-ocr page 1- -ocr page 2- -ocr page 3- -ocr page 4- -ocr page 5-

I-


VEE-ARTSENIJKUNDIG

DOOR

D'. A, JSrUMAJ^,

DIKECTECR VAN ’sRIJKS VEE-ARTSENIJSCHOOL, HOOG-LEERAAR IN DE PRACTISCHE VEE-ARTSENIJKUNUE AAN DEZELVE, SECRETARIS DER COMMISSIE VANnbsp;LANDBOUW, TE UTRECHT, LID VAN HETnbsp;KONINKLIJK NEDERLANDSCHE INSTITÜXnbsp;VAN WETENSCHAPPEN, LETTERKUNDEnbsp;EN SCHOONS KUNSTEN, EN VANnbsp;ANDERE GELEERDE GENOOTSCHAPPEN.

tweede deel , EERSTE SÏDK.

BIJ R. J. SCHIERBEEK.

182^


rijksuniversiteit TE UTRECHT


2043 9430


BIBLIOTHEEK ^

VAN HET

PATHOLOGISCH INSTITUUT

DER

VEEARTSENUKUNDIGE H00GE8CH0ÜL

V UTRECHT. gt;

-ocr page 6- -ocr page 7-

Over ek HOOGST SCHADELIJKE EIGENSCHAPPEN, WELKE DB VOEDERSTOFFEN

KüJISEN vEnKRIJGEN VOOR ONDERSCHEIDE'N VEE,

DOOR CRTPTOGAMISCHE voortbrengselen, welke ot dezelve huisvesten, voorafgegaan

VAN EEN1GE MEDEDEELINGEN OMTRENT HET

MILTVUUR EN sroedige VEE-STERFTEN ,

'welke )N VERSCHILLENDE STREKEN VAN DIT KONINGRIJK ZIJN WAARGENOMEN.

ïiL het eerste deel van dit Magazijn vindt men onderscheidene inededeelingen omtrent hetnbsp;Miltvuur, hetwelk, gedurende de laatste jaren,nbsp;in verschillende Provinciën, met name Noord-Brahand, Gelderland en Limburg^ onder hetnbsp;Rundvee , de Paarden en Schapen, benevens andere dieren heeft geheerscht. Hierbij is tevens overnbsp;de oorzaken, waaraan deze ziekte, met meerdere of mindere gegrondheid, kan worden toe--geschreven , gehand’eld. Ik heb aldaar opgemerkt,nbsp;dat dezelve, hoewel, wat hare algemeene voorbeschikkende oorzaak betreft, de uitwerking zijndenbsp;der heete en drooge weersgesteldheid van dennbsp;zomer, echter op gronden, 'daarbij opgegevennbsp;11. D. l. Sx.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;l

-ocr page 8-

niel allijd uit dezen Invlcfed des dampkrlngsP op de iigdiamen der dieren alleen kan wordennbsp;verklaard, maar dat tot liet voortbrengen desnbsp;Mlllvuurs dikwijls nog andere schadelijke beginselen in aanmerking dienen te worden genomen,nbsp;die meer bepaaldelijk, als aanleidende oorzaken,nbsp;onmiddelijk tot deszclfs ontwikkeling medewerken hetzij deze moeten gezocht worden in denbsp;aanwezigheid van planten, die op zich zelvenbsp;schadelijk zijn, of wel in de ziekelijke gesteld*nbsp;beid van anders onschadelijke planten, namelijknbsp;in eene tegennatuurlijke ontaarding, in de verontreiniging door den honig- of meeldaauw,nbsp;door schimmel of soortgelijke cryptogamischenbsp;inmengselen, of mogelijk ook in de uitwasemingnbsp;van gas-soorten, in giftige insekten enz,, waaromtrent de verdere nasporing voorzeker alsnbsp;allerbelangrijkst moet worden beschouwd.

Indien wij overwegen, dat door deze en andere hevige vee-ziekten, alle jaren, in onderscheidenenbsp;streken van ons vaderland, een niet onbedui.nbsp;dend getal winstgevende dieren, op het onverwachtst, wordt weggerukt, waardoor eene aanmerkelijke schade aan derzelver eigenaren en denbsp;algemeene welvaart wordt toegehragt, zoo wordtnbsp;het de pligt van eiken Vee-artsenijkundigen zijnenbsp;ijverigste pogingen aan te wenden, ten einde,nbsp;zoo veel mogelijk, tot de kennis der ware oorzaken dezer ziekten te geraken, vermits' mennbsp;eerst, wanneer deze bekend zijn geworden,'opnbsp;een’ eenlgzias zekeren grond, kan werkzaam

-ocr page 9-

fci'in, om dezelve ullteroeijen, en alzoo de steif-ten Ie voorkomen of te verminderen, terwijl, Lij de onbepaaldheid ten aanzien der schadelijke invloeden, welke op enkel vermoeden (/£nbsp;volgens gissingen worden aangenomen, alle maat-J'egeleii ter afwering of verbetering steeds onzeker moeten blijven.

De Heer l. mArchAno, Kweekeling voor het Groot-Hertogdom Luxemburg , aan ’s Rijks Veeartsenijschool,'heeft, uit de, aldaar gegevene,nbsp;aanwijzingen, de aanleiding genomen, om mijnbsp;datgeen bij geschrifte mede te deelen, hetwelk zijne ondervinding hem geleerd heeft omtrent de schadelijke uitwerking der cryptogami^nbsp;sche voortbrengselen voor de gezondheid vannbsp;het vee, en van derzelver vermogen tot hetnbsp;voortbrengen van die hevige en kwaadaardigenbsp;ontsteking der grasetende dieren, welke bij onsnbsp;onder den bijzonderen en gewonen naam vannbsp;het Miltvuur, bij de Franschen onder dien vannbsp;charhon, fièvre charbonneuse , maladie de rate,

maladie de sang (bloedziekte) , bekend is. _

Ik heb met genoegen die verhandeling ontvangen, en geoordeeld, dat dezelve, met nut voornbsp;de Vee-artsen , in dit tijdschrift kon worden opgenomen , daar dezelve niet alleen eenigenbsp;waarnemingen bevatten, welke den bedoeldennbsp;schadelijken invloed der cryptogamen bepaaldelijknbsp;schijnen te bevestigen, maar ook de bijgevoegde,nbsp;door hem, naar de natuur der voorwei-pen, vervaardigde teekeningen, anderen voor de nasporing

1*

-ocr page 10-

4 ^

€n kennis dezer woekeraars tot eene gesclilkle voorlickting kunnen dienen. Deze kweekeling,nbsp;reeds van elders als een ijverig en kundig beoefenaar der plantkunde, vooral ook wat hetnbsp;cryptogamisch gedeelte betreft, met lof bekend,nbsp;beeft hierdoor de nuttige toepassing dezer belangrijke wetenschap op de Vee-artsenijkunde opnbsp;nieuw bevestigd (1).

Ofschoon men uit de veelvuldige daadzaken, welke de schadelijke uitwerkingen 1der voeder,nbsp;stoffen , ter oorzake van cryptogamische voortbrengselen ^ op dezelve huisvestende , bewijzen ,nbsp;nog niet zal mogen besluiten, dat deze als denbsp;eenige oorzaak moet worden gehouden, waardoor het Miltvuur en soortgelijke, meer of minder hevige , ontstekings-zlekten bij het vee wordennbsp;voortgebragt, daar er andere kunnen bestaan,nbsp;welke, als voorbeschikkende of aanleidende invloeden, gelijksoortige uitwerkingen op de dierlijke'ligchamen uitoefenen, zoo hebben dezelvenbsp;nogtans zoo veel gewigt, dat zij ons stelligenbsp;oorzaken aanwijzen, op welke, tot dus ver,nbsp;bij ons steeds weinig gelet wordt, terwijlnbsp;men de bedoelde ziekten niet zelden aannbsp;andere, meermalen geheel onwaarschijnlijke, invloeden toeschrijft, of wel voor het ontstaan

1

Vergelijk mgne Redevoering over de Vee-artsenij-kunde en de inrigting van.derzelver onderwijs, over» eenkomstig met het belang der Jdaatsebappq. Magazijn , D. !• blz1 4i'

-ocr page 11-

der schielijke vee-sterflen geheel geene voldoende Tedenen weet op Ie geven. Bij de kennis onirnbsp;treilt de schadelijke eigenschap , welke de voe-derstolFen, op de gezegde wijze , kunnen verkrij*nbsp;gen, behooren wij op deze derhalve, in voorkomende gevallen, vooral en in de eerste plaatsnbsp;onze aandacht te vestigen. Inzonderheid mogennbsp;wij deze aanleiding tot velerhande ongesteldhedennbsp;van het vee niet voorbijzien, indien wij de reedsnbsp;bestaande waarnemingen van anderen, ten aanzien van het bedoelde vermogen der voeder,nbsp;stoffen, in aanmerking nemen, en dit heeft mijnbsp;genoopt-, het eene en andere te verzamelen.,nbsp;hetwelk ik, te dezen opzlgte, bij buitenlandsche-sclirijvers, geboekt vind , eii er bij te voegennbsp;hetgeen eigene ondervinding mij dienaangaandenbsp;heeft geleerd.

Iiitusschen heb ik geoordeeld hier te moeten laten voorafgaan eenige berigten , welke ,het meestnbsp;in den loop des vorigen jaa’rs, omtrent onderscheidene hevige ontstekiugs-ziekten , die ia verschillende streken onzes lands plaats gehad, ennbsp;meer of minder aanmerkelijke ¦ verwoestingennbsp;Onder het vee aangerigt hebben , zoo van wegenbsp;de Administratie voor de JSationale Nijverheid,nbsp;als van elders, tot mij zijn gekomen.

In den herfst van 1827 brak, in de Gemeenten Spanbroek eii Wagnum, eene hevige oatsteking-achtige ziekte onder het Rundvee uit, waarvan

-ocr page 12-

een aanmerkelijk getal, binnen korten tijd, de slagtofFers Averd. Hoewel bet mij niet is gebleken, boe vele Runderen nagenoeg door de?enbsp;ziekte zijn aangetast of gestorven, moet hetnbsp;getal niet gering zijn geweest: zoodat ergere gevolgen geducht werden, vermits men de ziektenbsp;voor besmettelijk bield, en vreesde, dat zij ziel»nbsp;alzoo over deze, zoo vee-rijke Provincie, zoudenbsp;hunnen verbreiden.

Volgens bet onderzoek van den Vee-arts der eerste Klasse M.F. HorFMANN,te Jïoom,bleek bet,dat de ziektenbsp;moest gehouden worden voor bet Miltvuur , waarvoor dezelve ook reeds doorandere Vee-artsen wasnbsp;erkend geworden. De verschijnselen der ziektenbsp;bestonden in neerslag!igbeid , verlies van eetlustnbsp;en herkaauwing, verhaaste ademhaling en pols-slag, verstopping van den afgang, verminderingnbsp;der melk, welke eene blaauwe klenr bad. Denbsp;ziekte was zeer kort van duur, zoodat de dierennbsp;spoedig stierven, niettegenstaande men somwijlennbsp;onmiddelijk aderlatingen, etterdi-agten of wrangennbsp;in bet werk stelde, en verkoelende, ontsteking-werende, middelen bad toegediend.

Bij de opening werden de volgende hoofd-verscbijnselen waargenomen. De maag en darmbuis waren zeer ontstoken, en met brandige plekken bezet; de lever was door ontstekingnbsp;aangedaan en murw; de milt met zwart opgelostnbsp;bloed opgevuld , murw en brijaebtig week. Ernbsp;hadden uitstortingen van bloed in bet darinscheilnbsp;plaats, terwijl de lijken een’ ondragelijken stank

-ocr page 13-

Tcrspreidden. Waarscliijalijk Avas eene kat, welke van het vleesch en bloed van een geopend Rundnbsp;gegeten had, daardoor gestorven.

De ziekte had zidi gedeeltelijk in het vroege najaar, hij onderscheidene Vee-houders, in de weiden geopenbaard, doch dezelve was ook naderhand wederom uitgebarsten , toen het vee reedsnbsp;eenigen tijd op de stallen was gezet. — Aangaande de aanleldende oorzaken heeft men nietsnbsp;kunnen ontdekken, wordende de Runderen ge-voederd met zeer goed gewonnen hooi van dienbsp;landen, ^ welke detelve, den geheelen zomer,nbsp;gegraasd hadden.

In de maand Februarij 1828, had er eene hevige ontstekings-ziekte plaats onder de Paardennbsp;van den Landbouwer jan schklling, te Klaaswaal, in de Provincie Zuidholland, Ten getalenbsp;van 19 op denzelfden stal zijnde van zeer verschillenden ouderdom, ,werden deze , op weinigenbsp;na, alia door dezelve genoegzaam gelijktijdignbsp;aangedaan, zoodat, binnen korten tijd, zes ofnbsp;zeven kwamen te sterven, en de schade, hiernbsp;door aan den genoemden Landbouwer veroorzaakt, ongeveer op 1500 guldens werd begroot.nbsp;Omtrent de verschijnselen dézer ziekte is mijnbsp;weinig medegedeeld; alleen schijnt uit de herig*nbsp;ten van den Vee-arts j. de romph te moetennbsp;worden opgemaakt, dat eenige der gestorvenenbsp;Paarden , nadat dezelve kort te voren nog gezond hadden geschenen, schielijk nedervielen,nbsp;en, zonder vele duidelijke verschiinsclcii, spoedig

-ocr page 14-

8

Waren overleden. Aangaande de overigen wordt alleen gezegd, dat zij in een’ meer of minderennbsp;onlslekingachligen toestand verkeerden. Bij denbsp;opening werd bevonden, dat de longen ten eenen-male door versterf waren aangedaan. Eene bepaalde oorzaak dezer ziekte kon niet wordennbsp;opgegeven. De gemelde Vee-arts meende, datnbsp;dezelve, ten opzigte van twee Paarden, kon worden toegesclireven aan eene reis, welke de eigenaar met dezelve, voor eene chais gespannen,nbsp;in koud en nevelaclitig weer, op den 31 Ja-nuarij te voren, had gedaan. Dezelve wildennbsp;onderweg niet drinken, doch te huis lijnde gekomen hadden zij veel koud water gedronken,nbsp;waardoor de ligchamen mogelijk eene te sterkenbsp;verkoeling konden hebben ondergaan, terwijl bijnbsp;ook nog van stiklucht spreekt, die deze Paarden, denkelijk op de bedoelde reis, zoudennbsp;hebben ingeademd, waardoor de longen wavennbsp;aangedaan. Intusschen waren zij oogenschijnlijknbsp;gezond gebleven tot aan den 15 Februai’ij daaraanvolgende. Deze Paarden waren met goed gewonnen hooi, dat aan de kanten der slootennbsp;gegroeid was, en vervolgens, met goed tarwe-,nbsp;haver- of gersten-stroo , bij afwisseling, en ’snachtsnbsp;met hoonen stroo , gevoederd. Dit laatste konnbsp;mogelijk met luis hezct zijn geweest, daar denbsp;paarde hoonen, in het vorige jaar , huLtengewooanbsp;slecht waren, llouigdaauw was daarop niet'ge-vallen, en schimmel had men op hetzelve nietnbsp;ontdekt. Of er somwijlen vergiftige plaulea

-ocr page 15-

iu ïiet voeder geweest zijn, bleef onbekend. It moet bier doen opmerken , dat deze laatste in-lichtingen mij zijn medegedeeld , nadat ik opnbsp;het onderzoek der vocderstolFen opmerkzaamnbsp;bad gemaakt , als , naar mijn vermoeden ,nbsp;meer waarschijnlijk de oorzaak der ziektenbsp;bevattende, dan die, welke door den Yee-artsnbsp;W'ei'den aangenomen, namelijk bet drinken vannbsp;koud water, of de inademing eener zoogenaamdenbsp;stiklucht. Immers, bijaldien al deze oorzakennbsp;op de twee bedoelde Paarden nadeelig haddennbsp;kunnen werken, die in guur en nevelacbtig w’êernbsp;gebruikt waren , op den 31 Jarmarij , zoo verkreeg ten minste de omstandigheid , dat hetnbsp;grootcr getal der overigen op denzelfden stal,nbsp;kort na elkanderen , in meer of minderennbsp;trap, door dezelfde ziekte waren aangetast, hierdoor geene de geringste opheldering De gelijktijdigheid trouwens der ziekte bij meerdere Paarden moest veeleer het bestaan eener algemeenenbsp;oorzaak doen veronderstellen, welke op de diei’ennbsp;van denzelfden stal had gewerkt, die evenwel hiernbsp;niet werd ontdekt. — Verdere bcrig'.en zijn mijnbsp;omtrent deze ziekte niet geworden, dan alleennbsp;nog dat tegen dezelve verkoelende geneesmiddelen, als salpeter y ivonderzout, ammoniak-zoutnbsp;met honig en zoethout , bij wijze van likkingen ,nbsp;zijn aangewend, doch geene etterdragteu, ennbsp;ook niet algemeen aderlatingen, welke laatstenbsp;door den Vee arts rompu weiden afgekeurd. Denbsp;Vee-arts bul stelde die aan eenigc Paarden in

-ocr page 16-

10

het werk , clüch het is mij niet gehleken met welk gev'olg.

De Vee-arts der eerste Klasse f. bontekoe , te ff'^inschoten , in de Provincie Groningen , deelde mij het volgende verslag mede,nbsp;omtrent eene ziekte , welke, op den 22 November 1827, ontstond onder de Paardennbsp;eener Boerin, te Cropstoolde, waardoor zoonbsp;vele , als er zich in den stal bevonden, werden aangetast en stierven.

» Des morgens van gemelden dag lag een Paard, zijnde een vijfjarige, welgevoede, Ruinnbsp;uilgestrekt in den stal, ofschoon dezelve in dennbsp;laten avond van den vorigen dag nog met denbsp;overige Paarden gezond had staan eten.”

n Men i’eikte het eenig voeder toe, hetwelk door het dier tot zich getrokken en opgegeten werd. Men trachtte hetzelve optebeu-ren, doch was genoodzaakt de gordels wederom los te laten, want de spieren van den kop , de ledematen en den staart waren ten eencmalenbsp;slap. Het dier hing dus als dood ter neder.nbsp;Nu werd de raad ingenomen van iemand,, dienbsp;zich onledig houdt met de behandeling van ziekenbsp;dieren, welke hetzelve eenige olie ingaf, vei-mitsnbsp;hij oordeelde, dat de kwaal uit verstoppingnbsp;ontstond; hij tapte eenig bloed uit de halsadernbsp;af; dan, het Paard stierf, zonder dat het andere geneesmiddelen gebruikte , in den nacht

-ocr page 17-

11

tussclien den 23 en 24, en dus twee dagen, nadat de ziekte zich had geopenbaard.”

« De overige Paarden werden thans aandachtig gadegeslagen. In den morgen van .den 24*'““nbsp;viel het naast bijstaande Paard ter neder , zijndenbsp;een veulen. Er werd thans nog meer naauwlet-teuheid op de anderen gevestigd, daar de vreesnbsp;der eigenaresse vermeerderd werd. De stalnbsp;werd zoowel bij nacht als over dag bevraakt.nbsp;Des avonds van den 28 werd eene negen- ofnbsp;tienjarige Merrie, welke het naast aan het veulen stond , nog uit de ruif etende waargenomen ,nbsp;en een half uur daarna lag dezelve, gelijk denbsp;vorigeti, door de ziekte .getrofien, uitgesti’cktnbsp;ter neder in den stal , en overleed biiimni 24nbsp;uren. Koi’t hierop tastte de ziekte het laatstenbsp;voorwerp aan, zijnde eeu eenjarig Paard. In-tussclien was ik ontboden.”

» Ik beyond dit laatste , zoowel als het veulen , schier hopeloos, daar de ,pols eii hai-tslag zeernbsp;snel en klbin, en de ademhaling ongemeen menigvuldig waren, wordende, bij beiden, ongeveer 47 ademloglen in eene minuut waargenomen. De i ontlasting van d,en afgang en de pisnbsp;Waren spaarzaam. De die,ren steunden nu eunbsp;dan , terwijl dezelve den- kop een weinig opbeurden, doch legden zich weldra wederom alsnbsp;dood ter neder.”nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;t

» De lijkopeaiug, door mij, aan de Merrie in het werk gesteld zijnde, werden de na-' volgende veranderingen gevonden.”

-ocr page 18-

12

De long voor een gedeelte vast, geJeellelIjfc vermurwd, bezat eene donkere kleur. Het hartnbsp;sterk gegangreneerd en uitgezet; de lever op velenbsp;plaatsen door versterf aangedaan ; de milt vergroot, doch taai; de maag met de daai’aange-legene darmen grootendeels vervuurd-; het netnbsp;genoegzaam geheel vea'teerd ; de regter nier zeernbsp;v/eek, murw en vergroot. De draagzak en hetnbsp;in denzelven besloten veulen waren onaangedaan. — De groote afstand verbood mij bij de,nbsp;later gestorvene, jonge Paarden de opening zelfnbsp;in het werk te stellen. Wanneer ik mij echternbsp;verlaten mag op de naauwkeurigheid van eenennbsp;man, die bij de opening der Merrie tegenwoordig was, en dien ik aanwijs deed, waarop hij tenbsp;letten had, dan is het met deze genoegzaamnbsp;even zoo gesteld geweest.”

» Ik heb de oorzaak dezer schielijke sterfte niet kunnen bevroeden. Ik verbood terstond hetnbsp;hijvoeder, dat de Paarden tot dus ver hadden gegeten , verder te geven, en schreef eene likking voornbsp;uit salpeter, wonderzout ^ honig, in verbinding metnbsp;eenige opwekkende middelen. — .Het eenjarigenbsp;Paard stierf, nadat het slechts eenmaal van dezenbsp;likking had gebruikt, terwnjl het veulen nognbsp;eenige dagen langer heeft geleefd.”

» Velen hebben gemeend , dat de ziekte zonde ontstaan zijn, doordien men aan déze Paardennbsp;rogge had gevoederd , welke in eenen koperennbsp;ketel Was gekookt. Dan, hoezeer de schadelijkheid van het koper vóór de dieren, en ook

-ocr page 19-

13

Voor het Paard, in zekere hoeveelheden ^ heleend Is, was deze meeiilng, mijns oordeels, hier ongegrond , dewijl ik mij naauwelijks kan overtuigen , dat dit voedsel, ofschoon liet al eennbsp;weinig zuur in dezen ketel mogt zijn geworden,nbsp;zoo als trouwens ook plaats vond , er zulknbsp;eene groote hoeveelheid koper - deelen zoudenbsp;worden opgelost, dat vier Paarden, aan wienbsp;van hetzelve, ’s morgens en ’s avonds, iets werdnbsp;toegediend, daardoor zouden vergiftigd zijn geworden (*). Anderen waren van gevoelen, datnbsp;deze ziekte het gevolg zoude zijn van poeders,nbsp;welke deze Paarden, eenigen tijd te voren, liad-den gebruikt, waarin men vermoedde , dat vergif zoude zijn geweest. Daar slechts eén dezernbsp;Paarden tegen eene droesige ongesleldheld, voornbsp;meer dan een vierendeel jaars., dit bedoeldenbsp;poeder had ingenomen , en sedert gezond wasnbsp;geweest, moest ook deze bedenking vervallen.”

Ik heb van het hooi, waarmede deze Paarden waren gevoederd, en hetwelk tevens aan andernbsp;vee, zonder nadeelig gevolg, was gegeven, eennbsp;klein gedeelte ontvangen. Bij het onderzoek

{*) Deze oorzaak blijft, mijns Oordeels, evenwel altijd verdacht, ofschoon liet zeker is, dat hetnbsp;Paard vrij aanzienelijke hoeveelheden zivavehaiir-kopernbsp;hij aanhoudenheid aan hetzelve toegediend, verdraagt,nbsp;zonder daardoor onmiddelijk vergiftigd te worden ,nbsp;gelijk herhaalde waarnemingen dit aan de Vee-artsenij-scliool hebben bevestigd.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;JS.

-ocr page 20-

14

«

werden op hetzelve vele overgehlevene sporen van fle uredo inconstans (Zie PI. I. Fig. I.) waargenomen, doch deze crypto^aam zelve of hetnbsp;stof was niet meer aanwezig.

Meer algemeen en van veel meer nadeelige gevolgen voor vele Landlieden is de ziekte , welke, sedertnbsp;jaren , in de Provincie Luik, onder het Rundveenbsp;geene geringe verwoesting heeft teweeggebragt, waaromtrent door den Vee-arts josefh wAGELMANS,te

erviers , in den loop van het vorige jaar , een uitvoei’ighcrigt aan het Gouvernement is medegedeeld. Ik zal hier, bij wijze van uittxeksel, dennbsp;hoofdzakelijken itihoud van hetzelve laten volgen.

•gt; In het Drisli'ict Verviers , zoo aangenaam gelegen , als, wegens dcszelfs vruchtbaarheid ennbsp;algemeen gezonde luchtsgesteldheid, beroemd,nbsp;bestaat, sins vele jarea, of liever, sedert on-heugchelijken tijd, eene geheel eigene ziektenbsp;onder het Hoornvee. Dezelve is hier Lekendnbsp;«nder den naam van het kwaadaardiye vuurnbsp;{mauvnis feu), het vliegende vuur {feu volant),nbsp;het Slnt-Anthony-vuur {feu de Samt-Antoine).nbsp;De bijgeloovige lieden beschouwen deze kwaalnbsp;als een oordeel, hetwelk over de dieren wordtnbsp;geworpen, wegens eene veronderstelde misdaadnbsp;der eigenaren, of gelooven, dat dezelve huisnbsp;wordt toegebragt door Heden, die met den duivelnbsp;een verbond hebben aangegaan.”

» Sedert elf jaren^ dat ik de praktijk in deze

-ocr page 21-

15

streken uitoefen, heeft deze ziekte groote slerften Ie weeg gehragt, in de Gemeenten van Clermont , Henri-Chapelle, Baelen, Dison, Hercenbsp;en anderen. Ja er is geene plaats, Welke nietnbsp;jaarlijks, door dezelve, aanmerkelijke verliezennbsp;ondervindt. In eenige Gemeenten is intnsschennbsp;het verlies ve^l grooter, bijv. in die van Clermont en derzelver omstreken, dan in andere.quot;

» De ziekte tast zonder onderscheid alle voorwerpen aan , zoowel de oudere als jongere ,nbsp;zoowel de zwakkei'e als sterkere, zoowel denbsp;vette als magere Runderen. Dezelve openbaartnbsp;zich , op gelijke wijze , in alle saizoenen desnbsp;jaars, dat is te zeggen, zjj overvalt de beestennbsp;op de stallen en in de weiden , zoodat dezelvenbsp;niet ophoudt, op alle tijden , hier en daarnbsp;slagtoffers te maken.”

B Deze kw'aal is zoo moorddadig, en zoq schielijk in haar beloop , dat alle aanwendingnbsp;der meest gepaste middelen vruchteloos is, wanneer zij eens in volle kracht is uitgebroken. —nbsp;Welke is deze ziekte? Welke mag de oorzaaknbsp;zijn , waaruit^ zij ontstaat en onderhoudennbsp;wordt? — eene oorzaak, die van de eene weidenbsp;verdwijnt, om hare verwoesting op eene anderenbsp;over te brengen, of die den stal des eenen verlaat,nbsp;om in dien van den, somwijlen zeer verwijderden , buurman intedriiigen, ten einde aan den-zelven hare noodlottige juilwerkingen toetebren-gen.

B Ik heb vei’geefsche pogingen gedaan, om

-ocr page 22-

16

l)ij tie lanfllietlen het ecne of andere te vernemen , aangaande de oorzaken der ziekte, of Wat zij daaromtrent denken. Ik heb niets bijnbsp;hen kunnen leeren , hetwelk eenige voldoendenbsp;inlichting kan geven, ten aanzieii der bronnen,nbsp;waaruit dezelve voortvloeit.”

» Het volgende overzigt kan djenen, om een denkbeeld te geven omtrent de sterfte, doornbsp;deze ziekte te weeg gebragt.”

» Te Clermont verloor, in 1819, de Landbouwer DBVioNSEAt! een Hond, die van een, aan dezelfde ziekte gestorven, beest had gegeten;nbsp;ook, korten tijd daai’na , twee varkens. —^ Vervolgens werden de Blunderen voor en na aangetast, en deze stierven zeer onverwacht. Innbsp;Mei 1820, had deze Landbouwer 20 stuks vannbsp;allen ouderdom, veidoren. Twee waren, bijnbsp;mijne aanwezigheid aldaar , nog ziek , waarvannbsp;een Bund is hersteld, het andere gestorven. Innbsp;den loop van den zomer verloor hij nog eenenbsp;vaars. Sedert dien tijd heeft demonseau denbsp;hoeve verlaten, hoewel de ziekte verdwenen was,nbsp;welke, tot dus ver, voor zooveel ik weet,nbsp;niet op dezelve is teruggekomen.”

gt;lt; In dezelfde Gemeente verloor, in het jaar 1820 , de Landbouwer f. webtz , van deu 27nbsp;Junij tot den 28 Julij , 7 melkkoeijen, en drienbsp;vaarsen , zijnde meer dan de helft zijner kudde,nbsp;terwijl daarna nog van de zes zieken, die ik,nbsp;bij mijne aankomst vond , 3 stierven, gedurendenbsp;mijn verblijf aldaar, en 2 kort na mijn ver-

-ocr page 23-

17

Irek. Het ze$de beest werd hersteld.”

B In de Gemeente Herne verloor de Landbouwer FA.SSOTTE, in 1821, 5 Hoornbeesten, in 1822, insgelijks 5 , waarvan niet een vierentwintig uren was ziek geweest.”

o Ih de Gemeente Bison stierven, in 1821, bij den Landbouwer hesseva.l 9 of 10 Rnude-ren , waardoor bij bijna zijne gehccle kuddenbsp;verloor. lu deze Gemeente stierven , in zesnbsp;maanden, 30 beesten van verschillenden ouderdom , aan onderscheidene eigenaren toebehoo-rende.”

» In de Gemeente Boelen heeft matthieü hox a mazarin , gedurende de laatst verloopene zesnbsp;jaren, 22 Hoornbeesten , 3 Paarden , en meernbsp;dan 200 Schapen verloren. Dit is het eenigenbsp;voorbeeld der sterfte, hetwelk mij onder hetnbsp;wolvee , door deze ziekte, is voorgekomen (1),nbsp;In 1826 verloor de Landbouwer wintgens , gedurende het zomersaizoen, binnen zes dagen,nbsp;dl ¦ie raelkkoeljen.”nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;o

» Te Henri Chapelle stiei'ven , van den Landbouwer JEAN gekard wintgens, sedert 1822, 12 Hunderen van vci’schillendeu ouderdom , en des-zelfs buurman loüsberg verloor, in den zomer

1

Hoewel de Heer wagelaiatts , aan het hoofd van het verslag , de ziekte opgeeit , als alleen het Hoonrveönbsp;aandoende, zoo blijkt evenwel, uit de medegedeeldenbsp;¦waarnemingen, dat van dezelve de Paarden, Schapen,nbsp;eu Yaikecs niet zijn versclwoml gebleven, Ji.

-ocr page 24-

18

Tan 1827., 6 melk-koeijen, zijnde de helft zijner kudde.”

» Te Noire~Fontaine openbaarde zich, In de maand Augustus 1828, de ziekte bij den Landbouwer wONviLLE, eigenaar van 36 Rundbeesten.—nbsp;Dezelve duurde tot in October.”

» Ik werd bij denzelven ontboden op den,

4 September. Bij mijne aankomst, waren reeds 7 stuks gestorven, terwijl ik ée'n os, ééne koenbsp;en éëne vaars vond liggen op bet sterven, wmlkenbsp;kort daarna zijn overleden. Hij vei’loor toennbsp;17 Rundei'en , 3 Scbapen en eene Zeug. In denbsp;maand Maart 1827, verscbeen de ziekte opnbsp;nieuw onderbet vee van dezen eigenaar, waardoornbsp;nog wederom 2 Hoornbeesten werden weggenomen , terwijl de overigen, door gepaste voorbo-Loedmiddelea, behouden bleven.”

o Deze eigenaar, die bijna genoodzaakt was geworden zijne beesten zelf te verzorgen , leednbsp;aan eene hevige keel-ontsteking. Het verdientnbsp;opgemerkt te worden, dat al zijne dienstboden,nbsp;hem wilden verlaten. Geen der lieden, dienbsp;yoorgaven de ziekte te kunnen genezen, wildennbsp;meer zijne hoeve beti’eden.”

» Het noodlot, zeide men, had d'jzelve met eene kwaadaardige ziekte bezocht, en ongelukkig de gene, die deze plaats kwamen te betreden ! Toen evenwel de dienstboden zagen, datnbsp;ik zonder vrees de zieke en gezonde beestennbsp;naderde , dezelve ondei’zoclit, de noodige mid-Helen toediende, en in de stallen bleef zitten,

-ocr page 25-

kwam liet vertrouwen op de hoeve terug. De eigenaar betuigde mij naderhand voor de he«^nbsp;toonde diensten zijnen warmen dank, erkennende , dat ik het mistrouwen tegen zijn huisnbsp;had weggenomen,”

» Te Saint - Jean ~Jarf verloor de Landbouwer F. G. NOLs, in Januarij 1828, 4 van de 7 beesten, die hij bezat.”

1) Beloop en toevallen der ziekte. Dezelve is zoo hevig, dat de dieren dikwijls slechts drienbsp;of vier uren ziek zijn. Somwijlen duurt denbsp;ziekte van twaalf tot vierentwintig uren , ja totnbsp;drie of vier dagen , zeldzaam langer, en als dannbsp;is er verwachting, dat de zieken er doorkomen.”

De toevallen zijn, wegens de hevigheid der ziekte, zeer te zamen gesteld, en kondigen meermalen reeds den dood aan bij derzelver eerstenbsp;verschijnen, terwijl in andere ziekten, van hetnbsp;begin tot het einde, een geregelde loop dernbsp;toevallen plaats heeft.”

».De ziekte komt ongemeen schielijk aan, en gaat met sidderingen en verlies van eetlustnbsp;gcpafird ; de herkaauwing en de melk-afscheidingnbsp;houden op; de huid is droog, en ligt meer ofnbsp;lum Vast; het haar staat opgêrigt; de spiegel-muil IS droog-, de. oogen staan glinsterend ennbsp;verwilderd ; de ooren en hoornen zijn koud;nbsp;de gevoeligheid en prikkelbaarheid zijn verhoogd;nbsp;uit den mond vloeit schuimig slijm, welke somwijlen stinkt, en zeer warm is; de ademhalingnbsp;is mpeijelijk en verhaast; de pols vol en ver.

-ocr page 26-

20

sneld, liebbenrlc 60 tot 70 slagen in eene minuut. Somwijlen beeft er een overvloedige en zeer stinkende doorloop plaats; op andere tijdennbsp;is er eene hardnekkige verstopping aanwezig.

» Bevinding bij de gestorvene dieren, De opening der lijken toont eene groote verscheidenheid van vei’aaderingen in de inwendige deelen aan. Het schijnt, dat de verrotting zich aanstonds meester maakt van de gestorvene dieren ,nbsp;daar dezelve een’ oudragelijken slank verspreiden.”

» Na het wegnemen der hekleedselen, ontmoet men dikwijls de huidspieren meer of minder veranderd, hebbende zich een zwart bloed onder dezelve verzameld, hetwelk aan deze deelen den schijn van versterf geeft.”

» De keel is bijna altijd met een schuimend speeksel gevuld, en het hoofd der slikbuls, zoowel als dat der luchtpijp, zijn gezwollen ennbsp;ontstoken. Deze laatste huis tot aan de longennbsp;Vervolgende, bevindt men, dat het inwendig he-kleedende slijmvlies meer of minder ontstoken- is.nbsp;De longen verkeeren gewoonlijk geheel in een’nbsp;staat van rotting, en vertooneii meermalen eénenbsp;onthondene massa , waarin naauwelljks eenig spoornbsp;van bewerktuiging meer is te herkennen. Hetnbsp;hart zwemt dan iii eene groote hoeveelheidnbsp;geelachiig water, hetwelk in het harlc-zakje ennbsp;de borstholte bevat is. In eenige gevallen hebben de borst-ingewanden geeue verandering oii-d.eigaan.”

-ocr page 27-

21

igt; Wat cle verterings-vverlcluigen tetreft, zoty vertoont noch de sJikbuis, noch de groote ofnbsp;pensmaag, veel bijzonders; maai’ de drie anderenbsp;magen zijn altijd meer of minder tegennatuurlijknbsp;gesteld. Het slijmvlies laat zich gemakhelijk losnbsp;van den spierrok. De dunne darmen bezittennbsp;altijd eene tegcnnatunrlijke gesteldheid. De vliezen zijn onderling in een gesmolten of zamen-gegTOeid, en als gegrangreneerd Dc chijin isnbsp;vermengd met bloed en vertoont, op het ge-zigt, eene gelijkvormige stoffe , die vei’anderdnbsp;cn stinkende is- Deze verandering heeft somwijlen plaats tot aan den regten darm. Opnbsp;andere tijden is de darmbuis-, van afstand totnbsp;afstand, alzoo gesteld, — Dan wederom zijnnbsp;de drekstoffen, in de darmbuis Bevat , zeernbsp;droog; doch dit deel zelf verkeert altijd innbsp;eenen veranderden staat.”

» De lever is somwijlen zeer grojot, meer of min veranderd, en altijd opgevuld met zwartnbsp;bloed. Ik heb altoos de milt tot liet dubbeldnbsp;van derzelver gewonen omvang vergroot aange-Irolfen, en ojigevuld met zwart bloed.”

» In de holligbeid des l^kkens, vindt men de blaas, in meerderen of minderen trap, ontstoken , als ook de draagzak. Op andere tijdennbsp;Lebben deze deeleu geene verandering ondergaan.

» Men ziet dus, dat de organische veranderingen plaats hebben in de werktuigen der adern-baling, van den bloedsomloop, der voortteling,

-ocr page 28-

22

en van de spljsvei’lcrlng , en wel, dat de laatstgenoemden vooral algemeen en sterk zijn aangedaan, terwijl de werktuigen der overige ver-rigtingen somwijlen zijn verschoond gebleven.”

» Hieruit zal men mogen beslnlten, dat de eerste verstoringen zich in de verterings werktuigen opeubai’en, daar zij bet eerst en ¦ hetnbsp;sterkst in de ziekelijke veranderingen deelen.”

» Behandeling. Veeltijds veroorlooft de ziekte den tijd niet, om eenige geneesmiddelen aan tenbsp;wenden; algemeen is het vruchteloos hulp tenbsp;zoeken en kosten te doen, wanneer de ziektenbsp;zich heeft geopenbaard, daar het verlies niet tenbsp;Voorkomen en zeer nabij is.”

» De behandeling moet aanmerkelijk verschillen, daar hij eenige voorwei’pen eene hardnekkige huiksverstoppiug, bij anderen een zeer sterke en stinkende dooi'loop plaats vindt, terwijl bijnbsp;nog anderen de ontlasting der drekstolFen natuurlijk is.”

B In alle gevallen heb ik aderlatingen uit de hals-ader aangewend. De zwarte nieswortel isnbsp;vooral door mij gebezigd, om etterdragten, aannbsp;de dijen en de borst te zetten, terwijl inwendig de salpeterzure polasch en zwavelzure soda ^nbsp;in afkooksels van garst of rijst met honig , alsnbsp;inwendige geneesmiddelen, zijn gegeven. In andere gevallen heb ik gebruik gemaakt van afkooksels der gentiaan-wortel, door honip sterknbsp;verzoet.”

B Als de afgang van den mest traag is, maak

-ocr page 29-

23

ik van ontlastende middelen gebruik, als van de aloë, vereenigd met zwavelzure soda, ingegeven met honig-taaier quot;

» Voorts maak Ik gebruik van veelvuldige klisteren, die altijd verzachtende moeten zijn.nbsp;Dezelve zijn gemakkelijk en spoedig te bereiden,nbsp;en overal bij de hand. Al deze middelen kunnen alleen goed worden aangewend door liedennbsp;der kunst, welke geleerd hebben de ziekte innbsp;hare verschillende vormen waartenemen, en dienbsp;de onderscheidene aanwijzingen, en de giftennbsp;der middelen, welen te bepalen.”

» Middelen van voorbehoeding. Deze worden algemeen niet in het werk gesteld , dan wanneernbsp;de ziekte reeds uitgehrokeu is , en eenige beestennbsp;heeft weggerukt. Ik hen gewoon de deuren ennbsp;vensters te doen openzetlen , ten einde de luchtnbsp;in de stallen te vernieuwen, hetgeen somwijlennbsp;niet met den zin der eigenaren strookt. Ooknbsp;laat ik alles zuiveren en wit maken met onge-blusclile kalk, als zulks noodig is. Voorts worden de Guilonsche berookingen aangcvs'end,nbsp;welke ik als allernuttigst beschouw , en die mij hetnbsp;grootste vertrouwen hebben ingehoezemd. Iknbsp;heb van dezelve, sedert twintig jaren, gebruiknbsp;zien maken, en raad alle eigenaren van vee aan,nbsp;om deze berooking, ten minste eenmaal ’s jaars,nbsp;te doen verrigten. Zulks is „ iu eenige Gemeenten , opgevolgd , en zeker is het, dat daar ,nbsp;waar deze bewerking geschied is, de ziekte nietnbsp;beeft plaats gevonden.”.

-ocr page 30-

24

• Ik wil, in geenen deele, het hevrljd blijven Van de ziekte onmiddeljk aan deze Lei-oo-kingeii toeselirijven , maar ik laat dezelve in het werk stellen als een middel, dat de gezondlieidnbsp;bevordert en de smetslolFen verstoovt. Bovennbsp;dien kosten deze berookingen slecl-.ts weinigenbsp;stnivers, en dezelve kunnen zonder moeite worden aangewend.”

» Meermalen heb ik tegelijk aderlatingen gedaan , zoowel bij de gezonde als ziekenbsp;dieren, en draglen van den nieswortel aan denbsp;borst gezet. Voorts beb ik de gezonde van denbsp;zieke dieren, zooveel mogeiljk, doen afscheiden ,nbsp;bet hooi en stroo doen luclilen, en dezelve metnbsp;eene ontbinding van zout in water doen besprengen.”

» Het verdient te worden opgemerkl, dat deze voorbehoed-en genees-middelen, op de gezegde wijze aangewend, altijd van eenp goedenbsp;uitwerking zijn achtervolgd geworden. Maar iknbsp;heb, in bet begin mijner praktijk, vele moeitenbsp;gehad mijne maatregelen ingang te doen vinden,nbsp;hij de eigenaren, hoewel dezelve weinig kostbaar waren. Men dient hen , als het ware , voornbsp;den goeden uitslag horg te staan, en wie kannbsp;zulks doen? Al deze maatregelen zijn evenwelnbsp;voor hun belang noodzakelijk.”

» In zoodanigen toestand van verwarring doen zich zoogenaamde Geneesmeesters op, met voorgewende nieuwe en geheime middelen. De Landman, niet wetende wal hij doen zal, valt ia

-ocr page 31-

25

nieuwe dwalingen , daar der-e soort van mén-sclien een’ grooten invloed óp de Landbewoners bezitten, die vpel geloof hechten aan bovenna-tunrlijke middelen, en gelooven, dat deze Yee-zieklen het gevolg zijn van oordeelen , welkenbsp;over hen beei-scheu. Dit dwaalbegrip , hetwelknbsp;bij hen onderhouden en gevoed wordt, weerhoudt hen meestal van dut geen te doen, hetwelk noodzakelijk is. Ik tracht hun deze dwazenbsp;denkbeelden uit het hoofd te brengen , en hennbsp;te overtuigen, dat zij geene volkomene genezing van hun vee zullen erlangen , dan door eenenbsp;goede behandeling en verzorging, en door denbsp;hulp der Vee-artsenijkunde.”

De Vee-arts w^Aj;/ELMANs eindigt dit verslag met den wensch, dat de oorzaak dezer ziekte, welkenbsp;hij meent nimmer door iemand te zijn beschreven en voor hem geheel nieuw is, moge bekendnbsp;Worden , of dat men hem ten minste op dennbsp;weg brenge, om dezelve te kunnen ontdekken.nbsp;Indien zij in een vergif moet gezocht W'orden,nbsp;Veronderstelt hij, dal dit van zoodanigen aardnbsp;moet zijn, dat hetzelve, in het ligcliaani ge-bi’agt , als eene rotting-verwekkende zelfstandigheid M'erkt. Wij bezitten, zegt hij, hieromtrent Volstrekt geene Zekere aanwijzingen. Hetnbsp;is nog eene verborgenheid, welke misschien hetnbsp;toeval ons te eeniger tijd zal openharen. Hijnbsp;oordeelt de ziekte te moeten houden voor eenenbsp;ontslekiiigachtige en hesmettelijke ziekte, — voornbsp;eene maag darm-ontsteking {gaslro-entcrité).

-ocr page 32-

26

In. den loop van hetzelfde jaar 1828, is, door den Heer Gouverneur van Luik, een bcrigt aannbsp;den Heer Administrateur voor de Nationale Nij*nbsp;verheid ingezonden, omtrent het bestaan eeuernbsp;ziekte, op de hoeve van de kinderen i'eters,nbsp;in de Gemeente Glans, mede in die Provincienbsp;gelegen, ingevolge een daarvan ingekomen verslag, door de Vee-arlsen tomballe, guerIpi ennbsp;BOüBEN, die met het onderzoek der ziekte, vannbsp;wege de Commissie van Landbouw in Luik,nbsp;waren belast. Op den tijd, namelijk op den 9nbsp;Augustus, toen gemelde Vee-artseu hun onderzoek op de gemelde hoeve in het werk stelden,nbsp;waren er geene zieken aanwezig. Zoowel denbsp;Paarden , als het Rundvee en de Schapen schenen vrij gezond, hoewel over het geheel bijnbsp;het vee verschijnselen van een’ ligt ontsteklng-achtigen toestand werden opgemerkt, zondernbsp;dat evenwel kon worden bepaald, welke luwen-dige deelen er de zitplaats van uitmaakten.nbsp;Bij het onderzoek der weiden werd niets gevonden , hetwelk men oordeelde schadelijk tenbsp;kunnen zijn, daar dezelve geene andere plantennbsp;opleverden , dan verschillende grassoorten , eenigenbsp;peuldiagende planten {legumineuses), ook met-za-mengestelde bloemen [syngeneses] en rononkebsoor-ten, welke in die streken voor niet nadeellg wordennbsp;gehouden. De ziekte wordt door de genoemde Vee-avtsenijkundigen gehouden voor eene hes7nbtteiijkenbsp;zenutv- of rotkoorts of het Miltvuur (typhus

-ocr page 33-

27

charbonneu-v, fièvre adcno nerveuse, fiêvre pu-tride OU charbonncuse j sang de rate) (1), Dezelve gaat altijd lot het vuur over, als het gevolg der hevige outstekiiig. Wat de oorzaliea betreft, zoo werd geoordeeld, dat de ziektenbsp;alleen door eene smetstoffe wordt voortgeplant,nbsp;Welke, als verborgen , in de ligchamen schuilt,nbsp;en niet altijd in -de gelegeidieid is van' zich tenbsp;ontwikkelen, waaruit men de omstandigheidnbsp;tracht te verklaren, dat de ziekte geene zeernbsp;snelle verwoestingen aaiirlgt.

De geneeswujze , door hen aangeraden, ten opzigle van het nog gezond schijnende vee,nbsp;bestond in de aanwending van aderlatingen ennbsp;van ontslekingwerende geneesmiddelen, als verzachtende dranken met salpeter en loonderzout.nbsp;Voorts werd aanbevolen, het vee op afgezonderde weiden te doen grazen, en vooral dat denbsp;Schapen, die zich van de woning moesten verwijderen, een w^eg werd aangewezen, dien zijnbsp;te volgen hadden, ten einde voorlekomen, datnbsp;naburige en andere eigenaren aan het gevaarnbsp;Van besmetting voor hun vee werden blootgesteld.

Een nader hei’igt aangaande de ziekte, op nUnoodlging der Commissie van Landbonw, aannbsp;dezelve ingediénd, door den Vee-arts uoüben.

1

Vei’gelijk, leii aanzion der toepassing dezer bena« miiigeu up het Millvaur, ons gev'oelon in het iste D.nbsp;blz. 3i5,

-ocr page 34-

28

d'iö liet meest de, door dezelve aangedane ën gestorvene, beesten beeft behandeld en geopend ,nbsp;bevat eSne meer uitvoerige bescbrijving dernbsp;boofdzakeii, tot de ziekte betrekkolljk. Mennbsp;ziet uit derzelver verkorte mededeeling , datnbsp;boewel liier wel , ten opzigte der verschijnselen ,nbsp;eenig verschil plaats heeft met die der laatstbe»nbsp;schrevene ziekte, er evenwel, wat dehoofd toevallennbsp;bcti’eft, tusscheu dezelve en de ziekte, te Verviersnbsp;en deszelfs omstreken beerschendc, groote overeenkomst beslaat, zoodat men haar veilig voornbsp;ziekten van deuzelfden aard mag houden,

» Kenteekenen, De ziekte begint met vermindering of bel opbonden der herkaauwing. De-melk afscheiding neemt af. Er beeft eene'alge-meene trilling des ligchaams of van enkele dee-len plaats , gepaard met meer of min lievig slaan der flanken, naarmate van de verscbillendenbsp;krachten des aaugcdanen diers. De hoornen ennbsp;ooreu zijn ijskoud, op andere tijden, brandendnbsp;beet; de spiegel-muil is droog en koud; denbsp;oogen staan stijf en zijn tranende ; bet bindvliesnbsp;is lilcek roodacbtig opgeloopen , de pols klein ,nbsp;zaaingetrokken, en onregelmatig. De hartslag isnbsp;buitengemeen menigvuldig en sterk , zoodat mennbsp;denzelvcn op eeneii afstand kan liooren bonzen.nbsp;De d ieren hebben een’ afkeer voor alle vloeibare zelfstandigheden, terwijl dezelve van tijdnbsp;lot tijd eetlust toonen voor vaste voedsels, evennbsp;als of zij gezond waren. Vervolgens gaat allenbsp;trek verloren.”

-ocr page 35-

29

» In de weiden zonderen de zieke beesten zich af, en loopen als bewusteloos; of zij staan stil,nbsp;eenig voorwerp aanstarende , gaan liggen en staannbsp;vpederorn op. Op den stal blijven zij overeindnbsp;staan, zien stijf tegen den muur, luisteren, helwegen den kop heen en weer, zien de meii-schen treurig aan. Wel haast volgen er twee ofnbsp;drie bulks-ontlastingen binnen een’ korteren ofnbsp;langei’en tijd. Bij de tweede of derde dezer ontlastingen is de afgang dunner dan in den natuurlijken staat, meer stinkende, en van eene. zeernbsp;warme temperatuur. Somwijlen zijn de stoffen,nbsp;die ontlast worden, met bloedstrepen vermengd.nbsp;Nu ontstaat er eene algemeene trilling. Het buik.nbsp;slaan neemt zoo sterk toe, dat men zeggen zou,nbsp;dat het dier gaat sterven , even als door bet inblazen van lucht in de lials-ader. In dezen trapnbsp;der ziekte, gaat bet dier liggen , en staat dikwijls op ; er ontstaat eensklaps een persloop,nbsp;W'aarbij dunne slijmige stoffen worden ontlast,nbsp;met eene grootere of geringere hoeveelheid zwartnbsp;bloed vereenigd,”

» Het nederliggende beest stelt zijne beenen bij elkanderen, en plaatst zich op het voorstel, éven alsnbsp;of het wil opslaan, doch waggelt van de eenenbsp;zijde naar de andere; de pols wordt onvoelbaar,nbsp;de adeudialing kort en moeljelijk; het dier laatnbsp;diepe en klagende zuchten hooren ; er vloeitnbsp;eene bloedige schuimende stofFc uit de neusgaten, en zwart bloed uit den aars; het heestnbsp;wordt ongevoelig voor het sterkste slaan; doet

-ocr page 36-

eo

geene moeite meer om op te komen, slaat den kop legen de omiiugende ligcliamen, laat den-zelvcu dan weder op den grond hangen, strektnbsp;de beenen uit, doet eeiie sterke uitademing ofnbsp;knerst op de tanden, waarmede eentge opstoo-tingen van winden gepaard gaan, en sterft zoonbsp;na eenige stuiptrekkende bewegingen.”

» Bevindinrj aan de geopende dieren. In de buiksholte vindt men eene groote hoeveellieidnbsp;bloedig vocht uitgestort. Het net is citroengeel,nbsp;met j'oode vlekken ; de vaten zijn o])gevuldnbsp;met zwart bloed; de galblaas is sterk uitgezet,nbsp;door gal ; de lever Insgelijks vol van soorige-lijk bloed; ook de milt. De pens-maag vertoont aan de inwendige oppervlakte der rokkennbsp;eenige uitstortingen van bloed, en dit ingewandnbsp;is met eene grootere of geringere hoeveelheidnbsp;drooge voederstoffen gevuld. In de tweede maagnbsp;bevindt zich een bloedig vocht; de derde maagnbsp;is gevuld met meer of minder droog voedsel; denbsp;vierde maag met eene grootere of geringei’enbsp;hoeveelheid bloedig vocht, en de dunne darmennbsp;bevatten hetzelfde vocht als deze maag of denbsp;leb. De dikke darmen zijn opgevuld met drek-stoffen, welker kleur verscliilt naar het soortnbsp;der voedsels, welke de dieren genuttigd liehhen,nbsp;overdekt met hloed-strcpen. — De regte darmnbsp;is in eene hooge male door ontsteking aangedaan, en somwijlen opgevuld met zwart gestoldnbsp;bloed. De piswerkluigeu geven sporen van zwarenbsp;ontsteking te kennen; al de slijmvliezen bezitten

-ocr page 37-

31

rootle, violelkleiirige, meer of min uilgckrclde, plekken , welke zich gemakkelijk loslaten,”

» In de borstholte neemt men waar, dat de longen een violetkleurig aanzien lichten en de -zelve zijn, zoo wel als de luchtpijp en de bron-chien, somwijlen met een schuimend zwart bloednbsp;opgevuld. Ook Is het slijmvlies ontstoken. Hetnbsp;harte-zakje bevat eene meerdere of mindere hoeveelheid opgelost bloed; de geheele uitwendigenbsp;oppervlakte van het^ hart en deszelfs ooren bezit plekken van'uitgeslort bloed, en de vatennbsp;van dit deel zijn met zwart bloed opgevuld.nbsp;Ook de inwendige oppervlakte der hollighedennbsp;vertoont een groot getal van zwarte plekken ,nbsp;vooral de linkere holligheid en het ooi’.”

» In de hersenen treft men eene geringe hoe-vceUieid roodachtig welvocht aan; de holligheden, de vaatvlecht en de aderlijke boezems zijn sterk door bloed opgezet.”

» Onder de huid zijn het celweefsel en de vaten mede vol van bloed.”

» De dieren, aan deze ziekte gestorven, blijven langer warm, dan die , welke aan andere ziekten overlijden , en gaan schielijk tot rotting over. — De lijken worden door lucht opgeblazen, schier op bet oogenblik, dat het levennbsp;wordt uitgebluscht, of onverwijld daarna.”

igt; Men ziel uit deze verschijnselen, dat deze ziekte vodrlvloelt uit eene allerhevigste ontsle-

hlng.”


De dieren, welke door dezelve worden aan-

-ocr page 38-

32

getast, weêrstaan Laar geweld zelden vierentwin»» lig uren..”

» Deze ziekte versclioont geen’ ouderdom , maar hare uitwerking oefent zich sterker uit opnbsp;het Hoornvee en de Schapen , dan op andernbsp;vee, en de sterfte is grooter, gedurende denbsp;sterke hitte van den zomer, dan iii de strengenbsp;koude van den winter. Men kan de sterke 'zo-mer-hitte, als ook de schielijke veranderingennbsp;van den dampkring heschouweu als voorhcscliik--kende oorzaken der ziekte. — De aauleideudenbsp;oorzaken zijn nog onbekend.” ¦

» Eene ontstekiugwcrende behandeling , als adei’latingen, slijmige dranken, en klisteren vannbsp;denzelfden aard, vereenigd met azijn, baden vannbsp;warm water, aangewend door middel van dek-kieeden , in dezelve gedoopt, en atleideude middelen, namelijk pappen uit mosterd, gelegd onder den huik, (etterdragten hebben eene nadee-lige uitwerking gedaan), wi-ijvingen van het lig-chaam worden van de heste uitwerking achtervolgd, indien dezelve vroegtijdig genoeg worden aangewend ; maar het is ongelukkig , datnbsp;het grootste gedeelte der 'vee hezlttcrs alleen dannbsp;oordeelt, dat de dieren ziek zijn, wanneer dezelve alle voedsel weigeren. Alsdan leven zijnbsp;slechts weinige uren of minuten meer; mennbsp;vindt dezelve meermalen dood in de weiden ufnbsp;op de stallen, zonder dat lueu aan hen eenigenbsp;ziekte heeft waargenomen.”

» De aangewezene geneeswijze beeft altijd de

-ocr page 39-

33

beste Jjcnste’n bewezen, wanneer dezelve in bet begin der ziekte wordt in het werk gesteld. Innbsp;het laatste tijdperk worden koude baden, ennbsp;inwendig de zivaml-ether, met koud water ver-eenigd , oniniddelijk na de baden Ingegeven, ofnbsp;een soortgeitjlï middel, naar gelang der omstandigheden, en voorts aangeprezen, om hetnbsp;ligchaam te wrijven en goed te bedekken.”

» Deze middelen worden voorgesteld, dewijl de ondervindiilg heeft doen opmerken, dat denbsp;dieren , welke het naast aan eerte deur of een venster waren geplaatst, alwaar de warmte niet zoonbsp;sterk is , dan in het midden van den stal, minder verloren gingen , dan de gnderen (*).”

B Men heeft waargenomen, dat, naarmate de sterke hitte van den zomer afneemt, en denbsp;koude vermeerdert, de sterfte minder wordt (*’*).nbsp;Sedert den 9 December 1826 tot den 25 November 1828, zijn, in de Gemeente Glons , 2nbsp;Paarden, 21 Hoornbeesten en 112 Schapen doornbsp;deze ziekte weggerukt. — In de Provincie Lim-hurg, alwaar deze ziekte nog algemeener heerscht,nbsp;zijn, volgens de opgaven, in dit herigt vervat,

{*) Indien deze waarneming gegrond is , zie ik niet in , waarom men ook niet, vooral in het eerste tijdperk dernbsp;ziekte, deze aanwijzing, door eene htchtige en koelenbsp;plaatsing van het vee , of zelfs.door hot aanwenden vannbsp;koude baden , zou hehooren ojgt; te volgen. N.

(**) In dit opzigt schijnen dus deze waarnemingen niet die van den Vee-arls WAOEnjttANS (Zie blz, i5)nbsp;eenigzLns te verschillen,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;N.

11. D. I. Si, nbsp;nbsp;nbsp;3

-ocr page 40-

34

in da Gemeenten Molten, Riempst en Herderen, van 1820 tot 1827 ingesloten, 161 Paarden, 503nbsp;Hoornbeesten, 875 Scbapen gestorven, belialvenbsp;2 Hoornbeesten, die later vielen ; door welkennbsp;rampspoed vele landbouwers tot de uiterstenbsp;ellende zijn gebragt.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;r ^

Wij zien dan uit deze, gevoegd bij vroegere, mededeelingen (L D. en 2 St.), dat de gemeldenbsp;kwaadaardige ontstekings-ziekten, in vele gewesten onzes lands, van tijd tot tijd, groote na-deelen aan den landbouw veroorzaken, en datnbsp;dezelve als wezenlijke rampen, die den Vee-mannbsp;treffen, mogen worden beschouwd: doch wijnbsp;vex’nemen tevens, dat de aanleidende oorzakennbsp;als onbekend worden opgegeven, en dan in dezenbsp;dan in gene invloeden worden gezocht, welke onsnbsp;in het algemeen geenszins toereikende schijnen, omnbsp;uit dezelve het ontstaan der ziekte te verklaren.nbsp;De Vee-artsen wAgelmans, tomballe, güerin ennbsp;HOUBEN schrijven derzelver oorsprong en voortduring aan besmetting toe. Volgéns den eerst-genoemden zou de ziekte bij den Landbouwernbsp;demonseau, te Clermont, zijn overgebragt doornbsp;eenen Hond, die van een, aan dezelfde ziektenbsp;gestorven, beest van zijnen buurman gegeten ,nbsp;en daarop eenen zeer stinkenden doorloop gekregen had, waardoor het hooi, in hetwelknbsp;deze Hond gewoon was te slapen, verontreinigdnbsp;werd, terwijl hij, voor het overige, als naai’ ge-

-ocr page 41-

35

woonte, door het hnis liep. Korten lijd daarna werden twee varkens door doorloop aangedaan »nbsp;die, zoowel als de Hond, daaraan stierven. —nbsp;Weldra Werden nu de Runderen voor en nanbsp;aangelast, welke schielijk stierven, gelijk In hetnbsp;herigt gemeld wordt. Deze omstandigheid, zoonbsp;als dezelve hier, door den gemelden Vee-arts,nbsp;wordt opgegeven, als hebbende hij van de-Monseao vernomen , dat de zaak aldus plaats heeftnbsp;gehad , schijnt wel eenigen grond voor denbsp;besmettelijkheid der ziekte op te leveren,nbsp;doch dezelve verklaart geenszins haren eerstennbsp;oorsprong bij het vee in het algemeen, nochnbsp;bij die beesten, waarvan de bedoelde Hond, innbsp;het onderhavige geval, gegeten en de ziektenbsp;verkregen zou hebben. Het is ten overvloedenbsp;bekend, dat het eten en zelfs de aanraking vannbsp;het bloed en andere zelfstandigheden der die*nbsp;ren, die aan anthrax- aardige ziekten lijden ofnbsp;gestorven zijn, de gevaarlijkste gezwellen en toe*nbsp;vallen te weegbrengen. Dit schijnt ook bevestigd te worden ten aanzien van den Landmannbsp;^ONviLLE, te Noire-Fontaine, die,verpligt zijndenbsp;zijn eigen vee op te passen, door zware keelpijnen werd aangetast. De Vee*arl3 houben verhaalt insgelijks, in zijn later verslag, dat lieden , die den arm in den endeldarm van denbsp;zieke beesten hebben gebi’agt, kort vóór datnbsp;deze stierven, daardoor kwaadaardige gezwellennbsp;(pustules malignes) kregen. Kan het nu voor on-Ivaaischijulijk worden gehouden, dat, in het be-

3^

-ocr page 42-

I!!{' gt;

I'l i

l|i '


3G

m.

li-quot;

%

1'

doelde geval bij Demo7iseau, de Varkens toevallig de drekstoffen van den Hond hebben opgegeten , waardoor zij ziek zijn geworden en gestorven , van hoedanige wijze van besmetting, door bet eten namelijk van eenlgen afval of denbsp;uitwerpselen van dusdanige zieke of gestorvenenbsp;beesten, er vooi’al ten aanzien van Varkens,nbsp;Honden , Katten , Kalkoenen , Hoenders enz.,nbsp;vele voorbeelden bestaan? — Hoe dit zij, ditnbsp;komt mij ten minste, voor als nog , aannemelijkernbsp;voor, dan dat de ziekte op eene andere wijze,nbsp;namelijk door de overdraglng eener smetstoffe doornbsp;den Hond, van den cenen naar den anderen stal,nbsp;of ten gevolge der eigene besmetting, door dezen,nbsp;aan de Varkens en Runderen van den laatstgenoemden Landbouwer zoude zijn medegedeeld.

intusseben verdienen deze en so oi’tgelijke opmerkingen onze zorgvuldige oplettenheid, en men zal de waakzaamheid zelden te ver kunnennbsp;uitstrekken.

De Vee-arts houben tracht den besmettelljken aard der ziekte, te Glons, daardoor te bevestigen, dat onderscheidene lieden in hunne stallennbsp;vee hebben gebragt van andere plaatsen, alwaarnbsp;dezelve niet bestond , hetwelk, na verloop vannbsp;zes of zeven dagen, op dezelfde wijze werdnbsp;aangetast, als de dieren, waarvoor de nieuwsnbsp;aangekochte in plaats werden gesteld. Ook ditnbsp;pleit, bij eene oppervlakkige beschouwing, voornbsp;bet bestaan eener smetstoffe, in die stallen,nbsp;doch bet is er ver af, dat zulks hierdoor vol-

-ocr page 43-

87

(lingenlt;l zoude worden bewezen. Indien de aanleidende oorzaak in het voedsel mogt kunnen worden gezocht, — zoo als daarvoor, gelijk iknbsp;meen , zoo hier als in de overige medegedeeldenbsp;gevallen, geen ongegrond vermoeden beslaat, — dannbsp;nioethet aangekochte of vreemde vee deszelfs schadelijke uitwerking met het nog aanwezige onverwijldnbsp;ondervinden , zoodra als hetzelve dit ongeschiktnbsp;voedsel komt te nuttigen, en zulks misschien tenbsp;sterker, naarmate het daai’aan minder gewoonnbsp;is. Wij zien trouwens hetzelfde gebeuren omtrent andere ziekten , bijv. het : bloedwateren ,nbsp;Welke kwaal insgelijks, op sommige welden, bijnbsp;uitsfekenheid ontstaat , waardoor vooral hetnbsp;Rundvee wordt aangetast, dat uit streken komt,nbsp;daar deze ziekte niet bestaat, wanneer het opnbsp;dusdanige landen wordt gebragt; terwijl die Plunderen , welke van jongs af op deze weiden zijnnbsp;opgevoed , veel zeldzamer en doorgaans dan alleennbsp;worden aangedaan, wanneer de bestaande oorzaaknbsp;sterker dan gewoonlijk werkt (1).

Meer zou het voorzeker voor de besmettelijkheid bewijzen, W'anneer, na het vervoeren van beesten uit de stallen, alwaar de ziekte een’ kortoren of langeren lijd heeft bestaan, naar elders ,

1

Ook ten opzigte van de kennis der ware oorzaken van hel bloedpissen bij liet Piundvee en de Schapen dwalen wij steeds als in het duistere rond. Vele oiUstandigheden heWjcn mij aanleiding gegeven, om denbsp;cryptogamen ook UWr niet buiten vci’denking te houden.

-ocr page 44-

38

alwaar zij tot tlus ver niet aanwezig was, dezelve zich spoedig bij de, hier voor handen zijnde,nbsp;Runderen kwame te openbaren.

Hoe zeer dan de scherpe aard, welken de vochten en bewerktuigde deelen in de onderhavige ziekte verkrijgen, buiten alle bedenking is,waardoor deze als een waar, ja somwijlen doodelijk.nbsp;Vergif op andere dieren werken, die aan des-zelfs invloed worden blootgesteld (1), zoo zal

1

Dat dit gif zelfs door vliegen kan worden medegedeeld wordt bevestigd door de volgende waarneming van D'. ziEamp;LEH, in Quedlinburg. Een looijer bevond,nbsp;bij het uit elkander leggen der huid eener koe, welkenbsp;aan het Miltvuur was gestorven, aan het hals-gedeeltenbsp;derzelve, eene bloedige streep, waarop eenige vliegennbsp;zaten. Eene van dezelve bragt hem een’ steek toe opnbsp;het regter boven-oogiid, ten gevolge van welken, opnbsp;hetzelve eene zwarte blaar ontstond mot bekomendenbsp;gevolgen, waarvan hij binnen zes weken nog gelukkignbsp;genezen werd.

In het Magazin für die gesammte Heillunde van KUST, XXVIII, wordt het geval medegedeeld van denbsp;vrouw eena Herders, die , ten gevolge van den steeknbsp;eener vlieg in het aangezigt , welke van ongemeenenbsp;ontsteking en zwelling van het hoofd en den halsnbsp;achtervolgd Werd, het leven verloor1 — Er ontstond eene zwarte plek op het linker ooglidj ' denbsp;sllkldng werd belet. Scarificalien , koude omslagen ,nbsp;aderlatingen, dc' aanwending eener spaansche-vlieg-plelster waven vruchteloos1 De zwelling van den mond ennbsp;der keel nam , binnen zes uren , ongemeen toe ; de tongnbsp;werd opgezet; er ouslouden blazen iu het aangezigt,

-ocr page 45-

89

men hieruit geenszins mogen besluiten, dat de ziekte de eigenschap bezit, om zich door eenenbsp;eigene smetstoffe voort te planten , zoodanig, dafnbsp;hierdoor voor eene algemeene verspreiding ofnbsp;voortduring van dezelve zoude te vreezen zijn,nbsp;of dat er, te dezer oorzake, van Gouvernements-Wege, algemeene maatregelen onmiddelijk zou'nbsp;den gevorderd worden. — Immers zullen de voorzorgen zich kunnen bepalen tot de noodige om-zlgtigheld bij de behandeling van het vee, en hetnbsp;zorgvuldig begraven der gestorvene dieren, waardoor het gevaar, zoo wel voor den mensch alsnbsp;andere dieren , kan worden afgeweerd.

Bovendien Is de afgebrokene en onregelmatige voortgang, welken de ziekte houdt op de plaatsen, alwaar dezelve uitbreekt, zoodat dan eens,nbsp;gelijktijdig of kort na elkandereu, eenige beesten komen te vallen , terwijl er daarna een meernbsp;of minder aanmerkelijke tijd verloopt, zondernbsp;dat eenig dier sterft, eene eigenschap, weinignbsp;overeenkomende met die der wezenlijk besmettelijke ziekten , welke aanhoudend , In minderenbsp;of sterkere mate en meer geregeld, voortgaan,nbsp;terwijl men, bij naauwkeurige oplettendheid, denbsp;overdraging der smetstoffe, of het punt, vannbsp;waar de besmetting is uitgegaau , als op den voet kan

Welke met een stinkend geel water gevuld waren. Des morgens van den lo Februarg 1826, stier de lijderes,nbsp;door verstikking, zijnde op den tweeden dag, nadatnbsp;aij deze bejecdiging door de vlieg ontvangen had.

-ocr page 46-

40

nawaren of ontdekken. Vecleeï vallen zoodanige tussclienpoozende sterften te verklaren uit eene toevallige werking van de bedoelde leefregelkundigenbsp;oorzaken, waaraan, zoo als vervolgens nadernbsp;blijken zal, de dieren dan eens meer dan minder zijn blootgesteld.

Dan, ofschoon men het nog niet eens zij, of het Miltvuur somwijlen een wezenlijk hesmettelijk karakter verkrijgen, en dus eene gevolge-lijk besmeltelijke ziekte worden kan, welke zich,nbsp;onder het vee van hetzelfde of een ander geslacht,nbsp;door eene vlugtige smetstoffe, zou kunnen voortplanten, zoo is het aan geene betwisting onder-,nbsp;hevig, dat dezelve geenszins als eene oorspronkelijk besmeltelijke ziekte kan worden beschouwd, maar dat zij voortvloeit uit algemeenenbsp;of bijzondere oorzaken, welke eigen zijn aannbsp;zekere streken, alwaar het Miltvuur zich, vaunbsp;tijd tol tijd , openbaart.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ƒ

r Ik heb te voren over den invloed eener aanhoudend drooge eu warme Incbtsgcstéldheid, ter bevordering der voorbesebiktheid lol dezenbsp;galacbtige ontsteklngs-zlekte bij de dieren gehandeld (D. I. St. 2), en zal daarop, ter vermijding van berhfdlngen, niet behoeven terug te

komen. Dat iu dezen toestand des dainpkrings niet de eenlge oorzaak kan gelegen zijn, blijkt daaruit,nbsp;dat het Miltvuur meermalen , iu sommige strekennbsp;en op cenigc lauden , bij voorkeur of uitsluitendnbsp;ontstaat, terwijl hetzelve ook in den winter wordtnbsp;waargenomen, en dan dikwijls bij liet vee, het-

-ocr page 47-

41

welk gcvoexlerd W'ordt met het hooi oP de voortbrengselen der landen , waarop het grazende insgelijks werd aangedaan. Op dezennbsp;grond heh ik ook steeds, in mijne uilgehiiigtenbsp;advijzen omtrent deze ziekte, aangeraden , omnbsp;vooral op de voederstofieii, als het gras, hoojnbsp;en stroo , de aandacht te vestigen, of in dezenbsp;zelfstandigheden welligt de aanleidende oorzaaknbsp;dezer, zoo hevige en gevaarlijke, kwaal mogtnbsp;worden gevonden. Tot dus ver is mij daaromtrent door onze Vee artsen niets medegedeeld.nbsp;Eenige hebben hiernaar wel onderzoek gedaan,nbsp;doch zij berigten geene schadelijke planten,, ofnbsp;iets , dat kennelijk nadeelig Is, in de voeders tenbsp;hebben ontdekt.

Inmiddels dient te worden opgómerkt, dat de schadelijke beginselen, welke bier door mijnbsp;bedoeld worden , dikwijls bij eené oppervlakkigenbsp;besebouwing niet kunnen w;orden waargenomen.nbsp;De voeders kunnen uitwendig eene goede boc-danigheld, ja zelfs het hooi de kenmerken vannbsp;goed te zijn gewonnen, als bijv. eenen aangenahionnbsp;reuk, en frischbeid, eene góede kleur enz. bezitten , terwijl zij nogtans de kiemen des ver-derfs, in meerdere of mindere hoeveelheid,. iunbsp;zich bevatten. Er wordt dus eene bepaalde Oj -letleubold op de cryptoganien, die aan de onderscheidene voeder-gewassen eigen zijn, gevorderd. De verhandeling van den Heer marcuand,nbsp;fcn de daarbij gevoegde afbeeldingen van eenigenbsp;gcslachleu dezer woeker wezens zullcu eene vol-

-ocr page 48-

42

doende handleiding kunnen geven, om dezelve te leeren kennen, althans voor zoo veel zulksnbsp;voor den Vee arts noodig is ter onderscheiding,nbsp;of, in voorkomende gevallen van onderzoek dernbsp;voeder-stolfen, op dezelve eenige dezer crypto-gamen gevonden worden (1).

1

Daar ik vernomen had, dat het Miltvuur, te St— Agatha, in Noord-Braband, in het jaar 1827, nognbsp;steeds had voortgeduurd (Magazijn, D. I. blz. 107),nbsp;heb ik getracht daaromtrent nadere berigten in te winnen , en heb deze verlcregen, door den Kweekelingnbsp;der Vee-artsenijschool nagels , van wege den Heernbsp;Burgemeester der gemelde Gemeente, Uit hetzelvenbsp;blijkt, dat, gedurende den laatsten tijd, in 1828,nbsp;aldaar geene beesten aan deze ziekte zqn gestorven.nbsp;Wat de oorzaken betreft van het, in die streken, totnbsp;dus ver , geheerscht hebbende , Miltvuur hieromtrentnbsp;kon, volgens het medegedeelde berigt, niets met zekerheid worden bepaald, In de vorige jaren, meldtnbsp;de Heer Burgemeester, stierven de beesten bgna evennbsp;zooveel, gedurende den winter als in den zomer gt;nbsp;ofschoon met hooi gevoederd, dat wederom op anderenbsp;stukken weiland gegroeid was, dewijl men hier bqnanbsp;nooit onder de beesten hooit1 Er zijn ook op de stallen aan de ziekte gestorven, die in den voorzomernbsp;niet • in de weiden zijn geweest. De schapen , die bestendig op de heide hebben gegraasd, zgn niet doornbsp;het Miltvuur aangedaan geworden ; terwijl daarentegen die gene, welke aan den Maas-kant werden geweid, het meest aan de ziekte zijn gestorven. Tennbsp;aanzien van het drinkwater kan men niet bepalen , ofnbsp;hetzelve tot het ontstaan van het Miltvuur iets toebrengt , dcwgl de dieren even zeer stierven, die uk

-ocr page 49-

43

Ten allen tijde werd zoodanige onzuivere of ziekelljke gesteldheid der plant-voedsèls als eennbsp;gevreesd kwaad beschouwd. De vroegste oorkonden geven daarvan de getuigenis. Hoewel denbsp;ouden voorzeker geene duidelijke physiologisch-plantkundige begrippen hadden omtrent hetgeennbsp;zij onder de namen roest, brand {rubigo, ustila-goy, hanig dauw, meeldauw enz. verstonden (1 2),nbsp;zoo blijkt het evenwel, dat zij aan deze ont-aardingen der planten, zoowel voor den ^menschnbsp;als de dieren, zeer nadeelige uitwerkingen toe-

1

de Maas, als die uit poelen dronken. Men kan ook weinig gevolgtrekking maken uit de meerdere of mindere grasrijkheid der landen, dewijl er ook op grasrijke uiterwaarden zijn gestorven , die het Blaas-waternbsp;dronken. ’sJaars voor dat het Miltvuur uitbrak, hadnbsp;er eene overstrooming plaats gehad. Het scheen , datnbsp;de ziekte mede daaraan voornamelijk moest wordennbsp;toiïgeschreven, voor zoo ver de jonge Runderen zoowel als de Schapen te vroeg op de overstroomde landen waren gebragt, voor dat namelijk dezelve goednbsp;droog waren geworden. Yan dezen waren trouwensnbsp;naar evenredigheid de meesten gestorven, doch mennbsp;oordeelt, dat de twee hecte zomers van 1826'^en 1827 ,nbsp;waarin geen overvloed van na-gras bestond, mede totnbsp;het Miltvuur kunnen hebben toegebragt.

2

Dat Ook thans nog deze zaken niet zelden verwisseld worden, blijkt uit het geen de Hoogleeraar IL. c, VAN HALL, in zijne verhandeling over den Honigdauw , hieromtrent heeft medegedeeld. (Bijdragennbsp;tot de Natuurkundige Wetenschappen , D- JLIl St' I).

-ocr page 50-

44

schreven. WIJ lezen In de Heilige Schrift (f), dat de Israëllten door Mozes bedreigd wordennbsp;met den brand in het koorn en den honigdauw, benevens met pestilentie, teeringe, koortsen en vurigheid, indien zij de geboden desnbsp;Heeren , zouden verlaten. ladien de zamenge-voegde vermelding dezer plagen wel geenszinsnbsp;een volstrekt oorzakelijk verband tusschen denbsp;bedoelde gebreken des koorns en der genoemdenbsp;ziekten bewijst, zoo is het evenwel zeker, datjnbsp;op vele plaatsen des Bijbels (l.),van den brandnbsp;in het koorn , den honigdauw, en gelijktijdigenbsp;volks-ziekten gewag wordt gemaakt.

De Grieken beschouwden den roest als eene straf des hemels , welke men niet kan voorzien ,nbsp;en waartegen het onmogelijk Is iets te verriglen.nbsp;Zij hielden denzelven voor eene ziekte dernbsp;planten (1 2).

De Romeinsche schrijvers over den Landbouw kennen aan den roest vele nadeelen toe. Denbsp;Deu» Pubigus werd onder dc bescherm-Go-den van den landbouw vereerd, wiens gunstnbsp;men afsmeekte , om het koorn en de' hoornennbsp;voor den honigdauw (roest) te bewaren. Er

1

ï

(f) J}euterono?nium, cap. 28, vs. ja,

(P) j. Kon. 8. VS, 17. nbsp;nbsp;nbsp;3. Cliion, 6. vs. 28- jimos

4. vs. 9, Ilaggag 2 vs. 18.

2

THEOPiinASTi Ilisforia plantarum , cap- X. de vitiis frugum et bestiolis nocentihus,nbsp;rufitHov vyftu, putredo residentis Iiumoris).

-ocr page 51-

45

waren ontler kdma roMPtrnis openbaVe feesten tot dit einde ingesteld, bekend onder den naam vannbsp;Festa 'Bobigalia, die in de maand Api’il werdennbsp;gevierd (1).nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;i

In latere tijden zijn veeltijds de beerscliende vee ziekten toegekend aan de uitwerking van dienbsp;gebreken der voeder-stoffen , welke wij tbans alsnbsp;cryptogamisclie voortbrengselen, die op verschillende planten huisvesten, kennen , en eenen schadelijken invloed op de dierlijke llgchamen uitoefenen.

Men vindt' door PAutET (2) aangeteekend, dat in de jaren 1663, 1764 en 1766, eene algemeenenbsp;veeziekte de grootste verwoestingen onder, hetnbsp;wolvee aanrigtte in Frankenland, welke werdnbsp;toegeschreven aan de zware regens van 1663,nbsp;die achtervolgd werden van sterke hitte , alsmedenbsp;aan den roest op de planten, welke dit jaarnbsp;werd waargenomen.

Eene ziekte van een’ besmettelijkcn aard, welke in 1690, in de omstreken van Padua

1

vineiLTüs, Georgicor. Hbr. I. i5o. Mox et /}¦»• mentis labor additns ; ut mala eulmos esset rubiqa , etc. ;nbsp;ïcrtpïores rei eüsticae ; columella, Gap. lO.nbsp;343. auBioo ne torreat herlas-, Gap, a- Arb. i3i,nbsp;PALLADlus, Gap I. 55, VARRO , Gap. I. i. — De be-sebrijving van dit feest leest men bij oviDius, Fasto.nbsp;rum lil). V1 VS. giS. sqq.

2

Begtrage einer goschichte der Viehseuchen, von o. ,L humpelP, Dresden 1776-

-ocr page 52-

40

iieersclite door rammazzisi waargenomen, die zicli o'^er de menschen, beesten en zelfs denbsp;zijde-wormen uitstrekte, was het gevolg, zoo alsnbsp;deze schi’ijver wil, van de ongewoon sterke,nbsp;voorafgegane hitte, gedurende de laatste vier ofnbsp;vijf jareii, terwijl die van 1689 en 1690 zeernbsp;regenachtig waren, waardoor de landen ovei--stroomd, en het gras, de vruchten en groentennbsp;door roest bevlekt werden (1).

In 1623 regeerde, in Hessen, eene epizootic , welke toegeschreven werd aan den roest, waardoor de welden bezet werden, even als dit kwaadnbsp;dezelve in Italiè'n besmet had (1-).

Epne ziekte, welke in 1712, in Hongarijeny groote verwoesting teweegbragt, werd medenbsp;toegeschreven aan krekels en sprinkhanen, dienbsp;in groote menigte gestorven waren, en aan dennbsp;roest der planten

S'

1

PAtJLET , a. p. blz' 65,

(f) a. p. blz. eg-

(-1-) BARBAHET, Reflexions sur la maladie, qui com^ ¦mcnce depuis quelques années d attaquer Ie gros hé~nbsp;tail, en divers endroits de l'Europe, par la Societénbsp;des médecins de Geiiève, pag, 7 , 8, 95 aangehaaldnbsp;door oOHiER , in het werkje , getiteld = Res ^ets desnbsp;pailles rouillées, ou Exposé des rapptorts, recherchesnbsp;et experiences sur la paille affectée de rouille, de~nbsp;livrée pendant Ie dernier trimestre de Van neuf auxnbsp;chevaux du. 50™“ Régiment de Chasseurs, stationné dnbsp;Arras. Ik heb geeiie gelegenheid gehad de aange-Iiualde plaats in de werken zelve der Geneeskundigenbsp;Sociëteit van Genève na te zien, en neem die dus vao

-ocr page 53-

47

In het jaav 1726 onlslond er, in Duitsch» landt na eeiien langdurigeu winter, in de maanden laatstgemelden schrijver over. Ook de andere me-dedeelingen uit fauiiET -worden door hem, volgensnbsp;de fransche uitgave , aangehaald. Ik getruik de hoog-duitsche, waarin het fransche woord rouille gewoonlijk door meeldauw (albigo) wordt overgezet. Ik hebnbsp;dit, naar de ware heteekenis van hetzelve, door roestnbsp;{rouille , rubigo) vertaald.

Men vindt ditzelfde woord dikwijls ook voor den honigdaauw (melligo) genomen,, ofschoon verkeerdelijk, daar dit verschijnsel niet voor een cryptogamischnbsp;voortbrengsel moet worden gehouden, maar voor eenonbsp;eigene suikerachtige stof, welke uit de oppervlaktenbsp;van sommige planten uitzweet, en zich op dezelvenbsp;vastzet. Ook; aan het woord nielle wordt dan eens denbsp;heteekenis van honigdauw dan van roest gegeven.. Denbsp;reden, dat deze zaken zoo dikwgls met èlkanderennbsp;worden verward, schijnt hoofdzakelijk daarin gelegennbsp;te.zijn, dat de eerste somwijlen den laatsten voorafgaat, weshalve sommigen dezelve als verschillende tijdperken van eene en dezelfde ziekte der planten beschouwen. Zij bestaan evenwel onafhankelijk van elkander , ot schgnen ten minste onderling goene anderenbsp;betrekking te; hebben, dan dat: de honigdauw misschien de planten meer voorbeschikt maakt voor dennbsp;roest, zoowel als voor andere cryptogamen, als dennbsp;meeldauw, het rood, enz. De Hooglecraar van hali.nbsp;heeft dit volkomen duiJelqk uiteengezet, in de aangehaalde verhandeling. Vergelgk ook Willdenow , Grand-riss der krauterhunde, S. 44o.

Of nu de honigdauw inderdaad schadelijke uitwerkingen op de gezondheid van hèt vee uitoefent, hieromtrent ontbreekt het, tot nog toe , zoo als het mij voorkomt, aan genoegzaam bevestigende waarnemingen , hoefeer dezelve daarvan algemeen beschuldigd

-ocr page 54-

48

den Maart, April on Mei, dan in deze dan in gene streken , eene vee-sterfte. Bij daarop volwordt. Mogelijk moet een groot gedeelte dezer vermoede nadeelige eigenschappen op rekening gesteldnbsp;worden van die cryptogamen, waarmede dezelve, zoonbsp;als wij hebben aangemerkt, verward wordt. Intusschennbsp;durf ik den honigdauw evenmin van alle nadeelnbsp;vrij spreken. In den JLand- und Ilauswihth von o. n.nbsp;sciiMEE, 1828, 4o S. .584, vind ik, onder dennbsp;titel : von der schudlichkeit des Honigthaucs, auch innbsp;Ahsiclit der Viehseuche, medegedeeld, dat ervrrene ennbsp;opmerkzanie Landlieden, in Saiseii , waargenomennbsp;hebben, dat de, op de weiden vallende, honigdauwnbsp;het vee niet alleen ten hoogsten schadelijk is, maarnbsp;datizelfs de beersebende hoorn-vee-zickte daaruit zounbsp;kunnen ontstaan. Men heeft daarom ingevoerd, datnbsp;de 'herders, wanneen zij des avonds met de kuddennbsp;naar huis koeren, hunnen staf op de weiden neder-leggcn , en, den volgenden morgen, dien eerst bezigtigen ,nbsp;voordat zij het vee wederom uitdrqven. Bevindt men,nbsp;dat de dauw als water van denzelven afloopt, zoo laten zijnbsp;het vee terstond uit, doch kleeft de dauw als olie ofnbsp;zelfs als honig aan den stok , zoo wordt het vee zoonbsp;lang in den stal gehouden, totdat de zon den dauwnbsp;volkomen heeft opgedroogd. Sedert dat men deze gewoonte heeft ingevoerd, zou de heerschonde ziektenbsp;onder het Hoorn-vee aldaar geheel zijn ojtgehouden , ennbsp;zich niet wederom hebben vertoond. Ik twqfel evenwel ook hier wederom, of deze veronderstelling metnbsp;het ware begrip, dat men zich van den honigdauwnbsp;moet maken, als ontstaande geenszins, gèbjk de getvo-nel dauw, maar zijnde eene uitzweeting der plantennbsp;zelve, overeentebrengen zij, cc of dus deze waarneming wel grond genoeg voor zich hebbd , om te worden aangenomen*

-ocr page 55-

49

gpncle sterke hitte en droogte, in de maanden Juni] en Julij, werd dezelve nog heviger, en woeddenbsp;vooral in Polen, Silezien en Saxen. Zij wasnbsp;geenszins de ware vee-pest, en ook niet overalnbsp;aanstekende.

De oorzaak werd gezocht in den veelvuldi-gen roest, die, wegens gebrek aan regen, niet Van de bladen werd afgespoeld, la. StreUtz'v'icX,nbsp;op den 7 Juni], na langdurige droogte , cencnbsp;hevige regenvlaag. De vergiftige roest werd hierdoor plotseling ia de aangrenzende slooten gespoeld ¦(1), en alle dieren, welke den volgendennbsp;dag uit dezelve dronken, stierven terstond;nbsp;zelfs de visschen kwamen in dezelve om. Dieren, welke, op dien tijd, niet in de weidennbsp;kwamen, stierven niet. Vóór den dood werden de lijdende door sterke siddering aangedaan , en hadden een’ zoodanig slinkcirden adem,

1

Wanneer de cryptogamen tot de hoogste ontwikkeling zijn gekomen , kan het rijpe zaad-slof voorzeker van de planten, door den regen , worden afgespoeld , waardoor derzeiver nadeeligc hoedanigheid voor het vee dan verminderd wordt, even gelijk, zulksnbsp;door het afvallen of verstuiven geschiedt. Men kannbsp;nogtans altijd op de planten de hkleekcns van dennbsp;roest ontwaren, daar dezelve zich in de huid dornbsp;nioedarplanlen vesiigi, En hierdoor verschilt denbsp;roest, gelijk de Iloogleeraar van ilAzi, a. p, mede aan-Wijst, van den hoonigdauw , dat deze , afgewasscheiinbsp;lijnde, geen spoor overluat,

4

-ocr page 56-

50

dat men denzelvcn op den afstand van drie honderd schreden kon bemerken. Alle ingewanden Waren tot rotting overgegaan; het hart zwomnbsp;in opgelost bloed. Bij eenige dieren vloeide hetnbsp;bloed bij het sterven uit den hals. Vóór dat denbsp;ziekte uitbrak, kregen de dieren aan de borstnbsp;en achter onder den buik zwellingen; anderennbsp;kregen builen en dan stierven dezelve. Sominl»nbsp;gen aten nog, terwijl zij in de weiden doodnbsp;nedervlclen. In de geopende builen vond mennbsp;een groenachtig geel water. Zelfs de menscLen,nbsp;die met het vee omgingen, werden ziek. Eennbsp;man, die een groot dier in den hals greep,nbsp;kreeg eene hevige ontsteking aan den arm, ennbsp;een ander ontsteking met blaren aan denzelvcn.nbsp;Een ander, die een gevallen dier de huid aftrok, stierf. Niet minder stieiwcn eenige personen , die van eenen os gegeten hadden, welkenbsp;in het begin der ziekte geslagt was, enz. (®).

Wij herkennen, indien ik wel zie, in deze beschrijving het ware beeld des hevigen Miltvuurs ,nbsp;zoo als het ook thans meermalen voorkomt, cnnbsp;zijn geneigd te gelooven,dat veeltijds eene gelijkenbsp;oorzaak, hoe zeer niet altijd zoo sterk werkende, als hier vermeld wordt, niet bultennbsp;schuld kan worden gerekende

De ziekte , welke, in 1746, te Ilalberstnd^ in Neder-Saxen , onder het Rundvee hcci’sclile,

(*) PAÜCET , a. P' S. J7C

-ocr page 57-

51

woi’d, dool’ Exs, voornameliik toegescin’even aan vergiftige planten in de weiden, en aannbsp;den algcmccncn roest, w'aarinede alle plantennbsp;waren bezet.

In 1761 en 1762 brak eene beersebende ziekte uit onder de Schapen, in Frankrijk, in het Eou-lonnesche , waarvan dc voorname oorzakennbsp;gezocht werden in de schraalheid van voedsel, denbsp;slechte hoedanigheid van hetzelve, als zijndenbsp;het graan door de slakken opgegeten of bedorven door den roest, welken men, dit jaar,nbsp;in Juli) en Augustus’, ten gevolge van den mist,nbsp;die, gedurende eenigc dagen , had plaats gehad,nbsp;waarnam, latende dezelve op het stroo eennbsp;slof na, hetwelk een vergif is voor het vee (1 2).

In het jaar 1704 had er, te Nordhatisen, in Ifolslein, alsmede in het Graafschap IJjjlouiD,nbsp;in Moravian , cone heerseheude vee-zickle plaats ,nbsp;gepaard met aandoening der klaauwen. In denbsp;laatstgeraelde landstreek deed zij al het veenbsp;aan, en ging vergezeld van spruwachlige verzweringen in deu mond. Deze ziekte was zoonbsp;aanstekende, dal dezelve zich aan den menschnbsp;mededeelde. Zij is door sagAr heschreven.nbsp;Men zocht dc oorzaak in eene zons-verduistering, in hel ongunstige weer en in den roest,nbsp;welke, in den herfst van 1783, de planten ver-

i »

1

(2) a. p. S. i33. Dcinars, Ménioh e sur la morta~ litis des Moutons dans Ie Huuloniiais, dans les aiuteés

2

761. et 1762 1'aris, 1767.

-ocr page 58-

52

onlreinigde, waarmede de dieren gevoed werden.

V\ ij voegen hier nu nog bij het gevoelen van BARBABET, zoo als dit door goihek wordt medegedeeld (*).

» Indien het kooim, zegt hij, door de spoor-aar {davus , secale cornutum, er^ót, mutterkorn) (**), of

(*) A. p' p. 4s.

(**) Deze ziekte bestaat in eene eigene ontaariling van de zaadkorrel , waardoor zij buitensporig uitgroeit , en veel grooter en dikker wordt dan gewoon-iijk, doch geone kiem heeft* Men moet dit gebreknbsp;niet met de brand-aar (ustilago) verwisselen, wilde-uow onderscheidt' twee soorten van spoor-aar ,nbsp;namelijk de goedaard/ge, welke niet nadeelig is, ennbsp;de kwaadaardige, aan welker meel, wanneer het zichnbsp;onder het brood bevindt, door velen die eigenaardigenbsp;ziekte is toegeschreven, welke met stuipachtige bewegingen der ledematen, jeukende pijnen, flaauwton ,nbsp;drukking in de hartkolk en een worgend gevoel gepaard gaat, en krievel-ziekte , {rapkania , convulsionbsp;cerealis, kriebelkrankheid, ergotisms') genoemd wordt.nbsp;Wanneer de ziekte in een Imogen trap plaats heeft,nbsp;gaat dezelve somwijlen van de hevigste pijnen, vervolgens van versterf en het afvallen der deelen, vergezeld. Blen heeft deze verschrikkelijke ziekte meermalen in Silezibii Pruissea, Bohemen , Hessen ,nbsp;Saxen, Zweden, en in Frankrijk, als hcerschendenbsp;ziekte, waargenomen- ^Mémoires sur les observationsnbsp;faites en Sologne, par tessier , cn 1777. bead, dunbsp;seigle ergotè, Strasbourg 1771).

Ten aanzien van den oorsjnong dezer ontaarding bestaan verschiliende gevoelens. Eenigen houden dezelve voor dc onregelmatige uitgroeijing cener zelfstandig-

-ocr page 59-

53

cleu honigdauw bedorven is, zoo laat het nimmer na volks-ziekten teweeg te brengen, biet gras , opnbsp;licid tussclien de korrel en het kafbladje, en een daardoor ontstaand uitwas , welke ziekelijke verandeiingnbsp;door groote vochtigheid en sterke warmte zou wordennbsp;tewceggehragt. Anderen hebben het daarvoor gehouden, dat deze uitgroeijing door den steek van eennbsp;insect zou worden veroorzaakt, hetwelk deszelfs cijercnnbsp;in de korrel zou leggen, en nog anderen willen , dat denbsp;ziekte, even als de verschiJIende soorten van brand,nbsp;van een’ parasitlschen of cryptogamischen aard zij. Danbsp;Cfcneraal ma. r.tin field heeft, in de Annales of Phila-^nbsp;(Jelphia, op nieuw waarnemingen en proeven hieromtrentnbsp;medegedeeld , waaruit schijnt telilijken, dat de spoor-aarnbsp;het gevolg is van den steek eener vlieg, welke verwonding de uitvloei)ing van vocht uit de korrel ten gevolgenbsp;heeft, hetwelk tot eene gisting overgaat en de verderenbsp;ontaarding, door ongcregcldcn groei, teweegbrengt.nbsp;Opzettelijke verwondingen, door hem, mot eene spelde,nbsp;in de korrels gemaakt, bevestigden zijne veronderstelling, daar, na vier dagOn, er aanzetting van de spoor-aar volge. (Medegedeeld in den Land- und Ilaustvirthnbsp;von sciiNEE , N“. Sa. 1828* S, 5oo. Ueber Entstehungnbsp;des Mutterlorns.)

Dat ook de spoor-aar of het moeder-koorn voor de dieren nadeelig is , blijkt uit de dienaangaande ge-nomene proeven. salerne gaf aan een jong gesneden Varken garst, waaronder een derde gedeeltenbsp;spoor-aareu gemengd was. Na verloop van vijftien dagen , werden de beenen van hot dier rood, en cr vloeidenbsp;ecu groerachtig stinkend vocht uit deze dcclen; denbsp;buik en rug kregen eene zwade kleur ; de ontlastingennbsp;behielden derzclvcr natuurlijke hoedanigheid. Men

-ocr page 60-

dezelfde wijze aangedaan zijnde, door cciien Lonigacliligen dauw, welke op hetzelve eeucnbsp;liiclJ nog met dit voedsel, gedurende veertien dagen ,nbsp;op nieuw aan- Toon gaf men het Varken enkel gekookt cn warm zemcl-water. Het dier scheen in hetnbsp;eerst iets te beteren; maar begon vervolgens wederomnbsp;te klagen. Het kon naauwelijks slaan, en sticrl, zonder dat do eetlust verloren was gegaan. Het darm-scheil, de nuchteren en ongewonden darm waren ontstoken ; op de scherpe rand der lever vertoonden zichnbsp;twee loodkleurige vlekken ; er hadden ouder de keelnbsp;en aan de heeuen eenige zwarte pukkels plaats, dienbsp;gedeeltelijk open waren gegaan, cn waaruit een rood-achlig vocht vloeide ; er werd geen versterf aan denbsp;beenen waargenomen. Andere waarnemingen door den-aclfdcn schrijver genomen, als mede door iiead cnnbsp;TE.ssiEH, hebben gclgksoortige uitkomsten opgeleverd.nbsp;De dieren stierven namelijk met verschijnselen vannbsp;het vuur in den staart, de ooren, de voeten enz- , ennbsp;men vond gangreneuse vlekken op de lever en »lonbsp;darmen. (Orfda, Traité des jgt;oisigt;ns. Tom. ii- p.nbsp;4^7). “ Men vergelijke inzonderheid het geen, doornbsp;sommigen , omtrent de onschadelijkheid, cn die nadee-lige eigenschappen van het inoeder-koorn, door anderen, beweerd wordt, bij MuitiiAU , dlpparat. Mcdi^nbsp;caminum. vol. v- p- 343, sqq.

Eindelijk komen met de hijgehragto daadzaken groo-tendeels overeen de proeven, door noHiNzun, genomen aan de Vce-artsenijschool, te Berlin, op Duiven, Hoenders , eene Kat, een Paard en andere «lieren bqnbsp;W'elkc de spoor-rogge meer of minder hevige inlwer-khigcn van vergiftiging , gepaard met ter nedergesla-genheid , verwijding des oogappels , braking , dooi loop,nbsp;ontsteking det darnicn, tuimelenden gang enZ', ¦— en

-ocr page 61-

55

gelijke uitwerking doet, als op het koorn, wordt even zoo verderfelijk voor het vee , als denbsp;spoor-aar voor den mensch. Tot dus ver heeftnbsp;men deszelfs aard, — namelijk van den zooge-naaniden honigdauw — nog niet bepaald. Mennbsp;weet alleen, dat dezelve wordt veroorzaaktnbsp;door nevels, welke het weefsel der bladen ennbsp;der halmen doen breken, en daardoor de uitstorting eener vette stofFe veroorzaken, welkenbsp;droogende in eene roode sloffe wordt verandei'd,nbsp;die zich aan de planten vasthecht en deze zeernbsp;benadeelt; want korten tijd daarna schijnen zijnbsp;als door het vuiu- te zijn aangedaan (1 2). Indiennbsp;dezelve anders gezond zijn, worden zij nu zeernbsp;schadelijk voor de dieren. De klaver, de es-parcette , de lucerne en het raij-gras, zijn ongetwijfeld planten, welke als zeer gezond geroemdnbsp;worden, maar wanneer dezelve door den honigdauwnbsp;zijn aangedaan, worden zij nadeeliger dan denbsp;ranonkels, de groote wolfsmelk (tithy7nale), en het

1

hrj eenen Haan, met het blaaiiw worden van den ham, — te weegbragt2 {^Bibliotheek der practischennbsp;Heilkunde von c. w- iiuFELANn, B. LIL S- 22.)

Het is voor het overige bekend, dat het secale cor-mtuin, sedert eenigen tijd, als eón krachtig middel ter opwekling van den tragen vcrlossings-arbeid dernbsp;barende vrouwen, door sommige Geneeskundigen, gc-rociiid worilt.

2

liet blijkt mt deze beschrijving, dat bier al wederom niet de honigdauw, maar vcciccr de roest kan bedoeld worden-

-ocr page 62-

nleskinlci {hellebore). Wanneer deze laatste plati-Vgt;n, welke i'ecds op zich zelve gevaarlijk zijn, er door worden besmet, zoo worden zij nognbsp;gevaarlijker door het gebrek, dat zij hebbennbsp;rei’kregen. Met dezen dauw bezet, worden zijnbsp;doodelijk voor het vee. Het linnen aan dezennbsp;dauw blootgesteld, woi'dt imod en geel gevlakt (**), Deze vlakken doen zich ook waarnemen op de vi’uchtcn en de bladen van planten en boomen; Dit zijn zoo vele plaatsen,nbsp;alwaar deze dauw heeft gezeten, en welke doornbsp;bet vuur zijn aangedaan. De honigdauw is bijnbsp;het gras, hetgeen het vuur is, ten opzigle vannbsp;het vleesch. Indien bet- vleescb bedorven , dochnbsp;niet door bet vuur aangedaan, kwaadaardigenbsp;koortsen bij de menschen kan -teweeg brengen,nbsp;waarom zouden dan de planten, welke doornbsp;bet vuur en zelfs door versterf zijn aangedaan,nbsp;niet dezelfde ziekte kunnen veroorzaken ondernbsp;bet vee ? Zij doen zulks niet alken, wannernbsp;dezelve zijn bedorven, door den honigdauw,nbsp;maar ook zonder deazelveneii zonder eenignbsp;bederf, wanneer zij eene hoedanigheid bezit-,nbsp;ten, welke strijdig is. met de, gesteldheid dernbsp;dieren.”

{*) Dit verschijnsel zal meer waarschijnlijk daaraan moeten worden toegeschreven, dat het linnen, op grasnbsp;of planten gelegd wordende, waarop de roest of' andere cryptogamen beslaan, door derzelver af verwendenbsp;kietu-, kan bevlekt worden.

-ocr page 63-

57

De Heer godine , AJjuncl-DIrecteui’ dor Vee-arlsenijschool , te yllfort, beliaudelde met goed gevolg eenc rtn/-/trt.r-aard!ge ziekte, welke, iiinbsp;1793 , de Districten van Bellac en St. Julian.nbsp;verwoeste. Hij merkt in een berigt, hetwelknbsp;door hem over dit onderwerp is uitgegeven ,nbsp;aan, dat de dieren, welke door deze ziektenbsp;werden aangetast, en die bijna alle stierven,nbsp;gedurende den winter, gevoederd waren metnbsp;stoffig voedsel, dat door den roest aangedaan,nbsp;en van de slechtste hoedanigheid was (1).

De beroemde Fransche Landhuishoudkundige TESSiER drukt zich, in zijne verhandeling overnbsp;de ziekten der granen, ten opzigt van dennbsp;roest, aldus uit. Behalve dat de korrels, bevatnbsp;in de kafbladjes der aarcn, welke door den roestnbsp;zijn aangedaan , kleiner, ineengekrompen, zonder gewigt en kleur zijn, en slechts weinig meelnbsp;geven, is het stroo vuil, bruin, kwalijk riekendnbsp;en mishaagt aan de dieren, die hetzelve eten.nbsp;Men weet niet, in hoe ver het hun nadeelig kannbsp;zijn, dewijl niemand proeven heeft in hel werknbsp;gesteld, die zulks bewijzen. Het zou hoogstnbsp;belangrijk zijn, zich daarmede onledig te houden. Dit is zeker, dat in de jaren, wanneernbsp;het koorn met roest is bezet, er eene grootenbsp;sterfte onder de Paarden heeft geheerscht, hetzijnbsp;dat men de oorzaak daarvan hebbe toe te

1

Volgens OTLJïFTiT, Kccherchcs sur les causes tics maladies charbonucuses, p, i5 ; bij GoiuEft a p. p 5o.

-ocr page 64-

58

kennen aan het slroo, hetzij dezelve van andere omstandigheden afhangt. Volgens sommigennbsp;zoude ook het ongans (la pourrituré) door roestig stroo kunnen worden voortgebragt. De schadelijkheid van zoodanig stroo , als voedsel gebruikt , wordt ook door ciiabert en uuzardnbsp;erkend.

De aangevoerde zaken zijn, gelijk Ik meen , voldoende om aan te toonen, dat men in denbsp;schadelijke hoedanigheid der voedsels, en inzonderheid in die cryptogamisclie voortbrengselen,nbsp;welke onder den naam van den roest en meel-daauw bekend zijn, ten allen tijde, eene voorname oorzaak van vele epizoötischa ziekleunbsp;hoeft gezocht. Er bestaan evenwel nog anderenbsp;waarnemingen, welke zulks meer onmiddelijknbsp;bevestigen , en die ik te belangrijk acht, omnbsp;dezelve niet ter nadere overtuiging, dat velenbsp;ontslekings-ziekten, met name ook het Miltvuur,nbsp;zeer dikwijls door deze nadeelige wocker-plantcnnbsp;zijn voortgebragt geworden , hier aan te voeren.

De Hoogleeraar goiiier , uit wiens aangehaalde geschrift: omr de uitwerking van stroo, dat metnbsp;roest bezet was, op de Paarden van het 20stenbsp;Regiment Jagers^ in het jaar 1801, te Arras innbsp;Guarnisoen liggende, ik reeds het een en andernbsp;heb medegedeeld, heeft de hoogst nadeeligenbsp;eigenschappen van zoodanig voedsel, door belangrijke waarnemingen en proeven, bewezen.

In de laatste drie maanden, namelijk van het

-ocr page 65-

59

gemelde jara’, ^vcl•d door den Leverancier der voederstolTen voor dit Regiment, bij hetwelk denbsp;Heer GorrrEu toen als Paarden-Arts stond, zoodanig stroo afgeleverd , dat sterk met roest Wasnbsp;bezet, Waarop, binnen weinige dagen, verscheidene Paarden door ziekte, en vooi'al door zeernbsp;hevige kolljkpijnen, werden aangedaan, welkenbsp;door ruim drinkwater, slijmige klistei’en, doornbsp;wandelingen en eene spaarzame voedering werden overwonnen. Bij twee oude Paarden duurdenbsp;het kolijk, gedurende drie dagen, aanhoudendnbsp;voort; zij kregen toen ruime buiks-onllaslingcn ,nbsp;waarna de ziekte ophield. De Heer ooinEn, benevens zijn Ambtgenoot, de Hoer iokmière, dienbsp;reeds op het slechte slroo, als oorzaak dernbsp;ziekte, hun vermoeden hadden gevestigd, sloc»nbsp;gen nu daarop te meer acht, en bevonden, datnbsp;die Paarden, welke van hetzelve de grootstenbsp;hoeveelheid hadden gegeten, het eerst en hevigstnbsp;dool’ do koliekpljnen waren overvallen. Hetnbsp;getal zieken iiam toe , zoodat, binnen zeven dagen, dertig Paarden er door waren aangedaan.nbsp;Nu werd hioromlrent verslag gedaan aan dennbsp;Overste des Regiments, waarbij de Paarden-Arlsen hun gevoelen tc kennen gaven, dat denbsp;kolickpijnen, de hoest en vermagering van eennbsp;groot aantal Paarden, hun voorkwam te ontstaan uit de slechte hoedanigheid der vocdcr-stoffen, inzonderheid van het slroo. — Dit gatnbsp;aanleiding, dat er, zoo vau de zijde van hetnbsp;Corps, als van den Leverancier , door tusschcu'

-ocr page 66-

60

komst vaa den Burgemeester der stad, den Prefect des Departemcnls en den Commissaris van Oorlog, een onderzoek omtrent de verdachtenbsp;hoedaniglicid van het stroo, door zaakkundigen,nbsp;Werd bevolen en uitgevoerd. De uitkomst vannbsp;dit onderzoek liep juist jiiet ten voordeele dernbsp;Paai’den-Artsen af, daar men wel verklaarde,nbsp;dat een gedeelte van het stroo Ondeugdzaam ennbsp;door roest aangedaan was, als het gevolg vannbsp;den voorafgeganen ongunstigen oogst, doch werdnbsp;geoordeeld, dat dit stroo de ziekte in geschilnbsp;niet kon hebben voortgehragt; veeleer viel, volgens de verklaring van cenige der zaakkundigennbsp;{experts), de beschuldiging op het water, waarmede de Paarden werden gedrenkt. Ongeachtnbsp;de nadere bewijzen, dat deze veronderstellingnbsp;als ongegrond moest worden gehouden, daar denbsp;Paarden, welke hetzelfde drinkwater, doch nietnbsp;hetzelfde stroo tot voedsel erlangden, volkomen gezond waren gebleven, en dus de voorname oorzaak der ziekte in niets anders dannbsp;in het laatste kon gelegen zijn, werd evenwelnbsp;de Overste genoodzaakt het stroo te ontvangennbsp;en aan de Paarden te doen verstrekken. Denbsp;sterfte duurde voort. Men beklaagde zich opnbsp;nieuw, met herhaalde aanwijzing van de slechtenbsp;hoedanigheid der geleverde voederstoifen, zoonbsp;wel ten aanzien van het hooi, als stroo. Dan,nbsp;op de nieuwe vertoogen, door gohier omtrentnbsp;dit stuk gedaan, werd geantwoord, dat hetnbsp;stroo eenmaal als goed erkend zijnde, terwijl

-ocr page 67-

61

ei' geen ander te verkrijgen was, men zich aan die beslissing moest houden.

Bij de openingen, welke aan ongeveer twee derde gedeelten van het getal der Paarden, gestorven , gedurende dat het, met roest verontreinigde , stroo gevoedei’d was, verrigt werden,nbsp;bevond men als bestendige verschijnselen, 1quot;.nbsp;Dat de voedsels, in de maag bevat, overdektnbsp;waren met eene dikke laag van maagsap; 2“. Denbsp;inwendige rok van dit Ingewand was zeer ontstoken, inzonderheid naar den regter zak; 3“.nbsp;Dezelfde rok der darmen was, in vele voorwerpen, hier en daar als bezaaid met zwartenbsp;plekken; 4“. De longen waren klein, bedektnbsp;met waterblazen (hydatides) , of er bevondennbsp;zich etterzakken in dezelve; 5quot;. De hersenen waren minder vast dan in den natuurlijken

Het roestig stroo , aan een scheikundig onderzoek onderwerpen zijnde, langs den natten en droogen weg, leverde geene uitkomsten op ,nbsp;waardoor men in staat werd gesteld, omtrent dennbsp;aard van dit inraengsel met eenige zekerheid tenbsp;oordeeleu. Het ontbreken van de vereischtenbsp;scheikundige w^erktuigen was oorzaak, dat mennbsp;geene zeer naauwkeurige en voldoende proevennbsp;met het stof van den roest, dat zich gemakkelijk van de stroo-halmcn liet afscheiden, in hetnbsp;werk kon stellen.

Meer afdoende waren de proeven , welke vervolgens nog op levende dieren werden geuo-.

-ocr page 68-

G2

men met dit stof zelf, ter nadere bevestiging van dcszelfs schadelijken invloed. Aan 8 of 9nbsp;Paarden werden tot dat oogmerk sterke afkooksels van roestig slroo tot drinkwater gegeven. In het eerst sehenen de dieren daarvannbsp;een weinig afkeerig te zijn, doch zij dronkennbsp;hetzelve vervolgens als gewoon water. Na verloop van drie of vier dagen, werden deze Paarden door meer of minder hevige koliekpijnen,nbsp;met verlies van eetlust, weigering des drinkwa-tei's, en zigtbarc vermagering aangedaan. Dezelfde ¦ uitwerkingen werden voortgehragt bijnbsp;Paarden, die op nieuw met dit stroo werdennbsp;gevoederd, hetwelk door dezelve doorgaans nietnbsp;de gewone graagte werd gegeten, tot zoo lang,nbsp;dal dezelve daarvan de sehadclijke uitwerkingnbsp;begonnen te ondervinden. Om de dieren hetnbsp;afkooksel te doen drinken, was het noodig,nbsp;dat hetzelve frisch bereid ware, daar zij hetnbsp;anders niet wilden gebruiken. Langer dan 10nbsp;of 12 uren gestaan hebbende, begon dit afkookselnbsp;cenen aller onaangenaamsten stank te verspreiden.

De opening der Paarden , welke tot deze proefnemingen hadden gediend, deed gelijksoortige verschijnselen ontwaren , als wij hier hovennbsp;hebben opgegeven, namelijk ontsteking van dennbsp;inwendigeu maag-rok, zwarte plekken op dcnzel-ven, vooral naar den regter zak, en overdekking der vocdscls met eene dikke laag vannbsp;maagsap.

Lene hoeveelheid van zes wigjes van het slof

-ocr page 69-

63

van den roest, eenen hond, in ecne vette^soep, voorgezet zijnde, weigerde deze in het eerstnbsp;daarvan te eten, doch hij nam dezelve in dennbsp;loop van den dag , na cenige uren te vorennbsp;gevast, en intussclien geene andere spijze te hebbennbsp;genoten, tot zich. Dezelfde hoeveelheid werdnbsp;hem ook den volgenden dag voorgezet, waartegen hij ook wederom eenigen af keer toonde,nbsp;doch, door den honger gedreven, werd hij genoodzaakt dezelve te nemen.

Er werden aan dezen , Hond noch teckenen van walging, noch buiks-verstopping of eenignbsp;ander verschijnsel van ongesteldheid waargenomen.

Gedood en geopend zijnde, vertoonden de ingewanden niets opmerkelijks, dan alleen, datnbsp;de Inw.cndigc oppervlakte der maag bedekt wasnbsp;met eene vrij dikke laag van het maagsap, terwijl dezelve een weinig ontstoken was.

Eene kat toonde nog sterkeren weórzin, tegen cene soep, nadat zij er in liet begin van hadnbsp;gegeten, waarin hetzelfde stof was gemengd ,nbsp;zoodat zij dezelve niet meer aanraakte. Daarnbsp;dit dier onisnaptc, was men huilen slaat dezenbsp;proef te vervolgen , en cr de uitwerking vannbsp;na te gaau.

Bij Kausch (^) vinden wij , door den Kreils-

{*) Meniorahiiien der Heilkunde , Staatsarznchviisen.-tchaf't und Thierhailkuns!, i Tk» S- 202.

-ocr page 70-

6i

Physicus, D'. beling , eene epizootic van het Miltvuur beschreven, welke, in 1811, in zeernbsp;V(!le Dorpen van den Liegnitz heerschtenbsp;De ziekte kon wel als een middellijk gevolgnbsp;der ongemeene hitte en droogte , welke in dennbsp;zomer van dat jaar plaats had, worden beschouwd , doch het ontstaan van dezelve kon nietnbsp;onmiddelljk uit deze gesteldheid worden verklaard, daar zij het hevigst woedde in die dorpen , alwaar het minst gebrek aan water bestond; daarentegen viel het grootste vermoedennbsp;np den, in vele streken gevallen, meeldauw,nbsp;welke niet door den regen van het gras was afgespoeld. De ziekte kwam, ongeacht de aangewende middelen, die zich ook steeds op eenenbsp;voldoende wijze werkzaam betoonden, bij denbsp;zieke dieren, bijna alle maanden op nieuw tenbsp;voorschijn. Niet allee,n werden Ossen, Koeijen,nbsp;iraar vooral Paarden daarvan de slagtolTers, Denbsp;ziekte duurde, met tusschenpoozingen van eenenbsp;maand, van Julij 1811. tot Mei 1812, voort.nbsp;Dezelve kon niet beschouwd worden zich doornbsp;«ene smetstoffe te onderhouden. De oorzaaknbsp;werd wel gedeeltelijk aan het drink-water toe-geschreven, voor zoo ver het, in den zomer,nbsp;overal in de slooten warm en met stof verontreinigd was. Dit kon evenwel niet in aanmerking komen, gedurende den winter. Het bronwater , waarmede het vee gedrenkt werd, opnbsp;die hoeve , alwaar het Miltvuur het sterkst heersch-tc , onderzocht jijndc , leverde niets op ,

-ocr page 71-

65

ïietwolk, met eenigen grond, aanleiding lot deze ziekte kon geven; ofsclioon de Lron uitgcsclieptnbsp;en gezuiverd werd, ging dezelve als te vorennbsp;haren gang. — Het vermoeden op het hooinbsp;werd daai’door vermeerderd, dat Paarden, welkenbsp;nieuws aangekocht, en in de gezuiverde , ja zelfs,nbsp;wat de ruiven, krib en bodem betreft, gebeelnbsp;vernieuwde, stallen waren gebi’agt, doch metnbsp;lictzelfde hooi gevoederd zijnde, binnen weinigenbsp;tlagen, door dezelfde ziekte \terden aangedaannbsp;en stierven, hoewel men nog daarenboven allenbsp;wcrklnigen, welke In den stal werden gebruikt,nbsp;vernieuwd of verwisseld had.

liet bleef evenwel, bij bet aannemen van de oorzaak, voor ioo ver die in bet hooi inoglnbsp;kunnen gezocht woorden , onverklaarbaar , waaromnbsp;cenige Paarden zoo lang, anderen zoo kort, vannbsp;hetzelve gegeten hadden, voordat zij door denbsp;ziekte aangetast werden en stierven. Mennbsp;meende het inlusschen daai’voor te moeten houden , dat het gras, vóór hel afmaaijen, door dennbsp;meeldauw kon zijn aangedaan, welke na hetnbsp;droogen wel niet meer kon worden waargenomen , doch nog nadeelig had kunnen werken.

Hoezeer nu deze aangevoelde omstandigheid ten aanzien der verschillende uitwerking, welke de voc-dersloffen spoediger of later op onderscheidenenbsp;dieren kunnen hebben , reeds daardoor eeniger-male kan worden afgeleid, dat het eenc diernbsp;aan dezelfde w^erkende oorzaak een’ Jangerennbsp;weerstand biedt, dan het ander, zoo mag men

5

-ocr page 72-

68

vooral ook in aanmerking nemen, dat, bij het beslaan van cryptogamen, niet altijd de gcbeelenbsp;hoop van hooi of -slroo daardoor veront-i’oinigd is. Deze kunnen zich onder zekerenbsp;gedeelten , in meerdere of mindere mate, bevinden, tenvijl andei’e gedeelten daarvan bevrijd zijn. Hierdoor is het aan eenige toevalligheid onderhevig, welke diei’en of wanneernbsp;zij aan den invloed der schadelijke beginselsnbsp;worden blootgesteld, en hieruit kan dan ooknbsp;de onregelmatige , en somwijlen afgebroken voortgang der ziekte, op een cn denzelfden stal, worden vei-klaard, welke bij het miltvuur algemeennbsp;wordt opgemerkt , en ook te Liegnitz plaatsnbsp;vond. Er vallen trouwens meestal eerst enkelenbsp;dieren, en dan meerdere, kort na clkande-ren, en wel, op de stallen, veelal die gene,nbsp;welke het naast aan elkander staan, en die dus ,nbsp;bij de voedering, het gemakkelijkst en gelijktijdig huu aandeel van de verderfelijke zelfstandigheden ontvangen, terwijl de ziekte alsdannbsp;wederom meermalen, gedurende een’ kortorennbsp;of langeren tijd, ophoudt, of geheel uitblijft,nbsp;wanneer namelijk bet kwaad zieb onder het overige voedsel niet meer bevindt. Eene soortgelijkenbsp;ongelijke verd'ecling der cryptogamen op de planten kan , op dezelfde wijze, in de welden beslaan,nbsp;waarvan dan ook de uitwerking , bij onderscheidene dieren, op vcrschillendé tijden, afhangt.

Aan de medegedeelde waarnemingea sluiten zich

-ocr page 73-

67

andave aan, welke het vermogen der crypto' gamen tot het vooi'bréngen van maag- en darmontstekingen bij de dieren onwedersprekelijknbsp;bevestigen, gaspauin (1) zegt: » Wanneer hetnbsp;slroo met roest bezet is, kan zulks, in sommigenbsp;jaren, over- de dieren, in geheele omstreken,nbsp;door het verwekken van darm- en maag ontsteking , een groot onheil verspreiden. De roestnbsp;behoort tot,de familie der zwammen, en bi’engt,nbsp;bij de dieren, eeae ware vergiftiging te weeg,nbsp;gelijk de gi’ootere zwammen of paddestoelen bijnbsp;de menschen. Deze uitwerkingen zijn verschillende naar de geringere hoeveelheid, welke denbsp;dieren meesttijds, wegens de kleinheid dernbsp;zwammen, binnen krijgen, en naar derzolvernbsp;grootcre of geringere verbreiding.”

Het meest bevestigende voorbeeld vind ik biei’omtrent vermeld in de bijvoeging van ¦ dennbsp;Dullscben Vertaler van het werkje van gAs-PAHiN, hetwelk ik meen in deszelfs geheel tenbsp;moeten overneinen,

» Op de ersparcctte vormt zich een meeldauw aan de onderste vlakte der bladen .

w

welke, volgens de verzekering van den Heer iiABE, te Halle, voor bet Rundvee en Scliapennbsp;hoogst nadeelig kan worden, blijkens de volgende waarnemingen.”

5*

1

AbhatuUung von den. nnstecHenden Kranhlieiten der schaafe enz-, aus de-m Französiulieii übev^etit,nbsp;mit .-lumerluugén, VQUi. r.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;, Hallo 182a. § 5.

-ocr page 74-

88

» Dc weersgesteldheid van het jaar 1811 begunstigde zoodanig den wasdom der ersparcette iOnobrychis Saliva linnaei) , dat dezelve eenewnbsp;tweeden , zeer ruimen , oogst opleverde. Mennbsp;mei-kte wel op, dat de onderste zijden dernbsp;bladen met een wit overtreksel (den meeldaiiw)nbsp;bedekt waren, maar, bij het gunstige weer, wasnbsp;het hooi van dezelve zoo goed binnen ge-bragt, dat niemand zich herinnerde , een schooner voeder te hebben gezien. Hetzelve averdnbsp;op een, van de hoeve verwijderd, Voorwerknbsp;ingevoerd, en tot winter-voeder voor het jongenbsp;Rundvee bestemd. Nadat zes, tweejarige , welgevoede , vaarsen van Zwilsersch ras hiervan een tijdnbsp;lang genuttigd hadden, werd mij ’smorgens berigt,nbsp;dat e'e'n der jonge vaarsen dood in den stal wasnbsp;gevonden, zonder dat men eenige ziekte-verschijnselen aan dit dier had waargenomen. Ik ijldenbsp;naar het Voorwerk, en vond denzelfden morgen reeds , bij mijne aankomst, eene tweedenbsp;vaars op het sterven liggen. Overtuigd, datnbsp;deze beesten aan het miltvuur waren gestorven,nbsp;hetwelk door de opening bevestigd werd, lietnbsp;ik, bij de overigen, terstond sterke aderlatingen in het werk stellen, en de voedering vannbsp;het hooi door eene groen-voedering van knollennbsp;vervangen. Hiei'hlj openbaarden zich verdernbsp;geene toevallen van ziekte , maar de dierennbsp;groeiden in gezondheid voort.”

» Ik vermoedde toen niet, dat het hooi tier esptarceltef hetwelk zulk een overheerlijk aan-

-ocr page 75-

63

ziea had , de oorzaak dezdr sterfte kon zijn, te minder , dewijl ik maernialen onder hetnbsp;Zvvitsersche Vee het iniltvunr , als sporadischenbsp;ziekte, had waargenomen. Dit hooi werd dannbsp;ook, zonder eenige bedenking, aan eene kuddenbsp;van eenige honderd stuks jaidge schapen gevoederd. Na ongeveer tien dagen, klaagde de herder, dat eenige schapen aan het miltvuur waren gestorven, en dit nam gt;,zoo zeer toe, datnbsp;op eeiien dag vijf vielen. Nü werd ik opmerkzaam op de schadelijke uitwerking van dit ,nbsp;schijnbaar uitnemend schoone, voeder. Mennbsp;hield met de toediening van hetzelve op, ennbsp;van dit oogcnbllk bestond de ziekte niet meer.”

» Om mij nu zeker van den nadeeligen Invloed van djt hooi op de dierlijke huishouding te overtuigen, werden ongeveer 30 stuks jai'igenbsp;schapeu, welke achterlijk in den groei warennbsp;gebleven , en afgezonderd werden, alleeu metnbsp;hetzelve gevoederd. Deze voedering was slechtsnbsp;eenigen lijd voortgezet, toen bij allen bet miltvuur ontstond. Eerst vielen er enkele stuks,nbsp;toen verscheidene op eenen dag. Ik liet nu denbsp;voedering staan, om geeiie groolere schade tenbsp;lijden, daar het zelfs den Herder duidelijk innbsp;het oog viel, dat xilels anders dau het, doornbsp;den meeldauw aangedane, hooi, vopr de eenigenbsp;oorzaak der ziekte moest worden gehouden. Innbsp;het voorjaar werd het nog overgeblevene hooi,nbsp;aan de Paarden, ouder sterken arbeid, op dennbsp;i'uif vervoedei’d , zoinler dat deze daardoor

-ocr page 76-

70

eenig nadeel voor de gezondheid ondervonden. Niet alleen werd hetzelve met graagte doornbsp;hen gegeten, maar dezelve Lieven daarbij ooknbsp;zeer gezond.”

Deze verschillende uitwerking geeft gegronde aanleiding tot de veronderstelling, dat niet allenbsp;cryplogamen voor alle dier-geslachten even na-deellg zijn. Denkelijk zijn sommige: meer voornbsp;deze, andere voor gene, en nog andere voornbsp;vele of aRe gi’asetende huisdieren schadelijk.nbsp;Ook dit verdient nader bepaaldelijk' onderzochtnbsp;em uilgemaakt te worden.

Eindelijk kan Ik hier nog eene i Waarneming mijner eigene ondervinding hijvoegeh, waardoornbsp;de/ doodelijke uitwerking van het-Rioöi , döornbsp;het vóórtbrengen van maag- en darm-ontsteking,nbsp;hij het Rundvee, genoegzaam wordt bevestigd,nbsp;hoezeer mij het schadelijke beginsel, waarinnbsp;dezelve moest gezocht worden, niet duidelijknbsp;is gebleken.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'

In het jhar 1825^ en 1826 had er eene sterfte' plaats onder het Rundvee van twéé Landlieden,nbsp;te- Vinkeveen, in de Provincie Ütrenht, metnbsp;name de Weduwe'korvek en jan korver, harennbsp;zóón, wier hoevén en landéb ^lan elkandernbsp;grensden, welke veel in gemeenschap werdennbsp;gebruikt. Er stiefveu van September 1825 totnbsp;in het laatst van Maart 182G , voor en na, 18,nbsp;Zoo oudere als jongere, Ruiidbecslén, bij oure-

-ocr page 77-

71

gelmatlge tussclienpoozeu. De ziekte was kort van duur, zoodat de doo,d algemeen volgde,nbsp;zonder dat men iets tegennatuui'lijks aan het veenbsp;opmerkte. Meermalen werden de dieren s’ morgens dood gevonden, die daags te voren nognbsp;volmaakt gezond schenen. De openingen, doornbsp;dlt;fn Vee-arts elakken verrigt, bewezen, dat ernbsp;zware ontsteking van alle huiks-ingewanden ennbsp;van de longen bestond, weshalve men de ziekte,nbsp;niet zonder grond, voor het miltvuur meendenbsp;te moeten, houden, hetwelk ook, naar de ver-zekei’ing van de eigenaren en den Vee arts, innbsp;den verloopen herfst, in meerdere streken aldaar, had geheerscht. Men wendde verschillende middelen aan, doch de ziekte en sterftenbsp;Lieven voortduren. Van wege de Commissienbsp;van Landbouw dezer Provincie, met het Lidnbsp;derzelve, den Heer j. c. laaw, tot het onderzoek dezer ziekte nitgenoodigd zijnde, beyondonnbsp;wij, op den 20FcbrnarIJ 1826, bij de genoemdenbsp;Landlieden, geene zieken, doch wIj vernamennbsp;omtrent de toedragt der zaak hoofdzakelijk hetnbsp;volgende : De sterfte was in de weide begonnen,nbsp;onder het veö van heide eigenaren , dat op dezelfde of naast elkander gelegene stukken landsnbsp;had gegraasd, zijnde er, voor dat hetzelve op denbsp;stallen was gebragt, 5 of 6 Runderen overleden. — Voor ongeveer 12 jaren, wai’en opnbsp;die hoeve ook eenige beesten aan het miltvuur

gestorven ,

doch sedert nimmer een enkel stuk vee. liet hooi, waarmede hetzelve op de slal-

-ocr page 78-

Icn, bij de Wedmve KonvEn gevoederd wcrj, was gedeeltelijk van dezelfde landen ge'vonnen ,nbsp;Waarop ook het vee gegraasd had, en eenigenbsp;beesten in den nazomer gestorven waren. Denbsp;hooi-herg bestond intnsschen uit vroeger ennbsp;later gewonnen hooi, hetwelk dns hij lagen opnbsp;elkander stond. Nu had men, zoo lang als vannbsp;de bovenste laag gevoeelerd was geworden , geenenbsp;ongesteldheid of sterfte bij haar vee opgeraerkt,nbsp;W'elke zich evenwel dadelijk openbaarde , zoo-dra men van de tweede laag hetzelve had verzorgd, zijnde dit van het land gekomen, opnbsp;hetwelk de eerste Runderen waren gevallen.nbsp;Het hooi van tan koiiver was van andere, meernbsp;afgelegene, landen afkomstig, en men merktenbsp;nu, bij nadere'herinnering, op, dat juist dienbsp;beesten alleen 'bij hem waren ziek geworden ennbsp;gestorven, die mede van de tweede laag, uit dennbsp;hooi-berg vau de Weduwe korver , waren gevoederd geworden, nadat deze, w'egens eene ver-timinering, welke op den stal des eersten moestnbsp;gesclrieden, bij de laatste waren oveiquot;gebragt. —nbsp;Met hoor van beide eigenaren, alsmede dat vannbsp;hunne naburen, was over het geheel, overeenkomstig den schralen aard der lage , veenachtige, gronden, weinig voedzaam , veel uit biezennbsp;en slechte planten bestaande, terwijl het alge-iHi'ert, uit hoofde dat hetzelve te laat was gemaaid, eene dorre, slrooachtige. Hoedanigheidnbsp;bezat. Het uitwendig verschil was intusschen nietnbsp;zoo aamiicrkeiijk, dat daaruit kon worden af-

-ocr page 79-

73

geleid« waarom de ziekte ziek alleen onder liet vee van de Weduwe kohver en jan korver hadnbsp;geopenbaard, terwijl men daarvan, bij de naburen , geenc sporen had ontwaard.

Daar inlusschen, uit de opgegevene omstandigheden , met genoegzame waarschijnlijkheid kon worden opgemaakt, dat het voeder als denbsp;eenige oorzaak moest worden aangemei’kt dernbsp;voortdurende sterfte, meenden wij te moetennbsp;aanradeii, om het verdachte voeder tegen andernbsp;en beter te verwisselen. Deze raad werd innbsp;het eerst niet opgevolgd, daar men, ongeachtnbsp;deze duidelijke aanwijzingen, wegens de schade,nbsp;welke uit de onbruikbaarheid van een aanzie-nelijk gedeelte hooi voortvloeide, gevoegd bijnbsp;de uitgaven, die voor den aankoop van beternbsp;voeder moesten worden besteed, aarselde aannbsp;denzelven gehoor te geven. — Men bleef dusnbsp;nog hetzelfde voeder bezigen. Er stierven opnbsp;nieuw drie of vier Runderen. Nu werd eindelijk besloten ander en beter hooi aan te schaffen , en van dit oogenhiik af hielden de ziektenbsp;en sterfte op. De meststoffen , die bij al het vee,nbsp;tot dus ver, zeer traag ontlast werden, droognbsp;en zwartachtig van kleur waren, verkregen weldra eene meer losse en natuurlijke hoedanigheid, ten hlijke, dat de geprikkelde of ontste-kings-toestand uit de ingewanden werd weggenomen. — Eene toevallige wegwerplng van het ternbsp;onderzoek medegenoraene hooi, heeft mij builennbsp;slaat gesteld verder na te gaan, of op hetzelve

-ocr page 80-

74

de overblijfsels van eenige cryptogamcn te vinden waren, , hetwelk veeltijds het geval is , al isnbsp;dan ook het zaad-stof, door de drooging ennbsp;het schudden der planten, grootendeels of geheel verdwenen. — Genoeg , dat ook hier, werdnbsp;uitgemaakt, dat de oorzaak der niet geringenbsp;vee-sterfte , door het miltvuur, in de verderfelijke eigenschap des voedsels werd bevonden tenbsp;bestaan.

Aan sommige opmerkzame landlieden is het, door de ondei’vinding , zeer wel bekend, dat, zoowel opnbsp;de stroo-soorlen van peulvruchten , als anderenbsp;voeders, somwijlen een kwaad huisvest, waarvannbsp;zij de schadelijke uitwerkingen voor het vee, kennen.nbsp;In de niaand Januarij 1328 , kwam zekere Landman , met name vAn koijen, aan de Vee-artse-iiijschool onzen raad vragen voor eene zijnernbsp;dragllgd koeljen, die ziek was aan verstopping,nbsp;met buikpijn, vergezeld van koude hoornen ennbsp;ooren, en vermindering der herkaauwing eii vannbsp;den eetlust. Hij verklaarde de oorzaak dezernbsp;ongesteldheid wel te kunnen nagaan, zijnde namelijk het eten van erwten-slroo , hetwelk metnbsp;het zoogenaamde rood {uredó) besmet was. Ditnbsp;kwaad, hetwelk, zoo als hij zeide, dikwijls aannbsp;dit gewas ontstaat, wanneer, na langdurige hittenbsp;en droogte, vochtig ^weer of regen volgt, doetnbsp;hetzelve nadeelige eigenschappen verkrijgen voornbsp;het vee. Het Paard vooral krijgt er koliek-

-ocr page 81-

75

pijnen door. Voor het Rund zou het, volgens dezen landman, minder en alleen dan schadelijknbsp;zijn, wanneer het er veel van eet. Op denbsp;vruchten heeft het rood die uilwerkitig, dat hetnbsp;eene vroegtijdige rijpwording der erwten of boo-nen teweeg brengt, zoodat deze onvolkomen en.nbsp;gebrekkig blijven. Er komt, vervolgde.bij, ooknbsp;iets soortgelijks voor op de klaver, waardoornbsp;dit voedsel ddn ook meermalen, ter oorzakenbsp;van verbitliiig des bloeds, slecbte gevolgen tenbsp;weeg brengt, en ook de vvitle stroo-soorten,nbsp;vooral bet haver-stroo, blijven daarvan nietnbsp;bevrijd. Ook de graslanden zijn, onder denbsp;gemelde omstandigheden , aan het rood onderhevig , hetwelk men daaraan kent, dat de schoenen met rood stof overdekt1 worden, wanneernbsp;men door dezelve loopt. Welke de verschillende cryptogame-n zijn, die bier znogcn bedoeld worden,, zal uit de ,beschrijvingen vannbsp;den Heer mauchand nader kunnen blijken. Eennbsp;gedeelte van het bedoelde besmette erwteu-stroonbsp;tot onderzoek ontvangen hebbende , bleek hetnbsp;duidelijk, dat op hetzelve itog de ovei’blijfêelsnbsp;van het rood aanwezig waren , ofschoon hetzelvenbsp;genoegzaam al bet zaad’-stof verloren had , yal-lende dit, des vvinlers, als bet strQO. zeer dryognbsp;is,aff). -

1

Zou niet somwijlen in soortgelijke zickclijke ge-sleldheiil der plant -gcwas.sen , welke den me/JS(d) (ot voedsel verslrckkeii , • mede eene oorzaak vuu meer of

-ocr page 82-

76

Het zieke Ruud werd door eene aderlating, teueveiis door het ingeven van eenige dranken

miiidei' algetneene zietten kunnen gelegen zijn? Wij welen, dat vele moeskruiden, ook bijzonder de onderscheidene peulvruchten (vergelijk van hali, a. p.nbsp;blz- 12 , alwaar dit door eene waarneming van IJr.nbsp;WJBSïJiHHOFP bevestigd wordt) door cryptogamen , innbsp;den gevorderden zomer, meermalen worden besmet.nbsp;Dit js iels, lielwelk, mijns oordeels, wei eene naderenbsp;olilellcudheid waardig is. Vele herfst-koortseu gaannbsp;gepaard met eene ziekelijk geprikkelde of ontsteklng-achtige gestel Üieid derbuiks-ingewanden, — gelijk de ondervinding der laatste jaren vooral duidelijk heelt bewezen, — en brengen in sommige ligchaanis-deelen veranderingen voort, niet ougeiijk aan die, welke bij hetnbsp;niiltvuiir worden waargenomen. Men heeft hij do beschrijvingen der laatste voiks-ziekten op deze overeenkomsten ook nu en dan gelet, en het ontstaannbsp;derzelver, door de omstandigheden, waaronder hetnbsp;mill vuur onder het vee wordt voorlgebragt , trachtennbsp;op te helderen, of deze met elkander in verband tenbsp;brengen. De invloeden, welke daarbij , als schadelijke oorzaken, in aanmerking worden genomen, bepalen zich hoofdzakelijk lol de oumiddelijke werking,nbsp;welke de dampkring, door ongewone hitte , aanhoudende droogte, afwisseling van temperaluur , en elek-trleke verhoudingen, op de dierlijke bewerktuigingnbsp;uitoefent; voorts tot de werking der moerasstof of vannbsp;andereschadelijke uitwasemingen enz., en niemand zalnbsp;ligtelijk wagen , het hoogst verderfelijke vermogen dezernbsp;VOO; waarden en derzelver voldoenden invloed tot hetnbsp;vóórtbrengen van algcmeene en kwaadaardige volksziekten in twijfel te trekken. Doch hei is eene andere vraag, of men, bij bet nagaan dezer oorzaken,

-ocr page 83-

77

uit èen afkooksel van lijnzaad met kamille^ bloemen, benevens ceuig wonderzout en azijn,nbsp;dikwijls niet te weinig let op de gesteldlieid der voed-seleu, en de veranjeringcn, w'ell-e^ zij, door denzelf-den toestand des dainpkrings , 'kunnen verkrijgen , aannbsp;welken de ziekten zelve worden toegesclireven, waardoor deze voedselen mede cene schadelijke uitwerkingnbsp;op het mensclielijke ligchaam , en vooral onniiddelijknbsp;op de verterings-werkluigen kunnen te weeg brengen.

geven dit slechts als eene bedenking ter nadere overweging aan de Geneeskundigen op, dóch meenennbsp;het daarvoor te mogen houden , dat de ziekelijke veranderingen, welke, in de laatste jaren , zeer dikwijlsnbsp;in de lijken van meiischen, aan de heerscliende ziektenbsp;gestorven, zgn waargenomen, en die, welke algemeennbsp;liet miltvuur vergezellen, met eenigen grond tot hetnbsp;aaunenien cener gelijkheid van oorzakelgke invloedennbsp;henen leidetu Kan zelfs ook niet de apoplectischenbsp;vorm , waaronder zoo dikwijls de zoogenaamde Iwaad-aardige of vermomde koortsen bij den mensch voorkomen , vergeleken met de ziekte-gedaanle, onder welkenbsp;de dieren, door het miltvuur , als aan eene beroerte,nbsp;sterven , eenigermate strekken, om de overeenkomstnbsp;van den aard of de naaste oorzaak dezer ziekten nader te bevestigen , en om daaruit lot de werking vannbsp;gclgksoortige schadelijke beginselen, die dezelve vooit-hrengen, te besluiten ?nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;heeft, in zijne verhan

deling ; Fhysiologische Vntersuclmngen über die fe-bres intermittentes perniciosae, eene vergelijking der ziekten van den mensch en de dieren, aan dezelfdenbsp;invloeden blootgesteld, gegeven , waarbij w'ordt aangeloond , dat, in Italien, dikwijls de kwaadaardigstenbsp;epizoötien heerschen, in die jaren, wanneer de ver-

-ocr page 84-

78

pti door de aanwending van eenige verzachtende klisteren weldi'a hersteld.

Over de nadeellge hoedanigheden handelende, welke de voedsels voor het vee verkrijgen, doornbsp;onderscheidene cryptogamen, die, onder eenenbsp;bijzondere inwerking des dampkrings, op denbsp;planten ontstaan, kan ik niet nalaten tevensnbsp;over de schimmel {mucor mucedo L.) te spreken, welke insgelijks tot de woeker-voortbrengselen behcrort, en mede somwijlen hoogst , gevaarlijke uitwerkingen op het dierlijk ligchaain,nbsp;te weeg brengt.

LiNMAEüs spreekt'van de schadelijkheid, welke het eten van schimmelig brood voor de gezondheid van den mensch heeft, als bezittende een’nbsp;bitteren smaak, en eenen walgelijken en venijui-gon reuk, zoodat de Honden zelfs zoodanignbsp;brood niet ligtelijk zullen aani’aken — Wij 1 2

1

derfclijke tiissclienpoozende koortsen onder de men-sciien algemeen zijn, en dat in de ingewanden der ge-slors’ene dieren dezelfde veranderingen worden waargenomen , als in die der menschen- iiufeuAnd , Bi-bliothef: der practischen Heilkunde Th- 53. S. 246.

2

Amaenitates Academicae, vol. V, p- 62. Dat het eten van beschimmeld brood bij menseben inderdaad de uitwerking eener wezenlijke vergiftiging kannbsp;ten gevolge hebben ,¦ bestaande in roodheid en opzetting des aangezigts, hoofipijn , een wild uitzien,nbsp;duizeligheid, droogc tong, bovigon dorst, kiemen en

-ocr page 85-

79

vinden de nadeelJgc eigcnscliappen van de schimmel voor het vee bevestigd door gohier, die, ternbsp;oorzake van het voederen van schlmmeligen haver, hooi en stroo, eenc ziekte onder de Paarden van het 20“” Regiment Jagers, in het jaarnbsp;1820, te Metz, zag ontstaan, waardoor eennbsp;aanzienlijk getal stierf (1 2). Dezelfde Hoogleeraarnbsp;heeft insgelijks, in een afzonderlijk geschrift,nbsp;zijne proeven en waarnemingen medegedeeld,nbsp;omtrent de uitwerkingen van verschimmeld broodnbsp;op Paarden (f). Hij kreeg tot dezelve aanleiding, door het voorval, dat drie Paarden,nbsp;benevens een Mull-Ezel, die eene grootere ennbsp;geringere hoeveelheid sterk vcrschinimeld broodnbsp;hadden gegeten, daarop door hevige koliekpij-nen werden aangedaan, waaraan twee derzelvenbsp;stierven, terwijl de Muil-Ezel, die het minst

1

snellen pols, snijdende buikpijnen en pogingen tot braken enz., is door D^ b. westerhoff te Warjfum, in Groningen f waargenomenquot;, waarvan het meer uitvoerig verslag gevonden wordt in het lYde Deel, W ’.nbsp;2. van de Bijdragen tot de Natuurkundige Wetenschappen , door de liceren van uall , Vrolik ca

2

Mémoire sur Vépizo'ótie des Ckevaux du vingt-ième liégirnent de Chasseurs, en Garnison d Metz, LLjoti' i8o4.

(f) Observations et experiences, faites d PEcóla Vétèrinaire de Lyon , sur Ie pain moisi, et sur qucl~nbsp;ques poisons mineraux et ve'getaux. Paris et Lijon,nbsp;1807.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;2

-ocr page 86-

80

ran liel scliimmolig brood bad genuttigd, benevens twee Paarden, bebouden bleven. Door den gemclden Vee-artsenljkundigen werd bieropnbsp;eeiie reeks proeven in bet wei'k gesteld, om tenbsp;onderzoeken, in hoc ver de scbinimel als eennbsp;wezenlijk vergif voor de eenhoevige dieren konnbsp;worden beschouwd. Aan twaalf Paarden , zijndenbsp;zoodanige , die door dén kwaden droes of anderenbsp;ongeneesbai-e ziekten waren aangedaan, werden,nbsp;op verschillende tijden, onderscheidene hoeveelheden, zoow'el tarwen- als roggen-brood gegeven,nbsp;hetwelk men opzettelijk een’ sterken trap vannbsp;schiinmeling had doen verki’ijgen. De meeslennbsp;ondervonden daarvan weinig of geene aandoening; alleen bij e’e'n Paard ontstond er opgeblazenheid van den buik, trillingen over het li.—nbsp;cbaam, sterke vermeerdering van den polsslag,nbsp;met verlies van eetlust enz,, w'aarvan bet evenwel hersteld werd- gohier besluit dus uit zijnenbsp;jwoeven , dat bet schimmelig- brood alleennbsp;vergiftig kan worden , wanneer bet in eenenbsp;gi'oole hoeveelheid , bijv. van zes of acht ponden, door het Paard wordt genuttigd, zoo alsnbsp;met een der bovengemelde gestorvene Paardennbsp;bet geval was gewmeSt, — dat bet eten van ongeveer vier ponden wel eene ongesteldheid dernbsp;s])ijsverlerlng, gepaard met opspanning.van dennbsp;buik , door winden, en andere zware toevallennbsp;kan verwekken , maar dat deze door de natuurnbsp;zelve kunvicn worden overwonnen, en dat eindelijk bet eten van twee of zelfs van drie pon-

.i


-ocr page 87-

81

dén scliimmelig /brood geene zigtbaar scbadelijké uitwerking veroorzaakt.

Er bestaan intusschen meerdere voorbeelden^ welke de verderfelijke uitwerkingen van het;nbsp;scbiinraelig brood bevéstigen. Zoo nam de Veearts lEROi dezelve waar, te Cambrai^ op dennbsp;stal van een’ Pastmeesteé, bij een getal van nietnbsp;minder dan 40 Paarden , bij welke van zoodanignbsp;brood gebruik werd gemaakt, vereenigd met haver ; van welk getal 37 Paarden herstelden , terwijl 3 het leven verloren» De toevallen, welkenbsp;bij deze vei'glftiging plaats hadden, bestonden innbsp;treurigheid en benaauwdheid; het haaé was dofnbsp;en stond overeind J de kop hing naar den grond}nbsp;de eetlust was verloren, dè mond heet} de oo-gen stonden stijf; de ooren waren koud; de polsnbsp;was verhaast en klein ; de flanken werden Sterknbsp;bewogen; de oren, de hals, de buik en de dijen waren overdekt met koud zweet; de buik waSnbsp;opgezet; de spieren der vier ledematen warennbsp;onophoudelijk in eene trillende beweging; denbsp;afgang was zeer dün en stinkende. Deze verschijnselen i welke des morgens minder hevig waren , namen over dag bestendig toe; alsdan leunden de Paarden met de lippen op de ligeharaeti,nbsp;welke dezelve konden bereiken; zij wenteldennbsp;zich op den rug en gaven teekènen van levendige?nbsp;pijnen te kennen. De slikbuis en de buikspieren waren in een’ staat van zamentrekking; denbsp;pols werd meer en meer klein en zameugetrok*nbsp;ken,

II. D. I. Si. nbsp;nbsp;nbsp;6

-ocr page 88-

82

Bij (Je gestorvene dieren werden het verhemelte, het hoofd des slokdarms, en de sllkbuis zelve ' bevonden eetie violet - kleur tie bezitten •, de uitweildige oppervlakte der maag en darmen waren donker rood gekleurd, en^ het slijmvlies,nbsp;dat deïe deelen inwendig bekleedt, was purperrood, en hier en daar door zwarte plekken ge-’nbsp;kenmerkt.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;i

De behandeling bestond in de aanwending van' twee dracbina’s vlugtig loogzout:, met dezelfde1nbsp;hoeveelheid zwavelzuur, in eene halve fleschnbsp;koud water. Bij de sterkste Paarden, en hij!nbsp;tvelke de hevigste toevallen plaats vonden, werdnbsp;hij dit middel nog bovendien een drachmanbsp;ztoavelzuur gevoegd. Zoodanige drank werd allenbsp;uren toegediend, en afgewisseld met klisteren;nbsp;van koud water' met azijn vereenigd. Na vierentwintig uren waren de dieren huif en gevaar.nbsp;Toen werd aan dezelve een weinig gebrokene , ligtnbsp;geweekte» garst gegeven met eenig zout, ennbsp;twee 'of drie uren naderhand een pond haver.nbsp;Deze Paarden behoefden slechts, gedurende tweenbsp;daglt;;n, van den arbeid verschoond te blijven (®).

Men ziet uit deze gévallen, dat de schimmel het hrood tot eéh hoogst gevaarlijk voedsel voornbsp;het Paard kan maken. Meermalen heb ik van de

1

Journal Agriculture, d'Oeconomie Rurale et de» manufactures du Royaune des Pays-Bas, Tom.nbsp;XVI. N®, io5. p. 101»

-ocr page 89-

83

Landlieden veraomen ^ dat Lei zéér öadeellg is, de Varkens met beschimmeld erwten- of boonen-slroo te strooijen, dew'ljl zij daardoor eene ver1^.nbsp;lamming van bet achterstel krijgen, waaraan, zod-als bekend is, deze dieren veel ondei'bevig zijn.nbsp;Dit zoo zijnde , zal men móeten veronderstellen jnbsp;dat deze uitwerking daaraan irioet worden toegeschreven , dat de Varkens een gedeelte van diinbsp;stroo etende, dé schimmel hun, op deze wijze,nbsp;schadelijk wordt. Bepaalde waarnemingen zijnnbsp;Evenwel hieromtrent tot nog toe niet tot mijnbsp;gekomen. Maar van eén bijzondéren aard is dénbsp;uitwerking, welke het schimmelig klaver-hooinbsp;op de Lammeren uitoefent van zöogende Schapen, die met hetzelve worden gevOederd, waarvan ons THAER zeer helangrijké waariiémlngeanbsp;heeft medegedeeld (®).

In 1814, 1815, 1816, en ook in 1817, nani men , namelijk in de omstreken van Erfurt ennbsp;Ook elders, waar, dat de Zuig - lammeren, kort nanbsp;de geboorte, door eene éigené wijze van verlamming werden aangedaan, welke ziekte, in sommige kudden, vooral van fijnere Schapen, zoo(nbsp;algemeen was, dat van dezelve eene vierde gedeelte der Lammeren verloren ging. Dezelvenbsp;ging met de volgende verschijnselen gepaard.nbsp;Ideestal wérden de jonge dieren , in de maandèiï

6*

1

MögUnsche Annalen der Landwirtkschafé, B. a, 9t. J- s- 1 , È. 8- h. 1. s- 79.

-ocr page 90-

84

Maart én April, door de ziekte aangetast; dé laatgebörene me,er algemeen dan de vroeger geborene, en dan meest op den ouderdom van 14nbsp;dagen, doek ook later, namelijk als zij drie,nbsp;vier of vijf weken oud waren; de gezonde ennbsp;sterke Lammeren bleven evenmin als de zwakkere daarvan gekeel versekoond. Bij eene naauw-keurige opmerking werd bevonden, dat de Lam-gnci’en , bijna zonder uitzondering, vóór dat denbsp;Jtolkomenè verlamming plaats vond, een treurignbsp;aanzien verkregen; de gang. was meer slepend dannbsp;buppelend. Gewoonlijk vierentwintig ui'en nanbsp;deze eerste verschijnselen, ja somwijlen veel spoediger , konden de Lammeren, in de meeste gevallen, ziek eerst van voren slechts tot op denbsp;knieën opfigten , eti alzoo vooi’tkrnipeft. IlieTOpnbsp;Volgde verstijving van den hals, somwijlen ooknbsp;eene verdraaijing van. den nek zijdewaards of be-pedenwaards, zoodat de dieren niet in staat we-fen den uijer der moeders te bereiken, zondernbsp;.dat dezelve op den rug gelegd , en de Lammeren er aan werden gebi-agt. De Stijflieid vannbsp;den hals, waardoor de Lammeren verhinderdnbsp;werden den kop zoo ver terug te buigen, als gevorderd wordt, om de moeders, in dé gewonenbsp;bonding, tc zuigen, bleef nog langer, gedurende de herstelling, bij, dan de lamheid in de knle-gewrich ten.

Bij den toenemenden trap der ziekte, gewoon-lijk met den derden of vierden dag, kleven de’ Laiameren volkomen bewegingloos op de zijde

-ocr page 91-

85

Ifggen, zoodat zij niet van doode lammeren lion« den worden ondei'sclieiden. Geen gedruis, nochnbsp;aansporing bragteri op dezelve den geririgsten indruk te weeg, en zij schenen in^ een’ staat vannbsp;volkomen zinvang {starrsucht, catalepsië) të vev-keereu. Zoolang de Lamrnerea in dezen toestand, welke somwijlen 14 dagen aanhield, waren , terwijl zij nog aan den uijei* zuigende bleven, was er hoop op herstel. Het'gewone uiteinde was, dat ook de lippen en tong 'door eènenbsp;völslagene verlamming werden aangedaan, en nietnbsp;0i;er tot het vatten der tepels konden wordennbsp;opgewekt, waar bij de dieren onmerkbaar, steedsnbsp;in dezelfde ligging verblijvende^ den laalstennbsp;zwakken levens-adem uitblaasden.f

De opening deed geene standvastige veranderingen in de ligohamen ontwaren. Bij eenige dieren werd, in de knie- en sprong-gewrichten,nbsp;eene ophooping van een geelachtig lymphatieknbsp;vocht waargenomen, bij anderen iwederom niet.nbsp;Bij eenigen vond! men in de), darmen, vooralnbsp;in den kartel-darm kleine klompjes binnen geslikte wol, bij anderen niet. Er was in .de voedsel-stoffen, welke in de maag en darmen warennbsp;overgebleven, geen zuur te ontdekken, zelfsnbsp;niet, wanneer de melk, nog versch gezogen, innbsp;de maag aanwezig was. Bij de meesten scheennbsp;de spijsvertering geheel ongestoord tè zijn gebleven, Er was evenmin iets ongewoonslin denbsp;hals-wervelen als in de verschillende spieren tenbsp;ontdekken.

-ocr page 92-

80

In de versche melk der. Schapen, wier Lam» meren door de verlamming waren a^ingedaan,nbsp;werd insgelijks (geen spoor vani zuur wam’geno-men. Bewaard zijnde, nam deze melk eene mèepnbsp;gele kleur aan ¦ dan die der overige Schapen,nbsp;waarvan de Lammei’en gezond bleven. Ooknbsp;scheen deze melk dan taaijer en meer lijmig tenbsp;zijn. Wij kunnen al de bijzonderheden, welkenbsp;tot deze eigenaardige ziekte betrekking hebben,nbsp;hier niet mededeelen; alleen verdient nog tenbsp;worden, opgemerkt, dat de oorzaak van dezelvenbsp;in onderscheidene omstandigheden te vergeefsnbsp;werd gezocht. ’ Sommigen wierpen de schuld opnbsp;het drenken der Schapen met brandewijn-spoei*nbsp;ling, anderen op de voedering met drooge klavernbsp;{trifolium pratense sativum), die in het zaad wasnbsp;gekomen {kopf •* Mee)anderen wederom schrevennbsp;de oorzaak aan eene . te sterke drenking, of aannbsp;te ruime voedering der moeder-schapen toe,nbsp;terwijl nog anderen de ziekte als van een rhenma-tischen aard beschouwden, en dezelve uit gevattenbsp;koude afleidden, en eindelijk nog anderen trachtten haar te verklaren uit de ongezonde gesteldheid der moeders door de botziekte,-en daarmede gepaard gaande kwaadsappigheid, welke, ge*nbsp;durende de dragtj op de Lammeren zou zijnnbsp;overgegaan. Geen . dezer invloeden werd, bijnbsp;naauwkeurig onderzoek, bevonden als eene voldoende oorzaak te kunuen gelden, daar men bevond , dat meermalen de ziekte zich openbaardenbsp;hq de Lammeren van zoodanige Schapen, waarbij

-ocr page 93-

87

geene dezer omst^digheden haddi^n plaats gevo^^ den, en integendeel dezelve niet laeslend, yifan^nbsp;n.eer de moeders daaraan waven ^blootgesteld ofnbsp;onderhevig geweest.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;;:t

In het jaar 1819 vermoedden de Hem’en .WE; pemeijer , en Dr. streckeh, Landsphjsicus'in liejnbsp;Regerings-DIstrict ,van Heiligenstadt, dat hetyCtennbsp;van sehimmelig klaver-hooi een^ schadelijkennbsp;ii^vloed op de.mell^ der Schapen uitpefende j .waaTrnbsp;door , de verlamming bij de Lammer,en werd.VQOvtrnbsp;gebragt.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;i ¦nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.

Er werden door hen opzettelijke proeven in het werk gesteld, door onderscheidene, volkomen gezonde , zoogende , Schapen ygn verschillendenbsp;rassen, met zoodanige klaver te v/)ederen, welke zich in een’ staat van schimmelingbeyondL, Hetnbsp;gevolg daarvan was , dat, binnen -^veinige dagen,nbsp;de verlamming zich bij verschillende Lammerennbsp;duidelijk openbaarde, onder de hierboven op-gegevene verschijnselen. Wanneer, men in. tijdsnbsp;met de toediening van, dit voedsel ophield, ennbsp;men hel tegen deugdzaam vervvisselide, ke.erde denbsp;ziekte , voor zoo ver dezelve niet te ver gevoi'-derd was , tot beterschap , zoodat de Liammere^,nbsp;Jiog wederom hersteld werden.

iUit de genomene proeven konden voorts deze gevolgtrekkingen worden afgeleid , dat denbsp;LapiHi^^ven van grove Schapen , wegens hunnenbsp;sterkei’e ligchaamsgesteldbeld, minder door dennbsp;iuyloed des voedsöls wei’den aangedaan, hetwelknbsp;ook, in het algemeen, wanneer de verlamming

-ocr page 94-

88

het sterlvst s had geheerscht, was waargenomen. Indieti zij de ziekte wezenlijk verkregen, werdnbsp;dezelve veelal of van zelve genezen, of dooreen,nbsp;in Duitscliland daartoe gebruikelijk , middel, bétnbsp;afsnijdennamelijk van de punten der toonen; —nbsp;dat de fijnere! i-assen, die, uit hoofde hunner

,T nbsp;nbsp;nbsp;*

afkomst en oorspronkelijk klimaat, eenen lioogè-* ren trap van volkomenheid bezitten, en aan denbsp;schadelijke invloeden een geringeren weerstandnbsp;kunnen bieden, veel sterker worden aangetast; —nbsp;dat de verlamming hoofdzakelijk , misschien ge-*nbsp;heel alleen, wordt voortgebragt, wanneer hetnbsp;gewone, anddrs goed gewonnen, voeder, doornbsp;uitwaseming V^Ochtig wordt, schimmel aanzei»nbsp;en zoodanig voeder, uit onwetenheid , juist opnbsp;dien tijd wordt aangewend, wanneer de Schapennbsp;Lammeren krijgen; — dat sterkei’e en anderenbsp;Lammeren niét zoo hevig door de ziekte wordennbsp;aangedaan, die er ook eerder doorkomen, dannbsp;zwakkere dieren; — dat de ziekte onder tWeenbsp;voorwaarden, ' door de natuur,, wordt overwon-nén, namelijk, indien de Lammeren toevallignbsp;of opzettelijk heler voedsel verkrijgen, of dat denbsp;dieren langzamerhand aan het schadelijke beginsel , hetwelk de ziekte veroorzaakt, gewoon worden. In dit geval gaat de herstelling traag voort.nbsp;Inwendige geneesmiddelen doen in het algemeennbsp;weinig nut, daar alle sterk vterkende middelennbsp;hij de jonge en tedere dieren ligt plaatslljke verstoringen te weeg brengen. Bovendien berustennbsp;al de, lot dus ver, aangewende middelen, bijna

-ocr page 95-

89

alleen op empirische gronden, daar men de naasle oorzaak der ziekte' in het geheel niet kent.nbsp;De prikkelende of blaartrekkende middelen verdienen wel in de eerste plaats in aanmerking tenbsp;komen, daar zij in staat zijn de gezonkene levenskracht in de aangedane deelen wederom opnbsp;te wekken.

Deze uitkomsten schijnen dan op nieuw' te bevestigen , dat sommige beginselen in de melk* uit de voedselen hunnen overgaan, welke op de zuigende jongen nadeelig werken , en ' zulks zondernbsp;dat dusdanige stoffen op de ligchamen dernbsp;moeder-dieren zelve eene zigtbare uitwerkingnbsp;doen (*). — Van welken aard het schadelijk ver-

{*) Hieromtrent zijn trouv^ens meerdere voötbeeldéh bekend. — De moeras-wolfsmelk [eup/ioriiapalustris) ,nbsp;en bet genade - kruid, {gratio/a) deeien laan denbsp;melk en kaas der Geiten e^ Schapen vergiftigp eigenschappen mede , wanneer zij veel van deze plantennbsp;eten. (Each, Grundzuge zu einer Pathologie der art-steekenden Krankheiten , s. 201),

In America is het niet ongewoon , dat de melk vergiftig woiflt , indien de Runderen schadelijke planten eten. Onder deze rekent meii inzonderheid zekere plant,nbsp;door de Iridianen , hachy genaamd , waardoor de melknbsp;zoo vergiftig wordt, dat de geringste hoeveelheid , welke men gewoonlijk bij de thee neemt, somwijlen doodelijke gevolgen zon hebben. Ook het vitesch der dieren deelt in bet schadelijk vermogen voor den mensclinbsp;en andere dieren, als Honden, Katten, Varkens ennbsp;Roofvogels, die hetzelve eten. Anderen schrijven deze

-ocr page 96-

ïnpgen., des, scliimmels ,zij,, dat.jn.. staal. is^deïe verlamming der Lanmieren te weeg te-, brengeu,nbsp;is. onbekend. — Er is (jvenvvel weinig twijfel aan,nbsp;of hcltelve oefent eejrie verzwakkende werkingnbsp;«it op bet, ruggemerg en de zenuwen, waarvannbsp;de bewpging der splerefli afhankelijk ,is, j , ,

Merkwaardig is het, dat ook in sora.ipige .slre» ken van Duitschland, als te iVon/Aawze;» ,; jn-iSld,nbsp;onder de Mest-varkens algenieeni egne ^verjam.-ming vyerd waai'genomen, welke even . alshij. deinbsp;Lammeren, de gewrichten en het geheele spierge-stel aandeed. Of deze, ziekte hij de eersten aannbsp;eene soortgelijke oorzaak, als, bij de laatstennbsp;moest 'worden toegeschreven, is mij .niet gebleken.

Ik meen genoegzame gronden te hebben aangevoerd, om aan te toonen , dat.de, planten , welke \onze grasetenden. dieren lot voedsel verstrekken, hoogst schadelijke hoedanigheden kunnen verkrijgen,' door 'onderscheidene cryptoma^

¦ i ' '¦ '¦ ' ¦ '¦ ..... ''V quot;¦ nbsp;nbsp;nbsp;-

nadeelige eigenschappen aan nog andere planten toe, .als, aan een kruid,,, genaamd maleraria^; Zuigende Kalveren zouden zelfs aangestoken of zk'i;,w,9nden , waU’^nbsp;neer zij^alleeij, gcyoed.worjlon met tl® melk der ko.eqeni,nbsp;die ,deze plant eten. , tl^t ),s voorzeker, opfjicr.kvlijkjnbsp;dat de jdleren , van, wie (Ie, vergiftige .oaielk .jjetrokkennbsp;wordt, zelve daarhi] niet altijd lijdian , zopdaf het schijnt,nbsp;dat het schadelijke heglfcsel uit het, ligohaam door denbsp;melk wordt afgescheiden. — (frouif.ps Notizen. N“. 76.nbsp;A^rii i8a5. Saltzb- Med- CJiir. Zeiiung K®. W)»

-ocr page 97-

01

fftsche vobrtbrengselen, dk , als woeker-wezens, pp dezelve ontstaan, en dat in deze gesteldheidnbsp;of verontreiniging, zoowel van het gras en anderenbsp;planten in de weiden, als van het hooi, stroo ennbsp;der graan - gewassen, eene .zeer algemeene oorzaak van gevaarlijke ziekten en schielijke slerflennbsp;onder het verschillend Huis-vee gelegen is. —nbsp;Ik twijfel dan ook geenszins, of deze, vrij uitvoerige , mededeelingen zullen kunnen strekken,nbsp;om de aandacht der Vee-artsen, in voorkomende gevallen, op deze öor'zaak, die tot dus vernbsp;hij ons algemeen geheel voorbij gezieu , of nietnbsp;gekend wprdt, nader te bepalen.

Wij thogen van de scheikundigen verwachten, dat zij ons den waren aard der schadelijke beginselen , welke in onderscheidene cryptogamennbsp;huisvesten, zullen leeren kennen , waardoor wijnbsp;dan in staat zullen wordeii gesteld, om nader tenbsp;bepalen , of sommige der^jelver lioofdzakelijk alsnbsp;prikkelende of bijtende zelfstandigheden de bulks-ingewanden aandoen, dan of zij tevens eeiien on-middelijken invloed op de bloedsmenging.uiloe-fèi^en , zoo als zulks uit de scherpe, venijnige,nbsp;eigenschappen , welke het bloed en de overigenbsp;vochten zeer dikwijls bij^ het Miltvuur verkrijgen, schijnt te mogen wprden aangenomen (1),

1

Dat de zelfstandigbeden der, aan bet Miltvuur ge-Stor\'eue, beesten, niet altijd jecne gelijke kwaadaardige

-ocr page 98-

92

en of anderen het naast op het levenshc» ginsel der zenuwen verstorend of verdooveudnbsp;of venijnige Loedanigheid bezitten , en dat dus de ziekte niet altijd als van dehzelfden aard kan worden be-scliouwd, wordt door vele Schrijvers bevestigd. (Zienbsp;Magazijn D. I. blz. 221 en verV.).

Het zou, door een opzettelijk scheikundig onderzoek , niisscliien tot een’ zekeren trap van waarscljijnlLjkiieidnbsp;kunnen worden gebragt, of sommige cryptogamen zoodanige beginselen bevatten, welke in bet bloed opgernbsp;nomen, de menging van hetzelve kunnen veranderen,nbsp;hetzij door deszelfs ontkoling tegen te gaan, zoo alsnbsp;men deze uitwerking insgelijks aan de inademing ennbsp;binnenslikking der moeras-atof toekent. (Zie Magazijnnbsp;D. I. blz. 264.), of op eenlge andere wijze. ,

: Volgens de hoogst belangrijke proeven van de Hee-ren C. m. van dijk en a. van beek, Oiiieizaelingen aangaande het zwart {conjèrva mucorbides) in de Melis~nbsp;zuiker-brooden,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;door de Eerste Klasse van

het Kanlnklijk Instituut) hmsx.- 1829.), bestaat deze cryptogaam uit fuurstof, waterstof, koolstof era stikstof^nbsp;Is bet niet waarschijn lijk ,j dat de overige cryptogamen,nbsp;wat derzelver zamenstellcnde beginselen betreft, vai^nbsp;gelijksoortigen aard zullen zijn , hoe zeer de evenredigheden kunnen verschillen , en sommige ook hog meerdere bestanddeelen mogen bezitten, welke in anderennbsp;niet gevonden worden? ïin Zou er dan niet eenigeanbsp;grond bestaan, om aan te nemen, dat de waterstof ennbsp;koolstof, uit dezelve in do maag 'èn darmeri ontbonden, en aan bet bloed wordende medegedeeld, hetzelvenbsp;met deze beginselen als overladen , eii daaraan een bovenmatig veneus karakter kunnen mededeelCn'? Hierdoov-

-ocr page 99-

93

iverkeiii Deze kennis zal ons eenen meer zeke» ^en weg voor de behandeling der ziekte aan-wijzen, dan men tot hiertoe heeft kunnennbsp;volgen. — De Landhuishoudkundigen] zullen aannbsp;middelen moeten denken, welke kunnen gebezigd worden, om het bedoelde kwaad voor tenbsp;komen of uitteroeijen, of, .voor zoo ver zulksnbsp;niet mogelijk zij, zullen zij den Landmannbsp;maatregelen aan de hand dienen te geven,nbsp;welke bij , op den tijd, dat de ziekten zich.nbsp;op de boeven openbaren, zal kunnen volgen, tennbsp;einde de minst mogelijke nadeelea te ondervinden, en van zoodanige gemeenschappelijke pogingen zal alleen op den duur eene vermindering van dezen , niet geringen, ramp.spoed mogennbsp;¦Worden verwacht.

Ik wil hiér nu nog ten slotte bijvoegen beW gfeen ik, opzigtelijk de veronderstelde oorzaak vannbsp;het zoogenaamde venijn, zoo als deze ziekte innbsp;Friesland meermalen plaats heeft, door de vrien*nbsp;zou het dan tevens verklaarbaar -worden, dat hetnbsp;Miltvuur zoowel door den invloed van het miasmanbsp;paludosam , als tor oorzake der cryplsgamen, kannbsp;worden voortgebragt. Hoe dit zij , ik wensch , datnbsp;deze bedenking niet hooger dan als eene veronderstelling worde opgevat, welke nog geheel door .verdernbsp;onderzoek en ondervinding moet worden bewaarheid* ,

-ocr page 100-

!;¦

i',


94

delJjke mededeëling tan tien Heetquot; P. o.

MA, te Franeker^ vernomen heb. (Vetgelijk Magst. zijn D. I, blz. 236).

Deze kundige en ervaren Landhuishoudkuindi-ge meldt mij dienaangaande bet volgende:

» De ziekte, welke men bet 'cenijn noemt, is bijna alleen bekend in fFijnibritseradeels lagenbsp;veenlanden. Dezelve heerscht alleen in droogenbsp;zomers, in Augustus en September. Hieraan stierven aldaar , in bet jaar 1782 of 1783, meer dartnbsp;2000 Runderen, en, in het jaar 1799, meer dannbsp;800 stuks; in andere jaren weiniger, na langdurige droogte , in dezelfde maanden. Mijns inziens wordt de ziekte daardoor veroorzaakt,nbsp;dat er, door de droogte van bet aardrijk, bersten en scheuren in de landen komen, uit welke eene bitümineuse lucht voortkomt, waardoornbsp;de Runderen ziek worden. Deze lucht is aannbsp;den tui'1, die hier gemaakt wordt, zoo erg, datnbsp;geen Boer, aldaar woonachtig, denzelven wilnbsp;branden. Om deze reden wordt deze turf tenbsp;Amsterdam aan de Joden verkocht, die deUzél-ven aldaar met ki’umagens uitventen. Nimmernbsp;boort men bier vati deze ziekte, wanneer de zomer vochtig is, en wanneer in den herfst de re,nbsp;gentijd aankomt, dan houdt dezelve wederom op.quot;

igt; Ik werd hieromtrent geraadpleegd door een’ kundigen Boer, in Augustus 1822 of 1823, toennbsp;de ziekte ook bestond onder het Vee van zijnen

-ocr page 101-

nabuur, dté reeds drie Runderen had verloten. Ik raadde hem, om zijn Rundvee op stal metnbsp;hooi te voederen, dat in den vooi’zomer gemaaid was. —• Zijn Vee bleef-gezond. Toen hetnbsp;in September geregend had, bragt die Boer zijnnbsp;Vee wederom in het land; ’en daarna, te wetennbsp;na den regen, kwam de ziekte niet meer tenbsp;voorschijn:; —' Ik schrijf dezelve alleen toe aannbsp;de uitwaseming van nadeelige stolfen uit de aar»nbsp;de, welke uit dezelve, na jeenige langdurigenbsp;droogte, opstijgen.”

Deze opmerking van den Heer scheltema , op eenvoudige en zuivere ondervinding berustende,nbsp;verdient, in alle opzigten, onze aandacht, tenbsp;meer, daar dezelve instemt met liet gevoelen,nbsp;hetwelk, aangaande deze ooi’zaak des Miltvuurs,nbsp;ook door anderen, volgens theoretische gronden,nbsp;wordt aangenomen.

Zon evenwel het uitblijven der ziekte bij de bovengemelde, afgezonderde, en met vroeger gewonnen hooi gevoederde, beesten niet, metnbsp;evenveel of nog meerderen grond, aan derzel-ver onttrekking aan den invloed van bet, wel-Hgt schadelijke, voedsel der weiden kunnen worden toegeschreven? Het is trouwens zeker, datnbsp;de cryptogamen, zoo als uit de volgende verhandeling nader blijken zal, slechts op sommigenbsp;tijden vooral het schadelijkst op de dieren werken. Wordt het Vee, gedurende dien tijd, vannbsp;de weiden verwijderd, zoo blijft hetzelve meer-

-ocr page 102-

90

ïnalerx^aai'doör van de ziektebevtljdjWeslialvecIeze handelwijze dikwijls zeer nuttig wordt bevonden.nbsp;(ZieMagazijn, Deel I. bl. 235, 258, 262.) Ooknbsp;kan de werking der , uit den grond uitwasemende,nbsp;dampen niet zoo zeer in aanmerking komen,nbsp;¦wanneer de ziekte des wintei’s, op de stallen,nbsp;bij het Vee ontstaat, waarvan trouwens , ingevolge de mededeelingen van den Heer vitbinga,nbsp;coüLON, ook in Vriesland, gevallen voorkomen.

-ocr page 103-

C^nder de talrijke ziekten , waaraan de Huisdieren onderhevig zijn, is het Miltvuur zonder twijfel als eene der gevaarlijkste te beschouwen,nbsp;Hetwelk somwijlen algemeen of e^izootwcA heerscht,nbsp;op andere tijden bij enkele dieren deszelfs verwoestingen aanrigt, en dan als eene sporadischenbsp;ziekte moet worden beschouwd. Dezelve ontslaatnbsp;oorspronkelijk bij de gras - etende dieren , en hetnbsp;Rundvee schijnt bij voorkeur door hetzelve tenbsp;Worden aangedaan. Eene ziekte, welke zoonbsp;dikwijls voorkomt, en de nadeeligste gevolgennbsp;heeft, moest natuurlijk de aandacht der Vee -arlseuijkundigen tot zich trekken, ten eindenbsp;derzelvcr eerste oorzaken na te sporen.

11. D L St nbsp;nbsp;nbsp;7

-ocr page 104-

98

Er bestaan , ten aanzien van dit onderwerp menigvuldige gevoelens, zoowel wat de voor-besebikkende als aanleidende oorzaken betreft*nbsp;Dezelve berusten evenwel grootendeels op veron* •nbsp;dei'stellingen, en men is liet omtrent dezelvenbsp;nog gebeel niet eens. Het eenige punt, w'aar-omtrent men eenstemmig denkt, is, dat dezenbsp;CH- ziekte zich voornamelijk ontwikkelt innbsp;drooge jaren, en gedurende de sterkste warmtenbsp;van den zomer.

Maar kan bet saisoen als de eenige oorzaak dezer ziekte worden beschouwd ? Dit is het gevóelen gew'eest der meesten, en sommigen , ditnbsp;vraagstuk niet stellig kunnende beslissen, zoeken de oorzaak in het gebrek van zuiver ofnbsp;het drinken van onzuiver water op moerassigenbsp;gronden , of hetwelk met slik verontreinigd is;nbsp;anderen beschuldigen de gesteldheid der weiden,nbsp;vooral vergiftige planten, in dezelve groeijende,nbsp;of de laagheid der gronden , waarop het waternbsp;blijft slaan, of de W'aterachtige, onvoedzame,nbsp;hoedanigheid van de gras - soorten, of de moerasslof {miasma faludosum), welke de lucht zalnbsp;kunnen besmetten. Anderen werpen de schuldnbsp;op het verschil van hare temperatuur bij nacht,nbsp;in vergelijking met die van den dag, of oor-deelen dezelve te vinden in den toestand desnbsp;dampkrlngs, welke zich door onderscheidene ver-hevelingen doet kennen; wederom anderen kennen de ziekte toe aan verhitting des ligchaams,nbsp;ter oorzaak van Ie sterke beweging ; nog anderen eindelijk zijn van meening, dat de ziekte

-ocr page 105-

99

ontstaat uit de slechte inrigting tier stallen, uit onzindelijkheid en eene gebrekkige verzorging vannbsp;het vee

Bij eenig nadenken valt het gemakkelijk te beseffen, hoe onbepaald deze veronderstellingennbsp;zijn, waarvan geene door voorbeelden onmid-delijk wordt gestaafd. Het is om deze reden,nbsp;dat, naar mijn oordeel, mijn hooggeachte Leermeester , de Hoogleeraar numan , ons met grondnbsp;doet opmerken, dat al deze Invloeden wel zeernbsp;schadelijke uitwerkingen op de dieren hebben,nbsp;en zoowel sporadische als epizootische vee.nbsp;ziekten kunnen voortbrengen, maar dat dezelvenbsp;ontoereikende zijn , om het Miltvuur te veroorzaken, waartoe, volgens zijn gevoelen, vermoedelijk nog andere bijkomende plaatselijke omstanquot;nbsp;digheden moeten medewerken.

Ik zal vooraf korlelijk de oorzaken overwegen, welke men tot dus ver beschouwd heeft in staatnbsp;Ie zijn deze ziekte voort te brengen, en voortsnbsp;in eenige bijzonderheden nagaan , in hoe ver dezelve met grond als zoodanig kunnen worden aangenomen.

Dat het water daaraan meermalen niets toe» brengt, wordt bevestigd door de waarnemingen vannbsp;D'’. EVERTS, en. van de Vee - artsen mostens , clas-SEN en ryksen, die alle het Miltvuur hebbennbsp;-waargenomen in streken, alwaar het Vee over*»nbsp;vloed van zuiver drinkwater kon verkrijgen,nbsp;terwijl ik zelfnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Groot-Hertogdom Luxem^

-ocr page 106-

100

hurgheb opgemerlit, dat dieren, verscheidene jaren achter elkander, hun verblijf hielden in weiden, welker stilstaand water ongezond en met schadelijke stoffen als verzadigd was , zonder dat zij door deze ziekte werden aangetast,nbsp;hoewel dikwijls, gedurende de warmte, genoodzaakt zijnde in het onzuiver water eene verfrischingnbsp;te zoeken , welke zij daarin niet konden vinden. —nbsp;Het water kan derhalve, noch wat de hoeveelheid, noch wat de hoedanigheid betreft, beschouwdnbsp;worden als de eerste en voorname oorzaak desnbsp;JViiltvuurs.

Zij, die de afwisseling van de temperatuur des dampkrings beschuldigen, schijnen mij niet gelukkiger te zijn geweest in hunne veronderstelling. Inderdaad toch is het niet alleen slechtsnbsp;in het late saizoeu, dat de warmte - trap van dag ennbsp;nacht hoofdzakelijk verschilt, dat de meer of minnbsp;hete dagen door koude nachten worden opgevolgtnbsp;die de nadering tot den winter te kennen geven,nbsp;welk onderscheid men alleen in dit jaargetijde sterknbsp;genoeg zou mogen achten, om de ziekte ondernbsp;het Vee te kunnen doen ontstaan, — maarnbsp;het is voornamelijk In de sterkste hitte vannbsp;den zomer, en ook te midden van den winter,nbsp;dat dezelve zich openbaart, en zij overvalt zoonbsp;wel de beesten op de stallen , als die gene, welkenbsp;zich in de weiden bevinden. In den zomer ver-sclillt de wai’inte van den nacht algemeen nietnbsp;zoo aanmerkelijk van die des dags. Hetzelfdenbsp;heeft in den winter plaats, en inzonderheid in

-ocr page 107-

101

ele stallen blijft de ti’ap van warmte genoegzaam altijd gelijk. iWat meer is , indien de afwisselingnbsp;van temperatuur kon wordeni beschuldigd , dannbsp;moest deze Verandering,’ als algemeene oorzaaknbsp;beschouwd, op al de dieren ¦werken, welkenbsp;aan dezelve op gelijke wijze zijn bloot gesteldf;nbsp;en alleen, in meer of minderen hevlgen trap, deze ziekte vóórtbrengen. De ; ondervinding bewijst het tegendeel. — De afv^'isseling der warm-te-maat des dampkrlngs kan derhalve niet worden aangemerkt, als eene eerste of voornamenbsp;oorzaak des Millvuurs.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;I

De gesteldheid des dampkrlngs, welke met verhevelingen'gepaard gaat, dé meerdere of mindere drukking en electiieke spanning der lucht,nbsp;zijn even zeer onvoldoende, tom de zaak te verklaren, volgens dezelfde gronden van den alge-meenen invloed, 'W'aaraan het vee zich vindtnbsp;blootgesteld, «n die op alle !dieren werkende,nbsp;dezelve gelijkelijk, op eene meer of minder hevige wijze , moest aandoen. Zulks heeft geenszins plaats, en men neemt waar, dat de ziektenbsp;zich dikwijls op andere tijden openbaart, wanneer deze schadelijke invloeden volstrekt nietnbsp;worden waargenomen.

Zij, die eene te sterke verhitting der beesten, veroorzaakt door te sterke beweging of vermoei-jenissen, opgevolgd door eene schielijke verkoeling , als eene hoofdoorzaak van het ontstaannbsp;der Miltvuurs aannemen, worden wederlegd,nbsp;door de opmerking, dat liet herkaauwcude vee

-ocr page 108-

102

niet dan hoogst zeldzaam genoodzaalit wordt, sterk te loopen en moeijelijke reizen te doen ,nbsp;daar het algemeen een rustig, en aan eene bepaalde plaats gebonden, leven leidt, — een leven , dat schier geheel voor de voeding werkzaamnbsp;is. — Uit dien hoofde moest het minder sterknbsp;door deze ziekte worden aangedaan, dan hetnbsp;Paard, wiens ligchaamsgestel krachtiger , ennbsp;prikkelbaarder is ^ hetwelk bestendig tot een’nbsp;moeijelijken arbeid]en oefeningen wórdt gebezigd,nbsp;Wielke de inspanning van alle deszelfa krachten vorderen. Dan juist het tegendeel heeft plaats , ennbsp;wij weten bovendien, dat het niet zelden is denbsp;ziekte te zien ontstaan, wanneer de dieren eennbsp;onafgebroken staat van rust genieten in de stal'nbsp;len, of als dezelve stil en vreedzaam in dc weiden loopen. Indien deze oorzaak kon wordennbsp;aangenomen, zoo zou de ziekte meermalen bijnbsp;enkele dieren, als sporadische ziekte, voorkomen, terwijl dezelve algemeen als heerscbendenbsp;of epizoötische ziekte wordt waargenomen.

De gene , welke het Miltvuur aan de slechte inrigting der stallen , aan onzindelijkheid , ofnbsp;aan eene slordige en slechte verzorging van denbsp;dieren toescbrijven, zijn ook niet verder genaderd tot bet oogmerk hunner nasporing. Indien,nbsp;gelijk de Heer classen (*) meent, de oorzaak ennbsp;den slechten toestand der stallen moest gezocht

•(») Magazijn D' I. bl. a83

-ocr page 109-

103

worden, in de opliooping en het lang verblijf van den mest in dezelve, en in de ammonia-cale uitwasemingen, welke uit denzelvén opstijgen, — indien, zeg ik, de voorname of hoofdoorzaak uit deze omstandigheden moeten worden afgeleid, — welke invloeden trouwens innbsp;alle opzigten als hoogst nadeelig voor de werktuigen der ademhaling mogen worden Iréschöüv^d, —nbsp;hoe zal men zich dan het ontstaan der ziektenbsp;verklaren, gedurende den tijd , dat de dieren innbsp;de weiden loopen en eene frische en gezondenbsp;lucht iuademen ? Hoe zal men hare ontwikkelingnbsp;verklaren in die stallen, alwaar de beesten goednbsp;verzorgd worden en uit welke de mest eiken dagnbsp;wordt verwijderd ? Deze veronderstelling komtnbsp;mij derhalve niet aannemelijker voor, dan die,nbsp;welke gegrond is op de onzindelijkheid, en denbsp;slechte verzorging der dieren. Ziet men ook 'nbsp;niet, dat de best verpleegde dieren, welke bpnbsp;eene volkomen zindelijke wijze worden behandeld, die het best gevoed, vet, en van eene sterke en gezonde ligchaams-gesteldheid zijn, nietnbsp;alleen niet van het Miltvuur en deszelfs doodelijke uitwerkingen verschoond blijven, maar datnbsp;deze laatst bedoelde Rnnderen zelfs eene uitsteenbsp;kende voorbescblktheid voor deze ziekte schijnen te bezitten, dewijl zij bet spoedigst en meestnbsp;algemeen worden aangetast.

De ligging der weiden doet hiertoe mede niets af. Op de booge landen blijven de beesten nietnbsp;meer van de ziekte verschoond, dan; op de lage

-ocr page 110-

104

Wefden, en de Ardennen, alwaar de ziekte zlclr vrij dikwijls Tei’toont, leveren hiervan een uitstekend voorbeeld op, Want op deze lioogJeanbsp;genieten de beesten eene zuivere lucht en specc-rijachtige kruiden, welke, zonder de bijkomendenbsp;omstandigheden, die ik nader zal trachten tenbsp;ontvouwen, een gezond en versterkend voedselnbsp;oplevpren. Om dezelfde reden kan ook de inoe-rasstof {miasma 'paludosurn') niet beschuldigd worden , daar deze zich alleen ontwikkelt op lage ,nbsp;overstroomde, gronden, waarop stilstaand waternbsp;gevonden wordt, en Waardoor de dampkring innbsp;hooge streken bijgevolg niet kan hesmet worden.

Anderen meenen de oorzaak te vinden in de slechte hoedanigheid der gras-soorten en in vergiftige j)Ianten. Deze zijn eene schrede verdernbsp;genaderd tot de waarheid, vermits zij hierdoornbsp;eene plaatslijke oorzaak aaninemen, en, als hetnbsp;Wai’e stilzwijgend, alle algemeene oorzaken verwerpen. Het is Waar, de voeder-planten bevatten schadelijke zelfstandigheden 5 maar hel is geenszins de vergiftige hoedanigheid, de waterachtigheid, de ultdrooging of kwijning der phaneroga-pten (1)- Het zijn geenszins He soorten der wolfsmelk (euphorbia), der ranonkels (ranunculus),

I

1

Openlaar-hlaeijenda of zulke planten, die kenno-Jijke geslachls - werktuigen bezitten , in tegenoverstelling' der cryptogafnen cf duister-parende, — heimelqk-gehuwde —, plarifen , wier bloemen voor het bloote oognbsp;PDzigtbaar zijn.

-ocr page 111-

105

der scheerling (dcKta), het genade-kruid (jrrrtito-la), en vele andere schadelijke planten, waarop de beschuldiging vallen moet; het zijn de woeker - voortbrengselen , welke op deze planten huisvesten , die derzelver natuuilijke gedaante veranderen , en aan dezelve hoedanigheden mededee-len, waardoor zij ziekten kunnen vóórtbrengen;nbsp;hel zijn cryptoganien , welke men hier te vrezennbsp;heeft.. Het vermoeden van den Heer Med. D'.nbsp;viTuiNOA coüLos en van den Hoogleeraar ho'nbsp;man(*), wordt Lier volkomen bevestigd, en hunne schranderheid vindt zich hier niet bedrogen.

Ik zeg, dat de eerste of hoofd-oorzaak des Mlltvuurs moet worden toegeschreven aan dennbsp;schadelijken invloed der cryptogamen. Er zullennbsp;voorzeker velen zijn^ die zich met dit gevoelennbsp;moeijelijk kunnen vereenigen. Ik hen dus ver-pligt hier de gronden aan te voeren , waaropnbsp;hetzelve rust. Bijaldieu uit dezelve niet blijkt,nbsp;dat deze oorzaak als de eënige der ziekte kannbsp;worden aangemerkt, zoo zal men in allen gevalnbsp;de nadeelige hoedanigheid der cryptogamen, alsnbsp;de voornaamste aanleiding tot dezelve, niet mogen ontkennen.

Vooreerst blijkt, uit het geen gezegd is, dat de oorzaken van het Miltvuur, vvclke tot dus vernbsp;zijn aangenomen , mei reden kunnen worden ianbsp;twijfel getrokken, daar dezelve niet als bewezen

( ) Magaiïjn , D. I. blz* a37 , 2 38.

-ocr page 112-

103

kunnen worden gehouden, en er slechts geringe Waarschijnlijkheid voor dorzelver schadelijk vermogen , bepaaldelijk als zoodanig , bestaat.

Het navolgende zal zulks nader kunnen bevestigen.

De Heer everts meldt in zijn berigt omtrent het Miltvuur, hetwelk, in de maanden Julij ennbsp;Augustus van het jaar 1825, op onderscheidenenbsp;plaatsen in Gelderland \ieeit gebeersclit (®), dat,nbsp;in cene dezer streken, de weiden slechts gewonenbsp;planten dpleverden, en dat de dieren geen gebrek hadden aan gezond diinkwater , — dat, innbsp;eene andere, de dieren van de ziekte bevrijdnbsp;bleven, zoodra zij uit de weiden werden ge-bragt, waarin dezelve door het Miltvuur warennbsp;aangetast geweest (-(¦), maar dat dezelve, eenigenbsp;dagen daarna, wederom in dezelfde weiden terug gebragt zijnde , op nieuw door dezelfde ziekte werden aangedaan ; hetwelk dus tot een voldoend bcw'ijs verstrekt, dat dezelfde invloedennbsp;der welden op nieuw op het vee bleven werken.

Dezelfde Geneesheer voegt er bij, dat, in de maand Februarij, de ziekte zich insgelijks heeftnbsp;geopenbaard op de stallen van den Landbouwernbsp;JAN elbertsen , en hierbij merkt de Hoogleeraarnbsp;numan op', dat het niet aan voorbeelden ontbreekt, dat de voederstoffen , gewonnen van lan- 1

1

Maqazijn, D. 1. blz. 22S. ft) Vergelijk blz- 235.

-ocr page 113-

107

den, waarop liet Milfvuur dikwijls pleegt te ontstaan, gevaarlijke uitwerkingen te weeg brengen, dat er zelfs weiden bestaan (“die eene bijzonderenbsp;eigenschap scliijnen te bezitten, om deze ziektenbsp;voort te brengen, vermits er gevonden worden,nbsp;waarop dezelve vrij geregeld alle jaren te voorschijn komt, terwijl het vee Op naburige weidennbsp;daarvan bevrijd blijft. Wat meer is, de Heernbsp;D''. vitringa coulon verzekert, door duidelijkenbsp;voorbeelden, overtuigd te zijn geworden, dat denbsp;oorzaak der ziekte zich tot zekere stukken landsnbsp;bepaalt, zoo dat er voor geen Miltvuur te vrezennbsp;is, indien het vee van deze weiden verwijderdnbsp;wordt gehouden (1). — Dezelfde waarnemingnbsp;wordt gemaakt door den Vee-arts rijnders (-[-).

Zoodanige daadzaken, zegt de Hoogleeraar nu-MAN, geven aanleiding tot een sterk vermoeden j omtrent bet bestaan van eenc' of andere schadelijke hoedanigheid der planten, welke in dezenbsp;weiden groeijen, en spreken ial te duidelijk, omnbsp;eene plaatslijke oorzaak in twijfel te kunnen trekken. Hij is hiervan te meer overtuigd , daar hijnbsp;zelf meermalen heeft ondervonden, dat zekerenbsp;weiden, zoowel als de voederstoffen of hetnbsp;hooi , van dezelve gewonnen, een zeer gevaarlijknbsp;voedsel voor het vee opleveren (§). Hij haaltnbsp;bovendien het opmerklijk geval aan , medegedeeld

1

Magazijn, D. I- blz. a3o. ( ) a p. blz' aSo, aSi.

(s) a. p. bIS' 257,

-ocr page 114-

108

door den Heer v/tringa. coeLON, van zckei’en Landbouwer tr.iMp, die, in 1828, tien zijnernbsp;Runderen door het Miltvuur zag aangetast, welkenbsp;gevoed werden met het hooi eener verdachtenbsp;W'elde, terwijl de overige, die ander hooi totnbsp;voedsel erlangden, volkomen gezond bleven.

Ik meen dan genoegzaam te hebben aangetoond, dat de, tot dus ver aangenomene , oorzaken, waaraan het Miltvuur is toegeschreven, niet voldoende kunnen worden geacht, om deszelfsnbsp;ontstaan te verklaren. Dan, ik moet nog eenigenbsp;aanmerkingen oplossen , welke men zoude hunnennbsp;maken , voor zoo ver ik nog niet heb bewezen ,nbsp;dat de oorzaak der ziekte in het bestaan vannbsp;cryptogamen gelegen is. Vooreerst zal men vragen . indien de eerste of hoofd-oorzaak in dezenbsp;woeker-voortbrengselen bestaat, waarom heeftnbsp;men dezelve dan niet gevonden bij het onderzoek, hetwelk omtrent de verdachte weiden isnbsp;in het werk gesteld? — ten tweede, zal men,nbsp;met regt, de ondervindingen mogen, vorderen,nbsp;die de schadelijke uitwerkingen der cryptogamennbsp;bewijzen, en ten derde, zal behooren te wordennbsp;aangetoond , dat deze voor de eenige oorzaak desnbsp;Miltvuurs moeten wórden gehouden.

Rij de beantwooa’ding der eerste tegenwerping moet ik, tot mijn leedwezen, het verwijt doennbsp;aan de Vee-artsen, of ten minste aan vele hunner, dat de beoefening der plantkunde door hennbsp;te veel wordt verwaaidoosd, daar deze maar al tenbsp;veel als eeue bijkomende, ja zelfs nutlelooze, we-

-ocr page 115-

109

tenschap wordt aangemerkt, waardoor zij zich buiten, staat bevinden, om over de gezonde ofnbsp;schadelijke -eigenschappen der voeder-stoffen behoorlijk te oordeelen. Sommigen zijn, in ditnbsp;opzigt, als vreemdelingen te beschouwen in hunnbsp;eigen gebied, terwijl hunne kundigheden in denbsp;vakken der leefregelkunde en van de leer dernbsp;geneesmiddelen zich veelal slechts tot de theoretische beschouwing bepalen, zonder daarvan on-dervindelijke kennis te bezitten. Deze vraag lostnbsp;zich dus zelve op, en indien er al zijn, die, genoegzame kundigheid bezittende ten aanzien dernbsp;openhaav-blocijende planten {phanerogameti), eennbsp;onderzoek hebben in liet werk gesteld, zondernbsp;voldoend gevolg, zoo hebbe men zich daarovernbsp;geenszins te verwonderen. De cryptogamerifnbsp;waarvan ik, aan het eind dezer verhandeling, denbsp;heschrijvlng zal mededeelen . en waaraan ik denbsp;bedoelde , hoogsischadelijke , uitwerking toeken ,nbsp;zijn meerendeels voorwerpen, welke alleen doornbsp;middel van het vergrootglas kunnen onderzochtnbsp;en gekend worden, die zelfs somwijlen aan dennbsp;ervarendsten waarnemer verborgen blijven , vooral indien dezelve hem onbekend zijn. Aan velennbsp;kunnen zij, wegens derzelver onbeduidende kleinheid, toeschijnen naauwelijks der opmerkingnbsp;waardig te zijn. Indien men hij dit alles nognbsp;Voegt , dat de cryptogamie zulk eene moeijelijkenbsp;beoefening aan zich verbindt, waartoe een zeernbsp;schei'pzleud oog, en somwijlen een onuitputtelijk

geduld gevorderd worden, zoodal er onder de

/

-ocr page 116-

110

plautkuncligcn slechts weinige cryptogamisten worden aangetrofFen, zoo meen ik genoeg omtrent dit onderwerp te hebben gezegd, omnbsp;aan te toonen, waarom deze oorzaak zoo langnbsp;heeft kunnen worden voorbij gezien. Ik voegnbsp;hier evenwel nog bij , dat, vooral om de laatstgenoemde redenen, ik deze verhandeling zal doennbsp;vergezeld gaan, van weinige afbeeldingen, tennbsp;einde eenlge aanwijzing te geven aan de Vee-art-senijkiiudigen, omtrent de gedaante en de plaatsing dezer woekeraars, op dat dezelve meer ge-makkelljk kunnen worden ontdekt. Dezelve zijnnbsp;door mij meer met een vee-artsenijkundig dannbsp;plantkundig oogmerk bewerkt, daar ik geenszinsnbsp;heb bedoeld derzelver soortelijke kenmerkennbsp;door tcekening voor te stellen , welke onder hetnbsp;¦vergrootglas moeten worden bearbeid.

VVat de tweede aanmerking betreft, hierop zal ik trachten te antwoorden door waarnemingen,nbsp;die ik zelf gemaakt heb , welke zonder twijfelnbsp;nog zouden kunnen worden vermeerderd doornbsp;andere daadzaken, indien dezelve met voldoendenbsp;berigten der omstandigheden tot mij waren gekomen.

In het Arrondissement van Diekirch, in het Groot-Hertogdom Luxemburg, bevindt zich eenenbsp;welde, welke altijd overvloedig voedsel oplevert,nbsp;en doorsneden is met kleine beken, welke heldernbsp;cn frisch water bevatten. Ik heb dikwijls in dezenbsp;Weiden planten verzameld, en er geene gevondennbsp;dan goede gras-soorten, zoo als; het'wollig zorg-

-ocr page 117-

Ill

gras {Ilolcus lanalus), het weilandig doddegras {Phleuin pratense), de hooge dravik (Festucanbsp;elatior), de wilde haver {Avena sativa), de gekamde vingerpluim (Cynosurus cristatus , de weilan.-dige vossestaart {Alopccurus pratensis), het ge-meene reukgras {Anthoxardhum, odoratum), hetnbsp;zachte zwenkgras {Bromus mollis), het gemeenenbsp;struisgras {Agrostis vulgaris), het ovei’hlijveudnbsp;miiizenkoorn {Lolium perenne), onderscheidenenbsp;soorten van beemdgras {Poa), en eenige anderenbsp;van mindere deugdzaamheid. De overige phane-^nbsp;rogamen waren de hoppe-rupsklaver {Medicago lu-pulina), de koekoeksbloemige lijchnis {Lyohnisnbsp;flos cuculi), de roode en nederliggende klaver (7gt;ï-folium pratense et jjrocuftibens,) verschillendenbsp;schermhloem-dragendenbsp;nbsp;nbsp;nbsp;, en zamen-

teleude planten (syngcnesiae), eenige ranonkel» soorten en anderen. Indien er zich bevonden,nbsp;welke men als schadelijk mogt kunnen beschouwen, zoo waren het misschien eenige soortennbsp;van angelier-gras (carex) en ranonkels. Van dezenbsp;laalsten zijn voornaamlijk de water - ranonkel ofnbsp;het jeukkruid, en de egel-kolen {Ranunculus see-leratus et lingua), voor de gevaarlijkste te houden, welke hier geheel niet bestonden, terwijlnbsp;ik de egel-ranonkel of het egel-gras {Ranuncu-lus jlammula) slechts w'einig heb aangetrolFen. Innbsp;deze weide graasden, sedert vele jai'en, zes sterke, wel gevoede Runderen, die altijd gezond wa-ren geweest. In den zomer van het jaar 1827,nbsp;Werden al deze zes Runderen aangetast door het

-ocr page 118-

112

Miltvuur, waardoor dezelve, binnen weinige dagen , stierven. Toen ik^ om dezen tijd, door dezelfde weide liep, zijnde in het laatst dernbsp;maand Augustus, was ik zeer verwonderd op denbsp;gras'soorten eene groote hoeveelheid der Uredonbsp;inconstans iVi, vooral de variëteit graminicolanbsp;N. aan te treffen. Ik heb daarvan terstond aan'nbsp;teekening gehouden, en deze opmerking komtnbsp;mij hier juist ter mededeeling te stade.

Op eene mijner plantkundige wandelingen, op den 7 September 1828, bij een’ Boer, in hetnbsp;Dorp Bettenbimrg, aankomende, verhaalde dezenbsp;¦mij , dat hij eene Geit, door een’ zeer schielij-ken dood, had verloren, waarvan hij de oorzaak niet kon nagaan. Gisteren, zeide hij , wasnbsp;dezelve nog gezond, maar dezen morgen ge-droeg het dier zich, als of bet dol was; hetnbsp;sl-ocg met de beenen, wierp den kop dan naarnbsp;deze, dan naar de andere zijde; bet scheennbsp;door lievige koliekpijuen gefolterd te worden, en ik geloof, voegde bij er bij, dat denbsp;Geil is vergiftigd. Ik zag het voeder, datnbsp;zij gebruikt bad, zijnde het loof van de paarde - boonennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;arvense,)^ hetwelk geheel be

zet was met de Erysiphe Pisi,

Een derde geval is mij zelven voorgekomen v.an twee Schapen, die planten hebbende gegeten , waarop zich eenige soorten van aeoidiumnbsp;bevonden, binnen weinige- dagen stiei’ven, ondernbsp;toevallen van vergifiiging.

Pleiten deze drie voorbeelden niet voor de

-ocr page 119-

113

scliadenjklield der cryptogamen ? Ik kan inmitl--dels niet verzekeren , of de Geit en de Sekapen aan het Miltvuur zijn gestorven, vermits dezenbsp;dieren niet zijn geopend.

Ik kom tot de beantwoording der derde vraag, of namelijk de cryptogamen voor de eenigenbsp;ooT’zaak des Miltvuurs kunnen worden gehouden?nbsp;Men kan niet ontkennen, zegt de Hoogleei’aarnbsp;KüMAN, dat eene drooge en warme weersgesteldheid eenigen invloed heeft op het voortbrengennbsp;dezer ziekte, indien men in aanmerking neemt,nbsp;dat dezelve zich voornamelijk ontwikkelt, gedurende de hitte van den zomer. Maar, vraagtnbsp;hij verder, zouden'niet de verderfelijke hoedanigheid en de plaatselijke gesteldheid der weidennbsp;hiertoe te zameii wln-ken ? Zou niet het schadelijke beginsel zich kunnen ontwikkelen onder denbsp;werking eener gelijke temperatuur en op den-zelfden tijd , wanneer het Miltvuur zich openbaart?

De ziekte ontstaat, gelijk bekend is, gedurende, den zomer, ongeveer van de maand Juni} tot October, somwijlen zelfs tot in November. Nunbsp;is het juist in deze maanden, dat die cryptogamnbsp;men zieb bet meest overvloedig vertoonen. Dezelve groeijen op de levende planten, zelfs opnbsp;die gene, welke bet gezondst schijnen en het bestnbsp;gtoeijen. Sommigen versebijnen zeer spoedig,nbsp;^mderen trager en bet bersten der opperhuid,nbsp;Onder welke zij voortkomen, hangt van zeer ve-D- D, I. St.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;8

-ocr page 120-

lU

Ie omstandiglieden af, zoodat dezelve meermalen geheel verborgen blijven. Wanneer zij eenmaalnbsp;op een stuk gronda zijn ontstaan en zich hebbennbsp;gevestigd, is het Zeer moeijelijk dezelve te verwijderen. De sterke koude van den winter ennbsp;de invloed des dampkrings'hebben misschien alleen dit vermogen. Mogelijk zou men zulks ooknbsp;kunnen bewerken, door het gras te laten afweiden door zoodanige dieren, die gewoon zijnnbsp;hetzelve kort af te eten, vermits de cryptogamennbsp;zelden de onderste gedeelten der planten innemen ; maar men zou zoodanige dieren dus blootstellen aan een gevaar, dat voor dezelve doodelijke gevolgen kon bebben. Indien het bewezennbsp;wave, dat de üredo en Puccinia op de Sclia-pen geenszins dezelfde uitwerking bezitten, als iknbsp;ten aanzien van het geslacht Jecidium heb waargenomen , zoit men kunnen aanraden, zulke landen te doen beweiden door deze dieren, devUjlnbsp;dit laatste geslacht zich niet zoo overvloedig op denbsp;weiden ontwikkelt, als de twee eerstgenielde.nbsp;Deze cryptogamen planten zich gemakkelij,knbsp;voort. De stofvormige bolletjes zijn zeer talrijknbsp;en bevatten zelve een groot getal zaadvoereiidenbsp;blaasjes; derzelver soortelijke zwaarte is bijna gelijk aan die der lucht, zoodat de geringste windnbsp;dezelve wegvoert, verstoort, en aldus de kwaadaardige en verwoestende kiemen dikwijls van denbsp;eene tot de andere weiden worden overgernbsp;tragt.

-ocr page 121-

II5

Zij nemen evenwel niet altijd eene Weide ge-* heel in, maai* bevinden zich dan eens op eennbsp;grooter, dan op een kleiner gedeelte van dezelve,nbsp;hetwelk alleen afhangt van de wijze, waatop zijnbsp;Worden voortgeplant. Indien de wind het slofnbsp;niet wegvoert op onthloote velden, indien zij nietnbsp;Volkomen ontwikkeld zijn, ten tijde van dennbsp;oogst, zoo blijven dezelve aan de voederstofFennbsp;hangen, en worden aldus op de zolders van dennbsp;landbouwer overgebragt.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;f

Ik ben in deze bijzonderheden getreden, ten einde te verklaren, van waar het komt, dat hetnbsp;Milivuur op verschillende plaatsen ontslaan, ennbsp;m andere saizoenen dan in den zomer te voor-Seliijn komen kan. Thans doe ik mij zelven denbsp;''Vaag*, zijn de cryptofjamen als de eenige oorzaak'nbsp;Van het Miltvuur te beschouwen? Ik dui’f dezelvenbsp;in geenen deele bevestigend beantwoorden, maarnbsp;nioet de beslissing daarvan aan meer ervarene liedennbsp;der kunst overlaten, en wij zullen vervolgens,nbsp;Wanneer er voldoende proeven omtrent dit stuknbsp;*ijn genomen , moeten zien, wat men uit dezelvenbsp;*al mogen besluiten. Dezelve zullen met naauvv-lieurigheid en onbevooroordeeld moeten wordennbsp;•ü het werk gesteld. Ik vertrouw, men zal alsnbsp;dan er anders over oordeelen, dan de Vee-artsnbsp;’quot;iksen , die den schadelijken Invloed der crypto-Sonien schijnt té ontkennen, zoo als men zulks,nbsp;§*^lijk ik meen, uit de volgende zinsnede mag af-^^iden. » Cryptogamische planten, welke men

-ocr page 122-

lie

o wel eens als oorzaak voor de ziekte vindt » ' opgegeven , kan men niet veronderstellen aan-». wezig te zijn, e?» wel, omdat er hier en daarnbsp;« slechts eenige dieren door de ziekte werden over-¦» vallen” Even als of deze woekeraai’S altijd opnbsp;eene zeer groole uitgestrektheid gronds bestaan,nbsp;en als of al de dieren gelijkelijk zouden grazennbsp;op de plaatsen, alwaar dezelve zich bevinden.nbsp;De cryptogamen trouwens verschillen van dennbsp;dauw, die, wanneer dczejve vei'schijut, zich opnbsp;alle planten doet ontwaren, op zoodanige plaatsen, welke onbedekt zijn.

Indien men overweegt, dat de dieren, aan liet Miltvuur lijdende, door teekenen te kennen geven , dat de ingewanden; der buiksholtenbsp;zijn aangedaan, dal zij met de beenen tegennbsp;den buik slaan, idat dc meststolj’en droog, en,nbsp;zoo als men zegt, brandig zijn, dat zij dikwijls eenen doorloop krijgen , of dat er eenenbsp;hardnekkige vcrstoppmg van den afgang plaal»nbsp;heeft, dat er bloed uit den endeldarm vloeit,nbsp;dat de maag ontstoken, ja dikwijls door versterf is aangedaan, alsmede dat de dunne darmen in dezen toestand verkeeren, dan is mennbsp;genoodzaakt te besluiten, dat de ziekte in denbsp;Werktuigen der spijsvertering hare boofdzitplaats^nbsp;vestigt. Nu zijn het deze deelen, welke in on-middelijke aanraking komen met de schadelijkenbsp;beginselen, en daar de ziekte oorspionkelijk bijnbsp;de gras-etende dieren ontstaat, meen ik dit nog

-ocr page 123-

117

als een Lewijs te kunnen aanvoeren, om mijn gevoelen te versterken- Inderdaad, iudien luier al-genieene oorzaken werkten , waarom zou dan de ziekte niet op gelijke wijze oorspronkelijk bij 'denbsp;vleescbetende dieren worden voortgebragt, wiernbsp;bewerktuiging algemeen zoo prikkelbaar Is? Isnbsp;bet niet bekend, dat deze klasse van dieren, zoowel als de Visschen en Vogelen er door wordennbsp;aangedaan, wanneer zij op de eene of anderenbsp;wijze in aanraking komen met de zelfstandighedennbsp;der aan het Miltvuur lijdende of gestorvene dieren , of wel de uitwerpselen binnen krijgen , dienbsp;het gif bevatten? De vleescbetende dieren, welke andere voedsels nuttigen , zijn nogtans nietnbsp;minder blootgesteld aan den invloed des damp-krings , en aan andere algemeene oorzaken , waarom zij ook vele ziekten , uit deze voortvloeijen-de, met de plant-etende dieren gemeen hebben.nbsp;Daar het Miltvuur eene ziekte van een hevig ontstekingachtig of sthenisch karakter is, zoude de~nbsp;zelve de vleeschetende dieren bij voorkeur moeten aandoen, iudien zij door algemeen werkendenbsp;oorzaken werd voortgebragt.

Dit beeft geenszins plaats. Zij blijven er vau bevrijd, uitgezonderd onder die gelegenheid-gevende omstandigheden, welke ik zoo aanstonds heb opgenoemd, hetwelk tevens bewijst,nbsp;dat hij hen de voorheschiktheld tot dezelfdenbsp;ziekte niet ontbreekt. Men zal dan eene bijzondere of plaalsclijke oorzaak moeten aannemen ,nbsp;welke op dc gras-eters bij uitsluiting werkt-

-ocr page 124-

118

Maar waarla is deze gelegen? In het verschil des voedsels van de plant-etende en gras-etende dieren. De kruiden, welke de eersten tot voedselnbsp;verstrekken, zijn in geenen deele schadelijk innbsp;derzelver gewonen, natuurlijken , staat; zij moetennbsp;derhalve, om nadeelig te worden, zich in eenennbsp;tegennatuurlijken of ziekelijken toestand bevinden, en zulks heeft plaats, wanneer op dezelvenbsp;woeker-wezens of cryptogamen huisvesten.

Intusschen verdient te worden opgemerkt, dat, ofschoon het brandpunt der ziekte in de werktuigen der spijsvertering bestaat, er evenwel nietnbsp;minder aanmerkelijke veranderingen in die vannbsp;den bloeds-omloop worden opgemerkt. Hetnbsp;bloed wordt op eene bijzondere wijze in deszelfsnbsp;menging veranderd. Hetzelve is dik en zwart,nbsp;vooral in de poort-ader.

Hier blijkt dus de invloed der warmte duidelijk , en wel is dezelve te minder twijfelachtig, in-dien men de galachtige complicatie van het Miltvuur in aanmerking neemt, welke dikwijls plaats vindt, en zich doet kennen door de verandering,nbsp;welke de afscheiding der gal ondergaat, zoodatnbsp;dezelve eene meer of minder tegenuatuurlijke gesteldheid verkrijgt, terwijl de oogen en de huidnbsp;somwijlen eene gele kleur verkrijgen. Men zalnbsp;dan hieruit moeten besluiten, dat het salzoen totnbsp;de ontwikkeling der ziekte, zoo niet altijd, —nbsp;gelijk in de gevallen, wanneer dezelve op de stal-len ontstaat — ten minste zeer dikwijls het zijnenbsp;l^brengt. Het is er mede gelegen, als met vele

-ocr page 125-

119

anjlere ziekten, die in den zomer en zelfs In bet latere saizoen , indien de winter deszelfs invloednbsp;traag doet gevoelen , van eenc galacbtige compU-calie vergezeld gaan. Men heeft meermalen dezenbsp;galacbtige gesteldheid voor de hoofd-ziekte ge^nbsp;houden, en deze, als zoodanig, alleen aan eenennbsp;algeraeenen invloed , die namelijk eener aauhou.nbsp;dende, drooge en zeer warme luchtsgesleldlieldjnbsp;toegeschreven. Bij een onbevooroordeeld'en rijpnbsp;onderzoek kan dezelve evenwel niet anders dannbsp;uit eenc bijzonder en plaatselijk beslaande ooraaaknbsp;worden verklaard. Ik ben intusschen ver afnbsp;van den invloed der warmte te willen ontkennen;nbsp;ik herhaal het, dezelve is somwijlen zeer groot,nbsp;en zelfs, Indien zij niet anders werkte dan om denbsp;ontwikkeling der cryptogamen te begunstigen,nbsp;verdient onze aandacht steeds op deze weersgesteldheid gevestigd te worden (1 2).

Ik meen, op grond dezer redenering, deels als waarschijnlijk, deels als bewezen te mogen houden;

1'. Dat de , tot dus ver aangenomene, oorzaken op gecne daadzaken berusten, en door strijdige waarnemingen worden tegengesproken.

1

Dat ookeene verhoogde prikkelbaarheid of tot ontste

2

king neigende gesteldheid des ligchaams de voorbeschikt-heid tot het Miltvuur vermeerdert, blijkt vooral daaruit, dat in den regel de sterkste beesten het eerst en hevigstnbsp;door de ziekte worden aangedaan, en dat aderlatingennbsp;en cene ontsteking - weerende geneeswijze doorgaans hetnbsp;krachtdadigst vermogen bezitten, om dezelve voor tenbsp;komen en te genezen

-ocr page 126-

120

2®. Dat de ziekte ziek eene lange reeks van )a« ren op zekere weiden kan vestigen, en dat lietnbsp;hooi van zoodanige weiden gewonnen, en doornbsp;de heesten als voedsel genuttigd, gedurende dennbsp;tijd, dat dezelve op de stallen woi’den gehouden, de ziekte teiveegbrengt bij die gene, welkenbsp;hetzelve gebruiken, terwijl het vee, hetwelk metnbsp;ander hooi gevoederd wordt, er van bevrijdnbsp;blijft,

3®. Dat de voorbeelden, welke ik heb aangevoerd , de schadelijkheid der cryptogamen bevestigen.

4®. Dat de cryptogamen zich juist ontwikkelen, gedurende het saizoen , wanneer het Miltvuur het meest heerscht , en dat dezelve dikwijls met het hooi en andere voeder - stoffen in denbsp;schuren worden overgebragt.

5®. Dat de ziekte oorspronkelijk ontstaat bij de gras-etende dieren; — dat dezelve voornamelijknbsp;de werktuigen der spijsvertering aandoet, en datnbsp;de vleescbelende dieren , hoewel de voorbeschlkt-heid voor bet Miltvuur bezittende, er niet doornbsp;worden aangetast, dan onder zekere omstandigheden , welke ik heb aangevoerd.

Ik beschouw dan de cryptogamen als de hoofd-oorzaak dezer ziekte, en Ik verwondernbsp;jnij geenszins j dat men eene menigte van openbaar-hlqeijende planten heeft kunnen verdenken ,nbsp;vermits deze schadelijke woekeraai-s zich met denbsp;schitterende kleuren van deze laatslen vei'mengen,nbsp;aich op derzelver bloemen, stengels en bladen

-ocr page 127-

121

vestigen , groeijende, ten minste wat hetrgi’oots/e gedeelte betreft der gene, waarvan ik hier ecnenbsp;Lesclirijving zal geven t onder derzelver opperhuid. Deze gemengde wezens zijn somwijlennbsp;naauwelijks zigtbaar voor het bloote oog; dezelve zijn op de innigste wijze vereenigd met denbsp;planten, waarop zij groeijen, even als deze metnbsp;den grond , waarin zij geplant zijn ; daarenboven zijn dezelve algemeen verbazend fijn ennbsp;feeder.

Zeven geslachten , bewoners van phanerogamisch^ planten, hebben bijzonder mijne aandacht totnbsp;zich getrokken. Dezelve zijn de Uredo, Pucci-nia , PucciniolaAecidium, Mucor^ Erysijjhe^nbsp;Xyloma. Men zou hier nog kunnen bijvoegennbsp;het geslacht Sphaeria, waarvan eenige soortennbsp;insgelijks op planten wonen ; maar de zeven eerst-genoemden zijn de voornaamste en voldoendenbsp;voor het oogmerk, dat ik mij heb voorgesteld.nbsp;De drie eersten zijn zeer mocijelijk te onderscheiden ; derzelvér botanische kenmerken kunnennbsp;inderdaad niet anders dan met behulp vau hetnbsp;microscoop worden nagegaan.

Het geslacht Uredo de casdolle, is de gemeenzaamste van alle ; dezelve' doet, zonder onderscheid, alle openbaar-bloeijende planten aqn , en vertoont zich alleen onder de gedaante van eennbsp;opgehoopt stof, waarvan het zaad niet met draden vermengd is. de candolle geeft aan dezelvenbsp;de volgende kenmerken:

I, dhedo. D' e. Peridimn nullum, capsula sessills

-ocr page 128-

122

unilocularis, fungili cespitosi, sub epldennide foliorum et caulium berbacearum orti, epidermide rupta facilenbsp;dispersl, (de candolle , Synops. Fl. Gall.).

Globules sessiles , pulveriformes , naissantos sous 1’ë-piderme des plantes, qui se rompt a leur matiu’ité gt; pour les falrg scrtir; chaque globule est un gongylenbsp;iiniloculaire , renferinant des vesicules sdminiferes. N,nbsp;Ongesteelde poederachtige kogeltjes, die zich ondernbsp;de opperhuid der planten ontwikkelen, en bij hunnenbsp;rijpwording dezelve doorbreken. Ieder kogeltje is een een-bokkig bolletje, hetwelk zaadvoerende blaasjes bevat. N,nbsp;Deze kogeltjes komen voor onder verschillende gedaante en kleuren; dezelve zijn zwart,nbsp;roestkleuriggeel, bruin of wit. Ik zal de beschrijving der, voor ons meest belangrijke , soorten laten volgen, en, op dezelfde wijze, ten op-zigte der andere geslachten, te werk gaan. Denbsp;eerste en voorname soort is de:

1. Ureda inconsians. (l. maechand , conspectus Flor.

Cryptog. magni Due. Luxenib-). Cespitulis varüs coloribus , irregularibus vel polymor-pbis , sparsis ; capsulis globoso - sphaeroideis, n. MAH-chand , 1. c,

ii Uredo Melanogramma , m- 1. c.

C. « « « Spiculicola, M. 1. c. Uredo Carlo- D. c. tl. « e a Jnjlata, M, 1, c. Vredo Maydis. n. c.nbsp;e- « « « Seininicola, M. 1, c* Uredo Caries, d- c.nbsp;ƒ. « « « Urceolarum , M. 1. c.nbsp;g. « « « Olipacea, m- 1. c.

i. « « « Graminicola, m. 1. cgt; Uredo festucae, d- c.

Vredo rubigo - vera- d. c. IS. redo linearis, D. c» Uredonbsp;oblongata , Link.nbsp;f. « « lt;c Carlcina, m. 1. c*

Pustules Je couleurs diflerentes, irregulières ou poly-

-ocr page 129-

123

morplies, jjéparsos , capsules gloWes - spluSroiJes, N.

Slippeut^^van verscheidene kleuren, onregelmatig of veelgedaa.ljg verspreid, de zaad-doosjes eeuigzins ko-gelachlig elliptisch. N. (Ph !• lig. i.).

Deze soort woont op de gras-soorten en biezen {cyperaceae), De verscheidenheid h is zwart ennbsp;maakt streepachtlgé of lang nitgebreide vlekken.nbsp;Dezelve komt voor op de bladen van vele soorten van cijperbies (core.r). Insgelijks wordennbsp;hierop aangetrofFen de verscheidenheden f,nbsp;g, i, waarvan de eerste insgelijks zwart is,nbsp;de tweede eene donkere olijfkleur bezit, ennbsp;de derde bruinaclttig valt. De vei’seheiden-heid c is de Uredo carbo de candolle. Dezelvenbsp;is zwart, geeft een overvloedig stof, en doet denbsp;kaf-blaadjes en de vi’uchtbegiusels van al de grassoorten aait, inzonderheid de haver, de tarwe, denbsp;rogge en de garst. Zij bezit geen kwaden reuk^nbsp;wordt gemakkelijk verspreid, en verwoest tennbsp;eene male de aren dezer gewassen. De verscheidenheid d is insgelijks zwart en ontwikkeltnbsp;zlcli in de oksels der bladen van het tiirksch koornnbsp;(Zea Maysgt;), De verscheidenheid e komt voornbsp;in het inwendige van de graan - korrels der tarwe;nbsp;dezelve is zwart, geenszins zlglbaar voor hetnbsp;bloote oog; zij misvormt dezelve zeer weinig,nbsp;doch verandert het meel, en doet de gezondenbsp;korrels aan, wanneer dezelve daarmede in aanraking komt. De verscheidenheid h is roestkleurig, geelachtig, witachtig of zwart. Door de tweenbsp;eerste wijzigingen van kleur, is zij bekend oudernbsp;den naam van roest {rouille), zij doet den halm,

-ocr page 130-

124

de bladen en de scbcidcn der tarwe, en der ove-rige gras-planten aan, en vei'scliljnt ^jporaanie^ lijk op vochtige plaatsen in nat weer. j j

Deze soort met derzelver verscheidenheid is de meest verwoestende en het meest te duchten,nbsp;zoowel uit hoofde van de gemakkelijkheid, waarmede zij zich verspreidt en voortplant, als dpornbsp;de kwaadaardige uitwerking van haar za,ad-stof.nbsp;Het is deze cryptogaam vooral, welke ket eerstnbsp;mijne aandacht tot zich heeft getrokken, en dienbsp;reeds dikwijls voldoende bewijzen van derzelvernbsp;schadelijkheid heeft opgeleverd.

3. Vredo Syngenesiae. l. MA.nciiAND , 1. c. Cespitulis rufescentibus vel llavescentibus pleruinque hypophyllis ,nbsp;confluentibas ct distautibus, capsulis globosis, M, 1. c.nbsp;b. Uredo Serratulae f M. 1. c. Vredo suaveolens. Ti. c.

cespitulis pJaiiiusculis numerosis. cgt; « « « Cichoracearum, m. 1. c- cespitulis orbicula-tis minimis.

rf, « « « Cyani, M. !• c. cespitulis ovalihus parvulis. «•.««« Senecionis, M. 1. c. cespitulis oblongis autnbsp;irregularibus.

ƒ; « « « Farfarae , m. 1. c. Vredo tiissilaginis, D. c, cespitulis subconceiitribus.nbsp;g. « lt;c K Petasites, M. 1. c* cespitulis sinuosis-dl. «. a. « Sonchi, M, 1. o cespitulis rotundatis.nbsp;Pustules roussatres ou jaunatres, hypophyllcs, ras-eemblées en petites groupes distantes, capsules globu-lenses. N.

Stippen roestachtig of geelachtig, aan de onderste vlakten der bladeren in verspreide hoopje* verzameld , —nbsp;de zaaddoosjes bolvormig. N. (PI. II.).

Deze soort ontwikkelt zich op het onderste ge-


-ocr page 131-

125

tieelte der LLden van de zaraentelende planten (syngenesiae). Zij vormt dikwijls verscheidenheden ,nbsp;naar de meer of minder talrijke vlakken, welkernbsp;gedaante vprschilt. Men vindt dezelve platachtig, rondachtig en zeer klein , eirond, langachtig en ongeregeld, bijna evenwijdig, met boezems, en gerond. In één woord, deze crypto-‘nbsp;ffaam scliijnt zich te voegen naar de vezels, in denbsp;verschillende zamenstellingen, dezer planten.

3* Vredo albuginea, maecii* 1. c. Cespitulis albis, irregularibus , sparsis , cpiderinide saejiius clausa tectis ,nbsp;pulvere copioso, capsulis subgloLosis. m, 1. c,nbsp;b, Udedo Inajieria, M. 1. C.

C, c « K Candida, H. 1- c«

Pustules blanches irrégulières, eparses, souveilt C0u-vertes par rdpidermide, a poussière abondante ,j a capsules subglobuleuses, N-

Stippen wit, onregelmatig, verspreid, dikwgls v?n de opperhuid bedekt; het stof is overvloedig , de zaaddoos-jes eenigzins holvormig. N.

Dezelve groeijen op verschillende planten, vooral op de krulsplanlcn, waarvan dezelve somwijlen bet blad van weerszijden bezet. Van ditnbsp;geslacht voer ik slechts drie soorten aan, als zijn*nbsp;de de gene, welke het meest gewoonlijk wordennbsp;aangeti-offen. Indien men meent eenige nadeeligenbsp;uitwerking van sommige andere soorten van ditnbsp;geslacht te hebben waargenomen, dan vcrjvljzenbsp;ik, wat de beschrijving betreft, naar de Florónbsp;Franpaise of de Synapsia Florae Gallicae, doornbsp;de LAMARK,, CU DE cAHDOLLE , als mede naar dennbsp;Conspectus Florae Cryptogamicue Magni Ducatus

-ocr page 132-

12G

Luxemhurgensi/s i door l. marchano, in de By~ dragen tot de 'Natuurkundige Wetenschappen vannbsp;de Ileeren van hall, vrouk en mulder iir. D.nbsp;JN'’. S. bl. 257 en verv., en ik verzoek dan de aandacht te vestigen op de Uredo euphorbiarum march. ,¦nbsp;Utedofabae, n. c. Uredo floricola, m. Uredo anemones, D. c. Uredo polygoni, m.

Het tweede geslacht is dat der Puccinia, waarvan de soorten, even als de voorgaande en volgende, zich ontwikkelen onder de opperhuid der levende planten. Dezelve vertoonen zich ondernbsp;de gedaante van géwoonlijk zwarte puisten , voorzien van een zaaddoos, welke in verschillende'nbsp;hokjes verdeeld is , gedragen wordende, op stijvenbsp;Steeltjes, ingcplant op ecu gcleiachtig of vleescle-achtig grondstuk, Waardoor zij voornamelijk onderscheiden is van de Uredo - soorten mét vastzittende steeltjes. Dit kenmerk is dp gelijke wijze eigen aan het volgende geslacht, Pucciniola. Hétnbsp;stof blijft meer vastgchccht dan bij de soortennbsp;der Uredo, en verstuift niet zoo gémakkelijk. Dénbsp;zaadstofjes {góngyli), welke in de hokjes besloten zijn, gaan door het toppunt naar bulten.nbsp;Het steeltje intusschen is in de Puccinia cvl Pucciniola dikwijls zeer mocijelijk te ontdekken,nbsp;waardoor dezelve ligt voor de Uredo Wordt gehouden, en omgekeerd deze voor gene,

II. PUCCINIA. PïEsooi^. Peridium, nullum , capsulae nuillilocnlares, api'ce dehiscenteS, pedicélïatae, disconbsp;subcarnoso insertae. Fitogili fusci'aut nigri, in cespi-tülos aggregati, in foliis vivis parasitici. M-Peridium nul, capsules it plusieurs loges, s’ouvranl

-ocr page 133-

121

par Ie sommet, implanlëes par un pedicule sur un dis» que subcharnu. Petits cliampiguons noirs, ou quelqua-i'ois brun^tres, rassembldes en grouppes sur les feuilleanbsp;des plantes vivantes. N.

Geen omslag, zaaddoosjes meerhokkig; zij openen zich aan het toppunt , en zijn met een steeltje op eennbsp;vleeschachtig grondstuk ingeplant. Zwarte, of soms bruinachtige paddestoeltjes, die in hoopjes op do bladerennbsp;der levende planten zijn verzameld- N-

1. nbsp;nbsp;nbsp;Puccinia. potentillarurn- march. 1- c. CespituUs hi-gro-rufescentibus hypo- et epiphyllis , subcoinpactis , sti-pite albo filiform!, capsula teretl 3-5 loculari. march-

b’ Puccinia, potentillae, M. 1- c.

c; « « c ff fragariastri, M- 1, c-

Groupes noire - brunatres, hypo - epiphylles , ün peu Coropactes, a pedicule filiforihe, blauc; capsule arron-die, k trois ou cinq loges. N-

Zwart-bruinachtige hoopjes, aan de twee vlakten der bladeren* eenigzins zamengedröngen ; steeltje draadvormig, wit, zaaddoosje rond, 5-5-bokkig. N. (PI.nbsp;IV. fig. 1 en 2). Dezelve betindt zich op vele soorten van ganzerieh- {Potentilla).

2. nbsp;nbsp;nbsp;Puccinia, graminis. n. c. Cespitlbus e luteo fuscisnbsp;et nigris sparsis linearibus paralellis, stipite brevi, capsula bilocularl subclavata, loculo ultimo majori- n- c.

Pustules ovales ou linéaires, brunes d’abord, puis trèsnolres, compactes. N.

Stipjes ovaal of lijnvormig, eerst bruin * vervolgens geheel zwart en zamengedröngen, N. (PI. I. lig. 2).

Dezelve ontwikkelt zich op alle deelcn deP gras - planten. Men moet haar niet Verwarrennbsp;met de Vredo inconstans ^ hetwelk ligtelijk geschiedt. ‘Wanneer het geval zulks vordert, kannbsp;men in de, hierboven aapgchaalde, werken nog nazien de Puccinia violae, n, c., Puccinia neronica-

-ocr page 134-

rum.n.f.. Voorts de soorten, welke vooi’komen Op het geslacht l^olygonum, als mede de Bullarianbsp;iirribclliftirarum, als zijnde sooi'tcn, welke mennbsp;ook vrij dikwijls in onze weiden aantreft.

Wij komen thans aan een dei’de geslacht, hetwelk een tusscheii* geslacht der twee voorgaande ultmaaht. Door de eenhokkigc zaaddoosjes heeftnbsp;hetzelve overeenkomst met de f/ret/o, en, door des-zelfs steeltje, met de Puccinia. Het stof verstrooit zich niet zoo gemakkelijk als hij de soorten van het eerste, en zit niet zoo vast op de planten,nbsp;als hij die van het tweede, geslacht. ïïetzelve woontnbsp;opde plajitcn, zoowel als de vier volgende geslachten.

III. PuQciniola, L. MAnciiAND , 1. c. Peridium nullum, capsulae uniloculares, vesiculae seminiferae in-eludentes apice dehiscentes, pedicellatac. Fungill fusci aut nigri, sub epiderraide foliórum , petiolorum et cau-lium herbacearum orti, et epidermide rupta facile dis-

persi- MARCH,

Peridium nul, capsules uniloculaires, pediculées, ren-fermant des vcsicüles seniinifères, qui s’ouvrent au som-met. Petits champignons bruns ou noirs , naissaiit sous Pépidermide des petioles, feullles et tiges des berba-cées , et disperses avec assez de facilité a la rupture denbsp;l’tipiderme, W;

Geen omslag, zaaddoosje eenboklug, gesteeld, Zaad-voerende blaasjes bevattende , die zich aan den top openen. Bruine of zwarte paddesboeltjes , onder de opperhuid der bladsteelen, der bladeren en der stengelsnbsp;van kruidachtige gewassen groeijende , en ligt bg. door-scbeurlng der opperhuid verspreid wordende. N.

ï, PucciniolaDiadelphiaé. march. 1- C. cespitulis fus-co-nigrescentibus , hypo - epiphyllis sparsisrpie , epider-miJe rupta cinctis, stipite brevi , capsul? ovoidea. march.

-ocr page 135-

129

o. Phaseolorun, M. 1. c.

l- Pist M. 1 c-

c Tri/olil, M- 1' c.

Pustules, variaiis du brun au noir , sur les deux co-tés des feuilles ou seulemcnt sur un coté , eparses , en-tourëes de Tépiderme dechiié , pddicule court, capsule ovoïde. N.

Stippen van bruin In zwart veranderende, aan weerszijden der bladeren , soms alleen aan eene zijde, verspreid , van de gescheurde opperhuid omgeven , steeltje kort, zaaddoos elvormig. N. (PI. Ill- lig- i).

Groeit op de verscliillende peuldrageiide planten. Ten aanzlen van cenige andere soorten zal men kunnen raadplegen march. Conspectus Floraenbsp;Cryptogamicae, 1. c.

IVquot; Aecidium. persooh. Poridla manifesta teretia membranacea , apice dehiscentia , ore circularl dentato.nbsp;Pulvis farinaceus , filamentis noquaquam iuterinistus,nbsp;Funglli In follis vivis parasitici- D. c.

Poussière renfermce dans un peridium , qui a Ia forme d’une capsule, dont Ie hord est divisde en plusieursnbsp;dents. (PEHSOON, Traité sur les champignons co/n-mestibles).

Stof in een omslag .besloten, hetwelk de gedaante van een zaaddoos heeft, waarvan de rand in meerderenbsp;tanden verdeeld is. N-

Dit geslacht ontwikkelt zich op de levende planten*, de omslag {peridium) springt buiten denbsp;opperhuid uit, en veroorzaakt op dezelve vlekken, welke zich verder d.an de plaats waar zijnbsp;Ontstaan, uitbreiden, waardoor dezelve reed.svoornbsp;het hloote oog van de overige geslachten kunnennbsp;onderscheiden worden. Het omslag , na de op-II. D 1. SLnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;9

-ocr page 136-

130

pei’liuld te lieLben doorboord, moet bersten om bet stof uit te storten.

1. Aecidium confei'tum. B. c. ConferUitn , distinctum , flavum, in-egulare ; peridia alba, subdentata, pulverenbsp;primum luteo-, dein fusco-nigrescente. (march. Verh,nbsp;over eenige Cryptogatnische planten , enz. )

Taebes blanchatres ou jauuatres , arrondies ou ob-longues, forniées de capsules rapprochées , dlstinctes» disposées en paquets arrondis, blanchatres, a orificenbsp;dentélé, contenant une poussière jaune, qul devientnbsp;d’un brnn-noir. (mkbat).

Vlekken van eene rondachtige of eivormige gedaante , geelachtig of witachtig; de geelachtige bekertjes zijn meestal in onregelmatige of rondachtige pakjesnbsp;verzameld; zij zqn fijn getand, zeer nabij elkander geplaatst, maar alle nog gescheiden , en bevatten eennbsp;eerst geelachtig, daarna donker bruin stof. N. (PI, UI.nbsp;fig. 3).

Groeit op den boterbloem (Banuculus ficaria), op de ondersebeidene soorten der viooltjes (^Fi-old), en op de kamperfoelie {Lonicera Xylosteuni).nbsp;Ten aanzien van de Aecidium epilobii y Aecidium cichoracearum , Aecidium violarum, Aecidium euphorbiarum, Aec^dium asjieriifolii, en denbsp;Aecidium ranunculacearum, kan men de aangebaalde vverken raadplegen.

Y Mucor. PERSOON’ Peridium menbranaceum globo-sum stipitatum, primo subaquosura pellucidum, dein opacum , pulvere nudo filamentis haud inlermixto. n. c.

Keceptacle merabraneux, globuleuxou turbine, pédon-culé, transparent, qui se dechire irregulièrement pour laisser echapper des gongyles globuleux, un peu adhé-rens entre 'eux. (mérat.).

-ocr page 137-

131

Omslag vliesaclitig, bolvormig, gesteelJ, doorscbq-ncnd, onregelnjalig openscheurende, oin rondachtige bolletjes te laten ontsnappen, die eenigzins aan elkander vasthechten- N-

1- Mucor Mucedo- linnaeus. Stipite simplici, peri-dio iiiflato primom albido, demutn nigrescente - gd-seo- D. c.

Pedicules simples , inégaux , grêles , allonges, portant un pcricarpe globuleux , d’abord bianc , puis gris , enfin brun, régulier , qui se fend et se detruit en laissantnbsp;échapper des gongyles bruns ou verdatres. (mêiiat.).

Steeltjes enkelvoudig , ongelijkmatig , zwak, verlengd ; zaaddoosje bolvormig, eerst wit, dan grqs, vervolgens bruin, regelmatig, die zich verdeelt en verstoord wordt, om kogeltjes te laten ontsnappen, welke eerst biuin en daarna groenachtig zijn. N-

Gemeenzaam op de planten cn zelfstandigheden , welke gisting ondergaan hebben ; dezelve is algemeen bekend onder den naam van schimmelnbsp;{moisissuré), en men beeft, sedert lang, de schadelijke uitwerking van deze ctyptogaam verdachtnbsp;gehouden , welke later door waarnemingen is bevestigd (1).

9*

1

Zie blz- 78-

Hoewel de schadelijke uitwerkingen van de scluinmel reeds lang de aandacht der Gerees- en Vee - artsenij-kundigen tot zich hebben getrokken, en de doodelijkenbsp;gevolgen, gevolgd op bet gebruik van deze plantaardigenbsp;XLgamisclie zclfstandigbeid, derzelver nadeel genoegzaamnbsp;hebben bevestigd, zoo oordeel ik, het evenwel niet ondienstig hier nog eenige voorbeelden big te voegen,nbsp;welke ik zelf heb waargenomen.

Gedurende mijn verblijf te Pm-ijs, begaf ik mg met

-ocr page 138-

132

VI. Erysiphe , HEDWiG. Receptaculum carnosum ; globulare , primo luleum, dein rufura, tandem nigrum ;

eeh mijner vrienden, zijnde de IJeerD***, op eene plantkundige vvandeling naar Versailles. Zijne moeder,nbsp;die aldaar woonde, had juist op dat oogenldlk tweenbsp;koeijen verloren , die gestorven waren, waarvan zg denbsp;oorzaak aan het voedsel meende te moeten tceschrijven.nbsp;Gedurende den geheelen winter waren deze beesten gevoederd met hooi, hetwelk op den zolder boven dennbsp;stal was geborgen, alwaar het droog bewaard en welnbsp;bedekt was geweest. Daar zij evenwel den geheelennbsp;voörraad hier niet had kunnen plaatsen, was zij genoodzaakt een gedeelte bulten buis te laten verblijven , alwaar bet dus was blootgesteld aan den invloednbsp;des dampkrings , zijnde alleenlijk beveiligd tegen dennbsp;regen, door middel van een dak van stroo- Het hooinbsp;van den zolder vervoederd zijnde , was zij verpligt hetnbsp;laatst bedoelde te doen gebruiken- Nadat de Runderennbsp;van hetzelve , gedurende eenige dagen hadden gegeten , stierven dezelve onder de toevallen van koliek. Denbsp;opening deed de kenmerken eener hevige ontsteking innbsp;de bulks-ingewanden ontwaren, vooral in de vliezennbsp;der maag; een aanmerkelijk gedeelte van het hooi wasnbsp;ni 't geheel verteerd- Toen wij het hooi onderzochten ,nbsp;ontdekte men , dat er eene opening in het dak bestond,nbsp;door welke water was gekomen , hetwelk den geheelennbsp;hoop vochtig had gemaakt. Onder de medewerkingnbsp;van de eerste zonnestralen der lente , ontstond hier natuurlijk de gunstigste gelegenheid tot de ontwikkelingnbsp;van cryptogamen, waarvan dan ook inderdaad het gevolg was geweest , dat bijna elke halm van het hooinbsp;overvloedig met schimmel bedekt was.

Bij eene proefneming, door mg naderhand in het werk gesteld, breidde de getakte raonilie [Monilia ra-

-ocr page 139-

133

iocluJens capsulas' plurinias ovoïdeis.aciitas dispermas, basi insidens super lilanienla radijntia pluriina a'ba ar-cemosa*), en de scliimrael {Mucor mucedo) zich , in ee-ne groote hoeveelheid ontwikkeld zijnde , uit overonbsp;brood , hetwelk ik op eene vochtige plaats had neder-gelegd , onder de begunstiging eener, zachte temperatuurtnbsp;der lucht. Ik verzamelde hetzelve , mengde het onder,nbsp;zoete melk., en zette dit mengsel eene jonge kat voor,nbsp;welke in het eerst weigerde er van te eten ; maar ee-:nbsp;nige zuiker er bij gevoegd zqnde, nam zij Jiet tot zich ,nbsp;en slikte alzoo de kiemen van haren dood binnen. Des^nbsp;ochtends had dit dier het mengsel genuttigd, en reedsnbsp;’s avonds stierf hetzelve.

Ik kan mij niet wêerhouden bij deze twee waarnemingen een derde hoogst ongelukkig voorbeeld te voegen, hetwelk ten bewijze verstrekt', dat do schimratl niet alleen voor dé dieren, maar tevens voor den menschnbsp;schadelijk, ja doodelijk zijn kan. Een jongeling , diennbsp;ik gekend heb, bevond zich te Parijs, met oogmerk,nbsp;om zich op de Geneeskunde toe te leggen Op zekeren dag zag hij in het ontleedkundig theater, op eene plank, een stuk brood liggen, hetwelk geheel he-¦schimmeld was. Hij ging eene weddingschap aan metnbsp;een’ zijner mede - studenten , dat hij dit bedorven broodnbsp;zou durven opélen. De ander hield deze weddingschap; de eerste was onvoorziglig genoeg zulks tenbsp;doen — Den volgenden dag bevond hij zich ongestel !,nbsp;en werd zieke’ijk , waarna hij nog eenigen tijd zukke-lend heeft voortgeleefd , docli eindelijk , als een slagtoffer zijner, zoo ongepaste, roekeloosheid, in dennbsp;bloei zijns levens, is gestorven, wordende dcor allennbsp;zijn vroegtijdigen dood aan geene andere dan de gemelde oorzaak toegesclireven.

-ocr page 140-

134

tkulata simplicia aut ramosa. Fungili super folia viva nascentes. d. c-

Tubercules charnus, entourés d’un rdseau blanchatre , engagé dans la feuille, qni se proionge ec plnsieursnbsp;rayons articulés, simples oa rameux , renfermant plu-sieurs pérïcarpes orciïdes, pointus, contenant des gon-gyles. (mérat).

Vleeschachtige knoppen van een witacbtig , in bet blad eenigzins ingemengd , netweefsel omgèven'i dat zichnbsp;in meerdere gelede strdlen verlengt, die eenvoudig ofnbsp;takkig zijn, en meerdere ovaalvormige en puntige zaad-hokjes,insluiten , wélke de holletjes bevatten. N.

Dit geslacht vormt den meeldaauw {Albigo) ^ welke dikwijls verward wordt met den honigdauwnbsp;(melligo). Deze laatste is niets anders dan eenenbsp;nitzweting der planten. (Zie de verhandeling vannbsp;mijnen hooggeachten vriend, den Hooglceraar.nbsp;H. c. VAN HALL, Gedachten over den honigdauw,nbsp;in de Bgdragcn tot de Natuurkundige fVetenschap»nbsp;pen. D. III. N”. IV. p. 3o3).

De Uredo, Puccinia, Pucciniola, Aecidiurti en Ergsiphe bevinden zich somwijlen te zamennbsp;op dezelfde plant, welke dan dc nadeelige eigenschappen van deze vijf geslachten in zich veree.nbsp;nigt. De vlekken, welke door dit laatste geslachtnbsp;gevormd worden , zijn netvormig, hetwelk hetzelvenbsp;van den Aecidium onderscheidt. Dit net wordt'nbsp;gevormd door de verlengingen van het voetstuk ,nbsp;welke wit blijven , terwijl de ontvangbedden (recep-taculd) eerst geel, dan roestkleurig en veivolgeusnbsp;zwart worden,

j, Mrysipfte pisi- n. c- Sparsa, CJainentis plurimis.

-ocr page 141-

135

longissiiiiis, tenuissiinis in pelliculam iiTeguIaretn liinc inde intertextis. d- c.

Tuborcules globuleux, emettans de leur base des fi-lamens nombreux, trés longs, qui s’anastomosent de manière a former line pellicule serrée' (méuat).

Bolvormige knoppen, die uit bun voetstuk talrijke en zeer lange draden afgeven, vvelke zich dikwijls zoodanig inmonden , dat zij een onregelmatig zamcngedron-gen vliesje vormen. N-

Groeit op de stengels, de bloembladen, en de bladen der tuin- en veld - erwten (Pisum sativumnbsp;et arvensé),

2. Erysiphe Heraclei- n, c- Hypo- et epipbylla, fi- . lamentis plurimis abbreviatis irregularibus liberis aut vixnbsp;intertextis, tubercuUs globosis, sublucidis. n* c

ïubercules globuleux, -presque luisans,, emettans de la base plusieurs Clamens courts , irreguliers , la plupart simples et ordinairement iibres, ne formant ni crou-te ni duvet visible, (mérat).

Bolvormige bijna glinsterende tuberkels, die aan hunne basis meerdere draden afgeven , welke kort, onregelmatig, meestal eenvoudig, en gewoonlijk vrij zijn N.

Deze soort groei! op de bladen der beeren-klaauw {Heracleum sphondylium), welker onderste oppervlakte ruig is, hetwelk somwijlen zeer veelnbsp;oplettenbeid vordert, om haar op dezelve te onderscheiden, indien zij zich niet op de bovenstenbsp;oppervlakte bevindt.

Bij deze twee soorten kan men nog voegen de E rysiphe gram inis, Erysiphe cichoracearum , Ery-siphe galeopsidis, die op verschillende tweemagtigenbsp;planten {didynamicae) huisvest, en welke , even alsnbsp;de vorigen , zich, van tijd lot tijd , in onze weiden vertoont.

-ocr page 142-

133

Vn. XytoMA. PEH3O0N. Epipiijllum, recepl.iculura durlusculum, forma varlum , saepius nigrum, inlus sub-carnosum, clausum remanens aut vatlo modo rup-tum- D. C'

Paricarpe dur, noir, de forme variable, ferme (restant toiijours ferme on) se rompant Irrégulièrementnbsp;en divers sens pour laisser sortir uiie gelée charnue dontnbsp;il est plein- et que 1’on croit renfermer les gongyles.nbsp;(mérat).

Omslag hard, zwart, vast, van verschillende gedaante, altijd gesloten blijvende of onregelmatig oppnbar-stende, om eene vleeschaclilige gelei te ontlasten , waarmede bet aangevuld is- N- (PI. V.).

Dit géslaeht ontwikkelt zich altijd op de Lo-venste oppervlakte der planten. Deszelfs meest gewone huisvesting is op de bladen van hoornennbsp;en heesters, en men neemt dezelve zoo wel waarnbsp;op de afgevallene bladen, als op die, w'clkenbsp;Bog met de planten vereeniget zijn. Ik maaknbsp;daarom van dit geslacht gewag, omdat in velenbsp;streken, alwaar goed voedsel ontbreekt, het veenbsp;dikwijls gevoederd w^ordt met bladen, waaruitnbsp;reeds vele nadeelige gevolgen zijn ontslaan. . Mennbsp;vindt evenwel van dit geslacht ook eenige soortennbsp;op de plantgewassen en wel met name , .op denbsp;gemeene hoornhloem {Cerastium vulgare), op denbsp;gemeene rand - varen {Pteris aquilina) , en op denbsp;kruisplanten, onder welke ik op de stengels, denbsp;bloembladen en de peulen- of zaad-schellen dernbsp;kool {Brussicce oleraceay, der rapen {^B) assicci.rapaynbsp;en der knollen(Crajjsica napus), do volgende soortnbsp;heb waai genomen.

j. Xyloma crueiferarum. L. M.encnANO, Maculifor-

-ocr page 143-

137

me , punctiformeque , sparsumquot;, subrotumlum , planum vel suboonvexDin , nigrum- N-

Taches noires applanies ou legèrement convexes, pres-qiie rondes, souvent punctifornies, éj)arses. N.

Zwarte, platte of ligtboüe vlekken, die bijna rond^ soms stipvormig enj verspreid zijn . N.

Op de kruisplanten, waarop dezelve zlclt somwijlen la overvloed ontwikkelt.

Eene andere soort , welke groeit op de onderste'oppervlakte der bladen van de gemeene guide - roede {Splidago virga-aurea) , en die men somwijlen in de welden ontmoet, is de:

3. Xylorna virgae - aureae- n. c. Punctis mlnutis dis-tinctis bypopbyUIs gregarie confertis rugoso-granulosis convexis- n. c*nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;t

Groupes arrondies, composées de petites pustules d’abord rousses , puls noires, orbiculaires , convexesnbsp;et trés nombreuses , entourées d’une bande jaunatre ain-si que la partie de la feuille,. oü sont les pustulesnbsp;(MiSnAT).

Ronde Loopjes uit kleine stipjes zaméngcsteld, die rondachtig, bol, en zeer talrijk, eerst roestkleurig,nbsp;dan zwart zijn , en met eene gele streep omgeven. N.

Bij de soorten, welke ik heb aangebaald, zal men nog kunnen voegen: de Xgloma belulinumnbsp;D. c., en A.Q Xyloma harbarum alb. et Schir.; ooknbsp;van het geslacht Sjjhaeria de Sphaeria gramim»,nbsp;PERSOON. Deze laatste komt voor op de oppei'»nbsp;huid der gras*planlen , dikwijls in gezelschap metnbsp;de üredo inconstans, n. , verscheidenheid grami-nicola, n., en de Pucciniu graminis , n. c.,nbsp;waarvan de eerste de uitwendige, eu de tvvcpdenbsp;de inwendige oppervltkic der hladcn bezet, zich

-ocr page 144-

138

bijna altijd ultsli’ekkende volgens de rigting der Vezelen, gelijk men zien kan op Pl. I. fig. 1 en 2-Ik wil niet vaststellen, dat de cryptogatficn,nbsp;welke ik tot dus ver lieb bescbreven, alle evennbsp;schadelijk zijn 5 maar daar dezelve alle op plantgewassen wonen, zoo kunnen zij zelfs uit diennbsp;hoofde niet buiten alle vermoeden blijven. Dienbsp;gene, waarvan men, naar mijn oordeel, de meestnbsp;verderfelijke uitwerking op de Huisdieren, tenbsp;vrezen heeft, zijn; de üredo inconstans, de Puc-cinia graminis, de Pucciniola diadelphiae, denbsp;Aecidium confertum en ranunculacearum, denbsp;Mucor mucedo, de Erysipye Pisi en Xylorna cru-ciferarum. Het schadelijk vermogen van al dezenbsp;cryptogamen kan Intusschen door vele omstandigheden gewijzigd wordeu. Hetzelve zal niet kunnennbsp;uitblijven, wanneer de dieren deze planten nuttigen, kort na derzelver ontwikkeling, hetzij datnbsp;deze plaats, heeft, gedurende den tijd, dat denbsp;planten, waarop zij huisvesten, nog in vollenbsp;groeikracht zijn, hetzij dat dezelve niet volkomen ontwikkeld worden, dan in de schuren vannbsp;den landbouwer. Indien hun zaad-stof integendeel op de eene of andere wijze verstrooid ,is geworden, of geheel uitgewasemd en ultgcdroogdnbsp;is, wanneer dezelve met het voeder worden gegeven, zoo is er geen twijfel aan, of derzelver hoedanigheid , om ziekten voort te brengen, moetnbsp;veel verminderd w’orden, en zelfs somwijlen geheel en al verdwijnen. Op dezelfde wijze moeien , wanneer derzelver hoeveelheid Ie gering is,

-ocr page 145- -ocr page 146- -ocr page 147-

PLU




-ocr page 148- -ocr page 149- -ocr page 150-


I •.. , .-SyiT ,

^ 1 ’


i -





V

'•



ïfeif--:;







': ?. . .

,■-' 'ï^S.:

v-t.'l

â– â– quot;. - â– â– U_






^ nbsp;nbsp;nbsp;. -1 V-: i»»VX ,•. -


■ i'Kv ■«■■■■




'â– â– ti-:


#♦


3^';-r v .'-- â– â– 


V-'rl:.

â–  r


ïA;^ ' nbsp;nbsp;nbsp;'SMti





I*


fi


l:

-^1


11 w


gt;4 ^

I: m


-ocr page 151- -ocr page 152- -ocr page 153- -ocr page 154- -ocr page 155-

139

Uitwerkingen minder aanmerkelijk zijn, gelijk *ulks liet geval is met vele andere vergiftige zelfstandigheden.

Er is geen jaar, waarin deze cryptogamen niet t'^orden voortgehragt, maar in het eéne wordennbsp;*ij in grooteren overvloed ontwikkeld ^ dan innbsp;tet andere.. Zij verschijnen,( ia het hcgln, in ge-1‘ing getal, nemen, van . jaar tot jaar , naarmatenbsp;t'an derzelver voortplanting;, toe. (1) Hier uitnbsp;t'olgt, dat het voeder van zekere gi’aslanden genbsp;tvonnen, zeer deugdzaam kan zijn, gedurendenbsp;vier, vijf, zes en meerdere jaren, terwijl het verbolgens, door een korteren of langeren tijd,nbsp;Zeer ongezond wordt. Ik heb geoordeeld nognbsp;deze korte opmerkingen hier te moeten bijvoegen, opdat, indien niet onder alle omslandigbe-den dezelfde, in het oogloopende , uitwerkingennbsp;Worden waargenomen , men hier uit de oorzaaknbsp;eenlgermate zou kunnen vei;klaren.

1

Dezelve kunnen ook natuurlijk , onder bepaalde tovloedeh des dampkrings, wederom vernietigd of uitgedelgd wofden. Uit de bedoelde verbreiding laat zichnbsp;afleiden , hoe bet Miltvuur met de oorzaak van de eenenbsp;Weide tot de andere kan worden voortgeplant, terwijlnbsp;Somwijlen de ziekte op de eerste weide ophoudt te bestaan: hoedanige omstandigheid, wij in de W'aarnemingcnnbsp;ban den Vee-arts iiyNDiins, door een merkwaardig voornbsp;heeld, vinden bevestigd. (Magazijn, D.I. bladz aSi).

-ocr page 156-

UITTREKSEL

ÜIT HET

VERSLAG DER VVEKKZAjIMHEDEN aan dê

VEE-ARTBENIJSCHOOL , TE ALFORT, OVER HET JAAR

1821-22, VOORaELEZEN IN DE OPENBARE ZlT'

TING , GEHOUDEN' AAN DE GENOEMDE SCHOOL , Of IDEN 27 OCTOBER 1822, DOOR DEN HOOGLEER'nbsp;aar GIRAIW DE EOOiV. (“)

r Bij de opening van het lijk eenèrKoe, wel' ke, sedert vier maanden, dragtfg waS, gestorvennbsp;ten gevolge van eeAen val, vond men in dennbsp;draagznk zes, volkomen wel gevormde , Kalveren,nbsp;Waarvan ieder in een bijzonder omhulsel beslotennbsp;W'as.i Het was jammer , dat men volstrekt geennbsp;omstandig verslag hèeft kunnen - verkrijgen aangaande den toestand der moeder, en.der jongen,nbsp;in hunne vliezen opgesloten.

Bij de opening van een Paard van ongeveer veertien jaren oud, jbestemd voor de ontleedkunde, vortd men in de lever-buizen een’ steen,nbsp;Wegende ongeveer vier oneen en zes) di'achmen ,nbsp;Van 'eene bruinachtige kleur, err bezittende eenennbsp;zamenhang, gelijk aan dien van steCnen, welkenbsp;gevormd woi’den door de nederzelsels der pis.nbsp;In de lucht gedroogd zijnde, werd deze steen 1

1

De lusschen geplaatste bijvoegselen zijn, evenals ten opzigte der voi ijye’ vei slageii, van den Hedueleurnbsp;dezes Magazijiis, (D, I. biadz. 33i.)

-ocr page 157-

UI

^’ijfbaar, deszelfs geelachtige kleur veranderde eene steeds meer eii meer donkei’C. Dezelvenbsp;testend uit evenwijdig rondlo opende of concentricnbsp;^ehe Jagen, welke meer naar builen dan binnenwaavdsnbsp;zlg'baar waren , zonder dat er een inwendige liernnbsp;testond. De ¦ smaak was een weinig bitter, dochnbsp;öiet zoo sterk als die der gal, en de reuk kwamnbsp;Overeen met dien van een mengsel van gal ennbsp;oene veranderde dierlijke slof.

De scheikundige ontleding , met zorgvuldigheid door den Heer lassmgne vei’vigt, deed in dennbsp;steen al de* bestanddeelen der gal erkennen, inzonderheid eene groote hoeveelheid gele stof,nbsp;Zonder eenig spoor van bllter-honig {jno'omel).nbsp;Indien deze steen gevonden ware in eenig dier,nbsp;tvelks lever van eene galblaas voorzien is, zounbsp;dit geval veel minder belangrijk zijn geweest,nbsp;Om opgemerkt te worden , dan bij het Paard,nbsp;hij hetwelk de lever-bulzen en de algemeene galleider, in den natuurlijken staat, niet meer dannbsp;twee of drie lijnen in de doorsnede bezitten. Hetnbsp;is reeds zeldzaam kleine gal-steenen in de lever vannbsp;dit dier aan te treffen , en er is geen vooi'beeldnbsp;hekend van het bestaan van een enkelen steen,nbsp;tVelke zelfs eenigermate dezen in omvang nabij komt.

Deze waarneming, en, in het algemeen, bijna alle waarnemingen, betrekkelijk de gal-steenen,nbsp;hebben tot dus ver weinig toegebragt tot de onderkenning der ziekten van het Paard. Het gebeurt zeldzaam, dat de genen, onder wier han.nbsp;den deze dieren sterven, eenige kennis dragen

-ocr page 158-

142

omircnl hunnen vorigea toestand. Men kan dus nimmer weten, welken invloed deze soort vannbsp;gebreken op het gestel en de gewone verrigtiu'nbsp;gen der dieren hebben gehad.

In eenen bolvormigen zak, beslaande uit vezel-achtige wanden , hebbende ongeveer twee. duimen in de doorsnede, welke gevonden werd in een oud Paard, zijnde vast gehecht aan de reg*nbsp;ter bij-nier (capsule surrénal), was eene geleiach-tige zelfstandigheid bevat, bezittende eene lijvigheid , gelijk aan die van gestolde vezelstof desnbsp;bloeds. Deze stof, besloten in celwijze verleng-sels , gelijkende naar die , welke het vlies vormtnbsp;in het inwendige van het glasachtige ligchaam desnbsp;oogs, en over welker oppervlakte eene menigtenbsp;van duidelijk zlgtbaro bloedvaten liepen, bezatnbsp;al de natuur- en scheikundige eigenschappen desnbsp;bloeds.

Niels, hetwelk eenlge betrekking heeft tot een werktuig, welks verrigtingen nog zoo weinig bekend zijn, als die der bij - nieren, kan onverschillignbsp;schijnen, en deze reden alleen is voldoende, omnbsp;te spreken over eene andere beurs, gevonden innbsp;een dezer werktuigen, bezittende ongeveer an-derhalven duim middellijns, binnen welke eenenbsp;geelachtige zelfstandigheid bevat was , in welkernbsp;midden zich een beenachtig voortbrengsel vrijelijknbsp;bevond, hebbende noch de gedaante noch hetnbsp;uitzien van een’ knobbel (tubereule), waarmedenbsp;zij, wat de scheikundige zamenstelling betreft,nbsp;geheel overeenkwam. Men kan dit voortbrengsel

-ocr page 159-

143

niet beschouwen als overeenkomende mei de niersteenen , dewijl hetzelve bestond niet alleen uit koolstofzure , maar ook uit eene groote hoeveelheid phosphoorzure kalk, waarvan men nimmernbsp;eenig spoor vindt in de pis der gras-etende dieren.

(Ofschoon in de pis der gras-etende dieren, in het algemeen, eene geringe hoeveclhÉd phosphoorzure kalk wordt aangetroffea , welk bestanddeel, zoo als het schijnt, voornamelijk tot denbsp;vorming der beenderen en van het haar moetnbsp;dienen, zoo wordt hetzelve nogtans, volgensnbsp;FOuncuoY en anderen, in dezelve gevonden. Denbsp;pis van het Paard bevat, naar het onderzoek vannbsp;den genoemden scheikundigen, weinig pisstof, veelnbsp;koolstofzure potasch en soda, zeezout zure pot as chnbsp;en soda, benevens eenige phosphoorzure kalk ennbsp;benzoë-zure soda, welk laatste bestanddeel algemeen in de pis der plant-etende dieren aanwezig is. Hiermede komen, voor zoo' ver het bestaan van phosphoorzure kalk in de pis van onderscheidene dieren betreft, overeen de uitkomsten, welke de ontleding van blaas-steenen aan andere seheikundlgen heeft opgeleverd.

De Heer Hofraad wühzer , te Marburg, ontleedde den steen uit de pisbuis van eenen zesjarigen Os, die aan de uitwerking dezer ziekte gestorven was. Dezelve bestond uit:

Koolstofzure kalk . . nbsp;nbsp;nbsp;...... 38—8.

Phosphoorzure kalk ...... 6—2.

IJzer-oxgde . nbsp;nbsp;nbsp;. ......1—8.

Kiezel-aarde ........ 38—2.


-ocr page 160-

14-4

Ec}ie verhindende dierlyJie zelfstandig-^

heid..........13—3,

ff'a ter en verlies.......5—2.

(Nenes Journal fur Chemie und Physik von schweigger , B. 6. Heft 3.) — Het onderzoeknbsp;van den .blaas-steen eens varkens leverde aan b.nbsp;BiiANDEs {Jahrbuch fur Chemie und Physik. St. 3.nbsp;s. 330. TROMSDORFF, Journal de Pharmacie) insgelijks phosphoorzure ammoniakalische talkaardenbsp;op. En de Apothecar scharinger verkreeg, bijnbsp;de ontleding van den blaas-steen eens Paards,nbsp;de volgende evenredigbeid van bestanddeelen:

Koolstofzure kalkaarde .... 78 deelen.

Phosphoorzure kalkaarde ... nbsp;nbsp;nbsp;7nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;--

Dierlyke zelfstandigheid . nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.13nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;--

Sporen van zwavelzuur en verlies 2 --

^Erdeliji , versuch einer zo'ó physiologie des Pfer-des und der übrigen Haussaugethiere y Wien

1820, s. 274.)

In de Medicinisch-Chirurgische Zeitung van Pebr, 1822, vindt men de waarneming medegedeeldnbsp;van iP. j. B. RAINER, omtrent den blaas - steennbsp;van eenen Hond, welke de zwaarte had van 5nbsp;«neen, 2 drachmen en 12 greinen, medicinaalnbsp;gewigt. — De steen vulde de blaas bijna geheelnbsp;op. Dezelve had cene witachtige kleur, eenenbsp;bijna volkomen ronde gedaante , gelijk een zeep-bal, en eene vrij gladde oppervlakte. Dezamen»nbsp;stellende deelen worden niet opgegeven.

Het ontbreekt niet aan meerdere voorbeelden ran sleenwordiag bij den Hond. De Hoogleeraar

-ocr page 161-

145

iJDPUï vond eene zoodanige menigte steenen In de Waas van dit dier, dat dezelve daarmede schier geheelnbsp;Was opgevuld. Dezelve waren van eene verschillende grootte, namelijk van die eener groote erwtinbsp;tot den omvang van een duiven-ei , en haddennbsp;genoegzaam alle eene vrij regelmatige vierhoekige gedaante , en van bulten eene geelachtige ennbsp;gemarmerde kleur, doch van binnen waren dezelve volkonien wit. Zij bestonden uit verschillende lagen, en sommigen hadden eene witte ennbsp;ronde kern.

I

Volgens het scheikundig onderzoek van den Héér Ï.ASSAIONE bestonden dezelve geheel uitphosphoói’-zure ammonia en bitteraarde , en uit een weinignbsp;phosphoorzure kalkaarde. {^Journal cFAgriculturenbsp;¦et des Manufactures des Pays Pas, 1825. s. 91 ) N.

Een bijzonder geval w'erd' waargenomen bij de opening van een Paard, zijnde een Vos, van een,nbsp;ongeveer twaalfjarigen ouderdom. Een gedeeltenbsp;Van het losliggende deel des nets drong in denbsp;horsthoite , door eene opening van eene elliptische’nbsp;gedaante, hebbende de middellijn van eeh’ duimnbsp;gt;a de hoogte, en een weinig minderin de breedte.nbsp;Dezelve had plaats tegen het midden van, hetnbsp;peesachtig gedeelte des middenrifs. Deze ope»nbsp;*'ing, welke zeer oud scheen te zijn, had la harennbsp;geheelen omtrek , een verdikten en ronden rand,nbsp;gelijk aan eeiie soort van zoom. Het gedeelte desnbsp;*^ets , hetwelk door de opening gedrongen was, ternbsp;^^ogte van meer dan eenen voet, en ter dikte vannbsp;de schacht eener schrijfpen, was vastgehecht aan

II. D, I. St. nbsp;nbsp;nbsp;10

-ocr page 162-

148

de dertiende achterjste rib, ter regt^r zijde, aart eene soort van verdikking, ontstaan ten gevolgenbsp;«ener ontsteking van het beenvlies.

Poor een toevallig geluk , Was dit Paard voor den dood onderzocht geworden, en men had, innbsp;de bewegingen der ademhaling, eene aanmerkelijke onregelmatigheid waargenomen. De inademing geschiedde genoegzaam als in den natuurlijken toestand, maar de uitgang der lucht werdnbsp;onderbroken door eene krampachtige beweging,nbsp;welke werd opgevolgd door eene aanmerkelijkenbsp;nederzakking van al de onware ribben, die , zichnbsp;met geweld naar voren begevende, het dier een’nbsp;alffemeenén schok deed ondervinden. In ée'n

O

woord, de groef, welke het eigen duidelijk kenmerk der dampigheid uitmaakt, was hier veel duidelijker aanwezig, dan ooit bij eenig Paardnbsp;plaats vindt.

Sedert langen tijd, — en deze waarneming geeft daarvan een nieuw bewijs, — zijn vele Vee-artsenijkundigen overtuigd, dat dit toe val uit eenenbsp;menigte van ziekten kan ontstaan, en men heeftnbsp;zonder twijfel tot dusver op eene yalsche grondstelling geredeneerd, wanneer hetzelve slechts aannbsp;eene enkele, wezenlijke, oorzaak wordt toegekend.

Brugnone , Flandrin, gohier, vele andere Vee“ artsenijkundigen, en na hen , de Geneesheer brequot;nbsp;SCHEI hebben gehandeld over de zwarte gezwellennbsp;Jl^tumeurs mélaniques) der Paarden. De Hoog-leeraar girard de zoon, heeft gemeend, dat hetnbsp;nuttig zoude zijn eenige opmerkingen bij de hun*

-ocr page 163-

147

ne te voegen , in de hoop van eenig licht te Verspreiden over deze belangrijke verandering.nbsp;Welke bij uitsluiting aan de grijze of witte Paarquot;nbsp;den eigen is , of ten nalnste slechts zeer zeldzaamnbsp;hij' de zoodanigen wordt aangetroffen , welke eenenbsp;andere kleur bezitten, waarvan fjlaüjdkw eennbsp;Voorbeeld aanhaalt.

Bkuamp;ijoke beschouwt dezelve als erfelijk, en alles schijnt dit gevoelen te ondersteunen. GoniEa gelooft, dat de Hengsten en Merrien , welke doornbsp;dezelve zijn aangedaan, ,meer geschikt zijn tot denbsp;Voortteling, en hij grondt zijn gevoelen op eennbsp;vrij groot aantal van proeven. Zou het niet mogelijk zijn, dat de prikkeling, welke door dezenbsp;gezw’ellen bepaald wordt op de werktuigen, welke in het bekken gelegen zijn, de oorzaak kannbsp;Worden van deze versterkte voorttelingskracht?

Dezelve schijnen , zoo als men heeft opgemerkt hare zitplaats te hebben in het celweefsel, hetwelk zij overal vergezellen, zelfs tot in de hersenen, de rug-holligheid, en het celweefsel dernbsp;beenderen , zoo als de openingen van verscheidene Paarden ons , dit jaar, bewezen hchheii.nbsp;Men zou in den eersten opslag kunnen gelooven,nbsp;dat de spieren, de pees-uitbreidingen, de wandennbsp;der slagaderen en der aderen er iadeelen ; doch eenenbsp;ïiaauwkeurige nasporing bewijst, dat de afgescheidene spiervezelen, die uitgerekt worden, door denbsp;Verandering van het celweefsel, dat dezelve veree-geheel en al onaangedaan zijn. De pees-

10*

-ocr page 164-

148

iiIlLreJdingen, de middelste rok der vaten, het bekleedsel der zenuwen en het weefsel der beenderen worden zwart tot eene zekere diepte, dochnbsp;zonder van aai’d te veranderen ; de zenuw - merg-stof schijnt volstrekt geene kleurs- verandering tenbsp;ondergaan. Hetzelfde heeft geenszins plaats tennbsp;aanzien der huid , zijnde het somwijlen onmogelijk op eeiiige punten een spoor der natuurlijkenbsp;bewerktuiging te ontdekken.

Het bestek van een enkel verslag niet veroor» loovende in eene meer breedvoerige beschouwingnbsp;te treden , zal ik hier geene beschrijving der bedoelde gezwellen mededeelen, dle^ voor het overige,nbsp;ook weinig verschilt van die, welke gohier ernbsp;van heeft gegeven, en waaromtrent breschet uitbreidingen heeft aan het licht gebragt, welke nietsnbsp;te wenschen overlaten. (Zie Magazijn D. I. hladz.nbsp;354.) Het zal genoeg zijn op te merken, dat deze gezwellen zich niet laten ontbinden, noch totnbsp;veretterliig brengen; dat het wegnemen, zijndenbsp;het eenige middel, dat men in het werk kan stellen, slechts voor een’ zekeren tijd helpt,'* tenvijlnbsp;de gezwellen niet nalaten wederom te voorschijnnbsp;te komen; dat er eene zoogenaamdevoorbescbikt-held tot deze zwarte gezwellen, (diathése méla-niqué) bestaat, en dat deze zwarte zelfstandigheid , welke gemakkelijk door uitwasschlng vannbsp;een gedeelte der kleurende stoffe wordt beroofd,nbsp;somwijlen inwendig beenachtige voortbrengselennbsp;bevat.

De geschiedénis van de ziekten der hersenen

-ocr page 165-

149

heeft onlangs een’ zeer aanmerkelijkea voortgang gekregen door de tali'ijke w^rkzaamliedea omtrent de ontleedkundige ziektekunde , en vooral door het werk van den Hoogleeraar lallë-MAND, De waarnemingen, welke bij het Paardnbsp;zullen worden ontmoet , hehooren met de meeste zorgvuldigheid te worden verzameld; want,nbsp;indien hier eenige overeenkomst bestaat, zoo zalnbsp;het' voorlaan onmogelijk zijn te ontkennen , datnbsp;er eene nog grootere gelijkheid bestaat tusschennbsp;de ziekten der overige , gelijksoortig be werktuig,nbsp;de, deelen.

De hersenen van een zwart Paard, zijnde zeventien jaren oud, hevatteden inwendig eene gele zelfstandigheid, welke de geheele onderste eUnbsp;bolle oppervlakte van heide zijdelingsche bollig,nbsp;heden innam. Deze twee voortbrengselen, geheel van elkander gescheiden door het middelschot , en overdekt door een vlies van celweefsel, wasnbsp;Vastgehecht aan het los drijvende gedeelte dernbsp;Vaatvlecht, hetwelk vaatachtige verlengsels aan dernbsp;Zelver^inwendige zelfstandigheid afgaf. Het uit-^vendig aanzien was nagenoeg gelijk aan de eijer-tiesten van een hoen; de massa van de regternbsp;holligheid bevatte een groot getal van kleinenbsp;harde ligchamen; de zellslandigheid der hersenen was geelachtig en zeer week. Bij het onderzoek gaven dezelve eene eiwitachtige stoffe,nbsp;eene geringe hoeveelheid vetstof, en eene vrijnbsp;groote evenredigheid van pliosphoorzure kalk ea^nbsp;ïnaguesia.

-ocr page 166-

ISO

Voor lt;5en dood scheen Let dier niet ziek (e zijn; mogelijk jntusscLen zou de beweging eenigenbsp;Terschijnselen Lebben kunnen te weeg brengen gt;nbsp;die in den staat van rust onmerkbaar waren.

Een Paard, aan de school gebragt, bestemd voor de ontleedkunde, over welks vorlgen toestand men, bij toeval, eenige berigten kon in.nbsp;winnen, had in de buiging van het zoogenaamdenbsp;kniegewricht des achterbeens (biclgewricht, jarret)nbsp;een gezwel van negen duimen in middellijn, zoo Innbsp;de hoogte als in de breedte. Dit gezwel, hetwelknbsp;reeds, sedert eenige jaren, was ontstaan uit eenenbsp;kleine buil, waar tegen alle mogclijke middelen»nbsp;behalve de wegneming, vruchteloos waren aangewend , hield aan de gemelde plaats vast metnbsp;eenen buitengewoiien breeden voet of steel. Denbsp;oppervlakte was bedekt met eene menigte uitgroeisels , welke het gezwel het aanzien dedennbsp;verkrijgen van een tros druiven. Op sommigenbsp;plaatsen waren verzweringen aanwezig, waaruit eennbsp;zeer dunne, stinkende, etter vloeide.

Meerdere knobbels van denzelfden aard en van dezelfde grootte werden op verschillende plaatsen aangetroffen, als in de binnen-oppervlaktenbsp;der oorschelp, op de rihbea, in de plooi dernbsp;lies, enz. Zulks liet dus geen t.vijfel overnbsp;omtrent het bestaan eeuer kankeraelillge gesteldheid , en om er zich van te overtuigen , beslootnbsp;de Heer girard , om het gezwel aan de waai wegnbsp;te nemen, hetwelk hij bevond te beslaan uitnbsp;eene zelfstandigheid van eeu carcinomatcusen aard,

-ocr page 167-

151

doorweven raet eciie groote hoeveelheid valeri van eene aanmerkelijke grootte, terwijl al de pezen,nbsp;welke in de peesachtige schede van de buigingnbsp;des hielgewn-ichts zich vereenigen, en door dezelvenbsp;loopen, in de ziekelijke massa als verward 'waren,

Ten gevolge dezer operatie, en na verloop van eenige dagen, begon de zelfstandigheid M'cderomnbsp;uit te groeijen, zonder dat het mogelijk was opnbsp;nieuw den voortgang tegen te gaan.

Men is ver van te gelooven, dat deze gevallen zeldzaam zijn, maar meent, dat dezelve alleennbsp;zeer weinig zijn opgemerkt. Het zou intusschennbsp;nuttig zijn te weten, van welke geaardheid innbsp;het begin de knobbels zijn, die zulke hoogstnbsp;verdci’felijke gevolgen te weeg brengen.

Het zal niet onbelangrijk zijn aan te merken , dat bet slijmvlies van den neus door roode ennbsp;violetkleurige vlekken, ter gi'oolte van eene linze,nbsp;was bedekt; dezelve waren noch boven het slijmvlies verheven, noch van een’ kring omgeven.nbsp;Zij schenen geen den minsten invloed te hebben op de afscheiding der slijm van den neus ennbsp;verdwenen van zelve.

Sedert lang heeft de Heer dupuv nasporin-gen gedaan omtrent de ontleedkunde, hetreklie-lijk de ziekten der dieren. Hij heeft bijzonder zijne aandacht gevestigd op alles wat den kwa-Droes betrelt, als eene ziekte , welke het meest


-ocr page 168-

152

te trezenjs H‘j h^eft een geneesplan ontworpen , volgens hetwelk hij de herstelling dezer ziekte als mogelijk veronderstelt. Hij hoopt,nbsp;dat men hem niet zal gelijk stellen met de groo-te menigte van zoodanige lieden, die, van geneeskundige kennis ontbloot, zoodanige specifieke middelen hebben voorgeslagen, die alleennbsp;het voortbrengsel hunner verbeelding zijn, ennbsp;welke gcene ki^achten bezitten , dan in de handennbsp;Tan hen , die dezelve aanwenden.

(Het werk van den Hoogleeraar dopuy : De TAffection tuberculeuse, etc, Paris 1817, is bekend. Volgens zijne beschouwing, zijn de droes, denbsp;worm, de mok, de maandbllndbeid en vele andere ziekten bij bet Paard, — de knobbelacb-tige verharding der longen , de slepende tering ,nbsp;de doorloop der kalveren, de niltering, welkenbsp;het gevolg is eener knobbelaclitige aandoeningnbsp;des darmscheils {atrqphk mésentérique,) de wormziekte der longen , der lever, der hersenen ennbsp;Van hét darm-scheil hij de Pmnderen. — heinbsp;«ngans of de kwaadsappigheid met verzwakking, denbsp;draai-ziekte ,, de blaas-wormen , en de draadwormen in de bronchiën, bij het Schaap , —nbsp;de gortigbeld, cn de rotziekte of borstel-rotting bij het Varken-, als de ultwci-kingen vannbsp;eene en dezelfde oorzaak te beschouwen , daarnbsp;zij alle tot dezelfde klasse van tuberculeuse ofnbsp;serophuleuse ziekten bebooren. —¦ Zoodanigenbsp;knobbels kunnen in alle deelen worden ge-ioren, waai’in zij,.naar de verschillende zamea-

-ocr page 169-

153

stelling der deelen , ondersclieldenlijk gewijzigde ziekte - verscliijuselen vóórtbrengen. Dezelfdenbsp;ziekte - vorm strekt zich zelfs over de meestnbsp;verschillende dier - ge.slachten uit, als over dennbsp;Aap, den Hond, de Kat, Hazen , Konijnen, ennbsp;zelfs over het gevogelte , als Hoenders, Kalkoenen, ja men zal dergelijke veranderingen, vol»nbsp;gens gemelden Hoogleeraar, vv'elligt, in een zekernbsp;opzigt, bij de planten kunnen aannenien.

Wanneer het neusvlies des Paards door zoodanige tuberkels of knobbels wordt aangedaan, die verweekt zijnde, openbreken en verzweringnbsp;daarstellen, ontstaat daaruit de kwade Droes,nbsp;welke dus eigenlijk als eeue kiiobbelachtige tering {phtisis tuberculosa) van de neus-holligheidnbsp;is aan te merken.

Hoe wenschelijk het ware, indlen men zoo vele verschillende ziekten uit denzelfden bronnbsp;kon afleiden, zoo heeft deze theorie, tot dusnbsp;ver, geen het minste voordeel aan derzelvernbsp;geneeswijze toegebragt, te minder daar zij onsnbsp;onbekend laat met het beginsel of de naastenbsp;oorzaak , waaruit de bedoelde knobbelachtige verhardingen , die, volgens thenard en dclong, uitnbsp;koolstofzure en phosphoorzure kalk bestaan, voort-vloeijen. Wij meenen veeleer den kwaden Droesnbsp;te mogen honden voor het gevolg eener eigenaardige ontsteking van het slijm-vlies, dat de neas-holligheden en de boezems, alsmede de verdere lucht-wegen bekleedt, waarin de watervatennbsp;Oorspronkelijk of gevolgelijk doelen. Men heb-

-ocr page 170-

154

be slechts het vlies, dat het middenschot van dennens des Paards omgeeft, wanneer de watervaten met kwik zijn opgespoten , te beschouwen,nbsp;om te zien, welk een onnoemelijk getal dezernbsp;Vaten , zich even als een net, over dit deel verspreiden, welke vaten in hetzelve als inwortelen, en metnbsp;de ouder-kaaksklieren in verband staan, tennbsp;einde daaruit de zwelling en verharding dezernbsp;klieren, als een gewoon, hoewel niet volkomennbsp;standvastig , verschijnsel dezer ziekte, zoowel als denbsp;eigene vermagering, en voortgaande, ja somwijlennbsp;dóórvretende , verzweringen van dit vlies en van hetnbsp;kraakbeenig middenschot zelf te verklaren. Vernbsp;dér over dit hoogst belangrijk onderwerp uit-teweiden gedoogt thans ons bestek niet, dochnbsp;hetzelve is een opzettelijk betoog overwaardlg.) N.

Bij de opening van een’ Hond, zijnde ongeveer vier maanden oud, welke men verondersteldenbsp;aan de dolheid te zijn gestorven , nam de gemelde Hoogleeraar een valsch of schijnvlies waar ,nbsp;hangende aan de lippen van de strotspleet,nbsp;W'aardoor deze opening gesloten werd. Het zelve strekte zich uit tot aan de verdeeling dernbsp;bronchien. Hij besloot hieruit, dat het diernbsp;gestorven zij ter oorzake der vliezige keel - ontsteking of croup, en geenszins ten gevolge dernbsp;hondsdolheid.

Een Vee-arts had vruchteloos, door dequot; aanwending van wasschingen en verschillende ge neesmlddelen , getracht het uitgedrongeii linkernbsp;oog bij eeneu vroiiwelijken Hond in de oog-

-ocr page 171-

155

holle terug te bi'engen. Door middel eener iu-snijding van eenige lijnen in den kleinen ooghoek , werd dit deel, hetwelk op de wangen hir.g, in deszelfs natuurlijke ligging hersteld. Denbsp;verdere genezing werd spoedig volbragt, doornbsp;middel van verzachtende wasschingen, en de her»nbsp;haalde aanwending van bloedzuigers op de oogleden.

De Heer gérard , Ridder van het Legioen van eer, en eerste Vee-arts hij het Regiment ligtenbsp;Artillerie der Koninklijke Lijfwacht, heeft aannbsp;denzelfden Hoogleeraar eene zeer uitvoerige waarneming gezonden omtrent eene volkomene breuknbsp;van het pijpheen van een Paard, hersteld doornbsp;middel van een zeer eenvoudigen toestel, om denbsp;breuk te bevestigen , en het dier te doen hangen.

Hij nam het verband of de toestel na den zestigsten dag weg , en merkte op, dat het diernbsp;nu bulten allen gevaar was; eene nieuwe bevestiging, zegt hij, welke kan gevoegd wordennbsp;bij de reeds bestaande, • dat het geenzins aannbsp;het ontbreken van het merg, zoo als men gewoonlijk gelooft, kan worden toegeschreven, datnbsp;de beenbreuken bij het Paard zoo moeijelijk worden genezen, maar wel aan de schulnsehe rig-ting van het dijebeen en van het schouder- of op-perarni-been , zoo wei als aan de zware massa dernbsp;spieren, die deze beenderen omringen: welke Omstandigheden verhinderen , dat men eenlg geschiktnbsp;verband kaïi aauleggen, om de uiteinden der

-ocr page 172-

158

getrokene beenderen behoorlijk tegen elkander bevestigd te houden.

(De geneesbaarheid van eene volkomene breuk des pijpbeens , waarvan voor het overige meerdere voorbeelden bestaan, zagen wij ook ditnbsp;jaar bevestigd aan de Vee - artsenijschool, bijnbsp;eene achtjarige Mende. Dezelve werd op den 29nbsp;September 1828 opgenomen, en op den 25 December was zij in staat door den stal te loo-pen , hoewel het been eenige misvorming heeftnbsp;behouden. Met veel nut is hierbij door onsnbsp;een eenvoudig houten blok of voetstuk gebezigd, hetwelk met een verleng - stok , door middel van riemen, langs de binnenzijde aan dennbsp;onderarm werd bevestigd; terwijl het gebrokennbsp;pijpbeen in eene, matig uitgeholde , houten gootnbsp;op het voetstuk aangebragt, achterwaards werdnbsp;geplaatst, zoodanig dat de hoef buiten dezelve bleefnbsp;uitsteken. — De ronde uitholling werd voortsnbsp;door vlas of linnen beliooidijk gevuld, ten einde alle drukking te vermijden, wordende hetnbsp;been, door eenige overslaande riemen, aannbsp;deszelfs plaats bevestigd gehouden. Het Paardnbsp;werd in een geschikt hang - tuig opgehouden. Het werkje van p. binz , Ueber die verschie-denen Knochenbruche der Hdusthiere, besondersnbsp;der Pferde , Tubingen 1824, alsmede dat vannbsp;3. pETEnKA, Darslellung der verschiedenen Artennbsp;von Knochenbrüchen und Uufkrankheiten unse-rcr Landivirthsohaftlichen Hausthiere enz, , mitnbsp;A, Stemtafelen , die Scktoebe •machincn verstellend.

-ocr page 173-

157

Prag 1827, kunnen, door den jongen Vee -arts , Toor de behandeling van beenbreuken, met veelnbsp;nut worden, geraadpleegd.) N.

De Heeren barthelemy de jonge, en de Heer i^AssAiGNE bebben, bij bet onderzoek der stoffen, bevat in de maag van een Paard, hetwelknbsp;door de bijtende zoutzure kwik vergiftigd was,nbsp;bevonden , dat bet, in de maag bevatte,nbsp;vocht opgelost hield eiwltstoff en tweede zout-stofzure kwik, in den vrijen staat, onafhankelijk van de witachtige Hokken, bestaande uit denbsp;vereeniging der twee genoemde zelfstandigheden.

De vrije eiwitstof werd nedergeploft door de warmte en zuren, en de aanwezigheid van denbsp;tweede zoutsoftzure kwik werd aangetoond doornbsp;de zwavel-waterstofzure zouten, door het salpeterzuur - zilver en door het planten-loogzout,nbsp;welke zwarte, witte, en oranje-gele nederplof-sels gaven. Daar het tweede zoutstofzure kwik-zout derhalve niet geheel en al door de eiwitstof onzijdig W'as gemaakt, mag men hieruit,nbsp;tegen het algemeen aangenomen gevoelen, hesluiten , dat dezelve niet als een zeker tegengift van den sublimaat kan worden gehouden.

Onder de gebrekkige bewegingen des Paavds, Welke door een doelmatig beslag kunnen worden vèfbeterd, is er eene, welke somwijlennbsp;wordt waargenomen aan de achterbeenen, ennbsp;zooveel te nadeeliger is, daar dezelve plaatsnbsp;heeft bij de trek - Paarden, die op straat-wegeunbsp;Kloeten loopen. Bij dezen gang brengen de

-ocr page 174-

158

acliterbeenen liet steunpunt op het uitwendig zijdclingsche gedeelte van den toon. De hielen, of sprong-gewrichten {les jarrets) welkenbsp;weinig steun ondervniden, draaijen buitenwaardsnbsp;op het oogenblik van de uitstrekking des beens,nbsp;en er heeft eene ligte wringing plaats in hetnbsp;gewricht Van het dijebeen met het scheenbeen,nbsp;( articulation femoro - tihial,) terwijl er eene draaij-ende beweging en eene aamerkelijke wrijvingnbsp;geschieden tegen het vierde nagelgat des ijzers. —nbsp;Het Paard verliest een gedeelte van zijne kracht,nbsp;en de ijzers zijn spoedig versleten. Ten eindenbsp;aan dit laatste ongemak te gemoet te komen,nbsp;bezigen de Smeden gewoonlijk zware ijzers, welke zeer dik zijn aan het toongedeclte en zeer dunnbsp;naar de hielen (fa?ows) , hetvvelkhet gebrek vermeerdert, door het dier nutteloos te vermoeijen. Denbsp;hielen niet meer in aanraking komende met dennbsp;grond, begeven zich buitenwaarts, gedurende denbsp;uitstrekking van liet been , waardoor de ronddraai-jende beweging vermeerderd wordt. Het ijzer,nbsp;hoewel zeer dik op de plaats, waarop het steunpunt valt, wordt niettemin weldra afgesloten.nbsp;De Heer bahthelemy heeft deze, weinig doelmatige , wijze van beslaan, door eene andere doennbsp;vervangen, welke volkomen beantwoordt aan hetnbsp;oogmerk , dat hij zich daarbij heeft voorgesteldnbsp;en zulks bij een trek-Paard, dat ten dienste dernbsp;school werd gebruikt. Dezelve bestaat daarinnbsp;dat de voet veel sterker aan het toon - gedeelte ^nbsp;dan aan de hielen wordt besneden, en dat een

-ocr page 175-

159

gewoon ijzer met een verlengd toon-stuk {fer d j)ince prolongé) en met kalkoenen wordt ondergelegd.

Door dit beslag , dat op beredeneerde gronden rust, hebben de ledematen hunne vastheid terugnbsp;gekregen, zoo dat het steunpunt gelijkmatig opnbsp;den geheelen rand van den wand der voetzoolnbsp;vei’deeld wordt, en de wringende beweging vdr-dwenen is, De ijzers van de helft mindere zwaarte dan die, welke het dier te voren had gedragen , en alle veertien dagen vernieuwd werdén,nbsp;duurden genoegzaam eene maand, en de voeten,nbsp;welke tot dien tijd toe in een’ slechten staat waren ,nbsp;werden verbeterd.

De gunstige uitwerkingen van het pantofFcl-ijzer, en het ijzer met vereenigde armen, aangewend tegen de vernaauwing van den hoorn, welke in verslag des vorigen jaars zijn medegedeeld, (Zie Magazijn, D. I. bladz. 372.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;N.) hebben dén

Vee arts laborde , in het Departement du Gers, aangemoedigd, om er gebruik van te maken mnbsp;een geval, gelijk aan dat, hetwelk is opgegeven»nbsp;door den Heer barxhelemy de jonge, bij eennbsp;Paard, hetw'èlk, sedert een jaar , kreupel was.nbsp;Twee maanden na de aanwending van dit ijzer,nbsp;was de kreupelheid volkomen hersteld. Dezenbsp;waarnemingen , waarbij men nog vele anderen zoude kunnen voegen, bewijzen, op eene duidelijkenbsp;wijze, en tegen het gevoelen der berispers vannbsp;het hoefbeslag, de grootste voordeelen, welkenbsp;de Vee-arts in zijne praktijk kan trekken van

-ocr page 176-

IGO

een beredeneerd hoefbeslag, waarvan de beginselen gegrond zijn op de werktuigkundige inrigting van den voet, zoo wel als op de kennis van denbsp;bewegingen en de zwaarte - lijnen van het lig-cbaam des diers.

De bulp van den Heer b4.bthelemv de jonge werd dit jaar ingeroepen, om den voortgang dernbsp;vroegtijdige verlossingen voor te komen, welkenbsp;plaats vonden onder eene kudde mérinos-schapen, toebeboorende aan den Hertog de maillé.nbsp;Toen gemelde Hoogleeraar zich .naar de plaatsnbsp;begaf, waren de Schapen , die vroegtijdig gebaard-hadden, tot dus ver, alle gestorven, met uitzondering van twee. Bij een derzelver hadden alnbsp;de verschijnselen eener zeer hevige ontsteking vannbsp;den draagzak plaats, welke geené de geringstenbsp;verwachting op herstel over lieten. De ontsteking bij het andere minder gevorderd zijnde , werdnbsp;hetzelve onderworpen aan eene , met den toestand overeenkomende, geneeswijze, en er volgdenbsp;eene spoedige herstelling. De dragtige Schapen,nbsp;ten getale van ongeveer twee hondei’d, warénnbsp;meer mager dan vet. — De zigtbare vliezen waren,nbsp;rood en het bindvlies der oogen was opgeloo-pen. De meststolFen waren hard; sommige dieren waren verstopt. De kudde was, gedurendenbsp;den winter, bij uitsluiting, met hooi van eene goede hoedanigheid , met graauw^e erwten, en vooralnbsp;niet de tweede snede der lucerne gevoederd; denbsp;hoeveelheid water, welke de Schapen erlangden ^

-ocr page 177-

161

Was onToldöende, om den dorst te lesschen, door deze drooge voeders yeiwekt*

De Heer barthelemy de jonge deed b^na al de scbapen aderlaten * dat is te zeggen die, bqnbsp;welke zich de ontstekings-toestand liet erkennen.nbsp;Hij deed, in plaats der geringe hoeveelheidnbsp;drinkwater, welke adn de kudde werd gegeven ^nbsp;eene ruime drenking verstrekken, door 'waternbsp;met eenig salpeter en garsten-meel vermengd.nbsp;Het vroegtijdig afzetten der lammeren hield op.nbsp;De haring begon veertien dagen daarna op dennbsp;behoorlijken tijd, en dezelve werd van geenenbsp;nadeelige omstandigheid gevolgd; maar hetgeennbsp;zeer opmerkelijk was, is, dat, tegen het middennbsp;van den wei-ptijd, vele lammeren, die gehoi’ennbsp;werden, niet op de beenen konden staan, cn datnbsp;andere zich in denzclfden staat bevonden, eeniganbsp;dagen na de geboorte , alhoewel deze zoowel alsnbsp;gene zeer wel gesteld en krachtvol schenen, ennbsp;alle overige verrlgtingen als in den natuurlijkennbsp;Staat geschiedden. Deze jonge dieren kwijndennbsp;op deze wijze, gedurende vijf of zes dagen, eanbsp;slleiven vervolgen?.

De Heer earthelemy de Jonge zich op nieuw deiTvaards hebbende begeven, bevond, dat dezenbsp;lammeren door eene jlchtachtlge ontsteking dernbsp;tiahandsLeenderen (metacarpus) waren aangedaan;nbsp;de knieën waren ongemeen pijnlijk, warm en eennbsp;Weinig gezwollen. Bij de opening der gestorvenenbsp;lammeren nam hij waar, dat het gewricht eennbsp;fclocdig vocht bevatlë, en dat de beurs, waarinnbsp;II. D. I. St.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;U

-ocr page 178- -ocr page 179-

163

aat, men dezelve in de weide doet gaan, alwaar zï) bijna altijd groen voedsel vinden, maar bet is opmei’kelijk , dat, sedert eenige jaren ,nbsp;met bet doel van besparing, Het bespringen,nbsp;in deze kudde ^ eerst in de. maanden Septembernbsp;en October plaats beeft, terwijl nkulks algemeennbsp;in de maanden Julij en Augustus geschiedt. Hetnbsp;lammen, hetwelk, in het eerste geval, in rNo-VCiiiber en December voorvalt, heeft hier plaatsnbsp;in het laatst van Februarij ¦ aen Maart. Hieruitnbsp;vloeit voort, dat de Schapen, bijna .-gedurendenbsp;den geheelen dragttijd, op drooge,, voederingnbsp;avorden gehouden. Zouden nu hel drooge, ennbsp;bij gevolg verhittende , voedsel van ,de ecne-zijde,nbsp;en van de andere de volbloedige gesteldheid, ennbsp;de geneigdheid tot verstopping, welke'bijna altijd den staat vah zwangerheid vergezelt, nietnbsp;voor de ziektekundige oorzaken kunnen worden gebonden, waaraan men de ongesteldhedennbsp;zal kunnen toeschrijveii, W'elke zich, sedert drienbsp;jaren, in deze kudde hebben geopenbaard?

(Men merkt hier inderdaad eenige overeenkomst op met de ziekte-verschijnselen der zuiglammeren, welke door ons, op blz, 83 en verv., ^ijn beschreven.) N.

De Heer barthélemy de oude heeft bij een vrij groot aantal dieren die soort van ontste-kiugachlige gezwqllen behandeld,' die wegens de

11*

-ocr page 180-

1G4

scïiieiijklieid tun beloop en aanmerkelijken. omvang, welke zij weldra verkrijgen, algemeen gehouden worden voor kool-gezwellen (tumeurs charbonneusesi. Deze Hoogleeraar heeft zichnbsp;overtuigd, dat deze gezwellen ware ontstekings-gczwcllen (^phlegmons) waren , en dat de kool-gezwellen vee| zeldzamer zijn, dan de Yee-ai't-eenijkundlgen gelooveii.

Wat het Rund en liet Sbliaap betreft, zoo meent de Heer baethexemy de oude, dat denbsp;toevallen en de verschijnselen, welke, in derge-lijke gevallen, in de lijken gevonden worden,nbsp;geen twijfel omtrent den ontstekingachtigen aardnbsp;-der ziekte overlaat. Indien het beloop even zoonbsp;schielijk schijnt, zoo is het alleen aan de on-wetenheid der herders, aan de natuurlijk zachtenbsp;en zélfs treurige geaardheid der dieren, aannbsp;hunne zorg toevertrouwd, en aan de moeijelijk-heid, om al de enkele dieren eener kudde gadenbsp;te slaan, toe te schrijven, dat men niet altijdnbsp;in staat is bet bestaan dezer ziekte te erkennen,nbsp;vóór dat dezelve hare steikste hevigheid heeftnbsp;bereikt.

De volgende waarneming kan ter bevestiging van dit gevoelen dienen.

In de maand Augustus werden honderd en vijftig magere Ossen van Berry en uit de Vendéenbsp;naar Gerenne de Colombe nabij Parijs gevoerd,nbsp;om aldaar te worden vet geweid, in eene weide,nbsp;voorzien van oveivloedig en zeers krachtig gras.nbsp;Codurende de eerste veertien dagen van hun vep-

-ocr page 181-

105

blgf in deze weiden, stierven eenige yan deze


Os^en zeer schielijk -, zonder dat dezelve ziek sche, nen te zijn geweest. Spoedig daarna werden, opnbsp;4e'nen dag, nog vier andere dood gevonden. Denbsp;eigenaar gevoelde zich nu genoodzaakt do hulpnbsp;der Vee-arlsenijschool in te roepen. De Heernbsp;BiKTHELEMY do oudc, zicli naai’ de plaats heb-Leude begeven, deed een’, anderen Os, die zoonbsp;even gestorven was, openen, ’ ondervroeg dennbsp;eigenaar,: de herders en den viller, omtrent denbsp;openingen der Ossen, die vroeger waren gestor-ven, en hij bleef in do overtuiging, dat de ziektenbsp;bestond in cene algemeene ontstekings-toestand,nbsp;waarvan de uitwerkingen zich wezenlijk in betnbsp;hart en de milt openbaarden.

Het uitvoerig onderzoek, vervolgens omtrent de kudde in het werk gesteld, was voldoendenbsp;om hem te overtuigen, mdieu er nog eenigenbsp;twijfel ware overgebleven. Al de Ossen haddennbsp;in het algemeen eene di’ooge en warme huid,,nbsp;het haar stond ruw en opgerigt,;de muil was.nbsp;meer of minder droog; de oogen. waren rood;nbsp;de pols was hard, vol, onderdrukt en de slagadernbsp;gespannen; er had pene hardnekkige vei'sfopping,nbsp;plaats; de meststoffen waren zwart, hard, droog ,nbsp;overdekt met een valsch vlies, hetwelk men gC'nbsp;woonlijk omhuld (coiffes) noemt. Men deed betnbsp;voedsel verminderen; al de Ossen werden aderge-laten, hetwelk bij vde beesten nog herhaald werdfnbsp;het drinkwater werd aangezel met' zwavelzuur;,nbsp;eenmaal daags werd eeue klisteer aangewend,,

-ocr page 182-

169

en, alle avonden, werden de Ossen naar de rl\ier gedreven, om dezelve ten minste een half uur tenbsp;doen baden, Na verloop van eenige dagen,nbsp;waren alle toevallen verdwenen, en, sedert denbsp;aankomst van den Heer barthelemy de oude , ianbsp;geen Os verder gestorven aan de ziekte , welkenbsp;zulk een geducht aanzieh-vertoonde.

Onder het getal van ziektekundige gevallen, welke de zieke-stallen dit jaaf opleverden, heeftnbsp;men h^zonder- de navolgende bpgemerkt:

Bij de opening van een’ Hond , zijnde een brak, gestorven aan eene hardnekkige huiks-ver-stopping , bevond men den karteldarm in deszelfsnbsp;geheele lengte uitgezet door eene hoeveelheidnbsp;zwarte, harde, drooge aarde, wegende zes ennbsp;een half ponden , bevattende eene groote hoeveelheid haar, waardoor deze darm een' omvang hadnbsp;verkregen, gelijk aan dien des blinden darms vannbsp;een’ Os. Daar de bedoelde aarde wezenlijknbsp;verschilde van de aardachlige stolFe, welke hetnbsp;voortbrengsel is van verteerde'beenderen , zoo isnbsp;het buiten twijfel, dat de verstopping, waaraannbsp;dit dier is gestorven, het gevolg moet zijn geweestnbsp;van eene verkeerde en onverzadelijke eetlust

(Dikwijls gebeurt het, dat de Honden door het hinnenzwelgen van vreemde zelfstandigheden ,nbsp;stei’ven. Er zijn ons verschillende gevallen vóórgekomen , dat zich al de verschijnselen eenernbsp;maag- en keel-ontsteking (ra^e mve) vertoonden , gepaard met hijtlust, verwijdering der onderkaak van de bovenkaak, zwelling der tong,

-ocr page 183-

167

verstopping van «ien afgang, etiz., welke bevon-dei^ werden in geene andere oorzaak gelegen te zijn, dan in de aanwezigheid van allerhandenbsp;vreemde, onverteerbare, ligcbamen. in de maag.nbsp;In meer dan een geval was dezelve door kleine beenderen zoodanig opgevuld, dat zij zich als een hardnbsp;ligchaam uitgezet vertoonde. In andere gevallennbsp;werd in de maag eene groote hoeveelheid hooi,nbsp;taai gras, knoopen, zelfs lappen ivan laken ofnbsp;zelfkant aangetroifen. Dit jaar vonden w'Ij, bijnbsp;eeaen Hond, in den poertier, de kurk van eeuenbsp;wijnflesch , bij eenen anderen, eene ongekooktenbsp;aai-dappel, die juist zoo dik was, ? dat zij in ditnbsp;deel had kunnen dringen, en door'hetzelve wei’dnbsp;vastgehouden. Dewijl hierdoor de maag, opnbsp;eene werktulgelijke wijze, belet wordt zich tenbsp;ontledigen, is de, dood daarvan binnen weinigenbsp;dagen het onvermijdelijk gevolg. De benaauwd-heid, de zupht om in de voorwerpen, die denbsp;Honden worden voorgehouden , te bijten, denbsp;droogheid en zwaVte kleur der tong, de opgezette roodheid der oogen, welke dezen toestandnbsp;vergezellen, geven dezelve somwijlen eenigermalenbsp;het aanzien van door de ware dolheid te zijnnbsp;aangedaan) N.

Bij een klein Paard, hetwelk het onderst boven was geworpen door den boom eener ehais,nbsp;waardoor het dijebeen in acht' voorname stukkennbsp;was gebroken, bevond men het hoofd van ditnbsp;boen gedrongen in het ondei-schaambeens-gat. Denbsp;vcrdeeling van den zamenhang, w'elke eene bij-

-ocr page 184-

m

«onier^ bteuk had daargesteld, was dwars ia bet ligchaam des beeos^

Bij eene zesjarige Merrie, welke, sedert drie maanden, toebehoorde aan een’ huur-koetsier, tenbsp;ParySf gedurende welken tijd dezelve altijd zieknbsp;was geweest, had dikwijls de ultvloeijing plaatsnbsp;eener aanzienlijke hoeveelheid van lilachtige stoffennbsp;uit den mond en de neusgaten, vereenigd met voed-sel-stoffen. Deze toevallen eensklaps vei-ergei'dnbsp;zijnde, niettegenstaande de bgzondere zorgen,welkenbsp;men aan dit dier vruchteloos had verkwist, weixlnbsp;het in de zleke-stallen der school opgenomen.nbsp;Het Onderzoek, door den Heer barthelemynbsp;de oude in het werk gesteld, overtuigde hem,nbsp;dat hij dit Paard eene tegennatuurlijke uitzetting der slïkbuis plaats vond in de omstreeknbsp;van den nek, welke men gewoouHjk de kropnbsp;(Jabot) noemt. Het dier gcslorven zijnde, na verloop van zes en dertig uren, werd bevontlon;nbsp;1“. dat de maag gescheurd was tegen het regternbsp;gedeelte der groote bogt; 2*. dat het gedeeltenbsp;der slikbuis, aan den nek beantwoordende, tornbsp;lengte van meer dan vierentwintig duimen (centimetres) verwijd was; dat deze uitzetting vea-ge-zcld ging van eene verdunning der wanden dezernbsp;huis. Deze soort van zak was minder uitgezetnbsp;naar hoven, dan aan het benedenste gedeelte,nbsp;alwaar dezelve eindigde in eene kleine, ronde,nbsp;vei’zwering, dio verouderd was, met hooge, eeltachtige , randen , hebbcïide de gedaante van eeueiinbsp;wrong of ring.

-ocr page 185-

169

Een trek-Paard van gewoon ras, hetwelk onverschillig was geworden, en niet als te voren at, werd aan de school gehragt, wordende aannbsp;hetzelve geene dan zeer onbepaalde kenteekenennbsp;van ziekelijkheid waargenomen. Na verloop vannbsp;drie uren, ontstond er eene aanmerkelijke bloed-waterlng met ongemeene benaauwdheld; het aangezicht stond als door verkoudheid aangedaan ;nbsp;er had eene sterke gevoeligheid in de lenden-streek plaats; de holligheid des bekkens wasnbsp;opgevuld, doch het was onmogelijk de nierennbsp;te onderzoeken door den endeldarm, enz. Nadat, gedurende acht dagen, vruchteloos geneesmiddelen waren aangewend , bevond men , toennbsp;het dier gestorven was, in de buiksholllghcid,nbsp;een gezwel van eene ongemeene grootte van eennbsp;knobbelachtigen en tevens kankerachtigen aard,nbsp;hetwelk de geheele linker onder-lenden streek ennbsp;de helft van de regter innam, de linker nier ennbsp;hetgeen tot dezelve belioort, de groote slagader,nbsp;de-holle ader, en hare takverdeelingen insluitende, enz: Dit gezwel van de deelen, welkenbsp;het omvattede, afgezonderd zijnde, woog nognbsp;negen nederlandsche ponden. Al deze bewerktuigde deelen , uitgenomen de slagaderlijke bloedvaten , deelden, als ook de onderlende-spiei’en,nbsp;in de verandering, welke de omringende weefselsnbsp;hadden ondervonden. De linker nier deed innbsp;hare geheele- uitgebreidheid eene vochtgolving gevoelen, en bevaltede bloed en eene eigene dierlijke

-ocr page 186-

170

stolFe, welke door den Heer lassaigmk is onderzocht. De blaas was met bloed gevuld.

Al de Vee artsenijknndigen weten thans, hoe voordeelig de baden cener ontbinding van denbsp;potasch-zwavellever zijn bij de behandeling van hetnbsp;schurft uitslag. Maar daar de aanwending vannbsp;alle sooi'ten van baden niet zonder gevaar,is, innbsp;den winter, zoo heeft de Heer barthélewy denbsp;oude gedacht, dat het beter zoude zijn denbsp;potasch-ztoavellever te vereenigen met reusel, tennbsp;einde dezelve, bij wijze van smeersel, aan te wenden. Evenwel, daar de Hond de gewoonte heeftnbsp;van zich te lekken, was het belangrijk zich innbsp;de eerste plaats te verzekeren, of dgt; hoeveelheid der zalf, welke hij , ten gevolge dezer gewoonte , zoude kunnen binnen slikken, dennbsp;zelvcn niet zoude kunnen schaden.

Tot dit oogmerk liet de gemelde Hoogleeraar alle ochtenden, nuchteren en gedurende viernbsp;dagen aan elkander , vier oneen van deze zalfnbsp;aan eenen brak van middelbare grootte ingeven.nbsp;Alleen op den derden en vierden dag scheen tlitnbsp;dier vrij ernstig ongesteld; dan, een dag vannbsp;ru^t was voldoende, om het tot deszelfs gewonen staat terug te brengen. Dezelfde proef,nbsp;meermalen herhaald zijnde, leverde bestendignbsp;dezelfde uitwerkingen op.

Een hof-Hond van middelbare sterkte, slikte , gedurende negen dagen achter elkander, eikennbsp;ochtend , zes oneen en twee drachmen van de-

-ocr page 187-

171

zelfde zalf binnen, zonder bet geringste ongemak te ondervinden.

Daar het niet mogelijk. is, dat een schui’ftige' Hond, door zich te belekken, eene hoeveelheidnbsp;Zalf kan verzamelen, evenarende aan die, welkenbsp;Zonder nadeel, In elk der gemelde proeven, werdnbsp;hlnnengesllkt, is het zonder twijfel, dat denbsp;hoeveelheid, welke hier opgegeven wordt, zondernbsp;het geringste gevaar, in een smeersel, bij den Houdnbsp;kan worden aangewend.

Terwijl vooral tegenwoordig vele Geneeskun-digen van naam bijzonder hunne aandacht vestigen op de braaknoot {struchnos nux vomica), en op het werkzaam beginsel, in deze vrucht bevatnbsp;{strychnine), met opzigt tot het nut, dat mennbsp;Van deszelfe aanwending hoopt te trekken bij denbsp;behandeling van verlammingen, is de Heer bar-Thelemy-* de oude, die deze zelfstandigheid, innbsp;Zoo ver dezelve vergiftg is, vooi’af liad.onder--zocht, niet onwci'kzaam gebleven. Bezield metnbsp;het verlangen, om nuttig te zijn, heeft hij gebruik gemaakt van dit middel in verschillendenbsp;gevallen van verlamming, welke hij dit jaar heeftnbsp;behandeld. Zie hier de uitkomsten zijner proefnemingen omtrent zulk een belangrijk onderwerp.

Een hof-Hond was, sedert acht dagen, door Oene volkomene verlamming van het linker voorheen, aangedaan, toen dezelve in de school werdnbsp;opgenomen. Deze veidamming was, gedurendenbsp;¦vier maanden, voorafgegaan van stuipachlige be-

-ocr page 188-

172

wegingen, overeenkomende met die, welke den Sint‘f^itus~Dans uitmaken, Na dit dier vruchteloos, zes Avcken lang, te hebben behandeld,nbsp;werd hetzelve, daar de ziekte ongeneeslijk scheen,nbsp;gedood. Bij de opening wex’d bevonden, dat denbsp;verlamming het gevolg was van de drukking,nbsp;welke een knoestachtig gezwel, gevormd door denbsp;vlechten der watervaten, gelegen bij den ingangnbsp;der borst, te weeg bragt op den oorsprong dernbsp;linker armvaten en zenuwen , hetwelk genoegzaamnbsp;verklaart, waarom de braaknoot in dit gevalnbsp;geene uitwerking ter genezing heeft kunnen doen.

Een ander hof-Hond, van een sterker gestel dan de vorige, zijnde ongeveer achttien maandennbsp;oud, was, sedert tien dagen, ziek, toen dezelvenbsp;in de zieke-stallen der school werd gebragt. Ditnbsp;dier hield den kop naar de linker zijde gedraald , en den hals zoodanig gebogen, dat hetnbsp;linker oor en het halve gedeelte van den nek opnbsp;den schouder van dezelfde zijde waren geplaatst,nbsp;De Hond at met smaak, maar hij kon nochnbsp;opstaan, noch zich op de bcenen houden, ennbsp;zoo dikwijls als hij beproefde zulks te doen,nbsp;daar de Hond zeer levendig en speelziek was,nbsp;zoo deden de onregelmatige en haastige bewegingen , waaraan hij zich overgaf, hem meer dannbsp;twintig schreden wegtuiraelen van de plaats, al,nbsp;waar hij zich bevond. Gedurende bijna eenenbsp;maand, welke dit dier in het hok vertoefde, werden aan hetzelve, allen ochtend, nuchteren denbsp;geraspte braaknoot met water ingegeven, onder

-ocr page 189-

173

die voorzorg, dat men liet gebruik een of tvveo. dagen oversloeg, Indien men oordeelde, dat, hetnbsp;taiddel • hetzelve te sterk aandeed.

De gift, welke zich, in het begin, tot vier greinen daags bepaalde, werd langzamerhand tot tien greinen gebragt. Na eenige giften volgdennbsp;quot;er ligte aanvallen van regtstijvigheid, Naauwe-lijks was deze behandeling eenige dagen voortge-z;et, of de kop begon deszelfs natuurlijke rig-tlag te herkrijgen. Weinige dagen daarna konnbsp;het dier wederom op de voorbeenen staan. Wel«nbsp;dra kon het opstaan en in dezen toestand blijven, als de linkerzijde tegen eenig ligchaam werdnbsp;ge.steund. Vervolgens liep de Hond op eene zeernbsp;ongeregelde wijze , wordende dikwijls ais getrokken , werwaards hij niet verkoos te gaan ,nbsp;zonder zieb te kunnen ophouden, wanneer hijnbsp;wilde, temijl hij dikwijls op de linker zijdenbsp;tiederviel De toestand van dezen Hond begonnbsp;zeer schielijk te verbeteren, en, na verloop vannbsp;twintig dagen, werd hij, daar dezelve op hetnbsp;punt was van onder déze behandeling volkomennbsp;Ie herstellen, weggenomen. Maar weldra kwamen dezelfde toevallen terug-, het dier werd terug gebragt, en op nieuw aan het gebruik dernbsp;hraaknoot onderworpen, waardoor de verschijn»nbsp;selen spoedig wederom aanmerkelijk Werden verminderd.

Op den 10 Januarij werd een groote, oude Hond, zijnde een brak, aan de school gebragt.nbsp;Om behandeld te worden , wegens eene Alge-


-ocr page 190-

: 174

meene verlamming, waardoor hi^, sedert eenigo dagen, was overvallen. Dit dier was inlt;een’ goeden staat, at met smaak, zag en hoorde wel,nbsp;maar bevond zich in de volstrekte onmogelijkheidnbsp;van eenige beweging te kannen maken; ook bleefnbsp;hij uitgesti'ekt op de zijde liggen , en hij zoudenbsp;zeker door nitputting gestoi'ven zijn, indien mennbsp;geene zorg had gedragen, om hem eten te doennbsp;genietep. Twee volle maanden verliepen, zondernbsp;dat er. zich eenige véi-andcring in dezen toestandnbsp;openbaarde. Van den 21 Januarij tot den 4 Aprilnbsp;daaraanvolgende, gebruikte hij de geraspte braak-noot, waarvan met de giften trapswijze van viernbsp;tot twintig gi-elnen was opgeklommen, wordendenbsp;tusschen beiden , even als in bet laatstvoorgaandenbsp;geval, een of twee dagen overgeslagen, zoo dikwijls als zulks noodig werd geoordeeld. Op dennbsp;10 Maart werden er ligte stuipachtige zamentrek.nbsp;kingen waargenomen, en eenige dagen daarnanbsp;kon het dier ligte bewegingen maken. Langzamerhand kon de Hondi op de voorbeenen staan,nbsp;en vervolgens ook op de achterbeenen, zoo datnbsp;hij weldra liep, maar op eene zeer onregelmatigenbsp;wijze, namelijk met overhaasting, terwijl hij ledernbsp;oogenblik nederviel. De bewegingen werden spoedig vrijer, regelmatiger, en zekerder, en, op dennbsp;29 April, verliet hij de school, kunnende beschouwd worden als zijnde, sedert bijna eenenbsp;maand , volkomen hersteld.

(De vermogende werking der braaknoot en van derzelver alcoholisch uitlreksel bij verlammingen

-ocr page 191-

173

is ook ons in oivlei’scLeidene gevallen gebleken. In het jaar 1828, werd, op den 25 Februarij, eennbsp;achtjarig bruin Merrie Paard op een wagen aannbsp;de Yee-arlsenijschool gebragt, hetwelk , naar hetnbsp;berigt , ten gevolge eener verouderde bevangen-held, welke langer dan een jaar geduurd had ,nbsp;door een onvermogen van beweging van al des-zelfs ledematen was aangedaan, zoodat het, gedurende 14 dagen, steeds had ter neder gelegen, en in zelen moest worden gehangen. Veelnbsp;was hiertegen reeds zonder nut gedaan. Tot dennbsp;5 Maart werden door ons vruchteloos dagelijksnbsp;vri] sterke, warme, loogzoutige baden, door herhaald wasschen der verstijfde en bewegnig-looze deelen aangewend. Nu werden pillen gegeven , bestaande uit Pulv. Nucis vomicae , drachmas IV, Pulv. Fol. Arnicae , uncias III,nbsp;Farinae Triticit uncias II. Mellis Ordinar, lt;j.nbsp;s. M, F. PIL. Nquot;. XVI. S. 3 m. d. eene pil.

Op den nbsp;nbsp;nbsp;Maart bespeurde men, dat het

Paard zeer gevoelig in den rug was, hetwelk tot den voortduurde. Op den 13^1®“ was de verlamming reeds kennelijk verbeterd, zoodat hetnbsp;Paard reeds kon loopen, hoewel de gang slingerend was, terwijl het slechts des nachts in hetnbsp;hangtuig behoefde te worden gehouden. Ondernbsp;het voortgezet gebruik derzelfde middelen, wasnbsp;het dler,.op den9 April, tot dien trap hersteld,nbsp;dat het reeds wederom kon dmven, zonder datnbsp;men aanmerkelijke slingering in den gang be-taerkle. Daar evenwel de spieren der achterste

-ocr page 192-

17Ö

leJematen nog altijd eene aanmerkelijke etram-Jicid Lieven behouden , werd aan elk der dijeu een elterdragt geplaatst, welke tot den 26’*®“nbsp;werden onderhouden , waardoor deze toestand geheel verdween, en het Paard, in het midden dernbsp;maand Mei, genoegzaam hersteld in de weide ging.

In onderscheidene gevallen hebben wij hetzelfde middel met meer of minder voldoend gevolg gebezigd in die verlamming det achterstenbsp;ledematen, welke bij den Hond zeer dikwijlsnbsp;als het gevolg der zoogenaamde hoiide-ziektenbsp;overblijft.

Doorgaans wordt hier toe door ons gebruikt het a/co^ofcc/» uittreksel, van g tot ^ grein, naardenbsp;verschillende grootte van het dier , met meel, gom,nbsp;of gewoon drop van zoethout tot eene pil gemaakt,nbsp;hoedanlge, 2 of 3 malen daags, naarmate van denbsp;uitwerkingen, welke hierdoor worden voortge-bragt, wordt ingegeven, kunnende met het middel langzamerhand tot de dubbele gift en nognbsp;sterker worden opgeklommen. — Er volgen, nanbsp;het gebruik van eene of meerdere pillen, algemeen hevige stuiptrekkingen, die een kwartier,nbsp;een half uur, en zelfs een uur aanhouden, metnbsp;uitstrekking of zamentrekkiug der ledematen, uitpuiling en ronddraaijing der oogen, verwijdingnbsp;der pupil, krampachtige optrekking van den bovenlip , verstijving van den hals enz. Meermalennbsp;wordt het ligchaam onwillekeurig omhoog geworpen. In meer dan een geval werd waargenomen, dat dé dieren , wier achterstel geheel

-ocr page 193-

177

verslapt was, zoodat de Leenen na sleepten j Wanneer zij . zicli nog op (Je voorbeenen konden voortbewegen., onder de werking des middels, als versterkt» op de vier beenen liepen,nbsp;terwijl, na dat hetzelve had uitgewerkt, de bewegingloosheid van het achterstel terug keerde.nbsp;De dieren loopeu dan, zoo als hier boven gezegd is,met ongemeene overhaasting, en tuimelennbsp;dikwijls ter néder , terwijl zij zich ook in den gangnbsp;niet kunnen bestui’en. Somwijlen wordt de Hondnbsp;onwillekeurig op de achterste pooten opgerigt.nbsp;Er beeft stijfheid der roede plaats. Indien denbsp;genezing volgt, wordt de verslapping, na denbsp;stuipachtige aanvallen, verbeterd, welke laatstenbsp;evenwel daartoe niet volstrekt noodzakelijknbsp;zijn, daar de verlamming zich ook, hij geringerenbsp;giften des middels, zonder zulke zigtbare ennbsp;sterke uitwerkingen, kan herstellen. De volgendenbsp;Waarneming kan strekken, om. de voordeeligenbsp;Werking van dit middel te bevestigen.

Een jarige fijne engelsclie windhond werd, op den 14 Junij 1828, aan de Vee-artsenijschoolnbsp;gehragt, zijnde, sedert 14 dagen, door eene verlamming van het achterdeel des ligchaams aangedaan, welke trapswijze was toegenomen, en.nbsp;Zoo als men meende, aan het vatten van koudenbsp;öioest worden toegeschreven, daar het dier,nbsp;stei’k te hebben geloopen , met koud waternbsp;'vas gewasseben.

Bij het onderzoek bleek het, dat de eetlust Ca alle verrigtlngea natuurlijk waren, doch dat

11. D. L St. nbsp;nbsp;nbsp;12

-ocr page 194-

178

liet vermogen, om het achterstel Ie bewegen genocgiaain ontbrak, zoodat het dier niet dannbsp;zeer gebrekkig kon loopen, terwijl het in dennbsp;gang bestendig zijdwaards regts afweek. Het wasnbsp;niet mogelijk den hond hiervan af . te wendennbsp;of regt uit doen gaan. Meermalen werd dezelve onwillekeurig, als met eenen nik, naar denbsp;regterzijde henen geworpen. Op den ruggi-aatnbsp;in de lenden-streek gedxukt wordende, gaf denbsp;Hond pijn te kennen.

Daar het vermoedelijk was, dat er eene ontsteking der deelen, welke in de holte der ruggraat bevat zijn, plaats had, werden vier oneen htóed uit de linker hals-ader afgetapt. Na denbsp;aderlating liet men den Hond eeiiige schredennbsp;voorwaarts loopen, en het scheen, als of denbsp;gang eenigermate meer geregeld en vast was geworden. Er werden vooreerst geene verderenbsp;geneesmiddelen aangewend, om de uitwerkingnbsp;der bloeds-ontlasling te beter te kunnen beoor-deelen-

Op den 15'*'“ bleek het, dat de opening in de hals-ader was open gegaan, en dat er nognbsp;eene aanzienlijke hoeveelheid bloed was ontlast, terwijl, voor het overige , werd opgemerkt,nbsp;dat de zijdclingsche afwending in den gang ietsnbsp;verminderd was.

Op den 16'*'“ was de toestand verergerd. Het dier kon volstrekt niet meer staan. Het waSnbsp;zeer pijnlijk in den hals. Opmerkelijk was het,nbsp;dat de Hond altijd op de regter iijde ging lig*

-ocr page 195-

179

gen. Op de linker zijde geplaatst wordende, toonde dezelve pijnlijk te zijn, en keerde zichnbsp;terstond op de tegenovergestelde. De eetlustnbsp;Was natuurlijk, doch de ontlasting van den afgang zeer traag. Twee malen daags werd nanbsp;eene klisteer uit laauwe melk en olie aangewend,nbsp;en de rug gewreven met eene wassching, bestaande uit Spiritus Vini unc. XII., AmTiionia^nbsp;Liquid, en Sap. alb, aa drachmas IV»

Den 20“'“. De zenuw-toevallen zijn veel toe-genomen. De hals staat krom gebogen, zoodat de kop tegen de linker zijde is geklemd, doornbsp;de krampachtige zamentrekking der spieren,nbsp;Welke hard zijn op het aanvoclen, en niet toelaten , dat de kop voorwaars wqrdt gebogen.

Nu werden de volgende pillen voorgeschreven;

]^. Extr. Kuc. Vomicae alooh. gi-ana IV» Gumm. Arabici, drachmas IV.

M. f. pil. n*. XII.

Nog denzelfden dag ’s avonds werd eene pil ingegeven , waarop geene zlgtbare uitwerkingnbsp;Volgde.

Den 21“'”» De toestand is nog dezelfde» Er Werd eene pil ingegeven, zonder dat er stuipen volgden; doch des middags wederom eenenbsp;pil zijnde toegediend, ontstond er, na verloopnbsp;Van een half uur, hevige beuaauwdheid; denbsp;oogen puilden uit, de pupil was verwijd; ernbsp;iïadden hevige stuiptrekkingen plaats, waarbij denbsp;l^eenen hevig werden uitgestrekt, gehoudeid Deze

12*

-ocr page 196-

180

toevallen duurden, met lussclienpoozen, drie kwartier uurs.

Des avonds keerden dezelfde toevallen, een uur na dat wederom eene pil was ingegeven,nbsp;niet minder lievig terug, Avordende de oogeunbsp;verdi’aaid, terrt'ijl de tong, die zeer droog ennbsp;zwart was, uit den mond hing. De aanvallennbsp;hielden, gedurende vijf kwartier uurs, met afwisseling van rustige lusschenpbozen, aan. Afgemat zijnde-, bleef het dier gerust op het stroonbsp;liggen en sliept, blijvende de kop steeds krampachtig naar de clinker zijde getrokken.

Den 22“““. Op de toediening van drie pillen, gelijk den vorigen dag, werden dezelfde hevige verschijnselen -waargenomen. De Kondnbsp;huilt en geeft d;eekenen van buikpijnen te kennen. — Dezelve kon nu wederom op de achterstenbsp;poolen staan, -maar nog niet loopen. De halsnbsp;had nu ook reeds meer zijne natum-lijkenbsp;rigting herkregen, zoodat de ' kop genoegzaamnbsp;voorwaarts kon worden gehragt.

Van den 23 tot den 27“““ werd, in plaats van 3 pillen, slechts eene pil daags gegeven,nbsp;nit vrees, dat er ontsteking der huiks-ingewart-Ken mogt worden vooiigebragt. Tevens deednbsp;men ter verzachting het dlei^ eene ofieachtigenbsp;likking met lvgt;nig gebruiken, waardoor de ver--schijnselen' van buikpijn werden weggenomen gt;nbsp;en het dier rustig was geworden.

Den 5''*“ Julij. Nu werd op nieuw langzaam

-ocr page 197-

18!

Vaa 1 tot 2 en 3 pillen opgeklommen, welke Verdragen werden , zonder dat de geringste aandoening ziglbaar was, terwijl ook de betér-schap toenam, zoodat bet dier op den 12''“nbsp;door den stal kon loopen, hoewel nog gebrekkig. De gang werd nogtans van dag tot dagnbsp;Vaster; doch men merkte op, dat de Hondnbsp;niets van belang kon zien, vcrniits het tegennbsp;de voorwerpen aanliep, en ook de pupil steedsnbsp;Verwijd stond, zopder zich, hoewel tegen hetnbsp;licht • gehouden , zamen te trekken.

'Vermits deze blindheid aan eene verzwakking dér gezlgts-zenuw werd toegeschreven, als denbsp;uitwerking der braaknoot op dezelve, zoo werdnbsp;met het, gebruik van dit middel: opgehouden ,nbsp;Waarna het gezigt langzamerhand teruggekeerd, en het dier, zonder de verdere aan-W'epding van geneesmiddelen, volkomen hersteldnbsp;is, zoodat het op den 15 September, welnbsp;gevoed en vlug aan den eigenaa:r werd terugnbsp;gegeven.

De Vee-arts r.. bontekoe , te [ Winschoten, deelde mij onlangs mede, dat hij met vruchtnbsp;de braaknoot heeft aangewend bij eene koe ,nbsp;welke, uit eene onbekende oorzaak, aan eenenbsp;Volkomcne verlamming van het achterdeel desnbsp;llgchaams leed, waartegen eerst, daar men vermoedde , dat het gebrek misschien ten gevolgenbsp;eener uitwendige beleediging kon ontstaan zijn,nbsp;te vergeefs versterkende geestrijke wasschingennbsp;^afi gebezigd. Na het toedienen- van poeders

-ocr page 198-

182

Hit een half dx’achiaa «war vomica met vijf of Hea dt'achmeö poeder van valeriaan-wortel,nbsp;keerde de beweging der spieren van de achterste ledematen terug, zoodat het dier volkomen herstelde. Hoewel het nu, even als in hetnbsp;hierboven, door ons medegedeelde, geval dernbsp;hersFtelling van de verlamming des Paards,nbsp;moeijehjk te bepalen zij, in hoe ver de genezing mede aan de bijgevoegde opwekkende geneesmiddelen , als de arnica en de valeriaannbsp;zij toeteschrijven, zoo zal men dezelve tennbsp;minste gedeeltelijk, ja grootendeels , aan de werking der braaknoot mogen toekennen, indiennbsp;men andere gevallen in aanmerking neemt, gelijk het laatstvoorgaande, waar het bewegingsvermogen door dit middel, op zich zelf gegeven, werd hersteld. — De Vee-arts kijs-DEES, te Bommel, heeft reeds, op mijnennbsp;raad, van de braaknoot met nut gebruik gemaakt in die eigenaardige verlamming , waaraannbsp;somwijlen vooral zwakke en bejaarde koeijen,nbsp;na het afkalven of ook reeds voor hetzelve,nbsp;onderhevig zijn , welke in éenen verzwakten invloed der heiligbeens- en dije-zenuwen op denbsp;spieren dezer deeJen gegrond schijnt. Hij isnbsp;voornemens de uitwerking van dit middel innbsp;deze ziekte nader te beproeven.

Uit de openingen van eenige dieren, en inzonderheid Van twee Paarden , door het alcoholisch exti’act der braaknoot gedood, is het ons gebleken , dat, wanneer dezelve niet ter-

-ocr page 199-

183

stond doorl eene voldoende gift sterven, maar het middelv hun eenige dagen achter elkandernbsp;wordt gegeven, hetzelve hevige maag- en darmontsteking voórtbi'engt , zelfs met uitstortingnbsp;van bloed in de dunne darmen , en ongemeenenbsp;verdikking der vliezen; zoodat hetzelve alsdannbsp;niet alleen ;als een opwekkend, bedwelmend ofnbsp;narcotisch, maar tevens als een scherp of hij -tend middel op de bewerktuigde weefsels werkt;nbsp;iets, hetwelk ons gebiedt de hoogste omzigtig-heid omtrent deszelfs toediening in acht te nemen. Uit, dit prikkelend vei’mogen , hetwelknbsp;het werkzaam beginsel van de braaknoot opnbsp;dé darmbuis uitoefent, kan de nuttige uitwerking verklaard worden, welke dit middel, voor-zlgtig toegediend , teweegbrengt in .^oramigenbsp;hardnekkige bulk- en persloopen, met verslapping of een’r asthenischen toestand gepaard gaande.nbsp;(Zie HOFELA,SD, Beschrijving van den Persloopnbsp;hij en om Jena in 1795, in het Journal dernbsp;Practischen, Heilkunde, Th. I. St. I. a. MjstAN,nbsp;Waarnemingen omtrent den Persloop, welke, Innbsp;den nazomer van het jaar 1810, in de Kielnbsp;heeft plaats gehad; te Groningen hij J. koue-I.INGH 1822). N.

Het blijkt voorts, dat dit middel tevens de gezigts-zenuw verlamt, en blindheid verwekt,nbsp;gelijk dit reeds door w'epfer, in zijne verhandeling over de cicuta aquafica , wordt opgegeven. Voor het overige bepaalt zich de hoofdwerking der braaknoot tot het rugge merg,

-ocr page 200-

184

^aar wij steeds liebben bevonden, dat bet buitenste of harde mejJgvlies (dura mater) dooi* sterke roodheid en ontsteking was' aangedaan ,nbsp;vooral in het lendeisgedeelte. Tusschen dit ennbsp;het dunne vlies (pia mater) had dikwijls eenenbsp;aaniherkelijke uitstorting van bloedig water plaats,nbsp;Waardoor de oppervlakte zich uitgezet en gespannen vertoonde, De zelfstandigheid van hetnbsp;Jnerg, namelijk aan het hals- en rug-gedeelte,nbsp;was met roode slippen als dóórtrekken , dochnbsp;alleen aan de benedenste oppervlakte: of onderstenbsp;bundels. Het lenden-gedeelte des mergs , en denbsp;daariiit ontsprlugenda zenuwen , ook: de paarde-staart, waren meermalen geheel rood en alsnbsp;met^bloed dóórtrokken.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;¦

, De vaten van het harde hersen-vlles waren mede sterk met bided gevuld. In de zelfstandigheid der groote, zoowel als kleine, hersenennbsp;werden eenige roode plekken waargenomen ,nbsp;benevens uitstorting van water in de boezems. — Vooral Waren de genoemde ontste-kiugs-plekken sterk zigtbaar in bet verlengdenbsp;merg-

De deelen in de borst gelegen, als ook de lever, milt, het alvleesch , de nieren, pisblaas-,nbsp;de draagzak waren doorgaans, voor zoo vernbsp;deze deelen niet door bijzondere gebreken waren aangedaan , volkomen natuurlijk gesteld. N.)

Bij de Paarden, die aan ziekten sterven , welke men gewoon is het zijdewee of longonfr-steking te noemen (jluxion de poUrine, pkurésie^

-ocr page 201-

185

peripneumonie)' vindt men de nieren somwijlen bleek, slap, véeek en ontaard', even als of dezelve aan eene lange verweeking (maceration)nbsp;Waren onderworpen geweest.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;•nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;f

Volgens eenige Vee-artsenijkundigen zou deze verandering het gevolg zijn van de vs’erkingnbsp;der spaansche vliegen, welke het dier zou hebben binnen gekregen door de spaansche vliegpleisters of smeersels, welker aanwending zijnbsp;in soortgelijke omstandigheden af keuren.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Ete

Heer barthelemy de oudere , hieromtrent twijfel voedende , en w'el met te meerderen grond,nbsp;dewijl hij dezelfde verandering had aangctrolfennbsp;bij verschillende Paarden, hij welke geene spaansche vlieg-plcisters waren aangewend, heeft proefcnbsp;nemingen in het werk gesteld-, ten eiride allenbsp;onzekerheid tel dezen opzigte weg te nemen. Inbsp;Dien ten gevolge werden hij zes Paardenijnbsp;bestemd om afgemaakt te worden onder dénbsp;borst en den buik, spaansche vliegen aangewend, veel uitgebreider dan ia eeuig , geval valt;inbsp;ziekte doorgaans pleegt . te geschieden, .e. Tennbsp;einde derzelver w'erking^ te versterkeii , \yerd denbsp;pleister met tWee en zelfs met vier drachmennbsp;poeder van spaansche vliegen, heatrooid. Dfenbsp;¦aldus- aangezette pleister werd , eiken ochtend(,nbsp;vernieuwd, en'zelfs twee malen daags, hij' drienbsp;der Paarden, tbt deze proeven dienende. Aannbsp;de werking vari' dusdanige spaansche, vlieg-pleistei-snbsp;hieven de Paarden , gedurende ¦ acht, negen, elfnbsp;cn zelfs vyfticiï dagen , en dus' langer dan ge-

-ocr page 202-

186

woonlijk d,€ borstontstekingen Jni'en, onderworpen. De plaa.tselijke uitwerkingen waren zeer aanmerkelijk; maar in de nieren was geene verandering kenbaar, welke opmerking verdiende.

¦, Niet te vrede met dezen beslissenden uitslag, onderwierp dezelfde Hoogleeraar drie anderenbsp;Paarden aan het inwendig gebruik van het poeder der spaansche vliegen. Deze weêi’stondennbsp;de werking der zelfstandigheid i van tien totnbsp;twintig dagen. De toegediende giften waren vannbsp;twee, drie , en vier drachmen daags , en even»nbsp;wel vertoonden de nieren niets , hetwelk naarnbsp;de bovengemelde werandering geleek,

De hondsdolheid, die vreesselijke ziekte, welker naam men niet zonder schrik kan uitspreken , kan worden medegedeeld izoo wel aan den mensch als aan de dieren. Het speeksel isnbsp;het voermiddel ' van het besmettend beginselnbsp;dezer geduchte^kwaal. Maar behoudt deze dierlijke vloeistof hare vergiftige hoedanigheid nanbsp;den dood? Is het speeksel der grasetende dierennbsp;besraettelijk? De Heer barthelemy de oude,nbsp;overwegende hoe nuttig het zoude . zijn , datnbsp;twee vraagstukken van deze aangelegenheid wler-den opgelost, heeft, dit jaar, e^ne reeks vannbsp;proefnemingen hégonnen, waarvan hij de uitkomsten zal mededeelen, zoodra.hij een genoegzaam aantal waarnemingen zal hebben in hetnbsp;werk gesteld, om te kunnen dienen tot eennbsp;grondslag voor eenige gevolgtrekking.

Eindelijk, dezelfde Hoogleeraar, wenscheude

-ocr page 203-

187

cenïg liclit te verspreiden over het groot verschil vqn gevoelen, hetVvelk de Vee-artsenijkun-digen verdeeld houdt, betreffende den al of niet besmettelijkeii aard van den kwaden droesnbsp;en den worm, heeft zich op dezelfde wijze toegelegd op het nemen van eenige proeven, waarvan de gevolgen zullen worden bekend gemaakt, zoodra hij een grooter getal van waai’-nemingen zal hebben verki’egen.

De ziekte der gortige zeugen , welke tot proefnemingen dienen , duurt aanhoudend voort.nbsp;Een dezer dieren , op den 14 Julij in de stallennbsp;der School opgenomen, heeft op den 11 Augustus daaraanvolgende geworpen. Bij het enkele jong, van deze dragt gekomen y bestaannbsp;tot dus' ver (27 Oct. 1822) volstrekt geene verschijnselen van deze kwaal.

MEDEDEELINGEN.

Dc Vee-arts bij de Jagers van de Mdrne foht-HOMME'heeft drie ongemeen groote gallen genezen , welke tot dus ver aan alle aangewende middelen weerstand hadden geboden, door dezelve door te steken, en vervolgens het vuurnbsp;en spaansche vliegen daarop aan te wenden.

Deze proeven, reeds door eenige andere Veeartsen aangewend, moeten worden aangemerkt als eene zaak van groote aangelegenheid voornbsp;de Hedkunde. De School noodigt den schrij-

-ocr page 204-

188

ver, onder dankbetuiging voor «ijiie mededec-ling , uU , om zijne proeven te vervolgen, en bet middel te willen opgeven, hetwelk bij aau-wendt, om den steek (/a ponction) te doen,nbsp;hetwelk voorzeker op zoodanige wijze zal geschieden, dat de lucht: niet binnen de beursennbsp;of scheedeii, welke het lidvocht bevatten, kannbsp;dringen.

(Soortgelijke wijze van behandeling wordt door ons met het beste gevolg gebezigd ter genezingnbsp;van ongemeen zwaré doorgaande gallen, welkenbsp;vooral Ban de achterknie ontstaan. Wij ge-hrüiken daartoe eene platte, ongeveer 5 lijnennbsp;breede, naald, welke van eene buis of canul,nbsp;van vensters of opcning'en langs de zijden vooi’-zien, omgeven is, en iels krom gebogen staat.nbsp;Dit werktuig, hetwelk ;met het hecht 14 N.nbsp;duimen lang is, heeft dus, wat de inrigtingnbsp;betreft, de grootste overeenkomst met eene tro-kar, doch de naald is op_ d.oze wijze in hetnbsp;houten of van been gemaakte hecht, doornbsp;middel eener veer of knip, bevestigd, ,dat dezelve vastgezet en losgemaakt kan worden. Dezenbsp;Irokar wordt, nadat h^t, in de gal bevatte,nbsp;vocht, zoo veel mogelijk, naar het meest uitgezette gedeelte der zwelling bepaald is, vannbsp;onderen in derzelver holligheid gevoerd,, zoodatnbsp;het scherpe gedeelte der punt hovenwaards uit*nbsp;komt. Nu wordt de naald of het lemmer uitnbsp;het hecht losgemaakt en uit de buis gepomen,nbsp;welke in.de holligheid der gal zitten blijft,waar-

-ocr page 205-

189

door hel voclit uUvloeit, kunnende de onllastlng door eeiie zaciite drukking worden bevorderd. Denbsp;ultvloeijing opgebouden hebbende, wordt ook denbsp;canul weggenomen. Onmiddelijk na de onlledi-ging, wordt het punt vuur, of ook, als de uitzetting eu verslapping aanmerkelijk zijn, hetnbsp;streek-vuur aangewend, en verder daaraan nietsnbsp;vex’i’igt, dan hetgeen bijkomende omstandlgheuennbsp;noodzakelijk kunnen maken. — Het voordeeligstnbsp;is, dat het Paard in de weide kan gaan, of dagelijks , nadat de toevallen van zwelling en ontsteking , als gevolgen der operatie, verminderdnbsp;zijn, in stappende beweging worde gebragt.

Deze handelwijze verdient ver de voorkeur boven het trekken van eene ellerdi’agt door de achter-knie-gal, zoo als door sommigen wordtnbsp;aangeraden. De ondervinding heeft ons geleerd,nbsp;dat liierdoor eene te sterke ontsteking van denbsp;deelen des gewrichts wordt veroorzaakt , welkenbsp;nadeelige gevolgen aan zich verbindt, zonder datnbsp;het gebrek zoo goed wordt weggenomen, alsnbsp;door de eerstgemelde behandeling ) N.

Men heeft bijna overal de nadeelige uitwerkingen opgemerkt van de erwt-soort lathyrus cicera, als voeder voor de Huisdieren' en inzonderheid voor het Paard. De Heer kimbaultnbsp;van Bruuvilliers heeft aan den Heer Directeurnbsp;der Vee-artsenijschool eenige waarnemingen medegedeeld omtrent de toevallen, welke op des-zelfs gebruik volgen. Volgens zijne opmerkingen , wcdke die, door verschillende andere Vee-artr

-ocr page 206-

lÖO

sen gemaalit, Levestlgeii, laten de Paarden, die het gemelde voedsel, cenigen tijd, hebben ge-nuUigd, een geluid hooren , wanneer zij innbsp;beweging vvorden gebragt, overeenkomende metnbsp;dat, hetwelk bij het snuiven of de pijpendenbsp;dampigheid {Ie cornarje') plaats beeft. Indiennbsp;men voortgaat met deze Paarden te doen werken , vallen zij neder, even als of dezelve gesmoord waren. Het schijnt dus , volgens dezenbsp;uitwerking , dat het gebruik van dit voedernbsp;den duidelijksten invloed heeft op het zenuwgestel. Er blijft nog overig te bepalen, welknbsp;gedeelte van dit stelsel aangedaan zij. De Heernbsp;Directeur heeft den Heer rimbault uilgenoodigdnbsp;zijne nasporlngen, betreffende dit onderwerp,nbsp;te vervolgen, hetwelk, zoowel in een physio~nbsp;logisch als pathologisch opzigt , allerbelangrijkst is.

Onder eene menigte waarnemingen, welke de Heer roupp de vader, Vee arts bij de Stoeterij tenbsp;Abbeville, heeft medegedeeld, bevinden zichnbsp;twee, die eene bijzondere aandacht verdienen.nbsp;De eerste heeft betrekking tot eene ontstekingnbsp;der vliezen van het ruggeraerg, welke eene vei’-lamming der vier ledematen ten gevolge hadnbsp;bij een Merrie-veulen van tweejarigen ouderdom.nbsp;Door eene aderlating, benevens de aanwendingnbsp;van ontlastende, en de krachtigste afleidendenbsp;middelen, werd deze aandoening overwonnen,nbsp;welke de gemelde Vee-arts beschouwt als eenenbsp;medelijdige uitwerking van eene zeer hevige

-ocr page 207-

I9I

darm-onts[eking. Hij yoert ondersclieldene proeven ter oaderstenning yan zijn gevoelen aan. De meest beslissende zijn het tenigkeeren vannbsp;dezelfde ziekte, welke, sedert korten tijd, genezen was, bj een Veulen, aan hetwelk men,nbsp;op eene onmatige wijze, boonen en andere verhittende voeders had gegeven, als ook de opening van een ander Merrie-veulen, hetwelk gestorven was.

Het aantal Paarden, hetwelk aan de gevolgen van bet koliek sterft, is zonder twijfel zeer aanmerkelijk , en evenwel heeft men zeer weinignbsp;de verstoringen nagespoord, welke de openin-gen der lijken aanbieden. Men heeft wel eenenbsp;zeer naanwkeurige verdeeling van het koliek gemaakt ; maar zijn de ziektekundige waarnemingen , waarop dezelve steunen, wel naauwkeufIg,nbsp;en is dezelve niet veeleer als eene vrucht dernbsp;verbeelding , dan van bet onderzoek, bij denbsp;zieke dieren gedaan , te beschouwen ? Bestaannbsp;er duidelijke sporen van ontsteking? Het schijntnbsp;aan vele Vee-artsen nutteloos toe zoo ver met hetnbsp;onderzoek te gaan; ¦— de uitwerking wordt gekend, wat komt het op de oorzaak aan?

Deze bedenkingen zijn ons medegedeeld door de lezing van eenlge, zeer opmerkelijke, gevallen van inwendige verstroppingen, medegedeeld door den Heer boüleij de jonge, vannbsp;Parijs.

Deze waarnemingen, ten getale van di’Ie, bestaan alle in de scheuring van het darmscheil

-ocr page 208-

192

der dunne darmen of van liet losliangendc gedeelte van den karteldarm. In al deze gevallen maakte het overecnsteramend gedeelte des darmsnbsp;eene breuk door deze opening, door welke dezelve meer of minder sterk beknepen werd.

De aanwijzingen, gelijk de Heer boület zeer oordeelkundig aanmerkt, zijn nog duisterder dannbsp;bij den mensch , bij wien de braking van di’ek»nbsp;stoifen als een bijna zeker teeken te beschouwennbsp;is van het bestaan eener verstropping. Bij hetnbsp;Paard volgt er alleen braking, w'anneer de maagnbsp;bovenmatig wordt uitgezet, bij het naderen vannbsp;den dood, welke waarneming voor het overigenbsp;is gemaakt door den Heer gcrArd.

De geweldige bewegingen, welke de Paarden maken, wanneer de maag en darmen, door eene overgroote hoeveelheid voedsel uitgezetnbsp;zijnde, het darmscheil trekken, zijn, volgensnbsp;EOL'LEiJ , gelijk zulks ook door alle omstandigheden bewezen wordt, de oorzaak der menigvuldige scheuringen van dit verlengsel van hetnbsp;buikvlies.

(De waarneming, dat bij het Paard, door koliek-pijnen aangedaan, dikwijls scheuring vannbsp;het darmscheil ontstaat, door welke opening denbsp;darmen henen dringen, hetwelk dan tot vei’war-ring of verstropping aanleiding geeft, is door onsnbsp;meermalen bevestigd bevonden. Het volgendenbsp;geval, door den Heer uakt , Vee arts der School,nbsp;medegedeeld, zal hier niet ongepast eene plaatsnbsp;vinden.

-ocr page 209-

193

Eene r vierjarige Merrie werd op den 16 Nov. 1827, na liet eten van het gewone kort-voeder,nbsp;hestaaude uit alval rvan den dorsch'-vloer, onrustig, gaf tcekenen van hevige koliekpijnennbsp;te kennen. Zij ging gedurig liggen, sloeg metnbsp;de heenen of stak dezelve regt uit, en stondnbsp;dan wederom op; zij legde zich ook op dennbsp;rug, in welke houding zij minder ipijn scheennbsp;te gevoelen. Vervolgens zat het Paard op denbsp;vooi’heenen opgerigt j even als . een Hond, ennbsp;zag , gedurig naar de rcgtcr, zijde om ;

tussdieii heide wierp het zich wederom hevig ter neder. Een smid had hier tegen vruchteloos; eenige middelen toegcdicnd. . Den volgenden dag werd de hulp van dcu; Heer hartnbsp;Verzocht, die eene aderlating aanwendde, benevens eenen drank uitbeen slap afti'eksel van ka-mille'Moenien, eenige oneen oZic, en een drachmanbsp;vloeibaar heulsap, als mede, herhaalde verzachtende klisteren , hoewel er nog; ontlastingnbsp;Van meststolFeh ¦ had plaats gehad. Ook werdnbsp;eene etterdragt onder den Luik gezet. Hieropnbsp;volgde eerst eenige verllgting van pijn, met schijnbare helerschap; dan niet lang daarna hervalte-den zich de toevallen met dezelfde hevigheid,nbsp;terwijl ¦ het zwee't van henaauwdheid over ligtnbsp;geheele ligchaam uitbrak, waarna het dier vervolgens rustiger werd , en reeds den volgendennbsp;•lag stierf.

Bij, de opening werd bevonden, dat er eene boeveelheld voeder-stoffen in het net was uit-II. D. I. St.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;13

-ocr page 210-

194

‘gestort, hetwelk dadelijk aan eene scheuring van de maag of darmen denken deed. In de dikkenbsp;darmen werden roode punten van ontvaat bloednbsp;waargenomen. Er bevond zich eene dubbelenbsp;scheur in het darmscheil , dat tot het achterstenbsp;gedeelte van den blinden zak {mesocaecum) behoort, door welke een aanzienlijk gedeelte vannbsp;den nuchteren darm, ter lengte van meer dannbsp;twee Nederlandsche ellen doorgedrongen en zoodanig beklemd was, dat hetzelve niet gemakke-lijk kon worden ontwikkeld, te minder daar denbsp;darm door helde openlngem was henen geschoten , waardoor het darmscheil zelf als omwon-dèn was geraakt. Het gedeelte der dai'mbuls,nbsp;naar de maag gekeerd, als mede dat, hetwelknbsp;in de beklemming bevat was, waren tot versterfnbsp;overgegaan, «De doorgang der voeder-stoffennbsp;op deze wijze belet zijnde, was het eerstgemeldenbsp;gedeelte, namelijk tusschen de beklemde plaatsnbsp;en de maag gelegen, door den voortdurendennbsp;aanvocr uit de laatste, ongeveer ter lengte vannbsp;een’ voet, opengescheurd , waardoor het voedernbsp;was uitgestort. De overige ingewanden warennbsp;volkomen natuurlijk gesteld. De darm, zoonbsp;als dezelve in het gescheurde dai’mscheil bevatnbsp;is, wordt in het pathologisch kabinet der Veeartsenijschool bewaard.)nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;N.

De Heer bouleii heeft hij deze waarnemingen die gevoegd eener beklemde breuk bij een Ruin Paard. Het dier, in plaats van zich opnbsp;den rug te werpen, zoo als zulks meest plaats

-ocr page 211-

195

heeft, stond dikwijls met een gebogen rug. Er Werd geen spoor van eenig gezwel van buitennbsp;waargenomen, en niets het bestaan eener breuknbsp;hebbende kunnen doen vermöeden , iöonbsp;het alleen bij de opening van het lijk, dat niennbsp;bemerkte, dat een gedeelte van de dunne darmen in den linker liesi-ing gedrongen en beklemd was.

Eene der waarnemingen , tofcgezonden door den Heer rousset , te Parijs, heeft betrekkingnbsp;lot een Paard, hetwelk stierf aan de duidelijkrtenbsp;gevolgen eener hersen-ontsteking. Bij de opening bevond men de twee zijdèlingsche holligheden bijna gevuld door eenen zeer grootennbsp;blaasworm {eaenunis). De bovenste w'aiidennbsp;waren zeer verdund en de zelfstandigheid dernbsp;hersenen was zeer verweekt. Het verwonderlijkstenbsp;was, dat bij het dier nimmer, vóór dezen tijd,nbsp;Cenige zware ziekte had plaats gehad.

Bij het lezen van deze waarnemingen, hebben wij niet zonder leedwezen opgemerkt, dat denbsp;klagten, welke de Vee-artsen niet ophoudennbsp;van te doen tegen die kwakzalvers, welker bestaan men, tot schade der landlieden, overalnbsp;duldt, zich steeds vernieuwen. Wij hebben totnbsp;dus ver, hoezeer van de aangelegenheid cnnbsp;regtmatigheld hunner klagten overtuigd, nietnbsp;anders kunnen doen, dan ons met hen te beklagen over dezen toestand van zaken, en wijnbsp;hebben vergeefs onze stem doen hooren, omnbsp;lien te hulp te komen, door de redeneringen

13*

-ocr page 212-

196

wedefleggeijwelke lueii . tegfnvoevt. Men ho.udt: niet op-.Ie herbalen dat jliet ónmogelijknbsp;is ,dat misbruik weg te..nem€n, «lat de dieren-, een eigendom zijnde ,gt; een ieder-èr overnbsp;kan bescblkken y. zoo, als bij goedvindt. Wijnbsp;stemmen zulks toe; maar bebooren zij niet evennbsp;als . bet koorn, s-Is de wijngaardén, ¦¦¦vooual totnbsp;bet algemeen belang, en waarom zouden bijzondere bepalingen en maatregelen , die verbieden deze voortbrengselen yóór derzelver rijpheid af té, maaijen , buiten staat zijn in dezennbsp;tegen een '^eveu'- nadeclig misbruik te waken?nbsp;Zou bet iemand vrij slaan zijn. buis in brandnbsp;te steken j bctwelk afgezonderd in bet middennbsp;eener vlakte staalt, omdat er göen gevaar voornbsp;zijnen buurman dit: zónde kunnen voortvloeijen?

Het is ’slands Bestuur, en ook dit alleen, waaraan wij reeds zoo vele' weld««len te dankennbsp;hebben, van hetwelk men kan verwachten,, datnbsp;de voedsteriingen der school uit dezeii óngun-stigen toestand worden verlost,¦: Het: is alleennbsp;de hooge regering des Lands, welke Iten kannbsp;bevrijden van een afbreuk in bun bestaannbsp;door scbaamtelooze lieden, en die, waarom zouden wij het verzwijgen? even nadeelig zijn voornbsp;de wettige Vee-artsen, als gevaarlijk voor hetnbsp;vee. Zij zijn schadelijk inderdiad, zelfs voornbsp;de meest bekwame kunstoefenaren , wier zedig-beid een beletsel is, om naar verdienste tenbsp;worden gewaardeerd, boven welke dikwijls aannbsp;zoodanige lieden de voorkeur wordt gegeven ,

-ocr page 213-

197

die gcene andere verdiensten bezitten dau vau aan niets te twijfelen, en die het kwaad, dat zijnbsp;veroorzaken , eiken dag, nog meer daarin schijntnbsp;te versterken.

In gevallen van heei’schende’ ziekten néémt men de gestrengste maatregelen. Het is metnbsp;regt aan de kwakzalvers verboden, onder zeernbsp;ernstige slraffeiï, zich met de behandeling vannbsp;zieke dieren te bemoeijen. Maar zoodra denbsp;algemeene ramp heeft opgehouden, maakt dezelve plaats voor eene andere , die bijna' evennbsp;zoo verwoestend is. Men ontslaat de ongewettigde Vee-artseli van deze tijdelijke bepalingnbsp;en de straffeloosheid voor het) nadeel, dat zijnbsp;doen, wordt hun op nieuw verzekerd. Intus-schen bepaalt zich hef verschil slechts tot hetnbsp;meerdere of mindere. Waarom doet men dénbsp;maatregels , waaiwan men het nut ondervindtnbsp;in zware omstandigheden, terstond ophouden? Isnbsp;hierin geene duidelijke tegenstrijdigheid gelegen?—nbsp;Het gedrag en de bekwaamheden der Vee artsennbsp;moeten inlusschen, zoo bij het Gouvernementnbsp;als bijzondere personen, de voorname middelennbsp;zijn van aanbeveling, ten einde in deze bedoeling

te slagen.


(De Vee-artsen van het Departement du Tarit, hebben aan de Kamer der Afgevaardigden innbsp;Frankrijk, in dit jaar, een vertoog ingedlend,nbsp;waarbij zij verzoeken, dat het Verboden worde ,nbsp;het beroep van Vee-arts uilteoefenen , zonder datnbsp;men daartoe een wettig diploma hebbe verkrc-

-ocr page 214-

198

gen, welke voordragt in de zitting der kamer van den 15 Mei 1829 overwogen, en voorts aannbsp;den Minister van Binnenlandsclie Zaken verzondennbsp;is. (Zie den Constitutionnel n“. 136, 1829).

Ook in ons land doet zich niet zonder grond de klagle der gewettigde Vee-artsen liooren tegennbsp;•den schadelijken invloed van onbekwame lieden,nbsp;die zich met de vee-artsenijkundlge praktijknbsp;overal bemoeijen. Wenschelijk zal het mogennbsp;worden geacht, dat, wanneer de vaderlandschenbsp;school een genoegzaam getal van bekwame kunst-oefenareu aan de maatschappij zal hebben geleverd, om algemeen de noodige hulp te kunnennbsp;verleenen, op dit stuk zoodanige nadere bepalingen worden vastgesteld, als aan haar belang en aan dat dezer Vee-artsen op de bestenbsp;wijze zullen beantwoorden. Voor het overige vereenigen wij ons geheel met de bedoeling van den Hoogleeraar giraud, dat de geschiktheid der Veeartsen, de belangstelling in hunnbsp;vak, en het zigtbare nut, dat zij der maatschappijnbsp;aanbrengen, de voorname gi’ond moeten zijnnbsp;bij ’slands bestuur, om van hetzelve die bescherming te verwachten, waarop zij , wegens de kosten, moeite en vlijt, aan hunne opleiding besteed,nbsp;aanspraak mogfjn maken. Wordt door hen aannbsp;het wezenlijke oogmerk van hun beroep voldaan,nbsp;dan zullen zij zich, gelijk ik mij vlei, mogen verlaten op de vaderlijke zorg van onzen verlichtennbsp;Koning, onder wiens regering het vee-artsenijkuu •

-ocr page 215-

199

dig onderwijs in ons land werd tot stand gebragt, on die, door de aanvankelijke ondersteuning dernbsp;jonge Vee-artsen, en het verleenen van bijzondere voorregten aan dezelve, toont'de aangelegenheid van hunnen stand volkomeft te kennen,nbsp;on te waarderen.

Intusschen is het aangenaam te vernemen, dat de jonge Vee-artsen, in vele Provinciën, hetnbsp;vertrouwen der meest verlichte vee - belzitters reedsnbsp;meer en meer beginnen te winnen, wier voorbeeld,nbsp;om zich van hunne hulp ter behandeling vannbsp;het zieke vee te bedienen, ongetwijfeld een krachtdadig middel is, om aan bevooroordeelde ofnbsp;onkundige Heden de oogen te openen, die, uitnbsp;een verkeerd begrepen belang, liever gebruiknbsp;maken van zoodanige menschen, welke van allenbsp;grondige kennis ontbloot, niet zelden aan grovenbsp;onwetenbeld eene gelijke mate van waanwijsheidnbsp;paren , en zich meermalen niet ontzien, den bekwamen, doch zedigen Vee-arts, bij het algemeen, onder zelfverheffing en kwakzalverachtigenbsp;uitbazuining van eigene verdiensten, in zijne waarde te verkleinen, hem alzoo, op eene laakbarenbsp;wijze, zoekende te heuadeelen.

Wanneer de kweekelingen onzer school overal , bij de voorname vee-eigenaren, die onderscheiding ondervinden, welke huii reeds hij velen gunstig ten deele valt, dan zal hierdoor hetnbsp;vertrouwen, dat zij verdienen, meer en meernbsp;worden bevestigd, en ter bereiking van de heilzame bedoeling des Gouvernements worden me-

-ocr page 216-

degewerkt. . Zoodanige medeAverkiug mogen wij inzonderheid verwachten van de Gewestelijke eunbsp;Gemeente Ijesturen, van de leden der Gommis-sien van 'Geneeskundig Toevoorzigt en van Landbouw, en van andere voorname mannen, ,die,nbsp;zoo wel uit hoofde hunner onmiddelijke roeping,nbsp;als door hun gezag, voorgang en invloed hetnbsp;meest in staat zijn, in dit opzigt; het algemcenenbsp;welzijn te helpen bevorderen.

-ocr page 217-

UITTREKSEL

VERSLAG OMTRENT DE WERKZAAMIIEDEN AAN DE VEE-ARTSENIJSCHOOL te irox, gedurende HET JAAR 1822, DOOR DEN lIoOG-LEERAAR RAINARD.

HOEFBESLAG.

De Leroeinde grondlegger der Vec-artsenij-sclioleu had reeds gevoeld, dat de moeijelijke kunst om de voelen der groote Huisdieren, doornbsp;middel van een ijzer, te beveiligen, in een zeernbsp;naauw verband staat tot de heelkunde van dezelve, en wilde, dat de kunst des hoefbeslags eennbsp;wezenlijk gedeelte van het onderwijs der veeartsenijscholen zoude uitmaken, waaiTan hij denbsp;regels heeft voorgesch'reven.

De voet van het Paard is een teeder deel, onderworpen aan eene menigte van gebreken. De toestand van dit deel heeft invloed óp dien vannbsp;een groot getal andere deelen. De veranderingen van den voel doen de zwaartèlijnen des

-ocr page 218-

202

ligcbaains veranderen, maken de bewegingen gebrekkig, geven aanleiding tot eene menigte van gebreken, die bunne zitplaats in andere deelennbsp;dan in den voet verki-ijgen, maken den gang gebrekkig en pijnlijk, waardoor dikwijls een vroegtijdig verlies van het dier wordt veroorzaakt.

Hoe zal iemand, die vreemd is in de ontleedkundige en natuurkundige inrigting van het dierlijk ligchaam, hoe groot anders zijne handigheid zijn moge, den aard dezer veranderingen kennen, en dezelve, op eene geschikte wijze,nbsp;verbeteren kunnen? Hoe zal hij , in het gevalnbsp;eener heelkundige kunstbewerking, den voet kunnen voorbereiden en een geschikt ijzer ondernbsp;denzelven bevestigen ?

Indien de uitoefening zonder beschouwing onvoldoende is, het is niet minder waar, dat de theorie van den Vee-arts, die een vreemdelingnbsp;is in het handwerk van het hoefbeslag, nog ongeschikter zoude zijn in deze gevallen; en verondersteld zijnde, dat hij wel den weg kent,nbsp;welke moet worden gevolgd, zoo zou hij den een-voudigen hoefsmit toch niet op denzelven kunnennbsp;leiden. Men boezemt weinig of geen vertrouwen in, en men wordt doorgaans slecht gehoorzaamd , wanneer men eene kunstbewerking wilnbsp;bestieren, die men niet in staat is zelf te ver-rigten. Hier uit laat zich dan afleiden, hoe veelnbsp;de Vee-arts, die tevens in staat is het hoefbeslag te verrigten, vooruit heeft boven dien, welkenbsp;deze bekwaamheid mist.

-ocr page 219-

203

Men trede de groote fabrieken binnen, waarin handwerken van allerlei aard worden vervaardigd, en men tal zich kunnen overtuigen, dat zij, die het gebied voeren, niet alleen hesohou-wende kundigheden bezitten, maar ook, dat zijnbsp;handen aan het werk weten: te slaan, en, doornbsp;hun vooi’heeld, de moeijelijkste en fijnste be«nbsp;werkingen besturen.

Gelukkig noemen wij den Vee-arts, die kundig en met zedigheid de werktuigen weet aan tenbsp;vatten en voorzigtig te handteren, welke, slechtnbsp;bestuurd door eene ongeschikte en somwijlennbsp;vijandige hand, aan de diei’en meermalen ongenceslijke kwalen kunnen toebrengen. Dit bedrijfnbsp;verlaagt hem niet tot een’ handwerksman. Hijnbsp;wendt slechts een middel aan ter bevorderingnbsp;van de gezondheid der dieren, of wel een geneesmiddel , hetwelk de gelukkigste uitwerkingennbsp;moet hebben , en hem het vertrouwen der eigenaren zal verzekeren.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;gt;

Inderdaad, het hoefbeslag heeft, in onze scholen, niet ten oogmerk, om ijzers te smeden, en dezelve onder de voeten der Paardennbsp;te slaan. Deze verrlgtlngen maken daarvannbsp;slechts de hulpmiddelen uit. » Door het hoef-¦gt; beslag, zegt bocrgelat, moet de voet desnbsp;¦gt; Paards worden bewaard in den staat, waarinnbsp;» dezelve zich bevindt, iiidlen de gedaantenbsp;»gt; schoon en regelmatig is, en de gebreken moe-» ten worden verbeterd, wanneer de gedaantenbsp;» slecht en wanstaltig is. Door hetzelve is het

-ocr page 220-

204

« boTciuUen dikwijls mogelijk de onvermijdelijke » gevolgen vaii de onderlinge onevenredighedennbsp;» de:\’ deelen van het ligchaam des diers te her-» stellen , of ten minste de uitwerkingen ernbsp;» van te matigen, te gemoet te konlen aan dienbsp;» gene , welke het gevolg zijn van het gebreknbsp;» van eene juiste stókklng of stand der ledc-» maten, dezelve terug te hi’engen tot eene soortnbsp;» van vrijheid en regelmatigheid in het uitoe-» fcnen der bewegingen, te voorkomen de val-» sche rigtingen, waartoe zekere hebbelijkhe-» den, en somwijlen de natuur zelve de voor-» beschiktheid schijnen te geven, enz. enz.

Hoe vele , voet-gehreken zijn niet. volkomen door dit middel hersteld ? Hoe vele landére zijnnbsp;niet zoo zeer veiheterd, dat de dieren daardoor wederom in staat zijn gehragt, van nognbsp;langen tijd hunne diensten te hebben kunnennbsp;hewjjzcn ? Na vele kunstbewerkingen, welke mennbsp;aan den hoef verrigt, maakt een geschikt ijzernbsp;dikwijls het voornaamste gedeelte van het ver-bgnd uit, en, wanneer het dier op den w'cgnbsp;is ter genezing , stelt een, volgens goede groud-beginselen vervaardigd, ijzer hetzelve in staat,nbsp;vecd schielijke!’ en zonder gevaar te kunnennbsp;werkem.

Al deze oogmerken, zegt verder de beroemde grondlegger onzer scholen, kunnen niet bereiktnbsp;worden door het aanleggen van een ijzer, hetwelk op eene ruwe wijze aangepast en bevestigdnbsp;woi’dt, zonder kennis en oordeel. De kun.stver»

-ocr page 221-

205

rigtingj waaroyei'hier gehaTwleld wordt, te willeb terug brengen.'tot een .eenvóüdig handwerk, helwelk niet op eene grondige kennis en overweging steunt, en geen ander oogmerk, heeft,,nbsp;dan om slechts den voet. anet'een ijzer , te wapenen, ten einde denzelveui tegen eene meer ofnbsp;minder schielijke afslijting ite beveiligen, is dfi:nbsp;kunst beleedigen, haren , invlToed miskennen; hél:nbsp;is haar het iregt weigeren, om zich' te gedragennbsp;naar de wetten der natmir, 'ter hewating barernbsp;vooi’tbrcngsolcn, of haar ite hulp te komen,

wanneer zij te kort schiet; het is .zich blootstellen, om genoegen ie nemen in de onvolkomenheden , waarvan zij kan beschuldigd worden; het is eindelijk zich, in e/jn zeker opzigti, vannbsp;de middelen verzekereiu, om nieuwe gebrekennbsp;voort te brengen, of oin de deelen ten eenemalenbsp;te bederven.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;i

De ware ikunstenaar laat niets op gt; het tóeval aankoirien. ¦ Hij handelt altijd volgens dc^ omstandigheden. Zijné handeltvijze, ver verwijderdnbsp;van zich aan eene vaste gewoonte tc verbinden,nbsp;welke bestendig denzelfden regel volgt, blijftnbsp;zich slechts;igelijk in dezelfde gevallen; zij wordtnbsp;veranderd volgens. de aanwijzingen ; de geringstenbsp;omstandigheden hebben invloed op zijne ihzig-len, .in één woord, er . bestaat voor ihemnbsp;geen regel, i dan die, welken de gelegenheid ennbsp;zijn verstand hem verschaffen. Maar op dezenbsp;wijze kan men niet te werk gaan zonder eenennbsp;grooleu voorraad van kennis, en wanneer. men

-ocr page 222-

20S

in de ongelukkige oftmogelijkheicL ycpkeerl, om met eene opgeklaarde en vruchtliape • theorie denbsp;hulp der handdadige^ uitoefening Ie vereenigen,nbsp;welke zij altijd moet ophelderen.

Het is door de pogingen der opvolgers van den waardigen grondlegger onzer scholen , die,nbsp;met eene bekwame hand, de eerste leerbegin-selen van het hoefbeslag heeft ter neder gesteld,nbsp;dat deze belangrijke tak der Vee-artsenijkundenbsp;tot die volmaaktheid is gebragt, welke dezedvenbsp;tJians in Frankrijk bezit, en dat zij eenen hoo-gen trap van volkomenheid heeft verkregen boven het beslag, hetwelk in de andere staten vannbsp;Europa in zwang is.

Door de kweekellngen, welke uit onze scholen voortkomen ,¦ moeten derzelver grondbeginselen worden verspreid, niet alleen door redeneringen, maar veel eer door dadelijke uitoefening. Het is op deze wijze, dat de landlieden, zoonbsp;wel als de stedelingen, moeten overtuigd worden, en door dit middel zal het hoefbeslag ongevoelig voortgaan verbeterd te worden. Het isnbsp;langs dezen weg, dat de Vee-artsen, die vooralnbsp;in de groote sleden, alwaar de voeten der Paarden op duizenderlei wijzen bedorven worden,nbsp;het hoefbeslag hebben iiltgeoefend en nog uitoefenen , zoowel' door beschouwende als hand-dadige bekwaamheden, dc achting en het vertrouwen van het algemeen genieten.

Bijaldien het onder^vijs der leerlingen zich geenszins alleen moet bepalen tot beschouwend

-ocr page 223-

207

beloog; indleu lietzelve tevens tot oogmerk moet hebben hen te oefenen in de handdadigenbsp;kunstvferrigting, waarvan zij de theoretische grondbeginselen höbben geleerd , wat zou er van dennbsp;kweekeling worden, die, bij het verlaten dernbsp;school, onkundig ware in het handwerk dernbsp;heelkundige operatien en in het hoefbeslag,nbsp;hetwelk een der gewlgtlge takken van dit bedrijf uitmaakt? In welken toestand zou hij zichnbsp;bevinden, wanneer hij alleen theoretische kundigheden bezittende, in de treurige onmogelijkheid verkeert, deze zelf in aanwending te brengen , of, om ons van de uitdrukking van boür-GELAT te bedienen, gt;gt; indien hij het handwerknbsp;onbeschaamd durfde verachten, door zich hovaardig de eer van bet meesterschap voor te behouden , met zeer oppervlakkige kundigheden,nbsp;over de verrigting van een handwerksman, dienbsp;verlichter is dan hij zelf, zoodra men zelf nietnbsp;of niet dan zeer weinig in staat is het werk uitnbsp;te oefenen? Wij antwoorden stellig, dat hij zichnbsp;eiken dag afhankelijk zal maken van de hoefsmeden , welke hij onregtvaardig veracht, en vannbsp;wie hij zelf met meerder regt veracht moet wornbsp;den, ja, dat hij zich welhaast in de pijnlijkenbsp;noodzakelijkheid zal zien gebragt, eeöen standnbsp;te verlaten, welke geen voordeel genoeg aanbrengt, om aan de behoeften zijner ijdele ho-vaardiglieid te voldoen.

Onze kweekellngen, die reeds bekwaamheden in het boel beslag bezitten , voor dat zij in de

-ocr page 224-

208

scliolcn worden opgenomto, i-unnen zicli met vruclit op dc beoefening van de overige Ijakkennbsp;der Vee-artsenijkunde toeleggen. Zij zijn betnbsp;meest geschikt om de toepassing der theorie opnbsp;de praktijk van het hoefbeslag te maken , waarinnbsp;zij .zich verder volmaken door de oefeningen,nbsp;welke geheel tot voordeel van de eigenaren dernbsp;dieren en tot bevordering der wetenschap moetennbsp;verstrekken.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;i

Wij kunnei; deze aanmerkingen niet beter eindigen, dan met, de getrouwe herhaling vannbsp;den raad-, door BOunoELiT gegeven aan zijnenbsp;leerlingen, in het voorberigt voor zijn werknbsp;over.het hoefbeslag. » I)at zij mogen ophou-» den, hjj de overweging der gedm’ige en tal-B rijke nioeijelijkhetlen, en zamengestelde om-o -standigheden, welke, bij deze verrigting , on-» ophoudielijk de hulp van het verlicht ver-gt;» stand vorderen, om dezelve te beschouwennbsp;u als het laagste of meest slaafsche en minstnbsp;» aangelegene deel der kunst. Dat die genennbsp;» onder hen, welke , door een’ kwalijk geplaat-u sten hoogmoed, die hun leelijker staal dim el-B ken anderen, het hoefbeslag durven verach-B ten, zich mogen overtuigen, dat deze kunst-• verrigting altijd meer boven ben, dan zij hovennbsp;» dezelve ( Zullen verheven zijn*, dat zij eindelijknbsp;» mogen leeren hezelfen, dat, in alle standen,nbsp;B het vernuft alleen den mensch verheft; datnbsp;B hij, die beschonken is met ware en gi’ondigenbsp;» Inzigten, dé reglmatigste aanspraak heeft op dc

-ocr page 225-

209

» vereering van anderen, en dat, in e'e'n woord, » hij alleen een mensch zonder verdienste magnbsp;Worden genoemd, die trotsch, onwetend ofnbsp;» onnuttig is,quot;

ZieklBhundige ontleedkunde.

Bij de opening van eenen jongen stier, gestorven aan de gevolgen eener uitterende ziekte, gelijkheid hebbende met eene knobbelachtigenbsp;longtering, welke ziekte dikwijls bij het hoornvee voorkomt, vond men zeer weinig knobbelsnbsp;in dit ingewand, maar de meeste watervaats-kliereii der luchtpijp hadden eene buitengewonenbsp;grootte verkregen; de minst vergroote haddennbsp;inderdaad den omvang eener vuist; eene dernbsp;meest aanmerkelijke was gelijk, zoowel wat denbsp;gedaante als zelfstandigheid betreft, aan het ge-heele vrije gedeelte der tong eens Paards.

Het grootst gedeelte van deze klieren bestond uit eene opmerkelijke en zeer duidelijke ver-eeniging van schrophuleuse en knobbelachtigenbsp;{tuberculeusé) ontaarding. Bij een’ middelbarennbsp;toestand van verweeklng, vormde de schrophuleuse stoffe van eene grijze loodkleurige hoedanigheid naar bulten en in derzelver geheele uitgestrektheid , als het ware , eene soort van schroef,nbsp;ter dikte van ten minste drie Nederlandsche duimen rondom de knobbelachtige of tuberculeusenbsp;zelfstandigheid, die het geheele middelpunt besloeg, en welke opmerkelijk was, wegens derzelvernbsp;II. D. I. St.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;14

-ocr page 226-

210

zamenhang eu gele kleur. De stof uit het midden knerste onder het snijdend werktuig,nbsp;en er vloeide dunne etterstof {ichor) van eenenbsp;gele kleur uit.

Deze stier had reeds vroeg tot de voortteling gediend, en was in eene lage, waterachtige,nbsp;streek opgevoed. Het is niet de eerste maal,nbsp;dat men de klierziekte hij het hoornvee heeftnbsp;waargenomen. Dezelve is niet vreemd aan dennbsp;Hond. Het verslag onzer werkzaamheden vannbsp;het vorige jaar bevat eene waarneming, welkenbsp;dit bewijst. Maar hij dit dier waren de luchtpij ps*water-vaatsklieren alleen opmerkelijk doornbsp;haren omvang, derzelver zelfstandigheid was volkomen gelijkaardig.

Een gezwel ter grootte van eene noot, gelegen bulten het tandvleesch, op de hoogte van de eerste en tweede kiezen der regterzijde, hijnbsp;een Paard, aftands van jaren {hors d’age), werdnbsp;gesmeerd met kwlkzalf, waardoor hetzelve innbsp;grootte toenam. Eene maand naderhand werdnbsp;het vuur aangewend; van toen af aan kwamennbsp;er kankerachtige verzweringen met verhevennbsp;randen te voorschijn. In dezen staat werd hetnbsp;Paard aangekocht, om te dienen voor de werkzaamheden der school. De linker wang wasnbsp;sterk uitgezet; het tandvleesch dezer zijde wasnbsp;niet meer te heAennen; het dier was in eenenbsp;volkomen staat van uittering.

Het groote kaakbeen, te rekenen van de eer* ste linker kies tot aan het begin des uitsteken-

-ocr page 227-

211

den rands was verstoord en vervangen door eene spekacbtige zelfstandigbeid. Het nüddenschot vannbsp;den neus en de Leenachtige plaat, welke de binnen-tanden van een scheidt ^ waren week , en tegennbsp;den tegenoverstaanden wand gedrongen, zoodatnbsp;eene der neusholligheden volkomen verstoptnbsp;was , ett de andere slechts eenen zeer naauwennbsp;doorgang aan de lucht verleende. Deze ziektekundige ontleedkundige waarneming bewijst tweenbsp;zaken; vooreerst, dat de dieren, even als denbsp;inensch , onderhevig zijn aan kankerachtige ont»nbsp;aardingen van bet vlies, dat de wangen inwendig bekleedt; ten tweede, dat het vuur dezenbsp;ongemakken meei’malen verergert, dan geneest.

Een Bul-Hond, die geslagen was, gevoelde pijn in de lendenen, en stond met een gebogennbsp;rug. Hij weigerde vaste voedscls, dooh gaf geenenbsp;bevige pijn te kennen, wanneer de huik gedrukt werd. Hij dronk den eersten dag; dennbsp;Volgenden had er een staat van terneergesla-genheid plaats met bijna volkomene ongevoelig-beld. Hij stierf des avonds. Bij fle openingnbsp;bevond men, dat al de buiks-ingewanden ennbsp;inzonderheid de maag eene boog roode kleurnbsp;bezaten; in de linker vlakte der maag bevond zichnbsp;een gat ter grootte van een twee franken-stuk;nbsp;de randen w'aren verdund en met fi'anjes bezet.nbsp;tgt;e spijshuis bevattede volstrekt geene zelfstandigheid , welke het vermoeden kon doen ontstaan,

• er vergiftiging plaats had, en hetgeen voortgegaan was, bevestigde zulks. Wij zijn dan

14*^ .

-ocr page 228-

212

g«regtigd aantenemen , dat deze doorboring der maag van zelve zij ontstaan, afhangende van denbsp;hevige ontsteking der Ingewanden.

Door de openingen der dieren, welke ten behoeve van het onderwijs der school wordennbsp;opgeofferd, hebben wij veelvuldige gelegenheid ,nbsp;om deze waarneming der ziektekundige ontleedkunde bevestigd te zien, dat er ziekelijke aandoeningen der weefsels , zelfs van de voornaamstenbsp;ingewanden, hij eenen schijnbaren staat van gezondheid , kunnen bestaan. In vele gevallen,nbsp;vertonnen zich dan voornamelijk de verschijnse*nbsp;len, welke de ziekte aandulden bij de dieren,nbsp;wanneer de aandoeningen tot den hoogsten trapnbsp;zijn geklommen. Dezelve zijn bij de dieren veelnbsp;duisterder dan bij den menseh.

De lever , de milt en een gedeelte van den blinden darm, waren genoegzaam geheel bezetnbsp;door de knobbelachtige ontaarding, bij dieren ,nbsp;welke schijnbaar gezond waren. In een gelijknbsp;geval, vond men in het eerste dezer ingewandennbsp;een beurs-gezwel, ter grootte van een kinderhoofd. ^ij hebben ook de milt twee en drie*nbsp;malen grooter dan gewoonlijk bevonden, verhardnbsp;en met spalachtige uitzettingen bezet, ennbsp;eene enkele keer bezat de zelfstandigheid eenenbsp;ultgebrelde verzwering, bevattende een wittennbsp;etter, bijna gelijk aan dien van het celweefsel.

-ocr page 229-

213

Practische Waarnemingen {Pathologie clmiquè).

De uitoefening der Vee-artsenijkunde geschiedt in onze zieke-stallen, en de omliggende streken. nbsp;nbsp;nbsp;'

De kweekelingen, tot de practische lessen gekomen zijnde, bezoeken, bij beurten, de zieke dieren der landlieden, die onze hulp verlangen.nbsp;Drie honderd en vijftig dieren, waarvan ten minstenbsp;drie vierde gedeelten hoorn-beesten zijn, werden op deze wijze behandeld bij de eigenaren,nbsp;met een’ verschillenden, doch algemeen voldoenden , uitslag.

Deze bezoeken bulten de school verschaffen aan onze kweekelingen het onwaardeerbaar voor-regt, om hunne waarnemingen aangaande de ziektennbsp;der dieren te vermeerderen, waarvan het getalnbsp;over het geheel niet zeer aanmerkelijk is innbsp;onze zieke-stallen. Op het land, aan zich zelve overgegeven zijnde, wordt hun practischnbsp;oordeel aanvankelijk geoefend. Ook daar beginnen zij te leeren partij te trekken van denbsp;middelen ter genezing, welke de plaatselijke omstandigheden hun aanbieden. Bij de terugkomstnbsp;doen de kweekelingen verslag aan hunnen Hoog-leeraar omtrent den staat van het zieke dier,nbsp;dat zij onderzocht hebben, omtrent de wijzenbsp;van behandeling, door hen in het werk gesteld,nbsp;en ontvangen raadgevingen, welke kunnen dienen , om daarnaar hunne behandelingen te regelen.

-ocr page 230-

214

Langs dezen weg hebben onze kweekelingen begonnen bij de herkaauwende dieren de wijzenbsp;van ontmanning in Ie voeren, welke geschiedtnbsp;door bet tweemaal omdraaijen van den zaadstreng, (bistournagé) als zijnde eenvoudiger, ennbsp;gaafide minder vergezeld van nadeelige gevolgen,nbsp;dan de castratie, waarbij' de ballen worden af-gesneden.

Zeven honderd zeven en twintig dieren, onder welke men rekent twee honderd drie en negentig Paarden, vier en twintig Ezels, vijfnbsp;Ossen, drie honderd twee en tagtlg Honden ennbsp;Katten, en eenige Vogelen zijn in onze zieke-slalleu behandeld geworden, sedert den 18 September 1821, tot op denzelfden dag dezes jaars.nbsp;Van dit getal zijn meer dan zes zevende gedeelten genezen uit dezelve vertrokken of opnbsp;den weg tot herstelling.

De sterfte had vooral plaats, zoo als gewoonlijk, onder de Honden, en men zal zich hierover niet verwonderen, wanneer men weet,nbsp;dat, voor het grootst gedeelte, deze dieren dikwijls stervende worden gebragt, of door ziektennbsp;aangedaan , welke verergerd zijn door hetnbsp;misbruik vau verhittende geneesmiddelen, dienbsp;met dezelve strijden, waarvan elke oudenbsp;vrouw of leder jager in het bezit is, en inzonderheid door zekere geneeskundige poeders,nbsp;welke ia vele winkels te Lyon worden verkocht.

Het getal der dieren, gebragt aan de school, om onderzocht, behandeld, en verbonden te

-ocr page 231-

215

worden, wegens verwondingen, of uit hoofde van ziekten, waaromtrent men ons heeft geraadpleegd , gevoegd hij die, welke de kweekelingennbsp;op het land hebben behandeld, bedraagt tweenbsp;duizend, honderd en een en tagtig.

Het afgeloopen jaar heeft te Lijon en in hare omstreken geene zoodanige algemeene ziektennbsp;onder de dieren doen geboren worden, welkenbsp;de uitwerkingen zijn van bijzondere weêrsge-steldheden.

De herfst deed zich eenlgernjate kenmerken door sterke afwisselingen van temperatuur, ennbsp;door schielijke overgangen eener sterke hitte totnbsp;den slaat eener koude en vochtige gesteldheidnbsp;des dampkrlngs, ten gevolge waarvan onderscheidene Paarden van voerlieden, welke opnbsp;de wegen van de Bourbonnais en VAuvergnenbsp;rijden , door longontstekingen werden aangedaan.

Deze ziekten , welke het karakter van het saisoen bezaten, daarin bestaande, dat zij nietnbsp;zeer hevig van beloop waren, werden volkomennbsp;overwonnen door de gewone geneeswijze.

De ontstekingen van het rlbbe-vlies en de longen, welke ontstonden onder den invloednbsp;der sterke warmte, die in den zomer plaatsnbsp;had, waren vergezeld van toevallen van krachteloosheid én ongevoeligheid. De behandelingnbsp;werd hierdoor meer te zamengesteld, en wasnbsp;zelfs somwijlen vruchteloos. Een ongunstig tee-ken, hetwelk tegen het tweede tijdperk dezer

-ocr page 232-

216

aandoeningen verscheen, was eene soort van uitzakking of nederhanging van de achterlip.

De dieren, waarbij dit verschijnsel werd waargenomen , werden een slagtoffer der ziekte; en bij de opening der ligchamen bleek het,nbsp;dat, behalve de aandoening van het borstvliesnbsp;en der longen , welke van de ziekte onafscheidelijk waren, er algemeen eene uitstorting vannbsp;weivocht, ligtelijk met bloed vermengd, plaatsnbsp;vond in de groote holligheden der hersenen.

* Gedurende den loop van den zomer heeft men bij verscheidene melkkoeijen, in de omstreken van Lyon, eene ontstekingachtige zwelling waargenomen der uijers. Bij de meesten wasnbsp;slechts de eene helft des deels aangedaan; hetnbsp;zieke deel verkreeg dikwijls den dubbelen omvang der natuurlijke grootte. De spanning ennbsp;hardheid waren aanmerkelijk; de melk was innbsp;het eerst rood gekleurd en droogde daarna op.nbsp;Deze ontsteking ging algemeen tot verhardingnbsp;over, welke dikwijls zeer lang bleef bestaan,nbsp;indlen zij niet, in het begin, door eenenbsp;zeer werkzame ontstekingachtige behandelingnbsp;werd tegengegaan. De invloed der koude wiiid-stroomen, en de vochtige lucht der stallennbsp;schenen de oorzaken van dit ongemak te zijn,

De kwade droes , die geesel van het Paarden-geslacht, is bij aanhoudendheid het voorwerp van ovei'weging der Vee-artsenijscholen. Hetzijnbsp;dezelve zich in een hevigen of slepcnden staatnbsp;vertoont, of door besmetting, als oorspronke-

-ocr page 233-

2J7

lijke of gevolgelijke ziekte van andere, -namelijk eigenlijdige ongesteldheden, of bij wijze vannbsp;stofverplaatsing ontstaat, deze ziekte is evennbsp;hardnekkig en dikwijls ongeneeslijk, wanneernbsp;dezelve tot eene zekere hoogte is gekomen.

Bij de meeste voorwerpen, aan deze ziekte gestorven , vond men geen’ eenen knobbel in denbsp;longen, en wij hebben ook bij geen’ derzelvenbsp;eenige knobbelachtige ontaardingen aangetroffennbsp;op het slijmvlies, welke, zoo als men weet, denbsp;voorname zitplaats dezer ziekte uitmaakt.

Wij zijn dan geregtigd , tot zoolang als nieuwe daadzaken ons het tegendeel zullen hebben aangetoond , om de verzweringen van het vlies,nbsp;dat de neusholligheden bekleedt , te beschouwen als de uitwerking van ontsteking, en nietnbsp;van de verweeking der voorgewende knobbelsnbsp;(Vergelijk blz. 152 en vervolgens. N).

Indien men bovendien al veronderstelt, dat men zou kunnen aantoonen, dat de zweren,nbsp;welke bij den kwaden droes bestaan, eene enkele keer ontstaan uit de verweeking der knobbels, zoo heeft de zuivere waarneming duizendnbsp;malen bevestigd, dat ontsteking het begin heeftnbsp;uitgemaakt, welke in verzwering eindigt.

Gelijk wij onze nasporingen met al de goede trouw in het werk stellen , waarmede zulks behoort te geschieden, en met het enkel verlangen, om de wetenschap te bevorderen, weigeren wij geen geloof aan de mogelijkheid dernbsp;verzwering van het slijmvlies, ten gevolge der

-ocr page 234-

218

verweeklug van knobbels, in geval van den kwaden droes; maar men ¦ veroorloove ons te zeggen : wij verlangen vurig, dat anderen, die zulks hebben waargenomen , ons mogen doennbsp;kennen, door welke kenmerken men de knob-belacbtlge verzweringen van de ontstekingachtige kan onderscheiden. Tot zoo lang wij dezenbsp;kenteekenen niet hebben verki'egen, zullen wijnbsp;onze geneeswijze rigten tegen de ontsteking, omnbsp;dezelve te doen wijken; en het is op deze wijze, dat wij meenen het zoo ver te hebben ge-bragt om deze geduchte kwaal somwijlen tenbsp;kunnen overwinnen.

Onder het getal der dieren, in den loop dezes jaars genezen, tellen wij drie Paarden,nbsp;behoorende bet een aan het negentiende regiment Jagers, en de twee andere aan landbouwersnbsp;uit den omtrek van Lyon. Alhoewel wij het moor-'^oeAev{aethiops mineralis,sulphure noir de mercure)nbsp;en de schci’pe zoutzure kwik of sublimaat innbsp;sterke giften hebben aangewend, zoo hebbennbsp;wij deze middelen zoo dikwijls tegen dezenbsp;ziekte zien mislukken , dat wij ons wel zullennbsp;Wachten dezelve als specifiek aan te prijzen. Wij stellen eenig vertrouwen op veelvuldige setons, geplaatst nabij de zitplaats desnbsp;ongemaks, op berookingen en pijnstillende ofnbsp;prikkelende inspuitingen, naar den toestand dernbsp;ontsteking, en wij raden de kunstoefenaren aan,nbsp;om geenszins de ontstekingen van het slijmvliesnbsp;te laten verouderen, welke wij oordeelen, dat,

-ocr page 235-

219

ia alle gevallen, tot verzwering kunnen ov er gaan, en bij gevolg eene oorzaak van den kwa'nbsp;den droes worden.

De prikkeling, zoowel hevige als slepende, van het slijmvlies der verteerings-werktuigen,nbsp;welke met regt, door de hedendaagsche Geneeskundigen, wordt aangemerkt, als de ooi-zaaknbsp;van eene menigte van ongesteldheden, dienbsp;men welligt verkeerdelijk onder de klasse dernbsp;zenuw-ziekten heeft gerangschikt, heeft niet minder een onderwerp onzer aanhoudende overweging uitgemaakt.

Het verschil der toevallen, welke dezelve veroorzaakt, naarmate van de verschillende wijzen, waarop zij het geslacht van den Hondnbsp;aandoet, heeft, sints langen tijd, de Vee-artse-nijkundigen doen dwalen. Nu eens hevig ennbsp;verspreid over verschillende ingewanden, dienbsp;door naauwe verbindingen met de maag in verband staan , brengt dezelve een’ staat van aanmerkelijke stompheid, werkeloosheid, en ongevoeligheid voort; dan eens de verwijdende spieren van het hoofd der siikbuis en der kakennbsp;door kramp aandoende , doet zij dien toestandnbsp;ontstaan, welke rage mue wordt genoemd.

Op een’ anderen tijd, zich verspreidende over de bewegende spieren, doet zij dezelve verlammen, terwijl de gevoeligheid verhoogd wordt,nbsp;zoodat men, in het laatste geval vau. gastrischenbsp;prikkeling, twee soorten van verschijnselen aantreft , die duidelijk twee tegenovergestelde toe-

-ocr page 236-

220

standen te kennen geven, namelijk verlamming der bewegingen en verhooging van gevoel. Eindelijk , in eenige gevallen, welke menigvnldigernbsp;voorkomen, dan men denkt, brengt de prikkeling van het slijmvlies der verteerings werktuigen , door zich door medelijden mede tenbsp;deelen aan de hersenen , die schromelijke razernijnbsp;te weeg, welke men dolheid noemt, en doornbsp;den bijnaam van kwaadaardige onderscheidennbsp;wordt.

Eene zaak, welke wel verdient te worden opgemerkt, is, dat, gedurende de zeer warme luchtsgesteldheid van het voorjaar en den zomer,nbsp;het getal van Honden, door de bijtlust aangedaan, zeer gering is geweest. Alleen met hetnbsp;verschijnen der eerste regens tegen het eind dernbsp;maand Augustus, namen wij eenige gevallennbsp;waar. Dit bevestigt ons gevoelen omtrent denbsp;oorzaken dezer ziekte , dat dezelve namelijk invalt met de regens, en de zware nevels vannbsp;den herfst.

De sterke warmte alleen is dan niet in staat, om de hondsdolheid te doen geboren worden;nbsp;er moeten bij dezelve zonder twijfel nog andere omstandigheden zamenloopen, welke zichnbsp;niet openbaarden, gedurende het voorjaar en dennbsp;laatsten zomer.

De zenuw-pijnen, (néuralgies) welke eene belangrijke orde in het ziektekundig stelsel der menschelijke ziekten uitmaken, kunnen niet dannbsp;met moeite onderscheiden worden in de dieren

-ocr page 237-

221

van de slepende zinkingachtige -of jichtpijnen^ vermits de Vee-arls verstoken is van de aanduidingen van de zijde zijnei* lijders omtrent dennbsp;aard en de juiste zitplaats der pijnen, welke zijnbsp;ondervinden; derzelver uitwerkingen intusschennbsp;in de spieren, welke de hebbelijkheid hebbennbsp;aangenomen, om zich stuipachtig te bewegen ,nbsp;zijn van dien aard, dat zij als de oorzaaknbsp;hiervan in aanmerking kunnen worden genomen.nbsp;Wij meenen aan eene dezer aandoeningen tenbsp;moeten toeschrijven eene stuipachtige bewegingnbsp;van het hoofd op- en nederwaards, even als bijnbsp;een Paard, dat zuigt (windzuiger, cheml, quinbsp;pompe) de ongeregelde en afwisselende bewegingen , van zelfs ontstaan bij een Paard, terwijlnbsp;al de overige verrigtingen met de meeste regelmatigheid werden volbragt.

Deze stulpziekte verminderde slechts weinig onder eene zeer lang voorlgezette krampstillende geneeswijze. Eindelijk verkocht zijndenbsp;aan een’ Postmeester, die geene zwarigheidnbsp;maakte In deze ongeregelde bewegingen ennbsp;het slaan met den kop, bragt de aanhoudendenbsp;arbeid, welken dit Paard moest verrigten,, eenenbsp;meer voordeellge uitwerking te weeg, dan denbsp;geneesmiddelen.

De goede uitwerkingen van den duivelsdrek, ontbonden in azijn, hebben zich steeds bevestigd , 'bij de behandeling van den St.-Fitus-Dans-

Wij hebben door de aanwending van deze

-ocr page 238-

222

zelfstandigheid, • zoo in een drank als klisteren toegediend, vei’scheldene Honden genezen. Maarnbsp;de uitstekendste uitwerkingen werden van dezelve waargenomen bij twee Honden, waarvannbsp;een door de beginselen eener halfzijdige verlamming was aangedaan, en de andere door eenenbsp;dwarscbe verlamming van het achterstel.

Wij hebben zelden gezien, dat dit middel zonder uitwerking is gebleven, indien het mogelijk was , hetzelve lang genoeg aan te wenden.

De afsnijding der pees van de diepe of doorborende spier (oppei’arm-voorarms-hoefbeens-spier muscle cubito-phalangien) , wanneer de kogelnbsp;geheel bulten de zwaarte-lijn is gebragt (over-kotlng) blijft, in onze handen, de gelukkigstenbsp;uitwerkingen voortbrengen. Terstond na denbsp;operatie kan het dier rusten op de geheelenbsp;vlakte der voetzool, en korten tijd naderhandnbsp;is hetzelve in staat zijn gewoiren ¦ arbeid wederom te verrlgten.

fScdert eenigcn tijd heeft men, vooral in Frankrijk, deze stoute kunstbewei’klng aangewend in gevallen van verkorting der buigendenbsp;spieren van den voet, waaraan het onvermogennbsp;verbonden is, om den voet plat nedertezetten,nbsp;waardoor het Paard verpligt wordt overkoots tenbsp;staan , en alleen in staat is op het voorste gedeelte of den toon des vocts te rusten. Mennbsp;heeft hiervan onderscheidene, gelukkig geslaagde,nbsp;gevallen medegedeeld. In de Mémoires de lanbsp;Société Boyale et centrale d'Agriculture van

-ocr page 239-

223

1826, wordt het verslag gevonden van deze operatie, in het werk gesteld door den Veearts BRüCHE, te Vitrrj - Ie- Franco , aan eenenbsp;Merrie van twaalf of dertien jaren oud, welke, wegens eene sterke overkoting, niet innbsp;slaat was den voet legen den grond te zetten,nbsp;maar op den toon moest imsten, zoodat mennbsp;in beraad stond het Paard te do o den, waartoenbsp;evenwel de eigenaar nog niet kon besluiten, omdat het dier zwanger was. De gemelde Veearts stelde voor om de pees-koord der buigende spieren door te snijden. Hij verrigttenbsp;deze afsnijding, met vermijding der zijdelijkenbsp;vaten en zenuwen. Ommiddelijk na de operatie , liep de Merrie op de hielen van den voet,nbsp;in plaats van op den toon te steunen. Eennbsp;eenvoudig verband van pluksel, natgemaakt innbsp;water met eenigen alcohol vermeugd, en eennbsp;wiek, gelegd tusschen de doorgesnedene eindennbsp;der pees, waren hierbij voldoende. Bij hetnbsp;afnemen des verbands, vloeide er overvloedignbsp;pees-vocht (synovié) uit de wond; na verloopnbsp;van acht dagen was de zelfstandigheid tusschennbsp;de verdeelde pees-einden hersteld, doch de uit-vloeljing van het gemelde vocht hield nog aan.nbsp;Door twee malen het vuur aan te wenden,nbsp;ontstond er eene ontstekingachtige zwelling ,nbsp;welke de ontlasting van dit vocht deed ophouden. Nadat de korsten waren afgevallen, bleefnbsp;er slechts eene eenvoudige wond over, welkenbsp;met droog fijn geknipt pluksel bedekt werd.

-ocr page 240-

224

Eetie maand daaxma, werd het vuur aangewend over de geheele oppervlakte des beens, van de knie af tot aan den boef. Tweenbsp;en eene halve maand na de ondergane kunstbewerking , werkte de Merrie voor dennbsp;ploeg, en wierp baar veulen, hetwelk, toennbsp;het drie maanden oud was, voor honderd ennbsp;twintig franken werd verkocht. Zij werd vervolgens wederom in den post-dienst genomennbsp;van Vitry naar St. Dizier, welken dezelve,nbsp;gedurende vier jaren, verrigtte, wanneer zij verkocht werd aan een landbouwer, bij wien zijnbsp;zich in 1826 nog bevond.

De volkomene genezing van de buigende en andere aanmerkelijke pezen, hetzij door toevallige of opzettelijke afsnijding verdeeld, wordtnbsp;nader bevestigd door de Veeartsen clichy, tenbsp;Janmlky encoun, te Auxèro, waarvan de gevallen zijn medegedeeld in het Recueil de Médecinenbsp;p^étérinaire, Tom. 1. pag. 403, en Tom. II,nbsp;pag. 364.

De eerstgemelde geeft ook het verslag van eene volkomene afsnijding der pees van Achillesnbsp;{tendon du muscle bifémoro-calcanien), afgesneden door een sikkel, hoedanlge de tuinliedennbsp;gebruiken, eene duim breedte boven het hiel-been, — De einden der verdeelde pees stondennbsp;ongeveer drie duimen van elkander verwijderd.nbsp;Er werden zware pluksel wieken, in brandewijnnbsp;gedoopt, ter zijden en van achteren op de wondnbsp;gelegd, welke door middel van twee dunne houten

-ocr page 241-

215

spalken en eeli zwachtel werdén bevestigd, met oogmerk tévens om, zoo veel • mogelijk, de beweging van het gewricht der achter-knie (Ie jar-ret) te bepalen. Hiermede liet men het Paardnbsp;vrij loopen. Na twaalf dagen werd eene verwis-llng des verbands wegens den stank des etters,nbsp;die anders niét overvloedig was, noodzakelijk.nbsp;De wond had een goed aanzien , en de zwellingnbsp;was niet zeer aanmerkelijk. .Men vernieuwde nu,nbsp;onder gelijke voorzorgen, om de acht dagen jnbsp;het verband, doch met weglating der spalken,nbsp;die de huid hadden beschadigd. Acht dagen nanbsp;de beleediging, ging het Paard liggen en stondnbsp;vrij gemakkelijk wederom op. Het werd meernbsp;en meer vast op denquot; gang met drie beeuen,nbsp;doch het begon zich eerst zes weken na hétnbsp;voon'al, dat op den 10 Junij liad plaats gehad,nbsp;van het vierde been te bedienen. In het middennbsp;van September daaraanvolgende, zou men naatf-welijks geloofd hebben, dat aan het Paard zulknbsp;eene verwonding had plaats gehad, en, sedert datnbsp;oogenblik, deed het dier deszelfs dienst even alsnbsp;te voren. Het likteeken bleef weinig zigtbaar, ennbsp;het vezelachtig weefsel, dat de einden der verdeelde pees te zamen had vereenigd, maakte dezelve zoo vast en zacht, als te voren,

•Men vindt, door denzelfden Vee-arts, de genezing vermeld van Honden, aan wie men dezelfde pezen opzettelijk had afgesneden, met oogmerknbsp;om deze Honden, die eenen Boer tot overlastnbsp;waren , voor de jagt ongeschikt Ie maken. Denbsp;II. D, I, St.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;15

-ocr page 242-

216

gewonde deelen genazen van zelve, zoodat deze dieren, na vier maanden, wederom, ter jagt gebezigd wordende, volstrekt geen ongemak in hetnbsp;loopen toonden te hebben overgehouden. Denbsp;pachter, aan wien dezelve op zijne hoeve opnbsp;nieuw hinderlijk waren, zijn oogmerk niet bereikt ziende, liet nu de Honden dezelfde pezennbsp;aan beide achterbeenen volkomen doorsnijden.nbsp;Zes maanden daarna werden zij, genezen zijnde,nbsp;wederom op de jagt gebruikt.

De Vee-arts XEFèsvREjte Basèclesy iu de Pro* vincie Henegomcen, heeft mij de mededeelingnbsp;gedaan van verscheidene gevallen van , meer ofnbsp;minder verouderde, verkortingen der buigendenbsp;pezen van den voet, en daaruit gevolgde over-kotingen, waarbij het de Paarden onmogelijknbsp;was den voet plat neder te zetten, maar dezelvenbsp;op de voorste punt des hoefs moest rusten,nbsp;kunnende, in sommige gevallen, de grond naauwe-lijks door dit deel worden aangeraakt, welke gebreken door de doorsnijding van de pezen dezer spiamp;-ren zijn hersteld. In één geval was dit ongemaknbsp;to weeggebragt door een’ pees-knobbel [ganglion),nbsp;op het midden van het pijpbeen des linker voor-becus. Deze knobbel bad eene ontsteking tenbsp;weeg gebragt in de huid, welke beantwoordtnbsp;aan de buigende pezen. Hiertegen was, gedurende drie jaren, zes malen het punt-vuur aangewend, waardoor de ontsteking telkens vermeerderd was, Welke zich over do pezen, de omringende weefsels', en het kootgewricht bad uit-

-ocr page 243-

217

gebreid. De koot maakte met het pijpbeen eeii’ scherpen hoek; het to on-gedeelte des ijzers rusttenbsp;naauwelijks meer op den grond. liet Paard konnbsp;niet dan springende op drie beenen gaan. —:nbsp;De huid , welke de koot, den kogel, en het pijp-?nbsp;been omgeeft, was zeer verdikt, en hard, ennbsp;op dezelve waren indrulisels waar te nemen, ternbsp;diepte van het vierde gedeelte van een duim,nbsp;als de overblijfsels der brandingen. Het Paard,nbsp;dat zes jaren oud was, ging dikwijls liggen , ennbsp;stond niet anders op, dan om te eten, dochnbsp;was, voor het overige, gezond.

De operatie werd op deze wijze verrigt. Er werden twee langwerpige insoijdingen gemaakt,nbsp;ter lengte van twee duimen, volgens de strekking van het pijpbeen, ter weerszijden van hetzelve , drie duimen boven den kogel , in denbsp;huid, welke beantwoordt aan de zijdelijke slagaderen en aderen 41ezes beens. Het celweefsel,nbsp;dat onder de huid gelegen is en zeer verhardnbsp;was geworden, weggenomen zijnde, werden denbsp;gemelde vaten opgezocht. Achter deze werdnbsp;eene soort van houten mes henen gevoerd , omnbsp;de pezen te scheiden, ten einde deze te veiliger te kunnen doorsnijden, zonder gevaar tenbsp;loopen van de vaten te beleedigen. Nu werdennbsp;de huid en de buigende pezen dwars doorgesneden. Terstond daarna kon de voet in des*nbsp;zelfs natuurlijke rigting worden gebragt, gelijknbsp;aan die van het tegenovergestelde been.

16«

-ocr page 244-

218

Dez^ rigting werd door een gescliikten toestel bewaardj en hoewel men zich te voren niet kon verzekerd houden, wegens de zwelling ennbsp;hardheid der zachte deelen, of er verstijvingnbsp;van het kootgewricht plaats vond, zoo bleek hetnbsp;evenwel , dat er geene zamengroeijlng van ditnbsp;gewricht bestond.

De wonden werden met pluksel, in kamfer-geest en terpertign-olle gedoopt, verbonden. — Er ontstond een en andermalen bloedvliet, dienbsp;door gepaste drukking op de vaten ^ door middel van compressen en zwachtels , gestild werd.nbsp;Na verloop van vier weken, was de wond zoonbsp;ver gevuld, dat er slechts opdroogende middelennbsp;behoefden te worden aangewend. Het likteekennbsp;was vervolgens, na veertien dagen, volkomen gevormd. Men deed het Paard nu op den voetnbsp;rusten, doch Het denzelven nog ondersteunen,nbsp;door het onderwerpen van Itroo. Het verbandnbsp;ter ultsti'ekking van den voet, tot dus ver gebezigd , werd afgenomen; alleen wei’d het diernbsp;nog in het hangtuig gehouden. Dan het Paardnbsp;verbrak hetzelve , en liep van zijne plaats. Hetnbsp;ging nog kreupel, doch, na drie weken, was hetzelve volkomen genezen.

De gemelde Veearts merkt nog aan, dat hij zich niet altijd, in dergelijke gevallen van ovei'*nbsp;kotlng , bepaalt tot het doorsnijden der buigendenbsp;pees, maar dat, wanneer, zoo als meermalennbsp;geschiedt, tevens de knie naar voren staat gebo»


-ocr page 245-

210

gea, ook de peesachtige uitbreiding van den langen buiger van den yoorariu {flponmrose du musclenbsp;coraco-cubital) door hem vrordt doorgekliefd.

Om den regten stand des voets te bevorderen^ is het doorgaans noodig, aan het toon-gedeeltenbsp;des ijzers een verlengstuk te smeden, en de hielen af . te nemen.

De pees-wond moet, van het begin af aan, met sterk prikkelende middelen worden behandeld,nbsp;ten einde in de afgesnedene oppervlakte eenennbsp;trap van ontsteking op te wekken, welke noodzakelijk is, om eene afscheiding van die za-menhechtende zelfstandigheid voort te brengen ,nbsp;welke de gescheldene deelen moet vereenigen.

(Wij mogen de verzekeringen, welke ons, ten opzigte van de gunstige uitwerkingen dezer handelwijzen, gegeven worden, niet tegenspreken,nbsp;maar zijn verpligt te bekennen, dat wij metnbsp;bet doen van deze operatie aan de quot;Vee-artsenij-school, tot dus ver, niet zoo gelukkig zijnnbsp;geslaagd , als dc) gemelde Vee-artsenijkundlgen.nbsp;Wij hebben ondervonden, dat, wanneer de pe.nbsp;zen der doorboorde en doorborehde spier beidenbsp;werden afgesneden, in geval van overkotlng, tennbsp;gevolge eener verkorting of krimping van dezelve,nbsp;de voet spoedig eenen regten stand aanneemt,nbsp;tertvijl Let been hierdoor geenszins het vermogennbsp;mist, om het ligchaam te ondersteunen. Denbsp;beweging van het pijpbeen blijft voorts aanwezig, doch de buigende beweging van de kootnbsp;gaat, hoewel de sclieeubeens'kootbeens-spier en de

-ocr page 246-

120

twee grifféibeens-ikootbeèns-spieren onverdeeld blijven, zoo goed ab geheel verloren, De wonden genezen, bij eene gepaste behaindeling met geestrijke en balsémaehtige middelen , binnen ditie of vier weken ,,nbsp;doorgaans Völkömen. ¦ In bét laatst zijn de een-vöüdigé 'bedekking van dezelve a met pluksel ennbsp;de aanwending van opdroogende middelen voldoende, dm dB buid te doen samentrekken. In-tusschen ontstaat, na de afsnijding der twee genoemde buigende pezen i welke tevens aan detinbsp;vdet deszélfs voornamen steun ' geven, eene tegenovergestelde rigting, namelijk eene: doorbui-ging des kootgewricbts naar achteren, waardoornbsp;de voet op de bielen en naar voren komt tenbsp;staan , zoodat dezelve, op deze: wijze , even on-gescbïkt wordtom het ligcbaam te ondersteunen.nbsp;Eli bijaldien men al, door eene doelmatige bevestiging, hieraan gi’ootendeelskan;te gemoet komen,nbsp;zoo werd de tusschen gegroeide zelfstandigheid nietnbsp;zoo vast, dat dezelve niet naderhand toegaf en tenbsp;veel verlengd werd, waardoor de bedoelde dbor-zakking , zelfs na de schijnbaar volkomené herstelling, steeds wederom toeneemf. Bovendien hebben wij bevonden, dat er, bij de genezing dernbsp;verdeelde pezen, steeds eene onregelmatige za-mengroeijlng plaats vindt, zoo wel onderling alsnbsp;met derzclver sebeeden , waardoor de vrije werkingnbsp;dezer deelen voor altijd gehinderd wordt.nbsp;Paarden, door ons aan deze kunstbewerking onderworpen, konden dus in den stap vrij goed,

-ocr page 247-

221

ofschoon niet zonder spoedige vermoeijing , gaan, doch zij bleven niettemin voor den drafnbsp;ten eenemale ongeschikt, terwijl 'de voet een.'nbsp;meer of minder aanmerkelijkeu misstand behield.

Dit zelfde had plaats bij een jarig veulen, hetwelk zich toevallig, door in eene zeissen te val*nbsp;len, de doorboorde en doorborende pezennbsp;had afgesneden, ongeveer drie vinger-breedtennbsp;boven het kootgewricht. De wond genas, ondernbsp;de aangewende behandeling, door den Vee*artsnbsp;VAN STEENwiJK tc Doom, voorspoedIg, doch ernbsp;bleef eene verdikking aan de plaats over, welkenbsp;vervolgens door de aanwending van het vuurnbsp;veel verminderde, waardoor ook het deel meerdere vastheid verkreeg. Niettemin herstelde denbsp;beweging zich niet volkomen, maar er bleef, nanbsp;verloop van meer dan twee jaren, nog zwakheid en kreupelheid over.

Wij hopen nog nadere gelegenheid te hebben , om deze kunstbewerking te herhalen, welke voorzeker van belang kan zijn, wanneer zij denbsp;bruikbaarheid van het Paard zou kunnen herstellen , hetwelk uit hoofde van overkoting,nbsp;ter oorzake van eene verkorting der buigende pezen, voor den gang ongeschikt is geworden. N.)

Twee Muil-Ezels werden door krampverstlj-vlng (tetanus) aangedaan, na de operatie der ontmanning , ten gevolge van den invloed der koude lucht, de een van den vijftienden totnbsp;den zestienden, de ander van den negenentwin-trgsten tot den dertigsten dag. De spieren

-ocr page 248-

222

van liet ügcliaam en de uiteinden waren zlgt-Isaar door aanlioudcnden kramp getroffen. De kaken vyaren nog cenigeraiate hevyeqglijk, en denbsp;dporzwelging was niet vplkQjjaen belet. Wijnbsp;liadden het genoegen dezelve geheel te herstellen. Eerst werd, cene aderlating,, geèVenredigdnbsp;aan de sterkte en de volheid van dennbsp;ppls, in- het . gt;vci:L gestpld; voorts werdennbsp;sterke afkooksels van tólerzoel {solatium dulcamara) , waarin opium, campher en salpeter (denbsp;eersten vooraf in wijngeest ontbonden zijnde),nbsp;zpo in dranken, als in het drinkwater en klisteren aangewend, tot aan den staat van herstellingnbsp;toe. Vervolgens werd alleen het Mlterzoct toe-gcdlend, terwijl mcri door de aloë d,e verstopping,.nbsp;van tijd tot tijd, uit den weg ruimde , welke bijnanbsp;altijd onafscbeidelijk is van de krampverstijying.

Wij hebben eene hiiik-watei'zucht overwonnen hij een waterlion4 , door den huiksteek. Er werdnbsp;ongeveer anderhalve kan weivocht, met eenignbsp;bloed vermengd, ontlast; waarop vervolgens eennbsp;vf'i’zachtcnd water, bezittende de warmtemaatnbsp;van het hgehaam, door middel eencr pijp ofnbsp;canul, werd ingespoten.

Een Paard, welks balzak zeer sterk in omvang was vergroot, werd in dc zicke-stallen ge-hragt, in de maand Jannarij. Door de drukking met de hand ondckle men eene flaauvvc voclitgolving in den.zak, wiens bodem zuchtignbsp;gezwollen scheen te zijn. Veronderstellende,nbsp;dat cr cenc waterbreuk van dep scheede-rok


-ocr page 249-

223

plaats had, jStelden wij den balzaks-steek in het werk, en hoewel met den trokar in den zak vannbsp;het scheede-vlies dóórgedrongen zijnde j werd. ernbsp;niets dan een weinig gestold bloed ontlast. Ernbsp;werd terstond eene inspuiting van warmen wfijnnbsp;gedaan. Des avonds werd het Paard door koortsnbsp;aangedaan, met verlies van den eetlust; het bleefnbsp;een gedeelte, van den volgenden dag liggen, ter«nbsp;wijl de balzak in omvang toenam. Als toennbsp;w'erd besloten eene grootere opening te maken ,nbsp;door middel,der bistourie, waardoor meer dannbsp;eene kan {litre) zwartachtig gestold en stinkendnbsp;bloed langs de gemaakte opening uitvloeide. Vannbsp;dit oogenblik nam de koorts af; de eetlust keerde terug, en eenige dagen daarna vertrok ditnbsp;Paard uit de; zieke-stallen ; het ongemak is nietnbsp;terug gekomen.

. Een staande Jagt-Hond, welke op eene plaats was opgesloten, omringd van een ijzeren hek,nbsp;willende over hetzelve seringen, om te ontsnappen , stootte, op den afstand van een vingernbsp;breedte achter den navel, een punt van het heknbsp;in den buik , en bleef in dien toestand zoo lang,nbsp;totdat men hem kwam los maken. Men w'istnbsp;den juisten tijd niet, welken hij in deze mocije-lijke omstandigheid had doorgebragt. Toen ditnbsp;dier aan de school werd gehragt, hing een gedeelte der dunne darmen bulten de wond; hetzelve W'erd naar binnen gebragt, en de wond,nbsp;door middel van eenige bloedige hechtingen,

-ocr page 250-

224

v^reenigd. Twaalf dagen daarna veidiet deze Hond de zieke-stallen, genezen zijnde,

Zes en twintig beenbreuken werden, in onze zieke-stallen, hersteld en genezen, gedurendenbsp;den loop van dit jaar, te weten vijf en twintignbsp;bij Honden, en een bij bet Paard. Pij het laatstenbsp;werd het kroonbeen van den regter voorvoet innbsp;deszelfs stand bepaald, door de aanwending vannbsp;een zwachtel, besmeerd met pik.

Onder de beenbreuken der ledematen bij den Hond, had er eene dubbelde plaats aan hetnbsp;regter achterbeen. Het dijebeen was dwars gebroken op den afstand van een derde gedeeltenbsp;van deszelfs boveneind, en het scheenbeen schuins,nbsp;een weinig beneden het midden. Het onderstenbsp;stuk van dit been, naar boven getrokken zijnde,nbsp;door de werking der spieren, had aan het andere , dat zeer spits en vast was blijven zitten,nbsp;gelegenheid gegeven, om dwars door de huid tenbsp;schieten, en eene wond te veroorzaken, ternbsp;lengte van drie nederlandsche duimen (centimetres). Dit scherpe eind van het been werd afgesneden door eene scherpe tang, en de tweenbsp;beenbreuken werden hersteld. Veertien dagennbsp;daarna was het eelt van bet dijebeen vast gevormd j de wond van het been was geheeld , ennbsp;dè vereeniging der einden van het scheenbeen,nbsp;waarvan een gedeelte was afgenomen, had plaats,nbsp;vijf en dertig dagen, nadat het gebroken was.nbsp;Eene behandeling, welke slechts ongeveer ander-;

-ocr page 251-

225

halve maand heeft gedtiurd ƒ was toereikende voor de herstelling dezer dubbele beenbreuk.

De verzweringen, welke aan de uiteinden der oorlappen bij de Honden voorkomen, wordennbsp;zekerder en spoediger genezen , door het * enkelnbsp;wegnemen van dat gedeelte, hetwelk door ver-iWci’ing is aangedaan, door middel van een snijdend werktuig, en de aanwending van eene mutsnbsp;(beguin) , dan door die van het rood gloeijendnbsp;brandijzer , hetwelk langen tijd daartoe gebezigdnbsp;werd. De branding heeft dikwijls het gevolg,nbsp;dat het kraakbeen ontstoken en gezwollen, en,nbsp;door de vermeerdering van pijn, de genezingnbsp;vertraagd wordt.

M E D E D E E L I N G E N.

{connESPONDANCË).

De betrekkingen der kweekelingen met luinue ïloogleeraren houden niet op met het eind der studie. Zich naar de plaatsen hebbende begeven,nbsp;alwaar hunne bestemming is, oin de kundigheden , welke zij hebben verkregen , in uitoefening te brengen, onderhouden de meeslen metnbsp;ons eene onafgebrokenè gemeenschap, waarbijnbsp;zich de gevoelens van genegenheid niet minder doen kennen dan de begeerte naar onderrigtnbsp;en bevordering der wetenschap.

Overtuigd van de waarheid, dat de wetenschappen , die op ondervinding nisten , niet tot

-ocr page 252-

226

eeu’ Yolkomen trap yan zektrlield kpmea, daa door de vereeniging van veelvuldige daadzaken ,nbsp;wenden onze leerlingen die gene ten voordeelenbsp;aan, welke eene meer of jnindere uitgebreldenbsp;praktijk,hun verschaft, en wij brengen hun daarvoor welmeenenden dank toe. Zij leeren vroeg*nbsp;tijdig, door de lessen der ondervinding, dat denbsp;ware voorstanders der wetenschappen zich denbsp;verpligting opleggen, om de vruchten van hunnennbsp;arbpid en hunner nasporingen algemeen te maken.

(Dat zoodanige beti’ekklng ook tusschen de kweekelingen der Nederlandsche Vee-artsenij*nbsp;school, nadat zij tot Vee-artsen zijn bevorderd,nbsp;en de Ho ogleeraren blijft bestaan , daarvan levertnbsp;dit tijdschrift reeds de bewijzen op. Wij mogennbsp;van hunnen ijver bij voortduring ruime bijdragen ter uitbreiding der wetenschap verwachten.) N.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'

1°. Wij hebben ontvangen van den Vee-arts FARFOuiLLON , te Motitmerle , in het Departementnbsp;VAin, eene waarneming omtrent den doorsteeknbsp;der bulks-ingewanden, reeds met goed gevolgnbsp;ven’igt bij een Merrie-veulen in de regter zijde,nbsp;met oogmerk om een windzucht weg tq nemen,nbsp;veroorzaakt door eene verstopping van drekstof-fen. Twaalf uren na deze kunstbewerking , gingnbsp;de klomp van drekstolfeu af, welke de darmennbsp;verstopte, en veertien dagen daarna ,was hetnbsp;Veulen volkomen genezen.

2°. De Vee-arts miquel, te Beziers, in het Departement l'Ilérault, deelde het geval mede

-ocr page 253-

227

eener tegennatüurlijke verlossing bij eeiie Ezelin, die twee en twintig jaren oud was.

Door den ouderdom en liet lijden, dat dezelve, gedurende vier en twintig uren, had ondergaan , reeds verzwakt zijnde, was dit dier op het punt van te bezwijken, toen deze ’ Vee-artsnbsp;hetzelve te hulp kwam. Het jong was dood en 'nbsp;had eene verkeerde ligging. Al deze moeijelijk-heden werden door handigheid overwonnen, ennbsp;achttien dagen daarna kon deze Ezelin harenbsp;langdurige dienst wederom als te voren ver-rigten.

3°. De Vee arts allemaud, te Chdteau-Renard, in het Departement Botiches du Rhone ^ gaf ecunbsp;overzigt omtrent eene heerschende ziekte ondernbsp;de Varkens in die omstreken. Meer dan vijftiennbsp;honderd dezer dieren waren daarvan de slagt-offers.

Deze soort van typhus , welke in den loop van den laatst verleden herfst heeft geheerscht,nbsp;begon met fer iiedergeslagenheid der krachten,nbsp;en met het weigeren van voedsel. Er vertoonden zich zwarte plekken aan verschillendenbsp;plaatsen van de oppervlakte des ligchaams, ennbsp;de dieren stierven weinige uren, zeldzaam een’nbsp;dag, daarna. Het langst duurde de geheelenbsp;ziekte drie of vier dagen. Bij de opening vannbsp;al de gestorvene dieren werden sporen van ontsteking, plekken op het slijmvlies der maag,nbsp;der darmen en der blaas waargenomen.

De Vee-arts ailemand heeft de oorzaken dezer

-ocr page 254-

228

verwoestende ziekte met ongemeene naauwkeu-righeld nagespoord , doch is daarin nog niet gelukkig geslaagd. Hij ondervond, dat denbsp;dieren, gehouden onder de luchtige en zuiverenbsp;daken, zoowel als oudeP die , alwaar de luchtnbsp;ongezond was, zoowel in de woningen, die tennbsp;uiterste zindelijk gehouden werden, als waarinnbsp;stinkende mest huisvestte, zoowel de varkens,nbsp;die gezond en het beste voedsel nuttigden , alsnbsp;die, welke met zelfstandigheden van eene mindere hoedanigheid gevoederd werden, op de-inbsp;zelfde wijze door de ziekte werden aangetast.nbsp;Hij heeft ook zijne behandeling op alle wijzennbsp;veranderd, doch altijd met dezelfde ongunstigenbsp;uitwerkingen in het werk gesteld. Verdere na-sporingcn zullen hem zonder twijfel de warenbsp;oorzaken dezer ziekte doen ontdekken.

4°. Van den Vee-arts olivier, te Saint-3Iaxi-viin, in het Departement du Far^ werden twee waarnemingen ontvangen: de eerste over eenenbsp;dwarsche verlamming, (paraplégie) van het achterstel van een Muil-ezelj de tweede over eenenbsp;ontsteking der maag, van het hart, en. de nie-;nbsp;ren van een ander Muil-ezel.

Het verlies der willekeurige bewegingen der achterste ledematen bij den Muil-ezel, welkenbsp;het voorwerp der eei’ste waarneming is, vertoonde zich daags nadat het de kunstbewerkingnbsp;der branding had ondergaan tegen een’ overhoef,nbsp;welke plaats had aan de ^oon van het regternbsp;Toorbeen. Dezelve hegou met een toestand

-ocr page 255-

229

vau benaauwdheld, welke voox’ Luikpiju werd aangezien. Maar weinige uren daarna, het diernbsp;willende doen opstaan, meikte men op, dat hetnbsp;den Muil-ezel onmogelijk was, om op dö achterste heenen te staan, welke meer werden nagesleept dan bewogen. Wrijvingen der lendenennbsp;met terpentijn veranderden den toestand in geenen deele. De aanwending van het rood gloei-jend brandijzer werd naauwelijks gevoeld. Nadatnbsp;het dier nog dertig dagen in denzelfden staat hadnbsp;doorgebragt, werd het afgemaakt. Bij de openingnbsp;werd niets ontdekt, hetwelk eenig licht over de oorzaak der verlamming verspreidde; maar het schijnt,nbsp;dat deze Vee-arts zich heeft bepaald bij de beschouwing der ingewanden, die in de grootenbsp;holligheden bevat zgn; mogelijk zou hij de sporen van eenige ziekelijke aandoening hebben gevonden, door het onderzoek der hersenen, vannbsp;de holligheid der ruggraat, en van de armbeens-vlngerbeens-zenuw {nerf cubito-digital.)

De tweede waarneming biedt eene van die za-mengestelde ziekte-gevallen aan, welke zich met dubbelzinnige verschijnselen openbaren, die zeergeschikt zijn, om de schranderheid van den,nbsp;in de praktijk meest ervarenen, Vee-arts te leurnbsp;te stellen. In het begin der ziekte misleid doornbsp;de zitplaats der pijnen, die nu in de borst,nbsp;dan in de lenden, de nieren en de blaas schenen te huisvesten, welke deelen met de verte-rings-lngewanden in medelijdige betrekking staan,nbsp;werd de behandeling nu tegen deze dan tegen


-ocr page 256-

230

gene dezer pijnlijke streken gerigt ; twee en dertig dagen verliepen onder afwisseling van verbetering en verergering. Na den dood was de verwondering van den Vee-arts niet gering,nbsp;toen bij den staat van ontsteking en de vei’-schcuring der vliezen van de maag ontwaarde.

5®. Wij hebben ontvangen van den Vee-arts CHRISTIN, te Mouriez, in bet departement Bou-ches-du'Bhóne, twee waarnemingen omtrent denbsp;genezing van den kwaden droes in den tweedennbsp;trap. De Paarden , welke de voorwerpen dezernbsp;waarnemingen uitmakea, waren, bet een zeven,nbsp;het ander acht, jaren oud. Hij nam de klierennbsp;onder de kaken weg, en liet het poeder vannbsp;gentiaan-wortel met gezioavelden spiesglans ge-hiTiiken.

De Heer christin voegt bij deze to^ending een speeksel-steen, wegende twee oneen en zesnbsp;drachmen. Hij nam dezelve weg uit de speeksel-buis der oorklier bij eenen Ezel, bij wien dezelve, sedert ongeveer vijf jaren, had bestaan.nbsp;Deze steen bestaat uit drie stukken, welke alsnbsp;geleed zijn. De kleinste van allen, welke hetnbsp;middelste gedeelte uitmaakte, is verloren geraakt.

6°.* De Vee-arts jolet , te Bourbon-Lancy ^ in het Departement Saóne-et-Loire, heeft ons doennbsp;toekomen een’ ronden steen , van eene bleeke,nbsp;ligt geelachtige kleur, bestaande uit kalkachtigenbsp;lagen, zijnde bros, verkregen uit de blaas vannbsp;een varken, hetwelk groote moeijclijkheid on-dervbnd in de pislozing.

-ocr page 257-

241

7°. De Vee-arls praüal , te Castres, in het Departement du Tarn, heeft ons doen geworden eene waarneming omtrent de genezing van wratten, welke, sins vijfjaren, plaats vonden rondom,nbsp;den nagel, de koot en de kroon, hij eene zesjarige Merrie. Eene overvloedige uitsijpeling van eenenbsp;gi'ijze, stinkende, etterstoffe vergezelde deze organische ontaarding der huid. De Heer pradalnbsp;ondernam de behandeling , nadat een ander Veearts vruchteloos zijne pogingen tot genezing hadnbsp;in het werk gesteld. Twee ponden en tiisschennbsp;drie en vier oneen der ziekelijke uitgroeisels van.nbsp;de huid werden op eens weggesneden, door middel van een zeer scherp, mesvormig , wit gloei-jend gemaakt, brandijzer. Hij droeg zorg, omnbsp;de gezonde deelen der huid, door het opleggennbsp;van een stuk geslagen ijzer, tegen de te sterkenbsp;werking der warmte.stof te beschermen. Er werden etterdragten aan de dijen gezet; en drankennbsp;van salsaparille, en eenige buiksontlastende middelen waren de gene, welke hoofdzakelijk inwendig werden toegediend. Vijf weken daarna wasnbsp;het dier genezen. — De genoemde Vee-arts zounbsp;nader berigten, of de ziekte ook wederom isnbsp;terug gekomen.

8quot;. De Vee-arts fAure , te Remoulins, in het Departement du Gard, heeft de beschrijving ingezonden van eene hevige darmontsteking ,nbsp;waai’aaan, alle jaren, 'onderscheidene Muil-ezelsnbsp;van waarde sterven. Deze ziekte, welke dikwijlsnbsp;tot het vuur overgaat, indien de behandelingnbsp;II. D. I. Sx.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;16

-ocr page 258-

242

eenigzins verzuimd wordt, en waaneer men dezelve in het begin miskent, behoort tot het getal dier gene, welke zeer schielijk opkomennbsp;en dikwijls door de eigenaren en oppassers worden vooi’bij gezien. De eei-ste verschijnselen komen veel overeen met die eener verlorene eetlust, of eener ontsteking van het rlbbevlles. Denbsp;dood volgt na twee of op het langst na drie dagen lijdens. De Heer fauue heeft opgemerkt,nbsp;dat de tusschenpoozing van den pols en het toenemen van denzelven den Vee-arts alle hoop opnbsp;genezing ontzeggen; maar wanneer deze toestandnbsp;van den pols geene plaats vindt, brengen aderlatingen aan de hals-ader, of aan de uitwendigenbsp;borst-ader, het zetten van etterdragten aan denbsp;borst, weekmakende pappen op de lenden, ennbsp;klisteren eene gelukkige ontbinding te weeg.

De sterke warmte des dampkrlngs en der stallen, de schielijke afwisselingen van warmte met koude, het 3rinken van koud water, als de dieren bezweet zijn, brengen deze hevige darm-ont-steking te weeg, waartoe de sterke gevoedheidnbsp;der dieren hen voorbeschikt maakt.

9*. De Vee-arts negrin, te Fréjus, in het Departement du Var ^ heeft ons kennis gegeven van eene operatie, welke hij met goed gevolg heeftnbsp;verrigt, op zijne' plaats, kort na het verlaten dernbsp;school, namelijk de wegneming van een’ polypusnbsp;van een vezelachtigen aard uit den endeldarm.nbsp;De Os, bij wien deze polijpus bestond, ondervond, sedert *es maanden, eene groote moeije-

-ocr page 259-

243

lijkheid bij de? ontlasting eener geringe hoeveei-beid van bloedige en stinkende drèkstofFen. De rand van den aars had eeue bijna kraakbeenach.nbsp;tige hardheid verkregen, eii was ongemeen za-niengetrokken;

De Heer negrin deed eene kruiswijze insnijding in de sluitspier dezer opening, ten einde denbsp;hand te kunnen binnen brengen, en eerst opnbsp;deze wijze kon hij zich verzekeren omtrent dénbsp;aanwezigheid van eenen polypus, die de groottenbsp;had van eene groote kastanje. Dezelve werdnbsp;door onderbinding weggenomen, en na vier dagen was de Os volkomen hersteld,

, nbsp;nbsp;nbsp;10“. De Vee arts sevieude , te la Tour-de-Fran-

ce, in het Departement Pfyrénöes-Orientales, heeft ons, door tusschenkomst van den Heernbsp;prefect van dat Departement, twee waarnemingennbsp;toegezonden; de eene omtrent eene ontstekingachtige zwelling der lymphatieke klieren ondernbsp;de kaak, veroorzaakt door het steken met eennbsp;spitsen stok. Na drie dagen zwol de kop op,nbsp;ter dikte van ten minste het dubbeld van des-zelfs gewonen ömvang; de ademhaling werd moei-jelijk, en de beweging van den mond om tenbsp;eten was onmogelijk. Deze toestand duurde totnbsp;aan den vierden dag, wanneer zich een gezwelnbsp;onder de kaak opende. Van dien tijd werdennbsp;de ademhaling en het nemen van voedsel gemakkelijk. Een ander ettergezwel ontstond iunbsp;de luchtzakken, en maakte derzelver openingnbsp;{^Thyo * vertébrotomie) noodzakelijk. Eindelijk

16*

-ocr page 260-

244

kwam er eene critische ultbotting van Luilen te voorschijn, waardoor de ziekte genezen werd.

De tweede waarneming van den Heer sivieu-DK heeft ten onderwerp de uitzakking van den draagzak bij eene Merrie, ten gevolge eener vroegtijdige verlossing. Dit ingewand werd beschadigd, door het bijten van een Hond, die in dennbsp;stal was gekomen, terwijl het beest ter neder-lag. Niettegenstaande deze omstandigheid, werdnbsp;de draagzak opgehouden, door middel van eennbsp;schortdoek , daar het onmogelijk was het deelnbsp;naar binnen te brengen. Op den vijfden dag,nbsp;was het deel geslonken, en voor een gedeeltenbsp;naar binnen gegaan; de pis begon wederom ontlast te worden, en na verloop van vijftien dagennbsp;waren al de toevallen verdwenen.

11quot;. De Veearts vul, te Aix , in het Departement Bouches du Rhone ^ heeft ons het plan gezonden van eenen noodstal, geschiktnbsp;ter bevestiging van Paarden, namehjk om dezelvenbsp;te beslaan, of om heelkundige kunstbewerkingennbsp;te verrigten, wlke vorderen, dat het Paardnbsp;overeind blijft staan. Deze noodstal, welke zichnbsp;bevond in de werkplaats van wijlen den Heernbsp;cabbonel , zeer bekwamen Vee-arts in dezelfdenbsp;stad, waarvan de Heer vul in het bezit is gekomen, Is geplaatst tegen eene onbewegelijke ,nbsp;regt opstaande, vlakte of schot, en heeft hetnbsp;voordeel boven dien, welke door gohier is beschreven en afgebeeld in een van zijne werken,nbsp;door dien er minder handen bij noodig zijn.

-ocr page 261-

245

De rolboomeu geplaatst van voren, van achteijea en onder het Ugchaam van het dier, worden innbsp;werking gehragt door een enkel mensch, en dezelve vervangen, op eene voordeelige wijze, denbsp;spierkracht van twee anderen.

12quot;. Eene verhandeling over eene aangeborene, zakachtige, zwelling van den navelstreng dernbsp;zuigende Kalveren en Geiten, in het bergachtigenbsp;gedeelte van ihet Departement VAin, hetwelknbsp;grenst aan Franche-Comté, werd medegedeeldnbsp;door den Vee-arts xancelot, te Saint-Rambert.nbsp;Deze zwelling, welke het aanzien eener breuknbsp;heeft, en door niemand voor hem nagespoord,nbsp;noch beschreven is, draagt in die landstreek dennbsp;gewonen naam van les deuu; amberus. Dezelvenbsp;openbaart zich onmlddelijk na de geboorte ennbsp;wordt eene oorzaak des doods, zoodra het jongenbsp;dier ophoudt met melk gedrenkt te worden, omnbsp;vastere voedselen te genieten. Men zou het ongemak In den eersten opslag aanzien voor eenenbsp;navelbreuk; maar het gezwel is oninbrengbaar.nbsp;Deszelfs omvang bedraagt ongeveer negen neder-landsche duimen {centimetres) in lengte, terwijlnbsp;het zes zulke duimen in de kleinste doorsnedenbsp;bezit.

De opening der dieren, welke ten gevolge van dit ongemak gestorven waren, heeft den Heernbsp;lANCELOT geleerd, dat deze zwelling wordt gevormd, door den urachus, die niet gesloten isnbsp;geworden. De zak bevat doorgaans pis en een

-ocr page 262-

246

witachtig zetsel, hebbende de lijvigheid en hel korlachtig aanzien wan gestolde olijfolie.

De uithoanstea der proefnemingen van den Heer lakcelot zullen in het verslag van het volgende jaar worden medegedeeld.

13®. Een kort herigt omtrent de beenweekheid '(rhchitis) der Varkens, en eene waarneming overnbsp;de beet aan de tong van een’ Hond, toegebragtnbsp;dóór de gewone adder, maken het onderwerpnbsp;ecöier verhandeling uit, ingezonden door dennbsp;Vtee-arts Thomas, te Lourmarin, iti Departementnbsp;Vaucluse. De eerste minder belangrijk zijnde,nbsp;dan de tweede, zullen wij deze mededeelen.

quot;De Varkens, door deze ziekte der beenderen aangedaan, hoedanige hij reeds met goed ge-vèlg, in dit jaar, ten getale van dertig heeftnbsp;behandeld, werden hersteld door het gebruiknbsp;van aftreksels van specerijachtige kruiden, ennbsp;door de langzame aanwending van het werkdadig brandijzer opl de beenen, den rug en denbsp;lénden. De'tijd van genezing door deze behandeling duurt niet langer dan eene maand. Wanneer er doorloop ontstaat, is zulks een ongunstig toeval, doch de voortgang der genezingnbsp;wordt door dezelve slechts vertraagd.

i 14®. Wij hebben ontvangen van den Vee-arts sAiNT-CYi(, te Clermont-i’-HerauU, twee belangrijkenbsp;verhandelingen; de eene over eéne verzweringnbsp;met het kenmerk van slapheid der huid, bijnbsp;de eenhoevige dieren; de andere over eenenbsp;jichtachtigc aandoening bij het Paard.

-ocr page 263-

247

Deze verzwering, zegt de gemelde Vee-arts, is geenszins het gevolg eener andere , bekende,nbsp;en oorspronkelijke, aandoening; dezelve schijntnbsp;een eigenlijdig ongemak uit te maken. Dezelvenbsp;wordt algemeen waargenomen, in onderscheidenenbsp;Departementen, in het zuiden van Frankrijk.nbsp;De verzweringen hebben vooral plaats aan denbsp;gewrichten, die de geringste uitgebreidheid bezitten, beslaan eene oppervlakte, ter grootte vannbsp;een vijf franken-stuk; de anderen beslaan eene groo-tere of geringere uitgebreidheid van eenig deel.

Aan het deel, waaraan de verzwering zal uitbreken, wordt het haar los; men ontwaart door het gevoel, dat de huid hard is geworden;nbsp;weldra verkrijgt dezelve de stevigheid van ruwnbsp;leder; zij laat zich los, en onder dezelve ziet mennbsp;eene roodachtige oppervlakte, welke meer verheven is, dan de bekleedselen, die dezelve omringen , welk aanzien spoedig verandert; het vleeschnbsp;wordt sponsachtig, uit hetwelk een roodachtignbsp;vocht vloeit, verspreidende den stank van verrot bloed.

Aan zich zelf overgelaten , is dit ongemak geenszins doodelijk; hetzelve vermindert met denbsp;warmte van den herfst, verdwijnt bij de nadering der eerste koude , en er blijft dan van des-zelfs bestaan niets overig, dan zwartachtige en eeltachtige likteekens, welke van haar ontbloot zijn.

De middelen der kunst hebben, tot dus ver , het beloop der ziekte niet kunnen verkorten.nbsp;Het is genoegzaam hetzelfde, of men daartegen

-ocr page 264-

248

middelen' aanweiidt, of haar aan de natuur overlaat. De' huile de cade (1) en het zwavelzuur, in evenredigheid van e'én deel van het 'laatste Opnbsp;zestien deelen der eerste, zijn de middelen,nbsp;welke de meest vermogende uitwerkingen sche-nen te hebben, om het welige vleesch te versterken en op te W'ekken, en de zwaraachtigenbsp;uitgroeijing tegen te gaan, den stank van hetnbsp;nitvloeijende Vocht te verminderen, en de gevleugelde insecten af te weren, door welke denbsp;dieren geplaagd worden.

De eenige voordeelige - partij, welke de eigenaren der dieren, die deze ziekte . gehad hebben , kunnen kiezen, bestaat daarin, om dezelve , gedurende den winter, te verkoopcn. Denbsp;verandering van landstreek behoedt hen dikwijlsnbsp;tegen dezelve voor altijd. De oorzaak' schijntnbsp;voort te vloeijcn uit de sterke hitte, geholpennbsp;' door plaatslijke invloeden, welke de schrijvernbsp;niet heeft kunnen ontdekken.

De ziekte, wélke door dezen Vee-arts, eene hevige jlcbt-ziekte of rhcumalismus wordt genoemd , beeft de grootste overeenkomst met denbsp;bevangeiiheld, veroorzaakt door de ziekelijkenbsp;spijsvertering, welke het gevolg is eener tenbsp;sterke voedering van koorn. Hierbij is een buitengewone stand der knieën naar achteren op-

1

Bit is eene enlpyreumatische oiie, welke verkregen wordt door verbranding van liet bout vaii den /«-niperus oxycedi'us , bezittende eenige overeenkomst met1 het gewoon teer-nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;N-

-ocr page 265-

249

merkelijk, en dezelve vertoont zich vrij dikwijls , ten tijde dat het koorn van de schovèn , door aftrapping, wordt losgemaakt, hij de Paarden , welke daartoe worden gebezigd.

Wij zullen geen gewag maken van de behandeling , door den schryver aangewezen , naardien dezelve weinig verschilt van die , welke innbsp;het algemeen worden aarigewend tegen de bevangenheid, welke een toeval is van andere ziekten.

15®. Van den Vee-arts morin, te Mauriac, in het Departement Cantal, werd ontvangen eenenbsp;reeks van waarnemingen: 1°. over eene carbun-culeuse koortsziekte onder het hoornvee; 2®.nbsp;over eene calarrhale ziekte van bjet slijmvliesnbsp;van den neus bij de schapen, 3°. over eenenbsp;moeijelijke geboorte bij eene Merrie en eenenbsp;Koe; 4®. over eene ontsteking, vergezeld van eenenbsp;sterke ontsteking der tong; 5®, over eene cutar-fhale aandoening van den draagzak, en de uitzakking van dit deel; 6°. over de vallende ziektenbsp;bij eenen Hond ; 7°. over de breuk van hetnbsp;scheenbeen bij eene Vaars. Dit beest kon dertig dagen , nadat dezelve was ontstaan, wederomnbsp;naar de welde worden gebragt, en was nietnbsp;lang daarna volkomen genezen.

18°. De Vee-arts LiMV, te Chalamont, in het Departement VAin, zond:nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;1 Eene lt; waarneming

omtrent eene verkoudheid, welke in de maand Februarij plaats had onder de Paarden, van tweenbsp;landhoeven, in de omstreek zijner woning. Denbsp;jongste Paarden werden daardoor het eei’st aan-

-ocr page 266-

250

gedaan, en onder deze catarrhale ziekte ontwikkelde zich de droes bij dezelve; terwijl bij die Paarden, welke reeds hadden gedroesd,.denbsp;ziekte later te voorschijn kwam, nemende bijnbsp;allen genoegzaam de gedaante aan van èene eenvoudige verkoudheid {catarrhe nasal), welke zichnbsp;bij een enkel Paard tot de longen uitbreidde,nbsp;hetwelk daaraan stiei’f, door de onvolgzaamheidnbsp;van den eigenaar.

2“. De beschrijving van een persloop, welke ontstond, ih de maand Junij, bij verscheidene Ossen, welke onlangs uit eene koude landstreek waren overgebragt op eene landhoeve, innbsp;het genoemde Departement. De Vee-arts lamynbsp;kent het ontstaan van dezen persloop toe aannbsp;den Invloed der weiden van eene slechte hoedanigheid, en van het, met slik bezwangerde, water, waaraan de dieren niet gewoon waren.

Deze twee waarnemingen kunnen als eene nieuwe bevestiging worden beschouwd der ondervinding, welke wij bezitten omtrent den invloed van den oudei'dom, het voedsel en denbsp;verwisseling van luchtstreek, op het voortbrengennbsp;Van ziekten bij de dieren.

17quot;. De Vee-arts taiche van den eersten rang, en in die hoedanigheid verbonden aan het Gesticht, genaamd de la Machine, nabij Decise, innbsp;het Departement la Nièvre, deelde eene verzameling van waarnemingen mede, als: 1quot;. Overnbsp;een bederf aan het hoef been, alsmede van hetzelfde gebrek aan leen der zijdelingsche kraak-

-ocr page 267-

251

beenderen, bij het Paard; 2“. over eene roosachtige ontsteking , hebbende zich gevestigd aan den. voet bij een Paard; 3°. over eene breuk van hetnbsp;voorhoofdsbeen en een ander van het voetbeen;nbsp;4®. over den kwaden droes; 5®. vier vrij uitvoerige ziekte-gevallen omtrent eene hevige ontsteking, gepaard met verzwering van het slijmvliesnbsp;van den neus, welke sommige Vee-artsen voornbsp;den kwaden droes zouden houden.

18®. De Vee-arts SARJET, te Tulle, in het Departement la Corèze, zond drie waarnemingen, als: eene over eene keel-ontsteking, welke totnbsp;het vuur overging; de tweede over eene longontsteking; de derde over eene regtstijvigheid.

19°. De M ee-arts brAgard , te Grenoble, in het Departement l’Isêre, zond waarnemingen in overnbsp;eene ontsteking der longen, gepaard met i'lbbe-vlies-ontsteking (pleuro-peripneumonie), welke, bijnbsp;sommige dieren, den uitgang in het vuur aannam.nbsp;Dezelve regeerde, in het voorjaar van 1820, innbsp;vier gemeenten van zijn Arrondissement.

20°, De Vee-arts xissox, te Poligny, in het Departement la Haute-Saóne, heeft ons toegezonden eene kennisgeving van de goede uitwerkingen, welke hij heeft ondervonden van hetnbsp;kool-poeder in eene kwaadaardige en besmettelijkenbsp;long-ontsteking , welke langen tijd heeft ge-hccrscht in de westelijke Departementen, Denbsp;school heeft den Heer tissot uitgenoodlgd, omnbsp;zijne proefnemingen omtrent het vermogen dezernbsp;zelfstandigheid te vermenigvuldigen, en raadt hem

-ocr page 268-

252

aan den uitslag zijner nasporingen niet openbaar te maken, dan met die bescheidenheid en gema*nbsp;tigdheid, welke zoo noodzakelijk gevorderd worden in dergelijke gevallen.

21®. Eindelijk beeft de Heer Prefect van het Departement Busses-Pyrénées ons mededeeling gedaan van een berigt , door den Vee-arts marrim-FOEY, te I^ay, aan hem ingediend over eene car-bunculeuse koorts-ziekte, over den wezenlijkennbsp;carbunkel, en de tongblaar {ylossantkrax), welke,nbsp;in eenige Gemeenten van dat Departement,nbsp;hebben gebeerscht.

-ocr page 269-

KORTE

MEDEDEELIIVGËIV

EN

UITTREKSELS.

24. waarneming omtrent den TONG-WORM

DER HONDEN.

Re Heer de blainville heeft aan de So~ cieté philomatique, in hare zitting van den 7nbsp;Januarij 1826 , eenen brief medegedeeld van eennbsp;correspondent dezer maatschappij , bevattendenbsp;zeer naauwkeurige waarnemingen omtrent eennbsp;wormvormig, wit, ondoorschijnend , ligchaam ,nbsp;hetwelk gelegen is in de middellijn , onder denbsp;opperhuid, van de tong der Honden, Dit lig-cliaam, door hippocrates aangewezen als de oorzaak der honds-dolheid, en hetwelk door mor-GAGNi zeer goed beschreven is, had later. denbsp;aandacht der phijsiologisten niet meer totnbsp;zich getrokken. De Heer de blainvilee zelfnbsp;had hetzelve alleen waargenomen bij den wolf,nbsp;en men beschouwde, in het algemeen, de ziekten , door de landlieden, aan de toug-wormennbsp;toegeschreven, zoowel als de genezingen, bewerktnbsp;door het uitsnijden van dezelve {Véwrration} als

-ocr page 270-

254

eene dwaling of vooroordeel. De bedoelde correspondent was in deze overtuiging, toen onder-sclieidene genezingen , en, onder andere, eene, welke in zijne tegenwoordigheid geschiedde, hemnbsp;toeschenen de aandaclit der waarnemers geheelnbsp;te verdienen.

liet wegnemen der wormvormige zelfstandigheid , onder de tong van een’ Hond, welker ziekelijke toestand denzelven belettede te eten ,nbsp;bragt geene uitvlocijing te weeg dan van een enkelnbsp;drupje bloed , en het dier verkreeg bijna terstond-den eetlust en deszelfs gewone bewegingen terug.

Deze waarneming heeft de oplettenheid der leden van de Societé jjhilomatique op dit stuknbsp;gevestigd, en, na eene overweging van hetzelve,nbsp;schenen zij van gevoelen te zijn, dat dezenbsp;zelfstandigheid moet gehouden worden voor eennbsp;bijzonder werktuig, welks ontwikkeling, door verschillende toevallige omstandigheden, begunstigdnbsp;of vertraagd kan worden. In allen geval bestaatnbsp;er geene betrekking tusschen dit orgaan en denbsp;overige deelen des dierlijken ligchaams, welke denbsp;verrigtingen aanwijst , waartoe hetzelve dienennbsp;moet.

De maatschappij wenschende, dat deze belangrijke zaak, zooveel mogelijk, nader worde opgehelderd, noodigt al bare leden uit, om elkenbsp;gelegenheid w-aar te nemen, ten einde daartoe tenbsp;geraken, en zij heeft in het bijzonder den correspondent, die haar deze waai’nemingen heeftnbsp;medegedeeld , aangemoedigd, om van de gun-

-ocr page 271-

255

stige omstandiglieden, waaria hij geplaatst is, wel gebruik te willea maken, om dezelve voor hetnbsp;vervolg te vermenigvuldigen.

De Heer dk blainville heeft de maatschappij een versch bereid, ziektekundig, praeparaat doennbsp;beschouwen, waaraan de witte, wormvormige ,nbsp;zelfstandigheid, die onder de tong gelegen is ,nbsp;kan worden gezien, welke zeer gemakkelijk gevatnbsp;en losgemaakt kan worden. {Journal de Médecinenbsp;Vétérinaire et comparée. Avril 1826. p. 219.)

25. OPGEBLAZENHEID EENER KOE , VEROORZAAKT DOOR DE AANWEZIGHEID EENER SLANG INnbsp;DE SLIKBUIS.

Bij eene zes- of zevenjarige koe, welke met meerdere Runderen op eene vochtige khiver-weidenbsp;had gegraasd, openhaarden zich , des morgensnbsp;ongeveer te acht of negen uren, al de verschijnselen van opgeblazenheid, De eetlust hield op;nbsp;er hadden gedurige pogingen tot brakên plaats,nbsp;vergezeld van hevige henaauwdheden; het diernbsp;liep heen en weer, houdende den mond halfnbsp;geopend, waarop het schuim stond, even als ofnbsp;het Rund razende was. —¦ Deze toevallen namen nog toe, terwijl het beest ter stal was ge-hragt. Het stond met de heenen onder hetnbsp;ligchaam en met een gewelfden rug. De pensmaag was, in de linker zijde, zoo sterk boven

-ocr page 272-

256

den ruggraat' uitgezet, dat de buiksteek volstrekt noodzakelijk werd geoordeeld, wordende d^ze,nbsp;door den Vee-arts dAndrieu , te Lavardoc, in hetnbsp;Departement Lot-et-Garonne, bij gemis van een’nbsp;trokar, met eene regte bistourie verrigt. Doornbsp;de ontlasting der lucht, volgde er eerst verligtingnbsp;van sommige toevallen', de uitzetting van dennbsp;buik nam af, de ademhaling werd gemakkelijker , en het dier rustiger. Doch andere verschijnselen , als de zamentrekking der slikbuis,nbsp;welke toenam , naarmate de opgeblazenheid verminderde , bleven bestaan, cn, de opening in denbsp;zijde gesloten zijnde , werd ook deze uitzetlin^gnbsp;op nieuw voortgebragt. Men oordeelde nu, datnbsp;de oorzaak der lucht-ontwlkkeling iu de slikbuisnbsp;moest huisvesten, en de gemelde Vee-arts ondervond , na een voorat gedaan onderzoek aannbsp;den hals, bij de opening van den mond, metnbsp;oogmerk om een geschikt wei'ktuig in de slikbuis te brengen, ten einde het vermoedelijknbsp;aanwezige llgchaam uit dezelve te verwijderen,nbsp;dat zich eene slang in dit deel bevond, welkernbsp;staart, döor eene sterke poging tot braking dernbsp;koe, buiten den mond werd gebragt. Dit dier ’nbsp;werd dood ulfgehaald , en had, gemeten zijnde ,nbsp;eene lengte van drie voeten en elf duimen,nbsp;zijnde over deszelfs geheele oppervlakte belee-digd, en gedeeltelijk met een groen en schuimend speeksel overdekt. Terstond na de verwijdering der slang uit de slikbuis , hield de zamentrekking van dit deel op, en de opzwelling

-ocr page 273-

257

verdween. Onder de aanwending van eenlge verzachtende klisteren , en de toediening vannbsp;laaiiw water met ;meel vermengd ^ en eenige andere middelen, benevens eene behoorlijke behandeling der wond, door den buiksleek veroorzaakt, en eene spaarzame voedering metnbsp;hooi, waarvan de hoeveelheid langzamerhandnbsp;vermeerderd werd, werd het Rund, binnen korten tijd, volkomen hersteld. {Journal de Méde-cine Vétérinaire et comparéc. Aout 1828 p, 403.)

26. SCnEIKUNDIG ON’DERZOEK VAN HET GAS , VERKREGEN UIT DE MAAG EElftER KOE, GESTORVEN AAN EENEnbsp;LANGZAME UITTERING, VERGEZELD VANnbsp;DOORLOOP.

In het Isten deels 2de sink van dit Magazijn, is door mijnen geachten ambfgenobt, den Hoog-ieeraar r.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;vremeru , mededeellng gedaan

eener scheikundige ontleding van het gas, verkregen uit twee Runderen, welke aan opgeblazenheidnbsp;leden, waaruit blijkt, dat dit gas bij ëén Rundnbsp;bestond uit koolstofzuur^gas en koolstof-oxyde^nbsp;gasy terwijl, in het andere geval^ koolstof-ioa-terslof gasy zwavel-waterstof-gas , lienevens koolstofzuur-gas y in zeer verschillende evenredigheden, aanwezig warén bevonden.

Daar ik het belangrijk oordeelde, nader te onderzoekén, of inzonderheid het koolstofzuur-II. D. I. Sx.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;17

-ocr page 274-

258

oxydegas^ welk beginsel, tot lt;lus ver, zoo veel ik weet, niet anders dan in de maag van hetnbsp;Rund gevonden is, alleen dan somwijlen wordtnbsp;voortgebi’agt, wanneer dit dier aan opgeblazenheid lijdt, ten gevolge van overvoedering doornbsp;klaver of andere groene voedselen , dan of hetnbsp;ook, onder andere omstandigheden, in dit ingewand geboren wordt, zoo heb ik het dernbsp;moeite waardig geacht hieromtrent verdere na-sporingen te doen, waarvan ik den uitslag, naar*nbsp;mate zich de gelegenheid tot dit onderzoeknbsp;zal aanbieden, hoop mede te deelen.

Ik geef vooreerst deil uitslag der scheikundige ontleding, door den bekwamen Apotheker aan’s Rijks Vee-artsenijschool, den Heer h. c. van setten, opnbsp;mijn verzoek, met de meeste naauwkeurigheid,nbsp;verrigt, van het gas, verkregen uit de maagnbsp;van eene tweejarige Koe, welke, na langdurigenbsp;kwijning, aan uittering, vergezeld van uitputtenden doorloop , op den 28 Februarij 1829 , stierf.nbsp;Dezelve was met hooi gevoederd, en had, gedurende de laatste dagen, slechts weinig ofnbsp;niets gegeten. Het dier was sterk vermagerd,nbsp;en toen het overleed, bestond er geenszins opgeblazenheid. Na den dood opzwellende, zoonbsp;als dit bij gestorvene dieren gewoonlijk geschiedt,nbsp;werd, veertien uren, nadat het Rund gestorvennbsp;was, de pens-maag, op de gewone plaats, in denbsp;linker zijde, met den trokar doorboord, en denbsp;ultvloeijende lucht, door de buis of canuh, innbsp;blazen verzameld.

-ocr page 275-

259

Dit gas bezat de volgende eigenschappen;

1“. Het was ongekleurd en onaangenaam van reuk.

2“. Hetzelve was zwaai’der dan dampkringslucht.

3“. In water werd eene vrij groote hoeveelheid van hetzelve opgeslorpt.

4“. Lakmoes-water , met hetzelve geschud , werd vrij sterk rood.

5’. Kalkwater, op dezelfde wijze behandeld, werd aanmerkelijk troebel.

6’. Water, waarbij eenig azijnzuur-lood gevoegd was, werd door het gas, dat na het schudden met kalkwater terug bleef, eenlgzinsnbsp;bruin gekleurd.

7“. Het doofde de vlam uit, terwijl het, iu aanraking met dampkrings-lucht j met eene,nbsp;naauwelijks merkbai’e , blaauwe, vlam brandde.

8“. Met water geschud, en daarna ontstoken zijnde, brandde het met eene heldere blaauwenbsp;vlam, en bet kalk-water, waarboven de verbranding geschiedde, werd aanmerkelijk troebel,

9°. Met dampkrings'lucht vermengd en ontstoken zijnde, ontstond er eene geringe ontploffing.

10”. Met zuurstof vermengd zijnde, was de ontploffing sterker.

100 omlrekken van het gas weerden nu verder op den kwikbak .met kalkwater vermengd, waardoor 64 omtrekken werden opgeslorpt.

Van de overgeblevene 64 omtrekken werd,

17^

-ocr page 276-

260

door de oplossing van azijnzuur-lood, 1 omtrek opgenomen, welk verlies insgelijks geleden werd,nbsp;wanneer het gas, vóór de behandeling met kalk-water boven kwik , met eenig onderkoolstofzuui-lood vermengd werd.

Van de overige 35 omtrekken gas werden, in den eudiometer boven kwik , 100 kleinere omtrekken met 100 gelijke omtrekken zuurstof-luchtnbsp;vermengd, en door eenen electrleken vonk aangestoken. Na de ontploffing en volkomene bekoeling, bleek het, dat er eene verminderingnbsp;van 50 omtrekken plaats had, terwijl de overgeblevene 150 omtrekken, na, in den eudiometer, met vloeibare bijtende potasch vermengdnbsp;te zijn, 100 omtrekken hadden verloren. Denbsp;nu nog overgeblevene 50 omtrekken gas werdennbsp;in eene oplossing van zwavelzuur-eerste-yzer-oxydenbsp;volkomen opgeslorpt, terwijl, in de ontbindingnbsp;des ijzer-zouts, een bruin nederplofsel ontstond.

Uit dit onderzoek, dat, drie malen door den Heer van setten herhaald, bestendig dezelfde uitkomsten gaf, blijkt het, dat 100 omtrekken van het gas, door hem onderzocht ,nbsp;bestonden uit:

64 omtrekken koolstofzuur*gas,

45 ——--koolstof-oxyde-gas , en

I omtrek zicavel-waterstofzuur-gas.

Men ziet uit deze ontleding , dat hier wederom eene geheel andere verhouding der aanwezige gas-soorten plaats vindt , dan het

-ocr page 277-

261

onderzoek van andere scheikundigen heeft opgeleverd. flet schijnt dus, . dat de betrekkelijke hoeveelheden der lucht-soortcn , welke innbsp;de maag van het Rund gevonden worden, nimmer gelijk zijn, en dat ook dan eens dit, dannbsp;weder eenig ander gas, niet bestaat; iels hetwelknbsp;op de behandeling van het vee, in geval vannbsp;opgeblazenheid, invloed kan hebben (zie 1. D.nbsp;II. St. blz, 304). Tevens blijkt uit dit onderzoek,nbsp;dat deze lucht-soorten , met name ook het koolstof-oxydt-gas, niet alleen worden voortgebragt doornbsp;gisting , ten gevolge van overvoedering met ^oeiienbsp;voedselstoffen; maar dat ook dit laatste misschiennbsp;bij eiken ongeregelden werking of zwakheids-toe-stand van de maag en de overige verterings-ingewanden kan geboren worden. Nadere proevennbsp;zullen moeten leeren, in hoe ver hetzelfde gasnbsp;welligt ook in de maag van gezonde Runderen,nbsp;meer of minder bestendig, als 'ook iu die vannbsp;andere, gezonde of zieke, dieren, bijzonder dernbsp;herkaauwers, wordt aangetroffen.

27. braking bu het paard zonder berstisg der maag.

Dat de eenhoevige dieren, wegens de bijzondere inrigting van de maag en de inplanting der slikbuis, niet gelijk andere dieren, als denbsp;Hond en het Varken, voor braking vatbaar zijn ,

-ocr page 278-

t-i-

iquot;f'

h

i'i'

¦i'.'

u

262

is bekend. Het braken wordt daarom ook bij bet Paarden-geslacht voor een zeer gevaarlijknbsp;toeval gebonden, 'en aangemerkt a!s bet gewonenbsp;verscbijusel, betwelk cene bersting der maagnbsp;aanduidt, of wel dat er eene scbeuring van ditnbsp;deel op banden is.

Pene waarneming van den Vce-arts charlot te Neubourcf, [medegedeeld in het Journal damp;nbsp;Módecine yét'érinaire et compifrée. Mars 1827,nbsp;p. 128, sti’ekt .ter bevestiging van meerdere voorbeelden, dat de braking van het Paard niet altijd met de maagbersting in verband staat. Eennbsp;zevenjarige Hengst leed, sedert dertig uren, aannbsp;geweldige koliek-pijnen, waartegen men herhaaldenbsp;klisteren van zemel-water, en dranken van olienbsp;en bi-andewijn, alsnaedc nog andere onbekendenbsp;middelen bad aangewend, terwijl men het Paardnbsp;in den draf had bewogen.. Onder toenemendenbsp;verschijnselen ;Van benaauwdheid, en zamentrek-king der buikspieren, waarbij de mond geopendnbsp;werd, braakte hetzelve, door de neusgaten, eenenbsp;dikke, met bloed vermengde , stof uit, welkenbsp;eenen bedorven reuk verspreidde , eenen zurennbsp;smaak had, zijnde met voedselstolFen vermengd. — Deze braking hervatiede zich binnennbsp;een half uur , wordende ongeveer de hoeveelheid van twee kannen der beschrevene zelfstandigheid ontlast, waaronder zich twee pallisaden-wormen bevonden. — Het dier viel neder ennbsp;sliei-f.

De opening* deed eene ontsteking der dunne


-ocr page 279-

263

dartaea, als ook van den karteldarm, van het net, en de uitwendige oppervlakte der maagnbsp;ontwaren, met aanwezigheid van een roodachtignbsp;,wei-vocht in de buiksholte. De karteldarm wasnbsp;gevuld met zeer verdeeld voedsel, zwemmendenbsp;in een stinkend bloedig vocht. Er waren tweenbsp;en veertig pallisademwormen in denzelven aanwe zig. Het inwendige vlies van dezen darm wasnbsp;rood en verdikt. Het slijmvlies der maag droegnbsp;dezelfde kenmerken, en was niet gebarsten, dochnbsp;hevattede voedselstoffen, gelijk aan die, welkenbsp;waren uitgebraakt: zoodat er geen twijfel bestond, of de laatst bedoelde waren uit de maagnbsp;ontlast. — Men mag gelooven, dat, door eenenbsp;andere behandeling dan de aangewende, de braking had voorgekomen, en het leven des dici’snbsp;kunnen gered worden.

28. VEUGirTIGlNG DOOR KEÜKENZODT.

en

Het is bekend , dat het keukenzout bij de dier zeer dikwijls gebruikt wordt, om de spijsverteringnbsp;te bevorderen, en dat hetzelve daartoe , in gepastenbsp;mate, zeer dienstig is, wordt door de ondervinding bevestigd. — Wanneer dit zelfde heilzame middel evenwel in te groote giften wordtnbsp;gegeven, kan hetzelve, even als de te grootenbsp;hoeveelheden van andere midden-zouten, na-dcelige, ja doodelijkc uitwerkingen te weeg bren-

-ocr page 280-

264

r'-'

gen. — Dit wordt bevestigd door eenige waarnemingen , welke te vinden zijn in liet Archif der Thierheilkunde von der Gesellschaft Schwei-zeriseker Thiercirzte. B. 3. S. lt;444. Men wierpnbsp;twee Runderen, die- aan de zoogenaamde lek-ziekte leden , in de weide, ongeveer 8 of 10nbsp;ponden gewoon zout voor, die daarvan métnbsp;gi’oote begeerte aten. — Den volgenden morgennbsp;vond men deze dieven beide dood. En evennbsp;zoo schielijk stierf eene andere Koe, die te veelnbsp;vaji het zout had gegeten. Bij een vierde beest,nbsp;dat vier of vijf ponden zout had genuttigd,nbsp;vertoonden zlcli de volgende verschijnselen. Drienbsp;uren, nadat hetzelve het zout had opgelekt,nbsp;was het niet meer in staat alleen op te staan,nbsp;en het werd zoo onrustig, dat het zich zelf eennbsp;hoorn afstootte. Een koud zWect brak over hetnbsp;geheele ligchaam uit; de hoornen, de ooren ennbsp;de muil waren koud; de tong was gedeeltelijknbsp;verlamd, en er had zulk eene sterke tvalgingnbsp;plaats, dat de Koe niets meer kon doorzwelgen.nbsp;De pols en hartslag waren snel, doch zwak.nbsp;Het dier begon te sidderen, en gaf groole be-naauwdheid te kennen. Twee malen werd eenenbsp;melkachtige vloeistoffe uit den endeldarm ontlast. Er ontstonden, binnen korten tijd, alge-meene kramptrekkingen, zoodat men besloot hetnbsp;dier te slachten.

Bij de opening bevond men de vierde maag sterk ontstoken, rood en gedeeltelijk door versterf aangedaan, zijnde met blaauwe plekken be-


-ocr page 281-

265

zet. Op dezelfde wijze waren «Ie dunne darmen gesteld, welke, zoo wel als de geheele darmbui©, de gemelde weekaclitige vloeisloffe be-vatteden.

Vooi’beelden van dergelijke vergiftigingen zijn meermalen waargenomen , doch de verschijnselennbsp;en uitwerkingen , welke daarbij plaats hadden ,nbsp;zijn zeldzaam medegedeeld. Of de ontstekingnbsp;der maag en overige ingewanden hier in zulknbsp;een korten tijd den dood hebben te weeg ge-bragt, wordt als twijfelachtig beschouwd; veeleernbsp;is men geneigd te ge'iooven, dat er cene volko-mepe uitblussching der levens-werkzaamheld in dezenbsp;deelen zij voortgebragt, door overprikkeling ennbsp;eene medelijdende aandoening der weeke zenuwen.nbsp;In de meeste gevallen zijn voorzeker deze zenuwen, door de lekziekte , welke de meest gewone aanleidende oorzaak tot zulke vci’giftigingennbsp;is, reeds vroeger ziekelijk aangedaan, en hierdoor, zoowel als dosr de gi’oote hoeveelheidnbsp;des binnen geslikten zouts, worden waarschijnlijknbsp;de kvampöchtige toevallen , waarbij bet leven innbsp;gevaar komt, veroorzaakt.

29. GEBRUIK. DER AUTIIEKRIETSCHE ZALF IN UE VEE-ARXSENIJKUNDE.

Algemeen maakt men, in de vee-artsenij-kimde, om cene tegenwerking in de huid

-ocr page 282-

266

te verwekken, ten einde de ziekte-prikkels van andere deelen af te leiden, of om het opslorpend vermogen op tè wekken ter verdee^gnbsp;van sommige koude gezwellen, gebruik van denbsp;spaansche vlieg-zalff welke nog met anderenbsp;zelfstandigheden , als euphorbium , sublimaat,nbsp;terpentijn-olie en soortgelijke kan worden aangezet , waardoor de insmeringen werkzamer worden. — Sedert lateren tijd, wordt met eene gelijke bedoeling, in de raenschelijke Geneeskunde ,nbsp;de zoogenaamde Authenrietsche zalf, bestaandenbsp;uit een once varkens^reusel en een vierendeelnbsp;loods braakwijnsteen , gebezigd , door welknbsp;smeersel, op de huid ontstekingachtige puistennbsp;worden voortgebragt, die, in uitwendig aanzien,nbsp;eene opmerkelijke gelijkheid bezitten met denbsp;koepok.

Ui-

t

I i ^

Wij hebben ons van deze zalf, gedurende het laatst verloopen jaar, met goed gevolg, be-dieiicl, hij het Paard, in onderscheidene ziektegevallen , waar eene tegenprlkkeling op de huidnbsp;was aangewezen , zoo als bij ontsteking der horsten buiks-lngewanden, bij hersen-ontstekingen, bijnbsp;oog-ziekten , bij kreupelheden in het heupgewricht, alwaar men een slepende ontstekings-toestand in de banden dezes deels mogt veronderstellen, enz. Deze zalf w'erkt op de huidnbsp;des Paards ongemeen sterk, en zelfs krachtigernbsp;dan op die van den mensch , bij wien doorgaansnbsp;de Insmcrlng meermalen moet herhaald worden,nbsp;vóór dat op dezelve de bedoelde pok-pulsten ,

iK



-ocr page 283-

267

mei genoegzame levendiglield, ontstaan. Bij het Paard brengt gemelde zalf, mits men twee drachmen braakwijnsteen onder twee looUen reuzelnbsp;menge, binnen weinige uren, vrij groote blarennbsp;te weeg, die met wei-vocht gevuld zijn, en welkenbsp;doorzweting , door eene tweede smering, algemeennbsp;genoegzaam bevorderd wordt, om eene krachtdadige afleiding van de aaiigedanè deelen te verwekken. Eigenlijke puisten of pokken ontstaannbsp;hierdoor niet. — De plaatsen, waarop het middel is aangewend, worden vervolgens door koi’-sten overdekt, even als na de aanwending dernbsp;gewone scherpe zalven plaats vindt, die, nanbsp;korteren of langeren tijd, afvallen. De opperhuid valt ook veeltijds bij lappen af, doch hetnbsp;haa;.’ komt onveranderd van kleur wederom tenbsp;voorschijn.

——'

30. WEINIG BEKENDE ZIEKTE DEK KOEUEN NA HET AFKALVEN.

De Opper'Vee-arts herrmann, in Carlsruha, heeft, in de Annalen für die gesammte Heilkundenbsp;11'quot; Jahrgang, 1‘‘° Heft, de beschrijving gegevennbsp;eener ziekte, waaraan de Koeijen na het baren onderhevig zijn, welke tot dus ver nog weinig bekend is. Deze ziekte bestaat daarin, dat denbsp;Koeijen , van vier tot achtenveertig uren na hetnbsp;aflialvcn, als door eene beroerte worden gelrof-

-ocr page 284-

268

fen, nedervallen, en gewoonlijk uitgestrekt op het stroo , en , volgens het gewoon spraakgebruik, op de hoornen liggen blijven. Het ge-heele ligchaam, zelfs de mondholte, is, in dezen toestand, koud , de oogen staan stijf en alsnbsp;afgestorven; noch de pols noch de hartslag zijnnbsp;voelbaai'. Op dezelfde wijze hebben de verrigtin-gen der ademhaling en der algemeene afscheidingen en ontlastingen geheel opgehouden. De neusnbsp;alleen Is niet droog, maar blijft sterk vochtig;nbsp;de gesteldheid duurt onveranderd zes, acht, totnbsp;twaalf uren voort. De inwendig aangewende middelen vloeijen onmerkbaar door de sllkbuis, ennbsp;de maag bevindt zich in een’ volkomen schijn-dooden toestand. Na achtenveertig of ten langstenbsp;zestig uren, keert de vorige gezondheid wederomnbsp;terug. {Medicinisch - Chirurgische Zeitung , n“.

90, 1826.)

quot;1^ «-3

31. wanschapenheden van verdubbeling , en MET Overtolligheid van deelen.

Sedert het jaar 1826 leeft, in volkomene gezondheid, aan ’s Rijks Vee-artsenijschool, een Schaap van het kleine heide-i’as, in de Provincienbsp;Drenthe gevallen , hetwelk twee aars-openingennbsp;en twee scheede-openlngen heeft, gelegen ternbsp;weerszijden van een enkelen , doch eenigzinsnbsp;vcrbreedcn, staart. Uit gene worden de drek-

-ocr page 285-

269

sloffen, cn uit deze de pis geregeld, en gelijktijdig of bij afwisseling, ontlast. Aan het onderste gedeelte van den achteibuik draagt dit Schaapnbsp;het achterdeel van een tweede onvolmaakte lig-chaam, waaruit twee behoorlijk gevormde bee-nen voorkomen, die slechts weinig minder dannbsp;de natuurlijke achterbeenen van het Schaap zijnnbsp;volgroeid. Dezelve reiken genoegzaam tot aan dennbsp;grond, doch staan in eene vei’keerde rigling,nbsp;namelijk met de hielen of zoogenaamde kniege-wrlchten naar voren gekeerd. Aan dit Schaapnbsp;is voorts nog dubbelheid van den uijer waar tenbsp;nemen, bevindende zich in iedere lies eennbsp;uijer, welke door een behaarde streek van elkander zijn gescheiden. Elk dezer uijers is voorziennbsp;van twee lepels.

Insgelijks is de Vee-artsenijschool onlangs in het bezit gekomen van een, ruim eenjarig,nbsp;Vaars-kalf met drie voorbeenen, De derde ofnbsp;overtollige poot, komt, voor zoo ver dit, doornbsp;uitwendig onderzoek, kan worden bepaald, voortnbsp;van het binnenste middel-gedeelte des linker-opperarmbeens. Dezelve is naar binnen gerigt,nbsp;en hangt tusschen de twee andere voorbeenen,nbsp;zijnde minder zwaar dan deze, en reikende on.nbsp;geveer tot aan het kootgewricht van het tegenovergestelde been.

-ocr page 286-

270

Dezelfde overtolligheid heeft plaats aan een Stierkalf, dat eenige weken oud zijnde, door denbsp;Vee artsenijschool, verkregen werd. Van het midgt;nbsp;den binnenste gedeelte des regter schenkelbeensnbsp;hangt het overtollige been, over de pees vannbsp;de bilbeens-hielbeens-spier henen geslagen, buiten*nbsp;waards af. Hetzelve schijnt hier slechts, doornbsp;eene peesachtige vereeniging, met het natuurlijkenbsp;heen vei’bonden te zijn, doch deszelfs oorsprongnbsp;schijnt hooger , namelijk van het dijebeen plaatsnbsp;te hebben. Deze poot bezit de dikte en weinignbsp;minder dan de natuurlijke lengte van de overigenbsp;beenen. — Het been intusschen, waaraan de.nbsp;bij-poot gehecht is, staat, in het spronggewricht,nbsp;tegennatmu’lijk met een regten hoek, gebogen,nbsp;zijnde de navoet of het pijpbeen achter het linkernbsp;been henen gerigt; zoodat dit dier, hoewel vannbsp;vijf beenen vooi’zlen, slechts van drie gebruiknbsp;kan maken. Daar het achterstel des ligchaamsnbsp;alleen op een been i’ust, is de gang zeer gebrekkig. Aan de huid, op de hoogte der bedoeldenbsp;zameuhechting van de natuurlijke en overtolligenbsp;poot, tusschen derzelver kniegewrichten , bevindtnbsp;zich een tepelachtig aanhangsel, hetwelk vermoedelijk voor het beginsel van een overtolligennbsp;balzak moet worden gehouden.

Beide deze wanschapene kalveren zijn, voor het overige, volmaakt gezond, en groeijen voordeel ig.

il„

‘S


-ocr page 287-

271

Van liet jaar 1822 staat, in de stallen der Vee-artsenijscliool , eene Koe, op welkernbsp;rug twee overtollige pooten zijn geplaatst , dienbsp;ter weerszijden afhangen. Dezelve bezittennbsp;slechts eene gedeeltelijke ontwikkeling , en zijnnbsp;niet in evenredigheid des overigen ligchaamsnbsp;voortgegi-oeid. De hoeven zijn, wegens gebrek aannbsp;afslijting, zeer lang, en als klaauwachtige nagels,nbsp;uitgegToeid. De verhevenheid, waaruit de bee-nen, te midden op den rug des Runds , voortkomen , doet veronderstellen, dat zich alhiernbsp;nog een aanmerkehjker beginsel van het lig-chaam, waartoe deze pooten behooren, bevindt.nbsp;Deze Koe heeft reeds meerdere kalveren ternbsp;wereld gebragt, die volkomen natuurlijk warennbsp;geschapen.

De overtolligheid van extremiteiten behoort tot de meest gewone wanstaltigheden, welke bijnbsp;de dieren voorkomen. otto , Handbuch dernbsp;Pathologischen Anatomie des Menschen und dernbsp;Jhiere , Breslau 1814, S. 177. verhaalt, tenbsp;TVeenen, een’ Stier en een Kalf te hebben gezien, bij welke een overtollige poot van denbsp;hals-wervelen nederhing. Hij merkte zulks, opnbsp;dezelfde wijze, nog elders bij een ander Kalfnbsp;op, en zegt, dat zoodanige inplanting zeernbsp;dikwijls aan deze plaats geschiedt. Bij een Stier,nbsp;te Schdnbrunn, lagen een poot, benevens denbsp;geslachts-deden, op den rug.

-ocr page 288-

272

Voor weinige dagen ontvingen v/ij, aan de Vee-artsenijschool, een’ gewonen, jongen, Hulshaan , hebbende vier pooten. De twee overtollige schijnen vereenigd te zijn aan het linkernbsp;ongenaamde been, in de nabijheid van hetnbsp;heup-gewricht. Dezelve staan in eene dwarschenbsp;i’igting, — de een van de regter naar de linker,nbsp;de ander van deze naar gene zijde. Beide pootennbsp;•zijn in de achterknie of den voorvoet krom gebogen, en worden door het dier weinig of nietnbsp;bewogen. De regter dezer overtollige pooten isnbsp;zwaarder en meer volgroeid dan de linker. Denbsp;endeldarm en staart bevinden zich ter regternbsp;zijde der twee bij-pooten. De laatste vyordt naaide regter zijde scheef gedragen.

Ook van deze wanstaltigheid van Overmaat vindt men meerdere voorbeelden opgeteekend, doornbsp;OTTO, a. p. s. 177. Hij zelf bezat drie Hoendersnbsp;met vier pooten. Overtolligheid van vleugels ofnbsp;der voorste ledematen komt, volgens hem, medenbsp;bij de vogels niet zeldzaam voor.

32. DUBBELHEID EN ONTBREKEN VAN DE GALBLAAS.

Onder de deelen, welke, in enkele gevallen , bij het Rund, verdubbeling ondergaan, behoortnbsp;ook de galblaas. — Van zoodanige overtolligheidnbsp;dezes deels bezitten wij, in het pathologisch

-ocr page 289-

273

kahiaet onzer school, twee voorwerpen, een van een oud Rund, het ander van een Kalf. Ditnbsp;laatste werd ten geschenke ontvangen van dennbsp;Heer h. meursinge, Stads Chirurgijn te Leeuwarden. De twee galblazen loopen naar de mondennbsp;in een, en bezitten eene gemeenschappelijkenbsp;ontlasthuis.

Deze overtolligheid is meermalen waargenomen, zelfs ook bij den mensch, en hij andere dieren. Somwijlen wordt dit deel ook slechtsnbsp;voor de helft dubheld aangetroifen. (Men zienbsp;hieromtrent otto, a. p. s. 292, en de door hemnbsp;aangehaalde schrijvers , als: haller , Elem, Physiol. tom. Vi. p. 524, die deze overtolligheidnbsp;waarnam hij den mensch, hij zoogdieren, hijnbsp;vogelen en visschen. hüber , udct. Nat. Curios. ^nbsp;vol. IX. Observ. 102 p. 382. ruusch, Observ.nbsp;Anat, Chir. p. 82 fig. 71 en 72.

De Heer meursinge deelt mede, dat hem het geval bekend is van het ontbreken der galblaasnbsp;bij een Rund. Ook hieromtrent vindt men meerdere voorbeelden aangeteekend, zoo wel bij dennbsp;mensch, als andere dieren, welke dit deel, innbsp;den natuurlijken staat, bezitten. (Zie otto , a. p.,nbsp;die de schriften aanwijst,waarin dezelve te vindennbsp;zijn, als: morgagni, Epist.58 § 55, geraro san-DiFORT, Tab. Anat. Fase. IH. p. 24, wiedemAnn,nbsp;in. REiLS ArcMv fur die Physiologie-, B. V. St. I.nbsp;s. 144. HÜBER, in de Phil. Transactions, 1749,.nbsp;n*. 492, obs. I. leske, Auserles. Abhandl. B. 111.

11. D. L St. nbsp;nbsp;nbsp;18

-ocr page 290-

274

s. 52. laGER, de hepatitide cum naturali vesicae felleae defectu. Tubingae 1780, 4.

33. DOOR DITDROOGING, IN DEN DRAAGZAK DER KOE,

verharde kalveren,

De Vee-arts w. munter, te Goudswaard in Oud-Beijerland, Provincie Zuid-Holland, zond,nbsp;behalve eenige waarnemingen, tot de Verloskundenbsp;der dieren beboerende , aan de Vee-artsenij-school, ten geschenke, de onvoldragene vrucht,nbsp;welke, na een overtijamp;ig verblijf boven hetnbsp;gewone tijdperk der zwangerheid, bij de opening eener Koe , ih den draagzak werdnbsp;aangetroffen. Meerdere gevallen worden doornbsp;hem medegedeeld van vruchten, van welke denbsp;dieren, zoo Merrien als Koeijen, niet verlostnbsp;werden, doch die, bij de moeders zijnde gebleven, naderhand bevonden werden soortgelijke ult-drooglng te hebben ondergaan, of waarvan denbsp;losse beenderen in den draagzak werden gevonden. Niet altijd belet de aanwezigheid dezernbsp;ligchamen in de baarmoeder, dat zoodanigenbsp;moeder-dieren Inmiddels op nieuw zwangernbsp;worden, als wanneer doorgaans, na volbragtennbsp;dragttijd, de vroegere, veranderde, met de latere , levende en volgroeide, vrucht wordt uitgeworpen.

-ocr page 291-

275

Een dergelijk uitgedroogd kalf, als het hierboven vermelde, doch hetwelk reeds verder ia ontwikkeling gevorderd is dan hetzelve, — daaraan kennelijk, dat het grooter en gedeeltelijknbsp;met haar over het ligchaam bezet Is, — werd ,nbsp;door den Heer j. w. a. hart, yee-arts aannbsp;’s Rijks Vee-artsenijschool, in het kabinet voornbsp;pathologische voorwerpen geplaatst. Hij verkreegnbsp;hetzelve te Zuilen, In de Provincie Utrecht,nbsp;zijnde van eene Koe, die deze vrucht, ongeveernbsp;acht weken , nadat de volkomen dragttijd voorbijnbsp;was gegaan, zonder dat men vroeger bij haarnbsp;eenigen verlossings-arbeid had waargenomen, uitgeworpen had.

De uitdrooging dezer voorwerpen is zoo sterk, dat dezelve volmaakt hard zijn, even als leder,nbsp;en zelfs een marmerachtig aanzieu hebben verkregen. Hierdoor zijn zij dan ook buiten allenbsp;bederf bewaard gebleven, doch de ligchamen zijnnbsp;ongemeen in een gekrompen , en In omvang verkleind. — De reden dezer uitdrooging en verharding zal, naar ons oordeel, aan het opslorpend vermogen van den draagzak moeten worden toegekend.

Bij HEusiNGER, Zeitschrift für die organische Physiek B. I. Heft. II. s. 262., vindt men de korte ver.nbsp;melding van een uitgedroogd kalf , hetwelk met denbsp;hier beschrevene voorwerpen geheel overeenkomt.nbsp;De Genees- en Verloskundige schriften leverennbsp;Vele voorbeelden op van verharde vruchtennbsp;{lithopaedia) bij vrouwen, welke vele jaren, ja

18*

-ocr page 292-

276

somwijlen levenslang, door dezelve werden gedragen.

VIERDE ALGEMEENE EXAMEN, GEHOUDEN- AAN ’s RIJKS VEE-ARTSENIJ-SCHOOL, OP DEN 28 , 29 EN 30 Julij 1829.

De Commissie, te wier. overstaan het examen werd afgenomen, bestond uit de Heeren g. vrolik ,nbsp;Ridder van de Orde van den Nederlandschen Leemo,nbsp;Lid van het Koninklijk Inslitut, en Hoogleeraarnbsp;aan het Athenaeum te Amsterdam , g. h. wachter,nbsp;Doctor in de Genees- en Heelkunde, Lijf-Chirur-gijn van Z. M. den Koning, te ’s Gravenhage,nbsp;j. BODEL, Ridder van de Orde van den Nederlandschen Leeuw, Voorzitter van de Provincialenbsp;Commissie van Geneeskundig Onderzoek en Toevoer zigt in Zuid-Holland, te Dordrecht, j. f.nbsp;KLuiSKENS, Ridder der Orde van den Nederlandschen leeuw, lAd van het Koninklijk Institut,nbsp;en Hoogleeraar aan de Hoogeschool te Gend,nbsp;benoemd door Zijne Excellentie, den Ministernbsp;van Binnenlandsche Zaken, en den Heer m. f. w.nbsp;COLSON , Chirurgijn Majoor bij het Regimentnbsp;HUssaren n®. 8, benoemd door Z. K. H. Prinsnbsp;FREDERiK, Commlssarls Generaal van Oorlog.

Zeven kweekelingen, die hunnen leertijd vol-bi'agt hadden, werden door de Hoogleeraren oiiderzocht. Daar alle voldoende blijken van

-ocr page 293-

277

bekwaamheid in de verschillende vakken der vee-artsenijkunde aan den dag hebben gelégd,nbsp;zijn dezelve, op den 31 Julij daaraanvolgende,nbsp;bij monde van den Hoogleeraar-Directeur, totnbsp;Veeartsen van de eerste en tweede klasse bevorderd.

Aan deze Vee-artsen, wier namen hier volgen, zijn, door Z. Exc. den Minister voornoemd, opnbsp;voordragt van den Heer Administrateur voor denbsp;Nationale Nijverheid, de plaatsen aangewezen,nbsp;alwaar zij, onder genot der toegestane jaarwedden, zich met de woon zullen] moeten vestigen,nbsp;als:

\a. Z u i d-B r a b a n d,

Aan HONORÉ napoleon jüliüs césar leva , Vee-arts van de ttoeede klasse, in de stad Leuven.

In Noor d-H o 11 a n d ,

Aan JOHANNis marinus yserman , Vee^arts van de tweede klasse, in de stad Weesp.

In Luik,

Aan henri dieudonné serexhe, Fee^ürts van de eerste klasse, te Aubel.

In Limburg,

Aan coRNELis vAn vbergen , Fee-arts van de tweede klasse, in d? stad Tongeren.

In Antwerpen,

Aan JAN FRANS verlinden , Fee-arts van de tweede klasse, in de stad Lier.

Zijnde petrus seraphinus josephus verheijen, en frederik van der poll , beide bevorderd totnbsp;Vee-artsen van de eerste klasse, die, van wege

-ocr page 294-

278

het Departement van Oorlog, aan de Vee-art-senijschool waren opgeleid, door Z. K. H. den Commissaris Generaal van Oorlog, aangesteldnbsp;tot Adjunct-Paarden-Artsen bij ’s Lands Armee.

VERPLAATSING en ONTSLAG VAN VEE-ARTSEN.

Bij besluit van zijne Excellentie, den Minister van Binnenlandsche zaken van den 19 Junijnbsp;1829 i is de Vee-arts ernst jansen verplaatstnbsp;van Zweelo in de Provincie Drenthe, naar denbsp;stad Assen,

Bij besluit van Öenzelfdën Minister van den 4 Julij 1829, is aan jan marten mollek , alsnbsp;bezoldigd Vee-arts, tot nu toe te Almelo geplaatst geweest, uit die betrekking, op deszelfsnbsp;verzoek, eervol ontslag verleend.

-ocr page 295-

OPGAVE

VAN

VEE-ARTSENUKUNDIGE

WERKEN.

TRANSCHK WERKEN,

Pathologie Canine, ou traité des Maladies des chiens, contenant une dissertation trés detaillée sur la rage,nbsp;la manière d’élever et soigner les chiens etc.; par denbsp;la Barre-Blaiiie; traduit de l’anglais et annoté parnbsp;Belaguette. Paris i8a8, in 8 fig. Prix 6 fr, et 7 fr.nbsp;aS c. franc, de port.

Traité du Pied, consldéré dans les anitnaux dome-stiquesj par J. Girard, Directeur de 1’Ecole Boyale Vétérinaire d’Alfort, etc. Deuxième édition, revue, cor-rigée et augmentée, avec figures. Paris 1828, in 8.nbsp;Prix 6 fr. et 7 fr. 7° lt;=. franc de port.

Traité de la ferrure sans contrainte, ou moyen de ferrer les chevauX les plus vicieux, en moins d’unenbsp;heure, et de les corriger pour toujours de leurs dé-fauts. Systèine puisé dans les principes de physlologienbsp;du cheval. Par Constantin Balassa, Capitaine de ca-vallerie au service d’Autriche; traduit par un officiernbsp;francais, ün vol. in 8, avec é planches. Pjrix 2 fr*nbsp;5o c, et 3 fr. franc de port.

-ocr page 296-

280

Doctrine physiologique appliquée a la Médecine Vétérinaire, OU de la nature et du ü’aiteinent-de différen-tes maladies et en particulier de la gourme, de la fourbure, de la morve, dU farcin, etc.; par J, B. -C.nbsp;Rodet. Paris 1828, in 8. Prix 6 fr, et 7 fr. 5o c.nbsp;franc de port.

Elemens de Paj^hologle Vétérlpaire qu precis tbéore-tique et pratique de la Médecine et de la Chirurgie des principaux @niinaux ^ domest^ues, par P. Vatelnbsp;3 tom. Paris 1828.

Anatomie Chirurgicale des principaux animaux do-mestiques , ou recueil de trenle planches representant, i“. 1’Anatomie des régions du cheval, du boeuf, dunbsp;mouton et du chien, 2”. les divers états des dentsnbsp;du cheval etc. et 3quot;. les instruinens . de Chirurgie Vétérinaire ; par V. Leblanc et A. Trousseau, Atlas fai-sant suite au Dictionnaire Vétérinaire de M. Hurtrelnbsp;dlArboval. Paris 1828, 6 livraisons- in fol, Prix 42 fr.

De l’embouchute du cheval, ou Méthode pour trou-ver Ia mcilleure forme de mors, d’après les proportions et les principes les plus simples de 1’embouchure dunbsp;cheval; suivie de la. desci’iption d’une bride, qui em-pêche Ie cheval de se cabrer; par de Weyrother,nbsp;trad, sur la deuxième edition, in 8.vo. Prix 2 fr. etnbsp;3 fr. 25 c. franc! de port.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;' n

White, Abregé de 1’Art Vétérinaire, ou description raisonnée des maladies du cheval et de leur traitement,nbsp;etc., traduit de 1’anglais, et annoté par Belaguettq,nbsp;2de édition. Paris t837, in 12. Prix 3 fr. 3o c.

Anatomie des regions du corps du fbeval, considerée sous Ie rapport de la Chirurgie; Atlas in folio ¦ de sixnbsp;planches, avec un texte explicatif, dessiné et litogra-fié par r, ƒ. J. Rigot, Chef de travaux anatomiques


-ocr page 297-

281

^ 1’Ecole Royale Vétérinaire d’Alforl, sous la direction de N. !!¦ Jacob, Professeur de dessin a la memenbsp;Jlcole. Ouvrage devant servir de completement k lanbsp;parlie Cliirurgicale des Elemens de Pathologie Vétérinaire, publiées par Ie' Professeur Vatel. Prix la fr.

Hippélihiölogie, ou conaaissance de Page du 'cheval, pai' feu AT* -P*. Girard, Deuxième édition, revue etnbsp;augmentée par I. Girard, Directeur de 1’Ecóle Vétérinaire d’Alfort, avcc 2 planches. Paris 1828, Prixnbsp;a fr. 60 c.

Rochau A. de, sur 1’éducation des Chevaux en France, ou causes de l’abatardissement successif denbsp;leur races et des inoyens a emploijer pour les régé-nerér et les ameliorer. Paris - 1828.

Recueil de Médecine Vétérinaire, te -voren onder den titel: Journal de Médecing Vétérinpire. et Comparée.nbsp;Paris 1828.

Journal de Médecine Vétérinaire. Paris 1828,

hoogdüitsciie wekken.

Archif für Thierheilkunde, von der Gesellschaflt Schweizerischer Thierarzte. 4r. Bd. 4 Ilcfte. 8. Zurichnbsp;1828. J® thl.

Balassa, C, der Hufbeslag ohiie Zwang, Tlacb ra-tionellen, aus der Psychologie des Pferdes geschöpften Grundz'atsen. Mit 6 steintaf in Fol. gr. 8.' Wien.nbsp;16 gr.

Rrosc/ie, Vvq£. X. N, J, Uber die Tromxnelsuclit des Rind— und Scliafvielies, hinsichtlieb der dagegennbsp;angeslellten Versuche der Entleerung der Gasart durchnbsp;Schlund uud Maul aus dem ersten und zweiten ¦ Magen

-ocr page 298-

282

dieser Thiere mittelst einer zu diesem zwecke in England zuerst erscMenenen, gegenw'artig in Deutschland noch wenig bekannten elastischen Röhre; nebst Bekannt-machung eines verbesserten, leicht tragbaren Klystier-Apparats. gr, la 5 B. u 3 Steihtaf. Wien. 1828. i thl.

Gurlt, Dr. JE, T, AniSomische Abbildungen der Haus-Saugethiere, lote Liefer. Text. Bogen a6, ay.nbsp;Tafel 91—«100 gr. Fol. Berlin 1 thl. la gr.

Hofacher, Zgt;. J, J?., über die Eigenschaften, -welche sich bey Menschen und Thieren von den Eltern aufnbsp;die Nachkoramen 'vererben, mit besonderor Rücksicht aufnbsp;die Pferdezucht. Mit Beytragen von Dr. Fr. Natter,nbsp;gr. 8 (loj Bog.) Tubingen , 18 gr.

Mandt, Dr. M. W., Practische Darstellung der wich-tigsten ansteckenden Epideraien und Epizoötien in ihrcr Bedeutving für d. Medicinische Polizei. 8nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;(4o Bog.)

Berlin, a thl.

Rohlwes, T. N. Allgemeines Viearziieibuch. Eine gekrönte Preisschrift, Nebst 1 Kupfertaf. late AufL 8-(24 B.) Berlin^ a o gr.

Schrader, Dr.X. über die Natur des Milzbrandes der Thiere und des Milzbrand-Carbunkels bey den Menschen, dessen Verhütung u. Behandlung 8. (4* Bog.)nbsp;Magdeburg, 8 gr.

Tennecler, Major S. vort, Denkwürdigkeiten meiner Zeit, in Beziehung auf Pferdezucht, Pferdekenntniss,nbsp;Pferdehandel, Pferdearznei u. Rcitkunst, 8,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;(9nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;B.)

München 1828, ao gr.

Ill nbsp;nbsp;nbsp;der Rosarzt, oder Handbuch über die

Erkenntniss und Kur der ge-wönlichsten Pferde - krank-heiten, 1 Bd. ir. u. ar, Thl. Auch u. d. Titeln : Handbuch über die Erkenntniss u. Kur der gewöbnl.nbsp;Hufl'ahmungen, der Schenkellahmungen, Hautaus-

-ocr page 299-

, nbsp;nbsp;nbsp;^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;283

schlage und Knochenbriiche, ate ganz umgearb. Aufl. gr. 8. (48J B.) Stuttgard 1828, 2J tbl.

Burgsdorf, Landstallmeister C. T, IV. von, Ver-guche eines Beweises, dass die Pferderennen in England gt; so wie sie jetzt besteben, kein wesentliches be-förderungs-mittel der bessern edlen Pferdesucht in Deutschland werden können, gr. 8. (8 B.). Koningsbergnbsp;2827, 12 gross.

Baum, Oberbereiter i., Tasschenbucb für Pferde-bezitzer und Liebhaber der Reitkunst, 16. {4J B.), Wiesbaden, 1827, 8 gr.

Erdelyi, Dr. M. v. Beschreibung der einzelnen Ge-stüte des Oestenreichischen Kaiserstaates, nebst be-nierkungen über Hornviebzucbt, Schafzucht und Oeko-nomie. Mit mehreren Üebersichts-Tabellen u, 2 lithogr1 Tafeln, die Gestüts-Brandzeichen darstellend. gr. 8.nbsp;(181 B.) Wien. 1827.

Jahrbucb für PferJezucbt, Pferdekenntniss, Pferde-bandel, die militarische Campagne-Schul- und Kanst-Eeiterei, und die Eossarzneikunst in Deutschland und in angranzenden Landern, auf das Jahr 1828, 1 tbl.nbsp;8 gr.,auf das Jahr 1829, 1 tbl. 8 gr.

Kertitschla, J. Anleitung über das Beschlagen dér Pferde-hüfe. Ein kurzer, leicht fassl. ünterricht fürnbsp;Hufschniiede u. Pferde-besitzer, 8 (3 B.) Graz, 1827.nbsp;4 gr.

1

Anleitung zur Verbesserung und Ver-edlung der Pferde durch Landgestüte und gemeine Eand- und Hauszucht. Ein Eurzgefasster popul'arernbsp;Ünterricht für die Pferdezucbter der Oesterreich. Monarchie, mit besonderer Beziehung auf die Provinznbsp;Steyerinark 8. (4 B). Berlin 1828. 18 gr.

Naumam, Ober-Staabs-Rossarzt J. G. üeber die

-ocr page 300-

284

¦vorzüglichslen The'ile der Pferdewissenschaft. Ein llandbuch für Officiere, Bereiter und Oeconomen, 3tenbsp;verb. Ausg. Mit 24 kupfertaf. gr. 8. (28 B.), Berlin.nbsp;1828. 2® thl.

Zeitscbrift für Pferdeliebhaber , herausgegeben von H. V. VTachenhusen, 3r Jahrg. 1828, 62 Nunim. Mitnbsp;steintaf. u. tab. 4. Hamburg 1828. 4 tbl.

Brandt, Dr. J. F. und Dr. J. T, G. Ratzenhurg, Getreue Darstellung und Bescbreibung der Thiere, dienbsp;in der Arzneiwissenschaft in Betracbt komen, 2tes Heft.nbsp;gr. 4 Berlin 1828. 1 Thl. 10 s. gr.; 3tes und 4t^s Heft.nbsp;2| tbl.

Weidenheller, Dr. J. I., vrie und auf vrelche vrelse kann in kürzester zeit und ara zweckraassigsten dienbsp;Pferdezucht in Bayern, obne vom Staate neue Aufopfe-rungen zu fordern, gehoben und vervollkommet werden?nbsp;Nebst einem Entwurf einer verfassung des Landgestüfs,nbsp;und über Vereine zur beförderung vaterl. Pferde-zucbt, 8. (4 B.), Leipzig, 6 gr.

Pracktische Bemerkungen, über die Zucht, Wartung und Ki’ankheiten der Pferde, des Kindviebes, dernbsp;Schaafe, Ziege, Schweine, des Federviebes, der Fiscbe,nbsp;Bienen, und Seidewürmer, 2te, von einem Practikernbsp;verb. u. verm. Aufl. gr. 12. (8 B.) Leipzig 1828,12 gr.

Bieterielis, J. T, C. Handbuch der Speciellen Pathologie und Therapie fur Thierarzte und Landwirthe, oder die Kunst, die innern krankheilen der Pferde,nbsp;Hinder und Schafe zu erkennen, zu verhüten und zunbsp;heilen. gr. 8. (43 B.) Berlin, 2 thl. 16 gr.

Klatte, Berliner Almanach fur Keiler, Gestüts-bezit-zer und Pferde-Liebhaber. Mit jo Kupfertaf. 8. (16J B. und 2 Vign. auf dem Umschlage). Berlin 1828 » thl.nbsp;8 gr.

-ocr page 301-

285

Klatte^ Prem.-Lieut., Beleuchtungen und Bemerkun-lt;»en über die \om RIttmelster C. Balassa erfundene

O

Beue psychoJogIsche Methode, böse Pferde in eiuer stunde zum Hufbesclilage ohne zwang abzurichten,nbsp;gr. 8. {4J B.) Berlin 1828, 12 gr.

Peterka J,, die richtige Erkenntniss des gesunden und des kranken Zustandes des zur Schlachtbank, zumnbsp;Handel oder Transport bestimmten Horn-, Woll-, u. Bor-stenviehes. Ein Leitfaden für Viehbesichtigungs-Beamtenbsp;u, Commissare etc. 8 (4Bog.), Prag. 1829.

Rötel, Thierarzt J. T, Die Lungenseuche des Rind-viehes und ihre Heilung, 8. (2 B) Nordh., Landgraf, geb.'1828, 4 gr.

Schwab, Dr. K. L, Katechisnius der Hufbeslagkunst, oder theor.-practiscber Unterricbt über den Hufbeslagnbsp;und die gewönlicben Krankbeiten des Pferdefusses. Mitnbsp;16 Steintaf. 5te verb, Aufl, gr, 8. (i4J B.), München,nbsp;1828. ïj tbl.

Teimecler, S. v., Bemerkungeu u. Zusatze zu Wal~ dingers Therapie, oder prakt. Hoilverfahren bey dennbsp;gewönlicben innerlichen Pferdekrankheiten,auf -vieljahr.nbsp;Erfabrung gegrundet, gr. 8. (zSJ B.), Marburg 1828.nbsp;1 tbl. 8 gr.

¦¦ nbsp;nbsp;nbsp;¦'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;*** ————— Lebrbuch der Spe-

ciellen Pferdekenntniss, oder Noten und beraerkungen zu jd, C. JSapemamis Beurthedung des aussern Pferdes,nbsp;gr 8, (22 B.) Marburg. 1828 1 tbl.

atel. Prof. P. Handbuch der Tbierarzneykunde, oder theoret. und prakt. Darstellung aller krankbeitennbsp;der vorzügliclisten Ilaustbiere, und deren Medicinischenbsp;und Chirurgische Behandlung u. s. w, gr. 8, 42. B.nbsp;Leipzig 1829. 2 tbl. 16 gr.

Veterinar-Atlas. Eine sammlung der nötbigsten Ab-

-ocr page 302-

286

Lildungen fur practische Thlerarzte^ Zunachst zur Erlauterung des Neuen Wörterbuchs der Thierhellkunde.nbsp;ir Heft. TeX. I—VI und so viele Blatter Text, gr. 4.nbsp;Weimar, Ind. Compt. * thL

Verzeichniss der in Mecklenburg befindljchen Voll-blut-Pferde. 2 s Heft. gr 8. (3 B ) Schwerin. 8 gr.

Jfalch, C. der Thierische organismus und seine ver-b'alltnisse zu der Aussenwelt. Als Einleitung in. das rationelle studium der Thierarzneiwissenschaft, nachnbsp;E. F'eiths Ansichten entwarfen und bearb. 8. (8 B.),nbsp;Marburg. 1828, 10 gr.

Ziller, Thierarzt G. Chr, pract. Unterricht über die Erkenntniss und Cur der gewöhnl. Krankheiten desnbsp;Eindviehes, für angehende Thierarzle, Oekonomen undnbsp;Landleule, 8. (2 B.), Hildburghausen 1828. 3. gr.

ENGXLSCHE M'ERKEN.

The Veterinarian ; London 1828.

Van dit tgdschrift, hetwelk in January 1828 begonnen is, komt iedere maand een nummer uit.

-ocr page 303-

INHOUD.

Over de hoogst schadelijke eigenschappen, 'welke de •voederstoffen kunnen \erkrqgeu voor onderscheidennbsp;Vee, door cryptogaraische voortbrengselen, welke opnbsp;dezelve huisvesten, voorafgegaan van eenige mededee-lingen omtrent het Miltvuur en spoedige Vee-sterften,nbsp;welke, in verschillende streken van dit koningrijk, zgnnbsp;waargenemen ; door Dr. x. nujUaN , Directeur en Hoog-leeraar aan 's Rijks Vee-artsengschool. . blz. i—«36.

Waarneming omtrent het Miltvuur Ie Spanbroek en Wagniim^ in de Provincie Noord-Holland, in 1827,nbsp;door den Yee-arts der jste klasse M. F. hoffmanu,nbsp;te Hoorn............blz. 57.

~ quot; nbsp;nbsp;nbsp;quot;» eene ontstekings-ziekte, ont

staan onder de Paarden, op eene landhoeve, te Klaaswaal., in dê Provincie Zuid-Hollatid,{vL\9gt;a^, blz.7—10.

¦ nbsp;nbsp;nbsp;¦¦nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;eene ziekte, ontstaan onder de

Paarden, op eene landhoeve te Cropswolde, in de Provincie Groningen, in 1827, door den Y^c-arts der iste klasse f. bontekoe, te Winsckotm, . . tlz.

-ocr page 304-

omtrent eene hevige en verwoestende

Waarnemin:

ziekte, welke, sedert eenige jaren, in de Provincie Luik, heeft geheerscht, door den Vee-arts der istenbsp;klasse ioseph waoelmans, te Verniers, hlz. 14—26.

- nbsp;nbsp;nbsp;¦nbsp;nbsp;nbsp;nbsp; ' eene Vee-ziekte, op eene hoe

ve, in de Gemeente Glons, door de Vee-artsen tom* BALLE, OUERIN en HOtfBEN. ..... blz. 26—34.

Nadere beschouwing dezer ziekten, en derzelver oorzaken. .......... blz. 34—43.

Het nadeel der cryptogamen, door de ondervindingen van vroegere tijden, aangetoond. .nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;. blz. 43—58.

Waarnemingen van den Heer godine, tessier go-HIER, BEEINO..........blz. 58—70.

omtrent het Miltvuur, ontstaan onder de Runderen, op twee landhoeven, te Vinkeneen, innbsp;de Provincie Utrecht, in 1825 en 1826, veroorzaaktnbsp;door de slechte hoedanigheid des voedsels. blz. 70—74.

Verdere bevestigingen der schadelijke uitwerking Van het zoogenaamde rood, op onderscheidene stroo-soorten en het gras huisvestende. .nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;. blz. 74—78.

Over de vergiftige eigenschappen van den schimmel. ............ blz. 78—gS.

Mede^eellng omtrent de oorzaak van het zoogenaamde ' venijn, eene ziekte, welke in Friesland meer-. malen plaats heeft, door den Heer p. c. schbitema,nbsp;te Franeker. . . ... . . . , blz. g3—g6.

-ocr page 305-

Over de crijptogainisclie voortbrengselen op de planten, beschouwd als de aanleidende oorzaak van het Miltvuur, door n. MAHCHAifD. .nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;, . blz. \3g.

Uittreksel uit hef verslag der werkzaamheden aan de Vee-artsengscbool, te Alfort^ over het jaar 1821—22,nbsp;door den Hoogleeraar gIrard de zoon. blz. i4o—200.

Zes volkomen wel gevormde kalveren, gevonden in den draagzak eener gestorvene koe. .nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;. . hlz. i4o.

Een steen, wegende ongeveer vier oneen en zes drachmen , gevonden in de leverbuizen van eennbsp;Eaard. ^ . ..nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;... hlz. i4o.

Een holvormige zak, waarin eene stof van een* hgzonderen aard aanwezig was, gehecht aan de regternbsp;hg-nier, gevonden in een oud Paard. . . hlz. i42.

Een andere beurs, in een dezer werktuigen gevonden, waarin zich eene geelachtige zelfstandigheid en een beenachtig voortbrengsel bevond. .nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;. blz. i42lt;

Aanmerking van den redacteur over het bestaan

Van phosphoorzure kalk in dieren.


de


der


pis


gras-etende blz. i43»


Waarnemingen omtrent blaas-steenen bq den Hond, door den Hoogleeraar dotot. .nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;, blz. i45i

II — —- nbsp;nbsp;nbsp;- het doordringen van het net

in de borstholte, door eene opening in het middenrif. ........ .... blz. i45.

Beschouwing van de zwarte gezwellen [tumeurs méla-niques), door den Hoogleeraar girard de zoon. blz. 147*

19

-ocr page 306-

I N H o U D.

Bevinding eener tegennatuurlgke gesteldheid der hersenen van een Paard. ........ hlz. 149.

Gezwel, bedekt met uitgroeisels in de buiging van het zoogenaamde knie-gewricht des adhterheens. hlz. i5o.

Geneesplan van den Hoogleeraar küpüii omtrent den kwaden droes. .......... blz. iSa.

Aanmerking /van den Redacteur omtrent de theórie van den Heer DUPüij,ten aanzien dezer ziekte.blz. i5a.

Vliezige keel-ontsteking of croup bg eenen Hond, waargenomen door denzelfden Hoogleeraar. . , blz. iSa.

Genezing eener uitzakking van het oog, hg eenen Bond. ..............blz. i54.

Waarneming omtrent de herstelling eener volkomene breuk van het pgpbeen hg een Baard. .nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;. blz. i55.

Bgvoeging van den Redacteur, waardoor de genees-baarheid van eene volkomene breuk des pijpbeens bg het Paard bevestigd wordt. ...... blz, i56.

Onderzoek der stoffen, bevat in de maag van een Paard, hetwelk door de bgtende zoutzure kwik vergiftigd was, door de Heeren barthecemii de jonge ennbsp;liASSAIGNE. ...........blz. 157.

Bgzonder gebrek van beweging aan de achterheenen des Paards, en de wijze, om hetzelve, door een geschikt beslag, te verbeteren, door den Heer barthe-

EEMIT. ............. blz, i58.

Gunstige uitwerking van het pantoffel-gzer, hg een Paard, dat sedert een jaar kreupel was, door denzelfden.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;blz. l5g.

-ocr page 307-

INHOUD.

Hulp, door den Heer baktheIiEmij de jonge, toege-Lragt ter -voorkomiDg der vroegtgdige verlossingen,onder eene kudde mérinos-schapen plaatshebbende, blz. 160.

Jichtachtige ontsteking der nahandsbeenderen bij de lammeren dezer kudde vvaargenomen, door denzelfden.nbsp;. ...............blz. i6i.

Ontstekingachtige gezwellen, die algemeen voor kool-gezwellen werden gehouden, bg een aantal dieren, waargenomen door den Heer baeïheeemii de oude. blz. i64.

Zes en een half ponden drooge aarde, gevonden in dgn karteldarm van een Hond. ¦nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;«nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;. blz. 166,

blz. i66.

Bijvoegsel van den Redacteur.

Breuk van het dijebeen bg een Paard, met verbrg-zeling. ............. blz. 167.

Tegennatuurlijke uitzetting van de slikbuis (krop, jabot) bij een Paard, door den Heer bahthelemii denbsp;oude.............. blz. i68.

Bloed-pissen bg een Paard, uit eene buitengewone oorzaak voortvloegende. ....... blz.

Proeven omtrent de aanwending der zwavel-lever, bg wgze van smeersel, tegen het schurft-uitslag, doornbsp;den Heer barthelemy de oude.....blz. 170.

Over de uitwerking der braaknoot in verlammingen bij den Hond, door denzelfden.....blz. 171.

Waarnemingen van den Redacteur, omtrent de werking van dit middel, en van het extractum tineis vomicae alcohol, y in verlammingen, bg' onderscheidene

19»

-ocr page 308-

INHOUD.

dieren, waaronder tevens raededeelingen van den Veearts bontekoe, te Winschoten, en minders, te Zalt-Bommel............. hlz. 174.

Proeven omtrent de veronderstelde nadeelige werking der spaansche vliegen op de nieren, als, volgens sommigen, door derzelver aanwending, verslapt of verweekt wordende, door den Heer barthelemV danbsp;oude.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;...........blz. iS4.

Vraagstukken omtrent eenige punten, de lionds-dol-lieid betreffende,, door denzelfden. ; nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;. blz. i86«

Voorgenomene proeven omtrent den al of niet be-smettelijken aard van den kwaden droes, door denzelfden.............blz. nbsp;nbsp;nbsp;187.

Proeven omtrent de erfelijkheid der gortigheid bij Varkens, *..••••«»%•• blz. 187,

MEDEDEELINGEN.

Mededeeling omtrent de genezing van zeer groote gallen, door dezelve door te steken, en vervolgensnbsp;daarop het vuur'aan te wenden. .nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;. blz. 187,

Bgvoegsel van den Redacteur, over de wgze, welke hieromtrent aan' ’sRgks Vee-artsengschool wordt gevolgd.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;blz.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;j88.

Nadeelige uitwerking van de erwt-soort lathyrus cice-ra, als voeder voor de Huisdieren, en inzonderheid voor het Paard. .........blz. nbsp;nbsp;nbsp;189.

Mededeelingen omtrent eene ontsteking van het rug-geraerg, alsmede,Dmlrent de verscheuring van bet darnj-scheil der dunne darmen, met doorzakklng van dezelve door de gescheurde opening, hg het Paard. blz. igo.

-ocr page 309-

I N H O ü D.

Bggevoegde -waarneming van den Redacteur, blz. 19a.

Waarneming omtrent eene beklemde breuk, hij een Ruin-Paard. ............blz. ig4.

Verschgnselen van bersen-ontsteking, veroorzaakt door de aanwezigheid van een’ zeer groeten blaaswormnbsp;in de zijdelingsche ‘holligheden der hersenen, blz. igS.

Klagten der Fransche Vee-artsen ten aanzien van onbekwame lieden, die, tot schade der vee-houders, de praktgk ongehinderd blijven uitoefenen. .nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;. blz. ig5.

Bijvoegsel van den Redacteur nopens dezelfde billgke klagten der gewettigde Vee-artsen in ons land. blz. 198.

Uittreksel uit het verslag der werkzaamheden- aan de Vee-artsenijschool, te Lijon, gedurende Het jaar 1822,nbsp;door den Hoogleeraar hainard.

Hoefheslag,-

Beschouwing der nuttigheid van de kennis des hoef-beslags voor den Yee-arts, ...... blz. 201.

Ziektekundige Ontleedkunde.

Scroplmleuse en tuberculeuse ontaarding van de watervaats-klieren der luchtpgp, bg een Rund, gestorvennbsp;aan de gevolgen eener uitterende long-ziekte. blz. aog.

Kankerachtige ontaarding van het vlies, dat de wangen inwendig bekleedt, en derzelver gevolgen, bij een Paard.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;blz. 210.

Doorboring der maag, van eene inwendige oorzaak afhangende, bij een’ Hond.......blz. 21a.

Er kunnen bij de dieren zlekelgke aandoeningen der weefsels, zelfs der voornaamste ingewanden, plaats hebben, bij een’schgnbaren staat van gezondheid, blz, 212,

-ocr page 310-

INHOUD.

Knobbelachlige ontaarding der leVer, milt cn van een gedeelte van den blinden darm, 'waargenomen bij dieren, die scbgnbaar gezond waren. .nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;. blz. 312.

Practische TPaarnemirigen,

Het voordeel, dat de kweekelingen der bovengenoemde school ondervinden van het bezoeken en behandelen vannbsp;zieke dieren buiten dezelve, aangewezen. . blz. 3i3.

Wijze van ontmanning der herkaauwende dieren, genoemd Ihtournage, ingevoerd in de omstreken van Lyoii.............. blz. 314.

Opgave van het getal dieren, welke aan de Veeartsenijschool aldaar zgn behandeld, en in de omstreken van Lyon hebben geheerscht, van 1821—22. blz. 2i4.

Aanmerkingen omtrent den kwaden Droes, inzonderheid met betrekking tot de theorie, dat de zweren op het neusvlies, uit verweeking van knobbels zoudennbsp;ontstaan.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;blz.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;216*

Beschouwing van de verschillende uitwerking, welke een geprikkelde toestand van het slijmvlies der ver-terlngs-ingewanden, bq de dieren kan te weegbren-gen.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;blz.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;21

De sterke warmte alleen is niet in staat de hondsdolheid voort te brengen.......blz. nbsp;nbsp;nbsp;220.

De zenuw-pqnen {néuralgies) zqn, bij de dieren, moeijelijk te onderscheiden van slepende jichtpqnen;nbsp;bijzondere stuip-ziekte, waargenomen bij een Paard,nbsp;...............blz. nbsp;nbsp;nbsp;221.

De goede uitwerking van den duivelsdrek, in azijn ontbonden, tegen den St.-Vitus-Dans hij Honden ,

bevestigd. . nbsp;nbsp;nbsp;.......... blz. 221.

-ocr page 311-

INHOUD.

Waarnemingen omtrent de gelukkige uitwerkingen van het afsnijden der pezen van de buigende spierennbsp;van den voet, hg verkorting derzelve , als oorzaak vannbsp;ovcrkoting, bg bet Paard, en van andere pezen, ooknbsp;bg Honden.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;blz. aaa.

Bggevoegde waarnemingen van den Redacteur omtrent deze kunstbewerking, en den minder gunstigen uitslag daarvan aan ’sRijks Vee-artsengschool ondervonden. ............ blz, 322.

Waarnemingen omtrent de genezing der krampver-stgving, na de ontmanning ontstaan, bg twee Muil-Ezels..............blz. nbsp;nbsp;nbsp;23i.

Genezing der buik-waterzucht, door den buik-steek, bg eenen Hond. ....... blz. aSa.

' eener bloedbreuk {Haemotocèle) bg een Paard..............blz. nbsp;nbsp;nbsp;aSa.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;•

quot; nbsp;nbsp;nbsp;eener zware doorgaande, gescheurde, buikwond bij een Jagt-Hond.......blz. nbsp;nbsp;nbsp;233.

Behandeling van onderscheidene beenbreuken, bij Honden en een Paard. .nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;...... blz, 234,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;**

--- der verzweringen, welke bij Honden

aan de uiteinden der oorlappen voorkomen, blz. aSS,

mededeelingeN.

De kweekelingen der Vee-artsengschool te Ijyon onderhouden , nadat zg de school hebben verlaten, eene onafgebrokene gemeenschap met de Hoogleeraren.

................ blz. nbsp;nbsp;nbsp;235.

Bgvoeging van den Redacteur, dat hetzelfde ten

-ocr page 312-

I N I I o ü D.

aanzien der Nederlandselie Vee-artsengschool plaats

lieeita »«••••••••••• I)lz»

Waarneming omtrent de genezing der windzucliit bij een Merrie-veulen, door middel van den doorsteek dernbsp;buiks-ingewanden....... . . . blz, a38.

I ¦ nbsp;nbsp;nbsp;-¦ eene tegennatuurlijke verlossing

bij eene Ezelin, die twee en twintig jaren oud was. .nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.. ............ blz. 237.

¦ nbsp;nbsp;nbsp;quot;¦ eene beerschende ziekte onder

de Varkens, in het Departement Bouches-du-Rkóne.

. nbsp;nbsp;nbsp;,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.....nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;blz. 237.

¦ —........— nbsp;nbsp;nbsp;¦nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;......... ' eene dwarsclie verlamming (pa-

raplégie) van het achterstel bg een Muil-Ezel, en over eene ontsteking der maag, van het hart, en dernbsp;nieren, bij een ander Muil-Ezel. . . . ; blz. 238.

- de genezing van den kwaden

Droes in den tweeden trap......blz. uio,

Speeksel-steen van een’ Ezel, wegende twee oneen en zes drachmen. ......... blz. 24 o.

Blaas-steen van een Varken. ..... blz. 24o.

Waarneming omtrent de genezing van wratten, welke, sins vijf jaren, plaats vonden aan den nagelnbsp;ofhoef, de koot, en de kroon, bij eene Merrie, blz. 24i.

. eene hevige darm-ontsteking, waaraan alle jaren onderscheidene Muil-Ezels sterven,

in het Departement du Gard......blz, 24 o.

II- ' nbsp;nbsp;nbsp; . de wegneming van een polypus

uit den endeldarm, bij een’ Os. .... blz, 342.

-ocr page 313-

INHOUD.

Waarneming omtrent eene lïe-vige ontsteking der lym-phatieke klieren onder de kaak, door uitwendige be-leediglng -veroorzaakt, als mede nopens de uitzakking Van den draagzak , bg eene Merrie. ... blz. a43.

Bijzondere inrigting van eenen noodstal, voor bet beslaan van Paarden enz.......3^4.

Waarneming omtrent eene aangeborene zwelling van den navelstreng der zuigende Kalveren en Geiten, innbsp;het Departement l'Ain , aldaar bekend onder den naananbsp;van: les deux amberus....... . blz, 245.

Berigt omtrent de been-weekbeid der Varkens (/-(Z-chitis)f \n bet Departement yaucluse, . nbsp;nbsp;nbsp;. blz. 246.

Waarneming omtrent eene verzwering met bet kenmerk van slapheid der huid, bij de eenhoevige dieren, alsmede eener jichtachtige aandoening, bij het Paard.

. nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;........... .. blz. 247.

- van den Vee-arls MoniN, te Hfauriac, in het Departement Cant al, over onderscheidene ziekten, bij verschillende dieren. ..... blz. 24g.

-- omtrent eene catarrhale ziekte onder de

Paarden, en van een’ persloop, bg onderscheidene Ossen, in bet Departement l'Ain, .... biz. 24g,

Waarnemingen van de Vee-arlsen taiche, sahiet, BRAGAED en 'XissoT Omtrent verschillende Vee-ziekten, ennbsp;over de goede uitwerking van het bool-poeder in eenenbsp;kwaaddroesige en besmettelijke long-ontsteking. blz. 260%

KORTE MEDEDEELINGEN en UITTREKSELS.

a4. Waarneming omtrent den tong-worm, bij Honden. .............. blz. 205,

-ocr page 314-

INHOUD.

' 25. Opgeblazenheid eener koe, veroorzaakt door de aanwezigheid eener slang in de slikbuls. blz. 255.

26, nbsp;nbsp;nbsp;Scheikundig onderzoek van het gas, verkregen uit

de maag eener koe, gestorven aan eene langzame uittering, vergezeld van doorloop. ,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;, blz. 257.

27. nbsp;nbsp;nbsp;Braking bij het Paard zonder bersling der maag.

.............. blz. 2G1.

2SI. Yergiftiging door keukenzout. . nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;. blz. aGS.

29. nbsp;nbsp;nbsp;Gebruik der Autenriethsche zalf in de Vee-artse-

nijkunde...........blz. a65.

30. nbsp;nbsp;nbsp;Weinig bekende ziekte der koegen na bet afkalven. ............ blz. 267.

31. nbsp;nbsp;nbsp;Wanschapenheden van verdubbeling, en met overtolligheid van deelen. ...... blz. 268.

32. nbsp;nbsp;nbsp;Dubbelheid en ontbreken van de galblaas, blz. 272,

33. nbsp;nbsp;nbsp;Door uitdrooglng, in den draagzak der koe, verharde Kalveren. ...nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;..... blz. 274,

Yierde algemeene examen, gehouden aan 'sBigks

Yee-artsengschool. ........ blz. 76.

Yerplaatsing eü ontslag van Yee-artsen. . blz. 278.

Opgave van Yee-artsengknndige vïerken. . blz. 280.

-ocr page 315-

DRUKFOUTEN.

Op bladz. 8, regel 3 -van onderen, en ook hier en daar elders , staat : honigdaauw } lees ;nbsp;honigdauw.

¦— -.......... 39, regel a, in den noot, staat: stierj

lees: stierf.

— nbsp;nbsp;nbsp;1»quot;' 45, regel 12, staat: 1764 en 17665 lees:

i664 en 1666.

—. gt;'.....- nbsp;nbsp;nbsp;55,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;regel 2,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;in den noot, staat: Billto-

theeh ; lees ; Bibliothek.

—I nbsp;nbsp;nbsp;' ¦nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;74,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;regel 6nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Tan onderen, staat: XJredOy

lees: [Vredo fabaé, Pucciniola phaseolo-rum, Pu’ccinia pisi of Erysiphe pisi?),

__ I nbsp;nbsp;nbsp;8i,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;regel i8,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;staat: orenj lees: ooren.

— nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;¦nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;g3,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;regel 3, in den noot, staat: cryptsga»

menj lees; cryptogamen.

—« nbsp;nbsp;nbsp;.... ï52, regel 3, Tan onderen, staat: seropha-

leuse; lees: scrophuleuse.

Van 224 tot a4i zgn de bladzgden verkeerd genummerd.

-ocr page 316- -ocr page 317- -ocr page 318- -ocr page 319- -ocr page 320-