^-::!J-"fi 'S;'Vu ' ■
■ TKjur ■j-rty
|
|||||||
ZJW3Ve%$e<£3><S3Y:
é e st of τ 6 S) s e £„
|
|||||||
k—_,,~,
|
|||||||
Wan
*ry&~ë £-& -e ë ë ææ
T)e <weg des Levens is den Verfiandingen na boven;
Op dat by afwyke van de helle1, beneden.
Prov, iy: v. 24.
|
||||||
DEez' Tytel-Plaat, vol Zinnebeelden,
In 't Boek vervolgens uitgebreid, Vertoont hoe Aards Geluk en Weelden, Den Menfch, door fchyn en fchatten, vleid;
Inmiddels dat hem (leeds Gods bode, Waarheid, (taande in d'enge Poort,
Tef Regter zyde kragrig noode; Wiens onderrigt hy naauwlyks hoort:
Door dien het vlees æ ig vjnd, gekluiiiert Aan E ige- Liefde, en het gezigt
Der Ziel inwendig zeer verduiden Af keerig is van 't ware Ligt;
Tot eind'iyk Jezus komt te fchynen, Door Liefdens Vuur-Colom, in 't hert,
En doet daar de Eige-baat verdwynen, Op dat het dus Gods woonilee werd.
Dan ziet de Ziel 't verband der dingen, Dewyl Gods wil hem vergenoegt,
En ondergaat veranderingen, Gants onverfchillig, zoo 't God voegt:
Dus volgt hy 't Lam, waar het ook weide, In luk, en druk, op zyne (tem,
Verzekert, dat het hem zal leide, pm hoog iii 't nieuw Jeruzalem.
|
||||||
LEERZAME
ZINNEBEELDEN,
Beftaande in
CHRISTELYKE BEDENKINGEN.
Door Vergelykinge eeniger Schepfelen,
Als DIEREN, VOGELS^
GEWAS SEN, &c. Strekkende tot
2EDELESSEN ter DEUGD*
En
AANMOEDIGING tot GODZALIGHEID^ In Vaarzen en Uitbreidingen te Zämen gefield:
Door HENDRIK GRAAUWHART.
Ferciert met no Kor.fiige afbeeld/els.
DERDE DRUK. TE DORDREGT,
Bj A;-8"8rA-H-A-M BLU.SSÈ, 17 |
||||
Ï Ñ D R Á G Ô
Aan de Ed: Agtbare Heeren,
de Heer JAN WALLERAN SANDRA
SCHEPEN en ÊÁË¿, &e. der Stad Middelburg)
En de Heer
HENDRIK van DÜSSELDORF
Ì UN T-M E E S Ô Å Ä, Der Graaflykbeid Zeeland,
|
|||||||||||||||
Hooggeagte Heeren,
fvlyn waarde Neeven, |
|||||||||||||||
^PlI11Et koftelyk kleinood de Prhnd-
|
|||||||||||||||
I
3»
|
ÉËÊ^' 7 /chap (als den Band der men-
|
||||||||||||||
fchelyke zamenievinge) werd
|
|||||||||||||||
_ m ,__________
J^êS^^ uit de Overeenkorail s der
voornemens tot verkryginge * ö um
|
|||||||||||||||
Ï Ñ D R Á G Ô.
van een voorgefteld einde, geboren. Na-
demaal nu de verfcheidenheid der Men- lchelyke onderneminge veelderlei uitein- dens heeft, verichild ook den band der vriendfchap in haar waarde en vaftigheid, na mate dat het voorwerp, het geene de zamenftemmers beoogen, waardiger, en beftendiger is. » Die hunnen toeleg maken om het
Vleefch te bezorgen tot begeerlykheid, en in de welluften en brafferye hun verge- noegen zoeken, mogen door tafelban* den de Vriendfchap wel fchynen verbon- den te hebben ; maar de ltribbelige ont- moetinge , die de kriele luiten , en da toomelooze hertstogen voortbrengen, (a's gevolgen van den overdaad en verhittinge des wyns) toonen ligtelyk aan de ydelheid van het verband. Die de vriendfchap veftigen op inzigte
van gewin 5 mogen onderling wel zamen ftemmen zoo lang hunne beurzen zwellen, maar by gebrek van dien gooit de Eigen- baat dezelve haaft in de war. De Vriendfchap uit verwandfchap
fprui-
|
||||
Ï Ñ D R Á G Ô.
fprüitende behoorde wel als natuurlyk te
zyn 3 maar de verdorvendheid der Ze- den doet dezelve hedendaags meer ge- dwongen en met inzigten, als openhemg, behandelen. De Luit^ en poginge, tot wetenfchap-
pen , zoude wel fchynen de opregte vriendfchap te moeten opleveren ; alzoo dezelve buiten belang beftaat, en een volheid bezit daar de veelheid der betrag- ters malkanderen niet benadeelen, maar in tegendeel bevorderen kan, nochtans is dezelve nauwelyks hier in volkomen te vinden, alzoo de eige-liefde (waanwys- heid voedende) de afgunil opftookt, om zyn eigen ligt niet betimmerd te zien, waar door men de eere aan andre benyd, en de vordering zynes naafte met wan- gun ft aanziet. Kortom alle weereldfe Vriendfchap-
pen zyn tydelyk, veranderlyk, en broos: nadien dezelve meeft ingewikkeld zyn met eige belang, en meefte-part doe- lende om de begeerlykheden des vleeich te voldoen; uit welker hoofde Gods * j woord |
||||
Ï Ñ D R Á G Ô.
woord zegt, de vriendfcbap dezer w·
re/d is vyandfchap Gods. Jac. 4: v. 4. Maar de ware en opregte vriendfcbap
freftaat in onderlinge gemeenfcbap, om, door betragtinge van waarheid en deugd, naar het hoogfte Goed , namelyk God, uit te zien; en in de Goddelyke Liefde te wortelen en grondvellen; hier in is geen eigen belang opgeflooten, de Nyd fpeeld hier geen rollen in: de baatzucht dwarsboomt dezelve niet: want de Lief-, de is langmoedig, zy is goedertieren: de Liefde is niet afgunflig : de Liefde han- deld niet ligt veer diglyk, zy is niet opge- blaazcn, zy handelt niet ongefchiktelyk, zy zoekt haar zelven niet. g«rV. 1 Cor. 13, Het is deze hoofd-deugt ; deze Godde- lyke Liefde, die de ware en beftandfge vriendfchap uitleeverd : alzoo dezelve is den band der volmaaktheid. Col. 3: v. 54. Nademaal nu myn zeer waarde Heeren
€n Neeven, onze onderlinge vriendfchap niet is gegrondveft op eenige der eerft gemelde foorte , die met belang, of in« zigte op gewin, verzejd zyn} maar door ver-
|
||||
Ï Ñ D R Á G Ô.
jermaagfchappinge fpruit, en waar iit
(na den gemeenen loop) nu ligt verval zoude können komen , door ha afiter, ven van myn waarde Ega zal'·; 200 ne- me deze gelegentheid waar, om er- kentenis van ware vriendfchap te onder- houden , U Ed: deze Leerzame Zime- bedüjes op te dragen, waar in royn'toe- «g: ì geweeft, alleenlyk myn kinderen te onderwyzen ter Godzaligheid en Deugd; doS onder de hand aangegroeid zynde, op aanradinge van Vrienden , nu 'm het A-'gt komen. ik wil fibpen U Ed: Agtbaarheden
geen verontwaardiging gefchieden zal, dat Á dit gering werkje met U Ed: na- me doe pronken; gemerkt, of ik fchoon ra de behandelinge te zwak valle na de waarde van de Ibffe, egter myn toe-. ieg ftrekt om de ondeugden aan te wy- *en , nevens de ydelheden dezes tegen- woordigen Levens: op dat men Leere Godzahglyk wandelen, en de Geregtig- hetd na jagen ; waar door, benevens het eeuwig heil voor de betagtere, ook het
|
||||
Ï Ñ D R Á G Ô.
het nut en welitand van het gemeene-
bcit bevordert word; tot welke ook U Ed: hoogwaardige Ampten opzigt heb- ben: zoo om het heilig Regt te bewa- ren , als om de zenuwe van ftaat en Oor- log te bezorgen.^ Neem dan5 Ed: Agtbaare Heeren, ten
befte myne vrymoedigheid , en wanneer U Ed: een uurtje ter uitfpanninge van ge- dagten (buiten U Ed: hoogwigtige be- zigheden) overig hebt, zal my eere ge- ichieden, als U Ed: mee genoegen eenige verluftiging hier door mag toekomen: maar boven al zal myn genoegen met blydfehap vervuld werden, by aldien de- ze kleine bedenkinge U Ed: gelegent- heid mogen geven om hooger betrag- tinge te oeffenen, zonder weerzin te ne- men tegens de geringheid, en ftyl, van behandeling; agcervolgens de opregte en geeftelyke vriendfehap; in dewelke ik hope dat ook myne ongeleerdheid U Ed: zoo veel aangenaamheid mag toebrengen, als wel meenig doorwrogt fchrift van ge- leerde herffenen. Waar
|
||||
O ? DRA G T.
Waar mede. God biddende dat hy ons
alle verfterke, door de werkinge zynes Heiligen Geefts, op dat wy de waarheid betragt ende in liefde, allezins mogen op- waffen in hem die het Hoofd is, name- lyk Chriflus, uit welken het geheele Lic- * haam bekwameijk fzamen gevoegd, en- de fzamen vafl gemaakt zynde, door alle voegfelen der toebrenginge, na de werkinge van een ygelyk deel in zyne maate , den wasdom des Lichaams be- komt , tot zyns zelfs opbouwïnge in de' Liefde. Eph. 4: v. \ 5. Verblyf |
|||||||||
Ed: Agtbaare Heeren,
Mya zeer waarde Nee ven. |
|||||||||
U Ed: Volvaardigcn,
Dienaar en Neef |
|||||||||
H. Graauwhart,
|
|||||||||
VOORREDEN
Aan den
LEZER.
iE behandelinge van Zaken
door GelykeniiTe en Zinne- beelden j is van over oud ge- bruik; zelfs voor het vinden der Letteren: het fchynt in den vroegen weereldsiland het gereedfte voor het verftand ge weeft te zyn, om verbeeldinge van over een komende din- gen te vergelyken; waar door men mal- kanderen zyn meeninge konde te kennen geven, ofte voorledene zaken te doen geheugen. Zoo hebben de oude Egïptenaren door
hare Hieroglyphice (ofte verbeeldende) merkteekenen, hunne wetenfehappen, en gefchiedeniife, den nakomelingen nagela- ten: welke verbeeldinge, (alzoo dezelve een gantichen zin, of wel een groot gedeelte van dien, uitmaakte) bezwaarlyk een zelvige tisyattinge aaa yder een uitleverde , na- dien |
||||
V Ο Ο R R Ε D Ε Ν.
dien dezelve verfcheidelyk konde uitge«
legt worden, derhalven hare Aïagi, Prie* Jïcren, en Poëten, haar daar in oeffcnde, om het gemeene volk daar van te berigten, en ter deugd aan te manen. Zoo leerden ook Cebes den Tbebaners ,
door zyn Tafercel, hoe den menfch zyn le- ven moeit rigten om ter gelukzaligheid te komen. Zoo heeft ook den Poëet Ovidius Nazo door zyne verüeringe, de deugden en de ondeugden afgefchetil:, in zyn Boe- ken der hericheppsnge , verbloemende de neiginge des Gemoeds, door veranderinge in Leeuw, Beer, Boom, &c. na de gefteld- heid der Peribonen van wien hy fchreef, zoo dat als toen de Wetenfchappen en de kenniflè der gefchiedenifTen , als opgeilo- ten en bezw-agteld waren; ma ar wanneer het groote nut der drukletteren is uitge- vonden en gemeen geworden, zoo is de deure geopend tot alle Wetenfchap: en een volkomen middel gegeven om malkan- dre te können opfcbrandren ter deugd, en het redenerend vermogen uit te lokken. Schoon nu het gebruik der verbeelden«
de
|
||||
VOORREDEN.
de merkteekenen onnodig is, om iemands
meninge te boekltaven: zoo blyftnogtans, de nuttigheid der Zinnebeelden in veelege- vallen , alzoo dezelve beknoptelyk , als in een opilag, den Geeft aandoed, en (zoetelyk kietelende) aanraoedigd ter navolginge; of affchrikt, door overtuiginge van waarheid; na dat het voorftel mede brengt. Dat de beknoptheid van Zin den Geeft
kitteld, blykt aan de zoetigheid der Raad- felen; dies zegt Salomon; die wys is zal boor en, ende zal in Leere toenemen, ende die verflandig is zal wyzen Raad beko- men : om te verßaan eene Spreuke ende de uit legginge, de woorden der wyze, ende hare raadjelen. Prov. é: v. f. Dit was de proeve die de Koninginne nam, om Salo- mons wysheid te vernemen, doe de Ko- ninginne van Scheba het gerügte Salomons boorde, aangaande de Name des Heeren, kwam zy om hem met Raadjelen te ver- zoeken, é Reg. é o: í. é. zoo verzogt ook Samfon de Philiftynen. Jud. 14: v. 12. Hoe ook de Gelykenifle overtuigen, kan
men zien wanneer don Propheet Nathan aan den
|
||||
VOORREDE N.
den Koning David voorftelde, van den
Ryken Man, die des armen Mans fchaap nam, orn den wandelaar te vergallen: waar op den Koning bet vonnis velde, tot zyn eigen overtuiging, hoorende dat bet op hem 2elve toepaflelyk was, 2 Sam. 12, Onze Zaligmaker iprak veele óingen
door GelykeniiTe, eensdeels op dat de Jo- den booren zouden en niet verftaan; vol- gens de noodfchikkige voorzegginge van Je/. 6: v, 9. en anderdeels om de geenen dia bet gegeven was de verborgentheid des Ko- ninpyks der Hemelen te weten , des te kragtiger te overtuigen, alsblykt. Matth. 3* gelyk zoo ook (onder anderen) wanneer Jezus het geval der Priefler, Levyt, eri Samaritaan, omtrent de gewondene, ver- haalde , vraagde, wie van deze drie dunkt u den IVaaflen geweefl te zyn^ des genen die onder de Moordenaars gevallen was ? en den wetgeleerde ten antwoord gaf, die Barmhertigbeid gedaan heeft: zoo zeide dan Jezus tot hem, gaat en dóet gy desgelyks, Luc. 10; ν. 3<5. Hier mede trok; Jezus den knoop der GelykeniiTe toe, en ** deed
|
||||
VOORREDEN.
|
|||||
deed hem verftommen. "Wonder kragtig
Leerden de Gelykeniife : daarom zeide Cbriitus: Leerd van den Pygenboom deze' Gelykeniffe £«rV. Maf tb. 24; f. 3 2. Zoo zegd ook Job, waarlyk vraagd dog de Beeflen, ende elk een van dien zal het u keren: ende het gevogelte des Hemels, dat zal het u te kennen geven; ofte /preekt tot de Aarde, ende zy zaVt u keren: ook zullen Ç u de Viffen der Zee vertellen. Job 12; v. 7. zoo vertellen de Hemelen Gods eer e, ende het uitfpanfel zyner Handen werk, Pfalm 19; v. 2. dies ook den wyzen Salomon zegt: gaat tot de Mieren gy Luyaard, ziet hare wegen en word wys, Frov. 6: v. 6. Om deze heilzame nuttigheid der
Leeringe, door verbeeldinge, was het dat ik gelegentheid nam, myne gedagten te laten gaan, om (volgens myn pligt als Va- der ) myne kinderen eenige Zedeleffen in vaarzen voor te (tellen, dog dezelve zyn (buiten myn toeleg en verwagtinge} tot dus verre uitgebreid, dat ik (op aan- raden van Vrienden) dezelve in proia naf- <der heb verklaart, en alzoo in het ligt doe
|
|||||
voorreden.
aoe komen : waar van ik kortelyk den
goedgunftigen Lezer, dit weinige alvo* rcns siebbe te berigten. Alzoo myn voornemen was om de vaars*
jes te doen itrekken tot voorfchriften, om bekwamelyk op een fchrift te können itaan, en het beteekende afbeeldzel daar boven zoude können getrokken worden, zoo hebbe ik my genoodzaakt gevonden j deze maat der vaarsjes te houden ; en my ook van enkelde afbeeldinge , en niet van zamengezette, -willen bedie- nen , _ derhalven ik ook by de verklä- nge in profa , van gelyke de kortheid heb moeten zoeken, om met yder maar een blad te vullen , 't welk waarlyk op veele plaatzen te kort is, na vereifch van de ftoffe; dog hoope te können vol- ftaan , met aanleidinge gegeven te heb·» ben tot verdere overdenkinge, en navor« fchinge van Leeringe ter deugd, en God- zaligheid : waar van Gods woord (daaf ik my in deze meeft van bedient hebbe; een altyd wellende fontein is, waar in de geene , die dorßen na de Gcregtigheid, ## 3 haar |
||||
VOORREDEN.
haar lavenis ten vollen können verkrygerr,
, inmiddels hoop ik ^ dat het nog eenige vrugt, ofte nut, zal können doen by de geeeen., die (uit een edelmoedige neigin- getot. deugd) kift hebben in een God- zaligen wandel; en met vrugt können hoo- ren, dat· Ezopus (tot leeringe) zelfs hee- ften doet fpreken. Voorts vermeene ik niemand ( afzonderlyk ) te beledigen, al- 2.00 ik de ondeugden in het algemeen ten toon ftel, en niemand uitzonder: gelyker- wys Lycurgus de Lacedemoniers in het algemeen zoo Leerde door twee Honden* zynde de eene een Huishond en de andre een Jagthond, dewelke hy op de Markt y in aller tegenwoordigheid, losliet; waar van de Huishond een (ter zelver tyd los gelatene) Haas naliep, terwyl de Jagt- hond na een (daar geftelde) pot met ipy- ze ging, om zig te verzadigen, toonende daar mede, wat de Leeringe en gewoon- te al vermag, waar op hy zyn Leeringe, wegens de opvoedinge der kinderen,· bouwde ; zonder iemand in het byzon- eter aan te roerken, maar liet de betrag- tinge
|
||||
VOORREDEN.
tinge der Ieeringe, aan den opmerkenden
belchouwer. My te vleijen dat het yder genoegen zal
geven , ware loutere dwaasheid : want zelfs (dien grooten Apoftel der Heidenen) Paralus, wanneer hy diekoftelykeaanipraak- deed aan de Mannen van Atbeenen, ora haar den waren God te doen kennen „ deze Lailer niet ontgaan kon, wat wil dog dezen klapper zeggen. Λα. ι j: ν. 18. Egter kan my de vreeze voor Lafter zoo
niet afichrikken, of laate het zyn beloop hebben; dervende denken 5 dat'er nog zyn zullen die zig niet geheel aan de woelinge der weereldfe bezigheden verilaaven; nog door de hollende Hertstogten (der vleefchelyke begeerlykheden) t'eenemaal verilingerd zyn; maar fragten te wandelen na de verborgen Menjche des Herten, in het onverderßyk vercierjel cenes Zagt- moedigen ende ßillen Geeßs, die koßelyk is voor God* ι Pet. 3,· v. 4.. dewelke hier van nog eenig gebruik zullen können ma- ken ; aan welkers oordeel en betragtinge ik deze Zinnebeeldjes aanbiede. ** 3 \Ven-
|
||||
VOORREDEN,
"Wenfchende dat God ons door zynen
geeft wil bewerken, om te ontvlieden het ver der f ô dat in de Wereld is, door de begeer lykheid: en dat wyinbetragtingevan waarheid mogen wortelen en grondveflen bi de Liefde tot God, en onzen Naajlen, door onzen Heere Jezum Chrijlum, |
|||||
OP
|
|||||
O PD E
|
|||||||
L E E R Æ Á ÌÅ
ZINNEBEELDEN,
EN DESZELFS
STIGTELYKE UITBREIDINGEN, VAN
HENDRIK GRAAUWHART.
iEn Ruiter, die zyn Kleppers gaven |
|||||||
Bevallig fchat, hoe gaaren zal
Hy die voor d'Oogen eens doen draven, En *t Ruintjen halen van de Stal!
'tBeminnelyke moet dog Pronken; Wat Eer geeft 't geen men niet en ziet)
** 4. Oog |
|||||||
Op de Leerzame ZinnebeeJden.
Dog 't Paard (al was \ vol vuur en von-
ken) Zoo 't buiten 't Spoor hold , deugd
het niet. Wat baat der Geeften geeftigheden
Gemuit, door Konft, of Poëzy, Die HariTens flyten, Tyd belleden,
Tot ongeryrade Rymery? Al draaft een Rym-toon hoog, en bon^
Gezangen, aardig, zoet voor't Vlees,
En zyn ze Stigteloos, of zondig, Men fchaamt zyn Naam, uit fchand ei?
vrees.
Gelukkige! wiens Geeften lpeelen
('kLaak
|
||||
Op de Leerzame Zinnebeelden!
('k Laak nooit geooreloofd vermaak) Op 't geen dat ftigtlyk 't Oor kan ftreelen,
't Oneerbaar ik verfoei, en wraak.
Wat Geeft kan 't ooit aan ftof ontbreken,* *
Hy toond (die graag 2yn Rym-luft
toond) Door Ryrn, of ongerymd te ipreken,
Wat fchat dat in zyn boezem wooiid. Kan d'Aarde, Hemel, d'Elementen,
En 't minfte kruidjen op het Veld, Geen denkbeeld in ons' HariTens prenten
Waar door men 's Scheppers Godheid
meld > Mtn trekke uit Son, uit Maan, en Sterren,
** $ Uit |
||||
Op de Leerzame Zinnebeelden.
Uit 't Reedlyk Schepfels-Zuigeling, Men haal van naby, of van verren,
Of uit het Vee, zyn Oeffening.
$ier toond ons Graauwbart, door zyn
voorbeeld, Hoe hy, zelfs 't onvernuftig Dier
Ten leiTe van 't vernuftig' oordeeld; Enj hoe den Oliphant, en Mier,
Den een te groot, nog d'aar' te klein is, Om groote, en kleine, nut te doen,
Hoe 't Vee leerd ('t zy 't onrein of rein
is) Die zig met weetluil zoekt te voên.
£oo Deugde en Leerzaam, zoo Schrif-
tuurlyk Zyn
|
||||
Op de Leerzame Zinnebeelden.
Zyn Geeft te toonen, elk tot Leer,1 Dat 's meerder Hemels, als Natuurlyk; -
Zoo krygt men voordeel, roem en eer.1
D. Schelte.'
|
|||||
OP
|
|||||
OP DE
LEERZAME
ZINNEBEELDEN,
TOT
ZEDELESSEN ter DEUGD,
E Í
AANMOEDIGING tot GODZALIGHEID;
VAN
HENDRIK GRAAUWHART,
i.
Anneer de Menfch, na zyne ziel volflagen
Gezuivert, na het Lyf onfterflyk leeft, Zal hy het fchoon verband, wat ieder heeft
Met Oorzaak en Gewrogten, buiten plagen, Hoe langs hoe meer befchouwen, en alom Den Schepper, in het ware Heiligdom, Een vrolyk danklied zingen,
Gelyk de Hemelingen. Een
|
||||
Op de Leerzame Zinnebeelden*
|
||||||||
α.
Een kleiner maat in kennis, hier bevonden ,
Verhinderde den kloeken Schryvers nooit, Al hun Verftand een ftof op nieuw voltooit Verkreeg, dat zy die hebben afgezonden Tot ändere, ten eind men Looven zon Den Stigter van het zaakelyk gebouw Des werelds, allerwegen
Van wonderen door-regen^ |
||||||||
3*
Na dit beflag kon elks vernuft zig voegen ,*
Daar deze dus bedoeld het Noord-kompas: Daar die bereid verdubbeld Spiegel - glas, Om Hemelen, om Aarde deur te ploegen Ontvouwende den kreits van meenig Maan, Waar binnen Zon en vafte Sterren ftaan, Op dat bevolkte klooten,
By keer, hun glans genooten* |
||||||||
Daa?
|
||||||||
Öp de Leerzame Zinnebeelden.
|
|||||||
4.
Daar zommige de Bergen of de Hooien,
Beklimmen, of bepeilen, en bezien Het geen ten Prys des Maakers mögt gefchien: Daar andere tot by de koude Poolen, Of punten van den Aardbol, zelfs op Zee,
De verte van, of digtheid aan een Rêe, Of Stad wiskundig wetea
Op flippen af te meten: |
|||||||
S-
Daar wetenfchap en kunft om ftryd als klimmen:
Daar wyder dan een Reus het Ooge flaat Een Dwerg, die opdesvoorftenfchouderftaat: Daar dat behulp voor by de duiftre kimmen Om voerde: daar vergroot - gezigt ontdekt, Welk aart van Dier uit Edik voedfel trekt, Of hoe de dunfte vezels Als kribben zyn voor Ezels: |
|||||||
Daar
|
|||||||
Op de Leerzame Zinnebeelden.
|
||||||||
6.
Daar voor die Godverzakers is bewezen
Het onderfcheid in Oorzaak en gewrogt, Na hun begrip vermengd, en vals gezogt Het Heilig Boek verftaaneloos te lezen: Daar nu de fchrifc - geleerdheid word gepaard
Met wysgeert, en volftrekt geëvenaard, Was Graauwhart mee bewogen.
Te zien uit hondert Oogen. |
||||||||
7:
Hy Zinnefpeeld op hooge fchynfel-vuuren,
Op Ligt, op Lugt, op Vogt, op Aarde: meeft Op wonderbaar verfchil der ftand van Beeil, En Boomen; ja hy treft, door die Natuuren, Des Menfchen Deugd of Ondeugd. Zoo gewis Als Graauwharts Boek van diepen arbeid is, Moet zulks, in onze dagen,
Aan groot en klein behagen. Jan  á gel.á ar. .
|
||||||||
OP
|
||||||||
Ο Ρ D E
|
||||||||||
LEERZAME
|
||||||||||
ZINNEBEELDEN,
VAN
HENDRIK GRAAUWHART.'
|
||||||||||
Der wyzen Leere is een Spring-ader des Levens,
om af te tsayken van de Jtrikken des Doods,
Proverbia 13: vers 14.
|
||||||||||
Ier werd u, Lezer, tot verbetering der Zeden,·
In Voor- en Zinnebeeld, een Rigtfnoer toe- bereid , Om u te wagten van de Zondige ydelheid^ En niet te wand'len 't Pad der Helle nä beneden: Leer hier, hoe gy den weg des Levens zult betreden In 't zuiver Deugden-fpoor, 't'geen u naboven leid, Ü hoedende voor 't Net, dat Vlees of Wereld fpreid. Op dat gy Hemelwaards moogt n'gten uwe fchreden. Indien gy dan met vlyt bet kwade zult ontvliên, Zoo werd de Leerzaamheid, en goede vmgt geaien Van Graauwharts fchrift, en Digt, die u den weg wil wyzen : Zyn moeite, en neeritigheid werd eerft te regt beloond; Wanneer gy in u zelfs het Nut zyns Werks vertoond: Niet beter kond gy hem, dan door u weldoen, pryzen. J: Haverkamp.
|
||||||||||
Leerzame Zinnebeelden. t
|
|||||||||||||||
Μ En fch'ryft van ouds dat Sphinx veel meuichen heeft verdunden,
Om dat XV he* wknmi bïrar's liandfsk nipr uirknjin .' |
|||||||||||||||
Om dat zy hé: gehcym haar's Raadfels niet veritonden;'
t vroeg, wat Dier het was, dat (tot verwondering |
|||||||||||||||
Als
|
|||||||||||||||
voor eerit op vier, dan twee, daar r.a drie, beeren ging;
|
|||||||||||||||
Tot OEüpus op 't laatft de zin daar van verklaarde,
Waar op dit Monfterdier zig zehren niet meer fpaarde; Want als hy toonde, dat den Menfch die gangen eong, Als kind, als man, m oud: het zig te barden iprong, Zo gaat het met den zin der nutte Zinnebeelden ,
Die ooit Gods woord (of ook een ander) meede deelden, Tot leere en ondefwys: die daar 't geheim van mift, Vergaat, of, a]s een beeft; onnut zyn leeveh kwift; Maar die aandagtig 't wit der zin weet aan te trefFen ,' En daar door zyn gemoed van ondeugd komt t'onthcffen, Die ziet ook barften Sphinx; des weere'ds ydelheid , En volgt ge-uil het fpoor 't geen hem ten leeven leid. Treed toe dan Leczer; dog gedenk, dat in dees Blaadcn
Ik niet, als Sphinx, u geev' verborgenheid te raaden; Miar doe als'QEdipus en leg de meening nvt, Daar ondeugs Moniter vaak'den goeden loop mee ftuvt: En tragt, door vals vermaak of fchynfchoon, te bedriegen, Ey! laat u, door haar lift, in zondan,s-flaao niet wiegen, Maak nu (opmerkende) met léezen een bigin,
Zuyg »Ut, gelyk de llie: geen Gift,'gelyk de Spin/ |
|||||||||||||||
æ Leerzame Zinnebeelden.
|
||||||
OP DEN HEMEL.
|
||||||
DE onmeetelyke uytgebreydheid des Hemels, b
niet alleen voor het oog onbefchouwelyk, maar ook onbevattelyk voor den geelt : nog meerder het denkbeeld van God; wiens eeuwige kragt en Godlyk- beid wel iiyt de fibepzelen verfiaan en doorzien word, Rom. é: V. 20. maar wie zal tot volmaaktheid toe den Á Imagtigen kennen; Den Almagtigen dien en komun wy niet uytvinden: hy is groot van kragt. Job 37: v. x^ Door zynen Geefi beeft ßy de Hemelen vercierd: zyne band b'-eft de la?igweemelende flange gcjcbapen, ziet dit %yn maar uyierjte eynde van zyne wegen, ende wat een klem fiuksken der zaken hebben wy van hem geboord, men zoude dan de donder zyner mogentbnd verfiaan? Job zó: v. 14. Nogtans behaagt het God (zeit aan de Hey denen) zig niet otibetuygt te laten. Hand. 14: v. 17. Overtnids het gerne van God kennelyk isin haar openbaar is: want God beef t bet haar gespenbaart. Rom. 1: í. 19. Maar ook zyne onbegryplyke genade, in het werk der verloffingedoor zynen Zoone, aan ons gemoed te open- baren drie zynder die Getiiygm in den Hemel, de leader, het Woord, ende de Heylige Geefi; ende deeze drie zyn gen, &c. dit is bet getuygeniffe Gods. 't welk hy van zynen Zoone getuygt beeft, die in den Loone geloofd, beeft bet getuygeniffe in bem zeiven. 1 Joon. f. v. 7. Als Chriftus in het herte daald,
En door zyn Geeft de ziel beftraald", Dan tuygt God uyt zyn Hemels troon , (Hoort hem) dit 's rayn geliefden Zoon. G E-
|
||||||
Leerzame Zinnebeelden.
GETUYGENISSE GODS. |
|||||||
0
|
|||||||
De Hemelen verteilen Gods Èere, ende bet üytfpamé
verkündigt zyner banden werk. Pjalm 19: v. 2.
Zo als in 's Hemels Blaaiiw-gev/elfj
'T gezigt zig zelfs verlieft onendig; Verlieft een ziel zig* in zig zelf,
In Gods beipiegeling inwendig; Wanneer in 't Hemelfche gemoed;
Dxieëenheyd zyn getuyg'nis doeÉ.
Α a ÖP
|
|||||||
4* Leerzame Zinneheeläerti
OP DE ZON.
|
|||||||
DÉ Zonne, boven het afmeeten der tyden, jaren
en dagen, door zynen loop, is de kweeker en ; terk wikker van het Ondermaanfche: Zo is ook de Zonne : der Geregtigbeid Jezus Cbrijlus 'm het Overhemelfche gemoed ; behalven dat de eeuwen door bem gemaakt en bepaald zyn. Heb. i: v. 2. en dat hy was bet waar- agtige ligt, 't welk verligt een iegelyk menfche komende . in ae weereld. Zo is hy ook bet leeven, uyt wiens vol- : bsyt wy alle ontfangen ook genade voor genade. Joan. r. i want gelyk de Vader bet leeven heeft in hem zelven, al- : zo beeft by ook den Zoone gegeven bet leeven te hebben in ' bem zelven. Joan. ρ ν. ιδ. en derhalven können de geloovigen met Paulus zeggen: Ik leev.e, dog niet meer ik, madr Cbrijlus leeft in my, ende'tgene-iknuinhet Vleefch leeve, dat kef ik door bet geloove des Zoons Gods, diemy lief gebad beeft, ende hem zelven voor my beeft overge- geeven. Gal. 2: v. 20. Schoon nu de meelte menfcheii wandelen na de hardigbeid barer herten in onbekeerlyk- beid, 'baar zelve vergaderende toorne als een fcbat, 'in den dag des toorns ende der openbaringc van bet regt- veerdig oordeel Gods. R»m. 2: v. f. Ü lieden daar en te- gen , die mynen name vreeft, zal de Zonne der Geregtig- beid opgaan, ende daar zal geneezinge zyn onder zyne vleugelen. Maleacb. 4: v. 2. Wel zalig is den ffienfch! wanneer
Door 't ware ligt der zuyvre Leer, De Zonne der Geregtigbeid fo 't döyfl'er hert zyn ftralen ipreïd. |
|||||||
VÉR-
|
|||||||
^eerzame Zinnebeelden. f
VERLIGTINGE,
|
||||||||
In den beginne war bet Woord, &c. in het/ehe waf''
het teeven, énde bet leeven was bet ligt der menjcben. Joan, é: í. é. |
||||||||
De Zon ftelt (als een Held) 21g in,
Om 'c naar der nagt te doen verdwynen; Zo komt het Woord (als het begin
Der werken GodesJ ook te fchynen. in aller zielen duyfternis,
"Waar in hy 't ligt en Iq^vqü is,
Á 3 OP
|
||||||||
6 Leerzame Zinnebeelden.
|
|||||||
OP DE MAAN.
|
|||||||
GElykerwys de Maan, door afimytinge by weder-
omflag, het ligt des nagts op der Aarde zend, na niate dat de Zonnertralen haar können bereyken: Zo tinteld de confcientie mede by aanblik, zo verre als het goddelyke ligt de Zonne der geregtigheid de ziele be- ftraald; Overmids het geene van God kennelykis, inbaar openbaar is, want God beeft het baar geopenbaard, Re. op dat zy niet te verontjcbuldigen %oude zyn. Om dat zy God kennende, hem als God niet hebben verbeerlykt ofte gedankt: maar zyn verydeld geworden in bare over- leggingen , ende baar onverflandig herte verduyflert ge- worden. Rom. é: v. 19. Daarom is het dat hare confcien- tie medegetuygd, de gedagten onder malkander en baar be- fcbuldigende ofte ook onfcbuldigende. Rom. é: í. é f. Hier- om, agt gevende op de goddelyke inlpraak in het ge- : moed, en onze herte gereynigd zynde van de kwade con* fcientie, laat ons de oinvdnkelbaare belydenijfe der boope v'ajl houden, Heb. to: v, zi. na de vermaaninge Petri, hebt een goede confcientie, op dat in 'i geens zy kwalyk van ufpreeken, als van kwaad-doenders,zy befchaanit mogen worden, die uwen goeden wandel in Cbrijto lafte- ren. 1 Pet. 3: v. ï6. Laat ons yveren om altyd een on- . è'rgeriyke confcientie te hebben by God ende de Menfcben, fland. 24: v. 10, Want Een kvvaa confcientie voeld den neep,
Door 't fnerpen van Gods geefel-fvveep; Jn tegendeel 't geruft gemoed, Als een gediuir'ge maaltyd voed. |
|||||||
CON-
|
|||||||
Leerzame Zinnebeelden.
|
||||||||
1
|
||||||||
CüNSCIENTiL
|
||||||||
Het eynde des Gehods is liefde uyt een reyn her te, ende
uyt een goede confcientie, ende uyt eenongeveynjigeloove. é 'lim. é: í. f, Gelyk de Maan de donkre nagt
Verhelderd, dog met fclieemer ligten, Doet de ingefchapen Wet ook kragt
In 't booze hert, om dat te ïigten, 'T geen door natuurlyk onverftand,
Tailj met den blinde, na de wand.
Á 4 OP
|
||||||||
§ Leerzame Zinnebeelden.
|
||||||
OP DE STERREN.
|
||||||
ALs de Sterren aan het firmament des Hemels, zoq
flikkeren'de wetten en geboden Gods aan het gs- inoed, en fchieten hare (kalen in ons duyiter verftand; dies fegt David, uw Woord is een lampeveormynen voet, ende een ligt voor mynen pad. P/alm 119: í. ioï. De 'openinge uwer woorden geeft ligt de flegten verjtandig makende v. 130. Het gebod is een Lampe ende de Wet is een ligt, Prov. 6: v. 23. als dewelke ons onze ongereg- tiaheden openbaren; nu is het zeeker al wat openbaar maakt dat is ligt, daaromzegtby, ontwaakt gy diefiaapt, ende Haat op uyt den dooden, ende Cbnjlus zal over u ligten Epb. f. v. 13· ™áçß bet eynde der wet is Cbrijlus, tot regtveerdigbeid een iegelyk die gelooft Rom. .10: í. 4. Deefe is het die fegt, ik ben de wortel ende bet geflagte Davids, de blinkende Morgenflerre. Apoc. 22: v. 16. Hierom zagen ook de Wyzen zyne Sterre in het Ooften by zyn geboorte in den Vleefche, ende quamen tot Je- ruzalem', vragende, waar is de geboren Koning der Jo- den? want ivy hébben zyne Sterre gezien in 't Ooften, en zyn gekomen om hem te aanbidden. Matih. i:v. 2. Het is deezer Sterre ilraal die fchitterd door de Weten dePro- pheeten. Wy hebben bet propheetijch woord, dal zeer íáâ is ende gy doet wel, dat gy daar agt op hebt, als op een ligt [chynende in een duyjireplaatze, tot den dagaan ligte ende de Morgenjierre opga in uwe herten, æ Pet. é: í. ig. o Morgenfterr'! voor wien dat fwigc.
Der Wetten en Propheeten ligt, Gaat ons (als eer de Wyzen) voor, En wyft ons 'c heylzaam Hemels fpoor- WET-
|
||||||
Leerzame Zinnebeelden,
WETTEN. |
|||||||
cv. y.
|
|||||||
De Wet des Heeren is volmaakt, bekeerende de ziele:
en bet Gebod des Heeren is zuyver, verligtende de oogen. Ñ [alm 19: v. 8. Der ilerren helderheid en glans
Des Hemels nagtgewaad verderen: Zoo werd der zielen Hemel-trans
Verligt, door wetten in 't beiHeren. Zo is Gods woord een ilerre, en lamp*
In 's leevens donkre neeveldamp.
Á 5 OB
|
|||||||
ίο Leerzame Zinnebeehkiu
|
||||||
OP HET VUUR.
GElyk als het vuur, onder de hoofd-ftofven, het al-
ler doordringende eu vlugile is, zo is ook dea Godsdienft het edelfte en verhevenite van alle menfche- lyke doeninge. Van ouds hebben de volkeren het vuur, om zyn uytmuntende hoedanigheid, godlyke eere be- "Weien: zoo deden de Peruanen, Grieken, Armeniers, en Koften, gelyk ook de Romeynen, alwaar de Ve- ftaalfche Nonnen het gedurig vuur moeiten bewaren: ook moeft, zelfs onder lfraë'1, het vuur gedurig bran- dende gehouden worden , het geene op de eerfte offer· hande in den tabernakel, uyt den Hemel gedaald was, Lev. 6: v. 13. Waarom God Nadab en Abibu door 't vuur verteerde, om datfe met vreemd vuur tot den Altaar kwamen. Lev. tb:^· 1. Voor tegenwoordig, nu allé plegtigheden des voorbeeldigen dienlt ophouden en God in geeft en waarheid aangebeden <word. Joan. 4; v. 24. zo word het innigfte des Godsdienft by vuur vergeleken , het welke is de liefde de band der vol- maaktheyt, Col. 3; v. 14. deze is de vervullinge der gantfcbe Wet en de Propheten, Mattb.y:v-12. De liefde is fierk als de dood, den yver is hart als bet graf: hare kooien, zyn vuurige kooien, vlammen des Heeren. Veels ivateren zoude deeze liefde niet können uytblußen : Ja ,äe rivieren zoudeze niet verdrinken : al gave iemand al 'i goed van zyn huys voor deze liefde, men zoude hem te eenemaai veragten. Cant. 8: v. 6. Oorfpronklyk Vuur der liefdensgloed,
Doch onze zielen tint'len doet, lirand uyc de neyging toe het kwaad, Weeft onzer herten toeverlaat. |
||||||
GODS-
|
||||||
Leerzame Zinnebeelden.
GODSDIENST. |
||||||||
if
|
||||||||
ÊË\ _S
|
||||||||
Zyt niet traag in het beneerfiigen. Zyt murig van
Geefle. Dient den Heere. Rom, 12: í, ð.
De vlugPte hoofd-ftof der Natuur
Het Vuur, is 't fnelfte in 't bewegen: Zo is den waren Godsdienft, 't vuur
Der zielen werking, daarentegen; Dat vuur, der liefde Gods, verteerd
Al 't geen men buyten God begeerd.
|
||||||||
*i Leerzame Zinnebeelden.
OP DE LUGT,
DE Lugt is de tuffchen (tand, en verband tuflehea
den Hemel ende de Aarde, als ook den adem-; togt, waar door dat alles leeft; Zo kan men de Reden mede aanmerken, als het middel waar door den aard- ling (door verhevene befchouwinge) gemeenfchap met het oyerhemelfche heeft. De geene die na den geert le- ven (en niet als de onredelyke dieren, alleen beftaan l>y het in- en uytlaten van de lugt, zonder hare ge- dagten te verheffen) die bevinden, dat de Reden ook het voedfel der ziele is, dewelke door vafte en over- iuygeude bewyzen zaken begrypt en verftaat, 't geene de ziel voldoen kan, en het leven en ademtogt der ielven is. Dit leven, ofte ademtogt der overtuigen- de vergenoeginge, moeten zy alle mifien, die eenige Godsdienit wanen te oeffenen door uiterlyke plegtig- heden na het vleefch, op zyn Pharifeifch; want God is een Geeft, en die hem aanbidden moeten hem aanbidden in geejl en in waarheid. Joan. 4: v- 24.. Ik bidde u dan Broeders , door de ontferminge Gods, dat gy uwe licha- men (lelt tot een levendige, heilige, ende Gade welbeba- gelyke offer bande, welke is uwen redelyken Godsdienj't, ende word dezer wereld niet gelykvormig, maar word verandert na de vernieuwinge uwes gemoeds, op dat gy moogt beproeven welke de goede, ende welbehagende en? de volmaakte wille Gods Z31. Rom. 12: v. 1. Zo legt dan af alle kwaadheid, end» bedrog &c. ende als nieuw· gebooren kinderkens, zyt zeer begeerig na de redelyke mvervalfie Melk, op dat gy door dezelve mögt opwafj'sn, l Petr. 2: v. 1. Den Pharifeus redeneerd
Op zyne werken; dog verkeerd: Maar die zyn zonden regt gedenkt, God, uyt genaä, vergeying fchenkt. RE*
|
||||
Leerzame Zinnebeelden. ||
REDENEERING,
|
||||||
God lüord cok van mefifchen handen niet gediend, aïi
iets behoevende , alzo by zelve allen het leeven , deiït adem, en alle dingen geeft. Abtor. 17: v, 2f.
De lugt verheft, verkoeld, en zweeft,.
En is den adem aller leeven: De Redeneering dit ook heeft,
Z,y voerd de ziele na 't verheeven, Zy koeld den toornΛ en zweeft na ruft,-
z'Is 't voedfel· van der zielen lull.
|
||||||
Ij. Leerzame Zinnebeelden.
OP HET WATER.
Η Et Water is aan te merken als de keeft ofte kerne
der Aarde, door welke, bevogtigt zynde, met een vloeijende beweeginge alle vrugten aangroeijen: daarenboven reinigt het zelve ook veele fmetten. Zo is ook den geeft, dat is, de werkinge Gods in de ziele, door Jefus Chriltus, dewelke tot een levendigmanende geeft getvurden is, ι Cor. if:^ 4f. Want doorhembeb- ben wy den toegank door eenen Geeß tot den Fader. Epb. i: v. 18. waar door men opwaß met Goddelyken wasdom, Col ζ: ν. lp. en bet geheele gebouw bekwamelyk zamen- gevoegt zynde, opwaß tet »enen heiligen Tempel in den Heere. Op ivelkengy ook mede gebouwd 'word tot een woen- fteede Gods in den geeft Epb. i: v. zi. Den Apoilel .Paulus redeneerd heerlyk en kragtig over dit Huk aldus: Die in den vleejcbe zyn können God niet behagen, dog gylieden zyt niet in den vleejcbe, maar in den geeft, zo anders de Geeft Gods in u woond. Maar zo iemand den Geeft Cbrijli niet heeft, die komt hem niet toe Ende in·, dien Chriftus in u Henen is, zo is wel het lichaam dood om der zonden wille, maar de geeß is leven om dergeregtig- beid wille , £?c. zo dan , Broeders, 11)31 zyn fthulde· naars niet den vlee/che, om na den vleefcbe te leven, ixiant indiengy na den vleejcbe leeft, zo zult gy fterven: maar indien gy, door den Geeft de xverkinge des Ucbaams doodet, zo zult gy leven, Rom. 8: v. 8. tot reynigma· hinge en kragt des Geloofs. Wanneer den Geeft de ziel bewerkt T
En 't hert door waar geloof verilerkt, Dan zou een menfch (als Petrus) mee Met Jefus wand'len op de zee. GEEST,
|
||||
Leerzame Zinnebeelden. i<$
|
|||||
Zoo is 'er dan nu geen verdoemenijfe meer voor dengee*
nen die in Cbriflo Jezu zyn, die niet na den Weejcbe -wandelen, maar na den Geefl. Rom. 8: í. é.
Het water (als den Geeft van de Aard)
Dat voed, het reynigd, en doed groeyen: Den Geeft ook 't regte voedfel baard,
Die reynigd 't hert, en doet ons bloeyen; Hy die niet wandeld na den Geeft,
Leeft als een onvernuftig beeft,
OP
/
|
|||||
i6 Leerzame Zinnebeelden.
OP DE AARDE.
LOg ende fwaar is de Aarde in zig zelfs, en buyteri
bearbeydinge brengtfe niet dan onkruyd , door- nen, en dilielen (uyt eygener aard) voort: Zo is ons vleefch, en zo zyn wy aardfche menfchen; de eerfle Menfcb j was uyt de Aarde aardjcb , en hoedanig de aardfche is, zodanig zyn ook de aardfche, é Cor. if:v. 47. dat is, verdorven van nature, zondig en iterffdyk, Onbequaam tot eenig goed en geneygd tot alle kwaad, | haare werkinge is de Wysheid, niet die van boven komt, maar is aardjcb, natuurlyk en Duyvels. Jac. 3: v. 1 f. Laat ons dan bet Vleefch niet bezorgen tot begeerlykheid. Rom. 13: í. 14. maar afleggen aangaande den vorigen wandel, den ouden menfcb, die verdorven word door de begeerlykheid der verleydinge en vernieuwd worden na den Geeß des geinoeds, ende den nieuwen menfcbe aandoen, die na God gefcbapen is, in regtveerdigbeid en beyligbeid der waarheid. Epb. 4: v. iz. om.bekwaam te zyn den goeden loop te hopen, ende den goeden flryd'te ftryden, op dat wy met lydfaambeid verwagten mogen de aannee· minge tot kinderen, mmelyk , de verloffmge onz-s lic- haams. Rom 8: í. 23. want wy weeten dat zo ons aard· fcbe huys deezen Tabernakel gebrooken word , wy een gebouw van God hebben, een huys niet met handen ge- maakt , maar eeuwig in de Hemelen. Want ook in deezen zugten wy, verlangende met onze woonfieede, die uyt den Hemel is, over kleed te worden, z Cor. ƒ; í. é. 't Geloof (tot trooft) dus onderfchraagd.
Dien 't Beeld des Aardfchen Adam draagd* Dat, als hy fcheyd van 't tranendal, Hy 't Hemels Beeld ook dragen zal. VLEÈSCHv
|
|||||
\
|
|||||
Leerzame «-Êinnebeelden.
V L E E S G Η. |
|||||||
*?
|
|||||||
Doet äan de Beere Jefum Cbriflüm, èhdè verzorgt
bet vleejcb niet tot begeerlykbeden. Rom. 13; ν. 14. De logge Aarde, dof en zwaar 3
Zakt önvermyd'lyk naar beneden; Zoo ook ons vleefch, dat drukt ons naar
Den grond der luden van de leden; Ellendig f die zig liegt aan 't Aards,
En nooit zyn ziel heft Hemelwaards.
Β OF |
|||||||
iS Leerzame Zinnebeelden.
OP DEN OLIPHANT.
I
VAn d;.r Oliphanten groot'verftand zyn der Natuur- '
fchryvers Boeken vol, alzo hy is de vernufiiglte aller Uieren, kunnende veele konden leeten doen. ; y. Η van Linjcbooten in zyn Schipvaart , Cap. 46. ' verhaald veele wonderlyke dingen van dezelve, waar uyt olykt, dat ze zyn eergierig, hoogmoedig, dank- baar &c. en zeer fterk van geheugen; alle Schryvers komen, voor het meeltendeel, over een, dat hy een zoort vanGodsdienll oeffent (zoals menhetnoemd) om dat hy alle morgens de opkomende Zonne groet met zyn fnuyt, en de nieuwe Maan eerebewyll. Als ook dat ze malkanderen befprengen aan de Rivieren, by hetopko- jnen der nieuwe Maan; dit zo zynde, bevind men dat het verftand, edele uitwerking uitlevert, zelfs in de Dieren : Zo gaajj het mede onder de menfchen, de ver- itandigfte, en juilt niet de vermoogenüe, vind men het GodsdienitiglteT want de vreeze des Heeren is hetbegin- fel der wysbeid, ends de Vüetenfcbap der Heiligen is ver-, (tand. Prov 9: v. 10. Ja zoo gy tot bet Verftand'roept; uw. flemme verheft totdeverftandigbe'd: Zo gy ze zoekt Hls zilver, ende na/poord als verborgene /chatten, dan zult gy de vreeze des Heer e verflaan, ende zult de ten- nijje Gods vinden. Want de Heere geeft wysbeid, uit zynen mond komt kenwße, ende verftand. Prov. 1: v. 3. ï)ks zegt d'.Apoitel Jacobus : Indien iemand van u •txysbeid ontbreekt, dat by ze van God begeere, die een iegelyk mildelyk geejt, ende niet vervayt: ende zy zal hem gegeven worden. Jacobi 1: v. f. 't Verftand waardeerde Salomoft
Het boogft, daar hy om bidden kon: Gelukkig! die het ook zoo vat, En wysheid agt zyn grootfte fchat. VER-
|
||||
Leerzame Zinnebeelden.
^ERSTAND. |
||||||
Het berte dei verflandige bekomt imtenfclap.
Prov. iS: v. jf. , Het gfoote hoofd-ftuk van Gods werk^
Den Üliphant zou (als \vy lezen) Verftand gebruyken; ì zo fterk^
Dat hy zelfs zou Godsdienftig wezen: Ziet hoe 't verftand, o jonge Jeugd!
Den hoof-bron is van alk deugd.
 % Mt
|
||||||
3 o Leerzame Zinneheeiden.
|
|||||
OP DEN LEEUW.
DE moedigheid, niet die men onder de ondeugd varf
hoovaardye tellen mag, maar de dapper ot' edel- moedigheid, werd door den Leeuw afgebeeld: als zyn· de het edelmoedigue dier, het geene als zonder vreeze beluat en zelden overwonnen vverd Daarom is het aat Gods Woord,- niet alleen, onzen Heiland noemt, den Leeuw uit de ftamme Juda. Apoc 5·; v. 5. gelyk ook Jacob in zyn zegeninge van Juda zegt. Juda is een Leeuwen Welp, gy zyt van den roof opgeklommen myto zoon, by kromt zig, by legt zig neder als een Leeuw, ende als een ouden Leeuw, wie zal hem doen opfiann? Gen. 49. <υ. o. maar zelfs, elk regtveerdigen is moedig ais een jon· gen Leeuw, Prov. 28: v. 1. door het vertrouwen op God, (leunende op een goed geweeten : Zo hebben Sam/on, Jud, 14: v. 6. en David 1 Sam. 1/·": ν 3f. en meer anderen zelfs Leeuwen overwonnen, ja door bet geloove hebben zy deimuylenderLeeuwen toegejUpt, Heb. 1 w/v. 33. gelyk God in het gevnl-vm Daniel in den kuyl der Leeuwen getoond heeft, Dan. 6. In tegendeel, de godloozen vlieden daar geen vervolger is. Prov. ib: v. 1. Zoude de geloovige niet moedig zyn? op 70 kragtigen toezegginge, in de weereld zult gy verdrukkinge hebben: maar bebt goeden moed, ik bebbe de weereld overwonnen. Joun. 16: v. 33. Ja de geloovigen in verzeekerd ver- trouwen op God, mogen dus in moedigheid met den Apottel Paulus zeggen : Ik vermag alle dingen docr Cbrißum die my kragt geeft. Pbü. 4: v. 13. Die in geloov' Gods wil betragt,
Verre overtreft hy Samfons kragt, 't Opregt gemoed is nooit bevreeft, Voor nood, of dood, of Hel geweeft. MOE-
|
|||||
Leerzame Zinnebeelden. 21
MOEDIGHEID.
|
|||||||
Elk regtveerdigen is moedig als een jongen JLteww.
|
|||||||
Prov. 28: v, 1.
Den Leeuw is moedig op 2.yn kragt,
Door fterke fpiere en grove leden : Nog moediger den menfch, die tragt
Zyn tyd in weldoen te belleden; d'Opregte nu en t'aller eeuw,
is moedig als een jongen Leeuw.
ß 3 QP
|
|||||||
2? Leerzame Zinnebeelden.
OP DEN BEER.
WOedende grimmig ïyn de Beeren in de Noordfe
geweüen: Zo vind men ook veelemenfchen ge- fielt diens Hoed aanftonds, op de min Ite ontmoeting, ontziet en oploopende word. Salomonzegt, een toornig man verwekt gekyf: ende de grammoedige is veelvuldig m bvertredmee, Prov 29«· v. 31. Als David voor Saul op de H3rp geelde, om 7,yn geeft in ruft te brengen, kon '%ig zyn vergrimd gemoed niet bedwingen, of'r>ytragte David aan de wand te Jpitten met zyn /pies 1 Sam. 18. ν 11. Hoe beb -orde niet yder Menfch agt te hebben o'p ïynen Geeil! nademaal de lankmoedige beter is dan ' de Jlerke , ende die beetjcbt over pnen geeft, dan die een (lad inneemt, Prov. 16: v. 32. Want een grimmig ma» zal gekyf verwekken, maar de lankmoedige zal den tviijt (lillen. Prov. \y.v. 18. Dies, vergezeljcbapt u niet met eene grammoedige: ende gaat niet em met een zeer grimmig ; man Prov. 22: v. 24 Zoo dan, mynegeliefde Broeden , · éen ygeiyk men/cbe zy ras om te booren, traag om te /pre- ken traag tol toorn, want de toorn des Mans werkt Gods gereptigheid niet. Jac. 1: v. 19 hid'en hetmogelyk is zo veel in u is. boud vrede met al'e menfcben. En wreekt u zelven niet, beminde, maar geeft de toorne plaatje, want daar is gefchreven: my komt de wrake tot;, ik zal 'i vergelden, zegt de Heere. Rom. 12: ν. ib. Hoe zoet den Harpenaar ook fpeeld*
Het Sauls afgunst dog verveeld, Meer hold der dwazen overmoed, Dan 't grimmig woên der Beeren doet. GRIM-
|
||||
Leerzame Zinnebeelden.
GRIMMIGHEID. |
|||||||
23
|
|||||||
Dat een Beer, die van jongen berooft is, eenen man U
gemocte kome; maar niet een zot in zyne dwaasheid. Prov. 17: v. 12. De grimmigheid der Noordfe Beer;,
Beroofd van jongen, fel zal woeden; Der zotten dwaasheid nog veel meer,
Een wyze zal zig voor hem hoeden; Want om een ydel punt van eer,
üf zegwoord, rukt hy voor: van leer.
Β 4 OP |
|||||||
24 Leerzame Zinnebeelden.
OP DE Β EER IN.
|
|||||||||||
D
|
E Natuur fchry vers gewagen , dat de Beermne
maar een rouwe klomp vleefch werpt, hetgeene |
||||||||||
defelve geftadig lekt, waar door het eyndelyk zynle-
den en gedaante ontfangt: een levendig af bceidfel, hoe de Ouders, door haar tong der onderwyzinge en ver- maninge, den geelt der kinderen als fatzoeneerd en be- ouaam maakt, om voor menfehen te können paiTeeren, vooral, indien dezelve na den inwendigen menfch een gedaante verkrygen , om op te tvajfen tot de mate der. Kroate eenes volkome mans in Cbnjto, Lpb. 4: <u. 13. De Waardigheid der tonge, in opzigt yan leeringe, ver- maiiinge en vertrooitinge, drukt Salomon heerlyk uit, Prov ir· v. 2. De tonge der wyze maant de wetenjcbap s-oed ' De medicyne der tonge is een boom des levens, v. 4. De tonse des regtveerdigen is uitgelezen zilver. Prov. 10. ν 20 Geen noodiger nog nutter ding voor de kinderen ïs''er dan dat'de Uuders zig beneerltigen om de tedere hersfe'nen de deugd in te prenten, door goede leeringe: Leerd den jongen de eerjte beginjelen na den eyjcb zynes TOc-x als h ook oud zal geworden zyn zal hy daar van nietafwyke». Prov. 22:^.6, Ja, hier in moet men nimmer vertragen, want ïelrs leerd den wyzen, zo zal i>v nop- vmer worden: Onderwyfl den regtveerdtgen, z% zal b% in leere toenemen. Prov. 9: v. 9. Daarom gy Vaders verwekt uwe kinderen met tot toorne, maar •voed "J op in de leeringe en vermamnge des Heeren. fpb. ö: v. 4. Den menfch is als een rouwen klomp.
In 't geeftlyk, zelfs een dooden klomp, Zoo Wysheids tonge hem niet fteeds lekt, En. dus zyn geefts hervormer ftrekt. |
|||||||||||
Leerzame Zinnebeelden. 2$
ONDERWYS.
|
||||||
Een rouwen klomp is 't Beeren jong,
't Geen door haar lekken krygt zyn leden: Dit leerd hoe d'Ouderlykè tong,
in goe vermaning, vormd de zeden De teed're jeugd, goed onderwys
Ter deugden, maakt de kind'ren wys.
ß 5 OP |
||||||
26 Leerzame Zinnebeelden.
OP DEN EENHOORN.
V An den Eenhoorn word in Gods Woord veel ge-
meld , inzonderheid om kragt en ilerkte te vefbeeP > den, als te zien is by Job. Zal den Eenhoorn uwiLen die·] nen? Zal by vemagten aan uwe Kribbe? Zult gy den Eenhoorn met zyn touw aan de voor en binden? Zalby de leegten u leggen? Zult gy op bem vertrouwen , om dat zyn kragt groot is: ende zult gy uwen arbeid op hem laten? Zut gy hem gelooven dat by uw zaad zal'wtder brengen, ende vergaderen tot uwen dorjcbvloer. Job 19: í. \ é. Als ook. in de /.egeninge van Mozes wegens de itammejo* ilphs: zyne boomen zyn hoornen des Eenhoorns, met de: zelve zal by de volken te zamen floaten, tot aan de eynde tles lands. Deut. 33: v. 17. Wat Dier nu den Eenhoorn eygeutlyk geweelt is, houd men voor onbekend (fchoon piendezelvealdus afbeeld) want de hoornen die men daar liu voor uitgeeft, bevonden worden van Viilentezyn: of nu de Schriftuur door den Eenhoorn den Reinocerus of Neushoorn verllaat, of een ander Dier, als toen be- kend, zullen wy daar laten; immers dit is zeker dat de kragt, en wel me'eii Gods kragt daar door beteekent word, als te zien is _by Num. 13. v: 22. en 24: v. 8. Dies ook David in vertrouwen tot God zegt: vreeslyke dingen zult gy ons in geregtiglmd antwoorden, ö God, «nzes beüs, o' vertrouwen aller eynde der Aarde ende der verre afgelegene aan de zee, die de Bergen vafi zet door zyne kragt: omgord zynde met magt, Ñ [alm óy: v. 6. Gy zult mynen hoorn verhoogen als eenes Eenhoorns, Pfalm 92: í. 11 Die God neeme ons in zyn heilige hoe · de, en vervulle in ons alle het welbehagen zyner goedig - Md, en bet werk des geloofs met kragt, ÷ Jbeff. \:v. 11, Hoe groot Gods kragt is in 't verdaan
Van die zyn wille wederltaan, Dat heeft Egiptenland befchreid, Toen God zyn Volk heeft uitgeleid. GODS
|
||||
Leerzame Zinnebeelden.
GODS £ R Á G T. |
|||||||
*?
|
|||||||
God beeft ze uit Egipten uitgevoerd: Zyne kragteg
zyn als eens Eenhoorns. Num, 23; i\ 22.
Door deEenhoom toontGodsWoort de kragE
En moogentheid van God, veel maaien \ Wie al zyn hulp van God verwagt,
Zal, meer als overwinnaar praalen; Dien hoorn des heils vryd van gevaar,
Meer dan de hoornen van de Altaar.
|
|||||||
2$ Leerzame Zinnebeelden.
OP DEN LUYPAARD.
|
||||||||||
D'
|
belkndïgheid der vlekken des Luypaards brengt
GodsVVoordnadrukkelykoveropdeonbekeerlyk- |
|||||||||
held des zondaars uit eygener natuur. Jer. i}:v.i?.
Gelylt ook Job in bet algemeen den menfchen aanmerkt: Wie zal een reine gev->n uit een onreine? meteen. Cap 14; v. 4. ende Elipas: wat is een menjcbe dat by rein zoude fan ende die geboren is van een vrouwe, datbyreglveer- di' vaidz zyn? Ziet op 'zy.ne heiligen zoude by niet ver- trouwen: ende de Hemelen zyn niet rein in zyneoogen; boe veel te meer is een man grouwetyk ende /Unkende die bet èiregt vndnnkt als water? Job \y. v. 14 Ende David iéid, daar is niemand die goed doet, ook met tot een. Pldm 5-3: ν 4. Nademaal nu niemand kan zeggen, ik behbe myn terte gezuivert en ik ben rein van myne over· treiin'e, Prcv. 20: v. 9. Ja van ons zelfs nie* bekwaam 2yn iet te denken nis uit ons zelven, 2 Cor. 3: ν. f. hoe ■yeel minder zouden wy ons zelven reinigen; alwiejtgy u met falpeeter ende naame u veelzeepe zo is dog uwe on- iereirtisMd voor myn adngezigte aangeteekend, /preekt % Heere HiiERE. Jer. 2; v. 22 Ook ilï'er niets ver- borgen voor hem, zo dat wy iets verheelen zoude kön- nen , want alle dingen zyn naakt ende geopend voor de Mgen des geenen met welken wy te doen hebben. Heb. 4: •υ^ι-:. Zo laat ons dan onzen Regler om genade bidden, ïegeende: zyt my genadig, ó Göd, nauwegrootegoeder- tierenheid: delgt myne overtredinge uit na de grootheid uwer barmhertigbeden. P/alm μ. 'c Gebreklyk hert vol zondenkwaads
Is ongeneeslyk als 't melaats; Ten zy het bad van Chriift bloed, Heyfteld en reitiiffd het gemoed. GE·
|
||||||||||
Leerzame Zinnebeelden. 29
GEBREEKEN.
|
||||||
Zal ook eeh Moorman zyn huid veranderen ? ofte
eenen Luypaard zyn vlekken ? Zo zult gy ook konneré· goed doen, die geleerd zyt kwaad te doen. Jer. 13: v. 23. De vlekken in des Luypaards hiiyd,
Verand'ren niet; zo ook de booze Gebreeken, wifeht men nimmer uyt
Bevlekte zielen der godlooze. üch! mogten zy,. met Naaman 3 gaari
In Chriiti bloed, als den Jordaan.
OP"
|
||||||
ι
|
||||||
30 Leerzame Zinnebeelden.
OP DEN DRAAK.
DE Dranken zyn veelerley zoort en verfcheiden iiï
hoedanigheden en groote; de Sciiryvers meiden van zeer vergiftige» welke zig onthouden in Africa of JVloorenland, inde Woeltyne, ook meld Gods Woord van Zeedraken, daar den Egiptifchen Koning Pharao by vergeleKen word, Ezecu. aq: v. 3. immers het zyn alie monfters en zeer vergiftig: daarom den Satan door den Draak woid afgebeeld : dewelke zyn magt aan hét Beet den Antichriit heeft overgegeven, aide de gebeele Aarde verwonderde baar ag'.er bel B„e\l , zeggende wie is dit Beeß gelykt wie kan kryg voeren tegen bet zelve? &c. Apoc. 13. v. 3. Alle valfcne Leeraars die zich tegen de leere Cm ilii aankanten, zyn nog bezield met den leugen- geest en het Venyn des Draaks: dit is den gedourigen ilryd des Draaks en Michael; Wee! den geene die on- der de bende des Antichrillöehooren, want haar von- nis roept den Lüigel aldus uit met een groote flemme; in- dten mand bet Beeß aanhid, ende zyn Beeld, ende ont- fangt bei merkteeken aan zyn voorhoofd, ofte aan zyn hand, die zal ook drinken uit den iv pi des teorns Gods, die ongemengd ingejcbonken is, in den drinkbeker zynes looms: ernte zal gepynigt worden met ν er en Jidpber, voor de Heilige hngeien; ende voor het Lam, ende de rook van baar pyniginge gaat op in alle eeuwigheid, £fe. 4poc. 14·' v. 9. Die met d'Archangel trekt te veld,
Is voor geen Draak nog Beeft ontfteldf Nadien de wapenrufting Gods, Hem pal doet ftaan gelyk een rots. |
||||||
VAL-
|
||||||
Leerzame Zinnebeelden. 31
VALbCHE LEERAARS.
|
||||||||
Ende daar werd kryg in den Hemel: Michael ende zyne
Engeitn krygda tegen den Draak, ende de Draak krygde ook ende zyne Engelen: enae s;y hebben niet vermoogen, nog baar plaatje is niet meer gevonden in den Hemel. Apoc. ֎; v, 7. |
||||||||
By Draaken, vol van vierig gift,
Mag men de valiche Leeraars tellen, Die door den Geeft des Draaks, vol drift
Hun pooging ter verleiding ilellen; Wee! die aldus den Draak verzel;
In d'oorlog tegens Michael.
OP
|
||||||||
§2 Leerzame Zinnebeelden.
OP DEN CROCODIL.
VT/Anneer den Crocodil (of Caiman) hongert, τα
W fchreid hy meteen Vrouwelykeliemme (dewelke in nood is,) als dan imand op het geluid dier fterhme meend een menfch te hulp te komen, die werd door dit dier dikmaals verflonden : zo zyn de hoeren in 't alge- meen te agten, wanneer die zig, in haar luiten , tragten te voeden, tot verderf van het menfchelykgeflagt. Sa- lomon befchryft haar maniere van verlokkinge kragtig. Prov. 7. en befluitende, zegt hy van den dwazen Jonge- ling : Zy beweegdèn hem door de veelheid van haar onder- f igt, zy dreef hem door de vleijinge har er lippen, hyging baar agter na, gelyk een os ter jlagtinge gaat, endegelyk een dwaas tot de tiigting der boeijen, tot dat de pyl zyn lever doorfneed: gelyk een vogel zig baaftet na denflrik, ende niet weet dat de zelve tegens zyn kven is. Het wa- ren de traanen van Delila die Samfon overreden, en hem in zyn verderf deden Horten. O ! dat zig yder doch hoede voor de laage dezer loofe bedriegerefïen, en zig ideze kragtige vennaninge des Apoliels Pauli fteeds té binnen bragte! Weet gy niet dat uwe-lichamen Chrifii leden zyn? Zal ik dan de leden Chrifii nemen, ende ma· kenjè leden eener boer e? dat zy verrei of weet gy niet dat die een hoer e aanhangt een lichaam met haar is? &c. vlied de boererye, alle zonden die de mevfcbe doet, is buiten bet lichaam: maar die boererye bedryft, die zondigt tegen zyn eigen lichaam, of weet gy niet, dat idieder lichaam een Tempel is des Heiligen Geejts, die in u is, diegyvanGod bebt, ende dat gy uwes zelfs niet zyt? 1 Cor. 6: ν. ijv Hoe 't fchreijen van een hoer vervoerd,
Die als een Caimän roof beloerd, Bevond eens Samfon tot zyn fcha, Door tranen van zyn Delila. BÉ-
|
||||
Leerzame Zinnebeelden.
BEDROG. |
|||||||
33
|
|||||||
Want een boere is een diepe gragt: ende een vreemde
vrouwe is een enge put, ook loerd zy als een roover: ende zy •uermeemgvuldigt de trouwlooze onder de menjcben. Prov. 23; v. 27. Den Crocodil belaagd zyn prooy,
Als door een vrouwe ilern, in tranen: Zo meedë tragt een ligte-kooy
Den weg voor haren roof te barien; Tervvyl een hoere vleid en huild.
Haar hert vol lift en laagen fehuild.
|
|||||||
34 Leerzame Zinnebeelden.
OP DEN TYGER.
F En koppel woedende Tijgers beelden de Ouden af
voor den Wagen van Bachus, om den aard der dronkaards uit te drukken: Salomon befchryft denaard der dronkenfehapkragtig, als hy vragende zegt: Bywien is tuee ? by wien ocb armen ? by tuien kyvagien ? by tuien geklag? by wien wonde zonder oorzaake? by wien ook rood· beid der oogen ? by den geenen die by den viyn vertoeven: hy den geenen die komen om gemengden drankte zoeken, £?c. Prov. 23: v. 29. Dit heeft (onder andere) Alexander de Gioote ie regte waar bevonden, wanneer hy in zyn dronkenfehap, op het aanraden van zyn hoereThais, (mede door den wyn verhit) de Stad Perfepolis, het Hof der Perfiaanfe Monarchie, baldadig in den brand itak. En daar na (weder dronken zynde) Clytus, zyn Ë' oedtter Zoon, met eigen hand vermoordende, 't geene hy nugteren zynde te laat beichreide. Dies onzen Zalig- maker ons waari'chouwd, wagt u zelven, dat uwe herten met f etniger tyd bejwaart worden met Brajjeryen, ende dronkenjebap. Luc. 21:^:34. AlsookPaulus: endeword niet dronken in wyn, waar in overdaad is. Epb y. Het geene een yder wel behoord in agt te riemen, want God ook dit wee daar over uitroept: Weel den geenen die baar vroeg opmakende in den morgenjlond, fierken drank najagen, ende vertoeven tot in de fcheemeringe tot dat de ■wyn baar heeft verbittet. E/d. S'· ¼. 11. By alle lichame- lyke kwellinge en ongemakken, die de overdaad in den drank veroorzaakt, komt nog het zwaarfte, en dwaalt niet: nog en hoereerders tfc. nog dronkaards èfc. zullen bet Koningryke Gods beerven, 1 Cor. 6: í. ßï. Dat Alexander ftelde in vlam
Perfepolis: en voorts benam Aan Clytus 'c leeven, om zyn praat, Kwam by door drank in overmaat. DRON-
|
||||
Leerzame Zinnebeelden. 3?
DRONKENSCHAP.
|
||||||
De Heid'nen plaatften 't Tyger-beeii,
Gelyk een Ros voor Baèhus Wagen; Waar door haar toeleg is geweeft,
Den aard der dronkaards voor te dragen: Want overmaat in bier of wyn,
Doet meenig woelï als Tygers zyn.
C a Of1
|
||||||
3,6 Leerzame Zinnebeelden.
OP DEN WOUD-EZEL.
Â Õ den ongetemden Woud-Ezel, kan men beTvwa-
melyli den aardfchgezindeti menfch vergelyken: want gelyk God(by Job/de woeftheid des Woud-Ezels beichryit; Wie heeft den Woud-Ezel vry beenen gezon- den? ende wie beeft de banden des wilden Ezels geloji: die ik de wilderniße tot zyn buis be'feld bebbe, ende bet zil- lige tot zyhe wuoninge, by belagt bet gewoel der ftad < bet meenigerlei getier des aryvers boord by niet: dat by cpjpeurd op de bergen is zyn weide: ende by zoekt aller- j lei groenjei na. Job 59: v. 8. Zoo befchryft ook David
den godloo/.en. De godlooze roemt over den wenfcbz.yner ziele, by zegend den gierigaard, by laflerd den Heere. De godlooze gelyk by zynen neuze om boogfleekt, onder- I zoekt niet; alle zyne gedagten zyn, dat 'er geen God
is. &c, Pjahn 10: v. 3. Deze zyn als Woud-Ezels op der aarde, die zig niet bemoeijen, als zig in haar lullen te voldoen: de zulke zoude om het moes der vraeldfe vermaken (met E?au) het Hemels Eerltgeboorten Regt wel verkoopen, daar men behoort na het eeuwige uit te zien, en het Lam te volgen waar het ook gaat. Apoc. 14:50.-4. Den tydiiitkooptnde, deivylededagenboo! zyn, Epb. y. í éü. Doch Päuüklagtegrypthedendaags maar al te veel ftand: Veele wandelen anders, van de .•welke ik u dikmaal gezegt bebbe, ende nu ookiveenende zegge, dat ze i^yanden des kruice Chrifli zyn. Welker einde is bet verderf, welker God is de buik, ende wel- ker heerlykbeid is in baare febande, dewelke aardfebe dingen bedenken. Maar onzen wandel is in de Hemelen. Waar uit wy ook den Zaligmaker verwagten, namelyk den Heere Jejïim Cbrijlum. Pbil. q: v. 18. Den rouwen Ezau, zoet op jagt,
Zyn Eerilgeboorte Regt veragt: Zoo zynder meer, helaas! die d'Aard, Meer utnen dan den Hemel waard. AARDSCII-
|
||||
Leerzame Zinnebeelden. 3 f
AARDSCHGE21NDE,
|
||||||
RucMd ook deti Woud-Ezel by het jonge gras? Loeid
ds Osfe by zyn voeder? Job 6: v. f.
By 't jong gras riicheld de Ezel niet,
Nog de Osiè loeid niet by zyn voeder: Den ryken (als men veertyds ziet)
Denkt zelden om den Menfchen-hoeder, Die in het aardfch vind al zyn wenicli,
Dat's een Woud-Ezel van een meiiicb.
C s OP |
||||||
38 Leerzame Zinnebeelden.
OP DEN KAMEEL.
Ç Et laitdragende Dier den Kameel, legt zig gedul-
dig op zyn knien wanneer het geladen word, en kan ook ten æ waren lalt verre en lang dragen : waardoor het geduld, onder het geene God den menfeh oplegt, bekwamelyk verltaan word. Nademaal nudemenjebe tot moeite geboren is, gelyk baar de Jpranke der vierige kooien verheffen tot vliegen, Jobf'.v 7. zoo behoort dezelve, voot eerlt, geduldelyk te dragen alle lalt en zwarigheid die zyn oeroep, ampt, of waardigheid mede brengt. Ten andere, alle Icneldinge en lalter met een bezadigt gemoed verdragen, naar het Exempel Chrilli, die als hy gefcbolden würd, niet weder Jchold, en als hy leed, niet dreigde, maar gaf bet over aan dien die regtveerdelyk cordeeld. 1 Pet, 2; v. 33. Lyd ende myd; Lyd allerley fmaad,
Houd in-uw gedagten, De haat in u bluft,
Dees woorden aityd, En myd u van kwaad, Eu wild ze betragteu. Zoo leeft gy geruit.
Dit is nu voor zoo verre het aardfe of tydelyke belangt:
maar het vó'omaamJte daar het oerlenen van geduld met een heiligs onderwerpinge,-plaats moeten hebben, is on- trent de bezoekinge üods, op dat de beproevinge uwesge- looft , die veel koflelyker is dan des gouds't welkvergaat, ende door bet vier beproeft word, bevonde worde te zyn lot lof ende eere, ende beerlykbeid in de openharinge Jezu Cbrijti- 1 Pet. iiv.y. Vernedert u dan onder de kragtige hand Gods, op dat hy u verbooge tot zyndertyd, 1 Pet. s: v. 6. Zyt geduldig in de verdrukkinge. Rom. 12: í. é æ. Zaiig is de man die verzoekinge verdraagd, want als hy zal beproeft geweefi zyn, zal hy de kroone des levens pntjangen. Jac. 1: v. 12. Hoe dat gedult in lydzaamheid
Haar hoop op vatte gronden leid, Betoonde Joi>, dies hem de Heer, Gaf dubbej al 't verloorne weer. GE-
|
||||
Leerzame Zinnebeelden. 30
GEDULD.
|
||||||||
Die zyn kmice niet op hem neemt, ende my na volgt,
is jiiyns niet weerdig. Mattb. io: v. 38,
|
||||||||
Gelyk den rug eens Keemel Diers,
Gewoon werd pak en laft te dragen: Zoo kan geduld, vol yver viers,
Den menfch, in druk, ook onderfchragen. Gelukkig! die in tegenfpoed,
Draagt willig 't geen hy dragen moet.
C 4 OP |
||||||||
4<3 Leerzame Zinnebeelden.
OP HET HART.
Â Õ het voor-vlugtig Hart, 't geene vermoeid zynde,
invenis voor zyn dorlt zoekt, word het verlangen regt afgebeeld; en Gods woord brengt het Zinnebeel- dig zeer zoet over, (lellende de dorflige na de geregtig- beid, Mattb. ƒ: v. 6. Schreeuwende tot God als een Hart na de waterflroomen. PJalm 41: v. z. Voor al heeft dit ïyn waare geiykheid, als den menich een regt bezeffen heeft van de barre naarheid der woeftyne dezer wereld, daar dog geen waar voedfel nog lavenis voor een ge- heiligde'ziele is; daarom die zulks bevinden, mogen ie regt (met David) de volgende tedere zugtinge uitboe- ieirien: o God! gy zyt myn God, ik zoeke u in den dage- raad, myne ziele dor [let na u, my ç vleefcb verlangt na u, in een land dorre ende mat zonder^ inater. PJalm 63: v. 1. Hae lieflyk zyn uwe zvconingen, o Heere der Heirfcharen! myn ziele is begeerig, ende bezwykt ook van verlangen, na de /Voorhoven des Heeren: myn beste, ende myn vleefcb roepen uit tot den Uvendigcn God. Zelfs vind de Musjche, een buis, ende de S-walwwe een nejt voor baar, daar ze paare jongsken legt, by utve Aliaaren, IIE ER E der Heirjeharen, myn Koning, ende myn God. IFcigelukzalig %yn ze die in was buis vaoonén: zy pryzen u gefiadelyk. fieïa! PJalm 84. Ja welgelukzalig, die in de eeuwige Tabernakelen woonen zal·. Want ook in dezen zagten %vy, verlangende met onze woonjicede, die uit den Memel is, omr kleed te õ/oraen. 1 Cor. y. v>. 2. Wie regt verlangd:, met David heeft,
Na 't vogt dat Beti'hem bornput geeft, Dien§ zielen dorft gelest zal zyn, Ppor drank uit Betl'hems Heil-fontein. |
|||||
VER-
|
|||||
Leerzame Zinnebeelden. 41
VERLANGEN.
|
||||||||
Oelyk een Hart fibreeuwt na de isaterßroomen: ahat
fcbmuwt itiyne ziele tot u, ó God. Ρ Jahn 42: -ν. 2. |
||||||||
Zoo als een doritig Hart vermoeid 3
Sndd na fonceine en vvaterftroomen: is 't dat een bange>z.iel zig fpoeid.
Om tot dien Heil-fbntein te komen, Geopent voor 't regt Davids zaad,
't Geen zig alleen op God verlaat.
C 5 O?
|
||||||||
4·2 Leerzame Zinnebeelden.
OP DEN WOLF.
DEr Wolven roofzugt word niet r dan door liet
vleefch en bioed der onnoosle Schapen, verzadigt: Zoo legt het den gierigaart daar ook op toe, om den on- noosle te verflinden. Voor welke hoofdzonde Salomon ïyn Zoone zeer opmerkelyk waarfchouwt by den aan- vang zyner heilzame Spreuken, zeggende: mynZocne,. indien de zondaars u aanlokken, vêrwilligt niet: indien zy zeggen-> g^at met ons, laat ons loeren op bloed, êfc alle koflelyk goed zullen <iay vinden, onze huizen zullen wy met roof vullen &c. befluitende, zegthy^ 19. zoozyn de paden eens iegslyk die gierigheid pleegt Prov 1: v. 1 c. Deze fnoode zonde , de gierigheid , noemt Paulus aelfs Afgodery. Col 3: ν. ί· Hier door heeft ook Sauf het gebod Gods niet in agt genomen, wegens het ver- delgen der Amalekiten, maar heeft zig met den roof zoeken te verryken, daarom hem Samuel beltrafrende, vraagt, waarom dog bebt gy na deßemme des Heeren niet geboorte maar zyt tot den roof gevlogen, ende bebt ge- daan dat kwaad was in de oogen des tJeeren? ι Sam. 1 f. v. 19. dies men deze boosheid, en ook die ze oeffenen , wel mag vliedenr/^rmengi u niet met den gierigaart, en- de met den roovers. 1 Cor. f. υ 1 o Vooral moet men ten hooglten fchuuwen, die als Wolven in fchaapskkederen de kooi]e Chrifii beloeren. Joun, 10. en wel agt nemen op het fchynheilig bedrog, daar den Apoltel voor waar- fchouwt : want dit weet ik, dat na myn vertrek zware Wolven tot u zullen inkomen, die de kudds niet zuilen fpareni daarom waakt. Aclor. 20: v. 29. Vliegt Saul greetig toe den roof,
Hy toont daar door zyn ongeloof. Dog erger daar 't fchynheilig kleed, d'Onnooslc Wceuw en Wees opeet. ROOF-
|
||||
fyerzame Zinnebeelden. 43
|
|||||
Wagt u van de valfche Propheten, dewelke in Scbaaps-
kkederen tot u komen, maar van binnen zyn ze grypende Wolven, Mattb. 7: v. ij·.
De roofzugt is der Wolven aard,
Om den onnoosle te verbinden: ó Menfch! uw gangen dog bewaard j
Laat 11 ook op dit ipoor niet vinden. Een vrek en Pharifeisch geilagt,
Verbergt een Wolf ia 't Schaapen-vagt
OP
V |
|||||
44 Leerzame Zinnebeelden.
OP DEN VOS.
DOor den Vos word gemeenlyk de lift afgebeeld:
een daad, die in de gemeeneu omgang geen plaats behoorde te hebben, en welke in den geeltelyken wan- del onnut is: maar de verdorvendheidichatdeliit nueen oeffening van het verltand, dat hedendaags by veele voor een deugd doorgaat, zelfs de booze gelteltheid der men- fchen noodzaakt de voorzigtigheid veeltyds zoo verre té gaan, dat ze de naam van liltdragen mag. Gelyk zoo Saul van David getuigt: by heeft tot my gezeid, dat by zier lifieljfï pleeg te bundelen, ι Sam. 22: v. 23. dog die het getuigenis met dragen mag, het geene onzen Salig- maker aan Nathauaël gaf, ziet waarlyk. een Ifraè'lyt, in welke geen bedrug is, Joan- 1: v, 18 maar wel'het geene hy aan Herodes deed zéggen: Gaat beemnzegget dienFos, Luoil3: t. $ï, Dezelve zyn als aftetfeis van de lijiige Ji2iig. Gen. 3. De lilt fchryft den Prediker toe als een vrogt van "tuen a^ker der verbalterde natuur: dit bebte ik gevonden dat. God den menfcke regt gemaakt heeft, maar %y hebben veele vonden gezogt. Eed. y:v. 20. Daarom zegt David: ry overdenken dengantjehen dag liften. P/alm 38: v. 1.3. Maar die door den geelt der opregtigbeid bewerkt word , en tragt in eenvoudigheid zynes herte voor God te wandelen, zonder zyn Naaften, té verltrikken ofte te kort te doen, bevinden de waarheid dezer >bpreuke : een bedrieger zal zyn jagtvang niet braaden: maar bet koßelyk goed des menjeben is des vlytigeii, in bet pad aer geregtigbeid is bet leven. jProv. 12: v. 27. De lift, door leugen, heeft verleid
Ons aller moeder, dies verfpreid Zig loos bedrog in yders hert, Eer het van God gezuivert werd. LIST.
|
||||
Leerzame Zinnebeelden. 4J
LIST.
|
||||||||
liet brood des lengetis is den menfcke zoet: maar daar
fia zal zyn "mond vol zandfieénkens worden, Prov, iq: v. 17. |
||||||||
De fchrandVe Vos verbeeld de lift,
Èen daad gevaarlyk te gebruiken; Want vaak, die zig hier in vergift.
Moet onder fmaad of iirafFe duiken: Alleenig dborlog wil het wel,
Den Leeuw-huid, en het Vosfenvel.
OP
|
||||||||
4ó Leerzame Zinnebeelden.
OP DEN HOND.
O Ν der alle Dieren is de Hond het allergetrouwfle:
als die zyn Meeirer, by alle voorval, na zyn ver- mogen byuaat en zelden verlaat, waar door hy dezelve veeltyds van gevaar of ongemak bevryd, daar veel ex- empelen van zyn: het geen een voorbeeld den meniche ftrekt, om zyn vriend en naaiten by te liaan in nood en zwarigheid, want een vriend beeft t'aller tyd lief: en- de een broeder word in de benaawwtbeit geboren, Prov. 1.7: v. 17. dog diei zoodanige vrienden aantreft houd de- zelve wel in waarde, na de leflevanSalomon, eenman die vrienden heeft, beeft zig vriendelyk te houden: <want daar is een liefhebber die meer aankleeft dan een broeder. Prov. 18: v. 24. Zoodanig een vriend hadde David aan Jonathan, weikers _getr< uwigheid onweergadelyk was, op wien, voor David, deze ipreuke bevinaelyk waarag- tig was: Olie ende reukwerk verblyd bet berte: alzoo is de zoetigheid van iemands vriend van wegen den raad der ziele. Prov. ij:v. 9, VVyders zegt onzen Heiland: nie- mand beeft meerder liefde als deze, dat iemand zyn leven zette voor zyne vrienden. Joan. if: v. 13. En dit heeft gedaan de Amen, de trmweennuaaragtigegetuige, bet begin der Scheppinge Gods, Apoc. 3: v. 14! aan wicn wy wederomgetrouwigheid verichuldigtzyn; derhalve beware een yder het pand hem toevertrouwt na behoö- ren, op dat de Heere namaals hem ?.eggen mag : gygoede en getrouwe dieiifiknegt, over 'weinig zyt gy getrouw geweefl, over veele zal ik u zetten: gaat in de vreugde uwes Heeren, Mattb, z$: v. 21. Waar vond men ooit getrouwer man,
Als David had aan Jonathan? Zoo vindm'er in dees eeuw niet veel; Men agt zoo'n vriend vry een Juweel. GE;
|
||||
Leerzame Zinnebeelden. 47
GETROUWIGHEID.
|
||||||||
Zyt getrouw tot den dood, ende ik zal u geven de
kroont des levens. Apoc. 2: v. 10.
|
||||||||
Den trouwen huisbewaarder Hond,
Die fchier is 's menfchen mede makker. Vertoont getrouwheid in den grond.
Als zynde in allen onraad wakker: Die leerd de menfchen, in den nood
Getrouw te zyn tot in den dood.
OP
|
||||||||
4·8 Leerzame Zinnebeelden.
OP DEN HAAS,
Â Õ aldien den vreesagtigen Haas niet om rag, waar
door hy de fnelheid van zyn loop verhindert, hy zoude niet ligt gevangen worden : Zoo gaat het ook met ons menfehen, dewelke, door de ydele vreele van het tydelyse te verliezen, vertragen in de goede loop die wy loopen moeten. En in plaatfe dat wy met ernlt zouden iragten te ontvlieden bet verderf dat in de wereld is door-de begeerlykbeid. 2 Pet. 1: v. 4. zooiaten wy ons met de gulde Appelen der wereldfe goederen en ver- maken ophouden , als Ovidius febryft van den fnel- loopende Attalanta, dewelke om flryd tegens Hipomenes hopendei telkens de Guide Appelen, die by agter uit- •wierp, opraapte, waanende nog tyds genoeg overig té hebben, waar door zy eindelyk te kort jcboot, en over- wonnen wier d. Meta: Lib. 10. Daar wy behoorden met Paulus te vergeten dat agter ons is, en ons uitte (trekken tot bet geene voor ons is, om te jagen na den prys der roepinge die van boven is. Ñ bil. 3: v. 14. Maar ach! hoe ligt keert 7 ig den menfeh om, en gaat bedroeft weg met den jongeling die veele goederen bad. Mattb. 10; 'v.zi.' Daarom Chrifius deze leeringe en vermaning doet. Gedenkt aan bet ivyf Lots, Zoo wie zyn leven zal zoeken te behouden, die zal 't verliezen, endê zoo wie bet zelve zal verliezen, die zal bet in 'i leven behouden. Luc 17: í. 32. Niemant die zyn band aan de ploeg flaat. ende ziet na bet gegne agter is, is bekwaam lot bet Koningryke Gods. Luc. 9: í. 6æ. Onzalig lot! der Vrouw van Lotn*
Die de ydle vrees het leven knot; En lleekt een baak, op dat men niet* Aan God wantrouwende, onime ziet. YDE-
|
||||
Leerzame Zinnebeelden.
YDELE VREES. |
|||||||
+P
|
|||||||
Goed doet geen nut ten dage der Oerbolgentbeid: maat
de geregtigbeid reddet van de dood. Prov. i'i: v. 4. "Wat baat de fnélheid aan den Haas,
Wiens vrees door omzien, hem laat vangen ? Zoo is den menich, die 't hert aan 't aas
Van waerelds fchyn goed fteeds laat hangen, Die met Lots Wyf naar Sodorn ziet,
Het Hemels Zoär niet geniet.
D OP
|
|||||||
jo Leerzame Zinnebeelden.
OP HET PAARD.
GOd zegt by Job: Zult gy het Paard fterkte geven ?
■ kond gy zynen bals met donder bekleeden ? zult gy bet beroeren, als eenen Sprinkhaan? depragt van zyn ge- ■Jnuifis een verfcbrikkinge. Het graaft in den grond, en- de bet is vrolyk inzyne kragt: ende trekt uit de geharnafte te gemoete. Het belagt de vreeze, ende voord niet ontftelt, ende keert niet weder van wegen het fweerd. Tegen hem roteld den pylkooker; bet vlammig yzer der JpieJJe, ende der lance: met Jchuddinge ende beroeringe Jlokt het üe aarde op, ende gelooft met dat het is 't geluid der bazuine. In 't volle geklank der bazuine zegt bet Heaha: ende riekt denkrygvan verren, den donder der Vorften en'tgejuig, Cap. 'w-v. 22. Alle deze kragten zoude onnut zyn, by aldien het niet door toom en fporenge- breidelt en geregeert wierd , dan zoude het (letterlyk) waar bevonden worden: het Paard feild ter overwin· ninge ende bevryd niet door zyn groote fierkbeid. Pfil. 33: v. 17. Zoo gaat het ook met des mentenen geelt, zoo dezelve niet door tugt gebreidelt en door reden beiiïert word : gelvk de ervarentheid ons maar te droevigeWy- ken daar van geeft, fn veelewoelle, wulpfe, en on- gebonde mentenen. In tegendeel als de kriele luiten ge- temd en de hollende hartstogen gebreidelt zyn, en dat dees zaligfpreking kragt heeft: Welgelukzalig is de man, 6 Heere, dien gy tugiigt: ende die leert uit uwe Wet, PJalmw.v. 12. Dan zegt God van dezelve: Myne vriendinne ik gelyke u by de Paarden in den Wagen van Pharao. Cant. 1: v. 9. Manaiïè heeft God dank gezegt,
Dat zyne tugt hem bragc te regt: Den breidel van de tugt, de Jeugc Leid ter godzaligheid en deugt. 5 TUGT.
|
||||
Leerzame Zirmébeeldm.
Ô U G Ô. |
||||||||
Si
|
||||||||
£x.y.
|
||||||||
■nS^ * '^' eÄÄ' *B þáß niet Ö fowasrd ze;
want zy is uw leven. Prov, 4: v. 13.
De kragt van 't arbeidzaame Paard,
4oo toom en fpooren 't niet regeeren, Meer fchä dan nut den menfchen baard;
^00 ook de jeugt, haar geeft, in 't leeren, Uit eigen aard geen voordeel llrekt,
Zoo reen, door tugt, geen teugel trekt.
Da QP |
||||||||
f 2 Leerzame Zinnebeelden.
O Ñ D EN EZEL.
OVermits den Ezel dommeling voor lig heenen
loopt, en onbequaam tot leeringe, ganfch on- vernuftig is, zoo word de domheid daar door afgebeeld, dewyl het onverftand ook dommeling heenen drieft, ïonder tot regte kennis van zaken te komen. Wat ■vind men onder de menfchen ook meenige van die ileiU ooren, die, fchoon lange ter Studie geweeil zynde, i. nogtans botterikken van natuure blyven, en het oude fpreekwoord bewaarheden: Al zend men de Ezel na Parys,
Hy keerd nogtans al even ixys.
Alfchoon de zulke door overmaat van geld, veeltyds tot Eer - ampten of Bedieningen geraken, en om het kleed of ftaat ge-eerd worden, bevind men nogtans, dat, wanneer als haar t'eeniger tyd eens een van buiten geleerde reden ontfehiet, men zeggen mag: Heft de heenen van den kreupelen op. Alzoo is'eene Spreuke inden mond der zotten. Ñçí.é6:í,ç. Want als haar de fchool- leeriuge buiten gebruik raken , en het op verftandig redeneeren aankomt, dan ontdekt 7.ig haar natuurlyken inbörft. Gemeenlyk ziet men ook dat die geenen, welke (11a de verfieringe van Ovidius) met Midas wel zoude weiiichen dat al wat zy aanraakte goud wierd, dat zy ook (als hy) dwaaslyk oordeeleu dat het Boerfe Lied van Pan het verheven gezang van Apollo overtreft; ' dog wat wonder! alfliet gy den dwaas in een mortier, met ten flamper in bet midden van bet geflooten graan, xyne dwaasheid en zoude van bem niet <wyken, Prov. 17: v. ii. Uw domheids oordeel, Midas, ftrekt
Dat gy met fchaamte uw hoofd bedekt Wie welluir. en het goud bemind, Mee u ook Ezels ooren wind. DR ON,-
|
||||
Leerzame Zinnebeelden* f 2
DRONK EN SCHAP.
|
||||||
cjc.y.
Gelyk hy die een Edel geßeente in een ßinger bind^
ï,Éæïï is by, die den zot eere geeft. Prov. 16: v, 8.
Verciert en leert een Ezel vry,
Hy zal een dommen ileil - oor blyven: Zoo meenig ook, zet alles by,
Hun aart kan men niet ligt verdryven. Hoe veele paffen 's Tabbaarts praal.
Als de Ezels een vergulde zaal.
D 3 OP
|
||||||
£4 Leerzame Zinnebeelden.
OP DEN OS.
DAt de arbeidzaamheid door den Os verbeeld word,
is niet oneigentlyk, alzoo dezelve in veele Landen, onder het jok voor den ploeg, zeer werkfaamgebruikt worden: waar op Gods Woord fpeelt, ziende op het loon der arbeiders in het woord en in de leere, want de fchrift zegt, eenen dorj'cbenden Offe zult gy niet muyl- banden, ende den arbeider is zynen loon waardig, ι Tim, ƒ.· v. 18. Nademaal het nuookvanGodgezegtis: In't zweet uwes aanfcbyns zult gyu broodeeten, Gen:yv.\g. zoo betaamt het dat yder, in zyn beroep, alle naarib'g- heid toebrenge om regtmatig zyn brood te winnen, het welke God ook beloonen zal met het brood des be- fcheiden deels. Die zyn land bouwt zal met brood ver· zadigt worden: maar die ydele menfcben volgt zal met armoede verzadigt worden, Provt 28: v. 19 Om den Winter zal de lui]iaard'niet ploegen: daarom zal by bede- len in den Oogß, maar daar zal niet zyn. Prov. 20:^.4. ï)e ziele des arbeidzame arbeid voor hem zelven, want zyn mond buigt zig voor hem. Prov, \6:v. 28. In alle fmertelyken arbeias is overfchot. Prov. 14: v, 23. te weten in regtmatigheid met vergenoeginge, want die met een bedrieglyken band werkt, word arm: maar de band des vlytigen maakt ryk. Prov. 10: v, 4 Dog men moet hert en zin zoo niet zetten op het gewin, of men moet de IelTe onzesZaligmakers wel indagiig zyn. Werkt niet om dejpyze die vergaat, maar om dejpyze die daar blyft tot in bet eeuwig leven. J«an. 6: v. 27. Gaat Eliza! den ploeg verlaat,
En volg Elias na in itaat; God vordert u tot een Propheet yw arbeid in zyn bouw befteed. AR-
|
||||
Leerzame Zinnebeelden, j $
ARBEIDZAAMHEID,
|
||||||||
Als hr geene Offen zyn, zoo is de Kribbe rein: maar
doer de kragt van den Os, is der inkomflen veel. Prov. 14: v. 4. |
||||||||
Arbeidzaamheid en groot gedult,
Verbeeld werd door den Osfen leden: Leerd hier, ó menfch! hoe dat gy zult
Met vlyt, in hoop, uw tyd hefteden. En aan de Kribb', Gods-Raad, zoo wend,
Dat ge als den Os, uw Heere kend.
D 4 OP
|
||||||||
$6 Leersame Zinnebeelden.
OP Di KD E.
BY de Koe die veel melk geeft, maar met depoote»
weder omiloot, vergelykt men een winnend, dog^ met een, verkwi.iend menfch. Wanneer men eens, een JLand, Stad, of Huisgezin aanmerkt als een Lichaam^ ïoo is het geld aan te merken als het Bloed} wanneer het Zelve wel omloopt, zoo is het Lichaam {Huisgezin) wel geiielt, maar als het bloed {Geld) opgehouden word in lya vloeijinge door het hene {begeerte) zoo verkwynt het Lichaam {Huisgezin) en word log, luyendof: ofte wanneer het door boofe zweeren of Filtulle {l^erkwiftin· ge en Overmaat) die iteeds van Bloed en Euer {Gelden Middelen) loopen, gekwelt word, dan neemt het dap- per af: maar tot beide deze kwalen is behoorlyken raad voor, door Koppen {Milddadigheid) zal de Koortfe iGerigheid) verzagt, en door tydige latinge {Mede- aogendbeid) de Ζ weere ( Verkwijlinge) genezen en ver- betert worden. Wenfchelyk ware het dat yder tragte deze Etterbuylen (onzer verdorven natuure) die niet uitgedrukt nog verbonden zyny nog geene der zelve met die verzagtet is. Je/ vv,6. met olie der barmhertig- hei'd omtrent den Armen voor te komenen te genezen. Veele fpilpenningen mogen, met den verloren Zoon, overdadiglyk leven , dog zullen alle zulke genadige Vaders niet aantreffen, ó Dat den menfch leerde: om nu niet meer na de begeerlykheden der menfeben, maar na de wille Gods, de tjd, die overig is in het vleejcb, te leven. Jfant bet is ons genoeg, dat wy den voorgaande tyd des levens, der Heidenen viiile volbragt hebnen, ende gewandelt hebben in ontugtigheden, begeerlykheden, IrßJJerye, drinkerye &c. welke zullen rekenjehap geven den geenen, die bereid jlaat om te oordeelen de levende ende de dooden. ι Pet. 4: v. 4. Verkwister, haal vry 't zeil in top,
Vaart, ryd, en geef het werk de fchop, Tuifcht, hoert, als den verloren Zoon, JVlaar! wagt ook d'armoê tot uw loon. VERt |
||||
Leerzame Zinnebeelden. J7
VERKWISTING.
|
||||||||
Ook die zig flap aanfleli in zyn -werk, die is een
broeder van een doorbrenger. Prov. 18: v. 9.
|
||||||||
"Wat nut? al geeft de Koe veel melk,
"Wanneer zy ze omlloot met haar pooten: Zoo zyn der meenigte, dewelk
Hun winft als met de voeten ftooten: Dat zulke 't voorbeeld van de Koe
Zig pafte tot verbeefring toe.
D 5 OP
|
||||||||
58 Leerzame Zinnebeelden.
OP HET Ê ALF.
Ç Et wulpfe Kalf,, het geene dommeling. veel buiten-
fporige fprongen doet, is een regte afbeelding van de Jongheid, die door de verdorventheid der na^· taure, en door onerverentheid, veele onbedagte buiten- fprongen doet: daarom dezelve door tugt moet ge- breidelt worden, want de dwaasheid is in bet berte des jongen gebonden: de roede der tugt zal ze verre van hem weg doen. Prov. 22: í. é $. Daarom moeten de Ouders wel agt geven om de Jeugt, door tugt, wel te regee- ren, die zyne roede in boud, baat zyn zoon: maar die hem liefheeft, zoekt hem vroeg met tugtiging. Prov. 13:^.14. Leert den jonge de eerfie beginjelen na den eifcb zynes laegs, als by ook oud zal geworden zyn, zal by daar -van niet afwyken. Prov. 22: v. 6. Als de pligt der Ouders na vermogen al is waargenomen, bevind dog yder, als hy tot jaren gekomen is, dat hy, met David, reden heeft,- te bidden, gedenkt niet der zonden myner-jongheid, P/alm i$: v. 7. ó! Wat word dat gulde Kalf de jong- heid, van veele niet als aangebeden ! Wat word niet op der zelver frisheid en kragten geroemt, verhoovaar- digt en vertrouwt ! maar gy , ö Chrillelyke Jeugt! neemt deze waarfchouwinge des wyzen Salomon in agt, verblyd u, ó jongeling, in uwer jeugt, ende laat uw hert e u vermaken in de dagen uwer jongelingfchap, ende wan-> delt in de wegen uwer herten, ende in de aanfibouwinge uwer oogen: mnar wetet, dat God om alle deze din- gen, u zal doen komen voor het gerigt. Zoo doet dan 'de toornigbeid wyken van uw herte, ende doet het kwade weg van uwen vleefcbe, want dejeugt, en de jongheid ì ydelbeid. Eccl. 11: v. 9. Hoe dartel danfte 't Joodendoni.
Met Reijen, 't Gulde Kalf rondom: Alzoo Afgodisch eert veel jeugd. Haar jongheid ook. ö Ydele vreugd! JONG-
|
||||
Leerzame Zinnebeelden. S9
JONGHEID.
|
||||||||
Waar mede zal den Jongeling zynpad zuiver houden?
als by dat boud na ma woord* P/alm 119: υ. 9.
|
||||||||
Hoe ligt raakt 't Kalf, (dat niigtre vagt)
Vaak in ds floot, door kromme iprongen: ö! Dat veel-jongmans onbedagt.
Die wulpfen gang niet mede gongen! Hoe meenig raakt dus aan fcheepsboort,
Of in zyn Kalver-liefde fmoort.
OP
|
||||||||
6o Leerzame Zinneheeiden.
OP HET SCHAAP.
DOorgaans worden de uitverkoorene by Schapen
vergeleken in de Schriftuur: overmits het eender onnoozellte Dieren is, in het welke gantfch geen lift nog wreedheid w;«rdgevonden; daarom ook onzen Hei- land Jezus Chriitus daar ha genoemt word: ziet bet JLam Gods, dat de zonde der wereld weg neemt. Joan. i. v. 19. dewelke ook zyn uitverkoorene als Schapen noemt, want by is gekomen tot de verloor ene Schapen des Ruis Ijraëls. Mattb. 10: v. 6. Als mede tot de Hei- denen, om dezelve tot een te vergaderen : iä bebbe nog andere Schapen die van deze Jlal niet zyn: deze moet ik ook toebrengen ende zy zullen myne fiemme booren, ende bet zal worden een kudde, ende een Herder. Joan. 10: v. 16. Chriitus is die goeden Herder, die wanneer by zyne Schapen uitgedreven_ beeft, zoo gaat by voor baar benen, ende de Schapen volgen hem, overmits zy zyne ftemme kennen. Joan. 10: v. 4. Wie is nu die zyne (tem- me hoort? dan die ze betragt. Leert van my dat ik zagtmoedig ben en nedrig van herten. Mattb. 11: <o, 29. Die agter my wil komen, dié verloocbene bem zelve, en neme zyn kruis op, en volge my. Mare. 8·" v. 34. die deze itemme hoort ende opvolgt die kan zeggen, de Heere is myn herder, my en zal niets ontbreken, &c. Pfalm 23. Want bet Lam Gods, dat in 'i midden des Tbroons is, zal ze weiden, ende zal baar een leidsman zyn tot levende Fonteine der wateren: ende God zal alk tranen van bare oogen afwajfchen. Apoc. 7: v. 17. Wiens hert geen nyd nog wraakzugt heefr.,
Maar als een Schaap zagtzinnig leeft, En dus behoort tot Chrifti ftal, Geen helfche Wolfs-klaauw deeren zal. ON-
|
||||
Leerzame Zinnebeelden. 61
ONNOOZELHEID.
|
||||||
Myne Schapen boor en myne flemme, ende ik kenne
de zelve, ende æý volgen my. Ende ik geve baar bet eeuwig leven, &c. Joan. ßï: ü. 17.
Het Schaap verbeeld onnoozelheid,
Een van de grootile aller deugden. Volmaakt door liefde, die ons leid
Ten toppunt van volkomen vreugden. Wel zaligß die de loosheid haat.
En volgt het Lam Gods 3 waar 't ook gaat.
OP
|
||||||
6z Leerzame Zinnebeelden.
|
|||||||||
OP HET VARKEN.
|
|||||||||
Ç
|
Et Varken is het onreinfte onder de Dieren, zynde
zeer geil, gulzig en vuil: een regte teekening der |
||||||||
welluftige en ongebondene menfehen, die zig uitlaten
tot alle boosheid, en om alle onreinigheid gieriglyk te bedryven. Eph.q-.v.xy. Gelyk'er nu onder de Heidenen een overdadigen ontugt in zwang ging, zoo was 'er ook geen aangenamer fpyze onder haar, dan Varkens- vleefch; in tegendeel onder het Jodendom, het welke God afgezondert hadde tot een eigen volk, om rein te zyn in goede werken, was het zelve lirengelyk verboden. Deut. 14. om haar een zuiveren wandel af te beelden: Wy nu, die geroepen zyn tot heerlykbeid en tot deugd, 2 Pet. ô. ende die weten dat nog hoereerder, of on- reine, of gierigaart, die een afgoden-dienaar is, geen erfenis heeft in 't Koningryke Cbrifii: en Gods, Èpb. $: v. 5". hoedanig behoorden wy te zyn in heiligen wandelen' de godzaligheid, '1 Pet. 3: v. 11. en ons te beneerfügen om onze roepinge en verkiezing« vaft te maken. 2, Pet. 1: v. 10. Want God beef't ons niet geroepen tot onreinigheid, maar tot heüigmakinge. é TbeJ'. 4: v. 7. Zoo zal den Apoftel leeren: ik zegge, wandelt na den geeft, ende vol- brengt de begeerlykbcia des vleefch niet, &pc, de werken des vleejcb nu zyn openbaar: welke zyn overfpel, botre- rye , onreinigheid, ontugtigbeid, &c. Gal. 57 í. éü. Wy dan gewafjen en geheiligt zynde, 1 Cor. 6:í. it. laat ons met den gewaffene Zeuge niet isederkeeren tot de wentelrnge in bet Jlyk. 2 Pet. 2: v. iz. Wie vuil (gelyk een Varkens fnoet)
In welluft en onkuisheid vroet, Die werd gedreven als een beeil, Door 's Gadareeners tuimelgeelh ON-
|
|||||||||
Leerzame Zinnebeelden. 63
ONREINIGHEID.
|
||||||
Laat ons, ah in den άας, eerlyk wandelen; niet in
braßirye encle dronkenjcbap, niet in flaapkameren en ontugtigieden, niet in ïwifl ende nydigbeid. Rom. 13: ν, 13. De vuile luyheid van het Swyn,
dOnreine vuiligheid van 't Verken, Verbeeld ons hoe d'onreine zyn,
En den welluftige in haar werken. ö Menfëh! zyt nimmer hun gelyk;
Nog wentelt met den Zeuge in 't ilyk.
"OP
|
||||||
6± Leerzame Zinnebeelden.
OP DEN BOK.
GElyk als de ftootende en (linkende Bokken tegens
ae zaguinnige Schapen werden geftelt, 200 wer- den ook de godloozen, die, door haar wreedheiden Hinkende daden, een grouwel voor God zyn, van de vroomen ondericheiden, dewelke door een zagtmoe- digen wandel vrugtbare werken (als witie wolle) voort- brengen. Dus zegtDavid: gyzytgeenGod, dielufibeeft aan godloosbeid; de boozen zal by u niet verheeren. ï)e onzinnige zullen voor uwe cogen niet beilaan ? gy baat alle werkers der ongeregtigbeid; gy zult de leuge?ifpre- kers verdoen; van de man des bloeds ende des bedregs heeft de Heere een grouwel. P/alm y. v, y. Zelfs zegt Job, in het algemeen: wat is de menfebe dat by zuiver zoude zyn ? ende die geboren is van eene vrouwe, dat by regtveerdig zoude zyn? ziet op zyne Heiligen, zouae by niet vertrouwen: ende de Hemelen zyn niet rein in zyne oogen. Hoe veel te meer is een man grou- isielyk, ende Jilnkende, die bet onregt indrinkt als wa- ter? Job 15·: v. 14 tviaar van den Godloozen in het byzonder zeid de Schrift: het o f er der godloozen is een grouwel. Prov. 2:: v. ij. en haar iraat voorhandenee» * Jchriklyke verwagtinge des ooratels, en de bitte des viers, dat de tegenjtunäers zal ver [Linden, Heb. 10: v. 17. Vol- gens de ftophetie Enochs: Ziet de Heere is gekomen niti zyne veel duizend heilige, om gerigte te houden tegen alk, ende te ftraftn alle godloozen onder baar, van we- f en alle Mar gouluoze werken, die zy godlooslyk gedaan
ebben. Jud.v. 14. Indienderegtveerdige naauwlykszalig word, waar zal de godleoze, en de zondaar verjebynen? t Pet. 4: v. ib. Als ftootfe Bokken, norts en ftuur,
En voor God flinkend van natuur, Is het verworpen boos geilagt 't Geen een vervaarlyk oordeel wagt. VLOEK.
|
||||
Leerzame Zinnebeelden. 6$
VLOEK,
|
||||||
Dan zal hy zeggen ook tot den genen die ter flinke?*
band zyn, gaat weg van my, gy vervloekte in bet eeuwigi vier, 't welk den Duivel, ende zyne Engelen bereid is» Mattb. 2.5: v. 41. ö Schriklyk loc, rampzaal'ge ftand
Der boozen, by den Bok geleken, Geplaatft aan Chrifti linkerhand,
Die haar dit vonnis uit zal ipreken, Gaat weg vervloekte} gaat van hief 9
Voor eeuwig in het Heliche vief*
E ©J?
|
||||||
66 Leerzame Zinnebeelden.
|
|||||
OP DEN Á ÁÑ.
GElykerwys de Aapen, als zy op haar bezigde ïyn
in haar konlten of danslen, wanneer men haar Booten voorwerpt, als dan haren aard ontuekKen, den dans tiaaken, en na de nooten loopen: 'Zoo ontdek- ken haar de men'chen gemeenlyk ook, ichoon zy al uitterlyk een zedig uf ichoon gelaat tooneu, ah de ge- lcgentneid haar opdoet, yder loopt dan na zyn geliefde ot boezem- zonde, daar zyn naiuur toe lirekt, net zy heimelyk of openbaar. Want arglifiig is oet berte, meer dan eenig aing, ja doodlyk is bet, wie zal bet kennen? Jer. , 7: v. 9. Dog God, die de herten en nie- renbepreefc, Jer. éêü.æï. dien zal men niet beritgen, nou ontveinzen; want olie dingen zyn naakt ende ge- epeni, voor de oogen des geenen met welke <u;;y te doen hebben Lieb. 4. í. 13,;fcte bedrog der Gibeöniten zaI ons voor hem niec.b'aten : ons aatófche Siboktb va klapt ons: men mag zyn paarten dóór i'chynheiligheid trapten te moiïipen , gehk cie Phari-zeen Wee ugy Schriftgeleer- den en Pixirizeen . gy geveinsde: want gy cel de Imizen der weduwen op, en dat o'uierjcbyn van langt te bidden, Mattb. 23:<n. "14. Maar God ?al het de zulkeordentelyk voor oogen flelkn, Pfalrn^oiv.ii. ende baar deel zetten met de geveinsde. Mattb 14: v. j-i. O! dat de armen menfch zig zelfs maar niet bedroog! Zoo iemant riteend iets te zyn, (laar by niets is, bedriegt hem zelven in zyn gemoed. Gal. 6: v. 3. Nie?nant bedri'ge hem zelven: zoo iemant onder u dankt dal by wys is in deze wereld, die worde dwaas, op dat by ivys man vjardsn. Want de wysbeid dezer wereld is dwaasheid by God. é Cor. 3: í. 18. Die veinit (mee den Gibiöniet)
Voor God, die hart en ziel doorziet, Bedriegt zig zelfs, hoe fyn hy liegt, Geen menfch 't alziende oog bedriegt. SCHYN
|
|||||
Leerzame'' Zmnebeefäen. 6f
SCHYN BEDRIEGT. |
||||||||
Wagt u zelven voor de [uürdeéjjem (Ier PMrizèen
Welke is geveinflbeid. |
||||||||
Luc, iz: ν. ι*
'c Gerammel van den Okkernoot
Verbreekt den dans, en toonc ons d'Ap?iij" Door wyn, door weelden, en in nood *
ïs 't mee den menfch ook 200 gefchapen j De menfch blyfc menfch, offchoon liy vvoéi
D&n Aap verbergen in den mouW„
Ë- s ÖP
|
||||||||
6$ Leerzame Zinnebeelden.
OP DE KAT.
Β Υ den fnnepige Kat, die de Muis (als waare het tos
/traf) opeei , daar hy zclrs grooter dief is als de Muis, beelden de Poëten een onregtveerdig Rigter af: maar als wy menfchen, in 't algemeen, ons /el-en be.chüuwen, liaan wy met den zel-ve nici gelyk? Waf draaft men met Soilus den berijper, niet een pak vol van onzes naaiten gebreken, die wy met htm naauwkeu- rig weten aan'te teekenen, inmiddels dat wy onze eigene gebleken over het hooft zien , en onzen zak •waanen ledig te hebben: wy handekn onregt, eerlt moeii ons eigen oogegezuiven zyn, en dan naar onzens iiaajiens gezien. Matib, 7. Die de eerße is in zyn twifi- ζαακβ , jcbynt te^tveeräig; maar zyn naajten komt en onäerzoeH uem. frov 18: v. 17. Laat ons met den Pia- rizéui niet roemen op onze werken , maar met den 'iollenaar'liever zeggen: o God, zytmyzondaargenadig. Luc. iS . .Fiide rntt Lavid : Schept in my een rein berte, ,o God! ende vernieuwt in Hbinnenjievanmyeenenvajien ■Geefi. Pjalmft:V- \i. Hnoiiswagten van onzen naaften te ver-ordeeleii -.'daarom 2}'i gy niet te verontjehukü^en, o menjebe, wie gy zyt, die anderen oordeelt, want daar in gy anderen oordeelt, veroordeelt gy u zelven; wantgy die anderen oordeelt, doet dezelve dingen. Rom 2: ν. ι. En oordeelt met, op dat gy niet geoordeelt word, want met «weiit ooraeel gy oordeelt, zult gy geoordeelt worden. Mattb. 7: v. 1. Gy,wat oordeelt gy uwen broeder, ojte ook gy. wat veragt gy uwen broeder f want wy zullen alle vwr'den Rigterfioel Vürijtigepielt worden. Ram. 14:1;. iö„ Ziet Soilus noeft te Teek'nen weetT
Een's anders feile en 't zyn vergeet: Dog 't fchyn een algemeene plaag d'Eeni menfeh berispt den ander graag: '* OU-
|
||||
Leerzame Zinnebeelden, 69
O Ν R E G Τ.
|
||||||
Gy geveinsde, werpt eerß den balk uit uwe oogen: ea
■dan vat gy bezien , om den fplinter uit uwes broeders oogen uit ie doen. Mattb. 7: v. f.
De Kat, die 't arme Muisjen eet,
(Al is zyn dievery veel ligter Als van haar zelfs) beeld den Poëet
Af, voor een onregtveerdig Rigter: De balk in eigen oog men niet,
Maar wel zyn 's naaften lplinter ziet.
E 3 OS
|
||||||
7p Leerzame Zinnebeelden.
OP DEN ROT.
VT/Antieer de Rot afgebeelt word knagende aan papier
W of boeken, zoo verheelt zulKs de agteioosheid yan een Koopman, die zyn Comptoir niet nabehooren waarneemt: daarom het zelve te regt Zinnebeeldig voor de Defolate Boedels Kamer uitgehouwen ftaat. Het is beklaaglyk dat de levens vyze dezer eeuwe Pauli voor- ïegginge bewaarheid, dat in 't laatfle der dagen/potters komen zullen , die na baar eigene hegeerlykoeden zullen rwandelen. ι Pet. 3: v. 3. Meer liefhebbers der welluflen dan liefhebbers Gods. 2 Tim. 3: v. 4. Welker God is de huik ende welker heerlykbeid is in hare jcbande, dewelke pardfche dingen bedenken Pbil. 3: v, 19. die nietals van termaak weten, en zig weinig bekreunen of zy haar naalten verkorten, als zy maar grootè meelters mogen fchynen , niet beminnende dan de begeerlykheden des yleefcb, de begeerlykbeid der oogen, ende de grootsheid des levens, ι Joan 1; v. \6. Daar nogtans beter is die z~g gering agt en een knegt beeft, dan die hem zelven eert en des broods gebrek beeft. Prov 12: v. 9. Gelukkig, die yder het zyne geeft en met een burgerlyken ftaat te vre- den is; dog me ryk willen worden, vallen in verzöekin- ge, ende in den jirik, ende in veele {fwazeenfcbadelykß liegeerlykheden, welke de men/cben doen verzinken in Virderfen ondergang, want de geldgierigbeidis de wortel van alle kwaad, tot welke fommige luft hebbende, zyn afgedwaalt van bet geloove, en hebben haar zelve met foeele [inerte doorfleken. ι Tim 6: v. 9. Hoveerdigheid is voor de verbrekinge; ende hoogheid des Geefles voor den val. Prov. 16:1;. 18. 1 Hoe onregt den Rentmeeftcr fchreef
Nog 't meert der hoofdfom overbleef. IVlaar rneenig een nu 't kunsje kan, En geeft 'er naauwlyks tiende yan. VER.-
|
||||
Leerzame Zinnebeelden. 71
V E R L I ES.
|
||||||||
Baar is eem die zig zelven ryk maakt en niet mei
allen beeft. Prov, 13: v. 7.
|
||||||||
't Verlies, door tyd verzuim , verbeeld
Den Rot, aan 't knagen der papieren, Wanneer een koopman 't heerichap ipeelt
En alle dagen gaat pleiileren; Dan krygt de Schuldheer ligt in 't end,
Een Cesbrief,. of wel tien per cent.
E 4 OP
|
||||||||
7? Leerzame Zinnebeelden.
OP DE MUIS.
DE Muis is wel de grootfle vyand van den Oliphant,
om dat hy in derzelver inuyt influipen en hem dooden kan, daarom hy hem ook (volgens het getui- genis der Natuurlchtyvers) zorgvuldig voor dezelve wagt. Ja zelfs, wanneer een Muis haar voeder maar heeft aangeroert, zoude hy daar niet van willen eeten; dit verltrekt een voorbeeld tot Leeringe zig voor ge- Tsar te wagten. Want naar 't Oude fpreekwoord: Daar is niemand,
Zonder vyand.
Zoo zie yder wel toe, dat hy zyn vyand niet te klein Sgt, want daar by wylen geen magtis, daariszomtyds lilt, en de lagen zyn gevaarlyker ü3n openbaar geweld: ook mag men wel agt geven, om zyn naaftcninjukof boert niet te na te komen, alfchoon het een geringe zaak fchynt, want uit fchamper jok komt veeltyds wel ernft voort, en door een kleene vonk ontftaatfomtyds een groot vuur; een kleene belediging heeft meermalen groote vyandfehap veroorzaakt, of Haat over tot ge- veinsde vnëndlchap: 't geene erger dan openbaare vy- »udfehap is, gelyk Davia klaagt: want bet is geen vyand 4ie my boond: anders zonde ik bem hebben gedragen; t is myn hater niet die zig tegen my groot maakt, anders zoude ik my voor bem ver oor gen hebben; maar gy zyt bet, ö men/'cb! als van myn waardigheid, myn leids- man ende myn bekende. P/alm 5f: v. 13 Dies yderdng Toorzigu'g wandel in opregtigheid en liefde met zyn Iiaalten, om het zoet van deze Ipreuk te fmaken, als \emands wegen den Heere bebagen; zoo zal hy ook zyne Vyanaen met hem bevredigen, trov, 16: v. 7. Men iteun niet op zyn goed of kragt,
Nog al te ligt gevaar veragt: Pie zig, met Goliat verheft \νφ, vaak, ho? Davids flinger treft. GE-
|
||||
Leerzame Zinnebeelden*
GEVAAR. |
|||||||
ç
|
|||||||
Heere myn God , op u betrouw ik: Verloft my van
alle myne 'vervolgers, ende reddet my. P/alm 7: v. 2. Een Muis, hoekleen, dood dOliphant
Door hem in zyne frmyt te fiuipena En af te knagen 't ingewant:
De lift weet fterkte te onderkruipen j Dit leerd u, wie gy ook moogt zyn 5
Agt dog uw vyand niet te klein.
E 5 OF
|
|||||||
74- Leerzame. Zinnebeelden.
OP DE VLEERMUIS.
ZÖo als de Vleermuis het ligt haat en de duifternis
bemind; ..oo doet ook het oaverHandig neite dc-s 'tnenlciicn uit de natuur: gelyK /.00 Paulus rei. neert,
omdat zy God kennende, hem als God niet bebbenverueer· lykt nog gedankt, maar zyn verydeid geworaen in bare overleggmge en haar onverßanäig bene is verdüstert gewurden. Rum. ι: ν. z\. Zoo zegt ook Chriltus: Dit is bet oordeel, dat bet ligt in de wereld genomen is, ende de menfeben hebben de dwjternis liever geuad aan bel ligt: want bare werken waren boos , want een ygelyk die kwaad doet, baat bet ligt. ende komt tot bet ligt met, op dat zyne werken niet befiraft worde Joan 3: ν ίο. lil de/.e duiitere ge;ieldhe;d des gemoeds is Chriitus ge- I komen, als bet ligt, bet welk verligt een ygelyk men- fcbe komende in de wereld. Joan. 1:^.9. Jejus dan jprak
•wederom tot baar lieden, zeggende, ik ben bei ligt der we- reld: die my volgt zal in de duißerniße niet wandelm, 'maar zal bet ligt des levens hebben, Joan 8: v. 12. Een yder iy indagtig de vermaninge Pauli: gy waart eertyds duiflemis, maar nu zyt gy ligt in den Heere: wandeli als kinderen des ligts, want ae vrugt des geißs is in alle goedertierenheid, ende reglveerdigheid, ende waarheid, j beproevende wat den Heere welbeuaaglyk zy. · Ende bebt | geen gemeen je oap met de onvrugtbure werken der duißer- niße: maar beßraftze veel eer. Want bet geene beimelyk ψαη haar gej'cbied, isjcbandelyk ook te zeggen. Epb. $:v,$. Der dwaaze Maagden onverftand,
Te laat haar Lampen bragt aan brand: ö Menfch! houd dog uw lamp gereec, Wyl gy des ßruid'goms komft niet weet. |
|||||
ON-
|
|||||
Leerzame Zinnebeelden. 7 J
ONVERSTAND,
|
||||||||
De nagt is voorby gegaan, ende de dag is naby geko*
men; laat ons dan afleggen de werken der duiflernijje, «72 aandoe?! de wapenen des ligts. Rom. 13: í. ii.
|
||||||||
o! Onverftand, hoe haat gy 't ligt,
Gelyk een Vleermuis die het donker i Voor 't ligt bemind: en iluit 't gezigt
Voor deugds en waarheids hel geflonker. God, die ons ligt en Juifter iss
Haat alle werk der duiilernis.
Op
|
||||||||
7<S Leerzame Zinnebeelden.
|
|||||
OP DEN MOL.
GElyk de Mollen inde Aarde vroeten, zoo graaft en
vroet den menfch , in henydelyltenaaaidLchegoe- deren, wanende daar zyn genoegen in te vinden, nok verlultigt tig het vleefch Sier in, dog de ziel van verhe- vener befchouwinge, vind geen ruit nog genoegen dan iu God. Het gebod, gy zult liefhebbenden Heere uwe God, met geheel uw berte, ziele, enverjland. Mattb u:v37. brengt mede, dat niemand kan twee Heeren dienen, of by zal den eenen baten en den anderen liefuebben , of by zal den eenen aanhangen, ende den anderen veragien Gy kont God niet dienen ende den Mammon, daarom verga' dert u geen/chatten op der aarden, daar ze de motte ende de reeft verteert, en daar de dieven dotrgraven en flee· len, maar vergadert u (chatten in den Hemel, daar ze motte nog roe/t verderft, nog daar de dieven doorgraven en fleelen. Want waar uw fibat is, daar zal ook uw berte zyn. Mattb. 6, Derhalveri zegt i-^hriitus: kinderen ooe zwaar is bet, dat de gesnen die op bet goed baar betrouwen zetten, in het Koningryke Gods ingaan ? Mattb. ι ο; v. 24. Zalig zyn ze die met Petrus zeggen können: ziet wy heb- hen alles verlaten, en zyn ugevoigt, tvat zal ons gswor» ëen? Dien zal Jezus antwoorden: voorwaar zeggeiku, dat gy die my gei'o'gt, zyt in de wedergeboorte, wanneer de Zoone des Menfcben zal gezeten zyn op den Tbroon zy- ner beerlykbeid, dat gy ookzult zitten op twaalfThroonen, en oordeeien de twaalf geflagten Ifraëls, ende zoo wie zal verlaten hebben , buizen , of broeders of zzifiers, &c. mi myns naams wille, die zal honderd fout ontfangen, §nde bat eeuwig leven beerven. Mattb. 19: v, 27. Verblinden dwaas! vergaarc vry goed,
Zeg tot uw ziel, zyt welgemoed: . Maar denkt, wac luid die item onzagt, Men eifcht uw ziel in dezen nagt. VER-
|
|||||
Leerzame Zinnebeelden. *ι%
|
|||||||
Maar God zeide tot hem; gy dwaas, in deze nagS-
zal men uwe ziele van u afeijfcben: en 't gerne gy bereid bebt, wiens zal bet zyn ? Luc. 12: 11. 10.
|
|||||||
Als blinde Mollen vroet den menfch,
In 't ilyk en iïof der aardfche goedrren En graaft daar na met kift en wenfch}
Als of 't voldoen kon de gemoedVen: 6 Neen! God is het hoogfte goed,
Die dog alleen de ziel voldoet.
OP
|
|||||||
78 Leerzame Zinnebeelden
OP DEN BEEVER.
Β Υ de Beever, wiens lyf vleefch en wiens Haart vis
is, en overzulks naauwlyk geheel onder de Die- ren, dog onder de vhTchen ganfch niet, mas* gerekent worden, kan men de Mtjäntropes, menfchen-haters of fchy η heil igen, wel ver^elyken, die met een gefroiitt voorhooft zig als verlchuilen 4 en af keerig van de men- fchelyken omgang, alle gezelfchap ganfch affnyden; als of het eetlyk vermaak en byeenkonilt ongeoorloft was, en alzoo wyzer willen zyn als onzen Zaligmaker, die (in het vleefch iynde) wel op maaityden is geweeft. Zelfs op de Bruiloft totCanaanin Galilea. Joan. i:v. i. Zoo vermaant ook den Apoitel, Judev. 12. vanLiefde* maaityden, maar'veele (van die St. jayns gallen) dun- ken zulks te aardfeh voor haar beli.aan in het Bur^erlyke; en na den Godsdienlt zoo ingetogen willen fchynen, dat ze zelfs van middelbare zaken, ja veeityds vanbeu- felingen, gevallen der confeientie willen maken: daar mogelyk (ondervvyle) dit wee wel ophaarpalt. ÏVeeu gy Schriftgeleerde en Pharizeen,gy geveinsde, want gy zyt de wit geplaafterde graven gelyk , die van buiten •wel fchoon J'cbynen, maar van hinnen zyn ze vol doods· beenderen en alle onreinigbeid, alzoo ook jcbyntgy wel den menjchen van buiten regtveerdig, ma-.tr van binnen zyt gy vol geveinjlbeid en ongeregügbeid. Mattb z^-.v.iy. J3eter betaamt het den menfehe. de leilè Chrilti in agc te nemen. Laat mv ligt alzoo J'cbynen voor df men;eben, dat zji uwe goede werken mogen zien, ende uwen Vader die in de Hemelen is vemeerlyken, Mattb. 5: v, tó. d'Afkeer'ge, doon fchynheiligheid,
liegt Pharizeus leven leid: Het wit geplaaiterd graf gelyk, Vol ftank en beenen van een lyfe. AF-
|
||||
Leerzame Zinnebeelden. ãö
AFKEERIGHEID.
|
||||||
■
ßß bet dan niet goed, voor den menfcbe, dat by eeteende
dringen, ende dat by zyne ziele bet goede doe genieten irt zymn arbeid? ik bebbe ook gezien dat zulks van de bartê Gods is. Ecclef. é: í 24.
De Beever met zyn Visfen-ftaart,
Verfchuik zig aan den boord van 't watery En leeft als tusfchen vogt en aard:
Dit beeld ons af een menichen-haacer, Die aller vreugden vyand is,
, ^'at, is'er aan ? nog vlees nog vis.
OP
|
||||||
$0 Leerzame Zinnebeelden.
OP DEN BONSING.
BEhalven dat de Bonfing roofzuatig van aard is, geeft
ook een gruwelyken Itank van zig: Zoo beliaan Wy menfcnen ook uit de natuure , voor God; want 2edert de eigenliefde in den menfche (land gegrepen heeft, is het her te geneigt geworden, om alles voor haar zelve te begeeren: waar door het roofzugrïg op aardfe goederen 'aait; daar men alle liiten en lagen toe aanleid om dezelve aan zig te trekken, en zyn iuallen te ontvreemden ; het welke zoo fyn in zyn werk gaat, dat het al een verllandig menfch moet zyn, die zulks miporen kan , dog als men het gebod : Hebt uwe maften lief als ww zelven. Mattb. n: ν w. ende dit, zoo gy wilt volmaakt zyn, gaat beenen verkoopt uw aoed ende geeft bel den armen: ende gy zult eenjcbat hebben in de Hemelen. Mattb. lo.-ü.zr. eens met ern« tot een toets- ileen neemt, en als dan onze hand indebof zemfteken, wie zal ze daar niet melaats weder uithalen? en zig fchuldig bevinden. De gierigheid, of baatzugt, vrug- ten vati e;genliefde, zyn de wortels van alle ongereg- tigheid , nyd , haat, bedrog , &c. waar door den menfch (linkende voor God word; daarom David met re^te zegt: Gy zyt geen God die lufl beeft aan godloos- beid , de bonze zil by u niet verkeeren , de onzinnige zullen voor uwe oogen niet bejtaan, gy bmt alle wer- kers der ongeregtigbeid, gy zult de leugenfprektrs ver- doen , van den man des bloeds ende bedrogs beejt de Heere een grouwd, Ρ [alm ƒ: v. 4. Dat God de eigen - liefde haat,
Waar uit bedrog en nyd ontihat, Getuigt zoo meen'gerhanden Wet, Als God den baatzugt heeft gezet. GR OU-
|
||||
o
|
||||||||
Leerzame Zinnebeelden.
G R O U W E L. |
||||||||
8r
|
||||||||
rJc. ~?
|
||||||||
ï)e isieg der godloozen is den Beere eengrouwel, maaf
dien diegeregtigbeid najaagt, zal by liefhebben, Prov, iy: v. 9. De Bonfing, van een roofzen aard,
Stinkt boven dien ook gantfeh affchouwlyk, Dien menich die roovend goet vergaart:
Stinkt, door zyn daden, voor Godgrouwlyk. Maar ach! als yder zig beziet,
Wie ftinkt dus (met den Bonfing) niet.
F OP |
||||||||
Sz Leerzame Zinnebeelden.
OP HET CAMELEON.
Η Et Cameleon eet of drinkt niet, maar leeft by het
in en uitlaten van delugtT die het zomtydsinhaale en verandert 'tig van verw na de coleur der dingen daaF het omtrent is, uitgenomen het rood en zuiver wit, na degetuigenis der Natuurkundige. Zookan men depluim- itrykers aanmerken; zy voeden haar met wind van ydele eere, en leven door de lugt van hoop op vergeldinge. Ook veranderen zy haar gelaat, en flellen-haar gebaarden zoodanig aan, als zy merken dat het voorwerp van haar gevley bebaaglykft is; uitgenomen in het rood, van openbare vyandfchap, of in het wit, van opregte vrede èf vi iendfehap: want toorn en regte vriendl'chap ver- delgt pluimftrykery, alzoo het een daad van geveinftheid is. Zy /preken valsheid een yder met zyn naaflen, met vleijmde lippen, xy /preken met een dobbel herte. Pjalm li: v.z. Daarom de Keizer Sigismundus een pluymÜry- Iser eeu oorband gaf; en wanneer deze aan zyn Majefteit vroeg na de oorzaak van de flag, zoo antwoorde dezelve, ivaarombyt gy my? nadien deze vleiaard hem Godlyke eere wilde toefchryven. Het ware te wenfehen , dat dit gedrogt uit de menfchelyke omgang geweertwas, of dat het alleen aan de Hoven, als haar eigen weide, gevon» den wierd, dan zoude het meenig een niet befchadigen, •want een man, die zyn naaflen vleid, fpreid een net uit voor deszelfs gangen. Prov. 29: v, y. O ! dat yder met Paulus zeggen kon: alzoo /preken wy, niet alsmenfcben behagende, maar Gode, die onze herten beproeft, wajii wy hebben nooit met pluymflrykende woorden omgegaan, geïyk gy weet, nog met eenig bedekzel van gierigheid: Go'a is getuige. Nog zoekende een uit menfihen, ι tbéjf. 14 v: 4. ö! Baatzugts zoon, pluimftrykery,
Gy waand het liegen ßaat u vryr Wanneer het voordeel geven kan: Maar als God waarheid zoekt, wat dan? PLUYM-*
|
||||
Leerzame Zinnebeelden. 83
PLUYMSTRYKERY.
|
||||||||
Peelefineeken bet aangexigt de; Princen; ende een y der
is een vriend, den geènen, die giften geeft. Prov. 19: v. 6, |
||||||||
't Cameleon leeft by de wind;
't Verandert in verfcheide kleuren, Van daar 't pmtrent is; dit bevind
Men aan de Hoov'ling te gebeuren; Hy leeft by wind van ydele eer,
En ftelt zig aan gelyk zyn Heer.
F 3 OP
|
||||||||
§4 Leerzame, Zinnebeelden.
OP DEN ZALAMANDER.
ZOo als de Zalamander in het vuur beilaan kan, zoo-
.können ook de geloov ige belhau in hei vaur der ver- drukkinge: want zelfs is dit dog hau; deel in dit levert. In d^'Vüertld zuil gy verdrukkmge hebben, ?mar hebt goeden,moed., ik bebbe de wereld overisaonwn Joan. 16: v. 33. Het is nut, nu een we zoo bet noo.iig is, beproeft zynde door meemgerlei verz ngen: op dataebe-
proevinge uwes geloofs, die veel κ<}t>d\. ter is dan desgouds 't welk vergaat, ende door bet vuur berroeft word, be- vonden worde te zyn, tot lof, ende eere, ende beerlyk- ieid, in de ofenbarivge Jefu Cbrifti. 1 Pet 1; v.- 6. Het lyden (fchoon 't niet zagt en is
Voor 't vleefch) geen itraffe t'agten is;
Als in des ziels betragtenis.
't Geloof vol liefdens kragten is,
Door Chriili doods gedagtenis,_
In hoop op 't geen te wagten is.
Derhalve geliefde, boud u niet vreemt over de hitte der
verdrukkinge onder u, die u gefcbied tot verzoekinge, als »f u iet vreemds over kwame, &c. dog dat niemant van ii en lyde als ten doodflager, of dief, of kwaaddoen- der, ofte als een die bem met eens anders doen bemoeit. ι Pet. 4: v. 12. maar gelukkig, zoo wy met Paulus, die kragtige uitdrukkinge, van vertrouwen enoverwinnin- ge, können gebruiken: tok zal ons fcbeiden van de lief- de Cbrifti? verdrukkinge, of benaauwtbeid of'vervolgin- ge, ê?c. in dezen alle zyn ivy meer als overwinnaars, door bem die ons lief gebod beeft x Rom, 8: ν. 3ί. Geen vuur verveelt Laurentiüs
Die, door 'c geloof verfterkt; aldus Sprak, 't is op deze zyde gaar, Keer om tiran, en eet nu maar. VER-
|
||||
Leerzame Zinnebeelden. 8 f
VERVOLGINGE.
|
||||||||
Ende niet atkenlyk dit, maar wy roemen oek in de
verdrukkinge. Rom. f. v. 3.
|
||||||||
De Zalamander, 200 men zegt,
Die kan beftaan in vuur en hitten : Zoo zyn ze die Gods liefde opregt s
in een getrouw rein hert bezitten: Het liefde-vuur is 't dat hen. voed,
Zy leven in verdrukkings-gloed,
F 3 OP
|
||||||||
85 Leerzame Zinneheeläen.
|
|||||
OP DEN EGEL.
DE Ouden verbeelden door den Egel, ineen gerolt,
leggende op den Altaar, een man, diegewapent met de deugt, alles kau verdragen: een voorbeeld van lankmoedigtieid; deze vind haar vaiiigheid en fterk- te in de hoofd-deugd de liefde, dewelke Paulus heer- lyk beichryft. De liefde is lankmoedig, zy is goeder- tieren , de liefde is niet afgunjiig, de liefde handelt niet ligtvaardelyk, sy is niet opgeblazen. &c. Zy verdraagt alle dingen, ι Cor. 13: ν. 4. Hoe kragtig heeft dat Jo- feph betoont omtrent zyn Broeders, wanneer dezelve voor hem kwamen om Κ oom van hem te koopen, niet gedenkende, en haar vergevende al het kwaad dat zy hem gedaan hadden, ö Wonderlyke lankmoedig- heid ! de lankmoedige is groot van verjland: maar die baaflig is verheft de dwaasheid. Prov. 14: v. 29. Dus vermaant ons den Apolrel Jacobus: weeft gy ook lank- moedig , ver fier kt uwe herten : want de toekomlle des Heeren genaakt, &c* myne Broeders, neemt tot een exempel 'des lydens, ende der lankmoedigheid v de Pro- pheten , die in den v.aame des Heeren gefproken heb- ben. Ziet wy boudenze gelukkig die verdragen. Gy hebt de verdraagzaamheid Jobs geboort, ende gy hebt bet einde des Heeren gezien, dat de Heere zeer barmhartig is ende een ontfermer. Jac. y. v. 8 Een grimmig man zal gekyf verwekken: maar de lankmoedige zal den iwijt Jiillen. Prov. 15: v. 18. Onderfteunt de zwakkei zyt lankmoedig tegen alle, 1 Tbejf. $: v. iy. Lankmoedigheid, ó edele deugd!
Wac is'er dat gy nier, vermeugd? Nog nyd, nog nood kan u befcha'en, Dit wyft het voorbeeld Jofephs aan. LANK-
|
|||||
Leerzame Zinnebeelden. 87
LANKMOEDIGHEID.
|
||||||||
De lankmoedige is beter dan de ßerke; ende die beerfibe
wer zynen geefi, dan die eenflad inneemt. Prov. 16: v. 32. |
||||||||
Een Egel tot een kloot gerold,
Die alles afltuit op zyn pennen; Vertoont een man, die, hoe gefoldf
Zig tot verdraagzaamheid kan wennen. Denyd, de lafter, of verdriet,
Verzet een deugdzaam inborit niet.
F 4 OP
|
||||||||
88 Leerzame Zinnebeelden.
OP DEN MIEREN-EETER.
Ç Et dier Tamandua in Brazil, en by ons Mieren-.
eeter genaanu , heeft een lange ronde tong, als een dikke bas-inaar, dewelke het iteekt in de nelten der Mieren, waar aan dezelve gaan zitten, en door het fchielyk inhalen der tonge van hem worden ingeflokt: Wat zynder thans, onder demenfchen, veele die men met regt Mieren - eeters mag noemen, nadien zy door haar looze tong den arbeidzamen, en eenvoudigen, als Mieren, opeten: het zy met hen hare arbeidsloonen te beknibbelen, ofte in regte, en daar buiten, door de loosheid van een vleijende of bedrieglyke tonge te ver- derven, daar duizende kunsjes op zyn, om zig van eens anders bloed en fweet te voeden, David zegt van de zulken: Zy mergelen de lieden uit, zy/preken booslyk van verdrukkinge. Pjalm 73: v. 9. Die hare tongen /cberpen als een zwaard, een bitter woord aanleggen als barepylen. P/alm 6ã. í 4. Uwe tonge denkt enkel Jcba- de: als eengejlepen/cheermes, -werkende bedrog, gy hebt bet kzvade liever dan het goede, de leugen dan de gereg- tigheid te /preken, Sela! gy hebt lief alle wuorden van verjlindinge, ende een tonge des bedrogs P/alm yi: í 4. Uwen mondßaat gy in 't kwade, ende uwe tonge koppelt bedrog, gyzit, gy/preekt te» en uwen broeder, legenden zoone uwer moeder geej't gy lajteringe uit. Deze dingen doet gy, ende ik zwyge: gy meind dat ik 't eenemaal ben als gy: ik zal u Itraffen en zal het ordcntelyk voor uwe cogen flellen. Fer/taat dit dog gy Godvergetene: cp dat ik niet ver/cueure; ende niemand redde. Spreekt Gcd, Pjalm yo: v. 19. ö Boosheid van een looze tong,
Wat doet gy meenig Wolven-iprong! Gy veinir, gy liegt, verraad 'er by, Uw lilt itrekt meelt tot fchraapery. LOO-
|
||||
Leerzame Zinnebeelden. 89
LOOZE TONG E.
|
||||||||
Die de weduwen buizen opeeten, en onder eenen fcbyn
lange gebeden doen: dete zullen zwaarder oordeel ontfangen. Luc. xo: v. 47. |
||||||||
De Mieren-eeter met bedrog,
2yn lange tong ileekt in haar nesten, En eet ze: \ gaat zoo daaglyks nog
By veele menfchen, die haar mesten Door'n looze tong, wiens vlees en bloed
Van weduwen en weezen voed.
F 5 OP
|
||||||||
pa Leerzame Zinnebeelden.
OP HET EEKHOORNTJE.
WAnneer het Eekhoorntje uit zyn adem geloopen
is in zyn kouwtje , wat heeft het gevordert ? Zoo mag men met regt van al de bezigheden der men-' lenen mede wel vragen : dewelke ook , als in den i kouw des omwentelenden tyd j daar de dagen en nag- ten de traliën van zyn, (leeds omdraven, de kinds- heid werd in een onnoozele en onngtzame woelinge onnut doorgebragt. De jeugt ende jonkheid is ydelbeid. Ecckf n: v. 9. Want als de Jongeling zig daarin verblyd zal heabeu, zal God hem daarem dom komen voor bet gerigte, ibid v. 8. In de Mannelyke jaren mag men vragen: Heeft niet den menfcbs eenen flryd op der aarden, ende zyn zyne dagen niet als de dagen des daglooners? &c. 'Job 7; í. é. Vergadert hy goe- deren , wat heeft hy 'er van ? dan het genot der oogeii, en z} doen geen nut ten dage der verbolgenibeid. Prov. 11: v\ 4. Zelfs in veel wysheid is veel verdriet, ende die we- tenjcbap vermeerdert, die vermeerdert /inerte. Ecckf. 1: i). 18. Derhalven dan, de wyze Prediker hebbende ge- vraagt, 'mat voordeel beeft de menfcbe van alle zynen ar- beid, dien by arbeid onder de zonnet Ecckf. 1: v. 3. zoo befluit hy eindelyk , na dat hy alle de ydelheid der inen- fchelyke woelinge hadde onderzogt, van alles dat ge- boort is, is bet einde van. de zake: i^reefi God en boud zyn geboden , want dit betaamt alle vienjcben. Want God zal yder werk in bel gerigte brengen, met al dat verborgen is, bet zy goed, of'tzykwaad. Eccl. n:v. 13. Met regt befchreir. hier Heracliet,
Der menfchen woeling en verdriet; Terwyl een Democriet belagt Des werelds rykdom, eer, en pragt. Õ DEL-
|
||||
Leerzame Zinnebeelden. 91
YDELHEID.
|
||||||||
Tdelbeid der Tdelbeden, zeid den Prediker, ylelluid
der ydelbeden, Η is al ydeibeid. |
||||||||
't Eekhoorn, al loopt het nog zoo fnel
In zyn rond-draijend traali-kouwtje, En vordert niet: begrypt mea 't wel,
Den menfch trekt meê aan zulk eentouwtje*. Hy draaft, hy rold in d'ydelheid,
En wat '3 dog van zyn bezigheid?
OP
|
||||||||
ñ 2 Leerzame Zinnebeelden.
OP DEN AliMELYN.
Ì En fchryft dat de witte Armelyn (die men ook
Hermyn of Hermelyn noemt) zoo byzo;ider zorg- vuldig is, um zig onbeihiei eu zuiver te bewaren, dat hy liever fterven, dan zig bezoetelen zoude: ouds her heen inen het zelve het Maagden-wapen gehouden, doch het is inzonderheid een ar'aeeldzel, of voorbeeld, van een opregt Chrilten , die gereinigt door bet bloei Cbrifli, é Juan, é: í. ç. zig zelven rein en onbej'met moet bewaren van de wereld. Jac. é: v. 27. Maar nademaal dit geen vru«t van onze eigen akker is, zoo laat ons op den overjten leidsman en voleinder des Geloofs Jejüm Cbrijtvm zien, Heb. 11: v. 2. die bem zelven voor ons beejt overgegeven., op dat by ons zoude verlojfen van alle cngeregtigueid, ende bem zelven een eigen volk zonde reinigen, yverig in goede werken, 'iit.i-.v.n. dewelke, na aai by de reinigmakinge onzer zonden door hem zelve te wege gvbragt heeft, is gezeten aan de regterband der Majeßeit in de boogjte Hemelen. Heb. i:v. 3. Waardoor wy tot kinderen üods geworden zyn, derhalven Joan- nes zegt: geliefde, nu zyn wy.kinderen Gods, endehetis nog met geopsnbaart wat wy zyn zuilen. Maar wy we- len, dat als by zal geopenbaart zyn> wy hem zullen gelyk wezen: want ivy zullen bem zien, gelyk by is. Ende een ygelyk die deze boope op bem beeft, die reinig bem zel- ven, gelyk by rein is. é Joan. 3: v. 2. Dat een ygelyk van- u wete zyn vat te bezitten in beiligmakinge ende eere. 1 'IbeJJ. 4: v. 4. Nademaal dat zalig zyn de reine van berte, want zj zullen God zien. Mattb. j: v. 8. De proef gedyd een vrouw tot baat,
• Die vry is van 'c berigte kwaad: Wel dien, die'n eerlyk leven leid, Als ChriiH Bruid, in reinigheid. REI-
|
||||
Leerzame Zinnebeelden.
RE IN IG Η EID. |
||||||
Die bare kleederen niet bevlekt hebben, zullen met mj
'aandelen in ivitte kleederen : overmits zy bet weerdfg 331«. Die overwint die zal bekleed meerden met isiüis kleederen, &c. jfpec. 3: v. 4.
Den Armelyn bewaard zyn wit,
Gancfch onbefmet: regt Maagde-wapen: Ook van die'n reine ziel bezit,
Tot heerlykheid en deugt gefchapen; Wie onbevlekt zyn tyd befteed,
Praalt namaals in liet witte kleed.
OP
|
||||||
ñ {. Leerzame Zinnebeelden.
OP HET KONYN.
Â Õ het verfchuilende Konyn, het geene de Hoven
berooft, kan men de dieven vergelyken, die mede vreesagtig, voor het Geregt, zigvertchuilen: alzoohet gebod, Gy zult niet Jteelen. Deut. y:©, ro. haar over- tuigt, als die zulke dingen doen, (haf waardig zyn; dog het waar te wenfchen, dat'er geene waare die haar aan- moedigden, door haar als ie dekken, dan zoude het oude f'preekwoord veelzins waar bevonden worden. Wann 'er geen heelden. Baar waren geen Jteelders. Dat deze menfchen dagten, die met een dief deelt, baat zyne vele, by boort eenen vloek ende by geeft bet niet te kennen, Prov. 24: v. 29. zy zouden de volgen- de beftramnge Gods, in dit iluk, niet onderhevig zyn: wat hebt gy myne inzettinge te vertellen? ende neemt myn verbond in uwe monde ? dewyle gy myne inzettinge ba- tet , ende myne woorden agter u benen werpt; indien gy een dief ziet, 200 loopt gy met hem, P/alm so: í. \6. Dezulke zyn, zoo wel als den dief, deze vloek onder- worpen: Uit is de vloek', die uitgaan zal over bet gant- Jcbe Land: want een ygelyk die fleelt zal van bier uit- geroeit worden, desgelyks een ygelyk die valfchelykzweert zal van bier uitgeroeit worden : ik brenge dezen vloek voort, fpreekt de Heere der Heirfcbaaren, dat by kome in bet huis des diefs. Zacb. ƒ.· v. 3. Die gefiolen heeft- en fleele niet meer, maar ar beide liever, werkende dat goed is inet de banden, op dut by bebbe mede te deelen, den geenen'die nood beeft. Epb. 4: v. 18. Om diefftal Achan moeft van kant,
Mee wyf, met kind, mee haaf verbrant. 6 Helfche heb-luit! nooit verzaad, Wat legtge grond toe alle kwaad. DIEF.
|
||||
Leerzame Zinnebeelden. 9 f
DIEF.
|
||||||
Zoo de Heere des huis geweten badde in welke r.agt«
waie de dief komen zoude, hy zoude gewaakt hebben? ende zoude isy» buis niet hebben laten doorgraven. Mattb, 24: v. 43. 't Konyn doorgraafd, beroofd een Hofy
En fchuild vreesagtig, in zyn hooien, Dog 't Fret leert hem die parten ofa
Al is hy nog zoo diep verfchoolen, Zoo is een dief ook, die zig meeft
In kotten houd, en 't Regt fteeds vreeft.
OF
|
||||||
$6 Leerzame Zinnebeelden.
OP HET FRET.
Ç Et Fret is een dier het geene de Duin-meijers in
de hooien der Konynen jagen, om dezelve op te fporen en te vangen: by dezen kan men de Geregts- dienaars vergelyken: dewelke, om de kwaaddoenders op te zoeken, mede door haar Heeren worden gezonden in hooien en fch'uilwinkelen , daar de dieven of andere kwaadaardige zig vreesagtig verfchuilen : Dies zegt Paulus : de Overfle zyn niet tot een vreeze den goede -werken, maar den kwaden. Wilt gy nu de mögt niet vreezen? doet bet goede, ende gy zult lof van haar heh- len. Want zy is Gods dienarejje u ten goede, maar in· dien gy kwaat doet, zoo vreeft: want z;y draagt het zwaard niet te vergeefs. Want z;y is Gods dienarejje, een vireek\ler tot ßraffe dun genen die kwaat doet. ï)aarom is ¸ noodig onderworpen te zyn, niet alleenlyk om der ftraffe, maar ook om der Con/cientie wille. Rom. 13: í. 3· Timm zegt: ook vermaant haar dat zy den Overhe- den, ende den magten onderdanig zyn, datze Laar ge- hoorzaam zyn , datze tot alle goed werk bereid zyn. Tit. 3: ii. é! Chriltus raad ook den meniche, zelfs maar in twift - zaken : als gy beenen gaat met uwe we- derpartye voor de Overheid, zoo doet neerltigheid op den •weg, om van hem verlojt te worden, op dat by mis· j'chien u niet voor den Regier en trekke, ende de Reg- ier u de Geregtsdienaar overlevere, ende de Geregts· dienaar u in de gevankeniffe werpe. Luc. 12: í. yb. Kwaad-doenders vreezen voor 't Geregt,
En fchuuwen haar voor 's Heeren knegr: Maar die zig houd van 't boozen af, Die vreefl: nog boeijens, wet, nog ftraf. |
|||||
DIEF-
|
|||||
Leerzame Zinnebeelden. pf
DIEFLEIDER. |
||||||
7-')o ijuïe doodet, die zal ftraf baar zyn door hét
Gerikte. Mattb. $: v. zr.
Zoo als her Fret door 's Jagers hand*
't Konyn cpfpoort in donkre gaten, Zoo doen 's Regts-dienaars van het Land j
Tot veiligheid der Onderzaten; Zy /poren 't wild der boosheid op5
't Geen ftraf ontfangt door zwaart en ftroft
G OP (
|
||||||
p3 Leerzame Zinnebeelden.
OP DEN SCHILDPAD.
......
DE vergenoegzaamheid word bekwamelyk by den
Schildpad, die in zyn Schild overal t'huis is, ver- gelijken: een menfch die met wvsheid begaaft is, en zyn herte tot deugt fchikt, kan zig over at na voegen. Zoo konde Diogenes, in zyn Fonwoonende, Alexan- der in al zyn heeriykheid veragten, en gerufter leven •dan hy. O! dat wy menlchen dog de deugt, enwysbeid najpuvren als een verborgene febat, dan zouden <wy de vreeze des Heeren verfiaan, en de kennijje.Gods vinden. Prov. 2: v. 4. Ende daar door zouden wy bevinden, dat de Godzaligheid is een groot gewin met vergenoeginge, ixant <wy hebben niets in de wereld gebragt 3 bet is openbaar dat wy ook niet können iet daar uit dragen. Maar als wy voedzel en dekzel hebben, «my zullen daar mede vergenoegt zyn. 1 Tim. 6: v. 6. Terwyle dog niets by geval gefchied, en wy weten dat den geenen die God liefhebben, alle dingen mede werken ten goede. Rom; 8: ν... 28. Ja, worden niet twee muskens om eenen penning verkogt? ende.niet een van deze zal op de Aarde val- len zonder uwen Vader. Knie öók wwe hairen des hoof ds zyn alle geteld. Mattb. 10: v. 29. Gelukkig, die met Paulus, t'ällcn tyden zeggen kan: Ik bebbe geleert ver· gemegt te zyn in het geene ik ben. Phil. 4: v. 11.. En die deze vermaninge (leeds in agt neemt, en betragt: Uwen wandel %;y zonder geldgierigheid, ende zyt vergenoegt met het tegenwoordige'': want by beeft gezegi, ik zal u niet j begeven, nog ik zal u niet verlaten. Heb. 13: v. $. Diogenes vernoegt zyn vat,
Zelfs meer dan Alexanders fchati 'c Vergenoegen agt Tapyt nog Goud. Die deugc behelpt zig wel met-hout. OVER
|
||||
Leerzame ZinneheeUen. g§
OVER AL THUIS.
|
||||||
Wentelt uwen wig op den Heere: endé vertrouwt of
hem, hy zal 't maken. P/alm 37: v. ƒ.
^ Gelyk een Schildpad door het Land
Steeds met zig voert zyn eige wooning: Zoo leeft een man van goed verftand; ^ant deugt voert met zig zyn beiooning. Een wys menfeh van vernoegden aard j .Vind over al zyn huis en haard. Ga OP
|
||||||
ïöo Leersame Zinnebeelden.
|
|||||
OP DE MEEREMIN.
ALhoewel veele Schry vers van Meereminnen gewa-
gen, zoo houd men egter dat het een verdigtzelis; Immers de be:chryvinge derzelve, of deZee-Sireenen, is py de Ouden zeer leerzaam verfiert, als of dezelve door haar zoeten zaüg de zinnen der S-cheepvareude be- tooverden,.en dan dezelve in de elende tukten, en deden Vergaan: waar tegens Uiysfes zyn varende volk de oo- ren itopie met Was, en haar vait bond, tot dat zy het gevaar te boven ware: een defrig voorbeeld om de ooren te lioppen voor het gevlei der hoeren. Om u te bewaren •voor de kwade vrouwen, voor de vïeijinge der vreemde tonge. Prov. 6: ν 24, want de lippen der vreemder vrou· ■wen druppen boivgzeem: en hair gehemelte is gladder dan Uly: maar het laaijte van haar is bitter als aljem; j'cuerp als een twee jhyaende Zwaard: bare voeten bellen na de dood: bare treden bonden de Helle vajt. Prov. 5· Ό. 3. Dit hebben onder anderen tot haar verderf, en elende, bevonden Priamus, Antonius, Alexander, Acbab en Samj'on rjfc. Den wyze Salomon zegt vvyders van de zelve: -de imna-4er- vreemder vrouwe ;;ί een diepegragt: op welken de Hme vergrämt is , zal daar in vallen. Prov. 11: v. \<\. Door een vrouzve, die eenboereis, komt tuen tat een (luk broeds: ende een mans buisvruuwe jaagt de kofielyke ziele. Prov. 6: v. 16. Paulus zegt ook: die hoererye bedryft zondigt tegen zyn eigen lichaam. \ Cor. 6: ν. 18 Dog tiet zwaarlte van alle zal zekerlyk volgen, te weten» Hoereerders en overjpeelders zal God ovrdee- len. Heb. 13: v. 4. Natuur nooit fchaacTlyker gedrogt,
Als hoerenfehoon Jiceft voorgebrogt:
Dit tuig' Heleen, Cleopatra,
Thafs, Jezabel en Delila.
HOE-
|
|||||
Leerzame Zinnebeelden. lot
HüEREN-SCHOON. |
||||||||
En begeert hare fcboonheid niet in uwe herten} ende
lauze u niet vangen met bare ooge-leden. PïüV. 6: v, 2J-. |
||||||||
De Meeremin, of Zee-Sireen,
Mee fpieg'lend \ blonde hair ce kemmen, robot't hoerenichoon, 't geen menigeen
Schynt in de wedäs te doen fwemraenj Onkundig, dat die woefte zee,
Haar itort in d'afgrond aller wee.
G 3 OP
|
||||||||
Ißi Leerzame Zinnebeelden.
OP DÈN KIKVORSCH.
OVidius in het 6de Boek der Herfcheppinge, verciett
hoe Latona voor de vervolginge vaii Juno vlugte, met haar 2Kindertjes, naarLyciën, alwaar zy, grooten jdorft lydende, water zag, daar eenige Boeren riet maay- den, dewelke haar verhinderde haar dorlt te lellen, en ielfs het water, door handen en voeten roerende, drabbig maakten; waar op Latona tot Jupiter riep, die alle deze Boeren, tot ftraf, in Kikvorlchen verander- de Een afbeelding van lluurfe nurken en gierigaarts, die van geen medelyden weten, en haar naailen veel- tyds verhinderen in het zoeken van haren nooddruft. Gelyk zoo den dwazen Nabal vervetfchinge weigerde aan' David en zyn volk; fchoon dezelve zyn have en vee veelzintsbefchermthadde. ι S@m,if· Zoo vind men nog hedendaags veele van dk Nabals, die geen weldadigheid oeflenen, nog zig den armen ontfermen, tegens dewel- ke ChriΠ us eens zeggen zal: Ik ben hongerig geweefi, ßndegy bebt my nietgefpyfi. Ik ben dorfiiggeweefl, ende gy bebt my niet ie drinken gegeven. &c. Of zy haar dan zullen willen verichoonen, met te zeggen: Fleere wan- neer hebben wy u hongerig gezien, of dorfiig? &Ό. dan zal by baar antiroorden, voorwaar zegge ik u, voor zoo meel gy dit een van deze minfte niet gedaan hebt, zoo bebt gy bit my ook niet gedaan. Ende deze zullen gaan in de eeuwige pyne, maar de regtveerdigsn in dat eeu- wig leven Mattb. 1$; v: 41. Want die den armen ver- drukt , fmadet des zelven maaier: maar die zig des nood' drufttgen ontfermt , die eert hem. Prov. 14: v. 31. '£)ies , deelt mede tot de behoefte der heiligen. Tragt fia berbergzaamheid. Rom. 12: ν. 13. Onheusheid (dwaaze Nabals daad)
Wat zyr. gy vrugtbaar in uw zaad! Van yrekke Vorfchens fnoo kriöel, Thans grimmek 's werelds modderpoel. ·■■■*»· ON- |
||||
Leerzame Zinnebeelden. 103
ONHEÜSHEID,
|
||||||
Zoo tyie een van deze kleine te drinken geeft, alleeri-
lyk eenen beker koud <water, in den name eens Di/cipels, voorwaar zegge ik «, by zal zynen kongeenfints verliezen. Matth. 10; v. 24. Jupyn tot Vorfchen beeft herfchept,
Zoo Nazo fchryft, de Lyciê'r Boeren, Die aan Latoon', met dorft beliebt,
Het water weerden door 't beroeren: Dus beek den Kikkert 't norts onthaal
Der gier'ge nurken al te maal.
G 4 OP
|
||||||
:jp£ Leerzame Zinnebeelden.
OP DE PADDE. Â Õ de Padde, die door het venyn opzwelt, kan men
een nydig menfch verbeelden, dewelke fwelt van fpyt, om fcyns Naai'ten welvaart; Het fnoodegedrogt de Nyd kan men mei af ich u welyk genoeg afmaien : het is een kanKer die het herte des meufchen aftmaagt: een gezona berte is het Ie uen des vkejcbes, maar nyd is verrottinge der beenderen. Prov. 14: v. 30. Deze pelle broede, in den vroegtyd, de Broeder-moord aan Abel, wyl Kaïn met nydigheid aanv.ag dat Abels otter den Heere behaagde. Gen. 4. Het was mede van haar uit- werking , dat Jojeph, door /.yç Broeders, verkogt wierd, •wyl zy hem wegens de voorbeeldige droom benydeu. Gen. 37, Hfifwas&ö/iafgunli, die üawidede vlugten. 1 Sam. 19. en ontallyke exempelen ineer; ja zelfs', de Vorlt des Levens, onze Zaligmaker, heeft dezelve ïéö de ter dood gebragt, gelyk zutEs Pilatus klaarlyk. zag., ÀõáôéÀ by wijt datze ranuü'nydigbeid cvergtieiert baa- den. Mattb. iT. v. 18. ö Sghlkljke padae! w'e is be- kwaam om de uitwerkiels vanu dondlyk vergift te be- fchryven? w&at-^aar■nyd-éiïèé Piï'figkrigbeid is, al- daar is verwarringe en alle booze -handel, Jac, 3; í. éü. JDie deze kanker ia zyn boezem draagt, is nog niet over- , gegaan tot het geeüelyk leven. Gy zyt nog vleejcbelyk, mint de-wyl onder u nyd is, ende, fwji entte tweedragi, en zyt gy niet vkefcbelyk, ende wandelt gy met na den Werdcbe ï 1 Gär. 3: ¼. 3. Of meint gy dat de Schrift te vergeefs ze<n, de geeft die in u Woont beeft die lujt tot nydigbeidf Jacob, 4: í. f. ó Naar geraamt, vervloekte nyd!
Dit: fteeds uw herte knaagt van fpyc:
(jy moord al waar ge uw klaauwen zet,
Elendig '÷ hert dat gy befiuet,
fc ö NYD.
|
||||
Leerzame Zinnebeelden. ioj
NYD. |
||||||||
Grimmigheid en overhopivge van toorn is •wreedheid:
tnaar wie zal voor nydigèeid befiaan ? Fiov. 27: v. 4. |
||||||||
't Veragte dier, d'onreine Pad,
Die door 't venyn komt op ce zwellen, Toont, hoe een hert, door nyd beklad,
In 's naaften welvaart zig 'kan kwellen; Het ζ weid van ipyt en braakt venyn,
Van lafter, in bedekten fcbyn.
G 5 OP
|
||||||||
joö Leerzame Zinnebeelden.
■
OP DE HONIGBIE.
DE Honigbyën zyn, van ouds her, het afbeelzel der
Geleerde geweeit', 'want gelykerwys deliye'fl zeer yverig uit allegewafien, kruiden en bloemen, haren Honig weten te halen: en door haren angel, niet alleen de luije Hommels, maar ook alle die haar aandoen, fleeken : aoO trekken de Geleerde ook haren honing van leeringe uit de Goddelyke en wereldlyke bladeren. Volgens het ipieekwoord: Zuigt over al den beften zin,
Qe'tjk de Bye; niet als de Spin.
V oor al geeft, de bloeme van Gods Woord de grootiïe zoetigheid. Dies IJ'ra'ël baar verbinden moeft onder bet le- zen der Wet. .Nebtm. 8, Want de RegtendesBeeren zyn waarheid, te zaaien zynze regtveerdig. Zy zyn begeerlyker dan goud. Ja, dan veel fyn goud; ende zoeter dan honig ende honigzeem, Bj'aim 19: v.xo. Hoe zoet zyn uwe redenen \ myn gebemdte geweeil! meer dan honing mynen monde. Pf. lig: v. 10;. Hier uit maken de_Ge!eerde dienHonigraat ' der vertrooilinge , tot verkwikkinge der ziele. Inmid- dels zy ook de luije Hommels der 'welluiten beihaiien, en de tejeiifprekeiide hlieraars, die (als Monuis den bedilal) haar aandoen, met haarpenneen tonge treffen; dan antwoorden ζ_γ den zot naar zyn dwaasheid , op dat hy in zyne oogen niet voys zy. Prov. 26; v. f. Dog tot de geenen die bet verfiand zoeken, als zilver, en de wysbeid nafpooren als een verborgen Jcbat, Prov. 2: ν o,. zegtSa- lotnon : Ëetet honig, mynZoone, want by is goed, ende Honigzeem is zoet voor uw gehemelte. Zoodanig is de hnnijfe der wysbeid voor uwe ziele: als gy ze vind, zoo zal 'er belooninge wezen ; ende uwe verwagtinge zal niet afgejhsden worden. Prov. 24; vt 13, ' ^^ Wat nut de luft en yver doet,
Getuigt dat liefiyk letter-zoet: Gelukkig die om 't Honigraat per wysheid 's werelds vreugt verfmaat |
||||||
GE-
|
||||||
Leerzame Zinnebeelden. iof
GELEERDE. |
||||||||
Het berte des verftandige bekomt wetenfebop: ende Je
pare der wyzen zoekt laetenfcbap. Prov. 18: v. !ƒ.
|
||||||||
Als yverige Honig-Biên,
Zoet trekken zonder vrugt te fchaden: Zoo trekken nut Geleerde Liên,
Uit wereldze en God gewyde Bladen; Haar pen ook als een angel fteekt,
Wanneer haar Momus wederfpreekt. OP
|
||||||||
io8 Leerzame Zinnebeelden.
|
|||||
OP. DEN SPINNEKOP.
GElykerwys de Spinnekop over al haar venyn uit-
zuigt, zoo doende waanwy i.c mede, dewelke uit de werken van andere haar venyn van lafteringen we- ten te -halen. Het is ecu erbarmlyken inborli daar de laatdunkendheid in huisvelt: bebt gy eenen man gezien die wys in. zyne oogen is? van eenen zot is meer verwag- tinge dan van he,n. Prov. 26": v. 12. Dog de eige-licfde is zoo algemeen , dat alle menfchèn, d'een min d'ander meer, hun aandeel aaruie laatdunkendheid of waan wys- heid hebben; want alle wegen des mans zynzwiver in zyne tOOgen: maar de Heere weegt de geejten. Prov. 16: v. 2. Boven al wil dit gebrek wel by de rykdom wezen : een rjk täten iswysinzyncoogen. maar de arme die verflandig is, doorzoekt ijem. Prov. zÜ: v.u. Dezeondeugtoreiigt gemeeulyk voort berispinge, befpottinge en veragtinge van zyn naallen. Die verjtandelocs is verags zynen naa- Hen: maar een man van gr ooien verßanäe zwygt flille. Prov. i.fttïi 12. Men ziet geineenlyk den fplauer in zyns naaiiéns ooge, terwyl men zyn eigen balk in 't oog niet gewaar word. ó Dat ons de Goddelyke lief- de mogte bewerken, dan zouden wy zoo ligt onze naaiien niet veroordcelen. Want de liefde is lankmoe- dig, zy is goedertieren, dé H-fie is niet afgunflig, de liefde bandelt niet ligtveerdiglyk, 231 is niet opgeblazen. 1 Cor, iV ν. 4, Dan zouden wy in (iaat zyn deze leflTe waar te nemen: iveefi eensgezind onder malkande* ren, en tragt niet na hooge dingen, maar voegt u tot de pedrige. &n zyt niet wys by uw zelven. Rom. 12; υ. 16. Waanwysheid, ó gy booze Spin!
Die nooit behaagt eens anders zin, Hoe vuil word van u meenig boril, Met eige liefde-rag benjorlt. WAAN-
|
|||||
Leerzame Zimèbeeideh. iop
W Á Á Í W Õ Æ Å
|
||||||||
Zyt Çßßß <ur>'i in inse ocgen: Freefi den f leere, ende
«lüjwï van bet kwade: Prov, 3: í. 7.
|
||||||||
De Spin zuigt over al venyn,
En fraec de wand met rag en webben: Regt ook zoo de waanwyze zyn,
Die ftaag wat te berispen hebben; Maar die haar woorden wel inziet,
.Vind fpiiyiewebben, anders niet.
OP
|
||||||||
iio Leerzame Zinnebeelden.
OP DE VLIEG. GElykerwys de fpyze, door de Vliegen befmet zyri-
de, in het korte de verrottinge onderworpen isj als ook door een dooden V lieg zelfs een koftelyken Bal- fem flinken en bederven kan; zoovergelyktSalomonde misflag of dwaasheid, dewelke een man van eere en wys- heid aanftonds bezoetelt en onteerd. Ecclef. ßï: í t. Het gaat met het gedrag des menfehen als met een kleed, hoe ichoonder wit, hoe eer het befmet, enhoenaauwer te wagten; is iemand een Leeraar in den Gods dien fl, hy dient voorbeeldelyk te leven: is hy een Regeer- der of Veldheer, hy moet ernilhaftigheid oeffenen, eri zyn leven niet dierbaar agten in zyne oogen : is hy een wys en deftig Burgerman of Huisvader, zyn gedrag moet gerigt zyn na de hoedanigheid van zyn flaat, of aanflonds is zyn eere bezoetelt. Het Toneelfpel voeg* den de Keizer Nero niet: nog het fpinnen onder de wyven was aan den Koning Sardanapalm betaamlyk; Zoo wierd idfc.DavidvanzynRuisvrouweMichalver- agt, in baar berte, wanneer by voor de Arke des Hee- ren huppelde, é Sam. 6: v. 16. wyl zy oordeelde den dans voor een Koning onbehoorlyk te zyn. Een ydar leere dan, zig voor misflag in gedrag, na zyn (laat, te hoeden; hoe wel de menfeh al leeft, nog vind de lader wel iets , zy zal van Joannes de Dooper zeg- gen: by beeft den Duivel, en van Chriltus een vraat en nnynzuiper maken. Ziet dan boe gyvoorzigtelykvcandelt, niet als onwyze, maar als wyie. EpleJ'. y. v. ij. Hoe hooger d'eere of wyshcid ftygt,
Zy vuiler fmet door misilag krygt: 't Geen ligt gefchied door deze dry, Door wyn, door min, en hovaardy. MIS- i
|
||||
Leerzame Zinnebeelden. Ut
M.IS-S LAG.
|
||||||
Èen doode Flieg doet de zalve des Apothekers flinken,
ende opwellen: alzoo een weinig dwaas beids eenen man , die kujielyk is van wysheiä, en van eire. : Ecclef. io: V. I. Al fchynt een doode Vlieg gering,
Nog kan ze een zalve gancs bederven: Zoo kan een misllag zonderling
Den menfch doen fchande en fchä beè'rven; Een yder zorg dan, na zyn ftaat,
Dat hy geen dwaasheid ooit begaat.
OP
|
||||||
'112 Leerzame Zinnebeelderti
|
|||||
OP DE MIER.
DE Mieren zyn een onßerk.volk: evenwel bereiden zyj
in de zomer barefpyze. Prov. 3c: ν. ζ5·. ten regt Voorbeeld der naariiigheid; dies Salomon den Luijaard tot dezelve wylt, Prov. 6: v. 6. en hem aldus befchryft: De Luijaard zeid, daar is een feilen Leeuw op den weg, een Leeuw is op de firaaten, ££72 deure keert om op haar hen e; alzoo de Luijaard op zyn bedde. De Luijaard ver- lergt zyn hand in zyn boezem, hy is te moede om die weder tot zynen mond te brengen. De Luijaard is wyzer in zyne oogen, dan zeven die met redenen antwoorden. Prov'. 26: v. 13. Zulk een affchuuwelyken ichetze moet ons aanzetten de luij'gheid te verdry ven, door behoorlyke naarüigheid in alles; doch als wy al moeit bezig zyn met Martha, moeten wy ook met Maria het geeltelyke niet vergeten, maar bet goede deel uitkiezen , dat van ons niet zal genomen werden. Luc. io:v ^8. An- derfims betaamd het ook, dat wy ons benaarIh'gen in ons beroep, want door grco'c luybeid verzwakt bel ge- bind , ende door flappigbeid der banden word bet buis aoorlekende. Eed. 10: v. 18. Nadien dog arbeid en moeite den menfeh is toegevoegt, volgens de vonnis vellende liemme Gods, in bet zweet uwes aanfehyns zultgyuw Ir'ood eeten, Gen. 3: v. 10. Zoo vermaant de Prediker alles wat uwe hand vind om te doen, doet dat met al uw magt: want daar is geen werk, nog verzinninge, nog wetenjehap, nog wy sbeid^ in bei graf daar gy henen gaat. Ecclef. 9: v. 10, Wel hem, die door Gods Geeft geleid,
Zig met de Mieren naeritigheid, Een voorraad voor zyn ziel vergaard, 't Geen eeuwige verzading baard. NAAR-
|
|||||
Leerzame Zinnebeelden* jij
NAARSTIGHEID, |
|||||||||||
'Ë-./,
|
|||||||||||
Gaat tot de Miere
ende word wys,
|
, gy hiijaard: ziet bare tvegeri^
Prov. 6: v, 6. |
||||||||||
Zeer yverig de kleine Mier
Des Zomers bergt haar Winter-voorraad , Den vuige liujaard merite hierj
Hoe dat de tyd onnutlyk doorgaat, Die hy, nu jong j zorgloos verkwist $
Waar door hy oud* zya voorraad fflisk
Ç Qp
|
|||||||||||
IJ4 Leerzame Zinnebeelden*
OP DEN SCHORPIOEN. ZOo als de Schorpioenen door den Angel in haren
(taart venynig (teken: zoo handelen ook de Agter- klappers; het zy mêt het heimelyke te openbaren, of door leugenen heimelyk hares naaftens eeretekwetzen: die als een agterklapper wandelt, openbaart het heimelyke: maar die getrouw is van geeft, bedekt 'de zake. Prov. n; v. 13. Daarom de Propheet jeremias waaffchouwt: 'voagiet u, een iegelyk van zynèn vriend, ende vertrouwt niet op eenigen broeder: want elk broeder doet niet dan bedriegen, ende elk vriend wandelt in agterklap. Ende zy handelen bedrieglyk, een yder met zymn vriend, ende fprèkén de waarheid niet: Zy keren bare tongen leugen Jprèken. Jer. 9: v. 4. Gelyk zoo ook de twee Oudüen agterklap tegenjS d'eerbare Suzanna uitbraakten, en ten waare God haar , door Daniël, in hare leugens ge- vangenhadde, zy zouden d'onnoozele verdaan hebben: een' hatelyke peite is dog de agterklap, en vry fchade- iyker dan de tteek der Schorpioenen, daar tekens deed. God eeu ftreng verbod aan Ifraé'1: gy zult niet wandelen als eenagterkfappêr onder uwe Volken; gy zult niet fiaan tegen het bloed van uwen naaften. Ik ben de Heere. Lev. J9: v. 16. Petrus rigt zyn vermaninge mede derwaards: 200 legt dan af alle kwaadheid, ende alle bedrog, ende geveinftheid , ende ?iydigbeid, en alle agter klappingen. 1 Pet. 2: v.l. In de overtredinge der lippen is deftrik des boozen : maar de regtveerdige zal uit de benaauwt- beid uitkomen. Prov. 12: v. 13. Doof geile boevens vals berigt,
Zufanna eerloos werd betigt: Maar God, door Daniël, openbaart, De giftige angel hunner ftaart. AG-
|
||||
Leerzdiw;'Zirniebeelaêè. 11 j
Α G Τ E RKLA P. |
|||||||
CJC..S
|
|||||||
Die als 'een agt er klapperwandelt, openlaat bet heime-
lte: vermengt u dan niet met hem, die met zyne•Lip- pen verlokt. Prov. 20: ν 19.
Des Schorpioens venyn'ge ileek,
Werd door haar romp het belt genezen: Nooit beter middel, voor den ftreek
Des agterklappers, kan'er wezen, Als dat men hem Ikï. vuile van
Zyn eige leugens toonen kan.
Ha OP
|
|||||||
ii6 Leerzame Zinnebeelden.
OP DEN ADDER. ONder de Slangen is de Adder de vergiftigde wel van
allen: daarom brengt Gods Woord dezelve veel ma- len Zinnebeeldig over op denboozenttaatdesmenfche: gy sidderen gebroedzels, boe kond gy goede dingen /preken, daar gy boos zyt. Mattb. n;v 34. Hóedoodelykvergif- tig de Adderen zyn, blykt in het geval van Paulus op het Eiland Milete, als hy, na ontkomene fchipbreuk, hout op het vuur wilde werpen, waar uiteen Adder te voor- fchyn kwam, en hem by zyn hand vatte; dies de Bar- baren zyn dood verwagtende, zeide, deze is gewijjelyk een doodflager, welke de wraake God niet laat leven, daar by uit zee ontkomen is; dog als hy dezelve maai af- fchudde zonder béfghadigt te worden, meenden iy dat by een God was. Actor. 28. Met regte worden demen- fehen by Adderen veneleken , zedert die oude Ad- der flang onzer aller Moeder Eva zoo arglistig heeft •bedrogen en vergiftigt: want wat is'er vergiftiger dan i'smenichen herteV /Irgliftig is bet berte, meerdaneenig ;ding, ja doodlyk is bet, wie zal bet kennen? Jer. 17: «u. 9. . Dies ook onze Zaligmaker zegt: gy Slangen, gy Adde- ren gebroedzels, boe zoud gy de belfche verdoemenis onu 'vlieden? Mattb. 13: v. 33. i)og niemand waane dat deze benaminge alleen op de godlooze paft. ö Neen, cïe algemeeue verdorventheid is doorftaande , daarom Joannis de Dooper'die gene, die uit godvrugtigheid tot zyn Doop kwamen, met deze naam mede begroet: laten wy zyne beitraffinge, ende leiTe ons vry aanmati- gen : Gy Adderen gebroedzels, wie heeft u aangewezen te videden van den toekomenden toorn ? brengt dan vrugten voort, der bekeeringe weerdig. Mattb. 3: v. 7. 't Is d'Adder,van het Aards belang,
Die ons lleeds byt in doen, en gang; Dog 't waar geloof fchut van de hand, Dees Adder, door Gods liefde-brand, VÉR-
|
||||
Leerzame Zinnebeelden. ééÔ.
V £ E HARDING.
|
||||||
Zy zyn als een doove Adder, die haar ooreflopt: op
dalze niet boore na de flemme des beleters. Pjalm j8: o. f. Gelyk een Adder d'ooren Hopt,
Wanneer hem iemand wil bezweere: Zoo werd het geeftlyk oor gepropt,
Voor "'s Doopers goed vermaan en leere; Die zegt, ö! Adderen gebroed,
Vlied gy den toorn ? zoo doet dan goed.
Ç 3 OP |
||||||
Ii8 Leerzame Zinnebeelden.
O Ρ D E S L Α Ν G. GElyk de Slang liit toegefchreveu word., Gen. 3.
De Slange nu was lifiiger dan al 't gedierte de r velds, , bet welk de Heere God gemaakt badde,- het geene rtrekte : om andre te befchadigen; zoo werd ook, tot haar eigen : behoudenis en welltand, een groote voorzigtigheid in haar befpeurt: het welk zoo kragtigen voorbeeld is, dat ïelfs onze Zaligmaker zegt: zyt dan voorzigtig gelykde 1 Slangen. Mattb io:v.i6. Voorzigtigheid is een veriian- , dige oeffeniüg, die een toekomende zaak in het ooge heeft, en een wys beleid om te doen wat tot beaominge van het gewenfte, of afweeringe van het gevreesde, vereyft , word, waar in de baatzoekende, door eige-liefde, de eenvoudige en vergenoegde in God, vèelzints overtref- fen : gelyk als Chri'tus zegt: de kinderen dezer wereld zyn voorzigtiger dan de kinderen des ligts, in baargejlagte. Jmc. 16: v. H. Déze eere benydedegeloovigenhaardog niet; want die op de rietllok der wereldze goederen Jeunt, hoe voorzigtig hy ook i«, dieu zal zy door de hand fchieten, daar en tegen. Die God vertrouwt,
Heeft vafl gebouwt. "Zoo als Jezus zeide: een ygelyk die deze myne woorden boort, ende dezelve dcet, die zal ik vergelyken by een voorzigtig man, die zynbuisopeenrotsfleeugebouwtheeft. Mattb. 7; v. 24 Zeer wel (temt Salomon hier mede over een: Als de wysbeid in uwbertezalgekomenzyn, endede wetenj'chap voor uwe ziele zal lieflyk zyn: zoo zal do be~ dagtzaambeid ovtr u de wagt bonden, de vcrftand'gbeid zalu behoeden. Prov. z: v. 10. Ziet danboegyvoonigte- hk wandelt, niet als onwyze maar als lujze, denlyd ftitkoQpende, wyl de dagen boos zyn. Epb. f: v. ij. Voorzigtig, die op 't tegenbeeld
Van Mozi Slang, het ooge fpeeld: Hy werd genezen van den beet, j)ie d'üude Slang het ipenfchdom deed. VOOR-
|
||||
Leerzame Zinnebeelden. 11 ñ
VGORZIGTIGHEID. |
||||||
Dog ik vreeze, dat niet eenigzints, gelyk de Slange
Evani door haar arglißigbeid be trugen beeft. Alzoo mee zinnen bedorven ixtorden, om af te isoyken van de eenvou- digheid , die in Cbriflo is. 2 Cur. in í. 3,
Schoon dOude Slang argligftïg heeft:
. Voormaals den eerften rnenich bedrogen: Nogtans die hem verwon, die geeft Haar voorbeeld, t'onzer leer, voor oogens Wanneer dien mond der wysheid zeid, Leert van de Slang voorzigtigheid, Ç 4 ÈÑ
|
||||||
J2p Leerzame Zinnebeelden.
|
|||||
j OP DE -Ν- AARD.WORM..
ELendig en nietig is de vroetende Aardworm: byden
. 'welken de f iaat des rherïiche te regte mag vergele- ken worden. Wat mag dog de menfcfi zig zoo verhoo' vcerdigen, daar hy, als God hemelendcn toefchiktf niet Job mag uitroepen: tot de groeve roep ik, gy zyt myn -Vader, tot bet gewormte myn moeder, ende myne zufier, Job 17; ν 14 Wat waaut gy nog? arme menlch! die jnede verblind vroet in het liot' van uwe begeerlykhe- den, en in den drek van uwe zondige ondaden, veimei- «ende nogtans, dat gy uit uw ze] ven vry willige werken kunt oefienen, waar door gy uw eigegeregiighddzoud bevorderen, en aan God eenige eere, nut of" voordeel toebrengen, Elendige Aardworm! Indien gy zondigt, wat bedryft gy tegen bem? Indien wwe overtredingen vermeenigvuldigl: zyn, vaat doet gy bem? Indien gyregt- veerdig zyt, -wat geeft gy bem ? ofte wat ontfangt hy uit wwe band? Job 3$·; v. 6. Zoude een menfcbe tegtveer· diger zyn dan God ? zoude een man reiner zyn dan zynen maker? ziet op zyne knegten zoude hy niet vertrouwen, póewel hy in zyne Engelen klaarheid gefield beeft. Hoe "ved te min op-de genen die kernen, hutten bewoonen, wel- ker grondjlag in bet jlofis, zy worden verbryzeld door de motten, van den morgen tot den avond worden ze vermor- zeld- Job 4: v. 17. Maar tot degeenedie, haar vernede- rende, zig de Wormen gelykagten, zal God zeggen: ik (Ie Heere uwe God grype uwe regterhand aan, aie tot μ zegge, en vreefl niet, ik belpe u. En vreefi niet gy worm- ken Jacobs, gy volksken Jjruëls, ik belpe u/preekt de Hee- re, ende uw PerloJJer is de Heilige IJraè'ls. Jef.qi:v. 13. 'f Geloof, met hoop, verfterkt in nood,
Die hier een worm is tot zyn dood, Dog narnaals t'ceuwig leven erft: ^lïiar \vee! wiens worm dat nimmer ilerfc. |
|||||
Leerzame Zinnebeelden. À2ß
'sMLNSCHEN STAAT.
|
||||||
De Sterren zyn niet zuiver in zyne oogen. Hoe veel
te min de menjcbe die een made is: ende des menjcben kind, die een worm is ? Job 25·: v. 5·.
Hoe wriemelt de aardworm in den drek I
Een regte fchetze der elenden. Des menfchen ilaat, die, vol gebrek,
Met regt zyn ftem tot God mag wenden, En zeggen, wat's den menich ö Heer.1
Dat gy hem nog bekroont met eer.
II 5 Of*
|
||||||
122 Leerzame Zinnebeelden.
|
|||||
OP DE S L E K.
GElykerwys de Stekken aan de Aarde vaft kleven-
de, een moet ven flym agter zig na laten; en door zout verlmelten: zoo zyn wy meni'chen in alle onze wegen; wy kleven aan de aarde, en laten een befmette- lyken nafleep, van eige-liefde, in alle onze gangen bly- ken. De eige-iiefde, zynde de bron· ader aller zonden, dewelke de eerlle menlchen in de zonde dedevallen, is ook alle menlchen natuurlyk eigen geworden; het welke uit haar zelven niet betaen zal, als blykt: weet dit, dat in de laatfle dagen ontflaan zullen zware tyden, •want demenfcben zuilen zyn liefhebbers van baar zelven, geldgierige , luaidunkige , houveerdige , lafteraars &c. meer lief hebbers der welluflen dan liefhebbers Gods, beb- bende een gedaante vm godzaligheid, maar die de h-agt derzelven hebben verloochent. Hebt ook eenen afkeer van deze. æ Tim. y v. i. Om nu deze flym kwyt te raken, moet men zig zelven verloochenen. Matth. ió:v. 25·. en door het zout van Gods Geell in ons zelven weg fmelten. Want een yder zal met vier gezouten worden. Endeyder] Öfferbande -zal met zmi gezmien voorden i§c. hebt zcut in uw zelven, en boud vrede onder malkan der en. Mare. 9; v. 40. Zalig, die het flym van eige-liefde begint te ver- laten , zoo dat hy likt meer zoo vaii aan de Aarde kleeft; en, door de werkinge vau het zout, van Gods Geeft, zig in de zelfs verloochening voelt weg fmelten: Enzeggen kan : ik leve, dog niet meer ik, maar Cbrijtus leeft inmy: ende 't geene ik nu in oei vleefch leve, dat leve ik dfor bet geloove des Zoons Gods, die my lief pebad beeft, en hem zelven voor my overgegeven beeft. Epbef, 1: í éï. d'In God-gerufte en zaal'ge menfeh,
Leeft buiten vrees, en zonder wenfeh, Maar eige-liefde kleeft ons aan, . 't Is al, Heer hoed ons, wy vergaan. Ë El
|
|||||
Leerzame Zinnebeelden. 123
|
|||||||
Ik elendig menfche! wie zal my verlojfen uit bet
lichaam dezes duods? Rom. 7: í. 24.
|
|||||||
Gelyk een Slek, door flibbrig ilym,
Een moet na laat in al haar gangen; Zoo zyn wy menichen: vvien het Jym,
Van eige - liefde, zal aanhangen. Zoo lang ons vleeich, dien leemen huts
De werking van Gods liefde ftut.
OP
|
|||||||
124« Leerzame Zinnebeelden.
OP DEN PELLIKAAN. DE Pellikaan haar borrt op pikkende om de Jongen te
voeden mei haar eigen Bloed, is aan deeenezyde «en voorbeeld den Ouderen, om hare Kinderen zorgvul- dig te voeden, zelfs ten kofte van haar iweet en bloed. Dog het is beklaaglyk , dat niet alleen veele Moeders, uft gemak ofte luijigheid , haar eige Kinderen zelfs niet zoogen, en zonder noodzakelykheid voedfters nemen; maar dat veele Ouders, met haar zelven ßá luiheid, dronkenfehap, en andre vuile luiten te voeden, de opvoedinge harer Kinderen verwaarloozen : deze Vogel Itrekke de zulke tot fchaamte. Aan ce andre zyde, vertoont dit de Kinderen, wiens Ouders haar pligt wel waarnemen, hoe zwaar en moeilyk het regt- lchapen Ouders valt, om haar Kinderen op te brengen, en haar noodig voedfel, nooddruft en onderwys, te doen hebben. Maar helaas! hoe weinig werd dit van de Kinderen in agt genomen : hoe meenige zyn hedendaags dooreen los en ongebonden leven, het verderf vau haar Ouders; veele die nog wanen eenig gemoed te hebben, en andere niet zouden willen verkorten , dieberoovenen belteelen zomwylen haar Ouders, onder voorwendinge hét is dog ons eigen : maar-die'zyn leader ofte zynen Moe- der berooft, ende zeid, bet is geen overtredivge; die is der verdervende mans gezelle, zegt Salomon , frov. 28: v: 24. de zulke verderven haar Ouders en haar zei ven. De Kinderen moeten gedenken aan de vermaninge die Paulus de Weduwen geeft: datzc leeren eerjl aan haar eigen huis godzaligheid oeffenen, ende den voorouderen voeder vergeldinge doen. Want dat is goed en aangenaam moor God, é Tim. f; v. 4. Zoo als het Kind werd opgevoed.
Daar na zoo fchikt zig zyn gemoed: Zuigt Komulus aan een Wolvin, Hy trekt haar roof, en moord · zugt in. OP-
|
||||
Leerzame Zinnebeelden. 125"
OP VOEDING E. |
||||||||
Gy Kinderen, zyt uwe Ouderen gehoorzaam malles*
"wam dat is den Heere welbehagelyk. Col, 3: ï>. io. |
||||||||
De Pellikaan haar Jongen voed,
Door 't bloed uit eigen borft te pikken: Zoo kwyten Ouders haar gemoed,
Den Kind'ren voedzel te befchikken. Vergeld, öjeugt! dees weldaad weer3;
Door vlyt5 in weldoen * eere en leer.
OF
|
||||||||
ι*<5 L·erzame Zinnebeelden.
OP DEN AREND.
DE Natuurfchryvers getuigen dat de Arend zyn Jon-
gen met zyn vleugelen flaat en : aar aanpord-óm tegensdeZon optezien, welke dan haar oogen fluiten, ofwelkers oogen traaen, die werpt hy als ballaarden uit het nelt; wyders, wanneer door ouderdom zyn gezigt verduiden en zyn kragten verfwakken, dat hy dan te- : gens de Zonne opvliegt, waar door hy in gezigt en krag- ten vernieuwt word. Even zoo gaat het met de Geloovi- ■ gen, die zinnebeeldig Arenden cer.aamd worden: alwaar I het doode lichaam is, daar zullen de arenden vergaderd worden. Mattb. 24: v. 28. Deze verkerken het geeitelyke ooge mede, met tegens de Zonne der geregtigheid op te zien; door wien ook haar feuid vernieuwt ah eenes Arends. P/alm 103:^. f. Want Chrilius is 't die baar kragt geeft, Pbü. 4:v. 13. en haar geeft verligtende ooge des ver- jtands. Epbej'-1: ν. i8. maar als dezelve nalatig zyn om het ooge om hoog te heffen, zoo neemt God (dkgelyk een Arend zyn nejt opwekt, over zyn jongen/weeft, zyiie vleugelen uilbreid, neemt ze en draagt ze op zyn vlerken. Deut. 32: v, 11.) ook die vleugelen en pord haar daar mede om het gezigt na den Heiland te liieren; waar door zy ook beproeft worden egte kinderen te zyn; want indien gy zonder kaflydinge zyt, welke alle deelagiig zyn geworden, zoo zyt gy dan baßaarden en niet zoonen. Heb. 12: v. 8. Aldus verligt God het ooge der ziele, want God, die gezegt beeft dat bet ligt uit de duijlemijfe zoude j'cbynen, is de gene die in onze herten gefcheenen heeft, om te geven verligtinge der kennijfe der beeriyk· beid Gods in bet aangezigte Jefu Cbrifli. 2 Cor. 4; ν. 6. Hoe fcherp was Mozi ziels gezigt,
Op den onzienlyken gerigc! Hy agte Chrifti fmaadheid meer, Dan alle Egiptens ichat en eer. GOED
|
||||
Leerzame Zinnebeelden* 127
GOED GEZIGT.
|
||||||
Namehk, verligtende oogen des verflands, op dat gy
meugt weten welke xy de bocpe.vanzyne roepinge. ende wel'e de rykdom zy der Heerlykbeid van Z$ne Erfenijfs in de Heiligen £?c. Epbef. 1: v. 18.
Dit is de proeve eens Arends kroost, Met open oog de Zon t'aanfchouwen: Dit merk is ook eens Chriltens troost,
Gere^t'heids Zon in 't oog te houwen, Wiens ftralen 't zielen-oog verligt, En fchenkt eens Ad'iaars iciierp gezigt. OP
|
||||||
128 Leerzame Zinnebeelden.
OP DEN Ρ HE Ν IX. VAn den Vogel Phenix fchryft men, dat als hy oud
geworden is, zoo neemt hy takken van Wierook ^ Caffia en andere welriekende Kruiden, en maakt zig een Heli, het geene door de Zonne ontdoken word, waar in hyzigverbrant, uit welkers ailche wederom een jonge Phenix voortkomt: een heerlyke afbeeldinge der We- dergeboorne, dewelke zig hebben vergadert veel Reuk- werks, welke zyn de gebeden der Heiligen. ■ /ipoc f:«. 8. het geene door de Zonne der geregtigheid Jezus Cbriflui öntlioken word , en door het vier van Gods liefde brand, waar door de oude menfcbmet alle zyne begeerlyk- heden gëdoodetword Coli. 3. Gelyk zulks Paulus den Ge-i ioovigen beveelt, te weten, af te leggen aangaande de vorige wandelinge den ouden men/cb, die verdorven word door de begeerlykheden der verleiding, ende datgy zoudei vernieuwt worden in den geejl uwes gcmoeds, ende den nieuwen menfcbe aandoen, die na Godgejcbopen is, in regtveerdigheid en heiligheid der waarheid. Epb.^v.zi. 7I00 dan, indien iemand in Cbriflo is (dat is, die door het vuur der Üefde Gods zyn geduurig gebed ■ en zugtinge ontfteken heeft, waar door hy den ouden rriénfch', den meiiiche der zonde, doodet) die is eennieuw fchepzel, het oude is voorby gegaan, ziet, het is al nieuw geworden ζ Cor. <: ν. \η. Derhalven dan, liegt niet tegen ma; hinderen t d'ewyle gy uit gedaan hebt den ouden menfcb, mèt zyne werken, ende aangedaan bebt dennieuwen menfcb die ver- nieuwd'word tot kenniße na bet evenbeeld des geene« die hem gefcbapen beeft. Col. 3: v. 9. Dit is de verborgen men- fcbe des herte, in 'f onver derfykvercier [el eens zagimoedi- :gen enfiillen Gesfles die kojtelyk is voor God. 1 Pet 3: v. 4, Toen Saulus tot een Paulus werd,
Ontftak Gods liefde-vuur Zyn hert, Dies ftorf hy 't vorig leven af, Waar van hy wisfe blyken gaf. |
||||
Leerzame Zinnebeelden. 12p
ZONDER WEERGA. |
||||||
Want indien gy ha den vleefchs leeft, zoo zult gy fier-
ven: maar indien gy door den Geejl de werkinge du iicbaams doodet, zoo zult gy leven. Rom. 8: ν. 13. De Phenix, zonder wederga >
Verbrand zig om te zyn herboren; Zoo volgt het Hemels 't Aardiè na;
De geeft herleeft, gaat-'t vlees verloren. Wel zalig! die der zonden fterft Ä
En 't Gode- leven hier verwerft.
I OP
|
||||||
130 Leerzame Zinnebeelden1,
OP DENSTRÜIS. DOor den Vogel Struis werd de geregtigheid (by de
Poëten) verbeeld, ook beeft hy deeigenfchapdat ïyn maage alles verteeren kan: waar by men de lief- hebbers der geregtigheid wel mag vergelyken; die mede alles verdouwen en verdragen können; gelyk zulks Pau- las, in zyn eigen perzoon, aanwyft: in veeleverdraag- zaamheid, in verdrukkinge, in nooden, in benaauwthe' den, inßagen, in gevangeniße &c. door de wapenen der geregtigheid ter regier ende aan de ßinker zyde. 2 Cor, 6. ν. 4. Wie zoude niet tragten, om met zulk een bord wa- pen voorzien te zyn? doghoemeenigezyn'er, die wanen de geregtigheid, als een vrugt van haar eigen akker te be- zitten; gelyk zulks de Wetgeleerde meenden, dogChri- Hus zegt: ten zy uwe geregtigheid overvloediger is dan de Schriftgeleerde ende PbariJ'een, gy zult in bet Koningryke der Hemelengeenzintsingaan, Matth.^-.v. 20. Wy moe- ten Chriftus erkennen als den HEERE onze geregtigheid. jfer. 23: v, 6é ende worden dienflknegten der geregtigheid, onze leden flellende om dienflbaar te zyn der geregtigheid, tot beüigmakinge. Rom. 6. wordende aldus vervult met vrugten der geregtigheid, die door JezumChrißumzyn tot heerlykbeid en prys Godes. Pbil. 1: v. 11. Laat ons dan niet aoeken onze eigen geregtigheid op te rigten als de Joden Rom. 10:^.3. Maargy, ómenfcbe Gods!vlieddeze dingen, ende jaagt na geregtigheid, godzaligheid, geloove, liefde. £ƒc. ι Tim. 6: v. 11. Zoekt bet Koningryke Gods en zyn geregtigheid. Mattb. 6: v. 33. Want zalig zyn ze die hongeren en dorjten na de geregtigheid. &c, Mattb, y: v. 6, . Als Paulus zyn verdeding doet,
Geen boeijens kluift'ren hem den moed: Hy is tot lyden wel bereid, Gewapend met geregtigheid, GE- '
|
||||
Leerzame Zinnebeelden. i%i
GEREGTIGHEID. |
||||||||
Wie zal ons fcbeiden van de liefde Chrifli? Verdruk-
kir.ge, of benaauwtbeid, of vervolginge, of banger, of tiaaklbeid, of gevaar, of zweer d? Rom. 8: í. 3 f. |
||||||||
Gerestisrheid beeld ons den Struis-,
Ook kan hy ftaal en fteen verteeren: Geen yz're boeije, of ilaal van kruis,"
Nog fteen van zwarigheid, kan deeren, Die de geregtigheid bemind,
Nadien zyq moed het al verilind.
I a OP
|
||||||||
132 Lêefzame Zinnebeelden.
OP DEN BASILISKUS. ZOo als veele Scbryvers willen, zoude de Bafiliskus
zoo vol venyn iyn, dat zy niet alleen alle Kruide» die zy maar aan ademt kan verzengen, en zelfs fleen- •ipts daar door doen fpringen, maar ook, zoude haar het "vergift ten oogen uitltralen; of zulks waar is, laten wy · ii< z'ya waarde. Immers dit is zeker, dat'er geen (of -weinig) vergiftiger Dier is; dies het zelve een regt af- bteldfd is der godverzaakers, deugenieten en hoeren. Want deze bare keele is een geopent graf: met baar ton' : ge plegen zy bearog: flangen venyn is onder bare lippen: welker mond is vol van vervloekinge ende bitterheid. Rom. 3: ν. 13. Hare tonge is een onbedwinglyk kwaad, volvan doodelyk venyn. jfac.^:v.i. Hebbende de oogenvolover- Jpel 2. Pet. ï: v. 14. Zy gaan met uitgeftrekten balze ende knien niet de oogen, Je/ 3; ν, \6. David befchryft de- zelve in het algemeen aldus: zy hebben Vieris, venyn nm gely/iceid.van vierig/tangen venyn. P/alm ƒ8: v. f. Zy jci. erpen oare tonge, als eenflange: beet adder-vergift is ender bare tippen. P/alm 140;·^. 4. EndeSalomon zegt, een Belials menfebe, een ondeugdzaam man gaat met ver- keertveid des monds omme, wenkt met zyneoogen,/preekt met zyne voeten,. leerd met zyne vingeren, in zyn berte zyn verkeertbeden. Prov. 6: v. 12. £en yder zie wel tue, dat hy door omgang met de zoodanige niet be- ïmet worde; maar een ygelyk die de nameClmflinoemt, fia af'van ongeregtigbeid. a Tim. 2; v. 19. Al die met Simon hert en zin,
Misbruikt tot lult en vuil gewin, Gods Woord* den zelven fchatten zal, Vol ongeregt'heids bitt're gal. |
|||||
ON-
|
|||||
Leerzame Zinnebeelden: 133
QNGEREGTIGHEID. |
||||||
iy vertrouwen op ydelbeid, ende /preken leugen, met
moeiten zyn zy zwanger, en zy baren ongeregtigbeid: zy broeden Bafiliskus eyerenuit, ende zy weven Jpinns- "webben: die van haare eyeren eet, moet fierven. &c. Jej. ƒ6: v. 4. De Baiilisk, venynig Dier,
Dood met haar adem, en door d'oogen: Zoo ftraak het oog der boozen 't vier
Van ontugt uit, en ademt loogen; Een Godverzaaicer, hoere en guit,
Broên Bafiliskus ey'ren uit.
I 3 C
|
||||||
134- Leerzame Zinneheehknl
OP DEN HAVIK. VEelerlei' zoorten van Havikken zynder, dog ai!©
roofzugtig en verfcheurende: by deze kan men de geweldenaars, woekeraars, gierigaards en bedriegers vergeiyken, daar David van zeide: hebben dan alle wer- kers van ongeregtigheid geen kennijfe, die mm Volk op- eten, als ofzy brood aten? P/alm 14: v. 4. Niet letten- de op deze öpreuke: die den armen verdrukt, om bet zyne te vermeerderen; ende den rykengeeft, komt zeker- lyk tot gebrek. Prov, 11: v. 16, Nog agt gevende op het gebod, verdrukt de weduwe, nog den weeze; den vreemdeling, nog den elendigen niet. Zacb. ç-.í. ßï. Maar helaas! zoude God nu met regt niet mogen zeggen, als eertyds: booret dit, gy die den nooddruftigen opflokket: ende dat om te vernielen de elendige des Lands: zeggende, wanneer zal de nieuwe Maane overgaan, dat wy lyftogt mogen verhopen? ende den Sabbatb, dat hoorn mogen openen? verkleinen den Epba, ende den Zikel vergrooten- de, ende verkeeraelyk bandelende met: bedrieglyke weeg- fchaalen: dat wy de arme om geld mogen koopen, endeden 'nooddruftigen om een paar fchoenen: dan zullen wy bet kaf van hei hoorn verkoopen. Arnos S: v. 4. Daar God het Land zwaarlyk om dreigde te Itraffen; en God weet waarom ons Land nu met oorlog enneringloosheidge- ftraftword! Immers, yder hebbe dog agt op deze ver- maning : Berooft den armen niet om dat by arm is: ende verbryzeld den elendigen niet in de poorte: want de Heere zal baar twijkake twiften, ende by zal den geenen, die ze berooven, de ziele rooven. Prov. 22: v. 22. Daar zyn meer roovers dan ter zee,
Zulks doet een vrekke woek'raar mee; Ook die een 's anders faam verdooft: cTEen 'c goed, en d'ander d'eer berooft. ROO-
|
||||
r3?
|
|||||||
Leerzame Zinnebeelden.
ROOVERY. |
|||||||
Oer godloozen raadßagen zyn bedrog. De woorden
der godioozeifzyn om op bloed te loeren, Prov, iz: v. ƒ. Der Haviks zoort is veelerlei,
Dog leven all' van roof en moorden: Nog meer der boozen fchelmery;
Beroovende met daad en woorden. Wac zetten z'Haviks klaauwen neer:
In 's naaftens goed, en bloed, en eer. I 4 OP
|
|||||||
}%6 Leerzame Zinnebeelden*
OP DEN PAAUW. HOovaardig en trots verheft de Paauw zyn ftaarr,
maar ziende demismaaktheidvanzynpooten, laat hy zyne veeren zakken: een voorbeeld het geene de hoovaardige menfch zig wel ter herten mag nemen. De l'aauw, die delchoonheid zyner veeren Natuurlykeigen is, heeft meer voorregt van te pralen, dan de dwaze pronkers op hunne geleende cieraden: wat reden heeft dog de hoogmoedige, om zig te verheffen boven zyneu naaiten? daar hy dog van het zelve leem afgefneden is, met den armen die hy veragt; zonder te gedenken x dat die den armen verdrukt, Jinadet des zelven maker. Prov, 14: v. 31. Dat dog yder hoovaardige zig t'elkens erinnerde het flotvonnis Gods, gy zytjlof, engy zult tot Jiof voederkeeren, Gen. 3, zy zouden reden hebben 21'g te vernederen : boven dien nog, al die boog is van, bert en, is den Heere een gr ouwel: hand aan band, zalhy. niet onjcbuldig zyn. Hooveerdigbeid is voor de verbre- kinge; ende boogbeid des geefles voor den val. Het is, beter nedrig van geefl te zyn, met de zagtmoedige, dan roof te deelen met de booveerdige. Prov. éü. Dat dan yder Chriiien deze volgende leeringe in agt neme: 'de vreeze des Heeren is te baten bet kwade, de booveer- digbeid den hoogmoed, ende den kimden weg, Prov. S. v. 13. Want, als de hooveerdigbeid komt,maldej'chand$ ook Komen: maar met de ootmoedige is wysbeid. Prov. 1 r. v. 1. Derhalven, zyt niet booggevoelende, maar vreefl. Rom. 11: í. 20. Zyt met de ootmoedigbeid bekleed, want God wederflaat de booveerdige, maar de nedrige geeft by genade, é Pet. y; v. ƒ. Steld Crezus roem in fchar, en eer,
't Geld Solon nog geen Paauwen-veer; Nadien men voor den fterfdag, Geen menfch gelukkig noemen raag. HOO-
|
||||
Leerzame Zinnebeelden. 13%
HQOVAARDY.
|
||||||
Voor de verbreHnge zal des menfcben berte zig ver-
keffen : ende de nedrigbeid gaat voor de eer e. Frov. 18: v, 12, Hoovaard'ge Paauw! verheft vry ftout
Uw fleren ftaart met Argus oogen; Dog weet, als gy uw poot aanfchouwt3
Dat al uw praalzugt is vervlogen: Staat ook , ó menfch! uw grootsheid af,
Gy zyt maar ftof en held ua 't graf;
I 5 OP
|
||||||
13 8 Leerzame Zinneleelden*
OP DEN HAAN.
DE Haan verbeeld wakkerheid en dapperheid: alzoo
hy den morgenftond door zyn kraijen aankondigt, en altyd dapper en ftrydbaar is. Die morgen-wekker roept de menfchen uit den flaap, om tot haren arbeid te keeren; maar gelukkige: die, met Petrus, op het haanen-gekraay, uit den flaap der zonden ontwakende, berouw over hunne misdaden krygen; gelyk 'er flaat: ende terftond kraayde den Haan, ende Petrus wier dindag- tig bet woordt Jezu, die tot hem gezagt badde, eerden Haan gekraayt zal hebben, zult gy my driemaal verloo- chenen , ende na buiten gaande, weende bitterlyk. Mattb. 26: v. 7f. ó! Dat wy menfchen (die door onze zondige daden, onzen Heiland zoo meenigmaal verloochenen) als wy den Haan hooren kraaijen, hemmogtenaanmer-, ken als roepende: ontwaakt.gy dieflaapt enflaat op Uit den dooden, en Cbriflus zal over u ligten, Epb, 5·; ν, 14, De waakzaamheid en dapperheid beveelt ons Paulus ïeer nadrukkciyk: 200 laat ons dan nietflapen, als an- dere , maar laat- ons waken ende nugteren zyn. Want zy die flapen, flapen des nagts, ende die dronken zyn, zyn des nagts dronken, maar wy die des daags zyn, laat ons nugteren zyn, aangedaan hebbende de borjtwapen des gtÏOofs, ende der liefde, ende tot een helm de hoope der, zaligheid, ι Tbef. y: v. 6. Daarom neemt aan de wapen· ruflinge Gods, op dat gy könnet wederflaan in den bso- zen dag : ende alles verrigt hebbende, fiaande blyven. Epb. 6: v. 13. 6 Menfch! vertrouw niet op uw kragt,
Maar neemt op Petri voorbeeld agt, Die 't haanen-kraay tot boete wekt, Als by zyn zwakheid had ontdekt. '" ' WAK-
|
||||
Leerzame Minnebeelden. 'ß$ö
WA Ê Ê ERHEID.
|
||||||
Wy hebben bet Propbetifch woord, dat zeer vafi is:
ende gy doet <wel, dat gy daar agt op hebt, als op een ligt fcbynende in een duiflere plaatfe, tot dat. den däg aaniigte, en de morgenfterre opga in uwe herten. 2 Pet, i: v. 19. De raorgenkreet der wakk'ren Haan,
Schier luid, ö menfch! ontiluit uw oogen3 Zoo als het Petrus is gegaan,
Toen hy tot weenen wierd bewogen: Wiens leven zulk een morgen wekt,
Diens dag ter eeuw der eeuwen ftrekt.
OP
|
||||||
i±Q Leerzame Zinnebeelden:
OP DEN KLOKHEN,- DE Klokhenne betoont een byzondere genegentheid
tot hare Kiekens: een afbeeldfel van de hoofd- deugt de liefde, en een linnebedd; het geene Chriitus tot zyne tedere liefde, over de Inwoonders van Jeru- zalem, overbrengt. Mattb. 23, Maar hoe kragtig deze «itbeeldinge ook is, nogtans is dezelve een al te flaau we ichetze, om de liefde volkomen uit te drukken; daar zelfs het ganfche fchepfel te zwak toeis: wyl nietalleea de liefde is de band der volmaaktheid. Col. ã.í. À4, maar ook Godis liefde, é Joan. 4: o. 16. Daarom God zyn on- iiafpoorlyke liefde aan ons zelve fchenkt, alzoo de liefde Gods in onze herten is uitgeftort, door den heiligen Geeft, die ons is gegeven, Rom. 5·; í. f, waar door wy hekennen de liefde Cbrifii ■> die de kenniffe te boven gaat. Epbef. y.v. 19. Want God die rykisinbarmbertigbeid, door zyne groote liefde , daar mede hy ons lief gehad beeft, ook doe tojj dood waren, door de misdaden, heeft ons levendig gemaakt met Qbrifio. Ephef. 2: v, 5·. Hier aan hebben wy de liefde gekend, dat hy zyn leven voor ons gefield beeft. é Joan. y v. 16. Dies zegt Chrillus, gelyaerwys de leader my liefgehad beeft, bebbe ik ook u lief gsbad, blyfe in deze rnyne liefde. Joan. 15-; v. 9. Zalige ! die met Paulus zeggen können : de liefde Cbrifii dringt ons. 2 Cor. f: v. 14. Wïefal ons febeiden •van de liefde Cbrifti ? verdrukkinge of benaauwdbeid: Êfc. Rom. 8: í. 35-, Waar door wy vervolgens liefde tegeus malkanderen oeft'enen; want indien imand zegt, ik bebbe God lief, ende baat zynen Broeder, die is een leugenaar, Bc 1 Joan. 4: v. 19. Heer! die 't gekreukte Riet niet breekt,
En 't fmeulend lemmer meer ontiteekt, Schenkt ons uw liefde, die nooit vreeft; En llerkt ons door uw goeden Geeft. LIEF-
|
||||
Zèerzame Zinnebeelden.
LIEFDE. |
|||||||
141
|
|||||||
Jeruzalem, Jeruzalem, . . . Hoe menigmaal hebbeik
uwe kinaeren willen by een vergaderen, gelykerwys een rtmne baare Kiekens by een vergadert onder de vleugelen 'ende gylieden bebt niet geivüd. Matth, 13: v. 37.
Gelyk een Klokhen 't kieken lokt,
En dekt dezelve met haar vlerken, Riep Jezus 'c Jodendom, verftokt
Van herten, fteunende op haar werken: En roept als nog, hy komt tot my,
Die in 't gemoed beladen zy.
Oï»
|
|||||||
?42 Leerzame Zinnebeelden:
OP DEN VALE.
GEmeenlyk werden de Valken doppen op de oogeri
gedaan, om datze niet fchielyk opvliegen zouden: waar by de Hoop werd afgebeeld. Nademaal wy nu in dit leven wandelen door geloove, en niet door aanfcbou· wen, 2 Cor. $: í. ç. zoo voeden wy ons met de hoop: wantwy zyn in hope zalig geworden. De bope nu die gezien word, is geen bope: want hetgeene iemand'ziet, waarom %al by bet ook hopen? maar indien wy hopen betgeenewy niet zien zoo verwagten wy bet met lydfaamheid. Rom. 8: í. 24. Inmiddels dat onze eige-liefde en begeerlykheid door werelds belangen vermaak, als doppen, onsgeefte· lyk ooge verblind; het geeneduuren zal zoo lang als wy deze leeme hutte zullenomdragen. Van tydelyke hope zegt Salomon : de uitgebelde bope krenkt het herte'. maar de begeerte die komt is een boom des levens. Prov. 13; 17. 12. Deze valt laftig en verdrietig: maar regt het tegen- deel , dit is een bope die niet bej'cbaamt. Rom. y: v. 5·. Welken toj hebben als een Anker der zielen, het welke ze- ker en vafl is, ende ingaat in bet binnenfie des voorbang- feis, daar de voorlooper voor ons is ingegaan, namelyk 'Jezus. Heb. 6: v. 19. Deze is de bope die weg gelegt is in de Hemelen, welke is Cbriflus, de bope der beerlykbeid. Col.i. Die ons ook bet onderpand des Geejts gegeven beeft, æ Cor. j: í. 5·. Dies nu yder geloovige mag roemen, in de bope der beerlykbeid Gvds. Rom.j:v.2. Zeggende met David: daarom is myn berte verblyd, ende myn tonge verbeugt haar, ja ook myn vleefib zal ruften in bopen.' Pfalm 16. Dewyleivy dan zoodanig een bope hebben. xCor. 3. zoolaat ons de onwankelbare belydenijfe der boope vafi houden, want die het belooft heeft is getrouw. Heb, 10; v. 23. Vraagt Izak, Vader waar is 't Lam?
God zal 't voorzien, zegt Abraham: En paart dus, door een vaftc knoop, 't Geloove en hoep, zelfs tegens hoop. HOOP.
|
||||
Zeerzame Zinnebeelden, 14.3
HOOP. |
||||||||
Want ßï)' zien nu door eetifpiegel in een duiflere reden *.
waar als dan zullen wy zien aangezigt tot aangezigt, 1 Cor, 13; í. 12. |
||||||||
. De Valk geblind, vertoond de hoop,'
Wy\ hy verlangt het ligt t'aanfchouwen é Zoo is eens Chriftens levens-loop,
Niet als verlangen en vertrouwen, Na 't geen men hier op Aarde alleen Als raadzsl zkt in duiil'rc reen. OP
|
||||||||
£14 Leerzame IZinnebecldeh.
OP DEN GIER.
DE Gieren zyn byna een zoort van Arenden: heb-
bende mede zeer fcherp gezigt en hoogevlugt, dog verfchillcn hier in, dat deze niets levendigs ver- fcheuren, maar met dood aas voeden: daarom de ouden * een Gier op een kruis afmaaiden, omdebarmhertigheid te verbeelden; wy können alzoo bekwaamlyk het'Ge- loove by den Gier vergelyken, want alsdefchriftzegt, elwaar bet doode lichaam zal zyn daar zullen de Arenden mergadert worden, Matth- 24." v. 2.8. beteekent zulks, dat het geloove in Chrifti kriiis-dood haar voedzel vin- den kan. Het geloof ziende op den overften Leidsman en 'uoleinder des geloofs, Jefum, Heb. \i:v. 2. ziet mede 2eer fcherp met de oogen des verftands ,alsblykt: uis't gegeven de verborgentbeden des Koningryke Gods te ver- jlaan, maar tot de andere /preek ik in gelykenijje, op dat "zy ziende niet zien. Luc.8:v. 10. En haar hoogevlugt in dekennuTe, is zoodanig, dat de Ë poftel zegt, onze wan' del is in de Hemelen, waar uit wy ook den Zaligmaker Oerwagten. Ñ bil. 3: í 20. Laat ons dan het ooge des ge- loofs llerk vefligen op onzen Heiland, die ons een oor- zaké'der 'eeuwige· zaligheid'geworden is. Heb.f.v.g, En onze herten van de Aarde aftrekkende, onze zielen in den geloove ten Hemel heffen, om ons voedzel aan hei lic- haam en bloed Chrifli re vinden, gelyk Jezus, onsnoo- digende, zegt, myn vleejcb is waarlyk Jpyze ende myn bloed is waarlyk drank, die myn vleefcb eet en myn bloed drinkt, die blyft in my, en ik in kern. Ik ben bet brood des levens, die tot my komt zalgeenfints hongeren ende die in my gelooft zal nimmermeer dorflen. Joan. 6: v, 35·. De Vaderlyke liefde - pligt,
Voor Abrahams geloove zwigt: Des hy, door zelfs-verloochenis, Een Vader der Geloov'gen is. GE-
|
||||
Leerzame Zinnebeelden. i^f
G £ L O O V E. |
||||||
. Jefus dan zeide tot haar: 'voorwaar, voorwaar zegge'
ã.ii heden, ten zy dat gy het vlscjcb des Zoons des Men- jcoen eetet, ende zyn bloed drinkt, zoo bebt ey åþç leven m.u zeken. ' ' . :· ~ ~. 'lp*' & v, S3-:
De Gier op \ kruis (by d'Öuden)geeft'
Een teeken van banmliertighedêri; Wyl hy nooit eet Je geenjeven heeft,:
-coo'n Gier is het geloove'mede; Aan 'c kruis hing 't m, het geen -haaf voed,
En ..lelt haar dó'r'ft in Chrifti 'bloed
Ê OP
|
||||||
ι $6 Leerzame Zinnebeelden.
OP DEN OJE VA AR.
DE Ojevaar die zynen gezetten tyd waarneemt om te
Vertrekken, en te ontvlieden degutireItormendes Winters: is een leerzaam zinnebeeld voor denmenfch, om zig te wagten voor de vlagen van nyd, haat, toorn, en twilt, dewelke, gelyk de barre winter, mede geen vrugten geven; beter is een gerigte van groen moes, 'daar ook 'liefde is, dan eengemefle Os, ende baat daar by. Prov. j s: ν. 17. Een drooge beete, ende ruße daar by, is beter dan' een huis vol vangeßagte beißen, met twijl. Prov. ij:v.i. Daarom behoorden de menfchen haar tyd ook waar te nemen, en te ontvlieden al het geeneaanleidinge tot on- ruit geeft. Het begin des krakeels is gelyk een die bet water opening geeft: daarom verlaat den twift, eer by zig ver- mengt. Prov. 17: v. 14. Dit is wel een noodige waar- fchouwinge ten opzigte van den uiterlyken omgang mei onzen Naaften: Maar voortrefFelykerennoodigerishet te iireven na datilille, en geruite geweft, dsvrede Gods, die, alle verfland te boven gaat. Pbil. 4: v. 7. Ende de irage eener goede confcientie tot God, door deopflandinge jfefuCbrißi. 1Pet. y-v,2i. Derhalven Paulus vermaant: Jaagt de vrede na met aiien^tnde de'beiligmakinge, zo»« der welke niemand den Heere zien zal. Heb. 12: v. 14, Ende Petrus van gel-yke: wie bet leven wil liefhebben, ende goede dagen zien, die ßille zyne tonge van het kwade ende zyne lippen datze geen bedrog /preken, die wyke af van het kwade, ende doe bet goede, die toeke de vrede, ende jage dezelve na. 1 Pet. 3: v. 10. Die Cbrifioindeze dingen dient, is Gods welbebaagelyk ende aangenaam den menfchen. Zoo dan, laat ons najagen 't geene ttt den weden dient. Rom. 14: ν. ίο. De Vrede-vorft ons vryheid geeft;
Dog daarom tiiet in welluft keft: Wie vrydom, met den Schenker, zietj "Vergeet dog joiephs fchade niet. VRY-
|
||||
Leer%ätne Zinnebeelden. Η?,
VRYHEIDS LUST. |
||||||
Zelfs eeri Öjeväar äan den Memel &eét zyne gezet-
te tyden. jer. 8: v. 7·
't Afbeeldfel van den vryen Staat*
Een Ojevaar, vlied winterviagen: Dit voorbeeld ffrekt een goede raad,
De zoete vrede na te jagen; Wie tweedragts güure winter vlied*
De zomer van de ruft geniet.
Ka O?
|
||||||
i£8 Leerzame Zinnebeelden.
|
||||||||||
O Ñ D E Í G Á Í S.
|
||||||||||
W Anneer de Ganfen over het gebergte Taurus vlie
gen wil 'ei;, ai waar í tele Yre'nden xyn , zoo nemei |
||||||||||
-
|
||||||||||
2,y een Iteen in den bek, om haar naniurlyk, vee! kwa-
ken te breidelen, op datfezig zei ven aan de Arenden niet zouden beklappen : een leerzaam voorbeeld , omterbe- hoorlyker tyd te æ wygen; daarom zegt bet fpreekwoord: Die zwygen kan. Geen wyzer Man, Dog hier word geen geftadig zwygen verßaan, waar
door de menfch, itom, of dom geagt mag worden, maar op zyn pas; want gelyk het zwart, het wit doet afiteken, en in de Schildcrkonit de bruine fchaduwe aan de daginge kragt by zet, en aangenaamheid geeft, zoo is ook het behoorlyk zwygen m redeneeren. In zwygen, maat; | Vuil fpreken, fmaad; Veel fpreken, laat; j Kwaad fpreken fchaad; Vals fpreken, haat; I Wel fpreken, baat. Kortheidshalven kan dit een kleipe fchetfe zyn in zwy-
gen en fpreken. De Pfalmift, de vrugten van fpreken en zwygen aanwyzende, zegt, eerlï vaneengodlooze: zyn mond is vol van vloek ende bedriegerye, ende lift, onder zyne tonge is moeite en ongeregtigheid. P/al. é o: v. 7. en, van de. vroomen: wie zal woonen 'op den berg uwer heiligheid?' die met zyne tonge niet agttrklapt, zynert metgezelle geen kwaad en doet, ende geen fmaadredenen opneemt tegen zynen naaften.. P/alm ê, Wie is de man die luft heeft ten leven ? die dagen lief beeft om bet goe- de te %ien ?. Bewaart uwe tonge van het kwade, ende uwe lippen van bedrog te fpreken. Ñ [alm 34: v. 13. 't Was wreed ('t is waar) 't geen Solon deed,, '
Dat hy zyn e>ge tonge affneed, Om onnut fpreken te verhoên: Dat kon VQorzigtigheid wel doe». |
||||||||||
Leerzame Zinnebeelden. 14$
ZWYGEN BEST. |
||||||
. Ote zynen mond bewaart, behoud zwe ziele· mnr&
* bm « bringe, Mzyne lipptriZßopenS.
rruv. ij; v. 3,
De Gans vat in zyn bek een Heen,
Om onder 't vliegen die te ihoeren, Uit vrees voor d1 Arend: dat zoo deên
AJe menfclien die haar mond veel roeren, t was wenfchlyk, dan wierd meenig een
JMiet ligt gevangen in zyn reen.
K 3 OP
|
||||||
jjo Leer mme Zinnebeelden.
OP DE S WAAN.
DE Geloovige in haren ïuiveren wandel voor God,
können te regt door de zuivere witte Swaan, zin- gende haar Lykzang (gelyk'er de Poëten vanfchryvcn) afgebeeld worden; want, de zuivere en onbevlekte gods- dietifl voor Go é ende den l· ader is deze, weduwen en wee-' Zen bezoeken iti baar verdruKkinge, ende bsmxelve onbe- jmet bewaren van de wereld. Jae. é: y. 27. Het gerne de opregte Geloovigen eigen is, als werdende door Gods Geelt geleid in alle wysbeid engeeflelykverfland. Col. 1: v. 9. De wysbeid die van boven is, die is ten eerflën zuiver, da.irnavretuzaam, bejcbeiden, gezeggelyk, vol van bami' bertigbeid ende van goede vrugten, nietpartydelyk oordee- lende, ende ongeveinft. Jac. 3: í. é ç. Dog helaas! als wy na Petri· lelie, onderzoek u zelven of gy in het geloove zyt, beproeft u zelven. Of kend gy u zelven niet, dat Jezus CbrijhiS in u is? 2 Cor. 13: ô;, ƒ. Ons gaan onder- zoeken, hoe zwak zullen wy ons bevinden! mogende zeggen, de geeft is wel gewillig, maar het v'eefcb is zwak, Maltb. 14: í. ·0. en uitroepen, als onzeSwaane-zang: Ik elendig men lebe! wie zal mj vcrlojjen uit bet lichaam dezes doods? Rom. 6: í. 24. Die waarlyk aldus treuren en met haar zelven verlegen zyn, geeft Jacobus deze raad: Naket tot God, ende by zal tot u naken; reinigt de banden , gy zondaars , ende zuivert de benen , gy dubbelbertige , draagt u als elendige, ende treurt ende weent, uw lachen worde verandert in treuren, ende uw Uydfcbap in droefheid, vernedert u voor den Heere, en- de by zal u verboogen. Jac. 4: v. 8, Die hier (in zuiver Swaanen-wit)
Een onbevlekte ziel bezie; Werd nu met Jofeph wel gehoont, Log namaals heerlyker gekroont. Æ UI-
|
||||
Leerzame Zinnebeelden.
ZUIVERHEID. |
|||||||
Ijl
|
|||||||
Wtziï God heeft om niet geroepen tot onreiniebeid>
maar tot bctligmakinge. é TbeJJ. 4: v. 7.
Men zegt, de zuivre witte Swaan
Zou voor haar dood, een Lykzangneuren: Diefteeds, naar heiligmaking ftaan,
£n over hunne zwakheid treuren, Die zingen door een zuivre gang,
in het geloof haar Swaane-zang.
Ê 4 OP
|
|||||||
Àææ Leerzame Zinnebeelden.
OP DEN KRAANVOGEL. VT7 Anneer de Kraanvogels, by haar vertrek , met
W hoopen vliegen en ergens hunne nagtrull nemen, zoo fteld zig eene der zelve op de wagt, nemende een Iteen in zyn eene poot, terwyl hy op de andere Haat, om door den flaap niet overvallen te worden, of door her óntglyden van den Üeen weer te ontwaken : waar door de waakzaamheid word afgebeeld; een leerzaam voor- beeld , om niet door de flaap van zorgloosheid overvallen te worden, wyl de menlch zoo vee'e vyanden heeft: daarom leert ons Chriitus, waakt ende bid, op dat gy niet in vttzoekinge komt. Mattb. 14: v, 38 en beveelt zig te wagten, van de menjeben, van valjcbe Propheten, van Pharizeen: en Schriftgeleerden: ook dient zig de inenfeh voor zyn zelve te wagten, want onsberteisargliftigen boos, meer dan eenig ding, ja doodlyk is bet: wie zal.bét kennen? Jerem. 17: v. 9. Behoed itw berte boven al dat te bewaren is; want daar uit zyn de uitgangen des levens. Prov. 4: v. 23. Men moet zig ook wel wagten van de gierigheid. Luc. 11: í. ij·, als wortel van alle kwaad. 1 Tim. 6: v. 10. Dus kan men niet genoeg op zyn hoede zyn, daarom boud fierk ááðæç het gebed, ende waakt in het zelve met dankzegginge. Col.4:11.2. Waakt, jiaatin bet Geiccve, boud u manlyk, zytfierk, é Cor. 16: í. 13. Ende wagt u zelven, dat uwe herten niet feeniger lyd lezwaan worden met braßerye, ende dronken febap, ende zorgvuldigbeden dezes levens, ende'dut u dien dag niet cnvovrziens over kome. Want gelyk een ßr:k zal hy ko- men , over alle èe geene die op dm gardjeben aardbodem gezeten zyn. Waakt dan tot aller tyd, &c. Luc.it ßö'. 34. /■alig zyn die dienjiknegten welke de Heere, als by komt, zal wakende vinam. Luc. 12: í. 37. Onzaal'gs flaap van zorgloosheid.
Wat word ge', helaas! te laat befchreid,, Wanneer de ziele vadzig werd, • é Ñþ groeit het onkruid in het hert, WAAK,
|
||||
Leerzame Zinnebeemn. 1^3
WAAKZAAMHEID,
|
||||||||
Waalt dan, want gy weet niet in welke uure uwe
'eßre komen zal. |
||||||||
Matte. 24: <õ. 41.
Uit zorg voor ilapen iiaat de Kraan
Op eene poot, en vat in d'and're Een fteen, om op de wagt te ftaan:
Dit hoorde een Chriften op te fchrand're3 Tot waken in opregt geloof,
Om niet te werden tot een roof,
Ê 5 OP
|
||||||||
115^4* Leerzame Zinnebeelden.
OP DE DUYVE. Β Υ de Poëten werd de Duyve afgebeeld, om te be-
teekenen den Huwelyken Staat, de vrede, ende de neiginge des Gemoeds eenvoudigheid of opregtig- heid: waar toe onze Zaligmaker haar ten voorbeeld by brengt. Matth. 10: v. 26. Het behaagde God ook de n$- derdalinge des Heiligen Geeiis opChriilus, aanjoannis 'de Do'iper, in de gedaante van een Duyve te vertoonen, inde by zag én Geefl Gods nederdalen, gelykeen Duyve, ende op hem komen. Matth. 3: v. 16. O vermits de D u y ven ïeer Kuiten, onnoozel en opregtzyn, zoolkmmemet haar eigenfehappen zeer wel over een de eenvoudigheid des herten, ende reine oogen, na den inhoud des Euan- geliums des vredes; gelyk zoo de eerde Gemeinte Chri- iti beltond : Dagdyas eendragtelyk in den Tempel volhar- dende, ende van huis tot huis brood brekende, aten zy te zamen met verheuginge, en eenvoudigheid des herten. Acto- 2:1). 46. Zoo zegt ook Chrilius: wanneer dan uwe ooge eenvoudig is, zoo is ook uvo geheel lichaam verligt. Luc. ιι.-ί). 34. Zoo beltond Ν athauaël, volgens het getuige- r-'iïe jezu, ziet 'Waarlykeen Jjraè'iyt, in welke geen be- drog is, Joan. 1: v. 48. Wel zalig zyn dan die niet Paulus zegden können: onze rosm is deze, namelyk bet getuigenis oazir confeientie, dat wy in eenvoudigheid ende opregtig· beid Gods, niet invleefcbelykewysheid, maarin de genade Gods, in de wereld verkeert hebben. 2 Cor. \:v. 12. Van de zulke zal de Zaligmaker, als de Bruidegom ryner Kerke, zeggen: ziet gy zytfeboone myne Vrin- dinne, ziet gy Jcboone, uwe oogen zyn Duyven oogen tujjcben uwe vlegten. Cant. 4: v. t. Gelukkig! wien Emanuël
Zal fchatten als Nathanaël: Daar Jezus geen bedrog in vond: O! dat ons hert ook zoo beftondi EEN-
|
|||
eerzame Zinnebeelden. ijj
EENVOUDIGHEID.
|
||||||
Ziet ik zepde u ah Schapen in 't midden der Wolven;
•pidan voonigtig gelyk de Slangen, ende opregt gelyk Mattb, ßï: í. éü.
De eenvoudigheid, de vrede en Egr, Werd door de Duif t'zaam afgeteekend: De Vrede-vorlt, die 'c ilegte en regt* Verr1 boven pragt en heerszugt rekend » Vermaant uw wandel zy geleid, ■Naar 't lpoor der Duive eenvoudigheid. O Ñ
|
||||||
ι $6 Leerzame Zinnebeelden.
OP DEN PAP EG Α AY.: DE klappende Papegaay pronkende met fchoone
.vederen, is een net atDeeidz-el van een ryken fn.ip- peit, dewelke om zyn cieriyke kleeJe en, niet alleen zig zeiveu b-.';aagt, u aar daarom ook eere en aandagt van andre verwant, op-Zyti (vediyds onnutte) redenen, waar in hy zig o'ok zdüen ue'driegt, door de kwade ge- woonte, dat men oin het kleed den man eert, daar en boven waand 'er meeuig een dat de wetenfehap of wysneid in veel fpreken Deitaat, maar die met anderen veel jpreken, fpreken weinig met haar zelven, dewyl zy nooit t'ijius zyn, en by gebrek van gemeenjebap met baar zelven, mureüènen z;y baar, venuor.ende het ge- zelj'cbap. een zot, daar zy wanen de wyfie te wezen 2egt de.-Heer jf.de Brune, Zulke praters zoude men met hiiphas -te regte vragen, zal een iftys man 'Windige tve- ienfehap voor anlwoorde geven, enge zal by zynen buyk vullen met oofien wind'i befbraffende met woorden dientet baten, ende des-r redenen met weke by geen projyt doet Ί? Job i-f:% z. Wat word 'er meeuig ydel ger.w ets en gefnap, ais met open mond, aangehportJ vooral, als 'er (mei de kwakzalvers) dezwienge, ofwlitaatlyke, kleederen by verzeld gaan, die nogtans in haar ztlve ganich onnut zyn , dies veniiaant Salomon : gaat weg van de tegenwoordigheideenes zottenm'ins, wantgyziud, by hem geen lippen aer wetenjebap merken. Prov. 14:1). 7.' Dood, en leven zyn in bet geweld der tonge ende een ydr die ze lief heeft zal u aar vrugt eten. Prov.iHiv.n. Wie wetenfebap weet, boud zyn woorden in, ende een man vanverfiand is kofleiyk van geejle; een dwaas zelfs, dia zwygt, zal wys geagt worden; en die zyn lippen toe/luit, verjtandig. Prov. 17; vi 27. Wat word'er meenig zot gefn?:?,
Geprezen, om het kleed, of kap! Dog (onder een geleerden fchyn) Maar onioute woorden zyn. SNAP»
|
||||
Leerzame 'Zinnebeelden, ï J f
S Í Á Ñ Ñ E R Õ.
|
||||||||
In veelheid der woorden gebreekt de oveHr'edinge niet é
maar die zyne lippen wederboud, is kloek verflanaig. Prov, ßï: v. 19. |
||||||||
Het zoet gefnap des Papegaajs,
En 't eierlyk fchoon van hare veeren, Vertoont een zot, die voor wat fraais
Agt veel gepraat, en fchoone kleêren: Maar een verJhndig man die haat
Eenfnappert, die niet veel veritaat.
OP
|
||||||||
158 Leerzame Zinnebeelden.
OP DEN UYL.
DOor den Uyl hebben de Ouden de wysheid afge-
beeld, en haar aan Minerva, de Godinneder wys- heid, toegewyd: dog word meelt gebruikt om te bete- kenen die geene , die ydele Wetenfchappen zoeken, zonderde deugt te behertigen. Alle Wetenfchappen die niet betrekkelyk zyn tot den waren God en zyne ver- heerlykinge, door het werk der Scheppingen] Chrifto, können de ziele niet verligten, nog inwendige ruft toe- brengen Te vergeefs blokt de Sterrekundige , zoo zyn befpiegelinge zig niet verder ftrekt, dan tot de afftanden der Hemel -ligten: onnutlyk verflyt de Alchimill zyn koftelyke tyd: om kort te zyn, alle wetenfchap die al- I leen het tydelyk belang betreffen, zonder betrekkinge tot deugt en de eeuwigheid, zyn ydele bezigheden: dewelke de merifchen, in de duiiiernis van haar eigen < woelinge doen omdwalen; waar door zy haar eigen nef- ten rooken, en haar gelukzaligheid zelfs vermeenen uit te werken; maar God vatte de njoyze in hare arglijlig· Md, de Heere kent de overleggiv.ge der wyze, datfeydel zyn. é Cor. y í. 19 De natuurlyke menfcb'bes.rypt'met de dingen die des Geefts Gods zyn; want zy zyn bem dwaas- beid, by kanze niet verjiaan, om datjegeeflelykonderfcbei- der. worden, é Cor é: í. 14. Derhalven ziet toe, dat niemand u, als eenen roof vervoert, door de Poilofophie, ende ydele verleidinge na de overleveringe der menfcben, na de eerfle beginfelen der wereld, endennet na Chriflum. Col. x: v. 8. Bewaart bet pand u toebetrouwt, eenen af- keer hebbende van bet ongoddelyky delroepen ende van de val- fcbelyk genaamde Wetenfchappen, dewelke zommige voor- , gevende zyn van het geloove afgeweken, 1 Tim, 6:v. id. Hy die van alles redeneerd,
Dog ware Wysheids kerne ontbeerd, En niet (leeds doeld op 't hoogde goed, is als des Nagt- Uyls blind gebroed, YDE-
|
||||
Leerzame Zinnebeelden. ijp
YDELE WETENSCHAP.
|
|||||||
Want dt wysbeid -dezer wereld is dwaasheid by Ged„
|
|||||||
é Cor. 3: í. 19.
Een Uyi, Minerva toegewyd.
Beeld af, die d'ydle wetenfchappen Meer dan de deugt bemind; diens vlyt
Het fpoor betreed der duiftre ftappen Van Vrouw Natuur: maar geen gezigt
Heeft van des waarheids helder ligt.
OP
|
|||||||
i6ó Leerzame Zinnebeelden.
OP DEN 11'AVE. DE Rave zyn (als Natuurfchryvers melden) zoo on*
agtzaam, dat zy veeltycTs haar neft vergeten; zoo dat haar Jongen van honger zouden vergaan, byaldien ze uit een aangeboren voorzigtigheid, daar tegen niet eenig goed in haa-r neften hadden daar wormtjes in groe- jen, welks de jongen ah dan eten : hieropfpeelt moge- Jyk de Text, wie bereid de Raven baren kofl? als haar jongen tot God fcbreeuwen, als zy dwalen, omdat'ergeen eten is. Joh 39: v. 3. Ook werd haar geroep er as cras (in het Latyn) ?norgen morgen, aardig tot een fpreek woord gebruikt, om de onagtzaamheid de: menfeheu te beris- pen , dewelke den boozen dag verre Hellende, denken het is nog tyds genoeg, tegens het voorbeeld Pauli, daar hy zegt: vergetende bit geene dat agter is, ende firekkende my tot bet geene dat voren ir, jaage ik na bet wit, tot den prys der roejnnge Gods die van boven is in Cbrifio Jezii. Pbil. 3: v. 14. Veel menfehen leven met 2.00 weinig agterdogt, als ofzy nimmer Her ven zouden ; haar vervrolykende.wyl ze afnemen, gelyk deflekken, die op het vier gelegt zynde piepen, en zoet geluid ge- Yen , inmiddels dat haar huisjes brandende vergaan. Maar ó men.fch! gedenkt dat de heilige Geelt zegt: Heten als gy zyne flenime boort, zoo verhart uwe herten niet. Heb. 3: 7;. 7. Ziet'dan hoegyvoorzigtelykwandelt: niet als onwyze, maar als wyze, den tyd uit hopende, wyl de dagen boos zyn. Epb. ƒ: v. 15-. Zyt niet traag in het beneerjïhen, zyt vierig vangeefle, dient den Heere. Rom 12:37. 11. Ende gedenkt aan uwe Schepper in de- dagen uwer jongelingfcbap,' 'eer dat de kwade dagen komen ende de jaren naderen, van dewelke gy zeggen zult, ik htbbe geen lufi in dezelve? Eclef. 12: v. 1. Onagtzaamheid, waar in 't ook zy,
Brengt niet dan fchade en moeite by: .Zoo Amaza hadde opgepaü; Had Joabs zwaard hem niet verraft. ON-
|
||||
Leerzame Zinnebeelden. jóY
O Í Á G Ô Æ Á Á Ì Ç Å ID. |
||||||
ijjr0ef U nif 0T°er dm daS van morden: waht &
tveet met wat den dan; zal baren. S< Prov. 27; v. ï.
Onagtzaam en vergetelyk,
öe^ Rave vaak veilaat haar Jongen:' o! Dat de menfch vermeteJyk
Nooit mede deed dezelve fprongen: Die cras, «rag met den Rave kryt,
Dat 's morgen, morgen, is 't nog tyd.
L J0P |
||||||
16z Leerzame Zinnebeelden.
OP DEN EXTER.
DE Exter kan zyn huppelen niet laten, is een gemeen
fpreekwoord geworden, overmits zyn natuur mede brengt dat hy (tcets van d'eene tak op d'andere fpringt: waar by de gewoonte wordafgebeeld, dewelke is als de tweede natuur; gely k men ziet aan het hout, als het door de tyd krom gewend is, hoe bezwaatlyk het •weder tot zyn vorige regtheid te brengen is; zoo is het ook met de menfch gelegen, gelyk Salomon zegt, dit lebbe ik gevonden, dat God de menjcbe regt gemaakt beeft, maar zy hebben veele vonden gezogt. Eed. ç:í. ig. Deze vonden-zoekinge heeft onze natuure zoo aan- genomen, dat elk zeggen moet, ziet ik ben in ongereg- tigbeid geboren, ende in zonden beeft my myne moeder entfangen. Pfalm f é: v. 7. De menfch heeft zig omge- vend tot eigê liefde, daar hy al zyn ruft en genoegen in God moeit vinden; derhalven de ziele, vannatuureruit toekende, aait ïì de Schepzelen, fpringende van het eene voorwerp op het ander, en blyft on verzadigt, na- dien 'er buiten God geen ruit te vinden is; aldus is de regte gang .verkeert. Daarom zegt Gods woord, word ièbuttdetfvan dit verkeert gefügte. "Á¢. 2: í. 40. Wan- neer nu de kromme <wegen zullen tot een regten weg wor- den. Luc. 3: í. y. .zoo moet God de neiginge onzes ge- moeds tot een ltrydige zyde over buigen; dat heet bet vleefcb kruicigen met al zyn begeerlykbeden. Gal. $:v. 24. en de leden dooden die op de aarde zyn. Col. 3: v. f. , daar God veeltyds harde middelen toe gebruikt, daarom geliefde en boud u niet vreemd 5 maar zyt geduldig in de ver' drukkinge. Rom. 12: í. 11, op dat gy moogt onherispelyk tnde opregt zyn, kinderen Gods zynde onftraffelyk in 't midden van een krom en verdraait geflagt. Phil. 2: v. 1 f. Gewoonte, zoo Licurgus leert,
De neiging der natuur verkeert: Die itadig in het booze leeft, Ook zelden trek ten goeden heeft, GE-
|
||||
Leerzame Zinnebeelden* itf|
GEWOONTE. |
||||||
&9? ^doeren gebroedfeh , boe kond gy goede dwg0
/preken, daar gy boos zyt? Mattb, i2: v. 34.
Een Exter, huppelende, fpringt
steeds van den eene tak op d'and're: Zoo kan ook, wien gewoonte dringt i
tfezwaarlyk zyn gedrag verand're: Wie bod aan zyne lüften bied,
Laat met den Exter 't hup'ien niet,
La OF
|
||||||
164. Leerzame Zinnebeelden.
OP HET VELDHOEN. DE Patrys, of het Veldhoen, broeit wel, maar ziet
veekyds geen vrugt; overmits de Jagers haar nes- ten ligt verltooren, of haar opvangen: Zoo vergelykt Ciods woord den menfche, in zyn onregt vergaderen rykdom. Jer. 17; v. 11. Een leerzaam Zinnebeeld, om de ydelheid , van de noeile bezigheden en pogiuge, om verganklyke goederen te verkrygen, aan te wyzen; waar door aanleidinge gegeven word tot opmerkinge der kflè Chriiti, vergadert u geen [chatten op de Aarde, &c. maar vergadert u fcbatun in'den Hemel. Maitb.6: V. 19. Immers voor al dog geen liiten, nog bedrog te gebruiken om dezelve te bekomen. Te arbeiden om /coat- ten met een valjebe tonge, is een voortgedreven ydelbeid der geener die de dood zoeken. Prov. zi: v. 6 Goed van ydeloeid gekomen, zal vermindert worden: maar die met Üe bana vergadert, zal 'i vermeerderen. Prov. ly.v. 11. En vermoeit u niet om ryk te worden: flaat af van uw vernuft; zult gy uwe oogen laten vliegen op 'i geene dat niet is ? want bet zal zig gewijfelyk vleugelen maken, gelyk een Arend die na den Piemel vliegt. Prov. 23: v. 4. Ü! dat .yder dit dog wel overwoog ! en daar door in- zag de broosheid en onilandvafiigheid van de wereldfe goedereu, dewelkedoorduizeiideongevallen vervliegen éft vervreemden; dan zoude nien leeren na het beiiendige uitzien, en op God alleen vertrouwen: want febaiten der godloosbeid doen geen nut: maar de geregti^heidreddet van de dood. De Heere laat de ziele des regtveerdigen niet hongeren: maar de haven der Godloozen floot i.>y •Keg, Prov. 10: v. 1. Wie ooit van Elie Zoonen las,
Hoe Hophni en hoe Pinehas, Om vuil gewin, behaalden ftraf, Sta van geweld en lift ook af. |
|||||
VUIL
|
|||||
Leerzame Zinnebeelden: 16$
VUIL GEWIN. |
||||||
»af 5? / Vdd]mn Ö*«* vergadert, maar hroeid/h
reit Ë VJ' bj dïe rykdm kadert, do? niet met
Zdeinzt TfÏPner d^en ™l % dim «Mn verlaten,
enae m zyn laatfie een dwaas zyn. vt XT õ. 3er· I?: v' "·
Het Veldhoen zameld de eyren wel,
Maar heeft naauw tyd die uit te kippen,
Door 's Jagers komft · 200 zal ook fnel c Unregt verkregen goed ontflippen
i™ menfch, die uit een vrekken aard, Door roof en woeker goed vergaard, L 3 OP
|
||||||
'%66 Leerzame Zinnebeelden.
OP HET YSVOGELTJE. Η Et Ysvogeltje, gemeenlyk Alcioné genaamt (om
de vercieringedat deKoninginne Alcioné, willen- de by haar verdronken man (Ceix)fpringen, beideinYs- yogels veranderden, {Ovid: Meth: Lib: w.) maakt haar Neft op de Zee, den tyd waarnemende dat dezelve ge- heel (lil is, ook fchryft men veel van haar onderlinge lief- de, in zoo verre dat als het Mannetje fterft, het Wyfje haar dood hongert, of treurt; een zoet voorbeeld van de Eendragt, het zy men ze aanmerkt, in het Huwlyk, of in den Geeiüyke en Burgerlyke Zamenlevinge, in welke alle, de ilormen van twift en tweedragt, dezelve ook be- let vrugten van liefde, ruil en voordeel, te können voort- brengen ; daarom zegt de ProvintialeZinfpreukzeer wel, Eendragt
Maakt magt.
Dat dog yder deze fpreuke ter herte neme, in op- ïigte van Huwlyk, gedenkende een vhej'cb te zyn, zig voor den ftorm van twift dog te wagten, en de ruft te fcoeken: in het gêeftelykegeldde vermaning, iveefieens· gezind onder 'malkanderen. Rom. 11: v. ió. naar het voor- beeld der eertte Kerke Chrifti, dewelke was dagelykseen- dragtelyk in den Tempel volberdende. Act. 2:^.46. En in den burgerlyken waudel, vergeldet niemand kwaad voor kwaad, bezorgt het geene eerlyk is voor alle menj'chen, indien bet mogelyk is, zoo veel in u is, houd vrede met alle menj'chen. Rom. 12;v. 17. gaveGod! datinaüedeze de volt;ende weufch ftand greep, de God der lydzaamheid, ende der vertrooflinge, geve u dat gy eensgezind zytonder malkanderen na Chrïftum Jefum, op dat gy eendragtelyk met eenen monde meugt ■èerbeerlyken den God ende leader finzes Heeren Jeju Cbrifli, Rom. 1 y. v, f. De twift in Kerk, in Land of Huis,
Is een beklaaglyk heilloos kruis; Daar agt men God, nog zyn gebod: \Vaar liefde en eendragt is woont God. EEN-
|
||||
Leerzame Zinnebeelden* 16?
EENDRAGT.
|
||||||||
Alle bitterheid, ende toomigbeid, ende gramfchap, ende
geroep, ende laßeringe zy van ugeweert, met alk boosheid. Epb. 4: v. 3t. |
||||||||
Het Vogekjen Alcioné
Weet om te broeijen tyd te ramen, En nefteld op een kalme zee:
Zoo mede, die in Egt verzamen, Haar voegt voor al geen ftorm van twiil,
Waar door men 'c zoet der eendragt miflr.
L 4 OP. |
||||||||
[j6§ Leerzame Zinnebeelden,
OP DEN S WA LUW. DE Swaluw, die in het zoete des Zomers ons by-
woont, en iq den Winter ons verlaat, is een regt Zinnebeeld van hedendaagfc vrienden: de vriendfchap firekt zig.nu niet verder uit, als het belang, genot, en Vermaak duurt; Salomon mag zeggen: een vriend beeft falUr tyd lief, ende een broeder wordin bemauwtheid geboren. Prov. 17: v. 17. datiste verltaan vaneen waar>. agtig en getrouw vriend, maar waar zal reen die nu vinr den ? men mag nog Davids, d-it zyn mannen naGods her- te, vinden, dog of, die hare Jonathans mede aantreffen is hachelyk ; veel eer zullen zy haar Acbitophels en Zimeis ontmoeten. En wanneer het gebeurt, dangelddeleffe, een Man die vrienden heeft, beeft zig vriendeijk te bour den, Prov. 18: v, 24. hy zet ze dog zagt, om ze te be- houden. De Heer de Brune, befchryft de hedendaagfe Vriendfchap aardig: de vriendfcbap (zegt hy) is een daag- lyks brood, dat ixiel fmaakt, zoo lange bïtverfch is, ende, korsjes nog kraaken: maar als 'i door ouderdom begint te muffen en te marbelen, werd bet boender kofi, qfmefling vour de Verkzns, Men plag te pryzen een vriend van bon- der t jaar, maar daar ijjer mi iaxHdyk een vanbondert "Weken te vinden. Om de oude Kve is weinig rouw, en nog min om een verjaart vriend, die geen vet meer beeft om den as tejmeeren, en bet wiel glad en wakker te doen gaat}. Η Is verloren van deugt enpLgt tejpreken. Als 't diep verhopt, verzet men de baken. Op I abor zou men, met Petrus, wel Tabernakelen willen bouwen, maar op den weg na Golgotha dan is 't, ik kenne de menfebe niet. Maitb, z6:v. 72. Het is al een oud kwaad, bet goed brengt veele vrienden toe? maar de arme, word van zyn %rie?id gejebeiden. Prov. 19; v. 4. Als iemand het geluk toelagt,
Werd hy van yder een geagt:
In tegendeel, wie 't kwalyk gaat,
Die werd, zelfs van zyn vriend, gebaat.
VRIEND*
|
||||
Leerzame Zinnebeelden. jtfp
VRIE.NDSCH AP.
|
||||||
, v,.ff?Be ^0^ zelfs van zynen vriend gehaat: maar
oe liejbebbers der ryken zyn veeie. Prov. 14: v. 20.
Regt als de Swaluw 't Zomer zoet
By ons geniet, zoo doen de vrienden, Die men in voorfpoed veel ontmoet,
Maar in den druk nooit zyn te vinden : 't Zyn Zomer- vogels van 't geluk:
^Ontvliên de Winter van den druk.
L S ,- - .. OP
|
||||||
ifo Leerzame Zinnebeelden:
OP DEN KOEKKOEK. DE veragteVogel de Koekkoek berooft de andereVo
gels haar nelten, etende de eyéren,"en leggende van haar eyeren in de plaats, om door vreemde uitge- broeit te worden : vorders is hy ook een fmaad van andre Vogelen, dewelke hem als uitjouwen, zoo alsdeNa- tuurfchryvers willen. Om deze redenen, noemt men (by gelykenis) Koekkoeken, de omugtige deugnieten, die met dezes Vogels hoedanigheden veelzins overeen- komen: deze is gelyk bet baarniet goed gedagt beeft, God in erkenteniffe te bonden, zoo beeft ze God overgegeven in een verkeerden zin, om te doen dingen die niet betamen, vervult zynde met alle ongeregtigbeid, hoererye, boosheid &c. Rom. ι: v. 1%. Ende aldus verjmadende de lankmoe· digbeid Gods, die baar behoorde tot bekeeringe te leiden, vergaderen z;y baar toorn als een fcbat, in den dag des tooms, ende der openbaringe van bet Regtveerdig oor- deel Gods. Rom.i, Zingendemede, met den Koekkoek (als men zegt) den ouden zang: gelyk de Propheet zegt: zal ook. een Moorman zyn buit veranderen, of een Lui- paard zyn vlekken? Zoo zult gy ook kunnen goed doen die geleert zyt kwaad te doen. Jer. xyv.i^. Wandelende (volgens de befchryvinge Pauli) in de ydelheid baresge- moeds, verduiflert in bet verfland, vervreemt zynde van bet leven Gods, door de onwetenbeid die in haar is, door de verbardinge bares herten; welke ongevoelig geworden zynde; hebben baar zelven overgegeven tot ontugtigheden om alle ongeregtigbeidgieriglyk te bedryven. Epb.q'.v. 18. Daarom men haar moet tragten te myden. Hebt geen gemeenfcbap met de onvrugtbare werken der duijternijfe, maar beflraft ze ook veel eer; want betgeene heimelykvan baar gefcbied, is fcbandelyk ook te zeggen, Epb.f.v. 11. Naauw week van Pharao de plaag,
Of hy verharde zig geitaag: Vceltyds men na verdrukking ziet ' Dat weinig beterfchap gefchied. 'T OU-
|
||||
Leerzame Zinnebeelden. ifi
'T OUDE DEUNTJE. |
||||||
Om dat niet haqfitlyk het oordeel over de home daad
gefcbied, daarom is bet berte van de kinderen der men· Jcben in ben vol om kixaat te doen. Eclef. 8: υ. ii. De Koekkoek roept haar eigen naam ,
En is een fmaat van andVe Veug'Jen: Dat yder zig ook hunner fchaam,
Die vuile lüften niet beteueren. -en deugniet, al zyn leven lang.
Zingt met den Koekkoek Ü'ouden zang·.
OP
|
||||||
'ifi Leerzame Zinncbeeläen.
OP DEN NAGTEGAAL*
ONder het Gevogelte is de Nagtegaal wel een van de
kleinüe van licnaam, dog zwaarite van Item, en lvluzikaallte in gezang: Daarom wy den Lofzang daar by können vergelyken; want Gods lof door het geringite Schepzel op het kragriglt word uitgebreid, uitdenmovd der jonge kinderen, ende der zoogelingen bebtgy uw lof toe- bereid. Maltb.z\:v.\6. Toen de'i oovenaars van Égip- ten de wonderen der plagen nabootOen, tot veragtinge van Gods eere, en Mozes luizen te voorfchyn bragt, wierden ze door dit kleine fchepfel genoodzaakt (daar de groote het niet hadde können te weeg brengen) uit te roepen, dit is Gods vinger. Exod 8: v. 19. O! dat wy' menfehen zoo verfteent van herten zyn! daar God nog daaglyks zoo meenigvuldige wonderen doet, dat wy eg- ter ons des naauwlyks bekreunen, of der moeite waardig agten om daareenig gebruik, tot Godeseereen verheer-' lykinge, van te maken; gave God! dat wy met Paulus zeide, en betragtede, laat ons door Chriflus, altydGode opofferen een Offerbande des lofs, dat is de vrugt dtr lippen aie zynen name belyden, Heb. 13; v. 15-. ende met die lieflyke onder de Lofzangen Ifraë'Is mogten uitgalmen, ó Heere, onze Heëre, boe beerlykis uwenname op degant' jche Aarde! die gy ..uwe Mafefleit gefielt bebt boven de Hemelen. &c. ais ik uwen Hemel aanzie, het werk uWer _ •vingeren, de Maan, ende de Sterren die gy bereid hebt. Wie is de men/eb dat gy hem bezoekt ? Ρ [alm 8. Looft den Heere myne ziele, ende al wat in my is zynen heiligen name. Looft den Heere myne ziele, er.de vergeet gerne van zyne weldaden. JPjalm 103. Weg met het ydel aards Muzyki
Wat is dog Davids Harp gelyk? Die door een ziels verrukten galm, Jehova looft in yder Pfalm. LOF-
|
||||
Leerzame Zinnebeelden. if%
LOFZANG.
|
||||||
»J/Pi** mmd der,kin^rkens ende der gelingen bebt
Syperkte gegrondvefl, om uwer tegenpartyen wille. Pfalm, 8; í. 3. ^ Wat ftem haalt by den Nagtegaal! ;
Wtens zwaar geluid, door'n kleine gorgel,
Zweemt na de konft van 'sraenfchen taal tn1 welgefchiktheid van het Orgel:
kod veft zyn lof in 't kleinfte ding, Zelfs in den mond der zuigeling. |
||||||
j 74, Leerzame Zinnebeelden.
OP DEN LEEUWRIK.
WOnderlyk hoog verheft lig de Leeuwrikindelugr,
en zweeft al zingende boven ons gezigt : een leerzaam Zinnebeeld den geloovigen, om met een ver- hevene ziele-vlugt na boven te fiygen, verlatende de doiFe aarde ende God verheerlykende in den geeft, door de vemieuwinge des gemoeds. Rom. iz:v. 2. Alte die hier in den draf" der wereldfe begeerlykheden vroeten , ge- lyk de Swynen, die verheerlyken God niet; deze zyn vyanden^des kruices Cbrifti, welkers einde is bet verderf, welker God is de buik, welker beerlykheid is in bare jchande , dewelke Aardje dingen beaenken; maar onze wandel is in de Hemelen, waar uit twj ook den Zaligmaker verwagten, namelyk den Heere Je/um Cbrijtum. Phil, 3: V. »9. Die in den vleefche zyn können God niet behagen., dog gylieden zyt niet in den vleefche, maar in den Geeft, zoo anders de Geeft Gods in u woont. Deze Geeft getuigt met onzen geeft dat wy kinderen Gods zyn. Rom. È. Welken Geelt wy hebben ten onderpand van onze erffe· mffe tot de verkregene verlojjinge, tot prys zyner beerlyk- beid. Epbef. 1: v. 14. Deze is eenonver'dervelyke, en on· levlekkelyke, en onverwelkelyke Erfeniffe, die in de He- melen bewaart is. iPet.i:v.4. Dewyle dan ons heil daar boven is, en deze ondermaanfe dingen alle vergaan, boe- danig behoorde gy te zyn in heiligen wandel en godzalig- heid. 2 Pet. 3; ï;. 11. Indien gy dan met Cbrifto opgewekt zyt, zoo zoekt de dingen die boven zyn, daar Cbriftus is zittende ter Regterband Gods: bedenkt de dingen die bo- ven zyn, ende niet die op de Aarde zyn. Col. 3: v. 1. Hy die met Petrus in 't gebed
*t Gemoed verheft, befchoud (te met) Des al - beftierders vol-ops kleed, Die tot de ziel zegt, flagt en eet. VER
|
||||
Leerzame Zinnebeelden. 17 j
VERHEFFINGE DES GEMOEDS.
|
||||||||
Waar wwe fibat is, daar zal ook uw berte zyn.
Mattb. 6; v. 21. |
||||||||
De Leeuwrik reift uit ons gezigt,
En kwinkeleert met zoet gewemel t Leert hier 6 menfch! dat zy gerigt,
Uw herte en ftemme na den Hemel; Verlaat het Aards, hef op uw geeft,
Dan looft ge uw Schepper allermeeft.
op
|
||||||||
Xfó Leerzame Zinnebeelden.
OP DEN VINK. Ì En blind de Vink om dezelven te leeren fluiten,
nadien dat het gezigt, door de voorwerpen, haar anderzints verhindert: 7.00 gaat het ook met den menfcb, , die van natuure verdorven ward door de begeerlykbeid der verleidinge. Epb..y.v. 11. De begeerlykbeid der oogen en- de des vleefcb. é joan. é: í. éü is den menfch zoo eigen dat de Apoilel Paulus zeggen kan, ookbaddeik.de begeer· lykbeid niet geweten zonde te zyn, indien de Wet niet ztide, gy zult niet begeeren. Rom. j:v. 7. Ditoogeder begeerte moet uitgeltoken ; deze eige liefde moet (als Hager) uitgedteven worden ; fchoon het een hard ■woord is voor het vleefcb, bezorgt bet vleefcb niet tot de begeerlykheden. Rom. iyv. 14. indien uw ooge ergert trekt ze uit. Matt'o. 18: v. 9. Hier mag men nu vragen, wie is tot deze dingen bekwaam ? 2 Cor. 2: í. 16. Dog we- der ant woorden: niet dat wy van ons zelven bekwaam zyn iet te denken, als uit ons zalven, maar onze bekwaam- beid is uit God, die ons bekwaam gemaakt heeft. 2. Cor. 3. í. $. Dewelke in ons vervidt ai bet welbehagen zyner goedigheid, en bet werk des geloofs met kragt, é Thef Ã; í. 11. Zalig ! die God, door arliervinge der begeerte, eewaardigt om deel te hebben aan de erve der heiligen in het ligt. Col.'i; v. 12. Deze beginnen den voorzang te neuren van dat lied, dat niemant kan leeren, dan debondertvier en veertig duizent. Apuc. 14: v. 13· Die haar zelfs ver- loochenende , God in alle zy ne uitwerkinge verheerliken zingende het gezang des Lams, zeggende: Groot ende won- derLyk zyn uwe werken, Heere g y almagtige God, reglveer* dig en waaragtig zyn uwe wegen, gy Koning der Heiligen, iiaie zoude u niet vreezen Heere ? ende uwe name niet verèetrlyken? want gy zyt alleen heilig. Jpoc. ij·; v. 3. Die 't ooge der begeerte fluit,
Die fteekt, na Jezu les, haar uit: En leert dus lleeds te zyii vernoegt; l'n voor en tegen, zoo 't God voegt. DEM-
|
||||
Leerzame Zinneheelden. tf?
DEMP1NGE DER BEGEERTE. |
||||||
indwi dan iitv regier ooge u ergert trelt ze uit, ende
'werpt ze van u: want het is unut dat een uwer leden ver- ga, ende met ugeheel lichaam indebellegeworpënword* Mattb. ƒ; v. 19. Wanneer de Vink blyft ongeblind,
Dan leert hy na de konft niet fluiten: Zoo mede die, nog Aards-gezind,
Het eigenbaatzugts-oog nooit Üuiten, Die leeren hier den voorzang niet
Van 't eeuwig driemaal Heilig Lied,
Μ . , OP
|
||||||
ι?§ Leerzame Zinnebeelden.
OP DE BOOMEN. DE Boomen (waar van de eeneVrngt 'draagt en de ari-
dere niet; veele goede, andere wederom kwade vrugten voort brengen) zyn Zinnebeelden van demen- fehen: gelylc als Gods Woord dezelve daar by vergelykt; de Apoilel Judas zege, van déingeflodpenegodloozeiti de Gemeinte, zy zyn als Boomm in het afgaan van den Herfft, omirugt'oaar, tweemaal verflorven, ende ontwor- teld: v. 12. Gezegend daar en tegen is de man die op den Meere vertrouwt: ende wiens vertrouwen den Heere is. JVant by zal zyn als een Boom, die aan het water geplant is, ende zyne wortelen uitjebiet aan een Rivier e, ende ge- voelt bet niet wanneer dn een hitte komt, maar zyn Loof blyft groen: ende in een Jaar van droogte zorgt by niet, ende houd nïitvp van vrugt te dragen, 'jer. 17:«: 7. Or> gelyke wyze bei'chryft David den man die lult in Gods Wet heeft, by zal zyn als im Boom geplant aan waterbe- ken , die zyne -vrugt geeft in zynen tyd, ende welkers blad niet afvalt; ende al wat hy'doet zal wel gelukken. P/al. 1: v. 3. Onze Zaligmaker vergelykt de Menfchen veel by jjoome'n, maakt den Boom goed ende zyne vrugt goed, ofte maakt den Bovmkwaad ende zyne vrugt kwaad, want uit de vrugt word de Boomgekent. Mattb. 12:^.33. alzoo een yder goede Bo.om, brengt voort goede vrugten, ende een kivade Boom kwade vrugten. Een goede Boom kan geen kwade vrugten voortbrengen: nog een kwade Boom goe- de vrugten voortbrengen. Een yder Boom die geen goede vrugten voortbrengt, word uitgehouwen, en in 't vuur geworpen. Mattb. 7: v. 17. Want tay alle moeien geopen- baart worden voor den Regterfloel Cbrifii, opdateenyge- lyk wegdrage bet geene door het lichaam gefcbiednadatby gedaan heeft5 het sy goed, bet %;y kwaad. 2 Cor. f:v, 10. Neemt agt, ó menfeh! op gang, en fland,
God heeft u als een Boom geplant, Met heil gemelf, door Kruis befnoeit, 'Draagt vrugt, en dog vergeefs niet bloeit. |
||||
Leerzame Zinnebeelden.
MENSCHEN,
|
|||||||
J7P
|
|||||||
*J,1 % °°p mde de hyle am ie wortel der Zoomen
gaejj.t-.aae Loom dan die geen goeie vrmt voortbrengt. lOora uitgehouwen, ende in bet vier geworpen. Maito. ã. í éò>. Gelyk de Boomen algemeen,
Zoo zyn de menfchen aan te merken: Maar 'c onderfcheid, van yder een,
oefpeurt men door haar vrugt, in werken; Daar Jezus van (als Hovenier;
Doemt, diegeen yrugt draagt, tot het vier.
Ì 3 ' OP |
|||||||
'f8*0 Leerzame Zinnebeelden.
OF DE WILGEN.
DE Wilgen aan den boord van de w^terftroomengs·
plant zyn zeer gvoeixaam: want fchoon dezelve veelmalen van alie hare takken berooft worden, zoo- | ichieten zy dog, binnen kort, wederom veele looten: by ; deze vergely kt God de vrpome en opregte : zy zullen uit- fpruiten tuß'cbenin hst gras, als de Wilgen aan de water- beken. JeJ. 44; % 4, Hoedanig God de opregte bewaart, ïegend, en doetbloeijen, toont ons Salomon veelmalen ïn zyn Spreuken, in tegenitelling met de godloozen: de vpregügbeid der opregten leidet haar; maar de Oer- keer ibeid der trouwloozen verjioort baar. Prov. \i:v. 3. De geregtigheid bewaart den opregten van wege: maar de gc-dluosbeid zal den zondaar omkeeren. Prov. 13: v,- 6. Het buis der godloozen zal verdelgt worden: maar .ds tente der opregten zal bloeijen. Prov. 14: v. 11. Geluk- kige! welKe fragten, in opregtigheid haresherten, voor God te wandelen, en een vroom eerlyk leven te leiden, na het voorbeeld van Job, van wien God deze heerlyke getuigeniffe gaf: niemant is op Aarde gelyk Ly, een man epregt ende vroom, gè&vreezende, ende wykende van 't kwaad. Job i:v. 8. Daarom dede God hem weder op nieuw uitfpruiten, gelyk de Wilgen; fchoon hy van alles berooft was, God gaf het hem dubbelt wederom; „ iiierom doet alle dingen zonder murmureeren, ende tegen' /preken: op dat gy moogt onberispelyk ende opregt zyn, kinderen Gods zynde onflraffelyk in 'i midden van een krom en verdraait geßagt: onder welke gy febynet als ligten in de wereld. PbiL 2: v. 14. Want de bane der opregten is, van bet kwaat af te wyken: by behoed zym zieler die zynen weg bewaart. Prov, 16: v. 17. Alfchoon men knot der Wilgen top,
Zy fchieten des te wilger op: Zoo ook, men geesfel Paulus vry, Gods Geeft zet hem weer kragten by. VROO-
|
||||
Leer.zame Zinnebeelden*
VROOMEN. |
|||||||
181
|
|||||||
Ik zal mynen Geeß op uw zaat gieten, ende mjn zegen
ψ im nakomelingen. Ende zy ziili-n uitjpruiten tußcben m üetgras, als de Wägen aan de water beken. n ι , Jei' 44? v· 4·
tjrods woord verbeeld der vroomen iland,
By Wilgen aan de Waterbeken: λ Geplant door Godes regterhand, °- Dat ons God daar onder reken! En groeijen doe gelyk een Boom Be\-ogtigt van een waterftroom, Μ 3 OP
|
|||||||
=ï82 Leerzame Zinnebeelden,
OP DEN LINDEBOOM.
C^Flykerwys de Lindeboom tig breeten wyd uitzet,
I doggeen vrugtgeeft, kau men de geweldenaars, iß vermogende Uwingelandcii, aanme ken ; zoo als David dezelve.oefchtyft Pj'alm 37: v. 35·. Ook beeld Salp^ nv>n haar aldus af: een man .des gewelds verlokt zyneii maßen; ende bj leid bem in een veeg die niet gvecl is,: by fluit zyne degen , om verkeertbeden te bedenken: zyrie lippen bytende, volbrengt hy het kwaad. Prov. lóW. 2.9.' Dies hy ook vermaar t: zyt riei nydig over een mande? gewelds: ende vergieß ^eene van zyne -xegen. Want de afwyker is den f'etre een grouwel. Prov. γ ν 31. Vab dén nian des bloeds, ende ats bedrogs, beeft den Beere éeh grouwel. P/alm 5-: v. 7. Want by kmd de ydele lieden-: en/ie by ziel de ondeugt, zoude hy dan niet aanmerken? J\,b 11; ν ii. God zal dezelvez'ekerlyk llraftën, gelyjc David zegt: öy o God, zult die doen nederdalen in den put des verderfs'; de mannen des bloeds ende bedregs zullen bare dagen niet ter beiße brengen. Pjalm $$: v. 24 Dat dit dog bedagtenderyke vreüken, die hunne näätftn met'geweld overheerfchen. en den armen ver- drukken; eyen als de groene boomen ponder vrugten, die het lap van rondomme na zig trekken, en de goe- de planten haar wasdom ontnemen ; op dat zy haar inogien bekeeren, ende vërnederë: want al die boog is <van herten, is den Heere een grouwel: band aan hand, zal by.niet onjcbuldig zyn. Prov. 16: v. f. Wie op zyne Rykdotn vertrouwt,. die zal vallen; maar de regtveerdi· gen zullen groenen als loof. Prov. n:v. 28. De Linde heft zig breed en hoog;
Dog al zyn nuc is maar voor 'c oog: Zoo is een ryk geweldenaar, Hy ilrekt Gods wraak ten branthouc maar. GE-
|
||||
Leerzame Zinnebeelden. i8j
GEWELDENAARS.
|
||||||
_ Ik bebbe gezien eenen gewelddryvende godloozen : die
zig uitbreide, als een groene Inlandfe Boom. Maar by ging door, ende ziet by was 'er niet meen ende ik zogte bem, maar by werd niet gevonden. Ñ [alm 37: v. 35·.
ocnoon groen, dog zonder vrugt 5 zo ipruit 2-eer breed van takken uit de Linde; Dus breiden haar veel Grooten uit, Door hunne naaften te verijinde; Als zulk een eens ontworteld is, Men haat z.elfs zyn gedagtenis. Ì 4 OP
|
||||||
jS4» Leerzame Zinnebeelden.
|
|||||
OP DEN PALMBOOM,
DE Palmboom groeid, in weerwil van ilonnen en
vladen, zeer regt en hoog op: daarom word de Palmtak een teeken van overwinninge gehouden; by de- ze worden de regtveerdigen te regt vergeleken, Pj. 92, overmits zy mede, in kruis en zwarigheid , hunnehoof- den hemelwaarts helfen, en in de vlagen der verdruk- kinge pal liaan; de godlooze zal beenen gedreven worden in zyn'kwaad: maar de regtveerdige betrouwt zelfs inzynen dood. Prov. 14: v. 32. JSeele zyn de tegenjpoeden des regt- veerdigen: maar ws alle die reddet hem de Heere. Pf. 34: •si zo. Nademaal God alleen zyn betrouwen is; want de gcenm die niet werkt, maar gelooft in bent, die den god- hozen regtveerdigt, word zyn geloof gerekent tot regt' veerdigbeid. Rum. 4: v. $■ Derhalven hy zeggen kan : al ging ik in een dal der jcbaduwe des doods, ik zoude niet vreezen. Pj'alm zy. v. 4 Ziet, zoo by mydoode, zoude ik niet hope? Job 1 y. v. if. Want de oogen des Heerenzyn over de regtveerdige , ende zyne ooren tot baar gebed. 1 Pet. 3: v. 12. Hoe hoorde een Chriilen ïig niet te bevlytigen om. dit voordeel te erlangen ! want de zalig- makende genade Gods is verj'cheemn alle merj'cben, ende enderwyjt ons, dat wy de godloosheid ende ae wereldje bggeerlykbedsn verzakende, matiglyk, ende regtveerdelyk, ende godzaliglyk , leven zouden in de?,e tegenwoordige wereld, verwagtende de zalige hope, ende verfchyninge der heerlykbeid des groot en Gods ende onzes Zaligmakers Jezu Cbrijti. Tit. 2: ν. 11. Als wanneer de regtveer- dige , bekleed zynde met lange witte kleederen , ende Palmtakken in bare handen, uitroepen zullen, de zalig- heid zy onzen God die op den Tbroonzit, ende den Lamme, Apoc. 7; v. 9. Dan zullen de regtveerdigen blinken gelyk üe Zonne in't Koningryke bares Kaders. Matth. 13:^. 43. Sta pal, Regtveerdige.' vreeft geen nood,
Joannis, ziet u na de dood
Uitgalmen (meer dan Hozamia)
pat eeuwig bly Haleluja,. REGT·
|
|||||
Leerzame Zinnebeelden. i8f.
REGTVEERDIGE. |
||||||
Be regtveerdige zal groeijen als een Palmboom: hy zal
weißen ais een Cederboom op Libanon, Die in 't buis des Heeren geplant zyn, dien zal gegeven worden te groe\jm tn de Voorhoven onzes Gods. &c, P/alm gi: v, 13.
De Palm heft Hemelwaards zyn top,
In weerwil van de güure vlagen: Zoo kan vervolging, zwaard, nogftrop,
Ook geen regtveerdige vertzagen, Hy groeit gelyk den Palmboom,
In nood en dood, bevryd van ichroom.
M5 OP |
||||||
ï8(> Leerzame Zinnebeelden,
OP DEN CEDERBOOM.
ΒΎ de Cederboomen, die in Paleftina op het gebergte
Libanons groeiden (zynde zeer fchoon en hoog, welkers hout uitermaten lierk en duurzaam is) werden de uitverkoorne veeltyds vergeleken; gelyk zoo Bileam ■van het uitverkoren volk Ifraël zegt: de Heere heeft ze geplant als de Ceder boomen aan het water. Num, 24: v. 6. Zoo fpreekt ook Zacharias wegens hare verwoelïinge, doet u-we deuren op, δ Libanon! op dat bet vier uwe Ce' deren verteere: tiuilet gy Deinen, dewyle deCederenge· vallen zyn, dewyle. de heerlyke Boomen verwoffiet zyrii Muilet gy Eiken bafans, dewyle heiftcrke nnoud nederge- vallenis.. Zach. n:v. 1. Zoo vergelykt David de uitver- koome mede, zeggende: lyy zal waffen als een Ceder- toom op Libanon, die in het buis des Heeren geplant zyn., dien zul gegeven worden te groei]'en in de voorhoven onzes Gods, in den gryfen ouderdom zullen zy nog vrugten dra- gen: Zy zullen vet en groene zjw, om te verkondigen dat de Heereregt is, Pfal -92: v. 13. Zoo zegt ook Paulus, gy zyt een uitverkoren gejlagte, een Koninglyk Priejlerdom, een Heilig, eender kregen Volk, op dat gy zoniet verkond digen de deugden des geenen die u uit de duiftcrnijje geroe- pen heeft tot zyn wonderbaar ligt. 1 Pet. 2: v, <j. Jezus Chriltus, de ilamwortei der uitverkoorene, werd zeer zoet (door de Bruid) mede by den Ceder vergeleken, zyn gefialte is als de Libamn, uitverkooren aU de Cederen.: Zyn gehemelte is enkele zoetigheid, ende al wat aan hem is, is gauifch begeer lyk: zulk een is myn Liefjte: Ja zulk een is myn Vriend gy Dogtersvan Jeruzalem. Cant. ƒ: V. 15·. Als Cederboomen hoog geagt,
Zoo is het uitverkoorn Geflagt: 't Geen duurzaam taay in lydzaarnheid, Schoon 't ftorm, haar takken welig fpreid. UIT-
|
||||
Leerzame Zinnebeelden. l$?
U1TVERK00RNE.
|
||||||
Be Boomen des Heeren •worden verzadigt, de Ceder--
b'jomen van Libanon, me by geplant beeft. Ρ f alm, 104: v. 16.
|
||||||
De Ceder op den Libanon,
Staat vaft geworteld en verheven: Zoo doet de itraal der Waarheids-Zon
Steeds bloeijend groeijen in dit leven, Zyn uitverkoome, die Gods hand,
Als Cêderboomen heeft geplant.
OP
|
||||||
it. 8.8 Leerzame Zinnebeelden,
OP DE DOORNEN.
DOor de Doornen , welkers eigenfehap is, doer
fcherpe angels te kwetzen en te fcheuren, wiens einde is ter verbrandinge, worden de godloozen door- gaans afgebeeld: de bejte van ben is als een Doorn, d'op- regtfle is feberper als een doombegge. Micha 7: ν, 4. De- wyle zy in malkanderen gevhgten zyn als doornen, ende dronken zyn, gelyk zyplegen dronken te zyn, zoo worden z;y volkomelyk verteert als een dorre fioppel. Nabum 1: v. 10. Zoo zeide ook God tot Ezecbie'1: vreefi niet voor bare ivoor dm, hoewel weder willigen en doornen by u zyn. Ezecb. 2: v. 6. Te regte worden de godloozen by door- nen vergeleken, wyl zy^ voltwiit en nyd zynde, ook kwetfen, lteken en verLcheuren, geen vrugten der liefde können voortbrengen; de godloozen , zeid myn God, hebben geenen vrede. Jef.fj:v.2\. Geen wonder, want men leefl geen Vygen van Doornen, nog men /nyd geen druiven van difleleh. Luc. 6; ν- 44. Derhalven zegt Da- vid van dezelven: de mannen Belials die zulten allemaal zyn als doornen die weg geworpen worden, omdatmenze iïiet ''er hand niet kan vatten, maar een ygelyk die ze zal aanlajlen, verziet zig met yzer, ende bet bout eenerfpiesfe, ende zy zullen ganjcbelyk met vier verbrand worden ter zelverplaatje. 2 Sam. ιγ ν. 6. want bet ligt Ifraëls zal tot een vier zyn, ende zyn Heilige tot een vlamme, welke in brand zalfleeken enie verteeren, al zyn doornen, ende zyn dijlelen op eenen dag. Je f. 10:1;. 17. Gelykerwysdan pet onkruid vergadert , ende met vier verbrand word, plzoo zal het ook zyn, in de voleïndinge dezer wereld. Idattb. 13: v. 40. Wat fcherpen doorn was Joäbs hand!
Die fchelms twee fielden hielp van kant: Dog hy ontgaat Gods wraakvuur niet, Aifchoon hy toe den Altaar vlied. GGD-
|
||||
Leerzame Zinnebeelden. 18$
G O D L O O Æ E N. |
||||||
Uwe reglerband zal uwe haters vinden. Gy zult 2j
zetten als eenen vierigen oven, ter tyd wwes toornige® aangezigtes: de Heere zal ze in zynen toorn verflinden* ende bet vier zal ze verteeren. JPJ'alm ii: v. 9,
dOnvrugtb're Doom, verbeeld den ifost
Der wederfpannige godloozen: Gelyk dezelve onnut vergaat
Door vuur; zoo zullen ook de boozen,' Hier na verftrekken ais een Doorn,
Ten dag der wraake van Gods toorn.
OP
|
||||||
'2.pp Leerzame Zinnebeelden.
OP DE EIKEN.
DE deugt en fterkte, werd door den Eikenboom afge-
beeld , daaromme de Ouden dengcenen dieeenige Burgens in den Oorlog verlolte of bevryde, mei een krans van Eikenloof bekroonde: Gods woordZinfpeeltmede op de lterkte der Eyke, fprekende van den Amoriter. Jiy was fierk als de Eike Arnos ι: v. 9. Ende van het Overblyfzel Jiracls: gelyk de Eike, ende gelyk de haag Eike, in dewelke na de af werpiage der bladeren nog fieur^ fel is: alzoo zal bet heilige zaat betfteuhfel daar van zyn. Juf. 6: v. 13. Zoo Itaat de deugt ook pal in alle weder- waardigheden : daar Stefanus, de eerlle bloedgetuige van Jefus Ghriltus , een levendig voorbeeld van is ; want door deugt te betragten, verkrygt dezielekragten (lerk- te, om alles ie ondergaan. Deugt, is een beiragtinge van wel doen, waar door alles gerigt word om (zonder afwykinge) lynregt het vereilte einde te bereiken: het geetie in de werkinge of neiginge der ziele, de liefde tot God is; die alle daden tot een rigtfnoer itrekt, en het waaragüge verband is van het fch'epfel met zyn oorzaak : deze deugt is het zout van alle menfchclyke bedryven, ronder welk alle daden niet alken laf en onfmaakelyk, maar zelfs verderfelyk en Hinkende worden. Derhalven de deugt, als den tweeden fchakel aan dekeetenderbe- tragtinge eenes Ghriltelyken wandelsaangemerkt word ; voegt by 'uw geloove deugt, en by de deugt kenniffe. &t. overmits God ons geroepen heeft tot heerlykheid en'tot deugt, ι Pet. 1. Voorts Broeders, al wal waaragtigis, % al wat eerlyk is, al wat regtveerdig is, al wat rein is, al wat wel luid, zoo daar eénige deugt is, zoo daar venigen lof is, dat zelve bedenkt. Ρ bil, <j; v. 8. Beproefde deugt, ö vaiien Eik!
Uw kragt is boven het bereik Van ons verfland: fpyt nyd en nood, Zoo groent ey voor en na de dood. * DEUGT.
|
||||
Leerzame Zinnebeelden.
DEUGT. |
|||||||||||
I9t
|
|||||||||||
Op dat zygenaamt worden Eüe boomen dergeregtigheid9
|
|||||||||||
een
|
|||||||||||
ι pLmtinge des Heeren, op dat by verbeerlykt worde.
Jef. ói: v. 3. Een Eyk verbeeld by dOiiden deugt
En fterkte: 200 kan men ook agten, Dien waarheid iteeds het hert verheugt^
En hunne pligt in deugt betragten, 't Zyn Eiken der geregtigheid,
Tot lof van Godes Majeilek.
|
|||||||||||
ïp2 Leerzame Zinnebeelden.
OP DEN OLYFBOOM. D'Olyfboom beteekent (by de Geleerden) de barmher-
tigheid; overmits uit haar vrugt die lieflyke olie komt, dewelke door hare balzem3gtige vettigheid de wonden en gezwellen verzagt engeneeit; daarom men ook de ülyftak tot een teeken van Vrede Held, wyl de vrede de rampen des oorlogs mede verzoeten verdryft: zoo roemt ook de barmbertigheid tegen het oordeel. Jac. z: •õ. 13. Dies de barmhertige Samaritaan, die olie en wyn in des gekwetften wonde goot, den lof behaalde boven den Pnefter en den Levit, en een algemeen voorbeeld wierd : gaat heenenen doet desgelyks. Luc. éï:í. 37. Wat heedyke deugt de barmhertigheid is, blykt, wyl onzen Zaligmaker pronkt met dien eernaam van barmbertig Hoogenpriefter. Heb. 2: í. é ç. Ja zelfs ook God, wanneer die zyne heerlykheid aan Mozes vertoonde, benoemde zig aldus: als nu de Heere voor zyn aangezigte voor by ging, zoo riep by Heere, Heere, barmbertig tnde genadig: Lankmoedig ende groot van weldadigheid ende vanwaar- beia\ &c. Exod, 34: v. 6. Derhalven ook Chriitus be- veelt :· Weeft dan barmbertig gelyk ook uwe Vader barm· hertig is. Luc. 6: í. 3 6, Zoo doet dan aan als uitverkoorne Gods, Heilige ende Beminde, de inner iyke beweginge der idrmhertighcid, goedertierenheid, ootrnoedigheid, zagt- moëdigheid, langmoedigbeid, verdragende malkander ert ^ ende vergevende de eene den anderen. Zoo iemand, tegen iemand, eenige klagten beeft, gelykerwys als Cbriftus u vergeven beef t, doet ook gy alzoo. Col. ã.í, é ÷. Want een onbarmbertig oordeel zal gaan over den geenen dit geen barmbertigheid gedaan heeft,. Jac. 2: v, 13. Voor die (als den Samaritaan)
Steeds heeft barmhertigheid gedaan, De Vader der barmhertigheid, Groot loon hier namaals heeft bereid. Â ARM*
|
||||
Leerzame Zinnebeelden. ig%
BARMHERTIGHEID. |
||||||
Zalig zyn cle barmhertige; want haar zal bamhertk·
beid géjcbiedm. s Matth. f: v. 7.
, d'Olyf (der Vreden- tak) vertoond
t Afbeeldzel der barmhertigheden: Wien deze deugt in 't herte woond,
En zig ontfermt aan Chrifti Leden, Diens Lamp heeft Olie van Gods CeeCt, En komt thans op 's Lams Bruilofts Fesft. Ν OP |
||||||
I5>4* Leerzame Zinnebeelden.
OP DEN VYGENBOOM. DE Vygenboom door hare zoete vrugt, verbeeldde
zagtzinnige goedertierenheid; een van de eerfte vrugten der hoofddeu;j,t de liefde , gelyk de Ap >i'tel toond. De liefde is langmoedig, zy is goedertieren é Cor. j 3: v. 4, Want de vrugt des Geefis is in alle goedigheid. Epb.s-v.9, Wanneer Adam enEvauit de liefde tot üod gevallen, en tot eige liefde overgeflagen waren, Horten zy in de overtrediage; waar door zy oeipeurden dat zy naakt waren, dies hegten zy l^ygenboom-bladeren te zamenr en maakte zig fchorten.^ Gen, 3: v. 7. Dat wy ook zoo, onze naaktheid der misdaden, met het Vygenblad der goedertierenheid tragten te bedekken: want door goeder- ' tierenbeid, en trouwe word de misdaad verzoent, Prov. 16: %>. 6. De Keizer Augultus toont een heerlyk voorbeeld van goedertierenheid in zig zelfV, wyl hy zoo bezadigt I van gemoed was, dathyCinna, die moorddaadelyk op zyn leven toeleide, met minnelyke woorden van het feit overtuigde, hem het boos voornemen vergaf, tot zyn vriend aannam, en met weldadigheid beloonde meerals tevoren. 6! Wonderlykegoedneid! deze deugt is Gode | welbehagely k. Ik bebbe kift tot weldadigheid, ende niet tot Offer, zegt G od by Hozea Cap, 6: v. 6, Hy beeft u bekent gemaakt, o menfebe! wat goed is: ende wat eifi de Heere van u? als regt te doen, ende weldadigheid lief 4e hebben, ende ootmoedelyk te wandelen met uwen God. Micha 6: í, 8, Die zig des armen ontfermt, leent den Heere: ende hy zal hem zyn weldaad vergelden. Prov. 19: v. 17. In- dien de geene, die u baat, hongert, geeft hem brood te eten: ende zoo by dorflig is, geeft hem Water te drinken: | want gy zult vierige kooien op zyn hoofd boopen: ende ds , Meere zal 't u vergelden. Prov, i<;:v. 22. AuguiU goedheid lof verdiend,
Die zyn belaager maakt tot vriend:
*t Geen Cinna's moord-luft ftreiijmen doet,
Yerfchrikt door 't overtuigt gemoed,
GOK- }
|
||||
Leerzame Zinnebeelden. éñ?
GOEDERTIERENHEID.
|
|||||||||
ø« «CTaad i;, de overtredinge voorby te gaan
Prov. i9: v, lu Des Vygebooms zoet - aardigheid,
verbeeld de goedertieren menfchen; Die ileeds,. tot liefde-pligt bereid, Á» "ç f nut te vordVen wenfchen: tV aS °g'elk z?n naaktheid had bedekt met zulk een Vyge*blad. |
|||||||||
Í
|
|||||||||
OP
|
|||||||||
196 Leerzame Zinnebeelden.
OP DEN APPELBOOM.
DOor den Appelboom,.. onder- de Boomen des wouds,-
werd onze Zaligmaker verilaan, by de Bruid. Cant. 2: v. 3. daarom wy 'de verloffinge daar by vergelyken, want de verl.offer zal uit Zion komen, ende zal de godloos· heden afwenden van Jacob, hadde de Schrift voorzegt, ie zien. Rom. τι: ν. 26. uit wiens dood de vrugten fprui- ten tot verloffinge, dit is de boom des levens voortbren· gende twaalf vriigten: ende de bladeren des Booms wa· ren tot genezinge der Heidenen, Apoc. 22: v. 2. en tot tegengift van die doodelyke nafmerte van Adams Appel beet: waar van ons de Heere Chriftus alleen verloft, op- dat geen vleefcb zonde roemen voor God; maar uit hem zyt gyin Cfjriflo Jefu, die ons geworden is wysbeid van Gode, ende regtveerdigheid ende beiligmakinge, endever· *] loßnge. Op dat bet zy, gelyk gefcbreven is, die roemt, roeme in den Heere. 1 Cor. \; v. 29. In den welke twy de verloffinge hebben door zyn bloed, namelyk, devergevinge onzer zonden. Col. i:v. 14. Die ons ook zyn Geelt ten onderpand gegeven heeft, in welkengy ook, r.a dat gy gelooft bebt, zyt verzegelt geworden met den Heiligen Geeft der beloften: die bet onderpand is van or.ze erffemffe, tot de verkregene verloffinge tot prys zyner beerlykbeid. Epb. 1: v. 13. Derhalven vermaant Paulus, zoo biddeik dan, ik de gevangene in den Heere, datgy wandelt weer- diglyk de roepinge, met welke gy geroepen zyt... ende be- droeft den Heiligen Geeft Gods niet, door welken gy ver- zegelt zyt tot den dag der verloffinge. Epb. 4; v. 1... 30. ó! dat onze ziele dog met de Bruid zegge: by voert my in bet wynbuis, ende de liefde is zyne baniere over my. Qnderfteunt gy lieden my met de fles jen, verfterktmy met de Appelen: want ik ben krar.k van liefde. Cant. 2:1V4. Heillooze Boom! bevrugt met kwaad,
Het Kruis (uw tegenbeeld) verzaad, Geneeft, verloft, en fierkt in nood, ï)oor kragt der vragt van Chriili dood. |
||||
Leerzame Zinnebeelden. ij?7
VERLOSSINGE,
|
||||||||||
m^lTf^PPfmff3erdeB0mendei Wmäs, zoo is
êSSi'jgzuer mder: ende ^ ™& * Ä»
UQS Appelbooms zerp zoete vrugt.
En fchaduw-lommer, doet vermaken: Z.00 geeft ook Chriftus ziels-eenujTt
Aan haar die zyne zoetheid froaken: w j8D 2yn dood de vr"gten eet,
Werd vry van Adams Appei^beet. |
||||||||||
Ν
|
||||||||||
Ό£>
|
||||||||||
3p8 Leerzame Zinnebeelden.
OP DEN NOOTEBOOM.
|
||||||||||
I)
|
E Ouden heboen de Í ooteboom voor een afbeeld·
fel van het Huwelyk genomen · mogelyk wyl men |
|||||||||
dien Boom veeltydsoeukt, defchorfeflaat, of fp1yt,ook
wel een gat ä é in de wortel boord, otn daar door te beter vrugten aan te kweeken; om alzoo af tefchetfcndatde ■wederwaardigheden des Huwlyks de vrugten der liefde te v-atter makjen: Zoo verhaalt Homerus van UlyiTes en de huifcbe Penelope, dat fch.-on UlyiTes twintig Jaren om- doolde, in den Frojaanfen kryg, egter haar onderlinge lief- de, by zyn wederkom!! des te heviger was; zookonde ook de veertienjarige dicnlt Jacob nietaffcmkken, om, raar het volbrengen van dien, ayn beminde Rachel tot zyn Huisvrouw te bekomen, Gen. zo, na 't fpreekwoord, Die de Kern wil fimaken,
Moet de Nooten kraaken.
Het toetfte zoet geeft het wrangfte zuur: zoo heeft het Hu wely k ook zyn vermaak en tegenfpoed; dog daar Ì an en Vrouw in regte liefde leven, verdubbelt het genoe- gen, endeHuiszorge, en wederwaardigheden, met een- parige fc'nouders gedragen zynde, verligt het ongemak. Dog gelukkige! wanneer dezelve malkandren tragteu op te lenerpen tot de liefde en vreezeCïods, of ze mal· an- dre den Heere mogen winnen, <want wat weet gy Wyf, of gy den Man zult zalig maken? of wat weet gy Man, of gy oet IVyf zult zalig maken? 1 Cor. 7; í. 16. om alzoo deel te hebben aan het Geellelyk Huwelvk Chriüi en 7.ynes (Jemeinte; daarom zegt Paulus: dog ik wil dat gy wetet. dat CLrijlus het Hooft is eens ygelyken Mans: ende ae Man hst Hooft der Vrouwe; ende Gou bet Hooft Cbrijti. é Cur. ð: é;. 3. Desgelyksgy Vrouwen, zyiuwe eige Mannen onderdanig 6?c. gy Mannen iiisgeiyks, 1x00· net by haar met verfland. ê?£. 1 Pet. 3: v. 1. Als UlviTes doolt twintig Jaar,
Loopt Penelopes eer gevaar: Dog Egte- liefdens vallen band, Houd, door gedult, nog d'overhand. |
||||||||||
Leerzame Zinnebeelden. 199
II U W E L Õ Ê. |
|||||||
ñ^—Éâ
|
|||||||
"f11° Zyn ^ mnmnfifa<ildtg. bmr eigene vrouwen lief
tt hebben, gelyk baar eigene lichamen. Die zyn tigen vrouwe lief heeft, die beeft hem zelven lief. ô Epb. y. v. 28. De Nooteboom, die vrugtbaar bloeit 5
Is (al van ouds) een Huwlyks-teeken; Om dat hy taai, door 't beuken, groeit:
Dat zal aan d'Egt ook niet ontbreken, Als liefde vafte wortels ichiet,
Dan bloeit den Trouw, zelfs in 't verdriet.
Í 4', ~ OP |
|||||||
200 Leerzame Zinnebeelden.
|
|||||
OP DEN LAUW RI ER.
DE onverwelklyke en altydgroeneLauwrier, is een
praalteeken van overwiuriinge: daarom oudsher de Helden, uitliekende Redenaars, en andere (het zy by Overwinninge in Veldflagen, of door deftige Vertoo- gen, ofte door behalen van den prys, in de Üiimpitche 5peelen, in Stryd en Ken-banen) met den Lauwerkrans vereert wierden. Zoo ook w í Chrütenen,dewelke/£ry- den in bet geloove. é 'Hm 6: v.u. enloopenindeloupaane die ons voorgefielt is. Heb. éÀ:í.ß. Jagende na bet wit lot den prys der Roepinge Gods. Pbü.y.v. 14 wagten mede na onze overwinninge, de onverwelklyke kroone der Heer· lykbeid. 1 Pet, ƒ: v. 4. Daarom neemt aan de geheels v/ftpenruflinge Gods, op dat gy könnet wederjtaan in den boozen dag, ende alles verrigt hebbende, ftaande blyven, Epb. 6: v. 13. Word van het kwaad niet overwonnen, maar overwint bet kwade door bet goed. Rom. 11;v.u. De geene daar Chnflus in bet berte woont, en die in liefde gewortelt en gegründet zyn Epb. 3: v. 17. Al worden zy denganjeben dag gedood, engeagt alsfchapen derflagtinge, die zyn nogtans in allen dezen meer dan overwinnaars, door bein, die uns lief'gehadceeft. Rom. Ç:í. j6. Wantal dat uit God geboren is, overwint de wereld: en dit is de overwinninge die de werelt overwint, namelyk ons geloo- ve; wie is 't die de wereld overwint? dan die gelooft, dat. Jefus is de Zoom Gods. 1 Joan. j-: v. 4. Zalig! die met Paulus zeggen kan, ik bebbe den goeden firyd gefireden, ik hebbe den loop geè'indigt, ik bebbe bet geloove behouden. Voorts, is my weg gelegt de kroone der regtveerdigbeid\ ivelke my de Heere, de regtveerdige Rigter, in dien dag geven zal. 2, Tim. 4: v. 7, Schoon Cezar praalt met Lauwer-blad,
Zyn roem is dog met bloed beklad: JMaar vry veel fchooner kroon behaalt, Die door 't geloove zegen-praalt. OVER-
|
|||||
Leerzame Zinnebeelden. 20Γ
OVERWINNINGE.
|
||||||
Z-et, ik kóme haaßelyk: houd dat gy hebt, op dat nie-
mant uwe Kroone neme. Die overwint, ik zal hem maken tot eenen pilaar in den Tempel mv?s Gods, ende by zal niel meer daar uitgaan. &c. ■ Apoc. 3: v. 11. Het onverwelkiyk Lauwer-loof
Bekroont een Held, in zegenpralen: Zy die hier ftryden in 't geloof,
En in den Loopbaan prys behalen, L>ie werden van den Heere thans,,
bekroont, met 's levens Lauwerkrans.
Ν 5 OP |
||||||
202 Leerzame Zinnebeelden.
|
||||
OP DEN WYNGAARD.
GElykerwys deWyngaard door het fnoeijen haar vrug-
ten vermeerdert r en welkers vrugt vervralykt; aoo is het met de reine vreugde der Chriilenen, die in Ghriftus, als den waren wynltok, gecntzyn, en in hem vrugten dragen : wanneer het fnoeimes van Gods bezoe- king ons de begeerte knot, waar door wy leeren de wereldje begeerlykheden verzaken. Tit, z:v. 12.. ende het zap der liefde Gods, door de Stamwortel Jefus Chriftus, onze ziele doordraait, dan dragen wy vervrolykende vrugten in God. WeUalige! wiens herten, doordewer- kinge Gods in Chrfftus, van de ydele fchyngoederen dezer wereld afgetrokken, en wiens lüften befnoeit worden, waar door zy in de liefde geworfelten gegründet zyn. Epb. 3: ν. 17. Deze können met de Bruid zeggen: wy zullen ons verheugen, ende in u verblyden: wy zullen uwe uitnemende liefde vermelden meer dan den Wyn. Cant. 8: v. 7. Deze liefde, dezen Wyn der vreugde, worden wy deelagtig in den Zoone van Gods ließe. Col ι. ν. 13. Die daar nodigende zegt: ik bebbe mynen Wyn, mitsgaders myne Melk, gedronken: Eetet vrienden, drin- ket ende werdet dronken ·, o Lieffie. Cant. f: v.l. Tot hem, dien gezalft beeft met vreugden-olie beven zyne medege- noten. Pfalm 45··· v. 8. können wy blymoedig xeggen, vele zeggen, wie zal ons bet goede doen zien? verheft gy over ons bet ligt uwss aanfehyns ó Heere. Gy bebt vreugde in myn herte gegeven, meer dan ter tyd, als haarkoorn, ende baren mofi, vermeenigvuldigt zyn. Pfalm 4: v. 7. Gy zult my bet pad des levens bekent maken: verzadinge der vreugde is by uw aangezigte, lieflykbeden zyn in uwe regterhand eeuxmglyk. Pfalm 16: v. 11. Zy die in Chriftus zyn geënt,
In wien hy 't zap des levens zend, Diens vrugt vervrolykt het gemoed, Meer dsn der Cyptus - troffen zoet. V R. E U Lt~
|
||||
Leerzame Zinnebeelden. 203
V- R E U G D E.
|
||||||||
h hen de Wynflok ende gy de Ranken: die in my
>'-yft, ende ik in hem, die draagt veel vnigt, jfoan. 15·.· v. f. |
||||||||
De Wyngaard (bron der vrolykheid)
Vermeerd haar vrugtbaarheid door fnoeijen: Die uit den waren Wynilok fpreid,
Gelyk een rank, moet zig bemoeijen, Dat hy zyn Aardfe luiten knot,
Dan draagt hy vrngt, tot vreugt, in God.
OP
|
||||||||
20f Leer%0iie Zinnebeelden.
OP DEN ROOS.
Â Õ den Roos, fchooti van verween lieflyk van geur,
dog welkers deel met doornen bezet, en wiens be- ltaan kort van duur is, word des menfchen leven niet onaardig vergeleken; hoe fchoon en lieflyk ook het le- ven is, haar (teel, ofte beftaan, is mede wel bezet met doornen van moeite en verdriet, want uit bet flof komt bet verdriet niet voort: nogte de moeite Jpruit niet uit der Aarde. Maar de menfche word tot moeite geboren; gelyk de [pramen der vieriger kooien haar verheffen tot vliegen. Job f: v. 6. Heeft niet de menfche eenenjtryd op der Aar- den ? ende zyn zyne dagen niet als de dagen des daglooners ? gelyk de dienflknegt bygt na de fchaduwe: ende gelyk de daglooner verwagt zyn werkleon: alzoo vergelykt Jobdit leven. Cap.y.v.i. Hetgeenealseen regt Badwater vnn Betbesda, (met allerlei elenden omzet) is aan te merken: en ook als een bloem kort van duur is. Allevleej'chisals gras, ende alle zyne goedertierenheid ah een bloeme des veld). Het gras verdort, de bloeme valt af, als de Geeft des Heeren daar in blaafi. Jef.qo-.v.ó. De dagen des men- fchen zyn als gras, gelyk een bloeme des velds zoo bloeit by, als de wind daar over gegaan is, zoo ishynietmeer, ende hare plaatje kend ze niet meer. PJdlm 103: í. é f. Alle mze dagen gaan heenen door uwe verbol«entbeid: wy bren- gen onze jaren door als een gedagte. Aangaande de dagen onzer jaren daar in zyn t'zeventig jaar: ofte zoo <u>.y Iterk zyn tacbentig jaar: ende het uitnemenfie van dien, is moeite en verdriet: want bet ivordjhellyk afgefneden, ende iüv vliegen daar heenen. 6fc. leert ons alzoo onze hagen tellen, dat wy eenwyshertebekomen. PJ'.90;v.9. Die d'ydelheid des levens ziet,
Doorfpekt met moeite en verdriet,
Verfterkt zyn Geeft, na God gerigt,
Als Roozen- water het gezigt. ---,*»
s Ì L JN-
|
||||
Leerzame Zinnebeelden. '205
's MENSCHEN LÉVEN, |
||||||||
emhlT' mnnm mr0,UweZeboretl· "kort ™"dagen,
%0-daZ? 7rUße' , /7? *0ffli ™ori a/' f£B bloemend* iïjimia : &t hy ah emfchadu™. «· •uit leven is gelyk een Roos,
JJie vooripruic op een iteel vol dooren, naar ftand geduurt maar voor een poos:
uen meqfch tot moeite werd geboren; Wiens lui/ter ilegts in fchyn beftaat,
Ln aIs een droom, of waan, vergaat.
OF
|
||||||||
2ïâ Leerzame Zinnebeelden.
OP DE LELIE.
DE Reine witte Lelie, vol vanlieflykegeur, kanbe»
kwaamlyk een zuiver en rein gemoed af Deelden, daarom vergelykt de Bruidegom 7,yn üm'd by dezelve, gelyk een Lelie onder de Doorne . alzooismyne Vriendinne onder de Dogteren. Cant, é: v. i. Dat de Apolteien ge- yvert hebben, om de Bruid tot een rein gemoed roe te bereiden, blykt, dezen tweede Zendbrief, geliefde, fthry· ve ik nu aan u, in (welke) beide, ik door vermaningen opregt gemoet opwekke. é Pet. 3; v, 1. lkbenyverigoyer\ u, met een yver Gods: want ik bebbe u lieden toebereid, cm u als een reine Maagt, een Man voor te (tellen, mmel yk Chriflo. 2 Cor, iiiv.i. hier in beitaande. dat gy zoudetaf· É leggen aangaande de vorige wandelmge den oiidenmenfrbe , die verdorven word door de begeerlykbeden der verleidinge ende dat gy zoudet vernieuwt worden in den Geeft uwes gemoeds, ende den nieuwen menfebe aandoen, die na God gefebapen is, in regiveerdigbeid en heiligheid der waarheid Eph. 4:1;. 11. Welke h de verborgene men/ere des herten, in bet onverdervelyk vercierfel eenes zagtmoedigê en flillm gsefi, die kojleiykis voor God, 1 Pet. ã í. 4. Dit rein ge- waad heeft ome Zaligmaker ons verworven, gelyk dak €brifius de gemeinte lief gehad beef't ende hemzelvek voor haar beeft overgegeven, op dat byze heiligen zoude. baar gereinigt hebbende, met bet bad des waters door het Woord. Op dat by ze hem zoude beerlyk voorfiellen een Gemeinte die geenvlekke ofte rimpel beeft ofte iet diergelyken, maar dat z;y zoude beilig zyn ende onberifpelyk, Eph. s'· v. 2 r. Derhalven zoo flaat, ende word dezer wereld niet gelyk- wrmig, maar word verandert door de vernieuwinge uwes gemoeds, op dat gy moogt beproeven welke de goed-, ende njuelbebagende, ende volmaakte wille Gods zji. Rom. é æ; í. 2. bewaart u zelven rein. é Tim. ƒ.· í f 2.1. Antiochus ontreiuigt geen,
Der zeven Broeders Machabeen;
Schoon hy ze pynd door vier, en æ waart,
Wel zalig! die zig reia. bewaart.
REIN
|
||||
Leerzame Zinnebeelden. ao*
m j
REIN GEMOED.
|
||||||||||
Wat zyt gy bezorgt voor de" kleedinge ? aanmerkt de
Leliën des P'elds, hoe zy iioqffèn: zy arbeiden niet, nog: Spinnen niet: ik zegge uy dut ook Salomon in alle %yn* bserlykheld niet is bekleed ge-weeft, gelyk een van deze* Matth, 6: v. 28. De heerlykheid van Salomon
Moet voor der Leliën fchoonheid dalen: Al \ geen beftraalc werd door de Zon*
Kan by geen rein gewiffe halen; Die zyn gemoed houd zuiver wit,
|
||||||||||
Heeft meer dan kleedin
|
ö
OP
|
|||||||||
r2o8 Leerzame Zinnebeelden.
|
|||||
OP HET GRAS.
BY het Gras, het welke 't Vee voedfel geeft, mag men
het vertrouwen wel vergel y ken; want het vertrou- wen is het voedfel der ziele: die ziele nu, die op God vertrouwt, voed zig als met Gras; daar in tegendeel, die haar vertrouwen op iets anders fiel len, zig tragt te verza- digen met ftroo, en lloppelen; aangaande de Reenen die op haar goed vertrouwen, ende op de veelheid hares rykdoml roemen; niemant iian hen zal zynen broeder nimmermeer können verlojpn: Hy zal Gode zyn rantjoen niet können geven. Pjalm 49: v, 7. Elendig ! de meufeh die op het -vleefch, ofte zyn goed, vertrouwt; gelyk zulks Chrillus toont: Kinderen, hoe zwaar is *t dat. de gerne die op het goed baar betrouwen zelten, in bet Koningryke Gods in- gaan? Mare. 10: u 24. Hier van onfchuldigdg zig Jobï zooikbetgoud tot mynebope gezet bebbe :ofte Μ bet fyn goud gezegt bebbe: gy zyt myn vertrouwen. (fc Job3 \.· v. 24. want ook, goed en doet geen nut ten dage der verbolgend- ieid. Prov. ik« 4· maar't fpreekwoordis waaragtig, Die God vertrouwt,
Heeft vaft gebouwt.
Dan zegt een ziel, de liiere h myn Herder, my zal niets ontbreken: by doet my nederleggen in grafige weiden. Pjalm 23: V. f. Uus voed hy zrg met 'net gras van ver- trouwen, zeggende: ik vertroup op u o Heere, I zegge gy z;yi myn God. Ρ f. 3?: v, 1$. Op u Heere betrouw ik, iaat my niet bejcbaènt wurden m eeuwigheid. Ρ [alm 71: v. 1. God is ons een tbevlugi, enflérkte: by iskragtelyk levonden eene hulpe in benaaimtbeden. Pjalm 46: v. z. Werpt uwe zorge op den Heere, ende by zal u onderbonden: by zal in eeuwigheid niet loelate, dat de reglveerdige •wankele. P/alm. $ y: v. 13. 't Vertrouwen voedfel vnn de ziel,
Was 't geea Elias onderhiel; Dies hem de Ravens bragteu brood: Gods hulp is kragiig in den nood. |
|||||
Leerzame Zinnebeelden, 20p
V E ItT ROUWEN. |
|||||||||
^tfnninUden°nJet î™ d" VeUs> dat bedm " <***
hun^%eei"Z\FTrpm Õ*' "^»bekleed, zal J mei zee. meer kleeden, gy klein Geloovige? tfc. Gelyk het.Gras.de Beeften voed,
-n cieriyk groent: 200 is 't vertrouwen: tvC ~een aM, in den tegenfpoed, Ven Menfch op zynen God doet bouwen. •Ww?.' ?oorzorS> te zeer bedroeft,
nt ^od die wfsttmt gy behoeft. |
|||||||||
ö
|
|||||||||
2ßï Leerzame Zinnebeelden.
O Ñ Ç Å Ô RIET.
Â Õ het buigzaam Riet, 't geene de vlagen der S tormen f1
ontduikt (als wel hooge Boomen vallen, ja zelfs toorens omverre raken) en zig daar na wederom op- heft: kan men bekwaamlyk de nedrigheid afbeelden. Een deugt, den menfch zoo hoognodig, als dezelve hem wel tegenaardig is , want de hovaardy is den menfch als natuur!yk eigen; daarom onze Zaligmaker vermaant: leert van my, dat ik zagtmoedig ben, nedrig ■van herten : ende gy zult rufie vinden voor uwe ziele. Matth. iüv. 29. Tragt niet na de booge dingen, maar ■voegt u tot de nedrige. Vermaant ook Paulus. Rom, 12: í. 16. Salomon leert dit zelveernflelyk, zeggende: bet is beter nedrig van geeft te zyn met de zagtmoedige; dan roof te deelen met de hovaardige. Prov. 16: v. 19. Voor j de verbrekinge zal des menj'chen bertt zig verheffen: en de nedrigheid gaat voor de eere, Prov. 18: í. 11. Jje loon der | nedrigheid, met de vreeze des Heeren, is rykdom, ende i eere, ende leven. Prov. 22: v, 4. Dog ditis zoo zeer niet f ie verftaan van lichaamlyke rykdom, eere, ende leven, j als wel na den geelt; als blykt, zalig zyn de arme van geefle, want barer is het Koningryke der Hemelen. Matth, f. v. 3. Gelyk ook uit die trooßelyke belofte , Gods, alzoo zegt de booge ende verhevene, die in de 1 eeuwigheid woont, ende diens name heilig is: ik woone in de hoogte, ende in het beilige: ende by dien die eenes ver' ,, bryzelden ende nedrigen geejtes is: op dat ik levendig maks à den geeft der nedrigen, ende op dat ik levendig make bet | berte der verbryzelden. Jef. S7'-v· lS· De broeder die f nedrig is, die roeme in zyne hoogheid: ende de ryke in \ zyne vernederinge: want 'by zal als een bloeme des gras |: voorby gaan. Jac, j: v. 9. De trotsheid Vafthi vallen doet,
Daar Efthers nedrigheid behoed: Op 't nedrig hert Güifis ooge ziet, |
|||||||
Hy regt weer op 't gekrookte Riet.
|
NE'
|
||||||
Leerzame Zinnebeelden.
.Í EDRIG II E I 0. |
|||||||
2IÏ
|
|||||||
ty genSferJim de erdige, 'maar de nedrigegeeft
Jacobi 4: v. 6. Fpn Â! na "e VJagen ·
oiccüe 22g nedrjg weet te ;
AeÏ' ,d00r ft0rm'de Co°™ orgaan,
õ^ %ft het Jeenig Riet nog ftJ[ n> © 2 öñ
|
|||||||
212 Leerzame Zinnebeelden.
|
|||||
OP DEN CYPRES.
Β Υ de Oude wierd de Cyprefièboom in Lykftatie ge-
bruikt, en de doode, als hebbende overwonnen de wiiTelvalligheden dezer wereld, met een CyprelTen-krans bekroont, hier by mag men der vroomen dood gelyk itcllen: voor al der gene die met de kroone des Marte- laarlchap bekroont worden; want zalig zyn die vervolgt worden om der gcregtigbeid wille. Mattb.$: v.\o. Gelyk Chriftus voorzeide: Ja de uure komt, dat een ygelyk die il zal dooden, zal meenen Gode een dienfl te doen. Joan. .16: v. 2. en wanneer dit gefchied, zal God zulks niet gering agten: want baar bloed zal dierbaar zyn in zyne oogen. P/alm 71: v. 14. ende wanneer dezelve i>a«<mi&r den altaar roepen, boe lange, ó heilige en waaragtige Heer - fiber, oordeelt ende wreekt gy ons bloed niet, van de geenen die op der aarde weonen? werden baar lange witte kleederen gegeven, ende tot baar gezegt, dat 23? nog een kleinen tyd ruften zouden, tot dat ook bare mede-dienjl- knegten ende hare Broeders, zouden vervult zyn, die gedoodet zoude worden gelyk zy. Apoc. 6:v. το. Daarom ' vreeft u niet voor de geene die bet lichaam dooden, ende daar na niet meer können doen. Maarikzalutoonenwien gy vreezen zult; vreeft dien, die na dat by gedood heeft, ook magt heeft in de Belle te werpen: Jaikzeggeuvreeft dien, zegt Chriftus. Luc. I2:U4· diegeene, welkeniet de dood» maar God van herten vreezen, zullen de kroone des levens ontfangen; want zalig zyn de Dooden, die in den Beere fterven, van nu aan, ja zegt de Geeft, cp dat %y ruften mogen van karen arbeid, ende bare wer- ken volgen met baar. Apoc. 14: v, 13. 't Regtveerdig bloed, van Abel af,
Roept tot den Hemel fteeds om draf; 't Geen God door eeuwig wee, en ag ï Zal wreken in dien grooten dag. DOOD
|
|||||
Leerzame Zinnebeelden* 213
DOOD DER VROOMEN.
|
||||||
Koßelyk is in de oogen des Heeren de dood zyner
gunfigenooten. P/alm 116: v. 15·.
Een Lyk wierd met Cypres gekroond,
Als vry van 's werelds wiflelvallen: De ziel, waar in Gods liefde woond,
Door waar geloof, zal fchoonder brallen, Met d'eerkroon van onfterflykheid,
By God, den vroomen voorbereid,
O 3 PP
|
||||||
214· Leerzame Zinnebeelden.
O Ñ Ç E Ô Ê Á F.
GElyk door de werpfchuppe, of Wan, het Kaf word
afgezonden van het graan, in den dorfchvloer; even zqo handelt onze Zaligmaker in de ziele zyneruit- verkoorene, welke zy ç ii dorfchvloer is: alwaar hy door de werkinge zynes H. Geelts, het Kaf onzer hertstogte· lyke begeertens uitzuivert, en dezelve als met vuur ver- brand, om alzoo het graan van liefde Gods te zuiveren en bekwaam te maken, om in zyne fchuure te mogen brengen, volgens de taaie van Joannis den Dooper. Mattb. 3: v. 11. alnoewel nu by het Kaf, degodloozen mede (veelmalen) worden vergeleken, alzoo zyn de god- kozen niet, maar ais Kaf, dat de wind beenen dry/t. Ff. 1; w. 4. Die kiuaat iegenmy bedenken, laat ze worden als Kaf voor den wind. Pf. 35·: v, <r. boedikwüsgefebied bet dat de lampe der godloozen uitgebkifi word, ende baar bederf baar overkomt? dat God ben frnerte uitdeelt inzy nen toorn! datfe gelyk jtroo wer dm voor den wind, ende gelykkafdat de wervelwind weg jteelt. Job zi:v. 17. Zoo ziet dog de zuiveringe der dorfchvloer, daar Joannis (als boven) van fpreekt, op het zuiveren der ziele der gcloovigen : dit gefebied, wanneer bei bloed Cbrifiionze confcientie reinigt van doode werken. Heb. 9: v. 14. En ons reinigt van alle onze zonden. 1 Joan. \: v. 7, Waar toe Ghriiius gebruikt, lyden, en verdrukkinge. om ons de ydelheid, der vergankelyke goederen, aa'n te wyzeh; als ook het Kaf onzer eigenliefde te verteeren ; 't geene zonder opfehndiuge niét toegaat, want alle kajiy dinge als die tegenwoordig is , febynt geen zake van vreugde. èf;. Heb. ii: v. ti. egter is het, die agtertnywükomen, die verloocbene hem zelven, en neme zyn kruis op, en volge my. Mattb. éü: ø. 24. Ontroerde Ziel! hebt goede meed,
.Als Gbriiius uit u lluiven dqei liegeertens Kaf: al valt het zuur, lif vult met zuiver Graan zyn fchuur, VIT-
|
||||
Leerzame Zinnebeelden, 21 $
U ÉÔ Æ UÉ V Å R É Í G Å.
|
|||||||
¸£Ô,
|
|||||||
The zal u met den Heiligen Geefi en met vier doopen. Wiens
Wan in zyne band is, ende zal zyn Dorjchvloerdoorzuive-
Ten, ende zyne tarwe in zyne Schuure t'zamen brengen ,
ende zal bet Kaf met onuitblujjelyk vier verbranden.
Mattb, 3: í. 11.
De Dorfchvloer fcheid het Kooren af5
Van kaf en Itroo, eer 't gaat ter Schuure: Zoo dryft den Geefi: het booze, als Kaf,
Ter ontuitbluffelyken vuure, Wel hem! wien zuivert Chrifti wan,
Die raakt in 's Hemels -fchuur als dan.
O 4 OP |
|||||||
2i6 Leerzame Zinnebeelden.
|
|||||
OP HET GRAAN.
Â Õ het Graan werd de opftandinge der doqdep afge?
beeld: want, wanneer het Graan eerit in de Aarde iterft, dan opent het zyn baß, en (trekt tot voed fel aan den aanleg van de nieuwe Plant: Indien het Tarwe Graan in de Aarde niet valt en fier/t, zoo blyft bet zelve alleen,
maar indien bet fierft, zoo brengt het veele vrugt voort. Joan. w. v. iq. Maar zal iemand zeggen, boe zullen de : dooden opgewekt worden , ende met boedanigen lichaam ' zidlen zy komen? zegt Paulus, ende antwoord verders aldus: gy dwaas, 't geene gy zaait voord niet levendig, ten zy bet geflorven is , ende 't geene gy zaait, daar van zaait gy bet lichaam niet, dat warden zal, maar een bloot Graan... maai God geeft bet zelve een lichaam gelyk by inil, ende een ygelyk zaait zyn eigen lichaam... daar zyn Iiemeljcbe lichamen, ende daar zyn Aardjche lichamen: maar een andere is de heerlykbeid der Iiemeljcbe, en een andere der Aardfche.,. een natuurlyk lichaamword''er ge- zaait , en een geeflelyk word 'er opgeivekt ...en gelyker- wys voy het beeld des Aardjche gedragen hebben, alzoo zul- len wy ook bet beeld des Iiemeljcbe dragen... ende wanneer sit fiervelyke zal onfiervelykbeid aangedaan hebben, als dan zal bet Woord ge/cbieden, dat gejebreven is, de dood is virjlonden tot overwinning?; dood, waar is uwen prik- kel. Belle waar is uwe overwinninge ? de prikkel nu des doods is de zonde, ende de kragt der zonde is de wet, maar (jode z;y dank, die ons de overwinninge geeft door onzen Heere jefiim Chriflum. é Cor. 15: í. %$. Ihm nu niagtig is u van Jiruikelen te bewaren, ende onflraffelyk teftellen voor zyne heerlykbeid in vreugde, den alleen wyzen God onzen Zaligmaker 231 heerlykbeid, ende Majefleit, kragt snde magt beide nu ende in eeuwigheid. Amen. Jude í, 24. Val vry, ö Leemen-Hut! als Graan,
Om heerlyker weer op te (taan; ó God! ons hier toe waardig kend; Om u te looven zonder c-nd. .....* ■ " op-
|
|||||
Leerzame Zinnebeelden· 217
OPSTANDINGE.
|
||||||
jdlzoo zal ook de opfiatidinge der Dooden zyn, bet lichaam
Word gezaait in •uerdervelykbeid, bet -word opgewekt in O'ivvraervelykbeid, bet word gezaait in oneer e» befword opgewekt in beerlykbeid &c. 1 Cor. 15-; í. 42.
Zoo als het Graan eerft fterfc in d'Aard,
Om op een nieuw zyn vrugt te geven, Is 't dat ons vleefch ten Graave vaart,
Om onverderflyk weer te leven: Dies vreeft geen dood,maar God op't hoogil Pan word ge een graan in 's Heeren oogft. 0 5 BLAD, |
||||||
BLADWYZER
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
DER
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
AFBEELDINGE.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Fol.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Fol,
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
A.
|
E.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Bladwyzer der Jfbeeldinge.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||
Fol.
i8j· *f7 Hf 129
161
211 20f
7f
61
99
115 119
123
1 109 9 131 i*r 1Ó9 |
|||||||||||||||||||||||||||||||
Kameel.
Kat.
Kikvorfch.
Koe.
Koekkoek.
Kloekhen.
Kraa;i.
L.
LAuwrierboom.
Lelie. Leeuw. Leeuvvrik. Linden. Lugt. Lmpaard. MM.
Aan. Meeremin. Mier. Mieren-Eter.
Mol.
Muis.
N.
JAgtegaal. Nooteboom. ü·
OLiphant.
Os. Olyfboom. Ojevaar. P.
Ñ Aard.
, Haauw. Padde. |
|||||||||||||||||||||||||||||||
39'Palmboom.
ßï-t fel 11 kaan,
fj i^iienix. |
|||||||||||||||||||||||||||||||
R.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||
17'
!4' 15-3 20é
207
21 183
13
291
|
|||||||||||||||||||||||||||||||
RAven.
Riet. Roos. Rot. S.
t Chaap. ö Schildpad. Schorpioen. Slang. Slek. Sphiiu. Spiiinekop. Sterre. Struis. Swaan. Swaluw. |
|||||||||||||||||||||||||||||||
101
I'3
S9I
77
73 173
|
|||||||||||||||||||||||||||||||
T.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||
Vger.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||
I
|
|||||||||||||||||||||||||||||||
U.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||
199
'9
|
uYl-
|
||||||||||||||||||||||||||||||
IJ9
|
|||||||||||||||||||||||||||||||
193 \\7 Alk.
147 V Veldhoen.
Verken,
f 1 Vink. 13? Vos. 1 of! Vuur. |
|||||||||||||||||||||||||||||||
M3
i6y 63
177
4f
11
Vy~
|
|||||||||||||||||||||||||||||||
Bladivyzer der JJbeeldinge.
|
||||||||||||||||||||||||||
Fol.
37
203
167
|
||||||||||||||||||||||||||
Fol
i9S IS III
181
43 |
||||||||||||||||||||||||||
Woud-Ezel.
Wyngaard. Svogeltje.
|
||||||||||||||||||||||||||
Vygenboom
Vleermuis.
Vlieg.
|
||||||||||||||||||||||||||
w.
|
||||||||||||||||||||||||||
Á ter.
|
||||||||||||||||||||||||||
Æ'
|
lamander.
Zon. |
|||||||||||||||||||||||||
w
|
Wilgen.
|
|||||||||||||||||||||||||
Wolf.
|
||||||||||||||||||||||||||
BLAD-
|
||||||||||||||||||||||||||
 L Á D W Õ Æ E R
|
|||||||||||||||||||||||||||||||
DER
|
|||||||||||||||||||||||||||||||
UITBREIDINGE.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||
F ol. É
|
|||||||||||||||||||||||||||||||
FoK
38
106 144 130
46 2
7*
18z iöz 10
26
188 194 126 21
So |
|||||||||||||||||||||||||||||||
Ë.
AArdsgezinde.
Af'keerigheid, Agterklap. Arbeidzaamheid. B. |
|||||||||||||||||||||||||||||||
Geduld.
Geleerde.
Geloove.
Geregtigheid.
Getrouwigheid.
GetuigeniiTe Gods.
Gevaar.
Geweldenaars.
Gewoonte.
Godsdienft.
Gods kragt.
Godloozen.
Goedertierenheid.
Goed gezigt.
Grimmigheid.
Grouwel.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||
36
7S
114 5"4
|
|||||||||||||||||||||||||||||||
BArmhertigh«d.
Bedrog |
192
32
|
||||||||||||||||||||||||||||||
C.
COnfcientie. ß
D.
DEmpinge der Begeerte. Ï76 |
|||||||||||||||||||||||||||||||
Deugt.
DierV Diefleider.
Dood der Vroomen.
Domheid Dronken fchap. E. F' Endragt.
j Eenvoudigheid. Eige-Liefde. G. GEeiL
Gebreeken. |
190
94
96 215
34
166
if4
122 14
28:
|
||||||||||||||||||||||||||||||
H.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||
HOop.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||
14z
136 100 198
|
|||||||||||||||||||||||||||||||
aardye,
|
|||||||||||||||||||||||||||||||
Hoerenfchoon.
tluwlyk. |
|||||||||||||||||||||||||||||||
J.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||
ïOnkheid.
J |
|||||||||||||||||||||||||||||||
Lang-
|
|||||||||||||||||||||||||||||||
filadwyzer der Uïtbreidinge.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Bladwyzer der Uitbreidinge.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
E Õ Í D E.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||