen, kindren, wer- den vermoordt zonder onderfchey dt •, bet dan twee hondert: veele maaghden en vrouwen gefchendt: voorts de huyzen geplondert-, de verborghelingen op- geftommelt, wreedelyk gepynight, en totondraghlyk ranfoen gedwongen. De Spaanfche Hopman Alonfo, van wiens getrouwigheit aan de Staaten boo- ven getuyght is, viel hier, noch niet geneezen van een' quetfuur ontfangen een' wyl te voore, in de handen der Kooningfchen >, die hem, byzyneene been opknoopten, en alzoo lieten fterven; thans vierendeelden, en de ftukken buyten de poorten aan galghen hingen: van waar zy,door de Antwerpfche ruy- ters (eedert gehaalt en eerlyk naar krysgebruyk begraaven werden. Simple ging den Prins en de Hartoghin van Parma begroeten tot Naamenj van daar naa Spanje, met hun voorfchry ven aan den Kooning, om loon voor zynen dienft te verwerven, oft om zich voor de weêrftuyt zyner fchelmerye te hoeden. 'T verlies van Lier, laftigh aan Mechele, Vilvoorde, Bruflel, zeurde magh- tigh die van Antwerpen, geknelt van deezen neuzdwang -y van welken, mits de Aerkte der plaatfe, men zich niet toeleggen kon lichtelykverloft te worden. Duchtende voor meer ongemaks, zoo de vyandtin'tklooftervanSantBer- nardt quam neftelen, braaken zy 't af -, en befoldighden eenighe vaanen paar- den , tot verzeekring hunner fleede. In 't eerfte van Hooymaant, was Kaarel., zoon van Graaf Albrecht van Mansveldt 3 ten dienfte des Hartoghen, uit Vrankryk, lanx de ftrandt, ontrent Duynkerke gekoomen met vyftienhon- dert Hooghduytfche ruyters, en een deel Franfoyzen te voet. By deeze had zich de Graaf van Rochepot gevoeght met de troepen vergaadert onder Gent, op
|
||||
DER NEDERLANDSCHE HISTORIEN. Sz?
op hoope van Audenaarde t'ontzetten j ende was tuften SantWynoxberghen i fSi.
enDuynkerke koomen leegheren. De Landtvooglldt, willende verzoeken oft men ze uit hun voordeel lokken konde, rukte derwaarts met het meefte deel des heyrs. Op den tweeden aavont van Oeftmaant viel wat ichermutfèns Groove voor Wynoxberghen, daar 't grof gefchut van de muuren fpeelde. Des andren fö&nnm- daaghs naaderd'hy bet j zulxmaarèen'ftroomken de Staatfchen en de zynen '™&en v van elkandre fcheydde. Rochepotlagh ziek tot Berglien voorzey t: deed zich am, l' nochtans op de veile draaghen: en hebbende de geftalte van 's vyands leegher bezightight, gebood tweeduyzent knechten, vyfhondert ruy ters, uit den ge- heelen hoop te kiezen} die 's naamiddaaghs, terwyl zich de reft in ilaghorde binnen de befchanfing hield, den ftrydt begoften. De Kooningfchen, tälryker veel} kreeghenten aanvang het voordeel der weeghen, heggen, en graften, in. Doch 's Hartooghen benden vermanden zich tot zoo dapper een indruk, dat d'andre weederom ruy men moeiten -, niet zonder grooten af brek te lyden. Toen zeyndt Parma den Baroen van Balanlön, naamaals Graaf van Varax* met zyn'Kornet, neevens eene van ichutten, aan's Hartooghen voetvolk op den hals. Daar werden zy wakkcrlyk geftuyt op de fpietien der Engelfchen 5 Balanfon gevangen; zyn' vaan genoomen■> de vendrigh gevelt; wel de helfte der twee Kornetten te fchande gemaakt. Naa een fty fzinnigh gevecht, als de zee- ghe noch ten volle niet ooverlloegh, namp men weederzydelinx de herwedt: maar als Parma verre 't meeft, en tuffen drie-en vierhundert mann', vedooren had. DeHartogh, gefcheyden uit Brugge, deed, op den twintighften van Oeftmaandt, tot Gent, daar de vier Leeden van Vlaandre verzaamt waaren, zyn intree, weeder geviért met uitmuntende ftaatlykheit. Op den drieën- |
||||||||||||||
Anjott
wort, tot Gent, Graaf van |
||||||||||||||
twintighften werd hy tot Landsheere gehuldt; en fprak van woordt tot woordt
den eedt naa, hem voorgehouden door den Loontrekkenden Raadsman der ftadt, J akob Taayaardt, gemaghtight hiertoe door den Heer van Angrelles, |
||||||||||||||
die alleen't recht heeftom de Graaven van Vlaandre te beèedighen, ende, vlaandre
mits zyn' ongezontheit op dat pas> die pleghtigheit niet begaan kon. 'S daaghs gehuldu daaraan, verfchiep zyn* Hoogheit de Wet: 't welk, gewoon te gefchieden tien daaghen te voore, men dus lang had uitgeftelt. Haare höopen, althans zeer ge- mindert, zoodoor'tooverloópen van veel' Engelfchen, dieoover deheers- heit van Norrits klaaghden, als anders, quaamen , van Loo , en ontrent Duynkerke , tot Sant Lievenshout, ftyftweemylen van Gent, leegheren $ erduchtende den Prins van Parma, die nu met d'Italiaanfche enSpaanfche bendengefterktwas. Deez, des verkundfehapt, laat, om fpoeds wil, zyn' pakkaadj e achter, en jaaght derwaarts, in meening, hen on verzien s t'oover- rompelen. Dan, met het krieken van den neeghenent wintighflen der gemel- de maandt, ontdekte de wacht zyn* voorhoede. Waaroover de heer van La Pierre, Maarfchalk des leeghers * flux de zynen deed fchaaren, en tot betrach- ting hunnereerevermaande, zich gelaatendeflaansgezint. Maar, gelaft des niet te waaghen teeghens ongelyk meerder maght, gebood hy den Kornel SayfTeval, eenighe vendels van 's Hartooghen lyfwaarders ter Icherniutfing teleyden, en de Kooningfchert zoo lang' op te houden, dat de pakkaadje uit net dorp gevoert moghte worden, en de reft des volx zich ter hertredt fenik- sen ; die hy, begunftight van de weeghen daar met wallekens betüynt; in deeze orde naa Gent nam. De achterhoede teeghens den vyandt beftond uit ?raave een Engelfch regement, meeft fpietfen, en elnighe Hooghduy tfche Kornet- ait0Z"tie* ,ten onder SayfTeval •, de middelhoop uit drie Franfche volharnasde Kornetten, ^ ^ t regement van Fouqueroles, broeder van La Pierre, famt ettelyke Vlaam- Lievem- |
||||||||||||||
che en Schotfche vendels ; de voorhoede uit het regement vanJohan de Bouk, bout
|
naa
|
|||||||||||||
örie Engelfche vaanen te paarde onder Norrits, vier Franfche licht gewaaperit. Gern*
• In
|
||||||||||||||
828 P. C. HOOFTS NEEGENTIENDE BOEK
1^82. In Parmaas voortroep waaren vierhondert knechten, en ontrent duy~endt
myters. Deeze, leeden groote fchaade, uit laaghen, geleydt d'een' achter d'andre, by de Bouk en Fouqueroles, op bequaame plaatfen ■, en hun aan- drang werd zulx gefchorft, dat zy nooit klaar konden raaken, omteffenste treffen op de aftrekkers j die't eyndtlyk met kleen verlies, dan van drie oft vier Hopluyden, 's morghens ontrent zes uuren , tot voor Gent braghten. Gewee- ken aldaar, dicht by de Kaizarspoort, onder fcherm van'tgeichut, befchan- |
||||||||||
Streng
gevecht onder die ßadt. |
ften zy zich met de ruftwaaghens van drie Hooghduy tfche Kornetten: uitge-
zeyt Norrits, die met deEngelfchen in eenen beheynden koolakker plaats koos. Rochepot, toen, hoewel noch niet recht bekoomen van zyn' krankiiek, |
|||||||||
gaatbuyten: en hebbende, aan Sant Lievenspoort, zeekrehooghteenmoo-
lens ingenoomen, fchaart de troepen. Voorts beveelt hy vier uitgeleeze ven- dels , neevens de paarden van Norrits met een deel Engeliche fpietfèn, de trot- fèlyk aanftreevende Kooningfchen te farren: doch, als 't gevecht zich ontftaa- ke, allenskens te deyzen tot onder de muuren j daar zyn'Hoogheit, met de Prinfen van Oranje en Efpinoy zat, om 't fpel t'aanfchouwen, Moedighlyk queetenzichdeEngelfchen, aangement van Norrits zelf* der maate, dat'er meenigh man ter elke zyde verflaaghen werd, en de vyandt fömty ds uit zynen ftandtgedreevenj mits des Hartooghen volk, als't ontfnoert was, zichwee- der, totnieuwen aanval, quam verbinden bydenwalj van waar het grof ge- /chutde Spaanfche doorgaands met grouwlyken donder dreyghde, en dik-, wyls daaronder rommelde. Immiddels was hun ganfch geweldt by der handt. 'T welk de Veldtheer, gemerkt de weêrparthy de ftadt tot een' rug had, twee uuren lang in flaghorde hield, zeyndende van tydttot tydtfrifïe borftenter fchermutiing . Een regement zyner Hooghduytfchen, gefielt onder zeekren moolen, een* mosketfchut van de veften, vervorderde zich de waaghenburgh te fcheuren. Afgemat van verlooren arbeydt, maakte 't plaats voor een twee- de van den zelven landaardt. Hierenruflen had men meer gefchuts, uit andre oorden der ftadt, herwaarts gefleept. Ennuvlooghen hun de fpaandren van den moolen, defleetrenvande harnaffen, de darmen van hunne fpitsbroe- ders, om de ooren •, zonder dat zy daarom lieten, elkandren hart in den boe- zem, en't wyken af j tefpreeken, DeHartogh, ziende de Engelfchen zich zoomanlyk draaghen , vraaghde den Prins van Oranje, wat volk dat was; die 't hem verklaarde. Vraaghende daaren teeghen, wiezichdaar, van anxt, in 't waater der fteêgraft begaa ven,om de kaade tot borflweer te hebben,kreegh t'antwoordt, dat het Franfoyzen waaren, Twelk hem deed uitvaaren met deezen vloek: Malgré TDieu de la rafe. Thans quam een loodt aan fnorren van onder den moolen,en doodde, vier roeden van hem en den Prinfe, een Sarjant van den Vlaamfchen Kornel Oudart van Zonneveldt: waaroover zy ter zyde traaden. Eyndtlyk ontgaaven zich de Kooningfche Hooghduytfchen dehoo pe van tot hun vermeeten te koomen, en tooghen te rug. Zoo deeden ook d'andrefchermutièrs van den Landtvooghdt. EtlykeStaatfcheHooghduyt- fcheruyters, hierdoor verftout, wilden de waaghenburgh geoopent hebben, en (zeydenzy) een'pots maaken: maar waaren niet rafïèr buyten, dan der- tigh oft veertigh Albanoifche fpeeren hun quaamen den wegh achter affny- den-, voortsop'tlyfftórten. Om welke fchok t'ontgaan zy den fpronginde Schelde waaghden-,daar 'er een deel verzoop, een deel in't Landt van Waas 00- verzwom. Toen viel den Prinf© van Oranje in, en gaf hy den Hartooghe te be- denken , dat Parma wellicht pooghen moghte, oover de zelffte ftroom, in dac geweft te raaken, 'twelk noch vet en volwas. En oft men fchoon de boeren daar, ten getaale van achtienduyzendt, op geweer geftelt had, de zaak fcheen buyten zorghe niet. Tot meerder geruftheit dan, ontbood zyn'Hoogheit
4 ' ' daadt-
|
||||||||||
■■■■■■
|
|||||
DER NEDERLANDSCHE HISTORIEN. 829
daaddyk al de paarden in ftadt, op alleenlyk drie vaanen naa. Dit gefpeurt by j ƒ 8*.
Farneeze; doet hy de knechten, zoo naa ontbloot van ruytery, op nieuw be- ibringen . Hier werd echter heftelyk gevochten j een goedt deel volx gefpilt j jneeft aan deSpaanfche zyde. De yzere koegbel nam'er veel weghj- e^en jiiosketkloot de rechte hiel van Ferdinand Kaarelszoon Gonzaga, zulx hy fint altyds hinkte, Mondragon verloor 't ros, daar hy op zat. Aan den aavont eerft j fchey d' d'er de Landtvooghdt uit} begroef ontrent tweehondert mann' j en voerde de gequetften, neevens de achtbaarfte dooden, met zich . De Har- toeh* laatende tot Gent dien van Efpinoy, vertrok ten naaften daaghe, met den De Har« prinfe van Oranje , en al het krysvolk, dat men by kleene troepen binnen Gent togb trek$ oorer de Schelde holp, naa Denremonde: alwaar hy ook heerlyk, als Graaf van naa Vwu~ Vlaandre , werd ingehaalt. Op den tweeden in Herfftmaant keerd' hy van monde • daar tot Antwerpen: in welken oordt de gefpraayde Ibldaaty zich wat verquik- te. Verdugo, midier wy Ie, hatende tot Rooden in de Ommelanden vier van zyn' Waliche vendels, die met lift dachten binnen Groninge te raaken, hadde m"erniettefcherpeenJ wachtgehouden, haalde, opdenvyventwintighften vanHooimaant, uit de Zeevenwolden en Drenthe, eenqpgrootenroof: ruk- te voorts ten zei ven daaghe, met meed al't volk van oorlogh, naa Lochum, Verdugo eenkleen fterk fteedeken, op de vliet Berkel, twee mylen van Zutven, en be- voor lq- hoorende tot dat Graaffchap. Als hy nu eenighe fchanièn opworp,om het te be- clmn * naauwen, tooghen zommighe Weftvriefche vendels te fclieep' in de Marne j bernden zoo tot Leèns, als by Aduwaart en Leeghkerke, voorts in Twenthe en Drenthe verfcheyde kerfpelen af, wel tot dertigh toe -, om hem van Lochum te trekken: maar quaamen t'hunner meening niet. Dies verzaamde Graaf Wil- lem Loodewyk eenighe kryskraften $ en doende den vyandt een blokhuys oft Graaf twee ruymen, en zich dichter by een voeghen , holp etlyke waaghens met willemvan mondde oft en andre nooddruft in Lochum. Maar Verdugo, ziende den Graaf, kaffan daarnaa, te rug trekken, en oordeelende dat d'ingekreeghe lyftoght haaft ver-
fpjfi het.
teert zouw zyn, befloot het fteedeken noch vafter, met wel zeftien oft zeeven-
tien fchanfen, en mande ze te deeghe. Ook omgroef hy zich fterk, op zeekren bergh daarontrent. Toen braghten Graaf Willem en de Graaf van Hoohenlo aan den kant van vierdhalfduyzent knechten, en duyzent ruyters te hoop: en keerden, met twee halve kartouwen en vier veldtftuxkens, derwaarts.Ten aan- koomen werd 'er wat gefchermutft, zoo te voet als te paarde. Des andren mor- ghens befchootenzy eene der fchanfen 3 de welke, geleeghen voor de Moolen- pooit, en hun meeft in den weeghe, terwyl de beleegherden uitvielen, bemagh- tight werd •, met neêrlaagh van tzeeventigh oft tachtentigh mannen, die 'r in vaaren. Voorts hielden d'ontzetters behendelyk de fchermutfing gaande, en hermaakten immiddels deafgebrooke brugooverde vliet-, zulx hun gelukte 'Notheem meer voorraads, dan eerftmaals, in ftadt te brengen . Ten naafte nacht oover- met hy- vielen zy noch twee fchanfen. Welke voorfpoedt hun de ftoutheit gaf, om Vér- flwdt van dugo, vertrokken op den bergh, in zyn voordeel te beftooken, met flechte or- H°*henl9. ■ de, in drie hoopen , waaraan hen Hoohenlo verdeelt had. Verdugo hier, vaarneemende zyn' ftonde, ftort met zyn* ganlche maght op de zwakfte fchaar, en doet ze verftuy ven. Een'goedt deel ibldaaten, ook eenighe bevelhebbers, , .. bleeven 'er in deJoop. Een deel vlood 'erin ftadt: een deel toogh 'er in, door
Hoohenloos bevel, om ze te verzeekeren •, neevens twee zoonen des Graaven yjn den Bergh, en veelGelderfchen aadels, tot wel achthundert man'toe» Hoohenlo, dus gekrenkt, deysde naa Zutven •, en liet den vyandt de handen j^ym, om de verloore fchanfen te herwinnen en 't beleg eeven ftrak aan te Jenden . Want, Verdugo zagh lichtlyk af, dat d'ontfange voorraadt niet rÄen kon, mits de eeters naar gelang immers zoo zeer vermeerdert waaren, A a a a Maar,
|
|||||
8}o p. C. HOOFTS NEEGENTÏENDE BOEK
i y8 2. Maar, zynde nu tweemaals gefteurt geweeft, en daaghelyx gequelt wordende
met uitvallen der fteedelingen, fchreef hy om byftandt.aan Parma; die hem Graaf Kaarel van Mansveldt, en den Baroen van Hautepenne, met ontrent zeslipndert paarden, en vyftienhondert knechten, toeveyrdighde. Dus ver- fterkt, deed hy, oft veel eer Mansveldt, dien hy 't hoogh bewindtoovergaf de (ladt weeder opeyichen. Doch de beleegherden , hoewel zy reeds, ten eynde van drie weeken naa de tweede fpyzing, 't paardevleefch moeftenaan- ipreeken, toonden geen'kommer. Te weeten, Hoohenlo, gereyft in per- ibon naa Antwerpen, en vertoonende, aan denHartogh, en den Prins van Oranje, hoe 't met Lochum ftond, daar drie neeven zyner Doorluchtigheit in waaren, had, tot vordering des ontzets, derdhalfduyzent mann' te voet, vyf. tienhonderdt te paarde, en noch drie Engelfche kornetten onder Norrits, ver- worven. Den eenentwintighften van Herfftmaant, fcheydd'hy uit Deeven- ter, en vergaaderde, op de heyde tuffen Zutven en 't huys te Dort, vyfduy- zendt knechten en derdhalfduyzendt ruyters, zoo Franfoyzen, Gascoenen, Engelfchen, Schotten, als Neêrlanders ; puyk van volk. Zy fleepten mee zich vier zwaare ftujsken gefchuts; getal van del vers; vyfwaaghens, opek ken een' lange aak; vyfgelaaden met fchipbruggen; zesmetfehanskorven; veele met ander krysgereedtfehap en eetwaaren, om teffens den vyandt en den honger te verdry ven. By 't huys ter Wilde, een half uur van Lochum, had Verdugo een' groote fterkte. Deeze, als zy d'ontzetters in 'toogh kreegh, werd verlaaten: en Hoohenlo, ziende zyn oopen, deed flux een fchans op- werpen tuffen twee van den vyandt in. Onder fcherm van deeze floegh hy een' brug ; befchanfte voorts 'teyndt der zelve, aaft ginszyde van 't waater; in voeghedat hemde toegang der ftadt niette beletten was. 'S nachts hieraan, ' liet hy d'onnutte oft oovertallighe monden daar uit koomen; de bezetting ververfchen, doch fterk booven vierhondert man' niet, Met den daagheraadt
ging men gezaamentlyk de beleggers in hun voordeel zoeken. Die weeken naa den bergh -,, gemerkt Hoohenlo nu de ftadt te zynen wille kon ipyzen, en hen voor affneê van toevoer deed duchten. Zy bleeven daar nochtans totoover middagh in flaghorde: maar naamen toen , ontruy mende al de fchanfen, hun- nen wegh naa Grol ^ en lieten een leelyk ipoor van vuur en vlam, waar zy door Lochum tooghen. Ten volghenden daaghe> werd Lochum voorzien met allerley nood- wort ten druft; en de fchanfen rondom geflecht. Verdugo verdeylde zyn volk in Grol, volle ver- 01denzeel,Goor, Enfchede,Koeverde, Mansveldt en Hautepenne keerden naa °J Brabant. Voor Lochum, was, onder andre Kooningfchen , gebleeven de Ba- De sta*- roen van Anholt, dien, ter wyl hy de ronde deed, een koeghel uit der ftadt, trof.
(eben kjy- Thans befchooten de Staatfchen 't huys te Keppel: 't welk de bezettelingen lee- ghen de% verden, en met een hunnen Ooverfte. 'T Slot Baatenburgh aan de Maaze, een' huj%.m van halve myl van Nieraeeghen,werd hun ook oovergegeeven; gaande de fbldaaten Keppel en* daaruit, met hun geweer. In Noordthollandt had, een' wyl, een gevaarlyk vuur JSaaten- van 0proer gebrandt, dat, liftelyk geftookt, voorzichtelyk beftelpt, ten laafte u^ ' om dit getyde volkooraelyk gefmoort werd. In den jaaren vyftienhondertee- van den nentachtentigh, als men Philips tot Lisbon Kooning van Portugal kroonde, spanjaardt laaghen daar , onder andre Noordthollandfche , verfcheyde fchippers van om Enks Hoorn en Enkhuyzen op hun vertrek. Deeze, door zyn bevel, werden met al- hujz.en, en lerley gerief en handtreyking bejeeghent: jaa zommighe te hoove genoodightj andre en ftäadyk onthaalt, zonder toezeg te fpaaren, dat zy zich t'hunner weeder- plaatfen m k00mft gelyke heusheit van zyne Majefteit verzeekren moghten. Waartoe hy Noordthol- inzon<jerrieit te werjc {\e\dceenen perfoon geboortigh van Ènkhuyzeii,die hê» landt, op- ... . K. & , & i j j r^ftee- flendivb te twmtlgn jaaren voor trau want gedient, en noch eenen broeder daar ter^
Jmaaken. de in 't leeven had. De fchippers dan , te heym gekeert met her hart vo
|
||||
DER NEDERLANDSCHE HISTORIEN. 831
van 's Kooninx minlyke goedertierenheit, booghden daaraf op 't breedfte, en 15-82,
verhieven ze ten heemel toe.En dit geviel juyft als men t'Enkhuyzen ftond om hem vyandt te verkiaaren, en af te zweeren. De Wethouders, duohtende dat deezeklapdegemoedenmoghte fchuwvan 'tafzweeren, en voorts wendigh van de teeghenwoordighe regeering maaken; vorderden van Sonoy een ven- del knechten , onder Hopman Jan Garbrantszoon hunnen meedeburgher: 't welk, ingekreeghen, hen voor dat pas geruft ftelde. MaardeSpanjaardt, voortvarende in d'aangevange treeken, ièhikte derwaarts, ïuttel maanden hiernaa, den zelfftenHelbardier , met pronkende brieven, geftoffeert met milde aanbieding van genaade, en vergeldenis voor de geenen , die zich in de armen zyner Majefteit wilden werpen. Deez, gekoomen, quanfuys, om zy- nen broeder te bezoeken, en ontfangen met geen'minder vrundtlykheit by de fchippers geweeft tot Lisbon, dan by hem; wift zyn' boodfchap zoo glimpigh voor te draaghen, en zulx op te geeven van de lydighe zucht zyns meefters tot denNeêrduytfchenlandtaardt, dat hy veelen, bekak daar door, of bekoort door den fchyn der vertoonde belooningen,aan zyn' koorde kreegh.Zeeker in~ woonder van Enkhuyzen,genaamt WouterVerhee, broeder van Johan Verhee Scheepen der ftadt Amfterdam (beyde zyn 't mannen, gefprooten uit der Gou- de , van helder en heughlyk vernuft geweeft ) werd ook aangezocht onder an- dren: en hebbende geleezen des Kooninx ïchryven, gedaghteektfnt den eer- ftenvan Wynmaantdesjaarseenentachtentigh, dubbeld' het, uitzinlykheit, om de konft van denftyl. Want van't werk had hy een' afkeer; en waar- fchuwde verlcheyde vrienden , dat zy zich daarmee niet mengen zouden. 'T zelve nochtans der Majeftraat te oopenbaaren, tot laft zyner bekenden, was hem teeghens de borft; waarin hy, diesweeghe, dit hachlyk geheym, een' tydt lang , draaghen bleef. Koomende thans door Haarlem gereyft, Die mn meldd'hy't, in gemeynzaame kout, zynen vertrouwdeling Dirk Volkaarts-^«^^, zoon Koornhart} die, 'tgevolgh dieper inziende, hemuitgehoort berispte en ver- dat hy 't der Ooverheit verzweeghen had; en rondelyk verklaarde, noch dien boedt. aavont naa den Haaghe te willen gaan, om het, den Staaten aldaar vergaadert, aan te geeven. Verhee, hiermee bekaden, pynde zich, hem van dit voornee- men te brengen, zeggende dat Enkhuyzen een goedt vendel földaaten in had, en geene noodt altoos. Koornhart, bly vende by zyn opzet, eyfèhte 't affchrifc van 's Kooninx brief; doch verplichtte zich, zyn beft te doen, om de zaak zulx te beleyden, dat zy niemands bloedt quaam' te koften. Hierop beloofd' hem d'ander het affchrift, dathy niet by zich had, ten naaften daaghe toe te veyrdighen: daar Koornhart niet naa toeven wilde. Gereyft, dan, oover nacht, en 's morghens in den Haaghe koomende, verwittighd' hy zyn weeder- vaaren aan Niklaas van der Laan, Burghermeefter van Haarlem; die, daar ter jtaghvaart zynde, alles in de vergaadring der Staaten braght. Thans volghde £ beloofde affchrift: en deeden de Staaten, hebbende dat gezien, noch een vendel knechten, dat tot Eedam en Monnikkendam verdeelt lagh, t'Enkhuy- 2en koomen; den Helbardier op 't ftilfte in hechtenis neemen; andren in hun- ne huyzen verzeekren. Zommighen maakten zich t'zoek, tot dat de vreez 00- vet* ging. Want dit ftuk werd gehandelt met zeldzaame gevoeghlykheit; en zelfde trauwant ontflaaghen ( alhoewel naa lang zitten ) onder enkel gebodc Van 't Landt te ruymen: 't zy de beede van Verhee gold: en dat men oorbaar- Jykervond, andren, hierdoor, by gelyke geleeghenheit, onbekommert in gelden te maaken, dan de quaadwillighen door fcherpheit van ftraf te ver- , 'uffen; oft fchroomde, door ftrengheit gepleeght aan eenen die uit Spanje quam, de vry heit te verliezen, die d'onzen daar genooten. Maar op deeze zach- ^heit fcheen gezondight te worden. Want, als men 't gewoel bezaadighr. Aaaa % waande?
|
||||
832 P. C. HOOFTS NEEGENTIENDE BOEK
i f 82. waande, quam in 't licht, hoe de Kooning nieuwe brieven van den zelfften zin3
en geteekentop den twaalfden van Bloeymaant deezes jaars tweeëntachtigh, uit Lisbon gezonden had, aan de tweeëntzeeventigh hoofden der burgherye van Enkhuyzen j mits zyne voorgaande, meermaals gericht aan Burghermee« fteren f zoo hy zeyde ) door flim bedryf van eenighe baatzoekérs, waaren achter gehouden , en de gemeente geblinddoekt in een' zaak waaraan haar hooghfte welvaart hing. Dit porde de Staaten tot geeven van naader laft aan Sonoy, om Enkhuyzen met drie vendels, elk van hondertvyftigh koppen, te bezetten. Thans, op bevel, eens.en ander maals ontfangen van den Prins van Oranje, die hem dubbelt van's Kooninx laafte fchry ven toeveyrdighde, ver- fterkte hy de vendels, elk tot tweehondert man toe j ende nam zelf zy n' woon- plaats tot Enkhuyzen, voor den geheelen winter: waarmeede alle ongemak, Aanflafi en vreeze van dien, verwonnen werd. Onder verlcheyden' aanilaaghen ter van Anjou elkezyde* haaperd''erookeen, voorgenoomen, vanweeghedesHartoghen opLooven van Brabant, teeghens Looven ; daar een deel volx, reeds binnen geraakt, 1 u weeder werd uit gedreeven. In't laafte van Herfftmaant, kreeghdeheervan ,aas y Sant Luk, neevens de Kornellen Tempel en Sayfleval, met tweeduyzent van de" knechten en vyfhondert ruyters, by verdragh de burgh van Gaasbeek wee- Staatfcben: ^eri <^aar eene vaan te voet, een'halve te paard' oplagh. Dus werden van Ook^ To- deeze prang de BrufTelaars verloft, die 't ernftigh verzocht hadden. 'T Slot huze: van Tolouze ging den zelven gang. De Graaf van Rochepot, poöghende En andre Lier te brey delen, dwong de bezettelingen van't Slot Eekelhoove, die'tplan- wrgben. ten van twee flikken gefchuts verwacht hadden, uit te gaan met witte ftoxkens. Daarnaa foogh hy voor Roft, een blokhuys aan de Deemerftroom, dat maar drie daaghen teeghens hield. Hier werd hy zelf gequetft j ook de Kornel La Hatfett in Garde. Thans begaaven,die van Duffel zich onder 's Hartoghen gehoorzaam- Oover/Jfel heit. InOoveryflel paftenHopluyden, Krom van Steenwyk, Wolter van wort ver- Doorn, en Niklaas van Haarlem koomende van Zwarteiluys, yder met on- rafl van de trent Vyftigh knechten, opdenzefTentwintighïten van Wynmaant, 'smor- pjT,^"' ghens met het ontlluyten der poorte, voor Haflelt te zyn, en verraden datftee- des Har-4 deken j daar eenighe huy zen geplondert, de beelden ter kerken uitgerooy t wer- toogben, den > cTOnroomfche preeke ingevoert. Op den tienden van Herfftmaant, ver« dat ver- klaarde de Hartogh by Plakkaat, al de goedren verbeurt, niet alleen van die beun •fep ziehender denvyandt onthielden; maar ook der geenen, diezichoponpai- aïïegoe- tydighe plaatfen met der woone begeeven hadden; 't en waare zy, binnen zes dr en, z.00 weefcen} 2 jc|j genoeghzaamelyk quaamen verdaadighen, voor luyden gemagh- h e ~d> t^Snt om kennis van die zaaken te neemen . Hy verwachtte van dagh tot dagh vvands, als ver^cn vo^ mt Vrankryk 3 onder den Prinfè Dolfyn: de welke, alzoo zyn vaa- andren der Louis van Bourbon op den drieëntwintighften der gemelde maant00ver- woonende . \eed, feedert Hartogh van Monpenfier genoemt werd. Parma, derhalven, ver* op onpary- fterkte de grensplaatfèn met bezetting -, en zyn heyr zoo veel hy kon, om tuiten dighe beyde te gaan leggen, en de Franfche kraften gefcheyden te houden. By mon- plaatfetr, ftering, gedaan op den veertienden, waaren bevonden vierentwintigh veii- zjcb deez,e ^e^en Spanjaarden, maakende tweeduyzent, achthundert, zeftien koppen, ofl- hafie bin- ^er °^en ouwden Mondragon* achtienhondert en twintigh man' van den zelven |
||||||||||
nen z.es
weeken
Verdaadi
|
landtaardt, onder zeeventien vendelen, en den Kornel Pedro de Paaz •, twee-
duyzent, driehondert, zeevenentzeeventigh Italiaanen , verdeelt aan acht |
|||||||||
vendelen onder Mario Cardon -, tweeduyzent, driehondert Italiaanen, onder
ghen. acnt vendelen,, en Camillo del Monte •, zeeventienhondert Borgonjers, onder Lyj e van veertien vendelen, en den Markgraave van Varambon j tweeduyzent, twee- hyskyaf» dondert, drieën vyftigh Waaien, onder vy frien ven de len 3 en den Baroen van urit Montigny; neeghentienhondert vy ventachtigh Waaien, onder zeftien ven-
delen
|
||||||||||
:^--.■...,■.. :■ :.
|
||||||||||
DER NEDERLANDSCHE HISTORIEN. 833
delen des Graaven van Egmondtj twaalfhondert vierenveertigh Waaien, 15-82.
onder tien vendelen en Gabriel van Liques 5 vyftienhondert Waaien 3 onder tien vendelen, enGraave O&avio vanMansveldtj duyzent Waaien, onder tien vendelen, en den Graave van Manderfcheydt 5 achtienhondert Waaien, onder twaalf vendelen, en Philips van Liques; twaalf hondert, zeevenentach- tigh Waaien, onder tien vendelen van 't regement des ooverleeden heers van Boursj achthondert drieën tfeeventigh Waaien, onder tien vendelen, enden Baroen van Aubigny ; veertienhondert zeiïèntièftigh Waaien , onder tien vendelen, en den heere van Maniry -, f weeduyzent, achthondert Hooghduit- fchen, onder tien vendelen, en Robbert van Gumbergh; zefïèntwintighhon- dert Hooghduytfchen, onder neeghen vendelen, en den Graave van Aaren- bergh •, drieduyzent, hondert, vierenveertigh Hooghduytlchen, onder tien 1 vendelen, en den Graave van Barlemont \ drieduyzent, hondertvierenveer- tigh Hooghduy tfchen, onder tien vendelen, en Graave Kaarel van Mansveldtj drieduyzent, hondert, vierenveertigh Hooghduytfchen, onder tien vendelen, enDonJohan deManriquezj zeshondert Hooghduytfchen, onder vier ven- delen , en den heere van Floyon > drieduyzent, zeevenhondert, drieê'ntnee- ghentigh Hooghduytichen, onder eenentwintigh vendelen, buyten regemen- ten. De gewoonlyke bezettingen van Luxenburgh, Diettenhoove oft Theón- ville j Montmedy, Damvillers, en Chimery, beliepen ten getaale van zeshon- dert zeeven tien man': die van 't Slot te Karpen, Sanfen, Charlemont, Ma- rieburgh, A vennes, Landrechy, enQuesnóy, braghten elf hondert, zeeven- entachtigh koppen uit. Hautepennes regement, leggende in de Kempen, en dat van La Motte, 't welk tot Greevelinge lagh, waaren fterk, elk vyftienhon- „. dert man', onder tien vendelen. 'T regement van Robles, heere van Billy > dat in Vrieslandt was, beftond uit drieduyzent Hooghduy rfchen, onder twaalf ouwde vendelen . In den zei ven bordt had Verdugo vyftienhondert man', on- der tien vendelen. TotGroninge laaghen zeshondert knechten in bezetting onder twee vendelen. 'T regement des Baroens van Aanholt, in Ooveryflèl, beliep ten getaale van drieduyzent koppen, onder twaalf vendelen. De licht- gewaapende Spaanfche en Italiaaniche ruyters waaren tweeduyzent, hondert, zeevenentachtigh , onder zeevenentwintigh Kornetten ■-, de Neederlandfche, zoo fpeeren als fchutten te paarde,te zaamen duyzent,onder twaalf Kornetten. In Vrieslandt telde men, onder vier Kornetten, vierdhalf hondert lichte paar- den . Som me, zeüen vyftigh duyzent, vyf hondert, vyftighknechten, on- der driehondert, en vier vendelen j drieduyzent vyf hondert, zeevenendertigh ruyters, onder drieënvyftigh Kornetten j in alles tfeftighduyzent, zeevenen- tachtigh foldaaten: die den Kooning, ter maant, ftdnden op zeshondertduy- zent, tweeënveertighduyzent, driehondert, feffènvyftigh gulden •, booven twaalfduyzent gulden, gefpilt, ter maant, aanEntretinidos, dat'sOnder- houdelingen, die 't hof oft heyr volghden •, en booven de kotten van 't gefchut met zyne fleep, voorts van del vers en andre nooddruft, die men op een derden- deel der ibldye plagh te reekenen. Echter klaaghde de Landtvooghdt, dat hy geen' dertigh duyzent man' te velde kon brengen; mits de meenighte der ftee- den en blokhuyzen, die hy te bezetten had. De Franfoyzen van Kaamerik naa- De Landt- ^en voor, 1'Ëfclufe te veftighen. Om 't welk te verhoeden hy derwaarts ruk- voogbdt be- te, met eenigh grof gefchut, en dwong de plaats tot oovergift. Voorts deed temt /'£ƒ- tyCafteel in Cambrefis opeyfchen; daar anderhalf hondert bezettelingen met cMe '■ hun geweer uit tooghen. Verfchey den'andre fterkten, daarontrent, werden - °°*>c*m flem ook ingeruymt. Hy was verzelfchapt met La Motte, Montigny, ^^clmbnCui %sburgh, dieeenen aanflagh opDuynkerke maakten, doch niet teneynde m mJg * bi'aghten. In 't eerft van Slaghtmaant, quam hy Nienhoove befchieten; 't welk, fierkjm in A a a a 3 te dien-oordt.
|
||||
834, P. C. HOOFTS NEEGENTIENDE BOEK
1582. te verre geleeghenom ontzet te verbeyden, hemmeedegeleevert werd; des-
Thans gelyx Liekerke en Gaasbeek. Hebbende hieruit hoope gefchept, van Bruflel Nienboove, te joen zwichten, braght hy zyn maghtigh heyr in dat geweft. Dan die ftadt Liekerke, j^j tweeduyzent foldaaten, zoo Franfoyzen als Engelichen, ingekreeghen$ Gaas eek.^ booven d'OUwde bezetting van twaalf vaanen te voet, vier te paarde. Dies de Bruiïel onderwond hy zich alleenlyk van verre de weeghen te floppen: doch vergeefs •, te benau- gemerkt zy ook van allerley voorraadt verzorght was. Jaa hy vond zich zelf wen, raakt wel haaft in groote benauwtheit: zynde achter zynen rug Arthoys en Heene- hj z,elf in gouw afgegeetenj Vrankryk geflooten. Toen docht hem raadzaam te ver- benauwt- zoeken, oft hy in 't Landt van Waas, dat noch onverwoeft was, raaken kon- |
||||||||||||||||||||||||
heit.
|
||||||||||||||||||||||||
de . Maar dit moght hem ook niet gebeuren. Want de Hartogh (chikte voor
hem gereedt te zyn, met bezetten der toegangen. Voorts, dewyl'twinter- waater zeerhoogh was, deed zyn'Hoogheit zommighedyken deurfteeken, en verfcheyde fluyzen afloopen op de Kooningfchen * zoo dat zy , teffens geplaaght met de ftrafheit des weeders, de Ichaarsheit van eetwaaren , en 't ongemak der vloeden, daaghelyx, tot groot verdriet des Veldtheers, van krankheit en kommer iïeeten : zonderling de nieuwe Spanjaards enltaliaa- nen, die met hoopenwegh ftorven. Veele vlooden naa's Hartooghen kant toe , en van daar naa huys. Dies brak de Landtvooghdt op , om 't volk in bezetting te verdeylen j laatende ooveral meenighte van dooden •■, en van zie- ken j der welke bet dan zeevenhondert, ontrent Bruftèl, ter wreedtheit oft ge- |
||||||||||||||||||||||||
Armoe
|
||||||||||||||||||||||||
naadevan de boeren bleeven leggen. Aand'andre zyde ging de fterfte desge-
van t kip- iyX Weldigh weyden , ende was geen1 minder armoe -, booven al onder de V'°un- Franfoyzen, die fchandelyk liepen beedelen, by mangel van lbldt. Hierhe- en &?d<?. «eevens floegh het kooren zeer op, mits 'er in veertien oftvyftien weeken Diene, geen Oofte, windt vernoomen werd -, tot dat hy begon te waayen op den drie- hegofl en entwintighften van Slaghtmaant; als men nu voor zwaare dierte vreesde, en grooter ge- een merklyk getal fcheepen, gelaaden met rog en terwe, om naa Weite te zey- vreefi by \tn y zoo }ang m Teffel, en Walchere, had moeten marren; niet zonder veel |
||||||||||||||||||||||||
gebrek^ van
Ooflen windt. Zwaare
TLeejlor- men. |
||||||||||||||||||||||||
graans, dat begon te broeyen, oover boordt te fmakken. Geduurendede
zelve tydt ftormd' het ook dikwyls heftelyk, op zee, en daaruit, zoo dat 'er veel ichipbreuks geleeden werd, veel volx en lands verdronk. De fchans in de Kuynderwerd ganfchplatgeipoelt; de dyken daarontrent aan ftukken: en- de, tot oovermaat der ellende quam't hermaaken traaghlyk by, omdat 'er |
||||||||||||||||||||||||
geen' aarde te kryghen was. Zeeker landtman, hierentuften, uit de Drenthe,
't zy hy van andren haat teeghens de Staatfche parthy gedreeven werd, oft van enkle wraakgierigheit qm dat men hem geen arbeydsloon liet volghen, ont> worp eenen toeleg, onfaSteenwyk ( 't welk, oopenbaarlyk aangevochten, Rennenberghs volhardende eyndthouding in die zwaare beleeghering ver- duurt had ) door verlchalking ten val te brengen •> en geloofde zich zelve zoo ftoutelyk, dat hy, gehoort op de zaak, zynen hals te pande zette, om zich te laaten hangen aan den eerften boom, indien hy de Kooningfchen, zoo zy zyn onderwys naaquaamen, niet in der ftadt holpe. Verdugo, graatigh om de krak, gekreeghen in zyn' achtbaarheit voor Lochum, te boeten, beval 't ftuk aan den Ooverften Steehouder Taxis. Deez, paffende op zyn' ftonde, als een goedt deel der bezettelingen van Steenwyk op eenenaanflagh uitwas, liet zich, neevens Eeverart van Ens, Droft van Koeverde, voorts Kamminga,Lau- kema, en andre Hooftluyden, met zes oft achthundert knechten en twee Kor- |
||||||||||||||||||||||||
Steentvyk.
|
||||||||||||||||||||||||
netten, 's nachts voorden zeeventienden van Herfftmaant, te drie uuren-
|
||||||||||||||||||||||||
/•! 11
|
||||||||||||||||||||||||
en tover- ^oor ^en ^oer tot ty de Ooftpoort leyden, daar men in 't diepen der graft ver-
rompelt zuy mt had den grondt genoegh af te neemen . Hier braghten zy, gaande ten door Taxis, middel toe door 't waater, hunne ladders oover j en hebbende die gerecht, raakten
|
||||||||||||||||||||||||
DER NEDERLANDSCHB HISTORIEN. 837
raakten op de vefte, eer de wacht des yet vernam, oft zich ter weere kon ftel- 1582.
jen. Ook lieten zy die onbeftookt, en tooghen ftrax naa de markt. Een vrouw, die hunner eerft gewaar werd, riep den waakren op 't ftadthuys toe, zy zouden flux doen waapen trommelen , men had den vyandt binnen. De waakers vatten 't geweer: maar merkende dat het te fpaade was, flooten 't ftadt- huys, en hielden't noch in, tot neeghen uuren toe. Een deel der földaaten vieloover de muuren, en berghde zich met zwemmen. Weenigh werd 'er verüaaghen, veel gequetft en gevangen. Die op 't Raadthuys waaren, ruym- den'teyndtlyk, bedingende vryen uitgank, zonder waapenen. Naa't pion- deren der ftadt, ftelde men mannen, wyven, kinderen, op zwaarder ran- foen dan zy wiften t'zaam te fchraapen. Niet zoohoogh, als men wel waa- neii zoude werd dit verlies opgewooghen: zynde de burghery bynaa uitgeftor- ven aan de fmettende quaale, en d'omleggende plaatfen treflyk geveftight. Echter deed Graaf Willem Lodewyk van Nafïau de Hopluyden Boekholt en Krom, die, op 't pas der veroovering, uit der ftadt geweeft waaren, ook een deel der földaaten die zich toen daar binnen gevonden hadden, in hechtenis neemen, en krysrecht daar oover houden. Maar, alzoo nocht ontrouw, nocht breede fchuldt oft flof heit in 't bezorghen der gewoonlyke waake begaan bleek, en de ronde, by ongeval, eeven een vierendeel uurs te voore, den wal bewandelt had daar de vyandt was opgekoomen ■■, werden zy vry gekent. Tot eenighen trooft deezer fchaade, dwong, ontrent dit gety de, de Graaf van Eoobenlo Hoohenlo Meeghen in Brabant, door beleg ; en maakte zich meefter van dwingt nodieenighe minder plaatfen. In't laaft der gemelde maant, verfcheenen op Meegben degrenzenviei*duyzentFranfoyzen, drieduyzent Switfèrs, te voet j enetly- m^^mU ke benden paarden -, beleydt, onder denHartoghe van Monpenfier, by den Maarfchalk Harman van Guntault' van Biron, geacht voor den braafften Biron, on- Hooftman van ganfch Vrankryk 5 die, kunnende geen' leedigheit lyden, en der Mm~ aangezocht van Anjous weeghe, ten beveele van deKooninginne moeder, Penfery deezen laft, by ooghluyking desKooninx, geirne op zich genoomenhad. ^J. met Neevens merklyk getalEedeldoorns, vonden zich, in'theyr, deGraaven J^z 50* van Laval en Agnan , kortelin^naa Vrankryk gereyft om de hulptroepen te rert oom fpoeyen. Getooghen door't Landt van Boulogne, naamenzy, verbyCalis en Greevelinge, hunnen wegh naa Duynkerke > en werden, dewy 1 't nu fpaa- de in 't jaar was, van daar gefpraayt door de Vlaamfche bezettingen. De Hoof- De Staa" den vefvoeghden zich naa Antwerpen, by zyn'Hoogheit. Neêrlandt, dan, Unhelo°- worftelperk derFranfche mooghenheit teeghens 'tSpaanfche geweldt, ftak vJ!n , vol van földaaten, Hopluyden, Ooverften, den bloem, en de vermaartfte, v^rt°£}' geleezen uit Duytfchen, Waaien, Franfoyzen, Spanjaards, Italiaanen, En- tonnen gelfchen, Schotten j die indapperheitvanmoedt, fluxheit van krachten, er- fchats vaarenis van vechten, kloekheit van beleydt, vonden van kryslift, deftryd-'.jaartyx: baarfte eeuwen der werelt zouden hebben darren tarten. Met vertooning d**renboo~ der koften, noodigh om zulk een'meenighte van ruyters en knechten t'onder- nn noch «ouden, en te verzorghen 't geen' 'er by behoefde, braght het de Hartogh zoo Y? tonnm verre , dat d'Algemeine Staaten, vergaadert tot Antwerpen in Slaght- en vm\n^L Wintermaant., hem, op hoope van onverwylde uitkomft der zwaarigheeden, den . in plaats van vierentwintigh tonnen fchats, der veertigh 'sjaars beloofden} Turkfcbe daarenbooven noch, hoewel ongeirne, zeshondertduyzent gulden, te ver- genanten fchafren by vier gelyke deelen, inGrasmaant, Bloeimaant, Zoomermaant, t'Antwer- en Hooimaant, naaftkoomende ; alzoo zyn' Hoogheit verklaarde, teeghen Perii °mgc- älsdaneen'uiterfte kraft te willen baaren. 'T wanken der waapenen, aanse- m { ap grepen met zulk een' heevigheit, klonk nu den aardboodem oover: en 't ge- \un^\ \e rucht, datdeeze geweften voortaan onder de Franfche befcherming wilden fliehten, Aaaa 4 fchuylen,
|
||||
%$6 P. C. HOOFTS NEEGENTIENDE BOEK
if 82. fchuylen , was tot Conftantinople toe uitgedeeghen. Weshalven de groo
te Turk, om gemeenichap van koophandel tuffen zyn' onderzaaten end'an- dre volken van Europa te (lichten, gezanten aan denHartogh afveyrdighde Hunne boodfchap hield , dat men woonplaats hadde in te ruy men voor achtien Turkfche koopluyden* aan de welke de waaren uit Afia en Grieke, door de Middellandfche Zee tot Mariilje toe} van daar te lande op Bourdeaux -, dan weeder te waater, de Garonftroom af, lanx de Franfche en Engelfche kuften > Zy krj- zouden naa de Schelde gevoert worden. Naa 't voordraaghen der zaake, bc- gben luttel fchonk men d'Ambafladeurs: die ( waar't faalde ) zonder klaar be'fcheydt befche/ds. oover Oofllandt en Poolen te heym keerden. Op'tlaaftedesjaars, voerde Paus Gregorius de Dertiende een' andre wy ze van tydtreekening in, dan men leum- |n étlyke hondertjaaren herwaarts gebruy kt had. Wat hem daartoe beweegh- nekenen ^e w^ 2lc^ genoeghzaam bezeffen laaten, als wy, 't geen aan de voorgaan- der jaur- de maanier icheen te haaperen, in 't kort zullen ontfouwen hebben. By de getjden. Godtgeleerden verzaamt tot Ni$ea in 't driehondert achtentwintighfte jaar van de geboorte onzes Zaalighmaakers, is geraamt, dat de Chriftenen voortaan den veertienden dagh der nieuwe maane, teweeten, dien van de eerfte vol- le maan, naa Middelbaare nacht der Lente, zouden voor tydtpaal van Paa- lche achten •, ende, op zondagh daaraan, die feeft vieren j om het niet op eenen zelfften tydt metdejoodentédoen. Voor Middelbaare nacht hadde men te honden , gelyk zy toen ook was , de eenentwintghfte van Lente- maandt. Maar , dewyl men het burgherlyk jaar fchat op driehondert vy- venfèftighdaaghen en een vierendeel, 't welk, maakende om de vier jaaren eenen dagh , ftof geeft tot een Schrikkeljaar, daar men dien inlafchtj en de Zon haare loop ey ndight in driehondert vy ventieftigh daaghen, vyf uuren, en neeghenveertigh minuyten, weenigh onder oft oover; zulx het zonnejaar on- trent elf minuy ten korter valt dan 't burgherjaar, die, in ontrent hondert drie. endertigh jaaren, eenen dagh uitbrengen, zoo werd de Middelbaare Lente- nacht, kunnende't burgherjaar niet involghen, bevonden, ten tyde van den voorzeyden Pauze, te weezen de elffte van Lentemaant. En uit deeze onee- venheit van 't burgher- en zonnejaar ftond allenskens groote verby ftéring in de Feeften der Roomfche kerke te verwachten j zulx ook, dat Kersdagh hadde kunnen ten midzoomer koomen. Om Paalche dan naar orde van 'tNic^ener Concilie te herftellen, trok de Paus deezen vyftienhondert tweeëntachtighften jaare tien daaghen af-, en beval, naar den vierden van Wynmaant, dagh van Sant Franfbys, te tellen, in plaats van den vyfden, den vyftienden -, maakte alzoo de Middelbaare nacht weeder de eenentwinghfle in Lentemaant; en braght Paalche, end'andre beweeghlyke feeften daaruit fpruytende, opgely- ke ftonde als die quaamen ten tyde van 't voorzeyde Concilie. Wyders, om zoodaanigh verloop voortaan te verhoeden , keurd'hy, dat men , naa'tjaar zeftienhondert, dedrieeerftkoomendehondertfte jaaren, naamelykhetzee- ventienhondertfte, achtienhondertfte, en neeghentienhondertfte, voor geen' Schrikkeljaaren, maar het tweeduyzentfte voor een Schrikkeljaar neemen zouden en zoo voort. Waarmeede de zaak, in'tgeene dat Paalche en andre feeften belangt, voor veel duyzent jaaren, zonder gevoelyk verfchil, gehol- pen is. De Onroomsgezinde ooverheeden, als de Kooningin van Engelandt} Kooningen van Deenemark. en Sweede, Hooghduytfche Vorften , geloo- vende dat de Paus zich deezes werx onderwond, niet enkelyk geport dooi* geeftelyke inzighten, maar ook uit faam-en ftaatzucht, om zich, als't hooft vanChriftendoom, boovenhen , jaa zelfs böovendeKaizarlykeMajefteit, te verheffen, wraakten zyne hervorming, en bleeven by den voorighen voet. Maar de Kaizar, inBoheeme, Slezie, Meherej de Kooningen van Vrank-
ryk
|
||||
DER NEDERLANDSCHE HISTORIEN. 857
ryk en Spanje} de Italiaanfche mooghentheeden hebben den nieuwen aan- 15-82.
veyrdc. De Hartogh van Brabant ('t zy om den Pauze te believen, oft dat ** Hartoa- liem zyne reedenen gevielen, oft om eenpaarigheit met Vrankryk te houden) $en Plak* gebood by Plakkaat van den tienden in Wintermaant, tien daaghen uit het ^atdaar- jaar te fchuffelen, en den voorheen vy ftienden den vy ventwintighften te noe- ^' men; in voeghe, dat deeze maant althans maar eenentwintigt! daaghen zouw uitleeveren. Doch hadden, dies onaangezien, voor't loopende jaar, ftreek te houden, zonder yet wes verkort te worden, de tyden geftelt oft tot verfèhy- ningoft tot verdwyning vanyemandts gerechtigheit. Brabant, Vlaandre, Arthoys, Heenegouw, Hollandt en Zeelandt, fchikten zich naa den nieuwen (lyl j gelyk wy, derhalven, voortaan denken meede te doen. Maar Gelder- land? Zutven, Uitrecht, OoveryfTel, Vrieslandt, Groninge, en andre, hielden zich aan denouwden* die ook, by de * Wiskonftenaars en waarnee- * iviathe*. mers van den gang derftarren, voorden bequaamften gep reezen wort, om matiken. verwarring in 't reekenen der tyden te fchuwen -. In deezen jaare ftorven den Koomng Kooning van Spanje verfcheyde kindren af; daaronder twee zoonen, d'ouwd- Philips ver- fte nu neeghenjaarigh, genaamt Don Diego, en de middelfte . Een fmartelyk lieft >ond^ verlies j mits'thuys, dat oover zoo veel Ryken heerfchte, zich met mangel ydre-kin- van manlyk oyr gedreyght zagh. Want den jongfte Philips, die alleen, nee- nn tWH vens twee dochters, ooverbleef, werd, van weeghe zyner weeklykheit, geen duurzaam leeven toegeleit. Gelyk het verlies van Audenaarde, Lier, Steen- wyk, grooteonluften morring teeghens deFranfoyzen verwekt had j alzoo werd de glimp van 's vyands winften eenighszins verduy ftert door 't Veroovren van Aalft en ontzet van Lochum: en Parmaas opbreeken van ontrent Brufïel, . met zeer verminkte krachten, waar teeghens de Hartogh zich met een' goede zenuw van frifïè foldaaty verfterkt vond, fchraaghde met nieuwen troofl de zyghen.de gemoeden der Landtzaaten. Hierby noch quam een ander toeval, waardoor 't jaar vyftienhondert drieëntachtigh zich te behaaghlyker op deed. 1 5" 83. Gebhart Truxes Aartsbiflchop van Kooien , eerfl ontfonkt door 't gezight van K<>olfcbe Agnes, dochter van Graavejohanjeurien van Mansveltj en thans gloeyende *yib>ve*~, van minne, geftookt door geduurighe kout en hanteering j befloot haar te wy- m**Aj$ veteneemen, en echter zynenftaatte behouden door invoer van Onroom- #/&^» fchen Godsdienft; waartoe hy waande dat hem geen fteunfel faalen zouw. Truxes Daar hy't by zoeken moeft, die rieden hem voet voor voet te gaan-, bygun- poogbde te ftighe ooghluiking, geloofsverwanten aan te fokken; hen met der tydt ten tref- huwen, en lykften ampten in te kruyen; vooral, de flerkten in vertrouwde handen te 'titer tp* brengen •, zich der verdechtighden allenskens quy t te maaken; zyne plaatfen flenflaat tg te veftighen •, voorraadt van geldt, van buflèkruy dt, en andre nooddruft te ver- e'm(ien" zaamelen: daarnaa de oopenbaare kerkzuy vering aan te vangen. Maar doof waaren zyn' ooren hiervoor: hy viel plotfelyk aan 't hervormen •■> *t zy uit y ver van gezintheit, oft uit graatigheit naa verandring, oft mits de dreighementen der Mansveldfche Graaven, dien 't lydigh verdroot, dat hunne nicht, noch ongetrouwt voor de werelt, om dat ze als echte vrouw by hem gehouden werd, als zyn byzit, op de tong aller Duytfchen reed. 'T kappittel van Kooien, derhalven, Paus,Kaizar, kanten'er zich teeghens, omErnhSzoondesHar* toghen van Beyere, in zyn' plaatfe te zetten . 'T welk eenen krygh uitkipte, die, mits ook de Prins van Parma parthy daarin koos , en een deel zyner krachten aan vertuydde, den Neederlanderen watwerx afnam. Dan 't was een korte pooze. Want Truxes, reukeloozelyk voorilaande, en de man niet orndemoeyte, aandacht, en hooftbrek uit te ftaan, daar zulk een bedryfmeê uoorreeghen dient, zagh zyn gebouw zonder grondtflagh zoo fchielyk florten, al$hyzichverhaaft had met het ontwerp bekent te maaken. Hebbende zyne zaaken
|
||||
838 P. C. HOOFTS NEEGENTIENDE BOEK
i f8 3. zaaken verbrodt, begaf hy zich naa Hollandt, toevlucht der verdreevene Vor-
zj/n toeleg ften: daar eertyds Kooning Eduwart de vierde van Engelandt, en t'onzen fmooninde daaghen Fredrik Paltsgraaf, Kooning van Boheeme, der vyandtlyke vervol- geboorte, ghing ontdooken zyn: en fleet, als vergeeten burgher, etlyke zyner leyde jaa- ren, in rouw oover zyn ooverleeden lot, op 't huys te Rouwkoop by Leyde Dus raakte Ernft van Beyere aan 't Keurvorftendoom Kooien , tot groot genoeghen des Koonings van Spanje, dien hy in naamaaghfchap beftond, als gebooren uit een' dochter vän Kaizar Ferdinand, broeder van Kaarel den Vyf, den. Te weeten 3 Philips had oover lang getracht, met hulp van Paus en Kai- zar, hier yemandtin te dringen, aanwien deSpanjaards eenen gevoeghzaa- men vriendt, de Neêrlanders eenen ongunftighen gebuur moghten vinden. 'T welk van te meer naadrux was, om dat men hem ook in 't bezit der Bisdoo- men van Luyk, Monfter, en Hildesheym holp 3 zulx de Neederlanden, om- vangen , van die zyde, met zoo uitgeftrekt een' arm zyner heerfchappye, gee- nen toegang 3 dan door dezelve , naa Hooghduytslandt behielden. 'T ge- vaar noch tan s was grooter dan het quaadtj endedaadt niet naar gelang van de wil des Biflcii ops: dewyl deeze Ernft niet ernftachtighs ter handt trok 3 haaf zy nes buy ks, en verzoopen in flordighe weelde 3 brengende den dagh met flaa- pen oover, de nacht met wyn en wyven: waardoor het den Kooning, mee deezen zynen neeve, wyduitzyn'gifling ging. 'T gelukte voorts denHar- tooghe van Brabant * 's nachts tuften den zeevendenen achtften vanLouw- Eyndboove maandt, Eyndhoove, een fteedeken in de Kempen, aan den Dommel, vier verruß door mylen van Shartooghenbos, door den Heer van Bonnivet'tebemaghtighen. de Fvan- Een (bldaat, genaamt Heynken de Schermer, die daar alle geleeghenheit ken- fiyzxn. c]e> was d'eerft die de vefte beklom-, ftoutelyk ingevolght van de reft, hoe- wel zy ftrax ontdekte werden, en de'waapen kreet hoorden. De wacht, en vyftigh Albanoyfche ruyters, die zich ter weere ftelden, bekochten 't met de doodt. D'andre bezettelingen , niet kunnende tichrap raaken, worpen zich oover den wal 3 zommighe indefterkte, die zy eer lang opgaaven, bedingen« . denietdan'tleeven. Korts hiernaa ging ook Helmondt oover3 en de Spaan- e.mn fchen daaruit, behouden ds hun geweer. Horft volghde, en andre vafte plaat- staatfeh; &n m ^cn noe^> tot kenauwing van Bredaa, en van Shartooghenbos: 't welk en Tommi- derhalven fcheen te waggelen, in zin om met Anjou t'ooverkoomen 3 gelyk ghe andre ook eenighe Gelderfche fteeden , die bezetting van den Landtvooghdc in plaatfen hadden. Dan deeze voorfpoedt was maar een grenikken der fortuyne 3 en daaron- dit gelaat desHartooghen , vanden gemeynen welftandt te beneyrftighen > trent. niet dan een ftreelen dat op byten en nypen uitquam. Want immiddels be- raamd' hy , en ftelde den aanflagh toe, die zyn' Hoogheit ten vuylen val, daar hy nooit van opftond , en , met een , al de Landen (" luttel fcheeld' Byfler net^ jn »c uiterfte bederf braght. Waardigh is de oorfpronk van zooheyl- voamee- loos een voorneemen, dat men't uit den grond'opgraave. De Kooning van Hanoo'jhen Vrankryk dan, eeven bekommert in 't geluk en 't ongeluk zyns broeders, van Anjou; vreezde, indien't hier wel met hem afliepe, dat de zelve fchier oft morghen muit wat de ganfche kracht van Neêrlandt teeghens hem moghte wenden: indien quaa- oor&aak* lyk, datdeHartogh niet alleen zyn' eyghe middelen daarin zouw brokken j Vemuen- maar ook de Franiche naam, en de achtbaarheit, die de groote heerfchap- 4e raadt, pyen ftaande houdt, daardoor een grooten krak kryghen . Te deezer oorzaa- roorgeßaa- j(e werc{ jlem noc{lt: volkoomentlyk hulp geweyghert, nocht toegezonden 3 en Vanhrk ^*e ^y ontfing , altyds te fpaade om veel te ftrekken. De kloekften, hier- omdeKeêr- en°ooven, ontrent den Kooning (gelyk het dien landtaardtaan geene veer- landmte - zienigheit mangelt 3 wen hun*maar'tgeftaadigh behartighen der dingen niet bemeefiren. verveeldejverftonden > T>at > naardien men in Neer land den Spanj'aardt had |
|||
DER NEDERLANDSCHE HISTORIEN. 839
afp e-zw o oren, zyne Majeflett zich in alle manieren verpynen moefl , omdit 15%.
iidti afgefcheurt van Frankryk, wee der, als'tpasgaave, daaraan te hech- ln : met welk toeiieemen het lichaam allen uitheemfchen, die zynegrootheit faßryden oft benyden moghten, zouw ontwojfen weezen. Ende ßondgeens* &ins tegedooghen,t dat een ander, wie V ook waar e , zyner Majefteit dit voor- deel af zaaghe , om Ne er landt, alseertyds, tot een' burgh van oorlogh te maa- fan, en van daar , wen 'themluftte, de ruß des Ryx te fleuren. ^Dan, om* ffiet de minft e geldt f pilling en't meefte gemak, meeftervan hetdeeldeezerge- weflen te worden, dat voor Änjou hield, fc heen raadzaam dat de Koon ing hem geen handt altoos reykte j Maar (_ 't welk niet lang aanlyden kon ) Hete 't waater op de lippen koomen: zulx hy benoodight wier de, zyner Majefteit hei wit paapier te zeynden, om de wetten te onder teekenen -, die 't haar geliefde hem voor tefchryven. Want zachter zoude hem dit vallen, dan, tot zyn' hooghftê fchande, aan vyanden oft vreemden oover te laate?i 't geen hy met zoo zwaare kojien en arbeydt verworven had. cDenStaatenmeede*> naa't Verteeren van 't hunne en 't zyne, zouw geen andre wegh oopenflaa?i 5 dan om zich los in de armen zyner Majefteit te loopen werpen, uit wanhoop van verzoening met den ooverterghden Spanj aardt. T)eez (zeyden zy') wiens geloof by de koopluyden, kor de voorgange wanbet aaiing, reeds gezwakt is, zat' daar ent uffen, by man- gelvan dien, zich met zyn eyghe middelen behelpen moeten, en defihatkaamer holmaaken: de Kooning, als van hoogher tinne, aUegeleeghentheeden beloeren -, %ich van geldt, volk, krysgereedtfchap, voorzien j waarneemendewat de Hooghduytfchen , de Kaizar , d'andre Ooflenrykers, en de Spanj aards aan- ßaan mooghen -, op dat hy zyne zaaken naar de gefieltenis der tyden richte. <Dus op zyn voordeel zynde, heeft hy, om de Spaansgezinde oorden f onder te hengen, alsdan oopentlyk te breeken met 'Philips • en voor eerft hun allen toe* voer af tefnyden. 'Dit zal ter zee weynigh in hebben j gemerkt hy zeer gelee* ghenehaavenen, de Spanj aardt ge ene daar ontrent bezit, om een goede vloot uit te rußen. Te Lande behoeft 'er, van de Franfche zyde, niet dan een ver- bodt toe. Maar in't Hartoghdoom van Luxenburgh zal hy een heyronder- houden moéten $ zien de hooftfladt ,famt Monmedy en T)iettenhoove, Qis't doeniyk) te bemaghtighen j en die ganfche plek onder dwang te brengen, tot daar de Moezel m den Ryn valt. Rn in deezer voeghe zullen die bloeyendege- weflen, be floot en van alle kanten, uit zyn' handt koomen eet en s fchier zonder dat men eenigh bloedt daarom fprenge. Jaa zelfs de zaak vereyfcht, dat de hanfoyzen, flechts veylighlykgeleeghert, en op welgekoooreplaatfen, zich met loopen enflroopengenoeghen, en by wylen den oefl bederven -, mydende allen veldt/lagh; 't en zy de kans heelfchoön home. Want in zulken geval dient het vechten hun toegelaaten, op dat de hitte en opflyghing van moedt, die wonder 'm de Fr an foy zen wérkt, door te lang een' lydzaamheit niet laauw en loom war« de, en wen men zich daar af te dienen heeft, op het gevaar verfltffe, Oft 'er ook dan al, gelyk vaakengebeurt, êen onverwachte ramp toeßoegh; die zoude licht te boeten zyn, mits de naabyheit onzer grenzen, van waar zy tèrftondt nieuwen aanwas bekoomen kunnen . Indien daarteeghens de vyandt Maat eenen firydt verlieft, hy heeft 'er eenen worp niet naa. Maar hoe ? zoo de reede leen'plaats vindt, zoo de glooty en verryking der kroone niet gelden mooghen; de noodt zal zich doen deughen. T>e Kooning heeft geen' keur: kryghs moet hy zichgetrooften •> de e zes oft eens inhéemfchen. Want, tuffen Anjöu, berooyt en loofgeoörloght, en dé Staaten, willen eyndtlyk onderlinge befchiddingen ry- &en j uit dé bêfchuldingen, fmaadt en twift -, als men uitgeput, ter weederzy- den , van alles , komt te bezeffén dat nochthy , noch zy, aan de trouw en wiiddlen van elkdndre eenighen toeverlaat hebben, Alsdan, buytentwyfel, zal
|
||||
i
|
|||||
840 P. C. HOOFTS NEEGENTIENDE BOEK
zalhy ,flaande 't verding in den windt, uit zorgh voor groot er hoon en de voU
koomefchup, de plaatfen, die hy kan, fchikken in zyn gewoudt te kryghen; daamaa in Vrankryk koomen, om oover den Kooning, als hebbende hemfchen- digh in de ly gelaat en, by alle foor ten van luyden zyn beklagh te doen. T>an denken de reedenen,gezonden, in yt begin zyner waapeni?ige, a/in 't Rechtshof van cParü en andre, weeder op te dondren: Dat hy in 't befiaan van dïtfluk V zeylgegaan is op 't kompas zyner voorouwderen, voorneemelyk zyns vaaders engrootvaaders: enzoozy niet geducht hebben, zich in zoo fchßadelykeoor- looghen tefieeken om eenefladt oftferkte, hoe veelmeer danks men hem weeten moet voor 't brengen, niet van eene, maar van heele Landtfc happen, vol van fleedenenflerkten, onder zyn ge biedt $ die hy nochtans, mits de Kooning h,em byflandt ontzeyt, gedwongen wort, totfchandelyke ver needring der Franfche achtbaarheit, te verlaaten. Veel heeft hy 'er voorts aan te hangen, om zynen broeder haatlyk te maaken: 'Dat mengeleeghenheeden verwaarloofl 3 die nauw- lyx eens in duyzent jaaren verfchynen, om de Landtpaalen uit teflrekken, en Vrankryk met eenenyzeren muur te bemant elen: 't welk niet alleen tot roem der heer fc happy egedyen zouw, maar daarenbooven tot verquikking dergemeente, die, nu gefooit van ondraghlyke tollen, hierdoor, met der tydt, van alle be- zwaar ontlaß'koudeworden. Ten laaf e, zoo't hem hiermee ontfchiet, zal hj 't uit erf e by der handt neemen, en wraakende de jeeghenwoordighefeur der regeer hge, een' zaamening van de Staaten des Ryx verzoeken, op dat men naar hunnen zin 't verloop der dingen richte -} 's Ryx veyligheit en waardigheit betrachte -3 't volk verlichte van Jchattïngen -y den troetelkindren en hooffchen vlaayflaaven, die niet dan door fnoode believingen naagunfl en baat jaaghen} de zak geeve ■> om voortaan zulke orde te houden, dat de e er e van den Staat be- waart warde. Dusdoende, en niet dryvende dan 't geen dat tot degloory enwel- fiandt der krooneflrekt, is hygefchaapen door te dringen, dat de Staaten, zelf teeghens V Koonings wil, befuy ten zullen hem hulp toe te leggen. Nu majf) zyn' Majefleit afneemen, indien ( 't welk God belette^) Anjou dan, uit ver- twyfelmg, dusverrefchrydt, hoe het haardèr aanzienlykheit en denganjchen Ryke bekoomen wil. Dies, omtydtlyk daarvoor te zyn, moet men, zonder zich der Spaanfche vyandfchap tekreunen^ te deeghe verf aan tot de Ne er Und- fche zaaken j en eenen raadt, niet alleen loflyk, heylzaam ,■ en genoegh uit- voerlyk, maar dien men ook niet verby kan. T gemoedt des Kooninx, die ver- lekkert op laffe leedigheit en de platte kiften des lichaams, geenen trek had tot prikklende fmaaklykheit, en ryzende genughten, daar de beleyding der door- luchtighe aanflaaghen mee gezult is , hoewel'tniet ooverfloegh , leuterde nochtans, gefchudt van deeze vertooningen. 'T welk gemerkt j braghten zynenaafte vertrouwdelingen wat anders by •, oft uit vuydigheit van aardt, en omhem te ftooten derwaarts hy liefft vallen wilde, oft uit heymelykezucht totdenSpanjaardt, ofteyndtlyk (gelykbefttegeloovenfchynt) uit vaar dat de {chatten, diez' hemdaaghelyxafmolken, door de koften des krygbsduii' nen zouwden. En niet darrende oopenbaarlyk zoo bondighe reedenen wee- derfpreeken, gingen zy, om ze te loor te doen loopen, eenen middelwegh in > met opwerpen van voorwaarden, waarmee zy wel wiften niet deur te kun- nen . Naamelyk -, dat zyne Majefteit zich ooverboodigh zouw ftellen, om in verbond t met de Neêrlandfehe Staaten te treeden, zoo zy haar verzeeker- den, dat, in geval van An jous ooverlyden zonder oyr van zynen zaade, de Lan- den aan de kroon van Vrankryk teverfterven hadden: ftaande den Kooning niet te verghen, dat hy zich zulken pak van oorlogh op den hals ginge haaien, zonder eenigh voordeel te verwachten , oft yetwes waaraan mendeoover- tallighe koften vernaaien moghte. Als nu de Kooninginne moeder, uit haaren |
|||||
DEK NEDERLANDSCHE HISTORIEN. B41
?oone, metmoeyte noch, 't woord t gewrongen had, van zynen broeder te 1583.
baate te koomen onder dit beiprek* en de Staaten hier niet aan wilden ■, liet Dcstaa* uien 't ftuk ganfchelyk vaaren: dewyldoch deKooning, om der bekomme« ten we}& ringen ontilaaghen tezyn, uitvlucht zocht, en degevondene graatighaan- ihrends crreep- Maar Anjou, verftendight door zyn'moeder en andre goedtgunfti- Lmd™ ahen, waarop de zaaken in Vrankryk draayden, begon 't gevaar voor 00- ™T Jtwï «heu, en met ernft naa 't achterft om te zien. Anxt ging hem daarbeneevens tm achten jan, dat deNeêrlanders, fors van inborft, zoo ras als debroederlykehulp naa Anjous ophielde, het 00 ver een' andre boegh zouden wenden 5 ende, zatzynes, naa doodt ^on~ den ouwden Heer heukeren > Want, hoe bitter het dien ook jpeete, dat z' hem der °p van wrfiooten hadden -3 de wonde fcheen geneeslyk met uitjaaghen van den nieu- ^nen **Ui* rjjgn: 't welk den Spanjaardt tot een onderpandt humier trouwe zouw dienen $ e' en tens voor al de vreemde Vorflen fchuw maaken, van naa eeny'dele fchaaduw te hapften, om, als 't op 't nypen quam, deerlykflip te haaien, en hunne dwaas- yit door de heele werelt te doen uitlachen. Jaa de Staaten, viellicht, mogh- tenzich inbeelden} hiermee zoo groot een* dank te begaan, datThilipshun unighe vryheit in zaaken van den Godsdienfi verkenen zouw •, waaraan kt handelßuyten met hem voorheene me efl geh aap er t had. Immers, wankel (3 vlot bleek een' hoop e, die men op den aardt van een volkflelde, datmet al- lé winden woey, en door verfcheyde ge zinthee den in 'tgeloove geßlitflwas. Wroetende met deeze gedachten naaeenigheuitkoomftj vond hy niet naa- dere daade plaatfen van 't grootfte belang in Neêrlandt onder zich te Haan, en met klem van waapenen te houden: 't welk gefchiedende, • hy zynen broeder van de geëyfchte voorwaarden verzeekren kon. Doch de lafter, te laaden op zyn' faam door't myneedigh 00 vervallen der geenen, die, zich verda- tende t'zyner oprechtigheit, hem ten oppervorftelyken toppe verheeven had- den, ftiet hem teeghens deborftj en zyn geweeten, zonder twyfel, verweet hem reeds de booze gepeynzen , met dreyghementen van eeuwighe knaa- ghing, oover zoo een'oeveldaadt, bedreeven met bezinde wil. Hoe'tver- dragh van Bordeaux hen buy ten alle plaatsvooghdyen floot, met toeleggen der Misnoeghen zelve aan de Landtzaaten 5 hadden de Heeren en Jonkers van zyn'fleepeerft van An- vernoomen tot Antwerpen -, en de krop daarom vol onbenoeghens: 't welk, Jm ver* vermeerdert door d'oopenbaare kleynachting, waarin deFranfoyzen nuby nouwde~ de inboorlingen begoften tekoomen, voorts in nydt verkeerde op den Prins in&m van Oranje, als erkent engefefteert met meer aanzoeks en naaloopens. En zy lieten niet af van hunnen meefter daaghelyx 't hooft warm te maaken, met breed uitmeeten zulker onwaardigheit, voor een Vorft van zyn' afkoomft. Men verftond ook naamaals, dat hem van begin af gezeurt had, Hollandt, Zeelandt, en Uitrecht aan den Prinfe te laatenj en dathy middel zocht om zich * d'ontkraftingbrieven noopende den eedt gedaan van weeghe dier geweld * Retivcf» ten, te doen weederleeveren. De geenen daar zyn geheym op rulle, meeft faal°i"ie- eenjonk, reukeloos, lichtveyrdigh gezellchap, oft dien de Godsvrucht hit-ven' tel ter harte ging, van welk flagh nooit ander hof bet geftoffeert moght zyn, nitften hem aan, elk bezonder, met de zelfde reedenen, en andre, gepaft om zyngewiile temuylbanden en de fchande te vermommen. Onder deeze zyne vertrouwdelingen in fmallen getaale, borft hy zelf dan bywylen plot- felyk uit, tot wreevle klaghten j en verklaard' hun ten laafte, door wat wegh hy van meyning was zyn gezaghuit den voetzande op te beuren . Schmo- rende nochtans den naam van. aanftighter des werx, en om te fchynen dat % niet uit eyghe beweeghenis, maargetooghen van vrundenraadt, daartoe daalde, wild'hy, genoegh verzeekert zynde van de zinuitingen der geenen die mJ 'er op hooren zouw, dat een ander, t'eener zaamening van zeftien oft B b b b zeeven-
|
||||
842 P. C. HOOFTS NEEGENTIENDE BOEK
zeeventien perfbonen,den voorftel deede. Willem vanHautemer3heer vanFer*
vaques, te dier tydt, ftondt in zyn' blaakenfte jonft 5 een man van aanzienlyken huy ze, fhel vernuft, itouten moedt, gladde tong, dry ver (indien yemandt an* ders)der zaake> en geenszins ichoorvoetigh om haar gewight 00ver zich te nee- men. Deezjter befchikte geleeghenheit, vervorderde zich (zeydt men) met fty. ve kaaken, dit uit te zetten. 'T) oor held erft e Vorfi, hoe veellydefyker waar 'tfa- weeft, voor ons die met den luyfter der e erft e plaatfen in uwen dien ft pr aaien Neêrlandt nooit,da?i hier deeze vertreeding derKooninklykeflamme vanVrank- ryk, t'aanfchouwen?Ghy, de eenighe broeder zynerMajefteit,ghy dien de treflyk- ft e kroon van Chrift endoom booven 't hooft ft aat-, dien ze van uur tot uur kan toe- vallen-, in watgraadt doch,in wat acht enis,vindt ghy althans u in deezegewef- ten?Een woord niet mooghtghy ter werelt brengenden zy u voorgefpeltdoor dm 'T rins van Oranje-3 een beftek niet volraamen, oft defchets moet eerft verkneedt wordenden minftegekeurt, by d'Algemeine Staaten -,jaa by de bezondre} jaa by de Wethouders van elke ftadt, tot d'allerger ingfl e toe. Infchildery heeft men u de Landsheerlykheit , niet dan de naakte tytels , opgedraaghen. Men houdt u als eenweeskindt,dat geen' maght oover zich zelven heeft-, zoo veel f aalt'er aan Vor ft te weezen. 'T volk is vooghdt-, Oranje zyn afgodt: die hun de ooghen begoochelt, enyders alvermooghen voor vry heit doet aanzien, om in drabbhh waater te vijfehenj en zelf wen 't hem fflaagh komt, hun 't net oover 't hooft te trekken. Wat eer e niet bewyft men hem onder uw ooghen ? Hoe gaapt elk nam zynen mondt? met wat een handt klappen wort alle gevoelen omhel/l, ak 't maar op zynen naam voortkomt ? Wie {bid iV) die maar een3 veezelvan een oprecht Franfch hart in 'tlyfheeft, zouw deezen afbrek uwerHoogheit kunnen duider^ wen ft hoon de ganfche landt aar dt, hoewel die de fmaat met haar deelt, noch daar enbuy ten niet door aller ley wangunft, onheus heit, en hinder, verfchoo» venlaaghe? T)e Heeren van uwgevolgh worden met de nek aangezien -} uwe dienaars verfnauwt j aller wandelbedilt. Uwefoldaaten verdwynen van hon- ger , en kunnen (ik zwygh van geldt, 't welk men hunfchuldigh is) nauw een" kruym broods voor hun bloedt kryghen, dat zy by beeken vergoot en hebben. T>it 's de dank , dit het loon van de ellenden , zuur en arbeydt, zorghlyk kryskanfen. Lieve, waar wil't noch heene ? 'Ten zy uw' Hoogheit opwaa- ke, en denkende wie zy is, infteê van windt en rook, waarmee men haarfpotte- lyk tefaayenpooght, het loutre lichaam en de kracht der Vorftlykheit, door de deughd haar er waapenen, eygene. T>it betaamt uw roemrykgeflacht; dit eenen Hartogh van Anjou. Nu zyn ze weêrberftigh' de Neèrlanders, om dat ze met zoo zacht een' toom gereeden worden: wringt hun een fcherp gebit in den bek} men zal ze zoet engedweegh zien. Ghy bindt umiffchien aan beloften-, envreezvoorafdraghtigheklapbedremmeltuwengeeft. Hoe? van alles kan men ver dienen. 'T aanfpannen teeghens't heyligh geloof der Room- fche kerke, 'tfchenden van 't Recht der Natuure, door een' ondankbaar heit zoo vuylals die van deeze gemeente, verbeuren 't voordeel, dat zy eyfchen moght uit verding oft eenighe befchreeve wetten. Maar de noodt heeft dergeene -, en jaaghtu derwaarts heen, werwaarts de puur e prikkelen dergloory u behoorden aan teftuwen, indien ghy ook althans zoo veyligh, als wanvoeghlyk, een ke- ven leydde. T>e eenighe toevlucht, die uwer Hoogheit oopenftaat, is d'onbe- heynde maght. Wat men aan de geneeghenheit van't graauw heeft, Ufft d'erv aarenis aller eeuwen. Is u vergeet en , hoe't, uit een y del vermoeden ^ om'tft uk vanjavregui opftoof in jchynvan uwen perfoon en al de uwen ter flacht bank te vorderen ? 'T' wi spelt uur igh gefpuys wilt'aavont oft morghen eenen krommen fprong maaken , en u uit den zaadel werpen : voert het uflechts in handen van den Spaniaardt niet, om daarmee zyn' gaading J <V0
|
|||||||
i583.
|
|||||||
Reede des
Heeren van Fevvd- ques, om den Har- togboy te rujren* |
|||||||
DER NEDERLANDSCHE HISTORIEN. 84,3
van pays te koopen. Wie naa uwegrootheityvert, zelfs vee/e onparthydighen 5 1 <•$ j; hebben deeze reedenen voor volwightigh en billyk aan te neemen. Stoffe, zeeker, omelykflechter, zouw , tot verbloeming van ge ly ken aanftagh, meenighe hoogh* ziende zielvernoeghen j die,gefchaapen, als d'uw e, tot bedryfvan brommende daaden , zich Hete voorflaan dat het zyne te bewaar en eens enklen huysvaaders plicht is'i 't lof der Vor ft en, teflryden om 't geen dat een ander bezit: dat Godt de fierkflen helpt $ de zeeghe de op/praak dempt i en 't rechtgefchat wort naa de leefl yarftgeluk. Oft dit op onzer zyde zal zy negeen' oorzaak om te twyfelen. Booven uwefriffe troepen van vierduyzent Franfche knechten, drieduyzent Zwitzers$ enduyzentruyters, laaft ontfangen, vindt zich in foldy der Staaten noch een wedt getal Fr anfoy zen, zoo te voet als te ros. 'Daar behoeft maar een' wenk om de Vlaamfcheplaatfen van 't meefle belang te doen oovermeeftren door de bezet* telingen, op eenen zelf ft en dagh -3 en t effens deezeftadt Antwerpen, door 't volk datghy, onder glimp ighe bewimpelingen , zult laat en leeghren voor de poorten > Uw' Hoogheit heeft reeds haare hof jonkers en ly f wacht hier binnen >> en kange- maklyk meer andren doen inftuypen,om dien van buyten den arm te reyken'Twelk geïlaart; ik zie mannen en paarden, als een fneeuwjaght uit Vrankryk , op zoo een' klank aan koomen vlieghen , om uw' ßeyghrende Fortuyn voorts met hunne fchouwders ten heemelte tillen. Aan hen zeeker wilgeen houden zyn -, wen ook de Kooning zich zoo zeer daarteeghensßelde, als hy ([gelooft het)zich vuurigh- Ijk zal f uwer handt haaving haaften, ziende 'tfpits ajgebe'eten, en de zaake be- kuypt. Want hiermee zullen ze ft om ft aan, die nu alleenlyk voorwenden,dat hem ongeraaden is, zonder hoope van baat zyn geldt te verquiften:gemerkt ghy als- dan zynerMajefteit verzeekren kunt van 'tverftervender Needer landen aan de kroon , zoo uw' Hoogheit, zonder wettighe geboorte naa te laat en,. aflyvigh wort. Dan zal uw' acht baar heit opluyken, en geen Oranje meer in haar licht flaan: dan uwperfoon zelf mondigh zyn, en beveloover de mombers bruyken. Oft luft ute bidden j dan zalmen 's u dank weet en, als men voelt dat ghy gebie- den mooght, en op uw' eyghe kracht en ft eunt. Maar men fpoeye: geen' hmdring lydt een toeleg, die (ik beken het) niet van allen man kan gepreezen worden, dan als hy volbraght is. Terwyl Fervaques noch fprak, ftemden d'andren met Anjou be- hun gebaar zyn zeggen toe: en hy had zoo ras niet uit, oft het raadilot volgh- fluyt de be- de. Ditgefchachbuyten weete des Hartoghen van Monpenfier, der Graaven quaamße van Laval en Kochefoucault, en van zommighe andre hoofden: met toeverlaat, fteefen van dat zy j indien de zaak wel verginge, zich willigh naar den tydt zouden vlyen j Neerlandt indien quaalyk, als onfchuldigh, tot middelaars van eenigh verdragh met de ^"^r Neêrlanders, dienen moghten. De Maarfchalk van Biron (zoo Bentivoglio jh ' meldt) zouw onder de aanbinders -, toeftander (zoo Bor meent) van 't werk ge- weeft zyn. Maar zyn* dochter heeft my verhaalt, hoe haar vaader niet dan een fnofken daaraf vernam, en den Prins van Oranje waarfchiiwde, dat'er ontrent Mynen Heer (zoo, zonder meer aanhangs, heeten de Franfoyzen deoudtfte zoonen oft broeders huns Kooninx) yet heymelyx gekookt werd, dat geen goe geur van zich gaf. Ende, dat in deeze tuyghenis meer waarheits dan zuchts ge- weeft zy, geloov'ik te liever, dewyl ook andren Biron zuy vren, en Thuanus verklaart dat hy,koomende, neevens 't meerdeel der Ooveriïen,uit het leegher, % den Hartogh , als deeZ buyten de poort van Antwerpen naa den uitgang Var>'tftuk toefde, 't zelve ten hooghfte vervloekte. Oft Johan Bodin, zyn Raadsman dat gëdreeven hebbe, zoud' ik niet kunnen zeggen: dit wel, dat zyn' groote geleertheit en wereltkunde niet fcheenen hem daartoe te def- ülgh temaaken . Wanthy toonde zich zoo grilligh en lichtveyrdigh van zee- den en zinnen dat de heer Chriftiaan Huyghens geheymfchry ver des Prinfen, en andre ernftighe perfbonen, hem, voor Bodin, Badin (dat 's bootsmaaker ) " Bbbb 2 noem-
|
|||
844 P. C. HOOFTS NEEGENTIENDE BOEK
if83. noemden. Ook meynt menvaftelyk, dat hyjoodfch geftorven zy. "Vyv,
De Fran- ders, tot dagh des uicvoerens werd geraamt de zeeventiende van Louwmaant. fijrzen yot Duynkerke, niidlerwyl, reez in afweezen van den Ammiraal Treslong, Jj*ï ƒ' een zwaar krakkeel, om zeekre zeebuyten, tulTchen den heer van Chamoys fche ven- ( die lagh daar met zeeven Franfche vendels ) en de burghers: 't welk zommi- dels uit ghendeezer 'tleeven kofte. Zynde de klaghten aan denHartogh gebraght; Dujnkerke zond hy derwaarts La Fougere zynen hofmeefter, omdetwiilte beflechten, vertrekken uit zorghe dat 'er zyn voorneemen aan horten moghte; gelyk ten deel gebeur- tevroegb. de. \yant, mits La Fougere, gelaft om ook andre Hopluy den aantefpree- Ooflende iceri) nietby tydsgenoegh (zoo'tfchynt) tot Duynkerke quam, vervorder- verzeekert ^ zichChamoys op den vyftienden der maant, tweeNeêrlandfche vendels Staaten • van JonkerJohan van Egmondt en Arnout de Lange, onder het doen hunner ook Nieu- vertooninge op de markt, aan te ranzen met zyne zeeven j en dwong ze de poort. ftadt te ruymen. Dit diende tot een' leere voor Hopman Uitenrecht, zich vin- dende binnen Ooftende, met zyn Vlaamfch vendel en een Franfch: 't welk hy pafte t'ontwaapenen, voorts in de kerk floot, en thans vertrekken deed. Tot Nieuwpoort dreeven hen de burghers uit. Maar tot Dixmuyde ftaaken de Dixmuyde ï?mnfoyzen >t vuur m etlyke huyzen j vielen voorts op de fteedelingen, en aan .e e" 't moorden en plondren, terwyl die naa den brandt liepen. Dus werden zy daar meeflen meefter: te Denremonde met inlaaten van hunne landsluy den, tot dat zy der van de Neêrlandfche bezetting oover moghten , die toen ritfen moeft. Tot Vil- franfoy- voorde, Aalft, Meénen, Wynoxberghen, waaren zy reeds de fterkften. Tot z.en. Brug had de Kornel D'Efpies vyf vendels Franibyzen. Maar de Heer van Gry- Brugge 'm ze} Hooghbaljuw der ftadt, daar op den zeftienden de tyding quam van 't geen groot ge- tot Duynkerke Was omgegaan , waarfchuwde de Burgherhopluyden , dat «w le-C ^et *Pe^ z*et toe mette ■» Dragnt de ganfche nacht oover in 't bezorghen der zaa- redt. ken > en ^oen van ronc^e neevens den wachtmeefter Reynier Winkelman; be- ftelde dat de Franfbyzen ten naaften daaghe geen'wacht zouden houden aan de poorten, op dat zy geen volk, t'hunnen wille, meer inhol pen. Op den zeeventienden vertoonde zich de Kornel Rebours, met vyf vendelen van Meénen, een van Dixmuyde, voor de ftadt y en begeerde doortoght, oft dat men hem terftondt een' brug oover zeeker waater daarontrent zoude fchaffen, om den dienft zyner Hoogheit te vorderen. 'S daaghs te voore was de Groot- prevooft La Valette binnen Brug gekoomen, met fchry ven van den Hartogh aan deMajeftraat, hoehy naa Duynkerke reysde, om berichting teneemen op'tmisverftandt daar gevallen, en de fchuldighen te ftrafFen: 't welk vee- len vrundtlyk voorftond. By andre brieven hem naagezonden hadhy bevel ontfangen 3 om te befchikken dat Rebours in ftadt moghte raaken . De Re- geerders dan, t'zyner aanftending, en om koften te fparen, droeghen verlof. Aan den middagh trekt Rebours in, naa de markt toe; bezet die, en 'tgefchut dat 'er ftond ; ende, om 'tfteêvolk te doen verfchooyen , laat 'er eenighe handbufïen op loflènjzulx eene vrouw daar doodt bleef. Dies gaat 'er een byfter fchreeuwen op: en een deel burgheren, die, gedachtigh aan't vermaan van den Hooghbaljuw, op hunne hoede waaren, rotten gewaapent te hooj^j om den knechten van D'Efpies 't vergaadren te beletten. Gryze zelf, in der haaft, treedt naa de Burght, een' plaats alzoo genoemt, en beheynt van 't ftadt- huys , de kerk , de gevankenis , en zommighe wooningen •, zonder an- dren , dan eenen engen toegang, van de markt af. Daar verfcheenen ook La Valette, en beyde de Kornellen , met ontrent dertigh földaaten t'hun- ner lyfwaght, om met de Majeftraat te fpreeken: en liet zich Rebours ont- vallen, hoehy gekoomen was om bezetting binnen der ftadt te houden, tot dat zeekre aanflaaghen eenigher Spaanseezinden aldaar , zouden gebroo-
D a : ° ken
|
|||
DER NEDERLANDSCHE HISTORIEN. 84?
ken zyn. DeHooghbaljuw, vattende dit woordt tot beveftighing zyns ver- 1583,
moedens, zeyt om Burghermeeftren te zullen zeynden: en geeft daarentuf- fen te verdaan aan eenigheEedelen, ^aanzienlyken, en Hopluyden der bur- * Nota- gherye, dat men haar moeft doen waapenen. Twee Hopluyden 5 woonende ble^* by de poort van #de Burght, rukten flux hun yolk byeen, en noch, van de vendels by de ftadt befoldight, ontrent veertigh knechten 3 die fallen geluk in 't geweer waaren, om hunnen ooverleeden vendrigh te begraaven. Voorts ver voeghen zy zich te zaamen op de Burght, en bezetten ze. Toen gaat Gry- zede dertigh foldaaten , die in de zaal van de Burght toefden, met zoete reedenen aan: laat hun zien een goude medaaly, hem geichonken van den Har- togh j Ter hef de van wien hem leedt waar e (zeyd' liy ) dat huny et oevels oover quaame igelyk uit den oploop der burgherye te duchten flond. i)ies zouden zy heene naa hunne herberghen gaan-i ondergeley van de Stadtsdienaars, diehy hun meêgeeven wilde idewylhunnemeeftersnoch te verbey den hadden naa de refl der Wethouderen-> om de beroerte te fiillen. Dus werd hy hunner ontflaa- ghen. Onlanx hiernaa, nietteeghenftaande meer dan eene belemmering; quam. 't Kornelsvendel van D'Efpies naa de Burght toe trekken , aangevoert door zynen Steehouder 5 en vond de ftraaten daarontrent bezet en toegebol- werkt, t'zyner groote verfleeghenis. De Baljuw, met de zelffte konften, ver- toont hun, In wat gevaar zy zich zelve-> de burghery^en den dienfl zynerHoog- heit fielden, gaande zich voor de woede van een' muytende gemeente werpen. Zoo zy te rugge keerden, hy maakte zich fier k, met den Grootprovoofi, de Kor~ nelhh ende Wethouder's, alles tefiiffen.. De Steehouder, Onroomsgezint, ook niet weetende op wat moer de zaak lagh, lier zich gezeggen. Den andren Fran- fchen bezettelingen werd eensdeels het zaamelen verhindert. Zommige drom- men begoften nu te kryten, Vive Ie 1)uc; vive la Mejje: Leeve de Hartogh; lee- ve de Mis: doch zaaghen niets te verrichten. Op 't ftadthuys, werden, met klaghten oover de verwekte zwaarigheit, de Prevooft en Kornellen onder- houden, by een deel andren van de Majeftraat en den Burghermeefter Ni- klaas Kaazenbroodt, wachtende, zoohy zichgeliet, naa zynen amptgenoot Pieter Dominicle; in der daadt, naa den Hooghbaljuw. Deez, daarop, koo- mende terkaamerin, met t waal f fteedfche foldaaten, zeit teeghens La Valet- te en D'Efpies, zy zouden van daar niet> voor dat Rebours en zyn volk9 't waar met gemak oft ongemak , defiadt ontleedight hadden , die verwee- zen fcheen tot een bloedt badt. Moet zy daar aan-, geduldt: maar V vlieten zal aan u beginnen. De Prevooft en Kornellen beroepen zich op den laft ont- vangen van zyn' Hopgheit. 'Der gemeente zouw niet quaads weedervaaren. ïïeHartogh zocht maar gehoorzaamheit', en den Roomfchen Gods dienfl in te ft ellen. Voorts keeren zy zich toteenigheperfoonen van de zelve gezint- neit, om te hooren wat 'ér die toe zeiden: maar kreeghen vroedt antwoordt» 2W zy'twenfchten, zoo 't wettelyken met volle bewillighing der Landt* fchappen gefchiedenkonde. Thans , om niets onbeproeft telaaten , wyzen zyden Regeerderen d'onvermydelykheit des jux, ende , in geval van wTee- derftreeven , groover onheyl aan 5 meldende wat 'er gaands was , en hoe men, ter zelffteftonde, Antwerpen en andrefteeden bemaghtight had. Dit deed de Wethouders gruwen . De Baljuw, onvérffaaght, bly ft echter zyn eyndt houden, dry vende, T>at men van de noodt een' deughd maaken moeft, en de ftadt veylighen. Zy zoude•, faller tydt<> eens goeden verdings waar- djgh zyn: maar hun aller leeven eener myte niet, indien Rebours langer har~ debolde: zoo grimde de burghery. Men roept eenen haarer Hopluyden bin- den , die 't gevaar uitmat ten breedfte: daarnaa eenen andren 5 die bet bulderde, . ^yghende hun de ftrot af te fnyden, met een pennemes, dat op taafel lagh. Bbbb 3 Men
|
|||||
_______
|
|||||
846 P. C. HOOFTS NEEGENTIENDE BOEK
15-83. Men brengt eenighen van hun eyghe volk te voorfchyn, die verklaarden hoe
't verdeilt en omringt gehouden werd, van de gemeente en de zes befoldighde vendels der ftadjen wat dreyghementen daar wankten .Ten laafte geeft Rebours zyn woordt van te vertrekken, zoo men hem fchriftelyk befcheydt leeverde, t'zyner verdaadigliing by den Hartogh. Men belooft het hem naa te zeynden, eer hy voet buy ten de vefte zouw zetten. Hygaatj leydtzyn' benden van de markt naa de Gentfche poort j houdt daarftal: maar, ziende zich omgordt van alle kanten, en den BurghermeefterCabooter, met een' wakkre troep burgheren en andren te paarde, van achter aankoomen, toogh, zonder draa- len naa't befcheydt, ter poort uit, dwars door de wacht vaneen vendel der fteedfche foldaaten. De Hooghbaljuw , hebbende dit beftelt, neemt twee Hopluyden van D'Efpies, met zich, en keert op 't Raadthuys. Daar praamt men Li Valette en D'Efpies tot verzeynding ook van zyn volk , eer de verbitterde burghers tot het uiterfte voortfloeghen. Zyduyken, engeeven fchriftelyk bevel daartoe: 't welk zoo haaftely k gevolght werd, dat veele Fran- fbyzen,gejaaghtvananxt, hun geweer achter lieten-, en de Bruggelingen hen 's aavonts te vyf uuren, met groote blydfchap buyten de poorten flooten. Den heer van Gry ze, voor zyne dappre dien den,vereerden ze met een' ly f hoede van zes helbardiers, en met hondert gulden ter maant, die men naamaals tot ander- half hondert verhooghde. Hy en de Wethouders, hebbende van al dien dagh nocht fpysnocht drank genuttight, gingen noch geruft dien zei ven aavondt ter bruyloft by den Burghermeefter Dominicle, die zyn' dochter befteedde. Rekke nde hier de vroolykheit tot diep in der nacht, verftonden zy by brieven hunner gemaghtighden uit Antwerpen, hoe de zaak daar was afgeloopen: 't welk de vreughde, en dankzegging aan Goode, vermeerde. Den Groot- provooft en Kornel, in hechtenis blyvende, flaaghde't vertoeven naadeeze tyding wel* mits ondertuflèn de hitte van 't bloedt laauwde, die gefchaapen was hun 't hunne te koften, hadde men niet gevreeft dat het de bondtverwant Bekente- ontgelden moghte. De Hofmeefter La Fougere, onderfchept op wegh, by den nts van heere van Z weevezeel, werd ook tot Brug gebraght. En de drie gevangenen, driegevan- ^ bezonder fcherpelyk ondervraaght, beleeden hoe de Hartogh dacht zich te Bru oo- verzeekten van de dienftighfte fteeden, van d'Algemeine Staaten, en van den pende perlbon des Prinfen van Oranje j om in 't volle gebiedt te koomen, en weeder 't voornee- aan * d'ontkrachtingbrieven, noopende Hollandt, Zeelandt, en Uitrecht. men des Dit laafte zy dan waar ge weeft, oft verziert, en aan de reft gehangen, om hmoghen. d'andre Landtfchappen, dien deeze affchey ding verdroot, te ftreelen met ver- *Rcn' maan van yet wenlchelyx, datzy, zoo hy zyn wit bereykte, verwerven zou- ver den. La Fougere, pooghende zynen Heer te zuyveren, ontfouwde deeze Zin ' reedenen, gehoort uit zynen monde. Nocht eenigh zien, nocht zeggen ßond
hlaJjten men hem toe, in'tftuk der geldmiddelen, datzoojlordighgehandelt werd; en gemeldt paaid' hem met reekeningen ingefielt naar eygh en goeddunken. Met de Larids- door zynen heerlyke inkoomften deeden de Staaten hunnen zin, zonder hem daarinte ken- gevangen nen. Hy diende hun voor een o in 'tfyfer, om min, oft meer, oft niet, te ver- bofmeefier. flrekken, naar dat het hun te pas quaam: oft voor een beeldt, eeven als de Aarts- hartogh Mathias plagh. Want aan 't hooghbewindt hadhy niets: in 't herrech- ten des Raads vanfiaat, in't oover leggen der zaaken met de Staaten, m t verkiezen der Majeftraaten., in 't begeeven der ampten, voorquamp men hern, met gefp an maaken en dwars dry ven. T>at argher was, oover de Roomsgezinde gemoeden heerfchten d'Onroomfchen bitt er lyk^ver biedende hun den Godsdienjh zoo wel binnen der deur e als in 't oopenbaar -, enftrengelykerfeedert zyn' oover- koomft dan te voor e. Tot Brug had men zich met oyitzien de handt te flaan adn eenighe deerniswaarde vrouwen 3 en haar geldboeten af te neemen, oover V h°°' |
||||
DER NEEDRLANDSCHE HISTORIEN. 847
ren der Miffe in de kappet van zyn hof. In de zelffteftadt was een' zeer vermee-
tele ongefchiktheitgepleeght, ten huyze van zeekre bruydt-, zonder dat hy daar- teeghens maar eens had darren kikken. Met dit ooghluyken, en dulden van de verdrukking der Roomsgezinden , die hy belooft had te befchermen gelyk d'an- dren , kon hy niet f aalen, by aide werelt, te winnen den naam van eenen godt- <vergeetlen Vorfl -, gelyk men hem dien reeds in Vrankrykgaf, inplaats van Al- lerehr'ifllykfl. Tot vermyding van welken laflerfamt van afval', die daarom, en niet zonder bloedtft ort ing, t e verwachten was, Q gemerkt zyn arbeydt, aangewendt tot oprecht ing eener gevoeghlyke geloofsvreede, vruchteloos bleef) hem jlechts twee weeghen oopen flonden: te weeten 5 af'te laat en van zynen loflyken aanvang, en ten Land" uit te trekken, oft d'uiterfte proef te doen om zyn achtbaarheit op te beuren, en teveflighen met fierkehandt. Ende, de- wyld'eerfle te verfoeylyk viel voor een recht Vorfllyk hart ,fchoot 'er niet oover ,* dan den tweeden in te gaan, met de meefle befcheydenheit, en befte maanier des mooghelyk waar e. 'Dit volvoert zynde, enf Antwerpen de Burgh bezet met zyn regement Zwitfers -y zouw men 't beftier der zaaken op eenen vaften voet hr engen\ daamaa , dAlgemeine Staaten vergaadren, om eenighepunten des verdings van Bordeaux te ver andren oft by uitlegging te beet eren j voorts ver- giffenis en vergeet enis van 't geen voorheen gebeurt was, afkundighen. Im- mïddels zoude hy > zoo op zyne als der Landen koften, een heyr Poeruften j tot de by zynde voeghen de troepen, die op de grenzen gereedt laaghen-,dan den Span- jaardt het hooft bieden, met byftandt des Kooninx zyns broeders, vanwien men zich, zoo lang als de dingen dus flodderden, luttel onderling verftands toezeggen kon, Wyders verhaalde de gemelde Hofmeefter, 't Hot van deeze 'sHartoghenreedegeweeftte zyn een'aantuyghing, hoe hy dit met een op* recht gewiflè voornam, willende nerghens eenighe piondring oft moorddaadt gepleeght zien: en dat hy daarop, knielende in jeeghenwoordigheit van etlyke heeren, teeghens de fponde van zyn bed, Godt aangeroepen had, gevouwener handen, met belofte van voortaan allevleeslyke onkuysheit|en reukeloozen wandel te fchuwen. Dus verging zynen dienaaren hun onderwindt in Vlaan- dre. T'Antwerpen, dat Van den meeften naadruk, en hachlyxt was aan te ran- zen , quam de laft op hem zelven aan. Om met aal warren ichreede tot het bdeidighen te maaken, als oft het anders te klakkeloos by zouw gekoomen zyn, verfcheen hy,, weenigh daaghen te voore, met zynen bygevoeghden Raadt van Staat, in de vergaadring der Algemeine Staaten ; en liet daar wydluftighe klaghten luyden oover zyn fmal gezagh ; en hoe hy , zonder dat men 't verbreedde, 't Landt niet will te befchermen. Hiermee behaal- de de heer van Aldegonde, voerende 'twoordt van zynentweeghe, kleene eere en dank by de Staaten, ongezint yets meer in te ruymen. Zynde dan, quanfuys om de zeeghe van Eyndhoove te vervolghen, reeds 't meefte deel der Franfoyzen te voet en te paarde , uit Vlaandre , koomen leegheren by deEngelfche enSchotfche regementen, en deruyters van Graaf Kaarel van Mansveldt, totBerchem, Burgherhout, en elders , dicht onder de itadt 5 zoo werden ook , oover de Schelde , op den vyftienden vanLouwmaant, deZwitzersdaartoe gevoert. VeeleHeeren , Eedelen, Bevelhebbers, met hunne fleep, deed de Hartogh hier en daar f oereren, met ver borghen geweer; zonderling in zyn hof. En de gemeene fbldaat had dus lang uit en in gewan- delt , zonder fchalk oogh te geeven. Maar nu begon m' 'er te preutelen, hoe tkrysvolk dacht de ftadt, tot onderpandt voor zyne betaaling , in te nee- men . Welke mompeling zonder gewiilèn oorfpronk, op den zeftienden, tot een' volmondighe maare uitdeegh, dat men meynde ( en 't was zoo befloo- te" ) in der nacht, de Kroonenburgher poort, dicht by Sant Michiels kloofter, Bbbb 4 daar
|
||||||||||
15.83.
|
||||||||||
Klaghten
van Anjou in dez.aa- mening der Staaten , oover zyn nauwbe- paalde maght. |
||||||||||
Bedenkty'
ke geruch- ten t' Ant- werpen . |
||||||||||
*
|
||||||||||
84.8 P. C. HOOFTS NEEGENTIENDE BOEK
daar de Hartogh zich onthield, te verkrachten, om de buytenbenden ftillekens
in tehelpen, en d'ooverhandt met den zeeventienden te doenopdaaghen VanReyd verhaalt, dat, onder verfcheyde waarfchuwingen, des aavonds eenFranfoys, met gemaskerde troony, in zeeker wachthuys den burgheren quam aanzeggen, Zy zoudgn op hunrf hoede ftaan-3want hunnefchaade waakt ei desgelyx, dat Pieter Villers, Predikant en Raadsman des Prinfèn van Oranje, yetwes vernam, en der Magiftraat te kennen gaf: viellicht het geen zyner Doorluchtigheit, door den Maarfchalk vanBiron, wasterooren gekoomen, 'T gaat altoos vafl, dat de Heer van Pleilis Marli» ooverlang, en voor zyn ver- trek uit Neêrlandt 5 het on weeder in 't hooft gehadt heeft, en daaraf yet gerept teeghens den Prins 5 't welk die toen fcheen ongeirne te hooren, maarièedert mifïchien, aangetoktdoorde gefteltenis der dingen, dieper quam in te zien. Zynde dan verftaan dat 'er orde gefielt diende j ging de Burgherrneefler Petrus Aloftanus den Hartoghe voordraaghen 't gemeyne duchten, dat zommighen, quaalyk geneeghen t'zynen dienfte, en gemengt onder d'ingekoome fbldaaty, yet oevels teegens de fladt moghten aanrechten. Waaroover hy zyn Hoogheit bad, goedt te vinden, dat men, tot geruflheitderburgerye, de ftraatkeete- nen wat vroegher dan naar gewoonte ipan.de, en lantaarnën uit hinge, gelyk inzorghe voor onraadt te gefchieden plagh. Hierin (doch iiaa breedt ver- toogh, dat men van zyne krysluyden, daar zynde om's Lands gevaar af te keeren , het teeghendeef niet peynzen moeft) bewillighde de Hartogh: en verviel alzoo 't beraamde nachtwerk. Ten naaflen morghen kreegh men hey- melyke berichting, dat de Franfbyzen voor hadden, noch van den zelfden dagh een' poorte te ooverweldighen. 'T welk hem aangedient weezende; ontbood hy de Wethouders en Kornellen j wilde den aangeever weeten, om . dien, oft den eerflen verzierder, te doen ftraffen naar verdienfle: en voer zeer verbolghen uit, teeghens den Burgherrn eefler, T>atmenzyn Eedelluj- den* in hunne kaamers en bedden, onbefchoftelyk ooverloopenhad} dat men toeleyde om V graauw hem en denzynenop '/ lyf te fchennen. DeBurgher- meefler antwoordde , cDaar was niet gebruykt , dan de toezight, ver- eyfcht ten dienfte <van zyn* Hoogheit en ter behoeding van deftadt: En de Hartogh van Monpenfïervoeghd' 'er by, datdiergelykdikwyls, doorbeflel- ling der Majeflraat, tot Paris gefchiedde. Toen veynfd' hy zich, wat te bedaaren-, begon hoogh op te geeven van zyn'liefde tot de Landen, voor- neemelyk tot Brabant en de fladt Antwerpen; en eyndighdemetfmeekend verzoek, dat de Burghermeefler alle arghewaan holpeweeren enweghnee- men. Dit gelaat minderde 't mistrouwen te lichtlyker, mits de kundfchap- pen op geen klaar befcheydt fteunden , en niet te gelooven fcheen, dat hy zoo een' zaak waaghen zouw , naardien m' 'er zoo veel luchts van had : weetende niemandt, dat de genaakende tydingen van gelyk bedryf op an- dre plaatfen hem (al voeld'hy nu berouw mifïchien _) verbooden te deyzen, en praamden te haaflen , zonder ongeleeghenheit aan te zien. Zelfs by geene fchryvers vind ik , dat, hier , van 't verjaaghen der vendelen uit Duynkerke noch yet vernoomen was 5 't welk zeeker de Hopluyden wel be- hoort hadden ter yl kenlyk te maaken. Men hield nochtans de keetenen geftrekt; de poorten toe, behalven voor'tkrysvolk: 't welk de Hartogh by tromflagh gebood zich naa 't leegher te ver voeghen, tot een' algemeene mon- ftering , die hy zelf aanfehouwen wilde. Dit, om de oorzaak van 't waa- penen zyner troepen te befchaaduwen. Hy verzocht, eerft door zynen geheymfchryver Quinfay , den Prins van Oranje hem te geleyden 5 daar- naa zelf, koomende, als uit voldoenigheiteneerbiedenis, in zyn flaapkaa- mer. Maar de Prins bad verfchoont te worden, zich beroepende op 't on-
ftuurigli
|
||||
T>ER NEDERLANDSCHE HISTORIEN. 84,9
Ituurigh weeder, en zwakheit die hem noch aanhing van onlanxgeleede ziek- 15-83.
te, fchoof hem ook zachtelyk toe , hoe fchichtigh en lichtomziende deeze landtaardt was, en veelen't vermoeden hadden, dat hy uitreed om met het heele heyr naa binnen te keeren. Dit kaatfte d'ander met een lachskenaf: ende, alzoo van daar gefchey den -, zond echter den heer van Pruneaux om de zelffte boodfchap, met vermaan dat de lucht opklaarde: doch zyn' Doorluch- tigheit bleef by d'ontfchuldighing. Den Hartoghe, houdende tydtlyk zyn middaghmaal, zagh men een briefken behandighen $ in 't leezen van 't welke hy beftorf om de kaaken -> flak het voorts in een moffelken, dat hy aan den arm had. 'Tzy een'verwittighing geweeiï van de rypheitdesbefteks, dat, bet bezeftnu'top 't knellen quam, hem angdej oft van eenighe nieuwe zwaa- righeit, die 'er opborrelde. Gereezen, korts daarnaa, en gereedt om op te zit- ten , kon hy , met alle hulp van Eedelluyden en lakkaayen, daar toe niet raa- ken: zoobyfter baarde't ros, weyghrende, hoewel't des van hem gewoon was, zich te laaten befchryden. Een handelyker gehaalt ftrompelde effen buy- ten 't kloofter, met zulk een' fchok, dat hem, waanende zelf ter aarde te tuy- nielen, zyn mantel ontfchoot. Daarentuflèn hadden de loopende dienaars de kettingen van twee (Iraaten, ftrekkende naa de Roode en de Kipdorp- oft Santjakobspoort, doen flaaken •> voorwendende niet te weeten ter welke zyn* Hoogheit uit wilde. Waaroover ook twee Burgherkornellen, gezonden wer- den , Jakob de La Faille om de Roode, Adriaan Vierendeel om de Kipdorp- poort te oopenen. Naa deeze nam zynen wegh de Hartogh, verzelfchapt met t>e Har- dien van Monpenfier, en andre Heeren -, tufïèn zyn* lyfwacht van Z witzers, ugh rydt die voor; en de Franfche, die achter was. Te paarde volghden ontrent twee- »« Ant- hondertzoozyn'EedelmannenalsHopluydenj ook zommighe voortreflyke werPeni Neêrlandersj daaronder Juftinus vanNafïau, naatuurlyk zoon van Oranje, Vfrf*/' en de Burghermeefter Schoonhoove-, eensdeels tot bewys van plichtpleeghing, om f r, eensdeels uit zinlykheit om te kyken. Hy zelf, lichtende aan endaan den t-tshtnf " hoedt van 't hooft, en 't lyf uit den zaadel met bukken, lokte de gunft van de groeters, die zich verheughden in zulk eene minlykheit huns Vorften. Ook ontbrak 'er daarenteeghen, niet, die ontfticht werden in 't fchittren van der hoovelingen harnaflen , ontdekt door den dartelen draf, en 't wappren der kazakken. En ik ben zeeker van den man, die daarop zeyde, Zoo zouw men eenpoort inneemen, Dit tufïèn twaalf en een' uure, tydt uitgekooren om de ftraaten leedigh, de wacht op haar dunfte te treffen; terwyl de gemeente meeft oover taafel zat, en zelfs veele burghers van de bewaarnis der poorten, om t'eeten j naa huys gegaan waaren. Hier oover vonden ook de Kornellen zich zwak van by ftanders: en by geval hadden die van de wyk der Kipdorppoorte toen elders hunne beurt om te waaken. Naamaalswerdgekalt, datAnjou, haaiende reeds 't hart op, als in gewonnen fpel, zich onderweeghe niet fpey- nen kon van ftoffen -, en den Burghermeeftre Schoonhoove driewerfs op de fchouwder klopte, duwende hem toe, 'Deez, is de dagh^ diemjy beguychelt dus lang niet ydle naaaapery van opperhoogheit, tot waaren en vollen Vorfl oo- ver Neer landtverheffen zal. Maar kenners van zynen zeer dichten enge- heymzwyghenden aardt konden quaalyk aanneemen, dathy, totdusonty- dighe fnorkwoorden van onbedachte jeughd, zouw zyn uitgeborften. De Zwitzers, getooghen tot op de brug, fplitften zich aan twee heggen, en blee- yen daar geplant, laatende tufïèn zich en de burgherwacht, die bloots hoofts ft°nd, den Hartogh door ryden. Gekoomen buyten de.hamey, daar hem eenighe benden ruytren uit het leegher, by manier van eerbiedenis, bejee- ghenden, oopenbaard' hy't ftuk den Hartoghe van Monpenfier, enGraaven van Laval en Rochefoucault, met verzoek dat ze'er meede de handt aan hou- den |
||||
8jq P. C. HOOFTS NEEGENTIENDË BOEK
15-83. den wilden. Monpenfier, zich ontzettende grootelyx in 't hóoren van zuïken
tyontfoki groifwel, verklaarde, jD]at hy niemandt waande tewy'ken in trouw en die'riß, iLjn opzet wiUigheit fzyner Hoogheit: maar hem jammer en zauw , den luyfler van 't ge- aanMon- ßacfoy daar fy, uitgeffrooten was, met zoo vuyleetffchandvlek te bezw alken; i"r* jf' badootmoedelyk der halven zyn* Hoogheit, hem zulx niet te verghen. 'T zelf«. cbefou- " ^e werc* van beyde de Graaven geantwoordt. Zeeker FranfchJonker, wiens cault, die naam verduyftert is, begon, in't rydenoover de tweede valbrug, zich aan te 7 mwpj- Hellen oft hem een paardt" hadde bezeert gehadt. Dit gefchiedde, om onder utn. dien fchyn op de brugh te marren, en zeekre vendels in te toeven. Als de zelve nu naaderden, klaaghd'hy dat zyn been aan ftukkenwas: en liepen deeze woorden, jambe romfiue (dat is, gebrooken been ) van mondt tot mondt, voor leuze om toe te taften. Teffens gink 'er een roer los, tot teeken voor die van 't leegher; en hy, trekkende 't rappier,quetfte,oft faalde te quetfèn, mits den wee- derftandt van 't harnas, eenen burgherferjant gebynaamt Kaizar ■, terwyl hem die, uit meèdooghen, zeer beleefdelyk noodighde, om in 't waakhuys te koo- * Chirur- men ruften, en eenen * wondarts te verbeyden. Toen ftorten zyne metgezellen Eïn' op d'ómftaande burghers, en doorfteeken, onder andre, den Kornel Vieren- Be 'Er an- ^€£j 2ommighe flooten 2\ich zelf in 't wachthuys op de brug, oft werden daar- vervalkn" in gefl°oren door eenen di?r Zwitzerfche trau wanten. Strax, uitgezonden: deburgber- eenighe die denHartoghe by bleeven, keeren de tweehondert paarden van wacht zyn geleyde, en klinken ter ftadt in, met vier Kornetten achter zich, elke van venaade- hondert fpeeren. Voorts zagh men 't ganfche lieyr op de been; en hem, zich l/k; be- houdende neevens den wegh, de fchaaren tot fpoeying aanhitfen •, met wenken, magbtighen met WOorden, Marchez, Marchez mes enfants, & nepittez point: Maakt ffm' gang, maaktgang myn'kindren > en wachtuvanplondren. Zeeven tien Fran- f&Mn Ur voetbenden, vooruit gerukt, zetten met vlieghende vendels öoverde brug. De binnengeraakte fpreyden zich ter weederzyden lanx den wal ? naa de Roodepoort, ende Kaizars-oft Santjoris poort, bemeeftren'tgefchuü,en wenden't teeghens de ftadt. Een deel peurt'er recht aan, door de Kipdorp- ftraat tot op de Wyngaardbrug; een deel door de lange Nieuweftraat, tot ver- by de Borze > andren naa de Meere en de naafte ftraaten. De roep was, Vitte gaignée 5 vive la Me ff e -> Tue, tue: Stadt gewonnen-, leeve de Mis -, Slaa doodt, jlaa doodt. Zommighenfchreeuwden, Kous fommes amü :Wy zyn vrienden. Ontrent de poortftaakenz"1 een' wooning aanbrandt, tot bewys van booven- ftandt, en om fchrik te baaren. In de gedachten der fteedelingen, dien d'ellen- de, tweemaals geleeden van de Spaanfche wreetheit, noch heughde, verfcheen terftondt deFranlche dartelheit, die, alszeiiitgelaatenis,nerghensbppaft, De hm- en vaft eeven quaa pitfen heeft. Met het vermoorden van maaghen, 't fchen- ghersflel- den van vrouwen endochtren, het grabbelen onder de goedren, in't oogh; len fkh ter >t geweer in de vuyft; ipatten de naafte ter deuren uit, en kanten, hoe wel wee- *"m nigh in 't eerft, zich dicht als dyken teeghens d'invallende vloed t hunner ver- keerde vrienden. De willigheit tot weldoen fchiktzich van zelf, zonder beftier van Ooverheit: elk is zyn eyghe aanleyder. 'T gekrys holt ftraat in, ftraat iiit. De trommels worden gaande, en wekken ook de veerften. Ryk, arm, jonk > oudt, vlieghttoemetgelykevuurigheit. Geus, Papift, Luytheraan, waa- ren vergeete naamen. De noodt genas de fcheuren, door enkle kracht van 't woordt Burgher, dat alle harten tzaamen bond. Etlyke vendels raaken in orde. EendereerfteHopluyden, die 't hooft booden, wasBalthazarThas, Wachtmeefter, neef van myn' huysvrouw Helionora Hellemans; en ontgold met zyn' doodt d'algemeene behoudenis. Schoonhoove, Burghermeefter en Kornel, oft ontlloopen zynde, als de flaghting op de brug aanging, oft inge- flipt vermengt onder de hof jonkers, en thans afgedroopen vanden drom,
komt
|
|||
DER NEDERL ANDSCHE HISTORIEN. ( 8ft
Icomt te voorfchyn; doet de keetenen ophaalcn, met hulp van Jaspar de Hoe- i f 8^
demaaker , groctfèrjant zyns regements , die aan zyn' zyde doorfchooten werd. Vrqomelyk vechtende liet ook Hopman Reynier Michault het heven» Onder verfcheyde heldthaftighe daaden , vertelt men , van eenen bakker, die, met een' voorfchoot aan, de reft naakt, quam uit zyn'kelderloopen, hebbende een' bakpaal gevat •■, dat hy eenen ruy ter afworp, en gefprongen op het ros, daarmee heenejoegh, ziende d'andre op zyn' hakken. Zommighe verweerders, quaalyk voorzien van loodt mits het haaften, verfchootende zilvre knoopen van hunne wambazenj oft greepe*n?t geldt uit de borzen, en knauwden 'ttotkoeghels. Door zoo vinnigh een' weederftandts en mits'er een deel te vroegh aan 'trooven floegh, werden de invallers geftuyt, zynde nu aangeftreeft tot by de groote markt. Fervaques, in ftadtgebleevenals hooft des aanflaghs , om den peribon des Prinfen van Oranje in hechtenis te neemen, oft £ zoo de Hartogh het naamaals noemde _) te befehermen j voorts onr indruk van achtere te doen, eneyntlykordeteftellen, de wyken te ver- deden, defbldaaten te foereeren $ hadzeshondert Franfoyzen by zich in Sant. Michiels kloofter. Ontrent noch tweemaals zoo veel zeyt men dat 'er hier en daar geherberght laaghen. Dat hy met al dit volk zich niet flux op ftraat begaf, fchynt bygekoomen, mits het befluy t zoo laat geoopenbaart was aan de beley- ders, dat hun tydt ontbrak om zulk een' meenighte des vroegh genoegh te ver- flendighen , en by een te brengen. Tot verraadelyke ooverraflïngen, zeeker, is'tzwyghen ten uiterfte toe hooghnoodigh; en weederom ook deeze zwaa- righeit daaraan vaft, dat de uitvoerders zoo op eeïi bot de beveelen ten ruygh- fte Hechts in neemen, en't gemoedt niet weltfbhrap kunnen kryghen, veel minveftighenom zich des fchielyken gevaars te trooften: waaruit dan mis- greepeh , verwarrenis, flaauwing fpruit. Boovendien is te gelooven, dat verfcheyde Bevelhebbers en foldaaten, Onroomsgezint, met loode voeten te werke gingen. Derhalven , een regement fteedelingen , gezonden tot 's Prinfen behoeding, en teffens om zich van Fervaques te verzeekren, be- trapte, ter wylhyfukkelt, hem in't kloofter: vanwaar, ten volghenden daa- ghe, etlyke waaghens en karren met ruftingen, roers, mosketten, en ander kort geweer, dat men behendelyk had kunnen inbrengen, gehaalt werden. Zommighe burghers, daaren tuften, vervoeghden zich in de Schuttershooven, en andre huyzen, die vlak op de vefte by de Kaizarspoort zaaghen . Van hier gaavenzevonk, dermaate,dat devyandt dapper dunde. Eyndlyk dryven z* hem van den wal, en winnen 't geichu tweeder. Robbert van Meerode, heer vatiThian, Steêvooghdt van Aalft, die den Staaten voorheen trouwlyk ge- dient had, werd (hoe hy hier moghte gekoomen zyn ) voor eenen Franfoys oft hunnen parthyling genoomen , en vervolght tot dat hy zichindegraft worp: ende, oo ver gezwommen, kreegh noch een' kloot door de herfènen. De zelffte uitvlucht kooren verfcheyde Franfoyzen, en verdronken onder weeghe. Tuften de Roode- en Kipdorppoort, gelukte 't den ver weerderen, in gelyke voeghe den walgang te veeghen. Rechts te voore had de Hartogh geroemt, 'Daar was bet dan vierduyzent man' binnen; defiadt in zyngeweldt. T welk de Heeren , dien dedaadtmishaaghde , in twyfel trokken. Ziende nu niemandt ter poort uitkeeren, en veelen van verre oover de borft weer val- len, zeyd' hy, T)aar hebt ghy'tbefcheydt: het gejpuys wipt oover de rnuu- ren, Zyn'vlaayers juychen hem naa: andren ooghendefcherper, voeghden er op, dat de burghers zoo lange lubben niet droeghen. Mits werd hy gewaar dat men 't gefchut buy tenwaarts wendde, en teeghens d'aantrekkende Zwit- sers lofte. Deeze, {peurend e dat het binnen haaperde, krompen aarzelings, en keerden met de kans. Toen ontzinkt hem hart en hoope, en wykt hy tot buy-
|
|||||||
•:i
|
|||||||
■'M';
|
|||||||
1
|
|||||||
8p R C. PIOOFTS NEEGENTIENDE BOEK
1583. buyten fcheuts. Dit regementZwitzers waseerft voor deKroon enburgher«
poort ge weeft •, uitmisverftandtj oft om datFervaques meyndedieteoope* nen. En dit gefaalt ■, hadden zy den keer om derhalve Landtzyde der ftadt moe- ten doen, naa de Kipdorppoort: dat den burgheren wonder wel ilaaghde, mits de Franfoyzen te dier oorzaak, zoo lang zonder naadruk bleeven. Door de gemelde voorfpoedt ryft de moedt der ingezeetenen. Wy ven , kindren , vermannen zich, om handt aaneenigh gefchut te flaan •, en fleypen 't naa de oorden die den meeften laft leeden. Dat rommelt onder de ruyters, die, van voore met de keetenen befchaakelt, van achtre met hun eyghen volk bepakt, ter zyden beheynt met de huyzen, pal ftonden, en met paarden met al, aan Aarzen gekletft werden. De knechten gaan niet vry* Uit de venfters, van de daaken, ftort, behalven de koeghels * een flaghreeghen van fteenen, blok- ken , banken, ftoelen, taafels, met een fchriklyk gedruys 3 en maakende ruyni' baan, verplet d'onwaarde gaften. DeFranfche heevigheit zakt, zoo log als ze in 't eerft luchtigh was. Ook mangeld' hun nu 't buflèkruydt, waar van zy Be Tran- kleenen voorraadt hadden. Zy beginnen teverftuyven: de ftadt wort hun te foy&en riaauw. Ter poort uit, ftryken de geenen dien ze naaft was. Tien oft twaalf lunchten- cjer eern:en doorftiet, met eyghen' handt, de Graaf van Rochepot, gebleeven aan de hamey om den foldaat voorts te ftuwen, en waanendefchrik met fchrik te ftaaken, Vergeefs: die van achtre dreyghde felft. Onder den voet loopt d'een den andren: daaraan ftruyklen de naaften: men tuymelt oover hoop. Het ylen dikt den drang: zy beklemmen in de engte, enverftikken zich onderlings. Uit de venfters der hoekhuyzen fpat een haaghei van mosketkoeghels, die hen teffens ten doele nam, en'er onder klonk, zonder mis te mooghen. De vol- ghenden klaavren op de voorften, en worden vaaken ge velt eer z"er oover zyn. Men begraaft 'er menfch met menfch, paardt met paardt, enproptde poort, tot anderhalf mans lengte hoogh, met eenen bergh van lyken, daar de leevenden tullen weemelden , uitfteekende de koppen , en fnakkende naa aamtoght. Veelen toen, re ros, te voet, gevlooden naa de vefte, ploften van booven neer. D'ongeleertheit in de zwemkonft doet 'er meenighte te gronde gaan: andren 't gewight der waapenen. Die in 'twaater niet verimaghten, verdelght van verre 't vuur. De Prins van Oranje, gehuyft op de burgh, aan 't eyndt der ftadt, hoorde fpaade 't gerucht, en kon zich niet anders inbeelden, dan dat het ongemak by geval moeft verwekt weezen. Gekoomen op een bol- werk, daar de donderbuflen op't heyr fpeelden, Schiet niet, burgher s^ fehlet niet: het is een misver/landt: riep hy, oft hoopende als noch een beeter 5 oft achtende de noodt verwonnen, en dat wyder verbittering geweert diende -, oft vertrouwende genoegh, dat zyn bevel (gelyk gebeurde) niet gelden zouw> en zoekende, dusdoende, alleenlyk zich bequaamer tot zoenmiddeling te maaken. Want} dat hy andre meening zou wgehadt hebben ftrydt met alle waarfchynlykheit: gely k ook de Kardinaal Bentivoglio, die zyner Doorluch- tigheit anders niet zeer gunftigh is, oordeelt, om dat on bepaalde maght van Anjou haar tot verneedring gedyen moeft. Echter fmaalden en maalden zoffl- miglien hierop wonderlyk. Wyders, als de invallers nu nerghens langer wee- derftan'dt deeden, pooghde men de poort te fluyten; en vond het onmooghe- lyk, mits de belemmering derdooden , Doch de burghers, weedergekeert uit het waakhuys , hadden reeds de buytenfte valbrug opgetooghen. Bet dan een uur waaren de belpringers meefter varl den ingank geweeft: en meer tyds behoefde men om den zei ven te ruymen . Dit was 't eyndt der Franfche woede. Met dien tytel teekende men dat daghwerk: enftelde naamaalstot • gedenkenis des jaars, dit Latynfch opfchrift voor de poort: aVXILIVM sVls DeVs: goD Was VerDaaDIgher xIIns VoLX-
Ontrent
|
||||
7DER NEDERLANÜSCHE HISTORIEN. Èft
Ontrent tachtentigh burghers lieten 'er 't leeven. Van Franfoyzen, zoo ver-
flaaghen binnen en op de veften, als gefheuvelt in poort en graff, vond men o0ver anderhalfduyzent > daaronder aan den kant van 'tweehondert vyftigh in zyde gekleedt: en dolf der eenen grooten hoop in eenen kuy 1 op den wal. Vee- Ie van den gezuy verden Godsdienft, en önmeêwuftigh des voorneemens, wer- den bezwachtelt in degemeene neêrlaagh. Hierenbooven vernield''er't ge- fchutbuy ten een deel: en de gequetften, ontkoomenuit derftadt, ftorven meeft alle by gebrek van wondartièn, en bequaame huyzing in 't nat en kouwde weeder. Fervaques getuyghde dat z"er meer dan vyftigh miften, de minft der welke zesduyzent gulden 's jaars aan erflyk inkoomen bezat: en de Hartogh Zelf, dat meenighe vermaarde veldtflagh zoo veel Aadels op een maal niet ver- flonden had. De naamhaftighfte waaren, Claude van Beauvillers, Graaf van Sant Aignan, en zyn zoon* JohändeLaTour, deLandre, Graaf van Cha- fteauroux -, de heer van Sant Blanchart, zoon des Maarfchalx van Biron j de heer van Seifte val, Steêvooghdt van Vilvoorde; Gedeon du Pont, zoon des MarkgraavenVan Mirambeau, Jakob van Brillac, van Argi, Frontpertuis, eenvechtgraaghman, enteftoutervanarmoê, viel, zonder het afloopen der zaake teverbeyden, in'thuysvan eenen Ryken wifiëlaar 5 en vertoonde den zelve, quanfuys uit goedhartigheit, hoe 't omgekoomen was; doch hy bereydt t'zynen voorftandt> indien hy met hem verdingen, en deeze vrundlchap naar behooren erkennen wilde. D'ander, tïaaghende geenszins, en verwondert in dezorgheloosheit deezes menfcheri, mits hy wift dat de zeeghe nu den burghe- ren toeneegh, bedankt hem, eerft met angftigh, daarnaa met bezaadight ge- laat j leydr hem voorts, als om zyn' lèhatten t'ontfluy ten in zyn' flaapkaamer, daar de quant en zyn' maats met kneppels werden afgemaakt. Juftinus van NafTau, uitgereeden als gezeit is, en weeder ingedrongen tuften de ltöovelin- gen, berghde zich ter naauwe noodt, met eenigh andergezelfchap, in eenen tooren, waaruit hem thans de verwinners haalden. Booven Fervaques, werd gevangen Artur van Cofte, Biflchop van Conftan^e, Grootaalmoeftenier des Hartoghs, en andren van minder naam, ten getaale van veertien oft vyftien- hondert. Ende aan niemandt hunner, werd, naa de hitte des vechtens, yette kort gedaan -, jaa meenigh, die onder de dooden lagh, daaruit geleezen > en op- gequeekt. Waarvoor zyder goedertierenisenvoorzight desPrinfèn vanO- ranje danken moghten, die, met zyn fmeeken en achtbaarheit, de raazery des graauws zwichtte, hoewel 'er geen' luyden ontbraaken, om hem in te fcher- pen, dat het, met deeze laaghe niet min op zynen perföon dan op de ftadt was gemunt geweeft. Maar deeze Vorft, op wiens aangeboore grootmoedigheit (zoo Thuanus zeit y. geen eyghen leedt hechten kon, bewees met het maati- ghen zynes zei ven in zoo rechtveyrdigh een' fmarte, dat hy waarlyk maghtigh was den aardt der brüske volken te temperen. 'T quam, zeeker, wel te pas, dat deMajeftraat diendagh, het buytengaan der burgheren verbooden had, die anders gefchaapen waaren, bol en dik uit te loopen om 't heyr gefchaart te zien. Men reekende voorts voor groot voordeel, dat zy beeter dan de Fran- foyzen van lang geweer voorzien waaren: gemerkt het mengen van den ftrydt debuflèn t'onbruyk maakte, en de rappieren teeghens de fpietfen en heibaar- den te kort vielen. Maar zeeker, daar elk eendraghtelykyvert, zonder zich des brands oft der bezondre ichaade te kreunen, ftaat niet te twyfelen, in gelyk getal en deughd van beyde de parthyen, oft de binnenluyden hebben 't beft, met de kundigheit der weeghen, iamt de wanten en hooghte der huyzen. Men 5°n, noch onverwittight van 't geen zich in andre fteeden had toegedraaghen, W t eerft 's Har tóghen meening niet bezinnen j zulx het ontydigh aanvangen des werx, naa zoo duydtlyke teekenen van verdechtenis, gelooven deed, dat Cc cc onver-
|
||||||||
ï&t'.
|
||||||||
I
|
||||||||
-ft
|
||||||||
_
|
||||||||
Sft P. G. HOOFTS XIX. BOEK DER NEDERL. HIST.
15-83. onverziens eenigh misverftandt tullen de burghers en Franfoyzen moeftgeree-
zen zyn •, pft-de poort enklyk ingenoomen door 't rnuyten des krysvok om be- taaling. DeMajeftraat, niettemin, ichreefdaatlykhaar weedervaärenoover aan de bezondre Staaten der Vereenighde Landtfchappen, op dat zy, in allen gevalle, zorgh voor hunne veyligheit droeghen. Thans quaamen twee bur- ghers, met naamen Landtmeeter en Scholier, buy ten gevonden, en afgezon- den van den Hartogh, neevens eeneen zynen Hofmeefter, aan Burgherniee- ftren en Scheepenen der ftadt, met een' brief van geloove, en berichtfchrift, Bezending luydende, Hoehy, naa'twaaghenzynsperfoons, 'tverliezen der zynen, aan van den fcherp ,. honger, en ziekte, door zynegewoonlyke vroedtheit en lydzaamheit, Hartogbe om ^ Lmdtzaaten zynegeneeghenheit f hunner verlojfinge te doenfmaaken, Wethouders eyndtlyk bezeft had, dat hy zich vergeefs afßoofde. T>eproeve van dien ff aar i van am- ty tot plaats en wyle, om den oorfprong des quaads, die den vroomengemegh werden.! bekent was , voor de ganfche werelt f ontdekken. 'T bederf', dat den volke oover V hooft hing, en den afbrek van de eer e zyner Hoogheit met zichßeipte -t de weederwaardigheeden toegedreeven aan haar, zulk eene ah zy was, en nochtans zoo luttel geacht, dat zy7t opper beft ier genoeghzaam heel end' alin handen van andren zagh 3 haddengewislyk, en met groot e ree de , haaren goe- den aardt byfler ontfielt. Maar d'ooverdartele hoon, haar bejeeghent op deezen dagh, had haar gemoedt der maate verbittert, dat'erzulx, als bleek, uitge- volght was, tot haar maghtigh mis haaghen, en hartgrondtlyk berouw. En zyn' Hoogheit vindende zich nu noch eeven vol zucht s tot vordering van 't ge- meyne en der deeghelyke luyden befie, liet hen des verwittighen, om, eerzf befluyt naame op zaaken die zy voor had, bericht te worden hoe men zich dachte f haaren aanfchouw, tedraaghen . cDies werden zy gebeeden, hunne meening rondelyk'te verklaar en aan de Heeren Landtmeeter enScholier, die hun naa- der oopening doen zouden van den laß ont fangen van zyn' Hoogheit. Wyders werden zy gebeeden, den Franfoyzen, die binnen Antwerfen waar en, famt den Graave van Mansveldt, vry vertrek naa zyn' Hoogheit te gunnen -y en te laat en volghen haare pakkaadje > desgelyx die van de heer en Monpenfier, Bi- ron, Laval, Rochepot, Rochefoucault, Truneaux, en Manuifiere haaren eer- fien Hofmeefier -, ook inzonderheit haare papieren, en die van haarengeheytn* fchryver £>uinzey, neevens eenen andren haaren Hofmeefier, den Schatmee- fiery en dienaars van haaren huyze: teeghens de welke, als ganfch onfchul- digh, zy vertrouwde dat mengeeneftrafheit gebruykt zouw hebben. Ten Iaat- fie werden zy gebeeden, tezeynden haaren Aalmoeffenier, ziek binnen Ant- werfen , zoo zyne gefielt enis des toeliet e. Vaft op gelyken zin ichreef hy aan d'Algemeine Staaten, en den Prins van Oranje. Deeze brieven, meldende klaar! yk dat het zyn bedryf ge weeft was, had hy onderteekent in 't leegher tot Berchem -, en bleef daar vernachten, in fchaarsheit van lyftoght en gemak, op 't Slot leedigh van huysraadt. Dus verkeerde defeeft enuitgelaateluftigheit oover Anjous ontfankenis t'Antwerpen, binnen's jaars, in bange droefheitj en binnen 's daaghs de droef heitin onuitfpreeklyke blydfchap: vlieghenae, vän hartlyke beweeghenis, de burghers elkandren om den hals, als die zien voorftaan lieten, hunne lyven, wyven, kindren, vrienden, haave, nieuw- linx gevonden te hebben. |
|||||
p. C. HOOFTS
|
|||||
■■ - 11^^^^ .......1 ^^i—
|
|||||
*it
|
|||||||||||||||||
P. C. H O OF TS
NEDERLANDSCHE
|
|||||||||||||||||
OR
|
|||||||||||||||||
TWINT.IGHSTE BOEK.
Aa 't ftryken der golven van verbaaftheit, gramfchap,
geneughte; als het den zinnen, op hun' ftel geraakt, beuren moght, den jeeghenwoordighen flaat der din- gen , met ftillen ooghe te befpieghelen j bevroedde men de losheit der vlugge vreughde: en fpeurende de vrien- den valfch ,den vyandt oovermaghtigh, wift niet wer- waarts men zich te wenden hadde. My gedenkt van hooren uit ouwde luyden , dat men , neevens andre 's Hartoghen papieren , die in bewaarnis genoomen endoorkeeken werden, in zeeker kofFerken een' brief van de Kooningin zyn' moeder vond, en dit in denzelven: Replantez, la Religion Catholique dans Anvers s & je me f ais fort e ^ que vom vom marierez avec l''Infante d'E/pa- pie: Herplant den Algemeinen Godsdienß binnen Antwerpen -, en ik maak mj fierk, dat ghy trouwen zult met de dochter van Spanje. Ende 't hoefde niemandt zeer te bevreemden,, oft hier yets aan geweeft waar. Want de heer van PleflisMarli meldt, hoe, al in den jaarevyftienhondert tweeën tachtigh, de Kooning van Spanje,door zeekren Italiaan,dienende voor * vernufteling tot Lisbon, den Hartoghe, onder den duym, 't hoogh gezagh oover een bondtver- wantfchap teeghens d'Onroomfchen deed aanbieden -, en voor zyndeel, alles vvathyquaame teveroovrenj te beginnen aan een Kooninkryk (Engelandt meende men ) dat hem verre meer waardt weezen, en min köften zouw, dan deLanden daar hy althans naa trachtte. Noch verhaalt de zelffte Pleftis,dat An- jou*ontflagh van den Paus had, om zich te vlyen metdeNeêrlanders, ten aanfchouw zyns voorneemens van 't geloof der ouwdren weederte veftighen; ook, hoehy, korts naa de misgreep t'Antwerpen, met breed uitmeeten zyns yvers tot Roome verzoeken deed, zyn' Heyligheit wilde zoo 't voltrekken des verbonds teeghens de ketters, als zyne verkiezing tot hooft van dien, doch be- neirilighenj ende, opdat de knoop te bet knelde, zyn huwlyk met eeneder dochtren van Spanje maaken. 'T zal niet verdrietigh vallen, eens naa te vorfen, hoe deeze ooghmerken, tuften de geene, die (ghelyk wy,volghende d'aandach- tighftefchryvers, ontvouwen hebben) hem tot het vertwyfelt belluyt porden, konden plaats vinden. Hy luyfterde dan, miflchien, naa den voorftel van Span- iern heulde met den Paus, in toeverlaat van (wen fchoon 't werk faalde) noch, «iet bewys zyns veyrdighen wils voor de kerk, danks genoegh te begaan, om aan 't opperbeftier des bondtgenoodtfchaps te raaken. Moght voorts hoopen, zoo detoeleg gelukte, enzyn broeder hem echter uit wangunft oft on maght bezweek, in zulken geval, voor leevering der beklaauwde fteeden aan den vyandt, de veldtheerichappy van'tRoomsgezindt heyr , neevens de Spaan- fche bruyloft, te bedingen: maar, indien alles hier voorfpoedelyk afliepe, Qat de Spanjaardt alsdan, om aan de eere te blyven, hem, genoomen tot Cc cc 2 fchoon-
|
|||||||||||||||||
if8j.
|
|||||||||||||||||
Bedodtheit
tot Ant- werpen . |
|||||||||||||||||
GrilUgbf
heley imgen Van Anjou, * Inge»
nieur» |
|||||||||||||||||
* Difpen-
fatie. |
|||||||||||||||||
Omraave-
ling der zelye, |
|||||||||||||||||
Bf6 P. C. HOOFTS TWINTIGHSTE BOEK
1583. fchoonzoon, zyn vöorgewendt recht op de deurgefchreeve Landen z ouw 00=
verzetten, en'tgewenfchte krysbewindtj om Engelandt te winnen , doenin
handen geeven > tot belooning, quanfuys, voor't herftellen vandenGods-
dienft , dien Philips uitbundighlyk wilde ichynen te behartighen. Dingen
wonder wildtwaayigh, en verre te zoeken j doch die de gloeyende graatigheit
eenen wydtgaapenden geefle lichtlyk inprent. Hoe't was j de Prins, ende
Heeren van Antwerpen, antwoordden den Hartoghe nietalthoosuit hunnen
naame , maar ooverwoeghen wat 'er te doen ftonde, met d'Algemeine Staaten.
Die fchikten Landtmeeter en Schoolier te rug, metfchryven van dit begrip.
Antwoordt Zyner Hoogheit zoude gelievenvrygeley brief oover te zeinden, voorgemagh-
der Alge- ftghden, om met haar ingefprek te koomen, tot beetering des onheyls van gijl er,
s 't welk, huns bedunkens, ganfch onver dient was, en 'tfmartelykfle dat hun ooit
aan den hadde kunnen weedervaaren. Zy lieten ook eenighe zyne dienaars uit: waar-
Hartogh, oover hy, grootlyx getrooft in 't lpeuren dat men hem noch gehoor bood 3 her-
Zyn wee- ich reef, Heel ver heught te zyn inde gefchiede verlojfing. Zy zouden zich
derfibrj!' verzeekren van zyne geneeghenheit tot alle voorwaarden , die een goedertier
ven. Iforfl fchuldigfy was te gunnen aan zyn' onderdaanen. Maar 't vordren van
vrygeley fmaakte naar onbetaamlyk mistrouwen op hunnen Landsheere. Sproot
,-■■ het uit duchten, dat hem 't voorighe leedt in den mondt flak -3 hy bad hen te ge-
looven, dat hy 'tfc hoon vergeet en, en in d'ajfche begraaven had. Men quaame
|
|||||||||
.'..
|
|||||||||
derhalven op zyn woordt; hy wilde d"eerfl zyn, om hen te befchermen, zooye-
mandt zich onderwonde hun 't minfle leedt te doen. La Borde, een van zyn'
Hofmeefters, was de boode ; verzoekende, met een, flaaking der gevangenen,
en toevoer van ipys en drank, voor zyn'Hoogheit en 'theyr. 'T ander werd
toen noch ontydigh geoordeelt: tot den voorraadt van monde, dewyl men met
hem, op wat voet het dan waare, moeit handelen, en de hongerighe daarnaa
niet wachten kon, gaaven de Staaten verlof. Maar des ontzagh zich d'Ant-
werpfcheMajeftraat, gruwende voor oproer der gemeente , die, mits de ge-
voelykheit der verfche wonde, te byfter op de Franfoyzen gebeeten was;
en, door 't hooren nu van gely k beftaan in andre fleeden, bet geterght werd.
Mits deeze haapering keerde La Borde , ten naaften daaghe , met zyns
Zyn derde heeren derde« brief. Diéluydde, 'Dat hy zich daar ontrieftvond, enbeeter
fcbrjven. voor hun en hem, te gaan huyshouden tot Sant Bernards 3 zoo om zyn leegher
te lichten van voor hunne poorten 7 als om de geleeghenheit der flroome,
waar lanx men hem eetwaar en toejtuuren kon2 en degemaghtighden hunne nj'
ze neemen, zonder gevaar van de bezettelingen van Lier te hopen. Ende hoi
zy zich onder lings eerder verflonden, hoe 't hun en hem beet er waare: gelyk zy
eyghentlyker uit den brenger verneemen zouden. Maar zyn wit was, van Sant
Bernards oover de Schelde, en tot Denremonde te koomen: 't welk geichut
werd, van de Antwerpenaars, die eenighe oorloghsfcheepen derwaarts veyr-
dighden > en dm Kornel Norrits met drieëntwintigh vendelen, zoo Schotfche
Vertoo- ajs EngeMche naa't Landt van Waas, dat hy, aan den Denremonder kant, on-
Duffel der waater zette. Op den twintighften van Louwmaant, quaamen gemagn-
fchryft \y tighden, met toevoer eyndtlyk ingewillight door den breeden Raadt der bur-
aan Me- gheryë voort wee daaghen, vergeefs tot Sant Bernards :zyndedeHartogh,om>
cbele en oover Vilvoorde, tot Denremonde te raaken, vertooghen naa Duffel. Aan die
Bruffel, en Van Mechele, en BruiTel, en den heer Tempel, Ooverfte deezer ftadt, fchreef
aan den nv van hier; vermommende 't (tuk van Antwerpen, als oft het onbezindelylo
OoverJ e en ^ haaftighe toornigheit oover geleede ipy t, waare toegekoomen, flechte-
Armoede tykgenoegh, naadien yeder nu wift, wat hy elders teifens had doen aanrech-
inzynlee- ten- Voorts maande hy, toezeggende goede betaaling, hen om eenighe fchee-
eber* pen met lyftoght. In't leegher, zeeker, was zulk een' armoe, dat deM<tf>s*
velclt-
|
|||||||||
DER NEDERLÄNDSCHE HISTORIEN. %
veldtïche ruyters van hem wecken, en hy zelf gezien werd eetende raauwe 1^8^*
raapen, en houdende zyn' maaltydt met zeer weynigh zuy vels tot een terwen^ broödt. Van Duffel trok hy oover de Neethe j naaRimenant. Vindende hier de Dyle zeer gereezen, zoo mits den langduurighen reeghen, als 't beleo- ten haars loozens, door die vanMechele, beval hydenZwitzeren, eenigh behulp van een brug toe te (lellen, die daadtlyk fcheurde ■. Toen ( want hon- ger en kommer perften ) de foidaaten aan 't waaden ■> in 't welke de vliet der iiy verließ ontrent duyzentwegh ilorpte. De reft liet ai haare ruftingen achter j 't mee- duy^ent fïedeel ook zyn halsgeweer, met de ganfche pakkaadje en troswaaghens. man' m ** Monpeniier, gefiort met zyn ros , en heel bedooven >. berghde, ter naauwe dmwa*m noodt, zich, vattende't eyndt van een'fpiets, hem toegerey kt door een'Zwit- *n er zer. WaarooverdeHartoghj willende liever zynen voeten, dandenpaarde Haalt'et betrouwen, ten fehouwderen toe door't zap lobberde. 'T welk, als in win- ^eifem* terweeder, hem zulx bequam, dat hy fint nooit recht gezonden dagh had. Dus on^tz.ont* braght hy 't aan tot Vilvoorde. Daar verfcheenen, op den drieè'ntwintighften, hen . der Staaten gemaghtighden -, teeghens de welke hy aanhief van de weeder- TotviU waardigheeden hem toegedreeven, en vaft de zelffle klaghten, die La Fougere ?'orde ^°*° tot Brug, ujtzynen monde verhaalt had. Doch als men hem verzocht de mis- nien er handelaars te melden, floeghhy'taf, voorwendende't zeer niet te willen op- mA<l\)n \. krabben maar heelen. Tot affcheydt gaf hy hun eenighe punten, ftrydigh, niet ^nu \um„ luttel, met het Bordeaufche verdragh: voorts, van fchoone woorden, vol op, e» kry- Hiermeê keerden de gemaghtighden tot hunne meeflers, en met brieven aan ghen ßecbt de zelve , en aan Oranje , dien hy 't fpoeyen der handelfluyting aan beval. bcfcbejdt. De Prins , antwoordende met eyghene handt, vertoond' hem, neevens rondt Sc™pen bediedt van 'svolx rechtvaardigh onbenoeghen , hoe , door eyfch van zul- ar> !an^ ke voorwaarden, 't mistrouwen meer groeyen, dan flyten moefl, ende bad jjart0£fh dat zyn' Hoogheit zich tot billyker neeghe. Die van An twerpen, im middds3 om zich te zuy veren van de fchuldt, gefchooven op hen van den Hartogh, dee- ■•■•>■ den een verklaaring drukken, dieaanweez, T)atzy, hoewel de laatflenin't ..
aanneemen, nochtans de eerfien in 't huldighen des Hartoghs, kneuzing, zoo Dte vm der ouwde vry doornen van hunne burghery en van Brabant, als des verdings n wcr" van Bordeaux, verdraaghen hadden; veelmeer fchattings ingewiüight en op- (cbuldivben gebraght) danhun gewoonlyk aanpartinde gemeene laßen beliep } geteltaan ücb>b]ge* zyn'Hoogheit t korts voorden inval ■> o over de tzeeventighduy zendt gulden i drukjever* waarmeede niet debezettelingen, en andre ouwde ^ gelyk't behoorde, betaalt klaaring, waar en, maar eensdeels de nieuwe foidaaten, oov er rompiers derfladt. Hadde Qg**de deeze het zoo verkorven} en op dien dagh ^ wat reede, wat mooghelyklqeit, om Hank.dft dat leedt aan d'andrefleeden, juyfl ter zelffle ßonde, te wreeken ? beet er zin- unjl,)e, ven, hiernaa, gaaveGodt aan zyne Hoogheit. Deeze daadt, hoe vreemder yaart vefm en min verwacht, hoe zy luyder en leely ker klonk -, niet alleen ganfch Neer- fabelde be~ landt, dat'er af dreunde, en d'aanpaalende geweftenoover, m:iarooicdoor meegbemfa Chriftendooms uiterfte oorden, tot wekking van verfcheyde beweeghenit Jen♦ fen. Den Spanjaarden hippelde 't hart in den boezem j zoo lief deed hun, dat De Wal* de Franfoyzen bevonden, geen' beeter handt te hebben, dan zy, van de Neer- '™e Hee" (anders te ringelen. 'T wordt gezeyt ( gelyk doorgaands de Spaanfchewyze ; ~7 is, booven maate naa den fchyn van flaatigheit te ftaan, en deKooningop Staaten en 't allerkraftighfte zich verpynde daarin uit te fteeken ) dat men Philips, nooit fieeden, om m zyn leeven tot lach ontfluyten zagh, dan toen hy deeze tyding kreegh. De ie tot vet- Waalen fliepen 'er niet op: de Markgraaf van Rysburgh, de heeren van Mon- loerimg ngny en Raflinghem, cmaamen tot Halle byBrulTel, en fchreeven aan der ™et s?anf Staaten gemaghtighden, vergaadert tot Antwerpen, aan de regeerders dier 1* um\ "adt, aan die van Bruflèl, Mechele, en andre -, Hadden ze tot noch toe de mee- £ '" C ccc 3 ning
|
||||
8j8 P. C. HOOFTS TWINTIGHSTE BOEK
15-83. ning der Franfoyzen niet kunnen verft aan -, nu fpraaken de werken 'Duytfth
<De fraaye bef eher mersdervryheit droeghen (als't bleeli) de dag op haar , om der zelve, wen z' hun fthoonfte zdaghen, verraadelinx9thartaftefteeken- hunn' heufche inhaalers als verfoeyde ftaaven te keet enen , en in eenen of- grondt van doodtlyke ellenden te plonzen. 'T was dantydt zich te bezinnen: en de plicht praamde de ge enen die aan 't roer zaäten, gang te keer en j op dat het verft heur de, vertrappelde vaader landt we e der te zaamen, en aanzyn naa- tuurlyk hooftgeheelt wier de -, en opgeheeven uit den voetzande, tot de voorighe hooghte vangloory en weelde, door eenen bondighenpays. Om zoo heyligh een werk te vorderen, zond' hun ge en arbeydt verve elen. 'S Kooninx goedertieren- heit kenden zy fchry vers: y der dedeughdt en oprechtigheit dés'Trinfen van Parma in 't houden zyner beloften •■> diegeyrne hoor en, en zich voeghen zouw, naar een' zaak zoo nut der geheele Chriftenheit, en voorneemlyk allen Neer- landren'Twelk hun verbood te twyfelen aamgewenfehte uil koomfl\indien maat d'aangezochte regeerders, reynighende 'tgemoedt van d'ouwde mtsverflanden, haat, nydt, en wolken der arghewaan , zonder bezondre zucht de gemeene welvaart betrachten wilden, en, met den eerfte,gemaghtighden ooyerf chikken. Deeze brieven, gedaghteekent op den tweeëntwintigliften leftleeden, wer- den niet, voor den vierden van Sprokkelmaant, ontfangen. Op gelyken zin P^wi** fèhreef de Markgraaf van Berghen uit Luyk j en zelfs de Prins van Parma aan r Ut* die van Gent en andre fteeden: zonder antwoordt van eene tebekoomen, tenkbe Doch d'ou wde weederftreevers der Franfoy zen braghten in Vlandre zoo veel fteedm. te weeghe, dat de vier Leeden van dat Graaflchap hunnen gemaghtighden be« vaalen in geen' vorder onderhandeling met Anjou te be willighen, 't en waar hy eerft de (leeden ontruymde, die hy teeghens zynen eedt en der Staaten dank, vermeeftert had: 't welk by flrre brabbeling maakte, en 't verdragh zeer verach- Ontflelte- terde. In Vrankryk baarde de maare wonderlyke ontfteltenis. Zommigh'e tiis in heetherfiens, ontlteeken door'tleedt, weeder vaaren aan de hunnen, fpraa- Vrmikjyks ken vuur en vlam teeghens de Neêrlanders aldaar, en hadden hendaaroover by kans met de handen begroet. Andren, al fpeet het hun meede, angde noch bet de haat, en fchande, gelaaden, door zoo eerloos een' daadt op den Fran- lchen naam, neevens de fmaadt dat hunne landsluyden, gaande voor földaaten, in ftrydbaarheit oovertroffen waaren van fteedelingen. Andren, voorneem- lyk onder d'On roomsgezinden, fèhouwden 't fluk vuyler veel dan de Paryfche woede. 'Deeze, zeyden zy, was verbloemt geweefl met de verbittering, 00- vergebleeven uitdevoorgaande oorlooghen: dan de arme Neêrlanders hadden den kryghgevoert voor den Hartogh, en hem, in plaats van den naatuurlyken f hunnen f^orfle beroepen. ^De moordt hadftraffe van oproer geheeten: waar wat loon van verkiezing was ditte? 'T geleeden ongelyk, derhalven, flond voor een'plaaghe Gods te reekenen, dien de wraak oover booze regeerders, en Mtram- de behoudenis der vroomen eeven zeer te harte ging. DeKooning, zeerbelaa- hau ,ge- fen met de zaak, en aangeport door zyn' moeder, die zich de zelve noch naa- tutmvan ^r nam ^ £hikte ftrax Franfoys du Pont, heer van Mirambeau naa Needer- • .. . " landt. Deez, als houdende zich aan den hervormden GodsdiennS enkoo- in Neer- niende in t gevly fpreeken , onaangezien dat hy t'Antwerpen eenen zoon landt. verlooren had, fcheen den Staaten te aangenaamer te zullen zyn. De Koo- Schryven ninginne moeder gaf hem eenen geloof brief meê , gefchreeven aan den vanejghen' Prins , op den naaftleften van Louwmaant j en dit daaronder, van haar handt der eyghen' handt. Me Neeve, de Kooning myn zoon en ik zeynden u den omngm- £[eer van Mirambeau , niet om- dat wy aanneemen 't ebeen hier gezeyt aan Qran- wor^t '• want wy achten u eerlyker man, dan datghy zoo oevel een onaannr :e baar heit zouwt beweezen hebben aan mynen zoon, en die in zyn gezelfchaf '' waaren i
|
||||
i
|
||||
DER NEDERLANDSCHE HISTORIEN. $f9
waar en > ten beße van u en de uwen. En ghy Bebt dien alte lief geh adt,
00 hem zoo f nood een trek teJpeelen: hem-, eenen Vorfie, die, met zulk een' fleun als eenKooning van Vrankryk, zich des faller flonde zouw ervoelen kunnen. ^Daarom, zoolang het teeghendeel my niet blykt, zal ik my houden acm de nooit voorheen wankele hoop e, datghy hem nietgeroepen hebt, oft ghy wilt hem wel dienen. 'Twelkgefchiedende, jeeghens u altyds erkent zal wor- den van all' degeenen, die aan hem behoor en. Hierentuflèn had Farneeze den Graaf van Mansveldt, en den heer van Hautepenne, naa Eyndhoove gezon- den i waarvoor zy met gemak hun leegher veftighden. Op<ien zeevenden van Sprokkelmaant, deed Mirambeau, ter vergaadring van d' Algemeine Staa- ten ,zynen voorftel, die hierop draay de: In'sKooningszynsmeeflershart, week van oovervloedighe zucht tot het heyldeezer volken , was, door de ley~ de boodfchap des laafigebeurden ongevals, dieper wonde gemaakt, danyemandt zouw kunnen begrypen, oft, wen hy't begreepen hadde, uitjpreeken. In zulk een' verßeeghems zyner Majefleit, eri haare onzeekerheit van de waar e oor- zaak desfchielyken ramps, was hy daatlyk van, haar afgeveyrdight, om be- tichtingdaarop te bekoomen-, ende Staaten te bidden, dat hun gelief de, tot geneezïng deezer quaale, eenighe zachte artfeny te gebruyken, zonder den Bartogh, die te voor e zoo mildelyk al zyn' middelm, en zyn' eyghen perfoon, mor hunne behoudenis had opgezet, te verfiooten om eenen misßagh. Zy zelve konden ook (jneynd'hy^) licht/yk bevroeden, dat men dien, niet aan dengewislyk goeden aardt zyner Hoogheit, maar aan verylden raadt, enonbedachtzaame gramfchap, moeß toefchryven. 1} er halven vertrouwd hy, dat Godt Almagh- tigh, uit de zelfftegenaade die hen behoedt had, hun wysheit verkenen zouw> om deeze ongeneught op 'tfpoedighfte fooverflelpen met vergeetenis , en den be- oMaamflen wegh ter verzoening in te gaan, eer de vyandt, waarneemende zyne geleeghenheit hen in'tuit erf e bederfbraght e: waar toe hynemmer meer koomen kon, zoo zy tot eendraght met den Hartoghe verft aan wilden, behoudends hunneouwdevrydoornen en voorrechten,gelykdereedevereyfchte. T)e Koo- ning , zich beloovende een' bereyde geneeghenheit hier toe, van de zyde zyns broeders, had hßm belaft denzelven Qbehaaghd'hethunj meede te gaan vin- den; en hy maakte zichßerk, dien, hoe zeer zyn gemoedt ook vervreemdt waar e, tot een'goede vereenighing te bewiÜighen. En zy moghten zich vafie- Ijk daartoe verlaat en, dat zy?ie Majefleit, hebbende in dee zen geen ander wit s dan hen haare Bondtgenooten, tezaamen verknocht met haaren lieven broe- der en eenighen erfgenaam, te bef eher men, en te handt haaven, "'t geen in haar was zoude aanwenden om deeze Landtfchappen tot hunnen voorighen wel- fiandt te helpen, zonder yetwes tefpaaren. Om ondertujfen befcheydelyk ver- hndfehapt te worden van denfiaat der dingen alhier, en daarop , ordetemoo- &hen raamen, hadden de Kooning en de Kooningin zyn'moeder, eenen dagh voor zyn vertrek, den geheymfchryver Bruflart bev ooien, zich herwaarts te ver voeghen-, ende, naa gefprek, zoo met den Hartoghe als met den^Brinfe van Oranje, flrax te rug te keer en. 'T welk hy verzocht dat men dien toeliet e in alle verzeekertheit. De Staaten, bedankende heuslyk den gezant, verklaar- den 3 geenszins den Kooning tot middelaar der zaake te weygheren. Voorts ging Mirambeau in 't bezonder den Prins aan, ten eynde hy zyn bell: tot tref- fing des verdraghs doen wilde. Zyne Doorluchtigheit antwoordde, T>at haar yver, getoont in 't bevorderen van de grootheit des Hartoghen, haar, met dit uitvallen der dingen, tot bittren ondank ge deeghen was^ en haar geloof nu zulx btfneeden, dat haar aanraaden meer dan haar zwyghen zouw hindren. Zoo weenigh achtbaarheits, echter, als haar noch ooverfchoot, zouw zygeyrne te ft kggen aan 't flyten desgefchils: indien de Hartogh zich ter goede trouwe Cccc 4 voeghen
|
||||||||||
ISS3.
|
||||||||||
Eyndhoove
be leeghert van Pur- maas wee* ghe. Voorfiei
van Mi- rambeau* |
||||||||||
Antwoordt
der Staa* ten. Befcheydt
gegeeven van Oran- je, aan Miram- beau. |
||||||||||
!■ I
|
||||||||||
Mo P. C. HOOFTS TWINTIGHSTE BOEK
1583. voeghen wilde tot naakoomfl van 't verding, en richting des mis dry fs; 't welk
als gefchiedt feener zelf/ie tydt in zoo veelßeeden, niet te verfchoonen was met voorwending vanweederwaardigheeden hem bejeeghent tot Antwerpen. Ronde fchult kenning zouw beet er glimp gehadt hebben, dan zulke blaauwe ontfchuldinghen , firekkende tot opflooken der verbolghentheeden -t terwyl menin't ongelyk pooghde te flellen de ge enen, die niet aïïeenlyk zuyverwaa- ren, maargebleeken ooverootmoedighe en getrouwe dienaars van zyn'Hoog- heit. Ten zelfften daaghe, door 't aanftaan van de Wethouders en Lee- den der ftadt Antwerpen, ontfouwde de Prins zyn gevoelen op de loopende ^Prmfetj zwaarigheeden, by gefchrift van deezen inhoudt. Raadt te ge e ven op zoo gevoelen op difteligh een''zaake•, alsjeeghenwoordelyk zich voordraaght; noodekoomik'er dejeegben- f0e. naazoo me'enighvuldigh\proeven, datmen'tmy, als 'ery'et mislukt ,wy- woordigbe fenwn: eeven oft ik-, hoewel'zooluttelgehoort, en quaalyk mgevolght, de zwaang- u^00mß fór dingen, die dikwyls den maghtighften ontfehiet, in myn' handt hadde. Niettemin , ik meen het, ter liefde des vaaderlands, en der ftadt Ant- werpen , noch deeze reyze %e waaghen-, naardien men my verzeekert, dat de gemeente myn' zinuiting zalin't goede neemen. Meenigh verlufiight zich , waanende , aan 't geen op den zeeventienden der leflleedene maant gebeurt is, genoeghzaame flof'gevonden te hebben, om's Hart ooghen eert aan te ranzen. Ghy weet, myn' Heeren, altzaamen, dat men tot het kie- zen zyner Hoogheit, oover 't welk de geenen , die toen de voorbaarighfie . aanftemmers van dien waaren, althans het zwaarfle geklagh maaken, nooit quam, dan naa rype beraading, vaaker hervat, engenoeghz aamgemeyn van . de Landt fthappen, fteeden, en leeden der zelve-, als y der ten dierfte vermaant van my , tot ooverweeghing oft onz' eighe krachten ons draaghen konden, en oft yet oorbaarlykers f onzer handthaaving te bezinnen viel, verklaar- de niet naaders te fpeuren. My nu alleen toe te reekenen een' befluytge- noomen by gemeyn goeddunken , zouw, myns achtens, te verrebuyten ree- de loopen, al waar e daar ook veelgroot er ongeval uitgevolght, dan 't geen dat wy bezuur en. T)an , die zich beuren laat, de zaak met zuchtvryen ooghe te beft houwen, zal de baat en, genoot en door dat befluyt, niet gering vinden. 'T welk geenszins bygebraght zy tot verfchooning van den oover- laft , zoo hier als elders onlanx gepleeght en befchooren. Want ik ver- ft aa ten teeghendeele, dat de Hartogh, daarmee , verbeurt heeft al 't recht der heerfchappye hem opgedraaghen by't verding van Bordeaux. Maar^ gelyk ik myne bewilghing in zyn' ont f'ankenis niet, alzoo kan ookniemandt loochenen , dat zyn onderflandt ons drie jaaren oorloghs heeft doen uit- harden i als de Staaten onz' eighe maght daartoe te kleyn kenden. Ik wil hier niet betwiften ,oftwy, mits ons benaauwende te dien eynde, zel- ve zouden middels genoegh gehadt hebben , t'onzer verdaadighing •, wMf zeg aüeenlyk , dat d'Algemeine Staaten en die van elk geweft , oordeelden neen. Van twee heyren des vyands is daarentuffen het eene meeft gefinol- ten voor Kaamerik : het ander veel ft erker , te velde gebraght in den lef- leeden zoomer , heeft niet bezonders verricht, en zulken krak wegh , dat het met d'eene wiek maar klept. Zonder de Franfche hulpe, Lochum zoww deur zyn j daar zich zoo ftaatlyk een getal Aadels in vond, en 't Vor- ft endoom Gelder , met het Graaffchap Zutven , aan hing. Men waardee- re 5 hierneevens , den gewonnen tydt, binnen den welken 'Philips wee zoonen verhoren heeft: waar uit wel eenighe geleeghenheit gefchaapen iï favondt oft morghen te verfchynen , tot onze verlichting , en kneuzing van den Spaanfchen hoomoedt. Ik zwygh , dat de Franfche kerken , door 't aanneemen van An jou alhier, denpays, en vrye oeffening van Godsdienfi |
|||
DER NEDERLANDSCHE HISTORIEN.
verworven hebben: hoewel wy die weldaadt, alsbefleedtaangeen''vreemden; i^%\,
meede voor beweezen aan ons behoor en te houden. Maar, ommuuriyk tefpree- ken "van onz eighe nut -s het verwerpen der Spaanfche ty telen en waapenen , ter oorzaake van's Hart ooghen beroeping, dunkt my eenvafte grondtjlagh tot op- bouwing van 't gezuyvertgeloof en de vryheit, zoo wy den beflen wegh weeten in te gaan. ''Daar zyn derfle cht s drie: Zoen met den Spanjaardt -3 verdragh met zyri Hoogheit -, befcherming met eighe maght. Meer luyden zouden tot ver- effening met den Spanjaardtfpreeken, fch aamden zy zich zoo verfoeylyk e ener lichtveirdigheit niet -3 daar wy rechts koomen van zynen naam te bluff chen. Maar {fchoon dat oovergefiaaghen ) 't waar onz grondigh bederf. Zommi- ghenmeynen, 't konde voeghlykgefchieden, onder dexel van met de Malkon- tenten te daadingen 5 dewylte dien einde La Motte gefchreeven heeft, en Rys- burgh , Montigny, en RaJJinghem, tot Hallegekoomen zyn. 'Dan ik, alsmy yetwes verftaande op zaaken vanftaate, kan licht elyk af meet en, dat zy alles Joen naar voorfchrift, en met wil en we et e des Trinfen van Tarma: ge lyk ge- noegh blykt by zyne brieven aan die van Gent. Zy zouden zich ook, zonder zulxj des zoo oopentlyk en tezaamen niet onderwinden, maarby heimelykê maniere, en in 't bezonder: waarop e evenwel geenszins waar te bet rotiwen. Want eenighe bezondreperfoonen, onder gelyk gelaat van den gerne enen vre e- khandel tot Kooien te bevorderen, hebben 't verding der afgevaüegeweflen met Tarma te weeghe gebraght. Waar aan men zich wel behoorde tefpieghe- knj naardien zy, in plaats vanpay s te hebben, die n men hun v aft e lyk toezey- de> in*t midde van veel zwaarder oorloghfteeken, tot verwoefting des gan- fchen Lands, uitrooying van den louwtren Godsdienft, en van alle eerlyke luy~ den, die den zelvenfchynen toegedaan. Jaa men heeft ten laat ft e, teeghens allé beloften en eeden 3 de Spanj aards en Italiaanen weeder doen herwaarts koo- men , in ruymergetal'■> met meerder gezagh, en tot groot erfmaadt der Landt- zaaten dan ooit te voor e. Wyders, treedende in wat handeling het ook zy, met de Malkontenten, vyanden zyner Hoogheit , terwylzy ons aanzoekt tot nieuw verbondt, zullen wy haar zw aar e ft off e ge even, om ons by den Kooning haa- ren broeder, by de Kooningin van Engelandt, en andre Vorften van Chri- fiendoom, in 't ongelyk te ft ellen. Met de Malkontenten te handelen, oft met de Spanjaarden, 't is al een ding. Maar, genoomen neen, en dat zy 't vertrek der Spanjaarden wijlen deur te dringen j zoo moeft men echter immers zoo zeer naa de Waaien omzien, als naa Spanj aards en Franfoizen: gemerkt dat de Waa- ien'tverbondt , waarin zy ftonden met ons, gebrooken hebben, omdat men hen, brandende van aller ley boozeheerfchluften, niet volkoom ent lyk beworden liet i hoewel zy zich met de treflykfté ampten voorzien vonden > zynde d'een °tPerfte veldtheer, d'ander ooverfte der ruyterye, de derde van'tgefchut, dé vierde van de lyftoght. D'ongerymtheit van met den Spanj aardt zelf te daa- dingen zouw my noodeloos doen achten des eenigh gewagh te maaken, Y en Waar ik fpeurde dat veelen zulx uitfchieten; eenighen door haat, gefchept op deFranfoyzenuit het onlanxgepleeghdemis dry fj andren metver tooning van t voordeel, te verwachten in 'tftuk van den koophandel•, andren onder andre verwe , bekoor lyk in 't oogh der gemeente: daar zy nochtans wat anders in tharte broeden-, naamelyk 't bemeefiren onzer gemoeden Jichaamen, en haave. uoch 'tgegrondfle, naar fchyn, dat zy by brengen, is, dathetvoor Spanje, zoo verre geleeghen, te ongereedt valt de e ze oor den t'oov erft ort en -, daar ons de Franfois, als een haavik op den tuyn zit. Welke inzight welyetwes zeggen zouw, indien zy beyde, hierte Lande, opgelykegunft, * verfiendenis^ raadt- * ïntelli- hulp) acht baar heit, fteunden. Dan, wat fcheelt het al? De Franfois be- gentie. fiond naauwlyx zoo ras het verding foovértreeden, oft hyzaghzich bynaa ganfch
|
||||
8Ó2 P. C. HOOFTS TWINTIGHSTE BOEK
i ^83. ganfch ontmantelt van aanhangers : zal der in lang ook geen' nieuwe vin- den , maar eendraghtighen weederflandt > indien hy 't zelfftejpoor hervat ■ mits d'ingezeetenen aan hem niet dan door't laat ft e verding verknochtzyn Met den Spanjaardt, daar ent eeghen > is 't een* heel andregefielt enis. Hy heeft hier niet alleen f zynen wille de Landtfchappenen fteedendie zyne zyde hou- den, en ons op 't f elft e bekryghen -3 maar, in 't binnenft onzer leeden, meenigh- te van parthylingen : zulxeen kleen getal Spanjaarden enltaliaanen, inze- volght van onz eyghe Landsluyden, voerende 't aanzien des Kooninx van Spanje in den fchilde, genoegh waarom ons f onder te brengen, den waar en Godsdienft te dempen, in fteede van dien d'Inquifitie te planten, en ons te be^ rooven van onze goedren, vrydoornen, en voorrechten. Men moet dan ree- kenen , dat veel naader , dan de Franfoizen , ons de Spanj aards zyn, als gene fielt in ons ingewant. Waaroover ik alle handeling met hun uit der maat e fchaadelyk fchouw: jaa zoude geenszins raadzaam vinden, eenighe brieven van hun fontfangen. Want, zoo daartoe ge fchree den wordt, terftondt willen de ballingen en uitgeweekenen, gezwoore vyanden van Gods kerk en 't vaader- landt, herwaarts aan zakken, en zich fpitfen op aUerleylift, en vergiftighe aanflaaghen, om de burgheryen, opgehitft teeghens elkandre , tot bederflyke fcheuring te brengen, met hulp der verjpaanfchte zielen, die onder onsfchuj- len. Naa welke ft erkmg hunnerp art hy e, zy den Landt zaat en geenen tydt zul- len laat en om te kiezen } maardaatlyk, door geweldt en blo e dtft ort ing, naa 't eyndt van hunnen toelegftreeven. "Dies magh men, myns oordeels, geen ge- fprek met hun, nocht in 't groot, nocht in 't kleen, aanvangen, zonder teffens des ondergangs van den oprechten Godsdienft en 's Lands vry heit getrooftte weezen. Belangende den Hartogh van Anjou-, ik houd hem, zegikander- werfs, vervallen van zyn recht-, merk genoegh hoe quaadt een raadt hy ge - volght heeft j en weet in wat gevaar ik, met al de mynen, geweeft ben -} daar* neevens, dat ik behoor, naar de leer der natuure, my zelven te behoeden, zoo lang als Godt my daartoe zyn'genaade verleent, Ook voorzie ik wel, dat hy, indien hem beeter onderrichting mangelt, hier naa, ander middel'moghte zoe- ken om ons noch gevoelyker neep tegeeven, met de krop volfpyts oover 't f aaien des laat ft en toelegs, en 't verlies zyner Eedele en andre luyden. 'T welk gebeu- rende } zouden wy ons ten tweede aan den zelfften ft een floot en •> voor 't welk de wyzen zich wachten. Wyders, al liepen wy dieshalven ge en gevaar, 't wan- trouwen tuffen de twee volken zalhen zwaarlyk in onderlinge ruß en veyligheit laat en. Ten laatfte valt te vreezen, dat de geenen, die nu zyn oor bezitten > hem, ter eene oft ter andre tydt, eenighen aanjlagh teeghens den Godsdienfi moghten in 't hooft fteeken $ oft zommighen, gewaapent met zyn achtbaar- heit , aüe konftenaryen te werk ft ellen, om den zelven uit te rooyen. Maar, men ooverweeghe hiert eeghen, dat de fteedenby hembew.eldight, naa'twee- derkryghen der welke eenenyghelyke buyten twyfel verlangt, niet dan door ver- dr agh te bekoomen zyn: jaa dat hy , fcheydende onvernoeght van ons , en quaalyk ziende haar te bewaar en zonder byftandt > de zelve, viellicht ■> aan den Spanj aardt zal keveren. Nu kan elkgenoegh bezeffen, tot wat benauwt- heit vanBruffel, Aalft, Tpre, Meenen, zulxgedyen wilde -y booven't ach- terdeel, te lyden, daardoor, by die van Gent en Antwerpen : in wat noodt het ook C zonderlings beheerende de vyandt hetveldt) Eyndhoove, yjitß* Mechele, en meer fteeden, jaa't ganfcheVorffendoom Gelder, en Graaffchap Zutven zouw brengen: enyeder verftaat, van wat belang die plaatfen zyn- Waarop ik niet leedigh kan ft aan, van u indaghtigh te maaken der ftandtvaj- tighe kloekmoedigheit, betoont by die van Bruffel, voor degemeyne zaak: waar* me e de zy ( wiezoud' het darren loochenen?) den grondtLjlaghonzen"vrj'het |
||||
DER NEDERLANDSCHE HISTORIEN. %
»gleit hebbenden ons verplicht het uiterfle onzer middelen t 'hunner hfiherming 1583.
0p te zetten. Ook moeten wy reekening maaken , zoo men den Hartogh niet te vreede ftelt, hem te vyandt te kryghen, en vervolghends den Kooning zymn broeder: waardoor wy ons niet alleen zouden verft eeken zien , zoo van den franfihen als Spaanfchen koophandely maar in laft van t effens befprongen te worden by die tweeweldighemooghentheeden. Aangaande deMajefteit van finge landt -y het ft uk hier aangerecht zal haar gewis lyk mis haaghen , en wee doen h maar echter Qmyns bedunkens') niet fmaaken, dat aan ons het ver zoe- nen fi hort. Men bedenke hierneevens hoe luttel* tzaamenverftands oft *Corref- vrienden wy elders hebben -y zulx het zich aanzien laat, dafwy ons van alle ponden^ huytenhulp zullen ontblootvinden. Vrankryk, daarenbooven, (_ 't en zywy tie'f met den Hartoghe ooverkoomen ) zal (zoo vaftlyk te vermoeden floßt) ft fax den Sf anj aardt ge oop ent worden y en de ez, daardoor, gerieft, niet alleen met voorraadtvan mondt en oorlogh, maar ook met geldt, booden, brieven ,gezan^ ten, jaa volk te voet en te paarde-, fzynen wille. JVat hier-aan hangt, kan elkUchtelykafneemen, die maaroover denkt, hoe'tftuyten van*tzelve Koo- ningryk, voor eenen korten tydt, het koor en zoo zeer inprys deedfteygherm\ dathetfchriklykheyr des vyands quam tefmelten, alsfneeuw-y en raffer noch zouw gejleeten geweeft zyn, hadde men hem, van den kant deezer Landen, den toevoer ingelyke wyze afgefneeden. ïn allen gevalle kanyder f oover be- vroeden , dat, oft wyfchoon zaaghen den Spanjaardt in 't veldt te weederftaan, echter de oopeningvan Vrankryk den krygh langduurigh, jaamiffchien eynde- loos maaken zouw. Wel wyslyk, dan, moeten wy onze middelen meet en, om te zien oft ons alleen zoo zwaar een pak draghlyk zal vallen -y en in 't bezonder oft ons althans doenlyk zy, Eyndhoove, en andre plaat fin, die beleeghert moghten worden, f ontzetten: 't welk men, met verzaamde krachten van ons en zyn' Hoogheit, gemaklyk befi hikken konde. Ende op dat wy ons zelve 3 met geen vlaayen bedrieghen, zoo dient niet ver borghen voor u, hoe de Gente- naars reeds gefchreeven hebben, dat zy, zonder onder ft andt der andre ge- wefien, geenen raadt we et en om de bezetting van Aalft te bet aaien. Voorts% gelyk het te voor e onheufch en hardtfcheen, op naauwe bepaaling van 's Har- toghen gezagh te dingen-y alzoo kan men't jeeghenwoordelyk met glimpighe reede doen -y en niemandt ons berifpen oover zoo vaft een beleggen van 'tftuk , datgeene fladt voortaan laft lydevan in zyn volle bedwang te vallen. Noo' pende den Godsdienfiy men heeft te hoopen, dat wy, handelende met zyn Hoog- heit, dien beet er dan anders handthaaven zullen: dewyl ooghfchynlyk,zoo men met de zelve niet oover komt, veele kerken, diewy zonder Godt te ver- toornen geenszins ver laat en kunnen, inkleenefteeden, jaaingroote, bykort- heit onzer maght om haar f ontzetten , in d'uit erft e noodt moeten ft orten. Zommighendryven, dat het ongeoorloft is, met eenenVorft te handelen, die onzengeloove nietganfchelyk toeftemt -y enwjzen etlykeplaat fin der Heylighe Schrift aan, om zulx te beweer en. Voor zoo groot eenen Godtgeleerde, als vereyfiht waar om oover dit punt te vonniffen, wilikmy niet mtgeeven: zie nochtans wel, dat naauwlyx eenighe kerken van Chriftendoom ztch daaraan floot en. T)e Franfche, onder ft eunt van de Vor ft en haare Landtgenooten 3 £n vande'Duytfche, hebben dikwylsmet haaren Kooning gedaadingt. Om de tweefp alt in V Geefielyk laat en de Zwitzerfche eedtgenooten niet verknocht teblyven in'tweyrlyky en zy hebben, noch fint een' maandt herwaarts, hun Verwantfchap met Vrankryk beveftight. 'Die van Geneeve zyn onlanx in ver- bündt met de zelf ft e kroonegetreeden y en dapper geholpen van haar in den left- leeden zoomer. 'T geen tuffen deeze Landen ende Engelfchen is opgerecht, Verhielden zy wel toen hier alleenlyk deRoomfihe Godsdienfi gepleeght werd. Het
|
|||||
1
|
|||||
8.6* P. C HOOFTS TWINTIGHSTE BOEK
1583. Het verfchilvangezintheit breekt hunne vrundtfchap metT>eenemark niet. Tot groot nut, trefly ken luyßer van beyde de Rj'ken, heeft nu de ver bint enü tuffen de Franfoyzen en Schotten oover de achthundert jaaren geduurt, on- aangezien de ver andring midlerwyl ontjtaan in den Godsdienfi. Het Kaizar- ryk en wy, de Henzeßeeden onder elkandre, hoewel verdeylt in geloof\ <voU harden in 'tgemeyn verbondt. Tot hooft van Hooghduyts landt ügekooren een Kaizar van ander gevoelen dan 't meefle deel der Vorften. De Toolfche kerken hebbenbewillight in't aanneemeneens Koonings vanftrydigh verfiandtmet het haare. 'De Valdoizen zyn ouwlinx met den Kooning van B o heem e oover- fi koomen j de inwoonders van 't dal van Angroynefeedert met den Hartoghvan ' ' Savoye. Menvergeeve'tmy >, zoo veele kerken, jaa alle kerken van Chriflen- ryk, zoud' ik, daar oover, niet darren befchuldighen, min verdoemen. Wel is myn goeddunken, dat men nemmer eenigh verding aangaa, zonder naa de meefle verzeekring van den Godsdienfi te trachten. Rypelyk dient 'er gelet op deeze reedenen, betreffende het tweede punt -, waarin ik , mits de ver- ' fcheydenheit der meeningen, gegreepen by de ft e eden , groot e zwaar igheit fpeur i voorziende dat zommighe , zoo wy met den Hartoghe handelen, zich zullen afzonder en-, eenighe, indien wy''tnietdoen, de bequaamftepar- thyfhaarder reddinge kiezend uitzorghevan verlaaten te worden. Op het der de punt, naamelykverdaadighing met eyghe middelen, komt voor eerflin bedenken, dat het ons ge breekt aan verfehlet van bevelsluydenen foldaaten van onzen landt aardt. Want veele houden V met denvyandt: en me eß all' degeene , die hem te voor e gedient hebben: meenigh is 'er door 't oorlogh verflondeny 't Landt kleyn, end'inboorlingen bet geneyght tot koop- dan tot kryshandel. Volght , dat wy een goedt deel vreemdelingen moefien beezi- ghen: de welke men (naardien zy laaftmaals hier zoo quaalyk zyn onthaalt geweeft^) niet zouw kunnen doen koomen zoo fpoedigh, en in zulken getal, als de noodt vordert. Ook wil 't kommerlyk vallen , de plaatfen te vinden, om ze te' mooghen werven. 'Doch, neemendedeezenvoet, konde mennaa- maalsdaaroppeynzen. Zooveel is'er af, dat wy alty ds op geloofsverw anten veylighft betrouwen zullen. Aangaande 't geldt,wy hebben dm lang des naam- lyxgenoegh kunnen tzaamenfehraapen, om de bezettingen te bet aaien: zuk te verwonderen ftaat, hoe de fteeden, totnochtoe, buyten andre muyteryen en beroerten zyn te houden geweeft. Nu is 't geldt defteun der oorlooghe, en zonder dat, alle befluyt vergeefs en onnut. Indien u oorbaar dunkt het oo- ver deeze boegh te wenden , zoo diend 'er een, oft meer hoof den gehören, en gehoorzaamt niet met woorden , maar met werken -s immers voor ze- ken tydt als men raamen zoude. Daarneevens hoefde men op te rechten ee- nen Raadt van luy den met eer ei en y der, betrachtende zyn beroep, zonder zich der zaaken van ft aat oft oorlogh f onderwinden, hen daarmeevolkoome- lyk te laat en begaan. En hun gebodt zouw veirdighlyk en zonder weeder- zeggen f achtervolghen ft aan -, doch eenen yeghelyke vry, naa't volbrengen* zyn goeddunken daarteeghens te vertoonen. Vruchteloos echter waar deeze orde, zonder gereedt middel tot belooning der Raadsluyden: denwelkenwen des zoude moeten doen blyken by klaar e aanwyzing, en niet met enkle belof- ten-, om hen te bewiüighen tot het aan- en waarneemen van dien laft naar be- hoor en. Wat penningen hiertoe behoeven , kunt ghy zien op den ft aat by vwf gemaakt van de gewoonlyke en ongewoonlyke kryskoften , waaraf ik u duo- belt oovergeef: willende u wel verzeekren , dat het, zonder deezen voet te houden , al verloor en geraadflaaght ü. De geenen , die voorft ellen dat men Goode betrouwen moet, laak ik geenszins: zy zeggen recht, ende waar- heit daaraan. Nochtans 3 een' zaak aan te vangen , en geen middelen to |
||||
DER NEDERLANDSCHE HISTORIEN. S6f
het volvoeren te ver zorghen, oft deeze ('t welk argher is) door gierigheit ,oft 15-8 2.,
ontydighe fpaarzaamheit, achter te houden 3 dat acht ik niet voor een betrou- ten op Godt, maar voor eeri verzoeking des zelven. Daarenteeghen, zich op Godtver laat en, üdemiddelen gebruyken, die hy ons aanbiedt, enhembidden, dat hy daartoe zynen zeeghen ver Ie ene. Van de drie aangeweeze weeghen 0, houd' ik den derden voor den befien $ 'ten zy hét ons mangelt aan middel om dien te volghen. 'Daarom pynd' ik my , oover vier jaar en, zoo zeer, de ge- tieften by een te houden: waar meede wy ( Godt tenvoorfte) niet teeghen- ßaande de Spaanfche maght, Don Joh an en andren genoegh hadden kunnen ten Land' uit dry ven. Maar naa de fc keuring, aangevangen uit oorzaak foo- verbekent, en wel teeghens mynen raadt j als de Staaten , en zelfs die de i)ereenighing belet hadden , verklaarden geen' manier te kunnen begrypen, om &ich zelve te bef eher men± toen werd ik eerfi van meeningh dat men vreem- de hulp zoeken moeft: zulx het beßuyt van eenen uitheemfchen Vorfl aan te roepengevordert is door degeenen, die dat miffchien niet dachten te doen. Maar, {rfoflyk £ ik zeg 't noch eens) bedrieght men zich, waanende datyemandt, begaaft met wysheit en voorzight, zoude kunnen't beleydt onzer zaaken aan- veirden, anders dan met de middelen , en op den voet booven aangeroert: in- zonderheit ten aan/chouw der gewoonlyke traagheit in 't befiuyten , en irt V of brenghen der penningen. Ende fiaat, hierom , indien men het derde pdt inßaat, te duchten , dat , eer de gemelde orde gefielt zy , wy een deel onzer goede fieeden zullen quyt raaken -y en oorzaak ge even aan andre, om, door wanhoop van onder ft andt, met deezen oft dien , f haar en fchoonfle, te daadingen. Alzoo zullen wy, peynzende de kerken te bewaar en, der vee- Ie treflyke verliezen. Ook moet men weet en , dat de kleene Goode zoo lief zjfi als de groot e •, en wy verplicht, niet min voor d'andre te zorghen dan voor die van Antwerpen. Wyders , oft deeze zouwflaan kunnen , wen d'an- ke ( Godt verhoed' het) f onder gingen, geef ik y e der f oover leggen. Indien men , in dit myn bedenken, geen be haaghen vindt, maar te veel zwaarig- heits om het ter daadt te bre?tgen -y zoo wil ik u wel rondelyk aantuyghen, dat my nemwermeer fmaaken zouw naa den Spanjaardt te luyfleren : maar dat men , verft aande met den Hart ogh te handelen, de fteeden dient buy ten ge- vaar te ft ellen, en zich van 'tkrysvolk te verzeekren, voorneemlyk van de hoofden: al de welke den Staaten moeft en aangenaam weezen en eedt doen: ksgelyx zyne Raadsluyden. Doch ik zouw verre beft achten , dat wy ons met ons zelve beholpen j mits verfchajfende de middelen, en fchikkende de zaaken , in voeghe als ik vertoont heb: zonder 't welk wy gefchaapen waa- wn, ons, ent effens veel' andre luy'den van eer e, in duiterfte benauwtheit, w 's vyands handen , te brengen. Ziet daar , myn Heeren , op deeze ge- wighiighe ft off e myn gevoelen j ' t welk iku bid ten goede te duy den, Watnfr oorbaar te doen, oft te laat en zy, komt u toe te oordeelen. Ik bid udaaren- hooven , dat ghy , bezinnende hoe d'een zonder den andre zich niet kan handt haav en, u altyds aan d' Algemeinfch ophouden wilt -, en geen'kerkver* finaaden, aliszy kleen, gelykdie vanEyndhoove 5 in welke ftadt, althans beleeghert, zich zoo veel' vroome foldaaten vinden , die haar zoo trouw- tyk voor de Staaten bewaart hebben. Doch wat befluy t ghy ook neemt ( mits dat de Godsdienft vaftftaa) my n opzet U , het ooverfchot myner daaghen , te befteeden ten dienfte van d'Älgemeinfchap, van u myn Heeren, en van de . e AAr
fladt Antwerpen in 't be zonder. Als de Mal konten ten , hebbende zich^^S Va%k ingebeeltdataan de reete tuffen Anjou en de Staaten geen herhechten fort$t utt Was, het dubbeldtkreeghen van deeze reedeneering,. die, zonder befluy ten, teegbem de noodtwendigheit eens befluyts tot verdragh met den Hartogh behelsde j oranje, Dddd out-
|
||||
H6& P. C. HOOFTS TWINTIGHSTE BOEK
1583. ontfnapte hun alle gedulde, enfmeedden zy, raazende van verbolghe fpyt,
een fchrift gepropt niet vergiftighe lafteringen teeghens den Prins, en zynen Predikant Villers, als infteller van 't vertoogh zyner Doorluchtigheit, om hun Bellïevrc) de gemeente op den hals te hitfèn. Maar Pompoune van Bellievre, perfoonaad- gezant van je zeer vernaamt om zyne deeghelykheit, weetenfehap, en ervaarenis, quam, Vrankryk. van den Franfchen Kooning af, kortelinx naa Mirambeau, tot Antwerpen j kgmt tot envoercje } in (je vergaadring der Algemeine Staaten, een' trefïyke reede, Anttper- geft0ffeert met hooghe beloften, doch gemengt met dreyghementen indien 'W/ zy zyn' Hoogheit zitten lieten. Want hy pafte zyn' woorden naar 't gezey- de van Oranje, met wienhy, gelyk zyn laft meêbraght, tevoore gefproo-
D'Engel- ken had , en zulx dienftigh geraamt k De Kooningin van Engelandt prees fche Konin* 00[c jen Staaten de verzoening aan: desgelyx den Hartooghe, dien zy, door gm raadt j0han Sommer, gezonden om hem te trooften, een' deftighe les gaf. Hy tot zoen Z0U(ie aße dienaars, verdechtight om den laatfien aanflagh, affnyden j wy- mlette die ze ' verent fefle raadsluyden neemen , meefl endeels inboorlingen } het eerjle zy hem verding, gemaakt tuffen hem ende Landen * oprechteijk naakoomen} al zyn geeft. doen daar naafiieren-, dat de Staaten merken moghten, hoe hy, gelyk het hooft op zyn' leeden, op hun zyn ganfche betrouwen flelde. Zy ried hem voorts, te verflaan tot pays met Spanje, behoudends den Godsdien/l en de vrydoornen der Landen} indien 't, gelyk zy twyfelde, aan middel faalde om den krygh uit te voeren. Den Hartooghe verlangde grootelyx naa de verlofïïng der zy- nen , die noch t'Antwerpen gevangen zaaten. Hy zagh zich in behoefte van lyftoght' en geldt; d'ingenoome fteeden ontbloot van 't geen t'haarder By zeynd bewaarnis noödigh was. Derhalven ftuurd' hy den Graaf van Laval, jon- aan de geling van uitfteekende deughd en gefchiktheit, aan de Staaten ; neevens Staaten* andre gezanten hun zeer aangenaam; die etlyke maaien oover en weeder reyzden. De Staaten , ter andre zyde , zeer begaan om de gemelde ftee- den weeder te hebben , en de fcheepen en goedren , bekommert, zoo in Vrankryk als tot Duynkerke , ontflaaghen te zien > achtende ook dat op aridre uitheemfèhe hulp geen giffing te maaken was, en 't Landt te zwak om zich zelf te redden j bevaälen hunnen gemaghtighden , die tot Vilvoorde den Harto^h bezocht hadden , d'onderhandeling te hervatten. Men drong De bande' [n »t eerft zeer daarop, dat hy zich, met taamelyke bezetting, binnen Brut ling wort fei 0ft Mechele ginge onthouden, tot dat de tydtde gemoeden, noch ftrak, hervat met m^tg degcvoelykheic derraauwe wonde, allenskensfmydighde, enbereyd- v^d "b ^e tot eeïl ney^zaam verdragh. Thans werd 'er , by forme van voorraadt, tutten de een geraamt, 't welk hierop voorneemelyk uit quam. *Dat de Hartogh) Staaten en met vierduyzent knechten , en driehondert ruyters, naacDuynkerke tooghe> Anjou, by om daar een wyl te blyven: werwaarts de Staaten hunne gemaghtighden zeyn- maniere den zouden ■> om naadertehandelen. Ondertuffen hadde men de handttelieh- van voor- ten^ <van alle Neêrlandfche perfoonen en goedren, aangehouden inVrankryki 7aadt. oft totT)uynkerke. Op't aanneemen deezer voorwaarden by de Staaten, had* de hy hun Vilvoorde in te ruymen^ alsdan zyne troepen, befiaandeuitPJU^- duy zentvyfhondert Zwit'zers, en drieduizent Franfoyzen, met d'oovergeblee- ve ruytery, naa Wille broek te doen gaanj alwaar men hun, van der Staaten w?e- ghe tneeghentighduy zentgulden zouw aantellen, om verdeylt te worden naaf orde van zyn Hoogheit. ^De Hartogh zouw zweer en, niets aan te vangen tot naadeelder Landen -3 het krysvolk desgelyx, en zyner Hoogheit ^famt den Alge' meinen Staaten, getrouwlyk te dienen, teeghens de Spanjaards, de Malkonten' ten, en hunne aanhangers. Op den zelf ft en eedt, hadde d'Engelfche en Schot- fche foldaaty uit het Landt van Waas te trekken, naa Rupelmonde-, voorts oovw de Schelde, om,gezaamder maght, Eindhoove f ontzetten. Immiddels zouden |
||||
___
|
||||
M
|
||||
DER NEDERLANDSCHE HISTORIEN. 8tf/
h den Hartogh koomen, als gyzelaars gehören van hem , Thilips van Schoon- i f 8 3,
hoove , heer van Wanrooy, Burghermeefler van Antwerpen -3 Joh an van Straa- lend heer van Maxem, Ampi mans Rogier van LeeJ?daale, heer van Nieuw- isjaalwyk, Scheepen der zelve ft adt -, No el van Caron, heer van Schoonewal% ßurghermeefter van 't Vrye j met drie der gern aghtigh den , naamelyk Adolf van yieetkerke, Raadshooftman vgn Vlaandre -3 Henrik de Bloeyer, Burghermeefler van Bruffeli meefter WiUem Eeverards, hoontrekkenden Raadsman van Ant<- <werpen. Naa 't ontfangen der welke-, zyn Hoogheit naa 'Duinkerke, de Franfche bezettelingenuit^Denremonde en cDixmuide, zouden gaan. Tiaarop hadden ie Staaten te doen ooverleeveren aide Fr aufoy zen, zittende zoo f Antwerpen dis elders , met 's Hartoghen en zyner dienaaren koffers , papieren en huysraadt, in de ge ft alt e als ze gevonden waar en op den tienden der kopende maant. Wel- wr ft aan , dat de gevangenen, die des vermoghten, eerft hunne koften, enfchul- ien bet aaien moeften •, ook de beloofde vereeringen ter befchey denke it der Maje~ ft'raat. Voor degéenen, die nocht geldt geeven konden, nocht borghft ellen, zou- den de JVeihouders , oft de Staat enfpreeken , tot laft van den Hartogh, die zich verbond tot voldoening. Nocht perfoon, nocht haave van den eene zouw men nooghen bekommeren om den andren , 't en waar hy zich willends daarvoor ver~ flicht had. 'Dan zouw dëHartogh degyzelaars ontflaaken $ en den vendelen, leggende in SantWynoxberghen, fcherpelyk beveelen, zich naa 't'leegher te ver- voeghen, en de bewaar nis derftadt 00 ver te laat en aan inheemfchen be haaghen-' deden Staaten. T>eeze hadden, op 'tfpoedighfte, hunne gemaghtigh den tot 'Duinkerke te zeinden j die, naa befluit van breeder handel, verklaaring zouden dom, dat het zelve in alzyne deelenfionde naa te koomen, en voorts het verding gemaakt tot Bordeaux op den drie'èntwintighften van Louwmaant des jaars vjftienhondert eenentachtigh. Waarop de eeden, vereyfcht tot diergelyke zaa- kn, zouden gedaan worden, in de ft eeden, daar 't noch niet gefchiedt was, Eindtiyk had men, ter goede trouwe, uit den zin te zetten de verbitteringen, gtvat feedert den zeeventienden van Louwmaant leftleeden, tot op deezen k^h toe. Dit verding, onderteekent by den Hartogh tot Denremonde, op den zefTentwintighftenvanLentemaant, en aangenoomen by d'Algemeine Staa- tenjop den achtentwintighften der zelve maant, tot Antwerpen, werd binnen dieftadt verkundightop den tweeden van Grasmaantyen achtervolght met weederleevering der fteeden, gevangenen en goedren : begeevende zich de Hartogh naa Duinkerke, om de gemaghtighden te verbeyden. In 't laatfte van Louwmaant, terwyl de Staaten dus met Anjou oover hoop laaghen, rukte de ooverfte Taxis een deel volx uit verfcheyden oorden te zaam -, en ? gekoomen Taxis oover de (hoornen, by behulp des vorftweeders, bemaghtighde twee blokhuy- komt op de zenopdeVeluw. De Staatfche knechten, die der doodt en vankenis ontloo- V4uw\ Pen konden, worpen zich in de voorneemelykfte fchans; tot baat der welke, Vla*ghf en weering- van dieper inbrek, de Raadt van Staat aan de Ooftzyde der Maa- Vrm. * ze, ter yl, de naafte foldaaty op ontbood. Doch de Spaanfchen keerden naa dm m Steenwyk: van waar zy, verfterkt met andre troepen, bynaa garifch Vrieslandt ßr0Qpe„t oeur (beefden, verbernendeLekkum, een half uur van Leeuwaarde, en plee- ghende byftren moedtwil. Veele boeren, op de been geraakt, en gevoeght by De staat» c°orloghsvolk van dat geweft, tooghen hun tecghen, met eenighe veldtftuks- [che Kens; maar werden geicheurt en verftrooyt, mits de vyandthuntefterk was knechten, van paarden, die men op achthondert fchatte. Meroodes ooverfte Steêhou- eneendeel der > Stein van Malfèn, verloor 'er eenen broeder; en zelf gevangen, met eenen °ne**&tm 2ynen andren, moeft, tot ranfoen van hun beyden, vierhondert Ryxdaalers be- halen, De Kooningfchen, hebbende geen gereedfehap om 't Yrieflche gefchut I mee te fleepen, lieten 't ftaan s*en de geftroopte dooden naakt leggen. Eenighe Dddd 2 ge-
|
||||
m P. C. HOOFTS TWINTIGHSTE BOEK
158-5, gevangenen ontflipten. De Ruyters doorftaaken der veel onder weeghe -, ook
etlyke huysluyden, die niet voort moghten j jaa wy ven en kindren. Zomrni- ghen fneeden zy neuz' en ooren af,en zonden hen zoo deur. Aldus gelaaden met zwaaren roof, trokken zy, zonder op het Bilt te koonten, weeder naa Steen* wyk, en van daar elk naa zyn' bezetting. Onder dit dobbren der dingen, quam de üoonhe aan ^en ^a§^>noe een Korneelis de Hooghe 5 gelpóren Haaghenaar, plaatihy, geeft zjch der van zyn ambacht, (fchande te zeggen) zich beftond ter tortuy ne der groo, uit voor ten in te beuren.} en om de Staatfche fteeden t'ontroeren, opworp voor eenen baflaart baftaart zoon van Kaizar Kaarel den vyfden, tot hooft der weederfpannighcit T^oon van En hy had nu tot Leyde, vierduyzent lafterboexkens, getytelt Hooghnoodi- Kai&ar g|ie waarfchuwing, ten drukke hefteedt, om ze onder de gemeente tezaayen, *ïf e"i en zeshondert brieven, houdende aan de Ichutteryen •, als de printer, begrypen- te maaien ^e 'f Seen 'er af Zoomen moghte, 't ftuk, booven gedaane beloften oopenbaar- ' de. Aangetaft, derhalven, binnen Delft, op den zeeventienden van Sprokkel maant, en gebraght in denHaaghe beleed hy, Aangezocht geweeftte zyn, naa V mislukken des Koolfchen vr eedehandels in den jaar e eenentachttgh, 'door eenen T>on Gabriel de Silva •> geboortigh uit Mechele, en eertyds kaamerling van Kaizar Kaar el ■> om in Spanje, met den Kooning, diegehoort had dat hy hem in bloede beftond, te ivoor de te koomen, en eenen nieuwen voet te raamen% noopende 't her brengen der Landen onder de gehoorfaamheit des zelven j van wiens weeghe hem groot e ßaaten en waardigheeden toegezeit werden, zoo de zaake wel uitviel. Naa 't ooverweeghen der welke, met eenen Jakob Vos, arts tot IDelft, hy, zich niet betrouwende in Spanje, derwaarts, metfchryven van * Creden* *'gelooffenis aan den Kooning<fampt eenigh ontwerp van middelen dienjligh ten tie. toeleg, en zeeker vertoogh van degeftalte deezergeweften, had afgeveirdight> neevens T)e Silva 3 eenen Vries, gehe et en Johan Rat aller. T)oor den welken,
weedergekeert, naa ontrent vyf maanden, en mondtgemeenfchap met den Koo« ning, en met den Raadshooftman Fonk, hem een ge loofnis brief van zyne Md' jefteit behandight was, die zyn beftek prees, beloovende hem onderftandt van geldt en volk te doen-, en voor e erft ■> door eenigh e Italiaanfche koop luy den tot Kooien oft Ffankfoort, tweehondertduyzent Ryxdaalers te beftellen -, met laß- brief op hem, tot werving van ruyters en knechten, waar ende zoo 't hemgoedt docht e. Wyders zouw de Kooning hem voorzien met het Hartoghdoomvan Gelder, oft eenigh ander hem beftgheleeghen: ende, tot meerder verzeekring van alles, had-> aan hem ge zonden zyns heymelyken briefzeeghels afbeeldt, ge- graveert in eenen diamant. Se e der t had hy begoft zich voor eenen baflaart van Ooflenryk uyt tegeeven; voorts gepooght te doen drukken de voorzeydefchrif- ten tot Leyde j daarenbooven tweeduyzent diergelyke in 'Duytfche, tweeduy- zent in Franfche taaie, tot Kooien oft Frankfoort, om buyten 's Lands, en on^ der de Malcontenten^verfpreydt teworden.'T oorfpronklyk gefchrifthadhyift" geftelt met de Vos en Rat aller j en *t zelve vertoont aan verfcheydeperfoonen j ook geraadflaaght met zommighe op'tinneemen v and'e ene ftadt oft d'andre. Hieroover verwees hem 't Hof van Hollandt, den neeghenentwintighta van Hywordt Lentemaant, omonthalft engevierendeelt te worden, 't hooft op een' ftaak •mhaljt. gepiant} cfandre ftukken aan krikgalghen gehangen. Hoorende, in zyn von- nis , leezen van Kayzars baftaardt, 'Dat ben ik, en zal'tfterven 5 zeyd' hy 'M1" tende ter jongfteuure noch zoo ydel een' hoomoedtniet zinken. Een Jakob Muilen van Rotterdam , hebbende geweyghert de boexkens te drukken j doch 't werk niet gemeldt, werd uit Hollandt gebannen voor lange tydt; eeu- welyk de Vos en Rataller , die gevlucht waaren , gelyk zommighe andre meêwuftighen. Een fcheepshopman , Jakob Antoniszoon van Schiedam? hield zich verborgnen, etlyke jaaren, tot Haarlem in zyn huys, enkreeg |
||||
DER NEDERLANDSCHE HISTORIEN. U9
eyndtlyk vergiffenis. Op den drieëntwintighften vanSprokkelmaant, eer- I5"8^»
ften aavondt der Vafte , tullen neeghen en tien uuren, ontftak de nieuwe Bra"dtm ßorze t'Antwerpen, mits eenighe kraamers, boovenop'tpandt, hun vuur d* Niett^e quaalyk bewaart hadden. Zommighen , gemerkt de vlam tot verfcheyde ,0^ plaatfen teffens opging, fpeldden 'er yets oevlers uit, en dat 'er poppen geleit pen # waaren. De burghers dan, angftvalligh, met harten noch niet geheldert van verbaaft» de fcheemeringen des achterdenkens op de Franföyzen , greepen terftondt heit daar de waapenen, ende liepen verbaasdelyk, elk.naa zyn vendel en hoefllagh. oover. Midierwyl wies de gloedt, dermaatedat zyde winkels enkoopwaaren ver- Hond, metartbinnengetimmer, en zes oft zeeven perfoonen, die, geklom- men om te lefichen, door 't breeken van de ladders fheuvelden. Dochalsde vreezevoor onraadt verdween, queet yder zieh vlytelyk. Dies ging de lchaade wyder niet. DeMajeftraat deed, zonder draalen, 't gebouw weeder opmaa- ken: zynde 't muurwerk in 't vierkant blyven ftaan , en Antwerpen toen noch weivaarende. Hier werd gevangen en gevierendeelt , in Lentemaant, een Pedro Der- Spanjaardt genaamt Pedro Dordogno, die, acht jaaren te vooren, de ftadt had dogno, een helpen oovervallen en plondren. Zynde geoeffent in verfcheyde taaien, wild' sPan~ hv zich eerfl: voor eenen Croäat doen houden.Thans bekend' hy, om den Prins )aardt>voor van Oranje te vermoorden, herwaarts gekoomen te zy 11 -, hebbende gehandelt, . p • oover dat ftuk, met den Kooning zelf, oft immers (zoo hy naa verklaarde) met van oranje zynen geheymfchryverj en met La Motte, in'treyzen door Greevelinge. te ver- Zeeker een groot vertrouwdeling des Kooninx was La Motte j oft zocht ten moorden, minde zich daar voor te doen aanzien. Want, hebbende eenen Zeeu wichen wordt ge- Scheepshopman, genaamt Quiryn Quirynzoon, gevangen, die zeevenhon- vierendeelt dert gulden ranfoens betaalde , noodighd' hy hem , daarnaa ten middagh- mAm" maal, ende liet zich daarhooren, T)athy •, bezonderlykgelafiwasvan zyne W ^e^'nm Majefieit, alle, die haare genaade 'verzochten, daarin font fangen ; zelfs van La* op voorwaarde , dat de oejfenïng van Godsdienfl vry zouw blyven , en de Motte met Zeefieeden in 'tgewoudt der Landt zaat en. Zoo hy maar 't geloofbejaaghen eenen ge- moghte , om met gemaghtighden des Trinfen van Oranje te woorde te koo- vingen men, hy dacht hun zulx te voldoen , dat het gefchil haafl zouw vereffent ScheePs~ zyn. Voorts gaf hy hem eenen welheufchen brief aan den Ammiraal Tres- "°Vmn • long j en klaaghde dat op verfcheyde zyn' andre geen antwoordt gevolght was. Jaa tot ophooping van vrundtlykheit zeyd' hy den Hopman, indien hy daarontrent quaam leggen met zyn fchip , en hem Hechts een briefken van zyn' handt toefchikte, hy zoude zich aan boord doen voeren, om t'zaa- men goede fier te maaken. Dit braght Quiryn in bekooring. Gekeert by r>eeZt Treslong , verteld' hy zyn weedervaaren , en meinde 't waar een' fraaye maakt trek, La Motte ten eeten te bidden en vaft te houden. Maar de Prins, als daar op toe' men hem 't ftuk voordroegh , zeyde 't zelve niet goedt te vinden -, zoo om %om f)em andre bedenkingen , als om dat La Motte niet, dan op 's Hopmans belof- u v*ngmf te van veyligheit, zoude by hem koomen : oordeelende zyn Doorluchtig- Prin$arv- \ heit, dat men ook den vyandt, 't en waare in geval daar hy zelf pooghde ^et niet yemandt trouwloos te maaken, trouwe houden moeft. Te deezer tydt hiel- goedt. den de Roomsgezinde huysluyden in Noordthollandt fterke zaamenin- Der gen, zonder te paffen op 't plakkaat daarteeghens uitgegeeven -, tot dat So- Roomfcbe floy , Ooverfte van dien hoek, hun met kraft van knechten op 't lyf viel, bu;sluyden en fchuldkenning uitwrong , koelende voorts , door fmart van koften $xi&aamm~ boeten , dien yver. De zelve Sonoy, vindende zich gelaft van den Landt- %e\^\n raadt, om de ftadt Kampen , famt de fterkten van Blokzyl en de Kuin- xOOYdthol-. der, met foldaaten van zyn regement te bezetten \ ook de vendels te ver- Undt door ' kggen naar zyn goeddunken; wiflèlde die etlyke maaien. Thans ontbood sonoy. Dddd 3 hy
|
||||
8;o P. C. HOOFTS TWINTIGHSTE BOEK
15-83. hy zynen Steehouder, Jakob Chriftaal, uit Kampen en zond diens volk eens-
deels naa deKuinder, eensdeels naaBlokzyl, mits vermoedt werd dat die Onbenoe- van Steenwyk verftandt hierbinnen hadden. De Graaf van Hoohenlo, niei- ghen van nende dat zulke verand ring zonder zyn bevel oft voorweete niet behoorde te Hoohenlo gefchieden, nam dit zeer oevel, en dreighd'hem, alsmeyneedigh, t'ontfol- »p hem; highen en te ftraffen. Waaroover Sonoy, kennende Hoohenloos heethoof- digheit, eenen Predikant aan den Prins afveirdighde om zyn' ontlchuldt re vertoonen , en hoe hy de orde des Landtraadts gevolght had ■, geenszins tot 's Graaven verkleening j maar mits dat zyn'Genaade te wyd van der handt geweeft was, om tydtlyk aangezocht te worden, en orde te geeven, opeen' zaak, die gevaar hy lundring leed. Deeze reedenen, aangenoomen byzyn' 'T welk^ Doorluchtigheit, en gekraftight met eenen haaren ernftminlyken vermaan* geflilt brief, fliften des Graaven gramfchap, en keerden hem tot de voorighe een- wordt. draght met Sonoy. Zorghlyker zwaarigheit, was gereezen in Vrieslandt. Naa twift *ïnC ^e °pftencliug teeghens den Spanjaardt, hadden daar de fleeden en die van 'c VriesUndt. platte Landtgetwift oover de form der voorighe regeeringe: dryvende elke parthy de zelve zoodaanigh geweeft te zyn, als haar nu dienftigh docht tot fty- ving haars gezaghs ter vergaadring van Staaten, en in 't amptgenootfchap der gemaghtighden, dat daaghelyxhet bewindt waarnam. Indenjaarevyftien- hondert achtentzeeventigh was een verdragh gemaakt, zonder het duuren van dien aan zeekren tydt te binden, datde fteeden eeneftem zouden inbrengen, teeghens drie van Ooftergoo, Weftergoo, ende Zeeven wolden te zaamen. Al- thans wilden de fteeden,voorwendende dat de geeftly ke ftaat was uitgeflooten, den platten Lande eene ftem afdringen, en alzoo de volle helft van 't gemeyn beftier aan zich trekken. Van zaamening tot zaamening wies het krakkeel met de woorden: zulx de vyandt daarin groeide, eneen'fchaadelykefcheu- ring uit hoopen moght. De Raadsluiden van Staate aan d'Ooftzyde der Maa- ze, die zich toenmaals tot Uitrecht onthielden , bemoeyden zich vergeefs daarmee. Oranje zond Meefter Leonard Kaazenbroodt, Raadsman des Hoofs van Hollandt, en Meefter Willem Bardes, Oudburghermeefter van Amfterdam > die, neevens den vryheer van Rume, Bernardt van Meroode, Steehouder oóver Vrieslandt, van 'sPrinfen weeghe, by manier van bevel het gefchil ftaakten j begeerende dat de voet der regeeringe, aangevangen in den jaare achtentzeeventigh, golde tot den naaften Landtdagh toe, te hou- den in Wynmaant oft Slaghtmaant. Daarentuflèn zouden parthyen haare Zy wordt reedenen en belcheyden inleeveren tenhoovevan Leeuwaarde , omgezon- \jgeleyt, den te worden aan zyn' Doorluchtigheit , en vier rechtsgeleerden, zynde nocht Vriezen, nocht Groningers , nocht Om meianders , en genoemt van elke zyde twee j die 'tpleyt by vonnis hadden te fly ten. Hierteeghen ftrib- belden de fteeden wel wat ; doch lieten 't eyndtlyk glyen. Naauwlyx was Mazbti- deeze moeyte gefuft, als een nieuwe t'Uitrecht ontwaakte, die de ftadt lang ghe moeyte in roere hield. De Bevelhebbers der acht burghervendelendeeden, door hun- t'Uitrecht. ne Hopluiden, in Zoomermaant, aan de Vroedlchap zeeker Vertoogh behafl- dighen, in welx begin zy voor vaft fielden, dat zy, en de Hopluiden > als weezende Tribuni plebü (dat zeggen wil, voorftanders der gemeente) be- hoorden geroepen te worden oover alle raadflaaghen betreffende 't oorlogh en bewaaren van Landen en fteeden. Wyders verhaalden zy, hoe de Staaten, tot groot bezwaar der gemeente, etlyke hondert burghers en huysluiden in wartgeldt aannaamen, onder dexel, van't platte Landt te veylighen, ende kleyne fteeden te verzeekren. Dat men dit Hete begeerden zy5 aanwyzende hoe 't meer tot ooverlaft, dan tot befcherming gedeegh, en in der daadt fcneeJJ teftrekken tot verdrukking des volx, enftichting van Landtdwang j terlui
ö & van
|
||||
DER NEDERLANDSCHE HISTORIEN, Sft
van een Ideen getal baatzoekende menfchen , datalle wightighe zaaken, on- 15-8!
der de Staaten, naar zynen zin dreef. De Vroedfèhap, vindende den voor- fiel wel ongegrondt, maar daarom t'onzorghlykerniet, leeverde't vertoogh den Staaten 00ver, op dat het, weederlek by hen, de dartelheit deede neêr- flaan. Maar de beantwoording had tydt van doen* en het graauw geenge- dult. 'T rot woeftelyk te hoop, en verbluft zulx de Staaten, datzyhunbe» fluit, genoomen op't werven van devoorzeide wartgelders, vernietighden. Dit bedryf, waaruit, niethier alleen, ten toekoomenden tyde, maar ook in dé kleene fteeden, gely ke vermeetelheit volghen wilde, braght ftrax een nieuw jnisquaam met zich. Want de Ridderfchap weygherde ter zaameningbin- nen Uitrecht te verfchynen, tot dat men orde geftelthadde om haar gevoe- len te mooghen uiten zonder fchfoom j ende zeide , midlerwyl oovernoo- digh te weezen, dat de Staaten hunne vergaadring elders begreepen. Hier door wies de ontfteltenis. De Bevelhebbers en Rotmeefters geeven , uit naam der gemeene burghery , den Wethoudren een tweede vertoogh 00- ver, met verzoek , dat hun geliefde den ftaat van 's Lands inkoomften en laften te leeveren aan de Hopluiden oft gemaghtighden 5 de reekeningen té doen fluyten •, ftaaghsblyvende ontfangers , en eenen teeghen boekhouder 5 te maaken. Zy eyfchten ook oopening van 't geen , noopende de hooghe Oovrigheit, gehandelt werd met den Prinfe : gaande de fpraak , hoe men hem voorwaarden zoo fcherp en afzightigh aanverghde , dat 'er naauwlyx een gering perföon zouw naa luyfterenj dat men ook voordeels genoegh ten gerieve der Geeftlykheit en Ridderfchap zocht te bedingen maar voor de vry- doomen der gemeente geen' zorghdroegh. Al dit doorvlochten metfcham- pre woorden teeghens de Staaten. Voorts begeerden zy, dat de wal en wacht derftadt, waarop men wift dat devyandt loerde, zulx verfterkt wierden* als de Hopluiden en de Vroedfchap te zaamen zouden dienftigh achten. 'T flot behelsde een' aantuyghenis, dat de burghers niet dachten eenighe gewoon- lyke tollen ( gelyk men hun t'onrecht naagaf) te doen afichafFen, minderen $ oft der Algemeynfchappe onttrekken j 't en waare dat uit den ftaat bleeke, zulx te kunnen gefchieden zonder verkorting der Algemeynichap j oft dat men zaaghe 't geldt elders nuttelyker te befteeden. Wat zouw de wet ? Té bewillighen was alles in 't wilde (tellen: teweygheren, geen tydt. Onder: 't draalen, gaan, op den dertighften vanÖeftmaant, naamiddagh, ontrent twee uuren, fchiely k de trommels Te waapen -, deuren en venfters toe. D'an- derde Burghermeefter, die, wandelende voor 't Stadthuis met eenighe Hop- luyden, on wuiiigh des werx, beftond het tromflaan aldaar te verbieden, werd ghedreyght met de fpits van een'hellebart, en moefl: zwyghen . Aan allé wyken der ftadt raakt de burghery in't geweer, en houdt het tot 's andren daaghs aavont toe. Daarenbinnen behandighden zy den regeerderèn een af- schrift van 't voorighe vertoogh, neevens een nieuw, flordelyk t'zaamen ge- flanft, Dit luidde, "Dat zygeen antwoordt begheerden op't fiuk van de wart- gelders , alzoo die ooverlang waaren afgedankt -3 maar op V naavolghende. C-Üat de Hopluiden en gemaghtighden'sTrinfen fchryven aande Majeflraat $ twelk de burghery befchuldighde, ook meynden te beantwoorden, door ge- maghtighden te voorzien met ver ey[cht e berichting en geloofnübrief'j en ver- kochten dat de Wethouders wildenyemandt uyt hun daar neevens maghtighen. vat de zelve Hopluiden en gemaghtighden alsnoch verzochten, dat men hun mbbelt gaave , van 't gheen verricht was by den Reekenmeefler Tyl h en v°orts alle reekeningen voltrokke. 'Dat de gemaghtighden der acht vendelen alsnoch verzochten volmaghtight te worden by fchriftelyk befcheydt van de Majeflraat, om neevens be Hopluiden te raadjlaaghen op alle voorvallende Dddd 4, mwaa*
|
||||
8>* F. C. HOOFTS TWINTIGHSTE BOEK
1^83- zwaarigheeden. De Majeftraat antwoordde in papier , met fmeeken om lyd, zaamheit , "Dat de twee e er ft e vertooghfchriften voorneemlyk de Staaten 's Lands van Uitrecht betroffen -, en de beantwoording ge vordert zoo zeer als de geleeghenheit leed, binnen weenigh daaghen voltooyt zouw zyn, 'STrin- fen brief aan de ftadt jirekte puurlyk tot ruß : derhalven niet tot bezwaar- nis der burgheren : en verftondyemandt dien anders , hy konde zich gaan ontlaften by zyn' 1)oorluchtigheit. Wilde men affchrift lichten van Tyls werk de Vroedfchaf zagh het aaneen zouwgeirne tot klaar ing der andre reekeningen j)orren. 'T verkenen der volmaght , ge'èyfcht by 't laaft e punt , ft ond aan den 'Prins als Landtvooghdt oover Uitrecht -s dien men daarom aanjpreeken mogh- te. Wat zyner cDoorluchtigheit goedt do cht e , de Majeftraat zouw gehoor- zaamen^ en ver zocht dat men ■> vemoeght met dit affcheidt ^ de burghers naa huis deede keer en. Als meenigh hiermee te vreede fcheen; zynde de nacht verftreeken, en bynaa noch een halve dagh 3 zoo worpen zich etlyke war- meefters op, en hielden de vendels by een op de Neude. Thans komt men voorts met een nieuw vertoogh, byfterder veel. Zy willen aller fchat- tingen quyt weezen . Oft die van der wet by braghten, dat zulk verlof bui- ten hun vermooghen was , en 's Lands ondergank : de Hopluiden en ge- maghtighden verklaarden , geenen andren wegh te weeten , om den hol- lenden hoop van de been te brengen. Ende, alzoo de oproer vaft bet en bet blaakte, de toeloop weldigh dikte , rieden zy den Burghermeefteren j nee- vens eenighe andre leeden der Majeftraat, zich zelve naa de Neude te vervoe- ghen . Die gaan 'er, op hoope dat het aanfchyn der Ooverheit eerbiedenis baa- ren zouw, en de reede ontfanklyk maaken. Verre van daar: men fluyt hen in een' ring. De ooren zyn geftopt: de monden gaan Af Af. De gemeene midde- len meenden zy •, en ftyfden hunnen eyfch met felle dreigementen. Als de Bur- ghermeefters verzochten, dien der Vroedlchappe temooghen voordraaghen t -AT^TZjWas 't,gy raakt van hier niet ^zonder e erft te bewiUighen^ en de laften daat- lyk af te ft ellen, by klokluyding , gelyk ze zyn opgeßelt. De Heeren begoßen te ipreeken van 't beantwoorden van 's Prinfen brief, gemeldt in't voorighe ver- zoekfchrift. Men werpt hen oover ftaagh, met kry ten, Dat gaat ons niet aan. Wy willen niet, dan defchattingen afhebben. 'Dit allee njaaght ons herwaarts. Onder 't ooverbolghen buldren, Af af af af hieven eenighen aan, 'Dringt ze doodt, dringt ze doodt. En 't ftond 'er naar gefèhooren, dat zy hunne regeer- ders , die weerloos, en fmeekende met ootmoedt van onderdaanen, zoo veelzy konden, toegaaven, zouden verplet hebben. In zulk een' anxt doen Burgher- meefters de trommen reppen j vermaan tot gehoor. Hebbende des luttel ge- noegh verworven, wyzen zy aan, eens en andermaals, hoe 't geen hun geverght werd, niet aan de ftadt, maar aan de Staaten en dAlgemeynfchap ftond. Daar- teeghens fchreeuwt het gefpuys, 'T hadmet geen' Staaten te doen: wilde datz? daar verlof dr oeghen: wift raadt tot de reft. De Heeren geeven hun te peynzen, dat beloften, aldus afgedwongen, immers van geene waarde waaren. Men Haat het in den windt, en zingt den ouwden zang. Ten laatfte, naa veel verloo- ren onderrechtens, begint 'er een te roepen, Jaa ? op deeze moer lagh het dan • 'Daar zyn de blaauwrokken (zoo maald' hy een' vaan ruytren af, die by de Staa- ten van Uitrecht betaak werd ) daar zyn ze voor de poort, en meynen in te koo- men. Burghermeefters, hoewel zy wiften dat dit verziert werd, darden 'er ech- ter niet teeghens zeggen, gruwende dat het graauw's kryters leughe booveii hunne waarheit zouw laaten gelden , en noch yslyker opfteeken . Ziende, daarenbooven, de dartelheit groeyen door dronkenfchap, de nacht genaa- ken, die gefchaapen was voorts alle fchaamte te fmooren, flaakten zy 't woor der bewillighing 3 enmoeftèn daatlyk zeyndenom de klok te doen trekken- |
|||
■■■■«■■
|
|||||
DER NEDERLANDSCHE HISTORIEN. 873 .
Jsfaau wlyx dat men hun toeliet uit den ring te gaan, om de keur te helpen raa- i fB X.
men, enooverdeaflesteftaan. Toen draaft men, met waapenen, vendels, en groot gedruys, naa'tRaadhuys- ende blyft op de plaats , totdatdever- kunding, meldende 't afftellen aller fchattingen, gedaan was, Wonder, dat deeze raazerny verging zonder eenen menfche 't leeven te koften. 'S andren daaghs had men de klaghten van d'ontfangers en zaamelaars der tollen-, ende fchreef de Majeftraat haar weedervaaren den Prinfè oover. Leggende de din- gen dus oover hoop• begon elk, daar eenigheachterdachtby was, den andren byfterlyk aan te kyken. Zelf den opruyeren der gemeynte, die niet gewaant hadden dat hetzoohoogh loopen zouw , las men't berouw in't aangezicht. De Hopluyden, Bevelhebbers, en Rotmeefters, ftaaken de hoofden t'zaamen, ooverleggende hoe'tftuk op den voorighen voet waar te brengen: fcheydden 'er dan weeder uit, van vreeze voor nieuwe ontroernis, Eyndtlykgreepen z' eenen moedt, en quaamen verzoeken, dat Burghermeefters d'afgedwon- ge verkundighing openbaarlyk herroepen wilden. Waartoe zy ooverboo- dighwaaren hen metgoedt en bloedt te onderfteunen: mitsdatalleenlykder Staaten tol van twee ftuyvers op't mudde weyts, drie ophetmudderogs, voor zoo veel als't eetkooren der burgherye aanging, afbleeve. Ditgefchach zonder ongemak , op den twaalfden van Herfftmaant. Seedert braghten d'Uitrechtfche Staaten hun antwoordt op de twee vertooghfchriften in 't.lichrt en fchikten de Prins en d' Algemeine Staaten hunne gemaghtighden naa Uit- recht •, voor de welke noch veel ftribbelings viel. Doch de zaaken bezaadigh* den hoe langer hoe meer*, zulx de Staaten van 't ge wefl, enzelfsdeRidder- fchap, weeder , binnen der Stadt Uitrecht, begoften hifnne zaameningen te houden. Ende, oft fchoon de Burgherhopluyden, daarnaa, eenighe gemagh- tighden aan zyn' Doorluchtigheit afveirchghden, met klaghten en ontfchul- dingen •. zy wift hun zulx te bejeeghenen, dat voorts alles in ruft raakte. Dus* daane weêrbarftigheeden , gefchillen , en misverftanden , teesden de een- draght, als men haarder meeft van noode, en 't flodderen defhooghe regeerin- ge zoo groot een* bekommering aan had. Oranje, gewoon het knypen zyneir veelvouwdighe zorghen met de eerly ke trooftlykheeden des echtgenootlchaps teleenighen, en houdende de gedachtenis van wylen Gafpar van Colligny, Ammiraal van Vrankryk, in hoogher waarde, koos immiddels, zonder andre bruytfchat, Louyze zyne dochter tot gemaalin, met verlof van dien Koo- ning. Zy, ouwdt dertighjaaren, en weduwe des Heeren van Teligny, die De Trim met haaren vaader in de Paryfche moordt was afgemaakt, quam op den zee- \m °MW,i venden van Grasmaandt in Zeelandt aan 3 op den elfden tot Antwerpen. Des P m"m andren daaghs pleeghde men de trouw- en bruyloftftaatfy, met feeftlyke ver- cofany™* tooning van algemeine blydfchap, door 't luyen der klokken, enloflèn van donderbuilen, Maar 's Prinfen weeder ft reevers greepen dit huwlyk aan voor ftofte, om zyn' zucht tot Vrankryk op 't haatlyxt uit te meeten , als oft zyn wit waar't Landt onder dat juk te brengen. Welke klap, vindende weldigh vatten aan 't graauw, te kitteloorigher in rampfpoedt, den windt der gunfte wenden deed , ende onlanx hiernaa zyner Doorluchtigheit een fnoode pits fpeelen, by dus eenen toeval. De Majeftraat, gezint het vlak voor d'afge- brooke Burgh , dat meeftendeels der ftadt toequam, te gelde te maaken, Jiet 'er ftraaten door rooyen , en de zelve ter weederzyden affcheyden met Weeder« graften, waaruit de aarde op de erven geworpen werd . De plaats gaf arghe- waardig- waan, de reede misnoeghen, de betrachting van 't burgherlyk gerief oorzaak het! bem tot ongemak. De kreet gaat op, dat de Franfoyzen, ingelaaten van Oranje, feJeJ ™* zich befchanften op 'tveldt voor't Slot. Men draaft ge waapent derwaarts, werpent en ^oorfnuffelt alle hoeken* met zulk een' balftuurigheit, dat eenighe zich ver-
|
|||||
8/4 'P. C. HOOFTS TWINTIGHSTE BOEK
1783. vervorderden den Prins uit te eyfchen, en voor eenen verraader te fchelden.
'T welk zyner Doorluchtigheit zuurlyk verdroot, en eenen afkeer van de Antwerpenaars maakte:te meer dewyl 't ongeftraft bleefjfchroomende deWet- houders voor de hooghgefteeghe trotsheit en moedwil der gemeente: hoewel het niet vinden de reukeiooze onderzoeking beichaamt had, en den oproer ge- Toereeding (lilt. Ontrent de zelve ftadt vergaaderde, inGrasmaant, de Maarfchalk van om Eynd- Biron de troepen, verordent tot het ontzet van Eyndhoove: waar binnen de hoove Heer van Bonnivet, hebbende by zich den Kornel Fouquerolles, en den Heer ontzie- vanAleyn, oover achthundert zoo Franibyzen als Schotten gebood; die de plaats , drie maanden, met uitneemende vroomigheit, ende nu 't lyf met paardevleeich, honden, katten, en diergelyk vies voed lel, hielden. Biron, eyndtlyk opgetooghen, omringde 't huys te Vierfele, anderhalve myl van Lier. Hier verongelukte, door 't berften van een grofftuk, de Kornel La Garde, Ooverfte van 't gefchut, die zich deftigh doorgaands, en in verfchey- degeleeghentheeden wel manhaftelykgedraaghenhad, en 't heetfte der Hol- landiche en Zeeuwfche oorlooghen helpen uitftaan. Grootlyx betreurt van denPrinfe, enbefchreyt met hartlyke traanen van de beminners des vaader- lands, werd hy t'Antwerpen, in Sant Joris Kapelle, met zeer eerlyke uit- Bhon vaart, begraaven. Thans ging de Burghoover, de bezettelingen daaraf met dwingt het rappier en dolkj uitgezeit dat de Hopman, genaamt Wenlèl, met d'andfe hupte Bevelhebbers, gevangen bleef. Immiddels quam'er ty ding, hoe die van Vierjele. Eyndhoove, geparft door d'uiterfte noodt, nochtans ten aanzien van 't genaa- n * ken der Staatiche kraften, glimpighe voorwaarden van Mansveldt en Hau* Eyndhoove. tePenne bedongen hadden j en uitgetrokken waaren , op den drieëntwin* tighften der maant, met pakkaadje , volle geweer , vlieghende vendels. Toevoer Ten zelven daaghe raamden de Staaten een plakkaat, verbiedende allen toe- ten vyandt voer ten vyandtj waardoor hy in zwaare behoefte verviel. De Maarfchalk verboodm mende 't heir, oover Roozendaal, naa Woude, een fterk Slot by Berghen by de Staa- 0p Zoom , en VMarkgraaven eyghen : daar vyftienhondert groove koe- ten. p-hels luttel muurbrex baarden; maar zulk een' fchrik, dat anderhalf honclert , , , ' Italiaanen , bedingende niet dan hun zydgeweer, het op den tienden van
Huis te Bloeimaant ooverleeverden. Van gelyk getal boeren, die 'er op waaren, traa- Woude. den zommighe in der Staaten dienft : d'andre moeften ranfoen betaalen. Hierin vind ik verfcheyde fchryvers gelykftemmigh : kan nochtans niet verzwyghen , hoe een der beleggeren, wiens tuyghenis quaalykte wraaken waare, my verhaalt heeft, dat op de voorzeyde Burgh zich flechts vyftigh fbldaaten bevonden •, de welke , gejaaght van anxt, des nachts , met een baktrogh, oover de graft voeren •, en door de moeras, geleeghen aand'ee- ne zyde van 'tBlokhuis, wegh vlooden;alle op eenen naa, die, verfoeyen- de zoo vuydigh een verloop , zich , 's daaghs daaraan , als de Staatlchen, naa 't vellen der poorte, in quaamen, noch uit zeekeren binnentooren weer- MaasvcltdQ, tot dat men hem eerlyk verdragh toeftond. Hoe'twas* dit klakkeloos neemt fcheyden uit Woude nam de Prins van Parma zeer quaalyk , en deed den mm Hopman aan den halze ftraffen. Maar in 't leedier der Staaten was byftre tft •» CYl VEV* ■" ■ D ^
laat het • wanorde. 'T ontbrak 'er aan geldt, lyftoght, allerley nooddruft, en zelfs hoope
be?neeftsrt yan beeternis,naar 't menfchelyk vernuft gedroegh .Dies bleef men luy leedigb?
het Huis te leevende by 't zweet en bloedt des armen huysmans, tot grondigh bederf van
Hoogh- 't platte Landt. Dan Mansveldt, hebbende Turnhout ingenoomen en verlaatere
ftraaten,en kreegh 't huis te Hooghftraaten, Loenhout, en weederom Vierfel. Toen ver-
Loenhout: £neen ny voor J)ieft 3 een' woefte, weerlooze plaats, bezet met vier Neêrland-
rijg t w<ßjlc twee Endliche vendelen, maar fterk niet in alles booven driehondert
Vieïlel we- 0 1 jeJ knechten , onder den Kornel Paulus Tucher j die de Staaten, oover lang»
ver-
|
||||
DER NEDERLANDSCHE HISTORIEN. %fj
vergeefs, om meer volx en een deel paarden gemaanc had, De Majeftraat 5 en 178 j;
deburghers , gefchatopvyfhondertman', ziende een volkoomen heir voor de poorten, rieden hem tot daadingen, of wilden 't zelf doen en hem teeghen vallen. Wel bad hy hen , zich neevens de foldaaten ter gemeyne belcher- Dkfl&s- fliing te voeghen , op toeverlaat Van onverwylde hulpe 3 dan werd 00- ma^ °°- verftaagh geworpen, met fchreeuwen, dat de ftädt onhoudbaar was, en zes- ver£eSaan iiiaals oovergegaan in zeeventien jaaren, zonder den vierden dagh te ver- m ™evem vachtenj daar nu de tiende oft twaalfde van'svyandsaankoomftliep. Al- ^Jmst^ zoo gedrongen, liet hy 't flippen . De krysluyden, naa 't ooverleeveren hun- den welven ner vendelen, gingen uit, op den achten t win tighften van Bloeimaant, met Graaf, zyd- en halsgeweer , doove lonten, en eyghe goedren, die zy en hunne wy- Ven, echt oft onecht, draaghen konden. Den Kornel werden vyf waaghens toegeleit. Drie liet hy 'er ten nootlyken behoeve van eenighe bezettelingen: nam'er twee, omzyn'pakkaadje, met den Predikant en diens huysvrouw té voeren. Men gund' hem noch , zes zyne paarden} eiken Hopman, Steehou- der, en vendrigh, een} twee zeekeren Hopman Balochio, die daar zonder zyn volk was. De burghers, dien't bly ven mishaaghde, moghtenook zoo veel van hunne haave meêtorfièn, als zy wiften op 't lyf te laaden•, den andren zeide men vergeetenis vart 't voorleedene toe. Dus quaamen de uittrekkers, on- der geleyde, tot Burgherhout. Korts hiernaa werd 'sKornels vendel, en d'andre Neêrlandfche (niet de Engelfche) ontfoldightj hy in hechtenis ge- noomen doch zuy ver geoordeelt, naa eenen ruymen tydt zittens, als hy, zien-' de aan geen recht te raaken, zyn3 onfchuldt, en beklagh door oopenbaaren druk gedaan had. De Kooningfchen, voorts gevaaren, floeghen zich needer om 't zwaare Slot te Wefterloo, aan de groote Neethftroom, in de Kempen : en werden bericht, door eenighe verbitterde boeren, hoe de graft droogh te kryghen was, met een' halve my 1 delvens, tot in zeeker dal aldaar. Zynde dit uitwerkelykgekent, enterdaadtgebraght} het waater afgetapt, drie buffèn g00 £oü geplant} etlyke fcheutert gegaan} de plaats opgeëyfcht, Vonden Vliet, Oo ver- ookjtsht fte der zelve, endezynen, nietnaaders, dan'tleevenenenklezydwaapente teWefter- bevoorwaarden. Ruy mende alzoo , nam hy , op den vyfden van Zoomer- lo°' maant, zynen wegh naa Antwerpen 3 daar men hem ook gevangen, en, naa bondighe verantwoording, in vryheit (telde. Parma had uitfchaarsheit (zoo menmeinde) vanvoedfel, zyn heyraandrien verfpreidt: maar, hoorende hoe wildt het onder de troepen van Bironftond, braght hy't by een, en naa Roozendaal toe. De Maarfchalk}" des verkundfchapt, brak op van daar, en be- gaf zich , den zeeveiitienden der maant, oover Steenberghen naa Berghen op Zoom.Tuflén Steenberghen en Halteren,bejoeghen deKooningfchen,ontrënt Gevecht. twee uuren naa middagh, zyn' achterhoede, beftaande uit Engelfchen en tujfen Bi- Schotten. Deeze boöden braave weer, wel een paar uuren lang, eer de veldt- rom volki heer in peribon, met de Franfche knechten en eenighe ruytery, die zich een cndeKo~ groot rak voor uit vonden, hun te hulpe quam. Betontftaktoendeftrydt:en nmpcm* Biron , ingeklonken tot diep onder de vyanden , daar hy , gevallen van steeétr* 't paardt, zyn been brak, zoud 'er gekleeft hebben , waar hy door den Heer g\nnti vanBarchon, met de benden des Prinien van Oranje, voorts van Teligny, Colban, en Fabri, niet ontzet geworden. De duyfternis en vermoeitheit fchiften de mengeling 's aavonds te tien uuren} als 'er ongeveirlyk vierhonderd mceft Engelfchen, aan de Staatfche} ruym zoo veel aan de Kooningfche zy-^ de gevelt waaren. Eere van dapperheit en kryskunde behaald 'er de Maar- schalk } zonder wiens jeeghenwoordigheit de zaak zich hachlyk opdeed. Mitsdetraagheit zyner aänkoomft nochtans 3 groeyde 't wantrouwen op de Franfoyzendermaate, dat men feedert immers zoo fcherpe wacht teeghens |
||||
8;Ó P. C, HOOFTS TWINTIGHSlTE BOEK
158 3, elkandren, als teeghens den vyand hield. Farneze vernachtte flechts een' haak-
fcheut verre van Biron, in fchyn van 's andren daaghs weeder te willen aan. byten* maar, bezinnende wien hy voor had, deysde te rug naa Hooghftraa. ten. De Staatfchen fcheydden zich, en geevende 't veldt ten befte gingen de fteeden en fterkten bezetten, om enkel verweerend oorlogh te voeren. Par. ma verfchafte den zynen eenigh geldt , deylde voorts 't heyr aan tween Tarma be- en beleegherde, met den eenen hoop, Heerentals: 't welk, inhebbende zes- hleeghert tienhondert man',daar geftuurt door die van Antwerpen,terftondt niet zwich- Memntals' ten wjye # Maar de beflommeringder Staaten baand' hem den wegh tot zaa- ken van grooter belang. Want de bezondre geweften en fteeden bleeven fyme- len oover 't ftuk van naader handeling met Anjou, die tot Duynkerke vaft met wachten naa de gezanten zyn geduldt oefFende. Om midlerwyl eenigh ver- ftandt met hem t'onderhouden, verghde men den Heere van Aldegonde, zy- ner Hoogheit te gaan by woonen. En als Aldegonde uitvluchten zocht, zond- -Anjou m 'er den Raadshooftmaan Meetkerke, te dien eynde alleenly k. Tot het on- Vonvreede, benoeghen des Hartooghen oover 't marren der gemaghtighden, was noch een om'tacb- ander geflaaghen : en hy had in 't lefte van Grasmaant, aan Oranje en d' Al- er pen ^ gemeHie Staaten gelchreeven, dat hunne oorloghfcheepen, die voor Greeve- ten van de ^nSe °P ^e wacnt daghen, den toevoer van Vrankryk af t'hemwaarts fleur- Staaten: den, neemende hunne gaading daaruit, zelfs van't geen ten behoeve zyns ookjmders- monds gebraght werd. Met welkbedryf hyden Ammiraal Treslong betygh- üns. de, als oft die het berokkent hadde, uytdenwrokopChamoys. Treslong, hieroover vermaant van den Prinfe, antwoordde, Dat hy 't nietgelooven kon: doch in V aldereerfle naa V verdreven der Neêrlandfche knechten uit T)uyn~ kerke , moghten , buiten zyn''kennis , welzommighelyftoghtvoerders, <van daar koomende, gelaaden met huysraadt der beroofde burgheren, weezen aan- gehouden , alsdefcheepshopluiden noch niet wiflen hoe zy zich draaghen zon- den* Voor verfcheide vrundtfchappen^ en trouwhartighe dienflen , washy op'tvuilfle gehoontvafr Chamoys} maar had nooit gedacht ■> en het gernoeè tereedelyk) om zich oover'tongelyk, geleeden van eenen bezondrenperfoon, aan a"Algemeinfchap te wreeken-y gelyk zyny Hoogheit fcheen hem toe te duy- den. Seedert gebood oover de fcheepen voor Duynkerke de Heer van Bac- queville, zoolang als de Hartogh daar bleef: 't welk, t'zynen verzoeke, van de Staaten bewillight was. Op den achtienden van Zoomermaant eerft, naa- mendevierLeedenvanVlaandre, ten huyze van Ryhoove-, HooghbaljuW tot Gent, eenbefluitj maar dat nocht den Prinfe fmaakte, nocht den Alge- meinen Staaten, dien ook de Kooningin van Engelandt ried den Hartogh te Bepytder Vreedeteftellen. Want het gedroegh, *Dat men voorshands*, en inkoop) Vlaamm- Q0fo zouw ongezienen byflandt van elders verwekken, zich behoorde te behel- gen op e met -^ m^elen: Konden die niet toelamen-, 'tmoght altydsareher
zaak van x . . ° c . T . , , 7. , r n /» • • z.
den Har- met' ^an °P men ztc'° m * kenlykgevaar, onder de branjoizengmge werpen •
Wh, Wel moefl men Anjou niet plotfelyk voor't hooftflaan> dan hem ophoudenwet
eyfch van voorwaarden, billyk anderszins, maar hardt voor hem: als dat hy oo-
penbaar oorlogh, tuffen Vrankryk en Spanje te bearbeyden hadde j de zufier des
Kooninx van Navarre ten huwlyk te neem en; den zelven tot zynen Stadthou-
der i Krys hoofden en Raadsluyden naarder Staaten welbehaaghen. Jaamen
diende, uit zorghe van beßaaghen en bedrooghen te worden, daar eenighe by t£
voeghen, die hem onmooghelyk te volbrengen waar en: als, dat hy zich deede
huldighen van aldegeweflen, zonder dat het een oft het ander eenighe achter-
*R.en- deur, by * weeder brieven oft diergelyk, oopen hielde. Op den a^htentwm-
verfaal- tighften der zelve maant, verklaarden die van den breede Raade t Antwerpen*
brieven. nict eyntlyx te kunnen ftemmen op dit werk, ten waare zy alvoore 't gevoelen
van
|
|||
DER NEDERLANDSCHE HISTORIER 8//
van al de vereenighde Eandtfchappen hoorden. Gelyk befcheydt gaaven de ifSj,
ßruiTelaars. De Hartogh, quaalyk gerieft, weekelyk doorgaands, en ziende de d'Amwer«
Irrten der Landtzaaten meer en meer van hem vervreemden; denkende voorts Venaari
datdikwyls, daar de jeeghenwoordigheit walght, het afweezen verlangen willeneW
baart» vertrok ten zei ven daaghe, metalzynHofgezin, tefcheepe, naaKa- mfenmi
\\c Maar aan de Staaten ichreefhy, dat, om orde te Hellen op de befchermins ■ fjer°
i»a • ., 11 i ^n & eenwide yjuiKaamenk, en om zeekre zyne zaaken met zynen broeder te vereffenen, Landfcha^
die reize noodigh was: zy hadden hunne gemaghtighden hem, op 't fpoedigh- f en ver*
(leiiaa te zeinden. Tot ooverfte binnen Duinkerke liet hy'den Heer van Cha- fiaan: 0js. Men had 'er twee oft drie daaghen te voore> twaalf hondert foldaaten ge- Desgeljx jnonfterc: maar 't meefte deel was, naa den ontfang van 't geldt, ( oft fchoon de Ale vm poorten geflooten bleeven^ gaan glippen, zich laatende van de muureii vallen. SïUJJel' 2ynde ditverflaan by Montigny en La Motte* die ontrent vyfduizentman' t0J} *£ totandrenaanflaghby een hadden $ rukkenzy, op den laatften der gemelde ^re^ hm maant, naa die ftadt: en floppen ftrax de toegangen, zulx de bezetting van vrankryk Wynoxbergen, hoewel 't Hechts een' myl van Duinkerke leit, geen middel Duinkerk* vond, om zich, gelyk Oranje porde, daarin te werpen ■. Voorts hegoften zy WOi'dt he* tefchanfen , en flooten dehaaven met maften en kettingen. Tóen floegh men iee&ert> voor, vandeFranfbizenenZwitzersonderBiron, teryl, derwaarts tefchik^ ken. Hier waaren de Gentenaars teeghen, willende hun niet toelaaten door 'tLandt van Waas te trekken , uit zorghe dat Oranje hen zoeken zouw daar te Gentenen leegheren j en alzoo binnen Gent te brengen, omzyn'weederparthyt*onder- verhindren drukken. Maar dit verbloemden zy, zeggende, men moght Anjou, mee 'tont^ßti goeden gewiflè, niet weeder aanneemen, nocht zich, derhalven, met zyn krysvolk behelpen. Thans verzochten die van Brug en 't Vrye, dat men ten minfte den Maarichalk en zyn'troepen, lanx veerder wegh, tot voor Nieuw- poort koomen Hete, om 't ooverfchot van Weft vlaandre te behoeden. En zy deeden, te dien einde, terftondt het leegherbroot bakken. Onder de veHen van Nieuwpoort werden reeds eenighe bewallingen toegeftelt: achtende de Staaten, dat de beleggers van Duinkerke Birons koomft niet verbeiden zouden, dewyl zy, zynde zoo zwak, zich nochs t'allen getydevanhoogli waater, aan drie deelen gefcheyden zaaghen. Ook dit verhinderden die van Gent» daar de Spaansgezinden en deverfoeyers der Franföizen nu't meefte gezagh hadden. Jaa zy dreigliden, zoo men zich van Franfche foldaaty dien- de, oft der in Vlaandre voerde , zich af te zondren van d' Algemein f chap. Treslongs zeevolk , lydende grooten honger en kommer, by mangel van önbenbt» geldt, was ganfeh onhandelbaar, en voortaan naauwlyx te houden, zoode^fo» van Hopluiden klaaghden. Die tot lafte van Vlaandre ftonden, werden, op den Tmlmgi. derden van Hooy maant, tot Brug ontbooden5 daar de Regeerders, eridie-^f^" van 't Vrye, hun verghden de bootsiuiden te vërfpreeken tot volharding in ™ ** dienfl:; men zouw hun twee maanden betaalings verfchaffen, Waarop de Hopluiden antwoordden 5 zy darden zulx niet voordraaghen, ziende een' %meene muitery te gemoet, 't en waar menvoldeede tot op twee oft drie baanden naa. Veel bootsvolx meede binnen gekoomen, riep eenfteramigh- tyk, Liever oorlof zonder geldt, dan langer dus te dienen. En als Noël van Ca» r°n, luttel bezinnende, datforfè bejeegheningen, die wel een'dartele moed- wil , oovertuight van haar ongelyk, verbluffen kunnen, geen gevoelen van zoo nypend een'ellende doen vergeeten 5 maar 't rechtveirdigh ongedult veel eer tot raazens toe opftooken 5 hun met ftraffe woorden toedreef, zy behoorden té vreede te zyn met dat aanbodt -y zouden ook wen't naauvjde, wel voor nïei Moéten dienen., en zich lydem bulderden z'er teeghen aan, met half vertwy« relde grimmigheit. Ten naaften morghen liet zich der een groot deel 00ver Iup Eeeë '. d@
|
|||
8;8 P. C. HOOFTS TWINTIGHSTE BOEK
15-85. de hooren op de Burght, Waar e Tïumkerken oover 3 men zoud' Vr hen haaß
weihom heet en. Deeze ongereegheltheit duurde, tot dat de Hollanders en Zeeuwen , op 's Prinzen aanfchry ven , ook de zaaken der zee , die den Vlaamingen bevoolen waaren , by der handt naamen. Zoo lèhoon een' ge- leeghenheit, en Duinkerke, waaraan wat anders te vangen was, lokten den Landtvooghdt van Heerentals af. Gevoeght by Montigny en La Motte maakte hy 't kort met de ftadt. Want, behalvendat'er de hooghte der dui- nen oover heerfchte , begon de mishandelde gemeente te grynzen teeghen Du'mker- Chamoys: zulxhyen zyn'Franlbizen, gepraamt van dubble angft, op den *?***.»-zcfticnden vanHooimaant deur gingen, alleenlyk met hun zydwaapen; uit ver aan krac[lte van verding , daar hy , toonende, voor berouw, zyn* verharding inboosheit, de burghers buiten liet. Waarooverzy, onbeweert, naa't be- zetten der ftadt met Spanjaarden, op de markt ontbooden werden, en aldaar omringt van gevelde roers, reedt om vuur te geeven j tot dat men hun be- dwelmt nu met de fchaaduw der doodt, onder 't kry ten en kermen der uicerfte bangigheit, quanfuys uit meêdooghen, 't leeven fchonk, dat zy ten dierfte ran- fbenen moeften. Als dit werk afwas, ftreek Farneeze naa Nieuwpoort toej Voorts 't welk op den vierentwintighften oover ging -, mits daar niet dan twee vendels, Nieuw- te onfterk teeghens d'inwoonders,laaghen. Dievan Veurnegaaven'top,eer poon. 2y den vyandt zaaghen. De Hopluiden deezer tweeplaatièn werden tot Brug- ei~ ge gevangen i doch gdlaakt naa kleinen tydt. Als hierdemaare van't ver- lies van Duinkerken quam, waaren deBurghermeefters der ftadt, Niklaas Kaazenbroodt en Pieüer Dominikle juyft vergaadert met die van 't Vrye, Marivoorde en MeefterFran(bis Nans. Zonder te raadspleeghen methunn' Die van andre amptgenooten, zonderde gemeente te verzaamen, zonder voorwee- Brug en 't ten ^es prinfen yan Oranje en der Algemeine Staaten , fchikken zy daat- rjeene- ^ gemaghtighden, uit naame der twee Leeden van Vlaandre, naaBeevere, Prins van om ^en ^rins van Chimay, de wdke een zoon des Hartooghen van Aarfchot, cbimav z^cn daar onthield, t€ verzoeken tot hunnen Landtvooghdt s hoewel hy» t'hmnen met wiflêlen van parthy rot driemaals toe, proefs genoegh van zyne wispel- Landt- tuurigheit gegeeven had. Maar, mits hy althans oopenbaarlyk den hervörm- voogbdt. den Godsdienft oefeide, zyndedaar door geraakt te huwen met Maria van DgJ L Priemen •> Graavin van Meeghen , fcheen zyne trouw geankert. Deeze , ' °° S keur, en dus haaftigh, fproot uit inzight dat de gefteltenis van Brug fpoe- d'andre ^ighlyk fterker bezetting vereyfchte; en'tbeleydt deroorlooghe eenen per- twee leeden f°on van groote achtbaarheit: niet uit weederwil teeghens d'Algemeine Staa- vanvUan- ten oft Oranje. Doorhem, nochtans, was, totdatampt, den Vlaamingen dre. de Prins van Efpinoy aanbevoolen , een voortreffelyk, grootmoedigh, wak- ker Heer, hebbende dat ruym verdient, ende, hoewelRoomsgezint, zeer getrouw aan deStaatfche parthy. Maar als men hem dus verbyging, toogh hy met der woon in Vrankryk: alwaar hy herhuuwde, kindren teelde, en doende zynen vaaderlande noch allen dienft dien hy kon, zyn leeven geëyn- dight heeft. Op den tw-eeëntwintighften van Hooymaant, werd Chimay aangenoomen tot Brug, by de twee voorzeide Leeden* op den zeevenden vanOeftmaant, ook by de twee andre van Vlaandre ; met eenighe perfoo- Ooßende nen der welke, hy te voore heimelyk verftandt had gehouden . Voor zyn' wordt ver- aankoomft , waaren , door die van Brug , vier vendels knechten naa Oo* aeek^rt ftende gezonden. Nu ftuurd' hy j ter vermaaninge van Oranje, noch nee- Vamw die ^ien venc*e*s van %x- regement van Philips vander Gracht, Heere van Mor-
>t b' u taigne , derwaarts , onder den Steehouder Kornel Jacob Tutelaar , en ati- beleegbe* ^re Brabandfche Hopluiden. 'S nachts hiernaa , braght 'er HopmanMaf- ren^ ten Droogh zyn fchip , gelaaden met allerley krysbehoefte. Als Panrtäi |
|||
DER NEDERLANDSCHE HISTORIEN. 879
die begonnen had de ftadt te beleggen, en reeds eenighe büßen geplant» dit if8-j.
vernam, brak hy op, en verfcheen voor Dixmuide, dat hem, naa geringen Hjkrjgbt weederftandt, van vyf vendels , geleevert werd. In Sant Wynoxberghen Vwmuide. jagh noch Franfche bezetting: oft teeghens den dank, oft by gedooghen der w)noxber^ Staaten , om dat de Ooverlte Villeneufve Onroomsgezindt was , en al in / w°! [ hunnen dienit ge weeft, op kofte der Vlaamingen, eer de Hartogh in 't Landt ven joor quam. Eeven wel, zich ziende beleeghert van de rondom verooverde plaat- den Fran- fen, de dingen daaghelyx verargheren, en geen' aanblik van redding, liet hy, [eben Oo- bedingende eerfl: goede betaaling, de Kooningfchen in. Toen gold het Ype- verfte. re y der vier Vlaamfche Leeden een. In 't leegher voor ditte, maakte Parma, liJ ^elee" die nu eenen Raadt ter Ammiraliteyt had opgerecht, een' ordening op 't ftuk^m r?e' der Zeevaart j en oopende de haavenen van Duinkerke, Greevelinge, Naa't'n- Nieuwpoort, allen volken . Zelfs die van Hollandt, Zeelandt, Vrieslandt, nenm van en andre onverzoende oorden , zouden daar j en 's Kooninx onderzaaten eenen Baad weederzydelinx in deeze ge wefïen mooghen handelen -, mits betaalende * ver- ter Arnmi- lofgeldt. De Regeerders van Brug, in deeze voorfpoedtdes vyands, vreeZrWtity* den zeer voor hunne ftadt, daar geen kleyn deel der gemeinte t'hemwaarts maa^ ty geneyght was. Dies ontbooden zy ßoide, die, Kornel gemaakt by hen, met**? " zyn regement Schotten t'hunnen kofte diende , en tot Meenen lagh , van S*w/ daar naa Brug: tot groote blydfehap van de Ryfïèlaars, die, zeer gequelt ge- * Lken- weeft van de Schotten, de verlaate plaats terftondtinnaamen. En het geluk ten. liep niet alleen in Vlaandre den Spaanichen mee ■, maar de bezettelingen van Meenen Bredaa zaaghen ook dien van Steenbergen een voordeel af. Een genoeghzaam verlatten. getal, daar binnen geraakt, in boere kleedren, op den vyftien den van Oeft- ^teen^er' maant, bemaghtighde 't fteedeken j dat ooverdaadlyk geplaaght werd met af- ^ mf T0??* drang van ranïöen. Ander quaadt waanden ze te doen met deeze plaats; maar ^ * £ . men belette 't hun met doorfteeken vanzeekrendyk, en leggen van eenighe ^ttingvan fdieepenvoorde haaven. Naa Zeelandt, immiddels, werwaartsd'Algemei-L'mk*, ne Staaten verdaghvaardt waaren, reyzde, op den tweeëntwin tighften van Hooimaant, met al zyn hofgezin, de Prins van Oranje 5 te eerder om de on- r/^e luft, gefcheptuitdeweederwaardigheeden, hem laatft toegedreeven binnen zLlandt Antwerpen. Hier liet hy een berichtfehrift, voordeMajeftraatj entotBur- varma* ghermeefter voor 't naafte jaar , den Heer van Aldegonde: dewyl die het ruft toe opperfchoutampt oft Markgraaffchap , waarmeede zyn' Doorluchtigheit ter z*ee. hem geirne bekleedt hadde gezien , affloegh. Den Ammiraal Treslong , 'T Staat~ weeder aangezocht in Oeftmaant, tot Middelbufgh , door La Motte, by fchefcinP~ nieuwe geleeghenheit en zeer minlyk fchryven , om eenighe onderhan- r?~ e~ deling te bevordren , vertoond' het den Prinfe, en teflrens kundfehap hoe teloopen.' Parma , met groote vlyt, veel' oorloghfcheepen deed roeruden , booven eenighe Vlaamfche boots , die , reeds in zee geraakt, een' koopvaarder , oranje een' buys , en een Vlieichboot, voor de Maaze , genoomen hadden: datftelferor- °ok aleenigh fchipvolk, by gebrek van betaaling , was oovergeloopen naa M teeghens. Duinkerke , ander sefchaapen te volghen, zoo men geen veirdiehe orde Vrmemx» 'telde. Zyn Doorluchtigheit, genoegh afmeetende 't belang deezer zaake, voor- ^. ^^ Zagh 'er in, met hulp van de Hollanders en Zeeuwen ; zulx wyder verloop eJen'voorm geweert werd. In de zaamening der Algememe Staaten vericheen Anjousßci \n de gezant, de Heer van Pruneaux , roemende zeer van de ouwde, noch niet vergaade- v-rkoelde geneeghenheit zyns meefters totNeêrlandtj famt hoe hy nu ge- ring der Staakt Algemein Stadthouder des Koonings , alle fterkten van Vrankryk Akmmc In zyn gewoudt had, en meer middels danooyt, om te helpen . Nieuwe s*^Jnm troepen , reeds , vergaaderd' hy op de grenzen van Kaamer ik: niet zonder ,1' l°eke hoope van zynen Broeder tot oopenbaar oorlogh teeghens Spaanje te Raadlagh Eeee 2 bewee- daarop.
|
||||
88o P. C. HOOFTS TWINTIGHSTE BOEK
i ^83. beweeghen. Oorbaar,- der halven-> dat zy volmaghtighden naa Tarysfihik- ten-, om't verding te herknoopen. En om te doen bezeffen dat het haapren zouw, zoo men andren wegh in wilde , tuyghde hy den Staaten aan, dat zyn' Hoogheit geenszins dacht afteftaan van haar recht, nocht zich te laaten ont- llippen 't geen zy door gifte, oft haare deughdt, verworven had. Men hing dan de boovenverhaalde reedenen , voor en teeghens 't hervatten des han- dels , w eederom in de waaghfcliaal: nyghende de Brabanders tot nieuwe ont- fankenis des Hartoghen > de Vlaamingen, zonderling de Gentenaars , tot gladde affny ding. En de zaak werd heftigh gedreeven ter beide zyden-, niet onder de Staaten alleen, maar ook met gedrukte fchriften, voor de gemeen- te . Doch den meeften deele der geweiten ftak noch't Franfche misdryf in de krop : en zommighe worpen voor , dat, als men immers met zyn Hoogheit zouw daadingen , de Hollanders en Zeeuwen behoorden de eer, üeunding ften te weezen. Maar in fteede van zich daartoe te laaten befpreeken, zon- We»* Hol- den de Staaten van Hollandt aan den Prins om te verzoeken , datzynDoor- landfibe luchtigheit d'uitheemfche hulp uit den gedachte wilde zetten •, en al haar be- staaten trouwen , naaft Godt j op eighe befcherming , met goede orde en acht- mn oun- kaarheit} ^ie men invoeren en onderhouden moeft. Dit veftighden zy V * hierop, 'Dat veele luyden 't handelen met Anjou , den volke haatelyk voor Aniou af te fchilderden, flookende eeri zorghlyke beroerte. Degemeene man, jaa 't groot-
trekken . fle getal van de Regeerders der ßeeden, had eenen afkeer van de Franfoizen; zoo om den aardt der zelve >> alsomdewreetheidengepleeght aan die van den gezuy verden Godsdienft , en om de trouwloosheit onlanx beweezen. Waar-' oover zich niemant vervorderen darde tot aanraading deezeswerks eenwoordt iefpreeken: 't welk ook naar meenighs gevoelen, zouw flryden teeghens Gods woordt, als verbiedende by zwaareftraffe > trooft op menfchen van verfchil- lend geloof te bouwen. De Staaten <> f oover geruft in den oprechten y ver zy- ner Door luchtigheit t en vaader lande -, kenden ook haarewysheitwelh desge- lyx hunny eygheftikzienigheit in de handelingen der Vorften: maargeene voor- zicht zoo gaauw, oft bedrogh vond'er vatten aan: en oft menfchoon elders de zaaken een wylop der gang houden kon, 't waar hoe de gemeente 't naame -} hier fcheen 't ondoenlyk-, zonder haare goedwiüigheit te queeken, waaruit de mid- delen koomen moeft en. Zy twyfelden niet, oft dAlgemeine Staaten , zoo zyne Doorluchtigheit hun dejeeghenwoordighe noodt ernftelyk erinner de, zouden haar behoorlykgezagh toeft aan^ en wyders 't geen ver eyf cht waar om 't zelve en denftaat te handthaaven. In welke mildtheit die van Hollandt hun vuurigh- lyk voor wilden treeden -y hebbende albeflooten , te laaten koomen tengemeenen behoeve-^ {\booven de maantlyke tweehondertvyftighduyzentgulden, waar* * C°n" ip elk Landtfchap zyn aandeel droegh ) de * geley- en verlofgelden; vyftigh yoy en gulden op 'thondert zouts^ twaalf ftuy vers op elke tonne zeeps -3 tweeftuj' ïcentge - t^grs ^ g^ ^onne yteYS . fa geraam4e belafting op de wynen en uitheemfche bie- ren , die te bet aaien ftond ter plaatfe van den opflagh. En zy weygherden wet de voorwaarden en bepaalingen, waaronder de gemelde inwilginghen zouden gefchieden, teverblyvenaan de uitffraak zyner Doorluchtigheit -, zoo wel oo- ver de Hollandfche ft eeden^ als oover d'andregeweften -> die zy hoopt en •> dat het zelffte doen zouden > ten minfte die van Ze elandt alleen. Wyders wak- ren zy bereydt zulke n ft aat van oorlogh te maaken , als zyn* Door luchtig- heit moghte noodigh achten voor den tyd van zes maanden : ende voor s'hands verlof te draaghen , dat men op de voorzeide middelen <> tweehon- dertduyzentgulden hieve.- in welke fomme zy zoo veel zoudenverfchaifM1) als zyner Doorluchtigheit billykdochte. Met deeze tweefpalt onder d'Alge- meine Staaten, dreeven dedingen, hoe langer hoe meer, oover ftuur. Zeer |
|||
DER NEDERLANDSGHE HISTORIEN. S8i
fiordigh ging 't met het onderhoudt des krysvolx, zonderling der ooverge*- 1 j&}»
bleeve Franibizen ; die, daarenbooven alom met de nek aangezien, den voet beloften dwars te zetten, als men zich van hun dienen wilde. Ook was'er ceen' kans tot weederftandt te velde; en een' enkle (ladt niet te beweeghën om hen in bezetting t'ontfangen. Dies werd verdaan, teeghens den zin van Oranje j dat men hen , en de Zwitzers onder den Maarfchalk van Biron3 zoude laaten vertrekken. Zy tooghen dan naa Biervliet, een eylandeken $ftm Ve^ opde Vlaamlche kuftj enfcheepten van daar, oover, naaVrankryk, den trektmet zeevenentwintighften vanOeftmaant, om ziehte voeghenby d'andretroe- tfriFran* pen des Hartoghen , die nieuwe zaameling ontrent Kaamerik maakte. fölt-m m 'T welk den Prins van Parma benoodighde zyne grenzen in dien hoek fterlo Zmt**ersi lyk te mannen, te meer, dewyl die van Kaamerik brüske uitvallen deeden i gelyk van d'andre zyde de Bruflèlfche bezettelingen, die Brain Le Comte pionderden. DeVlaamingen eyndtlyk, opgeftutïl door de Gentenaars, en den Prins vanChimay , die altyds quaadt Oranjes, nu ook weeder totzyn wayfelen, en 't hart naar Spanje keerde; verklaarden ter vergaadring van d'Algemeine Staaten gezonden te hebben .aan deDuitfcheVorften, omby- D^ f\AAi ftandt, dien zy verzeekert waaren te verwerven,-, begeerende dat men daar- mingen aan een welbehaaghen, en den zelfften voet naame. Dies werd de Dodtoor eenden Johannes Junius afgevaardight, om de Vlaamfche gezanten te volghen. En- aan &è de, hoewel hunne bezending, zonder eenigh aanbieden van geldt, Hechts Dupfl}è gedaan bleek om den gemeenen man 't oogh te vullen -, echter fchikten de ƒ /"'/f Staaten (zooMeetren getuyght) andre peribonen, met aanlokkende voor- mtAn;m' waarden, omHartoghHansKazimir te bewillighen, dathy, naa 'teyndi- tefiuyxen*' ghen van den Koolfchen krygh , die toen noch duurde , t'hunnen dienft Derwaartè herwaarts quaame. Doch deeze toeleg verdween, door het dwarsdry ven der eenden ook, Gentenaaren. Voorts werd oorbaar gevonden Berghen op Zoom , naa- d'Algemei* dien Steenberghen nu Spaanfch .was , te voorzien met tweeduyzent knech- ne Staa^&. ten en vier Kornetten die zeflèndertighduyzent gulden ter maant zouden or& e koften; waartoe die van Hollandt en Zeelandt twintigh, die van Brabant ^en 0p •' zeftienduyzent zouden betaalen: in Heerentals twaalf hondert man'te voet, Zoom en en tweehondert ruyters te leggen,/Men ooverzagh oof de naader Vereeni- Heeren? ghing van den jaare neeghenentzeeventigh j en Helde in bedenken, oft niet tals». raadzaam waarehet dertiende punt, bygemeene ftemraeiij zulxte vervorm men, dat deLandtfchappen, dewyl zynu alle den gezuyverden Godsdienft aanveirdt hadden, verplicht wierden daarby te bly ven, engeene verandring te maaken, dan by eendraghtigh befluy t der Bondtgenooten: met dien ver- sande nochtans, dat men de geweften., Leeden oftfteedenvan verfchillen-^ de gezintheit, die zich hiernaa in 'tverbondt begeeveii wilden, ontfangen zoude , zonder hunne vryheit in 't ftuk des geloofs te verkorten. Hierop werd beilooten , T>at men den gezuy ver den Godsdienft j welks oeffemng Befüyt tdü ter kerken was ingevoert, sponde handt haaven, zonder eenïghe andre leere, oft ^en 8eZiM)~ f leeghing van Godsdienfi, binnen de Vereenighde Landen, oppenbaarlyk te ge- nrden . Aooghen-, en d'andre f laat f en naamaals aanneemen} met toezeg van haar in dee- J s e * Zen te laaten doen naar eyghen goeddunkken. I Zonder yets meer van belang te penyaari7k verrichten, fcheydden de Staaten (waaronder die van Gelderlandt, Uitrecht, u Uatcn en Oc-veryflèl niet verfcheenen waaren ) van Middelburgh j om weeder by oefenen in eeii te koomen tot Dordrecht. Den tydt, dien zydus mettwiften verquift- Ae naader ten> pafte de vyandt waar te neemen. TotBreevoordt zat een bezetreling Vereenigh- van Zutven gevangen j en ziende zynen Hopman in lange niet naa zyn'los- y^anat* lng taaien, befloot raadt daartoe door verraadt te zoeken. Hy droegh dan *c A^6 * en Ooverfte Taxis de gefteltenis der ftadt voor, en zich zelven tot leyds- E e e e 2 man
|
||||
*'■;
|
|||||
882 P. C. HOOFTS TWINTIGHSTE BOEK
! fg 51 man der toght. 'S nachts naa den tweeëntwintighften in Herfftmaant, floegh
Taxis op weghj met noodigh voet-en paardevolk, ter fluyk by een gerukt
Gekoomen tot by Zutven, verberght hy den meeften hoop heynde by de
Nieuweftadspoort, en ftryktmet de reft voort, tot aan zeeker groot gemet-
felt rondeel, onbewaakt, zoo de gevange zeyde. Naa etlyke wurpen met ftee-
Zutven nen, tot proeve van dien -, als 'er op gezweeghen werd j klimmen dertieh
oovenom- man booven, neevens den aanvoerder, en gaan ftillekens fchuylen in 't wacht«
feit van j1UyS aicjaar s tot cjat >s morghens de poort geoopent was, Toen ooverrompe-
axis, oor |en ^ ^^indelyk de wacht in de poort, en 't waakhuys dat 'er binnen ftond.
quaade Strax komt Taxis, en zyn paarden, ter ftadt in ftuyven, met het voetvolk
wacht. °P de hakken. In korte weere, die de bezettelingen en burghers booden,
werd 'er meenigh geveldt: d'andre ontquaamen 't met vlieden. 'T rooven,
't ranfoenen, ging uit de kerf; en de volgende quellaadje zoo grof, dat de
meefte burghery de plaats en het ooverfchot haarder haave verliet. Thans
Scham ge- deeden de Staaten, tot befcherming der Veeluwe, een'fchans op den Weft-
maakt hy kant van de Yflei leggen. Maar zy verfpoelde meeft, in den winter, door 't
de Staaten opwaater. Zvnde derhalven ontruymt, werdzy ingenoomen, naa't vallen
op de Vee-dQr ft
roome, en herbouwt van de Spaanfchen; die alzoo 't ganfche geweft van
uw,tee- Qe|^er eaOoveryiTel onder brandcfchatting braghten ; onaangezien dat de
veToover' Staaten d'omleggende fteeden ten befte des zy konden, bezet hadden. Tot verfpoelt eenighen trooft deezer weederfpoedt, diende 't bedryf des Heeren vanNye- des win- noordt, en dat van Afin ga Entes. Deeze, hebbende elk een regement van ters, en zeshondert koppen geworven, by orde van den Landtraadt, mits dat zy ze wordt van alieenlyk op den brandtfchat der vyandtlyke oorden onderhouden zouden, den Spaan- Zeylden, korts naa 't midde van Herfftmaant, van der Schelling af, naaOt- jchenlm- tercjum} geleeghen aan deEems, tuflchenDelfzyl enReyde. Zykreeghen otterdam van de Vriezen zeshondert man'te hulp, onder Steyn vanMalfen, joeghen ingenoomen deKooninglchenuitOtterdumj befchanften't, en dwongen , daarmee, ge- en be- tal van plaatfen tot verdinggelt. Thans lieten zy, doorfnydendezeekeredy- fchanfivan ken, de vloedtoover't landt gaan, en maakten daar den vyand genoeghzaam de staat- zvn paarden onnut. En Otterdum , waaraan hem , om des toevoers wil, fchen. grootlyx geleeghen was, ftrekte dien ganfchengewefte tot eenen muur, hou- Rjsburg fendt hemzulx belemmert, dathygeenen weghtot beleeghering in Vries- wybemee- kndt, dan flechts tot eenighè toghten by tydt van vorfte, zagh. MaarPar- flren 't sas ma ? naa '£ befluyten van Ypre, dat fterk, wel verzorght met volk en voor- van Gent, raadt vanoorlogh, onder eenen braaven Ooverfte den Heer van Market, niet OokAxele, zoo lichtlyk door geweldt, als door honger, te temmen fcheenj zond den Hulß, en Markgraaf van Rysburgh, en den Baroen van Montigny, om 't Sas van Gent 't slot te jn te neemen : 'p welk hun op den twintighften van Wynmaant gelukte. Uupelnum- yoorts bequaamen zy de fteedekens van Axele en Huift, door koop gemaakt 00 dt metServaas vanSteelandt, Baljuw van Waas, die hun ook 't Slot van Ru- pel monde aan de Scheld, oopende. Want Servaas, Spaansgezint, voorde Gentfche bevreeding, had fint de Staaten gevolght, en etlyke Kooningfche ruyters geflaaghen, die oover't Veer in 't landt van Waas dachten te zetten: ende was, hierdoor, tot zulk een' achtbaarheit by de Gentenaars gefteeghen,dat men hem al de fterkten des Landts van Waas betrouwde * jaa toeliet daar te fchatten, volk te lichten, en't zelve, zonder gewoonlyken klokflagh? bin- nen Gent te brengen. Brie-oorloghfeheepen, hem bevoolen toe te fielten op de Schelde, meynde hy meede te leevren ■> hadd' het aan de wil van 't boots- volk, dafmeeft t'Antwerpent'huys behoorde, niet gehaapert. Zyn-Weft met Rysburgh en Montigny was aangevangen by voorweete des Prinfen van- Oranje, dien hy mompte met veynzen van dubble handeling , om beo en |
|||||
DER NEDERLANDSCHÊ HISTORIEN. 883
Je hunnen in een' laaghe te voeren . Zuur begon Ver, toen uit te zien voor 10$.
die van Antwerpen, mits d'onvryheit der ftroome. OmRupelmonde wee- d'Aïittm- der te kryghen, braghten z' 'er eenigh gefchut voor: maar konden niet uit-Pcmars rechten. Toen doordolven zy de dy ken, zulxeen groot deel desLandtsvan^* v^ Vifaas onder liep: veftighden 't Veer teeghen oover hunne ftadt: maakten^"™" \n. tot Zaftinge en andre gebuurplaatlen , vericheyde fterkten : waar toe de fieekBn $.' ßreede Raadt driehondertduizent gulden, te vinden by omflagh van hondert- Dyken ften penning, inwillighde. Thans, als Parma, pooghende meer en meer vatt V Lands deftroom in te palmen, een blokhuys te Borght op den dyk begon 3 ftaaken vanWaas zy dien door, tuften Borght en 't Veer: ook aan de Brabändfche zyde, dien dwriftkh' vanHoobooke* uit zorghe dat hy aldaar meedezouw koomen neftelen. In un veJ" 'teerft van Slaghtmaant, toogh de Graaf van Hoohenlo, met neeghentien L 7 e vendelen, naa Ter Neuze, en bou wd' 'er een weldigh blokhuys, zoo om de pama Sdielde te veylighen, als om den vyandt in Vlaandre te quellen. De Gen te- fhanfi tot naars, om'de handen ruym te hebben s zochten onlanx te voore, deEngeMèhe Borght« en andre vreemde foldaaten uit dien oordt te verzeynden, voorwendende dat Die van zyden zei ven met inboorlingen voorzien* wilden. Maar deEngelichen rie- Antwety<M penomfbldt. Oover de troepen te velde, indeezen hoek, gebood de Heer v^? van Ryhoove, desgelyx tot Denremonde, daar de bezetting aanving te mui- ^ooMe- ten om betaaling: 't welk die van Gent voor eenighen aanflagh deed duch- 00i turren' ten. Dies befloofen zy, zich van Denremonde te verzeekren 5 de vreemde 't Veer en knechten daar uit, Ryhoove den voet te lichten 5 en tot Steêvooghdt te zet- Borght. ten Heer Jooft Trieft man van tzeftigh jaaren, doch groenen ouwderdoom. noobenfo Ook was nujohan van Imbyze, dien de bewuftenis zyner mishandelingen ™Mk. eenè oover vy f jaaren verjaaght had, uitHooghduitslandtt'huysontbooden j met-y!"^ meening, hem, als eenen heeten weederftreever des Printen, ter naafte ver- N ?e , kiezing op nieuw voorfcheepen te maaken. Op den twintighften van Wyn- Amfpam maant, als Trieft, neevens noch twee gemaghtighden, Anthonis Hey matt »ing tot Scheepen, en Jakob van Zoomere*Loontrekkenden Raadsman, de reize Gent tee- naa Denremonde aannam, om de bezetting met geldt te ftillen, en de gemel- Shens den deverandring in te voeren, vond zich Ryhoove binnen Gent, daar men be- Hm vm ftond zyn vertrek te beletten, met fluiten der poorten. Dan gewaarichu wt, RPom van ftonde tot ftonde, van Imbyzes genaaken •, die ten zelven daaghe in ftadt ' ea , u quam 5 en van alles wat er gebrouwen werd 5 ging hy te paarde zitten, in inlutéi voorneemen ter veft' af te fpringen, hadd' hem een poort, die flechts gegren- * Penfio- dek was, tot geen' maklyker uitvlucht genoodighc. Geraakt in Denremonde, naris, riep hy zyn Hopluyden by een, en trad met hen naä de Markt. Daar ver- imbjtt fcheenen, naa 't hooren zyner onverwachte koomfte , de gemaghtighden, ^omt wec& hem begroetende. De weedergroet was aantafting hunner perlbonen: die hy, m oover aantuighing van gezanten te zyn, oover al, in kotten deed fteeken , en ™ *. dreighde te pynighen , op vermoeden, datzyverftandt met den Baljuw Stee-^ f landt gehouden hadden. Hierom fcholdmen hemtot'Gent voor verrader, werfmfl en fteld 'er zynen zoon gevangen. Hey man werd geflaakt, op 't voorbidden een voor* van Ryhooves vrienden: d'andre twee zaaten in vreeze voor zulk recht als hy deel af* eertyds met Heftèls en Vifch gehouden had, noch elf maanden. Toen vielen z'in nieuwe zwaaiïgheit, mits Denremonde aan Parma werd opgegeeven, zonder hen in 't verding te begrypen. Want de Spaanfche Steêvooghdt Johan ue Rivas, deed hen daaroover in fèherpe hechtenis ftellen, en met boeyen te Zaamen veeteren, tot dat anxt voor de doodt hun elk drieduizent gulden ran- foens uitwrong. Imbyze, ftrax doen en laaten tot Gent geworden beitelde, oy hulp van Meetkerke, om de gemeente door pronk met zynen y ver te be- goochelen, dat men twintigh, oft meer, der treflykfte ingezeetenen ving 3 Eeee 4 ■ voor
|
||||
884 P. C. HOOFTS TWINTIGHSTE BOEK
158"». voor Spaanfchgezinden, en behipt in de ontrouw, die 't Landt van Waas aan
imbj^eom den vyandtgebraght had. Doch zy werden allenskens vereenight met Inibyze geloof te door bemiddeling des gevangen Heers van Champaigny -, en raakten met der winnen > tydt, d'een voor, d'ander naa, los. Den ftaate dan, dus verfluikt, leuterden doet etljke ^e ]eeden aan 't ly f: en de voorbaarigheit ter fcheuring deed, niet hier alleen perponen je qUaalyk geneighden de ooren opiteeken, maar ook elders de geenen, dien vamen de parthy ilappelyk ter harte ging, naa't hooghe boordt hellen. Indenjaare vm eenentachtigh had Graaf Johan vanNaflau het Stadhouderfchap van Gelder* Sfaamge- landt opgekundight 5 zoo ter zaake van 't affterven zyner gemalinne, en om
pinden; en* de regeering zyner onderzaaten inDuytslandt te gaan waarneemen, als om de laat ben geenen ondank by deRyxvorften te behaalen, dien 't aanneemen des Harto- tbans om- ghen van Anjou zeer verdroot. Ent'zynen ampte was verkooren Graaf Wil« j Mkgn, jem yan ^en gerg[ie} door driftigheit der geenen, die ten deele reekening maakten 't bewindt naar hunnen zin te draayen , onder eenen Ooverfte, waarin men nocht ernft nocht oordeel Ipeurde* ten declc naa Ichenkaadjen en hooghe beloften iuyfterden -, oft hoopten > beeter door hem , dan door eenen van't huys Naflau, tot verzoening metdenKooningte raaken. Zee- ker de Prins van Oranje, zyn fchoonbroeder, had hem zoo koel een voor- fchryven aan de Gelderiche Staaten verleent, dat het meer naar berisping, dan naar aanpryzing fcheen re fmaaken. Want het luydde aldus-. Myn zwaa* gher, biddende om aanbeveeling tot het Stadthouderfchap, heeft my verklaart zyn3 groote faß en begeerte tot den dienfl van de gerechtighe zaak des vaader- lands. Ik moghte luenfchen, dat hy die wat eerder beweezen hadde. 'Doch beeter fpaade dan nemmer. 'Xzy hem nu dit in dekropftak, oft zeurde zyn Graaf wil nietaltyds van de Staaten en Majeflraaten te kunnen verwerven j oft dat Willem van nv zich door zyn echtgenoot, gefteurt op den Prins haaren broeder, lietop- denBerghe ruven . 0ft dat hem 't roer docht daar naar te leggen, om nerghens dan in Spanje te landen 5 hyhad, oover een'wyle, begoit, door eenen Freedrik uit Trins van den Ham , met Parma te handelen , en hem belooft Zutven te leeverenj Vama. voorwendende alzoo de poort, tot bemaghtighing van Gelderlandt enOo- Hy wordt veryflèl, te zullen oopenen. Maar Zutven, ooverrafl buyten zyn toedoen, 'mverz.ee- verhinderde, in plaats van vordren, zynbedryfj mitsFarneeze, hooren- kering ge- de dat d'oinleggende plaatfen kraftigher bezet waaren, quam te twyfelen oft noomen,en de Graaf echter moedt hadde tot zyn vermeetente koomen. Terwyl Parma f4*. °" dan mart, verzoekende naader berichting, brak de bommel uit: en werd, voert. °P den vy feienden inSlaghtmaant, 'smorghens t'acht uuren, de Graaf ver- Zyndeont- zeekert, neevens eenighe zyne luyden, in zyn hofenkaamer tot Arnhem» ßaagben, door een vendel foldaaten, beleidt by denKanfeler en de Raadsluiden van begeeft by Gelder. Zyn Geheymfchryyer, Rentmeeller , en Kamerling, onder- lid» aan yraaght zynde » voorts verlcheyde papieren , ontdekten den grondt van svyanas >t fl.^ . ^^ aj voor Zyn Deroep tot Landtvooghdt van Gelder, bleek aan- &7 e» en geheeven. Thans voerde men hem naa den Haagh •, van daar naa Delfshaa- «L v<ru;« ven ; ende bewaarde hem tot in Lentemaant. Hebbende , eyndtlyk» ten /teft Au'tW lil , 1 C m
dienfl des aanzien van zyn' af koomit enmaaghlchap, vryheit verworven, enverloroni
Kooninx. t'eener onpartydighe plaatie te woonen , op nieuwen en Ichriftelyken eeut
Kund- van den Staaten getrouw te zyn, en hun zyne fteedenen fterkten in te ruy-
febappen menj koos hy de zy de des Kooninx, in wiens dienit zich ook eer lang, zy-
datde ne zoonen begaaven. Zyne dienaars werden meede los gelaaten -, ongcpV-
paanjoen rs£gjlt. Zynde d'Ooverheit vernoeght met 's Landts verzeekering > oft ar-
enEnk* keerigh van 't lèherpfte, om de genaade den meefter beweezen. Korts naa
bMz.cn d'oopenbaaring deezer zaake , kreeghen de Wethouders van Amlrerdaffl
berden, kundfehap uit Luy k, dat de vyandt op Enkhuyzen loerde. Ook werd hierar,
|
|||
DER NEDERLANDSCHE HISTORIEN. 887 -
de Prins verwittight 5 ende dat het niet min op Hoorn gemunt was. T'Enk- 1 ^g ^
huyzen greep men eenighe perfoonen by den hals; maar vond geen' klaarheit ï>ïrk_ t'hunnen Jafte. In dus een verwarring van tweedraght en wantrouwen fchreef Koornhart pirk Koornhart eenboexken teeghens den Neêrlandfchen Katechismus, en beftrydden eyghend' het den Staaten van Hollandt toe, dien't uitgeeven, alsontydigh, ?"jJfT mishaaghde. Eevenwel, alzoozeekre Predikanten verzochten teeghens hem % ffn gehoort te worden, zich fterk maakende de leere van den Katechismus te ver- mi$n daadighen * maghtighden^de Prins en de gemelde Staaten een merklyk getal Betwiftmg van de Leeden hunner vergaadring' en des hooghen Raads, neevens een van daaroover 't Hof van Hollandt : voor de welke Adrianus Saravia , voorleezer in de tujfenhem Godtheit, en bedienaar des Heiligen woords ter eenej Koornhart ter andre en Adrm~ zyde, 't gefchil zouden betwiften. Op den zeevenentwintighften vanWyn- nm Sara" maant, werd dit aan gehee ven, en een' wyl achtervolght -, dochgeftaakt, door l'l^f bevel der Staaten. Want met het eerfte punt, van vyftigh oft tzeftigh, ging J^Liet- zoo veel tyds deur , dat men 't werk eindeloos en onftichtelyk oordeelde. yen; enge- Echter lieten parthyen niet, feedert elkandre met gedrukte fchriften te beftry- Jlaakt <un den. Onder't zelve krakkeelen quamp'er maare van eenen nieuwen ramp, der'lonk? veroorzaakt door de Gentenaars , mits dat zy den bezettelingen van Aalft, 'wr wil* die t'hunner betaalinge ftonden , noodtlyk behoef ten leeven onthielden. ,AaJr vcr' 'T meefte deel waaren Engelfchen, een landtaart die zich quaalyk in armoe ^r van geneeren kon. Worftelende met honger en kommer, en zynde daarenboo- uggente ven zuix bejeeghent, dat zy achterdenken kreeghen van geweldelyk ter ftadt engelfchen uitgedreèven te worden, floeghen ze gelykelyk aan 't muiten. Vorder gingen aan den de Engelfchen; en verding aan met Parma •, dien zy de ftadt verkochten voor ?rim van dertighduizent kroonen , t'ontfangen d'eene helft gereedt, d'andre binnen ?wma. een maant. D'inheemfchen, te vroom om hunnen vaaderlande zoo mood' Etl^e een'trek tefpeelen, oft uitgeflooten vanmeêdeiling, pakten zich wegh tee- ruWtfëfm ghens de koomft van een deel ruitren, derwaarts gefchikt van Farneeze. In 't men oom begin van Wintermaant, ruimden hun de Engelfchen Aalft in, datmetWaa- Rm,beleg- len bezet werd; en tooghen, aanveirdende den Spaanfchen dienft, naa 't leegher gen otter- totEekeloo. Thans verliepen zy meeft, merkende dat men naa hen omzagh. dum: ver- Om dit getyde quaamen de Kooningfchen , met vyventwintigh vendels ieefSt knechten, en zeevenhondert ruiteren, ooverRyn: en ziende niet veel an-* ®eHm ders te verrichten, mits de Graaf van Hoohenlo taamelyk fterk in dien oordt v™ . was, ftreeken naa Grooninge toe •, zonden vier vendels in Fermfunij en be- flerfu leegherden voorts Otterdum, daar zy 't hooft ftieten. Hier ooverleed naa jjeer Bcr- tangduurighe ziekte, en werd begraaven, de Heer van Nyenoordt, een zeer nard.van deughdzaam en kloekmoedigh Eedelman , vuurigh beminner zyns vaader- Meroode lands. Zyn koenheit was niet altyds begunftight geweeft van 't geluk. By fchetdt uit 'toorlogh hadhygeen voordeel gedaan, maar zyn'eighemiddelen verkort, hetStadt' en zwaarlyk belaft. Binnen der zelffte fterkte ftarf ook een zyner zoonen . r. r" Bernardt van Meroode, Heer van Rumen, Onderftadthouder des Prinfen vrïeslandt. van Oranje oover Vrieslandt, verworf, naa veel verzoex, ten opmerke zyns jn zyn' hooghen ouderdooms, oiitflagh van dat ampt en een zeer eerlyk affcheydt plaats v°or zyn' getrouwe dienften. In zyn'plaats, tot het beleidt der oorlooghe; koomt der regeeringe, en des gerechts, kooren de Staaten van 't geweft eenftemme- Gïaaf JykGraafWillemLoodewykvanNafTauj dien de Prins daartoe laftbrief ver- n'llïem leende. Die van Hollandt, Zeelandt, en Uitrecht, ziende d'andre Landt- V™S. ichappen tot geen befluit koomen, ftelden, bymanier van voorziening, ee- raUt Jjghe orde op 't bewindt, en maakten eenen Raadt van Staate,waannne zeevent. Die van Hollanders, drie Zeeuwen, twee Uitrechtfchen te verfchynen hadden, ende Hoümdt, levens den Prins, als ooverhooft, de zaaken te helpen beftieren. De zelffte zeelandt, twaalf en Utt'
|
||||
88<S P. C. HOOFTS TWINTIGHSTE BOEK
ï f*8 2 twaalf zouden ook zitten in den Raadt van Staate der Algemeinichap. Daar-
recbt,maa- entiifïèn waaren, in 't bezonder , de Hollandfche Staaten beezighmetliet ken eenen voltrekken der handeling , noopende 't invoeren des Prinfen ter Graaflyke Raadt van waardigheit. Want zyn' Doorluchtigheit , genoodight tot de zelve, had staat, om eintlyk bewillight binnen Brug , den veertienden van Oeftmaant des jaars neevens tweeëntachtigh, naa 't verkundighen van dien bittren ban des Kooninx, ende m ms naa tv/ee aanflaaghen gemaakt op haar leeven. 'S Prinfen brief, daaraf verlee- nden, luidde. Dat hy den Staaten toeflondal'tgeen op den Hartoghe van An. jou bedongen was, van de Landen in 'tgemeyn, by 't Bordeaufche verdragh • oft ook van de Brabanders in V bezonder, by de Blyde Inkoomfl. 'Tzelffie ver- dragh , geheelyk oft ten deele, zoo wyde als't op de zaaken van Hoüandt en Zeelandt gepaji konde worden, ende Staaten aldaar, elkevoorzich, begeer en moghten des tegeniet en,t'hunnen meeflen oor baar,zoud' hy naakoomen^en daar- enbooven alle andre voorwaarden, te befpreeken, fzyner inhulding, by naa- der punt raaming > naar recht en billykheit, tot itytdyghing van Godsglooryen 't heylder Landtzaaten. Op dit bedryf was wel veel te zeggen gevallen: wor- dende voorgewendt by zommighen , dat het teeghens de naader Ver- eenighing ftreed, en buiten believen van al de bondtgenooten teffens niet wet- telyk geichiedde j by andren, dat men, dusdoende, d'uitheemfche Vorften onzoet op handtbieding zouw maaken; daar 's Prinfen maght nochtans der Spaaniche niet weederftaan kon, en zyn' Doorluchtigheit zelf tot ontfang der Franfche hulpe* ried. Niettemin, die van Hollandt, bet geport door de oe- veldaadt aangerecht by Anjout'Antwerpen en elders, hadden beflooten, op denzelTentwintighitenvanLentemaant deezes jaars drieëntaghtigh, de zaak opdragbt niet langer te verwylen > en voorts de brieven doen inftellen -, waarbyzy hem der Graaf- 't Graarlyk recht, met de waapenen en tytels daartoe behoorende, onder be- lykbeit van fprek ajs booven , aallyk opdroeghen. D'onderfchry vers, van weeghe der Hollandt Ridderfchap en Eedelen , waaren , Otho van Egmondt Heer vanKeenen- Prl» w»- t>urSn »'J* van Wyngaarden , Johan vanMathenes, met yders zeeghel by oranje. ^enaamen • De fteeden, Dordrecht, Haarlem, Delft, Leyde, Amfterdani, Goude, Rotterdam , Gorkum , Briel , Alkmaar, Hoorn , Enkhuizen, Schoonhoove, Edam, Monnikkendam, Oudewaater, Woerde, Heufde, Geertruidenbergh , Naarde, Weefp , Muide , Purmerendt, hadden de zelffte brieven bezeeghelt, en onderteekent door haare geheimichry vers. De Uitrechtfche Staaten, hoewel zelf eertyds van zin geweeft den Prins t'hunner hooghe Ooverheit te verheffen, zich ftootende toen, zoo'tfcheen, aan't kal- len der geenen , diQ voorgaaven, dat de Hollandfche hiermee zochten van d'Algemeenfchap te fcheiden, en zich t'ontleedighen van de laften der fchat- tingen j hadden zulx dien van Hollandt aangefchreeven j doch een wydtluf- tigh antwoordt gekreeghen , dat hunne reedenen ernftelyk weederleide. Maar, als men met het werk voortvaaren zouw, maakten de Amiterdammers, ingevolght by die van Der Goude , groote zwaarigheit. En oft men fchoon hun te gemoet voerde, dat ze zelf meede den Prins aangezocht hadden, en de gemelde opdraght doen bekraftighen, zy bleeven onverzettelyk. Doch d'an- dre Leeden, dies onaangezien, quaamen tot raam ing der punten, die de Prins, t'zyner inhuldinge te bezweeren had. Deeze, naa meenighvuldigh beraaden > werden althans getroffen en vaftgefteltopdeezenvoet. De Staaten van Hol- landt -, Zeelandt en Vries landt, zullen zyne vorflelyke 'Doorluchtigheit, tot Gr-aave en Heere der zelvegeweflen, met zulk gezagh, waapenen, en tytels', als by de voorgaande Graaven zyn gebruikt, aanneemen en huldighen op de naa- volgende voorwaarden. Zyne Doorluchtigheit zal, onder den gewoonlywf1 tytely Hollandt, Zeelandt en Vrieslandt, wet het aankleeven van die, bezitten 0
|
|||
OMBMBMMMMM
|
||||
DER NEDERLANDSCHE HISTORIEN. 887
ënbefchermen als een vry Graaffchap,zonder, dienaangaande, eenighen O over- 15-82.
heer f erkennen, oftyemandtmanfchap te doen. Zywordtgehouden degemelde Landen} en d'ingezeetenen der zelve, te befchutten teeghens eenenyeghelyken, en teeghens alle onrecht, dat hun, waar 't ookzy, weedervaaren zal, naar haat uit erft e vermooghen. Zy kennegoedt, en beaangenaame alle ver bint eniften, aan- gegaan by de voorzei.de Landen met d''andre Neederlandfchegeweßen, oft met eenighe der zelve ■> ook degeene, die gemaakt zyn by 't huys van Borgonje, en by de Landen, met eenighe uitheemfche mooghentheeden, Vorften, Heeren, oft fteeden ; ende naamentlyk meede de naader Vereenighing geßooten tot Uitrecht^ zonder die te mooghen affchaffen, oftyetwes ver andren, dan met toeflemming der Staaten van Hollandt, Zeelandt, en Vrieslandt, Staalf eher wyze daartoe befchreeven. ZyneDoorluchtigheitonderhoude de wetten, voorrechten,vry ~ doornen, en gewoonten, verleent in 'tgemeyn aan die van Hollandt, Zeelandt 3 en Vries landt •, en laat e hun die vreedighlyk genieten, ook zonder aanfehouw . daaropteneemen, dat eenighe der gemelde voorrechten totnochtoe niet zyn ge- bruikt gewee ft. Het zelffte zy ge zeit van de wetten, voorrechten, en gewoon- ten van elk der voornoemde Landen, ook van de Ridderfchap, Eedeldoom, oorden , ft e e den , amptgenootfehappen , dorpen, gehuchten, en andre inge- zeetenen, in 't bezonder, voor zoo veelzy in deughdelyk bezit en gebruik daar- van zyn. Ende, gemerkt dat ter oorzaake van de voorrechten oft vry doornen, verworven van de voorighe Graaven, zwaaregefchiüenfpruiten j zoo ver- leene oft ver nieuw e zy n Door lucht igheit ge ene diergelyke gunften j maake ook geene CP lakkaaten, ftrekkende tot ver andring van denftaat, burgher lyke orde, oft neeringe der Landen, zonder bewilghing der Staaten daaroover verzaamt. Teeghens handtveften, reeds verkreeghen, oft naamaals te verkryghen, ftrek- kende tot naadeelder Landen in'tgemeen, oft van eenigheplaatfen, ampt* genootfch aappen, perfoonen, in't bezonder , zullen de ge enen, die'traakt, zich mooghen voorzien by weeghe van rechte. Zyn Doorluchtigheit zal de grenzen van Hollandt, Zeelandt, en Vrieslandt, niet mooghen verengen, nocht eenighe fteeden , heerlykheeden , huizen , dorpen , gehuchten , oft gronden , onttrekken der Hoogheit, rechtfpraake , oft fchattinge van de zelffte geweflen 5 nocht gedooghen dat zulx by andren gedaan warde. T)e voornoemde Landtfchappen, met hunnengevolghe, ende naamentlyk 't Mark- graaffchap van Kampveer en Vlijftnge, deftadt Br iel, de landen van Voor en a futten , Stryen , famt alle andre fteeden en heerlykheeden , gehecht aan 'tGraaffchap, met de Graaflyke inkoomften ert tollen, heeft mennemmermeer van elkandre tefcheiden by vervreemding , verpanding, oft anderszins: en zy zullen gelyke laften enfehattingen draaghen-, 'ten waar ede Staaten, om goede reedenen, degrensfteeden oft andre,verfchoonen wilden. Doch, dewyl zyneDoorluchtigheit reeds, by tytel van koop, 't MarkgraaffchapvanDer Veer enVliJfinge, metzynen aanhang, bekoomen heeft •> zoo zal dies halven zulx met haar worden gehandelt, dat zy een goedt genoeghen neeme. In gelyken grande zullen ft aan alle plaat f en, die tot kofte der gemelde landen koO' men veroovert te worden -, 't en waar men by voorgaande verdragh, anders bedongen hadde. Aangezien dat meenigherley twift gereezenis, mitseeni- ihe heerlykheeden , fteeden, en dorpen, fchatplichtigh van ouwds neevens die van Hollandt, Zeelandt, en Vries landt h oft van welke de fchattinggel- den den Staaten dier Landen jeeghens Kaizar Kaar el en Kooning ^Philips plaghten te ft rekken j zich, nu eenighe jaar en van de fchattingen der zelffte Landen hebben willen ontlaften-, zoo zalzyriDoorluchtigheit, als Graaf* deheerlykyenvanViaaneenAmeide, Ifelftein, Leerdam, Workum, Kluin- wrt, en andre diergelyke, met de dorpen daaronder behoor'ende> en den aan- kleef\ |
||||
888 V. C. HOOFTS TWÏNTIGHSTE BOEK
I f83. kleef , meede houden onder fchattinggeldt, tot gemeine behoeding der Landu
fchappen -, 't en waar e devoorfchreeve plaatfen, oft eenighder zelve, zich met recht en deughdigh befcheidt 'wijlen te vryden. Zyn' T>oorluchtigheit fait e, zonder voorweet en en verlof der Staaten, geenen handelmet eenighe plaatfen , die, geleeghen zynde buiten Hollandt, Zeelandt, en Vrieslandt zich, neevens de zelve geweflen, onder de befcherming zyner Doorluchtig- heit begeer en te voeghen. Zy vange ook met de Hollandtfche Staaten , oft met de Zeeuwfche, oft met eenighe ft e e den, deelfcher wyze geenen handel aan, om die op andre form oft voorwaarden font fangen, zonder voorweeten en bewillighing der andre Staaten en ßeeden -, op dat alle onlufl en tweedraght geweert warde. Zy handthaave den waar en , ge zuiver den, Chriftelyken Godsdienft, en bezorghe, dat op de oeffening van dien, en 't geen daaraan kleeft, eerftdaaghs, by goeddunken der Raaden, en verlof 'der Staaten, ge- maakt en naagekoomen warde een' algemeine ordening-* dienßigh tot verbrei- ding van Gods eer e en Heiligh woordt, mïtsgaaders tot ruft, vre ede, en wel- vaart der Landen: welke ordening men niet zal mooghen ver'andren, danby toeßemming der Staaten daarop vergaadert. Zy doe niemandt bezonderlyk, van geloofs weeghe in zyn gewijfe ondertaflen, oft achterhaalen , oft tot eeni- ghe ge zint heit bedwingen, nocht gedooghe dat yemandt daartoe gedwongen warde. Zy zal den Hooftman en d'andre van den Hooghen Raade en van den Hoove van Hollandt, ook de Ampt luiden enMajeftraaten, zoo der ßeeden als ten platten Lande, voorftaan, yder in zyne uit munt e nis enge zagh, dat zy , in alle zaaken , raakende den burgerlyken fiandt en 't gerecht , zulke befchikking mooghen doen, als ouwlinx plagh te gefchieden: en zyneDoor- lucht igheit, heeft zich f onderwerpen aan 't gerechte der Landt fch af pen-% 't zelve te doen bedienen tuffen de geweflen, oorden, ßeeden, ampt genootscha- pen , bezondreperfoonen, zoo ingezeetenen als uitheemfchen, voor de armen gelyk voor de ryken, in den gemelden Hooghen Raadt, in dien van 't Hol- landfch Hof, in de ft ee den, en ten platten Lande, zoo wel in zaaken van lyffiraf als in burgerlyke , zulx als naar de voorrechten , gewoonten , be- fchreeve wetten, en billykheit, magh bevonden worden te behoor en j en zjn' 'T) Oor lucht igheit zal de ßeur des gerecht s, oft het uitvoeren van dien in gee- nerley ,wyze verhindren, maar vordren met haaf acht baar heit teeghens eenen yeghelyken. Zy zal, binnen de voorzeyde Landen, teeghens yiiemandt an- drerecht svordring doen, oftgedooghen, in wat zaaken het ook zy, dan men, volghens de wetten, voorrechten, en gewoonten tot noch toe gedaan heeft; zal ook niemandt, gevangen binnen de Landen , daaruit mooghen voeren. Zy doe de ordeningen , gemaakt zoo op V fiuk der Rechtspleeghinge als des Burgerlyken fta?tds , onderhouden j zonder dat men daarin yets ver andre, dan by goedtvinden vanden Hooghen Raadt ende van dien v an't Hollandfth Hof, met ver lof der Staaten daarop beroepen . Zy houde den Hooghen Raadt, ende dien van 't Hof voor zeit, ook de Reekenkaamer van al de Gr aafly keift* koomfien, in denHaaghe j zonder die ampt genoot fchappen oft eenighder^ ve te verleggen op andre plaatfe, 't en waar e by gelieft e der Staaten, als boe- ven . Zy doe met den eerfle 't Leenhof in de gemelde Landen oprechten, wet zulk gezagh en uitmuntenis als ouwlinx is gebruikt geweefl. ^De voortrejfe- lyke ampten, als van Hooft luiden en andre , ook van Griffiers, in den Hoo- ghen Raade, en in dien van 't Hollandfch Hofh van Stadt houder, Raadsluj' den, en Griffier van den Leenhoove-i van Houtvefter, Baljuwen,cDrofien, Burghvooghden, 'Dykgraaven, en Schouten, hebbende bewindt van Hoogw Rechtjpraak -, en alle andr^ diergelyke, zullen ftaan ter benoeminge van de Staat en der geweflen, daar zy vallen: ende zelve Staaten zullen, naa'thoo-
ö ren |
||||
DER NEDERLANDSCHE HISTORIEN. 889
ren des goeddimkens van den Hooghen Raade, en van 't Hollandfch Hof, mits- 1 fH 31
vaaders van de Reekenkaamer, oftvaneenigh dier drie amptgenootfehappen> aan 't welk de zaak meefl behoort, tot het oopenftaande ampt drie bequaameper* foonen voorjleüen $ waaruit zyn' 'Doorluehtigheit eenen heeft te maghti* eben, die zelf zyn beroep zal moeten waarneemen. Andre ampt en, als van }Aeefiers, Hoorders, Klerken der Reekenkaamere, ook van Rentmeefiers der Graaflyke goedren, geheimfchryvers van H Hollandfch Hof, en diergelyke , zullen blyven, ende ft aan ter begeevinge van zyn"T>oorluchtigheit by goed* dunken der voorfchreeve amptgenootfehappen, elke s als booven. Zyn* ï>oor- luchtigheït maake geen' ver andring in dedeughd, oftgang der munt e ^ buiten kewillïghing der Staaten. Zy belette den Staaten van de voornoemde gewef* ten, oft van elk in't bezonder, niet, teverzaamen zoodikwyls als zy zu/x oorbaar achten-, nochte voor te ft ellen, raadt te fiaan, enbeßuitteneemen, zoo als zy tot heyl der Landen zullen dienftigh oordeelen. Zy befchryve fel* ken jaare teeghens den eerften van Bloeimaant, feener bequaame plaatfi > binnen de voorzeyde Landen, de Staaten j die alsdan zullen handelen van 'tgeen'tgemeine befte betreft, ende van't onderhouden der voorrechten, en deezes jeeghenwoordighen verdraghs. Zy beveftighe den Staaten, eiken in 't hunne, hunouwdt gebruik -, ende ft aa hun opnieuw toe, tot ver valling van de laften der Landen, te mooghen doen de omfiaaghen en fchattingen, waar* inzy terminfie quetzinge ge zaamentlyk zullen be willighen -, ende doe , door haare achtbaarheit, de zelve omflaaghen en fchattingen innen. 'Desgelyx zal zyne 'Doorluchtigheit doen innen, oover al de Landen, fteeden en dor* f en, eenpaarlyk, aide gerne ene middelen, tollen $ en fchattingen, reeds in* gemllight, oft naamaals in te willighen, tot onderhoudt der oorlooghe en kfcherming der geweften. Oover de voorfchreeve Landen, oft eenighe der zelve, oft oover eenighe oorden, fteeden, dorpen, amptgenootfehappen, be* zondreperfoonen, zal zy geen' omßaaghen oft zaameling van penningen doen, aft doen doen, buiten voorgaand eendraghtigh verlof der Staaten-, al hadde jchoon 'tmeefte deel der ftemmen daarin bewillight; uitgezonden de noodt - ijke kryskoften, die omgefiaaghen engeïnnet zullen mooghen worden^ op bewil* lighing van de twee derdendeelen der ftemmen van de fteeden en Lee den der Staaten , ten goeddunken en ooverftaan van zyn' cDoorluchtigheit: ende har eenigh gefchil valt, noopende de manier van 't vinden en innen der pen- ningen ; 't zelve heeft men te laat en beßechten door zyne T)oorlucht igheit, ßmteenighen daartoe te verkiezen by haar, uit den Hooghen Raade-, voor welke een y e der zyne bezw aarnis zal mooghen ontfouwen. Zyne T>oorluch* tigheit, willende eenighe beeden oft hulpen, tot onderhoudt van haaren ftaat, oft eyghene zaaken, verzoeken op de Landen, zy gehouden perfoonly kt ever- fchjnen in elkgeweft, en 't zelve verzoek te doen aan de Staaten pleghtelyk wrgaadert. Zy befchryve nemmermeer de Staaten buiten hunne Landtfchap* Pen 3 nochte doe hun, nochte doe doen eenighenvoorftel, nochte zeynde aan de zelve eenighe brieven oft fchriften, dan in Neèrduytfche taal -, in de wel* k zy ook zal doen doen alle afveirdingen , die de Landen oft ingezeetenen \ aangaan. Zy kenne voor goedt, en beaangenaame al't geen de Staaten der voornoemde Landen, in'tgemeen oft in 't be zonder, gedaan oft verhandelt hebben j ende daaronder meede 'de verkoopingen oft verpandingen van de Hwlykheeden , Rechten , Graaflyke en geeftlyke goedren , gefchiedt fee* dert het jaar. vyftienhondert tweeentzeeventigh , zoo wel de geefie die op "f8 naam des Koonings van Spaanje , als op den naam van zyne, 'Doorluch* ttgheit en de Staaten te zaamen , oft van de Staaten aüeen zyn gedaan. **e Staaten voor zeit in 't gemeen j ende die van elkgeweft in 't be zonder, F fff zullen 5
|
||||
^HBBHB^^^MVBW
|
|||||
890 P. C. HOOFTS TWINTIGHSTE BOEK
15$ $. zullen, op de bewaarnü hunner papieren en handtveften, zulke orde mooghen
flelkn , als hun dan oorbaar dunkt, zonder daarin eenighe 'verhindering te lyden van zyn 'Door lue htigheit. Aangemerkt dat het welvaar en der gemeU de handen voorneemelyk beftaat in de zeylaadje , koopmanfehap , en haa- ringvangfl i zoo heeft zyn',<rDoorluchtigheit de zelve, als hunne hooftneerin- gen, voor teftaan, in voeghe dat men ooveral vryelyk vaaren en handelen mooghe: ende zal zy die van de haar ingv aart laat en by hunne ouwde gebrui- ken , om zulx te voorzien als tot noch toe gefchiedt is, op de oeffening en ver- zeekert heit dier neer inge i dewelke zy zoo hooghlykbegunftighenzal, als de voorighe Landsheeren altyds gedaan hebben. Zyne cDoorluchtigheit, als Graaf, zal houden en gebruiken het Ammiraalfchap en gebiedt ter Zee h zoo tot bevryding en befcherming van dezelve-, en van de Landt zaaien , famt hunne vrienden en bondtgenooten , bouwers der Zee, als tot behoudenis van 't recht des Ammiraalfchaps ; zonder dat aanyemandt in te ruimen , dan on- der't bevel zynerT) oor lucht igheit3 ook zonder't zelve te fcheiden oft laat en fcheiden van de Graaflykheit, in eenigher wyze : behoudends > dat aan de ft e eden elke in 't haare, fallen tyde wen 't noodt doet , vryftaa zich ter zee te waapenen, met uitrufiing van oorloghfche epen en volk, teeghens roovers, endiergelykevyandenvan 'tgemeene befte, om dien teweederftaan, de zeU ve aan te grypen, en te ßr offen naar behoor en, gelyk eerty ds by eenighe he- den gepkeght is 3 waartoe zyne^Doorluchtigheit, des verzocht zynde, als Ammtraal, haare brieven van befielling zal verkenen , op de Hopluyden gehören by defteeden. En zyn,cDoorluchtigheit heeft alomme, in alles, de welvaart en voorfpoet der voor zei de geweften , hunner neeringen , en inge- ze et enen op't hooghfte te behartighen : ende oft het geviel, dat hun buiten V Lands, in de zeevaart oft koophandeling, eenigh belet oft moeytenisbejee- ghende, zoo zal'zy't zelve afweer en naar haaruit erft evermooghen. Zy kou- de o op en, en veylighe, buiten tydt van oorlogh , aüe ftroomen en weeghen der voornoemde Landen, voor d'inge ze et enen enuitheemfchen, opdegewoon- lyke t oir echt en 3 zonder eenighe nieuwe tollen, oft wachten van tollen, in te voeren , dan by toeftandt der befchreeve Staaten. Engemerkt, dat de Landtzaaten , onder dexel van 't recht der wilderniffen , grootlyx gequelt worden^ zoo zal zyne^Doorluchtigheit, by goeddunken der Raadenen iet Staaten, de keur, gemaakt op dat ft uk, zulx ver andren en maatighen, dat de quellaadjen ophouden, en 't recht der wilderniffen nochtans bewaart blj- ve. 'De Staaten zullen, neevens zyne T>oorluchtigheit, ft ellen eenen Raadt van twaalfperfoonen, dien zyneT>oorluchtigheit noch twee zalmooghenbj- voeghen, den eenen van de Hooghduitfchejpraak, den andren van deeze Lan- den : met welke Raadsluyden alleenlyk, zyn' cDoorluchtigheit, op alle zan- ken, betreffende de verdaadighing en welvaart der zelve Landen, ook op't verkenen van aüe gunften en weldaaden, die aan haar ft aan, zal ordegee- ven, volghends 't berichtfehrift, te maaken by zyneDoorluchtigheit en de Staaten, op den zelven Raadt: welk berichtfehrift, zoo wel by haar ds by de Raadsluyden zalbezwooren worden,. Zyne 'T) oor lucht igheit kieze 't weeße deel der voorneemlykfte Amptmannen en Eedelluyden van haaren huyze, -m haare lyfwacht, die zy hier naa begheert aan te nee?nen , uir inboorlingen van de gemelde Landen. Zy treede in geen oorlogh, 't zy aanvechtende oft verweerende , zonder bewillighing van de Staaten der voorzeyde Lon- den 3 m'aake ook, naa 't aanveirden der oorlooghe, nocht vreede, nochtbe- ft andt, zonder gelyk verlof. Zy gaa ook, buiten gelyke bewillighing van de Staaten der voorzeyde Landen, geenerley verbondt aan, met eenighe vreemde Moogentheeden, Vorften, Heeren, Landtfchappen, oftfteeden. Zy doe naakoo- |
|||||
DER. NEDERLANDSCHE HISTORIEN. 891.
fjten de ordening, gemaakt oft noch te maaken op den krys handel, en d'oover- 1 eg h
treeders firaffen naar verdienfte. Zy houde haare daaghlykfthe woonplaats in een der voorfchreeve Landtfchappen, zonder buiten de zelve te vertrekken, of- te te blyven , dan by verlof der Staaten. Wyders heeft zyne Doorluchtigheit den gemeiden Staaten , fallen tyde, wenzy zulx op haar verzoeken, bezon- ierlyk in te willighen en te vergunnen zulke punten, als zy, uit de blyde in~ koomflen der Hartoghen van Brabant, en uit het verding, geßooten tot Bor- * ieaux met den Hartogh van Anjou, zullen begheeren te gebruiken tot voor- deel der handen. Zy zal, als Graaf en Heer van Hollandt, Zee landt en Yneslandi , tot onderhoudt van haaren flaat , aanveirden engenieten de Imdsheerlyke goedren , gelyk zich die jeeghenwoordelyk bevinden j en de %elve doen regeeren en koomen in eene bor ze, oft als in eene kajfe, gelyk de Graaflyke goedren van Hollandt en Zeelandt ouwlinx geregeert zyn geweefi: yjelverfiaan, dat de laßen van Renten, wedden , en jaargelden, daar op ft aan- ie, fampt alle andre onkoßen , altyds gedraaghen by de Graaven en Heeren der Landen , zoo tot bediening, des gerechts als anderszins , vooral daar- uit moeten worden betaalt : zonder dat men de zelve goedren , in 't geheel oft deel mooghe vervreemden , verhopen > bezwaar en j oft verzetten , in temgher maniere *, uitgezeit aïïeenlyk by zulke verkooping, als zyne Door- lucht'igheit en de Staaten noch zullen doen, tot aflofßng der laßen, fiaande althans op de zelffie goedren: des hebben de Staaten te ver zorghen, oft by vermeer dr ing der v'oorzey'de goedren oft anders, dat zy mooghen firekkentot genoeghzaam onderhoudt van den ft aat zyner Doorluchtigheit. Oft het ge- karde ( 't welk Godt verhoede ) dat zyn' Doorluchtigheit teeghens deezë funten, oft eenigh van die, yets deede, en 't zelve met der daadt niet beeter- ie, des verzocht oft bericht zynde •> zoo zullen de voor zey de Staaten, fampt de Amptluiden en ingezeetenen der gemelde Landen , met der daadt, van alle eeden e%beloften, gedaan aan zyn'Door lucht igheit, gevfydten ontftaa- $en weezen •, de voorfchreeve Landsheerlyke goedren weeder aan zich moo- $en neemen j ende voorts zulken voet op 'tftuk des Landtbefiiers, als zy dan te raade vinden. Naa 't ooverlyden zyner Door lucht igheit, zullen de Staa- ten eenen haar er wettelyke zoonen, den bequaamften naar hun oordeel, tot Graave aanneemen: behoudends dat de zelve, f zyner inhuldinge, hun be~ loove en zweer e f achtervolghen al de voorfchreevene, en andre alzulke pun- ten , als zy dan , naar de geleeghenheit des tyds engefteltenis der zaakenf bevinden ten gemeinen befte der Landen te dienen. Zyn' Doorluchtigheit ui den Staatenwan Hollandt, Zeelandt, enVrieslandt, in'tgemeyn-, en- ie dien van eiken gewefte j famt den Regeer der en en ingezeetenen der ft eeden > 'm't bezonder -> plecht elyk beloovenen zweer en, aide b o ovenver haalde pun- ten getrouwlyk naa te koomen: waarteeghens de gemelde Staaten in 'tgemeyn j inde die van elk Landtfchap -, ook der fieeden Burghermeeßers en Regeer- ders in V bezonder 5 daartoe bezonderlyk gelaft by't lichaam van de ft eeden $ tft by de geenen , die haar lichaam uitbeelden -3 weeder zydelinx by pleghtï- $en eede zweer en ende belooven zullen, zyner Doorluchtigheit, alsGraa- ve der voorzeyde Landen, gehouw , getrouw , en gehoorzaam te wee- Zen , naar behoor en. Alzoo de Hollandfche Eedelen ende fieeden , als uit- leidende de Staaten van 't zelve gewefi , op den zeevenden dagh lefileeden van Wintermaant, Staatfcher wyze hebben oovergeleevert, aan handelt van zyne Vorftlyke Doorluchtigheit * de * Weeder brieven , noopênde de ^ Réïi- aanneeming zyner^Doorluchtigheittot Graave en Heere van Hollandt,, Zee- veifaal-.' wndt en Vrieslandt^ ende men , daarnaa , door eenighe perfoonen bezon- brieveri; «erfykgemaghtight van de zelfße Staaten 5 getreeden ts in onderhandeling, Ff ff i oever
|
|||||
\
|
|||||
89z P. C. HOOFTS TWINTIGHSTE BOEK
1583. oover zeekre punten en -voorwaarden, ontworpen döororde der Staaten , om
daarop tekoomen tot behoorlyke inhuldinge zyner^Doorluchtigheit: zoo heeft zy eyntlyk in de boovenuitgedrukte punten bewillight 3 ende zyn de zelve Staal-jeher wyze beflooten , by de voornoemde Staaten : weiverjt aan dat al 't zelffie by de Vroedfc happen der fl e eden zal bevejlight worden. Aldus ge- daan by zyne'Doorluchtigheit en de Staaten 'voornoemt, in denHaaghe, op den naafließen dagh in Wint er maant des jaar s vyftienhondert dr ie ent achten- tigh. Dit befcheidt was onderteykent by 's Prinfen geheymfchryver Bruy- nink, en den voorfpraak vanHollandt, Paulus Buys. Verfcheide tuffenvaU lende hindernifïèn fchorften nochtans der Staaten befluit, noopende 't plee- ghen der inhuldinge, tot op den vierden van Zoomermaant naaftvolghen- de. Toen maghtighden zy den Raadshooftman Adriaan van derMyle, en Jonker Johan van Mathenes , om , neevens eenen derden , dien de Prins verzocht zoude worden hun by te voeghen , te gaan proeven, oft die van Amfterdam alsnoch , tot gelykzinnigheit met de meefte Leeden , te ver- fpreeken waaren* en, in geval vanwangebpor, hun oopentlyk aantetuy- ghen , dat men verftond , het voltooyen d@s werx daarom niet langer te ilaaken. Jonker Rutger van den Boetfelaar , en de Raadsheer Sebaitiaan vanLoozen, met eenen Heere vanLeyde, werden gelaft, de zelve boodt- fchap ter Goude te beftellen. Maar , eer de gemaghtighden verflagh van hun weedervaaren deeden , ooverleed zyn' Doorluchtigheit. Op den zee- 1 f84. ventienden des jaars vyftienhondert vierentachtigh werd , tot Antwerpen T>agb van de geheugenis van 't uitdryven der Franfoizen vernieuwt, met af kunding 't verdry- fat men dien dagh t'elken jaare te vieren hadde. 'S nachts daaraan beftond ven der Aldegonde, met een deel Antwerpenaaren en krysvolx uit de naafte plaat- uïtAn Cn ^n' een'toght naa Lier: waarbinnen hy verftandt hield met zeekrenWal- pen wordt ^cnen Hopman , die in krakkeel geraakt was met eenen Italiaanichen, ge- daar be- naamt Odoardo Lanzavecchia, Ooverfte der bezettelingen. Mits de duy- voolen te fternis, en de diepte der weeghen, beliep hem de morghenftohdt eerhyde vieren. reyze voltrekken kon -, welke weederfpoedt een'grooter verhoedde. Want Aldegon- de Waal, naa ontfank van eenigh geldt uit zyn' handen, had pays gemaakt met des verhöre denOoverfte, en hem alles ontdekt. Waarop, ter zelffte nacht, vier ben- jag op jen rUytrenbinnen Lier gekoomen waaren, en gereedt, neevens getal van knechten, om deStaatfchen te betrappen. Aldegonde , ziende geen'kans voor dien tydt, dacht op eenen andren den aanilagh te hervatten. Veinzen- . de dan gekoomen te zyn om een'loop te doen, en kennis vandegeleeghen- tuffen de neitte neemen, zond hy etlyke paarden fteèwaarts aan, en begaf zich met zynen en de reft op de hertredt. Toen ftortën de Spaanfchen ter poort uit, enplotfe- die van lyk op zyn' paarden, die ftrax de vlucht naa hun gros koozen, 't welk ftal Lier. hield en zich t'fchrap ftelde. Hier werd heftelyk gevochten , met merkly- Doodtvan ke neêrlaagh ter een' en ter andre zyde. Onder vedcheyde peribonenvan Hopman naame } bleef 'er Hopman Gysbert Leoninus verllaaghen 5 waardigh ge- eornnw, mej^t te worcjen } zoo om Zyn manhaftigheit beweezen ten uiterfïe toe, moediQbêit a^s om ^e gelykmoedigheit van zynen vaader Elbertus, Kanfeler van Gel- zynsvaa- derlandt , die, verftaande de doodt zyns zoons, zonder zichyetwestont- ders. zetten , zachtzinnelyk antwoordde; Wen hy ter werelt quam, wiß ik "'f De spaan- hy daaruit moefl fcheyden. Om dit getyde vielen de Kooningfchen lterK
febenvallen inde Veluw , en braghten met ftroopen en moorden alles onder verding. in de ve- doch njeiden >t >er booven drie oft vier weeken niet -, mits Hohenloo hun hmnen'™ ^en toevoer quam affhyden, ende honger ried naa 'tgeweft van Zutvente fer niet Meeren , dat ook een' maaghre weide was, Op den njegfenentwintighiten harden. aavondt deezer Louwmaant, wies 't huys van Oranje met de gehoor |
||||
DER NEDERLANDSCHE HISTORIEN. 893
eenes zoons, van wien de Prinfes gelagh tuffen achten neeghen uuren, bin- 15-84.
nen Delft 5 tot oovergroote vreughde van dehoovelingen, burghers, enalle Prins Free- rechtzinnighe Hollanders, dien 't hart oopen ging door 't denken dat zynu drt^ Hen~ eenhoofcvan deezen bloede en hunnen eyghen landtaardtte verwachten had- nKv*no- den. Tot Gent volghde men vafl den aangevangen zydgang; en ftrooyd' 'er rmje, boexkensuit, dryvende in'teerftdathet, nocht met den Spanjaardt, nocht J^/." itiet den Franlbis raadzaam waar te verzoenen5 thans, dat men, onder voor- waarden van goede verzeekering, zoude, zonder 't gewifle tequetfen, met den Kooning van Spanje mooghen daadingen. Dit, hoewel bondighlyk wee- derleit by een ander gefchrift, willen nochtans eenighen tot Gent zulx te doen fmaaken, (te meer mits de Heer van Montigny, althans Markgraaf van Ren- ty uit den hoofde zyner gemaalinne, nu tot Wettere, een Dorp tuffen Gent en Denremonde, de Schelde toegepaalt, en ter weederzyden befchanfl had ) datzy? naawatydelgelaats van te willen 00verkoomen met de Walfche ge- weflen , zich entlyk verfloutten hunne meening rondelyk te uyten j en te weeghe braghten dat op den vyfden vanLentemaanr beflooten werd, inge- fprek met Parma te treeden, Hierop maakten gemaghtighden , aan hem gezonden , tot Doornik , een beflandt van drie weeken 5 ende quaamen jye &„„ tot Gent, als gyzelaars , de Heer van Manuy , Steêvooghdt van Aude- tenaarsbe* naarde , en een Spaanlch Hopman genaamt Segura , die by Imbyze ging |w» met t'huys leggen: waarteeghens zeekre Gentfche burghers zich by den Landt- ?«™at* vooghdt vervoeghden. Om dit te verbloemen , fchreeven de Regeerders handelen' der ftadt aan d'Algemeine Staaten , aan die van Braabant, aan de Ma- ?ƒ**£ jeftmat van Antwerpen en BrufTel. T>at zy, gezeeten naafi den vyandt, de JL ^m ; jeeghenwoordighe geleeghenheit, gefchaapen zelden eeven fchomte verfchy- nen om tot een' goede vreede te raaken, niet hadden darren verwaarlooz^en, en eenighe onderhandeling aangeheeven. Zy wilden nochtans", zonder Bondtge- nooten raadt, niets met hunne we er par thy beßuytentn 't Gezonder voor hunne burghery, dat tot naadeel van den waar en gezuyverden Godsdienfi, oft van de voorrechten, oft van de Vereenighde Landtfc'happen , flrekken moghte ; maar zich ßandtvaßelyk houden aan d'Algemeinfchap: en ver zocht en, dat den andren Lee den der zelve mee de geliefde gemaghtighden uit te maaken. Voor den ontfang deezer brieven, hadden der Braabandfche Staaten gemagh- ïighden, vergaadert tot Antwerpen, en de Wethouders der zelffle ftadt, al kundfchap gekreeghen van 't geen onderde Gentenaars omging,* en hun wel ernftelyk aangefchreeven, met erinnering van hunnen plicht, voorflel van de voorleede geichiedenillèn, enveele reedenen, dat zy zoodaanigh een begin van handel zeer bedenklyk oordeelden > en uit het voltrekken van dien, verre laltigher noodt, dan de jeeghenwoordighe, tegemoet zaaghen. Naar denzelven zin antwoordden d'Algemeine Staaten, en de voorzeide gemagh- tighden der Staaten van Braabant j desgelyx d'Ooverheit van Antwerpen en Bruflel, zeer manhaftelyk. Meer vermoghten de bezending en brieven # der Gentenaaren op die van Brug en 't Vrye, uit oorzaak die wat naader te vernaaien flaat. De Prins vanChimay , hellende in 'theymelyk , als boo- Bedryfdes ven aangeroert is , naar den Spanjaardt, had fchier al 't krysvolk , dat in Pr'mfen Vlaandge noch ooverfchoot, indenoordt van Brug gebraght, en onder een van chi- regement; zich zelfKornel van dien gemaakt, enjakob vanLalaingHeer m*pot van Lesdain > zynen Steehouder $ den zelven binnen Damme, en Arent van Bru&' Groeneveldt binnen Sluys, tot Ooverilen gefielt. Hy gebruykte, tot zy- nen naauwllen raadt, eenen Louys Dennetieres , zeer doortrapt j en ee- j^n Jan'Haren Valenchiener , weeder aangenoomen tot Wallenen Predi- kant binnen Brug , teeghens 't goeddunken van veelen , naa zyn afvallen Ff ff 3 en
|
||||
8p4 F- c HÖOFTS TWINTIGHSTE BOEK
15-84. en haaien van vergiffenis onder den Hartogh van Alva, om zyne middelen
te behouden. Chimay, om, zonder wekking van quaadt vermoeden, d'On- I roomfchen in den haat teeghens de Franibizen te fterken, en 't herroepen van Anjou te beletten, verzuymde naauwlyx eenepreeke, engingyverigh, zoo
't fcheen, ten Aavondtmaal. Eenen Priefler, betrapt op Mifle, deed hy in 't misgewaadt met Kelk en Auweloover ftraat voeren tot in zyn Hof, jaamen zeit, dat hy den geheilighden wyn, tot fmaadt des Pauzelyken geloofs, den omflandren toedronk . Oover de hondert Roomsgezinden had hy ter ftadt Brugge doen uitzetten. Thans, als hem 't fluk des Franfchen handels ge- noegh verwart docht , liet hy hen meeflendeels weeder inkoomen 5 en maakte hun dietich, datzy, niet hun, maarden Hoogh baljuw Gry ze, den Burghermeefter Kaazenbroodt, en andren, dien hoon wyten moeften. Dit oopende 't oogh aan Gryze en zyn' parthylingen. Der halven, naader acht, geevende op Chimays wandel, beflooten zy ten laatfte, zynen perfbon in verzeekering, en uit het bewindt, teftellen; endedeeden hieroover raads- pleeghen met Oranje, in Slaghtmaant des naaflverleeden jaars, tot Middel- burgh, door den Heer van Lookre, Maximiliaan van Hoorn. Oranje vond ge- voeghlykft, hem derwaarts, ter vergaadring der Staaten te troonen, neevens de gemaghtighden van Brug en 't Vrye; alsdan, in zyn afweezen, de dingen op vafter voet te brengen; ende hem, zoo 't noodt deede, in bewaarnis te houden. Met dit befcheidt quam tot Brug Noël van Karon, Heer van Schoonewal, ge, maghtight van 't Vrye ter vergaadring van d'Algemeine Staaten. Maar Gryze en zyn' aanhangers, weetende genoegh, dat men Chimay, die vericheyde uit- vluchten voorwendde, tot de Zeeuwfche reyze niet bepraaten zouw, liet Ka- ron te rug keeren, om echter te verftaan oft zyn'Doorluchtigheit hunbefluit konde toeftemmen. Terwyl men 't werk dus fleepte, kreegh 'er Chimay ee- nighe lucht af s en deed, daaroover, den Heer van Lookre, dien hy de meefte fchuldtgaf, op den tienden van Louwmaant deezes jaars vierentaghtigh, in des zelven huys verzeekren. De achtbaarheit van Gryze en Kaazenbroodt by de burghery beichermde hen, dat pas, voor gelyke weederwaardigheit: doch hy befchrobde hen fchendigh in de zaameningder Majeftraat, zoo van 't Vrye, als * Nota- van Brug. Waardoor hun gezagh zeer kleynde, mits de Wethouders en * Aan- fele. zienlyken fchu w van hun werden, om Chimays arghewaan te fchuwen. Den Schotfchen Kornel David Boy de had hy in 't heymelyk omgekoft, ende dat re- gement op zyn handt* desgelyx noch vyf oft zes andre vendels. En het quam 'er Hechts aan, op de harten der gemeynte te winnen. Daar moghten vy ventwin- tighduyzent zielen zyn j en het achtfte deel deed geen' oeffening van den her- vormden Godsdienft: doch veele bonden zich, nochtaan den eenen, nochtaan den andren. De Roomsgezinden,getroofr. van hem onder den duim, loeghen in de vuift. Die tuilen beide zweefden, dachten om de keur niet te vechten, als zy maar vreedigh leeven moghten. In deeze gefteltenis der ftadt neemt Chimay zyn' ffonde waarden leit telaft aan Kaazenbroodt, die van Sluys verwacht werd, dathy, metde foldaaten, muitende aldaar om betaaling, zeekerverdragh, ftrydigh teeghens de voorrechten , had aangegaan. Hy roept eenigheOudt- burghermeefters en Aanzienlyken by een* doet aan den aavont de burghers in t geweer koomen 5 en Iaat verluyden dat Kaazenbroodt, ter genaakend« nacht, Franfche en andre bezetting in fladt mey nde te brengen, met voorweeten en hulpe van den Hooghbaljuw Gryze en den Burghermeefter Dominicle. Kaa- zenbroodt , tot Brug gekeert, verhaalt wat tot Sluys verricht was Daarop doet Chimay de Gentfche gezanten binnen ftaan, met fchry ven meldende 't befluit tot paishandel, en met dubbeldtvan andre gelyke brieven te voore afgeveir- dight, dieby den Hooghbaljuw en de Burghermeefters waaren achtergehou- den? |
|||||
-1
|
|||||
.DERNEDERLAND S'CH E H IS TOR IE N. 89?
den, uit zorgh dat de gemeente allerley verding, zonder onderfcheydtomhel- 1584,
zen zouw. Dit blindtdoeken hunner Meederegeerderen werd zeer quaalyk ge- noomien. Men hield, drie nachten lang, de burghery in waapenen -} en ver- gaderde , den tienden van Lentemaant, de Leeden der ftadt hierop. 'S nachts te voore waaren Karon en van der Warke Loontrekkendt Raadsman der ftadt Antwerpen, gemaghtighden van d'Algemeine Staaten, daar gekoomen. On- aaiigezien hun vertoogh ten teeghendeele, werd geflemt by beide de Leeden, Die van van Brug en 't Vrye, zich te voeghen neevens die van Gent, en handel met den Brug U- vyandt aan te vangen. Met dit verflagh keerden Karon en van der Warke tot ß^en d'Algemeine Staaten^die daarop eenen langen brief aan Chimay en de Regeer- mecde mt ders van Brug en't Vrye fchreeven, om hen te doen wiflèlen van opzet. De \aïnfa,te Hooghbaljuw, uit de gunfte des volx gefchupt, en gewaarlchuwt dat Chimray m e m * opzyn leeven toeleidde, vertrok naa Zeelandt, daar hy nieuwe middelen tot redding der zaaken voordroegh. Naa beraading met den Prins van Oranje, die toen in Hollandt was, werd goedt gevonden, dat de Heer van Haultain, met vyf hondert mannen, pooghen zouw Brug te bemeefteren, op den achtentwin- tighften der maant voorzeit. Maar Chimay, des verkundfchapt, deed, met chimay byftandt van Boy de, 's daaghs te voore de Burghermeefters, en noch verfchey- verandert de Wethouders en Burgherhopluiden vangen j voorts de Majeftraat, af, en'erdeWët*. oopenbaare Spaansgezinden in de plaats zetten. Waaroover de deftighite poor- ters naa Sluys en Ooftende vlooden. De Heer van Lookre vond ook gelee- ghenheit om t'ontflippen. Een' andre zwaay naamen de dingen tot Gent 5 daar . d Jan van Imbyze, hebbende 't zelffte voorneemen als de Prins van Chimay, dan „AAt fm fot 'tzelffteontzighniet, nocht ook de ftoffe eeven leenigh om ze naa zynen zin Gent. te kneed en, nochtans met geen' gelyke behendigheit te werke ging j maar in 't brouwen van verraadt, doorooverdwaalfchebalddaadt enzyn'eighe reuke- loosheit, verraaden werd. Luiftrende naa den Gyzelaar Segura en den gevan- gen Heer van Champaigney, liethyzichinleiden totheimelykverftandt met den Markgraave van Renty -, zoo verre, dat hy beftondliem een deel iparren, planken, horden en ladders toe te veirdighen, om de graft van Denremonde i'ooverbruggen, en een bolwerk te beklimmen, 't welk Waker Sethon belooft had te leeveren . Hy beval dan, op den drieèntwintighften van Lentemaant, yaH etlyke ponten en Ichuiten met het voorzeide gereedlchap te laaden , om imbj^e 's nachts der Schelde af te vaaren. 'T welk, gemerkt by veele luiden, byfter meint Deti- aditerdenken en morren baarde. Als eenighe Scheepenen hem hier oover aai> remonde te fpraaken, kreeghen zy tot antwoordt, Hy wifl wat hy voor had: V werd om vm**den, voor deel gedaan: de tydt goud' het uitwyzen. 'T volk echter, hiermee niet ge- paayt, maakte zoo veel fporrelings, dat de fcheepkens niet voort raakten. Als ten volghenden daaghe de Majeftraat vergaaderde, en gefchil oover dit ftuk ontftond, deed Imbyze, om fchiïk te maaken, en het deur te dry ven, zyn kornels vendel in 't geweer voor 't Raadthuys verlchynen, 't zelve rondom be- zetten, de keetenen fpan hen. Toen fpringt 'er een tenStadhuyzeuit, ont- Weldight den Serjant zynen Hellebardt j .roept de burgh'ers te waapen. Strax rukken de omftanders rappier en dag uit j andren grypen, 't geen gereedft was, mdevuiit. Zy omringen de Ibldaatenj diegedooghen moeften dat men hun* ne Bevelhebbers ving', en daarop verliepen. Terwyl voorts de ganfche bur- gher y op de been raakt, brengt men drie brieven te voorichyn > twee geichree- yen uit Denremonde aan Renty, den derden van hem uit Wettere aan Imby- 2e j die alle drie, gezonden by eenen trompetter aan Segura, onderichept waa- reri • Die van den Markgraaf hield in, T>at hy zich verwonderde oover V mar- Ten der pkyten met ßormtuygh: de breedte der graft was dr ie hondert voeten: er naaße nacht zouw de aanflagh gefchieden, en Sethon zyn woordt volbren- Ffff 4< gen.
|
||||
%96 P. C. HOOFTS TWINTIGHSTE BOEK
i ƒ84- gcnMexi beneemt Imbyze zynBurghermeefterampt,Kornelfèhap en lyfwadu
van twintigh oft dertigh zoo helbardiers als moskettiers -, haalt drie (lukken ge- ffp wordt fchuts uit zynhuys jende (telt hem in hechtenis: desgelyxRoelandtJork,En- gevangen, geliehen Hopman, zynen meedepleegher. Franfois van den Ketulle, Heer van Ryhoove, die binnen Denremonde gebood, werd terflondt hieraf verwittight, ende deed den Steehouder Walter Sethon aantaften. Deeze bekende, 't werk , ten verzoeke van Imbyze en Jork, aangenoomen te hebben, ook eenigh geldt daarop ontfangen van Imbyze, en met brievengeweeft tezynby denPrinfe van Parma. Waaroover hy, op den dertighften der zelve maan t, met de gal« ghe geftraft werd •, voorts gevierendeelt; de deelen aan de poorten gehangen, 't hooft geftelt op een' (laak, en 't bolwerk daar hy gemeint had den vyandtin te laaten. Ryhoove voorzagh zich niet noch zes vendelen, hem toegeftuurt van den Heere Tempel, uit BrufTel. In plaats van Imbyze maakte men, tot Gent, Voorfcheepen oft Burghermeefter,Jonker Kaarel Uitenhoove, eenen man geleert en Onfpaanfch, maar die quaalyk teeghen zorgh moght. 'T uic- breeken van deezen bommel deed de Onroomfchen opwaaken, en verkoelde zulx hunne vuurigheit in'thaakennaavreede, dat zy de handeling met Par- ma gebrooken wenfehten. Niettemin, door nyverheit der S'paansgezinden, en ilappigheit der andre parthye, werd ze noch een' wyl achtervolght. Te Handel deezer tydt handelde men weeder ernftelyk met den Hartoghevan Anjou, met Anjou door Anthonis van Lalaing, Heer van La Mouillerie, fämt de Heeren Aflè- gaatwee- iiers enjunius, gefchikt aan hem van d'Algemeine Staaten. Die verftendigh- der in ^en Zy } ^y jfchryven van den achtentwintighften in Lentemaant > hoe zy iwmg* bykans hunnen vollen eyfch verworven hadden. 'T welk hunne meefters en den Prins van Oranje zeer verquikte. Op den neeghentienden van Gras- maant , quaamen zy uit Vrankryk tot Delft, met weltrooftelyke brieven van den Hartogh, die ook aan de fteeden van Gent enYprezeeraanmoe- ïpregaat dighlyk gefchreeven had. Maar die van Ypre, aallyk uitgehongert, naa wer aan dat het ontzet tweemaals geproeft, en 't volk op de vleesbank gebraght ge- deniand- weeft was, door beftier van Chimay en de zynen; daadingden, den nee- voQghdt, ghenden der gemelde maant, met den Heere van Werp , Grootbaljuw van Kortryk , Ooverfte des belegs , op deeze voorwaarden. T)e Heer van Market, en twee Hop luiden ter keure des Heeren van Werp , zouden zy- ne gevangenen weezen, tot dat zy dertienduyzent gulden ranfoens betaalt hadden. T>'andre inlandfche Hopluiden , Bevelhebbers en foldaaten, zou- den vertrekken met dag eri deeghen, zonder vendels en trommels: d'uitheem- f che , met vol geweer en pakkaadje, zonder vendels en tromftagh. Zy alle, zelfs de Heer van Market, hadden eedt te doen van in zes maanden geene waafenen teeghens den Kooning te draaghen. Al 't gefchut en krys- tuygh moeften zy ßellen in handen des Heeren van Werp ; de gevangenen binnen derfiadt, daar laaten. 'De Vrouw van Market moght , met haare kin- dren , gezin, en huysraadt, verreyzen werwaarts het haar geliefde. T>e bur- gher s en inwoonders zouden vier perfoonen, te noemen by den Heer van Werp , aan hem in hechtenis keveren -} doch, nochte de Grootbaljuw derftadt, nocht eenighe Scheepenen daar onder begreepen weezen. 'Tvoorleede müdryfzoww niet gedacht worden. T)e verjaaghde geeftlykheit had weeder in ftadt •> w tot haare goedren , te keer en , al waar en ze ook vervreemdt. Allen inge' zeetenen ( uitgezonden de voorzeyde vier } werden drie maanden vergunt > om te vertrekken, zoo zy wilden , met hunne tilbaare haave -, ende die zien met der woon begaavenjn onpartydtghe Landen, zouden 'tgenot hunner on- roerende goedren behouden. Tpre moe ft hondertduyzent gulden, tot ranjoen op- brengen-3 d'eene helft binnen vyftiendaaghen^ d'andre binnen een vierendeel jaars-
|
||||
DER NEDERLANDSCHE HISTORIEN. 8c?/
jaars. De Predikanten liet men buiten 't verdragh: doch zy werden, onbe- i f 84. fchaadight aandenlyve, ter ftadt uitgeholpen, die Italiaan&he bezetting in- nam. Devieroovergejeeverdeperibonenzyn naamaals ontflaakt, mitsbetaa- lende twiiitighduyzent gulden. Thans herwydde de Biflchop de kerken, en deed de lyken oft het gebeente der geenen, die Onroomfch gef torven waaren, opgraaven, en naa'tgalgheveldt voeren, DeGentfchegemaghtighden, ge- laft , vooral, vry gebruyk van den gezuy verden Godsdienft te bedingen, en van de voorrechten hun benoomen door Kaizar Karel den Vyfden, uit zajk van weederipannigheit; werden vaft liftelyk 'opgehouden by den Prime van Parma, denkende hen wel tot beeter koop te kryghen, wen hy, met Brug en'tVrye, die, ziende den Prinfe van Chimay naar den mondt, zichrekke- lyker toonden, eerft genoeghzaam klaar konde raaken. Op den tweeden van Bloeimaant quam de Hartogh van Aarfchot tot Brug, quanfuis zynen zoon bezoeken ; in der daadt om hem in zyn opzet te ftyven. Ten teeghendeele vond zich daar, van der Staaten weeghe, de Heer Junius} om hem echter tot zynen plicht te vermaanen. Doch hy voer voorts, zonder zich daaraan te kee- ren. Als nu't verding in flaat van fluiten was, gaf Parma den Gentenaaren eenighe daaghen beraads, om de zelffte punten t'aanveirden -, met de welke de gemaghtighden, vertwyfelt van de vry e oeffening te verwerven, t'huyswaarts keerden. Daar rotten de Spaansgezinden3 op den vyftienden van Bloeimaant, °Proer Aer voor'tRaadthuystezaam,om'thaaprendewerk, met heevigheit, en gewaa- sPaans2e- penderhandt, deur te dry ven ; vraaghende, Waar zy nuflaaken, die denpays ^w en m verworpen. Zy wilden dien j 't kofle wat het moghte -s en wien 't liefofleedt Die' j ■ waar. De weêrparthy, verre fterkft, grypt hierop flux't geweer j bezet eens- komt hun deels de veften } de relt ftreeft naa de markt toe. Toen flryken de muiters den quaalyk,. moedt, en van de plaats af. Men vatd.e voorbaarighften by den hals, waar- De pap- mee eenighen hunner naamaals boeten moeiten; hakt den vreedehandel glad handel af, met beiluit van, tenuiterfte toe, der Algemeinfchap t'aankleeven j ont- mldttf- biedt ook hulp van Antwerpen en Bruflel, die zeeven vendels knechten, en &eJnee(*en' twee kornetten op ver zonden. Met deeze, neevens 't krysvolk dat 'er te vooren wasj fcheen de ftadt genoegh verzeekert. De ruiters keerden kortelinx wee- der naa Bruflel, en voerden met zich den gevangen Hopman Jork 3 die daar, vtnuu- door voorbeê van vrienden, zitten bleef, tot dat hem Farneeze verlofte. Al- ning van dus ontfchoot het den Prinfe van Chimay met Gent. Hy, wiens pays reeds in chimay in 'theimelyk, door toedoen zyns vaaders, geflooten was, had zich ook fterk ge-*'f verbea- maakt, Sluys, Ooftende, en Damme tot eenerley verzoening, neevens Brug ??.^f"" en'tVrye, te beweeghenj pooghende de bezettelingen te bekooren, door-' cT-f*/ _ eenighe betaaling, en toezeg van volle, die tot laft der ftadt Brugge ftond. Maar jmden zy gaaven fchoone woorden, om hem geldt af te melken; en Arent van Groe- door Arent neveidt, Ooverftevan Sluis, dien hy waande op zyn'handt te hebben, ver- van Groe- klaarde, als 't op 't nypen ging, zich met de zynen voor d'Algemeine Staaten. neveidt. Binnen Ooftende gebood de Heer van Mortagne, ende ftond het quaalyk ge- Ooßeflde fchoorenj hadden, ten aanporren des Prinfen van Oranje, de Hollanders en W* 00^ Zeeuwen niet belooft den foldaaten te voldoen, en veirdighlyk een' goede fom *£* stee- penningen opgebraght. Dit, en de vlyt van Hopman Jakob Tutelaar, hield voo„\^t voorneemely k die plaats aan der Staaten zyde. Ook quaamen, zoo hier als tot van Dam- Sluis, d'uitgeweeke Bruggelingen wel te pas, om de zaaken ten befte te ft uu- me houdt ren. De Heer van Lesdain, Steèvooghdt van Damme, hield zich aenden het met Prins van Chimay: waaroover de bezettelingen, anders gezint, de fteede ver- cimu) • lieten, zich pynende 't gefchut en voorraadt van oorlogh meê naa Sluis te ilee- ■ beut~ Pen> 't welk hun, door vyfhondert man', gezonden van den Prins van Chi- ^f<?» roay uit Brug, belet werd. Bitterlykfpeethethem, nerghens naa alles te kun- naa J/^. nen
|
||||
ScjB P C. HOOFTS TWINTIGHSTE BOEK
15-84. nen keveren, wes hy den Prinfe van Parma had fmaak gegeeven -, maar ziende
# zyn' hoope bouwvalligh, en duchtende voor nieuwe moeite, die Oranje hem brouwen moghte, ipoeyd' hy 't verdragh , 't welk door zyne gemaghtighden, en die van Brug en 't Vry e, met den Markgraave van Renty, den Raadshooft- manvan ArthoisRichardot, en den geheimfchryver Vaflèur, tot Doornik, op den twintighften getroffen werd, en onderteekentbydenLandtvooghdt Verdraqb °P^en tweeëntwintighften van Bloeimaant. 'Dien van Brug , Damme en van die van 't Wrye zouw alles vergeeven zyn, waarin zy zich voorheen moghten hebben te Brug, buitengegaan. Hunne rechten, gewoonten , en vry doornen, fionden te onder - Damme en houden, gelyk voor de beroerte. De voor zeidefteeden hadde men metgeene be- 't Vvye met zetting te bezu 'aar en, dan met inheemfche ter noodt, en by goeddunken van de LA Regeerders. Alle fchat tingen en tollen, opgeßelt in de beroerte, zouden afge- & ' fchaft worden -3geene nieuwe ingevoert, dan by bewillighing 3 naar 't ouwdege- bruyk. De gemelde ßeeden en Landt zouden degemeene middelen, toen gank hebbende, mooghen in fleur houden tot voldoeningvanr enten en andreSchul- den j mits dat de betaaling aan geen' vyanden gedaan wier de. Dejeeghen* woordighe ingezeetenen, mits geene vyanden blyvende , en de uitwy kelingen die op dit verding wilden inkoomen , zouden hunne renten, uitftaandefchul- den , en ontilb aar e goedren genieten, en weeder aanveirden, niet teeghenftaan* de dat ze aangetafl , verkof t, oft anderszins vervreemdt waaren: ook de be- zet telingen der fteeden in dit verdragh begreepen worden, mits begeevende zich onder ys Kooninx gehoorzaamheit oft naa onparty dighe plaatfen. Elk, die 'niemandt arghernis gaave, zouw zynsgeloofs ongemoeit blyven } en wie Onroomfc hen Godsdienft begeer de t e oejfenen, mooghen vertrekken naa onpar* tydighe Landen; ook, wen 't hem geliefde, wee der keer en, mits geen' vyandt* fchap betoont hebbende; ende met zyne goedr en, roerende en onr-oer ende, doen naar zyn welbehaaghen. Allegegeeve vonniffen zouden ft adt gr ypen: doch de zaaken mooghen betrokken worden voor hoogher gerecht, onaangezien dat de gewoonlyke tydt daartoe verft re eken waar e. De ouwde verbinteniffen, ge- maakt met het Heyligh Ryk, oft met andre Mooghentheeden, tot vordering van den koophandel, zouden in kraft blyven, en, zoo 't noodt deede, vernieuwt war* den. De voornoemde fteeden en Landt hadden te vertyghen van aller ley ver- kondt, aangegaan in de beroerte, tot naadeel zy ner Majefteit. De ooverdragh- f ten {indien'er eenighe gedaan waaren^) van Lands heer lyke goedr en, zouden 'nietgelden. Alle, zoo geeftlyke als weirlyke luiden, hebbende 's Kooninx zy- degevolght, oft zich onthouden in onpartydighe oorden, zouden weeder bo- men in't bezit hunner onroerende goedren, renten, en uitftaande'JI-hulden > om die te genieten van den dagh deezes verdings af, zonder aanfehouw of eenigherley vervreemding der zelve y uitgenoomen'tgeen verbeezightwas tot *Publyk. veftighing van fteeden, tot ftraaten, markten, oft ander * gerneintiykge* bruyk; waarop men gemaghtighden hadde te laß en, om de waarde der gronden te doen uitkeer en aan de eyghenaars, oft anderszins bequaame orde te ft ellen', ook zoude hun, en desgelyx dien van de voorfchreevefteeden en Landt ? oopen ft aan, naa zich te neemen hunne tilbaare haave, die in weezen bevonden wier* de-, be houdends nochtans dat men zoo ter eene als ter andre zy de, niet zouw mooghen eyjfchen eenighe uitkeering van vruchten der onroerende goedren' zelfs met van 's Kooninx inkoomften, gefpilt by de zelve fteeden en Landt ■> 't en bleekedat bezondreper'fonendaarmeehunvoordeel'gedaanhadden■>pon- . der ooverftaan van Majeftraat oft Rechter, dien naar gewoonte toequam ken' nis daar af te neemen. Alle ontervingen, maakingen t giften ter zaake van de doodt oft onder de leevendighen uit haat om 'tgeloof, zouden ter weederzyden vangeene waarde gehoudenworden. Deeze waaren de wxghtighite der voor-
waar- |
||||
DER. NEDERLANDSCHE HISTORIEN.
gaarden. Tot omhelzing der zelve gunde Parma den Gentenaareri acht, aan i ƒ84,
d'andreVlaamfche fteeden en ge weften vyftien daaghen, naa 't af kundigheii der verzoeninge. Dat geichach tot Brug op den vy veiitwintighften der maant j jiietgrooteltaatfy, en ontfteeken van vreughdevuuren, Daarnaaverfcheen Chiniay tot Doornik voor den Landtvooghdt, diehemheuslykontfing, en cbimaf bedankte voor zyn* dienften. Thans vertooghhy, zieh gelaatende noch al £eiaat ü^ van 't Hervormde gevoelen te weezen, naa zyne Landtgoedren in den oordt ec terf®n* van Brug, met den Predikant Jan Haaren *, ende, keérendefint allenskens tot ge^tte de Roomfche Kerke, zond naa Spanje zynenHofmeefter, die voor eerftvan Mn-, maai den Kooning niet dan gun ftighe brieven kreegh. Jan Haaren verloochende k$en al- naamaals weeder zyn geloof onder de Jefuy ten t'Antwerpen. Maar der jprin- lemkem felle van Chimay mishaaghde dit bedryf haars gemaals, dermaate, datzy, tot den fcheydende daarom van hem, naa Hollandt vertrok, en woonplaats in den Romßle^ Haaghe koos. In de naaftleggende fteeden baard' het zoo byftre verfleeghenis G°ds(llenfi'° niet, als raazende verbolghenheit. De Gentenaars; hebbende twee Span- j^'L. jaards en eenen Italiaan gevangen j fneedenhunverwoedelykneuz, ooren, tleeghx ét en rechte handen af -, eenen Hooghduytfche de rechte handt en voet i ende tooren 00- ftuurden hen zoo naa Parmaas leegher toe. Tot Bruffel wurghde men drie ver chi- Kooningiche ruyters in de zaadels. Twee Spanjaards , twee Borgonjers, maysban- vier Italiaanen, vier Neêrlanders, werden t'Antwerpen op de zelve wyze del' A gedoodt. Wreetheeden , gepleeght met voordacht miflehien , om den Wm?,. vyandt tot diergelyke te terghen, op dat de gemeente, door verfche verbitte- « jj _ ring, 't hart ganfchlyk van dén pays aftooghe. Parmaas volk, tot weêrwraak, cc^en, fchond ook acht burghers van Gent, die zich onder brieven van vrye hoede ZwaM ten platten Lande vonden * met affheê van neuz, ooren, en rechte handen •, wiß in ende liet hen zoo, op berden, ter ftroom af, naa fladt dry ven. Weenigh Vrieslandn daaghen voor 'tomfläan van Brug en 't Vrye, reeznieuween zwaare twift in Hof}enlo° Vrieslandt, uit het misnoeghen der Eedelen, die, by zeeker vertooghfehrift, vr°°r de behandight aan den Stadthouder , den gemaghtighden ter regeeringe ver- ™™ Us~ fcheyde fnoode ftukken verweeten. Met beflechting welker moeite , veel zutvem tyds en geleeghentheeden om den vyandt te krenken, verquift werden. Een* Graaf goede kryszeenuw, zoo te voet als te paarde, onder Eedel Henrik, Baftaart Adolf van van Brunswyk, had zich in fbldy der Algemeine Staaten begeeven , uit den ^wwr- dienft vanden KeufvorftTruxes, wienszaaken nute gronde waaren, Met mar en dit volk, en ander, gezaamelt uit de bezettingen, ten getaale van ontrent Mm* tien duyzent, fleet Hohenloo Gras» en Bloeimaant, om de weldighe fterkte / dtm opdeVeluw, teeghenooverZutven te dwingen. Naa veel verlooren arbeyds n0o\idt en kofles, werd hy teraade, een' halve maan van verfcheyde blokhuyskens, vanCeldet en fchanswerk dat ze tzaamen hechtte , te flaanvanden oever ter eene, tot enzutvem aan den oever ter andre zyde van de vyandtlyke vefting. 'T welk de zelve niet 'w flaatft alleen, maar ook de ftadt Zutven in groote benauwtheit braght; te bet, mits *" Graa~ op den boodem van dat Graaffchap de Staaten Lochum, 'thuys te Dort, en vfn v*m. ^eer plaatfen, wel bezet hadden. Ook lagh aan denooverkantderYfïèle, % ei^!f' wet eenighe troepen, Graaf Adolf van Nieuwenaar en Meurs; die onlanx by Bru„ en «e Staaten tot de Landtvooghdy van Gelder en Zutven, in plaatfe des Graa- 'tvryever- ven van den Berghe beroepen was. Verdugo, niettemin* fpysdeibmtyds de kimt voor ftadt, by middel van flerk geleyde. In Zoomermaants beghin verklaarde Vmdm Wen die van Brug en't Vrye voor vyanden} en verbood fcherpelyk eenighe der &taa~ gerneenfehap van koophandel oft andre met hun te houden: korts d,aarnaa %\ - f zelffte, ten opmerke van alle die onder den Spanjaardt gezeeten waaren. ien knde werden alzoo de^ verlofgelderi afgefchaft: 't welk zonder veel weer- Menfcbafe preekens niet toeghing. Om den toevoer van lyftoght en krysgereedfehap, de verlof- dien gelden af4
|
||||
5>oo P.C. HOOFTS TWINTIGHSTE BOEK
1584. dien de vyandt uit Embden kreegh, te beletten, hielden d'Algemeine Staa- staatfche ten, opdeEems, etlyke oorloghfcheepen ■, die ook zeekre groote fcheepen eorlogh- gelaaden met grof zout, en willende naa Embcferlandt, ophielden. Hier- fibeeptn op oover fchikte de Graaf van dat geweft gezanten aan de Staaten, op dat zy zvn' om den' ^roomen en onderzaaten, als kennende geenen hoogher booven hem, dan toevoer ten Godt enden Kaizar, ongefteurtlieten. In minlyke en eerbiedighe woorden vyandt te werd hun tot affcheydt gegeeven, 'Dat de Staaten vaßlyk befloaten hadden weeren, alles te weeren, wat tot gerief hunner weederparthyeflrekte, *De zoutfehee- penwasmen ooverboodighfontflaan, onder ver ze ehr ing $ dat zy, nochteby oover dr aght, nochte by eenighe andre manier, waarop de Kooning van Span- je, om fcheepen te bekoomen, onder de handt liflelyk toe leidde, zouden aan hem oft de zynen gebraght worden. Terwyl Oranje en de Staaten zieh aldus tfchrap ftelden teeghens de dwarsheit des geluxen den voortgank der Spaan. . fchen i als nu de zaaken in Vrankryk op goede maate ftonden; ende, door mid- deling der moeder, de misverftanden tuilen dien Kooning en zyne broeder geflirt fcheenen j zulx zyne Majefteit hem hulpe, tot redding der ]M eêrlanden, had toegezeit j begon den Hartoghe van Anjou, op den eerften van Bloei» maant, het bloedt tot alle oopeningen des hchaams uit te vloeyen, als oft de aadren, door kraft van ryden te paarde gebrooken waaren, Welke quaale hem, allenskensgezwakt, en kunnende geen* ipyze nuttighen, totChafteau Thierry, op den tienden vanZoomermaant, in'tbeginzyns eenendertigh- DeHar- ftenjaars, afmaakte. De doodt, als betracht lang te voore, ftondhyzeer togb vm ftandtvaftelyk uit, met bewys der hooghfte Godtvruchtigheit: en verhaalde Anjou 00- meerwerfs, dat hy al zynen trooft op de verdienften en 't bloedtvergieten van ycrljdu den Heere Jefus Chriftus ftelde. Kort vanperfoon, maar wel gezet, bruyn van hayr, ooghen, en troony, dezelve wat gezwollen en wanlchaapenvan pokputten en grof heit der neuze , is hy geweeft j van aardt, veranderlykj ftreng, meêwaarigh, grootmoedigh, welfpreekende , braafdaadigh, ftaat- zuchtigh, onruftigh, gezwindt. Voor pays tweemaals gemaakt, en han- gende aan zyn leeven, had Vrankryk hem te danken, 't welk, ftraxnaazyn ooverlyden, in onontwarrelyken krygh ftortte: waardoor de Kooning aan 'tmeseensverraaders, fheuveldè, en dat allerbloeyendfte Ryk, jammerlyk verfcheurt, en tennaafteby uitgerooit werd. Hebbende, korts voor zynen fterfdagh, oorlof verworven van den Kooning,3 om uiterfte wil te maaken, fmeekte hy dien, by gefchrift, om vergiffenis van de beleydingen, door hem aangevangen in 't Ryk: hoewel geenszins tot eighe baat, maar om 't zelve tec- ghens uitheemfche waapenen en inwendighe beroerte te verzeekeren. Hy be- dankte voorts breedelyk zynen broeder, voor 't groot erfdeel hem vergunt: en klaaghde ,~ Hoe't hem fmartte , geen middel te hebben tot belooning van veele eedele en andre luyden verarmt in zynen dienfl. 'T)at hy ontrent driehon- dert duyzent kroonenfchuldigh was, en te blyder uit deeze werelt zotwfehey- den, zoo zyne Majefleit haar woordt daarvoorgaave -y op dat hy der opfpraan ontginge, van der ellendighe menfehenhaave, traanen, en zucht en, in zyn lykhol gefleept te hebben. Onbeholpen met prachtighe uitvaart, badhj-, dat men lieverde onmaatighe koflen, gewoon daarin gefpilt te worden, aan bet aa- * Credi- Ungzyner * vertrouwenaaren beßeedde: weezende zyn wenfehgeen*aanzien- teuren, lykegraffleè van broofcheflof, maar een' onverganklyke in de harten der zynen ■ 'Dierflondhem en den Ryke de vrundfehap der Neederlanden j dier de tj'tel'vav Hartogh en Graaft zulx hy diesweeghe noch veel aan diegeweßen te goede had, Zeeker, aVt recht, verworven op de zelve door be zw oor e verdingen-) liet enfehonk hy aan den Kooning en zyn' naazaaten. Hy begeerde dat Kamb- rik i v erkreeghen en bef eher mt met 's Kooninx middelen > den Ryke tot een vo - |
||||
DER NEDERLANDSCHE HISTORIEN. pot
werk diende 5 en dat men de burghers vernoeghde, die zich zgo trouwharte-
Uk in &yn' armen geworpen hadden : dat daar ent eeghen zyne Majefleit al 't pezagh en recht j V welk hem oover dießadt toequam , aan zich naame, en de ifigezeetenen voortaan verdaadighde. Hy had willen begraaven zyn, als Har* to^h van Brabant, en Heer der andre Neederlanden, met de waapenen der Zelve: maar 'sKooninx-Raadt ontried' het, uit zorghevan den Spanj aardt te vertoornen . Ten zelfden inzighte iloegh de Kooning de befcherming van Kamerik af. Scheidende nochtans noode van een* (ladt zoo wel geleeghen om zyne grenzen aan dien kant te verzeekren, liet hy ze quanfliis zyner moe- der behouden, tot dat zy voldaan waare van haar recht op Portugal: welk Kooninkfyk zy voorgaf haar, met ge weidt, van den Spanj aard t t'onbruyk gemaakt te zyn . 'S Hartoghenlyk, gebraght met treffelyke ftaatfy tot Paris, en daar hooghlyk vereert, werd, naa 't pleeghen der kerkzeeden, ten laat- (Ie, tot Sant Denis, in de grafkelder zyner voorouwdren, geborgnen. 'T Was tevoore opgefneeden van wondtheelers, die verklaarden eenighe plekken van knaaghmg daarin bevonden te hebben 5 der wyze dat'er groot bedenken van vergif viel. Zeeker de Spanjaardts beweezen wel, dat hun 't middel niet fcheelde, wen zy maar de geenen, die hun in den weeghe waaren, zaaghen daaruit te helpen. EenFranfchHopman, gebynaamtLeGoth, gevangen, weynigh maanden te voore, onder den Markgraaf van Rysburgh, werd ge- dreyghtaan denhals, om dat hy zich eens met zwem men uit de hechtenis ge- redt had; 'ten waar'hy derSpaanfcheMajefteit eenighen merklyken dienft doen wilde." Men verghd' hem eerft een bolwerk van de fchansterNeuze 5 daar zyn vendel lagh, te lee veren. Le Goth (miflchien om geloof te win^ nen, als die niet üchtveirdelyk yet aannam, en 't aangenoomen te volbrengen dacht) zeyde daartoe geenen raadt te weeten. Toen verzocht men hem, toe te leggen op den perfoon des Prinfen van Oranje. Waartoe hy, naa veel aan- fpreekens en beloften van milde verghelding, zich geliet te bewillighen; zeg- gende wel geleeghenheit te zullen vinden, om venyn te mengen in een'pot- taadje van paalingen, die denPrinie naa den mondt was. Los gelaaten hier op 3 by goeddunken van Parma, voor een' maant lolds om fchalk oogh te ver- hoeden , quam hy ter Neuze, en oopenbaarde zyn weedervaaren daar 't be- hoorde . Ten ingaan van Lentemaant leftleeden, bedroegh een Vries, gehee- tenAukema, eenen Hans Hanszoon, koopman tot Vliilinge; en meldde, uit hem verdaan te hebben, hoe hy, door bezondren haat gevat op den Prins, dien in d'een' oft d'andre maniere dacht te verdelghen. T>at Hans, in een* kel- der , onder 'tfladthuys, daar zyne <rDoorluchtigheitgewoon was te herberghen^ iïlyke tonnen buskmids meinde te zetten, om ze aan tefleeken wen zy maaltydt hielde: oft in de kerke, ontrent hetgeftoelte des Trinfen, een myne tegraaven, enkruyds ge?ioegh, daarin ver borghen, tedoen jlaghmaaken door eenjoopend vuur, als het pas gaave : oft in een huys, ge huurt teeghen oover de Fr an- fche kerk tot Middelburgh ■> drie oft vierhundert gelaade mos ketten te leggen, °n ze te loffen op denTrins en zyn ge zelfc hap ■> in'tvoorby gaan: oft eynt- i)'k i zoo geen van drien gelukken wilde , met eygherC handt, waar hy zyn jchoonfl zaaghe , zyne cDoorluchtigheit om te brengen 5 en Vlifjinge in stands gewelt te ft ellen. Dit verhaalde de aanbrenger , teffens getuygh, en enkel. Waaroover Hans , gevangen zynde , alles loochende. Doch, jcherpelyk ondervraaght, bekende hy 't ftuk, en van 't zelve gehandelt te hebben met den Spaanfchen Ambaflädeur in Vrankryk : werd derhalven onthal(t, zyn hooft op een' ftaak en de veile der ftadt geplant. Hylietee- ^n zoon naa, die zich Jan Stramman noemde , ende toen in Italië was. üeez) ongewoon armoe te lyden 3 en ooverfors van inborft, quam puurlyk Gggg van
|
|||||||||
1^84.
|
|||||||||
Hopman
Le Goth aangevoch* ten om de fcbans tet Neu&e te verraaden;
tbam om Oranje iomljven» |
|||||||||
Ham
Hans&oon,
koopman tot Vliffin* ge, denk} den Prins van Oran- je^met buf~ jekruïdt op te Maaien, oft op andre wj-Leomte by engen; Maar
wordt ge- meldt en geßraft met den ^waarde * |
|||||||||
9o2 P. C. HOOFTS TWÏNTIGHSTE BOEK
1584. van daar tot Vliffinge, om de doodt zyns vaaders te wreeken aan den w«
|
||||||||
gher: en, waarneemende zyn' uure, doorftak hem op eenen winteraavonrT*
vermoordt als hy in'topfluitenzyner deure ftond. Ontkoomen oover 't ys der fleem- f* |
||||||||
^»rfrf«- reyZd' hy weeder naa Italië j hield zich een' wyl tot Veneedje ; ende zouw
renner, en ge"rne cjen krysdienfl; der VereenighdeNeederlanden aanveirdt hebben, waar elTtoteen hem geen' vergiffenis der bedreeve mansflaght ontzeit geweeft. Seedert quaadt zworf hy een' wyl van plaats tot plaats ■, ging eyntlyk ten oorlogh vaaren eyndt. onder de Ridders van Malta: en hebbende een' muytery helpen brouwen' werd verweezen , om op een' dwersplank buiten boordt te ftaan , door! fchooten en in zee gevelt te worden. Welken uitgang , zonder 't minfte teeken van fchrik oft berouw te toonen , hy , zeggende in d'andre werelt te zullen vertellen , wat huys in deeze de Ridders hielden , zich getrooft- te: waardigh geroemt om zyn onbezweeken hart, en waardigh beklaagt om zyne reukeloosheit. Wyders, in 't begin vanGrasmaant verfcheentot Delft een jonggezel van zes- oft zeevenentwintigh jaaren , kort van geftal- Laatße te, donker van opzight, zich noemende Franfois Guion, zoon van Pieter toeleg op Guion, die, gebooren tot Lion, gehu wlykt tot Bezangon, aldaar, oover zee- 's Pmfen kren aanflagh tot vordering van 't hervormde geloof, en ter zaake van 't eeven* zelve , was omgebraght. Veynzende eenen brandenden yver tot den ge- zuy verden Godsdienft, liet hy zichvlytigh vinden zoo ter aavont- alsmor- ghenpreeke; en droegh altyds de Plälmen, den Bibel, oft eenigh ander boek in der handt, om zich aangenaam te maaken by 't hofgezin van Oranje. Den Prinfe gaf hy te verftaan, T>at hy, gereyzt van Bezangon, ontrent twee jaa- rengeleeden , in voorneemen zyner ^Doorluchtigheit te koomen dienen, was op- gehoudengeweefi tot Luxemburgh, by zynen neefgenaamt 'Du (Pré, geheym- fchry ver van Graaf Pieter Emfl van Mansveldt, Ooverfie vandatgewefl. 'Dat hy, dienende voor opper klerk onder Du 'Pré, 's Graaven zeeghel dik wyls tn zyn' maght gehadt had; en eenpaxken met vlieghende afdruxels van '/zelve met zich gebraght. Daarmeede, meynd'hy, moghte men yets aan- ßaan teeghens d'een oft d'andre fladt van dien oordt: oft, zoo Luxentburgh te verregeleeghen waar, zy zouden ten minfte den befpiedren, en andren die door 't Landt tooghen, teflaade koomen. DenPrinfè, ziende daar meê niet veel bezonders uit te richten, viel in, dat de Maarichalk van Biron, dien men 't gebiedt oover Kaamerik toeleide , de afdruxels zouw mooghen gebruyken aan vrye reizbrieven, voorde booden tuffen die (ladt en Brunei. Dies beval hy den voornoemden Guion etlyke druxels hier te laaten, en met de refte naa Vrankry k te gaan, in 't gezelfchap van Noël van Karon, Heer van Schoone- wal, die toen derwaarts gezonden werd, om denHartoghe vanAnjou aan te dienen der Staaten befluit op 't geenLaMouillerie, AfTelïers en Junius, met heni gehandelt hadden. Karon, in Vrankryk gekoomen, zond deezen Guion te rug, met brieven meldende 't ooverlyden des Hartoghen * Naa't Jeezen der zelve, deed de Prins, gehuyft in'tkloofter van Sant'Agatha tot Delft, en leggende noch te bedde, hem voor zich koomen, omd'omftan- digheeden dier doodt breeder uit hem te hooren, Hier waare zyn' Door- luchtigheit, van den valfchen Guion , ( zoo hy naamaals bekende ) ge- dolkt geweeft, hadd' hy 't geweer by zich gehadt. Als men, daarnaa, hem aanzeide, dat hy weeder vertrekken zoude, wees hy dat nochtzyn hoozen nocht fchoenen dochten, en verzocht watgelds: 't welk de Prins hemdeed behandigh'en. 'S andren daaghs befteedd' het de booswicht aan een paar finkroeren , die hy kocht van twee foldaaten der wacht j en krakkeelde met den eene , om dat hy hem weigherde teirlingloodt te maaken. Ten volghenden middaaghe , tienden in Hooymaant, toefd' hy op 's Prinfen
afkoo-
|
||||||||
MM
|
|||||
DER NËDERLANDSCHE HISTORIEN. $g
af koónien, en maand' hem, in 't gaan naa de taafeJ, om eenen P vryereyzbrieß i ffty,
met beevende ftem , en zoo verbaasdelyk , dat het de Prinfes bewoegh tot vraa- * Pas- ghen , wie die menfch met dat quaad' opzight was. Waarop zyn' Doorrueh- pöorh tigheit antwoordde, dat hy zyn affcheydt begeerde, 't welk men zoude gereedt maaken , Teeghens het eyndc der maalcydt, voeghd' hy zich byde deur der eetzaale, met den mantel op de flinke fchouder, de flnkroers aan den riem: en rnaakende, als de Prins uittrad, gelaat van den vryereyzbriefte eyflchen, greep het eene, en fchöot af op hem. De Prins, voelende zich terftondt gepraamt Hy wordt van d'uiterfte noodt , fprak, Heere Godt, weefl myner ziele genaadigh. Ik bén doorfchoo- zeergequetft. Heere Godt, weefl myner ziele, en deezen armen volke ,genaa-ten tot digh. TefTens begon hy te fuyzelen, en werd gefchorft byJonker Jakob van De^' Malderé zynen ftalmeefter. Toen zette men hem op de trap needer, En als zyn zufter deGraavin van Zwartfenburgh hem in Hooghduytfch vraaghde, oft hy zyn' ziel niet in de handen van Jelüs Chriftus beval, braght hy eenJaa uit; zyn jongde woordt. Voorts droegh men hem op een bed, naa de voor- zeydeeetzaal, daarhy, eerlang, zynen geeft gaf, injeeghenwoordigheitder Prinfellej die, wonderlykontftelt, als hebbende haaren vaader, eerftenge^ maal, ende nu den tweeden, door moorddaadt, verlooren, Godt, met bondi- ghe gebeeden, om geduldt aanriep. De moorder, zynde op zyn verzet (d'om- ftandersniet} ftak flux op der loop. Vliedende 00ver de achterplaats , door de ftallingen , liet hy't ander linkroer vallen . Uit gekoomen in de School- ftraat, viel hy zelf oover eenigh ftroo: doch, ftrax weeder gereezen, klom op de vefte, om zich te waater te begeeven, als twee dienaars des Prinfen, gevolght De Moóï^ Van andre, hem achterhaalden, en aangreepen . In't eerft was hy volfchrix: dergevm* dan, gebraghtinde ftallingen, en merkende dat men hem bewaaren wilde, &en> bedaarde wat,op hoope miflchien, dat 's Prinfen doodt geneeghenheit tot zoen metdenSpanjaardtbaarenmoghte,endatmen, om gevoeghlyker daar toe te raaken,hem verfehoonen zouw. Als een der dienaaren hem voor eenen ihooden fchelm fchold, antwoordd' hy, Ikben 't niets want heb gedaan naar 't bevel van mynen Kooning. De dienaar vraaghde van welken Kooning. Van den Kooning van Spaanje, zeyd hy, mynen meefter. Wordende ter zelve huysdeure inge- leidt, daar hy uitgekoomen was -, aanfchoud' hy ze, en flaakte deeze woorden^ 0poort e, ghy hebt my bedr ooghen. Ik zie wel dat ik een doodt man ben. 'T ge^ nicht van dit helfche bedryf vloogh ter yl de ganfcfie ftadt oover, en baarde grouwzaame ontfteltenis. Men floot 'er de poorten : yghelyk fprak vuur en vlam , en donderde met afgryzelyke vloeken op den verraader. Dien braght men 'naa de kaamer des * bewaarders van 't Hof. Daar vergaaderden *Cbtt$ë* de Wethouders, enbegoften hem t'ondervraaghen. Toen eyfchte hy pen, ge. inkt, en papier, en beloofde, als weezende een gevangen man , de naakte waarheit voor te ftellen, die hy nochtans met eenighe beuzelingen bewim- pelde , om (zoo 't fcheen) den Prins van Parma niet te bekladden. Hyfihreefi zJne ^* genaamt te zyn Balthazar Gerat ds, gebooren totViUefans in 't Graaffchap y™enu By van Borgonje, en al langen tydt in wille geweeft van denPrinfe 't keven te ** nP va neemen. Tot bewys van dien, hadhy', oover zesjaaren, binnen Dole, eenen handt-vont blooten dolk , uit al zyn' maght, in een' deur e ge duwt, wenfchende , oo-'t^n\^nni verkiyde , die ft eek in 't hart des 'Prinfen van Oranje. Waar oover een Jan Willems Pont hier , van Virret in Borgonje , hem berifpt had, by brengen- de dat het hem niet tóe quam de handt aan Vorftente flaan. Seedéftzyri ken- nts van V Kooninx vonnis teeghens den Prins , was hy herwaarts gekoo- men 5 om het te werke te leggen. Maar , hoor ende zu lx gefc hie dt te zyn door eenen Biskayer , had hy tot Luxemburgh zich begeeven > in dien/i ^wjan 'Du Pré , geheimfchryver des Graaven van Mansveldt. Ver nee- Gggg % mendej
|
|||||
po* P. C. HOOFTS TWINTIGHSTE BOEK
I ^84. men^e 5 daamaa, \r Prinfen behoudenis, hadhy welgewenfcht , öw? 2^72 &/?*£
ƒ £ volghen , vanT>u Pré te fcheyden, hoopende toegang by Oranje te vinden door 't aanbieden van etlyke vlieghende zeeghels des Graaven j maar was dan door dit, dan door dat beletfel, opgehouden geweeß. Eyndtlykwashy^ met oorlof verkreeghenin Lentemaant leftleeden, naa Triergereyzt > had al daar zyn of zet ontdekt, en de zeeghels ge toont aan zeekren Jefuyt, die hem ried'denPrinfe vanParma alleskundigh te maaken. T>it hadhy gedaan, tot 'Doornik, door eenen brief by hem zelfmgeftelt en oovergekevert. Maar, dar« rende geen antwoordt verbeyden, uit anxt dat Parma 't ooverdraaghen van de zeeghels quaalyk neemen zouw, was hy met de zelve tot "Delft gekoomen; voorts gezonden naa Vrankryk, onder Kar on j ent e rug ge ft uur t, f zynen verzoeke , met brieven van Anjous aflyvïgheit. Spit f ende fint het vernuft op allerley middel i en vindende niet geleegheners dan den f?rins, in 'tgaan terpreeke oft ter maaltydt, oft in 't keer en, te doorfchieten, had hy, van twee finkroers, gekocht'sdaaghs te voor e, het eene gelaaden met drie koeghels, en geloft op 's Prinfen borfi. ' Taffchieten van V ander, daar twee klooien opftaa- ken 3 was hem belet door den toeloop der trauwanten. 'Twelkhemgrootlyx ver- droot: die-t wenhy zich althans oover duyzent mylen zaaghe, herwaarts aan zoude peuren, om zynen aanßagh te volbrengen. Men vernam by h'ern, twee blaazen, wat bol van windt; ook een pypken om ze bet te doen zwellen: met behulp der welken hy ge waant had oover de fteêgraft te zwemmen . Hy ftofce voorts veel van zyn' ftyfzinnigheit in dit voorneemen. 'Dat hy 's daaghs te voor e meinde 'tftuk te beft aan -3 dan het naaliet , fpeur ende ge enen wegh om font/lippen : maar , toen hy 't aanging , zich zulx gemoedight vondt dat hy niet zouw gezwicht hebben, al waar de 'T rins omringht ge-weeft van vyftigh duyzent gew aapenden. Jaa 't zelf ft e, kond* hyfiechts, zoud'hy her- vatten : zynde hem zeer leedt, dat de Prins ( dit werd hem diedfch ge- maakt ) noch leefde. Op zyn vraaghen oft de zelve gewondt was , zeyde men hem jaa: en hy daar op, 'Dat verheughtmy gr ooi~lyx, met verzeekering dat hy der doodt niet ontgaan zal. In de gevankenis, verklaard' hy, ongepy- nightj booven 't verhaalde , 'Dathy, hier te Lande, met geenen menfche, van zynen toeleg gefprooken had -3 maar tot 'Doornik metGery, Minrebroe- zjn ma- der •> 'DotJoor in de Godtheit. Gepynight , bekend' hy gefterkt te zyn in der beken- zyn opzet, door den zelven, die hem daar op zynen zeeghengegeeven had'. tenis 3 voor 'De Jefuyt tot Trier had het zelve bekent gemaakt aan drie andre van zynor- ende naa, 't de j en hem toegezeit, dat hy, koo mende te ft erven op der daadt, in het getal fynighen: jer martelaaren zouw geftelt worden. Onder het tweede folteren} was zyn' Ooi^ daar ^gjy cjeiljs ? <£)af foy} rekende, als een arm ge zei, eenighgoedt te verkryghen > de zaak te kennen gegeeven had aan denPrms vanParma, die hem beval daarafte fpreeken met den Raadsheer Affonleville. 'Deez, naavertooghder zwaarigheeden, die 't ßuk aankleefden, had hem ge zeit, dat hy den Kooning van Spanje eenen treflyken dienft zouw doen: maar, zoo hy betrapt wierdi den Prins van Parma niet melden moeft. Noopende d'onbequaamigheeden van toegang ten hoove des Prinfen van Oranje, hadhy ge antwoordt, zich te zulle® uitgeeven voor eenen Franfois Guion, verarmt door 't verbeurt maaken van vaaders lyfen goedt; ende wyders der wyze draaghen, als booven verree- kent is van hem gedaan te zyn. 'T welk de Raadsheer zeer goedt gevonden had, hem vermaanende tot voort sv aar en, enweederom biddende dat hy im- mers den Prins van Parma niet bewroeghen wilde.. Ten naaften daaghe vol- ftond hy by 't voorzeide, en voeghd' 5er toe, onder ander, buiten pyne5Dat hfi bereydt tot zyn werk, was gekoomen met de twee finkroers aan den riem, onder den mantel s en de e zen alleenlyk op de flinker fch ouder had laat en hangen •> |
||||
DER NEDERLANDSCHE HISTORIEN. pof
om temin vermoedens tegeeven. Noch oopenbaard'hy, verftendighttezyn 1584.
door Aßonleviüe, dat (Parma de zaakprees, welgeneeghen hem te helpen aan 't loon begreepen in den ban: en dat men, om de gemelde afdrukfels onnut te maaken, den Graaf van Mansveldt zyn zeeghel zouw doen van forme veran- dren. T)e zelffle Raadsheer, merkende dat hy zich geenszins keerde aan zee- kre zwaarigheeden hem echter vertoont, had gezeit, Gaat heen myn' zoon, zyne Majefleit zalu al haare beloften houden ,, endeghy eenen eeuwighen naam winnen. Waarop zyn antwoordtgeweefi was, 'Dat hy hoopte zichyvrigh genoegh in 't hervormde gevoelen te veinzen, om dienfl te kryghen by eenenge- heimfchryver, en den Prins te doorflooten in 't onderteykenen van eenighen brieft dien hyhemzouw mooghen toereyken. Naa 'tpynighen bleef hy noch daarby > T)at hem niet rouwde zich des werx onderwonden te hebben $ jaa 't zelve 3 waar 't noch te doen, zouw ter handt trekken, almoeft' het hemduy- zent lyven koflen. Dikwyls liet hy zich verluyden onder 't pynighen, T)at hy dieplaaghen om zyn' ouwde zonden leed, geenszins om 'tftuk aan den Prins be- gaan , waarmeede hy, als een vroom voorvechter der Roomfche kerke , den Hee- mel verdient had. Daarentuffen ontviel hem , dat hy 't gewaaght had uit begeerte naa rykdoom, Gegeeïïelt, toond' hy den Rechteren de ftreemen der roeden, en pafte op zich de woorden gefprooken door Pilatus van den Hee- re Chriftus j Ecce Homo, Ziet daat den menfch. 'S daaghs naa 't ooverlyden zyner Doorluchtigheit, lagh haar lichaam gebalfemt ten toon in 't bedde j 's Prinfey daar't, met onuitfpreeklyk bewysvangrondtlyk hartenwee, enmetoover- lic^aam vloedt van heete traanen, bezightight werd. Tot ondervraaghing des moor-ten mn ders, en 't oordeel, waaren gemaghtight de Heeren van den Hooghen Raadt ^€ r' " ' ende 's Hoofs van Hollandt,famt Scheepenen der fteede Delft* die te zaamen 00ver hem dit vonnis velden. Hy zouwgebraght worden op eenfchavot van 't Stadthuys -3 zyn' moorddaadighe rechte handt gefchroeit, en afgebrandt met een toe fluit end engloeyendyzer -3 zyn dikfie vlees uitgebemt en af gene epen, tot zes plaatfen, met gloeyende tangen 3- zyn lichaam leevendigh gevierendeelt, van beneeden opwaarts}- zyn buyk opgefneeden -3 't hart uitgerukt, en in zyn aangezicht geworpen; 't hooft afgehakt, en gefielt op een' ft aak en den School- t oor en achter 's Prinfen huyzing 3 de vier deelen gehangen op de bolwer- ken van vier poorten der ftadt -3 zyne goedren verbeurt gemaakt. Op den dertienden der maant , als men hem aankundighde , dat hy zich berey- den zouw om 's andren daaghs te fterven , vei lloegh hy zich byfterlyk; vervloekte dat hy ooit binnen cDole den pleit handelleerde , wenfchende een fchaamel ambachtsmangeweeft te zyn, zoo hadde hy zich ter kennijfe der grooten niet ingewikkelt, nochte dus zwaar een o-ngeval op zynen hals ge- haalt , om tot ftaat te koomen: doch, naa't bedryven der dw aas heit, moeft fy ook den laß draaghen. Stellende thans den moed weeder tlchrap , zeyd' hy, de reyze heemelwaarts te zullen aanneemen , om den menfchen een' voorfpraak by Godt te (trekken : en weygherde eenighen Predikante gehoor te geeven. 'T aanfchou wen van 't gereedtfchap, op 't fchavot, fcheen hem met geen' anxt altoos te beroeren. In't on tfangen zynsrech ts, toond' zynbart- hy ongelooflyke hartvochtigheit; zulx veelen docht dat de geweldighe py- vockigbeit nerh te voore geleeden, hem 't gevoelen verdooft moeftfn hebben. Want, w'tjter- gebonden aan een' paal ,-gedooghd'hy , zonder eenilpL geluit van wee- ven' doom te ilaan, het knellen zyner rechte handt ineen gloeyend waafelyzer; twelk de markt met rook en quaade reuk vervulde. Jaa hy fchudde noch de ftomp , als om een kruys te teekenen, en 't volk te zeeghenen, Eeven °nbewooghen verdroegh hy 't uitknypen zyner fpieren met, de gloeyen- de tangen , en de reft zyner ftrarfe , die op een' bank voltrokken werd. Gggg 3 Zyn
|
||||
mmmm
|
|||||||||||||||
5>o6 P. C. HOOFTS TW1NTIGHSTE BOEK
i f844. Zyn hooft, als het lang op de ftaake geftaan had, viel eyndtlyk af, ende werd,
zoomen zeyde, in Brabant gebraght. Yemandt, mifïchien, zal 't aanwy- zen van zoo veele bezonderheeden deezer gefchiedeniflè, ongerymt achten: maar ik heb ze wel willen voordraaghen, op datyderdegefteltenisvanVe, moedt des misdaadighen daaruit fpeuren mooghe ; ende hoe zyn ftoutheit met fchr'ik, zyn'hardvochtigheit onder't pynighen met flappe vlaaghen, zyn'ge. waande Godsdienftigheit met wereltlyke inzighten vermengt ge weeft zyn: ook oordeelen, hoe verre zyn' bekentenis tot laft van andren gegrondt fchynt De maare deezer moordt, uitgedeeghen door alle oorden vanNeederlandt, wracht wonderlyke droeffenis; maar geen'minder verharding in haat, bin- Vetfoefmg nen de Vereenighde geweften. Zelfs 't oorloghsvolk aan de Spaanfche zyde van't ßuk verfoeyde zulk eenen handel zoo verre, dat, in de fchans voor Zutven, zee- hjrdeweer-fer f0yaatj ten aanhooren der andre, den Staatfchen , die zich in de loop- 'tgif/ graavenvonden, toeriep, "Twaseenfchelmfluk-, eenfchelmdie'tgeraaden^ <volbraght-> en bevoolen had-} alquaam het ook van zynen Kooning zelf. 'T gee- De Gee- ftelyk gildt, uitbraakende zyn' gal teeghens Oranje, verhief de beftendigheit fletykheit van den booswight> met wonderlyken roem. Maar in verfcheyde fteeden roemt het, daar zy hunne zucht met ftooken van vreughdevuuren betuyghen wilden, |
|||||||||||||||
ende wil
*er oover vuuren: dan de ge- meenten beletten 't. |
|||||||||||||||
verbooden 't hun de gemeenten. De Kanoniken, verhindert tot Shartooghen-
bos oopenbaare feeft te bedry ven, verzaamden in de Domkerk, ende zongen. Te iJeum laudamus. 'T welk de heemel fcheen te mishaaghen,die,des aavonds daarnaa, met grouwlyken donder en blixem den toorn beftormde, en aan kooien leidde, zonder eenigh huys der ftadt tebefchaadighen, *S Prinfen |
|||||||||||||||
lyk ftond booven der aarde, tot op den derden van Oeftmaant. Toendee-
den de Staaten van Hollandt ,Zeelandt, Vneslandt, ende Uitrecht, in erken- tenis der trouwe en dienften, beweezen van hem aan de Landen, zyn uitvaart houden, tot Delft, met fchier Kooninklyke ftaaLtfy 5 hoewel liydikwylsbe- gheert had, zonder groote uit wendigheit en opzfghtighen toeftel begraaven te Lfkßaat- worden. Vooraan trokken de burghers in 't geweer, met fleepende Vendel^ v des en fpietfèn; de roers beneeden der handt, en met de trompen neerwaarts: mrn• voorts de trompetters: acht paarden, gedekt tot de hoeven toe met zwart laa- kenj hierop de ichilden van Bredaa, Kampveer, Vlifllnge, Chalon, Dieft, Vyanden,Katzeneibooghe, NafTau, Oranje: elk ros geleidt van twee Eedel- mannen, en gevolght van eenen , die den ftandaardt van elke Heerlykye droegh, gekleedt, gelyk al d'andre, in 't zwart, en met langen rouwmantel, Daarnaa quaamen zyne Kornet en veldtwimpel, yder verliert met fraayezin- fpreuken: vier fchilden van de oorden zyner afkoomft, n aam elyk NafTau, Stolburgh, Heften, en Kooningfteyn: zyne volle waapening, mettimber en verwen; de helm3 derydeeghen; de waapenrok; hetrouwpaardtj een bloodt zwaart j een' goude kroon -, alles gevoert by voortrefflyke perfoo- naädjen. Volghden drie Hofmeefters 5 de baare en doodtkift, behangen met Ichilden, en gedraaghen van twaalf Eedelmannen; vieraanzienlykeHeeren daarneevens: voorts Graaf Maurits van Naflauw ( want zoo hiette men hem op dat pas, naar de wyze van Hooghduytslandt, daar zelfs der Vorften en Graaven zooilen, die geen deel aan de regeeringe komt,'s vaaders tytels voe- ren: en behield, volghends de gewoonte van Vrankryk, waarin Oranje leyt» den naam van Prils alleenlyk voor zynen oudften broeder Philips Willem) |
|||||||||||||||
* Gou-
verneur. |
|||||||||||||||
met eenen fleepmantel, opgehouden van zynen * Zeedevooghdtj t'zyner
|
|||||||||||||||
rechtehandt de Keurvorft Gebhardt Truxes, ter flinke Graaf Philips van Ho-
henloo: toen, yder alleen, Graaf Willem Loodewyk van NafTau, Graaf Philips Van Naflau, Graaf Eeverhardt van Zolms\ Hierachter gingen d'Algemeine Staaten* de Raadsluiden van Staafde Staaten van Hollandt-, de Hooftmannen,
en
|
|||||||||||||||
DER NEDERLANDSCHE HISTORIEN. po/
en andre van den Hooghen Raadt, en van 't Hollandfch hof j de Heeren van i ƒ84*
de Reekeninge der Graaflykheit van Hollandt; alle met hunne Griffiers en geheymfchryvers: de Schout, Burghermeefters, en ganfche Majeftraat der ftadt Delfts de Predikanten; de trau wanten desPrinlèns verfcheyden' Hop- luiden en Bevelhebbers: ten laatfte ontallyke meenighte van volk, gemen- gd t , en zonder orde. Dus braght men het lichaam, en befteedd' het ter aar* de, in de Nieuwe kerke. Daar werd een' korte en trooillyke lykpreeke ge- daan op de woorden der Oopenbaaringe van Johannes, Zaalighzyndedoo- den, die in den Heere ft erven. 'De geeft zeyt dat zy ruften van hunnen arbeydt* en hunne werken volghen hen naa. Waarnaa een yeghelyk, met neêrgeflaaghen 'gemoedt, weenendeooghen, zwaare zuchten, aandachtelyk luyfterde. Hy was gebooren tot Dillenburgh, den veertienden van Grasmaant des jaars vyf- Zmgt- tienhondertdrieëndertigh, naarden ftyl van dientydt, uit Willem Graave boorte ,' van Naïlau, enjuliana Graavinne van Stolburgh , een' wonder wyzeen zee- g*ßahet dighe vrouwe, die, t'haaren vy ven tzeeventighften jaare, zagh hondert drie- gedaanie * entwintigh zoo kindren als kindskindren , gefprooten uit haaren lyve . Hy **"k*s had meer dan middelbaare lengte, geeftrykeooghen5 dezelve, 'taanfchyn, °^voe '% en den baardt, bruyn ■> de leeden maagherachtigh, nochtans taamelyk vroom, enWelgefchaapen> de ftem zeer helder, en lieflyk doorgaands 5 dochfcherp genoegh, daar 't hem vereyfcht docht; gelyk in 't beftraffen dergebreeken van de Regeerders, en in 't doordryven zyner voorftellingen. Waartoe hy hun dikwyïfer fiere dan fmeekende taal hield > fteunende op de bekende zuy- verheit zyner handen, en willende dat zy witten, hun immers zoo veel aan 't volghen, als hem aan't raaden, geleeghen te zyn. Dezelve wyzeoordeeld' hy teffens dienftigli tot bewaarnis van ontzagh, en weering van oovertaliighe twiftreedenen, daar d'onbelchofte vermeetelheit haaren roem uit zoekt, en al te vaaken den tydt mee ipilt. T'zynen daaghelykfchen gelaate en manieren, zaghj door den ernft, yetvroolyxen gunftveirdighs uit: welke temper, ge- samt Ioviaal, fraayft eenen Vorfte voeght, en de minne der menfchen mynt buyten koffce van achtbaarlïeit. Luftigheitin gezelïchap pleeghd'hy graatigh, wen 't pas gaf, en vloeyde van fcherts j voorneemlyk oover taafel, der maate, dat geene zwaarigheit zyn hart tenypen fcheen. Waaraan zich zommighe neuswyzen argherden, niet ruykende dat hy den kommer meenighmaalsmet gebootfte blydfchap beftelpte, dewyl elk acht op zyn gebaar, en hoop oft vreez uit het ftaan zyner troonye, nam . Om geenen afkeer van 't gebruyk dies - landtaardts te toonen, deed hy fbmtyds wel eenen Duytfchen dronk: maar 't weezen bleef 't zelfde ten laatfte toe, en 't verftandt op zyn ftel. Ook was dedifchvreughdtfchierzyn'eenighcuitfpanning; fpeelen, ryden, jaaghen, geen korts wyl voor hem. Al d'ooveiïghe uuren braght hy, -met blokken en zorghen door. Opgevoedt, neeghen jaaren, in de kaamer des Kaizars, die hem van zyn' eerfte jeughd af zeer bezint had, bewaard' hy t'zynen eenen t win- tighfte, de veldtheerfchappy, in plaats des Hartoghen van Savoye. Te wee- ten} rypheit van oordeel, enklem vanheughenis, die zelden verzaamen, en te gaader (zonderling als d'ervaarnis hen afrecht en ftoffeert) wondre weeten- fchap en gaauwigheit geeven, waaren in hem gepaart. Byftre baaren van tee- ghenfpoedt zyn .hem oover't hooft gegaan: morren en on willigheit van zyne binder-, nydt en dwersdrift van zynsgelyken, haat en vervolgh van zynen teerder. Zelfs eenighe Oppervorften, nochte tot den Paus, nochtetotden Spanjaardt geneeghen , konden *t waapenen der onderzaaten teeghens den Landsheer met goeden ooghe niet aanzien -, meer denkende, dat des een'ge- woonte, en fchier oft morghen hunne beurt ook worden wilde, dan op de wet- ügheit der oorzaake,ende dat die met billyk regeeren te verhoeden was.By An- na |
||||
9P8 P.C.HOOFTS XX BOEK DER NEDERL. HISTOR.
1584. na vanEgmondt, zyn' eerfte gemaalin, eenighe dochter en erfgenaam van zyrïtiuw' Maximiliaan Graave van Buure, won hy Philips Willem, die achtentwintigh ijken en jaarcnin Spanje gevangen bleef, en een' dochter Maria: by de tweede, naa- kindrtn. mely k Anna van Saxe, Maurits, naazaat van Philips Willem in 't Prinsdoom, ende twee dochters, Anna en yEmilia: by Charlotte van Bourbon zyn5 derde zes dochters, Louife j uliana, Eliiabeth, Catharina Belgica, Flandrina, Car- lotta Brabantina, en ^Emilia Secunda. Ten laafte trouwd' hy Louife van Col- ligny, en teelde by haar den althans regeerenden Prins Frederik Henrik. Daar- enbooven liet hy eenen natuurlyken zoon, genaamtjuftinusnaa. D'Al^e- meine Staaten, geworftelt door zeldzaame zwaarigheeden, en gekoomen tot Zyn'Graf- een[gh verhaal Van aadem by het twaalfjaarigh beftandt, hebben hem een zeer fee' ftaatlyke graffteê gebouwt, tot eeuwigh toonneel van de uitwerkingen zyns eedelen gemoeds. De fieraaden van dien hier af te maaien, moghte party,
digheit eener verplichte penne fchynen. Zettende daarom onz eyghen oordeel ter zyde, en de^sgelyx het getuy ghenis des haats, zullen wy alleenlyk bybrengen zynlof. 't geen zynevyanden eneenighe vreemden hem t'zyner gloorie naageeven. De Kardinaal Bentivoglio, dan, Schryfthem wakker heit, ny verheet, mildu heit, welfpreekenheit ,en door zienigh e it tn aller ley handel toe : ende dat nie- mandt zyn meefler was in 'tfchikken der zinnen,oft in 't omdraayen vanyeders gevoelen, oft in 't afmatten der zaaken j en ïn 't neemen van V meefle voordeel daaruit op alle andre wyze. De ] efuy t Famianus S trada meldt, dat hy veirdigh vangeefl was, geenszins traagh op de geleeghentheeden: een wonder konfie- naar in 't winnen van degeneeghentheeden dergeenen, dien hy maar eens quam te fpreeken. Niet dat hy zich verneederde tot die gunfilokking , en formen van gefchilderde dienjlbiedenis, waarmee de menfehen zich heedens daaghs eerlyk bedeunen j maar dat hy, tuffen fchaarsheit en ruymte vangewaardighing en believenis, zyne woordenfchranderlyk temperde -} zulx men licht elykgeloof- de, hy waar e ommeer te doen dan hy zey de: zich ookderwyze droegh, dathjt zyns zelven maghtighfeheen, en buit en gevoelen van ongelyk. cDat zyn ver- nuft •> vruchtbaar van raadt, zoo d'e ene mislukte,flrax nieuwen te vinden wifl. 'Dat hem, in glans van hofhouding, en in gaflvryheit, geen Heer van Neêrlandt te boovenging. Richardus Dinothus van Conflans wy ft aan, 'Dat hy zichgetoont heeft leenigh en zacht van aart j en vlytigh op't hooghjle, in 't behartighen van 'tgemeyne befle en 't heyl des volx, tot wiens befchutting hy niet fchr oomde der grooten haat, zwaare fleur eniflen, en kenlyk gevaar^ zich telaaden. Thuanus, een deftigh Franfch Raadsheer, Roomsgezint, doch zeer befcheiden, verklaart, "Dat hy begaaft was met voorzienigheit, Jiandtvafligheit, grootmoedigheit, biïlykheit, lydzaamheit, en maatigheit; deughden miffebiennooit e even groot t effens gevonden in eenighen menjche ter werelt. -Uit al't welk men kan afneemen, oft 'er eenighe merklyke plaats voor ondeughden ooverfchoot. Immers dit zal niemandt loochenen, dat geen Vorft onder de zon ooit vuurigher bemindt, en hoogher geacht moghc wor- den van zyn* onderdaanen, dan zyne Doorluchtigheit geweeftis van de Hol- landers en Zeeuwen. |
|||||||
P. C. HOOFTS
|
|||||||
P. C. HOOFTS
VERVOLGH
ZYNER .
NEDERLANDSeHE |
||||||||||
HISTORIEN
|
?
|
|||||||||
Sedert
Het overlyden van Prins Willem, tot het einde der
Landtvooghdye des Graaven van Leicefter, EENENTWINTIG HSTË BOEK.
Onder, zoo groot een moedt, als, onder de 1584,
Staaten van Hollandt, tot handthaaving hun- Manhaftig« ner zaake teegens den Spanjaardt, in de ge-heit der meine verfleeghenis om 's Prinfèn doodt, uit- StMUn blaakte. De Leeden , die men ter yl by een Vnf-i kryghen kon , zonden, noch ten zelven naa- gemeim *' middaaghe , als de moordt gefchiedt was, Verflee- den Ammiraal Warmondt, en Jonkheer Arn-ghenhetiom hem j aan den Graaf van Hohenloo, met ge- '* Prinfen loofnisbrief , meldende hunne ftandtvafïigheitdoodL in deeze teegenfpoedt, en hun betrouwen, dat ZJ \m" hy , in der landen dienft, dus lange zoo loflyk*"^?J^ betracht, volharden zoude : 't welk zy beloofden , naar hun uiterfte ver- niïenlo™ mooghen , t'erkennen , en te verfchuldighen. Men laftte by monde, de voorzeide twee Heeren , te verzoeken , dat zyn' Genaade al 't volk , zoo te voet' als te paarde , in dienft en goede orde , houden wilde $ alzoo de penningen , t'hunner betaalinge , derwaarts gefchikt werden. Ende in- dien de Duitfche ruiters weigherden den jegenwoordighen dienft t'achter- volghen , zonder verzeekert te zyn van toekoomenden : zoo mogbfc zyn Genaade hun deezen toezeggen , famt, dat men hun , daar voor, goe- de verzeekering, en gyzelaars, geeven zouw. Vaft op den zelven zin Scbrpen fchreeven zy aan de Staaten van Brabant, oft hunne gemaghtighden , aan aan hmM de ftadt Antwerpen, en d'andreVereenighde geweften. Die van denRaa-5 '^" de, geweeft neevens zyne Doorluchtigheit, werden gemaghtight, om- , Sullgn fóe, met de twee Raadshooftmannen van Rechte , en Jooft van Menyn VOorüan~ van Dordrecht, Adriaan van Berkeroode van Haarlem , Paulus Vos van drs orde. Leide, en Dirk Janszoon Lonk van Der Goude , alle brieven , koomen- de gericht aan den Prinfè, te oopenenj en beïchikkingdaaropte doen: uit-;- gezeydt wightighe zaaken , die zy , den Algemeinen Staaten , oft dien van Hollandt en Zeelandt te zaamen , oft dien van deeze twee geweften *n 't bezonder, hadden bekent te maaken , naar dat de ftof elke betreffen zouw. Men fchreef den gebeurden grouwel den Gebuurvörften oover, en "uyrde dubbelt van 's moorders belydenis, naa Vrankryk en Engelandt, H h h h om
|
||||||||||
x \
|
||||||||||
9io P. C. HOOFTS EENENTWINTIGHSTE BOEK
if$4t. om aan die Majefteyten vertoont te worden. De Raadsluiden , ouwlinx
gevoeght by zyn Doorluchtigheit hooghloflyker gedachtenifTe , die voor* gaaven , datzy zich , mits haar ooverlyden, ontilaaghen hielden van den dienft, werden verzocht, en gemaghtight, daar in voort te vaaren tot naarder orde toe. Op den zelven voet, hield men de geenen in ampte, die hunne laftbrieven , noopende 't ftuk des gerechts , oft der oorloghe oft andre , van denPrinfe, oft onder zynen naame, ofttytel, ontfansen hadden : en befchreef de Eedelen, groote en kleene fteeden , teegens den Verga*- dertienden vanHooymaant. Ten zelven daaghe verfcheenen die van Dor- dring der brecht, Haarlem , Delft, Leide , Arnfterdam , Goude , Rotterdam , van El- Schiedam , Briel , Alkmaar , Hoorn , Enkhuy/en , Edam , Monnik- landt. kendam , Mcdenblik en Purmerendt -, op den veertienden , die van Gor- kom en Schoonhoove ; op den zeeventienden , die van Muide, Naarde, Weefp , Heusde , Oudewaater , Woerde , en Geertruydenbergh. Men Zaaien raadtflaaghde daaghelyx , oover een' form van landtbeftier , die duyrcn aldaar in zouw tot dat 'er anders in voorzien waare -, oover 'tinftellen van den fhat beraadt ge- van oorl0ah j oover de Vereening , gemaakt by die van Hollandt en Zee- jUiiia landt j oover de naader Vereening , getroffen tot Uitrecht-, fchatting, en gemeene middelen ■, 't ontzetten der ftadtGentj benoeminge van nieu- we Raadsluiden tot de regeering , en van Gezanten om naa Vrankryk te gaan; 'tmaaken vandenftaat derhofhoudinge van't fterf huis zynerDoor- luchtigheit , en van Graaf Maurits , op dat de eere bewaart, en de ge- meente vernoeght bleeve 5 het onderhouden van tien vendels , yder van twee hondert hoofden , in wartgeldt , die vier duyzent , zeeven hun- dert , tzeftigh gulden , ter maant, koftten. Binnen Delft, daar de zaa- mening gehouden werd , liet men den verdreeven Keurvorft van Koo- ien Truxes , de looze geeven. Als nu de meenighte en 't gewight der zaa- ken uitweezen , dat tot* d'af handeling een ruyme tydt behoefde, zoo naamen , om koften te fpaaren , de Gemaghtighden van Edam , Mon- nikkendam , Medenblik , Purmerendt, Schoonhoove , Heusde , Oude- waater , Woerde , Muide , Naarde en Weefp , by bewillighing der an- dre Leeden , hun afleheidt, onder verklaaring , dat zy zich , zoo aan de Algemeine Vereening, als aan die van Hollandt en Zeelandt, houden wilden , naakoomende , wat, volgends de gemelde Verbin teniflèn, op het ftuk der regeeringe en fchattinge zouw beflooten worden . Onder ge- lyke verklaaring, vertrokken ook , feedert, die van Alkmaar, Hoorn, en Enkhuyzen j ende, daarnaa , die van Geertruydenbergh , voorgee- vend^, dat hunne geleeghenheit geen langer uitblyven lyden kon. Maar Twifl tuf- hoe aanftendighlyk ook de gemeene noodt tot eendraght ried , zoo He- fendie van ten echter die vanZuydt- en Noordthollandt niet, om 't heffen der fchat- Zujdt-en tingen, een punt van zulk belang, te twiften; tot dat vier der Staaten moordt- Gemaghtighden , gekoomen , op den zesentwintighften vanHooymaant) Hollandt bjnnen Alkmaar , 't gefchil , niet zonder zwaare moeite , vereffenden. fm der ^n Vrieslandt» daar Graaf Willem Lodewyk van Nafläu , uit naam van fchatiin- ^en Vrm& zynen oom , de ftadthoudery bewaarde , zweefden althans gen. groote misverftanden 5 aan 't llyten der welke hy zonderlinge befchei- Die wort denheit, heusheit, en geduldt, maar niet altyds met vrucht, hefteed- befleét. de. Verdugo , daarenbooven , hebbende , zoo in de Groninger Omme- standt ]an(jen } a]s in de Drenthe en Twenthe , drie Regementen knechten? "u^c" met v*er vaanen ruyteren ' t'zynen gebiede, zat als een haavik op weden."' ^en tu*n ' en ^aa^e groove fchactingen uit de Zeeven wolden en Oou&" goo j oft fchoon de fchans totOtterdum d'andre Vriezen ietwes beyrydde. In
|
||||
DER NEDERLANDSCHE HISTORIEN. 9ix
In Gelderlandt (behalven dat'er de Spaanfchen noch eenighe fteeden hiel- 1784,.
den ) waaren de gemoeden zoo verwydert, en verbittert door 't krakkee- len, datdeStadthouder, Graaf Adolf van Nieuwenaar en Meurs, fchiergeen {tellen daar aan , en zich, aan eindeloozen arbeidt, vaft , zagh. 'T landt van Uytrecht was in ruft : maar Ooveryflel beneepen tuften Steenwyk en Zutven i hoewel dit althans, en bet de Schans daar teegen oover, op de Ve- lu Wj vandeStaatfchen gepraamtwerd. InVlaandre, meeftendeels verloo- ren voor de Staaten, fpeurdeGent, terwyl de Bruggelingen het, ter eene zyde , tot verzoening met den Kooning aanmaanden ; de Brabanders en Hollanders, ter andre , tot volharden j de weeghen t'zynerhulpe geflopt: en Denrerrfonde , dat het eerftdaaghs zyn' beurt wilde worden . In Bra- bant , quynde Bruflèl, half geblokkeert van de gebuirfteeden. Booven 't ongemak, dat de bezettingen van Looven en Lier dien van Mechele en Antwerpen maakten, voelde deeze ftadt nu 't vooripel eener beleegherin- ge: 't welk alhier, met melding van iet voorgegaans, dat den zei ven werke aankleeft, te vertellen ftaat. Wylen de Prins van Oranje , gezint de feeft Parmaas van den doop zyns jongften zoons te houden op den twaalfden van Zoo-trachterl mermaant, befchreef derwaarts den Burghermeefter Aldegonde, en den ma nt" Griffier Martini, met vermaan, dat hy hun noodtlykte fpreekenhad , van 0r4„;^- een' zaak, die de ftadt Antwerpen ten hooghfte betrof. Als zy dan , ver- denken fdieenen zynde, op eenen avondt, naa 't eindt der fraatfye , quaamen oor- daarop. lof neemen , om t*huiswaarts te reizen , nam zyn' Doorluchtigheit hen al- leen in't kabinet, en hield hun deeze reden voor: Ikwenfchtewel, datghy noch eenighe daaghen hier bleeft j maar uw vertrek dient gefpoeit. T>e 'Prins van 'Parma heeft zich, onder z>yne ver trouw delingen, laat en hoor en -3 hoe hy meint de byl, aan den wort el van den boom, te werk tefleUen j houdende Ant- werpen voor de mildfte mamme, die 't oorlogh zooght j ende dat, naa 't ver- meren dier ftadt, Hollandt en Zeelandt,gedreeven, ter eene zyde, vanfehrik, en getrokker^, ter andre, van de reedelykheit der aanbiedinge ,die hy hun, tot vrye oeffening van Godsdienfi toe, denkt te doen, welhaafl eengoedt verdragh met hem aangaan zullen. Voor zoo veel, alsmy belangt -, hetisonzeeker,hoe lang myn Ie even duyren mooghe, oftmyn gezagh: flaande niet te vermoeden, dat een' gemeente, verbluft door weederfpoedt, engetroont met fmaaklyke voor- waarden,eeuwlyk,om eenen man,zalwillen in oorlogh blyven.'Deeze kundfthap heb ik uit e enen per foon v an foor t, enjeeghenwoordighgeweeft daar Farne ze die verklaar ing deed-y ende ghy, der halven, de zelve in geen' twyfelte trekken: doch daarom niet te flaauwen >3 maar den volke, wen de Spaanfchen 't belegh aanvangen, moed in tefpreeken, met toezeg, dat ik hen, met Gods hulpe, zon- der f aaien , binnen twee maanden, zalkoomen ontzetten. En als Martini by- braght, dat men zoo zeer niet behoefde te haaften, dewyl koorens en andren ■* voorraadsgenoegh, voor eenjaar, in der ftadt was, zeide de Prins .* neen , toef ik langer, 'Parma zal, der wyze, de Scheld, metfehanfen enfehut, boorden, en zoo veel andre belemmeringen toeftellen, dat zich, in het doorftreeven, magh- tighe zwaarigheitoopenbaarenwil'. Maar, vooral, en zonder uit ft el, dient tnen den Blaauwgaarendyk, van den driefprong der Scheld af , tof aan 't hooghe landt van Berghen, te flechten: gemerkt deftroom van Zierixzee en Haring*- vliet recht daar op aanßaat, engrootefchuuring zalmaaken j ook binnen 's dyx het landt zeer laagh leidt, volkreeken, waaien en poelen -, zulx de vloedtge- {chaapen is, met bequaame diepte voor defcheepen, door Oofterweel, tot aan de poort van Antwerpen, te loop en, Voorts heeft men, metde Hoüandfcheen Zeeuwfche oorloghfcheepen,'s vyands volk van den dyk te dryven,en hun 't voor* genoomen maaken zyner blokhuizen te beletten. Toen vertoonde de Griffier, . Hhhh 2 dac
|
||||
912 P. C. HOOFTS EENENTWINTIGHSTE BOEK
15-84. dat deeze toeleg miffchien gevoeghlyker, door Zaftingen, oft de n Synspol-
der, te volbrengen waar. Maar zyn1 rDoorluchtigheit zeide daar te egens j tuf- fen deeze polders en de Schelde voor Antwerpen , leggen te veele jlaapers in den weeghe. Ook zal, aldaar zulk een geweldt van zeewaater niet inftorten, als door den Blaauwgaarendyk 3 tuffen welken en defladt, hetgeenen weederflandt te verwachten heeft , dan van den Kouwefleinfchen j waar oover het, mits de laaghie des zelven, lichtelykheen zalvloejen, oft immers dien genoegh door ffoelen, zoo men 'er maar een* kleene oopening in maakt. 'Dies laat u ditftuk, op 't ernfiighfle zyn aanhevoolen. Zynde dan deeze befchikking aangenoomen by de voornoemde twee Heeren, ende zy t'Antwerpen gekeert 5 zoo droegh Al- degonde, 's andren daaghs, in volle vergaadering der Majeftraat, de zaak voor, ten ooverftaander Raadsluiden van Staate, daar toe verzocht, ender Eïurgerkornellen : die al t'zaamen 'sPrinfen reedenen zoo ryp vonden ,. dat men befloot, den Blaauwgaarendyk, tennaaiïen daaghe, te doen bezighti- ghen, om de bequaamfte plaats, tot het doorfnyden van dien, teraamen. Maar als Aldegonde, gelaft, neevens eenighe Werkmeefters, dit te verrich- ten , daarnaa verflagh van de geleeghenheit aan de Wethouders deed j quaa- Die van 't men de Deekens, en eenighe andren, van 't Vleeshouwers gildt, binnen (taan, Vleeshou- en vertoonen •, T)at het ver dr enken van zoo een plek wei land s, waar op men wersgddt jaarlyx twaalf duizendt offen kon vetten, die alle in derfladt verteert werden, tot Ant- mef alleen hun, den eighenaaren der gronden, en der ganfche gemeente, tot mrP*n oover zwaar e fchaade gedy en zouw j maar ook heelnoodeloos was. Want, dfl**!?6 ïndemaght, nochtevanParma, nochte van eenighenVorfl op aardde, ßond van den het floppen eenerftroome, die heelefcheepen, ooverlaaden met zw aar e ft eenen, Blaautv- en gezonken dwers door haaf kil, leegbaarlyk vervoeren, en aan de bermten gaarendyk. der dykenftuuren kon, met haar enkle eb en vloedt: gelyk de AmmiraalWorft, ende Kou- eertyds naakoomende 't bevel des Prinflen van Oranje, t'zynen verdriete be- fte'mfihen proeft had. Wat dacht zy dan te doen, met behulp vanflormwindt en ysgang ? te beletten. ^een yYU^ zoo frmdigfo gebouwt, oft zulk een geweldt wilde haar, dooke zy dtd n'tegrmdeniet, floopen, enweghjleepen. Zoo Parma, fchroomende'twaater Scheld niet $e terghen y beflonde de doorvaart te beletten, met reexen, oft koorden, gefpan- te fluiten nen van oever tot oever, menkonde, get rooft een f chip oft tweetewaaghen, was. met eenen ftyven ftooker uit den zuidoofte, al dat getaakel aan Jleetren -zeilen. T)ies baaden zy de Heeren af te ft aan van zoo hardeen voorneemen, dat niet uit te voeren was, zoyider een groot get al van burgher s, ter voor zeide plaat/e gegoedt, uit al hun weivaaren te werden. Hier teegens gaf Aldegonde der Aldegon- zaameninge te bezinnen -y dat de Scheld, in haar gewoonlyk op~ en af vloeyen, es reeenen zicfogeene r yTugge zouw belghen. Watzy, aangement van wakkr en windt, en gewaapent met ysgang, moghte waanen te verrichten, en oft zy dan, wet harde bollen aan de'brug, al'haar' krachtwilde baaren s oft, floatende daar het hooft, zich aan de dy ken gaan wr e eken-3 was onzeeker. cDaarenbooven,'wat hoope kon men doch op den windt veflighen?Wie had het weeder in zyn' handen, om te darren belooven, dat het zich, tot dooyen oft vriezen, naar het derfladt te paffe quaam,fc hikken zouw? Noopende den raadt teegens kabels en kettingen-, wen Parma zich daarmee beholpe ifchoon 't gelukte eene heining te oopenen; hoe zoud' het'ergaan, zoomen, alsde fnelheitderfleh e epen, op d'e er ft e gezwicht waar, korts daar aan de tweede, en thans de derde voor de boegh vonde ? Men moght e hier teegens by brengen, dat andrefcheepen de voorfte zouden involghen, en met hunne volle veirt de tweede fleheering breeken •> andre, opgelyke wl&e > zich door de derde redden. Zeeker, om dit uit te werken, moeflenaltydtsde voorfle fcheepen den middelften, de middelfte den acht erft en, plaats maaken, 4' wykende ter zyde 3 en, met wenden enherwenden, zoo langfukkelen ? dat #ƒ |
||||
DER NEDERLANDSCHE HISTORIEN. 913
eer aanfp Unters zouden gefch 00t en worden, dan door raaken. Maar (genoomen 1 f 84.
de"winfl'woegheditverlies op) datzy, onder't geweldigh waayen, de dichte vluchten van koeghels, V zwarte zwerk van den rook, zouden ft ips kunnen or- de houden, zonder den laaßen in den weeghe te weezen, ooverzeilt te worden, en zelf tot hegge te dienen -3 't had alte luttelfchyns. Wyders -s men wifi niet, oft farnezejuift een der gemelde twee middelen van verletgebruiken zoude: en, <wat voor andre vonden hy, als hebbende ooverfchrandre * Vernuf telingen, on- * Ingc- tr ent zich, moghteuitvorfen. Indien hy vlotten toeftelde, van dikke en v aft- n*eurs- verknochte maßen oft balken, geleidt oov'erlangs, naardeftrekkingderftroo- me, aan gevierde ankert ouwen, om teryzenendaalenmet hetwaater, ende 'tys onder door, oft oov erheen, te laat en glippen $ hoe dan toe ? Vond men hul- len zoo fty'f en zwaar, dié zich vermaat en, teegenszulkeeitftaaketfelaante traan? 'Daar zouw men danft aan kyken, als een deelonbedachtgraauws, met de blaauwe verantwoording van op zulx nietgegift te hebben. Maar zyn' Vor- jtelyke T)oorluchtigheitgifte op alles. Haar ingeboore wysheit, gefleepen door lange er vaarenis > behoorde eenen yghelyke, dien 't aan begrip haar der reedenen mangelde, w aardtgenoegh voor te (laan, om zyn oordeel aan 't haare f onder- werpen : en de meenighvuldigheproeven der liefde, die zy de?i vaader lande, en '0Êt den goeden ingezeetenen , toedroegh , ftelden haar buiten alle vermoeden, van j anders dan met de traan in V oogh, tot verkorting van iemandt te raaden. Maar de noodt dwong bywylen, zommighen bezondren luiden eenigh ongelyk te doen, om den algemeinen Staat, en vervolghends hen zelf, voor 't uit erft e ongeluk , te hoeden. Aan dit vertoogh , hoewel de Wethouders dien toe- DieSeJ-den Hemden , ende by hun befluit bleeven , naamen nochtans de verzoekers n™ v de geen genoeghen. Onder hen waaren eenighe Lidtmaaten van 't getal der vyftien Hopluiden , 't welk het geheele Lichaam van de Hoplüiden der Burghervendelen uitbeelde. Deeze Lidtmaaten braghten 't zoo verre , by Andren d'andre van hun amptgenootfehap , dat men al de Burgherhopl uiden vallen hun | ter zaamening riep* ende ftelden daar de zaak in dier voeghe voor, dat zy toe,voor- 't gezelfchap tot hunnen zin trokken : te lichtelyker , mits verfchcide je- n<*eml)K ghenwoordighen eighefchaade aan hunne landen, uit hetoopenen van den e et& f Blaauwgaarendyk en den Kouwefteinfchen , verwachten. Hierop ver- tJ£n m zochten , 's andren daaghs , de voorzeide vyftien , uit hunnen, en al der dienoordu Hopluiden naam, aan de Majeftraat, dat zy "'t bovengemelde befluit lieten dryven. En hoe lieflyk men hun fprak, oft onderging met reedenen ■, 'tmoght niet helpen. Jaa zy zetten zulk een' wyzop hun antwoordt, dat het genoeghzaam verdaan deed, zy wilden het uitvoeren derzaake, wen't daar toe quaame , met daadtlykheit keeren. Eenighe Schryvers melden, hoe de verbittering zoo diep inetterde , dat Henrik T(eraarts , Heer van Henrik, Kouweftein, die de geleeghenheit van'tgéweft grondtlyk kende, ter fladt Tferaam, uitgezeit werd , om dat hy het doorfteeken ernftlyk aanfprak. Dan deeze Heer van weederwaardigheit kon hem van de Wethouders niet koomen , die , met aUWef hem, in een gevoelen ftonden: en't waare te groot een' vermeetelheit van Jvlje fa de Hopluiden geweeft, zulkx oopentlyk over zich te neemen. Maar mis- doorfleeken, fchien dat eenighen hunner, oft andren , die 't ftuk raakte, hem te lichte- werd daar- lyker, om dat hyRoomfch gezin t was, met dreigementen van hoon en hin- ommtder der, gedreeven hebben , tot vertrekken, en ooverloopen naa dezyde dc$fiadt&efnfl> vyands 3 van wien hy , voor zynen raadt, en nutte berichting tot af- enlooPto°- brek der fteedelingen , naamaals het Schoutampt van Antwerpen te loone verm* m kreegh. Terwyl het werk dushaaperde , en uitgeftelt werd, voor eenighe ' ""'' daaghen, op hoope van de Hopluiden te beweeghen, quam Parma, hebben- de, tot Kallo, in't landt van Waas3 een' fchansgeleit, op den derden van N Hhhh 3 Hooy- |
||||
914 P. C. HOOFTS EENENTWINTIGHSTË BOEK
if84«. Hooy maant tot Kalbeek, teegen oover Sant Barnarts, aan de Schelde j ver-
Farma, joegh, met kraft van fchut, en geen' geringe fchaade, d'Antwerpfche oor- hebbende loghfcheepen j ende deed eenen grooten hoop krysvolx , onder Mondra- een' fcbans gon, oovervaaren, aan den Brabantfchen kant. Hier hadden die van Ant, |
|||||||||||||||||
gemaakt
tot Kallo, doet een deel volx Van Kal~ beek. oover petten m Brabant , Zandt ondrago naa Lühi Rjsborgb naa Lief- kenshoek . Lief keni' boek^ßorr mender- bandt inge- noomen. |
|||||||||||||||||
werpen, tot Lillo, drie mylen beneeden de ftadt, om de ftroom tebevry-
den , een blokhuis gebouwt -, en daar teeghen oover aan de Vlaamfche zyde, een ander , genaamt Liefkenshoek , dat noch niet volkoomelyk weerbaar was , doch wel voorzien van foldaaten. Naa Lillo zond Farneze den OoverfteMondragon , met ontrent zeeven duizent, zoo ruiters als knech- ten : naa Liefkenshoek den Markgraaf van Rysborgh , met vyf duizent mannen. Rysborgh , naa 't opeifchen der plaatfe, en weigherend ant- woordt, begon ze, op haar zwakfte , te beuken ; maakte, met drie hon- dert fcheuten, eenreedelyke oopening: endeed'er, den tienden in Hoov- maant, dagh van Oranjes doodt, twee itormen op -} den eeriten te vergeefs. Ten tweeden, braght hy etlyke waaghens met hooy voor de breuk: 't welk ontfteeken , met zynen rook, vlam , en vuirighe fchelven , aangevoert door den windt, de verweerders van daar dreef. Toen vielen de Kooningh- fchen in , en verfloeghen 't meeft al , wat hun voor quam. Zommighen ontzwommen 't: zommighen werden gevangen <s waar onder Jan Petin van Atrecht, een ouwdt en er vaaren Kornel. Deezen doorftak de Mark- |
|||||||||||||||||
graaf, in jeeghen woordigheit des Prinlen van Parma, die hem daar oover be-
rifpte, zeggende -3 Troppa colera, fignor Marchefe, équefla: te groot een' gramfchap, heere Markgraaf, is deeze. Booven zyn' raazende heevigheit, die hem , anderzins geen' verachtbaaren Ooverfte , meermaals teegens weer- looze luiden deed woeden , werd hy tot dit ftukgeport, van vreeze, dat Petin j als middelaar geweeft in feekre handeling tuffen Oranje en hem, dat geheim oopenbaaren moghte : zoo Meteren meent. Maar Campana twyrelt, oft Rysborgh , wreevel om dat de Veldtheer, juiftals men zich ten aanval bereidde, in 't leegher quam, en hem in 't licht zynereerefban, die moordt niet gedaan hebbe, om zynen moedt te koelen, aan eenen, op wien hy ook bezonderen haat droegh. Niet eeven voorfpoedelyk ging 't Uondragon Mondragon voor Lillo. 'T zelve, als hy daar quam, was bezet met hon- vtn t wee- ^^ en twintigh burghers van Antwerpen , onder den Burgherkornei voor LUlo. Jonan Godin, Opperbezorgher van 't blokhuis, die een der neeghenman- nen , gekooren in 't jaar vyfdenhondert neeghenentzeeventigh , tot on- derhouding der geloofsvreede , geweeft was , en zich in dat beroep zeer befcheidelyk gedraaghen had. Maar men kreegh , voor eerff , het vendel van de jonggezellen der ftadt, en ontrent hondert mannen uit de fchutte- ryeh , binnen de flerkte -, daarnaa noch een vendel Franc,hoizen onder Hopman Gau * eer 's vyands gefchut tfchrap raakte. Gau , gebooren uit Gaskonie , dat goede foldaaten uitleevert, nam geenendagh aan'tbewaa- ren van de eere zynes landaards ; maar deed ylinx eenen uitval, en vyf Borgoenfche vendels vluchten , met neerlaagh van anderhalf hondert knechten , vankenis van twee Hopluiden. Dit gefchiedde ter aanraadin- ge des Heeren van Teligny , die d'outfte zoon des Heeren van La Noue was , en , volghende de voetftappen zyns vaaders , in groene jaaren rype vruchten van vroomheit voortbraght. Dies bevaalen die van Brabant Tot Am- hem thans 't gebiedt oover de vefting •, daar zyne vlyt de naadernifTen der werpen Spaanfchen grootlyx vertraaghde. Geduurende dit bedryf , quam t'An |
|||||||||||||||||
komtkund- werpen tyding van 's Prinfèn qtierfuur •, en 's andrendaaghs wifle kund-
|
|||||||||||||||||
van
's Prinfen doodt. |
|||||||||||||||||
fchap van zyne afly vigheit. 'T welk zulk een' verfleeghenis baarde, dat veeie
ryke burghers van daar vlooden. Meer dan tzeeventigh werden der ïnge-
|
|||||||||||||||||
J
|
|||||||||||||||||
daaghr,
|
|||||||||||||||||
DER NEDERLANDSCHE HISTORIEN. £if
dfaaght, op verbeurte van goederen: doch met geringe vrucht, mits men> 15-84».
in Hollandt en Zeelandt, weigherde vervolgh teegens hen te gedooghen. Veeleryke De regeering fcheen , in twee oft drie etmaalen., nocht zin , noch wit te Burgtors hebben. Toen weikten rouw en fchrik dewerzele gemoeden, enbraghtze vltedenvan tot beken hunner blindtheit en zyner voorzienigheit -, zulx men , in het aar' doorfteeken van den Blaauwgaarendyk , bewillighde. Maar Parma had'er draa„ht nu ook zyn zeggen in , en verbood het, met bezetten der aankoomften. 'verlof in 't pus werd de fchoonfte kans , om Antwerpen en ganfch Brabant te be- doorfleel<en houden, verkeeken. En > gelyk men, in deezen, uit zorghelooze drieftig- van den heit gefaalt had -, alzoo beging men nu , uit al te angftighe zorgh , eenen Bl**uw- andren misflagh , met het ontbieden der ibldaaten en krysbehoeften , uit Saare}3fyk$ Heerentals, om ze in fterkten, naarder by Antwerpen, te gebruiken. Oover mAAr*e welk bedryfMondragon zyn oordeel flreek, zeggende, Nu ziet wen, dat de Heerentats Trms van Oranje doodt ü. En zeeker, op deezen raadt van't ruimen eener WOrdom- plaatfe, waar uit de vyandt grootlyx verongemakt werd, volghde wel haaft kedight berouw •, zulx de knechten, eer zy ten halven weeghe waaren, bevel tot kee- vanjbldaa» ren ontiingen. Dan de verlaate burghers ('t zy dat ze , naar de gewoonte tenenkrys- der zwakke gemeenten , door veirdighe onderwerping zochten 's vyands ^e"0€fte»- ongenaa t'ontgaan ; oft dat de Roomsgezinde , te voore beleezen van Debe&et- Graave Nicolo Celis , Italiaanfchen Ritmeefter, toen hy daar gevangen tel^Wn zat, d'eerfle geleeghenheit t'hunner verzoeninge waarnaamen ) hadden m er eri~ reeds, om bezetting , aan Parma, gefchikt, enflootendenStaatfchende l sc~ poorten voor 't hooft. Inmiddels werd zoo veel tyds verlooren , datOdoar- t,ieuu,\nti do Lanzavechia , Ooverfte van Lier , met vier hondert mann'te voet, en hïet,v'mden een' kornet ruiteren, vroegh genoegh quam , om hen , in het te rug trek-* de porten ken j t'onderfcheppen , en te breeken. 'T welk hem lichtelyk gelukte -, de- geflooten^n wyl zy, verbluft door den hoon van Heerentals, en verbaaft door den on- wor^n verwachten aanval, weinigh wiften van weere te bieden} hebbende, daar- verJrmti enbooven , geen' paarden tot dexel. Zy lieten zommighe dooden en gevan- genen achter, en eenigh raeêgeileept fchut ftaan, zich ipreyendc , om, ten deele naa Antwerpen, ten deel naa Mechele, te fchooyen. Wyders, de Kor- nel Balfour braght noch vier vendels goede Schotfche fbldaaten , uit Zee- Krysbedryf landt, in Lillo. 'T welk den bezetteUngen moedt gaf, om vier Hukken, tot Liüot, geplant van Mondragon, aan denoordtzyde, opdendyk, te gaan veroove- ren. Dan de engte van's vyands loophoolen , en de fmalte des dyks , vielen hun te kommerlyk , om zoo verre door te zetten. Zy braghten nochtans drie hondert Kooningfchen om 't leeven •» en hunnen opperften graafmee- fter gevangen in 't Blokhuis. Deez', meldende hun de mynen, buiten ge- maakt , verplichtte zich tot bly ven aldaar -, en bewees den Lande feedert ge- trouwen dienft. Daarnaa begon 's vyands gefchut, beftaande in heele en halve kartouwen , te balderen -, en flaakte meer dan vyf hondert koe- ghels •, die een gat in de vefte gingen, dat hem , zoo 't fcheen aan zyn toe- ruften , in bekooring van ftormen braght. De verdaadighers hadden, hier ontrent, een' myne gedolven, denkende, de befpringers, wen z'er op zou- den zyn , in de lucht te doen fpringen. Maar de Kooningfchen, miifchien *üet beraaden ten volle, marden wat: waar oover d'andren ter breffeuit too- ghen , om hen , met deizen , naa 't aanvangen der fchermutfinge, opde M|ie te lleepen. En 't waare zoo gelukt •, hadde de geen , die 't kruidt °ntfteeken moeft , zich niet verhaalt, en vyventwintigh oft dertigh , deif zyncn , doen fneuvelen , eer de vyandt zoo verre quam. Nu raakte deez daar af, zonder andre fchaade te lyden , dan van't grof gefchut. Debelee^- gherden , thans, hebbende noch twee halve kartouwen uit Antwerpen ontfaft-
|
||||
5>i6 P. C. HOOFTS EENENTWINTIGHSTE BOEK
1584. ontfangen , maakten een' teegenbeukery, en hum , daar meê, vier oftvyf
Hukken t'onbruik. Waar oover Mondragon , bezeffende dat hy , niet al- leen met de fchanfelingen , maar teffens mqt de Antwerpenaars en Zeeu- wen , te doen had , zoo lang ais de vaart op Lillo voor hun oopen bleef etlyke buiTen , by Liefkenshoek, liet toeftellen, om in den hals der haave- ne te fchieten . En Parma (gemerkt dat zich maatroos dies luttel kreunde) deed meer gefchuts planten, aan't gat des dyks vanKallo, daar niet alleen de ftroom enger is, en'tlaveeren korter gangen maakt; maar ook het landt een'boght heeft $ van waar men haar, op-en nederwaarts, vooreen goedtftuk, in de lengte, beftryken kan. Maar, hoewel een'ontmoetende oft volghende kloot veel vreeflelyker is dan een' dwersfcheut, welwaarge- noorne windt holp de Antwerpfche fcheepen zoo haaft door 't gevaar, dat zy 't verachten: en deZeeuwfche, willende flechtsnaa Lillo, liepen't niet. Mondra- Derhalven, als nu't beleg ontrent drie weeken geduurthad, en de Sterkte, gonltckhet met vyftien oft zeftien vendelen knechten , en genoeghzaame nooddruft leegher van voorzien was , vervoerde de vyandt, in ftilte , zyn gefchut, en brak op. daar. Doch de huyzen van Lillo, enKouwenftem , liet hy bezet: voorts eenigh volk aan denBlaauwgaarendyk , en andre plekken van dien hoek: 'twelk zich aldaar befchanfte ) om'twaater, met fchieten , onveiligh te maaken. Hy had , naar 't gemein gevoelen , aan den kant van twee duizent mann' verlooren , voor de veiling; 'tmeefte deel door 't grof gefchut ; 't welk die van binnen zoo dapper bezighden, dat het, in den tydt van tien daaghen, wel vyftigh duizent ponden kruids verilond. De opperfte eer , van 't be- houden der plaatfe, werd den. Heere vanTeligny toegefchreeven: en Par- ma zelf verklaarde naamaals , aan den Heere van la Nouë, re zyner verlof finge uit de gevankenis , dat de kloeke weere zynes zoons., uit Lillo, hem 't zwichten van Antwerpen * wel een half jaar, verfpaait had. Maar de braa- ve bezettelingen , dien billyk eenigh bovenloon , voor hunne getrouwig- heit, toequam , liet men onbetaalt van veele maanden achterftals : 't welk hen aan 't muiten braght, en daar in harden deed , tot datzy, hebbende hunnen Ooverfte en zommighe Bevelsmannen, ter Seh an fè uitgezet, vier maanden fblds in geldt, eene in laaken, ontfingen. Tedeezer tydt werd, jonker tan tot Gent, oover den Oudtburghermeefter Imbyze, naar vier maanden vaft yanimby- zittens, en't bepleiten zynerzaake, vonnis geveldt; voorneemlykopdeeze zeomhalfi. beladingen. Dat hy den Baljuw ( elders vindt menBurghermeefter) van Axel , en, neevens hem , eenen andren peribon, had doen vermoorden: laft gegeeven,om den Wethouderen van Geeraartsbergh, ontbooden van hem ma Gent, het leeven te beneemen : ruiters gezonden om den Heere van Bonnivet, Anjous Amballadeur , t'achterhaaien , en t'ontlyven; in welk beftaan , eenighe zyne dienaars neêrgeleit waaren , en zyn' pakkaadje ge- plondert: de gemeine penningen bekeert tot zyn eignen behoef: geldt ge- flaaghen met zynen.'sLands waapen daarop: fchenkaadjen genooten, tee- gens zynen ecdt: zich zelf Burghermeefter , en Opperkornel, gemaakt, byweeghe van ge weidt: brieven gefchreeven , uit zynen bezondrennaame, aan den Prinfe van Parma; en heimlyk verftandt gehouden met den vyandt, om hem Denremonde te leeveren , en vervolghends ook Gent. Twee zyne broeders baaden , by fmeekfchrift, om genaade voor hem: en hyde Predikanten, en andre Onroomsgezinden, om gunfl en voorfpreelterj, ten aanzien van't geen e hy, eertyds, hun te nutte, gedaan had. Maar't was van belang, voor den Staat, en ten gemeinen fpieghele, kundigh te maaken, dat ouwdé dienften , geen' jonge ondienften opweeghen •, ten einde nie- mandt op zyne goede werken zondighde. Ook fchrikte de erbarming |
||||
DER NEDERLANDSCHE HISTORIEN. <?i;
van de grouzaamheit der fchelmftukken. Hy werd oopenbaarlyk met den 1584; zwaarde geflxaft: zyn hooft op een1 ftaak geftelt -y indiefïadt, daarhyyder oover 't hooft fcheen gewaflèn. Hy flarf met berouw, en verworf begraffenis. peefen uitgang had Imbyze, om zyne tzeeventigh jaaren: een man van woelt gemoedt, trotlë zeeden, loos hart, los oordeel: door wien 't Hervormde kerk- gebruik, tot Gent, byopruyingder gemeente, geplant was; doorwien,met het weigheren der geloofsvreede, en 't verbitteren der Waaien 4 't welk hy op gelyke wyze doordreef 5 hetuitrooyen vanden zelfden Godsdienit, niet al- leen te dier lleede, maareindtlyk ten ganichen Lande vanVIaandre en Bra- bant , neevens 't verlies dier gewelf en, veroorzaakt werd. Uit Denremondé was eengoedt deel fbldaaten gelicht, om te dienen daar mengrooter noodt waande ; de reft Hechts driehondert ßerk, en muitzuchtigh, by gebrek van betaaling j hunOoverfte Ryhoove, naaHollandt gereiftem die te bevorde- ren: ende niet, van al dit, verborgnen voor Farneze. fly deed dan zyn' ^rhai^ troepen verzaamen, en derwaarts rukken > de Schelde toepaalen by Bafero, ieelhert t een' myl beneeden de ftadtj endeeze opeifchen. De Heer van Mortaigne, /n c Steehouder van Ryhoove,antwoordde,geenen laft tot oovergeeven te hebben, maar tot bewaaring der zelve, voord'Algemeine Staaten. Dies begoften de Kooningichcn 'twaater, meeften toeverlaat der beleegherden, ter graftaf te tappen: voorts te beuken, met achtien kartouwen * dieeenravelyn, voorde Aalfterpoort, ftompten •, eenen tooren der zelve, en anderhalf hondert roeden mimrs, ter needer worpen. Toen de Spanjaards eerftj daarnaa de Waaien * aan 'tftormen op 'travelyn: 't welk zy in kreeghen , zonder dat het, hoe- wel eerlyk verdaadighr eenen tydtvan drie uuren , hun meer dan tien doo- denkortte: de gequetften moghten dartigh zyn. Grooterichaade leedende bezettelingen in 't vechten: en daarenbooven verdronkenderetlyken, mits het ylen op de hertoght. Eevenwel, hunne moedt kleende met het getal niet -, eer de Roomsgezinde burghers, voorbaarigh tot opftending, en andre, niet getrooft het naakende gevaar uitte (laan, hen aan hunne weinighte deeden denken. en voor dwang duchten, 't en waar zy zich tot daadingen voeghden. Toen fchikte men aan Parma 5 die, jaghtende naa hoogher aanflagh, zich rek- kelyk vinden liet, met toeftandt deezer punten: Mortaigne en V krysvolk, zou- Dat gaat den uitgaan, met hun zydge weer, maar zonder eenighegevangens mee te <voe- oover. wi; en veilighlyk geleidt worden, totWillebroektbe: desgelyx de burghers en andren, dienst geliefde. Wethouders, en gemeente, werden in genaade ont* fangen, onder laß va?i tzeeventighduy zendt gidden op te brengen in drie maan- den . 'S andren daaghs, zepventienddp m Oeftmaant,• vertooghen de bezette- lingen . Twee Predikanten, meinende mee te trekken, werden vaft gehou- den ; en d'een verdronken, d'ander gehangen: teegens 't verdragh zeidt Bor. Maar, dien 't bekent is, hoe zeerFarneze zyn woordt plaghte betrachten, zal lankzaamlyk gelooven , dat hyhier niet d'een oft d'andre uitzondering, tot behoedt zyner eere, gehad hebbej daar doch het breeken zyner belofte geen vordeel van eenigh belang geeven kon. Aldus begon, eneindighde, in zeeyen daagen tyds 't beleg van Denremondé: voor 't welk de Spaanfchen "iet dan dertigh mann* verlooren j doch, daar onder, Pedro de Taxis, Alge- ßieinen opziender van 't heir, aan een loodt 5 en Pedro Paaz, die een' mosket- koeghel door 't hooft kreegh, terwy 1 hy 't opbeurde , om uit te zien, tullen tweefchanskorven. Op den neeghentienden der voorzeide maant, trokken ue Kooningfchen naa Willebroek. 'T kleene blokhuis aldaar kreeghen zé Vilvoorde ttiakkelyk in: thans ook het groote j en, vervolghends, al de fchanskens aan ooverge- ue Brulïèliche vaart, tot Vilvoorde toe: 't welk van hun beleeghert werd, eh,Seeven adü °P den zeevenden 'm Herfftmaant, niet zonder opfpraak teegens den Stee- df, s?aa"~ lm vooghdt,-'
|
||||
918 P. C. HOOFTS EENENTW1NTIGHSTE BOEK
vooghdt, ooverging. In deeze gefteltenis der dingen, hielden d'Algemeine
Staaten daaghlyx raadt, binnen Delft: alwaar die van Brabant, Vlaandre,- Hol» landt, Zeelandt, Uitrecht, Mechele, en Vrieslandt, op den achtiendenvan Oeftmaant, beflooten, dat, nietteegenftaande'tooverlydenvanzyneDoor- luchtigheit hooghloflyker gedachtenrfïe , de gemelde geweften , en d'an* dre , die met hun in bondtgenoodtfchap (tonden, hadden, gelykte voore, verknocht, en elkandren verplicht te blyven, volghends de vereening van Uitrecht. Voorts verzochten zy verklaaring van Graave Maurits, oft hem gelieven zoude , zich te laaten gebruyken tot Hooft Van den Raadt, dien men, tot regeering der gemelde zeeven Landtfchappen, had op te rechten. Maurits, oudt maar ontrent ach tien jaar en, nam, hierop, drie daaghen be- raadsj ende, daarnaa, dien laft aan. Toen maghtighde men hem, eneenen Raadt van Staate jjier voornoemde Landtfchappen, om de zelve te regeeren, tot weederzeggens toe, op zeeker berichtfchrift. Tot de koften des oorloghs te lande, zoo lang als de gemelde regeering duiren zoude, werden driehon- dertduizent gulden ter maant , ingewillight: waar inne Brabant zesentze- ftigh duizent, zeshondert, zesentzeftigh gulden, tien ftuivers, te gelden had: Hollandt, Zeelandt, en Uitrecht, tweehondertduizent gulden: Mechele, drie- duizent gulden : Vrieslandt dertighduizent, driehondert drieè'ndertigh gul- den tien ftuyvers. Vlaandre verplichte zich, tot betaaling der bezettinge van Gent, voor den tydt, dien 't beleeghert bleeve: en daarenbooven te gedooghen, dat die van de Regeeringe, ter gemeine befcherminge, in d'andre fteeden, en ten platten lande, in fleur braghten den tol op de binnenlandfche bieren', ge- maal , waage, flaghting van beeftenj op verkooping oftver man geling van paar- den> op goude, zilvere,zyde, wolle laakenen, en andre gewrochte ftöffen; opde groote kooien; en op de fleete van elke tonne zeeps, teribmme van twee gul- den . Te weeten; de Staaten der andre geweften beloofden deeze middelen t'hunnent in te voeren, en der Regeeringe in handen te ftellen j teneinde, dat elkes aandeel, in de gemeine bezwaarnifïèn , zoo eenpaarighlyk geheeven wierde , als gevoeghly ker wyze gefchieden konde. Ende f rond in alles te vol- ghen de voet, waar op zy, in Hollandt en Zeelandt, werden verpacht oft ver- zaamelt: uitgezeidt de middelen, waaropmennaamaals in'tbezonderzouw orde ftellen. T geen die van de Regeeringe, uit de gemelde tollen, quamen te innen, zouw eiken Landtfchappe ftrekken, tot minderingzynsaandeels: 'tgebreekende, van maant tot maant, goet gedaan worden j en gevonden, by yder op de onroerende goederen, oftby weeghe van andre fchatting, dragh- lykft aldaar, doch niet fchaadelyk aan d'andre Landtfchappen. Daarentufïèn hadden al de geweften een' maant huns aandeels te verfchaffen, in baaren gel- de , op den eerften van Herfftmaant naaftkoomende. Naa 't ontzetten van Gent, zouw men met de Vlaamingen handelen, op een billyk aandeel: ende als dan ook inzight neemen, op de laften,welke, by die van de zelve ftadt, gedui- rende 't beleg,moghten gedraaghen zyn,booven 't geen in reedelykheit behoor- de . Die van de Regeeringe zouden ontlaft blyven, van de betaaling der foldaa- ten, oover hunne voorige dienften: doch deibldaaten hun achterftal mooghen vorderen,van de geenen,die zy verftonden hun 't zelve fchuldigh te weezen.De Landtfchappen, nochtans, hadden te bezorghen, dat het krysvolk, voor zoo veel als dies, leggende binnen hunne paaien, aangenoomen wierde by die van de Regeeringe, zich ten dienfte van 't gemein, zonder weighering uit oorzaak der voorleeden' onbetaalde dienften, Hete gebruiken, zoo lang als de voorzeide Regeering', ingeftelt by maniere van voorraadt, duiren moghte: wel ver- ftaan , dat dit hen niet wyder verbinden zoude , tot betaaling der gemelde ouwde dienften, dan zy te voore, daartoe, waaren verplicht ge weeft. W
tollen 1
|
|||||||
Bedryf der
Algemeine Staaten , vergaadcrt let Delft. |
|||||||
Graaf
Maurtis aanveirt
den laß van Hooft des Raadts van Regeeringe. Middelen
'mgewillight ut het oor- log!) te lan- de. |
|||||||
DER NEDERLANDSCHE HISTORIEN. 91p
tollen, ingewillight op de wynen, en uitheemfche bieren , zouden, met den 1 $#4,.
insang van Wynmaant, by die van de Regeeringe, binnen al de Landtfchap- pen, in fleur gebraght worden, enontfangen; en de penningen, daarafkoo- niende, flrekken tot mindering van den voorzeiden lad van oorlogh 5 zulx men de aandeelen der Landtfchappen van dien dagh af, naar * ;evenreden- * propor, heit te verkleenen had. Ten behoeve des kryghs te waater , voeghdetie. men, dien van de Regeeringe de geleigelden toe, van den eerden in Herfft- Mijdden maant af, gelyk zy gedelt waaren, op de lyd , gemaakt inden Haaghe, in tat bet oor* Oeftmaant des jaars vyftienhondert eenentachtigh. 'T geen quaame, uit de lo&h te verhooghing der zelve van vier op vyf, zouden zy meede ontfangen -, maax ******* alleenlyk befteeden aan 't aflofTen der laften, geftelt op de geleigelden. Ende, om de fchulden te voldoen, tot betaaling der welke reeds orde verleent was, van d' Algemeine Staaten, oft den ooverleeden Prinfe , zouden zy trekken de vyftigh gulden, gezet op elk hondert zouts •, twaalf duivers van elke tonne zeeps •, twee duivers van elke tonne biers 5 den tol, ingewillight by de Vrie- fche Staaten, op het mout, in plaats van de voorzeide twee duivers *, ende verhooghing der geleigelden op goedren, uitgaande naaVrankryk oft En- gelandt. Wydersj de Algemeine Staaten der zeeven voornoemde geweden verklaarden, dat zy geenszins verftonden, voor zoo veel de gemeine befcher- ming, en de middelen der felve toegeëighent, aanging, zich af te zondren van d'andre vereenighde Landtfchappen, met het berichtfchrift, gemaakt voor Graave Maurits en den Raadt van regeeringe: uit het welke, mygoet dunkt, hier alleenlyk 't merkwaardighde te verhaalen, dewyl % in veele pun- ten, met andre voorgemelde fchriften vandiefoorte, oovereen komt. T)e Raadt) dan, zouw beft aan uit achtienperfoonen-, drie van Brabants, twee van Be^onder- Vlaandres,vier van Hollandser ie van Zeelands,twee van Uitrecht s, een van fle punten Mecheles,drievanVrieslandsweeghe. Uit deeze achtten, fiondeen Algemein uit het be- Schatmeefier te kiezen-,en f eiker maant een Raadshooftman,om de zaaken voor ^»tfcbr^t te draaghen, en deflemmen tegaaderen. £>uaam 'er, van de penningen, veror- vm^raa' dent tot het oorlogh te waater,iet merkelyx oover tefchieten, dat zouden zy,aan ,am s 't oorlogh te lande,indien de penningen hier toegeëighent, nietvolflrekken kon- Raadt ym den, beßeeden mooghen -, ende, by gelykegeleeghentheeden defchattingen, inge- Regeeringe* wiüight tot het oorlogh te lande, aan 't oorlogh te waater. Aan defieeden,zouw, by tydt van noodt, die geen vertrek leede, geoorloft zyn, tot laße der voornoem- de Landen , ter zeetewaapenen, teegens roovers, en diergelyke vyandenvan 't gemeine befle: behoudenis dat de r echtfpr aak, oover de ver oover dep erfoonen, fcheepen en goeder en, aan de Ammiraliteyt flonde -, ende dat defleeden terfiondt den rege er enden Raadt hadden te verwittighen van haare toerufiing j en de ko- ften der zelve te begroot en, om orde op de bet aaiing gefielt te worden. Graaf Maurits zouw zich, buiten de voorzeidegewefien niet mooghen begeeven,zon- der verlof van de Staaten. Elken Raadsheer e werden 'sjaar's vyf tien hondert gulden, waar op hy, ten minfie, eenen dienaar moeße houden, toegeleit; maar niet altoos,voor daghgeldt, waaghen- oftfchuitvracht, en diergelyke reiskoften. Onder andre beloften vangetrouwigheit, hadden de Lee den van den Raadt te zweeren,dat zy,zonder de Landtfchappen oftfieeden, waar uit zygebooren oft . gehören waaren, oft het bezondre voordeelder zelve, oft hun eighen, aan te zien, alleenlyk het gemeine weivaaren zouden betrachten -3 geenefchenkaadjen neemen , nocht eenigherlei deel' in verpacht ing vangemeinemiddelen, oftan- der krystuigh, koor en, boter, kaez, tot behoef der gemeine zaake. 'T verklaar en der duifier heedenmijfchien te vinden in dit berichtfchrift, Meldende Staaten aan zich j gelyk meede 't veranderen van eenighepunten, indien des vereifcht wierde. In deezen Raadt ftelden de Staaten van Hollandt Rutger van den Iiii 2 Botfe-
|
|||
5>2o P. C. HOOFTS EENENTWINTIGHSTE BOEK
1584. Botfeler, Heer van Afpere ■, Adriaan, Heer van der Myle, Raadshooftman
's Hoofs vanHollandtj Go vert Willemszoon Braiïer, van Delft 5 en Simon Meinertszoon, van Hoorn. De tydt van het duuren deezer regeeringe werd niet uitgedrukt in 't beft uit daar op genoom en * mits het on wis was, hoelang men naarder van doen zouw hebben ; en voorneemlyk uit zorghe, dat de kortheit des tyds haar achtbaarheit zwakken moghte. Maar , de gemagh- tighden der Landtfchappen verzeekerden elkandre , by onderlinge blyk- fchriften, dat zy die regeering alleenlyk vaft fielden voorden tydt van drie maanden i naa 'tverftryken der welke, zyinhun geheel zouden ftaan, om haar, en 't be windt oover de middelen haar toegevoeght, te verlengen, oft an- ders daar in te voorzien , naar geleeghenheit van zaaken. Dit werd aldus o-e- daan, ophoope, van, midierwyl, aan een vorderlykeindt derhandelinge Handeling met Vrankryk te raaken j die my nu te ver haaien (laat. Korts naa't ooverly- »m vrank? den desHartoghen van Anjou , en 't ontvallen van dien toeverlaat, 'magh- Vk- tighden de Algemeine Staaten, gepraamt van de geleeghenheit tot een on- verwylt befluit, de Heeren, La Mouillerie en Aflëliers, om zich naa dien
Kooning te ver voeghen, en te verzoeken, dat zyne Majefteit gedient waare, met aanveirding derNeederlanden , op de zelve voorwaarden waar in zyn broeder bewillight had. Deezegezanten werden totRouan , eenen ruimen tydt, opgehouden. Immiddels braghten de Heeren , la Pree , enTondorf Oudthofmeefter van Oranje, hun de droeve tyding van de dcodt zyner Doorluchtigheit, en brieven van de Staaten aan hen * famt andre, gericht aan den Kooning en zyn' moeder , ten einde zyner Majefteit geliefde, eeni- ghen achtbaaren Ooverfte herwaarts te fchikken, om 's Printen plaats te be- Vegezan- kleeden. En d'eene druk icheen den andren aan te voeren 5 naardien , ten ten u zelvendaaghe, deGeheimfchryvervanftaat, PieterBrulart, uit'sKooninx Mouillerie naam , zoo hy zeide, zonder nochtans geloofnisbrief te toonen, hun ver« tnAjfetun ZOQ\i p]at qUam afllaan . Niettemin, op hun zeer ernlligh aanverghen, worden ^ beloofd' hy , van hunnent weeghe , den Kooning en de Kooninginne Moe- terYafoe- der om gehoor te fmeeken* indien hy zyne Majefteit, die ftond om naa Lyon weezen* tereizen > nocn n^Qt vertrokken vonde. Zy baaden ook den Heer van Pru- neaux , daar teegen woordigh , ende meede zeer ontftelt in zoo ongehoopt een' ontmoeting, aan hunne Majefteiten 't gewight der zaake te gaan erin- neren j dewyl hy daar af wel de klaarde kennis had, en zyne woorden , als < van eenen vaflaal, geichaapen waaren, booven de hunne te gelden: 't welk hy gewillighlyk aannam. La Pree , hebbende alleen , mits Tondorf door ziekte belet werd, de meêgebraghte brieven cover te leeveren , verzelfchap- tePruneaux: en zy renden t'zaam én, te pofte, naa Fontainebleau > alwaar zich de dingen vry behaaghlyker op deeden. Want de Kooning, peizende, zoo te vermoeden ftaat, dat, dien van Hollandt en Zeelandt, de zucht, om buiten 't gemein verdragh te blyveri> moght afgeftorven zynmetdenPrin- fe, hoorde hen heufchelyk; en veirdighde la Pree af> met fchryven aan de Staaten, hoehy beflooten had, Pruneaux te ïaaten volghen, om hun zynen rbanstnin- zin te ontdekken. Voorts begeerd' hy, gemerkt zyn' reis geen'uitftel leed, Ijk^gehoort dat zyn' Moeder de Heeren la Mouillerie en Allèliers voor haar riepe , en vandeKoo* 't geen zy hadden aan te dienen, uit hunnen mondt vernaame. Hieropont- ningmne boocj zv je gezanten, tot Sant Maur, in haare kamer; nam hen ter zyde5 lui- Moeder. fl-erc}e aandachtelyk naa hunne reede j en gaf tot antwoordt: 'Dat der Algemei- ne Staaten meening» altevoorenverftaan-, uitzeekerfchrift', behandight aan Brulart, en uit 'Pruneaux in 't lange\ haaren Heere zoone zeer aangenaam was geweefl igelyk de brieven, afgegaan met la Tree, getuighen konden. *Dat zyne MajefleitaanTruneauxbevoofenhad, zich% tenfpoedighfle> öjywegh-, naa
Meer-
|
||||
DER NEDERLANDSCHE HISTORIEN. pat
Meer landt te begeeven: en oorbaar geoordeelt, neevens haar, dat hunner een > i ƒ84»
oft &y-beide, met hem zouden derwaarts keeren, ombyde voorzeide Staaten 3 en by de geweflen, onvertooghen befcheïdt, oßzynenvoorßel, te helpen vor- deren } alzoo 'sKoonin» be fluit <> noopende der landen befcherming-, aan de forme van V hunne hing. De gezanten , ooverboodigh haar te gehoorzaa- men, baaden om veirdighen byftandr van zes oft zeeven duizejit mann', eer Gent en Antwerpen, fteeden wel waardigh, etlyke Kooninkryken van Span- je, verlooren gingen. Welke troepen haare Majefteit mochte doen koomen totOoftende en Sluis j om teffensdie plaatlèn, beloert van de Spaanfchen 5 voor den Kooning te verzeekeren. Voorts, dat haar geliefde Vrankryk voor den vyandt te fluiten, Maar zy meldde recht uit, dat de Kooning, om niet reukeloozelyk, oft vergeefs, in 't oorlogh teegens Spanje te treeden, vaft voor- genoomen had , zich de Neederlandlche zaaken geenszins aan te trekken, zonder voorgaande kennis van 't geene, by Pruneaux} zouw verricht weezen j ende dat zy, teegens dit opzet zyner Majefteit, nocht ietwes doen, nocht ge* dooghen darde. Weshalven 't naafte was, de Staaten tot kort beraadt te por- ren. Zy voeghd'erby, dat hun gewagh van Sluis en Ooftende haar vreemde gaf j alzoo zy zich, in 't zeeker, verftendight vond, hoe de zelve fteeden, en3 daarenbooven, noch eenighe andre, der Kooninginne van Engelandt, waa- ren aangebooden •, énde reeds, daaroover, zeeker perzoon, van haar, aan d' Al- gemeine S taaten, gefchikt. Hierop verklaarden d' Amballädeurs zulx niet te können gelooven: maar wel, eenen, van der Staaten weeghe, gezonden te zyn, om Elizabeth te bidden, dat haar geliefde, hun woordt by den Kooning te hou- den , ten einde hy zich gewaardighde, hunne behoedenis te behartighen: naar* dien 'tSpaanfche geweldt, quaam' het in Neêrlandt te ankeren , dreighde d'Engelfche niet min, dan de Franfche kroon, te bedrukken. Dan de Koonin- ginzeid' hun kort af, dat zydies wel onderrecht was: riep voorts den Heef van Pruneaux, en beval hem zyn vertrek te haaften: der wyze dat zy fchroom- den, haar iets meer teegen te werpen. Zy paften, daarnaa, met verfcheide Raadsheeren, en andre, zoo Rooms- als Onroomsgezinde luiden van aan* zien en bewindt, die hun der zaake toegedaan dochten, in mondtgemeen- fchap te koomen-, om lucht oft licht van 'sKooninx inwendighe gezintheit te fcheppen; en naa te vorfen , waar 't eighentlyk looghe, dat hy fchoor- voette, in 't beilaan der Staaten , op zoo treflykeen aanbodtj endoorwat wegh hy daar toe moghte te leiden zyn. In 't reedeneeren op deeze ftof, werd, onder ander, bygebraght, hoe men de Kooninginne Moeder, tot ant- woordt op der Gentenaaren verzoek om hulpe , gepraamt had , met uit* fchieten , dat voor zyn' Majefteit, zonder , binnen eene oft anderhalve maant, een grof heir derwaarts te zeinden, niets van de Neêrlanden te ver* wachten ftond: zynde de dingen aldaar geftelt, om, in dien gevalle, andre parthy te kiezen. Welke bruskheit gekoomen ter oore van den Kooning, hem ( als weetende, zoo hy zeide, in die kortheit van tydt, zulke kraften niet op de been te brengen j nocht willende de verzoekers, met onvoldoenlyke beloften, bedrieghen;) beweeght had, het boovengemelde affcheidt, den ge- Zanten , doorBrulart, te doen aankundighen j op dat de Staaten, zoozy, gelykmen voorgaf, andre toevlucht zaagen* geen'geleeghentheit verzuim- den. Maar, degrondighfte oorzaak zyner uiterlyke laauwigheit was, naar 't zich aanzien liet, een'heete begeerte, omHollandtenZeelandt, zoowel ak d'andregeweften, onder zyn'heerfchappy tekryghen: en zyn' fteegheit fcheen te ftrekken, om de Staaten willighopwegh temaaken, uitanxtvan verlaaten te blyven, zoo zy hem met geen* vorderlyke voorwaarden tege- moet liepen. Want, zommighen lieten zich hooren, dat hy, op zoo gering liii 3 een
|
||||
5>22 P. C. HOOFTS EENENTWINTIGHSTE BOEK
1584. een onderpandt, als Ooilende en Sluis, de befcherming der Landen geens-
zins dacht by der handt te neemen. Andren heelden niet, dathy gewislyk zich hoeden zouw, van deSpaanfche waapenen te terghen, enzyn ganfclie Ryk in gevaar te ftelien, omd'andregeweftenalleenlyk, zonder de geheel- fte en genaaklykfte, naamlyk Hollandt enZeelandt, te hebben> die, door fmaaklyke aanbiedingen , hoewel gedaan zonder meenen , moghten be- koort worden, om met den vyandt t'ooverkoomen en aan te ipannen: waar door zyn Majefteit gelchaapen waar, 't geen zy elders bezaate, te verliezen, en 3 met zoo zwaar een oorlogh op haaren hals, te bly ven zitten. En, de meefte yveraars in 't ftuk-rieden den gezanten , de Landlèhappen tot ron- digheit en reklykheit te vermaanen: ftaande te betrachten, hoe zy althans, niet eenen Hartogh van Anjou, die baat en geen' Ichaade verwachtte, maar eenen maghtighen Kooning aanzochten, die de treflykfte kroon van Chri- ftendoom te waaghen had 5 en zynenvolke te doen blyken, dathy op geen welzandt bouwde j alzoo aan der onderdaanen goed willigheit, waar uit de kryskoften koomen moeiten , grootlyx geleeghen was. Zelfs eenighe On- roomsgezinden , waar op zy zich beft betrouwden, getuighden zeer loflyk van 's Kooninx oprechtigheit in belooven en naakqomen : zulx niet te duchten viel, dat hy de landen, zoohyze eens aannaame, begeevenzouw, oft eenigh ander punt van 'tverdragh, met hun gemaakt, te buiten gaan. Waar oover men, mits bedingende d'ouwde voorrechten, en't gebruik van den Hervormden Godsdienft, in 't welk doch de Spanjaardt nemmer met ernft bewilghen zouw, nocht behoefde, nocht behoorde, om de regeering Zy doen te knibbelen. Van dit hun weedervaaren quaamen la Mouillerie en AlTe- vtrflagb Hers, aan de Algemeine Staaten, vergaadert tot Delft, verflaghdoenj enbe- van bun flooten »t> met ontfouwing van hun eignen gevoelen: 't welk meebraght, vaaren" dat nerghens gewiflè trooft, dan in Vrankryk, te vinden was. De Heer van aan d'Al- Pnmeaux, herwaarts gereift neevens hen, gaf zynen geloofnisbrief, gedagh- gemeine teekent denlaatften der voorgaande, op den tweeëntwintighften vanOeft- Staaten. maant, den zei ven Staaten te leezen j ende deed voorts zyn vertoogh: 't welk hier op uit quam. T)at de oopeningen,gedaan, zoo in 't gemein, als van Trtmeaux, elk Landfchap, van geen gering belang waar en j maar wel waar'digh, dat de gekant des Kooning daar af naader onderricht wier de: v oor neemlyk, noopendedeveran- oonmg t £rt ng^ßgjgrt miffchien gebeurt. Waar oover hy wenfehte ander maals klaar lyk te 1 do^f verfi aan, wat zygezint waar en te doen voor zyne Majefleit$ en, op wat voor- enen waarden, zy begeerden, zich in haaf armen te werpen, en haar f er kennen $ om, voorflel aan volghends hun verzoekigeholpen te worden. Zy hadden dan yjpoedighlyk, dies de ulve. te doen blyken, by goede, geloofwaardighe, en wetlyk bekraftighde brieven, der bezondregewefflen zoo wel als der Algemeinfchappe: ende daar op te verwach- ten, van zyne Majefleit, een antwoordt, onverwylt, en onbewimpelt. Teffens pleeghd' hy, van zyns Meefters weeghe, den plicht der meedetreuring, oover 'tafftervendesPrinlen: en keverde eindtlyk, alzoo't begeert werd, het ge- Beraading Iprookene, op papier, oover. Desandrendaaghs, werd het ftuk in beraadt daar oover. geleidt by d'Algemeinfchap. Daar verklaarden de Brabandtlche gemagh- tighden, zich bereidt, om te handelen met den Kooning, mits hyhenhol- pe, naar eilch van de jeeghenwoordighe noodt, gelyk Pruneaux beloofdej en hem 'tgezagh der voorighe Hartoghen toe te voeghen ^ onder belprek, dathy, indeoeffeningvan dengezuiverden Godsdienft, geen'verandering hadde te maaken oft te gehengen -, de Landen te laaten by hunne ouwde voorrechten , en naar deeze te régeeren -, de fteeden niet te bezetten, dan met inboorlingen, aangenaam den Staaten, en by voorgegaan verlof der zelve: enwydersop zulke voorwaarden, als bydegezaamde landtfehappen, t'hun-
ner
|
|||
DER NEDERLANDSCHE HISTORIEN. 923
11er gemeine verzeekering, zouden dienftigh geoordeelt worden, en te ver- 1 f84,
werven weezen van zy n e Maj efteit. Ende, naa dat zy, met reedenen, wei- Jee , als elders genoegh verhaalt, ik hier ooverflaa, de Bondtgenooten ernftigh vermaant en gebeeden hadden, zich te vlyen, neevens hen, tot het kiezen vm deezen wegh, hun meenighmaals aangeraaden door den Prinie hooghlofly- ker gedachteniile> zoo naamen deGelderfche, als niet gelaft tot handeling met Vrankryk, uitftel, om hunne meefters te verftendighen, van 't geene door Pruneaux was voorgedraaghen. De Vlaamiche volghden de ftem van Brabant. De Hollandriche braghten by , dat de Staaten van Hollandt al- voore dan iet zeekers te raamen, den Heer van Pruneaux dienden te hooren, dewylhy bezondre letteren vangeloove aan hen had. De zelffte reede, om dagh te neemen, hadden de Zeeuwiche. De Uitrechtfche zeiden , dat zy nooit voorheen gelaft geweeft waaren, om met denHartogh , oft met den Kooning, te daadingen j ook alsnoch, noopende 't voorgeftelde, geen' orde hadden 5 maar, dies begeerden de Staaten hunnes Landtichaps te verwitti- ghen. DeMecheliche vielen dien van Brabant en Vlaandre toe. De Vrie- fche gaaven te bedenken, dat hun geweft, achter, en veerft, geleeghen was: waar oover hun , zonder eerft het gevoelen der voorleggende Landtlchap- pen verftaan te hebben, niet geleek iets te befluiten , op dat zy zich , daar door, niet van de zelve vonden afgescheiden, DeOoverylTèlfche fpraaken uit eenen mondt, met die van Uitrecht. Thans behandighde Pruneaux den Pruneaux gemaghtighden van Hollandt en Zeelandt, elx, eenen geloofnisbrief. Daar verklaart naavoerd'hy, in de vergaadring van Hollandt, zeekere reede: en, verzocht t~JnMn-_ zynde om affchrift der zelve, gedroegh zich tot het inhoudt van't geen by Hf^Mm d5Algemeine Staaten ontfangen was j alzoo, naar zyn zeggen, het vorder Aer-m„ xm verhaal' alleenlyk tot middel van vroedtmaaken gedient had. Hy bekende uoüandt. eeven wel, van geloove te weezen, dat de Kooning verftond, ook met die van Hollandt en Zeelandt oover 't hooghe punt te handelen, en op eenen voet als met d'andre geweften, om hem aan te neemen, niet als beschermheer, maar met het recht van Oppervorft, gelyk des de Graaven genooten had- den. Derhalven haakten alle harten, naa't befluit, hierop, bydeezetwee geweften, te neemen -, als naa't geene , waarin de uitkoomft van zoo groot een'zaak ganfchlyk geleeghen was. De Eedelen, gewoon ter zaameninge van Hollandt te verichynen, tuighden den andren leeden aan, hoe zy, achtende Zwaang- ditftukhetgewightighfte, dat, feedert den aanvang der oorloghe, wasvoor- bemniiol* gevallen, zich bezwaart vonden in 't af- oftaanftemmen, buiten gemein goed- lmdt £e~ dunken van de refte der Eedelen, die men niet plagh te befchry ven. Dies wer- "l^f"°0°" den al d'andre, zelfs jonger zoonen, ter daghvaart geroepen, teegen s den laa- ^agendtt ften vanHerfftmaant, om des andren daaghs te beraamen, 't geen men, op Graafljkc den tweeden van Wynmaant, voor befluit, ter vergaaderinge hadd' in te heit aan den brengen: (taande d'afweezighen te houden, voorvolghers der meefte ftem- Franfés. men. Men verzocht, niet alleen de befluitfèls der Vroedfchappen van al de fteeden, maar ook het gevoelen van den Hooghen Raadt, hetHollandfch Hof, en de Reekenkaamer. Waarentuflen Pruneaux,om de Regeerders te be- lezen, genoeghzaam van geweft tot geweft, ftadt tot ftadt, reisde, uitmee- tende de bekommering zyner Majefteit oover Neederlandt, metgrooter glimp dan waarheit van woorden. Want de Kooning, vergeetende, van gemak- iykheit, het ongemak, dat hem, uitliet wortelen derSpaanfche regeeringe alhier, te verwachten ftondj en zoo graatigh naa gloory niet, alsnaa'tlef- fchen zyner lyfluften, nam de zaak flappelyk ter harte. Miflchien ook, dat 2yn' kinderloosheit, en wanhoop van der te winnen, hem te onzoeter op ar- ^)eidtmaakte,waar af vreemden de vruchten genieten zouden-Zeeker,de Koo- "- nin-
|
|||||
1
|
|||||
9z± P. e. HOOFTS EENENTWINTIGHSTE BOEK
ï f84. ninginne Moeder had , met haaren zoon van Anjou, de luft tot de Neer-
landiche dingen verlooren > en feedert, uitanxt van 't Ryk buiten haar bloedt ' te zien vervallen, de gedachten gewende tot eenen andren toeleg : naame* lyk, om den wettighen gang van'topkoomen derkroone t'zyd'uittedoen liaan , en de kindren van haare dochter Claudia , Hartoghinne van Lot- tringe , tot de hoope der Franfche heerfehappye te verheffen. En 'sKoo- ninx deftighfte Raadsluiden waaren nu geftorven, oftverlchooven: onder dereft, nauwlixyemandt, dien 't niet aan wil, oft vrymoedigheit, mangel- de , om zynen geeft tot zoo hoogh eenen aanflagh t'ontfonken. Veelen , daarenteeghens, te rug gehouden vanfehandelyke fchroomtevoordemaght der Spanjaarden, oft gedreeven van verhoole gunftt'henwaarts, riedende zaak zoo zeer niet af, als zy ze, met voorwerpen van vericheide zwaarighee- den, verhinderden, om alzoo de bequaame ftonde vanbedryf t'onbruikte maaken: een5 vond, hun ingegeeven van nydt op de Engelfchen, die zy oor- deelden , zoo de Kooning weigherde , de fèhoot te zullen ophouden om de Landen t'ontfangen. Immiddels aasde men deeze met holle hoope 5 ende gaf, in 't heiinelyk , den Spaanfchen bewindsluiden te verftaan, hoe zyne Ma- jefteit met luifteren naa de Staaten, niet anders meinde, dan hun den tydc t'ontfudèlen, dien Parma moghte waarneemen , om zoo veel voortganks te doen , dat het verdragh met Engelandt zouw te fpaade koomen. Uit welk falyvouwen de Spanjaards, naar hunne verwaantheit, terftondt fpeld- den, datz' 'er de vrees in hadden-, enderhalven ftoutelyk voorts te naaren, met ftooken en ftyven der Guizardfche partylchap, om den Kooning zoo veel werx t'huis te berokkenen , dat hem niet leedigh ftonde des buiten te zoeken. Doch Pruneaux, die, zeeker, voor eenen man met eere ging, moght niet beeter weeten dan hy zeide, en zelf bedrooghen zyn van den Kooning oft zyn'Moeder* oft oordeelen, dat een bewindsman zynen meefter blindelinx Ve Heer moeft gehoorzaamen. Wyders, de Brabantfche Raadt van Staate, beftaande van Grjze u[t zommighe Heeren van Adel, en gemaghtighden van Antwerpen en gezonden, ßruflel, had, zonder naa orde der Algemcinfchap te toeven, alzoo men daar mBra m' met het vuur voor de fcheenen zat, den Heerjakob van Gry ze, Oudthoogh- landt. " kal)uw van Brug, naa Engelandt gezonden, om, neevens beklagh oover An- De Her- j0us en Oranjes doodt, deKooningin te bidden, dat haar geliefde den aan- vormde ge- gevangen handel, by de Franfche Majefteit, te begunft ighen 5 en den Landen meente van een deel volx en voorraads van oorlogh by te zetten. Korts daarnaa beval NeederUn- men hem ook de Neederlandfche Hervormde gemeente aldaar, zoo Walfche dersMaar alsDuitfche, aan te zoeken, om verfchaffing van eenighe gereede pennin- verjoajt ^cn ^ ten behoeve des vaderlands. Waar ophyneeghenduizentvyfhondert oeldttot^ gu^en verworf, die aan lichting van vyftienhondert knechten, onderden krysttfer- Koriïel Morgan, befteedt werden. Maar Elizabeth, hoewel ooverboodigh tot ving. vordering der zaake in Vrankryk, gaf, voor de reft , prat antwoordt y ende De Konin- ièlieen zich te belghen, dat men haar verghde, in nieuwe koften te treeden, gin houdt zonder plaatzen, daarvoor, t'haarder verzeekering , t'ontfangen . Oft dit
zich fier. liaar
van zelfs, in den zin gekoomen zy •, ofte dies, van hier, fmaak gegeeven,
zoud ik niet kunnen verklaaren. Zooveel is'er af, dat, te deezer tydt, zom-
mighe leeden der vergaadringe van Hollandt, met naamedeVoorfpraak van datgeweft, PaulusBuis, bybrengende, men zouw met den Franfois, inzon- derheit zoo hy meefter van al de Vereenighde Landen te zaamen wierde, bedrooghen uitkoomen; dreeven, dat die van Hollandt, Zeelandt? en Uit- recht, ten m in fte behoorden te proeven, wat hulp hun, van de Kooningin > oponderpandt van eenighe fteeden, te ver wachten ftonde. Eevenwel, zoo verre te gaan, vond meeft yder ongeraaden, Maar zeek er, d'Algemeine Staa- |
|||||||
ten
|
|||||||
ÉiMa
|
|||||||
DER NEDERLANDSCHE HISTORIEN. 9if
ten zonden heer Joachim Ortel naa Engelandt, met laftbrief op den heer van i f84*.
Gryze en hem, om gely klyk ,.uit hunnen naame , met de Kooningin te hande- Heerjoa- Jen. E" te deezen einde werden hun twee bezondre berichtfchriften geleevert*chm 0ïteh jje op den vierentwintighften van Oeftmaant geteekent waaren. Het eerft derwaarts quam hier op uit. Rouwreede te doen, oover 't affterven des Trinfen. Te ver- ^0",,e*. toonen, hoe nochtans, op>zoo zwaar een verlies,geen merkelyk mis quaam$ onder nmeme "' 't ïrysvolk, de fl e eden, oftgeweflen, gevolght was} mits de goede orde, gefielt Staaten, U de Landtfchappen*> difdes te v aft ervoorgenoomen hadden, zich verknocht met lafi- je houden, en alles, wat f hunner behoudenis vereifcht werd, te bevlytighen. brief op hem <f)efpaadigheitdeezerbezeindingefontfchuldighen, met der Staat en noodtly- en Gr/^e' ke beezigheit, tot noch toe, in 't verhoeden der gevaar lykh e e den, die, uit zoo Twee ^e° [chielyk een' ramp, den lande dreighden oover te koomen. Haaré Majefteit te m *le ntm yichten,van denjeeghenwoordighenftaat des lands: Voorts,hoe verre de han- ma ^ ^ kling-i wet wylen den Hartoghe van Anjou, wasgebraghtgeweeft -3 hoe men de te fibikbgn %elve,met denKooning vanVrankryk hervat had-, en waarz' althans op draaide, badden, f e verneemen, uit haare Majefteit, oft zy, daarm,yet hinder lyx, oft b e zw aar- \p kondefp euren. Haar welernfteljk in te f eher pen, dat al het grootge weidt, m de voortgang desvyands, niet de min ft e veranderingvan wil-, in eenighe ftadt oft plaats deezer landen,verwekt had. Zulx elk volkoomelykgetrooft bleek> ^oedt en bloedt, voor degerechtighe zaak, te waaghen. Eevenwelte bekennen, kt de middelen der Staat en,naar 't gemeine beloop der menfehelyke zaaken, tee- ms de helft e der maght van Spanje en zyn' aanhangers, niet beft aan konden: ende, ie.dien aanzien 3 haare Majefteit, met loflyk ophaalen der gloor ie, die zy, kor't voor ft aan van den waaren Godsdienft , in Neederlandt, Schot landt ^ Vrankryk, veroovert had, tebidden ,dathaargeliefdevan knecht en, ruiters, kffekrmdt, an andre krysbehoeften, zoo veel herwaarts te zeinden, tot handt- haven derLandtzaaien, in't oprecht Ghr ijl en geloof>, en hunne vrydoornen > ézy zelf raadzaam vonde-y en by haar heir te voeghen eenenHeer, begaaft met dedeughden,dte,tot het opperbevel daar oover, noodigh waaren. Haar der Maje- fteit te erinneren, dat de zaak der landen ookgenoeghzaam de haare was: heb- bende de 'Taus ende Kooning van Spanje het niet min op haar,dan op ons ,gelaa- den: gelyk de brieven van Don Johan en Efcovedo, en andrefnoode handelin- lenffeedert in't lichtgekoomen, t'oover getuigh den. Haar te ver klaar en, in- dien zy verzeekertheit begeerde voor't verfchot haar der penningen, dat men $ tot la ft e van d' Algemeinfchap, oft van eenighe ft e e den, f haar der keure,fchuldt- fchriften te keveren hadde, onder verbande, dat,zoo men, wat. ontflaaghen van 'toorlogh,de zelve niet aflofte,zy deperfoonen fcheepen engoedren aller Landt- zaaten,waar zy ze vonde,bekommeren moghteiin welke wyze,zygenoeghzaam zouw bewaart weezen: behalven, dat men, ten aanfc houw des handels met Vfmikry^geen* andre vaftigheit fcheen te kunnengeeven. T)aar by te voeghen, dat de Staaten booven dien, pleghtelyk belooven zouden, geen verding, nocht verbintenis, aan te gaan met den Kooning van Spanje, nocht andre Vorften oft Regeeringen, zonder uitgedrukte bewillighing van haare Majefteit -3 en der zel- tete dienen, met al hunne middelen, waar't haar gelieven moghte: temeer, mits hun vertrouwen <> dat zy waar e, om de gemelde handeling met Vrankryk leneeghentlyk te vorderen, en zich, met dien Kooning, te verbinden, teeghens den Spafij aardt Ptwelk zy ootmoedelykbaaden. Haar der Majefteitaan te die- nen, hoe de Staaten befloot en hadden, allen koophandel, zelfs van lyftoghtyop de Sandfly kegeweft en, te beletten -, en te dien einde, eenighe oorloghfcheepen toe* i&uft. 'Der'halven, haare Majefteit hooghlyk te bedanken , dat zy haaren on- Mfzaaten geen derwaarts voeren van eenighe noodruft toeliet j en haar te: bidden, om volharding 'm deezegunft. Niettemin, ten opmerke dat de vyandt, Kkkk im-
|
|||||
. . ? . u.
|
|||||
■MMKHWBWM
|
||||
9ï6 P. C. HOOFTS EENENTWINTIGHSTE BOEK
1584. immiddels, Brabant en Vlaandre ten tiiterfl e praamde -, andermaah ,jaa eeduu- righlyk, aan te houden, by haare Majefleit, om goedenen fpoedigh en by (landt van betaalde foldaaten , tot volvoering van den aanflagh, den gezanten bekent Haarbefcheidelyk teverftendighen, van*tgeen zichtoegedraaghen had, tuf- fende Staaten en Graaf Edzart vanOoflvrieslandt , die hunnen vyandenhf, toghtikrystuigh, en andre noodruft, tot onderhoudt van Groninge, verfchafte- zulx te vreezen ftond, dat de Spaanfchen, byzyn toedoen en ooghluiking, de fladt Embde, en eenighe Staatfchefterkten, daar ontrent ,' moghten ver mee ft e. ren: ende daar op te verzoeken, dat haar der Majefleit geliefde, zoo veelte wee- ghe te brengen door haaf achtbaarheit by den voorzeiden Graaf, de burgher s van Embde, en d'aanzienlyken van dien oordt, dat de weederparthy, aldaar voortaan , niet meer geleeden en begunftight wier de, nocht eenigh geriefgenoo- te: waar door GroningegefchaapenJ"ebeen inkort oover te gaan j en Embde, een' haaven zoo welgeleeghen voor den Spanjaard,zouw behoedt weezen. AVt boo- vengezeide ook voor te draaghen aan deRaadsluiden derKoningin?ie,met beede-y dat hun ge lief de,de Staat eronder 't getal hunner getrouwe vrienden en ootmoe- dighe dienaaren, te reekenen, en hun de eer e te doen, van hen te onderhouden in de goede gunfl van haare Majefleit. Het tweede berichtfehrift behelsde 't geen hier 11 aa vol gh t. Indien de gezanten gemaant wierden, om begroot ing der be- hoef de hulpe 1 zoo zouden zyver'zoeken zesduizent mann' te voet, eensdeels Engelfchen, eensdeels Zwitfers, mee ft [pietfen -> en drie duizent ruiters , meefi fpeeren-3 voorts drie hondert duizent ponden kruids. Bleeke hun van eenigh mis- noeghen der Kooninginne , oover mangel van voldoening der penningen, te voore vanhaargeleent; ende, zoo haare Majefleit, diesweeghe, zwaar ig* heit in den ver zocht en byftandtmaakte ; haar als dan te ver zeekeren, dat de naalaatigheit uit geen onachtzaamheit, veelmm uit quaade wille yfproot, maar erMyk uit gebrek van middel-s dewylhet jeeghenwoordigh oorlogh den Landen- ge en verhaal van adem toeliet j ende, dat men, koomende wat verlichtings te voelenvandeezendruk) het afloffen der voor'zeide fchuldt dacht, voor al, ter harte te neemen: dat men de Hollanders, Zeeuwen, en Vriezen, die nochtans, bynaa alleen, ter zee voeren ■> in weinigh bondtfehriften begreep en vond: ende, alzoo de meefte op d' Algemeinfchap hielden, dat haare Majefleit, naar der Staa- tenge voelen, recht zoude doen, indien 't haar geliefde, de afgeweekenegeweßen aan tefpreeken, en zelfs defteeden, die, ftaande onder 't zelffte verbandt, kor- telinx des vyandsparthygekooren hadden, en ,fleunende op zoo maghtigh eenen Vorft,als de Kooning van Spanje, beeter bet aaien konden. Zoo deeze reedenen te weinigh woeghen, by haare Majefleit j de zelve dan, op 't needrighfle, te bidden, dat haar geliefde, de kleinoodje, verzet onder haar, van de Staaten, te houden, en zich daar mee tegenoeghen, voor hun aandeel in de fchuldt, zoo van hooft- fom, als van verhopen fret, en 't geen echter ver loof en moghte; daar af, f hun- ner ontlaftinge, deughdighe brieven Ie doen verlyden, en de bondtfehriften 00* ver te keveren aan de ge zant en-3 het oover ighe te zoeken aan d'afgefcheide Landfc happen en ftee den, als verplicht voor 't geheel. Aan te wyzen, in wat k- nautheit zy den Kooning van Spanje brengen konde, met verbieden der vaar te en koophandelinge zoo op datRyk als op 'Portugal,-en met het fluit en derzee,voor defcheepen van hier, Van Ooft landt, 'Deenemark, Noorweeghe, en elders: in 't welkjZoö zy het deede^wy ons nevens haar voeghen wilden: zynde,ten mipßh raadzaam, dat haare Majefleit, en de Staaten, het derwaarts voeren van eet- waar en, krystuigh,falpeter$ ankers, kabels, en andrefcheepsrufting, verhinder- den : waardoor men hun 't middel om ons te beoor looghen ontzetten zoww, en »* dier te, die hunjeeghenwoordelykprangde, daarfty ven, en van hier weeren. ^1" der Kooninginne befclieidelyker opening te mooghen doen van de geleeghen' |
||||
DER NEDERLANDSCHE HISTORIEN. 927
heit der dingen al hier*, zoo zj ze hun afvorderde, ontfingen de gezanten ook $ f84-
een gedenkschrift van den onderftaanden inhoudt. T)atTrins Maurits tot Gedenk* Hooft des krys handels gefielt was 5 en een Raadt ne evens hem * om te rege eren fi'3ïlftvm tot jonger orde toe. T)at van den vyandt Qongetelt zyne bezettelingen) in den 1 &f ■" * , Gelderfchen oordt drie duizent knechtenden vier ent w int igh kornettenjaagheni h LiÜo , ter weederzyden van de Schelde, ontrent vyfduizentfoldaaten van d'een en d'andre foort: rondom Gent, drie duizent} by 'Denremonde, ontrent vyfduizent. T>atde Staaten, moetende noodlykveele en zwaar e bezettmgen onderhouden, om den verweerenden krygh te fleepen i niet anders te velde had- den>dan drie duizent mann3 te voet, en vyfentwintigh hondert paarden, rontom Zutven. Maar, dat 'zy, zoo de hulp haar der Majefieitfpoedigh oover quaame , . zich dachten inftandt te ft ellen om aanvechtend oorlogh te voeren j voeghende eerigoede zeenuwe volx,uit defteedenQaangezienzy des daarin als dan min be- hoeven zouden ) by d? andre troepen^ tot oprechting van een taamelyk heir> ter* rjvylde drie duizent knechten en drie hondert ruiters, diezy, in T>uitslandt, en ■ ten deele binnen hunne gr enzen, deeden werven,verwacht wierden. Ti at zy re* kening maakten, van ontrent drie hondert en dertigh duizent gulden ger e e dt gelds, termaant, tebefteeden, aan*t oorlogh te lande -yte waater tfefiigh dui* zent. Van''tgetalende gefielt enis der fcheepen, hadwylen zyne 'Doorluchtig- heit haare Majefieit verkundtfchapt-> door den Heer TJyer, in Lentemaant lejh leeden: ende, zoo zy naader befcheidt daar af begeerde, de gezanten moghten 'thaargeeven, voor zooveel als hun bewuft was. Hiprenbooven bevind ik, dat Be^m^ de Staaten van Hollandt bezondre orde aan Orcelgaaven, om te proeven, wat m e^eieef troofr, hun, famt dien van Zeelandt, Vrieslandt en Uitrecht, uit Engejandt, te suatenvan verwachten ftonde. Waar op hy, niet alleen lyk met verfcheide Grooten van Hollandt > datRyk, maar met de Koninginne zelf, en haaren Geheimichryver Wal- aanOrteU zingham, in haar kabinet, zonder by weezen van yemandt anders, te woorde quam. Maar, 't geen hy van zyn weedervaaren, den Staaten ooverfchreef, was hunner vreeze,dan hoope,gelyker. Haar verwonderde, dat men zwaarig- Èeftheidt heit, in't verpanden van plaat zen, voorwendde: eeven, oft de Franchois de vandeKo°* wapenen voor de Landen aanveirden zoude, zonder groot er en meerder ver~ , &*me * zeekering te begeer en dan zy verzocht had.Maar zy wilde daatlyk tot onze be- on el al- fcherming verft aaneen een flux heir, onder deftighen Q over ft e herwaartsfichik- \un t ken, wen men haar eenighefteeden in handen ft elde-> en de zelve ontruimen, zoo haft, als de Staaten, in ruft geraakt, de koften, by gemeengoeddunkengedraa- ihen 3 door het een oft het ander middel zouden vergoedt hebben: zynde haare meening niet, de Landen fooverheeren-} dan de zelve, veeleer, als goede vrien* den en naabuiren, in eeuwigh bondtgenootfehap te houden, en hunne voorrecht- ten, en vryheit vangewiffe, teegens eenenygelyken-, te verdaadighen. Het wei* iheren van vaftigheeden, zonder welke, haarsgevoelens, van de Franchoizen leen hulp te verwachten waare^wift zy niet^dan vooreen teeken vanpuir wan* trouwen te neemen.Ëchter,om den wort el van degezintheit diens Kooninx, en tyner Moeder,t'ontdekken,dacht zy, hem, zonder uitfiel,tedoen aanzoekend en einde hygemaghtigfaden naa Bolonje zonde^om aldaar,met de haare te ooverleg* i?n, oft eenighe voet te vinden waar, op welken haar ende hem beviele ,gezaa- Wentlyk onzezaaken ter handt teneemen. Zocht e de Kooning dan't werkte verlengen, zonder tot ger e e de hulp e t e willen verft aan -, zoo moghten de Hol* wndfche Staaten ook volmaghtighde luiden,ter zelveplaatze^doen verfchynen^ 0fnme, met de haare, in naader gefprek, en tot een heilzaam be fluit $ te koomen * % zoo de zelve Staaten als noch dienftigh vonden, fpoedighlyk, te dien einde$ yemandt fhaarwaarts ofte veirdighen •> zy begeerde zich in allesgevoeghlyk te vewyzen, en}metderdaadt, dat zy denftaat van dien van Hollandt, Zeelandt, Kkkk % Fries-
|
||||
928 P. C. HOOFTS EÉNENTWINTIGHSTE BOEK
1584. Vrieslandt ,'ên Uitrecht, booven alle andre behartighde ^ ende dien, met haaren
wille, niet zoude zien te gronde gaan. In allen gevalle verzocht zj>, dat dien van Hollandt geliefde , voor hun deel, tot geen eindtlyk befluit met Vrankryk te |
|||||
ywet
haar en goeden raadt, moghte behulp igh zyn. Wyders, het affcheidt, datzy aan Gry ze en Ortel te zaamen, als aan gemaghtighden der Algemeine Staaten
Antwoordt gaf, was van deezen zin . Zy zoude, volghends haaf ouwde zucht tot de Lan- der "(elve deri 5 hungeirne aüegunfl betoonen, die zy konde, zonder haar e er e te quetfen Kooningm* 0ft eighen ftaatfontrieven. Maar 't verzoek, om hun zesduizentknechten ne aan^ ry- en ^rie(^uizen^ ruiters toe te fchikken, ende die te onderhouden , docht haarwpJ
&e en Ortel , J , . , 0 . , , w te zaamen ^feemdt en ongerymt i zoo ten opmerke van de Staaten-> mits tgenaaken des
als aan Ge- winters, by welken tydt luttel met het heir te verrichten waar e} als van haar zanten der zelve, mits de zwakke verzeekering, die men uitloofde. Voor heelflecht van Algemeine voorzienigheit moeflen de Staaten haar aanzien, waanende,dat zy, daar 't af- staaten» Uffen der voorighe bondtfchriften , die zy tot laß der Algemeinfchap had, van wyl tot wylverfloft werd, zich, op zoo gering een voet, in zoo zw aar e en zee^ kere koflen , van bynaa twintigh tonnenfchatsjaarlyx, zouwgaanfteeken -s en, daarenbooven, den Kooning van Spanje, tot oopenbaar oorlogh verwekken, dat de laßen verdubbelen wilde, en teffens den koophandelaffnyden, tot byfler naa- deelhaardef onder zaat en, en aftrek haar der tollen enger echtigheeden. Haar verwachten was geweefi, dat zy hun verzoek veel lichteren billyker zouden gemaakthebben, en haat % by gemeine bewillighing, reedelyker manier van vol- doening doen voordraaghen. 'Doch, volhardende, dies niettemin, in haaregoe* de geneeghenheit en zorgkvuldigheit voor den welflandt der Landen, hadzy befloot en.yemandt aan denAllerehriflelykflenKooning-,die nu,bet dan voor heen% hunne zaakenfeheen te bey veren, aft e veirdighen, om hem te beweeghm, tot zeindtng van gemaghtighden naa Bolonje: werwaarts ook zy de haare zoww fchikken -3 op dat men, gezaamentlyk, de oorbaarlykfle middelen, f hunner be* fcherming' en behoudenis, raamen moghte. Zoo nu de Staaten raadzaam oor- deelden , eenigheperzoonen, wel bericht van de jeeghenwoordighe gefleltenis hunner dingen 3 en volkoomlykgelafl om te handelen en te fluit en, als dan meede daar te doen verfchynen, het konde niet dan dienfligh weezen. Het verbodt van den toevoer derlyftoght, zouwfladt houden, en d'oovertreeders ßrengelykge- flraft worden. Het beletten van den koophandel der Ooflerlingen, op Spanje, dacht den Staaten niet zoo veel nuts,als naadeels,uit fleuring des Koorimiï van *D eenemark en derHenzefteedenjn te brengen, Aan GraafEdzart hadzy reeds emen haaren dienaar gezonden •, die zoo goede hoopevan zyne verrichting gaf* dat zy niettwyfelde,oft het 'misquaam,gevreeft van deezen kant der zee,zoww Don Anto- geweert worden. Don Antonio, verdreeven Kooning van Portugal, verzocht, wo, Koo- ontrent deezen tydt, van d'Algemeine Staaten, eenighe haavenen, daar men mng van je buiten moghte inbrengen -, eighe rechtfpraak daar oover ; voorts andre 7r"oekt geryfrykneeden. De Staaten, inziende dat het meefte wel vaaren des Lands van d'Al- by.de vryheit der zeilaadjebeftond, maakten zeer groote zwaarigheit: doch gemeine gunden hem eindtlyk de haavenen van Sluis en Ooftende , mits dat de Staaten, Raadt ter Ammiraliteit in Zeelandt te wyzen badde, oft de buiten wel oft haavening quaalyk veroovert waaren. Maar dewyl zyn- Ambafïadeur äan dit belprek en eenighe geen genoeghen nam, willende dat men , met dat oordeel, rechters, daar yryheeden toe te fte]ien door den Kooning, begaan liete •, bleef de zaak dus flaan, totdat , £ de Staaten, in 't eerft des naaftvolghenden jaars, uit naame van
Graaf Mau-
(cheepen. r*rs en ^en R.egeerenden Raadt, een' hulk, en eenighe andre goed ren, iö-
gebraght, en aangehouden met meening daar oover te vonniflèn, van Sluis
ö ö deeden
|
|||||
DER NEDERLANDSCHE HISTORIEN. t>2£
Jeeden haaien,, door den Ammiraal Treslong , en in Walchere brengen. 15-84,
Hierentuflèn vertoonden de gemaghtighden van Gent den zelven Alge* Ver&oek,, meinen Staaten, tot Delft, op den ac-htentwintighften vanOeftmaant, hoe der be- zy zich. van alle kanten beneepen , en booven dien onvoorzien van eetwaa- mauwde j^n , vonden : verzoekende derhalven, dat men hunne ontleeghering wilde Gemen**- bevórderen •, oft immers byftandt bieden, volghends'tbezwoorenverbondt, refl\en enbezondre beloften, onlanx gedaan : by mangel van't welke , zy zouden ^u-*™* gedwongen worden, t'hunnen grooten leed t weezen , en fchaade der Alge- alt dl? meinfchappe, 'tgeene te doen, waarvoor zyGod baadenhen te behoeden. Staaten. Voorts verzochten zy , dat men den handel mee Vrankryk voltrokke: zj dringen 't welk de beleegherden, tot noch wat hardens, moghte moedighen. Tot ^pbet firn» het zelffte praamden de geblokkeerde Bruflëlaars de Staaten van Hollandt,tm des met groote heevigheit, en verwyt ,* dat men, door traagheit van befluit tot FranJchen aanveirding derFranfche hulpe , hen t'eenen roof aan den vyandt liet; in "ztl doen plaats van dank voor hunne dienden; waar onder zy 't vangen des Raads >00\dïe v7n van Staate, indenjaare vyftienhondert zesentzeeventigh, reekenden, zeg- Brujfd, by gende daar toe geraaden geweeft te zyn , door de gemaghtighden van HoL de Staaten landt enZeelandt, endoor den Prins hooghloflyker gedachtenis. 'T zelffte Van H°l- dreeven die vanMechele , klaaghende hunne noodt: het zelffte de Staaten la"dt' van Brabant by d'Algemeine ; en inzonderbeit, door brief, door hunne J^^^l gemaghtighden , die tot Delft waaren , door Petrus Aloftanus, eighentlyk 2dn u~ daarom afgezonden , ter vergaadringe derHollandfche, die, tenopmerke den des van'tverclragh,aangegaan met wylen Oranje ,demeeftezwaarigheitmaak- Bondtge- ten. Ook verzochten die van Brabant, dat men, immiddels, hetkrysvolk nootßa^tl in hun geweft verzaamen wilde , volghends 't befluit der Algemeinfchap, van den zeften in Hooimaant; ende oorloghfcheepen op de Schelde zen- den. De Heeren van den Hooghen Raadt, van 'tHollandfchHof, van de DeHeem Reekeninge der Graaflykheit, gelaft , als vermeldt is, den Staaten van hun **n fn gevoelen te dienen ; ten welken einde zy dat van Brabant, Vlaandre, en ^fj^van Mechele, ontfangen hadden ; verklaarden op den tienden van Herfft maant, >t Hol- eendraghtelyk, dat zy nerghens wiflèn trooft, dan by Vrankryk, te vinden landfcbhof> zaaghen. Dit goeddunken werddaatlyk den Staaten van Zeelandttoegeveir- van de Re- dight:die, op den vyfcienden antwoordden, reeds gelykformigh befluit ge- kenïngedet noomen te hebben, en gemaghtighden te zullen ooverzeinden. 'T geen bys;e- Graafl)h braght werd, om die van Hollandt in 't zelffte verftandt te trekken, en tot kort h'u>raadm^ braadt te beweeghen, draaide op deeze bedenkingen. 'Dat Gent, in de nee- A"n \^m ihende maant, zondery ets te kunnen in kryghen, omringt lagh van den vyandt-, del aan. dieookgefchaapenfeheen de Schelde te fluiten $ Vilvoorde be leeghert, ende, zoo Zeelandt h Mechele als Brujfel, Jamt verfcheidefterkten, aan deflroom, bynaa ingelyke *« dtn \elf- oenauwtheit hield. Ginge Gent verkoren, heelBrabant en Vlaandre bleekenfi™ un * mgevaar van te volghen: zullende d' andre ft eeden zich geenszins kunnen be<- Reedenen hoven 't geen eenerftadt van Gent niet hadde kunnen gebeur en. T'Antwerpen !f n %tlm duchtte men voor dwang der gemeente: in welken gevalle Vrankryk niet zou- jaaf m te detefpreeken zyn * oft immers veelbezwaarlyker voorwaarden eifchen. En- beweeghen* de, wen men fchoon als dan daartoe verftonde , zoo dreighde 't langer ver* toeven den wegh , om de Franchoizen in 't landt te helpen , zeer zorghlyk te vtaaken: zulx Brabant, indien dejeeghenwoordighe geleeghenheit verwaar- looft wier de, op andre middelen denken moeft. Men behoorde, op ditftuk, niet to i bezonder, • maargezaamentlyk, en in 't gemein, 4 e befluit en: en de onge- Jehende Leeden des verbondts waarenfchuldigh,hetpadt te kiezen, dat tot red' m£ "er verminkte leidde: zouden, anders doende, afval ,en, daar uit-, eighen Qnheil'ver oorzaaken. Het/chatten dacht, in 't eindt, den volke te verveelen: Kkkk 3 en>
|
||||
no P. C. HOOFTS EENENTWINTIGHSTE BOEK
f84*. en"> *00 de vyandt, naa 't afloopen van Brabant en Vlaandre, lanx de zyde van
Gelder landt en Uitrecht quaame aanbreeken, men zoude meefl al de inkoomfien ten platten lande, verliezen *y engeene nieuwe tollen kunnen infteUen, zonder oproer te verwekken: zynde 't Landt hoofdeloos, en d'ingezeetenen niet eensge- zint, gelykin'tjaar twee- ende dr ie ent zee v ent igh, be halven 't ongeduldt^te bevreezen in een quaadt, dat men althans vermoght en verzuimde te weeren. Zelfs die van Hollandt miften,neevens zoo een Hooft als de Trins^deOoverflen enfoldaaten, die hun gedient hadden om zynent wille i ook diegunft, waar in hy by de gemeente geweeft was 5 enzy zouden ze, in der eeuwigheit, niet kryghen, ' Tverloop der zaaken wasgefprooten uitfcheuring -s deeze, uit eighe baatzucht vanydergeweft: geen9 eendraght hield men, nocht in 't be fluit en, nocht in 't uit- voeren; tot verwinning welker byfterheeden, niet alleen lyk, maar ook om de achtbaarheit te bewaar en, en den koophandel f onderhouden, die, door laflighe tollen, afgewendt oft vermindert werd,men dienden eenen Vor ft aan te neemen>} al hadde men ook anderszins maghts genoegh. Maar daar aan mangeld' het alte merklyk. 'Dies moefl men, niet willende/met Spanje ooverkoomen, 't welk waa- r e in'tgewiffe bederf loopen, uitheemfche hulp te baat zoeken >y die alleenly kuit <Duitslandt, Vrankryk, oft Engelandt koomen kon. Wat hoope op de Grooten v anT) uit s landt te veften vieljeerde de ver laat enis van den Keur vorfi Truxes: en van den Kaizarftond niet te verwachten, dan 't geen den Spanj aardt behaa- ghen ZGUW.Engelandt hield zich zoo koekdat deK.ooningin,in dit gewricht der dingen, niet eenen brief, aan d' Algemeinfchap oft Hollandt., gefchreeven had, Ookgebrak het haar,, gelyk andren Vorfien, aangeleeghenheit om den krygh af te wenden van den boodem der Bondtgenooten; en aan middel om dien kortlyk tot eengoedt eindt te brengen, oft lang te draaghen: zulx men, van daar, niet verwachten kon, dan, naa èenwylworftelens met de ellenden, deer lyk f onder te gaan. Maar ,genoomen haare Majefieit hadde de wil en de maght tot dapperen byftandt: wie beloofde ons diesgeduirigheit? ontzagh de doodt bet e en gefilm- ter de handt, dan een' vereelte van arbeidt ? oft fcheen zy niet veelmeer ,gloory te zoeken in 't verwijfden van degulde behang fels der troonenaan rouwlaaken-, en trachtte, door duiSzenderley treeken,'t leeven der Vorjlen te korten, eeven als droeghe zy roem daar op, dat de Grooten, ruim zoo luttel als de kleinen, haar geweldt waar en ontwoffen? Wat wifl men hachlykers in eenen Staat, dan aan den adem eenes enklenperfoons te hangen? Indien Elizabeth , om de behou- denis der welke God vuirighlyk te bidden was 3 haaf haaren Ryke quaam' f ont- vallen, dreighd'er 't onder ft niet boovente gaan? Foorwaar men moghthet afmeet en, uit de wonder lyke ver ander ingen,oovergekoomen aan Engelandt,zoo in denGodsdienflals anders,door 't ooverlyden der KooningemMaar, inzonder- heit zouw 't 'er zuir uitzien,wen de Schotf che Kooningin, Rooms en Spaans ge- zint, en verbittert teegens *t oprechte geloof, tot de kroon quaame. haaghe men in zulken geval, niet erbarmlyk en argher dan althans, met de zeilen voor de maft ? Elizabeth zoud' ons welliefft by ons zelve ziengeregeert blyven j wä&r verftond dat wy een Hooft behoefden. Ende uit haaren voorflagh, van onze zaak in maatfchappye metVrankryk f aanveirden,kon men ßh at ten,oft zy zich recht op haar' eighe krachten betrouwde. fDaarenteegens had de Trins, hoogh- loflykergedachtenis, alt)'ds geoor'deelt, dat de veilighfte toeverlaat op Vrankryk te ft ellen was. Geen' andre te gelyken by de hulp e van dienKooning: 't waar e dat men op de treflykheit., oft op de gereedtheit, ooghde. Het fluiten van den isjcgh des toevoers, ten vyandt fhadhy in zyn' handt. Hy zouw, op eenen fprongy de Vereenighde Landen ontlaften, trekkende 't oorlogh, tiithun ingewant, naa de Walfchegeweßen:ten alderminfteden Spanj aardt van de Hollandfche grenzen houden. Hyhady naar allen fchyn, vermooghensgenoegh\ totfpoedighe enge- |
||||
DER NEDERLANDSCHE HISTORIEN. 931
wenfchtevoltooyingdeswerx ', oft, zoo de kans kribde, tot etlykejaarenhar- i^S^
dens: ende wen hy te boovenflonde, men zaat' in eeuwighe vre ede. Verf che ide nuttigheeden, van merklyk belange zoude zyn Heerfchappy ons aanbrengen. Elk <ipifi hoe gr 00t e meenighte van boots volk hier f huis behoorde 5 't welk leedigh te laat enige en oorbaar waar. Eengoedtgetal van dien kon hy onderhouden> enge- bruiken op zyn' vlooten. Al'tgeldt;be>fi'eedt aan defcheepsrufting, die veel koften zouw, en ten deelby hem betaalt worden, had in 't landt te blyven. Om deoo- 'uermaatighe tollen, opgeftelt in de {\Deenfche Zond-, tot naadeelder zeevaart, <vaft hier naa Ooft e, te doen affchajfen, zouw zyn' achtbaar heit voor al niet min gelden, dan eertyds het ontzigh des Hartoghen vanAlva. Eenighen angde 't gevaar, dat, onder hem, de waar e Godsdienft lyden zouw. Maar, hoe waar het te vermoeden, daar hy dien t'zynent toeliet, dat hy den zelvendenken moghte hier te fleuren ? Onderwond' hy zich dies; het derde deelzyner onder zadt en, en de meeße Vor ft en van zynen bloede,zouden 'er zich teegens kanttn. Op ftyver fieun ruftte'toor deel der geenen,die,weetende wat ree de van baat oftfchaê by op- f er heer en woegh,zich beloofden, dat hy, mistrouwende den andren, d'O nr ooms- gezinden handthaaven,vorderen,en in deMajeflraatfchappen zouw beezighen. Jaa de belyders van 't oprechtegeloof, in Vrankryk, verft onden, de vereening van dien Staat en den onzen de eenighe behoudenis van den Godsdienft te wee- zen . Zommighen vr<eezden, dat hy, neemende zynenflagh waar, onzefleeden aan den vyandt zouw leeveren. Zoud? hy, broedende zulx in den boezem, ge- weighert hebben,defleeden van Sluys en O oft ende, by voorraadt,aan te neemen? Zjne rondigheit in 't handelen kon men 3 aan dit ft aalken,fp euren. En, zeekert mt vreemds moe ft' hem lüften, ginge hy 't zyne wiüends wegh, en den Span- jaardt toe, werpen, en diens trouwlooze adnßaaghen,gefmeedt, in vollenpayze, teegens de befte plaatfen van Trovenfe, met zulk een' gunft vergelden. Maar koven deeze ongerymt heit, wat floot het, dus vuil een gevoelen te hebben van zyne Majefteit, die zoo goedertier van aardt, en met veele Kooninklyke deugh- den begaaft was ? Zoud' hy niet fchroomen, de glans dier affteekendeperaaden 7 m den naam van Alderchriftelykften, met zoo lafterlyk en f nood een' verraade« rjte bezwalken? Men vond'er, die hier meê deunden i doch bekenden, dat hy 't, zonder voordeel daar uit te trekken, niet beft aan zouw. Ti an hunfpeelde 'm't hooft , dat hy wiffelmet Spanje moghte fluiten, en deeze landen aan 't Koo- ninkryk van Napels, oft aan 't Hartoghdoom van Milan, oft aan beide te zaa- Men ,vermangelen. Grillighe fpieghelingen. Wenfchöon de inkoomftenvan£1- tdiaanfche Heer lyky en groot er,dan die van Neder landt waar en, de waardy der ideeghenheit fcheelde veel. Milan en Napels laaghen den Spanjaard noch ee- nighszins ter handt, mits het gerief der zee, daar hy maghtigh was, en om zyn l^zagh in Genoa. Het ryk der Franchoizen had nooit aanginszyde der berghen lang geft aan. 'T winnen viel zwaar, verre van heim 3. noch zwaarder het be- Naaren: en dit was, doorgaands; eenenyghelyke, maar voorneemlyk hun beft ge? hikt, met aanklampen v an ge buir volken, oft inlyven van middellandfche :■ ge* Ijk aan Guy enne, Normandye.,cDaufinéfProvenfe,Bretanjei bleek-, waar by men) °ok Mets moghte flellen. Uitdyghing in 't ronde was de bondighfte wasdoom. Kenlyke keur, der halven, tuften Neer landt, dat aan hunnen drempel ft iet, 'en Napels met Milan, van waar zy, etfyke hondert mylenen met de Alpen in den ^egh, zaaten afgezonden. Wat blindt heit zoo byfter, die hem, naa zulkeproe» ven van beheerzaamheit der aangehechte leeden, eenighder zelve kondoen verwerpen, om een ander, 't welk, hebbende geen' gemeenfc hap van zeenuwen met het hooft, naa zyne knik niét zouw luiftenn? Andren zorghden voor ver* drukking door zyn' groot heit. Maar, men zaaghe op de gemelde Landtfchap- pen van Br et an je, Trovenfe, en Haufine^ die, oover lang aan de kroon geknocht, h
|
||||
Sit P. C. HOOFTS EENENTWINTIGHSTE BOEK
i £84. by hunne vry doornen gelaaten werden, ende metgeenefchatting belafl, zonder
daarin te bewilUghen. Hadden wy ons niet de zelve billykheit toe te leggen.? aangegeven-, hy weeke van zyri'gewoonlyke woordtbetrachting,waarafd'On, roomfchen zelf zoo loflyk getuighden > en viele in bekoor ing van ons heel onder zweep te hebben 5 hoe kreeghehy 't daar toe, niet kunnende de groot e, veel min al de ßeeden, met krysv o Ik proppen? E^anneer het ookfchoon dus wydegebraght wuar, zoo zotid' hy echter geenen waarom weet en, die hem porren moghte tot pleeghing van het tiende deel der Spaanfche tierannye: maar veel eer oorzaak hebben om de ßeeden in rykdoom te doen toeneemen: van welke zyne geneeghen- heit Mets en Kaamerik roemden fDe Spanjaards,daarenteeghen,dreighden ons wel wat ander s,dan de enkle vry heit, naamelyk Gods dienft,hals en haave,te be~ neemen-y en-, onder zich,gelyk in Indïè, de Landen omme te deelen: gemerkt wy hunnen Kooning zoo veel leeds hadden toegedreeven,zyne waapens ter neer ge- fmeeten -, en hem, voor vyandt, uitgeliiidt. Daar was 'er, die waanden, dat de Franchois nóch van wil wankelde, ge zwicht door eenighe bedeeftheit, oft aan- floot in 'tgemoedt. T>an, wat kon hem herhouden, dewylhy wettelyk zouwge- koor en worden, en de erffenis zyns broeders aanveirden? Ook had hy een'groots reekening oopenftaan met Spanje, en niet weinigh teeifchen, dat zyne voorzaa- ten en den hunnen, teegens alle reedelykheit, ontrooft was. Daarenbooven ver- ftonde-n de befte Godtgeleerden,jaa zelfs de Oudtvaaders,dat mengenoeghzaa- meß off e tot aanvank van oorlogh had, aan 't oovermaatighgroeyen van de moo~ ghenheit dergébuiren: zynde dwingelandy zoo gruwzaam een ding 3 datanxt van fondergebraght te worden, naar Godlyke en menfchelyke rechten^ alles onU fchuldighde^watyemandtjoopende dies gevaar,doen moghte om zich te hoeden. En wie twyfelde, oft de Franfois, naa 't vermeeßeren deezer landen door den Spanj aardt,flonde tergenaade van hem,die alleen oover denganfchen Aardboo- dem zocht te he er fc hen. Maar,dat d' Allerchriftelykfte dit bezeffende3met heelen harte f onsw aart schelde, bleek van heeden oft gift er niet. Wänt hy hadwylen zynen broeder nooit belet zich met onze zaaken te moeyen -3 zyne hyswerving met goeden ooghe aangezien;lange en zw aar e inleegheringen van dkngedooght, op eighen boodem. Jaa't verding van Bordeaux was puurlyk gemaakt, ten of- merke van zyne 'maght, verlof, en verklaaring. De reedenen zynesfchoorvoe- tens ten tyde van Anjou hielden nu op. Van duchten voor eenigh bezwaar iit zyn' aflyvigheit was V zoo verre, dat men verwachtte zyri* plaats te zien be- kleeden met den perfoon des Koonings van Navarre, die zelf dengezuiverden Godsdienft oejfende. Dan,wat viel'er veelte raadtflaaghen, daar de Noodt, die geen' oover ft emming leed, rief, dat men deezen wegh in moefti Geen ander om Brabant en Vlaandre te behouden : en hen te verlaaten, waar e nocht voor God, nocht voor de werelt, te verantwoorden : gelyk ooknauwlyx y dat men, hebbende zich dus verre f zee begeeven met zyne Majefteit, en van zelfs haar aangezocht om den handel, nu daar uit zoude vaaren: behalven dat zy, &wh houdende gehoont^ haare waapenen, neevens den Spanjaardt, teegens ons mog/> te wenden -, die al te lichtlyk bevroeden konden, wat ons haar voorftandt ofte vyandfchap in de keer wilde fcheelen. Onuitfpreekelyken dank, buiten wyftl> had zyn" Doorluchtigheit, hooghloflykergedachtenis, verdient 5 niet alleen- lyk op HoUandt eu Zeelandt, maar op aldegeweften: en zy zouden, eendraghte- lyk, Trins Maurits f hunnen Opper heere verheffen, waar hy maghtigh hen te befchermen. Maar d'ouwdeVorft zelf had het anders verft'aan > oordeelend* 'ifchip, zonder de Fr anfche hulpe, te moeten ftr and en , ende die kroon op plechtanker te weezen. Zyne Majefteit had middel om den kinderen deugnd e doen i hen met eenighenftaat te befc henken-, en de doodt des vaders te <wr^e? * Wen zich de landen verloft, eninveiligheit, zouden vinden > konden ZU ° |
||||
DER NEDERLANDSCHE HISTORIEN. m
de genoot e weldaaden, met eenighe bekorting in gelde, erkennen ; 'waar toe
Brabant niet laat en wildealsdanzynenyvertetoonen. Gewislyk, dewyze f/illem, moghf hy opzien, zouw die van HoUandt ■> Zeehndt en Uitrecht, 07i Vrankryk. raaden : dewyl de Kooning weigherde de refl , zonder hun , faanveirden. Deeze§reedenen , hoe bondigh zy ook Icheenen , bleeven niet ónbevochten. Graaf Maurits liet ze wel in haar' waarde : leeverde nochtans den Staaten van Hollandt een vertoogh oover , 't welk hun te peinzen gaf, dat zy zich , in dit werk , niet dienden te verhaaften, Het erinnerde hun 't geen met wylen zyne Doorluchtigheit gedaadingt was, noopende 't beroepen der zelve t'hunnen-Graave. 'T welk zy niet denken moeiten opgehaalt te zyn , om den voorfgank des Franlchen handels te beletten , oft uit zorghe dat men de dienften zyns vaders in vergeetenis Zou\v (Tellen} maar ten einde hun geliefde, by de jeeghenwoordighe gelee- ahenheit, het ftuk naaderit'ooverleggen t en aan den Kooning voor te hou- den; zulx, door billyjc inzight daar op genoomen, het Huis ontlaft wier- de van fchulden, gemaakt om't landt te bevryen; en de vruchten van den arbeidt zyns ooverleeden Hoofts, eenigher maate, genieten moghte. Die zich heftighft kantten teegens de zaak, ende niet zonder zucht met voor- zight te mengen, waaren die van der Goude. 'Tachtetft zeiden zy eerft, aanmeldencie hun befluit, naamelyk nemmer te bewillighen , en haten- de 't belcheidt van dien volghen, gelyk wy 't gaan vernaaien. Van 't al te hoogh heffen der noodt, dat het oogh des vernuft s deedfcheemeren, en by de be- dneghers voor een' konftegebeèzight werd, had men zich ernftelyk te w achten i ook van den eeryver, diegemeinlyk eenenyder opruidde, tot doordrß$$ing zyns gevoelens te voor e verklaart'j ende 't vooroordeel, miffchien alreedsgeveltop 't zelve, 't welk firekkende ten t e engende ele, tot noch toe fchier alleen ooverwoo- ghen was, ter zyde te zetten. "Dat 'er maar drie weeghen tot einding des oor- loghs waaren, 't ooverkoomen met Spanje, zich te befchermen met eighe waape- pen, oft uitheemfche hulp in te haaien; flonden zy toe: bekenden ook den eer- ßenter ßaaverny e-te leiden i den tweeden, naarmenfchlykverftandt, en zon* dér Gods onvoorzienlyk handtr eiken, nauwlyx gangbaar te vinden -3 in den- derden, hoewel zorghlyk voor de vryheit, nochtans voorshands het minfle quaadt te fpeuren. Maar, genoomen, gelyk d'eerfie zich yslyk vertoonde, dat de derde niet oopen fionde, hoe waar het als dan te verantwoorden, dat men den tweeden niet inginge, waaghende lyfengoedt, voor zoo wightigh en rechtveir- digh een' zaake, eeven als men, neevens die van Zeelandt,gedaan had, tot in Ä uit erft e benauwt heit? Min zoud' het mannen bet aamen,.uit verylde wan- hoop blindelinx toe te hopen, om tefchuilen in defchoot, die nu aangezien voor een' burgh des heils 3 thans een' gev ankenis vol ellenden zouw blyken. Want anxt, eer 't 'er op aan quaam,was, als ontflaan uit dwaas hei f, verfoeilyker veel, dan verfleeghenis in de jong ft e noodt, die ook de vroomenfomty dsflauwmoedigh maakte. <De Franfche maght, hoewel zeergekneuft door den inlandfchen krygh 5 *ngezwakt door de zw aar e bel aftingen, hielden zy voor de befte en bequaamfte> die den Lande gebeuren konde, totfpoedigh oprechting der vervalle zaaken. Maar, gelyk defterkfte artfenyen, wen ze teegens degezondtheit wrochten, de Jchielykfte doodt aanbraghUn -, alzoo zoude die groot heit ons, wen zy 't anders dan weidaar mee meende, aller eer ft oover rug werpen. Weshalvenmen niet zoo Zee?> op de dapper heit des vermooghens,behoefde te letten,als op d-oprechtigheit der wille, waar af de werken 't zeekerfie getuighenis gaaven. T)e Kooning ,nu, droegh zich alsyverigh Roomsgezint. Waar e die Godsdienft hem ernft} zoo 3adhy nocht wil, nocht vryheit, om ter goede trouwe met ons te handelen: ge- merkt hy, handihaavende den onzen, den zynen beßrydsn zouw: <t~welk nem- L1I I mer
|
||||||||
15-84.
|
||||||||
\ -..,
|
||||||||
Vertoogh
van Gïaaf Mdums y aan de Sta- ten van Hollandt, om ben te doen den- ken wat zy met tynen Heere Vaa- der gedaa- dingt had- den. Die vander
Goude zet- ten z,icb heftighlyk.
teegens den handel met Vrankryk.* |
||||||||
m P. C. HOOFTS EENENTWINTIGHSTE BOEK
584. werte verwachten ßond. Want, oftflchoon deVorflen, doorgaands luttel oh
'tftukvangewijfepaften -, zyvolghdenechterflipsde'uiterlykefleur, m3tel- loof van hun aangenoomen. Men braghtby, hoe hy, in 'Pole, de Hervormde oejfening gedooght had , en de zelve fzynent noch jeeghenwoordelyk toeliet Maar groot onderfcheit oopenbaarde zich, tujfen den v0t, gehouden by hem 'm diegeweften,en dengeenen,dien hy hier hadde te neemen.In 'Pole was de Room" fcheGodsdienft van hem niet bevochtengeweeft -jnocht ook 'tRyk van denPdus- 1 de welke, ziende geen middel om de Landt zaateri tzynêr gehoorzaamheit te brengen ■, zich had moeteyi genaeghen met het enkel ft ellen van eenen Vorft aU daar, ophoope van alzoo eenigh voordeel te bejaaghen. Metgelyken toever- , zight waar en in Vrankryk doof" noodt eenighe pais handels , gedooghende de
Hervormde oejfening , met verlof van den Paus geßooten, om te zaayen 't geen
hy op Sant Bartholomeusdaghgemaait had. Alzoo hadde Kooning van Spanje de Gentjche vreede , toelaat ende de gemelde oeffenMg beaangenaamt, onder uit- gedrukte ver klaar ing v an't zelve te doen met dienverjfande, ende voor vafi gefielt, dat zy der Roomfche kerke zouw dienftigh weezen: van welken zin de Franchóis,willende rondelyk met ons te werke gaan-i verre wyken moefte. Voorts {indien afkoomft iet zeide ) de Kooning wasgel eelt van Henrik den Tweeden, eenen grouwzaamen vervolgher,en van Katharina van de Medicis,wyf zonder weêrgad in dubbelheit en bedrogh; ook een broeder van Kar el den ^eeghenden, den moorddaadighften die ooit regeerde. Hy zelf getieftent, van zynjeughd af, in deeze vyandtfchap,had,als Ooverfte des heïrs ten tyde van zynen broeder, de meefte en wreedfte aanßaaghen uitgevoert. Waar door, en om dat hy, van aardt en ze e denden Italiaanen, en ooverzulx zyner Moeder op V naaft e geleek, hy al- tydt voor haaren liefften zoone was geacht gew e eft,en ppget ooghen tot de kroon, niet zonder zwaar vermoeden van vreemdt hedryf: al't welkgenoegh aanwees, met wat hart hy onze zaaken omhelzen zouw. cDaarenbooven zach hy zich ge- houden tot bouw ing van den Roomfchen Godsdienft en verdelghing des ge- zuiverden , uit krachte van V verbondt eerflmaals opgerecht tujfen zynen Va- der en den Kooning van Spanje in den jaar e achtenvyftigh j en daarnaa ver- nieuwt by zynen broeder j ende nu onlanx {zoo 't gerucht liep^) by hem zelfs, ne- vens den Paus -, en beveflight met zoo veel daaden ,ftukken, en hachlyke onder- windingen. Watfchyn doch, dat hy zyn' eere, eedt, en beloften, die, van deeze twee Vorflen, elkandre, tot noch toe, maar niet hunnen onderdaanen ,gehouden waar en, zoude, ter liefde van ons, in den windtflaan ? Onwaar fchynlyker noch bleek het,dat de Koninginne Moeder,gebooren in Italie,uit Pauzely ken gejach- te , naatuirlyke vyandm der zaake, die nochtans door haar voorneemlykgedree- ven werd, de zelve deughdelykmeenen moghte: zy, welke men, met recht, voor een* hooftkonftenaares aller valfcheit hield-, voor den oorfprong van aide eilen- den, oovergekoomen dien Ryke by haaren tydt-, voor defchaadelykße,fchalkße, gevaarlykjle vrouwe, die ooit de aarde betrads die, eindt lyk, van de ft ank haar- der boos heit, dewyde werelt deed waaghen,. en walghen. Wie, onder de zon, jlechtgenoegh om tegelooven, dat zy iet anders, dan onz' uit erfl e bederf brouw- de ? Omdegeringfte verdechtenis vangunfte tot het Paus doom, had men, ge~ ftaadelyk, zelfs luiden uit de Regeer inggehouden, die anders met der daaat be- weezen, dat zy de vryheit des vaaderlands beminden3 zulx te duchten viekdat vee Ie kloekeencgetr ouwe perfoonen zich, f hunner onfchuldt ,gehoont hielden- en althans wilde menQwat dommer dooling?^) het hooghfte bewindt,en de magnt oóver 't geheel, dengeene beveelen, die ons, met groot e re ede, moeft, booven all? menfchen, in *t oogh zyn. Liepe men nu daar zoo luchtigh ooverheen -, &00 %a men, voorwaar, meenighen eerlyken, treflykenman, verongelykt-, jaaonze ganfchen landaard5 wiens trouwe-, vroomheit, en eenvoudigheit, met de on* .... , trouw'j |
|||
"i^i
|
||||||
£>ER NEDERLANDSCHË HISTORIEN. <j3y
trouw, owvïoomheit, enbeveinftheit derFranchoizen, ópeenenaaghnietU
noemen waar en. Maar genoomen^ wy hadden niet genoegh vm ons te/piegheleti) atiïimze geloofverwanten in Vrankryk} hoewel 't enkel gedenken der gruwen knjeegens hen gepleeghi,mee ft endeels door denKooning,aUe door deKooningin- ne Moeder, eenen yghelyke'thairmoghte doen te bergh fiaan5 ten minfiebe^ hoorde V vervloekte voorneemen des Hartoghen van Anjou,teegens denperfoon van zyne Vorfilyke Doorluchtigheit hooghloftykergedachtenijfe * teegens Ant± werpen en de Vlaamfchefteeden, ons een' eeuwighe leere tefirekken. Zouden wy anderwerfs ver zeilt,op 't zelffie zandt,niet defpot aüer volken verdienen? Het fmaadigh afwyzen onzer Gezanten in Vrankryk -y ende dat nu Truneaux-, tot ßinkens toe, en zonder eenighe acht op de acht baar heit "zyns Mee fiers te nee- men-i gingflikflooyen, om ons te winnen, niet in't gerne in, maar van landt tot kndt, fladt totfiadt ,jaaperfoon totperfoon; gaf, alwaaf 'erniet anders, wel argh te waanen. ^Dus een do&n^zeeker,hadgeen zweemfelvan eedelaardigheit, nocht eenighe lucht, oover zich, van Vorftelykegeur. Ook werd nooityemandt fhendigher bygebraghi van eenen Franchois, dan wen hy, van heufche treeken, volftopfchafte. Immers, dat aanzoeken. bydeelen, meldde klaar lyk, dat men 't niet recht met ons voor had. Want, daar uit wilde fckeuring volghen; die niet dienen kon,dan om toegang, aan den vyandt,te oopénen^ dewylden Kooning vanVrankrykgeenszins geleeghen zouw vallen,'t ontleede landt in befcherming teneemen ■. Gifßngen, geworpen op toekoomende dingen, die ons, door onlyd* zaamheit, in laß* en door hoope van verlojfing, werden ingebeeldt, moghten, in vafiigheit,niet haalen,by een oordeeUgebouwt op zeekere weetenfchap der voor- leedene , waar uit men de aanftaande kon afneemen. Waar oover zy vertoonersj oover fiaande, voor onnoodigh te beantwoorden, de behaaghlyke reedenen van be~ weeghenis zonder bewys, die men, zoo door den Heer van 'Truneaux^als door de Brabanders en Vlaamingen, ook eensdeels door de Raaden, zagh voorgefielt % zouden doen blyken •> dat de ge ene, die deflerkfte middelen van aanpor ring fch ee- nen , ganfch maghteloos, en ongegrondt waäten. Noopende V eerfte j men be<* holp zich hier mee -} T>at het oordeelvan wylen zynJ Vorfilyke T>oorlüchtigheit behoorde te gelden. 'pat de proef, die men had van de regeer ing zyner Maje* fteii oover haar onder zaaien j óns de zelf ft e billykheit beloofde. T>at alle Vor- fiengewoon waar en, meer op geleeghenheit van Ryx ver breiding, dan op eighe beloften, te paffen; en hunne vriendfchap niet langer flond, als 'er oorzaak van fieurnis voorviel, oft de wasdoom des eenen den andren deed omzien. 'Dat zyne Majefleit in veele deughden uitblonk, en haaren woordegroote maghtgaf. 'T) at men den Hartoghe van Anjou, zyne dwaaling vergeeven moeft, gelyk andren goeden Votften $ die ook dikwylsgedoolt hadden. T)at zyne Majefteit, tot het begunftighen der inboorlingen, en 't vorderen der Onroomfchen, zouw genoom dight worden, door 't bemerken hoe zy de landen t teegens den Spanjaardt > paalyk anders ver zeekeren kon. En eindt lyk, dat men buiten alle zorgh zouw zyn, mits defchoonheit der aangeboode voorwaarden, en der geene,die men wy* ders befpreeken moghte. T>e Triijs (bekenden zy^) had beft aan j voor eenen van de wyfte, kloekfte, voorzightighfte Vor ft en der werelt > zulx men behoorde zy- nen raadt in zonderlinge waarde te houden -3 onaangezien dat ook niet kon ge- looghentworden, denzelven, in Anjous toelegt hoewel ten allerquaadfte niet uitgevallen, bedr ooghen te weezen. Maar zy wifien zich geenszins vroedt te waäken, dat hy ooit verftond, oft emmermeerverft aan zouw hebben, neevens d'andre gewefien, ook aan Vrankryk op te draaghen die van Hollandt en Zee* landt, alty ds gehouden, van hem, tot een' veilighewyk $ niet uitft'aatzuchtf °ft eighe begeerlykheit, voor welke zy geloof den nooit plaats inzyn hart geweefi te zyn; maar, om dat hy den Franchoizen degeheele zaak niet betrouwen dar* Llll 2 de$
|
||||||
rjS*;
|
||||||
*
|
||||||
S>36 P. C. HOOFTS EENENTWINTIGHSTE BOEK
ï 584. de, ver klaar ende, bywylen {zoo zy vemaamen) te twyfelen, oft zy ons, öft dé
Spanjaards dachten uit den nefle te neemen, En daarom had zyn' 'Doorluchtig* heit altydszoo zorghvuldelyk getracht , Ho Handt > Zee landt, en Uitrecht te ver zeekeren $ en gemydt de zelve te vermengen met het werk van Vrankryk oft van d'andre gewefi en. Waar oover zy voor gewis hielden, dat men,omrechu zinnelyk den raadt zyner T>oor lucht igheit te volghen, zich nemmer dien landt- aardt onderwerpen moe ft. Te zwaar zoud' hun vallen, te oordeelen van de goe- de oft quaade regeer inge des Kooninx: doch zy lieten zich niet voor ft aan , dat men, uit zyn beftier tot noch toe, groot e hoope-van voordeel in onze zaake kon fcheppen: gelyk zy, te voor e, eensdeels hadden betoont. En 't geen daarteegens was bygebraght, beftondflechts inydelvertr ouwen. "Dien van Rochel,naa zee- ven oft acht felle aanvallen,en 't breeken van eengoedt de el des Koninklykenge* weidt s op de wallfn,was een wenfchlyk verding ingewiüight-3 ter gelieft e,quan. fuis,van de 'Poolfc hege zant en,om de eer te bewaamn-3gemerkt deftadt,fint hun verzoek, noch drie oft vier formen had af ge ft aan. In 'Poole was de gezuiverde Godsdienfigeleeden: maar miffchien zyn'grondtlyke meening niet ontdekt, mits de kort heit des tyds. Weedergekoomen in Vrankryk,en tot de kroon, hadhyftrax niet pais met de Onroomfchen gemaakt; maar e erft naa een driejaarigh oorlogh, V langfte van alle teegeris hen -, en als 'er veele wonder lyke treeken te werke ge- ftelt,zyne haften zeer gekrenkt waar en. "Depais werd me ede zoo trßuwlyk niet onderhouden, nochte de vryheit van den Godsdienfi uit zoogoedt een harte ge- gunt , oft dOnroomfchenfchuwdenwel, inzulkengetaale, en van zoodaantghe foorte te vergaaderen, dat het waardigh waar e 't ynoorden, daaraan, op nieuw te beginnen. Ook moeften zy, bywylen,gedoogh en, dat de oefening hunner kerk- ze eden wat raauwelykgefleurt wierd. Men liet hun de ft e e den van borghtoght wel behouden, naa den tydt ter ooverle ever inge beftemt: maar de halfuitgetoo- ge zwaarden hadden nieuwe voorwaar den gemaakt. Met al 't welke echter, de Kooning van Navarre, al was hy eerfteVorfi van den bloede, fchoonbroedet des Kooninx, ënwetlyk de naafie tot het Ryk, zich noch, te dier uure, van zyn' vriendfchap niet darde verzechen. En, hoeweide aangewonne landtfchaf- pen zich niet zoozeer van goedt onthaal konden bedanken, datwy diesgelyk hoefden t e wenfchen % zooftond, nochtans, volken, die men voor nieulyx f on- dergebraghte zouw houden, geenszins 't zelve te verwachten, dat dengeenen gebeurde, die, meer dan hondert jaar en, der kroone waar en ïngelyftgeweefl: aangezien nooit landt aardt ter werelt, met verfch verooverdegeweften, darte- ler omfprong, dan de Franfche: waar af, niet alleen Sicilië, Napels, en Milan, maar onze eighefteeden, in Vlaandre, die de Hartogh van Anjou had onderge- hadt j wijlen tefpreeken. Kenners van de inborft der Groot en moghten weef , tot toeft onding der zaake beweeght wörden,door 't oover denken, hoe alle Opper> heer en gewoon waaren,zonder op voorighe ver bint eniffen tepa(fen,zich onder" ling geen' beloften langer te houden, dan tot dat den eenegeleeghenheit voor- viel, om den andre eenigh achtbaar voordeel ofte zien-} inzonderheit, als de maght des eenen te zeerfcheen toe te neemen, oft wen zy zichgeterght vonden. Maar dat gemein gevoelen zouw, huns bedunkens, hier zyneplaats verliezen, indien men, met ernfi, op degefteltenis der dingen wilde letten * 'De erfkrygh, tuffen de Huizen van Valois en Borgonje, die, m meer dan hondert en tzeeven* tighjaaren, door ge ener ley verding oft verbintenis, recht had kunnen ter neet geleidt worden, t'elkenmaale weederylinx verryzende j was ten laaft e gepelt> ende nu zoo lang onder gehouden > door heevigher haat , gevat, by de Koningen van Vrankryk en Spanjejeegens 't waare geloof En deeze vyandtfchap,eighent" lyke grondt des verdraghs van 't jaar vyftienhondert achtenvyftigh,was mag»' tighgeweeft > de twee geboore doodtvyanden te verzoenen 3 en hen, teegens^ |
|||||
f t
|
|||||
DER NEDÈRLANDSCHE HISTORIEN. j>#'
%ier menfchen meening, hunne aangeërfde vlammende toghtigheit, naa elkan-
ders landt en leeven , te leffchen -, en aan eenen kant te doen zetten zoo veele eifchen, weederzydelinx voorgewendt,engenoeghzaam om een' eeuwigheveete te voeden. Zy hadden nu zoo ruim eenen tydt, niet alleen v ofte vree de, maar vriendtfihap gehouden, en bewys daar afgedaan, laat ende defchoone kanfen verkopen, die hun immidde Is gebeurt waar en, om elkandren van 'tganfche Ryk teberooven, en biedende', d'een den andre ,trefly ken byftandt. Hoekonde doch,die al dit rypelyk oov er leidde,zich inbeelden dat nu de Franchois waare om eenen nieuwen gang te neemen ? Hoe zoua" het hum doenlyk vallen, de bitter» heit , ingezoogben, van zyn' kinds heit af, teegens dengezuiverdeti Godsdienft, uit zyn' adren tefpoelen ? Had het den Spanj aardt, in de jaar en vierentfefiigh en achtenfefligh, toen hyne maght onbelemmert, de Fr anfche gefplitft, geknakt \ door V inlandfch oorloghen in kind f che handenwaspanders dan aan wilgefaalt, om zyn klaauwen in die kroon teflaan,en haar aan de zyne te klampen ? TVaandè men, dat de Kóoning van Vrankryk nu eerfl bevroedde,dat hum de Heerfchappy deezer landen oopenflond? Zoud' hy niet gemakkelyk daar aan hebben kunnen raaken, in de jaar en acht entzeeventigh en neeghenentzeeventigh, tachtigh en eenentachtigh, toen zy in hungeheelwaaren,en de Koning van Spanje ganfche- lyk uit ge floot en ? Zoo deflaatzuchtfl erker, op dat pas, geweefl waare , dan de haat teegens onze zaak, zoud hy Anjou met ons hebben laat en handelen ? Oft ; indien hy onder 'sHartoghen naamgefchuilt hadde,zouden de dingen teflaauw- Ijk zyngedreevengeweeft, om ons buiten acht er denken van tzaamenfpeeling te houden? Koor waar zy hadden maar al teveel blyxgegeeven van hunne een- draght, en weederzydighegetrouwigheit, in den toeleg om ons, en alle handt- haavers van V zelfftejtuk, te vernielen: en men moght zich wel ver zeekeren, dat de Vorfien , indien zy emmer hun woordt betrachtten j het elkandren hiel- den -} maar nemmer hunnen onder zaat en. Hy maakte zich drooMen diets , die peinsde, dat den- Koning van Vrankryk het oorlogh teegens dien van Spanje ter' harte ging. Zy verßonden zich onderling, en trokken eene lyn. Kon iemandt ge hoven, dat de Franchois het oevel had voor geh adt teegens den Spanj aardt j alsGraafLodewyk vanNajfdmuit raadt en laß diens'Kooninx,Berghen inHee- negouw, en Valenchien ooverrafchte -t zyne CD oor lucht igheit hooghlofiykerge- dacht eniffe <> by onderflandt der zelve Majefteit, dat geweldighe heir te velde braght j en de Fr anf che waapenen, onder den Heer van Genlis > in dien oordt quaamen blikkeren-, oft,als T)on Antonio, Kooning van 'Portugal, in Vrankryk den by flandt vanfcheepsruftingverworf-} oft, als de HaHogh van Anjou zieh± in Brabant enVlaandre, liet hulden? Gewisiyk, aan den dagh van Sant Bar- tholomäus , de neêrlaagh van Genlis, het uitvallen des werx van Ter f era, dé proef gedaan op Antwerpen*, het ooverleevren van 'Duinkerke,hadmengenoegh kunnenfpeuren, hoe emftigh zy de zaakmeenden, zonder elkandr e, in ge ft aa- dïgheit van trouw, te bezwyken. "Desgelyx hadden ook de voor gefielde aanflaa^ ghen op Trovenfe en Languedok de vriendtfchap niet kunnen fcheuren: endè zoo men zich dieper te deezen handel lief inleiden, daar wilde niet anders af- koomen, dan aanwas der zelve. Men f che en welgefchaapen, geen" b efc huldi- ghing van oovermaatigh mistrouwen f ontgaan, vermoedende dat zyne Maje- fleit zich emmer met zoo vuil'eenf noodtheit zouw bezoedelen, als,een volkjdat zichgoedwiüighlyk in haar armen quaame werpen, te verrdaden. Maar, waaré zulx niet beet er te verantwoorden -, dan ons docht e ten eerfl en aanzien ? Men °overwoeghe eens,welk van beiden haar de meeftefchande zouwfchynen,by an- „ dr e Mooghentheedens ons, oft den Spanj aardt (want een van tween moe ft e wee« zen) te bedrieghen, Aan den Kooning van Spanje vondzy zich (gelykgezeidt 'Was) a'oor bewys vangroot e trouw, treftyken by flandt, eere, en eedt> verbonden, LUI 3 Kondé
|
||||
\
|
|||||
938 P. C. HOOFTS EENENTWINTIGHSTE BOEK
1584.. Konde zy leelyker lafier begaan, dan met zulk een' trouweloosheid als hum zyn'
erflanden afhandigh te maakèn, en een eeuwigh oorlogh t'aanveirden, teegens den ge enen, die haar haare kroon had helpen behouden, toen 'er zoofchoonege- leegentheeden oopen /tonden, om ze haar van 't hooft te rukken?Ten teegendeele, wen zy ons de part [peelde, ( waar af minder wraak te vreezenftond ) konde zy zich niet verdaadighen, met de uitfpraak van 't Concilie van Conftans,dat men den ketteren geen' trouw behoort te houden ? Zoude des niet onz' eighe dwaas- heit de wyte draaghen, dat wy , welwcetende, hoe zyne Majefteit, aan ßrydend geloof \ doorftrydend'verbondt, metftry'denden eedt, verknocht was, haarge- verght hadden onze part hy voor tefiaan ? Waar 't niet onze rechte loon, ver- raaden te worden, vandengeenen, die wypooghden, teegens zyn' eereneedt, tot verraadt te bekoor en? Zeeker, 't gerne m gebruik braght zulx meede: wy hadden 't ook , van onzer zyde, gepleeght -3 en V zelve van onze bondtgenooten tè verwachten^wen zy zaaghen daar meede den vyandt te krenken. Derhalven, indien deKooning vanVrankryk met oprechte deughden verfiert was,naakoomer zyns woords, enfiandtvaftigh in trouwe, hy zouw 't bezit deezer landen niet begeer en-, maar ons mompen, en aan onzen ouwden Heere, ter ver diendepeene, oQverleeveren: 't welk hum, tot lof by aldewerelt, gedyen moefl. JVant wy be~ leefden de ouwde eeuw niet, toen men 't verfchalken van Troje, met een houten paardi(waar voor de Franchoizen teegens ons dachten te dienenden zeeghe,an~ ders behaalt dan voor de vuift, verfoeide. Men zoud' hemgelyken by Kamilhs, van wien de Faliskerfchoolmeefter, gebonden en welgegeejfelt van zyn' leerkin- dren,te ruggezonden was$ ende by Cajus Fabricius, enjguintus <^yEmilius,die den Kooning F'yrrhusgewaar fchuwt hadden, voor den Arts, aanbiedende hem te vergeeven: 't welk hun tot treflyke eer e gereekent werd. Niet zoo lange was 't geleeden dat Kooning Lodewyk de elfde ,en Hartogh Kar el van Borgonje, hoe wel anders doodtvy anden, zich, in eene zaak, zonder meer, onderling verft am hadden -, te weet en, in'tftraffen des Conflabels van Vrankryk. Waanden wy nu, dat deeze twee groot e vrienden, die nooit tweedraghtighgeweeft waar en, niet zouden kunnen o over e en koomen, om ons te doen boeten? Liet men zich niet dunken, dat de misgreep van Aiijou als dan zoude gericht zyn? Wantzy hiel- den niet, dat hy zich vertaft had met het voorneemen, om denperfoon van zyne 'Doorluchtigheit hooghloflykergedachtenijfe, deftadt Antwerpen, en andre, in handen des Kqoninx van Spanje te brengen 5 maar met hetflecht beleidt ,waar door 't hum ontftaan was, het werk, dies hy zichgenoeghzaam meefter vond, te volvoeren. Verre doold' hy, die 'r anders af oordeelde: dus lagh de rechte zin. Echter wilde men zyne zaak, met die van Philips den Goeden* in eenengraädt fiellen. O hinkende gelykenis! Een harder, ziende eenen jongen hondt, ndd eenfchaap loopen, zoude, zulx wel voor wulps heit, en, daarom, niet ten arghfte, neemen: maarfpeurende een wolfskalf 'daar achter, alhadd' hy't een' wylg£- temt, achten, dat het tot zyn aardt keerde -, en zich des woeders quyt maaken. 'T'fcheen een flechtvoor beeldt; maar nochtans niet onbequa/im, ofthetfchoon niet zoo wel op de waardigheit desperfoons, als op de zaak,pafte. Hartogh Thi* lipswas eengoedigh heer geweeft, en gerechtight tot den naam, die met ^ ft am en werken o over een quam: ten welken aanzien, men hum zyneftruikeling geirne vergeeven had. Maar den Hartogh vanAnjou kende men voor eenen zoon van Henrik den Tweeden en Katherina van de Medicis-, voor eenen broe- der van Kar el den neeghenden$ perfoonaadjen, booven afgemaalt naa 't leevens en voor afgekoomen van eenen landt aardt, die onder de dubbelfte der werelt ' gereekent werd. Dies moefl men, voor zoo veel als ons belangde, zyn bedryj niet zoo licht zetten. Maar, de Kooning van Spanje behoord' hum zyn f aaien wel ten befte te houden j gemerkt hy ongelukkigh in zyn' aanftaaghen geweeß
<waS)
|
|||||
DERitNEDERLANDSCHE HISTORIEN. 939
<was, hebbende ook niet kunnen op doen, toen hy,omde Hugenootenin de fuik te } f84*
leiden,zichbyhunneparthyvoeghde. Zoudend'uitheemfchevolken,in'tver- fiaan deezer dingen, niet billyk met onze dommigheit deunen, oor deelende, dat vjy, laatende ons, ten twee de,'t net oover V hooftßry ken, waardighwaaren alles te draaghen, wat ons oover quam? T>an , de goede voorwaarden, ons van zyne fdajeßeit aangebooden, en veel' andre ->daarenbooven, te bedingen,zoo men dies yioodigh hielde, zouden ons 'tganflchepak des duchtens van 't hart heffen. ^Dit <$as de uit erfl e toevlucht van de dry vers deezer zaake: mits niemand zooplomp gevonden werd, öft hy bezeftefoover, dat ze vol zorghenfiak. Maar, ver- nafflp wen, dat zyne Majefieit, als noch ,yet anders, dan haaregunfl, hulp, en heißheit, uitloofde, begeer ende,dat wy ons gulhartighlyk, zonder veelberaads, onder haare vlerken zouden vlyen? *T verjlagj0uanla Mouillerie en Affeliers luidde ook, datditde meening der Koninginne Moeder was. En dievan Br-a- bant en Vlaandre, bekalt door Truneaux, zoo tegeloovenflond, zeiden oopent- lyk, dat men op ge ene nauw bepaalde punten behoorde te dringen, die zy beken' den (maar vergaat en hunner keele^jdenHartoghe van Anjou oorzaak tot oover- treeding.gegeeven te hebben. Waar uit genoegh te bevroeden viel dat zyne Majefieit het werk, met geen' gebonden'handen, zoëde willen aanveirden: 'immers niet,zonder te hebben,waar meede zy zich ver zeekert hielde^van haare getiefte, met ons, te mooghen doen. Maar ,genoomen, zyeaave hier in toe ,jaa ons hei wit papier, om het verding, naar onzen zin alleen, in tefiellen i zouden wy, daar mee, bewaart weezen? Voorwaarden,parkement, en zeeghel,vochten niet: en, zoo een handt vol burgher s van Antwerpen zich met beet ergeweerdt hadde, dan de Blyde Inkoomfl van Brabant j de befleckt ing deezermeening- twift waar e, op een uure ,gedaangeweefl, in zoo rond een 'Duitflch, dat wy, die nu de Franfche leuze, daar geroepen, niet konden verflaan, op Y uitleggen der zelve geenszins zouden twyfelen -y maar die zoo klaar vinden , als de Huge^ moten het vonnis van Sant Bartholomeus dagh. Ook vieVt onmooghelyk emmer zoo weite daadingen, oft de Kooning zouw, ten minfie ,omzyn' te doen ,eenen dagh treffen, in welken hy, verbeterende de faaling van Anjou 9 ons van e ent- 'gheder voorneemlykfte fier kt en berooven konde, enganfch weerloosmaaken. Oftgenoomen hy begeerde dit niet te waaghen, wen hy maar een' wyl behaagh- lyk regeerde, en gelaat maakte van onze verdaadighing te bevlytighen -3 wy wankelden zulx in onze befluitflels, en lieten ons zoo licht elyk beweeghen, dat eenigheplaats van 't meeße belang (gcfyk men in Vlaandre gezien hadj gewil- lighlyk zyne bezetting ontfangen zouw -, ende wy noch, ten laafle ,ons zoo goe- dertier bewyzen, als tegelooven, datfleh aarsgeflneede voorwaarden de Vor ft en tot quaadt verwekten; e even als de Brabanders, leggende deflchuldt op zich zetf) zeiden, den Hartogh van Anjou, daar door, met reede,tot het befluit zyner daadtgebraght tezyn. Ende hier toe werd ree ds de weghgebaant, als men ons pooghde te bepraat en tot handelen zonder bedektheit, en met het hart op de tong. Kende men wel yemandtflecht genoegh, om te peinzen ?dateenighe echt* voorwaarden, hoe verhoedelyk ook ingeftelt, een quaadt huwelyk kondengoedt maaken ? Oft meinde men, tuffen Vor ft en volk zoo vaft een' vriendflehap en be- trouwen niet ver eiflcht te worden, als tuffen man enwyfl? Wie eenvan beiden geloofde, moeß bedrooghen uit koomen, cDehooghewysheitenverzienigheit desTrinfleriydie V Hof en de wereldt zoo wel door keeken had,ende zelf oover alle zaaken gegaan; voor wien, mits zyne groot e * verft andt houding aan alle oor- *. corre» den j geen dingplagh verberghlyk teflchynen-, was, in 't ontdekken van Anjms fponden- irondt, envanzynenflchoonenaanjlagh, tekort gevallen. Watwaanden wy ? tlQ'- mIJchien dat onz oogh veer der toereikte ? Wis lyk, wy waar en Hollanders* en> verftonden ons der hooffche, Franfche treeken ganflchlyk niet mOftJi^t m^., zich
|
||||
<?4o P. C. HOOFTS EENENTWINTIGHSTE %OEK
zich voorftaan, dat zoo hachlykeen' zaak , ons altyds, op de zelffle wyze, hoe-
wel nietzeerf'onzer vroome, vergaan wilde? Maar, toegegeeven,wywaa~ ren zoo voorzightigh, dat hy geen voordeel op ons kreeghe} zoud' hy, naa 't uitmelken onzer geldtmiddelen door jchoone hoope, ons niet laat en vanden vyandt met voeten treeden -3en, gemaant om zyn beloften, zeggen •> Men moeftt my volle onderdaanigheit bewyzen?Ojteten quaadtfte koomende, zoud' hy zich fchaamen,'tJpoor va?t den verraader Chimay te neemen-, enjooudende dien voet welyemandt ontmoeten, die niet waar e om allerley voorwaarden faanveirden oft uit vre e ze, oft meêgefleept van zynen aanhang ? Menpooghde, ons, als van noodsweeghe, tot aangaan van de e zen handelte porren, voorwendende, dat wy niet vermoghten des in gebreeke te blyven, ten aanzien van 't verbondt, ge- maakt met d*andre LandtfchÈppen: dat die van Brabant en Vlaandre, ingeval van weederftreeving,dachten met denSpanjaardt te daadingemdat déFranfche Majefteit, zoo wy ons nu te rug trokken, zich des bitterlyk belghen zouw, en, keer ende haare gunfl in haat, ons tot haar ge Hefte dwingen: eindtlyk, onze in- wendighe wonden van onbenoegheti en krakkeelj armoe van krysvolk, geldt, en geloof-, mangel van achtbaaren genoegh ervaar en Hooft -s regeer ing s ver- hopen tot d'uiterjle wanfchiklykheit ïdoodtftuipen van den Staat. Belangende 'teerfte-, zy wijlen wel, dat de Landtjchappen>in d'Uitrechtjche Vereening, elk- andren belooft haddep, zich nemmermeer te jcheiden, nochteby aanneeming Van Heere, nochteineenighe andre maniere; maar zaaghen niet, daarheête kunnen beweezen wordgn, dat aldegeweften verplicht waaren,zulken Vor ft in te haaien, als een ofte twee der zelve moght en goedt vinden: gelyk ook, uit den toezeg van byftandt, niet volghde, dat men den aangebooden door den Kooning van Vrankryk aanveirden moe ft ^ oft anders te klaaghen vieloover weighering van hulp, aan den ge enen, die der behoefden. Want menwasjchuldïgh ons eerfl te ver zeekeren van de deughdelykheit zyner meininge, en de boovenverhadde reedenen,van angft voor 't arghfte, te weeder leggen. Ende, oft de Brabanders en Vlaamingen, door ongeduldt in hunne ellende, 't welk alle goede raadtflaaghen verhinderde, d'aangeweeze bedenkingen niet vatten kondenj oft, als in een'ge- noeghzaam verloor e kans, uit vertwyfeltheit, een op al wilden zetten; zouden wy' ,daarom,gehouden zyn,ons zelf, en zov meenigh duizent vroome luiden,nee- vens hen, ten bederve te voeren, en aUe hoop e tot richting der dingen te ver- fmooren -, daar wy noch zoo treflykeflerkten hadden om den vyandt tefchutten, en midlerwyle te verwachten dat Gods genaadighe handt, die nooit verdaadi- ghers vangelyke zaak, in 't uit erft e ver leeghen liet, ons te baat quaame? Wiflw wy, uit het voor leedene, en de ongeft aadigheit van alles hier ter werelt > zon- derling van 't ft uk der regeer inge, ge enen trooft te fcheppen? Men gaave al- le enlyk acht op de groot e veranderingen, die, inVrankry ken Spanje, uit het ooverlydender Kooningen, haare geboorte verbeidden: v anwelkejchokfchief gefchaapénfcheen heel Europa te waaghen, en 't onder ft e booven te gaan. Maar 't bedryjhad geen ander oogh, dan oft men, wen 'took aan reede'ontbraakeotft ons te leiden tot befluitvan deezen handel,ons,met voorfpelvan dwangJaartoe jleepen wilde. En die van Brabant dreighden uit drukke lyk, 't en waar e <wy hun- nen zin deeden,met den vyandt te ooverkoomen.Waaren deeze de rechte midde- len van bereedinge? Hadden, hier toe, die van Antwerpen hunne wallen zon- der weèrgaa zoo praghtigh ge bouwt; en zulke t rotje bolwerken, om 'érgeen 'be- ter moedt op te dr aaghen? Oft verdiende de fchoonft e ft adt van Chriftendooiï niet, dat men wat, om haar behoudenis, leede? T)egeene, die de Kooning w Spanje,zoo lang als Holldndt en Zeelandt oover de zeegebooden,met de waarde van al zyn' kroonen niet eenen dagh kon bejluiten, 'zouw men hum die van ze ij gaan f huis bfengen? Zoodaane luiden moght en ander hart 'm Hollandt koomtf |
||||||||
*sH
|
||||||||
■:jt;K
|
||||||||
DER NEDERLANDSCHE HISTORIEN. ^t
haalen-ydaar een* twee- oft driejaar ighe omringing en benauwt e,verdraghzaam*
fykjVan de armeftadtGoude was uitgeftaan,daar de kle ene ßadt Alkmaar 't heele qeweldt van Spanje gebrochen had~3 daar de Leidfche burghery ,geJtorven van honger tot op de helft e, om de liefde der vryheit, een voor beeldt van onbezwee- ke vroomigheitftrekte. Hadden wy toen ge [leunt op eenighe Kooninklyke maght? Oft aldittegeleeden->oni) ten laajie,door de Franchoizen^oovergeleevert te wor- den ? Zy ver toonders bekenden, echter, de groot e noodt van Gent, Brujfel, en Uechele, wel-y en erbarmden zich inner lyk hunner} zonderling der zeer goede ßadt Brujfel. Maar ter goede trouwe , wen op heeden het verding met Vrankryk ie floot en wier de, zoude wel eenighe dergemeldefieeden den byfiandt zyner Ma- jefleit mooghen aftoeven? Truneaux, en de dry vers van ditfluk, zeiden 'er zelf ■neen toe. Waar toe ditylen dan? Indien wy haar, met onze eighe maght, wijten teßyven, en zulx te voorzien, dat zy, zich voedende met deydele hoope op de Franfche, het, tot in Hoy- oft Oeftmaant eerflkoomende, moghten hat den j had- den wy het dan-met die hachlyke hulpeje waaghen? Wy konden de zelve fieeden eeven zoo wel ver zorghen, tot den naafl daar aan volghenden winter, en im- middels verwachten, wat geluk den Heere der heirfcharengelieven zouw ons te verkenen. Zy hadden groot vermoeden, dat men onze middelen dus verkleen- de,op dat wy ons,uit wanhoop van den vyand^te kunnen afkeeren,in zyne klaau- wen gingen werpen : oft dat alles gefchieddetot een verwyt, als oft wy onzen Bondtgenoot en niet naar behoor en de handt reikten. Het eerfie naamen zy daar uit j dat men onze maght zoo gering maakte, oft het aan den Spanjaardt ft onde^ heelHollandt en Zee landt met eengezight te vernielen. Sprak de voorgaande ervaarenis niet uit anderen mondt ? In den voorleeden oorlogh, toen de mid- delen van gelde noch te zoeken waar en -, de fieeden ongemerkt engefcheiden % en ons de manier ver borghen, waar mee zoogemaklyk} alle aankoomflen tot de zelf fie Landen konden belet worden; toen men, met groot gevaar, teegensden vyandt, ter zee, moeflfiryden i hadden wy welmanhaftelyk, den tydt van vyf jaar en, zyngeweldt we e derft aan. Zoude ons nu, naa3t in fleur brengen van zoo fchoone geldmiddelen, maghtighgeflaadelyk den krygh te onderhouden j nu aU Ie fieeden zich gelyklyk met zoo treflyke voorfchanfengedekt zaaghen % nu alle toegangen, jaa de minß' ook,ons bekent waar en, en zoo zorghvuldelyk voorzien^ door vlyt van zyne T>oorluchtigheit hooghloflykergedachtenis *3 nu wy, oover de zee en zoete waateren,zoo volkoomelyk heerfchten^dat 'er de vyandt nocht zien nocht zeggen had-, zoud' ons (zeiden ze) nu, de enkle tyding van zyngenaaken zulk een1 angft aanjaaghen, en 'tfchoudertrekken van Truneaux zoo moedeloos wiaaken, dat wy, werpende alle hoope daar heen, de Spanjaards, ver hooien onder denfchfn van Franchoizen,wilden inhaalen?Zoo moet hetGodegeklaaght zyn> dat de vroome Trins van Oranje, en zoo meenigh kloek man, zyn leevengelaa- ten, zoo meenigh eer lyk burgher deuit erft e ellende bezuirt had-, voor ons, en €en zaak,waar inwy niet ten uit er fie toe zouden darren volharden. 'T wit,daar wen op mikte, was, dat de Kooning van Spanje, oft de e ze koopmanfchap al niet beflaagde, ten minße daar uit de vrucht en genoot e van onzeflaauwh artigheit > die nooit inHoUandt quam, dan door deFranchoizen: gemerkt aldaar nooit plaats, metfchande verhopen werd-> uiigèzeidt Schoonhoove j en dat van hun* ■üaarentuffen ontkenden zy den hachlykenjlandt der gemeine zaake nietimaar^ denket naaklaaghen daar inyet helpen moghte, zouden welweeten tebewy* Zen, dat, door'tverfmaad'en onzes eighen vermooghens, en door vlaay en van °nszelfs met de e zelooze hoope, onze befcherming, van aanbegin, verworpen w&s: hier door alleen veroorzaakt het vetv allendet achtbaarheitvan wylen zyneT>oorluchtigheit, waar aan onze verdaadighinggrootlyxgehangen had. &nde, zoo de Landtfchappen de veertigh tonnen fchats,jaarlyxbelooj't aan den Mm mm Har-
|
||||
P41 P. C. HOOFTS EENENTWINTIGHSTE BOEK
584.. Hartoghe van Anjou, op dat hy hen fonderbraghte, aan hunne verweeringe be-
fleedt hadden j zy vertrouwden, dat men als nu deeze zorghlykegefieltenis met zouw behoeven voor te draaghen. Immers, indien zich als toen d'andregewe- fien, elk naar zyne geleeghenheit, gequeeten hadden, gelyk die van Hollandt« Zeelandt, en Uitrecht, by de welke, binnen neeghen oft tien maanden tyds, tot byftandt hunner naabuiren, oover de achthundert duizent gulden verfchaft waar en, ontrent zeshondert duizent der zelve uit de Holland/ehe koffers, boo- ven V onderhoudt hunner bezettingen en oorloghfcheepen, leggende meeft in an- dre oorden j de Brabanders zouden nu niet behoeven tot deeze ondankbaarheit te koomen, noch uit tefiaan van hun denken op daadingenmet den vyandt, nochte die vanHollandt om hunne beloften te maanen. Ook vielweldeeghelyk te beduchten-, dat de gemeente, moede des oorloghsenfchattens, in haar eny ver verkoelen zouw. Zy merkten ookgenoegh,dat ons onze beftefoldaaten begaaven. Maar kon welyemandt beeternis, hier in, uit den Franfchen handelhoopen ? T)e goedwilligheit, getrouwigheit, en zucht der Landtzaaten en krysluiden, fproot uit liefde tot de vryheit oft tot denGodsdienft. Kon het aanneemen eenes Hooft s, dat meenigh duizent menfehen, enkelyk om desgeweetens wil, verdelght had, degeene, die den Godsdienfte toegedaan waar en, tot behart ighing onzer zaake verwekken ? Konden, daar toe, de^eminners der vryheit geprikkelt worden, on- der eenen, dienzy, voordoodt vy'andt der zelve, kenden? Wijlen defteeden wel zoo veel onderfcheids tuffen Franghois en Spanj aardt, dat zy, om de keur, zouden 't uit erft willen äfft aan ? Het bleekgeenszins, dat deeze goede hoopeals noch veel goeds, in Brabant en Vlaandre,gewracht had. Zy vertooners hielden, tenteegendeele, zich ganfchlyk verzeekert, dat men door deezen quaadentoe- ver laat, hetgeene verliezen zouw, dat, tot noch toe, dezeekerße maghtgeweefi was, en dus lang het bouwvalligh werk oover eindt geh ouden had-, naamijk denyver der getrouwigheit, ftandtvaftigheit, en lydzaamheit der gemeente. Want niemandt kon loochenen, dat het, tot hiertoe, meer geh andt haaft ge- weeft was, door de groot e vlyt en vroomigheit eenes yghelyken in V be zonder, dan door het kloek beleidQwaar af weinigh te booghen viel) der regeeringein 't gemein. Men kon ook wel bevroeden, dat'er, wen wyfehoon metFrankrjk ooverkoomen waar en, noch moeftgegeeven engeleeden worden. Maar als men de ronde waar heit wilde uitfpreeken > zoo rees de verdrietigheit en onluft des voh aUeenlyk uit deeze handeling, en uit de wanorde, die in Vbewindtgeffeurt werd. Want, de vyandtfehap ,gevat uit het gepleeghde f Antwerpen, bleef hun ftaaghs dwers in de krop fieeken j waar oover hun, in geval van V voltrekken deezesvoomeemens, verveelen zouw eenen fluiver uittefchieten: eniïonge- reegheltheit des beftiers quelde hen daaghelyx, tot wanhoopens toe, van te kun- nen behoedt worden. Waande welyemandt, dat deMajefteit van Vrankryk isJdd- re om de dingen alhier op hunnen ft el te koomen brengen? Maar die Kooning 5 zoo wy nu dejsden, moghte zich des ervoelen , en ons, in oevelen moede, opko- men. Voorwaar, wat wonders, dat men dusdaane reedenen voordroegh. Waaren wy zyne bemindegroot evrienden-, hadde hy wettighe ftoftotfteurnisteegens den Spanj aardt -, bood' hy aan, zyne kroon, teegens dien, om ons, te waagben; hoe zoud het hier mee dus haaftelyk kunnen omflaan ? Zoud' het hum zoo licht ft aan, van onzen vriendt onzen vyandt $ van eenen vyandt des Koo- ninx van Spanje, zynen vriendt te worden ? Ende zouden wygoedt en ^oe<r^ met aües wat ons ter wereldt naaft aan V hart lagh, op zulk een ongeftaadghet ft aan laaien ? Hier aan was weitef peuren, hoefraay wy ons, met zyn vrien - fchap, zouden gefcheept vinden. En, om te weet en, wat van zyn' vymdjemp te verwachten viele, diende betracht, dat zyne geleeghenheit n^etj°n[ar lande te bevechten. Ook liet zich de Spanj aardt dunken, zynerhulpe, da I i/f 9
|
|||||||
^^^^^^*
|
|||||||
•d^UmHI
|
|||||||
DER NEDERLANDSCHE HISTORIEN^ p^
toe i niet van noode te hebben. Ter zee wdar 't hu m niet nut -, gemerkt hy, af- i y &L
fnydende den koophandel van ons op Vrankryk, teffens zyn onderzaaten, van den hunnen op deeze Landen verfleeken zouw, Ende,naar 't beduchten van hun vertooners, waar hy niet om ons de vriendfchap, en den Kooning van Spanje 'tleedt te doen, van de vaart op Spanje te beletten*, dewyl men niet hoefde te peinzen 5 dat ze f onzen voordeele werd toegelaat en. Ook had hetgeenefchyn dat ooit eenighe Franfihe haavenen, den Spanj'aardt; op zyn begeer en zoudege- ■wtighert geweefl zyn •. Zyne geleeghenheit vereifchte zulx als noch niet. Hy zouw eerjl fihikkendat men hum van eenighe haavenen verzorghde. Om alle welke reedenen zy, van de drie voorgeflelde weeghen , voor ditpas, denheil- zaamften oordeelden,onze toevlught te neemen tot eighe middelen, en goede or- de ; ende ons, met de zelve en de bulpe Gods, te verdaadighen, tot dat ons bee~ ter flagh van uit heemfchen byflandt gebeuren mochte. Enzy beloofden zich majielyk, dat, aan degemeente in haar en plicht, enaandefoldaatenin haaren yver, nimmermeer gebrek zoude vallen, indien zy eenighe bequaame reegheling, 'm onze zaaken konden verneemen . Want, naardien wanorde 't meejlegeweldt tet wereldt deed zwichten-, en door zyn eighe zwaarte inß ort en -3 zoomoefi bet ook geen wonder fchynen<i dat de zelve ons flaauwmoedigh maakte, daar wy eenen vyandt voor hadden, die ons zoo verre te maghtigh was. Men moght zich ook wel ver zeekeren, dat onze wanorde, wier d'er niet tydtlyk in voor* zien-, de eenighe oorzaak onzer bederfenijfe zyn zouw; ende geenszins de onwilligheit der gemeente. Want, niemandt, oft hy zouw naa de befcherming jooken, dewyVt gevaar eeneyiyghelyke voor ooghenflond. Ende, hoewel men bittykgroote deernis met die van Brabandt en Vlaandre had-3 echter verblydde zich de vyandt niet zoozeer met zyn aanwinfi aldaar, oft hy zoude aide zel- ve geirne af/taan , mits bekoomende daar voor een e Handt van Walchere. 'Dan, oft ons verlies ook noch zoo zwaar waar e, zouden wy. ons daarom, tot zulk een vertwyfeit heit, laat en verrukken, als ver gift igh de dranken in te neemen, om j door degewiffedood, onze pynt e verkorten? Zouden wy welyemandt willen ophitfen, om onze huis, dat van voor e brandde, ook van achtre fontfleeken? T)eeze waar en, huns bedunkens, de inzighten, waar op men, in dit raadßaa- ghen , acht behoorde te ge even: 't welk, zoo 't gedaan wierdmet vereifchte aan- dacht en onp ar tydigh e it ■> met naafpeuren der voorleedegefchiedeniffen, ender handelinge van de Forßen deezer eeuw e 3 zonderling van Vrankryk en Spanje $ &ï twyfelden geenszins, oft men zoude bevinden, dat zy oprecht el)'ken ge- trouweiyk de waar heit hadden aangeweezen. Ende, zonder ganfchelyk tege~ hoven, en zich in hungemoedtverzeekert te houden, en volkoomlyk te gevoe- len , dat het booven vertooghde niet f aaien konde -t zy zouden, niet alleen hunne hulp en v er loff mg zoo graaghlyk omhelzen, als eenigh der andre leèden, maat ookfchroomen voor den ondank hier meede te behaalen, en den Vorße tegemoet gaan, van wien zy weldaadt verwachten moght en. Want, inden voorgegangen Hollandfchen krygh, hadhet ongemak van dien, hunnerfleede, in't bezonder iefmart; en haarfmarttejeeghenwoordelyk het verlies haar der zoobre neeringe, zoo zeer,als eenigh er andre fl e e de van 't zelfftegewefl het haare. Zy wiflen ook wel, dat oorlogh Hollandt niet treffen kon, zonder aller eerft op hunne fc houders aan te koomen^ daar zyjen teegendeele in de zwaarigheeden, te verwachten uit deezen handel, zich nietgefchaapen zaaghen den eerflen laß te lyden. Waar uit ienoegh bleek, dat zy hier toe beweeght waaren, door 't behartighen,geenszins van hun be zonder, maar van 't gemeine weivaaren: ten aanzien van 't welke * geen' beducht heit voor eenigh gevaar hen had kunnen af keer en van rond- en ^pelyk te melden waar't opfiond^alzoo zy hunne,en der andre leeden behoudenis dtes welwaardigh acht tenten vaflelyk vertrouwden,dat men, zidx uit hun ver* Mm mm 2 ßaande?
|
||||
9*2 P. C. HOOFTS EENENTWINTIGHSTE BOEK
1584. flaande , naader op 'tftuk zoude letten, zonder de reeds verklaarde gevoelens\
van den Hooghen Raade, den Holland fchen Hoove, de Zeeuw f che Staaten, oft de voorgegange flemmen, tot een vooroordeel te laatenßrekken. Waar toezy de vergaadering, van weeghe der onderlinge langduirighe liefde, eendraght^ v erbint eniffe, en alles, wat van hungezaamentlyk bezuirt was, baaden: zul- lende dit houden , niet alleen voor een groot e goedertier enheit en getrouwigheit fhenwaarts; maar ook daar by, genoomen dat hunne reedenen te zwakgekeurt werden, nochtans bemerken , dat men hunne loutre vriendfchap niet verfmaad- de i en V zelve gedenken, voor de laaft e daadt van hunner aller vryheit en oopenborftighe gemeenfchap: zonder dat zy , tot belooning hunner trouwbar- tigheit, jet anders begeerden , dan-, 't geen d' Allerhooghfte hun toe moghte Jc-hikken, te verbeiden met een zuivergewiffe, hebbende zich geruft-, en, voor Godt en de werelt, onfchuldigh te vinden, als deeleloos aan de oor zaak der uit er ft e ellende, waar meede deeze handeling 't Landt zeekerlykfcheen te drei- gen-, tot behoeding van'twelke zy de Heemelf che "genaade aanriepen. Dit vertoogh gepaft , zoo om gramfchap en anxt, als kloekhartigheit te ver- wekken , ontftak , verfchrikte , en moedighde teffens een goedt deel der vergaaderinge, en toogh het in zynen zin. Maar, 'tmeefte getal der Leeden luifterde bet naa 'tkryten der noodt, en der Gemaghtighden van Brabant, Vlaandre, Mechele, die met het vuir voor de fcheenenzaaten, enbitteiiyk uitborften, totklaghten, men wilde hen ten befte geeven: daar 't nocht voor Godt, nocht fchepièls van reedelyken aardt, te verantwoorden was, dat men, om bezondre inzighten, zoo getrouwe Bondtgenooten zouwlaaten te gron- de gaan i en daar men gewislykalle gevaar kon ftuiten, met aanneemen des Koonings van Vrankryk totOpperheer, behoudens denGodsdienft, ende De Hol. voorrechten des Lands, De Ridder&hap, dan, en Adel van Hollandt, naa landtfchc 't brengen der zaak in omvraagh, rieden voort te gaan in 't aanzoeken der 'Edelen Franfche Majefteit 5 en, volghends de begeerte der E ngelfche, Gemaghtigh« flemmen tot fen} bericht als 't betaamde, naa Bolonje, oft elders in Vrankryk, daar 't dien- (luïting «teftighft viele, tefchikkenj mits by'tverdragh niet ingewillight wierde, tot v yL* quetfing oft krenking der ouwde verbinteniffen en gebuirfchappen deezer Landen, met de kroonen van Engelandt en Deenemark, óft met de Henze- Ttefleeden, fteeden -, op dat de koophandel en zeevaart van hier geen hinder leede. Deeze uitgewidt ftemvolghden (uitgezonden:Amfterdam, Goude, enMonnikkendam)al Amfler- de fteeden. Met dé zelve vergeleeken zich de Zeeuwen. Dies werd dit, voor dam, Gou- 'tverftandt van beide de Graaffchappen , ingebraght ter vergaaderinge der de, en Algemeine Staaten. Waar op zy, naa rypen 00 verleg, befluit naamen, dat onnik? men ^ om#uit dit rampzaaligh oorlogh te raaken , de Hooghe Ooverheit, volghen' aa%^, aan den Kooning en de Kroon van Vrankryk had de op te draaghen, ben ; des- onder de oorbaarlykfte voorwaarden, met behoudenis van den gezuiverden geljx de Godsdienft en de vrydoornen, unvermindert de verbinteniflen en naabuir- Zeeuipen. fèhappen met deKooningen, Kroonen, en * Staatfche Regeeringen, met Befluit der wdke de Landen, ouwlinx, ten opmerkeder koophandelinge en zeevaart, Algeme'me ooverkoomen waaren: ende dat men, te deezen einde, de daadingpunten, be- taaten richtfchriften , brieven van maghtighing en geloofenis, ontwerpen zouw> * Repu-ten behoeve der Gezanten. Voorts werden die gekooren : te weeren, van blyken. Brabants weeghe, Rychart van Merode, Heer vanOorichot; Johan Hm- Naamen kaart, Heer vanDohain* Johan van Straalen, Heer vanMerxem , Ampt- der Ge« man van Antwerpen, die voor zyn vertrek 00verleed y en Meefter Körnens zanten. Aarfèns, Loontrekkend Raadsman van Bruflèl: uit Gelderlandt, de Doftoor Elbertus Leoninus, Kanfeler j Johan van Gent, Heer van
Oie, ende DoaooU
Geeraarde Voet, Raadsheer van dien Hoove: uit Vlaandre, Noël van Karon,
Heef
|
||||
DER NEDERLANDSCHE HISTORIEN. 953
Heer van Schoonewal: uit Hollandt, Arent van Dorp, Heer van Maazdam $
en Meefter Kornelis Kaazenbroodt , Raadsheer van dien Hove, die, mits een ziekte, hum aangekoomen in den Briel, weeder naa den Haagh keerde, en zich van de reiz ontfchuldighde: uit Zeelandt, Meefter Jacob Valk, Rechts- geleerde en Raadsheer van Staate: uit het Sticht van Uitrecht, Godaart van Reede, Padder, Heer van Ameronge, die meedein den Briel eenighe quaal kreegh, zulx men , in zyne plaats, twee andren koos, naamelyk Johan Ren- gers, en Amelisvan Aamftel van Minde: uit Vrieslandt, Jellegher Feitsma, en den Doófcoor Heftel Aysma, Raadshooftman van datgeweft. Van Mec- chcles weeghe, waaren die van Brabant gelaft, neevens Anthonis van Lalain, Heer van la Moiiillerie, en QuintynTaffin, Heer van la Pree, * bewindsman der geldtmiddelen. Tot geheimfchryver werd hun Levyn Kaluart byge- voeght. Voorts gaf men hun brieven, aan den Prins van Efpinoi, Pieter van Melun, op dat hy hun , in dit Ambaflaatfchap , de behulpzaame handt boode. |
||||||||||||||||||||||
1584.
|
||||||||||||||||||||||
^Cofh-
|
||||||||||||||||||||||
mis
|
||||||||||||||||||||||
Ik bevinde dat die van Overyflel, onaangezien het ernftigh aanhouden des
|
Die van
|
|||||||||||||||||||||
Graaven van Meurs, tot bewillighing in dit ftuk niet te brengen waaren 5 Overjffel
ende , dat, terwyl zy daar ooverraadtflaaghden , etlyke Jonkers van dien weighenn oordt, voornaamen , t'hunner kofle , zekere perfbonen, aan den Kooning f befiuit van Vrankryk , af te veirdighen , om vrye oeffening van denRoomfehen derA!$e~ Godsdienft, zoo binnen de fteeden, als ten platten Lande, te verzoeken j in m Lx \ meen ing ( zoo men vermoedde _) het handellluiten daar door te vertraaghen , ^emtue enden Spanjaardt, met tydt tot eenighen merklyken voortgank , te gerie- ionkers al- ven. Doch deeze flagh werd, voeghly k en m et belcheidenheit, verzet. Ver- daar leggen fcheideSchryversgeevenvoor, dat ontrent deezen tydt, de Heer van Melroi, toe op ver- uitgemaakt door de Aartsbiflchoppen van Kooien en Trier, ter aanmaaninge Mindering (zoomen meinde} van devyandt, die 'tverdragh met den Franchoiszeer des Frarl' erduchtte, in Hollandt quam, om te proeven , oft men, naaeenighe form \!n im~ van verzoening met Spanje, wilde hüfteren. Doch, dat hem ooit gehoor verleent oft geweighertwerdt, verneem ikby niemandt, danby Dinothus; naar wiens getuighenis,*try weederwaardelyk zouw afgeweezen zyn , met zeggen dat men genoegh verfpieders in 't Landt hadde, en hy derhal ven, op 'tipoedighfte te vertrekken. Welke onheusheit den Staaten, gewoon alle uit> heemfche Vorflen met eerbiedenis te bejeegenen, en niet behoeftigh van ftof- fe tot eeven kort, en beleefder affcheidt, niet lichtlyk ftaat toe te vertrou- wen. Wyders, de Heer van Pruneaux, befchonken met een* goude ketting van twee duizent gulden, en voorzien met brieven der Algemeine Staaten aan den Kooning, reizde voor heen naa Vrankryk. Maar Paulus Buis, Voor- Paulus fpraak van Hollandt, verzocht zyn affcheidt van die Staaten: *tzy uit on- £««, voor- benoeghen oover de befneedenheit zyns weddes en berichtfehrifrs, gelykhy fp™k von voorgaf i oft dat hum 't hooft hing naa Deenemark , mits hem die Kooning Uollandt> |
||||||||||||||||||||||
(zoogezeidt werd} met aanbieding van oovergroot jaargeldt , te zynen vdienftenoodighde; oft uitweêrfinaak in't werk met Vrankryk, van 't welk
|
itflagb
van dienft, |
|||||||||||||||||||||
hy> die naa Engelandt helde, zyn meefters niet had kunnen afwenden. In
dus eenen arbeidt gingen alhier de zaaleen, terwyl de Prins van Parma, ver- volghende zyn geluk , zich vaft bevlytighde , om Gent-, Antwerpen en |
||||||||||||||||||||||
Bruflèl, meer en meer te'benauwen. Die van Gent waaren nu ontrent drie
|
Gent teet
|
|||||||||||||||||||||
vierendeel'jaars beflooten geweeft-, de lyftocht, die men gehoopt had, by benauwt*
d'een' oft d'andre geleeghenheit, daar binnen te helpen , in Parmaas handen gevallen, teffènsmetDenremondej hunne armoe van eetwaaren zoo groot, zonderling onder de lchamele gemeente , die de gevluchte huisluiden zeer vermeerderden , dat *er veelen van honger vergingen. Brabant had ge- n°egh met eighe ver weering te doen > Hollandt, met het beleg der fchanfè Mmmm 3 teegens
|
||||||||||||||||||||||
946 P. C. HOOFTS EENENTWINTIGHSTE BOEK
1584, teegensZutven oover j 'tFranfche werk, voeten inde aarde; en de lyders
geenen tydt om de uitkoomfl van dien af te wachten: behalven dat ze onzee- ker was. Om al 't welke de flaauwmoedighen anxt aanging, die, als een fmet> tend eevel, voorts, door breed uitmeeten van 't gevaar,op andren ooverfloesh • en de Spaansgezinden de ooren opftaaken, geftyft daarenbooven, door den Heer van Champaigney. De zelve, zittende daar in zoo ruime gevankenis dat yder,wien 't lufte, hem, zonder fchroomte, bezoeken moght, had ook veele harten gewonnen, en de Spaanfche zaak zulx onderbouwt, dat, voor die Koo- ning, geen nutter bewindsman te wenfehen ge weeft waar, dandeez, dien Het ban- de Gentenaars hum van zelfs tevoore hielden. Zy zonden dan gemaghtioh. de t met ^en a^ ^ ^ gekoomen by Farneze tot Bevere, aanvang van handel maakten: vanPalma- waar *nne Ricnardot > Raadshooftman van Arthois, hun eenen zyner treeken en maakt' van fchranderheit fpeelde, geevende wat bots aan hunne hoope van deher- eindtljk. fchikte kerkzeeden vry te behouden, met enkel voorflaan dat het beft waare, verding, dit ftuk, als 'tgewightighfte, tot op't eindt te verfchuiven. 'Twelkalzoo ingewillight zynde* ging hy hun, hoewel het daadingen echter lang aanliep, ind'andre punten, dermaate te gemoet, dat zy, verlekkert op het tydtlyk voordeel, den Godsdienft glyen lieten, als hy, op hun vermaan daar af, plat uit zeide, dat al 't voorighe werk verviel, indien zy hier opftyf ftonden. Dies werd, den zeeven tienden van Herfft maant, hetverdräghvaftgeftek, |
||||||||
I.
Vamen
van dien. * Partien liere. |
||||||||
op den volghenden voet. Vergiffenis en vergeetenis van allerley misdryf ge-
schiedt inde beroerte 5 zulx ook, dat* bezondre luiden oft gemeenten, oover fchaade oft verkorting, geleedendoor eenighe ordeningen oft vonniffen, die, teegens hunneperfoonen oft goeder en, gegeeven waar en, niets zouden mooghen |
||||||||
2f eifchen, dan tot laß van besonderen, die daar af genoot en hadden. 'Defladt,
poorters, en inwoonders, aldaar geweeß voor het Eeuwighgebodt, zouden, eeven oft zy nooit misdaan hadden, wee der om treeden, feedert den daghdee* 3. zes verdings, in vol en vreedigh gebruik van all1 hunne middelen, Ontervin-
gen igiften % maakingen tuffen de leevenden, oft ter zaake van de doodt , die ter weederzy den gedaan waar en uit haat van't geloof f geduir ende de beroerten, ßonden voor niet ich en vangeene waarde te achten j ende erffeniffen, verval- len van rechte ly n oft fiam, binnen den voorzeiden tydt, hadden de naaße en 4. wettighe erfgenaamen te volghen. Tot bewys dat men de fladt niet ontblooten
wilde van volke, vergunde zyn' Hoogheit allen burgheren en ingezeetenen, al- daar te mooghen met der wóone blyven, den tydt van twee jaarere zonder onder- zocht te worden -, mits mydende alle onorde, arghernis, oft onßichting •■, om, immiddels, te ooverweeghen, en te b e fluiten, oft zy in de oeff e ning van den Roomfchen Godsdienfl begeerden te leeven j ende, zoo neen , onverhindert te vertrekken uit den Lande, f hunner befte geleeghenheit: inw eiken gev alk men hun het vry en volkoomen gebruik hunner goe dr en zouw toelaat en, om daar mee de te handelen, de zelve te vervoeren, te ver kooien oft vervreemden > Mar hunne gelieft e •> oft ander zins die te doen regeer en, waameemen, en ontfan- gen , by zulke perfoonen, als zy goedt vonden daartoe te kiezen en te magwi" 5. ghen. Alle aangeheevepleitingen, vonniffen , brieven van genaade, W&
Rechte, en diergelyke voorzieningen, verleent by de geenen, die binnen Gent haddengezeeten, als luiden des Raads van Vlaandre, famt by de Majeßraa~ ten derzelve fladt, tuffen perfoonen die aldaar jeeghenwoordigh, entoeßan- ders van hunne rechtfpraakgeweefl waar en, moeflen i n kracht blyven ? om v?r~ warrenis te fc huwen: welverflaan dat de ge doemden zich, by weeghe *o& * Appel. * Beroep aan den Groot en Raadt moghten voorzien *, den welken men, zonder
* Relief, zwaarigheit* Her'hefing zoude inwillighen -ygelyk meede dien van Gent, tee-
gens vonniffen aan 's Kooninx zydegeweezen: en belangende de vonniJ]en> £e~ geevtft)
|
||||||||
DER NEDERLANDSCHE HISTORIEN^ 947
eeeven, aan d'een oft d andre zyde , by * mangel van verfchynen , oftom* hard- 15-84.
nekkigheit, tot laß e van perfoonen nietjeeghenwoordigh, zouden de ge doem- *Defau- dengehoort worden, engefielt in hun geheel'} aangaande hunne eifchen en ant- ten • woorden j ten minfie onder weldaadt van herheffinge. Tot betaalinge van hun- * Contu' |
||||||||||||||
macie
6. * Odro- ye.
|
||||||||||||||
ne renten, en andre laften, en fc hulden, moghten zy inßeur houden degemei-
ne', bezondre, en andre middelen toen hopende , zonder daar toe nieuwe* ver- gunning te behoeven j behoudens nochtans , dat men geen' betaaling de ede, |
||||||||||||||
aan degeenen, die vya?iden zouden zyn, en m oorloghblyven ,teegens den Koo -
ning j en de Steeden en Landtfchappen zynergehoorzaamheit -> alles buiten naa- deelder *gevoorrechtighden, ende ter tydt toe, dat by zyne Majefteit, anders * geprivï- daar in verordent wier de. T)e voorzeideftadt, burgher's, en inwoonders, van tegieerden Gent, zouden, mits deezen, zich we ederom begeeven onder 'tgezach ende ge- 7 • hoor zaamheit van den Kooning als Graave van Vlaandre, hunnen opperften en aangebooren Heere, in den zelven /laat, als zy ouwlinxgeweeft waar en, om ge- regeert , in * burgher orde gehouden, en beftiert te worden, naa de zelve gewoon- * Gepoli- ten en voorrechten, die zy, voor de beroerten,gebruikt engenooten hadden. cDe ceert. Koning zoude w eederom keer en tot zyne * Lands heer lyke middelemdesgelyx al- \ leTrelaaten,*Genootfchappen, Kapittelen,Klooflers, Gods- endegafthuizen, ^P*®®-- famt alle andre perfoonen, hebbende de zyde zyner Majeßeitgevolght, oft üich ne"' }ï. vertrokken naa onpartydighe plaatfen, koomen in hunne goederen, om de zelve • -■■ wy en volkoomelyk te gebruiken, eeven als te voor e -, onaangezien ver kooping oft •vervreemding der zelve: welverfiaande echter, dat men geen uit keer ing van vruchten oft inkoomften van onroerende goederen, ofte van renten, ontfangen en befteedt by onthiet der gemelde Majeftraaten, moghte eifchen-, V en waar e dat de bezondreperfoonen voordeel daar uit get ooghen hadden, buiten toeft andt der zelve Majeftraaten -} waar af de kennis den gewoonlyken Rechteren bevoolen bleef: ende op 'tgeene, dat bezondre perfoonen van d'een oft d'andre zyde 'mogh- ten ont fangen hebben uit hunnegoedren en inkoomften, famt hetgeene, 't welk, noch niet aangetafl by den * Voorfpr aak der Kooninklyke geldtkaamer ,yemandt * Advo- hun fchuldighwas, zoude geen onderzoek, nocht eenighe uitkeer ing daar af caat Fis- gedaan worden. Ten opmerke dat aide ooverdaadt en ongereegheltheeden, ge- caal. pleeght binnen derftadt,waarengebrouzven(gelyk zyn' Hoogheit zich zeekerlyk 9- berichtvondr) totgrootverdriet der arme gemeente, door een kleen getal, niet van burgher s, maar van oproer igheperfoonen ,geweeken oft gebannen uit andre f lekken, endederwaarts gevlooden -, zoo hadzy zich vernoeght, in plaats van twaalf perfoonen by haar geeifcht, met zes aüeenlyk f haar der keur e-, ende aan drie der zelve noch het leeven vergunt, behoudende d'andre drie, om daar meede te doen naar haar goeddunken: ende, naardien degemaghtighden, ver klaar ende, met bewys van alle needrigheit en onder daanigheit, zichbereidt om aati te nee- menïtgeen hun,van weeghe zyner Majefteit,werd aangebooden,en zich daar mee te vreede te houden, nochtans zeer ootmoedelyk gebeeden hadden om verbrei- ding der genaade, totfp aar ing toe van 't leeven der drie uitgezonderde perfoo- nen-, was hun van zyn' Hoogheit, om noch zachtmoedigher te gaan, en te bet 00- nen, dat zy, uit naame zyner Majefteit, den plicht eenesgoedighen vaader sje- ghens zyne verdoolde kinderen wilde doen, het leeven meedegefchonken, gelyk den andren drie. cDesgelyxjlondzyn Hoogheit toe, dat, in plaats van driehon- ï0. dertduizentgoudekroonen by haarge'èifcht,deMajeftraat, burghers, en inwoon- ders , tot erkentenis der genaade hun beweezen, en ten deele tot vervalling der koften, gedraaghen by zyne Majejleit, om* t volk van oorloghe zoo lang f on- derhouden ontrent de jladt, zouden opbrengen tweehondert duizent kroonen eens: waar van men, by * hoofdelykefchattmg der burgheren, inwoonderen en * Capit^- |
||||||||||||||
tie,
|
||||||||||||||
vreemdelingen, aldaar zynde, zulkengedeelte vinden zouw, als mengevoegh-
lyk
|
||||||||||||||
948 P. C. HOOFTS EENENTWINTIGHSTE BO EK
i f 84.. fyk bekoomen konde 5 zonder yemandt te laat en vertrekken, hy en hadde eer/i
* Paffe- zyn aandeel bet aalt, en * vrye reisbrief verworven van de Majeflraat -, en de poort. refl zaamelen by zulke middelen > en op zulke * daghbepaaling, als men naader ± * Termy- faandf moghtegoet vinden. T>e Heeren van Champaigney^n van Croix zouden nen * ont/laakt worden-3gelyk ook, ter andre zyde, Jelis Borlut en Jan van T)amme En zyn Hoogheit beloofde, mits deezen, dien van Gent, hen, van nu voort- aan , te rege er en, beßieren, en kandelen, gelyk goede en getrouw e onderzaat en en vajfaalen des Kooninx j en te bezorghen, dat zyne Majefleit deezepunten toeflonde ,goedt kende, en beveflighde, binnen drie oft vier maanden naa de af- Parma kundighing. Hierenbooven ftreelde Parma die van Gent met zeer aanminnigh fcbryft fchryven , meldende: 'Dat hy hen achttevoor nieuwlinx ge boor en uit hem, z,eer min- door't werkdeezerverzoeninge-y ende hen, voortaan, niet als Landtvooghdt yk. aan die w^e foandelen, maar gelyk een vaader de vruchten van zynen lyve. Het noe- * men der zes buiten gedonge perfbonen ging niet toe, zonder opfpraak van Ri- chardot: dien men naa gaf, dat hy zich door groote fchenkaad jen liet koopen tot verfihooning van veele ryke luiden, terwyl elk hunner vreesde onder dat getal gefielt te worden. Eindtlyk viel deeze zwaarigheit op Antonis Hei- *Penfio- man, Scheepen-, Reinier de Peller j Lukas Majaart, * Loontrekkenden naris. Raadsman; Lieven Meinkens-, Pieter Baliaan; en Jooft de vleeshouwer. Heiman en Majaart, hebbende de fleutels van den kerker doen afdrukken en naabootlen, raakten alzoo daar uit. Meinkens verzaakende zyn geloof, ont- floegh de Landtvooghdt, voor een' geringen penning, ter voorbeede van zee- kre Joffrouw. De ooverfêhietende drie betaalden zwaar ranfoen. Op den nee- ghentienden werd het verdragh afgeleezen. 'S daaghs daarnaa tooghen de be- zettelingen ter fladt uit 5 en Walfche, Borgoenfche, Duitfche vendels, daar in j tien van elx. Voorts werd de Heer van Champaigney in de Steêvooghdy geftelt: in de Wet enkle Roomsgezinden en uitgeweekenen: die (naarde wyze van verflootelingen weeder tot flaat keerende) teegens de haave der On- roomfchen, methetooverhoogh te Schatten in den omflagh der tweehondere duizent kroonen; en teegens de perfbonen der onmaghtighen tot betaaling, met langduurighe vankenis, bitterlyk woedden. Oorzaak, dat eenighen hun- ne toevlucht tot Farneze naamen •, by wien zy meer beicheidenheits en reede- ve burgb lykheits, dan by hunne meêburghers, vonden. Thans herbouwde men't Slot wort her- op den ouwden grondt: en, met der tydtbegaaven zich veele trefly keen ge- houwt. meine poorters, die 't Onroomfch geloof beleeden, naa Hollandt, Zeelandt, Veelepoor- en andre oorden ; zulx men zeide , dat de fladt niet de helft haares volx tm Jer~ behield. In *t begin der zelve maant, toogh Verdugo uit Steen wyk, door r*5 j* Giethooren , met zeshondert mann' te voet, tweehondert te ros , en een doet een goedt getal waaghenen , gelaaden alleenlyk met zes fchuitkens , naa Geel- toght, in muide. Daar leidd' hy zeeven oft acht wooningen aan kooien, en, hebbende meenmge in den zelven hoek, en in Maftenbroek, een deel paarden, koeyen, en andre Kampen.bj goedren gerooft, keerde, verfleeken van zyn hooftwit, weeder naa Steen- verraadt, Wyk _ Want, een Jan Henrixzoon, Amflerdammer, bekoort, door den Oo- te bekoo- verfl-e Xaxis, de fladt Kampen, daar't op aangezien was, in vlam te zetten, m™' f , raa^te in hechtenis, en beleedt het verraadt -, waar oover hy, nee vens eenen ge- bum. naamt Berner , aan eenen paal geworght werd , en voorts verbernt. V& avonds naa den twaalfden, te neeghen uuren , vielen de bezettelingen der vimlder fchantfe, teegen oover Zutven, in eenighe loopgraavenderStaatfchen, en hez.ettelm- verjoeghen de waakers : doch moeflen ter middernacht weederom ruimen; fchnZet enleedengrooterfchaadedanzydeeden-, hoewelde beleggers, onder andre gen1 oover ^^aaten ' vier oft vyf amptluiden verlooren. Dusdaanigh krysbedry Zutven. gefchiede daar altemets: waar in , dan d'eene, dand'ander parthy b°ove? |
|||||
_______^_
|
|||||
DER NEDERLANDSCHÈ HISTORIËN. &&
ftond.Steedewaarts was geen lyftoght te voeren,dan met fterk geleide,dat ook, 15-84;
by wyle 5 beftookt en gelloopt werd. 'S nachts naa den neeghentienden quam Verdugo voor de vefting Orterdumj- begroef zich ter weederzyden aanderi Verdugè dyk, en plantte daar terilondt twee ftukken gclèhuts. De verweerders, daar- voor 0tw* enteegen, gaaven, zoo uit de fchans, als uit de oorloghsfcheepen, vreeslyk dum i vuur; 't welk etlyke Kooningfchen wegh nam oft wondde. Als deezé nu hier, tot in Win termaan t, gemart hadden , werd het blokhuis met alle nood^ druft voorzien . Echter bleeven z' 'er leggen. Maar, op den zeevenden van fy meint Wynmaant, vroegh in den morghen, vond zich Verdugo onder Haflèlr, met Uaßelt f'0(H zes- oft zeevenhondert knechten, gereedt om, by behulp van 'tmiftigh we- mr#?: der, met het oopenen derpoorte, ter ftadt in te flreeven. Doch gekoomen m&eeJ$° voor deZwartewaaterfche poort, op den timmerwerf, jaa zommighen tot binnen de hamey , fchouden ze de baan onklaar , deisden en gingen naa Meppel. Korts te voore vernaamen Prins Maurits en zyn' bygevoeghde Raadsl uiden, dat veertien oorloghfcheepen , hebbende elk hondert mann' op , met een zuid weden windt, van Duinkerke t'zeil gegaan waaren : 't welk vermoeden gaf van eenighen toeleg op Medenblik, Enkhuizen, oft Teflel, oft d'andre eilanden.Dan de Ooverfte en fteeden van Weftvrieslandt > dies ylinx gewaarfchuwt, waaren flux inde weer, met bezetten der gevaar- loopende plaat/en, en houden van goede waghtj zük de Duinkerkers daar geen' kans vonden. De Algemeine Staaten, bevroedende wat voordeel de tiet wfc vyandt, uit aïplekken, die onder hem laaghen, genoot, hadden, tedeezer nen, ten tydt, het woonen ten platten lande van Ooveryflel, Drenth , Twenth, en platten Un- daar ontrent, afgekeurtj en bevoolen, in 't Graaffchap Zutven, het ampt tevdnöó* vanBreevoort, de dorpen van Hengel, Tfèlem, enReurloo, te verwoeften 5 v^-"ef* desgelyx de landen by Grol, Anholt, Waardt, Waardebroek, de Vooghdy, f^,^* Wyzen , de ganfche Twenth: in Zallandt, de kerspelen van Ommen en verbooden < Hardenbergh j voorts de geheele Drenthe, ook naa Meppel toe, dat daar dm d'Ai« onder behoort; Giethoorn, famt andre dorpen om Steenwyk j het landt gemeine van Linge, zoo wyd en breed als men konde. Dit gebodt icherpelyker ge- Staateni daan, dan noodigh was, aan de uitvoerders, dien 't meeging, werd, niet al- etlyke lan~ leen graatighlyk ontfangen , maar , by uitlegging , noch veel fcherper ge- ,en bevo°" maakt. Want het krys volk houdende bezetting in die oorden, dreef, dat al mea2€r* deingezeetenen, hierdoor, ten z waarde ende vuure waaren oovergegeeven 5 zulx de fbldaat met hun , naar zyn welbehaaghen, moght omfpringen. Waar op byftere balddaadt, ooverlaft, en kneevelingvolghde, totzwaare fteurnis der Ridderichap en fteeden van Ooveryffel 5 die, derhalven , hunne gemaghtighden, aan den Raadt van Staate ter ooftzyde derMaaze, fchik- Klachten ten, om te vertoonen dat zoodaanigh een befluit, en 't geene daar uit iproot, daar ooveré onchriftelyk was; en te verzoeken, dat men van 't aangevangen werkaflie- te. De Raadsheeren; antwoordende, hier inne niets buiten de Chriftelyk* heit, oftreedelykheit, maar 't geen loflyke Regeerders, ingelykegeleeghen* heit plachten te doen , gepleeght te zyn by hunne meefters 5 dat zy ookk niet onderftaan zouden, 't befluit der zelve te herhandelen; weezen noch-. tans, zoo , teegens hunne hoope , de verzoekei*s hier op voorder dringen wilden, hen aan d'Algemeine Staaten. Deeze naamén, korts daarnaa, 't ge- 'T gebodi melde platte landt weeder in hunne veilighe hoede, ter tydt toe, dat, met wortber* kennis vanzaaken, anders beflooten wierde. Des beloofden deOoveryflè- roePeni laars, maantlyx, naa den ingank van Wintermaant, naarden nieuwen ftyl, te verfehaffen zeevenduizent eenhondertgulden, om bekeert te werden, voor eerft, zoo verre als die (trekken moghten, tot betaaling der bezettin- gen van dat geweft en andre plaatièn daar aan grenzende. Alzoo werd 'Nnnn hel
|
||||
9fo P. C. HOOFTS EENENTWINTIGHSTE BOEK:
1584. het voorigh onthiet weederroepen j 't volk van oorlogh gelaft, de huisluideti s
die, te dier oorzaak, noch in hechtenis gehouden waaren, daatlyk kofteloos en fchaadeloos teflaaken. Seedert hebbend'Algemeine Staaten deezenvoet gevolght, houdende 't platte landt in hunne befcherming, onder zulke fchat. ting, als, van tydt tottydt, bedongen werd. Op den zeeventienden van Alexander Wynrnaant, beëedighdend'Uitrechtfe Staaten den Heer van Villers, Alex- de Zoete, ander de Zoete, tot Stadthouder oover dat geweft, op een wedde van twaalf Heer van duizent gulden 's jaars. Te zynenooverftaan, maakten die van der ftadt Ui. yitters, trechtj op den dertienden der naaftvolghende maant, een ordening, meê- Istadtlou- Mengende het inftellen eenes Erfraads (zoo zy 't noemden) van veertigh der oover mannen, om, geduirende hun keven oft bequaamheit, teregeeren. Waar 't Lam van toe niemandt ftonde te beroepen, hy en waare een gebooren burgher, oft uitrecht, gegoedt binnen 't Landtfchap, en, ten minfte , tien jaaren burgher en in- Die van de woonder ge weeft ; oft een Riddermaatigh, oft ander aanzienlyk perfoon, fiadt ui- gebooren en gegoedt in eene der kleene fteeden, ofte ten platten lande, die treck fiel' Vyf jaaren geftaadelyk in der ftadt gewoont hadde, oft zyn burgherfchap jLrfeef>dt zo° knge geri^dt. Graaf Willem Lodewyk van Nafläu, gekooren , van de ■m\ ' VriefcheStaaten, opMidwynmaant, tot die Stadthoudery, werd daarin Graaf beveftight , t'hunnen verzoeke , door d'Algemeine, by laftbrief van den Willem Lo- tienden in Slaghtmaant, Ten tweeden daaghe hier naa, hield men niet de dewjh^van hulding van'sKooninx zoon, gaande in zyn zeevende jaar, totPrinfevan Napu neei Spanje, binnen Madrileen' prachtighehooghtydt, vereert met het by- wrtstadt- weezen van drieJaponfcheKooningskens, die naa Roome reisden, om den * ■ ' Pauze gehoorzaamheit aan te bieden. Op den dertienden van Wynrnaant, landt, zond Graaf Philips van Ho henloo, aan de Hollandfche Staaten, zeekerge« *sKooninx fchrift, by 't welk hy, naa verhaal zynerdienften hun gedaan, vertoonde; TLoongèult T>at, mitshetoover ly'den desTrinfen, hooghloflyker gedachteniffe, begonnen tot Prinfe -was, eenen nieuwen eedt, waar irh van hunne Eedele Mooghentheeden, nietje- van geheel mefo ? maar alleenlykd'* Algemeinfchap genoemtwerd-> denkrysvolkeaftevor- fanje. foren: 't welk, ongeneeghen daartoe, den Trinfe Maurits, en den Staaten van des Graa-> Hoïïandt, inplaats van wylen zyne T>oorluchtigheit,gezwooren had, met ver* ven vanu.0- klaaring van daar by te willen blyven. Nietteegenßaande dat wylen zyne1>oor- henloo aan luchtigheit, en hunne Eedele Mooghentheeden goet verflandt met hem, in floß de Holland- van oorlogh , placht en te houden, was, buiten zyne kennis,Graaf Har manman fche staa~ Jen Berghe, afgedankt, en zyn regement aan La MouiUerie gegeeven} ook de teti' voorzeide eedt den krysluiden aangeverght, daar men niet behoorde eenen andren te doen, zonder zich eerft vandenvoorighen ontjlaaghente zien. Ift
H/ hlaaght der daadt, hy/peurde, dat d'' Algemeinfchap niemandt eenighgenoeghengaf> oover d'Ai- en inzonderheit hum altyds teegen was, hoewel zy daar toe geen' oorzaak, maat gemeine, verfcheide merklyke dienßen, federt de Gent f che bevreeding, van hem, noch- tans onverplicht aan haar,genoot en had. Van de zelve, onaangezien de zwaa- re koflen by hem gedraaghen, en *tfpillen van hondert duizent gulden hwß herwaartsgefchikt van zyne Vrouwe Moeder, had hy nooit, naar luidt &yner afreekeninge, eenighe verzeekering, oftreedelyk befcheidt kunnen verwerven-, maar, met lang en vruchteloos vervolgh daarom, zoo veel te meergeldts ver- teert . Eindtlyk, vindende zich ver leeghen, en aanhoudende om eenighe gerei- de penningen, was hy, op de fiadt van Roer monde, en V Huis te Meeghenge- weezen, om vier duizent gulden te beuren, daar men, mits de vyandt beiae dieplaatfen bezat, niet eenenfiuiver bekoomen kon. 'Derhalven verzocht nl fchriftlyk antwoordt, om te weet en, onder wat eedt ende laft hy en de oorloge- luiden ftaan zouden, ende onder wat naam oft tytelhy daar oover gebieden i famt waar hy de groot e koflen , noodigh tot de reize naa Zeelandt, die huw of |
|||
DER NEDÉRLANDSCHE HISTORIEN. %r
eeleidtwasi te •vinden had. Die van Hollandt, naa dat zy, hierop, het goecU if84.
dunken des Raads van Regeeringe gehoort hadden ,'fchiktengemaghtigh- 'Belending den aan den Graave, om hem te bedanken, voor zyne meenighvuldighe en ge- der Sta*- trouvve dienften j met verzoek, dat hum geliefde, in den gewoonlyken arbeidt UnJm en y ver te volharden, ten opmerkevandezwaarigheit, waar inne zich Aft- ' f werpen en Bruflèl bevonden , en van den afbrek, die zyner eereen vernaamt- met he_ heit,by 't verlies dier fteeden, beichooren fcheeii. En, dewyl, mits het droevigh ^heUt op ooverlyden zyner Doorluchtigheit, alle maght en gezach der zelve, den Prinfè zyn ver- Maurits, en Raade van Staat, was opgedraaghen, den welken die van Hol- wfc.-. landt en Zeelandt zich meede onderworpen hadden j zoo zouden de Gezan- ten aanhouden, ten einde zyn' Genaade zich gevallen liete, den laft van Al- zj^egee- tremein Veldooverfte van de voorzeide Regeeringe t'ontfangen, en daartoe renJ}em tot den behoorlyken eedt te doen. Des had men haar maantlyx een wedde van- ƒ omr" vyftienhondert gulden toe te voeghen , oft meer, naar de Gemaghtighden met haar ooverkoomen konden j ten hooghfte van t weeduizent gulden 5 te be- taalen by Hollandt en Zeelandt, naar gelang van elx aandeel in de gemeine lallen. De krysluiden hadden den eedt van getrouwighek, aan die van de Re- geeringe, te doen, en den eedt van gehoorzaamheit aan zyn' Genaade: der welke die van Hollandt en Zeelandt altydts trachten zouden zulk genoe- ghen te geeven, als reedelyk en behoorlyk waare. Hohenloo,te vreeden met dit H7 laat affcheidt, vervolghde zyn* reis naa Zeelandt •, en quam van daar tot Berghen ^bgenoe- opZoom: werwaarts hy een deel volx ontbood, voorziende voortsteegens ^ f? ' m 5tonheildatopkoomendeweeghewas.Teweeten,Beerwoudt, Ooverfteder zeellndt - ftadt, ftond om ze aan den vyandt te leeveren: maar,merkende althans,dat men vmUmA * 't oogh, op hem en al zynen handel, hield, begon voor 't arghfte te duchten > Berghen op en, hebbende niets onbeproeftgelaaten , dat tot zyn voorneemen diende» zoom,dat vlood naa den Prinfè vanParma^daar hy eevenveel geacht werd,als doorgaands gevaar liep zyns gelyke beftanders van (lukken, tot begunftighing der welke hun for- van Mn tuin te eerlyk is. Sint fterktende Bondtsenootendeezevoorbumhvan Hol- , V * landt en Zeelandt zeer, en ftelden 'er den Heer van Marlet tot Steêvooght. wéïdmi Ik zou w geen' zaak van zoo gering belang vernaaien, als't verlies van't Huis dm de» te Winmmvoor de Staaten, en 't herwinnen van 't zelve door die van Nie- steêvooght meeghe; hadden, uit deeze toght, de Kooningfchen geenen inval gekreeghen, Beer- dat'er kans waar om de ftadt te bemeefteren by gelyke geleeghenheit j om wwét, welk te doen verfchynen, zy 't Huis te Balghoye innaamen. En hoeweide Dte l<*t* Nierneeghfche bezetting, op dat pas, wyzer was -> jaa zeeker Spanjaardt, geby- omr mA naamt Fonfèca, die aangenoomen hadt hun binnen eenen flagh te voeghen, mvJm " daar aangehouden werd jzy naakten d'eensgehapte hoopenietj maar onder- bonden zich, met den feftienden daaghraadt van Slaghtmaant, den walte beklimmen. Doch als Jer nu een maatlyk deel, tuffen twee wachten door, in- geraakt was, werdt de fteêfoldaat des gewaar, en viel 'er op, met hulp der goedwillighe burgheren : zulx de vyandt daar zesendertigh ladders liet faan, enzesentneeghentigh mann'leggen. Want, wat betrapt werd, was 'tlyfquytj denkende d' ooverhandighen, mits hunnen heeten moedt, om geen vanden: een verzuim, waar door 't geheim des toelegs verhoolen bleef. De vreuglid , om 't behouden van Berghen en Niemeeghe , was nauwlyx recht gefmaakt, als de bezetting van Ooftende aan 't muiten floegh: 't welk den Prins van Parma bekoorde tot tinteling hunner trouwe, by aanbod van acht maanden folds , in baar geldt. Dit werd den Algemeinen Staa- ten oover gebrieft j en teffens het zwaar vermoeden, gegeeven van eenen der "opluiden, met uitvaaren: Hy wilde zich aan die <uan Gent houden, daar hy d zyn' vrienden engoedren had> zynde ook geen' reede, dat twee geweflekens, Nnnn 2 als
|
||||
5>f2 P. C. HOOFTS EENENTWJNTIGHSTE BOEK
1584. als Hollandt en IZeclandt^ den Graaffchappe van Vlaandre , de wet zouden (lel-
len . En veelen, zoo van de Majeftraat, als aanzienlyke burghers, hadden nu den ichrik gevat, en zich van daar gemaakt. De Ammiraal Treflong geftelt in Zoomermaant leftleeden, tot Ooverfte der ftadt, by laftbrief van w^lendenPrinfe, werd dan derwaarts afgeveirdight, om de geenen , diehy op weederfpannigheit oft weifeling bevonde, aan te taften, en de vendels te verwiflelen: 't welk men oordeelde gevoeghlyxt te kunnen gefchieden, met aanvangen by paaren. Gekoomen tot Ooftende, trof hy daar alles in 't war: Die word doch (lilde eindtlyk, naa maghtighe moeite en gevaar van zynen perfoon gejlifl door de knechten met een' maant betaalings: waar op zy monftering en nieuwen Treflong. eedtdeeden. Hunne moedwil, mits't gemelde vertrek van Regeerders en poorters , was zoo hoogh gefteeghen , en de tucht zulx vervallen , dat zy, •ftraffeloos , om een kleen genot, de huizen ter needer worpen oft feilenden: waar oover hy, hebbende den Hopman Morquin gelaft tot haar beftier in zyn af weezen , hum "en den krysraadt der bezettinge beval, het breeken oft quetien, van allerley gebouw , by tromflagh te verbieden, op den hals, ban, oft andre peene t'hunner befcheidenlieit. Voorts braght hy't verandren der bezettinge, zonder ongemak, te weeghe 5 ende quaamen d'uitgeweekenen weeder in. Onder dit ftruikelen en opftaan ( als oft men daar aan, en met het veftighen van Regeeringe , niet bekommerings genoegh gehadt hadde ) werd noch de ruft der kerke, door tweedräght, gefchudt. JanPieterszoon, Tfififltuf- Predikant indenHaaghe, had het gelaaden op zynen amptgenootHieroni- fende Pre- mus Hortenfius, die, geteelt uitLambertuseertydsfchoolvooghdttotNaar- J len m de, de waardy der goede werken te breedt Icheen uit te nieeten, darrende „)Hi ' dry ven, dat een voortgangefin zonden het eeuwigtieRyk en leeven, wen Godt het hum fèhoon geeven wilde, nietontfangenkon. Hunknibbelen, begonnen al oover twee jaaren, duirde, met maakenvan aanhang, enfplit- ling der gemeente , tot dat men geenen naarder raadt vond , dan andre in hunne plaatièn, enPieterszooninhetDorpKaftrikom , Hieronimus in dat Moeite tot van Wafiènaar, terzetten. Tot Medenblik rees pok zwaar krakkeelj eerft Medenblik^ tullen de Lidtmaaten des Gelöofs ; daarnaa tüllèn de Majeftraat en den terfl tujfen Kerkraadt:" 't welk, zoo dieshalven, als ten aanzien van de geleeghenheit der de lidmaa- fteede aan de Zuyderzee, en om dat 'erveele Roomsgezinden woonden, te twderkfr- ZOrchlyker geoordeelt werd. feuriaan Henrixzoon , Bediener des heili- ' * f*' ghen Woords aldaar, ziende de onluft daaghelyx aangroeyen , nam zyn af- Kerkniadt ^cne^t. Een ander, hebbende geftaan binnen Heerentaals, tot het oovergaan endeMaje* dier plaatlè toe, werd naa Medenblik gefchikt, en den Wethouderen aanbe- flraat. voolen, door den Ooverfte Sonoy\ doch, by hen, naa het doen eener proeve , afgeilaaghen. Sonoy eifchte reede van dien: de Regeerders gaaven ze. Zoo bleef't werk een' wyl ftaan. Thans zonden zy naa Leide 5 verworven van daar, door fterk aanhouden , den Predikant Meefter Petrus Hakkius te leen > voor den tydt van, vier maanden: en braghten hem, teegens't verzoek des Kerkraads, opftoel. Daar lagheen vendel van Sonoys Regement, onder Hopman Marten van Wolfwinkel 3 dié zynen Kornel, van't geen'er om- ging, verwittighde, en laft kreegh, den Leidfchen Leeraar te vermaanen? dat hy zich, van wyder mengenis in de zaak, buiten wettigh beroep van de gemeinte, te hoeden had: oft de Ooverfte zouwbenoodight worden, tot verzeekering der ftadt,en ruft der kerke, naader daar in te voorzien. Op welk aanzeggen, gedaan des zaaterdaaghs, Hakkius antwoordde , bereidt te zyn tot gehoorzaamheit aan den Ooverfte, 't en waare Burghermee- fters hem ander bevel gaaven. In de Vroedfchap, vergadert om hier oover te raadflaaghen, viel verfcheidenheit van zin; achtende zoramighen , dat de
predi-
|
||||
DER NEDERLANDSCHE HISTORIEN. 9n
predikant behoorde zynen dienft te achtervolghen; zommighen , dat het 1584.
beeter waare, den naaften Zondagh, zonder preeke, te laaten verby gaan, uit vreeze voor ongemak tuffen ibldaaten en burghers j en dewyl doch d'Enk- huizer Klaffe ftond, om, binnen twee oft drie daaghen, tot Medenblik te verzaamen. Ten laafte vond men goedt, dat de Burghermeefter Dirk Pie- terszoon, verzelfchapt met twee Scheepenen en den Geheimfchryver, 's an- dren morghens by den Hopman ginge, om hum 't rechte befcheidt der ont- fangen' orde, en dubbelt van Sonoys brief, af te vorderen. Maar Wolfwin- kel gaf hun nocht afïchrift nochtleezing van den brief j en alleenlyk tot ant-* woordt, hy wift wat onthiet hy had van den Ooverfte: wilde zich daar naa richten. En , als de Burghermeefter zeide, dat hy zich zoo verre niet in 'cftuk hoefden te fteeken -y brak hy ïiit tot onheufche en heftighe woorden : waar door de anxt der Majeftraat zulx verzwaarde, dat het gevoelen der gee» nen quam oover te weeghen, die tot uitftel der preeke rieden. Echter ichreef Wolfwinkel zeer bitter en fmaadelyk van Hakkius aan Sonoy. Tuffen de Regeerders der ftadt en de Predikanten der Klaffe, viel ook veelfporrelings, door wantemper der gemoeden ,* zoo van d'een als van d'andere zyde. Hak- kius , verklaarende onder hunne gewoonlyke kerkordening niet te willen ftaan , fcholdze voor aanwaflènde tierannyj en oovergoot Sonoy met het zelfde zap , om dat hy hum, onbekent en ongehoort, zynen dienft had doen verbieden; ftadts vreede alzoo gefteurt; de arme zieien , hongerende naa Gods woort, haare fpyze onthouden ; den armen hunne aalmoeflèn. 'T welk hy begeerde, dat, dopr de Predikanten} aan Sonoy, bekent gemaakt wierdej oft hy zelf zoud' het hum ichryven. Hier op antwoordden die van de Klaffe, zulx te zullen en moeten doen. Voorts baaden zy de Regeerders, Hakkius van den ftoel te houden, en erbooden zich zelf tot waarneemen van den dienft der kerke aldaar , ter tydttoe, datzy , van eenen anderen, naa behoorlyke bewillighing, voorzien waare. En , als dit der Majeftraat 4 niet fmaakte , briefden zy alles oover aan Sonoy,* met vertoon ing , dat het fpoedigh verichynen zyns perföons , binnen der ftadt-, noodtlyk vereifcht werd: zonderling dewyl de Burghermeefters plat uit zeiden, datzy zich, van deeze zaak, aan de jeeghenwoordighe Hooghe Ooverheit wilden gedraaghen. Middelerwyle bedaarden de Wethouders van hunnen fchrik , en moedigh- den Hakkius tot voortvaaren in zyn beroep: waar oover hy , flaande't ver- bodt in den windt, zich weederom vervorderde te preeken ; jaa, in volle kerk, eenen tieran te maaken , van dengeenen , door wiens laft het gedaan wasj hoewel hy Sonoy ongenoemt liet. Dit hield de Hopman den Ooverfte niet verhoolen; voegende daar by ?dat de Leienaar zulke toeloop kreegh, oft zelfde cPam vanRoome daargekoomen waarom aflaat uit te deilen.Men liet zich wel rondelyk hoor en, dat het 'er niet deughen zouw, oft de Geuzen moeflen ter poort uit. Jaa de boeren begoßen te luifleren, peinzende dat hyganfeh 'Paapfch was: zoo dubbeldt kon hy hun toepraaten.Tïe meefle ^Paapiflen^die eertydts teegens de Rurghermeeflersgeweeft waaren->trokken althans eene lyn met hun :jaa neeghen en booghen, voor Hakkius; als voor hunnen God. T>e rechte roervink was Rys~ wy^vooghdvan 'tBlokhuis.T>och de ooverkoomfi zynerEedelegefirengheit kon alles noch redden -, zoo het daar toe, door draalen, niet tefpaade wierd. 'S daaghs voor dit fchryven van den derden in Wintermaant, had Sonoy eenander ontfangen , 't welk , fpreekende uit den naame van Prinfè Maurits enden Raadt van Staate, hum beval zorgh, voor de behoudenis van Medenblik, te draaghen*, alzoo het, door d'inwendighe twift, lichtelykin'svyandtshandt flioghte vallen. Hy fchikte dan , op den vierden daar te weezen > braght 'er, 2onder3 naa'tbegeeren der Burghermeefteren , 't verlof der Vroedfchapaf Nnnn 3 te
m
|
||||
5>f4 P- c- HOOFTS EENENTWINTIGHSTE BOEK
1584. te wach ten, hondert foldaaten uit Enkhuizenin % leidde eenigh volk op het
Slot j deed de zynen den Predikant Hakkius oopenbaarlyk vangen , en hem voorts vertrekken. Welker daadt, niet alleen de Wethouders dier fteede maar ook de Majeftraat en Kerkraadtvan Leide, zich grootelyx belghden. Thans quaamen de Slotvooghdt Ryswyk en Burghermeefters van Meden- blik klaaghen 3 aan de Staaten van Hollandt, met verzoek om beeternis hun- ner eere en achtbaarheit. Hier op hoorden de Staaten 't verflagh van den Raadsheer Niclaas Kaamerling en Thomas Thomaszoon Burghermeefter van Haarlem , Gemaghtighden, die zich, van hunnent weeghe, ter plaats ge- vonden hadden, om te verneemen hoe 't 'er ftond , en gegaan was. Deeze fpraaken" Sonoy ernftelyk voor, vertoonende, dat hy 't geen, waartoe zyn ampt hem verplichtte, en, daarenbooven , niets uit eignen hoofde gedaan Jiad, maar de orde der Ooverheit gevolght. Waar teegens de klaaghers zoo veel wiften by te brengen, dat men hen vraaghde, wat manier van voldoening by hen begeert werd. En als zy verklaarden zich vernoeght te zullen houden , zoo men Hakkius t'hunnent voorts de vier maanden uit liete dienen : de- den de Staaten hen vertrekken , en vorderden den Gemaghtighden, daar op , hun gevoelen af. Ditgedroegh, dat aan de achtbaarheit van Sonoy meer, dan aan die van de Burghermeefters van Meden blik, geleeghen was, en ongeraa- den, Hakkius weeder daar te laaten koomen. Doch, om vreedes wil, m oghte men hun, voor dk maal, vergunnen, eenen Dienaar uit het Noorder geweft, oftuitAmfterdam, oft Haarlem, te noemen, om als dan, byden Kerkraadt en gemeente, beroepen te worden. Ende, hoe het ten laafte hier mee afliep, is my niet gebleeken: dan alleenlyk, dat de Staaten Meefter Jooft van Menin, Raadsheer des Hoofs van Hollandt , en den Do&oor Nicafius van Sille, Loon trekkenden Raadsman der ftadt Amfterdam, naa dien oordt zonden, om befcheidelyker kundfchap te bekoomen, en parthyen te vereenighen, waar't doenlyk: zoo niet, hun weedervaaren oover te brengen, op dat men De bezet- cjaarnaa3 in der zaake deede, 't geen behoorlyk gevonden wierde. Inmid- NooTdtbol- ^s gaaven ^e ze^ve Staaten van Hollandt orde aanSonoy, omzyneKor- landt ver- nelsbende te vermeeren, tot op tweehondert hoofden , desgelyx 't vendel ßerkt. in Medenblik; en, tot Enkhuizen, booven de daar jeeghenwoordighe be- orde tot zettingen , by goeddunken der Burghermeefteren , eenenvyftigh poorters het aaiing aan te neemen, uit de vroomfte en vertrouwtfte, op tien gulden ter maant, derknech- en onder eedt van zich te quyten gelyk andre iöldaaten des Lands. Die ten in ot- yan yfi€Sian<jtfchikten eenen krysbouwmeefter .naa Otterdum , met gelei- LrktnTei ^e' en vyftienliondert gulden, zoo tot verfterking der plaariè , als betaaling plaatfe. der inleggende knechten. Ende, oft fchoon de Kooninghfchen , uitgekoo- Zes staat- men met eenen Pot en twee groote Jaghten, zes Staatfche fcheepen ver- fcbe fcbe- 00verden; hy raakte, met het zyne en 't geldt, in de Schans: zulx het veffr pen, daar ghen niet naableef. Maar de Engelfche Kooningin, ziende ons in 't hande- lt,^»o- len met Vrankryk, denvyandtin'tverooverenvanftadtopftadt, voortgaan 5 "' _ zulx eindelyk heel Neêrlandt fcheen te willen vallen in handen van den ninrinne Franchois oft den Spanjaardt, naabuiren, voor haar, zoo erduchtely k d'ecn van Enge- ^s d'ander* vierde haar'voorighe ftrakheit wat, en fchikte , met lieflyke landt zeind letteren van geïoofenis, die op den laaften van Wynmaant geteekent waa- tenen Am- ren, den Heer Davidfon aan d'Algemeine Staaten. Ingeleidtt'hunnerver- Uffadeur gaaderinge, op den achtften van Wintermaant, ontfouwd' hy de reedenen aan d Al- zvns Ambaftaatfchaps * die hier op draaiden. T>e doodt van wylen den Trin- gememe ß fo00gfofoßyker gedachtenis 3 zoo njeelgoedefleeden en flerktenfeedert verloo- Zyn aan- ren* ^nH argherender zaakenin ytgemein, hadden haar e Majefleit, booven neven, niaate ■> bedroeft, ten aanzien van'tgebuirfcha^ d'ouwde verbintenis, en vriend
|
||||
)
|
|||||
DER NEDERLANDSCHE HISTORIEN, 5)57
vriendfchap, waardoor zf zich, tot bezondre zorghvuldigheit 3 ooverden 15:84*
welfiandt, de ruß, en behoudenisdeezergewefien, verplicht kende. Zy had- ie wel mooghen lyden, dat d' AlderchrifielykßeMajefieit gedient geweefi waar e wiet het aanneemefi van de befcherming der zelve, gezaamder handt, neevens haar. Maar haar Ambaßadeur St äff ort, gezonden om zulx voor te draaghen $ had nauwlyx gehoor können verwerven, en f ober antwoordt gekreeghen. Mits welke koeligheitjmaakende naa toeleg opfieipen der zaake, haare Majeßeit ge^ praamt wasgeweeß, hem herwaarts te jluiren, om , onder aanbieding van alle ffunfi en mooghelyke hulpe, bericht ing van degeleegentheit der dingen te verzoe- ken , en aanwyzing van weeghen, waar door zy befi geredt konden worden. m ^ies zoude den Heeren Staat en gelieven eenigheperfoonen te ynaghtighen, om, dien aangaande',met hem in mondtgemeenfchap te koomen: zynde echter de mee- ning haar der Majeßeit niet, het werk met Vrankryk , zoo men daar inyet ver- dergedaan had, te ver acht er eyi -3 oft zich ter Heerfchappye van de Landen in te wikkelen. De Staaten bedankten de Kooningin hooghlyk, voor haare goede geneeghenheit; enden Am bafïadeur voor d'aangenoome moeite. Tot ge- Hy komt in fprek met hem j koorenzy de Heeren, Poederle, Meetkerke, Menin^Sille, ondetlun- Roelfius," enThin: dien hy, naa verhaal zyner voorighe reede, eerftlykaf- delmgbmet vorderde hoe't met deFranfche handeling ftond, en oft ze voltrokken was, der Staaten oft niet, om zich naa 't befcheidt hier op t'ontfangen, wyderste mooghen /.y^ " fchikken in 't uitleggen van zyrien laft: ten tweede, in wat gefteltenis hun- A ne zaaken zich bevonden 3 en wat middelen zy tot onderhoudt van den kiygh hadden -, om, naar gelang der zelve, geholpen te worden. De Ge- maghtighden, met belyden van groote gehoudenis der Landen in deKoo- ninginne , die 't gelieft had hunne befcherming den Kooning van Vrank- ryk aan te beveelen, antwoordden op 't eerfte punt: T>at haare Majeßeit 00- <ver ontrent een maant oft zes weeken, verwittight was van denßaat des han- dels en van der Staaten befluit, meebrengende V beroepen des Äüerchrißelyk- flen f hunnen Vorfie -, behoudens den ge zuiver den Godsdienfi, de handtveflen, enouwde gewoonten , op de tytels, 't recht, en de hoogheit, waar op de heerfchap- py eertydts by Kaizar Karel den vyfden aanveirdt bleek. 'Dat de Staat en $ dienvolghends, aan den Kooning, eenen brief, en affchrift van den zelven aan haare Majeßeit, gezonden hadden : feedert ook de refi der voorwaarden be- raamt s £ulx hunne Gezanten reisveirdigh naaVr ankrykwaaren,wachtende niet , dan op goeden windt. Noopende het tweede punt, vertoonden zy, dat de Prins hooghloflyker gedacht en'ijfe,in Bloeimaant leflleeden, door zeekren Ee- ■ delman, weleighentlyke kundfchap van de gefielt enis der gewefien, en van dé haften der zelve, zoo te waater als te lande, aan de Kooningin gegeeven had$ ende Staaten als noch,niet teeghenftaande dezwaarefchaadenhun oovergekoo* men fint de doodt zyner Doorluchtigheit, eevenveelvolx enfcheepen van oor- logh onderhielden. Maar zy voelden zich der maat e gekrenkt, dat de hulp der Kooninginne hun zoo hooghnoodigh was, als zy haare Majefteit, daarom, met aanbieding van hunnen zeer ootmoedighen dienfi, vuirighlyk baaden. Hier op verklaarde d'Ambafladeur weederom, zyn' boodfchap geenszins tot ver- warring hunner zaaken te ftrekkeh: ende voeghd* 'er voorts by, Dat derr halven, dewyVt werk met Vrankryk zoo wydegebraght was, en die Kooning maghtigh genoegh, jaa maghtigher mijfchien dan zyne Meefires, om de Lan- den te befchutten-3 geen' naader o opening , van 't geen zy gedacht had met de Staaten te cloen handelen, behoefde gedaan te worden. Dochhy zoude haar van 't gehoorde verflendighen >■ en hier blyven, tot dat zy hum weet e van haar welbehaaghen deede. Voorts bood hy den Heeren Staaten zynen dienil aan, waar die, by haare Majefteit, oft elders, hun moghte te ftaadekoo- men 3 |
|||||
9 f6 P. C. HOOFTS EENENTWINTIGHSTE BOElt
1584, men: alzoo hy, hebbende, eenighe jaaren, in deeze landen gewoont en ver*
keert, zich, diesweeghe, t'henwaarts verplicht hield. Aan welk befcheidt en voorneemelyk zyn verblyf, dat gefchaapen was, hoewel denFranchois eenighe fcheemering te geeven, hem nochtans te rekkelyker in 't daadingen oft immers te veirdigher tot uiting zyner meeninge, te maaken , veeien een goedt genoeghen naamen. Boven deze verquikking, kreeghen de Staaten ontrent drie weeken hier naa, een' tyding, waar by 't geluk hun eenigher- wyze fcheen toe te lonken. Te weeten -, twee brieven, gericht, uit Maa- ftricht, aan den Prinie van Parma, maar onderfchept opwegh, gaaven aan- blik van hoope, dat hy 't benauwen der fteeden van Bruffèl, Antwerpen, en Mechele , zachter zouw moeten opneemen j oft, hardebollende in dien oordt, andre plaatfèn van belang, door gelds gebrek, en daaraankleevend bederf van krystucht, ind'uiterfte vertwyfeltheit laaten vallen: waar oover de yetwes gefmoorde brandt van haat lichtlyk weeder, zoo heevigh als ooit, teegens den Spaanfchen naam, opgaan moghte, en alles aan 't hollen helpen, Af gewone D'eene gefchreeven den vierentwintighften van Wintermaant, door Defi- hteven uit derius vanSeftigh, Kanfeler des Kooningfchen Raads oover Brabant, die Maafirkbt zich binnen Maaftricht onthield, klaaghde ■> hoe Rodrigo de Cafiro, Spaanfch aanpatma, Hofman, aldaar in bezettinggekoomen, begonnen haddenftaat en de ruß van h'I£lum de ftadt der maat e te flooren, dat 'ergrouwzaame zwaar igheit uit dreighde te grootewan- voigjoen. ^ en waare zyn' Hoogheit fpoedelyk daar teegens yoorzaaghe. Hy ge. bjsvolh noeghde zich fchier met geenerley herbergh hem aangeweezen; maar wilded aldaar. de werelt doen verhuizen, om zich enzyne foldaaten te gerieven. Jaa men was gedrongen geweefit,hum te gevalle, defchatkaamer van 'sKooninx brieven, naamlykde griffy, daar de geheimèniffen zyner Majefleit en des Raads, or< dentlyk, tot ydersgevo'eghlykfiebehulp, verwaartwerden, teleedighen: on- aangezien dat 'er geen verfchiet van andre, en veel bequaamer, wooningen ontbrak. 'Daarnaa had hy zoo onmaatigh eenen eifch vanpenningen, tot on- derhoudt zyner bende, gedaan 5 dat het ganfche gewefi van Limburgh, en Oovermaa&eyfamt alle de middelen der inwoonderen van Maaftricht, niet toe- reiken konden om die te voldoen: zulx hy, in plaats van te koomen zyn vendel ververfchen, al't goedt van een Landtfchap, en t effens van die ftadt, wel zon- de wenfchen in te [lokken. Hy brandtfchatte de Geefifykheit, en zette ze op geldt i ontfing des, vandagh totdagh, gr o ot e f ommen-ß zonder de zelve te willen laaten korten aan 'igeen hum van de ftadt verfchaft werd. Jaa, hy had ( wat onbefchofte vermeet elheit ? } tot ver klaar ing zyns voorneemens , den landtzaaien van Limburgh enOovermaaze briefkensgegeeven 5 die, ingefieli oft onderteekent met zyn' eighen handt, zooverre buiten'tfpoorvan alle bil- lykheit liepen, dat reeds de affchriften daar van, uit Luik, naa Bruffel, Ant- werpen , Mechele, en elders gezonden waar en, om 't volk op te ruyen teegens de tieranny der Spanjaarden. Met welke, te oovergroote onbefcheidenheit, hy en zyns gelyke Hopluiden welmoghtenzoo dapper een' moeite berokkenen, als de voorleedegeweeft was j en zyn' Hoogheit, op eenen dagh, doen alles verliezen > watzy, in zoo veel jaaren had ingewonnen. Want, eerftlyk, dreef de verbol- ghenheit, gereezen uit ditfcheeren, de Geeft ely ken der ftadt zoo byfter oo'ver dwers, dat zy, niet kunnende aan den Hopman, beft onden hun leedtaan God *R.eli- te wreeken-, hebbende begonnen alle~* heilighdoomen, kleinnoodjen, en kerk' quien. fieraaden, te verhopen j daar neevens verbooden, degewoonlyke klokken meer te luiden 3 de kaarfen fontfteeken, op de orghels tefipeelen, en muzyk te zingen- Hunne zangers , en andre knaapen, altydtsgebruikt tot den dienft Gods, wil- den zy afdanken j en waaren 'er al meedoende. Waar oover zich zeergrootge- fchrey verhief) zonderling op zulk een' Hooghtydt als de Kersdaaghen. Zaa- ke'ih
|
|||
DER NEDERLANDSCHE HISTORIEN. $>n
ïeïh(zyns oordeels~)die opgelyke onfieltenis dachten uit te koomen,als ouwlings, i f84.
j0#rdeverdorvenheitderkerkluiden, was verwektgeweeft. 'Daarenbooven* had'degemeldeHopman, oft zyn volk, deMajeflraat, wenzy weigherdeal bunnen wil te doen-, welaan denhals darren dreighen. Jaahy zelfswasge- hoort , beloovende den Wethouder en vandaar niet te fcheiden, zonder eerfi yemandt van hun, met zyri dagge te dooden. Ook had zich zyn Vendrich ver-* vordert, twee der Scheepenen, een der welke teffens denKooning voor Ontfanger diende, gevangen teneemen : ende dit op het pas, als zy beezigh waar en, om hum degrootefommengeldts, die hy eifchte , te doen keveren. T>e zelfße Hop- ptan had zich niet ontzien, zyri foldaaten oopenbaarlyk, tot moorddaadt, aan tehitfen, en hun te zeggen, datzy hunnen w>aar den^ zoo hun de zelve niet cciaven wat hun luftte, den kop zouden breeken. T>eeze waar en alleenlyk de mer- kelykfleft ukken: want het vertoonen van 'tganfche treurfpel'zouw te lang val- len. Hum, diefchreef, docht, inootmoedt, %n onder ver beet er ing, dat zyri Hoog heit dit niet moghte laat en ßoeren, zonder behoorlyke berichting daar af te neemen, om de goede onder daanen zyner Majefieit te vernoeghen: vallende anders te duchten, dat het eerlyk gevoelen, 't welk eenyghelyk had van zyri Hoogheit en haar e goedertier enis, heelverdwy?ien zouw, en de algemeirie lief de) fhaarwaarts ontfonkt, in wrevelheit verwandelen. Zeeker, de vendels, naa 't ly den van veelongemax in'tleegher, dienden hunne verfrijfingte heb* hen j maar alles in reedelykheit, en zulke maniere, dat zy gevoeghlyk onderhou- den wierden, de gerne ent e niet heelgevilt. Hy wifi niet, wat hum van den zel- ven Hopman te oordeelenfionde, dan dat hy raazende, en buiten zinnen, moefi zyn. Want menfpeurde, in hem, nocht reede, nocht befcheidenheit, nocht eeni- ghe goede, oft deughdelyke wyze oft weezen, die in eenen Eedelman behoorden te blinken. Maar hy zocht niet dan geldt, en al zyri heevigheedenfehaoten naa dit wit. Waar e V zelve te bekoomen als eertydts, men moghte hum dies meer Inleggen. 'Dan V landt vond zich ten uiterfle ver leeghen j gelyk zyri Hoog- heiti uit d'algemeine verwoefting, wel kon afmeet en. Ende dies te min betaamd' het j zulke ooverdaadt met ooghluiking verby te gaan. Men moghte die eenigh- zins verdraghlyk achten,wen hy noch zyn bende, die injammerlykenflaat was> herßelde. Maar nemmermeer zouwd' hy dat doen: want hy verquiftte al't gr 00- tegeldt in zyri wellufien en zottigheeden. Weshalven zoogulzigh een'gier ig- heit te onlydelyker viel. Hy, fchryver, had, tot noch toe, door de vinger en ge- keken, zonder zyn Hoogheit te waarfchuwen i op hoope dat de Hopman zich, naar den tydt en de reede zouwfehikken: maar, ziende den zelven, van quaadt tot ergher, voortßaan, en zyne handelingengenoeghzaam om al de werelt weêr- fpannigh te maaken, was hy, plichtsweeghe, benoodightgeweeft, de naakte waar heit eener zaake, die tot zulken ondienjl zyner Majefieit, en zyner Hoog* heit, ßgekte, vrymoedigh oover tefchryven., D'andre brief, afgeveirdight op den achten twintighften der zelve maant, door Gommicourt, Steêvooght van Maaftricht, luidde, 'Dat de Majeftraat, en andre Eedelen aldaar, zich by hem vervoeght, hadden, te kennen geevende hun onvermooghen, om delaften van leeninge en onderhoudaiis der foldaaten langer te draaghen-, met aantuighing} dat zy te vreede waaren , alle hunne goederen in zyn handen te keveren , mits dat hy hen, neevens hunne vrouwen en kinderen, uit der ßadt Hete ver- trekken . Hy had hen gebeeden, noch een weinigh gedulds te neemen, hoo^- pende dat zyriHoogheit ee?iighe hulp zouw derwaarts beft e Hen, gelyk dfèn van Loov enge beurt was: 't welk hy haar bad, met den eer ft e te doen. Want de ßadt vond zich vol van armoe en mistrooftigheit, licht lyk tegelooven by de ge enen, dieaanfehouw wilden neemen op haaren ellendighenftaat, famtopde langdui- nghe en meenighvuldighe bezwaamijfen, zonder meer onder ft ands, dan van O o 00 ßechts
|
|||||
*
|
|||||
ist P. C. HOOFTS XXL BOEK DER NEDERL. HISTOR.
Hechts twee betaalingen, ontfangen by V krysvolk in den tydt van twee jaare
Zyner Hoogheit zouw doch gelieven de zaakniette laatenkoomen tot het 1' terfle, vanwaar zyy te dier mire , niet zeer verre was. Dus afdraghtiph tuighden 's Kooninx bewindsluiden zelf van den ftandt hunner parthye en I voere des krysvolx. Andren, aan der Staaten zyde, pooghden, door ve7 fcheide fchnften, omzweevende in druk, de gemeente, met wrok teegens den Spaanfchen aardt, te kroppen; en haaren zyghenden moedt te gorden Een graflchrift uitgegeeven, zoo tot lof desPrinfenals lafterder moordt begaan aan zyn' Doorluchtigheit, groef, krabbende in deeze verfche wonde der Bondtgenooten, tefFens d'ouwde wreedtheeden weeder op, meteen byge voeghtvertoogh. Eenboexken, gemaakt, zoo'tzeide, byzeekrenVlaam fchenEedelman, wees den Algemeinen Staaten aan , hoe men gemaklyken veirdighlyk , tot oprechting eenes heirs van achtien oft twintighduizent mann', om, ook zonder byftandt van Vrankryk , aanvechtend oorloghte voeren, driehondertduizent gulden, ter maant, konde vinden, boovende althans loopende middelen, die, aan 't betaalen der bezettingen enderlee- gherkoften, moeften befteedt worden. Andre dreeven , dat alle pais met Spanje een' laagh dekte, om den landtzaaten tydtlyke en eeuwighe zaaligheit t'ontfchaaken: dat, tot onderbouwing van den Staat, eendraght defterkfte ftyl was i waar op, naaft God, men behoorde zynen toeverlaat te ftellen, zon- der hulpe buiten te zoeken, zoo lang der binnen kon gevonden worden: en- de , wen d'inheemfehe te zwak viele, duitheemfche ganfchelyk faalde, zich noch liever des jongden gevaars te trooften, met vaft betrouwen, dat de He- melfche, hartlyk aangeroepen, daarin verfchynen zouw > danfchuldtedraa* ghen aan' t uitrooyen van 't waare geloof en de vryheit. Vermaaningen nocht heel vruchteloos, nocht by yder voor vol aangenoomen, |
||||||||
*f$4<>
|
||||||||
Eoexkens,
im den woedt, en den haat der Ge- meente , teegemdt Spanjaards teßerken» |
||||||||
'^%'
|
||||||||
P. C HOOFTS
|
||||||||
* P. C. HO-O F TS
NEEDERLANDSCHE
ISTORIEN
T¥EEENT¥INTIGHSTE BOEK.
|
||||||||||||
15-84.
|
||||||||||||
E Prins van Parma , meefter genoeghzaam van heel Parma ruß
Vlaandre, daar den Staaten, booven Sluis en Ooften- uch weldi- de met eenighe Schanfèn ter Neuze en elders , niets^ , m , ooverfchoot -> waarenbooven 't hem noch flaaghde, * • dat de meefte kraften der Bondtgenooten aan 't belegh yerJAm * der veftinge op de Veeluw voor Zutven, vertuidt den veel bleeven j en de ftadt Kamerik beflandt voor een jaar gefcbuts: met hem maakte; rufte zich nu, metgrootergeweldt maakt en achtbaarheit, toe, om dien van Antwerpen 't vuur ßaaPels VAn naader te lessen. Dies dreunde en druiichte 't Landt van Waas van 't rot-eeiu;aareti fen der waaghenen , waapenen, ibldaäterf. Al'tgrof gefchut van Gent, en ,, r verfcheiden' andre plaatfen, deed hy op 't Slot te Beevere brengen: en maak- Oo^ €*n> tedaar, eninhetdorpMelfèn , denftaapelvanzyn'eetwaaren; van allerley VMn van gereedfehap om de Scheld oover te bruggen, te Kallo, in de kerk. Ook be- steeken tot gon hy , tot hier toe , van Steeken af, meer dan driemylen weeghs, een' &*U* '»*• vaart te graaven , om zyne behoeften , te fèhuite, van Gent af, in't leegher Graaßjfm tekrygen. Op den Brabantfchen boodem, laghzyn' meefte maght tot Staa- ur ^rn' broek , onder Graaf Pieter Ernft vanMansveldt, opperfte Steehouder des .,t j \ Veldtheers. Maar, hoe fterkhy zich, zoo aan den eenen als den andren oc-^}en m ver maakte; de fcheepenmet lyftoghtlieten om 'tichieten uitzyn' ichanièn staabroel^. niet j de ftroom op, naa ftadt toe te ftreeven. Een' vloot van hondert en twin- Verjcheide tigh zeilen raakte, uitgezeidt een, dat oovervallen werd, teffens daar binnen : fiheepen thans, opden zeevenden van Wynmaant, noch eene van hondert en vyftigh, met l?f~ zonder meer dan twee achter te laaten, die 'svyands gefchut deed zinken. t0£ ^00' Dies vernamp men 'ergeen'oovermaatighe ryzinginde graanen: hoeweide Ammmn bedelingen, belöopende tengetaale van ontrent vyfentachtentighduizent, vyUmach- jaarlyx driehondertduizent veertelen van achtendertighin'tlaft, .en elk wee- temigb'dui- ghende hondert en tien ponden, behoefden. Maar men zondighd"eropde urn men- ruimte: en, willende 't kooren tot eighen zeggen hebben, verbood, op den fiben in die drieentwintighften der zelve maant, het veertelder befte terwe hoogherdan fttdtbehoe* totvyfguldenenachtftuivers; deflechter,dantotvieren/èftien; degemeene vmJaarlJx |
||||||||||||
ontrent nee-
|
||||||||||||
rog3 dan tot twee en vyftien, te geeven: ook dies yet op te leggen, oft anders, pbendul
dan uit de fcheepente vertieren, »omventgefpan te weeren. Waaroover de ^em laßen koopluiden , reekenende dat hun gevaar onbetaalt bleef , en waanende te forens. dien aanzien, weinigh te winnen, de handt engden; jaa veele fcheepen, om Men fielt de fchaade van 't lang leggen t'ontgaan, ongeloft te rug voeren : zulx men 'erbet koo- daarnaa in groot gebrek verviel. Tot verhoeding van dien , was, al lang r^opprjs: Voor 't beleg, door eenen Freedrik Gianibelli van Mantua, die etlykejaa- enandre j^nt'Antwerpen gewoont had, een bequaam middel aangeweezen: naame- yj0lh°n' tyk, een amptgenootfehap vaneerlyke burghers op te rechten ; en'hun zoo dergêenett, Veel gelds te verfchaffen , als van den omllagh eenes honderften pennings die het der- Zoomen riioghte. Deeze zouden, in Ho Handt, oft elders voor vierentwin- waart* O 000 2 tighwwte«.
|
||||||||||||
96o P. C. HOOFTS TWEEENTWINTIGHSTÈ BOEK
i f84. tigli. tonnen fchats kooren koopen ■> voor twaalf tonnen fchats, boóter, kaaz Vooral vifch, fpek, en andre fpyzen j op weekelyke leeveringe, in der ftadt te doen; vanFreede- te betaalen een vierendeel gereedt , d'andrje drie oover twee oft drie maan- rik,Giam- den. yracht en onkoften hadde de ftadt uit te leggen. Deezen voorraadt bellt, Man- zouw menden vermooghenften burgheren t'huis ftuiren^ ende zy, op dat t&cftadtvan Panc^> defom, waartoedeinkobpbeiiepe, verftrekken. Endewen'tampt- mondtkpfi genootfchap yet verkochte , oft bevaale te verkoopen j hadden zy hunne voordien te penningen weeder in, endaarenboovende. helft der zuivere winfte, te trek- houden. ken. In welke maanier de ftadt zouw van lyftoght verzorght zyn, en de wel- geftelden't meefte verfchot draaghen: ook, zoo te gelooven ftond, nieton- geirne, eensdeels ter liefde van 't gemeine befte, eensdeels om zich, in allen gevalle, van nooddruft te verzeekeren, niet buiten hoope van goedtvoor- deel . Veelen fmaakte deeze voorflagh wel; en de bewindsluiden werden Die wordt gekooren: maar zoooorbaarlyk een werk omgeftooten, door de driftigheit niet achter- dergeenen, die waanden beeter te weezen, dat men eenen yghelyke bevaale, volgbt. zjcn te yoorzien van eetwaaren, voor den tydt van twee jaaren: *t welk den fchaamelen ondoenlyk viel. Miflchien , dat men dit bedenken ter zyde zette , met toeverzight, dewyl de armen van haave gemeinlyk ryk van kinderen zyn , dat zy , yreezende voor hongersnoot, vertrekken zou- den , en de Hkdt van veele onnutte monden ontlaften : maar de ryke ver- zorghden zich ook fthaarfèlyk , »duchtende dat men hun het opgedaane Gianibelli, af haaien moghte. De zelffte Gianihelli, gelukkigh in vonden , gelyk tukt mm hiernaa betblyken zal, bedacht ook, geduurende 't belegh , een middel, uit groene om? door de kracht des vuurs, uit verlcheide groene kruiden, goedt zout kjrmden. te treifa€n. \ wcj^ den ingezeetenen wel te ftaade quam. Maar (6 fchandt- vlek l) terwyl een Italiaan , yvrende voor de welvaart eenes landsdathem vreemdt was, zyn' zinnen tot handthaaving der Staatfche partye fcherpte, fpitfte de eighe baatzucht, die geen onderfcheidt tuften heiligh en heiloos weet daar voordeet te haaien valt, het vernuft der ingeboorenen op treeken, die weinighen tot gewin , der gemeine zaake tot bittere fchaade, gedee- omgekof- ghen. Eenighen, dmgekoft van den vyandt, lieten willends hunne fchee- u fc hippers pen neemen; die hy dan, onderzyn'ichanfèn, ten oorlogh toeruftte, zich Unten ucb dienende voorts van de goedren, tot boeting zyner behoeften. Ende thans dm vyandt a^s ^e Staaten meinden hier teeghens voorzien te hebben, by orde van,ter veemen. ftroome niet op te vaaren , dan in zulken getaale van icheependatze elk- * andre befchermen konden , viel men uit het eene ntisquaam in 't ander. Zeeuwen Want, metintoeven, verlaaghenzy dikwylsdendienftighenwindtj oftlie- fieeken et- ten de donkere nachten verlooren gaan: welke geleeghentheeden, als men Ijk? dyken ten laafte fterk genoegh van gezelicliap fcheen, ibmtyds in langh niet ver- m viaandre fcheenen, Aan de Vlaamiche zyde, hadden de Zeeuwen, totZaftinge, ee* 't " ih d nen Srooten dyk doorgefteeken, en voorts verfcheide flaapers: zulx al de ftreek vyandt u van Huift aftotBeevere en Borght toe, bevloeit werd, uitgezondert de Doel zywnvoor- en een* pkk tot Kallo, van waar een birmelandiche dyk naa Beevere liep. deel keert: Dit werk, haatlyk voor de aanrechters van dien, en gedaan om den vyandt brengende te verongemakken, keerd'hy te zyrien voordeele. Want hem waarege- wee'én- ( noegh onmooghelyk geweeft, de fcheepen, noodigh tot het gebouw zyner twmtïgb brugge, ter ftroom'af, verby Antwerpen, te voeren. Nu liet hy tweeè'n- pletten, 00^ twjnCign pleiten vanDenremondedaalen, enkreeghze, op den tienden van dronken ' Wynmaant, door'tgatdesdyxbyBorght: nietteeghenftaande dat Aldegon* Undt hee- ^e' zo° naa^ a*s hy ^en toeleg vernam, zich zelf t'fcheepe begaf, en hem «e, tia<t zeer met fchieten vervolghde en befchaadighde : in welk bedryf een koe- Kallo. ghel den Hopman Hans Klok velde, aan de zyde des Prinfen van Parma, die |
|||||
•
|
|||||
•
|
|||||
PER NEDERLANDSCBE HISTORIEN. 96t
daar een* lèhans had. Men zeide, dat de Antwerplche Ammiraal, Jakob ïftifa
Jakobzoon, in plaats van toe te zetten op deKooningfchen om hen buiten den dyk te houden, zyn roer wendde, en voor deïladt quam ankeren: waar oover hem de gemeente den naam, Koppe gaatloopen, gaf; Doch Alde- jonde klaaghde oover die vanZeelandt, als in gebreeke gebleeven van be- Soorlyke hulp te doen. De pleiten, alzoo door geraakt, braght Farneeze voorts, zonder dat hy behoefde eenighfcn ondank te begaan met het ver- drenken der landen, daar oover heen, weeder, by Kallo, in de Schelde. Hier beftookten de Antwerpenaars hen echter: dan moeiten deizen, en verloo- ren 'er den Hopman hunner galeyePieter de Bakker, van wien zy. veel ge- houden hadden. Thans , om voortaan het brengen van fcheepen , uit de Schelde naa binnen, bet te verbieden, flichtte de Heer van Teligny , aan Defcham 't logh byBorght, een1 goede veiling , die naar hem genoemtwerd. Maar Teligny Parma, vervolghende zyn voorneemen , deed *er twee beginnen j d'eene, gemaakt by geheeten Santa Maria, aan den Vlaamfchen oever by Kallo •> d'andere, Sant Bor&t. Philips , aan den Brabandfchen» daar teegen oover : om tullen beide zyn' T.wee ** brug te Haan -, zoo ten aanzien van de engte en niet te groote diepte der J^\? *'" Aroom* te dier plaatlè, als van eene haare boght aldaar j waar door hy achtte païf}ja q^ deveirdt der fcheepen, die beflaan moghten zyn werk telloopen, te zullen zyn brug gezwicht worden. En om deeze, ïamteenighe andere zyaehooftfchanlèn tuffen beide meerteverzeekeren, liet hy dichte daar by, lichter lchanskens, als tot voor- te fl ickten* burghen , opwerpen. De lleedelingen maakten,, onder hunne vellen, tuf- Andre fen 't Slot en de Kaizarspoort, een ravelyn : ook drie blokhuizen op den' *nP* Brabandlchen Schelddyk: teweeten, de Sterkte tot Oofterweel, de Boe- ^6°Jf jj' rinnefchans , en de Boerenlchans. Hier teegens had der Parma eene, boo- a\s ü ^ ven Sant Philips} en beneeden, teegens Lillo, aan den Kruisdyk een'andre: van am- welke, bevoolen aan Mondragon, voorneemlykdiende, omhetinnecmen werfen, van den Kouwefteinlchen, aldaar gehecht aan dien van de Schelde, enloo- pende dwars door 't laaghe landt naa 't hooghe vanStaabroek, te beletten; zoo tot behoudenis van dat padt tulïèn de ftroom enStaabroek,. alsuitzor- ghe dat de beleegherden, van Lillo af, teicheepe, met nooddruft mogh- ten gerieft worden, tot Ipy ten Ipot van de brug. Want, behalven dat men tot Lillo het waater had ingelaaten, zoo was nu, om het aankoomen op de voorzeide fchanfèn te verhinderen , de Schelddyk tot verfcheide plaatfen opgedolven: en 'tganlche geweft, van Beerendrecht af tot Antwerpen toe, uitgezondert de Kerfpelen van Wilmerdonk enOordere, lagh blank. Al- degonde enTlèraarts hadden, al eerdenvyandtvoet indeezenoordkreegh, ernftelyk geraaden, ten minfte aan den gemelden Kruisdyk een' fterkte te, leggen :. om daar neevens, wen'tnaauwde, eengatindenKouweïleinfchen te graaven: maar dit was, eeven als het flechten van een deel desBlaauw- gaarendyx, verworpen. Thans pooghde men wel, ziende de zaak van ach- tte , den Kouwefteinlchen dyk erghens te bemeefteren 5 maar met zoo ge- Vergeefs ringe maght, datzy niet deed, danFarneeze betopwaaken : zulx hydien, g^poogbtby oobaan 't eindt byStaabroek, met een' kloeke veiling onder Mansveldt; en dlevanA™~ feedert, als de beleegherden hem meer en meer te duchten gaaven , met ™rPm^en noch twee kleener, tulïèn beide, verzeekerde. De voorite, van de Scheld' ßemrc\]en af te reekenen, werd geheeten het Kruis , naar de form naarder plaatlè, die dyk te be* oykans zoodaanigh lchynt: de naafte daar aan, de Paalfchans, om dat ze, by meefieien 4 armoe van aarde, ten deel met paaien gehooght was: de volghende fant Joris: de laalte lant Jacob. Ook wel bericht zynde, wat aanvechting van waater hier te verwachten Itonde , zoo men den Blaauwgaarendyk braake, bouwd'Jiy, op Qrie hoeken eenes uithams van dien, drie blokhuizen, die daarom den ty tel Oooo 3 van
|
|||||
**" 4,
|
|||||
96% P. C. HOOFTS TWEEENTWINTIGHSTE BOEK
1584, van de Drievoudigheit kreeghen. Aldus quam Antwerpen allengskens om-
ringt te leggen van meer dan veertigh Sterkten , vyandlyke oft zyne 5 de *Inge- Vlaamfche daar onder getelt. Inder ftadt waaren twee * vernuftelingen ,
nieurs. Meefters Henrik en Antonis, die zich vermaaten een' vlottende burgh van Vlottende balken te bouwen, om alle waaterfehanfen des beleggers, en zyne brug, zog
™rgb, ge* hy ze fchoön voltrokke, afteloopen. De romp ,bynaa vierkant, zouw duif aÜZI» * ble borftweeren hebben, en 't midde gevult met geftampte netten, eewron- um van • 1 1 j r •
Antwer- gen hooyen ftroo, ter dikte, doorgaands van vyr voeten, van tien aan vier
feu. bolwerken tot het grof gefchut -, vier maften, de drie omwoelt met kaabels, en veiligh voor mosketlooden : van drie roers geftuurt worden : vieren- twintigh zwaare buiïèn voeren, behalven de middelbaare en kleene *, vyf hon- der moskettiers, en tachtentigh daar af om 't waater te beftryken , zonder dat hen de vyandt zien oft quetfen konde. En zy wiften dit uit te zetten mee •zulkeen' windvangvan woorden, dat (uitgezeidt Aldegonde en zeekergil- dedeeken, die genoegh aanweezen hoe\ werk het ontwerp befchaamen, en t'onhandelbaar zyn zouw ) yder, geoordeelt zich dies te verftaan, en geroe- pen om 'er af te oordeelen, het aanftemde. Waar op ook de Ooverheit f ge- lyk zoowel groot als kleengeirne geloof in meegaande droomen ftelt) orde tot timmeren gaf: en te lichtlyker , mits men zich fterk maakte, de pen- ningen daar toe noodigh , in de milthéit der vuurighfte yveraaren voor de parthy , te vinden. Nooit moght eenigh befluit bet naa 'sgemeenen mans zin zyn. Zy ftoften van dit blokhuisj verhieven 't ten heemel, met opge- blaaze bly dfchap j en noemden 't Fin de la guerre j dat 's Oorloghseind. Wie 't hakte, was geen liefhebber. 'T zouw alle veilingen vellen, met de kraft zyns gefchuts j alle walvloeren veeghen , met zyn' moskettiers in de mar- ien: puf de brug. Maar, als men't van de helling holp, holp het de kon-, ftenaars in de fonk, Het lomp en log geveirt, opgeleidt van eenen onge- looflyken hoop kurks en groen houts, liüfterdenaa geenbeftier, en ging de helfte dieper dan zyn' meefters gewaant hadden. Dies moeft men 'er , om het te verlichten, zeer veel afneemen -, en maakte, in plaats van twee oft drie, meer dan zes maanden t'zoek met klutfen: zulx de onkoften (zoogezeidt werd) tot aan dekantvanhondertduizent gulden beliepen. En, oftfehoon de hartelykfte beminners des vaaderlandts een ftaatlyke ibm hier toe op- braghtenj zy bedroegh nerghensnaa een derdendeei, en liet de (ladt met de zotnmi- refte belaft. HierentufTen beving eenighen der burgheren, die 't meefte te ghe welge- verliezen hadden, zulk een' vreez, datzy, op Zondagh, veertienden in Wyn- fielde lui- maant, ten getaale van twee oft drieëntwintigh, den Heere Liesveldt, Kan- den binnen fejer van Brabant, klaghlyk quaamen verghen, hy zoude uit hunnen naa- Antuwpen me ^ een fmeekfèhrift aan de Ooverigheit inftellen , ten einde haar gelief- 7Tmm de den ^rms van Parma, om pais, aan te zoeken. De Kanfeler zette ze zoet- met Parma ty^afs beloovendeverflagh van hunnen voorftel, aandegemaghtighdender in bande- Staaten van Brabant, te doen. Maar, een gerucht, ontftaan hier uit by ge- lingtreedèi val, oft verfpreidt niet opzet, dat'er veele muiters waaren (want menver- 'twelkjwn moedde van grooten aanhang) die vreede met den vyandt wilden maaken, quaaljk. braght het volk op de been. De trommen flaan te waapen : men fpant'er wfl«^-deftraatkeCtingen. De Markgraaf, Schout der ftadt, Philips van Schoon- mZT\7-hooyCi ontbiedc de verzoekers op 'tRaadthuis : ondervraaght den eenen f olm ver" voor» den andren naa * en zet ze, teegensdenaavondt, op de Steen, gevan- eorzaakt. kenis zoo geheeten. Thans verzochten zy, aan Burghermeefteren, Schee- penen , ende Raadt, te mooghen uitgaan, onder belofte van voor de handt te bly ven. Dan de Markgraaf dong totftraffe, verdient by oproermaakers en verfteiirders der gemeine rufte : en zy raakten 'er niet af, zonder zwaare
& ' . geld- |
|||||
DER NEDERLANDSCHE HISTORIËN. p6$
geldboeten te betaalen , naar geleeghenheit van yders middelen: worden- 1 f84,
de eenighen in vier , eenighen in zesduizent gulden , gedoemt. Voorts Men ver* verbood men der burgherye, op verbeurte van »lyf en goedt, alle gewagh ^edt der van pais: en deed haar z weeren, datzy den Kooning van Spanje , en zyne birgberyc, partylingen , zoude voor vyanden des vaaderlands houden > ende nemmef vfn ^fls tg eenighe gemeenichap van ipraak oft handeling met hun j veel min ver- Iwfafa* ■ dragh aangaan -, buiten bewillighing van al de Staaten der Vereenighde mUigbing Neederlanden. Parma , eevenwel, kennende de kleene kracht eenes opge- van al de drongen eeds, en bekommert in den gang dien't werk met Vrankryk nam* Staaten der vond raadzaam te bezoeken oft de nyghing tot pais, door eenen duw van Vweenigb- minlyke aanipraak , tot ooverknikken te brengen waafe; ende zond op de Needer* den dertienden van Slaghtmaant aan Burghermeefters , Scheepenen en m m ' Vroedichap j eenen brief van deezen inhoudt, cDe langduurigheifder oor- 00uJJt looghe, en 's Lands verwoefiing daar door veroorzaakt, beweezen f oover, doen moet» wat dank de aanflichters op hen verdient hadden. ^Dat zygeenszins van tief- Parma. de tot de gerne ene ruß oft welvaart, maar van enkele flaat- en baatzucht, fibryft aan waarengedreevengeweefii niemandt langer zoo dom^ oft hy begreep het. Want, de Wethou* wie maar hunne daaden eens naadenken wilde, zouwteneerßefpeuren,hoe **m van wjlen Oranje nooityet anders had'voorgehadt, dan alle dingen te verwarren ; Aniwir^% zonder zich ooit des ontzets van eene der fleeden te bekreunen, die , door 's Kooninx heiren , beleegert geweefl, oft veroovert waaren, Van Anjous wandel konden die van Antwerpen 't zelfße getuighens ende hoe hygemeint . had, met hun, hunne vrouwen en kinderen, om te Jpringen, in erkentenis "jan zoo veele eer en hem beweezen, Naardien *t nu Godegelieft had , hen beide uit de e ze werelt te roepen, ende zy, waar aan hyfchreef, zich daar door merk- Ijkgezwakt zaaghen, en ter andre zyde den AUerhooghfie de maght hun- nes Kooninx, van dagh tot dagh, met wenfchlyke uitkoomflen zeeghénen j zoo was het voortaan tydt om aanhunn eighe behoudenis te peinzen, en aan het kil der gemeente , die, ooverlaaden met zoo veel drux , eindtlyk zouw moeten bezwy ken, en daar onder bly ven leggen. 'Degoedegeneeghenheitdie hy den Landetoedroegh, zoó ten aanzien zy nes oorfpronx, als dergunfien al- daar genoot en in zyn' jeughdt, had hem oover een'wyle, beweeght, aan hen in't b e zonder, en aan andre fleeden in 't gemein, zulke middelen fchriftelyk voor teflellen, nis hem, ingoedengewiffe, genoeghzaam dochten om alles hier weeder tot ruß en vreede te brengen. Maar, gemerkt, dat by den voorzeiden Oranje en andren, niet zoekende, dan,door't bederf der landen, en 'tbloedt der onnoozelen, naa de heerfchappye teflreeven, zyne voorighe brieven fnoo* delyk achtergehouden en verduiflertwaaren j zoo veirdighd hy hun, voorde hafiereize, deezengeirne toe, om hen op't vuurighfle en emßighfle ,te bid* den, zy wilden doch, met erbarming oover hunne huisvrouwen, kinderen 9 en ver laat en v aader landt, zicherinneren, in wat fiilte en voorfpoedtdeeze geweflen eertydts, onder de gehoorzaamheit zyner Majefleit, gebkeyt had* den} en daarenteeghens dejeeghenwoordighejammeren, die noch, by harding m'toorlogh, daaghèlyx zouden aanwajfen, tot d'uiterfie ellende toe. 'Daarop hadden zy deooghenteflaan: en de oor en, v an nu af, te fluiten voor de leughe- nen, waar meê menpooghde hen op den dwaalwegh, en \in wantrouwen aan dé goedt heit en oprechtigheit des Kooninx, hunnes aangebooren Heers, te hou* den; die, onaangezien degrouwzaamheit huns mis dry fs, niet naaliet hun volle Vergiffenis aan te bieden. Ende, wen zy, zich voeghende naa degezintheit ^an meer ( zoo men hem fallen uuren verwittighde _) dan de helft e der burghe- r)e, tot handeling verft aan wilden, hy beloofde, in alles-, wat eerlyk en reedelyk v hen voorgeflaaghen wier de, hun zulx tegemoet e te treeden, dat het blyken ZOUW 3
|
||||
<X>4 P. C. HOOFTS TWEEENTWINTIGHSTE BOEK
^84. zouw, meer uit een vaaderlyk gemoedt, dan uit ooghing op eighen nut, oft uit
twyfelaan'tgelukken zyns beftaans, hertekoomen. Maar, metvoortvaaren in hardnekkigheit zouden zy de voorwaarden hunner verzoeninge grootlykx verargheren. Voorts moeften zy weet en, dat men hem, in dien gevalle ,> het ft ort en van zoo veel onfchuldigh bloeds, en de onheilen gefchaapen daar op te volghen, niet zoude können wyten. Ende-, ten einde zyngoede wil, en deeze aanbieding , voor niemandt ver borghen bleeve, was 't, dat hy het zelffle aan den Br e e den Raadt ende Gilden fchreef^ biddende den Schepper , dengeenen die 't mee ft e onder henvermoghten, zulke gedachten in 't harte te fiuiren, dat deftonde hunnergelukzaaligheit ygelyk hy hoopte, haaft quaame te verfchynen, Zoo heufcli een groet verdiende een beleeft anrwoordt. Dat quam hier op Antwoordt uit. Debrievenzyner Hoogheit waaren, zoobyhunamptgenootfchap^ alsby daar op. dê Lee den derftadt, in den Breeden Raade, geleezen. Daar op hadden zy een- draghtelykgoedt gevonden, in alle eerbiedigheit te verklaar en, datdevertoo- ning des toelegs, van de aanflichters der oorlooghe hun zeer aangenaamgeweefi was , als gefprooten uiteen'goedegeneeghenheittot heilzaamerftaat der Lan- den. Waar 00 ver zy zyn' Hoogheit zeer oot moede lyk bedankten. Maar hun docht, onder ver beet er ing) dat zy niet ten vollen moeft bericht zyn van den waar en oorfprong des kryghs. Want het ging zeeker, dat de ingezeetenen, f hunnen bitteren verdriet e, daar toe waarengedwongengeweeft door 't beleïdt en de lift en van luiden, die, omhunn' eighebegeerlykheedente verzaaden, en eenes meer dan Koninklyke, heerfchappye op te rechten, zyne Majefteit (" hoewel de Nederlanders, in trouw en onder daanigheit aan de zelve en haare voorzaa- ten,zich nooit van eenigh volk ter werelt oovertreffen lieten)door aaverechtfch aangeeven en valfch bewys, onder dexel van Godsdienft, gebraght hadden tot bewillighing in'tgruwlykfte en wreedfle vervolgh, dat oit op aardegepleeght werd: ende dit teeghens allerley foort van vroome, arme, onnoozele menfehen, zonder hun andre misdaadt tewyten, danvergaaderingomGod'alleen aan te roepen-, door den eenighen voorfpraak en middelaar Jefm Chriftus, volghends zyn woordten bevel. Waar naa (ongeacht de verdingen-, engebooden, plechten lykgemaakt en uitgegeeven by de Hartoghinne , moeder zyner Hoogheit, met toeftandt desganfehen Raads van Staate, zelfs onder den naam en het zeeghel |
||||||||
* Execu
tien. |
des Kooninx} de tierannighe *uitvoeringen des Hartoghen van Alvaender
|
|||||||
Spanjaarden, niet alleen teeghens de fchaamele gemeente , maar teeghens de
aanzienlykfte Regeerder's, Graaven, Bar oenen, Heeren, en Ee delen, van wel- ke zyn Majefteit de merklykfte dienften ontfangen had, gevolght waaren ' voorts 'oopenbaare breuk van alle Rechten, gewoonten, enhandtveften, be- zwoeren by aide Vorften: het inftellen van nieuwe vierfchaaren , en 't beklee* den der zelve metperjoonen, die, naar uitwyzender ouwde wetten,geenszins daartoemoghten gebruiktworden: het bouwen van Blokhuizen: eenonbittyk en ondraghlykf chatten enfeheeren: en de vertreeding van 's Lands vry heit, tot in den grondt. Welk oopenbaar hoonen en fc henden dergerechtigheitgeen' andre vrucht had kunnen voortbrengen , dan deezen de er ly ken krygh, bron eener zondtvloedt van quaaden en ellenden. Dies baaden zy zyn' Hoogheit', te gelooven, dat zy de waapenen, geenszins om hunnegeneught, oft uit dartel- heit , aanveirdt hadden $ oft door ooverreedinge des Trinfen van Oranjt hooghloftyker gedachtenijfe. Want zyneDoorluchtigheithad haare reize def' waart s niet gedaan, dan ten ernftighen verzoeke der Staaten, zoo wel der pre- laat en als der Eedelen enfteeden: zich ookgeengezagh aangenoomen^boo^en 't geen haar door laftigh aanverghen was opgedrongen. Maar een' onvermyde- lyke en aller uit erft e noodt had hen gedwongen tot ditoorlogh; waar af&y> mei ganfehen harte, wenfehten, haaft, door een'akemeene ruft, het eindt ternoö' - ghen
|
||||||||
DER NEEDERLANDSCHE HISTORIEN. $6f
ff hin zien. T>aaromme was V, dat zy zyn' Hoogheit ook voor U aanbieden der
|
||||||||||
ifS^
|
||||||||||
handelinge ootmoedelykbedankten; kmmendehaaregrootmoedigheitnietvol-
looven, dewylzy, hebbende booven alle Landtvooghden haare voor zaat en', haar vermooghen en vroomigheit in 't fiuk der waapenen doen blyken, zich ook zoogewilligh toonde, om de zelve met zoetigheit engoedertierenheit te ver- zdfrhappen. En, ten aanzien van deeze deughdt, gefpeurt aloover eenighen tydt in haar, en oovertreffende alle andre, zonderling in groot e Vor ft en en Koo~ fingen, zouden zy dus lang nietget oeft hebben, met zich in haar' armen te werften j zoo hun verflandt geweefl waar e dat zyn' Hoogheit zich volkoomlyk eernaghtightvond, omhun'tgeenete verkenen, dathaar, naar haare wys- yit en groot oordeel, noodigh dochtetot veftighing e ener goede en beftendighe vre e de. Jaazy zonden geen'andre voorwaarden gewenfcht hebben, dan de veene, die, by zyn' Hoogheit zelf, door haare voorzienigheit, gevoeghtmet eeri zoete en minlyke geneeghenheit, moghten voor billyk erkent geweefl zyn . jfant zy twyfelden geenszins, oft zyn' Hoogheit zouwgeirnegevolght hebben > en den Koonmggeraaden te volghen, de voet flappen van andre maghtighe Vor- ßen zyne voorzaat en. T>ie hadden in gelyke ziekte, naa 't ontdekken van de grondoorzaak der zelve, onmooghelyk geacht totgeneezing te koomen, en d\on- krdaanen in v aft e ruft en getrouwen plicht te onderhouden, zonder hun vry- heit van Godsdienft toe te laaien j waar afzy aanbooden, fallen tyden, reede en mkenfehap te geeven, voor onpartydighe Rechters, ende daar geen bedenken of viele, in alle vrye vergaaderingen oft Coric Uien. En, te dien opmerke, had- den de gemelde Vor ßen verkoor en voor den beften raadt ge naadighlyk in 't recht- vmrdigh verzoek hunner onderzaat en te bewitlighen: gelyk bleek by 't geen, kor d'onverwinnelykfte Kaizars, Kaar el den Vyfden, Ferdinandt den Eer- f en t Maximiliaan den Tweeden, in T>uitslandt; door de Chriftelykfte Koo~ engen, inVrankryk) door dien van Poolen, inde Landenzynergehoorzaam- hit j gedaan was. Maar zy vonden zich zeekerlyk bericht door meenighvou- dighe getuigeniffen, zelfs door veele verklaaringen van zyif Hoogheit, dat m haar goeddunken dit punt niet ftond: waar op nochtans hetganfeheftuk der vreede oft oorlooghe draaide: jaa dat de Kooning zelf, als onderworpen aan de ^aanfche Inquifitie, niet vermoght den Chriflenen zynenonderdaanen te ver- dunnen 't geen de cPaus en veele Italiaanfche Vorften den Jooden toelieten; en zonder 't welke men niet het minfte middelzagh, om de-by ft er e buyen der ellen- den, die d'eene d'andre joeghen, van den volke af te wenden. Alzoo, ver nee- > mende geenerley lucht van hoop e tot veilighe ruft, waar en zy tot het achter- - volghen des kryghsgepraamt, door de zelffte noodt, die hen tot het aanvangen van dien ver haft had. Ende naaveele zeer ootmoedighe beeden, vertoonin- gen , *aangeiuigheniffen, gedaan, zoo bygefchrift als by monde vangezanten * Prote- aan't Hof van Spanje -y naa verloor etufjenfpraak van verfcheide Chriftelyke ftatien. liooningen en Vorften, feedert meer dan twintigh jaar en derwaarts, hadden zy eindtlyk bezeft, dat 'er niet anders ooverfchoot, défi hunne toevlucht te kernen tot buitenlandtfche Mooghentheeden. En zy konden zyner Hoogheit niet verzwyvhen, hoe, ten opmerke van d'uitmunt ende wy sheit,gerechtigheit, Tätigkeit,waar mee de Chriftelykße Kooning van Vrankryk zyn onder zaat en, z'Po van d'eene als d'andre gezintheit, in ft Ut e hield, zy, ver leeghen om ver- hcht'mgvandenlaft, die hun dreighde denhals in te drukken, zich ne evens < \ al d'andre bondtplichtighe Landtfchappen, met algemein en eendraghtigh be- jluit, reeds aan die Majefteit gericht hadden, ootmoedelyk biddende, dat haare got'de geliefte'waar'e, hen, als haare onder daane'n, in bejïherming, teeghens zoo onmenfehelyke felligheeden, font fangen, Waarop hun zyne Majefteit zoo gtmßigh een gehoor, en zoo aanmoedighe hoope gegeeven had\ dat, oover- P p p p mits
|
||||||||||
'.
|
||||||||||
[■■mh'
|
|||||||||||||
966 P. C. HOOFTS TWEEENTWINTIGHSTE BOEK
1584. mits de "verbintenis, door de welke zy zich pleghtelyk enaallyk aan haar vet*
knocht kenden , niet langer in hunne maght fond tot eenighe handelim die £ hoe luttel ook ) met ver acht er ing hunner aanbiedenis en belofte vermemt waar, te verft aan s zonder zich 't voorhooft, met de vuilße vlekken van lichtveirdigheit en ondankbaar'heit, tefchenden, waar mee oit menfch op aar- degebrand'werkt werd. Ter andre zy de, vonden zy , als maakendemaar een lidt der Algemeinfchappe, zich by dieren eede verplicht, totgeengefprek van paizetekoomen, buit en goeddunken en bewillighing der andregeweften: zulx het hun, wenfchoon niet aan begeerte, echter aan vermooghen zouw mange- len , om het bodt zyner Hoogheit faanveirden, voor dat de refle der Landt- fchappen, gelyk ook zyne boovengemelde Majefieit het hun toefionden. Om welkereede, zy zyn' Hoogheit, op 't needrighftebaaden, hun, volghendsd'aan- geboode zoetigheit en vaaderlyke goedertierenheit, niet oevelafte neement dat, eer men in eenighe handeling traade, zy, om zich van hunne gehoude- nistequyten, de brieven zyner Hoogheit aan de voorzeide' Fereenighde lan- den zonden, en, by goeddunken der zelve, aan de Chriftelykfte Majefieit voor- dr oeghen ', om niets te doen zonder het verlof van haar -y die zich gewaardight had, het oor oover hunne ootmoedighe klaght en, elders zoo onwaardelyk ver- worpen, te nyghens en hen, anders, met recht, als bedrieghers, wifpeltuurige geeften, envergeetersvangenooteweldaadt,moghte lafteren. Belangende het aantuighen zyner Hoogheit j zy wilden welgelooven, dat haar 'tftorten van zvo veelonnoozelbloeds, en de onheilen, gefchaapen daar uit te volghen, niet te wytenftonden, aangezien dat de krygh zynen oorfprong van eldersgenoomen had. Maarzy baaden ook zyn' Hoogheit zeerootmoedelyk, f aanmerken dat men hen dies ook in geene wyze befchuldighen kon j alzoozy niet dan verhee- rend oorlogh voerden, trachtende aïleenlyk, zich, hunne huisvrouwen, en kin- deren , in 't Ie even te behouden, ende dat, met de zelve, te leiden in vryheit van gewijfe, ende van den naam Gods te mooghen aanroepen door hunnen ee?üghen Zaalighmaakèr en middelaarlefusChriflus.JVaaromme zy welwilligh waaren, van hunne zyde dat daaghelykfch doodfiaan te doenftaaken, indien het desgelyx zyner Hoogheit geliefde, de goedertier enheit, belooft by de woorden haar es fchryvens, te betoonen met de werken, en het woeden der waapenen van haare zyde tefchorfen j op dat zy, uit zoogoedt een beginfel, vafte hoope van een heil- zaam eindt moghtenfcheppen. Voor 't laaf e baaden zy zyn' Hoogheit, zich te ver zeekeren, dat zy, ontfteeken van liefde tot haare deughden, en houdende de zelve in hooghe achting en waarde, van heelen harte wenfchten, haar zeer on- derdaanighen dienft te bewyzen, in alles wat hunne eer e, eedt, en gewiffe f 't welk zy baaden voor God zuiver te mooghen houden ) niet alte naaginge. Aan 't weeder antwoorden des Landtvooghds op deezen afveirdighing,gedaan tien daaghennaa de zyne, wort getwyfelt: hoewel zommighen melden} dat hy j op den tienden van Wintermaantherfchreevenhebbe, 't geen men oor- baar vond in duifter te houden, uit vreeze voor ontfteltenis der gemeente, en nieuw verzoek om pais. Dit zoude de zin geweeft zyn. Hem verdroot > dat Weeder zyne welgemeinde vermaaningen hen zoo weenigh beweeghden. Hun eerlyk
ttwoort gevoelen van zynenperfoon kon hem niet dan behaaghen. T)och, van den aan-
van Parma cUaYlg Zyns bewinds afhadhemgeen ding zoo zoet voorgeftaan,als zyngewoedt "" "**en. eens te mooghen vermaaken met devreughde, van de Nederlanden weeder00
'n tot hunne voorighe welvaart en luiftergebraght te zien, door zyn toedoen ■ &#' |
|||||||||||||
z
|
|||||||||||||
'T we
|
|||||||||||||
'
|
|||||||||||||
Diipu- eere en de ruft huns vaaderlands,gegeeven hadden. ïVydloopende^'twiftfpraaR
|
|||||||||||||
wild' hy althans met hun niet houden, nocht konftighe ßotreedenen by brengtJ
|
|||||||||||||
tatie.
|
|||||||||||||
DËR NEEDERLANDSCHË MISTÖÏUEM. 9èf
0ihen te verzetten-, zyndezulx zyn beroep niet: maar alleenlykzyn verfland i ^t^.
zefrgertiOp'twée oft drie punten van hunnen breeden brief.Gover 't geen voor zy- ■neft tydtgefchiedt was-, voeghd' hemgeen vonnis te vellen. Maar-, wenyder zyn aefiioedtvan alle zucht ontleedighde, dan daar in ginge, en het naa de waar- heit vraaghde/zoo twyfelde hy niet, oft, die van Antwerpen zouden, eeven als hy,moeten heet e traanenfchreyen,in 't ooverpeinzen van 't weederwaardigh en <iüoedigh aangaan teeghens denKooning,hunnen wettighen er f vor ft • wiens mil- degenaade en barmhartigheit echter zoo grootwas, dat hy hun vergiffenis en <vsrgeetenis van allerley voorleeden mis dry f liet aanbieden. Koop ende hun voor- wenden van onvermooghen omme met hem in handeling te treeden,zonder voor- mande bewillighing der andere Landtfchappen en des Kooninx van Vrankryk i moghten zy weet en, dat hy den andren nooit gehoor ontzeidt had: en Godwift, boe lief hem zyn zouw, de droeve en bloedighe krysvlammen, die 't arme volk, end'onder'daanen zyns Heeren, zoojammerlyk verflonden, met eenval t effens te kkjfen. Maar hy kon, hoewel bevindende dat zyn vertoogh kleene vrucht de e* k, niet leedighft aan, van den welßandt zoo eenerfladt als Antwerpen te be- hartighen: dewyl doch zyn' vaaderlykegeneeghenheit, wel aan geringer (leeden± met aanporren t'haaren befte,gebleeken was. 'Dies riedt hy hun noch eens, zich oover zich zelf te erbarmen * en van de voorgewende algemeinfchap niet te laa- tenophouden, verw aar kozende degeleeghenheitom bezondren lof en dank te hegaan met andren, door goede voortredt, tot den wegh der verzoeninge te troo- nen. Op de Franfche hulp viel geen toeverlaat te zetten. 'Die Kooning Q boo- ven 't maaghverwantfchap engoedt verflandt tuffen beide de Majefteiten) had wysheit tot oordeel foover, om te bezeffen, wat het hem zelf, en allen lands» heer en gold, en hoe haatlyk het waar e, d'onder zaat en van andre in hunn on- rechtvaar dighe opflending te fier ken. Ook kenden die van Antwerpen den Koo- ning , hunnen aangebooren Heer, wel voor zoogroot en er ducht elyk, dat het hem opeen duizent middelen niet aan quam, om, by de hulpe Gods3 de ge enen, die be- fiaan zouden zyne'landen aan te taften, des berouw te doen draaghen-y en dat het zyner Majefteit aan geen' maght mangelde, om haare erfonderzaaten wee- der tot gehoor zaamheit te brengen . Van 'tftuk des geloofs, 't welk zy de eenighe ßeun der oorloghe noemden, wild' hy niet reedeneeren j doch wel zoo veel daar op zeggen, dat zy, naar zyn verßandt, en 't geen hy had kunnen begrypen, noo<- fende 't waareweezen der Chriftelykheit, niet zouden weet en te bewyzen, dat hun ingoedengewiffe vryflondj o?n ditgefchil, hunnen wettighen oover heer e, 'tjpits der waap enen te bieden: te bernen, rooven,plonderen, dyken door teftee- ken, en hun eighen vaader landt te verdrmken, alles in jammer lyke verwar- ring en ten bederve te brengen. Ende oft fckoon een krysooverfle geen achtet- deelby 't duurenzyns bewindsplaghte reekenen, zoo riep hy nochtans den Hee- , . Meltotgetuighaan, dat zyn' hooghfteen heetftewenfehwas, een eindt van . ,6va dit rampzaaligh beloop der dingen te zien. En die van Antwerpen, zoo zy,door M-tne^ hunne fiyfzinnigheit,hem den wegh daar toe draaiboomden,moeften andermaals dubbelt van £?denken,dat hun 't vergieten van al't onnoozelbloed,de verdrukking en 't lyden Parmaas (ener meenighte van arme weduwen en weezen, te verantwoordenftond, voor eerften ■den opperften Rechters dien hy bad, zoo byfteregruwelengenaadelyk ofte keer en. brief, en Wydersdievan der ftadtzonden, aan d'Algemeine Staaten, zynen eerften vanhm brief, en hun antwoordt daarop: en verwittighden hen, hoezy gelykeaf- aftmoï t fchriften, aan den Kooning van Vrankryk en de Kooninginne Moeder, ge- de J* fchikt hadden, {teilende hunnen meeften trooft op den handel met die Ma^ mi1ie jefteit, en op het verbondt, gemaakt met d'andre Landtfchappen. De zei- Staaten, en vf Staaten en die vanHoIIandt in 'tbezonderj baaden hen, met dankzeg- den Fran* ging voor de kundfchap en beweezene trouw, daar in te volharden ; en boo- fiben Ko°" Pppp 3 denw^t
|
||||
5><J8 P. C. HOOFTS TWEEENTWINTIGHSTE BOEK
11^4. den hun alle mooghelyke hulp aan. Aldegonde , immiddels , hebbende meermaals peribonen van foort, aan die van Hollandt en Zeelandt afgeveir- dight, met voorftel van eenighe aanüaaghen op defterkten desvyandsv en kryghende geen ander hefcheidt, dan dat de wil daar toe goedt was, dan 't rypen der geleeghenheit, en eenighe hulp uit Vrankryk, afgebeidt diende; De met beweeghde den Heer van Teligny, om naa Zeelandt te reizen, en aan te rmTeligny, noucienj ten einde men yet by der handt naame, volghends zeeker ontwerp, naTzu- dat hy hem, bygefchrift, meegaf. Maar de vroome Heer, getreeden in een landt, wort roeiboot» om met meerfpoeds, en min opmerx door te (lippen, werdon- gevangen. derfchept van Parmaas fcheepen , en ooverweldight naa dappere teeghen- weer , die etlyken der zynen 't leeven koftte, Daarenbooven gelukt' het den Kooningfchen, zyne papieren, ooverboordt geworpen, toen 't 'er op aan-. quam, teviifchen. Hemen fommighen zyne meêgevangensbraghtmenop 't Slot van Doornik.. Hier uit ontftond groote droef heit tot Antwerpen, en zwaare opfpraak teeghens Aldegonde : eerft oover 't waaghen van dus een perfoon , zonder hem met eenigh oprloghfchip te voorzien, gelyk wel in zaaken van minder belang plagh te gefchiedenj thans omdathy niet maak- te , zyn' verloiïïng te begrypen in 't verding tuilen de ftadt en den Landt- vooghdt: zynde te vermoeden, dat deez', hoewel heftelyk weigherende, nochtans liever in dit punt zouw bewillight hebben, dan de zeekerheit der zeeghe verwylt, dien men zich, voor de ftonde haarder geboorte, mits de meeriighte van gifTelyke en ongiflèlyke toevallen , maglitigh om het toon, neel der wereltfche dingen in een ooghenblik te verdraaien > niet belooven kan, Naa dit ongeval van Teligny, zond Aldegonde den Hopman Prop, om de zelfde boodschap , met eenen brief, gericht aan de gemaghtighde Raadsluiden der Staaten van Zeelandt, oft aan Graaf Maurits. Dit fchry- ven , gezien by hen en den Raadt der Regeeringe , werd den Ammiraal Treslong toegeftuurt, om zyn gevoelen daar op te verftaan. Treslong, heb- bende, korts te voore, met den Heere van Warmondt, Ammiraal van Hol- -. landt, en deScheepshopluidender vloote by den Doel, zeekeren aanflagh, tot bevryding der Schelde, beraamt, verzocht drie oft vier lichte fcheepen van oorlogh, om te dienen tot geleiders aan die van Antwerpen; twintigh ichouwen elk met acht roeyers, om volk te landen j driegaleyen, elke van vyftigh voeten kiels, om op de ftroom en elders gebruikt te worden j eenighe Beraading branders, om 't maaken van 'svyands brug te verhinderen , vier boots die tot Middel' tot Vliflinge laaghen; voorts etlyke bylen, voorhaamers, fpaaden, en andre verdeBu- behoeften. 'T bevorderen van al't welke men, voor dat pas, bet, dan Al- bamfcbe degondes vertooningen, ter harte nam. Wel werd, weinigh daaghen daarnaa j zaaken. de Graaf van Hoohenlo , uit Berghen op Zoom, tot Middelburgh ontboo- Mjke den , voorneemlyk om oover de Brabantiche zaaken te raadilaan : ende ïvaaghem , vond men daar oorbaar, alle gereedichap te maaken om Antwerpen t'ont- gekoomen zetten , en de Schelde te veilighen , door bemaghtighing van zommighe tot rujjei fl.ericten des vyands , en oopening van noch eenighe dyken, Inzonderheid waaren ' -ooverwoegh men 'er, hoe Bruflèl beft te ipyzen ftonde, dat in zwaare be- mrdenin nauwtheit ftak. Eenighe waaghens daar in geraakt, met koorn en andren '/ weeder- voorraadt op 't eindt van Slaghtmaant, waaren, in 't weederkeeren, genoo- keer en ge- men van de Kooninghichen: die daar (oft ichoon de voerluiden, hebbende noomenvan tydtly k gepaft de trekzeelen af te fnyden, hun, met de paarden, ontreeden) denvyandt, verfcheide koopmanichappen , tapyten daar onder., tot buit bequaamen- waar uit \^aaroover de bezettelingen, oproerigh geworden, de Majeftraat in heen- die kaalt ten*s genoomen hadden.? doch de zelve ontilaakt, en, in haar plaats} acn- 'flikte. ticn Spaansgezinden vaft gezet, als men vernam dit zaat vanonbenoeghefl s doof |
|||
DER NEEDERLANDSCHE HISTORIEN. 969%
door hen geftrooit te weezen. Antwerpen, hebbende wat aam toghts door 1^84.
het gery f der vliet, kreegh noch, by wylen, eetwaaren oover: en naamelyk in't laaft van Wintermaant, een' vloot, fterk oover de hondert zeilen, zon- Eert vloot der verliesvan meer dan twee oft drie, die de vyandtweghfleepte, en twee, vanhon- cJie hy zinken deed met kraft van fchieten, dat daarenbooven, veel' andre dm fchee' deerlyk fcj^endde. Maar in de ftadt was byftre verwarrenis, mits de mee- Pm^mt nighte der Amptgenootfchappen, die ('t welk booven al in krysbandel groot J^L^" hinder doet) elk pooghden zich eeven diep ten bewinde in te wikkelen. Lß'u Neeven« Scheepenen en Vroedfèhap, had men 'er twee Burghermeefters j verwarte* den eenen meed: om de vierfchaar, den andren om de regeering waar te msinde neemen. De Kornellen , hoewel ftaande onder deezen , tooghen noch- regeeringe tans veel beièhikkens op zich , noopende de wachten binnen en buiten j ^aar. de * vrye reizbrieven ; uit- en inkoomende trompetters en. tromllaa- *pafpof. ghers j het ftraffen der geenen, die verftandt met den vyandt hielden: jaa ten. moeiden zich vaake met de fpieden , en verhoole kundfchappen. De zes- tien Burgherhopluiden ,, gemaghtight uit tachtentigh, om, wen't hun ge- liefde, in de zaamening der Kornellen te koomen, wilden ook op allewigta tighe zaaken , niet alleenlyk hun gevoelen zeggen,, maar 't zelve gevolght hebben: fcholden de geenen , die 't weederfpraaken , voor trouweloos; en voorwendende dat het de meening der gemeente was, braghten't, zoozy 't anders niet zaaghen door te dry ven , aan de reft hunner meêbroedren ■'. De Wykmeefters lieten zich dunken , dat zy den, Kornellen en Hopluiden niet behoorden te wyken in achtbaarheit. DeDeekens der gilden reeken- den 't voor hoon 5 zoo men hen, ïn alles, niet eeven zoo welkende, als de Kornellen , waarmee zy zelden eens waaren. Vielen 'er eenighe geichef- ten van belang voor, men moeft 'eraltyds den Breeden Raadt op vergaade- ren y daar de Ooverluiden der ambaghten danmeede vericheenen,. en 't be- fluit holpen vormen. Daarenbooven waaren 'er de kaamers van krysbe- hoeften, van * veftingbouw, fcheepstoerufting, die zich , in 't eindt, zoo * Fortifi« veel gezaghs toeëighenden, als al d'andere t'zaamen hadden. In deeze men- catie. genis, floddering, en ftrydigheit van gebiedt, was niet vreemdt, dat dege- hoorzaamheit haaperde: wordende, daar yder'thooghe woordt voert, nie- mant ontzien j en dewettigheit des hevels , daar 't geen eenpaarighe ftreek houdt, in t wyfel getrokken. De flibberigheit der toomelooze tongen, loo- pende noodtlyk onder zulk een getal van allerley luiden, welker veele, onge- woon eenigh deel aan geheim van belang te hebben,, en wonderlyk verliert daar meê dat men wille dat zy 't willen , waanden te wurghen aan 't zwy- ghen, deed ook verfcheide aanflaaghen in de geboorte fmooren. In deezen ftandt der zaaken, gingen de Staatfche gezanten , op den derden dagh des jaars vyftienhondert vyventachtentigh , t'zeil uit den Briel , met veertien 1S^S • oorloghfcheepen , en meening tot Diepe te landen : maar lieten zich, s^atfche mits de windt hun teeghen liep , tot Bolottje opzetten, en tooghen van iez,anten daarnaa Abbeville. Hier werden hun wel aanminnighe brieven des Koo- f^?*! •ninx behandight -, waar af zy dubbelt aan d'Algemeine Staaten zonden. DeKoo^ Gekoomen des andren aavonds tot Clermont, om hunnen wegh voorts mngbegcert naa Parys te vorderen , vonden zy daar ander fchry ven, by 't welk zyn' Ma- dat n.y vjf- jefteit begeerde, datzy zich naa Seniis zouden begeeven , en vyftien daa- tïendaa- ghen te dier plaatiè vertoeven. De oorzaak (zoo Pruneaux hun liet wee-£6ßl.w* ten) was, dat zich de Kooning , immiddels, antwoordt van de Engelfche Senltstoe* Kooningin, oft de aankoomftvan haare Ambafladeurs beloofde. Worden- ^enym de oover al zeer eerlyk ontfangen , enkofteloos gehouden , braghten zy't ;Mgbm den vierentwintighften van Louwmaant, tot Seniis aan : alwaar des Koo- benam Pp pp 3 mmL heufeljks
|
||||
S/o P. C. HOOFTS TWEEENTWINTIGHSTE BOEK
i ƒ 8 f, ninx Hofmeefter hen , ten naaften daaghe , met groote heusheit quam be-
welkoomen. Ook verfcheenen daar deheeren, Pruneaux, Rebours en Al- lein, gelaft hen t'onderhouden j en de Prins vanEfpinoy , aanbiedende de behulpzaamheit, waar toe hem d' Algemeine Staaten, by brieven voort be- fielt uit Abbeville, van de gezanten, verzocht hadden. Maar de Spanjaardt3 waanende zyn' hoogheit ten daale , zoo de Franfchemet het aanhechten der Nederlanden onderbouwt wierd, had, om dien flagh te breeken, het ver* verbondt bondt, waar afin Don Johans tydt gefprooken is, nu onlangs met die van tujfenspM» Guize vernieuwt -, en zy den Kardinaal van Bourbon, famt andere grooten je en die Van deRoomfche partye, daar in getrokken, om, onder fchaaduw van den van Gun* ouwdenGodsdienftteegens deaanflaaghen der ketteren te handthaaven, en vermeuwt. verfc|ie^e misbruiken te beeteren, een inlandfch oorlogh t'ontfteeken, en hun huis te verhooghen met de puinhoopen van den Staat. De Spaanfche ve spaan- Ambafïadeur, dan, DonBernardynvanMendoza, alsnudeKooningdacht fcbeAmbaf- den Staatfchen gehoor te geeven , quam zich daarteeghens met een fcher- fadeur pe reede verzetten, dry vende, dat hy geenen luiden, die van God en de men- poogbt den fcnen verlaaten, van hun gemoedt oovertuight, van de heilighe vierfchaar der Francbois inq^uißtie ooverlang verweezen waaren, en derhalven van de genaade hunnes den «T Landsheeren wanhoopten, behoorde onder zyn'ooghen telaaten koomen, hoor en der nocnt:e te luifteren naa eenighe voorwaarden, waar door zy hem t'hunnen on- staatfihe derftandt meinden te bekooren: alzoo zy nocht recht tot het aanbieden, nocht genanten. maght tot het volbrengen der zelve, hadden. Niet (zeid' hy ) dat ik hun toe- Z/n'fiber - kg jets te zullen verwerven van uwe Majefleit, die veel te voorzightigh is, pereede. omy door bewillighing-, in hun verzoek, haare achtbaar heit en gewiffe te be- zoedelen . 'Dan, om mynenplicht te voldoen, bid ik haar te ooverpeinzen, hoe ditftuk niet mynen Meefler alleen, maar alle Vorflen, zelfs ook enkele eedellui» den betreft i en hun, doch voorneemlyk uwer Majefleit, die haare onderdaa* wen reeds tot muiterygewent ziet, ten hooghfle daar aangeleeghen ü, dat dus- daanigh een ongedierte van weederfpannelingen nerghens toevlucht vinde, en veeleer} tot eenenfchr ik van andre ^flr enge lykgeßr aft wier de. Jaa uwe Ma- jefleit behoord'het zeer oevel, ende voor eenen hoon, te neem en, dat e en volk, fchuldigh aan fchending vanGodlyke en menfchlyke hoogheit, doorwanßraf tot zulky een vermeetelheit en onbefchaamtheitgekoomen is, dat zy u, zoo maghtigh eenen Vor ft, als hunsgelyk darren aangaan, en te woorde vorderen. 'Derhalvengelieve uwer Majefteit,eer zy voor uw aangezight verfchynennen ten Rykeüit te doen zeggen -, en naa te denken, hoe oprechtelyk myn Meefler zich, in twintighjaaren herwaarts jeeghens Vrankryk, als het van krygh in 't ingewant blaakte, gedraaghen heeft,ftoppende 't oor vooralle vertooningen die tot krenking deezer krooneftrekten, enfly vende met zyn' maght de Chriße- lykfte Kooningen. 'T we Ik ikgeenszins aanroer uit anxt, dat (ik zwygh van uwe Majefleit, die haar" e er e in zonderlinge waarde houdt )yemant, t'onk* zorghder voor de zyne, de befcherming deezer opflendighen aanveirden rnogh- te. Want, wie zulx quaam te beflaan, zouw zich wel haaft in een oorlogh, dat hem bet op afweer en dan op aanvechten deede denken, bejlommert vinden, zich wry vende aan zoo maghtigh en gelukkigh eenen Vorft, die-, tot noch toe* nooit eenigh leedt, hem toegedreeven, ongewrooken liet. Deeze voorftel, ge- mengt van vlaayen in de rechte, van dreighen oover dwers, en uitgezet met ftyve kaaken , van dien opgeblaazen fnorker, naar voorfpelling der Gui- ziaanen, gelyk hem bevoolen was, brak 'sKooninx-geduldt: en hy pafte 'S Koomngs daar op dit antwoordt, kort, maar deftigh, en van Kooninklykegeur. 'Tis antwoordt, myn zin, den gezanten der Nederlandfche Staat en gehoor te geeven, niet als weederfpannelingen, wes ik my wachten zoude, maar als menfchen, die kraflen
geweldt
|
|||
DER NEEDERLANDSCHE HISTORIEN. p?l
temiUt klaaghen . Ik weet , dat die van Neder landt, om van hunnen Forfie in i f% jv
venaade oni fangen te worden, aV tuit erft e aangewendt hebben, en, doordè %ootheit van zommighen, die meer met oorlogh danvreede aldaar beholpen zyn, nooit gehoor kunnen verkryghen. Waaroover, alzoo zy grensgebuiren van deezen Ryke, en daar mee door vee Ie banden van vriendfchap verknocht^yn , my niet voeghen wil-, hun gevaar en rechtmaatighe klaghten in den windt te flaan. Ende niemandtbehoort zoo onreedelyk te weezen, dathy ä 'tgeenuit plicht van heus heit gedaan wort, terflondt voor ongelyk zouw ojmeemen, en ter harte trekken. Lydersvanooverlaft-y Landsheeren, verkort van maghti- gher3 luiden, gefoolt van onver draaghlyk juk} goedertierlyktehooren, en te helfen met raadt en daadt, is, van ouwds her, een' bezondre eer e des Fran- fchen naams geweefl: en de ellendighe ballingen, zoekende heul aan Vrankryk, hebben 't 'er alty'dsgevonden. ^atdeezegloory, oovergezet, als van handt tot handt, door myn' voorzaat en, aan my, in den tydtmyner regeer inge te loor gaa, begeer ik niet: maar dit, jaa, datghy, ende ganfche wer eltweete, de Franfche Kooningen, door geenerley dreighémeüten oft gevaar, emmer zuliï verbluft te können worden, dat zy laat en zouden, deezen lof van go eddaa- digheit jeeghens vreemden, verdreevelingen, vervolghde Vorflen, verdrukte volken, tot den uit erft en aademhuns leevens toe, te betrachten. Mendoza heen gegaan met dittwyfelzinnigh affcheidt, fchreef het, aan den Hartogh van Guize, die op dat pas niet teHoove was, daatlyk ooverj en verzocht hem, het toeruflen ten kryghe te ipoeyen. En Guize , graagh te voore, Guiie eti viel 'er, genoopt van deezen fpoorflagh , wel vuurighlyk aan. Midierwyl zyn aam zond de Kooning zes karofïèn, met etlyke waaghens en karren , om de hangen Nederlandfche gezanten en. hunne fleep naa Parys te voeren. Aldaar ge- waaPeneti koomen , werden zy oopenbaarlyk , die van yder gewefl bezonder, ge- uc u*~ herberghtj en de naam van dien aan de poort der huizinge gefchreeven. Kmim. Op den dertienden van Sprokkelmaant, verfcheenen zy , genaak en aan- geleidt van den Hofmeefter Oignan en den Heere Pruneaux , door orde des Kooninx , in 't kabinet, voor zyne Majefteit, verzelfchapt alleenlyk met den Hartoghe van Joyeufe , den Graave van Bocage, den Heere van Valette, den Hopman der lyfwaght, en den geheimfchryver Brulart: al- waar, naagebruiklyke plichtpleeghing, vangroeteen eerbiedenis, deGel- derfcheKanfèler ElbertusLeoninus, uit aller naam hetwoordt deed. Heb- Reede van bende, van der Staaten weeghe, zyn' Majefteit hooghlyk bedankt, oover haa- £&enus re voorighe weldaaden, en de gunft des jeeghenwoordighen gehoors •■, kort Lemms* verhaal gemaakt van de geweldenaaryen der Spanjaarden, d'onverbidlykheit * "^"V hunnes Kooninx, de dienften eerty ds gedaan van de Neêrlanders aan hunne Genanten Vorften, 't gehandelde met wylen den Hartoghe van Anjou, en't verkiezen aan den zyner Majefteit in diens plaatie ; achtervolghd' hy dus zyn' reede. Wy hoopen, Kooning > Heere, dat uwe Majefleit, ooverweeghende onzeflandtvafligheit teeghens on- ze weederjpoedt, het bodt, gedaan van ons aan haar, naa'tooverlydenvan de Hoogheit haar es broeders, zal houden voor aangenoomen, en de aannee- ming bevefiighen. 1) e keur Qdit willen wy voor aide werelt ver klaaren^) is ge* vallen op uwe Majefleit, niet zoo zeer om 'tgeryfen de veiligheit, die ons van Vrankryk, mits het naabuurfchap, koomen kunnen, hoewel daar op ook groo- telyx gelet werd-, als ten aanfchouw der waarlyk heldthaftighe deughden, en andre voortreflyke eighenfchappen,die fuwenKooninklykenperfoonß uitblinken^ en, hebbende eerty ds, met haar e glans <, volken van verregeleeghe landfchap* pen, tot bef oepinguwer Majefteit f hunnen Vorft e, getroont, nochdaaghelyoc d'uitheemfche mooghentheeden naa uwe vrundfchap en bondtverw antenis doen maken. Op maght en rykdoom, dingen hangende aan 't geval, hebben wy min gezien ;
|
||||
97z- P. C. HOOFTS TWEEENTWINTIGHSTE BOEK
15 8 f. gezien, dan op het loflyk beleidt, de wysheit en befcheidenheit uwer Majefleit
die, zich genoeghende met gebiedt ooverde lichaamen haar der onder zaat en ', hetgewijfe, alleenlyk onderworpen aan de kenner der harten, niet zoekt te ver- heeren . Hierom hebben de Neèrlanders, met zoo heet een'geneeghenheit, het
oogh$p uw e Majefleitgeworpen,zich verzoeker ende,dat de zelve niets,wat bil- lykzy, den uitheemfchen zalweigheren , die zich onder haare gehoor zaamheit koomen begeeven.cDit,Heere, doenwy, endebidden, in allen ootmoedt, om voor- ftandt, en verlojftng uit onze ellenden: waar toe uwe Majefleit niet alleenlyk verbonden is van weeghe Gods en der natuure, maar daarenbooven door aller Vor ft en erflykenplicht: volghens welken de Franfche Kooningen, van tydt tot tydt, den verleeghenen de handtgebooden, de verdrukten ontlaft 3 de vervolgh- denbefchermt hebben $ inzonderheit hunnegebuuren. Wy, nu, zynvande naafle >■ jaa meefiendeels ouwde leeden van uwen Staat. Vrankryk en Needer* landt plaght en aan éene kog,éene tent e, te reeden: uwe voorzaat en hunne woon- fteè, enden fl oei der regeer inge, in Vlaandre te houden -, 't welk noch te deezer uure , gelyk ook zommighe andre geweflen, voor een ouwdt leen uwer kroonege* reekent wordt, Van verjcheide gerechtïgheeden meer, uit deughdt der welke, uw' Majefleit eifch teeghens Spanje moghte maaken, laat en wy haar, die het toe komt, oordeelen -y gelyk mee de van de groot heit derSpaanfche maght, van 't geen daar af te vreezen'V alt, en van de geleeghenheit, althans verfche enen, om Vrankryk en Neederlandt, aan alle kanten, in eeuwighe ruft en buiten zorghe, te ft ellen. 'Dan dit können wy ver klaar en, dat de Staaten van Neederlandt, hoe zwaarefchaade zy ookgeleeden hebben,zich nochjeghenwoordelyk meeflers vinden van ( behalven zeer veele blokhuizen enflerkten^) bet dan tneeghen- tigh goede ft eeden, voorzien metgefchut, kry snooddruft, ly'ftoght, en zulxge- leeghen-, C 't welk meeft te achten fiaat^) dat men ze, wanneer zy van Vorflelyke middelen enmaatelyke maght onderfteunt worden, altydts houden zal vooron- winnelyk vanwereltjchgeweldt. Wy zwyghen van de meenïghte der goede reen enhaavenen-y de groot e, wy de\, en zeer diepe ft roomen, die uit alle oorden der- waarts daalen, deLandfchappen omringen, en hunyzeregrenzenftrekken. Ook zullen wy'tgedtddt der oor en van uwe Majefteit niet misbruiken, met ver had van't ontellyktalderfcheepen, bequaamter oorloghe enkoopvaardye -3 van de oovervloedt, zoo des bootsvolx, als der ft offen, noodigh om toe te rußen ter zee-, en van allerleygeryflykheeden, waar mee de voornoemde landen,meer dan eeni- ghe andre in Chr iß endoom 3 uw er Majefteit kunnen dienen. Ten welken aanzien, wy wel met waar heit, en zonder roem, mooghen zeggen, dat uwe Majefleit, verflaande f onzer befchuttinge, boovende onverganklyke gloory., te behaalen door zoo een werk, zouw koomen den boodem haars gebieds met geen' geringen aanwas uitte breiden, en de krachten haar es arms met geen zwakke zeenuw te flyven: en dit, Heere, zonder dat eenighe der hachlykheeden, gewoon het lot der w aapenen te doen weifelen, gefchaapen fchyne uwer Majefleit te ontmoe- ten . Want het enkel beletten des toevoer s van eetwaar en, oover Kalis en Ma- fier es, zal die van Arthois en Heenegouw, en V meefte deel desSpaanfchen heirs, dat alreeds merkelykgefleeten en gekrenkt is, afmatten en te niet maaken. Zoo uwe Majefteit, daarneevens, een taamelyk getalvan ruiters en knechten te veldefluurï, om den vyandt te beflooten -3 daar is ( menfchlyker wyzegefpoo* ken } geen twyfelaan, oft zy hebben hem, naar dat zich dan de geleeghenheit loedraaght* op de vlucht, oft uit zyn voordeel, te dry ven. Boovendien, zul- len, niet alleen die van Heenegouw, en Arthois, die althans weigheren bezet* t ing vanden Sp anj aardt in te neem en, maar ook al d'andere geweflen, niet le- vers wenfchen dan zich fontflaan van den dwang, en onder de vlerken w^er Majefleit te mooghenJ"chuilen, zoo haaft als zy de vereenighde Landfchapf3^ |
||||
DER NEEDERLANDSCHE HISTORIEN. 973
komt te omhelzen , Ziet hier, Heere, ge enen aanßagh om Naapels oft Milaan 15 8 f
fegaan verooveren , nocht eenighetoght', te beft aan oover zee-, maar eenen ge- ydnden wegh tot inlyving van zoo vee Ie grenzbuurighe geweften f uwen Ry- y: waar door uw' Majefteit, eens vooral, booven windt van haare quaadwilli- phenkan raaken-3 en beide de volken doen bloeyen in geduurighe voorfpoedt', en Heiligkeit teeghens dejlaaghen der fort uine. JVy bidden dan echter, dat uwe UlMefleit(dit ooverwooghen) zich gewaardighe,volghends de voet flappen van fcooning Henrik hooghloflyker gedacht enijfe, haar en vaader, die, metkleener kans en ongelyk groot er zwaarigheeden , de befcherming der Hooghduitfche Vorßenby de handtnam, ons in haar e armen f'ontfangen 1 en, onder billyke voorwaarden , de wettighe opdraght der Heerfchappye oover de Vereenighde Nederlanden faanveirden , de zelve te verdaadighen teeghens V Spaanfche beweidt , en weeder, uit het voet zant, ten toppe hunner voor ighe welvaart en achtbaar heit te verheffen. De Kooning, hebbende den Kantfeler aandach- telyk uitgehöort, voeghde, met ontipannen aanfchyn , den Gezanten vaft dit antwoordt toe. Myn' Heer en, ghy zyt my ganfch welkoom: en het ver- 'SKoon'mgs heught mygrootelyx, voorwaar, dat ik u zie. Hunnen Staat te handt haaven, antwoordt, m voor aftrek te hoeden, is myner voorzaat en roem geweefl. Maar hier in oovertrefik hen, dat ghy u, met zoo aanzienlyk een verzoek, fmywaarts wendt. 'Door uwflaatlyke aanbiedingen de acht ing,w aar in ghy bewyft mynenperfoon te hebben, houd ik my zeer verfier t, en bedank u der halven hooghlyk. Ik voelde my ie voor e dapper verplicht,door de eere,betoont aan eenen my zoo naa beftaan- k-i als wylen myn broeder, dien Godgenaadigh zy. Maar, 'tgeenghy jeeghen- woordelyk doet, verbindt my veel meer aan u en de Staaten, van welke ghy af- komt. Ik heb hen altyds in zonderlinge waarde gehadt -3 ook gezocht hunne welvaart te vorderen: ende zal ze voortaan te bet behart ighen, van weeghe der oorzaake, die zy my daar toe ge even. En ghy mooght u des verzeekert hou- den , dat ik ben , en met Go des hulp e zalblyven, een Vorfi van billykheit, voor- flandervan recht en re ede. Uwer, en. der Staaten begeerte zal ik zoo verre voldoen, als my eenigher wyzemooghelyk valt 5 en geen!minder zorghdraa- ghen voorde behoudenis van hunnen Staat, dan voor die van myn'eighe kroon en onder zaat en. T)och, uwaangeeven, alzoo't van zeergroot belang is, en% fcherpe betrachting vereifcht, dient bygefchrift en my ter handtgeftelt te wor- den, op dat ik het, met de luiden van mynen Raade, ooverweeghen mooghe. Voorts vermaande hy hen, 't zelve, neevens de voorwaarden, diezy wenfch- ten te verwerven , onder den Heere Pruneaux te ïeeveren : beloofde zyn* meening daar op5 met den eerfte , te verklaaren : en trad , met hun , in vrundtlyke en gemeenzaame praat. Thans braght men hen , oorlof ge- noonien hebbende, vervolghends in de kaamers derKooninginnen, moe- der en gemaalinne van zyne Majefteit j beide de welke hun, in \ oopen- faar,heuich gehoor, engunftigh befcheidt gaaven. Keerende , hier naa , uit liet hof, vervoeghden zy zich ten huize des Prinfen vanEfpinoy. Daar onderrichtte Pruneaux hen, dat zy, om verfcheiden misquaam te ver- hoeden, niet veel gelaats hadden te maaken, van 'taanmoedigh antwoordt QesKooninx, nochte zich te verblyden , eer men de zaak volbraght zaa- gde: ende riedt hun, deHartoghen vanMonpenfier, Efpernon, enfoyeu- *e5 dooreenighe gemaghtighden, tydtlyk te laaten begroeten. 'T welk zy naaquaamen, om hunne gunft in te neemen, eer men aan zyne Majefteit de gemelde voorwaarden vertoonde. De zelve ( hoewel zy ongelyk milder dan die van 't verding met denHartoghe waare) ooverzien des andren daaghs, en behandight aan Pruneaux , dochten hem , en ëtlyken. der grooten zoo Van d'Onroomfche als Roomfclie gezintheit, niet alleen te aanftootlyk van Qaqq ftoffe,
|
||||
*.
|
|||||||||||||||
974, P, C. HOOFTS TWEEENTWINTIGHSTE BOEK
15-8 f. ftoffe, maar ook te fchor en gebiedachtigh van forme , om onder 'sKoo
De punten ninx ooghen te verfchynen •, zoo men den handel niet t'eenemaale verbrod^ |
|||||||||||||||
van voor
waarden. te eï[cberi van den Koonïng , worden te |
den wilde, en plotfelyk verworpen worden. Te weeten j de punten fpraaken
van den gezuiverden Godsdienft te handthaaven , geenen anderen in te voe* ren , 't gewiflfe in vryheit te laaten : van eenen bloedtverwant des Kooninx oft eenen andren van naame en aanzien herwaarts te fchikken , voor Abe' meinen Landtvooghdt •, dien by te voeghen eenen Raad van inboorlingen |
||||||||||||||
hard ge- beide Onroomfch gezint en aangenaam den Staaten : van elke bezondre
vonden om Landtvooghdy en hooftampt, wen ze oopen ftonden, te bekieeden met een onder %.jn perfpon van den gezuiverden Godsdienft, uit twee, benoemt by 't geweft ooghen te ^aar ^ zaa|J voorvie[e . van geen* uitheemfchen oft Roomsgezinden , tot koomen. amptmannen van Rechte, oft Wethouders, te beroepen: geene bezettingen te leggen, dan van binnenboorlingen, en by bewilghing der Staaten van het Landtfchap : dat de bezondre Staaten zouden mooghen vergaaderen , zoo vaake als 't hun geliefde, zonder om oorlof daar toe te vraaghen , ofte dien te verbeiden : Engelandt en Deenemark tot beaangenaaming van dit verdragh te verzoeken. Hier oover vielen de gezanten in maghtighe bekom mering, Want, oftichoon een heimelyk berichtichrift hun toeliet de fchoot eeni- gher rnaate te vieren ; 't quam niet by , om den Kooning 't genoeghen te * geeven , dat men hun vertoonde noodigh te weezen tot voltrekking der
zaake. By merklyk inruimen zaagen zy den Staate verkorting , zich op- fpraaKen ongenaa befchooren. Onverrichter boixHenapnaa huis tekeeren, was, booven byftre Ipot, om 't uiterfte bederf gewedt. Hoe zy 't maakten, 't Landt moeft' 'er om lyden. Eindtlyk vonden zy beft, het toegeeven oover |
|||||||||||||||
Men he-
fcbaaftze Hun be-
grip- I. |
zich te neemen -, ende voorts alle de punten , niet bedingender , gelyk te
• vooren , maarfmeekenderwyze, teftellen, 'T begrip der zelve was dit.
T)e,vereenighde Neederlanden, naamlyk Brabant, Gelder landt, Vlaandre, Ho Handt met Weftvrieslandt, Zeelandt, Vrieslandt, Zutven, Uitrecht ,en
|
||||||||||||||
Mechele, aan te neemen by zyne Majefleit, voor haar, haare kroone, enwetti-
ghe naazaaten, met de zelffte tytels engerechtigheeden, waar op eertydts Kai- zar Kaar el de vyfdegehuldt en beeedight ü: te bevefiighen en te handthaaven aUe, zoo gemeine als bezondere, wetten, voorrechten, vry doornen, gewoonten, ver bint enijfen van de voorzeide Landfchappen en hunne leeden: de zelve te re- geeren, en te befchermen teeghens al hunne vyanden, met naame den Span- jaardt en zyn' aanhangers, zonder met hun eenighen pais oft beflandt te man- ken tot naadeelvan dit verdragh. T)e landtzaaten voorneemlyk te handthaaven, in deoopenbaare oefening
van den Hervormden Godsdienft, gelyk die jeeghenwoordelykgepleeght wort j zondery ets te vernieuwen in deezen, oftyemandsgemoedt fondertaften. Tot Algemeinen Landtvooghdt en Krysooverfte te maghtighen eenen
van den bloede zyner Majefteit, oft eenen andren Heer van f oor te : neevens den zelven op te rechten en aan te houden eenen Raadt van Staate 5 voor de twee derdendeelen , uit inboorlingen der gemelde Landtfchappen % voor een derdendeel uit Franchoizen, oft anderen, naar welbehaaghen zyner Majefteit; die zeer oot moedelf k gebeeden wort, perfoonen den Staaten aangenaam, daar toe te beroepen, op dat het volk, uit dit beginfel, fpeure, dat zy gezint is hun te believen. T>ienvan'den voorzeiden Raade, by goeddunken der Staaten, oft hunner
gemaghtighden, berichtfchrift te geeven, door zyne Majefteit: *t welk -zy heb- ben f achtervolghen, onder eedt, dat zy zich jeeghens haar en de Landen, ge' trouwlyk zullen draaghen, dit verdragh in alles onderhouden, ende door gee- nerley gifte oft belofte tot dit amptgevordert zyn , m |
|||||||||||||||
DER NEEDERLANDSCHE HISTORIEN; 9;?
q)e jeeghenwoordigke bezondre Landtvooghden. in hunne ampten te behou- tfSf.
Jen, hen op nieuw daar toe te maghtighen, en te voorzien met gelyke bericht- f. fchriften, als die van Kaizar Kaar el in zynen tydt, onder gely ken eedt, als die v an de gemelde Raads luiden van Staat e. ' ..; Wen eenighe Landtvoqghdy, oft ander voortrefly kamptleedigh wort 3 het 6,
zelve te b ekle e den met eenen perfoon van achtbaar'heit , en die den geweße % Jaar zulx voorvalt, aangenaam zy. Geene bezettingen in defleeden te leggen, nochte te lyden dat 'er eenighe ge- j.
leidt worden, zonder voorgaand'goedt vinden der Staaten van 't gewefi j 't en tvaare in dringende noodt: ende, by diegeleeghenheit, daar in te voorzien by goeddunken des Raads van Staate: ook de reeds afgeworpe blokhuizen en fier k- ten niet weeder op te rechten, nocht eenighe nieuwe te bouwen * Het Gerecht ,famt alle andre zaaken, te doen bedienen by de zelf/Ie amptlui- 8.
den 1 Rechters, en Majeftraaten, op de bericht fchriften en ordeningen van den peghenwoordighen tydt •> V en waar e dat de Staaten van eenigh gewefi veran- dr'mg verzochten j ende in de e zen gevalle, volghends de ouw de voorrechten en gewoonte?z, by goeddunken der voornoemde Staaten, daar in te voorzien , gelj/k tot de befle afveirdighing der Recht elyke zaaken, ende naar recht, zal loehoorlyk gevonden worden, zonder nochtans dat het tot vooroordeel teeghens anderen flrekke: ende > wen eenighe ampten oft Majeflraatfchappen, behoor en- de volkoomlyk ter befchikkinge van de bezondre Landtvooghden , koomen oopenleflaan; de zelve te doen begeeven, door hen, aan vroome, getrouwe, welbequaameperfoonen,inboorlingen,en aangenaam den Staaten van 't Landt- fchap daar't voorvalt., volghends de voorrechten: welke perfoonen me ede als koven te zweer en hebben . Niemandt in eenigh ampt oft Majefiraatfchap teflellen, die, geduurende de p.
heroerten, t'eenigher plaatfe uitgezeidt ü , oft gebannen, oft afgezet van zynen dienfi, oft anderszins de zyde des vyandsgehouden heeft. De Landsheerlykegoederen faanveirden in zoodaanighenfiaat, als zyjee- 10t
ghenwoordelyk zyn, en met de laßen waarin zyfleeken, zonder eenighe nieu- wetollen op teflellen buiten wettigh verlof der Staaten. Te vergunnen aan d' Algemeine Staaten, dat zy, f eiken jaar e, mooghen u.
wrgaaderen, in zulk gewefi der onderhandelende, als hun goeddunken zal, omfzaamen, op de zaaken betreffende den dienfi zyner Majefleit en de wel- vaart der Landen, te letten, raadflaan ■> en befluit en: ende aan 'de bezondre Staaten, dat zy 't zelve mooghen doen altyds, en zoo dikwyls als zy zulx dien- fiigh vinden. Toe te laat en, wanneerzyne Majefleit de fleeden en'tplattetandt, die al- 12.
thans binnen de voorzeidegewefien, in 's vyands geweldt zyn, zal onder haare gehoor zaamheit gebraght hebben, dat zy weeder om keer en tot haare ouwde * typervierfchaaren, ende, dat ter plaat fe van de zelve, de gezuiverde Gods- * RefTort. dienfi oopenbaarlykgeoejfent warde. 'De onderhandelende Landfchappen te hechten aan de kroone van Vrankryk, 12.
zonder daar af, in 't geheel oft ten deele, gefc heiden te mooghen worden, oft üfgefckeurt van eikandere, in eenigherley wyze. T)e ingezeetenen der voornoemde Landfchappen, ook de geene, die, uit an- 1 *
dr e oorden, de zyde der Staaten van de onderhandelendegewefi'engevolght heb- , ben 3 te doen achten, belangende 't recht van * Veriaat en goedt, de erffenifjen, * Aubaine bet in- en uitvoeren van aüerley waar en en koopmanfc happen, famt alles wat den koophandel op Vrankryk betreft, als inboorlingen van dien. Voor goedten vanwaarde te houden, al w at d'Algemeine, en de bezondre if.
Maaten »verordent ,gezet> beflooten, en gedaan hebben y ende niet te gehengen, Q^qq 2 dat
|
||||
976 P. C. HOOFTS TWEEENTWINTIGHSTE BOEK
1585. datyemandtgemoeit warde, om dingen, gevallen ten tyde der beroerte: 't zy
ter zaake van 't geloofd van hei oorlogh, oft van ytgeene dien aankleeft. iö. Te beveflighen, aïtgeene by wylendenTrins van Oranje, op goeddunken
met oorlof en uit maght hem gegeeven van dy Algemeine oft bezondre Staaten
gedaan is: desgelyx al 'tgeene de 'Prins van Efpinoy verricht heeft, volghends laß, ontfangen van d'Algemeine Staaten voornoemt. 1 y. Toe teflaan, dat d'Algemeine ende bezondr e Staat en, om zich te vryen van
de laflen enfchulde?i by hen gemaakt, mooghen ingang houden, opfl ellen, enge-
bruiken, ook ver meer en, vermindren, en affchaffen, alle middelen vanfchat- tingen, naar dat zy, onder zich, zullen bewiüighen en oovereenkoomen. 18. Te verordenen , dat de afgezonderde Landfc happen , fleeden ende Ie eden >
althans bezeeten van den vyandt, alzoo zy, neevens de onderhandelende ge- wesen , tot betaaling van veelefchulden ,gemaakt tot laß der Algemeine Staa- ten , geduirende 't oorlogh, meede verbonden zyn, de zelvefchulden helpen draa- ghen , als zyne Majeßeit hen onder haare gehoorzaamheit zalgekreeghen hebben . 19. Goedt te kennen alle giften, zoo van zeekere landen en heerlykheeden, als
van andre goederen, toegevoeght van eenigheder geweßen wylendenTrinfe van Oranje, oft zynen kinderen, ten opmerke van de zwaar e fchulden, by hem gemaakt, in 't voerenvan denkrygh voor het gemeine befie: ook te bevorde- ren, datdevyandtlykelandfchappen, wanneer zy t'ondergebraght zyn, den onderhandelenden, in 't bluffen der gemelde fchulden, te baat e koomen. 20. 'Den Huize van Naffau, alzoo zich de landen daarin hooghlyk gehouden
kennen, gunflighgenoeghen tegeeven . zi. Vriendfchap te onderhouden, en te doen onderhouden, met denHeilighen
Ryke,met Engelandt, SchotlandtfDeenemarkfle 'Duitfche Vorfien, de Henze-
fche en Kaizarlykefleeden ,famt alle anderegebuiren en bondtgenooten der Ver- eenighde Neederlanden : ook alle rechten en verbintenijfen , gemaakt tuffen de e ze en die, zoo zy den rechten en hoogheeden, toegeftaan aan zyne Majejïeit by dit verdragh, niet naadeeligh zyn. 22. 'Tlandfchapvan Ooveryffel meede in gehoorzaamheit aanteneemen, opde
zelffte voorwaarden, indien het daarom bidt. 23. Zoo de onderhandelende Landfchappen, fleeden, en de leeden, ontfangen
worden op deeze voorwaarden j geen' andre aan eenigh der zelve toe teßaant dan by bewilghing der Staaten van de gemelde Landfchappen. 24. Aan de Landen, in 't gemein en in 't be zonder, famt aan de fleeden , leeden,
en ingezeetenen der zelve, te belooven by eede, d'onderhoudenis van alle deeze punten, ende zelve te doen onderhouden: gelyk, ter andre zy de, alle Landt- vooghden, Amptmannen, Burghermeeflers, Majeflraaten9 en inwoonders der voorzeide Landen, ook alle KorneUen, Hopluiden, en andere krysluiden, zw te waaier als te lande, te zweer en hebben, dat zy zyner Majeßeit, als hunnen Vorfteende Heere, gehouw, getrouw, en gehoorzaam zullen weezen. 2 f. i)it verdragh, op dat het eeuwelyk bondigh en onquetfelyk blyve, te laaten
deughdigh kennen, verkundighen, en te boekeft ellen, in aide hooghfte Recht' hooven van Vrankryk-, ook in de Rechtshooven van elk der gemelde Land- fchappen 5 ende voorts beveflighen by alle behoorlyke en reedelyke middelen, in de forme, die, naar de gewoonte des Kooninkryx ender voor zeide landen, defterkfte zal bevonden worden. 2 6. 'T zelve verdragh ook te doen bekraftighen by d'Algemeine Staaten des Koo-
ninkryx , ten eerftenmaale wen zy ne Majefleit hen komt te vergaaderen ■
Hier aan volghde, dat de gemaghtighden ooverboodigh waaren, de voof- |
|||||||||
fehreeve punten, aan zyne Majefteit, uitnaame hunner Landfchappen:
|
|||||||||
in
te
|
|||||||||
DER NEEDERLANDSCHE HISTORIEN. $77
td willighen ; daar op den eedt van getrouwigheit te doen, ende dien van i f8?.
zyneMajefteit, als van Vorfte ende Heere der zelve Landfchappen, t'ont- fange%; volghends twee bezondere * maghtbrieven , hun te dien einde *Procu- mcê gegeeven. Op den achtienden der zelve maant, ontbood de Heer van mien • Cheverny, Kantfeler van Vrankryk, de gezanten, neevens Pruneaux en Dei^a^ Oignan , t'zynen huize , daar Villequier , Bellievre ende geheimfcliryver /*"W^V" Brulart, waaren. Hy zeid'hun , datdeKooning , wel t'henwaarts genee- Kantfeler ghen , de boovenverhaalde punten doorzien had , en hem gelaft, uit hun van Funk- te verftaan , 't geen zy wyders begeerden te vertoonen. Teffens vorderd* hy iykj> te zy* luin hunne maghtbrieven af. Die gaaven zy, en ftelden hem de noodt der mn Iwi&e. Landen voor ooghen. De brieven, geleezen, nam hy naa zich, beloovende daar af, en van d'aangeweeze z waarigheeden, inzonderheit der ftadt Brufïèl, behoorlyk en getrouw verflagh te doen aan zyne Majefteit. Voorts hield Worden hyhentermaaltydt, en onthaalde hen heerlyk, gelykhem, zoo hy op't af- kaarter fcheiden verklaarde, van denKooning bevoolenwas. Weedert'zynentge- mitaltHdt roepen, op den eenentwintighften, werden zy verzoght oopening van den &ehoaäen' , ftaat der Landen te doen, en van middelen, waar door men ze voorshands eenighszins helpen moghte. Zy antwoordden, dat zy zich niet wel bericht Andre han- vonden van de geleeghenheit der oorlooghe , die ook daaghelykx draaide : delingen doch (Ioeghen yetwes voor, dat hun , om Bruffèl t'ontzetten , dienftigh met den docht j en gedroeghen zich, dien aangaande, tot dewysheit des Kooninx ^vttu Raadt en Krysooverften, dit ftuk* beeter verftaande. 'T geen anderszins den (laat der Landen betrof , datnaamenzy aan , tennaaftedesmooghelyk viel t'ontdekken -, en deeden 't, den vyfentwintighften , met aanmelding Oopening van elkes Landfchaps fteeden en achtbaare fterkten, houdende noch voor van de ge- de Staaten -, ook van de haavenen , ftroomen , moerafïèn , veengronden, keghettoeit wallen, bolwerken, waar in haare veiligheit oft vaftigheit beftond: zonder üeïLandeh nochtans de bezettingen en inkoomften van gelde op 't nauwfte bekent te maaken: zynde by hen beüooten, zich, noopende 't begrooten der Schattingen, wen het hun ichoon geverghtwierde, niet bloot tegeeven, eerdeKooning verklaarde hun bodt te willen aanneemen. Van der Staaten y ver tot 's vaader- lands behoudenis en 's Kooninx dien ft getuighden zy breedelyk •, deerlyk van hun vermooghen, als uitgemergelt, eerft door de afperftngen geleeden van de Spanjaarden, daarnaa door den krygh: en bekenden hun gebrek van orde en vanachtbaarheit. Sintquaamen zy noch, tot verfcheide daaghen, met den Kantfeler Cheverny en d'andre voornoemde gemaghtighden des Kooninx, te woordej en ftonden voor eerft ernftigh aan, om on vertooghen entoeverlaa- tigh affcheidt. Thans vertoond' hun Cheverny, dat men 't ontzet van Bruf- zwurw* fel binnen twee maanden, gelyk zynoodigh achtten, zeer zw aar lyk zagh te heit ge- ï'errichten. 'Tkrysvolk, daar toe vereifcht, en ui^eleezen''hoofden, waa- maakt in't ven in der haafi niet byeen tekryghen. Tot het ooverbrengen der zelve, ter om^tten ~ee, hoefde voorraadt van fcheepen. T)an hing 't noch aan windt en weeder. van BruSfel' T^en wegh te lande vond men zorghfyk te neemen, met min dan achtduizent knechten , en vyftienhondert fp e er ruiters -, die niet te verzaamelen waaren inkorten tydt. i)e Spanj aardt,maghtigh, en welgedient van kundfchappen, zouw niet f aaien, zoo ras als hy quaam lontterieken, zy?f'krachten , gefchaf op veert igh oft vyftighduizent mann', oftfoldyen in Neer landt, te hoop te ruk- ken, om de hulptroepen te keer en. En y ets aan tevmgen , zonder'erdoorte zien, was zyner Majefleit , ten opmerke der qchtbaarheit, die aUen Koo- kennisym ringen , voorneemlyk haar , zeer ter harte ging , niet te raaden. 'Derhal- em,de" ven, om op alles te voor e wel rypelyk te letten , begeerde de Kooning naader im^m reekenfchap van de gefieltenü der Landen, en van 't geen zy zouden we et en venccht. Qaqq 3 op
|
||||
978 P. C. HOOFTS TWEEENTWINTIGHSTE BOEK
158 5". op te brengen fzyner verlicht inge. 'Tuffen het doen van zyne Majefleit én dat
van wylen haaren broeder, was een groot fc heel. 'Den e ene als jonger zoone kunnende by voorfpoedt zich vergroot en, by teeghenfpoedt vertrekkenJuiten alle gevaar, had het met ree de licht geftaan de fortuin t e verzoeken. Met den andren, was't, zoohy 'tzelfflebegon, omzynenperfoon enfiaatgewedt. De gezanten, naa t'zaamenfpraak in een ander kaamer, gaaven hierop tever- Amwoordt (taan, Dat men, oftfchoon't ontzetten van Bruffel, binnen den jiuften tydt der gi^m~ <van twee maanden, niet weldoenlykfcheen, nochtans, teeghens den aan/laan- 1en* denzoomer, diende hysvolk te hebben j inzonderheitmeer ontzaghr, beet er ordeenbeleidt, om de voorzeidefiadtte verloffen, oft yet anders aan teflaan.
T)ies baadenzy, dat doch, met den eerfte, een goedt aantalfoldaaten onder naamhaft ighen Ooverfte,vroome Kor nellen en Hop luiden, oovergefchikt wier- de. T) e Staaten zouden vierduizent knechten, twaalf'hondert ruiters, daarby mooghen voeghen, en een merkelyk deel der bezettingen; V welk men, begee- vende zich te velde, wel uit de v e fingen mijfen kon. Zoo waar e mengefchaa- pen, den vyandt tot deizen, en veel van 3t platte landt onder fchatt ing, te bren- gen . Want het was 'er zoo breed niet, als hy welfnorkte van zyn' maght>■ en men konde daarin haafl zyns gelyk oft meerder worden: zoo dat gedwongen zoude zyn, hy zich uit de bejlooteplaatfen te verweeren,en veelejleeden tot hun lichaam te keer en, door honger en kommer: inzonderheit zoo 't den Kooning geliefde den toevoer van eetwaar en, oover Kalis en Mafier es, fcherpelyk te be- letten. Belangende de penningen, toe te leggen tot onderhoudt der oorloghe -y uit de vertoonde maghtfchriften en aanbieding , bleek de geneeghenhtit der Staaten te zyner Majefleit klaar genoegh, om haar niet te laat en twyfelen aan de onderdaanigheit, by hen te bewyzen, zoo in andere dienften, als in 't inwilli- ghen vanfchattingen, wanneer zich 't Landt van haare befcherming verzee- Bunaan- kert zaaghe. Niettemin, zy zouden, van nu af, aanneemen, voor He er pit hodt van halve jaar der de halve ton gouds ter maant te v erfc haffen: mits dat daar uit, middelen ^^ eerflde bezettingen, voortsd'andre foldaaten%en allerley kryskoften, be- %y fn taalt wierden-, ofte dat zyn' Majefleit het geldt ont finge, om het naar haar ' goeddunken te beft ee den, onder lafl van de voorzeide betaaling te ver zorghen. Dit fcheen 's Kooninx luiden zeer wel te fmaaken •> zulx de gezanten uit hun gelaat, niet anders wiften te fcheppen, dan dat zyner Majefteit, en die De Fran* van haaren faade , de zaak ganfchelyk ernft was. Hierentuffen ontfing de fcbeKoo- Kooning, door Henrik Stanley, Graaf van Derby, afgefchikt van Koonin- tiing ont- gin Elizabeth, den Hoozbandt, teeken der aanzienlykfte Ridderorde van fangt de Engelandt. Dit gefchiedde met groote pracht en ftaatlykheit, ten bywee- , e*°r e zen zyner moeder en gemaalinne, der Kardinaalen van Bourbon, Vendos- bands. me' Guize, enjoyeitfe, der Ambaftadeuren van den Paus, Spanje, Schot- op die fee-' landt, Veneedje, Sav^e, Ferrare: ende werd, daar onder, den Needer- fie worden landichen meecle ter feefte genoodight, een' eerlyke zitplaats toegevoeght, de staau tot bittre nbyt des Spaanfchen. Stanley had ook onthiet van zyn Meeftreffè,. fchegez>an- den Kooning de Neederlandfche zaaken aan te beveelen: en Pruneaux den tenool^ge- gezanten te verftaan gegeeven, dat zyne Majefteit, als gevoelende wel yan two ign,en jiun ^ en yertrouwen5e zy zouden geenszins yets t'haaren naadeele in haa- Jm " renRyke willen handelen, niet waare om het quaalyk te neemen , zoo zy Gefvrek den Engelfchen gingen begroeten , Dies maakten zy eenighen hunner uit, der staat- die hem met den Heere Staffort, gewoonlyken Ambafladeur der Koonin- fcbegez,an- ginne, verzelichapt vonden. Daar vielen veele reedenen van erkentlykhe^ ten met de jeeghens deKooningin, tereene* van haare zucht tot de welvaart derNee- Engelfche herlanden, ter andere ■, van heusheitenhartlykheit, ter elke zyde: voeren- m Farys. d& staffort net woordc, mits Derby de taal niet wel kende. Op hun ver- zoek |
|||
DER NEEDERLANDSCHE HISTORIEN. §79
zoek om vporipreeken by den Kooning, zeid' hy dat de Graaf al van mee- 15-85-.
ninggeweeft was die maarte roeren by zyne Majefieit 3 maar hy hem geraa- den had , bequaamer geleeghenheit waar te neemen. Endtlyk liet hy zich Jiooren, dat het een wenichlyk werk wilde weezen, zooVrankryk, Enge- landc, en Neêrlandt, in forme van Triumviraat, ( Driemanichap} t'zaamen fpanden. Op den achttien van Lentemaant, verïcheenen zy weeder, geroe- pen , by 'sKooninx gemaghtighden , ten huize vanCheverny. Die zeide hun echter aan, 'Dat men geen genoeghzaam heir zoo tydtlyk zagh op de been Wederge« te brengen, als degeleegenheit vereifchte. Ook was Bruffel nu verhoren j en de handelt ten Koonmg verwittight van weldigh toerufien des vyandts: zoo dat men groot er ^u^e van |
|||||||||
tnaght)dantevoorei> behoefde. T>erhalvenftondhuntoe, kundigh te maaken, 7'B
|
Che-
|
||||||||
oft zy meerder middelen, en welke-, wijten te verfchajfen. Oft zoo zy waanden ,
eenigh voordeel j door maaken van verbintenis met naabuuren, te bekoomen > oft dat zyn' Majefieit, metgeryfiykheeden, oft tuffchenfpreeken, hun konde be- hulpelyk weezen -y zy moghten zich van bewys haarderganfchgunßighegenee- ghenheit verzeekert houden. Maar zicheenes wer'Xf'onderwinden, dat ge- fihaapen was tot afbrek haar es aanziens, zonder eenigh nut der Landen, tege- dyen-, zy zouden zelf het haar niet willen verghen. Hier op ftonden de Ge- zanten eens uit, om zich te beraaden , en antwoordde daarnaa Leoninus. cDatzy bekenden, het oprechten en oov er brengen eenes bequaamen heirs, in korten tydt, niet wel doenlykte weezen > T) an de Kooning kon, buitengevaar, een middelmaat ighgetal volx, te waater, waar toe de Staaten zoudenfcheepen ver zorghen, naa Vlaandre, Zeelandt en Brabant fchikken j niet om fiagh te waaghen, maar aUeenlyk om d'ooverfchietende plaatfente bewaar en, totdat het zyner Majefieit geleeghen viele kloeker kraften te laat en volghen. Zoo 't haar geliefde, daarentujfen, de weeghen van Kalis en Mafier es te'fluitenj dat waar de rechte wegh om den vyandt met honger teflaan, oft hem ten minfie het houden van een gr of heir te beletten. Bruffels, indien 't gevallen was,jammerd' hun zeeker, uit liefde ten goeden fteedelingen. T>och dat verlies zouw geen* merkelyke ontfteltenü in den Staat baar en; nocht Antwerpen, Mechele, Ber- uhen op Zoom, daaromßaauwen, zoo 0y maar eenighen onderftandt uit Vrank- ryk in 't oogh kreeghen. 'Dat de Spanj aardt groot volk worf, was niet nieuws. Zoo had hy, ge duur ende 't oorlogh, f eiken jaar e gedaan, en, voor 't omgaan van dim, denmeefien hoop zien f meiten. 'Daar toe konde't als noch welgebraght worden , by middel van goede achtbaar heit en beleidt, verwacht vanzyne Majefieit, zonder dat men gedacht had andre verbintenis, dan met haar, aan te gaan. Doch, wat vrundfc happen haar, naa't aanveirden der heer~ 'x fchappye , goedt dunken moghte , tot ver zeeker ing der landen, te maaken, men zouw ze voor lief neemen . Indien zyn' Majefieit ook eenighen aanfioot inde verzochte voorwaarden vond; zy waar en bereidt, haar op al/es goede reede en genoeghen te geeven. Van al dit, baaden zy den Kantfeler en d'an- dre gemaghtighden, leevendigh vertoogh te doen j en 't befte om onver- tooghen en wenfchlyk affcheidt te verwerven. Toen reezen de Gemagh- tighden* op , en traaden ter zyde, daar zy al een' wyl t'zaamen fpraaken. Thans nam Cheverny aan , der gezanten verzoek en nieuwe ontfour- Wjng den Kooning voor te draaghen: hoewel die , als niet gezint hen ver- geefs op te houden, bevoolen had, hun te kennen te geeven , dathy, aan- merkende den jeeghenwoordighen ftandt zyns Ryx, en hoe bezwaarlyk het vallen wilde hen te redden, ganfch ongeraaden vond, zich dieper , te deezer tydt, in hunne zaake te fteeken. Voorts beloofd' hy hen, noch te dien daaghe oft immers op 't fpoedighfte, aan antwoordt te helpen. Echter ^arde 't. Dies gingen de gezanten , op den tienden der gemelde maant, den
|
|||||||||
98S P. C. HOOFTS TWEEENTWINTIGHSTE BOEK
15-8f. den Kooning zelf, en deKooninginne Moeder aan, met de zelfde reede* De ge&an- nen, die zy laaft, jeeghens zyne luiden, gebruikt hadden. Waar op hy zeide ten, naa te zuilen letten, met die van zynen Raade. Maar, korts naa den micldagh Reenen ontbood henCheverny weeder t'zynent; en verklaarde hun rondelyk, dat TreegheT zYnt Majefteit voorshands geenen wegh wift om haare goede wil t'hunner vaneden befcherminge te volbrengen: doch niet te min de vereenighde -Neederlan- Kamfeler, den altyds in haar hart zoude draaghen , en pooghen te begunftighen •, in, gaan den zonderheit ten aanzien van de groote eerehaar betoont. tT zelve fvinden- KoQfünl^en de Villequier en Brulart zich ziekelyk , en derhalve'n aldaar niet, zoo de Jy* nm' Kantfeler aanwees ) beveftighde Bellievre -, vermaanende , heel weemoe- er aan, digh van verdriet, en met de traanen in de ooghen, tot hoopen op beeter nn met " geleeghenheit 3 verhaalende meermaals , dat alle zonnen noch niet onder Thans7eidt gegaan waaren: gelyk hy ook bad, dat de Heeren Ambaflädeurs getrouw ver- hen de Üagh van 'sKooninx goede gen eeghenheit wilden doen aan de Staaten. De Kantfeler gezanten, naa dankzegging en andre heusheeden, baaden om hunne pa- plataf,ten pieren weeder te hebben-, en middel van den Kooning, om, bydejeeghen- vpmerke woordighe gefteltenis des Ryx , veilighlyk naa huis te mooghen reizen: van een verzochten ook gehoor, voor hun vertrek , om eerlyk affcheidt van zyne (landt des Majefteit te neenien. 'S anderen daaghs gingen eenighen der gezanten by RyXt de Heeren vanClervant enChailicourt, bewindsmannen des Kooninx van Gefprek Navarre: andre by d'Ambaflädeurs van Engelandt^ om daar hun weeder- ger gez,an- vaaren te vertellen, ende raadt engunft te verzoeken. Navarres luiden be- ten met de kenden, hunne en der Staaten zaak dezelffte tezyn; kunnende nochtden lewïnds- eenerlj nocht de anderen, t'ondergaan, ofc behouden worden, dantezaa- M en es mefl , en toon(jen ^fo bereidt om hunnen meefter van alles te verftendi- vanNavar- gnen> neevens beede, dat hem geliefde, der Kooninginne van Engelandt, met re, en met vuurigh voorfchry ven, 't verdaadighen der Neederlanden aan te beveelen. tfAmbaßa- De Engelfche Ambaflädeurs zeiden, "Dat zy, zeer aanflendighlyk, totflrib- deurs van helens toe, getracht hadden, den Chriflelykflen Kooning-, tot het aanveirden der Bngelandt. Neederlandfcheheerfchappye, te verfpr e eken, Nußondenzy, om aan de Ma- jefleit hunner Meeflreffe tefihryven, föet vaß vertrouwen dat haare hulp niet f aaien zouw: doch rieden eevenwel3 dat meri den Kooning noch eens aangingh om te proeven, oft hy, ten minfle tot eenigh heimelyk handtr eiken, oft ander, dat, buit en gevaar van krygh op zich te laaden, doenlyk was, verfiaan konde. Vevuek: De gezanten , dien volghends, leeverden door Bellievre, een gefchriftoo- fchrift der ver, waarby zy den Kooning baaden om een' goede föm penningen, belet- staatfthë ting des voerens van eetwaaren naa den vyandt, oorlof tot handeling met genanten de Engelfche Kooningin, en tot lichting van eehighe Franfche Ooverften, aan den Hopluiden enfoldaaten, op haaren naam e, zoo zy der behoefde: ook om ve°l7ten°m ve»"klaaring, oft zyne Majefteit yets meer begeerde dan zy haar hadden aan- dre gun- gebooden 3 op dat men pooghen moghte haar ganlchlyk te vernoeghen : ßen. endtlyk om raadt, en aanwyzing van voet tot behoudenis der deerlyk ver- Schraal, en leeghe Landen. Ten naaften morghen vernaamen zy, uit Bellievre, 'Datop nochtans geldt, oft volk tot 's Kooninx kofie, geen' ree kening te maaken viel, ■ T^och zoo gunfiigb een deel Franfche Hopluiden enfoldaaten den Staaten ten dienfle tooghen, wen antipo ordt zouw z;cfo jes nlei *v e el aantrekken. Voorts verzeekerd' hy hun, dat de weighe- door Blï - r^nKn^et by koelte van y ver toequam-, danbyde jeeghenwoordighe gefieltenu vre t des Ryx. Maar, aller daaghen aavondt was noch niet gekoomen. * Tgeen zy althans moeflen ontbeer en, moghte hun, verflicht, in korten tydt welgebeuren. T)ies hadden zy niet te wanhoopen, maar fiandtvafligh te blyven. Immiddels zoude men al doen wat men konde j zoo in 't fluiten der weeghen, als anders. 'T weederleeveren hunner fchriften, en orde op de veiligheit hunner reize >
wild
|
|||
DER NEEDERLANDSCHE HISTORIEN. 981
wild' hy bevorderen. Voorts ried hy hun zich daarnaa aan te ftellen , dat ifSf.
hun vertrek een goedt oogh hadde; en oorlof te neemen van den Kooning en de Kooninginnen, met dankzegging, en bewys van vertrouwen datzy- neMajefteit, ter eerftegeleeghenheit, Neêrlandt verquikken zouw, en die poort haares Ryx niet laaten vallen in 't geweldt der Mooren en Barbaaren. peeze zelfde woorden gaf hy hun in den mondt. Dit quaamenzyneerfte- Zy kry* lyknaaj en kreeghen zeer minrielyk antwoordt, zoovanzyne Majefteit, als|^B0P van haare Gemaalin en Moeder: inzonderheit van deeze, die, toonende taffche^ groote droefenis oover hunnen misgang , hen vermaande te volharden in m) Yer moedt, gelyk zy wilde in arbeiden om 't werk ten gewenfchten einde te wmdvlön brengen , met geloof dat het eerlang gelukken zoude. Ten zei ven daaghe detiÊèamng veirdighden zy den Heer Kaluart af, met berichtfchrift en geloofnisbric- ehdeKoo- ven aan den Kooning van Navarre, den Prins van Condé , den Heer van 'niïigimen'9 Chaftilion, broeder der PrinfefTe van Oranje, en den Burghgraaf van Turen- zonderling ne, om t'onderftaan, oft zy de Staaten, met vier- oft vyfduizent knechten, Van ^ne betaalt voor eenighen tydt, konden gerieven. Maar deeze hoofden der On- l ,' roomsgezinden zaaghen zich zelf aan de laaghe wal, en zulk een' buy op- aan(ten fteeken , dat zy geichaapen fcheenen het quaadt genoegh te kryghen om Kooning hunne party voor ichipbreuk te hoeden. Dies moght 'er meer niet af, dan vanNavar- bewys van hartelyk meedelyden. De Gezanten, hebbende naader gcraad- re,en andre Haagt met den Engelfchen Ambafladeur , en Navarres bewindsluiden, en Hw*Mw ook oorlof genoomen van den Hartoghe van Monpenfier, famt andre hee- "*&** ren van den meeften * zwang te hoove, fcheidden, begiftight, elk met een' u? ''■ ketting van eenentwintigh onfèn gouds , op den zeeventienden van Lente- Yer„eefSt maant uit Parys: zynde hun eerft hunne papieren behandightj ook voor-*Vogue.' fchry ven aan alle Ooverften der plaatfèn die in hunnen wegh laaghen, en wel Zy ver- vründtlyke brieven vanden Kooning ende Kooninginne Moeder aan d'Al- trekken vm gemeine Staaten. Dus verviel 't werk met Vrankryk, door 'sKooninx be- Faüs• kommering oover de moeite hem gebrouwen van de Guizards en hunnen aanhang: die, nu t'zaam gerot, met zaayen van klaghten, fteurnifïèn, en drei- ghementen, 'tganfche Ryk in roere fielden, en op den kaften van Lente- oorlogb maant, een oopenbaar oorlogh verkundighden, uitgeevende, onder den naam verkim- des Kardinaals van Bourbon, een gefchrift, waar in zy 't voorneemelyk op dightdoor den Kooning van Navarre gelaaden hadden, en pooghden den Roomsgezin- deGui- denanxtaantejaaghen, dat de zelve, erkentby hunne weêrparty vooreer- *"**** m ften Vorft van den bloede, zoo hy eens tot de kroon quaame, alles 't onderfte mi^ * booven zouw keeren, om de kettery op te rechten, en den ouwden Gods- „ ^ AU n. • TN- • r j 1 DeGez,an~
aienlt uit te rooyen. Dit, aangezien toen voor eenrampipoedt, en teeken ten ymm
van's heemels verbolgenheit teeghens de Nëederlanden, wort (zoo fchee- weedey in merooght 'smenfchen vernuft, en mismikken zyne wenichen} althans be- den Haa~ vonden t'hunnen hooghften befte geftrekt te hebben: gemerkt hun, dien an- gbe: doen derseen'eeuwighedienftbaarheit befchooren ftond, gebeurt is zonder frnet kunvet- van flaaverny te blyven, en eindtlyk een' verzeekerde vryheit te bevechten -} enP$> zulx zy belyden moeten, dat God, uit zonderlinge genaade, hun gebedt, f? e? °P dat pas, on verhoort liet. Op den derden van Grasmaant quaamen de ge- j)e^Jfr kanten in den Haaghej deeden hunverflaghopdenneeghendenj endewer^ vm Gr.^ den, hoewel onverrichter boodfchap weedergekeert, hooghlyk bedankt, met brengbt ee- °eken dat het voltrekken der zaake, aan hunnen y ver, moeite, en arbeidt? niet w» brief ontbrooken had. Als dit's morghens gefchiedt was , vericheen 's naamid- van d'En~ daghs, in de vergaadring der Algemeine Staaten, de Heer van Gryze,brengen- iélf(he^O0m de, uit Engelandt, eenen brief, waar by de Kooningin getuighde, T>at hy, afge- Tjl" a*\ Wwdight aan haar van de Brabandfche Staaten, zich, in alles <wat zynen laß m sfaam. Rrrr raakte,
|
||||
981 P. C. HOOFTS TWEEENTWINTIGHSTë BOËK
1 f 8 f. raakte, weltrouwelykgequeeten had-, ende zy hem bevoolen , den Algemeinen
aan te melden , hoe zeer het haar mühaaghde j hen , van den toeverlaat op Vrankryk > verßeeken te zien -3 zelfs in eenen tydt van d'alderuiterße zwaarte« heit < Zy zouden uit hem naarder verneemen^ hoe haare zorgh, altydts ge- draaghen voor hunnen welflandt en verlichtenü, geenszins af-, maar veeleer tóegenoomen had, naar den eifch hunner noodt. Waar op d' Algemeine Staa- ten, ook bericht, door den AmbafTadeur Davidfön van de gunitzynerMee- ftrefïè , ende hoe zy t'hunner hulpe geneeghen fcheen , raadzaam vonden die geleeghenheitten oorberte brengen, en de bezondreStaaten, in eiken mraad'tng gewefle, te doen verzaamen, om te ooverleggen , oft men haarderMaie- efmenhaar fl-eu- ^ opperheerfchappy aanbieden , oft met haar op een eeuwighe be- de opper* fcherming der landen zouw handelen, Maar 'tgewight deezer beraadinge, heerfchappy^ en ^ verfcn^ <-[er zinnen van zoo veel' hoofden , die 'r in te zeggen had- denoftmet ^en * Dragnt echter zyn' traagheit mee. Wyders, terwyl de Staaten 'tge- haatyop een m^ buiten zochten , viel het hun binnen 's lands niet batfèh alleen , maar eeuwïgbe bitfch. Hopman Juliaan van Kleerhaaghe , een BrufTelaar , doch hebben- befcber* de een huisvrouwe uit den geflachte van Erp , van 's Hartoghenbos , en mïng der derhalven goede kennis van de geleeghenheit dier ftadt, ontworp daar op, landen, met cjen graave vanHoohenlo, eenen aanflagh, die dus beleidt werd. De handelen. graaf9 a}s toereedende om Antwerpen t'ontzetten, pafte, totBerghen op |
||||||||||
der Staat
fcben 9p 's Harto- ghenbeï* |
' Zoom , en andre plaatlèn van dien oordt, een' goede kryszeenuw by der
handt te hebben •, en, met vierduizent mann'te voet, famtetlyke paarden, 's nachts naa den neeghentienden in Louwmaant, by den Bos te weezen. Toen zeindt hy ontrent tfèftigh földaaten af, onder Kleerhaaghe 5 die, ftille- |
|||||||||
kensooverdehamay geklommen, intweeleedighedaghwachthuiskens, bui-
ten aandeVuchterpoort, gingen fchuilen. 'S morghens ten achten oopent men; doetdevalbrugdaalen; ende treedt ter hamay e uit, om'tveldt te ont- dekken j zonder omzien naa achterlaagh. De Staatfchen ftrax den vvaake- rentelyf, verflaan der een deel, bemaghtighen de poort, vlieghen naa boo- ven j om zich te verzeekeren teeghens 't neêrlaaten des heekels. De poor- tier, eenoudtman, reeds daar meêbeezigh, floop, eerft zwaarlyk gewonde, in een igh donker hol, daar men hem, voor doodt oft maghteloos, liet leg- gen . Nu quam't volk , dat zich by Hoohenlo gehouden had , vaft intrek- ken. Zyfpreiden, krytendezeeghe, zeeghe, zichterweederzydenlanxde veften, kryghen het grof gefchut en den buflekruidttoorn in hun gewelde. Andren rukken recht aan, door deKooninxftraat, totvoordePofïelftraat. Hier vernaamen zy een' troep Italiaanfche en Borgoenfche ruiteren , op- gezeeten by geval, om uit der ftadt te vertrekken, daar zy, geleidende ee- nighe koopmans goederen, 's daaghs te voore gekoomen waaren. Deeze, neevens eenighe burghers van de wacht, booden weer, en velden een der toezettende paarden. Mits welke onvermoede bejeeghening, den Staat- fchen inviel, dat de burgher, tydtlyk gewaarfchuwt van den toeleg, opium gekookt had. En , hoewel de manier van't inneemen der poorte, en de blyklyke onweetenheit van de waakers aldaar , de ydelheit deezer zorghe t'oover uitweezen j de vreez had gevat, eer zy tot die gedachten quaamen. Te gelyk fpatte de Heer van Haultepenne, hebbende alhier ziek geleeghen > ende noch zyn' volle gezondtheit niet, ter deur uit, met een rondas aan den arm, dagin devuift , om in derhaaftordetefchaffenj en den weêrftandren hart in te fpreeken. Voorts de burghery op de been j aan 't floppen der ftraaten, met allerley ftoffe, die reedft was: ende gaan zy daar achter, als wel geoeffent in de waapenen , leggen loeren , met roers. Immiddels raakt Haultepenne in 't harnas , en te paard. Verzelfchapt met den Heere van
Hel'
|
||||||||||
■•''
|
|||||
DER NEEDERLANDSCHE HISTORIEN. <>8>
fiel mont, den hooftfcheepen Henrik Franszoon, en anderen, deeldt hy de i ƒ 8 f;
ruiters en fteedelingen aan fchaarenj die den Staatichen, zoo op de wallen , als in de Kooninxftraat, flux te keer gingen . Enterwyl de angft onder de eerften wies j ontftond onder de kaften , zorgheloosheit, en alzoo dubblë verwarring. Want deeze die niet wiften hoe 't aan de ipitiè geftelt was j nochte yet anders hoorden , dan ooverhandt * ooverhandt , fchreeuwen j ende nü vyftienhondert der hunnen in ftadt zaaghen > duchtende te fpaa- de aan 't plondren te koomen , begoften 't in de naafte huizen. 'T welk niet alleen de knechten , dien de bewaaring der poorte bevoolen was j van boo- ven lokte, maar ook den aandrang deed flappen. Dies duurd* hét niet lang, Die mis- oft de Kooninglchen deên zich plaats maaken -, de verzaaghtheit floegh lukt. oover j en de voorften in 't. aantrekken werden de achterften 'm 't vlieden. Hoohenloj die buiten ftond, om't volk voorts te (louwen, ziende de zynen een' ftadt ruimen diehy voor ge wonnen hield, waande, vaiifpyt, zyn'zih^ nentemiflenj fchold, vloekte, dreighde , floegh , quetftederetlyken, om hen te fchutten en weeder aan te dryven. Maar hy verloor zynen arbeidt; en terftondt alle hoope. Want de halfdoode poortier , hoorende geen ge- wagh meer van waakers op de zolder, quam op knien en ellebooghen uit zyn logh kruipen $ en verpynde zich zoo verre , dat hy de valbalken los > en de poort genoeghzaam dicht kreegh: oft 'er fchoon een oft twee in 'tneêrfèhieten gefchort werden oft van ftrammigheit, oft van eenpaärdtdat VnéM 'er juift onder was. Zynde, aldus, beide, het in- en het uitkoomen belet; be- gequelt van gon men zich, met blinde verbaaftheit, oover de muuren te werpen. Kleer- verduga, haaghe, meinende dat Hoohenlo zelf de poort geflooten had, om'tvluch- neemen ten te ftaaken , en tenminfte den moedt der zynen door vertwyfeltheit te meer *#** fcherpen , deed noch al wat in hem was j en verzette zich teeghens de voor- vo*aan' loopers , met der handt, met den mondt, met het vlammen der ooghen. Min^ Eindtlyk, als'er niemandt naa luifterde, dacht hyookaaneenigh heenkoo- eenigbe mm-, fprong van den kruistooren af, in de graft, en berghde zichbyhulp kraften Vaneenen Schotfchen ibldaat. Die van den Bos j naar dat zy , byfchrift, derwaarts* uitgegeeven in druk , getuighden , miften booven veertigh burghers niet: m naa de de aanflaaghers bet dan vierhundert mann', zoo afgemaakt in ftadt, als ver- Veeluw* fmoort oft gefchooten in 't waater. Onder andren bleef'er Ferdinandt raarJer" Truxes doodt, broeder van den verftooten Keurvorft. De gevangenen Staaten waaren weinigh: doch een der zelve de Steehouder oover 's Graaven vaan verfibeidè paarden. Opdeezentydt plaaghde Verdugo de Vriezen zulx, dat zy hun- fchanfen. ne foldaaty vermeederen moeften: ende zond Parma , om de Staaten tot Amßer- fpHtzing hunner maght te praamen , eenen merklyken hoop volx, zoo te dammen ros als te voet, derwaarts: desgelyx naa de Veeluw, daar zy eenighe ichanfèn Y°WfW beleegerden en inkreeghen. Eene, bezet met hondert Amfterdamfche ZmeVte knechten van Hopman Harman Roodenburgh * werd oovergegeeven uit y t hongersnoodt , onder befprek van uittoght zonder halsgeweer. En men Zy'trach* weefde nu voor Harder Wyk en Elburgh, die noch niet gefterkt waaren , en ten naader Van geen klein belang, om hunne geleeghenheit aan de Zuiderzee. Doch verbondt té teeghens den voortgang van dit quaadt werd voorzien ; zonderling door maak£n> de Zorghvuldigheit der ftadt Amfterdam, die, gebeeden van de Harderwy- met de kers om onderftandt, volmaght daar toe, en belofte van vergoedinghaars , °°jrL verfchots , van de Hollandfche Staaten bequam \ ook d'eene helft van drie Leden tat ^ondertibldaaten naa Uitrecht * d'andre naa Naarde, fchikte. En, dewyl veiligbilg "e Noorthollandfche fteeden 't zelffte gevaar van onvrye fchip vaart lie- der gemeine P^n j zoo pooghden die van Amfterdam zich naarder met haar , tot veili- ßroomen: ghingh der gemeine ftroomen te verbinden: 'twjelkeevenwelopdatpasniet mMr dat Rrrr 2 vallen b(taPerti
|
|||||
5>S4 P. C HOOFTS TWEEENTWINTIGHSTE BOEK
1^8 ?. vallen wilde. Maar de noodt op de Veeluw, werwaarts Graaf Willem van
Nafläu gelaft werd eenigh volk te fpoeyen , belette hem , t'zynen bittren verdriete., eenen aanflagh op het doorfteeken van zeekren dyk in 't werk Scbaadettc ftellen. Otterdum bleef noch beneepen: oft het fchoon wat meer geleeden by aamtoghts kreegh , mits een geweldigh waater, aangevoert van zwaar on- VcrdügO) weer, eene van Verdugos fchanferi } aan de Reidfche zyde , ganfch wegh |
||||||||||||||||||||
zyn
fchanfen om Otter- dum. |
||||||||||||||||||||
ßorpte . en een> ancjre 5 aan de Zyde naa Fermfem zulx afipoelde, dat
men ze verlaaten moeft. In de eerfte verdronk 't meefte deel der bezege- lingen : zommighe raakten 'er af; geholpen uit menfchelyk meededoo, |
||||||||||||||||||||
ghen, oft om genot van ranföen , door hunne vyanden de Otterdummers;
die ook een ftuk geichuts , dat acht pond' yzers worp , van daar haalden. zmven , De arme burghers van Zutven, ooverrompelt door Taxis in den jaarevyf- deerlyk. tienhondert drieëntachtigh , werden vaft onlydelyk gequelt van d'inleggen- misbandelt defbldaaten , 'die zich voorftaan lieten , dat geen' mishandeling , teeghens van de be- een voHj. t'ondergebraght zonder daadingen , te hoogh kon loopen j toe nettem- ^ parma } ujc zorg[le van de ftadt tot een' woeftyntemaaken , hun , in eenen Sprokkelmaant deezes jaars vyfentachtigh , eenen vergifnisbrief toezond , |
||||||||||||||||||||
fcbraalen
vergifnh- brief. |
die , roemende van wondere genaade , hen echter aan d'ongenaa vertuyt
hield. Want de Kooning, hoewel hy hen in hunne onroerende goederen ftel- de, en in de roerende die noch nietaangeflaaglien waaren, verftak eengroot |
|||||||||||||||||||
getal perföonen van deeze weldaadt: en gunde der fteede haare voorrech-
ten Hechts tot weederzeggens toe , naa dat men ze zoude doorzien hebben. Daar'erdeVroedfchap , onveranderlyk te voore , plagh zelf Burghermee- flers en Rechters te kiezen j wild' hynu , dat op zynenoftzynernaazaaien naame , deganfcheMajeftraat, t'allentyde, door den Stadthouderenden Kantfèleroover Gelderlandt, moghte vernieuwt worden. Doch, d'uitgewee- ke Roomsgezinde regeerders hadde men weeder in hunne waardigheit te zetten , en aan te houden tot het eindt hunnes leevens toe. De gemeente, te fchatten van hooft tot hooft ( uitgezeidt de geenen , die zich geftaadelyk aan'touwde geloof en de zyde zyner Majefteit gehouden hadden) moeft de Kerken, Kloofters, Godshuizen, herbouwen, en opfehikken met betaamlyk fieraadt; ook de koften , gedaan en vorder te doen om de ftadt weeder be- hoorlyk te voorzien , veirdighlyk opbrengen , en betaalen. Jaa eindtlyk ('twelk 'theele werk op fchroeven ftelde) behield hy , aan zich en zyne naakoomelingen , het uitleggen , verandren, vermindren, vermeerdren, en maatighen van al de punten. Op den laaften van Sprokkelmaant quam Verdago Verdugo , met zeevenhondert mann' te voet, tweehondert te paarde in valt m Vrieslandt, enbeftormde totSchooterburumdekerkj daareenigheknech- ^^«^•f ten inlaaghen , die hem zulk antwoordt gaa ven , dathy , achterlaatendeet- i d^M™ ^^e Gooden., te rug keerde. Daarenteeghen viel 't Vriefche volk in de m ^ Marne , en leidd' 'er eenen hoop huizen aan kooien , om dat de Landtlui- den onwilligh tot het betaalen der ichattingen waaren. Het ongeluk des
Abts van Rottum , wien, gevaaren met geleide tot aan de fchans Otterdum > zyn been , terwyl de oorloghfcheepen aldaar zich onderling met eerfcheu- ten begroetten ; door eenen koeghel werd afgeïhieeten, zoud' ik onvermeld Tartyëg' laaten j >waar hy daar aan nietgeftorven by gebrek van wondgeneezers ? en heit van om dat het inlaaten der Staatfchen tot Embde verbooden was door Graat |
||||||||||||||||||||
Graave
Edzart van
Ooflvries- landt tee- gbens de |
||||||||||||||||||||
Edzart, die hier in zyn' partydigheit toonde. De zelve, krakkeelende om
zeekererfgoedtmetzynen broederJohan, klaaghde daaroover, door eenen gezant, aan verfcheide Ryxvorften, en teffens dat de Hollanders en Zeeu- wen zyn' ftroomen met hunfle uitlegghe/s bezetten. Kryghende kleenen |
||||||||||||||||||||
staat[eben, trooft, keerd'hy zich tot den Kaizar, en ver worf daar een gebodt, dat, hoe-
• wel
|
||||||||||||||||||||
DER NEEDERLANDCHE HISTORIËN. ßf
tyé'tmeeft op die van Hollandt en Äeelandt fmaalde , nochtans beide de 1ßfi
kryspartyen ftraffelyk dreighde , 'ten waare zy , niet alleenlyk het Graaf- H}'m* fchapvanOoftvrieslandt, en den ganfchen Ryxgrondt verlieten, maar, daar- J^k^ enbooven, alles > wat zy den ingezeeterten afgedrongen oft ontwendt had- eengebodt* den, weedergaaven , en de gevangenen zonder ranfben ontfloeghen. Ook waarby de ruftte de zelve Graaf eenighe fcheepen vanoorlogh toe, om (zoo hy voor- Rjxboodem gaf) de ftroom en boodem des Ryx te vryen, en den koophandel op Embde aan beide t'ontkommeren. Doch andren meenden , 't was hem te doen om de Koo- Aekp$M- ningfche en misnoeghde fteeden te fpyzen , en zyn'haavenen voor haar oo- tJ'mim~ pen te houden. Al 't welk ik te meer heb aangeroert j om dat dit en diesge- ^ mnS lyk bedryf naamaals den zynen fchendigh voor de fcheenen gefprongen is. ror/Lfc- Bruflel, in lang naulyx met yet, dan hoope op Vrankryk, gevoedt, begon, nu fdreepentm hem die ook ontviel door haapren. des handels aldaar , met Farneeze te Brujfel daadingen> ende ging, op den tienden van Lentemaant, dit verdragh in. g**ttover Jllgemeine vergiffenis van mis daadenbedreeven in dentydt der beroerte. Her- aan ^m |
|||||||||||||||||||
I.
3-
Pr'mfe van Parma.
De voor-
|
|||||||||||||||||||
fleUing der burgheren daar woonende, en der ingezeetenen&ich daar onthou-
den hebbende voor het eeuwighgebodt, in 't genot hunner middelen. Aüe ont- ervingen, giften, maakingen tuffen de leevenden oft ter zaake van de doodt * die ter w e ederzy den gedaan zyn uit haat, ten opmerke van de beroerten, en ge- duur ende de zelve, heeft men te houden voor krafteloos j en alle erfeniffen, mid- |
|||||||||||||||||||
lerwyle vervallen inrechte lyn-i de naafte erfgenaamen te laaten volghen. Alle wa^den
aangeheevepleitingen, vonniffen gegeeven by de bekleeders derplaatfevan den . 4- Brabantfchen Raadt,oftby andrea Ondergerechten, tuffen luiden daarjeeghen- w&ew*llW woordighgeweeß, en hunne rechtjpraakgoedtgekent hebbende, zullen in waar- aa^t yÜTm deblyven-y ook de b uitvoeringen daar op gevolght, famt alle andre c raamin- gbenen'm* gen y vfir'leeningen, voorzieningen, engefcheften, hangende aan hungewoonlyk wooners. gezagh en rechtfpraak: weiverfiaan dat de gedoemden zich zullen mooghên a Subal- voorzien, zoo 't hun goedt dunkt, by weeghe vand herziening, beroeping, tefnege- hervorming,oft andregewoonlyke behulpfels van rechte; die hun, zonder zwaa- rebcfj;ten * righeit, zullen verleent worden, met het ezinßot van fherheffing ige lyk ook ■ xecu" dien van der ßadt, teeghens de vonniffen uitgefprooken aan d'andre zyde: en c x)ecreÄ aangaande de vonniffen gegeeven by ifaaling oft rechtfmaading, aan d'een' ten,octro- oft d'andre zyde, teeghens onjeeghenwoordighen j de gedoemden zullengehoort, yen, pro* en weeder inhungeheelgeflelt worden, tenminfienonder weldaadt van hher- vifien, heffinge, noopende hunne 'leifchenen H antwoorden, 1)ie eenigh bewindtoft a&en« handeling gehadt hebben vanpenningen, 't zy van beeden ,fc hat tingen, lands- d * v heerlyke inkoomflen, oft andre, zullen nietgemoeit wordenooverfommen, die jj * zybewyzen können, by orde der Staaten oft Maj eflraat en by hen uitgereikt te t-lCi re_ weezen. Hoewel mengeirne de arme gemeinte van alle toüen verlight zaaghe-, formatie * zoo ver oorloft men nochtans dien van der ßadt, tot betaaling van de renten 6. famt hunne andre laßen enfchulden , voort te gaan in 't heffen der gemeine en e Claufu- bezondre middelen althans loop hebbende s zonder dat zy behoeven daar toe^- nieuwe l verleening te licpten-, behoudens nochtans,dat menge ene betaaling doe g -iVy * |
|||||||||||||||||||
aan de ge enen die vyanden zyn, oft het oorlogh achtervolghen teeghens denKooning en landen oftfieeden zyner onderdaanigheit: alles buiten naadeel der c* voorgerecht ighden, ter tydt toe dat anders verordent zy byzyne Majeßeit.Aangezien de groot e fchaade, te ly den by de burghers indien die vanAntwer-
|
contuma-
s. Relief. A dien 4
7- |
||||||||||||||||||
fen de acht erß allen en hooftfommen, die zoo wel'tlichaam der zelveßadt als
wzondre perfoonen hun fchuldigh zyn, verbeurt maakten-, zoo belooft zyn' Hoogheit, dat, indien zy raakt met die van Antwerpen fooverkoomen, 't zelve |
|||||||||||||||||||
Excep.
|
|||||||||||||||||||
tien
|
|||||||||||||||||||
"eefi te zyn op voorwaarde, dat die van Bruffelzullen worden betaalt en vol- * QcwC
■««*» van 'tgeen hun wettelyk toekomt; en dat het zelffie zalbezorghtwor- vilegieef* Rrrr z den, dm.
|
|||||||||||||||||||
p8ó P. C. HOOFTS TWEEENTWINTIGHSTE BOEK
1*8 f. den , zoo weiten opmerke van andre Êyvende vyanden als van andre goederen
8 engerechttgheeden, toebehoorende dien van Brujfel. Belangende de voorrech- ten en gewoonten -y zyn* Hoogheit is altyds van zin geweeß de loflyke niette breeken, omme te keer en > oft vernietigden , dan veeleer tevermeiren > totaan- queekingvan de voorfpoedt des lands: maar, dewyldereenighe, zoo wel hier als in andere plaatfen, moght en gevonden worden, meer hinder lyk dan vorder- lyk aan degemeene welvaart j zoo verflaat zy, wanneer men zich tot zulke zaa- ken zal kunnen beleedighen, de gemelde voorrechten en gewoonten (gelyk, naar menzeidt >> in't jaar vyftienhondert en tzeeventigh al'begonnenu ) te doen doorzien en onderzoeken by die van den Brabant je hen Raadt, en andren daar toe van haar te laßen, om, op hun goeddunken, te beet eren, befnyden, en her- * Cor- fleUen degeene, die blyklyk * verderf oft mübruik behelzen ,en,by zyne Maje-
mptele, ßeit, vermeerdering te bevorderen van zoodaanighe nieuwe handtveßen, als abuis. rnen tot ruße fa? ßa4t Bruffel komt dienfligh te oordeelen. Zyn' Hoogheit be- 9' willight uitnaame zyner Majefieit, in 't onderhouden der ver bint eniffen en
verdingen, gemaakt met den Heilighen Ryke, en andre Vorßen, Mooghent- * Repu- heeden oft * Staatfche regeeringen, om den koophandel weeder op te rechten.
blyken. Ende om te betoonen dat de Kooning niet begeert zynefleeden f ontvolken, en 10- onderzaaten (traffelykte verjaaghen, zyn Hoogheit is te vreeden dat debur«
ghers en ingezeetenen, twee ronde jaar en, binnen derßadt met der woone bly- *uen 5 zonder onderzocht te worden , mits houdende hunne ruß, enge en' argher- nisgeevende j om immiddels te ooverweeghen, oft zy zich tot de oeffening van den ouwden heilighen Godsdienfi begeeven willen, ende, zoo neen, vryeljk uit den Lande te mooghen vertrekken : in welken gevalle hun het volle genot hunner goedren zal toegelaat en worden, om daar meedetedoen, dezelve'tt vervoeren, ver koopen, en vervreemden* naar hun welbehaaghen, oft dezel- ve te laat en regeer en, waarneemen en ontfangen, by zulke perfoonen als zy daar ii, toe willen maghtighen. T)£ voornoemde jladt, poorters, en inwoonders, heb-
ben , uit kraft van deezen, zich weeder om te jl ellen onder 'tgezagh en de ge- hoorzaamheit des Kooninx, dewelke, en zyn Hoogheit in diens naam, de zelve zal regeer en, als goede en getrouw e onder zaat en en vajfaaien, zonder hen meer te belaßen met volk van oorlogh,dan de noodt komt te vereifchentende zullen die van Brujfel in 't bezonder verneemen, zoo haafi als God beet er verzeekerïng der grenzen toe laat, dat zyn* Hoogheit geenbe haaghen heeft, in 't bezwa- ren der fleeden met bezetting, buiten nooddwang: ondertujjen zal den burghe- ren , mits de goede krystucht aldaar te doen houden door zyn' Hoogheit, geen' floftot klaghte gegeeven worden: zynde haare meening, dat de bezettelingen * Trade- &*ch met hunne foldy , en gewoonlyk * onthaal-, zullen moeten genoegheri. ment. Naardien het meer danreede is, dat de vervallen' en afgebroohe kerken, om 12. zoo een fchandtvlek niet voor aide werelt te n toon te laat en ßaan > hermaakt
worden, ende dat men nochtans de middeleti daar toe niet voor de handt heejt-, zoo zal zyn' Hoogheit daar af doen handelen met de Lee den der fladt, om ee- nen voeghlyken voet te vmden f haar der minfle quetßng en bezwaar nis. Z'ß j, Majejhit zal weeder om koomen tot haare Lands heer lyke goederen : desge*
*Colle- tyx a^e <?}relaaten, * Genootfchappen, Kapittelen, Klooflers, Gods-ende
gien. Gaß huizen, en andre per foonenhebbende dezyde zyner Majefieit gevolght',
oft zich vertrokken in onpartydighe Landen, tot hunne goederen -3 ende zei-
*Vindi- veooveral mooghen* aantajl en volkoomelyk en vryelykgenieten als te voore,
ceren. alwaar en ze ook verßoft oft vervreemt: behoudends dat de * bezondre perfoo-
Parti- mn fom veri<jaaiztliien mooghen zoeken, teeghens degeenen, waar op, alwaar t
enalzoozy 'tverflaante behoor en: masr, vandevruchteneninkoomflender onroerende goederen, en v art huishuur en ont fangen, verfirekt, enbejleedty
door
|
||||
DER NEEDERLANDSCHE fïISTÖRIER t$?
èoor laß en maghtighing der Staaten oft Majeßraaten,zalmen geen' uitkeering i f8 f.
wooghen eifchen -3 'tenw aar e van * bezondre perfoonen, die daar aan of daar * Parti - rneede hun voordeelmoghten gedaan hebben. 'S Kooninx koßelyk huisraadten ^lierës kleinoodjen, aanget aß binnen der fladt, en insonderheit de'fieraaden der Ka- I4- pel/e van den Hoove , heeft men weeder te keveren, oft de waarde daar voor < in 't bevorderen van 't welke zyn' Hoogheit nochtans alk reedelyke zoetigheit > befcheidenheit, en maatighing zal gebruiken, ende voor al raadspkeghen met de gemelde Lee den. 'T waar ook welbiUyk, dat die van Bruffel dt fchaaden, i f. geleeden by den Kardinaalvan Granveüe^denGraafvan Mansveldt,en andrem aan hunne huizen en inboedel, beet er den: eevenwel, mits de zaak niet klaar leidt 3 nochte 't verlies voorshands vanßuk totßuk kan aangeweezen worden -, zoo zullen de befchaadighden, indien men dien aangaande niet in der minne ziet te daadingen, in hun geheel blyven, om hunne eifchen in rechte te doen , * Parti- 'tzy teeghens de fladt, oftteeghens*bezondrepe?"foonen, behoudens den zei- culiere. ven hunne verweeringen en teeghenreedenen. Ende hoewel by zyn' Hoogheit 16. behoorlykgevonden was, dat die van Bruffel, in erkentenis dergenaade hun by deezengedaan,zouden bet aaien een' merkelykefompenningen , te heffen bymaa- tighen en reedelyken omüagh oover de hoofden der burgheren en tngezeetenen § zy heeft nochtans, als bericht van hunne armoede, en begeer ende noch meerder zoetigheit en goedertierenheit tebewyzen, dien eifch, op het verzoek en bid- den hunner gemaghtighden, ganfchelyk laat en vallen, en hen dies quytgefchol- den. T>aarenbooven zullen aÜeBruffelfe burghei's, gevangen uitzaakevan if>. 't oorlogh, ontflaakt worden, mits bet aaiende enkelyk hunne koflen j 't en zy dat zyn' Hoogheit reeds orde daar opgegeeven, oft zy hunranfoen gemaakt hebben-, in welken gevalle zy , mits voldoende de koflen en hun ranfoen , zullen uitgaan mooghen: wel verflaan, dat men den EngeIfchen Hopman Tork, gêbraght van Gent totBruffel,terflondt heeft in vryheit tefieïïen.Ende belooft zynHoogheit, J 8. 't geen zy dien van Bruffel inwillight,flips te volbrengen j en te bevorderen, dat zyne Majeßeit het zelve beaangenaame en beveflighe binnen drie oft vier maanden naa de verkunding van dit verdragh: waar in zygeirne die van Ant- werpen , Berghen op Zoom, Mechele, en andre fieeden, willende't zelve aan- veirden, ontfangen zal. Dit verding, geflooren tot Beevere, las men tot Bruflèl j den dertienden der gemelde maant, met groote ftaatlykheit van den ftadthuize af* 'T geen de krysluiden, waarmee in't bezonder gehandelt werd, verworven, was ditte. Zyn'Hoogheit, gezien het fchrift, haar voor* geftelt door de Hopluiden, Eetvelde, Le Gros ,Dagh, en dé Gruiter, uit naa- me van den Ooverfte , de Kornellen, Hopmannen, Bevelsluiden, en foldaa- .....
ten, der bezettinge van Bruflèl, verleent hun, om haare geneeghenheit, tot £eaMn J n
de geenen die de waapenen draaghen , te betoonen , niet teeghenftaande ^ belette* de groote oorzaak die zy heeft tot verbolghenheitophen, devolghendepun- Ungern ten. Zyzullen vry en vrank mooghenuitgaan, met hunne wy ven, kindren s i. fakkaadje, paarden, en geweer j maar gevouwevaanen, zwyghende trom- petten, fiille trommels, doove lonten:engebraghtworden, onderveilighgelei- de , naa de plaat f en thans te verklaar en. Niemant zal onderzocht oftgemoeit % * worden, om dat hy aan d'een oft d'andre zy de gedient heeft, nocht om andrezaa*- ken, hieruit gevolght, oftbedreevenin't flukderoorlooghe. Belangende de $- » betaaling', men wil niet beletten, dat de Majeßraat van Bruffel hunreedelyk genoeghengeeve, indien ze hunyetwesfchuldigh is: welverßaan daarefituffen^ dat zy hierom geen' onordentlyke weeghen zullen ingaan , maar zich tevreéde houden met het geen men bevinde hun deughdelyk te koomen. Allefoldaaten i 4* zoo te voet als te paarde, die, door ziekte, quetfuuren, oft andre wettelyke oor- zaken, benoodight zyn noch een'wylin fiadt te vertoeven, zullen dit ver- dragh |
||||
*
|
||||
988 P. C HOOFTS TWEEENTWINTIGHSTE BOEK
ï f 8 f. dragh mee de genieten, en te dien einde met vrye reizbrieven voorzien worden
f, omveilighlyk te mooghen vertrekken, Aü.egevangens van oorloghzullen ter
weederzydenontßaaghenworden> voldoendealleenlyk hunne kofleny zo-o zy
niet alreeds, noopende hunranfoengedaadingt hebben: anders, zullen 'tmoe-
ten bet aaien , 't en zy flechts dat het met de foldaaten meer bedraaght dan een'
maant weddes h gelyk men verneemt gehandelt te weezeyimet___Bets, hoe-
wel hyfildaat is, gelyk de heer Grufon , &yn Hopman, welgetuighen zal: wil-
lende zyn' Hoogheit dat hy uitgaa voor de gezeide maant weddes: ook zullen hier in begreepen zyn Gillebart en de Steehouder Antonio d'Agajo, die men te verwijjelen heeft aanFaulusStaffemaake^vendrigh van den voorzeide Oover- 6. fle, en Mich iel Waffenhoove, Wachtmeefler der burgherye. Ende hoewel Hop- man Tork Engelsman ,geen gevangen van oorlogh is, ende die van de bezetting geen recht op hem kunnen voorwenden j echter, om twyfelen haapering tefchu- wen, verklaart men, dat hy op vrye voetengefielt zal iv orden, om te gaan wer- y. waart s het hem gelieve. Alle Hoofden, Hop luiden, Bevelhebbers, en foldaaten > van watfoort oft landt aardt zy zyn, vertrekkende naa een onpartydighgewefi, zonder te houden, oft de w aap en en te draaghen, teeghens zyn' Majejleit, zul- len hunne goedren vryelyk mooghen genieten, en daar mee doen naar hun wel- 8. behaaghen, zonder eenigh onder zoek oft hinder. In dit ver ding zullen alleen-
lyk begreepenzyn defoldaaten vanbuit en gekoomen, ende niet de poorters oft inWooners,aangenoomen zeedert eenjaar: welke niet met de troepen zullen moo- ghen vertrekken in geflalte van foldaaten, maar wel als burghers, genietende 9. hetver dragh gemaakt met de'fladt. T)es verflaat zyn' Hoogheit, om zeekrek'
zondre inzichten haar daar toe beweeghende, dat de Heer van Tempel, O over - fles Jan TirofygrootSerjant, de KornelSouhait, enHopmanEtvelde, zullen be-
looven en zweeren,de waapenen herwaarts oover niet te draaghen teeghens im Kooning, nochte de Staaten, vyanden zyner Majefleit, by te ftaan met raadt oft * Advis. * zinuiting, in wat wyze het zy: te weet en, de voornoemdeTempelin den tjit van zes maanden,en de drie andren in vier maanden: ende al d'andre HopluUen enfoldaaten-, niet te dienen,geduirende dezelve tydt, in Brabant oft tot Mede- Ie: allesopdepeenen, doorgaandsgebruikelyk onder foldaaten die zich'uitgee- ven voor betracht er s der eer e: ende zullen de voornoemde drie ook tot den ka- 10. fleneedt, voor de twee ooverfchiet ende maanden , gehouden zyn. Endebe*
looft zyn' Hoogheit daarenteeghens wee der, op haare trouwen e er e, aide voor- fchreevepunten te handthaaven, t'onderhouden, en te voldoen, zonder ee- nighe oovertreeding. Dit hebben vvy te liever dus in 't breede (behalven dat de achtbaarheit deezer Vorftelyke ftadt, enhaarder verdienden op de gemeene zaak, zulxeenighzinsvereifclite) willen ftellen, om aan te wyzen, met hoe zoet een'lyn de Prins van Parma zichpynde burghers enkrysluiden t'zyner gunde te trekken. De bezettelingen, mits men verleeghen was om geldt? toefden noch met verhuizen tot op den zeeventienden. Toen , hebbende wat gereeds ontfangen , en zich voorts met borghtoght laaten paayen? maakten zy plaats voor twintigh vendelen knechten onder den Heere van Hoohenlo Goignyes nieugekooren Steêvooghdt. 'S daaghs naa 't raamen van 't ver-
tracht draghj reed Hoohenlo uit Berghen op Zoom , met neeghen oft tien kor- fiaade en netten, en voegd' een deel van 't Antwerpfche volk daar by, om BrufTel, ge- vergeefs weldigher handt, te gaan ipyzen. Maar hoorende onder weegh, hoe de ftadt Brujfel te ^ 0ftgenoeghzaam, met den vyandt ooverkoomen was, braghthy deeet- ■"/;' * waaren, haartoegeleidt, binnen Mechele, dat daar op noch eenighe maan- den teerde. Deezen ilagh hadden de Staaten naulyxwegh, oftzy kreeghen terftondt inde verfche wonde, eenen andren, waarroede handt den Prinze van Parma buiten zyne koften en moeite geleent werd. De Nieumeeghers
J &" van
|
||||
DER NEEÜERLANDSCHE HISTORIEN. 5)89
van 'tRoomfche gevoelen hadden onlanx wat fïerlyk een' kerk verzocht if$*
tot oeffening van hunnen Godsdienft, volghends de keur der geloofsvree» de. Dit zagh ^e Graaf van Nieuwenaar en Meurs , Stadthouder van der Staaten weeghe oover Gelderlandt, voor een* (loutheit aan , daar wel ar- gher rnoght' achter weezen: ende vond derhalven raadzaam, de ftadt, daar tweehondert ruiters en driehondert knechten inlaaghen , met meer ma°4its te verzeekeren. 'T welk gerooken by de Roomsgezinden 5 be- °Ä£fW*fc, goften zyzich daar teeghens te ftellen , met houden van icherpe waght; mNt^ thans elkandren op te ruyen tot uitdrift der bezettelingen , onder voor- mt&m-* wenden van op zich zelf te willen zitten, gely k die van Shartoghenbos, zon- der met krysvolk gequelt te zyn: fmaaldyke praat voor de gemeen te. Nieu- wenaar , ziende zyn eerfie voorneemen niet uit te werken , dacht aan een ander middel j de boutfte belhamels ter poort' uit te zetten , om hipinen aanhang te verbluffen : ende quam te dien einde, doch, dm te minfchee- merings te geeven, met zyn enkel hofgezin , in de ftadt. Maar de muiters, Jcryghende fterker toeloop dan hy ge waant had, en blyvende, eenighc : daaghen , in 't geweer , verbooden't hem , met meer dan dreighementen.
Want twee moolenaars miften hem te doorfchieten : en twee brouwers pooghden, hem, d'een een hellebaart in 'tlyf te jaaghen, d'ander met een' byl 'thooftteklooven; en hy lagh 'er, hadde zyn harnas de fteek niet ge- keert , en een Roomsgezint burgher den flagh afgewendt. Zoo moeit hy de zaak haaren gang laaten gaan : die hier op uit quam , dat de weeder- willighen , waarneemende de vyftiende morghenftond van Lentemaant, als een burghervendel van hunne party de wacht had, de meêwaakende foldaaten 00 vervielen, vingen, in de toorens oft wachthuizen flooten, en zich meeflers van 't bushuis maakten. Het inneemen der markt was wei- nighen bevoolen : en de gemeene burghery, verneemende 't gerucht, fdiooyde nu derwaarts aan. Maar men quam haar onderfcheppen , met roepen,©^debezettelingmeervolxontboodenhad, en oppionder ing vlam- Dafv*?~ de. *Daar, zeeker, moefl men een fchot voor fehlet"en, en zich zelf, wyf, (*Wmm kindt, alzoo niet om goedt, lyf, eer e-, laat en brengen: maar den balddaadi- r, , '. ihenhoopby den halsgrypen, enter ft adt uit flommelen: waarop reeds* tmee- iW£. fie deel der poorteren gefpitft was. Veele volghers maakte dit: en de verdech- tighden werden ter kerke ingejaaght , die zy tot hunnen kerker hadden, zoo lang als 't werk in de weeghfchaal hing. Voorts ranft men de knechten aan« dwingt hun 't geweer af > dryft ze naa buiten. 'T zelffte leeden de rui- ters, die afgefneeden van 't voetvolk , en belemmert door 't fpannen der ftraatkeetenen , zich niet redden konden. Al ditte zonder bloedtftorting. Ook zond men hun thans hunne paarden en waapenen toe. Maar eenighe huizen der, weederpartye werden berooft $ den eighenaaren de ftadt verboo- den j de Predikanten in hechtenis geftelt; doch kortelings ontflaakt. 'Snaa- raiddaghs te tween had men uitgeholt; en zette d'oude regeerders af} Roomsgezinde in plaats. 'T fchoone zeggen van zich tullen beide te hou- den, en geen' foldaaten van d'een oft d'andere zyde.in te neemen, werd, . uitgedient hebbende , wel haaft in den windt geflaaghen : zeindende de nieuwe Wethouders gemaghtighden neevens den Heer van Haultepenne, Stadthouder van 's Kooninx weeghe oover Gelderlandt ,* aan Parrna , om en oover* verzoening, die hy hun op den vyftienden van Grasmaant, ten danke toe- kmtmet ftond. Zy bedongen eeven wel (onder andre voorwaarden, zeer vorderlyk, ?arm' 2oo aan eenighe bezondre ingezeetenen, als in't gemein) hunne ftadt, voor dientydt, temooghen bewaaren, door foldaaten, reeds by hen gelicht} en met geen' andre bezwaart te worden , dan ter noodt, en op hunn'eighe Ssss bewil-
|
||||
95>o P. C. HOOFTS TWEEENTWINTIGHSTE BOEK
bewilghing. Farneeze was van zelfs ooverboodigh de Onroomsgezinden
een reedelyke wyle van beraadt op verandering van Godsdienflte gunnen Maar, als de gemaghtighden zich ongelaft verklaarden om, dienaangaan- de, eenighen bepaalden tydt aan te neemen , field' hy dit punt uit, tot dat zy daar op zouden gehandelt hebben met hunne zeinders. Des wer- den deeze gehouden, binnen drie maanden hunne meening te melden- oft, by gebrek .van dien , allen burgheren en ingezeetenen van Nieumee- ghe, mits draagende zich vreedelyk en geen arghernis geevende, veroorloft aldaar, zonder bezwaar van on.derzoek, twee jaaren met der woone tebly- ven , om daarentuflen tot de Roomfche kerk te keereh , oft uit den Lan- de te gaan, met behoudenis van 't genot hunner goederen, en volle maght om daar meede hunnen zin te doen. 'T werk van Nieumeeghe baarde groot omzien in d'andre Staatfche fieeden , en byflre vermeetelheit onder de Spaansgezinden aldaar. Tot Kampen rotte der een deel t'zaamen, by 't raadthuis, op zondagh den zeeventienden van Lentemaant, aan den aavondt, als men ter wacht zouw trekken. De weêrparty, dit merkende» voeghde zich ook byeen. Men grynfl'er eikand ren toe, de rappieren raa- ken, uit: ende, zoo Hopman Märten Wolfwinkel, met zonderlinge vlyten zorghvuldigheit, deonruft niet geflilthadde, 'tflond 'eromoevel afteloo- pen. Want daar was van foldaaten, alleen zynvendel knechten: defchip- luiden, die der Staaten zyde volghden, fchier alle van huis: en, ooverzulx, de bezetting en d'onroomfche fleedelingen t'zaamen verre de zwakfle. Niet- temin twee van de muitmeefters werden in hechtenis gefielt. Sint waakten de Staatfche burghers alle nachten binnen's huis, totdat zy, op hun onver- wy\t fchryven , meer maghts in kreeghen. Voorts verzeekerden zy zich, met uitzetten der geenen die meefl in 't oogh waaren . Arnhem, dat het zeik fle gevaar liep > behield, met raadt en onderilandt van 't Hof en de Majeflraat, de Graaf van Nieuwenaar -, doende den toorn wachter aan eene poort blaa- zen, en terwyl de burghers derwaarts draafden, een' vaan voetvolx door d'an- dre binnen trekken : waar naa hy zich meede der verdechtighden quyt maakte. Maar gelyk hem deeze lift hier, alzoo gelukte een'andre den mis- noegden tot Doesburgh. Want zy beftelden , dat meenighte van boeren, zich veinzende den vyandt t'ontwyken , 's nachts naa den neeghenentwin- tighflen van Lentemaant, onder de vellen verfcheen: en dwongen met hulp vän dien hoop, ingelaaten uit erbarming, de foldaaten te vertrekken. Thans ooverquaamen zy ook met den Prinfe van Parma , en ontflngen bezetting van 's Koonings weeghe. Welk, en 't misquaam van Nieumeeghe, alleenlyk de oorzäaken waaren, dat men, tot Deeventer en elders, verfcheiden Rooms- gezinden de fladt verbood. Tendaaghe voorzeidt fcheeld' hetweinigh,oft Ooflende waar ook den Staaten af handigh gemaakt: niet uit inwendighe weederwil j maar door bedryf des Heeren vander Motte, die 'er lang op geloert had. Dees , gebiedende binnen Greevelingen , en meinende nu kans tot volbrengen zyns voorneemens te zien , rukte, ter yl, een deel volx, uit de naafte bezettingen, t'zaamen, en worp zich plotfelyk in de ou- de fladt. Want zy was maar met een raavelyn, en deining van paaien, bc- fchut. Daar kreegh hy flrax veele waaghens, fchanskorven , en ander krystuigh byden werke, om zich vaflte leggen , en te houden totdat zyn andre troepen, die reeds gefèheept waaren,: de haaven bezeilt hadden. Dan de Staatfchen borghden hem zoo lang niet, doende flux eenen vinnighen uitval 5 waardoor hyzich benoodight zagh de plaats daatlyk te ruimen. Hj haald' 'er een' wond in zyn' handt, en liet'er meer dan tweehondert mann ; wel veertigh Bevelhebbers daar onder. Ter zelve tydt ging Taxis, Steêhou- |
|||||||||||
itff.
|
|||||||||||
Mier uit
omftaat groote ßoutheitder Spaansge- zinden in d'andre Staatfche fieeden . Kampen
'm gelyk. gevaar . |
|||||||||||
T welk
wen noch- tans voor- komt. Zoo gaat
het ookjot Arnhem. |
|||||||||||
liß de r
Spaansge- zJnden tot Doesburgh,
waar mee uy de Staatfche bezetting ter fladt nit helpen, Zy daadin- gen met Parma3en- 4e neemen volk van hem in. De Heer
vander Mottefaalt Ooflende te bemaghti- ghen* |
|||||||||||
DER NEEDERLANDSCHE HISTORIEN. 5)91
der van Verdugo, grouwlyk aan op de Veeluw: dwong 't Huis te Häkfoort y itff,
naa eenighe daaghen belegs, tot oovergift zonder voorwaarden; ende deed Jan Bakt- de bezettelingen ( uitgezondert een fchry ver, die door zeekren geeftlyken ßa Taxis perfoon , zynen vriendt, vrygekoft werd ) vermoorden. Tot Nieubeek medt °P een ilothemmeede geleevert, liethy aide bevelhebbers ophangen aanboo- defeelum men 5 doch de knechten loopen , naa dat hun 't geweer ontnoomen was. Thans toogh hy oover de Yflel; en, met tweeduizent knechten, zes kornet- ten j verby Lochum op Zutven. Daarnaa weeder gekeert oover de zelfiïe ftroom, quam hy Ichielyk, op den tienden vanGrasmaant, korts naa den rniddaghj ten dorpe van Eemenes inrotièn: vandaar, 's nachts ontrent elf f' '* . uuren, met een deelSpaanfche, Italiaanfche, Duitfche, enWalfcheruite- mm ren het dorp Huizen inGoeilandt, een'halvemyl van Naarde, ooverrom- pelen. Voorts gold het dien van Blarikom, Laare, Hilferzom, Ankeveen * Etlyke huisluiden werden ontlyft: meenighte van mannen, wyven, kinde- ren gevangen•, maagden verkraght, en zulx mishandelt, dat het verhaal te fchendelyk waar. Zommighe ruiters, zich verftoutende tot onder Uitrecht te ftroopen, faalden eenighe burghers in te rennen. De Staaten, hebben- de geen' maght by der handt om dus een onweeder te verdry ven, ontboo- den , in der haait, zeshondert mann' te ros , enduizent te voet, uit Bra- bant j ook eenigh volk van Graaf Willem Loodewyk van Nalïau. Waar oover deKooningfchen,desverkundtichapt, op den veertienden der voor- zeide maant, de hertredt naa Zutven koozen, fteekende tot I^lartensdyk neeghen huizen aan brandt. Hunne wegh , genoomen dicht verby Naar- Vertrekt de en Aamersvoort, fterkte 't vermoeden dat z* 'er eenigh verftandt binnen metgroo* hadden: te meer om dat zeeker Aam ers voorder Hopman j geheeten Alexan- m M0/* . der van Groot veldt, by hen was. En mooghelyk fmeuld' 'er yet, dat ge- fmoort werd door 't inkoomen van tweehondert ruiters , fpoedelyk der- waarts gezonden. Zy ileepten oover de driehondert menfehen meê: die men zulx prangde , met pynighen , dat veele meer beloofden te geeven , dan ze uit al hunne middelen maaken konden -, en 't ranfoen booven een* tonne fchats beliep : behalven den roof van bet dan een half duizent paar- den, hoopen koeyen en fchaapen, huisraadt, baar geldt j en booven't geen lüyhé de dorpen by verding betaalt hadden , en voortaan te betaalen, uit vreeze Roomsge- voor 't vuur. Een fchaade, die Goeilandt wel vyventwintigh jaaren ge- ^inde buri" fmart heeft. Op den zesentwintighften verfcheen de Heer van Stadthouder oover Uitrecht tot Aamersfoort: en 's andren daaghs werden /^ * zesentwintigh Roomsgezinde burghers, die men mistrouwde , ter ftadt mrmm uitgeleidt. Wyders, al deeze rampfpoedt, het miffen der Franfche hulpe, het uitgüeidt. twyfelen aan de Engelfche , immers haar' ongereedtheit, deed verfcheide Nygbing fteeden , daar de lall: meeft op aanquam, tot eenen algemeinen pais met dermeeß* Spanje nyghen. En zeekere boexkens daartoe raadende, waarennuaan't Wende wandelen. 'T welk in zommighe plaatfen , de ooverheit beweeglide , alle Aee.den tot gewagh van dien, onder luiden die'r geen zeggen in hadden, by afkunding Willem te verbieden. Tot deeze zwaarigheeden floegh noch een' andre , die niet van Bioii weinigh holp tot het haaperen van BrufTels en Antwerpens ontzet: te wee- vm Tns, ten de gevankenis van den Ammiraal Treslong, door laft van den Raadt der long, Am- regeeringe. Maar, van deeze gefchiedenis, zeer gedenkwaardigh, om in- miraal van zichten , die zoo wel het bezonder als het gemeen betreffen , zal het niet zeelandt, ongerymt zyn, wat breeder vermaan te maaken > te min, naardien verfchei- mn&e" de fchry vers , zich vergaapende aan ydele ftraatmaaren , oft kreukende de ^^ ^ dingen naar hunne quaade wil, hier af taftelyke beuzelingen , voor loutre -^M^s van waärheit, der werelt hebben in de handt gefteeken. Willem van Blois, dan, suae, Ssss 2 gezeidt
|
||||
5>5)2 P. G. HOOFTS TWEEENTWINTIGHSTE BOEK
15-85. gezeidt Treslong , een man uitfteekende in aanzienlykheit van perfoon
luifter van leeven , grootheit van moed t, enfchattende zynedienften, die gewifïèlyk achtbaar waaren , niet beneeden hunne waarde 5 kon (gelyk doorgaands de geenen, die zich in bewindt van waapenen vinden ) quaalyk eenigh weederftreeven, van luiden op't kufien zittende, met geduldtver- zwelghen : ende had, van oover een* wyIe, lydigh on benoeghen voorneem- |
|||||||||||||||||
* Advo-
caat fis- caal . |
|||||||||||||||||
lyk op Heins, Raadsman, en Valerius * Voorfpraak van de fchatkaamer der
Ammiraliteit in Zeelandt, gelaaden. Nu geviel'1, dathy, afgezonden van |
|||||||||||||||||
den Graave van Hoohenlo naa Middelburgh , met geloofnisbrieven aan
Graaf Maurits en den Raadt van Staate, om van zeekere aanflaaghen, en't De oorzaak, gereedichap daar toe noodigh, te handelen > naa ontfang zyns affcheids, aan- |
|||||||||||||||||
van dien *
|
|||||||||||||||||
ving te klaaghen , dat men twee laftbrieven, veirdigh gemaakt al eenighe
tydt geleeden, voor twee Hopluiden gemaghtight, op zyn benoeming, ten vrybuite s weigherde uit te geeven. Ende, als men hem de reedenen van dien aanwees, voerhyj metbyftre heevigheit, uit, teeghens Heins, door wien hy verklaarde zich zulx beftelt te weezen j ende leid' hem verfcheide vuile ftukken te lafte : desgelyx teeghens den voorfpraak , dien hy voor eenen fchelm fchold> fchrollende terfens op d'oneerbiedigheit waarmeêhy van den zei ven bejeeghent werd. En , als men hem voorhield, dat het aU thans hierop niet aanquam, maar wel op dienft te doen, fprak hy uit de zelffte kropj 'Daar toe ben ik bereidt. Werwaarts menmy beveelt te gaan, zal ik gaan: ende zeeghedaar afbrengen> alzoud'ik, met al'mynvolk, daarvoor berflen. Maar s om te lyden dat zulk een ge zelfc hap oover my den meeßer maake j ik ben van die leeß niet. Eindtlyk (hoe zeer men pooghde hem nee- der te zetten, met belofte van ongekreukt recht tuften hem en zyn weederpar- tyen _) liep het zoo höoghe , dat hy zeide , zich s in volle zaamening, en Jeeghenwoordigheit zyncrGenaade 5 verweeten te zyn , van eenen Roels, * Loontrekkenden Raadsman der Staaten van Zeelandt, dat hy voormaals gezwooren had den Landen geenett dienft te doen als Ammiraal, zoo lan- ghe als de gemelde Heins en Valerius niet afgeftelt waaren. Waar op hy vóortiloegh , zeggende en verhaalende (offchoon eenighenvan den Raadt hem echter zochten tot bedaaring te brengen, } dat hy als noch van dien Zinne was, en voor meineedigh en eerloos moeft geacht worden , zoo hy den Landen eenighen dienft deede. Om deeze en diergelyke woorden, waar uit hy niet raaken kon, af te fnyden, deeden die van den Raadt den Heer Pieter van Reighersbergh, Burghermeefter van Kampveer, die te voo- ren ontbooden was , en gehoor verzoghrhad, binnen roepen : waarop Treslong uit de kaamer fcheide. 'S andren daaghs zesentwintighften in Sprokkelmaant, gingen zynGenaade vanNafläu, en de Raadsluiden van regeeringe, in de vergaadring der Staaten van Zeelandt: deeden aldaar ver- ilagh van 't geen zich met den Ammiraal had toegedraaghen : verzochten wat den Heeren daar af docht, en oft men hem niet behoorde uit al zyh* amptèh te zetten : voorneemlyk ten opmerke zynes zeggens van geenen dienft te kunnen oft te zullen doen. Zyn aantuighing van gewilligheit tot gaan, werwaartshem gebooden wierde, fcheen weizeer t'zynen voordeele, niet teeghenftaande dat men ze duiden kon gedaan te zyn op een indien j te weeten, zoo men hem voortaan niet ringelen Hete van zyn* weederftreevers. Eevenwel mits de meenighte zyner wangunflighen, zoo onder die Staaten als in den Raadt der Ammiraliteit, gedroeghen de meefte ftemmen daar toe, dat men hem van al zyn'ampten ontkleedenzouwj en in behoorlyke verzeekêring ftellen > tot dat hy, van ditte} en 't geen wyders op hem moghtc te fpreeken vallen, rechtelyk gezuivert waare. Ende werd dienvolghens, by beilud
|
|||||||||||||||||
*Penfio
naris. |
|||||||||||||||||
*■
|
|||||||||||||||||
DEH NEEDERLANDSCHE HlStÖRÏER J$j
befluit verklaart, zyne ftaaten van Onderammiraal van Zeelandt, Stee- 15-8 f.
vooghdt van Ooflende, en Hopman oover twee vendels te lande , oopen
te ftaan en verkryghlyk te weezen. Al'twelk men aan hem , ontbooden , Men fielt
ontrent zeeven uuren, in den Raadt van Staate, te werk leidde, Met het hem uit ai
Ammiraalfchap werdjuftinus van NafTau, natuurlyk zoon van wylen Prins zynamp-
Willem, voorzien i hy oovergeleevert aan David Zoomer, Baljuw van Mid- fe"*
delburgh •, die , geflerkt met eenen hoop burgheren , hem quam haaien , ^hnLü
en op's Graaventteen zette, voor eerft beneeden in's Graaven zaale , thans wmA^_
in een andre kaamer. Zes oft zeeven weeken zat hy, zonderyemands be- miraai van
zoek te genieten. En zyn huisvrouw gaf, aan Graaf Maurits en den Raadt Zeelandt.
van Staate, verfcheidebidbrievenoover, om toegang t'haaren manne, voor
zich , oft immers voor eenighen * voorfpraak oft * pleitbezorgher j zon- * Advó-
der yets te verwerven. Veele naamhaftighe Krysooverften en Hopluiden caat»
keerden zich ten Graave van Hoohenlo > met fchriftelyk verzoek j dat Pro"
Treslons aangeklaaght wierde voor zyn' behoorlyke vierfchaar , en hem ^ur • .
ö o o J J . * Veele voor- onvertooghen recht gebeuren moghte: dat men hem , ten minite , onder rpm^rs
genoeghzaame borghtoght uit gaan Hete: oft, by mangel van dien , zyne vmdtby: wroeghers , neevens hem in hechtenis (lelde. 'T welk de gemelde Graaf «/ƒ* den aan zyn* Genaade van NafTau en den Raadt van Staate behandighde , doen- Graaf van de daar mondelinx 't zyne by , dat men den gevangen onder borghtoghte Hoohenlo. ontfloeghe . Dan 't werd geweighert, met verklaaring, 'Dat de kennis dee- Mwr zer zaake de verzoekers geenszins $ maar zyn Genaade en den Raadt aangingi l ^at n*etx volghends 't berichtfchrift ontfangen van £ Algemeine Staaten: uit kracht van''t welk hun ook vry geflaan had, het flukandren te beveelen. Zoo zich Treslong daar by bezwaart hield) hy ginge aan d'Algemeine Staaten, die daar in voorzien moghten} naar dat zy te raade vonden. Maar, in dat ampt- genootfchap was't werk ook zulx befteeken, dat hy , op fmeekfchrift * daar , ingeleevert van zynent weeghe, aan de zelffte zyne gemaghtighde rechters ge weezen werd. En, hoe wel Hoohenlo verzocht, dat men, om zynent le , den gevangene zyn eignen huis tot kerker gunnen wilde ■, 't was ver- geefs . Daarentufïèn ( want te voore had men geen' onderrichting teeghens hem genoomen) pynde zich de Baljuw , uit alle hoeken , flof t'zyner be^ zwaarnis op te wroeten: en onder vraaghd' hem den vierden envyfden van Grasmaant, in 't lange, voor de Wethouders van Middelburg. Den elfden > 's morghens te tien uuren, deed hy hem 5 onder groote toevloedt van volke, .De B*^ in oopenbaare vierfchaar brengen j zeid hem een byfter getal, zoo van J^JT fchandely ke als grouwzaame oeveldaaden op-, met eifch en befluit, dat hy, ^mJ^t als hebbende weederfpannigheit oft Majefteitfchennis , eebreuk 5 diefte })em j ln van's Lands penningen , doodtflagh, moordt, roof, begaan -, behoorde ge- oopenbaare ftraft te worden met den zwaarde, zyn' hooft gefielt op een' flaak drie vierfibaan uuren lang, ten toon voor eenen yghelyke-, al zyne goederen , zoo leenenals veele eighe, verbeurt gemaakt ten voordeele des Lands en der Algemeinfchappe. ^/Wte Degeëifchte, hebbende nooit met yemandt mooghen raadspleeghen oover-* "jtIJ zyne weere hier teeghens -, verzocht, dat men d'ondervraaghing aan hem ge- ueym daan, en zyn antwoordt daar op, meede voorlaaze. Dit werd hem vergunt; eir^; en voorts affchrift van de aanfpraak , toegang t'hemwaarts voor zyn huis- vrouw én gezin , ter befcheidenheit van den Baljuw -, ook voor voorfpraa- ken, en pleitbezorghers. Men zocht dan heel Zeelandt door j naa eenighe tong t'zyner verdaadighing j maar vond daar nerghens zoo veel harte oft ti'ouwhartigheits : fchuivende elk dien ondank van zynen hals , metvoor^ wenden van verfcheide beletfelen , uit eene zelffte anxt j hun aaugejaaght Van den Baljuw, zoo vermoedt werd. Dies moefl Treslong, t'zynen zwaare Ssss 3 koflen^
|
|||||
*
|
|||||
9m P. C. HOOFTS TWEEENTWINTIGHSTÊ BpEK
158 f. koften j yemandt uit den Haaghe ontbieden. Thans ving men.Pieter van
Treslongs Laar , zynen geheimfchryver , eenen Hopman Ouwen : waarnaa , van
geheim- den twintighften tot den twintighften toe , weeder alle toegang van buiten [chryver en t'hemwaarts verbooden werd. Op den neeghenentwintighften deed zyn opman voorfpraak, in zyn afweezen, voor volle vierichaar en meenighte van men-
vangenf fcnen5 zyn' verweering teeghens de aanklaght, in't lange, by monde ; en zyn voor- gaf ze voorts by gefchnft 00 ver j antwoordende ten* voornaamlykfte , en
firaak doet dingende, by * voorraadt, tot ontflagh onder borghtoght. Maar 'tmoght zyne ver- hem niet gebeuren: men fieepte de zaak vaft van rechtdagh tot rechtdagh weering in met groot bewys van ongunft: ende Baljuwbetightte hem, opnieuw, niet zyn afwee- yerfcheide fchelmftukken, niet gemeldt in de voorighe aanfpraak. Ook *Pr'nci- uet nY imiïïiddels niet op 't hardde te handelen teeghens Pieter van Laar: Ie t uit wien , hoewel gepynight, echter Hechts een enkel punt getrokken
*Provi- werd tot belading van Treslong •, die 't nochtans klaarlyk afwifchte. Maar,
fie. ftaande de dingen aldus, quaamen eenighe hem vertoonen , dat hy zelf der Bieter folteringe niet ontgaan zouw: jaa wellicht moeten fterven, met verlies zy-
raniaar ner goederen , behoudends alleenlyk degeene, die zyn huisvrouw had in- gepynigbt, geDrag}lt _ En icorts daarnaa ging hem de ftokhouder aan, zeggende met Treüono' Se^aat en woorden van erbarming, dat hy wel wenfchte hem te redden-, en (lecbtsmet vraaghende, oft hy hem uit holpe, wat middel hy wifte om zich voorts te eenpum; berghen , famt wat hy hem geeven wilde. Hier naa luifterde Treslong, waaraf ooverpeinzende de te voore gehoorde reedenen van pynighing ten minfte: hyücb en maakte koop op twee duizent gulden , te betaalen d'eene helft voor, mchtam d'andre ftrax naazyn'verloïlïng. Wyders zoude de ftokhouder, geheeten ^mer* • Jan van Bosbeek, met hem naa Engelandt reizen j en oovergekoomen , een jDeJ fchenkaadje ontfangen voor 't verlies zynes huisraads: ookkoftvry onder- biedt hem nou<^en worden , tot dat Treslong hem , daar oft hier te Lande , weeder hulp aan, en eenighen goeden dienft beftelt hadde. Dit verding, infchriftvervaat , on- bedingt een dfrteekenden zy beide. De ftokhouder beloofden daarenbooven, by fonfgelds: fchriftelyken en onderteekenden eedt, die hy aan Treslongooverleeverde, maar ver- 't zelve naa te koomen , zonder eenighe valfcheit, bedrogh , argh , ofte raadt hem. lift 3 op verbeurte van zyn deel heemelryx, en verdoemenis zyn er ziele: zoo rome- waarlyk holpe hem God en zyn heiliehe woordt, Dan , ziet daar een af-
ivke meinee— • dkheit van grvstyk misbruik van den allerhooghften naam , tot beleiding eener boos-
de» M- ne^* Want alles was gedaan by voorweeten en aanraadt van Zoomer den houder, by Baljuw. En deez, als Treslongs huisvrouw den ftokhouder de duizent gul- aanraadt den quam aantellen, pafte daar op, en ftreek het geldt naa zich. Daaren- desBal- booven ontnam hy haar met geweldt, en zeer onwaardighe bejeeghening, jum. jjq^ achthundert gulden. Doch moeft hy deeze , alzoo zy daar oover klaaghde , gereedelyk weeder uitkeeren: gelyk ook naamaals- zyn' erfge- naamen, volghends vonnis des Hoofs van Hollandt, de duizent , met fret naar beloop van den tydt. Maar Zoomer, waanende veel gewonnen te heb- Deez, ben , met ontdekking van Treslongs toeleg op ontvluchten uit de vanke- eifchtTres- n[s, haalde alles oover hoop, en vorderd' hem ter fcherpe vraaghe. Zyne 1 f/r voo.rfpraaken, daarenteeghens, dreeven , 'Dat., gelykyemandt, die, in hals- yynyK§ zaaken, zynen befchuldigher de ooghen met gift en uitflak , daar aan niet ver- Zesien beurde, alzoo ook eengevangen niet, aan 't omkoopen van denfiokhouder:ft aan- Xynernor- deeenenyeghelyke vry zyn bloedt te ranfoenen. *Dat de betighting (lechts be- tranken flond in gi(fingen zonder blyk -, waar op de wetten uitdnikkelyk verbooden daartee- vonnis van pynighing te vellen. 'Twelkmenwelte betrachten had -, gemerkt gbens. een rechter, die yemandt ongerechtelyk ter b anke doemde, zelfftr af baar was aan lyfen keven. Zy verwittighden ook zyne vrienden , hoe ftreng- en
par-
|
||||
DER NEEDERLANDSCHË HISTORIEN. 99$
partydelyk hy gepraamt werd > en dat zyn'oordeelaars, als koopluiden If8f»
meeftendeels , die zieh op geene kryszaaken , en min op de befchreeve Rechten verftonden , lichtelyk yets teeghens hem uitfpreeken moghten 5 daar naamaals geen beetren aan viele. Zyn fchoonvaader Otho van Eg- Verzoek, mondt, Heer van Keenenburgh, Ridder , en andre zyne naafte maaghen , ^mr eedelluiden van de aanzienlykfte huizen in Hollandt, deeden derhalven , mM&m* nie hunnen naame, verzoeken, dat den Wethoudren van Middelburgh, naa fpoedigh volhooren des gevangens en 't brengen der zaake in ftaat van wy- zen , geliefde dezelve, ten ooverftaan van eenighe hunne gemaghtighden > te doen doorzien by betaamelyk getal van onpartydighe rechtsgeleerden , , en pleitkundighen uit den Haaghe , van Uitrecht, oft van elders •, en als hït^^mde
dan te vonniflèn naar dat zy rechters verftaan zouden: al ditte.totkoftevan Kooningin de verzoekers ; die te vreede waaren , daar toe zulk een' fom penningen te van %nge- verfchafFen , als Burghermeefteren en Scheepenen derftadtgoedtdochtete landt. verordenen. Niettemin, de zaak nam hoe tanger hoe traagher trant: en D^ßryft midierwyIe werd de handeling, tullen d'Engelfche Kooningin en de ver- voor^m eenighde Neederlanden, ernftelyk voortgedreeven. Treslong , hebbende vmcut < verfcheide vrienden en goede bekenden ontrent die Majefteit, deed haar Maar de zyne geleeghenheit vertoonen > ende hoe het der Middelburghfche Maje- Graaf van firaat, als onervaaren in 'tfluk der oorloghe, kenlyk aan kennis ontbrak om van Letcefiet, zyn bedryfte oordeelen. Dan hy behoorde te rechte teflaan moor den krysraadt', geh°men enzommighen die't den Algemeine Staaten geviele daarneevens te voeghen. wieder« Oft anderzins was hy^als een HoUandfchEedelman, dien Hoove onderworp en-3 fn f' ende niet eenighen burgherlyken gerechte aldaar -3 veel min dien van Middel- werlob burgh in Zeelandt. Waar op de Kooningin hem meermaals voorfchry ven, aïl(iren aan d'Algemeine Staaten, aandeZeeuwfche, aan de Wethouders van Mid- voet; mix delburgh, verleende, zonder yetwes te vorderen. Maar, met het herwaarts Treslong ooverkoomen des Graaven van Leic^efter, en zyn verkiezing tot Algemei- *>jn huis nen Landtvooghdt, naamen de dingen eenen keer. Want men achtte de wkgrksr voorighe regeering daarmee gefmolten te weezen in't oppergebiedt, geval- *JMbt* len in zyne borft : zulx hy vermoght den laft der gemaghtighde rechteren H &, teweederroepen, en't pleit andren te beveelen; Hy braght dan (doch naa eimlykjry» veele fchoor\*oetens der Heeren van Middelburgh ) voor eerft te weeghe, dat heit om te de befchuldighde zyn huis tot kerker verkreegh , mits zweerende daar te reiben, bly ven. Thans gaf Leicefter hem den Haagh tot gevankenis , onder gely- werwaarts ken eedt, en zeekre penninklyke borghtoght: eintlyk, te weeten op den degeleegen? vyventwintighften van Slachtmaant des jaars vyftienhondert zesentach- m*m~ tigh, vryheit om te mooghen reizen werwaarts zyne geleeghenheit en \ c" 's Lands dienft het quaame te vereifchen •, onder eedt van , t'aller vermaa- fegi} & ninge, in perfbon, op peene van*belyder en * ooverwonnen, teverfchy- cönvicü. nen voor 't Hof van Hollandt, 't welk , door den Graaf en Raadt van Staate, Treslong tot het uitwyzen der zaake gemaghtight was. Getooghen, uit krachte van doet den dit verlof, met Leicefter, naa Engelandt, bedankte hy de Kooningin voor Bal)Uft> haare gunften , en ver worf nieuw voorfchry ven , zoo aan den Raadt van ™Tn\ Staate als aan 't Hof van Hollandt, tot veirdighe vordering zyns rechts. vm>tgüof Weedergekeert, deed hy den Baljuw Zoomer verdaaghen voor 't zelve Hof, vanHol~ om't pleit te achtervolghen . Doch de Baljuw werd daar afontlaft by von- landt om nis van 't Hof, alzoo hy zeide de zaak hem niet te roeren, en dat hy zich al- 't fleh te leenlyk dier gemoeit had , door uitgedrukt bevel der voorigheregeeringe. achtervolg Die van Middelburgh , oft hun fchoon meermaals gebooden was , de pleit- $hen: papieren beflooten oover te zeinden , verwylden 't met verfcheide uit- v^t^ vluchten, tot in't jaar vyftienhondert achtentachtentigh. Toen verzocht verr(imntm Tres-
|
||||||
*
|
||||||
*
|
||||||
5,96 P. C. HOOFTS TWEEENTWINTIGHSTE BOEK
1585. Treslong, dewyl Zoomer nu buiten 't werk was, dat den * Voorfpraak der,
*Advo- fchatkaamer en den * Algemeinen verzorgher orde gegeeven wierde , om caat Fis- de zaak , van weeghe der Hooghe ooverheit te vervolghen . Maardeeze eaal. Heeren verklaarden , naa 't ooverzien der Hukken , zich daar toe niet ge« *procu- grondt te vinden. Treslong, eevenwel, achtende de fehennis, gedaan aan reurgene- ^, ^^ ^^ meê noch niet genoeghzaamlyk geboet, deed al de geenen, X&De voor- die yetwes t'zyner bezwaarnifle zouden willen by brengen,, voor 't Hof roe- fpraak der pen. Ende, mits niemandt verfcheen , uitgezondert d'Algemeine verzor- jcbatkaa- gher , die zich nochtans geen' weêrparty maakte, maar alles aan de befchei- mer en de denheit der Raadsheeren (lelde > zoo werd hy eintlyk , op den neeghen- Algeme'me tienden van Zoomermaant des jaars vyftienhondert vy ventneeghentigh, verz.orgber van al de misdaaden , hemtelafte geleidt p zuiver verklaart en onichüldigh. verklagen ^^ yoor kencjcn hem ook de Hollandtfche Staaten j belöovende de befte binden nandt te houden aan zyne bevordering tot eenighen dienfl: des Lands; en trnbm voorziende hem daarentuflen met een wedde van zeevenhondert guldens treslong. 's jaars. Onlanx hier naa flelde zyn Genaade van Naflau hem , by goed- De««^ dunken der zelve Staaten, tot haaren ooverften Steedehouder in de Hout- xMtnrxer- veftery oft het Jaaghermeefterfchap van Hollandt; gelyk zy hem ook fee- klaart,van dert haaren Steedehouder groot Valkenaar, in 't zelffle geweft , maakte. 't Hof en de ^fa^ nier erinnert zich my de fpreuk van mynen oovergroot vaader Wil-'. staat™ lern Janszoon Hooft -, T)at nooityemandt zoo eerlyk leefde, oft een derdendeel \andt. der menjchen laflerd' hem: nochtyemandt zoo oneer lyk, oft een derdendeel loofd* Graaf hem. Want onaangezien al deeze proeven van Treslongs onnoozelheit; Mamits ongeacht het getal zyner meenighvoudighe dienften ; ongevoeldt een' bil- maakt hem lyk meêdooghen oover zyne langduunghe en t'onrecht geleede quelläad- vjnenstee- jen . fpeinden zich zyne benyders niet alleenlyk van achterklap nietj dehouder maar ^raghten, jaa , te weeghe dat zeeker amptgenootfchap (ik vind niet in de Hout- weu^ zeer verfoeilyk van hem fchreef, aan de Staaten van Hollandt. En, HolUnLT hoewel zy hier meede kleenen dank begingen i ook de Ridderfchap niet thans ooi zweegh dat zulx haar zeer verdroot: de gewortelde wrok hiel plaats. Oor- steedebou' zaak (myns bedunkens) dat Treslong buiten krysberoep bleef, en'toover- der groot fcnoc zyns leevens , in 'toeffenen der gemelde hofampten , toebraght. Valkenaar. ^[aar jn dit deerlyk beloop der dingen , ontrent den tydt zyns aantaftens, De,ge' zonden (gelyk men doorgaands op de verleeghenen bikt) der Henzeftee- magbtigh- ^ gemaghtighden , vergaadert binnen Lubek., hunnen geheimfchryver Henupe- Adolf van Ozenbrug aan d'Algemeine Staaten, om hun bet ontladen van den begee- allerley inkoomende en uitgaande goedren te verghen. Hy klaaghde hoe ren op 't zelve door zyn' meefters verzocht was , by brieven-, gericht aand'Amfter- d'Algemei- damfche Majeftraat: maar dat men tot noch toe, zich niet gewaardight had ne Staaten, t£ antwoorden. Gaf den Staaten de wyte van 't fleuren des koophandels dat men de joor ondraghlyke tollen j en van het duuren des oorloghs: 't welk hun, muT'aan- die oover weeghen moeden , dat zy niet met gelyke maght, maar met verre %mglednn grooter -, niet met uitheemfchen , maar met hunnen wettighen Heere, -te van tol OM- doen hadden , raadzaamft was , en toeftond te eindighen -, al zaaghen zy laße* juift geene voorwaarden van paize naar hunne wenfch te verwerven. Jaa hy dreighde wel duidelyk, dat de Henzefteeden, 't en waare men allebe- zwaarnhTen affchafte, dachten middelen by der handt te neemen , om den De Staaten qUaaden knoop met kracht los te maaken, en van ziehte werpen. Onaan- anxwoor- g€Zien de fcherpheit van zoo eenen voorftel, veirdighden de Staaten hem af, den byee- met zeer eerbiedigh fchry ven, inhoudende dat die van Amfterdam verklaar- Tbe'n den de gemelde brieven niet ontfangen te hebben ; voorts ontfchuldighmg Sn. op de noodt, met verhaal der Spaanlche tierannye. Zy braghten eevenwel, |
|||
DEït NEEDERLANDSCHË HISTORIEN. 99;
<0at de Henzefleedennocht recht nochtgezagh hadden, om hun reeghei vanm i f8f.
|
|||||||
krjgh oft vreede te flellen , in de reede te pas 5 als tot weederlegging van äocb mt
dat men haar, indien zy 't zoo floeren lieten, voor verhoole voedfters der ™f//? vyandtfchappe zouw mooghen aanzien; want dit was ook van hem voorge- h/^r u' vvendt. Wyders , het onbenoeghen deezer fteeden hing den Staaten , als wm$lsj een' wolk, booven 't hooft: Antwerpens benauwtheit ging hun aan 't hart: beiu hebbende nu de Landtvooghdt, naa zes maanden timmerens , waar in hem ücnmivt* de zeedigheit deezes winters, die nooit grooten ys- oft waatergang maakte, hek van hooghlyk begunftighde, zynebrug hecht gekreeghen. Want van beide de Antwe^ oevers af, tuffen de fchanfèn van Santé Marye en Sant Philips , zagh men ?en' zwaare paaien gellaaghen, tot dat zy vyftigh voeten quaamen in 'tflyk en ^J™*** 'twaaterteftaan, en de diepte het hayen verbood. Deeze, gebonden met trokken en leggers en planken daar op} engden, meer dan duizent voeten, de doorvaart, befchree- Het midden, wyd wel dertienhondert voeten, flopten tweeëndertigh plei- ven * ten, d'eene ontrent twintigh voeten van d'andre , en t'zaamen vaft ge- maakt met maften, die reikende van boordt tot boordt, ook eerf vloer van deelen droeghen: zynde , daarenbooven, zoo voor als achter, fteeve aan fteeve, en d'uiterfte aan de ftaande werken geveetert, metgroove kaabels, oft yzere kettingen. Elk fchip had, ten weedereinden, een ftuk gefchuts, eft een anker teeghens eb en vloedt; voort dertighmann'in, zoo tot befcher- jningalsom de touwen te vieren oft aan te haaien, naar dat hetwaater wies oft viel.' De brug, doorgaands, had breedte voor tien mann' in 't gelidt -, uit- gezondert by de fcheepen, alwaar zy, aan elk eindt van de ftaaketfels, twee fdiouders van de zelffte breedte en juift vierkant, om tot waapenplaatfen en ftryk weeren te dienen, uitbeurde. Zy was geborftweert, zoo verre als 't paalwerk toelangde, met dubble heiningen van berden en aarde daar tufieri geftampt, teeghens allen haaghei van mosketterye. De gemelde fchouders hadden meede eenighe donderbuflèn op : ook , voor zich , twee reeghels paaien, ooverdwers, vier in den reeghei, en gedekt met verre 00verftee- kende balken, gefpitftmet yzer, om de vyandtlyke fcheepen daarop t'ont- fangen. Schaars een' mosketfcheut van de brug laaghen , * eevenftreekigh * Parat- met haar, vlotten van maften, niet zeer dicht gevoeght, op dat, mits de leel. breedte ( zoo men denken magh ) de fcheepen te bezwaarlyker daar oover zouden raaken. Ten zelven einde waaren 'er dikke en lange yzere pennen in geklonken : ende dreeven ze op geankerde fchuiten teeghens het dui- ken . Doch zy befloeghen flechts de kil, zoo verre als het fcheepwerk ftrekte, 't zy men de ftaaketfels ftyf genoegh achtte om allerley fchok af te ftaanj oft geenefcheepen, aldaar, mits de ondiepte oftflaauwte derftroo- me, met hunne veirtgroote kracht te kunnen baaren. Echter hielden zich, ter weederzyden van de ftaaketfels » zoo by de Vlaamfche als Brabantfche zoom, etlyke gewaapende heuden* meeft* miflchien, om brandtftichting te weeren. De Staaten dan, hebbende (gelyk mengemeinlyk geene noodt recht afmeet, eer ze voor ooghen ftaat ) verfcheide geleeghentheeden tot fteuring deezes gebouws verwaarlooft, terwylzy 't voor onvoltooylyk hou« den, oft naa de f chaadtiw der Franfche hulpe nappen ■, fchooten nu, als 't fpaa- de was j uit den droom: en fchikten den Graaf van Hoöhenlo, neevens den Hoabenlo nieuwen Ammiraal Juftinus van Naflau, om 't herwinnen van Lief kenshoek gezonden te verzoeken. Deeze, koomende daar voor, met etlyke hulken, welgemantj m Uef' leiden, in de marflen een deel moskettiers, die daar uit, ten hooghen waate- *$m™e*< re j lichtelyk oover de borftweeren zaaghen •, en het dien van binnen zoo bang Wwmmn t maakten, datzy, hebbende meer niet dan vier koeghels doen ooverwaayen, hun gefchut en den wal verlieten. Toen landt men met eenighe galeykens % Tttt en
|
|||||||
5>5>8 P. C. HOOFTS TWEEENTWINTIGHSTE BOEK
i f8 ?. en beklimt zoo van den waaterkant als van den dyk, de vefting, die de bezet-
'Ttvelk* telingen, hebbende nocht moedt tot weederftant, nocht middel om te vlie- bemgelukt. den, mits't veldt verdronken lagh, opgaaven, onder befprek van uit te eaan met hun zydgeweer. Dit koftte den Ooverfte, gebooren uit Italië, zynen hals ■ om dat hy dien, in Parmaas zin, te weinigh gewaaght had. Voorts bemagh- De Staat- tighden de Staatfchen ook de fchanfen van Sant Antonis Hoek, Terven« fchen krjf- terl} denOordt, en den geheelen Doel. Maarzommighen hielden dit voor ^m"ocl! den aaverechtfchen wegh om veel te verrichten, ende zelf Aldegonde: die verjc ei e ^ zqq ^ naamaals t'zyner verfchooninge bybraght) den Graave van Hoo- je anje i * iienj00 ? t'zynen laaften vertrekke uit Antwerpen , een gedenkfchrift had meê gegeeven-, 't welk aanwees dat men behoorde , zoo de toeleg op Lief- kenshoek gelukte , terftondteen' fterkte op den dyk aan't gat by Kallo, te fliehten : van waar de brug volkoomlyk te verheeren was , en al 't geveirt aan fchelferen te fchieten. Ook zeid'hy'tzelffte by eighen boode, op den tienden van Grasmaant, den Graave weeder vertoont te hebben. Enzee- ker Farneeze fcheen dit gevaar te erduchten , werpende daatlyk te dier plaatfe een blokhuis op , en een ander tullen dit en Lief kenshoek. Echter kan men niet loochenen»dat het aldaar, als onderde fchans van Santé Ma- ria en de ooghen van 's vyands leegher, den Staatfchen zeer heet en hach- lyk moeft vallen , eer zy hun werk tot weerbaarheit zouden kunnen bren- gen . Ën miflchien , dat zy derhalven in 't eerft ( want Aldegondes boo- de , afgezonden ten zeevenden daaghe naa 't verooveren van Liefkens- hoek, is , mits Parmaas neirftigheit in 't neftelen op den dyk, naar allen fchyn, te laat gekoomen ~) raadzaamer vonden, hun volk voor geziener kans te fpaaren : voorneemlyk dewyl t'Antwerpen een oovergroote aan- flagh in de geboorte ftond. Waar de knoop van dien lagh, zal ik, neevens 't geen 'er niet quaalyk by paft, ten kortfte en klaarfte ontfouwen: zynde dee- ze zaak eene der zeldzaamfte s die men ooit hooren oft zien moght. Naar- dien de gereedfte verlofling van Antwerpen aan 't breeken der brugge fcheen te hangen; zoo hadden etlykefèhrandrevernuften, graatighnaaeer oft baat, het gezight van den geeft, tot fprietooghens toe> om en weeder« om gewendt, in 't naafpeuren van middel tot bejagh hunner wenfehe. In Voorßel Zeelandt bood een perfoon , gebynaamt Keirsmaaker, den Staaten aan, van Kern- >t ß.^ ujt te VOeren op eighen buidel, indien men hem de fcheepen, 'tge- maakerom ß^ut} en alles wathy van de brugge bekoomen konde, wilde laaten genie- |
||||||||||
brugb te
vermeien.
|
ten. De Staaten verghden hem oopening der zaake : en , oovermits zyn
weigheren, tenopmerke van de noodtlykheitom dieverhoolen te houden, |
|||||||||
bleef het daar by, voor dien tydt. En, als zy, naa verloop van een' maant oft
twees in zyn verzoek bewillighden, verklaard'hy, dat zyn ontwerp noch eeven volbrengelyk was alstevoore: maar de buit niet zoo zeeker; om dat de vyandt yets verandert had. Dies badhy, datzy hem van de koften ver- fchoonen wilden, en dezelve op zich neemen. Zyn arbeidt en konftwaa- re den vaaderlande gefchonken. Dit verfmeeten de Staaten , duchtende hun geldt, dat doch anders krap omquam, vergeefs te fpillen. Ook zoude zyn toeftel (naar men fèedert vernam) beftaan hebben in uitfpannenvan zeilen, boovenvertuitaan fcheepen, beneeden aan gewight, omme, met eenvoorvloedt, teeghens de brug aan te zetten, en haar, gepraamt van den weldighen drang des waaters, de lenden te knakken, Een verzierfel, 't welk > om verfcheide bedenkeniflen, fcheen lichtlyk te kunnen faalen. Want het was nietgezeidt, dat de brug eer bezwykenzouwdandedyken: oft de gal- ten, alreeds daarin gegraaven, te luttel natsverzwelghen om haar génoegh t'ontlaften: oft de Spaanfchen geenen raadt weeten, om het doek, hoe dubbel |
||||||||||
DER NEEDERLANDSCHE HISTORIEN. 999
Ook, met fnyden oft fcheuren teoopenen j oft de koorden, die 't ophielden > 1 f 8 ƒ.
af te kappen j oft eindtlyk de fcheepen te doen zinken. Maar Gianibelli, de Italiaan, wiens in het begin desbelegs vermaant is, hebbende miflchienee- nighe lucht van deeze fpiegheling , en trachtende de uitwerking wifter te Voorßel neemen, verzocht, van deOoverheit der ftadt, tfeftigh pleiten: welke, wel vanGiani- t'zaamen gehecht met reepen, reexen, en balken, in form eener halve maa- belli ten ne, en elke gewaapent met twee yzere haaken , fteekende tien voeten ten y^enem- waatreuit, hy, onder't zelve, wilde doen afdry ven: in kloek vertrouwen, e' datzy al wat haar voorde boegquaam, zouden vellen oft meêfleepen. Hy eifchte hierenbooven, opgeval oft'er nochyets aanhaaperen moghte, drie groote fcheepen ; naamèlyk den Oranje, van vyventzeeventigh laften -, den Poft, van hondert vyventzeeventigh -, den Gouden Leeuw van tweehondert vyftigh. In deeze meind' hy Mynen te maaken, die, gevult met buflekruidt, en te tyde ontfteeken, buiten twy fel de brug, en al wat'er ontrent was, ver- nielen zouden . Aldegonde, gelaft om hem te hooren, oordeelde dat dee- ze vonden gefchaapen waaren wel te beflaaghen : maar men ontzagh zich (gemerkt het nieuw doorgaands tekort oft te lang valt) zoo zwaare koften te leggen aan een ding, dat geen' ervaarnis tot voorlpraak had. Dies werden hem , om een' proef te doen, alleenlyk tien pleiten en twee fcheepen, de Fortuinen de Hoop , yder van ontrent veertigh laften , toegeftaan. Den twee boodem van elk fchip liet hy ooverleggen met zwaare planken, en daarop fcheepen, metfen, van groote witte fteenen, een' bak van vy f voeten dik j lang inwen- m verfebei- digh veertigh voeten 5 wyd en diep drie en een' halven : toen zesduizent defchmm> ponden kruids in d'eene -, zeeven duizent vyf hondert in d'andere, ftorten: m T en alles dekken met een fchuin en fcherp toeloopende roeve , zes voeten m^t Ju^r~ dik, van groote blaauwe zerkfteenen, om de koeghels te doen affchampen . we^. De bakken hadden verfcheide gaaten: en in die van d'eene werden lonten gehangen , afgemeeten naar gelang van den tydt, die men goet vond der koole te geeven om tot aan't kruidt te kruipen. Aand'andre kas in de For- tuin , was een vuurflagh gemaakt, dat gelyk de klokhaamer van een uur- werk , naar raaderen luifterde, om ter bevoolene ftonde t'ontlpringen. Boo» ven op de fcheepen bereid' hy eenigh berntuigh , 't welk , eer 't kruidt binnen aanginge, een uur langh duuren zoude -, op dat de vyandt zich daar aan vergaapende , niet anders dachte , dan dat men enklyk voor had den brandt inde brug te brengen. Met de tien aangeboode pleiten, die doch te weinigh waaters konden fchutten , vind ik niet dat hy zich beholp : maar wel met tweeëndertigh kleene platboodems: van welke hy beval vier gelyk- tallighe koppeiste maaken, en elk, meede voorzien van ontfteeken vuur- werk , een half uur naa 't ander, ter daalende ftroome te laaten afzakken, neevens zeekere fchuiten, duikelaars geheeten ; die, ook buflekruidt voe- rende , wen zy quaamen teeghens de maftvlotten te ftooten, zouden vonk geeven, om ze te breeken . Doch hier meê was't meelt aangeleidt, om de Spaanfche al hun zwaar en licht gefchut te doen lofïèn, teeghens dat de hel- De Um fche branders (zoo werden ze genoemt) ter mid-ebbe zouden aankoomenj r"eeJen op dat ze te min gevaars liepen. Op den vierden aavondt van Grasmaant, ^ \^~ als daaghste voore Liefkenshoek veroovert was, begoften die van Antwer- dersve- pen dit gereedfehap neederwaarts te zeinden. Maar de Ammiraal }akob noemt. Jakobszoon, betrachtende quaalyk de orde van Gianibelli, liet de vier voor- Alles wordt zeide koppels, het een te ras op 't ander, heene glyen: desgelyx de fcheepen. ^fge^on- DeKooningfchen, eenighszins verkundtfehaptvan deezetoemfting, doch den* eighentlyk van 't geheim niet, en hebbende al een' wyl, uit nieuwsgierig- heit, naa haar verfchynen gehaakt; klommen, als men 't blaaken in 't oogh Tttt 2 kreegh,
|
||||
logo P. C. HOOFTS TWEEENTWINTIGHSTE BOEK
15% 5* kreegh , op de wallen hunner fterkten , om te kyken. Een groot deel der
Bevelsluiden:, jaa de Prins van Parma zelf, verzelfchapt met veel Aadels begaf zich naa de brug. £ommighen , voorneemlyk de Markgraaf van Rvs' burgh , ziende de zeilen van vlam , in 't weêrlicht der golven ( een toon* peel van Ichoone fchriklykheit) naaderen j en, zoo nu , zoo dan , een in , L': rook verkeeren j waanden flechts alles aangerecht te weezen, om de brug aan kooien te leggen: en deunden 'er meê. Maar Vega, een Spaanfch ven- drigh ('tzy dat men te met nu 'tklaatren van een' fplytende fchuit vernam oft dat hy,, als dienende ook voor vernufteling, dieper dacht _) ried den Velt- Het brand- heere van daar te fcheiden. Immiddels klemde't voorfte fchip, de Fortuin {chip de ten flinken oevere, onder weegh, aan den grondt, ende bleef alzoo zitten. Fortum Maar de Hoop, gaande zynen gang, raakte, geftuurt van'tgety, dat daar raakt onder heetftwas, tullen den Vlaamfchen dyk en 't maftvlot deur, en zette zich ter Sn ondt P^aat^e daar men 't ftaaketfel aan dery fcheepen geklampt had. Weshalven, De mop niet Vega alleen, maar pok de Markgraaf van Guafto, en Graaf Nicolaas drjfttot Cefis, den Landtvopghd baaden, in allen gevalle, hoe't'er afloopen mogh- aan de te, zynen periöon van gevaar te hoeden. Die ftribbeld''er teeghen, en will: hrug. tot geen befluit te Zoomen, mits hy geirne eerft gehoort hadde, wat ver- flagh eenighebulTchieters, en andre ervaare bootsluiden doen zouden, die bereidt waaren in't fchip te treeden, om op tefpeuren wat 'erfchuilde, en 4e werking te beletten. Maar men vermaande hem zoo inftendighlyk, dat hyten laafte, beveelende de zorgh aan Rysburgh en Billy, zich vertrok naa de fchans van Santé Marye. Wel te tyde voor hem. Want hy was zooras 3r fchip de *Uet binnen, oft het fchip de Fortuin Iprong aan fplinters om verre, en Fortuin doode veele foldaaten ineen blokhuis daar ontrent. Eenighe fchryvers, berß daar zwygende van zyn' belemmering door ondiepte, willen dat het vuurflagh 't vafizat: zich vergifte5 en te vroegh fpeelde . Maar, dat eenGianibellizich daarop en doei Zouw verlaaten hebben, zonder eerft wel zeekre proeven van diens trouwe nochtans te z^ ^ y^m -^ nailwiyx gelooven. Doch wat konft gaat vaft genoegh om fchfadeon- nemnier te haaperen. Korts daarnaa borft de Hoop, met zoo dullen don- der de der, en verbolghen blixem 5 dat de heemel feheen tekraakenom inteftor- spaan- ten , de werelt te icheuren, de hel zyn' kaaken op te fperren. Hetvraatigh fchen. vuur verflond, oft verflenfte met zynen flagh, niet alleen d'onderzoekers, ^t fchip die't binnen's boords verrafte, maar teffens't meefte deel der geenen, die de Hoop 0p iiet ftaaketfel, oft in de fcheepen der brugge waaren: der maate, dat men jpnngt. yan jlun nooj£ eenigh ooverfchot vernam. In gulle gloedt ftond eerft de wehke° ' *ucnt: tnans lefchte zich 't licht; en bleef zyn' plaats, van \iikke dompen werkiw. ro°k ■> een' lan ge wyl, verdonkert. De vliet vloogh ten bedd' uit, 00ver den dyk; vervulde de veiling Marye en plonsde de naafte velden ter knie toe in 't waater. 'T aartryk fchopte rondom, wel drie mylen verre: ende binnen een' halve bleef niemandt oover eindt ; zoo gezeidt werd. Immers de Span- jaardtCarnerogetuight, hoe het huis, waar in hy zich, datpas, totBeeve* re, een uur gaans van de Schelde, geherberghtvond, dreunde, als oft het gedreight hadde ter needer te vallen, en niet een venfterglas heel hield. De zwaare fteenen en zarkfcberven , fterrewaarts gelpat en verfpreit, zom* mighe wyder dan een vierendeel my Is, maakten, met hunne fmak? putten Gevaar des ^P^ °P acnt °ft neeghen voeten . De Prins van Parma , gegaan ontrent Trinfen een' booghièheut weeghs vanden dyk af, werd, gelyk ook Guafto, CefiSj vanParma. ende reftvande fleep, op zyn plat geworpen: een paadje die zynen dee- ghen droegh, doodt gekitft van den weldighen windt, dien de brandt blies, als hy ten kerker uitbrak. De zelffte Karnero vermeldt, dat een van Par- maas ly f hoeders bet dan dertigh fchreeden verre gegooyt werd, enzynee- ne
|
||||
DER NEEDERLANDSCHE HISTORIEN, ugt
ne been kreupel viel. Die eerft op rees, en in zulk een' verbaaftheit den i j8f.
meeden moedt toonde , was Farneeze. Hy trekt en zwenkt zyn rappier, tynwoedu oft 'er vyandt voor handen geweeft waar: en draaft, wat tot zichzelf ge- koomen , naa den oever. Daar doet zich een droef en deerlyk aanfchyn op: de fchans 'tonderfte booven, 't gefchut ooverftelpt van hetflyk, 't kruidt geweikt van het nat, alle lonten gedooft. De fchouders en een' ftreek van De brug 'tftaaketfel, waaren aan ft ukken gefmeeten ; kaabels aan fleetren geflenft ; gebrooken, . ketcingen aan einden geklonken; maften, balken, geknakt; degroovebuk fen verzonken ; drie brugfcheepen verftooven, en niets daar af te vinden ; drie andre gewendt, met denboodem omhoogh. Yslyker greens <de neer- laagh der menfchen , hier gehoopt daar geftrooyt, peirfch vanmodderigh bloedt; met het vlees gekneuft, het gebeente gebryzelt van de fteenbrok- ken, yzere naaghels, bouten, en fchaakels; oft met het ingewant aan Aar- zen gegonzt. Doch de gequetften ter daatlyke doodt toe waaren ten min* fte, in zoogrouwlyk een'ramp, der martelinge ontgaan. 'Tgrootfte jam- mer zagh men aan d'ellendighen, die, gefèheiden van dy oft fchouder, noch uit het leeven niet fcheiden konden : die met janken en fteenen hunnen kaameraaden den boezem kliefden. En, terwyl men noch nietwift wie al van die feite getroffen waaren, nochtede gefchende troonyen, de bekladde kleederen t'onderkennen, kermde deez, om maagh oft makker ; die, ora diener oft heer ; d'andre om vriendt oft vertrouwdeling : ende ging, mits den twyfel, de angft te wyder weiden. DeSpaanfchenklaaghdenvanmeer dan vyfhondert; d'onzen riepen van achthondert lyken . Die verminkt, Veelegoo* verleemt, oft anders leelyk geteiftert waaren, maakten ook een groot getal, n'mgfihen Veelen van Parmaas hofgezin, veele kryshoofden, en daar onder den Hop- om 'tleeven man Segura , Spanjaardt van dappren bedryve , ook Gaspar vanRobles, #"**&• heer van Billy; en Robbert vanMelun, Markgraaf van Rysburgh, oover- J*ot vm ftederruiterye; van welke twee wy meermaals gemeldt hebben; verloor'er ^HaUe*- deLandtvooghdt. Rysburgh werd hangende gevonden aan een taakel, en re van g^_ zeer betreurt van Farneeze; maar niet altoos van de Spanjaards, die naagaa- ly; envm ven , dat hy den Kooning wel treflyke dienften gedaan had ;' maar meer- Robben der ondienft in eenen dagh ( zy meenden met het fluiten van 't Gentfche vanüi- verbondt) dan hy in tien jaaren wel dienens vergelden kon. Billy mifte men lm' Marh een' wyl, en vermoedde dat d'eenoft d'ander zyn lichaam verfteeken had, ZM1^VT om de diefte van een' gouwde keeten te heelen, die hy plagh aan denhals J/SR"^X, tedraaghen. Eindlyk, in't af breeken van'tftaaketfel, vernamp men hem, ook gefchorft, met de zelffte keeten, aaneen eindt paals. Van de werking der duikelaaren en t'zaamgekoppelde pleiten fpeur ik by niemandt eenigh gewagh : 'tzy datzemeedeerghens vaftraakten, oft gegrondegeboortwer- den van de klooten. Wyders; met dus byfter een' ver41eeghenis der Koo* ningfchen mengde zich maghtighe vreeze, dat men de vlooten van Ant- werpen enLillo flux op den hals zoude kryghen; en, in zulk eene redde- loosheit van borftweeren, wallen , en waapentuigh , als een' kudde fchaa- pen ter flachtbank gevordert worden. Waar oover het volk ftond om al de fchanfen te verloopen ; hadde de teeghenwoordigheit des Veldtheers het niet verhindert. Deez, metzynftaan, hieldyder ftaande: en verberghde, ^st4at* onder een onvertzaaght gelaat, de zelffte bangigheit, tot dat z' hem allens--' •* kens van 't hart ftreek, mits op dien fchriklyken torn geen' ander' aanvech-^fV J'^
tmgvolghde. De oorzaak van dit mangel zoeken d'Itahaanfche fchryvers by jpe^ng den windt oft het gety, en oft d'een dien van Antwerpen, het ander dien van van 't Lillo, moght' ongunftigh geweeft zyn. Maar d'onze zeggen befcheidelyk, dat brandt' hetby fchuldtder geenentoequamj die, ineen licht boot met vier riemen, fthip* Tttt 3 waaren
|
||||
1002 P. C. HOOFTS TWEEENTWINTIGHSTE BOEtC
i f8 f. waaren afgezonden, om kennis van 't bedryf der brandfcheepen te neemen
Oorzaak^ en , zoo zy oopening vonden, voorts door te roeyen, de vloot by Lillo te van dat verwittighen , en eenighe vuurpylen in de lucht te fchieten : waar op de
mangel. Ammiraal
van Antwerpen een grof ftuk zoude lollen ; teeken , beftemt tot
aanval van booven en onder teffens. Want deeze booden , verbluft, en
tfidderigh , van dat naare geluidt, en aakeligh balderen , waar af hun alles noch docht tedaaveren > Barden , hoewel geprikkelt met beloften van ee- nen goeden drinkpenning 3 nietnaagenoeghkoomen , om de gefteltenis te befpieden. Jaa , 't welkergher was , zy keerden, zich fchaamende hunner Die van blooheit, te rugge met een' leugnen , dat de konft niet uitgerecht had. En- Anuverpen fe bleeven die van Antwerpen in dit aaverechtiche geloof, tot dat een man, wneemen eighentlyk uitgefchikt door den Graaf van Hoohenlo , en gezwommen , der llueve naa^c ' ^y nacht , onder de brug door , hun op den derden dagh de eerßopden waarheir ontfouwde. Dan Parma had nu zyn'fchaade geboet ; en teeghens derden diergelyke , tweederley middel gevonden. Het eene was, de maftvlotten dagh daar wegh te neemen , en de ponten der brugge zulx te voeghen, datzy zich in ma. 't middeontiluiten konden , endeizende , als twee deuren , den genaaken- De brug jen vuurfcheepen plaats verkenen , om voort te kuyeren : 't welk noch- bermaakt tans ^ xaaóien zy eenighe wyl ontrent de brug moeften toebrengen , zeer ma- l\~o k zorgnty^ vl^ • Vry veiligher fcheen 't ander, hem aangeweezen van zeekren raadt vindt Engelfchen Hopman: te weeten •, met kleene fchuiten de branders tydtlyk teeghem t'onderfcheppen , flux een'haak met een'zeer lange lyn , aan'troerteflaan, diergetykjs weeder af te roeyen en te landen -, dan de geklaauwde aan eenighen oordt des fchaade. oevers te trekken , daar ze geen oft kleen quaadt konden doen . Doch, als dit niet gelukken wilde, zoude men zich van't eerfte dienen. T'Antwerpen X>w van was nu jlet klokhuis van balken volbouwt: en , hoewel het zyner fchetfe faUtnhtt gan^cne^y^ niet geleek , nocht den verftandighen yet vruchtbaars beloofde, vlottende 'c graauw voerd 'er by fter de vlag op : eeven oft by den heemel waare belloo- bloklmis te ten geweeft , dat het zynen naam Oorloghseindt zoude waarmaaken. Ook werke; had het te veel gekofl om aan landt te bly ven , zonder eenighe proef te doen. Maar als he't daar toe quam, beftaande een fterkte by Oordam te beuken j enbev'm- werd het zelf fchendigh geteiftert, en gedwongen te deizen. Thans raakte den 't on- net vaß. aan jen grondt. Naarst blyken der ydelheit van deezen armen toe* ?! verlaat, fchreed men voort tot uitwerking eenes befteks , datmetvinnigheit van vuiften moeft aangeleidt worden ; ende , zoo het bedeeghe , verre 't zee«
kerfte middel tot volkoomen ontzet der ftadt was. D'ingezeetenen der zelve hadden ( gelyk booven is aangeroert) het verzuim van zich opdenKouwe- fteinfchen dyk te beveften, om dien te doordelven wen 't noodt deede, fpaade bezeft; ende zeedert getracht de dooling te richten: maar met te kleene kraft. Dit dacht men nu met meerder ernft aan te vangen: ende was beraamt, al- zoo't landt ter weederzyden verdronken lagh , dat d'Antwerpenaars van d'eene, de Hollanders en Zeeuwen van d'andre, met platboodemde fcheepen, Aanflagh t'eenerzelffteftonde , zouden aanvallen. De Graaf van Hoohenlo , dien- op den Kou- volghends, endeKornelYfelftein, afgefteeken van Lillo, met dertigh zeilen n 'T- en eengoea,t getal gtaavers ,. 's nachts voor den zeevenden in Bloeimaant, .. n -*> beklommen den dyk , daar hy fmalft was, enkreeghen'erdenvoetop-,maar flrax , van beide de einden, den vyandt op den hals: en moeften , naa een kleen half uur vechtens , waar in elke party ontrent hondert mann', de Spaanfche Simon Padiglia , Hopman van helderen naame , verloor , hun . .- , voordeel verlaaten , mits die van Antwerpen achterbleeven. De fchuldt Ooriaak* n^erar' leidde men op een misverftandt , toegekoomen in deezer maniere. daar af De Heer van Aldegonde , zich vindende, dat pas > om orde te (lellen, in de J' vefting |
|||
■^"
|
|||||
DER NEEDERLANDSCHE HISTORIEN. 1003
vefting vanToulouze, aan den Vlaamfchen kant, recht teeghenoover de ijrg^ Boerinnefchans, en 't gat des Brabandtfchen dyx waar door d'Antwerpfche vloot invaaren moeft , beval eenighen van de kryskaamer der ftadt, drie baaken op den hooghften tooren te vertoonen , wanneer zy een' vlam , in , 'tblokhuis daar hy was, zaaghen opgaan,; zonder hun het geheim van'tbe- diedt der teekenen t'ontdekken, Deeze luiden , zich milTchien dies bel- ghende, oft ook anderzins dunken laatende dat dit wel door volk van mirt- der foortetebefchikken was , zetten hunnenlaft oover aan anderen: welke > oft uit onkunde der geleeghenheit, oftuitachteloosheit * oftoovermits de duifternis , een vuur , geftookt van zeekre foldaaten in de Boerinnefchans , om zich te warmen, voor Aldegondes leuze naamen , ende drie lichten ont- fhaken , eer 't waater genoeghzaame diepte had om hunne fcheepen oover 'tveldt te helpen. Dit geluk , voor Farneeze, diend' hem ook tot naader waarfchuwing. Hy maakte dan althans, tuflèn 't Kruis by de Schelde, daar *#** Mondragon, en Sant Jacob byStaabroek , daar Mansveldt gebood, tenzui- f^jjj* de de Paalfchans, en ten noorde Sant Joris . Teffens verbreedd' hy en ver- ^ hooghde den dyk , en verzorghd' hem met borftweeren en noch verfcheide L, wachtftallen : hoewel al dit, mits de fchaarsheit van bequaame fpyze daar toe , zeer kommerlyk viel, en dat men benoodight was, in plaats van aarde, veelrysboiïènteverbeezighen. Jaa hy fteeyiglide dien , metftaaken , daar in geflaaghen wei een' halve myl verre: deed reeghels vanboovengefcherp- te paaien, tien fchreeden van den dyk af, tien voeten van elkandre, enuit- fteekende ontrent vyf voeten , ter weederzyden in't waater planten , tee- ghens 't aanleggen der fcheepen , en de glooying glad affpitten , .teeghens 'c opklimmen. Die van Antwerpen , immiddels, op hooren zeggen hoe een gevangen Hollander, in °t beleg van Dantzick, met ooverzeilen van zoo Meuw een gebouw als dat van Parma, zynleeven gewonnen, had , vonden ganfche- m**ydcle Ijk oorbaar het zelffte t'onderftaan 5 gemerkt men althans voor geen ftoo- '^f** ten teeghens maft vlotten hoefde te duchten. Dan 'tlufttegeenen onfchul- mMJ^m dighen menfche zyn lyf alzoo te waaghen : en den geenen, die 't verbeurt debra^te hadden , darde men niet vertrouwen. Zy koppelden derhalven zeftienplei- hree\m. ten, aewaapent met yzere zaaghen oft raspen aan de voorfteeven , t'zaa- verfan- men j^en zonden ze, met een' ftooker uit den Noordoofte > voor ftroom dre, dié af, om alzoo op de brug aan te bonzen. Voorts volghden vier helfche kleene branders. Maar 't onbezielde tuigh > gevoert van enkel geval, kon nocht ™s myden noeht mikken: en 't ging 'er mee, als gemeinlyk met alle domme kraft. Etlyke pleiten , fchokkende teeghens't eindt van 't eene ftaaketfel, dwong d'andre te zwaayenj dewylzy, mits de vyandt zyn'brug in't mid- de liet wyken, geen' weederftandt bejeeghenden. Ende raakte aldus, zon- der yet merkelyx verricht te hebben , de ganfche koppel in zyn' handen. Niet beeter gelukte de reiz der vuurfcheepen. Drie werden der aange- haalt, met haak en touw: een zoo vroegh * dat zeeker waaghals van Mec- hele, gebynaamtSnel, zich verftoutte daar in te klimmen , om naa de lon- ten te zoeken; die hy ook vond en doofde , maakende 't boot tot buit. D'an- dre twee fleepte mennaaplaatfen, daar ze vergeefs wrochten. Het vierde niet gekreeghen, om dat het wat fterker ebbe te baat had-, maargedreeven door de geoopenden brug, en berftende verre genoeghdaar af, deedmeede niet dan windt breeken. Meer diergelyke fcheepen, t'andren tyde geftuurt, 200 neerwaarts van Antwerpen , als opwaarts van Lillo, faalden eeven als dit, oft werden met het zeel gevangen. Gianibelli, derhalven, verghde zyn zinnen nieuwe lift te verzieren, en verworf van't vernuft, gefcherpt door %t dat men zvn' vonden dus droelde, dekundeomeenongemantfchiptoe •■ ' teftel- |
|||||
1004 P. C. HOOFTS TWEEENTWINTIGHSTE BOEK
15-85-. ie ftellen, dat ook onder weeghe weerbaar waare , en van zich bytende , zyn'
Nieuwe aanranzers afhield. Men gaf hem daar toe 't vat de Oranje , te voore ge,
vond van weighert..... Dat omhing hy, naa't maaken der fteene Myne in den buik ,
Gianibelliy buiten met vierentwintigh biertonnen , inwendelyk bemetft , en gekropt
tn't toeflei- mQt ^mt^t ? om van ftonde tot ftonde naar de kortheit oft lengte der lonten,
Irldi een los te knaPPerl» °P dat niemancJc liet darde genaaken. Daarenbooven be-
fliß '"dat reidd' hytim fcheepkens met vuurwerken , om teffens af te vaaren, als trau- nochtans wanten van 't groote , en den vyandtop te houden. 'T werd nochtans niet niet ge- gebruikt; maar gefpaart als tot een weide voor Parmaas ooghen, die 't quam bruikt beziphtio-hen naa 't oovergaan der ftadt: 't zy dat men nu d'ongewisheitder werd. verrfchtin^e van'tfehip , wen het fchoon den haak ontginge , hoogher be- gon te weeghen , oft dat de Hollanders en Zeeuwen , moede der konften zoo dikvvyls in rook verdweenen , allerley marren wraakten, aanftendigh- Anderde Jyk dringende op nieuwe en maghtigher beftorming des Kouwenftein- aanflagh fchendyx. Immers men belloot de zaak te hervatten -, teeghens't verftandt teeghens yan jydegonde j die , wanhoopende althans van de Spaanfchen uit zoo mfttiT fterk een voordeel te dryven ' eenen torn van >l uiterfte geweïck> op de brug
fitndyk oft het blokhuis Marye , voor geziener kans > aanried. Detydt werd be- voorgenoo- Hemt , de toerufting gefpoeit, zoo aan d'Antwerpfche als aan de Zeeuw. men. fchezyde, met groote vlyt en vuurigheit. Midlerwyle fchikte menzeeker schans- fchansken, gehouden by de Kooningfchen in het dorp Lillo , van waar zy ken,gelee- ^ Staatfchen doen belpïeden en ooverbriefden , te vermeefteren : gaan- gbeninhet dedefoldaaten , naa eenen dagh beukens , daar uit, op voorwaarden , met tortover oorlofdaar toe verkreeghen van hunnen Veldtheer, om dat hy ze, mits het ge°ZZT" beletfeldeswaaters, quaalyk t'ontzetten zagh. Alles veirdighzyndej zon- Jnde den die van Antwerpen's nachts naa den vyventwintighften in Bloeymasnt staatfchen. detienbrandtfcheepkens, toegeruft door Gianibelli, neerwaarts, om den Spaanfchen, by hunne brug, wathandtgebaarstegeeven. Indemorghen- ftond daar aan, teeghens vier uuren (want het was twee daaghen voorfde nieuwe maan , en 't waater toen op zyn diepfte aan den gedachten dyk) toogh Hoohenlo , met meer dan hondert platboodems , door 't gat nee- vens Lillo j d'Antwerpenaars, met ook een goedt getal, door dat by de Boe- rinnefchansi tot Brabant in. Zy muntten't niet, gelyk laaft maals , op het fmalfte van den dyk, maar noordlyker, op een breeder oordt, tuften de Paal- fchans en Sant Joris, dicht by deeze > daar zy meenden zich bequaamelyker te kunuen bewallen en leegheren. Als de Hollandfche en Zeeufchevloot, wiens wegh kortft was , de hooghte had, wendt ze, en naadert. Teffens oopent het grof gefchut den mondt, en brult als uit verbolghe kaaken een grouwzaame morghengroet. Voorts heffen de handtbuflèn aan, braaken- de , onder 'tfneeuwen van'tyzer , een haagheljaght van loodt: en beftaat men, gedekt van den rook, de paaien uit te winden, die 't aanleggen ver- iweedebe- hinderden. De Kooningfchen antwoorden , uit hunne fterkten en ftandt- florming p]aatfen 5 met ongelyke ftem van eeven groote grimmigheit, alsraadende desKouwe-dm Staatfchen. zoo ftout niet, in dit bedryf trof een' fpil oft bout vaneen dyx. kruiwaaghen Abfolon Nicolai, fchoonbroeder van Burghermeefter Pieter van Reighersbergh , en naamaals behuwde zoon van Jakob Simonszoon
deRyk , Heere van ZafflaarenOoverftevanOoverflakkee, opzyn'borft» zulx hy daar af in zwym viel. Dat het yzer niet door ging , deed zyn flagn oover dwers,en een buffels leedre kolder. Uit verhaal van deezen mynen iieeve , eertyds foldaat en althans vrywiligh mee getrokken, zyn , dooree- nen tweeden , verfcheide bezonderheeden deezer toght tot myn' kennis gekoomen. Wyders, die van Antwerpen paften meede wel haaft by den wer- |
||||
DER NEEDERLANDSCHE HISTORIEN. ioof
ke te weezen . De borftweeren brokkelen. De verdaadighers , ftaande nu |
|||||||||
lif-
|
|||||||||
ter weederzy den ten doel, worden, man by man, geveldt, en dunnen,dap^
per. Dies waftden vlootelingen de koenheit. Zy redden zich door de paa- ien > zetten toe, zoo van hier als gins, en waaghen het uitftappen. Hebben- De staat* de 't hard onder de zooien, fcheiden ze zich aan tweefchaaren j geeven in't ftben raa* midde een oopen voor de volghers j en dringen tot den vyandt in: die nu oo- ^n daar veral flrengelyk bevochten, uitgezeidt achter, daarhy nochtans meenighe °?' fchuinfeheut uit de fcheepen móefl: wachten, de hertredt naa zyn* blokhui- zen nam. Toen, om zich ter yl te beheinen, rollen deStaatfchen wolbaa* len booven -, vlyen die , en proppen zakken met aarde daar tuilen; torfèn planken, horden, blokken van boomen aan. Teffens vervordert zich d'ee- ne troep de Paalfchans te beftooken. D'ander valt die van Sant Joris aan , met zulk een' heevigheit, dat Don Alonfo deCordoua (dees had alhier de wacht) vindende weinigh voorltands in eenen wal opgeleidt veel van tak- ken , die , getokkelt van 't gefchut, lichtlyk verftooven , begon met zyn' Spanjaards en 't vendel de plaats te verbaten, om zich naa Santjakob te be- geeven: waar hem van daar, Camillo del Monte niet flux tehulpe gekoo- Camillodel men. Dees , voortftouwende een deel Italiaan en en Spanjaarden , onder- Monte belet ying de wykveirdighen , en fluitte de Staatfchen , nu fchier meefters der dett ^4**" veiling. Thans zelf, doorgepeurt tot daar 'theet.ff.was> hield hy aan, tóstïebev tver" handt en flem; zonder zich des te kreunen, dat, neevens hem, eengehee- °°J€re" *? ren Cerboone, van 't zelffte geflaght, onder veele * zoo bevelsluiden als $ant ioris, knechten, geveltwerdj en vier Hopluiden daar de doodt haalden, oft won- den diez' hun deeden. Hem verftrekte, onder andren , geenen geringen foyftander, de Markgraaf van Gualtiere, Hippolito Bentivoglio, gefprooten Hippolito uitliet heldere huis derVorften, die eertyds de fladtBolonje, en haar'vet- Bentivo* te landouw , tot wonderlyk genoeghen haarder gemeente beheert hebben, gliojkoeder Zyn broeder is d'uitfteekendfte Kardinaal, wiens pen , de gelukkighfte , des &ardi^ in mynen zin , onder alle uitheemfche , die ooit onze zaakcn- ten Hiflori- .*> WP fchen tooneele braghten, zich gewaardight heeft haaren eedelen arbeidt YVtn*" aan een onverganklyk werk te befteeden , dat den Neederlandfchen naam in 't voorhooft voert. Deeze Markgraaf, naary vrende de gloory zyner voor- zaaten, queet hem zoo treflyk hier, dat hem de Prins van Parma, onlangs daarnaa, een' vaan fpeeren fchonk, en, booven dien, Veelerley bewys van grootachting en eer te gemoetdroegh. Braave blykenvan vroomheit fpeur- de men ook aan Johan d'Aquila enGamillo Capizucchi, Kornellen , dien z<>° d°eti van een Spaanfch , deezen van een Italiaanfth regement. En de gemeine JJp J°-}m foldaat fchaamde ziehte faalen aan zynen plicht, diende hoofden zelf vol- ^ mT*™ deeden. Ook had de Graaf van Mansveldt in den neederhoove van 't huis te Qapi%mU(m ^Kouweftein een' groote platte kat opgeworpen , van waar zyn gefchut fel ffrt onder de Staatfchen klonk, inblaazende den Kooningfchen, t'elker lofling, nieuwen moedt. Mits al welken weederftoot de befpringers moeften toegee- ven, deizende naa hunne beheiningen •, en dit blokhuis zyn noodt verwon. Doch, met de Paalfchans, hoewel datMondragon niet verzuimde anendan verfch volk derwaarts te fluuren , ftond het noch ooverhachelyk. Want, De Faal- oft fchoon de aanvechters, ziende hier kleene kans tot beklimmen, dewyl fcham ty'to zy zich op zoo fmal eenen boodem niet genoegh konden uitbreiden , haar $ro°ten niet zoo naa quaamen als den blokhuize Santjoris j de mosketten wankten a* ^ wakker, onder 't beuken uit de fcheepen: en werwaarts de verweerders zich wendden, hun vlooghen geftaadelyk klooten en kluiten , en dikwils drek en darmen hunner fpitsbroedren , om de ooren. Jaa de Staatfchen kree- ghen eintlyk, ook ten zuide van die fterkte, een ftuk dyx in, en maakten 'er Vvvv zich
|
|||||||||
ioo6 P. C. HOOFTS TWEEENTWINTIGHSTE BOEK
158 f. zich vaft : waardoor zy nu ganfchelyk van haare vrienden lagh afgezon*
Zw tuntïg- dert, en aan alle kanten te lyden had. Midlerwyle waaren de del vers, toe heit gevon- verfcheide plaatfèn tufien de befchan fingen , aan 't infnyden gevallen. den in 't Maar zy vonden de aarde zulx doorreeghen met hout, dat de fchup, ftrom- doorfteeken pjenc}e ceiken maale, geenen gang maaken kon. De Graaf nu op dendyk dyk gecreeden, daar hy van Aldegonde bejeeghent werd , bezefFende hoe lang Dies vind net aanloopen moeit , eer men vereiichte oopening tot doorvaart der
mengoedt fcheepen kreeghe , wilde 't graan daar uit geloft , en fchuiten en zakken febuiten en hebben, om het ten naaften hooghen waatere naa Antwerpen te voe- zakken te ren. Dan 't meefte deel der fchuiten , als hebbende met het gevecht niet doen koo-^ te fchaffen , was vertooghen ; aan koorenzakken niet gedacht. Een kort men, om t braadt braght mee , dat niet alleen Aldegonde de reiz naa ftadt aannaa- <L fcheepen me ' om ^eeze behoeften te vorderen > maar ook Hoohenlo zelf daar te lichten en gi°ge verfchynen , tot aantrooft der burgherye; en wekking van ge willigheit. naa de ftadt Door dit haapren der hoope van door te graaven , en vertrek van twee te voeren. zulke aanleiders , möghte men meenen d'eerfte gloedt van forsheit al yet- Boohenlo wes geflirt te weezen. Niettemin Kornel Morgan, Hopmannen Fremin, en Aide- Baifour en andre met d'Antwerpfèhe vloote gekoomen* diende zorghten gmaAm-n zuide van dePaairchans' d'OoverfteYflëlftein, Hopman Karel van Herau- werpen ' S*ere' metcïe reitderHohandicheen Zeeuwiche.Bevelsluiden, dien ze ten • Kormir noorde bevoolen bleef j toonden zich eeven vuurigh; en het volk naar Morgan, gelang. De Prins van Parma, hebbende, 's aavondts te voore , gelyk hy Hopluiden daaghelyx deed , de flerkten en wachtftallen met icherpe opmerking be- iremin en zightight , en ooveral vereiichte orde gegeeven , was-tot Beevere gekeert Balfour, om te ruften. Opgeklept, 'snuchtents vroegh, vanden donder des gefchuts draf&*n aangins zydeder Schelde, enraadende itraxwat 'ergaarids was, fprong hy ™c. L ?~0l ten bedd'uit? en, noch nauwlyx gekleedt, te paarde. In 't ry den uit dien d'óoverfte leegheroordc kreegh hy gewifle tyding; voorts kundfchap op kundfchap r[elftem en van het beloop der zaakenen den kommer der zynen. Gekoomen byMon- Hopman dragon, vernam hy, uit hem en andren, hoe men inzonderheit vreezde de Heraugie- Paahchans te verliezen. Veele luiden, zoo van hooghen ftaate als van ver- re • maarde manhaftigheit, waaren gewoon om en ontrent zynen peribon te hengelen, en het getal te grooter by de draayende geleeghentheit. Hem, dus
De Prins verzelichapt, en zelf in 't voorfte, draaghen zyn' voeten naa de plaats der van Parma naafte fchermutilng. Speurende d'ooverhandt der weederpartye , de ver- verfibm baaftheitder zynen, (taakt hy tredt, enberft, brandende van fpyt, aldus uit. pp. en j<. fjoe fogfr fat fojer % Als ghy zeiden Qenghy plaght het niet zelden te zeggen in Wet den gemeinzaame praat} dat aide Geuzen, indien ghy Antwerpen wont, met u moedt der ter Miß e moeften -s indien zy 't verloflen, ghy met hun wilden ter preekegaan: [otdaaten, waand'tk, dat ghy van uwer zy de zoo ruit erly kniet uitloofden, zonder'tont-Q metjcherpe zet te houden voor onver werflyk van uw' vr oomhekt. Maar ydelyk hebt ghy aanjpraakj Jee ze zoo hooghgeroemt 5 ü V dat u, nu't'er op aankomt > het hartin den lyw poopelt. Ik liet my voorfl am , dat degloory, die ghy behaalden met harden zoo lang eenen tydt, betaalden met zoo veel zweet s en bloeds, hier de kroon der on- fier flykheit vinden zouw: en verfchynt 'er haarflerfdagh ? Wat zult ghy dan? Omd'onzeekre behoudenisvaneenvlugy van eenveigh keven, heteeuwighe uwer naamen, zelfs uwer zielen, in den windtflaan, vergeet ende eer, eedt, -en plicht,God, Kerk en Koming? Fy: dat ouwde foldaaten, ouwde Chriflenen, niet zouden den gelrotß'en, den ketterßhen vyandt darren onderde ooghen zien. Liever luyke de doodtnudaatlykdemyney dan dat ik zulkeen' fchande myns heirs aanfehouwe. T)at 's gang. V/ien het aan moedt tot volghenfchort> loope \ jaa tot Madril toe-, en maane zyn' Majefieit, om 't loon van e enen verlaat er zyns
|
||||
DER NEEDERLANDSCHE HISTORIER 1007
|
||||||||
%
|
ns veldt heers , die op den Kouweßeinfchen dyk bleef. 'T laafte woordt, ifSf.
|
|||||||
ci'eerfte fchreê: enhy vlieght, gewaapent alleenly kniet zwaardten rondas , Viïeght
de Staatfchen aan, Zyn' geleiders , genoopt van zulke fpraakfpooren , en ^s fe reekenende zich tot hoon, dat hen hun Opperfle voorby flreefde, draaven 5 tnatIche^ eendraghtigh in wil om het te wreeken, met bewys hunner deughd. Yder tart het gevaar , en pooght 's Vorflen lyf te befchutten met opzetten van 'tzyne. Toen verkomt ook 't fuffe graauw, en ryft'er eenflrafFen ilrydt: Bittre dingende d'eene party naa verhaal naarder fchaade ; d'andere naa verzee-^'7^»tm kering haares verkreeghen voordeels * beidein geloof, dat, naar het hier af- **Hläen van liepe , 't ganfch oorlogh zich richten zouw. Hoe dunner dyk , hoe dich- /. p ter drang-, hoe dichter drang, hoe wifïèr wonden : vallende, inde.menge- nis, 't afkeerenkommerlyk, l^t myden onmooghelyk zonder van booven neer in't waater te tuimelen. Naa 'tveilighen van Sant Joris, en zoo haaft De spaan* alsdenSpaanfchen daar leedigh ftond met zinnen te gaan, hadden zybegoft, f^en val* zich ervoelende van de neêrlaagh, het wat zachter op te neemen -, en den len ter Staatfchen geen leedt, dan van verre gedaan 3 meeft met handtbufTen: zyn- *cim>* . de, de raapaarden der groove (lukken eensdeels kreupel gefchooten , en de J}n ^™f buïTchieters bykans door al hun kruidt en fcherp. Maar, merkende als nu met€n jett. hoe 't gevecht tulTen de Kruis- en Paalfchans wakkerde , en ziende mi£ WB. fchien 't veldtteeken van Farneezes jeeghenwoordigheit, verfoeien z' hun- v armaas ne dut, ruien elkandren op , fpatten ten wal uit, en fluiven naa de Staat- tr°e? drjft fdien toe. Deeze, hebbende wat tyds gehadtom zich te bekaaden, ontfin- y' St<*at~ gen hen zoo raauwelyk, dat hun. het opftyghen te zuur,, en het aarzelen ty- \. entof digh docht. Parmaas troept daarentuflèn , fcheppende flaaghs friflèn m bgra aadem uit zyn aanfchyn , en dringende met ongelooflyke ftyfzinnigheit op weer maar haaren vyandtaan, dreef hem tot binnen de borflweer. Hier kortte de hee- wordt al- vigheit: en, hoewel zyn' Hooghduitfchen en Waaien wonder geweldt baar- daar ge* den, aanlooopende wel drie maaien, zy werden t'elken afgefmeeten. Geen fiutt • beeter geluk hadden , aan den oordt by Sant Joris , d'Italiaanen en Span- De^f°m jaards, die ook meerwerfs ten florme keerden. Niettemin, de Staatfchen, mn&>'en zonderling hier, daar hun debeukerie van 't Huis teKouweftein beftberei- fis vanm ken kon, fleeten te byfter : waar oover men om hulp naa Lillo zond. En meermaal* Heraugieres vendel was , van tweehondert koppen , op dertien gebraghtj vergeefs anderenaar gelang-, als de Graaf van Zolms, en Philips de Zoete, Heer van aan ♦ Hautain, Ooverfle van Walenere, den dyk aandeeden, met een goedt getal De staat- foldaaten, die zy hierop zetten, laatende d'afgematte vertrekken. Dan,-^» ^7- dit nieuwlyx gekoomen volk, den welke, gebruikt in den laaften aanflagh^" u^i op Shartooghenbos , en daar uitgejaaght, noch de vlucht envreez onder nnraai\)t de leeden lagh -, nam van'teerde, neevens de plaats, de manhaftigheit niet vo/^: en oover. Hebbende zich ook ingebeeldtdat de meefte lad geleeden was, de A'afgemat* reft gemaklykte verrichten -, zoo ftondhet beteutert, in't merken der vals- te knechten heit van zyn vooroordeel. Voorts verliep het gety , en daalde hun moedt vertrekken niet het waater. Want een deel fcheepen fpoeide zich wegh, eer het bet te*deele* viele. Andre raakten vaft aan den grondt; en darrende zelf niet fchieten, r ™p* uit zorghe van te fcheuren, werden deerlyk verfcheurt van het gefchut des beTJlu vyands. 'T geen de Staatfchen deed flaauwen, wracht koenheit in de Koo- Het vailm ^ingfchen. Ontflaaghen van de anxt voorden dwerskoeghel, hervatten deswaa- zy 3 zoo van 't een als van 't ander eindt, het aanvallen, met grooter fierhei t 'tm, en dan ooit. De bedeesde knechten van Zolms en Hautain fielden zich noch- vemekjer tans in flandt van hooftbieding. Maar den Spanjaarden en Italiaanen ( want ßh^Pen > ^en liet hen , tot flyting van krakkeel gereezen om de eere des voor- lf%^ toghts, mengeling toeflorten ) fpellende denfehrik der zelve , uit de flap- ^j^" Vvvv 2 heit
|
||||||||
I
|
||||||
ioo8 P.C.HOOFTS XXII. BOEK DER NfiEDERL. ■ HISTOR.
15-8 f. heit der weere en 't lufteloos gelaat , werden de voeten licht: en de grondt koh-
Hopman ze niet houden. Hopman Toral va, hunophitfer, met roepen , ^Dyk ver zee- Toulva kert , fladtgewonnen, was d'eerft, die zich oover den wal worp. En 't gebrak fpringt in aan geen> vo]ghers, die zich plaats deeden inruimen. De del vers, en een deel f\7°lde~ ^er maatroozen' geklommen op den dyk, daarzy zich noch watveiligher, (chanfiM ^an *n ^e drooghzittende fcheepen, gevonden hadden: ziende den krysman der staat- kreuken, weezen hem met voorvlieden, 'tpadt naa de fchuiten. En, hoe fcben. Hauteinhetpynde, daar was geen fchorfen aan. Waar oover hy, hebbende Dievlie- zyn'eereuitbundighlyk betracht, en tyds te luttel , ofc harts te veel, omzyn' den naa de waapenen weghte werpen, in fcheutvryen harnafle, met den helm op het fc hutten. i100fc y fn 't waater iprong, meenende een' riem te vatten, en alzoo aan boordt Philips de teraa|cen> jv[aar gevallen, in 'tmisgrypen^enplotzelyk gezonken mits het van Ha '*- gewight des yzers, zonder zich te kunnen opbeuren uit het fly k, dat armen en tem ver- heenen beflommerde, verfmoord'hy. Alles, voorts, werdgevelt, oftver- fmoort in ftoof in een ooghenblik. De Engelfchen en Schotten, aan ginszyde de Paal. 'tßyk^en fchans, die zich tot noch toe dapperlyk gedraaghen hadden, begoßen, mer- waater. kende deeze vlucht, meede te zwichten, en, kryghende tefFens den vyandt Be staat- Van vooren en achteren op den hals, gingen gelyken gang, metontleedighing ( -j aaj der plekke, die zeeven uuren in hungeweldtgeweeftwas. Dus maakte zich deTdvT Parma weeder meefter van den dyk; en eindighde, by dit blokhuis, 't welk neemen' men daarom La vittoria, dat 's De zeeghe, noemde, zoo hard en langduurigh meedede een vechten. 'T getal der Staatfchen, verflaaghen oft verdronken, werd op vlucht: veertienhondert, ten minfte, gefchat. Die van Antwerpen verlooren 'er hun- tluIx var- nen Ammiraal Jacobjacobszoon, twee Engelfche Hopluiden, veele Bevelheb- ma weden berSj enetlyke burgers: de Kooningfchen bet danzeshondert mann'meeft meefter van jtajj[aanen en Spanjaards: hoewel de Hooghduitfchen en Waaien ook geen' ten wort. ger|rlgen dienfl: deeden. Wel dertigh fcheepen, zittende aan den grondt, vielen den vyandt te buite. Farneeze, hebbende orde gegeeven, tot het vul- len der gegraave gaaten, en herfterken van den dyk, gink Gode danken, in een kappelleken binnen Mansvelds oord , voor 't behouden der oover- handt. Thans zorghd'hy voor de gequetftenj inzonderheit Toral va , dien hy in zyn'eignen' huizingenamen geneezendeed. Ten tweeden daaghe hier naa, zond hy Graaf Kaarel van Mansveldt (want hem was het bewindt oover de fcheepen, gelyk den Markgraave van Vafto oover de ruitery, gegeeven: fint het ooverlyden van Rysburgh, die beide deeze ampten bedient had ) en den Graaf van Arenbergh, verzelfchapt met een deel aadels en fbldaaten, om yvlot,i'm den onhandighen houtftaapel 5 Fin de la guerre, te verooveren. Dan zy delaguer- vonden dienydel vanvolke, en 'tmeeftegefchut daaruit gelicht, door die re, verlaa- van Antwerpen, waanende den zei ven alzoo van den grondt te helpen. De ten, wort yeitheer des verwittight, quam 't vlot bezichtighen: 't welk door zyn bevel Tafparma voortsgeloft werd, en, als nutteloos , gefloopt. Ten zei ven daaghe, heb- en gehopt. Dende "e tyding van 't eerftegeluk der vlootelingen zich alomme verfpreidt, ' deed men, aan de Staatfche zyde, dankzegging in de kerken, haald' 'er 't hart op met luyenvan klokken, ftooken van zeeghevuuren, oover 'tinneemen van denKouwefteinfchen dyk, die nu verlooren was: en kitteld"er zynen geeft met twyfelooze inbeelding van de behoudenis der ftadt, tot dat de naa- fte morghenmaar de valfche vreughd in des te wifïèr droef heit keerde. |
||||||
P. C. HOOFTS
|
||||||
P. C. HOOFTS
NEEDERLANDSCHE
HISTORIEN
|
|||||||||||
DRIEENTWINTIGHSTE BOEK.
Nder Antwerpens en der vereenigh.de Neederlan- ifßf.
den gemeene benauwtheit, waaghde Spanje van K*tbgfma9 , feeft en blydfchap : befteedende de Kooning zyn' f^r un ijongfle dochter Katharina, gewonnen by Izabella J^Ii» Ivan Valois, aan Kaarel Emanuel, Hartogh van Sa- j^m9g\> voye j met toevoorzight, van dat Vorftendöom, ^m sa- ' tot een' eeuwige voorburgh des Milaanfchen Staats , voye. teeghens der Franlbyzen aanval, te maaken; en zich die poort, naa 't Graaffchap van Borgonje, oopen te houden. De trouwing werd, met groote praal, den elfden van Lentemaant, tot Saragoflä, gepleeght, en den Bruidegoome den tytel van Stadthouder zyner Majefteit, door ganfch Italië, ten huwelyk gegeeven. Ter zelve tydt liet Graaf Willem Lodewyk van Nafläu eenen inval tot de Marne doen, om de landtzaaten tot betaalen van fchatting aan d'Alge- Plakkaat meenfchap te praamen. Dan de Kooningfchen , hebbende verfcheide der Staate» |
|||||||||||
fchanfen, in en heinde by dien oordt, verzaamden terylj en benoodighden **»ƒ*'-
't Vriefche volk naa de fcheepen te wyken. Een foldaat, waanende in vyan- J~ JJJ" den landt alles vry te (laan, werd, door Graaf Willem , uit zaakevanvrou- fom/die |
|||||||||||
wekraft, ter galghe verweezen. In Hollandt begoftennuetlykeluiden, wel- t'eenigher
ke, als verdechtight, men van verfcheide plaatfen had doen vertrekken, fieede der hunne ooren vermeetelyk op te fleeken: en die van andre te noopen, met vereenighde fcherpe reedenen, teeghens hoogheenlaaghe Ooverheit. Waar oover men gweßm aldaar, den zeeventienden in Grasmaant, allen, die t'eenigher fteede der ™g*l?iit vereenighde geweften uitgeleidt oft uitgezeidt waaren,. by plakkaat beval, ^J/^ binnen vier daaghen naa d'afkundighing, 't Landt te ruimen, zonder weeder un> daar in te keeren, dan met uitgedrukt verlof der Staaten-, op peene van >jHuiste vyandtlykranfoen, en eeuwighen ban. In't eerfle van Bloeymaant, gaa- Rechtere ven ontrent veertigh knechten van Koen van Steenwyk het Huis te Rech- oovergegee* tere, by Zwol, aan Taxis oover, laatende hun vendel en halsgeweer achter, ven aan Graaf Willem, daarenteeghens, won, met vier (lukken gefchuts, en zeeven- ra*ls- hondertmann', booven vyfhondert, die Sonoy hem aanbraght, defterkten m£* teSlykenburghen Oldemarkt, beide zulkx geleeghen, dat Verdugo, daar w-m de meede, de Zeeven wolden, en andre gebuurplaatfen, onder.zwaare brandt-fieï^mu fchatting gehouden had. Aan Taxis weeder, werd, naa eenighe daaghen slyken- belegs, 'tHuysteSchuilenburghoovergeleevert, by afweezen des Hop- burgh en mans 5 hoewel de bezettelingen, zoo men zeide, zich noch met lyftoght oldemarkt. voor zes maanden, voorzien vonden. Zeeker, een deel der zelve bleef by T**" den vyandt: een deel begaf zich naa 't Graaffchap van Benthem : zom- VjWj* mighe nochtans naa Slykenburgh. Maar de Graaf van Nieuwenaar, als ge- sMerh maghtight door Truxes, verdreeven Keurvorfl van Kolen, om in dat Sticht \,urgt,k Vvvv 3 yetwes
|
|||||||||||
loio P. C. HOOFTS DRIEENTWINTIGHSTE BOEK
i ƒ8f. yetwes aan te vangen , vergaaderde, onder anderen fchyn , uit de naaftc
bezettinghen , zeevenhondert ruiters , met ontrent half zoo veel knech- ten, byWeezel: enbraghtze, in de naanacht voor den tienden van Bloev. maant, onder Nuis. 'T was 'er jaarmarkt, en derhalven vol van vreem- de gaften: waar onder hy veele foldaaten , in burghers- en kraamers kleederen, had doen binnen flippen. Deeze, hoorende twee mosketfeheu- ten3fpatteni op die leuze, t'hunnen herberghen uit 5 fteeken 't vuur in zeekerhuis, loopen , metreedfehap , genoomen uit een'fmitswinkel, naa twee poorten j en vallen aan 't breeken: gelyk ook die van buiten . Teffens heffen daar al de trompetten en trommen aan , en beklimt men de vefte aan de Rynzyde , daar d'ouwde muur neergeworpen was , de nieuwe niet Nüis volbouwt. Voorts raakten de deuren aan ftukken , en zoo 't voet- als't paar- ooverrottt- devolk terftadtin , en tot op de markt, eer de burghers, die geweighert pelt door hadden bezetting van den regeerenden Keurvorft in te neemen , de ket- ste« Graaf tingen 9 daar gemaakt aan alle ftraathoeken 'm 't begin des oorloghs, kon- van N/f«- nen |pannen f 0fc ziGia jjy een voeghen, Dies bleeven 'er, booven dertien oft uitnaam veertien niet doodt. Maar wien 't faalde 't ontkoomen met zich oover de vanTruxes. wallen te werpen , werd gevangen en op ranfben geftelt : de ftadt geplün- dert met bedryf van grooten moedwil en vuile dartelheit: en de roof was teryker, mits't getyde der jaarmarkt. De Graaf liet daar orde tot fterking der veften, en den dapperen Hopman Harman Frederik Kloet, tot Ooverfte eener bezettinge van ontrent duizent mann' , die 't den ganichen Stichte van Kolen, meer dan eenjaar lang , met ftroopen en brandfèhatten zeer zuur maakten. Wy hebben voor deezen vermeit, om wat oorzaaken Mär- ten Schenk van Niddeghem , verdatende der Staaten zyde, tot de Spaanfche was oovergegaan. Dees, ziende, zoo hem docht, zyn'dienften , ende fchaadendaar in geleeden , luttel erkent en vergolden 5 wanthy had twee- maals , gevangen zynde by de Staatfchen , grof ranfben moeten opbrengen, zonder dat men hem daar toe veel te baate quam* oft zorghende 't pleit te verliezen, dat een zyner maaghen , om't Huis te Blyenbeek, teeghens hem voorzeekererechters , gemaghtight van Parma, voerde j trad, metNieuwe- Marten naar , in heimelyke handeling, oover wifïèlen var\ party. Zynde 't werk ge- Schenk. noeghzaam ryp, quam hy $ verzelfchapt met vy f paarden, een uur naa mid- hmtwee- dernacht voor den twintighften van Bloeymaant, binnen Gelder j en maak- der in den te je k00p klaars met heef e Johan Hoorenkens en den voornoemden Graa- d/e»/? van ye ^ yan weeghe des Keurvorften Truxes en der Algemeine Staaten. De stFt**n voorwaai'den hielden , dat hy zyn Slot Blyenbeek, enzeekre fchans daar den Keur- ontrent j hadde oover te leeveren $ om voorzien te worden met een Veld- vorßTru- maarfèhalkichap , oft ander krysampt naa de fbort zyns perfbonsj en dat w* hem d'Algemeine Staaten behoorlyk wedde zouden toevoeghen : Dit be- grootte daarnaa de Raadt der Regeeringe aan de ooftzyde van de Maaz , op twaalf hondert en vyftigh guldens ter maant. Waar op hy den laft van Stee- houder des Graaven aanveirdde. 55yn' burg te Blyenbeek, en inkoomften aldaar, gefchat op vierduizent gulden jaarlyks, zoude men hem vergoeden, met eenigh Huis en inkoomften van gelyke waarde , in Hollandt oft Zee- landt. Doch dit ftelde men uit tot bequaamer geleeghenheit, en hem im- middels te vreeden met vierduizent gulden jaarlyx te haaien van den Alge- meinen Ontfanger der Landtfchappen . Hy , hebbende 't verdragh gefloo- . ten , keerde weeder by nacht, naa Blyenbeek -, maakte des en der gedachte eidertbet ^cnan^ ^e Staaren maghtigh •, ende nam noch , voor 't uitgaan der zelrite slot Oover- maant jnet Slot Oo veraflelt in, by de ftadt Graave. In 't midde van Zoomer- aflèb. maant, braght Taxis, oponthietvän Verdugo > zeshondert ruiters endui- .. ' zent
|
||||
■■■■
|
|||||||||||
DER NEEDERLANDSCHE HISTORIËN, ioit
gent knechten , die tufïèn veertigh waaghens gingen? alle uitgeleezekrys^- tj%fx
luiden, op de Veeluw: en getooghen, op den eenentwintighften, verby Arn- hem , naa 't Sticht van Uitrecht, leegherde zich tot Wouwenbergh> De Graaf van Nieuwenaar, de Heer van Villers, en Marten Schenk , maakten zich tee- ghens hem op, met vaft eeven veel paarden* en zeevenhondert man te voet» 2iy huisden zich tot Ameronge , op twee mylen naa aan den vyandt • van waar Villers den Staaten van Uitrecht aanfchreefj hoe hy verkundfchapt was, dat Taxis meinde, zich meefter van Vreeswyk, doorgaands genaamt de Vaart-, en daar een fchans * temaaken .'Sandrendaaghs, drieëntwintighften der maant, verfcheen Taxis by Ameronge, met al zyn ruiters : uitgezeidt twee kornetten fterk hondert en vyftigh mann' , volghende met zyn' voetvolk > dat nocheen uur gaans achter was, DeStaatfchen , dien *t aan geen tydt om het dorp te bewallen ontbrooken had, en als noch raadzaamft was zich bin- nen te houden, rukken , miflchien verwittight van de gedeeltheit zyner kraften , hem flux te gemoet. Nochtdeeze, nocht die party, voorzagh zich strjdt bj met eenighe troep van toeverlaat: maar men viel aan met alle vaanenteffens. Ameronge Zy floopten elke de fchaaren der andre , raakten alzoo beide in verbyfte- tttJfen den ring , en rotllen gemengelt Ichermutfèlinx oover de heide. Het voetvolk , Graafvm hebbende geen weederwerk, ftond leedigh, en keek het aan. Men poogh- SiU'mpe" |
|||||||||||
naar en
Taxis i
|
|||||||||||
de niet eens te herzaamen , om op nieuws , met klem , te treffen : en de
|
|||||||||||
zeeghe neegh noch nerghenswaarts : als de reft der fbldaatye van Taxis be-
gon't hooft booven de heuvelen te fteekeii. Daar florten de hondert vyftigh friflche en welgefloote paarden ,, aangevoert door Oswaldt en Harman > jonge Graaven van den Berghe op 't Staatfche rosvolk ■, 't welk mat, en reeds verftrooyt, terftondt wegh ftoof, en't veldt ruimde. Toen werdt het der knechten beurt. Deeze , inzonderheit een klit van driehondert mann', Oover* onder Schenk , ftellen zich ftoutelyk ter weere: en , merkende de kleene handt dei kans tot ontloopen , dachten, tert nünfte niet ongewrooken uit het leeven sPaan' tefcheiden: maar zynde verlaaten van hunne , en omringt van 's Koonings > é ruiters, werden haaftooverrpmpelt,en meeft allé ge velt oft gevangen . Nieu- wenaar ontrund' het, met zyn* dertienen , en raakte binnen Aamersvoort. Schenk berghde zich tot Wyk. Villers, van den paarde geworpen, met een* wonde in't hooft, viel in handen des vyandts; die , voorwendende dat hy eertydts in't ooverleeveren van't fteedeken Bouchain , ter qüaader trouwe gehandelt had , hem dreighde aan den iy ve te ftraffen, ende niet dan traagh- lyk, voor hoogh ranfben, en by verwiflèling van andren, ontflaakte. Onder de verflaaghenen , welker getal onzeeker was , vonden de Graaven vanden Berghe eenen , zeer gelykende Roelof van Lennep , die s onder de Staaten $ en meede oover't afzetten van hunnen vaader Graaf Willem,, gezeetenhad. Ontfteeken van toorn , zochten ze hunnen moedt te koelen, met houwen en kerven in dit lyk: maar fchaamden zich des naamaals, hoorende dat Len- nep noch leefde , en loegh.. De maare deezer neêrïaaghe baarde maghti- ghe fchrik : hebbende 't meefte deel der kleene grenzfteeden geen bezet- ting in; Uitrecht fléchts eenighe ruiters > de Staaten van Hollandt weinigh krysvolk by der handt 5 zoo dat zelfs voor eenen inval te dien gewefte ge- zorghtwerd. Men voorzagh dan, op 't fpoedighfte , het dorp Vreezwyk, niet hondert vyftigh knechten , gehaalt van Amfterdam-, en begon het met vrecUvjk, grooten yver te befchanfèn _; roerende Schenk zelfs de fchup, om den fol- wonbe* daat willigh te maaken , die de ganfche nacht oover wracht. Die van Ui- fchanß* trecht zonden hondert en tachtentigh mann' derwaarts; te weeten uit elk rot hunner burgherye eenen, die yder de vrye kofl: en tien fhiivers 's daaghs . genooten. Men oopende de (luizen aan de Vaart, en liet het laaghe landt ondef
|
|||||||||||
ion P. C. HOOFTS DRIEENTWINTIGHSTE BOEK
1*8*, onder loopen : leide etlyke ruiters tot Jutfaas, en brak'er de brug af.
Tot Naarde waaren hondert en vyftigh, tot Weefop vyftigh, Zwol hondert Amfterdamfche foldaaten. De vluchtelingen werden teryl verzaamelt, en naad'omleggendefteeden, Aamersvoort, Wyk, Rheenen , gefchikt. De Kooningfchen, kennende , zoo 'tfcheen , zich te zwak tot dieper intoght, oft aantafting van vaftigheeden , en genoeghende met het platte landt te brandtfchatten, toefden twee daaghen t'Ameronge, begroeven hunne dooden, pionderden de Staatfche; en,laatendedieophetvelt, naamen hun- nen wegh naa 't dorp Houten , een' my 1 van Uitrecht. Zy ftaaken noch dien aavondtden brandt in twee woon ingen aan de brug van Jutfaas. Het Vrou- wenkloofter by de Bilt, ten einde der fteenftraat, leiden die van Uitrecht Taxis ver- zelfaan kooien, opdat'erTaxisnietneftelde. Diefcheidde, opdennaaft- trekt uw- leitender maant, uit Houten 3 ruftte des nachts tot Nieuwkerk:vaft waar hy, der naa ten volghenden daaghe , weeder naa Zutven keerde , gelaaden met buit, en zuwn. hebbende daarenbooven al de dorpen van 't Sticht onder verding ge- braght. Dit was de vrucht der zeeghe, indien wy Bor gelooven : wantEe- verhart van Reid wil, dat de huisluiden al te vooren op brandtfchatting zaaten j en dit gevecht, buiten nooddwang en hoope van voordeel, uit puure groenigheit van glooryzucht gefchiedt zy, In deeze daaghen werdt Graaf Willem van Naflau tot een' aanflaghopGrooningegeport, dooree- nen Roelof Keetel, eertyds, zoo't fchynt, daar uitgebannen geweeft. Want, dat hy, hoewel andren hem een' ballingh noemen , daar toen vryelyk ver- AanUzh keerde > blykt uithetnaavolghen.de. Hy gaf aan , hoeeen kleen getal koe- van Graaf ne borden ter Huik daar in te zenden , lichtelyk zeekre poort, daarftappe Willem op wacht was, zoudekunnenvermeefteren, en eenen hoop vol x , die daar op 6www£e. paftenmoeft, doorlaaten. ZynGenaade, ooverweeghende'tftukmetden vóorfteller en twee anderen , fpeurde't zelve zeer fplinterigh , en vertoonde dat haaperen zouw. Maar Keetel, ooverheet in zynen toeleg, maakte alk fchorrigheit glad , en erbood eighen hals te.waaghen : men zoud' hem flechs hulpers byzetten. Hebbende dit doorgedrongen , begeeft hy zich in de ftadt, en neevens hem , onder koopmans gewaadt en verfchilderde trooni, Onno van Eufum, een zeer Hout jongeling, en meede, als een Om- melander , gebeeten van haatopdeGrooningers i ook Kryn deBlaauwe, naabootfende eenen waagenaar , en Roelof van Schouwenburgh, eenLyf- lander; voorts noch twaalf anderen , dien men diedfch maakte, dat het met alles maar aangezien was op't betrappen van zeekeren ry ken koopman , ge- woon buiten de poorte te wandelen , van wiens ranföen zy meede genieten zouden. Teeghens den beftemdentydt, paft de Graaf, met vy f tien hondert mann' in de Drenthe te weezen. Ende, naardien hem geen' andre baan oo- pen ftond, dan, binnen fcheuts , verbydefchansNoorich , bezet met zee- ventigh knechten, tot een voorwacht van Grooninge ; zoo ftelthy's nachts een laagh toe , en gebiedt den foldaaten , verhoolen te blyven tot 's inor- ghens te neeghen oft tien uuren j als dan de koeyen wegh te dry ven: opdat de fteedelingen , hoorende, naa 't gefchrey oover 't rooven der beeften, wee- der van vyandt ( want hy dacht ten zelven middaaghe, de ganfche troep ver- by te mennen ) zich voorftaan lieten , dat het al't zelve werk waare. Maar een boer, gaande by geval oover 't veldt, werd der laaghe gewaar, en maak- te ze kundighop Nienoordt. Dies trekt Hopman Henrik van Delde , met eenigh volk daar af, om de laaghelinghen t'oovervallen , en bejeeghent juift den grooten hoop ■■> zulxhy , ter nauwe noodt zicfi binnen Noorich bergh- de. De Graaf, ftrax, omvangt de vefting met hondert mann'} zoo dat 'er nie- mandt uit moght, om dit van Grooninge te verwittighen . Thans , mer- |
||||
DER NEEDERLANDSCHE HISTORIEN. 1013
kende dat etlyke foldaaten onder 't blokhuis, liepen fchermutfèn , zeindt ifSf.
hy, om de zelve af te haaien j eenen ferjant, die, de meening quaalyk vat- tende, al't volk, dat rondom.de wal ftond , terugbraght. Waar oover Henrik vanDelde, ziende zynoopen/ flux te paardenaaGrooningejoegh. pies hield Graaf Willem, die 'taanfchouwde, den aanflagh voor bedorven > en liet de benden ruften, omweedertekeeren. Aan denavondt, quaamen, Die faalt. met fchry ven dat de Grooningers op hunne hoede waaren , twee foldaa- ten , afgeftuurt door Keetel, uit der (ladt. Deeze, moetende door 's vyands vefting te Ponterbrugge, raakten onbelet voort, met veinzen dat ze van de zelffte party waaren, en op kundfchap uitgingen. Dan de Bevelsman , al- zoo zy recht toe traaden naa de Staatlichen waar voor hy hen gewaarfchuwt had , deedzeachterhaalen , en , met den gevonden brief, naa Grooninge brengen. Die de poort zouden verkracht hebben, fcheidden, als de zaak ruchtbaar werd, uit de ftadt ; en rieden Keetel, die hen een ftuk weeghs ge- leidde , hun voorts gezehchap te houden. 'T welk de reukelooze nienfch aflloegh, zichverlaatende op de goede kennis, diehy binnen had, en waa- nende dat niemandt yet arghs op hem vermoedde. Onder 't fchry ven, den twee fpldaaten afgenoomen, ftond geen naam: ook had het hun Keetel zelf niet behandight: zoo dat in 't gros, wel klaarly k bleek van 't beftek, maar niet altoos van diens beleider oft omftandigheeden. En deeze waaren met geen* paley uit de gevangens te trekken, die zelve niet beeter wiften, dan dat men hun had mee getroont om eenen koopman op te grypen. Waar oover zy, oft fchoon Verdugo, van ongedult, het pynighen deed hervatten en fcher- \ pen, by die belydenis bleeven. Eintlyk fprak de Burghermeefter Joachim Ubbena Keetel alleen aan, enontfouwd' hem dat hy veelen in 'toogh was. Keetel, nochtans, paaid' hem, dat pas, met praaten: en raakte, onder handt- tafting op enkle beloften va»n zich te zullen zuiveren , zyns ontflaaghen. Maar, hebbende, daar het ten minfte nu tydt was om op te waaken, zich te flaapen geleidt, werd hy's nachts uit den bedde gelicht: voorts gefoltert, tot RoelofKee- beken gebraght, onthooft, en gevierendeelt. De twee brief brengers, die tel, die dien Verdugo gedacht had met de ftropte doenftraffen, fchold hy met geeiïèlen ontworpen quyt, op voorbeede der burgheren, praaf Willem, 't zy hem jammerde om ***> mn hals en haave te laaten koomen, meqlchen zoo mildtdaar meê, dat zy ze, mlmlfi' ter gunfte van zyn party , willighlyk in 'tuiterfte gevaar fielden; oft oor- deelde , tot uitvoeren eens aanflaghs by meedewerking van ingezeetenen, dubbel geluk te behoeven; behalven dat dik wy Is dubbelheitin hunnen, han. del vernoomen wort; wilde fint nooit op verflandt met binnenluiden bou- wen : maar beholp zich, wen de geleeghenheit lokte, met andre vonden van kryslifl. Wyders, naa 't keeren der kanfè op den Kouwefteinfchen dyk , jioobenlo vertrok de Graaf van Hoohenlo terftondt uit Antwerpen ; raakte behou- vertrekt uit den binnen Berghen op Zoom , en voorts in de vloote by Lillo. Op zyn Antwer- vertrek vermaand' hy de-regeerders , met zeer milde beloften, tot volhar- ƒ<?»• ding. Zoo deeden ook , by fchry ven van den neeghenentwintighften in Zoomermaant, de Hollandfche Staaten, verzoekende , dat hun geliefde, den voornoemden Graave,by een briefin fyfer, te laaten weeten, hoelang • zy meinden de gemeente, in moed, geduldt, en trouwe, noch te mooghen onderhouden. Maar, korts daarnaa, verlooren zy de Boerefchans, en daar d/> van meê delaafte hoope van yets te verdichten tot krenking der brugge: zynde Antwerpen dit blokhuis het naafte daar aan, en geen ander welgeleeghen omvuurwer- verliepen ken af te ftuuren; gelykmen toen weeder voorhad. Meeteren fchyntaante de Boere" wyzen dat het inflorte, onderkabbelt van 'twaater: naa 't zeggen van Bor, /™;* werd het oovergegeeven van zeekre Schotten, die hun geweer, in't vlieden Xxxx • van
|
||||
1014 P. C. HOOFTS DRIEENTWINTIGHSTE BOEK
15-85". van denKouwefteinfchen dyk, verworpen hadden; en verklaart, als men
hun , ten aanftaan van den Kornel Balfour eenighe roers toefchikte , zich daar af niet te kunnen dienen. In de# mismoedigheit, hier door veroorzaakt Schaars- quaamen de geenen , dien de zorgh oover de lyftoght bevoolen was , der
heit van Majeftraat aangeeven , hoe 't daar mee zoo zoober ftond, dat men , wierd 'er faialt™ n*ec *n voorzien ' zeer naa^ tot byftre wanorde vervallen zouw , mits de ienisben meenignte van inwoonders en zonderling van armen , die 't Gafthuis voe-
raadentot den moeft. Dit braght de ftandtvaftigheit van de Wethouders aan'twagge- handel met len, en raading tot handel met den vyandt voort, Aldegon de, hierop, ftel- Tarma: de zich niet anders aan , dan oft' men zyn' ooren met zulk uitflaan bezoe- Waar tee- cielt hadde, en verfoeid' het ten hooghfte, zeggende liever alles oover zich
ghens Al- te zujien laaten gaan, dan daar in te bewillighen. Maar men dreef hem en ?r e . zynen aanhangeren toe, datzy zich, aan 't verderf van bet dan tachtentigh
wf< duizenr menichen , gingen ichuldigh maaken , en 't zelve nemmer , voor De Gilden Godt oft de werelt, zouden kunnen verantwoorden: ende dat hy, uit
beginnen krachte van zyn en eed t, gehouden was, demeefteftemmen, nietenkelyk ongewoon- zyn hooft, te volghen. Immers zoo groote moeite had hy met de gilden. Iße ver- Deeze begoftennu ongewoonlyke vergaadringen te houden, diehy, pafïèn- Tetouden ^ ^ *" tC verfchvnen>
twee-oft driemaals, met onderwyzen, met drei-
u °u we'n ghen , met belooven van tydtlyk genoegh teeghens d'ingebeelde noodt te
middel tot voorzien, belette yets ooverhaaftighs te befluiten. Echter vervorderden ze ontvet zicn > eer lang •> der Majeftraat, by verzoeklchrift, aan te kundighen, dat men weeten,oft hun oopening van middelen tot behoudenis der ftadt hadde te doen, oft op dat men op onderhandeling te denken. Waar oover d'ouwde paisverzoekers de ooren handeling weeder opftaaken, fpreekènde ten tanden uit, en rottendet'zaamen, zon- ^j' 1 der cenigh ontzigh. Men beftoot nochtans op den laaften van Bloeymaant > pYoTen ten ernuVighen aanftaan van Aldegonde, eerft-, van plaats tot plaats aan alle
Juan-Mär oorden, fcherpelyk naa te fpeuren, wat'ervanbroodt, oft ftoffeom het te 'tflecht bakken, noch moghte ooverfchieten: maar vernam dat 'er veel meer koo- tneë ßaat. rens ontbrak, dan reedelyker wyze verteert kon zyn fint de eerfte onder- Befluit zoeking, flechtstwee maanden te voore gedaan: en vier-oft vyventachtigh
om ronder- duizent monden niet broods genoegh^ voor vyf weeken, zouden hebben, taften,door ZQQ cikeen pOIlt 'sdaaghs toegeleidt wierde. Doch in de brouweryen (oft eemg e e~ fc[loon yjer f^d moeten zweeren niet van zulx te zullen verhoolen hou- den, oft den) achterhaalde men naaderhandt noch eenigh meel en mout. Ten zei« Tar'ma tot ven daaghe werd ook vcrftaan , te doen bezoeken door eenighe bezondre een alge- petfoonen , op dat de ftadt nocht wyte 'nocht weigering droeghe, oft de mein ver- Landtvooghdt zouw naa een algemein verdragh , met toelaating van ócn ding, met gezui verden Godsdien ft , willen luifteren. En Aldegonde , om den volke toelaatmg >t QOoh te vullen , tewillidide niet alleen daar in , maar erbood zich ook, „ uit eighen naame aan Parma te fchryven: gelyk hy deed, naa gefprekdaar den Gods- af metzeekre gemaghtighdeder regeeringe, en deKornellen, zondermeer.
dienft,7ou- In den brief, vol ootmoedigh fmeekens, verklaard' hy, Nooit van gevoelen ge- de willen weefi te zyn, dat den onder zaat en vryßond, zich, om geloofszaaken, teeghens verftaan. zyn' Ooverheit te waapenen.T welk hem naamaals quaalyk afgenoomen werd: Aldegonde hoewel 'er bygevoeght was, "Dat, naa V aanveirden desgefchils door de Staa-
fibrjfft aan tm en J\,andtvooghden , tot befcherming ter f onrecht verdrukte gemeente > 'tn^ni' ty ' ztc^ bindende wettelyk beroepen^ V fiuk ten hooghfle behartight had. naamaals Voorts bad'hy, 1>at hem vergunt wierde, met de Hollanders en Zeeuwen te quaalyk^ handelen, in kloeke hoope, van de Bondtgenooten, oft immers het meefle deel der genoomen zelve, tot weeder keeren onder de gehoor zaamheit des Koonings en zyner Hoog-- werd. heit, te beweeghen^ indien hun billyke voorwaarden gebeuren moghten, en eeni- ghe |
||||
DER NEEDERLANDSCHE HISTORIEN, tot*
«hevryheit van Godsdienfi, alwaar' hetßechts tot dat menquaame eer? ver-
aadderinge der algemeine oft der Neederlandfche kerken te houden ■. 'Door welkegenaade zyri Hoogheit meenighte vanharten zouw verooveren. Een des vyands tromllaagher, in ftadt gekoomen om andre boodichap, nam aan j deezen brief zynen Veldtheere tebehandighen. Doch, 'tzyhydat naaliet* gelyk Aldegonde naamaals bericht werd, oft dat Farneeze zich niet gewaar- dighde dien te beantwoorden , daar quam geen befèheidt op. Dies deed men eenen andren inftellen, aan den Raadshooftman Richardot, door eenen fan van Damme. Die meldde enkelyk, dat hy heimelyk met den Heere van Sant Aldegonde gelprooken had, en hem genoeghzaam tot verdragh genee- gen vond, wilde men goede voorwaarden geeven. Van den Godsdienft, oft bewillighing der Bondtgenooten, geen vermaan. Hierop kreegh men haaft een heufch antwoordt. Veelen meenden , men behoorde dit den Breeden Raade bekent te maaken. Dan Aldegonde verzette zich daar teeghens, uit vreeze dat de gemeente, zoo haar dies bleeke, in 't werk, 't welk hy zocht te verwylen, t'ongeduldelykvoortflaan zouw. Enhy verklaarde geirne zelf te willen naa 't leegher gaan, om te onderftaan, oft 'er kans tot bekooming van vryen Godsdienft, en een algemein verdragh, waare; en daarnaa, zoomen 'tgoedt vonde, zich by d'Algemeine Staaten vervoeghen, om hunoopening van alles te doen. Zy n trekken naa Hollandt werd niet dienftigh geoordeelt: naa Borght, oft Beevere, wel. Maar als nu zyn vrye reizbrief gekoomen was $ viel 'er y et wes voor, dat de Leeden der ftadt beweeghde, eerft 'gemaghtigh- den aan Graaf Maurits en den Raadt van Staate, famt de Staaten van Hollandt en Zeelandt, te zeinden, om hun de teeghenwoordighe geleeghentheeden ende noodt bet in te fcherpen, en te vereifchennaade middelen, waarmeede men meinde 't ontzet te kunnen uitwerken. Hier toe werden gebruikt, onder eedt van weederom te keeren, Daniel vander Molen en Jaques 1'Her- mite , als gelaft door de Hoofmannen en Wykmeefters } Pieter van Pan- huizen en Bonaventura de Moolenaar , van weeghe der Ambaghten. En zy hadden tot verrichting hunner boodfehap te hulpe te neemen de Hee- ren van Osmaal, funius , en Aloftanus, die in Hollandt oft Zeelandt waa- ren , en den ScheepenJakob Suerius , onlanx derwaarts gefchikt, genoegh ten zelven einde -, oft eenen der zelve , die zich by der handt vonde, Ge- duurende hun afweezen, zaaghen, naa verfcheide ooverleggingen, de re- geerders voor beft aan , de meenighte der onnutte monden van wyven en kindren, ten minfte alle beedelaars, leedighgangers, en verdachtighde lui- den , te doen vertrekken j ende, op dat het hen aan geen' maght daar toe ont- braake, tien oft twaalf vendels, elk van hondert en vyftigh knechten, uit de burghery op half wedde, aan te neemen. 'T welk teffensdienen zouw, zoo tot onderhoudt oft verlichtenis van veele arme poorters, die hunne koft quaalyk wiften te winnen ; als tot verzeekering der ftadt teeghens de pais- willers: behalven dat'er wel meer foldaaten van noode waaren, om de fchan- fen voorzien te houden, waarin d'andre fteedelingen voortaan weigherden te waaken. De betaaling deezer benden hoopte men, by debeminners van de Staat, tebekoomen. Maardeeze, hebbende, reeds, zommighe zes, an- dre twaalf, zommighe zeftien duizent gulden te leene verfchaft, begoften des moede te worden •, zoo dat het aan geldt mangelde om 't vierde vendel te werven. Ook beftonden de gilden, zich , in de vergaadring der Maje- ftraat, daar teeghens te ftellen. DeHopluiden drongen wel op't uitzetten van eengroot getal, zelfs der vermooghenfte burglieren, die hun, zoo zy zeiden, in'toogh waaren: maarzy wilden, zonder zich dies te bemoeyen * dat de Majeftraat zulx deede : en deeze was niet gemaghtight yemandt Xxxx ? d$
|
||||||||||
tjBf,
|
||||||||||
De brief
bljft onbe-
antwoordh «Ander
fchrpen aan Eic- hardot. Dat wordt
haaft be- antwoordt* |
||||||||||
Genanten
uit de ftadt naa Kol* landt. |
||||||||||
Voórtiêe*
men om
d'onnutte monden uit te petten, en een deel burgher i té befoldi- ghen; "•• '••■'•• 'twélkfiict gelulden wil* |
||||||||||
1016 P. C..HOOFTS DRIEENTWINTIGHSTE BOEK
I j8 f. de ftadt te verbieden dan naa behoorlyke kennis van zaaken. Men trachtte
nochtans drie oft vierduizent van 't fnoodfte gefpuis, daar onder een deel die, onlangs te voore, uit het Landt van Luik, en andre bedenklyke oorden' gekoomen waaren , voor eerft te verdryven : doch kon der meer niet loo- zen dan vyf oft zeshondert, die noch, 'sdaaghs naa de uitleiding ter eene ter andre poorte weeder in quaamen, by ooghluiking der gilden, houden- de daar de wacht. Ook gebeurd' het, dat zeeker Burgherhopman , ge, naamt Eeduart van Giftel, die tot noch toe, zoohy zelf roemde, geveinft had den Staate en Hervormden Godsdienfte aan te hangen , om toegang Zoxghly\ ter vergaaderingen te verkryghen, en achter 't geheim temaken, zich ver- gerucht mt- vorcjer5Cj gekoomen uit den Raadt, wyd en breed uitte ftrooyen, dat de gej rooy Kornellen en Hopluiden meinden al de Roomsgezinden op eene nacht te |
|||||||||||||||||||||||
eenen
her- hopman, waar uit groot on/e- makjyfi, dat noch- tans met |
|||||||||||||||||||||||
verdelghen. 'T welk ten volle gelooft by hen, zoo groot een' ontfteltenis
baarde, dat zich veele buitenlandlche inwooners inde waapenen begaaven, en hielden , etlyke daaghen en nachten. Zommighen van de Gilden, en andren van de Augsburghiche belydenis , voeghden 'er zich by. Eevenwcl dit on weeder werd geftilt; en Giftel in hechtenis geftelt, daar hy bleef tot dat de ftadt ooverging. Hierentuflen liet Hoohenlo niet te beproeven, |
|||||||||||||||||||||||
naa de zwakheitzyns vermooghens, ofterghens denvyandt eenighe afbrek
|
|||||||||||||||||||||||
tyn
|
van-
|
||||||||||||||||||||||
hnisglßllt te ^oen waare • Op den elfden in Zoomermaant, befprong hy uit Lief kens-
mr(l t hoek, met zulk een' ftyfzinnigheit, de naaftgeleeghe fchans, verdaadight door Hopman Wisleeven, dat hem twee paarden onder 't lyf werden geveldf, eer hy verftaan kon tot aftrekken: 't welk zonder achterlaaten van eenighe Parma dooden niet toeging. In 't laaft der zelve maant, vermeefterde de Landt- bemagh- vooghdt Burgherhout, en al de fterke huizen , bezet gehouden van de tigbt al de Antwerpenaars ontrent hunne veften. Dies was 't nu in zyn' maght, al flerkehui* 'Cgewas vaneraan , kool, moeskruidt, te verderven : en ichier niemandt |
|||||||||||||||||||||||
zen ontrent
Antwer pen. |
|||||||||||||||||||||||
zooftout, dat hy't hooft uit de poort darde fteeken. 'T welk, gelyk het in
d'andre fteedelinghen groote verfleeghenis maakte , den quaadwillighen |
|||||||||||||||||||||||
nietfcheente mishaaghen. Want, als de Kornel Balthazar Moucheron het
weinigh koorens , dat noch op 't veldt ftond , t'eener nacht zouw gaan in- oproer in haaien, weigherden de waakers oevelmoedelyk de poorte te oopenen, en fiadttot dreighden hem aan ftukken te kappen. Wel is waar datgepooght werd dit meermaa- te verichoonen, met voorwenden dat men van d'orde, hemgegeeven, niet geweetenhad. Maardeeze beroerte, neêrgeleidt door Aldegonde, .verrees ten volghenden daaghe : koomende een hoop burgheren t'zynen huize om pais roepen. En als hyze eenighzins bezaadight had, hoord'hy van andre onruft by deRoodepoorte, daar alles in't geweer ftond, en de wachthuizen ",".[, ingenoomen waaren. Derwaarts loopende, werd hy geftuit door den Hop- man van de Paardemarkt. Die, met het rappier in de vuift, dreef hem bit- Aldegonde terlyk toe, 'Dat hy met denTrinfe vanTarma fooverkoomen had, oft het beftel?kg*~fftangel van dien met den lyvete boeten: en vraaghde, oft zoo meenig dui- mi *• z^ent goede éfurgheren,om zyner en zyner aanhanger en hardnekk/gheit/s njyands hooghfle verbolghenheit zouden moeten uit ft aan, oft van honger vergaan. Al- degonde , naa veele woorden en weerwoorden, braght het zoo verre, dat zich yder naa-huis begaf, ende waapenen afleide. Maar 't leed booven een uur niet aan , oft ze raakten weer op de, been. Doch eer zy der wachthuizen konden meefters worden , deed hy ze fpreiden ; niet zonder groot gevaar zyns leevens. Korts daarnaa onderwonden zy zich, t'eener andere plaat- ie, t'zaamen te rotten. En, hoewel hun dit meede belet werd, zy ontwofc- ftelden, den Markgraave, eenen van de voorbaarighfte muitmaakers, dien hy, bygoetdunken der Wethouderen, gevat had: en men moeft het gedoo-
shen.
|
|||||||||||||||||||||||
DER NEEDERLANDSCBE HISTORIEN, iöi/
trhen . Toen begaf alle hoope de geenen, die gewaant hadden de (ladt met ge- ifSf,
weidt te houden, teeghens dank van het graau. Men befloot dan , dat Aide- ^fim gonde, Dufïïe, Schoonhooven, en Heflèls, zich hadden by den Landtvooghd mm haH%- te vervoeghen j om te proeven, oft hy tot een algemein verdragh met de ver- delmSte eenighde Landfchappen zoude willen verftaan. Op den neeghenden van tree en* Hooimaant, teeghens den aavondt > naamen deeze , meevoerende hunne ü\gme-m fpyze, als tot teeken , dat daar aan geen mangel was , hunnen wegh naa verdragb 't leegher: werden eerlyk ontfangen * 's andren daaghs 's morgens gelyke- met de lyk gehoort van Farneeze 5 voorts by hem ten eeten gehouden. Naa de vereenigbde maaltydt fprak Aldegonde , dien dit zeedert tot zwaaren lafter gedeegh , Land" langer dan een uur met hem alleen in zyn kaamer. Op den twaalfden gaf fchaPPer"' hun Parma dit antwoordt , O Heeren, ons 'verwondert , datghy de herwaarts- Parmas reize aanveirdt hebt i opzoofmal eenemaght. Zeeker, hetfchynt hieraan , antwoordt dat men meer zoekt dezaaktejleepen, en onze meening f ondertafien, dan in aan d'Ant- ernflighe handeling te treeden. Wy flaan nochtans d'algemeine niet af-, en werPße 't zal ons aangenaam zyn , zoo die van Antwerpen willen arbeiden, om d'andre 2,em^- gewefien te beweeghen tot verzoening met hunnen Kooning, van wien zy zich u* en'' alle reedelyk genoeghen belooven moghten. Maar dat moefie het daadingen der ftadt niet vertraaghen. Wy verzeekrenonsook, dat die van Antwerpen, op geene nieuw igheit in 'tfiuk van den Godsdienß > zullen aanhouden: maar zich werpen in de armen van zyne Majefieit. Als de gezanten, hier mee te rüg gekeert, ditdienvanderegeeringevoordroeghen , viel'erverfcheidegevoe- BÉraa- len : meinende noch zommighen , dat men veeleer behoorde de jongfte dmSdaar noodt af te wachten , dan , zonder de bondtgenöoten , te handelen , en op nadt^ zoo kleene hoope tot goede voorwaarden. Onder 't flodderen der beraa- De 'ariU dingen , quam, uit Hollandt, de Griffier der Raadt van Staate 3 Levyn Kaa- fier Kaa- luart, aangeevende, uit den naame der Algemeine Staaten , dat zy, zoo men luan komt hun verzeekerde de ftadt noch dry maanden te houden , zich fterk maak- t*Antwer- ten , haar daarentuflèn t'ontzetten , met drieduizent ruiters , en achtdui- ten * zen knechten 5 welke men , booven de geene , die jeeghenwoordelyk in Jy* mr~ dienft waaren , binnen twee maanden zouw gereedt hebben. Het verflagh jer Al des Heeren vander Moolen , en zyner metgezanten , t'hunnen weeder- minestaa« koomfte, meldde 't zelffte. En Kaaluart voegd' 'er by, dat men, midier wyle, ten weegbc* geen' geleeghenheit te waater verzuimen zouw. Op gelyken zin fchree- ven de Staaten van Hollandt. Dan , een vierendeel jaars te teeren op zoo maagher een voorraadt van eetwaaren , fcheen te hard een gelagh: behalven dat men aan de fpoedigheit eener zoo maghtighe toerulling twyfelde j daar neevens , aan den uitgang 5 en aan 't bedwingen der muitzuchtighe gemeen- te . Dit vertoonden de regeerders aan den Griffier , en dat daarom de ftadt, niet dan met waaghen van'tganfche geweldtder Staaten , op eene vloote , te helpen was. Waar op hy, bezeffende d'aangeweeze zwaarigheeden , en- de dat j tot het ontzet te waater , niet alleen veel gelux van gety, windt, en Weeder , behoorde : maar ook de vyandt zich nu fterk genoegh van oor- loghsfcheepen vond , om , alwaar"er de brug niet, het doorbreeken te be- Verrcf,e^ letten-, eindelyk bekende dat zy reeden hadden tot voortgaan met de aan- defchan- geheeven' handeling eer de flagh onvermydelyk wierde , die hen dreighde fen, ontrent te dempen. Hier toe geviel het , dat Emanuel van Lalain , Markgraaf van Mecbele, Renty , gezonden van den Landtvooghdt, neevensde Heeren vander Motte timden en Werp, met eenen hoop volx , zoo te paard'als te voet, eneenighge- vem^m fchut, defchanfenvanWaalhem , Nekkerspoel, en andre , ontrent Mee- vm:ParA hele, eensdeels vechtenderhandt, eensdeels by verdragh , inkreegh : voor)sfo *t welk die ftadt, hebbende lang te voore groot gebrek van ly ftoght geleeden, ^iveßadt* Xxxx 3 in
|
|||||
. ....
|
|||||
ioi8 P. C. HOOFTS DRIEENTWINTIGHSTE BOEK
i j-g f. in zulke benauwtheit braght, dat Kaarel van Levyn, Heer van Famars, leg-
gende daar binnen, met twaalf vendelen knechten , zich tot uittoght liet bewillighen, mits ontfangende een* maant foldsvan deburghery, en voorts met den vyandt daadingde. De Wethouders, aanwyzendedatzydenKoo- ning niet afgevallen , maar met geweldt ooverrompelt waaren, enfeederc onder dwang der bezettinge ge weeft , verworven deeze voorwaarden. ©^ goede burghers, te we et en die in 't Roomfche geloof wilden leeven, begeerde men ïn alle biüykheit te handelen. ^D'onroomsge zinden^ zoo poorters als inwoonders% zouden mooghen'vertrekken 3 neevens de bezettelïngen j oft vyftien daaghen fpaader, zoo zygeneight waaren , zich naa onpartydighe landen te begeeven • en zeeven maanden tydts genieten tot verkooping hunnergoederen. Op den neeghentienden van Hooymaant, fcheidde Famars uit de ftadt j ende toogh de ßaroen van Pravenne daar in , met Kooningfche bezetting. Die van Antwerpen , hier door te meer beangftight, ontfingen wel fomtyds aan- Schrvven nioedighe brieven: daaronder eenen vand'Engelfche Kooningin, en eenen derKoo' van der Staaten gezanten, die, nu daar te Lande gekoomen , oorlof tot lich- ninghme en ting van een deel krysvolkx verkreeghen hadden. Maar de trooft icheen te der staat- krank, oft te verre van honk: en de gemeente, in plaats van te luifteren naa fihegez.an- zoodaanigh fchry ven , (loof op, als 'er af hoorde, en rotte, van alle kanten, %™ m. aan het ftadthuis te zaamen, met een dul roepen, Tais ,paü wiüen we. Want Jan die van ^ zouw nooc^e gelooven , dat Aldegonde (hoewel 't hem werd naagegee- AMiverpen. ven ) de brieven achterhield, uit haat, gevatopdeEngelfchen,omdathem Opoeral- eens van de Kooningin verweeten was , dat hy, en niemandt anders , den daar. Prins van Oranje hooghloflyker gedachtenifle , zoo toghtigh naa vrund- fchap met Vrankryk gemaakt had. Hoe 't zyn moghte-, men daald"ertot Die van een befluit van op zich zelven te handelen ; ende beval die boodfchap aan Antwer- eenentwintigh perfoonen. Deeze waaren Philips van Marnix, Heer van den pen ejut- ßergh van Sant Aldegonde, Burghermeefter: Willem van Meroode , Heet z-elve te van Duffele; Jan van Schoonhoove, Ridder* Meefter Andries Heiïèls; handelen, Meefter Matthias van Lanoy j Scheepenen : Louis Meegank ; Cornelis Pruinen -, Philips de Landtmeeter * ouwd Scheepenen : Adriaan Bardoul; Hooftman van de poorterye: Jan de Weirdt; Gillis Sautyn> Wykmeefters: Henrik van Uffele, ouwd Wykmeefter: Aart Boudewyns , Deekenvande Bereiders: Willem van Schooten, ouwd Deeken van de Meirïe: Jan Godyn, ouwd Kornel: Harman van Doedenburgh, Deeken van de jonghe voet- boogh : Henrik van Erp , Deeken van de ouwde handboogh : Jan Raade- maakerj Jan Garyn -, Dirk van Os -, Burgherhopluiden. Tot de wanhoop der Heeren, enonlydzaamheitdesvolx, deed, dat men, in acht oft tien daa- ghen noordweften wihds , niet een fchip zich zagh reppen om yets tee- ghens de brugh te beftaan. Eevenwel de vereenighde geweften, zonderling dievanHollandtenZeelandt, faalden nooit aan hunnen plicht, metnaalaa- tcn van yets , dat ( hunnes oordeels ) tot uitwerking van 't oopenen der ftroo- me vereifcht werd. Maar zy zouden zich des, zonder aanblik van gewenich- ryven te uJtJ^QQmfl.} njet geïrne onderwonden hebben: en befteedden daaromme Maurits meer tyds aan het toeruften, dan den beleegherden, in hun verlangen, docht en den Raa~ billyk te weezen, Op den twaalfden van Oeftmaant eindtly k, fchreef Graaf de van Maurits, en de Raadt van Staate, hun aan, dat men, binnen twaalf daaghen, Staate, aan zoo God 'er de handt aanhielde, de ftadt verlofïèn zouw , 't waar de windt die van der diende oft niet. De Graaf van Hoohenlo, gemaghrighden zyner Genaade fladt, vanNaflau, des Raads van Staate, der Staaten vanHollandt enZeelandt j oeruf mg ^ Qm ^n aanflagh by te leeven j zy om orde te fchaffen, en de Ammiraa- t£t 9 Jen en Hopluiden, door fmaak geeven van buit, belofte van vergelding, voor-
|
||||
DER NEEDERLANDSCHE HISTORIEN. ior^
voordel van eere, tot weldoen te verwekken j vervocghden zich naa de 158^.
vloot. Daar krield' het van krys- en bootsluiden j woeld' het van loflèn en laaden der aanboortgebraghte behoeften j daar maakte men nu de fcheepen klaar , en veelerley vuurwerk veerdigh: als 'er ichry ven van Aldegonde, van den vy feienden der maant, uit Beevere , quam, dat het verdraghmet den , er, ra$ Landt vooghdt in ftaat van fluiten ftond, En , zeeker, de gemaghtighden )mae^' der oorloghshoofden, zich vindende zoo in deftadtalsopdefterkten , vol- met Par- tooghen, 's andren daaghs het hunne, onder 't volghende befprek. ma. Alle O over ft en, Kor nellen, Hopluiden,foldaaten, zoo te land' als te waater, 1.
zoo te voef als te paarde, zouden mooghen vertrekken, met hunne wyven, kin- dre?}, dienaars, goeder en, w aap enen, ontfouwe vendelen t maarfiille trommen, trompetten, enpypen, doovelonten. Men zoud' hen veilighlyk geleiden -, de mit er s tot aan Berghenop Zoom , 2-
i anderen tot Lillo j mits dat zy verzeekering gaaven voor 'tweeder keer en der fcheepen en waaghenen , hun daar toe te Ie enen. Niemandt te onderzoeken oft te moeien, ter zaake van, nu aan deeze, dan 3 •
aan die party gedient te hebben, oft ander zins. Alle gevangens weederzydelings los te laat en, zonder andre betaaling, dan 4*
hunner koffen: uitgezeidt de geenen, die reeds verding van hun ranfben ge- maakt hadden -, en de Heer van Teligny, dien zyn' Hoogheit niet ontflaan kon zonder orde van de Kooning. *De zieke oftgequetßefoldaaten zouden tydt hebben om hunne gene e zing af f-
te wachten % en dan mee de te verreizen. Wie de waapenen wilde neederleggen , om thuis onder'sKooninx gehoor* "•
zaamheit te leeven-, dien zoude zulx vry, ende nemmermeer y ets te ver ant- woorden fi aan van voorleedene zaaken. Op den zeeventienden volghde 't verding der ftadt. Dat begreep deeze Ve™Mg
Aangezien dat die van Antwerpen zich weederom onder de gehoor zaamheit " T
van denKooning, hunnen wettighen Heere, begeeven, afßaande van alle bondu genootfchappen en verplichtingen, aangegaan by hen, fzynen achterdeele •> zoo neemt zyn Hoogheit, in den naame zyner Majeßeit, hen ook weederom aan, om gehandelt te worden als goede onderdaanen: ende verklaart haare meening te weezethdat men d'ouwde ver bint eniffen,gemaakt,zoo met den HeilighenRyke, als met andre Vorflen, Landen, enfieeden, op hetfiuk van den koophandel, oft eenigh ander, zalnaakoomen van punt tot punt,jaa vernieuwen (zoo V noodigh blykt) ten meeflen oorbaar derfiadt. / Alle voorleeden mis dry f zy vergeeven en ver ge et en: en de geenen, aie zich 2 •
by eenighe ordeningen, beßuitfels, oft vonnijfen verkort vinden, zullen daar- afgeen' beetering mooghen eifchen, dan van bezondre luiden, die hen , buiten maght van d'Ooverigheit ontfangen, befchaadight hebben. Geenerleyperfoonen ,gebruikt in bewindt vangemeene zaaken, zullen aan- 3* ■
gefprooken worden, oov er beßuitfels, ordeningen, teekeningen, oftvonnißen, voortgekoomen uit hunne antptgenootfehappen, oft behoeven te verantwoorden vanfchulden oft verbintenifjen by de zelve gemaakt; dan voor zoo veel, als zy daar afin 't bezonder mooghen hebben genoot en. T>ewylby ervaar enis blykt defchaadelykheit dergenaade,beweezen aan zom- 4.
highen, die, gegaan van ße e de tot ft ee de, aldaar nieuwe ontßeltenißen ver- wekt , en haar weederkeeren tot gehoor zaamheit belet hebben; zoofiond zyny Hoogheit daar op, dat alle luiden, die, uitgezeidt oft gebannen uit andereplaat- Sén deezer Landen, oft begreepenmder de verdingen, gemaakt met defleeden, daar zy zich vonden ten tyde van 't oovergaan der zelve, zyngekoomen bin- nen |
||||
io2o P. C. HOOFTS DRIEENTWINTIGHSTE BOEK
nen Antwerpen, zouden 't Landt ruimen: niettemin , op ernfllyk verzoek van
die van Antwerpen-, en op hoope dat de voorgemelde zich voortaan inftHligheit draaghen zullen) vergunt zyhun, in deßadt te mooghen met der woone blyven oft vertrekken met hunne roerende goederen, naa hun goeddunken , onder laß van zich voortaan des oorioghs niet te onderwinden, nochte anders yetwes te doen teeghens den dtenft des Kooninx,de welvaart en ruß deezerLanden^ noch- te in eenighe maniere, de verzoeningvan andrefieeden oftgewefienmet zyne Majefieit te verhinderen -r oppeene van verft ek-van allegenaaden. Elke burgher•, zoo wel die zich buiten als binnen derfiadt vindt, jaayder
inWooner, daargeweeft voor de verzoening der JValfchegeweflen, treede, van den dagh deezes verdings af-3 in vol bezit engebruik van aüe zyne goederen in wat plaat f e die ook leggen onder de gehoor zaamheit zyner Majejteit, famt van de hooft firn zyner rentebrieverk^ bezetmoft onbezet: nietteeghenftaande alle aanftaaningen, ver beurt maakingen , ver koopingen oftvervreemdingen t ende zonder te behoeven eenighe handlicht ing , oft andre voorziening , dan dit jeeghenwoordigh verdragh: op gelyke wyze zal't gaan met de fc hulden, nochuitftaande, ende waar meêzyne Majefieit haaren zinnietgedaan heeft: doch de geenen, die van der handt zyn, zoozy deweldaadt deezes verdings genieten willen*, moeten, binnen drie maanden naa deverkundingvandien, vertrekken uit vyandtlyke landen: ook begrypt men in dit punt alle buiten- ende dorplieden ygeweeken in defiadt om hunne perfoonen en goe dr en te ver zeeke- ren. ( 'Dewylzyn' Majefieit deezezoo vermaarde ft adt, befiaande by den koophan-
del'i geenszins begeert t'ontvolken; zoo vergunt men allen borgheren eninge- zeetenen, daar te blyven woonen, dentydt van een heek vier jaar en, zonder te worden onderzocht oftgemoeit in 'tftuk hunnes ge wijf es, oft gedwongen tot nieuwen eedt ter zaake van den Gods dien/l j mits dat zy zich ft il houden, en geen' arghernis geeven j daarentuffen zullen zy mooghen oov er leggen, oftzy Voort aan in den Heilighen Roomfchen Godsdienfl hebben te keven; ende zoo hun zulx niet aanjtaat, vryelyk uit den Lande vertrekken: in welken gevalle men hun zaltoelaaten hunnegoedren te vervoeren, verhopen , vervreemden naar hun welbehaaghen $ oft de zelve tedoenregeeren by zulke luiden , als zy daat toe begeer en tefteüen: ende, zoo zy buiten oft binnen 's Lands koomen te fierven, zonder uiterfle wil-, zullen de voor zeide goederen vervallen aan hun- ne naafie erfgënaamen, in rechte oft byzydighe lyni. cDaarenteeghens zal de Kooning wee der om keer en tot zyne heergoederen»
rechten engerechtigheeden: gelyk ook zullen tot hunne goederen, gerechtighee- dent enuitftaandefchulden, alleTrelaaten.Genootfchappen, Kapittelen, Gods- ende Gaft huizen, Geeft elyke plaatfen, ende in 't gemein alle perfoonen zoogeefl- lyke als weirlyke, beampte als onbeampte, hebbendegevolght de zyde van zyne Majefieit, oft zich begeeven in andre onpartydighe landen: ende zullen zy de voor zeide goederen ooveral mooghen aanveirden , volkoomelyk en vreedelyk genieten gelyk te vóór e, al waar en ze, fchoon ver koft oft vervreemdt-3 uitgenoo- men hetgeene, datgeoor baart is tot fier king van fieeden, totftraaten, markten , oft andre gemeine gebruiken -, waar op gemaghtighden zullen gefielt worden'-y omdeneighenaarende waarde te doen vergelden, of t anders daar in te veror- denen 't geen behoorlyk zy. Belangende de huizenen timmeraadjen, gezet binnen derßadt op geefielyke
erven, in welk ft uk die van Antwerpen eenighe zwaarigheit hebben voorge- wendt i zyn Hoogheit, alzoo men dit niet veirdighlyk kan afhandelen, zonder kennis van zaaken, fielt de beßechtingvan dien uit, tot dat zy f Anfwerp'en koome, ende zal alsdan eenighe perfoonen maghtighen, om, naa
bezightighing
der
|
||||
\
|
||||||||||||||
ßEk NËEDEkLANDSCHË HISTORIEN, tozi
der.géleeghenheit*, partyen, die V aangaat, te hoor en, en voorts daar inne te doen * i f B f t 't geene blykt recht en billyk te weezen. Degeeneyi, die uitgedruktflaan in 't zeevendepünt hier beroven, zullen ook §>
genieten hunne achterjlallighe infchulden, 't zy dat zy die te eifchen hebben van 't lichaam der ftadt, oftvan de Brabant f che Staat en, in den oordt van Ant- werpen : maar, belangende de vruchten en inkoomfien van de onroerende goede- ren , ook acht er flauen van renten op bezondreperfoonen j daar afzalgeen' uit- keering mooghen geêifckt worden, indien zy by laft en gezagh der Staat en oft Majeftraaten erghens befieedt zyn j ten waar e, datyemandt in 't bezonder daar meede zyn voordeelgedaan hadde: ende, noopende de roerende goeder e?i $ die zal men weederzydelings mooghen eifchen en aangrypen, ooveral , daar zy in wee- zen gevonden worden -3 doch bygewoonlyke maniere van rechte, en zonder plee- ghen van daatlykheit: Geene a Sckatmeeflefs, Ontfangers, Ampiluiden, oft andren, gek adt heb- \ ^
bende eenighe handeling oft bewindt van de penningen derheeden-> * tollen, «The* b heergoederen, oft andere, die aangeßaaghen en bedtent zyngeweeft van wee- fäüriers t ghe der Staaten oft Majeftraaten, zullen bekommert oftgequelt worden, oover * Impo- |
||||||||||||||
def ommen van gelde, die zy bewy zen kunnen, uitgetelt oft betaalt te hebben t ^e
|
Domai-
|
|||||||||||||
by laß oft ordening der voorfchreeve Staaten, hunner gemaght igh den, oft der
|
||||||||||||||
ften
|
||||||||||||||
Majeftraaten -y nochte zullen hunne reekeningen onderworpen zyn aan eenighe
naader ooverziening oft onderzoek^ ten waar e ter zaake van dooling oft bedrogh daar inne begaan -3 in welken gevalle 't befleckten der gefckillen zal (taan aan de geenen, dien het toebehoort, naargewoonlyke wyze» Alle begoftepleitingen, vonniffen, brieven vangenaade, rechte > én andre, x j
gegeeven en verleent by de geenen die gehouden hebben den Raadt in Brabant y by de Majeßraat > en andre Amptgenootfchappen va?i Rechte, gemaghtightge- weeft om te oordeelen in gelyke zaaken , tuffen luiden aldaarjeeghenwoordigh c Qea^ geweeft, en hunne rechtfpr aak *■ toegeftaan hebbende, zullen van waar de zyn, voueert» om verwarring tefchuwen: welverftaan, dat de geenen, die zich verkort ach- d Ken- ten, zich zullen mooghen voorzien, by weeghe van d herziening, beroeping, oft ^w> aPpeI- hervorming, v olgh end $ de gewoonten en voorrechten van Brabant, mits dat iat*e ' fe" de behoorlyke tydt om te beroepen, hervormen, oft herzien, niet verfireeken zy: f-J? rtte. * maar , aangaande de vonniffen, gegeeven by cgebrek van verjchyning , oft Contu* ïfweederfpoortgheit, aan d'een oft d'andre zy de, teeghens de afw e e zenden ■> de made. gedoemde zullen ge hoort en herfielt worden in 't geheel van hunne s eifchen en e A&ieü; h antwoorden, ten minfte onder weldaadt van "l kerkejfing« h Ëxcep* Alle ontervingen^giften, k befchikkingen ,gaaven tuffen de Ie evenden oft ter f*en •
zaake van de doodt,diegefchiedt zyn uit kaat van verfckillende Godsdienft,oft . l2, ter zaake van de beroerten, endegeduurende de zelve, zullen aan beide zyden, ' * gehouden worden voor ver niet igkt en vangeener waarde: ende alle erfeniffen, ^ïfr/ïè, vervallen binnen den zelven tydt, zonder ver klaar ing vanuit erjten wille, fi*.jen zulienkoomenop de naafte enwettighe erfgenaamen. Aangezien dat de koop luiden, burgkers, en andre ingezeetenen, begreep en in 13*
dïtverdragk, zouden fckaade mooghen ly den <, indien die v an Hollandt, Ze e- ktndt,en andre geweften enfteeden,blyvende in oorlogh teeghens zyne Majefteiti 'wilde verbeurt maaken de goederen ,fcheepen, koopwaar en, penningen,]gerecht 1 A&ieii s ttgheeden,uitftaande fchulden, en acht erJt ellens toekoomende dien van Antwer- pen, en andren hier boovengemeldt,zoo belooft zyn' Hoogkeit,dat zy, koomende met hun te handelen, bezorghen zal, dat zulxgefchiede zonder achterdeel der ^ o or zei de ft ee delingen, ende op voorwaarde, dat kun voldaan ende betaalt zal borden al'tgeene men hun wettelyk zal fchuldigk zyn, ende dat hunne voor- Jchreevegoederen en koopwaar en hun weederom zullen ter handtgeftelt worden; \ Yyyy Belam
|
||||||||||||||
1022 P. C.-HOOFTS. DRIEENTWINTIGHSTE BOEK
15-85-. Belangende 't ftuk dermunte-, zynHoogheit zal-, ter gele egh ener tydt > by 14. goeddunken der Staaten van Brabant, naa 't hoor en ook van 't gevoelen der Majeßraat en voorneemfykfte koopluiden, daar op neemen eenen voet tot het minfte naadeel des Lands, en meefle voordeel der onder daanen: daarentuffen -zullen alle foorten van goude en zilver e penningen, jeeghenwoordelyk gang- baar , loop hebben in de voorzeide ft adt, zonder te mooghen verhooght worden 1 e Om den koophandelweeder tn zyri kracht te ft ellen, zullen alle bruggen, haa- venen, en weeghen, geoopent engeveilight worden; mits dat men de rechten en
tollen 3 toebehoorende zyner Majeßeit , en den vajj'aalen, bet aale. ! (j> Hoewel zyn' Hoogheitgrootelyx zoude wenfchen: dat alle a tollen, inzettin- aImpo: gen, en bezwaarnijjen, opgefleltin dentydt deezeroorloghe, moghten afg-e-
ften. fchaft worden, om de goede gemeente wat fontlaßen, en aan ver haal van aadem bObli- te helpen y zy is nochtans te vre ede, dat men, tot betaaling van defchulden gatien. b y0ndtfchriften,c aanwyzingen, renten, en d voordeelgelden, de zelve tollen, c . inzettingen en laften, in (leur houde-, doch onder voorwaarde, dat de betaa- d Pen-* t*n& n*et geftbiede aan vyanden, oft de geenen , die oorlogh zullen voeren tee- fioenen. ghens zyne Majefteit, Landen oft ft ee den van haare gehoorzaamheit. j 7 Alle voorrechten, zoogemeene als bezondre, wettelyk by hengenooten voor
de e ze beroerten, zullen hun van punt tot punt, onderhouden en achtervolght
worden, tot ruftely k en vreedelykgebruik der zelve, gelyk tevoore. 18, Wie van de voorzeide burghers oft inwoonders, 't zy dat zy in eedt en dienfl derftadt zyn oft niet,naa 't fluiten van dit ver dr agh,willen vertrekken,om hun-
ne woonplaats te ver andren, oft om andere inzighten, die zullen 't zelve, tal- len ty'de als'thun goeal dunkt, vryelyk mooghen doen, te waat er oft te lande, met hunne vrouwen, kinderen, huisgezinnen, en alle roer ende goeder en, zon- der dat hun daar in eenigh let zei'zal'gedaan worden, oft noodigh zy der halven «Pasport. c vryereizbrief te hebben: ende zullen de geenen die zich begeeven in eenighe Landen oft ft e e den, onpartydigh zy nde, oft ftaande onder 't gebiedt des Koo- nings,mooghen onbekommert reizen, weeder om keeren, hunnen handel dry ven, in de voorzeide Landen van zyne Majefteit, ende doen met hunnegoederen,roe- rende en onroerende, naa hun behaaghen, oft de zelve laat en regeer en, ontfan- gen j en bedienen, door zoodaanighe luiden als zy daartoe willen ft ellen; ook der- waartsweederkeeren, endaar hunne woonplaats herneemen, zonder daartoe andre voorziening te verwerven, dan ditjeeghenwoordigh ver dr agh. 19. 'De zelve vry heit geeft men ook aan de f chippers der voorzeide [ladt, indien daar eenighe zyn, die met hunne eighefcheepen willen vertrekken h ten waar e
dat zyn' Hoogheit zich begeerdevanhunne fcheepentedienen -, in welken ge- valle zy die zal mooghen aanveirden, mits bet aaiende denprys, volghends ge- recht ighe waar deer ing daar af te doen. 2 o, T) e geenen, die willen reizen naa noch onver zoende Landen oftfteeden •> om daar orde te ft ellen op hunne zaaken, zullen mooghen weederkeeren binnen zes
maanden naa den dagh van djt jeeghenwoordigh verding, om te koomen woo- nen inde Landtfchappen oft fteeden onder daanigh aan zyne Majefteit, oft op andre onpartydighe plaat Jen -, alwaar zy zullen geniet en de voorzeide vryheit van gaan en keeren,handelen en koopmanfchappen,en alle vorder uitwerking van dit ver dr agh, gelyk de bo ovengenoemde', zonder ander ver lof oft vryereizbrief. 2, 1. Wyders, op vertoogh van die van Antwerpen, hoe zy daaghelyx bekommert en aangehouden konden worden, ter zaake van de Jchulden en laften derftadt,
ftaat zyn'Hoogheit toe,dat men hunne p erfoonen oft goederen niet zal bekomme- ren oft aanhouden, om de voorzeide fchulden en laften, voor den ty dt va n een geheel jaar, op dat daarentuffen middelen, f'hunner verlichting enredderinge, moozhenveraamt worden.
* <Dewyl
|
|||
DER NEEDERLANDSCHÊ HISTORIEN. 1025
^Dewylde reedeganfchelyk vereifcht->dat degebrooke en afgeworpe kerken her- 1 bouwt warden, om deeze eeuwighe fc handt vlek niet in V oogh der ganfche we- relt te laat en fl aan •, zoo zullen de Majeßraat, Raadt, ende Leeden der ftadt> onderling handelen} om eenengevoeghlyken voet te raamen} dien men hier in te houden hebbe, ter minfle bezwaar nis der fiadt. cZ)egeenen, die willen vertrekken langs deftroom-, zullen, f hunner reedelyke
kofien-sgeryft worden > metf che epen, tot vervoering hunnerperfoonen yhuizge- zinnen 3 en roerende goederen -s mits dat zy genoeghzaame borghen ft ellen, voor het weederkeeren van de [chippers enfcheepen , die hen voeren zullen. 'T) e gevangenen, hebbende geen verding van haar ranfoengemaakt, zullen
ter weederzyden ontßaakt worden, mits bet aaiende hunne kofien 5 uitgezondert de Heer van Teligny, aan welken zyn' Hoogheit niet en magh roeren: doch zal zy wel zich te werkeflellen, en allengoeden dienß tot zyne verlojfinge doen, by zyne Majefteit, gelyk kennelyk is dat zy gedaan heeft voor de heer e van La Noue, zynen vaader. Op voorfchreeven voorwaarden, zullen die van Antwerpen, veirdighlyk, al
hetgefchut > voorraadt enfcheepen van oorlogh, toekoomende derfladt, feilen 'm handen van zyn' Hoogheit, die voorneemt infiadt te verfchynen 5 en aldaar i tot haare bewaaring, tweeduizent mann' te voet, en twee bendenpaarden te flellen, welkegehuifl zullen worden ten minflen ongeryve van de burghers: be- loovende zyn' Hoogheit, dat de zelve fiadt, nocht met burgh, nocht met be- zetting,zal bezwaart worden,zoo deHollanders enZeeuwen zich onder 'sKoo- nings gehoor zaamheit vly en i maar-i indien niet, in welken gevalle zy een" grenzfiadt blyven zouw, zoo zal zyn' Hoogheit, by raadt en toefiandt der Ma- jeßraat j en andren, gewoon oover zulke zaakengeroepen te worden, acht nee- men op middelen-> om haar te ver zeekeren teeghens de liflen en aanfaaghen des vyands: en, belangende 't krysvolk, zich vindende op den Brabantfchen boo- dem-, die van Antwerpen zullen verneemen aan de werken, zoo ras als de gelee- ghenheït zulx toelaat, dat zyn' Hoogheit haare foldaaten niet houdt om d'on- der daanen t'ooverlaflen oft quellen, maar wel om teflryden % en hetgerechtighé erfdeel des Koonings weeder te kryghen. Endtlyk, hoewel zyn3 Hoogheit genoeghzaame reede zouw hebben, om een
goedt deel der ko/len, gedraaghen in V uitvoeren van deezen 'aanfagh , te ver- haaien op de fiadt \ zy is echter te vre e de, om te betoonen dat haar 't bederf der zelve leedt waar e-, dat zy alleenlyk bet aale vierhundert duizent gulden, om daar mee de de foldaaten eenighzins te vernoeghen, oover 't houden van zoo zwaar en lang een leegher: tot voldoening van welkefommehaar reedelyke tydt zal ge- gunt worden , f haaren me eft en gerieve. Aangaande den Heer van Sant Aldegonde, naardien hy blyft by de begeerte
van de zelfße zyde te volghen-y men verflaat, dat hy zal beloovenby eedet geene w aapenen teeghens den Kooning te draaghen*, binnen den tydt vaneen jaar, naa den dagh deezes verdings. Alle welke punt en ge floot en engeteekent zyn, zoo welby zyn' Hoogheit als by
degemaghtighden van Antwerpen: beloovende zyn' Hoogheit de zelve te doen aanneemen, bevefiighen , en goedt kennen, by oopene brieven, onder het eigkê handt feeken en groot e zeeghelzyner Majefteit, binnen vier maanden van dee« zen dagh af \ Het onder fchrift was ditte,
A'LEXAND'E R.
Op orde van zyn'Hoogheit
Verreiken.
Th Hips van Mamix. Jan van Schoonhoove. Matthias van Lanoy, Cor}
Yyyy 2 nein
|
||||
1024 P. C. HOOFTS DRIEENTWINTIGHSTE BOEK
i f 8 ?. nelü T ruinen. cPhilips de Landt meet er. Hans de TVeirdt. Aart Böudewyns
Jan Godyn. Jan Raademaaker. Harman van Tïoedenburgh . Jan Gary71 Willem van Meeroode. Andries Heffels, Louys Meegank. Adriaan Bar- doul. Gilles Sautyn. Willem van Schooien. Balthasar van Moucheron , in plaats van Louys Malapert. Henrik van Erp. 'Dirk van Os. Zwaarenon- Ondwk^ dank, by zyn party , beging met dit verdragli de Heer van Aldegonde. Heb- begaan van bende gefèhreeven aan de gemaghtighde Raadsluiden der Staaten van Zee* Aldegonde, kndt, dat zy zyn huisvrouw en kinderen daar eerftdaaghs te verwachten met dit hadden , dat hy ook zelf, met veele andren, gezint hunne toevlucht der- verdmg. waarts te neemen , meenden te volghen; fcreegh hy tot antwoordt. Men ried, nocht hem , nocht den zynen, zich daar te vertoonen j ten aanzien van 't quaadt gerucht, dat hem naaging. Indien eenighe vroomen be- geerden oover te koomen , zy zouden aangenaam zyn. Hy zond eevenwel zyn gemaalin, met de kinderen: dan vertoefde zelf noch een wyl, en poogh- de zich te verfchoonen, door brieven, die, in plaats van de fmart met eeni- ghe hoope oft trooft te beftryken, de Spaanfche maght enParmaas deugh- den ten hooghfte verhieven; en, porrende driftelyk tot pais, metweêrfmaa- kelyk vertoogh van de zwakheit en wanorde der bondtgenooten , de on- Men ver- gunft bet opftookten. Jaa 't liep 'er zoo hoogh meê, dat hem de vereenighde hiedt hem geweften verbooden werden: waartoe wel yetwes helpen moght, dat Par- de veree- ma nem 9 n{et fe vierjaaren alleen, gelyk andren, tot verkooping zyner on- mghde- roerende middelen , maar onbepaalt bezit der zelve, vergunt had. Aldegon- /" '" de, niettemin, hoewel hy al eens beraaden was zyn geluk buiten 's Lands te Echter' 8aan zoe^eni eneen verdaadighfchrift, van hem uitgegeeven, nietonwee- kpmthy derlprooken bleef, nam naamaals de vrymoedigheit van in Zeelandt te enitljkjn verfchynen. Daar werd hy in zyn huis gegyzelt: en de Staaten van 'tge- Zeeland, weft, als hy gehoor aan hun verzocht, weezen hem aan d' Algemeine: voor wordt daar de welke hy zyn' ontfchuldighing deed. Doch , nocht deeze , nocht de m zyn tms zeer eeriyk;e getuighenis, die zoo eerlyk een man als de Heer van la Notie gegj/ze t-.en vanneragaf kon zoo veel niet uitwerken, datmengoedtvondehem'feedert
lint nooit tu • . . j o
derevee- i° de regeering te gebruiken. Maar de Prins van Parma, hebbende, weinigh
ringge- daaghen voor't voltrekken des handels met Antwerpen, het Gulden Vlies
huikt. ontfangen , door handen van Graave Pieter Ernft van Mansveldt, eenen der . Tarma oudfte Ridderen van die orde; welke feeft in de ïchanfè by Kallo zeer prach- omfangt telyk gehouden werd 3 quam, op den zeevenentwintighften van Oeftmaant, bet Gulden met blaakende ftaatii ter ftadtin ryden . Drie vaanen te paarde, twintighte £s' , voet, eensdeels van Waaien, eensdeels van Duitfchen, neevenshem, door imidttot de poort. De Majeftraat ontfinkhem met toedraght vantreflyke eere, zoo Antwer- by nionde als by gefchrift, en in fchildery, op aanzienlyke zeeghebooghen. pen. D'uitheemfche gedachten hadden , tot eighe* koften , verfcheide timme- raadjen geflieht, en verfielt met blazoenen , die op zyn' gloorie floeghen: poogende elkelandaart, omftrydt, hem, doorbewys van vuurighegenee- ghenheitengrootachting, tebehaaghen. Een'gefchipbektezuil, opgerecht van de Genueezen , ter hooghte van twaalf roeden , met haaren voetftal, droegh des verwinners beeldt, gekleedt in krysgewaadtnaa d'aalouwde wy~ ze. Een vooghel Phoenix, der Portugeezen werk, zat op een neft, ryklyk ge- bouwt , in de Hooghftellerftraat, en bereikte bykans ter weederzyden de hui- zen metzyn' uitgefpreide vlerken. De geeftelykheit, weeder ingekoomen op den twintighften, had reeds de hooftkerk geftoffeert vanaltaaren en al- lerley pronk van inboedel. Derwaarts nam de Vorft zynen wegh; en voorts als 'erTeDeum laudamusgezongen was, naade markt, en van daarnaade Burgh, heerlyk toegeruft om hem te huizen. Toen bewelkoomd' hem 't grof , , .. gefchut» |
||||
DER NEEDERLANDSCHE HISTORIEN. 1025
gefchut , meermaals geloft. Tot verfcheide (tonden van drie daagen aan elk- 158 f.
andre, werden al de klokken geluidt. Op den achtften van Herfftmaant v^r- BJ vér» fchiep hy de Majeftraat j ftelde, totBurghermeefters, Heeren ßeverhart van ß]ef(de der Delft en Adriaan van Heilsweeghej ecnighe ballingen in de Scheepen- MaJeßraat* bank. De dienden, ontfangen van Henrik Tferaarts, Heere van Kou weftein, vergold' hy hem met het Markgraaffchap des lands van Ryen , en Schout- ampt der, ftadt. Thans deed hy al haar gefchut naa de Burgh voeren , en het afgeworpen deel muurs der zelve weeder opmetlen, Dus ging , by Doet de mangel van in 't eerft eetwaaren genoegh op te doen ,. en van daarnaa burgh wee- d'opgedaane raadighlyk te rekken , maar booven al door meenighte van deY °?bou- meefters, oftluchtighe luiden die ze fpeelden , een' ftadt verlooren , daar, wen' naa't zeggen der geenen die 't wel behoorden te weeten , eer ze belee- d -ytt^ ghert werd , allecnlyk Voor de gemeene middelen van fleete , vyftighdui- „ü^en ^ ter zent gulden ter weeke gebooden waaren.; beloopende in 't jaar , tot hoo- weeke,ge* gher ibmme , dan men den Hartoghe van Anjou , by 't verdragh van Bor- booden voor deaux, tot onderhoudt des oorloghs, belooft had. Maar, 't geen 'er de Staaten de gemeene verlooren, won 'er de Spanjaardt niet. Want, hoewel veele menfchen, zich m,ddelen Hellende tot blyven , 't Roomfche geloof aannaamen oft veinzden j hun ge- vanfleete tal was kleen, ten aanzien der geenen, die naa Hollandt, Zeelandt, Ooft-1 nWer' landt, Duitslandt, Engelandtvertrokken, meevoerende deneering, handt-, \et \eieem werken , en hunne'n rykdoom -, eensdeels om vryheit van Godsdienft te ohert werd* mooghen genieten, eensdeels om de onvryheit der Schelde en des koophan- Vertrek * dels aldaar , zoo lang als de Hollanders en Zeeuwen meefters te waater zou- vankooy- den bly ven. Farneeze , anders , faalde niet het verdragh ftips t'achtervol- lüden. ghen , en goede orde te houden. Eenen Roomsg'ezinden burgher , die, Goede or- weedergekeert uit zyn ballingfchap , eenen andren uit ouwde wrok , met de gehou- fcheldwoorden had oovergehaalt, liet hy in hechtenis Hellen, ende niet, dan den van opfterke voorbeede, en belofte van intooming zynerheevigheit, uitgaan. Varma' Zeeker foldaat, die zynen waardt, zonder reede , met vuiften geflaaghen hadjbekoft het met den hals. Nu ftaat ons te vermelden,'t geene dat, noo- pende \ aanroepen der EngeKche Kooninginne tot hulp der vereenighde geweften , zich heeft toegedraaghen. Naa dat men met beraaden , fint het midde van Grasmaant tot op den zeilen van Zoomermaant, was beezigh geweeft, beflooten d'Algemeine Staaten , gezanten heen te fchikken , om die Majefteit tot aanveirding van de Hooghe Ooverheit onder billyke voor- waarden , oft van eeuwighe befcherming der landen , oft immers tot ver- leening van eenigh onderftandt, te beweeghen . Tot deeze boodfchap wer- Gezant- den gekooren van Brabands weeghe , Jakobde Gry ze , eertyds Hoogh- ßapder baljuw van Brug , hoewel hy zich, met het belegh van Antwerpen, niet vol- Staaten koomelyk gelaft vond , ende daarom het verdragh, naamaals geraamt, niet ' ■ f . onderteekende: van Gelderlands, Rutgert van Harfolt, Burghermeefter VanE,~. tot Harderwyk: van Vlaandres , Noël van Caron , Heer van Schoonewal: geiandt, van Hollands en Weftvrieslands, Johan van der Does, Heere van Noortwyk j Jooft van Menyn , * Loontrekkend Raadsman der ftadt Dordrecht j Johan *penfïo- van Oldenbarneveldt, Loontrekkend Raadsman der ftadt Rotterdam j naris. Franfois Maalzon, Loontrekkend Raadsman der ftadt Enkhuizen: van Zeelands, Jakob ¥alk, Raadsman van Staate: van Uitrechts, Paulus Buis, wylen* Voorfpraak van Hollandt: van Vridslands , Jelgher van Teitsma, * Advo- Raadsman van Staate * Heflèl Aysma, * Raadshooftman ; en Laas Jonge- caat. ma. Welke Heeren, t'fcheep gegaan op den achtienden , ook, gelyk *Pl'efi- laaftmaals de gezanten naa Vrankryk , zwaare teeghenfpoedt op de reiz' ent' > hadden, wordende tweewerfs gedwongen weederom in te loopen: als oft Yyyy 3 d'een'
|
||||
toï6 P. C. HOOFTS DRIEENTWINTIGHSTE BOEK
if8f. d'een' en d'andre bezending gefchiedt waare teegbens 't behaaghen deä
hetmels , die de vereenighde Landfchappen hoeden wilde van in uitneem* fche handen te vallen. De Kooningin , hierentufTen , hoewel zy , door vertooning van zonderlinge zucht tot der Landen behoudenis , hun te mildelyk ontmoet was om met goedt aanzien te deizen j deed, kryghende de zaak naader in 't oogh , ook naader ooverleggen , by de luiden van Beraadm naaren Raade , wat zy te doen oft te laaten hadde. Hier op ontflonden derKoomn- ver fcheide mein ingen. Eenighen lieten zich dunken , 'T'zouw befpottelyke ginne. ßechtigheit zyn > zoo fchoon' een kans te verkyken. T>e Span\)'aardt, met Aanraa* boo-ven recht den meefler te maaken , had de Vereenighde Landen hunn* ding. eighe mee fiers'gemaakt. Zy vermoghten dan eenen Heer naar hunne getiefte te kiezen. En haare Majefieit zouw , in*t aanveirden van 't Hooghgezagh oover hen , de eerfie niet ^weezen. Had nietdeHartoghvan Anjou heteens gedaan met der daad ? ende noch eens met de wil, de Franfche Kooning , zyn broeder ? *De Spaanfche, buiten twyfel, zouw zich des bitterlyk belghen. Maar wat lagh 'er doch aan ? Had hy niet altyds zyn quaadftgedaan, metftyven der Teren in hunne opftendingen, met brouwen onraadt inEngelandt, met draaghen der Schot fche Kooninginne in haar ongelyk ? Hem bezat reeds een haat zoo heet , een'(iaatzuchtzoowoe'fi, dateikvan beide genoegh wasomvaftelykte doengelooven, dat hy de Engelfchen nemmer verfchoonen zouw-, dan by mangel van maght. Tot deeze te koomen dat moeft men hem beletten. En om 't hem te beletten-igeen wifferwegh,dan aan de EngeIjche waaterkraften deHollandfche en Zeeuwfche te hechtender hy ze dwonge dezyne te ft er ken, en hunne haave- nen<i zoo gele eghen om Enge landt te befpringen ,in zyngeweldt kreeghe. An* Afraa* dren zeiden hier teeghens: Mengaave 't den naam die men wilde; der Staaten dim. bedryfwas kenlyke weederfpannigheit, WenKooning FhilipSjgelyk teeghens de waar heit werd voorgewendt, de voorrechten der Neederlanden al verkort hadde , zoo waare hy noch daarom van de Vorftlykheit niet vervallen. En} oft fchoon eenighen meenden, datmen daar oover, voor een''wyie, totdat hy zyn' misdaadt gebeefert hadde , d'onder daanigheit fchorfen moghte -, andren oor- deelden nochtans , volghends het Goddelyk recht, V welk voor 't menfchelyk ging, dat men, enklyk om des gewiffeswihgehoorzaamheit aan de Hooge magh- terh als ingezet van Gode, bewyzen moeft. T)'Almooghende had aan haar 't op- per ft e oordeel oover de onderzaat en gefielt; hun de gloor i van 't achtervolghen haar der gebooden gelaat en. Om goede had men te wenfchen j allerlei Lands- heer en ie dulden. 'Diegeweften waar en den Kooning van Spanje 3 niet door keur des volx, maar d-oor erfenis, opgekoomen. Ook hadden zy 5 van zyne voor zaa- ien * hunne vry doornen verkreeghen , en de zelve verbeurt met Majefteitfchen- der y , begaan in 't aanneemen der w aap enen teeghens hem. T>e verzoekers der befcherminge waar en meeftendeels luiden van zeer geringe ft of, die zichflechts met den ty tel van Staaten vermomden. Beft zoude-t daarom^ de Kooningin zich voortaan niet mengen in de dingen van Neederlandt -y maarpooghen haar ei- ghenRyk te v erft erken -> de vroomen, door haar'aangeboore goedertierenheit > meer en meer te verplichten -, de boozen in te toornen-, haarefchatkaarner te vullen i een treffelyke vloot toe te ruften -> de grenzen teeghens ^chot landt wel te bezetten -y en d'ouwde krystucht haaresvolx te doen onderhouden. cDan waar Engelandt onwinlyk, veiligh van alle kanten , eneenfchfikzynervyanden. Vooryemandt, die tuffen te maght ighegebuuren zat, geen middel zoo getrouw als dit , om hen hunne handen ie doen t'huis houden - Wanty der wachtte zich wel van degeenen te terghen, dien hy 't,nocht aan rykdoom, nocht aan krachten-t nocht aan goede geneeghenheit hunner gemeente, nocht e aan wil oft w akker- heit tot weer wraak, zaghfaalen. ^Daarenteeghens, loffe loos heit was het 5 dat ' y ernannt ■>
|
||||
DER NEEDERLANDSCHE HISTORIEN. 1027
yemandt •> om een oorlogh aft e wenden •> zyn geldt, zyn% foldaaten-, ineen1 \ f8j;
zaake hem niet raakende, voor berooide Vor ft en oft volken, onder zaat en van andren ,gingjpillen, die, indien men hun, in hunne noodt ->gefchaapeneeuwigh te duur en, nietgeflaadelyk't hooft ophielde , uit armoe voor zich zelve zouden zorghen; oft, indien men ze, by geluk, endtlykeens van hunnen laß verlofte, 4iit 'weelde de weldaat in den windt', het oogh op eighe baatflaan^ en hunner ver- loffer met de nek aanzien. Zoo hadden, eertyds de Borgonjers, in 't verbondt teeghens Vrankryk , en zee der t de Onr oomsgezinden aldaar , der genoot en byfiandt met ondankbaarheit vergolden -, en de Engelfchen , f hunnerfchaa- de , geleert , dat-, die de verkleumde fang in den boezem flooft, f hans een veny nighe beet, van de verwarmde, tot zyn loon kryght. Naa de eerfte deezer voorftellingen, gelyk doorgaands naa de geene die moed en hoope van aan- was laaten uitkyken, luifterde 't meefte deel der vergaaderinge met gunfti- ghen yver : naa de tweede, met arghdenkende opmerking , als oft ze naa zucht tot den Spanjaardt gerooken hadden. En de toeftemmers werden , niet duifterlyk, voor zyne partylingen, en bloode, vuidighe menfchen, gefchol- den, door de luiden van oorlogh, die hun des bitteren ondank wiften. Hier toe geviel 't, dat men 'er tyding kreegh, hoe Philips , in Spanje, niet alleen de Hollandfche en Zeeuwfche , maar ook deOofteriche, Hooghduitfche , Bek$m~ en Engelfche fcheepen , bekommerde. Een, toebehoorende zeekeren wering van Londfchen Alderman, 't welk , als de rechter van Biscaye, onder ichyn *folUnd- vanalsvriendt het te koomen bezightighen , het trachtte geweldigherhandt ^* \,w te bemaghtighen , van ontrent vyftigh die hem volghden, twintigh man- rche^ 0(H nen had afgemaakt, eenighen in't waater doen fpringen , braghtde reft , en ßerfcbe, den rechter zelf , met zynen laftbrief, oover, Waer door het gevoelen Hooghduit- van de aanraaders der paisbreuke te meer aanziens verworf, entotfchoore fcte e» 's gemeenen volx geneeghenheit, die by voorzightighe Vorften altyds van En&dfcbt groot gewightis. Ook volghde daar op, dat desgelyx alle fcheepen , goe- fcbeete* deren, en perfoonen der Spanjaarden enNeederlanderen, die hunne zyde "jJSJf" hielden , in Engelandt beflaaghen werden. Ten laaftequaamendaar, op mer^„ den zeften van Hooymaant , de Staatfche gezanten. Op den neeghenden daar w- gaf hun de Kooningin gehoor: doende Meninhetvertoogh , met aanmel- "gbm der den , hoe de Staaten, zorghvuldigh voor de behoudenis van 't waare geloof 5 fcheepen tot haar , die te rechten den tytel van diens befchermfter voerde , hunne toe- Van de on~ vlucht naamen , om zoo wel een' eeuwighe flaaverny der ziele als des li- d^Mteti chaams t'ontgaan : hoe haare Majefteit, aanveirdende de vereenighde gewe- /f ^?!^ ften , zich in 't volle bezit van de heerfchappy der zee , haare onderdaanen nmx m En. in onfteurlyke veiligheit zouw zetten : voorts met woorden weinigh ver- geUndt. fcheelende van de geene , die Leoninus by den Kooning van Vrankryk ge- Voorfiel bruikt had. Hy eindighde zyn zeggen met ooverleeveringh der punten , der staat* waar op zy gebeeden werd deHoogheooverigheitt'ontfangen. Elizabeth , fc^e &e~ gelyk haar de tong wonderwel hing , om de invallen van den geeft met aar- ^mmam digheit van taaie te uiten , bedankte hen ooverheufchelyk, voor zoo een' nm • " perle , als het was aan haar' Kroon , dat men haar allereerft , en voor't be- roepen des Hartoghen van An jou , booven alle mooghen theeden der naar werelt verkooren had , om haar tot de vorftlykheit der landen te noodi- antwoordt. ghen . Waar door zy zich verplicht kende de handt aan hen te houden , t'haaren uiterften aadem toe. Zy zoude dien van haaren Raade de pUnten t'oovervveeghen geeven , ende zien , wat daarop , behoudens haare eere , gedaan konde worden •, zonder t'antwoordt te verwylen , gelyk hun elders weedervaaren was. Sint quaamen de gezanten meermaals in gefprek met de achtbaarften van den Pvaadt, en ftondenernftelykaan, om, vooreerft, gerieft
|
||||
io2 8 P. C. HOOFTS DRIEENTWINTIGHSTE BOEK
.£$$$•' gerieft te worden met vier oft vyfduizent mann', te befoldighen by de Koo- ningin, en te gebruiken tot ontzet van Antwerpen , neevens tweeduizent andre > die d'ooverfte Norrits, met verlof van haare Majefteit > uit en tot laffe der Algemeine Staaten , lichtte. En als Norrits nöodigh vond , om de verloilïng der ftadt wis te neemen , noch daarenbooven twaalf oft vyftien- hondert knechten te werven •, zoo beloofden zy gezanten , den Raadt van Staate , daar toe te bewillighen , enooverquaamen met hem noopende de penningen? te befteeden aan de werving. 'T leed eevenwel aan tot opden tweeden van Oeftmaant j Engelfchen ftyls, eer dat men hun , vanbyftandt |
||||||||||
Verding
met de Koo- ningin , dut ?y vierdui- z*ent knech- ten vei- fcbaffen Müde, om Antwer- pen i'ont- aetten. Zywei-
gbert de Hoogbe ooverigheit der Lan- den', oof^ de eeuwigbe befcher- ming aan ie neemen. I.
Hande-
ling op hul- pe,die too lang duwen zomp als 't oorlogh. i-
Verding
eeflaoten met de Koo- ningin . 3-
|
||||||||||
yet eigbentlyX toeleide. .Toen werd'er verding gemaakt. T>at de Koonin-
gin , om Antwerpen fontflaan van 't beleg, zouw vierduizent knechten aan- neemen , ooverzeinden •> en onderhouden drie maanden lang: van de pen- ningen 5 daar toeverfchooten , voldaanworden, driemaandennaa'tontzet; oftey zoo datnietgelukte, een jaar naa den dagh der monfleringe: immidelsde jteeden van Sluis en Ooflende in haargewoudt hebben. Het aanbodt der Hoo- ghe Ooverigheit lloegh ze eindelykaf. Immers zoo luttel luftte't haar, zich aan een'eeuwighe befcherming der landen tevertuyen , die van gelyken laft en minder luifter zoude weezen, Dies begon men te handelen op zee- kerehulpe, die, zoo lang als het oorlogh , teduurenhadde. De gezanten verzochten , oponderpandt van den Briel en Vliftïnge, tienduizentman te voet, tweeduizent te paarde j doch daalden allenskens tot op de helfte * aan 't bedingen van welk getal ten minfte , booven't geene dat tot bezetting der twee voorzeiden fteeden vereifcht werd, zy, by hunne laftbrieven, gebonden waaren . De Engelfèhen booden vierduizent knechten met vierhundert ruiters. Ende mits de Kooningin plat uit weigherde hoogher te koomen, zoo naamen de gezanten dit aan , onder befprek van indien de Staaten daar in bewillighden. Hier af werd een befcheidt gemaakt , dat op deezen zin uit- quam. 'De Kooningin zal, ten behoeve vand'Algemeine Staaten der vereenighde
Ne e der landen s booven zeeven hondert,te gebruiken tot bezetting der plaat- fen van onderpandt^ terwyl men daar oorloght, onderhouden , vierduizent mann' te voet', en vierhundert te paarde , onder eenen Ooverfle van naame, aanzien , en den waaren Chriftelyken geloove. Wen de Landen in vreedegefieltzyn>zullen zy finnen twaalf maanden daar
naa} wee der te berde brengen de penningen by haar verfchooten in 't eerftejaar, en voorts de refie binnen vier achtervolghende jaaren , by gelyke deelen. Tot verzeekering voor de betaaling > zullen de Staaten, binnen een* maant
naa 't voltrekken deezes verdraghs,/lellen-, in handen van Ooverften, te magh- tighen by haare Majefteit, de ftadt VHJjïngen met het Slot Rammekens in Wal- |
||||||||||
chere, en de ftadt Br iel met de tweefterkteti daar toe behoor ende, in Hollandti
omme voor haar gehouden te worden, tot dat haar 't geleende geldt ten vollezy goedt gedaan binnen de ftadt van Londen\ ende zal ook een deel der voorzeide vierduizent knechten en vierhundert ruit er en mooghen dienen, tot bezetting van eenighe andre plaat fen der vereenighdegeweft en} zoo de Staaten zulx •> tot onderhouding van de ruften eendraght der zelve, raadzaam vinden 3 ende aan haare Majefteit oft haaren Algemeinen Ooverften verzoeken. 4. , T) e plaat fen van onderpandt hebben voorzien te bly ven vangefchut en an- dre krys behoeft en, in zulker geftalte als d'Algemeine O overJl e haar er Maje- fteit verft aan zal tot de bewaarnis noodigh te weezen :■ mits dat men alles be- hoor lyk aant eekene, om daar afnaamaals te mooghen verantwoorden. jf. Uit de gemelde ft eedeß en/ierkt en, zullen der Staaten bezettelingen^doch geen' andre luiden van f oor te •> die daar woonen envanderWet zyn> vertreli-
kerij
|
||||||||||
I DER NEEDERLÄNDSCHE HISTORIEN. 1029
ken-, op dat de O ov erft en haar der Majefleit daar mooghen gebieden} in'tgeen 15- 8 j,
de behoudenü der plaat fen raakt, zonder zich in 'tftuk der burgherlykeregee~ ringetefteeken. <De Ooverften en foldaaten, daar leggende, zullengeenerley verftandt, on- 6,
derhandelmg, oft gemeenfchap houden met de vyanden der Staaten, nochtege- dooghen dat zulx door andren gefchiedde; maar, naar gele eghenheit, hunpoo-, ghen te krenken ■, en, booven al de plaatfen weite bewaar en. *De voor zeide plaat fen zullen, geduurende 'tpandfchap, begreepenblyven 7-
onder dAlgemeine vereenighing, en onder de bezondre van haare geweften, voor zoo veel als aangaat den burgherlykenßandt, de voorrechten, wetten, vry- doomen,gewoonten, en andre dingen, niet raakende de verpanding: zalmeede, aan der Staaten Ampiluiden en Majeßraaten, flaan het beleidt van de zaaken I der zelve plaat fen i zonder dat zf, oft haare burgher s oft inwoonders, zullen ) mooghen bezwaart worden met eenighe opftellingen , beeden , oft andre laßen, <van weeghe haar der Majefleit oft haar der krys luiden. Haare bezettelingen zuilengehouden zyn tot betaaling der tollen en opftellin- 8;
ghen^gelyk andre elders leggende: mits dat men hun van nu voortaan, met geen* nieuwe opßellingen bezwaar e, buiten verlof van den Algemeinen Stadt houder haar der Majefleit, oft van den opper ft m Velt heer. Op dat de burgher s en inwomders der voor zeide plaat fen ge enen ooverlaft 5?«
van de foldaaten komen te lyden, bygebrek van goede orde en behoorlyk onder- houdt , zal haare Majefleit zorghe draaghen voor de betaaling> en 't betrach- ten der krystucht: ook zullen zy, nochte de handelende man aldaar,gemoeit wor- den om eenighe voldoening van 'tgeene,waar toe zich deStaaten oft Landfchap- fen, by dit verdragh, verbinden -, mits dat zy, van hunner zyde, 'tgeene doen, waar toe elk 'm 't bezonder, voor zyn eighen hooft verplicht is 4 Naa 't bet aaien der geleende penningen aan haare Majefleit oft haaren naa- j ^.
%aat, zalmen de boovengenoemde fteedenenfterkten, met al'tgefchut, ende krysbehoeften, niet verbeezight in 't be jeher men der plaat fen, aan de Staaten voorts we e der ooverleeveren, ende geenszins aan de Spanj aards, oft andre hun- ne vyanden, nochte aaneenighen andren Vorft ■. 'De Ooverflen, aldaargeftelt uit naam der Kooninginne, »zullen, aan haare i i,
Majefleit, famt aan de Algemeine Staaten, trouwezweer en, endeplaatfente verdaadighen, en te behouden by den waar en Chriflelyken Godsdienfl,gelyk die jeeghenwoordelyk, zoo in Engelandt als in de Neederlanden, geoejfent wort j ook dit verding f acht er volghen ende te doen achtervolghen", zoo veel als hun toeftaat:de Hopluiden, Bevelhebbers, enfoldaaten, hebben den zelven eedtte doen, ende voorts van gehoorzaamheit aan hunne hoofden -, gelyk ook de bur- gher s en inwooners den eed vangetrouwigheit aan haare Majefleit. Het krys volk, te velde leggende, zal men herberghen en fpyzen voor eenen i i _•
reedelykenpry*s , ende niet bezwaar en met eenighe tollen op eetwaar en oft andre nooddruft $ maar in alles handelen gelyk andre foldaaten van d'Algemeine Staaten. Aan de O ov erft en zalmen, f eiker maant, bet aaien defoldy van 't volk, gé- j ,*.
leidt van haare Majefleit in de voorfchreéve plaat fen \ mits dat het getal van die niet groot er zy,dan van de voorighegewoonlyke bezettingen,daar Onderhou- den zes maanden voorde ooverleeveringszonder dat men nochtans,indien 't met de betaaling acht oft tien daaghen langer aandraaght, daar oovër berifpt warde. T)en Ooverflen en bezettelingen warde toegelaat en de vrye oeflening van ±^,
den Gods dienjl, althans beveftight in Engelandt, en hun, te dien einde, in elkeftadt, een kerk toegevoeght. %>e bezettelingen heeft men te handelen-, gelyk de voorighe zyn gehandelt ge- i f.
Zzzz weeft i
|
||||
io5o P. C. HOOFTS DRIEENTWINTIGHSTE BOEK
t f 8 f. weeft, zoo aangaande de huizinge, als de mondtkofl: ende zullen de Staaten or-
de jlellen, dat zy de eetwaaren tot reedelykenpryze mooghen bekoomen ,gelyk de burghers en inwoonersiook zalmen hun voorzien van buskruidt, lont en,koeq els gelyk mende voorighe voorzien heeft, en de foldaaten, leggende in andre plaat- f en der gemelde landen, gewoon is te voorzien. j $ * Hetflaa haarderMajefleit vry,in den Raadt v anStaat e te ft ellen, booven haa- ren Algemeinen Stadt houder, noch twee haare onder daanen, luiden van forte en van den voorzeiden Godsdienft; ook, in den krysraadt, wen V noodigh zy, te brenghen alle zoodaanighe, als haar Algemeine Stadt houder ? naar eifch'van zaaken,daar toe zalbequaam vinden: ende zullen de Hoofden van de bezettin- gen der voornoemde ft ee den vryen toegank hebben ten Raade van Staate 3 ais zy V v oor oor baar lyk aanzien, om eenighe zaaken, belangende den dienfi van haa- re Majefteit oft de bewaarnis der plaat f en hén toevertrouwt, voor tedraaghen-, zonder nochtans daarom geacht te worden voor Leeden van dien Raadt. i j. Haare Algemeine Ooverfte zal) met den Raadt van Staate, vermooghen, de *Impo- misbruiken, in'tftukder* opftellingen, en zaamelingen vangelde, te richten,
ften. en V oovertal van Bevels luiden ofte fny den j ook de penningen te doen bejlee- den ten meefien oorbaar der gemeente , teeghens den vyandt, zoo wel ter zee als te lande. » 18. T>e zelve haare Ooverfte en de Raadt v anStaat e zullen de misbruiken van de
munte der voornoemde Länden beet er en , ende de penningen, brengen tot min-
* Spe- der en beboorlykgetal'. ook zullen de * foorten der voorzeidepenningen, oft an- cien. dre daar gank hebbende, niet mooghen worden verhooght tot meerderprys, buiten verlof van haare Majefteit oft haaren Algemeinen Ooverfte. lp. *De Kooningin oft haar voorzeide Stadt houder van haar ent weeghe ,gezaa- mentlyk met den Raadt van Staate, zal bevorderen, dat de regeer ing in haare
voorighe achtbaarheit herfielt warde -} dat men ook de krys tucht verbeet er e en op V ernftighfte onder houde: welke althans beide zeer vervallen zyn, door de ge- lykheit der maght van de regeerders, en door vermengeling der Raaden. 20. ^)* voorzeide Ooverße,met den Raadt van Staat e >zal voorzien op alles,dat
degemeene welvaart raakt: welv erft aan, dat hy niets doe oft ver nieuwe tot hinder van den gemelden Godsdienft, oft van de Hoogheeden , wetten, voor- rechten, gewoonten, vrydoornen, keuren, en de ordeningen der Staaten, ge- meenten , gilden, oft inwoonderen van de zelve landen, in 'tgemein oft bezon* der. 21. *De voorzeide Staaten zullen in 't gemein oft in V be zonder, met den vyandt
niet handelen, zonder weet e en bewiüighing vän haare Majefteit j nochte met eenighen Vorß oft uitheemfche mooghenheit, buiten kennis van haar oft haaren Algemeinen Stadt houder. 22. Ook gelieve h aar der Majefteit, met den Kooning van Spanje, oft andren
vyandt der Staaten,niet te handelen, van eenighe zaaken,roerende denftaatder vereenighdegewejlen in "'tgemein oft be zonder,buit en raadt en toeftandt derAl- gemeine Staaten, wettelyk daar op beroepen. 22, *De aanneeming, ook de betaaling van alhet uitheemfchkrysvolk, noodigh
tot de befcherming der Landen, zalgefchieden door den voorfchreeven Stadt-
houder en den Raadt van Staate, met bewillighing der t_Algemeine Staaten. 24.. By affterving oft verandering van eenighen Ooverften der gemelde Landen
oft hunner gr enzfteeden, zullen de Staaten van 'tgewefl, daar zulx voorvalt,
twee oft drie perfoonenvan foorte, en van den voorfchreeven Godsdienft, noe- men : uit welke de zelf ft e Stadt houder en Raadt van Staate, eenen hebben te kiezen en te ft ellen. - , , t f. Wanneer de Kooninginfche epen ter zee zeindt, tot de gemeine befcherming,
in
|
|||
DER NEEDERLANDSCHE HISTORIEN. 1031
ingeval dat de vyandt eenighe vloot, in de engte tuffen Vrankryk en Engelandt, 1 f 8 f. oft tuffen Engelandt en Needer landt braghte, zoo zullen de Staaten eeven veel fcheepen uitmaaken als haare Majefleit: wel verflaag dat het getal en 't bekoßi- ghen der zelve niet gaabooven't beftek* haar der Majefleit aangebooden, uit naam desTrinfen vanOranje' ,Hooghloflykergedachtem ff e,door denHeerDeyer$ in 't jaar vyfiienhondert vier ent acht ent igh -, *t en waar e dat de noodt meer ver- eifchte,en de Staaten het draaghen konden: welke f che epen zich voeghen zullen by degeheele vloot; die te ft aan heeft onder ''t gebiedt des Ammiraals van Enge- landt: doch zullen de buiten, onder de Amptluiden van haare Majefleit en de Staaten, gelyklyk gedeih worden, naar gelang van de koften, by elke zy de ge- daan . 'De fcheepen van de Kooninginne zullen altyds vrye in- en uitvaart mooghen 16»
hebben-, tot alle haavenen ende gaat en der voorzeide Landen,ende aldaargeryft worden van eetwaar en tot reedelyken pryze: ook zullen weederomde oorlogh* fcheepen der zelve Landengelyke vryheit en gevoeghlykheit , in Engelandt en d'andre Kooninkryken haar der Majefleit, genieten. > De gefchillen, die tuffen de voorfchreeve Landen, oft eenighe ft e e den der 27*
zelve, moghtenkoomentery'zen, zullen, zoo zy doorgewoonlyken weghvan rechte niet zyn nee der te leggen, aan haare Majefleit, oft haaren Algemeinen Stadt houder, gefielt worden, en befleckt'by haar, oft hem enden Raadt van Staate ? binnen de vereenighde Landtfchappen. Men laat e den onder daanen haar er Majefleit toe, hunne paarden, gekoft in 2 %>
de voorzeidegeweften, naa Engelandt oover te fcheepen , des zullen zy de ge* woonlyke gerechtigheeden bet aaien, en de paarden van daar niet elwaarts ver~ voeren mooghen. De onder zaat en haar er Majefleit, die van 't getal óft lichaan des voor- 25?*
fchreeven onderflands zyn, zullen, wen zy begeer en weeder naa Engelandt te keer en, vryelyk mooghen heenengaan, zonder ander en verlof, danvryereiz^ brief onder handtteeken en zeeghel van haaren Algemeinen Stadthouder: mits dat het getal haar der krys luiden volblyve, en de Staaten niet zullen ge houden zyn, eenighe onkoften te draaghen, van 't lichten en ooverfcheepen dergeenen, - ö die gebraght worden om de plaatfen der afgedankte te vullen. ^e GeZi<tn* De Algemeinen Ooverfle, de Hoofden,Kornellen, Amptluiden, famt alle an- ten ver-
dr'e foldaaten der Kooninginne, zullen doen dengewoonly ken eedt, als te voor e trekken op gedaan is, aan de Staaten der Landen: onverkort hunne plicht van hulde aan vter ma • haare Majefleit. . Pe Ko°' Hier op naamen de gezanten hun affcheidt, en trokken, om het verding mJw>°P «*
by hunne meefters te doen beveftighen , naa huis 5 uitgezondert Noord- Antwer^
wyk, Valk, Buis en Aisma. Deeze, bly vende noch in Eri^elandt, braghten, pens oom„
met hulp der ongelukkighe tydinge van Antwerpens val, zoo veel by de gang, ver*
Kooningin te weeghe, datzy haaren byftandt vermeerderde, eerft tot op meerdert
het getal van vyfduizent knechten , daarnaa ook van duizent ruiters , te bet ietai
houden, booven drie vendels, elk van hondertenvyftighkoppen, om de fabulpe*
ftadt Briel met de twee daar bygeleeghe fchanfen , in Hollandt te bewaa- **£****#
• op vvt duï~
ren •, en zeevenhondert mann' ten behoeve van Vliffinge en Ranimekens , Rentte
in Zeelandt : mits dat men haar toeftondt, in elk der andre geweften een' voete en
ftadt oft fterkte te kiezen , en met Engelfche knechten uit de vyfduizent duizent té
te bezetten. Al 't welk d'Algemeine Staaten aannaamen en inwillighden , paarde.
verlydende daar af, op den tweeden van Wynmaant, een befcheidt, dat *J'verding
Pok by haaren Ambafladeur Davidfön , herwaarts gezonden om de bekraf- wordtl}e-
ting des verdings te vorderen, onderteekent werd, Totgedenkenis van dit vJ'f n /.
verbondt, floeghen de Zeeuwen eenen penning , waarop ter eene zyde m ^a4tm
Zzzz 2 'twaa*
|
|||
io32 P. C. HOOFTS DRÏEENTWINTïGHSTE BOEK
ifSf- 't waapen van dat geweft flondt, een Leeuw , ryzende uit de zeebaaren
Zeeuwfcbe en fa byfchriftj Luclor& emergo: Ik worftelen koomop: ter andre zyde gedenk- de waapenen der fteeden, en^uthore'DeOi faventeRegina: Door aanle^ pnmng. qocjs? engunftderKooninginne. Zy deed een verdaadighfchrift drukken^ dkhfcbrift meldende» ^at de ouwde ver bint enigen, niet alleen tuffen deEngelfche Koo- der Kou- ningen enNeederlandfcheVorfien, maar ook tuffende volken 3 geefielykheit, n'mginne. Aadel-, enfieeden^ vanweederzyden-> tot onderlinge vrundfchap , gemaakt z 7eindt waaren • ÊL°e ^e Spanj aards, met onmenfchelyke wreetheit , de Neederlanders
eer? noot geplaaght hadden-, ook verfc heide fchelmfche aanflaaghen ontworpen oft ge- rn* Wefi- queekt, tot verflooring van haaren Staat -3 onaangezien de vlyt by haar aange- indie. wendt in 't arbeiden tot pais, en V verhinderen van eenen volkoomen afval der Die van Landen. Waar oover zy behoorlyk vond den allgemeinen Staaten de handt
Bamburgb te bieden j enkelyk op dat de Neêrlanders hunne voorighe vryheit genieten verzoeten m0gfoen^ zy met haare onderdaanen in veiligheit zitten > endekoophandel% vim'6 Tt tuIfen de twee volken-, veiliglijk gedreeven worden. Teffens om den Span- hunde j aaI"dt werk te geeven, eer hy haar t'haarent bezochte, zond ze Franlbis Draak gpaanfcbe voor Ammiraal» Chriftoffel Carlile voor Ooverfte te lande, met een'vloot vaan niet van eenentwintigh fcheepen , daar drieëntwintighhondert vrywillighe fäl- belet war- daaten en boorsluiden op waaren , naa Weftindie, Als 'die van Hamburgh **• vernaamen dat het verdragh volraamt, en deeze toght op handen was > fchree« Haar am- venze aan de Kooningin, om toezeg te verwerven, dat haare fcheepen den
m™ f' hunnen de Spaanfche vaart niet beletten zouden. "Waar op zy tot ant- lofode woordt kreeghen , dat haare Majefteit niet verftond haaren ouwden bond- Staatfcbe genooten, zoo de pais berlonde , in het dry ven des koophandels , eenighe fteeden, verhindering te doen: maar, ingeval van oorlogh met Spanje, hoopte zy, door aan- dat men haar geen' toelaating van kooren en krysgereedfchap derwaarts te tmnmghe voeren , tot naadeel van haaren Staat, zoude willen verghen . Ende, als ,mvenJ , echter de Henzefteeden zich niet onthielden van graanen, waapenen, bus-
a 1y ee kruidt, en diergelyke behoeften naa Spanje te zenden, zoo werden verfchei-
Hy denkt ^e naare fcheepen, inden jaare vyftienhondert neeghenentachtigh , van de
Bergben op Engelfchen aangetaften verbeurt gemaakt. De Prins van Parma, terftondt Zoom te naa't voltrekken des handels met Antwerpen, deed, inetlykeStaatfcheftee- leleggen; den, brieven van eenen zelven inhoudt ftrooyen, waarby hyze, zoo met maar laat glimpighe aanbiedingen , als vertoogh van de machteloosheit haarder par- ua% £ye' P00gnc^e t'hemwaarts te lokken. Doch, in Hollandt, werd'er, datmen d d ßdt weet» niet gevonden dan een ter Goudein't Tolhuis: den welken, gedagh- wei voor- teekent den achtienden van Oeftmaant, de Wethouders eerft den derden Tien was. van Wynmaant, in der Hollandfche Staaten vergaadering braghten. Voorts schaars- ruftte hy toe om Rerghen op Zoom te beleegheren : maar i verftaande dat heit van de Steêvooghdt Market lucht daaraf had, en gefchikt goeden voorraadt van kooren aan mondt en oorlogh in te kryghen , liet dit voorneemen vaaren. Ook waa- %yn zyde. ren ^ Engelfche nu aan 't ooverkoomen , zyn' ruitery merklyk gezwaktj |
||||||||
en de lyftoght zeer ichaars aan zyne zyde , inzonderheit het kooren. En
rp ver_ d'Algemeine Staaten , aangeport van Graaf Maurits en den regeerenden booden fa Raadt, deeden, door den zelven, volghends beïluit by hen genoomen den |
||||||||
d'Algemei- ach tent win tighften van Oeftmaant, om deeze fchaarsheit meer te fcher-
neStaaten: pen , allen uitvoer van fpyze verbieden. Doch de Staaten van Hollandt waannne VOnden hierinnezwaarigheit, en beflooten op den achtfteninHerfftmaant, Hollandt het zeinden van allerley waaren, behalven graan , botter en kaaz, uitdien zwaarig- geweßc ? ma ßreeme en opwaarts naa Oofte, toe te laaten: mits borgh ge- en andere' ^c wierde voor ^en haaring en 't zout, dat des niet naa den vyandt zouw vide fielt* gaa«- Ook gaaven d'Algemeine Staaten den voorzeiden Raade laft om J " etlyke |
||||||||
DER NEEDERLANDSCHE HISTORIEN. iö#
etlyke vrybüitérs aanteneemen, die den toevoer naa 's vyands landen tebe- i^Sf»
letten hadden, en de lorrendrayers ( zoo noemde men de geenen die ter fluik Voorzie* yet derwaarts braghten ) aan te haaien. Maar de regeerders van Dordrecht) nin2 teem daar het der burghery e verdroot, mits men de flroomen opwaarts aan niet| m ds bevaaren moght, zonder neering te zitten, terwyl de zeefteeden de haare ömw" hielden; verzochten aanftendighlyk een' algemeene fluiting. Dies be- Misnol- fehreef men de Staaten van Hollandt weederom , teeghens den zeevenen- „hen van twintighften, voor middagh, op verbeurte der ftemme. Als derhalven een Dordrecht $ Burghermeeiler , en vier Raadsperfbonen , gemaghtight by die van Am- 't welk, een fterdam , op den zesentwintighften naa den Haagh vertrokken waaren , akmei"e kreegh * d'Ontfanger der geleigelden fchryven , gedaghteekent den drie- PmnS be~ entwintighften , by 't welk hem , van Graave Maurits en de rëgeerenden *"rtk Raadt, ophooghe peenen verbooden werd, eenigherley eet waaren uit den iua m ™* Lande te laaten gfan. Waar oover die van Amfterdam > daar een' groote #t wer^ meenighre van gelaade fcheepen zeilreedt lagh, hunnen gemaghtighden *Con* aanfchreeven, datzy allevlydt, by zyn'Genaade en den voorzeiden Raadt, voymeë- hadden aan te wenden , ten einde het verbodt, als gedaan teeghens 't be- ^er • fluit van den achtfcen, weederroepen wierde. Doch, hoewel zy vertoonden, dat het verhinderen van de reize der fcheepen , die verfcheide toegelaate koopwaaren in hadden, en voorden winter het kooren uit Oofte herwaarts te brengen , de Landen niet alleen met onbenoeghen van den Deenfchen Kooning en andre Mooghentheeden 5 maar ook met groote dierte, dreigh- de: men zette hen af, met zeggen dat de zaak niet aan den Raadt, maar aan d'Algemeine Staaten ftondt, alzoö t'hunner begeerte 't gemelde fchry- ven aan den Ontfanger was afgeveirdight. De gemaghtighden antwoord- den j dat het enkelyk uit naame van den Raadt fprak; waar oover zy zich aan niemandt anders richten konden : en , als men hun echter aan d' Alge- meine Staaten wees, verklaarden, dat, by weighering, de regeerders van Amfterdam zelf zouden moeten orde ftellen op het uitvaaren der fcheepen, volghends 'tbefluit van den achtften* naär 't welk de Staaten van Hollandt den Ontfanger, die hun alleenlyk by eede verplicht was , meede by zend- brief , op zwaare ftrafFe bevoolen hadden zich te fchikken. Thans ver- voeghden zy zich by de gemaghtighde Raadsluiden der Hollandfche Staak- ten , en verworven aldaar nieuw fchry ven, waar by d'Ontfanger belaft werd * de fcheepen te laaten vertrekken. Want, onder der Algemeine Staaten befluitingen van den drieën twintighften en van etlyke daaghen te voore, bevond men van 't voorgewende begeeren niets te boeke : maar* wel, dat Meetkerke, van wien, in den Raadt van Staate, het woordt teeghens d'Am- fterdamfche gemaghtighden gevoert was; ten voorzeiden daaghe , nee* vens andre zyne amptgenooten , in de vergaadring der Algemeine Staaten, oover groote noodt van gelde geklaaghthad, en voorgeflaaghen vaneenigh j>e Èut~ zout üit den Lande, en eenighe laakenen naa Antwerpen, te laaten gaan, gberhop- waar af groot geldt zoude koomen. Jaa't bleek, dathetverbodt, nochtaan luiden van de oorloghfcheepen , op de wacht leggende , nocht aan eenighen Ontfan- Vttm^ ger van geleigelden erghens in Hollandt gedaan was , dan alleenlyk t'Am- *" *n fterdam. Dies niet teeehenftaands , onderwonden zich, zonder hunne am- ®* Majeftraat daar in te kennen, de Burgherhopluiden van Uitrecht, op een Staaten en zweevend gerucht, oft argh aangeeven van eenighe uitheemfche , onrufti- den regte* ghegeeften, den Algemeinen Staaten, en den Raadt van Staate, door afge- renden zonde luiden, aan te dienen. IJat hun ter oor enge koomen was* hoe zeeker koop- Raacit *.*** Man, Udt der t^Amfierdamfche regeeringe, zich nietgefihaamt had, aan den der hume Raadt te verzoeken, dat dien van tstfmßerdam, voor eenen ger ingen tydt, toe- MaMiradt •* Zzzz 3 c ' gelaatenUKenmn>
|
||||
io3+ P. C HOOFTS DRIE5NTWINTIGHSTE BOEK
i ^8 f. ge laat en wier de , étf/y^é- fc heep en uit te voeren. Hoe de zelve koopman, afse-
weezen van den Raadt aan d'Algemeine Staaten , van hun zeer afdraghtelyk en fmaadelykgefprooken had,vraaghende wie zy waar entende wat zy vermoch- ten te gebieden oft verbieden. Hoe hy, kunnende van den Raadt niet anders ver*> werven, en willende d'Algemeine Staaten zoo verre niet kennen, als aan hen verzoek te doen, ten laafle had uitgefmeeten, dat dejcheepen nochtans vaaren zouden, daar qiiaant af wat het wilde: gelyk men ook verft ond in der daadt ge- fchiedt te zyn. 'Dat luiden van zulk een' vermeetelheit de zw aar ft e fir af van Majefteitfchenderye verdienden, als trachtende den Staat ten val te brengen met breeken van den bandt der vereenighinge , door 't vertreeden van des regeer enden Raads, en der Algemeine Staaten achtbaarheitj tot handt haavin? der welke zy Hopluiden hunnen ootmvedighen dienft, en de middelen van alle vroome ingezeetenen, zoo derftadt, als des Lands van Uitrecht aanbooden: verzoekende voorts, dat men, om de herwaartskoomß des Gfaaven van Leice- fter tejpoeyenyterftond aan de Kooningmne van Enge landt zonde, oftfchreeve teminfte-, en het befluit ,genoomen teeghens 't uitvoeren v an goederen, fcher- pelyk deede achtervolghen j ook de vryereizbrieven affchafte, waarmee zich de vyanden beholpen, om tuffen ^Antwerpen en deeze landen oover en weeder te gaan, en heimelyk verft andt tot bederf der zelve te fliehten. De Algemeine Staaten en deregeerende Raadt, dewyl nocht de reede van (laat, het bo- ven van zoo een' bezendinge toeliet •, nochte zy, zoo ten aanzien van den tydtj als van bedenkingen hen eighentlyk raakende, het beftraffen der zel- Ant- ve dienftigh oordeelden5 antwoordden zachtelyk, 'Dat ze de vertooners be- wordt bun dankten ^oor hunnen yver tot het gemeene beße: en hun vertoogh, hoewel zy gegeeven. ^ wel behoort hadden aan hunnen Majeßraat, oft de Staaten 's Lands van Uitrecht te richten, nochtans in't goede naamen j gelyk, by orde alreeds daar op gefielt, ende nochte ft eüen, toty der s biüykgenoeghen zouw bevonden wor- den. Maar d'Amfterdamfche Wethouders , zich belgende deezes bedryfs, naar gelang van den hoon hun in den perfoon hunnes Burghermeeiters gedaan , en van de wanorde waartoe het fcheen de deure te oopenen , fchreeven daar oover zeer ervoelighlyk aan d'Algemeine Staaten en de re- geerders van Uitrecht. Zy leeverden ook ter vergaadringederSraaten van Hollandt een fcherp verdaadighfehrift in j by 't welke gezeidt werd , dat de woorden , gevallen in den regeerenden Raadt, valfchelyk verdraait waarenj en dat men daatlyk middelen , tot bedwang van zoodaanighe war- geeften , opruyers derBurgherhopluyden , behoorde by de handt te vat- ten. De Majeftraat van Uitrecht gaf den Hopluiden te verantwoorden , 't geen zy, zonder haar, begonnen hadden. Die keerden zich tot deBur- gherhopluiden van Amfterdam , en wiflelden, met hun, opditftuk, eeni- ghe brieven -, welke, oft fchoon d'Amfterdamfche hunneOoverheit droe- ghen, nochtans beufchelyk ingeftelt waaren, en weederzydelings tot vriend- schap en eendraght noodighden. Tot de zelve werden im middels partyen vermaant, by fchryven vanGraaveMauritsen den regeerenden Raadt: zoo dat het gefchil, waar uit men meer ongemaks vreezde , niet hoogher liep-, Alle vaar- hoewel der Algemeine Staaten befluit van den achten twinghften in Oeft- te op de maant, voor zoo veel als het teeghens%ler Hollandfche Staaten befluit van landen des jen achtften in Herfftmaant (treed, gefchort bleef. En zeeker (zoo die Koomnx van Amfterdam m hunne ontfchuldighing zeiden ) een zwak getal van per- iTwordT *°onen nad het geraamt; zonder eighentlyk daar toe van hunne Landfchap- verbooden Pen gelaft te weezen. Maar, ten opmerke van 't aanhouden der Hollandfche bydestaa- en Zeeuwfche fcheepen, werd alle vaart derwaarts, en naa andre geweften, ten. ftaande onder dien Kooning , verbooden. Geduirende dit dribbelen oover um 'tuit-
|
||||
DER NEEDERLANDSCHE HISTORIEN, tttf
't uitvoeren der lyftoght, verzorghde men Arnhem met voorraadt van 'mond' I f8 f i
en oorlogh j braght 'er voorts een deel ruiters en knechten in, by bewillighing Arnhem van de Ooverheit der ftadt. De bezetting van Kampen werd verfterkt met voorüen eenigh volk, eer het de Wethouders vernaamen, Te weeten, Hopman Wolf- v*n Wf » winkel, leggende noch aldaar, gaf den Burghermeefter in der tydt aan , dat ,/w*F * vyftigh oft tfeftigh krysluiden by der handt waaren , met bevel om in te koo- De ye^e(i men: maar-, als die fprak van eerft deMajeftraattedoen vergaaderen -, ging ting van naa de poort, enbekallendede wacht, holp de foldaaten , zonder ongemak , Kampen binnen. De Staaten van Hollandt, op dit pas , vonden zich in zulke be- geflerkt. nauwtheit van geldt en geloof, dat zy , zoo om den oorloghsvolke, gefchei- Gtootge* den uit de fchanfen ontrent Antwerpen, als om den vlootelingen, famt eeni- re*. vm ghe waapenen en andre noodtlykheeden te betaalen, anderhalve tonne j ^ def ichats, tot twaalf ten hondert voor fret, en een ten hondert voor maakelar- Staaten dy , moeften opneemen. Ooveral faald' ontzigh. Etlyke burghers van vm HoU Uitrecht, daar onder een kofter derBuurkerke , darden der Majeftraatwel landt. aanverghen, dat men, dewyl Villers des vyands gevangen was , in zyn plaats ooverd den Graaf van Nieuwenaar , tot Stadthouder oover 't Sticht zoude (lellen.' man£elt Zynde hun daarop geantwoordt, dat zulx der Staaten werk was, beftonden m**%» * zy uit te vaaren met fors en oneerbiedigh fpreeken j en, als de Schout, Ni- \)mg^rm klaas van Zuilen, eenighendaaroover in hechtenis neemen wilde , begoften tot uitrecht d'anderen te roepen, dat hy zich des te hoeden hadde, oft zy zouden ze met beveeren op geweldt uit zyn handen fcheuren. Nochtans, hoewel't wanvoeghlyk en de Uaje- vanquaadengevolghis , ook geen dank daar meê te begaan , dat de Oover- ßraat> dat heit aan 't grauw yetuitvreezefchynttoe te geeven, de Staaten van dat ge- ~®ieüWe~ weft bevaalen op den eenentwintighften in Herfftmaant, by maniere van JJJ^JL voorraadt, totdat Villers verloft waare, de landvooghdy dienGraave.. De der van zelve, gekoomen, ontrent veertien daaghen daarnaa, indeBeetuw, belee- >t sticht ge* gherde, metachtien, eensdeels Engelfche, eensdeels Duitfche vendels , de fielt warde* fchansby Yflèloordt, en befchootze, zoo van deVeeluwfchealsvandeBee- Kteuwe- tuwfche zyde , met neeghen donderbufTen , waar onder twee heelekartou- war word wen waren. Echter, al wat hy brak;, hermaakten ftrax de fchanfèlingen: en daatLmdt* deeden eenen uitval, die den Hopman Willem van Doorn hetleevenkoftte. v™g- ty ■? Zy floeghen ook eenen ftorm af, die zonder voorgaan vangraftvulling en voo'naa(iti behoorlyken oopening gedaan werd , op toeverlaat van drie fcheepen met mbelee* raarfeh, waarin etlyke foldaaten laaghen, om de verweerders, met fchieten , ghert de van de wal te dry ven. Dan twee der fcheepen raakten vaft aan de grondt} en fchans by de foldaaten, begroet met zwermen van teirlingen geworpen uit een veldt- iffehordu ftuk, begoften zich oover te geeven. 'T meefte getal ontquam nochtans,met de fcheepen, alzoo zy, verlicht door 't uitfpringen der andren, vlot werden, en Die wordt weghgevoert van den windt, die de zeilen noch gefpannen vond. Ten naaften hem ooyer* daaghe , als men gelaat maakte van de beleegherden andermaal^ te willen se&"vm. beftooken, verzochten ze gefprek, en bedongen uittoght met hunne waa- ^en'ß}Ms penen, zonder trommen , iönder vendels. Van hier nam Nieuwenaar zy- %e™lre nen wegh naa een blokhuis, geleeghen booven Huiflèn , aan 't Berghfche fJ00ß ^4 hooft, enonlanx te vooren ingenoomen, door denheervanHautepenne , wonnen die den Hopman Reinier van Oldenbarneveldt, en zyn' knechten, naa 't wee: door Hau- derftaan van eenen aanval, had doen vertrekken, alleenlyk met hun zydge- tepenne. Weer, en onder belofte van binnen zes maanden, den Staaten in dien oordt J**,**-1** niet te dienen. Deeze fterkte , :met drie eroote ftukken, al den voorraadt ' fJy ^ - Ü7Ü ÊÓ.PY GÊ<**
van oorlogh, en den Hopman zelf, die een gebooren Turk was , werd den yee„en
Graave oovergegeeven, als hy zyne naadernilTen zoo dicht aan de wal ge - dm N^ braght had, dat men dien met lange fpietfen bereiken kon. De bezettelin- wenäaw Sel1
|
||||
1036 R C. HOOFTS DRIEENTWINTIGHSTE BOEK
if8.f. gen gingen uit, metpakkaadje, en vollen geweere , op den drieëntwintig!^
Eenigbe ften van Wynmaant. 'S nachts te voore, begaaven zich ontrent driehon-
burghers en dert, zoo burghers als fbldaaten, van Niemeeghen, ooVerdeWaal, naahet foldaaten ^orp j_eilt, om de Staatlichen-, die daar een' fchans opworpen, te ooverrom- van ie- pejen Maard'andren vernaanien't, en fchikten terftondt hun't weederoni- worden qe-vaaren te beletten , met vermeeftren der Icheepen. Voorts viel men op de flaagben geenen, die te lande waaren, en verfloegh ze meeft alle. Zommighen , ge* van de weeken in huizen , werden met de zelve verbrandt. Ook hadden Nieuwe- staatfihen, naar en Schenk verftandt binnen Niemeeghen * met eenen JanHaarents , Verflandt die hun volk meinden in te laaten door eenen tooren, bewoont by hem aan
van Nieu- ^e veße j?n 't Waare gelukt, wen hy zoo wel zyn* woorden als zyn werk Vr\t*1\? nac^^e weeten te beleiden. Maar , naa 't uithoolen des muurs, zoo verre nenNïe- ^aC men ^'en licntetyk van buiten voorts 'm fmyten kon-, als nu de meefte meegbeuy helft der bezettingen van Gelder, Graave, Venloo, en Wachtendonk , by meteenen der handt was, om 's nachts het (luk te beftaan j ontviel hem 's daaghs te ianHaa- voore, door dronkenfchap, onder zeekre gezellen , hem wel toegedaan , rems. ZQ0 Qy waande , dat hunne vrienden gewiflelyk haaft weeder in ftadtzou- Die denkeeren. Dit werd den Wethouderen gemeldt* hydaadelyk gevangen,
rengt zin, en ^oof sebrasht tot belydenis van alles 5 uitgezeidt hetteiken, waar
door renke- ,. rj. . ö ö, . ; ' & . '
looz-e klap, °P "ie van DUlten zouden aankoomen: naa t welk te vraagnen, men ichynt,
in'takerflc m^s het ylen, vergeeten te hebben. Een groove verzuimenis, Want de
Ijden: Staatfchen, waare't gegeeven, zouden'er van hunne veedren gelaaten heb- waardoar ben^ alzoo de tooren tydriyk voorzien werd met gewaapenden , om hen te de aanjlagb betrappen. Nu kreeghen zy achterdenken , en deisden in ftilte , zonder teloor ^en tegenaaken ; 'S andren daaghs bekoft Haarents detoomeloosheit zy- 00P[' ner tonge met den hals. Eenighe andre burghers, die kennis van de zaak TJï Dac^en ' raakcen behendelyk wegh, en met banning vry. Thans deed ben/eeen' Nieuwenaar de fchans tot Lent volbouwen , zwaare buifèn daar in bren- Scbans tot gen» enfellyk, ook by wylen met gloey ende koeghels, naa de ftadtfchieten, Lem ge- 'T welk meer metuitwrocht, dan dat het de huizen wat befchaadighde, en maakt, eens oft tweemaal brandt ontftak , die haaft gebluft werd. Kort hier naa queltKie- verliepen de Kooningfchen uit de ichans te Mpnnikenwaart, een' myl van meegben peeventer , en verbernden twee hunne jaghten . De fteedelingen des ver- tnetjc ne- witt][g|-lt} naamen de geleeghenheit waar, en deeden terftondt den wal in de VeScbans öra^c werPen • Terwyl zich dit toedroegh in deezen oordt, hadden wy ons te Mon- bynaa in den Ooftvriefchen, aan eenen nieuwen kfygh vertuyt: laatende tukken- die van Embde zich dunken, dat zy $ als onpartydigh zittende, vermogh- waan, ten zoo wel met voorraadt van mond' en oorlogh, als met andere waaren, verlaaten 0p >s vyands Landen te handelen; en de Staaten, dat zich zulx geenszins te van de lydenftond. Als derhalven Hopman Knoop, Ammiraal hunner vlooteop oonm&~ deEems , voorneemelyk om toevoer naa Grooninge te beletten, een goede
jrefUcht ^ee^ ^m°der fcheepen , koomende uit der zee , had aangehouden j ende door die (gety^ oö^ zyn'meefters) het ontllaan der zelve weigherde oft verwylde * vanDee- zoo ruftte de Graaf van dat geweft zes oorloghicheepen en etlyke jaghten Venter. uit > die, op den tweeden van Slaghtmaant, den voornoemden Ammiraal, Gcfcbil om verloÜing van hunne koopvaarders forfelykf aanmaanden. Doch»
derstaaien iloewei jjy } reecjs needergezakt en op zyn voordeel leggende , rondelyk X tb antwoordde » noch geenen laft daar toe van zyne Heeren te hebben , ij deuhiLaao *Pemden zich van daadtlykheit, en zonden naa Embde om naader orde. kevan toe- En, eer die quam, oft in 't werk geftelt kon worden, verhief zich op den vyr- voer ten den 3 zoo hard een weeder, dat elk genoegh te doen had, aan zich voor beden' vjandt. te hoeden. 'T fchip daar Knoop op was, zonk: ende, ter naauwe noodt, dat |
||||
DER NEEDERLANDSCHE HISTORIEN, ictf
hy zich zei ven berghde. De aangehoude fcheepe-n voeren ten deele naa i?£f*
huis, ten deele naaDelfzyl. Echter lieten de Staaten nietdeEems weeder- om te bezetten : en duurde deeze twift , zonder nochtans tot bloedtftor- ting uitte breeken, noch eenen ruimen tydt. faa 't liep'er zoohoogh meês dat Sonoy , van Leicefter , in Lentemaant naaftvolghende, gemaghtight vverd , zich, door verftandt met eenighe Eedelen en inwoonders , van de ftadt Embde , en de fterkten dies lands , te verzeekeren. Eindtlyk drong het ontzagh derEngelfche Majefteit, door eenen gezant, uitgefchikt van Leicefter, den Graave van Ooftvrieslandt een verdragh af, uit kracht van 't welke eenighe fcheepen en goedrén , op nieuw aangetaft, in vryheitge- ^tfpomU ftelt werden, onder belofte dat de Embders geenerley lyftoght oft krysge- maeemn reedtfchap j naa 'svyands plaatfen , zoo wel in Spanje aïsNeêrlandt, zou- dt ^ den voeren . Wyders, in 't midde van den Herfft, raakten t weeduizent Waa- nm ^ ^g£it len, geleeghert in't Landt van Waas, aan't muiten, eifchendeafreekening iejdt. en volle betaaling-, gelykdeSpanjaards, naa 't verooveren van Antwerpen , Twee dm* ontfangen hadden. Dit braght den Prins van Parma , by mangel van geldt um w**- daartoe, inzwaare bekommering-, dewyl zy dreighden zich in der Staaten, lent w»«m die hen aanzochten, dienft te begeeven; enteffens vermoedt werd, dat zy ,w'*l?ndt verftandt , met eenighe Hopluiden van haaren landtaart, binnen Antwer~ van pen hielden. Zorghende dan dat die nieuwe en zoo achtbaare zeeghe hem door de vingeren moghte druipen , verzwaard' hy voor eerft de bezetting der ftadt met een deel volx, op wiens trouw geen bedenken viel. Voorts gaf hy hun fchoone woorden , goede hoope , vol op van lof hunner ver- dienden , en te. ooverweeghen hoe onraadzaam het waare, de glimp der Parmas zelve, met eenighen eerloozen toeleg te bezoedelen: doch verzuimde im- voomigb- middels niet vyf hondert Spanjaards , driehondert Italiaanen , vierhundert H"eit m\% Hooghduitfchen te zeinden, die, teeghens* hen oover, aan de zyde naa Zee- ßwnder landt.gingen leggen , en hun den toevoer afïheeden. Eevenwel om hen M ve* niet vertwyfelt te maaken, deed hy hen, van dagh tot dagh, lyftoght verfchaf- fen, en d'onderhandeling gaande houden j die daar op uit quam, dat zy zich met twee maanden aan gelde, en twee in laaken, lieten genoeghen. Zoo haaft alszy geftilt waaren, toogh Hautepenne, hebbende etlyke ponten en Hduie$en~ fchuiten verzaamelt , met ontrent vyfduigent mann' naa de Beetuw , en « hmt in deed de Staatfchen verftuiven, Zeekere Hollandfche fcheepen , die by deBeetuwi Bommel laaghen , waaren d'eerfte in 't vlieden. De fchanfen tot Lent en e.n J.cr" Oofterhout, met het gefchut daar in , vond hy verlaatén. De Graaf van St£tfcben* Nieuwenaar begaf zich binnenTiel. Aldaar, en in d'andre naafte fteeden ** berghden zich ook de foldaaten van 't huis te Doornik. De fchans tot Lent werd , door Hautepenne , met burghers van Niemeeghen bezet: en dit hem naamaals verweeten, om dat zy ze quaalyk bewaarden. Niet zoo gelukkelyk verging Graave Kaarel vanMansveldt een inval tot de Bom me- Invai *et lerwaardt. Houdende zich tot Empel met het regement van Don Johan omn&~ ■ del Aguila, deed hy die van Mondragon, Yniguez, enFrancifco de Bova- ^iiuitr* dilla, uitmaakendete zaamentulïèn vier en vyfduizent mann', 't puik der marti ouwde foldaaten , in 't begin van Wintermaant, met eenighe ponten van Shartoghenbos oovervaaren. Het fchynt, hoewel men* van der Staaten zyde voor eenighen andren toeleg duchtte, dat zy, gelyk Antonio Carnero meldt, enkelykvoor hadden, een wyl'opdat eilandthuis te houdenj mee- nende daar de taafel gedekt te vinden. Maar die van Bommel kreeghen tydtlyk lucht van hunn* aankoomft , en de boeren met den meeften voor- raadt van eetwaaren, in de ftadt: Voorts maakte zich de Graaf van Hoohcn- loj met eenen hoop fcheepen, pleiten, fchuiten, opj en dedyken door te Aaaaa fteeken:
|
||||
1038 P. C. HOOFTS DRIEËNTWINTIGHSTE BOEK
15-8 5". fteeken: zulx de Kooningfchen, hebbende zich, by*orde van Bovadilla, die
oover hen geboodt , totDriel , Herwyn, en Her werde gezet, gedwongen werden de hielen te lichten , en ter borfte toe door 'twaater te wandelen Daarvd- om op eenighe hooghten te raaken. Daar bleeven ( beheerende Hoohenl ten xy in \q metzyn'vloote de Maaz ) zy aan den kant van vyf daaghen , zonder d'mtcrfle^ lyfcoght, danraauw vleefchvan koeyen en paarden, aan de lichaamcn der S H,oor welke zyzich, by mangel van bemin g, warmden. Zeeker kloek Hopman |
||||||||||||||||||||||||||
Graaven
van Hoq- benies. '■" |
genaamt Melchior, afgezonden by hen in een {chuitken van oflenhuiden
pooghdeby duifter tuilen de fcheepen deur te flippen \ maar werd gehoort en fneevelde van een mosketkoeghel. De Staatfchen , fpottende met de |
|||||||||||||||||||||||||
Doch mot- dom heit en on bedachtheit der Spanjaarden , die zich zoo reukeioozelyk in
den verlojk dat perketgefteeken hadden, riepen hun trotfelyk toe, en in göedt Spaanfch door film- dat zv ter plaatfè waaren, daar hen al de maght hunnes Koonings niet uit H 2f' hunne handen zouw helpen: En het was geen' vermeetelheit: ziende de Ba 7 Spanjaards zelf geen' ander uitkoomft, dan te vergaan van hongeren kom- tij>beit\be~ mer » °^te z*cn °P gena^ °ft ongenaa oover te geeven . En zy hadden nu weez.envan beflooten, hunne vendels, opdat'erdevyandtnietmeê quaame te braavee* |
||||||||||||||||||||||||||
die van
Sharto-
ghenbos aan de kranke Spanjaar- den. Vanhjf aar-
heitdei Landt- voogbdts daar voor . Die ver-
doekt in Spanje ver- lof, om dien van Hol- landt en Zeelandt oejfenïng Van den Roomfcben en Her- vormden |
ren , te verbarnen •, als het in der nacht voor den neeghenden der maant, met
eenen windt, fchielyk opfteekende uit den noordoofte , zoo vinnigh aan- ving te vriezen, datHoohenlo, vreezende van 't ys beklemt en daaroövet beftookt te worden, met de vloote moeft neerwaarts keeren. Voorts dee- den de Kooningfchen 't veer opbyten door eene hunner ponten , en quaa» men met de reft, tot de welke Mansveldt noch zes andre van Shartoghen- bos braght, in weinigh uuren weeder oover. De burghers, bol en dik uitge- loopen om te kyken ,■' beweezen groote barmhartigheit aan de Spanjaards, en leidden der veel naa hunne huizen , daarzy ze lieten geneezen, en met goedt onthaal verquikten. Echter ftorf der een deel: zommighe gefnerpt van de koude, verlooren de vingers, andre de teenen, die van de ftompe.han- den en voeten afvielen. Dit ontzet naamen zy voor een wonder, gewraght door bemiddeling der maaghet Maria, omdat hetjuift naa den achtften ge- beurde , op welken dagh zy de feeft van haar' ontfankenis vieren: en te meer, mits het ftrax naa hun vertrek weeder begon te dooien. De maare hunner benauwtheit trof de oortn desPrjnfèn van Parma, onder 't houden van de feeft zyner triomflyke inkoomft totBruflèl. Hy fpoeide, laatende alles fteeken , zich flux naa Shartoghenbos : doch verneemende , op den wegh by Heerentals, hunne verloffing, keerde te rug. Thans bedankt' hy de Bofïènaars hooghlyk voor de weldaaden, befteed aan 's Koonings krys- luiden •, en befchonk de ftadt met eenen vergulden kop, de armen met |
|||||||||||||||||||||||||
Godsdienß tachtentigh oflen. Maar hy zelf beging in Spanje kleenen dank, met ver-
re moogben zoek om dien van Hol landt en Zeelandt, oeffening van den Roomlèhen aanbieden i en Hervormden Godsdienft te mooghen aanbieden : neevens 't welk hy / / l'i den Kooning meer volx afmaande , ten aanzien van de herwaartskoomfte. mt faitk' ^er E-ngelfchen. Deeze waaren nu in 't bezit der plaatfen van pandtfchap daar meê: getreeden-, hebbende de Graaf van Hoohenlo, in 't eerfte vanWynmaant, houdt ook, 3'ouwde bezettelingen verwillight daar uit te fcheiden, zonder afreekenïng, aan om die men zorghde dat zy al vooren begeeren zouden. De regeerders van meer volx. den Briel, en van VlüTmge, famt Graaf Maurits, Markgraaf deezer ftee- Dcplaat- ^e} hielden zich vernoeght met brieven, waar by zoo d'Algemeine, als Hol- |
||||||||||||||||||||||||||
beloofden alle ichaaderi te verhoeden ? oft
|
||||||||||||||||||||||||||
fen van
pandfchap
|
||||||||||||||||||||||||||
landfche en Zeeuwlche Staaten ,.
|
||||||||||||||||||||||||||
eeleevert vergoeden, die, ter zaake van deeze, oft eenighe bezettingen van andren
aan de En- kmdtaart, by de burghers oft huisluiden moghten geleeden worden : ende
ielfchen. dit onder verbandt van de Landsheerlyke inkoomften, de gemeine midde-
{ '. len,
|
||||||||||||||||||||||||||
DER NEEDERLANDSCHE HISTORIEN. 103p
len, ende fdieepen en goederen hunner onderzaaten. Des naamen d'AIge- 15*8 f. meine Staaten aan, die van Hollandt en Zeelandt, van alle laden,'hier uit Brieven ontftaande , te bevryen. 'T gebiedt oover den Briel was Heere Thomas Van ßaa' Cicil: oover Vliflinge , Heere Philips Sidney gegeeven , van de Koonin- delmbe^ ginne. Tot Algemein Ooverfte haarer hulptroepen had zy Robbert Dudley, UT en Graaf van Leicefter gekooren •, en hy , gekittelt van gloori- en ftaat- den Briei zucht , zich tot aanneemen van dat bewjindt laaten veripreeken , door en vMmn luiden die hem geirne van der handt, en meer op vordering van eighe gegeeven verzeekerheit en maght, dan van zyn' eere zaaghen. Maar , eer hy uit **» d'Al- Engelandt vertrok , raakte , oft by geluk , oft door gaauwigheit, d'ecn £«»«»'» oft d'ander achter zyn berichtfchrift , en merkt' 'er een punt in , dat hem Eolimd- beval vlytelyk te verneemen naa't vermooghen der Landen : zynde , in- *C)e inf. dien men ze met hunn* eighe middelen befchermen konde, zyn'Mee- $tMten ftres beraaden de Hooghe Ooverheit der zelve t'aanveirden. 'T welk, Robbert niet aangeroert, myns weetens , by eenighe fchryvers , ik uit den mondt Dudley, mynes zaalighen vaaders verftaan heb , by geleeghenheit dat het bericht- Graaf van ichrift der Kooningfche gezanten, naa den handel oover het. twaalfr Lweßer>' jaarigh beftandt, in den Haaghe , in Richardots Kaamer , was vergeeten &€*20ren gevonden. Wat zinnen dit, in de geenen die't wiften, verwekten, magh vm .eKo°" men denken. Want, onder uitheemfche heerfchappy te buighen , ge- moover(le fchooren en gevilt te worden , zonder eenighen onderftandt te genieten; baar der wat vreemds moeft' hun geluft hebben. Het bleef nochtans onder een bulptroe- diep zwyghen en ontveinzen beftolpt: en d'Algemeine Staaten floeghen pn. voor , van het opperbeflier des ganfchen kryshandels en teffens des bur- M*ik$lyK gherlyken ftands, aan Leicefter te vertrouwen, op gely ken voet als het ten Pum inzJn tyde van Kaizar Kaarel den vyfden gevoert was. Heer Johan van Olden- Am/~ barneveldt, eender weedergekeer de gezanten, had in Engelandt gerooken, yoor'ßaph dat de Graaf zich de bezondre Landtvooghdy van Hollandt toeleidde: vm am welke men hem, zoo de gemelde voorftel gevolght wierde, zooveel temin Leicefter zoude kunnen ontzeggen ; acht gegeeven op d'ouwde gewoonte van aan de Landt- den Algemeinen Landtvooghd ook het bezonder beftièr van Brabant te *99&My eP beveelen, ten aanzien dat hy in dien gewefte zyn woonfteê hield. Olden- tedraa~ barneveldt derhalven, gedreeven van billyke zucht tot het huis van Oran-^ en* je, ookverwittight, myns gevoelens, van het voorzeide punt, gaf den Staa- ten van Hollandt en Weftvrieslandt te bedenken , oft niet raatzaam waare, voor de koomft van Leicefter, Graaf Maurits van Nafïau tot bezondren Stadthoudjer der zelve geweften te beroepen. Veel zeggens en weederzeg- gens viel hier op in de vergaadring. Doch meerderheit van ftemmen Graaf gold, met welke zy, op deneerften vanSlaghtmaant, hem, nuachcienjaa- Maurits righ , hunnen Landtvooghdt, Opperfte kryshooft, en Ammiraal, maak- >*» Xajfau ten , onder zeeker berichtichrift daartoe te beraamen. Thans diende hun mrät de Heer Gafpar van Vosberghen , gemaghtighde der Zeeuwfche Staaten, Landt- aan, hoe deeze ook den zelven, tot de zelffte ampten oover Zeelandt ge- vo°iH'J* kooren hadden: ende werden by die van Hollandt, twee perfoonen uit de hooft en Eedelen, een uit, elke der ouwdfte fteeden , ende een uit Weftvrieslandt Ammiraal gelaft, om, neevens Vosberghen, den voorzeiden Heer Graaf, op de Koor- van Hol- plaats van de rolle, volghends de gewoonte, tot Landtvooghdt oover Hol- l**h en landt en Zeelandt, in te voeren. Op den veertienden der gemelde maant z^*ndtß verklaarden de Staaten van Hollandt en gemaghtighden van Zeelandt, geenszins te verftaan, dat, hoewel zy hem tot hunnen Landtvooghdt aan* naamen , het geweft Uitrecht, van hun, in Stadthouderye , afgezondert Weeve: maar, door alle billyke middelen te bearbeiden ftonde, dat het wee- Aaaaa 2 derom
|
||||
1040 P. C. HOOFTS DRIEENTWINTIGHSTE BOEK
derom ondereene zelfftegebraghtwierde endebleeve , gelykby wylen Kai-
zarKaarel, om inZighten van grootbelang, oorbaar geacht was* alzoodie van Hollandt en Zeelandt, in de nieuwigheit, feedertgepleeght, nooit bewil- light hadden: al't welk meuten berichtfchriftevan Graaf Maürits zoude in- voeghen, en hem verplichten de goede handt aan de zaake te houden, om ze door te dryven , neevens de Staaten, ook bygezagh van den Algemeinen Landtvooghdt, zoo 't noodigh viele. Op den zelven morghen deed hy, in de vergaadring der Hollandtiche Staaren zynen eedt, aan handen der Heeren van Wyngaarde, en Vosbefghen: voorts in den Raadr des Hoofs van Hollandtj ende nam aldaar bezit ter Hoorplaatfè. 'S naamiddaghs werd beflooten, dat men, inde voorzieningen van rechte, booven aan zouwftellen , Maurits, gebooren Prins van Oranje, Graaf van Nafïau, en wyderszyn'andre tytels. Het berichtlchrift, dat men hem gaf, was van deezen zin. Hy zy verplicht, als Landtvooghdt , Opperfle kryshooft, en Ammiraal, de
hoogheit, voorrechten, en welvaart , der Landen, leeden ,fteeden, en ingezee- tenen, famt het gebruik van den Chriflelyken Godsdienft, voor te ft aan, te vor- deren en te bewaaren-, ook te bearbeiden Q naar zyn meefte vermooghen^) dat hetgeweß Uitrecht, in Landtvooghdye met Hollandt,Zeelandt, en Vrieslandt, gelyk eertyds, vereenight warde, onder zyne Doorluchtigheit. Hy zal doen recht doen al den ge enen, die des koomen aan hem te verzoeken -3
voorzieningen van rechte afveirdighen en verkenen j alle ordeningen en von- niffen doen uitvoeren, by goeddunken des Hooftmans en der andere luiden van den Raadt oover Hollandt, Zeelandt, en Vries landt. Ook zalhy, met der voornoemdeLandengemaghtighdeRaads luiden, die men
neevens zyne T)oorlucht igheit heeft te voeghen, de Burgherme e fiers, Scheepe- nen , en wetten, vernieuwen en veranderen, naar behoor en, ende daar de noodt zulx vereifcht: ende de ampten enftaaten, van ouwdsgeftaan hebbende ter be-, geevinge van de Stadt houders zyne voorzaat en, beveelen aangetrouwe en be- quaame beminners des vaader lands: doch zullen ge ene * oover zettingen van ampten, van den eenen perfoon op den anderen worden toegelaaten, danbybe- willighing der Staaten. Noch zalhy, met de voorzeidegemaghtighde Raadsluiden mooghen verke-
nen Qby maniere van voorraadt, ende tot naader orde toe _) alle brieven van genaade, vergtjfeniffe, wettighing, b daghmaaking , verlof'om uit erft e wil te mooghen maaken^ en diergelyke, als by den Heimelyken Raadt tot BruJJel plaghten verleentteworden 5 mits dat hy alvoore, daar op hebbeverftaanhet goeddunken des Amptmans van Rechte, en der Majeftraat van de plaatfe, daar de misdaadt gefchiedt is j ende mits dat de verwerver der voorzeide brieven van genaade gehouden warde cte doen blykenvan de oprecht igheit zyns aan-' ge evens, naar behoor en. Welv erft aan nochtans, dat ,vand ooverfnoode doodt' ftaaghen, en andre gr oove misdaaden gefchiedt ter geleidde laaghe, oft met op- gezette wiüe, geen vergiffenis zalwordengegunt. Wyders heeft hy,met degemaghtighde Raadsluiden,te vootzien op de noodtly-
ke bezettingen, de verzeekering en befcherming der voorzeide Landtfchappen* hunner ft ee den, ft er kt en, haavenen,waateren, enftroomen, ende voorts alles te doen wat eengoedt Landtvooghdt, Opper ft kryshooft,en Ammiraalder voor- zeide geweften vermagh en fchuldigh ü: doch wort gehouden den Algemeinen Landtvooghdt,dien de Kooninklyke Majefteit vanEngelandt herwaartsfchik- kenzal, eerbiedenütoe tedraaghen, famt degebooden en ordeningen, gege e - ven vanden zelven enden Raade van Staat e, naar luidt van hunnen laft-en berichtfchrift, getrouwelyk f achtervolghen en te doen volbrengen, binnen de paaien zyner Landtvooghdye van Hollandt en Zeelandt.
Ende
|
|||||||||||||
ij8f.
|
|||||||||||||
Zyn he-
rkbtfcbrift* |
|||||||||||||
»Refi-
gnatien. |
|||||||||||||
b Atter-
minatie. |
|||||||||||||
c De zel-
ve te inte- rineren. dGequa-
lificeerde. |
|||||||||||||
DER NEEDERLANDSCHE HISTORIEN. 1041
Ende behouden de Hollandfche en Zeeuw f che Staaten, aan z ich, de maght 1 f 8 ƒ, gm dit berichtfchrift te veranderen , -vermeeren, oft verminderen, naar dat de noodt , oft 's Lands oorber zalkoomen te vereifchen. Deezes bedryfs, als't Leicefter ter ooren quam, belghd' hy zich groote- Leicefier
lyx, duidende t'zyner verkleeninge, dat Graave Maurits de naam vanPrin- helght ^ich fe werd toegefchreeven : waarmee men dien fcheen booven hem te verhef- de^s fen j en vraaghende wat hy in Neêrlandt te doen had , daar een ander de s r Stadthouderye van Hollandt en Zeelandt bekleedde. En 't fcheelde luttel *™, oft hyhadde 't be windt opgezeidt, en alles laateri dry ven. Philips Sidney, iandt m zoone zyner zuflere , verdroot ook zeer , zich verfteeken te zien van de zeelandt. Zeeu wiche Landt vooghdye , waar af hem , door eenighen die ter vergaa- sidnej ook, dringe van de Staaten plaghten te verfchynen, fmaak wasgegeeven. Doch* t'onvreede. op vertoogh, dat van ouwds her in yder geweft een bezonder Stadthouder geweeft was , die onder den Algemejnen ftond> en dat Prinfe Maurits die tytel, naar deDuitichewyze, toequam; temeer, dewyl zyn Heer vaader Leicefier hem, byiiiterfte wille, de regeering van 't Prinsdoom Oranje , geduurende &e$aa)u de gevankenis van Prinfè Philips Willem, bevoolenhadj liet Leicefter zich needer zetten. Al 't welk genoegh uitwyft, dat hem, voor zyn vertrek uit Engelandt, der Algemeinen Staaten meining, van hem tot d'opperfte Landt- vooghdy te beroepen, niet onbekent moet geweeft zyn. Onlanx te voo- renhadhy, aan de zelve Staaten, eenen wel minlyken brief afgeveirdight, zjnfcbry« die, hun behandight op den vyftienden van Slaghtmaant, zyne dankbaar- ven aan heit, zoo voor hunne als hunner gezanten goede geneeghenheit t'hem waarts, d'Algemei- meldde , en zyne lydighe zucht tot dien ft en verlofling der Landen,- wer- ne Staaten. waarts hy hoopte zich haaft te %rvoeghen. Op den kant flond: Myn' Hee- ren , ik ben bericht^ dat zeekre luiden aldaar oorlof verzoeken •> om eenighe eetwaar en nUaden vyandtte voeren: 't welk ïkubidte beletten-, ten minfie tot myn koomfie toe j op dat haare Majefleit het zelfße ook hier verbiede. Hier- entuflên flodderde de regeering: zynde de laft derRaadsluiden van Staate, dien men van drie tot drie maanden verlengt had, al oover een' wyle geè'in- dight, en de perfoonen, achtende zich ontflaaghen, nauwlyx by een te hou* den door beede van 'tamptgenootfchap der Algemeine Staaten, in 't welke zich, op dat pas, alleenlykdegemaghtighden van twee oft drie Landtfchap- pen teeghen woordigh vonden. En, hoeernftelyk de zelve ook (chreeven aan d'andre geweften, om verfterking hunnes gezelfchaps , zonder welke men niet wightighs befluiten, nochte teeghens dekoomft van Leicefier, nu daa- ghelyx verwaght, eenighe orde raamen kon: het werdlaauwelykbehartight. Men verzocht nochtans Prins Maurits , en de Graaven Philips van Hoo- Heeren henlo, en Willem Loodewyk van Naflau, om Leicefter te bewelkoomen, Ve1%'oc"t naa Zeelandt te gaan: wer waarts, om de zelffte boodfchap, ook de Hee- n.aa, ee~ ren van Breederoode en Afpere, voorts van Dordrecht, Amfterdam, Rot- re-tun m terdam , uit elke ftadt een , en een uit Weftvrieslandt, tooghen. In dee- Leicefier te zen jaare, eneenen tydt zoo verwart, lieten? de Staaten van Vriesïandt niet bewelkoo- het onderwys der jeughdter harte te neemen, dichtende, uit de geeftlyke tnen. goederen , een' Hooghe fchoole tot Fraaneker , die fèedert veele treflyk- Hoogbe geleerde luiden heeft uitgeleevert. Wyders , terwyl de gemelde Heeren Schoül *** in Zeelandt vertoefden , maakte Leicefter een eindt van zyn toeruften ter /im/t reize, en ging, verzelfèhapt met den Graave van EfTèx , voorzoon zyner huis- ^ Leicefter vrouwe , de.Baroehen Andeley en Northe •, de Ridders Willem RiuTel, vemehtuït Thomas Schirley, Walter Waller, Gervaas Klifton, en andre y voorts eenen engelandt. ftoet van wel vyf hondert uitgeleezen' Eedelingen, koftelyk uitgeftreeken, t'fcheep. Op het fchetden gaf hem ( gelyk zy fier en fcherp in't gebieden Aaaaa 3 was)
|
|||||
-s
|
|||||
I04.1 PC. HÖOFTS DRIEENTWINTIGHSTE BOEK
if8f. was ) de Kooningin onder andre punten, byberichttchrift, deezeles. T)at
' Benigbe hy zich te hoeden hady zelfs van eens te denken aanyetwes, V welk de waar- puntenzynj digheit van haar oft haaren Staat wanvoeghen moghte. By't zelve wert hem kmebt- bevoolen, op V vlytighße naate vorfen^ wat bezettingen van de Staaten onder- Jchnps. foulen werden, en m wat wyze $ hoe zy zieh dienden varit of- en afzetten des gelds : en te bezorghen, dat het defoldaat niet hoogher ontfinge dan uit- gaave : allen toevoer den vyandt aftefnyden: de vrybuiters van cDuinkerke, die ter zeegrootefchaade deeden, in te houden. T)e Neederlandfche Eedelen, de kinderen des cPrinfen van Oranje booven al,hooghlyk te begunßighen. Op Hyfamt den neeghentienden van Wintermaant quam hy haavenen tot Vliflïnge j al- tot Plijfm- Waar hem Sidney, oover wien hy Oom ftond, famt de boovengemelde Hee- Se* ren, op 't eerbiedighfte bejeeghenden. Ge vaaren van hier naa Hollandt, werd staatiyk? by tot Dordrecht, en ter andre fteeden , onder weeghe, zeer feeftelyk inge-
ontfank*- naa^* In welken rook vany dele gloori, hy zich zei ven terftondt uit het ge- ritfi. zight verloor : zulx hem , op het roemen der Delflche Majeftraat van de vermaartheit zyns geflaghts, ontilipte te zeggen , dat, met het ombrengen Zynydel- van Wilfort Dudley, zynen broeder , ende diens gemaalinne jar$. Grey , heit en on* de Kroon van Engelandt, uit het huis daar toe gerechtight, gerooft was. ledacht- Woorden, gehoort met de fchrik , die hy behoort hadde te hebben van ze ^ett• te fpreeken: naardien 'er uit volghde dat Elizabeth onwettelyk 't Ryk bezat. In den Haaghe vond hy zoo prachtighe werken van toonneelen , triomf- booghen , en diergelykepraalgebouwen, toegeftelt, dat men nauwlyx eenen Oppervorft der Landen heerlyker hadde kunnen ontfangen, Onuitfpreek* Genee- lyke geneeghentheit t'hemwaarts beweezen ooveral de gemeenten , zon- ghenheït derling die van de kerke. Want in plaatfè^van eenen Hartogh van Anjou der ge- daaghelyx te zien ter Mifle gaan, en zich verpynen om het vervallen Paus- meenten doom weeder op te rechten , zaaghen zy nu deezen Heer óopentlyk het t ïem- Chriftelyk Aavondtmaal houden , en niet dan brandende yver tot vorde- ring van den Hervormden Godsdienft aafemen. En 't fcheen geen huiche- len : gemerkt hy daarin was opgevoedt, ook zelfde Roomiche vervolging in zyn' jonkheit gefmaakt had , en ieedert geftaadelyk de zaaken des geloofs / in Engelandt helpen handthaaven. Al 't welk een fterk vertrouwen baar- de, dat's heemels zeeghen den Landen niet ontdaan kon , onder zoo eenen Ooverfte. Jaa zy beloofden zich meer van hem , dan van den Priniè van Oranje, hooghlorlyker gedachtenifle , gedaan was ; die f zoo zy uitfloe- ghen ) veele dingen , in dit (luk , met ooghluiking had laaten floeren, uit zorghe voor haat en nydt, oft by mangel van ontzagh en vermooghen j daar Leicefter, onderfteunt van de Kooninginne , op niemandt dan haar, behoefde te paften. Hy liet zich meede dikwyls verluiden , hoe hy in 't geen den Godsdienft oft 's Lands weivaaren betrof, niemandt meende re verfchoonen, en dat wylen de Prins veel te goedigh en flap oover de ver- ifSö. hoolevyanden geweeft was. Op den zeevenden van Louwmaant des jaars Hy wort vyftienhondert zesentachtentigh, bewelkoomd' hem de Heer Elbertus hwelkoomt Leoninus Kanfeler van Gelderlandt, van weeghe der Algemeine Staaten , van der met een> fierlyke reede, die de deughden der Kooninginne, en de zy ne, tm gememe neemel toe verhief, en uitbundighe dankbaarheit, voor haare en zyne gunft mezhe. tot ^e Lafiden > beloofde. Waar op hy, kunnende nocht Latyn, noch goedt Diebe- Francois, maaralleenlyk zyn' moeder lyke en d'Italiaanfche taal fpreeken , fluiten hem door eenen van zynen Raadt zeer heuichelyk deed antwoorden. Op den Oyper- tienden beflooten d'Algemeine Staaten , hem de Oppervooghdy der Lan- vooghdtder den te beveelen, in der forme, gelyk die, ten tyde van Kaizar Kaarel den Lamknu Vyfden, was bedient geweeft. Naa oopening hem«hier afgedaan, en zyn VMtksn* ' beraadt |
|||||
•
|
|||||
DER NEEDERLANDSCHE HISTORIEN. 1044
beraadt daar op genoomen , fchee» hy , met voorwenden van vericheide t.f%& zwaarigheeden, 't bewindt te willen weigheren. Doch , als hem werd aan- Reeden* <reweezen , dat de geftalte der geweften noodtlyk zulk een Hooft vereifch- Aaar oover te, gehet hy zieh, te luifteren. En dit duurde, tot dat men begon te fpree^ get'!™w* ken van eenen Raadt van Staate neevens hem te zetten, by wiensgoedt- P„J"S(' vinden hy alles te verrichten hadde. Toen, af keerigh van dien breidel zyns m k gezaghs (zoo hem docht) maakt' hy de zaak weederom zeeraanftootelyk* pe Staaten, pooghende hem te vreede te flellen, vertoonden, dat de by woo- ning van luiden', diegrondighe kennis van's Lands geleeghenheit hadden , hem, onlanx daar gekoomen, tot licht in de duifternis , en tot verlichting van den lafl: zouden dienen. Hy, weetende hier teeghens luttel by te bren- gen, verklaarde, eenen Raadt van Staate , ontrent hem te zullen gedoo* ghen , mits dat die beftohde uit twee Engelfchen van weeghe naarder Ma- jefteit, volghends 't verding , en voorts uit inboorlingen, by hem te kiezen naa zyn enkel welbehaaghen. En als de Staaten hem aanbooden de keur uit dubbel getal, by hem te noemen, £eid' hy altoos te willen gebruiken * uit Gelderlandt, den Kanfèler Elbertus Leoninus -, uit Vlaandre, denRaads* hooftman Adolf van Meetkerke 5 uitHollandt, Walraave Heer van Bree- deroode -, uitZeelandt,Jakob Valk ■, uit den geweftè van Uitrecht, Paulus Buis : dat men voorts etlyke luiden van behoorlyke ftofFe voordraaghen moghte, waar uit hy 't getal, befprooken tufïèn de Landfchappen, zoude volmaaken. Immiddels heeld' hy niet, hoe zeer 't hem teeghens de borft was , dat niet alleen Ooverften gezet waaren in de bezondere Landfchap- pen , maar ook in eenighe oorden der zelve, gelyk in den Noorder van Hol- landt. Ook begeerd' hy de berichtspunten voor den Raadt van Staate naar. zyn*-eighen zin te vormen , ende zelf, nocht aan die, nocht aan **)*$ eenigh befluit des Raads , gebonden te weezen , maar alleenlyk aan ***$*** 't bevel van de Kooninginne ontfangen. En Sidney , uit zynen naame , j-^J' dreef, dat alle ibodaane fchrifeen niet dan bepaalingen der * laftbrieven Jmcj;te ^ waaren : en het verplichten zyner Doorluchtigheitaan yet diergelyx , met ßuit des het gezagh van eenen Oppervooghd der Landen , 't welk men haar aanbood, Raads van geenszins oover een quam. Zeer hardt docht dit den Staaten , ten opmerke staate,ge* van de broosheit des menfchelyken aardts , die d'ongetoomde maght al te bonfanïyn* zelden kan draaghen , zonder daar door bedorven te worden. Achtende, *^r°m* niettemin, dat men met hem gefcheept was, en oover moeft, gingen z* hem mi ien* zeer te gemoet, en voor eerft een verding aan , op den volghenden voet. Zy zoude® (^blyvende V verdragh met haare Majefleit in zyn geheel^) hem Verding aanneemen tot Algemeinen Ooverfle der vereenighdegewefien, naamelykvan met hem Gelderlandt enZutven, Vlaandre, HoUandt en Weftvrieslandt, Zeelandt^ &ema*«$* Uitrecht, Vrieslandt, en d? andre, aan hen in Bondtgenootfchap verknocht * \_Aan hem hadde teflaan het opperfle en * volkoome gebiedt, in 'tfluk der oor- * Abfd* loghe, zoo te waater als te lande j en deganjchefoldaaty daar opeedt te doen. lut. Gelyk gezagh zoud? hy hebben in zaaken , raakende den burger ly ken flandt engerecht , naar de wettelyke gewoonten der tyden van Kaizar Kaarel den vyfden. Welverftaan , dat, uit de Landsheerlyke inkoomflen vanyderge- weß, zouden betaalt worden de renten en laßen van dien; ook de wedden der Amptluiden en dienaaren van Rechte: ende\ zoo daar 'aanyets te kort quaamey dat hadden de Staat en teverfchaffen. "De voorneemlykfle ampten van regee- ring en Rechte, die ter befchikkinge van den Algemeinen Stadt houderplaght en teflaan, zoud' hy begeeven aan perfoonen, te kiezen uit twee oft drie dubbel getal, hem voor te flellen door de Staaten van 'tgeweft, daar zulx te doen vie- le . Uit veele bequaame inboorlingen^ ttnoemen by de voorzeide Landfchappem zoud' •
|
||||
I044 F- C. HOOFTS DRIEENTWINTIGHSTE BOEK
i f$'6< zoudy hy oprechten eenen Raadt van Staatg, die, met de twee Raadsbeeren, te
maghtighen by haare Majefteit, zyner ^Doorluchtigheit hadby te woonen, om . de zaaken des Lands te helpen beleiden. T>e Algemeine Staaten zoudengehou- den zyntevergaadren, binnen de geweften, oft ter plaatfe daar 'themgoedt docht e, fallen tyde wen hy hen deede beroepen. Ook zouden zy,gelyk meede de bezondre vanydergewefi, mooghen ver zoomen, zoo dikwyls als zy verfionden zulx oorbaarteweezen. 'Des hadden alle Rechten, vry doornen, verdingen, verbintenijjen, ordeningen, keuren, en gewoonten der Landfc happen, Stee- den en Leeden der zelve, te blyven in volle kracht. Waar 'opzyner Door- luchtigheit believen zouw behoorlyken eedt te doen , gelyk de Staaten be- reidt waar en , haar hulde en trouw , van weeghe der Landfchappen, te zweeren. Op den eerften van Sprokkelmaant werd dit, ter weederzyden , / a by onderteekening beveftight: ende deeden, ingevolghe van dien, 'de brief wordt Staaten zynen laftbrief afveirdighen : waar by zy hem ook maghtighden afgeveir- tot het innen en uitvorderen aller fchattingen, ingewillight, oft noch in te dïghtvol- willighen, ten behoeve des kryghs. Zy ftelden met een' byfchiïftelykbe- ghendsd&t fcheidt, in zyn' handen , zoo van der Brabantfche en Vlaamfche fteeden , verding: ^ie 't noch met hun hielden , als van Gelderlands weeghe , de loopende en breeder: midelen van fleete , en de brandtfchattingen oft verdinghgelden, te kry- Midae- ^^ ^ ^ platte landt, daar men de middelen van fleete niet heffen kon j inbonden -^n ^at tot zulk'een'fomme toe, als uit het zelve , by den vyandt genooten veflelt,van werd. TefFens bewillighden die van Hol landt, Zeelandt, Uitrecht, en de Staaten. Vrieslandt, op te brengen , ter maant, tweehondertduizent gulden, vryvan allelaften, voor een geheel jaar, ingegaan met den tienden van Louwmaant. Booven dien zoüd'hy , geduurendede zelve tydt, al de brandlchattingen *Convoy- en andre middelen trekken, die uit Ooveryiïèl, Drenthe, de Ommelanden, gelden. en andre plaatfèn onder den vyandt , te bekoomen waaren. Wydersuoch ty m waaren de landfchappen te vreede, dat de * geleigelden, enbezwaarniflèn, dAgemet- gezet 0p c|e uitgaande en inkoomende koopmanfchappen , eeven langzou- doen wee- ^en San^ houc^en j zo° tot betaaling der lallen daarop ftaande , als tot on- den-nle- derhouding der gewoonlyke oorloghfcheepen, en toerufting dergeene, lingseedt. die de Kooningin uit krachte van 't verdragh , moghtekoomenteeifchen. zjn ver- Voorts werden op den vierden der zelve maant, de weederzydighe eeden toekom gedaan, van hem en d'Algemeine Staaten; die, by plakkaat van den zeden, meerder ^jen inhoudt van zynen laftbrief eenen yeghelyke kundigh maakten. Hy» middelen*, zónder langer te toeven dan tot 's anderen daaghs , deed verzoeken. 1)at van II de men Ca^zo° de middelen hem aangew e e zen, op verre naa niet toer eiken mogh- verneine, ten •> vaorneemlyk in 't begin van yt herßellen der ver acht erde zaaken ) hem toe- oft von flemde deflelling van-vyftighgulden, te bet aaien op elke hondert maatengefynt clkes landt- zouts, eer het uit de keet en ginge, tweeftuivers op elke tonne biers, twaalfftui- fik*p mid- yers op elke tonne zeeps , tot lafte van den brouwer en zeepzieder : befchei- jflen' delyke ver klaar ing van de middelen in 't gemeen, oft elkes landfchaps in V he- loot van zonier, die men verftondt hem toe te voeghen:juiftenftaat van de laften,ßoan- der gelei- de op de *geleigelden: noch vyfentwintigh oorloghfcheepen, voorzien wet velden: Hopluiden van vermooghen om den bootsgezellen wat te gemoet te koomen. nocbvyf- Hier op vertoonden by gefchrift van den vyftienden daar aan , de Staaten. entwimigb T)'at hun der landen armoe verbood de hant bet te oopenen : zynde noodigh, de oorlogh- gemelde tollen op zout, bier, en zeep, neeven andre, te gebruiken tot vervalling fcheepen. fUan ^e tweehondert duizentgulden, ter maant. T)ewyl men nochtans diende onY°" een heirje velde te brengen, waar toe de twee tonnen gouds ter maant, nee- Vertooqb vens ^e hulptroepen der Kooninginne, nietgenoegh waaren -3 zoo hoopten zyde der Staaten Landfchappen te verfpreeken, tot inwilghing van eenen tol op de taakenen, dien daarop. " * ' <?eerße |
|||
DER NEEDERLANDSCHE HISTORIEN.- 104?
ieerße inkooper te draaghen hadde -, zoo men» om verleiding dier neeringe te 1 J8& verhoeden, van haare Majefleit verwerven konde, dat de Engelfchengehou- den wierden hunne taakenen, die zy herwaarts oft oofiwaarts wilden zeim den, te doen brengen in eenighe fleeden der Vereenighde geweflen, ondervoor* waarde dat zy van't inkobmen niets bet aaien zouden. Het opt eekenen van de bezwaamiffen der geleigelden hadden zy reeds den Oudraadsluiden van Staate ^ f bevoolen. Om op het uitreeden der oorloghfcheepen > en vinden desgelds, daar ielleaer toe noodigh, te mooghen letten, baaden 'zy hem te verklaar en, van watfoorte toe ± &Ai m zynT>oorluchtigheit de zelve begeerde. Noopende 't ontdekken der midde- noch aan len van elk geweft, voldeeden z' hem zoo verre, alsopdatpasdoenlykviel. 't berichte TufTen dit eilchen en antwoorden , werd hem een ontwerp van onderwys fcbrifi des voor den Raadt van Staate behandight. En oft men hem fchoon aandien- Raalis va* de, dat de punten van dien getrokken waaren, uit een bericlitfchrift j eer- tafe* tyds gegeeven van Kaizar Kaarel den vyfden , aan den Raadt geftelt door de mn hem neevens zyn' zufter de Kooninginne weduwe van Hongarye , in den flmmen welken meeftal de Heeren der orde van 't Gulden Vlies, en de treflykfte der des welven Neederlanden plaghten te zitten -, dat ook zoodaanighe Raadsluiden altyds gebonden bericlitfchrift gevolght hadden ; 't beweeghd' hem niet. Dies liet men dit z); glyen, en hem toe,hetgefchrift te ooverzien en hervormen: jaa daalde tot fferf verklaaring, dat de Staaten niet verftonden hem daar aan te binden j maar >cmix%>e~ alleenlyk den Raadt: dat hy ook niet behoeven zouw zich naar de meefte ^ ^n ftemmen der Raadsluiden telchikken; maar hebbende hen gehoort, mogh- yoor den te beiluiten, 't geen hem heilzaamft voor de Landen dochte*. Hy deed dan Raadt. een bericlitfchrift fmeeden, genoegh zoo 't hem geliefde : 't welk d'Alge* Men Uat meine Staaten nochtans, als hebbende't zelve beaangenaamt, op den tien- hem vyf den van Sprokkelmaant, en hunnen naame , uitgaaven , hoewel het den Eaadshee- zynen, als desinftellers, in 't voorhooft droegh. Dit zoude duuren eenjaar, JJJL*4^ -; begoft met den vierden leftleeden» Hoewel ook, by 't laaftgemelde verding Mn ^Qndet tuffen de Staaten en hem, bevoorwaardt was i dathy, uit luiden, aantewy- worigbe zen by hen , de Raadsheeren van Staate zouw kiezen •, zy waaren hem te wil- benoeming! Ie, noopende de perfoonen van Leoninus, Meetkerke, Breederode, Valk, en Hoobenfo Buis , uitdrukkelyk van hem geeifcht; ende deeden alleenlyk benoeming wigbm van zeeker getal, waar uit hy de reit had te neemen. Zynde dus in zyn' ™der hem kracht, liet hy den Graave vanHoohenlo het Algemein Stadthouderfchap, Jf. 1*7 onder hem, oover al 't krysvolk der vereenighde Landfchappen, aanbieden. fj0UJr, T welk Hoohenlo , met dankzegging voor zoo een' eere , beleefdelyk af- fthap oover floegh , voorwendende dat hy zyn' fchouders te zwak tot dien laft kende, aiukgrs-. Doch deinnerlyke oorzaak zyner weigheringe fcheen, dat hem oorbaarly- vollste be<> ker docht, de Hollandfche en Zeeuwfche Staaten, van de welke hy voor Stee- dienen. dehouder hunnes bezondren Landtvooghds was aangenoomen, tot betaals- MPrm' heeren te hebben. Maar, zeeker ,. Prins Maurits en Graaf Willem Loode- G^?jJ? wyk van Naflau naamert laftbrieven tot hunne Landtvooghdyen van hem. iem i0üfa± In Brabant, Vlaandre , en andre oorden , gehouden by den Spanjaardt, «^ tm maakte, op dit pas, de aanwafïènde dierte van graan , zout, en allerley eet- Naffaunee- waaren, geemelyke gemeenten, en holp ze tot verfcheide plaatfen aan 't hol- men lafl- len. Binnen Douay brak het graauw de koorenfchuir met geweldt oopen > en °nef vm haald' 'er zyn nooddruft uit, zoo lang daar yetste haaien was. TotRyffel Le^efler\ biek menbroodt van er weiten enboonen, meteen vierendeel koorens daar ,$ „' ' JJ, ' onder. Waar uit groot ongemak, aan 'svyands zyde, fcheen te willen ont- undemeti ftaan: voorneemlyk indien men van d'onze, de weeghen en waateren ge- onfieltenh flooten hielde, en het toevoeren ter fluike, keereri konde. Want uit Vrank- daar uit ryk had hy weinigh te verwachten •, dewyl het zichzelf, door inheemfch geneeni / Bbbbb oorlogh, *
|
||||
Ï046 P. C. HOOFTS DRIEENTWINTIGHSTE BOEK
1586. oorlogh , verwoeflte -} .en op de grenzen zulke fchaarsheit was, dat tot Amieng
den huisman niet toegelaaten werd, eeneenigh broodtuit deriladt tedraa- ghen. Ten welken aanzienLeicefter, bericht hoede gemaghtighdeRaads-
,Lme}y luiden van Noordhollandt eenighe vryereizbrieven , tot verzending van rVJ booter en kaaze, hadden verleent, den Ooverfterl Sonoy beval, daar tee- *mt boom ghens tezyn. En verfïaande daarnaa, dat echter, tot Hoorn, de fcheepen en kaaze, met de voorzeide fpyze, bleeven gelaaden leggen, fchreefhy fcherpelyk in Noord- aan den zei ven Sonoy , en den Schout der fteede, dat zy terftondt allen boo- boüandt , ter en kaas hadden te doen aan landt brengen, en geenszins te gedooghen, hetuitloo- dat voortaan eenigh ichip uitliepe, zonder blyk zyns verlofs. Hier uit ree- pn belet- Z£n zwaare klaghten van dit geweft, met aantuighing dat het zyn aandeel in |
|||||||||||||||||||||||||||
ten
|
|||||||||||||||||||||||||||
*Kl bt n ^e ^cnattingen met langer will: te verfchafFen j ten waare men ipoedighlyk orde
daar wen fte^fc, waar naar het zyn zuivel, 't welk in groote meenighte bleef ftaan en bedorf, erghens moghte te gelde maaken. Op den veertienden in Sprokkel- V'Ambafi maant vertrok de Ambalïadeur Davidfon , eerlyk befchonken van d'Alge- fadeur Da* meine Staaten, naa Engelandt, met de bevefting van 't verdragh. De Koonin- vidfinver- gin, als hy haar verhaalde, hoeLeicefter, booven't gezagh, hemgegeeven trekt ma van iiaar ooverde hulptroepen, in 't Algemein bewindt van landtzaaken en Engelandt. krvshanc[ei9 met zoo breedemaght gefteltwas, fcheenzich deshooghlykte •e r ?"T" belghen, zeggende dat men tot de Opperheerfchappy, ge weighert van haar, bet verhef- kykans eenen haaten vafïaal had verheeven. En zy nam 't voor eenen trek f en van ora haar dieper, dan ze goedt vond, in de Neederlandfche dingen teplon- leicefler tot zen: oft immers geliet zich zoo. Want dat de Graaf, hoewel hy, uitzynen de Landt" aardt, meer tot ydel hooveeren helde, en, door oefFening bet, op'tbekrui- voogbdy pen van de gunft zyner Vorftinne, dan op het wikken der reedenen van re- quaalyk '* geering, was afgerecht; in ftofFe van zulk gewight yet buiten haare weete |
|||||||||||||||||||||||||||
neemen *
|
|||||||||||||||||||||||||||
en wil zoude gedaan hebben, fcaat nauwlyx te gelooven. Hoe 'tlaghj zy
zond hem , by haaren onderkaamerlihg , Thomas Heneadje , deezen wel bitzen brief, gedaghteekent den dertienden derzelffte maant, naar den En- |
|||||||||||||||||||||||||||
Haar
|
|||||||||||||||||||||||||||
gelichen ftyl. Hoefinaadelykwy ons vanu bejeeghent vinden, zult ghy, uit
fiber? deezenboode, afgeveirdight te dien einde, verneemen. Nooit quam ons eens zin, dat een menfeh, dien wy uit den voetzande hebben opget'oogken, |
|||||||||||||||||||||||||||
daar oover
aan hem* |
|||||||||||||||||||||||||||
en gequeekt booven al/e andre, met zonderlinge genaade, onz bevelmet zul
|
|||||||||||||||||||||||||||
ken kleenachting oovertreeden zoude, in een' zaakvan zoo groot belang, en
waar aan ons en onzer eer e zoo veel geleeghen is. Maar, hoewelghy op deeze $ teeghens den plicht uwer trouwe, in'tminftenietpaftj vertrouwt ons noch- tans in 't boeten der zelze zooflofeen' verzuimelheit niet tóe, dat wy zoo groot een* weederwaardigheit met zwyghen ver by gaan, oft in vergeetenis begraa- ven zouden. Tier halven gebieden wyu, dat ghy, fleUende alle uitvluchten terzyde, flux, volghends uwe gehoudenis f onswaar ts alles naa koomt $ wat onze onder kaamerling Heneadje u, uit onzen naame, verklaart zal hebben - V enzy, datu befl lufie zwaarder gevaar op uwen hals te haaien. Aan d'Al- |
|||||||||||||||||||||||||||
En aan
|
gemeine Staaten ichreef zy meede verftoordelyk, ^Dat van hun, f haat der
|
||||||||||||||||||||||||||
£ Algemei' verkleeninge, *'t volkoomen befl ter der vereenighde Landfchappen wasopge-
ne Staaten, draaghen, aan Leicefter haaren onderzaat, zonder haar inde zaake teken- Abfo- nen: daar zy 't zelve plattelyk had afgeßaaghen en der ganfche werelt aange* |
|||||||||||||||||||||||||||
lut
|
|||||||||||||||||||||||||||
meldt door uitgegeevefchrift, hoe zy aüeenlyk haaren verdruktengebuuren de
handt te bieden, geenszins de heerfchappy, zocht. Waar oover zy verftond, den Graave dat gezagh f ontrekken, en te belaften dat hy geengrooterte gebruiken hadde , dan het verding hem gaf-, waar meede > zoo 't behoorlyk achtervolght wierde, de Landen (haares oordeels) buiten twyfel te redden waar en. ' T welk zy zoo goedt vond, niet om dat haar de welvaart dergewe- ften
|
|||||||||||||||||||||||||||
DER NEEDERLANDSCHE HISTORIEN. 1047
flen weinigh ter harte ging -, maar, om haare eer e, die zy liever dan 't keven i$%6.. had-, te raade te houden. De Staaten, hebbende gewaant, met het opbeu- ren des Graaven tot zulk een' waardigheit, haar grootelyx te benignen, milïchien ook dat zy wel beholpen zoude zyn met het doen zonder vraa- ghen-, ooverweeghende nochtans hoe quaalyk zy leedigh kon Haan van eenigh misnoeghen te toonen, en dat de eerbiedenis vereifchte het vein- zen ongemerkt te laaten -, beantwoordden eindtlyk, op den Vyventwin- tighften van Lentemaant, haaren brief als met ernft gefchreeven. T>at Anttmoré zy de dooling) van Leicefler tot Landtvooghdt /e beroepen , zonder eerfl de der staa- goede gelieft e van haare Majefleit fordert aßen •> en ondank daar meê> byde ten% zelve, begaan hadden , bedroefde hun bitterlyk. 'T was geenszins hunne meening geweeft, haar, wyder dan het verding meede braght, door dat bedryf te verpanden, Ten aanzien van haare Majefleit, hadden zy liever eenen haaren onderdaan , dan eenen andren, gehören: dewyl de deerlyke flandt der dingen, tot heroprechtingder achtbaarheit, zeer vervallen zints Oranjes doodt* noodtlykeen Hooft vereifchte . 'T gebiedt ■> aanhemgegeeven^ firekte zich ook niet verder, dan 't geen, dat d' Algemeine Landtvooghden, voor zy- nen tydt, gebruikt hadden. ' T woordt * volkoomen, diende aüeenlyk tot lui- * Abfo- fiefy om hem te doen uitfteeken booven de be zonder e Landtvooghden, zynebe- lut, veelen ontzighlyker te maaken, en de gemeente met hoope van beet er klem der regeeringe te verquikken. Ook was het niet gefielt, dan ten opmerke van het beleidt der oorloghe 5 nochtekon^fchoontenjcherpftegenoomen^ verder getrok- ken worden. T>e Hooghfte Ooverheit bleef by de Staaten der Landtfchappen i en 3 dien volghends, de maght> om-> wen 't hun oorbaar docht e, zynenlaft brief te weederroepen. Maar zulx althans te doen, waar e om den ganfchen Staat ge- wedt. Met dit en Leicefters deerlyk fchryven , die met treurigh gelaat en traanen den weemoedighen fpeelden, liet zy zich zoetelyk paayen: en zyn onwettigh bedryf daarnaa, aangezien met goeden ooghe van haar, gaa- ven den verftandighen ftof om te gelooven , dat het Hechts een gemaakte gramfchap geweeft was. Niettemin, deeze draf heit, getoont teeghens den Graaf, gaf zyner achtbaarheit een' krak. Hy werd nochtans , met kofte- lyken en konftryken toeftel, tot Haarlem ontfangen: en met groote pracht tot Amfterdam. In deeze ftadt deed hy , met verachtering des voorrechts van Dordrecht, daar de munt van Hollandt haare plaats heeft, dubble Roozenoobels flaan , en 't ftuk der zelve ryzen ( quanfuis ter eere van de Kooningin ) tot ontrent twee gulden booven de waarde, naar gelang van den gank der andre goude penningen -, die daarom in gelyke lbort van Noobels verandert werden. En het voordeel gedaan met de fteighering, dat den Lande, waare 't ten behoeve van dien bekeert geweeft, etlyke tonnen fchats hadde können baaten, werd by zommighe bezondre perioonen genooten, tot merkly ke lèhaade der inwoonderen, dien 't, by thans volghende verlaa- ghing van den pry s óts zei ven gelds, afging. Welk eerfte proef ken, met zyn' wrangheit, nu klaarlyker tuighde van de fmaaak der andre vruchten, die zyn' quaalyk;gebreidelde maght zoude voortbrengen. Daarentuften beriepen de „ . riollandfche Staaten Meejfterjohan vanOldenbarneveldt, Loon trekkenden Qidenyarm, Raadsman der ftadt Rotterdam, tot Voorfpraak van dat geweft. Welk ampt, neyeUt nu meer dan een jaar onbekleedt gebleeven, fint het affcheidt van Meefter wort Foor- Paulus Buis, hy, naa voorwending van verfcheide reedenen t'zynerverfchoo- fpraakvan ninge daar af, eindtlyk aannam, bedingende twee punten j het eene, daad- Hollandt* lyk ontllaaghen te zyn, in gevalle van handeling om 4t Landt aan den Spanr jaardt te brengen, waar voor hy, uit wightighe inzighten, duchtte:. het ander* dat men hem, zonder zyne bewillighing, tot geen uitheemfche bezeinding Bbbbb 2 gebrui-
|
||||
io+8 P. 'C. HOOFTS DRIEENTWINTIGHSTE BOEK
1586. gebruiken zouw, op dat hy vervolghende kennisvan zaakenhebben moeh-
te, en de orde, by hem te neemen, niet gebrooken wierde. Op den zeeven- den der gemelde maant, verleed men zynen laftbrief. Ten zelven daaghe Bejluhder beftooten zy, dat men geene voordraghten , brieven, oft andre fchriften Bolland - aan Lejcefl-er eri £m Raadt van Staate, hadde oover te keveren, dan in Nee' tennooT'- ^erduidch;1 ook hem en den Raadt te verzoeken ,- dat hun geliefde , vol- dt'tge- ghends de voorrechten des Lands, de zelve taal te gebruiken, in alles, wac huik^ der uit den. naame van zyn' Doorluchtigheit, aan hen moghte gericht worden: Needer- meede ter vergaadringe der Algemeine Staaten te dringen op het houden van duitfcbe den zelfden voet; ende te vorderen fchriftelyke verklaaring, hoe 't geene, taalmat- 't welk , fint het aanveirden der Landtvooghdye by zyne Doorluchtigheit, lchrtJten hier teeghens gefchiedt was, de gerechtigheit des Lands niet kneuzde < dewyl . q_ 't zich met zoodaanigh befcheidt, ontfangen van Kooning Philips, voorzien ver te lee- vonQl • Maar de Graaf van Nieuwenaar , jookende naa Leicefters gunfl:, veren. zocht hem zeer in te volghen. Ziende op zyne voorgewende vuurigheitin 'tveftighen van den Hervormden Godsdienft, wild'hy metftooren vanden Miffetuigh Roomfchen, gelykenyvertoonen. Zyn'hellebardiers vielen, tedeezertydt, gebadt uit tot Uitrecht in 't wittevrouwen kloofter j floeghen 'er kiften en kafièn oopen ; drie kloo- en droeghen al 't milTetuigh wegh. Het zelffte weedervoer van hun, den kloo- ƒ OT tot ^ere van ^€ Brandtoolië : thans , van hun en den onderfchout, dien van SantServaas. Onlang daarnaa, op deneerftenvanGrasmaant, quamLei- Leicefier cefter voor 't eerfte maal, in die ftadt ; werd 'er op 't flaatelyxt ontfangen, en komt voor met wonderlyke geneeghenheit, die van de Kooningin, al oover een' wyle, 't eerfte door lief koözende brieven , gequeekt was. Hier begon hy zich tot de zor- maal tot ghens des bewinds te beleedighen, met maaken eenes plakkaats, dat op den uitrecht, vierden geteekent werd. Het verbood eenenyghelyke,wie, oft van wat landaart zjnplak' foy waare^ eenighen voorraadt van monde oft oorloghe, floffe tot toerujling Mak der 'vanfi^e€Pen •> °ft andre goederen , naa plaat fen , flaande onder den Span- gevaarte j^ardt-, te brengen oft te ze'inden -, ook y ets te haaien uit de zelve, wiffelen en des toe- derwaarts oover te maaken , oft vandaar, f ontfangen, ofteenigh verflandt voers ten met de ingezeetenen te houden -3 eenigherley lyftoght, krysbehoefte, tuightot vjandt. uitreeding vanfcheepen dienende, uit de vereenighde Landen, oft uit andre, door de zee en langs de kußen der Vereenighde, naa onpartydighe te voeren, zonder zyn uitgedrukt verlof \ eenighe goederen te laaden infcheepen, toebe- hoor ende, in Vgeheel oft deel, aan luiden , die onder den vyandt zaaten. %yll dit op verbeurte van defcheepen, goederen, wiffelbrieven, oft de waarde der zelve, zoo d'oovertreeders in de Vereenighde geweflen nocht geteelt nocht woonende waar en -3 en booven dien oppeene van de galghe, voor inboorlingen ende landt zaaten -, zonder te mooghen verfchoont worden door verloop van tydt 7iaa de daadt: oover de welke niet alleen, maar ook oover het opzet om ze te begaan, indien des bleeke, zy de zelveßroffen te lyden hadden. Scheeps- hopluiden oft vryebuiters , zich begeevende in dienfi van andre Heeren oft Mooghentheeden , buiten zyne bewillighing, zouden 't met lyf,fthipi en goedt bekoopen. %^AÜe buijfen en andre viffchersfcheepen van Bolonje, Kalis, en andre haavenen tuffen daar en Nantes , flonden , met den vïfch, voor goeden buit te verklaar en, zoozy genoomen, en bevonden wierden eenighe viffchers in te hebben, die onder den vyandt thuis behoorden» oft derwaarts, geduurende 't oorlogh , uit de Vereenighde Landen vertoo- ghen waar en. Aüe Ooverflen, Majeflraaten vanfleeden» Ampt luiden} Hop- mannen, bekoort door eenigh genot om in deezen door de vingeren te zien, zoude men, booven'tverlies hunner ampten, aanlyfengoedtflraffen, oft an- ders, 'naar geleeghenheit van zaaken. Onder deeze waaren etly ke andre zeer fcherpe
|
|||
DER NEEDERLANDSCHE HISTORIEN. 1049
fcherpe punten geftelt, toe verhoeding van bedrogh in 't uitvoeren der if86. koopmanfchappen en betaalen der *geleygelden. Dit zoo brusk een plak- vConvoy- kaat, luidende oft hy de heele zee in zyn gewoudt, en ganfcfrEurope on- gelden, der zweep gehadt hadde, deed de verrezienighften , zonderling der Landen die zich met de fchipvaart geneeren , ftaan als voor 't hobft geilaaghen. Hoe? (meendenze) had men dan zulk eengezagh oover Franfoyzen, Schotten, onbenoc Reenen, Oofierlingen, dat zy naa dit verbodt zoudenluifleren?Zy wilden hun- &m 00ver nenganggadn, zonderdaar optepaffen. Dan men dochthethuntex verkeren, }* ^' met vyandtlyken teeghengang. 'Dat was (" indien uitwerkelylz) de rechte wegh, " om de Kooningen van Toole , 'Deenemark , Zweede , d'oofierfche Vorflen en Ryxfleeden, teeghens ons te doen aanfpannen, ten minfie met verlet van her- <waartsvoering der waar en diewy meeß van noode hadden. Zoo men daar op, om dit ongerief te [chatten, defchoot moefte vieren, en eenen yeghelyke, behal- ten ons en de Engelfchen , den handel op Spanje , en andre Landen van dien Kooning, toe liet e: waar aan zoud' het hemf aaien , dat hy niet van alles , in oover vloedt s voorzien wier de ? Wee daarentuffen den Vereenighdengeweften, die hunne neering > koopluiden , fcheepen , boodtsvolk , verdryven zouden en den naabuuren toejaaghen, om door aftrek aan tol/en , *geleygelden , op- *Convoy- fiellmgen ,fchattingen , in doodtlyke onmaght te vallen. Arme hierlandfchë gelden , [chippers en [c keepen, die zich reeds erghens onder't Spaanfchege biedt -, en imP°ften* Antwerpfche, die zich indeeze oft onpartydighe landen vonden! Want hoe zouden ze f huis raaken, zoo men ßip sop het plakkaatfionde ? Dat men geen1 toevoer van eetwaaren oft krysgereetfehap ten vyandt leede , had zyn be- fiheidt: maar zelfs den uitheemfchen het voeren vanyet diergelyx naa on- partydighe landen te verbieden , flreed teeghens 't recht der volken. De Staaten hadden al te voore vergeefs verzocht, dat zyner Doorluchtigheit op zoo wightigh een' zaak geen befluit geliefde te neemen, zonder eerfthun -goeddunken te hooren. En als men hem nu de gemelde zwaarigheeden , en meer andere voorhield , floegh hy ze in de windt. Daarnaa , op dat hy Hy veroer- niet fcheene den koophandel heelendal te willen affchafFen , gaf hy verlof loft eenige om eenighe bukking op Hamburgh, haaring van't voorleeden jaar , die doch fiechte eet" anders bederven zoude, kaaz (maar deeze met verhooghing van't geley- waaren geldt, daar op gezet) erweiten , boonen , meel, en diergelyke flechte waa- Oorwmt ren, naa Berghen in Noorweeghe en Ooftwaarts, door de Zont te voeren. vmm' Meer kon men niet verwerven: zynde zyn vaft gevoelen, dat hetaflhyden Wathy van alle gemeenfchap met de Spaanfchen dien Kooning op de knie kon tneinde met helpen} oft immers de Embders, Deenen, Schotten, en Oofierlingen, ont~ dlt?lah ziende der Engelfchen en Vereenighde geweften t'zaamgevoeghde maght ***** ter zee , zouden uit zyn hant koomen eeten , en , onder fchyn van zyne * vryereyzbrieven te koopen , eenen tol tot onderftandt des oorloghs betaa- * Paspor- len. Die hem dit in 't hooft ftaaken, waaren eenighe zorghelyke geeften , ten. van de welke hy ingenoomen zich tot achterraadt diende. Deezen, gedree- Zorghly- ven , ten deele van baat- en ftaatzucht, ten deele daarenbooven ( zoo naa- h geeften maals bleek ) Spaans in 't hart, en zoekende om dier partye fchoon fpel te omrent geeven, alles meeren meer te verwarren-, was 't licht geweeft, tengemoede vaneenen nieuwlyxaangekoomenHeere , die nochte de perfoonen , noch- te de gezintheeden , nochte de geleegentheit onzer zaaken , kende , in te iluipen door praat naar zyne fmaak , en ftout zweden van den wegh te wee- Dte 7^» ten tot uitbreiding zyner grootheit en gloorie. Dewyl 't reeds zoo verre hem van - gekoomen was , dat hy zich niet gebonden vond aan deftemmedesRaads den Raadt, van Staate , pooghdenz' hem voorts heel afkeerigh van dien te maaken , endestaa- dingende alzoo naa 't volle bezit zyner ooren. Die aasden zy , ten zelven un u ver~ Bbbbb'3 einde, ■?*»**-
|
||||
iojo P. C. HOOFTS DRIEENTWINTIGHSTE BOEK
i$%6. einde, daaghelyx , metvuilen uitflaghvan achterklap teeghens de Staaten:
zonder yetwes te fpaaren , dat dienen moghte om hen , by hem , in verdech- Hunne ree- tenis , haat, nydt, en kleinachting, te brengen. T>at hunne regeering ter denen te weederzyden mankging: hellende d'eenen naa den Spanjaardt en V Tausdoom s dienernde. # anderen naa f noodt gewin -, om'twelkte bejaaghen, zydan dedingen draai- den , naar dat het hun te paffe quam j gelyk koopluiden plaghten , waaruit de meefie hoop hunner zaameninge beflond. Hierom was 't, dat het eene verlies het ander op de hielen getrapt had. Hier lagh de knoop van'tfluk j die men , waar ze niet anders los te maaken, aan einden moe ft hakken. Zy hadden op de goedertierenheit van Oranje gezondight: zouden ook alzoo hem Graaf naar hunne handt willen zetten , en infchaade enfchande voeren, indien hy V zelf- ftejpoor hielde. Maar, wen zyfchoon zich ziften lieten, dongetrouwen ver- werpen , de plaatfen met vroomen vullen, naar zyn eighen welbehaaghen j wat befiuit doch , wat raadjlagh, kon ver hooien blyven onder zulk eene meenighte, altyds vermengt met luiden , die luttel wijl en waar men ff reeken oft zwyghen moefte? Zeeker, in de vergaadringen der bezondre Staaten, enmiflchien der Algemeine , verjfcheenen toen , by wylen , gemaghtighden , die den naam van Roomsgezinden droeghen: maar , zy hadden zich , in'taffchud- ven van 'tSpaanfchejuk , zoo vuurighlyk gequeeten , dat aan hunne op- rechtigheit en liefde tot den Staat niet tetwyfelen viel; en te fpytigheen' on- dankbaarheid geweeft waare hen verbyte gaan. Het kon ook niet ontkent worden , dat eenighen, jaader geenen dien't woordt Hervormde Gods- dienft in den monde beftorven was , zich zelve , waar ze hunne geleeghen- heit zaaghen , wel onbefchaamdelyk zochten: dat meede volk van geringe ibort en kleene ervaarenis het getal holp ver meeren. Dan , metwatreede, met wat aangezight, kon yemandt, om de mishandeling oft onbequaam- heit van 't een oft het andre lidt, het ganfche lichaam lafteren ? En wie zagh ooit Heerfèhappy van veel' Hoofden , waar onder geen* arghe liepen ? Wie ooit eenighe Vroedfchap , zonder daar in peribonaadjen en graauw te merken ? De Graaf, echter , en zyn' groene Engelfchen ( want by d'an- dre, gemeukt hier te Lande door ondervinding, werd beeter befcheiaenheit gebruikt) zwolghendeezevenynighe brokken , verguldt met vlaaiery , gul- zighlyk in; en zwollen 'er af, tot zulk' een opgeblaazenheit toe, dat alles, wat van de Staaten voortquam , hun fcheen te flinken. 'T welk te min wonder was, dewyl de booze tongen de fyrevïk voxpopuli, vox Dei, ftemdes volkx Godes ftem, t'hunnen voordeele hadden. Want de burgheryen , door- Misnoc- gaands, geemelyk om de rampen, die in de twee laafte jaaren den Landen gbender waaren oovergekoomen , uiterden hun ongeduldt met morren op deStaa- burgeryen ten , en gaaven hun alleen de fchuldt van het verloop. Op's vyands grooc |
|||||||||||||
teegemder gewe\dt, op deiboberheit der middelen daar teeehens, meefte oorzaaken
|
|||||||||||||
Staatenre-
|
van'tquaadt, werd zoo luttel gelet als men ze hun wy ten kon. En het liet
|
||||||||||||
zich zulx aanzien, oft men, uit verdriet in de jeeghejiwoordighe regeerin-
|
|||||||||||||
ge , naa verandering gehaakt hadde, niet denkend^dat ze altyds gewis on-
• gemak aanbrengt, zonder zeekerheit van beeterfcriap. In welke gefteke- De voor- nis der gemoeden , alles 't onderde booven te keeren, den geenen die uit de haarighfle puinhoopen van den Staat meinden hooghe huizen te haaien , kleene konft opujers docht. De belhaamels van dit gezelichap , dat zich door het gemelde oor- v%^et' blaazenten bewinde zocht in te wikkelen , waarenJakobReingoudt, Gee- Ukebkein- raar^tvanProunink, anders Deeventer, en Daniel de Burghgraaf. Rein- goudt*. goudt had zich met oopenbaare bankbreuk onteert , en eertyds den ouw- *Finan- den Graave Lafnmoral vanEgmondt, voor Geheimfchry ver , gedient, die mn. 't vorderen van hem , tot het Geheimfchry verfchap des Raads van de * geld-
mid-
|
|||||||||||||
DER NEEDERLANDSGHE HISTORIEN, iö?i
"middelen, zoo ernftelyk dreef, dat hy teeghens Granvelle , houdende 15-86;
'twoordt eenes andren , daarooferin gramfchap uitvoer : zulk eene tong had Reingoudc om luiden te beleezen. Deeze holp hem, daar naa, inde gunft van Granvelle zelf: die hem, doortrapt en ilout bevonden , pooghde ganfchelyk te cighenen , en , met dat ooghmerk , tot * bewindsman der * Cöhi- geldmiddeïen optrok. Öok vloogh hy lint van de handt des Kardinaals , mis van en leend' hem de zyne om zynen ouwden Heere den voet te lichten, 'T welk deKnari- hem by den Hartogh van Al va , en vervolghends by Don Louis de Reque- dien* fens, in groot geloof braght. Maar naa den Gentfchen pais en het vertrek der Spanjaarden ,. zach hy zich met het eene been inde lucht , en geener- ley leun om eenighe 'fchok uit te ftaan. Toen leid' hem de Heer van Fro- mont, Hooft Van de ^ geldmiddelen j bedrogh 3 gepleeght in 't handelen *Finan° der gemeine penningen , te lafte j ende deed hem aanbewroeghen * met den. eifchvanlyfeneere. Hier af werd hy nooit vrygefprooken : dan , tzynen gelukken ftarfde Heer van Fromont: waar oover 't pleit onvervolght bleef. Thans verliep een deel jaaren , zonder dat hy gebruikt werd in yetwes van belang. Ruftens loof zynde , ging hy , nocht gemaghtight, nocht aange- zocht, der Algemeine Staaten Ambaflädeurs naa Parys volghen , als zy der- waarts reizden om den Franfois de Hooghe Ooverheit aan te bieden. Hier wift hy zich zt\H in te boezemen by zommighen van 's Kooninx Raadt, dat men, van 't berichtfchrift der gezanten , 't welk hun geleevert was be- ilooten , verzeeghelt, en onder belofte van *t zelve akoo te laaten, ter plaat- Ie toe , daar zy 't zyner Majefteitvertoonen zouden , hem in 't heimelyk oopening deed , en daar op zyn goeddunken vorderde. 'T welk hy (gelyk naamaals uit zyn' eïghe fchriften bleek) verklaarde op elk punt, metaan- teekeningen, die t'óover uitweezen, datzeuiteen'penne quaamen , die op het keelen des handels gefpitft was. »Als de Landen met de Engelfche Koo- ningin zouden daadingen, trok hy * op gelyke wyze, naa Londen: en, heb- bende dus lartg altyds een vyandtlyk gemoedt teeghens d'Onroomfchen getoont , keerde nu den rok dm , met gelaat van zich ganfchelyk aan den gezuiverden Godsdiénft te binden: zonderling naa de aankoomft van Lekefter. Want, van toen af, nam hy 't noch nauwer, engeene dienft- booden aan, oft zy moeften Mdtmaaten der kefke zyn. Eenighe knech- ten eri rnäiden zond hy den Predikanten toe , op dat ze eerft ondervraaght wierden ; om zyne Godtvreezenheit aan de klokreep te hangen. Prou- Getardt nink, gaande voor eenen man van beeter leeven'dan Reingoudt, en heb- vanFrou- bende oöverfang belydenis Van 't Hervormde geloof gedaan , was een wel- nm^> m" gezeeten burgher tot Shartoghenbos geweeft , en uit die ftadt geweeken m Dee" als zy zich ten vyandt keerde. Gekoomen met der woone tot Uitrecht, werd: hy , van de vereenighde Landtièhappen , tot verfcheiden bedryf ge^ beezight j ook een wyl tot het Algenlein * Schatmeefterfchap •, waar inhy *Trefo- zich droegh zonder opfpraak van ontrouw te verwekken. Maar de hoo- rierfchap. moedten verwaantheit zaaghen hem ten ooghen uit: zyn'taal, zyn'tredt, en al zyne zeeden zweemden 'er naar: en getuighden eenpaarlyk van oovermaatighe grootshëit. Nu had hy, als Leicefter de dingen aan veirde , geen beroep altoos -, nocht kans om het te kryghen door beboorlyke wee- ghen*: zynde der vefeertighde Landen gewoonte, zich alleenlyk van in- boorlingen te diertert s en hy géteelt buiten de geene , die op dat pas de vereening onderhielden. Dies wendd' hy den zin tot invoer van vreem- digheit: en, hebbende t'Uitrecht, in zes oft zeeven jaaren woonens , veel kennifTe gemaakt} beftoiid aldaar den ftyl van de regeering der ftadt té verwrikken, om zich, teéghens den dank der voorrechten, ingang teri Maje-
|
||||
lof! P. C. HOOFTS DRIEENTWINTÏGHSTE BOEK
i$%6. Majeftraatfchappe , en vervolghends ten Raade van Staate , te oopenen;
flaande, zoo 't een gelukte , geen t wyfel aan 't ander, dewyl hy wel met Lei- cefter ftond , zynde al ftrax aan zyn' vriendfchap geraakt door aanleiding van den Engelfchen Raadsheer Killegrey , diejeeghen\voordelyk,enfeederc Daniel de altyds, wen het Hof t'Uitrecht quam, by hem t'huislagh.. Daniel de Burgh- Burgh' graaf was , in Vlaandre , van flechte handtwerxluiden gebooren ; doch , |
||||||||||||||||
Procu-
reur Ge- neral. |
kloekheit van vernuft, aldaar tot het ampt van * Algemeinen Bezor-
gher geklommen $ ook eens tot Raadsheer van Staate benoemt geweeft.
Vlaandre verlooren •, liep hy zeer om 't Geheimfchryverfchap van Staate , |
|||||||||||||||
maar kon op de benoeming nooit koomen •, mits de gemaghtighden der
vereenight gebleeve Landtfchappen hem kenden voor eenen man , die geenen andren Goode dan zyn' borz' en zyn' buik diende. Leicefter, hoe- wel 't Latyn en Franlbis eenighszins verftaande , wift niet te antwoorden dan in zyn' moederlyke oft d'Italiaanfche fpraak : zoo dat (behalven in deeze f oft men hadde juift moeten Engelfch kennen, 't welk zelden onder de Neêrlanders gebeurde ) geen' volkoome mondtgemeenfchap met hem te houden was. Daniel dan , hebbende by de Landtfchappen flip gehaalt, de krop vol oevelmoeds, en d'Italiaanfche taal t'zynen wille , pafte , door 't geryf dat 'er de Graaf by vond, voorts met vuur en vlam fpuwen teegens de Staaten, zyne gunft zoo verre te winnen , dat hy hem, booven 't getal der gewoonlyke, die ter benoeminge van de geweften gekooren waaren , |
||||||||||||||||
* Extra'
ordina- rifTen. |
tot^ buitenordlyken Qeheimfchryver aannam. 'T was wel zoo , dat hem
dit geenen toegang ten Raade van Staate gaf: maar hy drong , als draa- |
|||||||||||||||
ghende zynen heere eenighe papieren naa , t'elken maale meede ter kaamer
in -, onderzette (op dat hy quanfuisyetsdeede) den zelve zynen ftpel j en blyvende daar achter ftaan , luiftérd' hem dikwyls, wen eenigh Raadsheer zyne meening geuit had , wydluftighe reedenen onbefchaamdelyk in 't oor. Dit anderhalve paar volx was't, dat, met den windt dienz' in't hooft had- den , de fprankelen van ongeneught, fmeulënde tuften de Staaten en Lei- cefter, tot eenen brandt opblies, die , thans voortgeflaaghen , van geweft tot geweft , ftadt tot ftadt, huis tot huis , met eene fpraay van vlam den ganfchen Staat ooverftolpte. Deeze drie quanten draaiden, van lorreQ en leughenen , de lyn, die, getooghen van 't rot der Reingoudiften, zoo men ze naamaals noemde , waande de beften des Lands te verftrikken , en de wet- Zy maa- tighe regeering te wurghen. Zy maakten zich pylen van allerley hout, en ken aan- met der haaft eenen weldighen aanhang. Al wat d'opgaande zon aanbad} hang» al wat , uit wispeltuurigheit , oft weerzin in het jeeghenwoordighe , naa nieuwigheit jookte , wie , ftaande naa eenigh ampt, verworpen was , oft afgezet van 't zyne , hoewel uit billyke reedenen j wie, om gefchil tuften zich en de Staaten gereezen , een quaadt hart op hen droegh j wiezynhaa- veverquanfelt, verquift , oft in kuffen en kroeghen had omgebraght, en in hachlyke tyden zyn' meefte veiligheit ftelde •, wie zyne reekening op vit fchen in drabbigh waater maakte ; vlydde zich onder die vlag. Maar de glimp en klem der party e waaren een deel Predikanten , en andre luiden 2 die , gedreevenvan blindenyver, enonervaareninwereldfche zaaken, zich aan de fchynheiligheit des Graaven vergaapten : voorts eenighe meer dan geringe perfoonen, die, gevlucht uit Brabant en Vlaandre, vaftelyk geloof- den , dat geene, dan d'Engelfche maght, hen weeder in hun vaaderlandt hel- pen kon ; en , fterooghende op deeze hoope (gelyk uitwykelingen ge? meinlyk) allemisquaam, dat, by verandering , den Vereenighden Landen ontmoeten moghte, verby zaaghen. De deftighfte , bedachtzaamfte , en zuchtvrye verftanden, verfoeyende dit gefpan, hielden't met hunne Oover- |
||||||||||||||||
DER NEEDERLANDSCHE HISTORIEN. 1053
heit: zoo dat de Hervormden zelf teeghens elkandre gekant waaren, en zich 1 ^61 onderlings begoßen niet min dan den Spanjaardt en zyn' volghers te haaten. Bjfiere ßy de fcheurmaakers (gelyk de meefte heevigheit doorgaands het onrecht tweedmght verzelt) werd elk, hoe hy luider en leelyker kreet, hoe loütèrdèr liefheb- m de L*»r ber van den waaren Godsdienft geacht: hoe yemant zyn' bitterheit 'bet uiter- den - de niet ichempen en Ichelden op de Staaten, hoe hy vroomer voorftander van de achtbaarheit der Kooninginne en des Landtvooghds moeft héeten f onder welken naam, aan die zyde, toen alle deughden begreepen waaren. Hierop (liepen de valfche vrienden, en huurlingen des vy an ds niet: maar, ziende zoo fchoon een' geleeghentheit, om zorider zorghe voor ftraf, 't vuur der tweedraghtteftooken, jaadanktqete begaan, en met eerenden fchelm te fpeelen , ftrooiden zaat van oproer onder de gemeenten , van muitery onder 't krysvolk, al met de zelffte reedenen, die men daaghelyx uit den mondt van Leeraars, geloofsverwanten , en de voorbaarighftè beminners des vaaderlands hoorde. Wyders, te gelyk met het aanftootlykPlakkaat, lekeßer op't ftuk der fchipvaart gemaakt, gafLeiceftereen ander uit, daar de Lan- geeft ook. den niet teeghehs hadden > alzoo het tot ftipfche handthaaving der krystught**» pt<*k . diende. Op deii tienden van Grasmaant voorzeidt, verbood hy allen ^at °P Ae uitvoer van paarden, zonder zyn verlof, werwaartshet ookwaare , op ver- V'^*' beurte der zelve : ende zouden, böovendien, de oovertreeders , als aan- ^tee- hangers oft goedtgunftighen des vyands, aan lyf en goedtgeftraft, ook de ghem'tulü wil, wen des bleeke, voor de daadtgereekent worden. Ten zelvèn daaghe voeren van gebeurd' het, als vier Engelfche vendels , hebbende lang t'Uitrecht gelee- f aarden . ghen, vertrekken zouden, en Leicefter, van den Duitfèhen Huize daar hy ge- herberght was, quam ryden naa 's BifTchops Hof, om den Graaf van Nieuwe- naar te vergalten, dat zeeker foldaat zich verftoutte hem geldt af te vorderen, om hoozen en fchoenen te koopen. Leicefter berispt' hem daar oover, deed hem voorts aantaften, en't geweer afneemen. Als dit ruchtbaar werd, en Muiterie daar bygezeidt dathy 'snaamiddaghs hangen zouwj rotten etlyke foldaaten van mgd-> t'zaamen, ftreeven gewaapent naa de huizing van den Provooft toe, bezet- fibeß- ten de ftraaten, vallen ter deur in, flaan des gevangens boeyen af, en haaien daaten toe hem tevoorfchyn. 'T welk vernöomenby Leicefter? deed hyflux twee an- ttm *' drehenden, leggende buiten voordeTollefteeghspoorte, inftadtkoomen: toen al de vendels verby zyn' herbergh trekken, en een deel der geenen die dert gevanghen verloft hadden, in hechtenis ftellen: daarnaa de vier vendels ter Wittevrouwenpoorte uitgaan. 'S andren daaghs zagh men tien Engelfchen straf daar onder degalghe ftaan* drie, die'tgeweldt aandeflootendeseerften gevan- oover. gens gepleeght hadden, ophangen. D'andre zeeven kreeghen vergiffenis5 gelyk ook d'eerfte, als onfchuldigh aan zyn'eighen ontflaaking, verfchoont werd. Thans vierd' hy met groote praght en pleghtigheit, den dagh van teueßei Sant Joris, die den Ridderen van den Hoozbandt tot eenen fpieghel is viert de voorgeftelt. Tuften de Hervormde Predikanten zweefden te deezer tydt &efl der eenighe gefchillen; waar uit dan verwydenng der leeden van elkandreorde van r reez, die tot zorghlyke fcheuring, en lichtlyk meer daneene, dreighdetef"/00^ verloopen. Om dit onheil te verhoeden , en de eenigheit, zoo in leere , An f * als tuchtoeffening , te veftighen , zaaghen die van den zelven Godsdienft nietnaaders, dan 't vergaadren van een goedt getal kerkely keiuiden, uit al Kerken de vereenighde Landfchappen • en gingen , om oorlof daar toe te ver wer- %*aamerimg ven, zich richten aan Leicefter. Lydigh toghtte de Graaf naa den naam van verweht voefterheer der kerke , waarmee hy Waande de gemeenten aan zyn fnder am ^em * \ tekryghen, en den Staaten oover 't hooft te waflèn. Dies bewillighd' hy niet , Die \m alieenlyk in dit verzoek, maar befteeddeook zyn' achtbaarheit aan't ilyten ' ° Gccce eener
|
||||
■k>54 ï*- c- HOOFTS DRIEENTWINTIGHSTE BOEK
1586. eener kerklyke tweedraght, die t'Uitrecht in zwang ging, etlykejaarenge^
Kerklyke duurt had j ende dus haaren oorfprong genoomen. Als, naa 't affchaffen der twiji tot bloedighe vervolghingen, door de vreede van Gent, d'Onroomfehe gezint- Uitrecht. hee(jcn weeder begoßen 't hooft op te beuren, beftonden die van de Calvini- orjprong ^^ oo^ ^^ ^ ft^e, eerft,in 't heimelyk, {malle* thans, met minder en min- "" derfchroomte, breeder zaameningen 5 enallenskenszoofterke, temaaken, dat hunne meenighte en vrymoedigheit, den Wethouderen 't hart benam, om * Paftoor. zich daar teeghens in de rechtte te verzetten. Daar ftond, in Sant Jakobs kerk, Hubert een ^Harder genaamt Meeiïer Hubert Duif huis, die zyn beroep van den Duif buis> Roomfchen, en een' fmaakelyke wyze van preeken had, en, met zyn deughd- Fafloorvan zaam leeven, te meer naadruks aan die,gaave gaf, Deeze Duif huis, neemende t *?y U~\> eenen afkeer van 't Pausdoom, onderwond zich, in 't jaar vyftienhondert zee- bl S'nttee' venen t zee ven t igh, voor't volk, het eerender beelden, en andre dwaalingen, qum rondelyk te berispen. Endtlyk diend' hy den Burghermeeftren en Scheepenen 9f Paus* aan, dat zyn gemoedt hem drong voortaan naar 't gevoelen der Hervormden te doom te leeren: waar toe hy oorlof verzocht: ooverboodigh eevenwel de beelden in de preeken. voorzeide kerke te dulden, en in 't witte boovenkleedt op ftoel te verfchynen, tot dat by die van der Wet andre orde geftelt wierde. Wyders beloofd' hy zyn' roehoorders , tot ruft , en gehoorzaamheit aan hunne Heeren, te vermaa- nen. De Majeftraat, kennende hem ook anderszins voor vreedzaam van aardt, dacht den rechten man gevonden te hebben om den hoop der an- dre Hervormden te dunnen , en hunne ftreng door fplitzing te zwakken. Want ( zooveel zwaarder valt het de menfchlyke zinnen tot omhelzing ee- ner eenpaarighe hervorminge , dan tot vernietighing eener gewraakte for- me , te doen aanipannen ) veele luiden toen, hoewel hun de Roomfche mis- bruiken teeghens de borftwaaren, morden nochtans dat men, om de kerk te reinigen , niet alleenlyk de vuilnis daar uit, maar teffens de vloer wegh, veeghde : zulx hy gefchaapen fcheen merklyke toeloop te kryghen. Maar de vy f Godshuizen oft Kapittelen, .gevraaghtemhun goeddunken hier op, zeiden 'er neen toe : en teeghens hunnen zin ontzaaghen zich de Regeer- ders der (ladt met de zaake voort te vaaren. Echter floeghen zy 't verzoek van Duif huis niet plat af, maar lieten hem toe, dathy, zonder zyn'plaats te verliezen, zich binnen Rotterdam, by zyn' vrienden ginge onthouden, tot dat men hem , by ryper geleeghenheit, moghte koomen weeder naar Uitrecht t'ontbieden. Voor zyn vertrek verzaakt' hy oopenbaarlyk het Pausdoom: en het leed niet lang aan, oft hy werd te rug geroepen, enaan- genoomen by deOoverheit, om , op den boovengemelden voet, Santja- Hoe by kobs kerk te bedienen. Zyn'orde was deeze. Hy doopte eenvoudelyk, zon- Hervorm- der wyders de Roomfche pleghtigheeden te gebruiken : zonder ook den 4* » ouderen meer als den naam van 't kindt af te vraaghen, oft hen oft de getui- ghen totyetwes te verbinden. In 't uitdeden des Aavondtmaals volghd* hy
genoeghzaam de Calviniichen : doch liet eenen yeder ter taafele koomen op eighe beproeving ; . eifchte te vooren geene belydenis hunnes geloofs; hield ook geen boek van de naamen. Achtende datderOoverheit, daar ze Chriftelyk waaren, het ftraffen der oopenbaare zonden toequam, be- geerd' hy zich met geen' tuchtoeffening off bannen te moeyen : doch wel dat d'eene broeder den andren, uit liefde, tot boetveerdigheit vermaande. Derhalven fteld' hy geen' Confifrorie oft Kerkraadt, nocht Ouderlin- * Diaco- gen 5 nocht * kerkelyke bedieners der armen : maar gebruikte, in 't voor-
nen. . zien op de zaaken zynes kerfpels , de kerkmeefters gekooren by degebuu- * Ael- ren, en beveftight by de Wethouders j ende liet de * erbarmgiften, door de
moefen. gewoonlyke vooghden der armen, verzaamelen. Het trouwen, oft voor de Maje-
|
||||
DER NEEDERLANDSCHE HISTORIEK, lojf
Majeftraat, oft in de kerke, oft in eenigh bezonder huis, voor ouders en vrien- i y8& den, mits dat 'er drie gebooden oft uitroepingen voorgingen, ftond hy toe, dat daarop ander orde, door de Staaten, geraamt wierde.. Allerley zieken, ging hy, ontboodenzynde, bezoeken, zonder aanfchouw op haare gezintheit te neemen. Om de geenen te .trekken, die noch niet laaten können deRoom- fche fleur eenigher maate te volghen, quam hy hun te gemoete met uitleggen der Euangelien en Epiftolen op de Zondaaghen, gelyk zyby verdeeling ge-^ fteltzyn. De heilighe Schrift zeid' hy zynen Kathechismus te weezen: ende leerde geenen andren. In zyn preeken fcheen hy van zachtmoedighen yver te branden, toeleggende voorneemelyk opweekenen buighen der harten tot liefde en godzaaligheit in handel en wandel* zonder fcherpzinnighegefchii- lenoft hooghegeheimenifiënte roeren, die men, naar't oordeel van allerley Leeraars , veilighlyk verby gaan kan, ende niet, dan met gevaar van bederf- lyke dwaalingen, naavorfTen. Met deeze manier van doen won hy meenigh- te van toehoorders, en groote gunft by de Majeftraat: en, als de zelve eindt- lyk de beelden uit de kerke deed neemen, liethy ook het witte kleedt af, en preekte feedert in den langen tabbert. De Calvinifchen, zeer aangegroeit, vervorderden zich im middels de Minrebroeders kerk 3 die niet gebruikt vvierd, in te neemen, en daar te preeken j ^zonder nochtans de beelden af te werpen, tot dat de Wethouders daar in bewillighden, en hun de kerk toe- ftónden . Hebbende dit verworven- gingen zy Duif huis aan, om hem tot Be cdvi- eenpaarigheit in leere, tuchtoeffening, bediening van Doop en Aavondt- nifchen maal, te beweeghen. Zyn antwoordt was, dat hy geen gefchil met hun in 't zoeken ftuk desgeloofs had-, maar noch ontydigh achtte hunne orde t'zyner kerke in hem aan y te voeren: dat ook seene ;noodt daar toe prangde, dewylzy t'zaamen onder omte. ver~ gemeine befcherming eenerChriftelykeQoverheit zaaten. Als men hem nu ,t ^ij, niet verder kryghenkon, begoften die van de Minrebroeders kerk, oftCon- uhßeli * * fiftorie ( zoo men ze toen noemde ) de zy ne voor een ongebondene en Liber- ty nfche tebefchelden* ook zyn beroep vooronwettightewraaken, omdat hy daar in by de Hervormden niet geveftight was. Sint zocht men, en vondt meer oorzaaks tot verwydering: en 't gebeurde, dat een van zeekre Predikan- ten, methem ingefprek gekoomen, hem vraaghde > ofthy 't boexken, ge- fchreeven door Theodoris Beza van de maght der Ooverheit om ketters met der doodt te ftraffen, niet geleezen had. Waar op hy, reeds wat ontftelt door verwytighe woorden te voore gevallen, zeide, is dat uwe meening > zoo moet myrï ziel uit uwed raade blyven 3 en ik begheer met zoodaanighen geene gemeenfchap te houden. Dit blufchte de laafte vonk van hoope tot ver- &e hÖOpe eenighing. Toen klaaghdea die van deConliftorie hunne noodt aan andre van't va- kerken, met verzoek van raadt teeghens eenen man, die den opgang van eenen 3t licht der waarheit belette. Hy * mooghende teeghens geen' moeite, en «wdtge* voorwendende zyn weeklykheit, bad om ontflagh van dienft, hoewel hem blufchu een amptgenoot tot hulpe was bygevoeght. Maar de Heeren, zorghende dat daar uit meer ongemaks ontftaan zouw, maakten met hem, op den eerden van Sprokkelmaant des jaars vyftienhondert eenentachtigh , een verding, waar by zy hem op nieuw, en , onder ander , aannaamen,, hem van alle opkoomende zwaarigheeden te vryen. Zyn weederparty > dan , ziende hem te ftyf onderfteunt om lichtelyk gefchupt te worden, viel hem, van dat pas af, zoo laftigh niet. En, hoewel hy, veertien maanden daarnaa, quam te tyfie rfi i ooverlyden, zyn' manier van Hervorming hield niet alleenlyk ftandt, maar «*«/«« nam toe •, zoo dat, van zeeven Predikanten, die in dit jaar vyftienhondert fes- &*'&" entachtentigh t'Uitrechtftonden, de drie van Sant Jakobs kerk en zyßege"2j^. zintheit waaren. Nu lieten zich twee van deeze drie , ter aanftending van Ccccc 2 Leieefter?
|
||||
lofó P.C.HOOFTS XXIII. BOEK DER NEEDERL. HIST.
Leicefter, door toedoen des Graaven van Nieuwenaar, ooverreeden, tot
vereening met de vier van de Confiftorie, onder befprelc van zeekere punten, die men, tot de naafte kerkenzaamening toe t'ach ter volghen had: waar door nochtans de twift meer beftopt dan verftikt werd. Want de derde, kunnen- de tot onderteekening dier punten niet verftaan , nam zyn affcheidt, en de ganlche gemeente van Sant |akobs kerk ergherde zich zeer aan dit verdragh. Grootelyx ook verdroot het den Staaten en der Majeftraat, als hangende meeftendeels aan de zelve kerk 5 en duchtende daarenbooven, dat de Confi- ftorie, dus veel vooghds geworden in't geellelyke, voorts lichtlyk tenweir- lyken bewindezouw indringen. Als deeze vereenighing op den zeften van Bloeimaant gellooten was, beval, by brieven van den achtften, Leicefter den bezondren Landtvooghden en Rechtshooven zeer ernftelyk, datzy, tot de verzochte zaamening, ftaande in den Haaghe te houden, zoo wel de Walfche, als Neederduitfche kerken, teeghens den twintighften der naaftvolghende maant, hadden te noodighen. Korts hier naa verfcheen, ter zelve plaatfe, Heer Chriftorïel Sleskou, geheimfchryvervan Stefanus Battor, Kooningder Poolen \ en keverde, uit zy nes meefters naam, den Algemeinen Staaten ee- nen brief j die, zeeker, met groote eereen achting, hun toegedraaghen in ty- tels, en met toon van erbarming oover 't verloop van de voorfpoedt der Lan- den , en hunne jeeghenwoordighe ellenden, aanving. Niet te min hy ftelcf hen in 't ongelyk, als verfmaaders hunner wettighe Ooverheit, en belettende den grootmaghtighen Kooning van Spanje zyn' waapenen teeghens den ge- meinen vyandt der Ghriftenheit te wenden: ried hun zich te verzoenen met den zei ven i oft wilde zich, met alles wat hem aankleefde, ganfchelyk van hun afzonderen. Der Staaten antwoordt, hierop, beftond in klaghte oover de lift hunner weederpartye,die zynq Majefteit met vajfche berichting misleidt had} verhaal van d'onmenfchlykheit der Spanjaarden, noodt om den krygli t'aanveirden, verloore vlyt der onderzaaten om een' veilighe vreede te bekoo- men, 't verding met de Engelfche Kooningin, 't welk, niet aangegaan van haar zonder eerft van't recht dergeweften verwittight te weezen, hun ver- bood , buiten haar verlof, yets in zaaken van oorlogh oft pais te befluiten. Hunne traagheit in 't äfveirdighen des geheimfchry vers ( want hy had ontrent zes weeken daarnaa getoeft) ontfchuldighden ze met hunne meenighvuldi- ghe beezigheeden in 't bezorghen van de behoeften des oorloghs : en eindigh- den met bidden j dat zyne Majefteit, inziende naarder de billykheit hunner handelingen , zich gewaardighde beeter gevoelen van deeze Landen te vaaten, en d'ingezeetenen voortaan met haare Kooninklyke gunfte t'omhelzem't welk zy zich van haare uitmuntende deughden beloofden. Terwyl de Pool in Hol- landt was, pooghde een gezant van Deenemark, in Engelandt, haare Maje- fteit tot daadingen met den S pan j aardt tebeweeghen, vertoonendehoe zyn Kooning, als vriendt van beide de Kroónen, ooverboodigh ftond, zich tot middelaar te laaten gebruiken, ende reeds, met die meening', eenen Ambailä- deur naa Spanje gefchikt had. Zy hoord' hem driemaals in 't heimelyk: wilde nochtans gelooft hebben dat hy onverrichter Zaake vertrok: en liet den be- windsman r dien de Staaten aan haar Hof hielden, door Walzingam weeten, dat nemmer, buiten kennis en geliefte der Landtfchappen, yet zulx in 't min- fte zouw voorgenoomen worden: waar af zich zyne Heeren wel moghten ver- zeekert houden. Maar zy yerzweegh, en 't bleek daarnaa dat een Andries de Loo, verfcheide reizen, uit Brabant aan haar, en eenighe oopeningen gedaan had, om 't padt tot eenen handel van vreede te vloeren , |
|||||||||||
ïiM.
|
|||||||||||
De ttPtfl
wort meer befiopt dan wflikt. |
|||||||||||
Leiceßer
beveelt de kgrken- "^aamemng in denHaa* gbe te hou- den. Eengez^am
van den Toolfchen Kooning in den Haa- gbejnet ee- nen brief, die opdoen met Spanje dringt. Antwoordt derStaawu |
|||||||||||
Een gekant
van Deene- mark^ in TUngelandt y $m de Koo- ningin tot verdragh met Span- je te be- weegbm. |
|||||||||||
P. C. HOOFTS
|
|||||||||||
10 57
|
||||||||||||
P. C. HOOFTS
NEEDERLANDSCHE
|
||||||||||||
ORIEN
|
||||||||||||
VIERENTWINTIGHSTE BOEK.
E kryszaaken deezes jaars naamen bynaa met tiet
i zelve te gelyk haaren aanvang : vallende d'Ooverfte ! Taxis, dien de Grooningers rieden het weeder ( want het vrooz toen zeer fel ) en 't afweezen van jGraave Willem niet te verzuimen , op den drieën- twintighflen van Louwmaant, tot Vrieslandt in. SZyn' Genaade , des verkundfchapt, oft maakende van zelfs die ghTing, trad t'Enkhuizen ineen'fchuit, zulx toegeftelt, dat zy ook voor ileede kon dierien: en raakte daarmee, nu getrokken 00ver 'tys, nu gevoert door het waater, tot Staavere. Juift 'sdaaghs tevoore was de vyandt, uitdien hoek, dieper in 't landt getrokken, met derdhalfduizent mann' te voet, en vierhundert paarden. Waar door Graaf Willem zich den wegh naa Leeuwaarde zagh afgefneeden, ende niet by zynen Ooverften Steedehouder, Stein van Maks, eenen Deenfchen Eedelman, te koomen •, die zich meede, met duizent knechten , een* vaan ruiteren , 'm 't veld , en t'Oofterluttens geleeghert vond. De Kooningfchen , hebbende meelt al de laaghe landen der Wol- den door geftroopt, ende voorts verby Sneek heen , wendden 't oogh naa de hooghte van *t Bilt, en diens gebuuren.. Stein, waänendemeerhinders te kunnen doen, zoo hy naader by Leeuwaarde laaghe , brak op, met het krieken van den zeevenentwintighften , en rukte naaBuxum , een' halve myl van de ftadt. Eenigtie Hopluiden, rieden hem tot Hillaart te toeven > tot dat het bleeke, werwaarts Taxis het gemunt hadde : dewyl men hier, binnen den fingelwal en de graft van eenesEedelmans zaate, aide troepen veilighlyk leegheren kon. , Maar hy toogh voort , met den vyandt op de hakken. Want Taxis, verneemende dat het Vriefche volk zich , uit zyn voordeel, op het vlak begeeven had, rend' het daatelyk naa met zyn' paar- den, en tornde aan de ftaart: waar 00vér veele knechten, om te beeter aan te ftappen , hunne waapenen van zich worpen. Zy braghten 't echter tot Buxum aan; dan zoo wanlchikkelyk, dat hen de Hopluiden niet weeder in orde können kryghen , om zich te verzetten teeghens des Kooninx voet- volk •, 't welk hun ftrax op den arm quam , hebbende , door dwang van Taxis, den meeften roof wegh gefmeeten. De busfchieter, eevenwel gaf vuur , uit. vier veldtftukken , en joegh etlyke yzers door de genaakende fchaaren. Een goedt getal ook van roerdraaghers en moskettiers queet zich eerlyk, doende in *t eerft veele befpringers meevelen. Maar zy werden ooverftelpt * ontrent zeshondert mann', eensdeels gevelt, eensdeels gevan- gen, Stein vertoogh zich op de poort van een Eedelmans huis, daar hy in *s vyands handen viel» Gelyke weederfpoedt hadden Hopluiden Grouw- ftyns en Willem Willemszoon -, ook de Wachtmeefter Michael Haaghe : doch deez ontliep onder weeghe. Steins broeder, Hopluiden WefTei Mek- Gcccc 3 Jsamans
|
||||||||||||
i?8&
Taxis valt
tot Vries- landt in» |
||||||||||||
Nehlaagh
derVrie^en tot Buxum» Stein van Malts, Oo- verfle Stee- houder van Graave Willem, wort ge' vangen . |
||||||||||||
xo?8 P. C. HOOFTS VIERENTWINTIGHSTE BOEK
l fó&. kamans en Hidde Zybrands werden verllaaghen * Jan Babtift van den Heu-* vel , Aadelborft , broeder van Willem Bartelot van den Heuvel, meinde t'ontkoomen door een eng fteeghken s maar vond hetweedereincjt dicht, en verloor "er hetleeven: een moedigh jongeling , die , opgetooghen tot koophandel, den ichryfbank gelchupt had * met zeggen, dat hy zich lie- ver wilde lam laaten flaan , dan lam zitten. De vendrigh Otho Klant, te fors om leevendigh van zyn vendel te fcheiden , weigherde zich gevangen Graaf tegeeven , en (larf gewonden daar in. Aan d'andre zyde , deed een Vriefch Oswaldt vendel , gevat by Graaf Oswaldt van den Berghe , hem voor eenen Staat- van den fchen vendrigh aanzien, en doorfteeken van zyn' vrienden. Graaf Har- Berghe, n\an, zyn broeder, werd gequetft. Kaarel van Deekama, en Hopman Hen- doorfieeken rjiCVan Delde , die van den kleermaakers winkel door zyn'dapperheitwas van zyn opgeklommen , bleeven'er -, met meer gemeene foldaaten f zoo 'tfchynt) hymisver- ^an deStaatfèhen gelooft hadden. Want Verdugo , opfêhryven van Graa- ßandt. ve Willem om de gevangens , antwoordde, met eenen trooftenden trek van heufcheit, dat 's Kooninx volkmeede geen' geringen afbrek geleeden had. Eenflof- Wyders, uithetveldt, waaraf Taxis door de waapenenwasmeeftergewor- reeghen den , dreef hem een enkle ftofreeghen. Deeze , beginnende met de neêr- dryft Taxis "aagh , recht op de middagh , joegh hem zulk een' anxt aan voor 't benar* ten lande ren zyner paarden door krenking van 't ys , dat hy, als zelf geflaaghen en vlughtigh , ten lande uit ylde , laatende al zyn'dooden leggen , de veroo- verdeveldtftukken ftaan , en 'thooghe landt, oover de vaart tuften Dok- kum , Leeuwarde , en Fraaneker, ongeroert j daar nochtans de meefteryk- doom gezeeten was. Als men thans onderzoek op de gedraaghe fchaaden deed , bleek dat die van Koudum , Molquerum , en Workum, hebbende ftandt gehouden met hunne perföonen en goederen , in toeverlaat op *Sauve- 's vyands brieven van * veilighe hoede, meeft geplaaght en geplondert guarde. waaren, en fchier al de gevangens, tot driehondert toe , uit dien oordt ge- licht. Want andren, onvoorzien van diergelyke befcheiden, hadden zich tydtlyk doorgemaakt, ontbindende hunne beeften , op dat ze zelve mogh- ten aan de hooyblokken hun voeder vinden. Het branden en blaaken , de wreedtheeden , bedreeven met fchenden van wyven* en maaghden, met vermoorden van oudt en jong , met meêfleepen van kraamvrouwen, geftor- ven onder weeghe , met doorfteeken en weghwerpen der onlanx geboore kinderen , met pynighen en kneevelen om onvergeldelyk ranfoen, deeden mei den geenen , die ze hoorden verhaalen , de haken te bergh ftaan. Deeze Vrieslandt fehrik braght het ganfche geweft onder brandtlchatting. Zelfs burghers, onder jaa Wethouders van fteeden , naamen , om geruftelyk hunne dingen ten "™. platten lande te befchikken , oft uit d'eene ftadtnaa d'andre te vertrekken , * Sauve- *n ü nemie^y^ Verdugos brieven van * veilighe hoede oft * vrye reize. Uit
suarde. deVriefche haavenen voeren naauwlyx eenighe fcheepen , oft zy verlieten * Pafport. zich op zulke befcheiden . 'T welk wel zoo veel als half met den vyandt ver-
zoent was: gemerkt zy , zich niooghende teeghens hem niet ter weere ftel-
len , 't gevanklyk weghrukken der andren , onvoorzien van zyn zeeghel, met goeden ooghe aanfchouwden ; voorts pooghden eenen ygelyken flaauwmoedigh te maaken j en , waar het erghenspas gaf, tot volkoomen verdragh met den Kooning porden. Verdugo , ziende dit dus gelukken , nam het voorden rechten flagh , om den Staat van Vrieslandt allengskens t'onderdelven : en voedde de zucht tot vreede met trekken der gemoeden , door bewys van meêwaarigheit, erbarming, enverfoeyingder gruwelen , gepïeeght op deeze toght. Men had hem (liet hy zich hooren ) metgeduu- righ morren en aanmoeyen , verlof daar toe af ge drongen: wel teeghens zyn hart.
|
||||
DER NEEDERLANDSCHE HISTORIEN. iö#'
hart, dat hem degenaakende onheilen tuighde. 1)eezegaaven hem voortaan i fB&
ßofsgenoeghtotjtyfßaanin'tweigheren. Huisluiden , echter, die op yei- 'lighe hoede zaaten, werden van zyn volk gelicht, ten uiterftegerantfoent * en alzoo op den mefthoop geholpen : oft by ooghluiking van hem , oft mits hy ( gely k zyn klaaghen was) by de ruiters geen gehoor had. D'oover- fte Steehouder Stein , t'huiswaarts ontbooden door den Koon ing van Dee- nemark , al eenighe weeken voor dit verlies, hadzynaffcheidtvanGraave Willem en de Vriefche Staaten genoomen : doch , zynde, noch niet ver- tooghen ten tyde van 'svyands inval, zich tot deezen laaften dienft laaten gebruiken. Verdugo , die zeeker in alles naa lof van beleeftheit ftond -} mif- Verdugü fchien ook hier in zocht der Majefteit van Deenemark tebehaaghen, hield bauten i Stein , in plaatfe van hem daar oover eenighen ondank te weeten , deeze eedelmoedigheittenbeftej en , als achtende dathy , niet om der Staaten , maar om zyner eere wil, gevochten had , ontftaakt' hem zonder losgeldt. Door den zei ven , ook feedert door een' gevangen Eedelman * bood hy H7 W Graave Willem den brandtfchat der Ommelanden aan , mits dat zyn'Ge- %££ naade hem dien van Vrieslandt Hete toekoomen > op dat men de boeren ^rm_ niet behoefde , met opzeinding van foldaaten , te bederven : voorts * dat dugbaan'i d'eenin den oordt des andren niet zoude laaten roovén, hyen waarekloek noopénde genoegh om fteeden oft fterkten te beleegheren. Maar de Graaf oordeel- 't brand* de, dat, wen fchoon de zaaken, aanzynezyde,metd'Engelfchehulpe, ge- Jchatten i lyk hy hoopte > op beeter voet raakten , de luiden , eens verlekkert op de gefmaaktèruft , met geen gemak weeder tot weighering van brandtfchat zouden te kryghen zyn 5 en het buiten , zoo 'taan zwakke troepen verboo- den wierde , voor eerft alleenlykdenvyandtvry ftaan* dewylhy , hebben- de 's Koonings buidel te baat, met minder moeite een heir te velde kon brengen. Derhalven floegh hy het een en 't ander af: hoewel t'oover be- G™4 zefFende , dat dit der landtzaaten gunft , van hem tot Verdugo , die zulx ™«* daar uit* verwachtte, keeren zouw. Midlerwyle vermaand hy de fteeden en dJ/ye^ bezettingen tot vlytigh waaken $ acht geeven op verdechtighde perfoo- m/m J nen: en dat men zommighen der zelve deede vertrekken op onpartydighe goede geweften •, ten minfte op't platte landt, met belofte van eenen yghelyke , wacht i en die zich ftil hielde , zyn inkoomften te laaten volghen. Dan dit werk haa- mtmteti perde. Want, niemandt zoo zeer in 't oogh, oft hy vond onder die van den *nw- Hervormden Godsdienft eenen, die voor hem bad , met aanbieding van »">"&- borghtoght. En 't weigheren fcheen te hard in een' regeering die om haar' ^^ zachtigheit gewilt werd : hardef, indien de verborghde zich quaame te ver- tmmi)a^ loopen , den geenen, die zich met goede meening borgh geftelt had , te peïti ftrafFen. En , wien 't licht ftonde zyneri vaaderlande trouw te breeken , zouw ze zynen vrienden niet houden: nochte* wie zyn eignen gevaar ver- gaate,om dat van eenen andren denken. Alzoo gedeegh deeze artzeny tot omroeren , en geen afdryven : wordende d'uitgeweezenen nietgeloft, maar bet verbittert door 't fchandmerk van oopenbaaren twyfelaan hunne vroomigheit, en geterght tot argher dan zy minchien te vooren in den zin hadden. Ook ver worp hierom Graaf Willem dit middel, als men 't naa- orde op maals weeder voordroegh. Thans zond hy gemaghtighden naa alle ftee- eetwaareü den, om, ten ooverftaan van de Majeftraat, deeetwaaren, van huis tot huis, te mdUvrm bezightighen, en eiken burgher op een zeeker gedeelte te zetten, dathy ge- ^J' ftäadelyk in voorraadt te houden had. Wyders, ateoo 't op nieuw aan 't vne- ,(^ V zen floegh , deed hy alle vaarten, van Dokku maf, naaLeeuwarde , Sneek, Un def h. Slooten, en Lemmer, meer dan zes mylen weeghs, oopen byten: fehreef vm&e ook aan d'Akemeinfchap om byftandt* waar toe Norrits onthiet kreegh. vaarten; Voorts
|
||||
toöo P. C. HOOFTS VIERENTWINTIGHSTE BOEK
i?86. Voorts ontbood men den derden der huisluiden op:'t weikin Vrieslandt
Graaf drieduizent mann* uitleeveren kon. Jaa defchrik fcheeldezoo weinigh Wdlem onu van wanhoop aan 't uitkeerendes vyands , dat achtbaare luiden fpraaken biedt Imlp: van ^e vetftc en rykfte oorden des landfchaps tot een eilandt te maaken, enden der- met ßcchten der dyken tuffen Kuinder en Lemmer , Dokkum enKollum, denman en ^^ geeven aan fe yloedtuit d'eene zee in d'andre , door de delling die luiden op. van Kuinder en Lemmer naa Dokkum (trekt: mits dat alvooren op de Fborpgh Noordwefter zyde der zelve een dyk geleit wierde , waar toeverfcheiden' van 't " ouwde konden te ftaade koomen. Hiermeede zouden alle fteeden van Vrieslands Vrieslandt, uitgezondert Slooten , bewaart geweeft zyn s ook ganfch befte deel Weftergoo , en 't befte van Ooftergoo: dan de Zeevenwolden , ende Hei- m een Gekant van Ooftergoo, verlooren. Maar Graaf Willem zagh noch het edandt te qUaacjt voor zoo zorghlyk niet aan , dat het affnyding zulker lidtmaaten '"neimely- van't lichaam vereifchte. Korts naa den rampteBuxum , onderwond zich ke handel een wyf den Steehouder , die Lemmer bewaarde , om te koopen , tot om de ooverleevering der fchanfe aan 'sKooninx bezettelingen van Steenwykv fchans te pe Steedehouder gaf dit zynen Hopman Dodde van Laar aan , die tot Sloo- Lemmer ten \^ . jeez Graave Willem , door brieven : en zyn' Genaade hem be- aan den r£chting,, hoe de Steehouder , met gelaat van naa't geldt te luifteren, zouw vjandt te ^ ^.^ ^ róeêplightighen te betrappen. Maar Dodde had nocht fchry ven m^ eevc- nocjlt:jeezen . en zvn> huisvrouw , die hy daar toe gebruikte , geen zwy- ghen geleert. Dies werd de toeleg ruchtbaar, en Hechts d'eerfte maakelfter gekreeghen , die» tot Leeu warde gebraght, met een'geeifelingvry raakte. In dus eenen ftandt der Vriefche zaakenj zynde de boeren door de veilighe hoedeniflèn vergiftight 5 de Roomsgezinden al van ouds den Spanjaarde toegedaan j de Mennonyten , die fchier een vierendeel van 't volk maak- ten , verbittert teeghens de Hervormden, deeze ten platten lande zeer dun gezaayt , lafmoedigh > en ingenoomen van een gevoelen dat aanhunvree- digh zitten niet dan 't vertrek der Staatfche foldaaten ontbrak -, de geloove- loozen weifeligh tuften party en party j liet Verdugo geen' lift onbeproefd, die tot ftooken van 't vuur moghte dienen. Franiöis Bodimont, eertyds *Secre- Hf preheimfchryver des Prinfen van Oranje , en daarnaa door diens aanbe- tans' - veeling Griffier des Hoofs van Vrieslandt , had, in den jaare Vyftienhondert an Iran- tweeëntachtigh , zeeker fchryven van den vyandt ontfangen 5 en 't zelve (oisBodi* aan zyn' Doorluchtigheit getoont, verzoekende oorlof om aanmoedigh- montyom lyk te antwoorden: alzoo hy zich fterk maakte , etlyke hondert Kooning- oproërin . fchen naa Leeu warde te lokken , en in een'ïtrik te helpen. En dit was hem Vrieslandt van zvn' Doorluchtigheit toegeftaan, mits dat alles gehandelt wierde by te verwek: kennisvan Meeroode, toen Stadthouder ooverdatgeweft , en van eenighe **n * Gemaghtighden. Maar de Stadthouder , beducht voor uitleeken van 't ge- heim , heeld'hetdenGemaghtighden : en, als ten laafte de vyandt vraagh- de , wat meedeftanders van aanzien Bodimont hadde tot Leeuwarde, en oft zy vermooghen zouden een' poort, en welke , te keveren j zooverbood Meeroode aan Bodimont, meer brieven te wiflèlen. 'T welk hy (myns oor- deels ) deed , oovermits het den vyandt, indien men hem blinde naamen in de handt ftaake , aan geen' fpieden kon mangelen , om de geleeghenheit naa te ipeuren , en het bedrogh t'ontdekken : en van zelfs te gaan eèrlyke luiden tot verraadt bekooren, te haatlyk een'trek , jaa een foort van verraa- derye geweeft waare. Want, te waanen dat Meeroode ( gelyk zeeker fchry- ver wil, die anderzins in oordeel, ervaarenheit, en kennis der Vriefche zaa- ken uitmunt} vreezde voor aankoomen der Spaanichen , ten getaale van , . diïedu izent op 't minfte , om zich , als moetende zoo diep ten lande in trek-
ken »
|
||||
("
|
|||||
DER NEEDERLANDSCHE HISTORIEN. 1061
fcen j aller Vriefche bezettingen te trooftenj en dat zy, wen men fchoon ie$6& twee- oft driehondert mann' der hunnen afmaakte, met het ooverfchot het heele geweft door den brandt verwoeften , en tiendubble wraak nee- men moghten -, fchynt ydel: zynde niet te gelooven dat hy (ik zwygh van den Prinfe en zyn' grooteomzightigheit) opzulx, indien het te bezorghen itonde, van 't eerft af niet zoude gegifb hebben , en den handel onbegoft gelaaten . Bodimont, echter, antwoordde den vyandtj en verantwoord- de» als dit in 't licht quam, zichzelven, met voorwenden, dat hy't verbodt in den windt had geflaaghen, om dat hem de Stadhouder, naar den aardt des hooghen ouderdooms, al te zwaarhoofdigh docht. Deeze reede werd blaauw geacht: hy nochtans niet gepynight j maar, etlyke maanden, eerft in de gevankenis, daarnaa in zyn huis, gehouden -, eindtlyk ten lande uit- geweezen. Thans verftonden de Raadsheeren van Staate dat hy zicht'Am- iterdam onthield 5 en gaaven hunnen geheimïchryver, Heere Chriftiaan Huighens, orde, om hem van daar te haaien. Doch hy ontging dier zwaa- righeitj en hebbende de borft vol oevelmoeds, reeds kennis met Verdugo gemaakt , liet zich van hem gebruiken tot ftrooyen van zeekere boexkens door Vrieslandt. In deeze maald' hy de Staaten af, voor baatzuchtighe menfchen , zich behelpende, om in 't bewindt te blyven en zich zelve te zeeghenen , met de bekoorlyke naamen zoo van vryheit als Godsdienft, en met Naflaufche Hoofden, dien geenszins 't heil des Lands, maar eighe gloori ter harte ging, en d'oude wrok oover de doodt van Kaizar Aadolf noch in de krop ftak. Tot verzoening ( zeid' hy ) der gemeente met haa- ren Kooning, behoefde zyniet, dan flechts weinigh blooden boeven (zoo noemd' hy de Staaten) den kop aan tween te flaan. Boovenalried hy haar, zich van den handel met Engelandt te wachten , die haar aan eindeloos oorlogh , eeuwighe flaaverny zouw vertuyen. Etlyke hondert druxels van deezen inhoudt werden t'Ooftmahorn in een Emder fchip gevonden , en Graave Willem toegefchikt. Ontrent het midde van J^oumaant bemagh- De sPa^~ tighden de Kooningichen de huizen te Blitterswy ken Gyftere, tweemylen r en ~ van Venlo: befchanften zich ook in het dorpBlierik, en braghten'er eeni- t(^feS§Q^ ghe ftukken gefchuts: maar ftaaken , naa acht daaghen marrens tot Gyfte- ^ ycnig t re, 't vuur in 't Slot. Hebbende te Blitterswyk tien vendels vergaadert, too- ghen ze, vandaar, door Wanftrnr, haaLottum; ei) zonden tweehondert oude Spaanfche földaaten oover de Maaze, die zich in 't kloofter Beeters- waart leegherden. D'ooverfte Schenk , des verkundtfchapt, trok, in. der ^cbenkj nacht, met eenigh volk te paard' en te voet, uit Venlo * ooverviel hen, oovenalt ving 'er tien oft twaalf, leide 'tmeefte deel terneeder, het kloofter aan koo- 2J n len j zoo dat ook zommighe Spanjaards in den brandt bleeven. Hunne jn>t{j00„ fpitsbroeders, hoorende tot Lottum deeze tyding, en ziende de vlam op- ß^ Bee- ftyghen voor hunn' ooghen, vielen, verwoedt van fmart en fpy t, op zeekre ter swami, Staatfche knechten , hunne gevangens , en braghtender twee om hals. en ver- Tien andre , dien 't zelffte befchooren was , werden , door tufïènkoomft brandt het* van de Bevelhebbers , geberght. Onlanx te voore had ook Schenk de De Kor~ Kornet van Appio Conti getrent, acht ruiters doodt gefmeeten, twintigh net^mA\- gevangen. Weinigh weeken hiernaa , beflooten hy en Harman Kloet, 'l\ orïn Ooverfte van Nuis, alzoo zy beide laftbrief van den verdreeven Keurvorft lanschenki Truxes hadden, op de ftadt Werle in Weftfaalen eenen aanflagh, ontworpen hy zeekren * beampte#n Schryver , gebannen van daar door den regeeren- * Notaris; den Aartsbiflchop,. Ernft van Beyere. Op den neeghenden in Lentemaant, aan den aavondtj fcheiden ze uit Nuis, en rukten, met vy f hondert mann* fe paarde, vyfhonderttevoet, den Ryn oover, naa Werle.' Dicht daar by Ddddd gekoo-
|
|||||
io62 P. C. HOOFTS VIERENTWINTIGHSTE BOEK
os gekoom.en , te vier uuren des naaften morghens , ontftaäkenz' een huis»
werlein °P welk teeken terftondt niet brandt van een huis in ftadt geantwoordt mflfUlen werd. Toen, terwyl binnen de burghers liepen om't vuur te leflchen, be- verooven klommen die van buiten de vefte, wat verre van 't Slot: en, zynde lichtelyk door schenk oover geraakt, iloeghen een' poort oopen , waar door de ruiter in quam. en Kloet. j)e burghery , ziende de ftadt verlooren, week naa 'tblokhuis: maar werd uit^eflooten van den Burghvooghdt, die niet dan den Burghermeefter en noch eenen periöon in Het, vreezende dat de vyandt neevens de fteedelin- gen zou w doordringen. Schenk eifchte 't Slot op j doch vergeefs: en, eer hy 't wel omving, ichikte deLandtdroft vanWeftfaale hondert knechten, en eenighe waaghens met voorraadt, van achtre daar op te kryghen. De zelve bracht, voorts, uit d'omleggende plaatfen, welvierduizent, zoo boe- ren als eedelluiden en burghers , op de been , om de ftadt te beleggen. Maar Schenk, laatende goede bezetting daar in, voerd' hun dereft derzy nen te gemoet, met orde om voor eerft flechts op Aadel en ruitery te vallen. schenk 'T welk zulx gelukte, datzy, keerende ftraxde rug, ook hun eignen voet- fiaat een volk op de vlucht braghten. Dies werden der meer dan vy f hondert gevelt, deeiwefl- en verdronk noch een groot deel. Eevenwel, mits de regeerende Aartsbif- faalingen. fcn0p den Heer van Hautepenne met een* goede zeenuwe krysvolx te hul- pe kreegh, etlyke. benden daar by voeghde, en de ge vloode Weftfaalingen werk ver- ^ weeder verzaamdej zoo vond Schenk ongeraaden te blyven , daar hy UAtschenk nocnt: meefl:er v^n ,£ Slot worden ' nocllt e^nigla ontzet verbeiden kon.
Ridder ge- Hy deed dan, op den achtienden der maant, de ftadt geflooten , en zulx flaaghen bewaakt houden , dat niemandt van daar moght: inmiddels de zelve uit- van Lei- pionderen , en den roof op waäghens laaden. Met deeze , en dertigh de cefler • ryxten van dqn Raadt, famt etlyke welgeftelde burghers, gevanklyk wegh- |
|||||||||||||
Mansveldt „'G{|eepC % vertrok hy 's aavonds te neeghenen , en quam, zonder eenighen
|
|||||||||||||
voor de
|
|||||||||||||
af brek te lyden, binnen Berk. Van daar vervoeghd' hy zich by Leicefter,
Staat J - ------- - -
|
|||||||||||||
Gram- ^ie nem pfeghtelykRidder floegh, en met een goude ketting van tweedui-
Die faalt zent gulden befchonk, Maar Graaf Kaarel van Mansveldt, hebbende, door by door laft desPrinfen van Parma, in Sprokkelmaant, met vyf blokhuizen en een' voorraadt brug oover de Maaze, ook toepaahng der zelve zoo onder als booven, de in te kry- ftadt Graave, waar in vier vendels onder Lubbrecht Turk, Heer van Hee- $en' mert laaghen, begoft te prangen, ftorrd nu om ze door verraadt te bekoo- Hoohen o ^^ ^ Want eenighe Steehouders en foldaaten waaren, uit armoe en onge-
veeenighe'r duldt oover quaade betaaling, met hem in handeling getreeden. Doch het maate. ftuk werd ontdekt, de fchuldighen geftraft. D'andre queeten zich eer- De vyandt lyk, doende by wylen kloeke uitvallen. Thans als Mansveldt toereeddeom werft volk noch een' fchans in dien oordt op te werpen, deed de Graaf van Hoohen- 'm Duits- \0 cJe dyken doorfteeken , en kreegh , op denneeghendenvanGrasmaant, landt, en m£t fcnuitcn } Qover 't verdronke landt, eenighe eetwaaren in ftadt. Om verwacht ^ ^ getyde hoorde men, dat de vyandt volk in Duitslandt worf, en vierdui- fo ' zent Italiaanen verwachtte: doch deezer ftorf bynaa het derdendeel op de Hoohenlo reize.. Leicefter, bezefFende dat de voorraadt, in Graave gebraght, niet veel
en Norria ftrekken kon, en hebbende een deel volx tot Niekerk verzaamelt, ftuurde verpan Hoohenlo en Norrits , met tweeduizent mann', eensdeels Engelfchen, dmhonden eenscleels Neèrlanders, om de zelffte boodfchap. Te Littoye, drie mylen spaan- Van Graave , had de vyandt een' vefting. Die wonnen z' hem af, en een' fc jen, met ftu|Cgefciults daarin-, tooghen voorts opwaarts aan, tot dat een hoop Koo- tykans ningfchen zich teeghens hen quam te kanten. Daar,viel een hart ge- hondert en vecht j doch de Fortuin den Staatfchen toe, die meer dan driehondert vyfügh der Spaanichen, daar onder etlyke Hopluiden en andre Bevelhebbers, verfloe- hunnen. ghen. |
|||||||||||||
DER NEEDERLANDSCHE HISTORIEN, xo^ •
ghen. Zy lieten daar, zeeker, bynaa half zoo veel der hunnen: zelf Nor- 15-8,0, rits werd gewondt met een' fpiets op zyn' borft 5 den Ridder Borris een vinger afgefchooren. Deeze ooverhandt, echter, holp hen aan de Huizen te Baatenburgh en Empel , en aan eenighe fchanskens: waar naa zy , op nieuw > met dertigh oft veertigh fchuiten , de ftadt gênoeghzaamlyk van fpyz'en krysbehoefte verzorghden. Farneeze, des verwittight, en achten- de daarom kleene vrucht te kunnen doen met blokkeeren , zond alles te velde wat hy uit de bezettingen miflèn moght: en, zelf in 't leegher gekoo- men op den twaalfden van Bloeymaant, ftiehtte ftrax beukeryen aan dbo- verzyde derMaaze: van waarhy beide de hoeken der ftadt, aan 'twaater> uit vierentwintigh zwaare ftukken befchoot, die de huizen, toorn, kerk, G e'a ? ftrykweeren, zeer befchaadighden, en reedelyke oopening maakten. De fc\mm en Spaanfchen, doende daar op eenen aanval, werden nochtans, te dien maa- beftormt. Ie, mannelyk afgekeert. Maar, als hetheele heirzich 's andren daaghs ge- fchaart vertoonde , in fchyn van dreighen met het uiterfte geweldt ; ging de fteedelingen oevle angft aan, 't gefchrey van wyven en kindren op, en zelfs , door dit misbaar , de moedt der foldaaten t'zink. DeMajeftraat, neemende plooy naar de nyghing der gemeente, onderwond zich eenighe Hopluiden tot haar verftandt te trekken, en belas die zoo verre, datzy den heere van Heemert de verbaaftheit der burgheren , het flaauwen des krys- volx, de hachlykheit des weederftands, voorftelden . De Ooverfte , heb- bende, flechts eenen dagh te voore, aan Leicefter gefchreeven, dat hy de ftadt genoegh zagh te verdaadighen , luifterde nochtans terftondt: 'tzy dat hem eighen gevaar, oft erbarm ing 00 ver de weerlooze gemeente, oft het fmeeken zyner boele ( want hier af werd fterk gefprooken ) week in den boezem maakte. Hy leidt de zaak in beraadt, en voeght zich tot de meefte ftemmen , gedraaghende dat men verzoeken zouw oft de vyandt tot een billyk verding gezint waare. Teeghens dit befluit, ylings genoomen, ver- Moedigbeit zette zich hefcelyk Hopman Denys de Charrette , met aantuighing, dat van HoP~ d'oovergift eener plaatfe , die geen gebrek van yet noodtlyx , geen' weer- Ja". Den^s looze vefte, geentwyfel aanfpoedigh ontzet had, eeuwelyk flinken zouw, r en met geenerley glimp te verantwoorden zyn. Beet er f zeid'hy) danmet fchande vanhier tefcheiden, datons, indien 't'erop aan komt, de klinginde vuift beft erve, en onze zielen een' eerlyke uittoght ten lichaam doen. Kleene kracht baarden deeze woorden op harten eens getroffen van de fchokking dervreeze. Men laat zich by Parma, en Parma zich rekkelyk vinden, wee- t>eBdt tende dat Leicefter op wegh was. Hy gunde den krysvolke te vertrekken in wortoover* vol geweer ■> met hunne paarden, pakkaadje, wyven, kinderen, doch ftomme gegéevenop trommels, doove lonten ,gevouwe vendels: waar toe zy zich van defcheepen, voorwaar* leggende binnen Graave , moght en dienen, onder borghtoght voor getrouwe erit weederleevering. 1)es hadden zy de ftadt, met allen voorraadt van monden oorlogh, in zyn' handen te ft ellen -, alle gevangens, ingebraght feeder t den aanvangvan'tbeleg, fontflaakenzonderranfoen: nitgezeidt een, voorwien het reeds belooft was. 'Denfteedelingengafhy quytfchelding van alle voorighe misdaaden--, keur om te vertrekken met al hunne goederen, oftteblyven, en naar de infleUingen der Roomfche kerke te leeven. Op deeze voorwaarden, Ueeghen geteekent den zeevenden vanZoomermaant, ontruimde d'ouwde bezetting ^^rlaaten , daatlyk de ftadt -, en deed 'er Farneeze drie vendels van Spanjaarden , een Baaten- van Hooghduitfchen, inkoomen. De enkle maare van 't verlies joegh ee- ,H\& nr* nighe Staatfche knechten 'uit het onhoudbare fteedeken Meëghen. Die op bestaat- 'thuis Baatenburgh laaghen, toefden tot dat hen de vyandt dwong, zon- cc\)ent der geweer meer met witte ryskens, af te gaan. De Graaf van Leicefter, noch 1 Ddddd z fterker |
||||
• 1064 P. C, 'HOOFTS VIERENTWINTIGHSTE BOEK
1586. fterker niet dan drieduizent knechten, en dertienhondert ruiteren, doch ver- wachtende zeeven vendels van nieuwlyks oovergekoome Engelfchen , en vierhundert Schotten, behalven de tweeduizent mann' onder Hoohenlo en Norries, toogh naa Arnhem, en vandaar, met den aanvang dervoor- Knodzen- zeide maant, ka de Beetuw. Etlyke Engelfche, voor heen geibnden, be- burgbge- fchooten, teeghenoovcr Niemeeghen , de fchans Knodzenburgh, deeden dwongen >er twee yerge£ffche (formen op, en (telden zich 'tfchrap tot den derden. V*"rcben"" ®ie werd niet afgewacht; neemende de verweerders genoeghen aan uit- gejcj, . ^^ EU^t tromflagh en brandende lonten: 't welk menhuntoeftond'. Hier- op voeren ze de Waal oover, en vorderden hunnen wegh buiten Niemee- Ook de gilen Qm, daar mcn wdgherd' hen in te laaten. Quaalykerqueetenzichde febans aan bezeCt^hngen van 'tblokhuis aan 'tBerghfche hooft, die, neevens 't zelve, lwff^Che ilumiei1 Hopman, met zynen Steehouder en Vendrigh, aan de Engelfchen ooverleeverden, AlsLeicefter, naa 't verooveren van deeze fterkten en ee- nighe Slooten in dien oordt, meinde oover de Maaze te zetten , omdeKoo- ningfche^» door bekt van toevoer, oft by aantafting eenigher goedeplaat- fe, van Graave af te wenden, werd hem't verlies der ftadtaangekundight. Dies daald' hy 9 ziende zynen toeleg te niet, met een verftoort gelaat naa de Bommelerwaart, en leegherde daar zyn volk. Den Heer vanHeemert, Hopluiden Denys, Koeboekum, en Du Ban, gekoomen binnen Bommel, om reekenfehap van hun bedryf te geeven, beval hy in hechtenis te nee- men; zeggende voorts, dat hy, wen de befte van Engelandt dier maate mis- handelt hadde » dien zoude doen boeten; en geevende naadruk aan die woorden met {laan op zyn borit, gelyk in 't uitfpreeken van yet ernftighs zyn' zeede was, Zeeker de bezwykende krystucht kreet om onderftandt, en zoowel de Staaten vanHollandt, als d'Algemeine, oordeelende dat een földaat, om vroomelyk te dienen , zyn' Ooverheit bet dan zynen vyandt ontzien moefte, porden den Graaf tot bevordering van ongekreukt recht. Hydan, weedergekeert tot Uitrecht, ontbood de Graaven van Hoohenlo, en Nieuwenaar, den Heer van Hoohenfaxen, den oudtveltheer Johan Nor- rits, Ritmeefter Johan Bax, en etlyke andre Hopluiden zoo te paard'als te voete 9 derwaarts : die, op den zesentwintighften den Heer vanHeemert, He lieer Hopluiden Koeboekum en Du Ban , als wel niet behecht in verraderye, maar van Hee- hebbende , uit ontydighe vertzaaghtheit, hunnen eed en plicht te lafFelyk men, en ^^fa t |er doodt verweezen; zich gedraaghende nochtans totLeicefters luiden °^~ beicheideo'heitj noopende 't uitvoeren oft uitveeghen van 't vonnis. Hop- wordenter manDenys, ook eenighe Steehouders en Vaandraaghers, meede gevangen, doodt ver- deeden hunne zuiverheit blyken. Voor den Heer van Heemert, die een wee^en^m hoofttak van den Gelderfchen aadel, enftaatlyk vermaaghlchaptwas, werd 'toovergee- zeer gelpopen. Hy zelf erbood , met zoo veelejaaren dienens tot eigheko- vm der fj^} a|s de Kooningin van Engelandt hem opleggen zouw, zyn leeven te be- fadt taaien, en de behaalde fchandtvlek, met ruftigh waaghen zynes perfoons voor 'MVl * haare Majefteit, hier oft elders, te land' oft te waater, af te waflehen. Maar, nochte dit, nocht bidden van bloedt ver wanten , nocht fmeeken van acht- baare vrienden, nocht,zyn'beklaaghlyke jonkheit, deelende de fchuldt met de geenen, die hem, te onervaaren, tot zulken laft beroepen hadden, nocht erbarming oover zyn' bedrukte gemaalin , eenighe dochter van aanzienly- ken huize, golden genoegh om de genaade te doen plaats gry pen. 'Sdaaghs V naa de uitfpraak des krysraads, braght men hem op't fchavot j daarhy, in Neederduitfehe ,. en Franfche taaie, bekende , door meêdooghen met de kermende wouwenen kinderen} in bloodigheit vervallen te weezen, zich van ontrouw ontfchuldighde , en ftaande onthooft werd. Koeboekum en Du Ban
|
|||||
*
|
|||||
DER NEEDERLANDSCHE HISTORIEN. io6f
Dn Ban droeghen de zelffteftraf. In Bloeymaant verzaamelden zeekre lui- i^8<5. den uit de landen van Luik , Gulik , en Kleef, by 'Shartoghenbos mee- nighte van rog, om ze, neevens andre waaren, onder * geleide van fcldaaten s *Con~ naa Antwerpen , daar 'tkooren zeer dier was , ter markt te brengen. Dit voy- vernaamen de Ritmeefters Paulus en Marcellus Bax , leggende tot Berghen op Zoom j engaaven denBaroen Willoughby te bedenken , oft zulk een' , ' ot% geleeghenheit tot winft van eer en buit te verzuimen ftonde. Willoughby ^ prees hun 't ftuk aan, en, willende zoo wel gelder als raader zyn , zeide dat ßam een hy zelf met hun zouw ryden. Toen zenden ze fpieden uit. Die keerden met fterk^gehi- befcheidt, dat het getal zoo der waaghenen als karren ontrent vyfhondert de van de was: dedagh, beraemt tot de reize, de zeevenentwintighfte. Daar op trek- spaan- ken de toeleggers, 's nachts te voore, met.drie hondert ruiters eneeven veel 'c"en ' knechten, uit Berghen j en gaan toeven feenerplaatfe, genaamt S. Antonis ƒ"° kappél, aan den weglr. Dedaagheraadt deed zich zoo miftigh op, dat zy, als doen em>
de waaghens genaakten, niet bekennen können hoe fterk het geleide was , to^htïn dat omtrent duizent mann' zoo te ros als te voet moght uit maaken. Zy vie- Bubandt: len 'er echter op, floeghen 't, verjoeghen 't •, pionderden fchieral de waa- flaande ghens en karren j braghten 'er veele koftelyke koopmanichappen , vierhon- Kornet van dert paarden ,hondert en tachtigh gevangens af. 'T meefte graan, opd'aarde Cam^°del gefmeetén en vertreeden, lieten ze leggen , duchtende voor eenen uitval der , m.e' , Antwerpfche bezettelingen , die , aangevoert door Mondragon , het wel Veiraader haaft van daar haalden. Thans deeden de Graaf van Hoohenlo en d'En- wettige- gelfche Maarichalk Willem Pelham eenen inval tot Brabandt, op hoppe vangen. van eenighe fterkten te bemaghtighen : en beroofden , als hun het geluk Dieblrft nerghens .dienen wilde , de Langeftraat. Op deeze toght leide Hoohenlo, ongeßr4tx by Bredaa , een' laaghe, waar mee hy de vaan paarden van Camillo del Mon- faa wall. te betrapte, en den Engel fchen Hopman Weltz gevangen kreegh , die eer- e&mJl& t tyds de ftadt Aalft verkocht had , en fèedert geftaadelyk den vyandt gedient-. €ener~ Deez , gezonden door Hoohenlo aan Leicefter, omftraftelyden , werd 't well niet alleenlyk van hem invryheitgeftelt,maarook,daarnaa,onderzynlyf- groot bende ontfangen , en aangehouden. 'T welk Hoohenlo , en andre , zoo misnoeghen HooghduitfchealsNeederlandiche Ooverften zeer oevel naamen , morren- aderde de, waar toe de Heer van Heemert zyn' erb arme lykeflaauwh artigheit met den H°°&""m~ haizegeboet bad, en wat die fcherpheit tot handt haaving der krystucht helpen -C. eef kon , daar men eenen oopenbaaren verraader met ongewoonfykegunfl en eere iM^trc\)e fireelde? Oft was het Engelfch geflacht aller fträffe ontwoffen -3 aan andren ooverfitn geen verbeuren? Boovenditbewysvankleinachtingdat ( gelyk het de braave veuor- gemoeden voorneemelyk terght) de harten der Hoofden van hem vervrem- **akt - de; deed hy noch eenen misflagh , die, metfmaadten achterdeel, tefFens de Uu4^ geringen niöt min dan de grooten afkeerigh maakte , en felle nydt teeghens &eeftbe* de nieuwgekoome Engelfche heeren baarde. Te weeten j Prins Willem , e&em™1
o o j j van wyïen hooghloflyker gedachteniflè , had voor een gewoonte onderhouden , eiken nautam
krysman , by trappen , van laaghe'r tothooghergezagh , te laaten opklim- aansidney. men -, en oover Duitfchen, Neêrlanders , Franfoizen , Engelfchen, gelyké 'twell^der. Bevelsluiden te Hellen . Maar Leicefter , vindende 't Kornelichap des heeren ouwdefol- van Hautain , die aan den Kouwefteinfchen dyk gebleeven was , oopen dat)'e yer ftaan, bekleedde 't met den perfoon van Sidney, zoon zyner zuftre. En hierop Verdrm • volghde, dat de Graaven, Philips van Naftäu, Georg Eeverhardt van Solms, rc\l\(f Jan Philips van Ooverftein , en verfcheiden* andre Ooverften, ten getale van dMrom tweeëntwintigh in alles , den Graaf van Hoohenlo met een fmeekfchrift oovergegee- aangingen, verzoekende, 'Dat hy, als hebbende hun belooft; aleer zy eedt aan ven door Leicefter deeden> hen in hunne voorighegêrechtigheit te handt haaven, by zyne verfcheiden Ddddd 3 "Door- Ooverflen.
|
||||
io66 P.C. HOOETS VIERENTWINTIGHSTE BOEK
1586. 'Doorluchtigheit bemiddelen wiide, dat men hen hielde en handelde op den ou-
den voet: naamelyk zonder den eenen landt aardt met den andren te vermengen, endèhen, door 't begeeven der vervallende ampten aan uitheemfchen, gelykon- lanx, ?netjchyn van hun min te vertrouwen dan eertyds , gefihiedt was, van alle hoope tot vordering te verft eeken: ofte, zoo hen zulx niet gebeuren moghte, dat dan zyner Genaadegelieven zoude, hen aan ordelyke ontfoldighing, afree- kening, en bet aaiing te helpen-, op datzy, by mangel van dien, geenverwyt van de ruiters en knechten hoefden te hooren . Hoohenlo behandighde dit fchrift aanLeicefter; die zich des, als oft het naar muitery gefmaakt had- de, bitterlyk belghde -, en bezonderlyk om dat daarin de Ëngelfche hee« ren, gekoomen met hem , uit hun vaaderlandt, ten dienfte der Ver- eenighde geweften , voor vreemdelingen gereekent werden. Ook liep zyn bedryf nuin andre zaaken zooverre buiten't fpoor dervoorigheregeeringe, dat de Staaten van Hollandt ongeraaden vonden het zoo te laaten floeren. In Die van hunne vergaadring werd voorgedraaghen, hoe hy, zich der voorrecb ten lut- Hollandt, te] bekreunende, väft plakkaaten, ordeningen, en laftbrieven, ftrekkende tot f onvrede acnterdeel van de geweften, inzonderheit van Hollandt, uitgaf: jaa zelfs 't ver- op etcej er* jJ0ncjt ? gemaaict met de Kooninginne, niet naaquam. En 't zeggen was, dat zommighen, die Hollandt geen goedt gunden, hem hier toe opftutftenj en wiften te befteeken, dat de Hollandfche gemaghtighden om d'een* oft d'andre boodfchap verzonden wierden, als men yets wilde aanvangen, waarteeghens Hunfcbry- ZY zicn verzetten moghten. Hieroover fchreeven de gemelde Staaten, op ven daar den achtften in Zoomermaant, aan den Heere van Breederoode, Meefter cover, aan Sebaftiaan van Loozen, en Meefter Willem Bardes, gezet van hunnent wee- hunne Ge- ghe in denRaade van Staate, dat zy, tot verhoeding van zoodaanigh mis- maghügh- qUaam} zich hadden te doen verfchóonen van alle verrichtingen , die hun, den in den 0^t ^Qn meerc{eele van bun, beletten zouden den Raade geftaadelyk by te sta te en woonen• Zy bevaalen ook, by fchryven van den zelven daaghe, hunnen ter verlan- gemaghtighden ter vergaadringe der Algemeine Staaten, te bevorderen by dring der Leicefter en den Raadt van Staate , dat tot gelyke bezendingen voortaan Algemeine gebruikt wierden andre perföonen , geene Leeden van dien Raadt j ofte , Staaten, ten mmfte, luiden, daarin geftelt uit Landtfchappen, dien aan dedaaghe- lykfche handelingen van den Raadt niet zoo veel, als den gewefte van Hol- De Ge- landt, geleeghen was. Deheeren, waaraan men deeze brieven gericht had, tnagbtigh-. verzochten befcheidelyke aanwyzing der zaaken, waarin men waande mis- denver- hancielt te Weezen. En,dewyl deStaaten vanHollandt toen al gefcheiden waa- Tuoeksn ^ ren ^ 2oo zoncjen bunne gemaghtighde Raadsluiden, den tweeëntwintighften klaarinv. van Zoomermaant, aan de Hollandfche Leeden der Algemeine Staaten, een Antwoordt antwoordt van deezen zin. T>e Ëngelfche bezettelingen, in den Br iele, ver' der ge- vorderden zich, teeghens V verdragh, aangegaan met de Kooninginne, onder- magbügh- zoek op de f che epen te doen, die ter Maaze in oft uit voeren. Met de betaa- deRaads- Ung <van't volkhaarder Majefteit, ging't aldaar zoo ßappelyk toe, dat des ge- luiden van me"inen Lands middelen diesweeghe werden aangeßaaghen. ^Defteeden en ,° m l dorpen, waar in de ruiters en knechten, ftaande ter befoldinge vanhaare Ma- je ft eit , geleeghen hadden, können van de groot e f ommen de r afget e er de pen- ningen , en zelfs van 'tgeene hun by zyne T) oor lucht igheit belooft was, geen' voldoening bekoomen; nochte daarom hunne fc hat tingen opbrengen. In plaats van orde, teeghens d'ongereegheltheit der Hop luiden en foldaaten, ook op het ftukdermunte, ender monft er inge, tefteüen, liet men de wanorde daaghelyx toeneemen. Hollandt, daar V meer, dan 't geen dat by de Kooningm enkelyk ver- fchooten werd, moejl opbrengen, f che en men weinigh oft niet te achten: onaan- gezien de verklaar ing, gedaan by haare Majefteit zelf y inj eeghenwoordigheit zyner
|
||||
DER NEEDERLANDSCHE HISTORIEN. löóf
i&yner T)oorluchtigheit, der andre Heeren van denRaade, ende der Gezanten * i c8& dat zy die van Hollandt, als hebbende niet aÜeenlyk zich zelve zoo loflyk be- fchermt, maar ook andre Landfihappen geholpen > in zonderlinge waarde hield. *L)e kundfihoppen, betreffende 'tftuk der zeevaart en des koophandels, behoor- den,wen zy aan den Raadt van Staate quaamen}vooralgeoopent te worden in 't by weezen der Raads luiden uit Hoüandt-,op dat zy alles ten befte moghten helpen ftieren, en met goede reedenen den ondergank van datgewefi verhoeden: dewyl d'andre,als hebbende eensdeels geen' kennis van die zaaken^ eensdeels kleine ge- ne egh e nheit tot Hoüandt,zich luttel daaraan liet enge leeghen zyn. Hoewel zy^ die dit f ehre ev entzieh niet gelaft vonden van de Staaten,omde bezwaarnilfen > ryzende uit e enighe plakkaat en en befluitingen >> eighentlyk te verklaaren -y zoo wilden zy nochtans niet verzwyghen, dat eenighe ft eedenv aft elyk geloofden ± dat het plakkaat, gemaakt den vierden van Grasmaant, op de zeevaart, indien aide Raads luiden uit Hoüandtjeeghenwoordighgeweefl waaren,geenen voort- gang zouw genoomen hebben y immers niet, zonder ver zeekeringv an't goed- dunken haar der Majefteit, aan 't welke, uit verfcheide kundjehappen, nochge- twyfelt werd: en daarentuffen deed het gemelde plakkaat den Landen groot en aftrek van neeringe, den ingezeetenengeene geringeJchaade. By 't plakkaat, gemaakt op de*geleigelden, bleek nu zeeker gefehltbefteght, tot groot achter- * Cött* deelzoo van d'Algemeinfchap als van Hoüandt: naamefyk dat de geleigelden te voygel- betaaien Jlonden ter e erft e plaatfe des hands, daar de goederen doorquaamen: ^en Ä waart e egh ens die van Hoüandt zich altyds verzet hadden,' dry v ende dat de betaaling behoorde te gefchieden, ter plaat fe, daar zegelaaden engeloft wier- den : ende , hoewel 't verdragh, feedert geraamt dien van Gelder landt te ge- vaüe, meèbraght, dat men d'eene helft aldaar, d'andre ter plaat fe van de los- fing, bet aalen zoude -, zoo was nochtans het zelve ftechts ingewillight by ma- niere van voorraadt, om be eters wiüe, en de befte cht ing te belettengeweeft door teeghenwoordigheit van al de Raadsluiden uit Hoüandt. Ten eenen daaghe fchreefmen hun om waaghens, ten andren om paar den, ten derden om delvers j daar naa dat Hoüandt zelfzyne grensplaatfenfterker van nooddruft be zorghen moe ft i in allenfchyne, oft de Landen, die zyner Tioorluchtigheit volkoomen gezagh opgedraaghen , hunne middelen en *t meer endeel van hun geloof in han- den gefielt hadden, noch fchuldïgh waar en een oorlogh b e zonder te voeren: waarteeghensgenoegh te zeggen zouw vallen, wen aide Raadsluiden uit Hol- landt zich jeeghenwoordigh vonden: maarhet ftondte beduchten, datzulx te weeghegebraght werd, door luiden, die zochten Hoüandt in ongunft by zyn' 1)oorluchtigheit te brengen. Zy > die f ehre even, wilden nu verbygaan, hoe men-, by verfcheide* byteekeningen, omeenighente behaaghen, die men, ten *AtJö- aanzieïi van Hoüandt, voor * enkelingen behoorde te houden, zulke bevee- ftillen. len, in zaaken vangroot belang, deed , dat het veelen verwonderde: als, naa- * Pai*ti- melyk, gefchiedtwas , in't recht, voorgewendt door den Graaf van Nieuwe- cuHeren* naar, ten opmerke dergefchiüen van Workum en Altena: tot afdoening der wel- ke menfeheen met opftaanden zeile te wiüen voortvaar en j zonder acht daarop tegeeven, dat dievan Hoüandt , in zaaken, waaraan den Lande zoo veelge- leeghenwasy niet verft onden zich in zulker voeghe te laat en handelen. Zy wilden, desgelyx, ten breedfte niet uitmeeten, dat men} alwiüends, de Hoüan- ders uit alle groot e en kleene amptenfeheen te weeren, en vreemdelingen daarin * te fteeken: dat die van de regeeringe 't bewindt oover 't Hoüandfchegeldt 5 en het tiende deel van 't Uitrechtfche hadden-, daar de Zeeuwen en Vriezen de handeling van'thunne behielden: dat men, van de fchattingen van Gelder* landt, Vlaandre, en de Brabant f che fieeden en ft er kt en, niet oft zeer weinigh in 0ntfang braght: maar können niet ongezeidt laat en 5 dat > zoo op deeze dingen* |
||||
io<J8 P. C. HOOFTS VIERENTWINTIGHSTE BOEK
if$6> door 't beleidt van de Raadsluiden uit Hollandt, en van hun , die, van
Hollands weeghe , de vergaadring der Algemeine Staaten waarnaamen , niet bytyds voorzien voierde,. veele zorghlyke zwaarigheeden gefchaa- pen waaren daar uit te volghen. By 't vertoogh van al ditte, 'waar- mee zy hoopten 3 dat zyn' 'Doorluchtigheit en de Raadsluiden uit Hol- landt zouden eenighzins te vernoeghen zyn , moghten de Hollandfche Ie eden der Algemeine Staaten 't ge ene voeghen , dat hm docht e terfloffe te dienen j ende voorts, in 't oopenen der voorverhaalde reedenen, zul- ke befcheidenheit gebruiken , als de geleeghenheit der zaaken dan quaa- me te vereifchen. Maar Leicefler ging zynen gang. De Algemeine Staaten, aangemerkt dat hy tot Algemeinen Landtvooghdt beroepen, en de Hooghe Ooverheit by hen gebleeven was, hadden beflooten, dat hy aan alle fchriften j die van der Landen weeghe moeften gezeeghelt wor- den , hun zeeghel zoude hechten: gelyk zyn' voorzaaten in ampte, on- der de regeering der Vorften, met het waapen der-zelve plachten te zeeghe- zcegbel, len. Hy , eevenwel, gebruikte, tot teeghen zeeghel, zyn geheele waapen. gebruikt by Reingoudt, weetende , als een' wyl bewindsman der * geldmiddelen ge- Leicefler, weeß} fcherpzinnighlyk daar af te kouten , en vlammende op 't algemein geeft ar- Schatmeefterfchap , maakte hem vroedt, dat groot misbruik in dit ftuk, * Hnan- onder de Staaten en ontfangers fchuildej en om't zelve af te fchafren, een*
cien. kaamer van geldmiddelen moeft opgerecht worden. Naa dat hieraf fomtyds onder de Raadsluiden van Staate gefprooken was , en uitgefchooten dat
men behoorde dit werk op beeter voet te brengen; verfchynt de Graaf, op
den zesentwintighften van Zoomermaant, 's morghens , in hunne volle
vergaadring, ende doet daar zeeker (chrift, vervaatende een'nieuwe form
Lehefter deezer bedieninge, opleezen. Het noemde tot eerfte Hooft eener kaamere
wil een' van geldmiddelen , den Graaf van Nieuwenaaf j tot tweede, den Raads*
kaamer van neer Henrik Killegrey; tot derde, Reinhart van Aazewyn, heer van Braa-
geUmidde- j^. tot Schatmeefter , Jakob Reingoudt, heer van Kouwenberghe : tot
en °P- * Bewindsluiden j Sebaftiaan van Loozen, Jooft Teeling , en Paulus Buis:
* Com- tot * Hoorder, Daniel de Burghgraaf. Dit verwekte terftondt verfcheide
lïiifen. reedeneeringen. W ant het ftreed teeghens 't berichtfchrift bezwooren by de * Audi- Raadsluiden: gaf ook ('twelkeen'grooteongerymtheitfcheen) aanRein-
teur. goudt en Burghgraaf, die geen' leeden* des Raads waaren, totgang ten zelve ,. en floot 'er de drie leeden , Loozen, Teeling , en Buis, buiten.
Toen werd het fchriftwatverhanfelt, en eenighe Raadsluiden in'tbezonder Daar in aangezocht, zich daar naar te voeghen. De Heeren uit Hollandt, naamelyk vindende Breederoode, Loozen, enBardes, vindende zich echter daarin bezwaart, Bolland- gingen Killegrey s als hunnen amptgenoot, met vrundlyke taal aan, om hem K ?d 4a -hunne reedenen van aanftootin tefcherpen. Maar d'Engelsman borft ftrax Staate u*c tot ongezoute woorden j en dreef hun , onder ander, toe, dat men uvaarig- ßheen zyn' Doorluchtigheit, gelyk eenen Hartogh van Veneedje , onder heit* vooghdy te willen ftellen. Zy pynden zich zyn' heevigheit needer te zet- ten : maar vergeefs. Ten laatfte zeid' hy hun , zy moghten zich tot zyne Doorluchtigheit zelf keeren: vertrok daar meê in grammen moede , en liet hen ftaan. Dit gebeurde, den achtentwintighften, in'sGraaven voor- kaamer, tot U itrecht. Geen' ftadr, geen* oordt, daar 't zaat van weederwil teeghens de pleghtighe regeering breeder wortelen en geiler fpruiten Muittmh- fchoot. De Koningin had , al oover een* wyl, den Staaten van ditLandt- tïgbeittot fchap, met ooverminlyk fchryven, gelief kooft, eeven oft haar geen ander Uitrecht. zoo naa aan het hart laaghe. Leicefters vertrouwdelingen, wroetende zon- der ophouden , om de gemoeden met oproerighe reedenen t'onderhoolen, ■ en
|
||||
DER NEEDERLANDSCHE HISTORIEN. io&
en oover zyn' zyde te vellen, hadden 'er meenighte van nienfchen aan hunne 158^
koorde gekreeghen : blyvende hy zelfs in geenen gebreeke van vonken in 't opgefchudde flxoo te werpen , met klaaghen oover zyn' fmalle maght \ niet roemen van wonder te verrichten , zoo men hem alleen begaan Hete*, en diergelyk uitflaan,. dat den volke wyde ooren maakt. En het fcheen dat de Engelfchen hier de klok dachten te gieten, die met haar brommen al d'an- dre geweften, verbaazen zouw, en eenen yghelyke öntraaden aan hunnen ftok te baffen. Het was'er akhans zoo verre gekoomen, dat onder de Bur~ De Btl\- c/herhopluiden , voorgangers tot alle vreemdighèeden , een heete handel #"*»***■ fmeulde, die, op denlaaften der maant, een verzoekfchrift van deezenin- f1. ,€r houdt uitbroedde. Hanne, der geheelegoede gemeente, en aller vroomen, ren ^ atmeri enkle wenfch was , dat het beflier des bedroefden vaader lands aßlyk gefielt de uooghe ivierde in 'tgewo.udt derKoóninginne vanEngelandt. T>ies baaden zy zeer oot- heerfchapr moedelyk deneerzaamen-, wyzen Raadt der fladt, ge zaamder handt met de f je van dat onderdaanen-) by zyn"\Doorluchtigheit te.bearbeiden, dat men, vanweeghe L<wdfchap der fladt, fleeden, en landenvan Uitrecht, de ganfche regeering, erivolkoo- aar>d'En- me maght oover dit ge weß, aan haare Majefteit.opdroeghe, naar haaf eighe &e 'c.e 00' geliefte, zonder eenighe voorwaarde oft bef aaiing: behoudends den lüaaren 0uYaan\K Chriftelyken Godsdienfl, en de voorrechten, waarby haargezagh niet verkort werd. Een* zeldzaame byfterheitj alle vry doornen tefTens-aan de uitlegging eener vrouwe te hangen j en een' fchets van Heerfchappye t'ontwerpen, die haars gelyk in Chriftendoom niet lichtelyk vinden kon. De Vroedfchap* wat zouw ze , op fmeeken daar dwang achter was? Zy yoeghde zich naar De Raadt 'tgefchrifti voor zoo veel haar de zaak raakte: endeed 'er dat onder teeke- der fladt nen. Die van Aamers voort en Reenen, aangemaarit door de zelffte Hoplui- bemllight * den, volghden, naar den zin, het fpoor der fladt Uitrecht ten volle: die van ' ? Wyk enMontvoort zoo verre, dat zy zich alleenlyk hoedden van de voor- *J^ *nv,0^ rechten op't gladde te ftellen, met uitzondering der geene, die'tgezaghder mk^en Kooninginne deeren moghten. De Raadsheer Reid getuight, dat de gemel- Uontvoort de Hopluiden, aan Leicefter, een Latynfch gefchrift ooverleeverden, daar willen de deeze woorden in flonden . CapmusutfluaExceUentiaahfolute imfteret, & voorrechten profuadifcretione, falva religione^ &privilegiis fuam Majeftatem non offen- behouden, dentibus. Dat is: Wybegeerèn-, datzyneDoorluchtigheiteenyolkoomen ge- biedt , ennaazynebefcheidenheit, hebbe, behoudends den Godsdienfl, ende leïcejïer voorrechten, die haar der Majefleitgeen aanfloot geeven. De zelve Burgher- voert ™n hopluiden pooghden ook, onlangs daarnaa (hoewel't hun niet gelukte) de *y van burghery van Der Goude in hun veritandt te trekken; en zochten ten gelyken bur h m einde, die van Vrieslandt en Ooveryfïel aan . Hy dan, met het hooft dus vol t0i Ufa des winds, verfcheen, op den tweeden van Hooimaant, in den Raadt van Staate, Raads van metdeGraaven van Kuilenburghen Nieuwenaar •, en verklaarde daar, dat hy Staate, dien van Kuilenburgh invoerde tot lidt van den Raadt:' zonder daar op eeni- ^ondir m~ ghe omvraaghte doen. Naawat mondtgemeenfehaps oover andere zaaken > vraaP fcheidd' hy van daar, met Nieuwenaar, Braakel, en Teeling. Thans ont- J™ ■ bood hy Loozen in de kaamer van 't * Schatmeefterfchap •, een weinigh Y-frefo«^ tyds daarnaa , ook Breederoode en Bardes. Toen werd hun afgevordert, rYe. wat zy hadden teeghens 't oprechten eenes Raads van geldmiddelen , in mrde ■ forme gelyk het boovengemelde fchrift luidde. Hun antwoordt gedroegh, woorden dat zy wel goedt vonden het werk der geldmiddelen van't werk des Raads oom t0P' van Staate af te zonderen: maardeeedt, gedaan op het berichtfehrift, hun t(?w ,■ verbood, zich naar de voorgeflaaghe form tefchikken . Voorts haalden ze '■ ^ " de punten op , die zulx niet toelieten • en fprak men , oover en wceder, «èldmta* veel van der genoemde perfoonen, zonderling Reingouds, onontfanklyk- delen: Eeeee * lïeit
|
||||
io;o P. C. HOOFTS VIERENTWINTIGHSTE BOEK
If86. heit in deezen: totdatLeicefter, geftoort, beftond uit te vaaren j 'DeStaa^ ten hadden met hem niet ter goede trouwe gehandelt >, nocht in 't befcheidt van de opdraght der Landtvooghdye, nocht in 't berichtfchrift, feedert ingefielt i aan 't welke hy ook, in allen gevalle, niet gebonden was. Hy zonde de zaakby de Staaten verantwoorden. Eindtlyk begeerd' hy, dat Loozen en Teeling al- leenlyk, tot herzeggens toe, op't behaaghen der Staaten, zouden in de be- diening der geldmiddelen treeden. En, als zy zich des ontfchuldighden j Leicefler verklaard' hy andermaals * T)athy^tby de Staatenver antwoorden zoude, en wil 'er mee voortgaan met het werk. Wie zich daartoe beleedighen wilde, moghte verfchy- voort. nen: wje niet} jn de Raadskaamer van Staat e blyven. En daarop ginghy wegh. Ten naaften morghen, quamhy, verzelfchapt met Graave Willem Lodewyk van Nafïauw, dien van Nieuwenaar, Killegrey, Teeling, Braakel, KHlegreis Reingoudt, en Burghgraaf, weeder in den Raadt. Daar liet zich Killegrey voorflel. hoóren j Dat men te befluiten hadde, oft by zyn T>oorluchtigheit een' kaamer vangeldmiddelen ft onde op te rechten, naar de voorgefteldeforme. Men zoud' hun doen zien voorhunn' ooghen, wat voordeel', en van hoeveel'duizenden 5 door beleidt van Reingoudt■> te haaien waar e. 'T welk Reingoudt zelf 's daaghs te voor e, belooft had, en als noch ooverboodigh was uit te werken, oft zieh te laat en aan flukken leggen. Reingoudt, hier op gemaant om oopening van zynen vondt, hief aan, en propte de plaats met woorden, waaruit men niet, neïngouds dan deezen zin , kon ziften. Meenighte van luiden hadden de plakkaaten hooghop- van Zoomermaant en Hooimaant desjaars vyftienhondertvier ent acht igh, en geeven van vm den vierden in Grasmaant deezes jaars , oovertreeden , met lorren- Yi draayen enzeindenvan goederen naa den vyandt, onaangezien de borghtogh- 01 ee, ten by hen gefielt tot ver zee kering teeghens bedrogh: waar afhy,by getuigh- "J fchrift en, bekoomen in Engelandt, kon doen blyken. Uit deeze misdaadighen, ; maakt' hy zich fier k, twintigh tonnengouds te trekken, indien men, met quyt- fchelding der lyflykepeenen, hen alleenlyk wilde in gelde doen boeten 3 en de be* fcheiden der borghtoghten in zyne handen laat en koomen, met orde dat de zaa- ken by ge ene Majeflraaten zouden berecht worden, maar jle cht s by onpartydi- ghe perfoonen, zich met geenen koophandelgeneer ende, en te kiezen by zyn* T^oor fachtigheit tot Raadsluiden ter Ammiraliteit. Te weeten; Reingoudt had den Graave te verftaan gegeeven, dat de treflykfte en rykfte kooplui- den van Hollandt en Zeelandt, jaa zelfs luiden', die ter vergaadringe van de Staaten verfcheenen, hieraan vaft waaren -, en hy zich des arbeids van d'onderzoeking trooftte , zoo 't zyner Doorluchtigheit geliefde , hem te *Nota- niaghtighen, omme, met hulp van onderbewindsluiden, alle koopluiden, rifen. * beampte fchry vers , ontfangers van tollen en * geleigelden , tot oover- *Con- leevering hunner reeken- en fchryf boeken , te bedwingen < Dit zelffte voygel- middel had hy eertyds den Landtvooghde Requefèns geraaden te gebrui- den. ken, tot lafte der koopluiden, door welke, toen gezeeten onder den Span- omvraagb jaarcïc 5 de Hollanders en Zeeuwen met heimelyken toevoer gefterkt waa- op <J}Hn ren _ Maar Don Louis had het verworpen,] als een werk dat te verre achter- lig^ waarts zagn> en> mec omroeren van aller luiden geleeghenheit, te veel ver- werf« bitterings baaren zouw, en, naa grooten ondank en moeite, ten halve bly- van de lor- ven fteeken. Wyders , als Reingoudt uit had , zoo braght men 'tftuk in rendraajers onivraaghe , onder waarfchiiwing , dat zwyghen voor toeftemmen zouw en andre {foan , Breederoode en Loozen verklaarden t/hunner beurte, dat ze'tftraf- oovertree- fell van de lorrendraayers niet quaadt vonden. Bardes vraaghdej Oft men en e er verft ond, alle oovertreeders der v oor zeideplakkaat en te bezwaar en, oftflechts metu'ld* ' de geenen j die den vyandt onder ßandt ge daan hadden: alzoo tuffen deeze en hoeten. d'andre, zyns bedunkens, groot verfchilwas. Want d'andre, ziende datgelyk verbodt y
|
||||
DER NEEDERLANDSCHË HISTORIEN. 1071
verbodt, te doen aan alle volken, uit naam der Kooninginne, waar af men hen 1 fó6.
verzeekert had, »/*f te voorfchyn quam, »öfto althans gefchaapenfcheen te Gevoelen koomen, totmaghtighefchaadeder Landen; waaren daar door tot oovertree- vf*wiL ding verrukt. Men antwoordde , dat alleenlyk de lorrendraayers gemeent ^f™ werden. Daarop zeid' hy; Aan 'tfträffender zelve de handt te willen hou- noopende den, naar vermooghen : doch gaf den Raade te bedenken, oft zulx, zonder ge- >t ßrajfen vaar van oproer■, ter daadt konde gebraghtworden: zynde de zaaken langte van de lor•• voor e gefchiedt, toen alle vaart e en handel by kans ft il ft ond, en de gemeent e, reudtaa |
||||||||||||||||
jers, en
|
||||||||||||||||
booven den druk der fch at tingen, noch het aanhouden van haar zuivel en an~ veve ah
|
||||||||||||||||
f/l/l/ V *S ff Wt* ir vv 1 vvi\j w v i j *- -- -•-- - - - - äj - - j ,
dr e eetwaar en ly den moefi. Eevenwelvond hy oorbaar, de ge enen, die zich t9Fw™
|
||||||||||||||||
*»**#* *» i» eeniehen tydt herwaarts verkopen hadden-, naar verdienfle te
|
re van
|
mA
|
||||||||||||||
' 3 V> . J r . , i* ________... „.7J...:J7.L., J>______......•
|
||||||||||||||||
konen. Noopende 't oprechten der Haamere van geldmiddelen ; d'ervaarenis geidmïd^.
leerde dat alle verandering ongemak maakte 5 en hy kon niet begrypen, dat jeïlm daar mee de zoo groot een voordeel te doen waar e. Voorts vraaghd'hy, oft het zyner Doorluchtigheit toequam , op 't ftuk der Ammiraliteit te voor- zien, zonder dat de HollandfcheStaaten recht van benoeming, ofteenigh ander , in deezen , konden voorwenden ; alzoo hy hieraf.geen' kennis had. Hy voeghd' 'er by , dat de koopluiden, als zich der zaaken van de Ammiraliteit beft verftaande, niet wel waaren daar buiten te houden. uy ver<- Daar op werd crezeidt, datalles, wat der Ammiraliteit aankleefde, terbe- maant van fchikkinge van zyn' Doorluchtigheit ftond, Toen verklaard' hy, zich daar misnoeghen af voldaan te houden : maar , echter te vreezen , dat, uit deeze nieuwe m Hollandt form, geraamt zonder toeftemming der Algemêine Staaten, en teeghens "JJ^J^ 't berichtfchrift, grooter fchaade dan baat zouw ryzen, en miOchien eem- ëampmam ghe ongerieught tuflèn zyn' Doorluchtigheit en de gemelde Staaten": zyn- vteenide. de reeds, hem en zynen amptgenooten uit Hollandt, te lafte geleit, zoo by imgen. monde, als by gefchrifc ( en hy toond' het) dat zy bewillight hadden in 't be- Dat be- geeven van eenighe ampten aan vreemdelingen , gebooren buiten de vier vefiighen Landfchappen , "die fchatting betaalden. Als Breederoode en Loozen het Breederoo* zelfftegetuighden, ontftelde de Graaf zich grootelyx, en zeid' hun} 'Dathy ^™ O0m geen' inboorlingen van de Neederlanden voor vreemden hield: en die van L'eiceßer Hollandt meer ampten bezaaten, dan d andren. Uit eenen oprechteny ver was mßeit ^ hy herwaarts gekoomen, hoewel genoegh verftendight van defoobregefteltenis daar ooveri dergewefieni die geenszins wenfihen moghten, dat haare Majefleit daar af zoo By recht goede kennis geh adthadde^ ende zich door zyn toedoen niet weinigh verlicht (wat 'er zaaghen. Hy had'er, in 't eerfle, niet eenen bequaamen Ooverfle oft Hopman 00^ u*~ gevonden. Maar 'tfcheen, dat eenighe quaadwillighen zochten twifl tuffen **£*£* hem ende Staaten te flooken. ßardes bad hem, zynevrymoedighereedenen deKaam/r ten CToede te duiden j dewylhy, als verplicht tot voorftandt des vaaderlands, Van gcld- behoudens eedt en eere , niet anders had kunnen fpreeken. Waar op de middelen Graaf hem verweet, dat de woorden goedt waaren, maar de werken gering. op 1 en Eindtlyk, men moeft zyn' wil vooreen wet aanneemen. De Kaamer werd Remgoudt opgerecht ; Reingoudt Schatmeefter gemaakt: waar toe hem ( zoo men *?JjJJ* mompelde) de Raadsheer Meetkerke, en de geheimfchryver Burghgraaf, ^V^ voorneemlyk gevordert hadden. Paulus Buis , verwittight van de kiezing j-cha^ zynes perfoons tot * bewindsman der geldmiddelen , weigherde niet al- * coiö* leenlyk met voorwenden zyner onervaarenheit in die dingen 3 maar zeid' mis. ook denGraave in'taangezightj %>at9 wen hy zich fchoon bequaam kende Buis wei- tot bediening van 't Schatmeeflerfchap, zoozoud'hy noch Reingoudt niet ken- g^nprly\ nen voor eenen man vanfoorte om bewindsman onder hem te weezen. Veel min *™ *~deY dan wild' hy> in diengraade, ft aan onder Reingoudt. Woorden, zeeker, niet ^gZdt gezult naarde fmaak van trotfe obren. Ook bleevenzeLeicefter in de krop u ^ni Eeeee 2 fteeken^
|
||||||||||||||||
io72 P.C. HOÖFTS VIERENTWINTIGHSTE BOEK
i $%6. fteeken •, en baarden in Reingoüdt eenen heeten haat teeghens Buis j zoo
dat hy zyn' uitmondigheit, eerlang , zuurlyk bekoopen moeft, 5S daa»hs naa 't vallen der voorverhaalde woorden in den Raadt van Staate, werden De Kano- t'Uitrecht de Decken en andre Kanoniken der kerke van Santé Marie in nïken der gyZe][ng geftelt, op dat zy de drie ecnhoorens, die onder hen plaghtente kerks van jjeruften j en ( gelyfc wy elders gemelt hebben ) uit der ftadt gefchikt waaren , ïw tv-" te v°or^nyn braghten , 'oft veertighduizent gulden daar voor te berde. trecht mr- Ten zelyen daaghe haalde men al de klokken , uit de toorens der kerken den gegj- van Oudemunfter en Sant Pieter ; ook uit het kloofeer van Sant Paulus ■, Mit om de en maakte ze korts daarnaa te gelde. Het kloofter ten Daal aan de Vecht, eenhoortm. en 't vrouwen kloofter aan de Bilt, werden meede verkoft -, het eerfte voor Klokken drieduizent eenhondert ; het ander , 't welk binnen verbrandt was , voor en kjooflers acntienhondert gulden. Thans brak men 't koor der Buurkerke af, met- ?er,Thor ^e^e ?t emc^ weeder dicht, en deilde den ontleedighden boodem aan er- der Buur- ven > die verkoft en mét huizen betimmert werden. Op den vyfden in kerke afge- Hooi maant, raamdeLeicefter weedereen*plakkaat, dat, afgekundightop brooien, en den veertienden, maghtighe arghernis gaf. 'T'fchaftede* veilighehoeden de grondt af^ en beval allen luiden ten platten lande van Brabant en Vlaandre, uitgezon- w'kpft. dert alleenlyk de F)'naart, Ruighehil, Stant daarbuiten, en Neuzerambacht, ^' binnen tien daaghen ten langfle, op te breeken, en zich, met al hunne middelen^ vukka t' te begeeven naaftlaatfen, daar zy waanen zouden verzeekert te weezen, zon- tffchaffen- 4er nochtans binnen de Vereenighdegeweflente koomen, dan op zyn'.*vrye- de de vrye reizbriefoft verlof': desgelyx,, in Gelderlandt, deningezeetenen'slandsvan hoeden. Keffel, in den ooveroordt van Gelderlandt, des Graaffchaps van Hoorn ende * Pasport. Weirdt, des Ryx van Niemeeghe,der Ooverbeetuwe, en dten van Maazewaal, uitgezeidt de dor f en van Bammel en cDmmmelteeghenoover de fladt Tiel>3 in V Graaffchap Zutven, dien van het ampt van Breedevoort, van de Heerlykheit Anholt,van de HQogheit lVifch,vande Schout ampt en van Zutven en Lochum, van het Rechter ampt van T>oesburgh,van de dorpen Reurlo, St eenre, en Hum- . . mei, in dexV-eeluwe, dienvanhet KerfpelvanVoorfl en Brummen pierenen Spankere -3 in V Graaffchap van Hollandt, dien van de Langeflraat, Hooghe en
Laaghe Zwaaluwe-,inVrieslandt,dien van StellinkwerfOoflende en Weflende, geleeghen in de Zeeven wolden -s in Ooveryjfel, dien van degeheele Twente, en van alle Heerlykheeden, dorpen, en gehuchten, daaronderbehoorende, van - 't kerfpel van Hardenbergh, Grams bergh, en hunri aanhang fels ? ook van Om- me*, Hellendöorn, den Ham, en Holten onder Zaüandt., van Steenwykerwoldt, Giethoorn, SchoonewoldtfPaesloe, Tffelham, Oldemarkt, Wanneperveen-jn het ampt van Steenwyk, dien van Kaüenfchoot en Tsveen onder VoUenhoove, en van 't vlek VoUenhoove j dien van deganfche Ommelanden, van 't Oldeampt 't Goegerichte 7 dien van JVefiwoldinger landt, van de Heerfchappy van Lin- ■ gen, ende van aide dingfpelen, Heerlykheeden, en gehucht en, behoorende on- der de^Dr ent he-3 ook dien van de Heerlykheit Reunen: al dit oppeene van, naa [t verßry ken der gemelde tien daaghen, met kuiter fle vy andtlykheit ver- ' volght en bedorven te worden. Voorwaareen wreedt.gebpdt, waar by hy, om den vyandt t'ontry ven, veele duizenden van huisgezinnen den lichaame der Algemeinichappe affheed j veelen duizenden, die, t'hunnen grooten ver- Klaghten driete, door 's vyands geweldt, daaraf gefèheurt waaren, den weghtotde daartee- verheeling opdolf s en alles ongenaadelyk op den mefthoop zette. Doch gbem. deeze grouwzaamheit had den gewaanden voortgang niet. Want, voor eerfl fcbo'ßb 't me^ende Staaten van Oovery {Tel, en .gemaghtighden van de Drenthe, met m Oover-' - ^eerlyke klaghten en vertooningen, zoo ernftelyk by hem aan, dat hy, by yffel, fchryven van den laaften der zelve maant, het uitvoeren des plakkaats in ' • " . die |
||||
DER NEEDERLANDSCHE HISTORIEN. io;j
die oorden ichorfte. En Graaf Willem Lodewyk nam oover zieh, in Vries- i f86. landt en de Ommelanden ook dien voet te volghen, In Brabant nam invries* 'c woeden eenen aanvang. Dan de Ooverften, daar toe gelaft, fpeinden zich lm^t van veel bemens : 'tzy uit erbarming •, oft uit baatzucht, en dat zyllechts vtol&n mm hier en daar een kleen dorpken aanftaaken, op datdegroote enryke , daar ^Kptt'1 by geleert, diergelyk onheil onder den duim quaamen af koopen. Midder- ym ~ïet wyle toogh Leicefter , Op den neeghentienden , 's uchtends heel vroegh, %m, van Uitrecht, met die van den Raade van Staate , en die van de* geldmid- ukefier delen, naa den Haagh. Hy was zoo ras niet buiten, oft een Vlaaming , ge- vertrekt heetenjaques de Potter, toen Scheepen der (ladt, enzeeker 'sGraaven ber v*n u*- windsman, gebyn,aamt Webbes , koomen op Korneelis Gysbertszoon van treChtna& Kuilenburgh , eenen der Burgherhopluiden , begeeren , dat dat amptge- e£-fa& " nootfehap terftondt vergaadert wierde j aangezien zydien, door bevel van c- zyne Doorluchtigheit, yets hadden voor te draaghen. Als Kuilenburgh dit in der haaft bevordert had , verichynen de gemelde twee in de zaame- ningi verklaaren van Leicefter gelaft te weezen, om Meefter Paulus Buis, Raadsheer van Staate, ftrax, dewyl hy ( zoo men meende ) ook op zyn ver- trek ftond, in hechtenis te neemen; verzoeken daartoe der Hopluiden hulp j en dreighen, zoozy die weigherden oft verwylden, hen met*aantuighing *Protefl* van ongehoorzaamheit. De Burgherhopluiden , zonder naa eenigh ichrif- telyk bewys van dien laft te vereifchen , gaan met hun naa 't huis eenesO ud- burghermeefters , daar Buis geherberght was j vallen, tuften vier en vyf uuren, met groot gedruis, terflaapkaamerin, daar hy, hebbende's aavonds te voore goede fiere gemaakt, noch te bedde lagh -3 doen hemopftaan > wer- Paulus pen al zyn' papieren in een koffer ; drukken daar't zeeghel van eenen Bur- Buisgevan» gherhopmanopj en brengen 't, eerft in hunne kaamer , thans op het Hof, gen tot ui* in bewaaring des Graaven van Nieuwenaar. Buis werd in de voorzeide kaa- tre£ht, doot mer gezet -, drie oft vier uuren daamaa, in de huizing, genaamt ftads wy nkel- T va* derj alwaar hem eenighe burghers geftaadelyk bewaakten , tot op den vyf- etceJ{r* tienden van Oeftmaant. Toen leide men hem op 't Huis Haazenbergh , £^. ftads kerker: van waar hem, tm opmerke zyner weekelykheit, op den acht- ften in Slaghtmaant traaghlyk genoegh gegunt werd , te gaan zyn* gevan- kenis houden ten huize van den onderfchout, op den Plompen tooren , on- der borghtoght voor vyventwintighduizent gulden, te verbeuren indien hy ontweeke. Tot dien tydt toe moghthy nocht penne nocht inkt gebruiken, nocht met eenighen vriende oft vreemde fpreeken, dan ten aanhooren van Potter en twee andre gemaghtighden der Majeftraat, oft van eenen der drie. Want North , een Engelfch heer, die Leicefters dingen t'Uitrecht, in zyn afweezen , dreef, gaf den Wethouderen te verftaan, dat zyn' Doorluchtig- heit den peribon van Buis fcherpelyk wilde bewaart hebben, zonder ye- mants toegang t'hemwaarts te gedooghen. Wydersj men wift, uit vorge- gangen bedryf, zoo luttel t'zyner bezwaarnifle voor te brengen , dat men zocht zich daar toe te behelpen met eenighe reedenen , gevoert by hem (zoo een enkel *Pleitbezorgher tuighde) in de gevankenis , die voornee- *Procu- melyk hier op uit quaamen: 'Dat d''Enge/fthe Kooningin deVereen'ighde Nee- *eur • der landen wel nemmermeer ver laat en zoude, maar nochtans tegeenen tyde de Hooghe'tt daar oover aanveirden -3 en dat zyn'"Doorluchtigheitzelf\Met het ontwerp der opdraght van onbepaalde Heerfchappye aan haare Majefleit, ge- gekt had; dat het ook teeghens de Uitrechtfche Vereening flreed, diegeenen ge- wefie toeliet zich eenighen vreemden Heere f onderwerpen, zonder bewilli* ghing van al d'ander e Lee den des verbonds. Leicefter, verneemende hoe quaa- ,' lyk deeze manier van handelen teeghens Buis den Staaten vanHollandt beviel, Eeéee 3 ipeelde
|
||||
IQ/4 P. C. HOOFTS VIERENTWIMTIGHSTE BOEK
15-86. fpeelde den onweetende , en loochende ronduit, eenighe orde daar toe ge-*
Lekejkr geeven te hebben . Echter zond hy zyne geheimfchryvers Athi en Burgh- omkent ee- graaf, necveiis den Raadsheer Leonardt Kaazenbroodt, naa Uitrecht, om mgbe orde te bezoeken, oft, uit des gevangens papieren, yetwes t'zyner befch uldighin- waarna- g£ te raapen waare. Maar, vericheideteekenen deeden Kaazenbroodt ver- Buh*e - moec^en dat net koffer was geoopent geweeft -, waar oover hy , naa een maal ven te bezightighens van de papieren , zich niet vorder daarmee moeyen wilde. hebben.' Naaderhandt werd het koffer in Leicefters kaamer bedelt. Hierentuffen verzuimden de vrienden van Buis niet, omzyneverloflïngden Graave aan te loopen , tot dat zy fchryven van hem , quanfuis te dien einde , aan de Burgherhopluiden van Uitrecht verworven. Maar , als zy daar quaamen, beval de brief, waar af hun dubbelt geweighert was , den Hopluiden , hem T3e ttiM- t'ontflaan , indien zy geene reedenen daar teeghens hadden . Dus werden ze gben van vaft omgefleurt, zonder erghens trooft , oftten minde copenihg van de oor- Buis vinden zaak, en alzoo middel tot weederlegging der zelve, te kunnen erlangen. Van nerghens deezen handel, werd, zoo buiten als binnen's Lands , luide geroepen : en troofi voor >t verwonderde meeniehen menfèhe , dat men in zulke maniere met hem * . omiprong. Want hy ging voor eenen man van welachtbaare verdienden hieroover. °P ^en ^üaat» nac* » eenen ruimen tydt, het ampt van Hollands voorfpraak bekleedt > dapper voor Engelandt geyvert, en teeghens Vrankryk aange- arbeidt: was 3 door de Kooningin zelf, met loflyk getuighenis van zyn' be- quaamheit, den Uitrechtichen Staaten aanbevoolen -, een lidt van den Raadt der Regeeringe ; en daar toe gekooren 3 niet op benoeming van eenigh'Landtfchap , maar enkelykbyLéicefter. En, hoewel hy, indeftig- heit van zeeden , oft fpaarzaamheit van welluftcn , op d'uiterfte proef niet bedaan kon 5 jaa , in'teerft, den Graaf, meer dan't behoorde , had inge- volght j en , daarnaa , uit fpyt dat hy alleen by den zelven niet alles ver- moght, hem fcheen teeghens gevallen ; veele eerlyke luiden trokken zich zyn' quelling aan , bezeffende genoegh dat men , in weêrwraak van zyn ' fmaalyk fpreeken op Reingoudt, en van andre taal , teeghens Leicefteren diens behaaghen gevoert, hem , om allen voorftanderen der vryheit den mondt tefnoeren , dien beeker drinken deed. Op den drieëntwintighften der gemelde maant, werd, van Leicefters weeghe , aan de Staaten van Hol- leicefler landt en gemaghtighden van Zeelandt in 't breede vertoont, Hoe de koßen verwekt der oorloghe, zoo te waater als te lande , verre de hopende middelen, hem toe' weeder gevoeght, oovertrojfen. 'Dies verzocht hy, dat men vierhundert duizent gul* geidt. £en^ ^aar yooven Qmaar niet klaar fyk^) ingewilUght ^veirdighlykopbraghte, zonder hem te wy zen op den onvruchtbaar en tol van de taakenen: ook in zyn' handen fielde^tgeenvan de vyftigh gulden op elkhondert zoutSy van de twee ßuivers op de tonne biers, en van de twaalffiuivers op de tonne zeeps, was in- gekoomen fint den aanvank zyner regeeringe , en voortaan inkoomen moghte -3 zofïder dat degeweflen V zelve van elx aandeel in de tweehondertduizentgul- den , aan hem belooft ter maant, zouden afkorten: voorts, dat zy hun aandeel in een tonne fch at s, by hem gelicht op voorgegangen verlof', her bor zen wilden. Ende,gemerkt eenigh misverflandt tuffen die vanHollandt en Zeelandt draei- de-, noopende V begroot en van elx aandeel in degemeene laflen ■, zoo begeerd' hy, dat zy 'tgefchilminlykerwyze te zaamenfleeten, oft, binnen drie daaghen^ hunne reedenen weederzydelings aan hem oover gaaven , om daarop naar be~ hoorengedaan te worden. Eindlyk klaaghd' hy, dat hy, van zyn wedde 5 tot dien tydt toe, niet dan tienduizentgulden ontfangen had , en dat uit demidde* len die tot het oorlogh beflemtwaar en: en maand" hen om orde, niet alleen tot voldoening van den acht er ftal, maar ook tot maant lyke betaaling. Hunfchrif- telyk
|
||||
DER NEEDERLANDSCHE HISTORIEN. löyf
telyk antwoordt hierop behelsde deezen zin. 'Dat by de vier opbrengendege~ 15 $4
<weften, naamelyk Hollandt, Zeelandt, Uitrecht, en Vrieslandt, op den zeeven* -Antwoordt den dier maant, volkoomen en verplichtend verlof, noopende de vier tonnen °P y? m" ft hat s, <wasgedraaghen: doch daarby befprooken en ver zocht i dat hem gelieve- ^K« de eenhondert duizent gulden te Uchten op den tol der taakenen : 't welk zy vaflelyk vertrouwden, dat by zyrï Doorluchtigheit, ten opmerke van de tee- ghenwoordighe bezwaar nis der Landen, voorgoedt zoude Worden aangenoo- men. 'Die van Hollandt hadden reeds dertigh duizent gulden, in baar en gelde, te berdegebraght, op reekening hunnes aandeels in de refteerende drie.hondert duizent gulden; en belooft, met d'andre geweft en, de refl van de helft e, te wee- ten van hondert en vyftigh duizent gulden, te verfchaffen in Oefi-, Herffl- en Wynmaant, naaflkoomende, f eiker een derdendeel. Hun verzoek wasgeweeft, te mooghen beflaan met betaalingvandeweederhelfte, oft andre hondert en vyftigh duizent gulden, op zeekere korte daghtyden, in den jaare vyftienhon- dertzeevenentachtigh 'y omdatzyn''Doorluchtigheit, in L'entemaantlefllee- den, meende diefom op fret te lichten: in welkengevaüe, hunnes bedunkens, de betaaling oft her bor zing wel zoo lange hadde mooghen uitgeftelt worden '. Maar, die van Hollandt en Zeelandt,alsnu bericht dat die lichting niet voort- gegaan was, zouden aanneemen, hoepynlykhethun ook viele, hun aandeel in d'andre hondert en vyftigh duizentgulden, meedein degemeldemaanden, by gelyke deelen, op te brengen. 'Doch , aangezien zy die penningen opfchaade moe ft en haaien -, zoo verft'onden zy den ontfangeren en andren, door welke zy de opnêeming zouden doen , in handen te fielten, t'hunner ver ze ekringe, de fch at tingen, ingewillight om geheevente worden ooverd'onroerende goederen in den jaar e vyftienhondert zeevenentachtigh; ende voorts, tot een' toever- laat j al d?andre gern e ene middelen, loop hebbende in Hollandt en Zeelandt. Be- langende den tol van de taakenen; de Hollandfche Staaten en Zeeuwfche ge- maghtighden waar en te vree de ( op hoope van gelyke bewilghing der andre ge- weften ) dien in zyn' handen te fielten voor den tydt van een jaar, te begimwn met den eerjlen van Wynmaant naaftkoomende; mits dat daaruit betaalt wier- den de hondert duizent opgelichte gulden, en 't wedde zyner Doorluchtigheit. . Voorts verft onden zy, daarneevens, dat, indien hy * denftaapelder Engelfche * De taakenen alleenlyk de ede houden in de vereenighdeLandt fch oppen, alsdan zulk Court * een tol op die zouw gefielt worden, als zyn' Doorluchtigheit, zonder merklyk bezwaar der gemeente, moghtegoedt vinden: waarinne de voornoemde Staaten engemaghtighden, van toen af, verlof dr oeghen. Indien men denfl aap el hier niet quaame te houden > zoo zond' hy den tol'mooghen doen ontfangen op het i'nkoomen der taakenen: mits, dat, om verleiding van neeringe voor te koomen, op elk laaken van tfeftigh gulden en daar booven, twee gulden, daar beneeden, een' gulde betaalt wier de ? zondermeer -, en dat de taakenen, gaande oover zee naa vreemdelanden, hadden vry te zyn van *geleigeldt. Anders zoud' hy *Con- denlaakentol op defteet e mooghen doen heffen, zoo hoogh als die toen in fleur e voygeldt> was. Ende, indien hy niet gedient waar e met den ontfang van dien tol op eene der drie voorzeide manieren -3 zoo zoud' hem gelieven > den gerne Iden Staaten engemaghtighden bekent te maaken > op wat wyze j en tot hoe hoogh een'prys zyn 'Doorluchtigheit verft onde den zelven tol te doen heffen. Waarnaa, inge- valle zy zich gelaft vonden daar in te bewillighen s zy niet laat en zouden zülx op't jpoedighfte te doen -3 oft anders , binnen korte daaghen, zulken laft van hunne * maghtighers te bevorderen, als van de zaakver eifcht werd ,tot ge- *Priri- noeghen zyner Doorluchtigheit. Belangende de hondert duizent gulden , opge- cipalen. no-omen by verlof der Algemeine Staaten, tot * buitenor dlyke bezwaaring der ^xtra7 gemeine middelen, de Staat en van Hollandtengemaghtighdenvan Zeelandt 01 inan@' verzoek-
|
||||
io76 P. C. HOOETS VIERENTWINTIGHSTÈ BOEK
15-86, ver' zochten, dat zyner T>oor lucht igheitgelieve de denRaadsheeren van Staate
orde tegeeven, omme , volghends 't bejluit der Algemeine Staaten , en 't be- richt fchrift bezwoorenby dien Raadt, oover te keveren nettenflaat van den ontfang, dien zygehadt hadden, zoo van 't aandeel elkesLandfchaps in de or- delyke laßen, als van de buitenordelyke fcbattingen, feedert den tienden <vau Louwmaant tot den tienden der hopende maant •> ende van de voorzeidege- lichte hondertduizent gulden •, ook van de-uitgift en befleeding der ontfange penningen : dat meede de zelve flaat geteekent, ende in zulke forme als de Raadsleden dienop hunnen ge daanen eedt zouden meenen te verantwoorden, * Com- oovergeleevert wier de, met aanwyzing der * ontfangtaafelen , waarop de ge- ptoiren. melde hondertduizent gulden gelicht waar en. 'T)aarnaa zouden die van Hol- landt en Zeelandt niet verzuimen > op 't afleggen der gelichte penningen, voor hun aandeel', met den eer ft e, totgenoeghen zyner cDoorluchtigheit, te voorzien gelyk't behoorde. 'Tgefchil tuften die van Hollandt en Zeelandt, oover de gemeenfchap der krysmiddelen loop hebbende in die geweflen , en 't begroo- tenvanelx aandeel inde laflen der oorloghe, hadden de voor zeide Staaten en gemaghtighden , in 't vrundlyk , volghends de begeerte zyner ^Doorluchtig- heit j niet kunnen neederleggen. 'Dies verzochten de Staaten van Hollandt, ' dat zynerT)oorluchtigheit geliefde 't zelve (alzoo 't aan haar verbleeven was) by haare ver klaar ing te befleckten j ten welken einde zy, neevens ditgefchrift, de reedenen , dienende tot beweering hunnes verft ands , oover Ie ever den. Op den tweeden vanOeftmaant quaamenz' hem naader te gemoete , mee belofte van eerftdaaghs d'eene helft hunnes aandeels in de driehondertdui- zent gulden , d'andre in Herfftmaant op te brengen 5 ende gaaven hem *Princi- ho°Pe •> dat hunne * maghtighers (naardien zyner Doorluchtigheit niet palen . genoeghde aan. bewyzing op den laakentol) ook zouden te beweeghen zyn tot betaaling hunnes aandeels in de vierde tonne fchats 5 indien hy eindt- lyk , op twee hunne vertooghfchriften , aan hem oovergeleevert, billyk beflüit maakte , en't zelve deede uitwerken. Het eenedeezerfchriftenbe- Venoogh- ftreed het plakkaat, 'geraamt den vierden van Grasmaant op't ftuk der zee- fcbrift tee- vaart •, ende werd maar mondelings van hem beantwoordt, met zeggen dat £hm,, hy niet dan der Landen welvaart zocht, 't welk men behoorde hem toe te tftakjaat vertrouwen t Het ander behelsde deeze zes punten van bezwaarnis. In 't mon- vierdenin fleren en bet aaien der Engelfche hulptroepen, werdhet tweede lidt van't ver* Gras- bondt , gemaakt met de Kooninginne, niet achtervolght. Teeghens het vyfde maant, op en zeevende lidt van 't zelve , onderwond zich d'Ooverfle van den Br iel 'tftukjer de fckeepen op de Maaze aan te houden en te doorzoeken. Teeghens het zeftien- zeevaart. de, zeeventiende, achtiende, neeghentiende, en twintighfle lidt -3 ook teeghens Ander 't luiden vanden loft brief * ontfangen van zyn''Doorluchtigheit op 'tftukder venoog) Landtvooghdye$ teeghens de voorwaarden, bedongen in 't inwilghen derfchat- febeide' tingen j teeghens 't verding, gemaakt tuffen zyn' ^Doorluchtigheit en d'Alge* voren ree-- weine Staaten; teeghens 't bericht fcbrift des Raads van Staate; was het be- dingen . windt der geldmiddelen ge/lelt op eenenfchaadely ken voet, en mee(i aan Jakob Reingoudt, eenen man zeer befprooken, verdechtight, en volfchulden; voorts> aan zeekere Hoofden -3 ter befchikkinge der welke zy vertooners de gelden van Hollandt en Zeelandt, 'ende , dienvolghends den ganfehen Staat niet mvghten ft'ellen: dies baaden zy dat zyner T) o orluchtigh e it geliefde, de gemeine penningen te regeer en met ende door den Raadt van Staate: ofte , zoo haar zulx niet goedt docht e, een ander amptgenootfehap tot waarneeming deeze s werx, by bewilghing der Algemeine Staaten, opgerecht wier de, uitvertrouw- deperfoonen, tenoemen by de geweflen, die hunnegelden door '1ï zelve zouden laat en bedienen: oft uiterlyk Qzoo zyn' rDoorluchtigheit, om zeekre inzighten ?
tot
|
|||
\
|
|||||
DER NEEDERLANDSCHE HISTORIEN. 1077
tot affchaffing van 't reeds opger echte amptgenootfchap niet v erflaan konde^ if$6.
ff elf k zyhooptenjaa) datzy, ten min/Ie, 't bewindt oover de penningenvan ßollandt en Zeelandt weeder aan haarten den Raadt van Staate tooghe. Op veele foortenvan in- en uit vaar ende koopmanfchappen w aar en groot er laßen aefielt ■> dan de vertooners hadden mgewiUight: waaroover zy verzochten, dat ie '*geleygelden p op goederen, herwaarts koomende uit onpartydighe landen, ^on' op welke de handeling niet zouw verbooden worde?z, oft gaande van hier der- y°ygel* waarts, geheeven wierden volghends de gedaane inwillighingen: ende, zoo zyn' T) oor lacht igheit oordeelde dat de kryskoflen verhooghing vangeleygelden vereifchten , de vertooners waaren ooverboodigh , eerfldaaghs daarop zoo vruchtbaar een befluit te maaken, als de koopmanfchappen en 's Lands gelee- ghenheit eenighszins lyden konden. Aangezien in Landen, fchier uitgeput door zoo langduurigh een oorlogh , het vinden der middelen tot onderhoudt van dien zeer kommerlyk viel -, zoo verzocht men , dat zyner cDoorluchtigheit, 'm voldoening van 't-zefte üdt des gernelden verbonds, geliefde het oover ïgh getal van Bevelhebbers en van * wedden af te fnyden. Niet alleenijk vee Ie *Tra6te- dorpen-) maar zommighe fieeden , klaaghdendaaghelyx oover d'ongereeghelt- menten. heit en 't uitloop en derfoldaaten; hoewel die van Hollandt en Zeelandt waan- den al hunne fchattingen betaalt te hebben: waaroover de zelve baaden* dat zyner Door lucht igheit, volghends het neeghentiende lidt des voorzeiden ver- bonds en haar eighe plakkaat, geliefde goede orde te feilen op 't onderhouden der krystught. Elk deezer punten werd van hem beantwoordt op den zee- venden der maant, met^byteekeningen vandeezen verftande. Noopende *AP°~ 't eerflejweede, vyfde,en zefie, vondhy billyk hun te believen. Op het derde ver- * ï,n" klaar d' hy, plaats tegeeven aan hunne reede?ien, en te vreede te weezen, dat de vovcei." Hollandfche en Zeeuwfche penningen bedient wierden by hem zelven en den den. Raadt van Staate, tot dat hy een' welghereeghelde kaamer van geldmiddelen, Plakkaat naar goeddunken der Heeren Staaten, opgerecht hadde.Op V vierde zeid'hy dat van Lei- eenighe * geley gelden verhooght waaren , om ze alle opgelyken voet te brengen; cefler °P ende ditflechts by forme van voorraadt, tot dat d'Algemeine Staaten een' zee- den &an& . kere lyfte zouden geraamt en v aft ge/lelt hebben. ImmidddsgiLfhyj op den es /i f* vierden der maant, twee plakkaaten uit. Het eene betrof den gang des gelds, ™er mal^; het ftukdermunte, en't geene daar aan kleeft. Het ander luidde, dat nie- Ander *' mandt den onderzaaten van den Span)aardt, in Neederlandt, eenigen toevoer %.yn plak? liadde te doen, oft eenige gemeenfchap, zoo wel van brieven als andre, met kaat tee- hun te houden: ook niemandt, zonder zyn verlof, eenighe goederen te zenden p)ens oft brengen, naaKaalisin Vrankryk, naa de Sommeftroom, oft andre plaat- t"fndelen fenaandeezezydevanRouaanj naaEmbde, Oldenburgh, oft andre haave- °^ * v-?an s nen, geleeghen buiten de Neederlanden, aan deeze zyde van Breemen * langs „^ onpar^ de Maaze, den Ryn , oft andre zoete waateren opwaarts. Hierenbooven tydigbe begreep het noch een deel' punten, die naar de fcherpheit des plakkaats van Landen. den vierden in Grasmaant fmaakten : maar werd in 't begin des naaftvol- Datwortt ghenden jaars weederroepen. In de zelve daaghen broedde de blinde bruslo m '\ beiinfl heit der Engelsgezinde yveraaren een' nieuwe fchennis uit. Ten aanftaan **}[/ van denboovengemeldenNort, uit Leicefters naam, beval de Vroedtichap .°&m e , O -lil . litlif , WCC*
een groot getal, zoo van weirlyke als geeftlyke luiden, by zonnefchyn de derroepen.
ftadt te ruimen •, en zich een* wyl te gaan onthouden op onpartydighe Verfcheide plaatfen. Zommighen tooghen naa Kuilenburgh , Vyaane , en Yfèlftein, j>erfionen als weezende bezondre eighene Heerlykheeden ; en waanden daarmee te van AAn- voldoen. Maar men verklaarde fop dat immers hunne klaghten oover dit z*enwor-m onwettigh bedryfnerghens voorftandt van Recht vonden) by afkundlng, m mtUi* dat voor onpartydighe plaatfen alleenlyk degeene te houden waaren, dïe, t ^e' F ffff nocht
|
|||||
ïo/8 P. C. HOOFTS VIERENTWINTIGHSTE BOEK
ifoé. nocht onder het Staatfche, nocht onder't Spaanfche , gebiedt ftonden Jonker Niklaas van Zuilen van Draakenburgh, Schout der ftadt Uitrecht' Meefter FlorisThin , voorfpraak van dat geweft , en Jan Robbrech tzoon van Dreunen , geweeken alle drie binnen Montvoort, briefden van daar De staa- hun weedervaaren den Staaten van Hollandt oover. Deeze, kennende hen |
|||||||||||||
ten vm voor peribonen, die zich altyds eerlyk en vlytelyk , voor 't vaaderlandt
|
|||||||||||||
Hollandt
|
|||||||||||||
„. zelfs in 't bevorderen des verdraghs met Engelandt , gequeeten hadden ,
|
|||||||||||||
Sm d'uit- venvorven zo° vee^ by Leicefter, dat hy, verklaarende geenen lall: van hem
gezetten* toc uitzetting der geenen , die voor getrouw gehouden werden , maar al- leenlyk der verdechtighden, gegeeven te zyn, hun, ende noch twee andren neevens hen uitgeweezen , toeliet, zich in Hollandt aan Rechte te koo- ¥Sauve- men verdaadighen, en, te dien einde , zyn' * veilighe hoede verleende. Hy guarde. fchreef ook aan den Graaf van Nieuwenaar , de Majeftraat, enBurgher- hopluiden van Uitrecht, dat zy hem hunne reedenen, tot het uitzetten der voornoemde en andre perfoonen , waarop hy verftondgeen argh vermoe- den te vallen, hadden bekent te maaken, en, midlertydt, hetgeene, dat teeghens hen was voorgenoomen, te ftaaken. De zelve Staaten noodigh- denook, by zeer minnelykfchryven, de heeren, Zuilen, Thin, en Dreu- nen , naa Hollandt: en zonden hun, korts daarnaa, een befcheidt, dat allen Amptmannen van Rechte en Majeftraaten gebood , hen, en eenighe an- dren , verdreeven uit Uitrecht, voor goede lief hebbers des vaaderlands t'ontfangen. Den brief van Leicefter ontfing Nieuwenaar t'Aamersvoort, ende zond dien den Raade en Burgherhopluiden van Uitrecht toe. De Wet- houders fchooven den laft van't antwoorden op de Hopluiden. Deeze dee- Dies den 't met vinnigh uitvaaren teeghens de Staaten van Hollandt. Hun ver- Mghi mm wonderde groot e'lyx, dat die zich, met het geen, men tot verzeekering der üé t'ui- ßadt Uitrecht aanving, meer bemoeiden, dan die van Uitrecht zich bemoeit tre"n' hadden met het geene f Amfler dam, Rotterdam, en elders, tot verzeekering dier plaatfen, gefchiedt was. Zy waar en niemandt, dan zyner Doorluchtig* heit, reekenfehap hunnes doens fchuldigh: en zouden haar die, met den eerfle, f haar en be haaghen, ge e ven. T)e vyandt joeghaüe verdechtighden uit, om ziek van de bezettelingen in V veldt te mooghen dienen. Wy, vierende de quaadwiÜighen, moe ft en, daar teeghens, hoopen volx, dat ons opat, in deftee- den houden. Men beroofde ( recht anders dan hy deed) d'uitgezetten nocht van goedt,, nochtvan e er e: waaraan hun, zeeker, behoorde te genoeghen. Leicefter hield deezen heevighen brief achter, zeggende, daarby niet geant- woordt te weezen op het hooftftuk der zaake -, die hy daarom uitftelde, tot dat Nieuwe hy weeder t'U itrecht quaame. Hierentufïèn braght Nieuwenaar de gemagh- eedt tot Ui- tighden der Uitrechtfche Staaten, de Majeftraat, en Bevelsluiden der ftadt, tmhtgè- onaer
nieuwen eedtvan getrouwigheit aan d' Algemeine Staaten, den Graaf
il"K van Leicefter als Landtvooghdt, en hem zelven als Stadthouder oover dat
sclwpheit geweft. Zy beloofden, onder andre fcherpheeden, geen verftandt te zullen van dien, houden met eenighen ten Lande uitgezet: ook niette fpreeken, jaa te be- letten ( zoo 't mooghelyk waare ) alle fpraak van vreede met den Spanjaardt te maaken, zonder eendraghtighe be wilghing der vereenighde Neederlan- den. Thans, gereift naa Aamersvoort en andre fteeden zyner Landtvoogh- dye, fchikte hy den Wethouderen van Uitrecht een gefchrift toe, dat, nee- vens eenighe punten van geringer belang, hun beval, den gemelden eedf. allen inwoonderen, hooft voor hooft, afteneemen: en t* ooverleggen met de Burgherhopluiden , oft men noch zeekre perfoonen , hun door zynen raadsman Engelbrecht van der Borght bekent te maaken , en zommighe andren, diehunmoghtenin'tooghzyn, hadde uit der ftadt te zenden. Het eerfte
|
|||||||||||||
DEK NEEDERLANDSCHE HISTORIEN. ió;c?
cerfte werd zoo verre achtervolght > dat men deganfche burghery, die 011* 15-86"*
der vendels flond, deed zweeren: het ander niet raadzaam gevonden. Op den twaalfden van Oeftmaant vond zich Leicefter weeder t'Uitrecht. Daar deeden de vyf verwervers zyner * veilighe hoede hem een fmeekfchrift be- *SaitVë- handigheuj waar byzy verzochten} dat hem geliefde hunne weederparty, guarde. die op ftrafte van uitzetting verbooden had teeghens d'uitzetting te fpree- ken, tot oopening van haare reedenen te praamen, ende niet te gedooghen dat zy, midlerwyle , aan hunne perfoonen oft haave verkort wierden. Maar* on verfchoont de voorrechten der fladt, daarniemandt, dan met Majefteit- fchennis, al 'tzyne verbeuren kon-, onaangezien'zyn' jeeghenwoordigheit (zoo heet was de bitterheit, oft zoo koel zyn gelaat van mishaaghen aan dit bedryf) men braght, des andren daaghs , t'hunner woonplaatfèn zeekre brief kens, luidende, 'Dat hun, volghends 't be vel, voorgedraaghen door den üyßre bit* Heer Nort van weeghe zyner 'Doorlmhtigheit , en het be fluit daarop geno omen ter heit tee* by den Raadt i belaß werd, als noch, binnen vyƒ'daaghen, te trekken naa on-^en dutt~ party dighe oorden, op peenevan aantafling hunner goederen ten behoeve des &eMtten* Lands, en vanplondering hunner huizen. Hier qp verzochten zy, by nieuw fmeekfchrift, dat Leicefter^hunner weederpartye bevaale haare reedenen in zyn' handen te leeveren j oft zyne Doorluchtigheit hun onpartydighe rech- ters gaave, voor welke zy den Graaf van Nieuwenaar, den Baroen Nort, de Vroedfchap en Burdierhopluiden van Uitrecht, famt alle andren die hen bezwaaren wilden , verdaaghen moghten. Geen gehoor. Zy moeden, zoo wel als d'andre verdreevelingen, de fladt derven j en lyden, booven dien, dat hunne ampten begeeven wierden aan Brabanders, Vlaamingen , en andre Hunne luiden , die t'hunnent de inboorlingen 's Lands van Uitrecht uit alle be- *mpten windt weeren. Voor de drift ighfte aanbinders van dit werk hield men Hen- wor<ien aajl ricus Agileus, gekoomen van Shartoghenbos, Prounink, en Potter, van vum l'm~ welke booven vermaant is. En zeeker fchempfchrift, toen om her zwee- "*en vende, noemde Agileus den opruyer, Prounink den aanraader, en Potter den uitvoerder . De Staaten van Hollandt naamen de zaak der uitgezetten zeer ter harte. Zy gingen, op nieuw, Leicefter aan, door gemaghtighden, die enkel te dien einde afgezonden, hemde onbillykheitdeezes handels, en de zwaarigheeden gelchaapen daar uit te* volghen, met klaare en kraftighe ree-' denen voor ooghen fielden-, verzoekende dat men, tenminfte, dieflreng zoo ftyf niet tooghe , en dat hy , zoo hem dienftigh dochte 't recht noch een' wyl uit te (lellen, immers de veilighe hoede immiddels deede deughen , die , zonder teffens zyn' achtbaarheit heel t'ontzeenuWen, niet te kneuzen was. Met veel aanftaans hierop, zoo by de regeerders van Uitrecht alsby 'T fyree« Leicefter, wonnen ze meer niet, dan mondeling befcheidt, dat d'uitgezei- ktnder den zich , voor eenighen tydt, hadden te gaan onthouden in Vrieslandt; oft Staatm- men zoude hun ontilbaar goedt verbeurt, hunnen huisraadt tot buit maa- Jan, ; °" ken. Echter bleeven z' in Hollandt,' enkreeghen daar verlof, omdefchaa- tmn wm de, die hun,onbehoorlyker wyze, gefchieden moghte, te vernaaien by be- luttel ge^ kommering oft andre wettighe weeghen, op de perfoonen oft middelen van acht. de aanftichters en handthaavers der oaverdaadt. Jaa de Hollandfche Staa- ten waarfchuwden dies déMajeflraat van Uitrecht, zonder te heelen hoe - Leiceßer 't hun verdroot, dat men, ongedachtigh der goede gebuurlykheit en hulpe, wfoA beweezen, in alle nooden, aan die van haare fladt, door die van Hollandt, detlVoor~ liever had d'uitgezetten in Vrieslandt te dulden. In dit tommeien der din- V*f gen fchreef Leicefter aan Heer Johan van Oldenbarneveldt, dat hy, op zight veidt m desbriefs, byhem tot Uitrecht te koomen hadde. 'T welk de Hollandfche hem naa Staaten, alsweezende vergaadert, en mooghende derhalven hunnen voor- uitrecht* Fff ff 2 fpraak
|
||||
io8o P. G. HOOFTS VIERENTWINTIGHSTE BOEK
1586. fpraak niet ontbeeren * maar duchtende mifïchien voor eenighen flimmen
Dat wort trek, hem te fpeelen, heufchelyk weigherden. Want zy verlieten zich meed heufcbeljk op Oldenbarnevelds kloekheit en arbeidzaamen yver in 't verhandelen geweigbm. [1Linner zaaken : en hun was toen yet voorgekoomen , 't welk, fchynende van geen klein gevolgh, van grooter bevonden werd •, en, in 't licht gebraght, steeven den Lande wel te ftaadequam. Te weeten ; Steeven Paret, oopenbaar Var et bankbreeker, gevangen geweeft tot Antwerpen inden jaare vyftienhondert ftreekt drieëntachtigh , voor infïeller van zeeker oproerigh fchrift, vervorderde jinaadeljrk z'cn 0p ^cn zefKenden van Oeftmaant , binnen Rotterdam daar hy woon- van e$ee* de, in gezelfchap van vêele perfoonen, te zeggen, Hy zoude den Algemei- voer van nen Landtvooghde aandienen •> dataUe^ die oorlof tot uit voer van eetwaar en eetwaar en aan hem verzochten, voor hadden zy n' T>oorluchtigheit om Landen en luiden vemoch- te brengen. 'T welk te meer vermoedens baarde , dat verfcheidefmaadighe ten: brief kens, uitgeftrooyt om de gemeente teeghens de Staaten op te ruyen, Wort ver- jn Zyllen winkel gefmeedt waaren. Dies deeden z' hem voor de Rotterdam-
s/w^ mer Majeftraat ontbieden : daar hy , bekennende niet alleenlyk zulx ge- van laja- ^vooy-Qn te hebben, maar ook verklaarende dathy als noch zynen woorde teeghem de ^ond, werd vaft gehouden, Voorts taflte meazyn' papieren aan, en vond Staaten ge- 'er verfcheide (lukken onder, diezynverftandt met Reingoudt, en hunnen firoop te fchaadelyken toeleg , oopenbaarden. Reingoudt, verwittight van Parets hebben: gevankenis, befchikte dat de Raadt van Staate aan de^taaten vanHollandt Kaakt in fchreef, men hadde terftondt Paret naa Uitrecht te zenden, met al zyn'pa- fa^««. pieren om. daar bezightight te worden . Deeze brief, * gebyteekent door ,zJn Pa" Meetkerke, rechtte niet uit. Dies nam Reingoudt zyn'toevlucht tot Lei- denRem- cefter > leggende toen;voor;Doesburgh. Maar die van Hollandt veirdigh- gou/ii toe- den eenighe gemaghtighden af, om den Landtvooghde en Raade van Staa- ieg. te d'ontdekte fnoodtheeden te vertoonen. Alszy t'Uitrecht quaamen, was *Gepa- Reingoudt vertrokken, zyn'papieren verfleeken. Doch, men raakte daar
rapheert. eindtlyk achter, en fpeurd' 'er fcheridighe dingen in. Behalven de fchrif- Remgouds ten ? ^e cjen gtaat betroffen, quam 'er een brief te voorfchyn, waar by hem papieren ^e vrouw Van La Guillaire maande om huwlyxtrouw, haar belooft op ver* doemenis zyner ziele, acht jaaren te voore -, en weederom, naa dat zy den be- dongen tydtvan 'tooverlyden zyner huisvrouwe met groot geduldt had af- gewacht. En zy praamd' hem met heughenis van de gemeenfèhap hunner lichaamen j en mengde, gelyk het in minne en misnoeghen gaat, kyven, fmeeken, verwyt, ootmoedt, onder klaghten die naa d'uiterfle wanhoop fmaakten. Veel' affchriften van deezen brief werden uitgegeeven, en zyn' andre ranken niet verzweeghen. De gemaghtighden , voorts tot in 't lee- gher gereift 5 befchuldighden hem eri Paret met verfcheide zaaken, waar- VriepM- uit men deeze drie punten beiluiten kon. T>at zy getracht hadden , zich ten, te lap zeive fe verryken tot kofle der Landen: de gemeine middelen op eenen byße* ge etat aan fm ^^ en aizoo te niete te brengen: bitfchen haat tuffen zyn"Doorkch- ret tigheit en de Staaten te flooken. Hierop verzochten zy, dat Reingoudt gehoort, en naar verdien fte geftraft wierde. Maar Leicefter nam 'er dash
aan, beloovende zich naarder van 't ftuk te doen berichten, ende dan 't geen behoor en zoude. Niettemin, hy bezinde zich wat beeter j deed eerft in zyn' eighe tente Reingoudt eenen daghbewaaren i en field* hem thans in handen „ van den Algemeinen Provoofl. Ontrent den zelven tydt verfcheen , ter vmlèmn Goude, een genaamt Niklaas de Dry ver, gemaghtight, zoohyzeide, door Nikaas de Leicefler, tot achterhaaling van de Lorrendraayersj en verzocht byflandt Dryver ter van den Amptman van Rechte, om in't volbrengen van zynen lafl niet ge- Goudf, fleurt te worden. Want hy wilde , zonder eenighe Scheepenen ooverzyn werk
|
||||
DER NEEDERLANDSCHE HISTORIEN. 1081
werk te gedooghen, de fchryf-, jaa kladboeken niet alleenlyk van * gelei*- I f 8<S.
geldmeefters , maar ook van koophandelaars en hunne * bewindsluiden , * Cöti« vanmaakelaars , van*beampteichryvers , naazich neemenendoorfhuffe- Voymee- len j om te weeten wat wiflèlen op verboode plaatfèn moghten geflooten £"' zyn , wat goederen derwaarts gezonden , wat verdingen daaraf gemaakt. t ac~ Ook wild' hy by de fchippers onderzoeken wat waaren zy gevoert hadden. * Nota- Wie weigherigh viele , zoud'hy, met hulp des Amptmans , byden halze rifen. vatten, en naa Uitrecht ftuuren -, aandenProvooftzynerDoorluchtigheit. De Amptman ontfchuldighde zich van hem hierin de handt te bieden zonder voorweeten der Burghermeefteren... Toen eifchte men dubbelt van zynen laftbrief en berichtfchrift. Hy antwoordde bereidt te zyn tot ver- tooning van den laftbriefi van't berichtfchrift, geenszins. De zaak werd gebraght voorde Staaten van Hollandt: die den Amptluiden van de ftee- den bevaalen , diergelyken gemaghtighden ( want men hoorde dat 'er ook elders koomen zouden) oopening van hunne laftbrieven en berichtichrif- ten te verghen, en de zelve te doorzien met de Majeftraat: welke, zoozy zich daarby bezwaart vonde , zich aan de Staaten hadde te richten. Den geenen , die hunne befcheiden niet ooverleeveren wilden , zouden de Amptmannen hun verzoek om byftandt afflaan. DievanderGoude , niet Mendo^ lang hiernaa , dreeven deezen Dry ver t'hunner ftadt uit, en dwongen hem, Tn, de by goeddunkenjder Staaten, heel Hollandt te ruimen, omdat hy, hebben- ^J^ ), de den Wethouderen / die hem in den weeghe waaren, tenaagefprooken, \m^t m^ hun daarenbooven ftyfzinnighlyk ontzeide eenen eedt van getrouwigheit men. tezweeren , dien zy allen vreemden inwoonderen afmaanden : 't welk de Gefehlt in Staaten begeerden , dat men ook in andre fteeden zouw doen. In Noordt- ^oordthol* hollandt ontftond meede groote onluft , uit eenen laftbrief, gegeevenvan lan^ » om Leicefteraan Willem Moftart, om de geeftlyke goedren te regeeren : welk dere£*e" bewindt de Majeftraaten van dien oordt hem onttooghen hadden , en aan ™jjL f. zich senoomen. Voor Moftart was de gunft van den Ooverfte Sonoy , en goederen t de Predikanten , klaaghende dat de Wethouders, als meeftendeels Rooms- Oopening gezint, hun te fchaars een onderhoudt uitreikten : teeghens hem deftee- vanden den en dorpen , ook thans de Staaten" van Hollandt. Dies möeft hy eindt- ßaat van lykafftaan: hoewel alleenlyk gewraakt als een Brabander , en derhalven tot Ho^andt> geen' bediening van Hollandfche ampten ontfanklyk. Op dit pas vond^daanaa^ zich in Hollandt de heer Thomas Wilkes , Ambafladeur der Engellche Jfjfo,ƒ .^ Kooninginne. En dewyl de Engelfchen zich lieten dunken , dat de Hol- baffófaut landers , naar gelang van hun vermooghen , te luttel tot het oorlogh gaa- Thomas ven ; zoo oopenbaarde men hem den ftaat des LaSds , ende wat by 't zelve , Wilkes. van jaar tot jaar, fint het vyftienhondert zeevenentfeeventighfte , was op- Tvmeeht gebraght. Terfens onderrichtte men hem van Reingouds en Parets be- verßeeft dryf: Jtwelk hy , ziende hunne fchriften en brieven , zeervreemdtfeheen Leicefler te vinden, en ter harte te trekken , met belofte van in alles goeden dienft &^Ki te doen. Leicefter, niettemin, volghende't voorighe fpoor, vergaf t'Ui- /?™} m trecht de ampten der uitgezeide heeren , zonder aanfehouw van geboorte , ronder af- zonder naa benoeming te toeven. Jaques Bellechere, een' Vlaamfche Waal, noeming, werd Raadshooftman des Hoofs van Uitrecht; Henricus Agileus van YProcu? Shartoghenbos , Raadsman en * Algemein Bezorgher •, Harman Wynhof reur ge- en Jan van den Berghe , Raadsluiden; Philips Rataller , Griffier ; Jakob n<^aal\ de Potter, een Vlaaming , Algemein Rentmeefter der Landsheerlyke in- T ^ koomften van't Sticht. Hopman Kaarel van Trillo fteld* hy (quanfuisby „laakiby voorraadt flechts ) tot Schout der ftadt. Thans liet hy verzoeken op de schout der Staaten van 'tgeweft , dat zy wilden genoeghen neemen aan 't geen hy ge- ftadt i Fff ff 3 daan
|
||||
io32 P. C. HOOFTS VIERENTWINTIGHSTE BOEK
i?86~. daan had. De * gekoorelingen en Eedelen verklaarden , dat zy , te dien
*-Geëli- maale , hun recht van benoeminge afftonden , voor zoo veel als de hoof- geerden, fcheampten aanging 5 mits dat hy hun, by befcheidt onder zyn'handt en Tot groot zeeghel, hadde te verzeekeren , dat zoodaane form van kiezing niet meer onbenoe- gepieeght zoude worden , \t en waare ook d'andre Landfchappen de zelve ghender qUaamen in te willighen. Maar, eenen vreemdelingte zien het Schouc- staaten en fcjlap bekleeden, 't \velk de voorrechten niet dan ingebooren burgheren febappe van to Aten » dat was > zo° we* den Staaten 's Lands , als den Raade der ftadc, deßadt. teeghens de borft. En, oft fchoon de heer van Barchon, Steêvooghdt in 't afweezen des Graaven van Nieuwenaar, pooghde Trillo in te voeren * Hy doet menontzeid* hem zitting , tot dat een* nieuwe Majefcraat en Vroedfchap , deMaje- gemaakt uit zonderlingen laft vanLeicefter, door den Graaf vanKuilen- flraat en t>lirgh 9 den Baroen N ort, en Barchon, geirne 't werk zynen gang liet gaan. vroedfchap £n zeeker y 't ]^on quaalyk belet worden h gemerkt de Burgherhopluiden veran ren: ^n Leicefter.gefchreeven hadden , dat zy Trillo in 'tSchoutamptzouden handthaaven , dewyl zy bevonden dat het eertyds door Johan van Kuilen- burgh en Geurt van Rheede , den eenen geboortigh uit Hollandt, den an- c dren uit Weftfaale j was bedient geweeft. Hierenbooven quam Geeraardt Prounink , gezeidtDeeventer , gebooren , alsgemeldtis,vanShartoghen- E» maakt bos , tot zyn vermeeten * ende werd, door Leicefter, tot tweeden Burgher- Vrounink, rneefter van Uitrecht beroepen , op den eerftenvan Wyamaant naar den Mrgber- oucjen ftyl 3 gewoonlyken dagh der verkiezinge aldaar: ende neevens hem, meej er. jonjcer pieter Ruifch , tot eerften. Onder dit kraaken der middelleeden van den Staat, door Leicefters raauwe handeling , dien daarom een oo ver fraay vernuft onzes tyds zeer geeftighlyk eenen gropven leêzetter noemt, dreun- den de grenzen vaft , van het woelen der oorloghe. De Prins van Parma , Mam- naa 't inneemen van Baatenburgh , zond den Graaf van Mansveldt, met veldtvoor <Jertien Duitfche en drie Walfche vendels, om 't huis en de fchans van '*Hm*en Weltebemaghtighen. Hopman Splinter van Helmich , gebooren van Ui- tewi™ trecnt > *agh °P net nu*s » met twee rotten zyner bende:indefchanfe zyn
Steehouder, met niet dan een rot. Dezwakfte werdeerft aangefprooken , verwachtte tachtentigh fcheuten van tier halve kartouwen -, die, hebbende De Scham hem en veele fbldaten gewondt, den ferjant met de reft deeden genaade gaatoover: verzoeken : welke was , dat al de ongequetften in hechtenis gaan moeiten. Tjiotmet. hopman Helmich , voor dat maal, werd niet aangevochten, dan door eenen fcbenMee» br*ef van opeifching : rukkende , als hy dien weigherde teleezen , Mans- gheren veldtvoort naaVenlo, voor'tweik de Spaanfchen , zoo aan de Gelderfche Venlo. ' als Brabandfche zyde , zich needer floeghen. Eenighe Staatfche knech- ten , opArfen, wilden naa geen'aanbieding van voorwaarden hooren , tot dat vier groove ftukken hen d'onhoudbaarheit van 't flot deeden bezefFen. Toen fchikten ze den vendrigh van Hopman Waardenburgh uit om tedaa- Zykry- dingen. Die liet zich dronken maaken , enfehreef, zy zouden af koomen, !p" * \ verdragh was getroffen. Zy , ftellende geloof hierin , begaaven zich naa r 7 buiten , en werden alle doodt gefmeeten •, hy vaft gezet ; het flot geplon- vuil be- dert, tot groote fchaade der huisluiden , die veele goederen daarop gevlucht drogh. hadden. 'S nachts te voore.viel Schenk , met den Engelfchen Ritmeefter Schenk Rogier Wil]ams, en twee-oft driehondert paarden , ten Kooningfchen lee- valtin ghere in , op hoope van 'er door te Haan , en by zyn gemaalin te raaken, ft spaan- die ny 3 neevens haar' zufter , in ftadt gelaaten had, gaande naa Sgraaven- [che lee- waarcjt i om 0p den hoek , daar de Waal uit den Ryn fpruit, een blokhuis, &7er' tot beheering van beide die ftroomen , te (lichten , eerdevyandthet deede. Hy joegh met merklyke neêrlaagh der Spaanfchen , tot aan de herbergh van
|
|||||
*.
|
|||||
DER NEEDERLANDSCHE HISTORIEN. 1083
van Farneeze : moeft echter zynen toeleg ftaaken , ziende't heele heir in ifgtf roere , endendagh voor de handt. In }t weederkeeren liep hy , hebbende Maar reeds meer dan veertigh mann'verlooren , en vindende de weeghen bezet , kWemki maghtigh gevaar. Doch zyn dappere moedt droegh hem en de reft daar äoorraa- door, tot in Wachtendonk. Sint bouwd' hy de begofte vefting voort op, die ^en • nochheeden Schenken fchans heet , en van tydt tot tydt zeer verftcrktis. Schenken Den Hartogh van Kleef, klaaghende, door gezanten aan Leicefter, oover fcbansge- den aanvang deezes werks , ftilde men met aanwyzen dat het op den Gelder- flichti fchen bood'em geleit werd. Die van Venlo hadden, voor de ftadt, op zeeker eilandeken der Maaze, een'fterkte gemaakt, die den vyandt zeer hinderde. Dies timmerde Farneeze , op drie ponten , ontbooden van Maaftricht, een houten bolwerk: 't welk, ter ftroome afgedreeven, middel aan drie hondert foldaaten gaf , om met kleene fchuiten op 't eilandt te koomen, daar zy zich ftraxwatbefchanften . Dit baarde zulken ichrik inde Staatfchen , dat zy * hebbende een' brug t'hünnen gerieve , naa de ftadt vlooden . Niettemin , zy en d'andre bezettelingen , hondert naar dat Hareus , zeevenhondert naar dat Meeteren zeit, ( d'andre ichry vers zwyghen 't getal) toonden zich feederc ruftigh , vertrouwende dat Schenk zoo waardt een pandt, als zyn' huisvrouw en gezin , niet in de ly zouw laaten. Maar, alzoo zy zeeker gedeelte der vefte, dat uit eenen enklen muur beftond , binnen met aarde bekleedt hadden s op weinigh roeden naa •, en Parma juift teeghens deeze zyn gefchut plantte 5 viel hun verraadt in. Echter bezweek hun het hart niet, eer de burghery, met de waapenen in de vuift, hen dwong te gedooghen , dat ze met Farneeze in Venlo handeling traade, die, den achtentwintighften van Zoomermaant, op dee- &m oove* zen voet gefiooten werd. T>e ruiters zouden 'er hunne paarden laaten $ de aan Far~ knechten ?net enkel zydgeweer uitgaan y met hun Schenken huisvrouw en ,a' 00\ fchoonzufier , ook de *gemaghtighde Johan Hoorenkens, die eerty ds inden yur„iferje - Landtraadtgezeeten had: maar niemandt zyne goederen mee neemen. T)e *Com- •poorters kreeghengenaade: en die niet blyven wilde, moght daatlyk, oft binnen miflaris & zes maanden > met zyn* haave^ vertrekken. Hoorenkens, hebbende f zoo zommighen meenden ) veel gouds ingeflikt, ftarf ten naaften daaghe aan zwaare pyn des ingewants: andren zeiden , aan pleuris. Schenk verloor'er een' groote fbm gelds : de foldaaten veel buits , dien Parma den fteede- lingen, oplyfftraf, beval in't licht te brengen. Zesdubble kartouwen, ge- leént van de Uitrechtfche aan de Gelderfche Staaten , bleeven ook in de ftadt: en z'on t fing, tot bezetting, elf vendels knechten, met twee kornet- ten . Tot wraak oover 't misdryf der burgheren , gebood Leicefter , hunne Lej^ßef perfoonen aan te taften , goedren verbeurt te maakeh , waar ze in de ver- jebte^ Ae eenighde Landtfchappen t'acbterhaalen waaren. Naa 't verooveren van "*&)eneH Venlo , deedHautepenne'tHuisteWelweederopeifchen, met harde drei- jren f*a^m ghementen. Als die niet golden '3 omringd' hy'tmetzesendertigh vende- terhaalen * len voetvolx en twee benden paarden. Hebbende , op den vierden van waar men Hooy maant , zes kartouwen en een'halve ontfangen , zond hy, ontrent den kan- middagh , eenen trompetter met een'brief, diegelykeneifchinhield , en 'Thuis te eeven luttel by den Hopman, Splinter vanHelmieh, geacht werd. Maar de wd'peedeT foldaaten begoften te morren , en wilden eindtlyk van hemweeten, wat het ^ # 'j 1 was dat de vyandt fchreef. Hy meldd'het, en bekakT hen zoo verre , dat tepcme4 zy , neevens hem , de reft van dien dagh , en de ganfche nacht, aan 't vullen der poorte en andre werken arbeidden. Van 's andren morghens vroegh , tot middagh toe , werd het flot befcboten , met twee kartouwen en een' halve : ende nam een yzer zeekren fóldaat, op den moolentooren , beide zyn' beenen wegh. Toen ftuurden de bezettelingen hunne Bevelhebbers ,> tot
|
||||
1084, P. C. HOOFTS VIERENTWINTIGHSTE BOEK
tot drie reizen toe , aan den Hopman , omhemtotverdragh met delvoo-
ningfchen te prangen. Doch , onaangezien zy hem ten derden maale lieten aankundighen , dat zy zelve eenen tromllaagher zouden afzenden 3 't en waar' hy het deede , en hem aan den tydt van twee uuren beraads bon- den 5 hy bleef onbeweeght. Als de muitery hier oover toenam , beloofd' hy , hoewel zy met fpyz' en drank van hem verzorght werden , hun daaren- booven , yder een' maant iblds uit zyn' eighen buidel te fchenken , indien zy toefden , tot dat de belegger hun de eere deede van de plaats noch eens op te eilchen 3 wen hy reedelyke breuk zouw gemaakt hebben . Geen gehoor: zy zingen den ouden zang : zulx Helmich , om tydt te winnen, hun toezeg- gen moeft , dat hy ten naaften daaghe, zoo Hautepenne zynen eifch niet vernieuwde , eenen tromllaagher aan hem zouw fchikken. Hier mee paayd' hy ze voor dat pas. Op den zeften der maant fchoot de vyandt Hechts nu en dan eens in 't wilde j maar had beddingen gereedt voorde vier andre kartouwen > ook zyne naaderniflèn tot aan de graft, en hierin etlyke fchui- ten gebraght, om volk oover te zetten , terwyl 't gefchut den wal zouw beu- ken en de verweerders daaraf houden. 'T welk gemerkt van de bezettelin- gen j rotten zy t'zaam, en koonien den Hopman om voldoening zyns woords maanen. Hier op hield hy hun dit voor. Gedwonge?ieedlisGodeleedt. 'Dies meen ik ook de beloften, my gift er afgeperft> niet naa te koomen. Ik deed ze, van vreeze voor uitberfting uwer weederfpannigheit tot eenfchelmfluk, en op hoope dat ghy ■> bedaar ende midlerwyle, tot betrachtingvan uwenplicht zoudt keer en. Gaat u die noch niet ter harte j ik zal daarom den mynen niet vergeet en , nocht dus een fier kte zoo lichtveirdelyk ooverleeveren. Liever heb ik (jaa bid het) dat ghy my een" kling oft koeghel door't lyfjaaght $ oft het zelve willends ten doek van 's vyandsgefchut tefteUen. Zoo zal ik ten min ft e een eerlyk oorloghs- manft erven, en van zoofmaadigh een' doodt, als de heer van Heemert en zyn' Hopluidengeleeden hebben, bewaart weezen. Wat u naakende zy, mooghtghy denken. Want, zoo ghy my, zonder andre noodt, tot daadingen dringt j weet, datikmy met uwe jchiddt zal ontfchuldighen. 'Tmoght niet bakten : hun docht, hield' hy 't leeven niet waarder, zy waaren van ander verftandt. Toen zeid' hy hun, Ghy hebt my gift er een paar uurentedenkenstoegemeeten: nu begeer ik der ook twee oft drie. Maar de muiters bezeften wel dat hy hier mee niet zocht dan de zaak te fleepen tot 's andren daaghs , en bres te ver- wachten . Dies verftout zich een aadelborft , gehecten Gyzeler Frieze van Hottingen, den vyandt, van wien hy voor Venlo gevangen geweeft, en, zoo thans bleek , omgekoft was , toe te roepen dat men in gefprek wilde koo- men . De Hopman , bevroedende dat hy verraadcn was , en in gevaar van buiten 't verding gellooten te worden , vergaaderde de Bevelhebbers , en tuighd' hun aan , dat hy, teeghens zynen dank, moeft daadingen. Zy gaa- ven hem fchriftelyk en onderteekende verklaaring van al, 'tgeen hy , om de plaats ten uiterfte toe te houden , gedaan had. Daar op liet hy eenen tromllaagher afgaan . Dan, Hautepenne , verkundfchapt van de opftending der bezettelingen , wilde tot geenj onderhandeling verftaan , maar dat zy zich genoeghen lieten aan'tgeen hy hun voorfchreef, en toeveirdighde. cDe Hopman zouw vertrekken, met zynpaardt -, de zelve, ook de voerder, met hun zydgeweeVi de gemeinefoldaat en ongewaapent; alle zonderpakkaadj e j efft onder geleide, gebraght worden naa Tiel, ofte daar ontrent, tot dat zy zich in veilipheit vonden. Desaavonds, als zy uittooghen , toonde Gyzeler veele, zoo goude als zilvere , penningen in zynen hoedt ; waar meê hy eenen aadelborft entwintigh knechten , tot aanneemen van dienft onder Parma3 verlokte.' Hautepenne , ftaande zyn woordt in den windt, deed den Hop-
man , |
||||||||
If8<5.
Groote
flandtva- ßigheit van Hopman Splinter van Hel- micby om de plaats te houden . |
||||||||
Maar hy
moet 'er uit fc heiden, door on- trouw en muitery zy- ner knech- ten. |
||||||||
DER NEEDERLANDSCHE HISTORIËN. ioSf
man, en de foldaaten■, hem bygebleeven, in bewaarnis houden: ook hem zyn ij-8<>
ros , waardigh wel tweehondert gulden, afhandigh maaken, en,inplaatfè van dien , 's andren daaghs, een oolyk paardeken geeven. Voorts braght men ze oover deMaaze, in't kloofler van Sant Agatha $ daar Helmich ge- dooghen moed: dat men hem, zynen vendrigh, zelfs de zufter zyner huïs- vrouwe, ontkleedde; en hun al hun goudten zilver, ook zynen ilgnetring afnam. Zyn fchry ver, knecht, en jongen, werden op gelyke wyze geftroopt -, zyn' dienftmaaghdt gefchendt. De Bevelhebbers moghten nocht dag, nocht deeghen , behouden. De foldaaten , die yet goeds aan 't lyf, oft eenigh geldt oover zich, hadden, ichudde men ook uit, en liet ze half naakt heene loopen, Onderweeghe droopen 'er tien oft elf, uit anxtvoor ftraffe, van den hoop af, die eindtlyk binnen Uitrecht quam. Daar klaaghde Helmich oover de ganfche troep, uifgezeidt LeonardtBlanche van Limburgh, ven- drigh , en Pieter Franfois, aadelborft: ende werd den Bevelsluiden voorge- houden , dat zy drie van de muiters j noch fchuilende onder de knechten 5 |
||||||||||||||
hadden naamkundigh te maaken, oft alle te derven. Deferjant, hierdoor straf
|
00*
|
|||||||||||||
verfchrikt, noemd''er twee. Om den derden uit te maaken, dien hy niet verde mm*
wift te noemen, deed men de refl: met teirlingen werpen, Aan dit deerlyk un • fpel moeften ook de Bevelhebbers , op dat 'er een voor hun allen leede. 'T lot viel op den ferjant, een' Schotsman. Die werd gehangen, met den eerften en derden der foldaaten j de tweede verbeeden, hoewel hy een der genoemden was. Al d'andre , dewyl 't vonnis deskrysraads inhield dat ze de doodt verdient hadden, en uit genaade gefpaart werden, liet Helmich verloopen, zonder betaaling, zonder * vryereizbriefj en raakte alzoo van *Pafporf« zyn Hopmanfchap, Waar toe hy, van enklen fcldaat, en trap tot trap, door alle krysampten, zonder verzoek daarom te doen, gevordert was. Doch men maakt' hem daarnaa Monfterheer. Dit zyn bedryf, en deeze zyne ftandt- vaftigheit, hoewel befteedtaan een'zaak niet van 'tgrootfte belang, naam- lyk'tbewaaren eenerBurgh, heeft my merk waardigh genoegh gedocht om wat breedelyk vertelt te worden. De Kooliche krygh, ichynende herboo- ren door'tinneemen vanNuis voorTruxes, foolde dat Sticht niet veel min met het (Iruikrooven en ftraatfchenden zynseighen volx, dan met hetdaa- ghelykfch loopen en ftroopen der weederpartye. Als , op den derden van DrieduU Hooimaant, wel drieduizent boeren, koopluiden, eedelen, vergaadert tot tent men« Berchem in 't Vorftendoom van Gulik , met veele gelaade waaghens ter fihenttrekr markt naa Kooien trokken ; werden ze, byJonkersdorp,Hechts een' halve ^ende naa myl van daar, fchielyk aangerand van vierhondert, eensdeels ruiters, eens- " Ut deels knechten ; die eerft hun geleide van hondert en vyftigh Gulikiche wgr^e^ 0(Jm fchutten, en wie zich ter weere fielden, verfloeghen, oftverjoeghen; toen verrompeit op den onftrydbaaren hoop, en aan 't pionderen , vielen; met zulke ver- en berooft* woedtheit, dat 'er ontrent diïehondert, zoo mannen als vrouwen, op de van quaa- plaats bleeven. De reft , naakt en berooyt, meenighte van gequetften , tyk bekent braght het met de vlucht tot Kooien aan . Welk lafterftuk verfcheide fchry- fysvolks vers ( hoewel andren gelieft daar aan te twyfelen ) clen bezettelingen van Beb- ber en Genaadedal, plaatfen die onder den Aartsbiflchop Ernft van Beyere „.. ftonden, met grooten fchyn van waarheit wyten: dewyl Eitfinger, als fchroo- vanKl0im mende rond uit te ipreeken, in zyn boek den Needer landfchen Leeuw, het en weftfaa- onderzoek deezer zaake aan 't Kaamergericht van Spiers bevoolen laat. Un, byfter Van zulkerley ooverlaft werd meermaals gehoort: daar , ter andre zyde, gequeltvan Nieuwenaar, Schenk, en Kloet, niet alleen dit Sticht, maar geheel Weil;- ^euwe- faalen in geduurighe onruft hielden , endermaate teplaaghen naamen, dat nff1^■•'< eens, onder de ooghen der ftadt Kooien, byde vyftigh dorpen oftheeren- Kc^"^,w |
||||||||||||||
Gg
|
||||||||||||||
woomn-
|
||||||||||||||
ggg
|
||||||||||||||
io86 "P. C. HOOFTS VIERENTWINTIGHSTE BOEK
1586. wooningen tefFens in lichte loogh ftonden; De Beyer dan, ziende d'onder-
daanen, door het verdriet der oorloghe, af keerigh van zyn' regeering wor- den i bad den Prins van Parma hem zyne waapenen en beleidt, tot het dwingen van Nuis, te leenen. 'T welk ook de Hartogh van Gulik en Markgraaf van Baaden verzochten. Farneeze, hebbende goedt te bewilli- ghen in 't geen , waaraan zynen meefler zoo wel als hun geleeghen was, zond in haaft den Markgraaf van Guafto, met de ruitery vooruit, en volgh- de zelf met het voetvolk, 't welk op den tienden vanHooimaant, in den Pttrmabe- fcheemeraavondt voor de ftadt quam. Hy nam zyn' herbergh in 't kloofter leeghen Genaadedal. De Hooghduitlchen , Waaien , en Borgonjers , onder den Nuis. Graave van Aarenbergh, Graave Odtavio van Mansveldt, Markgraave van Varambon onlanx ridder van 't Gulden Vlies gemaakt, den heere van Liques, den Kornel Bonnink, Donjohan Manrique de Lara, lloeghen zich needer in'tzuidoofte, by de Ooverpoort: d'Italiaanen, onder Camillo Capizucca en Don Galton Spinola, in 'tzuide: Graaf Kaarel van Mansveldt, Oover- fte van 't gefchut, in 't zuidwefte : de Spanjaards , onder Mondragon en Frangifco deBovadilla, in 't wefte, voor de Needer-en Rynpoort. Alles moght uitkoomen op zeftienduizent knechten, en tweeduizent vyf hun- dert paarden: eenbloeyendt heir, enwel ingevolghtvan lyftoght, uit het Sticht en de ftadt Kooien. Binnen Nuis gebood Harman Freederik Kloet, oover ontrent duizent mann'. Op zeeker eilandt, tuflèn de vefte en den Ryn, had hy een' fchans doen opwerpen, die ter aankoomfte des vyands verlaaten werd, en, dooreenenSpaanfchenHopman, mettwintighknech- ten bezet. Dit zwak getal noodighde de beleegherden tot eenen uitval, waarmee zy, verflaande meer dan de helft der Spaanfchen , het blokhuis weeder , en den Hopman in handen, kreeghen. Maar Parma, terftondt naa 't voltrekken zyner omwallinge , deed zeftien ponten t'zaamen hech- ten , met planken vloeren , en daarop een bolwerk van hout en aarde bou- wen j onder gunft van't welke hy eenigh volk ooverbraght, dat (onaan- gezien de dappere weere der fèhanfèlingen } het eilandt bemaghtighde, *S andren daaghs beftookten de verweerders den oordt der Italiaanen -, lei- den der etlyke, daaronder den Hopman Julio Grimaldi, ter needer j en maakten \hun zoo zuur, datzy, ter naauwenoodt, hunne befnydeniflèn behielden. Voorts plantte Farneeze , op het eilandt, aan den oever van 'tftroomkenErftj twaalfgroove ftukken, teeghens de Paapen- oft Kraan- poort j de Rynpoort, en gordyn tuflèn beide j vier wat achter waarder, om de borftweeren van den muur af te werpen: op den vallen boodem, in den Spaanfchen oordt, vier, teeghens de gordyn by 'twaater* tien, teeghens NuiS'Op- de Neederpoort. Als. de beukeryen gereedt waaren , deed hyde ftadt op- gw/d«. eifchen , uit naame des Aartsbifïchops, die zich meede in't leegher vond. Die van binnen verzochten tydt om zich te beraaden. Die werd hun ver- gunt ; en ter weederzyden belooft immiddels alle daadtlykbeit te fchorfèn. Hierop zond hun deBiflchop zeekere voorwaarden by gefchrift toe. Par- ma , als zy, zyns bedunkens, te lang marden met antwoorden, trad zelf naa de beukery der Italiaanen-, voorts tot heinde by de veftej en , vein- zende zich eenen gemaghtighde van den Keurvorft te weezen , begon die van booven tot fpoeyen met hun befluit te porren. Ter zelffte ftonde hoor- de men eenighefcheuten, gedaan uit het eilandt: waaropftraxdefteedelin- VAwee\e gen vinnighlyk vuur gaaven , tot maghtigh gevaar van den Veldtheer en mgnotge- zyn' gezel Schap-. Want, opde hertredt, die hy niet vergat met een'braave vaan manier te doen, fnorden hun de looden zulx om de ooren, dathy, totelx verwondering, heels hoofcs daaraf raakte. Gekoomen , daarnaa , op het
eilandt,
|
|||||
■ .. .
|
|||||
■■■
|
||||||
DER NEEDERLANDSCHE HISTORIEN, mkf
eilandt, vraaghd'hy, in grammen moede * wie oorzaak tot zulk een* onor- fcfM*
de gegeevenhad, en zich vervordert, geduurende 'tbeftandt, te fchietem Men zeid' hem, dat het, door laft van den Keurvorften Graave Kaarel van Mans veld t, gedaan was. Hy , zich gelaatende als oft hy dat niet gelooft hadde > dreighde d'oovertreeders van zyn bevel ftrengelyk te ftraffen. En daarby bleef het. In deezer wyze, vaft , wort dit verhaalt by Gampana ,' Haraeus , Carnero , enMeeteren. Bor maakt'er geen gewaghaf. Ik * die vier verfcheide kaarten oft printen van 't beleg heb, fpeur nerghenseenighe beukery oft naadernis van de Italiaanen: en laat my daarom voorftaan, dat Parmas gefprek met de bewaarders des muurs ontrent de loopgraaven van de Hooghduitfchen, Waaien, en Borgonjers , gebeurt zy. Ook zoud' ik de Kooningfchen met de fchuldt van 't eerfte fchieten niet darren bezwaa- ren. Want Meerbeek geeft ze den bezettelingen: Thuanus ook, volghen* de Jan Petit -, doch voeght 'er by , dat zy , vermoedende eenigh bedrógh van de Spaanfchen, dit lafterftuk, buiten weete van Kloet, aanvingen. En, zeeker, my heught, van hooren zeggen in myn' kindsheit, dat zy* waa- llende den Prins van Parma getroffen te zyn , een gekrys , Holofernes is doodt, verhieven , fpeeiende met dien naam op zynen bynaamFarneeze, Welke dartelheit te denken geeft, dat zy , kennende hem beeter dan hy zich inbeeldde , eer en trouw ter zyde fielden * bekoort door hoope van teffens, met het verdelghen zynes perfoons, den oorloghe de nek te bree* ken. Hoe 't lagh; immers de handeling ftiet: en Parma, gefteurt, om dat men hem daarmee dertigh uuren ontfutfèlt had, oft om de gemelde fhoodt- heit, begon, ter volghende morghenflond , vyventwintighfte der maant > met zyn' dertigh builen te beuken : en maakte , aanhoudende tot by den mis he^ aavondttoe, twee wydgaapende gaaten . Het heir, inzonderheit de Span- fchootem jaardts,die zich diendagh, als toegeheilight aan Sant Jakob hunnen voor- ftander, gelukkigh achten, wilden daatlyk ten ftorme trekken, vertoonen- de dat de oopening meer dan genoeghzaam was , en de geleeghenheit niet te verwaarloozen. Dit oover luid: eerlyk gefprooken. In zich zelven zeide elk, 'Dat hetplondren, by donker, een onbegrenzdengang zouwgaan. Wier- de naa 't nieuwe licht gewacht j daar hadde men dan hetfmeeken, hetfehreyen der fleedelingen -, en> voor zynen arbeidt en wonden niet dan den naam van b ar mh artigheit, en de gloor i ,ydele dingen, wegh te draaghen. Maar de Kor* nellen en Hof luiden zouden wel paffen wat te raaken, en, onderden duim^ hun- nen zak met den rykdoow der burgheren vullen. ^De roof van een* ooverrom- pelde fladt was voor defoldaaten j van een' oovergegeevene, voor de Hooft lui- den . Farneeze, nochtans , erduchtende 't genaaken der duifterniflë , die geirne verbyflering baart, en den plaatskundighen gunftighft is •, oft af- keerigh van de gruwelen daar de földaat naa jookte j herhield hunne hee- vigheit, en beval, voor dat pas, alleenlyk eenen afgefchooten tooren, ge- propt met aarde , in te neemen , waaruit men de zynen, op den grooteri aanval, hadde kunnen befchaadighen. Hier werd Kloet} terwyl hy zich jfoóvefm pynt dit voordeel te behouden, oft weeder te winnen j geveltvaneen'koe-ƒ<? Kloet ghel, die de kuit van zyn rechte been zwaarlyk quetfte. Welke ramp, hoe- zwaarljkt wel men hem terftondt ophief en in zyn' huizing holp , de beleegherden gwondt <? zeer deed flaauwen. Voorts duurde het donderen der ftukken de ganfche nacht, om 't boeten der breuken oft maaken van verfche befny dingen te beletten: zoo dat, in dit etmaal , drieduizent, zeevenhondert, endrieen- tzeeventigh fcheuten getelt werden. Met het ryzen der zonne > blonken rondom de velden van fpietspunten , roers , mosketten , en mannen in 't harnas : ende zagh men de ruiters , in volle rufting, meenighte van rys Ggggg 2 eff
|
||||||
H
|
||||||
1088 P. C. HOOFTS VIERENTWINTIGHSTE BOEK
en takken, gehakt in de naafte boiTchaadjen, aanbrengen, omdegraftté
blinden. Toen treeden, by goeddunken van Kloet , die van groote pyn aan zyn' wonde nocht gaan nocht ftaan kon , nocht, wen hy fchoon ge- zondt geweeft waare , hadde middel geweeten om den vyandt te keeren, een Hopman en Vendrigh uit, verzoekende te daadingen . MaarFarneeze liet hun aanzeggen, 'Dat de uurdergenaade verßreekenwas: zy moghten zich nu ter doodt toe weeren, gelykzy te zullen doen zich beroemt hadden. Zoo keerden ze treurigh te rug y en bereidde men zich tot weederftandt. Echter quaamen, korts daarnaa, twee Hopluiden te voorlchyn, om de zelf. fte boodfchap. Tefïens vertoonden zich veele, zoo foldaaten als burghers, met afgeleidewaapenen , gevouwen' handen , en gebooghe knien, in de oopeningen . Hier twyfelt my weeder ( want de fchry vers verfcheelen) oft Parma teeken tot aanloopen deed geeven •, dan oft de Spanjaards, toghtigh naabuit, zyngebodt nietaftoefden. Zoo veel is'er af, dat zy d'eerfte, met ooverheete felheit, naa de bres by deRynpoprt vlooghen, fchreeuwende dringt, dringt, en met verliesvan flechts vier oft vyf mann', binnen raak- ten. De Italiaanen, hierop niet marrende, rukten, door't loghby de Nee- derpoort , in: zynde Graaf Fulvio van Collalto, een fors jongeling, onder de voorften, op den bouwval gefteeghen. De bezettelingen, geevende hun- ne ftandtplaatfen ten befte, vlooden naa de markt j daar ze achterhaalt en deerlyk afgemaakt werden. By de Ooverpoort, daar de vefte niet gevek was, wiften de wachters van geen wy ken, totdathendeKooningfchen van achtre befprongen. Toen ftreeven de Duitfchen , Waaien , Borgonjers ook toe, loopende oft zwemmende door 't waater, naa de ontbloote börft- weerj en klimmen 'ermet ladders lichtelyk oover. Indeezen hoek drom- den zich ontrent tweehondert bezettelingen by een , en ftelden zich tfchrap: dan werden alle verilaaghen. Het zelve weedervoer twee oft drie- hondert andren, gevallen oover de muuren, en in handen van de ruiters, die de graften omringt hadden. Nu verftrekte de ftadt een yslyk tooneel van wreedtheit: gaande de roep dat men niemandt zouw vangen, en de moordt oover alle mannen: zulx de ftraaten, naar dat de verbaasde men- fchen zich, in 't vluchten, verfpreidt oft t'zaamgeklifl: hadden > oft oover elkandre geftruikelt waaren, daar dunner, hier dikker, metlykenbezaayt, en als beeken van bloedt, laaghen. Vrouwen en kindren werden aan lyfen eere verlchoont, door zorgh van den Veldtheer, die ze, voor zoo veel als hem in zulk een' wanorde mooghelyk was, in een' kerk deed vergaadren, en wel belchermen. Immiddels vielen eenighe Kooningfchen in de woo- ning en kaamer van den Ooverfte, die zyn bed hield. Zyn' bedrukte ge- maalin , en twee haare zufters , zaaten 'er voor , noch onverwittight van d'uiterfte noodtj maarniet blydsverbeidende. Als d'andren begoften hem t'ondervraaghen , komt 'er gerucht van brandt, ryzende by de R.yn poort. Kloet, verneemende vanwaar, en hoe ftyf de windt woey, oordeelde dat het om den meeften hoop der huizen gewedt was. Naa een kort geiprek, werd hem aangezeidt, dat hyfterven moeft, en zich daar toe te bereiden had. Hy, grootelyx verfchrikt van dit onverwacht vonnis, bad, dat men hem, als eenen krysman die zynen plicht eerlyk betracht had, het leeven doch gunnen wilde. Men antwoordde, dat hy, eeven als zyn meefterde Graaf van Nieuwenaar, in den ban des Ryx was, en derhalven de doodt fchuldigh. Als hy zich pooghde met vericheiden' uitvluchten te behelpen, en eindtlyk verzocht by den Prins van Parma zelfgehoort te worden, worp men hem een' ftrop om zyn' hals , too2;h hem alzoo van 't bed , en hing hem, geworght, ter venfter uit. Zyn Predikant, ChriftoffelFofTerus van Oppen-
|
|||||||||||
i?86.
|
|||||||||||
De
wort oover
weldight» |
|||||||||||
Gmwelen
daar be- dree yen . |
|||||||||||
D'ooveï'
fie Kloet gewurght* |
|||||||||||
DER NEEDERL ANDSCUE HISTORIËN. iö8£
Oppenheim, en twee Hopluiden, daar gebraght j leedengelykefmarten i$%&. fmaadt. De lichaamen werden aan de koorden gelaaten, en tot afch gemaakt van de gloedt, die dit huis en meeft al d'andre» met den beften buit, verflond. t meep Van den oorfprong deezes quaads is niet zeekers te zeggen. Campana wil derfiadt dat het herquam van heimelyke poppen, die door de beleegherden , als zy verbrandt; dachten te daadingen, geleit waaren, om de Kooningfchen, naa hun intrek- ken , te befchaadighen. Meerbeek praat wel van etlyke tonnen buflèkruids * en glimmende lonten daarby , verborghen in een kloofter : maar dat ze vroegh genoegh ontdekt werden , en belet yets uit te rechten. Van welke ge- tuighenifTenmynochtd'eene, nochtd'andre, waarfchynlyk dunkt: gemerkt het al te grof een misflagh geweeft waare, de werken t'ontfteeken eer men 't verding met den vyandt voltrokken hadde , en zich teruittoght gereedt vonde. De SpanjaardtKarnero vermoedt het arghfte op zyn' eighe party, en dat de foldaaten, die te ïpaade aanquaamen om veel van den roof te genie- ten, het vuur, uit nydt teeghens hunne fpitsbroeders , oftuitfpyt vanmis- deelt te weezen , wel moghten geftookt hebben. Andren meenen dat er- ghens, by ongeval, een' vonk in 't kruidt fprong. Maar de vlam, gedreeven van een wakkre koelte, en gevoedt van 't riedt oft ftroo der daaken, hoe groote vlyt de verwinners tot blulïching aanwendden, joegh weldigh voort, en dé vrouwen, die in de kerk waaren, zulk een' angft aan voor verbernen , dat zy zich met het gevaar van bezoedeling nu luttel bekommerden. En'tftond'er jammerlyk befchooren , hadde de eedelmoedighe heusheit des Markgraa- ven van Guafto haar , famt de kinderen, niet uit die benautheit geholpen j ende, neevens Kloets echtgenoot en fchoonzufters , onder veilighe hoede naa 't leegher doen leiden -, daar hy ook fcherpe orde op 'tbewaaren naar- der kuisheit fteldé. Het blaaken duurde dien heelen dagh en de volghende nacht-, met een' hitte, die de ibldaaten dwong uit hunne oorden te wyken; een licht, waar by men kon zien te leezen, een' halve myl van de ftadt. Dee- ze veroovering deed den naam van Parma bet uitdyghen dan naar gelang van de daadt, by de geenen, die wiften dat Kaarel de Stoute, van Borgonje » een rond jaar vruchteloos voor Nuis verfleeten had : maar niet ooverwoe- ghen dat 'er toen achtienhondert ruiters , met een goedt getal knechten in waaren j beha! ven dat een heir van vyftienduizent mann', beibldight by de fteeden aan denRyn, op den kant der ftroome teeghen oover de ftadt -, en de meefte maght van ganfeh Hooghduitslandt, onder KaizarFreederikin perfoon, aan d' andre zyde, een' halve myl van den Hartogh lagh. In 't laafte , Vffmf van Bloeymaant had Paus Sixtus de vyfde zynen heimelyken kaamerling ^nT Antonio Grimani, voortreflyken Veneedfchen eedelman , afgeveirdight Vam mt aan Farneeze, met zeer gunftigh fchry ven, by een zwaardt en eenen hoedt, fwaardt en gezeeghent naar de Roomfche wyze. Deeze giften werden hem geleevert hoedt. in jeegheiiwoordigheit van den Koohchen Keurvorft , den Hartoghe van De Mark? Gulik, en veel'andre doorluchtighe luiden , metgrooteftaatlykheit, inde g^rfvw kerk van de vefting Genaadedal. Hier ontfing ook de Markgraaf van Guä- Gm$° fto, door orde des Koonings, de ketting met den Gulden Vlieze, uit handen " vanden Veldtheer. Geduurende'tbeleghvanNuis > geboodLeicefter, om Gu^en
Parma van daar te trekken, denPrinfe Maurits, enden Heere Philips Sid- vlies. ney, met drieduizent mann', zoo te paard' als te voet, in Vlaandre te vallen . Axel 'm- Gelandt zynde aan de Ichans TerNeuze, fchikten zy den KornelJohan Pi- genoomem ron, die hun oopening van eenen aanflagh op. Axel gedaan had , naa dat doorbeleidt fteedeken : 't welk hy , 's nachts voor den zee ven tienden van Hooy maant, van?m"m met klimmen verrafchte. Van vier vendels Hooghduitfchen, die'tbewaa- mA^H^ ren zouden, (lelden zichweinighen tfchrap, endelieten'er't leeven. D'an- n s-uimy. Ggggg 3 dren> .......
|
||||
lopo R C. HOOFTS VIERENTWINTIGHSTE BOEK
i f 86, ^rcn 3 z*ende den vyandt binnen, eer zy gehoort hadden dat hy daar ontrent
was , ontquaamen 't met de vlucht, oft werden gevangen neevens Hop- man Schoonauw hunnen Ooverfte. Deez , bezeffende wat hy aan de Spaanfche zyde te verwachten had , verliet ze , ende bood zynen dienft . den Graavevan Leicefter aan : maar werd afgeweezen. Voorts bemagh- tighden de Staatfchen eenighe blokbuizen in. dien oordt: ende Huift fcheen te waggelen -, als Mondragon , ßurghvooghdt van Antwerpen , met een deel volx , ter yl derwaarts geftuurt, de bezetting verfterkte. Ter be- geerte van Sidney had Prins Maurits deezen toeleg voor Hoohenlo ge- heelt : 't welk als gelchiedt uit twyfel aan zyn' trouw , dien Graave zeer verdroot, en zyn gemoedt te meer van de Engelfchen vervvyderde. Dit fchielyk inneemen van Axel baarde zulk een* verbaaftheit in die van Bra- *Te bant en Vlaandre , dat zy daatlyk brieven , *by renbooden , aan Parma pofte. afveirdighden , om hem te erinneren hoe ontydigh het was , terwyl men t'huis lad: leed , voor de gebuuren te zorghen. Want hy had weinigh be- zettings in de groote fleeden gelaaten ; zoo dat voor dieper inbrek van Prinfe Maurits ge vreeft werd. MaarFarneeze, die niet, gelyk zy, meteen oordeel dat fcheemerooghde van ïchrik , de zaak inzagh , en t'oover be- greep , dat het lichten des leeghers van voor Nuis een'.krak aan zyn' faam geeven zouw 3 achtte genoegh te zyn , dat hy den Heere van la Motte, Ooverfte tot Greevelinge, beval , uit de naafte bezettingen al 't volk , dat zy eenighszins ontbeeren moghten , te verzaamelcn , om Axel ftrax van alle kanten te belluiten. Doch Prins Maurits belette 't hem met doorftee- Aanflagb ken van dyken: en Sidney nam teeghens Greevelinge zelf yet voor. Te van sidney weeten ; eenighe bezettelingen , fchynende t'onvreede te weezen oover vp Greeye- quaade betaaling , hadden handeling met hem aangeheeven , dooreenen tingen. Walfchen foldaat, genaamt Niklaas Marchand , en eindtlyk belooft de plaats in zyn' handen te leeveren. Waarop hy , ten beftemden daaghe, zee- venentwintighften van Hooymaant, met etlyke uitgeleeze krysluiden , in Maar ge- phtboodemde fcheepen , van Vliïïinge derwaarts voer. Maar, als't'erop lukt niet. aancmam 9 bleek de handeling dubbel, by't gereedfchap dat binnen ge- maakt was. De Engelfchen , echter, rukkende flux te rug, raakten , hoe- wel vervolght van een' drom paarden , weeder tTcheep , op dertigh naa, die Draaien doodt oft gevangen bleeven. Te deezertydtquaamen de Ammiraal Draak Carlile en d'Ooverfte Carlile, die in Herfftmaant des leftleeden jaars uitgezeilt heren uit waaren, van hunne Weftindifche reize in Engelandt aan. Zy hadden de Wefiindie fl.acjt Sant Jakob, op 't eilandt van den zei ven naame, by de * Groene Kaap, landf' gepl°ndert: ook Sant Domingo , op't eilandt Hifpaniola: alwaar zy , in w*t% 't Hof, onder't waapen des Kooninx van Spanje, een'wereltzaaghen , ter verricht welke een paardt met de voorfte voeten uitfprong , fpreekende quanfuis hadden, deeze woorden, die 'er by ftonden , Nonfufficit orbis: De werelt is my niet *Capo- genoegh. Een zinnebeeldt dat belacht werd , engenoomen voor bewys verde. van de eindelooze gierigheit en ftaatzucht der Spanjaarden. Ooverge- fcheept van hier aan 't vafte Landt van America, waaren ze , met groot ge- vaar, meefters van de ftadt Cartagena geworden , zonder daar merklyken buit te bekoomen , mits d'inwooners , gewaarfchuwt door die van Hifpa- niola , hunne koftelykftegoedren naa veerder en veiligher plaatfen gevlught hadden. Hunne meening was geweeft , Nombre de Dios ook te bemagh- tighen : maar een' quaale, genaamt Calentura , gekoomen onder 't volk , had hun gejaaden t'huiswaarrs te keeren. De fteedekens , nochtans , van Sant Antonio en Sant' Helena , verbaten van de Spanjaards , hadden zy, onder wceghe , ingenoomen en verbrandt. Zeevenhondert mannen waa- ren, |
||||
DER NEEDERLANDSCHË HïSÏORÏËM. topt
ren , meeft alle aan de voorzeide ziekte , hun afgeftorven. Zy braghten tfBè.
tweehondert enveertigh s zoo metaale als yzere, ftukkenvan'svyandsge- fchut oover. De roof werd op zes tonnen gouds gefchat. Maar Parma , hebbende den Aertsbiflchoppe de verwoefte ftadt Nuis ingerüimt, zond etlyke benden naa Meurs * 't welk zy , gelyk ook de flooten van Alpen en Meüri Kraakou, by verdf agh inkreeghen. Van daar wendd* hy 't heir naaRy nberk, ^er°overt en begon op den dertienden van Oeftmaant daar voor te fchanfen. De vm Far6, ftadt, behoorende meede onder het Sticht van Kooien, eningenoomen , _*. * drie jaaren te voore , door den Graaf van Nieuwenaar-, ten behoeve van rcfjana Truxes, was reedelvk voorzien van nooddruft, enbezetmetduizentEn- %\c\) voor geliehen en zeeven- oft achthondert andre goede foldaaten , onder den Bynberkj, Ooverfte Schenk , en Kornel Morgan. Hierentufien had Leicefter , by goeddunken der Staaten * den Graaf van Nieuwenaar naa Ooftlandt ge- zonden , om tweeduizent ruiters, drieduizent knechten , en duizent del- De her* vers aan te neemen , waarmee men hoopte den vyandt niet alleenlyk , by wams~ affneê van toevoer , het veldt te doen ruimen , maar ook zyn'onderzaaten, ^omft JaH reeds deerlyk geknaaght van de dierte , voorts door 't bederven van den 'f* foe f. Oeft uit te hongeren. Dan, deeze krachten , verwacht teeghens *tmidde gemrvm * van Oeftmaant, hoewel ze geworven werden, en degelden, vereifchttot 'moofl- haar'aantoght, opgebraght waaren , bleeven achter -, zonder dat de Raadt landt voot van Staate in al een' wyl weeten kon waar 't aan haaperde. Naamaals bleek, fa Staaten^ hoe Leicefter, luiftrendenaadegeenen , die hem in't oor bliezen , dat de mnver- Hooghduicfchen, gefchaapen met het Huis Nafïau en den Graave van y(lert. Hoohenlo te heulen , hem eindtlyk oover de handt zouden zyn , het werk (ga ** willends verbrodt had. Welke fnoodtheit aldus befteeken werd. Hy, fchroo- mende 't gemein verlangen naa deeze troepen plompelykteleurteftellen , ook hun ronduit den dienft op te zeggen , fchikte den Ooverfte Yfelftein den Graave van Nieuwenaar naa , om hem quanliiis tot fpoeying zyner rei- ze te porren , met vafte belofte van te bezorghen dat de penningen, en an- dre behoeften , t'eenen zeekeren daaghe , op de oorloghfcheepen die de Eems bewaarden , zouden gereedt zyn . Yfelftein verfprak de Duitfche Ooverften en Ritmeefters zoo verre , dat zyzichmethemopwegh begaa- ven. Maar, gekoomen aan de fcheepen, vonden ze Hechts eenen brief van Leicefter , begeerende dat Yfelftein het krysvolk zaaghe te beweeghen , om te koomen het geldt op den Neêrlandfchen boodem ontfangen: oft, zoo hun zulx niet aanftonde , dat zy zich dan , teeghens den andren zoomer , zouden willen in der Landen dienft laaten gebruiken. Yfelftein, derhalven, en Nieuwenaar , verftaande dit weifelen wel , keerden zonder 't volk te heim j en d'eerfte ontzagh zich niet, feedert dikwyls , oopenbaarlyk , in groote gezelfchappen , te zeggen , Leicefier heeft tweegroote dingen uitge- recht j Marten Schenk ( deez was Yfelfteinsjongen geweeft ) Riddergeflaa- ghen, en my tot eenen leughenaar gemaakt. Jaa de vereenighde geweften handelden , in den naaft volghenden zoomer, weederomme met de gemel- de HooghduitfcheOoverften•, vergolden, metzwaare koften , hun , dien , geen verzuim kon te lafte geleit worden , de fchaade , by d'eerfte lichting geleeden > verfchaften ( oovermits 't befteeden van 't ouwde, door Leicefter, aan andre zaaken , zulx men ook't voorzeide volk, Wen het fchoon binnen de Neêrlandfche grenzen gekoomen waare * hadde moeten te rug laaten trekken) nieuw geldt; en beftelden't, op dat immers by mangel van dien geen'nieuwe zwaarigheit ontftonde , tot Breeme , op den Ryxboodem ) deeden de ftadt Meppe , in Weftfaale , tot een' veüighe doortoght voor de Hüoghduitfchen , door Nieuwenaar inneemen 5 envolbraghten, in alles 4 |
||||
1092 P. C. HOOFTS VIERENTWINTIGHSTE BOEK
't verding met de Ooverften aangegaan. Echter raakte men niet te rechte j
maar in groote ftribbeling met de Ritnieefters } die , in'plaats van ruiters te verzaanielen , en , binnen veertien daaghen naa de aankoomft der pennin- gen tot Breeme , herwaarts te brengen , het aanritgeldt 'm hunnen eignen buidel fcaaken, en eensdeels vreemde dienften aanveirdden, voorwendende, onder ander, t'hunnerontlchuldinge , hoe zy, uit Needeiiandt, van hooghe handt verwittight waaren , dat de toght geenen voortgang zouw neemen. Welke trek, ons toen ten tweede gefpeelt door den Engelfchen Land- vooghdt, met onnut (pillen van de gemeene middelen , verwaarloozen van tydt en zeer fchoone geleeghenheeden, de minfte der oorzaaken niet was, die de Staaten naa zyn bedryf deeden omzien. Wyders , als de Hooghduit- |
||||||||||||||||||||||
1586.
|
||||||||||||||||||||||
Leicefler
homt met z.yn kjyi- volk^ tot Elten. |
fchen niet verfcheenen, braght hy, 't geen hy kon, te hoop, en floegh zich, op
den zeften in Herfftmaant, by Élten in 't Hartoghdoom van Kleef needer. Hy was verzelfchapt met Don Emanuei Prinfè van Portugal -, den Keur- vorft Truxes •, Prinfè Maurits van Naflau ; Graaven Willem Lodewyk en |
|||||||||||||||||||||
Philips van Naflau,broeders* de Graaven van Hoohenlo, Zolms , Oover-
ftein, en Eflex, Ooverfte der Engelfche ruiterye j Johan Norrits, Ooverfte der knechten van dien landaartj de baroenen Willoughby, Nort , Pelham, algemein Maarfchalk der Engelfchen 5 Sidney , en andre heeren van acht« baarheit. Zyn* troepen moghten tullen de zeeven- en achtduizent mann* te voet , veertienhondert te paarde , uit maaken. Hier teeghens verftond men, dat Parma zy ne befnydingen nu voltooyt had , by de veertigh ftukken gefchuts, twaalfduizent knechten en vyvendertighhondert ruiters, in't lee- gher. Deeze kundichap wees genoegh uit, dat 'er geen' kans was om Berk met geweldt te ontzetten. Waar oover men raadzaamft vond by weeghe *Diverfie. van * afwending te gaan, en voor eerft Doesburghaan te taften, daardrie- hondert Waaien , onder de Hopluiden Samfon en Beftel, voorts ontrent eeven veel weerbaare burghers in waaren. Hoohenlo , Eflèx , en Sidney, vooruit gezonden , met vyf hondert ruiters en achthundert knechten , be- |
||||||||||||||||||||||
By belee-
ghert Does- burgh; |
renden'tby nacht, en omringden't. üp den neeghenden der maant volgh-
de Leicefter zelf, ftelde daatlyk de delverste werke, en maakte, binnen Wer |
|||||||||||||||||||||
daaghen , tien metaale ftukken, aan de waaterzyde, opdeWaardt, geplant
te kryghen i wel duchtende dat Farneeze hem niet lang borghen zouw. De veften , zeeker hoogh, dan gebouwt van fteen naar d'oude wyze, waaren te krank om veel beukens te verdraaghen , en quaamen , eerlang , tot twee plaatfen te ftorten.* Maar, zoo de reedelyke wydte der breuken ten ftorme troonde y de diepte , en breedte der graften van tfeftigh voeten hield de Hoofden in twyfel. Niettemin, de vuurigheit der foldaaten won uit, dat Hoohenlo en Norrits laft kreeghen , d'een om de Duitfchen en Schotten , d'ander om de Engelichen en Yeren aan te voeren : 't zy men hoopte met biezbruggen, oftmetrys, en diergelyk behulp oover teraaken : wanthier- af zwyghen de Ichry vers. De bezettelingen , merkende dat het hun gelden wilde, eifchten eenighe vorderlyke voorwaarden: doch lieten, als die ver- fmeeten werden, zich genoeghen met uitgaan zonder geweer, zonder Hop- luiden, op den dertienden der maandt. Leicefter ftelde deftadtrin bewaar- nis van heere Johan Borowes, en Engelfche bezetting •, die , oft fchoon 't plondren verbooden werd, zich des niet ganfchelyk fpeinde. Hetheir, verfterkt met volk dat de heer van Ryhoove en Hopman CofmodePefca- rengis , om het in Vlaandre te brengen, geworven hadden , toogh, op den achdenden, langs de Yfèl, naa Zutven, waarinne zich Johan Baptifta Taxis, met ontrent duizent foldaaten , vond. De huizen van Hakvoort, Boxber- ghe j Nieubeek, werden ingenoomen , een' brug op fchuiten gebouwt ■•-»' oover |
||||||||||||||||||||||
En kryght
bet. |
||||||||||||||||||||||
Hy trekt
naa Zut-
ven* |
||||||||||||||||||||||
DER NEEDERLANDSCHE HISTORIEN. 1093
öover de gemeide ftrooraj fbhaarseen' halve myl van de (ladt. Dit beknel- i'j-jgd». deFarneeze tuffen twee zorghen j d'eene voorZutven, 't welk hy wiftfoo- berlyk van nooddruft voorzien te weezen j d andre voorzyn' achtbaarheid die hem gefchaapen docht, door 't opbreeken van voor Berk , eenighen afbrek te lyden. Doch hy vond eenen middelwegh : naamelyk Berk zulx Parmd» geblpkkeert te laaten, dat hy 'er niet fcheene heel af te fcheiden, en met de laatend« reft zyner maght te bezoeken oft Zutven te helpen waare. Hy vermeefter- ßerkge- de dan 't fïeedeken Burik , zette daar oover Ryn met een' fchipbrug, en blokkeert* verzeekerde die met fchanlen. Leicefter, te deezer tydt, werd ver wittight **ƒ■' ff* van eenighe onluft tot Deeventer, jaadatmen 'er verftandt met de Spaan- \,renJyLm fchen hield. Dies bewilHghd' hy* tot derwaarts gaan, denKeurvorftTru- voik in xes; die hem behendelyk aan middel holp, om, in peribon, met twee kor- Deeventen netten en vierhundert knechten daar binnen te raaken: 't welk defchaadu- wen van èwaarigheit verdwynen deed. T'zyner weederkoornfte vond hy, door vlyt van Graave Willem Loodewyk en Hoohenlo , op kundfchap dat de Kooningfchen in de Heerlykheit van Borkelo, vier uuren gaans van hun waaren, het leegher eenighermaate bewalt: envraaghde, vreemde toeziende (zooweinighwifthy, zelfs uit hooren zeggen , van oorloghen) oft het zyner eereniet tenaa ging, dienfehyn van vreeze te geeven. Graaf Willem vertoond' hem, hoe die zoo vermaarde Krysooverflen, Kaizar Kaa- rel de vyfde by Ingelftadt, deHartoghvän Alva by Maaftricht, zichgeenes omheinens gefchaamt hadden , en daarmeede den ondergang , die hun dreighde, verhoedt. Neemende dit aan, liet hy de werken voort opmaa- ken. Hy hield althans ('twelk, gelyk onlanx te voore 'tverfchoonenvan Weltz, verkooper der fladt Aalfl, weedergroot onbenoeghen baarde) by zich den Engelfchen Hopman Roelandt Jork ; die, behecht in den lorshan- H/, ^' del vanlmbyze, doorgunft van den Kornel Tempel töt Bruffèl in vankenis &mfil&]}* gefpaart was* en, verloft door Parma, fint onder hem gedient had, doch JJJ" * althans zynen zoen van de Kooninginne verworven. Deezejork, Rooms- i0Yy „. gezint, maar een konfKgh veinzer , doortrapt, glad van tong, ook niet üntbeit , onervaaren in kryszaaken , wift met zwetfèn daaraf den gemelden Graaf meeden, en zulx te betooveren, dat dezelve naazynen mondt zagh, alsoft'ereenighe 'llfl omiei- Sibylla uit gefprooken hadde. Deez , luimende om hem Ichier oft mor- cefleï m tè gheneen' neep te geeven, had hem die waan ingeplant, dat het vaddigheit leulm' was zich in 't veldt te befchanfen : en zette al by wat baaten moght , om hem en d'andre Engelfbhe heeren tot zorgheloosheit en kleinachting des vyands te vervoeren. Met dien toeverzight verhief hy ten hooghfte de dap- perheit zynes landaards; die ( naar zyn zeggen ) den Spaanfchen , wiens wyze, gefteltenis, beleidt, hy, inden tydt van zynen dienft aan die zy de, grondtlyk doorkeeken had, verre te booven ging. Want de Sfianj aards voch- ten aUeenlykby behulp van geleeghenheit, endeeden, mits hunne lange oefe- ning , wel veel, daar zy hunne fpeeren, in aan- en afryden, zonder belemme« ringgebmikten: maar zouden, wen man aan man quaame, moeten zwichten voor de Engelfchen -y die, ongelykkloekervanleeden, beeter opgezeeten en af- gerecht te paarde, 't lyf metyzer bedekt droeghen, zonderling 't hooft, waar- op d'andrengeen helmen können lyden. En daarom zouden zy nemmer, zonder merkelyk voor deel te hebben, de Engelfchen darren verwachten. Met welken klap , gefaufb naar de fmaak van groene en windighe ooren ; hy ook uit- wracht, dat de raadt der Ooverften, dietevooren in der Staaten foldyege-' weeft waaren, nooit oft zelden gevolght werd. Ende dus quam het by, dat men de toegangen ter ftadt, die geen' eetwaaren voor een' maant in had j niet wel bezettej jaaeen'fchans, leggende by 't ziekenhuis, ter bequaamfte H h h h h aan-
|
||||
ïo94 P. C. HOOFTS VIERENTWINTIGHSTE BOEK
1586. aankoomftevoordeSpaanfchen, reukeloozelyk verliet. Maar Parma, zieh
dienende van dedwaasheit zyner weederpartye, verzuimde niet de belee* Tarma ghcrden op 't fpoedighfte te verquikken met eenighen toevoer, en hoope brengt ee- yan meercjer 5 die ook niet langer , dan den tweeèntwintighften , toefde. 'voorraadt ^ant' a* een' wv*e voor 'c opgaan van diendagh, zond hy zes oft zeeven m Zutven. vaanen paarden , tweeduizent moskettiers , en etlyke fpietsdraaghers uit, onder den Markgraave van Guafto: welke, gekoomen, met een goedt deel koorens en haavers, tot Warnsveldt, een'halve myl van Zutven, hetzel- ve voor. heen derwaarts ftuurden. Ditte, 't welk de Engelfchen (een' won- derlyke onachtzaam heit ) nochte door fpieden , noch te door fchild wach- ten, vernaamen, ging wel zoo niet toe, oft men hoorde, mitsdeftilteder nacht, het ruifchen en kraaken der waaghenen en karren in 't leegher -, en veirdighde dertigh ruiters af, om t'ontdekken. Maar de duifternis, te dik- ker om 't miftigh weeder , verbood hun rechte kennis te bekoomen : en blindelings aanrukkende, hadde men 's vyands fterkte te Ipaade mooghen merken , en in eenighe laaghe loopen . Èevenwel, met het krieken van 't licht, tooghen Johan Norrits, EiTex, Willougby, Sidney, Stanley, en Ruflèl, met driehondert mann'te paarde , tweeduizent te voet, naa den vyandt; en vonden dien, mits de dompighe lucht, eer zy't waanden. Daar Gevecht hy ontftak, tuffen de ruiters, een'heete ichermutfingj waarin zich deEngel- Zutven, fchen Zeeker mannelyk queeten. De kornetten van Graave Annibal Gon- tuffende 2aga en Qjorgi0 Carifea Albanois werden gefloopt en verftrooyt; Gonza» n&el'm ga grotlyk ge wondt vaneen zwaartflagh in den halsj Carifea afgeworpen, fcfon."" fchendigh vertreeden, en gevangen. D'andre deizden, al vechtende, ende niet wanordelyk, tot ontrent eenighe wallekens: achter welke, opgewor- pen om de akkers te fcheiden, een deel moskettiers laaghen, die, zoo haaft als zy de Engelfchen binnen fcheuts hadden , vinnighlyk vuur gaaven. 'T welk de Engelfchen, een' wyl, met ongelooflyke ftoutheit, trotfelyk uitftonden. Naa dit bewys hunner forsheit, naamen zy de hertredt-, die hun de Kooninglchen, eeven onweetende van de maght der weederpartye, geirne gunden . Ook hadden zy im middels hunne boodfchap verricht: zyn- de de waaghens, door Taxis, die hun te gemoete quam, binnen Zutven gebraght. Dit is 't waarfchynlykfte , dat ik , uitliet meenigherley gefchil van de fchryvers, noopende deezen ftrydt, heb kunnen opfpeuren. Niet beeter koomen zy oover een in 't fchatten der weederzydighe fchaaden. Want de Spaansgezinde fpreeken 'er onzeekerlykaf, oft tot achterdeel der Engelfchen : Meeteren begroot het getal der Kooningfche dooden en ge- quetftente zaamenop hondertj der Engelfche op dertigh: Keid, verklaa- rende dat de Engelfchen, met verlies van luttel der hunnen, denKooning- fchen hondert en vyftigh mann' afiloeghen, voeght 'er by, hoe Leiceiter, zich beroemende der zeeghe, aan Hartogh Hans Kazimir fchreef , hy had met zyn exempel doen blyken, dat deSpaanfche landaardt niet onverwin- fhïüp lyk was. Echter ftond het gevecht hun dierfti alzoo Philips Sidney, aan sïdney, een' wonde daar gekreeglien in zyn' dye , ten vyventwintighften daaghe daar ge- qUam t'ooverlyden : een heer van ontrent dertigh jaaren , heughlyk ver- r7 f\ nu^tj dapper beleidt, fraaye geleertheit, aardighetaal,zinlykeenminlyke ' e' zeeden. Hy was gebooren uit een'zufter des Graaven van Leicefter •, zagh, by deKoomngin, zich in blaakende jonfte •, en in vafte hoope, derhalven, van ongemeine verheffing. En zommighen floeghen 'er geen twyfel aan , oft hy zoude , in geval van langer leeven , naa 't meuken van den moedt door tydten ervaarenis, zynen oom, wiens verftandt by'tzyne niet haaien moght, in't voortvaaren met zyn' onrype aanllaaghen tot verneedring der Staa-
|
|||||
/
|
|||||
DER NEEDERLANDSCHE HISTORIEN. iop? ■
Staaten, door zyne wysheit en befchei den heit gefchorft hebben. Maar ij%<$t
andren oordeelden, dat zyne ny verheit, wakkerheit, enbehendigheit, in- dien hy ze aan 't ondergraaven der vryheit hadde, willen befteeden ( gelyk zyn dringen op onbepaalt gezagh voor den Graave , toen men dien de Landtvooghdy eerft aanbood, te erduchten gaf) den Lande quaalyker zou- , den bekoonien weezen, dan deloïligheit vanLeicefter , die, met het on- befuift aangaan in zynen toeleg, ten halven weeghe fteeken bleef. Zyn lichaam werd naa Engelandt, en tot Londen, met groote ftaatlykheit, ter aarde, gebraght. Wyders, op den neeghenentwintighften keverden drie- Waderom hondert ruiters weederom eenen hoop waaghenen en karren in de ftadt. voorraadt Op den laaften vertoonden zy zich aan een' goede troep Engehche knech- mZ^ven ten , die hen koenelyk verwachtte , en met handbuftèn begroette. Toen £c'}olPejh lieten de Spaanfchen den rug zien : en de Engelfchen , vermoedende dat , * ' men hen zocht ineenighe laaghe te lokken, deeden wel aan hunne ruft te houden. Want ( gelyk hun daarnaa eenighe gevangens oopenbaarden ) Far- neezes meefte volk , hebbende de reft ontrent Lochum gelaaten , was al- thans onder Zutven gekoomen , ende hy in perfoon daar binnen geweeft. Ook liet hy , op den twaalfden van Wynmaant, meer dan hondert waa- zutventen ghens meteetwaaren ter (ladt in mennen, en ipyzdeze ten volle. Waaruit vollegefpjß men giffen moght, dat hy zich van 't eerft af kloek genoegh gekent had, door par~ omme met louter geweldt het ontzet te beftaan j maar 't zelve , quaniuis ter fluik , aangevangen , om , door fchyn van wanvertrouwen aan zyn' D. , krachten, den vyandt, vervoert van ooverdwaalsheit, te doen in zyn be- te ru„hie-lt derf draaven. 'S andrendaaghs keerd' hy naa Borkelo, van hier naaBurik, hethysvolk en aldaar oover den Ryn. Thans leid' hy de fbldaaten, mat van ongemak, w bezet- in bezetting ; en toogh zelf naa Bruflèl, om de uitvaart zyns vaaders te ting, en houden . Te weeten -, O&avio Farneeze, Hartogh van Parma en Piacen- ksmt tot za, had, den achtienden van Herfftmaant, tot Parma, zyn'daaghen geè'in- Bïuffel' dight. Zyn'gemaalin, Margarita vanOoftenryk, naatuurlyke dochter van f,l\tvm Kaizar Kaarel den vyrden , was ook , m t laatte van Louwmaant deezes $arneeZj(, jaars , tot Ortona , een' ftadt haar ten huwelyke gegeeven in 't Ryk van Hanogb Naapels, uit ditleeven gefcheiden. Van de gevoeghlykheit en befcheiden- vanPama, heit dier Vorftinne , Stadthoudereflè eertydts oover Neederlandt, heb en te voore ik , in de voorighe boeken , genoegh vermeldt. Van haar' uiterlyke ge- van W' daante valt zoo veel niet tebooghen. O&avio had, oover veertigh jaaren, &em**lin- onder den Kaizar, in Duitslandt; feedert in Italië, dan aan deFranfche, ™?u ^a" dan aan deSpaanfche zyde, zich door 't oorlogh vermaart gemaakt. Men ooflenryk. fchreef hem groote voorzightigheit toe, en eenen geeft, die tot fchrandre DeKoo- boertigheit gefchaapen fcheen. Aan zynen zoone en naazaat, deed, korts ning van hiernaa, KooningPhilips, in erkentenis der treflyke dienften van hem ge- Spanje tee- nooten , de burgh van Piacenza inruimen , die , uit mistrouwen op den vert de vaader, eenen langen tydt metSpanjaards was bezet geweeft. En Alexan- & vm der, dien wy voortaan den tytel vanHartoghe fchuldigh zyn, ftelde ze in wee^eYam bewaaring van Neederlandfchc knechten , onder Hopman Hallier van i<Ayme^n BriuTel. Ten derden daaghe naa 't ooverlyden vanOclravio , ftarfook, in De Kar- Madril en neeghenentfeftighfte jaar zyns ouderdooms , de Kardinaal van dwaal Granvelle, hebbende, naa zyn vertrek uit Neederlandt, met tytel van On- Granveüe derkooning 't Ryk Naapels geregeert 3 lint, eenen tydt lang , aan 't Hof coverlßt. van Roome geleeghen ; zich van daar , ten aanftaan zyns meefters , naa . Uuf eJ Spanje begeeven •, en , ten uiteinde toe , in de gunft des zelven gebloeyt. r» r Wyders, Leicefter, verfteeken van Zutven, wendde zich tot aanvechting teegnen öfl. der blokhuizen , die de vyandt daar teeghenoover had : naamelyk een op ver zutven: Hhhhh z zeeker
|
||||
1096 P. C. HOOFTS VIERENTWINTIGHSTE BOEK
1586. zeeker eilandeken in de Yfel, het grooteaan den oever op de Veeluw, eri
en wint der een klein, gemaakt by dit, tot meerder veiligheit, ten zuide. Eerftelyk twee. deedhy, by nacht, het^ilandt , en de fchans daar op, die maar dertigh mann' in had , vermeefteren •, voorts het zelve met een' fchipbrug aan de Veeluw hechten > om dien van der ftadt het oovervaaren te beletten : ten welken einde hy reeds ook een' fterkte , aan de noordtzyde van de groote fchans , had opgeworpen. De kleine , waarin driehondert foldaaten laa- ghen, werd, op den zeftienden van Wynmaant, 's morghens befchooten, Uoohenlo 's naamiddaghs befprongen , en ftormenderhandt bemaghtight. Hier haal- tLeerge- de de Graaf van Hoohenlo een' quetiuiir in 't aangezight , die hem dacht quetfl. ter doodt te brengen > om dat 'er 't vuur in quam, en een' koorts toe floegh: 't zy door ongereegheltheit van leeven, oft mits hy zich zonder bequaamen *Chirar- # handarft vond , hebbende den zynen naa Arnhem gezonden , om den gien. Hcere Sidney te dienen. 'T meefte lof der verooveringe fchreef men toe Dapperbek aan Eeduart Stanley, Steehouder van den Kornel Willem Stanley. Deeze van Ee- Eeduart greep, in 't befpringen, een' fpiets aan, die naa hem ftak -, en fteegh, duartstan- by behulp der zelve, alzoo ze te rug getooghen werd, op de breuk. Voorts 9 * hy aan 't zwenken van 't zwaardt, zyn gezelfchap aan 't volghen: 't welk de fchrik in de verweerders braght. Hier oover floegh Leicefter hem Ridder
op den zelfften wal , en befchonk hem met zeshondert gulden jaarlyk in- De derde koomens. De bezettelingen der groote, hoewel zy ten minfte achthondert en groote waaren, begaaven > hatende't gefchutftaan, zich, ter naafte nacht, naa de je um won f]-ac[t door orde van Taxis zelf j die vreezde dat hy hun voortaan geen'hulp zouw kunnen toefchikken, oft hooptede fchans ( gelyk het gebeurde ) wel haaft weeder te kryghen, zonder verlies van volk h daar hy, om de zelve te houden 5 dies veel hadde moeten {pillen. Dus werd de vefting verlaaten, die de Veeluw en't Sticht Uitrecht aleen'wylmetbrandtfchattinggeplaaght had , en , twee jaaren te voore , een beleg van tien maanden verduurt. Terwyl men onder Zutven lagh , verfcheen den Ooverfle Schenk gelee- Een aan- ghenheit, om , t'eener morghenftond , zeekere poort van Niemeeghen ßagh van oopen te kryghen: weshalven hy zich, met een deel volx, meeft Engelfchen, Schenkop naa Eken begaf, en voorts oover den Ryn, die daar noch ongefplitft is. Zyn mme- tre]c|cen naa Je ftajc begon hy op eenen aavondt, om met den daagheraadt verbrodt aan te ^oomen • Hebbende den wegh afgeleit op een' halve myl naa, werd van de En- hy gedrongen de Engelfchen, die de voortoght hadden, te laaten ruften: en gelfcben. kon ze, als ze hem te lang laaghen, niet weederop de been brengen. Der- halven , duchtende dat het licht hem betrappen zouw, begon hy de Hoogh- en Neederduitfchen voort te ftuwen . Maar, de Engelfchen, willende hun de voortoght niet toeftaan_, verzetten zich teeghens hen met gevelde fpiet- fen, zulx de toeleg te loor liep. Wyders, Leicefter, alzoo hem nu de herfft het veldt, met reeghenen, t'onbruik maakte, voorzagh d'omleggende plaat- fen met zulke bezetting , dat Zutven gefchaapen fcheen allenskens uit te eicejer teercrij en in der Staaten boezem te zy ghen . Tot bewaarnis van Doesburgh volkjn be- en net ^ot Bronkhorft liet hy den Heer Johan Borouwes , met tweehon- ïettjtig. ^ert mann' te paarde, achthondert te voet. Binnen Deeventer leid' hy twee- Mum hondert ruiters, en twaalf hondert knechten, eensdeels Engelfchen, eens- stanlej deels Yeren; en gaf den Engelfchen Kornel Willem Stanley 't bewindt, zoo maakt by wel van gerechrs-,als van kryszaaken, oover de ftadt, zonder hem aan den Ooverfle bezondren Landtvooghdt van dien oordt t'onderwerpen . Jaa Stanley zouw» van Dee- toC verrichting der aanilaaghen, die hygoedt vondeby de handt te neemen, venter,met u't ^ naafl.e bezetting-en van Gelderlandt en Ooveryfïèl mooghen oor- *r ppY IjYPP 4 t
den laß lognsluidén lichten : en hun werd ernftelyk bevoolen , hem te gehoorzaa-
* * men» |
||||
DER NEEDERLANDSCHE HISTORIEN. 1097
men, zonder uitneeming van daat , perfoonen, oftlandtaardt. Uitkracht 15-86. van welke woorden , aldus eighenrlyk uitgedrukt in zynen ladbrief, die, tee- ghens 't ver (landt des Raads van regeeringe , op den achtem wintighden van Wynmaant verleeden werd , hy oover den bezondren Landtvooghdt zelf te gebieden had. Denieuwlyx ingenoomefchans , bezet met hondert ruiters en achthundert Engelfche knechten , tot bevryding der Veeluwe , beval de Graaf te verfterken, endeld'er, totOoverde, Roelandtjork: on- Kodandt aangezien 't waarfchuwen en verzoeken der Staaten , dat zyn' Doorluchtig- iorl^oover* heit doch eenen dubbelen ooverlooper, en oopenbaaren verraader , zonder fleder eerd bondighe proeve van eerlyker gemoedt en dandtvadigher oprechtig- £roote heit aan hem tefpeuren , geenegrenzvedingen betrouwen wilde. InStan- lcunleUe~ ley , hoewel niet bekladt metzooleelykelaiteren , waaren zy niet veel bee- ^„IT1" ter geruft:, om dat hy de waapenen , onder den Hartoghe van Alva , hier te Lande gedraaghen had , en zich alsnoch aan deRoomfchegezintheit hield. Maar 'tvertoogh deezer reedenen woegh immers zoo weimgh by Leiceder. Die meende , 't fproot uit afgund teeghens den Engelfchen landtaardt : aj was deeeninAlvas , d'ander voorheen in der Staaten , daarnaain'svyands eedt geweed; zy zouden met hartlyker geneeghenheit den diend hunner aangeboore Vorftinne betrachten : en verklaarde, met zyngewoonlykflaan op de boril: , dat hy zynen perfoon voor hunne getrouwigheit te pande zet- te. Voorts brak hy 'tïeegher op ; quam tot Uitrecht; en fchreef van daar Lekefler aan d' Algemeine Staaten , dathy , om verfcheide zaaken tot voordeel der breekt lm Vereenighde geweften te verrichten , en op denaandaandenRyxdagh ter kegherop) vergaadnnge van 't Parlement te verfchynen , naaEngelandtreizen moed. €nm**H Op den zeden van Slaghtmaant quam hy van Uitrecht in den Haaghe. ^n relz"e Daar werd hy , door gemaghtighden der Hollandfche Eedelen en deeden , [ari^, ^w„ bewelkoomt, met aanipraak vol van uitbundighe eerbieding en erkentenis diab. des arbeids en gevaars, diehy, in't beichermen der Vereenighde geweden , Hykomt had uitgedaan. En, om de woorden te derken meteenaanzienlyk werk, indenHaa» fchonken z' hem eenen gedekten kop van verguldt zilver en de hooghte $1€ '• wort eenes mans , en zoo kondelyk gedreeven , dat hydien , meteen gelaat van JeeM)K zonderling genoeghen , dankelyk aannam, verklaarende, de gifte, ter ge- omjfnSe}i> dachtenidè van de Landen , te zullen bewaaren voor hem en zynenaakoo- ^{^„{^ melingen. Dus heufchelyk bejeeghende men eenen Heer , oover wien zoo veelte klaaghen viel: 'tzy de Staaten oordeelden, dat hy uit lichtgezeglyk- heit zondighde , en zich by de ooren liet omzwindelen -, welke foort van luiden zoo ras herwronnen als verlooren wort: oft hem dien hoonigh op de lippen wilden dry ken, op dat hy tle reedenen , die z' hem dachten in te gee- ven , en widennaar zynen mondt niet te weezen , met temin weêrfmaaks verzwolghe. Want zy , famt die van Zeelandt en Vrieslandt, delden hem, op den elfden der maant, een vertoogh ter handt, 't welk, aanwyzende dat op het verzoek van Oedmaant ledleeden , wel gundigh befcheidt was gegee- ven , maar geen'uitwerking gevolght, hem deeze punten afvorderde. 1. cDe Engelfche hulproepen te brengen tot het bedongen getallen de zelve Vertoogh
alzoo te houden en te bet aaien . gedaan van 2 . T>e Staatente onderrichten -van de betaaling reeds gedaan aan de zelve HolUndt,
troepen: ook de monflering voortaan te laat en doen, ten oover fl aan zoo weivan ee*n f' gemaght ïghden der jllgemeine Staaten als der Kooninginne $ ende betaaling ian^t aan doorden fchatmeefier haar er Majefleit, met kennis van eenen gemaght igh de ieiceßeri0p der voorzeide Staaten, volghens 't verding met haar gemaakt. den elfden 3 . Het krysvolk te minderen tot zulkengetaale toe, dat het, zoo uit den by- 'm slaght-
flandt der penningen van haare Majefleit, als uit degeene die van de Staaten maant. Hhhhh 3 waaren
|
||||
iop8 P. C. HOOFTS VIERENTWINTIGHSTE BOEK
158 6. waar en ïngewillight, moghte worden betaalt en in orde gehouden: en geert lich-
ting van uitheemfchefoldaaten voortaan te doen, dan by verlof der Algemeine Staaten, naar luidt van 't drie'èntwintighfte pint des gemeiden verdings. 4, Te weederroepen de laßbrieven, waar by eenighe luiden tot Ooverflen van
plaatfengefielt waaren zonder voorgaande benoeming: en hier naa totgelyke ampten'niemandt te kiezen, dan uitperfoonen bemant by de Staaten. f. cDe krystucht te beet er en, ende voort aan geen volk van oorloghe door de
Landen te laat en trekken-) dan met eenen gemaghtighde, die orde hadde, om, in alle (teeden en dorpen, waar door het trokke, onder quytfchrift van zyn' handt zoo veel' eet waar en, ten behoeve van 't zelve, te lichten, als de "noodt quaame te vereifchen: behoudends dat de reedelykewaarde daar voor betaalt wier de, oft aan der Staaten ingewillighdefchattingen gekort , a/zoo men zulke koften gewoon was denfoldaaten af te trekken. 6. Te befthikken dat de bezet tingen dergrenzplaatfen van Ho Handt, Zee-
landt, en Vries landt, om alle misquaam te verhoeden, tydtlyk haarefoldy ont- fingen: aangezien ontrent een vierendeel der HoÜandfchefchattingengenoegh ftrekken moght om aide bezettingen der grenzplaatfen van diengewefte te be- t aaien 3 en de helft e der Zeeuwfche , omgelyke betaaling aldaar te doen ; en den anderen Land fchappen behoordegenoegh te weezen, dat, aan 't befthermen der zelve, de drie vierendeelen der Hoüandfche, en de helft e der Zeeuwfche fchat- tingen befieedt wierden. 7. Te ver zorghen dat men niet meer eenighe ommejlaaghen , laften, oft zet-
tingen, buiten verlof der Staaten, deede ,gelyk onlanx, teeghens de voorrechten en oude gewoonte, gefchiedt was; hebbende de HoUandfche, Zeeuwfche, en Vriefthe dorpen zeer groot e en ongelyke bezwaarniffen geleeden, in 't v erfch äf- fen van waaghens en delversiendedat den Staat en der drie gemelde' Landjehap- pen de reedelyke koften, gedraaghen by de ft ee den en dorpen, ter oorzaake voor- zeidt, weeder uitgekeert wierden, volghends de bepaaling van hun verlof in de driehondertduizentgulden -y alzoo de zelve ßeeden ende dorpen d'aangeweeze koften van hunne fchattingen aft ooghen. 8. Orde te ft ellen dat voort aan ge ener ley ingezeeten van HoUandt, Zeelandt,
oft Vrieslandt, buiten de zelvegeweften in Recht get ooghen wier de, en te niete gedaan alle daaghementen, reeds ten teeghendeel gefchiedt-y ook ingetrokken de * Difpo- laftbrieven, waar by aanyemandt d'onderzoeking oft * befchikking oover inge-
fitie. zeetenen van HoUandt, Zeelandt, oft Vrieslandt, bevoolen wass en dat men de zelve onderzoeking en befchikking den gewoonlyken Rechteren der Landt- fchappen bevaale, volghends hunne voorrechten-,en de bezwoore beloften zyner T>oorluchtigheit 3 dewylmen, daarteegh&is, de voorzeide inge ze et enen daa-< ghelyx buiten de gemelde Landt fchappen riep voor de Raadsheer en van Staate, die hen dan aan andren verzonden, jaa, door 't liftigh bedryf van eenighe on- ruft ighe geeften , aan d1 onderzoekinge en befchikkinge van onbekende luiden onderworpen. 5?. 'De Algemeine Staaten, de bezondre van elkengewefte, en de Majeßraaten vandefteeden , teherftellen en handt haav en, volghends 't voornoemde ver- dr agh , in hunne achtbaarheit, voorrechten, en gewoonten: welke achtbaarheit nietaUeenlykvermindert, maar, in eenigheLandtfchap)pen> voorneemlyk in dat van Uitrecht, genoeghzaam verplet was-, gelyk bleek uit den handel daar gepleeght in de laaftleede vier maanden. 10. T>e Landtvooghdy van Uitrecht te doen bedienen door fPrins Maurits
van Naffau, volgends de vereenighing, by welke, gemaakt ten tyde van Kaizar Kaarelyengeftaadighlyk onderhouden meer dan veertigh j aar enlang,degeweften van HoUandt en Uitrecht, ten opmerke van d'onderlinge aangrenzmg en hun- ne |
|||
DER NEEOTRLANDSCHE HISTORIËN. ïot><>
negeleeghenheit, zulx waar en verknocht,dat ze eenengemeinenLandtvooghdt i ^8<£,
.gehadt hadden, totdat, teeghens de gemelde vereenighing, zeer onlangs voor
de aankoomß zyner Doorluchtigheit, de Hollandfche Landtvooghdy van de
Stichtfchegefcheiden werd, niet teeghenflaande datTrinsMaurits, als Landt- \
vooghdt van Hoüandt, jaa ook wen de vereenighing ophielde, ten aan fc houw
van zyne waardigheit en de ver dien ft en zyns Heeren Vaader s,kenlyk behoorde
in de Stichtfche voor andren te gaan.
ii. Toe te ft aan dat de inwooners derVereenighde Landtfchappen op der
bondtgenooten enonpartydighegeweften moghten kandelen, gelyk de ingezeete- nen der omleggende Landen en Ryken deedem en> te dien einde te weederroepen * neevens andre, zyn verbodt, gedaan by brieven van den achtentwintighften in Oeftmaant, op aangeeven van eenighe onruftighegeeft en, naa dat hy, by plak- kaat van den vierden der zelve maant, ten verzoeke van de vertoonders voor- zien had teeghens de zwaarefchaaden, die, by d'ingezeetenen van Hoüandt» Zeelandt, en Vries landt, door 't beletten der vaart e enkoophandelinge op onpar- tydighe en vrienden landen ,geleeden werden. 12 . 'Den opzight van de toerufting en 't onderhoudt der oorloghfcheepen, en
alle orde, noodigh tot veilighing der zee, te beveelen den Trinfe Maurits van NaJJau als Ammiraal, zynen Steedehouder, en den Raaden ter Ammiraliteit; en ter befchikkinge van de zelve te laat en het inkoomen van de * ge leygelden, * Cöft- * verlof gelden, en buit en-, zonder dat de penningen, daaraf koomende, tot y et v°ygel- anders bekeert wierden: aangemerkt de maghtighefchaaden, geleedenter zee * j. . by d'ingezeetenen der voornoemde Landen m dat hopende jaar,oovermits men ten het volk van oorloghe te waater niet had kunnen gebruiken, omdefoobre be- taaling ,geß>rooten uit de plakkaat en op 'tftuk derfchipvaarte, en uit het befiee- den der voorzeidepenningen aan andere zaaken. 13 . Orde teftellen op het handthaaven der kopende middelen, ende niet te
gedooghen datyemandzich onderwinde eenighe nieuwigheit daarin te maaken ~, immers niet zonder toeft andt der vertoonder en ■■> die verft aan hadden, dat zee- kre onruftighe geeft en niet aflieten van de oor en zyner Doorluchtigheit te queU len, met vocrjlaan van nieuwe vonden, die, by ervaarenis, oftfchaadelyk oft niet uitwerkelykgebleeken waar en. 14. Te befchtkkendat men afftonde van 't krakkeel, 't welk, van weeghe zy-
ner Doorluchtigheit, door bedryfvangelykewoelgeeften, trachtende naa 't be- windt oover 's Lands penningen, om zich zelve te ver ryken, teeghens de Staa- ten «so as aangevangen, noopende't bedienen der geeftlyke, verbeurtgemaakte, en aanget e ekende goederen, hoeweide Staaten dat aan zich hadden geh ouden: alle laftbrieven ,gegeeven te deezer zaake in Hoüandt en Zeelandt, te weeder- roepen ; en de orde, daar op ge (lelt by de Staaten, oft die zy noch zouden fei- len , goedt te vinden ■■, mits dat zy aanbooden, wen zyn' Doorluchtigheit en de Raadt van Staate moghten koomen eenighen beet er en den Landen dienftighet voet te raamen, dien f achtervolghen. i f. Geen gehoor oft geloof te geeven > in ftoffe vanfchattingen, burgherly-
ken ft andt, oft eenighe andre zaaken, raakende die van Hoüandt, Zeelandt, oft Vrieslandt, aanperfoonengeweeft in regeering in Brabant, Viaandre, oft andre onteenighde geweften -, nochte aan andre luiden, onweetende van de gefielt enis, hoedaanigheit, en aardt der drie gemelde Landtfchappen: maar, in al zulke zaaken, te gebruiken den raadt der Staaten, by welken de Prins van Oranje, hooghloflyker gedachteniffe, Hoüandt enZeelandt, doorGodsgenaade, zoo veele jaar en, met zulk een'gloor ie, gehandthaaft en befchermt had: daar, ten tee- ghendeele , Brabant en Vlaandre , door partyfchap en verkeerde middelen >> %>ich in zoo deerlykenfchyngebraghPzaaghen, als aide werelt wijl: kunnende ook
|
|||
iioo P. C. HOOFTS VIERENTWINTIGHSTE BOEK
1586. ookdevertooners {omvrymoedelykde waarheit te zeggen) omveelewightighe
ï'eedenen, niet anders oordeelen ■> dan datveelen der uytgeweekene Br abände- ren en Vlaaminghenpooghden geloof by zyn' T)oorluchtigheit te winnen, om oover dievan Ho Handt, Zeelaridt, en Vries landt, te heerfchen naar hun wel- behaaghen -} ende niet lievers zien zouden , dan de zelve geweflen vervallen in dellende, oovergekoomen aan hun eighen vaaderlandt: zonder nochtans de vroomen daar onder te begrypen, 'S andren daaghs begeerde Leicefter , dat men eenighe gemaghtighdeii
der Landtichappen , in den Raadt van Staate , met hem, oover dit vertoogh Leicefler liete te woorde koomen. Daar toe werden gelaft , van Hollands weeghe, komt in Heer Johan van Oldenbarneveldt, voorfpraak van dat geweft , Nicafms van mondige- gj||e} en &emier Kromhout •, van Zeelands, Gafpar van Vosberghe j van meenjc api yrjesiancjs 9 Kamminga. De Graaf, alszy , t'zynen vermaane , gezeeten punten waaren, hield hun eerftelyk voor, dat de kerkenordening, onlangs beraamt , met eenighe
noch niet eenpaarlyk te werke geftelt werd: en verzocht , met hooghop-
gemagb- geeven van de Godvruchtigheit, zoo zyne als haarer Majefteit, dat men
tïghden der doch op dit ftuk befluit wilde neemen . Voorts deed hy't vertooghoplee- driege- zen door cjen Ambafladeur en Raadsheer Thomas Wilkens. Daarnaa teejten. ^'hy op'teerftepunt, dat by de monfterrollen zouw blyken , het getal , y m~ zoo van de ruiters als van de knechten , niet alleenlyk vol geweeft te zyn, menbeMït maar grooter dan de beloften naarder Majefteit meêbraghten •, en dat hy maakc op nieinde 't zelve weederom vol te maaken en te houden. Op het tweede 't eenpa- braght hy by , dat het monfteren en betaalen der Engellche hulptroepen, rigb achter- zoo dikwyls als 't behoorde , aan hem niet ontbrooken had , maar aan de volghen der Staaten, by ongereedtheit van hun geldt, vereifcht tot algemeine monde« geraamde rjng . <jattotNieuwkerk , ten ooverftaan van gemaghtighden , gemonftert kerkenor- wag , encje ^ te vreec}e VOOrtaan de betaaling , neevens de monftering , te -Reeienèe- laaten gefchleden , volghends't verding , onder opzight van * gemaghtigh- ring oover ^en ^er Landtichappen . Hier op werd hem geantwoordt, der Staaten ver- de punten, ftandt te weezen , dat, tot het monfteren der hulptroepen , gemaghtigh- *Com- den , verplicht byeede alleenlyk aan de Staaten, zouden geftelt worden, om miflarifen. de monftering meede te doen , en kennis van de betaaling te neemen. Hier in bewillighd'hy, ende deed voorts vernaaien, hoe goede orde by hem op 't ftuk der algemeine monfteringe geftelt was. Op het derde punt wild' hy ftaande houden , dat de lichting van 'tuitheemfch krysvolk gefchiedt was by verlof der Staaten , aangezien hun verzoek , aan hem gedaan , om op- rechting van een heir , waar toe nieuwe werving vereifcht werd: en d'orde, op 'taanneemen van tweeduizent Duitfche ruiters , had hy t'hunner uitge- drukte begeerte gegeeven. Daar teeghens weezen der Landtichappen ge- maghrighden aan , hoe't voorgewende verzoek der Staaten, tot uitwerking van't welke men , huns oordeels , wel tweeduizent ruiters , en vy f oft zes duizent knechten, voor eenighe maanden, behoefden te lichten, terftondt naa den aanvang zyner Landtvooghdye gedaan was; maar de werving zulk eener meenighte van Engelfchen, Yeren , Schotten , Neêrduitfchen, zoolpaade in't jaar , dat, indien men hen alle in'tLandtgekreeghenhadde, de Staat zich althans in d'uiterfte ongeleeghenheit vinden zouw : waar oover zy baaden , dat zyner Doorluchtigheit geliefde , het krysvolk te brengen tot een getal, datuitdelchattingen moghte onderhouden worden: en voortaan geen' lichting van uitheemlche löldaaten te laaten gefchieden , dan vol- ghends 't verding. Dit ftond hy toe ; eifchende voorts, dat men hem, op 't vierde punt, verklaarde, wat Ooverften van plaatlèn, naar der Staaten mee- ning, teeghens 't verdragh geftelt waaren. Daar op zeiden de Hollandfche gemagh-
|
||||
DER NEEDERLANDSCHË HISTORIEN. 1101
gemaghtighden, dat aan Sonoy zeer breede laftbrief gegeeven was, om, als
JLandtvooghdt van denNoorder oordt, zyn gezagh ook oover zaaken van den burgherlyken ftandt uit te ftrekken; 't welk hy pooghdete doen: dat, oover Oudewaater de heer van Morbais, oover Vyaane de heer van Lookre, oover Gorkum en Workum Jeuriaan Kleerhaaghen, als Steêvooghden gefielt waaren: behalven 'tgeene men elders moght hebben gedaan , dat de Staa- ten niet willen. Toen liet hy zich hooren, dat hy waande gemaghtight te zyn , om Vo^ghden van plaatfen te maaken, zonder benoeming der Staaren , uit krachte van de opdraght der Landtvooghdye , ontfangen van d'Alge- meine Staaten, booven 't verding met haare Majefteit aangegaan. De ge- maghtighden beriepen zich op de woorden van 't verding. Naa leezing dei- zelve, begon hy te dry ven, dat men hem immers 'tbegecven van geringer ampten niet behoorde te weigheren, dewyl hy aan Pnnfë Maurits laftbiie- ven van de vooghdy ooverHollandt enZeelandt, en van 't Ammiraalfchap der zee, ook gelykebefcheiden aan d'andreLandtvooghdengegeeven had . Hy voeghd"er by, dat de laftbrief van Sonoy oover een quam met den ou- den , ontfangen by hem van Prinfe Willem Hooghlorlyker gedachteniflc * en dat hy niet verlkmd minder maght te hebben, dan die van wylen Oranje geweeft was. Daar op erinnerden hem de gemaghtighden, dat de laftbiie- ven , gegeeven van hem aan Prinfe Maurits en d'andre bezondre Landt- vooghden, flechts dienden tot verlenging der befcheiden hun te voorever- leent van de Staaten, die derhalven daar oover niet klaaghen können: dat Sonoys laftbrief, gemeldt by zyn'- Doorluchtigheit , hem, in 't begin der oorloghe, als de zaaken noch wildt Honden, gegeeven was j maar verftaan by de Staaten*, en goedtgevonden.by den Prins, naa 't verwinnen der wan- orde , dat de laftbrieven van Sonoy en andre Plaatsvooghden niet veerder moeden gelden dan oover 't volk van oorlogh: dat men ook deezen voet in de tien laafte jaaren gevolght had , ende nu eenen ftrydenden te neemen zouw (trekken tot fcheuring van Hollandt en vefkorting van Prinfe Mau- rits. Hier op verleed Leicefter , den vierentwintighften in Slaghtmaant, fchriftely k dit befcheidt. Indien de Staaten van Hollandt bevinden, den laft- brief van den KornelSonoy > inyetwes, naadeeligh te weezen, oft mynen heer e den Graave Maurits, oft den voorrechten des Lands -s zyne 1) oor lucht igheit gedraaght zich tot de orde by de Heeren Staaten te raamen. Noopendede Steêvooghdy van Oudewaater, werd flechts van zynentweeghe voorgegee- ven, dat de laftbrief aan Morbais om goede inzigh ten verleent was. Kleerhaa- ghen verklaard' hy van hem geen' breeder maght ontfangen te hebben, dan der Staaten eighe laftbrief meèbraght: ende dat hy wel bericht was van Kleerhaaghens vroomigheit, gebleeken , zoo tot Shartoghenbos als el- ders. Van den heere van Lookre fprakmen weinigh. Ende, naa veel knib- belens oover deeze zaak, werd verklaart, dat men de laftbrieven der gemel- de Steêvooghden zouw inbinden , en enkelyk laaten kracht hebben oover het volk van oorlogh: hoewel de Graaf zulx niet vaftelyk toeftond. In 't vyf- de punt bewillighd' hy, met breed uitmeeten zynesyvers tot handthaaving der krystuchtj maar, onder waarfchuwing dat delyftoght zeer veel zouw koomen te koften, en de Staaten derhalven hunne fchattingen moeten ver- hooghen . Hierop vertoonden de gemaghtighden , dat de bewooners van 't platte landt in Hollandt en Zeelandt niet min , dan d'ingezeetenen der fteeden, tot de gemeene befche*ming opbraghten, en daarinne niet volhar- den können, zonder (gelyk ook de billykheit vereifchte) behoedt te wor- • den teeghens ooverlaft: om welkereede de Prins, Hooghlorlyker gedachte* nhTe j orde geftek had , dat al 't volk van oorlogh , door de voorzeide ge- I i i i i wellen,
|
||||
*
1102 P.C. HOOFTS VIERENTWINTIGHSTE BOEK
I5"8ö. weiten, te icheepe vaaren moefte, zonder landtgangen te doen. Op'tzefte
punt verklaard' hy, de betaaling van de bezettelingen der grenzplaatfen ge- daan te hebben naar gelang van het inkoomen der gelden , belooft by de Landtichappen: maar, dat, mits 't befteeden van zeer veele penningen, aan waapenen en lpyze , noodigh tot oprechting en onderhoudt van de twee heiren des leftleeden zoomers, de gemelde betaaling, t'zynen verdriete, zoo fooberlyk gedaan was -, en dat de reekening getuighen kon van de oorbaar- lykheit der uitgifte. Hierop vermaanden hem de gemaghtighden, dat men voor al op het betaalen der bezettingen letten moeft, uit mangel van 't wel- ke geichaapen waaren muiteryen en zwaare onheilen te reizen. Op 't zee- vendewerd, van zynent weeghe , voorgegeeven, dat hy de ommeilaaghen van waaghens en delvers , tot noodtlyke behoedenis der Landen , had ge- daan j ende beeter was hunne voorrechten daarinne niet zoo ftips t'achter- volghen, dan alles te laaten verlooren loppen. De gemaghtighden dreeven, dat, in allen gevalle , der Staaten verlof moed voorgaan : dat zyneDoor- luchtigheit zich hadde mooghen doen dienen , by prefting van waaghens op reedelyk loon: ende, dat, uit de ongelykheit en laftigheitderzettinge oover 't platte landt, veele zwaarigheeden ontftonden . Op 'tachtfte punt begeerd' hy verklaaring der punten, waarin de Staaten eenigheaanftootlyk- heit vonden . Toen vertoonden de gemaghtighden, dat de Raadt van Staa- te, teeghens de voorrechten der Landtfchappen, etlyke zaaken, buiten de geweiten daar men ze moeft berechten , in andre betrokken hadden: naa- melyk verfcheide pleiten , uitgeweezen by R.aadsluiden der Ammiraliteit, * Appel, op de vonnifTen der welke geen' * beroeping moght volghen, maar alleen- * Revifie. lyk* herziening door de zelve Rechters en.eenighe daar by te voeghen, ge-
lyk hun oudt en nieuw berichtichrift luidde: dat ook , op aanhouden van
Reingoudt, veel' opgeworpe vreemdelingen waaren gefteltals gemaghtigh- den , om onderzoek te doen, buiten form van Rechte , tot lafte der ingezee- tenen van Hollandt, Zeehndt, en Vrieslandt•, welk bedryf reeghelrecht tee- ghens de voorrechten , gewoonten , en de beloften zyner Doorluchtigheit * Appels, ftreed. Oover'tftuk der*beroepinge viel weinigh ftribbelens: maar, noo-
pende Reingoudt, deed de Graaf zeggen , dat hy hem gebruikt had tot
dienft van den ftaat •, zoo om de gerechtigheit van den zei ven te bewaar en, als om, door zyn toedoen, voorzien te worden van geldmiddelen, noodigh tot belcherming der Landen; dewyl hy beloofde etlyke tonnen fchats te doen opbrengen zonder quetfing der gemeente: doch , dat zyn'Doorluchtigheit verftond , dat Reingoudt rechtelyk zouw te werke gaan. Hierop hielden de gemaghtighden vrymoedelyk ftaande, dat Reingoudt en Paret, als oude dienaars desKooninx van Spanje , zyn* Doorluchtigheit, met hunne voor- ftellen , hadden bedrooghen •, dingen begoft , die dreighden den ftaat ten val te brengen 3 voorgenoomen , zaaken buiten form van Rechte te dry ven door eenen hoop vreemdelingen: waaromme zyner Doorluchtigheit gelie- ven zoude goedtte vinden, dat het Recht teeghens henzynen gang ginge, naar hunne verdienften j gelyk de Staaten geene verfchooning van eeni- ghen oovertreeder der plakkaaten dachten te gedooghen, mits dat hy voor de gewoonlyke Rechters gewroeght wierde. Toen begeerde Leicefter, dat men, met geene zaaken, gefchiedt voor den aanvang zyner Landtvoogh- dye, oft Reingoudt oft Paret (opdat zy, door de laftbrieven van hem ont- fangen, in geen lyden quaamen _) befchuldighen zoude, nochte 't uiterfte Recht teeghens hen gebruiken*, maar Reingoudt, onder borghtoght voor zynlyf, zynezaak, buiten vankenis, laaten verdaadighen. De gemaghtigh- den , weeder, vertoonden, dat men den Staaten geen Recht behoorde te weighe-
|
||||||
i
3
|
||||||
DER NEEDERLANDSCHE HISTORIEN. 1103
vveigheren, oover luiden, die, zelfs onder de Landt vooghdy zyner Door- if&6. luchtigheit, genoegh verdient hadden aan den lyvegeftraftte worden : dat, naar de gewoonte der Landen , aan de Rechters ftond te oordeelen , oft yemandt, aangefprooken oover eenighe oeveldaadt, zich buiten oft in van- kenis moefte verantwoorden : dat de Staaten hen booven Recht niet.be- zwaaren wilden: dat, in deeze geweften, den gewroeghden alleenlyk twee weeghen oopen ftonden -, de wegh der genaade den geenen, die, fchuldigh aan vergeeflyk misdryf, 't zelve bekenden -, andren de wegh van Rechte: dat het f onder verbeetering eneerbiedenis) niet betaamde, zulke eerlooze boeven, van welke de Staaten zoo vuilaardelyk en imaadelyk waaren door- geftreeken, booven Recht te begunftighen. De Graaf drong zeer daarop, dat men, ten aanzien van hem, en van den laft gegeeven van hem aan Rein- goudt, den zelven doch heufchelyk zoude handelen: enzeide, dat Rein* goudt de Rechters erduchtte, dewyl hy zich reeds by vooroordeel verwee- zen zagh. Hiermee fcheidde men, zonder yet zeekersop ditftuktebeflui- ten. Op den dertienden, naamiddagh, werd het werk achtervolght-, ende waaren daaroover de heer vanPoelgeeft, de Voorfpräak Oldenbarneveldt, Sille, Hoogherbeets, Vosberghe, en Kamminga. Toen eifchte Lei ceder, op 't neeghende punt, aanwyzing der zaaken, waarin de Staaten waanden de achtbaarheit der regeeringe binnen Uitrecht niet gehandthaaft, maar gevelt te weezen, De gemaghtighden zeiden, dat de onordlykheeden, daar gepleeght, der ganfche .werelt bekent waaren , en derhalven onnoodigh de zelve op te tellen: doch, indien zyn* Doorluchtigheit optelling begeer- de, zoo verzochten zy oorlof, om die vrymoedelyk te mooghen doen, uit naame der Staaten. Hy antwoordde dat zy rond uit hadden te fpreeken: 't zoud* hem aangenaam weezen. Daarop hief Oldenbarneveldt dus aan. Elk weet, Doorluchtighfte Vor ft, en *t wyft zich zelf, dat alle zaaken, betreffende ^f' . V4H 'tgemeine Landt van Uitrecht, behoorengehandelt te worden by de drie Staa- mv /, ten van 'tgeweß j naamelyk, de Geeftfykheit, beftaande nu meeft aUe uit luiden tee^em van dengezuiverden Gods die nft-, de Ridder fchap en Ee delen •> de Burgher me e- Leicefhr, fiers en Vroedschappen derßeeden. En elk weet hoe althans de Burgher hop lui- oover de on- den, een 'Predikant Modet, en hunne aanhanger s,fmyt ende alle orde, voorrech- orde tot ui- ten, en vrydoornen om verre, ten hooghften bewinde zyn ïngebrooken. 'Deeze weclnge- hebben het inftellen van 'tfchrift, noopende d'Opperheerfchappy j deeze het 00- veel"x" verleevren van 't zelve aan uwe Doorluchtigheit, doorgedreeven: en 't volle ge zagh oover een' zaak van 't aldergrootfte gewight aan zich get ooghen: daar zy,wettelyker wyze,niet vermochten de handt eens aanftoffe van ftaat tefiaan. Deezehebben, buit en form van Rechte, buiten kennis uwer Doorluchtigheit, denper foon van Paulus Buis aangetaft, en hem, eenen langen tydt, in hechtenis gehouden: hoewel hun nietgeoorloft was (uitgezondert zaaken die de wacht be- troffen") yemandt ter werelt, veel min eenen Raadsman uwer Doorluchtigheit, te vangen. Van hun komt her het uitzetten van zoo veele eerlyke, aanzienlyke, vroomeperfoonen, beproeft engekent voor oprechte beminners des vaaderlands, ernfiighe vyanden van den Spanj aardt en Pausdoom. De zelf ft e Hopluiden en hunne meedegenooten, hebben zy, in hun wanfchikkelyk bedryf, zich anders aangeftelt, dan oft hun toequaame, oover HoUandt en aide naabuur'landen, te heerfchen, rechtfpraak, engezagh te voeren ? Wie doch anders, dan deeze, heb* ben uw' Doorluchtigheit beweeght, totfchryven aan de Leer aars der kerke van Gorkum, dat zy den Steêvooghde Kleerhaaghen, in zyne aanßaaghen, met htm* negebeedenen met der daadt, zouden byftaan? Waar oover zich de vroome Ma- jeftraat aldaar in zwaar verdriet en bekommering vindt, niet we et ende te den- ken werwaarts dit heene wil: dewyl haar de voorbeelden vanUitrecht in 't oogh Iiiii 2 fcheeme-
|
||||
ïio+ P. C HOOFTS VIERENTWINTIGHSTE BOEK
15 8 & fcheemeren, en eenighefchutters van andreßeeden tot gelykepartyfchappen en,
byfierheeden zyn aangeport. En, gemerkt dat, door dusdaanighe zydgangen, depleghtighe orde der regeeringe zouw omgekeert, en 'tgezagh der Staaten en Majeflraaten aan de Burghei- hoplmden en 't gemeine volkgebraght w orden-3 dat van lichten nocht zw aar en 5 richtfnoer nocht maat e} weet •, en zonder kennis, zonder oordeel3 met aüerley winden waayt: zoo verzoeken wy» uit den naame der Heeren Staaten, dat uwer cDoorluchtigheitgelieve, ditfiuk van zoo groot een gewight, naar gelang van dien, te betrachten. Hierteeghens braght Lei- teice fiers ceder by, 'Dat hem, f Uit re cht, door de Burgher hoplmden, zeekergefchrift, peggen fpreckende, in Neederlandfche taaie, van de Opperheerfchappy des Lands van daar te e- Uitrecht optedraaghen aan haare Majeßeit > was behandight, neevensver- ghem. tooning dat 'Paulus Buis en d'andregernaghtighden, zich, noopende dit punt, in Engelandt niet hadden gequeeten naar behooren. Maar , van de goede vlyt) aangewendt by Buis en d'andre gemaghtighden, hadhy Graaf de gemel- de Hopluiden bericht -, jaa hen teffens berifpt oover hun vreemdt bedryf. Het vangen van Buis, verklaard' hy hooghlyk, gefchiedt te wee zen buiten zyn ken- nis -j hoewel zich Buis teeghens hem, ook teeghens haare Majeßeit , had ver- greepen. Om 't ontflaaken van den zelven, hadhy ge f ehre even > maar de Hop- luiden daartoe niet kunnen verflaan, dryvende dat hy behoorde zyn zaak al- daar aan Rechte te verdaadighen, en den Raadt van 'tgewefl zynergeboorte niet te weigheren. Zich vindende verkundfehapt uit verfcheiden' oorden, ook door haare Majeßeit, hoe devyandt met eenighen binnen Uitrecht, Amfler- dam, Haarlem en Kampen, verfiandt hield\ zulx de zelve zich vermat dieflee- den door hunne hulp wel haafl in te kryghem hadhy denGraave van Nieu- wenaar belaß op alle verdechtighde luiden te letten > en van den zelven een' lyft met tachtigh oft hondert naamen' ontfangen, die, by hem Leiceßer, tot minder getal gebraght waar en. Nieuwenaar en die van Uitrecht wilden be- weer'en, dat de geenen, waar voor die van Hollandt fpraaken , wel van de fchaadelykftewaaren: endat MeefterFlorisThin, naade neer laagh van Aa- meronge , zelf in de vergaadring had voorgeßelt, dat de tydt gebood met den wandt te daadingen: hoewel hy Leiceßer zulx van Thin nietgelooven kon * i>och d'Algemeine Staaten moghten de gern aghtighden van Uitrecht,zynde nu in den Haaghe, daarop hoor en •, om befcheidelyk onderricht te worden van de geleeghenheit der zaake, en daarinne te doen 't geen tot de meefle welvaart der fladt diende. 'T welk, zyns gevoelens, althans gemaklyker vallen zoude; alzoo de gemoeden, geterght in" teer ft door zeekrenfeherpen brief der Staaten van Hollandt, nu moghten bezaadight zyn. fVyders, hy was een Vor ft van zulken ftaate alsyder wifl -, en opgevoedt, enßaadighlykgebruikt, in een Kooninkryk, daar mende achtbaarheitder rege er inge in zonderlinge waarde hield. Waar- oover geenszins te denken viel, dathy 'tgezaghvandewettelyke Majeßraat op andren zoude willen oover draaghen. Vanzoodaanighfchryven, als't geen waar af men vermaant had, wifl hyniet} immers niet dat 'er yet, flrekkende tot zulk een eindt, zouw gefchreeven zyn. Hierop bejeeghend' hem Oldenbar- oldenbar- nevelde weeder meteen' reede vandeezen zin. DoorluchtighfleVorfl, van nevelds onz yertoogh is de meening niet dat uwe^Doorluchtigheit teeghens de achtbaar- we €r , heit der rege er inge yet zouw gedaan hebben : maar aüeenlyk zulk doen ge- ' dooght, en ongefir aft gelaat en. T)at de Burgherhopluiden, die in zaaken van Staate nocht e te zien nocht e te zeggen hebben, zich onderwinden zouden eeni- ghe aanbieding van Opperheerfchappy e te doen j en zulx van hun te ver draa- ghen j is voorwaar een zaak van tefnoodengevolgh. 'Tfiaat hun, buiten het fiuk der wachte, niet vry, den geringd en perfoon, veel min eenen Raadsman uwer <Doorluchtigheit , in hechtenis tefleUen :en,by 't vafihouden des zelven, teeghens
|
||||
DER NEEDERLANTDSCHE HiStöJUÊtJ. ïïêf
teeghens 'tgebodt uwer T>oorluchtigheit, tydt de acht baar heit der regeer in- ï 58Ó.
ge meede kracht engeweldt. Uwe T>oorluchtigheit behoort, ten aanzien van den Lande, ten aanzien van haaf eigherè achtbaarheit , ten aanzien van't * amptgenoodtfchap des Raads v anStaat e, d'ontftaaking van denHeereBuis te * Cölïë- verzorghen-, ofte dien Raadehet oordeel te beveelen-, ten minfte op het punt oft &e • hyweloftquaalyk is gevangen j ook oft men ft offe tot aantafting teeghen hem heeft, oft niet. Want het wilde hem zeer bezwaarlyk vallen, zyn zaak voor 't HofvanUitrecht en eenighen uit denRaad vanStaate te moeten *gereedt maa- * Iriftrüe- ken; immers op de ontflaaking: gemerkt de Burgherhopluiden zyn7 volkoomene *'en • iveederpartyen zyn, ende ?iiemandt in Uitrecht hun zouw darren mishaaghen-, gelykverfcheidegefchiedeniftenklaarlykte kennengeeven. T)e wettelykheit van zyn beroep tot Raadsman behoort men niet in twyfelte trekken -s naardien hy, gelyk anderen, laß brief geh adt heeft, in bezit geweeß is, en byy der ge- acht voor een lidt van den Raadt. Temandt met voorfpreeken te begunftighen^ diefchuldt heeft, is de zin der Staaten niet: maar aUeenlyk dat eenenyghe- lyke Recht warde gedaan. T>eperfoonen , gezet uit Uitrecht, gaan •, by aide werelt, voor getrouwe beminners des vaader lands■:-met naame Flor is Thin j die den zelve zoo aanzienlyke dienfiengedaan heeft, en der Spaanfche tieran- nyezoo manlyk helpen weederftaan, dat wy geenszins ge hoven kunnen de ree* denen, verhaalt by uw' iJoorluchtigheit, uit zynen monde ge kóomen te zyn. In üüengevaUe behoort men hun Rechters te verkenen totflyting hunner zaaken. 1)e brief beveelende denTredikanten vanGorkum verft andt met Kleerhaaghè te houden, en hem, zoo wel met hunne hulpe als met aanroepen der Godlyke, in te volghen-) is onder 't eighen handtt eiken uwerT) oor lucht igheit afgeveirdights tot groot e bedroe f nis der Wethouderen j alzoo zy , flaande fc hoon alles in dé befte vouw > nochtans oordeelen moeten, 'dat uwe ^Doorluchtigheit aan hunne getrouwigheit twyfelt; daar zy de ft adt zoo lang en vroomelyk teeghens den vyandt befchermt hebben. Maar de Graaf, kunnende den Burgherhopluiden geen gelyk geeven, nochte de zelve, zonder hen te vervreemden, in 'tongelyk Hellen , volftond by zyn voorigh antwoordt, en zeide , de zaaken althans t'Uitrecht zoo verre gebraght te hebben , dat zich geen' ftadt in Needer- landt beeter teeghens den vyandt verzeekert vond : 't welk dien van Hol- landt tot geen gering voordeel gedeegh. Teeghens Buis voer hy breed uit: 1)at die niet wettelyk tot Raadsman gehören was, en 't zelve niemandt beeter bekent dan hem Graave: dat Buis de Rechters van 'tLandtfchap zynergeboorte niet wraaken moght. Hem verwonderde dat deeze man zoo zeergedraaghen werd van de Hollanders, en dat hy, indien hy hun zoo wel, als zy tuighden * gedient had, van hunnent weeghe niet in de bezending aan haare Majéfteitge- beezight was. Hier meê bleef dit ftuk hangen. In 't verzoek gedaan van weeghe der uitgezeide perfoonen , om zich in Rechte ter zuiveringe te mooghen ftellen , bewillighd' hy ten laafte * en wees hen aand'Algemeiné Staaten. Met zyn fchry ven aan de Predikanten van Gorkuni, verklaard' hy $ byhooghe woorden , niet anders gemeint te hebben , dan de achtbaarheit van zoo dapper een' Hopman , als Kleerhaaghè was , te fterken. Op het tiende punt zeid' hy , dat de fcheiding der Landtvooghdyen van Hollandt en Uitrecht in den tydt zynes gebieds niet gedaan was : dathy welwenfch- te aide geweftenzulxvereenighttezien , dat ze by eenen Landtvooghdt al- leen moghten geregeert worden : dat hem bevreemde dat men met deezé klachte dus laat voort quam, nu hy, flaande om te vertrekken * geen' orde daarop ftellen kon. De gemaghtighden vertoonden , dat die van Hollandt zichaltyds, teeghens de fcheiding, metaantuighing van d'onbillykhéit der £elve, verzet hadden. DeheervanBraakei, weederom , dreef^datdievart Iiiii 3 deri
|
||||
iio6 P. C. HOOFTS VIERENTWINTIGHSTE BOEK
1^86. Uitrecht in de vereening der gemelde Landtvooghdyen geen verlof had* den gedraaghen -, endatmen , willende immers de zelve vereenighen , dan behoorde den Uitrechtfchen Landtvooghde , alseerftgekooren , deLandt- vooghdy van Hollandt in te ruimen. Waarteeghens de gemaghtighden hielden (taande , dat het fchrift, gemaakt op dit (luk , anders luidde, en al- tyds achtervolght was. Leicefter beloofde , by d'eerfte geleeghenheit hier in te voorzien . Op 't elfde punt vertoond' hy , dat, voor zyn' aankoomft hier te Lande, het uitvoeren van eetwaaren al verbooden was : dat hy , in dit werk , hem aangepreezen van veele luiden voor *t eenigh middel om den vyandt te krenken , niet had gedaan , dan by goeddunken van den vollen Raadt 'j ende niet getracht dan 't gemeine heil te bevorderen. Wy houden Zrnßigbe ons^ (zoo fprak toen de heer van Oldenbarneveldt) cDoor lucht ighfle Vorß, ge- nade van noegh verzeekert van de deughdelykheituwermeeningein.'t maaken derplak- oidenbar- kaaten. Maar, de zwaar igheit, daar in ge [peurt, heeft men uwer cDoorluch- neveldttee- tigfoeit ? zoo by ge fchrift als by monde, met leevendighe reedenen voorgemaalt, f/TI \ €n<^e ^aaroP? naa 't z>iften der zaaken, een nieuw befluit verworven. 'T welk, op'tflukder hoewel pleghtelyk genoomen ten ernflighen verzoeke der HoUandfche en meevaart. Zeeuwfche Staaten, die, ingetaale van zes- oft zeevenhondertperfoonen uit d'aanzienlykfle der Landen, daar oovergeraadtflaaght hadden, nochtans ver- |
|||||||||||||||
* Parti-
culiere . |
niet ïght is op aanßaan van eenighe* ampteïooze luiden, meefl vreemdelingeny
|
||||||||||||||
voorts, van andre die de zeevaart niet aangaat \ en ditte ten aanfchouw van
Reingoudt , gelyk hunne voorfchriften uitwyzen. Een werk, voorwaar, aan- flootlyk booven maate. ^Degemelde Staaten dan, dewyldes Lands behoudenis op hunne voorzorgh fleunt , begeer en dat op hun vertoogh warde acht gegee- ven. En, zoo uwe T)oorluchtigheit twyfelt aan de waar heit van dien, haar gelieve eenighe perfoonen te maghtighen> om f onder zoeken: en men zal hun doen blyken, dat de Landen, in dit jaar, by afbrek van neeringe, verloop van koophandel, fchorfing van zeevaart, verlies vanfcheepen *> groot er fchaadege- leeden hebben >>danintwaalf jaar en te voor e. De Graaf, (chynende ontroert door dit verhaal, bekende dat de Landen, zonder de zeevaart en den koop- handel , nocht groeyen nocht bloeyen können: en beval den Raadsheeren van Staate dit (luk op'thooghfte te behartighen. Op het twaalfde punt liet hy |
|||||||||||||||
*Con-
voyen. * Licen-
ten. |
vraaghen, of het geene, dat van ^degeleigelden, *de verlofgelden, en de
buiten , booven de toerulling der oorloghfcheepen quaame oover te fchie« ten, aan geen'andere onkoften des kryghs moghte befteedt worden. Men ant- |
||||||||||||||
woordde , dat het, met het inkoomendergeleigelden, en met het oorlogh
te waater , heel anders ging , dan met de inkoomften en het oorlogh te lan- de : dat, by wylen, in eene maant meerinnequam , dan in vier andre : dat ook de laden zwaarder in d'eene maant, dan in d'andre, vielen: zulx men geen ooverfchot reekenen kon j immers niet dan ten einde van't jaar , ende naa 't beraamen der aanlïaande koften van toerulling : doch , zoo alsdan yet bevonden wierde oover te fchieten , datniemandt , teeghens't befteeden van 't zelve aan andre zaaken , yet hebben zouw. Dit oordeeld' hy reedelyk te zyn, en bewillighd' 'er in: desgelyx in het dertiende punt, met belofte van geen verandring , in 't (luk der gemeine middelen, te maaken, buiten verlof der Staaten. Op het veertiende wees hy aan, dat hy, niet door in- *Confif- geevenvan Reingoudt oft Paret, Recht tot de * verbeurtgemaakte goederen catie. eifchte: maar by goeddunken van den Raadt, uit krachte van 't verdragh, met hem gemaakt lang voor de koomfte van Reingoudt, zyn Recht vertoont had. Hierop vielen veele woorden •, dewyl hy zyn voorgewende Recht zocht tebeweeren , en de gemaghtighden dreeven dat het in geen'reede belfond. Eindtlyk werd gezeit, zyn verflandt te zyn , jdat men oover deeze (toffein naader
|
|||||||||||||||
DER NEEDERLANDSCHE HISTORIEN, iio;
naader gefprek zoude koornen* en midlerwyle 't bewindt, gegeeveii aan tf8'& Moftart, Griphius, en andre diergelyke, gefchorft houden. Ophetlaafte punt verzocht hy te weeten , wat perfoonen, daarin , by de Staaten gemeent werden. De gemaghtighden antwoordden , dat de Staaten , betrachtendes boovenal , zoo den dienft haarer Majefteit en zyner Doorluchtigheitals de behoudenis des Lands, en ziende de zaaken in groote verwarringgebraght, door eenighe geeften , gekoomen uit Brabant en Vlaandre , goedtgevon- den hadden zyn' Doorluchtigheit by dit punt te waarichuwen s op dat de dingen van Hollandt, Zeelandt, en Vrieslandt, by raadt der Landtzaaten moghten beleidt worden : te meer , dewyl de Brabanders en Vlaamingen ftaatzuchtigh van aardt en geneeghen waaren naa ampten te ftaan , en elk- andre , door alle weeghen, daartoe te vorderen. Dit nam hy op tot oor* zaak om gewagh te maaken van Burghgraaf, dien hy hun hooghlyk aanbe- val y verhaalende dat de zelve in dienft van wy lenden Prinfè«, hooghlofly- ker gedachrenifle , ge weeft , en in Vlaandre gebooren was : dat die van Vlaandre meede met haare Majefteit gehandelt hadden , en Meetkerke , van hunnent weeghe , een' plaats in den Raadt bekleedde -, zulx Burgh- graaf wel behoorde tot geheimfchryver aangenoomen te worden : en dat het Chriftenen betaamde , luiden , verdreeven uit hun vaaderlandt en goe- deren , voort te helpen . Daarop voeghden de gemaghtighden , dat de Staa- ten zich voorftaan lieten , zoo groot een* toegang en geloof aan Reingoudc en zyns gelyken , by zyn' Doorluchtigheit , gegeeven te weezen door toe- doen van Burghgraaf en Meetkerke $ en daarom 't bedryf van dezelve en diergelyke luiden bedenkelyk hielden : dat de Staaten de inboorlingen der andre Landtfchappen geirne ontfangen en Chriftelyk handelen wilden ; maar onreedelyk vonden zich van hun te laaten verheeren : dies zoud' het zyner Doorluchtigheit gelieven goedertierlyk op 't vertooghtte letten ,*en * AP°* gunftigh befluit op aide punten , in (chriftelyke * byteekeningen , te ver- *n' leenen. Dit beloofd' hy te doen : doch tuighde daarby, liever te hebben dat ■ ,, * het *boexken verbrandt waare , dan dat uit zyne byteekeningen eenighe „ee(t verloc tweedraght tuften de Landtfchappen ryzen zouw. Toen verzochten de omRein- gemaghtighden affcheidt op de zake van Reingoudt 5 naamelyk dat hy te goudt te Rechte geftelt wierde. Hiertoe gaf hy verlof, en deed hun daaraf een'by- Rechte te teekening , geftelt op het verzoekfchrift, dat hem t'Uitrecht behandight fiellen' was, 00 verlee veren, Althans begeerd'hy voorts , dat de Staaten ooverleg- H?m'~ gen zouden, wie, uit de Engelfcheheeren, te kiezen ftonden, om in zyn af- t°fJ*r°~m weezen oover 't krysvolk te gebieden : waartoe hy den Oudtooverfte van ne„ienvm Yerlandt Pelham , den Veldtheer Norrits , en den Kornel Stanley voor- ethke Ua- flocgh . Ook verzocht hy , dat men befluit naame op de bezending naa En- ren . gelandt , op vermeering van 't getal der gezanten , op 't inftellen hunner *" Hol- laftbrieven , om alle verwyling af te fnyden . TefFens drong hy op in wil- landt vmdt ghing van grooter ichattingen , en die voor etlykejaaren ; om haare Maje- fneri£oedt fteit te beeter totverfterking haarerhulpete beweeghen. Want, dat, uit efn e^H' naame der Algemeine Staaten , eenighe gemaghtighden dienden naa En- EnïeUndt gelandt te gaan , was by die van Hollandt, al in Herfftmaanr,, goedtgevon- te doen, den j doch niet volkoomclyk by al de fteeden toegeftemt: waaroover het van weeghe werk een' wyl fteeken bleef. Wyders , Leicefter fcheidde uit dit gefprek, der Mge- met een ervoelen van d'onbeichroomtbeit der gemaghtighden in 't beri£ meme pen zyner gangen , en inzonderheit van hun ftyf ftaan op ftraf oover Rein- Staaten* goudt : maar met een' gekneuzden moedt, die hem ontried zyn misnoe- , h ghen anders te uiteren , dan met deeze woorden van wanhoop , Nu is't ge- pert een> daan met mjn' acht baar heit \ Echter ftond hy daarom noch niet af van zyn wß. voor-
|
||||
iio8 P.C.HOOFTS XXIV. BOEK DER NEEDERL. HIST.
i$%6, voornecmen : maar, ziende 't zelve niet uit te werken door ontzagh , keer-
Leiccßer de zich tot konftenaaryen van flimme treeken, om ('t waare hoe 't wilde )
zoekt Rein- cjien boeve 'c hooft booven te houden , en het den gerechte t'ontfutfelen. goudt dm j_|y jiacj ^ Q gejy jc yermeldc [s ^ de bewaarnis van Reingoudt, al i n 't leegher genene vQor j3oeskurgh , aan den AlgemeinenProvooft bevoolen . Deez, weezen- lm de een Engelsman , liet hem nu zonder wacht. Hieroover ftclde * d'Algjë- *Procu- meine Bezorgher , door orde der Staaten van Hollandt, vier booden van
reur gene- 't Hof in zyn' herbergh , om hem te bewaaren, Daar komt de Provooft aan raal. baaren en buldren ; en dry ft de booden , naa een deel kaakflaaghen en trek- D'Alge- k;en by dc ooren , ten huiz' uit. Jaa hy voer den Bezorgher, die aan 't wegh-
meme Be- gaan was, in den baart: zoodat de zelve , ter naauwe noodt, uitzon' han- B K t den raakte. De Staaten , neemende dit zeer oevel, als billyk was , klaagh- HolUndt den't aan Leicefter. Die verklaarde, dat hy, als hebbende niet belaft Rein- wordt goudt oovert^leeveren , den Provooft geen ongelyk geeven kon. Sintver- fmaadeljk zochten zy hem meermaals , te gehengen , dat de gevangen te Rechte ge- misbandelt fteltwierde : eneindtlyk'sdaaghs voor zyn vertrek , dat hy dien niet meê terzake naa Engelandt naame. Waarop hy , naa verfcheiden' uitvluchten, beloof- vanRetn- je ^ Remg0udt onder den Provooft in den Haaghe te laaten. Windt : als ^°Reln oudt ^ Graaf naa Dordrecht reizde , pafte Reingoudt naa den Briel te gaan. raakt eind- Op ktaghten hieroover antwoordde Leicefter , dat, buiten zyn weeten, Ijk. vry: Reingoudt naa den Briel vervoert was : maar dat hy orde geftelt had om hem jaa krjght aan te houden , en weeder in den Haaghe te brengen. Echter zond hy hem em deel naa Uitrecht, en bewillighde by monde ( gely k de Raadsheer Wilkes fchrif« zynerpa- telyk tuighde) t'zynen verzoeke , in weederleevering zyner papieren, leg- pteren wee- gen£je eensc{eels aldaar , eensdeels in den Haaghe. Waarop Reingoudt de ui'v°n geenecue t'Uitrecht waaren , vorderde, en ten laafte verkreegh , doortoe-
leiceßer. defcn van den Schout Trillo . Naad'andre, berührende onder den Algemei- H/ gaat nen Bezorgher in Hollandt , dard' hy niet koomen taaien •, en begaf ziofe
totvliffmge thans met der woone binnen .Vliflinge. Van hier liep hy naamaals, als Lei- woonen: cefter de Landtvooghdy had opgekundight, ter fluik naa den vyandt. En Loopt van zoo fyn een man 9 <jie geene dienftbooden , dan van den Hervormden
daar naa ^ Godsdienft , onder zyn gezin plagh te lyden , ftarf eindtlyk tot BrulTel, enPaTf!' daar hy zich uit vreeze voor zyn' fchuldenaars verhoolen moeft houden 3
enjterjt . J J
in'tRoom- in t Roomtchegeloor.
(che geloof *
|
||||||
P. C. HOOFTS
|
||||||
■ ■.' ...... .._._„_.......__
|
||||||
■MM
|
■MM
|
|||||||||||||||
ii óp
|
||||||||||||||||
P. C. HOOFTS
NEEDERLANDSCHE
|
||||||||||||||||
RIEN
|
||||||||||||||||
VYFENTVINTÏGHSTE BOEK.
Erwyl de Staaten van Hollandt, Zeelandt, enVries-
landt , arbeidden , om den Graaf van Leicefter , tot neemen van beeter voet op het beleidt der dingen, te beweeghen •, ftak een nieuw onweeder van Ui- trecht op. De Staaten van dien oordt hadden Gee- raardt Prounink , anders Deeventer, gemaghtight, om van hunnent weeghe , als een lidt van 't amptge- nootfchap der Algemeine j alles, neevensd'andre, te helpen beftieren. Hy vond zich ook in 't bezonder gelaft, om hen, famt die van Hollandt en Zeelandt, tot gelyk befluit te ver^ fpreeken, als by die van U itrecht genoomen was., noopende d'opdraght der Hooghe Heerfchappye aan de Kooninginne van Engelandt. fuift op den elfden in Slaghtmaant, dagh van 't ooverleeveren des boovqnverhaalden vertooghs, quam hy zitting ter vergaadringe der Algemeine Staaten ver- zoeken . Maar men wraakte hem, als ingekroopen ten Burghermeefterfchap- pe van Uitrecht, teeghens de voorrechten der ftadt, die geenen Brabander toelieten aldaar eenigh ampt van regeeringe te bedienen : dewyl de Bra- banders, t'hunnent, zulx geenen inboorlinge van Uitrecht vergunden . Als hem dit aangezeidt werd, belghd' byzich desbooven maatej enborft, naa een lang vertoogh, eintlykuit, tot^ aantuighing, 'Dat hem niet zouden te wyten flaan al'de onheilen, gefchaapen hier uit den Landen oover te koomen, en zoo groot, dat ze ("dit woordt gebruikt5 hy) niet f ontmonden waar en > nochte te begrypen van de daar teeghenwoordighe Heeren, wen zejaa zoo vee- Ie vernuften hadden, als hairen op het hooft. Hy ried ook den andren gemagh- tighden van Uitrecht, die daar zaaten , op te ftaan , en de Hollandfche, Zeeuwfche, Vrielche, op zich zelve te laaten arbeiden: verzocht eevenwel te verftaan, wat befcheidt hy aan zyn' maghtighers hadde oover te brengen, om den flagh van 't befchooren misquaam eenigher wyze te breeken. Men gaf hem tot antwoordt, dat de Heeren Staaten hun befluit niet verandren moghten : maar 't ooverdraaghen der zaake aan zyn' befcheidenheit fiel- den, begeerendedat hy daarin denmeeften oorber des Lands wilde betrach- ten. Daarop voer hy weederom uit: T)eeze was de dagh, deezede uure, die de Landen befchreyen zouden : vernieuwde zyn' aantuighing, en begeerde dat ze te boeke geteikent wierde. De Heeren verftonden, dat hy zelfde zelve op papier zoude brengen. Dat deed hy j doch ten gefchrifte dien hoomoedt niet uitkyken, waar mee hy gefprooken had. Onaangezien dee- zeweighering, onderwond hy zich aanftending te doen, om indevergaa- dring der Staaten van Hollandt gehoort te worden : maar kon aldaar ook niet te weeghe raaken. Eenighe daaghen hiernaa ontbood Leicefter den Al- gemeinen Staaten, zy zouden vyf perfoonen uit hun, neevensOldenbarne- veldt, Voorfpraak van Hollandt, by hem laaten koomen. WaaropdeHeer Kkkkk van
|
||||||||||||||||
15-86.
|
||||||||||||||||
Geeraardi
Prounin^ anders ge- noemt Dee- venter, wort van de Uitrecht- fche Staa- ten ge- maghtight om ter z.aamenin- ge van d'Algemei- ue te ut- ten: Heeft noch
eenen be- sondren lafl. Men
wraakt zyn' hoe- daanigheiu *Proteft é
|
||||||||||||||||
Die van
Hollandt
fiaan hem geen ge- hoor toe« |
||||||||||||||||
ii lo P. C. HOOFTS VYFENTWINTIGHSTE BOEK
1580. van Noortwyk, Barnéveldt voorzeidt, Meefter Pieter van der Meer, Adriaan
Kooper, Kaipar van Vosberghen, en Kaarel Roorda, in den Raadt, daar hy zich vond, verfcheenen. N aa vermaan van eenighe andre zaaken, vorderd' hy hun de reedenen af, waarom de Algemeine Staaten, aan Prounink, geen' plaats dimmer vergaadringe wilden inruimen. Men vertoond' hem , dat Wat men Prounink een Brabander was, ook geen bürgher der ftadt U itrecht, nochte teeghem gegoedt in dat Sticht, en derhalven niet kiezbaar tot Burghermeefter : dat hm> hy, daarenbooven, den Algemeinen Staaten had reekening te geeven van een'merklykefom penningen. Eengemaghtighde van Uitrecht voeghd'^er by, hoe Prounink, in de zaamening der Uitrechtfche Staaten, zich had laa- tenhooren, dat, terzaakevanzommighen, willende zoo zeer de voorrech- ten verdaadighen , noch bloedighe koppen zouden gedraaghen worden: Jt welk alleen den Algemeinen Staaten ftoffe t'oover gaf om hem af te flaan j naardien zoo laftigh en hachlyk een oorlogh by hen was aangenoomen, en zoo lange gevoert, allermeeft voor den Godsdienft en de vryheeden, tot befcherming der welke zy zich ten hooghfte verplicht kenden. De Graaf prees grootlyxden yverder geenen, diepooghden de voorrechten te hand t- haaven: maar begeerde, dat de gemaghtighden oopening van de verhaal- de reedenen zouden aan Prounink doen. Waar op hun zeggen was, dat zulx in de goede geliefte zyner Doorluchtigheit ftond : maar dat zy , in Prou- ninks teeghenwoordigheit, niet zouden begeeren ooverde zaak te twiften. Dies ontbood Leicefter zelf Prounink, en hield hem de reedenen voor. Op Wathy, d'eerftezeid'hy, niet te gelooven, dat dié van Uitrecht zich voorzien von- voor uch, den met eenigh voorrecht, waar by de Brabanders daar uit de ampten ge~ Ijbraght. ftooten werden >, gemerkt die van Vlaandre, met aanbieding van vegle ton- nen fchats, zoodaanigh Recht van Kaizar Kaarel niet hadden kunnen ver- werven: ende dat hy nietwift, met wat befcheidt de Hollanders alle buiten- boorlingen uit hunne regeering weerden. Op de tw.eede zeid' hy , meer dan vyfjaaren binnen Uitrecht gewoont te hebben, en ooverzulx kiezbaar te zyn tot Burghermeefter. Op de derde, dat hy in't Sticht wel geen'on- roerende góedren bezat; maar inHollandt meer dan voortienduizerit pon- den van veertigh grooten 'tpondt. Op de vierde, dat d' Algemeine Staaten hem wel vierduizent gulden fchuldigh waaren , ende hy hun niet dan ree- kening, het doen der welke hy nooit, maar zy zelve hadden uitgeftelt. Op de vyfde, dat hy zulx, als men hem naagaf, niet gefprooken had ; doch, dat, als in zeekre vergaadering der Staaten van Uitrecht verhaalt werd, hoe die van Hollandt meenden verandring van de nieuwe Wethouders der ftadt, hech- ting der Stichtiche Landtvooghdye aan de Hollandfche , en andre dierge- lyke zaaken te weeghe te brengen; daarop vertoont was, dat men, om aan haare Majefteit en zyn'Doorluchtigheit genoeghen te geeven, niet diende zoo ftips, om dingen te vooren gefchiedt, op de voorrechten oft verdingen teftaan: behalven dat daaruit lichtelyk zwaar misquaam, tweedraght, en bloedftorting ryzen moghte. Op dit antwoordt van Prounink viel wat praatens, zonder vaft te ftellen wat oorberlyxt te doen waare. Doch, als hy uitfloegh, dat de gemaghtighden van't Sticht, in de vergaadring der Alge- meine Staaten, zonder hem niet handelen zouden, dewyl'thun, bybefluit van de Vroedfchap der ftadt, verbooden was-, zoo ried hem, in 's Graaven teeghenwoordigheit, de Heer Wilkes, herroeping van dat befluitte bevor- deren. Op den vierentwintighften in Slaghtmaant hoorde men Prounink, in byweezen van Leicefter , noch eens : ende gaaven hem , naa eenighe woorden en weederwoorden , d'Algemeine Staaten tot affcheidt, Hy had- de naa Uitrecht te gaan, om te verzorghen, dat een ander in zyn'plaatje gemagh-
|
||||
DER NEEDERL ANDSCHE HISTORIEN. im
gemaghtight wierde. Prounink, ziende, nocht in zyn' dreighementen, i^86.
nocht in de gund des Graaven, klems genoegh om zyn duk ftaande te hou- den} trad, met een'krop vol fpyts, ter kaameruit. Kunnende nochtans de gehapte hoope niet flaaken, reizd' hy, neevens Leicefler, naaDordrecht: lekefter deed aldaar eenen brief in (lellen , naar een ontwerp opgetooyt met zyn' draaght eighene-, en kreegh 'er 's Graaven handt onder. In dit fchryven, geteekent p™«»«^, op den zeevenentwintighden in Slaghtmaant, en gericht aan de Staaten en(ieI^W van Uitrecht, daalde Leiceder, van eenen glimpighen aanvang, waarby hy c *"%*** hun den Godsdienft ende eendraghthooghlyk beval, op de twift gereezen uit het wraaken van Prounink, dien hy zeide , op benoeming der Uitrecht- fche Majedraat, tot Burghermeefter gekooren te hebben, en te zullen hand- haaven; begeerende dat zy 't zelfde deeden, met de meede belcheidenheit, en in voeghe , dat, nochte d'Algemeine Staaten verbittert, nocht Prou- ninks achtbaarheit verkort wierde. Maar, geduurendezyn verblyfm Hol- zwaare landt, ging t'Uitrecht het onderde booven , door den wantemper der re- hroertetot geeringe en 't hollen der Burgherhopluiden. Deeze , op wroetende 't be- uitrecht. graaven krakkeelvan 't jaar vyftienhondert tweeëntachtigh, wilden zelfs de perfbonen, gekooren om de plaats der Geedelykheit in beleiding van landt- , ^w w^ zaaken te bekleeden , niet langer gedooghen , maar den eerden Haat heel ! ! Eer" afgefchaft hebben. Ende viel hun hierin deVroedfchap der dadttoe* be- J"'<!ƒ** fluitende , op den eerden van Wintermaant, 'Dat men den * gekoortingen, geeïmz als weezende in hun T bezonder onderzaaten derfladt, hooft voor hooft zouw metten. de weet e doen en beveelen, niet meer, uit kracht der kiezinge, onder de Staa- * Geëli- tenteverfchynen-, nochteenighe zaameningtemaaketi) oftop verfchryving, geerden. oft naar daaghelykfche gewoonte s'op verbeurte hunner xvoordeelgelden^ al- ïprive« zoo de Raadt hen hield voor afgezet: dat men ook voorts d* andre ßeeden >ende . ent-'""
« cicn oft
Heeren van de Ridderfchap, hadde te verwittighen van dit befluit, met ver- Preben
zoek eener byeenkoomfle-, om gelykelyk nieuwe ordeophet fiemmeninde ver- den.
gaadring der Staaten te raamen. Thans quam Prounink in ftadt, en verzocht, op den derden der maant, aan den Aadel en der deeden gemaghtighden, daar zynde, dat hun geliefde 't verflagh van zyn weedervaaren, en den in- houdt van Leiceders brief, te hooren. De Eedelen verklaarden zich onge- zint daartoe, 't en waare men alvoore de gekoorlingen, uitbeeldende 't Eer- de Lidt der Staaten , t'hunner achtbaarheit herdelde, en ter vergaadringe verfchynen Hete. De Regeerders der dadt zeiden weeder, dat zy, volghende den voet, gehouden in andre Landfchappen, en kennende de bezitters der geedlyke goederen niet dan voor geedlyke luiden, die zich met geen' we- reldfche zaaken behoorden te moeyen, behalven dat zommighen der zelve ook op ontrouw teeghens 't gemeine bede bevonden waaren , hun , met goede reede , den ingang ter vergaadringe van de Staaten verbooden had- den: begeerende daarom, dat de Aadel zich naar hun befluit, en tot aan- hooring van Prouninks verflagh , wilde voeghen. Maar de Eedelen , hoe HeP¥le zeer de Majedraat ook drong, zoo met voorwenden van 't groot gewightXm* m derzaake, als met dreighementen van doch anders daarmee te zullen voort- gaan , bleeven bedendigh in 't weigheren , en tuighden haar aan , dat al, wat zy en die van d'andre fteeden daarin quaamen te doen, hadde niettigh en van geener waarde te weezen. Dies onaangezien deed Prounink zyn verflagh in de Vroedfchap , en verklaarde de gemaghtighden 's Lands van ^ Uitrecht zyn hardde weêrpartyen in d' Algemeine Staaten geweed te zyn. '1WTl Maar 't afzetten der gekoorelingen misprees hy, zeeker, erndelyk , vree- af[eltJeh zende dat men 't niemandt zoo zeer als hem zoude wyten. AVaarop de cler gekoo- Vroedfchap verklaarde, de afzetting, nochte ten opmerkevan hem, noch- relingen. Kkkkk 2 te
|
||||
iit2 P. C. HOOFTS VYFENTWINTIGHSTE BOEK
iföó. teby zynen raadt oft toedoen gefchiedtte weezen -, en dat zy bcflooten had
zulx te doen aanteekenen. Op zyn verflagh volghde, dat men, uit naame van Schout, Burghermeefters der ftadt Uitrecht, ook van de gemaghtigh- den der andre fteeden dies Lands , de Heeren Henrik Buth en Bartholo- meus van de Waal, hunne gemaghtighden ter vergaadiïnge der Algemei- ne Staaten , herriep j fchryvende teffens aan de zelve Staaten , dat de ge- melde fteeden niet zouden voor goedt houden , 't geen , by aanftemming der geenen die zy herroepen hadden, rnoghte beilooten worden, naa dat hun weete van de herroeping gedaan waar. Daarteeghens bevaalen d'andre twee Leeden der Uitrechtfche Staaten den twee voornoemden gemagh- tighden , hunnen dient* echter waar te neemen-j jaa aan te ftaan om rich- ting van 't geene , dat, teeghens 't verding met Engelandt gemaakt, tee- ghens den laftbrief gegeeven, noopende de Landtvooghdy, aan Leicefter, ende teeghens de voorrechten en gewoonten des Lands en der fteeden van Uitrecht, gedaan oft gehandelt was. Ontrent dit gety de beriep Leicefter, Georgias tot Algemeinen Schatmeefter, Georgius de Bie -, tot Algemeinen Ontran- de Bie won ger, Philips Doublet: twee Heeren, zeeker, die de zelve ampten, en daar- Algemem neevens Q eer{} Doublet, feedert de Bie ) den ftaat van eerften Raadsman scbatmee- £n Reekenmeefter der Landsheerlyke goed ren van Hollandt, tot hun Ups 'nou- ooverlyden toe , niet alleenlyk zonder eenighe fmet van opfpraak , maar biet Alge- met zeldzaam lof van getrouwigheit bedient hebben -, en zoonen van mein Om- eeven zuivere faame naagelaaten : een der welke, Georgius Doublet, ge- fanger. booren uit een' dochter van den Uitrechtfchen Raadshooftman Georgius Rattaller, om zyn eedel vernuft, hooghe geleertheit, en erntfefte oprech- tigheit, althans voor een doorluchtigh fieraadt des Opperften Raads van Gerechte in Hollandt, gekentwort. Op den eenentwintighften van Slaght- Letcefter maam ontbood de zelve Graaf vyf peribonen uit de vergaadring der Alge- mi t ua{ mcine sraaten 5 qo1c den Voorfpraak Oldenbarneveldt, by hem: en hield venrek- nun voor» dat hyvan zinne was, met den eerfteop wegh naa Engelandt te ^, N ftaan. Zy baaden hem, de Landen, in zoo zorghlyk een gewricht vanty- de , niet te verdecken van den trooft zyner jeeghenwoordigheit, en ten morden minfte zyn' reiz yetwes te verwylen. Hy, hebbende gezeidt zulx onmoo- en weer- ghelyk te weezen, om reedenen breeder verklaart aan d'Algemeine Staaten, woorden en betreffende zoo wel de Vereenighde geweften als de kroon zyner Mee- bieroover, ftreffè5 voeghd"erby, dat de Staaten in zyn vertrek bekommert fcheenen, tujjen urn vermoecjencje >t zelve uit eenigh zyn misnoeghen , teeghens hen , her te pemayh- k°omen: maar zich moghten verzeekert houden (en dit beveftighd' hy tigbden. bynaa meteede) dat het daardoor niet veroorzaakt werd. De Heeren, be- kennende 't vermoeden van hem aangeroert, en beloovende dat men trach- ten zoude hem alle voldoening tegeeven, klaaghdendatetlykeKeikendie- naars, welgeleeden en gemeenzaam by hem, van den preekfcoel te verftaan gaaven, en onder 't volk ftrooyden, dat men zyneDoorluchtigheit, zeer t'on vreede oover de Staaten, vertrekken liet: geruchten, • die tot ontftelte- nis der gemeente, en oproer, ftrekten. Zy zeiden hem ook, den Staaten ter ooren gekoomen te zyn, dat de Engeliche Heeren en Eedeliuiden, heb- bende den Lande in 't gezellchap zyner Doorluchtigbeit gedient, oover quaade betaaling morden : zonder dat de Staaten de reede daaraf wiften, vindende zich onbericht van de foorte der dienften by hen gedaan, en van 't geen hun daarvoor toequam. Zy vertoonden, dat in zyn afweezen veel misverftands, wantróuwens, naaryvers, zoo tuften de Engelfche als andre kryshoofden , en daaruit groot onheil dreighde t'ontftaan: dat ongelyk meer vendels foldaatcn in clienft waaren , dan men , uit den onderftandt haar-
|
||||
DER NEEDERLANDSCHE HISTORIEN. 1113
haarder Majefteit , en de fchattingcn der Landen , met goede orde onder- 1786.
houden kon: zulx noodigh bleek , der een deel , zoo wel van EngeHchen als anderen landaardt, by gezagh zyner Doorluchtigheit, af te danken: om al ' welkeen meer andre reedenen , die zyn'Doorluchtigheit van zelfs genoegh fpeuren kon , de Staaten groote zwaarigheit in zyn vertrek zaaghen . Hier- op zeide de Graaf 5 dat hy de reedenen ooverweeghen zouw , en hun , naa den middagh , befcheidt geeven. Daarentuflen wild' hy hun niet heelen , dat hy , hoewel hem geen onbenoeghen tot de reize beweeghde , zich nochtans, by't vertoogh van den elfden der maant , geprikt vond. Enhy maakte veele woorden van dat men zyne plakkaaten op't ftuk der zeevaart wraakte, en't vordren van Reingoudt en Burghgraaftenquaadfte duidde* daar alles nochtans uit goede meening gefchiedt was. Ten laafte quam 'er uit, dat de Staaten van Hollandi; (zoohy verkundfchapt was _) hem , pover 'tmaaken der voorzeide plakkaaten , en oover den handel teeghens Paulus Buis , aan deKooningin zwaarlyk hadden doen befchuldighen: doch , dat hy , verwittight, door den Voorfpraak Oldenbarneveldt, hoe'teighentlyk met die zaake lagh , den Staaten dies geen'ondank wift . De Heeren poogh- den hem te paayen , met reedenen elders van my genoegh aangeweezen, ende naamen daarmee hun aflcheidt. 'S naamiddaghs begeerd' hy op hen, door mondt van den heere Wilkes , dat men , ten opmerke van zyne en 's Lands achtbaarheit, den Engelfchen Heeren en Eedelluiden , alzoo zy, tenaanzien van hem , zich herwaarts vervoeghü, dienften gedaan , en groo- te koften gedraaghen hadden , genoeghen gaave ; op dat zy en andren , daardoor aangemoedight, teeghens den naaften zoomer , weeder oover quaamen 5 om zich te laaten gebruiken. Dit, oovergebraght aan d'Alge- meine Staaten , werd van hun goedt gevonden. Noopendedeloopmaaren, verwekt en onder 't volk gezaayt door eenighe Leeraars , van dat hy zeer op de Staaten geftoort was, deedhy, in twyfelzinnighe woorden , zeggen * Dubbel- 'Dat men ze wel anders zouw doen preeken. De misverftanden, begoit re finni-h fpruiten onderde Engelichekryshoofden , zeid'hy, door zyne vlyt beilecht antwoordt en gefmoort te weezen, zulx van dien kant niets te vreezen flond: endachy, vflan LeiCë~ voor den tydt zynsuitblyvens, dacht den Oudtveldtheere Norrits, ten aan- ■Jr»0? zien zyner voorighe goede dienften , zyner. kennilTe van 's Lands geleeghen- ^ e heit , en zyner geneeghenheit tot de Staaten , het beleidt des oorloghs te roer-,„k beveelen. Het afdanken oft verkleenen van eenighe vendels verklaard' hy pW%». noodigh te zyn , en reeds orde daarop geftelt te hebben. Voorts begeerd' hy , dat men de afhandeling met denGraave van Nieuwenaar en zyne Rit- meefters en Ooverften, vorderde, die in Ooftiandtgeweeft was om de wer- ving te doen , waaraf wy vermaant hebben : dat men ook beüuit op't ftuk der ichattingen maakte. De Heeren , naa verflagh van alles aan d'Algemei- ne Staaten , verzochten 's andrendaaghs, van weeghe der zelve, als duch- tende voor onluft , t'ontftaan , onder de hoofden van andren landtaardt, uit de verheffing van Norrits tot het hooghfte gebiedt in kryszaaken , dat zyner Doorluchtigheit geliefde, 'tganfche bewindt, zoo van't oorlogh als van den burgherlyken ftandt, te (lellen in handen des Raads van Staate ; om , naardegeleeghenheit der dingen en aanflaaghen , metaanfchouwop hetkrysvolkdatdaartoe zouw gebruikt worden , yemandt tot Opperbelei- der te mooghen ftellen. Daarop beloofd' hy 't heele gezagh den Raadc van Staate bevoolen te laaten: maar voeghd' 'er by , dat noodtlyk het opperbe- ftier der waapenen aan eenen peribon diende vertrouwt te worden. Eint- lyk , als de Heeren hemdertwift, gereezen tuften den Graaf van Hoohen- loo en dm broeder van den Oudtveldtheere Norrits, indachtigh maakten , Kkkkk 3 verklaard'
|
||||
1114 P. C. HOOFTS VYFENTWINTIGHSTÊ BOEK
i j%6. verklaard' hy , dat de voornoemde Oudtveldtheer alleenlyk oover de En-
gelfchen gebieden zou w: en,indereft , het verzoek der Staaten plaatsgre- pen . Voor zyn opzet van d'ooverichietende vendels afteichaftenoftever- kleenen , bedankten ze hem , metbeede , dat zyner Doorluchtigheit gelief- de 't zelve ter daadt te brengen: 't welk hy hun toezeide. Aangaande den Graaf van Nieuwenaar , zyne Ritmeefters , en Ooverften , vertoonden de Elaautpe Heeren, dat d'Algemeine Staaten , van die handeling , alsgedreeven tuflen verjooo- Zyn'Doorluchtigheit en zyn' Genaade , gelyk ook van'tgeene daarop ge- 'f achter- vo%nt was» zicn n^et volkoomely k bericht vonden: doch bekenden, zoo van Uyvender Nieuwenaars en der zynen zyde 't verding voldaan bleeke , dat men hun Booghduit- behoorde reedelyk genoeghen te geeven: doch , dat de zelve Staaten , ver- [eben door kundfehapt van zeekre fhoode treeken , waarmee ook zommighe perfbo- Nieuwe- nen , die zich ontrent zyn' Doorluchtigheit hielden , de herwaartskoomft mar aan- dier troepen belet hadden, verftonden dat men onderzoek daarop, en ftraf genoomen. jaaroover doen moeft. Onder 't fpreeken van dit werk werd wel blaauwe- Mvhttich tykbygebraght, dat het marren der Hooghduitfchen veroorzaakt was door des dat misverftandt: hebbende Leicefter hen doen befcheiden tot Lochern , ende men hem hy met dien naame de ftadt Lochern in 't Graaftchap Zutven -3 Nieuwe- geen' oope- naar't kloofter Lochern in 't landt van Bruinswyk , gemeent. Meer, voor mng doet dat pas , deed men in deeze zaake niet: doch ooverquam, een' wyl hiernaa» van der mec ^e kryshoofden op tfeeventighduizent gulden. Wyders, in de naaft- staaten volghende daaghen vielen , van zyner zyde , veeie woorden die naaonbe- "nQQ_ noeghen •, van der Staaten zyde , die naa geneeghenheit om hem tepaayen, pende de fmaakten. Hy belghdezicb des grootelyx , dat men hem der Staaten voor- fox*?«^ neemen, belangende de bezeinding aan de Kooningin van Engelandt, niet op Enge- bekent maakte : deed hun zulx voorhouden -y en daarneevens , Dat hem) landt: doet van d'andre gewe ft en, naamelyk Gelder landt, Ooveryffel^ Uitrecht, en Vries* BOk,z-eggM> landt, de Opper heer fchappy, ten behoeve van haare Majeßeit, was aangeboo- at ff ' den : maar niet van d'Akemeine Staaten , nochte van de HoUandfche en zyner Mee- Zeeuwfche: 't welk tot verneedring van hemfcheen teflrekken, die niet bezin- finffe, door nen kon w&t de Staaten daarmee meenden, en oft zy van elders beet er byßandt) die van dan van zyn Meefireffe, verwachtten. Men vertoond'hem hierteeghensj Gelder- Dat de Staaten, van den laß'briefen 't berichtfehrift dergeenen die naa Enge- landt , Oo- landt zoudengaan, noch met hem niet gefprooken hadden^ eensdeels om de ver- veryjjel, ander ing gevallen in die zaake > eensdeels om hunne hoope op uitßelzyner reize> v . J ook om dat zyn voorßel v an't getal en den laß der gezant en te vermeerderen landt de fekeenuïttewyzen, dat zyri"Doorluchtigheitvanden inhoudt hunnes bericht- opperheer- fchriftsgenoegh verßendight was. Zoo die van Gelder'landt, Ooveryffel, Ui~ febappy trecht, en Vrieslandt, eenighe aanbieding van de Opperheer fchappy'egedaan dier gewe- hadden j dat ?noefl men meer voor bedryf eener muit zucht ighe gemeente, dan fien was ^^ een wetfjgh werk houden: dewylhet den Algemeinen Staaten toequam be- aangeboo- ßu-f ^ datßuk te maaken j en de Naarder vereenighing geenen Leede der lan- Wat daar- ^en toe^et^ ^oodaane aanbieding op zich zelf te neemen. Die van Hollandt en teevbens Zeelandt hadden hunne geneeghenheit om zich aan de Kooningin t'onderwer- werd bjge- pen meermaals betoont -3 ende zouden daarin, wen men quaame te verßaan dat bragbt. haare Majeßeit begeerde de Hoogheit der Landen, op reedelyke voorwaarden 9 Hy ver- f aanveirden, de laaße niet weezen. 'S achtermiddaghs hiernaa , gaf men t-oektdat hem den laftbrief en't berichtfehrift, ingeftelt op de bezending , teleezen; vJ,m. die hem niet quaalyk behaagjiden. Maar hy verzocht dat Prins Maurits mthem nem ' °P de reize, zoude verzelfchappen , als hooft der bezeindinge , om naa Enge- naar des te meer aanziens en naadrux te geeven. Dan deEedelen vanHol- landt reiz.s. landt zaaghen dit voor zeer bedenkelyk aan: en, hoewel 't meefte deel der fteeden
|
||||
DER NEEDERLANDSCHE HISTORIEN. mf
fteeden voorshands daarin geen' zwaarigheit fpeurden , zy lieten zich om- 158&
zetten door den Voorfpraak Oldenbarneveldt -, endeeden't, volghendsbe- Dat wordt fluit genoomen by 00vertal van ftemmen , beleefdelyk afflaan. De weer- beuftheljk fmaak , gevonden by hem in deeze boodfchap , en zyn' krop teeghens Barne- gmigberh veldt ( want yemandt had ftrax alles aan hem oover gedraaghen ^) liet hy bly- ken j met zeggen, dat hy genoegh wift hoe 't in de vergaadering was toegegaan. Op den vierentwintighften der maant borft hy wel bet uit, klaaghende , 'Dat zommighen zochten al zyn bedryften arghfle te duiden, en onluft tuffen Klaghten hem en de Staaten te verwekken: waaraan zy zeer quaalyk deeden, enftrafver* van Lei- dienden . Hem ging geen ding zoo diep-, als de behoudenis van den Godsdienfi cefter>oovet en de Landen, ter harte. Booven de penningen, hem verfirekt van de Koonin- dc Sta^te"* gin en de Staaten, had hy meer dan drie tonnen fchats gefpUt -} zonder ooit te trachten naa eenigh bezonder voordeel, gelyk miffchien wel van andre Landtvooghden gedaan was , oft gedaan zoude worden. Maar wat dank men 's hem wifl , kon hy daar aanfp euren , dat niemandt hem eens in 't bezon- der darde aanfpreeken , uit vreeze voor ondank , te begaan by de Staaten. Hierenteeghens werd, met groote eerbiedenis, van der Staaten weeghe, ge- zeidt, ü)at allerley verßagh niet voor waarachtighflond aan te neemen. Een Antwoordt perfoon niet onder de Staaten, oft hy bezefte foover, dat het heil der Landen daarop* enkelyk, naaft God, aan degunft haar er Majefteit enzyner IDoorluchtigheit hing-, en dat het middel hunner behoudenifje beftond ingoedt verflandt tuffen hem en de Staaten, gelyk geweefl was tuffen de zelve en wylen den Trins van Oranje, die degemeene zaak, daardoor, zoo veelejaaren, teeghens zoogewel- digh eeïi vyandt hadgehandthaaft. Ook hielden zich de Landen hooghlyk ver- plicht aa?i zyn' cDoorluchtigheit, en bekenden door haaf achtbaar heitgroot lyx geholpen te weezen-, wytende, niet hem, maar andren, de mishandelingenfDies bad men hem, e en goet gevoelen te hebben van de Staaten, die V zelve, by alle geleeghenheitzouden pooghen teflerken. Aan d'Algemeine Staaten waaren, van hem , eenighe vraaghen ichriftelyk oovergegeeven , beroerende^ geen hy, t'zynerkoomfteinEngelandt, derKooninginne, van hunnent weeghe, hadde aan te dienen. De wightighfte fcheenen deeze. Wat hoope zy wilden vraavbent dat hy haarerMajefleit gaave tot bewilghing in hoogher fchattingen voor twee, 00 vergehe* drië,oft vier jaar en. Wat befluit zy zouden neemen, zoo de Spanj aardt, hun, oft ven van haarer Majefteit ,pais aanboode -, en wat verflandt zy begeerden dat met hun Le^eft^ gehouden wierde.Men antwoordde op d'eene, dat de Inwilghingen eerflplagh- aan dA^" ten alleenlyk van drie tot drie, daar naa van zes tot zes maanden, tegefchieden, &mme en alt hans van jaar tot jaar ge daan wer den: niet om ten uitgange van dien de ^ntmotAt handt te fluit en, ofte teengen -s maaropdatelkgeweftjuiftelykmoghtebegroo- opde&eive* ten wat het bet aaien konde: 't welk niet doenlyk viel voor eenighe jaar en teffens, dewyl zich deftaat der Landen, door ooverval van den vyandtfoolmgvanfol- daaten, verwoefling des eenen oft des andren oor ds, ooverwaatering, groote fierfte, en andre zwaarigheeden, aan maghtigh verloop in een' korte wyle on- derworpen zagh : en op de beeden, eertyds den Vor ft en toegeftaan, moe ft men geen' aanfchouw neemen •■> alzoo de zelve {behalven dat ze in tydt van vreede, ook onder verfcheide voorwaarden teeghens d'onzeekerheit der toevallen, waa- ren vergunt geweefl} niet zoo veel in een heel jaar hadden uïtgebraght, als tee- ghenwoordelykdelaftenderfchattingplichtighe Landfchappen in eene maant bedroeghen. Op d'andre verklaarden de Staaten, T)at zy ,byde voorighe han- delingen met Spanje, geleert hadden, ge ene verzoening met dien Kooning te kunnen plaat sgrypen,zonder uitrooying van den waarenGodsdienfl, niet alleen hier, maar ook in de naaflgeleeghe Landen, en zonder dengeheelenftaat deezer geweften te zien ft orten, met een'fmak, waaraf zich degebuuren ervoelen zou- den: |
|||||
r
|
|||||
■ iiió P. C. HOOFTS VYFENTWINTIGHSTE BOEK
I j8o\ den: ende dat zy zyne "D oor lucht igheit baaden, aïïerley onderhandeling vart
verdragh met den vyandt te verhoeden % alzoo men daarin , zonder merklyk gevaar, niet treeden kon, om dat daar door, degemeente••> zeer bezwaart met de laflen des oorloghs, zoo toghtigh naa verlichting moght e gemaakt worden , dat zy, zich vergaapende aan d'uitwendigheglimp eenigher aangeboode voor- waarden , zonder 't vergif \ daar onder fchuile?2de, te merken, quaame tot aan- veirding der zelve haare O over heit te dwingen, ofte, ten minfle-, eenflinx ver* By fielt moeden op deez>e te vatten. Ten zelven daaghe, vierentwintighften der maant, de Regee- beval hy, by fchriftelyk befcheidt, ter begeerte van d'Algemeine Staaten, het nng, voor ganfcne bewindt s zoo noopende den *burgherlyken ftandt, alsdenkrygh deny f te Lande, aan den Raadt van Staate-, mits dat het beleidt der oorloghe te
zjsns at" i • • o weezJns * waater zoude blyven by den Ammiraal Prins Maurits , en de amptgenoot-
in handen fchappen der Ammiraliteit: alles tot dat hy weeder hier quaame, oft d'Al-
des Raads gemeine Staaten andre orde te ftellen . Maar een ander fchrift, geteekent van Staate: by hem op den zelfften dagh , en verhoolen gehouden tot naa zyn vertrek * Politie, uit Zeelandt, deed , als het opdonderde , de Staaten wel vreemdt toeky- Uitge- ken 5 alzoo het den Raadsluiden , die zy meenden volmaghtight te weezen, ?ö \ e in de zaaleen van 'tmeefte belang de handen bond. Want, Hy verbood hun waater daarby, buiten zyn* kennis en laß eenighe ver andring te maaken in plaats- die den vooghdyen, reeds begeeven by hem j oft in bewaar ing vanflerkten oft floot en t Ammiraale oft inhooghe krysampten-, ofte die, Ie e digh geworden door affterving, metye- en Raaden mandt te bekleeden, dan alleenlyk byform van voorraadt, om van hem, des ver- der Ammi- wittight, de orde te verbeiden, die hemte zynendienfte noodigh dochte: zich, raahteit noopende 't ontflaan van eenighe gevangenen 3 oft uitge zeiden f eenigher flee- vei trouwt jg -)yetwes te onderwinden, dan by weeghe vangewoonlyk Recht, en volghends Tm ielven debefcheidenop die zaakengegeeven:yets te doen in 't ßuk der verbeurtge- daaghe maakte goederen, buiten zyn verlof) temeer, alzoo befloot en was, daarop met teekem hy d Algemeine Staaten te handelen. Voorts beval hy hun te bezorghen, dat de ly- heimeljk flen, by hem gemaakt van d'Engelfche bezet tingen, juiftelyk gevolght wierden: een ander mtge zondert, dat men de Engelfche vendels gaande ter betaaling van de Koo- fchnjt, dat ^inginne, moghte zien volte maaken. Ook hadden zy aanflending te doen by en aa e d; AlgemeineStaaten,ommeerder belaflingder uitgaande eetwaaren,voorneem* neemlyke ^ van ^andfch gewas; en om verhooghing der *gele)'gelden. Belangende gez,tigh 't punt der Regeer inge $ zelfs het benoemen derperfoonen tot Raadsluiden van omtrok.' Staat e i zouden zy een waakend oogh houden teeghens alle inkruiping ,firekken- *Con- de tot afbrek van'tgezagh aan zyn' <rDoorluchtigheit gegeeven. Dit fchrift, voygel- zoo naamaals door veel onderzoeks bevonden werd , en de handt melde, ^en* was ontworpen door den Heer van Braakel. Op de lyffen, waaraf het ge- wagh maakt, ftond het getal der Engelfche knechten , onderhouden van de Kooninginne , en der Engelfchen en Yeren trekkende der Staaten foldyj met verdeeling van 't zelve , en aanwyzing der plaatfen, die hyhun wilde vertrouwt hebben. Den inhoudt welker beide ik hier goedt vind meedete melden j op dat men aanmerken mooghe wat kraften, die zyn' ftem volgh- den , hy in onz inge want, wat veftingenin zyn bedwang had, oft met een Watkyaf- woordt waande te kryghen. Bydeeerfte lyft, dan, beval hy, van de hulp- ten, welke troepen zeshondert mann' te leggen in Arnhem; hondert vyftigh in Waa- vefiingen gheninge ; achthundert vyftigh in Ooftende ; vierhundert in Harlinge ; tn der En- 3riehorldert in Tiel j zeshondert in Doesburgh ; zeshondert in Uitrecht j iewoudt vi^'hondért in Kampen •, zeshondert in Zwol; driehondert in Kuilen- waaren, burgh j hondert vyftigh in Aamers voort ■, hondert vyftigh in Reenenen op dat pas. Wyk te Duurfteede: welke getaalen ter fomme van vyfduizent koppen be- loopen. By de tweede begeerd' hy , dat men in Berghen op Zoom veertien- hon-
|
||||
DER NEEDERLANDSCHE HISTORIEN, in/
hondert mann'hielde j inGorkum vierhundert; in Willemftadt tweehon- 1 j8<>.
dert ; in Deeventer twaalf hondert j in Vyaane tweehondert; in Lochum tweehondert; in de Schans voorZutven zeshondert; in Sluis vierhundert; in Harderwyk tweehondert ; in Elburgh en Hatrum tweehondert: alle, Engelfchen en Yeren, betaalt by de Staaten, en maakende meede de föm van vyfduizent uit. Wyders , op den naaftvolghenden morghen ontbood hy den Algemeinen Staaten, dat zyn' meening was, naa den middagh t'hun- ner vergaadringe te verfchynen, om zyn aficheidt van hun te neemen ; en ftekT'er het uur toe. Maar, als het quam, liet hy hun aanzeggen, datzyne beezigheeden hem belet hadden middaghmaal te houden, en althans zyne quaal van graveel hem verbood hen te gaan vinden: dies zoud' hy hen ver- Lekeflers wachten. Zy voeghden zich naa die weete: en , in 't neemen van oorlof, *ffcbeidt vielen, ter weederzyden, veele reedenen van heusheit, in allen lchyne oft de vm d A&~ harten heel verheldert, en van de voorighe misverftanden waaren ontlee- memeStaa' dight geweeft. Op'tlaafte beval hy hun den Godsdienft aan, die, welbe- Emelandt tracht zynde, de Landen zouw doen bloeyen: en hy begeerde dat immers te vaan. de ordening, geraamt by de kerkenzaamening in Zoomermaant leftleeden, By beveelt en beveftight van hem , by form van voorraadt, op den zeften van Oeft- hun den maant, ingevoert wierde. De Graaf van Hoohenlo, als hy hoorde dat de Godsdienfl Landtvooghdt op zyn vertrek flond, deed zich, hoewel noch krank van de am>cnl,et wonde gekreeghenby Zutven, naa Delft voeren, denkende meede zyn deel tnvmm in de groete des affcheids te vinden. Maar Leicefter nam zynen weghver- seraanide by Delft, oover Maazlandsfluiz, zonder hem aan te fpreekenoft yetst'ont- Kerke^for- bieden: daar nochtans de Veldtmaarfchalk Pelham, en zyn eighe kaamer- dening. ling, Hoohenlo in zyn'herberghe gingen bezoeken. Hoohenlo, fpellen- Hy laat de hieruit eenighe fteurnis van Leiceilers gemoedt, vertoond' hem by den Graaf eenen brief, dat hy bereidt was, zich, voor hem, teeghens alle aanklaght van Hoo~ en vahche befchuldighing te verdaadighen : en , als hy geen antwoordt ien °m e" kreegh , vernieuwde die aanbieding door eenen Hopman daartoe afgeveir- dight. Echter vernam hy niet naaders; dan dat Leicefter gezeidt hadner- ghens af te weeten, en dat Hoohenlo den Hopman Eduart Norrits veron- gelykt had. Dit maant my om verhaal van den oorfprong eens krakkeels, K**kk?el 't welk, tullen dien Graaf en deezen Norrits, broeder van den Oudtveltheer, |w-^w Ho°" met groote heevigheit, voorneemelykvandezyde desEngelsmans, gedree- . „ ven werd. 'T was dan gebeurt, dat Pelham voornoemt en Eduart Norrits, mm E[ genoodight van Hoohenlo op zeeker banket binnen Geertruidenbergh, duanNor- öover taafelingefchil raakten, enelkandren, metfpytighewoorden, tebe-rä*. fchelden. Hoohenlo , dien 't verdroot dat de blydfchap zyner gaften ge- fleurd werd, gebood hun beiden het ky ven te ftaaken, en vreughde te voe- den. En, als Norrits hierop batich antwoordt gaf, worp de Graaf, diekor- zel van aardt, en toen reeds wei by drank was, naa hem methetdexel van eenen gouden kop, dat hem aan 't hooft quetfte. Norrits verbeet zich voor dat pas: maar, broedende wraak in zyn'borft, quam, t'eener ftondealshy wift dat zich Hoohenlo in den Haaghe vond , bedektelyk aldaar met een deel moskettiers : 't zy wat hy in den zin had. Immers de Algemeine en Hpllandfche Staaten, zulx verneemende, deeden hem vertrekken. Seedert Hoohenlo daaghd'hy, by eenen ontzegbiïef, den Graaf uit, om teeghens hem te vech- uitgedaagbt ten met deeghen en dag. Hoohenlo antwoordde, dathy, hoewel genoegh van Eduart kennende zy n' eignen' af koomft, achtbaarheit, en ftaat van gebieden, niet-Nömr5, temin, zoo haaft als hy geneezen waare , hem zoude voldoening geeven. Letc'{er
■x J o , . ° " fiecmtNoï- Norrits, nu, nam dit aan: doch Leicefter, hem, op dat het niet hoogherlie- rit$ mede
pe, meede naa Engelaiidt: hoewel hy , aan verfcheide uitleekingen zyner naa -gnge-
L1111 gezinrw^r.
|
||||||
.Lü.
|
||||||
iii8 P. C. HOOFTS VYFENTWINTIGHSTE BOEK
15-86. gezintheit, luttel tot Hoohenlo geneeghen fcheen , ende zelfs deezen
Norrits, daaghelyx,geirnezynhofentaafelgundei jaahem, voor zyn ver* Lekefler, trek noch, Ridder floegh. Zoo bleef do zaak hangen, en baarde, vantydt
gekoomen tottydt, nu deene dan d'andre brabbeling, totdacze, in't volghende voor- tot Dor- jaar, door toedoen van Prinle Maurits en den Heere Bukkenhorft, Am- drecht, balTadeur derKooninginne, beflecht werd. Wyders, Leicefter, zyndevan maakt ee- Maazlandsfluiz koomen vernachten tot Dordrecht, maghtighde daar , by flßfl tot AfM -*■*-
miï , " laftbrief van den zeevenentwintighften , eenen Johan Kouway tot Ammi-
denvlalm- raa^ van den Vlaamfchen oordt, en tot oprechting eenesRaads van Ammi- fcbenoordt, raliceit inOoitende, met verlof om het deel van de buiten, dathemGraave en wil daar was toegevonden, aan 't veftighen dier plaatie te befteeden. Maar dit werk eenen haaperde : willende die van Hollandt en Zeelandt geen Ammiraliteit in Raadt van Vlaandregedooghen. Van Dordrecht voer hynaa Zeelandt -, fchreef van hier Ammirah- aan ygj-fcheide Zyne vertrouwdelingen -, maakte de bezetting van Kampveer eitopec * jpjjggpjgij van Prinfe Maurits, dien die ftadt toequam ; gaf laft, aan
Hollandt Hotman zynen meefter van de verzoekfchriften , om , als zyn * bewinds-
enZeeUndt man, hier te Lande te blyven, endeSonoy en andre Ooverften van plaat-
beletten fen, by monde en by brieven, uit zynen naame , te liefkoozen. Teffens
dat. quaamen in 't licht eenighe penningen, waarop, aan d'eene zyde een' firn
By vaart zatj die haare jongen, geknelt tullen armen en borft, met troetelen verftik-
naaZee- te Qaar ftonden deeze woorden by: Libertas neita charaut fimiacatuli: zyn par* ^at *s» Hebt ^e Vryheit zoo niet lief, gelyk de firn haare jongen. Aan d'an-
tydijrh be- ^re zY^e zagn men eenen man , die , pooghende den rook t'ontgaan , in dryf al- 't vuur viel \ en dit byfchrift: Fugiemfumum-, incidit in ignem: dat is, Vlie- daar. dende den rook, valt hyin 't vuur. Geduurende zyn verblyf tot Vlifïïnge, * Agent, daar hy twee weeken naa goeden windt wachtte > werd in dien oordt een
Vennmgen vu[] en gruwzaam fchelmftuk bedreeven. Een zoon van den Baroen Nort
met pnne- jiacj [<ra jc^eei meC eenen Webbes j eedelman wel bezint van Leicefter, en be- dienendl ^e^e dat zeekre vrienden van beide de zyden Webbes uittroonden om bui- f&yner ten te gaan wandelen . Daar grypt hy hem, met hulp van vyf oft zes dieners meïnïnge. aan s bindt hem, achteroover geworpen, op een bank vaftj fpalt hem de Een ^oon neusgaaten oopen > en, boorende, eindtlyk, met beide de duimen, tot de
vandenBa- hooien * des gezights in, drukt hem de ooghappels uit, zoo dat ze op de kaa- rm Non ken hingen. Webbes, daarnaa ontbonden, duwde ze zachtelyk weederin- whl T*" newaarts» en ontging, hoewel ter nauwe noodt, de blindtheit. Voorts quam ooghappels n^ z*cu' met net aanfchyn, zoo bebloedt als 't was, voor Leicefter vertoo- wt-.enwon nen' en Recht verzoeken. Nort, vliedende naa den Briel, om van daar op verfihoont Engelandt oover te fcheepen , werd gevangen by den Schout. Maar de door Lei- Landtvooght, gevraaght hoe men hemhadde te handelen, beval hem los te cefler. laaten: en voeghd"er by, dat de zaak, als uitftaande tuften twee Engelichen, Leicefter ter kenniflè van haare Majefteit behoorde. Wyders, Leicefter, in Engelandt e°r \m&t ge^oomen> wed, van de Kooningin, metongemeene feeftlykheitontfan- zJerfeeße- £en' Waarafterftondtzynerpartylingeneen, geheetenWillemHerle, aan Momfan- de Burgherhopluiden van Uitrecht, om hen te ftyven in 't houden van den gen van de genoomen voet, kundfèhap gaf. De Ridder Franfbis Draak, zich vinden- Kooningïn- de, op deezen tydt, in Hollandt, met ty tel van Ambafladeur der Koonin- m' ginne, moeyde d'Algemeine Staaten aan, om twintigh oorloghfcheepen, te Franfois voeghen byctlyke van haare Majefteit, tot byftandt van Don Antonio, ver-
raaktge- jrceven Koonine van Portugal. Dan de semelde Staaten, kennende zich
z,ant dtr *^ Envelfcbe ze*ve 'neer behoeftigh van hulpe, dan maghtigh om andren yets bytezet-
Koomngm- ten > floeghen 't verzoek af. Niettemin, dewyl op dit ftuk zeer doorLei-
ne, cefter gedrongen werd, zoo docht hun goedr, te proeven, oft eenighe bezon- dre
|
||||
DER NEËDERLANDSCHE HISTORIEN, nip
dre perfoonen, ophoope van voordeel te doen met buiten, een deelfchee- l5® f\
pen wilden uitreeden. Daarenbooven noodighden de Bewindsmannen van verf~oe^ pon Antonio, by aangeplakte brief kens, alle koopluiden, tot zending van DJt ™ - lyftoght, krystüigh, en andre waaren, naa Portugal j om, ter plaatfe * daar ni0 Vimpofm zyne vloot quaamete landen, verkofttc worden, zonder van dezelvegoe-/«^/:dod> dren, oft van de geene die zy te rug zouden brengen, eenighen tol, voor vergeefs. dat maal, tebetaalen: ooktotverkooping, te doen van meegezonde goede- Men tracht ren, aan den gemelden Kooning, terwyl de vloot onder weeghewaare, 0p c^ondïe eene maant naa haar'ooverkoomft; oft van andre, hier in't Landt, opacht , maanden. Maar 'tluftte niemandt zyn' middelen op d'een'oft d'andre wy- met j;* ze te waaghen > mits d'Algemeine Staaten zelf niet alleenlyk weigherden eeni- ^^n buit, ghe toerufting te doen, maar ook zich voor yetwes te verbinden. Hierentuf- te poe- fen gingvafthetoproerighpreeken, waaroover aan Leicefter geklaaghtwas, wit ook. in volle zwang teeghens hen: op welke men 't althans voorncemelyk gelaaden VerSeefs • had, om dat zy zwaarigheit maakten de keuren derHaaghfeheKerkenzaa- °Fmt$ meninge goedt te kennen buiten verlof van hunne maghtighers de bezondre i^md'Al- Staaten elkes Landtfèhaps. Die van Hollandt voeghden zich, in hunne ver- „£mem gaadring van Wintermaant, zooverre, dat zy, tot hèrzeggens toe, 'm de Staaten; om keuren bewillighden, onder befprek, Dat alleenlyk de Lidtmaaten der her- dat zyde vormde gemeente daarin zouden gehouden zyn: de Staaten , Eedelen, Ma- keuren jefiraaten van ßeeden, en andre, blyven by hun Recht en 'oudtgebruik, noo- der Haa$* pende 't aanneemen en afzetten" der Kerkendienaaren enfchoolmeefleren. Des ' ^er*m" had men niemandt, dan zuiver van leere en leeven, tot bediening des Heili- ^ P ghen woords fontfangen -, endeflond met befcheidenheit te ver zorghen, dat de ynnèn, * Voorleezers en de meeßers, voortaan teflellen in de Hooghe en in de voornee- De oorz-aal^ melykflefleêfchoolen, zouden zyn van den Hervormden Godsdienfl $ oft ten van dien. minfle dien toegedaan. Voorts zouden de Staaten, Eedelen, Majeßraaten van Hollandt fieeden, en andre, by de gemelde keuren niet worden verkort in V Recht enge- beipillight zagh, hun toebehoorende in hunne Heerlykheiden en V burgherlyk beflier -, ende m e ^a" de Kerkendienaars, Ouderlingen, * Verzorghers der armen, hun daarin on- ^/^^J derworpen zyn, gelyk andre poorters en inwooners, Ook zouden de voorzeide toe^ m 0K„ keuren niet mooghen verandert worden dan op voorgegaan wetteljk verlof der der weker Staaten. Die van Dord recht verklaarden, dat zy, noopende de kerklyke or- befprek^. dening, zich genoegh&en met de verklaaringe zynerDoorluchtigheit: doch *ProfeA niettemin wel lyden moghten, dat de Eedelen en d'andre fteeden daarop zoo- f°ren; daanieh befluit naamen als hun goedt dochte. In deeze ftadt had gedient, Dlac0' voo/ Predikant, Harmanus Herberts, die althans ter Goude ftond: tuffen Dordrecht wien en de gemeene kerken, al een' wyl te voore, gefchil oover etlyke ge- verfcheeit loofspunten ontftaan was. Vau 't zelve had men, in de voorzeide Kerken-ƒ ^ Van zaamening onder ander, mecde gehandelt: en zooverre, dathetgenoegh-dVwdre zaam vereffent fcheen . Dan het verrees haafh weeder: en, heftelyk gedree- Leedên in ven, zelfs door deMajeftraat van der Goude, diedeezen man, als wel ter dtt f**-* taaie, en van tughtighen wandel, dapperlyk droegh, maakte noch zeeven % J*Qn. jaaren t'zoek, eer't zich volkoomelyk liet neederleggen. Het euvel bedryf, £^en en aangevangen tot Uitrecht, en ingevolght by d'andre fteeden van dkn uarmjmm oordt, om den Eerften Staat uit het bewindtte fchuppen, had nu, door de Herberts. Vereenighde Landtfchappen , eenen roep verwekt, die allen luiden won- Vervolgh der wyde ooren maakte, doende, naa wat 'er af worden wilde, de vroomen van de met vreeze, de fnooden met hoope, haaken. Den Algemeinen en bezon- &<'&*& dren Staaten, Raade van Staate, en eiken Leedê der Regeeringe, gruwde,l lt™c t* in'tbegrypen dat dit hetzelffte fpoor was, waarlangs men Gent, Niemee- zj:üen vm ghe, en andre plaatfen, had zien verboten gaan . D'Algemeine, dan, ichik- den ettficn LI 111 2 •'. ten staat.
|
||||
ulo P. C. HOOFTS VYFENTWINTIGHSTE BOEK
158 6. ten Heer Kaarel Roorda naa Uitrecht, om den Graaf van Nieuwenaar, met
reedenen , en belofte van erkentenis , tot haridthaaving des eerden Staats tebeweeghen, en tot beetring der andre misbruiken daar gepleeght. Tho- mas Wilkes , Raadsman van Staate van weeghe der Kooninginne , zond Hotman , die van Leicefter , tot verrichting zyner zaaken , hier te lande gelaaten was, meede derwaarts, met eenen geloofnisbrief, waarby hy den Burgherhopluiden de onheilen der fcheuringe voor ooghen ftelde , en de ruft ernftelyk aanried. Nieuwenaar, zich toorïende ge will igh, koneeven- wel , met hulpe van Hotman , de Hopluiden en hunne Steehouders niet verder brengen, dan tot antwoorden, naa oover weeghen der zaakemetde Vroedfchap, ''Dat zy alsnoch behooriyk oordeelden het Lidt der Staat en-, 't welk men 't Kerklyke noemde, uit de Regeer ing te zetten en te houden: dat zy noch- tans zich ter gelieft e van zyri Genaade en hunne Majeftraatftelden, en onder - daanighlyk voeghen wilden naar 'tgeene, by beide die, in deezen zouw gedaan worden. Hierop deed Nieuwenaar , aan de Vroedfchap , op den vieren- twintighften van Wintermaant, eenighe reedenen, bygefchrift, ooverlee- veren: om welke hy zeide, noch voor alstoentot afzetting vanden eerften Staat niet te kunnen verdaan. Voorts, zonder naa beantwoording der voor- zeide reedenen te toeven, doch hebbende eenighe aanbiedingen van partyen gehoort, verklaard* hy, by befcheidt ten zelfften daaghe geteekent, i)at zoo wel dEerfte ftaat als de twee andre , by forme van voorziening , zyne voor ighe plaats' te bekleeden had. Ende 5 indien die van defftadt Uitrecht en van d'andre fteeden dies Landfchaps teeghens deeze ordeningen ftribbeU ¥Geëli- den$ zoo zouden de * Gekoorelingen en Eedden •> met de fteeden die gehoor- geerden. zaamfoe}t oeweezen, te zoomen orde ft ellen op de zaaken des Lands, en te dien einde vergaadren in d'een* oft d'andre ft'adt, oft op het huis t e Duur ft e e de ^ daar, ten tyde van de Bijfc hoppen, de Staaten ook gewoon geweeft waar en by een te koomen. Uit krachte deezer ordeninge , deeden de twee eerfte Lee- den de Staaten ter daghvaart vorderen, om te beraadflaaghen oft men, vol- ghends zeekeren brief der Algemeine Staaten, niet hadde te doen richten, 't geen, in een' wyl herwaarts, binnen de ftadt in 't geweft van Uitrecht, teeghens de voorrechten, teeghens de verdingen met de Kooningin en Leicefter gemaakt, teeghens de Naader vereenighing tot Uitrecht ge- flooten, was doorgedreeven. Dit, fteekenden den nieuwlyx ingedrongen amptelingen recht naa 't oogh , ontfteld' hen , en al hunnen aanhang , te byfter. De Burghermeefter Prounink , hebbende te vooren het uitbotlèn van den Eerften ftaat gewraakt, begon althans dit ftuk met d'uiterfte Ijee- vigheit te dry ven. En hy wracht uit, dat Philips Rattaller , Griffier des De Raadt Hoofs van Uitrecht, door den Raadt der ftadt aan de Kooningin van En- der ßadt gelandt en den Graaf van Leicefter gezonden werd , om beaangenaaming uitrecht van >t geen jn deem zaake gedaan was . Neevens Rattaller reizde de Pre- t'RttT- Pikant HarmanModet, gelaft van denKerkraadt, in 't gros, haare Maje- lernaaEn- ^eit te bidden om naader omhelzing der gedreighde en benaude kerke al- gelandt. daar ? vermeerdering van hulpe , en fpoedighe herzeinchng van Leicefter. Devredi- Maar deMajeftraat gaf hem'en Rattaller een gemeen berichtfehrift, waar- kantModet naa zy zich beide fchikken zouden : hoewel Rattaller een tweede in 't be- gaat mee. zonder ontfing. Deeze fchriften werden ingeftelt niet al naar de waarheit-, doch wel naar den zin van Prounink, die dbntwerpfels eensdeels gemaakt had, eensdeels verandert met zyn'eighen'handt; Wyders, dewyl dedagh- vaarding der Staaten by 't Hooft der Gekoorelingen , naar d'oude zeede, was gedaan, zoo wilden dies te min die van der ftadt ter zaameniftge ver- fchynen. Eevenwel, als 't 'er op aanquam, bedachten ze zich wat naader *■ en |
||||
DER NEEDERLANDSCHE HISTORIEN, uit
en zonden, op den vyftienden van Louwmaant des jaars vyftienhondert zee* i f87.
venentachtigh, aan de twee Staaten, die 's daaghs te vooren hunne vergaadring begonnen hadden , een* verklaaring, Hoe zy, ten of merke van'tgewight der fl off e die te verhandelen ßond, bereidt waar en met hun voor dat maai te werken -3 onder voorwaarde dat zulx , nocht in 't meeße nocht in'tmin- fle , tot verkorting des Rechts vanfjartyen zouwfirekken, en dat de herroe - fing van Buth en Moersberghen , gemaghtighden ter vergaadringe der Al- gemeine Staaten, terfiondt gedaan wierae . Anders deeden zy aantuighing van nietigheit aller handelinge, en van onfchuldt aan alle müquaam dat daar- uit ry zen moght e. De twee vergaaderde Leeden , echter, zich dies niet kreunende, beilooten richting der 00 vertreedingen, gemeldt in de punten van befchryvinge , aan d'Algemeine Staaten te verzoeken : en verbooden dubbelt van 't befluit aan de Majeftraat der ftadt te geeven . Als deeze nu het zelve, nocht vandenGeheimfchryver, nocht van de gemaghtighde Raads- 1 uiden der Staaten, verkryghen kon, quam deBurghermeeftèr Prounink, Proun'mk, gefterkt, zoo met eenighen van den Gerechte al$ van de Burgherhopluiden, dm der en deed de * geheimfchryvery oopen flaan , het befluit daaruit lichten. SUalm Hieroover gingen de twee eerfte Staaten te zaamen een verbondt in , tot ^lem~ onderlinge handthaaving , en eendraghtighe uitvoering hunner zaaken: ^,7 ƒ en beilooten voortaan hunne vergaadringen op 't Huis te Dimrfteede te *Secreta- liouden. De Majeftraat, ter andre zyde, fchreef het ftuk t'haaren fchoon- ry. fte aan den Raadt van Staate oover: en beval den perioonen, die Lidtmaa- ten der twee eerfte Staaten en inwooners der ftadt waaren , nerghens daar- buiten ter daghvaart te trekken, oft anders niet weeder daarbinnen tekoo- men. Zy verbood ook den Geheimlchry ver der Staaten, eenighe fchriften oft zeeghel uit de vergaaderplaats, veelmeer uit de ftadt, te vervoeren, op verbeurte van tweehondert goude Reaalen. Rattaller en Modet, nu in En- gelandt gekoomen, können daar, hoewel hun Leicefter zonderlinge gunft bewees, niet zoo ras, als zy wenfchten, te rechte raaken, om dat hem 't Par- lement met zwaarder zaaken beezigh hield. Thans maghtighd' hy den Leiceßet Graaf van Nieuwenaar, Elbertus Leoninus, Adolf van Meetkerke, Adriaan fldt Se- van der Myle , Jacob Bellechere , en Heflèl Aysma , tot flechting van ™aght%b* 'tkrakkeel byminlyke tufïènfpraak: ofte (zoo die niet vorderde) totftellen ƒ!• '^ van orde, waarnaar zich partyen, enkelyk by form van voorraadt, zouden twittufCen fchikken. En, op dathet werktegevoeghlyker beleidtwierde, bad hy den dè Staaten Baroen van Bukkenhorft , gelaft om voor Ambafladeur der Kooninginne van ui~ naaHollandt te reizen, en den OudkeurvorftTruxes, met hun by weezen trecht* en achtbaarheit de Gemaghtighden te fty ven. Doch, aleer de twee gezan- ten weeder t'Uitrecht quaamen, bekoelde daar de Vroedfchap wat, in 't be- vroeden dat haare brieven , by den Regeerenden Raadt, waaraan zy op nieuw t'haarder zuiveringe gelchreeven had , in plaats van trek afkeer baarden-, dat ook zy, en die van d'andre fteeden 5 als maakende tzaamen Ntettme* maar een'enkele ftemuit, op daaghelyxvoorvallende noodtzaaken, Staat- ma!,be' fcherwyze niet raadftaan konden -, en dat haar, van alle misquaarn, te ver- m. ete€* wachten uit het loopen der dingen in't wildt, de wy te befchooren was. Ny- ^ j} y ghende dan tot daadingen , liet zy zich , op den drieëntwintighften van voorraadt, Sprokkelmaant, genoeghen met verzaamen der drie Staaten gelyk ouwlinx, Dit duurt by manier van voorziening, en onder zeekre voorwaarden, geraamt, wel niet langt tot voordeel der ftadt, by bemiddeling des Graaven van Nieuwenaar. Doch maar w)^ dit verding week wel haaft, om plaats te maaken aan'tgeene, dat in 't jaar vm~at. vyftienhondert tweeëntachtigh gcflooten was. Maar Leicefter, hoe vrunt- * ..^aar lyk een affcheidt hy van de Staaten genoomen had, toefde, fint zyne tacbthb* Lllll 3 koomft
|
|||||
»
|
|||||
V
|
||||||||||||||
ii22 P. C. HOOFTS VYFENTWINTIGHSTE BOEK
1*87. koomil in Engelandt, niet langer dan tot den derden van Louwraaant
naar den ftyl der plaatfe , met afzenden van eenen brief, .die hen zeer on- waardelyk doorftreek. Niet dat 'er nieuwe ftoffe van onbenoeghen was voorgevallen : maar, die hem left fprak had hem eerftj en zyne fpieden en pluimftrykers kropten zyn ooren met allerley klap , uitgeÜaaghen by de gemeente , oft verziert, en zoo blaauw , dat niemandt fcheen zich daar- aan te kunnen keeren , dan die puurwillends war zocht. Hy voerd' hun spytlghe te gemoete , T>at zy, zonder acht tegeeven op zynen klaar lyk gebleekenyver brief van tot handthaaving der Landtfchappen, hem , in zyn 'afweezen > ooverhaal- lekefler jen ? £s 0ß hy den zelven oorzaak tot fcheuring gegeeven hadde , met het aan d'Al- ßenm van eenen Ontfanger in Vries landt, het kiezen van 'Prounïnk tot Bur- gememe g^ermeefter van Uitrecht, het verletigen van den dienfi eenes Ontfangers |
||||||||||||||
Staaten
|
||||||||||||||
van Brabant. Hy wilde , als ongêhouden hun reekenfchap van zyn doen te
geeven, geen verdaadighing aanvangen -, maar hun echter wel zeggen, dat de zaak desOntfangers van Vrieslandt aldaar invollenRaadewas verhandelt^ aoedtvmden des Landtvooghds van [tgeweft, en opgetuighenis, verleent van veele eerlyke en trefly keper/bonen tot voordeel van dien Ontfanger. Hy kende miffchien ook degeenen wek die, denkende dat hun daaraapgeleeghen waar e, de Staaten ophitften tot zulke b>e'zonderhe'eden, om zich met hunnen naame te be- helpen . cDie van Uitrecht hielden zich met Trounink vernoeght-, hem be- quaami en begeerdengeenen andren : zulx degeenen , die zich met dat fluk moeyden , geen'reedé daar toe hadden; maar te bedenken, hoe quaalyk het be- taamde, zich te veel befchiks aan te neemen, ineen'regeering, die. andrenbe- voolen was. Ook zoud' hy, wen 't nauwde, wel Br ab anders meer weet en te noe~ men, die in der daadt den Ver eenighden Landen dienden, en dikwyls in de ver- gaadring der Staaten ontfangen werden. T>yOntfanger van Brabant was in dienfi gehouden, by goeddunken der geenen, die, neevens hem Leicefter , de Bommelfche reiz gedaan hadden-, voorts op voorflagh en begeerte van eenighe achtbaar e heer en en andre vroome luiden, verklagende zyn' bequaamheit en veeljaarighe bedie ning van dienftaat. Ook was daartoe niemandt anders ver- zocht geweeft : ende hadhy Leicefter, nooit feedert, van eenighe klaghten oover denzelvenyet vernoomen. 'T welk hy Graafjle cht sin't ver by gaan had willen aanroeren, op dat zy Staaten hem niet voor zoo onweetende van hunne zaaken zouden aanzien, als zommighen hem waanden te weezen. Ende,zoo de Landt- fchappen (gefyk hy hoopte neen) zich totfc hei ding vervoeren lieten j dat zou- de by hem of t de boovengemelde perfoonen niet toekoomeni maar by eenighen, die, zich uitgeevende voor deStaaten, alles naar hunne lufi wilden dryven,zich ten bewinde van andren indrongen,en alles laakten watjuifi van hun met werd voortgebraght. T>e Staaten zouden doch, badhy, om dingen van zoo luttel be- langs den wegh f hunnen ondergange niet baanen: maar, inplaats van zich met zulke leuren te bekommeren, hunne zorghen befieeden aan 't befc hutten der ge- meent e, teeghens de klaauwen des geenen, die niet enklyk denftaatpooghde f on- der fi e booven te keeren, maart effens eenenyghely ken uit zyn bezit en weivaa- ren tefcheuren. Onder de e zen, wierd' hy mee fier, zouden zy , niet aÜeenlyk 't roer der regeer inge, maar huis en hof, landt en zandt, moeten af ft aan. Hy ried hun, zich te hoeden van de fimette der ondankbaarheit , en van valfche lafteringen op den rug van hem te werpen, die, om hun 't hooft op te houden, al 't zyne in gevaar had geworpen. Zy zouden zich doch des armen volx erbar- men , en aan departy'fc happen van eenighen den toom zoo lang niet geeven, dat het daardoor in 't uit erft e bederfgebraght wier de. Hunftond te bedenken, dat de vyandt alle middelen te werk ftelde, om d'eer ft in 't veldt te zyn, en landen |
||||||||||||||
ent
|
eeden te ooverweldighen; ende, dat, terwylzy raadtftaaghden en krakkeel-
|
|||||||||||||
den
|
||||||||||||||
wmmmmmmm
|
|||||
DER NEEDERLANDSCHE HISTORIEN. 1123
den om besondre zaaken, d'algemeine verhoren liepen. Ongerymt was het* te 1587/
vreezen dat de Kooningin, oft eenigh haar Stadt houder , denken moght hun de, vï)'doornen f onbruik te maaken, aan 't voorflaan der welke zy eengroot deel vanhaar enfchat hadte koft geleit. Wat hem betrof-, hy zoude, fzynerwee- derkoomfle, ingeenen gebreeke blyven van hun voldoening te geeven op de voor-verhaalde zaaken, en alle andre , zoo 't noodigh viel. Tot nochtoe hadhy niet dangearbeidt om't hart haar der Majefleit totmeer en meer meèdooghens met den deerlykenftandt der geweflen te vlyen-, ende nooit geklaaght oover yet dat hem in 't b e zonder aanging j hoewel hem daartoe oor zaax genoegh ge • geeven was. In dit voorneemen wild' hy volharden , zoo z' hemflechts niet te veel perflen tot beflaan van het teeghendeel. Want het kon hem nietfmaaken, dat zommighen, in zyn afweezen > zich vervorderden hem leedt te doen, be- kladdende zyn"faam met zoodaanighe achterklap, en vellende een vonnis oover zyn' handelingen, met een vooroordeel, dat fzyner verkleeninge ßrekte.. En hy zorghde , dat zulke manier en van doen, beneevens't lang toeven met de ver- wachte bezending, daar zy nochtans hunne behoeft igheit van hulpe wel ken- den, hunnen Staate oevelbekoomen zouden. Ditfchorrefchryven, hoe't min van hem was verwacht ge weeft, hoe*t de Staaten meer ontftelde. Niettemin * zy verbeeten hun leedt, en onthielden zich van antwoorden, om verder twift te myden. Maar, ontrent vyf maanden hiernaa, ontvouwden zy voor den AmbafTadeurBukkenhorft , t'zyner aanftendighe begeerte, by wat punten, en welker maate, zy zich, in den gemelden brief, bezwaart voelden. Dit ge- ichiedde by zeeker ichrift, van 't welke, hoewel wat voor zynen tydt, ik waan hier niet ontydelyk den zin te laaten volghen. ^Dikwyls was Leicefler , en yerant* welootmoedelykgebeeden, naageenen achterklap te luifleren j immers dien niet woovding aan te neemen dan naa vereifchte kennis van zaaken : maar had echter den derStaa- ooverdraagheren vol geloof gegeeven, zonder 'teené oor oopent e houden voor ten> de geenen die betight werden. Zy verklaarden by hunne e er e , nooit m hunne vergaadering, nooit buiten de zelve, in 't gemein oft in V b e zonder, het minfle woordtgeh oor t te hebben, waarmeef che enegemeint te worden dat deBondtge- noot en, oft om de oor zaaken bygebraght van hem, oft om andre, laß vanfcheu- ring leeden. Bet ging hun hunne behoudenis ter harte, gelyk genoegh bleek by hun volharden in dit langduurigh oorlogh. En zy twyfelden niet, oft zoodaa- ne oorblaafers, vol nydts enfpyts om dat hun gemijt was deezeflandtvaftigheit te verwrikken, pynden zich althans de goede geneeghenheit haar der Majefleit en zyner Doorluchtigheit van de Landen te verwy deren. T>at hy zeide niet ge* houden te zyn hun reekenfchap van dit zyn doen te geeven, ginghun, voor- waar, te naa. Immers wijl hy van wie met haare Majefleit gehandelt, van wie hem de Landtvooghdy opgedraaghen, van wie hem zyn laftbrief verleent was, en op wat voorwaarden-, die hy gezwooren had f achtervolghen. 'T geen op den per joon van T'rounink te zeggen viel, was kenlyk genoegh, en vertoont van hun aan zyne T>oorluchtigkeit\ en die van Vrieslandt hadden, oover den Ontfanger aldaar, in't be zonder geklaaght: tot welke vertooningen enklaghtenzy zich gedroeghen. Noopende 's Graaven zeggen, van mijfchien de geenen wel te hene- nen, die dachten dat het hen aanging, en de Staaten tot zulke bezonderheeden opmidden, om zich van hunnen naame te dienen: zy Staaten können niet ver- ft aan, dat met deeze w oor denyetgoedsgemeent werd. En 't waar e hun lief dat die van Uitrecht,oft het gr ootft e getal der zelve, genoeghen aan Trounink naa* men: m aar 't geen daar omging , bewees het teeghendeel. Zonder re ede berifp- te de Landtvooghdt hen Staaten, als luiden zich moeyende met de Regeeringe eenes andren, om dat zy hunnen eedt enplicht betrachtten, bevor dr ende 't her* ft ellen van de voorrechten dergeweflen, en 't onderhoudt der punten zyns be* roeps
|
|||||
iï24 P. C'HOOFTS VYFENTWINTIGHSTE BOEK
i f87. roeps tot de Landtvooghdy: gelyk zy gedaan hadden by vertooning van klaare
oov er tree ding der zelve, met invoeren van verfc heide perfoonen tot ampten binnen Uitrecht. Zeekerb niet een der Vereenighde Landtfchappen , oft het had, by plecht igh verding en eedt, zich verbonden tot handt haav ing van de wetten 3 voorrechten, en vry doornen der andre, zoo in 't gemeen als in 't bezon- der 5 en, met naame, van 't geen met haare Majefteit en zyn' Door lucht igheit gehandelt was, O overde' hoedaanigheit der'perfoonen, dien men toeliett'hun- ner' Vergaadringe te verfchynen, ftribbelde zyn' Doorluchtigheit ook zonder kermis van zaaken , en t'onpaffe , om dengemelden Trounink fonderßutten} zeggende dat hy, ter noodt) wel andre Brabanders noemen zouw, die in der daadt den Vereenighden Landen dienden , en dtkwyls f hunner zaameninge ontfangen werden. JVant niemandt vond daar plaats, dan de ge enen die buiten allen twyfel aanneemelyk waar en. Hy zeide, dat zommighen van htm Staaten hem hielden voor blindt in 'tftuk der regeeringe: 't welk hun leedt waar e te denken. Zy hadden hem alty ds voor eenen zeer wyzen, voorzightighen, er- vaaren Vorflgeacht: en enkelyk Goden hem alledaaghs gebeeden, dat hy mogh- te beweeght worden tot handele?i der landt zaaken met den Raade van Staate, en tot houden van naader verflandt met hun Staaten, zonder toegang aan lui- den te gunnen, die hem anders rieden dan 't heil der Landen vereifchte. 'Tßiet hun zeer teeghens de borfl, dat zyn' Doorluchtigheit zommighen, die f hunner zaameninge verfcheenen, te lafte leide dat zy te zeer zochten de dingen naar hunnen zin te doen gaan, zonder onder f che idt te maaken tuffen 'tgeen hun en 31 geen anderentoequa?n j endegeenen raadtgoedtoft oor baar lyk vonden » dan dienzy zelve voorßelden. JVant, onder hen kenden zy niemandt, die , voor zoo veel hem in 't be zonder aanging, nietwillighwaare, f aller uure reeken- fchap van zyn bedryf te geeven aan zyne maghtighers, en zeekerlyk wifi dat zy 't looven zouden. En zy hielden zichy der voor zoo eer lyk en ervaar en, dat geen bszonder perfoon zich zouw darren vervorderen het teegendeelflaande te houden, en dat zy inyetwes hunnen lafl en eedt hadden te bmtengegaan. De woorden van vermaaning, gefielt in den brief, zouden ter zaake dienen , zoo yemandt ter werelt hun verwyten konde dat zy, uit krachte hunner laflfchrif- ten, meer hadden mooghen doen 5 dan van hun, tot handthaaving van den (laat, de voorrechten en vry doornen, gedaan was. Maar, wat viel, van hun* hebbende gedaan en alsnoch doende al wat in hun was, meer te eifchen ? Dies wiflen zy niet te oordeelen dat deeze vermaaning tot eenigh ander eindt ftrek» te, dan hen te befchuldighen van flofheit en verzuim. Zy hadden, nochtans, van hunne vlyt en neirftigheit wel andre proeven gegeeven , vor dr ende de voorfleüingen zyner Door lucht igheit by hunne maghtighers in zulker voeghe, dat de bewiüighingen daarop gevolght waar en. Indien de vertooningen en ootmoedighe gebeeden van hunne maghtighers by zyn' Doorluchtigheit niet waar en aangenoomen, dat moefi men hun Staaten niet wyten-,alzoo hunßechts toeftond hunnen laß te vertoonen, en te doen blyken dat zy zichgequeeten had- den. Zeer bitfeh was het, dat menfeheen hun te willen opleggen, dat hun be- dryf diende om hunne ampten te behouden, en dat zy zich teeghens zyne Door- lucht igheit ondankbaar lyk droeghen. Want, niemandt onder hen, die niet be- reidt was zyn ampt af te ft aan, om den dienft zynerDoorlucht igheit oft de wel- vaart des Lands; alzoo zy, meeflendeels, uit liefde dienden, oft uit dwang van hunne maghtighers: en men behoord' hen niet voor ondankbaar tefchelden om dat zy deeden, 't geen hun ampt, plicht, eedt, meêbraghten. Zy waar en zoo verre van den toom te lang te geeven aan de party fchappen, dat zy de aanjlich- ters der zelve voor de allergrootfle vyanden van den Staat hielden : en, gaave God dat ze alle bekent wierden, engeftraft naar behoor en. 'T was ook een groot e onwaar-
|
|||||
\
|
|||||
DER NEEDERLANDSCHÈ HISTORIEN, tizf
mwaardigheit, hun Staaten toe te dry'ven, dat, terwyl zy raadftaaghden en 15-87»
jiribbeiden oover besondre zaaken, de Algemeine verhoren gingen. Ten laa- ße gaf Leicefler hun een' f ehr ab, metzeggen dat hem geen' fi of tot klaaghen oover hen *ontbrak: doch dat hy volharden wilde in 't doen van alle goede dien- ßen 5 om haare Majefteit tot meer meêdooghens oover denftaat der Landen té beweeghen, V en waar e men hem te zeer praamde tot nee men van eenen andren voet. JVaarop zy verklaarden, niet te kunnen bezinnen wat hem moghtege- fort hebben tot eindighen zynes briefs met dusdaane woorden. Want, tot vol' doening aan hem tegeeven van punt tot punt 3 zoo hy wildeflaande houden dat zy zich, inyetwe-s , teeghens V verding gemaakt met haare Majefleit, oft tee- ghens ,tfchriftelyk befcheidt van de opdraght der Landtvooghdye, misgaan hadden, waar en zy , voor zyn vertrek uit de Landen, oover boodighgeweeft $ met welernftighe beede dat zyner cDoorluchtigheit geliefde de geweften in gun- flighe betrachting, eendraght en verbandt te houden : dewyl de Algemeine welft andt enkelyk aan dit middel hing. T)Hes voelden zy, niet zonder groot e ree de, zich daarmee bezwaart, dat zyn 'Doorluchtigheit, geloovende dierge- lykevalfche en ver zierde betichtingen, te weet en dat de Landfc happen, om zaaken zoo gering, zouden willen totfeheuring koomen, dreighde, met alleen^ lyk haare goede geneeghenheit te laat en verkoelen, maar ook het gunftigh ge- moed't haar er Majefteit af te wenden van onderftandt te doen aan deezen Staat. Nu koom ik tot de bezending naa Engelandt j oover welke zoo veel en Ec&end'wg angftelyk geraadflaaght was. Willem van Zuilen van Nieveldt, Heer van naa Enge- Sheerenaarentsbergh, Burghvooght van Muide en Baljuw van Goeilandtj landt. Jooft van Menin, * Loontrekkend Raadsman der ftadt Dordrecht j Nica- ¥Pen*ï°- fiusvan Sille, Loontrekkend Raadsman der ftadt Amfterdam; Jakob Valk, mns* Raadsman van Staate -, en Vitus van Kamminga, Ridder $ naamen deezen laft aan. Johan, Heer van Schaaghe, gekooren om meede te gaan, floegh het heufchelyk af, Zy hadden bevel, om Jochim Ortel, der Algemeine Staaten bewindsman aan't Hof der Kooninginne , aldaar in gelyke waar- digheit van Ambafladeur , neevens hen te doen dienen. De ftof hunner Boodfchap boodfchap was, haarder Majefteit , opnieuw, met verzoek om fterkerby- der ge^am ftant, de Hooghe Ooverheit der Landen aan te bieden: en, zoozy daarnaa m\ luifterde, met haaren Raade in gèfprek te treeden, oover de voorwaarden; voorts d'Algemeine Staaten te verwittighen van hun weedervaaren, en bree- der laft te verbeiden. Ik bevind byzeekren brief, gefchree ven van Nieveldt en Valk, op den achtften van Wintermaant des leftleeden jaars, uit Londen, dat zy twee toen al een' wyl in die ftadt waaren geweeft , om Leicefter by goede wil te houden j en deKooningin bygeduldt, met verfchooning van 't marren hunner meedegemaghtighden. Deeze, eindtlyk, quaamen daar op den eenentwintighften van Louwmaant aan. Naa mondtgemeenfehap, gehouden met Leicefter en verfcheide Grooten des Ryx , werden zy t'zaa- men gehoortby haare Majefteit, op den vyfden van Sprokkelmaant. Den Zy worden voorftel deed Menin, verheffende, ten heemel toe, deweldaaden, genooten gehoon van van haar by de Vereenighde geweften ; en uitmeetende ten breedfte de de K°onïn- dankbaarheit der Algemeine Staaten -, die alsnoch hoopten, dat haare Ma- &m' jefteit, zich naader bedacht hebbende, de aangeboode Heerfchappy, onder J1, billyke voorwaarden, ontfangen zouw j en dit voor 't jpefte middel hielden om hunne zaak te redden. Voorts wees hy 't verloop der zelve beknopte- lyk aan: en befloot met bidden, dat haar gelieven moghte haare hulptroe- pen te meerderen ten getaale van tienduizent mann* te voet en tweeduizent fe paarde : ook de Staaten, met tfèftighduizent ponden fterlin? , tot op- rechting van een heir, te gerieven. Uit hebbende, leeverd' hy een gefchrift Mmmmm oöver5
|
||||
ïi%& P. C. HOOFTS VYFENTWINTIGHSTE BOEK
1587. oover, *waarby de gefteltenis van dedingen der Landen wydluftelyker ver*
Gefchrift) toont werd. Zy hadden (luidde'f) in'tleßkeden jaar, booven de ge woonlyke venoonen- fchattingen van twee hondert duizent gulden ter maant, noch vyf'tonnen gouds de den fiaat 0pge(?ragfJt. Teeghens den aanflaanden tydt, diende men dertien oft veertien- er an en, jmzent yl€ cfoen 5 en vyf oft zesduizent ruiters te velde te brengen. Tot be- de Koonin- 'waaringdernjofieplaatfin, werden zeevenentwintighduizent knechten, drie- vin oover- duizent fpeerruit er s, en vyfhondert karbyners oft lichtgew aap ende gaarden gegeeven. vereifcht: waaraf haare Majeßeit duizent mann' te paarde, en vyf duizent te voet e, betaalde j booven de bezettingen van den Br iel, Vlijfmge, en Ramme- kens : zulx dat de Staaten, f hunnen laße ^ tw e eëntw int igh duizent knechten, tweeduizentf peerruiters, en vyfhondert karbyners hielden. IJe kofien beliepen jaarlyx terfomme van tweeëndertigh tonnen gouds, en ze sent ze eventigh dui- zent guldemzoo dat den Staaten, aan hunnegewoonlykefchattingen vaniwee- hondertduizent gulden ter maant, defom van achthundert en zesentzeeven- t igh duizent gulden ontbrak, tot bezetting derfleeden enflerkten. T>och mogh- te men, uit deeze, wen een heir te velde gebraght wier de, zes duizent knech- ten en drieduizent ruiters lichten* voorts zeevenduizent mann' te voet, en tweeduizent te paarde, daar by voeghen-, die, te zaamen booven de betaaling aan delver s en andre leegher kofien, in den tydt van vyf maanden, op zes hun- dert en vyventachtighduizent gulden zouden koomen teßaan. Maar, terwyl Menin nochfprafc, {peurde men geen'duiftre teekenen van fteurnis in't ge- laat der Kooninginne: en, als hy geëindight had, begon zy haaren oevelmoedtj ZW* teeghens de Staaten, niet bitfche taal uit te bruizen . Wel had het haar ( zeide mtwoordt 2y j mooghen op de leeden leggen, dat haar, 'tgeen althansgebeurde, ontmoe- ten zouw. Maar de Ene e lic hen hadden een by (breuk vaneoeden zin: te wee- 6 ten - dat, wen men voor eenigh quaadt duchtte, hoe 't eerder quaame, hoe 'the- ter was. Zy had een vierendeeljaars naa hengewacht: en zoo treflyke weldaa-
den, hun beweezen van ha<jt -> waaren met groot e ondankbaar heit vergolden. Nu fchfiamden zy zich noch niet, haar, plotfelyk, groot er byßandt af te ver- ghen, zonder haar eerflgenoeghen tegeeven van den omgegangen handel: han- del, zoo vreemdt, dat zy zwoer by den leevenden God, dat men geen' argher beraade Staaten, oft volken, op den aardboodem zouw kunnen vinden, dan de Vereenighde Neederlandfche. Zy hadden, fint eenjaar, vyf tien, zefiien, jaa zeeventien oft achtienduizent mann' van haar te hulpegekreeghen -3 de zelve niet betaalt"; den eenen van honger laat en ft erven -3 den andren gedron- gen , zich uit mümoedigheit aan 's vyands zyde te begeeven. Was 't niet een groot e fchande voor de Staaten , en groot e fpyt voor Jen landt aardt der Engel- fchen, te moeten zeggen dat zy meer heus heit s by de Spanjaards,dan by de Neer- landers, gevonden hadden? Zy wilde hun wel ronduit verklaar en, dat zy, veel eerder, dan alzuïke weederwaardigheeden teverdtaaghen, naar haaren zin zoude doen: de Staaten moghten dan meede den wegh, die hun goedt docht e, ingaan. Zommighen gaaven uit, dat de Kooningin van Engelandt, 't geen zydeed, noodlyk doen moefi tot haar'eighe veiügheit. ^Droomen. Zy zoude wel eenen vor der ly ken handel kunnen flutten, zonder de Staaten daaroover te roepen-, en beet er dan met hun. T>och zy gunde hun zoo veelquaads niet: maar wilde ook geenszins, dat men zoodaanefpraak hielde. Zy begeerde, zceker, den Spanjaardt zoo Jpeinde by haar niet-, wen hy haar vyandt zouw zyn. Maar zykon hemtevriende kryghen-, enalzoo in vreede leeven: gelykzy langw^t hem ge daan had $ zynde zelfs van hem ten huwelyke verzocht geweefi, tß 'teerfi haar der regeeringe. Zy had den Graaf van Leicefter aan de Staaten gezonden, voorÖoverfle haar er krysmaghten, ïn meeninge dat z'hem oope- ning zouden doen vande geleeghenheit hunner geldmiddelen en fchattingen. |
||||
DER NEEDERLANDSCHE HISTORIEN. 1127
«De Staaten hadden hem den naam van Algemeinen Landtvooghdtgegeeven, If8/. om, onder dat de x el, hunne vuilnis op hem te werpen: hydien, teeghens haa- ren dank, en buiten haar weet en, aangenoomen, met gevaar van halz en haa- <ve te verliezen, neevens een pandt hem veelwaar der, degunfl zyner Vorftin- ne. Maar hy had het gedaan om hunnen wankelenden Staat te veßighen. En wat doch hadden z' hem toegevoeght, dan eenen enkelen fchyn oft fchaaduw vangezagh? dit was gegekt met de werelt. Met eenen Heer, en Eedelman als hy, had men niet behoort alzo o om te fpringen. Bevonden zydan, dat eenigh vroom perfoon hunne treeken in V licht braght •> dien zochten ze noch of alle lyden te brengen ■, doende zelve, daarentuffen, gunfl aan den vyandt, en veele fnoode dienfien -s d'een om zyn' goedren te berghen, d'ander om zich met het Spaanfche goudt de handen te zalven. Waande men, dat luiden, die haar, voor zoo groot e weldaaden, zoo quaadt een hart toedroeghen, derßr äf- fe Gods ontgaan zouden , oft de Kooning van Spanje geloof feilen in woorden van verlaat er s eenerpartye, die hun zoo veelgoeds gedaan had? cDanflrooy~ den ze noch uit, om hunnen boozen aardt te bedekken, dat de Engelfche Koo- mngin van vreede wilde handelen; en dit buiten hunne kennis. Neen, neen -, liever hadde zy te flerven , dan oorzaak te geeven tot dat zy haare beloften niet achtte. Oft Vorflen fomtyds d?een den andren hoorden fpreeken, dat kon zonder yemands hinder gefchieden. Want zy handelden metVorfllyke wyze en verßandt,. waaraf bezondre perfoonen den flagh niet wiflen. 'De Staaten waar en wel Staat en, maarfle cht s bezondre perfoonen ten aanfchouw van Vor- flen. Zy zoude, voorwaar, nemmermeer yet willen doen buiten hun weet ent ook hungezagh, hunne voorrechten, hunne gewoonten, geenszins laaten ver- korten . Zy hadden onder hen oopentlyk doen verkundighen, dat men vangee- nenpais moefte fpreeken. Zeer wel: maar V was ook reede 3 dat zy andre Vor flen lieten doen, 't geen de zelve tot verzeekring hunner Staaten dienftigh oordeel- den : mits dat het tot geen'fchaade der Vereenighde Landtfchappenflrekte. Zy Vor flen wiflen zoo konflelyk niet tefpreeken, als zy gezanten: maar 't behoord* hungenoegh te zyn, dat men 't hun zeide in weinigh woorden, en daarenboo- ven verzeekerde. Indien zyyets meer voor hun doen zoude, zoo wilde zy eerbie- delyker bejeeghent weezen, Zy zoude dan, op 'tfpoedighfte, eenighe luiden van haaren Raade maghtighen, om met hun te woorde te koomen. Maar, alvoore 5 dan op hun verzoek om flerker hulp te antwoorden , wilde zy zelve hooren en zien wat in Ne e der landt omgegaan waar e, ende daar af voldoening heb- ben. En hier by zouw zyyt, voor dien tydt, laaten, zonder hun langer moey- lykte vallen. Ik zoude gelooven, dat deeze haare gal, gelooft op de Amba£ fadeurs en hunne meefters, niet bet door 'toorblaazen vanLeicefter en zyn' aanhangers verwekt was, dan door de difteligheit der dingen , die haar toen den geeft , tuften ftrydende gedachten geftaadelyk beknelt hielden , oft ftorm op ftorm leeverden. Want het was juift in het heetfte haarder beraa- dinge oover 't fpaaren oft verdelghen van der Schotten Kooninginne Maria Stuart. Deeze, verdreeven door de Staaten haaresRyx, had haare toevlucht genoomen tot Elizabeth -, waaraan zy , booven de gemeenfchap des tytels van Majefteit, door naamaaghfchap verknocht was. Echter had zy, ontrent neeghentien jaaren, eerft in ruime, thans in befloote vankenis, moeten treu- ren : ende deed men haar eindtlyk , op den achtften van Sprokkelmaant Maria deezes jaars, naar den ftylder plaatfe, ( onaangezien datLeicefter zeer op Stuah, venyn drong) door debyl en beuls handen, binnen de burghFodringham, Keofwgm op een fchavot fterven. Watzy, onderfteunt van de Roomsgezinden, ge- vmlSchot' brouwen hebbe, teeghens den ftaat en perfoon der Engelfche Kooningin- m. '}«'*''* ne; en doorwat prikkekn vanopruying, anxt, haat, deeze gedreevenzy M mm mm 2 tot
|
||||
112 8 P. C. HOOFTS VYFENTWINTIGHSTE BOEK
if87. tot eenbefluit, dat by veele Vorften en volken voor wreedt en onmenfche*
lyk gelcholden werd j daaraf gedraaghen wy ons tot de fchry vers , die ei* ghentlyk van 't vertellen der Engellche en Schotiche gefchiedeniiTen hun werk maaken. Wyders , zoo fcherp een' reede der Kooninginne fheed , hoewel niet de hoope vanyets te verwerven gladt af, den gezanten noch- tans diep in 't hart; en ried hun een' fchrifdyke verdaadighing der Staaten inteftellen. Waartoe hun eenighe, zeeker zeer quaade, tydingen, ontfan- gen terwyl zy daaghelyx met den Raadt der Kooninginne handelden, niet quaalyk te paffe quaamen. Want, by den droeven uitgang van verfcheide Leicefters befchikkingen, bleek nu, hoe fchaadelyk den Landen zyn luttel luifteren naa den raadt en vermaaningen der Staaten geweeft was -, en voor- neemelyk zyn' heerfchtoght, geuitert met het zwichten van de maght der Raadsluiden van Staate by heimelykfchrift, naa dathy hun de volle regec- ring, byeen ander van de zelfïte daghteekening, in't oopenbaar had toege- 'Tflot ftaan. Hier door vond men zich benoodight eenen Franfèhen Hopman, Wouw ver- genaamt Marchant, hoewel hy zeer in 't oogh was, op het flot Wouw, by ksftaan Berghen op Zoom, te dulden, tot dat hy 't, om tienduizent gulden voor Parma. nem, drie maanden folds voor zyn' knechten, verkoft, en aan Parma ke- verde: 't welk op den zeeventienden vanLouwmaant gefchiedde. Mits hét zelfde beletfel moeft men Willem Stanlei en.Roelandt Jork in Deeventer en de groote fchans op de Veeluw laatenj daar zy van Leicefter, ongeacht der Staaten ernftighe waarfchuwingen , tot Ooverften geftelt waaren , en 't vermoeden , te vooren op hen gevat, met zeer bedenklyke gangen van dagh tot dagh fterkten. Jork zond aan Johanbabtifla Taxis , Steêvooghdt totZutven, dikwyls haazen off veldthoendren: Taxis aan hem weeder vief- Jen metRynfche moft, die, moetende toen door deSpaanfche bezettingen koomen, onder 't gebiedt der Staaten quaalyk tekryghen was: heusheeden meer gebruikt onder kryshoofden van vyanden, zonder verkoeling van elx yver voor 't gemeen zyner partye. Maar, onder 't beftellen deezer fchen- kaadjen fèhuilden brieven en boodfèhappen van ander belang. De Maje- ftraat van Arnhem quam achter wifle kundfchap, en verwittighde die van Deeventer, dat Stanleis Wachtmeefter binnen Zutven by Taxis gezien was. Stanlei, hieroover aangefprooken, deed wel den Wachtmeefter in hechtenis {lellen, dan liet hem, korts daarnaa, zonder ondervraaght te zyn, uitgaan. ZynYeren, hetwildfte, wanzeedighfte, moedwillighfte volk, dat men ooit in Neederlandt zagh j die halfnaakt gingen, dikwyls 'tvleefch raauw, oft zonder brood aaten j van geene erbarming oft menfchelyke meêwaarigheit wiften > nochte van Godsdienft fchier yet anders, dan naa 't uiterlyk gebaar der geeftlyken te gaapen, en wat van de Mifïè te fnakken; liepen, om die te hooren , daaghelyx naa Zutven , daar hen Taxis geirne ontfing , en met vruntlyke bejeeghening ftreelde. Met wat ooverlaft, wat quellaadjen zyde poorters plaaghden , 't bleef ongeftraft: eeven oft Stanlei zochtede burghe- ry, door onlydelyk farren, vertwyfelt te maaken, en teeghens de bezetting te doen aanfpannen: op dat, terwyl zy te zaamen oover hoop laaghen, de vyandt moghte binnen koomen , en het verraadt onder fchyn van ongeval doorfluipen. Wat die van Deeventer klaaghden oft vertoonden , om van de gevoelde ellende verloft, voor de gevreezde behoedt, te worden > men fpeurd* 'er geen ander middel toe, dan den OudtveldtheerNorrits te zein- den , om t'onderftaan oft hy behendelyk zoo veel vertrouwbaar volx noch in de ftadt helpen konde, dat het den boozen aan maght naar wil ontbraa- ke. De tyding hieraf verylde 't quaadt: en Stanlei, zorghende voor verlies der geleeghenheit, fchikteden handel, aangevangen met Taxis, te fluiten. |
|||||
;
|
|||||
DER NEEDERLANDSCHE HISTORIEN. m9
In den Neurenbergher toorn, een rond en ruim gebouw, dat veele vertrek- 1587»
ken begrypt , had hy reeds driehondert Yeren geleit; quanfuis om de bur- ghery te verfchoonen -, in der waarheit om meefter van de poorte te zyn , die by den toorn ftond. Zommighen merkten de meening wel: maar hoe zouden z' hem een' plaats weigheren, die hy teeghens hunnen dank innee- men kon ? Daarenbooven waaren de fteedelingen gedeelt aan Rooms- en Onroomsgezinden : jaa de Onroomfchen zelf niet van eenerley verftandn Etlyken , kunnende zich noch het moodfte niet inbeelden , verfnauden de geenen die beeter lucht hadden , en fcholdenzevoorneuzwyzen , die alles ten flimlie duidden, en, met hun bewys van wantrouw, den Steêvooghdt wel zoo veel terghen moghten , dat hy quaame te doen, 't geen hy anders niet denken zouw. 'S nachts voor den achtentwintighften van Louwmaant hielden de voorzightighfte burghers wacht binnen 's huis , en hunne waa- penen veirdigh. 'T welk zoo ftillekens niet toeging, oft Stanlei, dien, in dat gewricht van zaaken , ook de minfte ritfeling ontruftte , rook lont. Dies, klaaghd' hy , ten naaften daaghe , der Majeftraat, dat de burghery naa hem omzagh : een bitter loon zyner oprechtigheit, waaraf hy roemde als oft ze geen' weêrgaagehadt hadde. De Wethouders, neemende meeftendeels zyn zeggen voor vol aan , bidden hem, zich niet te keeren aan 't onverftandt eener gemeente : menmoeft, bydie, geene befcheiden heit zoeken. Hierop wort een banket bereidt, en gehouden van den Ooverfte en de Regeerders, met groote vertooning van loutre vriendfchap : en de gemoeden , geftoofr. in de warmte van den wyn , oopenenzich, met beloften, dat daarin, voort- aan , alle arghewaan zouw verfmoort blyven. Stanlei, hebbende hun dietfch gemaakt dat hy op eenen aanflagh toogh ; den bezettelingen die van 't ge- heim niet wiften, dathy , t'hunner verzeekering teeghens de burghery, die hen dacht te oovervallen om dat zy betaaling eifchten, noch een Engelich vendel oft twee ging innaaien -, rydt, 's nachts daaraan, met etlyke paarden ter ftadt uit. In de morghenftond, ontrent vyf uuren, keert hy weeder daar- stanlei in, met dèn Ooverfte Taxis en neeghenhondert mann' , het derdendeel te verraadt paarde : die flux naa de markt rukten. Daar ftonden ze reeds gefchaart, als Deventer l eenighe Regeerders, kunnende noch uit den droom niet raaken, waarin zy, *a leevm door't lief koozen onder goê fier maaken van gifter, gebraght waaren; im- Jf*4an mers niet haatlykers gelooven dan dat hy , om de burghers in te toornen, zich met wat meer volx van zynen landtaardt moghte verfterkt hebben ; eenen Burgherhopman derwaarts zonden , om te verneemen waar 't op draayde. Stanlei, kennende den perfoon , treedt hem teeghens , heet hemgoedes moeds zyn * niemandt zoude te kort gefchieden. Voorts leidt hy hem met der handt tuften de ryen door, tot aan 't derde gelidt. Daar fpreekt hy Taxis hy naam en tytel aan, en bidt hém, deezen, als zynen goeden vriende, gun- ftigh te weezen. De Burgherhopman, hoorendedit, vergat gety van taal te kaavelen, en liet zich, naa een Ach! deeze woorden ontflippen: Hoe zyn wy zoo jammerlyk verraaden? 'T verging hem nochtans ten befte, door de be- fcheidenheit van Taxis, die daarop, zonder Stanleis ooren te fpaar en, zeide, T>at: laat ikdengeenen verantwoorden ydien het toefiaat. Ik dien den Kooning mynen Heere. Teffens biedt hy den Burgherhopman de handt -y begeert dat die de Wethouders doe by een koomen, met belofte dat geenen menfche yet euvels weedervaaren zouw. Een deel, dan, der Regeerderen ( want d'andre, gelyk ook veele Onroomlche burghers, hadden ftrax, vallende oover de muuren , zich op de vlucht begeeven) vergaaderdenineenbezonderhuis. Eenighe Roomsgezinden , eertyds in de regeering geweeft, voeghden zich ongeroepen daarby. Taxis wenfchte hun een blyden morghen , en ge- Mmmmm 3 droegh
|
||||
u3o P. C. HOOFTS VYFENTWINTIGHSTE BOEK
1587. droegh zich voorts tot het geen dat hun Stanlei zouw voorhouden. Die
hief, gebruikende eenen Tolk , zyn' ontfchuldighing aan , met bybren- gen dat zyn gewifle hem gedrongen had de dadt aan den Kooning te lee- vren, dien ze toebehoorde: ende fchaamde zich niet, met een fpreuk van Chridus zelf zyn fchelmduk te verbloemen. Men moed, zeid' hy, den Kai- zar dat des Kaizars , Gode dat Godes was, geeven: en hem, die dat be- trachtte, zonder op giften, rykdoom, oft hoogheit te ooghen: voor geenen verraader achten . Maar zyn verbaad gelaat, en moeite om dit uit te ftaame-* len, gaaven geen duider getuighenis van de onruft des harten. En Taxis, merkende dathy in zyn' reede begon te bly ven decken, voeghd' hem eenen flagh, met vermaan dat men diende te (preeken van de foldaaten onder dak te helpen. Deeze werden (behalven de geenen, die, daar 't raadzaam icheen, op de wacht gedelt waaren ) noch van hunne Bevelsluiden, in volle orde- ning, op de markt gehouden h onaangezien dat het reeghende, en dat zy, de ganfche nacht, in zeer koudt en quaadt weeder gereid hadden. Aan den middagh liet men ze fcheiden, en weez eenen yder zyn huizing aan. Im- middels had Taxis met drie trompetten doen omblaazen , dat de Kooning aan alle burghers en inwooners lyf en goedt fchonk. Wie zyner Majedeit getrouwigheit zweeren , en in 't Roomfche geloof wilde leeven , moghte *Pasport. blyven: wie niet, vertrekken met* vryereizbrief, dien men hem verleenen zouw. Het meede. getal der burgheren bleef inde dadt: en niemandt werd befchaadight : uitgezeidt dat beide de Predikanten hunne haave moeden achterlaaten, en dat een deel vanStanleisYeren zich vervorderden eenighe huizen teplondren: waaroover hen Taxis met degalghe drafte. Dus werd hy meeder van Deeventer, datveelen voorde derdekoopdadt, naad Ant- werpen en Amderdam, in Neederlandt hielden . Men hoord' hem fint be- kennen, dat hy deezen aandagh, niet zonder groote zorghe van door Stan- lei bedrooghen en op een'vleesbankgebraght te worden j bedaanhad. Stan- lei, ziende de klad van verraadery niet af te wiffchen, dewylhy foldtvande Staaten getrokken had, zocht zich ten minde van meineedigheit te zuive- Stanlei, ren ? voorwendende dat hy nooit in der Staaten, maar alleenlyk in Leiceders x.eidt, nooit eejr geweeß ? en daaruit ontflaaghen was. Tot bewys van dien toond1 hy ten maar eenen vryereizbrief , gefchreeven in franiyn , en bevedight met handt en alle'enlykw zeeghel van Leiceder, op den zelfden dagh, als die, hem, 't gebiedt oover leiceflers Deeventer gaf. En, zeeker, by dit befcheidt werd hy bedankt van zyn'voo- rn/t £*- righe dienden > en alle pliclit hem quytgefcholden. By wat middel hy dit weeflen verkreegh, waare quaalyk te gidèn . Midchien dat hy den Graave diedfch van dien maakte, daarop, eerlykerwyze, weeder tot de Spaanfchen te kunnen kee- ontjlaaghen YGn ^ omminj by geleeghenheit, een'dimmen trek, tot voordeel der Ver- vrmei/- eeni8nc*e Landen , te ipeelen : oft dat hy hem eenigh geteekent en gezee- brief; wel- gne^c blank afging, als willende 't zelve vullen met voorwaarden,te beloo- ken by ven aan den eenen oft andren Kooningfchen Ooverde , dien hy , in Lei- toont. ceders afweezen, tot ontrouw bekooren moghte: oft dat hy, terdondt naa Heufcbe \ verwerven van oorlof, veinzde berouw te hebben, en de Steêvooghdy aan- bandel van nam. en de Graaf vergat, oftnoodeloos vond, hem vernieuwing van eedt Taxis tot a£ t£ verp.[ien Wyders, in al het doen van Taxis werd de heusheit des Har- %orkver- tognen van Parm^ gefpeurt: de Majedraat niet verfchaapen voor den ge- raadtde woonlyken tydt ; doch toen gekooren uit enkle Roomsgezinden. Ten fchamopde zelfden daaghe als Stanlei de dadt leeverde, zeidejork', des verkundfchapt, Veeluw, het zynen fbldaaten aan, en dat hy beraaden was de zyde des Koonings te teeghen 00- kiezen: die hembyblyven wilden, zouden gelyke belooning, als't volk in verZuwn. Deeventer, genieten: die 't anders verdonden, moghten vryelvk vertrekken. Dit
|
||||
DER NEEDERLANDSCHE HISTORIER im
Dit baarde groote ontroering. TweeHopluiden vlooden met hunne ven- 1^8f.
dels ter fchans' uit. D'andren fielden ze daatlyk in 's vyands gewoudt. De kreet van 't oovergeeven deezer twee achtbaare plaatfen verichrikte , ten ^nighè iiiterfte toe , de Vereenighde Landfchappen , en vervulde de harten met Ea&ellcae*i wantrouw op de Engelfchen. De Graaf van Nieuwenaar , fchreef uit den *?. m * Haaghe , aan die van Uitrecht, dat zy zich hoeden zouden van de twee \mn ^ vendels , verloopen uit de fchans , in hunne ftadt t'ontfangen : daar hy vande 's andren daaghs dacht te zyn , om zich voorts naa Arnhem te fpoeyen . fleng, en Daarentufièn fcheuren , tot Zwol, eenighe Engelfche knechten , die ter loonen naa betaalinge van de Kooninginne ftonden , hun vendel van de fteng , en ^en vyandtt, fchooyen naaden vyandttoe: een kornet, van den zei ven landtaardt, ry dt Een f^r~ ti fit vu si t f■ f '■
uit Arnhem , en neemt gelyken wegh. Taxis verzuimde niet de naabuuri- j '
ghe fteeden , furfende tuffen verleeghenis om de gebeurde , en vreez voor me . de verwachte rampen , met vlaayende brieven tot omzwaay te tokkelen. Taxis lok Te zyner begeerte fchreeven ook die van Deeventer , booghende zeer van de naabua- deminlykheit, waarmee hy hen handelde. Ter andre zyde, ftelde de Raadt r ige fteeden van Staate drieduizent gulden op de lyven van Stanlei en jork: en ver- iMt-nunty* bood y oover hunne fchelmftukken , de Engelfchen in 't gemein te lafteren. ^bri£Venj Dan, 't plakkaat, hieraf gemaakt, weigherden de Hollandfche Staaten te vm■■ ' doen verkundighen , om dat het alleenlyk uit den naame der Raadsluiden ^etfeléop fprak : en deeze'wilden 't, nocht op Leicefters, nocht op der Algemeine de lyven Staaten naam uitgeeven. Prounink, woelende zouder ophouden, om Lei- van stanlei cefters achtbaarheit, waaraan de zyne hing, t'onderfteunen, deed, by ver- «» J^k* lof der Vroedfchappe van Uitrecht, een boexken drukken •, waarin hy, t Maar met opnaaien der trouwloosheeden van verfcheide Neêrlandfche Heeren, 't a^-aat' zich pyndè te beweeren, dat men, naar den eenen oft den andren verraa- ^J &e~ der, den ganfchen landtaardt niet behoorde tefchatten. Eenfoobretrooft, won ^et onder zoo zwaare onheilen , was den Bondtgenooten , dat d'Ooverfte verkun^ Schenk , hebbende gemaakt etlyke zyne foldaaten ter Huik in Roeroort te dight * kryghen , dat fteedeken , met hunne hulpe , 's nachts naa den zesentwin- ï'rom'mk tighften van Louwmaant, bemaghtighde. Hy begon 'er eenighe bolwer- zrf1 een ken : doch kon het niet langer dan tot in Grasmaant houden. De Oudt- oex^n veldtheer Johan Norrits , verkundfehapt dat Stanlei noch Steêvooght van ^/Jul Deeventer bleef, liet niet te bezoeken , ofthy , door hooghe beloften , tot g\um^e houden der ftadt voor de Engelfche Majefteit te beweeghen waare. Op ge- Engelfchen lykewyze ging hy twee Hopluiden aan , om hen totooverleevringvan den te koelen» Neurenbergher toorn , oft eenighe poorte, te bekooren. Als dit haaperde schenk, beftond hy eenen aanflagh op Deeventer 5 die ontdekt werd , en zonder ne^tRoet' fpillihg van volke niet afliep. Leicefter , naa dat hy, meefter geworden tot Mrt|B* m Uitrecht en Deeventer , waande met die twee fteeden hét Sticht en Oover- \)Man^ yfel in dwang te kunnen houden , had , om Vrieslandt op gelyke wyze te iaatenm breidelen , eenighe Engelfche vendels naa Harlinge gezonden, en het ge- johan biedt daaroover den Baroene Nort gegeeven : maar moeten afftaan van zyn Norrits voorneemen , mitsdeVriefche Staaten het wraakten ,. vertoonende dat het tïacht vefm fplitien der Landtvóoghdye teeghens 't oude gebruik en den oorber van &"fs Dee" 'tgeweft ftreed. En, zeeker, zy waaren zoo verre van den Engelfchen zoo /"'^^ , een' plaats in te ruimen , dat hun verveelde de zelve in de maght hunner gf]en m eighe bondtgenooten te zien. Daar laaghen, en hadden, etlyke jaaren , ge- ukffieti leeghen twee vendels, onderhouden van de Hollandfche Staaten , die zich trachten der kofte trooftert , om dat de Zuiderzee daardoor tebeeterverzeekert was. naa Har- En die van Harlinge hadden hen geirne ontfangen , inziende dat Hollandt %c: beft op zyn' betaaling pafte. Maar in de lengte werd de Vries met y ver be- 'twel^em |
|||||
vangen
|
|||||
1132 P. C. HOOFTS VYFENTWINTIGHSTE BOEK
15-87. vangen. Nu gebeurd' het, dat Willem Bardes , Raadsheer van Staate, en
gelait van Leicefter tot het waarneemen der heimelyke vèrftendenifïèn 3
aan den. Landtvooghdt Graaf Willem Lodewyk fchreef, hoe hy geloof-
waardighe kundfehap had van eenighen toeleg des vyands op Vrieslandt,
en met naame op Harlinge : hoewel hem de wegh te lande derwaarts ge-
ftopt fcheen. Dies gaf hy zyner Genaade te bedenken , oft niet raadzaam
waare de bezetting , die zich met der tydt, doorhuwelyken , fèhulden ,
en anderszins , zeer aan de burghery verknocht had , eens te verwiiTelen. ■
De Vrie- Op deeze geleeghenheit fliepen de Vriezen niet: maar beftaaken de zaak
zen febik- met den Graave zoo wel, datzy 'tHollandfchevolkuitdeftadt, en ander
ken wee van hunnen landtaardt daarin , krecghen. Tot fterking des af keers , dien
Holland- men reeds had van de Engelfchen , deed niet weinigh , dat, ontrent deezen
[che ven- tydt ^oft fchoon}
in 't begin deezes jaars, een plakkaat, gemaakt met vollen
's ,m toeftandt van Leicefter , op 't ftuk der monfteringe en krysorde , het loo-
hynhen,en Pen en ftro°pen verbooden had} etlyke benden ruiteren in Hollandt vie- bezetten 't len » dreighendedefbldy , die zy van de Kooningin moeften eifchen , uit metknecb- den Haaghe te willen haaien. En , een' kornet der zelve was nu , op eenen ten van dagh , van Loopik tot Zóetermeer gekoomen . Dies bezette men de toe- hunnen gangen met een deel foldaaten uit Delft. Thans reed de Graaf van Hoo- landtaardt. nen[0 ongewaapent , met vier paarden , naa Zóetermeer , en vertoond' , ßy hun wat zy misdeeden aan zich in Hollandt te werpen zonder wettigh be- Aer mon- ve^" WaaroP zv zeidea 5 laft daartoe van hunnen Ooverfte en de Uitrecht- fieringe en fche Staaten te hebben. Zeeker , defpraak ging , dat zy door Nort enden krysorde. Heer van Braakel waaren opgemaakt. Hoohenlo , keerende , onverrich- invaivan terzaake, terug , onderichepte eenen brief, gefchreeven by den vendrigh Bngelfche der kornette van Nort aan de ruiters tot Zoeterwoude. Die ried hun , al ruiters tot d'ancjre paarden, geleeghert totZeevenhuizen, Bleizwyk, en daar ontrent, ol mat. ky een te rukken om op het harde te koomen -, dewyl hy verftond dat Hoo- henlo dacht hen te doen vertrekken . Teffens vernamp men , dat eenighe ruiters tot Zoeterwoude zich vermaaten den Graaf van Hoohenlo te wil- len koomen bezoeken -, en datzy, tezaamenmeteendeelvoetvolx , wel zeeven tien benden konden uitmaaken. Dies voorzagh de Graaf den Haagli met een vendel van driehondert knechten , en met hondert zyner ruiteren. Toen luifterden d'anderen naa verdragh , en lieten zich met achtduizent Zy kyö- gieten ? gelicht by den Heer Wilkesop zyn geloof, beweeghen tot belofte |
||||||||||
men uu
|
||||||||||
( ^ , van weeder naa hunne bezettingen in de Gelderfèhe fteeden en 't Graaf-
weederïn fcnaP van Zutven te keereii. Zy hadden 't platte landt, tuften Uitrecht, 't sticht Amfterdam, Goude, Krimpenerwaardt, en Alblaflèrwaardt, meeft bedor- van ui- ven : en quaamen toen weeder op 't Sticht van Uitrecht ftorten. Waar- trecht, oover de huisluiden , verliezende't geduldt, eindtlyk te zaamen fpanden , Leiceflers en etlyke ruiters doodtfloeghen j etlyke zoo teifterden', dat men twee oft Vr.° ty, drie waaahens met eequetften tot Uitrecht braaht. De Staaten van Hol- de zeevaart ^ailc^t frotteerden Oudewaater , Woerde, en Schoonhoove , met hun ei- won her- g^len vo^c' enc^e 4eec^en 'c den Lande en Pjrinfe Maurits getrouwigheit roepen, bj zweeren. In't uitgaan van Louwmaant herriep men 't haatlyk verbodt, een plak- door Leicefter gedaan , noopende de zeevaart: en veroorlofde 't voeren kaat 3 ge- van allerlcy waaren, behalven buflekruidt, ialpeeter , en waapenen, naa alle *ïaa!?^ onpartydighe haavenen, uitgezeidt Kalis in Vrankryk en Embde> byplak- atJ uk » ]Caar s ingefteit. op den naame van Leicefter in den Raade van Staate : hoe- ^naamin we* ^e Engelfche Raadsheer Thomas Wilkes het zelve , als krenkende den naade 's Graaven achtbaarheit , weigherde t'onderteekenen. Thans naamen die van Staate, van Hollandt een befluit, waarby zy ook den handel op Kalis enEmbde oopen-
|
||||||||||
DER NEEDERLANDSCHE HISTORIEN, n^
oöpenden : dewyl doch de Engelfchen, Schotten , en andre volken * den tf$fy
hunnen aldaar dreeven» Onlangs te voore* was, door den Onderfchout van Vwlm Uitrecht, op fchry ven der Algemeine Staaten, Paulus Buis, ter fluik, uit m*s ver~ zvne eevankenis geholpen -, naa dat zyn' maaghen zich borg-hen geftelt hadden „',,' u* voor vy vent wmtighduizent gulden, te verbeuren, zoohy, vermaant om aanJ a Rechte te verichynen, dies in gebreeke bleeve. Hieroover fchreef de Vroed- Lmi ? doQt
fchap der ftadt meermaals zeer ervoelighlykaan de gemelde Staaten, en be- febryven geerde dat men hem weeder in de voorighe hechtenis zouw leeveren. Doch der Alge» haare hooghe woorden werden weinigh geacht. Op deeze handelingen, ge- meiaestaa* duidt byLeicefters aanhang t'zyner verkleeninge * volghde, ten vierden daa- Uttm ghe van Sprokkelmaant, een der Algemeine Staaten brief j die meinde zyn gemoedt tot bezinning te nyghen •, maar , gezult inde zuurtevan 'tverich verdriet, hun oovergekoomen door'tftuk vanStanlei enjork, hem kropte met fpy t. Zy haalden 't oude met het nieuw op s en (lelden hem, in 't bree- zwaar« de, alzyn byfter bedryf voor ooghen. Men had hem>> fzyner koomfle in't klagbbrief Landt, de hooghfte vertooningen van oprechte geneeghenheit eneerbiedenis, dei Alge- zelfs de Landtvooghdy , te gemoete gedraaghen : en de maght £ dewyl hy meine staa* zich eener getemperde belghde ) zoo ruim toegemeeten -y dat de voorzigh- Un_ a*n tighen, op dat pas, licht elyk bezeften, hoe zeer zygefchaapen was, tot af- eiceiet" kek van'tgemeene nut ende eere zyner Door lucht igheit, misbruikt te wor- den byveele flaat-en baatzuchtighe menfehen. Ook hadden die, terftondt, door hunneflimme treeken, in hem, teeghens degetrouwften en aanzienlykften der Landen, jaa de Staaten en Majeßraaten zelf, een wantrouwen verwekt -y daarop voorts gebouwt eenen Achterraadt -3 en, by middel van dien, hunne grooifte , gier ighe, en oproer ighe wroeteryen gevordert: wat ook de Raadt van Staate, d? Algemeine, de bezondre Staaten, daarteeghens vertoonden « 'Deeze. luiden hadden't eerfte misverflandt tuffen hen Staaten en zyn'Door* luchtigheitgebrouwen, met het munten van den Dubblen Roozenoobelbinnen Amfterdam, die, ten aanzien van 't ander geldt, ontrent veertighßuivers te hoogh gezet was, tot gewin van etlyke hondertduizent gulden, geftreeken, niet by't Landt, maar (zoo zy Staaten geloofden^) byeenighe bezondre per* foonen ; en verkoren by de gemeente , door de thans gevolghde verlaaghing- van denprys der zelve penningen. Hetfchaadelyk plakkaat op den koophandel en fcheepvaart was in hunnen winkel ge f mee dt -t 't welk het uitvoeren van eenighegoedren, dat den Landen niet fchaaden, en den vyandt weinigh fier* ken kon, belet had $ en alzoo 't vinden van middelen daaruit, om hem 't veldt. te doen ruimen. 'T welk men, zelfs naa 't oordeel zyner Door lucht igheit, ge- noegh hadde kunnen verrichten, indien flechts tydtlyk drieduizent ruiters en drieduizent knechten, Hooghduitfchen, waar en geworven geweefl. Uit fchry* ven, nochtans,al van den achtftenin Lentemaant des leftle eden j aar s-, was hun Staaten gebleéken van hondertvyftighduizent gulden , buitenordelyk opge* noomen by zyn' Doorluchtigheit , tot lichting dier troepen. Maar zy hadden metydele hoope op haare koomßgewacht; en eindtlyk vernoomen, dat, zoo wet hun geldt als V zelve volk, toen 't een niet min dan 't ander gereedt lagh f z' en wijlen door watfmuikhandet)verßrooyt en verftooven was.De Engelfche hulp* troepen, zoo te paard' als te voet e, waar en, ßnt de herwaartskoomft zynet Doorlucht igheit, nooit gemonftert naar behoor en. Jaa de reekeningen weezen uit dat defoldy van de ruiters der Kooninginne, van haarent weeghe, tot lafte der Landen, betaalt was van den twaalfden in Slaghtmaant des jaars vyven- t acht ent igh af-y onaangezien dat zy zich, noch drie maanden daarnaa, niet in orde vonden om gemonftert te worden: met welk bet aaien van ruitery en voet- volk men groot en ondienft aan den Staat gedaan had, en 't geldt haar der Ma* Nnnnn jefleit
|
|||||
1
|
|||||
ii 34 P. C'HOOFTS VYFENTWINTIGHSTE BOEK 1
i f87. jefleit onnuttelyk verquift. Echter was den,foldaaten zoo luttel onderhoudt
verftrekt, dat hunner veel zich, van armoe, met hopen en ftroopen geneert hadden,tot zwaarefchaade, laß-, en verwoeftingder Landen. Het krysvolk der zelve Landen was ook quaalyker gehandelt geweeft, dan feenighen tyde deezes oorloghs; hoeweide geweften nooit te voor e zoo groot e fchattingenin- gewillight i nocht hunne penningen zoo veirdelyk opgebraght hadden: waar- door men den Staat in d'uiterfte verwarringgeftelt zagh. Een deel, zoo uit-als inheemfche huichelaars, geveinzde heilighen, en verfpaanße geeft en , waaren onwettelyk, door beleidt van den gemelden Achterraadt, in d}aanzienelykfte ampten, groot ft e waardigheeden, mee ft e achtbaarheit, geftelt -, en hadden, verby gaande de wettighe Ooverheeden, ooveral begoß de inwooners te ver- drukken, zonder op eenighe Rechten oft Handtveften te paffen. 'Perfoonaadjen, dien 'tgezagh in landtzaaken wettelyk toequam, waaren daaruit gefchupt; anderen, onbequaam en niet ontfanklyk naar de wetten, daarin gedrongen: die met vangen en bannen j zonder forme van Recht, zonder verklaar ing van ree- de waarom, voortvoeren teeghens de yvrighft e voor ft anders der vry doornen, en de getrouw ft e beminners des vaader lands. Het zelf ft e ge zelf bh ap had zich nietgefchaamt, by zyn Doorlucht igheit en eenenyghelyken, de wettighe Re- geer ing des Lands in twyfelte trekken j op Staaten, Aadel, Majefiraaten, te fmaalen-, trachtende, door alle weeghen, tweedraght in geweft en en fleedente ftooken, bezondreluidenopteruyen, om, zonder kennis van zaaken, oover den Staat te mooghen heerfchen. Van hun quam 't her, dat den wettighen Landtvooghden, by invoering van andren, hun behoorlykgezagh ontnoomen was: zoo dat luiden, zich niet verft aande op de Regeer ing, oft oopenbaare vyandenvan den Staat, met den zelven, naar hunne luft en welbehaaghen, hadden gefpeelten omgefprongen. En menhadmoeten aanzien, dat de voor* neemlykfte fteeden enfterkten der Landen ge ßelt werden in handen van Oover- ften, niet alleenlyk verdechtight by de Staaten om wightighe reedenen, maar zelfs ooverwonnen van verraadery teeghens 't Landt, en hun altyds verdech- tight gebleeven , hoewel zyn' Doorluchtigheit haaren eighen perfoon voor hunne getrouwigheit te pande zette. Al 't welk men zoo ftoutelyk en onbe- fihaamdelyk ge dr e even had , dat ook eenighe oopenbaare verjaaders oopen- baarlyk begunftight en den Gerechte onttooghen waaren. 'De eenighe grondt- vefte, waarop zoo bederfiyk een' dartelheitfteunde, was de gemelde arghewaan, die zy zyner Doorlucht igheit en zommighen andren En'gelfchen Heeren had- den ingeblaazen s engeftaadelykgevoedt, teeghens hen Staaten en aüe Regeer- ders . Waaruit ook twift onder de Engelfche Heeren zelf,jaa onder de inland- fche, die veelejaaren trouwlyk gedient hadden, ontfteeken was. Eindtlyk was door hen uitgewrocht, dat hy de wightighft e punten zyns eighen fchriftlyken befcheids van den vierentwintighften in Slaghtmaant, by 't welk de Raadt van Staate, volghends befluit genoomen by hen Staaten, zich gemaghtight vond tot het volle bewindt zoo lang hy buiten 's Lands zoude blyven, weederroepen en aan zich behouden hadby een anderfchrift, geteekent op den zelf ft en dagh, en te voorfchyn gebraght een' wyl naa zyn vertrek. Waardoor de eendraghte* lykgeraamde orde, noodightot behoudenis van degeweftenen veelefteeden van belang, ge voert was in Engelandt •, en, aan Stanlei en Jork, Q over ft en in Deeventer en de groot e fchans op de Veeluw, ftofgegeeven tot wraaking van alle bevel, dat hun uit naame des voorzeiden Raadsgedaan werd. En, hoewel hun, op 't vertrek zyner Doorlachtigheit, eenighe betaaling, ook daarnaa lyf toght, tot's.Lands kofle, verfchaft was •> zoo hadden zy nochtans een trotfeh, onbepaalt, tierannigh heerfchen gepleeght , en ten laaße beide de plaatfen, f eenen zelfften daaghe 3 ('t welk men tydtlyk genoegh zagh koomen, maar by mangel
|
||||
DER NEEDERLANBSCHE HISTORIEN. 113?
mangel van gezagh niet keeren kon ) verraadelyk aan den vyandt geleevert« x <-87»
Ookflond grootlyx te bevreezen, dat de regeer ing, gevoert by de Ooverflen van Berghen op Zoom en Ooßende, geen beeter eindt zoude neemen. Zy Staa- ten twyfelden niet, oft dit fchryven waar e om vreemdtgevonden te worden by haare Majefteit en zyne cDoorluchtigheit: maar können niet verberghen, hoe wee het hun deed, dat, teeghenshunne vertooningen, zelfsgedaan toen zyn' ^Ooorluchtigheit Stanlei voorjloegh tot Algemeinen Veldtheer, die twee grenz- f laat f en dien perfoonen waar en vertrouwt geweefi. Lang, zeeker, voor dee* zen, hadden zy de gemelde flinkfche beleidingen wel gemerkt 3 ende onheilen befchooren gezien, die den Lande daardoor althans waaren oovergekoomen. 't had hun ook niet ontbrooken aan rechtveirdighe reedenen oft middelen om zich daar teeghens tefiellen: gelyk dikwyls van hunne voorzaat en teeghens de Vorfien des Lands was gedaan. Maar, om zyn' acht baar heit, waaraan den Lande zoo veelgeleeghen was,niet te zwakken,hadden zy alles, zoo ruim eenen tydt, geduldelykverdraaghen, met hoope dat hunne vertooningen, en dedaa- ghelykfche ervaarenis, zyn' cDoorluchtigheit zouden beweeghen tot acht gee- i)en op 's Lands fchaaden engevaarlykheeden, herkoomende uit zoo fnoodt een bedryf, en tot veirdighe voorziening daarteeghen. Maar, aangemerkt dat deftaat des Lands, by deeze geleeghenheit, zonder behoorlykgebiedt niet kon behouden blyven; en dat de gemeente, ooveralzeer ontfielt door 'twantrou- wen , gefprooten uit de by ft er heit der aangeweezen' handelingen en partyfc hap- pen , niet wijl hoe zy toe wilde; zoo waaren zy Algemeine ,gelyk ook de bezon" dr e Staaten der Landtfchappen, gedwongen geweefi, op 'tjlukder Regeer inge zulke orde teftellen,als zygeoordeelt hadden te betaamen. Wyders, vertrouwen* de dat al de voorzeide zaakengefchiedt waaren teeghens de goede meening zy- ner cDoorluchtigheit, baaden zy de zelve, by de Kooningin ten befte tefpreeken voor de Landen; op dat haare hulptroepen in bequaame orde en bedwang mogh- t en gehouden, en voortaan beet er betaalt worden-, opdat ookhaarderMaje- fteit geliefde, hunStaaten, met een'goede fom penningen, tot richting der ver- . hope dingen, te baat e te koomen. Van hunne zyde zouden zy niet verzuimen, het verbandt, gemaakt met haare Majefteit, in al zyn'punten f achtervolghen. Immiddels moeften zy niet verzwyghen, dat de * vryereiz- en veilighgelei- * Paspor- brieven , afgeveirdight door Burghgraaf by laft van zyn' cDoorluchtigheit ten, buiten de Landen, met de welvaart en Rechten der zelve geenszins können he- kufcon-» flaan. En der halven verzochten en begeerden zj^ dat zoodaanighe fchriften duiten e niet meer wierden verleent. cDaarenbooven was hun verzoek, zyner T>oorluch- tigheitgeliefde te befchikken, dat aVt krysvolk der Landen,uitgezondert de be- zen elingen geleit van de Kooninginne in de plaat fen van pandtfchap, beftiert wier de naar't bevelder geenen, die zy Staaten zouden ftellen tot Raadslui- den van Staate , neevens die van haare Majefteit, volghends V verding. Voorts gaaven z' hem kundfchap van 't geen, by hen, in de zaake van Paulus Buis, was gedaan: 't welk, alsboovengemeldt, ik hier niet weeder vernaa- ien zal. Deeze brief werd, voor zyn afgaan, in den Raade van Staate geleezen, en in 't bezonder te doorzien gegeeven aan denEngelfchenRaadsheereTho- mas Wilkesi die hem prees, noodigh oordeelde, en dubbelt daaraf oover zond aan den Grooten Schatmeefter van Engelandt, man van geringe af- koomft, maar kloek vernuft en ervaaren ouderdom: waarom zyn raadt zoo veel op de Kooningin vermoght, dat tuffen hem en Leicefter daaroover bittre nydtblaakte. Men hadde, zeeker, dewyl vlugge woorden, die ye~ mandt op zyn zeer taften , lichtlyker te vergeeten, oft, wen't noodigh valt, te verfchoonen zyn •, dan blyvende boekftaaven, die, t'elkenmaale, de won- de weeder opkrabbel!; den inhoudt van dit fchryven wel kunnen by mon- Nnnnn 2 de
|
||||||
ïijtf P. C. HOOFTS VYFENTWINTIGHSTE BOEK
ïf87. de doen voordraaghen: maar de Staaten , zorghende dat hunne gezanten *
waarom uitfchroomte voor ondank, dequaalnietzoonaaktelyk, als vereifeht werd,
de Staaten ont:dekken zouden , vonden dienftigh 't zwart in 't wit te fielten; jaä zelfs met itever een> beeltenis daaraf aan haare Maiefteit te ftuuren. Voorts beflooten zv , gezanten a*zo° ^e tY^t van ^en dienft der Raadsluiden van Staate verloopen was, deeden dat, by manier van voorziening, voor de naaftkoomertde drie maanden, in zeggen dien Raade te verlchynen hadden , van Gelderlands en Zutvens weeghe, 't geen in de Kanfeler Le'oninus; van Hollands, Walraaven , Heer van Breederoode, den bnef Sebaftiaan van Looze, en Willem Bardes j vanZeelands, Jakob Valk, en fiond. Jooft EeuwoutszoonTeelink5 van Uitrechts, Paulus Buis, oft eenander, n etl at~ te kiezen byd'Algemeine, uit twee, die by de Staaten van dat gewéft zou- dienaan de ^en benoemt worden j van Vrieslands, twee, te kiezen uit vier, opgelyke Kooningin wyzej van Ooveryflèls5 de Do&oor Derri, oft een ander, rneede alzoote gezonden, kiezen uit dubbel getal 5 voorts de bezondreLandtvooghdenj tweeEngel- Ordege- fche Heeren van weeghe dier Majefteit 3 de * Schatmeefter: endeniemandt
fielt op *t meer ajs lidtmaat. Welk befluit, dewyl Meetkerke en Braakel daarby uit verlengen ^ j^aa(je geweert werden , den Engelfchen Landtvooghde , van wiens vfn ^\ handt zy vlooghen, niet dan zeer quaalyk fmaaken kon: gelyk ook dat de Raads van zelve Algemeine Staaten den Heeren Aimia en Feitfma, meede* zynen par- staate. tylingen, toegang ten voorzeiden Raade weigherden, zeggende hun nooit * Trefo- gebleeken te weezen, dat die van Vrieslandt zich onder de regeering van
*ier; Leicefter en de Raadt begeeven, ofte die twee peribonen wettelyk benoemt DAl3e- hadden. 'T gebeurde, ontrent deezentydt, datzeekerebezettelingen, ge-
memestaa- t00gnen u[t Berghen op Zoom om hun geluk te zoeken, een deel paarden Lict^T ^es vyandsj tuilen Bruffel en Naamen , verftrooyden, en eenighe luiden gebleeken van föorte gevangen kreeghen. Een der zelve was een jong eedelman, ge- tezyn,dat naamt Cajus Rantzou , zoon van den geleerden Henrik Rantzou, Stadt- dïe van houder des Koonings van Deenemark oover de drie Hartoghdoomen: aan vrieslandt wiens gedaghtenis ik mj\ om zeeker boek, genaamt Kalendarium, vereert %.ub onder van nem aan mvnen zaalighen vaader , verplicht ken. Deeze Cajus had, e re£ee~ als gezant van zynen Kooning , in Spanje eenighen voorflagh van vreede
7LüJieren tuilen Philips en Elizabeth gedaan j en daaraf ook gefprooken , door nieu- den Raadt wen ^ zvns Meefters, met den Hartoghe van Parma. De ibldaaten, ken- van Staate nende nocht den perfoon nocht zyn' waardigheit, en hebbende zoo wel begeeven hem als zyne dienaars zieri weere bieden , oopenden onderweeghe zyn' hadden, koffers, en verfcheide brieven daarin gevonden, zommighe der welke van Cajus den Spaanfchen Kooning en Parma quaamen. Doch, bevroedende in 't lee-
Kamz-ou, 2en vart wat be]al1g die waaren, lieten zy de reft geflooten^ en neemende Deene- ' eenen zynen gouden ketting naa zich, braghten hem, neevens d'andre ge- markiwort vangens , binnen Berghen. Daar befchikten hunne Ooveriïen dat hy den gevangen ketting weeder kreegh: en zonden hem voorts , met zyn'pakkaadje, naa ondereen' denHaagh, aan d'AlgemeineStaaten. Die ontfchuldighden 't ftuk met de troep mite- onkunde der krysluiden , keverden hem de fchriften , vergoedden al zyn' ren van de fcnaacJe, en onthaalden hem eerlyk 5 zulx hy fcheen wel vernoeght van spaanjebe <jaar te fèheiden. Maar, gekoomen in Deenemark, mat hy't geleeden on- e' gelyk zoo breed uit, dat de Kooning zyn Meefter, als in weer wraak van dien, Een groot zeevenhondert Hollandfche fcheepen in de Zont deed aanhouden , tot dat
getal Hol- zy 't beflagh met dertighduizent Ryxdaalers af koften : van welke fcmme landfche hy het derdendeel, zoo men zeide, aan Cajus, tot vergelding van zynge- febeepenbe* vaar enmoeite, fchonk. Inde vereenighdegeweften, fchaarfelykvoorzien fiaagben m yan jcooren 0p dat pas , vand men zich zeer verfleeghen , van anxt voor byftre dierte, om't bekommeren deezer fcheepen: terwyl de Deenen zelf,
' mits
|
||||
1
|
|||||
ÖER NEEDERLANDSCHE HISTORIEN. iï$f
mits de grootheit van 't getal, voor verlies der Zont vreezden , indien 1^87';
't bootsvoik , vertwyfelt,, tot landing en daatlykheit quaame . Dekund- fchap , gefchept uit de woorden en papieren van Rantzou , dreef d'Alge- meine Staaten tot inftellen van eenen brief, by welken , gericht aan d'En- gelfche Kooningin 3 zy zich heel fchuw van allen paishandel met Spanje vertoonden , en de reedenen hunnes afkeers wydluftelyk ontfóüden. De wightighfte lèheenen deeze*. Van drie punten, voorgefielt door den Tïeenfchen Schrjven Kooning; te weet en, vryheit van Godsdienfl in de vereenighde Needérlandenj der Alge- behoudenis van de voorrechten der zelve, verzeekering haar er Majéfteit té e- meine staa- ghens 't befchaadighen van haarenfiaat -3 had de Spanj'aardt het eerfieplat af- Un v*n ei* geßaaghen: de twee andre verzonden aan den Koonink van cDëenemdrk en den aJ i^l" Hartogh van Tarma, oni by hen afgehandelt te worden. Vree'slykeri voorwaar, fmant am vonden zy Staaten het enkel'vermaan v'an zulken pais> dan't oórlogh dat teé- d'Enaelfchè ghens hen op zyn felfie ge voert werd. T>e me enighvuldighe proeven van Kooningin, V voorleëdene leerden hun, oft zy wilden oft niet, de hachlykheit *, gemengt inet belangende zoodaanighe handelingen. Nudevyandt, by mangel van zeevaart \ den hon- bet hm&e- ger voelde, nu defpfingaader Van 't Spaanfchegoudt van dagh tot daghfchaar- vf* fcher vloeyde 3 zulx hem de minfle wèederjpoedt dwingen kón zynen toelegt e . „ fiaaken > nam hy zyn' toevlucht tot d'oude treeken , en het punt zynerpenne •, iaarJti waarmee hy den Staat, dieper en doodt lyker dan ooit met het fcherp van zyn zwaardt, hadgegrieft. Menfloeghe vry oover, hoe de Mooren en andre vol- ken zich door de trouwlooze verdingen der Spanjaarden bedt'ooghen vonden \ en maat het oogh eens op dien aanzienlyken paishandel'van Kooien > dièd''af- zondering van Arthois, Heenegouw, Ryfil, Methele, Shdttoghenbös, had voortgebraght; en alte klaatlyk uitwees , dat niet alleen uit het fluiten > maar zelfs uit het aanvangen van eenighe handeling met hun» onboetlyke fchaade te verwachtenfiond. Sint had men * in oovervloedt, de vruchten van Efcovèdos raadt vemoomen > die alle door bezondre handelingengerypt waaren. Want $ daaruitfpr ooien, onder de Landtfchappen enfleeden, Verdeeling 5 arghewaan, afgunfl > zorghlykeoopeningen, die eenenyghelykèn 't gemeine beße deedenier zyde zetten} én op zich zelven denken, den eenen naafpoedighe Verzoening trachten, den andrengereedfchap maaken om te Vertrekken naaplaatfen j daar hem de Spanjaardt niet betrappen kondé. IJe handelingen van Gent en Brug waaren > in 't eerfl, van zeer bekoorlykenfchyngeweefl j maar eindt lyk zommi- ghen tot lichaamelyke, Veelen tötgeefllyke doodt der zielen * gedeeghen. En de verraadelyke aanflaaghen $ uitgeborflen, in'tmidde van die handelingen, tot groot en afbrek van den Staat, hadden niet zoo veelmaghtsgehadt om die twee fleeden, en vervolghends Brabant en Vlaandre ten val te brengen , als het enkele luifteren naa voorwaarden van vreede. Maar, oftfchoon voor de won- de van fcheuring •> voor de qtiaale van wantrouw * niet te duckt en v iele: het minfle quaadt3 dat hun Staatendoor'i handelen moghte ooverkoomen, zoude zyn de onachtzaamheit in 't bezorghen hunner zaaken: gelyk men ten tydé vanT)onJohan, en ter koomfle desHeeren van Seiles,gezien had. Bod ven dien-i hoe bezwaarlyk wild1 het vallen^ de Staat en van elkengewefle tot inwilghing en lichting van fc hat tingen te beweeghen, zoo't gerucht van paishandelflechts eens onder de gemeente quaame, die uit luiden van verfcheide zinnen en ge- neeghentheeden beftond? Te zeggen, dat men inimiddels geen' toerufling be- hoefde te verzuimen* wasy del: de ßof heit zouw d'ooverhandt neemen. Want de menfch, geloovende doorgaands graatighlyk 't geen daar hy om wenfchtj wendde te minder vlyt aan tot verhoeding van 't geen, dat hy behoorde te vree- zen . T)aarneevens, die zich tot twee dingen te gelyk begaf, beneirfiighde geen vanbeidetedeeghe. Waaruit volghenmoeß, dat men, befieedende't eene deel N n n n n 3 van
|
|||||
ii38 P. e. HQOFTS VYFENTWINTIGHSTE BOEK
1587. van den tydt aan den pais handel, den eifch der oorlooghe geenszins zoo wel, als
anders zouwbehartighen. 'De bitter heit des kryghs deedhen genoegh ?iaa een* veiUghevreede verlangen : maar zy.zaaghen zoo vee Ie gevaarlykheeden in de voor gefieldepunten, dat niemandt vanhun luftte daarop aan te gaan. Wende Koonwg van Spanje 't eer-ftepunt, dat hy weigherde, altoeftonde •, zond' hy ?iiet echter de zelf ft e Kooning zyn, die hun Staaten 't zelf ft e door de Hartoghin van •; 1 ''Parma en Don Johan belooft had, en zoo haaft laat en f onbruik maaken, als de -.;■. , trouwloosheitnutfcheen? Hier baatte geen by brengen, dat zoodaane zaaken, gelyk meede de wreedtheeden van Alva, buiten 's Kooninx kennis bedreeven waar en. Want luiden van verfiandt wiften genoegh, dat diergelykeperfoonen ' zich wel wachten van hunnen laß en berichtfchriften f die noch niet al ver- duiftertwaaren) foovertreeden. Zelfs de eer, beweezen aandien Hartogh, V, naa zyn' weederkoomfl in Spanje, fprak uit, wat de Kooning van zyn bedryf -i geoordeelt had. Speurde men niet aan de vloekverwantfchappen, gebrouwen :..;., door zynen bewindsman Bernardyn van Mendofa , in'tmtdde van 't Koo- ninkryk haar er Majefteit, teeghen haaren ftaat, eer, en Ie even, dat hy de ver- iv« bint enijfen tuffen de twee kroanen , dat hy de beloften aan haare Majefteit ge- daan, aUeenlyk tot een bor ft weer gebruikte, waarachter hy fchuilen moghte om zynen flagh waar te neemen ? Ongefyk lichter zoud hem ft aan, zyn woordt in den windt tejlaan ten opmerke van hun Staaten, dan van haare Majefleit , dienhy nooit woordt gehouden had. Alle banden van eedenfprongen los, wen de Taus maar ontflagh verleende -3 gelyk hy de onderzaaten haarder Majefteit had ontflaaghen. Dan 3 daar behoefde zoo veel niet toe: de Kooning zouw, zonder zyn' trouw te breeken, zonder Spanjaards, Italiaanen,Hooghduitfchen, f onderhouden ,genoegh tot zyn vermeeten hoornen.. Want aUe luiden van eer e, foorte, en verfiandt, zouden zich ten Lande uit maaken, oft voor de tieranny moeten zwichten. En men moght wel denken, datdearmefchaapen, wende honden verdreeven waar en , oft der wolven wilvolghden, htm vel niet lang zouden heel houden. Genoomen ook , dat men al dit ontginge •, zoo zouden nochtans, mits het vermeenighvuldighen der Roomsgezinden en hunnes oover- geloofs inde Landen , zy Staaten, hebbende den vyandt in 't ingewant, noodt- vjendelyk veelgroover bezettingen moeten onderhouden , en veel zwaarder koften draaghen , dan teeghenwoordelyk -3 oft anders van daghtotdagh ver- wacht en dat zy terflaghtbanke wierden óovergeleevert. Belangende het twee- de punt , dat van de voorrechtenfprak: die waar en, voor deezen, op veelerley wyze, zoo onbefchaamdelyk en lichtveirdelykgefchendt, als heilighlykbezwoo- ren van denzelven Vorfte, metwienzy Staaten althans zouden te doen heb- pen . Eenighe dwaazen moghten zich inbeelden, dat de dubbelheit, aan hem gebleeken in zyn' jeughd, meer met den ouderdoom af dan toe had genoomen. Wen hy hun ookfc hoon al hunne Voorrechten behouden Hete, en brieven daar af naar hun eighen begeer en verleede 3 zoo zoud' hy nochtans de zyne daar'tee- ghenswillen hebben. Maar zy bezeften genoegh, dat, wanneer tuften hunne Handtveften ter eene, en zyn' achtbaarheit ter andre zyde, quaameftrydt te ont ft aan-, hy, willende den recht erfpeelen, hun zoodaanigh deelhtinnerVry- doomen had toe te wyzen, als van den leeuw, in 'tgefchil oover dejaght, aan 't paar dt en den hondt was toegevonden: zoo dat zy wellicht, neevens 't recht van dejaght, ook de huidt zouden verliezen. En om deeze eenighe ree de had- den zy, ziende van hem geen recht te verwerven, maar hunne voortreflykfle Heeren ter doodt gebraght om dat zy hem in al/en ootmoedt tot zynenplicht vermaanden , eindtlyk , in hunne vergaadring , pleghtelyk verklaart en ge- zwoor en, dat zy zich niet verbonden kenden tot eenighe gehoor zaamheit aan dengeenen, vanwienzyn eedt, op zoo meenigherley manieren vervalfcht en gebroo-
|
||||
DER NEEDERLANDSCHE HISTORIEN. ti^
gebrooken was. By welke * aanttiigh'mg zy , als luiden met eer e, noch ftandt- tjftf.
vajlelyk bleven-, en hoopten tevolharden met de hulpe van God en haare Ma- *Pföt#* jefteit. Temandt moghte hun voorwerpen, dat zy op andre tyden wel tot hande- ^^Q • ling van vreede verflaan hadden: gelyk tot Breedaa en Gent: maar het ondet^K fcheidt, tuffen dien en den teeghenwoordighen tydt, was groot; defiaat der an- dre Landt f c happen zeer verandert j de vriendfchap van veele in vyandfchap verkeert. Boovendien had men hen Staaten toen aangezochtom pais :. ende dit hun hoopegegeeven van voordeel met den handel te doen. Nu vèreifchte- d'ongelykheit van geleeghentheeden ongel/kheit van raadt. Op het derde punt, 't welk, als /pr eckende van de verzeekering, tegeeven aan haare Ma- je ft eit-> de zelve voomeemelyk raakte j darden zy Staaten zich niet vervors- deren nie er te zeggen, dan dat zy haar ootmoedelykbaadente ooverweeghen* oft voor den Kooning van Spanje weinigh zoude gewonnen wee zen metzoo eene vreede, wanneer hy 5 daardoor, de befte deelen der Landen, van de re ft haar in verzeekering gegeeven, hadde afgezonden, ende voorts onder 't juk gebraght, door de gemelde middelen. Haare Majefteit wijl beeter -, dan zy Staaten, hoeveelgroot er voordeel', om haar te befchaadighen oft zich te be~ fchermen, hy, zooythemluftte onder't een oft ander dexel, *twelk zynsge- lyken in maght enftaatzucht nemmer ontbreekenkon, daarnaa hebben zouw, dan althans terwylhaare Majefteit en de Landen te zaamen verbonden waa- ren. Dit fchryven was gedaghteekent op den achtften in Sprokkelmaant. De flank van Jorks en Stanleis vuiligheeden bezwalkte hierentullèn der maate Leiceßers den aadem van Leicefters faame , dat, wie ilechts niet ganfch reukeloos a(Maar- was , haar nauwlyx langer luchten moght. Veele zyn' eighe partylingen , m ^QOtm ontwaakende van walghing , begoften hunnen blinden y ver te laaken , der ^eK^doot Staaten voorzienigheit te looven. Zelfs het Engelfche krysvolk nam eenen yorxcn afkeer van hem, door wiens onbefuift aangaan het zich met zulk een' fmet stanleis gebrandmerkt, met zulk een' fmaadt befchouwt zagh . Deeze zwaay der fcbelmßuk* gezintheeden docht dien van Hollandt en Zeelandt een' fchoone gelee- ken. ghenheit om den ramp , waaruit zy gebooren was , tot merkelyk heil der Landen te doen dyghen. Zynaamen dan , gemoedïght hierdoor , opdeö zeften der zelve maant, een manlyk befluit, en dat den waggelenden Staat geweidigh onderftutte. 'T begrip quam hierop uit. Trins Maurits, als Al- Kloekmoe* gemein Landtvooghdt en Kryshooft, gefielt, by de Staaten van HoUandt met fyh befluit IVeftvrieslandt, en van Zeelandt, oover de zelvegeweften, zouw zyngezagh ^ Staajgn in der daadt gebruiken, volghends denlaftbriefen'tberichtfchriftdaaropge- v,an. ó~ maakt. T>e Graaf van Hoohenlo had, als Stadt houder van Trinfe Maurits, in zeelandt bediening van dat ampt te blyven. Trins Maurits, had het oorlogh te lande m onderk- in Hollandt en Zeelandt te beleiden, en alle fieeden en ft er kt en te voorzien met (leuning bezetting , by raadt der gemelde Staaten oft hunner gern aghtigh den. Alle vanden Ooverften, Kornellen , 'Plaatsvooghden, en Hopluiden, leggende althans, oft Staat * zullende n aam als gele it worden in eenighefteeden oftfterkten binnen HoUandt oft Zeelandt, en naamelyk de Kornetten en Ooverften, gefielt oft noch teßeUen in Noor di'hollandt en Zeelandt, hadden laftbrie f font fangen van Trinfe Mau- rits , ende, aan hem en de Staaten van HoUandt en Zeelandt,getrouwigheit en gehoor zaa?nheit te zweer en: 't welk men, in de voor zeide geweft en, oover al, ernftelyk zouw uitvoeren, met ontfoldighing der geenen die den eedt niet wil" den doen. 'T verleggen, vermeerderen, verminderen, oft veranderen van de bezettijgen derfteeden oft ß er kt en in de voornoemde Landtfchapp en {uitge- zondert de plaatfen, ingeruimt aan de Engelfche Kooningin f haar der ver ze e* keringe jftonden te doen op orde van Trinfe Maurits, oft'van den Graave van Hoohenlo, by goeddunken der voor zeide Staaten oft hunner gemaghtigh den < . Geenerley
|
|||||
■
|
|||||
114,0 P. C. HOOFTS VYFENTWINTIGHSTE BOEK
1587. Geenerley oorloghsvolk zoude voortaan, ten platten lande van devoorzeide
¥ Patente, geweften, eenigheinleegheringoftdoortoghtmooghendoen, zonder *oopenen brieve, gegeeven van den Trinfe oft Graave voornoemt, by goeddunken der gemelde Staaten oft hunnergemaghtighden. Weshalven al'tgeene naamaals, by Leicefler als Algemeine Landtvooghdt der vereenighdegeweßen , oft by den Raadt v anStaat e, verft aan wier de, belangende de bezettingen, verandringder zelve, ïnleegheringen, oft doortoght en, inHollandt enWeftvrieslandt■, oft Zeelandt, te moet engefcbieden, zouw te richten zyn aan Trinfe Maurits, om door den zelven, by goeddunken der Staaten oft hunner gemaghtighde Raads- luiden, uitgewrocht te worden. Ende zouden, tot beleiding der Landtvoogh- dye, en tot befcherming der v oor zeide geweften en hunner grenzen , terftondt t acht ent igh vendels knechten, oft zoo veel meer als daar toe noodigh waar en, onder 't gebiedt van Trinfe Maurits geftelt worden. Zoo geftemt, zoo gedaan. |
|||||||||||||||||||||
Vat wort
firax atb- tervolgbt. Nieuwe
eedt des krjsvolx dat onder Trinje Maurits te dienen bad. |
|||||||||||||||||||||
Men raamt een' form, volghen ds welke allerley oorloghsluiden, onder't be-
vel van PrinfeMaurits, tebelooven en te zweeren hadden, 'Dat zydenAU gemeinen Staat en, blyvende by devereenighing en de handt haav ing van den waarenChriftelykenGodsdienft, naamelyk denStaaten vanHoUandt,Zeelandt, en Weftvrieslandt, zouden gehouw en getrouw zyn j gehoorzaam den Trinfe Maurits als Stadt houder en Ooverfte, den Graave vanHoohenlo als zynen Stadt houder, den Hollandfchen, Zeeuwfchen, en Weftvriefchen Staaten, oft hunnen gemaghtigh den Raadsluiden, in 't ge ene, dat van hun, tot vordering |
|||||||||||||||||||||
van der Landen dienft en befcherming, gebooden wier de $ *tplatt e landt der
zelve geweften te helpen bevryden van allen ooverlaft des krysvolxi voorts, in allesi den eedt, gedaan aan Leicefler, als Vooght en Kryshooft der vereenighde Neederlanden, famt de keuren en punt en van der oorloghe, naa te koomen. Die van Hollandt begeeren op den Raadt van Staate , dat de zelve , vooreeni- * Paten- ghe daaghen , ophoude van *oopene brieven , betreffende't ftuk der be- |
|||||||||||||||||||||
ten,
Ve staa
ten van Hollandt lichten ktysvolks Doen
Kleerbaa- gbe uit Gorkum |
|||||||||||||||||||||
zettingen binnen hun geweft, uit te geeven : alzoo zy met hunnen Landt-
vooghdt hadden raadzaam gevonden, op zich zelve daarin te voorzien. Zy fchikken, verfcheide, zoo oude als nieuwe , Hopluiden in dienft en onder den verhaalden eedt te kryghen : laaten door Hollandt de trom flaan , en werven volk op hunnen en hunnes Landtvooghds naam : neemen ontrent tien vendels, elk van tweehondert hoofden, in wartgeldt aan. Voorts doen zy de bende van Kleerhaaghe uit Gorkum vertrekken -, en geeven 't bevel oover die ftadt aan Graave Philips , broeder van Graave W illem van Nafïau: |
|||||||||||||||||||||
verandren ook de bezetting tot Woerde . Hopmanjohan Bax , geftelt om
vertrekken: oover Muide te gebieden , was dien van Amfterdam , van waar het maar verandren tweemvien , aan de monden der Vechtftroome en der Zuiderzee , lek, een tltw'erd^ doorn *n den voet: en te pynlyker , fint dat hy, weigherende van't Slot te Hopman' verhuizen om hun eignen volk daar op te laaten , flechtelyk genoegh een Joban Bax fchriftelyk befcheidt van Leicefter toonde, dat hem beval, nocht om hoogh houdt nocht om laagh die plaats t'ontruimen •, en het onthiet verdubbelde en ftyf- Muide de 9 geevende ook reede daaraf, met de klem deezer twee veirfèn: voor Lel~ Ziet dat ghy wel bewaart |
|||||||||||||||||||||
cefier , en
wil van 't Slot niet. Men
|
|||||||||||||||||||||
'Den toom van 't groot e p aardt.
Zy, dan , lichtelyk bevroedende dat het ros hunne ftadt, de breidel het blokhuis beduidde , lieten, by Bax , die meening wel als ongemerkt door- gaan ; maar zich nocht moeite nocht kofte verdrieten , tot dat z' hem , de- |
|||||||||||||||||||||
krygbtbem wylgeweldt te groot een' klank zouw gemaakt hebben , met gemoede daar*
einitlyk^ af, en een deel der hunnen in Muiden kreeghen. Het liep nochtans al een' daaraf. Wyj aan ? eer Zy <-) jt konnen uitwerken: en Willem van Zuilen van Nieveldt, Heer van Sheerenaarentsberghe , die in plaats van Paulus van Loo tot Burgh-
|
|||||||||||||||||||||
DER NEEDERLANDSCHE HISTORIEN. 1141
Burghvooghdt beroepen was, moeft zieh immiddels lyden, met beneeden ïf&fa
in 't kloofter der fteede zyn huis te houden. Wyders, het Zeeuwfche re- Het aement, onbehooft mits de doodt van Sidnei, werd, ten verzoeke der Staa- Zeetiwfc\H ten van Hollandt enZeelandt, den Graave vanZolms gegeeven: tot bittre u&imnt fpyt van Heere Willem RufTel, die een zoon des Graaven van Betfort was, w°n en, alsgekooren totSidneis naazaat in deSteêvooghdy van Vliflïnge, zich Vm Zgt ook die kornelly had toegeleit. Den Baroene van Hooheniaxe beval men, gegeeven. by bewilghing des Graaven van Nieuwenaar, de toezightópetlyke grenz- DeBaroen fteeden van Gelderlandt en Ooveryfïèl. De Hollandiche Staaten raamden van Hoo- een plakkaat, en gaaven't, naa 'taanneemen van de wartgelders, op hun- henfaxege* nen naame uit: het welk , gedaghteekent op den zeilen in Lentemaantj laßom m* onder andre voorzieningen , allen Amptmannen van Rechte , Wethou- ^n te deren van fteeden en dorpen, kryshoofden en gemeinen Ibidaaten, gebood, ^w^^e de doortoghten , landtgangen , en inleegheringen , gewaapenderhandt te grenzfiee« beletten , die , ontrent de plaatfen hunner bezettingen , beftaan wierden den. zonder {chriftelyk bevel, gegeeven van Prinlè Maurits oft den Graave van Plakkaat Hoohenlo , by goeddunken der Staaten , en onderteekent by hunne ge- dcï baaien maghtighde Raadsluiden. Ook ftelden die van Hollandt en Zeelandt met van^oi' de Raaden der Ammiraliteit, orde op den krygh te waater, tydtlyke toe- T *' !ee* rufting der fcheepen , goede betaaling des volx : 't welk tweemaals , in ooveriaa Sprokkelmaant, tot Rotterdam, met groot gevaar der ftadt en der oorlogh- van'tkrjs* fcheepen , aan't muiten geflaaghen was-, doch einddyk geftilt met etlyke votk^ge- duizent gulden , die men ter yl verfchafte. Onder der Staaten beezigheit fleegbt, met deeze befchikkingen, werden hunne zorghen, voor ondank te begaan 0rde °P by de Kooningin en Leicefter, niet wéinigh verzwaart door fchryven hun- het mlo& ner beide, aan den Raadt van Staate, om tienduizent laften rogs , te voeren M*f van hier naa Engelandt: waarop de Raadt, en in 't bezonder de Raadsheer van 'tfats+ Wilkes, hard aanhield. Zommighen, hoewel geen'oovervloedt van rog voik^ tot in't Landt was, meinden men moefte haarderMajefteit believen j zommi- Rotterdam* ghen , dat het getal der laften tot op de helft moghte vermindert worden. D* Koo* Tenlaafte, dewylde prys der graanen daaghelyxreez, en uit het vervoeren mngmen gefchaapen fcheen groote dierte , uit de dierte , als toegekoomen by fchuldt LetceJie* der Staaten', oproer der gemeente , t'ontftaan ; zoo vonden zy beft, het )^^> »e verzoek, met d'allerheufchfte manier, af te (laan. Teffens deeden zy drie- \aam \Q„t hondert laften rogs inhouden, die by eenighe Engelfchen gekoft, en reeds te hebben op * vryereizbrief des Raads van Staate gefcheept waaren * desgelyx vyf- uit de ver« hondert laften, in 'tkoopen en uitvoeren der welke de zelve Raadt bewil- eenigbde light had ; doch naamen den koopluiden 't kooren af, en betaalden hun Lancien* ook hunne onkoften. Byfterlyk belghde zich deezes de Heer Wilkes , en D^ilam riep dat men daarmee reeghelrecht teeghens de achtbaarheit van den fjeUrcj)eiYL Landtvoóghdt en den Raadt aanging. Jaa hy begon te dry ven, en poogh- dt de met veele reedenen ftaande te houden, T)at den Straten nocht Heerfchap- * Pasport 1 Qynocht Hoogheit kon toebehooren-, maar dat die, indien der eenighe inde Heevigbeic geweflen waar e, by dengemeenen man moefte gezocht worden: zoo dat zy zich van wilkes gr oflyk vergreep en) aanneemende, onwettigher uyze-, de maght om in Lei* uieroover, cefters uitlandigheit nieuwe Hoofden op te werpen 3 zommighe, by hem gefielt, Jont^ af te zetten ; den eedt des krysvolx te vernieuwen en ver andren. Van al yttvm 't welk hy een breedt geichrift ooverleeverde, zoo wel aan de Hollandiche der Staaten Staaten, die 't zelve deftelyk beantwoordden, als aan de Algemeine. Dee- regeer'mge* ze, fint het verding gemaakt met de Kooningin, hadden begoft dikwylfer dan ooit voorheen te verzaamen, om, vanzaaken diegeheelt dienden voor de Engelfchen, alzoo der twee in den gemelden Raadt verfcheenen, daar*- O 0000 buiten
|
||||||
1142 P. C. HOOFTS VYFENTWINTIGHSTE BOEK
15-87, buiten te handelen. Sint de gefchillen , ontfban uit het vreemdt bedryf'
Oorfprong van Leieefter , met wien ook verfcheide Neêrlandfche Raadsheeren heul-
vatt de ge- den } Heten zy noch min tyds tuften d'eene daghvaart en d'andre. Ën al-
quam 't zoo verre, dat hunne vergaadring den fchyn van een ge-
vfrßaar duLirigh amptgenootfchap kreegh : 't welk , voerende den naam der Alge- AbenJine meme Staaten , die 't uitbeeldt, naar eighe befcheidènheit der Bondtge- skaten. nooten daaghelykfche dingen j naar goeddunken , verzocht aan de Land.t- fchappen zoo dégeleeghenheit uitftel toelaat, de wightighfte verricht. Met deeze vond onttoogh men den Raade van Staate de Hooghe Regeering: 't welk , zeeker, op dat pas , der gemeine vryheit kenlyke deughd deed 1 maar den maghtighften geweften groote fchaade-, die , verbygezien mits het ooghen op de teeghenwoordighe noodt , zich naamaals oopenbaarde. Want, in den Raadt heeft elk Landfchap meerder óft minder getal van ftem- men $ nietganfchelyk, docheenighermaate, naar gelang der middelen die het opbrengt: in de vergaadring der Algemeine Staaten geldt het zeggen van 't zwakfte zoo veel als van heel Hollandt , dat alleen in de oorloghslaften indekrp- achtenvyftigh tenhondert betaalt. Maar het uitvoeren des befluits van den laßen der zeften in Sprokkelmaant haaperde aan den Ooverfte Sonoy. Uit welke geiveflen von\r eenvinnigh vuur in 'tmidde van den Staat ontftak, dat my verplicht Hlidt ^e geleeghenheit der zaake wat naaktelyker t'ontdekken. Aangezien dat alleen acht- Leieefter, voorzyn vertrek , op der Hollandfche Staaten vertoogh, noo- envyftïgb pende 't bewindt van Sonoy, geantwoordt had, dat hy, indien de laftbrief ten bon- des zelveii 't behoorlyk gezagh van Prinfe Maurits verkortte, zich ge- den. droegh tot het geen de Heeren Staaten daarin doen zouden •> zooverzuim- Weeder- den Zy niet den Ooverfte naa den Haagh t'ontbieden. Sonoy verfèheen: fpoorigbeit maar ? ajs men jiem fprak van laftbrief te neemen van Prinfe Maurits, en Vm.aen^°\ eedt aandien te doen■, ontfchuldighde zich met d'onderdaanigheit , ge- dïïk sonoy zwooren aan Leieefter: hoewel hygeen' zonde gemaakt had van hiertoe te teeghens de koomen, zonder op den Graaf van Hoohenlo eens ontflagh te verzoeken, Staaten van den eedt gedaan aart hem , als Stadthouder van Prinfe Maurits in de van Hol- Landtvooghdy van Hollandt. Hierop quam Ichielyk de bittre maare van landt* Stanleis en Jorks verraadt: waaroover men hem, niet naader gepraamt, belaftte , zich naa Noordthollandt, voorts naa Gelderlandt en Ooveryflèl te fpoeyen, om acht te geevenop de bewaarnis der fteeden en fterkten, die volk van zynen regemente in hadden. Terwyl hy aan d'ooverzyde der Zui- derzee zyn boodfehap deed , vonden de gemelde Staaten en Prins Maurits raadzaam, 'c vendel van Jonker Aarent van Duivenvoorde naa Meedenblik te ftuuren , met orde , dat het aldaar hadde bezetting te houden, en een vendel van Sonoy, dat 'er onlangs tevoore van Kampen was ingekoomen, te vertrekken , om verdeelt en naa andre plaatien gezonden te worden. Maar eenSteedehouder, die binnen der ftadt het gebiedt voerde, weigher- de 't zelve van daar te laaten fcheiden j ook Duivenvoorde in te neemen; zonder voorweeten des Ooverften. Deez, verftaande, t'zyner weeder- koomfte tot Meedenblik, hoe men, in zyn afweezen, getracht had zyn volk daaruit te lichten, en ander daarin te brengen, ontveinzde zyn misnoeghen niet. Korts daarnaa quam 'er een Monfter heer, om hem, by laftbrief van Prinfe Maurits, in zyn' oordtvooghdye te veftighen j mits dat hy aan den zelven ende Staaten van Hollandt mondelings zynen eedt vernieuwde, oft dien by onderteekent gefchrift oover zonde. Teffens werd hem een laft- brief geleevert , waarby de zelve Prins hem , tot weederzeggens toe, vooght der burgh van Meedenblik maakte, in plaats van Jonker Kornelis van Ryswyk , ooverleeden ontrent acht maanden te voore. Dan hy wei^
|
|||||||
gl
|
erde
|
||||||
DER NEEDERLANDSCHE HISTORIEN. 1143
gberde zoo wel den eenen als den andren te bezweeren , zonder eerft 011t- 1587.
flaaghen te zyn van den eedt aan Leicefter gedaan : en bad , by fchryven van den neeghentienden in Lentemaant, Prins Maurits, deeze reede ten befte te neemen. Hierop werd goedt gevonden , dat de gemelde Prins in Prins Mau- perlbon > neevens den Graaf van Hoohenlo , naa Meedenblik ginge , om ritsenHoo- Sonoy onder den eedt te brengen3 oft, zoo dat met gemoede niet vallen lml° £aan wilde, aldaar andre orde te (lellen. Sonoy, hiervoor gewaarfchuwt, vond "fff?" zich byfter bedremmelt. Liete hy de Heeren , hoewel niet verzelfchapt $" ^m dan met hun hofgezin en eenighe gemaghtighden der Staaten en fteeden, Senn. binnen koomen, zoo zoud'hy zich, tot groote verbittering, teeghens hen hebben te verzetten , en wellicht noch te laagh leggen j oft moeten den eedt doen; oft neevens zyn ampt, de plaats afftaaiij en, in eiken gevalle, de wifïè gunft van deKooningin en Leicefter aan een' twyfelighe der Staa- ten verwiifelen. Naa veel ooverleggens der zaake met zyn' vertrouwdelin- gen, viel zyn befluit op afveirdighen van twee mannen, om Prins Maurits te bidden, dat hem geliefde, voordien tydt, zynenwegh van Meedenblik af te wenden: alzoo de Ooverfte, hebbende uit den voorighen handel een wantrouwen gevat, zorghde voor eenigh misquaam , dat uit dus een' haa- ftigheit ontftaanmoghte, en daarnaa niet zouw te richten zyn . Maar ftrax hierop kreegh hy kundfchap , dat de Heeren geen half uur van de ftadt waaren: 't welk hem noch bet verbaazde, en pal tot kiezen oft deilen ftel- de. De weederzydighe zwaarigheeden , te voore van verre befchouwtj oopenbaarden, nu voor zyn' ooghen ftaande, een yslyker aanfchyn: en de wightigheit des werx riep om rype beraading. Maar, 'tmoeft buighen oft berften : de ftonde was daar* hy bars van aart, en gereeder tot dit. Ge- ftyft van deezen , behield zyn' zucht tot hoogheit, die hy dacht by d'En- gelfche party te beftyghen , de ooverhandt: en het teeghen woordigh ge- vaar, hoe kraftelyk het ook op zyn' zinnen wracht, haalde flip. Opdathy zich zelve fcheene grooter geiyk te hebben , en des te toghtigher wierde, verzierd'hy ook, en geloofdeteffens, dat hem, van Hoohenloos toome- looze toornigheit, een euvel ontmoeten te vreezen ftond. Hyzeindtdan 't gemelde paar luiden uit, om zyn' verfchooning te doen: bezet de poor- Sonoyßuit ten, fluit ze achter hen toe, en den Prinfè voor 't hooft. Deez, neemende bun de 't noodigh geduldt, toogh naa Enkhuizen , en voorts naa Hoorn. Hier P00?* voor quam Willem Moftart, uit Sonoys naame, fpreeken met zyne Doorluch- ' imfh tigheit, die daarop zeekre gemaghtighden naa Meedenblik zond > doch, onverrichter zaake , alzoo Sonoy niet te verzetten was , naa den Haagh moeft keeren. Korts hiernaa fchikten de Staaten van Hollandt, aan den Ooverfte , andre gemaghtighden, die lchriftelyk en mondelings met hem handelden: al meede zonder vrucht, dewyl hy daarby bleef, dat hem ant- woordt uit Engelandt te verwachten ftond, enongeraaden was zyn leeven, met inneemen van nieuw krysvolk, in gevaar te ftellen. Jaahy begon,on- der zachte , nu fcherpe woorden te mengen , verhaalende dat hy gehoort had, men wilde gefchut voor 't Slot brengen 5 en daarop gezeit. Tioenzy dyeenezotter?iy, ik zald'andre daarteeghens doen . Ook beholphy zich met tufïèngaan van eenighe Predikanten , die , t'zynen verzoeke , lchriftelyk verklaarden, dathy, met zyne weighering, niet onbillyks dreef, maar de eere Gods, den welftandt der kerke, en 't gemeine befte , hartlyk trachtte te vorderen. Onder dit ftribbelen werd hy verwittight , dat men meende de bezettingen van Enkhuizen en Hoorn te veranderen. Dies ontbood hy,- willende aldaar geen'knechten van eenigh ander regemently den, twee zyne vendels uit OoveryfTelj ende fchreef aan de twee fteeden, datzy ze, Ooooo 2 van
|
||||
1144 P« c HOOFTS VYFENTWINTIGHSTE BOEK
if87. van Leicefters weeghe , hadden in te neemen. Die van Ênkhuizen ant*
woordden , dat de Steedehouder van Hoohenloos vendel, met vyvenveer- tigh moskettiers, voor hunne poort was ••, maar zy beflooten hadden, noch- te die, nocht eenighe andre foldaaten , wie hen ook zonde, binnen te laa- Eemgbe ten koomen _ £)ie van Hoorn, ziende hunne gemeente toen grootlyx ont- war« tot ru^. ^ om een Haarlemfch burghervendel, 't welk in twee feheepen voor 't hooft der haavene gekoomen was, wilden meede geen* knechten meer, dan zy reeds in ftadt hadden , ontfangen. De Staaten van Hollandt, en Prins Maurits , bericht van al ditte door hunne gemaghtighden , vonden raadzaamft wat toe te geeven, alzoo Sonoy verklaarde geen voorneemen te hebben, dan zich te verantwoorden, en zynen perfoon tè verzeekeren -, ook beloofde geen' plaats, bezet met knechten van zynen regemente , in ye- Men geeft manc[s handen te (tellen, buiten hun verlof. Zy fchree ven hem dan aan, dat tyit aan 2» nem tydt gunden, tot dat hy antwoordt, uit Engelandt, zouw ontfangen btfcbeidt hebbenj en daarmee 't gereezen misverftandt hielden voor needergeleit. uit Enge- Dus bleef de zaa^ een' wyl fteeken: waarentuflèn Sonoy, door heete brie- landt te ven van Leicefter en de Kooninginne zelf, meer en meer in zynVweeder- vertvacb- fpoorigheit gefterkt werd. Geduurende dit handelen met Sonoy, beweegh- ten• de de Vroedfchap van Uitrecht den Graaf van Nieuwenaar tot beroepen &e Vroed- eener zaameninge binnen die ftadt: werwaarts hy de Gelderiche en Oover-
jcbap t i- yfellche Staaten verzocht gemaghtighden te zeinden , om orde te raamen brenqt by teeghens zeekere zwaarigheeden, die hen, als naad aan den vyandt gezee- den Graaf ten > meeft raakten. De Raadt van Staate, des verwittight, deed hem, door van Nieu- den Heer Bardes , aanwyzen , hoe fchaadelyke fcheuringen uit zoodaane wenaar te bezondre vergaadringen te beduchten ftonden. Men voer 'er echter mee weegheydat voort: en de afgezanten derGelderfche, en gemaghtighden der Uitrecht- bj destaa- fc[le Staaten ( want die van OoveryfTel waaren noch niet aangekoomen ) g"//4" ^cnreeven aan de Hollandfche en gemaghtighden der Zeeuwfehe , tm landtl'n e^nc^e nun °°^ geliefde gemaghtighden naaUitrecht te zenden, Maar die ooverjjfel van Hollandt en Zeelandt zonden den brief aan d'Algemeine Staaten : en verwekt deeze beantwoordden dien, met vertoogh, dat men, volghends de wettighe derwaarts gewoonte , 't geen by eenighen oordt oft ftadt verftaan wierde den Bondt- eenigbege- genootfchappe oorbaarlyk te weezen , in hunne vergaadring moghte voor- magbügb- 3raaghen j zonder 't fpoor der Waaien te volghen, die, met hun raadtflaan e op zich zelve, d'eerfte ontleeding der Landtfchappen veroorzaakt hadden . raadt te D'Uitrechtfche Raadsluiden , ziende by dit befcheidt hunnen toeleg haa- flaan. peren , onderwonden zich dien door te dry ven by ophitfing des volx: en De ^elve gaaven, te dien einde, op hunnen naame , eenen haatlyken brief in druk Vroedfchap uit. Het opfchrift hield aan de Majeftraaten, Vroedichappen, Hopluiden, geeft eenen en goede gemeenten der fteeden van Hollandt en Zeelandt. By zeekre baaüy^n yoorreede klaaghden zy oover oproerighe geruchten teeghens hen uitge- briej ttit, flrooyf. en tlat men de daghvaart , te houden binnen hunner fteede , ten °meentm'op arghfte duidde •, hoewel'er de noodt toe drong * ende meening was, 't geen te raven. t'Uitrecht zoude gehandelt worden , ten laafte ter Algemeine vergaadring te vertoonen, by welke zy r als verre van der handt gezeeten, dus lang door hunne gezanten weinigh gevordert hadden. Koomende daarnaa tot de eighentlyke aanfpraak , knorden ze dat men hun niet veel min, dan reeds aangevange daadiging met den vyandt, opdichtte: roemden hooghlyk van hunnen yver tot onderhoudt der vereeninge : trokken de beftendigheit van andren in twyfel: maakten gelaat van te duchten, dat eenighe geweften het zaayen der vajfche loopmaaren tot een middel gebruikten om hen tot hunnen wil te brengen: maaten, ten breedfte, hunne trouw, gehoorzaam- heit, |
||||||
'
• |
||||||
DER NEEDERLANDSCHE HISTORIEN. 114,7
heit, eerbiedenis, ten Graave van Leicefter, hunne dankbaarheit jeeghens
den Engehchen landtaardt, uit: enfcheenen , niet duifterlyk, den Staaten van andre oorden het teeghendeel te verwyten. Hierooverdeeden deHol- landfche, meede in druk, een fchrift afveirdighen, dat aan Schout, Bur- ghermeefters, Scheepenen , Raadsluiden, en de goede gemeente der voor- zeide (ladt, gericht was. Dit, weederleggende de aaverechtfche uitleggin- gen j ontworpen op't geen in Hollandt en Zeelandt , tot weering van vor- der wanorde gedaan was , wees het onwettigh bedryf der Ooverheit van Uitrecht aan 5 voorts rondelyk , met heufche taaie nochtans , Leicefters vreemde gangen : en meldde, onder ander , hoe eenighe Ooverften van Hollandtfche grenzveftingen plat uit verklaart hadden , dat zy zich gelaft vonden, de zelve te bewaaren , niet tot befcherming der geweften, maar als toornen om dehengften te bedwingen : waarmee de treflykile en getrouw- fte fteeden van Hollandt gemeent werden. En, zeeker, die van Hollandt voelden zich niet alleenlyk by den gemelden brief aangetaftj maar daaren- booven by een verdaadighfchrift van den Burghermeefter Geeraart Prou- nink oft Deeventer : doorwien , zoo vaftelyk gelooft werd , de brief inge- ftelt, endebezondre vergaadring tot Uitrecht te weeghe gebraght was, om d'Algemeine , waarin men hem zitting ontzeithad, aftefchaffen , oft ten minfte dubble vergaadering der Algemeine Staaten in te voeren , op dat hem immers erghens toegang ter zelve gebeuren moghte. De gemelde Vroedtfchap, hatende zich omzwindelen van Pronnink naar zyn' lult, hield verftandt met eenighe perfoonen in Ooveryftel, Grooningerlandt, Gel- derlandtj maar voorneemelyk in Vrieslandt: en verzocht aanftendighlyk, dat die geweften zich , neevens haar , tot opdraght der Hooghe Ooverig- heit aan de Engelfche Kooninginne zouden voeghen : in welken gevalle (haars bedunkens) aan't volghen van Hollandt en Zeelandt geënt wyfelen viel. Teweeten j men wendde voor , dat d' Algemeine Staaten, verlekkert op het bewindt, haare Majefteit, Hechts om welftaanswil, tot aanveir- den van 't zelve verzochten : waaromme noodigh was , een bezondre be- zending te doen. My gedenkt, dat ik, oover veelejaaren , hoorde leezeh zeeker gefchrift, meldende hoe , op dit pas, een groot getal van kerklyke perfoonen , in Vrieslandt, raadzaam vond de Heerfchappy aan de Koo- ninginne in te ruimen , zonder eenighe bepaaling altoos : waarop een oovervlieghend vernuft mykluchtelyk zeide , dat zy de moeite van het daa- dingen hadden gezocht te myden. 'T waarfchynlykft (om met ernft te fpreeken) is , dat hunner een deel, verrukt door onvoorzightighen yver, dus voortfloeghj een deelopverbeetring van wedde, uit degeeftlykegoe- deren , ooghde, leggende zich, onder de Kooninginne, geen fchaarfcher onderhoudt toe , dan zy t'haarent den Bedieneren des Heilighen woords, uitzoodaaneinkoomften , verftrekte. Immers, omditgetydewerd deeze fnaar geroert. Maar , wat hen porren moghte , zy vervorderden zich twee- maals vergaadring, oover dit ftuk van de opdraght, te houden > en ftuurden, op eighe koften der kerken , eenen Predikant naaEngelandt : hoe deftelyk ook Graaf Willem van Naflau hen vermaande , niet, buiten 't hunne , in 't beroep der Heeren te treeden, die zy, met dus een bedryf, ftilz wyghends van onachtzaamheit befcholden. Hierop volghde een t'zaamenrotten van weirlyke luiden, die byallerley ftaatwiiTel gewin reekenden -, oft op de Oo- verheit gefteurt waaren , om dat zy, hebbende naa eenighe ampten geftaan, daaraf, ter oorzaake van onbequaamheit, oft oovermits demeenighfe van aanzoekers, verfteeken bleeven ; oft aan geen' veirdighe betaaling van eeni- ghe fchulden , by mangel van bewys der deughdelykheit, oft van voorraadt O0000 3 der
|
||||||||
Die van
Hollandt fcbryven daartee* gbens» |
||||||||
Verdaa*
digbjcbnft
van Prou* nmk.(maalt op,de Staa- ten 3>M Hollandt. . Wat men meti de be- sondre ver* gaadrmg iXJitrecht voor bad. Ben groot
deel kerk- Ijke luiden, in Vries" landt, wil- len aan- d'Engelfcbe Koomngin 's Lands Hoogbeit opdraa- gben, %,on+ der eenighe voorwaar- den te maaken * Gepooght
degeefltyke goedren ten behoeve der Predikan- ten te doen bekeeren ♦ Een Pre-
dikant naa Engelandt gezonden, teeghens dank van Graave Willem. T'TLOd-
menrotting
van weit" Ijke luiden in 't &elve geivefl e |
||||||||
ii4<S P. 'C. HOÖFTS VYFENTWINTIGHSTE BOEK
r 587. der fchatkaamere, können raaken -, oft eindtly k, te Hecht om 's werks belang
af te meeren , zich van ichalker lieten inleiden . Deeze , rneeft gezeeten in Ooftergo , welken oordt zy zeiden een van de vier Leeden des Landt- fchaps te maaken , en devoorftem onder de Staaten te hebben , fchikten tot Leeuwaarde by een te koomen. , Daar vonden zy lichtelyk eenighen van hunne gezintheit, zoo uit andre Goon als uit de fteeden 5 en begoßen, zon- der op voorgegaane zaamening van Aadel en eighegeërfden wettelyk ge- laft te weezen , zich uit te geeven voor genieene volmaghten van Ooftergo famt hunne bondtgenooten van Weftergo ,. Zeevenwolden , ende fteeden. Diekjez-M En, op deezen ty tel, kooren zy twee gezanten , om naa Engelandt tetrek- dok.ge'LM^ ken , en der Kooninginne de Hoogheit van Vrieslandt aan te bieden. De ten, om naa pen van't kompas, waarop dit volk aanging , was Heilèl Aysma , Raads- Bngelandt hooftman van't Hof, dieeenen broeder, genaamt Doeko , bedienende een' 6Beitel' Grieteny oft Amptmanfchap van Rechte, in Ooftergo had ; ook een zwaa- Aysma Bner daar woonende, Hy zelf ('t welk hem wonder gezien by de Predi- was't hooft kanten maakte ) was gebannen onder den Hartoghe van Al va , en eerlyk van dit vanleeven : maaronervaarenin ftoffe van ftaat s engraatigh, booven fnaa- volk* te , naa Kooninklyke regeering , waaronder hy hoopte dat hetbeftierder Vriefche landtzaaken weeder (gelyk ten tyde der Vorften ) zouw geftelt '^ worden aan hem en de Raadsluiden zyn'byzitters , die althans geengezagh dan in 't ftuk des Gerechts hadden. De gezanten waaren, Wybrandt Aylu- *Advo- wa , en een .* Voorfpraak genaamt Dominicus Rieharus van Poftella, caat. menfch van zeer argherlyken wandel. Maar Aysma hield' 'er veel af, uit liefde tot den heeten haat, dien Richasus op de Staaten droegh , om dat * Prooi« z' hem 't ampt van * Algemeinen Bezorgher ontzeit hadden . Want, de reurgene- lydighe zucht tot verheffing dreef den Raadshooftman zoo verre oover- raa*' dwars , dat hy , om zyn' party te fterken , ook eenen hoop lichtvaardigh en befprooken gezelfchaps, welkes eenzyns gelyk zich billykfèhaamenzouw, aanhaalde. Om dit gezantfchap , door bewilghing van Graave Willem daarin , te glimpigher , ten minfteverantwoordlyker te maaken 3 oft hem, zoohy'taffloeghe, ten doele van de klapperny , en vandenydtderEngel- fchen , teftellen 5 verzocht men , by fmeekfchrift, gericht aan Stadthou- der , Raadshooftman, en Raadsluiden , dat hun gelieven zoude, 'tgeen de *Apoftil. gemelde Volmaghten gehandelt hadden, by * kantteekening goedt te kennen •, oft anderszins hunne meening fchriftelyk daarop te uiten. Maar de Graaf, verzettende trek met trek , gaf, zonder 't werk te looven oft ron- Graaf delyk te laaken , tot befcheidtj T>at hy met liever s, dan de heerfchappy der Willems Kooninginne oover deeze Landen wenfchte-, welweetende, dat, om den Gods* antwoor ^ienft en de Vryheit te berghen ,geen ander middel was, en teffens daaraan bet °loek vän keil des huis van Naß"au hing. cDies had hy, onlangs, in den Haaghe ■> met blyd- *t ulve. fchap gezien, dat d' Algemeine Staaten deeze zaak zeer vuurighlyk bey verden, en Leicefter, op zyn vertrek, met groot en emß baaden de beße handt daaraan te houden. Ook hadden zy zeekre Ambaffadeurs naa Engelandt afgeveirdight, om f onder ft aan oft daar e enigh e lucht van trooft te bejaaghenwaare. Ende, dewyl hy zich daarom welverzeekert hield, dat hierin, by zyn' Doorluchtig- heit ende gemelde Staaten, niet het minfte verzuimt werd-, zoo vermaand hyhenverzoekers , zich met de zelve te voeghen, omfcheuringtefchuwen, en voor haare Majefteit, met eendraghtighe aanbieding van al degew e ft en, te verfchynen; die ongelyk meer op haargemoedt vermooghen zouw , dan van Antwoordt eenen enkelen oordt. Die van 't Hof ver klaarden, T>atzy, voor zoo veel in van 't Hof hun was, der Volmaghten bedryf, als oovereenkoomende met de verdingen daarop. aangegaan van de Landen met de Kooningin en Leicefter, goedt kenden. Hier- op |
||||
DER NEEDERLANDSCHË HISTORIEN. ii+;
öp naamen Ayluwa en Richams de reiz aan j ongeacht het vertoogh zyner ijBf^ Genaade , en hoewel die van hunne party , in de voorwaarden, beraamt by d'Algemeine Staaten , oover tweejaaren , op't aannemen der Kooningin- ne, weinigh gevonden hadden , dat hun raadzaam docht daaruit te laaten oft te verandren. Aangekoomen in Engelandt, werden zy , Hechts drie De ohwet* daaghen daarnaa , van haare Majefteit gehoort, buiten weete van der Alge- tighe vw± meine Staaten Ambafladeurs 3 die 't zelve den Graave van Leicefter , onder fcbegezan* 't ftribbelen met hem oover de veranderingen in Hollandt gefchiedt, m **»*« klaghtelyk te gemoet voerden. Hy verfchoond' het, met bybrengen , dat cnv/r,vJlt haare Majefteit niet gewoon was eenighen gezanten gehoor te weighe- fe ™0Jinm ren, en.de zaak al aangevangen voor zyn vertrek uit Neederlandt. Ten^, zelven daaghe ('t was de zeevende in Lentemaant) ontfingen zy, uit Hol- uicefiet landt, en keverden hem , den boo ven ver haalden brief vanden vierden in om fangt Sprokkelmaant, van welken ook dubbel aan de Kooningin beftelt werd. der Alge* By wat verlet dit fchry ven hun zoo fpaade ter handt quam , waare quaalyk memesua* te gillen : oft. de fchorheit des inhouds moeft het beiluit van 't afzenden tmbïteJ een'wyl hebben doen haaperen. Dan, naa't leezen van dien , befchrobden Ymdmin hen daaroover , niet alleen Leicefter in 't bezonder , maar ook de * Geheim- sprokkel- fchryverenf Schatmeefter , dien men voorzynen vyandt hield , in vollen maant: dé Raade , met bitter verwyt van ondankbaarheit der Staaten teeghens zyne Kooningin Dooriuchtigheit. Jaa Elizabeth zelf, ten naaftèn gehoore dat zy by haar wkjen af* hadden , dreef hun , in zyne teeghenwoordigheit, wel onwaardelyk toe , J«"7/' van dat men hem met zoö fpytigh een' brief loonde , voor 't inbrokken zyner ien' middelen ten dienfte der Landen , voor't waaghen zynes eignen perfoons, tarjs voor 't verlies zyns naaften bloeds (daarmee meende ze Sidney ) welx leeven \ Trefo - zy wenfchte met veele tonnen gouds weeder te mooghen koopen. Voorts tier * haalde zy, met trotle en wrange woorden, der Staaten handelingen op, die Die wort den Engelfchen fcheenen teeghens te gaan : en, verhit in het kyven, ver- bitterlyk. klaarde, datzy den Graave geraaden had weed er naa de Landen te keéren, gwoomen* maar dat hy nu daartoe in geenerley wyze verftaan zouw. Waarop hy . f 90" tweemaalsinquaadtLatynuitfchootj^^/i^ai libera nos'Domine-, willen- * j , de zeggen, Van zulken ampt verlofi ons Heere. De gezanten, moetende dee- ner u^ zen hoon met geduldt opdrinken , ontfchuldighden hunne Meefters met de befte reedenen , die zy wiften te bezinnen. Eindtlyk , alzoo zy zeiden, maght ontfangen te hebben om wat merkelyx meer dan voorheen , tot on- derhoudt der oorloghe , uit te looven , fcheiden ze met orde der Koonin- ginne, dat zy hunne meening , op papier, in handen van haaren Raadt zou- den brengen. En zy fcheen wat bezaadight. Maar Leicefter kon zyn' ver- bolghenheitnochtdwinghennocht dekken : en, daardegefchillentevoore met eenighe manierlykheit , tuften hem en de Staaten gedreeven waaren, worphy nu't masker daarheen , en pooghdefint zighbaarlyk hun de gemeen- te op 't lyf te fchennen , en den voet te lichten. Men had , om zyn' achtbaar- heit te fpaaren , gezocht den brief verhoolen te houden : maar zyn' eignen' Affchrif* aanbangclingen ichikten affchriften van dien , uit Engelandt, herwaarts 5 ten van den en deeden ze van handt tot handt loopen, hoopende daardoor de Ooverheit bnef wor~ in den uiterften haat der onderdaanen te brengen. Want, men fcherpte hun ^nJm<ie in , dat alles, wat de brief meldde, verziert, gelooghen, en enkle achterklap verrpreytf was : en dat Leicefter, ten hooghfte daaroover vertoornt , niet alleenlyk, m ,t vo]^ milTchien , zouw niet meer naa't Landt willen omzien , maar ook de Koo- m 0pften, ningin af keerigh van alle hulpe maaken. Dies lloegh de vlam ten daake ding te h* uit, met verhitten van d'in zwang gaande, en ontfteeken van nieuwe hee- weeghen* vigheeden. Ter eenezyde , riepen d'onweetenden, die den meeften hoop maak-
|
||||
1148 P. C. HOOFTS VYFENTWINTIGHSTE BOEK
15-87. maakten, dat de vermeetelheit der Staaten geenen meefter kon lyden, en, om
'tonderftebooven, niet van het bewïndt wilde fcheiden. Ter andre, zeiden de zeedighften en voorzienighften , dat de Regeerders hunnen plicht be- trachtten , zoekende den vervoerden Landtvooghdt op den rechten wegh te brengen : 't welk , zonder zyn' doolingen vrymoedel yk aan te wyzen, Ruimer niet te doen was. Wyders, d'Ambafladeurs leeverden aan den Engelfchen uitlooving Raadt het geëifchte fchrift , verklaarende dat de Staaten , boovpn de ge- van mid- woonlyken twee tonnen fchats ter maant, en vierhondertduizent gulden delen te buitenordelyk te verfchaflfen , noch t'hunnen lafte zouden neemen twee- verfcbaffen duizent ruiters , drieduizent knechten , en duizent delvers , Hooghduit- y 'ft^*fchen, te onderlrouden den tydt van drie maanden, oft langer, zoo'tnoo- digh viele : indien 't naarder Majefteit geliefde de Landen buitenordelyk te gerieven met leening van vyftigh oft tfèftigh duizent ponden fterlinx, tot oprechting eens heirs van dertien oft veertienduizent mann' te voet, T Parle- zesduizent te paarde, en duizent delvers, Zy behandighden eiken Raads- ment, oft heere in 't bezonder , ook den Aartsbiffchoppe van Kantelbergh , een af- Staaten fchrift, op dat hy de zaak den Parlemente oft Staaten desRyxaanbevaale, van Enge- die, als graatigh naa uitbreiding der Engeliche mooghenheit, ooverboo- landt, ^«- digh waaren, deKooningin, met opbrengen van treflyke middelen, in te en groote vojgjien ^ zoo Zy beflmten wilde de Landen aan haar' kroone te hechten. aan om de Met gelyke beede gingen d'Ambafladeurs den grooten Kanfèler aan : die Needer- nun zeide , dat haare Majefteit was om devereenighde geweften, hoewel landen aan men daar quaalyk met de Engelfchen leefde , naar haar uiterfte vermoo- d'Engel- ghen te handthaaven : dat hy haar 't nutfte voor haar en de Landen zouw fcbe kroon raaden: maar, in het Parlement diende dit ftuk niet gehandelt te worden, te hechten. a]zoo 'tganfchelyk aan haare Majefteit en den Raadt ftond. De Gezanten Wg* antwoordden, hun verzoek niet te zyn, dat men de zaak, uit hunnen naa- ten met den me' m c Parlement voorftelde ; maar, dat hy, indien ze daar quaame oover- grooten wooghen te worden , de zelve gunftelyk vorderen wilde. Thans traaden Kanfèler- zy, 00ver 't voorzeide gefchrift, in handeling met den Raadt: daar men zy ban* hen op nieuw, met aantyging van ondankbaarheit, befhaude , roepende delen met dat Leicefter fchandelyk gehoont was , zyn' oopene en laftbrieven vernie- denRaadt. t-gjlt ^ gu^s ^e aanftichter der veranderingen , zonder weete zyner Door- luchtigheit, uit de hechtenis, en weeder in den Raadt van Staate, getoo- ghen. De gezanten vraaghden , oft die vanHollandt enZeelandt, naa de ontrouw, gebleeken aanStanlei, Jork, en andren, beeter alles in't wilde zouden hebben laaten loopen, dan Prins Maurits vermaant tot betrachting zyns ampts in 't afweezen van den Algemeinen Landtvooghdt. Hierop worp men hun voor, dat deez den Raadt van Staate, waarin Graaf (de ty- tel van Prins moght 'er niet af) Maurits als 't hooft zat, tot het beftierder dingen gemaghtight had: en de gezanten daarenteeghens , dat die maght, by een ander fchrift van Leicefter , genoeghzaam geblulcht was : 't welk hy, daar teeghenwoordigh, met zwyghen« liet doorgaan. Voorts verhaal- den zy, tot verfchooning der zaake van Buis, hoe hy, buiten kennis zyner Doorluchtigheit, was vaft gezet, en zes maanden gehouden, zonderzyne befchuldigbing oft befchuldigher te weeten ; 't welk teeghens de voor- rechten der Landen ftreed: dat men hem ook niet, dan onder borghtoght, ontflaakt had -, en , om hem te Rechte te doen ftaan , bekommert hield. Lekefier Toen ftoof de Graaf op, en dreef hun toe, 'Dat, uit zeehtepunten, befchree- bulderdt cVm enbehandight aan hem door die van Uitrecht, bleek dat Buis der galghe yslyk tee- waar digh was: dat hy zelf ook eenigheflukken teeghens dien had-> die hem aan &mmu>tlj>f gingen, En, hier begon hy (van wien oft wanneer 't hem in 't hooft moghte
|
|||||
«
|
|||||
DER NEEDERLANDSCHE HISTORIEN. 114p
moghte gefteeken zyn ) te buldren, dat Buis de Kornellen en Hopluiden, tot
ooverleevering van 't verzoekfchrift aan Hoohenlo , by 't welk de vorde- ring vanSidnei gewraakt werd j hadopgeruyt. Als de gezanten echter ver- toonden , dat zyn' Doorluchtigheit den perlbon van Buis nooit bewroegh- de, oft laft gaf om zulx by form van Rechte te doen j antwoordd' hy, 't was valfch $ want hy had de Raadsheeren tot Rechters geftelt, en 't zelve aan zommighen, naamelyk Valk, bekent gemaakt. Wat Raadsheeren hy hier- mee by zich zelven verftond, moghte menbillyk twyfelen. Want, zeeker, den Amptgenootfchappe des Raads van Staate had hy, noopende de zaak van Buis, by fchriftelyk befcheidt van den twintighften in Wïntermaant leftleeden , de handt geflooten. Maar Prounink verklaard* het genoegh- zaam in zyn boovengedachte verdaadighfchrift, met zeggen, dat Buis uit zyn* gevankenis ontfloopen was, eeven ten zelven tyde, als hy zich , voor 't Hof van Uitrecht en zeekren gemaghtighden uit den Raade van Staates hem gegeeven tot Rechters, zoude hebben moeten verantwoorden. De gezanten , hoorende hem alles loochenen wat zy voor waarheit beveftigh- den , en ziende zyn gramfchap bet en bet aangloeyen door 'tweederfpree- ken, zeiden eindtlyk , dat zy teeghens hunnen Landtvooghdt niet wilden pleiten. En , hoewel hy , fchynende wat bemurwt door dit betoogh van needrigheit, hun beval vrymoedelyk hunne meening te uiten -, de Schat- meefter viel 'er tuflèn, om tot de ftof, vervaat in hun laafte gefchrift, te koomen. Naa dat hieraf, ook van 't (luk der munte, en van eenighe ree- keningen , wat gefprooken was , noodighde Leicefter d'Ambafladeurs ter maaltydt. Daar verzochten ze, dat hy, als een grootmoedigh Vorft, 't geen hem eenighe oorzaak tot fleurnis moghte gegeeven hebben , vergeeven en vergeeten wilde. Waarop hy antwoordde, bedroeft te zyn om de deer- lyke gefteltenis hunner Landsluiden; die hy ooveral zeer goedt, jaa beeter daninEngelandt, had bevonden: maar, dat'er, onder de Staaten, vier oft vyf verfcheenen, die zyne regeering niet lyden können, en, alooveracht maanden , begoßen teeghens hem aan te myneeren. Seedert quaamen d'Ambafladeurs, noch eenighe maaien ,, zoo met hem als metdeRaadslui- den, in gefprek; doch eindtlyk t'huis, met geen ander, dan dit affcheidt. "Dat haare Majefteit, nocht geneeghenheit tot aanneemen van der La?iden Heerfchappye had-y nocht geleeghenheit voor datpas> tot verfirekking van gr 00- ter hulpe ; dewylzy zich zelve met oorlogh, zoo uit Spanje als van elders ^ ge- dr eight zagh: doch dat zy, eerfldaaghs den Bar oen van Bukkenhorß, omgron- dighe bericht ing van de gefielt enis der Neederlandfche dingen, zouw afveir- dighen j en daarnaa befiuit nehmen op \i weederzenden van Leicefier en V meerderen haar es byflands. Dit dienden zy, op den leften van L'entemaant, den Algemeinen Staaten aan. Maar de Griffier Rattaller en Predikant Mo- det, gezonden naa Engelandt uit naame der ftadten des kerkraads van Ui- trecht, als boovengemeldt is, hadden, ontrent veertien daaghen te voore, andre tyding van daar gebraght: naamelyk, dat men Leicefïer haaft weeder hier te Lande , in breeder bewindt en luifter dan ooit, zouw zien. Hier- mee, en met zeekeren brief, gericht van de Kooninginne, niet alleenlyk aan Burghermeefters en Scheepenen , maar zelfs aan de gemeente van Ui- trecht, maakte zich Prounink en zyn' party zeer blyde. En't zelve fchry- ven , tuighende dat Leicefter, nerghens in Neêrlandt, leevender jonft en oprechter geneeghenheit tot haare Majefteit gevonden had dant'Uitrechr, waaroover zy zich aan hen grootlyx verplicht kende, werd zonder vertoef voor allenman , gelyk het aan allen man hield , van den ftadthuize afgelee- zen. De Burgherhopluiden, winden om't graauw te doen waaghen, vlaay- Ppppp de
|
||||||||
15-87.
|
||||||||
Echter noo~
digbt tyde gezanten ten eet en. Zjngetui-
ghenis van der Verce- mghde Landt' fchappen ingezete- nen , die hy in goedig- heit ho- ven de En* gelfchen z.et. Affcheidt,
waarmee d'Ambaffa- deurs naa HoUandt keer en. Rattaüers
en Modets verhaal van de hoo- pe uit En- gelandt voor Leice- fier s party. Brief der
Köoningin- ne^aanBur" ghermee- ftersy Scheepe- nen, enge- meente van Uitrecht. |
||||||||
lifo P. C. HOOFTS VYFENTWINTIGHSTE BOEK
15-87. de en ftyfde Leicefter met reedenen mondelings den twee gezanten bevoo-
len , en met eenen bezondren brief: waarop zy, ten vierden daaghe in Duik brief Grasmaant, een antwoordt afveirdighden , dat meer uit byfterheit van er ^l' brein , dan uit vuurigheit van yver , fcheen bergekoomen : zoo zood het Mreher- oover van Sa^' gebraakt teeghens de inftellers des verhaalden briefs, die op bopluiden ^en vierden van Sprokkelmaant aan hem gefchreeven was. Het fchold hen aan Leice- voor verraaders, enfnorkte dat de gemeente , aan 't raazen geraakt van on- fier. geduldt oover dat oiibefchaamt doorftryken zyner Doorluchtigheit, ge- ftaan had om al de Staaten op eenen dagh te verdelghen : waare haar niet daatlyk vertoont geweeft, hoe die brief, zonder toeftemming der Heeren Staaten , op hunnen naame , by zommighe boozwillighen gedicht bleek. opwerighe Ontrent deezentydt, quaamen, zoo gezeit werd, ook uit het Hof van En- brieven,ge- gelandt eenighe brieven van den twintighften in Lentemaant, die zeeraf- kfiomen^oo draghtelyk van den zei ven brief fpraaken , raadende defteurnis, daardoor uit b l H f verwe^c m ^e Kooninginne, met reedelyke plichtpleeghing te ftillen. De vanEnge- Algemeine Staaten hielden ze voor verziert: maar de Regeerders der ftadt landt. Uitrecht .zonden dubbel daarafi óft immers van etlyke punten, naa andre oorden j voorneemlyk Gelderlandt, Ooveryflèl, Vrieslandt, en de Om- melanden ; aan verfcheide amptgenootfehappen : en verzochten dat ge- maghtighden naa Uitrecht moghten afgeveirdight worden , om gezaa- Wonderlyk^ memlyk raadt te Haan. 'T welk men achtte bekuipt te zyn door denBur- moeten ghermeefter Frounink , hervattende den toeleg op een' bezondre vergaa- vanerou- JJring buiten die van d'Algemeine Staaten : en trachtende de Landtlchap- pen te bewéeghen tot verklaaring , dat zy geenen lafl, tot Ichryven des meergemelden briefs van den vierden in Sprokkelmaant , gegeeven had- den . Zelfs de gemaghtighde Raadsluiden der Staaten van Uitrecht lie- ten zich hiertoe gebruiken j en braghten 't , met fchry ven , ■ in Gelder- landt zoo verre, dat de Raadsluiden van 't Hof (opdeeze komt, gely kel- ders op de gemaghtighde Raadsluiden der Staaten , het daaghelyx bezor- 'T Hof'van ghen der landtzaaken aan _) den Heer Johan van Wynberghen , die toen Gelder- ter Algemeinichappe dat Vorftendoom uitbeeldde , uit den Haaghe herrie- landt her- pen 9 om dat hy oover 't afveirdighen van dien brief had geftaan. Doch, met toept den ^eeze herroeping , gedaan zonder hem eerft te hooren , quaamen zy be- eer j-o- fcnaarnt Ult: en zvn antwoordt, gebouwt van bondighe reedenen, oover- Wynber- tuighd' hen van 't ongelyk, dat zy deeden aan hemen zyn' amptgenooten, ghen uit der die zich in 't gemein gelaft vonden, alles, watzy den Landen dienftigh oor- Algemeine deelden, te belchaffen , ende, zoo tot hetzeinden van den brief, als tot het Staaten heelen van dien voor hunne maghtighers ,* waaren gedrongen geweeft van vergaa- zwaarwightighe oorzaaken j die hy wydluftelyk verhaalde. Met weinigher dring-maar woorden , maar icherperpen, .werden die van Gelderlandt hierdover bejee- omt e- gnent van d'Algemeine Staaten, zich hooghlyk belghende der onwaardig- er mee *ie*c nun weedervaaren in zynen perfoon: wiens werken, zeeker, uitwee- art, zen, dat hy den vaaderlande getrouw, onbefmet van ftaatzucht, eenver- foeyer van fcheurmaaking, voorftander van orde was, en een loflyke telgh der eedele (tamme, die ons den niet min heufchen1, dan braaven, kry sheldt Thomas Johan van Wynberghen, althans Ooverfte der ftadt Rynberk, heeft voort- Buk^en- gebraght. Wyders, deeze zaak, 'waarvan zoo veel geruchts gemaakt werd, horfl,Am- yiei nu hcht te verdaadighen , naardien de Baroen Thomas Bukkenhorft, baffadeur Ambaflädeur der Kooninginne, ( want hy was reeds in den Haaghe, en ge- derKoomn- ^^ mej. d'Algemeine Staaten en denRaade van Staate gekoomen) ron- ^denHaa- delyk verklaart had, dat hy, by berichting, ontfangenop alle befchikken ahe. van hun gedaan fint het verlies der ftadt Deeven ter, zich van hunne goede meenin-
|
||||
DER NEEDERLANDSCHE HISTORIEN. ïifï
meeninge jeeghens 't Landt, haare Majefteit, en de Doorluchtigheit des 15-87.
Graaven vanLeicefter, volkoomelyk verzeekert hield. Deezen gezant had, Hjpryfi men , in Zeelandt en de Hollandfche fteeden daar hy doortoogh, zeer äerAlge- ftaatlyk bewelkoomt. Ook was hy, behalven dat haare Majefteit hem in bloe- me'mestaa*- de beftond, -een lidt haares Heimelyken Raads, Heer van groote geleert- u^om-> heit, en den Landen wel toegedaan. Hy beleedighde zieh terftondt, nee- , '" vens zeekre gemaghtighden der Algemein fchappe, tot raamender behoef- quaalyk ten om alle plaatfen, voor 't heele jaar, wel bezet te houden i en, booven- genoomen dien, in 't veldt, voor vier oft vyf maanden, een heir van vier oft vyfduizent was. ruiters , twaalfduizent knechten , en duizent delvers , met de fleep van Beraamihg 'tgefchut, lyftoght, en andre leegherlaften. Van al't welke menreekende der ^7J" de koften te zullen beloopen , booven de betaaling te doen by de Koonin- J? . voor gin , aan haare hulptroepen van duizent mann' te paard' en vyfduizent te Jaar* voete, famt aan haare bezettingen der plaatfèn van pandtfehap, terfbmme van ontrent vyftienhondertduizent gulden. En den Baroen, naa verfthei- de tzaamenfpraaken , liet zich zoo verre gezeggen , dat hy aannam zyn* B ., uiterfte vlyt te doen, om haare Majefteit, tot verfchaffing van een derden- horßver- deel by form van leeninge , te beweeghen , onder voorwaarde dat de Lan- ßoont det den d'andre twee deelen zouden opbrengen. Ook fchreef hy, niet min aan Staaten Leicefter dan aan de Kooningin , dat hem bleek , de verandringen in de wak. j ty Regeeringe alhier , niet uit eenighe quaadwilligheit teeghen haare Maje- fövven fteit oft zyne Doorluchtigheit, maar uit verfleeghenis door Stanleis en aattdeKo°* Jorks misdryf, gefprooten tezyn, en enkelyk tot behoedenis van den Staat "'XV geftrekt te hebben. lm middels gaf, by zyn goeddunken , de Raadt van viah^aat Staate, op Leicefters naam, een plakkaat uit, dat eenen yghelyke verbood, teeghens de Kooningin , den Engelfchen landtaardt, de inheemfche Ooverhee- 't tafierljk, den, oft eenighe perfönaadjen in dienft van haare Majefteit oft der Staaten fpreekenen zynde , by monde oft by gefchrift te lafteren : ook eenighe zaameningen fchUven *" te maaken buiten de wettighe vergaaderingen der amptgenootfehappen, 0Qk-ue~ toegelaaten in de geweften. Het zelffte plakkaat hield in, dat zeekre war- J^ly " geeften niet alleenlyk valiche geruchten onder de gemeente uitftrooyden , zjimenh^ maar ook fchriften zonder naam van den infteller : en dat eenighe der zei- gen. ve, hoewel zy onder den fchyn van uitheemsheit fchuilden, nochtans blee- Hugo Do» ken binnen 's Lands verziert en gefmeedt te zyn. Hiermeede werden de nellus3voor<- brieven van den twintighften inLentemaant gemeent, met welke, als ge- leez-er m zonden uit het Hof vanEngelandt, mendenvolke de ooghen vulde. Want > de Hollandfche Staaten, doende , om de waarheit uit te boezemen, veele dicht^r v*n perfbonen, den eenen voor, den andren naa, ondervraaghen, elk der wel- vaiße ke zynen man meldde , hadden eindtlyk bevonden dat Hugo Donellus, brieven, uit een Franfois Voorleezer van de Rechten in de Hooghe fchoole tot Leide, s.jn ampt de dichter moeft weezen , alzoo hy, oovertuight van 't uitgeeven eenigher gezet * affchriften, weigherde yemandt voorder te noemen. 'T welk oorzaak was Henrik.» dat men hem zyn ampt opzeide. In den Haaghe werd de Ambafïadeur 00™n£ aangefprooken van zeekre gemaghtighden der Gelderfche Staaten , opge- u L m_" hitft door de Regeerders van Uitrecht: en quamdaarnaa, in dieftadt, op ^oekt eeni den derden in Bloeymaant, zoo met hun als met eenighe OoveryfTelfche Vrje baa* gemaghtighden , en de Staaten van Uitrecht, te woorde, zonder yet van ven , en belang te verhandelen. Hy onderftond wél de gemoeden aldaar tot een- "Recht* draght en maatighing te verfpreeken: maar braght, in dat ftuk , ook wei- fpraak00* nigh te weeghe. Inde zelve daaghen verzocht Henrik, toen Kooning van ver ^Jne Navarre , naamaals ook van Vrankryk , dat men hem in de Vereenighde am de ' geweften een' vryehaaven, en Rechtfpraak ooverde buiten, in te brengen Staaten. Ppppp 2 by
|
||||
ii 52 P. C. HOOFTS VYFENTWINTIGHSTE BOEK
ï ƒ87. by zyn volk , zoude gunnen: ook de fcheepen laaten vertrekken, die by
't zelve veroovert waaren, en hier te Lande aangehouden werden. Deezes verzoex eerde lidt, als fchaadelyk gebleeken by 't verlof ie vooren gege- ven aan Don Antonio van Portugal, floeghen die van Hollandt plat af: en bewillighdeninhet tweede -, behoudends dat geen' Hopluiden oft bootsge- öldenbar- zeilen van deeze Landen zouden op de fcheepen dienen. Heer Johan van
neveldt, Oldenbanieveldt, Voorfpraak van Hollandt, hebbende flaauwe invol- oorjpraak. g[iers 5 ftyve teeghenflreevers, in 't afwenden van Leiceders toeleg ■, en der-
Undt heb- na^ven zeer erndelyk aangedaan om ontflagh van zynen dienft -, liet zich bende om- verbidden tot vyf oft zes maanden blyvens -daarin , onder befprek dat hy, ßagh van indien men tot handeling van vreede met den vyandt quaame , oft tot nynendienfi ooverdraght van 's Lands Hoogheit zonder behoudenis der Voorrechten verkocht, te bedingen, zich als dan daatlyk zouw afgedankt houden. Zeeker, boo- laat z.tch ven >t |lc}lt gefc{lept uit Ranfaus papieren , vernamp men dat Andries de eiveegien l00} van wienikbooven vermaant heb, nu ten achtdenmaale, vanParmas
wat blyvens weegne > m Engelandt geweed was om voorpraat van paize te maaken, daarin,on- neevens eenen Italiaan, genaamt Augudyn Garafini, oft Graffigna. Ook der \eeker werd uit Antwerpen gefchreeven , hoe 't zich liet aanzien, dat Champai- verdmg. gnei oft Aflönville naa Londen zouden gaan, om de zelfde bood fchap. Dit Kundfchap maakte den Staaten van Hollandt wyde ooren* en ried hun den grondt van
van 't lm- Bukkenhord, door Oldenbanieveldt, eens te doen peilen , om te weeten leren er wat ,gr ^ ^yn moghte. D'Ambafladeur verklaarde dat de Kooningin tot ne naa ' paisneegh. Barneveldt, doende verflagh hieraf aan zyn'Meeders, gafhun paisbandel. te bezeden, hoe lichtelyk woorden, gefprooken teeghens hem alleen, ge- oldenbar- loochent können worden : en verzocht dat men den Heer van Breederoo-
neveldt de, den * Raadshooftman van der Myle , en Menin f Loon trekkenden vijcbt hier- Raadsman der dadt Dordrecht, neevens hem, aan den Ambafladeur liete af de waar- gaaBi Dit gefchiedde, en Bukkenhord deed zyn eerde zeggen gedandt. *ttUit> y Maar, 's naamiddaghs ontbood hy den Heere van Barneveldt, dat de zaak
horß. gezweeghen diende; alzoo haare Majedeit van zin moghte verandert zyn, *Prefï- door een tydingdie hy terdondt ontfangen had. Deeze was, dat deRid-
dent. der Franfcis Draak tweeèndertigh fcheepen , gelaaden met lyftoght ter be- t Penfio- hoefte van 'sKoonings vloote, indehaaven van Kalis in Spanje, eensdeels naris. -verbrandt, eensdeels gezonken had : ook, in 't dry den, twee galeyen en Groof* een fchip yall neeghenhondert laden te gronde geholpen : en dat hy vier
jcma e, £heepen ineteetwaaren wegh voerde : tot groote verbaa-dheit der Span- doorden jaarden, die vreezden dathy derlndifche zeerryke vloote ontmoeten, en Ridder eenighen merkly ken af brek zouw doen. Dit ontdekken van 't hellen der Draak^ aan Kooninginne tot pais werd naamaals by haar zeer quaalyk genoomen. En den span- Leiceder liet zich , t'zyner weederkoomde in deeze Landen , verluiden, jaardt, te dat nooit lad om zulke oopeningtedoen, van haare Majedeit, aanBukken- waater. hord gegeeven was: hoewel deez het teeghendeel, aan zommighen, met tenva^an" e*gnen' nandt, en ( zoo (int genoeghzaam bleek) met waar heit, gefchreeven Oofiergo nad- Hierentuflèn keerden, uit Engelandt, d'Oodergofche gezanten, be- koomen uit dankt van de Kooningin metgemeene woorden, voor hunne goede genee- Engelandt ghenheit. Zy begeerden, op eenen vollen Landtdagh der Vriefche Staaten, weeder. zeekren beflooten brief van haare Majedeit oover te leeveren , en voorts ver- Menwei- -Qagh van hunne verrichting te doen : maar werden , als niet wetrelyk ge-
gjertw te maghtight, afgeweezen. Waaroover men, gefpannen van fpyt, den Heere
eenen Bukkenhord teroore liep, vergrootende de zaak met lieghen, de waarheit
landtdagh met uitleggen , eeven oft alles niet zoo zeer om hen en hunne Meeflers te
' hoonen , als der Kooninginne ter trotfe , gedaan waar. D'Ambafladeur,
zeer
|
||||
DER NÉEDERLANDSCHE HISTORIEN. 1173
zeer bekommert hierin, en reeds beraaden daarom zelf naa Vrieslandt te
gaan , bezinde zich thans dat hy beeter, dan zoo raauwelyk in 't werk te tree- 15-87. den , eerft zeekerlyk naa den oorfprong der misverftanden , de gefteltenis der dingen , de inzichten der luiden, zouw laaten vereilchen j ende bad den Raadsman van Staate Willem Bardes die moeite aan teneemen. Bardes , p<? Raads- dan , voorzien met brieven van zyn amptgenootfchap aan den Stadthouder beer van Graaf Willem en de Staaten van Vrieslandt, ook met eenen van Bukken- Maate wil- horft aan de zelfde Staaten, quam op den achtentwintighften van Bloey- lem Bardes maant tot Leeuwaarde, en dien aavondt noch ce woorde met den Stadthou- "'•!; ^aa der. Deez, gevraaght naa de vreemdigheeden, die den Ambailadeur waaren lLH,hlu l aangebraght, verklaarde, Nocht van nieuwen eedt-> denfoldaaten afgenoo- zp'ver- men , te weet en j nocht van andre uitzetting, dan derfleedelingen> welken, als richting at- ver dechtight van zucht tot den vyandt,men, alin't voorIe edenjaar, had doen daar. vertrekken. Een vendel knecht enftechts was van hem ontfoldight -3 en dat by goeddunken des Raads van Staate. In defteeden waaren de Wethouders en de burgher s eendraghtigh-, de bezettingen in goede orde. 'Tkribben van eenighe bezondre luiden, om dat men in alles juifl hunne wil niet deed^ftond voor geen* fcheuring onder de gemeine Lantzaaten te reekenen, Geen1 Regeer ing zoo ge- ruft , oft men vond 'er geemelyke geeften, dien 't nemmer te'paffegemaakt werd. 'Tquaadt, nochtans, hoewel op veel naa zoo breed in der daadt niet als men 't had uitgemeeten, vereifchte beeterni s j voorneemlyk in Ooft ergo. Verfchei- den'eerly keiuiden, 's andren daaghs gehoort by Bardes, fpraaken uit eenen mondt met den Stadthouder. Vaft met gelyke taaie antwoorden , op het ichry ven van den AmbafTadeur, 'sLandfchapsgemaghtighde Staaten , ver- klaarende dat eenighe vonken , van 't vuur ontiteeken binnen Uitrecht, tot in Vrieslandt waaren oovergevlooghen : die zy, zonder hem daarmee te moeyen, wel hoopten te flilTen . De Hoofden der klaaghelingen behandigh- klagbten den aan Bardes, op zeekere vraaghftukken hun voorgeftelt van hem, een lang van die van fchriftelykantwoordt; dat, ïhorkende van wonderlyken yver voor Gods- Ooflergo« dienft en vaaderlandt, nochtans genoegh uitweez van wat geeft zy gedree- ven werden. Zy hadden 't, met naamen, op Kaarel Roorda en Witfe Kam- minga gelaaden ; verhaalende, dat van den eenen het befluit der Vriefche Staaten , tot opdraght van 't bewindt oover den burgherlyken ftandt en *t gerecht aan Leicefter , die daar alleenlyk in kryszaaken gekent werd , was omgeftooten : van den andren gezeidt, totfmaadtderKooninginneenhaa- rer Amptluiden, datyemandt, die maar wel met den Geheimfchry ver ftonde > zulke brieven , alsmenuitEngelandtvoortbraght, niet dan een'enkle kroon hoefden te koften. Voorts weezen zy aan , met groot betoogh van ervoe- lykheit, dat men delaftbiïeven , van hunne gezanten en al de geenen die de ftem van Ooftergo volghden , gewraakt had-, hen uit deftadtLeeuwaarde gezet, gebannen, in hunne huizen verftrikt en met foldaaten bewaart: daar- enteeghens, in hunne plaatfen andren ontfangen , die der EngelfcheMaje- fteit een quaadt hart toedroeghen , de Spaanfche zaaken zoo binnen als bui- ten 's Lands bevorderden : welke luiden niet de minfte van bedryf op den Landtdagh geweeft waaren. Bardes, vindende zich zelven alleen , en zon- der genoeghzaame maght om de gefchillen af te doen , vermaand' hen tot vreede, en ten minfte hunne ruft te houden ter ty dt toe dat anders in de zaa- ke voorzien waar : 't welk zy beloofden naa te koomen. Ende daarop ver- trok hy , met goedt genoeghen van yder. By orde , hierentuflen, der Hol- landtfche Staaten , werd, op naame van Prinfê Maurits als Landtvooghdt, famt van den Raadshooftman en d'andre Heeren des Hoofs , Adrianus Sara- via, Voorleezer der Godgeleertheit tot Leide, neevens twaalf der vernaamfte Ppppp 3 Pre-
|
||||
ii f4 PC. HOOFTS VYFENTWINTIGHSTE BOEK
1587. Predikanten van Hollandt , naadenHaaghontbooden , om, ooverzeekre
Admnus punten , raakende den welftandt des Lands en der kerken , in mondtge- saravïa en meerrfchap te koomen , met eenighe der Staaten en der Rechtshooren ge- waalfPre- maghtighden. Deeze hielden hun , verfcheenen op den veertienden in dtkanten ßloeymaant, wy dluftelyk voor, wat onheilen den Lande en der kerke te be- Haavbont- duchten Honden , uit het flink gevoelen en de arghewaan , waar meede looden,koo- 'l v°lk > mer en daar > was ingenoomen teeghens de Staaten: gaaven hun, van men in ge- weeghe der zelve , hoope van verbeetering huns onderhoudts : en begeer- fpek^met den, dat zy de eenigheit, en het draaghen van behoorlyk ontzigh aan de gemagh- Ooverheit , hunnen toehoorderen zouden infcherpen. De Godgeleerden, tighden der antwoorddendedatzy zulx altyds gedaan hadden , en daarin volharden wiU Staaten en- ^Qn ? \ieten nochtans al eenighe hunne zucht tot de Engelfchen uitkyken % hoven en z^ verm^en > dat eeri groot deel der Staaten zelden ten gehoore des Heilighen woords, het meefte niet ten Aavondtmaale quam j en de vordring van den Godsdienfl quaalyk behartight werd. Jaa zy roerden verlcheide punten van misbruik aan , die 't Gerecht , de Regeering , de krysorde be- troffen ; en waaruit, naar hun zeggen, meenighvuldighe klaghten onder den gemeenen man ontftonden. De gemaghtighden , neemende alles met geduldt op , verfchoonden 't met bondighe reedenen . Maar, als zy mein- den hun voldaan te hebben, hielden de Leeraars aan, om in naader hande- ling oover 't (luk der kerkenordeninge te koomen : en verklaarden , mits de Heeren zeiden daartoe niet gelalt te zyn , dat zy eenighen zouden uit^ maaken, om breeder gehoor van de Staaten te verzoeken. Weinigh daa- ghen hiernaa, naamlyk op den vyfden van Zoomermaant, rees t'Uitrecht oproer tot hefcighe oproer, teeghens den Stadthouder, Graafvan Nieuwenaar, die den uitrecht. Predikant Harman Stry ker, anders Modet, wilde doen vangen j 't zy uit zaa- ke van het dwersdryven deezes menfchen teeghens d'Algemeine Staaten » Misnoe- oft uit eighen haat, en vermoeden dat hy hem zocht den voet te lichten. ghendes Zeeker, dat Modet hem hiertoe merklyke reede gegee ven had , zal men wel Granven kunnen afneemen, uit het geen ik althans van wat hoogher gaa opnaaien. van Nm- Als tot Uitrecht, in'tleftleeden jaar, op den eerftenvan Wynmaantnaar Hen^Pred'- %^er P^aat^e > de Majeftraat te verandren ftond, 't'welk den Stadthouder kam Har- toekomt, was de Heer van Villers noch'svyands gevangen , enNieuwe- manstry* naar, die tot den tydt zynerverloilinge toe de Stadthoudery had aangenoo- ker, anders men , in Duitslandt om de boovengemelde werving van krysvolk te vorde- getynaamt ren. Nocht noodt, nocht vreez praamde tot voortvaaren met de vernieu- Modet. wing : ook ontbrak het aan geen voorbeeldt van uitflel t'andren tyde ge- fehiedt : en 'ticheen wel billyk dat men aan Nieuwenaarde eere beweeze van te toeven tot zyn' weederkoomfl , dewyl hy om 's gemeinen nuts wil uit was. Leicefter, niettemin, maghtighde eighentlyk tot het werk der verkie- zinge den Baroen Nort. Deez , uit den voetzande opgeholpen door gunft van Leicefler ( want zyn grootvaader was een vleeshouwer zyns ambachts geweefl) had den mondt gemaakt op eenighen aanzienlyken flaat hier te Lande: en men hield het doorgaands daarvoor , dat hy naa yt Stadthouder- fchapvan Uitrecht flak . Welk gevoelen verwekt was , oft immers zeer ge- fterkt, door de fchoonheit der kanfe die hy had om daartoe te koomen , ge- draaghen van den, Landtvooghdt, en reeds ten toon gefielt als een derde j tuffen twee die beide kuin ter fchuppinge flonden . Want Villers was der gemeente van Uitrecht wat in 'toogh , om dat zyn' gemaalin , zoogezeit werd, oover de Roomfche zyde helde , jaa mifïe binnen 's huis hoorde. En de fpraak ging , dat men hem, wen hy al los raakte, zyn ampt niet weeder zouw inruimen : dat ook Nieuwenaar , als daarin gekoomen flechts by ma- nier |
||||
DER NEEDERLANDSCHE HISTORIEN. 1177
nier van voorraadt, lichtelyk was af te wyzen. Hierneevens toonden de Pre- 1587.
dikanten en Hervormde burghers geen* minder geneeghenheit tot Nort, dan oft zy al t'zaamen gewenfcht hadden hem t'hunnen Ooverft'e te moo- ghen verwerven. Modet, moeyziek booven maate, en de voorbaarighfte zy- ner amptgenooten om zieh in landtzaaken te mengen > quam , alsdedagh der verkiezinge genaakte, de Graavin van Nieuwenaar vraaghen (een' byftre onbefchoftheit) oft zy geen'ty ding had van de doodt haares gemaals , dien men zeide in Duitslandt ooverleeden te zyn. Gewiiïèlyk , de Graaf was in groot gevaar geweeft, zoo ter zee als binnen der ftadt Bruinswyk , waaruit men hem , verdechtight van verftandt met haaren Hartoghe, dien de burghers waanden op demping hunner vryheit toe te leggen , had belaft te vertrekken. Als nu de Graavin antwoordde, dat haar van zulk een' zwaarigheit niet zeekerswas voorgekoomen , drong Modet nochftyver aan , zeggende. Ik bid u Me Vrouwe, verberght het ons geenszins, want wy kunnen niet lang zonder Stadt houder bfyven, en moeten om eenen andren arbeiden. Eevenwel, waarop* Nieuwenaar het nam , oft wathy voorwendde om de aantaftingte rechtvéirdighen , vind ik niet gemeldt. Maar de poorten der ftadt fton- den 'er geftooten ■> deganfche burghery in 't geweer. De acht Burgherhoplui- den vertoonden zich , met een deel andre Bevelhebbers, op 's Biiïchops Hof, daar de Stadthouder gehuift lagh. Wel üaaghd' het, dat de Oudt- keurvorft Truxes ende Oudtveldtheer Norrits juift op dat pas binnen Ui- trecht waaren: want, zonder de vlyt en voorzienigheit gepleeght by hen tot vellen der heevigheeden, 't ftond 'er fchendigh gefchooren. Nuwrach- tenzy , door hunn' achtbaarheit en tuflenfpraak , uit, dat alles zachtelyk zitten , en de poorten noch 's aavonds te vy ven weeder oopen", gingen. De Majeftraat beliefde den Graave met afdanken van Modet: en deez ( hoewel de Kerkraadc aantuighing daar teeghens deed, begeerende reede te wee- Modet ten) onthield zich , eenigheweeken, van de bediening des woords. Daar- "?ort afec" entuflèn-werd het gefchil bellecht: en Modet raakte thans , niet aüeenlyk j^SJ* weeder op ftoel, maar zoo diep in Nieuwenaars gunft , dat zy fint t'zaamen ^m. groote gemeenfehap van raadt hielden. Leicefter, hebbende nooyt ver- *docbraakt zuimt zyn* aanhangers, hier te Lande , door middel zyner vertrouwde- thans wee- lingen in hoope en hitte te doen houden, fcookte althans, nuhy ftond om deropfiod, haaft herwaarts te keeren , het vuur met eignen' handt. Brieven , daaraf ge- m m Nleti- teekent, liepen, aan amptgenootfehappen , aan enkele perfoonen, kerkly- wen*m ke , kryslyke, Majeftraatlyke , door de geweften, met befchelding der Staa- ^ketter ten oover de weederwaardigheeden hem toegedreeven ; die hy nochtans in n00^ {et vergeetenis , gelyk zyrt eighe gemak en genughten ter zyde , wilde ftellen, vum fa om de arme gemeente , zoo yverigh in geneeghenheit t'hemwaarts , van tweedraght grondtlyken ondergang te behoeden. Op deezen zin fchreef hy aan de met mee- Wethouders van Uitrecht , aandenBurghermeefterProunink, aan de Pre- ni&btcvan dikanten van Zuidthollandt, aan andren. In eenen brief aan Sonoy , dien hnmnt hyinzyn' weederfpannigheitftyfde , floeghhyuit , dat de Graaf van Hoo- henlo , door den Predikant Villers, den Heere Ambafïadeur en den Raads- heere Wilkes had doen aangeeven , dat hy Leicefter hier te Lande zeekre luiden onderhield om hem Hoohenlo te vermoorden : 't welk , zeid' hy, valfch was, en een' vond fcheen om , metzaayen van nieuweonluft , zyn' herwaartsreize te verachtefen . Van den toeleg op Hoohenloos lyf bleek , zeeker , nooyt yet: maar wel, dat Leicefters voorgeeven, van de boodfehap, beftelt door Villers aan Bukkenhorft, verziert was. Want, niet min d'Am- bafTadeur, dan de Predikant, ontkende de zelve gedaan te zyn. Villers , ook, zoude, myns gevoelens , naar de wysheit, ervaarenis, en hof kunde, waar-
|
|||||
r
|
|||||
ii ?6 P.C. HOOFTS VYFENTWINTIGHSTE BOEK
1587. waarin hy uitmuntte , zich wel gewacht hebben van de handt aan zoo difte-
ligh een' zaak te flaan , waaruit den Staate niet goeds , hem kleene eer te Verdragb verbeiden ftond. De voornoemde gezant, pooghende alle bobbelen van tuffen Hoa- twift te flechten , fleetindenHaaghe, by toedoen van Prinfe Maurits , het henlo en gefchü dat dus lang tuffen Hoohenlo en Eduart Norrits had in zwang Bauart gegaan. Aan d'Algemeine Staaten waaren , van hem , zeekre punten be- handight, op welke, getooghen uit den meergemelden brief van den vier- den in Sprokkel maant, hyzeide5 datnochtedeKooningin, nocht Leicefler, zich met hunne voorighe ontfchuldighing voldaan hielden , ende naader verklaaring begeerden. De Staaten , gedrongen van zyn aanftendigh ver- zoek, leeverden hem een lang gefchrift, dat, onderandrehooftftukken, die- nende t'hunner verfchooninge, en genoegh hier en daar van ons aangewee- Naader zen, deeze behelzde. Tot betoogh hunner eerbiedeniffe hadden zy den Graave verklaa- van Leicefler toegeflaan , voor 'teerfte maal eenenperfoon uit elkengewefte te nng , ge- kiezen tot Raadsman van Staate. Op 't verzoek van eenighe, meeß uitheemfche daan van <pre^ikanten, was by hem een Algemeine kerkenzaamening ver oorlofh daarin ■ . ,e'r beßooten ytgeen hungoedt docht -3 het zelve daarnaa beveßight by zyne Door- van den lucht igheit: alles zonder dies ooyt oopening aan d'Algemeine oft bezondreStaa- v'mden in ten9 oft Raadsluiden v anStaate te doen: waartoe zyn' Door lucht igheit (^zoo zy sprokkel- Staaten vaflelyk geloofden ^geenszins zoude verflaan hebben zonder geloof te maant, ter ge even aan de onrufiighe geefien, die de voorzeide Staaten enRaadsluiden voor aanfiendin- vyanden van den Gods dien ft afmaaiden, Onder V Graavengwiftelingen wift |
||||||
landtenZeelandt', endeganfchonervaarenin'tfiukderzeevaart en oorloghe
te waater, jaa in alle zaaken vanRegeering. De vooghdy oover Noordthollandt was aan Sonoy, oover Gor kim aan Kleerhaaghe, oover Vyaane aan den Heer van Lookre, oover Muideaan Baxy opgedraaghen , om gehouden te worden van *s Algemeinen Landtvooghds handt: en al dit zonder toeflemming des Rdads * Pas- van Staate. De * vryereizbrieven , uïtgegeeven by Burghgraaf op naame zy~ porten. . nerDoorlucht igheitf hadden naar Re cht e niet kunnen befiaan, dewyleenLandt- vooghdt, wen hy zich buiten degeweften vond, nooit toegelaat en was daarinne ' te gebieden. Korts hiernaa deeden de zelve S taaten, ter ernftighe begeerte van Bukkenhorft, de verklaaring hunner bezwaarniflèn oover Leicefters brüsken brief van den derden in Louwmaant leftleeden ; waaraf wy, ontrent dien tydt, breed t vermaan hebben gemaakt. Thans toonden zy hem verfcheide affchriften van brieven, die , gericht uit het Hof van Engelandt, voorneem- lykaandeUitrechtfche Burgherhopluiden , fnorkten dat Leicefler zich toe- ruftte om haaft herwaarts te koomen, met groote maght van volke , ruimer gezagh dan te voore , en alsdan een' andre wyz op het werk zouw zetten. Waaruit zy Staaten niet anders können oordeelen , dan dat Leicefler luiden om zich had , die niet alleenlyk de partydigheit queekten , maar ookaan- fticjiters der zelve waaren -3 en daartoe zynen naam en handtteeken gebruik- ten. Derhalven baaden zy den Gezant, zyn' Doorluchtigheit dies te ver- wittighen , op dat zy moghten weeten oft zpodaane afveirdighingen door haar bevel gefchiedt waaren : ook by de Kooningin te bemiddelen , dat haar geliefde , tot haaren eighen dienfl en de behoudenis der Landen , behoor- lyken raadt teeghens de fcheuringen te fchaflfen. Indien Bukkenhorft reeds totpleeghên van deezen plicht goede geneeghenheit* had , 't is wel te den- ken dat ze niet argherde door de erghernis hem gegeeven met eenen brief feedertin'tlichtgekoomen. Deez , gefchreeven van Daniel de Burghgraaf» en onderteekent van Leicefler , op den tienden in Zoomermaant, was ge-
richt |
||||||
DER NEEDERLANDSCHE HISTORIEN, tij?
richt aan zynen geheimfehryver Junius, en van hem, ter fmuik, aan ver- Xf$-é%
fcheiden' onbeampte luiden te leezen gegeeven. 'T welk, niet lang verbot ghen gebleeven voor 't waakend oogh des Heeren van Oldenbarneveldt j door hem den Staaten van Hollandt geoopenbaart wercl 3 met aanwyzing van wegh, ftonde, en plaats, om Junius, met het gemelde fchry ven oover hem, te betrappen. En 't mangelde den Staaten aan geen' moedigbeit om hem, by aantafting van zynen perfoon* tot voortbrengen van den brief te leicefters praamen: hoewel men hem dien weeder gaf, zich genoeghende met dub- ge^'m- bel daaraf genoomen > en aanzeggen dat zy den Landtvooghde behoorlyk fimPer vertoonen zouden wat misquaam den Lande uit zoodaane manieren van imm handeling te bev^eezen ftond. De zin des briefs quam hierop uit. Ju- a J* " 7iius hadde eenen keer door de 'goede jteeden te doen, om de welgeneigh- or(ie ^/ den, hem bekent, te vertrooften, en te ver zeekeren van de gunflighe gezint- Staaten heit der Kooninginne tot der Landen hulp , ende van zynen yver f hunnen van ml- dienfle. En aangezien dat van Bukkenhorft, oft andren, gepooghtwas den Ifudt, ter Landtzaaten te doen gelooven-, dat haare Majefteit zich beraaden vond pais ^^k6 vaH met den Spanj aardt te maaken, en daartoe hunne bewilghi?ig begeerde: zoo ^eeyen zoude hy Junius hun ronduit zeggen, dat die Ambaffadeur nooit zulken laß Ia^m ontfing y ende dat haare Majefleit, zonder eenighe handeling daar oover aan jnimjt te heffen, aüeenlyk gezocht hadteproeven, hoeverre de Kooning van Spanje van dien moghte denken den Landtfchappen, om eenervreede wil, te gemoetete koo- brief, men; maar dat zy, /peurende geerierley verzeekering van 't werk, voortvoer met toeruflen f hunner befcherminge -, gelyk bleek by %t zeinden eener vloote naa Spanje onder 'Draak, en by 't weederkeeren van hem Leicefler met merklyk getal van volk, betaalt en onderhouden by haare Majefleit, booven de gewoon* lyke troepen van byftandt. Ook hadde Junius dengeenen, die bevel oover de gemeinten voer den •> en andren daar 't hem oor b er docht e, te verft endighen hoe hy Leicefler weeder herwaarts quam, met betrouwen dat zy aftellende orde teeghens de voorighe zwaarigheeden, hem het gezagh, noodigh tot beleiding der Hooghe Heerfchappye, zouden toevoeghen, zonder dat hy echter gequelt wier de met het weederfireeven en dwars dry ven der Staaten. Ü)ie behoorden y met behoudenis van 'tgeene zy voorwendden, onder de Stadthouders van Kai* zar Kaar el en Kooning Thilips, gehad te hebben, ook te genoeghen onder zy* ne Landtvooghdye •, dewylhy geene zaaken van gewight begeerde te handelen, dan ten oover ft aan der Raads luiden van Staate, die men wettelyk uit Landt* zaaten kiezen zouw. Zoo verftond het haare Majefleit, hebbende hem belaß te ruggè te keer en, indien hy van de Staaten zoodaanighe maght niet verkry* ghen konde , als vereifcht werd om niet enkelyk Landtvooghdt infehyn en fchrift te weezen. Hier af wild' hy de vroomenverwittight hebben, op dat zy , 't geen hem , teeghens hunne goede meening., f hunnen achterdeele en bederve weedervaaren moght e, zaaghen bytyds te verhoeden. Hierop volgh* den twee brieven der Kooninginne, d'eene van den twintighften van Zoo- ym yiem mermaant in Franfois , d'andre van den eenentwintighften in Latyn , aan ven der den Raadt van Staate: noch twee vanden twintighften en tweeentwintighften Kooningin* der zelve maant, aand'Algemeinfchap. Geen van de vier, oft zy verfchoon- m ver- de daarby den Graaf van Leicefter, en ftelde, zoo den voorzeiden Raadt als fimn*n de Staaten, in 'tongelyk. Al welk fchry ven en wry ven, met het heimei yk LetceJ er> wroeten en t'zaamenrotten daaruit ontftaan , de Staaten , zonderling van de St%aten Hullandt, deed zorghen, dat hunne hoope, van den Landtvooghdt door tn >t on„e+ goede onderrichting op heilzaaraer wegh te helpen, ydel zouw uitvallen. lyk^te fiel« In deeze daaghen deed Don Antonio , verdreevenKooning van Portugal, len. aanftendigh verzoek, door zynen Ambafladeiir DiegoBotello , om viecen- CLaqqq twih-
|
||||
t.r.1
|
||||||||||||||||||
1158 P. C. HÖOFIS VYFEfrTWïNTIGHSTE BOEK
twintigh oorloghfcheepërt, t'zyner hulpe, van d*Algemeine Staaten te ver-
|
||||||||||||||||||
Don Anto-
nio van Portugal ver zoekt
vieren- twïnügb oorlogb- fcheepen van de Staaten . Zyn ge- zant roemt wonderlyk. van dingen |
werven , DeKooningih enLeicefter by brieven, Bukkenhorft by monde,
hielden ernftelyk zyn woortlt. Botello verguldde zyn' voorftel met hoogh opgeeven van zaaken , uitgericht op de Spaanfche kuft , door den ridder Draak. Die, zeid'hy, had, flaande,in Grasmaantleftleeden, dooreenen hoop fcheepen , zes hulken ter ftroome Guadalquivir ingejaaght, en ge- dwongen zich onder Sant Lücar en de daarby leggende fterkten te gaan berghen: meer dan hondert andre, zoo lichte als zwaare, leedighe als ge- laadene •, daaronder 't Ammiraalfchip groot neeghenhondert laften j ook zeer veele, gelaaden met hoepen, riemen, balken, en ander hout, noodigh tot uitrufting eener vloote •, voorts veele met wyn , koorn* oolie , vyghen, rozynen , en diergelyken voorraadt, op de-vlucht gedreeven : een Ragu- zeeërfchip van vyf hondert laften veroovert, dat drieëndertigh ftukken ge- |
|||||||||||||||||
door Draak fchuts voerde , en vol van allerley koftlyke waaren was : meenighte van
uitgericht, touwen, netten, eil ander vifchtuigh, verdronken oft aan fleetren ge- fcheurr. en deezen ganfchert zeekant met vuur en moordt verwoeft. Van hier was hy verby Cafcais, een'haaven in Portugal, gevaaren, daardeAm- miraal Don Alvares Baflano , Markgraaf van Santa Cruz, met een' toege- rufte vloot lagh , ende niet dan van verre eenighe koeghels liet oover- waäyen , zonder te darren uitkoomen. En 't befluit van deezen gezant quam hierop uit, dat men met eenighen goeden byftandt, te voeghen by dien van de Engelfche Kooninginne , de Spaanfche waapenen van hier af- wenden , en zynen Meefter weeder aan zyn Ryk helpen kon: anders der oorloqghe nemmer ontflaaghen worden. De Staaten gaaven orde, in Hooimaant, dat, ten behoeve van Don Antonio, neeghen fcheepen, naar gelang van zeshondert mannen, om vier maanden te dienen, zouden toe- |
||||||||||||||||||
* Con-
voyen en licenten. |
geruft worden, uit hetïnkoomen der * gelei- en verlofgelden, Dies richt-
te zich Botello aan Prins Maurits als Algemeinen Ammiraal, en aan de |
|||||||||||||||||
Raaden der Ammiraliteit zoo in Zeelandt als Hollandt. Maar men zond
hem van den eenen tot den andren, en worp, met fchryven en herfèhry- ven, dleivfydt oover fchouder* Eindtlyk betoonden de amptgenootichap- pen vanZuydt- enNoordthollandt, aan de Staaten dier geweften, dat het op dat pas niet moóghelyk viel de koften, noodigh ter voorzeide toeruftin- ge, uit d'aangeweeze middelen te vinden. Waaroover, en dewylnu'tge- tyde omyet zonderlingsin dit jaar tebedryven verloopen was, d'Ambaflä- deur zyn vervolgh tot in Wynmaant opfchorfte. Toen quam hy voort met een'vond, gefchaapen (naar zyn'gifling) gelds genoegh af te werpen, om tien oft twaalf fcheepen van geweldtin zee te brengen, die, buiten twy fel > vyftien oft twintigh andre , toegerirft by bezondre luiden op hun eignen gevaar, zouden meêlokken; jaaom, daarenbooven, een deelkrysvolx te werven , en noodighen voorraadt zoo van mondt als van oorlogh te koo- pen. Dit meend' hy te haaien uit een' lootery van veertighduizent gulden aan pryzen beftaande in baar geldt. Voor elk lootbrief ken zouw men twin- tigh Brabantfche ftuivers betaalen : ende elk huisgezin gehouden zyn niet min in té leggen. Maar, wie inleide en geen' prys kreeghe , dien had de Kooning d'ingeleide penningen weeder goedt te doen , binnen een jaar naa 't uitgaan der looterye. Doch, nochte deezevoorflagh, nocht gedruk- te reedeneeririgen geftrooyt onder 't volk ter gunfte van dien Vorft, nocht eenighe naader vertooning uit zynen naame, kon de Staaten, die genoegh te doen vonden aan zich zelve te rechten, tot verftrekking van middel t'zy- nen onderftande bcweegben. Hunne onderdaanen, nochtans, hoewel be- zwaart met hooghe tollen, op Hellingen , en fchattingen, van meenigher- ley
|
||||||||||||||||||
Kunnende
niet veel verfay- ghen, ßaat byeen' loo- tery voor: dit en alles vergeefs. |
||||||||||||||||||
DER NEEDERLANDSCHE HISTORIEN. n#-
leyfoorte, bleeven ongekneuft, jaagroey den teeghens den laft aan, in wel- if 8/i
vaart en rykdoom j by't genot der zee, en des koophandels. 'T fluiten der wdvaän Zont, door den Deen, gaf hun wel een'gevoelyke neep, fleurde de fchip- ^er veree- vaart grootelyx, en deed hetkoorn zeeropflaan: maar meer uitvreeze dan mBb<fe uit gebrek , en voor een' korte wyl. En men telde, in Grasmaant deezes ^1 jaars, luttel min dan zeshondert fcheepen, die uit het Vlie, ruim tweehon- ° dert, die uit de Maaz en Zeelandt, Ooft waarts t'zeil gingen. Onder den Deerlyke
Spanjaardt, daarenteeghens , zaaten de burghers neeringloos, mits de be-flandt der lemmering hunner haavenen en ftroomen : de boeren op een' fchupj mits spaanfeha de doortoghten en inlaaghen, het ruiten en rooven der foldaaten en vrybui- teren , zoo van d'een' als d'andre zyde. 'T welk, neevens d'onvryheit van Godsdienft , diegeweften ontvolkte, jaaghende honderden van huisgezin- nen naa Hollandt en Zeelandt toe: daar de berooyde de voorburghen dap- per deeden uitdyghen j de welgeflelde fteeden. zulx propten , dat men haare veften moeft uitleggen. Met het verloopen der luiden , bleeven de hoeven ongehaavent, de landen ongebouwt. Wooningen, fchuuren, ver- vielen .* 'T kruidt wies oover de puin heen, en bedekte de daaken. Greppels en graften groeyden toe. De ruighte , diftelen , doornen , verduifterden « weeghen en grenzen. De weelighe gronden gaaven ftruweelen op : en de wildernis nam zulx de ooverhandt, dat, eindtlyk, bollenen, akkers, wei- den , alle uit eenerley oogh ziende, niet te onderfcheiden waaren ; en nocht eighenaar nocht pachter de werf wift naa te fpeuren , waarop hy gezeeten had. Heele dorpen werden verbaten: ende, naar dat de menfehen minder- den , fokte 't ongediert aan. In de huizen quaamen wolven neftelen , en men vernam hunne jongen geworpen in de bedfteeden. jaadeeze gruwlyke beeften vermeenighvuldighden der wyze , in Brabant en Vlaandre , dat zy, by fchaarsheit van aas, niet alleenlyk het vee, maar wyven en mannen aanranzden 3 de kindren uit de wiegh oft der ouderen armen fchaakten y en , op een jaar ( zoo bereekent werd ) ontrent Gent, binnen tweemylen in 't ronde, wel hondert menfehen verflonden. €rroote reekels en doggen, dervende aanhoudt envoedfèlj veraardden tot wolven. En ik heb uit eenen ooghgetuigh , dat zeekre vrouw , die men erghens geweighert. had by aavondt ter poort' in te laaten, ter naafte morghenftonde gevonden werd, verbeeten van de honden , en haar' borften van 't lichaam gefcheurt. Uit dus byfter een' woeftheit volghde dierte , grooter verre, dan eenighe ooit hier geproeft buiten beleegherde veilingen. Ook voelden zich die oorden als eensdeels geblokkeert: dewyl de Hollanders en Zeeuwen geen der- waarts voeren van graan gedooghden , houdende de Vlaamfche kult, en zelfs de Elve> deWeezer, deEems, met fcheepen van oorlogh bezet: uit zorghe voor eighe behoefte , oft op hoope van 's vyands onderzaaten ge~ lyklyk , door d'uiterfte benauwtheit, tot afval te brengen. Dan, hiertee- ghens, voorzaghhy, ftoffeerende zyn'grenzplaatfen, daar 'tkrysvolk lagh, met genoeghzaame eetwaaren •, zoo dat de middellandfche fteeden, ziende geen'algemeine opftending te bekuipen, en, zonder dat, geen' uitkoomft, haare ellenden met opgedwongen geduldt rnoeften draaghen. Zy kreeghen, nu en dan, wel yetuitDuitslandt enVrankryk: maar, 't kon zooveel niet maaken, oft de rog quam ontrent achthundert gulden 't laft te koften-, de terwe naargelang. Dies biek men broodt van boonen, er weiten , haaver, boekweit: jaa vond der, die raapfcheilen , geleezen uit de vuilnishoopen s 'tbinnenfte van koolftruiken, en ander gewas, dat by lydetyke tyden ver- worpen wort, te ly f floeghen, om 'er de ziel in te houden. Tot Brug ( zoo Méeteren meldt) werd een doodehondt opgeraapt en gegeeten. Hetjfnoo^ Qjjqqq 2 dg
|
||||
ii6ö F. C.HOOFTS XXV. BOEK DER NEEDERL. HXST.
1587, de not, getooghen uit dit onguur en heilloos tuigh, baarde bederf van inge-
want, rotting van bloedt, vreemde quaalen, zeldzaame ziekten: zoo dat vaa- ke de luiden, naa langquynen, niet min deerlyk een eindt naamen, dan de geenen die van honger verfmacht, oft van peft werden weghgerukt. Want deeze was ook een* fchaakel aan den ketting der plaaghen, dien 's heemels tuch- tende handt tot bedwang der aardfche zonden gefmeedt had. Eenighen, ech- ter, die vangereede penningen voorzien waaren, voelende zich alleenlyk in de burze gegeeffelt, kreunden zich der ellende van hunnen naafte zoo luttel, dat zy liever, dan diens raazende maagh yetwes te ftillen, hadden hun geldt in eerlooze ooverdaadt te verquiften •, nocht fchroomende, nocht zich fchaamen- de eenen kabbeljauw tot tweeentwintigh, drie bollingen tot neeghen gulden, de oefters tot zeeven duivers 't ftuk, te betaalen: 't welk binnen Bruflel gebeur- de . Maar Eedelen en voortreflyke burghers, belaaden met zwaare huisge- zinnen, en gewoon van tydttot tydtop hunnerenten eninkoomften te tee- ren, zonder merklyke fommen in kafïè te houden, moeften, zouden ze leeven, eerft hunne kleinoodje en koftelykften inboedel,daarnaa hunne ontilbaare goe- deren , tot zeer geringen pryze, verpanden oft ganfchelyk afftaan. Een bun- der goedt lands ging voor vyventwintigh, twintigh, vyftien, jaa tien gulden. De renten, die men teeghens den penning zeftien, achtien, oft twintigh plagh te koopen, waaren althans te bekoomen teeghens den penning zes oft zeeven. Ryke luiden, hierdoor, vielen in deuiterftearmoe: en men merkte, binnen de befte fteeden van Brabant en Vlaandre, dat eenighen, gekleedtin zyden laaken, by donkeren aavondt, uitangft van anders bekent te worden, om broodt baaden. Eenfchryver, van dien tydt, wil dat de dierte niet uit man- gel van graan fproot, maar gierigheit der geenen, die dien handel dreeven, en koorenbyters van hem genoemt worden. Deeze, naar zyn zeggen, zwoe- ren , by flappe markten, dat zy geenen voorraadt altoos hadden: en, wen de waarwatwillighde, wiftenvan hunne folders, die vol laaghen, genoeghte leeveren. 'T welk, behalven dat het flechts by eenen perfoon alleen verklaart wort, lichtlyk te weederleggen is. Want de Majeftraat, oft zelfs de gemeen- te, zoude, naar allen fchyn, deeze fnoodtheit wel vernoomen, en, by wee- ghe van orde oft onorde, raadt daarteeghens gefchaft hebben. Ook getuighen verfcheide aanteekeners der dingen van dit jaar eenftemmighlyk, dat de boo- vengemelde belemmering der waateren, en belet des landtbouws, oorzaaken der behoefte waaren, tot uitwerking der welke, zeeker, meer niet behoefde. Dies dunkt my gelooflyker, dat deeze man , mifïchien opgemaakt van de Spaanlche regeerders, gepooghthebbe, met dit uitgeeven, den volke 't ge- voelen t'ontpraaten, dathetiftdemaght der vereenighde geweften was, den andren de keel toe te knellen. Wyders, gelyk de noodt nyverheit, en trek in koopmanichap toevloedt baart -, men fcherpte fint de zinnen bet op weering van 't loopen en ftroopen des krysvolx* viel met vlyt aan 't ploeghen en zaayen: kreegh ook meer koorns van buiten dan te voore. En de akkers betaalden den achterftal, ten naaften jaare, met woeker, in meenighvuldigheit van halmen grof heit van aaren. Boovendien was 't meel zoo voedzaam, dat de menichen toen een derdendeel broods min agten dan in de dierte. Al 't welk een* ruimte bybraght, die, van twintigh tot een, den prys der graanen deed daalen. |
|||||
P. C. HOOFTS
|
|||||
Iï6t
|
|||||||
P. C. HOOFTS
NEEDERLANDSCHE
HISTORIEN
|
|||||||
ZESENTWINTIGHSTE BOEK.
E Hartogh van Parma > zoo wel gevaaren by 't gety i<%ft
der wanorde, vlietende mt de misverftanden tullen de Staaten en Leicefter, dat hem in den winter ge- lukt was 't flot Wouw , de ftadt 'Deeventer, en de groote Schans op de Veeluw , met lift te vangen, ver- zuimde niet, zoo ras als 'tweeder hem ook begon te dienen, 't zeil van geweldt daarby te zetten. In *f*t4 : 't eerft van Bloeymaant, zond hy , dreighende de *' Veeluw , en quanfuis daar langs tot Hollandt in te mePn" breeken, vierduizent mann' te voet* en duizent te paarde, onder den Heer <;*/<fcr- van Hautepenne , naa Gelderlandt: maar, meinende Sluis, begon ter zelffte landi-.maat tydt in Vlaandre, ontrent Brug, zaamening van foldaatye te maaken, die zich beeft bet o? verluiden liet, dat haar de Heer van der Motte naa Aardenburgh voeren sluisge- zouw , omme van daar het uitweiden der bezettelingen , zoo van Ooftende mmu als van Sluis, te beletten. Daarentuffen vergroofd* hy vaft van ruiters en knechten , geworven in Italië , door den Markgraaf van Guafto, Camillo Capizuchi, CarloSpinelli, AlexandrodeMonti, en andre Ooverften. Tot Antwerpen werd meenighte van zakken gemaakt ; en ruchtbaar dat het was om aarde daarmee te draaghen. 'T welk, kunnende anders bequaame- lyker met korven gelchieden , gelooven deed dat men ze in't waater gebrui- ken wilde , om 't verzyghen en verfpoelen der (toffe voor te koomen ; en derhalven 't oogh meer op S luis dan op Ooftende had 5 waaraan te voore ge- twyfeltwas. De Hartogh , eintlyk, vertrokken uit Bruflel, den zeevenden van Zoomermaant, quam op den achtften binnen Brug. Waaroover de Groene* Steêvooght van Sluis Jonker Arnout van Grqeneveldt, dies verwittight, vel(it St^~ 's andren daaghs den Hopman De Ridder, met anderhalf hondert mann', voo&bt vm uitzond , om de geleeghenheit van's vyands zaaken te bezightighen. Dee- s u!sz>eJn * ze knechten, verneemende, ontrent Zoomerghem , veertigh vendels Span- A4Pa^ jaarden , liepen een huisoopen, dat ter zyd' af en vol fbldaaten lagh -, naamen- der zeeven gevangen •, al den andren 'tleeven -, voorts , uit vreeze van be- zet te worden, hunnen wegh te rug. Ziende, by Eekeloo, op de Lieve > ver- fcheide fcheepen, onder geleide van etlyke Borgonjers-, vielen z' opdeeze, floeghen ze af, en vonden, in de fcheepen, tweeëntwintigh kartouwen, veel buflèkruids , koeghelen , en ander krysgereedfchaps. Hebbende 't kruidt meeft in't waater geworpen, en denkende van een deel der refte loopend vuur te maaken, om 't ander t'ontfteeken en de fcheepen te vernielen , kree- ghen zy zes vaanen ruiteren in 't gezight. 'T welk hun ried zich door te fpoeyen naa hunne bezetting toe-, daar zy'tp zonder afbrek te lyden, maar niet zonder groot gevaar te loopen , aanbraghten. De gevange Spaniers, wel ondervraaght, verklaarden eendraghtelyk"dathetop Sluis gemunt was.; Q^qqq 3 DiC
|
|||||||
itóz P. C. HOOFTS ZESENTWINTIGHSTE BOEK
1587, Dit deed, dat Groent veldt terftondt naa Zeelandt , om volk, en voorraadt
Verdoekt zoo .van mond' als van oorloghe , zond 5 zynde de ftadt fchaarfelyk van al-
hulf uit }es 3 en ze]fs van koorn voor geen' vyftien daaghen , voorzien: dat hy zich
Zedandt. ook hoedde van eenigh getal zyner bezettelingen , die ongeveerlyk duizent
nkjm mann> m0g[lten uitmaaken , naa Ooftende te fchikken > oft Jfchoon Parma
in'teerft , om hem daartoe te porren , een begin van beleeghering dier plaat-
fe , met inneemen van veldt daar ontrent en Hellen van ichanskorven ,
Begrvo- veinzde. De Kardinaal Bentivoglio fchat het heir op achtduizent mann' te
ting van voet} en ^einighe te roile. Campana, en de Spanjaardt Carnero, ooghgetuigh
}eu der zaake , verklaaren , dat het niet dan uit zesduizent knechten , maar
oudt, geoeffendt volk , en kleen getal ruiteren beftond : alzoo de nieuwe
troepen uit Italië te fpaade quaamen om dien zoomer gebruikt te wordenj,
en de paarden van geringen dienft waaren in 't gebrooken landt van dien
oordt. Doch , hunne begrootinge van 't voetvolk fchynt naauwlyx aannee-
melyk : gemerkt de zelve Campana meldt, datFarneezenaamaals bekende
vyvenveertigh Hopluiden voor Sluis verlooren te hebben , en meer ibldaa-
tën dan onder Venlo, Nuis, enBerktezaamen. Wyders, des Hartoghen
Blanken- eerfte werk van ernft was 't bemaghtighen der fterkte tot; Blankenbergh , die
bergb ver- heni) op zight van't gefchut, werd ingeruimt, verlichtende alzoo zyn'zor-
oovert van gjien voor aanftoot van die zyde uit Ooftende. Op den elfden der maandt,
naamiddagh , quaamen de Spaanfchen , ooverdedrooghte, op'teilandtvan
Begin der Kadzandt j en zich neederftaan ontrent een' plaats genaamt Ter Hofftee-
bdeeghe- dê 5 0p een5 dyk , ten midweeghe van de kil, die verby de ftadt naa zee
rmge van ]00pt Vallende daar ftrax aan 't fliehten eener fterkte , om daaruit dien van
™s' binnen, metkraft van grof gefchut, den toevoer af te fnyden , pooghden zy 3
fchenmaa- midlerwyl, vergeefs, 't zelve met mosketten te doen. Wanteen deel lyf-
keneen toghts, ter haaft' uit Zeelandt afgeftuurt, raakte behouden oover , onder ge-
fibans aan lei van een' kromfteeve, die metd'eerfte fcheut acht mann' van den vyandt
't waaier, velde. Ten zelfftennaamiddaaghe, ontrent zes uuren, quaamen, doordefpuy
dat van de van Blankenbergh , zesentwintigh Eertvelders ('t is een foort van groote
padtaf naa fchuiten) gelaaden met ftaketten en ander tuigh , om de vaart te belemme-
*"" °T't f en. Maar de Staatlche oorloghfcheepen naamen der zeevehtien oft ach t-
fche oor- tlcn' en ^hooten der eenighe te gronde met maatroozen met al. De vyandt,
loghfchee- ee ven wel, hervattende zynen toeleg , maakte , met een deel diergelyke
penneemen fchuiten , vaftt'zaamengehecht, enwelgeftoffeertvanbootsluiden,loldaa«
ettyke ten, en gefchut, het waater te fluiten , wat booven zyn' voorzeide fterkte:
fchuiten des encJe worp, t'hunner verzeekering, t'elken einde van de rye, aan den oever,
vjands. een fchansken Qp. Teeghenoover de haaven der ftadt, aan ginszyde van
/ m e't ,twaater waai*en twee voorfchanfen gemaakt , d'eene ongelyk ruimer dan
echter de d'andre; om 't planten aldaar van vyandtlyk gefchut te beletten. Daaren-
vaart. booven beftreek men, uit beide deeze,, inzonderheituit de kleine, genaamt
Twee Bekaf, metdwersfeheuten oover den Brugfchen dyk , den voorgeevel der
voorfchanj- weftpoorte, die op den zelven uitquam: zulx het den beleggere genoegh-
fender zaam onmooghelyk was, dit langs (en nerghens anders wild'het de grondt
ftadt, lyden) dicht onder de ftadt te raaken , zonder eerft Bekaf vermeeftert te
hebben. Hy waaght dit dan , met een'deel Waaien, die , onder den Heer
vanStrepigni, SteedehouderKornel van Hautepenne, effen voor midnacht
naa den dertienden der maande, den wal beklommen -, en , ingebrooken,
Veklein- hetweinighfbldaaten, daar gevonden, (uitgezeidt eenighe met zwemmen
ßewon ontglipt, en een Bevelsman die gevangen bleef) afmaakten 5 toghtigh naa
veroovert. Wraak , omdat'er hun Ooverfté , neevens een goedt getal hunner Ipitsbroe-
dren, in den opfprong het leeven verlooren had. Sint viel den vyandt het
naade-
|
||||
DER NEEDERLANDSCHE HISTORIEN, tjtfj
naaderen wat veiligher': zeer bezwaarlyk nochtans. Want, een boodem, i f8f,
zoofmal als dedyk met zyn' enkele bermten , en zonder boghten, liet niet iïaader*
toelan^e gangen te gaan met het laveeren der loopgraavei! : de korte koft- »#»ƒ«
den veel arbeids en tyds. En oft hy fchoon, op hoopevan inde rechtte te V*"^J
vorderen, zeekre gekanteelde fchermen van hout toeftelde , die, rydende op Br*ßm
maden, elke van vier foldaaten aangekruit werden , de vond beftaaghde zoo ^
wel niet als zy vemuftelyk ontworpen fcheen. 'S daaghs naa 't veroovren '
van Bekaf, braghten Hopluiden Rogier Wiljams, Franiöis Veer, Baskernel-
de , en Huntley, bet dan zeshondert knechten in Sluis: en fterkten de bor- Groene*
ften met toezeg , zoo van meer hulps en lyftoghts , dat volghen zouw , als veldt
van gewis ontzet. Groeneveldt, weetende wat de weêmoedt der wyven ^Mt np
vermagh omde mannen murw te maaken , fchikte flux het zyne , neevens »;ƒ«"«/•
die van zyn Hopluiden en van veele burghers ter ftadt uit. Men had , des T£Jt[
morghens vroeg , uit den Blaauwen Toorn , begoftde verloore fchans met
Een tee-
grof gefchut te groeten. Nu wilden 'er de verfch ingekoomen' Kngelfchen ghmfi\m*
naa toe, om ze den vyandt weeder af handigh te maaken . Maar de krysraadt ymg ge. oordeelde dienltigher een' teeghenfchoeymg voor de groote fchans op te maakt voor werpen- 't welk met groote vlyt werd aangevangen. Thans dacht men aan de groote 's Heemels hulp , en de zelffte Raadt beval , in't op-en naa't aftrekken der /™£' wacht,'s aavondsgebeeden, 's morghens dankzegging te doen , om en voor ^ ' de bewaaring der ftadt ende fterkten. De beleggers , zeer gequelt van ^
'tfchieten uit den Blaauwen Toorn , pooghden dien , in 'teerft met twee der h(le<,_ valkonetten ,* geplant tuften fchanskorven , achter Bekaf, te krenken 5 daar- gberden.* naa met een' beukery van eenighe (lukken, dieachtentwintigh pond' yzers Zy hou- worpen'. Die van, binnen , daarom^ vreezende voor't vallen en bederven geneen* der hunne , dewyl de toorn onge vult was , maakten ze daaraf te lichten : en J^iJ^f beloften , op viichboots en hoekerboots , die feedert,' als onbequaam om ^ hunne hooghte , aan fchuiten verwiflèlt werden , een' brug te bouwen 00ver Jchan$t 't Pas oft veer tuften 't voorlandt der fteêvefte en de groote voorfchans , om Dappere den ibidaaten, die'r in laaghen , t'allen ftonde temooghenbyftandttoeveir- uitval met diehen. Ook deeden zy eenen uitval , flechts met vyftigh oft tfeftigh klem volk- knechten , dan zulk een' dapperheit , dat zy , verliezende niet dan eenen De vyandt man , etlyke Spaanfchen om den hals , en al den oordt van 't leegher tot SJJJJJ^ Sant' Anna in roere , braghten . Maar, als, inden aavondt, zeeventien oft j5/J^_ achtien fcheepen , hebbende krysbehoefte en eetwaaren in ftadt gebraght, mnde: weeder naa zee keerden, vervielen 'er vier op een' plaat, en werden genoo- vim ge* men van den vyandt, die ze ten oorloghe toeruftte. Eenige vrouwen en filmt op bet kindren, gevangen onder andren, hield hy drie daaghen, en zond ze toen voorlandt naa ftadt toe. In't aanbreeken van den zeftienden der maant, beftondhy derKf' gefchut, op de drooghte van't voorlandt der Kadzandfche duinen, te plan- ^ ten : 't welk een vlieboot van oorlogh, waarop een Hopman Pol gebood, en Kr ' noch een imakzeil vol krygsgereedfchaps , benoodighde zich oover te gee- meder ven , alzoozy beide aan den grondt zaaten . Dit deed den moedtderbelee- twèefihee* slierden eerft wat waggelen ; maar wracht , als zy tot hun tweede gedacht pen 1 quaawen , een' tzaamenklitfing der harten , om zich , met dies te ftyver Naadert ftandt, teeghens de fchok der weederfpoedt t'fchrap te ftellen. Elk prikkelt **"«« den ancien met fnerpendewoorden: en de burghers, tot bewys dat zyeen' J™^ zelfftezaakdreeven, laaten , onder de vendels der foldaaten, de hunne, op ^ m> de bolwerken , vlieghen. Opéenzeeventienden,zagh men , buiten Bekaf M,^w ter zyde , de Spaanfchen met de fpaa in de aarde , om der groote fchanfe te gemaakt 1 naaderen: in welke de Staatfchen , om ze bet teverzeekren , een' vlerk af- andre wer- proeven /die zy Nieuw Bekaf noemden. Teffens paften ze hunne wallen te ken elders > & " « dik- |
||||
ii6fr -P. C. HOOFTS ZESENTWINTIGHSTE BOEK
}1%7: dikken j eenighe werken in 'tNoorde achter 't Slot, en buken de weftpoort
opden Brugfchendykeen'kaade, temaaken, die grootelyx diende om den vyandt met handtgefchut tebefchaadighen, en tedoen afftaan. Total ditte gebruikte men , in 't eerft , de gevange foldaaten en boeren: daarnaa moe- iten 'er ook de bezettelingen aan j doch zoo, dat ze, naa drie uuren arbei- dens, weeder.drie uuren raften moghten. Alle, niet min der burgheren als * der foldaaten wyven, inftadtgebleeven, wrochten, gepreftbyuitroep met de trom, aan de vefte achter dekeeten, tuflèn den Blaauwen en den Smee- toorn: en noemden die fterking den Vrouwen-, zommighe den Venusbergh: waarop, als zyvoltooyt was, vier kartouwen geplant werden, om eenighe fchanskorven te befchieten, die de vyandt, op den Middeldyk, tuflèn den Tweede Noorddyk en de ftadt, geftelt had. Terftpndtnaamidnacht voor den twin- uitvalder tighften der maant , vielen de beleegherden ten tweeden maal' uit: dwon- beleegher- gen <je aan vechters , met neêrlaagh van etlyken der zelve , hunne voorfte Aen' befnydenis, tuflèn de groote Schans en Bekaf, te ruimen, en keerden te rug zonder ander leedt te lyden, dan dat de Wachtmeefter der groote fchanfe ge-
wondt werd. Ter andre zyde braghten, in deeze nacht, de beleggers hunne fchanskorven op een punt van den Noorddyk , om de weftzyde van de Het vaa~ groote veiling te beuken. Het vaaren der fcheepen was nu ganfchelyk be- ren uit en let •, zoo dat men nocht heen nocht weeder kon, dan met behulp van zwem- inis belet. men. Door dit middel maakte eenEngelfchHopman , gebynaamt Herts, Sehrpen neevens twee foldaaten, op den eenentwintighften der maant, in de ftadt van Lei- te koomén, met eenen brief van Leicefter, en eenen van den Burghermee- cejeraan ßer ja|r0b van «jer Helft. Die van den Graave hield aan Groeneveldt, en veldt 4 geklagh in, oover d'onbillykheit, waarmeede de Staaten den zelven zouden bejeeghent hebben : voorts vertroofting met belofte van ontzet, waartoe reeds zesduizent mannen geworven waaren , en andre tienduizent naa te zeinden. De Burghermeefter fchreefniet bezonders, dan dat een zoon van zeekren Engelfchen Graave, met brieven derKooninginne, voor 't gat van Sluis was ge weeft -, maar weeder, oo vermits hy niet zagh door te raaken, ver- trokken naa haare Majefteit: doch eerft, zoo veel als doenlyk viel, kennis Schiet met van de gefteltenis der beleegheringe genoomen had. 'Sdaaghs hieraan ftel- grofge- den de verweerders, op den Vrouwen bergh, twee kartouwen, waarmee zy fcbut van meermaals door 's vyands fchanskorven, geplant op den Middeldyk, tuflèn weederzy- den Noorddyk ende ftadt, fchooten. In weerwraakvan 't welke, deaan- den. vechters etlykeyzers door de huizen joeghen j en, ter zelve tydt meer dan hondert naa den Nieuwen Dam 3 een bolwerk zoo genaamt 5 daar , van twee Engelfche foldaaten elk beide zyn' beenen verloor. Dit ichieten, vaft Biddmh met gelyke fchaade, werd's andren daaghsby den vyandt hervat. Denvier- binnen entwintighftert der maant vierde men binnen Sluis , met vaften en bidden sluis. om een' heilzaame uitkoomft. Des aavonds keerde Hopman Herts, verzel- schryven fchapt van drie andren, naaZeeländt, om den HeerRuflel, Ooverfte tot van Groe- Vlifllnge, en denOudtveldtheer*Norrits, van den ftaat der ftadt teberich- mveldtaan £ejl , fom Groeneveidt 00k aan den Ambaffadeur Bukkenhorft by eenen hor ft met brief vertoonde ; niet zonder de Staaten, ftilzwyghens, van onach^aam- beriflin? heit ^ berifpen , met vermaan dat zy 't beleg maar voor een' blokkeeringe derstaa- hielden j en dat hy, booven de helft der krysbehoeften , die zy fghreeven ten, hem toegefchikttezyn, niet ontfangen had. Voorts vielen de verweerders, Derde ét- ontrent midnacht, nuten derden maale, uétj en tot in de eerfte befnydenis
val der bc- ^ Spaanfchen ontrent Bekaf. Hiermee was 't aangezien op gevangens, leegherden. en kunc[fchap daaruit, te bekoomen: maar de woede der Engelfchen wift van geen maathouden. Zy braghten 't al, wat ze kreeghen, om hals i en zelve
|
||||
DER NEEDERLANDSCHE HISTORIEN. u6?
zelve 't lyf 'er af > hoewel zich hunner een meteen' fpiets'inde zyde ge~ 1587.
grieft voelde. Ter naafte morghenftonde quam een man binnen Sluis, die, uitgemaakt van den Ooverfte Rufïèl om 't leegher te befpieden , vier ofc vyfdaaghen, als zoetelaar, onder de Kooningfchen verkeert had, en hun, quanfuis omhaaver te haaien, tot Aardenburgh een'fchuit ontleent 5 waar- mee hy tot heind by de ftadt was gevaaren. Hy meldde nochtans meer niet, dan dat den vyandt geen volk: 00ver fchoot, ende veel aan zyn' noodrufc ontbrak. Inde volghendenacht, tufïènelven en twaalven, deedendievan Vlerdi de ftadt en van de fchanfe t'zaamen den vierden uitval, en teffens hun grof mml- gefchut den vyandt met fchroot groeten. Dit koftte hun eenen aadelborft, die gevangen bleef: maar meenighen beleggere lyf oft lidt. La Motte zelf, die 't bewindt oover de genaakgraaven had , werd zulx inden rechten arm aUotte getroffen, dat men hem 'tleeven niet verzeekren darde, zonder dien heel JUt' af te zetten. Andren zeggen, dat hem een koeghel ter hiel' in , en tertee- nen weeder uit, vloogh: andren, dat hy in'teenezyner beenentwee won- den ontfing. Acht waaghens met gequetften werden naa Brug gevoert. Op den eerften van Hooimaant begoften de beleegherden , door de fol- Een numf daatswyven, een niepw bol werk te doen opwerpen, om, vandaar, den wal Ymr^m van nieuw Bekaf te mooghen beftryken , zoo de Spaanfchen dien befprin- * A \&m gen wilden. Dit noemde men 't Kindt van den Vrouwenbergh , waaraan het gehecht werd. Op den tweeden braghten etlyke bezettelingen, uitge- gaan om hun geluk te zoeken, zeekere zoetelaars in, óie zy betrapt hadden. Eenighe andre achterhaalden eenen Engelfchen ooverlooper , die daatlyk gehangen werd. De zoetelaars, ondervraaght, verklaarden, dat het grof gefchut, ten ty de vanden laaften uitval, wel vy f oft zeshondert mannen ge- veldthad , zeer veelegequetft, en La Motte in zyn' voet. Op den derden paften die van Sluis echter eenighe booden, met brieven, uit te kryghen. Dien aavondt maakten die van de groote fchans gelaat van weeder te wil- Veinzen len uitberften, op dat de vyandt, neemende ftandt tot teeghen weer , zich van te ml- bloot gaave : gelyk gebeurde. Toen gingen de mosketten los , en torn- {** üttval- meld"er't grof gefchut onder, met lanteirnen vol vanfpykers, looden, en !** **** keyen : waarop ftrax een aakelyk kryten en kermen van foldaaten en del- JJjJ^ versvolghde, tot duidelyk teeken van fchendighe moordt. Immiddels_™m. braghten de beleegherden hunne brug , die oover 't Pas lagh , aan de ooft- Zwaarc zyde van 't hooft der haavene, uit het gezight der Spaanfchen, die een' be- fibaade des fnyding op 't fchor gemaakt, envandaarzommigheoovergangersgefchooten ^lven. hadden. Op den vyfden gaf de vyandt vinnïghlyk vuur , zoo teeghens de ftadt als teeghens de fchans: en feedert wakkerde daaghelyx hetfpelvanzyn gefchut. De verweerders, niettemin, toonden zichonvertfaaght, fpattendenu en dan ten wall' uit, en ooverromplende zyn' waakers, in hunne eighene wer- ken. Terwyl de Hartoghvaft voet voor voet naa Sluis dong, deed de Heer van Hautepenne fchielyk eenen fprong, waarmee hy zich eensklaps bin- luntepen- nen Gelder worp. De Ridder Marten Schenk, te wiens gebiede de Oover- »e krygbt oordtvan'tLandtfchapftond, had, omzeekren äanflagh te verzoeken 5 een Ge^er deel volxuit die ftadt gelicht: hpewelhy zelf, en verfcheide heeren van de • ver" regeering , aan de trouw vanden Steêvooghdt, een Schot AriftotePaton rM tm geheeten , zulx twyfelden, dat hem niet anders in zyn ampt hield , dan Lei- cefters meergemelde lchrift, verbiedende den Raade van Staate eenighen Ooverfteaf te zetten. Paton, nochtans, ftond niet wel met Leicefter. Van Hoe dat wien hunner beide den andre d'eerfte en wat reede tot onbenoeghen ge- toe&irig • geeven was , vind ik nerghens : maar dat de Graaf, voor zyn vertrek, hern gedreight had te fchuppen , en eenen Stuart in zyn'plaats te planten. Dee- Rrrrr ze
|
|||||
£---
|
|||||
UM P. C. HOOFTS ZESENTWINTIGHSTE BOEK
1587* ze waarfchuwing» die veillighlyk met den ilaghzouw te doen geweeft zyn*
ried den Schotte, om dien voor te koomen, oover eedt en eer heene, en in handeling metHautepenne, te treeden. En't was geen toevens tydt docht hem, die al eenighe lucht van zyn' verdechtightheit wegh had > booven ty* ding dat de Graaf inEngelandt niet lang toeven zouw. Hy fchiktdan hei- melyk zynen broeder Willem Paton uit, om voor tuflènboode te dienen, en zet de ftadt op geldt. Zynde de koop klaar > de nacht ter leeveringe be- flemt i maakt hy zynen volke dietfch , dat Schenk toen met een deel rui- ters zouw inkoomen, ende hem dies verkundichapt had: 't welk, als meer- maals gepleeght van Schenk> lichtlyk gelooft werd. Thans vertoont zich Hautepenne met etlyke paarden voor de poort $ wort ingelaaten 5 van een deel knechten gevolght j en alzoo gemaklyk meefter. Wel (lelde de bur- ghery zich eenighszins tot weerbieding: maar, fpeurende dat het te fpaade was , naamen d'eenen de vlucht naa de veilen , en berghden zich door de graft -} d'andren naa 't blokhuis , waaraf zy met raniben raakten. Eeverhart van Reid, verfchillende van d'andre fchryvers in den oorfprong deezes on- heus, wyt het eenen wangflaaghe, gegeeven aan Paton, van Schenk: wiens verlies wel het zwaarfle was 5 alzoo hy ( booven verraadt van koorn en haaver ) veel' fchoone paarden , fierlyke waapenën , koCllyke Hukken huis- raads, en bykans al zyn roerende goedt, hier had. Hautepenne verfchiep terftondt de Majeftraat, en braght den Roomfchen Godsdienft weeder op VrmsM.au- den ouden (lel. Ontrent den zelven tydt quaamen Prins Maurits en de rits en de Graaf van Hoohenlo tot Brabant in flreeven , om te proeven oft erbar- Graaf van ming oover het platte landt maghtigh waare den Hartogh van Sluis af Hoohenlo^ te fleepen # 2y verbernden vericheide dorpen en gehuchten * pionderden de doen een jjujzen van Loon en Boxtel, bemaghtight door grof gefchut j en vervul- Brabant* ^en ,|:geWeft met geweldighen fchrik. Maar , 'tgenaaken van Hautepenne Hoohenlo deed hen de hertoght neemen: en Prins Maurits reizde naaZeelandt, daar voor de Leicefter verwacht werd. Hoohenlo , niettemin , worp een' brug op de fchans van Maazej en 't leegher om de ièhans van Engelen, een uur gaans van Shar- Èngelen. toghenbos. Daar vervorderde zich Hautepenne, op den dertien den van Hamepen* Hooimaant, hem te beftooken, enfloegh hem aan den kant van driehon- Mjgefcboo- ^ert mann» af. ^an verloor der noch meer •, werd zelf van den paarde ge- 'Iraf. fctiooten , ende ftarf aan de wonde , binnen Shartoghenbos , zonder den Defebans aavondt te behaalen. Derhalven , naa 't afftaan van weinigh beukens» gaat oover. zwichtte de vefting , en ooverquam met Hoohenlo. Thans gaf men haar hechter form, en den naamCrevecoeur, dat Harteberfl zeggen wil. Dee- ze toeval braght den Graaf in bekooring van yets teeghens den Bos aan te vangen, by weeghe van ooverwaatering der landouwe , en affheê des toe- voers : dewijl 't zich , gelyk andre plaatfen aan 's Koonings zyde, op dat Hoohenlo pas noch fchaarfèlyk van eetwaaren voorzien vond. Ende, waar' hy wel inge- quaatykjn- volght geweeft , het fcheen gefchaapen , dat de vyandt hadde van deeze
gevolght: ftadtï oft
van Sluis, moeten fcheiden. Dan, kryghende het vierendeel niet
Ti° ld van de benden verwacht uit Gelderlandt, Vrieslandt, en't Sticht Uitrecht»
* kend' hy zich veel te zwak om dit voorneemen in 't werk te ïlellen. Im- mers dus luidt zyn verantwoording , naamaals in druk uitgegeeven , tee- ghens zeeker vertoogh van Leicefler : en dat het achterblyven des gemel- den volx, door eenighe dwersdryvers , die hem zyn eer , en den Landen alle voorfpoedt benydden , befteeken bleek , uit het zeggen van Hopman Kleerhaaghe, hebbende binnen Uitrecht zich oopentlyk laaten hooren, 'Daar waare genoegh in voorzien, dat de Graaf van Hoohenlo niet verrichten siouw* Hyftuurde,, eevenwel, al de Engelfche ruiters, diebyhemwaareri* end©
|
||||
DER NEEDERLANDSCHÊ HISTORIEN. n#
ende die van de Ritmeefters Baxen, t/zaamen ten getaale vän vierhundert 1587»
en vyftigh , met de Engelfche en Vrrefche knechten , uitmaakende ruirn driehondert koppen , naa Zeelandt, om tot ontzetting van Sluis gebruikt te worden. De red behield hy om de Heemertfche weirdt te befchermen , en haaftighe hulp aan de byleggende grenzplaatfen te mooghen toefchik- ken. Maar dit ontftak niet weinighde twift, uitftaande tuflèn hemen Lei- cefter. Want deez ( misleidt, zeeker, door eenen brief, nietaandachtelyk Groe/wg genoegh ingeftelt, en aan hem gericht van twee gemaghtighden desRaads der twijl van Staate ) gaf hem naa , dat hy vyventwintighhondert knechten , ook tuffm hem •eenigh buflèkruidt en gefchut toegezeit had te zeinden, en op zyn woordt en JLet" niet gepaft: en d'ander verklaarde geen' beloften gefchiedt te zyn, dan op ceJer' geval dat de vyandt , binnen drie weeken niets teeghens de grenzen van Hollandt voornaame, ende de troepen van Norrits, Schenk, en Gelder- landt , tydtlyk aanquaamen : van verzoek der gemaghtighden om bufle- kruidt en gefchut wift hy ganfchelyk niet. Tot Hoorn, daar, uit tweezy- dighe zucht tot de Staaten oft Leicefter, d'eennaaden andren omzagh, en veele d'onfteltenis, verwekt ( gelyk booven verhaalt is ) door het derwaarts zenden eener bende van Haarlemmer burghers , noch onder de leeden Zwaar6 lagh, reez, in deeze daaghen, een' zeer zorghlyke beroerte. Een inboor- beïoerte ling, genaamtDirk Jooften, gelaft van Prinle Maurits, beftond binnen der Ho^n ftadt een vendel foldaaten op te rechten: en vermat zich, als Hop- man Dirk van Haaftrecht zulx niet lyden wilde, het, om 't leeven, niet naa te zullen laaten. Elk had zyn' aanhangers: en 't begon 'er zoo hol te gaan, dat men , tot mycling van 't befchooren misquaam ,' geen ander middel fpeurde, dan de werving te fchorlën : 't welk eerft by orde van den oordt- vooghdt Sonoy en de Majeftraat, ten ooverftaan der Burghermeeftren van Enkhuizen gefchieddej voorts op bevel der Staaten van Hollandt, die zich zoo verre voeghen moeften. Tot Leeuwaarde werd een Hooghduitfch fol* Hoogb- daat onthalft en gevierendeelt, om 't voorneemen eener moordt, te doen dmtfih fol* aan Graaf Willem Lodewyk van Nafïau, Stadthouder oover Vrieslandt. Hy daat/e' was geheeten Michel LuiT^erbeek , trompetter geweeft onder den. Graa- °° f_ tot ve van Rennenbergh, en volgher van den afval des zei ven, ende, naa diens waarc[e om aflyvigheit, byVerdugogebleeven-,eindtlyk, oover, en in der Staaten dienft, 't voornee-' onder 't regement van Graave Willem , gekoomen. Geftelt in hechtenis, men eener op eenigh bedenken , en ter verantwoordinge geroepen naa drie weeken moordt, te zittens , bekend' hy ongedreight, van Verdugo uitgemaakt te zyn, om doen aan. den Stadthouder te doorfchieten. 'T welk hy, uit een huis aan de vefte, wan- ®raaf neer de Graaf dat langs quaame ter kerke te gaan, had gemeint te volbrengen -, met hoope van zich te berghen door zeekere waatering , loopende door den wal in de graft. Wordende ter doodt geleidt, verzocht hy, dat men, van zynent weeghe, Graaf Willemom vergiffenis baade, enwaarfchuwde voor twee andre fchelmen, een der welke zyn broeder was, die ook aangenoo* men hadden't zeiffte ftukte beftaän: en maalde hunne gedaante, opzight, en verw zoo befcheidelyk af, dat ze zwaarlyk onbekent können blyven. Verdugo, een'wylhiernaa, fchreefaan Graave Willem, cDathemzoooevel SchÜvJn een' daadt nooit in 't gedacht was gevallen, en de trompetter byfter van zinnen ■ geweefi. Liever, dan zich daarmee te bezoedlen, zond' hy hem de laaghen ont- faifoffPïU dekken, die zynenperfoone gekitwerden. En, tot bewysvan dien, wiWhy'lern, hem wel melden •, uit monde van eenen, die groot geweeft was by Leicefter, dat deez opgeleeghenheit loerde, om hem een'fnoode part tejpeelen. 'T welk hy met, re ede gelooven moght, weet ende hoe hy te hoove by den Engelfihen Landt- vooghdt ftond. Graaf Willem , houdende Jork voor den man > die dit üit~ Rrrrr 2 gaf.
|
||||
1168 P. C. HOOFTS ZESENTWÏNTIGHSTE BOEK
1587. gaf, opdat de arghewaan hem bekent, tuffen de Duitfche en Engelfcliê D<?e;(, Heeren bet wieffe en wortelde, zond aan Leicefter, gekoomen in Zeelandt zendt den Qp den zeften vanHooimaant, den brief oover: 'tzy omzyn gemoedt met bnef aan gramg.jiap te fcherpen teeghens de Spaanfehen , die met zoo qtiaadt een' inZeeUndt klank zvn' faam zochten te feilenden; oft om hem te doen bevroeden, dat gekoomen de tydt vermaande tot afftaan van 't inwendigh misnoeghen en onderlinge op den hindernis, waaruit de vyandt groote vreughd en voordeel raapte •, oft om TLeflen van Leicefters billyken haat op Jork , met verhaal deezer nieuwe valsheit, te Ho0'1' vlaayenj gelyk dan een gefteurt hart graaghlyk den geenen , die 't hem ge- maant, jaan heeft} meer en meer hoort verfoeyen. Echter liet deeze oopening,- gedaan aan Leicefter, niet naa eenighverwyt te rieken; aangezien zy hem, die, flaande der Staaten hooghernftighe waarfchuwingen in den windt, zoo eenen fchudde, als Jork, een' der treflykfte grenzveftingen vertrouwt had, zyn' onverfchoonlyke achteloosheit erinnerde. Leicefter, eevenwel, fcheen het in 't goede te neemen , zeggende dank voor de kundfchap, en bewee- Antwoordt rende, met y ver, zyn'zuiverheit van die kladde. Aan Verdugo antwoordde vanGraave Graaf Willem , met gelaat van luttel te gelooven aan diens onfchuldt, en Willem aan mec alcoosaan dedwaasheit des verraaders -, maar , van geenszins te twyfe* £ Ug°{i ^en aan ^e deughd en oprechtigheit des Engelfchen Landtvooghds. Deez} rufiue lm hierentulten , maakende gereedfchap om Sluis te berghen *, gaf orde tot sluis t'om- waapening vaneenen hoop nieuwe Engelfchen, neeyens hem ooverge- Mtten. braght, die men zeide vyfthalfduizent man fterk te weezen , en de twee Zeindt derdendeelen by de Kooningin , de reft byd'Algemeine Staaten, te zullen brieven der- betaalt worden. Voorts veirdighd' hy den beleegherden.twee brieven toe, waans^y- eenen Zynen, en eenen van zyn' Vorftinne, by booden, dien 't gelukte, oover ne en der 0ofl-ericje. y deur te flippen; tot geen' kleene verquikking der krysluiden. ^oomngm ^■ant het fchryven haarer Majefteit fprak niet alleenlyk van 't reeds afge- zonden oorloghsvölk , maar ook van des meer en meer te zenden, tot dat de ftadt verloft waare: en Leicefter verkundighd'hun zyne neirftigheit in't zaamelen der Inlandfche troepen j tot fpoeying van 't ontzet: 't welk hy, om geenerley gevaar zyns eighenen leevens, wilde laaten te bevorderen. vip derbe* Dies vielen, ververfcht van moedt, deburghers, niet min dan de foldaaten, Ieegber* aan 't fteuren van 's vyands werken: rukten met dreggen, die aan keetenen den om hingen , de horden wegh, waarpeê hy zyn' loopgraaven gedekt had , en s vyands worpen >er brandende hoepen van pektonnen, en ziedende potten met on- Verhindren- geDm^cnte kalk in. Zy begonnen ook met teeghenmynen zyne mynen te De groote zoeken , om de groote fchans te behoeden. Hy verftoutde zich echter de fcham bc zelve, naa 't maaken van eenighe oopening des wals, op den zestienden van ff rongen» Hooimaant, tuffen elfen twee uuren, meermaals te befpringen. Maar,vyf- tien vendels knechten, daartoe gebruikt, werden kloekelyk afgeflaaghen, en verlooren 'er ( meende men ) wel vyf hondert mann'. De verweerders tel- den tachtentigh hunner foldaaten , eensdeels doodt, eensdeels gewondt. Dien aavondt deeden de beleggers weeder een' aanloop , met geen beeter geluk. Onder hun ftormen op den middagh, hadden zy, omde ichipbrug De vyandt tuften de fchans en de ftadt te vernielen, twee ooverdekte pleiten, vol van poght de moskettiers , afgezonden, die, koomende onderweeghetehaaperen, met brug tuftn verlcheiden barntuigh waaren te rug gejaaght. Nu fielden zy zich , om de fcbans >tzeive met een welgelaaden fchipte bezoeken. De beleegherden, derhal- €n e M ( ven erduchtende 't verdeilen hunner krachten , en ziende die fchier alle tC VCYXItC*
letté vereifcht tot befcherming der fchanfè , fcheidden by nacht daaruit, bren-
gende 'tgefchut met zyn toebehooren naa de ftadt, en fteekende 't vuur in
de-hutten. Ter naafte morghenftond toogh'er de vyandt in, met vlieghen- de
|
||||
DER NEEDERLANDSCHE HISTORIEN, iujp
dè vendels: doch kon'te dien daaghe niet uitrechten met arbeiden , om den ifój.
aanhoudenden haaghei van looden , die uit de ftadt op hem bikten. Parma«, Defcbam laatende daarom niet uit het ontruimen der veftinge mindring van moedt te veriu^en, f pellen, fchikte, om den opeilch te doen , twee tromftaghers , den eenen vmdt v?r* weinigh uuren naa den andren , af j die beide by'tfchieten vernaamen » dat ™er m * men met hunne boodfehap niet beholpen was. Het zelffte weedervoer ee- mnvande nen derden , hoewel hy zeide te koomen om voor eenighe gevanghens te aanvech- fpreeken. Midlerwyle pooghde Leicefter , met brieven , die zyne toe- fers ■. ruiling , en 't lof der beleegherden , breed uitmaaten , hun geduldt en be- Tromfiaa* ftendighek te fty ven : en de booden , oft uit eighe b.eweeghenis , oft in 't S)urs» &** grosgelaft de hoope wel op te pronken , bliezen met ftyvekaaken uit ■> dat ^f6*! om zya' Doorluchtigheit meenighte van volk by der handt, Hoohenlo een' ■* *.!?$ ftadt in Brabant veroovert had , de fterkte tot Engelen gedwongen , den mJep* i Heer van Hautepenne , en twintighduizent mann' , beneevens hem , ver- vyandtiyk flaaghen : dingen , ten deel' onwaarichynlyk genoegh omdegelooflykheit bejeeghem. van 't geheel by de verftaadighen te doen wraaken. Groeneveldt , zorghen- Troofi- de miilcoien dat eenighe lichte gezellen , neemende deeze ydele maaren bneven ?m voor vol aan , de Kooningfchen daarmee zouden willen verfnorken > en on- Lwejter trooftelyker berichting van de geleeghenheit der dingen , tot antwoordt, ^ V kryghen 5 oft inziende dat tongfteeken, in plaats van yemant te verbluffen, ^ ^odm % hem' veel ty ds terghen , enophitfen ; oft achtendem allen gevalle 't ïpraak- houden met den vyandt Jpdenklyk j verbood het by tromflagh , zoo wel spraak? den burgheren als den iouïaaten , op lyfftraf. Daarnaa deed hy aldenbe- bmding zettelingen , vergaadert in orde op de markt, de brieven der Kooningin- mt den ne en des Landtvooghds voorleezen : en vordërd' hun af, of zy zich daar- V^r m& toe verlaaten wilden , en zoo devyandt tot ftormenquaame , opdebrefïè leevenen fterven : 't welk de Engelfchen eerft , en vervolghends de andren > meteen' ruftighen roep , jaa,jaa, beantwoordden. Teweeten ; de beleg- gers hadden nu , begonnen , uit de groote en kleehe fchans , twee bolwer- ken, hoofden der haavene, te beuken : en , by nacht, ontrent Oudbekaf, vierentwinttgh pleiten gebraght, die met planken van vuurenhout opge- bocicwaaren , teeghens de kracht cjjp mosketten. Waartoe deeze pleiten» vind ik nerghens *, ook niet dat ze oyt gebruikt werden : hoewel men den- ken magh , dat Parma meende zyn volk daarmee oover *t waater ( alzoo *t hier niet te dammen was ) ten aanval te mennen . Want, met het krie- ken van den naaftvolghenden dagh, toegewydt aan Sant Jakob, en by de Spanjaards gelukkigh voor hun geacht , begon hy , uit veertigh groove ftukken ( eenighen zeggen dertigh kartouwen en acht flangen ) teffens, slaishef* dochopverfcheideplaatfen, te donderen , en Haakte , tuften de derde uur tigb be- den raorghenftonde en de vyfde naa middagh , ontrent vierduizent fcheu- fcimteri> ten. Welderdhalfhondertfchreedenmuurs werden, van de Weftpoortaf tot aan den Vrouwenbergh , ter neêrgefmeeten. Voor dien tydt, nochtans, baarden de Kooningfchen daar geen ander geweldt: maar , zynde nu zeer genaadërt langs den Brugfchen dyk , befprongen zy 'saavondts, tuften nee- ghenen en tienen , de dwerskaade daar opgeworpen , ende werden 'er, hoe- t)e yandt wel eens afgeilaaghen met merkelyk verlies, eindtlyk meefters van. Zy had- wm «»' den een' dryvende brug tuften de Weftpoort en Bekaf ge worpen, om uit dit d®mk*A* fchansken haaftelyk aan den Brugfchen dyk , by de ftadt, temooghen raa- ^rj^ ken. Maar de oovertrekkers » geevende zich alzoo bloot voor 't mikken der d^ ^ mosketten, werden meeft onder weeghe gekipt. Toen fchoor men een deel zeildoeks langs de brug , omdefcheutenblindttemaaken , en wel op groot gevaar, doch in geen' wiffe doodt te loopen. Op den zesentwintighften , Rrrrr 2 's mor-
|
||||
tiyo P. C. HOOFTS ZESENTWINTIGHSTE BOEK
1587. 's morghens ontrent tien uuren , vervorderde zich dé vyandt, neevens'de
Ve vyandt, poortheen, naa de breuk, en ter zelve op , teftreeven: maar werd manlyk V°i/W/( ontmoet, en gedwongen te deizen. Pooghende, 's andren daaghs, tuilen een beklimmen en twee uuren, met ladders naabooven te klimmen , had hygeen beeterge- wordtge- fak • Op den achtentwintighften verdronk een boode , gezwommen uit weert. Sluis naa de oorioghfcheepen, met brieven, waaruit de Hartogh het uiterfte Boode ver- geheim van de noodt der ftadt verftond. Hieroover zond hy, om ze op te dronken, en eiichen , eenen tromflaagher , die tot antwoordt kreegh j Zyn' Hoogheit vneven moghte aan den Graave van Leiceflerfchryven^ naar wiens hevelde beleegher- a b Vi** ^m Zl€^° voegJ°en souden. Thans quam een Spaanfch Hopman , genaamt die de (ladt B°rragon > niet zynen vendrighen een paar fbldaaten, door Parmaas laft, de wecderdoet breuk befpieden : 't welk der helfte van hun 't leeven koftde. D'andretwee, opeifcben. doch de Hopman zwaarlyk gequetft , braghten 't 'er af j en miede dat die van Halve- binnen een' fterke hal vemaan achter den muur gemaakt, en metmoskette- maan acb- ry geftoffeert hadden. Het bezinnen ,*alhier , dat de vyandt, naar 't gebruik ter den njet mm cjan naar ^ reecje ? moefte kennisgenoom en hebben van degelee- r ge- g{len}lejt des bouwvals, eer hy daaraan zyn volk ginge waaghen , geeft my naadenken, dat de onderwindingen van den zesentwintighften en zee- venen twintighften der maant Hechts lichte aanloopen , omtebezightighen, oft zich erghens in de puinhoopen vaft te leggen , en geen'rechtgemeinde ftormenomdeftadtt'ooverrompelengeweeftzyn ; hoewel zy hier voor, by der fteedelingen daghboekhouders , geacht wercjgn. Tot welk gevoelen ik my te meer genoodight vind, mits de Roomsgezmae pennen ( uitgezonden alleen Haraeus) niet anders fpreeken , dan oft men nooit aanval op de ftadt liadde gedaan. Hoe't zyn mooghe* immers de Veldtheer, betrachtende 't verflagh van Borragon ("behalven dat de Weftpoort en de Blaauwe toorn noch ftonden , waaruit de verweerders met hun gefchut de gevelde gordyn können veeghen) befloot zyn' zaaken wat wifTer te neemen , en Reverder fteede met de konden van bekruiping behendelyk den voet te lichten, dan, met zoo merkelyk een achterdeel, eerft om den muur , daarnaanochomde halvemaan te dingen , en de bloem zynes heirs op een' vleefchbank te voe- ren. Dies begon weeder de fpaa te wanken : waarop het vullen dergrafc De vyandt volghde , en 't wroeten in den wal/ Zeldzaame verandring van zeeden hervat bet fpeurde men , tè deezer ftonde, onder de bezettelingen. ïnplaatfeder ge- graaven. wooniy]ce wulpsheit, van woiteren, gachelen, gabberen, golpen en brafïèn, van^edfn ga^m<^en de hutten van pfalmen, lofzangen, klaghliedren, en fmeekrymen; der be-Let- oft ruifelden van onderlinge vermaaningen, gebeeden, en aanroeping Gods, telingen. Zulk een tuehtmeefter is de druk. Zy werden wat verquikt, door Leicefters Leicefter en Ruiïèls brieven , gedaghteekent.den zesentwintighften der maant, die kpmt tot hun verzeekerden dat de behoeften t'hunner verloflinge gereedt waaren . Oofiende: jn der daadt, de Graaf begaf zich, neevens Prins Maurits, met eenighe ben- ard rf<wr denzoo van ruiters als voetvolk, naa Ooftende. En hierquaamen , uit En- van denEn- ge^an^lt' de Ammiraal van dat Ryk, en de Hartogh van Komberlandt, hem, geifcben met etlyke fcheepen en veel Aadels bezoeken : 't welk echter der Staatfche Ammiraal. partye meer faams dan krafts byzetde. Ook fpeur ik niet, dat zy yet tot vor- Parma dering der zaake ter handt trokken. Maar Parma , dryvendezyn'werken wint bet vlytelyk voort, bemaghtighde , onder'tfchietenopdenBlaauwentoornen voorgebouw de Weftpoort, het voorgebouw van deeze buiten de brug : hoewel die van erWer binnen de inneemers dwongen een toorentjen , dat op 't zelve ftond , en kan het'* waaruit zy groote fchaade hadden kunnen doen, weer te verlaaten . 'S nachts niet d'in- hieraan , ontftakmen , boovenop de burgh , tot blyk van den ontfang der houden, brieven, een vuur j en zeeven andre, tot onderwys dat het ontzet gefpoey t dien-
|
||||
DER NEEDËRLANDSCHË tilSTÖRÏEM, ïi7ï
diende : waarop by die van Walchere met gelyke teekenen geantwoorde ï $f> werd. Uit oorzaak, zoo ik gis, van dit en eenigh naader vuuren der ftadt, fiftNbtt Vertoonde zich, in 't gezicht der zelve, op den dertighften van Hooymaant, i°»»in 't meer dan fachtentigh zoo oorlogh- als vrachtfclieepen : die ■> by de belee- £é&cbt deir gherden, geacht werden gezonden te zyn, om hun, voor eerft, eenigh verfch *?*.* volk en andre nooddruft toe te brengen. Doch hier viel niet af: endeKöó- „^f^ f ninglèhen , hebbende, met kommer, eensdeels op den dyk, eensdeels be- neevëns dien op het fchor , zes groove (lukken geplant j begoften, met d'eé> ne helft de zuid-, met d'andre de noordtzyde der Weftpoorte te beuken. n<? Wep Dit duurde van's morghens te vyf uuren tot gelykgetyde naamiddagh-, en poort k* ging een gat in den voet der poorte , dat hen bekoorde eenen torn te doen frvnttn % omdaartekoomenneftelen. En, als hun dit, door braaven teeghenftandt, gefaalt was, beeten ze's nachts op nieuw aan, met zulk een'felheit, dat ze Groott- eenen hoek van den kelder in kreeghen. Zy können 't 'er , nochtans, niet tfeidtge- dan een' korte wyl harden » wordende ftaaghs beftookt uitverfcheidehoo- daan om len, waarin zich de verweerders, met Hukken van boomen en balken , b& daarin te blokt hadden. Op den eerften van Oeftmaant j braght de vyandt, in 't \T" boovengemelde voorgebouw , een' kartouw 5 waarmee hy dwers door de houte deur der Weftpoorte fchoot , doende geen' kleene neêrlaagh onder de bewaarders eener kleene halve maane daar achter , en den moedt der fteedelingen zeer zinken . Door een'kaamer , daar dekrysraadt vergaadert stbeut was, omteooverweeghen , oft men, in geval van hooghe noodt, totdaa- dbor de dingen te verftaan hadde , oft zich aan *t uiterfte lot der waapenen t'onder- kaamer j werpen , quam , eerdanyet beflooten werd , eenkoeghel vlieghen , die, faar de bezeerende zeekeren Hopman , genaamt Haame , hetgezelfchap, zoo be- w*™'. ftooven van gruis dat d'een den andren niet kennen kon , verftrooyde. De wj* foldaaten , niettemin, weeder gevräaght van hunnen Ooverfte en van Hop- man Rogier Wiljams , die fchier gelyk gezagh door weldoen verworven had , oft zy alsnoch getrooft waaren , vier oft vyf daaghen , met hun, 't lyf aan de breuk te waaghen , om het ontzet te verwachten , ftemden 't wak- kerlyktoe. Tenzelven daaghe , verfcheen Leicefter in perfoon , met on- iVeedtt trenttzeftighfeheepen, voor'tSluifchegat , enfehreef vandaar aan de be- verfdym leegherden , dat liy , booven 'tgeweldt te waater , en de hulp hun toe te nn' vloot* fchikken van dienkant, reeds vyfduizent mann'te voet', envyfhondertte ™njfe! I** paarde , om, neevens andre die volghen zouden , den vyandt te land'aan te u e ^° taften, gezonden had naaOoftende* Ookzcild*'hy j 's andren daäghs, der- xrwÄMtf waarts. Maar de brief werd dien van binnen , voor den vierden der maant, ?*« .te- niet behandight i en de vloot bleef in zee, zonder yet aan te Haan. Te wee- ctßerk ten> de oorzaak haarer koomfte was bevel, gegeeven van den Graave * tot langender^ oopening van de vaart, ontrent ter Hoffteê , om voorts, naa Sluis, eenighe'**£*** fbldaaty en voorraadt teftuuren , metfeheepen , die (zoomenzeide J bui- ten zorgh , ineen'diepte, uitgefchuurt binnen de twee laaftejaaren, achter 't Slot, können gaan leggen : en haar marren had , tötreede, hetftrydend ^fftPz gevoelen van veele fcheepshopluiden en peilooten* meeft Zeeuwen j die, *ff4ff£ waanende degeleeghenheit beft te kennen , knorden dat men hün droomen iJJl 9T dacht dietfeh te maaken , en , by mangel van den grondt ter aangeweeze piMèn • plaatfè laagh genoegh te vinden , *t volk vergeefs zoude (pitten. Naa een' 00vfr wyl twiftens , werd eindtlyk eenen Hopman Banker geverghtteondërftaan tykfè oft 'er kans waare , zoo tot doorbreuk als tot berghing der fcheepen -, en diepte; verflaghzyns bevindens oover te brengen. Banker , hoewel hyd'onzeeker- heit van gaan en keeren vertoonde , en dat, geduurende 't vertoeven, de be- leegherdentotoovergift moghtengedwongen worden, moefteevenwel den laft
|
||||
ii72 P. C. HOOFXS ZESENTWINTIGHSTE BOEK
1587. laft aanneemen : en hebbende een gedenkfchrift ontfangen , waarnaa hy
Hofman zich fchikken zoude, maakte, met zwemmen , 's nachts voor den vierden Sanker, op der maant, in de (ladt te raaken. Leicefter zetde zyn volk uit tot Ooften- kyndfchap je ? van waar hy ? 0p (jen vierden, naa Blankenbergh toogh , waanende daar mtgeum- geen> weederftandc te vinden. Als hem dit uit zyn* giffing ging -, zynde ■ eUaZTem 'tblokhuis zeer gefterktby de Spaanfchen, en de bezetting vermeerdert met Leicefterzes kornetten en vy f hondert mann' te voet', op de maar zyner landinge -, be- trekt naa ' gou hy 'c met twee veldtftukken te befchieten , doende teffens veertigh Blanken- mosketten fpeelen van eenen dyk , oft duin miiïchien. Farneeze , des ver- bergh. ftendight,ftelde terftondt fcherpe orde in zyne omwallingen -, en, laatende daar noodighe krachten teeghens 't uitvallen der fteedeüngen , maakte zich Vaima met de reft op de been', om denGraaveflaghteleeveren . Immers hy gaf trekt hem het dien fchyn : en verfcheide fchryvers achten dat het hem ernft was. De teeghen. Graaf van Aarenbergh , nochtans , bekende feedert op den paishandel tot Borborgh (zoo gezeit werd} aan de gezanten van Engelandt , datdeHar- togh , bedwelmt door den roep > die de Engelfchen , oovergekoomen met den Ammiraal, op veel* duizenden begrootde, beflooten had van voor Sluis op te breeken , indien Leicefter meefter van Blankenbergh waare gewor- den, en op het leegher aangekoomen. Maar, dat die doorkloekeen voorzigh- tigheVeldtheer , wen hy zulx in den zingehadt, enzyn'eighemaghtmin danzynesvyands geacht hadde, verlaatende zyn voordeel, hem onder de ooghen zoude getrokken zyn , van waar het deizen met een geheel heir (ge- lyk men wil dat hy voerde ) naar aller kryskundighen oordeel, zoo gevaarly k valt, ftaatnaulyxtegeiooven. Miiïchien, dat hy, houdende't voetvolk een goedt ftuk weeghs achter , met zyne ruitery , die de Staatfche verr' oover moght , vooruit ftiet, om te proeven oft de Engelsman alzoo te vertfaa- gen waare. En, tot dit gevoelen, waarmee Aarenberghs verklaaring beftaan kan , nyght my Bor, tuighende dat Leicefter van 's Hartoghen toetoght met al zyn geweldt valfche miede kreegli j en daarnaa , dat Parma eenigh leiceßer v0^ mtzon^ om hem op te houden. Hoe 't 'er meê lagh •, 't gaat zeeker mrktnaa. dat de Graaf op deeze tyding, van Blankenbergh af, naa Ooftende week; Ooßende, waanende 't wit van zynen toeleg getroffen te hebben, naardien hy Sluis te lande voor ontflaakt hield , en met de refte goedt doen te zyn ; oft darren- de eenen vyandt in 't veldt niet verwachten , dien hy onlanx te voore dreighde uit zyn' vaftigheit te dry ven. Dan , ditlaafte , alwyft hetbyftre armoe van ooverleg uit, gelykt der waarheit beft: aangezien hygedooghde, dat in het te rugge keeren , merkelyke afbrek aan zyn' hinderhoede ge- mbe- daanwierdj en, voorts 00 vericheepende naa Zeelandt, de Staaten en hun- fchuldigbt ne bewindsluiden haatlyk van onwil oft verzuim in 't verfchaffen van volk de Staaten en geldt befchuldighde -, zonderling den Zeeuwfchen Ammiraal , en , boo- en hunne venal , den bezorgher der toeruftingen te waater , Marten Droogh, die, in lewindslui" hechtenis gezet door bevel van hem , zich naa 't eindtlyk fcheiden deszel- den: en ven u't ^eeze geweften , wel wift te zuiveren. De beleggers , hierentuflèn, ksnt naa hefchietende, uit het voorgebouw, met drie kartouwen, de Weftpoort, dee- Schaade ^en den niiddelkelder inftorten •, zoo dat zommighe ibldaaten verplet wer- fet» rfrfw den-, andre gequetft , gelykook eenighe burghers. Een kloot, vlieghende de Wefl- door zeeker huis in de Hooghftraat, nam eenen man 't ingewant wegh, daar poort. hy, neevens zyn wyf, in een ftoel zat. 'S daaghs hieraan, dwongen die van binnen, met vuurwerk, geworpen uit de voorzeide poort, den vyandt het voorgebouw te verharen, en zyn gefebut van daar te lichten: ontnaamen De vyandt hem ook, en verbernden eenen hoop van zyn' zinkrys. Maar , op den vyf- mdenwaL den der maant, quam hy zich kuilen 5 aan de zuidzy de van de poort, in het dik
|
||||
DER NEEDERLANDSCHE HISTORIEN, 1173
dik van een ftuk wals, daar een moolen op flond. Toen ging de beleegher- 1^87.
den byflre angft aan, in 't bedenken, dathy, dusnaa gekoomen, moghte, by middel van verfcheide mynen, onvoorziens opbreeken in eenighe kelders, alzoo derveele indeftadtwaaren, als daar men eertydsdenflaapel derFran- fche wynen gehouden had. Ook zaaghen zy (zoo naamaals deHopluiden t'hunner verfchooninge bybraghten) geen middel om zich met nieuwe be- fnyding te verzeekeren j gemerkt de moolenwal zeer hoogh en vaft van aarde, ook de grondt daar binnen van puin was opgeleit; behalven dat den földaaten a afgemat doorgeduurighen arbeidt, kracht, en noodigh gereedfchapom te fchanfèn, ontbrak. Zy deeden dan, by een' maft, gerecht op 't hooghe huis der burgh, een zeil op en needer hyfèn, tot onderrichting der vlootelingen, dat het meer dan tydt was zeil te maaken, en eenighen voorraadt 00ver te brengen. En, als zich echter niet een enkel fchip roerde, zoo riep deSteê- vooghdt, om t'00verleggen hoe men toe zoude, den krysraadt by een. Daar Bmadlng werd aange weezen, 'Dat ' er kruidt ontbrak om eenen algemeinen ft orm teftui- q$ opver- ten. Dat de aanvecht er althans ^ nietmin dan de verweerder, de veß voor gift» zich had. Dat de földaaten fchier op de helft e gemindert j dien morghen zeer veelegefchooten -, de ooverighe, ziende zoofchoon een' hoopfckeepen, hoewel men den windt naar wenfch, en defpringvloedt te baat had-i daadeloos aan an- ker blyven, onwiüigher waar en , en, boovendien, te weinigh tot bezetting der groot e breffe. Dat de vyandt deeze met tweehondert mann' in 'tgelidt s en, te gelyk, de twee kleener, d*eene met veertigh, d'andre met twintigh, befpringen kon. Hierop ftemden ze eendraghtelyk tot uitzenden van tweeHopluiden, om met de weederpartye in gefprek te treeden, op hoope van wat tyds te win- nen : welk wit niet betracht werd > 't zy dat zy daaraf Hechts om welftaans wil vermaan maakten j oft dat een veirdighe aanbieding van fmaaklyke punten hun 't zelve uit den ooghe nam. Want het verdragh werd noch te dien daaghe getroffen i op deezen voet. 1. %y£lde bezettelingen, zelfs die aan d'een' en d'andre zyde gedient hadden, Vet ding
zouden uitgaan met hunne waapenen, pakkaadje, paarden, flaande trommen, tuffen die vlieghende vendels, brandende lonten, looden in den mondt $ en gevoert wor* van s^uts dennaa Zeelandt, infcheepen hun te beft ellen, mits dat zy, totvérzeekering en<j*vUar? van 't weederzenden der zelve, eenigheperfoonen in gyzeling lieten. %} V4n Alle gevangenen, gekreeghen zoo voor als naa de beleeghering, zouden ter
weeder zy den ontßaakt worden, bet aaiende aÏÏeenlyk hunne koften j uitgezeit de geene die reeds ranfoen gemaakt hadden. Alle inwooners, niemandt uit gezondert, zouden mooghen vertrekken, e e- 3.
ven als 't krysvolk, ende twee maanden tyds genieten, om hunne tilbaaregoe- dren te vervoeren, en orde te ft ellen op hunne koopmanfchappen, Al de földaaten, burgher s, en inwooners, zoowel de afweezende als tee- 4,,
ghenwoordighe, zouden binnen 's jaar s hunne ontilbaar egoedren mooghen ver* koop en, oft anders vervreemden, en 't geen 'er afquaame vervoeren, t*hun- nen meeften voordeele •, gelyk ook hunnefcheepen. AHerley misdryf, zelfs teeghens den Kooning}oft de Majeftraat van Brugge, 5-.
zoude eeuwelyk vergeet en blyven. De Ontfanger derftadt zoude niet aangehouden worden om reekening te doen, 6.
oft om eenighe andre oorzaak; maargelyke vry heit genieten als de burgher s: al- zoo ook alle bevelsluiden en földaaten van de burgh, Zynde dit dus geflooten; quaamen, 's aavonds te acht uuren, driehon- ®e betet-
dert Spanjaards de bres bezetten. 'S andren daaghs vertrok , neevens een ting trekt deel burgheren, de bezetting, fterk ontrent zeevenhondert földaaten, waar- m' onder veele gequetften waaren. Men hield voor gewis; dat de Hartogh, zoo Sssss op
|
||||
1174, P. C. HOOFTS ZESENTWINTIGHSTE BOEK >
op de fchanfen als op de ftadt , oover de zeeventienduizent koeghels van
grof gefèhut geloft had > en , tuilen drie- en vierduizent mann' verlooren. 'T is 3 in weederfpoedt, de wyze der luiden van oorlogh , dat zy pooghen 't verwelken van de faam hunner manhafdgheit met beding van eerlyke voorwaarden te weeren. Maar deeze eerlykheit vervangt een' laaking van zich zelve --, 't en blyke klaarlyk, dat de vyandt, uit ydele vreeze, oft ter eere van des bedingers dapperheit, ende niet ten danke van zyn vroegh zwich- ten, mild in't toegeeven geweeft zy. Leicefter, derhalven, terwylhy om- mendom naa ftof, tot onderfteun zyner gekneuzde achtbaarheit, en be- fchuldighing van andren oover 't verlies der ftadt, zoekt ; fpellende , uit het vorderlyk daadingen van de Hoofden der bezettinge , dat de opgaaf miflchien 't rypen der noodt niet verbeidt had •, wilde weeten van hun, hoe alles, geduurende 't beleg waare toegegaan, om daaruit van demaate hun- nes plichtpleeghens te oordeelen. Zy , brengende , in gefchrift , al by, wat baaten moght t'hunner ontlaflinge , mengden zwaare klaghten daar- onder , teeghens de Bevelsluiden der vloote. Vloedt, windt, weeder, waa- ren (zeiden ze) den ze hen mee geweeft} ende niet in den weeghe, dan 'tfchie- ten van vyfoft zes groovefiukken, en een deel voetvolx op den dyk van Kad- zandt i daarnaa twee oorloghfcheepen, die zy, by Ter Hoffieede, voor 's boeghs zouden ontmoet hebben. Door welke belet fels hun licht geweeft waare zich al- tzaamen, oft immers de fcheepen van verver fching te redden, en die te doen koomen zetten achter 't Slot, tot tweeplaatfen, bequaamgenoegh om der drie- maals zoo veelte berghen. Als ook Hopman Banker hun voorhield, dat hy, ten aanzien van de ongewis heit zyns weederkeerens, en van den tydt daartoe in aU len gevalle vereifcht, oorber vond, by twee verfcheide teekens op de burgh% hen te verftendighen, eerfi van de mooghelykheit om door te raaken, thans van de veiligheit der laaghe voor de fcheepen > was zyn goeddunken verworpen, met by brengen-, dat zyn Doorluchtigheit wijl wat teekens zy met die van Sluis had, ende zy zich daarmee niet moeiden -3 hy zoude maar 'tgedenkfchrift, hem ter handt gefielt, naakoomen. Op welk onbefcheiden affcheidtgeengering ver- moeden van eerloosheit en verraadt viel. Een' vreemde verklaaring , zee- ker i die niet lichtelyk valfch kan geacht worden; en, aangenoomen, yet erghers moghte doen denken , dan dat zoo byfter een verzuim uit reukeloosheit, hoewel zy onder 't fcheepsvolk groflyk in zwang plagh te gaan , zynen oorfprong hadde * en , ten minfte , dat de geleeghenheit, uitbenyding van'sGraaven gloorie, oft om hem onder te houden, willends verwaarlooft zy. Wyders, Farneezes reklykheit, in't verkenen van zoo wenfchelyke punten aan de beleegherden , fproot ( naar 't gemein gevoe- len) daaruit, dat hy vreezde 't volk van de vloote ter eenezyde, ter andre dat van Ooftende, alwaar hy noch niet gelooven kon den Engelichen Am- miraal zonder merklyke maght gekoomen te zyn , teffens op den arm te kryghen, en alzoo tot fpïitfïng zyns heirs benoodight te worden. Meeteren voeght 'er by, dat, zes daaghen voor de ooverleevering, zeekre brieven, houdende aan Leicefter, en gevonden by eenen verdronken boode , den Hartoghe ter handt gekoomen waaren , die inhielden, hoe de krysluiden altzaam gezwooren hadden, zoo 't ontzet mislukte, en hun geen' eerlyke voorwaarden gebeuren moghten , ftadt en flot aan brandt te fteeken , en door de waateren, moeraflèn, en oovervloeyde landen, een heenkoomen te vinden, oft vechtende te fterven. Geduurende 't beleg van Sluis, ging de Oudtveldtheer Norrits den Algemeinen Landtvooghdt in Zeelandt vanden. Maar deez behandighd' hem fchriftlyken laft der Kooninginne, om zich naaEngelandt, en voorts naaYrlandtte vervoeghen, tot weering van
|
|||||||
*&7>.
|
|||||||
teicefler
vordert den Hoofden der fo^et* tinge van Sluis reede Van de op- gaaf af. Die ver-
antwoor- den zich. |
|||||||
DER NEEDERLANDSCHE HISTORIEN. Mfjp
vaneenighen inval,dien zy duchtde dät deSpanjaardt, opverwandt gehou- x-g*, den met een deel oproerighe landtzaaten , daar doen moghte. Dit namp De Q^ men voor eenen trek befteeken van Leicefter a dien hy fcheen oover de veldthm handt te zyn , als ftaande zeer wel met de Staaten y om zyn oeffenen van JobanNot* goede tucht oover het Engelfèhe krysvolk, dat hem grootlyx ontzagh* en rits wort eevenwel beminde. En, hoe geirne men hem zoudein 't Landt gehouden m^oden en tot Veldtmaarfchalk gebruikt hebben, hy moeft wegh , om zyn' plaats n.M En&e* aan Willoughby oover te laaten , die veelen mishaaghde. Teffens kreegh z ' men andre fchaaduwen van eenigh bedenklyk voorneemen des Graaven reedenm in 'toogh. Op den zeften van Geftmaantj vertoonden, in de vergaadrin- van om- ge der Hollandlche Staate« , zeekre gemaghtighden van Leide , hoe hun- tien nu ne Burghermeefters , door geloofwaardighe luiden , gewaarfchuwt waaren Lekefier. voor eenen ^aanflagh om hunne ftadt te vermeefteren 5 de getrouwfte be- spraak minners desvaaderlands uit de regeeringe > en uitheemfchen daarin te zet- vm.eenm teiij voorts, met bannen der befte burgheren, 'tfpoor van Uitrecht te vol- let£ ghen: ook d'omleggende dorpen te bezetten: metvafte meening, van, al- zoo, niet min de gebuurfteeden, dan't platte landt, onder dwang te bren- gen . Waaroover de Burghermeefters , duchtende voor éenighe beroerte uit de groote meenighte van inwoonende vreemdelingen , om alle onge- mak te verhoeden, en gelyklyk de ftadt, die, mits 't vernieuwen der Hoogh- woerdfche poorte, oopen lagh, teeghens den vyandt te verzeekeren, raad- zaam vonden , tot hunne gewoonlyke vyftigh wachters noch hondert aan teneemen: die, aangezien hun onderhoudt den fteede Leide te bezwaarlyk zoude vallen, endezy, meteen, tot bewaarnis van andre fteeden en't plat* te landt hadden te dienen, wel behoorden uit degemeene middelen betaalt te worden. 'T welk zy gemaghtighden den Heeren Staaten * op dat men daarop verdacht waare , aandienden ; verzoekende dat 'er fchriftlyke ken- nis af te boeke geteekent wierde, Terftondt naa 't bewelkoomen des Landt- Weer* vooghds, waaren hem, meeft door orde derHollandfcheStaaten, zeekere fina*k$tyk> punten voorgeftelt, belangende de onluften gereezen ten tyde zyner uit- v^rtoogb, landigheit," inzonderheit uit zynen brief aan zynengeheimfchryverjunius:^eda*na?n ende had men op alles billyke voorziening verzocht. Welke fnaar, hoewel vL-yf zy noodtlyk moeft, nochtans, by trotze en rasgeraakte ooren, voorneemlyk inden aanvang van de nieuwe zorghen desbewinds, nauwelyx zonder quet- fïng geroert kon worden. Echter had hy niet gelaaten zich tot hervatting Die be- van onderlinge verftendenis zeer geneeghen te toonen, begeerende, onder gwrtnoch* andre zaaken, die den teeghen woordighen ftandt des Lands betroffen, by tMstev€ï* fchriftelyken voorftel op d'Algemeine Staaten, dat men eenighe perfoonen J^J^w wilde maghtighen , om , neevens de twee Engelfche en twee Neederland- fche Raadsluiden van Staate, eenen voet uit te vinden tot vernoeghing van haare Majefteit en van hem.; zoo dat alle arghewaan en verwydering mogh- te koomente verdwynen. Maar, zyn morren oover laauweinvolghing tot het ontzet van Sluis, en zyn dreighen van weeder, zoo 't verweldight wier- de, naaEngelandt te keeren, had de Algemeine Staaten beweeght tot ver- Hards tooning hunner onfchuldt door zeekre gemaghtighden ; tuffen welke en Wff^ hem veele , .en van zyner zyde zeer harde , woorden waaren omgegaan. vmUl' Hierop volghde nu , dat hy, verkundfchapt van 't oovergeeven der voor- V" ee*^ zeide ftadt eer de Staaten daaraf yet vernaamen , eenen Heeraut naa Vlit gy g(m finge afveirdighde j die, oft uit ontfangen laft, oft uit eighe quaadwillig- maghtigb* heit, de haatlyke tyding , met befchuldighen en belchelden der Staaten, dender Al* voor alleman utikraayde. En , als daar thans zeekre gemaghtighden der gemeine Algemeinfchappe quaamen , om eenighe behoeften tot vordering van't sxamn. Sssss 2 ontzet
|
|||||
*
|
|||||
ii76 P. C. HOOFTS ZESENTWINTIGHSTE BOEK
1587. omzet te haaien, greep de Heeraut hunne boodfchap tot ftof aan om he£
Oproer tot volk uit den bandt te doen fpingen,, met roepen, Dat diefchelmfche Staa- vlifftnge fen om voorraadt totverlojfinge derfieede zonden > die zy wel wiften verkoren verwekt te meezen -, dat men alsnu hunne valfcheit met handen t aften , en van al hun Heeraut™ ^e^rjfnaar dit ft aalt jen kon oordeelen. Weshalven dat fchichtighe graauw vm Leio met zulke verbolghenheit opftoof, dat de gemaghtighden hun lyf, ge- cefler. noeghzaam doorgefchreeven , ter nauwe noodt 'er afbraghten. Hieren- Leicefier booven kon zich Leicefter niet fpeinen van uitilaan , Dat zommighe Leeden klaaght der vergaadringe van HoUandt hem geen goedt hart toedroeghen: dat de Graa- oover eeni' venMaurits en Willemvan Naß au, met dievanHoohenlo> Nieuwenaar, en ghe Leeden an4reUi teeghens hem f 'zaamgefpannen waaren-, éoewel het den jongen Hee- landfb re Maurits niet te wyten flond: dat hy haare Majefteit, op dat zy 7iiet bedroo- staaten en ghenwierde, verwittighen zouwhoemen 'tgeldt, opgeleit teegjoenszyn'oo~ oover de verkoomfi, aan 't herwaarts troonen der Hooghduitfche ruit eren en knechten mitfche gefplt had. Den AmbafTadeur Bukkenhorft dard' hy wel eenen nar noemen> Veeren: die zich hadlaatendiedfchmaaken van de Staaten, watzy wilden, en verre Vaart mt booven zyn' waardy van hun geëert en onthaalt was geweeft. Van den Jf'?ïww Raadsheere Wilkes en Ooverfte Johan Norrits fprak hyook zeer afdragh- borftivil- tetyk' Snorkende dat d'een gevangen was, d'anderinzyn huis bekommert, hespen door Dev_el der Kooninginne. Al dit, oovergebraght aan de geenen die mrrits. 't roer der regeeringe hielden, dompeld' hen dieper en dieper in angft voor Angft der een zwaar onweeder , dat, huns bedunkens , opftak teeghens 't fchip van Staaten, den Staat. Maar , dewyl men fcheen de kalmte uit geenen andren hoek te kunnen verwachten , zoo zaaghen zy zich benoodight te dry ven op d'En- gelfche genaade •, en voor 't beft aan , met ftryken oft inbinden van zeil, zoo veel als mooghelyk viel, der buye f ontduiken. Dies werd beflooten dat men , met allerley foorte van eerbiedighe bejeegheningen , trachten moeft den Landtvooghde te ondergaan , en hem te bemurwen. Onder dit waggelen der dingen , quaamen hem eenighe gemaghtighden der Geeft- pé\erken lykheit bewelkoomen j en bidden , indien hy ( gelyk de fpraak ging) in bieden den beraadt ftönd van weeder te vertrekken , dat hem doch geliefde zich dier ^andt" gedachten t'ontflaan., en Gods kerken niet tenroove te laaten, die hem vooghdtul- aiieSj wat in haare maght was , aanbooden , met den yver en geneeghen- *mu m heit, waartoe zy zich , door de meenighvuldighe weldaaden , genooten re maght" van ^aare Majefteit en zyne Doorluchtigheit, verplicht kenden. De Al- w^'l' gemeine Staaten , naakoomende 't voorzeide befluit, raamden , op den , vyftienden van Oeftmaant, tot Middelburgh, by goeddunken der twee Engelfche Raadsluiden van Staate , een fchrift van voldoening , om Lei- Gefcbrift cefter te vreede te ftellen é't welk deeze meening behelzde. De Staaten, der Alge- waaróp het aanquam teeghens verkorting der Voorrechten en Vrydoornen te memestaa- <waaken,plaghten, vanaUentyde-, de mu bruiken, voorvallende in de rege e- ten om hem rmge f0t naadeeldesgemeinen welftands, aan de Lands heeren, oft hunne Stadt- , ■ '"" houders, vrymoedelykvoor te draaghen > op dat'er in voorzien wierde. Dien- volghends, hadden , in den left leeden jaar e, de Algemeine Staaten, naamelyk die van HoUandt, Zeelandt, en Vries landt, hetgeene*, datzy oordeelden, tot handthaaving der wetten en gewoonten, en tot beet er beftier der gemeine zaa- kene te behoor en, aan zyn'Doorluchtigheit vertoont -, eenvoudelyk, zonder argh, en met een* Neederiandfche rondigheit. Bleeken daarin de grenzen van 't betaamelyk ontzagh öoverfchreeden^ zy hoopten, zyn' Doorluchtigheit zoud* het op den aardt der Landtzaaten leggen, en op het verfchoonlyk ongeduldt in deverfche fmart der ongeneeslyke wonde, ontfangen door 't verlies van Dee- v ent er en- de groot e fchanfe teeghenoover Zutven. En zy verzochten» dat de "'"■*/ zelve
|
||||
DER NEEDERLANDSCHE HISTORIEN, $ijf
melve zyn' Doorluchtigheitgedient waar e met de misverßanden , onder lings i f 8 f.
gereezen, in eeuwighevergeetenis te begraaven: alzoo zy verklaarden » en heilighlyk voor God en de werelt optuighden, dat hun nooit in den zinne quam * het aanzien oft hetgezagh, haar toegevoeght, te verminderen, en haar een' op- rechte liefde, als te voor en, toedroeghen •, willende haar aUefchuldighegehoot- zaamheit en eer e bewyzen en doen bewyzen , van eenen yghelyke j zonder te twyfelen-toft zyn' Doorluchtigheit zoude weeder,van haare zyde, hen Staaten, in hunne achtbaarheit, rechten, en waardigheeden, handthaaven. En hierop verzochten zy, dat zyner Doorluchtigheit * vertrouwende hungelykegoedwil- ligheit toe, geliefde de zaaken der Geweflen geneeghentlyk aan te vaat en, en s in 't befchikken der zelve ,goedt onderling verfiandt te houden met de Staaten * die niet (gelykzommighenydelyk waanden') uit tien oft twaalfperfoonen , maar uit de Ridder f chap, Redeten, en de Raadsluiden oft Vroedfchappen der fleeden van de Geweflen 5 beftonden, ende9 door hunne Gemaghtighden inde vergaadring der Algemeinfchappe > worden uitgebeeldt. Leicefter, hebbende dit befcheidt doorleezen , ende voorts eenen brief, beraamt naar den zelven zin j om van d'Algemeine Staaten aan de Kooningin gezonden te worden» loofde beide de fch riften , met verklaaring , dat hy zich, voor zoo veel als zynen perfoon belangde , vernoeght hield, de Heeren Staaten grootlyxbe- Leiceßet dankte , en de dingen voortaan, by gemeen (chap van raadt, met hun beleiden fitynt ver- wilde . Van de blydfchap, gebooren uit deeze verzoening , gaf men daatelyk noe&ln * deel aan yder der Landtfchappen , opdatzy , uit de kloeke hoope tot gezee^ ghender beleidt onder de gunfte der eendraght, nieuwen moedt greepen. Thans verbood een plakkaat, uitgaande op Leicefters naam , fmaadighte Mak&at fpreekenvandeEngelfcheMajefteitofdienlandtaardt, van d' Algemeine oft v**bm, bezondreStaaten, van de Eedelen, Majeftraaten,Vroedfchappen, oft yejnandt !eJ em. die in dienfl: der Landen oft fteeden waare: ook eenighe t zaamenkoomften te ^ j ^^ maaken buiten de wettighe vergaaderingen. Des zoude een yder, dieoover gtlkben,en yetwes te klaaghen hadde, dat mooghen doen aan den Raadt van Staate , Qoverhee- by vertoogh in gefchrift, onderteekent van hem zelven, ofte , zoo hyniet den-, en fchryven kon, van twee bekende getuighen -, zonder zyn' Doorluchtigheit ttegbem oft den Raadt, op andre wyze, om diergelyke dingen, aan te moeyen,. Al- be™°dr* les op lyf- oft geldtftraf, naar geleeghenheit van zaaken. De naafte zorgh, ver£a<t" hieraan, was,deonluftxfmookendetufTènLeicefter en Hoohenlo, te fmoo- * ren. De Engelfche Heer hield zich niet yreemdt van verdragh j deHoogh- vin ge- duitfch, ooverfier: en men kon hem. met zeinden en herzeinden van Ge- daan om maghtighden zoo verre niet brengen, dat hy zich vlyen wilde , om , van leiceßer en Kampveer tot Middelburgh , en aldaar met den Landtvooghdt in mond- Hoohenlo gemeenlchap , te koomen. Tot reedenen zyner weigheringe gaf hy ; u verz*oe~ "Dat hy zyn' 'Doorluchtigheit zeerpartydigh teeghens hem, in 't krakkeelmet * Eeduart Norrits, bevonden had, en haar'derhalven niet betrouwen moght. D«jf£& Zeekre dingen , ter kennijfe van hem Hoohenlo ge koomen door eenen 'Dan- Weighert* kerts, geheimfchry ver van den Oudtveldtooverfte Morrits. 'Dat Leiceßer ge- zjne pooghthad, eenighe bezettingen, die ten gebiede van hem Hoohenlo fionden, yeedenen te verandren. Dat zyn' Doorluchtigheit haare beloften, ten opmerke van ver- waarom * fcheide zaaken, niet volkoomelyk genoegh gehouden had. Welke deeze zaa- ken waaren oopenbaard' hy niet: en , blyvende by 't afllaand antwoordt 3 zeide voorts: Dat hy, zeer wel b e zejfende hoe onmooghelykhet den Landen zouw vallen te beft aan zonder de hulp e van haar e Majefleit ende goede genee- ghenisvan zyn' Doorluchtigheit, hun daaromme ried, zich altf ds daaraan te houden. Hem, begeerd' hy, dat men reekenen zoude voor doodt en ooverleeden -, en >met een eerlyk ontfoldingfchrift, naa Hooghduitslandt laat en reizen , oft Sssss 5 naa
|
||||
1178 P. C. HOOFTS ZESÊNTWlNflGHSTE BOEK
i f87. naa den Kooning van 'Deenemark , waartoe hy onlanx verzocht was, gelyk ds
brieven , die hy toonde, uitweezen . In welkengevalle hy oover boodigh fiond, defleeden enfierkten, hem vertrouwt, oover te keveren aan degeenen dien hy diende $ naamelyk 'Prins Maurits, ende Heeren Staaten van Hollandten Zeelandt'. mits datmen de zelve eerfi herflelde in'tgenot van de voorrechten hunner gewefi en, en de regeering in denflandt waarin zygeweefl was ten tyde van wylenTrinfe Willem Hooghloflyker gedacht eniffe. Want hy zagh hen ver- kort in dat fluk: 'tgraauw, by ooghluikingen flraffeloosheit, zich verheffen teeghens hen en de wettighe Majefiraaten: om welk werk te vorderen > noch kortelings die bengel Junius, en veel' andren ge ar beidt hadden . Zelfs eenighe bedieners des Heilighen Woords, en verfcheide kerklyke luidenpooghden, door heimelyke beleidingen, en uitftr ooyeyiv an valfche gerucht en •> d'onderdaanen> uk haatenfmaadt, te doen infpannen teeghens deOoverheeden, om deezetot ver andring hunner heilzaame befluitfelen tepraamen. Wen deeze misbruiken gebeetert waar en, en eenigheperfoonen uit het hof des Landtvooghdsgezet , daar zy tot noch toe te veel geloofs vonden^zoo wilde hy Hoohenlo zich niet aUeenlyk tot ontruiming der voorzeide plaatfen bereidt toonen, maar ook toe koomengeloopen, om zich voor de voeten zynerT)oorluchtigheit needer te wer- pen , en zich in alleste verkleenen, ter gehoor zaamheit en eer e van haar, en voorneemelyk van de Majefleit der Kooninginne, aan de welke hy zich, tot eenen ootmoedighen en zeer toegeneighden dienaar, voor eeuwighlyk oover gaf. Wyders , de Landtvooghdt, ziende zoo een' zeehaaven op de Vlaamfche kuft verlooren, dacht, naardien hy de zelve den Spaanfchen niet had kun- Leicefier nen onthouden , veel min will: weeder t'ontneemen, op middel om ze hem tttkf e- t>ont\ymik te maaken , en Sluis alzoo voor een' landtftadttelaaten leggen. sluh te Zommighen waanden dat zulx lichtelyk , met zinken van fcheepen , waare ßoppeti. u^te werken. Maar de Raadsluiden der Ammiraliteit in Zeelandt, dien hy verghde dit aan te vangen , vernaamen , uit de befte kenners der geleeghen- Zwaa- heit, dat de koften zeer hoogh zouden loopen , en echter alle fcheepen, righeeden gaande niet dieper dan tien voeten , gemaklyk uit en in raaken , oover de daannge- zinkingen heen : welke, behalvendatzedevyandt, ten laaghften waatre \peun* tQe . aft,reeken kon ^ ook het geweldt der ftroomen moghte%eghfpoelen ; zoo 't niet erghens ter zyde den grondt uitfchuurde , en een' nieuwe kil De Graaf groeve. Leicefter , verftendight van deeze bedenkingen , fcheen daarom van Nieu- niet van zyn' meening te wyken j tot dat men veirdigh bleek om hem, wen wenaar hy immers daarmee deur wilde , met verfchaffen van vyf oft zes oudehul- gaat om de fen [n te volghen. Toen liet hy zich gezeggen. Voorts werden etlyke meuyks benden , zoo te voet' als te paarde , befcheiden , om met den Graave van Hoolbduh- Nieuwenaar te trekken , en denieulyxgeworveHooghduitfchen, uitOoft- fcbente landt, herwaarts te haaien : hoewel de Graaf van Ooverftein , metdriedui- baalen, zent landsknechten , die hy , neevens d'andre ruiters en knechten , had Zyn volk, oover te brengen , noch ter zaamelplaatfè niet aangekoomen was. Her. volk zoekt Ee- van Nieuwenaar trok naa 't Sticht van Uitrecht, enpooghde totEemenes menes t'oo- jn te breeken . Maar die van het dorp, en de Gooyers, tzaamgefpannen, vie- vervaiien: jen jlun te ^Jq^ . zoociat zy , hatende veertien oft vyftien dooden achter, vaan 'er met we' tv7mt1^ gequetften te rugge moeften keercn. -Maar drie van de quaabh. rykfte huisluiden lieten 'er ookhetleeven -, en een goedt getal quam 'er niet De Dief- af dan ge wondt. Op deezen tydt klaaghden Dykgraaf en Heemraaden van dykwordt de Al blaffer waardt en't Landt van Arkel , den Staaten van Hollandt, hun- veruvaart ne onmaght om den Diefdyk genoeghzaam te verzwaaren ; en verworven totkofie twintighduizent gulden tot onderftandt -, alzoo men reekende dat die van van Hol- fj0uanc|t by doorbrek van den voorzeiden dyk , wel tzeeventighduizent
.mat. J J ° ij gulden
|
|||||
a^m
|
|||||
DER NEËDERLANDSCHE HISTORIEN.' ïïfp
gulden jaarlyx van hunne verpondingen en andre middelen verliezen zou- ifóf\
den. Graaf Willem, hierentuflen , beezigh met Vrieslandt betenbettee- Graaf ohens inval des vyands te veilighen, verzocht daartoe wat meer fchattings: *«k*M waarin de Staaten mildelyk bewillighden * gedachtigh der fchaade van het beeter m leftleeden jaar. Uit dit middel rechtde men eenighe vendels op. Zommi- tnyrteil ghe Eedeliuiden berifpten hem hieroover , als wien 't niet betaamde den ^f. Ge weite grooter laften te verghen. Maar'tmeefte deel loofd' hem daarom, en reekend' 'er dubbel voordeel by: alzoo niet alleenlyk 't Landt daardoor beeter zoude befchermt worden * maar ook den huisluiden, mits deeze be- zwaaring , te meer oorzaaks gegeeven om den vyande brandtlchat te wei- gheren. De Staaten hadden dus lang eenighe ruitery onderhouden b waaraf men zich, in dat gebrooken Landt, niet dan by enkle wyle van vörft kon dienen. Dies ried de Stadthouder de zelve af te danken , en de foldy aan voetvolk te befteeden, dat> doorgaands't heelejaar, nut en noodigh bleek. Dit ftonden ze meede toe j inziende teffens, dat men alsdan d'oude gewoon- te van in fchielyk gevaar den derden huisman op t'ontbieden, 't welk oover 'theele Landfchap drieduizent perfoonen maakte , affchaffen moghte , tot De derde merklyke verlichting der ingezeetenen: alzoo zy , onzoet opden waapen- man, afc handel , en ooverweeghende hun verzuim teeghens de koften van andren daar ten in hunne plaatlèn te leeveren , liever, dan zelve op te trekken, hadden eenen flattm huurlingevyftien oft twintigh duivers 's daaghs te geeven. En voor dit geldt ^fooien kon men (vertoonde zyn' Genaade) twee oft drie foldaaten houden : be- mAau&ÏU\ halven dat deeze zich beeter beheeren lieten, Sint dit aanneemen Van nieu- dui&ent we knechten, werden alle aankomften zulx geftoffeert, dat de Spaanfchen, perfoonen hoewel 'tys hen fchcen aan te lokken , nerghens inbraaken : uitgezeit dat uit. Graaf Harman van den Berghe , die zich gewaardighdezoodaaneoneedele Graaf toghten te beleiden , waarmeede't niet dan op buit en boerenplaagh gemunt barman was, t'eener nacht, met gezwinden rit, oover de Ee quam, en het dorp Halm van /w pionderde. Een eedelman, genaamt Scheto van Ebbinga, Roomfch en Koo- viJften f}et ningich gezindt, werd, daarom te min niet, weghgefleept en geranfoent, ^naltm booven 't berooven van zyn huis. Weedergekoomen, verteld' hy veel hoons enfpyts, hemtoegedreevenvandeKooningfchen: 't welk, onder andre zyn* geloofsverwanten , geen' kleinen afkeer van die partye maakte. Op de hertoght, al in de zelffte nacht, werd Graaf Harman , rydende verby een * wachtburghken dat aan de Ee ftond , door den arm gefchooten. Villers, ^ reduit 0 een van zyn' ritmeefters, bleef'er doodt. Wyders, Graaf Willem, laatende zich voortaan niet genoegh weezen zyn' grenzen te befchutten , oovertrad ze *, en, voerende de fchrik , die de Vriezen plagh te prangen , tot wel diep in Grooningerlandt, braght het zoo verre , dat de dorpen aldaar , van dien tydt af , zich vlydden tot brandtlchat aan der Staaten zyde te betaalen. De Groon^ Thans veld'hy't ooghweeder op de fladtGrooningezelf, en zond j om te ningerdor* befpieden hoe verre daar d'eene fchild wacht van d'andre ftond , eenighe Pen be&m~ foldaaten uit. Die vonden zoo lang een eindt wals onbewaart, dat zydrie ne"brandt" oft vier maaien , om zeeker te zyn van de volbrenglykheit des aanflaghs, *l*\*™xm tufïèn beide , door de graft zwommen; en ter vefte opklommen , zonder de u he. gewaghte hooren. Waaroover hy voornam, hondertzwemmers, geleezen taaien. uit zyn ganfche regement, naa binnen tedoenftryken , met roers , enge- Aatiflagb reedfchap om poortflooten tebreeken, 't welk men in kleene baxkens door van Graa- de graft zoude fieepen. Teeghens den beftemden dagh fteld' hy orde op n Wiüem, 't bezetten der weeghen , en niemandt door te laaten die naa Grooninge wee er.°? wilde. Tot Nyezyl, om 't krysvolk oover't waater te brengen, deed hy mm& ' een'fchipbrug liaan, door zeekeren Hopman daar leggende, die't ambacht van
|
||||
ii8q P. C. HOOFTS ZESENTWINTIGHSTE BOEK
1587. van timmeren gepleeght, ook eertyds der eene ter zelve plaatfe gebouwt
had, en de diepte van den grondt , famt den aardt van 'tgetyde der ftroo- men , wel behoorde te kennen. Een'fpringvloedt, nochtans, te heevigher door aandrift van een' weldighen Noorden windt ( en't ging nu in Herfft, maant) beweez dat het werk niet genoeghzaam bezorght was : zoo dat de Graaf, aankoomende met zyn'troepen , zich geftuit zagh , en de toeleg te Die miß loore liep. De Grooningers , hieraf eerfl ten tweeden daaghe verkünd- eter . fchapt, gridzelden ooverdenkende in wat gevaar zy geflaapen hadden $ beheinden terftondt den voet der vefte met een ftaaketfel, en leiden een fchans neevens de poort, waarop het gemunt wasgeweeft. Maar Lei« Lekefler cefter, bly vende noch eenighe daaghen in Zeelandt, befcheidde d'Alge- befcheidt meine Staaten , teeghens den vier- oft vyventwintighften van Oeftmaant, dAgemei- tot [)orcjrecht: en fchikte immiddels zynen geheimlchryver Junius aan tot Dor- ' ^ie van Armuide » met eenen geloofnisbrief, luidende dat hy, beweeght Arecht: ^oor verfcheide geruchten , die om her zweefden , hem derwaarts gezon- Geeftnieu- den had , om uit hun te weeten hoe zy ten dienftevan haare Majefteitgt- we ßof tot neeghen waaren . Dit, koomende, gelyk het moeft, tot kennis der Staaten, quaadt worp, als een wis bewys van de loosheit der zoene , weeder alles in 't war: vermoeden, en s van toen af begoften de bekommeringen en fteurnillen , van dagh tot T wan- ^gh 3 m te fcerven . en (je partyen elkandre met luipender en luipender nmm oogh aan te zien. De vreedehandel, waaraf, door den Ambaftadeur Buk- ver tuffen ^enhorft , oopening gedaan, enthansgeraadenwastezwyghen , raakte op f am en allemans tong: en , diederfaamepooghden den mondt te ftoppen , zonder forty. haar wel in dwang te hebben , deeden niet, dan haar uitberften met dies te De vree- grooter gelchal. Men koutde van den pais, als oft Engelandt en Spanje dies dehandel }iaif eens waaren geweeft. Leicefter hield , terwyl hy in Zeelandt marde, won mcht- groote gemeenfchap van raadt met RulTel, OoverftetotVliflinge. Morgan t?p" koos hy tot * Vooghdt van Zeevenberghen , en beval Prinfe Mauritshem verneur ^aar *n te voeren • Maar hierteeghens verzetden zich deHollandfche Staa- ten, zeggende dat men dien ty tel, in Hollandten Zeelandt, niemandtdan den Vooghde dier geweften, naamelyk den gemelden Prinlè , toekende. Uit de woorden van Bukkenhorft had men een vaft vertrouwen gefchept, dat zyn' Meeftres vyf tonnen gouds aan de Staaten verftrekken zouw , in- dien zy buitenordelyk in het dubbelt deezerlömme bewillighden. Dit was van hunne zyde gefchiedt, en al een deel van 't geldt opgebraght. Maar, verneemende dat de Kooningin weigherde meer dan hondert en vyfrigh duizent gulden uit te keeren , hielden zy hun verlof voor onbondigh, dewyl Nieuw de voorwaarde , waarop zy't gedraaghen hadden, onvoldaan bleef: en ver- misnoeghen ftonden , dat men de reeds verfchafte penningen , als verfchooten op goede van Lei- reekening , moeft afkorten van 'tgeene , dat tot de koften van'tloopende cef er. jaar zoude ingewillight worden. Dit ging den Graave ook uit zyn' gifting: en Hyz.emdt deminfteweederftandt, dien zyn wil vond, (chokte'tgemoedtjdatgeenen jT T" goeden grondt had. Als hy tot Dordrecht quam , waaren'er noch d'Alge- de staaun meine Staaten niet alle. Dies belghd' hy zich weederom , en ftuurde , op van Bol' den zeeventwintighften van Oeftmaant, den Raadsheer van Staate Willem landt, om Bardes aan de Hollandfche Staaten , om , naa vernieuwing der oude klagh- te weeten tenoover quaade involghing , hun , alzoo zy't meefte vermoghten en op- wat van braghten , af te vorderen wat middelen van volk, geldt, krysbehoefte 5 waar- huntoton- af hy zicri ? naar gelang van'tgezagh hem opgedraaghen , zouwmooghen 1 u u dienen, men gezint waare hem toe te voeghen. De Staaten , antwoorden- nverwalh' ^e *n 'z ^ort' ^at ZY dachten zyner Doorluchtigheit op alles reedelykevol- ten waare. doening te geeven, het opgedraaghen gezagh te helpen handthaaven , de verzoe-
|
||||
*
|
|||||||||||
DER NEEDEtLLANDSCHE HISTORIEN. ii8t
Vferzoening van Middelburgh naa te koomen j gedroeghen zich voorts tot ïffo\
cenvertoogh, by't welk al gereedt zynde, zy, door hunne gemaghtighden $ zouden richting van 't geene begeeren * dat men, indeiileftleedenjaare, tee- ghens de Voorrechten der Landfchappen had doorgedreeven. Dit vertoogh werd hem * tot Dordrecht, op den dertighften van Oeftmaant, ter handt geftelt, en behelzde neéghen punten. i. T>at hunne ern/lighe meening was, het Verding ,gemaakt met haare Ma- venoogb
jefteit,getrouwelyk f achtervolghen} en zyn' cDoorluchtigheit, zoo wel in 't ge- der Hol~ zagh haar opgedraaghen van d'Algemeine Staaten, als in 'tgeene dat haar uit Iwdfibe krachte van 't gemeide Verding toequam, te handt haaven. Staaten |
|||||||||||
aan Lei-
er, om |
|||||||||||
2. Maar, naardien eenighe onruflighe menfchenpooghden verwarring in
|
|||||||||||
'tgezagh zyner Doorluchtigheit,der Staaten,en der bezondre Landtvooghden, C*K*-'
f e brengen-, zoo zoude zynerT>oorluchtigheitgelieven te weet en, hoeby de vmvffm Ridderfchap, Eedelen, en Steeden van Hollandt en Weftvrieslandt altyds ver- fcbeide flaan was, en alsnoch verft aan werd, dat, wen'ereenVorfikomt t'ontbreeken, zaaken té de Hooghe 0 over heit der Geweften weeder aan hen keert: ende dat zy , oover- bekgomtn * zulx, alle bedryf van Opperheerfchappye ,fint het verlaat en des Kooninx van Spanje, wettelykgepleeght hadden % ook, opdeezen grondt, met verfcheide Mooghentheeden, zelfs met haare Majefleit, neevens d'andre Landfchappen, gehandelt, en zyn"Doorluchtigheit tot Algemeinen Landtvooghdt beroepen. 3. 'De voorzeide woelgeeften,nu, ziende niet lichtelyk der Staaten achtbaard-
heit, met recht aangaan teeghens hen, te zwakken oft te vellen, zochten 't door omweeghen uit te werken, voorgeevende dat de Staaten niet uitgebeeldt werden bydegeenen, dien het, naar de Rechten en gewoonten der Landen, toeft ond^ maar by eenighe baat zoekers, lorrendraayers, en luiden quaalyk geneight tot den gezuiverden Godsdienfi, haare Majeßeit, 's Lands welvaart, en zyn' "Doorluchtigheit. »4; Weshalven noodigh viel zyner T)oorluchtigheit aan te wyzen, dat de
Staaten niet by eenighe * bezondre perfoonen,maar by Gemaghtighden der Rid- * pr£vée. derfchappe, Eedelen, en Steeden, werden uitgebeeldt: zoo dat degeenengrof- ly k doolden, die waanden dat de Staaten uit eenighe * bezondre perfoonen be- * privée j ftonden, ende dat men de mishandelingen, die zy hun wilden wyten, den Staa- ten met recht te laße m&ght leggen: te meer, aangezien dat de Staaten ver ft on- den, indien yemandt der geenen, die f hunner zaameninge verfcheenen, zich quaame inyetwes te buiten te gaan, den zelven, booven andren, aanmerkelyk te doen ftr offen: 't welk zyner cDoorluchtigheit blyken zoude, wen 't haar geliefde hun de reedenen, ftrekkende tot befchuldighing van eenighe Lidtmaaten hun» ner vergaadringe, t'oopenbaaren. f* Ende, naardien de voorzeide onruflighe ge e ft en zochten het wettelykge-
zagh der Staaten in onzeekerheit te ft ellen, om dat men, in 't opdraaghen der Landtvooghdye aan zyn' CDoorluchtigheit, en feeder t op haaren naam e, veelt zaaken zagh verricht, niet in zulke wyze,gelyk, ten aanzien van d''Algemeine Landtvooghden, ofte op hunnen naame, ten tyde van Kaizar Kaarelymaarge^ lyk ten aanzien van hem zelven, als Vor ft der Landen, ende op zynén naame^ gedaan was -, ende, dat daar oover veele luiden in twyfel trokken, oft de maght, gegeeven aan zyn' T>oorluchtigheit, zich eeven wyd uitftrekte oh die van wy- lenKaizarKaarel,ofte niet wyder dan die van de Landt vooghden,by hemj'zy- nen tyde, geftelt; waaruit verfcheide misverftanden reezen: zoo zoude zyner 'Doorluchtigheit gelieven f 'aanmerken,dat,hoewel nochte deStaaten,nochte de bezondre Landtvooghdt,nochte de Amptluiden en Rechters,zich,ten tyde van Kaizar Kaarel,oft van deVorften zyne voorzaaten,plachten by eede te verbin- den aan den Algemeinen Landtvooghdt j nochtans de voornoemde Staaten $ Ttttt zichi
|
|||||||||||
j
|
|||||||||||
-\
|
|||||||||||||||||
ii8* P. C, HOOFTS ZESENTWINTIGHSTE BOEK
i fóy. zich, den bezondren Landtvooghdt,de Amptluiden en Rechters, van Hoïïandi
en Weftvrieslandt (_ booven d'onderhouding van 't verdragh met haare Maje< fteitgeßooten ) aan zyne 'Doorluchtigheit ( wen zy zich in de Vereenighde Cr>. weftenvonde^ verplicht hielden, ommehaar, alsverheeventot demaghtvan Algemeinen Landtvooghdt en Kryshooftman, tegehoorzaamen, en daarin te helpen handthaaven , zoo lange als zyn' T)oorluchtigheit de zelve wettelykge* bruikte -, zonder echter daarmee de zich zelve eenighszin s, noopende de Hoo- ghe O over heit der Landen , te willen verkorten i zoo dat, dienvolghends , ter befchikkingevan d'Algemeine,ende van de Staaten der Geweflen in 't bezonder C booven 'tgezagh, hun toebehoorende van alle oudtheit her, ende gebruikt ten tyde van Kaizar Kaarel^) zoudenblyven alle zaaken, niet bevoolen vanden voornoemden Kaizar aan de Hartoghinne Margarite, de Kooninginne Mary e, den Hartoghe van Savoye, oft andre Algemeine Landtvooghden -, maar behoud- den aan hem zelven -, uitgezondert hetgeene , 't welk verandert bleek by 't ver* ding gemaakt met haare Majefleit j alzoo de Staaten zich aan 't zelve verbon- den kenden. 6. Maar alle zaaken, gefielt by Kaizar Kaar el ter befchikkingevan d'AU
gemeine Landtvooghden, hadden teflaan ter befchikkingevan zyne 1)oorluch* |
|||||||||||||||||
*A£é.
|
|||||||||||||||||
tigheit en denRaade v anStaate, volghends * 't befcheidt van de opdraght
der Algemeine Landtvooghdye-, behoudends dat men, in het doen van de afveir- dighingen, zich ficht en zoude naar het berichtfchrift, daarop gemaakt, oft |
|||||||||||||||||
* Gede
creteert. |
noch te maaken: ende 't geen, dat op 's Kaizar s naamplach * beßooten oft uit*
|
||||||||||||||||
gegeeven te worden, ft ond uit te ge e ven op den naam, zeeghel, teeghenzee~
ghel, enfignet der Algemeine Staaten, wanneer de afveirdighingen de Land" fchappen in 't gemein betroffen j ende, wanneer zy hetgeweß van Hoüandt en Weftvrieslandt in 't bezonder aangingen, op den naam, zeeghel, teeghenzee« ghel, en fignet van 't zelve. 7. f^Alle bezondre Landtvooghden, algemeine en bezondre Ooverßen, an-
dre Bevels luiden, en krysvolk, zouden den vereenighdenLandtfchappen in 't ge- mein, zyner*Door lucht igheit als Algemeinen Landtvooghde, ende den ge- weften, fteeden en Ie e den der zelve, waarin zy quaamen gebruikt te worden, in't bezonder, huid en trouw zweeren: voorts alle Ooverßen, Ritmeefiers, Hopluiden > Bevelhebbers, en andre foldaaten,gehoorzaam te weezen aan zyn' 'Doorluchtigheit, en de bezondre Vooghden der geweflen waarin men hen quaa* me te beezighen, ook aan de Steedehouders der zelve, en aan de Hop- en Bevels- luiden, oover hen gefielt oft noch te ft ellen. 8. Belangende de * volkoomene maght, toegeftaan aan zyn"'Doorluchtig'
heit in 't beleidt der oorlooghe, verftonden zy Staaten, de zelve teftrekken tot gebiedt oover al't krysvolk, tewaater en te lande, zoowel o over't geene dat foldyvan de Landen trok, als oover de hulptroepen van haar e Majefleit, om het te werke te fteüentot krenking van denvyandt, ende rechten krystucht oover 't zelve te oeffenem zonder, nochtans, dat men daar onder ver ft aan mogh- te, dat zyner T)oorluchtigheit toegelaat en waar e meer krysvolx te lichten, dan uit de hulpe haarder Majefleit, en uit der landen fchattingen (" volghends der Staaten befiuit\) konde betaalt worden: ende verzochten zy Staat en voorts, dat zyner cDoorluchtigheit geliefde de kryszaaken te waaterte doen beleiden door den Ammiraal van de zee, en 't verleggen der bezettingen door de bezon' dr e Landtvooghden van elkgewefi. $>. Om voortaan beet er eendraght, onderling verftandt, en vertrouwen,
tuffen hen Staaten en zyn' T>oorluchtigheit te fliehten en te queeken,zoude haar gelieven , vooral, te doen richten hetgeene, dat, in 't leflleedenjaar, door be- dry f van eenighe ongerufie menfehen, oft uit onverfi andt, op den naame zyner 't) oor*
|
|||||||||||||||||
*Abfo-
lute. |
|||||||||||||||||
.ü,
|
|||||||||||||||||
DER NEEDERLANDSCHE HISTORIËN. 1183
xDoorhchtigheit gedaan was in *t feilen van eenighe veoghden oft * opzieners i f 8 ^.
ooverfleeden oft oorden, t?7z^? in 't begeeven van eenighe voomeemlyke ampten * Supei^ zoo van Regeeringe als van Rechte, teeghens *V Befcheidt van de opdraght Intenden- der Landtvooghdye h ook te doen volbrengen het geene, 't welk, oovereenkoo- tcn* mende met het verding gemaakt tuffen hen en haare Majefteit, en met het voor- e * 2f/Vf * Befcheidt , ^ Staaten, ,S0<7 i« 't gemein als in 't be zonder, ^ voor ge- * Ade •
gangen vertoogh, aan zyri Door lucht igheit verzocht hadden-, ende dat zy- nerT>oorluchügheit , £<? dien einde, geliefde geen geloof in landt zaaken te ge e- ven, mi/zr bevel om van haar te vertrekken, zoo welden in-als uitheemfchen perjoonen, die zich vervorderden twiß en wantrouwen te verwekken tuffen de Staaten en zyn' Doorluchtigheit, ende, diénvolghends, ^ landen in verwar- ring , «fc eer en acht baar heit zyner T) oor lucht igheit in gevaar, te feilen . ■ Dit vertoogh beantwoordde de Landtvooght, op den eerften van Herfft- Leïceficn
maant, met byteekeningen van deezen verftande, antwoordt Noope?ide d'eerfte zes punten: nooit had hy naa meer ge zaghs getracht \ dan op dat ver*
hy aan zich toegeflaan vondby de Befcheiden vermeldt in 't vertoogh h hield ms}u zich ookalsnoch daarmeede vernoeght , zonder eenighszins het gezagh , dat den Heeren Staaten toequam , te willen vermindren, oft in twyfel trekken; zulx het inhoudt deezer punten hem niet raakte: maar hy begeerde alleenlyk, dat zyn voorzeide gezagh geheel aan hem bleeve , volghends de bepaaling ge- meldt by 't verdragh, ende gelyk het bezit meèbraght, waarin de Heeren Staa- ten hem gefielt hadden -} zonder dat hy daaraan eenighe verkorting, vermin- dring , oftenging wilde ge dooghen: waaromme men geen' ver andring behoorde te maaken, ten aanfchouwe van de ty teling oft het zeeghel, die hy gewoon was te gebruiken, en dat naa beraading en uitgedrukt verlof'der Heeren Algemei- ne Staaten, en naar de wyze, gepleeght by zyne voorzaat en in d'Algemeine Landtvooghdye. * Belangende 't zeev ende punt: hy vond onbehoorlyk, dat eedtgedaan wier de
aan de Landfchappen ,ßeeden en leeden der zelve •■, alzoo deeze nieuwigheitge- vaarlyk was, en meenighte van eeden verwarring en kleinachtingh baarde ; waar teeghens voorzien diende, volghends het neeghentiende punt van71 ver- ding met haare Majeßeit gemaakt: welverflaan', dat het krysvolk, koomende, •bezettingin fieedentehouden, tezweerenhadde, indefieeden (boovenden eedt gedaan aan hem en 't Landt) dat zy de voorzeide fi eeden ende plaatfenge- trouwlyk bewaar en zouden->voor de Staaten enden Algemeinen Landtvooghdt, ende niets beft aan tot achterdeelder zelve fi eeden: hy, echter, begeerde de be* zettingen daar uit te lichten, wen't hemgoedt docht e. Het inhoudt van 't acht ft e punt ftondhy toe -, ende zouw zorgh draaghen ,
dat alzoo gedaan wier de, voor zoo veel als de tydt en geleeghenheit moghten koomentoe t e laat en-3 zynde onbehoorlyk, by nieuwe onderhouding van ditte,, den dienft der gemeine zaake te ver acht eren oft t ever kort en. ^Aangaande 't neeghende punt: de vertooners hadden in 't bezonder te ver-
klaar en , wat zy me inden dat behoorde gebe et ert en volbraght te worden: waar- naa hy doen zoude 't geen, dat, in reede en biUykheit, bleeke te betaamen. Eene naader verklaaring ,. hierop gedaan van de Staaten , denken wy*
t'haarder tydt te vernaaien. Ten naaften daaghe hieraan , Verfcheenen ter zaameninge van Hollandc, door Leicefters laft , Meefter Jakob Valk en Vwßel J ooft van Menyn, geevende den Staaten te bedenken •, Oft, indienmen de van hei* Landen met eighe middelen, en de hulpe hun verleent van de Kooninginne, niet ceyer aan zaaghe te bef eher men (gelyk zyn' T> oorluchtigheit,bevindendej aar lyx ontrent ° an*' vy f tonnen fchats aan 't bezetten alleenlyk der ft eeden enflerkten t'ontbreeken, j^enyn meinde neen) niet raadzaam waar e, pais, op reedelyke voorwaarden, met den m pal11 * Ttttt 2 Span-
|
|||||
i
|
|||||
118+ P. C. HOOFTS ZESENTWINTIGHSTE BOEK
1587. Spanjardt te maaken. Waartoe , zoo dyAlgemeine Staaten het goedt vond-
den , haare Majefleit zich geirne voeghen zoude , ten meeften oorber van de Geweßen. Oft, zoo zy hoopten , handelende ? zonder haar , met den Hartoghe vanVarma^ meer voor deels te verkryghen, zy moghthetook wel lyden- 'Doch zy was nietgezintmet Tarma tedaadingen-, wiflemenmaar het oorlogh f acht er volghen met de inkoomflen der Landen , neevens haa- re gewoonlyke hulp, die zy hun> in zulken gevalle, niet onttrekken wilde, Dit laafte verhaalden devoorzeide tweeheeren meermaals, en drongen met zulk een' aanitendigheit op fpoedigh antwoordt der Vergaadringe, dat zy haar den naaften Donderdagh tot uiterft beftek van tydt ftelden. Voorts gaaven zy hun aanmelden by gefchrift in; ;van 't welke dubbelt aan de Hollandfche ftee- den, ook aan Vrieslandt en Uitrecht , werd oovergezonden. 'T was zoo ver- . re gekoomen, dat niet min de amptelooze luiden , die eenighe ervaarenis ofc kennis van zaaken hadden, dan de Leeden der regeeringe, alle verdragh met Spanje voor een' valftrik hielden, en hun de naam Pais, yslyker dan 't gruw- ontßelte- zaam woord t Oorlogh in de ooren klonk. Dies baarde , op een bot, hetge- nis der rucht van dit aangeeven, dat, zoo wel den geenen die den Engelsman droe- Landtaaa- gnen ? ajg jlun jjen ^e achtbaarheit der Staaten waarde voorftond, vreemd |
|||||||||||||
ten daaroö-
|
|||||||||||||
inviel, byftre beroernis der gemoeden. Hy, derhalven, kryghende fpaad
|
|||||||||||||
ver
|
|||||||||||||
Dies om- berouw, hadde den Staaten geirne zyn' meining weeder ontpraat, enfehreef
kent Lei- hun, tenvyftienden daaghedaarnaa, dat ze van Valk en Menyn niet recht
ceßer laß was gevat geweeft, en quaalyk voorgedraaghen, tot geen' geringe verkorting
aan Valk, dereere van haare Majefteit en van hem. Maar, Menyn, hierafverwittight,
en Menyn en merkende dat men hem en zyn' meegenoot in den laft dacht te laaten, zet-
tottmeen' ^Q ^en VOOrftel, gelyk die ichriftelyk aan de Staaten geleevert was, inlta-
voorjelge- liaanich oover, welke fpraak de Graaf, toen hy bun beval dien te gaan doen,
feilen. gebruikt had : en leid' hem 't vertaalde voor ooghen. Waarop de Landt-
Maar Me- vooghdt, hebbende dat doorleezen, en yetwes daarin verandert, zeidedat
«7« bewyß het zeer wel was. In Engelandt zelf, behaaghde eenen yghelyke dit pein-
bem bet zen op paismaaken niet eevenwelj ende werd derKooninginne eenichrift
teegben' m fe handt gefteeken , dat het gevaar , gefchaapen haaren Staate uit zoo-
*eel' f . daanighe handeling te naaken , inzonderheit zoo de Vereenighde Ge-
E C Indt we^en» verlaaten van haare Majefteit, uit wanhoop quaamen met den Span-
teeibens j^ardt op te flaan, wydluftelyk aanwees, lm middels deed Leicefter een ver-
den pais- toogh in Franfbifch en Neederlandfch drukken, en gaf het, gedaghteekent
bandd . op den zeften der maant, 's andren daaghs , in teeghenwoordigheit des
Leicefler Raads van Staate, aan d'Algemeine Staaten oover. In,'t zelve, naa breed
doet een uitmeeten zyns yverens voor den Godsdienft, ender moeite aangenoomen
Vfrtu ty ^lem ter ^e^e van de Landen, famtzyner verdienftenopdezelve, ook
/*\en\n zyner onfchuldt aan* 't verlies van Deeventer en de groote fchanfè; by Zut-
d'Al/emeï- ven' mec bybrengen dat men hém voor den eerften niet houden kon die door
»e Staaten verraadt bedrooghen was 5 zwaayd'hyomtotd'oudeklaghtenooverdewee-
ooverlee- derwaardigheeden hem roegedree ven. Inzonderheit fcltrold' hy op den brief
verten aan van den vierden inSprokkelmaant, enzeide te gelooven, dat d'Algemeine
allefieeden Staaten wel wiften wie dien gedicht had, en dat by veelen hunner daartoe
Mtndt. geen veri0f was gedraaghen. Het faalen der ontleegheringe van Sluis leid' hy
op die van d'Ammiraliteit, ende geenen die ingebreeke gebleeven waaren
van volk en voorraadt van oorlogh daartoe te verfchaffen: ende nam den Al-
gemeinen Schatmeefter tot getuigh, dat hy, van hondertduizent gulden, be-
• looft ingereede penningen tot het ontzet, niet meer , dan dertienduizent,
oft daarontrent, ontfangen had. De verzoening tuften hem en d'Algemeine
Staaten, en 't plakkaat daarop gevolght teeghens de befmaalers der Oover-
heeden,
|
|||||||||||||
c-
|
|||||||||||||
DER NEEDERLANDSCHE HISTORIEN. n8f
heeden, wild' hy hun aanreekenen voor een gewis bewys, dat zyn'meening 15-87*
nooit ge weeft was de gemeente op teruyen , om zich alzoo , oft oover hen te wreeken, oft hen, door die om weeghen, onder zweep te brengen. Van den Graave van Hoohenlo fprak hy , als van eenen wiens woorden en werken teeghens elkandre ftreeden. Koomende voorts tot de teeghenwoordighe geftekenis der zaaken , worp hy den Algemeinen Staaten voor j Dat, in Ze e landt, eenjtaat van aanvechtend oorlogh ^ voor twee maanden , ge- raamt was i en belooft by hen, in eikengewefte bewilghing tot opbrengen der penningen te beneirflighen, en befcheidt te zyner aankoomfle tot Dordrecht te brengen. Maar hy had als toen de dingen niet in den gehoopt en flandt gevon- den , en daar oover naa den Haagh gezonden om onverwylt befluit op hetfluk van den krysvolke en'gelden te vorderen > ook teffens ver fcheide noodtlykhee- den te vertoonen. 'Doch, teeghens zyn verwachten, waar en ten laafiezeekre gemaghtighden uit HoUandt by hemverfcheenen, met eenigh e punten betref- fende de opper (ie maght dßr landen , enfirekkende tot inbinding van 'tgezagh hem toegekent van dAlgemeinfchap byde opdraght der Landtvooghdye. Hem, Algemeinen Stadt houder haar der Majefleit, deeze verkleening te verghen, daar men nu onlanx de landen met groot er by flandt, van haar, begenaadight zagh 3 was, zeeker, in zynen zin, een* wonderlyke vreemdigheit.. Weshalven hy, óoverweeghende deezefukkelingen, teeghenbouwingen, en tydtquifting, gedwongen geweeft was den Raade van Staate * aan te tuighen, omme dies ver- * Prote- flagh aan de Staaten van HoUandt gedaan te worden, dat, indien eenigh onge- fleren ♦ luk , in Gelderlandt oft elders , aan d'eene oft andre plaats oover quaame, V zel- ve nocht hem, nochte den Raade zouw t e wy ten ft aan, alzoo 't verhoeden der onheilen niet aan hunne dienftveirdigheit, maar aan't volk en de penningen , belooft tot Middelburgh, ontbrak, Nu vernam hy, dat zommighen de noodt en armoe der Landfchappen -, andren zeekren vreedehandel, dien men zeide tuffen haare Majeßeit en den Hartogh van'Tarma aangevangen te zyn j voor de oorzaak van dit, marren en mangel uitgaaven. Op dat dan zy Algemeine Staaten-) bericht van de waar heit, te beet er tot befluit moghten koomen , hadhy, door eenighe Raadsluiden van Staate, den HoUandfchen Staaten doen aanzeg- gen, dat zy, by zich zelve, hunne middelen oover leggen zouden^ ende(gelyk ook, hun Algemeinen Staaten, van hem, tot Middelburgh, volghends den laft haar« der Majefleit, was verklaart) indien hun vermooghen kloekgenoegh tot het voeren des kryghs bevonden wier de, en hem dies bleeke, niet by woorden oft op papier, maar by de daadt zelf, dat alsdan haare Majefleit de Landen van haare hulpe niet dacht te verft eeken ..'Dat zich ook, wen1 hunne middelen te zwak wierden geoor-deelt, geen fchyn van re ede vertoonde, waarom haare Majefleit meer moefte doen dan 't verding meèbraght; aangezien 't zelve aUeenlykjlrekte tot onder lingen byfland,ingevalle dat zy Algemeine Staaten hunnenplicht naa- quaamemzulx hetwelongerymtwaare,dat zy Staat en den wee der ft andt,belooft ten tyde van het verding,zouden mindren->en al den laft op defchouders van haa- re Majefleit fc huiven. JVant hunftondte bedenken^ hoegroote koften zy deed,om haare Kooninkryken vanEngelandt enTrlandt te befchermen-y ende dat zy,voor- neemlyk ten aanfchouwe van deeze Geweften, in vyandfchap met Spanje getree- den was- dat ook, ter oorzaake van de bekommeringen hier gedaan om der Staa* tenplakkaaten te handthaaven,haare onderdaanen inVrankryk aangehouden en gequelt werdeniwaaromme het ge enen fchyn altoos van biUykheit had^haar, be- noodight om der Landen wil zoo zw aar e laft en te draaghen, yet booven die te verghen. Indien dan hunne middelen, neevens de hulp van haare Majefleit, niet toereiken konden om 't oorlogh naar zynen eifch te voeren^ zoo vondhy zich ge- laft hun aan tegeeven,dat haar,door denHartogh van T arma,nochßnthet ver* Ttttt 3 lies
|
||||
ii8d P. C. HOOFTS ZESENTWINTIGHSTE BOEK
ï fój. lies.van Sluis, eenighe oopening van vreede gedaan was: waarop zy nochtans
niet had willen voortgaan, nocht eenigh befluit neemen zonder hun j maar hun aanbieden, zich te voeghen met hun, ende met de Heeren en Eedelen hier te Lande, die 'tjiuk meefl raakte. cDiesftrooyde men, met een' te zeer oopenbaare valfcheit, onder 't volk, dat zoo een' zaak zoude befloot en, oft eenigh verdragh daar af gemaakt zyn, oftGemaghtighden te dien einde uitgezonden: eti zoodaa- ne klappernyen had nu de tydt, ontdekker der waar heit, voor opgezochte lafte- ringen verklaart. Haaf Majefleit, nochtans, had zich, by 't gemelde verding) de handen niet zoo laat en binden, dat zygeen' handeling aangaan moght e •> hoe- wel zy te vreede wasganfchelyk niet te handelen zonder hun, oover zaaken die hunnen Staat betroffen, en hun daarom deeze oopening deed doen. Hun moght gedenken, zoo uit de ver klaar ing van andren, als van den Bar oen Bukkenhorft, onlanxAmbajfadeur van haar e Majefleit, met hoe ernfiighen en aanfiendighen verzoek haar broeder de Kooning van cDeenemark zich tot middelaar van den pais erbooden had: en zy zelve wiflen welQmeend' hy») wat reedenen, van dien Kooning, hunnenGezanten laaft maals waar en voorgehouden. Ten opmerke, echter, van hun voorighgevoelen, dat, om 's vyands onreklykheit, noopende zoo de oeffening van den Godsdienft als de verzeekeringen, op geen' vreede te hoo- pen viel, washun verklaart ge we efl, dat haare Majefleit geenszins dacht hen te bedrieghen: yt welk ook bleek by 't afveirdighen van den Oover ft e T>raak naa Spanje, ende by zyne, Leicefters, weederkoomfi om 't oorlogh t'achtervolghen, haddehy daartoe genoeghzaame middelen gevonden. Maar, zoo zy die niet ver moght en op te brengen •> wat wilden zy dan dat hy deede, oft wat konden zy meer van haare Majefleit begeer en ? 'Dit had hem goedt gedocht hun voor te draaghen->gefyk dien van HoÜandt in den Haaghegedaan was. Vonden zy dan oorber, volghens hunnen eighenen brief van opdraghte, hem dehandtvooghdy * Difpo- te laat en, met het bewindt oover defchattingen, ter * befchikking van hem en
fitie. den Raadt 3 ende wijle men hem te doen blyken, dat zy, met dengewoonlyken onderftandt haar der Majefleit, den krygh konden dry ven -3 zoo was hy ganfch
willigh alle dienften te doen naar zyn bejle vermooghen > zoo aan den Staat der Landfchappen in 't gemein, als aan elk in 't be zonder. Want, hoewel andren zouden op de behoudenis van een oft twee Geweflen mooghen toeleggen $ 't Ver- ding , nochtans, gemaakt met haare Majefleit, begreep ze alte zaamen; zulx hy, als haar Stadt houder, voor alle die moeft zorgh draaghen. Ook hing aan de behoudenis oft ondergang van 't eene de behoudenis oft ondergang van 't an- * dr e. Wilde men yet ten teeghendeele verft aan 3 't zelve ft reed teeghens 't voor- ze ide Verdragh, en teeghens hun verbondt, ende zouw, hoe langer hoe meer,
den val van 't geheel vorderen. Vonden zy zich ongezint zyn gezagh in de voor ighe kracht te laat en, en hunne middelen te gering-, zoo moeft hy, om de eer zoo wel haar der Majefleit als de zyne te bewaar en, hun weederom aantui- ghen, dat, indien'er eenigh verlies oft ongeluk viele, de fchuldt en fch and, niet zyner Meeftreffe oft hem, behoordegegeeven te worden, maar dengeenen, die haare Majefleit met zulke kleenachtïng en onheufcheit bejeeghenden. Ver- * K&.e,flonden zy ook, in hun *Befcheidt van de ordelykefchattingen der-tweehon-
dertduizentgulden 3 hem eenighszins meer dan voorheen te bepaalen -, zoo
meind' hy 't zelve niet te aanvèirden. Boovendien hadhy hun meermaals ver- klaart , en zy zelve bekent in denftaat daar af gemaakt als Bukkenhor ft zich hier vond, dat, aan de voorzeide tweehondertduizentgulden ter maant, om de gewoonlyke bezettingen( dienten nochtans, zynsbedunkens, niet vermindren moght) te bet aaien, zefthalfhonden duizent gulden ontbraaken: welkeflom by buitenordlyke inw ilghingen moe (t gevonden worden. Wat ordelykefchat tingen konde men dan bekeeren aan 't oprechten en onderhouden eenes heirs te velde, j."! en aan
|
|||
DER. NEEÖERLANDSCHE HISTORIËN. it8;
■en aan andre kofien, die zy wißen dat noodwendelyk, tot befcherming der Ldn* i fUfi
den,moefien vervallen worden ? Hy zoude de kofien, vereifchttot hethermaa- ken hunne ff che epen en toerufiing ter zee, hier by voeghen: maar-, oft men nuyWt -»vjjoB y de betaaling der burghervendelen, onlangs opgerecht, buiten zyn ver lof, tot Middelbutgh en elders , zoohy hoorde j verftonae eenighe afkorting te doen van |
|||||||||||||
ei:;;
|
|||||||||||||
de ordelykefchattingen 5 waarmee meinde men dan degewoonlyke bezettingen
te het aalen? Ende wat geldt wilde koomen in handen van denSeh atmetßet\-% tot betaaling van de zelve bezetiingen^ofte van andre krys koften?'Der halven s dewyl mengeenen beeterflaat van middelen wifl temaaken > nochttneerfchat*- tingen op te brengen^ zaghhyniet waartoe zyn3 teeghenwoordigheit hier nut waar e, oft wat hy goeds, onder hen, zoude kunnen verrichten. Waaroover hy henganfch hartelyk bad om onver wylde kundfchap van hun eindtlyk befluit, op dat hy daar af zonder meer tyds te verliezen^ haare Majefleit ,gelyk zyn plicht vereifchte, verwittighen ,enzy op haare zaaken voorzien moghte. Ten laaft e, aangemerkt dat haare Majefteit, van den beginne af,tot onderhandeling van hen te helpen, eensdeels beweeght was, mits men d*oude * Oovereenkoomften * Cöri- van vriendfchap en koophandel niet aüeenlykvondgemaakt tuffende Vorften * tra&en* maar ook inzonderheit tuffen de Landfchappen enfteeden van d'een' en d'andre zyde, gelyk bleek uit de voorreede van V zelve Verding, en van de Ver klaar in- ge, uitgegaan, diesweeghe, op den naam haar der Majeßeit \ ende dat de brie- ven ,apapieren, en b bewyzen van veete fteeden en Geweften, als, onder én- a Ch.^ dre^DordrechtfDelft,Leide^Haarlem,Am^erdam,Briel,Middelburgh,Kamp- teren. veer 3 Sierixzee, noch in hun geheel bevonden wer den: zoo hadhy laß, kun dit b Inftfü-1 tedoen weet en > ende gedroegh de goede gelief te zyner Meeft reffe dat men dies menten* de voornoemde en alle andre fieeden verft endighde, op dat zy daaruit te zeeker- der kennen moghten de goede wil en 't verlangen van haare Majeßeit i om, van haare zyde, alles te voldoen , wat behoorde^ zoo wel uit kracht der zelvec Ver- c Tra&a- dingen, dOovereenkoomflen en cBéwyzen,als des laafienVerdings van byftandt, ten. indien zy gelykenyver enï me ever ft endenis, oovereenkoomende met de zelve d Con- 8 Verdingen, en noodigh tot zoo wightighe zaaken, aandeezezyde fpeurde. tra&en. Dit fchrifc zond hy voorts 4 indruk, opdenneeghendender maant, aan de CInßni- bezondre Geweften enfteeden, ook aan de Heeren des Hoofs van Hollandt, m^tÊn* meteenen brief van de naavolghende meening. Naa veeluitft ellens van der fDon,?rr^ Algemeine Staaten befluit noopende 't beleidt der zaaken, waar en eenighe Ge- tie è maghtighden van Hollandt > zonder ter vergaadringe der Algemeinfchap- sTraöä- pe te verfchynen, oft hun befluit in te brengen, hem ze ekr e punt en koomen voor- ten. draaghen, die van de voorighe beloften, en van 'tgeene waartoe hen 't Alge- vitfchrifi mein ver bondt verplicht de, verre v erfc heelden. Daarentuffen hadhy ook ver- wmaan Jlaan, hoe zommighen zich vervorderden, inoopenbaarevergaaderingenQge- 'ßGe~ |
|||||||||||||
lyk voorheen byfaamfirooying gedaan werd^) uit. tegeeven, dat hy, naa befluit *Jt
vanhaar e Majeßeit tot pais met denSpanjardt, herwaarts oovergekoomen was ^0„^en fjL om zich in 't bewindt te vefiighen, en, by dien middele, de Landen en fieeden in eenen briefi |
|||||||||||||
'svyands handen te keveren. T)ingen, valfchelyk er dicht, teeghens de eer ookjian
en't ontzigh, die zy haar der Majefleitfchuldigh waarerh enteeghens'tver- 't Hof van trouwen dat zy op hem behoorden te hebben: alles om de gemeenten te verleiden^ ^°^Anät * en daarmeede hun voordeel te doen, f eenen anderen einde$ dan 'tgeene, waarop zy zich gehet en te ooghen. 'Dies moefl hy hen hiervoor, amptshalven $ waar- fchuwen,en zond hun zyn vertoogh aan d'AlgemeinèStaaten gedaan,belangen- de zoo wel't geen deflaat der Landen vereifchtei als den pais dien haar e Maje- fleit zoude denken te maaken: op dat zy, naa ryp oovetweeghen des zelven Ver- tooghs, hen van hun befluit daarop, by vrymoedigh enfchriftelyk antwoordt 3 zeekerlyk verwittighden en volkoome verklaarmg gaaven j ende hy haare Maje*
|
|||||||||||||
IÏ88 P: C HOOFTS ZESENTWINTIGHSTE BOEK
i 587. Majefleit dies te heter van de waarachtigheit hunner meeninge onderrichten
moghte. Hy verzeekerd" hen , op de trouw, dïehy Gode en der Kooninginne zy- * Souve- wer *Opperftefchuldigh was, dat men, tot nochtoe, in de zaake van den vre ede- |
|||||||||||||||||||||
raine
|
|||||||||||||||||||||
handel, niet anders gedaan oft bevordert had, dan 'tgemelde vertoogh uitweez.
*^aP" Eß de voorzeide * ooverdraaghers zouden nemmermeer, 't geen zy ten teeghen- |
|||||||||||||||||||||
porteurs
|
|||||||||||||||||||||
deele hadden uitgegee ven , kunnen doen blyken. Gewislyk, zyn' Meeflres zouw
geenszins in 't goede weet en op te neemen, dat, in plaats van haare we Idaaden met dankbaar heit te erkennen, haar' achtbaar heit zoo weinigh werd aangezien, dat zulke onbefchaamde menfchen haar er Majefleit zoo vuil een'klad darden aanplakken^ als het waar e de Landen , en dit door middelvan zyn gezagh, onder het Spaanfchejuk te helpen. Jaa, 't moghte haar lichtelyk tot daartoe ver- drieten, dat zy niet alleenlyk hem quaame weederom naa Engelandt te roe- pen , maar ook haare geneeghenheit tot verlenging haares byflands merkelyk te minderen: 't en waar e men haar' eer en acht baar heit beet erde, ftr äffende, naar verdienfi , de uitvinders der lafleringen: te meer, dewyl hy de Staaten en eenen yghelyken meermaals van het teeghendeel onderweezen had, en daarom on- ■ . mooghlyk viel anders te oordeelen, dan dat zommighe boozegeeft en pooghden* *Perfua- joor zuifce omweeghen en * bekallingen, twift teftooken, en haare Majefleit * te verbitteren, en de handt te doen aftrekken van de Landen, op dat zy zel- ve , op hunn' eighene, denpais, dien zy althans veinzden geenszins tebegee- ren , moghten bevorderen en invoeren. Ten zei ven daaghefchiktendeaan- weezendeGemaghtighden, die, van Gelderlands, Vrieslands, en Uitrechts weeghe , ter vergaadringe van d'Algemeine Staaten verfcheenen, eenighe Eenighe Leeden hunnes amptgenootfchaps aan de Staaten van Hollandt, om hen tot Leeden der befluit 0p net ftuk- derfchattingen , en 't vernoeghen van Lekefter, tepraa- fjfT" men" Het antwoordt: der Hollandfche luidde -3 T>at zy, ziende de bekende walmende misverflanden daaghelyx aangroeyen, der Staat en wettighemaght inde kyve Holland- ftellen, en d'andreGeweften hun verzoek) omgezaamentlykdenLandtvoöghdti fcbe staa- wet vertoogh van die zw aar ighe e denmaan te gaan, niet ten harte trekken, 't zel- ten om be- ve uit hunnen naame alleen hadden moeten doen. Maar met de * byteekeningen, fluit op gezet op hun vertoogh door zyn' Door luchtigheit, was niet alles gericht, nocht 'tßuk, der moogfjelyk te richten. Zy maakten ook vermaan van meer andere zaaken, die Jchatmgen, t\\^cn Zynen jn bedenken had te geeven: en zeiden eindtly k, dat het bevor- |
|||||||||||||||||||||
en tyetnoe-
ghen van Leicefier *Apo
ftillen. Ant-
voon Hoüdndt. |
|||||||||||||||||||||
^
|
|||||||||||||||||||||
deren van '£ gemeine befte aan hen niet ontbreeken zouw; doch alles met
goede orde gefchieden moeft, om grooter bitterheit te verhoeden. In dit be- loop der dingen, raakte Graaf Willem van Nafiau, by geval , aan een pakket» waarin hy, neevens Leicefters gedrukte Vertoogh en fchryven aan de Staaten vanVrieslandt, drie brieven vond, welke aan die van Ooftergoo, Weftergoo, en ^e Zeeven wolden , elke in 't bezonder hielden, en hun den tytel van |
|||||||||||||||||||||
'"oMndt. gtaaten gaaven . andre , gericht aan de acht vafte fteeden -, noch eenen aan
Wittemvtn 'cHof, De drie, alzoo zy aan Staaten in Vrieslandt quaamen , ende Staa- JSajfau be- ten uitgebeeldt worden door hunne gemaghtighden , oopend' hy in tee- hpmtz.ee- ghenwoordigheit van deeze. Daar vernampmert uit het inhoudt, en uit kre brieven, een fchriftelyk onderwys geraamt voor den boode , dat dit door Domini- gefcbreeven cusRicheüs,z ich by noemende De Poftella, befteeken was, omdefcheuring, om de par- aangevangen tuften de landtzaaten , te wyen : ende dat hy daar roem op V vaa • droegh. 'T zelve papier meldde hun de belhaamelszynerpartye. Want de. vriesland"- pei'f°onen j diendeafvcirdingen zouden behandightworden , waarendee- |
|||||||||||||||||||||
te flyven.
|
ze: in 't Hof van Gerechte, de Raadshooftman Heftèl Aisma-, in Wefter-
|
||||||||||||||||||||
goo , Ubbe Ailua, Eepe Ailua, Tzaalingh Sixma •, in Ooftergoo, Wybrandt
Ailua j in de Zeevenwolden , Johannes Sauves , Grietman in Schellink- werf j in 't Wefteindt, JakobTiebbcs, Grietman inOofterlandt j totLeeu- warde,
|
|||||||||||||||||||||
DER NEEDERLANDSCHE HISTORIEN. ii8<>
warde , de geheimfchryver, oft de Burghermeefter Jakob in de Valk j tot 15-8/»
Franeker , de geheim (chry ver , oft de Burghermeeiter Jakob Franszoon j . totHarlinge , ,de geheimfchryver, oft de Burghermeefter Klaas Flokkerts- zoonj tot Bolswaart, de geheimfchryver, oft de Burghermeefter Jakob Si- monszoon i tot Sneek , de geheimfchryver, oft de Burghermeefter _; tot Dokkum, de geheimfchryver, oft de Burghermeefter Pieter Janszoon, oft Mainfe Gratema ; tot Slooten , de geheimfchryver 5 tot Staavere , de ge- heimfchryver. Hieruit, nu, kan men afmeeten, hoe hachelykhet in dien gewefte ftond, daar de haakers naa nieuwigheic aller fteeden geheimfchry* vers aan hun fnoer hadden . Noch vond men, in oft by 't voorzeide pakket, eenen brief, gedaghteekent den eenentwintighften in Zoomermaant, van de Engelfche Kooninginne aan de Staaten van Vrieslandt, en een oopen dubbelt van den zei ven , neevens eenen van Poftella aan den Raadshooft- man Aisma. De Kooningin , beveelende Leicefters perfoon den Staaten sckjven hooghlyk aan, prees hen, als hebbende zicht'zynen aanziene wel gequee- derKoonin* ten, en gehoedt van de flinkfche liften, waardoor byzommighen getracht gmne. was hen te misleiden. Poftella paftde deeze fcheldwoorden op eenighen sdnjven der gemaghtighden van Vrieslandt en van d'andre geweften; zonder noch- van pcfiel* tans yemandt te noemen -, ende ried het fchryven van haare Majefteit niet la: aan. der Staaten gemaghtighden , die 't moghten achter houden, maar aan de Staaten zelf oover te leeveren. Van de Heeren des Hoofs fprak hy, als oft de Raadshooftman hen altzaamen op zyif handt gehadt hadde, en met hun lichtlyk eenen Landtdagh konde te weeghe brengen. Noch was 'er een brief van des Raadshooftmans broeder Doeke Aisma , die de Staaten van Doe« ftoutelyk befchuldighdej en niet duifterlyk te kennen gaf datLeicefteryet kg Aisma* vreemds brouwde. Wyders , van dit hun weedervaaren verwittighden de Stadthouder en gemaghtighden der Staaten de acht fteeden. Ook fchree- schrpen ven, aan Leicefter, de zelve gemaghtighden zeer klaghlyk, dat zy de zorgh- der ge - lyke brieven hadden opgehouden: maalden voorts, metleevendighe ervoe- magbtighde lenis , den voorzeiden Richeüs af, voor eenen lichtveirdighen leughenaar Staatent en den ongebondenften deugheniet van't landt, die met God en denChri- ***. nes" ftelyken Godsdienft fpotde. Geen beeter lof gaaven zy den perfoone van leiunert Johannes Sauves naa j als eenen bankbreeker, die den * Voorfpraake der * Advo- Landsheerlykp goederen noch ontrent zeevenduizent gulden fchuldigh caat Fis- was ; ook daaroover in hechtenis geweeft , en ontflaakt ter oorzaake van caal♦ krankheit, onder eedt van niet te wyken* den welken hy gebrooken had.. Daarnaa baaden zy zyn' Doorluchtigheit, en rieden haar , zich voor zoo- daanighe oorblaazers te wachten, die niet zochten dan onruft en beroerten te verwekken, om in drabbigh waater teviïïchen. Eindtlyk riepen ze God tot getuigh , dat zy op geen ander doelwit mikten , dan op den waaren Godsdienft, famt het heil van den Staat -, en hun altyds gegruwt had van vreede met de vyanden der vreede te maaken , welke zich oopentlyk uit- gaaven voor de geenen , die nemmermeer andren Godsdienft dan den Roomfchen zouden lyden. Het onbenoeghen en achterdenken , gereezen uit dusdaane manieren van doen des Landtvooghds , werd niet weinigh verzwaart door fchryven van Ortel, uit Engelandt, aan de Hollandfche -Staaten: in 't welk hy deeze reedenen , uit den mondt der Kooninginne, verhaalde. Zy twyfelde niet 5 oft, zoo wel hier als daar -iginge veelkallens om^ Riehen ■ van eenen vreedehandel met den Kooning van Spanje en den Hartoghe van £e'mden 'Parma. En, zeeker, het ondertaßen van 's vyands meening, op deeze oft an- Kmi-m-m dr e zaaken, was haar nocht verbooden nocht quaalyk af te neemen. Men had am yoa_ haary van verfiheide kanten, nuetlykejaaren, geraaden naa ruß te tracht en. chïm ortel, Vvvvv , Keek
|
||||
ii9o P. C. HOOFTS ZESENTWINTIGHSTE BOEK
1587. Veele onwaardigheeden, zoo haar zelve, als haaren Stadt houder, bejeeghent%
en deonmaght der Landen, zouden haar daartoe geen' geringe oorzaak moo- ghengegeeven hebben. Maar, dies alles onaangezien, begeerde zy, hy zoude zynen Meeflren verzechen, dat zy geenszins dacht vanyet eindtlyx te hande- len oft laat en handelen, dan by voorweet en en be haaghen der Staaten, en in teeghenwoordigheit hunner gemaghtighden. Groot e beloften had men haar ge- daan , maar de zelve quaalyk volbraght: haar vroedtgemaakt dat de Landen by de twintighduizent mann' in dienfi hielden, van welke, nochtans, om 't be- klaghlyk verlies van Sluis te beletten, nauwlyx eenighe waaren te bekoomen ge we eß 3 mits yt mü dry f en de quaadwilligheit ( zoo zeer waarfchynlyk te ver- ?noeden viel") van zommighe bezondre luiden. Min voldeed men haar en on- der zaat en , die in der Landen foldy e waaren: maar liet noch daaghelyx hunne betaaling uit haare penningen gefchieden. Hierenbooven droegh men haaren Stadt houdere zeerweinigh ontzigh stoei zoo dat haar, v an alle zy den, ge« noeghzaame ß of tot misnoeghen gegeeven werd, indien haar 't Algemein niet bet dan V eighen ter harte ginge. Van deeze haare ge zint heit wilde zy dat hy de Algemeine Staaten, en, in 't bezonder, die van Hollandt, verwittighde-, en hen vermaande zichgeruß en buiten arghewaan te houden: te meer, dewylzoo-* 9ere" daanighe handelingen niet werden aangevangen zonder behoorlyke * plegh- momen. tig^eeden, f chorfing van w aapenen , weederzydighe vryereizbrieven: waartoe het-, voor 'althans , noch niet gefchaapen fcheen haafl te koomen. Deeze , en gelyke kundfchappen,uit andre oorden, joeghen den Staaten,die allen paishan- del ooverhachlykoordeelden, maghtigheangftaan: maar, yet, onlanxhier- Eenigbe naa voorgevallen, baarde wel grooter ontftel tenis. De zelve Ortel, behende- ste« uit jy^ geraakt aan eenighe punten uit Leicefters heimelyk berichtfchrifc, zond ze Uicejiexi ^cn jj_jeere van Oldenbarneveldt toe, met ernftigh aanbevel van de zelve in heridn- duifter te houden; immers geenszins te melden dat ze van hem quaamen. Dit fcbrift was *er 'c ver ft andt af. Zich te doen h er ß ellen in zyn voorighgezagh, ook bree* worden om- der daarin veftighen: en, zoo de Staaten fch eenen yet van dien te willen min* dekt aan dr en oft krimpen 3 zulx bekent te maaken aan eenighe fleeden in 't bezonder, en Barne- de gemeinte daar af te onderrichten, op dat zy zaaghe de Staaten tot beet er *ge - veldt. lykzinnigheit te beweeghen. f ?n." Te bezorghendat hy gern aghtight wier de, om, teeghens't voeren van eet-
' waaren naa vyandtlyke Landen, keuren en plakkaat ent e maaken, end'oover- treeders ftrengelykte ftr offen: en, zoomenhemditweigherde, byfl andt van de gemeente te verzoeken, met verklaar ing dat haare Majefteit anders haare hulptroepen, herroepen zoude: welkgezagh, hem toegeftaan zynde, hy aanveir- den moghte 3 doch niet dan by manier van voorraadt, en geduurende de hulp van ha ar e Majefteit. Voorftelte doen vanpaishandel met Spanje, en den Staaten te vertoonen, hoe
ondraghlyk het hun vallen wilde met eighe middelen het oorlogh t'achtervol- ghen: en hoe het haar er Majefteit verdrieten moefte haar' onder zaat en in zoo zwaar e laflen te brengen en te houden, tot verarming van haaren eighen Staat ; om welk onheil f ontgaan, zy benoodight zoude zyn, voor zich zelve, en zon- der de Staaten, in onderhandeling te treeden, dewyl de Hartogh van Tarma, volmaghtight van den Kooning om den pais te fluiten, haar zeer eer lyke voor- waarden aanbood. * Interes. Indien de Staaten, om hjmn' eighene * aangeleeghenü, oft anderszins, dien voorftel beftreeden; alsdan het zelve der gemeinte te vertoonen, en teffens, ter eene zyde de gevaarlykheeden, haar naakende door 't verlies van de hulpe h aar er Majefteit, de maght des Koonings van Spanje, en de geringheit van der Landen middelera, ter andre, de verlichting van fchattingen by den pais ■:. • , ''? '' ' tot
|
|||
ÜER NEEDËRLANDSCHE HISTORIEN, iipi
tot uitwerking van 't welke hy eenighe bezondre en bequaameperfoonen te ge- i ^87*
bruiken hadde, dien 't volk het meefle geloof gaf. T>en Graaven, Maurits van Najfau en Thilips van Hoohenlo, zoo zy, als
gefchaapen 't meefle naadeelby den pais te lyden, 't fluiten van dienpooghden te belett.en, hadd' hy, door eenighe bequaame luiden, te ver zeekeren, dat, in de handeling, op hunne * aangeleeghenis ten volle zöuw acht genoomen worden. Interes • O rde te doen ft ellen op de betaaling van de gewoonlyke fchattingen der ge-
weften, ende dat de penningen wierden uitgegeeven door zeekrenbequaamen perfoon, daartoe gemaghtight by hem Leicefter, ende op zyn' * ordening: doch Ordoiï- de perfoon zoude een inboorling zyn, en geenerley betaaling gefchieden, zon- nantie * der verlof en voorweet en der Staaten. Van de dertighduizentponden fter/inx, met hem oovergebraght, hadde hy >
de helft Me houden, tot betaalmg der vyfduizent knechten en duizent ruit e- ren •, aangezien dat de Landen niet zouden bezwaart worden met den buiten- ordlyken byftandt, boovendrie oft vier maanden , gelyk men met den Bar oen Bukkenhorft ooverkoomen was. Naardien, om wightighe oorzaaken, moghte noodigh vallen, eenighe wei-
ervaare vendels, uit depandtplaatfen den Br iel en Vlijfmge, te velde te bren- gen , en weeder andre m hunne plaatfe te leggen omme meede geoeffent te wor- den i zoo had haare Majefleit den O ov erft en van beide die ft ee den aangefchree« ven 5 dat hy Leicefter', ziende de geleeghenheit zulx verèifchen,'t zelve zouw mooghen doen: doch den Ooverften flond zorgh te draaghen voor weeder in- kryghen van vendels, waarmee zy getrooft waar en van de plaatfen te verant- woorden . De Landtvooghdt,, haaft loof des beidens naa antwoordt der Geweften
en fteeden op zyn ichryven van den neeghenden , en daarneevens gezon- den voordel, deedopdenvyftiendên, aan dJ Algemeine Staaten, door Valk Nieuwe en Teelink, eenen andren doen, die voorneemlyk op deeze punten floegh; vmfie[ Gezagh •, Geldt; Het befteeden van dien door hem en zynen Raadt van vmUl" Staate. 'Tbefluit, welk zy hem hierop behandighden, gedroegh, datzy JeZle verftonden zyn' Doorluchtigheit in 't opgedraaghen gezagh te handthaa- Befluit, ven: dat de Geweften geen' eenpaarighe inwilghing van fchattingen, voor daar opge« 't loopende jaar, hadden kunnen doen •, gelyk uit een bygevoeght fchrift noomen* bleek : dat zyn' Doorluchtigheit de Raadsluiden van Staate zoude moo- ghen kiezen , volghends de opdraght der Landtvooghdye en de befluitièls der Algemeinfchappe op dit ftuk. Het pit des bygevoeghden fchrifts was 'c geen hiernaa volght .* ^Die van Gelder landt, uit naame des Zutvenfchen en inwil- Arnhemfchen oor ds > en van de Ridderfchap des Nieuwmeeghfchen, bewilligh- gbïng van den in 't vervolgh der fleur e van de loopende middelen binnen de fteeden, en de middelen brandt f chattingen ten platten lande, totgelykefomme toe als de vyandt daar af der L<mdt« genoot: en-, belangende de fteeden Tielen Bommel) van welke zy niet gelaft waa- fi"aPPm * ren, moghten wel lyden dat men aldaar gelyke middelen, door gezagh zyner ^Doorluchtigheit, Hete verzaamelen en in fleur brengen. *De Hollanders betoon- den , dat het geen zy reeds hadden uitgekeert en voorts verßonden noch noodt* lyk by hen te moeten betaalt worden, hoogher liep dan hun verlof. T>e reekening der Zeeuwen quam vaft op yt Zflffte uit. cDe Staaten van Uitrecht gaaven hoogh op van 's Landtvooghds gezagh ft aande te houden, willende dat helpen verdaadighen teeghens aUe-Geweften^ Leeden der zelve, ende wie zich vervor- dren zoude hem daarin eenigh hinder te doen. Wyders baaden zy hem, uit twee perfoonen by hen te noemen, eenen tot Raadsheer van Staate te kiezen: ftonden hem maght toe, om den Lidtmaaten van dien Raade laft brief tegeeven, en be- richt fchrift voor hun ( viele het noodigh ) te maaken,' volghends 't Engelfche Vv-vvv 2 verding
|
||||
ïï$>2 P. C. HOOFTS ZESENTWINTIGHSTE BOEK
1587. verding ende gerechtigheeden der handen, ende dat by goeddunken der Algë±
meine Staaten. In de kofien der oorloghe waaren zy ooverboodigh althans het twintighftedeel, van't geen by Hollandt werd opgebraght, tedraaghen, en het tiende , gelyk van ouds, wanneer d'andregewefien hun hunnefchaaden, ge- leeden by noodelooze inleegheringen en doortoghten van ruiters en knechten, zouden vergoedt hebben, opuitfpraak van zyn"Doorluchtigheit en andre on- * Arbi- party dighe * zegsluiden. 'De Algemeine middelen van "\fleete verflonden ze
ters • dat men hadde in zyn' handen te laat en koomen, onder zeekere bepaalingen. t Con- cpe yr'tezen naaren te vreede , voor dit jaar vyftienhondertzeevenentachtigh,
hun aandeel in de maantlyketwee tonnen gouds op te brengen: jaa in vyftigh- duizentgulden meer ter maant, zoo 't vereifcht wier.de: daarenbooven in vyf tonnen fchats, ingewillight by die van Hollandt: alles op eenighe voorwaarden} en onder deeze, dat uit hunnengewe(ie, zonder verwyling, tweepêrfoonen tot Raadsluiden van Staate beroepen wierden. Eintlyk verklaarden ze, dat zy, door een gefchrift, het welke, wee der gemaakt in T>en Haaghe, op naame der Algemeine Staaten, 'tgezagh zyner T)oorluchtigheit betrof, niet verflonden, dienbelangende, y et wyders m te ruimen, dan in hunn' eerfle beraading gedaan was. Leicefter, hebbende dit befcheidtontfangen op den achtienden, nam , *J (zoo zynfchriftelyk antwoordt van den drieëntwintighften uitwees) kleen voovbde "'■ genoegnen aan de verklaaringen van Hollandt en Zeelandt. Die van Gel- fmaakte. derlandt, Uitrecht, en Vrieslandt, bedankte hy: verzoekende nochtans, *Con- dat men by hen het heffen der middelen van * fleete op den voet braghte, furatie. die in Hollandt en Zeelandt gehouden word : dat ook Vrieslandt aan hem de zelve middelen )ïgw volghen , gelyk Uitrecht aanbood te doen : ende dat dit geweft zich voeghen wilde tot draaghen zynes aandeels in de bui- ten ordeiche fchattingen. Op d'Algemeine Staaten begeerd'hy, datzyeen- draghtelyk zouden befluit neemen op verfchaffing van eenighszins ge- noeghzaame middelen tot richting en handthaaving der zaaken ; ende aan hem famt den Raadt van Staate de bediening en befteeding der penningen toeftaan •, ook , op het ftuk der fchattingen, zoo wel voor het volghende jaar als voor de vier maanden ooverfchietende van 't jeeghenwoordighe, orde ftellen. De Hollandfche Staaten, gezien hebbende den aanftoot gevonden by Hollandt den Landtvooghdt in hunne verklaaringe, volftonden nochtans daarby ,ende, verdaa- ^ Können ( zeiden ze ) niet anders oordeelen, dan dat hunne penningen quaamen dight zyn ter feflieringevan zyn' 'Doorluchtigheit -, dewyl zy, op*ordening en quyt* h i\U fihelding vanhaar en den Raadt van Staate, zouden bet aalen-} 'ten waare, met reede- ^at aan't verkenen van ordeningen en quytfcheldingen gebrek viele: in wel- nen. ken gevalle zy verflonden zelve de betaalingen te doen ter behoorlyke tydt. * Ordon- Hunne middelen van 't heelejaar zesentachtigh hadden zy aan zyn' 'Doorluch-
nantienen tigheittoegeflaan, op vertrouwen dat d'andre geweflen, volghends hunne be- defchar- loften, naar den voet in Hollandt genoomen hunne middelen zouden innen-, Sen" en de zelve aan zyn' T)oorluchtigheit oov erge even. Maar, aangezien dat nocht het e ene no cht het andre deezer punten by hen wasnaagekoomen, zoo
verflonden die van Hoüandt met het inruimen hunner middelen aan zyn' *Doorluchtigheit te toeven tot dat d'andregeweflen eenpaarighe orde, met hun, op 't lichten der fchattingen zouden gefielt hebben , om de zelve gelykelyk aan zyn' 'Doorluchtigheit toe te ft aan. Waarmee de zy hoopten dat zyn' T>oor- luchtigheit zich zoude vernoeght houden , zonder dien van Hollandt ee~ nigh groot er bezwaar, dan andren Landtfchappen te willen verghen. Boo- ven is aangeroert, hoe Leicefter zynen brief van den neeghenden in Herfft- maant, met zyn vertoogh van den zeevenden , ook den Hoove van Hol- landt had toegeftuurc. Het Hof, wiens eighentlyk werk in Rechtsplee,- ghing
|
||||
DER NEEDERLANDSCHE HISTORIEN, ttpj
ghing ende niet in beleidt v*an landtzaaken beftaatj twyfeldeeen'wylofthet ifêft
beeter heel zwyghen zoude , oft kortelyk in 't gros antwoorden. Dan, naa be- raading met eenighe andre perfoonen, vond het dienftigh , by goedtdunken der Heeren van den Hooghen Raade en van de Reekeninge der Graaflykheitj eenen briefinte Hellen, die^ hoewel zeer wydluftigh, voorneemelyk hierop uitqiiam. 'Die van den Hoove bedroefden zich ten hooghfle in de lafleringen, Antwoordt uitgeftrooyt teeghens de eere haat der Majefteit en zyner iDoorluchtigheitj ende des Hoofs waar en volboodigh, omme, naar eifch van hunnenplicht, defaamroovers, wen van mi- men ze hun keverde Je ßrajfen. 'De weldaaden haar er Majefteit en de verdien- landt op fien zyner Doorluchtigheit zouden zy en alle vroome handtzaaten, met on- L^ßers fterflyke dankbaarheit erkennen. Zy hadden ^met die van den Hooghen Raade bJiefvan en van de Reekeninge 5 zeekr e perfoonen gemaghtight om eendraght tuffen hem T m,e" ■ en de Staaten te fliehten, ende hen, zoo tot inruiming van 'tgezagh opgedraa- nerm„ ," ghen aan zyn ^"Doorluchtigheit, als tot opbrengen derfchattingen haar toege- maant, en zeidt, ernflelyk aan te porren. Waarop der Staaten antwoordt geweefi was, dat óp 't ver- zy hun befluit, noopende'tgezagh,ter• Algemeinfchappe zouden inbrengen-3 ende toogb daar- nooit verft aan hadden de middelen, belooft aan zynD oor lucht igheit f haar der ty &e~ aankoomfte,te verminderen. Indien men echter met het een oft ander deezerpun- vte& * ten, ten e erft e niet door konde -, zy maakten zich kloek zoo wel in de zaake te ar- beiden , dat men zyne 'Door lucht igheit op beide vernoeghen zoude; jaa verhoo- ghing van fchattingen te werven, zoo 's Landsgeleeghenheit het lyden wilde. Maar, wen ook der Staaten uit erft e vermooghen , gevoeght by den onder ft andt der Kooninginne,geacht wier de, naar menfchelyk begrip, niet te kunnen beft aan teeghens het Spaanfche j zy ti Door lucht igheit, baaden zy, zoude doch daarom naa degeenen niet luifleren, die haar tot vertrek oft pais rieden. Gewislyki een Vor ft , geneeghen om 't zyne te behouden , oft ooghende op uitbreiding zyner grenzen, oft toghtigh naa 't inflokken van de Heerfchappy eenes an- dren , moe ft voorzightelyk zyn' maght meeten: en, zoo hy die tefooberfpeurde * den wegh van verding ingaan. Dan 't had een ander inzien > daar men, gelyk als hier, niet om eenigh wereltfch Ryk, maar voor Gods eere en Kerke f reed, die hy nemmer ongehandthaaft zouw laat en. Met dit geloof, hadmen alle kommer tn weederfpoedt ftandtvaftelyk te verdraaghen, zonder zich te keer en aan de zwakheit des vleefchelyken arms,die, eintlyk, wat vroegher oftfpaader, de zee- ghe erlangen zouw * ge ft ut en gefterkt door d'almooghende handt vanden Heer der heirfchaaren. Zich verlaat ende op deezen by ft andt des heemels r waar en Hollandt en Zeelandt, door groot er, dan de teeghenwoordighe, benautheit,ge- worftelt. Te mooghen, behoudends de oeffening van den gezuiverden Gods- dienft, uit de bloedighe baar en des oorloghsjnden heilzaamenftdndt van eenen goedenpais koomen haavenen; dat was, voorwaar, wel op 't hooghfle te wen- fchen. Als menfehoon teeghens denvy andt op, jaahem oover moghte, noch zoude de zaalighmaakende leer eenen Chriften tot omhelzen der vre ede ver* plichten, hield' hy ze veiligh te weezen. Maar de Spaanfche quam met ooi)'ftak- ken aan, daarfcorpioenen onderfchuilden, en dacht Jeroboams roede te doen wanken, den waar en Godsdienft ten Land' uit tegeeffelen, thans d'omleggende volken met gelykegrouwzaamheit te plaaghen . De Kooning van Spanje had meermaals rondelyk verklaart, niet het allerminfte tot afbrek des Roomfchen Geloofs te zullen toeft aan. En, wat wonder was het, van eenen, die in den tytel Katholyk zyn' grootfte gloort zetde ; die daarmeede ,gelyk als in vermooghen * booven alle Vor ft en van zyn'ge zint heit uit/lak; en, met den Taus ft ips in te volghen, het zoo verre gebraght had, dat al hunne onder zaat en van 't zelf ft e gevoelen hem, niet min dan hunrf eighene Heeren, ontzaaghen en eerden ; 'twelk hy voor den rechten Wegh hield, om zich zelven tot * zegsman oover * Arbiter Vvvvv 2 ganfeh
|
||||
1194 P. C. HOOFTS ZESENTWINTIGHSTE BOEK
15*87. gänfch Euroope te ßetten ? Men moghte voorwendm, dat hy, aanmerkende de
geleeghenis der tyden, 't beloop der dingen , en de langduurigheit des kryghs, mijjchien van zin zouw verandert zyn, en welyet, waartoe men hem dus lang onwiüigh gevonden had, tot voordeel van den Godsdienfl inwillighen', ook zich famt al zyn' Stadt houders, tot onderhouding van 't zelve, by eede verplichten, jaa-, de Geweflen van aUerleyfoldaatye fontleedighen. Maar, wat klem had een eedt ,gedaan aan Onroomfchen van Roomsgezinden , die hen voor ketters hiel- den -3 en voor een pint des geloofs dat men dien geen geloof houden moe ft ? Als, voor ontrent twintighjaaren,meenightenvan menfchen, hebbende dengezui- ver den Godsdienfl geoejfent, en vreezende voor vervolgh te dier oorzaake, flonden om V handt te verlaat en^w as „ om zulx voor te koomen, ooveral, van 's Koonhigs weeghe, afgekundight, dat men zich op zynegoedertierenheit moe- m ft e vertrouwen^ en-, die dat deeden, de zelve geniet en zouden, d'andren dies on-
waar digh geacht worden. Maar veele vroome luiden , hebbende op dien toever-
laat hun vertrekgeftaakt, waar en , onlanx daarnaa, inperfoon voor den Raadt van Beroerte gedaghv aardt, wreedelyk verweezen, endeerlyk om't leevenge- braght. T)itfpoor wasgevolght by den Hartogh van Alva j en zyn roem, dat hy, in den tydt zyner Landtvooghdye, achtienduizent menfchenfmaadelyk van beuls handt had doen ft erven, wel God- en eervergeetel, maar niety delgeweeft. 1)us was 'ergewoedt toen de Kooning zich nauwlyx inyetwes verkort kon ree- kenen i enflëchts een kleen getaloover waapendraght bewroeghtwerd-, op de re ft niet te zeggen viel, dan dat zommighen den Hervormden Godsdienfl geoeffent hadden ■» zommighen zich maar ten gehoor e derpreeke vervoeght. Hoedaanigh een kerfflokmoeft' hy dan althans denken ofte doen, met degeenen, die, niet aUeenlyk den ge zuiver den Godsdienfl aanveirdt,en den T'auzelykenganfch uit- gerooyt, maar zich, zeftienjaaren lang, met oopenbaar oorlogh, teeghens hem gekant hadden -3 hem afgezwooren -y eenen andren Heergehuldt j zynen naam uitgefchrabts zyn' zeeghels verplet 3 en,in'tkort, allesgepleeght, waarmee een Oppervorft waanen konde van zyn' onderdaanengehoont te weezen ? Niet beet er, dan met het zweer en, zouw men zich met het verzeinden des krysvolx> teeghens dit gevaar verzeekert vinden. Want het meefte de el van elkeftadt oft plaats droegh 't Tausdoom noch in 't hart >3 en zoude, wen de Spanjardt weeder tot Landsheere waar' aangenoomen, terftondt t'zynengebiedeftaan:desgelyxde geenen, die leut er den in 't geloof. T)e uïtwy kelingen, voorts, zich onthoudende by den vyandt oft in onpartydighe oorden, zouden flux koomen aanflreeven, met de zelffte geneeghenheit. By welken toeval, ß erker veel dan de aanhang van den Hervormden Godsdienfl, de Kooning zich , in volkoomener maght en acht baar heit zoude geveflight vinden, dan hy, oftyemandt zyner voorzaat en ooit geweeft was.'De een,als verknocht door weldaadt van hem ontfangen,d'an* der uit zorgh voor onderzoek op'zyn voor gegangen bedryf, de der de uit haat gevat op die van 't recht zinnigh geloof, zouden in alles hempooghen te behaa- ghen: Als daarenbooven ('t welk niet f aaien konde ) deyvrighft e" Hervormden ten Land' uit vlooden3 wat verzeekering waar' 'er dan, om den Kooning, wen hy ookgeen uitheemfch krysvolk by der handt hadde, het wreeken van zyn leedt en */ verdelghen van den Godsdienß te beletten ? En tefpaade zouden, daarnaa > de Onroomfche Mooghentheedenpeinzen hem, zoo hoogh en vaflgezeeten, »tot re ede te vlyen: dewyl (gelyk bleek ) de zwakfteftadt, 'geftyft maar met een ge- ring onderftandt, raadt wift om eengeweldigh heir te ver duur en. Oordeèlende der halven, dat geenerley verding met Spanje kon aangegaan worden, zonder den ondergang aller vroome luiden, en de valaller Chriflelyke kerken, in zich te vervangen-, baaden zy zyn"Doorluchtigheit,met de middelen haar toegezeidt t'haar der aankoomfte, en 't geen, dat, naar 't vermooghen verleent van Gode aan
|
||||
(
|
||||||||
DER NEEDERLANDSCHE HISTORIEN, ii^
aan de Landen, wyders opbf/ggefyk viele, oftfchoon het aard f che vernuft de 15-87',
zelve te Me en keur de ■> in't aangevangen werkt e volharden', en'tbefletedoen om 't hart der Kooninginne tot aanhouding in 't helpen der geenente nyghen^ die liever hadden , met een hecht betrouwen op de Godlyke goedertieren- heit, alle verdriet en ellende geduldelykte lyden, dan zich zelve en de ker- ken deezer Geweflen in eeti grondeloozen poel van bederfe^ü te plonzen. Deezen brief, gedaghteekent den achtienden in Herfftmaant, leeverde de Raadshooftnian Adriaan van derMyle, verzelfchapt met twee andre Hee- ren van 't Hof , den Landtvooghde tot Dordrecht oover. Daar belfond Leiceßer, Leicefter den Heer van Oldenbarneveldt, Voorfpraak van Hollandt, hefte- omfangen* lyk tebefèhuldighen, oover zeggen in de Vergaadring der Staaten, dat zyn y ****** laft j ontfangen van de Kooninginne , gedroegh, zich totonbepaalde voogh- ,}y'yaf |
||||||||
óy te doen maghtighen, om, byweeghe van pais, gemaakt oft noch te maa- Jttye^
|
'Jens
|
|||||||
ken met den Hartoghe van Parma, de Landen weeder onder den Spanjardt &m Heer
te brengen : jaa , dat Barneveidt zich vermeeten had het dubbelt van zyn van olden* Berichtfchrift te kunnen toonen. De Raadsheeren verklaarden , van zoo- bameveldti daane reedenen nooit yet vernoomen te hebben: doch dat wel eenighe ge- ruchten van vreedehandel om her zweefden, die, naa vlytigh onderzoek, bleeken uit vreemde Landen gekoomen te zyn. Daar de Graaf aan 't vloe- ^oochent kenen zweeren, byzynen graau wen baard t, by de kroon der Kooninginne, al ,m' , by de zon, dat hy tot zulxgeen onthiethad . Én men behoorde ( verftond Jr ybbm hy) den Voorfpraake te gebieden , dat hy't gemelde dubbelt te voorfchyn braghte , ontdekkende teffens den perfoon , van wien 't hem behandight was, en op wiens geloof hy zich vervordert had zaaken, ftrydende teeghens de waarlieit, en teeghens de eer van haare Majefteit en van hem, ooverte . ei?e'lef draaghen. Voorts veirdight hy eenighe Engeliche vendels naa Maazlands^- ^» " iluis en Delfshaaven afj doet zyn' pakkaadje, oover Rotterdam, naa Den YOi^ ma Haagh fcheepen, en komt zelf aldaar. Hierop wordt Oldenbarneveldt, in Maaz,- der nacht, gewaarfchu wt, door de Raadsheeren, Geeraart van Wyngaarde, Imdsflais naamaaïs Raadshooftman, en Leonart Kaazenbroodc, dat de Graaf het op m Delfs~ hem gemunt had, denkende hem te lichten en naa Engelandt te zeinden. haaven- Dies vervoeght hy zich, voordagh, naa Delft. Hier verneemt hy, hoe in de^ar* Zeelandt de fpraak ging, dat men Prins Maurits, en hem, en eenighe an- mr^t£ei, dren der Staaten, in verzeekering geftelthad, om ze naa Engelandt te voe- fpaar. ren. Dusdaanighe geruchten, valfch in der tydt, plaghten met der tydt wel [cbuwt dat waar te worden: 't zy om dat ze gemeenlykuit eenighreeds genoomenbe» Leueßer fluit {prutten, oft yemant yet ingeeven waaraan hy nooit te vooren dacht. hem deni$ Men ooverleit dan de zaak binhen Delft, en vindt raadzaam dat degemel- te "c"ten de Prins, zonder eenen dagh te vertoeven, uit Den Haaghe vertrekke. Dié€n,nA1 nf doet zoo, voorwendende dat hy ter yl verkundfehapt was van eenen aan- ^ew^en . flagh des vyands op eenighe plaats van Zeelandt , waarteeghens hem , als primMau* Ammiraal, toeftond in haafte te voorzien. Hierop koomen Valk en Loo- rits ver- zen, Raadsluiden van Staate, noch voor middagh, tot Delft, metOlden- trekt uit barneveidt fpreeken , ten einde Prins Maurits weeder naa den Haagh mogh- Den Haa* te keeren: waartoe men niet verftaan kon. Vreemdt klonk dit fchielyk ver- $ . * om trek van Prinlè Maurits den volke in de ooren. Leicefter liet zich verlui- , mele™ den, ny wift het beleidt wel. Verneemende daarnaa dat de zelve Prins en t>0nt„dan ; de Graaf van Hoohenlo eenighe krysbenden byeen braghten , wild' hy Geflelte* dat het daarmee op verdryven der Engelfchen ,* van Maazlandsfluis en nis van dó Delfshaaven, was aangezien. In dit dynen der dingen, ftonden veelen van gemoeden de hartlykfte beminners des vaaderlands, zoo regeerders als andre, verfuft, der landt* naafpeurende, zonder op te doen, wat'er af waande te worden, Demeefte ^"'P
* dat pus,
mee- f
|
||||||||
iï96 P. C. HOOFTS ZESENTWINTIGHSTE BOEK
ïj8/. meenighte der geenen, die den Hervormden Qc^sdienfte aankleefden, zich
vergaapende aan den fchyn van Leicefters y ver daarin , gaaven hem groot gelyk , en fpraaken vuur eri vlam teeghens de Staaten. De war- en wree- velgeeften, al het gefpuis, dat eenen roof dacht uit den brandt der t weedraght te haaien, draaghende pek en zwaavel aan, floofdenzichafmet blaazenen ftooken. En de muitzucht was by de dooiers zoo verre aan 't zieden , by roervinken aan 't ooverloopen , dat de Majeftraat t'Amfterdam , om ze onder te houden, aan't beneedenfte der Raadthuispuyc, daar menjeeghen- Venfen woordelyk ftads wiflèlbank houdt, een gefchildert berd deed hechten, waar- voer lm m mv gedenkt, als ik in myn zeevende jaar ging, deeze veirfen geleezen te heb- Raadtlmis ^£n. $ mj er- Qß ,^ ^^f^^t 5 0ß oproer quaadt, wier de vernoomén •,
fchreeven Men zal, tot baat, gefchut opftraat, hier uit doen hoornen.
by orde der Ook ftonden 'er eenighe metaale (tukken voor. Hierentuflfen kreegh
Wet al- Leicefter, van tydt tot tydt, antwoordt van de Landfchappen en fteeden,
daar. waaraan hy zyn vertoogh, gedaan op den zeevenden van Herfftmaant, by
inhoudt fchryven van den neeghénden gezonden had. Het mergh der brieven van
der brieven >t meefte belang zullen wy hier laaten volghen. Stadt en fteeden 's Lands
Vafl 2T~ö van uitrecht lafterden byfter der Aigemeine Staaten dikwyls gemelde af-
Leicefiers veirdighing van den vierden inSprokkelmaant, én het uitftrooyen der ge-
voorflel van nichten van vreedehandel, zyn gezagh wilden ze handthaaven -, jaa ver-
den iL.ee- breeden , zoo 't hem te fmal dochte : hun aandeel in de fchattingen draa-
venden in ghen, en 't waardeeren hunner fchaade aan hem ftellen: boovenal, dat de
**erfßr ingewillighde fommen , in baaren gelde , aan zyne handen gebraght wier-
maant. cjenj endeby niemandtbefteedt, dan by hem en zyn en Raadt -, alzoozyden
FT geene' dien zy de behoedingvan den ganfchen Staat, huis, hof, vrouwenen
enfceden kindrens toevertrouden, uitfterker reedebehoorden 'tbeleidt hunner pen-
's Lands ningen toe te vertrouwen. Ende, hieraf, baaden zy, dat de Kooningin vol-
van ui- koomelyk bericht wierde , op dat haare Majefteit zich verzeekerde , hun
trecht, geen ding meer teeghens't hart te weezen, dan pais te maaken met eenen,
dienaan- 5ie nocht wil nocht maght had om den zelven te houden. Hierop volghde,
gaande, uit naame van hunnen bezondren Landtvooght, Schout, Burghermeefters,
Afles,ge- en Scheepens, der ftadt Uitrecht, een' af kundighing van dit inhoudt. Zyn1
daan'm de <2)oorluchtigheit had meer- ende laaftmaals by haare brieven betuight, dat de
mvefladt. ßngeififoe Kooningin aanbood-, het oorlogh, neevens de Vereenighde Geweften*
* f achtervolghen, indien zich deeze maar behoorlyk queeten, naar de beloften»
gedaan aan haare Majefleit > 't welk tot noch toe niet gefchiedt was. Echter
vervorderden zich eenighen valfchelyk het t e egh ende el onder V volk te zaayen •>
om ( zoogrootlyx te zorghen fiondt) haare Majefleit te verbitteren, en* by
mangel haarder hulpe, de Landen tot eenenpais te benoodighen. T)ies verboo-
den zy weederom eenen yghelyke , op onv erge efly keft raffe met der doodt, van
vreede, met den Kooning van Spanje oft Hartoghe van Tarma aan te gaan >
eenigh gewagh te maaken, ofte daarmee eenigh naabedenken teeghens haare
Majefleit oft zyn' cDoorluchtigheit te verwekken. Wie ook aan de Majeftraat
Antwoordt gaarne f ontdekken en te bewyzen-, datyemandt hadde uitgeflaaghen, zyn*
van Gel- cDoorluchtigheiti naa fluiten vanpaishandel-, herwaarts oovergekoomen te zyn>
derlandt. met laß om zich in de Landtvooghdye te doen beveßighen, en by weeghe van
Hoüandt dien de Geweften aan den Spanjardt te keveren-, oft diergelyke reedenen-i zoude,
mart met feener vereeringe, hondert ponden Vlaamfch genieten. Het antwoordt der
antwoorden Raac[slujden en aangeweefte Ridderfchappe van Gelderlandt quam met
•: , - den brief der ftadt en fteeden van Uitrecht genoeghzaam oover een. Hol-
fait, landt marde met antwoorden , mits verfchil van gevoelen. Want eenighe
fteeden
|
||||
DER NEEDERLANDSCHE HISTORIEN, iip/
fteeden meinden, 't behoorde, nietStaatfcher wyze, maar uit eiker naame 15-87.
in 't bezonder , te gefchieden, De Regeerders van Dordrecht, voorbaa- Mhnoe*
righft hierin , wraakten , by eenen brief aan de Staaten , voor onheufch^wd
en aanftootlyk de gewightighfte der punten, vertoont aan den Landt-fihrpen
vooghdt op den dertighften van Oeftmaant j en begeerden op zich zelve ran ^or'
te antwoorden -, en , dat men , alzoo hun goedtdunken op deeze ftofte, feCJtam
waaraf nu weeder gehandelt werd , voorheen weinigh gegolden had, hun landtß0
te goede hielde, dat zy geene Gemaghtighden ter daghvaart zonden. Staaten.
Met een fchreeven ze , aan Leicefter , 't geen hem anders beft fmaaken Dordrechis
moghte : doch verworpen zeer ernftelyk het daadingen met Spanje. On- antwoordt
der dit Jchokken desingewants vanden Staat, toogh de Graaf van Nieuwe- am Lei-
naar op, met twaalf hondert mann' te paarde , en twaalf vendels tevoete, ccfler;
om deHooghduitfche tweeduizent ruiters, drieduizent knechten, en dui- meUwe*
zent delvers , verwacht van d'AIgemeine Staaten tot oprechting van een g™^g
heir, herwaarts te haaien. Zich gelaatende zynen wegh naa Linge te nee- nooghduit-
men, viel hy tot Weftfaalen in, en ooverrompelde daar 'tfteedeken Mep- ftbetroepen
pe, zeer wel geleeghen om den toevoer te beletten, die uit Embde, Bree- in 't Landt
me, Oldenburgh, en andre plaatfen van dienoordt, aandievanGroonin- te haaien 1
ge, Ooveryflèl, en't geen de Spanjardt daarontrent meer inhield, gedaan °wer-
werd. Doch men meende, dat het, met dit bedryf, voorneemelyk op vor- r™?e .
dering van de aantoght der Hooghduitfchen was aangeleit, dewyl de Har- ^fu^
togh van Parma alle andre doorkoomens bezet had. Zommighen beeld- iە}t
den zich in dat het werk wyder zagh: te weeten op benauwen van Groo-
ninge, bemaghtighen van de fchans te Reide, en van andre plaatfen, dien-
ftigh tot veilighing van Vrieslandt teeghens inbrek der Kooningfchen.
Nieuwenaar , laatende binnen Meppe al zyn voetvolk en tweehondert
paarden, quam met de reft weeder byZwolj en verwittighde flux van zyn*
verrichting den Landtvooghdt, om eenighe hulp te bekoomen. Met een
verzocht hy, aan d'AIgemeine Staaten , fchriftelyk befcheidt van goedt-
kenning op dit ftukj 't welk, om dat hetheimelyk beleidt diende, op en*
kele laft van Leicefter , zonder beraading met andren , was aangevangen s
en, als beftaan op den Ryxboodem , lydighen roep in dien hoek maakte. r>e noogh*
De Staaten hadden 'er niet teegen : en men fpoeide zich met verzorghen duitfchen
van geldt en krystuigh; als 'er tyding quam, die , meldende 't verloopen verhopen:
der Hooghduitfche troepen, Meppe weeder ontruimen, en aldeezenwaa-en MePPe
fem van moede deed opdrooghen. Maar Leicefter, alzoo hy zyn klagh- ^on vsr"
ten en eifèh, gedaan aan den Heere van derMyle en de twee Raadsluiden, M^*eat
oover en opOldenbarneveldt, in de vergaadring der Staaten van Hollandt geamt '
vernieuwt had , en geen antwoordt naar zynen zin bekoomen -, verweet de Hol-
hun, by zeeker gefchrift , onderteekent van hem, dat zy 't verdaadighen landfche*
en ontfchuldighen van hunnen Voorfpraak bet behartighden dan de eerder staaten5om
Kooninginne , waaraan zy zoo zeer verplicht waaren. Voorts ftond hy dat ty den
weederom aan , ten einde men Oldenbarneveldt het dubbelt der berichts-Heer van
punten, dat hy zich verluiden liet onder hem te beruften, deede töo- ^f'
nen , met uitdrukking van den naame des geenen , van wien hy 't ver- draaghen*
kreeghenhad. Van paishandel bekend' hy, doch, wel yet met Valk en Me- verwyt het
nyn gefprooken te hebben -, maar zyn' meening was (zeid'hy) ganfchelyk hun by een
niet gevat geweeft , nochte dat zy 't aan die van Hollandt zouden bekent gefchrift,
maaken, oft fchriftelyk oovergeeven. Want zoodaanighe zaaken behoor- dat van den
den ter vergaadringe van d'AIgemeine Staaten voorgeftelt te worden , al- vJeedeb*»~
t ö • t j 11 1 del zeer
waar nu, van zynen t weeghe, eenighe oopemng gedaan was, op welke hy r, ,-
befluit verwachtde. Dit fchrift, dat heet en koudtuit eenen mondt fcheen tiA rprar
Xxxkx te
|
||||
U5>8 P. C. HOOFTS ZESENTWINTIGHSTE BOEK
1587. te blaazen , lieten de Hollanders onbeantwoordt, en zich genoeghen aan
't licht, gefchept, noopende deeze ftof, eerft uit den AmbafTadeur Bukken- hord: , daarnaa uit de aanmelding van Valk en Menyn , en eintlyk uit Lei- cefters eighen vertoogh, om gezonden uit Dordrecht. Hy , maaiende op de zaamening van krysvolk onder Prinfe Maurits en denGraave van Hoo- it/fewrt, henlo , verliet Den Haagh, en quam, op den neeghenentwintighften uu den van Herfftmaant, neevens den Graaf van Nieuwenaar , t'Uitrecht. Dap- magbe, per deed dit daar zyn'partylingen de ooren opbeuren, en zich kittelen, t Uitrecht. met n00pe dat hy nu eenen wiiïen flagh zouw flaan , hunne zaaken eens- klaps vaft zetten, en 'tRaadthuis (want de dagh der verkiezin ge naakte) Groot mis- naar zyn en hun welbehaaghen, opheemelen. Maar Nieuwenaar ftondt'er noeghen zoo quaalyk by de gemaghtighde Staaten en de Vroedfchap, dat zy, ftee- van de ge- kende de hoofden tzaamen, wel fpreeken darden van hem 'tStadthouder- 'd^st^r ^cnaP °P te zeggen» 'c en waar' hy hun beeter genoeghen gaave. Zeeker, 's Lands zYn ruiCers hadden, in 't weederkeeren vanMeppe, 't platte Landt fchen- vm ui~ digh geplukt en geplaaghtj tot dat de huisluiden , vertwyfelt en tzaamge- trecht, en rot, hun 't hooft booden: 't welk zonder doodtflagh ter weederzyden niet van de afgeloopen was. Dan den meeften ondank , immers by de Regeerders Vroed- der ftadt, had hy begaan met ftyven van eenighe Eedelen^n'taanftaan by fcbap der d'Algemeine Staaten om richting van 't geen, fint een' wyl herwaarts, tot d %g f naac^ee^ der voorrechten gedaan bleek . Leicefter, naa mondtgemeenfchap van Nieu- ter flu&e gehouden met verfcheide perfoonen , toogh , op den derden in wenaar. Wynmaant, van Uitrecht naa Amfterdam. Weinigh daaghen te voore, leiceßer was hier gekoomen Frederik Gianibelli, vinder der vuurwerken teeghens trekt naa Parmas brug by Antwerpen, en althans * vernufteling der Engelfche Koo- Amfler- ninginne. Zyn herbergh , genoomen daar de ftadt van Rochel uithing, da™' had geen deur, dan achter op'twaater dat het Dammerrak heet, ddar 'tuit nSe* en ingaan ongeleeghen viel, en voor in de Warmoesftraat. Enhy was zoo |
||||||||
meur
|
||||||||
"ord'e al- naaft m huis niet geweeft, oft men had ftrax daarteeghenoover eenen man
daar gefielt °P de ftoep doen zitten , om te befpieden wie met hem te woorde zouw teeghens koomen, en hem, ten zelfften einde, wen hy uitginge, te volghen. Want zyn* die van der Wet waaren gewaarfchuwt, dat de Graaf voor had, zich van de koomfi. kerke , by welken naam , onder zyn' vertroutfte aanhangers , deeze ftadc
beteekent werd , meefter te maaken . Jaa , naar 't uitgeeven van zommi« ghen , zouden zy , al t'zyner eerfte ontfankenifïe in 't jaar zesentachtigh 9 met dit vermoeden zyn belaaden geweeft} endehy, dies gewaar, zich heb- ben laaten ontvallen teeghens de zynen , doch zoo dat het ook van eeni- ghen omftander,' dien hy waanen moghte d'Italiaanfche fpraak niette ver- ftaan, gehoort werd: Jgwßi Signori mi f anno molt e carezze $ ma non viene d'animo: "Deeze Heeren toonen my veel aanminnigheits -3 maaft komt uit den Verhaal, harte niet. Maar men zal't mifïchien niet vruchteloos achten, zoo ik't ge- rn fwora* wightighfte, dat my van dien tydt, hoewel uit vlottende geruchten engi£ %*ggefi * fingen, is voorgekoomen, ende nu t'mynen gedachte, onder *t befpieghe- van tgee- jen far gefchiedenifïèn indauwt, hier aanroer, laatende eenen ydre zyn von- '. *?ner nis vry oover de waarfchynlykheit der zaaken. Hem, dan, gekoomen, op ontünh* dat pas, van Haarlem, oover het Y, tot voorden Boom, bejeeghende en riiffe t'jim„ bewelkoomde aldaar Jan Gorneeliszoon Hooft, een der Burgherhopluiden , ßerdam, die meermaals Scheepen, veele jaaren Kornel der ftadt is geweeft, en tef- zicb had fens gemaghtight ten Raade der Ammiraliteit j een man lang van lichaam, toegedraa- zwaar van leeden, fneedigh van geeft, ftrengvanmoedt, kraftigh van taal, gnen. ontzighlyk van gelaat; met ètlyke fraay bekleedefchuiten, vol jonggezellen, die, geleezen uit de fchutteryen, onder fchyn van den Graaf te eeren, 'tjaght,
|
||||||||
DER NEEDERLANDSCHE HISTORIEN. 1199
'tjaght, dat hem voerde, omringden, en alzoo van zyn gevolg affheeden > 1587.
om zynen perfoon, oft d'Engelichen yet byfters beftonden, altyds in hun geweldt te hebben . Voort bleef geftaadelyk ontrent hem een deel deezer borften , dienende, by beurte, quanfuis t'zyner lyfwachte , en voorzien van toortfen , om zoo wel 's nachts als 's daaghs op hem te paffen. Welke verzelfchapping niet af te wyzen was , zonder te oopenbaaren dat hy yet oevels in zynen boezem brouwde. Tot herbergh voeghde men hem 'tPrinfenhof toe : maar fefteerd' hem op 't Raadthuis , met een inkoftelyk aavondmaaU van 't welke myvoorftaat het fuikerbanket, te vooren bereidt, gezien te hebben; en welx gelyk ik niet geloof dat in Amfterdam ooit ge- zien werd, tot althans toe, dat de ooverdaadt, ingevoert van de uitheem- iche volken, en ge wollen met den rykdoom, dan wel meer dan deez, tot allerley fiagh van geldtfpilling, voorneemelyk in toeven van keel en buik, isuitgeborften. Wyders, ten oordegenoemthet zeeghelhuis, om dat men daar plagh de laaieenen te looden, werden detaafelen geftelt, eninvoeghe dat Leicefter quam te zitten teeghenoover een hanghkaamer , befchooten met hout ter halve verdiepinge toe , maar bekleedt met tapyten. Achter deeze leide men een goedt getal fchutteren, met hun geweer; om, indien het ftuk aanginge , op hem vuur te geeven , en de vlam van den onraadt met het bloedt des belhaamel.s te bluffen. Doch de burghers raakten vry met de vreez : en deEngelfchen met een' haatlyke roep, 's andren daaghs, 00ver hunne broodtdronkenfchap , en hoe zy , met fmaadighe dartelheit, veel fiiikergebaks hadden on waardelyk, renvenftren uit, op den Dam, in't ilyk geworpen. Maar van den juiften tydt zyner tweede koomfte vernaa- z)$ wa- rnen de Regeerders niet voor dat hy op wegh floegh. Dies moeft men alles fwkfwster ter yl en teffens befchikken : ontbieden , aanfpreeken , hooren , vroedt ZclvePe- maaken, orde geeven. Jan Hooft vernoemt, toen Scheepen en Burgher- •*' * J* hopman , heb ik naamaals hooren verhaalen , hoe men hem vergeefs t'zy- venentach- nent quam zoeken •, en zyn' huisvrouw , weetende waar zyn uithof was, tigb. om hem zond naa de kaatsbaan. 'T genaaken des Graaven braghtden aa- vondt mee . Laurens Jakobszoon Reaal, Oudticheepen 7 toen Burgherhop- man, feedert Kornel der ftadt, eintlyk Raadsheer der Ammiraliteit in Zee- landt, ftond aan de Regelierspoort met zyn vendel, in groote bekomme- ring , derwyl de duifternis niet bekennen liet hoe flerk Leicefters gevolgh was, by wienzich fchielykeenighkrysvolk moghtegevoeght hebben. Zyn ferjant, genaamt Willem van Buil, geboortigh uit den lande van Luik, Trouwbar- iprak een woordt van bewys dat de moedt, waarmee hy eertyds den Prinfè tls)°e ^oen- voor ruiter gedient had, door de plattigheit van koophandel, fint byhem hcitvan aangevangen, niet verlaft was. Laat (zeid'hy) Hopman ^my ter hameye uit'<, l emvm en fluit &e achter me toe. Ik zal u, fc huilt 'eryetflinks, waarfchuwen metflui- ■ 'vj " ten: my koom 'er af wat het wille. Men nam de braave erbieding dankelyk Laurens aan. En, als de Graaf, zonder dat van Buil eenigh teeken van zwaarigheit Reaal, gaf, voor de poort quam*, werdhy heuslyk bewelkoomt, inLatyn , door Scheepen J an Verhee, perfoon van bekoorlyk vernuft, en toen genoopt van naaryver die de reede te ryzender maakte. WantMeefterMartenKofter, arts en Oudburghermeefter , aangezocht ten opmerke zyner geleertheit, had, uit krieghelheit om dat men zyn hooft niet volghde (en 't hing hem naa Licefter _) het pleeghen deezes plichts geweighert, met waan dat nie- mant anders in Amfterdam bequaam was de eer hierin te bewaaren. De Landtvooghdt, getooghen door de Kalverftraat, by 't licht der lanteirnen die t'allen huizen uithingen , werd weeder in 't Prinfènhof geherberght. Teeghenoover de poort van dit, in de ftraat tuflèn deneenen endenande- * Xxxxx 2 ren
|
||||
I200 P C. HOOFTS ZESENTWINTIGHSTE BOEK
ïj%f. ren burghwal, had MeefterMartens wooning, (taande in de Doeleftraat, een achterdeur: waaruit ( naar 't verflagh van eenen , gelaft acht op zyn Nacht- doen te geeven) 's nachts een man van zyn' geftalte , met eenen tabbart, fpraak^van ten Hoove inftreek, die een wyl daarnaa weederkeerde. 'S andren daaghs Meefier had Leicefter de Kornellen, Hopluiden, en hunne Steedehouders , uit al Kotier wo we^e ce zaamen ftads krysraadt beftaat, tegafte, en onthaalde ze mildelyk. genoegh Thans, naa 't omgaan van eenen fty ven dronk, tinteld' hen zyn geheim- bkeh^met fchryver Burghgraaf, by aanfpraak , waarmee ( zoo Bartholt Kromhout, Leïcefler. fint inde hooghfte ampten derftadt gebruikt, toen daar gekoomen alsStee- 'SGraa- dehouder oover een vendel, aan Henrik Laurenszoon Spieghel, é*n deez ven mleg. aan my verklaart heeft) het hun wel niet plat uit geverght werdj maar die aangeleit bleek om hen van zelfs te doen zeggen, datzy bereidt waaren de Burghermeefters by den halz te gaan vatten. Zyn rondt verzoek was, dat zy, alles aavonds, door den Wachtmeefter, zouden de leuz van den Landt- vooghdt doen haaien, zoo lang als hy in ftadt bleeve. Onder den krysraadt, had zich , zynde nucht Lidt van dien , nocht wettelyk daar befcheiden, Harman Roodenburgh Betfen , een man vol moeds zonder midien naar gelang , en heet partyling van Leicefter , gemengt 5 wellicht om 't eer- ftewoordt, dat in zulke geleeghenheit, terwyl hoop, vreez, mooghelyk- heit, mislykheit, den gedachte verfchynen , noodft oover de lippen wil, aan de werelt te brengen. En men ftak nu de hoofden t'zaamen , met fchroomte van den Landtvooghde een eer t'ontzeggen , die gemeinlyk al- len Grooten , ter plaatfe daar zy vernachten , wort toegedraaghen •, wan- Die won neer Pieter Córneliszoon Boom , regeerend Burghermeefter , hebbende, belet door als Opperkornel, den deeghen op zyde gehangen, onvoorziens in de vergaa- de Bol- dring quam j en, verneemende daar ook Roodenburgh, hem afvorderde, Undfche wat hy, die toen geen' plaats in den krysraadt bekleedde , daar te fchaffen vïoomig- jja(j £)'ancler, beteutert , wift niet by te brengen, dan dat hy als een getrouw dn Vßu beminner des vaaderlands , zich meede derwaarts vervoeght had. Boom vhermee- C h°ewel noch onzeeker van de gezintheit der andren ) gebood hem te ver- fierenKor- trekken. Waarop Harman, hoe fors hy ook was, zonder meer gewaghs te nel pieter maaken, door droop: zwichtende voor een woordt, dat met beftendigh ge- Boom. laat en Burghermeefterlyke achtbaarheit werd uitgezet j gelyk des Fran- ichen KooninxBewindsluiden teFlorenfe, daarz* eenheel heirin hadden, voor de ftem van Pietro Capponi, als hy hun toedreef, 'Dat, zoo zy tot geen* biUyker voorwaarden van vefdragh, dan degeèifchte, verflaan wilden, deftee- detingen zouden hunne klokken, en zy hunne trommels roeren. Boom, voorts, bericht van Burghgraafs voorftel, lietdehaatlyke reedenen onbeantwoordt, met welke , uitgefchooten teeghens de Regeerders om hun den krysraadt op 't lyf te fchennen , nochtans deeze meening niet volmondelyk was uit- gedrukt . Noopende 't haaien der leuze, zeid' hy: Mannen, hierin veran- dring te maaken? niemandt dan de Vroedfchap vermagh het. 'Daarom, ziet toe, watghy aangaat. Dit deed yder achterwaarts denken, en al den toeleg verftui- ven. Want, verre van daar, dat de Wethouders, waaronder Meefter Marten alleen met de Engelfchen heulde, den Graave, en eenen hoope vreemdelingen, die zyn' party hielden, middel verkenen zouden, om, met uitfpreeken der leu- ze, alle wachten weerloos te maaken, voorts de burghery te vermeefteren, d'ou- de Regeerders te fchuppen, en den Raadthuize een nieuw aanzight tegee- ven. Op deeze moer, zeeker, jaa argher, lagh het: en men wift nu, dat hem veertien van de vroomfte voorftanders der vryheit en getroufte aankleevers van \ Huis Nalläu, onder welke ook de naam mynes zaalighen yaaders ge- fpelt ftond, op een' lyfte geleevert waaren, ende dat hy ze meinde fmaadi- |
|||||||
ghe
|
|||||||
DER NEEDERLANDSCHE HISTORIEN. 1201
ghe doodt te doen fterven. Als hem nu alles hier buiten zyn' giflingging, 15-87. keerd' hy , ten naaften morghen, fchielyk weeder naa Uitrecht5 en ver- De Graaf wittighde van daar den Ooverfte Sonoy , dat hy , op den dertienden oft &eït *w- veertienden der maant, de reiz naa Noorthollandt dacht aan te neemen. dernaa Immiddels quaamen acht Eedelen, die men plagh ter Vergaaderinge van de n*ec *' Staaten te befchryven, naamelyk Bernardt de Kooning, Willem van Ry- mr^t h zenburgh, Bartholomeus van de Waal heer van Moersberghen, Dirk Bor vanacbt van Aameronge , Geerardt van Soudenburgh , Maximiliaan van Baaxe , Eedelen, Geerarck van Renes, en Frederik van Zuilen van Nieveldt , aan hem , by verwek mondewerzoeken , dat zyner Doorluchtigheit geliefde alles te beeteren , alles te wat in den gewefte en de ftadt Uitrecht, inhetleftleedenjaar, teeghens de nc"t™> voorrechten , ook teeghens de verdingen gemaakt zoo met de Kooningin- wf erfee" ne als met hem , was aangeftelt. Hy begeerde dat ze hunne meening by voorrechten onderteekent gefchrift zouden vertoonen. Zy , om hunne zaaken te vafter en m$intk te beieggen , vonden raadzaam , eerftden* gekoorelingen uit de Kapitte- gen gedaan len , en zommighen Eedelen , die fcheenen zich van hun te willen affchei- wast den j door eenen *Beampten fchryver en getuighen te doen afvraaghen , *Geë'li- oft zy niet gezint waaren , volghends de Naader Vereenighing en dehan- §e^en* delingen fint voltrokken , voorneemlyk het beiluit genoomen by de twee . eerfte Leeden der Staaten op den vyfden inLouwmaant deezesjaars , nee- vens hen , de vrydoomen , welhergebraghte gewoonten , en verdingen , voor te ftaan , en de nieuwigheeden , daarteeghens ingedrongen , te doen affchaffen . Adriaan van Zuilen , Sifrid van Grooveftein, en Johan Ren- gers , * gekoorelingen , antwoordden , dat zy begeerden de voorrechten *Geëli- te helpen verdaadighen. Rengers voeghd' 'er by j Te meer, alzoo wy daarom geerc*en * $ de waaienen hebben aangenoomen. Johan van der Meirthe van Abkoude ge- droegh zich tot de verklaaring des Heeren van Braakel. Deqz , maakende ondericheidt tuffen voorrechten en voorrechten, zeide : *'D'oopenbaare *Publy- te willen handthaaven; maar niet degeene , die men, by mangel van bewys dat kt * ze zoodaanigh waaren^ metfehande zouw moeten laat en leggen. Maar, V was een'flimme manier van aangaand at zy zich den naam van de Ridder fchap, als den tweeden flaat •, toeeighenden, dien zy niet hadden kunnen uitbeelden, Want,hoewelzy voor Leeden van d'iengekent werden, het zouw nochtans niet blyken, dat de Ridderschap wettelyk was vergaadert- oft befchreevengeweefl op'tooverleevren van 'tverzoekfchrift aan d'Algemeine Staaten: tot welke teeghenpartyen zyner 'Doorluchtigheit zy, haar v er by gaande, hunne toevlught genoomen hadden. Alvoore , dan, dat zy 't gemelde verzoekfehrift zouden weederroepen hebben, oft d'andre twee Staaten uitgeweezen oft zy gehouden waaren zulx te doen oft niet, begeerd7 hy op hunne vraagh geen naader be- fcheidt tegeeven. Lubbert van Parys van Zuidoordt braght de zelve reede sartholo* van weighering by , in teeghenwoordigheit van Moersberghen , Ryzen- mem van burgh , en Nieveldt. Hieroover viel wat knibbelens j en zeide Moers- de Waal, berghen tot hem: Ghy wilt dan de voorrechten niet handthaaven: tot den t]eer van *Schryver; Teekentdat aan. Waarop Zuidoordt, in arren moede, hem toe- ÄJwf**** dreef \ghy lieght hets dat zeg ik alsnochniet. Dies raakten ze tzaamen aan , d / 't worftelen, en ftiet Moersberghen, met het geveft van den deeghen , hem ^ vm_ op.de borft: trok voorts zyn' dag, en zoud' hemgegriefthebben , Waare t rechten. van de omftanders niet belet ge weeft. En Zuidoordt, naa noch eenighe * Notaris.1 kyfwoorden , liep ter deur uit. MeefterJanvandenBerghe , Raadsheer in ■'t Hof van Uitrecht, leid' het af, met voorwenden dat hy door den boode befcheiden was in 't Kapittelhuis vanden Dom te verfchynen, op't verhan- delen van eenighe zaaken, die 'tmeefte deel der Ridderfchappe betroffen. Xxxxx 3 Van
|
||||
1202 P. C. HOOFTS ZESENTWINTIGHSTE BOEK
1587. Van dit omvraaghen, en krakkeeldaaruit gereezen , deed de Burgbermee-
fter Prounink , anders Deeventer , ten ooverftaan van hem zelven en vyf Scheepenen der ftadt, getuighenis beleggen : op 't welk die van den zelven Gerechte , den achtentwintighften van Herfftmaant naar ftyl der plaatfe , (temden, dat men Moersberghen , Ryzenburgh , enNieveldthadinhech- KUgh- tenls te noemen. Deeze en hunne meêgenooten , hieraf niet weetende , be- famjtjbe- nanclighcien s ten zelven daaghe , in teeghenwoordigheit des Graaven van m f*. Nieuwenaar , een klaghfchrift, onderteekent by hen achten, aan Leicefter. celler van Achter 't zelve ftonden , met verzoek om richting , de ingevoerdemisbrui- de acht Ee- ken , die wy hier in 't korte laaten volghen, op 't breedfte verhaalt WHetfiel- dden, kn 'üan veele onkiezbaare vreemdelingen in de regeeringe der ftadt. Het ver- Hunne zet ten van de Majefiraat aldaar door zyn"Doorluchtigheit oft Nort, in afwee- f unten van ^en van Nieuwenaar,wien, als be zondr en Landt vooghde> zulx toequam. Het bezwaar- indringen van Tril/o en Agilem, beide Brabanders, den eenen ten Schout- amptevan Uitrecht, den andren ten Algemeinen Bezorgherfchappe , zonder benoeming der Staaten, jaa teeghens hunne wil-, Trillo ook teeghens dank van de Wethouders derfiadt. Het beroepen van Beließer en van Jakob de Totter, den eenen tot Raadshooftman van den Hoove, den andren tot Ontfanger der ■*■ Domai- * Landsheerlyke Inkoomften, meede zonder benoeming. Het haat Ijk af- en uit- nen* zetten van ver fc heiden' aanzienlyke luiden-) en getrouwe voorfl anders des vaa- derlands, zonder hun reede oft gehoor tegeeven. T)e ver andring, gemaakt in den Eerßenßaat, metfchuppen van twee eerlykeperfoonen, en indringen van twee andren , die der fteedfche Majefiraat, waarin d'uitheemfchen 't meeße vermoghten, naa den mondt zaaghen. Het oovertreeden der ordeninge, ge- maakt , oover veele jaar en, by de Staaten, door laß van wylen den Trinfe, ten * Con- opzien van degeefllyke *genootfchappen, perfoonen, ende goederen. Het mor- venten, ren der Predikanten en Kerkraaden, teeghens de bezitters der voorzeidegoe- deren, met'w'elke, alsfiaande ter befchtkkinge van de Staaten, zy zich niet, nocht met eenighe zaaken der wereltlyke regeer inge, maar met hun ampt, be- hoorden te bemoeyen. Het weigheren van onpartydighe rechters aan luiden die verdrukt werden. Het uitfchieten van dreighementen, om de Lee den der Staa- ten teeghens hungemoedt te doenflemmen . Het maakm van befluit fels, die tot fcheuring, en tot afzondring van d'Algemeinfchapftrekken j en het derwaarts zeinden van luiden nietgemaghtight als die van andregeweften, Naa 't oover- leeveren deezes gefchrifts , komt, 'saavonds tuften neeghenen en tienen , zes der t'eener herberghe , daar de voornoemde Eedelen by een zaaten , Kaarel van Zedelen Trillo, als Schout van Uitrecht, inftryken } neemt 'er zes meê , en fluit ze, wordenge- ujt $en naame (^eid' hy) van zyn' Doorluchtigheit, op 't Huis Haazen- wgen. berghj gevankenis der ftadt: te weeten -, Moersberghen , Ryzenburgh , Bor van Aameronge , Baaxe, Renes, en Nieveldt. Doch, doende verflagh van zyn bedryf, werd hy door Deeventer bericht van de dooling, begaan Drie der in't aan taften van Bor, Baaxe, en Renes, waartoe geen' orde van Scheepe- %elve ter- nengegeeven was 3 en flaakte ze daatlyk. 'Srnorghcns hieraan waaghde de j on t om- ganfc[ie ftafa van dit werk : en 't fcheen meenighen wat vreemds te zeggen, " dat Leicefter ( zoo ging de fpraak in 't eer ft ) de achtbaarfte leeden des Lands, om eenen beedebiïef ter gunfte van de voorrechten , had doen vaft D'andre zetten. Voorts, meteen'veegh, rent het gerucht al de Vereenighde Lan- dweer- ^en feUY j^Vj zienc[e zoo zwaar een' haat op zynen hals gehaalt, en de e" 00^ Wethouders voortgeflaaghen tot aanrechten van zulk een ftuk , buiten ^doorhvel kennis van hem, die zich nochtans ter plaatfe vond, toonde geen goedt van Lei- genoeghen daaroover •, en , verklaarende dat het zonder zyn toedoen ge- ceßer. fchiedt was, beval terftondt de Heeren los te laaten , onder belofte van t'allen
|
||||
DER NEEDERLANDSCHE HISTORIEN. 1203
fallen tyde , wen zy verdaaght wierden , aan Recht te verïèhynen . Maarj 15-87.
hoewel hy al dit den Raade van Staate aanfchreef, de gemaghtighdeRaads- luiden der Hollandfche Staaten lieten daarom niet de fteeden te waarfchu- wen , met vermaan tot vlytighe verhoeding van muitery en tweedraght. Leiceßer Hierentuflen quam de tydt van 't verfcheppen der UitrechtfcheMajeftraat: en Nieu- en, zoo wel Nieuwenaar als Leicefter , zoekende , elk naar zynen zin, het wen*m ftad thuis te ftoffeeren , vorderde den regeerenden Heeren hunne naamen ^ %retm af, en noch veertigh daartoe ^ uit welke te zaamen de nieuwe moeften ge- y:um])t kooren „worden . Maar de Duitfch lagh te laagh om teeghens den Engels- u ver. man op te mooghen. Ten derden daaghe van Wynmaant naar den ouden [ebenen. ftyl, verfcheen Trillo in de Vroedfchap , met de aankoomende Wethouders Leiceßer in een brief ken , onderteekent by Leicefter ; van wien hy zeide gezonden te dm het zyn om hen in te voeren. Voorts ontbood hy ze booven, ende nam hun den d°or dm eedt af. Tot Burghermeefters waaren geftelt Jonker Pieter van Ruifen , jrm0 Jonker Geerart Prounink, anders van Deeventer : tot Scheepenen , Jonker £en*vaatl Amelis van Aamftel van Minde , Jonker Arnout van Yfelftein , Jonker Ja- r uiteren kob van Aameronge , Henrik van Riet, Corneelisvan Du verde , }an van omfoldigbu Leemputten, Mailjart Kuiper, Harman van Weftreene, Gerrit van Domp- Leiceßer felaar, Kazynjakobszoon , Jakob deRyk , Gerrit Willemszoon Plas: tot beeft het Kaameraars twee, totRaadsluidenvierentwintigh perfbonen. De Burgher- C°\SÏ hopluiden werden ook ten deele verzet. Onlanx te vooren had men , bui- £g^nt ten Uitrecht, de vaan ruiteren van Frederik Scholtis , die van zyn eignen „eer^ers volk voor Meppe doorfchooten was, ontfoldight, veelen der welke zich dier ßeede weeder in dienft van Nieuwenaar begaaven. Leicefter, hebbende hier zyn' fchryven dingen dus beftelt, en hoopende, naardien't hem met de Kerke gemift was, aanbem* zich , ten minfte , der Kapelle , met welken naame Enkhuizen gemeent Un em(ie werdt, maghtigh te maaken, quam, op den veertienden in Wynmaant naar y dte n%%* den nieuwen ftyl, tot Naarde. Staande op zyn vertrek van daar naa den ^ 1' Noorder oordt , ontfing hy fchryven , waarby die van Enkhuizen , verwit- u\nam tight van zynen toeleg , hembaaden, tot verhoeding van alle misquaam, de Boom: reiz voor dat pas te ftaaken : dewyl hunne burghery zeer ontruft bleek , door Maant van 't loopen eener welwaarlchynlyke maare, dat d'Ooverfte Sonoy dacht, met daar d'Al- het ontzagh van 't by weezen zyner Doorluchtigheit, Duivenvoordes ven- memestaa« del uit, en een oft twee der zyne in ftadt te helpen , om zich alzoo van de ^nfm/^em zelve te verzeekeren , en in de Vooghdy van Weft vrieslandt te veftighen , % Am met verkorting van Prinfe Maurits en'sLandsgerechtigheeden , tot handt- Vanden haavingder welke zy zich verplicht kenden. Hy liet daaromme niet oover paisbandek te fcheepen op Hoorn -, en werd 'er éerlyk ontfangen . Van hier maand'hy, 't welkjam by fchryven van den zeftienden der maant, zeer driftelyk uit zynen naame, weeder was dreighlyk uit dien van zyne Meeftreflè , d'Algemeinc Staaten omipoedigh voorge- befluit op het ft uk van den vreedehandel, 't welk hun weeder , door den dJaa^ Heer Killegrei, op den elfden was voorgedraaghen. Dien van Enkhuizen m l e" antwoordd'hyzachtelyk , met klaaghen oover 't wantrouwen , op hem ge- z'ynant* vat uit valiche geruchten -3 en met verfchooning, jaa groot lof van Sonoy 5 moordt aan niet zonder den Staaten oover dwers een Ichrab te geeven. Eintlyk verzocht die van hy hen , alle arghewaan en misverftandt te rugge te zetten, ende hem dat Enklmfcen. genoeghen te gunnen. Van zyn' koomfte repte hy niet: maar achtende , ty trekt dat hun , ziende hem onverzettelyk in zyn voorneemen , 't hart niet raaden vmts der" zouw zyn'fpyt, met fluiten der poorte voor 't hooft, onpaayelyk temaa- w£r *' ken , floegh voorts op wegh derwaarts aan . Dan de Enkhuizer Heeren, im- mmm vm mers zoo volftandigh by't hunne, ftuurden hem eenighe Gemaghtighden gemagh- te gemoete ; die , hoewel met fmeekenden monde , hem den befchooren tigbden: hoon,
|
||||
1204. P. C. HOOFTS ZESENTWXNTIGHSTE BOEK
1587. hoon, en den naadruk van dien , zulx deeden bezeffen , dathy , vreezende
En bljft al 't ooverfchot zyner achtbaarheit teffens te waaghen , zyn opzet liet glyen , mdestreeken in de Streek bieef vernachten. Thans wendd'hy 't naa Meed en blik , al- vernichten: waar |iem Sonoy etlyke daaghen feileerde , en veele reedenen tuffen hen Gaat van j^-^ omgingen. De Raadshooftman Aisma , en eenighe andren van zy- Meeden- nen aanhang, hadden hem tot Hoorn , zeer aanftendighlyk gebeeden , dat buk- hy ' in Vrieslandt, zich maar eens van de Staatfche party e zien Hete, ender Verwelf zelve een gezight gaave : dat waare genoegh om haar te doen duiken. Nu
aan hem beiloothy , wellicht geftyftdoor Sonoy, die reiz t'aanveirden ; enfchreef, gedaan, gaande, teeghens 't oudt gebruik, den Stadthouder en de Staaten verby, aan mnn al de Grietenyen en fteeden van dien oordt, dat zy , teeghens den neeghen- vwslandt enftwintighften van Wynmaant, oudes ftyls, een' daghvaart hadden te leggen UDa°t7enkt tot Fraaneker, alwaar hy zelf, tendienfte en befte des Landfchaps, verfchy- hy te doen. nen wilde . Maar , eer zyn brief daar quam, zeiden de Gemaghtighde Staa- DeRaads- ten van *t Geweft den Raadshooftman zyn ampt op, met verbodt vanuit hoofman zyn huis te gaan zonder oorlof: veirdighden voorts , op den zeeventiendeo Aisma af- vanWynmaant naar ftyl der plaatfe , den Graave eenen brief toe , die ook ge&et y en ^jhwnnen Stadthouder Graaf Willem onderteekent was, en, naar den zin, 'm zyn huu ^^ j^^e. Beere, vindende ons zeekerlyk bericht, dat uwe ^Doorluchtigheit sclmve'n beftooten heeft de moeite te neemen van denflaat deezesLandtfchaps te koomen de? ge- bezightighen, bedanken wy haar dies zeer ootmoedefyk: zynde dit aleen' wyl maghtigh- onze wenfch en verlangen geweeft.Want,wy twyfelden niet, oft uweT>oorluch~ de Staaten tigheit, aanfchouwende de dingen van naaby, zoude licht elyk afmeeten,hoe ver« van Vries- re de laßer ingen, waarmeede eenighe oproerighe geeft en, gedreeven vanftaat- landt aan en yaat zucht, haare oor en vervult hebben, van de waar heit verfcheiden zyn. J"yp Maar, verneemejde teffens dat uwe 'Doorluchtigheit voor heeft een** onge- .j- •" woonlyke vergaadering der Grietenyen enfteeden te houden-3 en v aft elyk geloo- ' vende dat die raadt uit de harfenen der voorzeide warhoofden herkomt; kun- nen wy, eedshalven, niet leedighftaan van weleerbiedelyk aan uwe T)oorluch- tigheit tevertoonen, datde geenen, die, zonder ander beroep, zich vervor- dren haar daartoe tebeweeghen, niet anders zoeken dan uwe achtbaarheit te misbruiken, en, gedekt met dien mantel, de ruft des Lands te fleuren. En, wy bidden uwe cDoorluchtigheït het ons te vergeeven, zoo wy haar ronduit zeggen^ dat wy, wien het van amptsweeghe toekomt de Staaten te daghvaarden,althans geenszins in zoodaanigh een* zaamening mooghen bewilghen: alzoo wyfchul- dighzyn acht teftaan op het gewright vantyde, ende niet te gehengen dat de Staaten, terlufte van een deel raazboUen, in queUing en moeite behetht war- den , het Landt in gevaar väUe. Want ( om andre reedenen van *t weigheren deezes Landtdaghs niet op te haaien) fint zeeven oft achtjaar en herwaarts 9 hebben deeze quanten, door verfcheide kromme weeghen, gepooght den wetti" ghenftaat van *t Geweft f onder delven •> en zich, teeghens alle ordeningen, voor" rechten, en oude gewoonten, teeghens dank van hunne Meefters, ter regeer ing& in te dringen -3 doch ( Gode lof) te vergeefs. Nu doet hen *t groot geduldt, waar- mee wy hunne gr oov e mishandelingen ,gelookensooghshebben aangezien, tot zulk eenftoutheitftyghen, dat zy, naa 't f aaien van al hunne liften, zich, voor den laaft en worp, wel darren onderwinden, ook uwe T>oorluchtigheit te mislei- den, trachtende de pleghtelyk genoome beftuitfels van al de Vereenighde ge- weft en, door bezondre van Vrieslandt, te ver andren en te ver niet ighen; en ver- dienende alzoo voor vy andenvan't gemeene befte gehouden te worden. Uwer T>oorluchtigheit, dan,gelieve te weet en, dat wy, om ons met zuiver en gemoede te mooghen verantwoorden voor Gode ende menfchen,gedwongen zyn, ons, met alle wettelyke middelen, en degeeue die de noodt ons wyzen zaU teeghens den
|
||||
DER. NEEDËRLANDSCHE HISTORIEN, iióf
denfnooden toeleg van dat gezelfchap, te verzetten, tot verhoeding der onhei- ij%Jl
len, waarmee wy, door zoodaanighe manieren van doen, het Landtfchapge- dreight zien. Wyders bidden wy weederom i gelyk wy by onfen laafiën deeden ï uwe 'Doorlachtigheit, oover zaaken 7"gewefl betreffende te raadtflaan met de geenen, die wettighen laß daartoe hebben -3 en zich niet onwaar delyk te laat en ßinger ooren , van lulden, die looien zonder geroepen te worden. Eintlyk ver- zoeken wy y op^t needrighfle, dat uwer 'T)oorlucht igheit gelieve gedient te zyn met uitßellen dervoorgenoome reize: algoo hetfpel, onlanx tot Leideen elders gejpeelt, ons feenenfpieghele dient, en wel duidelyk aanwyfl-, dat ons, uit het bedrffder boovengemelde gaßen, niets beeters te verwachten flaat. T'allen anderen tyde zal ons uwe cDoor luchtigheit ooverwelkoom weezen ï en, met dè meefie glans van eer e en fiere, naar onz uiterße vermooghen, bejeeghe?iten onthaalt worden. De zelflte Heeren ook, aangezocht, door die vän Oover- De wlvê yflèl, tot houden eener vergaadringe met hun, neevens die van Gelderlandt Eeenn en Uitrecht, om oover den paishandel te raadtilaaghen, en wilden 'er niet naa wei&Jven luifteren. Ditte> zoo braaf een brief, luchtende naar de geur der oude Vrie- 0oveLjrei fche vroomigheit j en het afzetten van Aisma, waarmee zy, toonende een Qe[^y. onvertfaaght hart, zyn'partylingen zulx verbluft hadden, dat yder de ooren Undtewi- liet hangen , zonder eenighe beroerte te maaken ; floegh den Engelfchen tucht,een Landtvooghde deeze reiz , die hy fèhynt voor 't plechtanker zyner hoope besondre gehouden te hebben, plotfelyk uit het hooft. Maar, terwyl hy tot Uitrecht, verAa4' Amfterdam, en in den Noorderhoek, deeze byfterheeden brouwde , von- /mjte den zich in maghtighe bekommering de Hollandfche Staaten , duchtende ' leic'efte'r voor't afloopen der dingen aldaar, en aangevochten daaghelyx, metgewaa- mdevric pende woorden van onderzaaten oft gebuuren, ondereen ftaadigh waaken [che reiz. teeghens het opvlammen der imeulende muiteryen. Op den eerften in uit zynen Wynmaant, veirdighden hun die van Der Goude het dubbelt toe van zee- ^» • kren oopenen brieve, onderteikent en bezeeghelt van Hopman Cofmo Pefcarengi, verzoekende by den zei ven, dat men doch de knechten, diehy door Der Goude zond, vlytelyk voort zoude helpen. En zynen fchryvere Zwmvs was ontvallen, datSonoy eenen aanilagh in Vrieslandt voor had ; zulx de nedenen foldaaten niet marren moghten, De Staaten ( behalven de vreemdigheit, verJ0ffen dat een enkel Hopman zich vervorderde oopene brieven op zyn' eighen* 0p Hopman handt uit te geeven om krysvolk te verplaatfen ) waaren onlanx, door Vrie- Cofmo Pef- iche Gemaghtighden j bericht j van 't geen 'er in de brieven ftak, die Lei- wcngï, cefter, op vervolgh vanPoftella, derwaarts geftuurt had. Zy deeden dan geevendè den Raade van Staate afvraaghen , oft die van den brief, uitgegeeven by °°P"ie Cofmo, yetwifte. Daar werd beantwoordt, neeiij en dat men behoorde rle m, mt„ ' j o J ' 0i) z^yn ei"
den Hopman te f traffen -, de knechten t'ontlbldighen , en te verflrooyen. j^«»
Waarop de Staaten die van Amfterdam verzochten dit uit te werken, dewyl \}An^, men gifte dat de foldaaten daaroover hunnen wegh zouden neemen. Maar Hywort Cofmo, dieeenPiemontoiswas, en eertyds taafel vanleerlinge binnen Leide tot Leide gehouden had, raakte aldaar in hechtenis . Op den tweeden der maant, quaa- gevangen. men, in de vergaadringe van Hollandt, vier Predikanten, uit naame der Zuid- en Noordthollandlche, ook der Walfche kerken van dïe oorden, by gefëhrift Vert00 j} vertoonen: Hoe zy, aan alle zyden, by de vroome Chrifienen en beminners des aan &e Ho ;** vaaderlands, groot e dr oefheitfleurden, ook zich zelve tot deerlyk treur en ge- Und fche praamt voelden, ziende ffint eenen ruim en tydt herwaarts^ niet alleenlyk de loop Staaten ge- des gemeinen voor deels op den vyandt gefluit y maar de Landen fchendlghbe- (iaan' dm fchaadight •, jaagefchaapen in 't uiterße bederf te vallen y en het verbond't, ge- vm Prcdt'. maakt met Engelandt, ontknocht te worden •, door tweedraght tuffen regeerders ..m' uß en regeerder S) gewefl en en gewefl en. Allen oprechten Chriflenenjmh veel meer {,Cïyn: • Yyyyy hun*
|
||||
i2o6 P. C. HOOFTS ZESENTWINTIGHSTE BOEK
1587. hun, die zeindbooden Gods en regeerders in zynen huize waarenftondhet vry 7
jaa toe, by de Oovrigheit te bevorderen 'tgegne, dat 's Lands welvaart raakte. Dies baaden zy, dat de Staaten, althans vergaadert om te raadt/laan oover ant- woordt engenoeghen aan zyn' Doorluchtigheit tegeevên , niet anders wilden in achting hebben , dan Gods gloori, famt des hands en der kerken behoudenis. Zy vertr ouden wel dat deeze den Heeren ten harte ging: maar, ytgebeurde fomtyds, dat eenigh bezonder inzight het oogh des vernufts, van de rechte fireek > die ten gemeinen befle loopt, afleidde. En derhalven baaden zy ook den Almaghtighen God, den Staaten degenaade te verkenen, dat zy, ontleedight van alle hinderlyke hartstoghten, zich tot een heilzaam befluit moghten fpoeyen, om zwaarder misquaam te verhoeden , en haare Majefleit, famt zyne Doorluchtigheit, niet bet te verwy deren. Eintlyk weezen ze hen op de ivoor den dergewijje waar heit: Alle Ryk, in zich zelf ver deeldt, moet verft oort worden: en tot de waarfchuwing van den Apoftel Taulrn -3 zoo ghy elkandren byt, ziet Antwoordt toe, • dat elk den andren niet verjlinde. Men zeid'hun eerft zoetelyk, en als daarop, 'm 0ft |iet: n[et quaalyk genoomen wierde 3 dat de Staaten op het gefchrift zouden 't eerft ictten. Maar, eenighe daaghen daarnaa, zeid' hun de Heer van Oldenbar- |
|||||||||
neveldt, 's Lands Voorfpraak , aan : dat in hun vertoogh niet ftond , oft
|
|||||||||
daarnaa
|
|||||||||
(eherner de Heeren Staaten wißen 't , en noch wel meer daartoe. Dat de zelve Heeren
door den *s Lands welvaart niet min dan zy behartighden: en daarin wel zouden voor- Voorfpraak. zien zonder hun. 'De vertooners moghten welfhiüswaarts keeren, en deHee- van Hol- . r-en met de zaake laat en begaan. Op den derden der maant 5 keverden, ter zelf- landt. Q-Q vergaadringe, zes Gemaghtigliden der ftadt Uitrecht eenen brief oover, Zes Ge- van £m eenentwintighften inHerfftmaantnaarden ouden flyl, en verzoch- maghugh- ten ^r goedt en onver wylt antwoordt op. Doch men nam 'er wat daghs aan, (ladt vi- om ^e zaa^ eer^m de Vroedlchappen der fteeden telaaten ooverweeghen. treebt Het inhoudt, blaazende eenen aadem uit Prouninks geeft gefchept, voerd' bungen ee- hun, met oovervloedt van woorden, eiglientlyk dit te gemoet. Toen den nen brief Landen de trooft, gehoopt uit Vrankryk, ontviel, hadden, zoo voor als naa aan deüol- fa weederkoomfl der gezanten van daar, de Hollandfche Staaten hun erinnert, landfche jat >er n-iet 00<uerfchoot, dan zich ter Engelfche Kooninginne te keeren, en alle tufen' toeverlaat, buiten deezen, ganfehy del bleek. Ditvermaan, onderbouwt met woorden tajtelyke reedenen, hadden zy graatighlyk aangenoomen -3 zich naar 't zelve wat uitftel- gevoeght 3 en, zoo wel denperfoon zyner Door lucht igheit, als de hulptroepen len. haar der Majefleit, met vuurighenyver ontfangen. Sint hadden duivelen Taus, Eet in- met al hunnen aanhang, weldigh gewoedt engeraaft': een zeeker t eiken, dat zy,
houdt van Mjf- fat verkondt, gemaakt tuffen haare Majefleit en de Landen, de behoudenis dim' van deeze en van den Chriftelyken Godsdienft fpelden j en hunnen onder- gang naaby fpeurden, Seedert, ook, hadden zy Regeerders van Uitrecht ge- pooght, zich getrouwelyk van hunne zyde te quyten $ zonderling in 't geen de gehoorzaamheit en achtbaarheit raakte. Wat afbrek nu deeze , in eenjaar herwaarts, geleeden hadden -3 wat valfch'e maar en te dien einde verbreidt werden -3 dat zaaghen, voelden, befchreiddsn zy. 'T wit van al hunnen handel was, Gods aangeboodegenaade waar te neemen, de weldaaden haar er Majefleit met bl)<kende dankbaarheit te erkennen, 'zyn'Doorluchtigheit meer en meer in haare noodighe achtbaarheit te beveflighen , en hunne gehoor zaamheit, niet alle enly kin 't volghen haar der beveelen, maar ook tn't verfchaffen van middelen, ten uit erft e toe, met der daadt te bewyzen. Onaangezien 't bederf hunner Landen en luiden, waar en zy willigh tot opbrengen van hun aandeel in de twee tonnengouds ter maant; jaa in twee en een' halve, tot opr• echting van eenheir. Die, van hun, andre gerucht en uitftr boy den, deeden hungrooton- gelyk. Doch dit quam hun her van degeenen, die klaaghden dat zy Regeerders, zonder
|
|||||||||
DER NEEDERLANDSCHE HISTORIEN. 1207
zonder reede, hun defladt verbooden en Recht geweighert hadden j laatende 1 f87.
js/Vä, vanperfoonen , nochtgebooren nochtgegoedt aldaar, opruyen. Maar de klaaghers hadden hen, teeghenwoordighe Regeerders, nooit aangezocht om Recht, oft om reede hunner uit zet finge te erlangen. Met groot e onbilly kheit, dan j gingen de zelve hunnen moedt op hen uitftorten: met grooter op degee- nen , die zy zeiden teeghens de voorrechten in de Majeftraatgeftelt te weezen ; alzoo zy zelve, oover drie ] aar en, by pleghtigh befluit des ganfchen Landt- fchaps, goedt gevonden haddengelyke luiden tot de treflykfie ampten van 9tge- wefi te beroepen.Ten tydevan Kaizar Kaar el en Kooning *Philips,hadmen wel perfoonen,gebooren buiten de Neederlanden,in 't beflier derfladtgebruikt. Etly- ken der zelve, ne evens Brabanders en andren geteelt buiten't Sticht, waar en, by de groot ft e van deeze kryters zelf', feedertde Gentfche Vreede, tot Wethou- ders gekoot en * en tot althans toeflaadelyk aangehouden, zonder eenighe wraa- king . Ten opzighte van welk en wesgelyk bedryf de lefileede Regeerders zich moghten, in't benoemen der zelve perfoonen, onbezwaart hebben gevonden. Zy Regeerders, dan, bly kende hiermee genoegh onfchuldigh, twyfelden niet, oft die van Hollandt zouden met hun naa eenerley wit trachten, bedenkende, wen hunfchoon vry ftonde, tot mühaaghen der Kooninginne, verkleening zy- ner Doorluchtigheit, en achterdeel der Bondtgenooten, yet oover zich te nee- men, hoe groot en zwaar hetzyn moefte, eer het meer quaame te weeghen dan het belang der gemeine behoudeniffe. Tot houden van deezen voet hadden hen die van Ho Handt zelf, in den Ie [t Ie e den jaar e, zeer ernfielyk ,jaa drift elyk ver- maant ■-, zeggende, dat zy zyner Doorluchtigheit alleen liever toeft aan wilden den heelen Raadt van Staate te kiezen, dan haar onvernoeght laaten -, en ver- haaiende meermaals, in verfchiUende formen van fpreeken, dat zy hier ge - koomen was om wetten teftellen 3 niet om ze font fangen. Indien men nu, met befnoeyen van 't voorighe gezagh zyner Doorluchtigheit, de hulp haarer Ma" jefteit, in grooter noodt dan toen men daarom bad, genoeghzaam ginge ver- werpen-, wat zoude dat anders fchynen , dan weetends in eighen bederf te willen loopen, oft pais met Spanje maaken ? Niet als vreemdelingen, maar als broeders, en Ie e den van eenenlichaame, waarendeVereenighde Landt - fchappen te zaamen verknocht: zoo dat de baat\ fchaade, eer y fchand, behou- denis , ondergang van 't eene ook 't andre trof. 'Der halven > indien {Ach neen doch!) die van Hollandt hunne boovenverklaarde geneeghenheit verminder* den, zoo zouden zy Regeerders van Uitrecht, voor den zelven God, dien zy, oover den eedt, gedaan aan zyri''Doorluchtigheit op'tftuk van'tgezagh der zelve, met geftaafde vingeren hadden aangeroepen, moeten optuighen, hoe wee het hun in V hart deede, hen daarmee befchaamt, en zich, famt alle vroo« me Landtzaaten, verkort en bedrooghen te vinden. Zy baaden hen dan, om de liefde i ot eer, eedt, geloof, en trouw; om de zaak Gods en zyner arme ge- meinten > om de weldaaden haar der Majefteit, en de verdienften zyner 'Door- luchtigheit j om de befchermenis des beminden vaaderlands: waaren'er reede- nen om hen te trekken, beeden om hen te beweeghen, traanenvan ellendighen om hen te bemurwen: bezaaien zy Regeerders een' van de voorneemlykfteplaat- fen der Bondtgenooten: ftonde, uit de behoudenis hunner ft adt, dien van Hol- landt dienft, vrundfchap, en eer te verwachten •■, fchaade, verdriet, en fchand uit het verlies: dat doch alle voorighe müverftandt, twift, en zucht verwor- pen wier de •, en genoeghen gegeeven aan zyn' Doorluchtigheit, naar fchuldi- ghenplicht, tot eighe welvaart der Bondtgenooten. Zoo zoude, buiten twyfel, de Majefteit der Kooninginne haare gunß en hulp vermeerderen -y zyn Door- luchtigheit blydelyk volharden in den voorighen dienft ■, de goede onder daa- nen eenen vroolyken moedtgrypen5 den vyandt de zyne ontzinken-, en God Yyyyy 2 Almagh«
|
||||
1208 P. C. HOOFTS XXVI BOEK DER NEEDERL. HIST.
Almaghtigh de rechtvaardighe zaak zeeghenen met eer? gelukzaalighe uit-
koomß. AI in 't midde van Hooimaant, was, ter vergaadringe van Hol- landt, een vertoogh op 't papier gebraght, waarby het Recht van die Staa- ten j vry breeder dan in de weederlegging der klaghten van den Heere Wil- kes, ontfou wen werd. Dit beflootenzy oover en uitte geeven tot Haarlem op den zeftienden van Wynmaant j en teffens twee andre fchriften , ge« raamt in den Haaghe op den vierden der zelve : naamelyk , Naader Ver- klaaring j noopende de punten, vertoont aan Leicefter, van hunnent wee- ghe, op den naaftleften van Oeftmaant, die, met byteekeningen, van hem, op den eerften van Herfftmaant beantwoordt waaren -, en Antwoordt op zyn vertoogh, omgezonden uit Dordrecht op den neeghenden daaraan. Te weeten j het onweeder der tyden , en 's Graaven reiz in Noordthollandt, rieden hun een' befloote ftadt, ende die op de grenzen van deezen oordt, tot houden hunner daghvaart te kiezen. |
||||||
if8/.
De Hol-
landfcbe Staaten he- ruiten 7L.eC' kre ge- fchriften, dienende fbunner recbtveir- digbings, in 't liebt te geeven, en hunne dagbvaart te houden binnen Haarlem. |
||||||
P. C. HOOFTS
|
||||||
P. C. H O O FTS
NEEDERLANDSCHE
HISTORIEN
|
|||||
ZEVENENT¥INTIGHSTE BOEK.
Ot Haarlem , ontbraaken noch, uitgezeidt de heer 15-87,
van Schaaghen, al de belchreevene Eedelen , en ver- fcheide fteeden j als Jakob Valk, Raadsman van Staate van zynes amptgenootfchaps wege, den te- genwoordighen gemaghtighden quam afvraaghen, wat *er weezen moghte van 't bedryf des Graaven van Hoohenlo. Want de Landtvooghdt had , zei- Venoogb de Valk , den Raade gefchreeven: Hem aangedient van Jacob te zyn, envantegoedt een' zydeom'er eenighszins aan Valkaan de te twyfelen, dat Hoohenlo met een deel kryghsvolks reeds verzaamelt dacht de Staaten Engelfche troepen , die, gekoomen uit defcheepen, zich by orde van zyn' Door- vm^ luchtigheit op Maaslandsfluis, Maaslandt, en Delfshaaven wat vervet jcht en, . ^ ' metgeweldt te verjaaghen. Waarom hy begeerde te weet en, oft de Raadt dien >t munoe. Graave daartoe maght oft laß hadde gegeeven: ende, zooniet, dat men dan ghen van allen Kor nellen, Hop- ende kry sluiden bevaale van den zelven en vanaïïebe- leiceßer zondre ver bint enijfen af te wyken,om zich alleen aan den e e dt, ge daan aan hem oover Hoo- als Algemeinen Landtvooghdt, te houden, oppeene van meineedigheidt. An- ^en^° * ders zoud' hy benoodight zyn zelf daar in te voorzien $ wiüende zoodaanighe onwaardigheeden niet langer ge do&ghen, dewylhy fpeurde, dat zyn oover groot geduldt de boozen maar te meer in hunne boosheitflerkte 5 en by V houden van deezen voet de Landen moeflen verhoren gaan. De Heeren Staaten antwoord- am* den mondelinghs: Dat hun hier af niet bleek; ook Hoohenloos bewroeghers woordt der verzweeghen werden. Dat zy V voor valfch, en een uitfleekfelvan onruflighe Staaten geeflen, hielden. Aan zulke oorblaazers, die 't Landt, door zaayen en quee- van Holm ken van tweedraght, zochten ten val te brengen, behoorde zyn' Doorluch- an l * tigheit geen geloof te geeven. Hoohenlo, zoo zy verflaan hadden, was zelf in den Haaghegekoomen, en zoude zich1, buiten twyfel, welweeten te verdaadt* ghen. De Raadt van Staate moghte hem zelven vraaghen, die hen, van de ge- leegenheit befl onderrichten kon. Zy Staaten zouden zyn' Genaade welby hen ontbieden, waar' hun getal niet te zwak. Echter naamen zy aan ,goedt onder- zoek op de zaak te doen, ende dan befcheidt daar af tefchikken aan zyri Door- lucht igheit, die zy immiddels baaden zich niet aan maar en zoo ongegrondt, maar alles ten befte, te keer en. Dit gefchiedde ten zeftienden daaghe in Wy n- maant, op welken zy , ook de fchriften, waaraf op 't eindt des naaftvoorge- Naader gangen boeks vermaant is , in druk uitgaaven. Wy zullen de zelve , zoo verklaaiwg kort, als ons, zonder verkortingh der eigentlyke meeninge , mooghelyk der staa- valt, hier invoeghen; en eerft hunne Naader verklaaring op de punten, ver- tcn > ver~ toont aan Leicefter tot Dordrecht op den dertighften vanOeftniaant. De mnt *an Staaten van Hollandt verklaar en, dat zy altyds begeert hebben, en alsnoch be~ lc*j ir_ geer en den Landtvooghdt te handt haav en in 'tgezagh, hem gegeeven, zoo by ^mjJf m Yyyyy 3 't ver-
|
|||||
raio P. C. HOOFTS ZEVENENTWINTIGHSTE BOEK
I ƒ 8^. 't verding gemaakt met haare Majeßeit, als by den maght brief der Algemeine
Staaten: ?naarook, dathy, volghends zyneneedt, Jamt het verdingen den maght brief voor ze idt i hemen de Landen handt haave in hunne voorrechten en vryheeden. Nu wordt by verfcheide fchriften, zonderling by zynen brief van den tienden mZoomermaant aan zynengeheimfchryverjunhtsjhetgezagh der Staaten in twyf el getrokken: waaromme men noodigh vindt zeeker verhaal hierby te voeghen, tot bewys van hun recht: het welke de Ridderfchap , E edelen enfieeden, van ampts en eeds weeghe verplicht zyn voor teßaan -, te ?neer , de- wylde Landen,zonder dat, in verfcheide gr oote zwaarigheeden zouden vallen. Want, indien de opperfle maght den Staaten niet toebehoorde, zoo zouden zy den Kooning van Spanje f onrecht hebben afgezwooren: en de wettigheit van alles, wat by hen, in 't aanvangen en onderhouden des oorloghs ,gedaan waar e, met het geen daaruit gevolght blykt, en noch volghen magh, in onzeekerheit gefteltworden: ende naamelyk van de bieding der Hoogheit aan de Majeßeit en vanVrankryk en Engelandt, en van het beroepen zynerDoorluchtigheit tot dAlgemeine Landtvooghdy, Ook zouden zy dan naamaals, nocht met haare Majeßeit, nocht met eenighen andren Vor ft e van 't opdraaghen der Hooghe Heerfchappye mooghen handelen. Veelerley ander müquaam zoude daaruit ont- ßaan. De Staaten hebben zyner Doorluchtigheit het opperfle gebiedt in krys- zaakengegeeven: en, in degeene die den Burgherfykenflandt aangaan ,gelyke maghtals d'AlgemeineLandtvooghden,onder KaizarKaar•el,wettely'kgebruik- ten. In 't handthaaven deezesgezaghs viel nooit gebrek aan de zyde der Staa- ten : maar, van 't geen, dat daarenbooven, op naame van zyn' Doorluchtigheit gedaan is, heeft men meermaals fighting verzocht, en verzoekt ze alsnoch. Eerflelyk, dat de zaaken, die de Landen op 't hooghße betreffen, en daarom van Kaizar Kaar el den Landt vooghden niet zyn bevoolengeweefl, maar behouden aan hem zelven, op dat hy daarin moghte met goede kennü, en in zommighe met raadt der Staaten ordeßeüen j aan de Staaten zullen behouden blyven: te wee- ten-, maäkenvanvreedeoftbeßandt: aanneemenvan nieuwenoorlogh: in- gaan van ver bint eniffen met uitheemfche mooghentheeden : uitgeeven van plakkaat en oft keur en raakende den ßaat des Lands -y als op verandering inde * ^e* munt e, op * bepaaling van koophandel op onpartydighe oft vreemde Landen, ftnctie. op zaaken, die de naabuurighe Regeeringen misnoeghen moghten: invoering
van nieuwe Rechten oft gewoonten: vermeerdering van oorloghslafien, boo- ven de geene, die uit de inwilghingen der Landtfchappen kunnen vervallen worden : en diergelyke. In de zaaken, die ter befchikkinge van d'Algemeine Landtvooghdenplaghten teßaan, verflaan de Staaten, dat zyn' Doorluchtig- heit zal voor zien $ met de Raads luiden van Staate, zoo onder zaat en haar er Majeßeit als deezer Landen: en dat men, op den naame van zyn' *È oor lucht ig- heit heeft uitte geeven, 't geen op naame der Algemeine Landtvóoghden van Kaizar Kaar el plagh gedaan te worden -, en op der Staate naame, 't geen op 's Kaizars naame plagh tegefchieden: 't welkgeenszins teeghens 't verbondt, gemaakt met haare Majeßeit, ßrydt, of teeghens den maght brief, ontfangen by zyn' Doorluchtigheit van dAlgemeine Staaten. In den leß Ie e den jaar e,zeeker, is de naam zyner CDoorluchtigheit zonder onderfcheidt gebruikt -, maar tee- ghens 't recht des Lands. Dies behoort men dit te beet er en, gelyk, ook geduu- rende 't oorlogh, ten aanzien van den Heere Trinfe van Oranje Hooghloflyker gedachteniffe,uit minder reede, begeert, en gedaan ü. Ende 't zal niet bevonden worden, dat ooit eenigh Algemein Landtvooghdt hierinne andren voet hield: oft dat de Algemeine Staaten aan zyn' Door lucht igheit het jeeghenwoordigh gebruik, met verlof der Hollandtfche, hebben toegelaat en. Die van Hollandt, niettemin, om zyner Doorlacht igheit te believen in alles, wat zonder groot hinder
|
|||||
"\
|
|||||
DER NEEDERLANDSCHE HISTORIEN. iiii
hinder van het gewefl doenlyk valt-, moghten gedooghen 3 dat, noopendede ifS/.
tytels en 't zeeghel der * afveirdighingen , ten of merke van zyn' Door lue h- * Defpe« t igheit, geen ver ander ing ge fchiedde , mits dat'by fchriftelykbefcheidt ver- ^hes. klaart wier de, zulx tegeenen voor oor deele teeghens hunnegerechtigheeden te zullen dienen. Het tweede punt van gefchil raakt den eedt des krysvolx en het gezagh van de bezondre Vooghden der Landtfchappen . Aangezien Gefchïl dat in het Ie ft Ie edenj dar, buiten het verdraghgemaakt met haare Majefleit, oover '* eenighe ver andringen in den eedt zyn gedaan, en daaruit verfeheide misver- kïjwolk.' flanden gesproot en, en vorder gefchaapen tefpruiten ; zoo hebben de Staaten noodigh geacht te verzoeken , dat het volk van oorloghe eenen Algemeinen eedt, oovereenkoomende met het gemelde verdragh, doe -3 zweer endegetrou- wigheit aan de Landen in 'tgemeen, en aan zyn'Doorluchtigheit als Alge- meinen Landtvooghdt •, ook aan degeweflen, fleeden, ende leeden, waarin zy gebruikt worden oft bezetting houden ; voorts , gehoorzaamheit aan zyne 'Door lucht igheit als Algemeinen Vooghdt der zelve geweften, en. aan de bezon- dre Landtvooghden en hunne Steedehouders, in degeweflen daar zy dienen - Deeze form van eedeflrydt immers geenszins teeghens 't voorzeide verdragh, oft teeghens de ge ene y die men te voor e, volghends de Naader Vereenighing, gebruikt heeft: en het fluit niet , te zeggen 3 dat zy meenighvuldigheit van eeden, oft verwarring , oft kleenachting met zich brengt. Maar, defoldaaty, bygeenen eedt van gehoorzaamheit 5 aan de Vooghden der Landtfchappen en hunne Steedehouders f onderwerpen, datftrydt reeghelrecht teeghens 't gezagh en 't recht der Ooverften van eiken gewefle. Want, de zelve Vooghden, zyn, gelyk altydsgeweeft, alzoo noch, Algemeine Kryshoofden van het Landtfc hap oft de Landtfchappen hunner vooghdye: en alles, wat de verzeekeringh , be- waarnis, en behoudenis der zelve Landtfchappen-, fleeden ,fterkten, en haave- nen, daarin geleeghen, aangaat, voorneemelyk het verandren , vermeerdren en vermindren der bezettingen naar eifch der noodt, flaat f hunnen lafte. D'on- mooghlykheit van dit te verrichten ., zonder krysvolk tot gehoorzaamheit ver- bonden , blykt, onder ander, by't geen tot Deeventer en in defchanfen voor %utv en gebeurt is. Want, waar e, in 't ft ellen der Ooverflen en 't leggen der be- zettingen aldaar, het recht dergeweften en de wettighe maght der bezondre Landtvooghden onderhoudengeweeft^de Vooghdt en Algemeine Kryshooftman van dien oordt hadde 't verraadt, als oover lang ontdekt , kunnen voorkoomen. Ende dit port de Staaten te meer tot handt haaving van 't gemelde Recht der be- zondre Landtvooghden, zoo wel ten opzien des eeds van gehoorzaamheit , als des verandrens van de bezettingen: zonder dat, daarmee de y et nieuws oft tot verkorting van 'tgezagh zyner Doorluchtigheit begeert wordt. Want de zelve gebiedt oover de bezondre Landtvooghden, alsflaande onder haaren eedt s en- de doet, als Algemein Landtvooght, zyne beveelen-, in deeze en andre zaaken, door hen uitvoeren: gelyk, niet alleenlyk de Algemeine Landtvooghden en Kryshoofden, maar ook de Vorften zelfaltyds hebben gedaan} achtende dit voor 't eenigh middel', om'tgezagh van eenen Vor ft oft Algemeinen Landtvooghdt bygoede en zeekre ordeftaande te houden. 'Derhalven behoort zyn' Doorluch- tigheit den bezondren Landtvooghden vooral te vertrouwen, ende is nooit in beraadtgeleit, oft men in ditftuk, het Recht der Landtfchappen, en 'tgezägh hunner Vooghden zoude zwakken , veel min beftooten zulx te doen: maar, ten teeghendeele, hebben d'Algemeine en bezondre Staaten, in alie aanbiedingen der Hooghe O over heit deeze twee punten klaar lyk uitbefprooken en gehandt- 4. haaft. Ookgelooven de Staaten, dat het verdeilen en ver andren der bezettin- gen j door de Vooghden van elkgeweft , die degefteltenis engeleegenheit der ft ee- den van 't zelve beft kennen, bequaamelyker en dienftiykergefchieden kan, dan |
||||
1212 P.C. HOOFTS ZE VENENTWIMTIGHSTE BOEK
1587. door eenighe bezondre luiden , die, wellicht, uitßaalzucht, naa zulk bewindt
trachten: gelyk, onlanx, een onbeampt perfoongelaft isgeweeß zeekre Engel« f che vendels binnen Uitrecht te brengen , aldaar te w aapenen , en in d'om- leggendeß e eden te verdeden 3 en viwederom andere vendels daaruit te lichten *, alles zonder den bezondren Landtvooghdt eenighszins te kennen. De Staaten, dan , kunnen zulx niet inwilghen, zoo zy der Landenger e cht ighee den»eenzaa- mentlyk hetgezagh den bezondren Landt vooghden, niet willen laat en verko- ren gaan» tot invoer van ontallyke verwarringen, zoo in V beleidt der bur- gher lyke regeeringe en des gerecht s, als des oorloghs, en tot zeer fchaadelyk * Preju- * vooroordeel en gevolgh. Immers zoude het zelve, als weezende een inbreuk
ditie en en fchendingh van eene der voorneemlykfte gerechtigheeden van de Landen, niet kunnen gefchieden, zonder uitgedrukt ver lof van haare Majefieit, die, by
't verding, belooft heeft-de zelfß e gerecht ighee den tè handt haaven. 'Dievan Hollandt, Ze e landt, enVrïeslandt ■> by welke zooveel gedaan en geleedenis voor de bewaarnis hunner vry'doornen, en gehandelt te dien einde met haare Majefieit, hebben, voorwaar, niet verdient, dat men hunne gerechtigheeden in 't voor zeide punt verkorte: gelyk ook niet de Heer Trins van Oranje Hoogh- loflyker gedaghtenis en 't huis Naffau, dat men 'tgezagh, wettelyk opgedraa- ghen aan cPrinfe Maurits al voor de ooverkoomfi zyner cDoorluChtigheit, ver- mindre: zonderling , dewyl't handthaaven der voor zeide gerechtigheeden tot ge enen af krek van 'tgezagh zyner 'Door lucht igheit flrekt. Zommighen bren- genby, dat op 'tgezagh der bezondre Landt vooghden, bytyde van oorlogh, zoo ßipfch niet gelet wordt i immers niet, als de Vorß, oft d'Algemeine Landt- vooghdt , zelf in het gewejl is: maar van dit gebruik in de Neederlanden zal * Tra&e- nemmeryet blyken. Dat de Staaten begeer en denflaat van het volk en de * wed-
inenten, jen van oorlogh zulx gemaatight en gericht te zien, dat de laßen niet booven de fchattingen en inwilghingen der Landen, hoornen te fiyghen, ende dat zy
* Quote, verflaan, uit de penningen hunnes * aandeels vooral te doen bet aalen de laßen,
vallende in Hollandt end' omleggende grenzen, waarvoor zy ziehen de Landt-
zaat en hebben moet en verbinden, hooghe noodt dringt'er hen toe. Want, eer- fielyk heeft het hiermee, in 't leßleedenjaar, veelte hooghgeloopen; dewylmen op'tvertrek zynerDoor lucht igheituit den Lande, bevond, dat de voor zeide /laat bynaa ander half maal zooveel bedroegh, als't ganfche inkoomen derge- weflen -3 en dat de bezettingen van Hollandt ongelyk quaalyker betaalt werden dan in andere oofden, die niet zooveel opbrengen, ± en andre, waar en, niet i alleenlyk, alle ver f che ene en buitenordlyke fchattingen verteert, maar ook de middelen van Hollandt zeer verbonden en bezwaardt op%de naavolghende
maanden: jaa'tblykt, dat zyn'Doorluchtigheit, inderdaadt, de middelen van Hollandt aüeen, ende van geen' andre geweflen, in 't zelve jaar, heeft ge- regeert, ende daarop geldt gelicht. En, hoewel, korts naa't vertrek zyner Doorluchtigheit, by d'Algemeine Staaten en de Raadt van Staate, met groot en arbeidt, moeite, en gevaar, de gemeldefiaat zulx gericht werd, dat de zelve ter maant ontrent hondertduizent gulden min bedroegh, en noch bet waar e te verlaaghen geweefi, zoo 't verraadt van Deeventer het niet verhindert hadde-y echter duchten de Staaten 5 dat de laßen van oorlogh althans weederom den on- der fiandt van haare Majefieit en de 7niddelen der geweflen te booven gaan. Waaruit, zoo men niet op'tfpoedighjle tot richting komt, d'uit erft e verwarring zeer haaflelyk moet volghen. Maar, zoomenden fiaatvan oorlogh zulx in- fielt,dat naar fchyn, het inkoomen dergeweflen genoegh zy om de laften te bet aa- ien i alle zaaken zullen zich met meerder betrouwen, en beet er orde, tot dienfi van haare Majefieit^ zyn' Door luchtigheit en de Landen, laat en beleiden: in- sonderheit als 't geen van den vreedehandelbeducht wort komt op te houden. Voor
|
||||
DER NEEDERLANDSCHE HISTORIEN. 1213
Voor 'tjongfle punt, is in der daadt begeert beetering van 'tgeen men in den 1 fSf.
left leedenjaare, door bedrogh van eenighe quaadegeeft en oft muverftandt*heeft zien in 't werk ft ellen teeghens de verdingen engerechtigheeden der Landen: en dat zynercDoorluchtigheit aan de geenen* die müverßandt tuffen haarende Staaten verwekken, geliefde geen voorder geloof te geeven j op dat het onderling vertrouwen en* 't zaamenraaden alzoo te beetermoghte ingevoert en onder- *qov& houden worden. Tot welk verzoek de Staat en gedwongen zyn* zoo om dat eedt refpon- en ampt hen tot het eerfte verplichten,als ook om dat hunne naabuurentende naa- dentie > melyk het tweede lidt der Staaten van Uitrecht, daarop, aanflendigh vervolgh t'zaam- hebben gedaan* en hengemaantom voldoening van hunne beloften* bezwooren ™ten- in deNaaderVereenighmg. En het tweede hebben zy moeten verzoeken-, om dat 8 * eenighen* zoo Engelfchen als deezer geweften inboorlingen* degefteltenü der Landen niet verft aande* oft zoekende hunn' eighe baat* zich der zaaken van den Staat onderwinden* en zyn' T)oorluchtigheit tot groot e verkort ing* zoo van de Landen* als van haaf eer e en achting-, misleiden. En*zeeker, 't waar e noode- loosgeweeftyZoo zeer in Engelandt aan te ft aan-, om deOoverften van den Briele enVlijfmgeJen ópmerke van hunne * hoedaanigheeden*tot leeden van denRaadt * Quali-» te doen aanneemen* het welk nochtans werd afgeßaaghen * indien het hadde vry teiten, geftaan* in 't beleidt van 's Lands zaaken luiden tegebruiken*die men* by hen,tn waardig- * hoedaanigheit niet gelyken kan.En daarom verzoeken de Staaten alsnoch* dat heeden. zyner Door lue htigheit 'hun oovergeleevert vertoogh Qals ingeftelt * niet tot ver- .. Waar- m indring* maar tot veftighing haares gezaghs-, nietfeedert het needer leggen ^ eic' der verleede gefchillen tot Middelburgh* maar lang te voor en* en meedegegee- ven aan de derwaarts gaande gemaghtighden, die, ten inzighte van verfcheide reedenen, 't zelve te dien tyde ophielden ; niet om d'oude ongenughten op te haa- len*maar om nieuwe voor te komen)gelieve in 't goede te duiden ^met hun in ver- trouwenis te handelen;de dingen der Landen*met Godes hulp e*by goede * raads- * q gemeenfehap met d' AlgemeineStaaten*f aanveirden-yde byftandy van haare Ma- refpon- jefieit* dejehsttingen, en alle andre zaaken van regeer inge, by goeddunken des dentie. Raads van Staate*in bequaame orderte beleiden-,en zich te behelpen met de mid- delen * die God * door de naatuur der geweften* tot krenking hunnes gemeinen vyands*verleent .By 't houden van welken voet*niet tetwyfelen valt*ofd'Almoo- ghende zal de zaaken zeeghenen*gelyk hy v oor maals gedaan heeft *t oen de Lan- den niet half zoo veel middels hadden*als opdztpasDevct tooning van 't Recht derHollandfche Staaten,was van den naaft volgenden inhoudt. T)e Staaten van HoUandt en IVeftvr ie s landt hebben noodigh geacht * de wettigheit der regeer in- foYt0o* ge*by deezen* te oopenen, op dat eenyeghelyk daar van zoo onpartydelyk oordeele* ning van als de droeftykegefteltenis der Landen vereifcht.'Tgaat zeeker,dat het regeeren 't Recht en berichten der geweften vanHollandmetlVeftvriesland,enZeelandftnt acht- der Hol* hondert jaar en herwaarts,geftaan heeft aan Graaven en Graavinnen*dien van lantfcbe deRidderfchap,Eedelen*endefteeden*uitbeeldende deStaaten der zelve Landt- Sumn * fchappen*deHoogheHeerfchappy wettelykwaSfipgedraagen.Zy hebben ook hun- ne maght*met zulke befcheidenheiten ingetooghenheit gebruikt *dat zy {hoewel doorgaands ver zeit met wyzen Raadt vanEedelen en inboorlingen der Landen) noit oover zich naamen oorlogh aan te vangen oftpays te maaken,fchattingen te heffen,oftyet anders, dat de gemeine zaak betrof*te befchikken zonder goeddun- ken en bewilghing der Staaten * dieJ'elkenmaale daarop befchreeven en vergaa- dert werden. Zygaaven hun,boven dïen*f allen tyden->gunftigh gehoor,volkomen geloof engoedt*affcheit op alle vertoonde zaaken*die den welftandt der Landen * +> r' eenighzins moghten rakenfDeeze manier van regeer en*zoo wettig als oit eenige iutie t andre,ge de egh tot zeldzaam heil der Vorflen en der volken. Op de Heerfchappye van zoo klein een begrip Reegen de Graaven tot zulk een' hooghte van achtbaar- heit *dat f c hier al d'aanzienlykfte Koningen enMogentheeden vanChrift endoom Z z z z z voor
|
||||
in* P. C. HOOFTS ZEVENENTWINTIGHSTE BOEK
c8 7. voor eer e gereekent hebben* zich met den Huize van Hoüandt te vermaagU
fchappen-, ende dat in den jaar e tw aalfhondert zeevenenveertigh* Graaf Wil 'km-, ten opperften Majeßeit in Eutoope* en befliere des Roomfchen Ryx verhee- ven werd. Nooit oor logh,by kans,oft de zeeghe was op hunne zyde^nooit vyandt* hoemaghtighook. die ongeft r aft hunne grenzen beßookt e. Immers, wy moo- ghen met waar heit zeggen * dat* de fiaat vanHollandt enZeelandt* in acht- hundert jaaren, nocht vanuit- nocht vaninheemfchewaapenen isooverwon- nen oft i ondergebraght: V welk wy niet weet en* oft het teeghenwoordelyk zou- de van eenighe andre (^uitge zondert die van Vene ets jen} kunnen wor den ge- zeidt. Endeis hier af geen' reede* dan aUeenlyk deeze, tegeeven* datgeftaade- lyk goede eendraght* liefde* en onderling verfiandt* tuffen de Vorflen en Staa- ten bloeide. Ganfchelyk niet* ook, zonder de Staaten* vermoghten de Vor ft en j als hebbende, doorgaands, geen middel dan de vruchten der Landsheer lyke goedren* om Hof te houden endegewoonlyke Ampt luidentebetaaien. 'Tge- zagh der Staatenflrekte zoo wyd, dat hun toeflondde Graaven* misleidt door qudaden raadt-, tot recht en reedelykheit te brengen} niet aUeenlyk by we eghe vanonderwys* maar met daatlykeßraffe dergeenen * diedeVorftelykemaght misbruikt hadden. Hunflond het toe* de minderjaarighe oft anders onmon- dighe Vor ft en met mombers te voorzien* gelyk aan den krankzinnighen Graaft Willem* den vyfden van dien naame* gefchiedde. Hun eindtlyk ftond het toe 't Hooghe bewindt teaanveirden* wanneer den Landen* door aflyvigheit* minderjaarigheit, ydelzinnigheit ,misverftandt * oft eenigh ander ongeval* de wettighe regeering des Vorften quam fontbreeken. En 't is dikmaalsge- beurt * dat zy een Hooft* gehe et en Vooght oft Ruw aar dt* koor en •> zelfs noch fint het heghten deezergeweften aan het Huis van Borgonje} als, naa 't oover- lyden van Hartogh Kaar el en zyn' dochter Maria, Maximiliaan* willende met geweldt* en zonder brecht der Staaten aan te zien, het teeghendeel invoeren * den ganfchen ftaat der Landen in't uit erft e gevaar braght. Oover Kaizar Kaarelzelf* zyn, in zyn'jonkheit * vooghden gefielt, en behoor lyke regeer- ders oover de Landen* by orde der Staaten-, diehy ( hoewelde vryheit* on- der de Borgoenfche heerfchappye*merkelyken afbrekgeleeden had)altyds in groot e eer e en achtingplagh te houden* als licht lyk bevroende dat zyn Staat op die zuilen ßeunde. En daarompooghd'hy zy nen zoone, 't zelffte verfiandt en ge lyke befcheidenheit in te planten* door meermaals hervatte vermaaninghen met ronde waarfchuwing* dat hy niet rajfcherzouw de Staaten met de nek aan * dan zynen Staat aan 't wankien zien. 'f welk hem ook* tot zyne en der Landen zwaarefchaade * weedervaaren is. Want ( hoe men 't kalle ) de krygh heeft zy- nen oorffronk hieruit * dat 'Philips met ooverlaft van Spaanfche en andre uitheemfchefoldaaty * de Landen wilde dwingen te doen * 't geen zy Staatf eher wyze onheilzaam vonden. Al 't welk, hoewel anders klaar en kenlykgenoegh, hier noodtlyk verhaalt diende* oover mits veele luiden zeer onzeekerlyk en verfcheidelyk daar %'angevoelen-, houdende de vergaadr'mg der Staaten in geen hoogher achting* dan de hoedaanigheitderper/bonen* daar verfchynen- de * hun dunkt te verdienen j en oor deelende van 't geen aldaar verricht wordt * in allenfehyne oft de gemaghtighden der Eedelen enfteeden zigh droeghen als zynde de Staaten zelf-, en * dienvolghends, als gefielt in de Opper ft e Hoogheit * alle landt zaaken dr e even en dreyden naar hun eighen we Ibe haaghen : waar oo- ver zy dan al den haat en de nydt * gevat uit de handelingen daar gevallen * al- le enlyk teeghens de gemaghtighden wenden. Maar* die't boovenv er haalde * en andre groot e zaaken, uitgewr acht by de Vorflen met hulpe der Staaten * in- zonderheit hetgeen ziek fint veertienjaaren herwaarts, inHollandt metWeft- vrieslandt*enïnZeelandtheefttoegedraaghen, naader inziet* kan lichtelyk bemer-
|
||||
DER NEEDE&LANDSCHE HISTORIEN. uif
bemerken, ^ /?*?/■ gez#gh der Staaten niet in 't beleidt oft de maght van der-" i jg7.
£/g/? <?ƒ/■ veertighperfoonen beftaat, die ter daghvaart verfchynen. En d? eigene bewindsluiden des Kooninx van Spanje , die, met dusdaanighefchynreedenen, aliyds gepooght hebben den Staat deslands fondergraaVen, ende acht bßar- heit der Staaten te verdelghen, zyn hunner groove doolinge althans welge- waargeworden. Om dan der Staaten Recht met bondigh bewys f onderbouwen, Bondigb zullen wy dm oorfpronk van dien ontdekken, ßeüende tot eene grondt, dat alle ^e(p)i vaT* Vorflen , die ooit wettighe regeer ing voerden, de zelve niet alleenlyk by op- '*R(C^ der draght en bewilghing der landtzaaten aanvingen, maar ook alzoo achter- SUatm • volghden , dat aide Ie e den des lieh aam s, tot hooft van 't welke zy gefielt waa~ ren, ongefchendt, onverkort , unvermindert bleeven. 'Dit (dewyldegroot en, byfchalke en flaatzuchtighe luiden, licht elyk worden vervoert) kon dus niet toelangen , zonder dat de landt zaat en middel behielden, om zich, fallen tyde» met goede orde en beleidt, teeghens allefnoodegangen te verzetten. Tot deezen einde zyn de landt zaat en verdeelt in tweeder ley Staaten: naamelyk de Eedelen en de fieeden, De Eedelen-,gehouden voor een lidt ten aanzien van de waardig- heit hunner afkoomfle {die , zonder beroemen, wel zulke is en zoo oudt, als men der in eenighe oorden zoude weet en te wyzen) en van de Heerlykheeden, die zy, in dee ze landen, meeft al met hooghe, middele, en laagher echtfpr aak, be- zitten , raadtflaaghen met elkandre op alle voorvallende landtzaaken, en bren- gen ter vergaadringe, op alles hun gevoelen in, neevens de gemacht igh den der fieeden. 'De fieeden hebben bykans eenerley form van regeer inge , te weet en $ eenen Raadt oft Vroedfchap hier van veert igh , daar van zesendertigh, elders vantweeëndertigh,achtentwintigJj,vierentwintigh,ofttwintighperfoonen^ge- toogen uit d'aanzienlykften der burgherye. Deeze * Amptgenootfchappen zyn * Colfe- teffens met defteedengebooren-, oft immers zoo oudt, dat mengeenegedachtenis gicn • van haar beginfel vindt. Deperfoonen, eens gehören, dienen zoo lang als hun leeven oft poorterfchap duurt, 'De plaatfen der geenen, die koomen te fierven, oft hunpoorterfchap verlaat en, worden, by keureder Amptgenooten, met andren bekleedt, tot vervuüingh van 'tgetal. Aan dee ze Vroeafc happen alleen ftaat hette*flemmen, tebejluiten, en orde te fieïïen op alle zaaken, die'tgemeine * Advï- Landt oft deftadt van elke in 't bezonder aangaan: ende wat zy ftemmen, be- feren, fluiten, oft verordenen, deganfche burghery volght het •> zoo dat hierteeghens nooit inbrek oft weederfireeving viel. De zelve Amptgenootfchappen kiezen jaarlyx de Majefiraaten^te weet en-, vier, drie oft twee Burgher meeft er s, zeeven oft meer Scheepenen tot een jaar ighen dien ft. Zommighe fieeden genieten vol- koome keur: andre zyn gehouden tot benoeming van dubbel getal, waaruit de Stadt houder der Hooghe O over heit het pleghtighe verkieft. Den Burgh ermee - fieren is hetgewoonlyk beleidt van alles bevoolen, wat den burgherly kenfiandt, bewaar ing der ftadt, en bediening haarergoedren aangaat: den Scheepenen de hooghe, middele, enlaagherechtfpraak^ malle zaaken > zoo van* mts daadt ^Crimi- als van *f* burgherlyk gefchil. Deeze Amptgenootfchappen regeerendefieedennf^r. .. van Hollandt, Wefivrieslandt, en Zee landt, meeft al op eenen voet, met ge- m e * noegh volkoomengezagh: hebbende de Landsheeren zich dies nooit anderszins onderwonden, dan dat zy alleenlyk daar eenen Amptmanfielden, om V Recht op hunnen naame te vorderen. Hieruit is licht elyk te verft aan, dat deeze Ampt- genootfchappen , gevoeght by de vergaadring der Eedelen, den ganfehen Staat en het geheele lichaam der landt zaat en ontwyfelyk uitbeelden. Nu is 't onmoo- gelyk eenigh fchikte bedenken, van regeeringe, die, met zeekerder kennijfe van 's Lands ge leeghenheit, zoude kunnen befluiten, oft haare bejluitfels, met meerder eendraght, acht baar heit, en naadruk uitvoeren: en der ha.lv en ge en ■Wonder dat deeze Staat nooit wiffelde vangeßeltenijfe,zoo duurzaam, als eeni~ Zzzzz 2 glos
|
||||
1216 P. C. HOOFTS ZEVENENTWINTIGHSTE BOEK
1587. ghe ter werelt. Voorts, dewyl deeze geheele Amptgenootfchappen der Ke delen
enfleeden aUe daaghelyx voorvallende dmgen niet kunnen laat en dry'ven, om op eene vergaadringeperfoonlyk te verfchynen, zoo moeten zy noodtlyk 't zelve doen door gern aghtïgh den. Ooverzulx, wen de tydt zaamening vordert , wor- den zy des verwittight by brieven, inhoudende de Hooftpunten der in beraadt koomende zaaken: en zeinden, naa ooverweeghing der zelve, gemaghtighden af dien zy vertrouwen, met befluit , en laß, ten gemeinen beße dienfligh gevon- |
||||||||||||||
* Compe
tenten . |
den . 'De Eedelen verfchynen in * bet aamelykenget aale: uit elke ßadt een Bur-
|
|||||||||||||
ghermeefier en zoo veele Raadsperfoonen, als het belang der ftloffen fchynt te
vereifchen. Boovendien, zy n de gemacht igh den, geduurende 't oorlogh, {om de meenighvuldigheit derfchielyk opkoomendegefcheften) altydsgelaflgeweeß, om, naar hun befte verfiandt, raadt te ge even en b e fluit te neemen op alle zaa- ken, betreffende de welvaart en behoudenis des Lands: inzonderheit, om zorgh te draaghen, dat de voorrechten en vryheeden geenen afbrek quaamen te ly- den. T>eezegemaghtighden beelden de Staaten des Lands uit: niet dat zy zelve in hunne perfoonen, oft uit hunn eighe maght , de Staaten zyn, maar alleenlyk |
||||||||||||||
* Princi-
palen . |
||||||||||||||
uit kracht van het bevel', ontfangen van hunne * zeinders. Ende valt niet te
|
||||||||||||||
vermoeden, datyemandt zich uit fiaatzught, te deezen laße zoude indringen.
Want ( behalven dat de aardt deezes volx eenen afkeer van zulx heeft, en ge en fiaatzught igh e menfchen vermagh) de vryheit der keure belet het. Wien kond het ook luflen, indeeze teeghenfpoedt, 'in dit deer lyk ver loop der dingen van den Lande, naa de Regeer ing te trachten ? in welke , werwaarts men de ooghen wendt, niet, dankommer, niet, dandroeffenvs, te fpeurenis: uit welke geen voordeel altoos, maar niet, dan haat, niet, dan afgunß, te verwach- tenßaat van onze weederpartye •> die zelfs d'aanzie nlykji e en veele getrouwe perfoonen, dikwils met valfch aangeevengemompt hebben, en arghewaan, tee- ghens de beße dienaars van den Staat, verwekt. Ten inzighte deezer zwaarig- heeden, heeft men, jaa, het aanneemen deezer laßen ,inter mvnera jn e c e s s a r 1 a , dat is, onder de nootlyke oft onweigherlyke bedieningen , moeten ft eUen: en de geenen diey et van'tbeleidt onzer landt zaaken weet en, kunnengetuighen van de weederwerzelingengevallen in ditfluk, en van den ■ drang gebruikt om de gekoore perfoonen tot aanveirding der bevoole laßen te brengen. Ook zyn de gemaghtighden verplicht oprecht verflagh van alles, * Princi- f hunner weederkoomfie, aan hunne * maghtgeevers te doen. 1)it is de grondt- palen . flagh der regeeringe van HoUandt met Wefivrieslandt, en van Zeelandt: en hierop heeft vyf, zes, zeevenhondert jaaren, en van den oudflen tydt af, die in onze gedenkfchriften gevonden wordt, deßaat der zelve Landengeruß. Dit is ook 't ge ene, dat ze {naafi Gods hulp) volfiandigh in kloekmoedigheit en een- dr aght dier maat e gehouden heeft-i dat,ge duur ende dit ooverhachlyk oorlogh tee- ghens zoo maght igh een vyandt,nooit lidt, anders dan met het uiterfiegeweldt9 '\ van de zelve Landen werd afgefcheurt, nooit oproer van burgherye, nooit mui- tery vanfoldaaten, in HoUandt oft Zeelandt, vemoomen. En wy zouden hier- af {naafi Gods almacht ighe handt) geeny andre oorzaak weet en aan te wyzen, dan dat, volghendsdeezen voet, inaUes rypelyk, oprechtelyk, vrymoedelyk, en met oopene deuren is gehandelt. Op dat ook deeze manier van handelen te meerplaatsgreep e, eneenyeghelyk, door ziende'tbeleidt der gemeine zaaken, de laßen, die anders ondraghlykfchynen, te wiUighlyker in onfcheidelyke eenig- heit droeghe -} is aan veele kleenefieeden, die men van ouds nietplagh ter dagh- v aart e te roepen, jaa aan aïïe die 't begeert hebben, vry zitten enjiemmen m de vergaadring der Staaten gegunt 5 en aan de Eedelen en fteedentoegelaatenge- weeßy daar te verfchynen met zulkgetalvan leeden der Vroedfchappen, als hun goedt docht e -s uitge zondert zulke perfoonen als uit ge floot en w orden by de voor- rechten |
||||||||||||||
DER NEEDERLANDSGHE HISTORIEN. 1217
rechtender Landen. Indien nu, aanyemandt onderdeRedelen, oftonderder if8/,
ßeedengemaghtighden,konde opgezeit worden met eenigh bewys, dat hy anders ( waaraf wy niet weeten ) dan oprechtelyk, en dan zyn onthiet gedroegh, hadde gehandelt •■> die zoude zich daar'af \ voor zyne machtgeevers moeten zuive- ren , oft gerechtlyke flraf lyden. En de ge enen, die zichpynen zulkef noodt- heeden te oopenbaaren, achten wy voor getrouwe beminners des vaader lands» Maar degeenen, die} fmaalende enfchimpende op de Staaten, hun bedryf laße- ren , bedrieghen zichgrootelyx, zoo zy waanen te doen te hebben met de Rede- len, en met degemaghtighden derfleeden, in hun bezonder -3 indien zy niet tef- fens bewyzen, datyemandt der zelvey et heeft gedaan zonder onthief, ofte dit- oovertreeden. Rn , hoewel men veelenperfoonen, die zich hierin verkopen uit fiechtigheit en onkunde, zulx ten zw aar ft e niet afneemt -, zoo gaat het noch* tans zeeker dat degeenen, die''t zelve doen metvolkoome weetenfchap , zyn vyanden van denStaat en degemeene welvaart deezerLanden,en dat zy daar- meede niet anders kunnen meenen, dan den grondflagh van den huize te on- der gr aav en , op dat het koome te forten, en beide, Vor ft en volk, met zynen val f ooverftelpen. Want, wat is de maght eenes Vorften, zondergoedt verftandt met zyn1 onder zaaten^ Wat verft andt zalhy met hun houden, wat onder ft andt van hun geniet en, indien hy zigh tot partyfchap teeghens de Staaten , die de gemeente uitbeelden, oft, om eighentlyker tefpreeken, teeghens zyn volk, laat opruyen? Ten andre, hoekondedeftaatvan den Lande beft aan, indien de ge- meente zoo verre gebraght wier de, dat zy zich ginge verzetten teeghens de Staat-en, naamelyk, teeghens de Redelen, de Majeftraaten en Vroedfc happen der fteeden, die, om haar voor te ft aan, dikwyls in hun bezonder den ondank der Vorften en Landtvooghden moeten draaghen ? Hieruit, nu, kunnen alle ree- delyke menfchenklaar lyk begrypen, dat deftaat des Lands geen feller ,fchaa- delyker, doodtlyker vyanden hebben moghte, dan degeenen, die zich zouden kanten teeghens de Staaten in 't gemein. Hieruit ook valt licht lyk te bevroe- den, dat degeenen, die verklaar en deHooghe Ooverheit der Landen by de Staa- ten te weezen, met deezen naame niet meenen eenighegemaghtighden in yt be- zonder, maar hunne maghtgeevers zelf; te weeten de Eedelenendefteeden 9 die zy, uit krachte van 't ontfangen bevel, uitbeelden. 'Dit is aldus by ver- filmde Vorften en Mooghenheeden verft aan geweefti aldus by d'Rngelfche Ma" jefteit, handelende met d'Algemeine Staaten -, aldus by zyne 'Doorluchtigheit, ontfangende van hun zyn' maghtingbrief ter Algemeine Landtvooghdye j ende magh by niemandt ter werelt in twyf el getrokken worden. Ookgeloovenwy niet, dat yemandt op dit pas meent, met hechte reedenen het teeghendeelftaan- de te kunnen houden -3 oft daaruit moefte volghen, dat de zelffie maght, die de Eedelen, famt de Majeftraaten en Vroedfchappen derfleeden, in voorleede ty~ den, en in 't handelen met haareMajeßeit, en in V opdraaghen der Landtvoogh- dye aan zy?iiCD oor lucht igh e it hadden om de Hooghe Heerfchappyte pleeghen s hun althans niet toequaame: oft dat zoodaanighe maght alstoen ook by hen niet geweeft is j welk befluit niet alleen de bondigheit der verdingen, gemaakt met haare Majeßeit, e?i den laft brief, en de regeer ing zyner Doorluchtigheit, maar teffens dewettigheit van aüe weere, gedaan by de Staatenfint vyftienjaaren herwaarts, in 't onzeeker zoudeft ellen. Rn hierop toe te leggen is eighentlyk het werk van vyanden der Landen. Uit aVt voorzeide blykt klaarlyk, hoe noodt- lyk hetgezagh der Staaten in kracht dient gehouden, als het grondwerk, waar- op de ft andt der Landen ft eunts 't welk, zonder ondergank des Algemeinen Heils > niet gekrenkt kan worden: dat ook het recht om d' opperheerfchappy te voeren, by de Staaten is, en niet minder dan 't geen de Vor (ten eertyds hebben gehadt. Het antwoordt der zelve Staaten, op Leicefters vertoogh , oover- Zzzzz 3 geleevert;
|
||||
1218 P. C. HOOFTS ZEVENENTWINTIGHSTE BOEK
1587. geleevert aan d'Algemeine, tot Dordrecht ten zeevenden daagheinHerfft-
maant, en omgezonden by zyn fchryven van den neeghenden , droegh (dewyl hem Dordrecht, Hoorn, eneenigheandreleeden, elkbezonderge- antwoordt hadden ) niet den naam der Staaren, maar den Ridderfchappe, Ee- dden , en meefte fteeden van Hollandten Weftvrieslandt, in't voorhooft; Antwoordt en luidde aldus naar den zin. Doorluchtighe, Hooghgeboore Vorß , genaadighe der stau- Heere, 't"vertoogh gedaan van uwe cDoorluchtigheit aan dyAlgemeine Staa- ten op Lei- fen 0p den zeevenden vanHerfflmaant lefl leeden, behoorde wel, als betreffende cejtersver- denflaat der Landen in 'tgemein , vanweeghe der zelve in't gemeinbeant- 00& " woordt te worden. "Doch, aangezien dat uw' Doorluchtigheit antwoordt begeert, ende dit alsnoch van d' Algemeine Staaten niet kangegeeven worden s doordien dat de gemaghtighden van eenighe geweflen daartoe van hunne maghtgeevers niet zyn gelaft -3 zoo hebben de Ridderfchap, Eedelen , en de meeflefieeden van Ho Handt en Wefi vrieslandt, om zichjeeghens haare Maje- fleit, uwe Doorluchtigheit en degemeente, tequyten naar eifch huns opgelei- den ampts, en om de begeerte uwer 'Doorluchtigheit te voldoen, noodighgevon- den tot antwoordt te doen dienen 't geen zy hier gaan ontfouwen . Als die van Hollandt en Zeelandt, in 't jaar vyftienhondert twee'entzeeventigh, uit wel- wettelyke reedenen {gelyk uw' 'Doorluchtigheit weet) ter behoedenis derLan- denden inzonderheit om den w aar enChriftelykenGodsdienß,mitsgaaders hunne voorrechten en vryheeden te handt haaven, zich ten oorloghe teeghens de Span- jards, onder 't gebiedt van den heer e Trinfe van Oranje Hooghloflykergedach- tenijfe, begeeven hadden <> zoo naamen zyn' Vorflelyke Doorluchtigheit en de Staaten, duchtende, zonder'fieun van naabuurighe Mooghentheeden teeghens zoo maghtigh een vyandt niet te kunnen beft aan, ter KooninklykeMajeßeit van Engelandt, op welke, als befchermfler van den waar en ChriftelykenGodsdienft> zy zich, booven alle andre Mooghentheeden, verlieten en vertrouden, hunne eerfle toevlught -, en deeden, door gezanten, zoo in 't jaar vyftienhondert drie'èentzeeventigh, alsook in't begin des jaar s vyftienhondert zesentzeeven- tigh, ootmoedigh aanzoek, om de genaadighe gunfl en hulp van haare Maje- fleit. Daarnaa is met den Hartoghe van Anjou, van weeghe der Algemei- ne Staaten ^gehandelt; en ,fint zyn ooverlyden, de Kooning van Vrankryk ver- geefs verzocht de Hoogheit der Landen faanveirden. Eintlyk hebben de Al- gemeine Staaten, op goede hoope, gegeeven zoo door den Ambaffadeur David- fon, als anderszins, gezanten aan haare Majefleitgefchikt, haar de Hooghe Ooverheit aangebooden, en genaadighe byftandt verworven, neevens andere dingen, begreepen in 't verding met haare Majefleit gemaakt. Waarvoor de Staat en van Hollandt haare Majefleit ten hooghße bedanken, en zich aan de zelve verplicht kennen: te meer dewyl't haar gelieft heeft uw' Doorluchtigheit herwaarts oover te zeinden, om haare onder daanen, f hunner hulp e gefluurt9 weite rege er en, de kryszaaken te vorderen, den Staaten goeden raadt tegeeveny en voorts met zulk een laß voor uw' Doorluchtigheit als by 't verding te zien is.De zelve Staaten bedanken uw' Doorluchtigheit meede,en houden zich aan haar verbonden, om dat haar gelieft heeft, ten befle van de Landen, niet alleen- lyk den voorzeiden laß van haare Majefleit, maar, daarenbooven, ter aanßen- dinge van dAlgemeine Staaten, denflaat en 't bewindt der Landtvooghdyeen krysheerfchappye, van de vereenighde Neederlanden faanveirden. Ook is, van der Hollandtfc hen Staaten zyde, aan 't achtervolghen van alle punten des voorzeiden verdraghs, nooit mangelgeweeft: en de Redelen enfleeden van dit gewefl hebben niet gelaat en, uwer 'Doorluchtigheitin't ont fangen derzelve, * A&e. zoo in 't gemein als in 't bezonder, in V voldoen * des befcheids van de opdraght der regeer inge, in'topbrengen deringewillighdefchat tingen, en anderszins, alle
|
|||
DER NEEDERLANDSCHË HISTORIEN. 1Ï19
alle eer, ontzich, en dankbaar heit, naar 'tgebruik deezer Landen, te bewyzen > 15 %f.
Ook is u cDoorluchtigheit, voor 't nut, den Landen in den leß Ie e den jaar e ge- daan, meermaals van hun in 't bezonder ten hooghfle bedankt. Weihebben zy, met degemaghtighden van Zeelandt en Vrieslandt^ uwer T>oorluchtigheii , hier te Lande, by verfcheidevertooghfchriften, met behoorlykeeerbiedenis', veele zaaken voorgedraaghen, die teeghens der Landen gerechtigheeden, tee- ghens't voorzeide verdragh, teeghens *'t befcheidt van de opdraght der re- *A£l-e geermge, gefchiedt waar en, en zoo de Landtfchappen in't gemein raakt en , als Hoüandt en andre hunne gebuuren en bondtgenooten in 't bezonder ; en richting daar af verzocht: maar zy moeflen zulx, van ampt en eeds weeghe, tot behoedenis van de welvaart, vrydoornen en voorrechten der Landen , doen -, ende zochten daarmee niet anders, dan den dienfi van haare Majefleit, en u T>oorluchtigheit, neevens 't heil van deezen Staat. Om veeierleyreedenen, vertoont aan uT) oor lucht igheit', hebben zy het vertrek der zelve uit deeze Landen zeerfchaadlyk en bezwaarlyk geacht; en derhalven, zoo met dege- maghtighden van andregeweflen, als alleen, alle middelen aangewendt, om u c'Door lucht igheit daar van ofte keer en. En als hun deeze hoope ontviel, be* wilghden zy niet anders in 't zelve, dan op vafl betrouwen, dat u T>oorluch- tigheit zoude, binnen twee oft drie maanden, weederkeeren , en, midlerwyle het beleidt der Algemeine Landtvooghdye, den Raade van Staate, volghends haar befluit, bevooien weezen, en den bezondren Landtvooghden hun wette* lykgezagh gelaat e n worden. Maar, eenighe we eken naa 't vertrek uwer T) oor- lucht igh e it , bevond men, dat , by zeekerfchriftlyk befcheidt, zoo wel'tgezagh des Raads van Staate, noopende d' Algemeine regeer ing, als van de bezondre Landtvooghden, zulx gezwikt enge zwakt was, dat, onder ander, 'tgenoegh-. zaan ontdekte verraadt van ^Deeventer niet kon belet worden. Ende dit heeft de Staaten benoodight teeghensgelyk misquaam te voorzien: niet by vermin- dring van de eer e oft het gezagh uwer "Doorluchtigheit; maar by herfteUing van 't gezagh der bezondre Landtvooghden, 't welk, teeghens alle oude ge- woonte en Recht der Landen, vermindert was. Naa 't verraadelyk ooverke- veren derjtadtDeeventerenfchanfen voor gutven, hebben de Staaten, der Landen deer lyke gefielt enü, zamt de oor zaaken der zelve, aan haare Maje- fleit , en u 'T) oor lucht igh e it, oovergefchreeven , niet uit eenighen quaaden grondt, en om de achting, naam, oft geloofuwerDoorluchtigheit,te verkort- ten-s maar uit angftighe droefenis, en om de zwaarigheedert te vertoonen, waar- in de Landen gevallen waar en , doordien 't uwer 1>oorluchtigheitgelieft had veele zaaken, die de [zelve op 't hooghfle betroffen, niet naar berichtfchrift oft by goeddunken des Raads van Staate, te doen-s en om diergelyk onheil voort- aan te mooghen ontgaan. T)at men niet dacht u Doorluchtigheit, daarmee, by de gemeente f onteer en-, blykt uit hetheelen der brieven, van welke alleen- lyk aan degemaghtighden ter vergaadringe van d* Algemeine Staaten, affchrift gegeeven is, en't zelve niet gemeen gemaakt van hun, dan in goedebefchei- denheit, en met hunne Maghtgeevers: zoo dat het volk zeer weenigh daar af wijt,, eer dat hetaffchriftoover ge zonden uit Engelandt tot Uitrecht, en aan eenighe dienaars uwer Doorluchtigheit, onder de gemeente gefir ooit werd,nee- vens zeeker e ver zier de brieven van den tienden in Lentemaantyomte doen verklaar en, dat de voorzeide gemaghtighden, tot hetafveirdighenderzelve brieven, op het gemelde\v oor gevallen verraadt, geenen laß hadden gehadt < En het dubbelt van 't voorzeidefchryven is aan haare Majefleit gezonden op hoope, dat zy, bericht van de gefielt enis der Landen, des te beet er en korter affcheidt aan hunne gezanten zouden geeven. Maar de Staaten, verwittight van 't onbenoeghen haar er Majefleit en uwer Doorluchtigheit oover.'t voor- * zeidi' |
||||
i22o P. C. HOOFTS ZÊVENENTWÏNTIGHSTE BOEK.
1587. zeidefchry ven, verklaar den* niet uw' Doorluchtigheit daarbyernaar haare mis»
leiders oov ergehaalt te hebben: en baaden voorts haare Majefieit en uw' D oor- luchtigheit, hetgeene, dat in 't zelve te hard moghtegevonden worden , aan. 'tampt, deneedt, en 'tgebruik der Neederlandtjche Staaten, die gewoon zyn hunnen Vorfien en Landtvooghden alle zaaken rondelyk en vryelyk te vertoo- nen, toe te geeven -, en bezonderlyk aan de verjleeghenis hunner harten op dat f as.De voornoemde Staaten bedanken uw'Doorluchtigheit,dat zy^met een hel- delyke kloekmoedigheit, zonder zich te keeren aan de teeghenfpoedt , uitgeftaan by de Landen in den tydt haar er regeer inge, en ''t geen men daarop gevolght ziet, niet alleenlyk gebleeven is by hÊar voorneemen , van by haare Majefieit tefpreeken voor deezen Staat , en weederom herwaarts oover te koomen -, maar, dat zy ook , vergeet ende alle voorgaande onlufien , haare Majefieit verzocht heeft de zelve in 't goede op te neemen, en deezeLanden meer en meer met haa- regunft en byfiandt te queeken.Desgelyx bedanken zy uw'D oor lucht igheit voor de groot e moeite en arbeidt, gedaan van haar om defiadt Sluis font zetten, Aangaande de beloften-i die de welgeboore Graaf van Hoohenlo uwer Doorluch- tigheit moghtegedaan hebben van zeekergetalkrysvolx toe te zeinden, en d'an- dere reedenen van mishaaghen uwer 'Doorlachtigheit aan zyn doen; daar af weet en de Staaten, alzoo't hun werk niet is 3 nietgrondelyk tefpreeken-, doch meinen , dat zyn Genaade, zulx verftaande, uwer Door lucht igheit daarop goedt onderricht en vernoeghen zal geeven. Van 't geen aan penningen , waa- penen, voor 't nieuwe oorloghsvolk, lyftoght, krystuigh, en andre koften tot vor dring van 't ontzet derftadt Sluis, by de Staaten isopgebraght, heeft de Schatmeefter de befte kennis. De voornoemde Staaten, niettemin, houden voor zeeker, dat van de goede vlyt der naaftgeleeghegeweften, als Hollandt en Zee- landt, volkoomelyk zal blyken: ende dat de koften van dien alzéérverre ho- ven de hondert en vyftigh duizendt gulden hopen -, hoewel defoldaaty,gebruikt tot het voor zeide ontzet, tenlaftevan haare Majefieitfiond; zonder dat zy kunnen zeggen by wat mangel defiadt is opgegeeven, oft d*ont leegher ing mis** lukt. Daarenboöven j d'Algemeine Staaten hebben op den drie'êntwintighften in Hooymaant, belooft de hondert en vyftigh duizendt gulden, vermeit by uw' Door lucht igheit te verfchaffen , niet terftondt, maar binnen een maandt daar- naa: voor 't uitgaan der welke, naamlyk op den vyfden in Oe/lmaant , de voor- zeide ft adt by den vyandveroovert werd.Dat uw' Doorluchtigheit op aanften- ding der Algemeine Staaten, zeeker plakkaat heeft doen afkundighen, teeghens degeenen, die, met oproer en tweefpalt des volx,pooghen denftaat deezer Lan- den in 't war teft'ellen, weezende me e ft vreemdelinghen, doorgelyk be dry f der welke, men hun eighen vaaderlandt in 's vy ands geweldt ziet gevallen, 't zelve houden de Staaten voor zeer wel, en zoo ter eer e en acht inge haare r Majefieit en uwer Doorluchtigheit te willen bevorderen, dat haare plakkaat en en keuren > daarop gemaakt, teeghens alle muiters, en fleur er s der gemeine rufte, mooghen te werke geleidt worden. Want, in al den tydt des oor loghs,gevoelden de Landen zich nooit meer befmet met zoodaanighe quaalen,dan op deezen; gelyk,onder an- derj het ongemak onlanx tot Vit/finge aangerecht, uitwyß. Ende worden de Staaten te meer gepraamt tot dit verzoek, oovermits zy nooit hoorden , dat Landtfchappen, Leeden, oft fteeden, door 't houden van dien voet behouden zyn, maar wel ten bederve ge braght en verhoren. De Staaten hebben, met groot e droefenis, voor 't vertrek uwer Doorluchtigheit uit de Landen, de mis- verftanden, gereezen ( doch buiten hunne kennis^ tu(fchen.haar en den Graaf van Hoohenlo, welvemoomen, en zich altyds tot beflechting der zelve willtgh en bereidt getoont; achtende tot vor dr ing van den dienft haar er Majefieit en uwerD oor luchtigheit, en inzonderheit tot behoedenis vandenStaat deezer ge- weften, |
||||
DER NEEDÊRLANDSCHE HISTORIEN, im
weften , ten hooghfie noodigh te weezen, dat, bygoedegemeenfchap van rdade ijSp
tuffen uw' Door lucht igheit en zyn' Genaade, de zaaken van den oorlogh mogh« ten worden beleidt. Het weigheren van de oopene brieven uwer 'Doorluchtig* heit naa te koomen, gelooven zy veroorzaakt te zyn doorat gefchiloover het amptder be zonder e Landtvooghden : enverhoopen^ dat,nietaUeenlyk tuffen uw'Door lucht igheit en de Staaten,zoo Algemeine als bezondreinaar ook tuffen uw' Door lucht igheit en zynGenaade,goede eenigheit,vrundfchap,en onderling verft and, met behoorlyke eer biedenis,zal worden geflieht en onder houden.'Dat) in ''t begin van Oeftmaant leflleeden ( als men hoopte dat de Hooghduitfche rui- ters, knechten, en delver s in't Landt zouden koomen} d? Algemeïne Staaten goedt vonden een heir voor twee maanden te velde te brengen, hebben de Hol- landfche ook wel verft aan-, en, te dien. einde, op beveluwer Doorluchtigheit, be- vordert dat zyn' Genaade van Kieuwenaar, met ontrent duizentpaarden * en (K een goetgetal voetvolx, altzaamen by deeze Landen bezoldight, den voorzei- den Hooghduitfchen tegemoet e tooghen', ende daartoe opgebraght, in baar en gelde, ontrent veertighduizentgulden. Ten zelven einde hebben zy , aan Y krysvolk leggende in HoÜandt, Gelder landt , en Ooveryffel, en aan andre oor* loghskoftenffeedert dien tydt, al veelmeer dan hondert duizent gulden bet aalt a 'Tis waar, dat tiwyD oor lucht igheit in 't eindt van Oefimaant, in den Haaghe, aan de Staaten denRaadsheerBardes zond,om b e fluit, zoo noopende 't krysvolk dat men te velde gebruiken zouw,als voorraadt van mond? en van oorlogh, voor defieeden van Arnhem enBerhdat zy ook,van toerufling des vyands te waater* zyn verwittightgeweeft. Maar, voor antwoordt op 't eer ft e, was van hun ver- klaart, hoe zy,volghends't bevel' uwerDoorluchtigheit, zigh haddengequeeten in 't bet aaien der ruit eren en knechten met Nieuwenaar opgetooghen: ook des anderen krysvolx, dat in HoUandt, Gelderlandt, en Ooveryffel lagh: ende dat zy, belangende de reft, hunne gemaghtighden ter vergaadringe van d'Algemei- ne Staaten, voorzien zouden met reedelyk be fluit, om, neevens de gemaghtigh- den der andre Landtfch oppen, uwe Doorluchtigheit goedtgenoeghen tegeeven. Op het tweede punt hadden zyge antwoordt, dat ,byhen, voor den Ooverfte Schenk , fint Bloeimaant, ontrent t ze ev ent ighduizent gulden aan lyftoght waar en afgefprooken en betaalt -3 ook zynegeftrengheit met een goedt deel voor- raads van oorlogh geholpen: ontrent zes maanden geleeden, de ft adt Arnhem voorzien met graanen voor meer dan twaalf hondert foldaaten en eengeheel jaar,ook met andre lyftoght en een goedt deelkrysbehoeften,in voorraadt te hou- den teeghens beleeghering •, daarenbooven toegeftaan, dat, tot verzeekering der gemelde ft e e den, inzonderheit der ft adt Arnhem, uit Uitrecht, van rogge daar- binnen gezonden by die van HoUandt, veert igh oft vyftigh laßen zouden wer- dengelicht -, ende noch voor twintighduizent gulden aan eetwaar en engereed- fchap van oorlogh, tot lafte van HoUandt ,gekoft, en derwaartsgefchikt. Van hetjonghftepunt hebben de voornoemde Staat en gehandelt met zyn'Doorluch- tigheit van Naffau, ende di'e zulke orde daaropgefielt, dat de vyandt nietge- fchaapenfchynt, te waater, metgeweldt veeluit te rechten. Ook belooven zich deStaaten,dat aan de manhaftigheit,betoont van de waaterfoldaatye in meeni- gherley krysbedryßgeen mangel heeft te vallen: en zy hoopen, uw' Doorluchtig- heit nochmaals daartoe verzocht van hun, zal de middelen, ver ordent tot on- derhoudt van die krysluiden, \Zoo wel* aanleggen en vorderen, dat op 't zelve * Benefi- onderhoudt mooghe voorzien worden, gelyk, geduurende 't oorlogh, altyds is eieren. gedaan. cDe HoUandt f che Ee'delen en ft e eden, hebben, oniveele wightighe ree- denen, tot behoudenis van den ft aat ende gerechtigheeden des Lands, en ten einde dat aUes met goedt onderling verft andt wier de beftiert, op de aankoomft nwer Doorluchtigheit met rypen raade engemein goeddunken ? zeeker vertoogh Aaaaaa ïnze-
|
||||
1222 P. C. HOOFTS ZEVENENTWINTIGHSTE BOEK
1587, ingeflelt j begeer ende by't zelve , dat men bequaam onderfcheidt tuffen het
ampt van uw' Door lue htigheit, als van AlgemeinenLandtvooghde en krysoo* verfielen het ampt zoo van de Staaten in'tgemein en in't be zonder, als van de Vooghden elkes Landfchaps, onderhouden zoude -, de laßen des oorloghs ten naafteby met het inkoomen derfchattingen vergelyken, ende, naa 't richten der *Tra<5ta- zaaken , gefchiedt in 't leflleeden jaar, teeghens de * verdingen , endë naa ten. * V verfc huiven der ge enen, die twift tuffen uw' Doorluchtigheit ende Staaten * eisere- zochten teflooken en te voeden, dedingen metgoedt vertrouwen beleiden. 'Dit
eren * vertoogh, nutgeoordeelt by eenpaarigheit vanflemmen, en naa voorgaande be- zondre befchryving daarop ge daan,w as van de Hollandfche Staat enjounnen ge-
maghtighden, die zy ter vergaadringe vand''Algemeine tot Middelburgh zon- * Expref- den, meedegegeeven -y met * eighenilyken laß, om het te *oopenen aän de
fen. ZeeuwfcheStaaten en de gemaghtighden der andere Landtfchappen, ende daar« Com- naa am uw> Doorluchtigheit van weeghe dergeweflen die 't goedt vonden, oft
|
|||||||||
munice-
ren |
|||||||||
uiterlyk op den naam der Staaten van tioüandt aüeen, oover te keveren. Dan,
|
|||||||||
dewylvan de zelve gemaghtighden, om zeekre bedenkingen, naagelaaten was
't voorzeide vertoogh oover tegeeven-, zoo vonden de Eedelen enfleedengoedt, eenighen uit hun»' tot 'Dordrecht aan uwe Doorluchtigheit te zeinden, die nee- vens begroeting oover haare aankoomft inHollandt verzoeken zouden in mond- gemeenfchap te mooghen koomen op de punt en in't vertoogh begreepen , dienen- de tot goedt beleidt van de zaaken des Lands, voor den toekoomenden tydt. Uw'Door lue htigheit op dit verzoek,begeerde dat haar de punten ingefchrift be- handight wierden: waar oover de gemaghtighden 't gemelde vertoogh oover- leeverden: oft nu daarby* yet buiten recht ofte reede zy voorgedraaghen oft verzoght, zal blyken uit het zelve en uit de naader vertooningh daarop ge- maakt . En uit al'tgeene dat voorzeidt is, valt eenenyghelyke licht tefpeuren, dat uw'Doorluchtigheit metgeenerleyfchyn vanbiüykheit {immersniet tee~ Prote- gfoens die <i)an Hollandt) kan * optuighen, dat zy 't verlies van eenighe ft eeden,
oft andre ongelukken den Staaten zoude te wyten hebben. Dat de zelve, wan- neer men hun eenighe nieuwe en onverdachte laßen verght,oover de bezwaarnis der landen klaaghen, is voorwaarniet te verwondren. fVant, degeenen, die aandachtelyk ooverweeghen, dat Hollandt, hoewel nu vyftienjaaren in oorlogh geweefl teeghens zoo maghtigh een' vyandt, naa't draaghen van zoo groot e laften,noch in de twee laaftejaarenfeedert den aanvank van de regeeringe uwer Doorluchtigheit aUeenlyk tot de hopende laßen van den krygh te Lande, booven die van den krygh te waater, en veel' andre bezondre laßen, als veßighen van grenzfteeden enfl er kt en, huizinggeldt derfoldaaten, turf en keirfen, voor de bezettelingen, en meer andre voor dacht e en onvoordachte onkoften, zullen om- trent neeghenendertigh tonnen fchats hebben opgebraght, kunnen d'onmooghe- lykheit van zulx te weeghe te brengen zonder groot bezwaar wel bezeffen. Hoe kan men die van Hollandt, oover mangel van hunnenplicht in 't verfchaf- fen der middelen, ge duur ende de Landtvooghdy uwer Doorluchtigheit, befchul- dighen, aangezien zy, in al het oorlogh, nooit zoo veel hebben betaalt, ende nochtans welongelyk meer, dan ooit in Engelandt, door hunne gemaghtighden} verklaart werd dat zy vermoghten te doen ? hoewel zy nooit zoo groot en afbrek enfchaade, mfcheepvaart, koophandel, en anders leeden, als in den voorzeiden tydt. En daarom vinden zy vreemdt en zeer bedenkelyk, dat men hun verght te verklaar en en ver zeekeren oft hunne middelen, met den byftandt van haare Majefteit, genoeghzaam zyn om 't oorlogh, in maniere als vereifcht wort, te achtervolgen. Eer men zoo heerlyk een handbieding van haare Majefteit ge- noot, eer de helft der althanshopendemiddelen in ßeur was, als de ßee den en fterkten zich ongeveftight en van alles onver zien, ook eenighe der treflykfte in 's vyands
|
|||||||||
DER NEEDERLAJNTDSCHE HISTORIEN. 1223
's vyands bedwang zaaghen: heeft de heerTrins vanQranjenHooghloflykerge- 1 fëf-,
dach tenis de befcherming der Landen aanveirt, en door Gods hulp, hetyslykge- weldt, dat de Spanjart, met v er fc heide h e ir en en toemflingen zoo te vvaater als te land', aanvoerde, weederßaan', zonder zoodaane verklaaring oft verzeeke- ring te vorderen. Veel min behoort men ze nu te vorderen : inzonderheit, de- wylhet doen der zelve naagroote vermeetelheit oft wantrouw aan Godsgenaa- ''" de zouwfmaaken. Naardien haar der Majefleit ongeleeghen komt der Landen Hooghe Ooverheit oft befcherming aan te neemen, oft hun meer onderflands te doen dan het verding inhoudt , zooflaat immer, in deezegefleltenis der dingen, niet anders te doen, dan God te hulpe te roepen ; op den byflandt haar der Ma± jeßeit, en de middelen by de Landen ingewillight, eenengoeden (iaat van oor- lo^h te maaken, zoo veel volx te paarde en te voet in dienfte te gebruiken, als men reedelyk daaruit bet aaien kan; de Heeren en Hoofden onderlinghs 3 dege- weften, oorden, engemeinten in eendraght te houden, en hunne welvaart te bevorderen j zoo op de zaaken des kryghs, als andre , goede orde tefiellen -, den huisman van inleeghering en uitteering der ruit er en en knechten te bevryen-, en alzoo van den Atterhooghfie een' goede uitkoomfl te verwachten. Plak- kaat en , oover welke den onderzaaten van haare Majefleit , in Vrankryk eenigh leedt weedervaaren moghte, weet en de Staaten van Hollandt niet by hen oft d? Algemeine gemaakt te weezen . Wel hebben zy meermaals vertoont, hoe zeer zy vreesden, dat het plakkaat, geraamt tot Uitrecht in Grasmaandt des jaar s vyftienhondert ze sent acht ent igh, zonder dat de Staat en op de zwaarigheeden^ ooghfchynlyk gefchaapen daaruit te volghen , moghten gehoort worden, tot groot achterdeel der Landen, en misnoeghen der naabuurengedyen zouw. Belangende denpaishandel, hebben de voornoemde Staaten altyds vertrouwt, en vertrouwen alsnoch haar der Majefleit en uwer Tioorluchtigheit, dat de zelve dien geenszins zullen aanvangen zonder bewilghing der Algemeine Staaten daarop befchreeven , volghends 't verding. En daarom hebben zy de verkreeghe kennis van fchynbaare voorbereiding tot dat werk met zulke befcheidenheit en maat igh ing gebruikt , en zoo wyt daarafge o openbaart als de deerlyke jtaat der Landen lyden kon. Zy hebbenwei gehoort vanden voorflel, gedaan aan haare Majefleit op ditftuk ; in Bloejmaant desjaars vyftienhondert ze sent acht ent igh , uit naame des Kooninx van cDeenemaYk; van 't antwoordt haar er Majefleit, en van 't geen daarop gevolght is . Van de boodtfchappen , gedaan aoor Andries van Loo, is hun meede veel voor- gekoomen, Uit monde van den Heere Ambaffadeur Bukkenhorfl hebben zy de meening haar er Majefleit, noopende deezeftof, ook verft aan. Veel andre kund- fchappen en w aar fc huwingen zyn, dienaangaande, hungegeeven j en zoodaa- nighe, en van zulkeperfbonen, dat men ze niet voor onwaar fchynlyk houden kon. Echter heeft 'er de gemeente in al een' wyle zeer luttel afvernoomen. Maarftnt dat uw"Doorluchtigheit door de Raadsheer en Valk enMenyn, den Staat'en van Hollandt rondelyk verklaaring deed afeifchen, oft zy zaaghen de Landen met eighe middelen neevens de hulp van haare Majefleit te bejcher- men -t en daarby zeggen dat uw' T)oorluchtigheit oordeelde de middelen niet toe' te kunnen reiken, en, by kort heit der zelve, den Staaten fooverweeghen gaf oft hun niet beet er diende vreede te maaken op reedelyke voorwaarden i ende dat, zoo zy zulx raadzaam vonden, haareMajefleitzichniet ongeirne, tot bevordering van dien, ten meeftenvoordeeleder Landen, zouw beleedigheni zoo werd in de ge enen, die de verhaalde waarfchuwingen lang te voor en, ten behoeve der Landen, ontfangen ende by zich gehouden hadden, zulk een naa- denken verwekt, dat zy beft vonden, de zelve f hunner ontlaftinge, den Stad- ten bekent te maaken -} gelyk gefchiedt is} doch met goede befcheidenheit, en Aaaaaa 2 &ondef
|
||||
ï224, P. C. HOQFTS ZEVENENTWINTIGHSTE BOEK
1587. zondery.et by oft ofte doen. En,oovermits de vergaadring bevond dat de voor-
zegde kundfchappen, om de daarin gemelde manier van toegaan, zoo zy onwys* lyken gebruikt wierden, licht lyk tot groot en ondienfl van haare Majefleit, uw 'Door lucht igheit ende Landen^ moghtenftrekken , zoo heeft men oor berge* * Publy- acht oopening van de zaahe te doen aan eenighe * amptgenootfc happen vanden ke colle - Lande , en hunnen goeden raadt daarop te verßaan. Ende heeft zich dit toe*
gien. gedraaghen, zonder anders, van haare Majefleit oft uw* T) oor lucht igheit , te
fpreeken, dan met.behoor lyk ontzaghen eerbiedenis: ook dier voeghe , dat geen* oorzaakgegeeven werd, oft uit de voorzeide kundfchappen teneemen was, om tegelooven dat haare Majefleit oft uw' 'Doorluchtigheit, buiten goeddunken oft bewilghing der Staaten, van eenigherky vreede zoude meenen te handelen. Immers ü, zoo wel uit dien van uw'cDoorluchtigheit, enuit de oopening gedaan door den Bar oen van Bukkenhorfl , als uit de kundtfchappen , verßaan dat haa- re Majefleit ^ zonder kennis en toeft andt der Staaten, niet begeerde te hande- len. Én daarom zeiden de Staaten van Hollandt op den voorftel van de Raads- heer en Valk en Menyn , dat zy, mop ende de vreede, niet können antwoorden -, maar zich gedroeghen tot het geeneop de oopening te doen van demeeninge haar der Majejieiten uwer Doorluchtigheit belangende de e ze ft of, van d'Alge- meine Staaten, byhen ter zaamemnge van de zelf ft e Staaten zoude voor be- fluit worden ingeiraght: 't welk, huns ver trouwens, zoodaanigh had te wee- zen , als de behoudenis van den waar en Chrifle lyken Godsdienft, ende de voor- rechten en vryheeden der Landen vereifchfe. Hieruit blyktgenoegh hoe on- geirne defraaye beminners des vaaderlands,die uwerDoor lucht igheit zoo vui- le valfcheeden hebben aangebraght, zich met achterklap zouden behelpen-y en hoe hooghlyk de welvaart en eendraght der geweften hun ten harte gaat, die uw* 'Doorluchtigheit het geloof van de voorzeide valfcheeden weet en in te boeze- men, om wantrouwen en misverftandt tuffen haare Majefleit en uw* cDoorluch^ t igheiten de Staat ent e verwekken : waarin, voorwaar wel noot lyk dient orde gefielt. Tuffen de vereenighde geweften is een ver bondt gemaakt, en by alle handelingen beveftight, inhoudende hoe zy zich in't handt haaven der gemee- nezaake, in 't opbrengen vanfchattingen, en in V handelen, moeten draaghen j naar 't welke de Staaten van Hollandt [dien eenighe woelgeeften, arbeidende om de Landen in twift, mistrouwen, en oproer te verwarren-* den haat dergan- fche werelt op den halspooghen tefchennen, oovermits zy, volghends hunnen eedt ende plicht, der Landen welv aart, vry doornen engerechtigheeden, trach- ten voor te ft aan, en de dingengeirne met goede orde, eendraght, en onderling vertrouwen, beleidt zaaghen) zich zeer jlandtvaftelyk, zoowel in voor* als in teeghenfpoedt, hebben gequeeten; gelyk zy hoopen, met Godes hulpe , ook voortaan te doen: zoo dat men hun, nocht verlaat ing van eenighe der voor- zeidegewefien, fteeden oft leeden der zelve, nocht afzondring, nocht bederf des Lands, zal kunnen te lafte leggen. LT>e Staaten van Hollandt hebben altyds verft aan, ende verßaan alsnoch, 'tgezagh, opgedraaghen aan uw'T)oorluchtig- * Aéte. fó^ foy >f verJifig gemaakt met haare Majefleit en by 'tfchriftelyk * befcheidt der Algemeine Staaten, te handthaaven: maar in 'tgeene men booven het in~ re en- f3Q^ ^es voorzeiden verdings en befcheids f voorwendt, is, van hunnent weeghe, zulke orde en richting begeert, als tot bewaarnü van 's Lands gerech- t igheit j bequaam onderfcheidt van 'tampt van uw' T)oorluchtigheit als Alge- me inen Landtvooghdt, ende dat van d'Algemeine en bezondre Staaten, mits~ gaaders van de Vooghden der Landtfchappen tot onderhouding van onderlinge r gwfc eenigheit, verftandt, en * t&aamenraading, vereifcht wordt: alles om e P° ~ reedenen, en volghends 't vertoogh aan uw' ^Doorluchtigheit oovergeeven met
de naader verklaaring daarop ipgeftelt. 'Desgelyx zyn de Staaten van Hollandt te
|
||||
DER. NEEDEItLAMDSCHE HISTORIEN. 1225
U vreede de fchatting van tweehondertduizent gulden ter maant, met het ij$f,
geen dat aan de gewoonlyke fthattingen voor 't hopende jaar magh koomen t 'mifa" e eken J er befchikkinge van uw1 T>oorluchtigheit en denRaadv anStaat e tefleüen: welverflaan dat d'andregeweflen ook alzoo zullen doen , ende uit het * aandeel van Holland, byordeningh vanuisf <Doorluchtigheit, de bezettingen, * Quoten \ wedden, en andre kryskoßen vallende in Hollandt, en in defieedén waarvoor t Tra&ê- zich 't zelve heeft moeten verbinden, betaalt worden: alles volghends den menteri* flaat daar af gemaakt^ ofte-, by mangel van betaaling, die van Ho Handt zelf-, uit hun aandeel', mooghen bet aaien. 'Tisimmer meer dan reede, dat men uit de ptnnmgen van Hollandt, de laßen aldaar vallende bet aale, naar denvoetge- houden in andregeweft'en , van alle oude ty den af. ^Desgelyx vereifcht de bil- lykheit ten hooghfte , dat, uk de zelve penningen betaalt worde 't geen de Staaten van Hollandt, tendienfte v an't Algemein, aan de bezettingen van verfcheideßeeden inGelderlandt, Qveryffel, en andre buur geweft en, hebben moeten belooven-, alzoo, by gebreeke van dien, der Landen ge loof niet aUeen- lykgekrenkt, maar ook de perfionenen goedrender ingezeetenen van Hollandt daarvoor aangehouden en bekommert zouden worden $ waaraf, in den lefi- leedenjaare, al eenighe heginfelen gebleeken zyn. Zeeker, de penningen van J,^ — ,. Hollandt enkelyk ter befchikkinge van uw' T)oorluchtigheit en den Raadt van Staaten tefleüen, te gehengen dat men de zelve buiten Hollandt trekke , de HoJlandfche bezettingen onbetaalt, grenzen van alles onvoorzien laat e, hun* nen landen en ßeeden onbetaalde ruiters en knechten opzeinde: de Staaten, ge- leert door voorgaande er vaarenis, zien het nietteverantwoorden* 'Tis ken* lyk dat de Staaten der Needer landen, zoo d'Algemeine als de bezondre, nooit fchatt ingen tot gemeine oft bezondrebefchermmg, oft anderszins, inwilligh« den, dan op alzulke befprekken, voorwaarden, en bepaalingen, alszy, naar geleeghenheit des tyds en der zaaken, voor de Landen noodigh vonden. En de Vor[i en, zoo wel als d'Algemeine Landtvooghden, plaghten deeze bewilgh in- gen, onder de zelve befprekken, voorwaarden, en bepaalingen, aan te neemen, en de Staaten daarvoor te bedanken. Alzoo kan blyken, dat zy, inwilghende de neeghenjaarighe beede,waarin die van Hollandt niet veelmeer in 't jaar betaal- den, dan by hen, geduurende de regeering van uw' 'Door lue htigheit, ter maant is gedaan, ende noch gedaan wordt, wel goede punt en en voorwaarden befpraa- ken-, als, onder andre, datzy zelve't bewindt van hunne penningen, hunne gemaghtighden teeghenwoordigh op de monfiering, zouden hebben, zy zelve 't krysvolk betaalen,en de Vorfi oft zyn' Algemeine Stadt houder zorgh draaghen dat de foldaatygeert ooverlaft deede, en vryefchipvaart, Oofi- en Wefiwaarts gehandthaaft wierde.'Deeze inwilghing is nochtans, met de verhaalde befprek- ken en voorwaarden, dankelyk aangenoomen, en den Staaten, zoo in 't gemein als in V bezonder, by Vorßelyke woorden, belooft, al de gemelde en andre voor- waarden te onderhouden. Waaruitgenoegh verft aan kan worden, dat den ge e- nen, die uwer T>oorluchtigheit raaden denStaaten zoo *ftipfche wetten te ft el- * precife * len, als de voorzeide ver klaar ing, noopende het inwilghen hunner fchatt ingen, meede brengt, der Landen welvaart oft behoudenis geenszins ten harte gaat > ofte, ten minfle, dat zy van het Recht en gefielt enis der zelve niet wel bericht zyn.'Deflaat van oorloghgemaakt met den Baroen van Bukkenhor ft,ten oover- ftaan van de kryshoofden, is, belangende de bezettingen, zoo bezwaar lyk niet, oft de hulp van haare Majefieit en defchattïngen van tweehondertduizent gul- den ter maant, zullen,tot voldoening van den zelvenftaaf,welmooghen toerei« ken. Jaa, indien de vyfduizendt knechten en duizent ruiters van haare Ma- jefieit volt alligh gehouden, en meede, volghends den v oor zeidenflaat 3inde grenzplaatfen verdeelt en gebruikt worden, men kan, uit de ft hat tingen van ,ri;j Aaaaaa 3 Hol*
|
|||
1226 P, C. HOOFTS ZEVENENTWINTIGHSTE BOEK
1587. Hollandt, Zeelandt., Uitrecht, en Vrieslandt, ryklyk niet alleen de twee derden*
deelen van de foldye der geraamde bezet tingen van voetvolk, en eenmerklyk getairuiteren, veirdighlyk betaalen: maar , boovendien, in allen gevalle, een goedt deelvolx, zoo te paard' als te voet e, in 't veldt, oft in-, oft ontrent eenighe fieedèn oft ft er kt en, die de vyandt by beleeghering komt aantaften, te werke fleh 1 len: blyvende niettemin d'anderefteeden en fier kt en , volghends den gedachten flaat) bezet: behoudelyk dat elk vendel trouwlykgernant, en het bedrogh ge- weert zy . Ook konde men, willende de Landen of 't zuinighße in meerder zee- kerheit bewaaren, noch eengoet get airuiteren en knechten, by verdeeling onder de Landtfchappen, oor denden fteeden, op een derdendeelfolds, voor etlyke maan- den van 't jaar, in waart geldt houden, en by alle gele eghenheit , gebruiken j de- wylde Landen , zoo van veele Hop- en andre Bevelsluiden, als vanfoldaaten, die te voor e gedienthebben, wel voorzien zyn. Belangende de kofl en van het toeruflen der oor loghfche epen , hebben de Staaten alt) ds verf aan, en verfl aan * Con- alsnoch, dat de * gelei- en verlof gelden, neevens de goede buiten te waater val- voyen en lende, wel gebruikt en *f* raadighlyk gehandelt, ten meeßen dienfte van den
tr^' Lande (gelyk in den aanvank des kryghs etlyke jaar en langgedaan werd) tot be- n ficie rt" ^aa^nê ^er ^aflen niet aUeenlykgenoegh zullen toereiken, maar ook daar af wel
' een''goedef om ooverfchieten1, waarmeede men, voor eenighe bequaame maan- den in 't jaar, zoo tot ontzetting van beleegherdefieeden oft fier kt en, als tot af- brek des vyands, by aanvechting, mooghe oorloghen. T)e quaade betaaling der foldaatye te waater in de twee laaflejaaren, en de achterfiel der toeruflinge van de oorloghfcheepeti, zyn veroorzaakt door't volgken van de meininge dergee- nen, die waanen heele geweften 3 ook zulke die de grootfie en vruchtbaar ft e Landtfchappen vanganfch Euroopa oopen en 't hunnen bejle hebben,uit te höri- geren , en alzoo een eindt van }t oorlogh te maaken. Maar , deydelheit van zoodaanigh gevoelen hebben de laafie drie jaar en uitgeweezen , in welke, by zulke weeghen-i de minjleplaats noch veroovert werd, maar weldriemaalszoo veel goede fteeden verloor en zyn, als de vyandt, in Hollandt enZeelandt, in vier jaar en, toen men de middelen, verleent van Gode door de natuur derge- wejten, gebruikte, met ongelyk meergewelds, en verlies te waater en te lande, heeft kunnen f onderbrengen. T>e Staaten v anliollandtgelo oven niet, dat eeni- ghe Landtfchappen oft fteeden denken de burghervendels, die niet tot gemeine befcherming, by kennis en orde van uw' T>oorluchtigheit, zullen gebruikt wor- den , uit de voorzeidefchattingen te doen betaalen: zoo dat ook daardoor geen vermindering der zelvefchattmgen te vallen heeft. Om alle welke reedenen de Ridderfchap,Eedelen,enfteeden vanHollanden Wejtvriesland voornoemt uw1 'Doorluchtigheit verzoeken, en hartgrondtlyk bidden, dit hun antwoordt op de voorzeide verklaaringgenaadelyk en ten befte te verft aan; God almaghtigh te baate te neemen -3 ende in haargrootmoedigh en heldelyk voorneemen, om de Landen-, teeghens de Spanjaarts en hunne aanhangers,onverzoenlyke vyanden van den waar en Chrijtelyken Godsdienß,den we IJl andt der Landenden de goede ingezeetenen der zelve, te befchermen, te willen volharden; by de vereenighde geweften, de heer en Re delen, en goede ft e eden, in eendraght te blyven-, en vafte- lyk te vertrouwen, dat, met de hulp e des Aüerhooghßen, zoo de by ft andt haar er Majefteit met behoorlyke monfteringe, voltalligh en in goede orde gehouden wort} de voor derjlaat van oorlogh met het inkoomen van tweehondertduizent gulden ter maant ver gele eken 1 op 't beft ee den vandezelve penningen, mits- gaaders 't geen uitBraabant,Gelderlandt,Vlaandre,OoveryffelfDrente, Twen- te, Grooningerlandt, en andre oorden onder den vyandtgeleeghen, by verding on~ oft anders te bekoomen valt, bequaame ordegeftelt en onderhouden ,gelyk ook op licenten. '* oeffenen ^er ^7 s tucht 3 en op 'tftuk der * gelei- en ver lof gelden > de zoorzeide
by ft andt,
|
||||
DER NEEDERLANDSCHE HISTORIEN. 1227
byßandtfchat tingenen middelen, ryklyk zullen toeßrekken,om aide vereenigh- 1 f8 7.
de Landtfchappen, tot vordering van de loflyke acht baar heit haar der Maje- fielt en uwer L) oor lucht igheit en totfchaade en aftrek der gemeine vyanden,te verdaadighen * zonder dat van noode zy eenen onzeekren oft bedrieghlyken pais aan te gaan, oft der handen zaaken voor vertwyffelt te houden. Van on- ze zyde hoopen wy het verdragh, gemaakt met haare Majefteit, vaftelyk en on- ver breekelyk te onderhouden, het voorzeide gezagh uwer ¥)oorluchtigheit te handt haavens de beloofde inwilghmgen enfchattïngengetrouwlyk te bet aaien 3 en ons in 't bevorderen van alles wat der Landen welftandt , eendraght , en be- houdenis vereifcht, zulx te quyten, dat wy van harte niet anders begeer en , dan degenaadighegunft haar er Majefteit, en de goede wiluwerDoorluchtigheit, tot de behoudenis van den Staat en 't gemeine befte deezer Landen, met behoorlyke dankbaar heit en beftendigheit te erkennen, ende haar in alles, wat met de be- houdenis van den Chriftelyken Godsdienft, de vrydoornen, engerechtigheeden der Landen gefchieden kan, te believen. Ten laaft e bedanken de Staaten voor- noemt haare Majefteit zeer hooghlyk, voor dat haargenaadelykgelieft deeze Landen-) en de ft ee den der zelve, het *inhoudt der ouwde * handelingenen *Effed. verdingen ,ge maakt tuffchen de Kooningen vanEngelandt en deVorften deezer * Tra&a« geweften * ookmet eenighefteedenin 'tbe zonder,te laat en geniet en: endeden- ten en ke n, van hunne zyde, in 'tgemein en in 't bezonder , zoo veel hen aangaat, op de Z onder houdenis van dien me ede zulke orde te ß ellen, dat haare Majefteit, uw' T)oorluchtigheit en de Engelfche Landt aardt zullen jpeur en, datzy, met ee- nen\ goeden)'ver, niet ander's, dan alle goede vrundtfchap en naabuurfchap, van harte begeer en: biddende uw' T>oorluchtigheit dit hun antwoordt aan haare Majejteit zoogunflelyk te willen voordraaghen, dat hetgenaadelyk warde aan- genoomen. Ten zeifften daaghe, zeftienden in Wynmaandt, deeden de Staa- ten van Hollandt op derKerkendienaaren vertoogh van den tweeden,een ant- woordt van den volghenden zin by gefchrift (lellen. Zy Staaten hadden ,fint Antwoordt denaanvankdes oorloghs, al hun bedryfdaarnaa gericht, dat by handthaaven der Staaten van den Chriftelyken gezuiverden Godsdienft, de welft andt der geweften, nee- vm ^' vens de vry doornen, voorrechten, en loflyke gebruiken der zelve moghte be- fn ' °? houden engevordert worden Welke voet zy,tot noch toe, met zulke beftendigheit /«JjT J vangemoedt, niet min in teeghen- dan in voorfpoedt, haddengevolght, zon- renveï. der zich door eenighgeweldt oft aangebooden verdragh daar van te laat en af- toogh. keer en, dat zy niet twyffelden, oft d''Almooghende zoude zich daardoor oover de Landen vorder erbarmen, en een' heilzaame uitkoomft ver Ie enen. Hierom hadden zy&oorTinxter leftleeden,eenighe Bedieners desGodlyken woords doen onderrichten; op dat de zelve, en hunne meedebroeders, dies verzeekert, te beet er moght en geruft zyn in 't getrouw lyk waarneemen hunner ampt en , en 't bearbeiden van eendraght enftilte onder de gemeente. En hun was van harte lief, dat, dooryghely ken beminner van 't gemeine befte, inzonderheit door de Bedieners des Heilighen woords, hun aangeweezen wier de 't geen tot den wel- ft andt der Landen noodigh bleek. Met groot e reede bedroefd' het Qgelyk ook hen Staaten ten hooghfte^)allevroomeChriftenenenrechtgeneighden ten vaader- lande->dat, in de leftverleede vier jaar en, de loop hunnes voor deels op den vy andt des Lands en der Chriftelyke kerken, gefluit was, en de goede zaakjammer- ly ken aftrek geleeden had. Maar , booven de gemeine oor zaak,naamelyk de zonden, wijlen zy Staat en geen' andre daar aft e bedenken, dan de brandt der tweedraght.gejlookt tuffchen de heer en en geweften van 't rechtzinnighegeloof, door zommighe zoo groot e perfoonaadjen als andre. 'Deeze hadden in de naa- buurighe oorden, onder fchyn van vuurighenyver tot den hervormden Gods- dienjl,zich eer ft ter regeeringe ingewikkelt, thans et lyke van de voorneemfykfie Bedieners
|
||||
1228 P. C. HOOFTS ZEVENENTWINTIGHSTE BOEK
1587. Bedieners des Godlyken ivoor ds aan hunne zydegekreeghen , en, eenen ruimen
tydt,zonder ophouden, zoo oopentlyk als onder de handt, ge ar beidt, om den heer 'Prins vanOranje,Hooghloffelykergedachteniffe,wiens doen en lyden metgoedt en bloedt,voor den w elft andt der L anden,niet te waardeeren wassen de Staaten van HoUandt en Zeelandt, onaangezien de dappre , getrouwe, engeduurighe vlyt,by hen,zoo veele jaar en langjen zelven einde, beweezen,in haat,opfpr aak, en naadenken der goede gemeinte te brengen. Deeze,naadathun dit gelukt was, hadden hun voorneemen ontdekt, en tewerkegefielt j naamelyk de Landen enfteeden , die onder hunftonden , aan den vyandt oovergeleevert, van denge- zuiverden Godsdienft, hunne vrydoornen > voorrechten, loflyke gewoonten be- rooft; en in ontallyke zwaarigheeden be'zw'achtelt-, voorts, in 't oopenbaar, in V heimelyk,getracht de Hollandfche en Zeeuwfchefteeden, zoo door brieven aan verfcheidene der zelve gezonden,als door andre weeghen,in gelyk onheil te plon- zen , oft tweefpalt enfcheuring onder haar temaaken. Veelen van hun, die deel aan de regeer ing gehadt hadden, gelyk ook eenighe Bedieners des Heilighen woords, de verraadery en huicheling der welke te klaarlyk bleek, waar en welby den vy andt ge ble even , verzaakende 't r echt zinnigh geloof Echter nochtans ftondten hooghfte te beduchten, dat veel'anderen, niet zoo oopentlyk opgelyken handel bevonden , zich, als vonken van 't voorzeide vuur der tweedraght, door , HoUandt, Zeelandt, en d'andre Vereenighdegeweflen, verfpreidt hadden, en \ inkruipende zoo ter kerkely ken alswereldtlyken bewinde onder het dexelvan den Godsdienß, de landengeirne in gely kenftaat zouden brenghen, als hunei- ghen vaaderlandt door hen gebraght was: maar dat zy, ziende zich de Hol- landfche, Zeeuwfche, en Vriefche Staaten, met de oovergebleeven' heer en van den huize Najfau en hunne toegedaanen, indenweeghe, by aüerley middel die ganfeheflam, neevens de Eedelen en Majeftraaten van HoUandt, Zeelandt-, Frieslandt,en andreperfoonen van welbeproefde trouwe,pooghden zwart,haat- lykjVerdechtigt, by de gemeente, en aide werelt te maaken,der Landen welvaart en vermooghen, met voorfiaan van nieuwe en ongewooneformen van regeer in- ge, met zaayen en queekenvan mis v erflanden en oneenigheeden, te gronde te helpen. Hiertoe verßonden de Staaten dat gedraaft engerennen, gefchreeven en gezonden werd, nacht en dagh -y en dat men veele eenvoudighe menfehen fchandelyk misleidde, die zich des {indien zy bytyds niet van het doolpadtaf- traaden) tefpaade beklaaghen zouden als aan de zéakgeen redden meer weezen wilde \ gelyk hier van, in andre Landtfchappen enfteeden, zooverfcheexem- plen vooryeders ooghenftonden, dat het meer dan wonderfcheen, dat veele lui- den , en zonderling eenighe Bedieners des Godlyken woords, zich niet beet er daar aanfpieghelden. ^Oe Staaten vertr ouden vaftelyk, dat haare Majefteit van Engelandt, een' Vor ft in begaaft van Gode met zoo groot e wysheit, goedertie- renheït, en andre Kooninklyke deughden, het loflyk verding, tuffen haar en de Vereenighde Neederlanden opgerecht, nemmermeer hadde te laat en vervaUen, oft zich van degeweften tefcheiden, uit zaake dat zy Staaten 't ge ene,waar om het oorlogh aangevangen, zoo veelduizent menfehen aan hunnen doodtgekoo- men, zoo veele Landen enfteeden verwoeft en bedorven waar en, en tot behoe- denis van''t welke de hulphaar der Majefteitverzocht en belooft bleek, begeer- den te verdaadighen: maar, dat zy, wel bericht van deftandtvaßigheit der Staaten, veel eer haaf hulp vermeerderen, en Godt Almaghtigh 't gemoedt van haar e Majefteit en van andre Chriftelyke Mooghenheeden, temeer , tot handthaaving en uitvoering hunner rechtvaardighe zaake, verwekken zouw. Te deezen einde hadden zy Staaten hun befluit, dienende tot antwoordt op d* o ov erge Ie ever defchriften zyner Door lucht igheit, zulx ingeflelt, dat zy, met vryengewijfe, voor God en degan/che wèrrelt verklaar en moghten, 't zelve niet
|
||||
DER NEEDERLANDSCHE HISTORIEK, mp
niet dan tot vordering van 't heil der Landen, en 'tnzonderheit van Godsgloo* i f %f*
rie, de behoudenis van den Chriftelyken Godsdienft 3 der Landen voorrechten, vrydoornen , en loflykegewoonten, teftrekken: welke'zy, volghends hun opge- leide atnpt, by eede verbonden waar en voor tefiaan, en aan hunne naakoome- lingen oover te zetten. Dus doende verflonden zy haar der Majefleit en zyner cDoorluchtigheit de meefle eer e en den beflen dienfl te doen , zonder zich te kun* nen inbeeldeti dat haare Majefleit y et daar teeghens van hun zal begeer en > naardien haar gelieft had, tot handthaaving van dien, in de hulpe te bewiU lighen. Immers flond niet tegelooven, dat de meening haar der Majefleitge- dr oeghe, dat zyner Doorluchtigheit in deeze Landen, eenighgezagh, ftrydendé teeghens de vry heeden, voorrechten, en loflyke gebruiken der zelve wier de in- geruimt-, aangezien het opdraaghen van 'tgezagh, in't eerft aan zyn'Door* lucht igheit toegevoeght, (_ hoewel het rechtzinnighlyk ende nietjoodfcherwy- ze , verft aan, met de welvaart, vry doornen, Voorrechten, en loflyke gebruiken wel beft aan kon) zoo quaalyk van haar genoomen was,dat zy,door eenen bezonk- dr en gezant , de weederroeping van dien had doen vorderen , en 'zich niet zon- der zw aar igheit naulyx daarvan laat en afwenden. Maargrootlyx viel te be- duchten, dat degeenen, die hooghft van 'tgezagh zyner Doorluchtigheitfpraa* ken , oft het uitvoeren vangelyk voorneemen als men in Vlaandre, door 't maa- ken eenes afkeer s van denHeereTrinfe vanOranje en de Hollandtfche Staaten» volbraght zagh, ofte, tenminftehun eighengezagh ,burz en baat zochten te vorderen , ende, door hunne handt en naar hun welbehaaghen, met onorde wild- den gedaan hebbend geen metgoedt onderling verftandt , door d'Algemeine en bezondre Staaten, door de Vooghden dergewefien, Oover ft en , en andre Ampt* luiden, met orde behoorde tegefchieden. De gemelde Staaten, dan, wilden den voorzeidenDienaaren,en allen andren hunnen meedebroederen, nochmaalswel rondelyk verklaar en , dat zy , met Gods hulpe, hoopen onveranderlyk te volhar* den in 't handt haaven van den welft andt der Landen , en voorneemlyk van den Hervormden Godsdienft, de vryheeden, voorrechten, en loflyke gebruiken der zelve,waarvoor zy in 't oorloghgetreeden waaren-3zouden 't verdmg,met haare Majefleit gemaakt, achtervolghen; 'tgezagh, wettelyk zyner T)oorlucht igheit toebehoor ende, in kracht houden -,en,by aÜe middelen, arbeiden., om door een- dr aght, en goedt onderling verft andt, zoomet zyneDoorluchtigheit alsmet andre Heeren, elke naar hunne achting en ampt, inzonderheit ook met d*andre geweften-fteeden en leeden der zelve,de Landen te helpen bewaar en,Rintlyk be- geerden zy,en * lei den,ampt shalven,den voorzeiden en allen andrenDienaaren ¥ Ordoö* desHeilighen w oor ds *op,dat de zelve al hun doen, tot eendraght,ftichttng, en neerden. opbouwing derChriftelyke kerke zouden richten,zichfpieghelen aan den val der kerken van Vlaandre, en wachten voor den gang die aldaar was genoomen ge- wee ft-,voortsGod den Heer bidden vooralle Hooghe en laaghe Ooverheeden,dat zy zich tot ge ly ken gang niet lieten brengen, maar, in goede eenigheit, elke haar opgeleide ampt, tot vor dr ing vanden welft andt der Landen moghtenuitvoe- ren.Dit befcheidt decden degemeldeStaaten in druk brengen, en zonden 't aan de Wethouders aller fteedenvan Hollandten Weftvrieslandt oover, met lafl: om de Predikanten voor hen t'ontbieden, hun 't zelve ter handt te Hellen, en tebeveelen,datzyde gemeenten tot ftilte en eendraghtzoudenvermaanen, zich met keren en preeken bemoeien, de Staaten en Majeilraaten met de re- geeringelaaten begaan. Doch dit aanzeggen baarde geen goedt bloedt in de "De geef e* geeftelyken, die waanden hun vertoogh wel eerbiedelyk ingeftelt te hebben, ^" me~ en dat men hun daarop al te raauwelyk bejeeghende. Ten zelfden daaghe be- mn t *?? antwoordden de voornoemde Staaten het fchryven der ftadt Uitrecht van raaa^e^ den eenentwintighften inHerfftmaant naa den ouden (lyl,niet by zending Van t£j, B b b b b b eenighe
|
|||||
*«2>
|
|||||
i23o F! C HOOFTS ZEVENENTWINTIGSTE BOEK
15-87. eenige leedefrder regeeringe, maar by enkelen boode, met letteren van deezen
Antwoordt verbände. Het luiden vanden briej?,nïet ingefleltnaar hunne verdienfihn,nocht der staa- naar de gewoonte van de zeinders des zelven, meldde den dichtergenoegh •> ten »op bet ^jen Zy Staaten wiftenvol zuchts, f Uitrecht vreemdt, en, teeghensdevry- fcbyven Reedenen voorrechten deezer Landengekant te weezen: waar o over zy billyk vm !*!■ hadden des antwoordens kimnenieedighftaan, 'Doch, om d'onreedelyke harts- trecbt. toghten vom zommighe bezondre perfoonen, begeerden zy hunne geneeghen- hett tot naabuuren en bondtgenootengeenszins te verminderen, maar veeleer te * Con- vermeerderen, tot * ver byfier ing van zoodaanighe party dighe menfchen. cDies fufie. gaaven zy htm fooverdenken,hoe zyHollandfche Staaten in 't jaar vyftienhon- derttweeentzeeventigh,om den welftandt deezergeweften, den waarengezui- ver den Godsdienft, mitsgaadersde voorrechten en vry doornen deezer Landen té handthaaven, teeghens de Spanj aards en hunne aanhangers in oorloghge- treeden waar en j en zich, onberoemelyk, tot uitvoering van hun loflyk be fluit, z&o in wee der- als mvooffpoedt•> teeghens het groot geweldt der gemeine vyan- den , te waater en te lande op 't vroomftegequeeten hadden-, uitftaande, neevens eenighe ft eeden en oorden in Zeelandt aüeenlyk, by Gods hulpe, ontrent vyfjaa- ren lang, den ganfchen laft des kryghs, met zulk een'fteevigheit van moede , dat zy twyfelden oft men erghens ter werelt van diergelykewifte te fpreeken. Waaromme niet te verwondren was, dat zy, hebbende den Almaghtighe zoo blykelyk zien de handt houden aan 't volvoeren van hun be fluit, onver ander- lyk daarby begeerden te blyven, zonder daaraf om eenighe reedenen te kunnen wyken-) en veel min ter lufte van luiden , die andre naamurighe fteedenenge- weften, door onmaatighe regeering, verwarreniffen ,gefchillen, en oneenighee- den, in eenen korten tydt, hadden aan den vyandt helpen brengen: en zich fcheenen te bedroeven , dat zy de e ze gew e ft en ende hen Wethouders van Ui- trecht niet ingelyke ellende konden plonzen, als men hun vaaderlandt verzon-* kertzagh. Zy twyffelden niet, oft den ouden, vroomen, en oprechten beminne- ren van deezen Staate, die noch hunne plaats in de r egt er inge der ft adt Ui- trecht bekleedden,ßonde wel'voor', hoe zy Staat en,naa den aanvang des kryghs, hunne eer ft e toevlught ter Kooninginne van Engelandt hadden genoomen, en haare Majefteit om hulp aangeroepen •, thans by die van Uitrecht en andre ge- we ft en uitgewrocht , dat de zelffte Majefteit tot aanveirding van de Hooghe Ooverheit oft vaneeuwighe befchermingdeezer Landen verzocht werd: dat eintlyk, naaweigherendantwoordt,zoo op het aanbodt als op de beedegevalleny "! een verding op de hulpe, toegejtaan door haare Majefteit by form van leeninge, ■ ■■ aan deeze Landen gemaakt was: ende daarop gevolght het inruimen derplaat- fen vanHollandt enZeelandt aan haareMajefleit, tot borghjchap voor het her-
bürzen haar der penningen, zonder y et dan enkele brieven van die van Ui- trecht, tot verzeekering vanfchaadeloosheit der twee gemelde Landtfchappent fontfangen. Hieruit, en uit de vlyt by hen aangewendt om d'Algemeine Landt' vooghdye aan zyn' T) oor lucht igheit te doen opdraaghen ,gelyk ook uit de zwaa- refchattingen by hen ingewiüight en opgebraght, bleek genoegh, dat zy, ft el- lende al hunnen toeverlaat, naaft God, op haare Majejteit en zyne 'Doorluch- tigheit j haar, niet met woorden oft praat, maar in der daadt hadden betrouwt $ en door de zelve een' gelukkighe uitkoomft van V oor logh verwacht. Ook had' den zy niet naagelaaten, 'tgezagh 3 dat zynerT) oor lucht ighe it, zoo uit kracht des voorzeiden verdings, als des befcheids van opdraght der Landtvooghdye, toequam, te handt haaven, en de beloofde ge hoor zaamheit tebewyzen, zulx men hen, van eenighe oovertreeding in ditftuk metwaarheitnietbefchuldi- ghen kon. Zy vonden zich wel bericht, hoe door eenighe vreemdelinghen , ,. hebbende in de ftadt, fteeden, en Landen van Uitrecht •> nocht maaghen nocht
|
||||
DER NEEÖERLANDSCHE HISTORIEN. 1231
nocht middelen te verliezen, aldaar, in den leflleedenjaare, veelonbehoor- ifS/*
lyke handelingen , die tot invoer van e engezaghft rekten, dat met de welvaart der Landen niet beft aan kon, waarenteweeghegebraghtj ende aanftichterS van dat werk, daardoor, ten voortreflykfien ambten ingedrongen. Maar, van zulk onwettigh gezagh wifien zy Staaten niet tefpreeken: ende was by hert nooit daarop geraadflaaght, veel min, by hunnen laß, yemandt verfprooken tot goedt vinden van ander gezagh, dan de flant des Lands ly den moght, en tot handt haav ing van 't welke zy zich altyds willigh getoont hadden. 'T gaf hun zeer vreemdt, dat in den brief der ßadt Uitrecht, by zoo heevighe * uitroepen , * Ëfccfe* gearbeidt werd om hen Staaten tot het opbrengen der fchatttngen te bewee- matlëtt * ghen; naardien zy, met meerder reede, die van Uitrecht vermaanen moght en» tot voldoening der beloften, die zy by de Naader Vereening zoo pleghtelyk aan- gegaan binnen Uitrecht, gedaan hadden, en vernieuwt in 't opdraaghen der Landtvoogkdye aan zyn'Door lucht igheit j teweeten, datzy zich, in*tftuk dergemeene middelen-* dien van Hollandt zoudengelyk maaken. Waaraan, niet zonder groot naadeelder ingezeetenen , en fchatttngen van Hollandt, tot dien tydt toe 3 gebrek was gevallen, ende, nocht door 't gezagh zyner Doorluchtig- heit, nocht door er inner ing der beloofde ge hoor zaamheit, waarvan de brief zoo hooghfprak, te richten geweeft. Zy wilden geirne weet en, oft men ooit hoorde dat van eenighgewefl zoo Heen als Hollandt, zoo veelejaaren lang , zoo veel, voor zyne naabuuren en bondtgenooten, gedaan was, als Hollandt voor de zy- %egedaan had, enalsnoch deed. Die zich verftondenop'tonderhouden van krysvolk, met reedelyke betaaling, in goede tucht, zouden moeten bekennen > dat,gelyk uitdefchattingen van Hollandt, boovendenoodtlykebezettingen der ß e eden en fier kt en in dien gewefte, en booven de laßen van 't oorloghte waater, acht oft neeghenduizent knechten, en tien oft twaalfhondert ruiters 9 in d'ander eVer e enigh de Landtfc happen en f hunner hulpe, meenighjaar, onder- houden waar en > alzoo ook noch rykelyk onderhouden können worden. Deeze kofien hadden zy Staaten zoo lang eentydt gedraaghen, enbleeven die draa- ghen, tot byftandt hunner naabuuren en bondtgenooten, zonder andre ver* gelding daarvoor te verwachten oft te begeeren, dan de behoudenis van den "welftandt der Vereenighde Landtfchappen in 't gemein. Maar teeghens hunne verdienften, moe ft en zy daaghelyx, voor vergelding, veelopfpraax en lafters hoor en, als of zy pooghden hunne naabuuren f oover beeren. EnzyWethou-? ders van Uitrecht wijlen wat reedenen meermaals daar af in hunne vergom- dring gevoert waar en. Niemandt nochtans kon hun Staaten metwaarheit naageeven, dat zy geduw ende 't oorlogh, hunne grenzen, in 'tftuk van Recht- fpraak oft van fchatting, eenen enkelen voet hadden uitgerekt s daar , ten teeghendeele , dien van Hollandt veele gerechtigheeden , door die van Ui* trecht en andre buurgeweften, zich dienende van d'ongeleeghenheit des kryghst ontt ooghen waar en. Dat zy den goedeny ver der Wet houder en van Uitrecht tengemeenen befte, zouden willen ver donker en, moeften de zelve nietgeloo- ven: maar wel, dat zy Staaten, het geweldigh heerfchen ende brüske regee- ring aldaar , by eenighe Brabanders en Vlaamingen en door hun toedoen gedreeven, engefchaapen hoe langer hoe onmaat igher te worden, totnaadeel niet alleen van de aanzienlykften en voortreflykfien derftadt en des Lands van Uit rech, maar van degeheele burgherye,jaa van den gehe elen Staat der Ver- eenighde gewefien, oover jaar en dagh beklaaght hadden. En zy zorghden, dat de veranderingen , nieuwigheeden, en andre vreemde handelingen, die daar aangeflelt waar en en voorgeftelt werden, het eindt van 's Hartoghenbofch, Gentj oft Brug zouden neemen:'t welk zyGodbaadengenaadelyk te verhoeden. Het docht hunStaaten noodeloos, hier te melden om wat oorzaak, in den leftlee- Bbbbbb 2 den
|
||||
i232 P. C. HOOFTS ZEVENENTWINTIGHSTE BOEK
1587. denjaare, verfcheide vroome luiden van allerleyfoorte, zoo onordelyk uit de
ftadt Uitrecht gejaaght, en met ver beurt maaken en plondren hunner goedren gedreight waar'en; door wat wegh andren de ampten der zelve verkreeghen hadden •, en het etghenilyk ooghmerk van al dit werk. Maar 't mangeld' hun aan geen' goede reedenen, omtegelooven dat degeenen, die zich daaraf zoo heel zuiver wilden doen houden, bedekte aanftichters en be leiders van dien waar en geweeft. En dat de zelve, als ge boor en in eengewefl daar die van Uitrecht het * Befchaa- mmfte ampt niet zouden mooghen bedienen ,geen'M hoedaanigheit hadden, omy pen heit, binnen de ftadt oft het Landt van Uitrecht, de acht baar ft e ampten te beklee- quahteit. ^en ^ was ^ ZQQ am ^,ne <±)oorluchtigheit als aan d'allgemeine Staaten, meer- maals vertoont. Wydersmoghtenz)'Staaten hun met waarheit verklaaren, dat zy, ook zonder hunne vermaaningen ,niet laaten zouden in 't behart ighen van den geheelen welft andt der Vereenighde Neederlanden te volharden, ende al hun bedyf zulx hoopt en te ft ier en, Qgelyk zy tot dien dagh toegedaan hadden } dat nocht haare Majefteit , nocht zynéDoorluchtigheit, nocht iemandt hunner bondtgenooten moghte koomen met reede daaraan eenigh mishaaghen te nee- men. Wantzy zochten daarmeedeniet anders, dan den gemeinen welft andt der Landen te vor der en,by handt haaving van den waarenChriflelyken Godsdienft, de voorrechten, vryheeden, en loftykegewoonten, om de behoudenis der welke, zy Staaten en die van Uitrecht de waapenen aanveirt en zoo veelgedaan en geleeden, ook met haare Majefteit en zyn' T)oorluchtigheit gehandelt hadden: zonder dat hun doen tot eenighenpau met denSpaiijardt oftT arm aftrekt e. Maarzy hadden, aloover eenen geruimen tydt,grooteoorzaakgehad\omte vreezen * dat eenighen van de regeer inge f Uitrecht daarop toeleiden. En, de* wyl deeze hunne vreez vajigrooter en gr 00 ter werd, wilden zy hen regeerders van Uitrecht, als hunne goede vrienden en bondtgenooten ,welhartgrondelyk gebeeden hebben, te gelooven, dat zy niet lichtveirdelyk, maar door veele hooghwightighe reedenen, daartoe bewooghen waar en *3 en verzochten hen met ernjlighe.aandaght daarop te letten. Eintlyk verzeekerden zy hun, dat zy, de ftadt, fteeden, en landen van Uitrecht, en d'inge ze et enen der zelve ( onaan- gezientgeen, binnen hunne veften, door eenighe vreemdelingen, totnaadeel van hun Staaten,gebr ouwen wasjbegeerden te houden voor hunne goede vrien* den, naabuuren, en bondtgenooten -, ende hen in aUegeleeghentheeden, vol- ghends de Vereening, by tejlaan, met de middelen hun van Gode verleent, en- kelykom den weljl andt der Landen, denwaar enChrift elykenGodsdienft >de vrydoomen,voorrechten,en loftyke gewoonten te handthaaven, met vafi betrou- wen , dat d* Almaghtighe, die haare zaak zoo wonderlyk had begoß en beleidtj de zelve niet ver laat en, maar met een heilzaame uitkoomfte zouw zeeghenen, uitneemt Zoo de Burghermedter Prounink de voorgaande bejeegheningen , en het de Burger- ontzeg van zitting ter vergaaderinge van d'Algemeine Staaten , oevel ge- meeßer noomen had , deeze brief deed hem brullen van verbolghenis ^ en desgelyx Trounink zvn> met ver wan ten, vindende zich niet alleenlyk voor vreemdelinghen uit- yer quaa- geju^t) maar voor een <jeel moeizieke menfchen gefcholden , jaagenoegh- zaam voor trouweloos en 'svyands vrienden aangezien. Zy (tellen zich ter weere met fchryven en wryven; ontwerpen een Naader Bericht op het ant- woordt van Hollandt, met een vrundtlyk vermaan aan de Majeftraatenen goede gemeenten der Vereenighde Neederlanden •, geeven deeze ftukken, ncevens hunnen brief en het voorzeide antwoordt, op den naame der Maje- ftraat van Uitrecht, in druk uit, en zeindenze, by eenen brief, den Hooghen Raade en den Hoove van Hollandt toe. Dit Naader Bericht, beflaandeet- lyke blaaden papiers, wasbelendt met vericheide byteekeningen, die men ten voorneemlyken werke wel hadde kunnen inweeven. Mifïchien dat de inftel-
|
|||
DER NEEDERLANDSCHE HISTORIEN. 1233
infteller de eer, die hy waande met dit ichrift te behaalen, met yemandt an- 10f ■.
ders, die daar ook wat toe doen wilde, niet goedt vond te deilen 3 oft dat hy ('t welk my, om dat alles ichynt eenes zelven mans ftyl te weezen, gelooflyxt dunkt)de leezers alzoo tot meerder aandacht zouw verwekken, Maar deeze pennekrygh, gevoert tuffen partyen om aanhang te winnen, heeft nu zoo lange, en met dikwils vernaaien der zelffte flaaghen, geduurt, dar vorder vermaan van dien, eenen yeghelyke verveelen moet. Echter kan ik, omjaa den fchyn eener te groote eenzydigheit te fchuwen, nietleedigh ftaanvan te minfre de merklykfte punten der twee voorzeide fchriften te melden. Het Naader Bericht dan dreide op deezen zin. 'Die van Hollandt behoorden de üaaét naamenvan d'Uitrechtfche'Wethouders,dieby' henverdechtightwaaren, be- Bericht def kent te tnaaken.ZyWethouders hadden altzaamen het maaken van aliepaü met Majejlraat Spanje oft £P ar ma, buiten bewilghing hunner Bondtgenooten, pleghtelykver- vanUi' zwoor en:ende können daarom niet laat en zichgrootiyx aan te trekkent dat men . u ^ eenighen van hun vermoedde met meineedigheit zwanger te gaan. Hollandt woor^t vm zeeker, hadveelvoor't gemeine befte, en voor zy neighen gedaan: maard'an- Hollandt* deregewefien zich nietweinigher^ van aanbegin gequeeten, toen zy den Span- jaardt vyandt verklaarden •> en zich by die van Hollandt voeghden -, jda lang te voor en, toen zy den Heere 'Prinfe van Oranje, met geldt, verfiendenis, en an- dre middelen onderflandt de e den, Uit de zelve geweflen, en inzonderheit uit degeene, de inboorlingen der welke mtvoorvreemdelingenwerdenuitgekree- ten,waaren de achtbaarfteOoverßen enHopluiden hergekoomen>die de Holland- fche zaaken, tot -denftaat waarin zy zich althans vonden, hadden helpen bren- gen. En hetflonde weite wenfchen, dat men, blinddoekende de Bont genoot en, nooit iet heimelyxmetden Hartooghe van Anjou, en andren, gehandelt hadde% waan"uit\als het hun bewufl werd,zwaar mistrouwengereezen was. Voor 't on* der houden van neeghenduizent mann' te voet-, twaalfhondert ie paarde, buiten hunne grenzen, quam dien van Hollandt dank toe. ^Daarentuffen hadden d'an- dr e geweflen, naar gelang hunnes minder vermooghens, immers zoo veel ge* daan $ en-, boovendien, ongelooflyk bederf hunner landen en luiden geleeden * gelyk zy noch waar en lydende : 't welk, hunnes achtens veel meer bedroegh dan aide HoUandfchefchattingen, waar meed1 het zoo ruim niet omkoomen zouw % indien d'andre bondtgenooten, zittende met de fcheenen voor V vuur , den brandt des oorloghs, van Hollandt, niet afkeerden. Echter nochtans hadden zy Wethouders van Uitrecht de vergelyking der gemeine middelen van hunge- flroopt en neeringloos Landfchap, met die van een welvaar endgeweft, daar de koophandel bloeide,geft elt aan zyri "Doorluchtigheit als hunne wettigheQover* heit, ende dien het, uit krachte van 't verdingmet Engelandt gemaakt ^toe- ft ond zoo daane ge fchillen te befleckten. Eevenwelhad men, ziende met deeze middelen't Spaanfchgeweldt niet te wee derft aan, der Landen onvermooghen in 't jaar vyftienhondert vyfent acht ent igh, aan de Kooningin bekent , en haa- re Majefteit om hulpe aangeroepen -, vertoonende , met een, hoe de gemeine achtbaarheit desgebieds jerwyl iedergewefl de zyne in 't bezonder zocht, ver* horen ging 1 verzoekende, dat haar der Majefteit geliefde eenighen Heer van aanzien herwaarts te zeinden, om het bewindt der dingen t' aanveirdèn, en dit verloop te richt en. T)egeenen, die, oovertweejaar en, van zulke zwakheit geklaaght hadden, enfeedert, nietteeghenftaande de hulp haar er Majefteit en d'acht baar heit zynerT)oorluchtigheit,zoogroot een afbrekgeleeden;wildenzy doch nu van hunne middelen roemen ? wat zoud'er dan te roemen vallen, wen men zich van haare Majefteit en zyn' 'Doorluchtigheit ver laat en vonde ? Een Landtfchap zoogeknaaght,geteeft engeternt, in 't ingewant, van twift-party* digheit, en krakkeelzucht, alwaar hetfchoon van buiten 7iiet aangevochten^ Bbbbbb 3 emdè—
|
||||
1234- P. C. HOOFTS ZEVENENTWINTIGHSTE BOEK
i £87. ende noch zoo volk- enfchatryk, kon, zonder een Opperhooft dat alles 'm toom
hielde, niet beft aan. Wat zouden de Vereenighdegeweflen, dan, zoo arm va?i Krysooverßen, luiden, en geldt, indien zy noch daarenbooven , zich zelve van de Engelfche hulpe verfiaaken ? Daar zoude,gewislyk, niet anders oover- fchieten,dan willends en weetends verhoren te gaan, ofte den Spaanfchenpais, voor het plechtanker, f aanveirden. Tewaanen dat Qoddeezen volke, wen het zyn genaade, hun betoont met beweeghing van ythart der Kooninginne tot zoofiaatlykeen* byflandt, moedtwiUighlykverwaarlooflhadde -, en, teeghens zyn gebodt, door gefchil tuffen Landfchap en Landfchap ,jaa tuffen fladt en fladt eenes ze hen, verdeelt waar e > op wonderlyke wyze zyn* almaghtïghe handt zoude bieden -s wie kon het voor meer, dan enkeleydelheit, houden? Zich ook dietfch te maaken, dat haare Majeßeit, om 't vertrek zyner Door lucht ig- heit, de Landen niet begeeven zoude-, de zaak, voorwaar, was te wichtigh, om het daarmee, op den kranken gr ondjlagh van lof e inbeelding, te laat en aankoo- men. Zy had zoo treflyk eenen Vorß, als eenpandt haar er hartlyke geneeghenis tot de Landen, herwaarts ge ft uur t, en den gezant en die haar daartoe verzoch- ten, rondelyk verklaart, dat zy, indien men hem niet eerbiedelyker bejeeghende, dan d'Aertshartogh Mathias, deHartogh van Anjou,en de Trins van Oranje, waar en bejeeghent geweeft, hem en aW haare hulptroepen t effens herroepen zou- de . Men quelde zich met y del kibbelen oover Hooghfte gezagh en voorrechten. Wie flond 'er naa oft zocht ze te verkorten ? Meinde men dat haare Majeßeit, die de opperheerfchappy der Landen hadgeweighert f aanveirden, nu om de zel- ve begaan waar e, oft hunne voorrechten liever gekrenkt dangeflerkt zaaghe ? Maar, hier lagh de knoop, dat men het deughdelyk her brengen der voorrechten beweeze,endegeene, dieden burgheriykenfiandtraakten, met geen kry s zaa- kenver mengde. Want, de e ze met ge zw ight bevel te beleidenwaare om alles te verbrodden. Een kryshooft verplight al zyne orde te doen uitvoeren door zulke perfoonaadj en, als men hem voorftelde $ naamelyk te waater door Trms Maurits als Ammiraal, te lande door de Vooghden vanydergewefi, wat ge- biedt doch behield het ? 'Dan oft deHooghe Oover heit den Staaten toe quam oft niet, daar werd vergeefs om gepleit; naadien dat meefl aide e igh enfc happen van oppermaght aan zyn* Door lucht igheit met het bewind des oorloghs waar en opgedraaghen 5 en de refl, volghends 't Engelfch verding, aan de goede gelieft e van haare Majeßeit■bleef\ zonder verlof der welke de Staaten, daarin , zoo lang zy haare hulp genoot en, niet vermoghtenyetwes te doen. Hierenbooven hfldmen haare Majeßeit gebe e den zyn* 'Door lucht igh eit herwaarts te zenden ■, om,door de achtbaar heit van deeze,de vervaüen achtbaarheit der Staat en wee- der op te rechten -> *t welk, zonder eenen groot er dan die van de Staaten, niet te doen was Ook hadden de Staaten zelf onder daanigh eit en gehoor zaamheit aan zyn* Doorluchtigheit ge zwoor en: *t welk , teeghens voeren van opper heer~ fchappy, reeghelrechtfireed. Bedacht men niet, dat het allernoodighfie, tot ver- zeekering van den Staat, was de krysregeering 5 en dat de burgherlyke din- gen daarnaar, zoo lang als't oor logh duurde, moefiengefchikt worden? De natuur, immers, leerde, dat de byloopende zaaken den aardt hunner hooft zaa- ken volghden, die ze in weezen hield, Waartoe dan gefiaan op hooghgezagh in't burgher lyke, daar, zonder de kry sbeleiding, alles te gronde moejtgaan? 't behoorde wel zoo, dat een veldtheer, 't geen hy gebood, door de acht baar ft e beve Is luiden , onder hemflaande, deede uitwerken. Maar hem voor tefchry- ven wie hy daartoe te beezighen hadde,was ongezien, ongehoort, ende kon niet, dan ten algemeinen bederve, gedyen. Geen Vorjt ter wer eit, dien 't, op zulke wyze, mooghelyk vallen oft lußen zouw te gebieden. Want de zelffle bevelslui- den moeflen,van den OpperveIdtheeryhunnen lajtbriefontfangen,en aan hem by e ede
|
||||
DER NEEDERLANDSCHE HISTORIEN, xij;
eede verbonden zyn. JVaarteeghens vernoomen werd, dat men de copen? brieven i f%7„
zynerT) oor lucht igheit , die by de bezondre Landtvooghden niet hcäangenaamt en bevefiight w aar en,weigher de,andre in hunne plaats gaf,en denfoldaaten ver* bood andren e e dt te doen danzykortelinghs aanT rins Maurits en* de Staaten van Ho Handt gedaan hadden. 'De Needer landers, voorwaar, vonden zich met fchoone vrydoornen en voorrechten voorzien,om welkenen fzaamendenChrifte* lyken Godsdienft,te behouden,zoo zwaar een oorlogh bekoßight werd.Maar>wie doch wifl een voorrecht te toonerhuit kracht van 't welke men,hebbende yemandt tot Algemein Landt vooghdt enKrysooverftegekooren,hem 't volkoomengebiedt oover alle Amptluiden van oorloghe opgedraaghen, en die opdraght met eede be- vefiight , vermoghte het zelfft e gebiedt daar naa te krimpen ? Te voor en had het den Staaten vry ge ft aan, den noodt helper zynen eifchin te wilghen oft af te ßaan: maar, naa 't aanneemen en bezweer en der voorwaarden, die te willen ver- andren3 vermindren, of tuit legging daarop maaken teeghens 't verflandt van den noodt helper •, 't waar e aangegaan eeven, als oft men voortaan nocht God in hee- mel, nocht O over heit op aarde meer kende. Zy regeerders van Uitrecht zouden althans niet zeggen, dat, in kryszaaken, terwyl 't zw aart uit defcheede was, geene voorrechten golden -, dat men, vechtende daarvoor, zich met de zelve tot hinder der befcherminge niet behelpen moeft -, dat, dikmaals, onder 't wanken der waapenen, de noodt opfchorfing der algemeine burgerwetten, veel meer dan der bezondre vry doornen vereifchte $ dat de voorouders dezelve door haare vroom- heit in den krygh gewonnen hadden, om ze in tydt van vreede te genieten > dat, eintlyk, rechten vergunt tot voordeel der Landt zaat en, f hunnen achterdeele niet behoorden teflrekken, veel min tot dexel vanyemandts bezondre zucht te . dienen: op datdegeweften, gelyk zy zich, uit den eedt en gehoor zaamheit des Kooninx van Spanje, ontftaaghen vonden door 't quetfen der voorrechten-,door 't misbruik der zelve niet wee der onder zyn' y zere roedegebraght wierden, en aan zyn genaadeloozewraakgier igheit oovergeleevert. Men riep vafl, de voor- rechten, de voorrechten: maar, wilde God, dat het Hooghfie voorrecht, naa- melyk de welftandt zoo derkerkelyke als der burgherlyke zaaken zulx betracht wier de, dat de Landen fchier oft morghen 3 de waar e voorrechten j in ruft en vreede, genieten moghten. Want, teeghenwoordelyk op onbekende voorrech- ten te ft aan, was niet anders dan twijt tuffen Landen en luiden teftooken, Vorften en Mooghentheeden afkeerigh te maaken} de trouw der verdingen te quetfen^, eintlyk haare Majefteit tot pais met Spanje te porren. Hetftondt voor- waar , te beklaagen, dat men onlanx tot Ttelft zeekre vereenighing van Hol- landt en Uitrecht onder een Stadthouderfchap had doen drukken, die, eertyds, by Kaizar Kar el, teeghens wil en dank der Staaten van Uitrecht, gemaakt was, en nooit van hun erkent oft aangenoomen. Men liet zich zoo zeer van zy- ne hartstoghten en zinlykheeden verblinden, dat men niet merkte, dat, indien de e ze vereenighing ft adt greep e, geen' Hooghe O over heit by de zelve Staaten konde bevonden worden. Want indien de opper ft e maght den Staaten v an y e der geweft toequaame, zoo moeft oft deeze vereenighing niet gelden, oft die van Hollandt, inplaatfe van Kaizar Kaarel, het hooghftegebiedt, zoo weloover V Landt van Uitrecht, als oover hun eighen hebben. Veele luiden, zeeker, laak- ten het uit zeggen van eenighe perfoonen, zonder voorgegangen vonnis, oft hunne verweering te hoor en. Maar die van Uitrecht hadden dit geleert van de Hollandfche fteeden, naagevolght in deezen > van degeenen, die zich nu meeft oover gelyke fortuine beklaaghden. Ook was de uitzeg hergekoomen van hoo- gher bevel dan dat van deftadt Uitrecht, alwaar zy regeerders niemandt in de teeghenwoordigheVroedfchap kenden, die zich met dat werkgemoeit had: hoe- wel zy,om meer dangenoeghzaame reedenen^ zommighen der voorgemelde per- foonen |
||||
I236 P. C HOOFTS ZEVENENTWINTIGHSTE BOEK
ï<87. foonen op dat pas aldaar nietz-ouden kunnen dulden. En, belangende ditpunt■■,
gedroeghen zy zich voorts tot hunnen bezondren Landtvooght. Wyders, men had het zeergelaaden opeenighen, die, als vreemdelingen, tot bediening der voorneemlykfle ampten van de fladt en het Landfchap niet bequaam zouden zyn. 'T'liet zich wel'zeggen, dat de voorrechten van Uitrecht alle Braban- ders en Vlaam't7igen daar uit de regeer ingeßoot en: maar niemandt, die't be- wees . Hun Wet houder en ten teeghendeele, bleek zoo klaar als de zon , dat men daar, by befluit desganfchen Landjchaps, en volghends zeer oude gewoonte , niet aUeenlyk Brabanders en Vlaamingengebruiktfaa verzocht had, maar ook perfoonen onder uitheemfcheVorftengeboor en, naamelyk in't Landt van Kleef Sticht vanMunfler,en Weftfaale-, niet alleenlyk ten tyde van Kaizar Kaarelen Kooning Thilips, maar ookfeedert denpaysvan Gent, ende fint het ontjlaan der Landtzaaten uit den eedt van dien Kooning. Jaa de zelffie luiden, die nu pooghden hen Wethouders hiermee kaatlyk te maaken y hadden 't zelf ft e ge- pleeght. T>it hadden zy} by hunnen voorgegavgen brief, dien van Hoüandt genoegh aangeweezen •> maar daarop geen antwoordt altoos gekreeghen > dan 't uitvaar en teeghens degeenen die 't hun geliefde vreemdelingen te noemen, om d'Uitrechtfe gemeente teeghen haare wettigheMajeftraat op te maakenfDeeze* nochtans, waar en den Staaten van Hoüandt geen' vreemdelingen ge weefl toen zy met hun en met die van Uitrecht een zelffie verbondt aangingen-, nocht toen zy hun goedt en bloedt met die vanHoüandt opzet den j nocht toen zy, ten ver- zoeke der zelve, in groot er en wicht igherbedieningen gebruiktwerden. Tee- ghens Gods woordt, teeghens natuur, trouw, verbondt, eer, en eedt ,fcholden wy voor vreemdelingen onze geloofsverwanten, die onder eenen zelfftenHeere> een' zelffie wet, in een zelffie Landfchap, leefden, een' zelffie taalfpraaken* ende, nocht in aardt, nocht in opvoeding, van ons verfcheelden. i)ewylde Majeftraat met hun te vreede, deftadt en d7Ooverigheit des Lands met hun ge- dient wasiwat had zich wydersyemandt dies te bemoeien? oft waartoe had men de Vereening b e zwoor en, als men vergaat e, dat het eerftepunt der zelve eenen yeghelyken bondtgenoot e verbood zich der regeer inge vandenaabuuren f on- derwinden, zonder daartoe door hunne regeerders verzocht te zyn ? Wilde men dan die vanUitrecht in zulk eenfiaavemy brengen,dat zy zich, van perfoonen* hun dienfiigh bevonden, niet zouden mooghen dienen, wen zy ze f hunnen dienfte bewilghen konden ? was dit hunne vrydoornen voorgeftaan, hen tot zul- ke halseighens te maaken ? Men beholp zich wel met Walfche en Hooghduit- fche plaat svooghden ongegoeit hier te Lande: waarom dan niet, in geringer ampten* met bondtgenootenen zoo beproefde vrienden? 'T me e ft e deel derge- machtighde Raadsluiden, inZeelandt, deSchatmeefter,deVoorfpraak van 'tge- wefi,deBaljuwen,befionden uit Brabanders en Vlaamingen-, de Voorfpr aak van Hoüandt, en, met hem, ontrent vyf Loontrekkende Raadsluiden der vyfvoor- treflykfiefieeden, waar en buiten Hoüandtge boor en, Maar, men leefde nu eenen tydt, waarin het vryftondeen voorrecht te maaken, 't geen niet der gemeinte, maar den e ene oft den andre,in 't be zonder,te paffe quam. Men wilde aüe hande- lingen , aangevangen teeghens haare Majefteit en zyn'IJoorluchtigheit, met handthaaven, quanfuis, der voorrechten verdaadighen. Geen ding,zeeker, zoo kitt elend in de oor en der gemeenteen dat zelichtlyker aan't hoüen konde helpen* dan onder haar uit teftrooien dat haare voorrechten gekrenkt werden: en haar zulx in te drukken, onder den naam en de acht baar heit der Staaten van Hol- landt : hoewel teeghens de klaar e waar heit. Want de voorgewende voorrechten waaren niet aüeenlyk nerghens te vinden:maar het teegkendeelwerd,by 't be fluit des Landfchaps, en by 't ge duur igh gebruik, voor deganfche werelt, beweezen. Teder, dan, kon licht lyk bezeffen, wat men met dit bedryfvoor hadde. Zy Wet- houders |
||||
DER NEEDERLANDSCHE HISTORIEN, 1237
houders van Uitrecht vemaamen ook ganfch geen antwoordt op het punt van 1 fóft de maght, aan zyn"Door lucht igheit f haar er aankoomfte, toegevoeght: nocht op de reedenen , waarmee die van Hollandt zelfd'Uitrechtfchegemaghtighden<> tot bevefling zyner 'Door lucht igheit in de zelve maght;gebraght hadden. 'Dit, nochtans was, naafl hetfluk van de voorrechten, het ander de en wightighfle» waarmee zy Regeerders gehoopt hadden, de zaak, minlyker wyze, en by goede berichting, tefiy ten. Maar hun oprecht ,vruntlyk, en Chriftelyk voorneemen was hunQt welke zy Gode en allen menfchen klaaghden) teeghens d'eighe belofi ten derHoUandfche Staaten, met bitterheit vergolden. Enzy riepen,zwyghen± de noch van degerechtigheit hunner zaake, het oordeel'van al degeenen aan» die van Gode mét reedelyk vernuft en befcheidenheit begaaft waar en h om te vonniffen oft hun brief zulk een antwoordt hadde kunnen verdienen. Maar zy lieten 't als den verßandighengenoegh, jaa meer dan te veel,gezeit, hierby beg- rüßen i biddende weederom die van Hollandt, met hun, alle mistrouwen, krak- keel-, en vinnizheit te verwerpen, om de liefde van Jefus Chrißus, wiens lidt- maaten zy waar en; om de wil zyner gemeinte, voor welke zy moefien verant- woorden s om den weißandt des vaaderlands, waarvoor zy zich by eede ver- plicht vonden te zorghen . 'Dus doende, zoude men elkandre, met zoomoede reedenen, vrundfchap, en billykheit, tegemoetegaan, dat, buiten twyfel, zyn' ^Door luchtigheit vernoeght wier de, haare Majefieit beweeght denpaishandet aftefnyden, en Godalmaghtigh de gemeine zaakgenaadelyk te zeeghenen. An* ders doende, zoude men, huns gevoelens, naa yt verlies van dejonfie zyner cDoorluchtigheit, dejonfi van haar e Majefieit niet behouden. Waarop danGods r echt v aar dighe firaf, oover d? ondankbaar e verwerping zyner heerlyke midde- len, gewislyk volghen wilde. De vruntlyke vermaaning, gericht aan de Staa* ten, Majeftraaten en goede gemeinten der Neederlanden, deeden de voorzei- de regeerders van Uitrecht, tot een befluit, achter aan de gemelde brieven drukken . Het inhoudt quam hierop uit. 'Door de oovermaatighe vryheit Vrumlykß vanfchryven verwortelde V Landt, meer en meer, in twifl enpartydigheit. vemaa' 'Dieshadden zy befloot en-, ditfchrift, voor't laafle, aan't licht tegeeven: niet "/w|' aan zoo zeer om zich t'ontfchuldighen, en iïoprechtïgheit hunnergemoeden te ver- Majearaal klaar en, hoewel het den Landengrootelyx diende daarvan verzeekert te zyn-, ten, en 00e- als om de beminners der Algemeine welvaart, grondtlyk te berichten van den de gemein* oorfprongen de geleeghenheit der althans zweevende misverflanden, gefproo- tender ten uit het dwersdryven der geenen, die , onder fchyn van de vry doornen en Weederlan* voorrechten te handt haav en, behouden w Uden11 geen zy, by't Engelfche ver« den VA"d0 ding en by den lafibrief zyner *D oor lucht igheit, voor zoo lang als men de hulp re£ee*eJ der Kooninginnegenoote, hadden oovergegeeven, ennootlykmoetenoovergee- tmfjtt ven j zouden zy geholpen worden, en van de hulpe haar der Majefieit goede vruchten zien. 'De ervaarenis, onderwyfter der dwaazen, leerde, de Landen, met hun deerlykefchaade en fchande, dat hun de verkende byftant weinigh gebaat had, uit zaake dat de maght en 'tgezagh, in V eerfi aan zyn* 'Doorluch- t igheit toegevoeght, korts daaraan was in twyf el getrokken. fVaanaa men ook al het bedryf zyner'Doorlucht igheit misbruikt enbedilthad} en oover de min- fle gebreeken des Engelfchen Landt aards op 't luidfte geroepen -, eeven oft zy nocht menfchen waar en, nocht eenighen misflagh, zelfs in een vreemdtgewefl) door onkunde van defpraak 3 begaan konden, en oft in de Neêrlanders niet on- tallyk meer ondeughden gevonden wierden. Nochtans moefi men bekennen, dat, was ooit godvreezend, goeddaadigh, minlyk, oprecht, vroom, vlytigh, groot' moedigh Korft, oftLandtvooghdt in deezegeweftengeweeft, zyn 'Doorluchtig* heit voor zulk eenen Qomme meer ?iiet te zeggen^) te achten ft ond. 'Dat men zich met de ge ft alt en ifie der Landlvooghden onder Kaizar Kaar el, en met het C c c c c c gezaghj
|
||||
1238 P. C. HOOFTS ZEVENENTWINTIGHSTE BOEK
i ƒ87. gezagh, aangenoomen in etlyke oorden ,fint de Gentjche bevreedighing, wilde
behelpen , jammerde en verdroot hun ten hooghfte , niet alleenlyk , om dat hun docht, noopende dit ft uk y anders by het verbondtmet Engelandt, enby den laftbrief zyner Doorluchtigheit befprookente weezen, en dat zyn3 Door- lacht igheit door de haare, de vervallen' acht baar heit der Staaten weeder had- de op te rechten-, maar, voomeemlyk, omdat ,jaa't allerminfleverkortender voorrechten, van de zyde zyner Doorluchtigheit niet te bevreezen viel. Want zyflondhier te Lande niet, gelyk de Landvooghden onder Kaizar Kaar el ge* ßaan hadden, onder eenen Ooverheer, tot wiens voordeelzy zulx zoude willen *Jaloezy. oftkunnen doen. 'T'welk, nochtans, het eenighe was, waaruit het * misdun- ken, dat gemeinlyk tuffen Vorfien , en bevoorrechtighde volkenfmeulde -y quam te ryzen 3 en waarooverde Staaten, als toezieners hun beroep hadden. Ook was zyn' 'Doorlacht igheit geenszins begaan om de heerfchdppy der Landen,oft voor zich zelve, oft voor iemandt anders. Ende, zoo ooit godvruchtigh Vor ft op aarde geweeft was, dien men behoorde geloof 'tegeeven, zy hielden zich ver- zeekert, niet -alleenlyk uit de woorden van deezen, maar veel meer uit de op- recht igheit zynes Vorftelyken gemoeds ■, dat hy, in al zyn be dry f, op den wel- ft andt enverloffing der Landen ooghde 3 gelyk hy daar afvoor God, haare Ma* jefteit en alle vroome onpartydighen zoude willen verantwoorden. Waartoe dan zoo veelftanks en moeit es om devoorrechten gemaakt', met gevaar van de zelve neevens 't heele Landt te verliezen ? Een loflyk werk, zeeker, den Hart o- ghe van Tarma ydoor dit inheemfch dwersdryven ,fchoonJpel te geeven, omme met dien van Guife, in Vrankryk, tot uitrooying van den ge zuiverden Gods- dienft aan tefpannen 3 ook alles uit te vinden, en te weeghe te brengen, wat, tot hinder van de zeevaart deezer Landen^ te bedenken en te doen waar e. Zoud'er ook niet wat dappers uitgerecht zyn, als men 't door dusdaane gangen zoo wydegebraght hadde,dat allen uitheemfchen Vorften de walghftaake van zich met de zadken der Landente bemoey en? De eenighe zorgh der Uitrechtfche Majeftraat was van aanbegingeweeft, dat haare Majefteit, verkoudt ( om niet te zeegen verbittert) door de onheusheeden haar weedervaaren, den Heere Graave van Leicefter te rug zoude ontbieden 3 voorts de handt aftrekken van deezen Staat -, oft uit erbarming oover d'onnoozelegemeente, den draghlykften pais, dien zy konde, pooghen met den Spanjardt te rnaaken. Maar al hunne ge- trouwe vermaaningen, gedaan om zulx te verhoeden, had men in de quaad- fte vouw, waarfchuwingen in den windt3geflaaghen. Nu zagh men 't nochtans daartoegekoomen. Want haare Majefteit, geterght door zoo meenigherley wee- derwaardigheeden, had niet alleenlyk zyn' Doorluchtigheit herroepen, maat ook begeert, dat men op 'tftuk van den vreedehandelbeftuit zoude neemen. In welke gele eghenheit zy Wethouders niet anders können oft vermoghten 3 dan de ganfche gemeinte en haare regeerders, aan te moedighen tot voldoening, te geeven aan haare Majeßeit enzyneDoorluchtigheit, oover'tEngelfchever- dr agh, en den be zwoor en laftbrief3 en ten minfte, d'ondankbaar heit, met geen* trouwbreuk te voltooyen. Te deezen einde hadden zy den zelven laftbrief en eenighe punten des gemelden ver dr agh s by dit fchrift gevoeght, op dat elk weet en moghte waaraan de eer en behoudenis, oft defchand' en 't bederf der Landen hinge 3 ende niemandt zich beklaaghen, dat hy door onkunde van zaa- ken quaame verhoren te gaan. Hiermeede nugaaven zy eenenyghelyke te oor- deelen, van wat gevoelen zulke luiden waar en, van welke zy, uit geen' an- dre oorzaak ten f elfte gehaat, en ten bilt erft e naagetracht werden, dan om dat zy, in't Engelfch verding, in den laftbrief zyner Doorluchtigheit, in hun ge- ftri&ie 'gewen woordt, geloof, en eedt, nocht verandering, nocht * inkrimping, nocht engine. uit legging ge dooghen können. Jaa de zelf ft e luiden zouden geirne den eenvou- dig hen |
||||
DER NEEDERLANDSCHE HISTORIEN. i*#
dighen dietfch maaken , dat eenighen van hun Regeerders naa den Spaan- I *ßf\
fchen paishandel haakten 5 om de Landen in gelyken flaat als Brabandt en Viaandre te brengen : hoewel zy niet ter werelt aanvingen, dat tot des vyands voordeel oft welbehaaghen , gedyen moghte. Wierd? hy met eet- waar en .j krys behoeft e , oft andre middelen , iaa die ook tot uitrußing zy- ner fcheepen dienden 5 voorzien -} het was hun hartlyk leedt , ende nooit by hen toegelaaten. Ging 'er partyfchap om de befnoeying van 't gezagh zynerDoorluchtigheit in zwang , 't welk d'allerhooghfie wenfch 3 en mee- fle vreughd des vyands was • zy Regeerders fpaarden nocht arbeidt nocht moeite , nocht reede nocht beede , om zulx te helpen richten 5 ende hadden nooit het zelf fle gezagh in twyffelgetrokken , nooit daarteeghensgeftribbelt. Indien ondankbaar heit de Kooningin in 't helpen der Landen verflaaude , waartoe de Hartogh van Tarma , ftrax naa V fluiten des verbonds met haar, zyne liften had te werke gekit j niemandt befchreide zulx meer dan zy Wet- houders , die men daaraan , zoo zy hoopten > in 't minfte niet fchuldigh zouw vinden 5 immers , zoo aan hunne vlyt, in de e zen gebrek moghte ge- weeft zyn j ooverboodigh om het te beeteren. 'Dat zyny Door lucht igheit nu vertrok-, Qeen ding van langer hatidt gebrouwen door denvyandt^) zoozeer als andren daarnaa tochtende geweeft, en althans daarin verblydt waar en» zoo zeer hadden zy Regeerders zich gepynt het te weeren > en bedroefd' hen zoo jammer lyk een verloop der zaaken. In al welke, en meer andre ftukken-, waaraan de vyandt zyn laft zagh , de Hartogh van Varma zich hunner in 't minfte niet te bedanken had ■> dewyl niet zoude bevonden worden, yet, by hen, naar zynen zin 3 wenfch oft wil gedaan te zyn. Wat mein- den zulke luiden, dat zy Regeerders hunne voorrechten niet zoo geïrne be- houden zouden als d'andere geweften ? Om in bezit der zelve te blyven , was het dat zy zich nooit teeghens 't gezagh zyner Door lucht igheit verzet hadden. Zy fpieghelden zich aan de dapperfte volken en * regeeringen > die * Repu, ooit op aarde geweeft waar en. De Romainen 5 in eenen ft aat, onderbouwt blyken, van andre maght, kryskunde, en gehoorzaamheit, waarby men die van de Staatfche Vereenighde Landtfchappen , ingeenerley wyze, gelyken kon , waarennoch- regeerin- tans gewoon geweeft , als zy zich ten uit er fte van hunne vyanden gedrukt £Én • vonden } hunne jongfte toevlught tot het middelvan een onpleghtigh gebiedt te neemen 5 kiezende, uit de voortreftykfte oor loghs hoofden} eenen * Hoogh- * Dicla- gezaghhebber , wiens bevel ieder , Eurghermeefters , Raadsluiden , ge- tor • meinte, hoewel hun de hooghe Ooverheit toequdm, zoo lang .als zyn bewindt duurde , zonder eenigh weederfpreeken , zonder eenigh beroep op vrydoo- men oft voorrechten , ftips moeften volghen. By welk middel alleen , van volkoomen onder daanigheit , wanneer nocht geldt, nochtgeweldt, nocht be- leidt vangewoonlyke Krysooverften helpen moght 5 zy hunne noodt verwonnen hadden. De Neederlandfche bondtgenooten, daarenteeghens , eeven oft het hun ktftde zich wee der om ter genaädelooze genaade van den verzaakten Spanjardtteftellen-, nu zy in d' allergroot fte zw aar igheit ftaaken, behoeft igh> niet aüeenlyk van geldt enfoldaatye , maar veelmeer van ontzagh enge- hoor zaamheit $ nu Landt teeghens Landt, ftadt teeghens ftadt y burgher teeghens burgher, in twift enpartydigheit blaakte -, engeenw^egh ter werelt, om zich te redden , oopen ftond, uitgezonden de gehoor zaamheit, be- ■ looft by e ede aan den Algemeinen Landtvooght -, zoo dee den zy anders niet > , . dan 't vernuft fpitfen op uitvinding van fcherpzinnighe duideniffen 5 om het gezagh zyner Doorluchtigheit te benippelen. Indien nu dit vermaan, gevoeght met ongevèinft aanbieden van alles , wat zy Wethouders van Ui- trecht, tot richting der verloope zaaken •> jaa met lyfenleeven, vermooghen C CCCCC.-2 ZOU'
|
||||
I240 P. C. HOOFTS ZEVENENTWINTIGHSTE BOEK
i ^87. gouden , de vruchten voortbraghte , die tot behoudenis des vaaderlands
vereifcht werden * zoo wilden zy den Almaghtighen , de Staaten en re- geerders der geweßen en ßeeden, met ootmoedt en blydfchap , hooghlyk be- danken. Waar e ook alles vergeefs, zoo moefien zy 't werk Gode en den tydt beveelen , verwachtende voorts in flilte, met goede voor zicht, zonder zich eenighzins van hunne getrouwe bondtgenooten te fcheiden , '/ geen den opperßen Heere gelieven zoude hun toe te zeinden. "Daarentujfen zou- de 't gemoedt hun deeze'.oop.en.baar e waar heit niet verzwyghen , dat het aan hen niet ontbrak j maar dat zy , met verzoeken , aanbieden , vermaa~ nen , ontdekken , optuighen , enfmeeken, alles gedaan hadden , wat hun eenighzins doenlyk en betaamelyk geweefi was. De Hollandfche Staaten, • onaangezien dat , by dit gefchrift, met in top getooghen zeile , teeghens hen werdt uitgevaaren , lieten het onbeantwoordt 5 en zich genoegh zyn, dat het (lot onderhoudt der Vereeninge beloofde -, dat zy 'tgebrouw der buitenboorlingen , die t'Uitrecht aan 't roer zaaten , ontdekt hadden 5 en Leicefters voorneemen , van dagh tot dagh, bet quam te blyken. Maar de Burghermeefter Prounink liet het by 't voorzeide niet. De gemaghtigh- den van Dordrecht toonden , op den zeeventienden in Wynmaandt, ter vergaadringe binnen Haarlem , eenverzoekfchrift, 't welk hy, aan een Goovert Haavens van 's Hartooghenbos, die in hunne ftadt woonde, behandight had, met aanverghing dat de zelve het eenighen poorteren wilde voorleggen , en hen zoeken tot onderfchryven van dien , te bekou- ten. Het hield aan den Landtvooghdt, uit naam der burgherye van Dor- Verz,oekr drecht -, en voorneemelyk dit in. Ter zaameninge van Hollandt verfchee- fcbrift aan nen eenighe per fooiten, die uitgeßaaghen hadden , dat men haaren Majefleit den Landt- en fan Engelfchen , als toeleggende op leevermg der Vereenighde gewefien vooghdtyUit aan ^en spanjardt door eenen pats', niet betrouwen moght. 'De burghers van naam der qyor^rec^ erbooden zich , tot byflandt aan zyn' ^Doorluchtigheit te doen mJI>*y met goedt en bloedt > omme met maght uit te werken dat haar gezagh 00- dr echt. Ver & Landen golde. In andre ft e e den faald' het niet aan gelyke gene eghen- heit'. Eenighen droeghen zich teeghenwoordelyk als opper heer en des Lands , en wilden de gemeine zaak op eenen nieuwen voet beleiden -3 om hun vaa- der landt} zoo zy begaan moghten, met twee de vuilfiefchandtvlekken, on- dankbaar heit en meineedigheit) te onteer en. Welke heimelyke verraaders, ge- fchaapen waar en » by mangel van 't voorzeide gezagh, hun opzet ten einde te dry ven. Wyders, ditfchnft was door Haavens, in teeghen woordigheit van eenen Laurens Thomaszoon fchilder, aan den Predikant Korput vertoont, die 't oovergeeven van dien aan Leicefter, immers voor dien tydt, on traaden had. En. men bevond niet het zelve by eenighen burgher meer gezien te zyn. Dan Haavens a niet vroedt genoegh om een papier van zulk belang in duifter te houden, oft zich daaraf behendely k te dienen , had het inhoudt wel doen dubbelen door den lchry ver van de Hopluiden Paulus en Marce- lis Bax , en 't oorfprcmklyke weeder aan Prounink geleevert j maar zich quaalyk gehoed t voor het oogh en de fchalkheit van Hoohenloos geheim- Geoopen- f^hryver. Want deez , des affchrifts gewaar geworden, onder eenighe an- aan dm ^ ft-y]^^ jiem vertoont t'zyner begeerte door Haavens, had het dien af- sebeïm- gecromPt > met gelaat van het te willen dubbelen en ten zelfften daaghe (chryver* weeder brengen •> maar het (zoo men vermoedde) zynen Heere den Graa- ve gebraght, en de Graaf alles in't licht. Ten zelfften daaghe, als die van Dordrecht, alwaar nochtans een groot deel der regeeringe den Engelsman Muit- droegh, dit te kennen gaaven •, werden de zelve Staaten , door de Leidiche werktet gemaghtighden, vaneen heel ander muitwerk verwittight, 't welk, binnen Uiden. hunne |
||||
DER NEEDERLANDSCHE HISTORIËN. 124t
hunne veftén gebroedt, als het, bynaa volzwollen, op 't uitberften ftonoS '}|MS wat geflenkt was , en, terwyl 'er de aanftichters op Tuften , zynen melder gevonden had.- Om den oorfprong , 't bekuipen en 't verftuiven van die ftuk te verftaan , dient geweeten ; dat etlyke duizenden van Brabanders en Vlaamingen , gevlooden om den Godsdienft , tot Leide , bydeMaje- ftraat, vrundtlyk ontfangen waaren , en met geen minder minlykheit * dan d'ingeboore burghers, gequeekt. Dit volk , echter , doorgaands on- ruftigh , moeireedt, en heethoofdigher dan de Hollanders -, noch gedree- ven, boovendien , door 'eenen yver van 't geloof, die wonder werkt wen hy oover de zyde des haats, der ftaatzucht, der wreedtheit, helt 5 maak- te zich geirne dietfeh , dat de Staaten , inzonderheit de Heeren van Lei- de , daar men zeeker den kerkraadt bet breidelde dan elders , Leicefters gezagh zochten te zwighten , omme meefters van't/pel te blyven , en de kerk zelf, tot verwildering van den Godsdienft, onder zweep te hou- den : ende neemt, te deezer oorzaake , een' afkeer van zyn' Ooverig- heit. Op zoo een boght der gemoeden paften terftondt eenighe bewint- graaghe geeften , meeft al buitenboorlingen , de flimte hunner gezinthee- den j en , ziende niet dan by nootweeder de haaven hunner hartstoghten te bezeilen , kaavelen 't gety bequaam j hakkende 't anker der gehoor- zaamheit af, en roepen alle winden te hulp, die dienftigh fcheenen om de golven op holler en holler gang , en de weederwillighen van morren tot muiten , te brengen. Wie de draayer der lyne geweeft zy, waaraan zoo veelen gef ooghen hebben •, wie 't grootfte woordt eer ft uitftaam el- de ; vind ik niet eighendyk : maar, onder de voorbaarighfte belhaa- f'oorUa* mels, Adolf van Meetkerke, eertydts Raadsliooftman van Vlaandre, r¥fe bel* die , gezet door den Landtvooghdt, in den Raadt van Staate , en daar- haamrs uit door de Staaten , zyn eignen en Leicefters leedt gelykelyk ging wree- aarvm' ken j Adrianus Saravia , Voorleezer der Godgeleertheit in de Hooghe ichoole ; Chriftiaan van den Wouwere, Bediener des Heilighen woords •, Jacob Volmar , Ouderling der kerke j Jacob Schot, out Scheepen der ftadt; Hobbe Floriszoon -, Henrik van Zoeft ; Gerrit Janszoon du Byn; Jan Kabbeljau ; en Willem van der Weeghe. Om zich onderling , en voorts andren aan te hitfèn , haalt men alles, wat tot verwekking van haat, nydt, anxt, gramfchap , ftrekte , van ftuk tot ftuk , op , en zet het met fty ve kaaken uit. Om d"algemeine vergaadring van de kerken der omkr* Vereenighde geweflen te verhindren 3 hadden de regeerders van Leide ^nge °P* den kerkraade aldaar verbooden, iemandt op de bezondre zaamening te ^tl^mga zenden , die tot Rotterdam beroepen was , ende nootlyk voorgaan tnoefl. En op vertoogh , dat dit teeghens 't bevel van den Landtvooghdt flreed, had Jan Janszoon van Baarsdorp , toen voorzittend Burghermeefler, geantwoort, dat men in dat fiuk met hem niet te doen had : en de Hee- ren van Leide niemandt tot beroeping van zulke byeenkoomflen gerech- tight kenden , dan alleenlyk de Staaten plechtelyk ter daghvaart verfchee- nen. Wylen de cPrins van Oranje , nochtans , had zulke algemeine ker- kenzaameningen tweemaals beroepen : jaa de bezondre , zoo voor als naa 5 waaren f eiken jaar e gehouden geweefl , zonder dat zich de Staaten ooit daarmee de bemoeide. Kaspar Koolhaas en Petrus Hakkius , onzmvre Leeraars , en vyanden der Chrißelyke tucht oejfeninge , had de zelve Ma* jeflraat ter bedïeninge des Woords ingedrongen j gehouden en gebuurt om de kerk in roere te fleüen : en hun verbooden , den voet der andre ker- ken , te volghen , die zy zich vermaaten op den Leidfchen te breng- gen 3 /nor kende dat Leide V wit hadde te weezen , waar naa V gan- Cceccc 3 fché
|
||||
1242 P. C HOOFTS XXVIL BOEK DER NEEDERL. HIST.
1787. f che Landt zoude fchieten. Hakkius had wel > in vollen kerkenraa- de i darren uitßaan, dat de Heeren van Leide, naa den weederßandt gedaan aan Sj>anjart en Franfois > genoegh wegh met den Engelsman wifien. |
||||||
RE-
|
||||||
<:■■■
|
||||||
E G I STER.
|
|||||||||||||||
tot Haarlem verftellen. 29)". Gevangen. 340. Ont«
flaaghen uit der gevankenis.397. Wordt nevens an- dre Heeren, naar Engelandt gezonden. 444. Hy en zyn laftgenooten worden met eenige hoopege- trooit. 445. Zyn brief aan Kafpar Verheiden, f o 1« ZynreedeopdenRyxdaghte Worms.571, Schryft gunftigh vandedeughden des Hartoghenvan An- jou.745". Zyu verloore aanflagh op Lier. 892. Aldegonde wort gewaarfchuwt door Prins Willem wegens't beleg van Antwerpen. 911. ZendTeli- |
|||||||||||||||
Alft oovervallen van de Staatfchen.Sxo.
Verkoft van de Engelfche bezettinge aan Parma. 885. Aanflaaghen gemift. 219. Maar met wondre trouw geheelt. 219. Op Enk- huizen gemift. 319. Der bondrge- nootendoormuitery verhindert. 338» Op Antwer- pen, gemift-351. Op'sHartooghenbos verbrodt met klappen. 790. Der Staatfchen op Borborgh en Grevehnge , mislukt. 795. 79Ó. Op Naamen ver- geefs. 818. Aanflagh der Staatfchen op 's Hartoogenbofch. 981.
Welke mislukt. 983. Op den Kouwefteinfchen dyk, ook vergeefs, iooz. 1004. Van Graaf Willem op Grooninge. 1012.1179. Van Nieuwenaar op Niemeegen. 1036. VanSidneyopGreevelingen. 1090. Van Schenk op Niemeegen, 1096. Van Graaf Willem weeder op Grooninge. 1179. Aanfpanning tot Gent teeghens den Heer vanRy-
hoove, ter gunftvanlmbyze. 883. AardtbeevingedoorNeêrlandt. 698.
Aarfchot de Hartogh doet een beedevaart aan Santé
Marie van Hal. Hy raadt der LandtvooghdefTe naa Berghen in Heenegouw te vercrekken; dies ruft zy zich ter vlucht toe. 107. Tot hooft gekooren by de Staaten. 460. Ingcvoert tot Burghvooght t'Antwerpen. 501. Hy en andere heeren ontvlie- den Don Johan. 527• Stadthouder oover Vlaandre gemaakt.540. Hy en andere heeren gevangen. 542. Komt tot Brugh > quanfuis den Prins van Chimay zynen zoon bezoeken, in der daadt om hem in zy- nen opzet te ftyven. 897. Aarfchot de ftadt van de Staatfchen thans van de
Spaanfchen oovervallen. 595• Aartshartogh Karel trekt in Spanje, uit den naame des
■ Kaizars, om den Prins met den Koning te ver-
zoenen : en wat antwoort hy bekomt. 203. Abfolon Nicolai helpt den Kouwefteinfchen dyk be-
ftormen, 1004. Admiraliteyt ingeftelt by Parma. 879.
Adolf van Ozenbrug, geheimfchryver der Henze-
fteeden , verzoekt ontlafting der tollen van de Staa- ten. 99CJ- Die hem eerbiedigh en verftandelyk ant- woorden. 997. Adriaan van Affendelft een der gemaghtighden van
Haarlem aan Don Frederik gezonden, wordt ge- vangen en onthalft. 295. Adriaan van Berkeroo aan den Prins afgeveirdight om
herri van de gelecghenheit der ftadt Haarlem te be- richten. 302. Adriaan Kromhout. 13 ^ 444. 578. 579.
Adrianus Saravia beftrydt Koornhart voor de Staa-
ten , tot voorftandt van den Neederlandfchen Ka- techismus. 885-. Handelt neevens eenige Predikan- • ten met gemaghtighden der Staaten. 1154. Is mee-
deplightighinde muitery te Leide. 1241. Afgeworpe brieven, uit Maaftricht gekomen .» en ge-
richt aan Parma, door Defiderius van Seftigh , en deSteêvooghtGommicourt. 95(1. 9^7. Affchriften van der Staaten brief aan Leicefter wor-
den verfpreit, om'tvolkopte ruyen. 1147. Aftoght der Staatfchen inbraave orde van Sant Lei-
venshout naa Gent. 827. 828. Alava Ambaffadeur van Spanje in Vrankryk , fchryft
aan zynen Koning. 114. Aldegondes voorftel ter vergaaderinge der Staaten
van Hollanden den naame vanOranje.i.^. Bericht- fchrift by hem aldaar, geoopent. 260. Komt de wét |
|||||||||||||||
't welk
|
|||||||||||||||
gny naa Zieelanut , die gevangen wort j
|
|||||||||||||||
opfpraak teegens hem verwekt. 968. Is mede op
den Kouwefteinfchen dyk. 1006. Schryft aan Par- ma ; *twelk mennaamaals quaalyk neemt. 1014. Wordt heftelyk gedreightin 'tftillen der burger- ]yke oproerigheeden. \oi6. Welke veroorzaaken dat men hem met andere Heeren naa Parma zend ; met welken hy alleen fpreekt. 1017. Schryft aan de Staaten weegéns 't verdragh met dien Prin- fe. 1019. Behaalt zwaaren ondank by hen door 't zelve: zoo dat men hem't Landt verbiedt; en nooit meer in de regeering gebruikt. 1024- Alexander Farneeze, Prins van Parma, zoekt Parma.
Alexander de Zoete, Heer van Villers , zoekt Vil-
lers. Alfert Henrixzoon bierfteeker t'Amfterdam ten
zwaarde verweezen.193. In vveix vonnis men fpeurt tweedcrley verbrekder vrydoomen. 194. Alfonfodela Loo onthalft. 192.
Algemeine Staaten tot Gent vergaadert. 24* Wat
Koning Philips daar zeggen deed. 24. Antwoordt der zelve Staaten. 24. Haar- té doen vergaaderen wordt by yder geoordeelt het eenighe middel tot fliffing der gefchillen te weezen. 108. Doen den Prins verzoeken om in Brabant tekoomen. 533. Verbieden den geeftelyken oproerighen klap, en beveelen hun eedt van getrouwigheit te doen. 57i< Trachten de Gentenaars en Waaien te vereeni- ghen : maat vergeefs. 584. Hun leegher by Rime- nant. 591. Maaken verding met den Hartoghe van Anjou.597. Hunne armoede. 599. Schikken ge- zanten aan de Walfche geweften, om hen by't ge- meine verbondt te houden: antwoordt der Waa- ien: en weederantwoordt der voorzeide Staaten. 626. 627, Staaten vergaadert tot Antwerpen. 63 3. Voorftel van den Aartshartogh Matthias aldaar : reede van Leoninus. 634. Stribbeling onder de zelve Staaten. 636. Te Delft vergaadert. 728. Zen- den aan de Duitfche Vorften om byftandt. 881= Zoekt Staaten • Algemeene vergiffenis, (zoo 't heette) tot Antwerpen
afgekundight. 2 13. Baart kleene geruftheit- 214. Alkmaar, voorfpelzyner beleegherings. 326. Neemt
's Prinfen Volk in. 327. Sterkt en verziet zich. 329. Wordt door Don Fredrik beleeghert. 330. Maant Sonoyomhulp. 33 1. Wordtbeftormr. 333. Geldt van tin, daar tin geflaaghen. 334. 'T leegher daar voor opgebrooken. 335. Altaaren t'Antwerpen door de dertien Ambachten en zesgezwoore gilden, üitvreeze indegrootekerk afgebrooken. 777. Alva de Hartogh benydt den Graave vanEgmondc
de zeeghé by Greevelinge. 14. Dringt op 't ver- zenden des heirs naa Neederlandr, ifi. Wortge- volghtvanSpinofa. 157. Vertrekt uit Spanje; ende landt tot Genoua: monftert zyn heir. 159. Spreekt met den Hartoghe van Savoye j trekt ten gebergh- te in: ontfangt fchryven van de Landtvooghdef- Ie. 160,
|
|||||||||||||||
REGISTER.
|
|||||||
fe. 160. Geraakt in Borgonjenaa een' gevaarlyken
doorgang: ende van daar in Luxenburgh : ontfangt de gezanten der Landtvooghdelïe, en ieeverd haar zynen lafibrief. 161. ßejeeghent Egmont fcharn- perlyk, enbeveinft: 00k den Graaf van Hoorn: koomt tocBruiTcl: zeindtalomme dubbelt van zy- nen laftbrief: doet die van Gent de poortfleutels afvorderen. itfi. Wort Landtvooghdt van Needer- landt; en bouwteen (lottot Antwerpen. 166. Doet den Prins van Oranje, en andere heeren indaa- ghen, en hunne beilhuldiging melden. 167. Neemt meer volx aan. 171. Hem wort een laage gelek, die mift. 17^. Doet de Geuzen verftroyen by Da- lem. 176. Hy fchikt Arenbergen Meeghen met volk naa Vrieslandt. 177. Zyn fchrikkelyke von- niffen: doet Oranje en andere heeren bannen -, het huis van den Graaf van Kuilenborg totBruffel af- breeken: de vryheeren van Baacenburg en anderen onthalzen.i7tj, 180. Zeindt volk naa Grooninger- landt, en volght zelf met al zyn macht. 186. blaat Graaf Luidewyk tot Jemmingen: wilDelfzyl tot een ftadt maaken: haalt die van Grooningen dapper oover. 187.188. Leit laaghen, om de luiden zich zelf te doen melden. 195. Komt tot Maaftricht, en hoe fterk. 196. Wilgeen flaghwaaghen. 197.Wat hy brouwt; ftichtende veele fterkten. 201. 202. Eifcht den honderften, twintighften, en tienden penning: en 'tvertoogh dat de Staaten daar tee- ghens doen. 205. 206. Hy brengt Henegouw en Arthois tot geveisnde bewilliging, waaropd'aan- geërfde landen den tienden, en twintighften pen- ning , onder voorwaarde toeftaan. 207. Trekt naa Brabant. 189. Doet den Burghermeeiter Straa- len t'Antwerpen onthalzen , ook Kazenbroodt heer van Bakkerzeel,en andren- 19a. Verbiedt alle ver- wandt met d'uitgeweekenen. 195. Laat een plak- kaat uitgaan teeghens de lafferfchriften. 195, Slaat tot Harem een kleine brugh oover de Maaze. 196. Leeghert zich op een bergh 's Kaizers leegher ge- mannt. 197. Volght Oranje op de hakken. 198. Volght Oranje in 'tkeeren oover deMaaze. 199. Der zorghe van Oranje ontlaft, dankt een deel van zyn volk af. zoo. Zendt den Graaf van Mansveldt den Franffchen Kooning te hulpe. 200. Zendt volk in Grooninge. 203. Wordt van Paus Pius den vyf- den,met zwaardten hoedt befchonken. 203. Laat van zyn eifch iet vallen. 206. T'onvreedeop Vi- gliusj ende op den Gehcimfchryver la Torre, om het drukken der Bullen die men leeft in Ccena Do- mini. 207. Zendt een heel regement foldaaten in de ftadt Uitrecht j om dat zy weigherden te be- willighen in den tienden en twintighften pen- ning. 207. Slaapt meeftop alles, uitgezeit de ver- volging. 211. Wil Sonoyen Druinen, die zich in 't landt van Kleef onthielden , geftraft hebben. 220. Geeft een Plakkaat uit tot befchutting der Gee- fteiyken ten platten lande.221. Hervat den eifch van den tienden en twintighften penning. 221. Plakkaat noopende dien eifch, Waar van hy yetwes vallen laat. 222. Antwoordt den Staaten, maaken- de zwaarigheit in 't verkundighen des Plakkaats van den tienden en twintighften penning, heuffe- lyk. 222. Geeft, aangaande dat Plakkaat, noch wat meer toe. 221. Daaght die van Amfterdam , om dat zy'er ernftigh teeghens fpreeken , voor 't hof. 222. En doet hun een boete van vyfentwin- tighduizendt gulden opleggen. 222. Zoekt ont- flagh van dienft. 222. Recht zich zelve een beeldt op. 225. Van die van Uitrecht gebeeden, om ont- flaaghen te worden van bezetting , wil ftips ge- hoorzaamt weezen. 226. Dringt op den tienden en twintighften penning. 227. Verzoekt aan ee- |
|||||||
nighe uitheemfche luiden van lettren hunne in*
zighten daarop, die dryven dat hy 'er niet meê deur magh. 227. Doet Luidewyk Guicciardin, die een van de geen was , met den welken hy zich daaroover beraaden had, vangen.227. Daartee- ghen gebiedt hy met het innen van den tienden en twintighften penning voort te vaaren. 227. Befluk eenighe burghers van Bruffel op te hangen, om dat zy daar oover hunne winkels fluiten. 227, 2z8. Kryght onder dit befluit tydinge dat de Geuzen den Briei verooverthebben.228. Schorftzyn voornee- men.231. Zendt Boffu naa den Briel.23 ï.Bezeffen- de 't verlies van den Briel , zendt acht vaandels h Spanjaards uit Brabant, onder Oforio Angelo naa
Vliffinge, daar hy eenighe Waaien in bezetting en eenBurgh begonnen had.233. Vindt zich, kry- ghende d'eene tyding van weederfpoedt opd'an- dre, ingroote benauwtheit. 239- In zyn plaats is gekoorende Hartoghvan Medina Celi. 239. Ver- Zoekt geldt van den Kooning. 24.1. Verkryghc yets, enwaapent opnieuw. 24.1. Vergaadert zyn krachten tot Berghen op Zoom : dan kryght wat anders te doen. 248. Ontftelt zich oover 't verlies van Berghen in Henegouw. 24.9- Doet door zy- nen zoon Fredrik Berghen in Henegouw beleg- gen. 258. Laat den tiendenen twintighften pen- ning beruften. 258. Schryft aan de Staaten van Hollandt, dat zyeen vergaadering hebben te leg- gen teeghens den vyfeienden van Hooimaandt. 258. Ontbiedt de Spanjaarts uit Rotterdam endaar ontrent in 't leegher voor Berghen in Hene- gouw. 263. Vordert geldt.268. Begroot zyn kryghs- laften. 268. Trekt naa't leegher voor Berghen in Henegouwe. 268. Doet Berghen befchieten en beftormen. 269. Laat een verklaaring uitgaan, waar in hy 't plondren van Mechelen pooght te ver- daadighen. 278. Gebiedt by Plakkaat de goederen van 's Prinfen aanhangers aan te teekenen. 279. Beveelt den Kolonnel Mondragon 't ontzet van der Goesby der handt teneemen.281. Oovervalt Zutven. 284.. Zoekt d'afgevalle fteeden weeder met belofte van vergiffenis te lokken. 306. Om Zyn aanbod ontfanklyker te maakemdoet hy't doen door d'Amiterdamfche Wethouders. 306. Mer- kende de ftandtvaftigheit van de Haarlemmers, beftaat d'afgevalle fteeden met aanbieding van goedt onthaal ter eenre , en dreygementen van 't uyterfte bederf ter andere zyden , te bezoe- ken. 326. Ruft te waater toe. 330. Doet de gevan- ge burghers te Haarlem .. onaangezien de gevan- kenis van Boffu , op een nacht naa Amfterdam voeren, en verwyftze ter galghe. 338. Laat zich door Verdugo en andren 't hangen van de Haarlem- mers afraaden. 338. Scheidt fchandelyk uit Am- fterdam. 339. Zyn buskruit in Duitslandt wordt door 'sPaltsgraaven zoonen verbrandt. 339. Laac het bewindt aan Don Louis de Requefens, en ver- trekt naa Spanje. 34.1. Sterft na 'tveroovren van Portugal, tot Lisbon. 342. Zyn gedaante, lof en lafter. 34.2. Zyn beeldt wortgebrooken. 530. Amersfoort ingenoomen door Graaf Willem van den
Bergh. 256. Van de Geuzen geruirnt, by Boffa bezet. 286. Ingenoomen van Graaf Johan-630. Amfterdam valt met zich zelven in zwaare twift, uk
verfcheide oorzaaken.?6. 57. Daar zyn Schoutiften en Meefter Henrik Dirkiften ; de keure op 'tkoo- ren quaalyk gevolght,maakt groote verbittering, en om de laftaadie komt zwaare moeite. #3.64. Drie- erley partyfehappen fpannen t'faamen} hellen naa d'Ónroomfche zyde ; klaaghen te hoof, oover de Wethouders , waar op een keure volght van de Landtvooghdes, noopende 'tfchuwenvan 'tnaa- maagh-
|
|||||||
R. E G I S T E
|
|||||||
nings. 681. Ontfangt de gezanten der Needèf-
landfche Staaten en verhoort ze minlyk. 745". Han- delt met die gezanten.. 745. Sluit met die gezan- ten de handeling. 754. Schryft een brief aan d'Al- gemeene Staaten. 757. Laat den Staatfchen gezan- ten leezen en uitfehry ven eenen brief by den Koo- ning zynen broeder aan hem gefchreeven. 764. Neemt de Neederlanden aan , en wort tot Vörft der zelve by de Staatfche gezanten äangenoo- men. 765". Geeft een verdaadighfehrift uit. 787; Komt tot ontzet van Kaatnérikï 793* Doet zyn intree tot Kamerik. 794. En eedtvan deftadtte befchermen en regeeren naar haare voorrech- ten. 794. Dwingt't Kafteel in Kambrefis. 794. Kan zyn heir niet by een houden. 794. Scheidt zyn heirom naa Engelandt te gaan*.79s. Komt in En- gelandt. 797. Kryght een ring van de Kooningin Elizabeth. 797. Als zyn huwelyk met haar op 'tnaaft fchynt, ftuit het. 798. Gezanten aan hem in Engelandt , om zyn koomft te fpoeyen. 801 •< Vertrekt uit Engelandt. 805-. Wordt tot Vliffinge » Middelburgh en Antwerpen ontfangen. %o^. 8o6i Wordt ingehuldt tot Hartoghe in Brabant. 807. Wordt mee ingehuldt tot Markgraaf des heilighen Ryx.807. Zyn intree tot Antwerpen. 807. Worde geluk gewenicht door de gemaghtighden der her- vormde kerken. 809. Verzoekt oopening van 's lands zaaken en van middel om den ftaatteher- ftellen.811 .Kryght daar op berichting. 811 .Zyn ver- baaftheit oover de fchoot den Prinfe gegeeveni8i4. Hem wordt het beleidt der oorloghe bevoolen. 817. Hy verbied de verlofgelden en koophandel met den vyandt.810. Verbiedt ook 't ranfoenen van loopers en ftroopers zonder vendel. 810. Schryft voor de Roomsgezinden tot Bruffèl om vrydoüm vanGods- dienft, maar verwerft niet. 812. Vertrekt met Oran- je en Efpinoy van Antwerpen naa Vliffinge, en van daar voorts oover Sluis naa Brugge. 823. Wórdt tot Gent, Graaf van Vlaandre gehuldt. 827, Trekt naa Denremonde. 829. Wordt totDenremonde, als Graaf van Vlaandre, heerlyk ingehaalt. 819. Zyn aanflagh op Loven faalt. 832. Armoe van zyn krysvolk.834. Zyn byfter voorneemen.838. Zyner vertrouwdelingen misnoeghen. 841. Hy befluit de bequaam'fte fteeden van Neêrlandt te oo<- vermaghtighen.843. Zyn voorneemen geoopen- baart door de bekentenis van drie gevangenen van zyn hofgezin. 846. Zyne klaghten gemeldt door zynen gevanghen hofmeefter.846. Klaaght inde vergaadringder Staaten oover zyn' naauw bepaalde maght. 847. Rydt uit Antwerpen, quanfuis om 't heir te bezichtighen. 849. Ontdekt zyn opzet aanMonpenfier, Laval , en Rochefoucault, die 't mispryzen. 850. Doet bezending aan de Wet- houders t'Antwerpen. 85-4. Schryft aan de Wet- houders t'Antwerpen, ook aan d'Algemeene Staa- ten, en aan den Prins van Oranje. 854* Zyn gril* lighe beleidingen ontraavelt. 855. Schryft ander- maal aan den Staaten. 856. Schryft ten derden* maal. 856. Vertooghen naa Duffel . fchryft aan Mechele enBruffel, en aan den Ooverfte Tem- pel. 8y6. Heeft armoe in zyn leegher. 856, Verlieft duizendt mann' in 't doorwaaden der Dyle. 857. Haait door 't doorwaaden[der Dyle een' ongezondt- heit. 85-7. Zendt Laval aan de Staaten. 866. T'on- vreede om 't achterblyven der gezanten van de Staaten : ook anderszins. 876. Vertrekt naa Vrank* ryk. 877. Zyn gezant Pruneaux doet een* voor- ftel aan d'Algemeene Staaten. 879. De handel met hem gaat weeder in zwang. 896. Oover- lydt.900. Amhonis Perenot , Biflchop van Atrecht, pooghë Dddddd' Maxi-
|
|||||||
ttiaagufchap onderde regeerders. 6?. Roept haar
. fchuttery by een , om te beraadtilaaghen oover . ;Jt weeren van de preeke der Onroomfchen ontrent dé ftadt, 90. Is op zyn hoede, en ftuit het pionde- ren der kerke. DeMajeftraat maakt verdraghmet de gemeente. 104. Bezoldight eenighe zyner bur- gheren. 117. Valt in zorghlyke beroerte. 134.» De burghery komt in waapen teeghens elkander. 136. Geraakt weedertot rulle. 138. Wort genootzaakt gemachtighden aan den Prinfe te zenden. 139. Verwerft van de Landvooghdes vaftgelyke punten als die van Antwerpen: en neemt bezetting in. 14.8. Koopt af 'tftichten van een fterkte voor tweehon- <dertduizent gulden : .mitsook verfchoont worden- de van Spaanfch garnifoen. 202. Spreekt ernftigh teeghens het Plakkaat van den tienden en twin- . tighften penning.za2.W0rt daar oover in een boete vanvyfentwinrighduizent gulden beflaaghen. 222. Beroept van dit vonnis aan den hooghen Raadt van Mechele. 222. Wordt door den Graave vander Mark beleeg.hert.167. Kryght vier vendelen knech- ten vanBoffu in.267. 'T Leegher daarvoor wort opgebrooken. 268. Amfterdammers zoeken Sonoy in 't maaken der fterkte tot Nieuwendam te beletten, dan moeten met verlies terughkeeren.283. Neemendefchan- fen aan den Waaterlandfchen dyk in. 294. Amfterdam wordt, om het branden en bloetvergie- ten terzaake van't geloof, by 'rgraauw der Geu- zen met den naam vanMoordtdam gefchölden.306. Door Sonoy benaauwt. 551. Ooverkomt met de Staaten van Hollandt. 5 61.5:61. Wordt daarop ont- laft van 't beleg. 566". De regeeringe daar uitge- dreeven.577. Wordt verleent een nieuwe voldoe- ninge» anders genaamt fatisfactie. 8oz. Amfterdammers maaken zwaarigheyt, als men met het werk van den Prins tot Graaf van Hollandt te maaken voort wil. 886. Am fterdamfche burgher, magh, volghends de voor- rechten , niet meer verbeuren dan hondert gulden enzynlyf. 194. Amfterdammers zenden hulp aan de gebuurftee- den.982.
Amfterdam ontfangt Leicefter, en ftelt orde t'haarer verzeekering. 1198. Ontfanght hem ten tweeden maale,enftuiczynentoeleg.ii99. Wordtby Leice- fters aanhangers de Kerke geheeten. 1198.1203. Andriesde Loo. 1152. ! Anna van Ooftenryk trouwt aan Philips, Kooning
van Spaanje,haaren vollen Oom. 215. Neemt haar reize oover Neêrlandt. 216. Anna, vierde gemaalin van Philips, dochter van Kai- zar Maximiliaan den tweeden, fterft. 760. Laat veel zoonen en dochters naa • een van welke zoonen, genaamt Philips zynen vaader in 't Ryk volgt. 760 Anna van Saxen, tweede gemaalin van Oranje. 34. Anna de Mendoza Cerda, Prinfes van Eboli.521.^22.
Anaftro opruyer van JanJavreguy totOranjes moordt,
ontkoomt de ftrafF. 815. Schryft aan Treslong Am- miraal, enaan Hopman MareenDrooghe. 816. Anjou deHartogh beklaaght het.ongeluk der Staa-
ten > en biedt hulp. 570. Zyn gezanten koomen te SantGislein. $7?. Hyzaamelc volk opde Walfche grenzen. 5:7 5. Zyn ooverkoomft met den Staaten gemaakt. 597. Geeft een verdaadighfchriftuit.5'91* Koomt te Berghen in Heenegouw. f92. Zendt gemaghtighden naa Antwerpen. 592. Veroovert Binfch, ook Maubuge. 606. Zyn klaghten. 606. Hy dankt volk af, ontflaat de reftzyns heirs, en Zendt Pruneaux aan de Staaten. 607. Voorflagh oover zyn beroep , en 't verwerpen des Koo- |
|||||||
REGISTER.
|
|||||||
Maximltiäan den tweeden te doen vergeeven.5.7 30.
... Eerfte haat teèghens hem. Zyn afkoomft > aerdt,
opvoeding, en oeffenjng. 6. Sticht de Guiztaanfche pärtyfchap in Vrankryk. 11. Raadt de Spaanfche . foldaaten in Neederlandt te houden. 43. Wordt
Kardinaal vanGranvellè.^7. Ontfteekt teeghens hem in haat den Adel, Geeftelykheit en Gemeen- te. xS- Trekt al de, regeering des lants aan hem ; daar ftelt zich de Adel teeghens met t'zaamenfpan- ning. 34. Ver.fteurt den Prins van Oranje. 34. Be- : drieght den Graaf van Egmont. 34.. Is fchamper
tseghens veele van degrooten des landts, die hem weeder befchimpen met een lieverye te dien einde bedacht, zynde ten bankette by Gafper Schetz. 3 7. Kan zich in'tregeeren niet maatigheh,4i. Moet echter inbinden, en ftelt'er een'ander wyzeop-44- Zoekt uit het landt te vertrekken. 44.. Verreift. 45. Draaght het Aartshisdoom van Mechelen oover, aanjohanvan Auchin. 797. Sterft. 1095. Anthonis van Bombergen wort voor Ooverfte van
. 's Hartoghenbos opgeworpen. 130.
Antonis van Borgonje, Heer van Kapelle, Stadthou-
der oover Zeelandtvan 'sKooninx weeghe.233. Verneemendehoe'tte Vli(finge ftaat , i'podtzich derwaarts. 233. Antonio , Kooning van Portugaal, wordt verdree-
ven^S. Zyn fortuin. 759. Antonio, verdreeve Kooning van Portugaal, ver-
zoekt eenige vryheeden van d'AIgemeine Staa- ten, 918. Ookhulp, doch vergeefs. 1158. Antonio Perez. 519. Zynfortuin.sao. 511. 5x1.
Antwerpen, is vol ommeziens en ontfteltenifïe, waar
door de koopman van daar vertrekt j en de bur- ghery in waapenen raakt. 86. Gebruikt lift om d'Onroomfchen te fplitfen. 87. Wordt beroert door den blinden y ver van Peecer Rithoove, en ee- nighe geruchten. 89. Lydt groote moedtwil van 3t gemeene volk. >)<). En de Majeftraat fuft. 100. Daar worden de kerken geplondert, met roepen van Vive Ie Geux. 101, 103. Bezoldight achthon- dert burghers , en gedooght het prediken der Onroomfchen binnen devefte. 112. Antwerpfche form van verdragh wort aan veel' oor-
den ge volght-113. Antwerpen in roere, engeftilt.*n8. Valt andermaal
daar in. 132. Ooverkomt met deLandtvooghdes, i en neemt krysvolk in. 145. Valt inzwaare fchul-
denióó. Haar vloote wordt van de Zeeuwen be- laaght, 369. Antwerpenaars houden aan by de Brabantfche Staa-
ten om geloofsvreede. 587. Kryghen kerken voor de Calvinifchen en Luiterfchen. 587. Antwerpen ontftelt door het fchieten des Prin-
fen. 814. Antwerpfche burghers ftcllen teeghens de Frangoizen
zich ter weere. 849. Antwerpen ontfchuldight zich by gedrukte verklaa-
ring van't weeren des invals van Anjous volk. 857. d' Antwerpenaars willen eerft de meening van de ver-
eenighde Landtfchappen verftaan eer zy befluiten opdezaakvan Anjou.877. Veftighen't Veer oo- ver hun ftadt. 883. Maaken tot Zaftinge en ver- fcheide gebuurplaatfen , fterkten. 883. Faalen Rupelmonde te herwinnen. 883. Steeken de Dy- ken'slands van Waasdoor.883. Oopenen den dyk van Hoobooke; ook tuffen't Veer enBurght.883. Antwerpen door Parma beleegert met meenighte van
fchanffen en blokhuizen. 961. Heeft byftere ver- Warring in de regeering. 969. En wort, door 't vol- . trekken der brugge oover de Schelde, meer en
meer benauwt- 997. Vervalt in fchaarsheit van lyf- tocht» 1014. Wort ontruft door een Burgerhop- |
man , en veele oproerige iteedehngen. ioi<v
In nieu gevaar door onruft der gemeente, ioi 8. Maakt verdrag met Parma. 1019. En ontfangt hem met groote ftaatfye en ecrbewys. 1014. Wat het voor 'tbelegh ter weeke kon opbrengen: verlieft, door 't vertrek van veele luiden, 't grootfte deel van. zyn voorfpoet. ioxy> Antwerpenaars worden zeer ontftelt, door detyding
van Oranjes doodt. 914- Poogen vergeefs dea Kouwefteinfchen dyk te vermeefteren. 961. Bou- wen een vlottende burgh. 961. Verbieden van pais te fpreeken I en ontfangen een brief van Par- ma.963. Daarzyopantwoorden.964.9Ö5.Krygen een weederantwoordt,diezy verduifteren.966. En zenden een affchrift der twee eerfte brieven aan de de Staaten. 967. Worden gefpyft door eenfterke vloot.969,Zenden hunne brandtfcheepen af teegens Parmaas brugh.999.Poogen met het vlottend' blok- huis iets te verrichten,maar bevinden 't onnut.1002. Hunnenieuwe en ydeletoeftellingen om Parmaas brug tebreeken. 1003. Verliezen hunnen Ammb raal, eenige bevelhebbers en burgers. 1008. Ook de Boerefchans. 1013. Raaden tot handel met Parma s doen onderzoek op het broodt en graan; en beflui- ten tot onderhandeling van oovergift. 1014. Schry- ven aan Richardot; krygen antwoort: en poogen d'onnutte monden uit de ftadt te zetten; 't welk niet gelukken wil 1015. Handelen met Parma. 1018, En geeven zich oover op voorwaarden. 1019. Antwoordt van 't Hof van Hollandt op Leicefters
brief. 1193.1194. Van de Landtfchappen aan Lei- cefter. 1196. DerHollandtfcheStaaten op Leicefters vertoogh,- 1118.1x19.. Aan de Kerkendienaaren op hun oovergeleevert fchrift* 11x7.. Op den brief van die van Uitrecht. 1x30. * Aquila, Spaanfch Kornel, geeft braave blyken van
dapperheit. 1005. Arent van Groeneveldt behoudt Sluis voor den Staa-
ren. 897. Arnhem in gevaar van oproer enpartywiffeling.990»
Wort voorzien met fpyze, krystuighen volk. 1035» Armuide tot een ftadt gemaakt. 351.
Arragon verlieft al zyn vrydommen. 5xx.
Artoys, bepraat van Alva, willight den honderften,
twintighften en tienden penning geveinsdelykin, om d'anderen in te leiden. 107. Auchi, broeder van BofiTu uit Vlaandre, aan den Prin-
fe gezonden, verwerft volk en gefchut, teeghens de burgh van Gent. 461. Weeder by den Prinfe om den handelaan tedryven.461. HyisdenStaa- ten in 't oogh. 77f. In hechtenis met zyn huis- vrouw. 775. Door voorbeê van zyn zwaagher Tempel met zyn huisvrouw ontflaaghen. 775 • Audenaarde ooverraft van Oranjes volk. 172. Groot-
te moeite aldaar. 797. Wordt opgegheeven aan dea Prinfe van Parma. 821. Auguftyn Garafini. 1 i^x.
Aukemabefchuldight Hans Hanszoon, die voorhad
den Prins van Oranje om te brengen. 901. Wort vermoordt door den zoon van Hans Hansz. 902. Auwerzyl, een fchans, genoomen by de Rennen-
berghfchen.71^ Auwerderzylbefprongen vandenvyandt, die'eraf-
geweezen wordt. 781. Gewonnen van den vyandt.78x. Axel verbrandt. 381. Ingenoomen van Parmaas
weeghe.882. Ingenoomen door Prins Maurits en Zidney. 1098. Ayluwa Vriefch gezant in Engelandt. 1146.
Aysma is't hooft van een t'zaamenrottende meenigh-
te in Vrieslandt. 1146. Wort afgezet, en in zyn huis bekommert. 1x04.
Baaten-
|
||||||
STER.
Bellievre gezant van Vrankryk komt tot Antwer-
pen. 8 66. Bentivoglio, broeder des Kardinaals enhiftoryfchry*
vers van den zelven naam , quyt zich treflyk in dienft der Spaanfchen ; en wordt van Parma met verfcheidegunftbewyzen vereert. 1005. Beraad van buitenhulp in te haaien. 429.
Beraading derStaaten of men d'Engelfche Koonin*
gin d'opperheerfchappy zal aanbieden. 982. Berghen in Heenegouw ingenoomen.a49.Befchöoten
enbeftormt.269. Gaatopvoorwaardenoöver.276. Berghen op Zoom verzorght. 881.
Berghen op Zoom in gevaar van door den Steêvooght
verraaden te worden. 951. Berkeroode. 24^. 25" 5,
Berichtfchrift van Prins Maurits, wegens de Landt*
vooghdy. 1040. Bernardin van Mendoza by Alva afgezonden aan Don
Freedrik. 309. Zynboodtfchap.309. Byden Ländt- vooghdt naa Spanje gezonden, keert met een goede fomgeldts. 310. Bernardin de Mendoza Spaanfch gezant in Engelandt
leittoeopVliffingen.777. Zoekt te bekooren Wil- lemjanszoon van Hoorn en Korneelis LeenhoiK der , om dien toelegh te helpen uitvoeren, 'f 78. Verght Willem zyn zoonken hem tot een onder- pandt te geeven. 77 8. Beroerte in Neederlandt neemt toe, met oopenbaare
preeke endraaghen van waapenen. 83. Beroerte tot Antwerpen oover de maare dat het volk
van de Heer van Tholouze, tot Oofterweel geflaa- gen was. 132. Beroerte tot Amfterdam, 134. Ontfteekt door da
tyding dat de Graaf van Meeghen met zyn volk in ftadt zoekt te koomen , by behulp der Maje- ftraaten. 136. Wordt geftilt. 138. Veroorzaakt dat 'er gemaghtighden aan den Prinfe gezonden werden. 139. Dat Breederoode zich daar binnen werpt. 139. Beroerte t'Uitrecht; daar men denEerften ftaat uit
de regeering wil zetten, mi. Beflagh van fcheepen in Spanje. 1027. In de Zondt*
1136- Befluit der Algemeine Staaten, op 't verzoek van die
van Hollandt en Zeelandt. 499. Befluit der Staaten van Hollandt. noopende de wee-
derkeerende vluchtelingen. 480. Befluit der vier Vlaamfche Leeden op de zaak van
Anjou. 876. Beftandt met Vrankryk gemaakt. 6. 'T zelve gebroo-
ken.7. Beftandvan vyftiendaaghen.489.
Bevel om goud en zilverwerk der gemeenfchappen te
munten. 490. Bezending van weeghe de Onroomfchen tot Ant-»
werpen aan de Staaten van Brabant. 126. Bezending der Algemeine Staaten aan den Prin-
fe. 497. Bezending der Algemeine Staaten aan de Koonin-
ginne van Engelandt. 1125. Bezonderfte punten uit het berichtfchrift van Graaf
Maurits en den Raadt van regeeringe. 919. Biddagh t'Antwerpen om 's Prinfen gezondtheit van
Godt te verkryghen. 816. Biron, onder Monpenfier, komtmetFran§oiZenen
Zwitzers oover. 835. Dwingt het huis te Vierfele* 874. KryghthethuisteWoude.874. Vertrekt met zyn' Francoizen en Zwitfers. 881. Biffchoppen, te weeten nieuwe, zoekt Kooning Phi-
lips in te voeren. 23. Waartoe den Paus zyne bul- len verleent. 2.7. Deklooftersweigherenonderde verdeeling der nieuwe bisdoomen te koomen. Ver- Dddddd a ïoe- |
||||||
R E G ï
"D Aatenburgher Vryheeren verlaaten de troepen van
** den heer van Breederoode. 147. Wordengevan-
gen. 1^8. Zyen anderenonthalft. «8o. Baatenburgh wordt 's Prinfen Steedehouder in plaats
van Lumcy, en kryght bevel oover 't krysvolk, géleegherttotSaffem. 301. Verlieft deflaghopde Haarlemmermeer teeghens Boffu. 316. Sterkt zich by Ouderkerk. 318. Trekt tot ontzet van Haar- lem. 32a. Wordt geflaaghen. 3211 Baatenburgh het Slot by denStaatfchen veroovert.830.
Gewonnen van de Spaanfchen 1063.
Baldes blokkeert Leide. 34.0. Zyn balddaadigheit t'Uitrecht. 3 7 r. Komt ten tweede voorLeiden.372. Neemt den Haagh in. 37z. Ook de fchans te Val- keriburgh. 37z. Ook de fchans by Alfen.373. Werdt fchandelyk befprookcn. 399- Zyn troepen muiten402,.Meenen Uitrecht te bemaghtigen. 402, Worden afgeflaaghen. 403.. Zy vertrekken van de ftadt, en worden t'hans met geldt geftilt. 4.04.. Balfour wordt het leeven gefchonken, midts zweeren-
de den Prinfe het leeven te zullen beneemen •, dien hy zulx te kennen gaf en getrouw bleef. 3x5. Ver- oovert de fchans te Ruftenburgh. 313. Is, ten dienft derStaaten, in'tgevechc opden dykbyAntwer- pen. 1006. » Balthazar Gerards van Villefans in Borgondie moor-
der des Prinfen van Oranje. 903. Balthazar Thas Waehtmeefter, was een der eerfte
l ":Höpluideii die 't hooft teeghens de Francoizen
t'Antwerpen booden.Sj-o. Wordt verflaagen. 85c Banker Scheeps Hopman , op kundtfchap uitgezon-
den, zwemt binnen Sluis. 1171. Bardes, Schout van Amfterdam. ?7 -6i- Zoekt Wil-
lem Dirkszoon Bardes. Bardes, Rechtsgeleerde, des Schouts zoon , fchryft
aan Sonoy. 577. Wort Burgermeefter. 579. Stelt zich teegens 't oprechten eener kaamer van geldt- middelen. 1071'. Reift naaVrieslandt; en zyn ver- richting in dat geweft. 1153. Wort van Leicefter aan de Staaten gezonden. 1180. Bartholomeus van de Waal, heer van Moersbergen.,
yvert dapper voor de voorrechten, 1201. Bartholt Entes maakt moeite teeghens de Staaten.299.
Wordt gevangen.299. Wordt ontflaaghen en weer gevangen. 299.300. Neemt Ooftmaarhorn in,maar kan 't niet houden.44.8. Neemt volkaan teeghen Grooningen, 568. Wordt tot Koeverde. gevan- gen. 568. Prangt Grooninge. 59 f. Wordt doodt- gefchooten. 701. Bartholt Kromhout. 1100.
Bafius. 179.210.216. 218. Zoekt JohanBafius.
Basqueville wordt het gebiedt gegeeven oover de
fcheepen voor Duinkerke leggende. 876. Bavais wordt van Oranjens volk ten gronde toe afge-
brandt. 199. Bax houd Muide voor Leicefter, en wil van't Slot
niet vertrekken. 1140. Beauvois befpringtTfeeraarts. 279.. Wordt geflaa-
ghen.280. Spyft Middelburgheenighzins. 328. Bedryf van Franfois Stella tot Grooningen. 482.
Bedryf der Algemeine Staaten tot Delft. 918.
Beeldt ter eere van Aiva opgerecht« 223. Dat wordt
gebrooken.530. • Beeldtftorming.99.. 104..
Beeldtftormers worden geftraft. 111.
Beeldtftorming tot Amfterdam. 113.
Beevcrwyk en Aiïènburgh verlaaten van de Spaan-
fchen. OokSpaarendam.480. Begin des vreedehandels tot Gent. 462.
Bekommering van Hollandfche enZeeufche fchee-
pen, in Spanje. ^39.1027. IndeZondt. 1136. Bellechere , een Vlaamfche Waal , word Raads-
koofcmant'Uitrecht. 1081. |
||||||
REGISTER.
|
|||||||||
lem fchefchanflen. 316. Krijght daar drie metaaale
ftukken,en achtien fcheepen- 316. Zyn volk wordt meefter van eenighe dorpen in Waaterlandt. 332. Zyn bedryfen voorfpoed inWaaterland^y. Wort geflaaghen op de Zuiderzee en gevangen. 337. Blyftdrie ronde jaaren , tot depays van Gent toe > in hechtenis. 338. Schryft aan den Prinfe. 4.10. 'T Antwoordt, 4,10. Wordt oncflaaghen.479. Komt totUitrecht49ï. Wordt der Staaten Veitheer. 592. Wort van de Loovenaars bevochten. 599. Trekt naar Walfchbrabant. Wint Nivelles. 600. Hy ooverlydt. 617. Bouchain vergeefs befprongen van Rysburgh. 710.
Van de Waaien beleeghert. 713. Boudewyn Eeuwoutzoon van Vliffinge valt de Span?
jaartSj die hy op heeft, zelf aan, en wordt meefter van fchip en goedt. 251. Brabants vier hooftfteeden klaaghen dat het invoeren
van 't Concilie van Trenten tot der landen bederf Zal gedyen. 69. Zeggen dat Brabandt nooit met Inquifitiegequeltwas ; worden door den Raadt van dat geweft., vry geoordeelt, ende neight ook der- waarts de Raadt van Staaten. 70. Brabant werft volk. 454. En kryght Henegouw by
zich. 4.54. Brabanders nyghen tot nieuwe ontfankenis des Har«
toghen van Anjou. 880. Brabanders zyn ftaatftuchtigh van aardt, 1107.
Brandt in de nieuwe Borzet'Antwerpen. 869, Ver-
baaftheit daar oover. 869. Brandfcheepen , de Fortuin en Hoop » ook. helfche
branders genaamt > worden uit Antwerpen naa Parmaas brug gezonden. p^<), Haare gruwelyke werking, enfehaade aan dezelve brug en onder de Spaanfchen.1000.1001. Andere op nieutoege- ftelt, zyn meeft vruchteloos. 1003. Brecht Prooften. 338.
Bredaa rot handelplaats gekooren. 4.11. Den Prinfe
geleevert. 5 30. Verraaden aan Parma door toedoen vanKarelvan Gavre, HeervanFrefin.784. Breede Raadt van Antwerpen, wat dien goe dt dunkt
om die ftadt in ruft , en zeekerheit te hou- den. 88. Breederoode doet zyn intree rot BrufTel. 75. Komt te
hoove met zyne bondtgenooten: doet het woort, ende leevert aan de Landtvooghdes een fmeek- fchrift oover. 75. Doet een penning flaan , daar op tefpieghelen valt.78. Weighert den nieuwen ftyl van eedt by de Landtvooghdes voorgeftclt te doen; en verdaadight zich teeghens eenighe befchulding: geeft een fmeekfehrift oover. 128. Bekoomt een fier antwoordt. 129. Zoekt zyn zoen by de Landt- vooghdes , maar vint ze niet. Des waapent hy. 130. Werpt zich binnen Amfterdam : ontfangt onthiet van de Hartoghinnc door. den mondt van de la Torre vandaar te vertrekken. 139. Wordt Oover- fte der ftadt gemaakt. 140. Stelt zich tot vertrek- ken. 14.6. Vaart naa Embden: fterft totHarnhof. Zyn troepen koomen voor Amfterdam. 147* Brief van den Kooning aan Oranje. 33.
Brieven van Oranje, Egmondt, en Hoorneaan den
Kooning. 39.43.46. Van den Ambafladeur Alava aan den Kooning. 114. Brief van Egmondt aan den Kooning. 181. .
Brieven infyfer gefchreeven van degeenen die zich
met den Prinfe verftonden. 2 10. Brieven by duiven in Haarlem gefchikt. 313.
Brief van Aldegonde aan den Predikant Kafpar Ver-
heiden. 501. Brieven van Don Johan en Escovedo, in 't licht ge-
braght. 523. ■ , ■' Brief ken van Don Johan aan Fronsbergh. 529.
Brie-
|
|||||||||
toeken in rechte ontfangen te werden, maar te ver-
geefs. 35. De Biffchoppen laaten zich met uitkoop van de kloofters payen. 35. Vinden weederftandt byd'andere geeftlyken en veele fteeden. De Adel laat zich zulx gevallen. 3?. - Bitterheit van eenen Monnik. 185.
Bodimont, eertyds geheimfchryver van Prins Wil-
lem , pooght oproer in Vrieslandt te verwekken. 1060.1061. Boekdrukkery tot Haarlem gevonden door Laurens
Kofterindenjaareveertienhondertveertigh. 3x6. Boek in Engelandt onder de gemeente gezaayt, waar-
in bitterlyk uitgevaaren wordu teeghens 't huwelyk der Kooninginne met den Hartoghe van An- jou. 799. Gefchreeven door Johan Stubbe. 799. Boexkens tot Gent geftrooit, dryvendedathetnocht
met den Spanjaart, nocht met den Francois raad- zaam is te verzoenen. 893. Dat men, onder voor- waarden van goede verzeekering, zonder 'tgewif- fe te quetfén, mee den Kooning van Spaanje magh daadingen. 893. Weederleidt by een ander ge- fchrift. 893. Boifot komt oover om Leide t'ontzetten. 383. Be-
fehlet de Zoetermeerfche brugh , vergeefs. 386. Bemaghtight de Zegwaartfche wegh. 387. Zyn fchryvenaandievan Leide. 390. Vordert wegh. 391. Komt binnen Leide. 395". Wordt befchonken met eengoude penningenketting.397. Verdrinkt.449. Bolswaart laat de Geuzen in. 257.
Bommel wordt by 'c volk van Oranje gewonnen , en
weeder verlooren. 255. Staat de voldoening van den Prinfe niet volkoomentlyk toe. 539. Bommenee beleeghert. 4.4.0. Stormenderhand inge-
noomen. 44.1. Bondtgenooten fcheuren. 124.
Bondtgenooten Eedelen wankelen, en Zoeken zich
te verzoenen met de Landtvooghdes.129. Worden vertwyfelt gemaakt door harden eifch. 130. Boom, Burghermeefteren Kornclt'Arnfterdam,doet
Leicefters toeleg in die ftadt door zyn vroomigheit verftuiven. 1200. BordetFranfchEedelman,die totBerghen in Hene-
gou w 's Prinfen dienft had moeten verlooven» wil zich op'svyands trouw niet verlaaten. 313. Zyn dapperheit.323. Borgoenfche huis leit toe op onbepaalde heerfchap-
py. 1. Dat werk haapert. 1. Boshuizen veroovert eenighe fcheepen van Oranje.
i%[. Wordt t'Enkhuizen in 't huys.daar hy zich houdtjoovervallen , enop 't Stadthuysonder wacht van burghers gezet. 14.2. Wordt doorlaft van de Majeftraat van Enkhuizen, met een deel fchutte- jen naa Amfterdam geleidt. 243. Komt met een deel fcheepen voor Enkhuizen, zonder yets van belangte bedryven.250. Queltd'Enkhuizers, en brandt op eenen tydt etlyke wooningen buiten de Noordtpoortaf.283. Boflu wordt Landtvooght van Hollandt by voor-
raadt. 14.9. Zyne fcheepen , leggende in Waater. berniffe, worden een deel in de grondt geboort, an- dere in brandt gefteeken door Treslong. 232. Komt voor den Briel > alwaar hy zyn hooft ftoot. 232. Wendt zich naa Dordrecht, daar hy niet in- gelaaten wordt. 232. Verkracht Rotterdam met lift. 232. Oovervalt by nacht Delfshaaven. 232. Zendt vier vendelen knechten binnen Amfterdam, beleeghert door Lumey.267. Mift Schoonhooven, beleeghert door Lumey, t'ontzetten. 279. Lydt op Delft toe. 300. Komt met fcheepen op de Haarlem - mermeyr. 308. Wint op de Haarlemmermeyr een flagh teeghens de Geuzen. 316. Beftookt de Haar- lemfche fchanflcn te waater. 316. Wint de Haar- |
|||||||||
REGISTER.
|
|||||||||
Bullen des Paus van de nieuwe Bisdootnen f Ziet Sis*
doornen, teweetennieuwe. Bulle die men leeft op's Heeren Avondmaal $ waar.
by in den ban gedaan worden alle die zoódaa- nighe fchattingen als tienden penningh invoe- ren.207«^ ■',. -: '•' Bulle van den Paus om Don Johans volk te moedi*
ghen.ff6J ,11 ". . Burgh van Gent wordt beftormt. 479. Zy gaat oo-
ver. 479. Wordt afgebrooken. 531. En meer an- dre. 53^.' : ■! ' Burgh van Groeninge geflecht. 499*
Burgh van Antwerpen gebouwt. 166. Wort verzeekerÉ
voorde Staaten, 525. Geflecht. 530, f Burgh r/Uitaecht beleegerf. 490. Oovergegee-
ven.492. Geflecht.531 ♦ Burgh ter Gou de afgebrooken. 544.
Burgherhopluiden en zommighe poorters tot Ui-*
trecht.moeyen zich met het hervormen der; regee- ringe. 818. Burgherhopluiden t'Uitrecht Zenden een vertoogh
aan d'AIgemeene Staaten-1033. Zoekc Uitrecht- fche Burgherhopluiden» >vicJ/ < Burghermeefter Kies geflaakt uit de gevangenis op
zyn woordt, om Verdugo t'Amfterdam te gaan fpreeken aangaande de wifleling der gevange- nen. 337- Zynerhuisvrouwe Brecht Prooftensman- haftigheit. 338. Burghermeefter Straalen tot Antwerpen , en anderen
gevangen. 164. Worden onthalft. 192. Burghgraaf, een deropruyers van Leicefter. 105:2*
Wordt tot Auditeur oft Hoorder van de nieuwe kaamer der geldmiddelen yoorgeftelt. 1068. Buure wordt omgezet. 255', Door Hierges gewon-
nen. 432. Z""1 Ajus Rantzou gevangen. 1136.
^-'Cales beleeghert van de Franfoizen.io. Het worde
■ hun oovergegeeven. 10.
Camillo Gapizuchi, Kornel onder de Spaanfchen s toont zyne dapperheit. loo^.
Camillo del Monte belet de Staatfchen 't winnen vah een fchans. 1005. Cartagena vermeeftert van d'Engelfchen. 1090.
Champaigney in Engelandt om den handel der Hol-
landfche gezanten te fteuren. 444. Brengt Berghen op Zoom aan de Staaten. 529. Gevangen tot Bruf-> fel. 586. Champaigney te Gent gevangen , is aldaar een nut
dienaar des Spaanfchen Koonings.946. Wordt, naa 't oovergaan der ftadt, van Parma tot Steêvooghc geftelt. 948. Charlotte van Bourbon trout met Oranje-4Z9. Noemt
Modet immodet^^z. Reift met haar gemaal van ftadttot ftadt. f27. Sterft. 8ió. Chevreaux in Waaterlandr. 353. Moet van daar
ruimen midts de koomft van Graaf Luidewyk uiE Duitslandt. 353. In Waaterlandt. 377. Zynnee- derkaghaldaar.377. Chiappin Vitelli, meenende in een voornacht kennig
van Oranjes leegher te neemen, wordt befpron- gen , en zyn merry zwaarlyk gequetft. 197. Slaat by de vierhundert Naffaufchep. 198. Dwingt Wor- komj ook Leerdam. 37 7. En Afperen.377. Zyn doodt. 44^- .<•■." .s'jJ Chimay kryght lucht van't voorneemen van Gryze
en zyne aanhangers.894.Doet daar ooverden Heef van Lookeje in zyn huys verzeekren. 894. Veran- dert de wet tot Brug. 895. Verzoent zichin'tver- hoolén.897. Keert zich allenskens totden Rporri- fchen Godsdienft. 899. Chriftiaan Huighens gezonden naarEngelandt, om
Dddddd 3 *tzdon-
|
|||||||||
Brieven van Don Johan aan Giouan Andrea Doria en
Pedro de Mendoza. 600. 601. Briefverdichtopden naam van Oranje als aan Anjou
gefchree ven. 74.3. Brief van Anjou aan de Staaten. 757.
Brief des Koonings van Vrankryk aan Anjou. 764.
Brieven van Defiderius vanSeftig en van den Heer
van Gommicourt aan Parma.956.957. Brief van Parma aan de Wethouders van Antwerpen,
met hun antwoordt en zyn weederantwoordt.963. 964.966. Brief van Leicefter aan d'AIgemeene Staaten * die
hen zeer onwaardelyk doorftrykt. 1122. ■ Van de Staaten aan Leicefter, met zwaare klaghten 00- verzyn bedryf. 1 ï 3 3. Van de Staaten aan de Koo- ningin van Engelandt, belangende het handelen van vreede met Spanje. 11371 Van Leicefter aan zyn geheimfchry ver Junius. 1 ifyiMm degemagh- tighden der Staaten van Vrieslandt aan Leicefter, luchtende naar de geur der oude Vriefche vroomig- heit. 1204... Van de ftadt Uitrecht aan deiStaatén van Hollandt. 1206.. . . r.,': . ,io(J Brieven van Leicefter afgezonden om 't vuur der
tweedraght teftooken. 115?- . ;• Brief kens gebruikt om de luiden fonder forme van
rechtspleeghing ter fteeden uitte wyzen. 759.760. Briel veroovert van de Geuzen. 228*
Broederlyke liefde van twee Spaanfche gebroeders tot
een treffelyk exempel voorgeftelr. 304.. . Broer Kornelis, en zyn bedryf te Brugge. 57 &
Brouwershaavengaatoover. 4-S9*
Brug wordt verzeekert van de Gentenaars. 571. In
oproer oover 't verkundighen der Naadervereeni- ginge. 650. In groot gevaar vanweegheder Fran- cjoizen i doch wordt geredt. 844.. Ontbiedt den Kornel Boide uit Meenen derwaarts. 879. Brug en 't Vrye befluit neffens Gent met Parma te
handelen. 895. Verklaart voor vyandt der Staa- ten. 899. Bruffelaars fluiten hunne winkels midts het invoeren
van den tienden en twintighften penning, en heb- ben niette koop. 227. Bruffel zeint gemaghtighden naa Walslandt. 631. Be-
fprongen van Egmont. 646. Vergeefs van de He- negou wers beloert. 709. Door fchry ven van Par- ma aangelokt. 725. Beroerten aldaar door Broeder Ruyskeveldt Monnik veroorzaakt. 775. De Room- fche Godsdienft aldaar gefchorft. 777. Vergiffenis teeghens d'oproerighen afgekundight. 777. Het geene, "'t welkgenaamt het Sacrament van Miraa- kel , de Geeftelyken aldaar voor drie bebloedde misbrooden uitgaaven, wordt afgekundight uit drek tebeftaan.777. Bruffel, zeer benauwt zynde 3 wort eenighzins ge- fpyft : haare bezettelin gen zyn oproerig. 9Ó8, Zwaarigheit in Vrankryk gemaakt om haar t'ont- zetten.977. Handelt en ooverkomr met Parma: voorwaarden van't verdragh, ingegaan met bur- gery en foldaaten. 985.. Buis, Loontrekkend Raadtsman der ftadt Leyde , houdt verftandt met Oranje- 209. Wort naa En- gelandt gezonden.4.44.. Ookaan Oranje. 4.97. Buis Voorfpraak van Hollandt, is meer gezint 'tot Engelandt dan Vrankryk. 914,. Verzoekt ontflagh vandienft. 94.5. Weigert fieriyk bewindsman on- der Reingoudt te zyn. 107 r. Wort gevangen. 1073. Enheimelyk verlort, door voorfchry ven der Staa- ten. 1133. Van den Raadt der Kooninginne,en door Leicefter zwaarlyk befchuldighr. 1148. Bukkenhorft j Ambaffadeur der Kooningin, in den Haaghe.1150. PryftderAlgemeine Staaten bedryf: en verfchoont dat by de Kooningin. 11)-1. |
|||||||||
REGISTER.
|
|||||||||
't zoonken van Willem Janszoon van Hoorn te
Verlofïèn.778. .■'.>•-•".', ■,;'..;.'-' !..':
Chriftierny "Kooning van Deenemark. 175. 682.
Chriftoffel. van Schaaghen een der gemaghtighden
van Haarlem aan Don Frederik gezonden om met hem te handelen, wordt gevangen en fterft in de gevangenis« 29 £• . '"■...■ Chriftofrèl Fofferus van Oppenheim» Predikant van
d'Qoverfte Kloet te Nuis, wordt fmaadelyk ge- hangen. 1089. Cicil wordt Steevooght van den Bfiel. 103^.
Clement Koornhart. 113.1:5.9.
Concilie vanTrente, gevordert door Kóoning Phi-
lips. 24. T'achter volgen wordt aanbevoolen van Kooning Philips. 5:4. Maar de Franfche gezanten klaaghen dat de vaaders in veele zaaken onbehoor- lyk gehandelt hadden'..• Hier te lande ïs de Raadt van Staate tweezinnigh oover 't uitvoeren. 5?. Wordt verkundight tot Kaamerik > maar haapert op andere plaatfen. 56. Cornelis Dobbeszoon Schout van Amfterdam wort
van zyn ampt afgezet, f7. • r;•», Cornelis Pieterszoon Hooft, neevens noch dertien
Heeren, van Leicefter ter doodt gefchikt. 1200. Cornelis van Mierop, 382../
Conftantyn Huighens, Heer van Zuilichem, Raads-
heer en geheimfchryver van Prins Freedrik Hen- rik van Oranje. 778. Conquet j bemaghtight van de Engelfche en Needer-
land fche vloot, r5- Cofmo Péfcarengt, Staatfch Hopmarr, wordt te Lei-
de gevangen. 1205. Curei Hopman. 312. Zyn wonderbaare moedt.312.
|
|||||||||
Dierte in de Landen des Koonings van Spanje , daar-
uit oproer onder 't volk ontftaat. 104.5. Dieft van de Naffaufchen verlaaten. 276. MoetZee-
kere fom voor zynen zoen opbrengen% 276. Oover- raft van den Staatfchen. 709. Bykans veroovert van de Spaanfchen. 810. Zesmaal oovergegaan in zee- ventien jaaren , ontfangt denGraave van Mans- veldt. 8'75\ ; Diettenhoove , genaamt Theonville in Walfch»
wordt van de Frangoizen beleeghert. 12. Gaat oo- ver. 12. Dykenhermaakt. fn.
Dirk Janszoon Graaf, 597.
Dirk. Sonoy. Zoekt Sonoy.
Dirk Volkhartzoon Koornhart. 6x. Ziet Koornhart.
Dixmuide vermeeftert van de Frangoizen-844.' Ge-
wonnen by Parma. 879. Doeke Aisma fchryft aan zyn partylingen inVries-
landt. 1189. Dolhain wordt verlaaten van zyn Admiraalfchap.210.
Domingo geplondert. 1090.
DominicusRichaeusvan Poftella, zietPoftella.
Don Antonio. 758. Zyn fortuin. 758. Vlucht uit
Portugaal opeenfehip van Enkhuizen. 759. Loopt gevaar op zee van door een oorloghfchip genoo- men te worden, maar raakt vry door een tydighe leugnen van Kornelis van Egmondt zyn fchip- per. 759. Raakt totCalis inVrankryk aanlandt, en fteekt van daar oover in Engelandt. 759. Laat twee zoonen naa: zyn oudtfte zoon Don Emanuèl trouwt d'eenighe volle zufter van Prins Maurits van Oranje, en windt by haar verfcheide kinde- ren. 759. Kryght eenighe hulp van de Staa- ten. 822. Hemdienthet gelukquaalyk. 822. Don Freedrik neemt het kloofter Efpinleu in, 2Ó9.
Ruil tot Amfterdam, teeghens Haarlem toe. 293. Wint Haarlem. 324,. TrektnaaAlkmaar.330. Be- leeghert Alkmaar. 3 30. Don Johan van Ooltenryk gekooren tot Landt-
vooght. 480. Hy komt tot Luxemburgh. 481. Hy . fchryft aan de Staaten.481. In handeling met de Staaten. 487. Loerende op Engelandt zoekt de 'Spanjaardts ter zee te doen vertrekken. 488. is in opfpraak. 493. Komt tot Looven. joo. Gewaande laaghe teeghens zynen perfoon. 500. Zyn intree tot Bruffel. 507. Waarop hy tot Landtvooght ont- fangenwordr. 507. Zyn gezanten aan den Prins,en hun bedryf, 509. Zyn fchryven noopende 't hand- !haaven van den Roomfchen Godtsdienft. 51t* Verzoekt de Staaten tot oorlogh teeghens den Prins. 512. Hy komt tot Mechele. 513. Veirdighc Efcovedo af aan den Kooning. 514. Reift naa Naamen, als om de Kooninginne van Navarre te fefteeren. 515. Hy maakt zich meefter der Burgh aldaar. 515. Zyn en Efcovedoos fchryven naa Spanje. 517. Zyn bezending aan de Staaten- 513. Zyn en Efcovedoos brieven in Jt licht gebraght. ^23. Zyn blaauwe verfchooningen. 528. Zyn brief ken, aan Fronsbergh die in Breda beleeghert was. 529. Zyn fchryven aan de Staaten en vertrek naa Lu- xemburgh. 537. Ander zyn fchryven met dreige- menten. 537. Ander oover 't beroep des Aarts- hartogh Mathias, en hoe dit by gekoomen zy. 537. Zyn weederverantwoording teeghens de Staa- ten. 539. Voorvyand verkundight, zyneaanhan- gers voor weederfpannelingen. 547. Zendt volk teeghens de Staaten, om te fchermutfen. 555» Hy' vervolghtze. 556. Slaat hen by Gemblours. 558. 'Twelk zich opgeeft met meer fteeden.558.559- 561. Muitery in zyn leegher. 560. Hy geeft,op 's Koonings naam , een Plakkaat uit, teeghens de Staaten. 567- Heeft verftandt binnen Maaftricht daar
|
|||||||||
D AghvaartderHeerentotDenremonde.il 5. Der
Geeftelykheit tot MecheleenKaameryk.212.. Dagh van 't verdry ven der Franfoizen uit Antwerpen,
daar bevoolen te vieren. 892. Dammes Steêvooghdt houdt het met Chimay. 897,
Bezettelingen trekken naa Sluis. 897. Verdraaght met Parma. 898. :., .. Dapperheit van Eduart Stanley. 1096.
Dathenus ftookt onruft in Gent. 582. Waar door de
Geeftelykheit verjaaght, Ypere en andere plaatfen bemaghtight worden. 583. Davidfon , Ambaffadeur der Engelfche Kooningin,
doet zynen voorftel aan de Staaten, 954. Komt in handeling met haare Gemaghtighden. 975. Ver- trekt naa Engelandt. 1046. Decius Brutus. 312.
Deerlyke ftandt van de Spaanfche Neederlan-
den.1159. Deeventer wordt door d'Ooverfte Stan lei verraaden,
en aan de Spaanfchen geleevert. 1129. De Lemmer ingekreeghen by de Staatfchen» 77 3.
Dekema houdt Staavere voor Rennenbergh. 773.
Delfzyl. Alva dreight het rot een ftadt te maa-
ken. i88. Wordt maar een fchans. 189. Wordt ge- flecht. 547. Delfshaaven door Boflu by nacht oovervallen. 232.
Denremonde ooverraft by Oranjes volk.272, Wreet-
heit aldaar gepleeght. 273. Van de Naffaufchen ver- laaten. 276. Koopt zyn zoen van Alva vooracht- duizent guldens. 276. Kryght Ruty tot Oover- fte. 276. Vermeeftert van de Frangoizen. 844. Denremonde wordt veroovert door de Spaan-
fchen. 917. Defiderius van Seftigh fchryft aan Parma, *t welk in
der Staaten handen komt. 956.. Diemerdyk ingcnoomen by Sonoy. 31c Weeder
verlaaten. 310. Dierte begoft en grooter gevreeft by gebrek van oofte
windt. 834, Uïik.oL'C |
|||||||||
R. E G i
daar ëen rnüytery mislukt. 570. Beleeghert Phi-
lipsftadf. fl4- Kryght het in. 574.. Befpringt de ■ Stäatfchen by Rimenant;^?. Deift vruchteloos,
en leegher-C zich by Naamèn. 59 >-. Paishändel met hem vergeefs hervat.598. Zyn ongeleegenheicdoo. ■ Zyn brieven aan Doria Prins van Melf", enden
Spaanfchëh gezant te Genua, doo.601. Zyn doodt, lykftaarfy, en leeven. 6oz; 603. Don Louys de Requefens komt voor Landtvooghdr
tot Bruffel. 34.1. Ruft te waater toe. 347. Komt t'Antwerpen, om de muyterye der Spanjaarden te ' ftillen, die in aantoght waaren naa Antwerpen. 3631 Demuitery geftilt. 369'* Zoekt geldt, dat wil niet vlotten. 378. Hem worden elfKromfteevensafge- ïlaaghen door 's Prinfen volk. 43 ?• Hy zoekt wee- der den vPet in Zeeland te kryghen.4';6. Steurt een weldigh eedgefpan t'Antwerpen.404. Tracht naa de Dortfche Weirt. 442. Is berooit van geldt en geloof, mits de Kooning zyn woord, en be- taaling verachtert had. 443. Hyparft den Staaten twaalf tonnen gouds, alsteleene, af. 443» Slaat de klaghten der ftadt Uitrecht inden windt.404. Zyn lichte paarden muitineerert. 446. Hy geeft den huisluiden verlof daar teeghens te waapenen.446. Zyn fchryven aan den Kooning. 44^. Hy tracht riaa Embde. 446. De peft neemt hem 't leeven.446. Donellus, Leermeefter te Leide , wprdt van zyn ampt gezet. iiyi. '
Doopsgezinden worden vervolghn^i. Men hééft het
op hen met meer bitterheit gelaaden, dan op andre Onroomfchen. 81. Men tracht hen ter burger- fchappe uit te fluiten. 501. i Te Middëlburghge- moeit worden van den Prinfe gedraaghen. 585-. Maaken in Vrieslandt fchier een vierendeel van »tvolk. 1060. Doornik is in grooten laft van kerkplondering. 106. Geeft zich aan Parma oover. 796»
Doorfteeken der Vlaamfche dyken om d'onvrye vaart der Schelde t'ontgaan-481.
Dordrecht belet het pionderen der kerken aldaar, io?.. I Verklaart Al va vyandti zweert Oranje als Stadt- houder, ontfangt tweehondert foldaaten, en korts
daar naa tot Ooverfte Maximiliaan van Hoorn, Heer van BoxteK 254. Dordrecht antwoordt op zich zelf aan Leicefter. 1197. Dorpen van Noordthollandt willen zitting in de Staa- ten hebben. 444. Douay bynaa ooverrompelt, door verraadt van een Kluizenaar. J. Hooghefchool aldaar geflieht. 23. Draak keert uit Weftindië in Engelandt; zyne ver^ richting. 1 o90. Komt als Gezant der Kooninginne by de Staaten. 1118. Verzoekt hulp voor Don An- tonio. 1 r 19. Doet groote fchaade aan de Spaan- fchen te waater. 11 ji. Drentfche Boeren op de been. 691. Drukkeryen zyn van groot belang, zir. Worden in Moskovie in 't gewoudt des Landsheeren gehou- den. 21 1. Teegens der zelver misbruik Wordt by plakkaat voorzien* 212.804. Duifhuis , Paftoor van S. Jakobs kerk t'Uitrecht, preekt teegens 't Pausdom: zyn bezondre wyze van hervormen. 1054. Die van d'andere kerken poogen met hem te vereenen; 't welk hy uitftelt: ondertuffen verdwynt die hoope , en zyn lee- ven. io^. Doch niet de twift. iöy6. Duinkerke oovervallen van de Franfoizen. 13. Wordt beleeghert. 877. 'T ontzet daar van verhindert door de Gentenaars. 877. Gaat oover aan Par- ma. 878. Duitfchen tot Maaftricht, aanfpannende met die van der ftadt, dryven Montesdoka met de zynen naar Wyk. 463. Duiven voor briefdraagers gebruikt. 312.313* |
||||||
p Duartde vierde,Kppning van Engelandt. fWä 88.?-.
_ Edzardt» Graaf van Öpftvrieslandt,, tpqnt zich parcydig téegens de Staatfchen. 984. Verwerft een gebodt van den Kaizar, én maakt eenige Ppripgh- feheepen gereedt. 985:. " .,..'. Eedelen en voortreflyké héeren des landts fpanrien
t'faamen teeghens Granvelle. 341 Verbinden zich nauwer, en weigheren met Granvelle ter vergaade- ringè van de Staaten te zitten. 44. Etlyken yanhun weigheren de ftrafheit der plakkaaten tëeghens d'Onropmfchen te handthaaven. 69. Maaken een verbondt en onderfchryven't,'t welk groote yéfflec- ghenheit te hoove maakt. 71. Zy koomeh tot Bruf- fèl en gaan te hoove. 75. Gèeven een fmeekfehrift aan de Landtvooghdes Pover. 76. Kryghen be- fcheidt daar op : en geeVen andermaals een fmeek- fchfift oover. 77. Stellen ordepp hun ftuk, en ver- trekken : kryghen den naam van Geuzen,, en nee- men daar van een blazoen oft zinftaal aan, 78. Zoe- ken aanhang.79. Vèrgaaderen totSant Truie.97. Handelen met Oranje en Egmondt.. 97V, Hun wordt hulpe aangebooden uit Vrankryk', maar zy flaäii' die af. 99. Maaken verdragh'mét de Landtvooghdeffe. 110. Bezweeren 't verdragh met de Landtvooghdeffe gemaakt. ïi ö. 'Vt'' d'Eedelen met de zes groote fteéden , Dordrecht $
Haarlem, Leide, Delft, Amfterdam, enGóudej plaghteri van oudts ter zaameriingegeroepen, en voor 't ganfche lichaam van 't G raaffchap erkent té worden. 258. " '. ,. ' ' ,... Eedelen van Uitrecht yvérérj voor de voorrech-
ten. 1201. 1102. Eenige derzelvegevahgenviio2. Weêrlosgelaaten. 1102. ^., Egbert Mainartszoont'Amfterdam verweezen , om op den neeghendeh van Wynmaandt onthalft té worden. 194. Sterft in de gëvankenijTe 's avonds te vooren. 194. Zyn doode lichaam wordt echter in de kerkef onthalft door laft van Pieter Pieterfzi Schout. 194. En des nachts op *t ellehdighé kerk- bof, doof des zelfs laft, begraaven van eenigheSel- lebroêrs. 194. . ! / Egbert Mainartszoon, Pieter de Wit, en Alfëit Hen-
rixzoon, tot Amfterdamonthalft. 193^
Elbertus Leoninus in Hollandt ter vergaadring der Staaten, fó'i. Op nieu neévens Schets in HoUandtj en hunne boodfehap. 508. 'T antwoord op de zel- ve. 508. Zyn' gelykmoedigheit oover dé doodt zyns zoons. 892. Zynreede aandenKooningvan Vrankryk, dien hy , van der Staaten weegen , dé heerfchappy oover de vereénighcie Neederlanden, aanbiedt. 971.971. Bewelkoomt Leicefter uit den naame der Staaten. 1042. Elizabeth, Kooningin van Engelandt, ooVerkoomÉ met Vrankryk, noopende Gales. 18. Wordt van Paus Pius den vyfden in den ban gedaah.2b3.Ver- ftrekt den Staaten geloof, en maakt verdragh met hun; zendt Thomas Wilkés voor gezant naa Span- je. $53. Zendt Staffort naa Vrankryk. 596, Haar gezant Leiton wordt onwaardelyk bejeeghent van DonJohan.5T54. , ,\ Elizabeth, Kooningin vari Engelandt3 geeft dé ge^
zant Gryze preuts antwoordt.924. Haarbefcheidt aan Ortel alleen, op zynen voorftel; 91,7T'Zy geeft hen beide affcheidr.928. Zend Davidfön aan crAl- gemeine Staaten. 954. Haar minlyke brief aafjdë zelve. 981. Schryft aan die van Antwerpen , on; hen te moedigen. 1018. Beraadt zich oover't aan- vaarden van de hooge heerfchappy der vereeriigh- dc Landen : 't welk zommigemet reedenen pop^ gen af-en andere aan te iaaden. 102^. Hpprt en antwoordt der Staaten gezanten. 1027* Weigert de Hopge heerfchappy , ook d'eeuwigé befchérrf min0
|
||||||
R E G I S T E R.
|
|||||||
ftiing der Landen aan teneemen. 1028. Vermeer-
* deft bääre hulptroepen, 1051. Geeft een verdaa-
dighfchrift uit t zend een vloot, naa 'Weftin- dië. 1031. En Leicefter naa Neederlandt. 1041. Schyritophem vergrämt: fchryft hemeen fcher- pen brief; en een aan de Staaten. 104e, Ontfangt daarop hunne antwoorden, en laat zich te vree- de ftellen. 1047. Zy geeft gehoor aan een Gezant van Denemarken. 1056. Ook aan der Staaten gezanten. 11if. Die zy met bitfche taal ant- woordt. 1116. Verzoekt veele laften rogge uit de . Vereenighde Landen te voeren. 1141 . Vaart byfter
. uit teégens de gemelde gezanten. 1147. Ontfangt aanbieding van groote fchatüngen , zoo Zy de Neederlanden aan haare Kroon wil hechten-! 148. Schryft aan die van Uitrecht. 1149. Pooght met vier brieven Leicefter te verfchoonen » en den Staaten ongelyk te geeven.1157. Schryft aan de Staaten van Vrieslandt. 1189. Embder Graaf houdt eenige fcheepen van Oranje
' aan.ai8»
Engelahdt en Spanje vereenight. 313.".-',
Enkhuizen.241. Beroerte aldaar.241.-K.ieft dezy-
dé van Oranje. 246. Aanflagh daarop van Robles, gemift. 319. Wordt by Leicefters partylingen de kapellegenoemt. 1205-. Entes. Zoekt Bartolt Entes.
Erasmus van Breederoode neemt de doodt voor
fpel.311. Erasmus van Rotterdam. 117.
Ernft van Beyere, Keurvorft van Keulen. 838.
Efpinoy verwoeft het landt van Henegouw.781. Oo-
vervalt Sant Gislein en verheft het weder. 795'. Wordt gepreezen. 878. Trekt naar Vrankrijk.878. Escovedo. Ziet Johan Escovedo. ',/
Escuriaal gebouwt. 8.
Eufrafia. 732.
Éyndhoove ooverrompelt van de Staatfchen. 790.
Weeder gewonnen van deSpaanfchen. 790. Ver- raft door de Franghoizen onder 't gebiedt van den Heer vanBonnivet. 838. Beleeghert van Parmaas weeghe. 859. Toereedingomdat te ontzetten. 874. Gaat oover. 874. FAamfmettende gedichten doen niet dan quaadt. 63.
Feeft van 't gulde Vlies tot Gent-14. Ferdinando dJA volos de Guadalafara. 304. Zyn lief-
de teeghens zynen broeder Johan de Suniga. 305:. Fervaques reede om Anjou op te ruyen. 841.
FlorisRoodenburgh. 13 f.
Fokko Ralda Raadsheer des hoofs van Vrieslandt.802.
Sterft fchielyk, als men hem 't afzweeren des Koo- ningsverght. 8oz. Franciscus Balduinus van Atrecht, en Georgius Ca£-
fander uit Vlaandere j worden geoordeelt de aller- bequaamfte te Zyn , om gebruikt te werden tot het inftellen eener algemeene belydenifle van'tChri- ftelyk geloof, en flechtingh van allegefchillen daar- om gereezen. 46. Francisco Bafa, een vanSalfedas makkers wordt ge-
vangen. 814. Zyn bekentenis. 814. Verdoet zich zelven. 815. Franciscus Sonnius gaat naa Roomen , om 't ftuk
der Biffchoppen. 23. Onbenoeghen oover dit werk. 15. Franeker laat de Geuzen in, 257.
Frans V.Koornharr. jftj.
Franfche gezanten op 't Concilie van Trentën , klaa-
ghen oover de vaaders aldaar vergaaderr. 55. Franfoizen pooghen volk in Sant Qujntin te bren-
gen. 7. Hunne neêrlaagh voor die ftadt.9. Win- nen Gales van de Engeifchen. 10. OokGuines. 11. |
|||||||
Houden quaalyk huys op de grenzen van Neêr-
landt. 608. Doen de Neêrlandfche vendels uit Duinkerke vertrekken te vroegh.844. Vermeeftren Dixmuide en Denremonde. 844. Óovervallen de Burgherwacht t'Antwerpen verraadelyk ; be- maghtighen de poort > rukken ter ftadt in. 850. Zwichten. 852. Hun inval tot Antwerpen baart verfcheide beweegbieniflen. 8 5 7. Franfois Bodimont tracht oproer in Vrieslandt te ver-
wekken. 1060. Franfois van la Noue worde Veldtmaarfchalk der
Staaten. 591. Slaat laMottes volk. 633. Moet de ftadt Gent ruimen.65 3. Neemt Warwyk in en flaat eenige paarden der Waaien. 673. Wordt t'Ingel- munfter geflaagen en gevangen. 700. Freederik Schenk de lefte Aartsbifichop van Uitrecht
fterft.712. Fremin, en andere StaatfcheBevelsluiden, toonen
hunne dapperheit. 1006. v Frefnedä's Kooninx Bieghtvaader raadt tot zachtig-
heit. 175. /"Assbeek verfchalkt door de Kooningfchen. 820.
V* Weedergekreeghen by de Staatfchen. 8 3 2. Gafpar van Robles, Heere van Billy. Ziet Robles.
Gafpar van Vosberghen, Hooghbaljuw vanSierix-
zee , doet grooten dienft aan die ftadt. 440. Loopt groot gevaar daaroover.451. GeeleFy laat zich beweeghen van Meefter Henrik
Dirxzoon , tot het leggen eener laaghe aan Schout Willem Bardes. 58. Brengt'er ook andere toe? en geeft valfchegetuigheniffe teeghens den SchQut.58. Wordr gevangen met Volkje Willems. 59. Be- kent de valsheit ende wordt geftraft. 60, Haar verklaaring voor haar fterven, en laatfte bekente- nis. 60. Geeraardt van Berkeroode. 245.257.
Geeraardt van Groesbeek Biflchop van Luik
fterft. 760. Geeraardt van Prounink , anders Deeventer > ziet
Prounink. Geertruydenbergh by binnenverftandt voor den
Prinfe ingenoomen. 331. Geeftelykheit tot Mechele, enKameryk vergaadert
op onthiet van Alva. 212. Haar daghvaart tot Mechele en Kaameryk. 212. Raadt tot ftrafheit om de ketters te dempen. 53. Meenen datby 't Con- cilie van Trente genoeghzaam voorzien is op de leere en kerklyke orde.53. Neemt euvel dat O- ranje, Egmont, Hooren en Mansvelt weigheren teftemmen in devergaaderingbyde Landtvoogh- des befchreeven. 54. Geeftelyke' grootsheit by buffekruidt vergeleeken.
252. Geeftelyken tot Gorkum fchandelyk mishandelt. 254.
Geeftelyke gebouwen die der ftadt Uitrecht te naa
fchynen te leggen, worden afgebrooken 5 op ver- zoek der Burghcrhopluiden. 789. Geeftelykheit roemt den moordt des Prinfen van O-
ranje, en wil 'er oover vuuren: dan de gemeente belet het , zingt daarom daar oover in de Dom- kerk Te Deum Laudamus.906. Gelderlandt weighert de geloofsvreede. 588. Doet
manfehap aan Anjou. 810. Gelder verraaden van Paton. 1166.
Geldtin Engelandt aangehouden. 201. Waar uit
moeyte ontitaat. ao 1. Geldtin Haarlem geflaaghen, en booven zyn waarde
uitgegeeven. 313. Geley en verlofgelden en andere tollen ingeftelt. 329.
Geloofsvreede: een ontwerp daar af. 581. Gewei-
ghert by de Waaien. 583. Ookby de Staaten van Uitrecht
|
|||||||
REGISTER*
|
|||||||
Jaakobs kerke. 1054. In Hollandt tuffen de Kerken"
en Herberts. 1119. Ziettwift. Gevangeburghers te Haarlem kryghentyding van dé
neêrlaaghe ende gevangenis des Graaven van Boffu in een flagh op de Zuiderzee. 3 37. Gevecht der Staatfchen met de Kooningfchen on*
der Gendt in 't gezicht van Anjou, Oranje en Efpinoy. 828. Waar in zich d'Engelfchen defrigh quyten.8i8. Tuffen Bironsvolkende Kooningh- fchen, ontrent Steenberghe. 875. Tuffen't volk van Aldegonde en die van Lier. 892. Gevecht der Spaanfchen en Staatfchen by Litoye.
1061. By Zutven,tuffchen d'Engelfchen en Spaan- fchen. 1094, Geuzen van waar die naam komt, en wat het te zeg-
gen is. 78. Neemen fcheepen in Texel. 221. By Schoonhoove geilaaghen. 256. Veroovren den Br iel. 228. Wat d'oorzaak van dien aanflagh was . 228. Ruimen Amersfoort.285. HunncSchanfen by Haarlem verlaaten, en door Boffu veroovert. 31^0 Geweldenaryen by de Spanjaarts van 't ilot t' Uitrecht
gepleeght.4.90. Dat wordt belceghert. 4.90. Oover- gegeeven.4.92. Metburghers bezet. 4.92. Gezantfchap naa Engelandt. 299. Om der Koonin-
ginne de hooge Ooverheid aan te bieden. 444. Gezanten der Algemeine Staaten tot Haarlem , om
byftandt ten oorlooghe te verzoeken. 533. Aan Donjohan, afgeveirciight , by goeddunken des Prinfen. Hun voorftel. 535. Die en'sprinfen 00- verkomft fmaaken Donjohan quaalyk. 536. Der Neederlandenaan Anjou. 712. Koomen tot Tours in Vrankryk. 745. Worden minlyk ontfangen en gehoort van den Hertoghevan Anjou in het Plef- iïs. 74y. Hun handel met den Hartoghe van Anjou in Vrankryk. 745. Laftbrief en berichtfchrift. 745. Gezanten der Algemeine Staaten gaan naar Vrank-
ryk , daar zy heufchelyk ontfangen worden. 969. Leoninus reede , uit aller naam , aan den Koo- ning.971. 972. Die hen antwoordt. 973. De voor- waarden der opdraght worden te hard geoordeelt, befchaaft, en vertoont. 974.. Haare vordere han- deling met den Kantfeler.977.. Doch worden be- leefdelyk afgeflaagen.980. Komen weeder in den Hage , doen verÜagh, en worden bedankt. 981. Eenige nieuwverkorenen reizen naar Engelandt. 102 f. Kryghen gehoor , en antwoordt op hun! voorftel. 1017, Maakeneen verding met de Koo- ningin. 1028. Gaan op nieu naa Engelandt: hunne bootfchap enïeede.i 125. Geeven een gefchriftoo- ver i en kryghen bitfch antwoort. in6. 1127* Spreeken met den grootenKantfeler, en handelen met den Raadt. 1148. Geraaken in woorden met Leicefter, en kryghen affcheidt. 1149. Gezant des Poolfchen Koonings in den Haaghe aan
de Staaten : ook een van Deenemark in Enge- landt. 1056, Gianibelli, een vernuftigh kfygsbouwmeefter, wyft
een middel aan , om Antwerpen altydt voorzien van koren te houden^^. Trekt goedt zout uit ver- fcheide groene kruiden.960.Wil Parmaas brug ver- nielen, daar toe hy twee fcheepen met vuurwerk toeruft, welke men helfche branders noemt, en afzend. ^^. Verziert een nieuwe vond in 't toeftel- len vaneen brandtfchip/1004. Komt t'Amfterdam,- daarhy befpiedt word. 1198. Gysbert Leoninus, Hopman» verflaagen. 892. Glymes vervordert zich denRaadt vanStaate in hech- tenis te neemen. 457. Godgeleerden worden befchreeven, öm middel op 'cItuk vanden Godsdienft te raamen. 52. Verricht ten luttel, en raaden by't oude te bly ven , maaf de Landtvooghdes neight tot maatigheit. $■ j. Eeeeee Oom-
|
|||||||
■Uitrecht. 587. Aangenoomen by de Grooninger
Ommelanden en Leeuwaarde; verworpen by die van Gelderlandt. 588. Gemaghtighden by Haarlem gezonden aan Don Free- derik.293. Hunne verrichting. 294. Keeren terugh, en twee worden 'er van gevangen , de derde ge- naamt Dirk de Vries bly ft t'Amfterdam. 295-. Gemaghtighden van de Hollandfche zyde op den pais- handel tot Bredaa. 4.11. Hun berichtfchrift. 4.11. Hun verzoek. 4-14.. Antwoordt op de naader oope- ning der Kooningfchen.418. Der zelver weeder- äntwoordt.419. 'T welk den Hollandfchen geen- finsfmaakt.4.19. Hunne laatfte uitbiedenis^iy. Gemaghtighden van'sKooninx weeghe op den han- del tot Bredaa. 4.11. Gyzelaars van dier zyde in Holland gezonden. 4.11. Gemagbtighde Raadsluiden vertoonen de reedenen van 't onbenoeghen der Staaten van Hollandt, 1066.. Der kerken bieden Leicefter alles aan, wat in hun vermoogen is. nj6. Der ftadt Uitrecht brengen eenen brief aan de Staaten van Hol- landt. izo6. Gemeene geldtkift der Onroomfche t'Amfterdam. 14.7.
Gemeente haakt dikwils uit verdriet der teegenwoor- dige regeeringe naar verandering, niet denkende dat ze altyds gewis ongemak aanbrenght, zonder zeekerheic van beeterfchap. 1050. Gemma Frifius een ftarrekyker, en zyn voorzeggin- gen daar uit. 103. Geneeghenheit der gemeenten tot Leicefter. 104.x. Geneve, Zwitzers en Graubunderen inde weer uit vreeze voor doortocht van 't Spaanfche krys- volk.151. Gentfche vreede. 4.7 ?. Gentenaars bannen de vier biddende orden. 7 7 6. Ver-
jaaghen de Roomfche geeftlykheit : bemeeftren Ypere en andre plaatfen ; werven krysvolk: fter- ken hunne ftadt : houden de gemeene middelen in. 583. Slaan etlyke Waaien. 584.. Gent isoproerigh, en fterktzyne veilen. 630. Gentenaars geeven hunne reekening in druk uit. 657. Vergen den Prinfe voorwaarden, ójj. Hunne Ma- jeftraat wordt verzet.^57. Verhindren 't ontzet van Duinkerke. 877. Dreighen zich van d'Algemein- fchap af te zondren, zoo men zich van Franfche foldaaty diende oft der in Vlaandre voerde. 877. Nyghen voorneemelyk tot Anjousaffnyding. 880. Befluken met Parma te handelen j enmaakenbe- ftandtmethem.893. Gentenaars verzoeken hulp by de Staaten , en't vol- trekken van de handeling met Vrankry k. 919. Zyn zeer benauwt. 94.^ Handelen met Parma , en ma- ken verding. 94.6.. Ontfangen minlyk fchryven van Parma naa 't oovergeeven der ftadt: haare burgh wort herbouwt, en veele poorters vertrek- ken. 94.8. GeorgiusdeBiewort Algemein Schatmeefter. 1112. Georgius Caffander ,en Francifcus Balduinus, beide oovergeleerdc en maatigh in geloofszaaken, wor- den gehouden voor debequaamfteom gebruikt te worden tot het inftellen van een algemeene belyde- niffe van 't Chriftelyk geloof. 46.- Gerritdejong, een braaf Hopman. 62 5". Gefchil met d'Engelfchen, waaruit een ftilftant in den laakenhandel ontftaat. 82.
Gefchil met Engelandt,'t welk tot oopenbaaren oor- logh dreight uit te barften. 451.
Gefchil der Staaten met die van Embde. 1036. 'T welk bygeleitwört. 1037. In Noorthollandt, om de re- geering der geeftlyke goederen. 108 r. T'Uitrecht tuffen die van de Confiftorie, en die van Sint |
|||||||
\
|
|||||||
REGISTER.
|
|||||||
vaneedt,by de Landtvooghdes voorgeftelt,tedoen.
Wordt Steedehouder des Prinfen binnen Antwer- pen. 115. Stuit den oproer tot Antwerpen , en doet 'ereenighe met de doodtftraffen.118. Doet, beneffens de Prins van Oranjen, groote vlyt om de beroerte tot Antwerpen te ftillen, wordt van de Kalvinifchen gedreight met gevelde buffen. 130. Wordt ingedaaght van Alva. i6j. Sterft. 198. Graaf Philips van Hohenloo. Zoekt Hohenloo.
Graaf van Hoorne Ammiraal onthout zich van't Hof.
70. Behaalt kleenen dank by de Landtvooghdefle » oover zyn verrichten tot Doornik, 112. Deed daar nochtans grooten dienft. 112. Wordt ge~ veinsdelyk bejeeghent van Alva. 162. Wordt ge- vangen , en op 't Hot van Gent gebraght. 163. Wordt onthalft. 183. Graaf van Lalaing begunftight Anjou. <; 19. Oranjes
vertrouwdeling' 513. 538. Wordt Ooverfte van der Staaten voetvolk. 531. Istentydevanden flagh vanGembloers van der handt. 555. Onthaalt An- jou. 592. Zyn onbeftendigheit, en afval. 631.66 r. Sterft door een hoefflagh. 661. Graaf van Laval mispryft het opzet van Anjou. 850»
Van Anjou aan de Staaten gezonden. 866. Graaf van der Mark komt met een deel ruiteren by
'their van Oranje. 195. Laat zich ter vergaadering van de Staaten van Hollandt en zynen laft zien: waar op hy voor Oranjes Steedehouder oover Hollandt erkent wordt. 261. Neemt Rotterdam in. 167. Dwingt Schoonhoove. 279. Zyn'wreedt- heit aan Paater Cornelius Mufius gepleeght.292. Gezonden tot byftandt van Haarlem, wordt ge- flaaghen. 197. Maakt moeite teeghens de Staa- ten. 299. Wordt gevangen. 300. Wordt geflaakt, en weer gevangen. 300. Raakt uit de gevangenis, en begeeft zich binnen Rotterdam. 300. Maakt zich van Rotterdam t'zoek. 300. Komt weer te voorfchyn. 300. Kryght verlof. 300. Sterft toe Luik aan de beet van eenen dollen hondt. 300. Graaf van Mansvelt trekt eene lyn met Oranje, Eg-
mondt en Hoorne , noopende 't verzachten der Plakkaaten teeghens d'Onroomfchen. 54. Graaf van Meeghen brengt d'eerfte tyding te hoof
van 't verbondt der Eedelen. 72. Zyn gevoelen daar oover. 72. Leidt toe om met eenigh volk binnen den Bos te koomen , maar te vergeefs. 130. Verzeekert Uitrecht. 130. Komt met zyn volk dicht onder Amfterdam. 148. Wordt van Alva, naa Vrieslandt gezonden. 177. Komt inGrocnin- gen. 178. Graaf Johan van Naffau bewyft Oranje een' broe-
ders proef. 175. Wordt Stadthouder van Gelder- landt. 588. Yvert in 'tftuk van den Hervormden Godtsdienft, en tracht den zelven voort te plan- ten. 588. Befehlet Amersfoort, en doet het bezet- ting inneemen. 630. Graaf Johan vanNaflaus opzegging van'tStadthou-
derfchap van Gelderlandt. 884. In wiens plaatfe G raaf Yvillem van denBerghe werdt gekooren.884. Graaf Luidewyk van Naffau, doet zyn intree met
groot gevolgh tot Bruflèl. 75. Gezonden om toe vereenighing met de Luiterfchen té raaden. 12«:. Valt in Groeningerlandt. 177. Wint den flagh tuffen Heiligherlee en Winfchooten ; komt voor Groeningen. 178. Wordt van den Kaizar gelaft Groeningerlandt te ruimep; maar neemt 'er dagh aan. 179. Breekt op, en leeghert zich tot Jemmin- gen. 186. Verlieft den flagh van Jemmingen , tee- ghens Alva. 188. Berght zich met zwemmen oo- ver de Eems. 188. Neemt eenighe fcheepen ge- laaden met Italiaanfche waaren , op den Ryn. 196. Schat die fcheepen een fommegeldtsaf. 196. Zyn handel
|
|||||||
Gommicourt, Ste€yooghdt van Maaftricht, fchryfc
aan Parma. 957. Goodevaart Braffer. 380.
Goodevaart Montens , Burghermeefter tot Bre-
daa. 785. Gorkom zweert Oranje als Stadthouder. 254. Sterkt
zich , en breekt tot dien einde zyn voorfteeden af. 306. Steekt Workum in brandt om het den vyandtt'onbruiktemaaken. 306. Goude belet het plondren der kerken aldaar. 105. On-
ruil aldaar, en weeder geftilc 232. Wordt door Heer Adriaan van Zweeten aan Oranjes zyde ge- braght. 253. Verraadt aldaar beflecken, ontdekt engeftraft.352.3^3. Volght Amfterdaminzwaa- righeit te maaken van den Prins tot Graaf van Hol- landt te hulden. 886. Stelt zich teeghens den han- delt metVrankryk.933. Haar vertooghen redenee- ring oover dat ftuk ter vergaadering van Hollandt gedaan. 933.94.4. Goudteeten quaalykbekoomen. 1083.
Graaflyke en geeftelyke goederen, in Holland en
Zeeland verkoft. 443. Graaflykheit van Hollandt opgedraaghen aan Oran-
je. 886. Graaf Adolf van Naffau blyft in den flagh tuffen Hei-
ligerlee en Winfchooten. 178. Graaf Adolf van Nieuwenaaren Meurs wordt Landt-
vooghdt oover Gelder en Zutven in plaats van den Graaf van den Berghe. 899. Zoekt Nieuwenaar. Graaf van Arenbergh, Stadthouder van Vrieslandt,
is zeer befcheiden in geloofszaaken. 106.? Schaft het preeken af in Vrieslandt, maar fchorft Inqui- fitie en Plakkaaten. 131. Wordt van Al va naa Vries- landt gezonden. 177. Verlieft den flagh teeghens Graaf Luidewyk , en blyft'er doodt. 178. Graaf Willem van den Berghe aan Oranjes zufter
getrouwt, bemaghtight verfcheide fteeden inden Gelderfchenhoek.z5ö. Neemt Amersfoort in.256. Vliedt met gemaalin , kindren en pakkaadje uk Kampen; waar op alle fteeden by hem bezet, ver- laaten worden. 285. Handelt met den Prins van Parma. 884. Wordt in verzeekring genoomen en naa Hollandt gevoert. 884. Ontflaaghen begeeft Zich aan 's vyands zyde^. zyne zoonen zich in dienft desKooninx. 884. Graaf van Buuren wordt naa Spanje gevoert. 164. fio.
Graaf van Egmondt, Prins van Gavere, raadt hefte-
lyk tot flaan voor Sant Quintin. 8. Kryght groo- ten naam daar door, endegunft des krysvolx. 9. Wint den flagh by Greevelinge. 14. Weigherthet bevel oover de Spaanfche foldaaten aan te nee- men» en dryft dat men ze verzenden mocft. 13. Wordt uitgeftreeken van Granvelle. 34. Hoont hem weederomme met het verzieren van een lie- verye. 38. Schryft neevensden Prins van Oranje> en Graaf van Hoorne , aan den Kooning oover de mishandelingen van Granvelle. 39. Geeft neevens hen een vertooghfchrift oover aan de Landtvoogh- des.43. Schryft neevens hen, andermaal aan den Kooning. 43. Reift naa Spanje, f o. Wordt 'er tref- lyk onthaalt, en keert weeder tot Bruffel. 51. Toont oopentlyk zijn misnoeghen oover den Koo- ning. 5 2. Twy feit oft hy zich van 't Hof zal onthou- den. 70, Beraadt zich daar oover. 71. Zynaangee- ven nopende 't verbondt der Eedelen. 72. Straft met ernft de beeldtftormers. 113. Laat zich met d'ander'Heeren tot Denremonde vinden. 115:. Be- koomt fchryven uit Spanje van een' Spaanfchen Raadsheer, 122. Wordt fchamperlyk bejeeghent van Alva, als hy hem bewelkoomt. 162. Wordt ge- vangen. 163. Wordt onthalft. 183. Graaf vanHoogliltraaten weighertden nieuwenftyl
|
|||||||
REGISTER.
|
|||||||
daar oover ^Amfterdätti, daar hy t gezeidt had$
ftrengelyk gegeeflelt. 197. Haarlem valt den Laridtvooghdt af rhöt rheeï-andrö
plaatfen. 255:. Wordt met beleeghering gedreighÈ van Don Freederik. 293. De Vroedtfchap aldaar nyght tot handeling, en zendt tot dien einde Ge- deputeerden naar Amlterdam aan Don Freede- rik. 293. Hec fchikt zich tot weederftändt. 294. Kryght twee van zyn gemaghtighdert re rug s neemt ze gevangen en Zendt ze aan den Prins te Delft. 295. Wordt beleeghcrt door Don Freede- rik. 296. Befchooten. 298. Storm öp 'tRaavelyri voor de Kruispoort. 298. Myne van boöven inge- partt. 302. Myne by deSpanjaardts onder't Blok- huis gemaakt* aangefteeken. 304. Vaardight Schee- pen Adriaan van Berkeroo aan den Prins af, orii den zelven van de geleeghenheit der ftadt te berich- ten. 302. Slaac aPtaanbodt gedaan by verfchqide HoUandfche fteeden, van al d'onnutte monden iri hun ko ft oover te neemen. 303. In groot gevaar, en fchriklykbeftormt. 303. Haarlemmers Vallen dapper uit. %li. Dartelheit op
de zeeghe. 311. Hunne koeyen bly ven uitgaan ge- duurende't bdegh.312. Zy verliezen een galey en elf ronde fcheepen. 312. Pleeghen fnoode wreet* heeden tot weer wraak derSpaanfche.314.'t Graauw mort daar. 318. Goutin en Tferaarts raaken hëi- melyk uit der ftadt. 318. In hongers noodt. 318. Zoeken gefprek met den vyandt. 319. Jn't uiterfte lyden-.3io.Zenden Niklaäsßernardtszoon Burgher- hopman met een Jacht uit aan den Prins. 320. Raadtflaaghen om uit der ftadt te breeken. 3x2; Treeden in ernftighe handeling met den vyandt, en worden hunne gemaghtighden genbeghzaarh der voorwaarden eens ; behalven Rofigny. 323, Geeven zich oover op genaade oft ongenaade. 324. Wreedtheeden daar in by de Spaanfchen gepleeght teeghens de opgegeevenen.324-Ouwelinx vermaart in ttrydbaarheit. 326. DeBoekdrukkery aldaar ge- vonden. 326. Vergiffenis daar verkundighr. 327^ Worden gedwongen te delven voor Alkmaar. 331. Zwaare brand toe Haarlem.464. Neemt voldoe- ning vanden Prinfe. 491. Kerk-en Klóofterftor- ming aldaar 579. Moeite aldaar oover zeeker ver- zoek der Roomsgezinden. 775. Haavens toont een verzoekfehrift aan den Predi-
kant Korput. 1240. Handel der Heeren misduidt in déh Spaanfchen
Raadt. 120. Handel met Ia Roche begönnen; door Baldes be-*
let. 384. Handel met de Höoghduitfchenööver hunnebëtaa--
iinge. 512. Handeling met Anjöu wordt hervat. 866. Gaatwee-
der in zwang. 896. Handeling met Vrankryk. weëgeris d'opdraght der
Vereenighde geweften aan die Majefteitj aange* vangen. 910. Door veele Bontgenóten en Heeren der Hollandtfche Hoven aängeraaden en gevor- dert. 929. Maar door diè van der Goude kloekmoe» digh teegengefproken, met een lang vertoogh, 933-944. Eenige Jonkers uit Overyfel poogen dié ooktefteuren.94). Wort door der Staaten Gezan- ten dapper voortgezet. 971-97 9. Isgantfch vruch-» teloos, en loopt re met. 980., Handtveften van Hollandt. 32. Met de zelve koomeri
meeft oover een die van Brabant en d'ander' Land-* fchappén- 33. Zoekt Voorrechten. Hans Hanszoon koopman tot Vlhlange bëdraagheiï
door een Vries geheeten Aukema, dat hy den Prins van Oranje voor heeft te verdelgen.901. Zyn zoori ' vermoordt den aanbrenger. 902. Eeeeee » Harde
|
|||||||
handel in Vrankryk. 223. Ooverraff. Berghen in
Henegouw.248. KoomtuitDuitslandt. 353. Blyft op de Mookerheide. g6"o. Zyn lof. 361. Graaf Willem Lodewyk van Naffau wordt Onder-
ftadthouder van Vrieslandt. 885s Zoekt Willem Lodewyk. Graaf van Nieuwenaar. Zoekt Nieuwenaar.
Graaf van Rennenbergh houdt Steenwyk belee-
ghert. 765". Proeft vergeefs krysiifr, voor Steen- wyk. j66. Zyn foldaatenzynoproorigh, 768* Zyn volk deift. 771. Breekt op van voor Steen wyk»771. Vak in Sallandt.77 3 .Sterfr. 78 3. ZïetRennenbergh. Graaf van Schouwenburgh komt in Vrieslandt met
acht vendelen Hooghduitfchén, en lalt van Oranje, om 't Scadthouderfchap aldaar, en oover Groonin- ge , re bewaaren. 2^7. Recht een nieuw Hof te Franekerop. 257. Vlucht uit Vriesland):. 28<J. Graaven van Hollandt naamen nooit oover zich
oorlogh aan te vangen of vree te maaken , fchattin- gen te heffen, of iet anders van ge wight.» zonder goedtdunken en bewillighing van de Staaten. 1213. Steegen door hun verltandc en eendraght met de Staaten tot zeer hooge achtbaarheit. 1213. 1214. Zy vermoghten niet zonder de Staaten, als hebben- de geen middel dan de vruchten der Landsheerlyke goederen, om Hof te houden, en de gewoonlyke Ampcluiden tebetaalen. 1214. Graave de ftadt, wordt van Parma gewonnen. 1063.
Graavin vanZwartfenburgh 's Prinfen zufter dient
den Prinfe in zyne ziekte. 816. Granvelle. ZoektAntonis Perenot.
Gryze, HooghbaljuW te Brugge en Zyn partylingen
befluiten Chimay in verzeekering te neemen en uit het bewindt te ftellen. 894. Vertrekt naar Zee- landt. 895. Wordt naar Engelandt gezonden. 924. En van Joachim Ort el gevolght : hunne bericht- en gedenkfehriften. 925. . Komtweeder t'huisen brengt gunftig fchryven van de Kooningin.98 1. 982. Groeneveldt, Steevooght van Sluis, kryght kund-
fchap van't beleg. 1161. Zend zyn vrouw en vee- Ie andre ter ftadt uit. 1163. Schryft aan Bukken- horft. 1165. Groeninge doet de beelden met gemoede uit de Min-
rebroeders kerk neemen , laatende d*Onroom- fchen daarinne prediken. 106. Neemt bezetting in van de Landtvooghdes. 149. Wordt ontlatt van bezetting. 49 9. Jn verfchil met d'Ommelan» den. 546. 5-47. 568. 611. Groninger Ommelanden neemen de geloofsvreede
aan. 588. Ontfangen orde van den Aartsnartoghe» waar naa zy zich richten moeten. 611. Groninge wort aangevochten vanRennenbergh. 648.
Gaat oover. 649. Wordt door Rennenbergh voor den Spanjaardt vermeeftert. 692. Groningen en Ommelanden, erkennen Anjou hen voor hunnen Heere. 810. Groninger dorpen betaalen brandtfehat aan de Staa-
ten. 1179. Guicciardin. 227. Guines veroovert van de Franfoizen. 1 r.
Guiziaanfche partyfehap geftight door Antonis Pe- renot, Biffchopvan Atrecht. ir. Guize en zyn aanhangers waapenen zich teegens hun- nen Kooning. 971. TLTAaghe: daar worden de beelden door laft van 't
**••*■ Hof weghgenoomen.ioy.
Haarents reukeloosheic brengt hem in 'c uiterfte
lyden, enzynenaanflaghteniet. 1036.
Haarlemfche burgher, uit zyn mondt hebbende laa- ten gaan dat Oranje oover de Maazewas, wordt
|
|||||||
R E
Harde vorft , en diertevan voeder. 171.
Harde winter en ysbyten in Noordholland.'4x1. Harman de Ruiter neemt Loeveftein in. x 19. Wordt naa 't pleeghen van ongelooflyke kloekmoedigheit "öóverweldight, en blyft 'er. X20. . Harman Herberts-1119. Harman Modet. Ziet Modet. Harman Roodenburgh. 14.6. 577.1200, Hartogh van Nemours vak by nacht in 'tNeeder- |
STER.
Heerentals beleeghert door Parma. 876, Verlaatea
van Parma, om Duinkerke te gaan winnen.878. Verzorght byde Staatfchen. 881. Heevigheit verzek doorgaans het onrecht. 1053.
Heeze ^ de Baroeu onthalft voor verraader des Koo-
ninx.710. Heimelyken Raadts gevoelen , noopende 'tftrafïèa
der ketteren, is fcharp. 67. Helmondt wordt Staatfch, en zommighe andre plaat-
|
||||||||||||||||||
landfche leegher.
Hartogh |
fen daar ontrent. 838.
Helfch oorlogh,waar in de geen die gekreeghen wordt,,
niet in gevangenis raakt, maar daatlyk aan de galgh. 238. Heneadje , Onderkaamerling derKooninginne Eli-
zabeth brengt een bitfen brief aan Leicefter. 1045. |
||||||||||||||||||
I7' r>
ina Celi in Alvaas plaats gekoo-
|
|||||||||||||||||||
ren. Z39. Komt in Niederlande met den oover-
fte Juliaan Romero. 250. Raakt met Affabre en hofgezin tot Sluis, x^ï, Blyft van de Landtvoogh- dy verfteeken. x68. Keert naa Spanje. 33? |
|||||||||||||||||||
Hartogh Hans Kazi'mir brengt meer volx aan de
Staaten, dan zynlaft toeliet, f p 5. Zyn volk komt by 't Staatfche onder den Graave van Bpfïu. 599. Hartogh van Nevers . getrouwt met Henriette van
Kleef, geeft een gefchrifc aan den dagh. tot bewys van 't rocht dat zyner gemaalinne , als wettighe erfgenaame, heeft op Brabant, Limburgh en Ant- werpen. 787. . .,:, Hartoghinne van Parma: ziet Margareta, Hartoghin
van Parma. Haffelaar. Zo.-ktPieter HafTelaar.
Haffelt in Ooveryffel verraftdoorde Staatfchen. 831.
Hattum door den Droft verraaden. 72^.
Havrech komt uit Spanje. 4? $.
Hautein,Ooverftevan Walchere,komtaandenKou-
wefteinfehen dyk tot hulp der Staatfchen, 1007. Daar hy , naa 't betrachten zyner eere, in 't flyk verfmoort-1008. Hautepenne kryght Breedaa , door verraadt. 784.
Blyft daar Ooverfte. 786. Doet Geertruidenbergh vergeefs beladderen. 785. Neemt iets op Heus- den voor. 7 8 5. Hautepenne windt een fchans by 't Berghfche hooft.
1037. Komt in deBetuw, en verjaaght de Staat- fchen. 1037. Doet het huis te Welopeifchen.1083. Kryght Gelder door verraadt, 1165:. Word ge- fchooten, daar hy af fterft. 1166. Hauterive gefterkt door de Staaten. 782.
Heer van Aldegonde. Zoekt Aldegonde.
Heere van Bakkerzeel wordt onthalft. 192.
Heer van Chevres. 4.
Heer van Ibermont. 114.
Heer van Melde naa Schotlandt afgevaardight met
's Prinfen verdaadighfehrift, en laft om den Schot- fchen Kooning te waarfchouwen van een verbondt opgerecht tullen den Spanjaardt en Paus , om den Schotfchen en Engelfchen ftaat te fleuren , den hervormden Godsdienft uitte rooyen, endenal- gemeinen (by hun genaamt Catholyken) in te voe- ren. 744. Heer van der Motte , uitgeroepen voor verraader,
door de Staaten. 629. Kryght Sant Omeer in: 00- verkomtmet den Heer van Montigny. 533. Heer van Octingen aan den Prinfe gezonden , met
aanbodt van't hervatten des Bredaafchen vreede- handels.4.61. Heer van Pieffis waarfchouwt Oranje aangaande An-
jous toeleg. 848. Zyn verhaal aangaande Anjous beleidingen.ä^f. Heer van Raffinghem naa Spanje gezonden. 45?.
Heer van Sweeveghem verwerft geldt te leen van
d'Engelfehe Kooningin, voor de Staaten. 490. Heer van Tholouze mift Vliffinge te kryghen: wordt
van den Heer van Beauvois tot Ooflerweel geflaa- ghen. 13X. Heere van Villekomt metvaften laft vanStadthou-
der, in Vrieslandt.5'32. Zyn bedryf aldaar. 532. |
Henegouw, ook Arthois, bepraat van A Iva, bewil-
light den hondertften, twintighften en tienden pen- ning geveinsdelyk om d'andere in te leiden. 207« Henegouwers verfoeyen de geloofsvreede. 583.
Henrik, Kooning van Portugal fterft, waardoor
Kaftilie aan die kroon komt. 686. Henrik de derde, Kooning van Vrankryk , antwoort
Mendoza. 970. Ontfangt der Staaten gezanten ten gehoor. 971. En geeft antwoort op hun ver- zoek 973. Wordt met denHoozbandt van d'En- gelfehe Kooningin vereert. 978. Henrik, Kooning van Navarre, verzoekt een vrye
ha ven van de Staaten. 1151, Henrik Laurenszoon Spiegel. 1200.
Henrik Tferaarts, ziet Tferaarts.
Heraugiere, Staatfch Hopman, in 't gevecht op den
Kouwefteinfchendyk. 1006. Herberes, 1119.
Herentals, door de Staatfchen verlaaten, en van de
Kooningfchen bezet. 915. Hierges toght in Noordtholland. 422. Wint Buu-
re.432. Voor Oudewaater.432. Wintdefchans tot Krimpen. 436. Gefchooten voor Maaftrichc» fterft. 639. Hippolito Bentivoglio , Markgraaf van Gualtiere.
1005. 't Hoeneen vrybuyter der Geuzen met achtien man
tenhooghften, werpt ter neer een bende fpeerrui- teren , van Amfterdam naa Haarlem trekkende langs den dyk. 309. Hof van Hollandt ftemt het weghneemen der beelden
in denHaaghe toe. 10f, Antwoordt op Leicefters brief. 1193.. Hohenloo voor Roermonde. 551. Wordt benoo-
dight af te trekken. 5^2. Neemt Weirdt in.6i<J. Zoekt meefter' van 's Hartoghenbofch te wor- den. 671. Wordt gejaaght van de boeren : flaat de zelve. 695". Vecht teeghens Schenk op de Har- denbergher heide, ongelukkelyk. 703. Pooght vergeefs Delfzyl t'ontzetten. 706- Kryght den Op- flagh , en Monnikkerzyl. 707. Trekt naar Gro- ninge.714. KryghtKoeverde. 71 ?. Wordtopde Bourtang geflaaghen. 716. In Vrieslandt met O- ranje. 774. Gefteurt, om dat men hem de neêr- laagh van de Bourtang was wytende. 774. Dwingt Meeghen in Brabant.835. Zyn onbenoeghen op Sonoy.870. Geftilt. 870. Maakt een fterke fchans ter Neuze. 883. Voor de fchans teeghen oover Zutven. 899. Hohenloo zend een vertoogh aan de Staaren van
Hollandt.9^0. Die hem tot Veldooverftebegeerenj en vernoegen. 951. Heeft een aanilagh op'sHer- togenbos.982. Welke mislukt.983. Tracht Bruffel te fpyzen; maar te fpaade.988. Spreekt vergeefs voor Treslong 993. Wint Lief kenshoek. 998. Zyn aanflagh op den Kouwefteinfchen dyk. 1002. Dien hy niet kan doorgraaven : begeeft zich naar Anc-
|
||||||||||||||||||
HEG I S T E R.
|
|||||||||
Antwerpen, tot trooftderburgery. 1006. Vertrekt
uit die ftadt. 1013. Weigert het algemein Stadr- houderfchap onder Leiceiter. 104.5-. Spyft de ftadt Graave; en flaat eenigeSpaanfchen. 1061. Doec een tocht in Brabant ; daar hy eenige paarden flaat. 1065. Geeft aan Leiceiter een fchrift 00- .., ver. 1066. Word zeer gequetft. 1096. Heeft krak- keel mctEeduart Norrits; van welken hy uitge- daaght wordt. 1117. Wint de fchans van Engelen , die men Crevecoeur noemt j en klaaghtoover quaa- de involging. 1 \66, Weigert met Leiceiter te ver- zoenen , en geefr reede waarom. 1177.. Oopen- baart een verzoekfehrftt. 124.0. Hollandtiche handtveften oft voorrechten, 32. Hollandt verhardt door de moordt van Naarde. 191. Hollandfche fteeden bieden die van Haarlem aan al d'onnutte monden van vrouwen en kindren , in hunne koft oover te neemen: maar 't wordt afge- flaagheii. 305. Hollandfche Staaten vergaaderen tot Rotterdam, 378. Hollandfche Eedeien misnoéght oover de fteeden. 400.
Hollanders en Zeeuwen hermaaken hunne dyken. 511. Schikken hunne zaaken. 514.
Hollandt en Zeelandt hebben, in den oorloghtee- gens Don Johan , nooit in gemeenfehap van laften neevens d'andre geweften willen treeden. 570. Hullandr en Zeelandc teeghens Anjou, roepen om den Prins. 696.
Hollandt maakt zwaarigheit in 't zweeren aan den Hartoghe van Anjou. 809. Had te vooren den Prins 't hoogh bewindt aangebooden , te voeren op zynen eighen naam. 809. Had begoft met hem te handelen van opdraght voor altoos, en onder tytel van Graave. 810. Laat zich echter verfpree- ken door den Prins om den Hartoghe te zwee- ren. 810. Hollandt en Zeelandt willen dat hetbeleidt deroor- loghe blyven zal aan denPrinfe van Oranje. 817. Holiandt vindt geenszinsgeraaden onder d'Algemei- ne middelen de hunne te vermengen , nochte daar meê Anjou en den Raadt van Staate te laatenbe- worden. 817. Hollandt , toevlucht der verdreeve Vorften. 838. Doet bezending aan Oranje, om hem van Anjou af te trekken. 880. Hollanders maaken zwaarigheit in't aanvaarden van den Franfchen Kooning tot hunnen Opperheer. 913. Reedenen bygebraght om hen daar toe te be- weegen. 929. En om hen af te fchrikken.933.. Zyn, met de Zeeuwen, meefters tewaater. 1025:. Betaalen meer alleen , dan al d'andere geweften t'zaamen. 114.2. Hollandt is in achthundert jaaren nocht van uit- nocht van inheemfche waapenen ooverwonnen, of t'on- dergebraght. 1214. Hollandt heeft ten tyde vanLeicefterin twee jaaren tydts neegenendertig tonnen goudts opgebraght tot de krygh te lande, behalven de koften tot de krygh te waater en veel andre byzondre laften. 1222. Hollandt heeft veel gedaan totbyftandt hunner naa- gebuurenen bondegenooten, zonder eenigbyzon- der voordeel te zoeken. 1231. Het moet voor ver- gelding lafter hooren, en veel ongely ks lyden. 12 31. Hollandtfche Staaten, ziet Staaten van Hollandt. Honderfte , twintighfte , en tiende penning ge- eifcht. 205'. 'T vertoogh der Staaten daar tee- ghens, 206. Hondt wekt Oranje. 174.. Brengteen moordt uit. ö^- Hongersnoodtte Haarlem. 3 18. Te Leide. 390.391- In de Spaanfche Neederlanden. 115-9.1160. |
|||||||||
Honfchooten oovervallen. è&o.
Hooghe Raadt van gerechte ingeftek by die van Hpl-
Jandt, op 's Prinfen naam. 818.
Hooghefchoolgeflieht tot D0uay.23.T0t Leyde.398* Tot Fraaneker. 104.U.
Hoorn wordt Naffaufch, met meer andere fteeden in datgeweft.i^o.
Hopman Hans van Enkhuizen veroovert het huis te Toutenburgh. 256.
Hopman Ie Goth Fransman aangevochten om de fchans ter Neuzete verraaden: r/hans om Oranje
t'ontlyven,9oi.
't Huis te Hooghftraaten en Loenhout bemeeftert by Mansveldt. 874.
't Huis re Waardenburgh uifgerooit. 356. Hulp aan de Haarlemmers mislukt. 301. Huift Jngenoomen voor Parma. 882. Hunfry Gilbert komt tot Vliffingemet eenregement van duizent knechten. 253.
JAkob Simonszoon de Ryk , Amfterdammer, in
Engelandt, en zyn verrichting aldaar. 234. Vindt eenige vluchtelingen van Vliffinge op zee. 2 3 f, zeilt met hun derwaarts, en verquiktde burghe-> ry. 23}'. Steekt, aan den Haak, 's vyandsfchee- pen aan brandt. 239. Jaaght en flaat de Span- jaards. 239. Wordt Ammiraal van Kampveer. 239* Veroovert Zierixzee, en wordt befchonken met tweehondert angelotten, tot een'goude ketting, door de Majeftraaü. 2 5"2. ïs deeerfteder gevange- nen , die in Zeelandc-gefpaart werden. 31 f, Zyn? Zwaare quellaadje in de gevankenis. 35-0. Wordt ontflaakt. 350. Zyn wonderlykevroomheit.^fo* Jakob Bloemaart en andren worden in een Landthuis
verbrandt. 276, Jakob Foppenszoon Schout van Haarlem. 264. Zyn
gruwelyke handel. 2 64.265. Jakob Heffels en Jan Vifch, gehangen buiten Gent.
605". Jakob van den Ende, Raadsmanen Voorfpraak van
Hollandt gevangen. 169. Jakob Wytz. 263.
Jan BabtiftaTaxis, ziet Taxis.
Jan Babtift van den Heuvel wort verflaagen. lo^S.
Jan Haaren Predikant trekt met Chimay op des zelfs
Landtgoederen by Brugh.899. Verloochende naa- maals weeder zyn geloof onder dejefuyten t'Ant- werpen.899. Jan Haarings ftoute daadt. 310. Hy klautert byde
taakels van Boffus fchip op, rukt de vlagh van fteng, en daalt 'er meê needer, toch wordt door een luyk van ondere gefchooten in zyn borft en fterft 'er aan.337. Jan javreguy jaaght den Prinfeeenen koeghel onder
't rechte oor in. 814. Wordt gedoodt op heet« daadt. 8 r4. Jan Spelle Rooderoê gehangen. 203.
JanStramman., zoon van Hans Hanfz koopman tot
Vliffinge vermoordt den beuchter zyns vaders.902. Zynleeven eneinde. 90z. Jafparvan Vosberghen. Zoekt Gafpar.
Jeelis Hooftman. 237.
Jenlis licht door laft van Graaf Luidewyk van Naflau
volk in Picardie. 2Ó1. Wordt geflaaghen.2rji. En gevangen.' 263. Wordt op een morghenftondt, doodt gevonden op'tflott'Antwerpe, daar hy ge- vangen zat, zonder dat men van ziekte wift. 2Ó3, Jeronimo de Arcibu wordt, teeghens belofte, in Alk-
maar gehangen. 332. JeronimoRoda draaght zich als Landtvooghdt.45%
Een plakkaat te.üghens hem. 460.
' Jefuyten weigheren eedt van getrouwigheit aan de Eeeeee 3 Staa.
|
|||||||||
R E G ï S T E R.
|
|||||||
Staaten te dóen : desgelyx eenighe Minrebroe
ders-: ende worden daaroover uit Antwerpen ge- zet. 575. Ypere bckeghert vanParrna. 879. Gaat oover. 896. Ylëlftein, Ooverfte, tracht naa Goor. 790. Wordt > neevens andre kryshoofden, door Zyn eighen volk, aan Schenk geleeverc. 790. Imbi7i,e, naamelyk de jonge, fpringt in zee en ver- drenkt. 276. D'oude pleeght zynen moedrwii te Gent.653. Brengtkrysvolk indeftadt, en verfielt deWet.654. Komt weeder tot Gent. 883. Omge- loof te winnen, doet eenighen tot Gent vangen voer Spaansgezinden; en laat hen thans ontflaa- ken.884. Meent Denreraonde te verraaden. 895. Wordt gevangen. 896. In zyn plaats wordt Voor- Scheepen oft ßurghermeefter tot Gent Jonker Ka- rel Uitenhoove. 8<jó, Wordt befchuldight. 914. En te Gent omhalft: zyn aardt, dienft en ondienlt aan den Staat. 917. Inquifitie van Spanje, wat dat zy. 19. Watlnquifi- tie te vooren in Neederlandt ge wee ft is. 31. Wordt haatelyk in Brabant, en gemydt te fpellen. 31. Verflapt door klein heul te hoove. 4.7. Verwekt groote klachten teeghens zich. 65. Inquifiteurs in Neederlandt klaaghen oover luttel ont- Zaghs.öÓ.
Inquifitie in Neederlandt gepleeght, wordt tweeder- ley bevonden. 73. Wordt afgefchaft, metverkun- ding. 112. Inquifitie in Spanje ftrykc vonnis oover de Needer- landers, 't welk de Kooning voorgoedtkenu 170. Inftelling van Gekoorlingen, tot Uitrecht» uit den geeftelyken Staat. 818.
Inval der Spaanfchen in de Bommelerwaardt. 1037. Daarzy in d'uiterfte noodt koomen j doch worden fohielyk verloft. 1038. Inwilging van middelen door deLandtfchappen. 1189. Joachim Orteh 1189; 1190* Johan Bafius. x79.z10.z1o. 218. Johan Kolterman. 245-246.155.263; Johan deEscovedo, geheimfchryvervan Don Johan naar Antwerpen gezonden.488. Wordt aan den Kooning afgeveirdight. 514. Zyn fchry ven aan Pe - rez. 517.510. Zyn brieven in't licht gebraght. 513. Wort in Spanje vermoordt. 510. Johannes Eftius Rectoor van de Zaayery van Douay. 760.
Johan van Glimes, Markgraaf van Berghen, en Floris
van Mommorangy Baroen van Montigny, gekoo-
Johan van Kaltilje geftraft in Spanje , om verftandt
met den Prinfe gehouden. 80 r.
Johan van Kuyk, Heer van Erpt, beweeght die van Vliffinge de Spaanfche bezetting uit te werpen. 133. Johannes Molanus Doétoor in de Godtheit en Jo- hannes Vindevilius Doótoor in beide de rechten in 't bewindt gefielt oover de gefliehten derZaayeryen van Roomsgezinde Leeraars- 760. Johannes äStryen Reótoor oover de Zaayery te Loo- ven, 760.
Johan Stubbe fchryver van een bitter boek teeghens het huwelyk van de Kooninginne Elizabeth met Anjou. 799. NefFens den verfpreyer van dat boek, genaamt Willem Paget , worden hunne rechte handen afgehouwen. 799. Johan Vernee. 83 r< Johan van Wynbergen. 1150. Johan van Withem Heere van Beerffele Markgraaf, uit den hoofde zyner gemaalinne van Berghen op Zoom , by de Staaten Voor vyandt verklaart. 8oz. Jonkheer BoumaaeenVriefch Edelman onthalft. 19z. Jonkheer Henrik Valkenaars vrymoedtenftandtya- |
|||||||
ftigheit , teeghens 't vérbrek van het beroep der
Uiterfchenaan den Kooning. 227. Jonker Kaarel Uitenhoove Voorfcheepen oft Bur-
ghermeefter te Gentin plaats van Imbyze. 896; Jooll van Gourteville Hooghbalj uw t' Oudenaarde
vliedt op't flot. 2 73. Wordt door veele wonden af- gemaakt , en ter veynfter uit , in deftroom ge- fmakt.z7 3. Joris van Lalain, Baroen van Ville , wordt op voor-
raad , Ooverite van Vrieslandt en Groeninger- landt.484. Joris van Lalain , Graaf van Rennenbergh > Stadt-
houder in OoveryflëlenLingen.589. Maakt een' aanflagh op Kampen , vergeefs : en beleeghert het daarnaa. 590. Kryght die ftadt. 591. Zoekt Ren- nenbergh. Jork. Zoekt Roelandt Jork.
Juliaan van Kleerhaaghe. 98z. 1103. 1105. 1140.
1166. Junius gemaghtighde der Staaten binnen Brug, om
Chimay tot zynen plicht te vermaanen. 897. Juftinus van Nafläu wordt Ammiraal van Zee-
ländt. 993. Izabelle, dochter van Vrankryk , komt in Spanje,
tot voltrekking haares huwelyx met Kooning Phil- lips. 26. Izabella Clara Eugenia, dochter van Spanje geboo-
ren. izi. Izabelle Kooningin van Spaanjefterftweinigh maand-
den naa de doodt van Karel Prinfe vanSpaanjes voor den welken zy ten huwelyk verzocht was ge- weeft , niet zonder opfpraak van vergif. 19z. Izabelle Oforia. 73 z.
KAameryk voor de Staaten verzeekert.481.Neemt
Franfche bezetting in door den Burghvooghdt.' 686. Jn groote benaauwtheidc. 793. Metvoorraadc voorzien door Anjou» 794. Kaazenbroodt Heere van Bakkerzeel onthalft. 19z.
Kaazenbroocit en Wyngaarde, Raatsheeren, waar-
fchuwen Oldenbarneyeldt. 1195. Kabbeljauw betaalt tot tweeëntwintig gulden. 1160.
Kaizar Maximiliaan de eerfte. 682.
Kaizar Maximiliaan de tweede antwoordt aan Philips
op zyne brieven. 121. Schryft ook aan de Landt- vooghdes en de Heeren, izz. Kaizar en Duitfche Vorften arbeiden by de Landt-
. vooghdes tot gevoeghlykheit in zaaken van ge-
loof. 146. Kaizar Maximiliaan fpreekt voor den Prinfe vanO-
ranje, maar te vergeefs. 171. Zyn vlyt tot vorde- ring der vreede.411. Zyn ooverlyden.460. Kaifar Rudolf veirdight brieven aan zyn broeder
Mathias, hem beveelende weeder te keeren. 538* Verklaart zyn geneeghentheit tot de Neederlan- den. 566. Meint eenigh recht te hebben totdeeze Landen. 566. 's Kaizars gezanten om den paishandel aan te bin-
den. 49z. Kaizars Ambaffadeurs te Bruflèl. 494. Zy keerea
weeder tot Don Johan met der Staaten gemagh- tighen. 494, Kalvinifche Leeraars tot Uitrecht opftoel gebraght:
ook tot Leeuwaarden. 106. Kalvinifchen tot Antwerpen heftigh beroert oover de
maäre dat het volk van de Heer van Tholouze tot Oofterweel geflaaghen was. 132. Begeeven zich in waapenen en bezetten de Meere metgefchut.i33- Dreighen den Prins van Oranje met een zink- roer. 132. Vellen hunn' buffen op den Graaf van Hooghftraaten: laaten zich eenighzins door ver- dragh ftillen. 13 3. Worden van de Prins tot reede ge-
|
|||||||
REGISTER.
|
|||||||
burgh. 777. Kerkenordeningdaargeflooten. 777.
Kerken in elkgeweft onder klaffen , de klaffen onder
byzondere Synoden geforteert. 777. Kerkelyke luiden in Vriesiandt willen 's Lands Hoog-
heit aan de Kooninginopdraagen, zondereenige voorwaarden te maaken; en zenden een Predikant naa Engelandt. 1145". Kerkelyke twift tot Uitrecht , en d'oorfprong der
zelve. 1054. KerkenzaameningaanLeicefterverzocht, welke hy
toe ftaat. n 5 3. Kerkelyken ftyven Sonoy. 114.3. Bieden Leicefter
alles aan wat in hunne raaght is* 11 j6. Zoekt Pre- dikanten. Kerkplondering in Vlaanderen aangevange.99. Worde
tot Antwerpen gepleeght. 103. En üaat voorrtot ander'fteeden en plaatzen. 105. Keure tot Amfterdam» op 't uitvoeren vankooren,
zyndequaalyk gevolght, maakt groote verbittering aldaar. 63. Keur tot Uitrecht oover het oeffenen vanden Room-
fchen Godsdienft. 712. Keure t'Uitrecht gekundight, meldende 'tafftellen
aller fchattingen. 873. Weeder herroepen. 873. Killegrey, Raadt van Staate van weegen de Koonin-
gin Elizabeth, doet een voorftel. 1070. Kiaghbriefder Algemeine Staaten aan Leicefter,hem
zyn byfter bedryfvooroogen ftellende. 1153- Klaghten der vluchtelingen op den Ryxdagh tot
Spiers. 212. Klaghten van die van Ooftergoo. 11^3-
Klant, Staatfchvendrigh, wort gedoodt. 1058.
Kleerhaaghe.98i. 1103.1105.1140. 1166.
Kloet, Steêvooght te Nuis, wort in 't belegh zwaar-
lykgewondt. 1087. En, naa'cooverweldigender ftadt, gewurght. 1088. Kloofter t'Ouderghem geplondert. 37.
Knodtzenburghgedwongen voorde Staaten. 1064.
Koegheis door Kornput verziert om brieven oover en
weer te draaghen. 771. Koenheit en ramp eens jongens vanzeftten jaaren, 37 ?»
Kondé het ftecdeken oovervallen en verlaaten van
Eftrelles.728. Koolfche krygh , veroorzaakt , mits de Biffchop
Truxes pooght te huwen j en echter zynen ftaat te behouwen. 837. Kooningen zullen 't ongelyk, dat zy hunnen onder-
daanen wyten , niet vergeeten , maar voor een tydt wel ontveinzen. 486. Seiden laatcn ze 't onge- wrooken.682. Zoekt Vorften. Kooningin van Engelandt in den ban gedaan van Paus Pius den vyfden. 203. Raadt de Staaten tot zoen met Anjou. 866. Ook den Hartoghe van Anjou met den Staaten. 866. Geeft Anjou door Jan Som* mer, gezonden om hem te trooften , een deftighe les. 866. Raadt de Staaten den Hartogh van An- jou te vreeden te ftellen. 876. Ziet Elizabeth. Kooning van Spanje wordt afgezwooren. 789. Zoekt Philips den tweeden. 's Koonings geldt by eenighe Spaanfche foldaaten ge-
rooft. 382. 's Koonings volk trekt te voete door 't waater naa Duiyeland en Schouwen. 438.
Kooning van Vrankryk leent den Prinfe van Oranje tweehondertduizent kroonen , die hem federt ge- fchonken werden. 248. Vindt de handeling Van zy- nen broeder met den gezanten der Nederlanden goedt.758. Bedankt de Staaten voor d'eer zynen broeder vertoont , en biedt hun zynen gunft aan.821. Kooningmne moeders fchryven met eighe handt aan Oranje. 858. Koo-
|
|||||||
gebraght, met behulp van de Luiterfchen. 134..
Geeven een verdaadighfchrift uit. 159. Kamminga. 1173. Kampen oovergegeeven aan den Graave van Ren-
nenbergh, ten behoeve der Staaten. 591. Met be- zetting verzeekert. 69 3. Kampen en Arnhem in gevaar van oovergaan. 990. Kampveer op Oranjes zyde gebraght, 238. Aan- gevallen van den vyandt maar te vergeefs. 239. Verkoft aan den Prinfe van Oranje. 781. Kanonikken vanSante Marie t'Uitrecht worden ge- gyzelt. 1072..
Kardinaal van Granvelle. 6. Ziet Anthonis Perenot. Karel de Stoute. 1. 175. 1089. Karel de vyfde van dien naam, Kaizar, ftaat de regee- ring af. 3. Reift naa Spanje.4. Sterft, zyn'lyk- ftaatfy, lof en lafter. 17. Karel Prins van Spanje. 189. Zyn aardt. 189. Draaght de Neêrlanden. 189. Wordt van de Spaanfche oorbiaazers bedraaghen. 189. Wordt verdech- tight van naa Nederlandt heimelyk te willen vluch- ten. i89.Bekent in biecht naazeeker mans leeven te ftaan. 190. 'T welk de Priefter oopenbaart. 190. Ongeruft van geeft en wantrouwende. 189. Ziende zyn'vaader in zyn kaamer, fchiet uitzynflaap, fchreeuwt ik ben doodt, en bidt dat men hem om hals will' helpen. 190. Wordt van zyn vaader be- graauwt. 191. Worde in zyn kaamer , daar hy flaapt, inbewaaringegefteltten byzynendoorlaft zyns vaaders. 191. Zoekt zich zelve 't leeven te be- neemen. 191. Was geraakt in zyn verftandt. Wordt door vergif omgebraght. 191. Zyn doodt baart in de Nederlanders een onverdryflyken fchrik , en vertwyfelthcit van 'sKooninxgenaade. 191. Karel Ertzhartogh van Ooftenryk trekt in Spanje, door bevel zyns broeders Maximüiaan , om Oran- je met den Kooning te verzoenen. 203. Karel de negende, Kooning van Vrankryk. 68x. 683. Karel Boifot, Ooverfte van Zeelandt , doorfchoo- ten. 4.39.
Karel Roorda. it^. Kaarel Uitenhoove wordt Voorfcheepen of Burger- meefter tot Gent. 896.
Kafpar van Colligny Heer van Chaftillon Aramiraal van Vrankryk> faalt Douay t'ooverrompelen.7. Begeeft zich binnen Sant Quintin , om het te be- fchermen.7. Wordt daar gevangen.9. Te Parys vermoordt. 272. Kafpar Koolhaas raakt in twiftmet zyn Meedebroe- der Pieter Korneliszoon. 697. Zyn fchriften, door de kerken tot Middelburgh vergaadert , verwee- zen. 777. Weighert fchukk te bekennen en zich aan 't oordeel der kerken t'onderwerpen.777. Af- gezet by de Hollandfche kerken tot Haarlem ver- gaadert. 777. Kafpar van Vosberghen. 44-0.541. Zoekt Gafpar. Kaitenet bemeeftert van de Kooningfchen by krys- bedrogh.821.
Katechismus beftreeden door Koornhart. 88 %. Katharina, dochter van Spanje, trouwt den Hartogh van Savoye. 1009.
Kazimir trekt den Staaten te hulp. 598. Rydt naa Gent. 606, Komt in Engelandt. 617. Zyn ruiters trekken ten lande uit. 618. Komt te Vliflïnge, en trekt naa Duitfchlandt. 618. Keenauw Simon Haffelaars, een'heldin. 297. Keirsmaakers voorftel om Parmaas brugh te vernie- len. 998. KeppelbydenStaatfcheningenoomen.830. Kerkdiefte tot Leeuwaarde. 212. Kerkelyke vergaadring tot Dordrecht. 379. Kerkenvergaadring van Neêrlandt tot Middel- |
|||||||
\
|
|||||||
R. E G I
Kooning van Vrankryk flaat de befcherming van Ka-
merikaf, uitzorgue vandenSpanjaart te vertoor- nen. 901. Zyn gezant Mirambeau komt in Neer- landt. 858. Kooningfchen by Nu is geflaaghen. 6^<\. Koomen
. oover Ryn ; beleggen Otterdum vergeefs. 885.
*tKooninkryk van Tunis door denTurk veroovert.
399-
Koophandel de noodigfte hooftzeenuw van den
ftaat.378.712.
Kooren, uitvoering van dien tot Amfterdam verboo-
den, maakt groote verbittering. 63.64. Koorenbyters-1160.
Koornhart beamptfchry ver te Haarlem , ftelteen ver-
zoekfchrift in voor de Roomsgezinden aldaar. 775. Moet 't ontwerp van't verzoekfchrift fcheurenin teeghenwoordigheit der gemaghtighden van de Staaten. 775. Door kundfehap hem gedaan van Wouter Verhee, ontdekt den Staaten een' toelegh der Spanjaarden op Enkhuizen en andre Noordt- hollandfche fteeden. 831. Beftrydt den Neder- landfchen Katechismus. 885-. Korneelis van Ent geflaaghen. 524..
Korneelis deHooghe geeft zich uit voor baftaardtzoon
van Kaizar Kaarel, en zoekt afval temaaken.868. Wordt onthalft. 868. • Kornelis Pieterszoon Hoofc. 1200.
Kornelius Mufius gevangen , gepynigt , gehan-
gen. 292. Kornel Preffon werpt zich met ontrent veertigh
paarden in Doornik, door Parmabeleeghert. 786. Kornel Paulus Tucher wordt van de Dieftenaars ge-
dwongen Dieft oover ce geeven.875. Zyn vendel ontfoldight en hy gevangen. 875-. Daar naa zui- ver geoordeelt. 875". Kornput een fchrander vernuft, ervaaren in de krys
bouwkonft-ói^. Koomt voor Deventer.613. Zyn manhaftigheit. 694. Zyn vooripelling.769. Ver- ziert koeghelsom brieven oover en weer tefchie- ten- 771. Valt een fchans aan , maar moet af- ftaan. 772. Korput, Predikant te Dordrecht, ontraad het oover-
geevenvaneen verzoekfchrift. 1240. Kortryk vergeefs van de Malkontenten beloert. 672.
Van de Kooningfchen verfchaikt. 690. Krakkeel tuflchen Hoohenloo en Eduart Norrits,
1117. 'T welk bevreedight wordt. 115Ó. Kryskrabbeling in Waaterlandt. 283.
Krysooverftcn , die zich in 't bewindt van waapenen
vinden, können quaalyk eenighweederftreeven, van luiden op 't kuflen zittende, metgeduldt ver- zwelgen- 992. Krystucht. zeedigheit en vroomigheit gaan gemeen-
lykt'zaamen.460. Kromhout. 13y.444. 578- T/9-
Kurtsbagh quaalyk betaalt valt in Ooveryflèl, en be-
werft den flagh van 't buskruit. 673. Kuyk reift naa Engelandt. 2 39. Verwerft vandeNe-
derlandfche gemeente te Norwits geldt, om met hondertvyfentwintigh Schotten te rug te koo- men.239. Kuynder ingekreeghen by de Staatfchen. 773.
LAaghe op Alva gemift. 176.
Laakenhandeleen hooftneeringdes Lands. 82. Laatfte toelegh op's Prinfen leeven.902. La Garde Kornel, Ooverfte van 't gefchut, veronge- lukt voor 't huis te Vierfeie, door 't barften van een grof ftuk. 874. Lalaing afgevallen van de Staaten, en van zyn paart geflaaghen ,.fterft.6"<Sr.
Lammoraal van Egmondt beruchright met het vcr- |
|||||||
S T E R.
raadt van Salfeda gebrouwen. 825". Wordt een wyl
bewaart op de burgh van Sluis, en naamaalsge- flaakt, gaat met Anjou naa Vrankryk. 82?. La Motte wordt Ooverfte van 't gefchut aan der Staa*
ten zyde. 531. Verzoent zich in 't heimelyk met den Kooning, en pooght ook anderen ten afval te troonen. 6 11.617, Wordt voor verraader uitgeroe- pen. 629. Zyn volk geflaaghen van La Noue.633. Heeft reedenen met eenen gevangen genaamtQui- ryn Quirynszoon. 869. Geeft Quiryn Quiryns- zoon eenen heuflehen brief mee aan den Arami- raal Treslong.869. Wordt voor Sluis gewondt.i 165". Landfchappen die aangeërft zyn ftaan den tienden en
twintighften penning toe, onder voorwaarde. 207. (Jitgezeidt Uitrecht.207. Ooverkoomen op hun aandeel in twintigh tonnen fchats voor twee jaa- ien. 208. Landtraadt ingeftelt aan de Noordtzyde der Maa*
ze. 789. Komt tot Leeuwaarde.791. Had de fchans te Nieuwenzyl eer 'er Verdugo voor quam, met voorraadt voorzien. 792. Haar bedryf in Vries- landt. 802. Kryghtlaft, by maniere van voor- raadt, om te dienen als Raadt van Staate by den Hartogh.8i7- La Noue tot Ooverfte van Maaftrichtgekooren. 637.
Neemt Warwyk , en flaat een deel paarden der Waaien. 673. T'Ingelmunfter geflaaghen. 700. Zoekt Francois de La Noue. Lanzavechia. Ooverfte van Lier, flaat de Staatfche
bezetting van Heerentals. 915". Laftaadje , tot Amfterdam j wat dat zy, en wat Onluft
daarom onder die burghery ontftondt. 64,. Wordt afgebrandt. 6<j. Laftbrief van Alva, en naader maght. 161.
La Torre geheimfchryver een geheel jaar in zynen
dienft gefchorft, om dat hy de verlof brief. daar op de Bulle, dien men leeft in Ccena Domini, gedrukt was, geteikenthad. 207. Leicefter bedryfal in Engelandt. 234.,. Stelt Tres-
long invryheit.995. WortOoverfte van d'Engel- fche hulptroepen. 1039. Belght zich des dat men Graaf Maurits met den naam van Prinfe vereerde, en tot Landtvooght oover Hollandt en Zeelandt ftelde, doch wort gepaayt: fchryft aan de Staaten.; en vertrekt uit Engelandt. 1041. Komt tot Vliffin- ge: wort ooveral ftaatelyk ingehaalt; en toont te Delft zyn ydelheit en onbedachtheit. 1042. Wil aan geen berichtfehrift gebonden zyn. 1043. Doet eedt aan de Staaten,' en verzoekt meerder midde- len tot den oorlogh. 104^.. Laat Hoohenloo het Al- gemein Stadthouderfchap aanbieden; en geeft laft- brieven aan Prins Maurits en Graaf Willem Loo- dewyk. 1045. Doet eenighefcheepen het uitloopen beletten: ontfangt een fcherpen brief van de Koo- ningin.1046. Laat t'Amfterdam dubble Roozeno- bels munten. 1047. Maakt een plakkaat op't ftuk der zeevaart, en des toevoers ten vyandt. 1048. Onbenoegen en klachten daar oover: dieshy eenige flechte waaren toelaat te vervoeren. 1049. Heeft zorghlyke geeften ontrent zyn perfoon , die hem pooghen te vervreemden van de Staaten. 1 ojo. Een der zelve, Burghgraaf genaamt, maakt hy zynen geheimfchryver. lo^. Geeft twee andere plakkaa- ten uit: en viert de feeft vanden Hoozbandt. 1053. Beveelt de kerkenzaamening in den Haage te hou- den. 1056". Slaat Schenk Ridder; en zend Hoo- henloo om de ftadt Graave tefpyzen. 1062, Doet de Heer van Heemert vangen , en onthoof- den. 1064. Begunftight Weltz den verraader; en geeft Sidney een KorneJfchap. 1065. Wil'eenkaa- mer van geldmiddelen oprechten. 1068. Maakt Kuilenburgh tot Raadt van Staate. 1069. Is ge- ftoors
|
|||||||
REGISTER,
|
|||||||||
een nieuw voorftel doen. 1191. Neemt klein gé"5
noeghen aan d'inwilgingen der Landtfchap^1 pen* 1192, Befchuldight Oldenbarneveldt ,• waar uit zwaar vermoeden ryft. 119?. Zyn vreemdt Zweeren. njjy. Isgefteurt opde Hollandfche Staa- ten. 1197. Trekt naar Amfterdam. 1189. Daarhy wel ontfangen wordt. 1199. En zyn toeleg te niet loopr.1200. Zyn bloedig voorneemen teegens veer- tien voorftanders der vry heit-1200. Komt t'Ui- trecht , daar eenighe Eedelen aan hem een ver- zoek doen. 1201. Ontfangt van hun een klagh- fchrift.1202. Verkieft daar nieuwe IVlajefrraaten: en heeft het oogh op Enkhuizen. 1203. Wordt ver- zocht in Vrieslandt te koomen. 1204. Maar ont- fangt een ernftige brief van de gemaghtighde Staa- ten , die aan hem verzoeken, de reiz uit te ftel* len. 1204. Dies zet hy ze uit den zin. 1207* Leide wordt Naffaufch. 254. Neemt een vendel
knechten in behopmant met Jan Eylof van Groo- ninge. 2<f4. Sterkten verziet zich. 329. Geblok- keert. 340. Van d'eerfte bertaauwing ontilaa- ghen. 354. Anderwerfs benauwt. 373. De Prins fchryft aan die van Leide. 373. 'T antwoordt daar op. Zynanderdefchryven. Weederantwoordt.37 3. Leyenaars bedeunen 't fchryven der uitvvykelin- gen. 374. Leggen vergeefs toe om kooren in ftädt te brengen. 374. Hunne uittoghten. 374. Stellen naader orde op mondkoft. 37 <y. Verooveren twee fchanfen. 376- Binnen benaut. 381. Haar noodt aan den Prinfegefchreeven. 381. ßedryf j in 5 ende omLeide. 383. De binnedyken doorgefteekenè384. Trachten de landfeheiding door te fteeken. 387. De Groenewegh ingenoomen. 386. Haar ftaat. 388. Smeulen van muiterye aldaar.388. Merkwaardi- ghe voorzichtigheidt om de zelve onder te hou- den. 388. De burghers toonen dapperen moedt op de vefte. 389. Met byfter jammer geplaaght. 390. Zegwaartfche wegh bemaghtight. 387. De kerk- wegh vermeeftert. 392. Ontzet 9 en Boifot daar bille- nen. 397. Van 't waater ontlaft. 396'. Ontfangt op alles orde van den Prins. 397. Én verkrijght een hooghe School.398. Heeft twift met de kerkelykem 697. 698. Wordt gewaarfchuwt voor een' aan- flagh. 1175". Neemt Wartgeldersaan. 1175*- Muit- Werk aldaar gebroedt. 1240. Lemmer ingenoomen van de Staatfchen. 773.
Lens geplondert. 7.
Lens in Artoys verfchalkt van de Frangoizen. 8184
Weederopgegeeven. 818. Leonardt Kaazenbroodt. 444.
Leoninus. Ziet Elbertus Leoninus.
Lepanto. 224.125'.
Lier doet de beelden uit de kerken neemen. 104*
Door Willem Simple verraaden aan Hautepen- ne. 826. Vergeefs daar op toegeleit door Aldegon^ de. 892. Liesveldtby'c volk van Oranje ingenoomen. 255.
Lieverye vanEgmont en anderen vanAdehtot fchirhp"
van Granvelle bedacht. 38. Die wordt verandert in een bundel pylen. 38. Limburgh gedooght de verandering van Godsdienft
met gemak. 104. Lochum beleeghert van Verdugo. 829. Wordt gefpyft
door Graaf Willem vanNaffau. 829. Andermaal gefpyftby Graaf Willem met byftandt van Hohen« 100.829. Ten volle verloft. 830. LodewykGuicciardin gevangen. 2z7<
Lodrons volx muitery. 216. Zoekt muitery van *t
volk des Graaven van Lodron. Loeveftein ingenoomen van Harman de Ruiter* 219.
En verloorem 220. By 't volk van Oranje ingenoo- men. 255. Fff f f f Lootery
|
|||||||||
ffcoort teegens de Staaten* 1070. Ontftelt zich00-
ver Bardes reede : recht de gemelde kaamer op , en maakt Reingoudt Schatmeefter. 1071. Ontkent dat hy Buis heeft doen vangen ; en verzoekt wee- der gek. 1074.. Daar op hy antwoordt kryght. 1077. Geeft twee plakkaaten uit, 't eene de munt, 't an- der den handel pp onpartydigeLanden betreffende; van welke't laafteweederroepen word. 1077. Ont- biedt Oldenbarneveldt by hem c'Uitrecht. 107p. JT welk hem heufchelyk geweigert word. 1080. Zet t'Uitrecht eenige buitenboorelingen in aan- zienlykeampten j zonder benoeming. 1081. Wort een groove Leezetter genoemt. 1082. Gebiedt de goederen der burgers van Venloo t'achterhaalen waar men kan. io83.Verhindertd'ooverkoomft van 'cnieugeworvevolk. 1091. Beleegert en wint Does- burgh. 1092. Brengt krysvolk in Deeventer ; en begunftight Jork. 1093, Wint twee fchanfen by Zutven : maakt Willem Stanley Ooverfte van Deeventer. 1096. En Jork der groote fchanfe by Zutven: komtindenHaage; daarhy ftaatlykont- fangen en befchonken word. 1097. Antwoort op de punten van der Staaten vertoogh. 1100.. En fpreekt voor Reingoudt en Paret. 1102.. Antwoordt op Ol- denbarnevelts reede; en ontfangt van hem een weederantwoordt. n 04. Vaart heftigh uit teegens Buis. 110?. Geeft verlof om Reingoudt te recht te ftellen ; en verzoekt grooter fchattingen. 1107. Pooght den gemelden Reingoudt te bevryen. 1108. Ontbiedt eenige van d'Algemeine Staaten, oover de zaake van Prounink. 1109. dien hy draaght 3 en begunftight. ui f. Zeit zyn vertrek den Staaten aan ; oover 't welk eenige reedenen vallen. 1112. Geeft een dubbelzinnigh antwoordt. 1113- Is mis- noeght. 1114. Klaaghtoover eenige der Staaten; en doet d*Algemeine zommige vraagen voorftel- Jen. uiy. Stelt de regeering in handen desRaads van Staate ; doch befnoeit heimelyk hunne maght. 1116. Neemt zyn affcheidt van de Staa- ten. 1117. Maakt een nieuwen Ammiraal > en wort van de Kooningin feeftelyk ontfangen. 1118» Stelt gemaghtighden om de twift tuffen de Staaten van Uitrecht te bevreedigen. 1121. Schryft een' fpytigen brief aan d' Algemeine Staaten. ii2x.. Tracht ver- geefs Harlinge voor hem te verzeekren. 1131. Lydt grooten afbrek in zyn achtbaarheit, door Stanleis en Jorks verraaderyen. 1139. Ontfangt een brief der Algemeine Staaten , die hem dapper ver- grämt. 1147. Buldert yslyk teeghens Buis. 1148. Noodight de gezanten ten eeten ; en pryft d'inge- Zeetenen der vereenighde Landen. 1149. Stookt daar de tweedraght met veele brieven. 1155. Schryft aan zyn geheimfchryver Junius eenen zelt- zaamen brief. 11^7. Ook aan Groenevelt. 11Ó4. Ruft zich toe om Sluis t'ontzetten. 1168, Styftüen moedt der beleegerden met brieven. 1169. 1171. Kan de ftadt niet bevryden?en befchuldight de Staa- ten. 1172. Vordert recde van 't oovergeeven der ftadt; welke hem gegeeven wordt. 1174. Toont zich geneegen tot verzoening met de Staaten : en heeft harde woorden met de gemaghtighden der Algemeine. 1175. Klaaght oover eenige leeden der Staaten van Hollandt, en oover de Duitfche hee~ ren. 1176, Ontfangt een fchrift van voldoening, en fchynt, vernoeght. 1176. 1177. Wil de haven van Sluis ftoppen. 1178. Geeft nieuwe ftof tot quaadtvermoeden: en iszelfookt'onvreede. 1180. Ontfangt een Vertoogh der Staaten van Hol- landt. 118r. n 82. 'T welk hy beantwoordt: doet, door Valk en Menyn , een voorftel aan de zel- ve. (183. Zyn vertoogh en brief aan d'Algemeine en bezondre Staaten enfleeden. 1184. 1188. Laat |
|||||||||
REGISTER.
|
|||||||
77. En doet brieven aan de Wethouders fchryven,
tot verzachting der Plakkaaten. 7 8. Verfteurt zich oover't preeken derOnroomfchen: wordt van die van Antwerpen verzocht daar te koomen. 84. Vindt niet geraaden tot Antwerpen te koomen, onaange- zien zy andermaals verzocht wordt, en geeft een nieuw Plakkaat uit. 8 *j. Bewillight in den voorflagh om den Prins van Oranje tot Antwerpen te doen koomen, ende die is fchuw daaraf. 86. Zy ruft haar toe om naa Berghen in Heenegouw te vluch- ten. 107. Wordt van de burghery van Bruflel belet te vertrekken : fchryft aan den Kooning j mei' zwaare befchulding van Oranje, Egmondt, Hoorn, en Hooghftraate: is vol anxte. 107. Laat haar van Viglius onderrechten. 108. Vindt goedt toe te gee- ven. 108. Befluk de preeke te gedooghen daar zy ingevoert was. 109. Maakt verdragh met de ver- knochte Edelen. 110. Beveftight by afgezonde brie- ven aan alle geweften, het verdragh met de ver- bonde Edelen, in. Genoeght quaalyk op den Prins, oover dat hy d'Onroomfchen tot Antwerpen toegeftaan had in de ftadt te preeken. in. Schryft dien van Uitrecht aan , het preediken der Onroom- fchen binnen der ftadt te weeren, en zy doen 't. 113. Waapent en raakt 'er boovenop. 124. Voert een nieuwe ftyl van eedt in , die wordt by Oranje, Hooghftraate en Breederoode geweighert. 12S0 Geeft Breederoode een fier antwoordt op zyn' fmeekfehrift. 129. Haar'gezanten naa den Bos ge- zonden, worden daar in hechtenis geftelt. 130. Zy handelt met de Wet van Antwerpen en ooverkomt met de zelve: doet daar de preeke der Onroom - fchen verbieden. 144. Komt in perfoon tot Ant- werpen, en recht'er den Roomfchen Godsdienft: weeder op. 145. Zy fchryft aan Kooning Philips , hoe alles zich alhier tot ruft fchiktc 152. Bekomt antwoort van den Kooning: fchryft aan alle ftee- den. 158. Schryft aan Alva,hem raadende het heir ten deele achter te houden. 160. Verzoekt ontflagh van haaren dienft, en kryght het. 165. Sterft. 1095. Margareta van Valoys, Kooninginne van Navarre,
reift naar 'cSpaa. 515. Wordt vanDonJohan ge- fefteert. 515'. Haarlooze handel. 519. Maria weed uwe van Hongaryen , Stadthouderefle
ooverNeederlandt, neemt haar affcheit. 3. Maria, Kooninginne van Engelandt, ooverlydt. 11.
Maria Stuart , Kooningin van Schotlandt, trouwt
den Dolfyn van Vrankryk. 11. Wort onthalft. 1127. Markgraaf van Bcrghen,en Baroen van Montigny ge-
kooren om naa Spanje te reizen. 79. De Markgraaf bezeert Zyn been; Montigny trekt voor heen. 80. Wat hunnen laft was. 80. De Markgraaf komt in Spanje. 82. Markgraaf van Berghen ooverlydt in Spanjen, niet
zonder bedenken van vergift. 158. Marten Huttin aan den lyvegeftraft. 544.
Marten Janszoon Kofier, Arts , pooght de Wethou-
ders t'Amfterdam rot reklykheit te beweegen. 578. WortBurgermeefter. 579. Houdt nachtfpraak met Leicefter. 1200. Marten Neyen , vader van den Monnik Jan Neyen.
405. Marten Schenk. Zoekt Schenk.
Martini. Zoekt Willem Martini.
Mathias vertrekt ter fluik , uit Wyen oft Wee-
nen.538. Hy komt tot Lier. 538. Men raamt pun- ten , waar op dat Mathias tot Landtvooghdt zou aangenoomen worden ; en hy komt tot Ant- werpen. 544. Punten hem voorgeftelt op't aannee- men van hem ter Landtvooghdye. 548. Die wer- den by hem ,'aanveirdt. 550. Wordt tot Bruflel ont- fangen. 551. Doet eed als Landtvooghdt. 551. Stelt mee
|
|||||||
Lootery weegens Don A ntonio voorgeflaagen. 1158.
Loovenooverkomtmet Oranje.272.
Lorshandel der Spanjaarden tot Antwerpen. 4.64..
Louis Boifot, Heer van Ruart. Zoekt Boifot.
Lubbrecht Turk, Heer van Heemert, en Stee vooght
der ftadt Graave, laat zich beweeghen tot oover- gift. 1063. Waar oover hy aan 'tleeven geftraft word. 1064. Lumey. Zoekt Graaf vander Mark.
Lutherfchen. 98.103.134.. 14.5.145,146. 587.696.
Lutherfch Leeraar preekt teeghens d'afzweering van
den Kooning van Spanje. 7 89. Wordt gelaft te ver- trekken. 785». Luxenburgh en Naamenblyvenby den Roomfchen
Godsdienft. 104. Luïdewyk van Foix van Parys bouwmeefter van
'tEfcuriaal. 189. 190. Lyfgerechtszaaken.212. Orde daarop.212.
LyftevanParmaaskryskraften. 832.
V^Aaftricht door den Landtvooghdt Requefensbee-
■*■*"* ter bezet.354. Wordt oovervallen en deerlik mis-
handelt. 637. Beleeghert. 637. Felle aanvech- ting. 64.1. Vergeefs vanden Prinfe beladdert.728. Maatighing der Plakkaaten, waar in die beftondt. 81.
Maffeo Barberinoj Paus Urbanus de achtfte, groot be-
minnerder weetenfchappen. 4.4.2. Majeftraaten können in teeghenfpoedt het morren
en 't verwyc des graauws zwaarlyk ontgaan. 393. Moeten dikwils., om de voorftandt der fteeden, in hun byzonder den ondank der Vorften enLandt- vooghden draaghen. 1217. Malkontenten geeven een lafterfchrift uit teeghens
Oranje. 866. Ook teeghens Viilers zynen Predi- kant. 8"66. Manfart Stadtvooghdt van Audenaarde. 797. Wordt
door de inwoonders gedrongen daar uit te vertrek- ken. 797. Mansveldt wordt opperveldtheer. 447. Zoekt de mui-
tende Spanjaarts te verfpreeken; maar om niet. 453, Gekooren tot hooft van 't vertrekkend heir. 502. Neemt Turnhout in, en verlaat het. 874- Bemee- ftert het huis teHooghftraatenen Loenhout. 874. Kryght het huis te Vierfel weeder. 874. Wordt ont- fangen binnen Dieft. 875. Ook in 't flot te Wefter- loo. 875. Mansveldt in de Bommelerwaardt. 1037. Voorde ftadt
Graave. 1062. Wint de fchans te Wel en trekt naar Venlo. 1082. Marchand , Staatfeh Hopman, verkoopt het Slot
Wouw aan Parma. 1128. Marcus en Salvadoor dellaPalma,Verneederlandtfche
Spanjaerdts. 234. Margareta , Hartoghin van Parma , wordt Landt-
vooghdesvanNeederlandt.20. Handelt van's landts Zwaarigheeden in den Raadt van Staate. 49. Neight tot maatiging der Plakkaaten op 't ftuk van den Godtsdienft.53. Leitin beraat wat te doen ftaat. 54. On tfangt fchryven vanden Kooning, waar by haar aanbevoolen wordt d'uitvoering van 't Concilie van T rente, en fchryft daar oover aan de Aarts-en andre Biffchoppen. 54. Maakteen keur noopende 't kiezen der Majeftraat tot Amfterdam.65.D0et on- derzoek, op't zeggen van die van Brabant, ofdat geweft geen Inquifitie onderworpen was. 69. Men verftaatneen. 70. Wordt bericht doordeGraaven van Meeghen en Egmondt van 't verbondtder Ede- len. 72. Waarfchuwt de fteeden voor ooverrompe- hng.73. Slaat voor oft men de komfte der verbonde Edelen te hoof, niet beletten zal. 75. Aanvaart het fmeekfehrift der verbonde Edelen. 76. Beraadt zich rypelyk daar oover.77. Antwoordt den Edelen. |
|||||||
Ê T E R.
Middelburgh wordt van de gemeente aldaar geparft
zynegevangens, omgelóofszaaken teflaaken. lo^. Benaauwt.282. Kryght ververfching van volken voorraadt. 282. Door Beauvois eenighzins ge* fpyft. 328. Mondragon tot Ooverfte aldaar gelaa* ten. 328. Wordt oovergegeeven. 349, Middelen, ingewillighc tot liet oorlögh te lande-918.
En ter zee. 919. Mirambeaux voorftel van weeghen den Kooning van
Vrankryk. 859. Misnoeghen van Anjous vertrouwdelingen. 841.
Misnoegen der burger yen teegens der Staaten regee-
ring. 1050. Mistrouwen is het hechtfte bolwerk vooreen vry volk
om eenen tyran te weederftaan. 739. Misverftand onder de Staaten oover 't hefFen der
fchattingpenningen. 401. Modet preedikt tot Antwerpen. 102. 103. Worde
Leeraar tot Zierikzee^^. Zyn ongeruftigheit.2 5-2. Wordt Hofpreediker van Oranje. 252. Bemoeyc zich t'Uitrecht te zeer met Staatzaaken. 1103. 1155*. Reift met Rataller naar Engelandt, door laft van den Kerkraadt. 1120. Keert weeder met goede hoope. 1149. Wort afgedankt; doch komt weeder op ftoel. 11 ^y. Moedigheit van hopman Denys de Charette. 1063.
Die zyn onfchult toont, 1034. Der beleegerdö in Sluis. 1163.. Moedwil der foldaaten onder Alva. 203*
Moeite t'Uitrecht met de foldaaten en koenheidtder
burgherye daarteeghens. 504. Tuffen de Predi- kanten. 789. Tot Audenaarde. 797. Moncada Spanjaardt, en Vernufteling in dienft der
Staaten binnen Maaftricht. 637. Moet door de fpieffen.642 Mondragons kloekheit ontzet Ter Goes. 2 8r- Slaat
de Zeeuwfche Geuzen. 315', Ooverfte tot Mid- delburgh. 328. Zoekt te handelen met den Prin- fe. 348. Trekt uit Middelburgh en Armuide , en wordtter Neuzeaangezet. 349. Neemt de Kluin-- dert, Ruigehil ende Fynaart in.432. Jsinde be- Jeeghering voor Maaftricht. 637, Beleegert Lil- I0.914. Doch vergeefs. 916. Verfterkt de bezet* ting te Huift. 1090. Montigny naa Spanje gezonden om den Konïnkde
bedroefde geftake van Neederlandt te vertoo- nen. 37. Zyn zaak wordt, buiten zyn weetcn , in den bloedtraadt bepleit. 184. Wordt vergee ven. 18 Ji Moordt tot Parys. 272.682.683.
Moorder des Prinfen van Oranje wordt gevan-
gen. 903. Zyn bekentenis door fchrift van eignen handt voor 't pynighen. 903. Zyn' naader bekente- nis, voor en naa't pynighen: ook daar onder. 904. Zynhartvochtigheic in 't fterven^oy. Moorisken in Granade opgeftaan, en weeder t'onder«
gebraght.ïo8.1137. Morgan, Staatfch Kornel, draaght zich dapper op
den Kouwefteinfchcn dyk. 1006. Morren van 't graauw in Haarlem. 318.
Muide ingenoomen, en weer verlaaten. 448. Önt-
fangt voldoening van Oranje.490. De toom van'c groote Paardt genoemt. 1140. Muiteryvan'tvolkdesGraaven van Lodrön tot Va-
lenchienne in bezetting leggende. 216. Eenighef wyzegeftilt, daarnaa geftraft.216. Van desfKoo- ninx krysvolk, 't welk uit Schouwen trekt naa Brar bant.45'3. Muiters dicht by BrufTel daar de burghersde waape-
nen neem en. 45-3. Overvallen Aalft. 45" 3. Wor- den van den Raadt van S'raate voor vyanden ver-' klaart. 454. Weeder voor vyarideh verklaart, mee bevel om teeghens hen te waapenen. 4.5-9. Ff f ff f 2 Mul-
|
||||||
REGT
met den Raadt van Staat een fchets in van geloofs-
Vfeede, f8r. Zyn voorftel aan de Staaten t'Ant- werpen, en de reede van Leoninusi 634. Vertrek:: naa ooverleevering der Landtvooghdye aand'Al- gemeene Staaten. 78p. Arghe geruchten van hem. 789. Maturin van 1'Efcut Romegas, een Franfch Ridder
van Malta, quyt zich met ongelooflyke vroomig- heit. 226. Maurits van Naffau, zoon van Prins Willem, wort
Hooft des Raats van Staate. 918. Geeft den Staa- ten van Hollandt eenvertoogboover.p^ Wort door hen tot Landtvooght oover dat geweft ge- . ftelt. 1039. En doet den eedt. 104.0. Neemt laft-
brief van Leicefter. 1045. Verraichc Axel. 1089. Doet een inval in Brabant. 1166. Vertrekt uit den Haaghe, omLeicefters laaghen t'ontgaan. 1195. Maximiliaan de eerfte. 682. Zoekc Kaizar.
Maximiliaande tweede. 5. 112. 146. 171. 411.460»
Mechelen fluit de kerkplondering daar voorgenoo-
men. 104. Door buskruidt befchaadight. 167. By Oranje ingenoomen. 271. Verlaaten van Oranjes volk. 277. Wordt jammerlyk verkracht en geplon- dert. 277. Vrygekent naa d'ontfange ftraffe.279. Met Parma verdraaghen. 645-. Oovervallen door de Staatfchen. 6^. Oovergegeeven aan Parma. 1018. Medalien. 78.630. 631.765'. 1031.1118- Zoekt pen-
ningen. Medenblik wordt Naffaufch. %<)0. Door Boffu daar
naa getracht te vergeefs. 3 30; Raakt in twift. 952. Meenen wordt ingenoomen. 672. Verlaaten. 879,
Mecgen verlaaten van de Staatfchen. 1063.
Meeroode , Oranjes Steedehouder in Vrieslandt. 706.
1060. Scheidt uit het Stadthouderfchap. 885-. Meeiter Henrik Dirxzoon: zyn onbepaalt gezach
binnen Amfterdam.57. Leit den Schout Willem Bardes laaghen , waartoe Geele Fy haar laat gebrui- ken. 58. Wordt gevangen, en met hem dePaftoor van d'oude kerk. óo. Weeder geflaakt. 61, Wordt weeder Burghermeefter, 61. Moet de ftadt rui- men met d'andere Majeftraaten in den jaa- re 15-78. —62. 578. Meefter Quiryn Dirxzoon en Lambertjakobszoon,
en Adriaan van Groeneveen uit de hechtenis ge- haalt en gehangen aan een galgh op de wal van Haarlem geplant , neevens vyf foldaaten , een Priefter en een jongen van vyftien jaaren. 3 14. Meefter Quiryns wyfen dochter, die haaren manen
vader befchreyen en naavolgen,worden gefteenight, geftooten, en in een binnegraft geplompt, daar zy beide verdrinken. 314. Meetkerke, Raadshooftman, gezonden aan Anjou te
Duinkerke, om eenigh verftandt met hem t'onder- houden.876. Meineedige verraadery van Jan vanBosbeek, ftok-
houder te Middelburgh. 994. Mendoza, Spaanfch Gezant inVrankryk, taftdien
Kooning aan met fcherpe reede; en kryght een def- tigh antwoordt. 970. Menin doet een voorftel aan de Kooningin. 1125".
Ook aan de Staaten. 118 3. Mennonyten. Ziet Doopsgezinden.
Meppe ingenoomen en weer verlaaten. 1197.
Merkelykpuntin Leicefters berichtfehrift. 1039.,
Meursdoor Parma veroovert. 1091.
Michiel Krok. 306. Zyn' oovergeeve baldaadig-
heit. 306.. Snydr tot Langedyk een-" Priefter neuz en ooren af, bindt hem aan de ftaart van zyn paardt, ilingerfleept hem alzoo en fteekt hem ten laatfte doodt. 306. Door laft van Sonoy gevangen en ont- hooft. 3064 |
||||||
REGISTER.
|
|||||||
Muifery,gedreight, en verhoedt, in Don Johans lee-
gher voor Nivelle. 560. Tot Maaftricht, waarinne voorzien wordt. 570. Muitery van Engeliche foldaaten , welke geltraft
word. 105?, Muitwerk tot Leide. 1140. Naamendervoorbaarigh-
fte belhaamels,en hunne onderlinge ophitzing. 1241. Mufius.292.
"KJAadervereeniginge t'Uitrecht geflooten.618.
"^Naadervereeninge oovergezienen befluit daar op
genoomen.881. Naader bericht derMajeftraat van Uitrecht op het ant-
woordt der Staaten van Hollandt. 1133..] Naader verklaaring der Staaten van Hollandt , op de
punten te Dordrecht aan Leicefter vertoont, 1209.. Behelzende 't gefchil oover 't krysvolk. 1211.. Naamen der inneemeren van den Briel.230.Der nieu-
gekoore UitrechtfcheMajeftraaten.1203. Naarde voor de Geuzen verzeekert. 257.
Naardes ftyfftaan, zwichten, endeerlykbederf.286.
Naffaufche Schiphopluidentot Êmbdein moeite. 188.
Naiïaufchen verooveren zes fcheepen met Spanjaar-
den. 283. Neederlandts aaloude ftaat. t. 'T vereenight onder
'thuis van Borgonje. 1. Wordt oovergedraaghen door Kaizar Karel aan Kooning Philips. 3. Hoe 't daar ftond op dat pas. 4.. Wordt ontleedight van de Spaanfche foldaaten. 27. Kende vanoudts niet hoogers dan Hartogh oft Graaf , van bepaalde maght, naar't luiden der voorrechten. 7 32. Neederlandtfche ballingen uit Engeland geweert.443.
Neederlandtfche Vorften van oudts wetplichtigh.
1.32. Neederlanders laaten zich veel vergen , doch aan hun
geduldt, met het roeren dervryheitte berflen ge- treden, isgeen houden aan. 23^. Zijn beecer van aardt dan d'Engelfchen naar 't gëtuighenis van Lei- cefter. 1149. Neêrlaagh der Staatfchen by Visnak. 459.
Nieumeegers in een oproer verdry ven der Staaten be-
zetting en ooverkoomen met Parma. 989. Wor- den geflaagen van de Staatfchen. 1036. Nieuwe Biffchoppen. Ziet Biffchoppen.23.
Nieuwenaar te Nieumeegen in grooc gevaar.989. Be-
hoed Arnhem met lift voor de Spaansgezinde bur- gers. 990. Is Ooverfte in 't gevecht by Ameron- ge-ioii. Wort Stadthouder van't Sticht van Ui- trecht: en wint twee fchanffen. 1035. Stek orde in de gefchillen t'Uitrecht. 1120.1121. Is misnoeght op den Predikant Modet, en wil hem doen van- gen. 1154- Gaat om de nieugeworve Hooghduit- fchen te haaien. 1178. OoverrompeJt Meppe in Weftfaalen. 1197. Nieuwe ftar. 283.
Nieuweftyl ingevoert door Paus Gregorius den der-
thienden.836. Verworpen van Engelandt, Deene- rcarkenj Zweeden, Hooghduitslandr. 836. Aan- genoomen in Boheeme , Slezie , Mehere , in Vrankryk, Spanje en Italië. 836. Plakkaat daar op van Anjou.837. Aangenoomenby Brabant, Viaan- dre , Arthoys , Heenegouw , Hollandt en Zee- landt. 837. Verworpen by Gelderlandt, Zutven, Uitrecht, Ooveryflèl, Vrieslandt, Grooningen en andere. 837. Nieuwpoort gaat oover aan Parma. 878.
Niklaas de Dryver doet een vreemden voorftel ter
Goude. 1080. Wort uit Hollandt gedreeven. 1081. Niklaas Goffon wordt met verylde rechtspleeging
t'Atrecht ter doodt gebraght. fin. Niklaas Hooft. 228.231.
Niklaas Ruykhaaver van Haarlem, helpt denBriel |
|||||||
inneemen. 230.. En bezetting binnen Alkmaar
brengen. 326. Vertrokken metzyn bende, kon ten tyde der beleegering» door 't verlies eener fchanfe, niet binnen de ftad koomen.331. Is in defchipftrydt teeghens Boflli. 336.337. Zyn fchermutfing aan de Geeftbrug. 372. Binnen Antwerpen ter fluik en in groot gevaar. 406. Binnen Sierixzee geduurende het belegh. 442. Tracht Amfterdam , neevens den kornel Helling, in te neemen. 544. Wordt in koe- len bloede vermoordt. 5451. Nivelle ooverkomt met Oranje. 272. Ooverkomt met
Don johan. 560. Van Parma ingenoomen. 725. Noirkarmeskomt teeghens Valenchien te veld. 126.
Wordt meefter van Doornik. 1I8. Noodt baardt nyverheit. 1160.
Noordthoüandfche fcheepen voor Amftelredam won-
derlykuithet ysverloft. 291. Noordthollanders koomen noode aan 'tdoorfteeken
der zeedyken. 331. Hunne zeeghe op de Zuider zee teeghens den Graave vanBoffu. 336. Norrits te Zwartefluis, verraft den vyandt te Giet-
hoorn en trekt naar Meppel. 724. Komt van Mep- pel tot Giethoorn leegheren. j66. Slaat etlyke Ren- nenberghfche ruiters tot Steenwykerwoldt. j66. Redt zich by geluk uit groote zwaarigheit. 767. Wordt van Rennenbergh beleeghert in Sant Jans Kamp. 768. Leeghert zich tot Steenwyker- woldt. 769. Schanft van Steenwykerwoldt af naa ftadt toe. 770. Defchanswordt befprongen, zon- der vrucht. 770. Hy zendt eenighen voorraadt naa ftadt. 771. Spyft de ftadt Steenwvk weeder. 771. Slaat de Rennenberghfchen.783. Befpringt Ver- dugo tot Noorthoorn. 791. Wordt in de vlucht ge- flaaghen. 792. Tracht vergeefs Deeventer weeder te kryghen. 1131. Helpt t'Uitrecht een beroerte ftillen. 1195. Wort naaEngelandt ontbooden. 117 5. Van Leicefter befprooken. 1176. Nort, zoon van den Baron Nort , drukt Webbes
d'ooghappels uit. 1118. Nuis wort verrafcht en ingenoomen door den Graaf"
van Nieuwenaar. 1010. Door Parma beleegert en opgeëifcht. io8ó- Heftigh befchooten. 1087. Oo- verweldight. 1088. En meeft verbrandt. 1089. Nyenoordt plant zich te Winlum , enjaaght de Gro-
ninger foldaaten uit Warfum en Dam. 724. Komt, met Menning , en de Vriefche hulp, tot Blok- zyl- 768.Verfchalktde Rennenberghfchenby groot Auwert. 782. Wordtgeflaaghen. 782. Doet eeni- ghe Kooningfchen uit Reide dry ven, en de plaat- Ie fterken. 790. Sterft. 885. Nynhoove oovervallen van de Staatfchen. 690.
/~%Ctavio Farneeze, Hartogh van Parma , fterit-
^' 1095.
Oefters betaalt tot zeeven ftuivers 't ftuk. 1160.
Oldenbarnevelt trekt uit Delft om Haarlem te helpen
ontzetten. 320. Wordt neevens andre Gezanten naar Engelandt gezonden. 1025. Toont zyne zucht tot het huis van Oranje: en raadt de Staaten Graaf Maurits tot Landtvooght te kiezen. 1039. Worde Voorfpraak van Hollandt. 1047. &Y Leicefter ont- booden. 1079. Vertoont aan hemd'onorde t'Ui- trecht gepleegt. 1103. Antwoordt op zyne teegen- reeden. 1104. En fpreekt ernftelijk teegens eenige plakkaaten.i ioö.Zoekt ontflagh van dien ft: pooghc uitBukkenhorft de gezintheit der Kooningin, de paishandel betreffende , te weeten. 1152. Ont- fangt uit Engelandt eenige punten uit Leicefters heimelyk berichtfehrift. 1190. 1191. Wort ge- waarfchuwt dat Leicefter hem iets quaats dreight. 119?. Wijkt naar Delft. 119^. Zijn antwoordt aan de Predikanten. 1206.
Om-
|
|||||||
REGISTER.
|
|||||||
Ooverdaadt in Hollandt ingevoert van de uitheem-
fchen. 1199. Ooverloffelyke ftandvaftigheit des Burghermeefters
van der Werve. 3S8. Ooyenburgh, voorneemlykfte aanraader van Ren-
nenberghsafval. 773. Wordtin zijn been gefchoo- ten, en fterft daaraan tot Grooninge. 773. Opdraght der heerfchappy aan Philips den twee-
den. 3. Opdraght van de bewaarnis der hooge Overheitaan
Oranje. 430. Opdraght der Graaffelijkheit van Hollandt aan O-
ranje. 886. Oploop tot Amfterdam: ziet beroerte tot Amfter-
dam. 134.. Oproer tot Amfterdam. 113. Tot Antwerpen, en
wordt gefluit. 118. Ontftaat andermaals. 132. Ont- ftaan tot Reenen, uit valfche tydingh van der Span- jaarden neederlaaghe, wordt in kort geftilt. 361. T'Antwerpen oover den ommegang der Rooms- gezinden: zulx de geeftelykheit daar verdreeven wordt, doch ten deeleweederingelaaten. 643.644. Tot Bruffel door Broeder Ruiskeveldt Mon- nik veroorzaakt. 775. Ter Goes, en 'tinneemen der kerke aldaar door d'Onroomfchen. 588. Te Gent. 610. Geftilt door den Prins. 610. Weeder te Gent. 630- T'Antwerpen. 643. T'Uitrecht.647. Te Brugge. 650. To&Shartooghenbofch. 651. Te Grooninge om Roorda. 66a. Te Kampen. 670. In verfcheide plaatfen om Rennenberghs on- trouw. 693. T'Üitrecht. 693. Oproer t'Uitrecht. 1154. En te Vliffinge. 1176.
Oproerige brieven uit Engelandt. 1150.
Oproerig preeken. 1112. 1113.1119.
Orde t'Antwerpen op her houden en draaghen van 't
geweer. 787. Orde, by voorraadt, op'tftuk der hoogheRechts-
pleeghing. 8 17.818. Ortel, gezant der Staaten in Engelandt, fchryft aan
de Hollandtfche eenige reedenen der Kooningin. 11 89. En aan Oldenbarneveldt zommige punten uit Leicefters heimelyk berichtfehnfe. 1 190». Oswald, Graaf van den Berghe, wordt vandezynen
doorfteeken. 1058. Otterdum ingenopmen en befchanft van de Staat-
fchen.882. Byden Kooningfchen vergeefs belee - ghert. 885. Oude dienften moogen geen jonge ondienften óp-
weegen ; ten einde niemant op zyne goede wer- ken zondige. 916. Oudenaarde: zoekt Audenaarde.
Oudewaater wordt door Heer Adriaan van Zweeten
aan Oranjens zyde gebraght. 253. En de Maj eftraat aldaar onder 's Kooninx en Oranjens eedt. 2*3. Met kracht veroovert. 4.34. Herworven by den Prinfe.480. PAishandel begonnen en weer afgebrooken. 379.
Door Requefens hervat 4,10. Tot Bredaa, be-- gonnen. 414. Aldaar beyvert door Zwartfen- burgh. 417. Die on verrechter zaake vertrekt. 418. Pais tot Gent gemaakt. 4,75.
Paishandel tot Kooien begonnen. 640. Vervolghdes
zelven. 667. De zelve gaat te niet.681. Tuffen Gent en Parma wordt afgefneeden. 897. Pais in Vrankryk en weederleevering van 't Prins-
doom Oranje. 449. Paltzgraaf Freederik hout Spaanfch geit aan dat op
Zyn tol verzweeghen was j doch {laakt het daar naa door tuffchen fpreeken des Kaizars. 1-71. Paret fpreekt fmaadelyk van eenige perfoonen; en
Ff ff f f 3 raaks
|
|||||||
Omgekofte fchippers laaten zich willends van de
Spaanfchen neemen.960. Ommelanden moeten gedooghen dat veele hunne
kerken geplondert worden. 106. Hunne twift met Grooninge. 546.547.^68.611. Onbenoegen van verfcheide OoverftenteegensLei-
cefter. 1065. Onbeftendigheit in voor- en teegenfpoedc is de zeldt-
zaamfte der menfchelijkezwakheeden niet. 784. Onderdaanen als lyfeigens gehouden. 173. 174.
Oneenigheit tuffen twee Predikanten in den Haaghe:
en te Meedenblik, eerft tuffen de lidcmaaten , en thans tuffen den kerkraadt en deMajeftraat.952. Die Sonoy tracht te ftillen. 95 3. Ziet twift. Onluft tuffchen Leicefter en de Staaten groeit dap-
per aan. 1180. Onroomsgezinden wreedelyk omgebraght in Span-
je. 26. Kryghen hier te lande moedt, om dar men den nieuwen Biffchoppen weederfbat. 36. Zyn blyde oover 't verdragh der verplichte Edelen met de Landt vooghdeffè. in. Bedingen tot Antwer- pen kerken tem ooghen fliehten, ui. Haar pree- ke tot Uitrecht uitgedreeven. 113, Wordt tot Am- fterdam toegeftaan indeMinrebroederskerk. 114. Zyn ftouttot Antwerpen. 126. Worden in Weft- vlaanderen geflaaghen. 127. Hun wordt toe Ant- werpen van de Wethoudersgeverght het preeken binnen der ftadt te ftaaken. 131. Hunne getrouw- heit tot Amfterdam in 't uitkeeren van Breede- roodes troepen.. 147. Vluchten van daar, 148. Ge- zeeten onder de Roomsgeziride Staaten, verzoeken vrye oeffèning van Godtsdienft. 580. Verzoeken 't zelve anderwerfs. 581. Kryghen t'Antwerpen plaatfen totoopenbaare oeffeninge. 587. Draaghen zich quaalyk teeghens de Roomfchen in Gelder- landt. 588. Neemcn ter Goes de kerk in. 588. Hun- ne bitterheit te Gentgepleeght. 605. Onruftin Shartooghenbofch. 651.
Onruft te Hoorn. 1144. In Vrieslandr. 1145. Daar
men twee gezanten op zich zelf naar Engelandt zend. 1146. Die terftondt gehoor verkrygen. 114,7. Weederkeeren j en hun weedervaaren op den Landtdagh willen vertoonen , 't welk men hun weigert. 115z. Ontfteltenis van degemoeden der Landtzaaten oover
de geëifchte fchattingen. 209. Der gemeente tot Bruffel. 454. Tot Antwerpen. 515. Ontfteltenis tot Gent. 540.
Ontfteltenis van degemoeden der Landtzaaten oover
de twiften met Leicefter. 1196. On wieder, dat groote fchaade doet. 4.11.
Oopening vanvreedehandeh 37p.
Oorlogh om geloofszaaken teegens d'Overheit te
voeren, of dat geoorlooftzy. 5)67.1014,. Oorfprong van de geduurighe vergaadering der Al-
gemeine Staaten. 114,1. Oorloghfcheepen op de Eemsby den Staaten gehou-
den, om den toevoer van lyftoght en krysgereed- fchap uit Embde naa den vyandt te beletten. 900. Ooftende verzeekert voor de Staaten. 844. Verzee-
kert teeghens Parma. 878. Wankelt , maar blyft Staatfch, door toedoen van Hopman JakobTute- laar.897. In gevaar door muitery derfoldaaten.951. Die Treslong ftilt en verzend. 952. Weeder- om door la Motte , die het meent te verraffchen. 990. Ooftergoofche Gezanten naar Engelandt gezon-
den. 1146. Krygen onverwylt gehoor by deKoo- hingin. 1147. Keeren weder. 1151. Men weigert hun verflagh op een Landtdagh te hooren. 1152. Oofterlingen tot Amfterdam bieden die Majeftraat
hunnen dienft aan. 14.6. |
|||||||
REGISTER.
|
|||||||
raakt in hechtenis: wort met drie punten befchul-
dight. 1080. Parlament van Engelandt biedt groote fchattingen aan om de Neederlanden aan d'Engelfche kroon te hechten. 114-8. Parma komt by Dpn Johan in Neêrlandt. 55,4-. Wint Limburgh, Valkenburgh, en Daalhem. 575". Ont- raadt der Staaten leegher by Rimenant te beibrin- gen. 592 Wordt Landtvooght. 604. Zyn volk wint het huis teKarpen, ook WeirtenHelmondt.617. Hy komt ontrent Antwerpen , gaat van daar, en doet Maaftricht beleegheren. 619. Schryft aan de Staaten.619, Zyn leegher voorMaaftricht befchree- ven.637. Hy beftormt de ftadt. 64-1. Zyn Plak- kaat noopende de geeftelyke goederen. 67z. Be- naauwt van geldt. 781. Breekt op van voor Kaame- rik- 794- Beleeghert Doornik. 795;. Wint Door- nik. 796. Waanende den Prinsdoorfchooten te zyn door Jan Javreguy , fchryft daar op aan verfcheide fteeden. 816. Schryft ook aan den Ammiraal Tres- long. 816. Beleeghert Audenaarde.819. Vervolght het beleg van Audenaarde. 8a 1. Doet Gavre innee- men en fterken. 8n. Wint Audenaarde. 821. Pooght de Staatfchen by Gent te verraflèn. 82a. Tevergeefs. 822. Verklaart by Plakkaat, dat hy den Roomsgezinden deneedt hun afgepraamt aan Anjou te doen, ten beften houdt. 822. Lyfte van zyn kryskraften. 822. Bekomt L'Eclufe. 832, Krijght Kafteel in Kambrefis enandrefterktenin dien oordt. 833. Kryght ook Nynhoovc Lieker- ke, Gaasbeek. 834.. Poogende Bruflel te benaau- wen , raakt zelf in benaautheit. 834-. Schryft aan eenighefteeden. 858. Doet Eindhooven beleeghe- ren. 8)9. Beleeghert Heerentals. 876'. Verlaat Hee- rentals om Duinkerke te winnen. 878. Wint Duin- kerke. 878. Ook Nieuwpoort en Veurne. 878. Kryght Wynoxberghe by leeveringe van den Fran- fchen Ooverfte. 879. Wint Dixmuide. 879. Be- kechert Ypere. 879. Stelt een Raadt ter Admira- liteit in, enoopent de haavenen van Duinkerke, Greevelinge, Nieuwpoort. 879. Ruft toe ter zee. 879. Wint het Sas van Gent, Axele, Huift , Ru- pelmonde. 882. Schanft tot Burght. 883. Koopt Aalft van de Engelfche bezettelingen. 885. Ver- oovert Ypere. 896. Verdraaght met Damme en 'tVrye.898. Tracht haa Antwerpen. 911. Belee- gert Denremonde,cn wint het. 917. Benauwt Gent, Antwerpen en Bruflel, meeren meer. 94.5. Wint d'eerfte deezer fteeden met verdragh. 94.6. En fchryft minlyk aan de zelve. 94.8. Pooght de bezet- ting van Ooftende tot ontrouw te beweegen. 951. Ruft zich fterker toe teegens Antwerpen ; en doet een nieuwe vaart graaven, om zyn leeger daar langs te verzorgen, yyj. Maakt twee blokhuizen aan de beideoevers der Schelde. 961. Schryft aan de Oo- verheit der beleegerde ftadt. 963. Van welke hy antwoordt bekomt. 964.. En zend hen een tweeden brief. 966- Ook volk naar Vrieslandt en de Vee- luw. 983. Wint Bruflel op voorwaarden , die ver- haalt worden. 98<,.. Verkrygt, door d'oproerige burgers , de fteeden Nieumeegen en Doesburg. 989.990. Voltrekt zyn brug voor Antwerpen, die befchreven wort, 997. Is door de werking van 't ee- ne brandfchip, welk zyn brug breekt, in groot ge- vaar. 1000. Zyn moedt en ftantvaftigheit in dat ongeval. 1001. Herftelt de brug. 1002. En maakt zich zeer fterk op den Kouwefteinfchen dyk. 1003. Daar hy zyn volk moed geeft met een fcherpe ree- de. '1006. En zelfde Staatfchen aanvlieght. 1007. Wordt weeder meefter van dien dyk: bezorght de gequetften j en doet het vlot Fin delaGuerre floo- pen. 1008. Bemachtight al de fterke huizen ontrent |
|||||||
Antwerpen. 1016. Antwoordt de gezanten dei
zelve ftadt: wint verfcheide fchanfen. 1017. Ende ftadt Mechelen.1018. Ooverkomt met Antwerpen. 1019. Ontfangt het Gulden Vlies ; en doet een heerlijke intree in die ftadt. 1024.. Verandert daar deMajeftraat: doet het kafteel weder opmaken; en houdt Jer goede orde. 1025. Schryft minlyke brie- ven aan de Staatfche fteeden. 1032. Stilt eenige muitende Waaien. 1037. Befchenkt die van Shar- toogenbofch; en behaalt , door een verzoek , in. Spanje kleene dank. 1038. Doet de ftadt Graave befchieten en beftormen, en wint haer met ver- dragh. 1063. Veroovert Venloo. 1083. Beleegert Nuis; eifchthetop, en is 'er in groot gevaar. 1086, Wordt van denPaus met zwaardt en hoedt befchon- ken; en geeft het Gulden Vlies aan den Markgraat vanGuafto. 1089. Veroovert Meurs; en leegert zich voor Rynberk. 1091. Laat dat geblokkeert, en volght Leicefter. 1093. Spyft Zutven. 1094. Houd de uitvaart zyns Vaders: word Hertogh van Parma. 1095. Veroovert Blankenbergh, en belee- gert Sluis. 1162. Lydt aldaar groote fchaade aan zyn volk. 1165. Verftaat uitafgeworpe brieven de noodt der ftadt, en doet ze opeiflehen. 1170. Trekt Leicefter teegen. 1172. Geeft goede voorwaarden aan die van Sluis, dat daar op 00vergaat. 1173. Partyfchap tot Amfterdam van Schoutiften en mee-
fter Henrik Dirkiften.63. Pasquyn. 399.
Paftooren in den Haaghe omgebraght. 21 r.
Paftoor en Onderpaftoor te Berkhem, vermoort. 221.
Paton , Steêvooght van Gelder , verraadt die ftadc
aan de Spaanfchen-11 ^y. . Paulus Buis gevangen om allen voorftanderen der vry-
heitden mondt te fnoeren. 1074. Zoekt Buis. Paus Gregorius de dertiende voert den nieuwen ftyl
in- 836. Pedro Dordognoeen Spanjaardt, voorhebbendeden
Prins van Oranje te vermoorden , wordt gevieren- deelttot Antwerpen. 869. Pedro Pacieco komt tot Vliffinge. 236. Wordt ge-
vangen. 236. Gehangen.237. Peeter van Rithoove door zyn blinden y ver maakt tot
Antwerpen nieuwe beroerte. 89. Penningen worden gezaamelt , onder de Onrooms-
gezinden<2io. Penning , naamelyk de hondertfte, twintighfte en
tiende geëifcht.205. Waar teeghens de Staaten ver- toogh doen. 206. Wordt by die van Uitrecht ge- weighert.207. Wordt meede geweighert byd'an- dre Landtfchappen.207. Uitkoop daar van., van d'ongeërfde Landtfchappen. 208. Ontfteltenis daar oover van de gemoeden der Landtzaaten. 208. Oo- ver het invoeren der zelve fluiten de Bruiflelaars hunne winkels, en hebben niet te koop. 227. Penning der Geuzen. 78.
Penning re Viaanegeflaagen. 78.
Penningen ten tijde van de handeling der Walfche
Landtfchappen met Parma in Neederlandt geflaa- gen. 630.631. Penningen in Neêrlandt geflaaghen ter gedachteniflè
van dat de Hartogh van Anjou , d'opdraght der Neêrlanden aanneemt, en de Staatfche gezanten hem tot Vorft der zelve. j6^. Penningen in Zeelandt geflaagen ter gedachtenis van
't Verbondt met de Kooninginne van Engeland. 1031. Penningen met zinnebeelden,dienftigh tot Leicefters
meeninge. Hi8. Perez-^19. 520. 521.
Pescarengis , Staatfch Hopman. 1072. Wordt tot
Leide gevangen, 1205. Philips
|
|||||||
REGISTER.
|
|||||||
vrydommen. 522, Zyn Schryven aan d' Algemei *
ne Staaten. 566. Zyn zoon Philips de derde, worde gebooren. 571. Verlieft zyn vierde gemaalin Anna van Ooftenryk. 7Ó0. Houdt van haar oover veel Zoonen en dochters, die hy altzaamen ooverleeft, behalven Philips, zyn naazaat in't Ryk. 760. Ver- lieft , onder andre kindren , twee zoonen. 837> Men heeft hem niet dan eens zien lacchen in zyn leeven. 8 57. Doet zynen zoon Philips tot Prins zy- ner Ryken huldigen.9 50. Huwt zyn jongfte dochter Katharina aan denllartogh van Savoye. 1009. Stelt de burgh van Piacenzain handen van Parma. 10954 Philips de derde, wordt gebooren .571. Philips, Graaf van Egmondt pooght Brufleltever-' meefteren voor den Spanjaardt. 646. Neemt Geertsberghen , daarnaa Nynhoove in , enveree- night zich met de MaJkontenten. 647. Wordt tot Nynhoove gevangen. 691. 700. Philips Doublet wort Algemeinontfanger. iuz« Philips van Marnix, heer van S. Aldegonde. Ziet Aldegonde.
Philips Sidney. 1039. 1041.1065.1089.1090. 1094. 1095. Ziet Sidney.
Philips de Zoete, heer van Hautein, zietHautein, Philipsftadt gedwongen door Don Johan. 574. Philippa Chriftina van Lalaing, Prinfes van Èfpinoy> dappre heldin. 797.
Pierantonio Perotti, Italiaan. 36c. Zyn koenheit. 360,1 In de wandeling dePaladynvanltaliegeheeten.36 it Zyn vroomheit^/. Pieter Corneliszoon Boom, belet Leicefters toelegh op Amfterdam. 1200.
PieterHafTelaar Dirkszoon, broeders zoon van Ke- nauw. 312. Zyn kloekhartigheeden. 312. Brengt brieven in Haarlem.313. Gezoght toont zyn kloek- moedigheit. 32f. Pieter Janszoon Hooft. ^66. Pieter Janszoon de Wit t'Amfterdam ten zwaarde verweezen. 194.
Pieter Kies.245. 155.315. 337. Pieter Panis, tot Mechele onthalft om't geloof. 514. Pieter Strozzi,een dapper Krysooverfte,neemt kund- fchapder geleeghenheit van Cales. 10.
Pieter Pieterszoon Schout t'Amfterdam doet het doo'- de lichaam van Egbert Meynaartszoon , die 'sa- vonds, voor 't uitvoeren van zyn vonnis,aan 't waa* ter in de gevangenis geftorven was, onthalzen. 194,* En door eenighe Sellebroers by nacht op 't ellcn- dighe Kerkhof begraaven. 194. PietroCapponi. 1200. Pypenpoy, Droft te Staavere. 689. Plakkaaten op'tftuk vanden Godtsdienft meer met bloedt dan inkt gefchreeven. 4. Worden der Landtvooghdeffe Margarera en den Heimelykcn Raade hooghlyk aanbevoolen van den Koning. 23, Dat van't jaar 1550 zeidt dat men zich niet te kee- ren heeft aan de handtveften, daar meede ftryden- de. 32. Waar teeghens die van Antwerpen zich ftellen. 32. Worden Üappelyk achtervolght. 47. Veroorzaaken groote klachten. 65. Worden ge* maatight, maarniet tot genoeghen der gemeente. 8r. 85. Van de Hartoghinne teeghens d'uitlan- ders. 84. Teeghens 't ontfutfelen der verbeurde goederen. 186. Verbiedende eenigh verftandtmec de ballingen, oft uitgeweekenen te houden. 195'. Ook teeghens lafterfchriften. 195. Van Kaizar Ka- rel, op't uitroeyen der ketteren , wordt van Koo- ning Philips beveftight. 208. Noopende 't eeren van 't misbroodt en heilighe olie ; ook van op het doopen der kindren acht te geeven. 208. Op de Printerye.2Ti.zi2. Ookop't fchoolhoudcn. 212. By den Landtvooghdt Alva uirgegeeven tot be- fchut-
|
|||||||
Philips de tweede dies naams, Kooningvan Kaftilje,
denkt een onbepaalde heerfchappy in Neederland te dichten. 2. De Neederlanden worden hemop- gedraaghen van zynen vader Kaizar Karel. 3. Voorts alle de Staaten zyns* vaders, behalven het Kaizarryk. 3. Stek zich geheelyk tot het uitroeyen derÖnroomsgezihden.ao. Stelt orde op de zaaken van Neederlandt. 20. Pooght nieuwe ßiflchoppen in te voeren. 13. Denkt deSpaanfchefoldaatenin Neederlandt te houden. 13. Reede van zynent wee- ghe in de vergaadring der Algemeine Staaten tot Gent. 24.. Reift naa Spanje.x6. Voltrekt zynhu- welyk met Izabelle, dochter. van Vrankryk. 26. Schryft aan den Prinfe van Oranje. 33. Antwoordt op den brief van Oranje, Egmont en Hoorn. 42. Wil dat de Heeren te raade keeren, en zy doen 't. f 4.5. Zyn antwoordt op 't fchryven in 't bezonder van Oranje aan hem.46. Beveelt het Concilie van Trente t'achtervolgen. 54. Schryft aan de Landt- vooghdes. 56. Schryft andermaals en gebiedt de Plakkaaten t'achtervolghen. 66. Verwekt daar door groote ontfteltenis .. en heftigh onbenoeghen tot Antwerpen. 6%. Ontftelt zich in de tyding uit Nee- derlandt. 79. Schryft dobbele brieven aan de Landtvooghdes > bekomt naader fchryven van de maatighing der Plakkaaten. 80. Wordt verwittight van 't oopenbaar preediken , en waapenen.pi. Ontzet zich daar oover , en roept zynen raadt by een. 92. Beiluit naa Neederlandt te reizen. 95. Schryft daar oover aan den Kaizar, ook aan de Hartoghinne. 96. Schryft minnelyke brieven aan verfcheide heeren, ende een met zyn' eignen5 handt aan den Prinfe van Oranje.96. Antwoordt op het fchryven van de Hartoghin , en Raadt van Staate > denkt Wartgelders in Duitslandt aan teneemen, en fchryft daar oover aan die Vorften. 108. Wordt krank > en kryght byftere maaren uit Needer- landt. iao. Hem wordt een dochter gebooren : Hy fchryft aan de Landtvooghdes vanNeederlandt. 121. Bekomt antwoordt van den Kaizar. 122. Ant- woordt minnelykop de brieven van verfcheide hee- ren. 122. Schryft aan de Hartoghinne van zyn 00- verkoomfte. 124. Laat andermaals aan de Landt- vooghdes zyn voorneemen van oover te koomen , weeten.150. Befluyt Oranje en Egmondt door lift te loeren : fchryft aan hen en verfcheide groo- ten. 150. Verzoekt aan den Kooning van Vrank- ryk om doortocht met zyn heirnaa Neederlandt, maar te vergeefs. 151. Zeit dat hy het heir voor- heen wil zenden. 152. Beraadt zich op nieuw flechts met vyf perfoonen. 152. Zyn boelaadje met de Prinfes van Eboli. 15:7. Hy beiluit het heir voort te zenden. 158. Antwoordt de Landtvooghdeffe op haar fchryven. 158. Kent voor goedt het vonnis by die van d'Inquifitie oover de Neederlanders ge- ftreeken. 170. Vermoedt datzyn zoon Karel, Prins van Spanje, voorheeft om hem te dooden. 190. Be- raadtflaaght zich daar oover met de Biffchoppen van Origuela en Canada. 190. Doet zynen zoon Karel in bewaaring ftellen , naa dat hy hem be- graauwt en gelaft had van zyn bed op te ftaan. 191. Beraadt zich oover de doodt zyns zoons met de In- quifitie. 191. Doet zynen zoon, om hem van eighe moordt te verhoeden, door vergif ombrengen. 191. Zyn gemaalin Izabelle fterft, weenigh maanden daarnaa. 191. Zyn geldt wordt in Engelandt aan- gehouden : en wat moeite daar uit ontftaat.201. Antwoordt aan Aartshartogh Karel, op zyn ver- Zoek uit den naame desKaizars om zoendesPrinfen van Oranje. 204.. Trouwt Anna vanOoftenryk.215-. Beveftight den Raad van Staate in de Landvoogh- dy.447. Beneemt den Arragonneezen alle hunne |
|||||||
REGISTER.
|
|||||||
fchuttmge der Geeftelyken ten platten lande-221. j
Ora de middelen van 'sPrinfen aanhangers aan te doen teekenen. 279. Van Roda tecghens 't ontvol- ken van Antwerpen. 4.90. Om de goederen?, t'Ant- werpen gerooft, re mooghen aantallen. 490. Op het drukken , noopende den Roomfchen Godts- dienft;ookop heimelykezaameningen en 't fchool- houden. 804. Des Hartoghcn van Anjou , ver- beurt maakende alle goedren van aanhangers des vyandsen bevvoonders vanonpartydighe plaatfen 5 't en zy zich de laatfte binnen zes weeken verdaa- dighen. 832. Verbiedende toevoer ten vyandt. 874. Plakkaat der Staaten vanHollnndt teegens d'uitgeleide
of uitgezeide perfoonen. 1009. Van Leiceiter op 't ftuk der zeevaart en des toevoers ten vyandt, 't welk groot misnoegen baarde. 1048. 1049. Van Leicefter affchaffende de lauvegarden oft vrye hoeden ; 't welk groote klachten veroorfaakt, en gefchoril wordt. 107 z. Der Staaten van Hollandt teegens den ooverlaft van't krijsvolk. 1141. Van denRaadt van Staate teegens het lafterlyk fpreeken enfehryven. uji. Van Leicefter teegens 't fpree- ken op de Engelfchcn en Ooverheeden. 1177. Pompejus. 19^
Pontus de la Garde, 21 1.
Portugaal bemaghtighc door deKaftiljaanen. 758.
Poftella, Vriefch geZant in Engelandt. 1146. Schryft
aan fijn partylingen in Vrieslandt. 1189. Poyet Frans Hopman binnen Bergen. 2.69. Wordt
binnen Leyde in bezetting ontfangen. 329. Geer- truidenbergh wordt door hem ingenoomen. 3 3z. Predikanten in den Haagh ontbooden. 1153. Koo-
men in gefprek met de Gemaghtighden der Staa- ten en Rechtshooven. 1154. Eenigelaaten hunne zucht tot de Engelfchen uitky ken. 1154. Hun aan- bieding aan Leicefter. 1176. Vier Predikanten leeveren een fchriftelyk Vertooghaan de Staaten. 1105. Krygen mondelyk antwoordt daar op , eerft foetelyk, daarna fcherper. 1206. Daarna by ge- fchrift. 1227. Sy meenen het al te raauwelyk inge- ftelt te zyn-1229. Zoekt Kerkelyken. Preeken der Onroomfchen neemt toe in vryheit. 79.
Wordt in 't oopenbaar gedaan met draaghen van waapenen. 83. Met geweldigher handt ingevoert buiten Antwerpen. 84. By Hoorn, Alkmaar en andere plaatfen begonnen. 89. Maar tot Amfter- darn fcherpelykverbooden. 89, Waar teeghens de Calvinifcheneen vertooghfehriftaan Burghermee- fteren Zenden, ende koomen kort daarna dicht on- trent de fladt preediken.90. Wordt tot Antwer- pen inde kerke gedaan. 102. Wordtby verdragh door de Hartoghinne toegeftaan daar 't op dat pas was ingevoert. 109. Wordt belet van die van Bruffcl. 111. Der Onroomfchen tot Antwerpen geftaakt. 144. Waar uiteen gemeene verlleeghen- heit en vluchten ontftaat. 145, Tot Amfterdam geftaakt. 146. Priefters in den Haaghe voor ketters verweezen en
omgebraght.211. Prijs der graanen gedaalt van twintig tot een. 1160.
Prins Willem van Oranje , gemaghtight tot den
vreedehandel tuffen Vrankryk en Spanje, 16. Gyzelaar in Vrankryk * voor 't volvoeren van 't vreedeverding. 19. Zyn' groote gemeenzaam- heit met Antonis Perenot j naamaals Kardinaal van Granvelle.ai. Die vrundtfehap verkoelt. 21. Geiaaten voor Stadthouder van Kooning Philips den tweeden , oover Hollandt , Zeclandt , en Uitrecht. 11. Wordt Stadthouder oover Bor- gonje. 21. Weighert het bevel oover de Spaan- fche foldaaten aan te neemen , en dryfe dat men Ze verzenden moe*-. 23. Verfteurt zich tecghens |
|||||||
Granvclle. 34. Trouwt san een dochter van
Saxe. 34. Laatverdaghvaardende Vliesheeren t'zy- nen huize. 38. Verftaat zich met de Graaven van Egmondt en Hoorn : kant zich met hun teeghens den Kardinaal van Granvelle: fchryft neevens hen aan den Kooning. 39. Daar op komt antwoordt. 42. Dat geeft misnoeghen- 43. Hy geeft, neévens d'an- dre twee heeren , een vertooghfehrift oover, aan de Landcvooghdes: fchryft andermaals, neevens de twee voorzeide heeren, aan den Kooning; blyft, met hun, uit den Raadt. 43. Verbindt zich naauwer met hun. 44. Komtweeder in denRaadt, op ont- hiet des Kooninx. 45. Schryft weeder > neevens d'andre twee, aan den Kooning. 46. Schryft in't bezonder aan hem , en kryght antwoordt. 46. Pleit teeghens den Kooning: ende helpt dry ven, dat de ketteryen, door zwaardt oft vuur, niet te dempen zyn. 48. Verklaart zyn gevoelen op't ftraffen der ketteren, aan de Landtvooghdes. 55. Weighert te ftemmen in de vergaadring , beroepen door haar. 54, Handelt van's Kooninx fchryvenaande Landtvooghdes , op de bruiloft des Heeren van Montigny.67. Weighert te ftemmen oover 's Koo- ninx fchry ven, ende zeidt, neevens d'ander heeren, dat men't flips achtervolghen moet. 68. Wil liever Zyn' ampten afftaan , dan de ftrafheit teeghens d'Onroomfchen handthaaven. 69. Hy onthoudt zich van 't Hof. 70. Reedeneert inden Raadt tee- ghens de ftrafheit der Plakkaaten. 74. Wordt ver- zocht tot Antwerpen te koomen , en is fchuw daar af. 86. Komt tot Antwerpen, en wordt daar gunftelykontfangen. 87. Beweeght de Kalvinifchen tot afleggen der waapenen. 88. Wordt Ooverfte van Antwerpen gemaakt. 89. Wordt weeder verzocht door de Wethouders van Antwerpen, daar te koo- men. 102. Komt daar weeder. ui. Maakt ver- dragh met d'Onroomfchen, en ftaat hun toe, ker- ken binnen der ftadt te bouwen. 111. Laat zich met d'andre Heeren tot Denremonde vinden. 115". Stelt zyn bedenken op den ganfehen ftaat desLands by gefchrift. 116. Reift naa Hollandt. 118. Komt in Hollandt, beroept de Staaten tot Schoonhoove : beraamt een verdragh binnen Uitrecht. 119. Komt t'Amfterdam. 127. Weighert nieuwen eedt te doen, naar de form, geraamtbyde Landtvooghdes. 128. Helpt Hollandt, Zeelandt en Uitrecht in ruft: Slaat een' vereering af, die hem de Staaten aan- booden: Belet een'aanflagh op Zeelandt. 131. Hy doet groote vlyt om de beroerte tot Antwerpen te füllen : Wordt gedreight met eenzinkroer. 132. Dient zich van de Luiterfchen om de Kalvinifchen tot reeden te brengen. 134. Verzoekt aan de Landt- vooghdeffe ontflagh van zynen dienft; maar te ver- geefs. 141. Geeft reeden waarom hy den nieuwen eedt weighert. 14.1. Houdt gefprek met Egmondt te Willebroek. 142. Hy fpelt den Graave van Eg- mondt zyn ongeluk. 142. Wordt verzocht be- fchermer der Onroomfchen te zyn : Slaat voor van geit te vinden : Raadt de Kalvinifchen met de Lui- terfchen te vereenighen : Wordt geraaden Eg- mondt te doen ombrengen. 143. Trekt naa Duits- landt. 145-. Wordt ingedaaght, beneffens andere heeren van Alva: Wat hem telaftegeleitwort. 167. Zyn antwoordt. 168. Verwerft voorfpraak van Kaizar Maximiljaan, maar te vergeefs; Laatzyn verdaadiging uitgaan. 171. Zoekt hulp aan de Duitfche Vorften , en zyn reedeaan dezelve. 173- Hem wordt kryswerving, en geit te leene, gegunt: Hy ruft toe. 175. Hy wordt, beneffens andre hee- ren gebannen. 180. Zyntoerufting,en'tgetalzyns heirs. 19^. Hy trekt op. 196. Korntoover deMaa- •Li. 197. Begeeft zich op den Franfchenboodemi99-
Sloopt
|
|||||||
STER.
fchrift reeghens den ban. 728. Zeindt zyn ontfchul-
dingfchrift,neevens den ban aan de moogentheeden van 't Chriftendoom. 742. Ontfchuldight zich met eenen van eenen Franfchen brief , die men hern naagafi (hoewel metonwaarheit)van hem gefchree- ven te zyn aan den Hartoghe van Anjou. 742. Ver- Zoekt de Algemeine Staaten zyne verdaadighing te willen uitgeeven, dan't wordt geweighert.743. Is t'Amfterdam. 773. Is in Vrieslandt. 774. Zyn bedryf aldaar. 774, Keert naa Hollandr. 774.. Zyn vertoogh aan de gemaghtighden der Algemeene Staaten. 800. Is in Zeelandt. Soy. Hem wordt het hoogh bewindt by Hollandt aangebooden te voe- ren op zyn' eighen naame. 809. Gefchooten van JanJavreguy. 814. Wondeiiyk bemindt van dege- mcente t'Antwerpen. 816. Zyn kropaader ont- fpringt. 816. En wordt geholpen. 8 16. 'Lyn lof. 853. Hy trekt met Anjou enJSfpinoy van Antwerpen naa Vliffinge, voorts oover Sluis naa Brug. 823. Schryft aan Anjou meteighe handt. 85-7. Zyn beicheidtge- geeven aan Mirambeau. 859. Zyn gevoelen op de jeeghenwoordighezwaarighecden. 8<Jo. Hy trouwt Louyze van Coligny. 873. Weederwaarigheit hem bejeegent t'Antwerpen. 873. Hy reift naa Zee- landt. 8 79. Stelt orde teegens het ooverloopen van der Staaten volle 879. Hollands bezending aan hem , om hem af te trekken van Anjou. 880. Ver- leendt zynen fwaagerden Graave van den Berghe een zeer koel voorfchryven aan de Gelderfche Staa- ten. 884. Aan hem wordt de Graaflikheit van Hol- landt opgedraaghen. 886. Ooverlydt eer herwerk van hem tot Graaf van Hollandt te maaken voltrok- ken wordt. 892. Doorfchooten tot Delft. 903. Zyn lichaam gebalfemt ten toon geleit^o?. Zyn rnoordc verfoeit by de weêrparthy zelf. 906. Zyn moordt geroemt by de Geeftelykheir. 906. Zyn Jykftaat- fy. 906. Zyn geboorte , geftalte, gedaante, zce- den, opvoeding en vernuft. 907. Zyn huwelyken en kindren. 908. Zyngrafftêe.908. Zyn lof. 908. Prins Willem van Oranje doet een noodije waar-
fchuwing aan Aldegonde en Martini, betreffende 't beleegeren van Antwerpen door Parma. 9II. Welke de Deekeps van 't Vleeshouwers gilde en an- dere vruchteloos maaken. 913. Dat hen tefpaade berouwt. 91 ?. Prins FredrikHen rik vanOranje wordt gebooren.893.
Prins van Chimay beroepen tot Landvooghdt by
die van Brug en 't Vrye. 878. Ook by d'andre twee Leeden van Vlaandre. 878. Zyn bedryf toe Brug. 893. Verandert'er de Wet. 895-. Zyn ge- veinftheit. 899. Princeffe van Chimay heeft een mishaagen in haar ge-
maals bedryf, zoo dat zy daarom van hem fchei- dende naa Hollandt vertrekt, en den Haaghe voor haar woonplaats kieft. 899. Prins van Eipinoy verwoefthet Landt van Heene-
gouw. 782. Oo vervalt SantGislein. 795. Wort van Oranje dien van Bruggeaangepreezen. 87 8. Trekt naar Vrankryk. 878. Princeffe van Efpinoys dapperheit. 795-.
Printerye. 211.212. 326.
Prounink,eenderopruyers van Leiceftcr-1051. Wort
door hem tot Burgermeefter van Uitrecht ge- fielt. 1082. En van dat gewefttot een lidtder Al- gemeine Staaten verkooren ; doch die weigeren hem aan te neemen : 't welk hy zich bitterlyk belght.i 109. En pooghtzich zelven te verdaadigen. 1110. Mispryft het affecten van 't eerite lidt der Staaten van Uitrecht. 1111. Verandert in dat ftuk. 1120. Doet der Staaren geheimfchryvery oopen liaan. 1121. Geeft een boexken uit tot voor- ftant der Engelfchen. 1131. Smaalt raet een ver- Gggggg daa-
|
||||||
REGT
Sloopt zyn heir: Voeght Zieh by den Hartoogh van
Zweibruggen; en trekt naa Vrankryk- 200. Zoekt zoen byKooning Philips door den Aartshartogh Ka- rel»uic näame des Kaizars. 203. Maar te vergeefs. ■204. Keerr weeder uit Vrankryk,en verftaat 's lands geleeghenheit door rneefter Pauwels Buis. Geeft befieliing te waater uit. 20p. Geeft een bree- de volmacht aan Johan Bafius. Heeft verftandt aan verfcheide oorden des landts.210. Hy verziet teeghens d'onorde in 't rooven ter Zee. 216. Zyne aanilaaghen worden door 'tonweeder belet. 218. Zendt gezanten op Deenemark en Zweede. 221. Bevindt het veroovren van den Briel ontydigh. 252. Zet oover Ryn. 270. Bemaghtight Roermon- de.270. Hem wort geit en geloof door Hollandt verftrekt- 270. Hy geeft een Plakkaat uit., noo- pendedekryghstucht, den roof, en 't inroepen der uitgeweekenen. 270- Stelt in een reglement op 't ftuk van de regeeringe in Hollandt.270.Verklaart den Staaten van Hollandt alle genoegen, en hun raadtin alles plaats te zullen geeven. 270. Trekt ten tweedenmaale oover deMaaze. 271. Kryght Meche- lenin.271. Ooverkomt met Looven op geldt. 272. Ook met Ni veile en meer plaatfen. 272. Kryght tyding van de moordt van Parys. 272. Zyn volk ooverraft Denremonde en Oudenaarde. 272. Hy genaakt Bergheri. 272. Slaat zyn leegher tuffen Berghen en Valenchien. 273. Zoekt fiagh > dien Alva fchuwt. 273, Befpringt des vyands befchans- fingen. 273. Wordt met groot verlies afgeflaa- ghen.273. Zyn leegher wordt in der nacht be- itookt. 274. Hy wordt door een hondt gewekt. 274. Zyn leegher raakt in verwarrenis. 274. Hy breekt op, trekt oover Ryn s en dankt zyn heir af. 275-. Trekt naa Hollandt. 275. Komt in Hollandt. 284. Zyn bedryf aldaar. 284-. Doet de Wet te Haarlem verftelien door Aldegonde. 295:. Schryft aan So- noy. 30j. Antwoordt op 't miftrooftigh fchryven van Sonoy en zyneRaadsluiden. 329. Syn fchry- ven aan die van Alkmaar , afgeworpen. 3 34. Ruft te waater toe. 345-. Komt in Bommelerwaardt. 356. Valt in een' zwaare ziekte. 382. Vertoont zich in 't leegher by Leide.3 85).Hem wort de bewaarnis der hooghe Ooverhek opgedraaghen. 430. Hem word Krimpen weeder oovergegeeven^^.Zyn benaaut- heit, en voorflagh van 't land te verlaaten. 452. Zyn fchryven aan d'AlgemeineStaaten oover 't handelen met Don Johan. 484. Geeft die van Muide voldoe- ning.490. Zyn famtderHollandfcheenZeeufche Staaten bedenken, op het eeuwigh gebodt. 497. Kryght Schoonhooven onder zich. 499. Hyende Staaten verfoeyengeloofsdwang. 501. Kryght Ter- toolen. joj. Zyner, en Don Johans gezanten mon- delyke reedenen. 5:0. Reift door Hollandt van ftadt tot ftadt. 5-27. Wordt in Noordthollandt Wil- lem Vader genoemt. 527. Komt tot Uitrecht. 527. Zyn voorflagh om Don Johan voort wegh te hel. pen. 528. Stelt een ander bricfken toe in plaatfe van Don Johans aan Fronsbergh. 529. Zyn' antwoordt aan d'AlgemeineStaaten, verzoekende zyn' koomft in Brabant. 5-34. Komt tot Antwerpen en t'hans tot Bruffel. 534. Gekooren tot Ruwaart van Bra- bant. 539. Komt tot Gent om ordeteftellen, en wordt heerlik onthaalt. 547. Doet eed als Stadthou- der oover Brabant, yyr. Wordt by Mathias tot zy- nen algemeinen Stadthouder gekooren. ?yi. Zyne reede by d'Algemeine Staaten. 674. Zyn vertoogh in de vergaaderinge der Staaten. 684. Hy komt te Kampen. 691. Wordt t'Amfterdam wel ontfan- gen.694. Komt weeder tAntwerpen. 698. Wordt Stadthouder van Vrieslandt. 706. 'S Kooninx ban teeghens hem. 708. Hy verantwoordt zich by ge- |
||||||
REGISTER.
|
|||||||
zelfs verfcheide Majeftraaten gaan niet vry. ïtffi
Vermeetelheit van dien Raadt. 167. Scherp ver- volgh gedaan door den Zei ven. 203. Raadüagh op den voorftel van Pruneaux. 880.
Rafraël Barbarino, Florentyn, uitmunterinzaaken
van oorlogh en ftaat. 442. Rammekens voor den Prinfe gewonnen. 328.
Rantzou, gezant des Koonings van Deenemarken,
wort, onbekent zynde, van de Staatfchen gevan- gen j 't welk oorzaak is van 't beflaan veeier fchee- penindeZont. 1136. Rattaller reift naa Engelandt, door laft van den Raadt
der ftadt Uitrecht. 1120. Keert weeder met goe- de hoope. 1149. Reaal, Jakob Laurenszoon , tracht de kerkfehen-
ders te (tuiten. 113. Wordt, neevens Cornelis van Teylingen, naar Viane gezonden. 135. 136. Staat als Burgherhopman met zyn vendel aan de Regeliers poort om Leicefter t'ontfangen. 1199. Zyn bekommering. 1199. Rechtpleeghen desRaads van beroerte. 203. Reuke-
loosheitdaarin.203, Rechtsoeffeningflapt.47. Wordt befprooken. 48,
Reede vanAlva, dringende op't ooverzeinden des
heirs. 152. VanFrefneda, raadende Kooning Phi- lips tot zachtigheit. 155. Die wordt toegeftemt van Ruy Gomez de Silva, en Gomez de Figue- roa. 157. Reedeneering des Prinfen vanOranje aan de Duitfche
Vorften teegens de Spanjaarden. 173.. Van die van der Goude teegens d'opdraght der heerfchap- pye aan den Kooning van Vrankryk. 933.944. Reedeneering oover de punten van der Staaten ver-
toogh , tulfchen hunne Gemaghtighden en Lei- cefter. n 00. Reedenen , waarom de Kooning van Vrankryk
't aanneemen der heerfchappy van deNeederlan- den traaghlyk behartight. 921.923.924. Regeering van Hollandt en der zelver form. 1215'.
Regeering des Landts allengskens onderkroopen en
geveldt door de ftaat- en baatzucht der geenen 9 die den Landtsheere dietfeh maakten , dat het aan- zien der Staaten niet dan teegens het zyne wasop- gewoffen.484. Reglement op het ftuk der regeering van Hollandt.
270. Op hetftukderhoogherechtspleeghinginde Neederlanden onder Anjou. 817. 818. Reingoudt, een der voorbaarighfte opruyers van
Leicefter teegens de Staaten. 105:0 Maakt, met zyn meedegenooten, een'grooten aanhang. 1052. En byftre tweedraght in de Landen. 105" 3. Raadt Leicefter tot het oprechten eener kaamer van geldtmiddelen-1068. Geeft hoogh op van't Landt voordeel te willen doen. 1070. Wordt Schatmee- fter. 1071. En befchuldight van verfcheide fnoo- deftukken; dies men hem vaft zet. 1080. Worde van Leicefter verdaadight. 1102. Raakt uit de hechtenis: loopt naa de Spaanfchen; en fterft te Bruflel in't Roomfch geloof. 1108. Reinier Kromhout. 1200.
Rennenbergh, eerft, Baroen van Ville, wordt op
voorraadt Ooverfte van Vries-en Groningerlandt. 484. Ontlaft Groninge van bezetting. 499. Komt metvaften laft vanStadthouder in Vrieslandt. f32. Zyn bedryf aldaar. 5:32. Verandert het Hof van Vrieslandt. 5-68. Wordt Stadthouder in Ooveryflel en Lingen. 589. Beleeghert Kampen. 590. Belee- ghert Deeventer. 611. 'T welk oovergaat. 616. Be- naauwt Groninge. 648. Wordt ingelaaten , en fchikt alles naar der Staaten zin. 649, Helt naar Spanje. 688. Zyn dubbelheit breekt uit. 691. Ver- meeftert Groninge voor den Spanjaardt. 692. Be- |
|||||||
daadingfchrift op de Staaten van Hoüandt. 1145.
Zoekt byzondre vergaaderingen der Staaten t'Ui- recht te weegh te brengen. 11+4-114.5.1150. Wroet wonderlyk. 1x50. Wordt weeder Burgermee- fter. 1103. Is zeer geftoort oover d'antwoort der Staaten van Hollandt. 1232. Pruneaux, gezant van Anjou, doet eenen voorftel
in de vergaaderinge der Algemeene Staaten tot Middelburgh. 879. Pruneaux, gezant van Vrankryk aan de Staaten. 912.
Reift van ftadt tot ftadt, om de Regeerders tot aan- neemen van zynen Kooning te beweegen. 923. Wort van de Staaten befchonken, en vertrekt. 94.5. Punten op welke de Staaten Don Johan tot Landt-
vooghdtwildenaanneemen.487.. Voorgeftelt aan Aartshartogh Mathias op 't aanneemen der Landt- voogb.dye.5-48. Punten van de verfoeninge der Waaien. 661.
Punten waar op de Staaten bereidt zy n den pais aan te
gaan. 677. Punten die Oranje als Graafvan Hollandt te bezwee-
renhad.886.. Punten, waar op men den Franfchen Kooning d'op-
perheerfchappy der vereenighde Landen aan- biedt. 974.. Óp welke Brufïèl oovergaat aan de zyde des Koonings van Spanje. 985.. Door Parmatoege- ftaan aan die van Antwerpen. 1019.. Van 't ver- ding geflooten met de Kooningin van Enge- landt. 1018.. Uit Leicefters berichtfehrifr. 104a. Van een vertoogh der Staaten van Hollandt, Zee- landten Vrieslandt. 1097.. Waar op Sluis oover- gaat. 1173. Uit Leiceftersheirrielykberichtfehrifr. 1190. Van bez.waarnis eeniger Eedelen. 1202. QUintyn Taffin, Heer van la Pree. 945.
Quiryn Dirkszoon Talefius, Oudtburgermeefter te Haarlem, gehangen. 3 14- Quiryn Quirynszoon maakt toelegh om la Motte te vangen, maar de Prins vindt het niet goedt. 869. RAaden van Staate, van geheim, en van geldmid-
delen , worden der Landtvooghdefïè Marga- reta, Hartoghinne van Parma, bygevoeght. 21. Raadt van Staate dingt naa geZagh oover d'andere
Raaden, en dryft booven. 47. De zwaarigheeden des Landts worden dien Raade voorgeftelt van de Landtvooghdes. De zelve Raadt is tweeftem- migh.49. Nieteensin 't uitvoeren van't Concilie van Trente. 5-5. Gevoelen des meeftendeels van denheimelyken Raadt, noopende 'tnaarkoomen van des Kooninx fchryven. 67. Neight tot het ge- voelen dat die van Brabant geen lnquifitie onder- worpen zyn. 69. Houdt het vergaaderen der al- gemeine Staaten voor de eenighe uitkoomft: fchryft daaroover aan den Kooning. 108. Raadt van Staate opgerecht om neevens den Prins
Landt- en kryszaaken te helpen beftieren. 329. Treed in de regeering. 446. Raadsluiden van Staate, totbewys hunner vryheid,
koomen tot Willebroek en Antwerpen met Avila endeHooghduitfcheKornellenfpreeken.457. Raad van Staate tuight dat de Kooninklyke gehoor-
zaamheit niet verkort is by de vreede vanGent.489, Raadt van Staate gemaakt by Hollandt, Zeelandten
Uitrecht, om neevens Oranje te regeeren. 886. Raadt van Brabant kent dat geweft vry van lnqui-
fitie, en ongehouden diete gedooghen.70. Ant- woordt aan de gezanten der vier hooftfteeden van Brabant. 7e. Raadt van beroerten ingeftelt 5 ende wat zy al voor
, Majefteit-fchennis fchouweo. 164. Wordt de
Bloedtraadt gcheecen , en vervolght fchrikkelyk, |
|||||||
R E G I
leeghert Delfzyl met Schenk. 705. Befpringt Dok-
kum vergeefs. jo6. Delfzyl wordt aan hem opge- geeven. 707. Zyn afgeworpe brief aan Par- ma. 707.708. Hy kryght Koeverde weedcr, en taft Oldenzeel aan. 717. 'T welk hem door de burgers wordt oovergeleevert. 717. Beleeghert Zwol ver geefs.717. OokDeutekum.718. BeleeghertSteen- wyk. 718. Eifcht de ftadt op. 720. 722. Stilteen muitery met goede woorden.7x3. .Noodight die van Enkhuizen tot verdragh. 713. Zyn kryslift teegens die van Steenwyk vergeefs geproeft. 766. 'Zyn volk muit om geldt. 768. Breekt zyn leeger voor Steenwyk op. 771. Valt in Sallandt. 773. Zyn volk wordt geflaaghen. 781. 783. Sterft. 783. Retorykers fmaalen op de Paapen. 36. Reukeloosheit in't rechtspleeghen-zo?, Reyde gefterkt door Nyenoordt, naa dat hy de Koo- ningfchen daar hadt doen uitdryven. 790. De Staatfchen houden daar quaadt huis. 791. De Staat- fchen worden daar uit verjaaght door Verdugo. 791-
Richardots fchranderheit in't handelen met de Gen-
tenaars» 94.6. Ridders, en voorneemlyke Heeren deezes landts>
zyn van aaloude tyden tot de regeeringe gebee- zight. 4-r- Verbinden zich uitonbenoeghenoover de regeering te zaamen. 71. Worden, benefïens de Landt vooghden,teHoovegeroepen, en veelevan hun , oordeelen de Plakkaaten ondraghlyk, wei- gheren ook die te handthaaven. 73. Zy koomen ter daghvaart.73. Bevinden, in't ooverleggen, d'Inquifitie, in Neederlandt gepleeght, tweeder- ley-73- Worden by de Landtvooghdefle ontboo- den, als zy dacht te vluchten naa Bergen in Hene- gouwe. 107. Ripperda, Ooverfte der ftadt Haarlem, ziende den
Raadt aldaar geneeghen tot handeling met Don Freederik , ftyft de burgers tot teegenweer. 293. Robbert Leeman Waaterbaljuw van Zeelandt , be-
ïchuldigbt methetuitgeeven van verfcheide vrye- reisbrieven , wordt gefchorft in zynendienft. 774. Robbert Dudley. Zoekt Leicefter.
Robbert van Melun, Markgraaf van Rysburgh. 531.
555.617.626. 631. 699.700. 710.819.833. Ver- oovert Liefkenshoek ftormenderhandt: doorfteekt aldaar deKornelJan Petin, waaroover hem Par- ma berifpt.914. Word gedoodtdoor'tfpringen van een der brandtfcheepen voor Antwerpen. 1001. Robles, Heer van Billy, komt in Grooninge. 103.
Zyn huishouding aldaar. 203. Zyn trouwhartigheit, gebleeken indegroote waaternoodtin'tjaar 1570, op Alreheilighen dagh. ai8. Slaat de Geuzen by Staavere. 286. Doet daardoor ganfch Vrieslandt zich tot den Kooning keeren. 286. Zyn aanflagh op Enkhuize, gemift. 329. Hydocteenighefchaade - in 't Vlie. 335. Leit op Noordthollandt toe te
vergeefs. 580. Wordt gevangen. 482. Zyn toe- leg op Vriesland wordt ontdekt. 531. Wordtdoor de werking van een brandtfchip voor Antwerpen gedoodt. 1001. Roelandt deRyke,loontrekkend R.aadsman van Loo-
ven, wordt gevangen. 169, Roeland Jork,Engelfch Hopman,meedepleegher met
Imbyze aan het verraadt van Denremonde. 896. Zyn gezintheit, zeeden en lift om Leicefter in te leiden. 1093. Wordt Ooverfte der groote fchanfe by . Zutven. 1097. Die hy verraadt, en aan de Spaan- fchen oovergeeft. 113 1. Roelof Egbertszoon. 113.
Roelof Keetel wort te Grooninge, 't welk hy mein -
de aan der Suaatenzyde te brengen, onthalft-1013. Rogh geldt achthundert gulden 't laft. 115:9.
|
||||||
STER.
Rooderoé Spelle wordt gehangen. 203.
Roomsgezinden verzoeken vrye oeffening van hun-
nen Godsdienft aan Anjou. 811. Verkryghen vrye oeffening van hunnen Godsdienft , midts den Spanjaardt afzweerende. 812. Koomen noodeaaa dien eedt. 812. Worden tot den eedt van afzwee- ring gedrongen. 812. Die van BruiTel begeerenop Anjou vrydoorn van Godsdienft. 822. T'Antwer- pen worden zy gepraamt tot 's Hartoghen eedt , by peene van ballingfchap. 822. Roomsgezindehuisluiden maaken zaameningen in
Noordthollandt: worden gefteurt door Sonoy. 869. Roomfche Godsdienft meeftendeels geftaakt tot Ant-
werpen. 786. Roorda. 117 3.
Rofigny, ongeruft in de geraamde voorwaarden der
onderhandelinge, tot Haarlem. 323. Rotterdam doorBofïu met lift verkracht. 232.
Rotterdam door Lumey ingenoomen. 275.
Rupelmondeingenoomen van Parmas weeghen. £82*
RuigenhiloovervallenvandenSpanjaardr. 35:1.
Ruiskeveldt Monnik veroorzaakt tot Bruflèl beroer-
te door zyn muitigh preeken. 7 7J. Wordt ter poor- ten uitgezet. 776. Ruitery zoo dienftigh niet in deeze Landen dan
voetvolk. 1179. Ruykhaaver van Haarlem Hopman te waater. 209.
Daarnaa ook te lande. 3x6. 372. Zoekt Niklaas Ruykhaaver. Ryhoove zietzyner weerpartye te Denremonde een
voordeel af. 88 3. Gebiedende binnen Denremon- de 1 doet Wakar Sethon aantaften , die Imbyze belooft had een bolwerk van Denremonde te ke- veren. 896. Ryke luiden onmeêdooghend en ooverdaadigh. 1160.
Eenige vervallen tot d'uiterfte armoe. 1160. Rynswoudes vendel geflaaghen van de Rennenbergh-'
fchen. 70^. Ryxdagh tot Worms. 571.
Ryxdagh tot Ausburgh.823. Waar heenen de Staa-
ten en Anjou bezending doen.823.Ook Parma.823. Daar wordt aangaande de Neêrlandtfche zaaken niet gedenkwaardighs beflooten. 823. SAlfeda brouwt teeghens Anjou, Oranje, en ganfch
Vrankryk een groot quaadt. 823. Wordt ge- vangen. 824.. Zyn bekentenis. 824. Wordt tot Parys gevierendeelt. 825. Sanciod'Avila tracht Middelburgh met voorraadt te
voorzien. 307. Verneftelt de Duitfchen tot Bee- mele. 355. SantGislein oovervallen , en weer verlooren. 795%
Sant Omeer gaat oover aan la Motte.63 3,
Sant Quintin beleeghert. 7. Wordt ftormenderhandt
veroovert. 9. Slagh daar by. 8. Santquintynfche bezetting plondert Nielles- 12.
Sas van Gent ingenoomen by Rysburgh en Monti-
gny door laft van Parma. 882. Saravia. 885.1154.1241. Ziet Adrianus Saravia.
Schaade van onweer in Noordthollandt. 444.
Schanffen aan den Waaterlandfchen dyk verlaaten,en
by d'Amfterdammers ingenoomen. 294. Schans op de weftkant van de Yffel geleidt door de
Staaten , tot befcherming der Veeluwe. 882. Schattingen in Neederlandt opgebraghr.4.918. .1126.
Schattingen by Alvageëifcht, ontftellen de gemoe-
den derLandtzaaten.208. Van Don Louis geëifcht en niet bekoomen, om dat hy ze niet by inboorlin- gen wildelaaten handelen. 378. Gepooght zonder verlof in te voeren. 400. Door de Staaten gewei- gert ofverwyltom den krygh uitte hongeren.401. By forme van leening afgeparft. 443, Ggggggx Schat-
|
||||||
REGISTER.
|
|||||||
zal ftygen, en dat uit de penningen hunsaandeels
vooral delaften, vallendein Hollandten d'omleg- gende grenzen betaalt zullen worden. 1212- Ver- itaan en beweeren dat de penningen by hun inge- willight niet enkelyk ter befchikking vanden Lancitvooghdt zullen ftaan , maar dat hun zelfs 't bewindt daar oover toekomt. 1225. Staaten van Hollandt werden in alle zaaken van ge-
wicht by de Graaven gekent. 1213. Haddenzoo groot gezagh dat hun toeftondt de Graaven, mis- leidt door quaaden raadt, tot recht en reedelykheit te brengen, zelfs met daatlyke ftraffe der geenen die de Vorftelyke maght misbruikt hadden. 1214. Hun ftondt toe den onmondigen Vorften mee mombers te voorzien. 1214. Hun ftondt toe het hoogh bewindt t'aanveirden, wanneer den Lan- den , door aflyvigheit , minderjaarigheit, ydei- zinnigheit , misverftandt, of ander ongeval, de wettige regeering des Vorften quam t'ontbree- ken. 1214. Dikwils hebben zy een Hooft, Vooghc, of Ruwaart gekooren. 1214. Zyn van Kaizar Ka- rel in groote eere en achting gehouden. 1214. Hun gezagh beftaat niet in 'tbeleidt oft de maght van dertigh of veertigh perfoonen. 1215. De grondtflagh van hunne regeering, op welken de Staat deezer landen zeevenhondert jaaren heeft geruft. 1215. i2iói Hun gezagh dient noodtzaaklyk in kracht gehouden, als het grondtwerk waar op de ftandt der Landen fteunt. 1217. By hen is het recht om d'op- perheerfchappy te voeren , niet minder dan 't geen de Vorften eertydts hebbep gehadt. 1217. Staaten, te weeten d'Algemeene, kryghen oorlof zich
teeghens de muiterye te waapenen. 454. Staaten van Vlaandre beleggen \Slot van Gent. 45" 8.
Staaten krysvolk wordt tot Antwerpen ingelaaten.407.
Staaten verandert van zin , noopende de reize der
Spanjaarden ter zee. 489. Bekoomen verklaaring van de Godtgeleerden en Rechtsgeleerden tot Loo- ven j dat de Genrfche vreede nut was voor den Roomfchen Godsdienft, desgelyx van de Prelaa- ten.489.Danken hun krysvolk af, en betaalen't.$ 13. Haare bezending aan Don Johan, naa't inneemen van 't Slot tot Naamen. 512. Hunne vorder hande- ling met hem. 523. Hoopen 'tgefchil noch byte leggen. 5x8. Schryven aan den Kooning. 528. Hun ander fchryven om eenen nieuwen Landt- vooghdt. 528. Staaten van Uitrecht neemen voldoening aan van den
Prinfe. 538. Staaten verantwoording teeghens Don Johan. 539.
Verzaamen een heir. 531. Ruften zich toe teeghens Don Johan. 568. Hun verbodtom de Geeftelyk- hek in te toornen. 571. Hunne bezending op den Ryxdagh te Worms. 571. Vorderen deGeeftelyk- heit eenen eedtaf, zettende de weigeraars uit Ant- werpen. 575. Worden oneens. 580. Staaten van Uitrecht flaan de geloofsvreede af. 587.
Staaten ooverkoomen met Anjou. 597. Zyn gelde-
loos. 599. Hunne bezending aan Anjou. 608. Poo- ghen Atrecht te verzeekeren, doch vergeefs. 611. Hunne bezending aan de Walfche geweften. 6z6. Vergaaderen t'Antwerpen. 633. Staaten van Uitrecht en de ftadt Amersfoort twiften.
630. t Staatfche gezanten van Kooien t'huis ontboo-
den.681. Staaten antwoorden den Kaizar oover den handel met
Anjou. 700. Staaten verklaaring op 's Prinfen verdaadighfehriff-
742. Bekraftighen het verdragh met den Harto- ghe van Anjou tot Pieffis by Tours geflooten. 758. Rechten eenen Landtraadt op , om neevens een Oover-
|
|||||||
• Prinfe op. 430. Schry ven dat men nooit om het ftuk
des geloofs geooriooghthadt.490. Hun bedenken op het eeuwigh gebodt. 497. Vergaadering tot Dordrecht. 501. Verfoeyen de Geloofsdwang.501. Kennen 't vonnis by de kerken teeghens Kaspar Koolhaals gegeéven voor wettigh. 777. Bieden het opperbewindc den Prinfe aan, te voeren op eigen naame. 809. Handelen met hem van d'opdraght der heerfchappy onder den tytel van Graave. 810. Hunne bezending aan Oranje, om hem van An- jou af te trekken. 88o. Befluitenhem het Graaflyk rechtaallykoptedraaghen. 886. Beraamen de pun- ten die hy t'zyner inhuldinge hadt te bezwee- ren.886.. Betoonen haare moedigheitin de gemeine verileegenis om 's Prinfen doodt: fchryven aan hunne Bontgnooten ; en ftellen andre noodige or- de. 90p. Vergaaderen op nieu , en beraatflaagen oover de gewichtighfte zaaken van den Staat. 910. Maaken zwaarigheit in 't omhelzen der Opperheer- fchappy des Franfchen Koonings. 923. Men pooght hen daar toe mei reedenen te beweegen.929. Welke die van der Goude met cenaanmerklyk vertoogh kloekmoedigh teegenfpreken. 933. . Zy befluiten tot d'opdraght der Landen aan Vrankryk 944. Maa- ken een Plakkaat teegens uitgezeide perfoo- nen. 1009. Vermaanen die van Antwerpen tot vol- harding in 't beleg. 1013. Vinden zwaarigheit in 't verbodt van 't uitvoeren van alle fpyze. 1031. Zyn in groot gebrek van geldt. 1035'. Stellen Graaf Mau- rits tot hunnen Landtvooghdc, Opperkryshooft en Ammiraal. 1039. En geeven hem een bericht- fchrift. 1040. Befluiten in alle fchriften de Nee- derduitfche taal te gebruiken. 1048. zyn t'onvreede op Leicefter, en fchryven daaroover aan hunne Ge- maghtighden. 1066. Antwoorden op Leicefters ver- doek om geit. 1075. Verzoeken dat hy den Raa- den van Staate ordre geeve, om oover te lee ve- ren netten ftaat zoo van den ontfang als van de uit- gift der fchattinghpenningen. 1076. Geeven hem twee Vertooghfchriften oover , behelzende eeni- ge punten van bezwaarnis. 1076. Begunftigen d'uitgezette Heeren van Uitrecht. 1078. Geeven , met dievanZeelandt en Vrieslandt, aanLeicefter een vertoogh oover. 1097.. Houden met hem j door hunne Gemachtighden, mondtgemeenfehap oover't zelve. 1100.. Weigeren Prounink gehoor te geeven. 1109. Neemen met de Zeeuwfche een kloekmoedigh befluit tot onderfteuning van den Staat. 1139. Doen 't krysvolk een nieuwen eedt zweeren. 1140.. Schry ven antwoordt op eenhaat- lyken brief der Magiftraat van Uitrecht. 1147. Ontbieden Saravia en twaalf Predikanten naa den Haagh. 115-3. Ir74- Doen Junius oover zeekren brief aantaften. 1157. Geeven een vertoogh oover aan Leicefter. 1181.. A ntwoorden aan eenige Lee- den der Algemeine Staaten. 1188. Verdaadighen haare form van bewilging met reedenen. 1191. Ont- fangen een vertoogh uit naame der kerken, rzof. Waarop zy antwoordt doen geeven. izo6. Ontfan- gen een brief van de ftadt Uitrecht. 1206. Befluiten eenige verdaadighfehriften uit te geeven , en, om 'tonweeder der tyden, hunne daghvaart in een be- floote ftadt , binnen Haarlem , te houden. 1208. Antwoorden op Valks vertoogh ; en geeven een Naader verklaaring in druk. 1109.. Behelzende 't gefchil oover 't krysvolk. 1211.. Vertoonen hun Recht met een bondighbewys. 12.13.. Antwoor- den fchriftelyk op Leicefters vertoogh. 1218.. En op dat van de Kerkendieaaaren. 1227.. Ook op het fchryven der Majeftraaten van Uitrecht. 1230.. Staaten van Hollandt begeeren dat de ftaat van oor-
logh niet booven de fchattingeneninwillighingen |
|||||||
REGISTER.
|
|||||||||||||
Ooverhooft teregeeren. j6i. Slaan penningen ter
gedachtenis van d'aanneeminge der Niederlanden door den Hartoghe van Anjou, enzynetot Vorft der zelve by deStaatfchegez.anten.765. Hun lee- gher voor Steenwyk wort vergeefs van achtere be- ftookt. 770. Staaten , naamelyk d'Algemeene t'Amfterdam ver- gaadert. 77?. Aan hun wordt door .een Prinfe ge- weezen een verzoekfehrift by de Roomsgezinden tot Haarlem aan zyne Doorluchcighek geleevert |
|||||||||||||
digh ftryden, weeder verlauten. 1008. Worden ui e
de ßeetuw gejaaght. 103 7. Staaten van Vrieslandt ftichten een Hooghe fchoole
teFranekêr. 1041. Staaten aan de Spaanfche zyde weigeren de fchat-
tinghpenningen op te brengen, om 'tverbreeken der vrydoomen , en inzonderheit om door'tver- wylen desopbrengens den krygh uit te hongeren , en den Landtvooghdt tot vreede te beweeghen.401. Staaten plaghten van oudtsde misbruiken den Lands-
heeren oft hunne Stadthouderen rondelyk en vry- moedelyk voor te draagen , opdat 'er in voorzien wierde. 1176.1220, Staavre gewonnen en weeder verlooren.257. Inge-
noornen door een vendel van Sonoy.773. JT Blok- huis aldaar beleeghert door den zelven, wordt op- gegeeven.774. Stadthouders oover de geweften van Neederlandt, als
Kooning Philips naar Spanje trok. 21. Standt der Vereenighde geweften ten tyde van 't ver-
moorden des Prinfen van Oranje. 910. Stanley wordt Ooverfte van Deeventer, met zeer
breede maght. 1096. Verraadt die ftadt aan Par- ma. 1129. En pooght dat bedryf t'ontfchuldi- gen. 1130. Steenberghen en Tertoole ontlaft van de Hooghduit-
fchen : ook Shartooghenbofch. 529. Steenberghen wordt verfchalkt door de bezetting
van Breda. 879. Steenwyk wordt beleegert door Rennenbergh. 718.
De beleegerden fchryven om ontzet,teegens 't ver« ftandt van Kornput. 719. De ftadt wort opge- eifchr. 720. In de brandt gefchooten. 721. Weeder opgeëifcht.722. Kryghtbuffekruidtin.724. Krys- iiftteegens de ftadt vergeefs geproefr. 765. Steen- wykers vallen uit. 767. Befpringen 't oofter leegher van Rennenbergh. 770. Armoe van beleggers, beleegherden en ontzetters. 770. Vyf perloonen loópen uit der ftadt tuffen vyands werken en wach- ten deur naa Norrits.7 71. De ftadt wort ontzet.772. Der bezettelingen dienften, in Steenwyk geleeghen hebbende, wordenquaalyk erkent. 772. Steenwyk verfchalkt en ooverrompelt door Taxis."
8?4-83?.
Steêvooghdt van Damme houdt het met Chimay. 897-
Stefan Bator, Kooning van Poolen. 721.
Stein van Maks, Ooverfte Steehouder van Graaf
Willem, wort gevangen. 1057. Sterkten ftichtinge. 202. Wordt by Arnfterdam afge-
kort. 202. Stilftandt van waapenen geflooten, als men den pais-
handel tot Gent begon. 462. .. j Stofte deezer Hiftorien. 2.
Stormhut voor Haarlem in de lucht.317.
Storm in Neederlandt en elders. 217. 330,410,411.
Straalen, Burghermeefter van Antwerpen, onthalft,
ItJ2.
Straf Plakkaat teeghens de bondtgenooten.420.
Strydt op de Mookerheide tuffen Graaf Luidewyk
van Naffau en Don Sancio d'Avila, waar in de Naffaufchen geflaaghen worden. 358. Strydt op de Hardenberger heide.703. OpdeBour-
tang-716. Op den Kouwefteinfchen dyk. 1005. By Ameronge tuffen Nieuwenaar en Taxis, daarin de Spaanfchen d'ooverhandt kryghen. 1101. "T* Affin, Heer van la Pree. 94 y.
■*■ Taffin, Leeraar der Waaien, draaght zich ^Ant- werpen zeerbefcheidelyk. 102.103. ' Tappin, Vernufteling binnen Maaftricht.637. 642« Taxis, Steehouder van Billy, dwingt de fchanfen tot Winfum
|
|||||||||||||
om
|
gehandthaaft te worden in hunnen Gods-
|
||||||||||||
dienft. 775-, Kleynheirin Vlaandre. 781. Verklaa-
ren denKooning vanSpanje vervallen van zyn recht tot de Neederlanden. 787. Hunne gezanten uit Vrankryk t'huis gekoomen. 787. Verklaaren den Heer van BeeriTele voor vyandt, en doen al zyn goederen aanflaan. 8oz. Verleenen eenighe hulp aan Don Antonio. 823. Belooven Anjou veertigh tonnen fchats jaarlyx : daarenbooven noch zes tonnen fchats voor vier maanden. 835'. Staaten weigheren de Landen aan Vrankryk te laaten hechten naaAnjous doodt zonder oyr van zynen zaade. 84.1. Antwoorden Anjou. 856. Hunne ge- maghtighden koomen tot Vilvoorde by Anjou. 85-7. Kryghen flecht befcheidt van Anjou. 857. Hun antwoordt op Mirambeaux voorftel. 859. Hunne knechten, en een deel boeren geflaaghen. 867. Hun leegher heeft geldt, lyftoght, enallerley jnooddruft van doen. 874. Geeven 't veldt ten beften, bezetten fteeden'en fterkten om enkel ver- weérénd Oorloghtë voeren. 8 7Ó. Hun fcheepsvolk begintiteverloopen, maar Oranje ftelt 'er orde tee- ghens. 879. Befluiten tot oovergift der Hooge heerfchappy aan' Vrankryk;', en, kiezen Gezan- „ |enoni 't zelve u^t te-voeren. 944.94J; Verbieden '" 't w'oonen ten platten lande van Ooveryfel, Drénth
en Twenth. 94.9. Beveelendie landen teverwoe- * ften.949. Herroepen dat bevel. 94.9. Antwoorden
den gezant der Henzefteeden. 997. Zenden den /Griffier Kaaluart t'Antwerpen, met belofte van
ontzet. 1017. En nieuwe Gezanten naar Enge- landt. 10x5-. Beveiligen 't verding met de Koo- hingin geflooten. 1031. Verbieden alle uitvoer van fpyze. 1032. Antwoorden d'Uitrechtfche Bur- . gherhopluiden. 1034,. Bewelkoomen Leicefter:
bieden hem d'Opper vooghdy aan. 1042. Maaken een verding met hem. 1043. Stellen hem de mid- delen der Landen in handen; en doen hem eedt. 1044. Ontfangen een fcherpen brief van de Koo- ningin. 1046. Op welke zy antwoorden. 1047. Ook een van den Poolfchen Kooning; die zy me- de beantwoorden. 10f6. Handelen, door hunne gemaghtighden met Leicefter oover zyn ver- trek. 1112. ui3. Antwoorden op zyne klachten en vraagen. 1114. my. Gaan by hem, als hy zyn affcheidt neemt.i 117. Weigeren Don Antonio met fcheepen te helpen: kennende zich zelve meer be- hoeftig van hulpe , dan maghtigom anderen iets by te zetten. 1118. Poogen de misbruiken, t'Ui- trecht gepleeght, door Nieuwenaar te beeteren. 1120. Antwoorden op Leicefters fpytigen brief. i 1123. 1124. Schryveneen'zwaarenklaghbriefaan
den zelven. 1133.- En een5andrennoopende den paishandel , aan de Kooningin. 1137.. Hunne vergaadering word een geduurigamptgenootfehap 1142. Geeven Bukkenhorft naader verklaaring van eenige punten. nj6. En aan Leicefter een fchrift van voldoening. 1175.. Staatfchen verzuimen de geleegentheit naa 't bree-
kenvan Parmaas brug. 1 ooi. Beftormen met groot gewelt den Kouwefteinfchen dyk. 1004. Raaken daar op. 1005. En moeten die, naa bitter en bloe- |
|||||||||||||
REGIS TER.
|
|||||||
WinfumenWarfum.78^Verfchalktenooverrom-i.
pelt Steenwyk. 835. Komt op de Veeluwe : plaaght Vrieslandt met branden en ftroopen- 867. Óover- rompeltZutven door verraadt en quaade wacht.881. Zyn gruwelyk bedryf op de Veeluw, eninGoei- landt. 991. Wint de Huizen Rechtere en Schui- lenburgh. 1009. Verwint de Staatfchen in 't ge- vecht by Ameronge. 101 r. Valt tot Vrieslandt in ; en flaat de Vriezen tot Buxurn. 1057. Wort verdreeven. 1058. Neemt Deeventer in door Stanleys verraadery. 1129. Zyn heusheit in die ftadt, 1130. Lokt de naabuurige fteeden. 1131. Teligny wortOoverftete Lillo.914. Heeft d'opperfte
eer van 't befchermen deezer Sterkte. 916. Bouwt een fchans, die men naa hem noemt.961. Wort gevangen. 968. Ter Goes beleegerr. 253. Andermaals beleegert. 280.
Door Mondragon ontzet. 2.81. Dekerkaldaar in- genoomen.588. 589. Terranova fcheidt uit-den handel te Kooien. 681.
TerToolen ooverkomt met den Prinfe. 503. Wordt
ontlaft van de Hooghduitfche foldaaten. 519. Theon ville, op duitlchDietenhoovegenaamt, wordt
beleeghert van de Franfoizen. ia. Gaat oover. 12. 'Thoenvrybuiter. 309.
Thomas Morgan komt te Vullingen met een ven-
del van drie hondert Engelfchen. 252, Thomas Kartwrichr. 799.
Thomas Tilius, Abc van Sant Bernard, verlaat zyn
abdy en wordt Predikant. 164. Predikt buiten Am- fterdam. 577. Thuanus. 608.908.
Tien of twaalf Spanjaarden, als koopluiden verkleedt,
kootnen te Leide by den Prins van Oranje-327. Hunne aanbieding. 327. Tiende, twintighfte, en honderfte penning byAlva
geëifcht. 205. 'Tvertoogh der Staaten daar tee- ghens. 206. Tienen ooverrompelt en weeder verlaaten van de
Staatfchen. 820. Tyding van de Spaanfche vloot en orde daar tee-
ghens. 379. Die toeleg verdwynt. 379. Tyding van 't ombrengen der Neederlandtfche Hee-
ren met een fchrandre vond aan den gevangen Montigny bekent gemaakt. 184.. Ook de tyding van Bofïus gevangkenis aan de gcvange burgers tot Haarlem. 2.37. Timmerman Monnik > meêwuftighevanjan Javre-
guygeftrafc.815. Tinnen geldt in Alkmaar geflaaghen. 334.
Tisnacq. 122.
Tocht van driehondert Spanjaarden uit Rotterdam
naar Amfterdam.256. Van Mondragon door'twaa- ter naar Zuydcbevelandt. 281. Der Naflaufchen te waaier om de landtfcheiding door te fteeken, en Leydet'ontzetien.385.386.387.391. IT- 39?. 394- Der Spanjaarden door 't waaier naar Duyvelandt en Schouwen. 4.38. Toeleg van verfcheide Heeren, om Alva aan drie oor-
den te beibringen. 176. Van »Don Louis , om fchatting zonder verlof in te voeren. 400. Die niet gelukken wil. 400. Van eenighe bezondere Heeren , om den Aartshartogh aan hun hand te doen gaan. 539. Om Amfterdam te verfchalken. 544. De zelve gemift. 54^. Op Vliffinge , die niet voortgaat , door Bernardyn van Mendoza, Spaanfch gezant in Engelandt. 777. Op 'tleeven des Prinfen van Oranje. 812. Op 't quellen der Spaanfche zeekuften, en 't neemen der zilverfehee- pen: maar heeft geenen voortgang. 595-. Toerufting van oorlogh in Spanje. 149.
Toerufting tot het ontzet van Antwerpen. 1018.
|
|||||||
Tolouze 't Slot weeder gekreeghen , van de Staat-
fchen. 832. Tol van twee Huivers op *t mudde tarwe , drieftui-
vers op 't mudde rogs, voor zoo veel 't eetkooren der burgherye aangaat, t'Uitrecht afgefchaft. 873. Toorn der Vorften is doorgaans onverzocnlyk.486.
Toralva, Spaanfch Hopman , bevecht de Staatfchen
met groote dapperheit : wort gewondt, en door Parmaas zorg geneezen. 1008. Trajanus. 123.
Treslong komt met meer volx tot Vliffinge.236. Zyn
fcheepvolks onbenoeghen.877. Wordt aangezocht door la Motie. 869.879. Treslong,Onderammiraal van Zeelandt,en Ooverftc
der ftadt Ooftende, ftilt aldaar een muitery, en ftelc 'er goede orde. 952. Wort gevangen, door lalt van den Raadt der regeeringe.991. Oorzaak van dat on- geval.992. Men fiele hem uit al zyn ampten. 993. Wort befchuldight van veele misdaaden 3 en kan inZeelandtgeen Voorfpraakkrygen.993. Zynge- heimfchry ver gevangen en gepynight: de ftokhou- der biedt hem hulp,maar verraadt hem.994.Hy ver- zoekt die aan de Kooningin, en verkryght ze: reift met Leicefter naa Engelandt 5 en doet de Baljuw, zyn aanklaagher , voor 't Hof roepen. 995. Wort zuiver verklaart , en Graaf Maurits vereert hem. met d'ampten van Houtvefter en groot Valke- naar. ^6. Trillo wort Schout der ftadt Uitrecht. 1081. Tot
groot onbenoegen der Staaten en Vroedfchap.1082- Neemt eenige Eedelen gevangen. 1202. Voert de nieugekoore Wethouders t'Uitrecht in hunne ampten. 1203. Tripoli wordt gedreight van Kooning Philips, die
1 een machtighe vloote derwaarts fchikt. 27. Trouwhartige koenheit van Willem van Buil t'Am-
fterdam. 1199. Truxes A artsbiflehop van Kooien, zoekt te trouwen >
en eevenwel zynen ftaat te behouden. 837. Zyn toeleg fmoort in de geboorte. 838. Begeeft zich in Hollandt.838, Helpt t'Uitrecht een beroerteflil- lcn. 1155. Tferaarts onderfchept drieentwintigh metaale ftuk-
: ken , die de Landtvooghdt naa Sluis fchikte om ze
öpd'Affabren te leggen. 253. Beproeft Ter Goes s maar hoorende van ontzet, breekt op en keert naa Vliffinge, daar hem de poort voor 't hooft gefloo- ten wordt. 253. Wordt befprongen van Beauvoir ' Ooverfte van Middelburgh. 280. Slaat Beauvoir. 280. Beleeghert Ter Goes de tweede maal. 280. Wordt door Mondragons kloekheit geflaagen. 281. Meenende Armuiden, by nacht te oovervallen. wordt metfehaade daar af geflaaghen. 282. Hyen Goutin raaken behendelyk uit der ftadt Haarlem. 318. Tferaarts, Heer van Kouweftein, werd, om Zyn
goeden raadt, uit Antwerpen gejaaght; loopt oover naaParma.913. En wordt van hem tot Markgraaf oover't landt van Ryen en Schout der ftadt geltelt. 1025-. Tunis , gewonnen van den Turk. %^.
Turnhout gewonnen en verlaaten by Mansveldc.
874. Turkfche gezanten t'Antwerpen, om gemeenfehap
van koophandel te fliehten. 836. Kryghen luttel befcheids. 836. Tweedraghtin'tLandt. 105*3.
Twift om geloofspunten , en wat zwaarigheit daar
uit ontftaat. 36. 37. Tuffchen Hooren en Alk- maar, om een vaart door de Huigewaart. 532. On- der 'd'Algememe Staaten. 543. Tuffchen Groo- ninge
|
|||||||
REG I S T E R.
|
|||||||
ninge en d'Ommelander). 546.54.7.568.6tu 648.
Tuffchen Koolhaas en Pieter Corneliszoon.697. 777. TufTchen Koornhart en Saravia, , aangaande den Katechismus voorden Staaten aangeheeven, doch geftaakt. 885-. Twift tuffen die vanZuidt-en Noordthollandt ora 3t heffen der fchattingen ; welke befleght wordt.910. Tuffchen Hieronymus Hortenfius en Jan Pieters' zoon.952. Te Medenblik eerft tuffchen de lidt- maaten , thans tuffchen den Kerkraadt en de Maje- ftraat. 95:2. 95 3. Tuffchen de Kerken en Her- berts. 1119. Tuffchen die van de Confiftorieendie van Sint Jakobskerkt'Uitrecht. 1054. VAlencien weighert bezetting in te neemen , en
wordt voor vyandt des Kooninx verklaart. 125. Noirkarnies komtom dat te beieggen. x%6. Door de Heeren van Famars en LaNouëingenoomen , en weeder verlooren. 248. Voor de Staaten verzee- kert,48i. Burghertwift aldaar. 58?. Valentyn van Pardieu , Heer van La Motte. 531.
611. 617. 619. 633. 869. 1165. Zoekt La Motte. Vanegas, Spaanfch Ritmeefter in dienft van Oranje,
doet oopening van een aanflagh op Dieft.709. Valt in handen der Spaanfchen, en v/ordt by zyn eene been opgehangen. 826. Vecht totßreukele gezocht te bemaghtighen: doch
tevergeefs. 318. Veertien Heeren , voorftanders der vryheit , van
Leicefter ter doodt gefchikt. 1200. Veiligheit der zee voedtfler des koophandels, 712.
Veirfen gepaft op Don Kaarel- 192. Van die van
Leyde'bp het fchryven der uitwykelingen. ?74- Op het vertrek der Spanjaarden, ^o^. Op Mui- de. ï 140. Voor 't Raadthuis te Amfterdam ge- fchreeven. 1196. Venero meêwuftighe van Jan Javregui geftraft. 815".
Venlo beleegert door de Spaanfchen. 1082. En ge-
wonnen. 1083. Verantwoording van den Prins ingeftelt by den Hee-
re van Villers, zynen Hofpreeker. 744. Verbintenis tufTchen de Roomfchgezinde Staa-
ten. 491. Verbintenis vafter gemaakt, tufTchen de Staaten, ter
zaake van Don Johans bedryf. 548. Verbodt van op Spanje en Portugal te vaaren. 774.
Getempert met toelaating , dat de goederen op vreemde fcheepen uit Vrankryk moghten voort derwaarts gaan, en de Neêrlandfche met Spaanfche en Portugeefche waaren te rug keeren. 774. Verbondt tuffen den Burghgraaf van Gent, den Heer
van Kaapres, en den Heer van Montigny. 626. Verding der Staaten met den Hartoghe van An-
jou.597. Verbondt, gemaakt tot Uitrecht, tuffen de Landt-
fchappen. 618. Verbonden te maaken met Vórften van verfchillend
geloof is niet ongeoorlooft. 863. 864. Verbondt tuffen Spanje en die van Guizc ver--
nieuwt. 970. Verding, door der Staaten gezanten metdeKoonin-
gin Elizabeth geflooten. 1028. TufTchen die van Sluis, en den Hertoghvan Parma. 1173. 't Verdragh van 'toovergaan van Haarlem wordt ge-
flooten. 324. Met Don Johan, en heteeuwigh ge- bodt. 495. 'T welk by den Kooning wordt beve- ftight^oi.Tuffchen de Staaten en Artjou by manie- re van voorraadt. 866. Van die van Damme en 't Vrye met Parma. 898. Van Antwerpen met Par- ma. 1019. Verdragh tuffenHoohenloo en EeduartNorrits. 115 6.
Verdugo komt in de plaats van den Graaf van Ren-
|
|||||||
nenbergh. 784. Is een Spanjaart en ftalknechf, ge-
weeft van Graaf Pieter Ernft van Mansveldt. 784. Was getrouwe aan 's Graaven natuurlyke dochter. 784. Verjaaghtde Staatfchcn uit Reide; 791. Slaat Norrits, die hem totNoorthorn befpringt, in de vlucht. 792. BenaauwtdefchansteNieuwezyl. 792. Zynvolkbfeektop, vanongeduldt.793, Stoothet hooft aan een fchans totOldeborn.818. Haalt uit Zeevenwolden en Drente eenen grooten roof. 829. Voor Lochum. 829. Maar wordt gedwongen 't be- legh te verlaaten. 8 30. Verdugo tracht vergeefs Kampen door verraadt te
bekoomen. 948. Pooght Otterdum en Hafïekin re neemen , doch vergeefs. 949. Quelt de Vrie- Zen.983. Lydt fchaade aan zynefchanfen om Ot- terdum; en valt in Vrieslandt. 984. Lokt datge- weft metaanminnighdt. 1058. Zynheusheit. 1059. Schryft aan Graaf Willem. 1167. Vereenighing van Hollandt en Zeelandt fterker ge-
maakt. 44.8. Vereenighing t'Uitrecht gemaakt. 618.
Verfoeying van 's Prinfen moordt by't Spaanfch 00*
loghsvolk zelf. 906. Vergaadering der Staaten van Brabant. ix?.-
Vergaaderingoover den handel met Anjou t'Antwef*
pen. 711. Vergaadering der Neederlandtfche kerken tot Dor-
drecht. 379. Tot Middelburgh. 777. In den Haa* ghe. 1053.1056. ir 19. Der zelverbefluiten inge- willight onder zeeker befprek. 1119. Vergiffenis algemeen (zoo't heette) t'Antwerpen af-
gekundight.2ï3. Baart kleene geruftheit. 214. Vergiffenis van denjaaretzeeventigh vernieuwt en de
tydt daar toe verlengt. 227. Afgekundight onder Requefens» 378. Verhaal van Leicefters eerfte en tweede koomft en
ontfankenist'Amfterdam. 1198. . Verhee, Scheepen t'Amfterdam, bewelkoomt Lei-.
cefter in die ftadt met een fierly ke reede. 1199. Verlofgelden afgefchaft. 899.
Verraadt binnen\der Goude, om de ftadt, daar geen
bezetting in lagh, onder den Landtvooghdt te bren- gen , wordt ontdekt. 35*2. Tot Berghenop Zoom, loopt qualyk af. 801. Verreziende beleidingen tot Gent. 547.
Verfche dienft leenjght geen oude wrok in Vorften
harten. 646. Verftandt met d'uitgeweekenen verbooden. 195".
Verfuftheit der Landtzaaten, om d'onluftentuflchen
Leicefter en de Staaten. 119^. Vertaaling van Latynfche veirffen. 192.374. 503*
Vertoogh van wonderlyke vrymoedigheit door die
van der Goude, om den handel met Vrankryk plat aftefnyden j en tot bbhouding der vryheit. 933. . Der Staaten van Hollandt, Zeelandt, en Vries- landt, aan Leicefter. 1097.. Der Hollandtfcheal- leenaan den zelven. 1181.. Van vier Predikanten , uit naame der kerken. 1205. Van Jacob Valk, door Leicefters bevel, aan die van Hollandt. 1209. Vertooning en bondigh bewys van't Recht derHoI-
landfche Staaten. 1213.. Vertrekken uit den Lande neemt toe. 159.
Vertrek der Spanjaarden, uit de ftadt en burghvan
Antwerpen. 501. En voorts uk den Lande. 503. Vervolgh, en muilbanden der verweezenen om 't ge-
loof. 185. Verzoekfchrift van de Wykmeefters tot Antwerpen
aan de Wethouders, om aldaar in 't oopenbaar een kerk voor d'Onroomfchen te mooghen hebben. 85". Wordt geftyft meteen fmeekfehrift der burgheren en inwoonderen vanDuitfcheenWalfchetaale-86,« Verzoek der uitwykelingen. 411.
Hhhhhh Ver-
|
|||||||
STER.
van Amfterdam, als zy aan't duuren hunner regee-
ring begoften te mistrouwen. 194. Vonnis teeghens Alfert Henrixfzoon. 194. Waar
in men fpeurt tweederly verbrek der vrydoo- men. 194. Voorgang des Veldtheers heeft groote kracht. ioo6„
1007. Voorrechten van 't Hollandfch volk. 32. —\
Voorrechten van Brabant. 33.485.
Voorflagh noopende 't verwerpen van Philips , en
't beroepen van Anjou. 682.683.684. Voorftandt van vrydoomen kan voor geen weêrfpan-
nigheitgereekent worden. 4-85. Voorwaarden op welke d'Algemeene Staaten Don
Johan tot Landtvooghdt wilden aanneemen. 487. Aan Aartshartogh Mathias op't aanneemen der Landtvooghdye voorgeftek, die hem zeer beperk- ten. 548. Voorwaarden van 't verding , tufTchen Anjou ent
d'Algemeine Staaten op 't verdaadigen der Needer- landen. 597. Geflooten tuffen Anjou en deStaat- fche Gezanten waar by men hem totVorft der Nee- derlanden aanneemt. 754. Voorwaarden op wel- ke de Staaten van Hollandt Oranje tot Graave wil- den huldigen. 886. Voorwaarden op welke den Franfchen Kooning de
heerfchappy der Needer landen wordt aangeboo- den.974. Voorwaarden van'tverbondt met deKooninginvan
Engelandt geflooten. 1028. Voorwaarden, befprekken en bepaalingen, onder wel-
ke de Staaten de fchattingen altyds hebben inge- wiJlight. 122.5'. Vorften der Nederlanden vanoudrs wetplichtic. r.32,
Vorften behooren de fmeekfehriften niet quaa-
lyk te neemen, dewyl ze 't oogh op alles niet heb- ben können. 172. Zyn doorgaans onverzoen- lyk. 115.487.687. Hunopperftewetisgemeenlyk het nut, 't welk de meefters, tot onderdaanen maakt van dienaars die zy niet miffen moogen. 503. Hun ftaat het belooven, wen ze zich verlecgen zien, licht, maar allerlichtft geen woordt te houden aan onderdaanen, dienzy weêrfpannigheit wyten, en geen trouw meinen fchuldig te weezen. 632. Vorften behooren goedt verftandt met deonderzaa-
tente houden , 't welk onmooghlyk is, indien zy zich tot partyfehap teegens de Staaten , haten op- ruyen. 1217, Vosberghen. 440. 541. Zoekt Gafpar van Vosber-
ghen. Vrankmoedigh befluit om Leide t'onzetten. 380.
Vrankry k vervalt in binnelandtfen oorlogh. 5 8. Wei-
ghert aan Kooning Philips van Spanje doortocht met zyn heir: en doet de grenzen van Provence fterken. 151. Slaat voor een verrezienden, Raadt om deNeêrlanden te bemeefteren. 838. Vrankryks onfteltenis oover de maare van 't geen
t'Antwerpen den Franfen weedervaaren was. 858. Vreede tuflèn Vrankryk en Spanje wordt voorgeflaa-
ghen door de Hartoghin van Lotteringe. 11. Die handel wakkert. 15. Gemaghtighden daar toe ge- bruikt. 16. De vreede geflooten. 18. Vreedehandel tot Gent wordt begonnen. 462.
Vreede tot Gent gemaakt. 47 5.
Vreedehandel te Kooien. 640. Vreedehandels ver-
volgh. 64-2.667. Eindt des zei ven. 681. Vreeswyk , anders de Vaart genoemt, wordt be-
fchanft. 130.1011. Vrieslandt begint te glyen. 257. Omhejft depaisvan
Gent. 4.99. Zwaare twift aldaar. 899. Vriezen pooghen zich meefter van de blokhuizen te
maaken. 688. Vries-
|
||||||
R E G I
Verzoekfchrifr aanLeicefter uit naam der burgery van
Dordrecht ; 't welk Hoohenloos geheimfchryver oopenbaart. 1240. Veurne gaat oover aan Parma. 878.
Viglius Zuichemus gepreezen.gS.Ontftelt zich uiter-
maäte oover 't vrymoedig fpreeken van Oranje. 50. Verzoekt aan de Landtvooghdes ontflagh van zy- nen dienft. 54. Raadt het fchry ven zyner Majeftei t niet ruchtbaar te maaken. 67. Scherpt der Landt- vooghdeffe de zwaarigheeden van haar vertrek uit Bruffel in. 108. Hem weet Alva bitteren ondank, dat de Bulie, dien men leeft in Coena Domini, dat is op 's Heeren Avondmaal, gedrukt is by verlof van den heirnelyken Raade. 207. Overlydt. 508. Villers, Hofpreeker van Oranje, inftelder van de
Verantwoording zyner Doorluchtigheit teegensde ban des Koonings van Spanje. 744. Verneemt ietwes van Anjous toeleg op Antwerpen , en waar- fchuwt de Majeftraat. 848. Wordt gelaftert. 866. T'onrecht befchuldight. 1155. Gepreezcn. 1157. Villers, Alexander de Zoete, wordt Stadthouder oo-
ver 't Landt van Uitrecht. 950. Is in den ftrydt by Ameronge, daar hy in's vyands handen valt. ion. Vilvorde wort van deKooningfchen ingenoomen.9 17.
Vlaamingen nyghen tot affnyding van Anjou. 880.
Zenden aan de Duitfche Vorften, om den handel met Anjou te fruiten. 881. Vlaamingen zyn ftaatzuchtig van aardt. 1107.
Vlaandrens vier Leeden beveelen hun gemaghtigh-
den in geenen vorder onderhandeling met Anjou te koomen, voor d'ontruiming derfteeden, die hy teegens zynen eedt vermeefterthad. 858. Nee- men een befluit op Anjous zaak» dat nocht den Prinfe,nochtden Algemeinen Staaten fmaakt. 876. Vlaandre neemt ruiters en knechten aan. 454..
Vlielandt geplondert van Robles, Heer van Billy.
44*'
Vliet, Ooverfte van 't Slot Wefterloo, naa't oover- gaan , t'Antwerpcn gevangen , en > naa verant-
woording, in vryheit gefielt. 877. Vliflinge, werpt op de tyding van 't veroovren van
den Briel, zyn'bezetting uit, door'topruyen van Johan van Kuik, Heer van Erpt. 233. Weighertde Spanjaarts, die tot bezetting der ftadt van Alva uit Brabandt gezonden waaren , in te neemen. 233. Doet de bouwluiden van 't begofte Slot vertrekken, enfmyt het om verre. 253. Vliffingers neemen voor, zelfs hunne gebuuren te be-
ftooken. 237. Zyn den Hartoghe van Medina Ce- li in zyn vaarwaater.25o.Kryghen grooten buit.251. Befluiten, door raadt van den AmmiraaldeRyk3 Zierikzee aan te taflen. 25 1. Vliffinge verkoftaanden Prinfe van Oranje. 781.
Vloeker op een wonderbaarewyze geftraft. 720.
Vluchten uit den lande , by Plakkaate verbooden.
164. Vluchtelingen bedrijf ter zee. 209.210.216.218.228.
Vluchtelingen klaghten op den Ryxdagh tot Spiers.
212. Voetvolk is in deeze Landen doorgaans dienftigerdan
ruitery. 117p» Voldoening op een nieuw aan Amfterdam verleent.
802, Volk in Picardye, onder Jenlis gelicht. 261.
Volx aanwasin 't leegher van Don Freedrik. 305».
317. Vondt,om verwittiging te doen aan gevangenen. 184.
337. En uit den kerker. 407.4.08. Van koegels met brieven. 7 71. Vonnis der Inquifitie in Spanjen , oover de Nieder-
länders, 't welk de Kooning voor goedt kent. 170. Vonniffen in de boeken uitgefchrapt by Scheepenen
|
||||||
REGISTER.
|
||||||||||||||
Vrieslandt worde deerlyk geplaaght, en begeeft zieh
onder brandefchatting. 105 8. 't Vrye en Brug. Ziet Brug en 't Vrye.
*c Vrye verdraaght met Parma. 898.
Vryheeden des Landts benaadeek door de nieuwe
Biffchoppen. 25.28.734. Doord'Inquifitie, enóc Plakkaaten op'tftuk desgeloofs. 32. Door de ree- gels van't Concilie vanTrente.55. Dezelvewer- 5en van Alva, in Neederlandt gekoonen, vertree- den. 164. 165. j80. 737. Om dezelvete verdaadi- gen werdt den oorlogh in Neederlandt, ten verzoe- ke en dienfte van Roomfchgezinden en Onroom- i'chen , begonnen en gevoert. i~6.z6i. 270. 34.0. 375.490. Met het roeren der zelve werdt het ge- duldt der Neederlanderen te berfte getreeden. 235. Der zelver fchriftelyke Befcheiden vvaaren in 't dui~ fter gehouden. 2do. Voor de zelve wordt geyvert. 227.1201.1202. Vryheeren van Baatenburgh en anderen onthalft. 180.
Vryheit van gewiffe en Godsdienft verzocht by de
Onroomfchen. 8^.867. 87.119.580.581. Verzocht van de Roomfchgezinden. 811. Tot Bruffel.822. Tot Haarlem. 775. Wordt zeer hoogh gewaar- deert en gewoogen by de Staaten van Hollandt. 34.0. 591» 502. Aangeraaden en gehandthaaft by den Prins van Oranje. 116.117.501.5 02.585. Vryheit van geweeten , zonder oeffening van Godts-
dienft, is niet genoegh. 117. Vrouwefchending door een'Franfchen Korne!. 608.
Dien zeoevel bekomt, dop. Door eenSpanjaardt te vergeefs onderleidt, en hooghlyk geboet. 609. Uitgeweekenen. 195. Verftandt met haar te houden,
verbooden. 195. Hun bedryf ter zee. 209, 210. 216.218.i*8- Uitrecht valt in machtighe moeite: Iydt beeldtftor-
ming en kerkroof: en veroorloft den Kalvinifchen in de kerken aldaar tepreediken. 105. Verhindert het preeken derOnroomfchen binnen der ftadt. i; 13. Uitrechtfche Staaten weigheren den tienden en twin-
tighften penning. 207. Worden daar oover voor den Bloedtraadt gedaghvaart. 208. Uitrecht kryght bezetting in. 207.
Uitrecht j en de Staaten dies Landts verdaadighen
zich.212, Zy worden verweezen.213. Beroepen zich van Alvaas vonnis aan den Kooning. 215. Uitrecht geport om Oranje toe te vallen. 220. 't Slot
aldaar met Spanjaarden bezet.221. Wordtvan be- zetting ontlaft. 221. Wordt weeder metfoldaaten gequelt.223. Zoekt van de bezetting ontflaaghen - te zyn. 226. Moet fcheiden van al de handtveften
zyner vrydoomen.227. Muitery aldaar gebroedt. 231. De bezetting gelicht uit die ftadt. 231. De geeftelykheit aldaar en de ftadt ontflaaghen van de peene, hunby Alvaas vonnis opgeleght. 362. De muitende Spanjaardts poogen de ftadt te vermeefte- ren. 4.02. Maar worden afgeflaagen. 403. 404. Koenheit haarer burghers , die de foldaaten uitdry- ven.504.505. UitrechtfeheStaaten weigheren de geloofsvreede.587. Naadervereening daar geflooten tuffen de Landt- fchappen.618. Uitrecht en Amersvoort twiften. 630. Uitrecht oproerigh : verdryven der Geeftelyken uit die ftadt. 647. Moeite aldaar tuffen de Predikan- ten. 789. 1054. Mart met het beroepen des Prinfen tot het hoogh gezagh,by mangel van eendraght. 81 o. Doet in 'teerfte geen manfehap'aan Anjou. 810. Maghtighe moeite aldaar. 8 70. Uitrechtfche Vroedtfchap zet verfcheide perfoonen
van aanzien, ten aanftaan der Engelsgezinden, uit de ftadt. 1077. Handelt met byftre bitterheit tee- ghens d'uitgezetten. 1079. Geeft eenen haatlyken |
||||||||||||||
brief uit om de gemeenten in Hollandten Zeelanc't
op te ruyen. 1144. Is zeer misnoeght op den Graaf van Nieuwenaar. 1198. Uitrechtfche Burgherhopluiden Zenden een vertoogh
aan d'Algemeine Staaten. 1033. En kryghen ant- woordt. 1034. Begeeren datmendeHoogheheer- fchappye vandatgeweftaan d'Engeifche Koonin- ginopdraage. 1069. Stellen Buis in hechtenis. 1073. Schry ven vinnigh teegens de Staaten van Hollandt aan Leicefter. 1078. Willen den Eerften ftaat afge- zet hebben. 1111. Zenden een' raazenden brief aan Leicefter. 1150. Uitrechtfche Majeftraatcn geeven een Naader Be-
richt uit op het Antwoordt der Staaten van Hol- landt. 1233.. En een Vruntlykevermaaningaan de Staaten, Majeftraatcn en Gemeinten der Needer- landen. 1237.. WAarfchouwing en toeleg op 's Prinfen perfoon,
by den zelven nietgelooft.421- Waatergeuzen.209. Doen fchaadc. 209. Rooven on-
partydighe goederen teeghens orde vanOranje.209. Hunne onorde in 't rooven ter Zee. 216. Op hunne onorde in 't rooven voorziet Oranje. 216. Waaternoodt op Allerheilighendagh.217. Waarin
gefpeurt werd Robles Heer van Billys trouwhartig- heit. 218. Waaternoodt in Brabandt. 308.
Waater, van Godt door ftorm ten Lande ingejaaghc
tot het ontzet van Leyde. 391. En met een anderen ftorm, naar 't ontzet > weer weghgedreeven. 396. Walchere moet gedooghen dat de kerken in dat ey-
Iandt geplündert en gebrooken werden. 105. Walfche geweften weederftreeven de geloofsvree-
de. 584. Walfche knechten quaalyk betaalt, en verbittert op
de Gentenaars, vallen in den oordt van Gent: wor- den Malkontentengenoemt: fterken Meenen. 584. Walfche fteeden voorbaarigh tot afval. 610. Artois,
Heenegouw, en Douay verbinden zich in 't bezon- der teeghens de geloofsvreede. 617. Walfche geweften fpannen met de Malkontenten
aan. 616. Verdraaghen met den Kooning opzee- kere punten. 661. Waaien op 't vertoogh vanParma verzoeken 't uit-
heemfch krysvolk weeder. 819. Walfche Heeren fchry ven aan de Staaten en fteeden ,
om ze tot verzoening metSpanje te noodighen.857. Waaien geeven een lafterfchrift uit teeghens Oran-
je. 865. Ook teeghens zynen Predikant VftJers. $66. Walviffchen geftrant. 546.
Wantrouwen teeghens Leicefter groeit aan. 1180.
Wantrouwen is het hechtfte bolwerk teegens een ty-
ran. 739. Weederfpoedt is doorgaans onveiligh. 286.
Weeskinderen tot Amfterdam van wonderlykeziek-
ten gequelt. 91. Weespooverkomt met Oranje. 491.
Weldighe fchermutfing aan verfcheide zyden der
ftadt Steenwyk. 771. Weldighe werken binnen Haarlem gemaakt. 302.
Welvaart der vereenighde Landtfchappen. 1159.
Werle, een ftadt in Weftfaalen, ingenoomendoor
Schenk , en weeder verlaaten. 1062. Wefterloo ontfangt den Graaf van Mansveldt. 875.
Wethouders van Antwerpen fpreeken voor eenïghe
gevangenen , en kryghen een fel antwoordt van Al- va. 169. Wilde Geuzen worden met waapenen verftrooit. 170.
Wilkes, gezant der Engelfche Kooningin en Raads-
heer van Staate, ontfangt oopening van den ftaat |
||||||||||||||
van Hollandt.
|
||||||||||||||
1081
|
Weigert een plakkaat t'onder-
|
|||||||||||||
Hhhhhh 2 " tee-
|
||||||||||||||
R E G I S T ER.
|
|||||||
Woerde gaat oover aan 's Prinfen zyde. 167. Wordt
beleeghert. 4.36. Wordt ververfcht. 449. Worde verlort van't beleg. 455. Heeft moeite met de Lui- terfchen. 696.789. Wolter Hegeman, Hopman. 3B5.
Wolven neltelen in de huizen, en verflinden by Gent
ontrent hondert menfehen. 1159. Wonderbaare verloffmg der Noordthollandtfche
fcheepen uit het ys. 291. Van Leyde door 't waater. 391.396-
Wonderbaare fcheut. 7x0.
Wondre gunfte der Hollandfche gemeente ten Prin-
fe.527. WorftAmmiraal van Vliflinge. 239.
Wouter Verhce. 831.
WreedtheitdesHartooghenvan Alva. 145. 343.
Wreedtheit baardt wilde Geuzen. 170.
Wreedtheit van eenen wondtheeler genaamt Mee-
fter Adriaan, en van zommighe andren, inZee- landt.239. Wrcedtheeden der Spanjaarden gepleeght tot Rotter-
dam. 2,31. Tot Mechelen. 277. Tot Zutven.284. 285. Tot Naarde. 289. Aaneenjongen van fes- tien jaaren. 375. Wreedtheit van Lumey gepleeght aan de geeftelyken
van Gorkum.254. Der Naffauwfchen tot Roer- monde. 270. Tot Audenaarde. 273. Van Lumey aan Pater Cornelius Mullus. 292. Wrcedtheeden van beleggers en beleegherden van
Haarlem. 301. Oover d'opgegeevenen aldaar. 324.. Wreedtheit van een Zeeuwfch matroos. 385.
Wreedtheit van Sonoy gepleeght aan eenige gevange-
nen, om een gewaant verraadt t'ontdekken. 423, 424 - 427. Wreedtheit der Spanjaarden gepleeght totOudewa-
ter. 434. Tot Bommenee.441. Tot Maaftricht.464. Tot Antwerpen. 472.473• 474. Wreedtheit gepleeght tot Gent teeghens Heflèls en
Vifch. 605. Wreedtheit der Spanjaarden gepleeght tot Maas-
tricht. 64?,. Wrcedtheeden gepleeght uit toorn oover Chimais
handel. 899. Wybe van Goutum raakt, met fchoone woorden op
't blokhuis van Leeuwaarde. Doch laat 'er zich af- koopen. 532. WyboutRipperda. Ziet Ripperda.
Wynbergens gepreezen. 1150.
Wyngaarde en Kaazenbroodt, Raatsheeren, waar-
fchuwen Oldenbarneveldt. 1195, Wynoxberghen verbernt van de Franfoizen. 13.
V"Pere beleeghert van Parma. 879. Gaat oover aan
-*■ Parma. 896. Yfelftein , Ooverfteaan der Staaten zyde, quyc zich
vroomelyk- 1006. HT Aameling van penningen, onder d'Onroomsge-
*-** zinden. 210.
Zaayeryen oft Seminaria, van RoomsgezindeLee-
raars opgerecht tot Looven en Douay. 760. Zeegel der Algerneene Staaten , een bondel pylen.
741. Zeeroof by de Bondtgenooten gepleeght, en thans
geboet. 351. Zeeftormen. 834.
Zeeuwfchekoenheit en geluk. 307.
Zeeuwfche Geuzen leggen vergeefs op Tertoole
toe. 315. Worden door Mondragon geflaagen. 315. Leggen op de Antwerpfche vloote toe. 369. Die wordt fchendigh getroffen. 37a. Zeeuwfche toght in Vlaanderlandt. 382.
Zeeu-
|
|||||||
teekenen. 1131. Isgeftoort op de Staaten , enont-1
kent de wettighek van hunne regeering. 1141. Willem van Buil toont zich moedigh en trouwhartigh voordeftadt Amiterdam. 1199.
Willem Dirkszoon Bardes wordt Schout van Am- sterdam : En maakt dat van Kaizars weeghe te worden , des valt hy in den haat der Majeftraa- ten. 57.58. Wordt gewaar dat een valfche getui- ghenis teeghens hem gegeeven is. Hy zoekt heul aan de Landtvooghdes , en bewyft devalsheidt. 58. 59. Wordt voor Scheepenen van Amfterdam gedaaght, van Meefter Henrik. Geraakt in groote moeite, en wordt gevangen , gepynight, gegeeffèlt. Verlieft zyn goedt, gezondtheit, en zinnen. 61.6%, Willem Bardes, Rechtsgeleerde, desSchoutszoon, fchryft aan Sonoy. 577. Wordt t'Amfterdam tot Burgermeefter verkooren. 579. Stelt zich teegens 't oprechten eener kaamer van geldtmiddelen. 1070. 1071. Zynverriclïtingh in Vrieslandt.i 153. Wordt van Leicefter aan de Staaten gezonden. 1180. Willem Luidewy-k,Graaf vanNalïau,bemaghtight het
Huis te Weel: maar moet van Blyenbeek wyken.690. Voor Koeverde gequetft. 715. Wordt Onderftadt- houderoovcr Vrieslandt. 885. Gebruikt groote be- fcheidenheit en geduldt aan 't flyten der misverftan- den in Vrieslandt. 9 1 o. Wort Stadthouder oover dat geweft.950. Wint de fterkten te Slykenburgh en Ol- demarkt. 1009. Heeft een aanilagh op Groonin- ge. 1012. Welke mislukt. 1013. Ontfangt laftbrief van Leicefter. 104.5. Weigert zeeker verdrag met Verdugo ternaake'n; en ftek goede orde in Vries- landt. 1059. 1060. 1179. Antwoordt op der Vol- machten verzoek. 1146. Zendt Verdugoos brief aan Leicefter; en beantwoordt hem. 1168. Heeft weer een aanilagh op Grooninge. 1179. 1180. Be- komt brieven} gefchreeven om Leicelters party in Vrieslandt ie fty ven. 1188. Willem Janszoon van Hooren, en Korneelis Leen-
houder, Hopluiden van der Staaten oorloghsfchee- pen, gezocht te bekooren door Bernardin de Men- doza, Spaanfchen gezant in Engelandt. 777. Gelaa- ten zichteluifteren. 778. Trompenhem , zoonu zoo dan eenigh geldt af, by voorweeten en orde des Prinfen van Oranje. 778. Willem Janszoon van Hööreri laat zyn zoonken ten
onderpande aan Bernardin deMendoza Spaanfchen gezant in Engelandt. 778. Willem van Naffau. Zoekt PrinsWillem van Oranje.
Willem Martini, Griffier der ftadt Antwerpen , is
meedewuftig van een aanilagh op de ftadt. 406. Hadt de voorneemlykfte aanleggers enKryshoof- den onder zyn dak , diehy ten tydeder huisfoeking verberght. 4.06. Neemt, neevens Hofweegen en Ruikhaaver, een quaadt voorneemen teegens Mär- ten Neyen , dat geftaakt wordt. 4,0.6. Syn naa- berouw.407. Helpt Neyen in een bakkers huis. 407. Wordt door een gevangen gemeldt , daarnaa op deBurghgebraghten ondervraaght.407.408. Zyn ontkenning. 408. Men laat hem , onder eedt van zwygen, naar huis gaan. 409. Zyn bedryf om de Burgh van Antwerpen voor de Staaten te verzeeke- ren. 514. 525. Hy, en Aldegonde, by den Prins van Oranje te Delft ontbooden, om te beraadt- flaaghen oover de befcherming van Antwer- pen. 911. Willem Stanley. Ziet Stanley.
Willem van Blois, gezeit Treslong. Zoekt Treslong.
Willem Veuzei, Decken van Sant Pieters Kapittel
t'Uitrecht naar Spanje gezonden.2 if. Willoughby en de Baxen liaan een ftcrk geleide van
deSpaanfchen. 1065. Wiffcling der gevangenen van Haarlem. 338.
|
|||||||
R E G I STER.
|
||||||||||
Zeeuwen koomen oover om yt 'ontzet van Leyde te
vorderen. 385. Zeeuwfche gezanten maaken meede zwaarigheit in
'tzweeren aan Anjou. 809. Zeeuwfche gedenkpenning. 1052.
Zeeuwfch regemcnt wort aan den GraavevanZolms
gegeeven. 114.1. Zeldtzaame viflchéh m Hollandt gevangen. ï'19.
Zinnebeelden. 37.38-42. 78.223.624.632. 633. j6^.
1031.1032.1090.1118. Zont geflqopen. 11 fy, ,..' .
Zdómë'r, Ba'ljüwtè Mïd<ïèlbtirgh, 'befchuldight Tres-
long zwaarlyk , en doet een fcherpen eifch.993. Laatzyn geheimfchryver pynigen : en ontneemt zyn huisvrouw een fomnre gelts:> 'welke hy wee- dergeeven moet. 994. Wordt van, Treslong ge- daaght. 995. Zuilen , Groovellein, en Rengers, Eedelen c'Ui-
|
||||||||||
trecht, willen de voorrechten helpen verdaadigen:
de Heer van Braakel weighert zyn naader gevoelen aan hen te verklaaren; waar.uit zwaare twift ryifc tuffen Zuidtoordten Moersbergen.12.01. Zuilen, Thin en Dreunen, worden t5Uitrechtuit-
gezeit j en van de Staaten van Hollandt begun- itight. 1078. Zutven ©overvallen. 284, Ooverrompelt van Taxis,
door verraadt en quaade wacht. 881. Wordt door de bezetting mishandelt, en krygt eenen vergifnis- brief. 984.. Zwaar gefchil tuflchen de Bondtgenooten en Enge-
landt.4^2. 'T zelve befleght.4.52. Zwaare twift in Vrieslandt. 870. Bygeleit.871.
Zwartefluis van de Kooningfchen aangecaft. 724.
Zwartfenburgh , Ooverfte binnen Maaftricht, weert
zich dapperlyk.637.. Wordt verflaagen. 642. Zwol in oproer, en wordt verzeekert. 69 3.
|
||||||||||
Hhhhhh 3
|
||||||||||
ORDE
|
||||||||||
R D E
DER
PRINTEN.
D'afbeeldinge des Heeren Pieter C. Hoofts teftellen voor debefchryvingvanzyn
Leeven. Philips de tweede Kooning van Spanje, tulTchen p. 2 en 3.
D'Inquifitie, tuflchen 26 en 27.
De Kardinaal van Granveile, tiuTchen 44en 45-.
De Heer van Breederoode, tuflchen 74 en 7 5-.
Margareta van Ooflenry k, Hartogin van Parma, tuflchen 124 en 12 f.
De Graaf van Egmond, tuflchen 180 en 181.
De Graaf van Hoorne, tuflchen 182 en 183.
Het beleg van Haarlem, tuflchen 302 en 303.
Het beleg van Alkmaar, tuflchen 332 en 333.
DeHartogh van Ai va, tuflchen 342 en 343.
GraafLodewyk vanNafläu, tuflchen 360en 361.
Het ontzet van Leide, tuflchen 35)4 en 395.
Tocht der Spanjaarden door't waater, tuflchen 43 8 60439.
Het bclegh van Woerde, tuflchen 454 en 457.
Het Slot Vreedenburgh tot Uitrecht, tuflchen 490 en 491.
Willem, Prins van Oranje,' tuflchen 902 en 903.
Maurits, Prins van Oranje, tuflchen 918 en 919.
Parmaasfchipbrughoover de Schelde, tuflchen 1000 en 1001.
Naarder afbeelding der werking van Gianibellies brandtfcheepen, tuflchen ï002^n
1003.
Robbert Dudley, Graaf van Leicefter, tuflchen 1038 en 1039. |
|||||
DRUK-
|
|||||
DRUKFAUTEN
te verbeeteren.
Het eerße getal wyß aan bet bladt, bet tweede den veegel Bladt 157 , reegel 19, keß bekoorlijk. 256—30,'tromp. 319—13, niet anders. 473*— S*". gedächte*;
»co—16, aanneemen. 640—20, Bernardt. 749 — 47, te lande. 939 — 2.9, zyn'wil. loyy—jj., Theodorus. \o6i — 5zdoetafmeer. 1073 — 6, Midlerwyle. I»'*R<?gJ/?eri^J*w(>or^Medalien, f»/>/<**» van 6 30,6 3 t,itelt 6 32,63 3. |
||||||
T' / M S T H D yl M,1
Ter Drukkerye van JAKOB DE JONGE,
by de Weefper Kolk, 1677.
|
||||||