RTDDKIt Dïn ORDB TAW DEX NEDERtANDSCHUN EEEUW I» ÏRECTEUR VAN W ItïJKS VEE-ARTSENIJSCHOOL, ROOG-LEERAAR IN RE PRACTISCHE VEE-ARTSKNlJKÜN ü Bnbsp;AAN BEZELVE , SECRETARIS DER CORRISSIE A^ANnbsp;LANDBOUW, TE VTREf^nT, LID TAN HET KONINK-LIJK^NEDERLANDSCRE INSTITUUT TAN WETENSCHAPPEN, LETTERKUNDE EN SCHOONE KUNSTEN, EN VAN ANDERE GELEERDE GENOOTSCHAPPEN.
IV. Deel.
VAN HET
RIJKSUNIVERSITEIT TE UTRECHT
2043 9463
DER
FA had gewensahl dese Verhandelint/^ als een vervolg op de vorige mededeclingen omtrent dènbsp;heei’scliende Longziekte van liet Rundvee, mijnenbsp;Landgenooten vroeger te hebben mogen aanbiedemnbsp;Zulks is echter vertraagd gCAvorden, en wel omnbsp;de volgende redenen. Het Over%igt van de., aannbsp;deze ziekte gestorvene. Runderen, dat ik oii-gaarne van het geschiedkundig gedeelte wildenbsp;uitsluiten, kon niet spoediger hij het Departe-ment van Binnenlandsohe Zaken, met voldoendenbsp;volledigheid, worden opgemaakt, uit hoofde dernbsp;laat en ongeregeld ingekomene opgaven uit onderscheidene Provinciën; en de voortgang dernbsp;ziekte in ons Koninkrijk en naburige landen gafnbsp;hij herhaling aanleiding tot nieuwe ondervindingnbsp;en beriglen, welke natuurlijk op ons inzigt ennbsp;oordeel invloed hadden. He geschiedenis dernbsp;Longziekte kan dus, tot ons leedwezen, nog nietnbsp;als gesloten worden beschouwd. Dit heeft mede.
-ocr page 10-VI
veroorzaakt, dal, onder de bewerking der Ver~ handeling, niet alle zaken op de meest geschiktenbsp;plaatsen zijn behandeld, maar sommige, bijwijzenbsp;van aanteekeningen, later aan zoodanige onderwerpen hebben moeten worden toegevoegd, waartoe zij geacht werden de meeste betrekking te
hebben. Hierdoor is nu en dan eenige onregelmatigheid in de poordragt en den leiddraad ontstaan, waarvoor ik verschooning moet vragen.nbsp;Ik vlei mij echter, dat, door de aanwijzing vannbsp;den zakelijken inhoud van het werk, aan denbsp;daaruit voortvloeijende moeijelijkheid bij hel gebruik genoegzaam zal zijn te gemoet gekomen.
JSog dient te worden opgemerkl, dat ik hier en daar in vergelijkende beschouwingen ben getreden, die wel niet regtstreeks of bij uitsluitingnbsp;lot de Longziekte behooren, doch welke, als al-gemeene pathologische of palhogenetisohe grondbeginselen bevattende, ter verklaring kunnennbsp;dienen, en op deze ziekte toepasselijk zijn, innbsp;het bijzonder met betrekking tot de verschillendenbsp;gevoelens omtrent haar oorspronkelijk ontslaan,nbsp;hare besmettelijkheid, verspreiding en voortduring, Ik hoop, dat de bedoelde uitweidingennbsp;niet voor nutteloos en overtollig zullen wordennbsp;gehouden,
De mededeelingen en berigten, welke het on-derwetp hebben opgeleverd, waren zoo overvloedig, dat ik daarvan slechts het voornaamste heb kunnen bezigen, ten einde niet te uitvoerig te
-ocr page 11-worden. En eohler werd hei werk nog soo uit-gebreid , dat in dit Deel van het Magazyn geene andere stukken hebben kunnen worden opgenomen,, en dat men achter hetzelve geenszins dennbsp;uitslag der, sedert 1836, aan ’s PJjks Vee-arlse-nijschool gehoudene, examens, noch de standplaatsen der Vee-artsen, noch de lijst der, indenbsp;latere jaren uitgekomene, Vec-artsenijkundigenbsp;Gesch?'iften, als tiaar gewoonte, vindt opgegeven. Indien het der Voorzienigheid moge heha^nbsp;gen mijn leven en mijne krachten nog te sparen, wenseh ik weldra het vijfde Deel te doennbsp;volgen, waarbij ik dan ook van sommige belangrijke waarnemingen en mededeelingen, welkenbsp;eenige mijner vroegere Leerlingen mij hebbennbsp;doen toekomen, gebruik denk ie maken,
De Heer N. vajv der monde, die, by minnelijke schikking met Wijlen den Heer r. j. scaiER-BEEK, thans Uitgever van het Vee-artsenijkundig Magazijn is, heeft wel gevolg willen geven aannbsp;mijn voorstel, om dit Deel, onder den titel van:nbsp;Verliaudeling over de lieerschende Longziekte vannbsp;het Rundvee, op zich zelf verkrijgbaar te stellen, ten einde hen, die zich bepaaldelijk metnbsp;deze ziekte zouden willen bekend maken, innbsp;slaat te stellen zich dit stuk, als een afzonderlijk werk, aan te schaffen. Hij is voornemensnbsp;verder alles aan dit Tijdschrift te bestedeii, ’/nbsp;geen de uitgave nuttig en belangrijk kan maken; weshalve hij ook geene zwarigheid gemaakt
-ocr page 12-heeft ten aanzien van de kosten der F laten ^ welke ter opheldering van den inhoud aan hetnbsp;werk zijn toegevoegd. Wij hopen, dateengun-stig onthaal hem daarvoor eenigermatige scha~nbsp;deloos zal stellen.
A. NUMAN.
Utrecht 5 October 1844.
-ocr page 13-Over het verband, waarin de^e Verhandeling staat tot de Algemeene beschouwing der heerschende Longziekte, medegedeeld in het derde Deel van het Vce-artsenijkundig Magazijn.nbsp;Hoofdonderwerpen, welke behandeld worden ; bladz. 1—ü.
1?. UlTBRErnlNG DEK LONGZIEKTE , MET AANDOTDING DKIt
Provinciën en Gemeenten, alwaar zij heeft ge-
BEEBSCBT OP NOG BESTAAT. — OPGAVE VAN BET GETAL RUNDEREN , IN ELK DERZELVE OVERLEDEN , EN DER SCHADEVERGOEDINGEN, DAARVOOR UIT BET FONDS VOORnbsp;DEN LANDBOUW VERLEEND. — VERHOUDING TÜSSCIIKNnbsp;DE aangetaste , GESTORVENE , EN SCHIJNBAAR OF VOLKOMEN HERSTELDE RUNDEREN. — VERLIES VAN WAARDEnbsp;VOOR DEN VOLKS-RIJKDOM.
Geschiedenis der Longziekte in Gelderland, Zuid-Holland, Utrecht, Noord-Braband, Drenthe, Noord-Bolland, Zeeland,nbsp;Overijssel, Groningen, Vriesland en Limburg. Opgaven dernbsp;aan de Longziekte gestorvene Runderen, in de verschillendenbsp;Provinciën, van 1833 lot en met 1 Augustus 1842, benevensnbsp;van het getal Runderen, welke, met oogmerk ora den voortgang der ziekte te stuiten, zijn gedood, en der schadever-
-ocr page 14-INHOUD.
gocdiugen, welke daarvoor ziju betaald geworden; bladz.
Opgaven der verhonding van, door dc Longziekte aangetaste en daaraan gestorvene. Runderen, volgens de ontvan-gene inedcdeeliugen, over de vermelde jaren. Berekening bij nadering der schade, welke door de Longziekte, over hetnbsp;gemelde tijdvak, aan de bijzondere en algemeene welvaart isnbsp;toegebragt. Vergelijking dezer schade met de grootere nadoelen, welke, in de vorige eeuw, door de Runderpest meermalen, zoo ons land als in naburige Rijken, werden veroorzaakt; bladz. 22—51.
Behalve in ons land, hccrscht de Longziekte bij voortduring in de meeste Duitsche Staten, namelijk in Zwitserland, Italië, Frankrijk, en Belgie. Dezelve bestaat ook, sedertnbsp;18il, in Engeland. Het is waarschijnlijk, dat zij derwaartsnbsp;van het vaste land is overgebragt, ofschoon het nog onzekernbsp;is gebleven, of zulks uit Frankrijk, Duitschland of Hollandnbsp;geschied zij. De Longziekte beeft zich over een aanzienlijknbsp;gedeelte van Europa uitgebreid, waardoor de vooruitzigtennbsp;geenszins verhelderd worden, dat wij spoedig van dezelvenbsp;zullen bevrijd worden, noch de gerustheid geboren wordt,nbsp;dat wij, gesteld zij worde bij ons eenmaal geheel uitgeroeid,nbsp;niet ligtelijk aan nieuwe inslepingcn zullen blijven blootgesteld, tenzij zulks, door eene strenge en steeds voortdurendenbsp;waakzaamheid, worde belet; bladz. 52—63.
2quot;. OVEll DE BESMETTENDE HOEDAMGIIEID PEU LONGZIEKTE , EN OVERWEGING, OE DEZELVE VOOR EENE ITTHEEM-SeUE EN INGESLEEl'TE ZIEKTE MOET WORDEN GEUOEDEN , DIE ZICU BU ONS ALLEEN DOOR BESMETTING HEEFT ITT-GIIBREIU EN STEEDS ONDBRUODDT , DAN OF MEN MAGnbsp;AANNEMEN , DAT ZIJ ZICH MEDE NU EN DAN IN ONSnbsp;I.AND UIT ANDERE, HETZIJ ALGEMEENE , HETZIJ BIJZONDERE , ATMOSFIIERISCHE OF ANDERE lEEFREGELKÜN-DIGE OORZAKEN ONTWIKKELT, DAT IS, ZONDER PRIMITIEVE BESMETTING GEBOREN WORDT?
-ocr page 15-XI
INHOUD.
E»- beslaat steeds verschil van gevoelen omtrent de al- of uiet-bcsmettelijkheid der Longziekte. Vee-artsenijkundigen,nbsp;die zich voor en tegen de besmettelijkheid verklaren. Con-tagionisten en Anti-coniagionisten. Ver de meeste erkennennbsp;den besmettenden aard der ziekte.
Vele der Engelsehe Vee-artsen l)ehüoren tot de Anti-con-tagionüten. In het algemeen zullen onze Vaderlandsche Ycc-artseuijkundigen onder het getal der gene mogen worden gerangschikt, die aan de Longziekte een besmettend vermogen toekennen. Vergadering van Landhuishoudkundigen ennbsp;Vee-artsenijkundigen, op 27 Januarij 1843 gehouden aan denbsp;Vec-artseuijschool te Berlijn, waarin dit onderwerp opzettelijk werd behandeld. D'. f. a. kubus vooral ontkent den be-smcttelijken aard der Longziekte. Verslag der proefnemingen omtrent de besmettelijkheid en de gelegenheids-oorzakcnnbsp;der Longziekte, opgedragen aan cene Commissie, bestaandenbsp;uit twaalf leden, door de Landhuishoudelijke Maatschappijnbsp;van den Opper-Barnimsche Kreitz. Uit het verschil van gevoelen , nopens de al- of niet-besmettelijkheid der Longziektenbsp;bestaande, schijnt men te mogen besluiten, dat zij die eigenschap niet altijd in dezelfde mate bezit, en somwijlen innbsp;het geheel niet als besmettelijk te beschouwen is. Vergelijking der Longziekte in dit opzigt met andere besracttclijkcnbsp;Vee-ziekten. De oorzaak van het bedoelde verschijnsel kannbsp;gelegen zijn, of in het ontbreken der voorbeschiktheid dernbsp;ligchamen, om op de smetstoffe terug te werken, of in denbsp;onwerkzaamheid der smetstoffe zelve, als zijnde in alle tijdperken niet even krachtig. De onvatbaarheid voor besmettingnbsp;kan lijdelijk zijn. Voorbeelden daarvan met betrekking tot donbsp;Bunderpest, de JJondsdolheid, het Mond- en JClaauwzeer, ennbsp;de Koepokken. Het valt niet met zekerheid te bepalen, in welknbsp;tijdperk de besmettende eigenschap der Longziekte het sterkstnbsp;is. Men kan bij deze ziekte slechts twee hoofdtijdporkennbsp;aanneracn, namelijk een verborgen en een openbaar, of hetnbsp;koortsvrije en het koortsige tijdperk. De tijd, welke lusschennbsp;hel oogenblik der besmetting en het Ie voorschijn komennbsp;van de wezenlijke ziekfe-verschynselcu verloopt, is by de
-ocr page 16-XII
INHOUD»
Lougzlekte onstaadvastiger dan bij eenigc andere, tot dus Ter bekende, Vee-ziekte, de Hondsdolheid misschien uitgezonderd. De sinetstoffe der Longziekte kan vele weken,nbsp;maanden, en zelfs misschien een jaar lang, in de ligchameunbsp;der Runderen sluimerende blijven, voor dat de ziekte zichnbsp;door kennelijke teekenen openbaart. Er komen gevallen voor,nbsp;dat men naauwelijks iets buitengewoons aan het longziekenbsp;dier opmerkt, hoewel hetzelve daardoor ia een sterken trapnbsp;is aangedaan. Voorbeeld; Men kan niet met zekerheid vaststellen, op welken tijd bij de Longziekte het vermogen geboren wordt, om andere Runderen te besmetten, noch totnbsp;hoe lang de dieren, welke van dezelve opkomen, dat vermogen behouden. Deze eigenschap werkt krachtdadig mede,nbsp;om de ziekte te doen voortduren, en hare verspreiding lenbsp;bevorderen. Omstandigheden, waarvan het meer hevig (acuut)nbsp;of langzaam (chronisch) beloop der ziekte afhangt. Nadere overweging, dat de Longziekte nu en dan voorkomt,nbsp;zonder eenige besmettende hoedanigheid te bezitten, evennbsp;als zulks ten aanzien van andere ziekten, die in den regel als besmettelijk zijn te houden, het geval is, b. v.nbsp;den Kwaden Droes. Gevoelen van hbzaud omtrent de besmettelijkheid der Longziekte; Hoezeer do besmettclijke aardnbsp;van eenc en dezelfde Vee-ziekte meermalen kan verschillen,nbsp;ofschoon onder dezelfde gedaanten voorkomende, daarvan levert onder andere het Miltvuur voorbeelden op. Er wordt,nbsp;ten aanzien eener ziekte, om den naam van besmettende lenbsp;kunnen dragen, niet vereischt, dat zij altijd en onvoorwaardelijk een besmettend vermogen uitoefene. Het betwisttenbsp;punt der al- of niet-besmettelijkheid der Longziekte kan opnbsp;zich zelve als te zeer voldongen worden beschouwd, dan datnbsp;het noodig zal kunnen worden geacht daarvoor meerdere bewijzen aan te voeren. Er mag echter niet te kort wordennbsp;gedaan aan het regt van hen, die te dezen aanzien, voornbsp;als nog, eene andere denkwijze zijn toegedaan: weshalvenbsp;eene en andere voorbeelden tot bevestiging der vroegerenbsp;mededeelingeu omtrent de besmettelijkheid der Longziektenbsp;worden bijgebragt. Waarnemingen, zoo in ons laad als ia
-ocr page 17-XIU
I N H o ü D.
andere landen verkregen, waardoor de besmettelijkheid wordt gestaafd. De smetstoffe kan somwijlen langs zeer bedektenbsp;wegen worden overgedragen , waarop men schier geen vermoeden zou kunnen hebben. Waarschijnlijke besmetting,nbsp;veroorzaakt door het overmesten der weide, met mest, afkomstig van stallen, alwaar de Longziekte had geheerscht.nbsp;Inentings proeven, door de Hoogleerarcn vix en hertwk»nbsp;in het werk gesteld; hladz. 63—121.
Ontstaat, onderhoudt , en verspreidt de Longziekte zich geheel en uitsluitend ter oorzake van besmetting, of ontwikkelt dezelve zich ook uit andere algemeene of bijzondere schadelijke oorzaken? Verschil van gevoelen opzigtelijk ditnbsp;onderwerp bij de bnitenlandsche Vee-artsenijkundigen: küers,
SAUTER , wtRTH. Oiiderzock hieromtrent bij ons aanbevolen, door den Heer Administrateur voor de Nationale Nijverheid,nbsp;aan de Hoeren Gouverneurs der verschillende Provinciën,nbsp;alwaar de Longziekte hecrschtc, door de respectieve Ge-meente-Besturen en Vcc-artsen ter nasporing van de warenbsp;oorzaken der ziekte, bepaaldelijk in verhand lot de iweenbsp;bedoelde hoofdpunten, uit te noodigen. Berigten dienaangaande, ingezonden door den Heer Districts-Commissaris,nbsp;Baron w. J. K. van eynden van hemmen; door den Heernbsp;pelgrim. Burgemeester der Gemeente Uuissen; door dennbsp;Heer Districts-Commissaris Jonkheer van nispen; door dennbsp;Heer L. vermeer , Burgemeester der Gemeente Zevenaar;nbsp;door den Heer o, J. van embeen, Burgemeester der Gemeente Didam; door de Heeern h. verwoert enn. s. nasse.nbsp;Burgemeesters der Gemeenten Bermen en Duiven, door dennbsp;Heer robbers. Burgemeester der Gemeente Pannerden; doornbsp;den Heer e. g. ardesch, Burgemeester der Stad iVyVcer/c;nbsp;door den Heer b. j. c. rynbers, toenmaals Stads Vee-artsnbsp;aldaar; door den Heer F. RiPPEunA, Burgemeester der Stadnbsp;Doeshorgh; door den Heer Baron van lynden , Districtscommissaris van het Arrondissement Zntpkcn; door den Heernbsp;J. t. PENNINE, Med. Chir. et Artis Obstetr. Doctor tcTwello;
-ocr page 18-XIV
I N II o IT D.
lt;iüur (Icu.Heer d, igt;. manvis, avz. , Vec-aitamp; te Loenen op de t eluive; düor den Hoer M. goedings, Vce-arts te jVijmegen,nbsp;door den Heer J. c. «utgers, Vee-arts te Arnhem ; door dennbsp;Ilecc Staatsraad Gouverneur der Provincie Zuid-HoHand; doornbsp;de Commissie van Landbouw dier Provincie; door Heeren Burgemeester en Wethoudcren der Stad Gorinchem; door Heerennbsp;Burgemeester «n Assessoren der Gemeente Veur; doornbsp;Heeren Burgemeester en Wethoudcren der Stad Gouda; doornbsp;den Heer Burgemeester der Gemeente Sarwoudswaarder ennbsp;Bekenes; door den Heer Burgemeester der Gemeente TFdfe-ringen; door den Heer vrybeiighe de coningh, Burgemeester der Gemeente Maasland; door den Heer i. d. j. reiier.nbsp;Burgemeester der Gemeente Rozenburg; door den Heer g. h.nbsp;BOKKELKAMP, Vce-arts te 's Granenhagc; door den Heer k.nbsp;MOS, Vce-arts te Assen; door den Heer Vee-artsii. reimebs,nbsp;te Balen; door den Heer J. jennes, Vce-arts te Kampen;nbsp;door den Heer Vee-arts j. s. v. smits, te Deventer; doornbsp;den Heer i, van der peaat , President der Provinciale Commissie van Geneeskundig Onderzoek en Toevoorzigt in Vriesland; bladz. 121—198.
Uit al deze berigten blijkt, dat de meeningen, ten aanzien van het punt, in hoe ver het voortdurend bestaan en de uitbreiding der Longziekte in ons land bij uitsluiting aan besmetting moet worden toegeschreven, dan of zij kan gehouden worden zich nu en dan insgelijks uit andere schadelijkenbsp;oorzaken, als uit zich zelve, te ontwikkelen, steeds aanmerkelijk uiteenloopcn; bladz, 198—198.
Overweging van éene en andere gronden, welke bij de beoordeeling van dit onderwerp in het oog dienen te wordennbsp;gehouden, ten einde het verder onderzoek dienaangaande metnbsp;oplettenheid en onbevooroordeeld voort tc zetten In de meestenbsp;gevallen worden op de stallen of weiden geene schadelijkenbsp;oorzaken aangetroffen, waaruit met cenigen grond de geboortenbsp;der Longziekte kan worden verklaard, terwijl dezelve evenmin uit de gesteldheid des dampkrings kan worden afgeleid.nbsp;In hoe ver kan dit tot een bewijs dienen tegeii het eigen-
-ocr page 19-XV
1 ]V H o U U.
willig of vau-zclf-ontstaaii der ziekte — dat is, zonder primitieve besmetting'* Vele andere ephoütische, hetzij eenvoudige, hctzg besmettende, ziekten worden geboren,nbsp;waarvan men veeltijds niet in staat is de ware oorzaken bepaaldelijk aantewijzen. De Longziekte is vroeger, als epi-xoütische Vcc-ziekte, bij ons niet bekend geweest. Ook ditnbsp;levert geen voldoenden grond op, om aan te nemen, dat zijnbsp;later zich niet beeft kunnen ontwikkelen. Dc ziektc-oorzakennbsp;blijven niet altijd en standvastig in een land of streek dezelfde, maar veranderen somwijlen na korteren of langerennbsp;tijd. Hierdoor worden niet alleen dc bestaande ziekten gewijzigd of verdwijnen dezelve, maar er ontstaan geheelnbsp;nieuwe ziekten op zekere plaatsen, alwaar dezelve vroegernbsp;niet bestonden. Vlekziekte der Varkens; Pesthrand of de zoogenaamde Kling-ziekte van het Kundvee; Chankerziekte ofnbsp;Venerische ziekte van het Paard. De Longziekte moet, evennbsp;als alle andere besmettende ziekten, hare geboorte uit gewone schadelijke oorzaken hebben verkregen, welke die dannbsp;ook zijn mogen, of waar zulks hehbe plaats gehad. Kannbsp;cene smetstoffe, als een eigen begiuscl, in zich zelve blijvennbsp;voortleven, en, als zoodanig, de ziekte, waarvan zij afkomstig is, voortplanten en onderhouden, ook in andere landen,nbsp;alwaar de oorzaken vour haar oorspronkelijk ontstaan nietnbsp;aanwezig zijn? Zoogenaamde permanente smetstoffen. Zalnbsp;cene besmettelijke ziekte op den duur haar zelfstandig bestaan bewaren, zoo wordt vereischt, dat dezelve van tijd totnbsp;tijd op nieuw door van-zelf-ontwikkeling worde voortgebragf.nbsp;Zulks wordt gestaafd door de geschiedenis der Runderpestnbsp;in ons land, en andere landen, buiten haar oorspronkelijknbsp;Vaderland. De langste duur van hare aanwezigheid bij onsnbsp;is geweest achttien jaren. Hoe het hieromtrent met donbsp;Longziekte zal uitloopen, valt voor als nog moeijelijk vooruitnbsp;te zien. Zij neemt tot dus ver, zoo min in ons land, alsnbsp;in andere landen, nog geenszins in algemeenheid en doodc-lijkheid af. Hare ware en allereerste geboortc-plaats kaunbsp;niet met voldoende zekerheid worden aangewezen. Naar luidnbsp;der oorkonden, schijnt dezelve als een voortbrengsel van Duit-
-ocr page 20-XVI
schen bodem te moeten worden beschouwd. De Longziekte hangt niet bepaaldelijk van den invloed der saizoenen af.nbsp;Het blijft twijfelachtig, of dezelve aan sommige beschuldigdenbsp;oorzaken zal kunnen worden toegeschreven, als daar zijnnbsp;eene sterke en spoedige meeting, het voederen met spoelingnbsp;der braudewijn-stokerijen uit aardappelen. Het ontstaan dernbsp;Longziekte kan geenszins worden toegeschreven aan de na-deelige uitwerking van het opdelven der beenderen van Runderen, in vorige tijden aan de Runderpest overleden en begraven, De Longziekte verkrijgt, als epizoötische Vee-ziekte,nbsp;hoewel misschien nu en dan sporadisch uit andere oorzakennbsp;ontslaande, hare voorname uitbreiding door besmetting; bladz.nbsp;198-217.
3». NABEUE BESenOUWING OMTRENT BEN AARD DER LONGZIEKTE , BEPAAI.BELIJK MET BETREKKING TOT HAAR KARAKTER , EN DE ORGANISCHE VERANDERINGEN DER BORST-INGEWANDEN, ALSMEDE VA» ANDERE DEELEN , WELKE BIJ DE GESTORVENE OF GEDOODE DIEREN WORDEN AAK-GETROFFEN.
De bekende tegennatuurlijke gesteldheid en* veranderingen der borst-ingewanden zijn als de standvastige uitwerkingennbsp;der Longziekte, en dus als de onbedriegclijke kenmerken vannbsp;dezelve te beschouwen. Waarnemingen van den Heer Sled.nbsp;Doctor o. MDNNicKS VAN CLEEFF, Verkregen bij de openingnbsp;van een achttal, hem toebehoorende, aan de Longziektenbsp;overledene. Runderen. Ontsteking der long-maag-zenuw,nbsp;der groote medelijdende zenuw, van den tongtak des vijfdennbsp;paars, der onder-long-zenuw, en van den bovensten linkernbsp;hals-zenuw-knoop. Ontsteking der hersen-vliezen en uitstorting van weivocht in de vierde hersen-holte. Uitslag dernbsp;lijk-openingen, aan ’s Rijks Vce-artsenijschool verrigt. Denbsp;bevindingen komen in sommige opziglen met de eerstgemeldenbsp;overeen, doch verschillen daarvan in andere. Uitkomsten,nbsp;verkregen door Gecommitteerden uit de Provinciale Commis-sien van Geneeskundig Onderzoek cn Toevoorzigt, en van
-ocr page 21-XVII
INHOUD.
Landbouw, in yoord-Holland, bij de opening van 13, ter oorzake der Longziekte, gedoode Koeijen, 3 Pinken, en 2nbsp;Kalveren. Betrekkelijke aandoening der lever ca milt, naarnbsp;mate de linker of rcgter long in de ziekelijke gesteldheidnbsp;deelden. Is de Longziekte eenc oorspronkelijke of gcvolge-lijke ziekte? Is de ontaarding der long een eigendominelijknbsp;of gevolgelijk lijden? Is zij oorzaak der ziekte van denbsp;buiks-ingewauden, of wel gevolg? Prijsvraag, ter zake dernbsp;Longziekte uitgeschreven, door het Geneeskundig Genootschap: Vis unita forlior, te Hoorn. Kan ook de mest dernbsp;zieke en aan de ziekte gestorvene Runderen schaden? Overnbsp;den oorsprong der ziekte, te Broek in Waterland. Maatregelen, welke, naar het oordeel der Gecommitteerden, dienennbsp;te worden ingevoerd, om do ziekte tegen te gaan. Uitkomsten, verkregen door de lijk-openingen van C3 stuks, aannbsp;de Longziekte gestorvene, en te dier oorzaak gedoode, Runderen, te Nyega, vervat in de rapporten der Vee-artsen vv.nbsp;MOSSKL en B. TLANIENGA, eii van den Heer President dernbsp;Provinciale Commissie van Geneeskundig Onderzoek en Toe-voorzigt in Vriesland, J. van der plaats. Bevinding bijnbsp;de lijk-openingen der kennelijk zieke dieren; der zoogenaamde gebeterde dieren; der schijnbaar gezonde dieren.nbsp;Verhouding van de aandoening der regter tot die van denbsp;linker long, ingevolge de laatstgemelde openingen, ennbsp;de waarnemingen van lessen, franque , vrx, fisscuer ,nbsp;HERIWIG , nUTGERS , HART , BARLOW , MOUWEN , VAN CALCAR. Moeijclijkheden, betrekkelijk de bepaling der tijdruimte, welke van de eerste ontwikkeling dor Longziektenbsp;tot aan het uitbreken van hare kennelijke verschijnselennbsp;verloopt. Voorbeelden van lange tijdruimten. Henige gevallen, waarin de ziekte uitbrak tusschen 27 en 32 dagen,nbsp;nadat de Runderen aan besmetting waren blootgesteld geweest. Zulks kan ook binnen een korteren lijd plaats hebben. Mededeeling dienaangaande van den Heer Mcdicinaonbsp;Doctor LüCHiMANS. Inentiugs-proevcn door de Hoogleerarennbsp;HERIWIG en vix ondernomen. Duur van het tweede ofnbsp;openbare tijdperk der ziekte, volgens de opgaven vanrRAN-
-ocr page 22-XVIII
OUE, FDNCKE uiid pRiNz, VAN CALCAR , uYNiiERs. Dc gemiddelde duur kan op nagenoeg IS dagen v'orden gerekend. De ziekte kan echter schielijker afloopen. Reden, bij de Veehouders bestaande, welke aanleiding geeft, dat aan denbsp;Longziekte veeltijds een sneller beloop wordt toegekend, dannbsp;dezelve in het algemeen bezit. Bepalingen, te dezer oorza-ke, opzigtelijk dc schadevergoedingen, door Z. Exc. dennbsp;Minister van Binncalaudsche Zaken genomen, en bij missievenbsp;van 29 December 1843, Nquot;. 126, 9lt;^“ Afdeeliug, aan Hcercunbsp;Gouverneurs der onderscheidene Provinciën, medegedeeld;nbsp;blads. 217-273,
Sommigen beschuldigen cene te groote plasticiteit des bloeds als de voorname en onmiddellijke oorzaak der Longziekte. Scheikundig onderzoek van het bloed van één gezond en twee longzieke Runderen, waarvan één in het begin,nbsp;het andere in het laatste, tijdperk der ziekte verkeerde,nbsp;door den Heer b. j. von jsAOMnAUEU. De overmaat vannbsp;plastische sloffe, welke in het bloed van longzieke Riuidèrcnnbsp;aanwezig is, kan geenszins als de voorwaardclijkc oorzaaknbsp;der ziekte worden gehouden. Dit vcrscbijnscl is veeleer alsnbsp;de uitwerking der Longziekte te beschouwen, hetwelk bijnbsp;eiken ontstekings-toestand, doch bovenal bij ontstekingennbsp;der longen, wordt voortgebragt. De scheiding van bet bloednbsp;jn zijne naaste bestanddeeleu is hier te opmerkelijker, daarnbsp;men op het, uit de aderen afgetapte, bloed van het Rund,nbsp;in den gezonden staat, zelden cene afscheiding der fibrme,nbsp;gelijk bij het Paard, ziet plaats hebben. Analysen van hetnbsp;bloed van onderscheidene huisdieren door anubal en gavab-BET. Vergelijking der Longziekte met andere ziekten vannbsp;het Rund , namelijk IiUerverhardingen, de Parelziekte, en donbsp;Vliezige keelontsteking of croup. Vele ontstekingen nemennbsp;bij het Rund bij voorkeur den uitgang in doorzweeting aan,nbsp;De langzame ontwikkeling der ziekte is bevorderlijk aan eenenbsp;steeds voortdurende overvloedige vorming van fibrine in denbsp;longen. De plastische sloffe wordt in dc zelfstandigheid dernbsp;longen zelve uitgestort, cn geeft tot de bekende vergrooting
-ocr page 23-xr.v
I N H o ü B.
cn verharding, tot verdikking der wei-vliezeii en zamen-groeijing der deelen enz. aanleiding. liet doorzweetsel of exsudaat is van een tweevoudigen aard, deels enkel waterachtig of sereus, deels plastisch, dat is uit vczelstolfe, metnbsp;bloedwei vereenigd, bestaande. Onderscheiding in drooge eanbsp;vochtige Longziekte. Deze onderscheiding berust meer onnbsp;een toevallig dan wezenlijk verschil. Er heeft niet altijdnbsp;serease uitstorting plaats. Eigenaardig is de ziektekundigenbsp;verandering, welke de longen bij deze ziekte ondergaan ;nbsp;waartoe de voorbeschiktheid in het eigen maaksel der longennbsp;van het Rund gelegen is. Vergelijking van dezelve met denbsp;longen van andere dieren ca den mensch, volgens hildb-BRANDT, Riinoï-pnt, CU BARTELS. Bcscliouwing Omtrent hetnbsp;ontstaan en den voortgang der ontaarding van het longweef-sel, en de uitwerking daarvan op deszelfs verrigtiog. Denbsp;plastische doorzweeting strekt zich mede tot de bronchien ennbsp;luchtpijp uit. Er ontstaan polypaardige ophoopingen vanve-zelstoffc in deze doelen. Beschouwing der wijze, hoe dezelvenbsp;worden voortgebragt. Voorbeeld van een polypvormig, uitnbsp;fibrine bestaand, ligchaara , hetwelk door een longzick Rundnbsp;werd uitgeworpen. Niet minder aanmerkelijk zijn de ophoopingen der plastische stolfc in de groote bloedvaten en hetnbsp;hart zelf. Over de wijze, hoe dezelve geboren worden. Zijnbsp;kunnen reeds bij het leven ontstaan. Zulks wordt gestaafdnbsp;door de waarnemingen van delapond bij Paarden. Beschrijving van het hart van een longzick Rnnd, hetwelk met ve-zelstoffe is opgevuld; bladz. 27ö—313.
De zickelijkc verandering der longen doet zich kennen als eene ontaarding, waaraan de Franschen den naam geven vannbsp;induration rouge. Scheikundig onderzoek, verrigt door dennbsp;Heer H. c. van setten , of de donkcr-bruinachlig roodenbsp;kleur van zoodanige longen aan het daarin aanwezige bloednbsp;is toe te schrijven? Of d!t bloed die kleur verschuldigd isnbsp;aan cene grootere hoeveelheid haemaline, in hetzelve bevat?nbsp;cn of de meerdere vloeibaarheid van dit bloed alleen is toanbsp;te kennen aan gemis van vezelstoffe, of tevens aan do
-ocr page 24-XX
bijmengiag ocner grootero hoeveelheid sereuse of waterachtige deeleo? De Longziekte moet in haren aard voor eene out-stekings-ziektc worden gehouden. De ontoleking neemt,nbsp;zoo niet altijd, toch in de meeste gevallen haren oorsprongnbsp;in het weefsel der longen zelve, en zet zich van hier naarnbsp;de beklccdende weivliezcn voort. De vergrooting en vermeerderde zwaarte der aangedane long en de daardoor veroorzaakte drukking tegen ie pleura, het mediastinum, ennbsp;het diaphragma kunnen tot de zamengrocijing der longennbsp;met deze ¦ deelen mede werken. Sommigen houden de Longziekten te onregte voor eene ware acrophulosis of oorspronkelijke ziekte van het stelsel der watervaten. In welke bloedvaten , namelijk in de long-slagaderen, of in de luehtpijps-slagadcren, ontstaat de ontsteking , waarvan de doorgezweetenbsp;stoffen het voortbrengsel zijn? Verschillende bestemmingnbsp;dezer bloedvaten. De ontsteking is in hare geboorte voornbsp;eene ontsteking van de fijne takken der luchtpijp-slagaderennbsp;te houden , en misschien als eene .ware bronchitis te beschouwen ; bladz. 313—326,
Welk karakter bezit de Longziekte? Dezelve kan, onder bepaalde omstandigheden, een sthenisch karakter aannemeu,nbsp;waardoor zij dan ook een snel beloop of cenen acuten vormnbsp;verkrijgt. De ontsteking op zich zelve is in het algemeennbsp;meer van een passieven dan van een actieven aard. Zij behoort tot de onzuivere ontstekingen. De koorts, welke innbsp;het tweede tijdperk der ziekte wordt waargenomen, is voornbsp;een secundair verschijnsel te houden, even als bij vele andere plaatslijke, hetzij uitwendige, hetzij inwendige, gebreken,nbsp;eene symtomatische koorts wordt voortgebragt. De ziekte isnbsp;te beschouwen als eene slepende longontsteking. welke harennbsp;uitgang neemt in doorzweeting, en die, in. een eenigzins gevorderden trap , zich tot de vliezige deelen en de klieren der borstholte uitstrekt. Beschouwing van bojanüs, -WAUENFBLn, kör-hkr , en anderen omtrent den aard en het karakter der Longziekte. Men zal den naam van Longziekte kunnen behouden.
De ziektekundige veranderingen en verschijnselen, welke
-ocr page 25-A XI
I N H O Ü D.
somwijlen in al'gelegene deelen, b; v. in dé buiks-ingewan-den, worden waargenomen, kunnen uit de ziekelijke gesteldheid der borst-organen werden afgeleid. Veeltijds is de niet door verharding aangedane- long slap, bleeker dan gewoonlijk , en ingekrompen. Waarschijnlijke verklaring van ditnbsp;verschijnsel. Somwijlen sterven de longzicke Runderen langzaam en aan uitputting van krachten; meermalen onverwacht, en als door eene beroerte getroffen. Met de , zichnbsp;langzaam ontwikkelende , ontsteking gaat geene groote matenbsp;van plaatselijk verhoogde gevoeligheid der longen gepaard.nbsp;Zulks is gegrond in de geringe-sensilitcit van de zelfstandigheid den longen; bladz. 326—331,
Wij kunnen niet bepalen, welke inwendige gesteldheid der-Runderen tot de van-zelf-ontwikkeling der Longziekte voorbeschikt maakt, noch welke aanlcidende oorzaken daartoe onmiddellijk medewerken., Vctonderstellingen, hiertoe be-trckkclijk. De waterpeper {Polygonum Hrjdropiper) wordtnbsp;inzonderheid door Dr. kcers beschuldigd als aanleidendanbsp;oorzaak der Longziekte, van het bloedpisscn, van het bloed-mclkcn en van andere gevaarlijke ziekten van het Rundvee.nbsp;Giglen zoekt de redenen, dat de Longziekte zich in de laatste vijftig jaren zoo algemeen heeft verspreid, in de veranderde leefwijze der Runderen, vergeleken met vroegere tijden, cn in het handels-verkeer; bladz. 330—340.
Op welke wijze werkt het contagiiim in dö longen , waardoor de ontsteking cn doorzwccting worden voortgebragt’? AVerkt de smctsloffe onmiddellijk als een prikkel op de bloedvaten der longen, op de zenuwen dezer deden, of dringtnbsp;dezelve, bij wijze van opslorping , door de v-aatwandentot innbsp;bet bloed door? Onzekerheid hieromtrent. Overweging, innbsp;boe ver de Longziekte voor eene zenuwachtige ontsteking ofnbsp;'neuro-phlogosis kan worden gehouden. De tegennatuurlijkenbsp;Scsieldhcid der zenuwen, buiten de zelfstandigheid der lon-gelegen , is waarschijnlijk als de uitwerking cn eenenbsp;nithreiding van die der eigene longzcnnwen te houden, dienbsp;in de ontsteking der massa moeten dccicu. Vergelijking
-ocr page 26-xxn
INHOUD.
met het geen te dezen aanziea somwijlen bij meuschelijke lijders wordt waargenomen. Prijsvraag over de Longziekte,nbsp;in verband tot deze beschouwing, uitgeschreven door denbsp;HoUandsche Maatschappij van Wetenschappen, te Haarlem-,nbsp;in 1840, welke tot dus ver onbeantwoord is gebleven. Eigenschappen der srnetstoffe. Wij kunnen alleen de wettennbsp;nagaan, welke de smetstoffen in hare werking gewoon zijnnbsp;te volgen. De srnetstoffe der Longziekte schijnt in de longennbsp;te worden bereid, De uitgeademde lucht bevat haar in donbsp;grootste mate. Uit iomraige verschijnselen mag men besluiten, dat ook het bloed eene besmettende hoedanigheid erlangt. De Kalveren, geworpen van Koeijen, die, tijdens denbsp;dragt, aan de Longziekte lijdende waren, worden bij de geboorte of kort na dezelve, meermalen bevonden, door dezelfde ziekte te zijn aangedaan. Voorbeelden, welke schijnennbsp;te bewijzen, dat de vrucht in het moederlijke ligchaaranbsp;kan worden aangedaan, zonder dat de moeder zelve daaraannbsp;lijdt. De srnetstoffe bezit hoogstwaarschijnlijk eene specifiekenbsp;betrekking of affiniteit tot de longen, gelijk dergelijke verwantschap tot bijzondere ^eelen, ton aanzien van andere con-tagien, wordt waargenomen. Onderzoek der slijmstoffe uitnbsp;den neus en de luchtpijp van twee longzieke Piunderen, doornbsp;de Hoogleeraren p. hauiing en J. c. schroeder van uernbsp;KOLK. Cantagiim animatum; bladz. 340—3ö8.
Is het contagimn der Longziekte yoor eene vaste of vlug-tige srnetstoffe te houden ? Verschil van gevoelen , hieromtrent bestaande, voortvloeijende uit de verschillende begrippen, welke men aan eene vaste of vlugtige srnetstoffe hecht. Waarin dit onderscheid moet gesteld worden. Men zal hetnbsp;f.ontagium der Longziekte geenszins als eene vaste smetstolTenbsp;kunnen beschouwen. Gronden, welke tot bewijs hiervan kunnen dienen. Op welken afstand de smetstolTe zich door middelnbsp;der lucht kan mcdedcelen valt moeijelijk te bepalen. Deze is,nbsp;even als ten aanzien van andere smetstoffen, altijd betrekkelijk als beperkt te beschouwen. Nadere aanwijzing hiervan,nbsp;met opzigt tot de Longziekte. De smetstoffe der Longziektenbsp;behoudt langer dan sommige andere contagien haar besmettend
-ocr page 27-xxni
I N H o TI D.
Tcrmogen. De besmetting geschiedt op verschillende wijzen, namelijk onmiddellijk door de inademing der lucht, welke doornbsp;de zieke dieren wordt uitgeadcrad, doch ook door de overdra-ging der smctstolle door andere, hetzij levende of doode, lig-charaeu, w'aaraau dezelve zich heeft vastgeliecht. Nieuws aan-gckocht Vee wordt bovenal spoedig door de Longziekte aangetast, Bijzondere meeniug van körber hieromtrent. Tegenovergestelde waarnemingen te dezen opzigte , ook van f. c. vannbsp;siEENACKER. liet bcsmcttcnd vermogen bij Runderen, welkenbsp;van de Longziekte opkomen, blijft misschien bestaan, zoo langnbsp;als zij met eene aanmerkelijke inwendige longontaardingnbsp;blijven voortlcven. Hierin is eene voorname reden gelegennbsp;van het terugkeeren der ziekte op dezelfde hoeven. Voorbeelden. In hoe ver de Runderen meer dan eenmaal door donbsp;Longziekte kunnen worden aangedaan. De Runderen, welkenbsp;Van de Longziekte zijn opgekomen, worden somwijlen spoediger vet dan andere, die er van verschoond zijn gebleven.nbsp;Verklaring van dit verschijnsel. De theorie van liebio omtrent de vorming van het vet in de dierlijke ligchamen vindtnbsp;hier hare toepassing ; bladz. 338—373.
Is de Longziekte bij uitsluiting eigen aan het Rund, of worden ook andere onzer grootere huisdieren, bepaaldelijknbsp;het Paard, Varken, en Schaap door dezelve aangedaan?nbsp;BOJANüS , VEiin, SANDER, DARTELS nemen het laatste aan.nbsp;Men wil daarvan in ons land ook enkele gevallen hebbennbsp;waargenomen, welke echter tot dus ver als niet volkomennbsp;bewezen zullen moeten worden beschouwd. De zwocij ofnbsp;zwoeg-ziekte der Schapen heeft uitwendige overeenkomst metnbsp;de Longziekte, gaande ook met de eerste soortgelijke verhar-ding gepaard, als bij de laatste plaats vindt. Het is echternbsp;twijfelachtig, of deze ziekten met de ware Longziekte van hetnbsp;Rund als van deuzelfden aard zijn te houden. Waaruemin-Sen van de la harpe omtrent de lijk-openingen van Schapen en Geiten, te Waadt en Freiburg. VVederkeerige besmettelijkheid van sommige ziekten voor verschillende dierennbsp;den mensch. Waarnemingen van den Hoogleeraar del?-
-ocr page 28-XXIT
INHOUD.
WART, teu aauzien der besmettelijkheid van de Longziekte voor het Varken; bladz. 373—37S.
4°. Welke zun de ditkomsten der onderscheidene geneeswijzen EN VOORBEHOEDMIDDELEN , TEGEN DE LONGZIEKTE aangeprezen, en in het werk gesteld.
Verhouding van het getal Runderen, welke van de Longziekte opkomen, en daaraan sterven. Vergelijking te dezen aanzien van ons land met andere landen, volgens franque,nbsp;vix en STEIGER. De Longziekte schijnt niet voor alle rassennbsp;van Rundvee even verwoestend te zijn. De uitkomst is innbsp;ons land minder gunstig dan in sommige naburige landen.nbsp;Redenen, waarin zulks zal moeien worden gezocht. Ook denbsp;Runderpest heeft bij ons, in verhouding tot andere landen,nbsp;steeds de sterkste verwoestingen aangerigt. Is de ongenees-baarheid der Longziekte aan haren eigen aard, of aan andere omstandigheden toe te schrijven? Daar de ziekte iunbsp;het begin van een ontstekingachtigen aard is, zal eene gematigde , somwijlen eene racer krachtdadige, ontstekingwe-rende geneeswijze bebooren iu het werk te worden gesteld.nbsp;Deze kan inmiddels alleen strekken, om de verdere ontwikkeling der ziekte en hare gevolgen voor te komen. Zijnbsp;blijft, zoo niet uitsluitend, dan toch hoofdzakelijk tot hetnbsp;eerste tijdperk bepaald; later is dezelve in het algemeen nietnbsp;meer aangewezen. Gronden, waarop deze beschouwing rust.nbsp;In een gevorderden staat der ziekte is elke poging ter genezing vruchteloos, en zelfs veeltijds als nadeelig te beschouwen. De Vee-arts van dommelen wil opgemerkt hebben,nbsp;dat de Runderen spoediger bezwijken, indien de linker longnbsp;is aangedaan, dan wanneer do regter alleen in de verharding begrepen is. Wanneer de ziekte eene wending totnbsp;herstelling neemt, zoo bereikt dezelve het hoogste toppuntnbsp;niet, maar keert zij in dat geval spoediger tot beterschap.nbsp;Op enkele hoeven tast de Longziekte in een gcringeren trapnbsp;aan, zoodat de Ruuderefl, onder eene gepaste behandeling,
-ocr page 29-XXV
INHOUD.
of door dc natuurkrachten zelve, weldra herstellen. Waar-ueniiiigen daaromtrent, medegedeeld door van dommelen, D'. mcHTMAKS, L. VAN cALCAii en SEER. Wanneer de ziektenbsp;sterker aautast, en langeren tijd voortduurt, blijven er onherstelbare onlaardingen in de borstorganen over. Volgensnbsp;sommigen zon nimmer eenig Rund volkomen van de ziektenbsp;hersteld worden, daar de ontaarding der longen, en de aan-grocijingen steeds blijven bestaan. Vele middelen zijn doornbsp;lieden van allerlei rang en stand ter genezing der Longziektenbsp;aanbevolen, en in de dagbladen daartoe als onfeilbaar aan-geprezen. De meeste dezer middelen en geneeswijzen zijnnbsp;dezelfde, welke, in de vorige eeuw, tegen de Runderpestnbsp;op denzclfden voet waren beproefd, zelfs de inenting. Sterkenbsp;en herhaalde aderlatingen worden, door de meeste Vee-art-sen, in een’ gevorderden staat der ziekte afgekeurd. Her-haale en verdeelde plaatslijke bloedsontlastingen kunnennbsp;misschien somwijlen nuttig zijn. Waarneming omtrent kleinenbsp;aderlatingen door j. a. van elburg. Voorstel van D''. lucht-MANS lot het doen van plaatslijke bloedontlastingen, doornbsp;middel van bloedige koppen. Voor zoo ver nog bij cenennbsp;gevorderden trap der ziekte aan eene herstelling der verharde, verdikte, te zamengegroeide, vaste deelcn , en aan de opneming der uitgestorte weivochten en van het bloedplasma kannbsp;gedacht worden, zullen daartoe vermogende ontbindende ennbsp;versterkende middelen te pas komen, waarmede het oogmerknbsp;echter slechts zeldzaam en niet dan onvolkomen zal bereiktnbsp;worden. Geneesmiddelen, welke hierbij in aanmerking kunnen komen. Door de meeste Vee-artsenijkundigen wordt gesteld, dat de ziekte, bij dragtige Koeijen, wanneer deze hetnbsp;Kalf verwerpen, doorgaans spoedig verergert. De landliedennbsp;houden zich doorgaans van het tegendeel overtuigd. Waarnemingen , welke ten bewijze verstrekken, dat Koeijen,nbsp;welke, gedurende den loop der ziekte, de Kalveren haddennbsp;afgezet, daarna beterden, en zelfs spoediger hersteld werdennbsp;•lan andere. Beschouwing van eenige redenen, betrekkelijknbsp;de zoo weinig voldoende uitkomsten , wélke de verschillendenbsp;geneeswijzen, bij de Longziekte aangewend, hebben opgclc-
-ocr page 30-XXVI
Terd, De ongunstig^o uitkomsten zijn gedeeltelijk in de ziekte zelve, gedeeltelijk buiten haar gelegen. De langzame en heimelijke ontwikkeling der ziekte; de ziektekundige veranderingen, welke door haar worden voortgebragt, als zijndenbsp;van dien aard, dat dezelve voor geene ontbinding, opslorping, of vernietiging vatbaar zijn. Omstandigheden, welkenbsp;in den weg staan, om tot de volstrekt zekere kennis te geraken, wat de kunst inderdaad vermag, ten einde, doornbsp;hare toepassing, de uitkomsten in het algemeen mindernbsp;noodlottig te doen zijn, dan tot dus ver het geval is geweest.nbsp;Gcldclijk bezwaar, aan de geneeskundige behandeling verbonden. De hulp van den Vee-arts wordt in den regelnbsp;eerst dan ingcroepen, wanneer de ziekte reeds te vergevorderd is, en elke poging tot genezing als doelloos magnbsp;worden beschouwd. Middel om, zoo veel mogelijk, toteenenbsp;nadere kennis te komen, in hoe ver de Longziekte doornbsp;eenc doelmatige en meer geregeld aangewende geneeswijze,.nbsp;inderdaad meer dan tot dus ver plaats heeft, voor cene vol*nbsp;komene genezing vatbaar zij; bladz. 378—402.
Bijzondere middelen, welke, als zoogenaamde specifieke geneesmiddelen, hetzij op een’ ralionelen of op een’ empiri-schen grond, tegen de Longziekte zijn aanbevolen. Hetnbsp;ijzer-erts en gewoon ijzer-vijlsel. Proeven hiermede genomennbsp;door F. c. VAN STEENACKER. Omstandigheid, welke tot denbsp;beproeving van deze middelen aanleiding heeft gegeven.nbsp;Het carbonas ferri is reeds vroeger te Dorheim in Keur-Jlessen tegen het Miltvuur aanbevolen, doch deszelfs uitwerking als voorbehoed- of geneesmiddel daartegen is nognbsp;geenszins voldoende bevestigd. Oordeel van de Hoogleerarennbsp;der Vce-artsenijschool te Herlijn aangaande dit onderwerp.nbsp;Men heeft van de genoemde ijzermiddelen tegen de Longziekte , noch als genees- noch als voorbehoedmiddel, geennbsp;voldoend nut ondervonden. Ten aanzien van alle voorbehoedmiddelen dient onder het oog te worden gehouden, datnbsp;de gunstige uitwerkingen, welke men na derzelver aanwending ziet volgen, slechts op ontkennende bewijsgronden steu-
-ocr page 31-XXVI (
INHOUD.
neü. Zij verkrijgen meermalen ecnen roem, hoewel hun nut geenszins op wel bewezene daadzaken berust. Voorbeeldnbsp;hiervan, ten aanzien der ijzermiddelen tegen de Longziekte.nbsp;Zuur ijzer-ivater, blaauwe polasch^ melk in groote hoeveelheid , in vereeniging met Uaarlrekkende insmeersels, aange-prezen door de greüve. Zwavelzuur koper, beproefd doornbsp;j. w. A. HART. Lever- en gewone traan., aangewend doornbsp;denzclfden Yee-arts, benevens door rykders, in vereenigingnbsp;met Ilydriodas Potassae, en door van hülsiyn. Zwavel-cnnbsp;leezout-zuur. Het eerste werd beproefd door montens cunbsp;RYNDERS, zonder eene zigtbare voordeclige uitwerking. Eennbsp;ander Vec-arts zoude er betere uitkomsten van ondervondennbsp;hebben; kynders en van hülstyn w ilden van het laatstgenoemde zuur, als voorbehoed- en geneesmiddel, meer voordeel hebben gezien. Middelen, welke nu en dan door denbsp;Veehouders zelve zijn aangewend; bladz. 402—420.
öquot;. 'VVio.KE maathegei-en kunnen, op grond der ver-KRIÏGENE ONDERVINDiNG , IN DE TEGENWOORDIGE OMSTANDIGHEID , GESCHIKT EN NOODZAKELIJK WORDEN GEACHT , OM DE ZIEKTE TE BETEUGELEN, ZOO MOCELIJK riï TE ROEIJKN , OF WEL DE SCHADE , WELKE ZIJ DENnbsp;VEEHOUDER VEROORZAAKT, TE VEIUIINDEREN?
Redenen, welke in den weg stonden, om, bij het eerste verschijnen der Longziekte in ons land, tot den maatregelnbsp;van het onmiddellijk dooden der, wezenlijk door haar aangetaste , en verdachte, Runderen over te gaan. Bepalingen ,nbsp;betrekkelijk besmettende Vee-ziekten, vervat in Art. 439,nbsp;460, en 461 van het Wetboek van Strafregt. Deze berustennbsp;op eene strenge afzondering der aangetaste van de nog gezonde dieren, cu het tegengaan van de overdraging dernbsp;smetstolfc naar andere hoeven. Men schijnt, in anderenbsp;landen, voor de eerste maal tot den maatregel eener alge-mcene cn geregelde dooding van het lougzieke en verdachtenbsp;Vco te zijn overgegaan in het jaar 1840, in de Zwitserscha
-ocr page 32-.UVIU
I » H a ü fl.
Kantons Waadt en Freibdrg, De afztindèriug is bij ons geenszins geschiedt' op zoodanige wijze, dat' daarvan hotnbsp;beoogde nut met eenigen grond kon- worden verwacht. Vervolgingen en veroordeelingen wegens overtredingen of hetnbsp;niet ogvolgen der, te dezer zake voorgcschrei’ene, bepalingen.nbsp;Het is niet voldoende in zaken van zoodanigen aard als hetnbsp;beramen van maatregelen tegen besmettende ziekten, dezenbsp;vasttestcllen-, maar alles komt hier aan op de uitvoering,nbsp;namelijk op den ijver, en do waakzaamheid der gene-, op wienbsp;deze taak rast. Mag men zich overtuigd houden, dat aannbsp;deze voorwaarden overal is voldaan? De ondervinding geeftnbsp;hier een onbevredigend antwoord. Wat behoort, in den toestand, waarin wij ons, met betrekking tot de Longziekte,nbsp;thans bevinden, te worden gedaan, om de ziekte uit tenbsp;roeijen, of de schade, aan den rampspoed verbonden, zoonbsp;veel mogelijk, te verminderen? Er beslaan hiertoe slechtsnbsp;twee middelen-
d“. Het beletten, dat Vee wordè vervoerd van plaatsen, alwaar de Longziekte aanwezig is, en het verhinderen der gemeenschap met het besmette Vee, gedurende een. genoegzamen tijd. Wat ten aanzien dér uitvoering van dezen maatregel in acht moet genomen worden. Aanschrijving van Z. Eic. den Heer Minister van Binncnlandsche Zaken van 9 Aug. 1842, N”. 140, 9^® Afdeeling, aan de Hee-ren Gouverneurs der onderscheidene Provinciën, bevattende-uitnoodigiug, om te willen zorgen, dat in de Gemeentennbsp;Commissien van Toezigt op de Longziekte worden aange-stcld. Deze Commissien hebben niet overal aan de liaar op-gedragene taak beantwoord. Er zijn aan de beoogde maatregelen geene geringe zwarigheden verbonden, bepaaldelijknbsp;voor de Veehouders, welke in het ongeluk verkeeren. Ernbsp;bestaat echter, ter bereiking van het bedoelde oogmerk,nbsp;behalve het dooden, geen ander middel. De bereikingnbsp;van hetzelve blijft geheel afhankelijk van de werkdadigenbsp;en gestrenge uitvoering der maatregelen door hen, dienbsp;daarmede ambtshalve belast worden. Ontwerp van maatre-
-ocr page 33-XXIX
gelen tegen de heerschende Longziekte onder het Rundvee, door de Commissie van Landbouw in Utrecht, voorgestcldnbsp;aan Hecrcn Gedeputeerde Staten van dat Gewest, naar aanleiding eener missieve van Z, Exc« den -Heer Minister bovengenoemd , van 20 January 1842, N®. 169, O'!» Afd. Reglement tegen dezelfde ziekte in de Provincie Zeeland, goedgekeurd bij Besluit van Z. M. den Honing van 5 Jan. 1841,nbsp;bquot;. 69. Gronden, bij het eerstbedoelde Ontwerp in aanmer-Jting genomen, in verband tot het laatstgenoemde Reglement.nbsp;Het Utrechtsche Ontwerp aan het oordeel der Coramissien vaunbsp;iLandbouw in andere Provinciën onderworpen. Verschillendenbsp;beoordcelingen omtrent hetzelve. Het oponthoud en de verschillende gezigtspunten, waaruit de zaak werd beschouwd,nbsp;hebben het beramen en in werking brengen van algemeenenbsp;•en meer vermogende maatregelen tot dus ver tegengehouden.nbsp;d)eliberante Senatu, perit Saguntum,
2“. Het tweede middel, om de ziekte te beteugelen en uit -te roeijeu, bestaat in het doodslaan van bet door de ziektenbsp;•aangetaste en daarvan verdachte Vee. Dit middel is, behalve in Zwitserland, bij ons met een gelukkig gevolg aangewend in de Provinciën Zeeland, Drenthe, en Vriesland,nbsp;in welke opzigten deze maatregel boven de thans bestaandenbsp;voorschriften de voorkeur verdient. Welke voorwaardeunbsp;¦daarbij belmoren te worden in acht genomen, om het be-¦oogde doel te bereiken. Het dooden zal zich in die Provinciën, alwaar de Longziekte zich algemeen gevestigd heeft,nbsp;slechts kunnen bepalen tot de aangetaste en reeds kennelijknbsp;zieke Runderen. Het dooden zoowel van het schijnbaar nognbsp;gezonde als van het zieke Vee kan, onder de tegenwoordigenbsp;¦omstandigheden, naauwelijks in aanmerking komen dan innbsp;die Provinciën, alwaar de ziekte voor het oogeublik niet bestaat, indien zij tot dezelve mogt overslaan, en dan nog slechtsnbsp;onder bepalingen, die tegen gedurige nieuwe insleping en uitbreiding kunnen beveiligen. Maatregelen hieromtrent, tennbsp;aanzieu der Provincie Groningen genomen, bij Besluit van dennbsp;Heer Staatsraad Gouverneur van dat Gewest van 1842, N”. 10.
-ocr page 34-xxx
INHOUD.
Tlcpaliiigpn hieromtrent in Vriesland vastgesteld. Hel dooden is doelloos, indien zulks niet algemeen, maar slechts op enkele plaatsen geschiedt. Wordt, de maatregel van het dooden naar Lehooren, dat is, met voldoenden ijver, belangstelling, en naauwgezeiheid aangewend, dan mag men zichnbsp;vleijcn, dat aan de Longziekte binnen cene zekere tijdruimtenbsp;paal en perk zal kunnen worden gesteld. Overweging, ofnbsp;niet de bekende verachterde toestand van het Fonds voornbsp;den Landbouw misschien een bezwaar tegen den maatregelnbsp;op den voorgesteldcn voet oplevcrt. De vergoedingen, verleend voor aan de Longziekte gestorven Vee, hebben tegennbsp;dezelve geen zigtbaar nut nitgewerkt, indien men al nietnbsp;moge kunnen of willen stellen, dat de achtcloosbeid dernbsp;Veehouders, en de ziekte zelve door die vergoedingen zijnnbsp;bevorderd geworden. Indien de Veehouders overal in hetnbsp;belang der zaak, naar vermogen, hadden medegewerkt, omnbsp;de ziekte te onder te brengen, in stede , dat vele zich aannbsp;ontduiking of overtreding der verordeningen hebben schuldignbsp;gemaakt, het medelijden omtrent allen zou meer wezenlijknbsp;zijn geweest, dan thans het geval kan zijn. Mogt de Longziekte langs den een of anderen weg te onder zijn gebragt,nbsp;er zullen dan tevens maatregelen tegen insleping van buitenslands moeten worden beraamd. Het zou wenschelijk zijn,nbsp;indien, door de naburige Staten, gemeenschappelijke pogingen ter uitdelging of beteugeling der Longziekte werden innbsp;het werk gesteld, ten einde elkander tegen wederkeerigenbsp;overdraging te beveiligen; bladz. 420—44S.
Overweging der vraag, in hoe ver het vleesch van long-zieke Runderen, tijdig geslagt wordende, als voedsel, door den mcnsch, zonder nadeel voor zijne gezondheid, zal kunnen worden genuttigd, en of ook het vet voor eenig huishoudelijk gebruik en de huiden voor de looijing zullen kunnen bewaard blijven? De Longziekte deelt somwijlen in dennbsp;aard der bloedziekten, bepaaldelijk van het Miltvuur , en, innbsp;zoodanige gevallen, kan het nuttigen van het vleesch vannbsp;longzieke Runderen, en zelfs de aanraking van het bloed.
-ocr page 35-XXX r
INHOUD.
sehadclijke cn gevaarlijke uitwerkingen ten gevolge hebben,
In sommige Staten is het eten van het vleesch van longzieke Runderen op boete cn straf verboden. Voorbeelden van donbsp;nadeelige gevolgen , door hclecdiging bij de lijk-opeuingennbsp;van zoodanige Runderen te weeg gebragt. Waarnemingennbsp;omtrent de complicatie der Longziekte met het Miltvuur,nbsp;door de Vee-artsen hart, hengkvel», cn van domjiklen.nbsp;Deze complicatie is echter niet algemeen, maar komt meestalnbsp;slechts in enkele saizoenen, vooral in den zomer, voor.nbsp;Wanneer de Longziekte op zich zelve bestaat, schijnt hetnbsp;nuttigen van het vleesch der dieren, welke tijdig zijn ge-slagt, geen nadeel aan de gezondheid van menschen of dieren toe te brengen. Zulks blijkt daaruit, dat thans duizendenbsp;ponden van zoodanig vleesch onwetende worden genuttigd,nbsp;zonder dat daarvan schadelijke gevolgen zijn bekend geworden. Gevoelen van steiger omtrent de onschadelijkheid vannbsp;zoodanig vleesch, ook zelfs wanneer er complicatie met hetnbsp;Miltvuur plaats heeft. Wij meenen het nuttigen van zoodanig vleesch ernstig te moeten ontraden. Oordeel van dennbsp;Vee-arts gielen, die het gebruik van het vleesch van loiig-lickc Rundvee, onder bepaalde voorwaarden, van Regeringswege wil hebben toegestaan. Medcdceling van den Heernbsp;A. spRüïT, te Noord-iVaddinxveen, omtrent de onschadelijkheid van het vleesch van een longziekcn Os, die op den stalnbsp;dood viel, genuttigd door een groot aantal personen. Voordeel , door dezen Veehouder ondervonden van de strenge afzondering der zieke van de gezonde Runderen bij zijn aan-zicnclijkcn Yce-stapcl. Nadeelige gevolgen, door hem en andere Veehouders ondervonden, door het aankoopen van Veenbsp;op de markten te Gouda en Rotterdam, werwaarts wekelijksnbsp;veel Vee uit besmette stallen in die omstreken ter marktnbsp;wordt aangebragt, hetwelk men gewoon is opruimen te noemen. Spoeling-voedering, het verweiden, cn de togtigheidnbsp;bevorderen, volgens de ondervinding van den Heer sprüyt, denbsp;ontwikkeling der Longziekte. Indien de dooding van het long-zeike Vee onder behoorlijk toezigt geschiedt, zalmen, met op-*igt lol het nuttigen van het vleesch, een beteren waarborg
-ocr page 36-xxxti
INHOUD.
hebben tegen misbruiken en verkeerde handelingen, waardoor de menschelijke gezondheid aan gevaren wordt blootgesteld,nbsp;dan thans het geval is. Ordonnantiën en Statuten, welke vroegernbsp;door de Staten van Holland en IVest-Vriesland, in 1732,nbsp;alsmede, door de Staten-General, in de Generaliteits-lan-den, in 1744, omtrent het gebruik van het vet en vleeschnbsp;der, aan de Runderpest zieke en in tijds geslagte, dieren,nbsp;werden uitgevaardigd, doch later zijn gewijzigd. Ook denbsp;huiden kunnen, onder de noodige voorzorgen, bewaard blijven. Het verlies van waarde voor den volks-rijkdom, doornbsp;dezelve in den grond te begraven, is, over vele jaren gerekend, aanzienlijk. Het vet zal op gelijke wijze voor denbsp;kaarsemakers hunnen dienen. Bepalingen, welke omtrentnbsp;het verknopen van vleesch, afkomstig van longzieke Run«nbsp;deren, ten aanzien van openbare hallen of markten, be-hooren plaats te hebben. Het komt, met opzigt tot de behandelde maatregelen , geheel aan op de naauwgezette uitvoering , zonder welke alle voorschriften doelloos zullen blijven,nbsp;ja zelfs een bespottelijk aanzien verkrijgen. Besluit. — Verklaring der Platen; bladz. 448—46G.
-ocr page 37-OYER DE HEERSCHEYDE
POOR
[n het derde Deel van dit Magazijn hebben wij de geschiedenis van het ontslaan en den voortgang der heerschende Longziekte in ons land, vannbsp;het jaar 1833 af tot aan het begin van het jaarnbsp;1837, medegedeeld, benevens de waarnemingen vannbsp;onderscheidene Vee-artsen, die zich over het gemelde tijdvak met de behandeling derzelve hebbennbsp;onledig gehouden, In hetzelfde Deel is de vertaling der Verhandeling van Di’. J. H. FRANQüE overnbsp;deze ziekte opgenomen, zijnde daaraan de afbeeldingen toegevoegd der eigenaardige ziekelijke veranderingen, welke de longen bij dezelve ondergaan,nbsp;ontleend aan het Werk van Dr. I.. WAGENFEID :nbsp;IV Dkel,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;1
-ocr page 38-Uebcr die Krkenlnniss nnd IQur der Krankhei-len des Rindviehes, Konigsberg 1835. Wij inee-neii de ziekte hierdoor in hare gewone verschijnselen, beloop, en wal de ontaardingen betreft, welke zij in de longen en andere inwendige dee-len voortbrengt, genoegzaam te hebben doen kennen , dan dat wij het noodig zonden achten er opnbsp;nieuw eene algeraeene en doorloopende beschrijvingnbsp;van te geven, hoedanige men in vele Yee-arlse-nijkundige Handboeken aantreft.
Sedert het gemelde tijdstip heeft deze verwoestende kwaal ons geenszins verlaten, maar is zij, in ons land, onder gestadige, hoewel langzame, uitbreiding, zich steeds blijven vestigen: zoodat doornbsp;dezelve, tot 1 Augustus 1842, een getal van C4,989nbsp;Runderen zijn verloren gegaan (‘), terwijl zij nognbsp;voortduurt, zonder dat, voor als nog, het zekernbsp;vooruitzigt bestaat, of, op voldoenden grond kannbsp;worden bepaald , wanneer deze, voor den Veehouder i’ampspoedige, omstandigheid geheel zal ophouden.
Het kan niet onbelangrijk zijn den verderen gang dezer heerschende besmettende Vee-ziekte,nbsp;in verband tot de vroegere waarnemingen en beschouwingen , na te gaan, met aanwijzing van hetnbsp;geen de latere ondervindingen, sedert het bovennbsp;vermelde tijdvak, omtrent hare verspreiding, beloop , aard, geneesbaarheid, Yoorbehoeding en de
{*) zie de opgaven, welke later worden medegedeeld.
-ocr page 39-middelen , om haren voortgang te beteugelen , of wel dadelijk te stuiten, heeft geleerd. Ofschoonnbsp;wij opzigtelijk somminige dezer punten nog geenszins eene voldoende en gewenschte zekerheid hebben mogen erlangen , cn men, vooral ten aanziennbsp;eener, op zekere gronden steunende, geneeswijze,nbsp;nog geen vast beginsel schijnt te kunnen aannemen, zoo zal echter aan de verkregene ervaringennbsp;geenszins derzelver gewigt en groote waarde mogennbsp;worden ontzegd, daar zij ons de Longziekte meernbsp;en meer in haren verderfel ijken aard hebben doennbsp;kennen. Zij kunnen den Veehouder tot eene aanwijzing verstrekken , welken weg hij , ter voorkoming der grootste schade, bij bet allereerste ontstaan der ziekte, te volgen hebbe. Voorts zullennbsp;dezelve kunnen leiden tot het beramen van zoodanige , meer zekere , maatregelen en voorzorgen ,nbsp;als, bij hare onverhoopte voortduring, zullen kunnen en behooren te worden aangewend , ten eindenbsp;het getal slagtoffers te verminderen, of wel, warenbsp;het mogelijk, de ziekte ten eenemale uittedelgen.
Ik vind mij dus aangespoord , om, als ten vervolge op de vroegere Algemeene beschouwing der heerschende Long%iekte, thans dat geen mede tenbsp;deelen , hetwelk, gedurende de laatste zes jaren,nbsp;nopens dezelve tot mijne kennis is gekomen, vergezeld Van zoodanige opmerkingen en overwegingen, als waartoe de ontvangene berigten van andere , zoo in- als buitenlaiidsche Vee-artsenijkuu-digen, en eigene onderzoekingen aanleiding hebben
1*
-ocr page 40-kiiuuen geven. Ik zal mij hierbij kuaneu betlle-neu van de officiële bescheiden, betrekkelijk de ondei'werpeJyke ziekte, bij ’s Lands Hooge Regeringnbsp;ingekomen, en welke vroeger, van wege den Hoognbsp;Edel Gestrengen Heer Administrateur voor de Nationale Nijverheid, later door Z. Excellentie dennbsp;Heer Minister yan Blnnenlandsche Zaken, aan mij,nbsp;ten einde mij met de toedragt der ziekte geheelnbsp;bekend te houden , bij voortduring zijn medegedeeld. Het verheugt mij de vergunning te hebben mogen erlangen, om van dc bedoelde stukken , voor mijn tegenwoordig doel , gebruik tenbsp;maken.
'Ik zal, t/t ggt'ség ^plcLO/ts^ kortel^k de uitbreiding nagaan , welke de Longziekte heeft verkregen, met aanduiding der Provinciën en Gemeenten, alwaar dezelve heeft geheerscht of nog bestaat, ennbsp;tevens de opgaven mededeelen van het getal Runderen, in elk derzelve overleden, of ter oorzakenbsp;dezer ziekte gedood ; wordende bij deze opgavennbsp;gevoegd de sommen, welke daarvoor, uit het fondsnbsp;voor den Landbouw, als schadevergoedingen, zijnnbsp;verstrekt. Eene vergelijking van het getal dernbsp;aangetaste en gestorvene Runderen zal tevens denbsp;verhouding der laatste tot de schijnbaar of volkomen herstelde voorwerpen aanwijzen. Het aannemen eener gemiddelde waarde voor elk overledennbsp;Rund , zal ons, hoewel slechts als bij nadering,nbsp;in staat stellen, om over de schade te oordeelen,nbsp;welke door de Longziekte, over het gemelde tijdvak
-ocr page 41-vuil nageuou'g tien jareu , namelijk vaii Noveiiibei' 1833 tot Augustus 1842, aan de bijzondere ennbsp;aJgeraeene welvaart is toegebragt.
Ten tweede meen ik te moeten handelen over de besmettende hoedanigheid der Longziekte, ennbsp;op nieuw de vraag overwegen, of dezelve voor eenenbsp;uitheemsche en ingesleepte ziekte moet worden beschouwd, die zich bij ons alleen door besmettingnbsp;heeft uitgebreid en steeds onderhoudt, dan of mennbsp;mag aanneinen, dat zij zich mede nu en dan innbsp;ons land uit andere, hetzij algemeene, hetzij bijzondere , oorzaken ontwikkelt, dat is, zonderprt-mitieve besmetting geboren wordt.
Ten derde zal ik in eene nadere beschouwing treden omtrent den aard der ziekte, bepaaldelijknbsp;met betrekking tot haar karakter, en de organischenbsp;veranderingen der borst-ingewanden, alsmede vannbsp;andere deelen , welke bij de gestorvene ofgedoodenbsp;dieren worden aangetroffen.
Ten vierde w'ensch ik de uitkomsten na t€i gaan van onderscheidene geneeswijzen en voorbehoedmiddelen tegen de longziekte aangeprezen ennbsp;in het werk gesteld.
Te/i vijfde zullen de maatregelen in overweging worden genomen , welke, op grond der verkregenenbsp;ondervinding, in de tegenwoordige omstandigheid,nbsp;geschikt en noodzakelijk kunnen worden geacht ^nbsp;otn de ziekte te beteugelen, zoo mogelijk , uit tenbsp;roeijen, of wel de schade, welke zij den Veehouder veroorzaakt, te verminderen.
-ocr page 42-1». UITBREIDING DER LONGZIEKTE , MET AANDUIDING DER PROYimiEN EN GEMEENTEN , ALWAAR ZIJ HEEFT GEHEERSCHT OF NOG BESTAAT. — OPGAVE VAN HET GETAL RUNDEREN,nbsp;IN ELK DERZELVE OVERLEDEN , EN DERnbsp;SCHADEVERGOEDINGEN, DAARVOOR UIT HETnbsp;FONDS VAN DEN LANDBOUW VERLEEND.— VERHOUDING TUSSCHEN DE AANGETASTE , GESTORVENE , EN SCHIJNBAAR OF VOLKOMEN HERSTELDE RUNDEREN^ — VERLIES VAN WAARDEnbsp;VOOR DEN VOLKS-RIJKDOM.
Nadat de Longziekte zich, sedert het jaar IS33, in Gelderland, het eerst, zoo het schijnt, tenbsp;l.euth had geopenbaard , en tot de aangrenzendenbsp;Gemeente Doomenburg, Pannerden, Zevenaar ^nbsp;en omliggende plaatsen was overgeslagen, werd dezelve reeds in de maand December 1835 in denbsp;Provincie Zuid-Holland waargenomen (‘). Volgens gedane nasporingen, door de Commissie vannbsp;Landbouw dezer Provincie , en den Vee-arts G.nbsp;H. Bokkelkamp , te ’s Gravenhage, vertoonde de 1
Magazijn, Deel UI. bladz. 8.
-ocr page 43-ziekte zicli liet eerst ia de Gemeente de Lier bij de Erven DE JONtt en den Landbouwer BOüWMiiES-l'EU, en kort daarop in de nabij gelegene Gemeente UJFoud, bij den Landman vajv adrichem.
kruisingen, bij de veelvuldige
De Erven DE JONG namelijk zouden in October 1835 van een Vee-liandelaar, wonende te Sluis ,nbsp;zes Koebeesten hebben aangekocht, die te Heen-vliet ^ in het Oeermaseke verkregen, en, zoo alsnbsp;nien wilde , uit Gelderland afkomstig waren. Ernbsp;was, om denzelfden tijd, volgens ingekomene be-rigten , mede veel vee uit de laatstgenoemde Provincie naar de Rotterdamsche markt gevoerd. Mennbsp;schijnt dus te mogen aannemen, dat de eerstenbsp;overbrenging der Longziekte uit Gelderland op denbsp;gezegde wijze naar de genoemde plaatsen in Zuid-Holland is geschied , van waar dezelve zich reedsnbsp;spoedig naar de omliggende streken over niet minder dan 229 Gemeenten in deze Provincie heeftnbsp;uitgebreid, zoo als uit de bijgevoegde lijsten kannbsp;blijken. Het is ons niet mogelijk de opvolging innbsp;tijd-orde naauwkeurig aan te geven , volgens welkenbsp;zij bepaaldelijk van de eene plaats naar de anderenbsp;is overgeslagen. Deze nasporing trouwens wordtnbsp;hoogst moeijelijk , wanneei: eene besmettende ziektenbsp;zich reeds op meer dan eene plaats heeft gevestigd, vermits de smetstoffe zich dan als van zoonbsp;vele middelpunten niet zelden naar alle omstrekennbsp;uitbreidt, waardoor het schier ondoenlijk wordtnbsp;hare voortgangen in de vei'schillende rigtingen en
gelegenheden van
-ocr page 44-8
overdragi'ng, te volgen: vooral in dien , zoo als zulks doorgaans het geval is , en ook hier schijnt tc helgt;-hen plaats gehad, daarop niet van den beginne ofnbsp;aanhoudend en met voldoende opletlenheid achtnbsp;wordt gegeven. Wij spreken hier van de Longziekte,nbsp;voor zoo ver hare algemeene uitbreiding en voortduring, zoo niet geheel, althans grootendeels, aannbsp;besmetting zal moeten worden toegeschreven, vooreerst daargelaten , of dezelve, op sommige dezernbsp;plaatsen , uit andere oorzaken oorspronkelijk kunnenbsp;zijn ontstaan.
Gelijk vroeger is opgemerkt (‘), was de Long« ziekte reeds in Maart 1835 , waarschijnlijk medenbsp;door besmetting, uit Gelderland tot de Provincienbsp;Utrecht, en wel naar de Gemeente T\.enswoude,nbsp;overgebragt. Het gelukte echter de Commissie vannbsp;Landbouw , door dadelijk eene strenge afzonderingnbsp;van het zieke en gezonde vee in het werk te stellen, de verdere uitbreiding der ziekte te voorkomen , zoodat dezelve zich toen slechts tot eenenbsp;enkele hoeve is blijven bepalen Toen intusschennbsp;de Longziekte in 1836 en 1837 in Zuid-llol-^nbsp;land op eene verontrustende wijze voortging, ennbsp;dezelve van het IVestland naar ’« Gravenhage ,nbsp;de omstreken van Leiden, en verder oostwaarts denbsp;Provincie Utrecht, nu van de tegenovergesteldenbsp;zijde, begon te naderen, ontstond er niet alleennbsp;op nieuw gegronde vrees, maar was het zoo goednbsp;als met zekerheid vooruit te zien, dat zij, bij den
(’] Magazijn, 1)1. lü. liladz. 79.
-ocr page 45-Vcelvuldigen hand*! eu het vervoeren van Runderen , tusschen deze belendende Provinciën aanhoudend plaats hebbende, gevoegd bij de, op handen zijnde , Vee-markten , weldra wederom totnbsp;het laatstgemelde Gewest zoude doordringen. Ditnbsp;vooruitzigt werd dan ook bewaarheid, doordien bereids in Mei 1837 de Longziekte in de, aan denbsp;Provincie Zuid-Holland grenzende, Gemeenten
ulverhorsl en Linsckoten , ontstond , zich van daar weldra over naburige, en later over meernbsp;afgelegene, streken uitbreidende. Volgens de bgge-voegde opgave, heerschte zij in de Provincie Utrechtnbsp;in 79 Gemeenten.
Ook andere Provinciën bleven van de ziekte niet lang verschoond. Reeds openbaarde zich dezelve,nbsp;in het begin van 1837, in NoordSraband, alwaar zij onder de Gemeente de Klundert en tenbsp;Oosterkout, ach ter volgelijk bij verschillende landlieden , een vrij aanzienelijk getal Runderen aantastte , welke gedeeltelijk stierven, terwijl eenigenbsp;herstelden, en een gedeelte op openbaar gezagnbsp;werd afgemaakt. Ook werd de Longziekte, innbsp;December van hetzelfde jaar, te Oirschoi aange-bragt, zoo men meende, door verdacht vee, opnbsp;de Gorinehemsehe markt aangekocht. Ofschoonnbsp;dezelve hier, door spoedig in het werk gesteldenbsp;maatregelen, bestaande in het dooden van het Veenbsp;en de zuivering der stallen, vooreerst gestuit werd,nbsp;heelt zulks echter niet kunnen verhinderen, datnbsp;de ziekte later in deze Provincie w'cdei’om is te
-ocr page 46-voorschijn gekomen , en zich over 117 Gemeenlen heeft uitgebreid.
In de Provincie Drenthe hadden, in 1837 , slechts twee gevallen van Longziekte in de Stadnbsp;Coevorden plaats, welke door de onmiddellijke af-zondei’ing der zieke beesten en de verdere nalevin-gen der Gouverriements-bepalingen geen voortgangnbsp;verkreeg. Later, namelijk in 1839 en 1840, isnbsp;dezelve op enkele plaatsen in dit Gewest wederomnbsp;te voorschijn gekomen, doch even zoo dikwijls,nbsp;door de, dadelijk in het werk gestelde, krachtdadige, maatregelen, in hare beginselen gesmoord. Denbsp;Longziekte ontstond namelijk, in de maand September 1839, te Broekhuizen, onder de Gemeentenbsp;Ruinerwold, en vervolgens in April 1840, tenbsp;Grollo, onder de Gemeentenbsp;nbsp;nbsp;nbsp;gelegen. Zij
bepaalde zich echter telkens slechts tot eene enkele weide of eenen enkelen stal. In de twee laatstenbsp;gevallen, werd tot stuiting van den voortgang dernbsp;ziekte niet alleen het zieke , maar ook al het oogen-schijnlijk gezonde vee, tot den besmetten stal of denbsp;weide behoorende , afgemaakt. Bij de opening dernbsp;beesten, welke, vóórhel dooden, nog in een schijnbaar gezonden staat verkeerden, ten getale van21,nbsp;bleek het, dat bij alle, met uitzondering van eennbsp;enkel Rund , reeds de kiem der ziekte bestond,nbsp;en dat deze zelfs, bij sommige voorwerpen, totnbsp;een’ vrij gevorderden trap van ontwikkeling wasnbsp;gekomen.
Eindelijk brak de ziekte op nieuw in deze Pro-
-ocr page 47-vincie uit, in Octobei- 1842, en wel in de Gemeenten Zweelo , Sleen, Coevorden, Ruïne?i, Dalen en Emmen, De aangetaste Runderen behoorden alle tot die, welke, gedurende den afge-loopen zomer, op de graslanden rondom de Stadnbsp;Coevorden waren geweid. Het vermoeden ontstondnbsp;dus, waarvan zich de gegrondheid later bevestig-'de, dat dezelve de ziekte aldaar hadden opgedaan,nbsp;en met zich gevoerd naar de plaats, alwaar derzel-ver eigenaren woonden. Ook nu werden daartegennbsp;wederom ernstige maatregelen genomen , welke hetnbsp;beste gevolg hebben gehad, zijnde de Longziekte,nbsp;na verloop van ruim een jaartijds, aldaar, zoo hetnbsp;schijnt, wederom geheel ten onder gebragt (‘).
(‘) wij lezen daaromtrent in het Verslag van den Gouver-newr en de Gedeputeerde Staten, gedaan aan de Staten der Provincie Drenthe, in derzelver Vergadering van Dings-dag 4 Julij 1843 (Staats»Courant van 3 December 1843),nbsp;het navolgende:
» Ten einde den voortgang der ziekte te stuiten, werd de » maatregel van dooding, vroeger met een gewenscht gevolgnbsp;» toegepast, met spoed in werking gebragt. Intusscheunbsp;» was het, bij de reeds plaats hebbende uitbreiding der be-» smetting, thans niet mogelijk, zoo als toenmaals, denbsp;» ziekte in eens te boven te komen. Eene telkens herhaaldenbsp;» afmaking bij elk nieuw ziekte-geval was ter bereiking vannbsp;» dat doel thans noodzakelijk, niet alleen met opzigt tot denbsp;» reeds werkelijk aangetaste, maar ook van de oogenschijn-» lijk gezonde , doch verdachte, Runderen. Hiermede werdnbsp;» dan ook geregeld voortgegaan , door de slagting of vannbsp;» geheelc stallen, of van. het daarop aanwezige ziekeennbsp;» meest verdachte vee. Alleen binnen de Vesting Coevorden ,
-ocr page 48-' .1=2
» van waar d6 voorplanting dèr besmetting naar elders » door een verbod' van uitvoer van het Rundvee grootendeels-» kon gekeerd worden, heeft men de afmaking beperkt totnbsp;» de werkelijk zieke Runderen.
1) Door deze en nog vele andere maatregelen, tot stuiting » der ziekte , door den Heer Gouverneur , in overleg metnbsp;» de Commissie van Landbouw, aangewend, en met krachtnbsp;B ten uitvoer gebragt, is het gelukt, dat de Longziekte alleennbsp;» binnen den kring der Gemeenten is beperkt gebleven,nbsp;» waar zij reeds dadelijk bij den aanvang zich vertoonde.nbsp;B Sedert den April 1843, kwamen er slechts twee of drienbsp;B ziekte-gevallen voor: zoodat men dé gegronde hoop raogtnbsp;B voeden de kwaal geheel meester te zullen zijn. Het getafnbsp;B Runderen , tot Julij, aan de Longziekte in het geheel over-B leden , bedroeg 264, waarvan 6 aan de ziekte zijn ge-» storven, 76 ziek afgemaakt, en 182, in schijnbaar gezou-.nbsp;B den staat, geslagt.”
In dit Verslag wordt tevens loffelijke melding gemaakt omtrent den Vee-arts der l® klasse h. heiueks , gevestigdnbsp;te Dalen, onder wiens district de bovengemelde Gemeentennbsp;zijn gelegen, als hebbende zich bij deze gelegenheid van danbsp;hem opgedragen taak op cene uitstekende wijze gekv/eten ,nbsp;en heeft hij , ofschoon eerst in den loop van 1842 van denbsp;Vee-artsenijschool zijnde afgetreden, en als Vee-arts in denbsp;Provincie Drenthe geplaatst, bij de behandeling der Longziekte,nbsp;reeds voldoende blijken van kunde en geschiktheid gegeven.
Volgens een berigt van den Heer'Vee-arts h. heimers van 30 November 1843 „ had later , namelijk voor drienbsp;maanden, op den Hooi, onder de Gemeente Sleen, nog eennbsp;geval plaats gevonden onder een koppel van 20 Runderen, innbsp;eene zeer uitgestrekte weide grazende. Hoewel het aangetastenbsp;Rund onverwijld bij de ontdekking der ziekte werd afge«
-ocr page 49-111 Zeeland kwam dezelve voor het eerst te voorscliijQ in April 183S, te Renesse, op hetnbsp;eiland Schouwen, bij de Erven vis, en wel , zoonbsp;als uit het deswege gedaan onderzoek mag wordennbsp;opgemaakt, ten gevolge van reeds vroeger uit denbsp;Provincie Zuid-Holland dei'waarts aangevoerd vee,nbsp;^vaardoor de Runderen van gemelde Veehoudersnbsp;zullen zijn besmet géworden, In October vannbsp;hetzelfde jaar, vertoonde dezelfde ziekte zich in denbsp;Gemeente Krabbendijke, onder het vee van dennbsp;Heer A. KAKEBEEKE; in Mei 1839 , in het vierdenbsp;District dier Provincie, bij den Veehouder p.vanbsp;MELLE, in de Gemeente Breskens; voorts ondernbsp;de Runderen van dea Landman van hoeven ,nbsp;weidende op de duingronden der Gemeente Renesse, zoo mede, in Juhj van hetzelfde jaar, innbsp;het vijfde District, onder het vee van den Heernbsp;M. c. VAN HAELST, in de Gemeente Zuiddorpe,nbsp;en eenige weken later insgelijks aldaar onder datnbsp;van JACOBüS BRüGGfiaiAN; in de maand Januarijnbsp;1840, onder dat van D. T. SIMOEN, en kort daarnanbsp;ook onder het vee van den Landman l’eceuse.nbsp;Op het kleine eiland Philipsland, brak de Long«nbsp;ziekte uit in den herfst van 1839, onder de Runderen van de VS^edwc, j. STOLSj in het voorjaar vannbsp;maakt, zou echter, volgens het gevoelen van gcmelden Veearts, alle vrees voor cene hernieuwing der ziekte, eerstnbsp;na eenige weken voorbij kunnen zijn, daar hem het gevalnbsp;bekend is, dat dezelve zestien weken na ontvangene bo-smelting nog wederom kan uitbreken.
-ocr page 50-n
1840, te St. Laurens, ónder die van den Landman VERStüls; in April onder die van den Landman D. GIDEONSE, in dezelfde Gemeente woonachtig , en in de maand Junij voor de derde maal, in het viei'de District, in eene weide, gelegennbsp;onder de Gemeente St. Anna ter Muiden, ondernbsp;ossen, toebehoorende aan p. kalamt , wonendenbsp;op Belgisch grondgebied, en eenige weken laternbsp;hij het vee van den Burgemeester der laatsgenoem-de Gemeente, den Heer P. DE BRUIN, terwijl dezelfde ziekte in de maand October van hetzelfdenbsp;jaar, in de Gemeente de Hoofdplaat, tot hetnbsp;vierde District behoorende, op nieuw uitbrak onder het vee van den Landman P. LEENHOüTS.
Volgens de nasporingen, omtrent het ontstaan der ziekte, in de vijf Distiicten der Provincienbsp;Zeeland, op vijftien verschillende plaatsen, opnbsp;last der Gewestelijke Autoriteit in het werk gesteld, zou de Longziekte hier steeds, door hetnbsp;invoeren van Runderen uit Zuid-Holland of uitnbsp;Belgie, namelijk uit zoodanige plaatsen, alwaar denbsp;Longziekte heerschte, zijn voortgebragt, welkenbsp;ziekte zich voorts in eenige gevallen aan het veenbsp;van nabijgelegene hoeven had medegedeeld. Immers konden geene andere oorzaken , noch alge-meene , noch plaatselijke of bijzondere wordennbsp;opgespoord , waar aan het oorspronkelijk ontstaannbsp;der ziekte kon worden toegeschreven. Door de,nbsp;met vereischten spoed en ijver in het werk gestelde , maatregelen van doodslaan, zoo van het zieke
-ocr page 51-15
als verdachte vee, is de Longziekte in dit Gewest telkens binnen korten tijd in haren voortgang beteugeld en gesmoord geworden.
Dezelve heeft zich echter, in de maand Julij 1842, ïiog op nieuw doen zien in de nabijheid der Stadnbsp;Middelburg, onder het Rundvee van de Wed'vc.nbsp;MATXHYSE; doch is zij door de aanwending vannbsp;denzelfden maatregel van dooding weldra wederomnbsp;opgehouden.
Hoewel de Provincie Overijssel, ongeacht hare aangrenzende ligging en betrekking tot de Provincienbsp;Gelderland, in welke de Longziekte, sedert 1833,nbsp;niet heeft opgebouden te bestaan , lang van dezelvenbsp;verschoond bleef, zoo ontstond zij echter , in denbsp;maand December 1839 , te Genemuiden, en welnbsp;bij den Veehouder JOHANNES VAN DER HAAR. Ernbsp;was evenwel ongeveer vier weken vroeger, namelijknbsp;in de maand October, nog een beest van den genoemden eigenaar , waarschijnlijk aan dezelfdenbsp;ziekte overleden.
Hier tegen werden onverwijld gepaste en ernstige maatregelen in het werk gesteld, die een ge-wenscht gevolg schenen te hebben. Desniettemin verscheen dezelfde ziekte op nieuw, in bet beginnbsp;van 1840, bij den Veehouder p. VAN dijk, tenbsp;Genemuiden, alwaar dezelve echter weldra wederom, door de zorgvuldige bemoeijingen van hetnbsp;Provinciaal Bestuur, onder de ijverige medewerkingnbsp;•Ier Provinciale Commissie van Geneeskundig Onderzoek en Toevoorzigt en die van Landbouw,
-ocr page 52-16
benevens van den Vee-arls jennes, gesmoord werd; zoodat de ziekte zich slechts tot eenen stal bleetnbsp;bepalen. In 1841 kwam zij intusschen nogmaalsnbsp;te Almelo , Oldenzaal en Merkelo te voorschijn ,nbsp;en is de Longziekte, hoewel tot in Junij 1843 innbsp;geen ergen graad, in dit Gewest steeds tot nu toenbsp;blijven bestaan. Men stuitte op eenige plaatsennbsp;den voortgang der ziekte, door de dadelijke afmaking van het zieke, en het, met hetzelve opnbsp;denzelfden stal zich bevindende, schijnbaar gezonde,nbsp;vee ('). In Januarij 1842 openbaarde de Longziekte zich onder de Gemeente Elburg, op den.nbsp;stal van den Veehouder dries jeffers , in welkenbsp;streek zij tot dus ver niet had geheerscht,
De Provincie Groningen bleef van de Longziekte zoo goed als vei’schoond, hebbende in dat Gewestnbsp;slechts enkele gevallen plaats gehad. Er ontstondnbsp;namelijk, in October 1839, een ziekte-geval op denbsp;stallen der Gebroeders van lennep te Kolham^nbsp;onder de Gemeente Sloehteren, bij een Rund,nbsp;hetwelk daaraan stierf. De ziekte werd bij deepening erkend voor de Longziekte. In de maandnbsp;Januarij 1840, werd een tweede Rund van dezelfdenbsp;eigenaren, dat echter op een anderen stal wasnbsp;geplaatst, door dezelfde ziekte aangetast, hetwelk,nbsp;op last van den Heer Staatsraad Gouverneur dernbsp;Provincie, ter voorkoming van verdere besmetting
(') Verslag van H.H. Gedeputeerde Staten van Overijssel aan H.H. Staten dier Provincie, over 1841 tot 1842- Staats-Coiirasf van 23 Aug. 1842.
-ocr page 53-17
werd gedood. Volgens gerucht was het eerste Rund afkomstig uil de Provincie Drenthe, en wel uitnbsp;de omstreken van Ruinerwold, alwaar, eenigennbsp;tijd vroeger, de Longziekte had bestaan, en zoowel het aangetaste als schijnbaar gezonde vee opnbsp;hooge last was gedood. Ten aanzien der herkomstnbsp;Van het tweede beest, wist men niets naders, dannbsp;dat het op eene Vee-markt in Friesland zoti zijn
aangekocht.
Later, namelijk in de maand April van het evengenoemde jaar, openbaarde de ziekte zich tenbsp;Stedum bij een Rund van den Molenaar p. K.nbsp;mulder , hetwelk Insgelijks op hoog bevel werdnbsp;gedood, De longen waren ‘/a malen grooter dannbsp;natuurlijk, verhard , in eene marmerachtige vastenbsp;massa veranderd , en gedeeltelijk door plastischenbsp;lympha met het middenrif te zamen gegroeid.nbsp;Opzigtelijk dit geval kon volstrekt geene oorzaaknbsp;van besmetting voor het ontstaan der ziekte worden nagegaan. Al het vee van dezen eigenaar,nbsp;bestaande, behalve het aangetaste Rund, uit 8nbsp;beesten, was uit de omstreken van Sledum afkoia-'nbsp;stig en aldaar geboren, alwaar de Longziekte nietnbsp;bestond. Deze Runderen konden geenszins metnbsp;besmet of eenigzins verdacht vee in aanraking zijnnbsp;geweest. De eigenaar had geen vreemd vee vannbsp;buiten af aangekocht. Niemand had ook met hetnbsp;vee van p. k. bidlder omgegaan, of zijnen stalnbsp;bezocht — zoo als anders meermalen met koopliedennbsp;’lit Holland^ in de Pi’ovincie Groningen, tot hetnbsp;IV. Deel.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;2
-ocr page 54-aankoopen vau Rundvee, des voorjaars het geval is — , die vroeger met longziek vee in aanrakingnbsp;was geweest, of komende uit eene streek, alwaarnbsp;de Longziekte bestond. Misschien zou men kunnen denken, dat de ziekte w'elligt van Kol/iamnbsp;naar Stedum zou kunnen zijn overgebragt. Dannbsp;ook deze veronderstelling wordt ten eenemale onwaarschijnlijk , indien men in aanmerking neemt ,nbsp;dat deze plaatsen vijf of zes uren van elkander verwijderd zijn , en zoodanig gelegen, datnbsp;lusschen dezelve , immers des winters , geene denbsp;geringste gemeenschap bestaat. Er kon dus hier,nbsp;bij de zorgvuldigste nasporing, volgens de mede-deeling van den Heer Vee-arts D, VANSEITEN, dienbsp;tot het onderzoek dezer ziekte, op last van Heerennbsp;Gedeputeerde Stalen der laatstgemelde Provincie,nbsp;werkzaam was, geenszins aan de overbrenging dernbsp;ziekte van buiten worden gedacht. Hij voegt ernbsp;bij, dat de stal, waarin de negen bedoelde Runderen zich bevonden , klein , laag van verdieping,nbsp;en zeer warm was, zoodat bij het inkomen eenenbsp;verhoogde temperatuur en een onaangename reuknbsp;werden waargenomen. Bij een ander Rund opnbsp;denzelfden stal, naast het afgemaakte gestaan hebbende , vertoonden zich dezelfde ziekteverschijnselen, doch dit beest, dadelijk op de meest geschikte wijze afgezonderd zijnde, werd van denbsp;ziekte hersteld. Ook het overige vee werd eennbsp;tijdlang onder naauwkeurig toezigt en in strengenbsp;afzondering gehouden.
-ocr page 55-Men heeft wijders noch op de stallen van de genoemde eigenaren te Kolham en te Stedttm, noch elders in de Provincie Groningen , tot dusver,nbsp;meerdere zekere gevallen van Longziekte waargenomen. Er deed zich, in het begin van November 18'il , slechts nog een geval buiten eene dernbsp;stads poorten op, dat eene koe stierf, welke,nbsp;volgens de verklaring van een’ bevoegden Vee-arls,nbsp;door de Longziekte scheen aangetast. Dan hetnbsp;overige vee van den stal, hetwelk , overeenkomstig de bestaande verordeningen, dadelijk werdnbsp;afgezonderd, is van de ziekte verschoond gebleven (‘).
Ook riesland was, tot aan het jaar 1842, voor deze verderfelijke Vee-ziekte gunstig bewaard gebleven , toen dezelve, in de maand January vannbsp;dat jaar, onder het Rundvee, ten getale van 67nbsp;stuks, zoo oudere als jongere, van den Landmannbsp;SMON JANS KNOL, te Nijega, in de Grietenij Do-niawarsial, uitbrak. In Maart daaraanvolgende,nbsp;openbaarde dezelve zich bij den Landbouwer H.nbsp;P. DE BOER , te Warns, in de Grietenij Heme-lumer-Oldep/iaerd. Behalve de, aan de ziektenbsp;overledene, Runderen , werd op de beide genoemde hoeven, zoowel het ziek zijnde, als alnbsp;het schijnbaar nog gezonde vee, op hooge last
(') Verslag gt;an H. H. Gedeputeerde Staten aan H.H. Staten der Provincie Groningen 'van 5 Julij 1842; Staats-Cou-rant va„ 27 Augustus 1842.
-ocr page 56-afgemaakt, bij den eerstgenoemden Landman ten getale van 65 , bij den laatstgemelden van nagenoeg 50 stuks, tot Jialveren ingesloten. Sedertnbsp;dien tijd heeft de Longziekte zich tot dus ver innbsp;Vriesland niet weder vertoond. In geen der tweenbsp;gevallen heeft men tot heden' toe den oorsprongnbsp;der ziekte aan die plaatsen kunnen aanwijzen.nbsp;De Landman KNOL verzekei-de , sedert dennbsp;herfst, toen de Runderen ter stal waren ge-bragt, geen enkel stuks vee op markten of vannbsp;elders te hebben aangekocht. Ook waren er, gedurende den laatstverloopen winter, geene Vee-koopers bij hem aan huis of bij het vee geweest,nbsp;en de koeijen waren alle door zijn eigen stier besprongen. Hij zeide gewoon te zijn zijne landennbsp;sterk te mesten, waartoe hij, in hetafgeloopen jaar,nbsp;volgens opgave van anderen , asch en vuilnis hadnbsp;gebezigd, herkomstig uit de omstreken vamp;n Blokzijl, (Provincie Overijssel), alwaar de Longziektenbsp;heerschte: waaraan door eenigen de overdragingnbsp;der ziekte naar Nyega werd toegeschreven. Wijnbsp;zullen nog gelegenheid hebben hierop nader terugnbsp;te komen. Men veronderstelde, dat er geen verbandnbsp;bestond tusschen de te Nyega en te Warns ontstane ziekte, als zijnde deze plaatsen door aanzienlijke meeren en waterplassen van elkander gescheiden , maar oordeelde men, dat beide gevallennbsp;als geheel afzonderlijk moesten worden beschouwd,nbsp;even als ware de ziekte later aan eene geheel andere zijde der Provincie uitgebroken.
-ocr page 57-Wij zijn onkundig gebleven, ten aanzien van de toedi'agt dezer ziekte in het Hertogdom Limburg,nbsp;tot het jaar 1841 ('). Sedert dien tijd echternbsp;hehben zich ook aldaar eenige gevallen van Longziekte vertoond, namelijk in F'ebrnarij van dat jaarnbsp;onder het Rundvee van de Wed'veKEMP, inde Gemeente Tegelen; in Mei van hetzelfde jaar, ondernbsp;dat van den Landman J. everts , te Hoorn , en
(*) Ofschoon de Longziekte reeds in onderscheidene Belgische Provinciën heeft geheerscht, vóór dat dezelve zich in Noord-Nederland had geopenbaard (Zie Magazijn , D.nbsp;n, bladz, 507—516) , zoo zijn echter , uit hoofde dernbsp;staatkundige gebeurtenissen, van 1830 tot 1841, geene bepaalde berigten , ten aauzien van hare uitgebreidheid en denbsp;sterfte, door dezelve te weeg gebragt, noch omtrent denbsp;maatregelen , welke aldaar ter beteugeling dezer ziektenbsp;zijn genomen, tot onze kennis gekomen. De Heer a. peiry,nbsp;Vee-arts der Eerste klasse te Luik^ heeft later o'ver de Longziekte in die Provincie een volksgeschrift in het licht gegeven , onder den titel: Conseils aux Cultivateurs, Liégenbsp;1841, terwijl de Heer s. verheven , Hoogleeraar aan denbsp;Vee-artsenijschool te Brussel, en Inspecteur Vétérinair van hetnbsp;Belgische Leger, een algemeen overzigt van de Longziekte,nbsp;en haren besmettenden aard, onder het opschrift; Récherchesnbsp;sur la contagion de la pleuro-pnemnonie epiioölique, heeftnbsp;medegedeeld in her Journal Vétérinaire et Agricole de Belgique, Brnxelles 1843, p. 136. Beide deze Verhandelingennbsp;bevelen zich aan door een zaakrijken inhoud en dragen denbsp;kenmerken van de kunde en bekwaamheden der Schrijvers,nbsp;•ïie, gelijk zij eenmaal behoorden tot de uitstekendste kwee-kelingen der Nederlandsche Vee-artsenijschool, thans in hunnbsp;geboorteland de eer van hunnen stand en der school hunnernbsp;opleiding met roem blijven handhaven.
-ocr page 58-Jn Augustus daaraanvolgende , te Grootenhout, onder de Gemeente Beek, in de weide , en verdernbsp;op den stal van den Landbouwer r. CRYNS, eunbsp;voorts bij eenige Veehouders in de Gemeentennbsp;Heel en essem: op welke plaatsen meerderenbsp;Runderen aan de ziekte zijn overleden. Dezelvenbsp;heeft zich echter , zoo het schijnt, in dit Gewestnbsp;niet algemeen verspreid; doch was zij, in het begin van het jaar 1843, aldaar niet geweken, hebbende de Longziekte zich, volgens het berigt vannbsp;den Heer Vee-arts i. L. ANTEN, te Valkenburg,nbsp;van 19 Januarij van dat jaar, op nieuw in hetnbsp;tweede District geopenbaard.
De navolgende lijsten A. geven een overzigt van het getal Runderen, hetwelk, van 1833 totennbsp;met Julij 1842, als ten gevolge der Longziektenbsp;overleden, aan het Departement van Binnenland-sche Zaken is opgegeven, met inbegrip van hetnbsp;getal der Runderen, welke, met oogmerk om dennbsp;voortgang der ziekte te stuiten , zijn gedood geworden. Uit dezelve zal kunnen worden opgemaakt, in welke Gewesten zij hare grootste verwoestingen heeft aangerigt.
Deze staten zijn , van wege de reeds genoemde hooge Autoriteiten, met de meeste bereidvaardigheid , ter mijne beschikking gesteld. Daar denbsp;opgaven , Op onbepaalde tijden aldaar, tot het be-
-ocr page 59-konicQ van schadevergoedingen voor het gestorvene of gedoode vee, zyn ingekomen , zoo is zulks denbsp;reden, dat de getallen niet met het eind van iedernbsp;jaar hebben kunnen worden afgesloten. Dit beletnbsp;echter niet, dat het geheele getal der aangetastenbsp;gestorvene Runderen over het aangewezen tijdvak daaruit, zoo na mogelijk, zal kunnen wordennbsp;gekend. Ik zeg, zoo na mogelijk, daar men magnbsp;aannemen, dat, dewijl de Longziekte, vooral in hetnbsp;begin van haar ontstaan, niet erkend zijnde, of ooknbsp;uit hoofde, dat zij hier en daar werd verheimelijkt,nbsp;er meermalen van de aangetaste en overledene Runderen geene aangiften door de Veehouders aan denbsp;Gemeente-Besturen zijn gedaan; hetwelk trouwensnbsp;ook later wel meermalen mag zijn verzuimd geworden. Het getal zal dus veeleer grooter dan geringernbsp;mogen vvorden gerekend, dan op de lijsten wordtnbsp;aangewezen. Men zal zich in dezen met eene zoodanige volledigheid moeten vergenoegen , als waarvoor soortgelijke statistieke opgaven, uit derzelvernbsp;aard, en wegens de groote moeite, welke aan denbsp;grootste naauwkenrigheid te dezen aanzien verbonden is, in den regel vatbaar zijn.
Nog moet ik doen opmerken, dat, vermits de door mij ontvangene lijsten, tot aan het eind vannbsp;het boven opgegeven tijdperk, slechts gedeeltelijknbsp;de getallen der aangetaste, maar geheel die dernbsp;overledene Runderen inhielden, ik, ten einde denbsp;verhouding der gestorvene tot de, hetzij schijnbaarnbsp;S^deeltelijk en volkomen, herstelde beesten te
-ocr page 60-24
kunnen bepalen, daartoe alleen die tabellen heb kunnen bezigen, bij welke zoowel de getallen dernbsp;zieke als der gestorvene Runderen waren medegedeeld. Daar deze staten B. over het grootste gedeelte van het geheel loopen, kunnen dezelve alsnbsp;voldoende worden beschouwd, om de bedoelde verhouding aan te wijzen. De Provinciën zijn hier innbsp;dezelfde volgorde geplaatst als op de staten A.,nbsp;namelijk naar den tijd, dat de'Longziekte zich innbsp;dezelve is begonnen te openbaren. Voorts is hiernbsp;nog bijgevoegd een overzigt C. van bet getal Runderen, hetwelk, na de invoering der Wet van 9nbsp;Julij 1842 (Staatsblad N° 21), ten gevolge dernbsp;ziekte, gedurende September 1S42 tot en metnbsp;Augustus 1843, is gedood en bij het Ministerienbsp;van Binnenlandsche Zaken bekend geworden.
-ocr page 61-1.
(LOOPESDE OVER 1833 TOT EN MET AUGUSTUS 1842). | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
Gemeenten. |
IS S 5. o E. 2 p CB CP |
Bedrag van de betaaldenbsp;Schadeloosstelling. |
Gemeenten. |
S ^ O 2-lt;-1 -s n Qs e s _ (TB CB CB |
Bedrag van de betaaldenbsp;Schadeloosstelling. | |
Transport. |
2002 |
ƒ 36,404.55 |
Transport. . |
2,339 |
ƒ 42,788.30 | |
Rheden: |
65 |
810.,, |
tVarnsveld. |
1 |
7.50 | |
Bossum. |
1 |
25. „ |
Waardenburg. |
14 |
300. „ | |
Steenderen. |
9 |
159.,, |
Wehl. . nbsp;nbsp;nbsp;. . |
17 |
396.,, | |
Tuijll. , . |
5 |
90. „ |
Westervoort. . |
23 |
332.,. | |
IJbBergen. . |
164 |
3367.,, |
Wolfcren. . nbsp;nbsp;nbsp;. |
3 |
75.,, | |
Varik. . , |
3 |
75.,, |
Zalt Bommel. . |
11 |
201.,, | |
Valburg. , |
5 |
117.,, |
Zevenaar. . nbsp;nbsp;nbsp;. |
[129 |
2291.,, | |
Vorden. . |
11 |
183.,, |
Zoelen. . nbsp;nbsp;nbsp;. . |
3 |
75. „ | |
Vuren. . nbsp;nbsp;nbsp;. |
65 |
1357. „ |
Zoelmond. . nbsp;nbsp;nbsp;, |
2 |
45.,. | |
Wadenoyen. |
1 |
29. „ |
Zuilichera. |
2 |
52.,. | |
Wamel.. . |
8 |
172.,, |
Zutphen. . nbsp;nbsp;nbsp;. |
1 |
23. „ | |
Totaal. |
2,339 |
ƒ 42,788.30 |
Totaal. . |
2,545 |
ƒ 46,585.80 |
Onder het getal der gestorvene Runderen zijn begrepen 149 huiden van Runderen, vóór of in het jaar 1836 gestorven, voor welke huiden, tenbsp;dier tijd, als schadeloosstelling zijn uitgekeerd ƒ 923,90, te weten:
7 |
huiden, |
f 47.,, |
49 |
)) |
- 248.10 |
52 |
» |
- 306.55 |
3 |
» |
- 24.50 |
34 |
» |
- 264.50 |
4 |
» |
- 33.25 |
In nbsp;nbsp;nbsp;de Gemeente Angerlo ,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;voor
» nbsp;nbsp;nbsp;»nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;1)nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Apeldoorn,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;»
» nbsp;nbsp;nbsp;»nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;»nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Gent,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;»
» nbsp;nbsp;nbsp;»nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;»nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Neerbosch,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;»
» nbsp;nbsp;nbsp;»nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;»nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Nijmegen,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;»
» nbsp;nbsp;nbsp;«nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;»nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Westervoort,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;»
A.
{loopende over 1835 tot en met Augustus 1842). | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
Gemeenten. tiiervliet. Gicsenda’m ‘nbsp;Transport. cn |
|
Transport. . Alblasserdam..nbsp;Albrandswaardnbsp;Alkemade. . ,nbsp;Alphen. . . .nbsp;Ameide. . ,nbsp;Amnicrstol.nbsp;Arkel. . , .nbsp;Asperen. . .nbsp;Bareiidrecht,nbsp;(OüStenWest).nbsp;Barwoudswaar»nbsp;derenBekcnesnbsp;i (Nieuw.)
(Oud.)
S S (Zuid.) Beuthorn. .nbsp;Benthuizen.nbsp;Bergambacht.nbsp;Bergschenhoeknbsp;Berkel. . .nbsp;Berkenwoude.nbsp;Biert. . .nbsp;Blijswrjk. .nbsp;Bleskensgraaf.nbsp;Bodegraven.nbsp;Boekhorst, (L.nbsp;Bommel.nbsp;Boskoop.nbsp;Brandwijk ennbsp;Gijbcland.nbsp;Brielle.
c. a.
Gapelle op den
J^üarlois,
®?lftshavcn. 0‘rksland. .
-ocr page 64-
Gemeeuteii, |
0^ CD S ^ o ^ 2 to P p lt; r-rt» ft |
Bedrag van de betaaldenbsp;Schadeloosstelling. |
Gemeenten, |
as c W 2. SS. ft **5 B § ... ft Srnbsp;ft ft |
Bedrag van de betaaldenbsp;Schadeloosstelling. |
Transport. . |
/¦ nbsp;nbsp;nbsp;32.1,626.93 |
Transport, , |
23,603 |
/' nbsp;nbsp;nbsp;601,301.30 | |
’t Hof van Delft, |
1411 |
33,342.,, |
Melissant. . nbsp;nbsp;nbsp;. |
23 |
466.,. |
Hofwegen. . nbsp;nbsp;nbsp;. |
11 |
228.,, |
Middelburg. . |
21 |
490. „ |
Hoog Blokland. |
It |
187. „ |
Middelharnis. . |
71 |
1,760.., |
Hoogmade.. . |
292 |
4,790.,, |
Mijl (de). . nbsp;nbsp;nbsp;. |
11 |
!2o3, / |
Hoogeveen en |
Mijnshccren- | ||||
Bijnlaud. |
31 |
713.., |
land. . nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;. |
104 |
1,629. „ |
Hoogvliet. . nbsp;nbsp;nbsp;. |
133 |
2,083.,, |
Mocrcapclle. . |
26 |
319.,, |
Hoornaar. . nbsp;nbsp;nbsp;. |
4 |
88. „ |
Molouaarsgraal |
39 |
1,260.,, |
Katcndrecht. . |
33 |
739.,, |
Monster , ter | ||
Katwijken, (b.) |
41 |
939.,, |
Heide en Poel- | ||
Ifcdichem. . nbsp;nbsp;nbsp;. |
lö |
334.,, |
dijk. . , , |
243 |
8,938.,, |
Kcthel en Spa- |
Moordrecht. |
22 |
309.,, | ||
land. . . . |
1270. |
31,026.88 |
NaaldwijkHons- | ||
Kijfhoek. . . |
17 |
298.,, |
holrcdijk en | ||
Klaaswaal.. nbsp;nbsp;nbsp;. |
8/ |
1,678.,, |
Oranje Pol- | ||
Koudekerk. , |
612 |
13,143.,, |
der. . . . |
. 646 |
13,046.99; |
Kralingcn. . nbsp;nbsp;nbsp;. |
338 |
9,316.80 |
Katers. . nbsp;nbsp;nbsp;,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;. |
19 |
269.,. |
Krimpen op de |
Neder Slinge- | ||||
Lek. . nbsp;nbsp;nbsp;,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;. |
7 |
88. „ |
land. . , . |
13 |
298.,, |
Krimpen op den |
Nicuwcnlioorn. |
122 |
2,448.,, | ||
Ysscl.. . . |
43 |
1,132.,, |
Nieuwerkerk op | ||
Langerak. . nbsp;nbsp;nbsp;. |
11 |
231.,, |
den Yssel. |
162 |
3,347.,, |
Leerbroek. . nbsp;nbsp;nbsp;. |
10 |
214.,, |
Nieuwkoop en | ||
Leerdam. . . |
30 |
660. „ |
Noorden. . . |
139 |
3,976.93 |
Lekkcrkcrk. . |
49 |
1,026. „ |
Nieuwland, c.a. |
339 |
9,644.,, |
Lekkerland,(n.) |
29 |
629.,, |
Nieuwpoort. . |
4 |
102. „ |
Leksmond., nbsp;nbsp;nbsp;. |
8 |
103.,, |
Nieuwveen. |
201 |
4,230.,, |
Leijden. . nbsp;nbsp;nbsp;. |
234 |
C,4i4.„ |
Noordeloos en | ||
Leijderdorp. . |
698 |
17,732. |
Overslingeland. |
13 |
220.,, |
Lier (de). . nbsp;nbsp;nbsp;. |
38.8 |
8,073.30 |
Noordwijken , | ||
Lindt, (Groote). |
7 |
174.90 |
(de beide). . |
174 |
4,386. „ |
Lindt, (Kleine). |
3.8 |
.776.,, |
Noordwijker- | ||
Lissc. . . nbsp;nbsp;nbsp;. |
811 |
11,984.,. |
hout, , , . |
362 |
8,441.,, |
Loosduinen. . |
386 |
8,800.^,, |
Nootdorp, , . |
22 |
461.,. |
SL Maartens- |
Numansdorp. . |
300 |
8,808. „ | ||
regt. . nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;. |
419 |
9,962.60 |
Ocgstgecst en | ||
Maasdam. , . |
120 |
2,488.,, |
Poelgeest. |
300 |
13,032.60 |
Maasland. . nbsp;nbsp;nbsp;. |
3822 |
93,104.70 |
Onwaard. , , |
78 | |
Maassluis. . nbsp;nbsp;nbsp;. |
130 |
3,128.,, |
Ooltgensplaat. |
34 |
812.,, |
Mathencs, (Oud |
Oostvoorn. , . |
196 |
3.310.,. | ||
en Nieuw). . |
277 |
7,311.,, |
Ottoland. . . |
27 |
619. |
Meerkerk. . . |
20 |
443. „ |
Oudenhoorn. , |
13 |
299.,, |
Transport. . |
23,663 |
f 601,304.30 |
Transport, • |
29,'637 |
/ nbsp;nbsp;nbsp;690,880,30 |
03 Ci |
0? Q | ||||
” % |
Bedrag van |
Bedrag van | |||
Gcmcenteu, |
lt; lt; A Q3 |
de betaalde Schadeloos- |
Gemeenten. |
3 ¦lt; 2 » |
de betaalde Schadeloos- |
stelling. |
a- |
stelling. | |||
fê o |
« a | ||||
Trausport. . |
2y,t)ö7 |
f 690,880.30 |
Transport. . |
37,468 |
/¦ nbsp;nbsp;nbsp;867,922.10 |
Oudcikerk op |
Sluipwijk. , nbsp;nbsp;nbsp;. |
O fj o4 |
796. „ | ||
den Ysscl. . |
199 |
iijSiiy*,, |
Sommeldijk. . |
113 |
2,489. „ |
Oiidcwater.. nbsp;nbsp;nbsp;. |
16 |
429. „ |
Spijk. . nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;. |
24 |
OOOt f. |
Oudslioorn. |
406 |
9,300. „ |
Spijkenisse. . |
231 |
4,409.,, |
Oukoop. . . |
4 |
92. „ |
Stad aan’t Ha- | ||
Ovcrschie. . . |
1393 |
36,363.,, |
ringvliet. |
3 |
126.,, |
Papekop. . . |
22 |
328.,, |
Stein , (’t Land | ||
l’apandrerht en |
691.,, |
van). , . . |
70 |
1,592.,, | |
Matena. . . |
29 |
Stellendam. |
19 | ||
Pcrnis. . . nbsp;nbsp;nbsp;. |
148 |
2,798.,, |
Stolwijk. . . |
120 |
2,680.93 |
Pcursnni. . nbsp;nbsp;nbsp;. |
41 |
832.,, |
Stompwijk , | ||
Pierscliil. . . |
52 |
968. „ |
Wilsveen , | ||
Pijnacker. . nbsp;nbsp;nbsp;. |
721 |
16,926,,, |
Zuidzijde van | ||
Poortugaal. |
160 |
3,037. „ |
den Leijd- | ||
Puttcrshoek. . |
62 |
1,291.,, |
sebendam en | ||
Rhecnwijk. |
237 |
6,021. „ |
Tedingerbroek. |
688 |
16,438.83 |
Rlioon. . . . |
327 |
6,094.93 |
Stormpolder. . |
3 |
83. „ |
Bidderkerk. . |
91 |
1,811.90 |
Streef kerk. |
33 |
640. |
Rietveld en de |
Strevelshoek. , |
6 |
123. „ | ||
Bree. . . |
320 |
6,981.,, |
Strijen. . . nbsp;nbsp;nbsp;. |
176 |
3,207.93 |
Rijnzathcrwou- |
Strijcnsche Sas. |
2 |
30.,. | ||
de. . . . |
232 |
6,316.,, |
ïienhoven. |
12 |
303.,, |
Rijusbiirg, . . |
39 |
1,333,,, |
Tongc,(nieuwe) | ||
Rijsoort, . . |
2 |
30. „ |
en Klinker- | ||
Rijswijk. . . |
660 |
13,883.73 |
land. . . . |
71 |
1,707.,, |
Rockanje. . . |
28 |
314.,, |
Xouge, (oude.) Valkenburg. . |
43 |
762. „ |
Rotterdam. |
394 |
7,841.,, |
32 |
740.., | |
Roxenisse. . . |
1 |
30. „ |
Vciir en Noord- | ||
Rozenburg (oud |
zijde van den | ||||
en nieuw). . |
830 |
12,607.,, |
Lcijdscheudam. |
268 |
6,938.,, |
Ruijven. . . |
138 |
2,883.,, |
Vianen. . . |
3 |
70, „ |
Saudelingen- |
Vier Polders ofl | ||||
Ambacht. . |
16 |
366.,, |
het Brielsche | ||
Sassenbeira. . |
274 |
6,977.,, |
Nieuwland. . |
136 |
2,433.,, |
Schiel)roek, |
313 |
7,308. „ |
Vlaardingcu. . |
194 |
4,947.60 |
Schiedam. . . |
133 |
4,133.,, |
Vlaardingcr | ||
Schi))luiden. . |
398 |
9,741,,, |
Ambacht. . nbsp;nbsp;nbsp;. |
1023 |
24,307.,, |
Schoonder- |
Vliet. , . . |
21 |
304.quot; | ||
woerd. |
2 |
84. „ |
Vlist CD Bon- | ||
Schoonhoven, Smionshavea’, .’nbsp;ölicdrecht. , |
2 |
83.., |
repas. . , |
72 |
1,366.,, |
92 35 |
1,672.,, 852, |
[Voorburg. . . jvoorhout. •nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;. |
329 234 |
8,118.70 3,940.., | |
iransport. |
37,468 |
f 876,922.10 |
[ Trausport. . |
41,430 |
f 960,027.10 |
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
van |
Onder het getal der gestorvene Runderen zijn begrepen 102 huiden va Runderen , in het jaar 1836 gestorven, voor welke huiden te dier tinbsp;als schadeloosstelling zijn uitgekeerd f 773.25, te weten:
In de Gemeente Lier , voor 1 huid , f 8. „
» nbsp;nbsp;nbsp;»nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;» Maasland, » 101nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;»nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;» 767.25
31
Gemeenten,
b St. 2
p C3 CD CD
Bedrag van de betaaldenbsp;Schadeloosstelling.
Gemeenten.
O CD
Bedrag van de betaaldenbsp;Schadeloosstelling.
Abcoude Baam-brugge. . . Abcoude Proos-
. • .
Achthoveti,
Achttienhoven. Amerongeii.nbsp;Amersfoort.nbsp;Baarn,nbsp;Benschop. .nbsp;de Bilt. .nbsp;Breukelen- ‘nbsp;Nijenrode.nbsp;Breukclen-S‘.
Pieters. Bunnik. *nbsp;Bunschoten!nbsp;Cabauw,nbsp;Cothen. .nbsp;Barthuizen,nbsp;Doorn. .nbsp;Driebergen.nbsp;Eemnes.nbsp;Gerverskop.nbsp;s Gravensloot..nbsp;deHaar-Zuilensnbsp;Harraelen. .nbsp;llonkoop. .nbsp;Hoogland. .nbsp;Houten.nbsp;Jaarsveld. .nbsp;Juphaas.nbsp;Kamcrijk-Houtnbsp;dijken. .
Kamerijk-Mii-
Hjdc. . . Kockengeu.nbsp;Transport.
238
283 9
212
16
8
1
140
112
23
11
14
2
3
10
2
9
3
2
6
28
22
32
38
1
2
16
284
136
f S,336.
6,761.
186.
4.624.
389.
198.
20.
3,301,
2,283.
441.
240.
336.
80.
130.
228.
80.
43.
48.
136.
609.
494.
913.
23.
30.
391.
3,443.
- 1.439. 1,700.
90
/¦ nbsp;nbsp;nbsp;40,989.90
Transport. Laag Niekoopnbsp;Langbroek.nbsp;Leersum. „nbsp;Leusden. .nbsp;Linschoten.nbsp;Loenen ennbsp;Loendersloot.nbsp;Loosdrccht.nbsp;Lopik. . .nbsp;Maarssen. .nbsp;Maarsseveennbsp;Maarssenbroeknbsp;Maartensdijknbsp;Mijdrecht. .nbsp;Montfoort. .nbsp;Nigtevegt. ,nbsp;Oudenrijn. .nbsp;Oiidhuizen.nbsp;Oudwulvcn.nbsp;Polsbroek ,nbsp;(Noord;. .nbsp;Polsbroek ,nbsp;(Zuid). .nbsp;Portengen. .nbsp;Uenswoude.nbsp;Ruwiel. . .nbsp;Schalkwijk.nbsp;Schonauwen.nbsp;Snelrewaard.nbsp;Soest. . .nbsp;Sterkenburg.nbsp;Teckop.nbsp;Tienhoven.nbsp;Tuil en ’t Waalnbsp;Dtrecht.nbsp;V^eldhuizen.nbsp;Viukeveen. .nbsp;Transport.
1823
23
4
2
8
77
181
43
42
29 83
1
164
201
23
113
117
14
48
22
17
1
21
26
43 2
80
27
4
42
3
3
414
30 201
40,989.90 628.,,nbsp;108.,,nbsp;30. „
113.. ,
4.403. „
899.. ,nbsp;983. „
307.. ,nbsp;1.106.,,
13.. .nbsp;3,116. „nbsp;8,093.,,
346. „
2.736.. ,
2.687.. .
368.. ,nbsp;1,077.,,
333.. ,
413.. ,nbsp;23. „
468.. ,
362.. ,nbsp;1,067.,,
20. „
1.933.. ,
634.. ,
981...
78. „
73.. ,nbsp;10,393.80
1,089.,.
3.113.. .
3,939 f 80,661.70
Gemeenten. |
05 O s s S' amp; •1 lt; ^ Cb 0» P 0 rtgt; ^ |
Bedrag van de betaaldenbsp;Schadeloosstelling. |
Gemeenten. |
CW O ' « O t/J ^ O J— o S B P ngt; ^ « fb |
Bedrag van de betaaldenbsp;Schadeloosstelling. |
Transport. . |
3/J39 |
ƒ 90,061.70 |
Transport. . |
4,461 |
ƒ 101,892.70 |
Vleuten. . nbsp;nbsp;nbsp;. |
102 |
2,398. „ |
Wijk bij Duur- | ||
do Vuursche. ^ |
8 |
187.,, |
stede . . . |
3 |
69. „ |
Waverveen. |
29 |
64a. „ |
Wulverhorst. . |
31 |
921.,, |
Westbroek. |
91 |
4,882,,, |
IJsselstein.. nbsp;nbsp;nbsp;. |
108 |
2,314.,, |
Willcskop. . . |
214 |
4,331.,, |
Zegveld. , nbsp;nbsp;nbsp;. |
233 |
8,439. „ |
Willige Lange- |
Zeist. . nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;. |
13 |
264.,, | ||
rak. . . . |
47 |
1,033.,, |
Zevender. . . |
1 |
20. „ |
Wilnis. . nbsp;nbsp;nbsp;. . |
31 |
733.,, |
Zuilen. . . . |
92 |
1,893.,, |
Totaal. . |
4,4611/’ nbsp;nbsp;nbsp;101,892.70 |
Totaal. . |
4,984 |
/¦ nbsp;nbsp;nbsp;112,814.70 |
A.
(lOOPESBE OVER 1837 TOT E» MET AÜGUSTI’S 1842}. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
:i3
|
Bedrag van do Betaalde,nbsp;Schadeloos-steliias. |
/¦ nbsp;nbsp;nbsp;2ü,ü81.„
873. 3,793.
222.,, öO.„nbsp;-407. „nbsp;80. „
873.. ,
90n.,,
173.. ,nbsp;' 100.,,
293.. ,
298.. ,
601.. ,
333. „ 123.9a
21.,.
842. „
72. „
406.. ,nbsp;103. „
2.329.. ,nbsp;1,048.,,
736.. ,nbsp;20. „
819.. ,nbsp;23. „
33.. ,nbsp;30. „
23.. ,nbsp;878.80
150.. ,nbsp;23. „nbsp;23. „
42,340.73
4
-ocr page 70-
Gemeenten. |
2. fö . O r p-T ™ (f3 |
Bedrag van de betaaldenbsp;Schadeloosstelling. |
Gemeenten. |
P Q 2. o • o • ® B-Ö-. vO CO «-? |
Bedrag van de betaaldenbsp;Schadeloosstelling. |
Transport. . |
1,892 |
42,340.73 |
Transport. . |
1,944 |
f 44,231.73 |
AVaalwijk. . . |
8 |
203. „ |
Wondrichem. . |
3 |
143.,, |
Waspik. . nbsp;nbsp;nbsp;. |
10 |
233.,, |
Wouw. . . . |
29 |
722. „ |
Werkendam. . |
7 |
109. „ |
Zeelst. . . . |
3 |
73. „ |
Westerhoven. . |
1 |
23. „ |
Zes Gehuchten. |
1 |
23.,. |
Willemstad. . |
20 |
4.30. „ |
Zevenbergen. . |
204 |
4,442.,, |
AVintelre. , . |
1 |
2igt;, |
Zundert en | ||
Wijken Aaburg |
34 |
.703.,, |
Wernhout. . |
23 |
624.90 |
Woensel. . . |
1 |
23. „ | |||
Transport. . |
1,9441/’ nbsp;nbsp;nbsp;44,231.73 |
Totaal. . |
2,211 /' nbsp;nbsp;nbsp;30,283.63 |
Ofschoon ook in deze Provincie, in het begin, bepaaldelijk in de Gemeenten de Klundert en Oosterhout, Runderen op openbaar gezag zijn afgemaakt (Zie hiervoren bladz. 9), zoo wordt hiervan in den boven-staanden Staat geene bepaalde opgave gevonden.
(LOOrENDK OVER 1837 TOT EN MET AEGUSHJ3 1842). | ||||||||||||||||
|
(1) Onder het getal Runderen zijn begrepen 13stuks gedood, als schijnbaar gezond.
-ocr page 71-A.
(loopende over 1838 tot en met aügüstus 1842). | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
last nbsp;nbsp;nbsp;Runderen zijn begrepen 20 stuks, welke op hooge sesla^t Veehouder j. postma , voor een Geneeskundig onderzoek, zijn cn fl8Ó welke beesten, als schadeloosstelling, is betaald /¦i97ö. ' nbsp;nbsp;nbsp;¦ ” den vernietigden voorraad hooi, op zijn erf aanwezig.”' |
Gemeenten. |
« O P r |
Bedrag van de betaaldenbsp;Schadeloosstelling. |
Gemeenten. |
« cj ö? 2. fD . 2..'=' 2,35 I? CB r-f |
Bedrag van de betaaldenbsp;Schadeloosstelling. |
Transport, . |
4,233 |
/• nbsp;nbsp;nbsp;104,270.30 |
Transport. . |
3,008 |
ƒ¦ 122,061.30 |
Uithoorn. . . |
190 |
4,269.,, |
Westzaau. . . |
4 |
84. „ |
Velsen. . , . |
16 |
360. „ |
Wormer (enge). |
2 |
4o. „ |
Venhuizen, |
2 |
30. „ |
\Vormer(\vij(le). |
27 |
833. „ |
Warder. . nbsp;nbsp;nbsp;. |
6 |
130.,, |
Zaandam. . . |
24 |
322. „ |
Watergraafs- |
Zandvoort.. . |
1 |
23.,. | ||
meer. . . |
63 |
1,661.,, |
Zwaag. . nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;. |
13 |
302. |
Wcesp. . . . |
48 |
1,129.,, |
Zunderdorp. . |
3 |
73. „ |
Weespercarspel |
448 |
10,172.,, |
Totaal. . |
3,082 |
[ nbsp;nbsp;nbsp;123,469.30 |
Transport. . |
3,008 |
ƒ 122,001.30 |
(loopende oveu 1833 tot en met augustbs 1842), | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
(*) Onder dit getal zijn begrepen zes beesten , die gedood zijn, als ÊCbijnbaar gezond. |
A.
(2) Deze 22 beesten zijn gedood, als verdacht van besmet te zijn.
(3) De som van ƒ 646.» is uitgekeeid voor 4 zieke beesten, en hijnbaar gezonde ; — wijders als gratificatie voor verlies van
voor 12 hooi en
schijnbaar „ gemis van weideland.
-ocr page 73-3-7
A.
(loopendk over 1839 tot en met augustus 1832, | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
(*) Van de hier opgegevene beesten «ijn 12 gedood, als schijnbaar gezond.
A.
(over 1842),
|
Bedrag van de betaaldenbsp;Schadeloosstelling. ï 4,035. „ 2,704, „ |
6,739.,
(‘) De schadeioossteiiing is uilgereikt voor 7 aangetaste, en 38 schijnbaar gezonde beesten.
n Idem voor 3 zieke, en 48 schijnbaar gezonde beesten.
-ocr page 74-
(loopende over 1841 loi en met augustus 1842), | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
Provincie. |
Getal der gestor vene of gcdoodenbsp;Runderen. |
Bedrag van^dc betaalde Schadeloosstelling. | |
Gelderland. . nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;. |
2,348 |
f |
46,383.80 |
Zuid-Holland. . nbsp;nbsp;nbsp;. |
49,661 |
» |
1,136,491.30 |
ütrccht..... |
4,984 |
» |
112,814.70 |
Noord-Braband, |
2,211 |
lgt; |
80,283.63 |
Drenthe..... |
37 |
» |
1,071.,, |
Noord-Holland.. nbsp;nbsp;nbsp;. |
3,082 |
1) |
123,469.30 |
Zeeland..... |
113 |
» |
4,433.23 |
Overijssel. . . nbsp;nbsp;nbsp;. |
188 |
1) |
4,417.80 |
Vriesland. . nbsp;nbsp;nbsp;. . |
116 |
» |
6,739. „ |
Hcrtogd. Limburg. |
40 |
» |
734.,, |
Totaal. . . |
64,989 |
f |
1.307,063.80 |
OPGAVBN DER VERHOUDING VAN, DOOR DE LONGZIEKTE AANGETASTE EN DAARAAN GESTORVENE, RUNDEREN, VOLGENS DE ONTVANGENE MEDEDEELINGEN OVER DE VERMELDE JAREN, ONDER DE BIJGEVOEGDE KWARTALEN OF DAGTEEKENINGEN,
1838. In het |
1ste |
en 2de Kwartaal. |
Aanget. . 188. |
Overl. 144. | ||
» » |
Sde Kwartaal. |
100. |
81. | |||
» » |
We |
» |
« • • • |
• |
08. |
53. |
1839. | ||||||
In het |
Isle |
» |
• • • • |
49. |
38. | |
» » |
2cle |
» |
• • • « |
38. |
29. | |
» » |
Sde |
» |
• • 1 • |
98. |
87. | |
» » |
4de |
» |
• |
74. |
57. | |
1840. In het |
Iste |
» |
« • • • |
• |
72. |
48. |
ygt; » |
2de |
» |
• • • • |
• |
93. |
67. |
» » |
3de |
» |
d nbsp;nbsp;nbsp;•nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;1nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;• |
• |
97. |
82. |
» » |
4de |
» |
52. | |||
Transport. |
• |
970. |
738. |
Ia deze Provincie waren van het l)egin der Longziekte , in Nov. 1833 (Zie het Magazijn, t. a. p. hladz. 9), tot cn met 1337, aangetast 1379 Runderen, waarvan zijnnbsp;gestorven 1023, zijnde 370 stuks van de ziekte opgekomen,nbsp;De sterfte bedroeg dus over deze jaren ruim 74 ten 100.
-ocr page 77-
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
(*) Onder deze eerste opgaven zijn, ten aanzien der Provinciën , alwaar de Longziekte vroeger heeft geheerscht, mede de getallen der, door dezelve vóór 1838 aangetaste en daaraan gestorvene , Runderen begrepen. Voor het overige moet uit het aanmerkelijk verschil der getallen, hetwelk er tusschcu de opgaven wordt aangetroffen, |
5
-ocr page 78-
42 | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
43
IN UTRECHT.
1838, Volgens opgave Van 3 Junij. 1839. Aanget. 780. Overl. 628. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
44 | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
Aanget. |
Overï; | |||
Volgens opgave nbsp;nbsp;nbsp;Transport. |
• |
1163. |
650. | |
van 24 September. |
• * • |
• |
170. |
114. |
» nbsp;nbsp;nbsp;7 October. |
• • • |
66. |
55. | |
» 13 December. |
• • » |
48. |
25. | |
1840. | ||||
» 23 January. |
* • * |
84. |
55. | |
» nbsp;nbsp;nbsp;7 Maart. |
• • * |
70. |
45. | |
» 15 Junij. |
• • • |
• |
130. |
66. |
» nbsp;nbsp;nbsp;21 September. |
• |
2. |
2. | |
.gt; nbsp;nbsp;nbsp;13 November. |
• • • |
« |
8. |
8. |
» 30 December. |
• • ^ |
• |
392. |
266. |
Totaal. |
• |
2133. |
1295. | |
B. | ||||
IN OrEHIJSSEZ o. | ||||
1840. | ||||
Volgens opgave |
Aanget. |
Overl. | ||
van 13 November. |
• • * |
• |
31. |
23. |
» 30 December. |
• • • |
• |
32. |
27- |
Totaal. |
63. |
50. |
(‘) In deze Staten, als loopende slechts tot en met Augustus 1842, zijn niet opgegeven de getallen der aangetaste en gestorvene Runderen op de Stads weide, te Deventer, in 1843nbsp;(Zie bladz. 16). Volgens het Verslag van den Heer Vee-artsnbsp;der Eerste Klasse v. w. smits , over de laatste drie maandennbsp;van het laatstgemelde jaar, bedroeg het getal der, op dienbsp;¦weide en in euhele stallen, gestorvene Runderen, lot ennbsp;met den laatsten December, 220; zijnde van het begin,, datnbsp;de Longzieiite aldaar was uitgehrokeu, 283 stuks door de»
-ocr page 82-46
Wij zien uit de opgaven A, en het daaraan toegevoegde Overzigt, dat de Longziekte het sterkstnbsp;heeft geheerscht in de Provincie Zuid~Holland,nbsp;Noord-HoUand, Utrecht y Gelderlandy Noord^
Braband en Overijssel y en dat zij ook naar die evenredigheid, in volgorde, de grootste verwoestingen heeft te weeg gebragt. Wat de verhouding der sterfte tot de aangetaste Runderen betreft , zoo valt uit de tafels B. te berekenen, datnbsp;dezelve over het geheel staat, als ruim 70V, of nagenoeg 71 tot 100 ; zoodat van 100 stuks 29 kunnennbsp;gerekend worden van de ziekte te zijn opgekonien,nbsp;en volkomen, of liever slechts schijnbaar, hersteldnbsp;geworden; hetwelk op weinig meer dan van hetnbsp;geheel nederkomt. Deze evenredigheid levert in denbsp;onderscheidene Gewesten eenig verschil op, staande dezelve , behoudens kleine breuk-tallen , zoonbsp;na mogelijk berekend , als volgt:
als 78—100;
70—
76—
74—
60—
79—
In Gelderland ,
» Zuid-Holland ,
» Utrecht,
» Noord-Braband, » N'oord-Holland ,nbsp;» Overijssel,
zelve aangetast geworden, terwijl slechts 33 van de ziekte opkwamen: zoodat de sterfte moet gerekend worden hier tenbsp;staan tot de schijnbaar of volkomene genezingen als nagenoegnbsp;87 ten 100. Het getal Runderen, waaronder de Longziekte opnbsp;de bedoelde Stads weide, in de maand Junij van 1843, voornbsp;het eerst uitbrak, bestond uit 441 stuks.
-ocr page 83-OVEEZIGT VAN HET KUNDVEE , HETWELK, NA DE INVOERING DER WET VAN 9 JI7L/J 1842 (Staatsblad N». 21), TEN GEVOLGE VANnbsp;LONGZIEKTE IS GEDOOD, GEDÜRENDE SEPTEMBER 1842, TOTnbsp;EN MET AUGUSTUS 1843 , EN BIJ HET MINISTERIE VAN BIN-KENLANDSCHE ZAKEN BEKEND.
CR O |
Bedrag | |||
CuS. O- os |
van de | |||
Provincie. |
Gemeenten. |
O ^ |
betaalde Schade- |
Aanmerkingen. |
lt; |
loosstel- | |||
(0 S' n ft |
ling. | |||
Eethen. . nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;. |
1 |
f. 23.» | ||
Noord-Braband. |
Vrijhoeven Gap- | |||
pel. . . . |
1 |
12.» | ||
2 |
ƒ 37.» | |||
Gcidcriaad* |
Elburg. . nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;. |
3 |
f 36.» | |
Berkum, Gem. | ||||
Zwollerkerspel. |
12 |
ƒ 577.86 |
2 Runderen ziek , nbsp;nbsp;nbsp;10 | |
Overijssel. |
Varsen , Ambt Ommen. . .nbsp;Zeese , Ambt |
5 |
98.« |
schijnbaar gezond. |
Ommen. . . |
1 |
21.» | ||
18 |
/¦ 696.86 | |||
Aaiden, Gem. |
6 ziek, 10 schijnbaar ge- | |||
Drcnlhe ('). . |
Zweeio. . . Ansen , Gem. |
16 |
f 335.» |
zond. |
Ruinen. . nbsp;nbsp;nbsp;. Bcnneveld, Gem. |
1 |
10.» |
8 ziek, 24 schijnbaar gc- | |
Zweeio. . . |
32 |
1122 385 |
zond. | |
Dalen. . . . |
9 |
297.40 |
2 ziek , 7 schijnbaar gezond. | |
___ |
Transport. . |
33 |
f 1964.785 |
() Deze opgave , bij missieve van Zijne Excellentie don Keef Minister T?” ^‘““'’’•“odsche Zaken ontvangen zijnde , ouder dagteekening van 13nbsp;«ov. 18lt;3, N». 144^ gje Afdeeling , is bij schrijven van den HeerGouver-l aLf'*'-nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;van 10 January 1844, het volgende overzigt, loopende
n . i'®quot; nbsp;nbsp;nbsp;. aan het bedoelde Departement omtrent de.
seneu DCtoiicr 1842 , in die Provincie op nieuw uitgebrokene Longziekte medegedeeld; Staatscourant van 23 Fcbr. 1344;.
Provincie. |
Gemeenten. |
05 2 ngt; O» o » o “ B dft Cb |
Bedrag van denbsp;betaaldenbsp;Schadeloosstelling. |
Aanmerkingen. |
Transport. . |
38 |
ƒ 1964.78S | ||
Goevorden. . . |
77 |
2044.80 |
45 Runderen ziek, en 32 | |
schijnbaar gezond. | ||||
Erm,6em.Sleen. |
3 |
37.» |
De Runderen gedood, als | |
Drenthe. . . |
schijnbaar gezond. | |||
Noordsleen , |
33.» |
Als boven. | ||
Gem. Sleen. . |
1 | |||
Sleen. . ? . |
CO |
1837.23 |
13 ziek, 47 schijnbaar | |
gezond. | ||||
Zuidberge, Gem. |
2 ziek, 2 schijnbaar ge- | |||
Sleen. . . . |
4 |
107.» |
zond. | |
203 |
ƒ 6043.83S | |||
Benschop. . nbsp;nbsp;nbsp;. |
3 |
ƒ 183. » ' |
1 Rund ziek, 2 schijn- | |
Utrecht. . . nbsp;nbsp;nbsp;. |
baar gezond. | |||
Eemnes. . . . |
3 |
60.» | ||
6 \f 243.» |
Het getal der, aan de ziekte gestorvene of te dier zake afgemaakte, Runderen bedroeg 266, als: 6 aan de ziekte overleden; 78 reeds ziek zijnde, afgemaakt; 182 in een schijnbaar gezonden staat geslagt. Van deze 182nbsp;Runderen, werden bij de opening 144 gezond, en 28 reeds door de Longziekte aangetast bevonden.
Voor deze gestorvene en gedoode Runderen is tot schadeloosstelling, de taxatie-Ioonen daaronder begrepen, verstrekt eeiie som van circa f 8,130. » ,nbsp;waarvan ten laste van het Fonds voor den Landbouw zijn gekomen ongeveernbsp;f 6,430.» , terwijl uit de Provinciale kas, daartoe cenc som van ƒ 1,720.»nbsp;werd bijgedragen: waardoor dus de vergoedingen beloopeu /'8,1S0.»
Nog werden, door de Provincie, van onderscheidene Eigenaren te Coe-vorden , in Mei 1843, overgenomen 64 Runderen , die in de buitenwerken der vesting geweid , en voor en na voor de slagtbank zijn verkocht. Hetnbsp;verschil tusschen den inkoopsprijs dezer Runderen, benevens de kosten vannbsp;beweiden en toezigt, znllen ongeveer ƒ!,100.» bebben bedragen, welke som,nbsp;gevoegd bij die van f 1,720. » , de gezamenlijke uitgaven ten laste der Provincie Drenthe brengt op ƒ2,820.» , welke, vercenigd met de betalingen uitnbsp;het Fonds voor den Landbouw, een cijfer aanduidt van circa ƒ9,230. » , alsnbsp;de totale som, welke de stuiting der Longziekte in dit Gewest heeft ver-cischt; wordende in de missieve van den Heer Gouverneur voornoemd tevensnbsp;het berigt gegeven , dat die ziekte thans in Drenthe heeft opgehouden tenbsp;bestaan , en dat dus de belangrijke Vee-stapel van die Provincie, en wel-li»t ook de niet minder belangrijke Vee-stapels van het naburig frieslandnbsp;ea Groningen voor deze vreesselijkc plaag zijn bewaard gebleven.
-ocr page 85-49
Het is niet wel mogelijk de juiste geldswaarde te bepalen , welke, door het verlies van 64,989 Runderen, voor den nationalen rijkdom is verloren gegaan , daar de ouderdom, het geslacht, en andernbsp;verschil niet over alle Provinciën regelmatig zijnnbsp;bekend gemaakt. Alleen ben ik in staat gesteld ,nbsp;ten aanzien van Gelderland, mede te deelen, datnbsp;aldaar, volgens eene naauwkeurige aanteekening,nbsp;over het geheele tijdvak van 1833 tot het eind vannbsp;1842, van 2453 aan de Longziekte overledenenbsp;Runderen, waren 37 Stieren, 316 Ossen, 1768nbsp;Koeijen en 332 Kalveren. Mag men deze verhouding eenigermate , ook met betrekking tot de overige Gewesten, als maatstaf aannemen, dan is hetnbsp;blijkbaar, dat het grootste getal bestaat in volwassen Runderen, en wel melk- of slagtvee, namelijknbsp;Ossen en Koeijen. Rekent men de gemiddelde waarde van elk beest op ƒ60.», waarop dezelve, naaide stevige prijzen, welke daarvoor in de laterenbsp;jaren zijn besteed geworden, zullen mogen wordennbsp;aangeslagen , dan bedraagt het verlies niet mindernbsp;dan ƒ 3,899,340. ». Indien wij mogen vertrouwen , dat de waarderingen der gestorvene Runde-deren tot het, erlangen van schadevergoedingen,nbsp;volgens de wet van 30 Mei 1840, Art. 8 (Staatsblad N°. 16), naar behooren zijn geschied, namelijknbsp;in evenredigheid van Y, der waarde, ten bedragenbsp;van hoogstens f 25.» (‘), berekend naar den ge-
30 Jlei 1840 vh ^ óór óe r^'et van IV. Dkel. |
v\as het maximum 6 |
zonden slaat, zoo komt de waarde der Runderen, door elkander geslagen, ¦volgens de uitbetaalde somnbsp;van ƒ‘1,507,060. » , te staan op nagenoeg f 74.»nbsp;het stuk, bedragende, volgens dezen maatstaf,nbsp;het totale verlies ƒ 4,809,186,», zijnde dusnbsp;ƒ 909,846» meer- dan de eerst uitgedrukte som.nbsp;Onder deze berekeningen zijn dan echter medenbsp;begrepen de geringere sommen, welke slechts voornbsp;huiden , en tevens de hoogere waarden , welke ,nbsp;voor het, op hooge last afgemaakte. Vee zijn uitgereikt. Deze sommen niet overal zijnde aangegeven, zoo kunnen dezelve niet wel van de hoofdsom worden afgetrokken, om daardoor tot eenenbsp;volkomene gelijkmatigheid eener gemiddelde berekening , opzigtelijk de gestorvene Runderen, te geraken. Inmiddels zijn de laatstbedoelde sommen,nbsp;in evenredigheid tot de hoofdsom, niet van dat aanbelang, dat men niet nagenoeg de waarde vannbsp;ƒ60.» tot ƒ70.», voor ieder Rund, zal kunnennbsp;behouden, om naar dezen grondslag, de schade,nbsp;door de Longziekte te weeg gebragt, bij raming tenbsp;bepalen. Deze raming nu betreft slechts de waardenbsp;van het Vee op zich zelf, en geenszins de winstderving der voortbrengselen van hetzelve, en hetnbsp;verlies voor den aanfok, terwijl hierbij ook niet innbsp;aamerking wordt genomen de verminderde waardenbsp;van zoodanige Runderen, welke, hoewel van de
der vergoeding, berekend naar Yj der 'waarde, volgens Koninklijke Besluiten van 13 Augustus 1837, N». 40, en 13 April 1838, N“. 87, bepaald op ƒ 30.».
-ocr page 87-ziekte opgekomen , nogtans in het algemeen niet als volkomen hersteld honden worden beschouwd, ennbsp;meestal voor geringere prijzen hebben moeten worden afgezet. Wij onthouden ons, ten aanzien dezernbsp;winstdervingen, in eenige berekening te treden ,nbsp;en dezelve onder bepaalde cijfers te brengen (*).
(*) Zwaar mag voorzeker de rampspoed genoemd worden, welke door deze Vce-ziekte in de eerste plaats aan dennbsp;Landman wordt toegebragt. Dezelve blijft echter altijd vernbsp;beneden de verw'oesting en nadeelen, welke , door de Runderpest, in de vorige eeuw, meermalen werden veroorzaakt,nbsp;zoo in ons land, als in naburige Rijken,
In 1714 stierven in ons land aan de laatstgenoemde ziekte , volgens de aauteekcningen, tusschen 200,000 en 300,000 stuks Runderen. In de Provincie Zuid-Holland werden, vannbsp;1 April 1769 tot 31 Maart 1770 , niet minder dan 160,220nbsp;door dezelve weggerukt. Men heeft berekend, dat de Runderpest , sedert 1711 tot ongeveer aan het begin dezer eeuw, innbsp;Duitschlaud, 28 millioenen, en in geheel Europa, 200millioe-nen stuks Runderen heeft doen verloren gaan. (Magazijn, D. I.nbsp;¦bladz. 67—69; Verg. de Verhandeling van n. heilbron, ternbsp;beantwoording der vrage: » Welke zijn de zekere kenteeke-» ncn van die ware Vee-pest, welke, voor dertig en meernbsp;» jaren, vele noordelijke Gewesten en ook ons Vaderlandnbsp;» heeft geteisterd? Zijn er genoegzame redenen bekend ,nbsp;» om vast te stellen , dat die ziekte in onze landen nimmernbsp;» ontstaat zonder besmetting ? Zoo ja, zijn dan de middelen,nbsp;» welke in naburige Rijken worden aangewend, om den in-» en doorvoer van die besmetting voor te komen , genoeg-» zaam geruststellende, of blijft er voor ons Vaderland des-» wegens nog eenige vrees over, en wat kan en moet men
6*
-ocr page 88-52
Heeft intusscheii de Longziekte zich in ons land , sedert 1833 , van welken tijd hare eei’ste verschijning , als besmettende epizoötische ziekte, dagtee-kent, onder voortgaande uitbreiding gevestigd, dezelve is in andere landen , alwaar zij vroeger , janbsp;in sommige langer dan eene eeuw, bekend was (‘),nbsp;niet verdwenen , maar heeft zich ook daar staandenbsp;gehouden, en bijna overal meer en meer uitgebreid.nbsp;Behalve in de meeste Duitsche Staten, heerscht denbsp;Longziekte bij voortduring in Zwitserland ennbsp;Italië, namelijk in Piemont , bepaaldelijk te Vi-gevano, en op de Alpische gebergten van Mondo-» in dat geval aanraden, om alle gevaren van besmetting zoonbsp;» veel mogelijk weg te nemen ?” bekroond door de Holland-sche Maatschappij der Wetenschappen te Haarlem, D. XIIl).
Dan , ongeacht de grootere schade , welke de Runderpest, wanneer dezelve zich komt te openbaren , boven de Longziekte , na zich sleept, zoo bezit nogtans de eerstbedoeldenbsp;ziekte enkele eigenschappen in haar voordeel. Zij komt namelijk op eene minder bedekte wijze aan en vertoont zichnbsp;spoediger in haren waren aard dan de Longziekte; dénbsp;voorwerpen , welke van de ziekte opkomen, herstellen in dennbsp;regel volkomen: waardoor zij dan, als gebeterde Runderen, eene hooge waarde verkrijgen, terwijl de Runderen, dienbsp;van de Longziekte aan den dood ontkomen, in ver de meestenbsp;gevallen, slechts als gedeeltelijk en schijnbaar genezen kunnen worden beschouwd, en veel van derzelver waarde verliezen. Het vermogen , om de ziekte aan andere voorwerpennbsp;mede te deelen, blijft nog een onbepaalden tijd bij het opgekomen longzieke Rund bestaan, terwijl die eigenschap bijnbsp;de Runderpest met de herstelling der dieren voorbijgaat.
(i) Maga'ijn , D, IV. bladz, /i9.
-ocr page 89-53
VI, alsmede iu de omstreken van Pavia (‘). In Frankrijk was deze ziekte leeds in 1769 bekend,nbsp;en is zij later aldaar aanwezig gebleven (1 2). Zijnbsp;bepaalde zich echter langen tijd tot de bergachtigenbsp;of hooge streken, namelijk tot de Departementennbsp;van de Jura, Doubs en de Posges. Ookheerschtenbsp;dezelve meermalen van 1772 tot 1792 in de stallen te Parijs en hare omstreken , zijnde doornbsp;HüZARD beschreven (“). Gedurende de laatste tiennbsp;jaren heeft zij echter meer en meer de vlakke ennbsp;grasrijke streken ingenomen, zich nog steeds bestendig , hoewel langzaam, uitbreidende (‘). In hetnbsp;naburig Belgie, alwaar de Longziekte reeds, innbsp;sommige streken, in 1827 werd waargenomen (®),nbsp;heeft dezelve, sedert dien tijd, mede eene aanmerkelijke uitbreiding verkregen, zoodat zij totnbsp;vele Gewesten schijnt te zijn doorgedrongen (®).
{2) Rodex , Médecine du Boeuf, Paris 1829; eaürin , Belle Épizoozie dei piü utili mammiferi domestici, Milano 1829.
P) Magazijn , t. a. p. bladz. 9S.
(2) Mémoire sur la péripneumonie chronique ou phtisie pul-monaire, qui affecte les vaches laitières de Paris et des environs, Paris An. VIII.
0. Delafond , Becherches sur la contagion de la péripneumonie des hétes bovines; in het Becueil de Médecine Vétérinaire. Tom. XVIII. p. 837; F. f. venqüin , Mémoirenbsp;sur une péripneumonie avec hydrothorax, qui a regné épizoö-tiquement sur la rage bovine d Saint-Pierre-les-Calais, ennbsp;1840; iu hetzelfde Tijdschrift, pag. 266,
(') Magazijn , D. III. hiadz. 3.
(2) M. P. Verheven , Récherches sur la contagion de la
-ocr page 90-54
Bovenal echter heeft de Longziekte in de Provinciën Oost- en Wost-vlaanderen en Antwerpen het hevigst gewoed.
Tot voor korten tijd was Engeland van de Longziekte verschoond gebleven; althans zijn ons geene berigten bekend geworden , dat dezelve zich aldaarnbsp;vroeger dan in het jaar 1841 heeft vertoond. Wijnbsp;treffen in het XV Deel, (Vol. L New Series)nbsp;van het Vee-artsenijkundig Tijdschrift; The Veterinarian mededeelingen aan , welke doen zien ,nbsp;dat deze Vee-ziekte thans ook ia onderscheidenenbsp;gedeelten van dat land is uitgebarsten. Door dennbsp;Heer johan barlow (‘) wordt de beschrijving gegeven eener ziekte onder het Rundvee, welke zichnbsp;in de omstreken van Manchester, sedert het beginnbsp;van het laatstgenoemde jaar, heeft geopenbaard ,nbsp;en van een zeer gevaarlijken aard is. De behandeling , zegt hij , stelt zoowel den ervaren Vee-artsnbsp;als den gewonen oppasser van het vee te leur,nbsp;daar de eerste bijna niet gelukkiger is in de genezing dan de laatste. Sommige Veehouders verloren aan de ziekte van zes tot tien stuks Runderen, binnen vier tot zes weken, terwijl dit getalnbsp;bij anderen nog meer, zelfs tot dertien en twintig,nbsp;bedroeg. Hoewel door barlow aan de ziekte,nbsp;welke hij beschrijft, geen eigen naam wordt ge-jtéripnnumonie épizoötique , in het Journal Vétérinaire etnbsp;Agricolc de Belgique, Tom. I, p. 138.
(‘) T. a. p. p. 438 : On the present epidemie among Cattle.
-ocr page 91-geven, maar dezelve slechts als eene keersokende ziekte onder het Rundvee, [epidemie among Cattle) wordt aangeduid, zoo blijkt het nogtans genoegzaam uit de verschijnselen en het beloop,nbsp;welke worden opgegeven , zoowel als uit de eigenaardige verandering der longen, welke de ziektenbsp;kenmerken, en ook hier bij de opening der gevallen dieren werden aangetrofien, dat zij voornbsp;geene andere dan de Longziekte te houden is.
In hetzelfde Tijdschrift (^) treft men mede een berigt aan van den Vee-arts w. COX, teieeA, ennbsp;eene, nog meer uitvoerige, beschrijving van hüghnbsp;FERGüSON Esq., te Dublin (^), eener ziekte, welke , sedert achttien maanden, bijna door geheelnbsp;Ierland heerscht, in alle opzigten , wat de hoofd-verschynselen , het beloop , en de bevindingen nanbsp;den dood betreft, met die der Longziekte overeenkomende. Daar nu ook door deze Schrijversnbsp;de ziekte slechts onder de algemeene benaming vannbsp;heerschende ziekte wordt beschreven, schijntnbsp;men daaruit te mogen besluiten, dat dezelve innbsp;Engeland tot nog toe onbekend was gebleven, ennbsp;dat ook de Engelsche Vee-artsenijkundigen aannbsp;de geschiedenis dezer ziekte , zooals dezelve vannbsp;overlang op het vaste land , bij de Duitschers onder den naam van Lungenseuche, bij de Fran-
(‘) T. a. p. p. 873 en 873.
(®) A popular lecture on the prevailing epizootic among Cattle in Ireland , in 1842.
-ocr page 92-schen onder dien van pleuro-péripneumonie voorkomt , vreemd zijn: daar men toch anders zou mogen veronderstellen , dat hierop door een enkelen hunner zon worden teruggewezen
Zij wordt door fergüSON geschetst als de nood-lottigste ziekte, welke in Ierland bij meusehen-geheugenis is waargenomen, gaande van twintig aangetaste beesten negentien verloren. De oorzakennbsp;liggen, volgens den laatsten Schrijver, grooten-deels in het duistere, De Heer cox meent dezelvenbsp;vooral in den dampkring te moeten zoeken; dochnbsp;hij kent tevens aan dezelve, indien zij in zekerennbsp;trap plaats heeft, een besmettend vermogen toe.nbsp;De Heer fergdson beschuldigt alleen een zekernbsp;vergiftig of schadelijk beginsel in den dampkring,nbsp;hetwelk , hoewel nog geheel onbekend zijnde, eennbsp;nadeeligen invloed op het dierlijk ligchaam, bepaaldelijk op de longen , uitoefent. De ziekte wordtnbsp;door hem niet als van een besmettenden aard beschouwd, noch door onmiddellijke aanraking, nochnbsp;door middel der lucht, en zulks in tegenstellingnbsp;van de voorafgegane Spruw en Klaauw-ziekte,nbsp;welke als zeer besmettend worden opgegeven , ennbsp;ook door inenting met goed gevolg aan gezondenbsp;voorwerpen kunnen worden medegedeeld, gelijk hij
(‘) In de latere stukken van de Vétérinarian (Sept. 1843, j). 493 cn Dec, 1843, pag. 68o), wordt evenwel de bedoeldenbsp;ïiekte , door baulow' en udicihnson, Pleuro-pneumonie epizootic genoemd.
-ocr page 93-57
daarvan de ondervinding heeft verkregen , tijdens zijn verblijf aan eene Vee-artsenijschool op hetnbsp;vaste land. Deze laatste ongesteldheden waren ,nbsp;in alle streken, door hem bezocht, de voorloopersnbsp;van de bedoelde, thans heerschende, verwoestendenbsp;Vee-ziekte.
Daar het Mond- en Klaauwzeer vrij algemeen schijnen te hebben geheerscht in die streken, alwaar later de Longziekte zich heeft geopenbaard, zoonbsp;wordt deze beschouwd als met de eerstgenoemdenbsp;ziekten in een oorzakelijk verband te staan. Ditnbsp;schijnt ook het gevoelen te zijn van den Vee-artsnbsp;JOHJT STORRY, te Pickering, die een kort Verslagnbsp;geelt (‘) van de thans heerschende ziekte ondernbsp;het Rundvee in die streek en het noordelijke gedeelte {the North Riding) van het Graafschapnbsp;York. Hij meent, dat, vermits in 1839 , IS-iOnbsp;en 1841, het Mond- en Klaauwzeer aldaar algemeen hebben geheerscht, de tegenwoordige epi-zoölische ziekte in eene onvolkomene genezing,nbsp;als het gevolg van de verkeerde behandeling dernbsp;eerstbedoelde ongesteldheden, gegrond is. Velenbsp;landlieden toch behandelden zelve , zooals hijnbsp;zegt, hunne, hieraan lijdende, Runderen , volgens een bepaald voorschrift, door den Hoogleeraarnbsp;SEWELL medegedeeld aan de Landbouwkundigenbsp;Vereeniging {AgHcullural Association), en zelfs
(') 27ic Veterinarian 1852 , p. 696 ; On the present epidemie among Cattle.
-ocr page 94-werden daartegen in ligte gevallen geheel geene geneesmiddelen aangewend. Van hier, dat, bijnbsp;gebrek eener oordeelkundige behandeling dezernbsp;ziekten , naar de onderscheidene gedaanten ennbsp;trappen, waaronder dezelve te voorschijn kwamen,nbsp;veeltijds slechts de uitwendige toevallen werdennbsp;verwijderd , terwijl de inwendige ziekelijke gesteldheid niet werd weggenomen, welke zich nu, metnbsp;vermeerde kwaadaardigheid, onder de gedaante dernbsp;thans heerschende kwaal, openbaarde. De Heernbsp;SEWELL noemt deze ziekte, welke zich ook vooralnbsp;in de melkerijen te Londen en in hare omstrekennbsp;heeft geopenbaard, de nieuwe ziekte, {ihe newnbsp;disaese), en houdt haar voor een gevolg van hetnbsp;Mondzeer, hetwelk aldaar, en in meer anderenbsp;gedeelten van Engeland, in het vorige jaar,nbsp;algemeen heerschtte (‘).
Wij zullen niet in eene opzettelijke overweging tredei^ omtrent het al of niet gegronde dezer laatste besehouwing; doch merken alleen aan, dat denbsp;Longziekte hij ons, gelijk in vele andere landen,nbsp;heeft geheerscht vóór 1838 en 1839 , en dus langnbsp;voor den tijd, dat het Mond- en Klaauwzeer zichnbsp;de laatste maal als heerschende ziekten hadden geopenbaard. Het valt dus moeijelijk de Longziektenbsp;met dezelve in een oorzakelijk verband te brengen,
(^) C. J. Füchs , Die Frage der Ansteckungsfahigkeit der £ungenseuche des Rindviehes , erörtert noch dem bisheriger*nbsp;Starrdpuncte der Erfahrung , Berlin 1843, S, 224.
-ocr page 95-ea liet ontstaan der eerste aan eene onvolkomene genezing der dieren van het Mond- en Klaauw-zeer toe te schrijven. De Heer ïOüATT (‘) is dannbsp;ook van gevoelen, dat deze ziekte in geene betrekking tot elkander staan , dan in zoo ver, alsnbsp;de Runderen, door het Mond- en Klaauwzeernbsp;aangedaan zijnde geweest, eenigzins zwak, en daardoor meer vatbaar kunnen zijn gebleven voor denbsp;ontwikkeling der latere ziekte. De eerste of voorname oorzaak, zegt hij, kennen wij weinig of innbsp;het geheel niet, en, volgens zijne waarnemingen,nbsp;is de ziekte noch onmiddellijk, noch middellijknbsp;{either contagious or infectious) , besmettelijk.nbsp;Dezelve hangt af van een onbekend beginsel in dennbsp;dampkring, hetwelk waarschijnlijk onder sommigenbsp;omstandigheden meer dan op andere tijden nadeelignbsp;werkzaam is. HüTCHINSON (^) houdt de Longziektenbsp;almede voor niet besmettelijk. Hij merkt op, datnbsp;de Stieren, die afgezonderd werden gehouden,nbsp;evenzeer door dezelve werden aangetast. Koeijen,nbsp;welke in de weiden liepen, en alleen door eennbsp;klein watertje van de zieke Koeijen waren afgescheiden, bleven van de ziekte bevrijd. De Heernbsp;PEARSON eindelijk deelt insgelijks in het gevoelennbsp;van hen, die stellen, dat de Longziekte, zoo alsnbsp;dezelve thans in Engeland heerscht, niet als besmettelijk kan worden beschouwd. Hoezeer, zegt
-ocr page 96-gevoelens hiei’over verdeeld zijn, hebben dikwijls herhaalde proefnemingen en naauwkeurigenbsp;waarnemingen hem geleid tot het hesluit, dat geennbsp;eontagium of miasma eenig deel hebben aan denbsp;ontwikkeling der ziekte (‘).
Vermits de onderwerpelijke ziekte, door de En-gelschen, tot dus ver of geheel niet. of slechts in geringe mate, als besmettend wordt beschouwd ,nbsp;wordt door de genoemde Schrijvers niet aan eenenbsp;insleping van buiten gedacht: waartoe wij echternbsp;meenen, dat de mogelijkheid kan hebben bestaan,nbsp;bij den vermeerderden invoer van Rundvee, welke, in den laatsten tijd, namelijk sedert de vermindering van het tarief van inkomende regten,nbsp;uit onderscheidene streken van het vaste land, innbsp;'Engeland heeft plaats gehad (®). 1
Observations sur l’épizoötie bovine, qui regne actuelle-ment en France, en Angleterre et en Allemagne, traduit du manuscrit anglais, par h. boüiey , Professeur-Adjoint anbsp;l’École d’Afort; iu het Recueil de Médecine Vétérinaire pratique, etc. 1843, p. 867.
(2) Volgens de Haarlemsche Courant van 13 October 1842, werden, sedert de invoering van het nieuwe tarief, in Engeland , in de havens van Londen en Huil, 680 Runderennbsp;uit Duitschland , en 413 uit Holland aangevoerd, In hetnbsp;Practisches Wochenblatt des Neuesten und Wissenswür dig stennbsp;für Landwirtschaft, Gartenbau , Hauswirtschaft und Handelnbsp;in Landwirtschaftlichen Producten van 18 Nov. 1842, leestnbsp;men omtrent den invoer van vreemd Rundvee in Engelandnbsp;het navolgende:nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;» De invoer van buitenlandsch vee (in En-
» geland) is , na het vaststellen van het nieuwe tarief, veel » aanmerkelijker dan men verwacht had. Tot aan den 29^«“
-ocr page 97-Hoe dit zijn moge, wy deeleii deze Lerigteii hier slechts mede, om te doen zien, dat denbsp;Longziekte zich over een aanzienelijk gedeelte van
» October, werden alleen uit Duitschland 789 , uit Holland )i 458, uit Spanje 471, en uit Frankrijk 217 stuks Runderennbsp;» ingevoerd , de Koeijen daaronder niet begrepen, waarvannbsp;» het getal 500 bedroeg.” De prijzen vielen daardoor op denbsp;Engelsche markten aanmerkelijk. Op den 19lt;*'i“ Oct. 1842nbsp;werden, op de markt te Leeds , 21 Holsteinsche Ossen tennbsp;verkoop gesteld. Dezelve waren van eene uitstekende hoedanigheid, en verwekten belangstelling bij de aldaar aanwezigenbsp;Slagers, Veehouders, enz. Elf stuks van dezelve werdennbsp;voor de markt te Londen bestemd , en voor het beste veenbsp;gehouden , dat ooit aan de markt te Leeds was vertoond.nbsp;Vijftien Ossen, ieder ter zwaarte van 54 tot 56 steen (Duitschnbsp;handelsgewigt, bedragende meest Yg centenaar), v/erden doornbsp;clkauder verkocht voor 16 pond sterl. 10 sch., zijnde ongeveer f 192 Hollandsch.
Of nu de veronderstelde overbrenging der ziekte van het vaste land naar Engeland geschied zij , door het invoerennbsp;van besmet vee uit Holland, gelijk de Heer fuchs, (t. a. p.nbsp;S. 226) en andere Vee-artsenijkundigen {Journal Vétérinaire et Agricole de Belgique, Vol. II., p. 570) aannemen ,nbsp;dan of onze overzeesche naburen dat, voor hen noodlottig,nbsp;geschenk aan de overvoering van Runderen uit Duitschlandnbsp;of Frankrijk te danken hebben, is, voor zoo veel mij bekendnbsp;is geworden , niet uitgewezen. Het zou, in meer dan eennbsp;opzigt, en bepaaldelijk met betrekking tot den al- of nietnbsp;oorspronkelijk-hesmettenden aard der Longziekte, waarovernbsp;wij later zullen handelen, belangrijk zijn na te gaan , innbsp;welke streken de ziekte zich het eerst in Engeland heeft geopenbaard , en of dezelve van zoodanige havens of plaatsennbsp;is uitgegaan, alwaar Rundvee van het vaste land is aange-bragt , en van waar hetzelve hier afkomstig was.
-ocr page 98-Europa heeft uitgebreid. Wel ver derhalve, dat zij zich alleen tot ons land bepaalt, gelijk sommigen , die met hare geschiedenis niet genoegzaamnbsp;bekend zijn, misschien zouden kunnen veronderstellen , zoo is dezelve veeleer als eene ziekte tenbsp;beschouwen, welke thans tot in vele landen vannbsp;ons werelddeel is doorgedrongen , alwaar zij overalnbsp;nagenoeg dezelfde verwoestingen , naar gelang vannbsp;hare meerdere of mindere algemeenheid, te weegnbsp;brengt. Eene omstandigheid voorzeker te ongelukkiger , daar zij geenszins de vooruitzigten verheldert, dat wij spoedig van dezelve zullen bevrijdnbsp;worden, noch de gerustheid geeft, dat wij, gesteldnbsp;zij worde bij ons eenmaal geheel uitgeroeid , nietnbsp;ligtelijk aan nieuwe inslepingen zullen blijven blootgesteld, tenzij zulks, door eene strenge en steedsnbsp;voortdurende waakzaamheid, mogt kunnen wordennbsp;belet. Ernstige maatregelen, in alle landen gelijktijdig genomen, zullen alleen in staat zijn, te dezennbsp;eene wederkeerige veiligheid te verzekeren, en veelnbsp;kunnen toebrengen , om de Longziekte, welke,nbsp;alwaar zij eenmaal is uitgebroken, zich, volgens denbsp;ervaring, meer en meer als eene blijvende ziekte trachtnbsp;te bestendigen, te doen verminderen. Aan eenenbsp;volkomene en algemeene uitdelding, doormiddelen,nbsp;onder het menschelijk bei’eik gelegen, valt hiernbsp;misschien evenmin, als ten aanzien van elke anderenbsp;soortgelijke ziekte, te denken , immers niet, zoonbsp;lang wij niet tot de allereerste en w'ezenlijke oorzaken van haar ontstaan zijn doorgedrongen, of
-ocr page 99-ook, al mogten wij deze in dei’zelvei' waren aard hebben leeren kennen, zoo lang bet buiten onsnbsp;rermogen blijft die oorzaken te veranderen en wegnbsp;te nemen.
2quot;. OVER DE BESMETTENDE HOEDANIGHEID DER LONGZIEKTE, EN OVERWEGING, OF DEZELVEnbsp;VOOR EENE UITHEEMSCHE EN INGESLEEPTEnbsp;ZIEKTE MOET WORDEN GEHOUDEN , DIE ZICHnbsp;BIJ ONS ALLEEN DOOR BESMETTING HEEFT UITGEBREID EN STEEDS ONDERHOUDT , DAN OFnbsp;MEN MAG AANNEMEN. DAT ZIJ ZICH MEDE NUnbsp;EN DAN IN ONS LAND UIT ANDERE, HETZIJ AL-GEMEENE, HETZIJ BIJZONDERE , ATMOSPHE-RISCHE OF ANDERE LEEFREGELKUNDIGE OORZAKEN ONTWIKKELT, DAT IS, ZONDER PRIMITIEVE BESMETTING GEBOREN WORDT?
ft
Let kan misschien aan sommigen vreemd en overtollig schijnen nogmaals in een opzettelijk onderzoek te treden omtrent de al- of niet-besmet-telijke hoedanigheid der Longziekte , als zijndenbsp;hare eigenschap, om zich door besmetting, aannbsp;gezonde Runderen mede te deelen, zoo zeer bevestigd , dat dienaangaande wel geen twijfel meernbsp;kan bestaan; weshalve zij dan ook algemeen onder
-ocr page 100-«len naam vaa de heersohende besmettende Longziekte wordt aangeduid. Zal men niet inderdaad mogen aanneraen , dat, bij het langdurig bestaannbsp;der ziekte in andere landen — om van hare nunbsp;tienjarige inwoning in ons land niet te gewagen —nbsp;de ondervinding in dit opzigt wel tot zoodanigenbsp;stellige uitkomsten heeft kunnen leiden , dat hieromtrent geene onzekerheid meer kan overblijven ?nbsp;En evenwel heeft het tegendeel plaats. Door Dr.nbsp;FRANQüE (’) wordt een aantal Vee-artsenijkundigennbsp;opgegeven , die zich voor en tegen de besmettelijkheid der Longziekte verklaren. Hierbij kunnennbsp;nog andere worden gevoegd, als: kundig, wirth ,nbsp;FEY , VIS , GASTEILLER , LAÜRIN , TOGGIA , STADLIN ,nbsp;SCHRADER, ITHEN, PRINZ, BARTELS, RYCHNER, KERING , HERTWIG , FRANQÜE , DE LA IIARPE, GERLACII,nbsp;SEER , VERHEVEN, PETRT, DELWART , KÖRBER ,nbsp;FÜCHS , WAGENFELD , DELAFOND , GIESKER, KOLSTaDT,nbsp;SICK, QüiDDE, RIBBE, KüERS, waarvan de 28 eerstgenoemde zich aan de zijde der Contagionisten,nbsp;de 4 laatste aan die Aev Anti-contagionisten schuren.nbsp;Tot de laatste mogen ook tot dus ver de meestenbsp;Engelsche Vee-artsen gerekend worden te beliooren.nbsp;Onder de opgenoemde Contagionisten bevinden zichnbsp;twee Schrijvers, namelijk wagenfeld en dela-FOND, die te voren de besmettelijkheid der Longziekte ontkenden, doch, door latere ondervindingen,nbsp;van derzelver aanstekend vermogen volkomen over-
(') Magazijn, t. a. p. bladz. 104—100.
-ocr page 101-tuigd zijn geworden, en dus van het, vroeger door hen omhelsde, gevoelen te dezen aanzien thansnbsp;geheel zijn terug gekomen. Wij zullen onze va-derlandsche Vee-artsenijkundigen in het algemeennbsp;mede mogen rangschikken onder het getal der genen , die aan de Longziekte een besmettend vermogen toekennen, daar ik niet geloof, dat er onder deze een enkele gevonden wordt, die, in denbsp;gelegenheid geweest zijnde dezelve in eenige uitgebreidheid waar te nemen, aan haar alle besmettelijkheid zal ontzeggen (*).
P) Tot een sprekend bewijs, hoezeer nog de gevoelens der voornaamste Vec-artsenijUundigen, ten aanzien der besmettelijkheid , ca tevens van andere oorzaken . waaraan sommigen het ontstaan der Longziekte willen hebben toegeschreven,nbsp;uitecnloopen , kan strekken de Vergadering van Landhuishoudkundigen en Vee-artsenijkundigen, bestaande uit 104nbsp;personen, gehouden in de grootc Gehoorzaal der Vee artsenijschool te Jïeidtjn , op 27 Januarij 1843 , uitsluitend bestemd tot de onderlinge mcdedceling van ondervindingen ennbsp;beschouwingen omtrent den besmettenden aard en de aanleidende oorzaken dezer ziekte : bij welke gelegenheid ditnbsp;onderwerp door de tegenstanders en verdedigers van haar besmettend vermogen met belangstellenden ijver en ongemeenenbsp;bekwaamheid is behandeld geworden.
De overwegingen liepen vooral over den uitslag der proefnemingen omtrent de besmettelijkheid en de gelegenheidsoorzaken der Longziekte, vroeger, door de Landhuishoudelijke Maatschappij van den Opper-Barnimsche Kreitz , opgedragennbsp;«an cene Commissie , bestaande uit twaalf leden, aan wiernbsp;hoofd zich de Heer Dr. f. a. KUERS bevond; van welkenbsp;proefnemingen thans het Verslag aan de beoordecling dezernbsp;Vergadering werd onderworpen.
IV. Deel. nbsp;nbsp;nbsp;7
-ocr page 102-tiü
Indien
dat het ver
WIJ
nu
schil van nevoelen omtrent den al- of niet-be-
waren 8 Runderen aan de sterkste he-smettings-proeven blootgesteld , zijnde namelijk aan dezelve het bloed van , in een’ lioogen trap aan de Longziekte lijdende , dieren in de neusholten gespoten: voorts was de huidnbsp;daarmede gewasschen , en het water uit de borstholte vannbsp;gedoode dieren , bij wijze van klisteren, in den endeldarmnbsp;gebragt. Insgelijks waren stukken van, in den hoogsten trapnbsp;ontaarde , longen in de neusholten gestoken , enz. Bij eeuenbsp;tweede proef werden 5 stuks Runderen zoo na met longziekenbsp;beesten in aanraking gebragt, dat de lucht van den stalnbsp;in eene sterke mate met de ziekclijke uitwaseming moestnbsp;bezwangerd worden. De Heer küeus meende uit de resultaten , welke hem deze twee proefnemingen, na derzclvernbsp;voleindiging , hadden opgclevcrd, het besluit te mogen opmaken , dat geen der proef-Rundcren door de Longziektenbsp;was aangetast geworden.
Wij kunnen hier al de aanmerkingen niet opnemen , waartoe do overweging van dit onderwerp ter bedoelde gelegenheid aanleiding heeft gegeven. Alleen willen wij niet onvermeld laten, dat de genomene proeven , door sommige der aanwezige leden, niet als voldoende werden beschouwd, omnbsp;daaruit de niet-besmettelijkheid der Longziekte te bewijzen.nbsp;Bij vier, tot deze proeven gebezigde, Runderen hadden namelijk , volgens het berigt van den Heer kuers , aandoeningnbsp;der Longen, verharding {tuherkels), uitwerping uit denbsp;borstholte, koortsige verschijnselen , enz. plaats gevonden ,nbsp;hetwelk veeleer als een bewijs voor dan tegen de besmettelijkheid moest worden aangeuicrkt. Tevens werd de opmerking gemaakt, dat , om over den uitslag van zoodanigenbsp;proefnemingen volkomene zekerheid te erlangen , de proef-Rundereu langer, en wel ecu jaar lang, in het leven behoo-ren tc worden gelaten, daar de ondervinding leert, dat, hij
-ocr page 103-stïielteuden aard der oaclewei'pelijke ziekte niet alleen op veronderstelling of bescliouvving, maarnbsp;vele dieren , de besmetting niet zoo schielijk, maar langzaamnbsp;en sluipend geschiedt: zoodat de ziekte eerst na een langnbsp;tijdsverloop uitbreekt. Had men dus de proef-Runderen later gedood dan nu geschied is, zoo zouden de ziekelijke veranderingen bij de opening eene grootere uitgebreidheid hebben verkregen.
Wij gaan de verdere beschouwingen, welke omtrent het afdoende dezer proeven, en do daaruit. door de Commissienbsp;afgeleide, gevolgtrekkingen in het midden werden gebragl,nbsp;met stilzwijgen voorbij , en moeten te dezen verwijzen naarnbsp;de volgende schriften , waarin de beraadslagingen der bovenvermelde Vergadering in derzelver geheel worden medegedeeld ; Annalen der Landwirtsekaft in den Königlkh Preus-sischen Staaten , redigirt van Dr. Alexander von lengerke,nbsp;Erster Jahrgang , Zweites Heft, S. 449 u. f.; c. j. Fuens, Dienbsp;Frage der Ansleckungsfahigheit der Lungenseuche des Rindvielusnbsp;«. s. w. S. iSl, 210. Volgens een later berigt derzelfde Commissie omtrent de voortgezette proefnemingen werden drienbsp;proef-Runderen, zijnde Koeijen, inderdaad door de Longziektenbsp;aangetast. Deze voorwerpen waren , voor dat dezelve tot denbsp;proefneming werden gebezigd, gedurende zes weken, aanhoudend en oplettend gadegeslagen , zonder dat aan dezelve het geringste teeken van aandoening der longen was waargenomen.nbsp;De ontaardingen hadden bij de opening der dieren volkomennbsp;het aanzien van do ziekelijke veranderingen , welke aan danbsp;Longziekte eigen zijn. Daar de beesten bijna gelijktijdig zieknbsp;werden, zoo stond daarmede ook de gelijkheid dezer veranderingen in verband. Hoewel de voorwerpen , gedurende dezenbsp;proefneming, vrij uaauw tegen elkander gedrongen stonden,nbsp;zoo werd de stal echter door Dr. küers luchtig gehouden. Andere inentingen dan het zaamgedrongen staan cnliggen, ennbsp;het eten van het voeder uit dezelfde krib hadden hier niet
7^
-ocr page 104-op ondervinding en waarneming gegrond is, dan schijnt men hieruit te mogen besluiten, dat zij dienbsp;eigenschap niet altijd of in dezelfde mate bezit ,nbsp;maar dat de Longziekte dan meer dan minder ,nbsp;en somwijlen in het geheel niet, als besinettelijk tenbsp;beschouwen is. De geschiedenis levert daarvan elders vele voorbeelden op , en zulks wordt ook doornbsp;de ondervinding in ons land, zooals nader doornbsp;voorbeelden blijken zal, bevestigd. Immers gebeurt het, dat in eenen stal of eene weide slechtsnbsp;een enkel of weinige Runderen door de Longziektenbsp;worden aangedaan, terwijl in andere, en wel denbsp;meeste, gevallen een grooter getal wordt aangetast. Het is te dezen aanzien met de Longziektenbsp;niet anders dan met vele andere besmettelijke ziekten , b. v. met de Runder-pest, de Schaaps-pok-ken, den kwaden Droes, de Honds-dolheid ennbsp;andere, gelegen. Ofschoon niemand aan dezenbsp;ziekten een besmettend vermogen zal ontzeggen,nbsp;zoo oefenen zij dezen invloed niet onvoorwaarde-lijfc en altijd uit. Men weet, dat eene smetstof-fe, zal zij de haar eigene werking op andere gezonde voorwerpen uitoefenen, bij deze de voorbe-schiktheid moet aantreffen , niet alleen om denbsp;plaats, behalve dat enkele malen de neus besmeerd werdnbsp;met het uitvloeijcude vocht uit de neusgaten der longziekenbsp;Runderen. Hetzelfde werd verder ondervonden op eene hoevenbsp;te Möglin , alwaar ook de besmettelijkheid der Longziekte ,nbsp;door proef-besmetting, bevestigd werd. {Annalen der Land-wirtschaft, Zweiten Bandes, Zweites Heft, S. 345).
-ocr page 105-stuelstofit; op te nemen i, maar ook om , op eeue eigene wijze, daarop terug te werken, zoodanig, datnbsp;het ligchaam, waarop de smetstoffe wordt overge-plant, in dezelfde ziekelijke levens-stemming wordtnbsp;gebragt, welke bij het voorwerp, waarvan het cow-iagium afkomstig is, plaats heeft. Bij elke besmetting worden twee voorwaarden vereischt, namelijknbsp;eene voorbeschikkende oorzaak , of de vatbaarheidnbsp;van het dier, om besmet te worden, eueenegele-genheids-oorzaak of de smetstoffe zelve. Ontbreektnbsp;eene derzelve, zoo volgt er geene besmetting j isnbsp;wel de smetstoffe aanwezig, doch ontbreekt de vatbaarheid voor haren invloed in het andere ligchaam,nbsp;dan laat zij hetzelve onaangedaan; er vdlgt namelijknbsp;geene terugwerking. De vatbaarheid voor besmetting kan tijdelijk verminderd of versterkt zijn, ennbsp;naar dezen toestand zal de smetstoffe, als aanleidende oorzaak , dan eens krachtiger moeten zijn,nbsp;of, op eenen anderen tijd, minder wei’kzaam behoeven te wezen, om de ziekte voort te brengen.nbsp;Somwijlen ontbreekt de voorbeschiktheid of betnbsp;vermogen, om op de smetstoffe, hetzij dezelvenbsp;kunstmatig op de gezonde voorwerpen, namelijknbsp;door inenting, wordt overgebragt, hetzij deze laatste aan eene natuurlijke besmeltings-wljze, zoo alsnbsp;men het noemt, worden blootgesteld, terug te werken, geheel; en in dit geval blijft de smetstoffenbsp;zonder alle uitwerking. Deze onvatbaarheid voornbsp;besmetting kan slechts lijdelijk zijn, of levenslangnbsp;bestaan, In het eerste geval ziet lucn , dat de die-
-ocr page 106-ren, ongeacht zij aan de besmetting zijn blootgesteld , van de ziekte langeren of korten tijd verschoond blijven, terwijl zij niet zelden later nog worden aangetast (‘).
Ook ten aanzien der smetstoffe of de gelegen-belds-oorzaak, kan een soortgelijk verschil plaats
(^) Zoo entte uertwig twee-, drie-, en viermalen eenige Honden met het dolgif in, zonder gevolg, terwijl dezelvenbsp;bij eene volgende inenting werden besmet; bij andere volgde de besmetting na de eerste inenting. Een Mops-hondnbsp;weerstond , gedurende drie jaren , alle besmettings-proeven ,nbsp;terwijl zeven andere Honden , op verschillende tijden metnbsp;denzelven ingeënt , telkens besmet werden, [Beitriige zvrnbsp;nahem Kenttniss der Wuthkrankheit oder ToUheit der Jlun-de; Nebst Verruwt von c. w, nuFELAND, Berlin 1829, S. 168).
Dergclijke voorbeelden treft men bij elke besmettelijke Veeziekte aan , en zelden gebeurt het, dat hij het uitbreken der Schaaps-pokken onder eene kudde, als ook bij de Kunder-post, bij het Mond- en Klaauw-zeer , niet een of meerderenbsp;voorwerpen van deze ziekten geheel verschoond blijven, ennbsp;zulks of voor eenen tijd of voor het geheele Ieren. Ten aan-'zlen der Schaaps-pokken heeft men zelfs ondervonden, datnbsp;de vatbaarheid, om door het pok-gif te worden besmet, hijnbsp;geheele of gedeeltelijke kudden kan ontbreken , [l/ebcrnbsp;Anomalien in dem Erfolge der Schafpochen-Impfung vonnbsp;STEINER, in het Magazin fiir die gesammte Thierheilkundenbsp;von GURLT uud HERiwiG , B. IV. S. 302. B. YIII. S. 90.nbsp;Hetzelfde heeft plaats ten aanzien der Longziekte. De gevallen toch zijn zeldzaam, dat door dezelve alle Runderennbsp;van deuzclfden stal of dezelfde weide , indien namelijk denbsp;Vee-stapel eenigzins talrijk is, daardoor worden aangetast.nbsp;Er zijn mij zelfs voorbeelden bekend, dat de ziekte zich opnbsp;talrijke stallen slechts tot een enkel of weinige Runderennbsp;bleef tepalen, zonder dat er de geringste voorzorgen vannbsp;afzondering weiden genomen.
-ocr page 107-lieblien als met betrekking tot de voorbescliiktlieid. Voorzeker is de smetstofie niet in alle tijdperkennbsp;der ziekte even krachtig of werkzaam ter voortbrenging van besmetting. Zulks staat mede innbsp;overeenstemming met andere contagien. Zoo isnbsp;b. V. de smetstofie der Runderpest, welke tot denbsp;inenting gebezigd wordt, bet werkzaamst op dennbsp;tweeden of derden dag , nadat de oogen van betnbsp;zieke Rund beginnen te vloeijen , dat is, op dennbsp;9’'“ of dag na de besmetting , als wanneer denbsp;sloffe iets kleverig en te zamenboudende is geworden. Wordt dezelve later genomen , dan verliestnbsp;zij baar aanstekend vermogen grootendeels of geheel ; zoodat alsdan vele inentingen mislukken.nbsp;Dat bet bij de inenting van het 3Iond~ ennbsp;Klaauw-îr, alsmede der Koepokhen, veel afhangt , om dezelve wel te doen slagen , van dennbsp;tijd, waarop de smetstoffen genomen worden, innbsp;betrekking tol derzelver werkzaamheid, is den Geneesheer zoowel als den Vee-arts te zeer bekend,nbsp;dan dat bet noodig zal zijn hierover breedvoerigernbsp;uit te weiden.
Indien er nu alle grond bestaat, om een soortgelijk kracbls-verscbil, ten aanzien der smeistoffe, bij de Longziekte aan te nemen, zoo zijn wijnbsp;echter tot dus ver niet in staat, om juist te bepalen , van welke omstandigheden de meerdere ofnbsp;mindere werkzaamheid der sloffe hier afhangt, ennbsp;in welk tijdperk der ziekte de besmettende eigen-gensebap het sterkste is. Sommigen bonden de
-ocr page 108-Longziekte alleen in het tweede en derde tijdperk voor besmettend. Dan , wanneer men bij denbsp;Longziekte van tijdperken spreekt, meen ik, datnbsp;daaronder alleen kan verstaan worden een meer ofnbsp;minder gevorderde trap der ziekte, waaraan geennbsp;bepaalde tijd kan verbonden worden, in welkendenbsp;ziekte, volgens eene geregelde opvolging van anderenbsp;verschijnselen, eene veranderde gedaante aanneemt.nbsp;Men zal, mijns oordeels, slechts twee hoofdtijdperken kunnen aannemen, namelijk een t;er-borgen en een openbaar tijdperk, welke men ooknbsp;in het koortsvrije en koortsige tijdperk zal kunnen onderscheiden (“). De tijd , welke tusschen hetnbsp;oogenblik der besmetting en het te voorschijn komen van de wezenlijke ziekte-verschijnselen verloopt , is bij deze ziekte inderdaad onstandvastigernbsp;dan bij eenige andere, tot dus ver bekende. Veeziekte — de Honds-dolheid misschien uitgezonderd — en verschilt zoo zeer bij onderscheidenenbsp;besmettingen , dat de uitwerking zich daarvannbsp;somwijlen binnen weinige dagen vertoont , terwijlnbsp;zulks in andere gevallen eerst na verloop van meerdere weken en maanden plaats heeft. Ja, mij isnbsp;het geval bekend, dat een Rund van eenen stal,nbsp;waarop vroeger de Longziekte had bestaan, werdnbsp;aangekocht, en naar eene andere hoeve gevoerd , 1
F. I. KönBER: Die Erankheiten des Rindviehes und die wichtlgsten Erankheiten der kleineren Ilauss'dugethiere Th.nbsp;1. S. 124, Berlin 1843, neemt ook deze lioofd-tijdperken aan.
-ocr page 109-gelegen in eene sti'eek, alwaar op meerdere uren afstands geene Longziekte aanwezig was, bij welknbsp;Ruud dezelve zich na bijna een jaar tijds nog ontwikkelde , als het gevolg der besmetting, welke hetnbsp;op de plaats van deszelfs vorig- verblijf had opgedaan , en van daar naar elders medegebragt. Vannbsp;zoodanige langdurige sluimei-ing der smetstoffe in’nbsp;de ligchamen der Runderen worden door anderennbsp;meerdere voorbeelden medededeeld (‘).
Verder leert de dagelijksche ondervinding , dat de verschijnselen, zelfs in een meer gevorderdennbsp;staat der ziekte, bij de onderscheidene dieren, almede zeer aanmerkelijk verschillen. Er komen gevallen voor, dat men naauwelijks iets buitengewoons aan het longzieke dier opmerkt, hoewelnbsp;hetzelve daardoor in eenen sterken ti-ap is aangedaan (®)i Ook in de gevallen, alwaar tot de afma-
(‘) Annalen der Landwirtschaft, Band I, S, 464,
P) De Heer b. j. c. rvnders deelde mij daaromtrent de volgende waarneming mede. Op den stal van e. de bruin ,nbsp;buiten de Tolsteeg-poort te Utrecht, brak in Maart 1840 opnbsp;nieuw de Longziekte uit, \vaardoor tot in Mei daaraanvolr-gende 11 stuks Runderen van verschillenden ouderdom werden aangetast. De ziekte liep hier thans niet ongeluk^-kig af, dewijl van de bedoelde elf Runderen slechts 3nbsp;overleden en 8 opkwamen. De dood volgde binnen 12nbsp;dagen , en bij ééne Koe binnen 24 uren. Daags voor dennbsp;dood kon aan dit beest niets ziekelijks worden opgemerkt,nbsp;dan alleen eene verzwakking in het achterstel, aan verlam-ming grenzende, De overige verrigtingen waren alle geheelnbsp;natuurlijk, de eetlust zelfs sterk, de hcrkaauwiug en ent-
-ocr page 110-ïsing van het schgnbaar gezonde Vee wordt overgegaan , met oogmerk om den voortgang der ziekte te stuiten , heeft men, gelijk zulks nader zal worden aangetoond, meestal meer of min aanmerkelijkenbsp;veranderingen in de borst-organen,- met uitstorting van water en plastische stoffc enz., aangetroffen , aan welke dieren uitwendig nog geene kenmerkende ziekte-teekenen werden waargenomen.nbsp;Op welken tijd nu bij de Longziekte het vermogen , om andere Runderen te kunnen besmetten,nbsp;lastingen geregeld. De Heef nvNDEas vernam met verwondering den onvcrwachten dood van dit Rund, en zou getwijfeld hebben, of het wel aan de Longziekte ware gestorven,nbsp;zoo niet de opening van het ligchaam hem daarvan volkomen had overtuigd. Hij werd dan ook hierdoor in zijn gevoelen bevestigd, dat de Longziekte werkelijk bij Runderennbsp;kan bestaan , zonder dat deze zich door duidelijke en kenmerkende verschijnselen openbaart. Hij voert ter staving vannbsp;dit gevoelen nog het geval aan van cene Koe, die vroegernbsp;de ziekte had doorgestaan, en thans, bij voldoende eetlust,nbsp;behoorlijk melk gaf, en natuurlijk herkaauwde, doch opnbsp;het onverwachts stierf. Bij de opening bleek het, dat denbsp;longen bijna geheel in de gewone ontaarding deelden.
Op den Augustus 1840, gaf de gemelde Vee-arts de toestemming tot het slagten ceuer Koe van een anderen eigenaar , welke tot daags te voren volkomen gezond scheen,nbsp;zijnde glad in het haar, goed gevoed, en inwendig door ennbsp;door vet. Alleen daags te voren toonde het Rund zich ietsnbsp;minder vlug, at met geringe graagte, terwijl er uitvloeijingnbsp;van slijm begon plaats te hebben. Bij de opening werd denbsp;linker long geheel ontaard, de regfer volkomen gezond bevonden.
-ocr page 111-geboren wordt, en tot hoe lang de dieren, welke van dezelve opkomen, nog dit schadelijk vermogennbsp;beliouden , valt, mijns oordeels , niet met zekerheid te bepalen. Het verborgen en geheel onkenbaarnbsp;bestaan der ziekte, gedurende een onbepaalden tijd,nbsp;is eeneeigenschap, waardoor zich de Longziekte vannbsp;de overige ziekten bij het Rund — indien men nietnbsp;de paarhiekle of zoogenaamde inwendige pok~nbsp;kiekte (cachexia houm tuberculosa) misschien mogenbsp;uitzonderen — onderscheidt; en deze eigenschapnbsp;werkt krachtdadig mede, om dezelve te doen voortduren en hare verspreiding te bevorderen, dewijlnbsp;zoodanige Runderen, bij welke de ziekte reeds innbsp;het verborgene bestaat, meermalen van de besmettenbsp;stallen of weiden , langs omwegen, op de marktennbsp;gebragt, of ook uit de hand verkocht, en naarnbsp;eldei’s vervoerd worden, de besmetting steeds metnbsp;zich dragende. Voorts wordt hierdoor de aanleiding weggenomen, om in tijds eene gepaste geneeswijze aan te wenden, ten einde de verderenbsp;ontwikkeling der long-verharding en de uitstortingnbsp;van plastische lympha en weivocht in de borstholtenbsp;voor te komen.
Het verschil, met opzigt tot den meer langzamen of spoedigen voortgang der ontwikkeling, kan nunbsp;gelegen zijn in de individuele gesteldheid van hetnbsp;dier, hetwelk aan de ziekte lijdt , en afhangen vannbsp;de meerdere of minder sterke reactie, welke de levenskracht op den zlekte-prikkel, hetzij deze gelegen is in de aangebragte smetstoffe, ofin een ander
-ocr page 112-ziéktebeginsel moet gezocht woideu , uitoefent, waaruit verschillende uitwerkingen op het geheelenbsp;gestel voortvloeijen, ten gevolge waarvan de Longziekte een meer hevig of langzaam beloop aanneemtjnbsp;en onder eenen acuten. of chronischen vorm tenbsp;vooi'schijn komt. Voor zoo ver dezelve van besmetting afhangt, kan misschien ook in de smetstolFonbsp;zelve verschil gelegen zijn, als welke, zoo als hierboven is opgemei-kt, waarschijnlijk niet altijd innbsp;haren aard volkomen aan zich zelve gelijk is, maar^nbsp;naar omstandigheden van het dier, bij hetwelk zijnbsp;wordt voortgebragt, afhankelijk van den ouderdom , trap en de vordering der ziekte, de tempe-i-atuur des dampkrings, de jaargetijden en anderenbsp;invloeden, dan eens sterker, dan eens zwakker kannbsp;zijn, om een besmettend vermogen uit te oefenen.nbsp;Zelfs schijnt het onbetwistbaar, dat de Longziektenbsp;nu en dan kan voorkomen zonder eeuige besmettende hoedanigheid te bezitten , even als zulks bijnbsp;andere ziekten wordt waargenomen, waaromtrent denbsp;ondervinding leert, dat zij dan eens in eene hoogenbsp;mate besmettend, dan minder aanstekende, en somwijlen van alle besniettelijke eigenschappen ontblootnbsp;is, zonder dat zulks aan de uitwendige gedaantenbsp;der ziekte kan worden onderkend. Meermalen tochnbsp;blijven b. v. Paarden, die zelfs een aanmerkelijkeunbsp;tijd naast de zoodanige, welke aan den kwadennbsp;Droes lijden, in stallen hun verblijf houden, vannbsp;alle besmetting bevrijd, terwijl op andere tijden dezenbsp;ziekte spoedig, en als door eene enkele beademing.
-ocr page 113-door de laaisle aan de gezonde voorwerpen wordt medegedeeld. Hierin kan dan ook alleen de zoolangnbsp;voortgeduurd hebbende, en hier en daar nog bestaande, twijfel gegrond zijn: of de kwade Droesnbsp;besmettend %ij ^ al dan niet ? Uit zoodanig verschil , met betrekking tot de meerdere of minderenbsp;besmettelijkheid der Longziekte, schijnt het ooknbsp;alleen eenigermate verklaarbaar , dat dezelve doornbsp;sommigen onder Aq eenvoudige ^ niet-besmettende ^nbsp;^ptwatische ziekten wordt gerangschikt (’). Wij voor
(*) Zoo was nüZAKD van gevoelen, dat de Longziekte , welke , in de hier boven opgegevene jaren, te Parijs werdnbsp;waargenomen , niet besmettelijk was, zijnde hom geen stellig geval voorgekomen, waardoor hare besmettende eigenschap bevestigd werd. Hij merkt evenwel op, dat het hoogstnbsp;mocijelijk is, onder een zoo groot aantal van medewerkendenbsp;oorzaken, waaraan hij den oorsprong dezer ziekte meent tenbsp;moeten toeschrijven, omtrent hare al- of niet-besmetlelijk-heid, beslissende resultaten te verkrijgen; vooral ook, omdatnbsp;de proeven moesten genomen worden in het middelpunt,nbsp;alwaar de ziekte reeds bestond, en op dieren, die reedsnbsp;langen tijd de kiemen derzelve bij zich konden dragen,nbsp;vóór dat zij aan de besmetting werden onderworpen {Instructions , pag. 33). Hoe zeer de besmettelijke aard van een ennbsp;dezelfde Vee-ziekte meermalen kan verschillen, ofschoon ondernbsp;dezelfde gedaanten voorkomende, daar van levert ouder anderen het Miltvuur meerdere voorbeelden op. De smetstoffe,nbsp;welke bij deze anthraxaardige ziekte ontwikkeld wordt ,nbsp;werkt in vele gevallen als ecu doodelijk vergif opmenschennbsp;en dieren , waarop hetzelve wordt aangewend , hetzij doornbsp;bezoedeling met het bloed , of door het nuttigen van hetnbsp;vleesch of den af val der, aan deze ziekte gestorvene, voorwerpen. In andere gevallen is dit gif zachjer, en somwij-
-ocr page 114-ons echter raeenen, dat, ten aanzien eener ziekte, om den naam van besmettende te kunnen dragen ,nbsp;niet vercischt wordt, dat zij altijd en onvoorwaar-delijk een besmettend vermogen uitoefene , dewijlnbsp;hiertoe meer dan eene voorwaarde, en de gelijktijdige zamenwerking van meerdere invloeden gelen schijnt hetzelve onschadelijk te zijn voor andere dieren,nbsp;hoewel de oorspronkelijk aangetaste voorwerpen aan de ziektenbsp;sterven. Dit verschil, ten aanzien van de kwaadaardigheidnbsp;der smetstoffe, wordt door onderscheidene Schrijvers bevestigd (j. D. noFACKisii, Lehrhuch über die gewönlichen All-gemeinen Krankheiten des Pferdes, Mindviehes, Schafes ,nbsp;Schmines, Hundes , u. s. w., Tubingen 1823 , S. 37) ,nbsp;die verzekeren meermalen zonder eenig nadeel de , aan hetnbsp;Miltvuur gestorvene, Runderen te hebben geopend, ook denbsp;inenting aan gezonde dieren zonder eenig gevolg te hebbennbsp;beproefd, terwijl de huiden van gestorvene beesten, opnbsp;deze gelegd , dezelve niet hesmetteden , gelijk mede kalveren schadeloos met de melk van de zieke Runderen werden gevoed. Zelfs werd het vleesch van geslagle Runderen somwijlen zonder nadeel genuttigd, hetgeen ook doorn.nbsp;A. GREVB , te Oldenburg, [Erfahrungen und Beobachtungennbsp;über die Mrankheiten der Hausthiere, itn Vergleich mit dennbsp;Krankheiten der Menschen , Oldenburg , 1813 , R. 1. s.nbsp;43—46) en anderen bevestigd wordt. Wij voeren dit alleennbsp;aan ten betooge, dat sommige ziekten bij het Vee , oudernbsp;gelijken vorm voorkomende, nogtans in haren aard , bepaaldelijk wat derzelver besmettende eigenschap betreft,nbsp;aanmerkelijk kunnen verschillen, zoodat zij dan eens innbsp;•eene hooge mate , dan in een minderen trap dit vermogennbsp;bezitten, terwijl zij op een anderen tijd hetzelve geheel ontberen.
-ocr page 115-vorderd worden, maar dat zij zich, onder hel bestaan dezer omstandigheden, aan andere dieren,nbsp;hetzij van hetzelfde geslacht, of ook somwijlennbsp;van meerdere geslachten, kan mededeelen, zulksnbsp;werkelijk meer of minder algemeen doet, en zichnbsp;daardoor bestendig voortplant.
Als zoodanig hebben wy in ons land de Longziekte maar al te zeer leeren kennen. Wij hebben reeds vroeger meerdei-e waarnemingen van denbsp;Vee-artsen MOUWEN, VAN calcar , en rütgersnbsp;medegedeeld, welke voor de besmettelijkheid dernbsp;Longziekte pleiten. Met deze eigenschap staat denbsp;uitbreiding, welke zij bij ons heeft verkregen, zoo-als wij dezelve hebben aangewezen, in het naauw-ste verbaad. Op dezelfde eigenschap berust medenbsp;de voordeelige uitw'crking, welke men , zoo hiernbsp;als elders, heeft ondervonden van cene strengenbsp;afzondering der zieke van de gezonde Runderen,nbsp;en van het dooden der aangetaste en verdachtenbsp;voorwerpen, tot stuiting van den voortgang dernbsp;ziekte aangewend.
Wij meenen dus het betwiste punt der al- of niet-besmettelijkheid op zich zelve te zeer alsnbsp;voldongen te kunnen beschouwen, dan dat het, nanbsp;al het geen daaromtrent reeds is aan het licht ge-bragt, volstrekt noodig zou kunnen geacht wordennbsp;het besmettend vermogen der Longziekte door verdere bewijzen te staven. Wij oordeelen echternbsp;niet te kort te mogen doen aan het regt van hen,nbsp;die te dezen aanzien voor als nog eene andere
-ocr page 116-80
denkwijze zijn toegedaan, om daadzaken in plaats van bloole uitspraken te verlangen, en wij zullennbsp;daarom hier eene en andere waarnemingen latennbsp;volgen, welke tot bevestiging der vroegere mede-deelingen omtrent de besmettelijkheid der Longziekte kunnen dienen (‘).
In den nacht tusschen den 4'1'“ en S'1'” November 1837, overnachtten, in het Logement de Heibloem ^ bij CORNELIS VAN DEN HEYDEN, onder de Gemeente Oirschot (Provincie Noord-Braband),nbsp;bijna een uur van de kom van het Dorp verwijderd, eenige kalfdragende Runderen, komendenbsp;van de Gorinoliemsche markt, waaronder zichnbsp;tevens een jonge Stier bevond, die, uit hoofde,nbsp;dat hij op reis ziek was geworden, gestald werd ,nbsp;terwijl het overige Vee des nachts bleef weiden (®).
Men zie hieromtrent het Fee-orfs. Magasijn, D. III. bladz. 109, 163, 172 , 178, 176, 197, 209, 227 en op andere plaatsen. In de vroeger aangehaalde Verhandeliugcanbsp;van PETUY, VERHETEN CU DELWARD, vvordt de besmettelijkheid der Longziekte door vele afdoende voorbeelden overtuigend bevestigd.
(5) Deze mcdedccling is getrokken nit de Rapporten der Commissie, tot het onderzoek en de behandeling der Longziekte te Oirschot in 1838 , door den Heer Gouverneur vannbsp;Noord-Srahand , aangesteld , bestaande uit den Heer lir, p,nbsp;E. DE LA COURT, Lid der Provinciale Commissie van Landbouw , den Heer Med. Doet. j. f. g. moleschot , Lid dernbsp;Provinciale Commissie van Geneeskundig Onderzoek en Toc-voorzigt, den Heer w. f. rykzen , Vee-arts der Eerste klasse,
-ocr page 117-Den volgenden dag, zijnde Zondag, werden deze Runderen gebragt bij leojvardüs wouters , insgelijks Logenienlbouder, wonende te Oirschot^ een groot uur van bet vorige logement verwijderd,nbsp;alwaar insgelijks de Vaarsen werden geweid, ennbsp;de Stier opgestald. Deze wei’d nu , vermits denbsp;koopman geen kans zag, om het dfer verder tenbsp;vervoeren , verkocht aan CORNEEIS LATTNIIOUDERS ,nbsp;Bouwman , wonende almede te Oirschot, die dezennbsp;Stier trachtte te doen genezen, om denzelvennbsp;vervolgens als Spring-stier te gebruiken. Dan,nbsp;langzamerhand verergerende , ging men, op dennbsp;^den November daaraanvolgende, over tot de afmaking van denzelven.
Op den 2'^'“ December eerstvolgende, werd eene Melkkoe van cornelis van der heyden ziek, welke op den 12'*'“ dag der ziekte stierf.
geadsisteerd door deu Heer Burgemeester der' Gemeente Oirschot.
Door den Heer verueten wordt mede een voorbeeld aangehaald , dat na de huisvesting van Vee, uit streken afkomstig, alwaar de Longziekte heerschte, in eeneu stal van gezonde Eunderen, deze, vier weken na hot vertrek dernbsp;eerstbedoelde, door dezelfde ziekte werden aangetast, (t. a.nbsp;p. pag. 146),
Dat, door het verblijf van verdacht Vee, gedurende cenen enkelen nacht, in cenen stal, in 1835, de Longziekte aan het,nbsp;zich daarin bevindende , Vee werd medegedeeld. bij hetwelknbsp;dezelve, na verloop van vier weken, uitbrak , wordt vermeldnbsp;door den Vee-arts stepiian , te Munster, [gürlt und Hert-Wlfi , Magazin, u. s. w. B. V. S. 478).
IV. Deel, nbsp;nbsp;nbsp;8
-ocr page 118-8*2
Op den 8quot;*'“ dier maand , werden wederom Iwee Melk koeijen, die naast de -vorige hadden gestaan,nbsp;door de ziekte aangetast; waarvan de eene stierfnbsp;op den 10'quot;“ dag der ziekte, terwijl de andere,nbsp;geheel vermagerd zijnde, op den 3''“ January 1838,nbsp;door de daartoe benoemde Commissie, werd gedood en geopend.
Eene vierde Melk-koe werd aangetast op den H'*™ December, en overleed op den 2rquot;“ dier maand.
Een tweejarige Os, bij welken de ziekte op den 27'‘““ December uitbrak, stierf op den Januarijnbsp;1838 ; dezelve werd insgelijks op den S'*'quot; January, in tegenwoordigheid der Commissie, geopend.
Bij LEONARDÜS WOUTERS werden eene Melk-koe en een jarig Vaars-kalf op den 12‘‘'“ December ziek;nbsp;het Kalf stierf binnen twaalf uren tijds; de Koenbsp;werd , door de bedoelde Commissie, op den 5'*'“nbsp;January 1838 gedood. Dezelve was alstoen geheelnbsp;vermagerd.
Bij al deze Runderen , aan de opening onderworpen zijnde, werden de veranderingen aan-getroffen, welke de standvastige kenmerken der Longziekte, onder de gewone wijzigingen , uitmaken , die wij niet noodig achten op te noemen.
Daar nu de ziekte zich voor het eerst in deze streek kwam te openbaren , en dezelve zich nognbsp;slechts tot twee punten bepaalde , werd , in hetnbsp;algemeen belang , nuttig geoordeeld eene opofferingnbsp;te doen , daarin bestaande, om de overige Plunderen op de twee stallenbij coRNEiis van der het-
-ocr page 119-DEN, bestaande in 1 Melk-koe en 3 Vaarsen, en bij LEOJfAFiDüs wODTEas, in 1 zieke, 2 nog schijnbaar gezonde Melk-koeijen, en l Kalf van nagenoeg veertien dagen oud , te dooden. Bij het ziekenbsp;Rund van laatstgenoemden eigenaar werd de linker long-kvvabbe bijzonder zwaar ^ brokkelig, ennbsp;vleezig gevonden , en zoodanig aan de borstwandcnnbsp;vastgegroeid, dat dezelve moeijelijk van dezelvenbsp;kon worden afgetrokken , zonder aan stukken tenbsp;worden gescheurd. Bij het aftrekken der huid zagnbsp;men verscheidene i’oode bloedige strepen, welkenbsp;de Yee-arls RrKZEJV verklaarde bij geen der overigenbsp;Runderen te hebben waargenomen. Bij een dernbsp;schijnbaar gezonde Runderen, zijnde eene vierjarigenbsp;Melk-koe, die eenige dagen te voren was begonnennbsp;te hoesten en de melk verloren had, was de linkernbsp;long-kwabbe, ter grootte van een klein thee-scho-leitje, op twee plaatsen aangedaan , uit welke plaatsen zich bij eenige drukking eene geelachtige stofienbsp;ontlastte. Bij de andere, zijnde eene vijfjarige Koe,nbsp;waaraan men hoegenaamd niets ziekehjks had opgemerkt, was de linker long-kwabbe, ter groottenbsp;van een Hollandschen dukaton, verhard. Aan hetnbsp;Kalf, van deze Koe geworpen, hetwelk nu nagenoeg veei’tien dagen oud was, vverd niets tegenna»nbsp;luurlijks waargenomen.
De Runderen van CORNEIIS VAN DER HEIDEN, waren, vóór de afmaking, oogenschijnlijk gezond,nbsp;en sprongen vrolijk, toen dezelve van den stalnbsp;werden gehaald; doch bij de opening bleek, dat
by drie, en wel het ergst, bij de vijfjarige Koe, de regter long-kwab vleezig, en met de ribben tenbsp;zamengegroeid was. Bij eene tweejarige Vaars wasnbsp;tevens de leverbotziekte aanwezig; terwijl bij denbsp;andere Vaars de longen nog niet vleezig, dochnbsp;zeer bleek waren, en in kleur van gezonde longennbsp;verschilden. Wijders wordt nog in dit Verslag opgemerkt , dat de bewuste Stier, waardoor schiernbsp;buiten eenigen twijfel de besmetting was aange-bragt, in de beide opgenoemde logementen, toennbsp;men dezelven buitenshuis trachtte te brengen , zichnbsp;losrukte, en nu tusschen het Vee liep der eigenaren, Juist die Rundei-en, naast welke hij zichnbsp;eenen korten tijd had opgehouden, werden hetnbsp;eerst door de Longziekte aangetast. Wouters hadnbsp;bovendien ook zijn Vee het hooi laten gebruiken ,nbsp;hetwelk den Stier was voorgeworpen geweest. Denbsp;Heer rykzEiV voegt er bij , dat ook hier geblekennbsp;is , dat de Runderen reeds in een vrij ergen trapnbsp;de Longziekte kunnen hebben, alvorens zij zulksnbsp;door eenige teekenen doen blijken. Door de verdernbsp;genomene maatregelen van zuivering der stallen,nbsp;helf verwijderen en onderbrengen der meststoffen,nbsp;het verbod, om vooreerst Vee op de bedoelde stallen toe te laten enz., heeft de ziekte in der lijd tenbsp;Oirschot geene verdere uitbreiding verkregen.
Wij zullen hier eenige waarnemingen laten vólgen , door den Heer Vee-arts b, j. c. ryndeks medegedeeld, strekkende tot bevestiging van dennbsp;besmettenden aard der Longziekte.
-ocr page 121-bij J. OSKAM, op de Hofstede nbsp;nbsp;nbsp;onder do
Gemeente JJtrecht, openbaarde zich de Longziekte, op den ¦i'*'’quot; November 1839 , b'j een zevenjarignbsp;Rund , betvyelk reeds op den 7'“'“ November overleed. Op dezen dag werd wederom 1 Rund ,nbsp;zijnde vierjarig aangetast, hetwelk op den 15'‘quot;‘nbsp;stierf. Tot den 21®''“ December bleef de genoemdenbsp;Landman van de ziekte verschoond ; doch nunbsp;ontstond dezelve bij 1 vierjarig Rund, hetwelk,nbsp;op den 29'“““ Januarij 1810 , volkomen hersteldnbsp;scheen. Daarna openbaarde dezelve zich, op dennbsp;24®quot;“ February, bij 1 tweejarig, op den 17“quot;“nbsp;Maart, bij een achtjarig^ op den 24®quot;quot; Maart, bijnbsp;1 eenjarig, en, op den 2“'“ April, bij 1 tweejarignbsp;Rund. De drie eerstgenoemde stierven alle binnen negen dagen ; het laatste werd , onder denbsp;behandeling van gemelde Vee-arts, hersteld. Nognbsp;werd later , op den 18'''quot; April, 1 zesjarig Ruudnbsp;aangetast, hetwelk Op den 23®quot;“ dier maand stierf,nbsp;en op 25 April 1 vijfjarig, dat op 26 Mei overleed.
O vei’ het geheel nam de Longziekte bij dezen Vee-houder eenen langzamen voortgang. Vroegernbsp;had dezelve niet onder zijn Vee bestaan; dochnbsp;hetzelve had, in den Zomer van 1839 , naastlong-zieke Runderen gegraasd , waardoor het meer dannbsp;waarschijnlijk is besmet geworden (‘).
t‘) Bij denzelfden Landman kwam dezelfde ziekte, in het laatst der maand Februarij 1844 , nog wederom te voorschijn bij cene
-ocr page 122-Op de Hooge-ff^eide , builen de Calharijne-Poorty onder de Stad Utrecht, bij den Landman A. VERMEüiEïf, werden, van 13 November 1839nbsp;tot 26 Mei 1840, 13 stuks Runderen door denbsp;ziekte aangetast, waarvan 7 stierven en 6 opkwamen. Reeds vroeger had de Longziekte op dezenbsp;Hofstede geheerscht, en eenige Runderen weggesleept. In den vroegen zomer van 1839, hadden denbsp;laatst ziek gewordene Runderen naast Jongziek Veenbsp;gegraasd. Ook kon geene andere oorzaak beschuldigd worden dan besmetting bij g. J. H. VAN EV-LEVEIT , op den Elsenburg , wiens Vee, in dennbsp;laatsten zomer, was geweid gewoi'den naast Runderen , onder welke de Longziekte heerschte. Vannbsp;16 November 1839 tot 8 September 1840, werden bij dezen Veehouder, in ongeregelde opvolgingen, 21 stuks Vee aangetast, waarvan 14 over-
Koe van zes kalveren, velkc hij reeds in 1840, tijdens het vroeger beslaan der ziekte, op zijne Hofstede , bezat. Nadat dezelve toen was opgehouden , had j. oskam nimmer in de gelegenheid geweest de Longziekte meer te zien , of er iets in denbsp;omstreken van te vernemen. Ook geen zijner huisgenootennbsp;kon met besmet Vee in aanraking zijn geweest. Hij had ,nbsp;sedert den bedoelden tiissehenlijd, geen Vee van elders aangekocht. De afstammelingen van het Vee van 1840 warennbsp;steeds gezond gebleven. Er waren dus mi meer dan drienbsp;jaren verloopen , nadat de Longziekte op deze Hoeve had opgehouden te bestaan. Zal men in dit geval moeten tïenkennbsp;aan cene nieuwe van-zeif-ontwikkeling der ziekte, of daaraan , dat de vroeger ontvangene smetstoffe, meerdere jarennbsp;lang, in het ligchaam als sluimerende is gebleven?
-ocr page 123-leden eiv 6 hei'sleld werden, immers van de ziekte opkwamen. Zoowel bij dezen als bij den laatst-vorigen Veebouder, bad er tusscben bet eerste ennbsp;de volgende ziekte-gevallen eene aanmerkelijke tijdruimte plaats. Bij A. vfiliMECLEjr namelijk vannbsp;13 November, toen slechts 1 Rund werd aangetast, tot 3 Maart daaraanvolgende, en bij G. J. H.nbsp;VAN BYLEVFXT, Van 16 November tot 28 Maart,nbsp;bepalende zicb de ziekte, toen slecbts tot 1 Rund.,nbsp;Nu ging de uitbreiding spoediger voort. Bij G.nbsp;DE BRDIN, buiten de To/s/eeg'-Poor/onder (/i'rec/i^,nbsp;ontstond de Longziekte op nieuw by 1 Rund, innbsp;de maand October 1839. Ook bier werden , totnbsp;15 Maart 1840 , geene Runderen meer aangedaan ;nbsp;docb nu brak de ziekte wederom uil, en werden,nbsp;lot in de maand Mei , 11 stuks aangetast, waarvannbsp;8 berstclden en slecbts 3 overleden. Bij dezennbsp;Veeman bad bet geval plaats, hetwelk opbladz 73nbsp;is vei'raeld, dat namelijk een Pmnd plotseling aannbsp;de Longziekte overleed , zonder dat aan hetzelvenbsp;eenig duidelijk ziekte-verschijnsel bij het leven wasnbsp;opgemerkt. Reeds vroeger, namelijk ih den zomernbsp;van 1839, bad deze Veebouder 3 Runderen aannbsp;dezelfde ziekte verloren. Hij verklaarde geeneaii-dere oorzaak voor het ontstaan derzelve te kunnennbsp;veronderstellen , dan dat hij genoodzaakt was geweest zijn Vee naast longziek Vee te doen weiden.nbsp;Ditzelfde bad almede plaats bij p, koppers, buitennbsp;de Cathaj'ijne-Poort, bij wien , van 5 Decembernbsp;1839 tot 25 Januari) 1840, 8 Runderen werden
-ocr page 124-aangetast, welke, op één na , alle overleden.^ Hoewel dit Vee eene schrale verzorging genoot, ennbsp;slecht gevoed was, kon echter de ziekte niet welnbsp;anders dan aan besmetting worden toegeschreven ,nbsp;door het weiden in de nabijheid van longzieknbsp;Vee, in den vorigen zöiner, als wanneer hij ooknbsp;reeds enkele Runderen aan de Longziekte had verloren. Bij Jf. BAARS, op de Hooge-fVeide woonachtig , werden, van 14 December 1839 tot 4 Aprilnbsp;1840, 5 Rundbeesten longziek, waarvan slechtsnbsp;één , nadat hetzelve het Kalf verlegd had , herstelde ; de overige stierven tusschen den 6''®“ ennbsp;gsicnnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;jjg jg eerste ziekte-verschijnselen. Bij,
A. ACHTERBERG, buiten de Tolsleeg-Poort, brak de Longziekte uit op den 30 December 1839, durende tot den 10 Februarij 1840 voort, binnennbsp;welken tijd 4 Runderen door dezelve werden aangetast , en daaraan overleden , terwijl een vijfdenbsp;Rund geheel verschoond bleef. Bij A ADGOSTiifüs,nbsp;buiten dezelfde poort woonachtig, werd in denbsp;maand December 1839, één Rund aangedaan. Ofschoon dit Rund een tijd lang tusschen anderenbsp;Runderen bad gegraasd en op stal gestaan, namnbsp;de ziekte echter bij dezen Veehouder geen voortgang. Bij H. VAN SOESTBERGEN, wonende buitennbsp;dezelfde poort, naast Johannes den hartog , ondernbsp;vviens Rundvee de Longziekte reeds bestond , ennbsp;waarmede hij dikwijls in aanraking was geweest,nbsp;openbaarde zich dezelfde ziekte, op den 13 Maartnbsp;1840 , aan 2 Melk-koeijen , waarvan de eene over-
-ocr page 125-89.
leed , doch de andere hersteld werd. Nog werd bij B. VAN ztiYLEN, wonende naast JOII. DEN HARTOG ,nbsp;en H. VAN SOESTEERGEN , Wier vee meermalen doornbsp;VAN ZüïLEN was bezocht, de Longziekte waargenomen, op den 15 April van hetzelfde jaar, bij lnbsp;tienjai’ig, en, op den 16 Mei, bij l anderhalfja-rig Rund , welke beide opkwamen.
De Runderen der laatstgenoemde zes eigenaren hadden, even als die van de vroeger vermeldenbsp;Veehouders, gedurende den voora%eganen zomer,nbsp;in de onmiddellijke of korte nabijheid van Vee,nbsp;onder hetwelk de Longziekte bestond , en wel opnbsp;onderscheidene plaatsen, gegraasd.
Dezelfde ziekte openbaarde zich ,. op den 9 Jimij 1840, onder het Vee, voor de vetweidingnbsp;bestemd, van de Heer o. s. de haakt, grazendenbsp;onder de Gemeente Houien, waardoor, tot 17 September , 9 stuks werden aangetast. De 7 eerst zieknbsp;gewordene Runderen stierven alle binnen 14 dagen, terwijl de twee overige zich herstelden. Hiernbsp;ontstond de ziekte kort nadat men een Stier , dienbsp;de Longziekte had , door het land had gedreven ,nbsp;waarin de Runderen graasden. Bij 1 driejarignbsp;Rund van D, DE VREE, buiten de J'olsieeg-Poort,nbsp;vertoonde zich de Longziekte op den 22 Junijnbsp;1840, lïetwelk reeds op den 24 stierf. Waai’schijn-lijk was hetzelve reeds vroeger aangedaan , zondernbsp;dat meu zulks had waargenomen. Voor zoo vernbsp;aan den eigenaar bekend was, had er tusschen zijnnbsp;Vee en andere zieke Runderen geene aanraking
-ocr page 126-90
plaats gehad: doch liad het iju aangetaste Rund, in den -vorigen zomer, op een kamp afstands, bijnbsp;longzieke Runderen moeten grazen. Een tweejarig Rund , toebehoorende aan A. va» sïkenwïk ,nbsp;werd , op den 2, Julij ISiO, aangedaan. Hetzelvenbsp;liad den geheelen vorigen zomer bij de Runderennbsp;van a. J. U. va» BYJLEVEtr geloopen. Dit Rundnbsp;overleed reeds op den 7 Julij daaraanvolgende.nbsp;Ook I Rund van P. DE BUDV», onder Abstede,nbsp;bij Utrecht, had gegraasd naast Runderen, waarvan er, van tijd tot tijd, door de Longziektenbsp;werden aangetast. Bij dit beest werd de ziekte opgemerkt op den 23 Julij, hetwelk, onder de aanwending der, eerst ontstekingwerende, later opwekkende en versterkende, geneeswijze, in het beginnbsp;der maand September , als hersteld , naar de weidenbsp;werd teruggebragt. Nog werden, op den 29 Augustus, 1 anderhalfjarig Rund van H. VERMEüLE»,nbsp;op den S September, 1 driejarig Rund van J. ül-ïEWAAt, en, op den 7 September, 1 drie-en-half-jarig Piund van ƒ. W. KOOIKAR door de Longziektenbsp;aangetast, waarvan het eerstbedoelde stierf, terwijlnbsp;de uitslag der twee laatste aan den Heer RYNDERS ,nbsp;als zijnde dezelve onder de behandeling van eenennbsp;anderen Vee-arts geweest, onbekend is gebleven.nbsp;Al deze drie Runderen waren met longzieke voorwerpen in aanraking geweest. Dezelve haddennbsp;buiten de Caiharijne-Foort gegraasd op de zoogenaamde Hooge-Weide, alwaar de Longziektenbsp;reeds sedert vele maanden aanhoudend had ge-
-ocr page 127-heersclit, en dus eene voortdurende gele0enlieid tot besmetting bestond.
Te Eemnes openbaarde zich de Longziekte y volgens de mededeeling van den Vee-arts f. h. VANnbsp;DOMMELEN, te Baum (Provincie Ulrechl)^ innbsp;den herfst van 1843 , bij vijf Veehouders, alwaarnbsp;dezelve tot dus ver niet onder het Rundvee had.nbsp;bestaan. Zij rigtte bij sommige dezer Landlieden groote verwoestingen aan. Van allen haddennbsp;de Runderen gegraasd vlak tegen over die vannbsp;den Landman H. BIESIIAAR, onder welke laatstbedoelde de Longziekte reeds lang heerschende was ,nbsp;zijnde reeds 9 stuks daaraan overleden.
Ik zou in te uitvoerige vermeldingen moeten treden, indien ik de gevallen wilde mededeelen ,nbsp;boe veelvuldige malen de Longziekte is verbreidnbsp;geworden, wanneer dezelve op algemeene of Gemeente-welden heerschle, alwaar een groot getalnbsp;Runderen bij elkander grazen , die , in den herfst,nbsp;naar de stallen der verschillende eigenaren wordendenbsp;teruggevoerd, deze stallen meestal tot zoo velenbsp;nieuwe brandpunten van besmetting maakten. Eennbsp;enkel voorbeeld moge hier voor vele dienen.
In de maand November 1842, stalde de Landman G. DE KRülF, op de Hofstede Oyevaarshorst, onder de Gemeente Leusden, toebehoorende aannbsp;den WelEdelGeborcn Heer a. j, de beaufort ,nbsp;Lid der Commissie van Landbouw in de Provincienbsp;Utrecht y 17 stuks Runderen op. Onder deze bevond zich ééne driejan’ge Vaars, die den geheelen
-ocr page 128-92
zomer Lij ’s Gruveland, in de Gooiache Gèineen-tc-weide, had geloopem Op deze weide nu bestond de Longziekte, sedert eenigen tijd , onder de aldaar ingeschaarde Runderen. In de eerste helftnbsp;van December, werd de bedoelde driejarige Vaarsnbsp;door de Longziekte aangetast. Op den 20 Ja-nuarij 1843, openbaarde zich dezelfde ziekte bijnbsp;eene insgelijks driejarige Vaars, die twee plaatsennbsp;van het eerstgemelde Rund verwijderd stond.nbsp;Voorts deelden nog, bij opvolging , tot het beginnbsp;der maand April, 8 stuks in dezelfde ziekte,nbsp;van welk tiental 6 kwamen te sterven en 4 behouden zijn gebleven.
Deze voorbeelden, welke ik nog met vele zoude kunnen vermeerderen, indien ik niet vreesde, doornbsp;de gelijkluidenheid der mededeelingen in eene vervelende herhaling te zullen vervallen, zullen welnbsp;tot eene voldoende overtuiging kunnen strekken,nbsp;dat de Longziekte niet alleen door besmetting kannbsp;worden medegedeeld , wanneer zich zieke en gezonde Runderen in dezelfde stallen of weiden onmiddellijk bij elkander bevinden, maar ook indiennbsp;zij op zekeren afstand in elkanders nabijheidnbsp;grazen. Immers mag men als zeker aannemen,nbsp;dat de uitgeademde lucht der longzieke dieren ,nbsp;waaraan de smetstoffe verbonden is , zich gemakkelijk tot de naast omringende weiden, door dennbsp;wind laat overvoeren, welke dan, kor teren oflan-geren tijd, over de oppervlakte van den bodemnbsp;blyvende zweven, door de aldaar zich bevindende
-ocr page 129-Runderen moet worden ingeademd, die op deze wijze besmet zullen worden. Veeltijds zijn ook denbsp;slooten tusschen de weiden niet zoo breed , of denbsp;Runderen kunnen elkander met de koppen naderen , en alzoo de besmetting onmiddellijk mede-deelen en ontvangen (‘).
De volgende gevallen worden mede door den Heer rynoers aangevoerd, als bewijzen voor denbsp;besmettelijkheid der Longziekte, en hoe dezelve
(‘) Een belangrijk voorbeeld , hoe door aanwaaijing de smet-stoffe kan worden overgevoerd, werd mij medegedeeld, door den WelEcrw. Heer h. van ingen , Predikant te Dalennbsp;(Provincie Drenthe) , waargenomen tijdens het heerschen dernbsp;Longziekte in dat Gewest, in 1842. Een Veehouder namelijk,nbsp;wonende in het Gehucht/Jmncreld (Gem. Zteeelo) , verloor cencnbsp;Koe, zijnde de eerste , welke aldaar aan dezelve overleed. Denbsp;eigenaar , op dat tijdstip nog niet met den aard der ziektenbsp;bekend zijnde , zoo was zulks oorzaak , dat men minder zorgnbsp;had gedragen, om het doode Rund diep in de aarde te begraven. Dit gaf aanleiding , dat de begraafplaats spoedig doornbsp;Honden werd ontdekt, die van rondsom op dezelve af kwamen , het graf openkrabden , en zich aan het lijk verzadigden , hetwelk dagelijks herhaald werd. Het graf steedsnbsp;openblijvende , veroorzaakte het lijk een ondragelijken stank,nbsp;zoo zelfs, dat de daartegen over wonende Landman jannesnbsp;oosTiNG, aan de westzijde , genoodzaakt werd zijne grootenbsp;stal-deur gesloten te houden. De aanhoudende oostc-wind,nbsp;die juist woei, toen het beest, door opkrabbing van dennbsp;grond, ontbloot was, dreef de verpeste lucht onafgebroken van den buurman , die aan de oostzijde woonde, opnbsp;de stal-deel van oosiing , alwaar zijn Vee geplaatst was.nbsp;Eerlang openbaarde zich de ziekte onder hetzelve. Men konnbsp;gceiic andere oorzaak vermoeden , dan dat de overgewaaidenbsp;lucht de smetstoffe had aangevoerd.
-ocr page 130-op eene meer of minder onmiddellijke wgze kan worden overgedragen.
Te Weslbroeli (Provincie Utrechl), ontstond de Longziekte in den winter van 1839 tot 1840 , bijnbsp;den Landman W. OTXEN, zijnde aangebragt doornbsp;een Pink , betwelk, elders op een erfhuis zijndenbsp;aangekocht, slechts een korten tijd op zijnen stalnbsp;werd geplaatsh Het dier , dat derwaarts ten verkoopnbsp;was gebragt , omdat het niet wilde groeijen, werdnbsp;nu ziek, besmette het naast aan hetzelve staandenbsp;Rund , waardoor de Longziekte zich zoo hevig ennbsp;spoedig uitbreidde, dat de geheele stal van w.nbsp;OTfEiv • op weinige stuks Vee na, geheel uitstierf.
Bij eenen Landman te Aohtlienhoven, werden , in 1840, op eene weide, 9 Runderen achter elkander door de Longziekte aangetast, op welkenbsp;weide, in het voorjaar, gestorvene Runderen waren begraven.
In 1840 ontstond de Longziekte onder het Vee van eenen Veehouder v. D. ii., buiten de fF'aard-Poort, hetwelk door denzelven werd verzwegen.nbsp;Hij hield eenen Stier, die mede diende, om denbsp;Koeijen van andere Veehouders te dekken. Dezenbsp;stond wel in een afzonderlijk hok, op eenige schreden alstands van het overige Vee verwijderd, dochnbsp;vverd door dezelfde oppassers verzorgd en behandeld. Vele der Koeijen , die door dezen Stiernbsp;besprongen waren, werden door de Longziektenbsp;aangetast. In 1841 overleed de Stier aan dezelfdenbsp;ziekte.
-ocr page 131-/
Op deii stal van een. Landman, te Aohttienho-ven, alwaar geen spoor van Longziekte bestond, werd eene Koe gedekt door den Stier van J. LAM,nbsp;welke Stier voor eenigen tijd de ziekte had gehad,nbsp;doch nu als hersteld werd gehouden. Eenige dagen daarna, werd de gedekte Koe door de Longziekte aangedaan , waaraan dezelve stierf. Er hieven bij dezen Landman, door opvolgende besmettingen , slechts weinige Runderen van dezelve verschoond.
Een derde merkwaardig voorbeeld van besmetting door een’ Spring-stier, en van het lang huisvesten der smetstoffe in het ligchaam, voor dat de ziekte zich openbaart, levert het volgende gevalnbsp;op. Bij de Veehoudster C. VAN DER WILD, tenbsp;Maarssen (Provincie Utrecht), brak de Longziektenbsp;uit, in Maart 1842, bij twee Runderen, en tasttenbsp;achtervolgens 15 stuks aan, waarvan het grootstenbsp;getal stierf. Nu waren de Runderen van dezenbsp;Veehoudster, in den zomer van 1841, besprongennbsp;door eenen Stier van JAN VAN DOORN , in dezelfdenbsp;Gemeente woonachtig, bij wien, in Maart van datnbsp;jaar , en dus een jaar te voren , dezelfde ziekte wasnbsp;begonnen te heerschen. De Stier, die tot de laatstnbsp;ziekgewordene beesten behoorde, was wel van denbsp;ziekte opgekomen, en werd onder de hersteldennbsp;gerekend, ofschoon hij nog steeds slecht gevoed, ennbsp;hoestende was gebleven , en dus niet als volkomennbsp;genezen kon worden beschouwd. Bij de Wquot;*. c.nbsp;VAN DER WILD brak de Longziekte uit, juist bij
-ocr page 132-(lie Runderen ^ welke, door den bedoelden Stier waren besprongen^ zijnde overigens in de Gemeente Maarssen of nabij gelegene omstreken geennbsp;spoor van Longziekte te ontdekken. Er was geennbsp;Yee aangekocht, en de Runderen Van gemeldenbsp;Weduwe waren ook , zoo veel men kon nagaan.,nbsp;met geen longziek Vee y of met lieden, door wienbsp;de ziekte kon zijn medegedeeld, in aanraking geweest. Dezelve was ook bij J. VAN doorn nu reedsnbsp;sedert ongeveer vijf maanden opgehouden. Er isnbsp;wijders geen twijfel aan, of de Longziekte is, in denbsp;streken , alwaar de Koeijen niet algemeen door eigene of bijzondere Stieren, maar door algemeenenbsp;of zoogenaamde lei'Stieren, worden besprongen,nbsp;dikwijls verspreid geworden, daar toch veeltijdsnbsp;deze zoowel bij de reeds besmette of verdachte alsnbsp;bij gezonde Koeijen worden toegelaten.
Een ander voorbeeld van besmetting had in de Gemeente Achtiienhoven plaats, door middel vannbsp;een dekkleed , hetwelk Vroeger op een longzieknbsp;Rund had gelegen. Dit kleed werd gebruikt bijnbsp;de Koe van iemand , onder wiens Vee nog geenenbsp;Longziekte bekend was. Deze Koe werd eenigen tijdnbsp;daarna door de ziekte aangedaan, en stak verdernbsp;het grootste gedeelte van het Vee van den stal aan.
Stellen nu deze waarnemingen, onzes oordeels, de besmettelijkheid der Longziekte ^ door de meernbsp;of minder onmiddellijke aanraking van gezondenbsp;met zieke öf verdachte Runderen , buiten allen redelijken twijfel, de ondervinding geeft ook vele
-ocr page 133-voorbeelden aan de hand, dat de smetstofFe op eene middellijke wijze , door personen , goederen ,nbsp;ook door de meststoffen, kan worden overgedragen : waarvan de navolgende voorbeelden tot bevestiging mogen strekken.
In Mei 1839, ontstond de Longziekte bij den Landman KARS BRY, wonende in de Gemeentenbsp;Westbroük. Bij dezen Veehouder had, in denbsp;maand Maart bevorens, eene begrafenis plaats, alsnbsp;wanneer ongeveer 80 menschen uit de omstreek innbsp;zijne woning tegenwoordig waren geweest. Ondernbsp;deze bevonden zich meerdere Landlieden, op wiernbsp;stallen de Longziekte bestond. Van deze warennbsp;sommige in den stal van BRT gegaan, om zijn Veenbsp;te bezigtigen, hetwelk ook door hen betast wasnbsp;geworden. Na verloop van eeuigen tijd , werdennbsp;eerst één, en kort daarna nog twee Runderennbsp;door de ziekte aangetast. Gemelde Veehoudernbsp;meende het ontstaan der ziekte bij hem alleen aannbsp;dat bezoek te moeten toeschrijven.
Op gelijke wijze werd de ziekte overgebragt bij de W '*. VAN SOEST, te Zuilen, doordien de zoonnbsp;van een anderen , nagenoeg een uur ver vannbsp;daar wonenden. Veehouder, bij wien de Longziekte bestond, hare woning en Vee meermalennbsp;bezocht; en van hier werd dezelve overgedragennbsp;op het Vee van eene, nog verder van daar verwijderde, Veehoudster, namelijk de VAN leeuwen , te Maarsseveen, en zulks almede, nadat denbsp;knecht van deze slechts eenmaal in den stal vannbsp;IV. Deel.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;9
-ocr page 134-de W'**. VAIV SOEST was geweest , om de ziete Runderen aldaai’ in oogenschouw te nemen. Hoenbsp;dikwijls zal niet dezelfde ziekte verspreid zijn geworden door Vee-knecliten en Vee-meiden bij donbsp;verhuizing van hoeven, alwaar zij longziek Veenbsp;hadden behandeld , naar de zoodanige , waarop denbsp;ziekte niet bestond; doch waar dezelve, korterennbsp;of langeren tijd na hunne aankomst, te voorschijnnbsp;kwam? Ofschoon ik mij buiten staal bevind hieromtrent bepaalde voorbeelden bij te brengen, zoonbsp;zijn mij daarvan meerdere gevallen zijdelings ternbsp;oore gekomen, aan de waarheid van welke men tenbsp;minder raag twijfelen , daar deze wijze van over-draging der smetstoffe zich, in verband tot de aangevoerde daadzaken , als van zelve Iaat aannemen.
Ter verdere staving , dat de smetstoffe der Longziekte door menschen kan worden overdragen, en wel op eene wyze, waarop men naauwelijks eenignbsp;vermoeden zou vestigen, kan de volgende mede-deeling dienen, ontvangen van den Heer F. H.VANnbsp;DOMMELEN, Vee-arts der Eerste Klasse te Baaruynbsp;onder dagteekening van 30 Junij 1842. In denbsp;maand M-ei , brak de Longziekte uit bij dennbsp;Landman P. helhorst , in de Birchi onder Soest,nbsp;Op bet oogenblik der dagteekening van het gemelde berigt, waren daaraan 10 Runderen overleden en 8 genezen, of wel schijnbaar hersteld.nbsp;Wat de aanleidende oorzaken betreft, welke totnbsp;het ontstaan der ziekte alhier hebben bijgedragen,nbsp;hieromtrent, zegt de Heer VAN dommelen . moet ik
-ocr page 135-Lekeunen, dat de, door mij met alle naauwkeu» righeid ia het werk gestelde, nasporingen , geenenbsp;volstrekte zekerheid hebbea opgeleverd. A-aa over-gebragte besmetting scheen ia den eersten opslagnbsp;niet te kunnen worden gedacht, daar de gemeldenbsp;Veeman nimmer eenig nieuw Melk-vee aankoopt,nbsp;en zulks uit hoofde, dat op zijne weiden eenenbsp;oorzaak bestaat, waaruit het bloedpissen, {miclusnbsp;cruentus) bij het Rundvee voortvloeit, en waaraannbsp;het vreemde Vee meer onderhevig wordt bevondennbsp;dan hetgeen op zoodanige weiden opgevoed is.nbsp;Om deze reden fokte helhorst steeds, sedert velenbsp;jaren, zijn eigen Vee aan. Ook kon men nietnbsp;veronderstellen, dat de ziekte kon aangebragt zijn,nbsp;doordien deze Landman of iemand zijner huisgenoten in besmette stallen of weiden geweest zoudennbsp;zijn, vermits dezelve in den omtrek niet bestond.nbsp;Later echter gaf de volgende omstandigheid totnbsp;groote waarschijnlijkheid aanleiding, dat hier inderdaad besmetting plaats had gevonden. De gemeldenbsp;Landman namelijk was gewoon zijne schuren, gedurende den winter, te verhuren aan een’ Herdernbsp;tot huisvesting van Schapen. Die Herder had,nbsp;gedurende den laatstverloopen winter, hij eenennbsp;Boer achter Amersfoort^ Runderen, aan de Longziekte gestorven, helpen afvillen, en was daarna ,nbsp;met denzelfden bemorsten broek aan het ligchaam,nbsp;waarmede hij dat werk verrigt had, wederom naarnbsp;zijne Schapen bij HELHORST gegaan. Bij dezen lagen de raap-koeken, voor de Schapen bestemd,
lÜO
op de zoldeiyng (de bilt) boven de Koeijeu. Nu herinnerde IIEIHORST zich, dat hij meermalen dezen Herder had gewaarschuwd, om niet weder,nbsp;met dien broek aan, in zyn achterhuis te komen;nbsp;doch dat hij hem daar later nog dikwijls had aangetroffen. Het geen hierbij vooral opmerking verdient, is, dat de koeken, welke dagelijks doornbsp;hem tot voedsel voor de Schapen moesten wordennbsp;afgehaald, juist boven die Koe gelegen waren, bijnbsp;welke de Longziekte zich het eerst openbaarde.
Een ander voorbeeld wordt door den Heer vaN DOMMELEN medegedeeld , hetwelk niet minder voornbsp;den hoogst besmettendenaard der ziekte, als voornbsp;de gemakkelijke overdi’aging der smetstoffe pleit.nbsp;Zekere Landman, met name tymen glazemaker,nbsp;wonende te Hiluersum , bezocht, in het najaar vannbsp;1842 , zijn Neef, mede aldaar woonachtig. Innbsp;zijne woning zijnde gekomen , zag hij eenige ziekenbsp;Runderen op den stal staan. Niet vermoedende,nbsp;dat dezelve door de eigenlijke Longziekte warennbsp;aangedaan , veronderstelde hij, wegens het kwijlennbsp;en de uitvloeijing van slijm uit den neus en mond,nbsp;dat bij dit Vee het Mondzeer of de zoogenaamdenbsp;Spruw-ztekle bestond, welke ongesteldheid nog hiernbsp;en daar heerschte. Hij wandelde dus gerust langsnbsp;dit Vee heen , bestreek en bevoelde hetzelve,nbsp;terwijl een der zieke Runderen hem tevens zijnennbsp;jas beriekte en belekte, zooals de Runderen ditnbsp;gewoon zijn te doen, indien men vlak tegen overnbsp;dezelve op de stallen gaat staan. Na eenigen tijd
-ocr page 137-hier vertoefd te hebbe», daar onmiddellijk naar zijn eigen land , oni naarnbsp;eene Koe te zien , die op het kalven stond. Dezenbsp;bevoelende, en ziende , dat de banden los waren,nbsp;zoo deed hij haar een touw aan den kop , ennbsp;bragt de Koe op zijnen stal. Dezelve kalfde opnbsp;haren tijd, gaf veel melk , en bleef daarin steedsnbsp;toenemen, totdat zij, na verloop van ongeveernbsp;drie weken , plotseling uit de melk geraakte, zieknbsp;werd, en na twaalf dagen stierli
Men had een, in den omtrek.wonenden, Umpi-rious bij het zieke Ruud gehaald, die in het eerst verklaarde, dat de Koe slechts eene verstoppingnbsp;had in de boekmaag; bij. de opening bleek hetnbsp;echter duidelijk genoeg, dat zij aan de Longziektenbsp;gestorven was. Nu openbaarde zich dezelfde ziekte , na verloop van nogmaals lil dagen, bij hetnbsp;Rund, dat juist naast aan de eerstgemelde Koe hadnbsp;gestaan, en breidde zich verder tot de overigenbsp;Runderen uit, waaraan 8 stuks kwamen te overlijden,nbsp;In September 1839, brak de Longziekte, volgensnbsp;mededeeling van den Heer P. lïeaart, te Tholen,nbsp;van 28 September van het gemelde Jaar, uit,nbsp;onder de Runderen van de WJ. STOLS, op hetnbsp;Eiland Si, Philipsland, waaraan een aanzienlijk getalnbsp;kwam te overlijden. Men zocht lang te vergeefsnbsp;naar de oorzaak van het ontstaan der ziekte op dit,nbsp;geheel op zich zelf gelegen, Eilandje. Gemeenschap met vreemd Vee liet zich niet veronderstellen, daar er, sedert verscheidene jaren, geen Vee
-ocr page 138-van buiten was ingevoerd. De Heer ltbaart merkt op, dat, indien men de stelling, dat de Longziektenbsp;in ons land alleen door besmetting ontstaat, wilnbsp;vasthouden, hier aan een tusschen-niiddel of drager moet gedacht worden, en zulks zou, in hetnbsp;onderhavige geval, daarin kunnen worden gezocht,nbsp;dat zeker werkvolk uit Zuid~Holland, wonendenbsp;in eene streek, alwaar de Longziekte hevig heersch-te, bij afwisseling de gemelde hofstede had bezocht,nbsp;om den vlasbouw te bewerken. Dit gevoelen werdnbsp;versterkt, doordien het bedoelde werkvolk deszelfsnbsp;nachtverblijf had opgeslagen in de nabijheid der eerstnbsp;ziek gewordene Runderen, waardoor deze lieden zichnbsp;dikwijls met dezelve in onmiddellijke aanraking hadden bevonden. Eenigen echter hielden het daarvoor , dat de ziekte veeleer zou zijn ingesleept uitnbsp;de aangrenzende Provincie Noord-Braband, alwaar, tijdens den zomer, eenige jonge Runderennbsp;in de weide waren besteld geweest, die de besmetting bij derzelver terugkomst konden hebben me«nbsp;degebragt Q).
Omtrent het ontstaan der Longziekte onder de Gemeente Uoofdplaal, in de Provincie Zeeland,nbsp;deelde de Heer m. mazüke , Vee-arts der Eerste Klasse, te Ooslburg, onder schrijven van 21
f) De geschiedenis der Longzichle in do Provincie Zeeland vindt men uitvoerig beschreven in de Verhandeling van dennbsp;Heer J. van heuium , Over de besmetlelijka Longziekte ondernbsp;het Rundvee, en de maatregelen en middelen, om dezelvenbsp;af te weren en te siviten ; Zicrikvee 1842.
-ocr page 139-103
Novembev 18^0 , bet navolgende mede. Dezelve brak uit in het begin der maand September vannbsp;dat jaar, bij den Landman p. tEEHHOüTS, in denbsp;gemelde Gemeente woonachtig. Men had hiernbsp;geen vreemd Vee aangekocht, hetwelk door de-stamregisters van al het aanwezige Vee werd gestaafd. Ook werd zulks door naburige, en metnbsp;den Vee-stand van ieenhwjxs bekende, Landliedennbsp;bevestigd. Er was zelis, gedurende twaalf j'arennbsp;tijds, geen stuk vreemd Vee op de hoeve geweest.nbsp;Op publieke wegen kwam het Vee niet, maarnbsp;hetzelve graasde in beslotene weiden. De stapelnbsp;bestond uit Melk-vee , en jonge Runderen , benevens uit een tweejarig vet Rund.
Daar S/. Anna’ier-Muiden, alwaar de Longziekte in Junij bevorens was uitgebroken , op vijf uren afstands van gemelde hoeve gelegen is, ennbsp;er geene menschen uit die streek op de hoeve vannbsp;den Landman EEEJiilouls , noch deze of van zijnenbsp;huisgenooten iemand in de laatstgenoemde plaatsnbsp;aanwezig waren geweest, zoo kon van daar ooknbsp;de besmetting niet zijn overgebragt. Dit een ennbsp;ander deed bij den Heer MAZüRE eenigen twijfelnbsp;ontstaan, of de ziekte, lot onderzoek van welkenbsp;bij, op den 19 October, geroepen was —zijnde hetnbsp;daaraan lijdende Rund nog in leven, terwijl eeui-gen lijd te voren , namelijk op den 10 Oct., eennbsp;voorwej'p, vermoedelijk door dezelfde ziekte aangetast , gestorven was — wel voor de Longziektenbsp;moest worden gehouden.
-ocr page 140-Door de opening van het Rund , hetwelk tot het oogmerk van onderzoek gedood werd , bleek het ,nbsp;dat zijne eerste vei’onderstelling maar al te gegrondnbsp;was, blijkbaar aan de leverachtige verharding ,nbsp;vergrooting, en de gemarmerde ontaarding, waardoor de linker long-kwab was aangedaan. Er werdnbsp;nu nogmaals navraag gedaan, of ev ook van eldersnbsp;vreemde menschen in den Vee-stal waren geweest ?nbsp;En nu herinnerde men zich, dat omstreeks hetnbsp;begin der maand Junij, zijnde bij gelegenheid dernbsp;kermis te Hoofdplaat ^ landloopers -—zoogenaamde leurders in wollen stoffen — in den koestal,nbsp;in het hooi, voor de Runderen bestemd , haddennbsp;geslapen, welke te huis hoorden in I^oord-Bra~nbsp;band (‘), en wel in die streken, welke het digstnbsp;aan Zuid-Holland grenzen, alwaar de Longziektenbsp;bestond. Ofschoon gemelde Vee-arts niet stellignbsp;wil aannemen, dat de smetstoffe alhier door denbsp;bedoelde zwervers is aangebragt, zoo meent hijnbsp;zulks toch voor waarschijnlijk te mogen houden,nbsp;daar zij nu eens op deze, dan wederom op anderenbsp;plaatsen , en wel meest in schuren of stallen slapen , en op deze wijze aan de verspreiding dernbsp;Longziekte bevorderlijk kunnen zijn. Dat tennbsp;minste de ziekte door menschen kan worden over-gebragt, zegt de Heer auzüKE , is reeds lang be-
(‘) Door de» Heer /. van HKRiuivf, worden deze vreemdclmgen opgegeven als waarschijnlijk uit nabij zijnde BelgischeGemeentennbsp;van Wdst-Ylwtnduren te zijn gekomen, (t. a. p. bladz. M).
-ocr page 141-^vezen , zoo door voorbeelden in Gelderland^ als dat van den Heer Burgemeester r. DK BRUINE tenbsp;St. Anna-ler-Muiden. Deze namelijk was, bijnbsp;gelegenheid , dat de Longziekte in deze Gemeentenbsp;was uitgebroken onder Ossen van eenen Belgischen eigenaar, met name PH. KALiVNT , wonendenbsp;in de Gemeente JVest-Kapelle, ¥\:o\\nc\e JVest-Vlaanderen , een en andermaal bij dit Vee geweest, en had kort daarop zijn eigen Vee bezocht.nbsp;Het gevolg hiervan was, dat, op den 23 Augustus , een anderhalfjarig Rund van zijn WelEd.nbsp;Achtb. door de Longziekte werd aangetast^ hetwelk dadelijk werd afgemaakt, waardoor dezelvenbsp;dan ook geene verdere gevolgen heeft gehad (‘),
Deze waarnemingen, konden dezelve alle beschouwd worden eene volkomene zekerheid in zich te bevatten , dat de besmetting werkelijk op de daarbijnbsp;omschrevene wijzen geschied zij, zouden tot zoonbsp;vele krachtige bewijzen kunnen dienen. hoe denbsp;smetstofFe somwijlen langs zeer bedekte wegen kannbsp;worden overgedragen , waarop men schier geennbsp;vermoeden zou kunnen hebben. Daar wij echter,nbsp;ten aanzien van sommige dezer gevallen, -slechts denbsp;mogelijkheid, of, op het meest, eene zekere male van waarschijnlijkheid kunnen aannemen, zoo
(') Volgens den Heer J. van hertum; (t. a. p. bladz, 63) -werden zes Vaarsen van den Heer Burgemeester p, denbsp;bruine door de Longziekte aangetast, zoodat dezelve zich ,nbsp;na het ingezonden berigt van den Heer mazure , nog bijnbsp;vijf Runderen sebijnt te hebben geopenbaard.
-ocr page 142-meenen wij uit dezelve, voor als nc^ , geene stellige gevolgtrekking te mogen alleiden, maar de belangrijke opmerkingen vooreerst aan zicli zelvenbsp;te moeten overlaten. Dezelve kunnen tot wenkennbsp;dienen voor andei-en ^ om op dusdanige omstandigheden verder acht te geven , waardoor zij vvel-ligt nadere bevestiging kunnen erlangen.
Niet zonder grond woedt ook de mest van long-zieke Runderen verdacht gehouden als een voermid-del, waardoor de smetstoffe verspreid en de ziekte zelve onderhouden kan worden. Heeft men tochnbsp;meermalen bij de Runderpest waargenomen, datnbsp;de smetstoffe dier ziekte door den mest aan gezondenbsp;dieren werd medegedeeld (‘), er is weinig twijfel 1
Behalve meerdere voorbeelden, vinden wij hiervan het volgende geval medegedeeld door j. g, am-pach auf guün-FELDEN, Practisclie Lehre vort dett lleerdekrankheiten dernbsp;grüssern nutzbaren Haussdiigethiere, Best 1819, S. 173. Eennbsp;J.andman voerde den mest van zieke Runderen op het veldnbsp;met Paarden , in de maand Januarij. Toen hij dcnzelven innbsp;de maand April met Ossen onderploegde, werden deze doornbsp;do Runderpest aangedaan.
Te Loburg in Silezie kwamen , in October 1813, Zweed-sche troepen, die een kudde Rundvee medevoerdeu. Men liet deze, gedurende een nacht, op een kerkhof verblijfnbsp;houden, cn meerdere burgers ontvingen bevel, om stroonbsp;voor dezelve tc leveren, hetwelk door Mclk-meiden daar heen'nbsp;werd gedragen. Na verloop van eenige dagen hr.ak de Runderpest bij 21 Veehouders uit. Dat alleen de levering vannbsp;liet stroo daarvan do oorzaak was, bleek daaruit, dat donbsp;hoeven, waarop zich de ziekte het eerst vertoonde, alle behoorden tot die gene, van welke stroo aan de vreemde Run-
-ocr page 143-aan , of hetzelfde heeft ten aanzien der Longziekte plaats, en kan zulks mede eene der redenen zijn,nbsp;dat op die hoeven, alwaar deze ziekte eenmaal isnbsp;uitgebroken, dezelve niet alleen een geruimen tijdnbsp;blijft bestaan, maar dat zij, nu en dan opgehoudennbsp;zijnde, na verloop van langere of kortere tussclien-poozen, bij herhaling op diezelfde plaatsen opnbsp;nieuw terugkeert, en zulks zoowel in de weidennbsp;als op de stallen. Hoewel het, ten aanzien dernbsp;weiden, moeijelijk te bepalen valt, of de besmetting hier wordt voortgebragt door middel van hetnbsp;slijm, dat uit den neus en mond vloeit, waarvannbsp;de gezonde dieren ouder het grazen, door de inademing, of door wederzijds besnuffelen en be-Ickken, de smetstoffe opnemen , dan of zij deze,nbsp;zoo in de weiden als op de stallen , ook uit denbsp;overige uitwerpselen kunnen ontvangen, het is meernbsp;dan waarschijnlijk , dat ook de drekstoffen en denbsp;urien geenszins van alle besmettend vermogen bevrijd zijn , hetzij deze zelfstandigheden, zooals zijnbsp;in het ligchaam worden afgescheiden en uitgeworpen , i-eeds met de smetstoffe bedeeld of doortrokkennbsp;zijn , hetzij deze daaraan wordt medegedeeld doornbsp;het uitvloeijende slijm, waarmede de bodem j hetnbsp;overblijvende voeder en het ligtstroo zijn bezoedeld
deren -was af'gcgeveu. Hier hadden londer allen twijfel de Vec-uiciden , bij de overdragiug van het stroo, de smetstolfenbsp;van het vreemde Vee ia de klccderen opgenomen, en dezelvenbsp;aldus aan de eigene Runderen medegedeeld.
-ocr page 144-gt'wordea, waarvan de overblijfselen steeds rnet den mest vermengd worden.
Het volgende geval, medegedeeld door den Heer F. H, VAN DOMJlELEit, levert een waarschijnlijk voorbeeld van zoodanige besmettingswijze op. Ik deelnbsp;het verslag mede , zooals hetzelve door mij vannbsp;gemeiden Vee-arts is ontvangen. Zie hier hetzelve ;
» Op den 28 September 18d0, werd mijne » hulp ingeroepen bij een zwart-bont Rund, toe-» behoorende aan Jonkh. BOSCH VAN DRAKESTEIN ,nbsp;» wonende aan de Vuursche, Bij mijne komstnbsp;» verklaarde ik hetzelve al dadelijk, als door denbsp;» ware Longziekte te zijn aangedaan. Naar iknbsp;» vernam, bad deze ziekte zich aldaar nimmernbsp;» vertoond. En dewijl het bedoelde Rund, vannbsp;» Kalf af, aan de boerderij van genoemden Jonkh.nbsp;» BOSCH VAN HRAKESTEIN wasopgevoed, en hier,nbsp;» sedert twee jaren , geene Runderen waren aan-» gekocht, zoo was het, in den eersten opslag,nbsp;» moeijelijk den oorsprong der ziekte aan te wij-» zen. Daar de Koe op den 5 October daaraanvol«nbsp;» gende overleed, bleek het bij de opening, datnbsp;» de onderkenning der ziekte allezins gegrond wasnbsp;» geweest. Op den 7 October, openbaarde zichnbsp;» dezelfde ziekte op nieuw bij eene Koe, en opnbsp;» den 26 daaraanvolgende, wederom bij twee jongenbsp;» Runderen, terwijl vervolgens nog meerdere wer-» den aangetast.
» Over de oorzaak van het ontstaan der ziekte ,
-ocr page 145-» welke elders in deze Gemeente niet bestond, mei » den Heer BOSCH van drakestein wijders spie-» kende, verhaalde Zijn Hoog WelGeb., in hetnbsp;» vorige jaar, eenigen asch-mest uit Ulrecht tenbsp;» hebben ontvangen, en wel van eenen Veehou-» der buiten de Waardpoort, op wiens stal, vol-» gens nadere d-aaromtrent ingewonnen bescheiden,nbsp;» verscheidene Pmnderen aan de Longziekte warennbsp;» gestorven. Deze mest was gedeeltelijk over eennbsp;bepaald stuk weiland gebragt, en gedeeltelijknbsp;» over bouwland; terwijl de overige weilanden wa-» ren overgemest met d« uitwerpselen uit dennbsp;» eigen stal. Op deze laatstbedoelde weilandennbsp;» hadden de Runderen den geheelen voorzomernbsp;» gegraasd , en dezelve waren eerst met Septembernbsp;» 1840 op het eerst aangeduide weiland overge-» gebragt. Juisft op het, met den verdachten mestnbsp;» bedeelde, land openbaarde zich de ziekte.
» Indien men nu al deze omstandigheden in » aanmerking neemt, namelijk;
1°. » Dat het eerst aangetaste Rund op de hoeve » zelve was aangefokt;
2°. » Dat de ziekte onmogelijk door aangekocht » Vee kon zijn aangebragt;
3®. » Dat de ziekte zich vroeger in deze streek » nog niet had vertoond , en dat dezelve zich,nbsp;» aan de geheele Hooge en Lage Vuursche,nbsp;» alleen tot deze Runderen is blijven bepalen;nbsp;4°. » Dat de Runderen, gedurende den geheelennbsp;» voorzomer , op de andere landen grazende,
-ocr page 146-llü
gezoud ware» gebleven , en juist , nu zjj » voor het eerst op liet bedoelde, met ver-» dachten mest overgemeste, weiland kwamen,nbsp;» inderdaad on middellijk door de Longziektenbsp;» werden aangetast; zou men dan niet bijnanbsp;» genoopt worden , om dezen mest voor de warenbsp;» oorzaak te honden, waaraan het ontstaan der-» zelve bij Joukh. bosch van drakestein moetnbsp;» worden toegeschreven?”
Men zal niet kunnen ontkennen, dat de veronderstelling van den Heer VAN dommelen, opzigtelijk het ontstaan der ziekte in het onderwerpelijk geval,nbsp;inderdaad eene groote mate van waai’schijnlijkheidnbsp;in zich bevat. Meerdere gevallen zijn mij bekendnbsp;geworden van het uitbreken der ziekte op weilanden, op zoodanigen afstand van besmette hoevennbsp;of weiden gelegen, dat aan geene onmiddellijkenbsp;mededeeling der smetStoffe van ziek aan het gezonde Vee kon worden gedacht, terwijl men ooknbsp;verzekerde met geen ziek of verdacht Vee in aanraking te zijn geweest. Hier moest dan medenbsp;niet zelden de verdenking vallen op de meststoffen,nbsp;die waren aangekocht, en over de graslanden ge-bragt.
Vroeger (‘) is opgemerkt, dat men, ten aanzien van de oorzaak der Longziekte , zoo te Nijega als te Jf^ui'ns (Provincie Vrieslanctj ,nbsp;in 1842, in het onzekere is gebleven. Wegens
(!) liladz. 20.
-ocr page 147-liet deswege ingekomen berigt van den Heee Staatsraad Gouverneur van dat Gewest, was er in der tijd wel sprake geweest, dat de Landbouwer SIMONnbsp;JANS KNOX, ter eerslgemelde plaats woonachtig,nbsp;onder wiens Vee de ziekte heeft geheei'scht , mestnbsp;had aangekocht en over zijne landen gebragt, dienbsp;afkomstig was uit oorden, olwaar dezelfde ziektenbsp;was geweest; doch bij onderzoek is de waarheidnbsp;daarvan niet gebleken , maar wel, dat die Landman haardasch had aangekocht en daarmede zijnenbsp;landen bemest, zonder dat men evenwel met zekerheid de plaats der herkomst dier asch heeft kunnen opsporen. Sommigen meenden echter te weten , dat deze asch en vuilnis van Kalenburg ofnbsp;Blokzijl zoude zijn aangevoerd. Hoewel nu (')nbsp;op deze plaatsen de Longziekte niet heeft bestaan,nbsp;zoo heerschte dezelve echter, op onderscheidenenbsp;tijden, in nabij gelegene Gemeenten, namelijk tenbsp;Kuinre^ Genemuiden, Steenwijk, Vollenhoven,nbsp;Ysselmuiden, Zwartsluis en Zwollerharspel,nbsp;waardoor het dus mogelijk was , dat de bedoeldenbsp;asch en vuilnis van een dezer plaatsen afkomstignbsp;en met de smetstoffe der Longziekte zijn bezwangerd geweest. Of bevatten misschien somwijlennbsp;deze meststoffen eenig ander nadeelig beginsel innbsp;zich, hetwelk, door de Runderen ingeademd wordende, tot het ontstaan der Longziekte aanleidingnbsp;kan geven. Ofschoon het er ver ^ is, dat hier- 1
Meu zie den Staat ; A. ovebyssei. , op bladz. 37.
-ocr page 148-'omtrent voor als nog iets stelligs kan worden aangenomen , zoo is het wel niet als geheel onwaarschijnlijk te houden, dat zich in zoodanige zelfstandigheden , welke onder den naam van asch eu vuilnis bekend zijn, en die, als meststoffen , vooralnbsp;over wellanden gebruikt worden , door de gistingnbsp;en broeijing, welke dezelve, op hoopen of innbsp;schepen geplaatst, ondergaan , zich een of meerdere beginselen kunnen ontwikkelen, die nadeelignbsp;op de longen en de proces der ademhaling werken, en den grond tot ontsteking der borst-orga-nen zullen kunnen leggen, bepaaldelijk, wanneernbsp;de geheele oppervlakte van een weiland daarmede overstrooid is geworden, zoodat de grazendenbsp;Runderen verpligt zijn de, zich daaruit ontwikkelende, vlugtige stoffen aanhoudend in de longennbsp;op te nemen. Wij meenen dit slechts te moetennbsp;doen opmerken, om er de aandacht der Landlieden en Vee-artsenijkundigen verder op te vestigen.nbsp;De overeenkomst, welke er ten aanzien van hetnbsp;ontstaan der Longziekte, op een verwijderden afstand , namelijk bij Jonkh. BOSCH VAN DRAKESTEtNnbsp;aan de Vuursche in de Provincie Utrecht^ en tenbsp;Nijega in de Provincie Vriesland, plaats heeft,nbsp;in welke beide gevallen men op de bemesting metnbsp;verdachte asch en vuilnis , als oorzaak der Longziekte, eenig vermoeden schijnt te mogen vestigen,nbsp;is mij inderdaad opmerkelijk vóórgekomen, en zulksnbsp;heeft tot de hier geopperde beschouwing geleid.
De boven aangevoerde daadzaken zullen, gelijk
-ocr page 149-vrij vertrouwen, voldoende zijn, om den besmettenden aard der Longziekte, zoo als dezelve, nu sedert ruim tien jaren, in ons land Iieerschendc is,nbsp;Ie bevestigen, en dat de overdraging der smetstofFenbsp;op zeer verschillende , zoowel middellijke als on-middellijke, wijzen kan plaats hebben. Dezelvenbsp;komen dus geheel overeen met de waarnemingennbsp;der meeste Vee-arlsenijkundigen, welke de ziektenbsp;onbevooroordeeld en met naauwgezette oplettendheidnbsp;in andere landen hebben nagespoord. Wij hebbennbsp;reeds vroeger (‘) daaromtrent onderscheidene bijzonderheden medegedeeld, waarop wij hier meenen te mogen terugwijzen. Sedert dien tijd, hebben de Hoogleeraren o. DE deêafond , te Alfort^nbsp;en s. VERHEVEN te Brusself zich met het onderzoek omtrent de al- of niet-besmettelijkheidnbsp;der Longziekte opzettelijk bezig gehouden, ennbsp;hunne bevindingen dienaangaande medegedeeld (®).nbsp;Door eerstgemelden worden dertig gevallen opgegeven , waai'in de besmetting door de huisvestingnbsp;in de stallen geschiedde ; vier, waarbij dezelve innbsp;de vrije lucht op de weiden plaats vond , terwijlnbsp;zes gevallen meer of minder bewezene voorbeeldennbsp;opleveren, dat de smetstofFe kan worden overge- 1
Magazijn, t. a. p, bladz. 104—118.
(®) Zie de vroeger aangehaalde werken dezer schrijvers. Men vindt den zakelijken inhoud hnnncr schriften bij uittreksel medegedeeld , door c. J. fuchs : Die Frage der Anstec-liimgsfahigkeit der Ltmgenseuche des Rindviehes, u. s. w.
IV. Deee. nbsp;nbsp;nbsp;10
-ocr page 150-bragt door middel van gedeelten en den afval van, aan de Longziekte gestorvene, Runderen. Hijnbsp;toont overtuigend aan, dat de veehandel en hetnbsp;vervoeren van het Vee uit besmette streken alsnbsp;de voorname oorzaken moeten worden beschouwdnbsp;der uitbreiding, welke de ziekte in de laatstejarennbsp;in Frankrijk heeft verkregen. De geschiedenis dernbsp;Longziekte ia Belgie , door den Heer verhetennbsp;beschreven , benevens de waarnemingen van dennbsp;Hoogleeraar delwart (’), komen te dezen aanzien
(•’) In het Journal Vélérinaire ei Agricole de Belgique, Tom. II, 1843, pag. 809, vindt men onder het rubriek ;nbsp;Encore un mot sur la contagion de la Pleuro-pneumonie épi-Mötique, qui regne depuis 1828 sur V espèce hovine, nieuwenbsp;voorbeelden omtrent de sterke besmettelijkheid der Longziekte,
De Heer delwarx merkt op, dat, niettegenstaande talrijke waarnemingen den besmettelijken aard dezer ziekte buiten allen twijfel hebben gesteld, er echter nog Vee-arlsenijkun-digen worden gevonden , die daaraan geen geloof slaan.nbsp;Hoewel dit getal niet aanmerkelijk is, schijnt hun invoed echternbsp;groot genoeg te zijn , om de aandacht der Regering af tenbsp;wenden en haar terug te houden van de aanwending vannbsp;zoodanige policie-maatregelen , welke alleen in staat zijn dennbsp;voortgang te bedwingen eener ziekte, waardoor, reeds sedert langen tijd , de Landman zoo zeer wordt getroffen.
Wijders wordt medegedeeld, dat, in 1839, van Gouverne-mentswege eene Commissie werd aangesteld, bestaande uit Vee-artsenijkundigen. die in de gelegenheid waren geweestnbsp;longzicke Runderen te zien. Alle waren het cens omtrentnbsp;den besmettenden aard der ziekte, met witzondering vannbsp;twee leden der Commissie, die beweerden, zonder echternbsp;voor hunne stelling cenig bewijs aan te voeren, dat de oor-
-ocr page 151-met die des Heoren DEtiPOND (‘), wat Frankrijk betreft, volkomen overeen.
ïaak der Longziekte moest gezoclit worden in de vermindering van het Belgisch Rundvee, door de vermenging of kruising met Hollandsehc rassen. De ongegrondheid van ditnbsp;gevoelen wordt door den gemelden Hoogleeraar aangetoond,nbsp;hebbende toch de Longziekte reeds in 1828 hare verwoestingen in Belgie aangerigt, terwijl dezelve zich eerst in 1838nbsp;in Holland openbaarde.
Ten einde den bedoelden teruggang van het Belgisch Rundvee te herstellen , heeft men, met groote kosten, uitnbsp;Engeland, Durhamsche Runderen ingevoerd , als zijnde eennbsp;zwaar ras , geschikt, zooals men meende , om het Belgischnbsp;Vee te verbeteren , en, daar het minder dan eenig ander rasnbsp;van den natuurstaat is afgev/eken, zou hetzelve geene vatbaarheid bezitten, om door de Longziekte te worden aangedaan. De ondervinding heeft echter weldra het tegendeel bewezen , daar niet alleen de waarnemingen van den Hoogleeraar DELWART, maar ook van den Heer Vee-arts van benbsp;WATTYNE , te Brugge, doen zien, dat zoowel onderscheidenenbsp;Runderen van het zuiver Durhamsche ras, als de gecroi-seerde afstammelingen van hetzelve en Belgisch Rundveenbsp;door de Longziekte werden aangetast en daaraan stierven.
Dat het Rundvee in Engeland evenzeer de vatbaarheid bezit voor deze ziekte als in andere lauden, wordt bewezennbsp;door hetgeen de geschiedenis omtrent haar bestaan in on-derscheidene streken van dat Rijk, sedert 1841, heeft geleerd : (Verg. bladz. 34—60).
(*) In het schoone dal van Bray aan de Seine-, zouden in de laatste 18 jaren, van 40,000 stuks Mclk-koeijen 2000 aannbsp;de Longziekte zijn overleden, Deeafowd werd , van wegenbsp;de Regering, tot het onderzoek der ziekte derwaarts gezonden , en bevond — iets waaraan hij vroeger nog had getwijfeld dat dezelve niet alleen uit plaatsclijkc invloeden,
10*
-ocr page 152-Wij zouden meerdere Schrijvers kunnen aanhalen, die in den laatsCen tijd hunne ondervinding gen omtrent de besmettelijkheid der Longziektenbsp;hebben aan het licht gebragt, daar het bij voortduring niet aan afzonderlijke geschriften en me-dedeelingen nopens deze'ziekte in de meeste bui-tenlandsche Vee-artsenijkundige Tijdschriften ontbreekt ; dan wij meenen, ter vermijding eenernbsp;al te groote wijdloopigheid , van dit onderwerp tenbsp;moeten afstappen ('). Alleen moge hier nog tennbsp;maar door een contagrium wordt voortgebragt (Archiv fürnbsp;Thierheilkunde von der Geseilschaft Schweizerischer Thïerdrztenbsp;Neue Folge, B. III. S. 274). Langsam, wordt hier gezegd,nbsp;sehr langsam , aber doch so allm'dUlig , dringt auch über dienbsp;Lungenseuche die icahre Ansicht durch, und das, was wirnbsp;in der Schweiz schon lange wussten, schon lange behaupteten,nbsp;fangen endlich deütsche und französische Professoren an zunbsp;glauben , und delavond muss nur noch einen tuchtigen sprungnbsp;tnachen, so hat er das Wahre gefunden,
(‘) Wij oordcelen tot de navolgende schrijvers te mogen verwijzen, die alle, hoewel opzigtelijk de besmettelijkheid der Longziekte van verschillende beschouwingen uitgaande , nog-tans aan haar eene besmettende hoedanigheid toekennen :
C. H. HERiwiG : Veber das Ansteckungs-vermögen der Lungenseuche des Rindviehes ; Magazin für die gesammte Thier-heiikunde, von D'^. G. F. gürlt ured D^. c. h. herxwig, B. VI. S. 9.
D’'. DB LA HARPE, te Lausanne; Mittkeilungen iiber die contagiösen 'Lungen-Brustfellentzündung , welche im Jahrenbsp;1840 in den Cantonen Waadt und Freiburg unter dem Rind-nieh geherrscht diat; in het bovenaangehaalde Tijdschrift,
B. TUI. S. 1.
overvloede worden bijgevoegd , dat ook de inenting de besmettelijkheid der Longziekte boven allennbsp;twijfel heeft gesteld. Vroeger (‘) deelden wij denbsp;stellige uitkomsten mede van besmetting, doornbsp;middel der inenting, door den Hoogleeraar D’’. VIXnbsp;in het werk gesteld. De inenting der Longziektenbsp;is mede door den Berlijnsche Hoogleeraar hertwig,nbsp;met hetzelfde gevolg verrigt, en wel aan drie Rnn-liel Zeitscliril’t far die gcsammte Thierheilkunde und Yieh-zucht , TOn 1. F. C. DlETEMcnS , D^ B. I.. W. NEBEL Uml
K. w. vix, B. IV. s. 69, 142.
D''. PFANNsriEE, JSeobachtungen uien Aetiologie der eon-tagiösen Lungenseuche bei dem Rindvieh; iu hetzelfde Tijdschrift , B. V'. S. 133.
A. SCHMID , Ueber die Lungenseuche des Bindviehes; Bei-trage sur Beweisführung der ContagiositUt derselb'en ; in het» zelfde Tijdschrift , B. X. S. 260.
J. nbsp;nbsp;nbsp;A. u. SEEK,, Neueste- Beobaclitungen und Erfahrungennbsp;iiber die Lungenseuche des Rindciehes, ihr Wesen,, als Krank-heit und Seuche, Leipzig 1842.
K. nbsp;nbsp;nbsp;F. w. FüNKE und D''. K. G. piuNz, Handbuch dernbsp;Speiiellen Patlmlogie wnd Therapie der Grosseren lYutzbarennbsp;Hauss'dugethiere,, Leipzig 1841 , S. 386. u. w.
J. c. winm, Lehrbuch der Seuchen und ansteckenden Krankheiten, Zurich 1838. L. 301.,
F. X. KÖRBER , Die Krankheiten des Bindviehes und die wichtigen Krankheiten der kleineren- Haussdugelhiere , Berlinnbsp;1843. S. 136 cn 137.
M. KiiEüiZER, Verschiedene Ansichten iiber die Lungenseuche des Bindviehes , in het Correspondenzblatt, BepertOT rtum, und Litteralur-Journal für die Gesammte Vétérindr.nbsp;Medicin , Augsburg. 1843. B. I. S. 17. u. w.
(') Magazijn , t. a. p. bladz. 23. '
-ocr page 154-118
deren, van wier gezondheid men zich y gedurende meerdere weken, volkomen had overtuigd. Bijnbsp;ééne Koe geschiedde de inenting op zoodanigenbsp;wijze, dat zij geplaatst werd tusschen twee aan denbsp;Longziekte lijdende Koeijen , waardoor zij genoodzaakt werd, de lucht, welke door de laatste werd uitgeademd, in te ademen. Tevensnbsp;werd haal’ eenig neus-slijm en speeksel der ziekenbsp;Runderen op het slijmvlies van den neus en opnbsp;de tong ingewreven In eene kleine huidwond,nbsp;gemaakt aan de linkerzijde van den hals, werdnbsp;een weinig bloed uit de halsader eener Longziekenbsp;Koe gebragt. En bij dit alles, ontving het proefdier het, met de uitgeademde lucht en het speeksel verontreinigde , voedsel, en het drinkwater,nbsp;hetwelk door de zieke voorwerpen werd overgelaten.
Deze Koe was, op den 29 Mei 1827, ingeënt, en bleef tot den 8 Juhj gezond; alstoen begon denbsp;inentings-wond aan den hals te zwellen; welkenbsp;zwelling het onderste gedeelte van dat deel innam,nbsp;hard werd, eene verhoogde warmte bezat, en zichnbsp;vast in de huid en spiei’en bevond. Dit gezwelnbsp;had zich tot den 11 nog meer uitgebreid, dochnbsp;bleef voor het overige in denzelfden toestand. Opnbsp;den 12 Julij, weigerde de Koe alle voedsel; zijnbsp;scheen treurig en afgemat; het haar stond verward;nbsp;de temperatuur wisselde af; zij hoestte tusschennbsp;beide; de ademhaling was eenigzins verhaast ennbsp;moeijelijk; de pols sloeg over 50 malen in eene
-ocr page 155-liO
minuut; de dood volgde op den 19 Julij, De opening leverde de navolgende bevindingen op ;nbsp;Er bestond verharding, vermeerderde zwaarte ennbsp;vergrooting der linker long, welke bij het doorsnijden een marmerachtig voorkomen had; hetnbsp;borstvlies was donkerrood gekleurd, en, zoowelnbsp;als de longen, met eene dikke laag van plastischenbsp;sloffe overdekt. Aan den hals, alwaar de inentingnbsp;met bloed geschied was, en zich een uitgebreidnbsp;ontstekingachtig gezwel had gevormd, waren denbsp;spieren, na het wegnemen der huid, donkerdernbsp;van kleur, en op derzelver oppervlakte, zoowelnbsp;als in het weefsel dezer hals-spieren , werd eenenbsp;aanmerkelijke hoeveelheid doorgezweete vezelstoffenbsp;aangetroffen, zoodat de spieren als door dezelvenbsp;omhuld schenen te zijn, en naauwelijks meer konden erkend worden.. De geheele massa was droognbsp;en bood aan het doorsnijdende mes eenigen tegenstand , doch dezelve liet zich gemakkehjker vannbsp;elkander breken, terwijl de doorgesnedene vlaktenbsp;een gemarmerd aanzien had, overeenkomende metnbsp;de ontaarde longen van longzieke Rundereninbsp;Eene tweede Koe stond, acht dagen lang, tus-schen meerdere Runderen, die zwaar aan de Longziekte leden, en stervende waren. Vervolgens gingnbsp;zij, met de besmette kudde, tot den 30 Jnnlj,nbsp;op de weide. Op den laatsten dag scheen zijnbsp;treurig, vermoeid; zij hoestte, had koorts, ennbsp;sloeg met de flanken. Men stelde terstond eenenbsp;streng ontstekingwerende geneeswijze in het week
-ocr page 156-waardoor de genoemde verschijnselen Binnen acht dagen werden weggenomen. Dezelve vermagerdenbsp;echter later steeds meer en meer, en zij herhaalde zich eei'st, onder eene ruime voedei’ing metnbsp;graan, zoo ver , dat zij , op den 29 November,nbsp;aan een’ slager kon worden verkocht. Er bestondnbsp;toen geen hoest meer. Bij het slagten, waarbij denbsp;Hoogleeraar HEKlWfG tegenwoordig was, werd innbsp;de linker long eene verharding aangetroffen , ongeveer ter grootte van vier duimen in de doorsnede, welke van een genoegzaam lederachtig vliesnbsp;omgeven was. Inwendig was het weefsel zooalsnbsp;gewoonlijk bij de Longziekte plaats heeft; dochnbsp;hetzelve bevatte in het midden ongeveer drie eetlepels vol eener dunne geelachtige etterachtigenbsp;stoffe.
Eene derde Koe, welke aan de besmettings-proef was blootgesteld, werd, op den 21 Junij , ondernbsp;dezelfde omstandigheden gebragt als de laatstvoor-gaande. Op den 14 Julij werd dezelve neerslagtig,nbsp;en scheen zij koorts te hebben; zij sidderde en atnbsp;zeer weinig. Op den 15, had er somwijlen hoestnbsp;plaats, doch scheen het beest voor het overigenbsp;wederom vlug, en, van den 20 tot den 29 Juhj,nbsp;als gezond. Doch , op den laatsten dag, vertoonden zich al de verschijnselen der Longziekte. Onder de aanwending eener krachtdadige ontsteking-werende geneeswijze tot den 13 Augustus, herstelde de Koe nog wederom, en werd dezelve, opnbsp;deiv 1 September, in de Yee-artsenijschool te
-ocr page 157-herlijn teruggenomen, en aldaar, tot aan 29 November 1827, gevoed en met zorg opgepast. Zij groeide tamelijk, doch werd niet werkelijk vet.nbsp;Op den 30 November, werd dezelve aan eenslag-ter verkocht. Den volgenden dag, in tegenwoordigheid van den Hoogleeraar hertwig , geopendnbsp;zijnde, werd de linker long meer dan voor denbsp;helft ontaard bevonden, zooals zulks bij de Longziekte plaats vindt.
Eene vierde Koe, welke op dezelfde wijze als de drie vorige aan de besmetting werd blootgesteld ,nbsp;bleef volkomen gezond. — De besmettelijkheid dezer ziekte wordt, ter aangchaalde plaats, door nognbsp;andere bewijzen gestaafd.
Dan, iudien zoo vele daadzaken, gelijk wij vertrouwen , tot het ondubbelzinnige besluit moeten leiden , om de Longziekte als besmettelijk , ja voornbsp;eene der meest besmettelijke Vee-ziekten te houden,nbsp;die wij kennen , zoo komen er andere vragen innbsp;aanmerking, namelijk deze; ontstaat, oudei’houdtnbsp;en verspreidt dezelve zich geheel en uitsluitend ternbsp;oorzake van besmetting, of ontwikkelt de Longziektenbsp;zich ook uit andere algemeene of bijzondere schadelijke oorzaken , gelegen in het voedsel, drinkwater , in de luchts- of weersgesteldheid, stallen ofnbsp;weiden , in één woord , in eenige omstandigheid,nbsp;lot de leefwijze, en behandeling van het Rundvee
-ocr page 158-in betreliking staande? £n zoo het iaatste kunne worden aangenomen ten aanzien van andere landen, hoe is het hieromtrent gelegen met betrekking tot ons land , alwaar wij deze ziekte slechtsnbsp;sedert een tiental jaren kennen ?
Raadplegen wij hieromtrent de buitenlandsche Vee-artsenijkundigen, zoo ziet men , dat de gevoelens opzigtelyk dit onderwerp, even als tennbsp;aanzien van de al- of niet-besmettelijkheid dernbsp;Longziekte, verdeeld zyn. De meeste zijn vannbsp;oordeel, dat deze ziekte, hoewel haar geenszinsnbsp;een besmettend vermogen kan worden ontzegd,nbsp;nogtans tevens uit andere schadelijke oorzaken,nbsp;hoedanige hier boven worden opgegeven, geborennbsp;wordt, en dat zij dus uit zich zelve, zoo als men ditnbsp;gewoon is te noemen, nu en dan ontstaat. Doornbsp;deze worden veelal zoodanige algemeene oorzakennbsp;opgegeven, in de leefwijze der dieren of in dennbsp;dampkring gelegen , welke ook in staat zijn elkenbsp;andere ziekte voort te brengen (‘). A^nderen beschuldigen meer bepaaldelijk bijzondere oorzaken,nbsp;en wel sommige bedorvene voederstoffen (®). Bovenalnbsp;willen eenige, dat eene ruime voedering met denbsp;spoeling der brandewijn-stokerijen uit aardappelennbsp;tot het ontstaan der ziekte aanleiding zoude geven.
(') Vergelijk het Magazijn, D. III, bladz. 97 en volgende. (S) D'. F. A. KüERS, Die Gelegenheits-Vrsachen der Lun-genseuche dos Bindviehes, in het Magazin für die Gesammtenbsp;TMerh. von gükli und ueriwig , B. III. S. 384.
-ocr page 159-123
iuzonderheid op grond , dat dezelve zich meer algemeen heeft verspreid, sedert dat deze fabrijken menigvuldige!' zijn geworden. Dit onderwerp isnbsp;mede uitvoerig besproken op de Vergadering vannbsp;Landhuishoudkundigen en Vee-artsenijkundigen,nbsp;in het begin des jaars 1843 , gehouden aan denbsp;Koninklijke Vee-artsenijschool te Berlijn (‘).nbsp;PFiNNSTIEt, te Lauterbaeh, meende de Longziektenbsp;te moeten toeschrijven aan het slecht gewonnennbsp;hooi en ander lang-voeder. Toen het, met stofnbsp;en vuiligheid verontreinigde, voeder, door dor-schen behoorlijk gezuiverd, en voorts eerst metnbsp;zout, en later met zoutzuur besprengd, aan denbsp;dieren werd gegeven , hield de ziekte in de besmette plaatsen op , en bleven andere, alwaar hetnbsp;voeder op dezelfde wijze behandeld werd, vannbsp;dezelve verschoond. Hij houdt echter de ziektenbsp;voor besmettelijk (*),nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Dquot;. J. M. KREüTzrsa (®), te
Augsburg y is van gevoelen, dat de Longziekte zoowel door ontwikkeling uit zich zelve als door
(1) nbsp;nbsp;nbsp;Bericht amnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Januar u. s. w.: üher die Anstec-
kungsfdhigkeit und Gelegenheils-Vrsachen der Lungemeuche des Jiindviehes, in de Annalen der Landwirtschaft in dennbsp;Kaniglich-Preussischen Staaten, voa D''. A. ton lengerec ,nbsp;B. I. S. 486-496.
(2) nbsp;nbsp;nbsp;Dieterichs , ^EBEt und vix, Heitsehrift, u. s. w., B.nbsp;V. S. 136.
0 Correspondenzblatt, S. 148: Verschiedene Ansichten über die Lungcn-seuche des Rindviehes ; nach Acten mil-gctheili und init einem Kachschrift versehen vom Ilerausge-hcr.
-ocr page 160-besmetting ontstaatt Hij zag dezelve vooral gebtr-ren worden in lage- streken, welke aan overstromingen onderworpen, en waaraan dikke en aanhoudende nevels eigen waren. Voorts nam bij deze ziekte, uit zich zelve ontstaande, waar, in enge , lage stallen , die met Vee overvuld waren.nbsp;De Longziekte brak mede uit onder Mest-vee,nbsp;hetwelk niet uit de stallen was geweest, en voor-namelyk met weinig verdunde genever- of bran-dewijn-spoeling was gevoederd geworden, — ooknbsp;bij zoodanig Vee, hetwelk slecht of bedorven voeder en drinkwater, hetzij alleen in den stal of ooknbsp;in de weiden had genoten. De Heer kreüTZEKnbsp;overtuigde zich hierdoor , bij zijne, op openbaarnbsp;gezag verrigle, nasporingen, dat de zieke Runde-i’en niet eerst sedert korten tijd, door de tegenwoordige bezitters, waren aangekocht, maar datnbsp;dezelve zich reeds lang in hunne stallen bevonden , of door hen waren aangefokt, en volstrektnbsp;niet met vreemd Vee in aanraking kwamen; datnbsp;ook de eigenaren en oppassers van het Vee nietnbsp;in streken of stallen waren geweest, alwaar denbsp;Longziekte heerschte, terwijl ook geene vreemdenbsp;lieden uit zoodanige stallen of plaatsen toegang totnbsp;de stallen der bedoelde Veehoudei’s hadden gehad.nbsp;Hier kon dus de Longziekte niet door besmettingnbsp;zijn ontstaan , maar moest dezelve door van-zelf-ontwikkeling zijn voortgebragt. Hierbij wordt echter opgeraerkt, dat meermalen het Vee van naburige eigenaren en streken, hetwelk aan dezelfde
-ocr page 161-invloeden was blootgesteld, van de Loogziekteverschoond bleef, indien hetzelve niet later door besmetting werd aangetast. Over het geheel ontwikkelde zich de ziekte, volgens de waarnemingen van KREüTZER , uit zich zelve na voorafgegaannbsp;ruw, nat, koud , nevelig en zeer veranderlijk weder , onder schrale en ruwe winden, inzonderheidnbsp;indien de dieren vroeger verleederd en gevoelig waren geworden, en nu plotseling aan deze invloedennbsp;werden blootgesteld; voorts bij het grazen op lage,nbsp;moerassige, bedauwde of berijpte plaatsen, ennbsp;wanneer de Runderen dikwijls aan het vatten vannbsp;koude werden prijs gegeven. Daar echter dezenbsp;invloeden niet altijd de Longziekte voortbrengen,nbsp;maar ook andere ziekten , vooral van een catar-rhalen en rheumatiscben aard, zoo volgt hieruit,nbsp;dat dezelve geenszins als noodzakelijke oorzaken dernbsp;eerstgemelde ziekte kunnen worden beschouwd.nbsp;Eene of andere dezer schadelijke invloeden gingnbsp;echter steeds de van-zelf-ontwikkeling der Longziekte, een korteren of langeren tijd, vooraf. Ernbsp;kunnen , naar het gevoelen van genoemden Vee-artsenijkundigen, onder eene schielijke en hevigenbsp;werking dezer oorzaken, die het vermogen hebben,nbsp;om het evenwigt der ademhaling en huiduitwaseming te storen, dan eens gewone catarrhale ennbsp;rheumatische aandoeningen der longen, ook sporadische long-ontstekingen, geboren worden, terwijl de Longziekte door deze invloeden wordt voort-gebragt, wanneer dezelve niet plotseling en zeer
-ocr page 162-hevig, maar meer aanhoucleucl op (ie dieren hebben gewerkt. Meermalen zag nogtans de Heer KRKüTZER de Longziekte door besmetting ontstaan,nbsp;welke door hem als de voorname oorzaak van harenbsp;uitbreiding wordt gehouden.
Sommigen, hoewel geene bepaalde oorzaken vaststellende , zgn echter van gevoelen, dat de Longziekte niet eenig en alleen door besmetting wordt voortgebragt, maar dat dezelve ook uit anderenbsp;oorzaken, welke die dan ook zijn mogen, kan geboren worden. Zoo verklaarde de Heer rucHS (’),nbsp;dat niemand in ernst zal willen betwijfelen, datnbsp;de Longziekte zich uit zich zelve kan ontwikkelen,nbsp;en - dat zij werkelijk meermalen als zoodanig Ienbsp;voorschijn komt. Men behoeft slechts de vraag tenbsp;opperen; van waar deze ziekte het eerst geborennbsp;wordt ? Het antwoord zal eindelijk op eene eigenwillige {spontane) ontwikkeling nederkomen.
De Hoogleeraar Dquot;. VIX (') houdt de Longziekte voor zeer besmettelijk , en is van meening, datnbsp;hare uitbreiding overal door policle-maatregelen kannbsp;worden verhinderd; doch hij kan zich niet metnbsp;het gevoelen vereenigen van hen, die willen, datnbsp;de ziekte in Duitschland alleen door besmettingnbsp;voorkomt (®).
p) Bericht, u. 9. w. S. 484.
p) Zeitschrift für dio gcsammte Thierheilkunde B, Itl.
(3) Vergelijk het Magazijn, t. a. p. bladz. 26.
-ocr page 163-De Hoogleeraar OELAFOND (‘) is mede van gevoelen, dat de Longziekte uit zich zelve, dat is, zonder besmetting, kan geboren worden. Het is,nbsp;zegt bij, ver van mij zulks te willen ontkennen,nbsp;daar vele daadzaken mij overtuigd hebben, datnbsp;dit werkelijk zoo is ; maar, eens ontstaan zijnde ,nbsp;breidt zij zich door besmetting uit. Waarom ,nbsp;vraagt hij, zou het te dezen opzigte met de Longziekte anders zijn dan met de besmettelijke typhusnbsp;(Runderpest ?), met de bloedziekten {charbon),nbsp;met de hondsdolheid, met de schaaps- en koepokken , met de schurft en andere ziekten, die uitnbsp;plaatselijke oorzaken bij sommige dieren geborennbsp;worden, en zich vervolgens door besmetting voort-])lanten? Waarom zal men niet aannemen, dat,nbsp;gelijk plaatselijke invloeden alle besmettende ziektennbsp;doen ontstaan, ook de Longziekte op deze wijzenbsp;haar aanwezen verkrijgt, en dat het vervolgens denbsp;smetstoffe is, welke haar verder verspreidt? Denbsp;Hoogleeraar verheveiv (*) is van meening, dat denbsp;Longziekte in Belgie niet alleen aan eene voortdurende smetstoffe {contagion permanente) moetnbsp;worden toegeschreven , en dat zij dus niet behoortnbsp;tot de primitief-hesmeltenis ziekten, zoo als b.nbsp;V. het geval is met de Runderpest. Hij gelooft integendeel , dat dezelve zich van zelve kan ontwikkelen , en dat wij genoodzaakt zyn daarvoor alge-(') Recueil de Médecine Vétérinaire, Tonï. 18, pag. 343.nbsp;n T. a. p, pag. 244.
-ocr page 164-tKcene oorzakea aan te nemen, wanneer door dezelve, binnen weinige dagen en op verschillende stallen, gelijktijdig een grooler of geringer getalnbsp;dieren wordt aangetast.
In lateren tijd begint men echter meer en meer te twijfelen, of het ontstaan der Longziekte welnbsp;uit de bedoelde leefregelkundige oorzaken , gelegennbsp;in de voedsels, de wijze van verzorging, of uitnbsp;atmospherische invloeden, kan worden afgeleid,nbsp;en of haar voortdurend bestaan niet veeleer aannbsp;eene bestendig aanwezig blijvende smetstoffe moetnbsp;worden toegeschreven. Volgens dit gevoelen zalnbsp;de Longziekte in zoo ver moeten gelijk wordennbsp;gesteld met de Runderpest, welke in de uitgebreide Oostenrijksche en Russische steppen, bijnbsp;het aldaar bestaande ras van Runderen, als in-heemsche ziekte, te huis behoorende, zich buitennbsp;dezelve alleen door besmetting aan het Vee vannbsp;andere landen schijnt mede te deelen. De Duit-sche Vee-artsenijkundige wirth (*) houdt het daarvoor , dat de Longziekte zich alleen door besmetting tot eene heerschende ziekte uitbi'eidt, en D\nbsp;SAüTER heeft getracht aan het gevoelen , dat dezelve als eene oorspronkelijk-besmetlelijke ziektenbsp;moet worden beschouwd, in eene afzonderlijkenbsp;Verhandeling (^), meer bepaaldelijk klem bij te
(1) T. a. p. S. 297.
p) Die Lungeaseuchc des Rindviehes, ihr VVeseu , und die Bcwcisc zu ihre ganzliche Verbannung aus unseren Gaucn ,nbsp;¦Winterthur. Verg. het Magazijn , t. a. p. bladz. 24.
-ocr page 165-zetten. Hij wil althans, dat de Longziekte in het Badensche nimmer anders dan door overgebragtenbsp;besmetting is ontstaan , en houdt het twijfelachtignbsp;of dezelve , in sommige streken van Duitsohland,nbsp;uit eenige andere der beschuldigde oorzaken geboren wordt, en aldaar als inheemsch kan worden beschouwd. Hij helt het liefst over tot hetnbsp;gevoelen , dat de Longziekte ook hier, door eennbsp;langzaam en ongemerkt ronddragen der smetstolfe,nbsp;bestendig onderhouden en voortgeplant wordt.nbsp;Hoe het hieromtrent zijn moge , het valt niet tenbsp;ontkennen , dat deze ziekte zich, in de latere ja-ren, in verhouding tot de vroegere tijden, dat zijnbsp;in Duitsohlandy Zwitserland, en frankrijk isnbsp;bekend geweest, met meerdere snelheid en algemee-ner heeft uitgebreid, hetzij dat zulks daaraan zalnbsp;moeten woeden toegeschreven, dat dezelve vroegernbsp;van een minder besmettelijken aard geweest zij dannbsp;thans, of wel aan het meerder vervoer van Veenbsp;van de eene streek naar eene andere , of wel datnbsp;sommige andere oorzaken , op welke te dezen eenigenbsp;beschuldiging rust, meer algemeen tot het vóórtbrengen van dezelve aanleiding mogen geven.
Wat nu te dezen aanzien ons land betreft, zoo moest, bij het eerste verschijnen der Longziektenbsp;in de Provincie Gelderland, in 1833 , en bij haren verderen voortgang, de vraag ontstaan: is dezelve als eene geheel uitheemsche, hier ingesleepte,nbsp;besmeitelijke ziekte te beschouwen, of is zij harenbsp;geboorte en standhouding tevens verschuldigd aannbsp;IV. Deel,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;U
-ocr page 166-130
zoodanige andere leefregelkundige oorzaken en Invloeden, welke daarvoor elders algemeen worden opgegeven ? Hoewel, volgens de toenmaals inge-komene berigten, het voor hoogst waarschijnlijknbsp;moest worden gehouden, dat de ziekte, uit denbsp;aangrenzende streken van Duitsokland, tot onsnbsp;was overgebragt, zoo kon zulks echter niet metnbsp;volkomene zekerheid worden uitgewezen, te minder , daar men later meende , dat de ziekte waarschijnlijk reeds in 1831 op enkele hoeven hadnbsp;bestaan , zonder dat zulks tot kennis van het politiek Bestuur was gekomen, of althans de opmerkzaamheid had opgewekt: waardoor dus de gelegenheid tot eene naauwkeurige nasporing was voorbij gegaan (‘).
{‘) Magazijn, t. a. p. bladz. 15.
Het schijut, dat men iu de Rijn-streken van gevoelen is geweest, dat de Longziekte in de Regerings-Districten vannbsp;Keulen, Dusseldorp en Aken,, door het invoeren van besmetnbsp;of verdacht Vee uit de Nederlanden is onderhouden, waaropnbsp;dan ook de, door de Pruissische Regering, in 1839 genomen,nbsp;maatregel, omtrent het verbod van invoer van Rundvee uitnbsp;de Nederlanden in de Rijn-Provincien, tenzij voorzien vannbsp;eene gezondsheids-pas, in behoorlijken vorm afgegeven, schijntnbsp;te berusten. (Algemeen Ilandelsblad van 2 Sept. 1839).nbsp;Daar de ziekte later in de Riju-Provinciën veel verminderdnbsp;en bijna geheel verdwenen was, wordt zulks daaraan toegeschreven, dat de Longziekte in de Nederlanden vroegernbsp;zou zijn afgenomen (c. j. füchs , DieFrage, u, s. w. S. 120).nbsp;Hoewel het mogelijk kan zijn, dat, bij den steeds voortdu-renden aanzienlijken uitvoer van Rundvee uit Holland naar
-ocr page 167-De gevoelens der Vee-artsen en Geneeskundigen strekten' over het geheel daar henen , dat de ziektenbsp;wel niet van besmettelijkheid was vrij te pleiten ,nbsp;doch meende men ook aan andere oorzaken te moeten denken, als daar zijn ; te late opstalling vannbsp;het Vee in den herfst, het vroeg uitdrijven in dennbsp;voorwinter, voornamelijk op zeer vochtige weiden.nbsp;Lij aanhoudend nat weder, slecht voedsel, plotselinge overgang van flaauw W'eder en lage windennbsp;tot schraal en droog weder, met noordelijke ennbsp;noord-oostelijke winden , en wat dies meer zij (‘).nbsp;In één woord kwamen hierbij in het algemeen dienbsp;schadelijke invloeden in aanmerking, welke doornbsp;de Duitsche Vee-artsenijkundigen , van wie wij denbsp;eerste kennis aangaande deze, tot dus ver bij ons,nbsp;niet dan uit beschrijvingen gekende, ziekte moesten ontleenen.
Vermits er nu onzekerheid omtrent dit gewigtig punt ook later bleef bestaan, terwijl, bij de toenemendenbsp;uitbreiding der ziekte van de eene hoeve of Gemeente naar de andere , volgens de deswege ingekomenenbsp;rapporten te oordeelen , niet altijd met genoegzamenbsp;zorgvuldigheid scheen te zijn nagegaan, of de-
Duitscliland, onder hetzelve zich besmette of verdachte voorwerpen hebben bevonden, zoo meenen wij, dat hierdoor de waarschijnlijke eerste overbrenging der ziekte uit IJuit.ichlandnbsp;naar Holland niet wordt opgeheven. Immers bestond denbsp;Longziekte reeds lang in het eerstgenoemde land, toen dezelve bij ons niet dan bij uaam bekend was.
(‘) Magazijn, D. lU. bladz. 50 en volg.
11*
-ocr page 168-132
zelve kon geacht worden door besmetting al of niet te zijn aangebragt, gaf mij zulks aanleiding totnbsp;het besluit, ten einde, ware het mogelijk, tenbsp;dezen aanzien meerdere zekerheid te erlangen, omnbsp;mij, bij missieve van 27 Mei 1839, te wenden totnbsp;den Heer Administrateur voor de Nationale Nijverheid, daarbij voorstellende , dat de Gemeente-Be-sturen, zoowel als de Vee-artsen, in de streken,nbsp;alwaar de Longziekte heerschte, op deze aangelegenheid oplettend mogten worden gemaakt, en uitgenoo-digd hunne bevinding en gedachten mede te dee-len; of de Longziekte, naar hun oordeel, moetnbsp;worden gehouden voor eene ziekte^ welker voort-'nbsp;durend bestaan en uitbreiding alleen aan harenbsp;besmetlende eigenschap moet worden toegekend,nbsp;dan of zij kan worden gehouden zich ook nu ofnbsp;dan in ons land uit andere, hetzij leefregel-kundige of atmospherische, invloeden, als uitnbsp;zich zelve, te ontwikkelen? Tevens werd bij gemelde missieve er op aangedrongen, dat hiei’op denbsp;aandacht steeds meer mogt worden gevestigd, dannbsp;tot dien tijd algemeen geschied was , als zijnde zulksnbsp;het eenige middel, om in dezen eene gewenschtenbsp;zekerheid te erlangen, en tevens van het hoogstenbsp;belang, in betrekking tot het beramen van gepastenbsp;en krachtdadige maatregelen , om den voortgangnbsp;der Longziekte te stuiten.
Daar de Heer Administrateur voornoemd welaan mijn geuit verlangen, in het belang der zaak,nbsp;heeft gelieven te voldoen , door aan de Heeren
-ocr page 169-Ciouvei’iieurs der verschillende Provinciën, alwaar de Longziekte heerschte, het verzoek te rigten,nbsp;ten einde de respectieve Gemeente-Besturen ennbsp;Vee-artsen ter nasporing van de ware oorzaken dernbsp;ziekte, bepaaldelijk in verband tot de twee bedoelde hoofdpunten, uit te noodigen, zoo zijnnbsp;deswege onderscheidene berigten ingekomen, waardoor ik in staat ben gesteld de zeer onderscheidenenbsp;gevoelens en gezigtspunten te vernemen en te doennbsp;kennen, waaruit de onderwerpelijke zaak werd beschouwd. Wij zullen daarvan den zakelijken in-houd mededeelen.
De Heer Districts-Commissaris, Baron W. j. E. VAN LTNDEN VAN HEMMEN, deelde, ondei' dagtee-kening van 21 Januarij 1840, mede, dat, naarnbsp;zijn gevoelen, de hoofdoorzaak der Longziekte ,nbsp;indien niet de eenige van derzelver verspreidingnbsp;zijnde, nogtans in hare besmettelijkheid moet gezocht worden, en dat tot wering van dezelve denbsp;krachtdadigste middelen, en wel vooral het doodennbsp;van het zieke Vee , vereischt worden , wordendenbsp;opzigtelijk dit onderwerp tei’uggewezen naar eenenbsp;vroegere , door hem ingezondene, missieve van 7nbsp;Mei 1838, N°. B32, waarin dit gevoelen breedernbsp;werd ontwikkeld. Zelfs komt het hem voor, dat,nbsp;indien al in enkele gevallen , waarbij men de besmetting niet heeft kunnen nasporen, de ziektenbsp;nit andere oorzaken mogt ontstaan zyn, in welkenbsp;gevallen dezelve zich dan ook nog veeltijds alsnbsp;secowclaiV-besmettelijk heeft vertoond, de doelma-
-ocr page 170-liglieid van het ilooden van het zieke Vee niet in twijfel kan worden getrokken. Dit zelfde toch isnbsp;ook het geval, zegt de Heer VAN lynden, met dennbsp;kwaden Droes der Paarden, welke welligt evennbsp;dikwijls door ontaarding en verzuim van eenennbsp;gewonen gcedaardigen Droes, als door besmettingnbsp;ontstaat. Bij een nader verslag van gemelden Heernbsp;Disfricts-Commissaris van 16 Maart 1840, werdennbsp;deze beschouwingen herhaald, en nader op hetnbsp;dooden aangedrongen. De .Longziekte was nunbsp;binnen vier weken uitgebroken in de Gemeentenbsp;Druten, Eist, Valburg , Wamel en Ubbergen ,nbsp;en wel te Eist en Ubbergen op meer dan een punt.
Volgens het berigt van den Heer pilgrim, Burgemeester der Gemeente Huissen (Arrondissement JStjmegen) , van 29 Junij 1839 , was men aldaar algemeen van oordeel, dat de Longziekte wel degelijknbsp;besmettelijk is, ofschoon men het weiden van hetnbsp;Vee op lage, zure en di'assige gronden, als uitwendige oorzaken , die de ziekte bevorderen , kannbsp;aanmerken. Zoo ver men kon nagaan, was dezelvenbsp;uit het Kleefsclie herwaarts overgekomen. Vooralnbsp;woedde dezelve, voor eenige jaren , in den Duf~nbsp;feld^ en bijzonder ook te Meer en Leuth. Zijnbsp;heeft echter de laatstgenoemde Gemeente (‘) nietnbsp;het eerst aangedaan, maar sloeg het eerst over naarnbsp;Doornenburg, de Ooij en Pannerden. De Landbouwer wijlen R. DE BRUIN, te Huissen, hadnbsp;Rundbeesten ter velweiding uit de laatstgemelde Ge-(') zie' liiervoren Wadz, 6. Terg. Magazijn, D. III. bladz. 9
-ocr page 171-135
aieeute ontvangen, welke de eerste waren , die te Huissen door de Longziekte werden aangetast.nbsp;Deze Runderen deelden dezelve vervolgens medenbsp;aan het Vee der weiden, welke rondom de besmette landen van DE BRUIN gelegen waren. Mennbsp;is van gevoelen, dat de Longziekte verder uit Gelderland eenen geregelden loop naar de overigenbsp;Provinciën van ons land heeft genomen.
By het doen van dit onderzoek , maakte een Landman buiten de Gemeente Huissen den Heernbsp;Burgemeester de opmerking, dat, naar zijne veronderstelling, de besmetting zeer bevorderd werdnbsp;door de nitwerpsclen van bet zieke Vee, en vermeende de bedoelde Landman , dat dezelve juistnbsp;daarom in de Provincie Holland zoo vreesselijknbsp;woedde, als zijnde men daar gewoon meest allennbsp;mest, en waaronder dus ook dien uit besmettenbsp;stallen gebezigd wordt, lot bemesting der weilanden te gebruiken (‘).
Het berigt van den Heer Districts-Commissaris van Doesbut'g en Zevenaar, Jonkh. van nispen ,nbsp;van 16 Julij 1839 houdt in, dat het hoogst moei-jelijk is, omtrent de onderwerpelijke vraagpuntennbsp;stellig te beslissen. Zoo gemakkelijk toch als hetnbsp;is, in zeer vele gevallen, de wijze, hoe ue besmetting is overgebragt, aan te wijzen, en als metnbsp;den vinger de verspreiding der ziekte na te gaan,nbsp;zoo moeijelijk is het in andere gevallen aan tetoo-
Verg. bladz. 20, 106—112.
-ocr page 172-136
lien , hoe dezelve door besmetting kan zijn aan-gebragt. De Heer van nispen meent echter, op daarbij aangevoerde gronden , het er voor te moeten houden , dat de Longziekte in ons land nietnbsp;uit zich zelve ontstaat, maar altijd door besmetting wordt voortgebragt. Wijders bevat dit berigtnbsp;onderscheidene belangrijke daadzaken en beschouwingen nopens het ontstaan en den voortgang dernbsp;ziekte in de gemelde streken.
De Heer' l. vermeer, Burgemeester van Zeve~ naar, berigtte aan den Heer Districts-Commissa-ris voornoemd, onder dagteekening van 21 Junijnbsp;1839, op de daartoe ontvangene uitnoodiging,nbsp;dat, ofschoon bij sommige Landbouwers, zooalsnbsp;zulks nog onlangs het geval was geweest bij dennbsp;Veehouder bus op den Toulenberg, geene voorafgegane besmetting door gemeenschap kan wordennbsp;aangewezen , het, zijns inziens , zeker is, dat denbsp;smetstofïe als oorzaak van de verspreiding dernbsp;Longziekte kan worden beschouwd. Dat er, tennbsp;aanzien van het ontstaan der ziekte dikwijls onzekerheid kan bestaan, moet waarschijnlijk aan denbsp;vlugtigheid der smetstoffe en hare zeer besmettendenbsp;eigenschap worden toegeschreven. Dat de besmetting, door de uitbreiding der ziekte en hare hevigheid , door plaatselijke omstandigheden, ennbsp;vooral door de vermeerderde warmte, zoowel dernbsp;lucht in hel algemeen, als der stallen in het bijzonder, grooter wordt, en zich veel sterker ontwikkelt, zal men wél niet mogen betwijfelen.
-ocr page 173-Het is , zegt de Heer vermeer , met deze ziekte bij het Vee gelegen , zooals het onlangs met denbsp;Cholera-morbus en andere epidemisch-contagieusenbsp;ziekten bij den mensch gegaan is , over welkernbsp;besmettings-vermogen zoo zeer getwist is.
Dat er in ons land andere oorzaken tot het voortbrengen der Longziekte bestaan of reeds zouden geweest zijn , moet hij betwijfelen, om reden,nbsp;dat deze ziekte geheel nieuw is in hare soort, ennbsp;derzelver overbrenging van de eene naar de andere plaats , duidelijk is na te gaan , terwijl hetnbsp;hoogst onwaarschijnlijk is, dat in ons land, opnbsp;eens eene zoo kwaadaardige , vroeger niet bekende,nbsp;ziekte zich zoude ontwikkeld hebben , zonder datnbsp;groote opvallende atmospherische veranderingen ofnbsp;bederf in het voedsel daartoe aanleiding hebbennbsp;gegeven. Het is op dezen grond, dat, naar hetnbsp;gevoelen van den Heer VERMEER, de Longziekte,nbsp;na verloop van tijd, weer verdwijnen zal, zooalsnbsp;dit met andere epidemisch-contagieuse ziekten hetnbsp;geval is geweest.
Ten gevolge van dezelfde uitnoodiging werd, door den Heer g. j. van embden , Burgemeesternbsp;van Bidam, bij missievo van 18 Junij 1839 , tenbsp;kennen gegeven , dat het Bestuur dier Gemeentenbsp;weinig in staat was over den aard en de ontwikkeling der Longziekte te oordeelen , vermits slechtsnbsp;weinige ziekte-gevallen binnen die Gemeente hadden plaats gehad. Hij merkt evenwel op, datnbsp;dezelve tot dien tijd altijd primitief is ontstaan en
-ocr page 174-uitgebroken in lage streken, langs de rivier of den waterkant; zoodat het genoegzaam zeker schijnt,nbsp;dat vroegere of latere overstroomingen planten,nbsp;kruiden, of grassoorten hebben doen ontstaan,nbsp;welke schadelijk voor het Piundvee zijn, of wel,nbsp;dat de uitwaseming der stroomen of poelen , opnbsp;de eene of andere wijze, nadeelig werken. Denbsp;Longziekte wordt ook wel, volgens dezelfde me-dedeeling, van tijd tot tijd aangetroffen op hoogenbsp;en drooge landen, maar alsdan is, bij naauwkeurignbsp;onderzoek, althans in de Gemeente Didam , gebleken, dat het daardoor aangetaste Vee had geweid op lage gras-streken, dikwijls door binnenwater overstroomd wordende, of wel, dat hetzelvenbsp;was aangekocht uit besmette streken, of in aanrakingnbsp;geweest met longziek Vee : alwaarom het Bestuurnbsp;vermeent, dat de naauwkeurige handhaving dernbsp;bestaande verordeningen op den vervoer en de behandeling van besmet Vee het beste middel is, omnbsp;de verdere verspreiding der ziekte te voorkomen.
Naar aanleiding van gelijke uitnoodiging, gaven de Heeren H. VERWOERT en r. s. nasse. Burgemeesters der Gemeenten Herwen en Duiven, onder schrijven van 28 Junij 1839 , aan meergemel-den Heer Disiricls-Commissaris te kennen, de eerste , dat men het, naar het algemeen heerschendenbsp;gevoelen, er voor mag houden, dat de Longziektenbsp;onder het Rundvee door besmetting ontstaat, ennbsp;geenszins moet worden beschouwd zich als uit zichnbsp;zelve te ontwikkelen; de tweede, dat overal, waar
-ocr page 175-de ziekte te Duiven is uitgebroken geweest, men met genoegzame zekerheid heeft kunnen nagaan ,nbsp;dat dezelve door besmetting is aangebragt, metnbsp;uitzondering alleen bij eenen Landbouwer, metnbsp;name gradcs roelofs , alwaar zulks het geval nietnbsp;schijnt te zijn geweest. Althans had de gemeldenbsp;Landman, op wiens opgaven men veilig staat konnbsp;maken, verklaard, dat de ziekte zich bij hemnbsp;geopenbaard had, zonder dat hij daarvoor eenigenbsp;oorzaak wist op te geven, doch dat hij bij geenenbsp;mogelijkheid kou berekenen , dat dezelve bij hemnbsp;het gevolg was geweest van besmetting.
De Heer ROBBERS, Burgemeester van deelde, onder dagteekening van 25 Junij 1839 ,nbsp;ter voldoening aan de ontvangene uitnoodigiug,nbsp;mede , dat , voor zoo ver hij heeft kunnen ontdekken , de eenige oorzaak van het ontstaan dernbsp;Longziekte bij DERK VAN DE SAND (‘) aldaar, bijnbsp;wien dezelve zich , in de maand December 1833,nbsp;het eerst vertoonde in eenen tijd, dat deze ziekte , behalve in de Over-Beiuwe , welke door eenenbsp;rivier van Pannerden is afgescheiden, in de omliggende Dorpen nog niet bekend was, is toe tenbsp;schrijven aan de omstandigheid , dat het eerste Vee,nbsp;hetwelk bij gemelden Landman aan de ziekte heeftnbsp;gelaboreerd , was geweid op een land, gelegen bijnbsp;den Pleunisse-waard, onder Oud-Zevenaar, ennbsp;schietende met een gedeelte aan den weg van hetnbsp;Aerdsche Veer naar den grooten weg op Pruis-(*) Magazijn, D. UI. bladz. 11—13.
-ocr page 176-sen. Deze veer-weg loopt eveneens door de weilanden van zijn Broeder WIHEM VAN de SAND, die op den Fleunisse-Waard woont. Het kon dusnbsp;mogelijk zijn , dat langs dien weg besmet of zieknbsp;Vee vervoerd is, waarmede het aldaar geweide Veenbsp;van D. VAN DE SAND en deszelfs Broeder, bij wiennbsp;eenigen tijd later de ziekte ook in eenen hevigennbsp;graad is uitgebroken , in aanraking is geweest.nbsp;Trouwens verklaarde D. VAN de sand stellig, datnbsp;dit nimmer te voren met eenig ziek Vee had plaatsnbsp;gehad; dat hij geen vreemd Vee had aangekochtnbsp;of geweid, en dat hij derhalve niet anders konnbsp;veronderstellen, dan dat de onderhavige ziekte bijnbsp;hem op stal uit zich zelve was ontstaan (‘).
De Heer E. G. ARDESCH, Burgemeester van Ntj~ kerk, voegt zijne berigten van den 28 Junij 1839nbsp;bij de vorige. Dezelve houden in, dat men aldaar van gevoelen is, dat, hoewel de Longziektenbsp;van het Rundvee door besmetting wordt overge-bragt , die ziekte echter ook zonder eene primitievenbsp;besmettings-oorzaak ontstaan kan. Immers wasnbsp;het, onder die Gemeente eerst aangetaste, Rundbeest door den eigenaar steeds buiten aanrakingnbsp;met ander Vee gehouden , behalve het zijne. Hijnbsp;had het zelf aangefokt, en men kon zich het geval niet voorstellen, dat aan hetzelve eenige smet-stoffe zou zijn toegebragt. Nat en slecht gewon-
Het komt ons voor , dat hier eenige strijdigheid bestaat, zijnde het niet duidelijk , of hier meer de besmettings-oorzaak of wel het van-zelf-ontstaan kan bedoeld worden.
-ocr page 177-141
nen hooi werd in die streken als de voorname quot; oorzaak ter bevordering der ziekte aangemerkt.
Wij voegen hier de volgende waarnemingen bij van den Heer b. J, C, rtnders, toenmaals Stadsnbsp;Vee-arts te Ntjkerk, mij medegedeeld onder schrijven van 22 September 1840. Op den 14 Meinbsp;1838 werd hij geroepen bij een longziek Rund vannbsp;den Landman p. bast , op de Hofstede Ark, drienbsp;vierde uurs van de Stad gelegen. Hetzelve had reeds,nbsp;gedurende drie maanden, aan een droogen hoestnbsp;gelaboreerd, waarbij het echter overigens oogen-schijnlijk gezond was gebleven. Nu echter warennbsp;de ziekte-verschijnselen toegenomen, welke geheelnbsp;overeenkwamen met die , aan de Longziekte eigen.nbsp;De uitwaseming bezat bovendien een aasachtigennbsp;reuk , welke zich over het geheele ligchaain deednbsp;waarnemen. Het ruisschend geluid aan de regter-zijde van den borstwand was zoo aanmerkelijk,nbsp;dat het op den afstand eener schrede kon wordennbsp;gehoord.
Dit Rund was, in de maand Maart des vorigen jaars , door den eigenaar op de markt te Nijkerknbsp;aangekocht, en, behalve den hoest, steeds gezondnbsp;gebleven. Noch de eigenaar, noch iemand vannbsp;zijn gezin, noch een zijner Runderen, waren innbsp;eenige aanraking geweest met longziek Vee, ennbsp;deze ziekte bestond, in die omstreken, in het geheel niet, hebbende de genoemde Veehouder ooknbsp;geene andere Runderen aangekocht (‘).
{*) Indicn men zou kunnen veronderstellen, dat dit Rund
-ocr page 178-Bij deze Koe brak de ziekte uit, nadat zij eenige dagen was blootgesteld geweest aan een schralennbsp;noorden en noord-oostelljken wind, door koudenbsp;regens afgewisseld. Wanneer men nu den hoest,nbsp;waaraan het dier sedert eenigen tijd leed, in.nbsp;aanmerking neemt, waardoor eene voorbeschiktheidnbsp;tot ziekte der longen kan worden verondersteld, dannbsp;zal men, volgens den Heer ryndeks, met grond,nbsp;het uitbreken der Longziekte bij het gemelde Rundnbsp;kunnen verklaren uit de plaats gehad hebbendenbsp;invloeden, welke op hetzelve hadden gewerkt,nbsp;namelijk de schrale winden en koude regens, nadat het uit een warmen stal in de weide wasnbsp;overgebragt.
Bij de opening werden al de gewone verschijnselen der Longziekte aangetroffen , zijnde de regter long aangedaan , terwijl de linker zeer verkleind ennbsp;als ineengekrompen was. De galblaas was zeernbsp;vergroot en met eene donker groene , aan hetnbsp;zwarte grenzende, gal opgevuld. Het zieke Rund,nbsp;behoorlijk afgezonderd zijnde, bleven de overigenbsp;Runderen later alle gezond : zoodat, gelijk de Heernbsp;RYNDERS aanmerkt, men hier wederom een vernieuwd bewijs aantreft, wat men door eene naauw-keurige en strenge afzondering vermag, om dennbsp;voortgang der besmetting te stuiten.
reeds, tijdens den aankoop in Maart des vorigen jaars, de kiem der ziekte kan bij zich hebben gedragen, zoo zal denbsp;ontwikkeling hier langer dan een jaar tijds hebben geduurd.
-ocr page 179-In liet midden der maand Jnnij deszelfden jaars, ontstond de Longziekte bij twee Melk-koeljen vannbsp;den Veehouder JAN van nykndaal , te Putten opnbsp;de Vetuwe. Een derzelve was, sedert eenigennbsp;tijd , hoestende geweest, hetwelk voor eene gewonenbsp;verkoudheid werd aangezien. Toen deze Koe echter verergerde, en ook een tweede Rund zieknbsp;werd , was men bedacht Vee-artsenijkundige hulpnbsp;in te roepen. Deze Runderen moesten, met nognbsp;eenige andere , des ochtends en des avonds telkensnbsp;den afstand van een uur gaans afleggen , om totnbsp;de weide, die aan zee gelegen was, en uit dezenbsp;wederom tot den strd te komen, zooals te Putten^nbsp;wegens de gesteldheid des lands, noodzakelijk is ,nbsp;indien men geene geheele stal voedering aanwende.
In de geheele Gemeente had men de Longziekte tot dus ver niet waargenomen. Beide Runderennbsp;waren door den eigenaar zelven opgevoed. Hijnbsp;had, in eenige jaren, geen Rundvee aangekocht,nbsp;en kon ook niet nagaan, dat bij, noch iemand vannbsp;zijn gezin, ooit in aanraking waren geweest met Vee,nbsp;dat aan de Longziekte leed. Het eerste Rund wasnbsp;door de ziekte aangetast, tijdens dat er koudenbsp;regen viel, onder noorden en noord-westen wind ,nbsp;zonder dat eene andere oorzaak te beschuldigennbsp;viel, noch aan besmetting kon gedacht worden.nbsp;Het tweede Rund scheen blijkbaar door het eerstenbsp;besmet te zijn geworden, hebbende, gedurende denbsp;ziekte van het eerste, met dit in onmiddelhjkcnbsp;aanraking verkeerd. Het laatst ziek geworden Rund
-ocr page 180-werd onder de aangewende behandeling hersteld , doch het eerste overleed. Bij de opening werdnbsp;de regler long aangedaan bevonden. De overigenbsp;Runderen van dezen eigenaar bleven, onder eenenbsp;naauwkeurige afzondering , van de ziekte verschoond.
De Heer ryndehs meent uit deze , en nog meerdere waarnemingen, die vvij niet alle kunnennbsp;mededeelen, te mogen besluiten, dat de Longziektenbsp;niet alleen door besmetting geboren wordt, maarnbsp;dat dezelve bij ons ook kan ontstaan uit andere ,nbsp;hoewel nog onbekende, invloeden, misschien gelegen in de voedsel-stolFen , doch meer waarschijnlijk nog in atmospherische oorzaken. Eens ontstaan zijnde, bezit zij echter het vermogen , omnbsp;zich door besmetting aan andere Runderen medenbsp;te deelen.
Later brak de Longziekte bij nog meerdere Veehouders, zoo te Nijkerk, als in andere Gemeenten op de Velmve uit, waaromtrent het meernbsp;twijfelachtig bleef, of dezelve aldaar oorspronkelijknbsp;dan wel door besmetting was ontstaan. Hoewel hetnbsp;Vee ook hier veeltijds aan dezelfde ongunstigenbsp;invloeden des weders was onderworpen geweest, alsnbsp;het boven vermelde , zoo kon, bij den verderennbsp;voortgang der ziekte , de besmetting, als oorzaaknbsp;der uitbreiding, niet worden ontkend , te minder,nbsp;daar velen zeer nalatig bleven in het afzonderennbsp;der zieke Runderen, hetwelk doorgaans niet werdnbsp;bewerkstelligd, dan nadat de Heer rynbers , in den
-ocr page 181-ixteds gevoi’derdeu trap der ziekte geroepen zijaJe, zulks beval.
Met het bovenstaande gevoelen strookt het rapport van den Heer F. RIPPERDA , Burgemeester der Stad Doesborgh, ingezonden onder dagteekeningnbsp;van 1 Julij 1839. In hetzelve wordt gemeld, dat,nbsp;volgens het oordeel van deskundigen, de Longziekte oorspronkelijk kan geboren worden doornbsp;eene plotselijke verandering van de temperatuurnbsp;des dampkrings, en dat dezelve niet zeer besmettelijk moet zijn, wordende deze gevoelens gestaafdnbsp;door de volgende omstandigheid. In het jaar 1834,nbsp;werden bij een der Ingezetenen dier Stad van 10nbsp;Koeijen, welke in eene weide in het Angerlooschenbsp;Jiroek gingen, 6 door de Longziekte aangetast;nbsp;waarvan 4 overleden , en 2 , onder de behandeling der Vee-artsen P. MOüWEiV en L. ll. V.ilf CALCAR , opkwamen. In den ointrek der welde was,nbsp;tot op eeneii afstand van nagenoeg twee uren gaans,nbsp;geene Longziekte bekend. Het Vee was reeds voornbsp;Mei gezond in de weide gebragt , terwijl de ziektenbsp;zich , in het midden van den zomer openbaarde.nbsp;In de belendende weiden werden slechts nog tweenbsp;Runderen, en vier weiden verder, op den afstandnbsp;van ongeveer een kwartiers uurs, nog een enkelnbsp;beest door de Longziekte aangetast.
Het medegedeelde geval pleit, volgens het gevoelen van den Heer Burgemeester, voor de niet sterke besmettelijkheid dezer ziekte (‘). Het Vee,
(') tiet geval , hetwelk het onderwerp van dit berigt uit-
IV. Deel. nbsp;nbsp;nbsp;12
-ocr page 182-146
waarvan gesproken is, bevond zich op een grooten afstand van de plaats, alwaar de Longziekte toennbsp;heerschte. Het was niet buiten de weide van dennbsp;eigenaar gekomen, van het oogenblik , dat het ernbsp;in was gebragt, en de vier overige beesten vannbsp;denzelfden eigenaar, alsmede het Vee in de belendende weiden op twee stuks na, bleven gezond.
Onder schrijven van 27 Julij 1839 , deelt de Hoog Wel Geboren Heer Baron van lynden, Dis-tricts-Commissnris van het Arrondissement Zutr-phen , mede , dat, behalve een tweetal gevallen vannbsp;Longziekte in 1836, in de Gemeenten AmbtHoe-iichem en Hengel, welke zich tot het afstervennbsp;eener enkele Koe in elk derzelve hebben bepaald,nbsp;zonder dat daarop verdere besmetting is gevolgd ,nbsp;in dat District geene meerdere gevallen van dezenbsp;ziekte waren voorgekomen, dan alleen in de Gemeente Vordert. Hier openbaarde de Longziektenbsp;zich op 29 Mei 1839, onder het Vee van dennbsp;Landman g. eentink , op de Zeist. Ten aanziennbsp;van het ontstaan derzelve had men getracht allenbsp;mogelijke inlichtingen te verkrijgen , en uit dezelve moet men opmaken, dat te Vordert geenenbsp;besmetting van elders is aangebragt, maar dat denbsp;maakt, is waarschijnlijk hetzelfde , waarover door de Veeartsen MOUWEN en VAN CAECAR wordt gehandeld in het derde Deel van dit Magazijn, bladz. 133, 173, 188. Doornbsp;deze schijnt het ontstaan en de verspreiding der, door hennbsp;in het Angerloosche Broek waargenomene, ziekte niet huitennbsp;allen twijfel aan besmetting te moeten worden toegeschreven.
-ocr page 183-147
\
ziekte daar als oorspronkelijk moet worden beschouwd. De landhoeve Zeist is geheel op zich zelve gelegen. Gemelde Bouwman had in de laatste tijden geene beesten, noch op markten, nochnbsp;elders, aangekocht, dan in Februarij j.1. tweenbsp;Kalveren van een en twee dagen oud, doch beidenbsp;van Veehouders, onder Vorden wonende, ondernbsp;wier Vee toen geene ziekte bestond. Deze Kalveren werden afgezonderd in een kalver-hok geplaatst ; een van dezelve is, negen dagen na hetnbsp;uitbi’eken der ziekte bij eene der Koeijen , medenbsp;ziek geworden, en op 13 Junij overleden, terwijlnbsp;het ander, later ziek geworden, op 26 Julijstierf.nbsp;Tot nu toe was er, noch in Vorden, noch indenbsp;omstreken , eenige ziekte onder het Rundvee bespeurd. Als oorzaak viel hier de verdenking opnbsp;slecht hooi, waarmede men hetzelve in den voorwinter had gevoederd, hetwelk van eene lage weide,nbsp;in het vorige jaar gewonnen, veel van den regennbsp;had geleden, en welligt voor het Vee niet bestnbsp;was geweest, hoezeer ook andere Landlieden vannbsp;dat hooi voor het Vee gebruik hadden gemaakt,nbsp;zonder daarvan nadeelige gevolgen te hebben ondervonden.
Na de mededeelingen der bovenstaande berigten van Heeren Districts-Commissarissen en Burge-meesteren van onderscheidene Gemeenten in denbsp;Provincie Gelderland, zullen wij hier tevens latennbsp;volgen het gevoelen van den Heer Wed., Chir,, einbsp;Art. Obstetr. Doctor, j. j. PENNINK, te Twello ,
12*
-ocr page 184-148
bij missieve van 22 Junij 1839 , medegedeeld aan den Heer Burgemeester der Gemeente Voorst, ennbsp;de rapporten der Heeren Vee-artsen D. F. MANVISnbsp;te Apeldoorn, M. GOEDINGS te Nymegen, en J.nbsp;C. iiüTGERS te Arnhem, naar aanleiding der daartoe ontvangene uitnooJigiiigen van de respectievenbsp;Besturen hunner woonplaatsen, en door deze aannbsp;Heeren Districts-Commissarissen opgezonden.
De beschouwing van den Heer pennink , over bet ontstaan en de voortplanting der , op de e-luwe geheei'scht hebbende, Longziekte onder hetnbsp;Rundvee, komt hier op neder:
Reeds een jaar voor hét uitbarsten der bedoelde ziekte, ontstond bij hem, gedurende zijne geneeskundige reizen door de Loenensohe Heide, hetnbsp;denkbeeld eener te vreezen épizoötie onder hetnbsp;Rundvee. De grond dezer veronderstelling lagnbsp;vooral daarin, dat een groot deel der Koe-beestennbsp;aldaar dagelijks door hem grazende werd gezien opnbsp;een broekigen , moerassigen grond , naast de Heidenbsp;gelegen, alwaar het Vee, ten gevolge van een zeernbsp;droegen zomer, niet dan slecht broek- of slootwater kon bekomen. Het Vee werd derivaarts gejaagd in driften, waarover Veehoeders gesteld waren , en moest altijd over een stuivenden droogennbsp;zandweg naar het broek gevoerd worden. Behalvenbsp;dat het gras er met veel stuifzand of stof bedeeldnbsp;geraakte, had het reeds de nadeelen der uitwaseming van kool- en waterstolïe {hydrogenium ear-bonalum) opgenomen. Gedurende de schrale zo-
-ocr page 185-merlucht, weid ei’ ook weinig en meest slecht hooi verbouwd ; hetwelk dus mede niet veel goedsnbsp;beloofde. Het dagelijksch voortdrijven van hetnbsp;Vee , onder de hitte der zon, bij gebrek aannbsp;malsch gras en zuiver water, werd dus reeds eenenbsp;oorzaak tot ziekte, en zulks nog meer, wanneernbsp;het verhitte Vee , tegen den avond huiswaarts gedreven wordende, onder weg, door noordelijkenbsp;winden werd overvallen, en alzoo nog meerdere vatbaarheid verkreeg voor de epizoötische Longziekte
A.1 deze , elkander opgevolgd hebbende , oorzaken , hebben, naar het oordeel van gemelden Geneesheer , tot het ontstaan, de ontwikkeling en verspreiding der ziekte aanleiding gegeven» Eenmaal als ligte , zachtaardige , Longziekte ontstaannbsp;zijnde, zal zij, even als eene, bij den menschnbsp;plaats hebbende , catarrhale koorts kwaadaardignbsp;worden, en alzoo, ofschoon primitief niet besmettelijk , in den bedoelden staat, eene smetstoffenbsp;kunnen ontwikkelen, en, door overplaatsing vannbsp;het Vee naar vreemde stallen, de besmetting kunnen mededeelen, hetzij het contagium een gewrochtnbsp;zij der uitademing, huiduitwaseming, of wel vannbsp;de kwade lucht, uit de drekstoffen opgestegen.nbsp;Overigens kan het gelijktijdig ontstaan der ziektenbsp;op onderscheidene stallen ook op zich zelf uit denbsp;gelijktijdig algemeen gewerkt hebbende oorzakennbsp;afgeleid worden.
Ter bevestiging dezer raeening, voegt de Heer PENNINR er bij, dat het hem steeds gebleken is,
-ocr page 186-dat de stallen der min gegoede Landlieden , van de drift gebruik makende, de meeste sterfte, ondervonden , terwijl het Vee der beter gezetenen,nbsp;hetwelk betere weiden en hooi tot voedsel bekwam,nbsp;minder hevig werd aangetast.
Hij beschouwt das de ziekte te Loenen, als oorspronkelijk zijnde ontslaan, en, eenen seeundair-hesmettelijken aard verkregen hebbende, hierdoor van de eene hoeve op de andere te zijn overge-bragt, zelfs tot naburige streken of dorpen.nbsp;Was de ziekte uit Duitschland aangebragt, zoonbsp;zou zij zich niet juist afgeperkt vertoond hebben,nbsp;zoodat men hare sporen honde nagaan , en in eennbsp;oorzakelijk verband brengen met de bovengemeldenbsp;gronden voor haren oorsprong. Men behoeftnbsp;daarom het algemeene denkbeeld niet te verwerpen , dat dergelijke ziekte ook oorspronkelijk epi~nbsp;zoötisch-contagieus kan zijn, en als zoodanig ,nbsp;door middel des dampkrings, uit de eene landstreek naar de andere overgebragt kan worden.
Ofschoon op de Veluwe welligt door besmetting op de voormelde wijze verspreid zijnde , houdt de Heer pennink de Longziekte, te Loenen,nbsp;als primitief ontstaan uit de gemelde atmos~nbsp;pherisch-tellurische en leefregelkundige oorzaken.
De Heer Vee-arts l». P- MANVIS, WZ. verklaarde zich, onder schrijven van 19 Junij 1839 , nopensnbsp;de onderwerpelijke aangelegenheid , voor het oorspronkelijk ontstaan der Longziekte,
-ocr page 187-Hij kan zich niet vereenigeu met het gevoelen van die Vee-artsenijkundigen, die vaststellen , datnbsp;de ziekte van buiten, en wel uit de Rijn-Provin-cien tot ons is overgebragt; en hij hecht nietsnbsp;vreemds aan het denkbeeld, dat zij zelve ook opnbsp;onzen bodem uit zekere invloeden zich zoude kunnen ontwikkelen. Wat die invloeden betreft, voornbsp;zoo ver dezelve niet vallen onder het getal dernbsp;gewone schadelijke oorzaken, als slechte hoedanigheid van voeder en drank, onzuivere stallen ,nbsp;onreinheid der dieren , enz., zoo blijft het voor»nbsp;zeker, bij onze, tot dus ver onvolkomene, kennis omtrent den geheelen invloed des dampkringsnbsp;op het bewerktuigde ligchaam , hoogst moeijelijk ,nbsp;de oorzaken der Longziekte bepaaldelijk aan tenbsp;wijzen. Hij meent echter, dat de oorzaken,nbsp;welke in Duilsohland de ziekte hebben voortge-hragt, ook bij ons kunnen bestaan; temeer, daarnbsp;men ook op vreemden grond blijft gissen naar denbsp;bepaalde Invloeden , waaruit de kwaal ontspringt.
De Heer MAIfViS , hoewel aannemende , dat de Longziekte* zich in ons land oorspronkelijk kannbsp;ontwikkelen , stemt echter toe, dat hare verbreiding nu en dan aan het haar eigen besmettings-vermogen moet worden toegeschreven.
Wat verder het eerste punt betreft, zoo merkt hij op, dat, indien de Longziekte, van buiten totnbsp;ons land was overgebragt, dan zou dezelve ooknbsp;enkel door besmetting haren verderen voortgangnbsp;moeten vinden; hetgeen hem echter niet is geble-
-ocr page 188-ken. Het is hem en anderen , door voorbeelden te Loenen, bekend, dat zeer zieke Runderen zonder eenig nadeelig gevolg, uit plaats-gebrek, een’nbsp;geruiinen lijd naast gezonden hebben gestaan, Tevens ondervond men, dat Runderen, volstrektnbsp;met geene long-zieke in aanraking zijnde geweest,nbsp;op verwijderde plaatsen , door naauwgezette oppassers verzorgd , eensklaps door deze ziekte werdennbsp;aangetast.
Voor het niet onvoorwaardelijk verspreiden der ziekte door besmetting pleit ook de opmerking, dat,nbsp;Is Loenen , tijdens het menigvuldig heerschen der-zelve, in 1S35 , 1836 en 1837, de taxateurs zichnbsp;gestadig onledig hielden met de opneming ennbsp;schatting der zieke Runderen, en derhalve metnbsp;deze in aanraking kwamen , en evenwel, schoonnbsp;hun eigen Vee dagelijks in persoon verzorgende,nbsp;van deze kwaal op hunne hoeven , juist tusschennbsp;de met de Longziekte bezochte stallen gelegen,nbsp;bevrijd zijn gebleven.
De overdraging eener smetstoffe, zegt de Heer 3I.INVIS, is dikwijls moeijelijk, somwijlen in hetnbsp;geheel niet, na te gaan; maar gesteld , dat denbsp;smetstoffe het eenige middel zij voor de voortgaandenbsp;iiitbreidmg der Longziekte, en aangenomen, datnbsp;de overbrenging der smetstoffe van een ziek Rundnbsp;aan, gezonde dieren op eene, buiten alle gemeenschap liggende, verwijderde, hoeve geschiedennbsp;kunne, ondanks iedere voorzorg, en zonder onder de nasporing te vallen van den naauwkeurig-
-ocr page 189-lf)3
sten waarnemer, zoo blijft het toch onverklaarbaar, hoe soms, onder een zeker aantal Runderen , betrekkelijk weinige ziek worden, terwijl toch alle aan hetzelfde contagium waren blootgesteld.nbsp;En wat mag dan de reden zijn, dat de ziekte zichnbsp;dikwerf tot zulk een klein plekje blijft bepalen ,nbsp;en in twee jaren tijds die grenzen niet overschrijdt,nbsp;zooals dit te Locnen en beekbergen heeft plaatsnbsp;gehad ?
Op eene en andere gronden is de Heer auNVtS van oordeel , dat de Longziekte zich hij het in-landsche Rundvee oorspi'onkelijk, uit nog onbekende , doch waarschijnlijk uit atmospherische ,nbsp;invloeden kan ontwikkelen. Deze beschouwingnbsp;neemt echter, volgens zijne meening , niet weg ,nbsp;dat ook meermalen het verder ontstaan der ziektenbsp;uit ware besmetting moet worden verklaard. Doelmatige maatregelen zullen wel de ziekte kunnennbsp;beteugelen , wanneer deze, besmettelijk geworden ,nbsp;verwoestende om zich henen prijpt, maar dezelvenbsp;zullen niet kunnen verhinderen, dat zij hier ennbsp;daar weder op nieuw geboren wordt. Dat hetnbsp;dooden der zieke Runderen als het heilzaamste ennbsp;eenvoudigste middel tot stuiting der ziekte zounbsp;moeten worden aangemerkt, gelijk onlangs doornbsp;een geacht kunstgenoot is beweerd, durft de Heernbsp;MANVIS niet toestemmen , omdat het middel hemnbsp;voorkomt erger te zijn dan de kwaal, en stellignbsp;aan onzen Vee-stapel menig Rund zou ontroo gt;nbsp;ven, hetwelk nog voor genezing vatbaar was geweest.
-ocr page 190-Van een ander gevoelen is de Heer m. goe-DINGS, Stads Vee-arts te Nijmegen, ingevolge deszelfs ingezonden berigt aan Heeren Burgemeester en Wethouderen dier Stad van 21 Junij 1839.nbsp;De ondervinding heeft hem geleerd, dat de Longziekte aldaar in alle jaargetijden, onder allerleinbsp;weersgesteldheid , voedsel en verzorging , te voorschijn trad; evenwel met dit aanmerkelijk verschil,nbsp;dat dezelve in het vooi’jaar en de herfst, vooralnbsp;bij flaauw, nevelachtig, vochtig weder, veel al-gemeener heerschte, dan in den zomer en dennbsp;winter, ja in het laatste saizoen bijna geheel verdween, Ten opzigte der levenswijze heeft hij zichnbsp;daar ter plaatse kunnen overtuigen, dat bij voorkeur zoodanig Vee door de Longziekte werd aangetast, hetwelk in naauwe onreine stallen was gehuisvest , en met spoeling , draf, of soep voederingnbsp;werd gevoed.
Inmiddels kunnen , naar het gevoelen van den Heer goedings, de genoemde invloeden slechts geacht worden de vatbaarheid voor de ziekte tenbsp;vermeerderen , doch kunnen dezelve geenszins alsnbsp;voldoende aanleidende oorzaken tot de ontwikkelingnbsp;dezer eigenaardige kwaal worden beschouwd. Immers ontstaat dezelve meermalen ,op stallen of innbsp;weiden , alwaar geene der bedoelde invloeden aanwezig zijn, maar het Vee eene, in alle opzigten ,nbsp;goede verzoi-ging geniet. Hij heeft behalve de besmetting nergens eene voldoende oorzaak voor hetnbsp;ontstaan der Longziekte kunnen opsporen, en hoe-
-ocr page 191-wel meestal, ecliCer niet altijd, in staat zijnde de wegen na te gaan , langs welke de smetstoffe wasnbsp;aangebragt, zoo heerschte dezelve echter altijd innbsp;dezelfde of naburige Gemeenten, en bestond ernbsp;dus ten minste de gelegenheid tot verspreiding dernbsp;smetstoffe. Naar de ondervinding van dezen Vee-artsenijkundigen, moet het voortdurend bestaan dernbsp;Longziekte alleen aan hare besmettende eigenschapnbsp;worden toegeschreven.
De Heer goedijvgs mij, onder dagteekening van 4 September 1843, een overzigt zijner bevindingen , omtrent de Longziekte te Nijmegen, waaraannbsp;bij, na zijne vestiging te dezer stede, sedertnbsp;1 April 1836, 761 Runderen heeft behandeld —nbsp;van welk getal 556 gestorven en k05 waren opgekomen — hebbende medegedeeld , meen ik dennbsp;hoofdzakelijken inhoud van zijn Verslag hier tenbsp;mogen laten volgen,
De ziekte was reeds drie jaren vroeger van de Pruissische grenzen , door den Polder de Ooij, totnbsp;binnen de Stad Nijmegen doorgedrongen , alwaarnbsp;zij tot heden onafgebroken aanwezig is gebleven ,nbsp;zich echter altijd tot de eene of andere straat bepalende , alwaar de ziekte van stal tot stal voortging, totdat alle door dezelve bezocht waren geweest. De ziekte heerschte meermalen , gedurendenbsp;een half jaar, op een bepaald punt, verdweennbsp;eindelijk aldaar , om in een ander gedeelte der Stadnbsp;gelijken gang te houden. Evenwel zag men haarnbsp;somwijlen gelijktijdig op een zeer afgelegen stal ont-
-ocr page 192-staan, en wel bepaaldelijk onder het Vee van betrekkingen of vrienden, die of het zieke Vee hadden helpen verzorgen, of hetzelve uit belangstelling dikwijls bezocht hadden: zoodat, iii deze gevallen, eene overdraging der sinetstolfe, doornbsp;middel der kleederen, het verzuimen der reiniging, enz. moest worden aangenomen.
Opmerkelijk is het noglans, dat, als bij voorkeur, het hooger gelegen gedeelte dezer Stad, door de Longziekte werd bezocht. De inrigting dernbsp;stallen is algemeen zoo, dat dezelve, achter denbsp;woonhuizen, op geringen afstand van elkander geplaatst zijnde , meestal eene genoegzaam vrije gemeenschap hebben, om de uitgeademde en uitgewasemde stolfe onveranderd van den eenen naaiden anderen stal te kunnen doen overgaan. Voortsnbsp;zijn dezelve meestal zoo naauw, dat het daarinnbsp;geplaatste Vee zich niet gelijktijdig kan nederleg-gen: daarenboven zijn de stallen zeer donker,nbsp;morsig, en worden vooral in den winter zeer warmnbsp;gehouden, hetgeen de voorbeschiktheid tot denbsp;Longziekte moet vermeerderen. Het is zonderling,nbsp;zegt de Heer goedings , dat hier enkele stallennbsp;gevonden worden, waarin het Vee, afkomstig uitnbsp;streken, alwaar de Longziekte tot nog. toe nietnbsp;bekend is geweest, hoogstens drie of vier maandennbsp;van dezelve verschoond blijft. In een zoodanigennbsp;stal, alwaar 2 stuks Melk-vee worden verzorgd,nbsp;zijn, sedert het begin van 1840 , reeds 10 stuksnbsp;aan de ziekte gestorven, nadat dezelve van een
-ocr page 193-157
tot vier maanden daarin gehuisvest waren. Zij werden of gelijktijdig of eenigen tijd na elkandernbsp;aangetast. Deze stal was telkens geheel uitgestorven , alvorens er op nieuw gezond Vee in werdnbsp;geplaatst. In een anderen stal, waarin 4 stuksnbsp;Melk-vee werden gehouden, werden, sedert 1838nbsp;tot nu toe, 16 stuks aangetast, welke, telkens on-middeliijk na het uithi’eken der ziekte, van hetnbsp;overige, schijnbaar gezonde, Vee werden verwijderd. De aanvulling geschiedde, nadat de stalnbsp;steeds door de gewone middelen was gezuiverd,nbsp;met Vee, in eene streek van Noord-Brabandaiamp;u-gekocht, alwaar de Longziekte slechts bij naamnbsp;bekend was. Op het langst was hetzelve drienbsp;maanden in den stal geplaatst geweest, wanneernbsp;het een offer der ziekte werd , hoewel er zich bijnbsp;de overige Runderen, die langeren tijd in dezennbsp;stal geweest waren, geen spoor van dezelve vertoonde.
Dat het, uit gezonde streken afkomstige en in besmette stallen geplaatste , Vee , spoediger door denbsp;Longziekte wordt aangedaan, dan zoodanige Runderen , welke langeren tijd aan de inwerking dernbsp;smetstoffe waren blootgesteld, is eene waarneming,nbsp;welke de Heer goedings over het algemeen heeftnbsp;bevestigd gevonden. Behalve de aangeduide stallen ,nbsp;waren er nog onderscheidene, waarin de Longziektenbsp;bijna onafgebroken, dat is, met tusschenpoozennbsp;van een tot zes maanden , voorkwam, en waarinnbsp;dezelve alzoo scheen gevestigd te zijn. De gewone
-ocr page 194-bei’ookiugea en zuiverings-middelen schenen geene de minste gunstige uitwerkingen te hebben gedaan.
In het Maas-fV^aalsohe was de Longziekte niet voorgekomen tot in het begin des jaars ISitl ,nbsp;wanneer, dezelve uitbrak bij 2 Ossen van den Landbouwer W. HOES, te Ewijli, zijnde, in den winternbsp;des vorigen jaaas, aangekocht op een, daar innbsp;de nabijheid jaarlijks plaats hebbenden, openbarennbsp;verkoop van, uit de Provincienbsp;nbsp;nbsp;nbsp;aangevoerd.
Vee. Bij deze Ossen werd al spoedig, en gedurende een geruimen tijd, een drooge, korte, hoest bespeurd. De eetlust evenwel goed blijvende,nbsp;werd daarop verder geen acht gegeven , en blevennbsp;deze Ossen overigens schijnbaar gezond; doch ondernbsp;het eigen aangefokte Vee brak de Longziekte uit.nbsp;Deze niet dadelijk erkend wordende, en de tijdnbsp;van inscharen daar zijnde, werd het overige Veenbsp;in eene naburige weide gedaan. Al spoedig vertoonde de ziekte zich ook hieronder, hebbendenbsp;meergenoemde Vee-arts hetzelve met den Heernbsp;Secretaris der Geneeskundige Commissie, op lastnbsp;van den Heer Staatsraad Gouverneur, onderzocht.
Laatstgenoemde Veehouder verloor aan deze ziekte, van Mei tot Julij 1841, toen dezelve geheelnbsp;ophield , 8 stuks Vee.
Intusschen ontstond nu ook de Longziekte onder het Rundvee van den Landman A. BROUWER , te Ewijk, wiens weide-land gelegen was naast datnbsp;van voornoemden w. HOES. Dezelve hield met afwisseling stand tot Januarij 1842.
-ocr page 195-159
Nu vertoonde dezelfde ziekte zich verder op onderscheidene stallen in de gemelde Gemeente, alwaar men, in de meeste gevallen , met zekerheid kon nagaan, dat het Vee middellijk of onmiddellijk met het bovengenoemde in aanraking was geweest. Zoo b. V. brak dezelve, in Januarij 1842,nbsp;uit in het Dorp inssen, een half uur van Ewijknbsp;gelegen, op den stal van de Wquot;*. VAiv TIEL. Bijnbsp;naauwkeurige navorsching bleek het, dat 2 barernbsp;Runderen de gewoonte hadden, om de eigene weidenbsp;te verlaten , en dat deze, zooals men zeker wist,nbsp;in aanraking waren geweest met het Vee van dennbsp;Landman BROUWER. Van den talrijken Vee-stal bijnbsp;de VAN TlEl werden slechts 4 stuks weggesleept.nbsp;Bij den Smit H. VAN DEN ereeden , te Winssen ,nbsp;ontstond de Longziekte bij 6 van de 7, zich opnbsp;deszelfs stal bevindende, schoone Melk-koeijen. Dezenbsp;werden bestendig op stal verzorgd, en er was geennbsp;vreemd Vee aangekocht. Dan, daar van denbree-DEN zich met de behandeling van het Vee van denbsp;Wquot;*. VAN TIEL had onledig gehouden, scheen hiernbsp;gemakkelijk eene overdraging der smetstoffe te kunnen worden aangenomen: welke dan ook door dennbsp;eigenaar zelven voor de oorzaak der Longziektenbsp;onder zijn Vee werd gehouden.
Iets later brak de Longziekte almede uit in den stal van H. VAN COOLWYK, te Beuningen, een uurnbsp;gaans van Winssen gelegen, wiens Vee, in dennbsp;herfst van 1841, in de nabijheid van dat dernbsp;W^quot;. VAN TIEL, had geloopen. Van 20 stuks
-ocr page 196-160
werden 6 weggesleept, terwijl de overige gezond bleven.
In de Gemeente Beuningen bepaalde de ziekte zicb tot dezen stal alleen, hetwelk hoogstwaarschijnlijk aan deszelfs zeer afgelegene ligging moetnbsp;worden toegeschreven.
Uit deze ondervindingen blijkt het, volgens den Heer goeWiVGS :
r. Dat de Longziekte zich in de bedoelde streken alleen dan heeft verspreid, wanneer er gelegenheid bestond, dat het Vee met elkander in aanraking kwam, zooals , in den zomer van 1841,nbsp;te Ewtjk voldoende is gebleken.
2quot;. Dat die gemeenschap ook door menschen kan worden daargesteld , en de smetstoffe, door middel der kleederen , kan worden overgebragt.
3°. Zooals boven gezegd is , was het Vee van de W'**. VAlf TIBL en dat van H. VAN COOLWïk tenbsp;Beuningen met elkander in aanraking geweest;nbsp;doch was er op dat tijdstip van beide zijden geennbsp;enkel stuk Vee onder, dat eenig teeken van .ziektenbsp;vertoonde : waaruit zal mogen worden opgemaakt,nbsp;zooals de ondervinding zulks ook aan den gemeldennbsp;Vee-arts , in de Gemeente Nijmegen , meermalennbsp;heelt doen zien , dat een, door de Longziektenbsp;aangedaan , Rund i’eeds het vermogen moet bezit 'nbsp;ten, om de ziekte aan andere voorwerpen mede tenbsp;deelen, alvorens bij het eerste dien trap te hebben bereikt, dat zij zich door uitwendige verschijnselen doet kennen.
-ocr page 197-De Heer Vee-arts J. c. RüTGERS, te Arnhem , merkt, in het, door hem aan het Stedelijk Bestuurnbsp;dezer Stad ingezonden, berigt, aan , dat men bijnanbsp;alle denkbeeldige sehadehjke oorzaken, waarvannbsp;sommige door hem worden opgesomd, voor hetnbsp;doen ontstaan der Longziekte heeft beschuldigd,nbsp;doch dat naauwkeurige waarnemingen deswegenbsp;nog geene voldoende bevestiging hebben gegeven.nbsp;Men heeft, volgens hem, de ziekte in Gelderlandnbsp;zien ontstaan op plaatsen, alwaar geene dier bedoelde oorzaken bestonden, en zelfs in gunstigenbsp;saizoenen, en op stallen, alwaar omtrent het Veenbsp;een zeer goede leefregel werd in acht genomen.nbsp;Er zijn hem echter ook voorbeelden bekend, datnbsp;de Longziekte ontstond op landhoeven, alwaar mennbsp;geene besmetting kon vei’denken, waarvan denbsp;Veehouders, verklaarden nimmer longziek Vee tenbsp;hebben gezien, noch dat hun Vee, bij weten,nbsp;ooit met andere Runderen in aani-aking was geweest , bij welke de ziekte bestond. In weerwilnbsp;daarvan, brak somtijds de ziekte uit, en heerschtenbsp;dezelve aldaar , gedurende een half of geheel jaar,nbsp;hield dan op , en maakte geene verdere vorderingennbsp;in de Gemeente. In andere gevallen kon, wanneernbsp;de ziekte op eene hoeve eenmaal vvas uitgebroken ,nbsp;de besmetting van de eene naar de andere hoevenbsp;duidelijk worden nagegaan, en werd niet zeldennbsp;bijna de geheele Gemeente er door aangetast. Denbsp;Heer rutgers zegt, dat, wanneer men deze waai’-nemingen en omstandigheden naauwkeurig in aan-IV. Deer,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;13
-ocr page 198-162
mei’king neemt, het vooi- hem altijd nog zeer duister blijft, om stellig te bepalen, of de ziektenbsp;in ons land 'voor primitief of secundair besmettelijk moet worden gehouden ; hoewel dezelve innbsp;Duitschland langer dan eene eeuw bestaat, ennbsp;men haar daar als inheemsch mag beschouwen.nbsp;Zij heeft zich daar eenmaal oorspronkelijk uit gewone epizoötische oorzaken ontwikkeld, hetwelknbsp;waarschijnlijk nog het geval is.
Door den Heer Staatsraad Gouverneur der Provincie Zuid~Holland, even als in Gelderland^ nopens de onderwerpelijke zaak berigten zijnde ingewonnen, werd door Zijn HoogEd. Gestr., innbsp;deszelfs missievc van 11 September 1839, aangemerkt, dat de gevoelens ten aanzien der voorgestelde vraag, of het voortdurend bestaan en denbsp;uitbreiding der Longziekte alleen aan hare besmettende eigenschap moet worden toegeschreven, dannbsp;of zij zich ook hier te lande uit andere, hetzijnbsp;leefregelkundige of atraosphcrische, invloeden alsnbsp;uit zich zelve ontwikkelt, zeer uiteenloopen. Totnbsp;staving van het laatste denkbeeld werd aan dennbsp;lieer Staatsraad Gouverneur, onder anderen, doornbsp;de Burgemeesteren der Gemeenten Klaaswaal ennbsp;fFestmaas, opgegeven, dat het Rund, hetwelknbsp;aldaar het eerst door deze ziekte werd aangetast,nbsp;niet uit eene andere Provincie afkomstig, maar innbsp;die Gemeente aangefokt was, en dat de Longziektenbsp;dus niet door overbrenging, maar uit zich zelve,nbsp;schijnt te zijn ontstaan.
-ocr page 199-Door de Commissie van Landbouw dier Pi'Ovin-cie wordt, onder schrijven van 26 Sept. 1839 , gemeld, dat, hoewel de Led^n zich, in derzelvernbsp;respectieve D'Stricten, met de nasporing omtrentnbsp;de oorzaak van het ontstaan en de voortplantingnbsp;der Longziekte hebben onledig gehouden , dit onderzoek tot dus ver daarover weinig licht verspreidt, Na kortelijk over het eerste ontstaan dernbsp;Longziekte te Lier, en hare eerste verspreidingnbsp;onder Maasland^ Groeneveld, Rozenburg , enz.nbsp;gesproken te hebben, betuigt de Commissie geennbsp;bepaald gevoelen daaromtrent te kunnen uitbrengen , omdat men op de eene plaats zou zeggen ,nbsp;dat de ziekte ontstaan is, door het aanbrengennbsp;van Vee uit besmette streken , en, op andere plaatsen , stallen of weiden zijn aangetast geworden ,nbsp;zonder dat eenig vreemd Vee , zelfs in de buurt,nbsp;noch iemand bij hetzelve was geweest, komendenbsp;van besmette stallen of van ziek Vee ; alwaaromnbsp;men zal moeten denken , dat de ziekte aldaar uitnbsp;zich zelve is ontstaan. Voor velen zal , gelijknbsp;wordt aangemerkt, zulks wel eenproblema\Aïyieiiinbsp;hoezeer over het geheel wel kan worden aangenomen , dat, wanneer ongelukkig die ziekte zich opnbsp;eenen stal of in eene Gemeente vertoont, dezelvenbsp;alsdan besraettelijk is, en zich verder verspreidt,nbsp;hoewel de smetstolTe op den eenen tijd veel vlugger kan werken dan op den anderen.
Op Goedereede en Overjtakkee houdt men het er voor, dat de Longziekte, welke echter op dit
13 *
-ocr page 200-Eiland niet zoo vele slagtoffers heeft gemaakt , als in andere gedeelten van Zuid-Holland, aldaar is aangebragt door Vee, dat geweid had opnbsp;het Eiland Rozenburg , tijdens dat de ziekte aldaar heerschte.
Burgemeester en Wethouderen der Stad Gorin-ohem geven, bij missieve van 6 Julij 1839 , te kennen, dat, na gedaan naauwkeurig onderzoek,nbsp;het eerste aldaar aangetast zijnde Rund , in hetnbsp;laatst van November of het begin van Decembernbsp;1836, uit ISoord-Holland afkomstig, door JACOBüSnbsp;DRIVER, gezond op de markt gekocht, en doornbsp;hem gestald is tot het voorjaar van 1837 ; en datnbsp;hetzelve, om de helft van April van dat jaar ,nbsp;naar de weide, doch niet meer volkomen gezondnbsp;zijnde , werd gebragt, aldaar meer ziekelijk is geworden , en na eenige dagen gestorven. Van 21nbsp;April tot in Julij deszelfden jaars, stierven nognbsp;20 stuks Pvunderen aan de Longziekte, waarvan denbsp;meeste met het eerst ziek geworden Rund in dezelfde weide hadden geloopen.
Ofschoon het dus geheel onbekend is, hoe dit eerste Rund aan de ziekte is gekomen, is het tochnbsp;waarschijnlijk , dat de later ziek gewordene Runderen door hetzelve zijn besmet gewoi’den.
Volgens het ingekomen berigt van Burgemeester en Wethouderen der Gemeente Veur, van 27nbsp;Junij 1843, brak aldaar de Longziekte voor hetnbsp;eerst uit op den 5 Maart 1837, bij een Melkbeest van eenen Veehouder in die Gemeente, het-
-ocr page 201-165
welk daaraan stierf. Dit Rund was door den eigenaar zelven gefokt. De oorzaak kon niet aan besmetting worden toegeschreven, alzoo men innbsp;geene aanraking was geweest met zoodanige Veehouders , alwaar de Longziekte reeds was uitgebroken. Er bestaan dus ledenen , welke doen vermoeden, dat dezelve aldaar uit andere onbekendenbsp;schadelijke oorzaken is ontstaan, terwijl ook, innbsp;dezelfde Gemeente, vele voorbeelden zijn, datnbsp;Vee, hetwelk met de, aan de Longziekte overledene, Melk-koe is opgestald of geweid geweest,nbsp;hierdoor niet zijn besmet geworden, hoezeer denbsp;ziekte ook alhier zich zeer heeft uitgebreid en nognbsp;voortduurt. Men merkt op , dat het dgoden vannbsp;het Vee, bij hetwelk de Longziekte wordt ontdekt, welligt tegenkanting bij de Veehouders zoudenbsp;ontmoeten, vermits toch niet alle Runderen daaraan sterven.
Te Gouda werden, overeenkomstig het berigt van den Heer Burgemeester dier Stad van 24Junijnbsp;1839, voor het eerst twee sterfgevallen binnennbsp;die Gemeente waargenomen in 1835. Het is dennbsp;Heer Burgemeester bij ervaring voorgekomen, datnbsp;de voortplanting door besmetting, bijaldien dezenbsp;bestaat, hoogst moeijelijk na te gaan, en ook zeernbsp;te betwijfelen is, alzoo de sterfte zich dikwerf totnbsp;een of weinige Runderen van denzelfden Veehouder bepaalt, welke daarna een geruimen tijd ennbsp;somwijlen zelfs geheel zijn vrij gebleven. Er hebben bovendien gevallen van sterfte plaats gehad
-ocr page 202-166
op zeer ver van elkander verwijderde hoeven,' waarvan het Vee volstrektelijk niet met elkander innbsp;aanraking was gekomen, terwijl evenzeer binnennbsp;de genoemde Gemeente verre weg het grootste getal Vee is gestorven in een bepaald gedeelte vannbsp;dezelve, hoezeer dan ook onderscheidene tusschennbsp;inliggende stallen geheel zijn vrij gebleven.
Omtrent de oorzaak , zoowel als den aard der ziekte en de al- of niet-besmettelijkheid derzelve,nbsp;acht de Heer Burgemeester voornoemd, wegensnbsp;gebrek aan de noodige geneeskundige kennis ,nbsp;zich onbevoegd te oordeelen , doch meent hij, uitnbsp;de hem bekende voorbeelden, te mogen afleiden,nbsp;dat te dezen geene dadelijke besmetting is aan tenbsp;nemen. Er bestaat, zegt hij , opzigtelijk dit puntnbsp;evenzeer twijfel tusschen deskundigen , als ten aan-zien van den braakloop, welke in 1832 en 1833nbsp;in ons Vaderland heeft geheerscht, waarbij ooknbsp;in vele gevallen de besmetting twijfelachtig was.
In de Gemeente Barwoudswaarder en Bekenes brak, volgens het berigt van den Heer Burgemeester van 1 July 1839 , de Longziekte uit opnbsp;den 2 Augustus 1837, bij eene Koe, toebehoo-rende aan den Veehouder c. snel , tijdens datnbsp;dezelve met andere Pvunderen in de weide wasnbsp;grazende, en welke door den eigenaar, sedertnbsp;ruim een jaar, was aangekocht uit de Provincienbsp;Groningen. Onder de , bij dien Veehouder vervolgens door de Longziekte aangetaste. Runderennbsp;bevonden zich meerdere, welke door hem waren
-ocr page 203-aangekocht, doch alle van plaatsen, waar destijds de Vee-ziekte niet bekend was.
Noch de weide , waarin dit Vee zich bevond, noch het Vee zelf stonden in gemeenschap metnbsp;weiden of Vee, alwaar de ziekte aanwezig was.nbsp;De meest in dc nabijheid gelegene hoeve, waaropnbsp;zich ziek Vee bevond , tijdens het uitbreken dernbsp;Longziekte bij C. SlfEL, was die van J. VAN STAVEL,nbsp;onder de Gemeente Wulverhorst, in de Provincienbsp;Utrecht gelegen, en wel op ruim een uur afstandsnbsp;van de landerijen des eerstgemelden Landmans,nbsp;terwijl deze, noch zijne huisgenoten, nimmer innbsp;gemeenschap waren geweest met aan die ziektenbsp;elders lijdend Vee, waaruit men zou kunnen veronderstellen , dat dezelve door besmetting zou zijnnbsp;overgebragt.
De ziekte duurde hier echter niet langer dan twee maanden, terwijl dezelve ter zelfden tijd alnbsp;spoedig en vervolgens bij andere Veehouders innbsp;de bedoelde Gemeente, is nitgebroken, zondernbsp;dat men evenwel bepaalde oorzaken kan vinden ,nbsp;waaraan de uitbreiding moest worden toegeschreven.nbsp;De Heer Burgemeester voornoemd meent echternbsp;niet onopgemerkt Ie moeten laten, dat, door c.nbsp;SNEL, een geruimen tijd voor het uitbreken dernbsp;ziekte onder zijn Vee, twee stuks Runderen waren aangekocht bij bovengemelden J. VAN STAVEL,nbsp;bij wien , na verloop van omstreeks twee maandennbsp;na dien koop, de ziekte uitbrak en vrij hevignbsp;woedde. Deze twee Runderen werden bij den
-ocr page 204-168
Veehouder snel mede aangetast, echter eenige maanden later, doch zijn van de ziekte hersteld (‘).
Uit het berigt van den Heer Burgemeester der Gemeente Wateringen van 6 Julij 1839, blijkt,nbsp;dat de Longziekte zich aldaar het eerst heeft geo'-penbaard in de maand Januarij 1837, bij dennbsp;Bouwman nicolaas de jong , wonende aan denbsp;noordzijde van het dorp m den. Wippolder, ondernbsp;Wateringen behoorende. Volgens de verklaring vannbsp;dezen, waren de laatste Runderen, welke hij , ongeveer 21 maanden voor het ontstaan der ziekte innbsp;zijnen stal, op de markt te Delft had aangekocht,nbsp;geweest zoogenaamde Groningsche Koeijen. Bij zijnnbsp;weten , was deszelfs Vee , voor het uitbreken dernbsp;ziekte , met geen ander in aanraking geweest, nochnbsp;had, buiten den Vee-arts, iemand uit een ziekennbsp;stal, vóór dien tijd , zijn Vee bezocht. Na verlies
Er bestaat, onzes oordeels, weinig twijfel, of deze twee van j. VAN STA VEI aangekochte, Runderen , zullen de kiemen der Longziekte reeds tijdens den aankoop hebben bijnbsp;zich gedragen, en dezelve aan het Vee van c. snel kunnennbsp;hebben medegedeeld, hoewel het opmerkelijk is, dat denbsp;ziekte bij de eerstbedoelde twee Runderen eenigen tijd later dan bij de overige beesten van van sxavel en vannbsp;c. SNEL nitbnak. Vermits echter ook door c. snel nog elders Runderen waren aangekocht, kunnen ook deze zoowelnbsp;aan het vroeger op deszelfs hoeve aanwezige Vee , als aannbsp;de twee later aangekochte Runderen, misschien de besmettingnbsp;hebben toegebragt.
-ocr page 205-169
van eenig Vee , had hij eerst, in de maand Mei daaraanvolgende, weder aangekocht 12 Melk-koei-jen , waarvan 10 Groningsche en 2 uit de eigennbsp;omstreken. Van deze werden , ofschoon niet opnbsp;zijn stal zijnde geweest, maar dadelijk in de weidenbsp;gejaagd , en, zoo veel mogelijk , van zijn ander ,nbsp;schijnbaar gezond Vee , afgezonderd zijnde gehouden , al spoedig daarna 11 stuks ziek, waarvan 9nbsp;zijn gestorven.
Vervolgens ontstond wel spoedig daarna de Longziekte onder het Vee van andere, elders in de Gemeente wonende, Landlieden, doch eerst laternbsp;onder het Vee van hen , die in de onmiddellijkenbsp;nabuurschap van den voornoemden N. DE JONGnbsp;woonachtig waren. Voorts wordt hierbij gevoegd ,nbsp;dat, tijdens het opmaken van dit berigt, zich innbsp;de Gemeente Wateringen nog drie Veehoudersnbsp;bevonden , die, ofschoon van tijd tot tijd Veenbsp;aangekocht hebbende, en wier weilanden gelegennbsp;zijn naast en tusschen die van anderen , welke eennbsp;meer of minder aantal Vee aan de Longziekte verloren hebben, tot dien tijd, van dezelve warennbsp;verschoond gebleven.
Naar luid van het berigt, ingezonden door den Heer vuyeerghe de coningh , Burgemeester dernbsp;Gemeente Maasland, van 22 Augustus 1839, isnbsp;het, volgens naauwkeurige nasporingen , gebleken,nbsp;dat, in den zomer van 1835 , in de naburige Gemeente , het Eiland Rozenbnrg, de Longziektenbsp;reeds eenige maanden onder de jonge Runderen
-ocr page 206-had geheerscht, zonder dat men den aard der ziekte kende; — dat dezelve echter alstoen in denbsp;Gemeente Maasland volstrekt nog niet bestond,nbsp;maar dat, in de maand Augustus van dat jaar,nbsp;door twee Veehouders uit de laatstgenoemde Gemeente, drie stuks jong Vee uit de Gemeentenbsp;Ro%enburg waren aangekocht, zonder dat er bijnbsp;deze Runderen eenige sporen van ziekte te ontdekken waren; — dat eenige dagen daarna gemeldenbsp;Bouwlieden mede voor het eerst dusdanige ziekte,nbsp;zoowel bij het nieuws aangekochte jong Vee, alsnbsp;bij hunne andere Runderen, hadden ontdekt, ter-vvyl de bewuste ziekte zich alstoen eerst bij denbsp;beide voorbedoelde Veehouders , en allengskens bijnbsp;hunne geburen al meer en meer had uitgebreid.nbsp;Zoodat men het er in alle opzigten voor scheen tenbsp;mogen houden, dat de Longziekte naar de Gemeente Maasland werd gebragt door het overvoerennbsp;van Runderen uit die van Rozenburg, welke in denbsp;besmetting van anderen hadden gedeeld. Immersnbsp;was het den Heer Burgemeester van Maasland nietnbsp;bekend, dat er destijds eenige Runderen uit denbsp;Provincie Gelderland in deze Gemeente zoudennbsp;zijn overgebragt.
Aan het voorstaande berigt sluit zich aan het Verslag van den Heer L. D. J. keitek , Burgemeester der Gemeente Rozenburg, van 30 Augustusnbsp;1839. Hetzelve houdt in, dat, voor zoo ver isnbsp;kunnen worden nagegaan, de Longziekte zich aldaar het eerst heeft geopenbaard in de maand Oc-
-ocr page 207-tober 1835 (‘), ea wel bij het jonge Vee van den Bouwman coruteus van zanten, door dezen zelvennbsp;gefokt, waarvan in die maand vier zijn gestorven,nbsp;zonder dat hem destijds de soort der ziekte bekend was. In de maand December vertoonde zichnbsp;de ziekte wederom op zijnen stal, en wel in zulknbsp;een’ lievigen trap, dat zulks ter kennis kwam vannbsp;den Heer Burgemeester ; waarvan toen door den-zelven kennis werd gegeven aan den Heer Minister van Binnenlandsche Zaken.
Spoedig daarna werd eenig Vee, toebehoorende aan AART dekker. Buurman van CORNELIS VANnbsp;ZANTEN, dat gestald was , en alzoo destijds geennbsp;gemeenschap met het Vee des laatstgenoemden konnbsp;hebben, aangetast, hetwelk stierf; zooals zulksnbsp;nagenoeg gelijktijdig plaats had bij de, in diennbsp;polder wonende, Veehouders JAN PIETERSZOON VANnbsp;DTK , MACHIEL KERKHOF en KLAAS VAN BALEN , ennbsp;vervolgens ook bij de, mede aldaar wonende,nbsp;Veehouders cornelis kletwegt , nicolaas kleywegtnbsp;en JACOB VOOGT.
Een geruimen tijd daarna, verspreidde de Loiig-
p) Ten aanzien van het beslaan der Longziekte te Rozenburg, wordt hier in zoo ver eenig verschil aangetrotfen tusschennbsp;de opgaven van de Heeren Burgemeesteren dezer Gemeentenbsp;en van Maasland , dat, volgens het bcrigt van laatstgevnbsp;melden, de ziekte reeds in de maand Augustus naar Maasland zou zijn overgebragt , door de drie jonge, te Rozenburgnbsp;aangekochte , Runderen , alwaar de ziekte toen bereids vroeger zoude geheerseht hebben.
-ocr page 208-aiekte zich verder in de Gemeente, niettegenstaande de voorzorgen , daartegen door de Veehouder genomen. Zij had zich echter, tijdens het opmaken van dit Verslag, nog niet op alle hoevennbsp;vertoond, hoevyel verschillende derzelve aan besmette woningen grenzende waren.
Nog wordt opgemerkt, dat de Bouwman c. TAN ZANTEN, bij wien de ziekte oogenschijnlijk ontstaannbsp;is, in 1835 geen Vee van elders had aangekocht;nbsp;weshalve hier niet van toepassing kan zijn , dat denbsp;ziekte in 1836 door Vee uit G elder land m Zuid-Holland zou zijn overgebragt.
Wij zullen, ten aanzien der Provincie Zuid-Holland, hier nog bijvoegen een uittreksel uit het Verslag van den Vee-arts G H. BOKKELKAMP , te
Gravenhage van 21 December 1839. Volgens hetzelve was het ontstaan der Longziekte tot hedennbsp;toe voor hem nog raadselachtig. Na alles, wat hijnbsp;heeft waargenomen , en , volgens de inlichtingen ,nbsp;welke hij nu en dan heeft bekomen, gedurendenbsp;het bestaan der ziekte in Zuid-Holland, veronderstelt hij , dat dezelve niet alleen door besmetting is aangebragt, maar dat de kiem der ziektenbsp;reeds sedert eenigen tijd bij het Vee heeft bestaan,nbsp;welke gemelde Vee-arts aan de onstandvastige ennbsp;dikwyls ongunstige weersgesteldheid meent te moeten toeschrijven. Dit gevoelen berust op de waarneming, welke hij, in 1834 en 1835, in de omstreken van ^s Gravenhage en Loosduinen^ heeftnbsp;gemaakt omtrent longen van geslagt Vee, die in-
É
-ocr page 209-wendig nog gezond, doch uitwendig door wankleurige vlekken , ter grootte van een middelma-tigen knoop, waren aangedaan, welke plekken, uitgesneden zijnde, somtijds zoodanig verhard waren, dat dezelve zich schier tot poeder lietennbsp;wrijven. Hij sluit echter de besmetting, als opwekkende oorzaak, bij het voorbeschikte Vee,nbsp;niet uit; ook ontkent hij niet, dat deze op zichnbsp;zelve de ziekte zal kunnen te weeg brengen. Hetnbsp;is hem gebleken, dat Runderen, uit eene onbesmette Provincie of Gemeente aangekocht, tot hetnbsp;voltallig maken der kudde, waaronder de ziektenbsp;hare slagtoffers had gemaakt, doorgaans , na daaronder een’ korten tijd te hebben verkeerd , doornbsp;dezelve werden aangetast, en , dien ten gevolge ,nbsp;op weinig uitzonderingen na , stierven, terwijl hetnbsp;oorspronkelijk aanwezige Vee gezond bleef.
Als een voorbeeld, onder anderen, dat de Longziekte niet altijd uit besmetting ontstaat, meent de Heer bokkelkamp het volgende geval te kunnennbsp;aanvoeren : Eens in het Duin geroepen zijnde opnbsp;eene hoeve, die zeer ver verwijderd was van anderenbsp;woningen, en alwaar men van het bestaan der ziektenbsp;geheel onkundig was, terwijl men al het Vee uitnbsp;eigene bezitting aanfokte , vond*hij twee doode Kalveren , die nagenoeg drie weken oud waren, ennbsp;welke werden bevonden in eenen hoogen trap doornbsp;de Longziekte te zijn aangetast. De moeder vannbsp;een dier Kalveren zag er nog al redelijk uit in hetnbsp;vleesch, doch scheen niet zeer vlug; de andere
-ocr page 210-uioeder-koe had een schraal ea ziekelijk, voorkomen , gevende weinig melk, en hebbende teekenen van Longziekte. Genoemde Vee-arts liet dezenbsp;Runderen, hoezeer reeds van het overige Vee verwijderd , geheel van elkander nemen, en in afzonderlijke hokken opsluiten , ten einde den uitslag na te gaan der geneeswijze, welke werd voorgeschreven.
Na verloop van eenige dagen, was het zieke Rund hopeloos en stierf weldra; het andere gaf wel teekenen van door de ziekte te zijn aangetast, dochnbsp;had het voorkomen van te zullen herstellen. Drienbsp;of vier weken later nam de ziekte eene meer ernstige houding aan , en is dan ook dit Rund daaraan bezweken. Het overige, op deze hoeve aanwezige , Vee is later gezond gebleven.
In de Provincie Utrecht, alwaar de Longziekte reeds in 1835 van de oostelijke zijde uit Gelderland, en in 1837 van den westelijken kant wasnbsp;binnen gedrongen (‘) , en van dezen laatsten tijdnbsp;af onafgebroken is blijven bestaan, zijn van tijdnbsp;tot tijd gevallen voorgekomen, waaromtrent mennbsp;indedaad scheen te mogen twijfelen , of dezelvenbsp;aan besmetting moest worden toegeschreven , dannbsp;wel of zij kon geScht worden uit andere oorzakennbsp;derzelver geboorte te hebben verkregen , daarnbsp;de Veehouders verzekerden, alle aanraking metnbsp;besmette stallen of weiden te hebben vermeden,
(lt;) zie bladz. 8.
-ocr page 211-en zich zelfs tegen allen omgang met lieden , aan wie het longzieke Vee toehehoorde, op het zorgvuldigst te hebben in acht genomen. Dan , bijnbsp;eeue zoo algemeene verspreiding der Longziekte ,nbsp;als in deze Provincie heeft plaats gevonden , blijftnbsp;er altijd eene groote mate van waarschijnlijkheidnbsp;bestaan , dat de ziekte door besmetting, langs dennbsp;een of anderen weg, kan zijn aangebragt. Wijnbsp;hebben daarvan onderscheidene waarnemingen medegedeeld , en meenen meerdere, hiertoe betrekkelijke , voorbeelden te mogen voorbij gaan.
Volgens de berigten van den Vee-arts K. MOS, te Assen, medegedeeld door den Heer Gouverneur der Provincie Drenthe, onder dagteekeningnbsp;van 20 en 21 April 1840, kon de, in dat jaarnbsp;te Grollo , onder de Gemeente Rolde (‘), ontstanenbsp;Longziekte geenszins worden gehouden door besmetting te zijn voortgebragt, vermits de Ervennbsp;H. A. SYERINK, bij Welke de ziekte was uitgebroken , geenszins , en evenmin hun Vee, met andernbsp;vi’eemd Vee hoegenaamd , in eenige aanrakingnbsp;waren geweest. De Heer mos houdt dit voor eennbsp;stellig bewijs, dat de Longziekte niet altijd aannbsp;besmetting is toe te schrijven , maar zich ook alsnbsp;van zelve uit andere schadelijke oorzaken kan ontwikkelen. Bij hem viel vooral verdenking op hetnbsp;stroo van ongedorschte zomer-rogge , dat schimmelig vvas, en muf hooi in zich bevattede, waar-
(’) zie l)ladz. 10.
-ocr page 212-176
mede de Runderen van de Erven stbrink , gedurende 14 dagen, waren gevoederd.
Naar het gevoelen van den Heer Gouverneur der opgemelde Provincie, vervat in deszelfs mis-sieve van 11 Julij 1840, Nquot;. 22, aan den Heernbsp;Administrateur voor de Nationale Nijverheid, hadnbsp;er insgelijks geene besmetting plaats gehad tenbsp;Broekhuizen, zijnde eene Buurschap, onder denbsp;Gemeente Ruinerwold behoorende , alwaar denbsp;Longziekte zich in September des vorigen jaarsnbsp;(1839) openbaarde onder het Vee van den Landbouwer TEN OEVER. Tot Staving van dit gevoelennbsp;wordt door den Heer Gouverneur vermeld, datnbsp;de Runderen van dezen Landbouwer binnen denbsp;eenzaam gelegene Buurschap, in eene regte lijnnbsp;nagenoeg tien uren gaans van Grollo verwijderd ,nbsp;evenmin als die van de Erven sybrink , hiernbsp;woonachtig, met andere Runderen in geene gemeenschap waren geweest (‘).
Hierbij wordt echter opgemerkt, dat, hoewel de oorzaak, welke door den Vee-arts mos te Grollonbsp;wordt beschuldigd, op de gezondheid der Runderen aldaar nadeelig kan hebben gewerkt, het 1
É
Het verdient te worden opgemerkt, dat de Longziekte, sedert 1837, in de Provincie Drenthe, toen cr een paarnbsp;gevallen te Coevorden hadden plaats gevonden , tot dus vernbsp;niet verder was waargenomen: waarvan dus het ontstaan dernbsp;ziekte te Grollo en Broekhuizen , zoowel wegens den verrennbsp;afstand dezer plaatsen van Coevorden, en de weinige gemeenschap tusschen dezelve, niet wel kon worden afgeleid.
-ocr page 213-Zija HoogEdel Gestr. echter voorkomt, dat het ontstaan der ziekte daaruit niet kan worden afgeleid , in aanmerking genomen, dat het verdachtenbsp;voedsel eerst sedert weinige dagen aan het Vee dernbsp;Erven sïbkink was toegediend geworden, en alsnbsp;gewoon voedsel in het verleden jaar, bij velenbsp;Drentsche Landlieden werd gebezigd, zonder in denbsp;gevolgen ooit de besmettelyke Longziekte te hebbennbsp;doen geboren worden. De Runderen bij dennbsp;Landman TEN OEVER hadden de bedoelde voeder-soort ook niet genoten, De beschouwing van dennbsp;Heer Gouverneur komt dus hierop neder, dat denbsp;besmettelijke Longziekte onder de Runderen doornbsp;eigenlijken atmospherischen invloed als uit zichnbsp;zelve zich ontwikkelt, welke invloed op onderscheidene en onderling verwijderde oorden werkt,nbsp;zoodat alleen de ziekte bij die Runderen wordt opgewekt, welke ten gevolge van slecht voeder, onregelmatige verzorging , ongesteld of slechts schijnbaar gezond zijn, en dus de kiemen der ziektenbsp;bij zich dragen, die zich daarna allengskens ontwikkelt (‘).
{‘) Ingevolge het Verslag van Heeren Gedeputeerde Staten der Provincie Drenthe aan de Heeren Staten van dat Gewestnbsp;van 7 Julij 1840, (Staats-Coiirant van 17 Augustus 1840) ,nbsp;scheen het genoegzaam zeker , dat op beide plaatsen denbsp;ziekte oorspronkelijk is ontstaan, wordende zulks mode aangenomen , op grond der afgezonderde ligging van de landhoeve te Broekhuizen , en der omstandigheid , dat de Runderennbsp;aldaar en te Grollo met Vee van elders, immers sedert een
IV. Deel. nbsp;nbsp;nbsp;14
-ocr page 214-Wat de oorzaak der ziekte betreft, toen dezelve in 1842 op nieuw in onderscheidene Gemeentennbsp;in en om Coevorden (*) uitbrak, zoo meent denbsp;Vee-arts H. REIMERS , volgens de van hem ontvan-gene mededeeling van 22 November 1842, datnbsp;dezelve aldaar niet uit algemeene invloeden is ontstaan , maar wel degelijk uit andere oorden is ingesleept , daar hij de besmetting in die strekennbsp;van stal tot stal heeft kunnen nagaan. Hij merktnbsp;op , dat de ziekte reeds vóór zijne komst te Ba-len, op 24 October van het gemelde jaar, bestond , zonder dat dezelve openbaar was geworden,nbsp;zynde er niet alleen, gedurende den zomer, tenbsp;Coevorden^ nu en dan meerdere Runderen overleden , maar werd ook reeds in de maand Januarij ofnbsp;Februarij , bij KLAAS GEIKATK, Voerman en Landbouwer, op het Loo, een jong Rund ziek, hetwelk stierf, en zulks werd, na verloop van eenenbsp;maand tijds en later, nog door meerdere sterfgevallen achtervolgd , zoodat 7 stuks Vee overleden,nbsp;waarvan sommige , die geopend werden, volgensnbsp;geloofwaardige getuigen, vergroote en zware longen hadden opgeleverd. Onderscheidene liedennbsp;uit Coevorden en omstreken waren den eigenaar innbsp;de behandeling der zieke Runderen behulpzaamnbsp;geruimen tijd , niet in aanraking waren geweest, en dat ernbsp;overigens geene aanleiding, noch middellijk noch onmiddellijk , tot overplanting der besmetting kon geacht wordennbsp;aanwezig te zijn.
(‘) Zie bladz. 11.
-ocr page 215-geweest, bij wiei’ Vee nu later ook de ziekte te voorschijn kwam. Bij den genoemden Veehoudernbsp;moet de ziekte zich dus, voor zoo veel men heeftnbsp;kunnen nagaan , het eerst hebben geopenbaard ,nbsp;vanwaar de besmetting aan het Vee te Coevor-clen, hetwelk vervolgens, na zes of acht weken,nbsp;in de algemeene weide, de Holwert genaamd,nbsp;zijnde gedreven, werd medegedeeld, uit welke denbsp;ziekte zich wijders voor en na naar andere Gemeenten heeft verspreid. De Heer REtMERS merktnbsp;op, dat de bedoelde weide onmiddellijk grensdenbsp;aan het huis en de plaats van afmaking en begraving der gestorvene Runderen van KLAAS GEX-KATE. Ook kon de geringe zorg, welke bij hetnbsp;begraven der gestorvene beesten van andere Veehouders was in acht genomen, veel tot de verspreiding der ziekte hebben toegebragt, daar dezelve slechts een of twee voeten onder den grondnbsp;werden gestopt; hetwelk al dadelijk eene ruime gelegenheid gaf aan de Honden , om het vleesch tenbsp;nuttigen, en gedeeltelijk weg te dragen; de huiden werden verkocht. Met de later gestorvenenbsp;Runderen werd somwijlen eveneens gehandeld, janbsp;sommige werden ter naauwernood begraven , daarnbsp;de zorg hierover aan de Villers werd overgelatèn.nbsp;De Heer reimERS bevestigt het geval der besmetting, door aanwaaijing van de stinkende lucht tegen den stal bij JAN COSTING, hetwelk vroeger isnbsp;vermeld (‘) ^ en voegt er bij , dat, behalve bij de-
(') Zie bladz. 93.
14*
-ocr page 216-zen Veehouder , nog, ter oorzake van de ontbloo-ting van hetzelfde lijk, de Longziekte bij het Vee van drie andere eigenaren te weeg werd gebragt,nbsp;en wel doordien het Vee van deze voorbij denbsp;opengekrabde begraafplaats moest worden gevoerd,nbsp;waarop het dikwijls loeijende werd gevonden.nbsp;Vanwaar en hoe de eerste besmetting bij KLAASnbsp;GETKATE werd aangebragt, is den Heer reimersnbsp;niet duidelijk gebleken. Hij houdt het daarvoor,nbsp;dat, indien er geene laakbare verzwijging, in hetnbsp;voorjaar van 1842 , had plaats gehad, zulks beter had kunnen worden nagespoord , en is vannbsp;gevoelen, dat genoemde GETKATE, in zijne betrekking als Voerman, zeer wel in aanraking kan zijnnbsp;geweest met vreemde lieden , uit oorden , alwaar denbsp;Longziekte heerschende was , waardoor hij de smet-stoffe aan zijne Runderen kan hebben medegedeeld.
Velen schreven in het begin de sterfte toe aan den nadeeligen invloed der weersgesteldheid vannbsp;het jaar 1841 , en beschouwden dezelve als hetnbsp;gevolg van galligheid of zoogenaamd ongans,nbsp;hoewel andere misschien toch, zegt de Heer rei-MERS, in gemoede dezelve Voor het gevolg dernbsp;Longziekte hielden. Is dezelve ontstaan uit hetnbsp;natte saizoen van 1841, zoo vraagt hij, waaromnbsp;heeft dezelfde ziekte dan niet plaats gehad in denbsp;drie natte jaren van 1828, 1829 en 1830, alsnbsp;wanneer Coevorden in ruime mate in de overstroo-ming heeft gedeeld ? Waarom is de ziekte dan nunbsp;niet gelijktijdig te voorschijn gekomen bij de Run-
-ocr page 217-deren van verschillende eigenaren ? Of heeft deze oorzaak alleen bij de Koeijen van KLAAS GETKATEnbsp;gewerkt? Hoe verklaart men dan de tusschen-poozen in den voortgang der ziekte? Of zal mennbsp;aannemen, dat het eerste Rund, hetwelk door denbsp;ziekte werd aangetast, eene eigene voorbeschikt-heid zal hebben bezeten ter ontwikkeling der hiernbsp;aanwezige Longziekte ? —¦ Dit is , zijns inziens ,nbsp;te ver getrokken , en kan niet worden gedacht ?nbsp;Waarom werden evenzeer Runderen aangetast*,nbsp;die, in het gemelde jaar, in hooge en droogenbsp;streken gehouden en goed verzorgd waren ?
Wanneer wij nu met den Heer reimers hier besmetting als de eenige oorzaak der Longziektenbsp;aanneinen, zoo ontstaat de vraag; kan dezelve ooknbsp;gezocht worden in de nog overgeblevene smetstoffenbsp;van 1837, toen dezelfde ziekte zich mede te Coe-vorden openbaarde, hoewel zich toen slechts totnbsp;twee gevallen hebbende bepaald ? Aan eene zóónbsp;langdurige sluimering der smetstoffe in de ligchamennbsp;der dieren kan wel moeijelijk worden gedacht; dochnbsp;het laat zich denken, dat dezelve aan eenige zelfstandigheid is kunnen blijven hangen, en later nognbsp;een werkzaam vermogen op eenig Rund hebben uitgeoefend. Het is ook niet buiten de mogelijkheid,nbsp;dat er, tusschen de ziektegevallen van 1837 en dienbsp;bij KLAAS GETKATE in bet begin van 1842, nog welnbsp;een of meerdere Runderen zijn aangetast geweest,nbsp;welke verheimelijkt zijn geworden ; zoodat de besmetting onafgebroken onderhouden is gebleven.
-ocr page 218-182
Uit de Provincie Noord-Holland een berigt ter onderwerpelijke zaak, namelijk van den Heer J.nbsp;SCHIMMEI, Burgemeester der Stad W^eesp, ondernbsp;dagteekening van 11 Julij 1839, zijnde ingekomen,nbsp;zoo wordt daarin vermeld, dat aan het Bestuurnbsp;dier Stad, door de Wquot;*. G. NIESING en harennbsp;zoon, aldaar woonachtig , bij wie de Longziektenbsp;voor eenen geruimen tijd was uitgebroken, ennbsp;waaraan vier Runderen waren overleden, was medegedeeld ; dat, vóór de uitbarsting der ziekte,nbsp;al haar Vee de beste gezondheid genoot, ruimnbsp;zuivel opleverde, en dat de aangetaste Runderennbsp;nagenoeg alle door wijlen haren man, waren aan-gefokt, hetwelk met de vier gestorvene Runderennbsp;stellig het geval was; voorts dat zij , noch iemandnbsp;van haar gezin, in geene de minste aanrakingnbsp;waren geweest, met besmet of verdacht Vee; —nbsp;dat bij geen der, aldaar zich bevindende, Veehouders , evenmin als onder het Vee , hetwelk rondom de weiden van gemelde Landbouweresse innbsp;grooten getale was grazende, de ziekte zich heeftnbsp;geopenbaard, maar dat dezelve zich tot haar Veenbsp;alleen heeft bepaald , zijnde er slechts ééne Koenbsp;aan den langen Muider-weg, onder Weesper-carspel, overleden , waaromtrent het echter zeernbsp;twijfelachtig is gebleven, of zulks het gevolg wasnbsp;geweest der Longziekte. De afstand, alwaar ditnbsp;plaats had , mogt stellig op meer dan 200 ellennbsp;worden gerekend, terwijl de weiden, door de rivier de Vecht, van elkander waren gescheiden.
-ocr page 219-*
Wijders wordt hierbij vermeld, dat genoemde W°‘’., nadat bereids vier barer Koe-beesten overledennbsp;waren, te Amsterdam op de markt, vier stuksnbsp;Vriesehe Koeijen had doen inkoopen, welke zijnbsp;onverwijld in hare weiden had gedaan, die volkomen gezond zijn gebleven. Hoewel de buren,nbsp;zijnde alle Veehouders, haar met alle hulp haddennbsp;bijgestaan , en hierbij in veelvuldige aanraking metnbsp;het longzieke Vee waren geweest, bleef het Veenbsp;van deze gezond. Men had bij de Wquot;*. NIESrifGnbsp;geen oorzaak voor het ontstaan der ziekte kunnennbsp;opsporen.
Alles , wat ten aanzien van het ontstaan der Longziekte in Zeeland ter onze kennis is gekomen, strekt, om den uitsluitend primitief-besmettenden aard derzelve te betoogen. De ziektenbsp;wordt gehouden in die Provincie telkens, doornbsp;besmet of verdacht Vee, uit Rolland of welligtnbsp;ook uit Belgie, te zijn voortgebragt; welke oorzaak in de meeste gevallen met voldoende zekerheid scheen te kunnen worden nagewezen, terwijl dezelve in andere, op gronden van waarschijnlijkheid en bij veronderstelling, werd aangenomen, en wel, omdat geene andere aanleidendenbsp;oorzaken voor derzelver ontstaan op de landhoevennbsp;konden worden ontdekt (‘),
Omtrent het eerste ontstaan der Longziekte in de Provincie Overijssel, te Genemuiden^ bij den
(‘) J. VAN HERIDM , t. a. p. Wadz, 47—65.
-ocr page 220-184
Veehouder joh. van der haar , in het laatst der maand November 1839 (') , merkt de lieer Veearts j. JENNES, toen woonachtig tsKampen, thansnbsp;gevestigd te Zwolle , onder schrijven van 18 December 1839 aan den Heer Gouverneur der gemelde Provincie, op, dat de vraag of de Longziekte voor eene oorspronkelijk- oigevolyelijk-be-smettelijke ziekte moet gehouden worden , meermalen is geopperd , doch tot dus ver nog niet genoegzaam schijnt opgelost te zijn. Hij houdt hetnbsp;daarvoor, dat deze ziekte te Genemuiden als ge-volgelijk-besmetlelijke ziekte is ontstaan. Welkenbsp;de ware oorzaken zijn, die de ziekte aldaar bij hetnbsp;eerste Rund hebben doen geboren worden, kannbsp;door hem wel niet met stellige zekerheid wordennbsp;opgegeven ; doch hij kan niet aannemen, dat er,nbsp;ten aanzien van het eerste aangetaste Rund, besmetting zou hebben plaats gehad , doordien denbsp;eigenaar den geheelen zomer geen nieuw Veenbsp;had aangekocht, en dat, hetwelk door hem , innbsp;het najaar van 1838 en in het voorjaar vannbsp;1839, was aangekocht , uit de omstreken vannbsp;Kampen en Genemuiden zelve afkomstig was. Datnbsp;dezelve door de overbrenging van smetstolfe doornbsp;rnenschen, uit streken, alwaar de Longziekte aanwezig was, bij gemelden Landman zou zijn ontstaan, heeft evenmin kunnen worden nagegaan.nbsp;Met meer grond meent de Heer jennes het er voor
*) zie bladz. IS.
-ocr page 221-te moeten houden, dat door een zatnenloop van onderscheidene zamenwerkende oorzaken , hoewelnbsp;voor het oog onkenbaar en onnaspeurlijk , in ver-eeniging met eene bijzondere voorbeschiktheid,nbsp;deze ziekte het eerst geboren wordt. Meest allenbsp;denkbare schadelijke invloeden zijn op hunnenbsp;beurt , zegt hij , beschuldigd de ziekte te kunnennbsp;voortbrengen. Het meest aannemelijk komt hemnbsp;voor, dat hiertoe bijdroegen nat, koud, guur ennbsp;veranderlijk weer, met afwisselende warmte, nat,nbsp;laag, weiland, hetwelk krachteloos voedsel oplevert,nbsp;waarin de Piunderen tegen den kouden, vochtigen,nbsp;grond moeten liggen : waarbij nog eigene verbor*-gene schadelijke invloeden van den dampkring innbsp;aanmerking kunnen komen. Intusschen wordt doornbsp;geinelden Vee-arts opgemerkt, dat, hoewel eennbsp;nat nazomer met afwisselend koud en warm wedernbsp;was voorafgegaan, de weilanden van joh, van dernbsp;HAAR, waarin de Runderen geloopen hadden, nietnbsp;laag of moerassig waren , en evenmin hadden dezelve lang buiten geloopen.
De gemelde Vee-arts is van gevoelen , dat de eerste ziekelijke stemming der longen haren oorsprong neemt uit eene belemmerde werkzaamheidnbsp;en ziekelijke gesteldheid der huid , uit hoofde vannbsp;het naauw phjsiologisch verband, waarin dit orgaan tot de longen staat. Eene en andere beschouwingen echter blijven, volgens hem, slechts hypothesen , waaraan men genoodzaakt zal zijn zich tenbsp;houden, totdat wij nader bekend zullen zijn ge-
-ocr page 222-worden met die onzigtbare schadelijke werkingen in de Natuur, waaruit mede andere heerschendenbsp;en besmettelijke ziekten derzelver geboorte verkrijgen.
De verdere verspreiding der ziekte wordt echter door den Heer jennes , zooals later door hem , bijnbsp;schrijven van 14 Maart 1840, werd medegedeeld,nbsp;aan besmetting toegekend. Bij p. van dïk namelijk (‘) openbaarde dezelve zich in Januari) 1840,nbsp;en vervolgens bij meerdere Veehouders. P. VANnbsp;DTK had meermalen het eerst ziek geworden Rundnbsp;van JOH. VAN DER HAAR , toen het , in de maandnbsp;October des vorigen jaars , ziek uit het land gehaald , en bij den broeder van dezen, die schuinsnbsp;tegen over VAN DTK woonde, op den stal was geplaatst, meermalen bezocht, hetzelve welligt betast, en mogelijk wel bij gelegenheid geneesmiddelen helpen ingeven , of eenige andere dienst aannbsp;hetzelve bewijzen, vanwaar hij denkelijk somwijlen , zonder zich te reinigen, van dit Rund naarnbsp;zijn eigen Vee zal zijn gegaan , en alzoo aan hetzelve de besmetting hebben medegedeeld (^).
(') Bladz. 15.
(*) Op gelijke wijze werd vermoedelijk ook de ziekte over-hragt aan het Vee van ueum. van ber haar , broeder van JOH. VAN BER HAAR , wiens Vee-stallen zich in elkanders onmiddellijke nabijheid bevonden. Zonder twijfel heeft eerst-gemelde meermalen het zieke Vee van den laatsten bezocht,nbsp;althans toen men nog niet wist, dat het werkelijk door denbsp;besmettelijke Longziekte was aangetast.
-ocr page 223-187
Verder wordt opgemerkt, dat er tussclien het ziek zija van het eerste Rund van JOH. VAN DERnbsp;HAAR, hetwelk in het laatst der maand Octobernbsp;1839 gestorven was, en het uitbreken der ziektenbsp;hij het eerste Rund van p. VAN DYK in het laatstnbsp;van Januarij 1840, eene tijdruimte van ongeveernbsp;drie maanden was verloopen; dan, in aanmerkingnbsp;nemende, dat, volgens het gevoelen van sommigenbsp;Veeartsenijkundigen, meermalen een nog langernbsp;tijd tusschen het opnemen der smetstoffe en het tenbsp;voorschijn komen der ziekte verloopt, zoo kon ditnbsp;geene reden zijn , om hier de bedoelde besmettings-oorzaak in twijfel te trekken. Hoewel men dezenbsp;tijdruimte niet altijd naauwkeurig kan bepalen,nbsp;zoo schijnt dezelve meermalen van twaalf tot twintig weken te kunnen duren.
Indien men den aard der ziekte nagaat, wordt verder aangevoerd, zoo kan het niet anders, ofnbsp;derzelver beginselen moeten reeds lang in het lig-chaam der dieren aanwezig zijn geweest, alvorensnbsp;zich door duidelijke verschijnselen te openbaren,nbsp;daar niet wel kan verondersteld worden , dat, innbsp;een tijdsbestek van tien of elf dagen, zulke aanmerkelijke veranderingen in de longen en de borstholte kunnen worden te weeg gebragt. Ook heeftnbsp;men reeds meermalen ondervonden, dat, bijnbsp;slagt-beesten, die voor derzelver dood nog volkomen gezond schenen en tevens vrolijk waren, aan-zienelijke ontaardingen in de longen werden aangetroffen.
-ocr page 224-Meer verlegen betuigt de Heer jennes te zijn , om de ware oorzaak op te geven, waardoor denbsp;Longziekte ontstond op den stal van BAREND VANnbsp;DALFSEN, mede wonende te Genemuiden. Dezenbsp;Veehouder toch woonde op eenen aanmerkelijkennbsp;afstand van de eerstgenoemde Landlieden, en aannbsp;een ander gedeelte dier Gemeente. Hij verzekerdenbsp;nimmer een der longzieke Runderen van j van dernbsp;HAAR of P. VAN DïK te hebben gezien. Mogelijknbsp;kon het zijn, dat een zijner knechten , zonder ditnbsp;te willen weten, wel eens bij die Runderen wasnbsp;geweest, of dat iemand anders, bij deze geweestnbsp;zijnde, toevallig in den stal van B. VAN DAIFSENnbsp;was gekomen. Het een en ander, zegt de Heernbsp;JENNES, blijven slechts gissingen. Evenmin als op denbsp;andere stallen, kon hij hier de ware aanleidende oorzaken in schadelijk in werkende invloeden, namelijknbsp;in de inrigting der stallen, in het voedsel, of in denbsp;wijze van oppassen, met eenigen grond ontdekken.
Ten aanzien van het ontstaan der Longziekte op de Stads weide te Deventer (’), in het midden dernbsp;maand Junij 1843 , onder het Melk-vee, deelt denbsp;Heer Vee-arts j. J. w. SMITS, in zijn Verslag overnbsp;de maanden Julij, Augustus, en September, des-zelfs gevoelen mede, volgens hetwelk dezelve aldaar door besmetting zou zijn aangebragt. Eeanbsp;inwoner namelijk dier Stad, met name G. W. had,nbsp;in de maand April bevorens , eene Koe gekocht
(') zie bladz. iS.
-ocr page 225-op de markt te Zutphen, die eenige dagen daarna aan de Longziekte kwam te overlijden. De eigenaarnbsp;van dit Rund was vervolgens op den stal geweestnbsp;van een anderen Veehouder, genaamd T. T. B.,nbsp;wonende slechts twee huizen van den eerstbedoel-den verwijderd , met oogmerk om een Rund tenbsp;koopen. Bij dezen T. T. B. werden vervolgens denbsp;eerste Runderen ziek, namelijk eene, zich op dennbsp;stal bevindende, en later eene , in de weide loo-pende, Melk-koe , waaruit men met den meestennbsp;grond van waarschijnlijkheid moest opmaken , datnbsp;de eerste oorsprong der Longziekte te Deventernbsp;aan het, te Zutphen aangekochte, Rund moestnbsp;worden toegeschreven.
De Heer SMtTS merkt wijders op , dat de ziekte zich niet alleen door aanraking van het eene diernbsp;met het ander mededeelt, maar dat er ook besmetting kan plaats hebben door de melkers vannbsp;de zieke en der gezonde Koeijen, waarvan hemnbsp;meerdere voorbeelden zijn voorgekomen. Hiernbsp;heeft, als het ware, eene onmiddellijke overdra-ging of inenting plaats. En hierdoor Iaat zich ooknbsp;het verschijnsel verklaren, waarom somtijds opnbsp;eenen stal, alvvaar de Longziekte is uitgebroken,nbsp;juist die beesten het eerst ziek worden, die, opnbsp;een ander eind van den stal geplaatst zijn , terwijlnbsp;de, onmiddellijk naast de zieke zich bevindende,nbsp;Runderen verschoond blijven.
Uit een later ingekomen Verslag van denzelfden Vee-arts, over de maanden October, November, en
-ocr page 226-December van liet gemelde jaar, blijkt, dat, nadat het Vee, wegens het gevorderde jaargetijde en het gure herfst-weder, van de Stads weide moestnbsp;worden verwijderd en naar de stallen der bijzondere eigenaren werd teruggebragt, de ziekte zich ,nbsp;binnen korte dagen , op deze kwam te openbaren,nbsp;gelijk zulks trouwens kon worden vooruitgezien,nbsp;daar men mogt veronderstellen, dat er zich, onder de schijnbaar gezonde beesten, nog vele zouden bevinden, bij welke reeds de kiemen dernbsp;Longziekte aanwezig waren; waardoor dus de gelegenheid moest worden gegeven, om zich naar velenbsp;punten der stad te verspreiden, en zich noodzakelijk buiten den cirkel te begeven, binnen welkennbsp;zij tot dus ver beperkt was gebleven (1). De ziek-
Van wege het Stedelijk Bestuur was reeds vroegtijdig een zieke-stal of loods opgeslagen, op den zoogenaamdennbsp;Ossenwaard , zijnde op een verren afstand van de Stads weidenbsp;gelegen. Op dezen Ossenwaard waren verschillende afschuttingen gemaakt, voor de verdachte, zieke, en herstelde beesten. In het gedeelte voor het zieke Vee stond de loods ,nbsp;waarin de , op laatstgenoemde weide aangetaste , Runderennbsp;werden overgebragt. Bij Publicatie van Burgemeester ennbsp;¦yVethouderen der Stad Deventer, van 10 Oct. 1843, Nquot;.nbsp;’1Vi3i9 gt; werd aan de Veehouders toegestaan, om de beesten,nbsp;voor zoo ver dezelve door den Vee-arts smits gezond zoudennbsp;worden gekeurd , te brengen op cenen, door eiken Veehouder aan te wijzen, en aan de Policie op te geven, stal, onder voorwaarde, dat dezelve afgezonderd van andere beestennbsp;geplaatst, en onder speciaal toezigt van de Policie zoudennbsp;blijven; ten gevolge waarvan die beesten, zonder permissie.
-ocr page 227-te-gevallen bepaalden zich dan ook spoedig niet alleen meer tot de Runderen, die op de meergenoemde weide hadden gegraasd; maar ook werdennbsp;de zoodanige aangetast, die in het geheel niet metnbsp;dit Vee in aanraking was geweest. Men meendenbsp;te moeten aannemen, dat de sraetstolFe, als zijndenbsp;gedeeltelijk van een volatilen aard, zich nu meernbsp;door de stad verspreidde , en de Beesten aantastte, welke voor de ziekte vatbaarheid bezaten (‘).
IQ geen geval van den eens aangewezen stal zouden mogen worden vervoerd , alles onder bedreiging van de straffen, bijnbsp;Art. 439 , 460 en 461 van het Wetboek van Strafregt vastgesteld, terwijl de zieke of verdachte beesten nog voor’s handsnbsp;op den Ossenwaard zouden moeten verblijven. Tot meerderenbsp;voorzorg werden alle, van de weide afkomstige, beesten metnbsp;een letter aan den hals gebrand, en van die branding werdnbsp;het algemeen bij Publicatie verwittigd. Van de bedoeldenbsp;loods werd wijders gebruik gemaakt voor de vervolgens zieknbsp;gewordene Runderen, die derwaarts werden overgebragt,nbsp;om dezelve, zoo veel mogelijk, uit de Stad te verwijderen.nbsp;Wegens den hoogen waterstand der rivier de Tssel, kon echter, gedurende den winter, de loods al minder en mindernbsp;tot dit oogmerk worden gebezigd, zoodat deze doelmatigenbsp;inrigting, vele maanden lang , niet aan derzelver bestemming kon blijven beantwoorden.
(^) Nog wordt door den Heer shuts medegedeeld, dat de Longziekte zich in de maand December mede vertoonde innbsp;de Buurschap Epse, gelegen nabij Deventer, doch behoo-rende tot de Provincie Gelderland. Het ontstaan aldaar konnbsp;niet worden toegeschreven aan de overbrenging van zieknbsp;Vee derwaarts uit Deventer, maar, volgens sommigen, aannbsp;de kwaadwilligheid eener Veehoudster, die, in de onmiddellijke nabijheid van den Epser-weerd wonende, alwaar, ge-
-ocr page 228-192
Ten aanzien van het uitbreken der Longziekte in de Provincie Groningen en Vriesland, zijnnbsp;reeds vroeger (‘) eenige beschouwingen medegedeeld , waarop wij bij dezen meenen te mogen terugwijzen. Alleen willen wij er , met betrekkingnbsp;lot het laatstgenoemde Gewest, bijvoegen, dat,nbsp;volgens bet, deswege bij den Heer Staatsraad Gouverneur van Vriesland ingekomen, X’apport vannbsp;den Heer J. VAN der plaat , President der Provinciale Commissie van Geneeskundig Onderzoeknbsp;en Toevoorzigt, van 3 February 1842, de Landman SIMON JANS KNOL, te Nijega, ingevolge eigenenbsp;verklaring, al de Runderen , ten getale van 67nbsp;durende den gelieelen zomer, een aantal Runderen van onderscheidene Eigenaren uit die Gemeente geweid werden,nbsp;aardappelen onder dezelve zou hebben gestrooid, welke eennbsp;barer beesten, hetwelk , in de maand September te voren,nbsp;op de Stads weide te Deventer ziek geworden en gestorvennbsp;was , niet had willen eten , en zulks om wraak te nemennbsp;op de Veehouders in Efse , die aan haar niet had v/illennbsp;vergunnen eene Koe, die zij toen nog op stal had, bij dienbsp;der overige Veehouders te drijven, uit vrees, dat dezelvenbsp;ziek mogt worden, en al de andere zoude kunnen besmetten.
Hoewel nu de aardappelen w'erkelijk werden gevonden , en er, van de zijde van het Gemeente-Bestuur van Epse ,nbsp;alle navorschingen werden gedaan,. ten einde achter denbsp;waarheid te komen , zoo had men, tijdens het opmaken vannbsp;het Verslag, naar hetgeen de Heer SMtis heeft Itunnen vernemen , nog niets kunnen ontdekken, hetgeen meerderenbsp;zekerheid omtrent het bedoelde feit kon verschaffen.
{‘) Zie bladz. 16, 17 , 18 , 19 , 20 , 110-112.
-ocr page 229-193
gevoed met zoogenaamd
was
stuks, in den herfst ter stal gebragt, van Mei bevorens had bezeten, en, sedert dien tijd , geennbsp;Rundvee had aangekocht, Gedurende den winter,nbsp;hetzelve meerendeels
oud hooi, door hem in 1S40 gewonnen , en slechts weinige Runderen ten deele met lijn- of raapkoeken. Het, in de schuur aanwezige, zoo oud alsnbsp;nieuw, hooi, alsmede het drinkwater in de putten , bleken , na gedaan onderzoek, van goede hoedanigheid te zijn. Hij had vijf Paarden op stal,nbsp;W'aaronder een Veulen, in Mei j.1. geboren, hetwelk door hem was aangekocht, in November j.1.,nbsp;van zijnen zoon tc Tjerkgaart, alwaar geene Longziekte onder het Rundvee bestond.
Omtrent het, eenigen tijd daarna, ontstaan der ziekte bij den Landman p. de boer , te fV%rns ,nbsp;is geene vermoedelijke oorzaak bekend geworden.
Indien men overweegt, dat uit de opening der, zoo te Nijeya als te Jf^arns, overledene en ge-doode Runderen, gebleken is, dat zij schier allenbsp;reeds door de ziekte waren aangedaan, dan zalnbsp;men moeten besluiten, dat dezelve aan eenen,nbsp;meer of mln gelijktijdig op al het Vee gewerktnbsp;hebbenden, invloed zijn blootgesteld geweest. Tenbsp;Nijega toch bestonden bij al het Vee, ten getalenbsp;van 65 stuks, op weinige uitzonderingen na, bij
de opening, zooals wij later zien zullen, de ken-
teekeneu der ziekte. Te Warns werden 40 stuks Runderen , tot Kalveren ingesleten , gedood , onderzocht en begraven, die alle kennelijk door denbsp;IV. Djïei,.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;15
-ocr page 230-Longziekte, en zelfs sommige, in een zeev ergen gïaad, waven aangetast, met ultzondeving slechtsnbsp;van 2 Koeijen en 3 Kalveren, wier longen nognbsp;gezond werden bevonden. Bij één Kalf echter,nbsp;ofschoon van de andere verwijdei’d staande , werd donbsp;long in een zeer hevigen trap aangedaan bevonden «nbsp;hetwelk mede plaats had ten aanzien van nog 4nbsp;jonge Beesten, die insgelijks van de andere stallennbsp;waren afgescheiden, Indien wij het nu niet tennbsp;eenemale als onwaarschijnlijk willen houden, datnbsp;de ziekte te Nijega is voortgebragt door besmetting , en wel door de bemesting der wei-lan-den , waarop het Vee van S. J, KNOL, gedurendenbsp;den zomer van 1841 , gezamenlijk zal gegraasdnbsp;hebben (’) , zoo blijft de oorzaak van haar ontstaan te Warns buiten zoodanig of ander vermoeden, Ten aanzien van Ntjega verkrijgt de bedoelde veronderstelling wel eenigen meerderen grondnbsp;uit de omstandigheid, dat aldaar de twee eerstenbsp;Runderen stierven in het laatst der maand Janua-rlj, terwijl de overige reeds in het begin van February werden bevonden bijna alle in de ziektenbsp;te deelen.
Het valt moeijelijk aantenemen , dat de smetstoffe zich van de eerst ziek gevvordene Runderen zoonbsp;spoedig aan al de overige , op zekeren afstand vannbsp;elkander staande, voorwerpen zal hebben medegedeeld. Wanneer de ziekte van het eene Rund op
(') Zie bladz, 20 ca 110.
-ocr page 231-het andere, door besmetting, onder zoodanige plaatsing, wordt overgedragen, dan gaat dezelve in den regel langzamer voort, en worden de voorwerpen,nbsp;voor en na elkander, somwijlen met lange tus-schenpoozen, vooral in het begin der ziekte,nbsp;aangetast; hetwelk dan ook eene reden is, datnbsp;de Longziekte meestal trage voortgangen maakt,nbsp;en zich meermalen een langen tijd tot een ofnbsp;meerdere hoeven blijft bepalen. Bij de twee genoemde Landlieden moet de schadelijke oorzaak,nbsp;welke die dan ook moge geweest zijn, op denbsp;Runderen algemeen en in hetzelfde tijdsbesteknbsp;gewerkt hebben, waardoor de ziekte bij dezelvenbsp;gelijktijdig, immers binnen eene zekere korte tijdruimte, uit zich zelve is geboren of door besmetting voortgebragt.
Ik heb geoordeeld van de hier boven aangehaalde berigten een uitvoerig Verslag te moeten geven , deels , omdat dezelve vele belangrijke bijzonderheden bevatten, welke kunnen dienen, orn denbsp;geheele toedragt der Longziekte, en hare verspreiding in ons land meer van nabij te leeren kennen; ten andere, omdat zij de verschillende oogpunten aanwijzen, waaruit dezelve, zoowel doornbsp;Genees- en Vee-artsenijkundigen , als Landhuis-'nbsp;houdkundigen, wordt beschouwd, en ten derdenbsp;ook, om te doen zien, dat de mededeelingen, tot
welke door mij de middellijke aanleiding was gegeven ('), voor het daarbij bedoelde oogmerk niet ongewaai'deerd noch ongebruikt zijn gebleven. Iknbsp;betuig allen , die zich te dezen , in het belang dernbsp;zaak, wel eenige moeite hebben willen geven, daarvoor mijnen opregten dank (®).
Wij zien uit deze berigten , dat de meeningen , ten aanzien van het punt: inhoe verhelvoortdu~nbsp;rend bestacm en de uitbreiding der Long%iekle innbsp;ons land bij uitsluiting aan besmetting moet worden toegeschreven, dan of %ij kan gehoudennbsp;worden zich nu ^en dan insgelijks uit anderenbsp;schadelijke oorzaken, als uit zich zélve, te ontwikkelen? aanmerkelijk uiteenloopen. Sommige dernbsp;berigtgevers hellen over tot het gevoelen, dat denbsp;Longziekte meermalen zonder primitieve besmetting , op de daarbij vermelde plaatsen , is ontstaan,nbsp;en dat zij zich , in de meeste gevallen , verder doornbsp;besmetting heeft voortgeplant. Deze houden dus denbsp;ziekte als secowcfefr-besmettelijk. Eenigen schijnennbsp;aan het besmettend vermogen te twijfelen , ofnbsp;ineenen, dat de Longziekte niet altijd of in allenbsp;tijdperken evenzeer en zoo aanstekende is, als
(') Zie bladz. 132.
p) Deze schriftclijke berigten kunnen beschouwd worden tot hetzelfde doeleinde te zijn ingewonnen , als waartoe denbsp;Vergadering aan de Vee-artsenijscliool te Berlijn , op den 7nbsp;.lannarij 1843, waarover vroeger gesproken is (o), bestemdnbsp;was.
Bifldz. 6%.
-ocr page 233-m
waarvoor zij algemeen wordt geliouden. Ander» zijn van gevoelen, dat besmetting als de eenigenbsp;oorzaak van het voortdurend bestaan der ziekte isnbsp;te beschouwen. De twijfel , welke vroeger nopensnbsp;dit onderwerp bestond, wordt dus, door meernbsp;dan het dertigtal ingekomen herig ten, nog geenszins tot eene voldoende en gewenschte zekerheidnbsp;gebragt. Wij staan derhalve ts dezen aanzien opnbsp;een volkomen gelijk standpunt met de Duitsche,nbsp;Fransche, en Belgische Vee-artsenijkandigen, bijnbsp;welke het steeds tot de onbesliste vraagstukkennbsp;blijft behooren , of de Longziekte voor eene geheel oorspronkelijk- of welg'ezio/^e/y^-besmettende.nbsp;ziekte tc houden zij.
Omtrent vele gevallen , waarover de medegedeelde berigten loopen, volgens welke het eerste ontstaan der ziekte op bepaalde landhoeven, of in eenige streken, uit leefr-egelkundige invloeden wordtnbsp;afgeleid , zal voorzeker de bedenking kunnen worden gemaakt, of niet, langs heimelijke en ongekende wegen, besmetting kan zijn aangebragt. Denbsp;overdraging toch eener smetstoffe kan op zoo veelvuldige wijzen plaats hebben , vooral wanneer eenenbsp;besmettende ziekte reeds in eene Provincie of bepaalde streek , eene zekere uitbreiding heeft verkregen , dat dezelve niet zelden alle nasporing tenbsp;leur stelt. En deze nasporing wordt te moeijelij-ker, indien men zal mogen aannemen, dat denbsp;overdraging van de smetstoffe der Longziekte kunne geschieden op zoodanige wijzen, als waarvan
-ocr page 234-m
eenige der medegedeelde gevallen voorbeelden schijnen opteleveren.
Wij kunnen hieromtrent bij al de bedoelde be-rigten niet in bijzonderheden stilstaan , daar zulks tot al te uitvoerige overwegingen aanleiding zou geven; doch meen ik te mogen opmerken, dat ondernbsp;de niededeelingen eenige gevallen voorkomen , waaromtrent het moeijel^k kan betwijfeld worden , dat denbsp;Longziekte op de aangegevene plaatsen eigenwillig,nbsp;dat is , zonder aangebragte besmetting , werd geboren ; kunnende althans het ontstaan derzelvenbsp;aldaar door deze laatste oorzaak niet dan bij veronderstelling worden aangenomen.
Het kan niet ondoelmatig zijn hier eene en andere gronden te overwegen, welke bij de beoordeelingnbsp;omtrent de waarschijnlijkheid van het al- of uiet-oorspronkelijk geboren worden der Longziekte in onsnbsp;land in aanmerking komen , en in het oog dienen tenbsp;worden gehouden, ten einde het verder onderzoeknbsp;dienaangaande, met oplettenheid en onbevooroordeeld, voort te zetten.
Men zal tegen het eigenwillig of van-zelf-ont-staan der Longziekte kunnen aan voeren, dat, in de meeste voorkomende gevallen , noch op denbsp;stallen, noch in de weiden, eenige schadelijkenbsp;oorzaken werden aangetroffen, waaruit meteenigennbsp;grond de geboorte dezer ziekte kon worden verklaard, terwijl dezelve evenmin uit de gesteldheid
-ocr page 235-des dampknngs kon worden afgeleid. Dan, behalve dat deze beschouwing slechts op een’ ont-kennenden grond berust , zoo verdient te worden opgemerkt, dat het te dezen opzigte met de Longziekte niet anders kan gelegen zijn dan metnbsp;de geboorte van vele andere epizoötisohe, hetzij eew-voudige f hetzij besmettende, ziekten , welke zichnbsp;nu en dan openbaren, waarvan men veeltijds geheel buiten staat is de ware oorzaken , uit welkenbsp;zij derzelver aanwezen verkrijgen, bepaaldelijk aannbsp;te toonen. Wij zien het Mond- en Klaauwzeer,nbsp;de zoogenaamde Pestbrand bij het Rund, denbsp;Schaaps-pokken, de Koe-pokken, de Varkens-pokken, de Beenbreek-ziekte en Paarhiekte bijnbsp;het Rund {Cachexia bourn tuberculosa) , danbsp;Vlekziekte of het zoogenaamde Roodvonk der^nbsp;Varkens . catarrhale , ontstekingachtige , en ly-pheuse Koortsziekten in onderscheidene vormennbsp;en wijzigingen , en meer andere, geboren worden,nbsp;zonder dat men in staat is den waren oorsprong,nbsp;waaruit zij voortvloeijen , als met den vinger aan tenbsp;wijzen , of zelfs met de meeste oplettenheid uit tenbsp;vorschen, Hoe dikwijls bljven niet de oorzakennbsp;van gewone en dagelijks voorkomende ziekten onbekend ? Bijna elk jaar ontstaan er, op enkele ofnbsp;meerdere stallen, Vee-sterften, vooral onder denbsp;Paarden, waarvan de oorzaken veelal in het duistere liggen, en niet dan bij gissing kunnen worden nagegaan. Somwijlen kunnen dezelve in denbsp;voedsels, hetzij in cryptogamisch of ander be-
-ocr page 236-derf, worden gezocht, doch de bedoelde sterften komen ook voor onder omstandigheden, alwaar denbsp;bedoelde schadelijkheden niet gevonden, en dusnbsp;niet kunnen beschuldigd worden , terwijl de aanleiding tot dezelve alleen op onzekere veronderstellingen gegrond blijft.
Daar de bedoelde sterften zich meest tot enkele of weinige hoeven bepalen, tnsschen welke metnbsp;de nabijgelegene, wat de inrigting der stallen,nbsp;het voedsel, en de verzorging der dieren betreft,nbsp;geen in het oogloopenil verschil kan worden waargenomen , zoo volgt hieruit, dat er bijzondere ofnbsp;plaatselijke invloeden kunnen bestaan, welke hetnbsp;vermogen bezitten, om bepaalde ziekten, hetzijnbsp;van een ontstekingachiigen, nerveusen , rotachti-gen, lyrnphatieken of ander’ cachectischen aardnbsp;voort te brengen, hoewel die invloeden voor onsnbsp;op zich zelve onkenbaar zijn, of wegens ontoereikendheid der hi/lpmiddelen, om dezelve na tenbsp;sporen, verborgen blijven.
Men zal niet uit het oog mogen verliezen, dat lot het vóórtbrengen van vele epizoötische ziekten niet slechts eene enkele zigtbare oorzaak gevorderd wordt, maar dat daartoe meerdere, grooten-deels ongekende , invloeden medewerken, welkenbsp;deels in eene bijzondere en tijdelijke voorbeschikt-heid des ligchaams, deels in de gesteldheid dernbsp;voedselen en de overige leefwijze der dieren , innbsp;den plaatselijken toestand van derzelver verblijf,nbsp;deels ook vooral in den dampkring , of wel som-
-ocr page 237-wijlen in hoogere cosmische betrekkingen gelegen zijn, door de zamenwerking van hoedanige schadelijke magten, in het dierlijk gestel, dynamische,nbsp;chemische en organische veranderingen wordennbsp;voortgebragt, ten gevolge waarvan eigene storingen,nbsp;dat is ziekten, in hetzelve geboren worden. In dennbsp;meer of minder zeldzamen zamenloop dezer invloeden en van derzelver vereenigde werking zal de redennbsp;gelegen zijn van het menigvuldiger of meer zeldzaam voorkomen van deze quot;en gene epi'zoötische, ennbsp;zelfs van sporadische^ ziekten. Vermits een zoodanige zamenloop van omstandigheden slechts door denbsp;Natuur zelve kan worden tot stand gebragt, zullennbsp;opzettelijke proefnemingen, om de Longziekte kunstmatig voort te brengen, waarmede men zich eldersnbsp;onledig houdt, wel steeds hoogst onzeker blijven (‘).
Wijders heeft men opgemerkt, dat, vermits de Longziekte vroeger, namelijk voor 1838, (of welnbsp;1831 (*) ) niet, immers niet als epizoötische ziekte , bij ons is bekend geweest, er geen grond bestaat , om aan te nemen, dat dezelve, uit alge-meene of bijzondere oorzaken, behalve door besmetting, zou zijn voortgebragt, daar toch denbsp;voedingswijze, en de overige leefregelkundige ennbsp;atmospherische invloeden, waaraan hare geboortenbsp;door velen wordt toegekend, ten allen tijde over
(‘) Annalen der Landwirtschaft, in der Königlichen Preus-sischen Staaten, B. I, S. 479, ii. s. w.
(’) Magazijn , t. a. p. bladz. 18.
-ocr page 238-het geheel dezelfde zijn geweest, zonder dat wij daaruit vroeger de Longziekte hebben zien geboren worden. Deze beschouwing is voorzeker vannbsp;groot gewigt, en hai’e gegrondheid kan, in verband tot de waarschijnlijke insleping in ons landnbsp;uit een naburig Rijk, in een zeker opzigt, nietnbsp;worden ontkend. Intusscben meenen wij, dat ooknbsp;door deze redenering geenszins de mogelijkheidnbsp;eener van-zelf-ontwikkeling wordt weggenomen.
De ziekte «oorzaken blijven in een land of streek niet altijd en standvastig dezelfde , maar veranderen somwijlen, na korteren of langeren tijd. Hieruit toch moeten het pet'iodische of meer slatio~nbsp;naire verschijnen van sommige ziekten, het verdwijnen van andere en de veranderingen of wijzigingen , welke zij in aard en gedaante ondergaan ,nbsp;ook het ontstaan van geheel nieuwe ziekten op zekerenbsp;plaatsen, alwaar dezelve vroeger niet bestonden,nbsp;worden verklaard. Als een voorbeeld van dit laatste, meen ik te mogen aanvoeren de straks reeds-genoemde Varkens-ziekte, welke wij eerst, sedertnbsp;1816 of daaromtrent, in ons land kennen (‘). Dezelve komt van dien lijd af in onderscheidenenbsp;Provinciën bijna jaarlijks op gezette tijden in dennbsp;zomer terug, terwijl zij later in den herfst weder-
{*) 3. v'iTRiNGA coüLON, Verhandeling over de ziekten onder de Varkens , met de gouden medaille bekroond, en uitgegeven door de Maatschappij ter bevordering van den Landbouw te Amsterdam; Amst. 1824, bladz. 14 en 18.
-ocr page 239-om afneemt en ophoudt, zonder dat men voor als nog waarschijnlijke, veelmin zekere, oorzaken voornbsp;het ontstaan en verdwijnen dezer ziekte heeft kunnen aanwijzen, zijnde de leefwijze der Varkensnbsp;thans dezelfde als vroeger, toen de bedoelde ziektenbsp;niet bekend was.
Op gelijke wijze is het gelegen met zekere, straks reeds genoemde, koortsziekte van het Rundvee, welke zich kenmerkt door een blaar- ofnbsp;spruw-achtig uitslag aan de uitwendige geslachts-deelen , waaraan men den naam van Pestbrand,nbsp;ook van Klingziekle, heeft gegeven, welke zich,nbsp;sedert weinige jaren , als eene nieuwe epizoölisohenbsp;ziekte, in sommige streken der Provincie Zuid-Holland, heeft geopenbaard. Ook hieromtrentnbsp;vraagt men tot dus ver vruchteloos naar de oorzaken , waaruit deze ziekte nu te voorschijn komt,nbsp;terwijl dezelve vroeger, onder uitwendig gelijke omstandigheden van leefwijze en klimaat, niet schijntnbsp;te zijn waargenomen. In eenige landen heerscht,nbsp;sedert achttien of twintig jaren, de zoogenaamdenbsp;Chanker-ziekte {Ckankerseuche, Venerische ziekte , hues venerea hqui (‘)) onder de Hengsten
(gt;) Door J. c. wiRiH , (Lehriuch der Seuchen und anstec-kenden Krankheiten der Ttauslhiere, Zurich 1838 , S. 346, u. s, w.) wordt eene ziekte beschreven onder den naamnbsp;van Aphten-Krankheit der Geslechtstheile, bij het Rund ennbsp;het Paard voorkomende, terwijl door kaizer , pfannbn-SCnsUDT , MBYER, ASCHMAN , AMMON , DIBTERICUS , BONCKI!nbsp;und PRiNz , uAYSK, E.ÜRBER , de ChankersBuche, Syphilis of
-ocr page 240-en Merrien, die tot de voortteling worden aangehouden , doch waarvan de Ruinen en Veulens verschoond blijven , welke ziekte vroeger niet schijntnbsp;te hebben bestaan, doch die zich thans meer ennbsp;meer in Pruissen, Silezie, Bohemen, Zwitser^nbsp;land en Hongarije uitbreidt. Wij voeren dezenbsp;voorbeelden slechts aan ten betooge, dat het vroeger niet-bestaan der Longziekte in ons land geennbsp;voldoenden grond kan opleveren, om aan te nemen , dat zij niet later in hetzelve zou hebbennbsp;kunnen worden geboren.
Even als alle andere besmettende ziekten moet ook voorzeker de Longziekte — gesteld ook, datnbsp;zij thans alleen door besmetting voortduurt — harenbsp;geboorte uit gewone schadelijke oorzaken hebbennbsp;verkregen, welke die dan ook zijn mogen, of waarnbsp;zulks hebbe plaats gevonden. Door een tegen-
Venerische xiekte meer bepaaldelijk als ecne ziekte van het Paard wordt behandeld, htchner noemt de bedoelde ziektenbsp;der geslachtsdeelen van het Rund insgelijks Lues Venereanbsp;houm.
Ofschoon nu, wat het Rund betreft, de Aphten-krank-heit of spruw-ziekte der geslachtsdeelen, volgens de beschrijving van wiRTH , in eeuige opzigten overeenkomst heeft met den zoogenaamden Pesthrand, zoo meenen wij toch,nbsp;dat er, zoowel met betrekking tot de verschijnselen als vooralnbsp;wat het beloop van beide betreft, te veel verschil bestaat,nbsp;om dezelve voor eene en dezelfde ziekte te houden. Voornemens zijnde van den Pesthrand eene nadere beschrijvingnbsp;te geven, zullen wij ons bij dit'onderwcrp thaus niet verdernbsp;ophouden.
-ocr page 241-overgesteld gevoelen, zelfs ten aanzien van die ziekten, welke men als bij uitnemenheid besmette-lyke pleegt te noemen, te ombelsen, zou mennbsp;tot de ongerijmde gevolgtrekking vervallen, dat denbsp;smetstoffen, als zoo vele verderfelijke wezens, vannbsp;het begin der schepping moeten hebben bestaan,nbsp;die, steeds rondzwervende, zich tusscben beide eennbsp;tijd lang schuil kunnen houden , doch dan wederomnbsp;werkzaam wordende, naar gelang van toeval ofnbsp;bijzondere omstandigheden, zich op de ligchamennbsp;van mensch of dier, als het ware, nederstorten ,nbsp;ten einde in dezelve ziekten op te wekken.
Maar verondersteld , dat eene besmettende ziekte zich, in eenig land of in eene streek, oorspronkelijk uit gewone schadelyke invloeden hebbe ontwikkeld , zal men mogen aannemen, dat de daarbijnbsp;voortgebragte smetstoffe, als een eigen beginsel,nbsp;een zoodanig duurzaam bestaan kan verkrijgen,nbsp;dat zij als in zich zelve blijft voorlleven, en, alsnbsp;zoodanig, in staat is de ziekte, waarvan zij hetnbsp;voortbrengsel is, voort te planten en te onderhouden , ook in andei’e landen of streken, alwaar denbsp;bedoelde oorzaken voor hare oorspronkelijke ontwikkeling niet aanwezig zijn ? Het is bekend ,nbsp;dat vele ziekten, zoo bij den mensch als de dierennbsp;voorkomende, en meer bijzonder de koortsige ennbsp;besmettende uitslagziekten, welke bij ons van uit-heemschen oorspi’ong worden gehouden, met namenbsp;de Kindci-pokken, Blazelen, Roodvonk^ de Sohaaps~nbsp;pokken, en ook de Runderpest aan zoodanige
-ocr page 242-permanente smetstoffen, als de eenige oorzaak van hare eerste geboorte en derzelver voortdurend bestaan, worden toegekend. Wij moeten verklaren, nanbsp;rijpe overweging, in dit algemeen aangenomen gevoelen , sedert lateien tijd, niet wel meer te kunnennbsp;deelen. Veeleer oordeelen wij ons te moeten veree-nigen met de meening van hen, die stellen, datnbsp;deze ziekten inderdaad nu en dan zonder besmettingnbsp;geboren worden, hoewel de smetstofïe altijd alsnbsp;het voorname middel van derzelver uitbreiding zalnbsp;moeten worden beschouwd , nadat zij telkens wederom door van-zelf-ontwikkeling is voortgebragt (‘).
(‘) Het kau niet onbelangrijk zijn, in verband tot dit onderwerp , hier de beschouwing aan te halen van c. J. lo-
BiNSiïR. {Untersuchungen über die Rinderpest, Berlin, 1831, S. 57) , daar wij mcencn , dat dezelve geheel van toepassingnbsp;is op de Longziekte, Hij zegt: » Noch bij inenschcii nochnbsp;» bij dieren bestaat eene koortsige hevige ziekte , welke vannbsp;» het oogenblik van haar eerste ontstaan zich eeuwen langnbsp;» alleen door besmetting heeft onderhouden. De verschillendenbsp;» soorten van pokken , de mazelen , het roodvonk en anderenbsp;» worden dikwijls geboren zonder voorafgegane besmetting ,nbsp;» en komen somwijlen voor op plaatsen , alwaar geene smet-» stoffe in de gewone beteekenis heeft kunden komen. Hetnbsp;» zelfde heeft plaats opzigtelijk het ontstaan der besmette-» lijke typhus, der gele koorts en der oosterschc pest. Dezenbsp;» ziekten, zoo dikwijls als zij ook mogen verschijnen, heb-» ben geen bestendigen duur; zij planten zich niet in hetnbsp;» oneindige door besmetting der individu’s van de eene eeuwnbsp;1) tot de andere voort, maar ontstaan veeleer van tijd totnbsp;» tijd uit bijzondere plaats hebbende oorzaken, om, nanbsp;B korteren of langeren tijd te hebben gcheerscht, te ver-
-ocr page 243-Zoodanige hernieuwing schijnt ons toe noodzakelijk gevorderd te worden, zal eene besmettelijke ziekte op den duur haar zelfstandig bestaan bewaren.
I) dwijnen , en lich dan op nieuw wederom voort te brengen. » Van uit den omtrek der plaats barer ontwikkeling, kunnennbsp;¦gt; zoodanige ziekten, door middel van een cantagium , naarnbsp;» verwijderde streken worden overgebragt, niet om aldaarnbsp;» eeuwig te blijven heerschen, maar om vroeger of laternbsp;» wederom op te bouden. Dit is de gang van alle epide-» mische besmettelijke koortsziekten , en het behoort tot hetnbsp;B wezenlijk Icarakter cener epidemie en van een contagium,nbsp;» dat zij eenen in zich zelve afgesloten levensloop volbren-B gen , waarin geboorte en dood , begin en einde kunnennbsp;B worden onderscheiden. Eene ziekte daarentegen, welke, ge-B lijk de syp/itlis, eeuwen lang onafgebroken door besmettingnbsp;B kan voortleven , behoort niet tot de klasse der koortsigenbsp;B ziekten, en kan zich nimmer door besmetting tot eenenbsp;B epidemische ziekte uitbreiden. Alleen door voortgezette ,nbsp;B in eene regie lijn afdalcnde, besmettingen , kan zij haarnbsp;B bestaan onderhopden. Het zou dus een buitengewoon ver-B schijnsel zijn , indien eene der hevigste en meest besmet-B telijke koorts-zickten, gelijk de Runderpest, van den gewo-B nen gang der Natuur afweek, zich thans niet meer vannbsp;B nieuws zou kunnen ontwikkelen, maar zich alleen doornbsp;B besmetting zoude onderhouden en voorlplanten.”
Eenigcn willen zelfs, dat ook de syphilis, zonder onmiddcl-lijke besmetting , onder bijzondere omstandigheden, uit zich zelve zou kunnen worden voortgebragt. (hecker , in uüfelakdsnbsp;Journal 1826 ; stern , in de Jahrbücher der in- und aus-landische Medicin von schmidt, 1844, S. 194; curthnbsp;SPRENGEE, InstUutimes Medicae , Tom. UI, pag. 73 , Am-stelodami 1823. Vergelijk over de van-zelf-ontwikkeling dernbsp;Pokken: j. h. beck , Untersuchungen über spontane undnbsp;contagieuse genesis der Menschenbldttern, m de lUedic.- Chir.nbsp;Zeüung, 1836, N°. 34, S. 134.
-ocr page 244-Om dit gevoelen door een voorbeeld leslaven, meenen W(j de Runderpest te mogen aanvoeren, welke , met betrekking tot het punt, waarover gehandeld wordt, met de Longziekte de beste vergelijking toelaat. De Runderpest hoort oorspronkelijknbsp;te huis in het oostelijk Europa, en wel in denbsp;nitgestrekte vee-weiden, bekend onder den naamnbsp;Steppen, gelegen in Hongarije, Moldavië, Po~nbsp;dolie en iVallaohije, voorts in. Rusland, tusschennbsp;de Pruth en de Dnieper, enz. Zij beslaat innbsp;deze landen bij het Steppen-vee, niet als eenenbsp;voortdurende besmettende ziekte, maar als eenenbsp;zoodanige, welke tusschen beide ophoudt, en dannbsp;wederom uit eigene, aldaar bestaande, oorzakennbsp;te voorschijn komt. Buiten de bedoelde Steppen-landen schijnt de Runderpest niet uit zich zelvenbsp;te worden geboren , dat is namelijk, niet bij Runderen , welke niet tot het Steppen-ras behooren.nbsp;Dat trouwens bij dit laatste ook dezelfde ziekte ,nbsp;onder zekere ongunstige invloeden, buiten haarnbsp;oorspronkelijk Vaderland , zonder besmetting ontstaat , vinden wij , vooral door de latere onderzoekingen van LORINSER (‘), overtuigend aangetoond.nbsp;Zoo ver als de geregelde geschiedenis dezer ziektenbsp;strekt, heeft de Runderpest in de vorige eeuw,nbsp;om van vroegere tijden niet te gewagen (®) , de
-ocr page 245-Dultsche Staten, Zwitserland, Franknjk, Enge' land, Belgie, en ook ons land , herliaalde malennbsp;bezocht, en overal en altijd de schromelijkste verwoestingen aangerigt, die der Longziekte ver tenbsp;boven gaande (').
Dezelve werd steeds aangebragt, bij gelegenheid van oorlogen, waarin Turkije, Rusland , Polen ,nbsp;Oostenrijk en Pruissen gewikkeld waren , en zulksnbsp;ter oorzake, dat het slagtvee, uit de bedoeldenbsp;steppen afkomstig, en de armeën volgende, denbsp;ziekte overal op deszelfs weg achterliet, zich aannbsp;het alhier inheemsche Vee mededeelde, en opnbsp;deze wijze zich her- en derwaarts uitbaeldde (quot;).
alsook gedurende ongeveer zeven achtereenvolgende jaren , namelijk van 1263 tot 1272 , en in het jaar 1470, door onderscheidene schrijvers , gewag gemaakt, welke vermoedelijknbsp;voor de Runderpest moeten gehouden worden. lu het jaar 810nbsp;bleef er bijna geen Os over in het leger van Karel dennbsp;Grooïen , hetwelk destijds in Friesland lag, eene benaming ,nbsp;welke toen in eene veel uitgestrektcre beteekenis dan thansnbsp;werd genomen. Ik ben deze geschiedkundige bijdrage verschuldigd aan de hcusche mcdedeeling van mijn zeer geach*nbsp;ten vriend, don Iloogl. H. c. van hall. Zouden ook denbsp;groote verzamelingen van diercn-beendcren, hoedanige, sedert korte jaren , _te Wijk bij Duurstede worden aangetroffen, met deze of vroegere Yee-sterften in verband staan?nbsp;Wij geven dit aan de Geschied- en Oudheidkundigen innbsp;overweging. Men zie, over de bedoelde ophoopingen vannbsp;beenderen , de Vtrschtsche Provinciale en Stads-Courant vannbsp;18 November 1812, en meerdere Nummers van dit blad.
Zie bladz. 31.
(*) Verg. D. UEILERON , Over de kenteekenen der tcare Run-
IV. DjüEh. nbsp;nbsp;nbsp;16
-ocr page 246-Maar wat heeft de geschiedenis omtrent de voortduring der Runderpest buiten het land harer geboorte geleerd? Is zij ergens elders blijven bestaan ? Geenszins. Dezelve heerschte bij ons in drie voornamenbsp;tijdperken, namelijk van 1713—1719, van 1749—nbsp;1756, van 1768—1786. De langste duur was dusnbsp;18 jaren. Zij nam, naarmate van den langerennbsp;duur harer inwoning, in kwaadaardigheid af, zoo-dat op het laatst een grooter getal Runderen vannbsp;de ziekte opkwam, dan bij haar eerste verschijnen (’) , terwijl zij dus, allengs als uitslijtende, zichnbsp;telkens van lieverlee heeft verloren, zonder datnbsp;men toen, door het middel van doodslaan —nbsp;waardoor de Runderpest in 1813 en het begin vannbsp;1814 te Utrecht werd te ondergebragt (¦)— daartoe medewerkte. Op dezelfde wijze heeft dezenbsp;ziekte zich uit de overige opgenoemde landen, nanbsp;korteren of langeren tijd , tot derzelver oorspronkelijk vaderland, als tot hare natuurlijke bakermat,nbsp;teruggetrokken. Zal men van dit verschijnsel eenenbsp;andere reden kunnen geven , dan dat de Runderpest, welke buiten de bedoelde Sleppen^landen,nbsp;bij het uitheemsclie Vee , niet anders dan door besmetting wordt voortgebragt , zich hierdoor alleennbsp;derpest, in de Natuurkundige Yerhandelingen van de IIol-landsclie Maatschappij van Wetenschappen, te Haarlem , D,nbsp;lU. bladz. 101 en vcrv.
(9 toniNSER, t. a. p. bladz. 89.
(2) staat van den Landbouw in het Koninkryk der Nederlanden van 1814, door i. kops.
-ocr page 247-op den duur niet kan staande houden, maar dat zij daartoe eene hernieuwing uit eigene schadelijkenbsp;oorzaken behoeft.
Hoe het hieromtrent bij ons ten aanzien der Longziekte zal uilloopen , valt voorals nog moeije-Ijk vooruit te zien. Intusschen bestaat zij reedsnbsp;sedert meer dan tien jaren, zonder dat men zeggen kan , dat dezelve een zachteren aard en minnbsp;gevaarlijk karakter heeft aangenomen, blijvende denbsp;evenredigheid der van de ziekte opkomende tot denbsp;daai’aan overlijdende Runderen genoegzaam dezelfde. Indien het getal van aangetaste voorwerpennbsp;thans in sommige streken geringer moge zijn dannbsp;vroeger, zoo kan zulks gedeeltelijk daaraan wordennbsp;toegeschreven, dat, vermits de ziekte meer en meernbsp;in haren besmettenden aard gekend wordt, denbsp;Veehouders daartegen nu eenigzins meer op hunnenbsp;hoede zijn dan te voren, deels ook daaraan, dat,nbsp;ofschoon op ver na niet overal, nogtans in sommige Gewesten , krachtdadige maatregelen wordennbsp;in het werk gesteld , om hare uitbreiding tegen tenbsp;gaan. Wel luiden de berigten van sommige Veeartsen zoodanig , dat men daaruit eene meer gunstige gesteldheid der ziekte zoude meenen te moeten afleiden, in zoo ver namelijk als dezelve nu ennbsp;dan in eenen ligteren trap voorkomt, waarbij uenbsp;Runderen slechts gpdurende weinige dagen eeni-germate zich ongesteld toonen , gepaard met kortademigheid, hoest, enz,, waarvan zij soinvvijlen onder eene gepaste behandeling of ook meermalen alleen
16*
-ocr page 248-door de natuurkrachten lierstellea. Dan, daarder-gelijke voorbeelden ewk reeds in het begin van het ontstaan der Longziekte zijn waargenomen, is hetnbsp;twijfelachtig, of de vei’houding der sterfgevallennbsp;tot de genezingen over het geheel thans als voor-deeliger mag worden beschouwd , in betrekkingnbsp;tot de vroegere jaren.
In andere landen , bepaaldelijk ook in FranA-rij/tf Zwitserland en Belgie , om van de verschillende Duitsche Staten niet te spreken, dag-teekent de Longziekte van langeren tijd dan in Nederland (’) , zonder dat wij haar in algemeenheid en doodelijkheid zien afnemen, veelmin verdwijnen. Zal men niet moeten aannemen, dat zijnbsp;ook in die landen tot hare voortduring, behalvenbsp;in de smetstofFe, die zij telkens voortbrengt, voedsel moet vinden in leefregelkundige oorzaken, dienbsp;haar nu en dan op nieuw •primitief doen geborennbsp;worden ? Men denke hierbij , dat een enkel Rund,nbsp;waarbij de ziekte op deze wijze ontwikkeld wordt,nbsp;in staat is dezelve aan vele andere mede te deelen,nbsp;en dat dus deze gevallen niet menigvuldig behoeven plaats te hebben , om de Longziekte bestendignbsp;te onderhouden.
Ten aanzien der meeste besmettelijke ziekten, zoowel die aan den mensch als aan de dieren eigennbsp;zijn, waarvan het voortdurend bestaan algemeennbsp;aan eene permanente smetstofFe wordt toegekend,
worden bepaalde landen of Gewesten der aarde , en wat sommige derzelve betreft, andere wereld-dee-len, als de geboorte-grond opgegeven, alwaar zijnbsp;oorspronkelijk te huis hooren , en van waar mennbsp;wil , dat zij door enkele overdraging of besmetting naar elders zijn gekomen. Zoo ver wijnbsp;hebben kunnen nagaan, is de ware of allereerstenbsp;geboorte-plaats der Longziekte niet met voldoendenbsp;zekerheid aangewezen. Hare geschiedenis geeft daaromtrent slechts onbepaalde en onvolkomene bei'ig-ten aan de hand. Wij kennen ook derzelver juistenbsp;oudheid niet (’). Zoo veel schijnt echter zeker,nbsp;dat zij in sommige Duitsche Staten het eerst metnbsp;onderscheiding is waargenomen; zoodat zij, naarnbsp;luid der oorkonden , als een voortbrengsel vannbsp;Dnitschen bodem zaf moeten worden beschouwd.
Wij vinden ons dan thans evenmin als vroeger in staat, om te beslissen, of de Longziekte op onzen grond tot hare voortduring voedsel vindt innbsp;oorzaken, die niet van onmiddellijke besmettingnbsp;afhankelijk zijn , en meenen nog de uitkomst vannbsp;verdere nasporingen te moeten afwachten, voor ennbsp;aleer hieromtrent eene stellige uitspraak zal kunnennbsp;worden gedaan.
Dat de Longziekte niet bepaaldelijk van den invloed der saizoenen, van de daaraan verbondene weersgesteldheid , en de uitwerking van deze op de
f) Magazijn , bladz. 49, Verg. ,t. c. wmiii , t. a. p. S» 289 11. vr.
-ocr page 250-voedsels, afhankelijk is, gelijk de eenvoudige epi-zoötische Vee-ziekten, met name het Miltvuur , het Bloedwateren f de Varkens-%iekte en meernbsp;andere, blijkt daaruit, dat de eerste door allenbsp;jaargetijden heen voortduurt, en in dezelve eennbsp;vrij gelijken gang houdt, terwijl de laatstbedoelde,nbsp;namelijk de niet-besmettende heerschende ziekten,nbsp;op zekere tijden , of althans bij voorkeur in bijzondere jaargetijden , onder bepaalde invloeden desnbsp;weders, voorkomen , doch wederom afnemen , ennbsp;geheel verdwijnen, wanneer deze eene andere gesteldheid aannemen.
Het blijft voor ons twijfelachtig, of de Longziekte aan sommige beschuldigde oorzaken zal kunnen worden toegeschreven , zooals aan eene te sterke en spoedige mesting van het Vee, en daardoor te weeggebragte volbloedigheid en aandrangnbsp;van bloed naar de longen ('), alsmede aan hetnbsp;voederen der spoeling van genever- of brandewijn-stokerijen uit aardappelen (^). De ziekte heerscht
{gt;) SEEU, t. a. p. S. 22; kreützer , t. a. p. 1843. S. 12_ (®) D’’. F. KRAüss , te Hallenhergsletlen : Ueber die Lun~nbsp;genseuche (uering Repertorium für Thierheilkunde, B. Ilt.nbsp;S. 99J merkt op , dat , gelijk de ondervinding er voor pleit,nbsp;dat de Longziekte zoowel door van-zelf-ontwikkeling als doornbsp;besmetting kan ontstaan, ofschoon het laatste door velennbsp;wordt ontkend, zich voorzeker bij de mesting vele invloedennbsp;vereenigen , welke eene vroeger verkregene voorbeschiktheid,nbsp;of de verborgene smetstoffe spoedig tot ziekte kunnen brengen. Gebrek aan licht in de steeds eenigermate donker ge-houdene stallen, het volkomen gemis van beweging, hot
-ocr page 251-in vele streken , alwaar van dit voedsel geen gebruik wordt gemaakt, terwijl men dezelve veelmalen niet ziet geboren worden in de stallen van zoodanige fabrijken, alwaar de bedoelde spoelingnbsp;als een hoofdvoedsel voor het Rundvee gebezigdnbsp;wordt. De ondervinding heeft echter bewezen,nbsp;dat, wanneer de ziekte in de genoemde fabrijk-stallen komt uit te breken, dezelve een zeer hevignbsp;en kwaadaardig, beloop aanneemt, welk verschijnselnbsp;voorzeker gemakkelijk te verklaren valt uit de geheel tegennatuurlijke wijze, waarop het Mest-vee,nbsp;hier ten grooten getale in de lage, zeer warmenbsp;en bedompte, stallen als opgeboopt, met de zeernbsp;warme spoeling gedrenkt wordt; oorzaken voorzeker , die op zich zelve tot verzwakking en vertee-dering, en niet minder tot ophooping van bloednbsp;in de longen en tot borstziekten, aanleiding moetennbsp;geven.
Ongegrond is het gevoelen van hen, die willen,., dat de Longziekte hier en daar zoude zijn ontstaan , ten gevolge van het opdelven der beende-zccr voedzame -warme voedsel , verzwakken dc energie vannbsp;den bloedsomloop, en in gelijke verhouding vermindert ooknbsp;het opslorpend vermogen der aderen en watervaten , en worden dc afzettingen van uit het haarvaten-stclscl vermeerderd,,nbsp;welke zich onder de gedaante van vet ophoopen. Ook eldersnbsp;heeft men de opmerking gemaakt, dat vet Vee het meestnbsp;tot ziekten geneigd is. Men heeft de braudewijn-spoeliugnbsp;beschuldigd als de van zelf-ontwikkeling der Longziekte vooralnbsp;te heguiistigen, dan met geen meerderen grond dan dc overigenbsp;hij de stal-mesting ingevoerde behandeling.
-ocr page 252-2i6
ren van Runderen, in de vorige eeuw aan de pestziekte overleden, en toen in den grond begraven (‘). Hoewel de Runderpest en de Longziekte in zoo ver overeenkomst hebben , dat beide,nbsp;hoewel in verschillende mate, van een zeer verwoestenden en besmettelyken aard zijn, zoo verschillen zij evenwel in meerdere opzigten te veelnbsp;van elkander, dan dat men zal kunnen veronderstellen , dat de eene door de andere zoude kunnennbsp;worden voortgebragt, gesteld al, dat het conia-gium der Runderpest, geheel aan de inwerking desnbsp;dampkrings onttrokken zijnde gebleven , gedurendenbsp;vijftig of zestig jaren en langer, hare werkzaamheid mogt hebben kunnen bewaren.
Dat wijders de Longziekte algemeen, als epi-zoölische Vee-ziekte , hare uitbreiding door besmetting verkrijgt (*), ofschoon misschien uit andere oorzaken nu en dan sporadisch ontstaande, wordt daardoor bevestigd, dat hare verspreiding,nbsp;door strenge afzondering der zieke van de gezondenbsp;Runderen , en, op eene nog meer krachtdadigenbsp;wijze , door het onverwijld dooden van het aan-
(‘) Men zie den Konst- en Letlerl'ode van 2 April 1841, bladz. 238. Ook te Deventer waren sommigen van mcening,nbsp;dat de Longziekte aldaar in 1843 op de Stads weide zoudenbsp;zijn ontstaan door het opdclven van Runder-beenderen, dienbsp;voor ongeveer 70 jaren aldaar , ten gevolge van sterfte aannbsp;de Runderpest, waren begraven. (Verg, over den meer waar-scliijnlijken oorsprong der ziekte aldaar , bladz. 188).
(') Zie bladz. 128.
-ocr page 253-getaste of ¦verdachte Vee kan worden verhindei’d. De uitbreiding en voortduring der ziekte staan ooknbsp;in onmiddellijk verband met de beweging van hetnbsp;Rundvee, vooral door den handel met besmettenbsp;Gemeenten of Provinciën. Dit is dan ook wel denbsp;voorname, indien niet de eenige, reden, dat denbsp;Gewesten Vriesland en Groningen tot dus ver vannbsp;de Longziekte grootendeels zijn verschoond gebleven, daar, gelijk bekend is, jaarlijks aanzienelijkenbsp;uitvocren van Rundvee uit dezelve, vooral naarnbsp;Zuid- en Noord-Holland, plaats hebben, dochnbsp;zeldzaam Runderen uit de laatste naar de eerstgenoemde Provinciën worden getrokken.
3“. NADERE BESCHOUWING OMTRENT DEN AARD DER LONGZIEKTE , BEPAALDELIJK MET BETREKKING TO'Ï HAAR KARAKTER EN DE ORGANISCHE VERANDERINGEN DER BORST-INGE-WANDEN , ALSMEDE VAN ANDERE DEELEN,nbsp;WELKE BIJ DE GESTORVENE OF GEDOODE DIEREN WORDEN AANGETROFFEN,
Volgens den opgevatten leiddraad overgaande tot de beschouwing van den aard en het karakternbsp;der Longziekte, zuUen wy geenszins vooraf in eene
-ocr page 254-afzonderlijke opsomming treden van al de ziekelijke veranderingen, welke door dezelve algemeen in denbsp;ingewanden der boi’st-holte en de overige lig-chaams-deelen worden voortgebragt, als zijnde dezenbsp;elders uitvoerig beschreven. Wij meenen ook tenbsp;mogen verwijzen naar de beschrijvingen, welkenbsp;dienaangaande vroeger door ons zijn medegedeeld (‘),nbsp;Hetzij genoeg te doen opmerken, dat, behalvenbsp;de meer onstandvastige aandoeningen der deelen,nbsp;in andere holten gelegen, de algemeen bekende,nbsp;tegennatuurlijke, gesteldheden der borst-organen ,nbsp;als daar zijn: de verdikking van het borst- ennbsp;long-vlies, en van het harte-zakje, de zamen-groeijing der longen met den borst-wand en hetnbsp;middel-i’if, de uitstorting van plastische lyrapha ennbsp;weivocht, de vleezige verharding of hepatisatie ,nbsp;vergrooting en het vermeerderd gewigt der longen ,nbsp;de marraerachtige ontaarding van hare inwendigenbsp;zelfstandigheid steeds, hoewel onder vele wijzigingen , zijn waargenomen. Men kan dus veilig besluiten, dat deze verschijnselen als de standvastige uitwerkingen der Longziekte, en dus als onbedriegehjkenbsp;kenmerken van dezelve, mogen worden beschouwd.
Wij zullen aan de vroegere bevindingen alleen de resultaten toevoegen , welke latere lijk-openingennbsp;en andere nasporingen hebben opgeleverd, en onsnbsp;hiertoe bedienen van medegedeelde en eigene waar-
(1) Magazijn, bladz. 128 eu verv., 161 en verv., 194 en verv, 207 en verv., 224 cn verv.
-ocr page 255-nemingen. De zoo evengenoemde verschijnselen zullen hierbij van zelve wederom ter sprake komen.
Wij meenen te moeten beginnen met de vermelding der uitkomsten, welke mijn zeer geachte vriend, de Heer Med. Doet. G. MüNNiCKS vannbsp;CLEEFF, te XJlrechty heeft verkregen, bij de opening van een achttal, hem toebehoorende gt; aan denbsp;Longziekte overledene, Runderen. Hij heeft mijnbsp;wel willen toestaan daarvan het navolgende Verslagnbsp;mede te deelen : voor welke belangrijke bijdragenbsp;ik hem mijnen welmeenenden dank betuig.
Eerste geval. Eene vijfjarige Melk-koe stierf.
na weinige dagen aan de Longziekte te hebben geleden. Bij de opening van het Rund , werdnbsp;eene zeer groote hoeveelheid geelachtig water uitnbsp;de borst ontlast; de longen waren aan beide zij
den met het borstvlies , en vooral ook met het middelrif, door zamengroeijing vereenigd; het harte-zakje was sterk door wel vocht opgezet, week , en liet zich gemakkeüjk scheuren; de longen warennbsp;gehepaliseerd, onder den eigenaardigen marmer-achtigen vorm; dezelve waren ongemeen vergroot
De zenuwen onderzoekende, be-
en zeer zwaar, vond de Heer münnicks van CEEEFf de dwalende ofnbsp;long-maag-zenuw {nervus vagus) ter weerszijdennbsp;rood en opgezet, het bekleedende vlies der luchtpijp verdikt, de hersenen met veel bloed opgevuld,nbsp;en aan het verlengde merg roodachtig gekleurd.
Tweede geval. Bij een tweede Rund, zijnde insgelijks eene Melk-koe, welke op den zevenden dag,
-ocr page 256-nadat de ziekte zich had geopenbaard, was overleden , hadden genoegzaam dezelfde verschijnselen plaats, als bij het eerste voorwerp, namelijk uit-vloeijiug eener groote hoeveelheid van geelachtignbsp;serum uit de borstholte, hepatlsatie der beidenbsp;long-kwabben , benevens vergrooting, aaninerkelij-kelijke gewigts-vermeerdering , en geheele zamen-groeijing van dezelve met het borstvlies, zoodat zijnbsp;niet dan met verscheuring konden worden afgescheiden ; het pericardium opgezet en vveekachtig,nbsp;ligt verscheurbaar ; uitvloeijing van veel vocht uitnbsp;hetzelve; liet aderlijke hart met poljpen bezet; hetnbsp;parenchyma der longen als gewoonlijk marmerachtig gedesorganiseerd. Ook hier werd het 10quot;*^ paarnbsp;of de dwalende zenuwen zeer ontstoken bevonden,nbsp;op sommige plaatsen bijna tot gangreen overgegaan;nbsp;de groote medelijdende zenuw (nervus sympathi-cus) w'as aan de bovenzijde mede door ontstekingnbsp;aangedaan; het slijmvlies der luchtpijp verdikt; denbsp;maag sterk uitgezet, zijnde in de eerste maag ofnbsp;pens het voedsel nog onverteerd ; in de overigenbsp;buiks-ingewanden viel niet veel bijzonders op tenbsp;merken. De vaten der hersenen waren sterk doornbsp;bloed opgezet; er had echter geenezamengroeijingnbsp;van de pia meninx met de hersenen plaats. Denbsp;achterhersenen en het verlengde merg konden nietnbsp;worden onderzocht, doordien dezelve, bij hetnbsp;openen van den kop , beleedigd waren.
verscliijnen der eerste ziekte-teekenen. Bij dit voorwerp was wederom de regter long geheel ge-hepatiseerd, gemarmerd, en met het borsvlies vastgegroeid ; de linker long bevond zich slechts gedeeltelijk verhard, en wel aan het onderste, naarnbsp;het middelrif gekeerde, gedeelte-; wijders aanwezigheid eener groote hoeveelheid weivocht in denbsp;borstholte en het harte-zakje, welk deel hier echter minder week van zelfstandigheid was dan innbsp;de twee vorige gevallen. In de eerste maag wasnbsp;wederom onverteerd , in de tweede meer verteerdnbsp;voedsel aanwezig; de long-maag-zenuw aan denbsp;regterzijde sterk ontstoken, alsmede de medelijdende zenuw; aan de linkerzijde deelden dezelvenbsp;mede in ontsteking, hoewel minder; de hersenennbsp;minder opgezet en geene teekenen van ontsteking.
Vxerde en vijfde geval. Bij een vierde en vijfde Rund waren de long-maag-zenuwen door meerderenbsp;roodheid en ontsteking aangedaan, aan de zijden,nbsp;alwaar de longen het sterkst in de ontaarding deelden. Vermits echter, onder ongunstig weder, denbsp;opening onder den blooten hemel moest geschieden , kon alles niet ten naauwkeurigste worden nagegaan.
Zesde geval. Het lijk van een zesde Rund, zijnde eene Melk-koe, welke drie malen gekalfdnbsp;had, en op den 6'*®“ of 7’’““ dag, nadat de Longziekte zich bij dezelve had geopenbaard, kwam tenbsp;sterven, werd, met toestemming van den Hoog-leeraar j. l. c. scuroeder van der kolk , naar het
-ocr page 258-locaal der Ontleedkunde aan de Hoogeschool te Utrecht overgebragt, ten einde aldaar een meernbsp;naauwkeurig onderzoek te ondergaan. Hetzelvenbsp;leverde de volgende verschijnselen op , welke veelnbsp;overeenkomst hadden met die van het tweede geopende voorwerp, namelijk : aanwezigheid eenernbsp;gi’oote hoeveelheid geel weivocht in de borstholte;nbsp;de geheele regter long gehepatiseerd, met dikkenbsp;valsche vliezen aan de pleura vastgegroeid ; doorgesneden zijnde, bezat de long de gewone niar-merachtige ontaarding. De linker long was medenbsp;aangedaan, doch slechts gedeeltelijk verhard. Denbsp;luchtpijp was ongemeen verdikt bezittende denbsp;doorgesneden wand bijna de dikte van een Ned.nbsp;duim; het harte-zakje opgevuld met water en weeknbsp;van zamenhang. Men vond de hersen-vaten sterknbsp;met bloed gevuld. Er had ontsteking der vliezennbsp;plaats , en zamengroeijing van de pia meninx metnbsp;de bastach tige zelfstandigheid der hersenen; voortsnbsp;uitstorting van weivocht in de vierde hersen-holte.nbsp;De wortels der dwalende zenuwen ter weerszijdenbsp;verweekt; de bloedvaten van het verlengde mergnbsp;opgevuld ; de tong aan de regter zijde ontstoken,nbsp;alsmede de tong-zenuw-tak van het vijfde paar {ner-vus lingualis) en ondertong-zenuw {nervus hypo-glossus'). De dwalende zenuw en daarbij loopendenbsp;takken derzelfde zijde waren week en gegangienes-ceerd; de groote medelijdende zenuw was sterk ontstoken, aan de linkerzijde iets minder; de strottenhoofds-zenuwen waren mede door ontsteking aangedaan.
-ocr page 259-Zevende geval. Eindelijk stierf eene zevende Koe, welke vijf malen gekalfd had, op den 16'*““nbsp;dag, nadat dezelve gelijktijdig met de laatstvorigenbsp;ziek was geworden. Bij deze werd de linker longnbsp;geheel op de gewone wijze gedesorganiseerd bevonden en met het borstvlies zamengegroeid; hetnbsp;harte-zakje ontstoken en met veel weivocht gevuld;nbsp;de dwalende zenuw aan de linkerzijde ontstoken ;nbsp;de regter long gezond en ook de dwalende zenuwnbsp;dezer zijde in den natuurlijken staat. De tongtaknbsp;van het vijfde zenuw-paar der linkerzijde wasnbsp;ontstoken en zwartachtig van kleur, terwijl ooknbsp;de ondertoog-zenuw, de bovenste linker hals-ze-nuw-knoop (ganglion cervioale superius sinister) hier almede door ontsteking waren aangedaan.nbsp;De wand der luchtpijp was tot eene duiin-breedtenbsp;verdikt , en het slijmvlies zeer rood gekleurd.nbsp;De hersenen waren minder opgezet dan in hetnbsp;vorige geval; aan het regter halfrond werd nietsnbsp;legennaluurlijks opgeraerkt; de linker was meernbsp;dan gewoonlijk gekleurd. Er had geene ontstekingnbsp;der vliezen plaats. De wortelen der dwalendenbsp;zenuw hadden weinig verandering ondergaan , dochnbsp;schenen deze aan de linkerzijde iets weker dannbsp;zij behoorden te zijn.
Achtste geval. De opening van een achtste Bund, bij hetwelk de ziekte een meer langzaamnbsp;beloop had gehad , dan bij de vroeger gestorvenenbsp;voorwerpen, zijnde hetzelve op den 11 Januarynbsp;aangetast en in het laatst dier maand overleden,
-ocr page 260-224
leverde verschijnselen op, grootendeeJs met de reeds vermelde overeenkomende. Er was echternbsp;geene uitstorting van welvocht in de borstholtenbsp;aanwezig. De linker long was aan de onder- ennbsp;achterzijde zeer ontaard, de regter gezond ; hetnbsp;harte-zakje ligt ontstoken en sterk gevuld metnbsp;vocht, flets en week van zelfstandigheid, zoodatnbsp;het bij de aanraking ligtelijk scheurde; het hartnbsp;was natuurlijk, doch bevattende veel bloed-vezel-stoffe ; de regter dwalende zenuw was gezond ; denbsp;linker rooder dan gewoonlijk ; de tong-tak van hetnbsp;vijfde paar zenuwen dezer zijde, gelijk mede denbsp;tong zelve, ontstoken; het bovenste hals-ganglionnbsp;rood gekleurd.
Bij de meeste dezer Runderen was eene ont-stekingwerende geneeswijze in hel werk gesteld. Men had bij eenige matige, bij andere sterkere,nbsp;bloedsontlastingeu, zelfs tot 12 en 14 oude ponden , aangewend , etterdragten of wrangen gelijktijdig aan verschillende ligchaams-deeleii, als aannbsp;den kossem, langs den rug, aan den staart en denbsp;dijen gezet, en voorts inwendig slijniige drankennbsp;met salpeter, ook afkooksels van alands~ en ven-kel-wortel toegediend. Aan ééne Koe was ooknbsp;de sulphas cupri, aan eene andere de 'zoele kwiknbsp;met krampstillende middelen beproefd; doch allesnbsp;zonder eenig gewenscht gevolg. De aderlatingennbsp;schenen geene gunstige, maar veeleer eene nadee-lige, uitwerking te weeg te brengen. Bij de drienbsp;laatst ziek gewordene van de 10 aangetaste Run-
-ocr page 261-deren, wei’d dan ook geene bloedsontlasting aangewend , en werden tevens alle geneesmiddelen aan dezelve onthouden , te meer , daar men had op-gemerkt', dat de henaauwdheid door het ingevennbsp;meestal vermeerderd werd.
Deze bevindingen mogen des te belangrijker worden geoordeeld , daar men tot dus ver bij denbsp;nasporing der veranderingen , welke door de Longziekte, vooral in de horst-ingewanden, worden tenbsp;weeg gebragt, minder de aandacht op de ziekelijkenbsp;gesteldheid der zenuwen schijnt te hebben gevestigd ; althans vindt men daarvan in de schriften ,nbsp;welke hierover door ons zijn geraadpleegd, weinignbsp;of geen gewag gemaakt.
Ten einde te onderzoeken, in hoe ver de ziekelijke gesteldheid der genoemde zenuwen meer of minder als standvastige uitwerkingen der Longziektenbsp;kunnen worden aangemerkt, heb ik zelf tot datnbsp;einde twee, aan de ziekte overledene, Runderennbsp;aan eene opzettelijke nasporing, onder mijn oog,nbsp;doen onderwerpen , zijnde de ontleding door dennbsp;Heer t. diesbergen sCHüBaRT , Prosector der Ontleedkunde aan ’s Rijks Vee-artsenijschool, en dennbsp;Heer Vee-arts B. J. c. RYNDEKS, met de meestenbsp;naauwkeurigheid verrigt. Wij meenen ook daarvan de uitkomsten te moeten mededeclen, en achten her niet ondienstig de hoofdverschijnselen dernbsp;ziekte er bij te voegen.
Bij eene zesjarige Koe , welke, na verloop van tien dagen, dat de ziekte zich had geopenbaard ,
IV. Deel. nbsp;nbsp;nbsp;17
-ocr page 262-op dea 25 Jaauarij 18é2 stieif, hadden zich bij het leven de navolgende verschijnselen vertoond;nbsp;verminderde eetlust, welke na verloop van tweenbsp;dagen geheel ophield ; nalaten der herkaauwing;nbsp;dorst, doch kunnende het dier slechts met kleinenbsp;teugen drinken ; vertraagde afgang van harde meststoffen , later in dunneii en stinkenden doorloopnbsp;overgaande ; afwisselende temperatuur des lig-chaams, doch die der horens en ledematen doorgaans koud; stand met tot elkander getrokken bee-nen, hoogen rug, en regt uitgestrekten hals; bezwaarde ademhaling, waarbij de neusgaten sterknbsp;werden geopend, terwijl de mond op het laatst alnbsp;sidderend en stuiptrekkend werd geopend ; sterknbsp;kwijlen; stinkende adem; groote gevoeligheid innbsp;den rug; voelbare hartslag; duidelijk hoorbaarnbsp;ruisschend geluid in de longen; eigenaardige hoest.nbsp;Er werd geen kuarstanden waargenomen, hetwelknbsp;anders veeltijds plaats heeft. De opening deed denbsp;volgende ziekelijke veranderingen kennen :
j4an de regter %ijde. Het bekleedend slijmvlies der mondholte , alsmede dat der gehemelte-boe-zems, hoog rood gekleurd en ontstoken; de laatstenbsp;met eene gele vloeistoffe gevuld; het slijmvlies dernbsp;neusholten en der sponsbeenderen mede hoog donker rood van kleur, in hevige ontsteking verkee-rende, en op het punt staande om tot versterfnbsp;over te gaan.
De hals-ader en de daar nevens gelegen terug-loopeude tak van dezelve sterk met bloed opge-
-ocr page 263-227
vuld, ea mede hier en daar door lucht uitgezet ; de hals-slagader minder dan de ader met bloednbsp;gevuld , doch ook op eenige plaatsen door luchtnbsp;opgezet; de inwendige oppervlakte der oogkas roodnbsp;van kleur.
Het dunne bekleedsel der groote en kleine hersenen met donker i’ood bloed sterk opgespoten; op eene en andere plaatsen met de hersenen veree-nigd, en door een ligten trap van ontsteking aangedaan ; ophooping eener weiachtige, rood gekleurde , vloeistoffe tusschen het harde en zachtenbsp;hersenvlies, alsmede van eene bloederige vloeistoffenbsp;in de driehoornige heiligheden; congestie van bloednbsp;op enkele punten in de windingen der hersenen,nbsp;en verwerking der hersen-zelfstandiglieid.
Het vijfde zenuw-paar bij den oorsprong gezond , doch de bovenkaaks-zenuw (2''° tak van het 5'’° paar) rood van kleur en meer of min ontstoken ; geene verweeking aan den oorsprong dernbsp;long-maag-zenuw, bij de hand- en olijfvormigenbsp;ligchamen ; het hals-gedeelte dezer zenuw , en denbsp;bovenste hals-zenuw-knoop natuurlijk; het mergnbsp;van de ondertong-zenuw grijsachtig rood van kleur,nbsp;deelende in een ligten trap van ontsteking.
Aan het verlengde merg tusschen het buitenste vlies en het vaatvlies eene aanzienlijke ophoopingnbsp;van lijmachtig bloederig vocht, welke uitstortingnbsp;zich uitstrekte langs het hals-gedeelte des rugge-mergs tot aan den vierden halswervel (‘); het ver-(*/ FBANQUK vond in dertig gevallen slechts twee raaien
lengde merg niet aangedaan, doch het ruggemerg lager tot aan den tweeden ruggewervel eenigermatenbsp;rood en ontstoken.
Het borstgedeelte der long-maag-zenuw week, van merg beroofd , en het zenuw-bekleedsel zeernbsp;sterk ontstoken; doch even voor het middelrifnbsp;naar de maag toe veel minder door ontsteking aangedaan , en met merg gevuld.
Het strottenhoofd en de luchtpijp inwendig slechts weinig rood en ontstoken.
De regter loüg wel in ontsteking verkeerende, doch niet veel gehepatiseerd ; de voorste lap der-zelve aan het harte-zakje, de achterste aan hetnbsp;middelrif vastgegroeid.
Het harte-zakje met eene dikke laag van stolbare lympha overdekt; in de borstholte eene groote hoeveelheid vliesachtige klompen van stolbare lymphanbsp;aanwezig, en tevens uitstorting van veel lijmig ennbsp;bloedei-ig wei vocht.
In de regter harte-kamer en boezem polypen van bloed-vezelstoffe ; dezelve werden ook aange*nbsp;troffen in dezelfde afdeeling van het linker hart,nbsp;doch in geringere hoeveelheid.
Aan de linker zijde. Wat de deelen in het hoofd, aan den hals, en de zenuwen betreft, zoonbsp;hadden aan dezelve genoegzaam gelijke afwijkingen
water iu de schedelhoUe en het ruggemerg , en de zelfstandigheid der hersenen verweekt. (Magazijn, U. III. bladz. 124).
-ocr page 265-229
plaats als aan de regterzijde ; het borstgedeelte der long-maag'zenuw der linker zijde was echter minder sterk ontstoken, dan aan de regter zijde, dochnbsp;insgelijks mergeloos ; de linker long was hier vooralnbsp;ziekelijk aangedaan , en volkomen gehepatiseerd.
Eene tweede, aan de Longziekte gestorvene, twee en een halfjarige Melk«koe, welke aan de Veeartsenijschool onderzocht werd , vertoonde op dennbsp;17 Junij 1842, de eerste kennelijke ziekte-ver-schijnselen, waaraan zij op den 23 derzelfde maandnbsp;overleed.
Op den 24 en 25 daaraanvolgende geopend wordende, werden de navolgende veranderingen innbsp;de onderscheidene ligchaamsdeelen waargenomen.
De slijmvliezen der neusholten en neusboezems donker rood gekleurd en ontstoken; de sponsbeenderen zelfs gangreneus aangedaan; de oppervlakte der tong aan den wortel van dit deel medenbsp;rood en ontstoken, alsmede de strotklep en denbsp;inwendige oppervlakte van het strottenhoofd; denbsp;luchtpijp over het geheel inwendig minder roodnbsp;gekleurd , doch op vele plaatsen met donker roodenbsp;plekken bezet, en opgevuld met bloederig vocht,nbsp;waarin zich klonters van stolbare lympha bevonden,
De long-maag-zenuwen aan het boven-hals gedeelte graauwachtig dof van kleur, doch weinig of geene teekenen van ontsteking opleverende, zijndenbsp;dit meer het geval ten aauzien der ondertongs-zenuwen, welke eene grijsachtig roode kleur hadden aangenomen ; het onderste hals- en borstge-
-ocr page 266-deelte der long-maag-zenuwen was natuurlijk gesteld , dragende geene kenteekenen van ontsteking, evenmin als de tussclien-ribbige zenuwen ; het mergnbsp;in eerstgenoemde zennwen geenszins ontbondennbsp;noch uit dezelve verdwenen, zooals bij het eerstenbsp;Rund plaats had , zijnde de linker en regter long-maag-zenuw aan elkander volkomen gelijk , ofschoonnbsp;de linker long alleen door hepatisatie was aangedaan.
Wijders had er uitstorting plaats van bloederig vocht in de sehedelholte tusschen het harde hersenvlies en de beenkas , welke zich om het verlengde merg ultstrekte, zijnde het bedoelde vlies ennbsp;het dunne hersenvlies eenigermate ontstoken ennbsp;de bloedvaten der hersenen zelve sterk met bloednbsp;opgevuld. Tusschen de regter en linker helft dernbsp;hersenen werd geen verschil opgemerkt, zijndenbsp;de zelfstandigheid onveranderd, en de zenuwennbsp;binnen den schedel in een natuurlijken staat,
De regter long was niet verhard, maar alleen aan de punt eenigzins rood van kleur , vooral zigt-baar bij het doorsnijden ; doch was dit deel evennbsp;als het ribbevlies overtogen met eene laag vannbsp;stolbare lympha, bezittende eene geelachtig graau-we kleur. De linker long was geheel gehepatiseerd,nbsp;en ongemeen uitgezet en vergroot; het hart nietnbsp;ziekelijk aangedaan, en weinig polypachtige vezel-stoü'e bevattende; in de borstholte uitstorting eenernbsp;groote hoeveelheid bloederig weivocht , waarinnbsp;vlokken en stukken ter groote van een duiven-einbsp;dreven van vezelstofie.
-ocr page 267-De lever vvas inwendig op eenige plaatsen bijzonder ligt geel van kleur , alwaar de zelfstandigheid murwer was dan de overige gedeelten; de galbuizen waren met eene bruine gruis- of korrelachtige gal opgevuld, waaronder zich eenige le-verbotten bevonden; de galblaas zelve uitgezet, ennbsp;met eene zwartachtig-groene gal opgevuld ; denbsp;milt slap, murw gt; en geheel met een stinkend,nbsp;drabbig , naar dun teer gelijkend , bloed gevuld,nbsp;hetwelk door de gemaakte insnijding uitvloeide.
Wijders leverden de buiks-ingewanden niets ongewoons op.
Wanneer wij deze bevindingen vergelijken met die, welke de lijk-openingen aan den Heernbsp;MüNNiNCKS VAN CLEEFF hebben opgeleverd , dannbsp;zien wij , dat er tusschen dezelve, in vele opzig-ten, overeenkomst, doch ook verschil wordt waargenomen , en dat de ziekelijke veranderingen in elknbsp;der gevallen mede uiteenloopen. Zoo veel echternbsp;blijkt uit de gedane nasporingen , dat de uitwerkingen , welke in de ligchamen der Runderen doornbsp;de Longziekte worden voortgebragt, zich geenszins bepalen tot de enkele desorganisatie der longen , tot de doorzweeting van weivocht en stolbarenbsp;lympha, met de daaraan onmiddellijk verbondenenbsp;gevolgen, maar dat ook de zenuwen en hersenennbsp;daarbij meermalen in eene ziekelijke gesteldheidnbsp;deelen. Het kan niet anders dan wenschelijk worden geacht, dat hierop de aandacht meer bepaaldelijk gevestigd worde, dan tot dus ver geschied is. Ik
-ocr page 268-heb dan ook aan eenige \ee-artsea het \ei'ioek ge-rigt, om voortaan dienaangaande hunne oplettenheid te willen aanwenden ; dan tot dus ver heb ik hieromtrent nog weinig stellige resultaten van hun onderzoek mogen erlangen. Hoewel de meeste aannbsp;de uitnoodiging nog niet hebben kunnen voldoen ,nbsp;wegens de voorzeker niet geringe moeite, voor dennbsp;practischen Vee-arts aan zoodanige volledige lyk-opening verbonden , en de weinig geschikte gelegenheid , welke zich doorgaans bij den Landmannbsp;daartoe aanbiedt, gevoegd bij de opoffering vannbsp;tijd , welke daartoe gevorderd wordt, en de omstandigheid , dat de gestorvene of gedoode Runderen met een bepaalden spoed behooren te wordennbsp;begraven, zoo heb ik echter van den Heer j. w.nbsp;A. HART, Vee-arts der Eerste Klasse te Loenennbsp;(Provincie Ulrecht), een Verslag ontvangen, hetwelknbsp;ik oordeel, als leverende hetzelve eene bevestigingnbsp;der bovengemelde bevindingen op, daaraan tenbsp;mogen toevoegen. Hij vond namelijk bij de openingnbsp;van een jarig Rund , aan de Longziekte gestorven ,nbsp;het neurilema van de long-maag-zeuuw, vooralnbsp;aan den hals en in de nabijheid van den kop,nbsp;met vele roode vaten opgeloopen ; de nervus hy-poglossus, en al de deelen der zwelgkeel warennbsp;rood en door ontsteking aangedaan; Iret strottenhoofd , benevens het hangende gehemelte, alsooknbsp;het neusvlies, sterk gezwollen, zijnde al deze deelen buitengewoon rood gekleurd; de hersenvliezennbsp;sterk beloopen; inzonderheid waren de vaten van
-ocr page 269-het rete mirabile met véél bloed gevuld ; éi1 had uitstorting plaats tusschen het dunne hersenvliesnbsp;en spinnewebbevlies eener geelachtig witte stofFe,nbsp;zijnde de matig vaste zelfstandigheid der hersenennbsp;met roode vaten geinjicieerd , en de vaatvlechtnbsp;sterk opgezet; voorts bevond er zich ophoopingnbsp;van water in de holligheden, alsmede in het wervel-kanaal.
Wij zullen hier insgelijks den uitslag laten volgen der lijk-openingen van 15 , ter oorzake der Longziekte gedoode, Koeijen , 3 Pinken en 2 Kalveren , toebehoorende aan den Landman J. POSTMA,nbsp;te Broek in Waterland (Provincie Noord-Hol-land), in het werk gesteld door Gecommitteerdennbsp;uit de Provinciale Gommissien van Geneeskundignbsp;Onderzoek en Toevoorzigt, zitting houdende tenbsp;Amsterdam en te Haarlem , benevens uit denbsp;Commissie van Landbouw der evengenoemde Provincie, bijgestaan door drie Vee-artsen , op dennbsp;28 Maart 18'iO ; waarvan het uitvoerig Verslag,nbsp;opgemaakt door de Heeren Med. Doet. JORRITSMAnbsp;en VAN LEEOWEN, door den Heer Staatsraad Gouverneur van Noord-Ho Hand, onder dagteekeningnbsp;van 29 April deszelfden jaars, aan den Heer Administrateur voor de Nationale Nijverheid werd ingezonden (‘). Wij meenen, door den hoofdzakelijken
Het was , naar aanleiding van een voorstel , ouder dag-
-ocr page 270-De Commissie van Landbouw zich met dit voorstel geheel hebbende vereenigd , werd hetzelve, door den Heer Staatsraad Gouverneur voornoemd, aan de welmeening van den
-ocr page 271-235
voornoemd, aan den Heer Administrateur , indes-zelfs missieve van 16 Mei 1840, gedane voorstel, dat aan het uitgebragte Rapport zoodanige publiciteit mogt worden gegeven, als in het belang dezernbsp;aangelegene zaak doelmatig kon worden geacht.
Bij het onderzoek van het nog levende Vee, bleek het, dat 3 Koeijen derzelver dood nabijnbsp;waren gekomen. Een 7tal was in een meer ofnbsp;min gevorderden trap door de ziekte aangetast, en
Heer Administrateur voor de Nationale Nijverheid onderworpen , onder toezegging van zoodanige schadevergoeding, uit het Fonds voor den Landbouw, der onkosten , als waartoenbsp;het bedoelde onderzoek, zoowel in het belang van den Veestapel als der wetenschap te bewerkstelligen, aanleidingnbsp;zouden mogen geven.
Dien ten gevolge werden , ter gelegenheid van het ontstaan der Longziekte bij den hierboven vermelden Landman posr-MA , tot de Commissie voor het onderzoek benoemd de llee-ren A. u, van sanen teengs , Lid der Commissie van Landbouw , in het O'*® District van Noord-Holland, f. van bernbsp;BREGGEN cz., Hooglceraar te Amsterdam, M. w. ltiber ,nbsp;Med. Doet., Lid der Provinciale Commissie van Geneeskundignbsp;Ondersoek en Toevoorzigt, in het ressort Amsterdam, i. a.nbsp;jORRiisMA, Med. Doet. te Hoorn en n. w. van leeuwen ,nbsp;Med. Doet. te Alkmaar. Leden der Commissie van diennbsp;naara. residerende te Haarlem, benevens, als adviseurs, denbsp;Heer koker, Burgemeester der Gemeente Broek in Waterland, en de Heeren j. h. de gredve, Vee-arts te Amsterdam , c. c. GOEDHART, Vce-arts te Hoorn , en s. J. yser-STiTT, Vce-arts te Haarlem; zijnde de Heer M'. J. vannbsp;LENNEp, Secretaris der Commissie van Landbouw, namensnbsp;den Heer Staatsraad Gouverneur , daarbij tegenwoordig.
-ocr page 272-kwamen deze Runderen de Commissie voor ongeneeslijk te zijn. Een 5tal Koeijen, welke tot dus ver, door de drie Vee-artsen , den eigenaar, ennbsp;zijne huisgenooten, voor gezond werden gehouden ,nbsp;bleken bij de opening zulks niet te zijn , wordendenbsp;bij twee derzelve reeds aanvankelijke uitstorting vannbsp;lympha waargenomen, terwijl drie de beginselen vannbsp;ontaarding der longen met zich droegen. De Pinken en Kalveren, alsmede de Kalveren, die uit denbsp;baarmoeder werden genomen — bevindende zichnbsp;onder de 5 stuks schijnbaar gezonde Runderen 2nbsp;kalfdragende —¦ leverden geene de minste teekenennbsp;van LongziekiCj op, zooals door anderen schijntnbsp;waargenomen te zijn.
Bij de opening der borstholte vloeide doorgaans eene groote hoeveelheid bloedig water uit dezelve.nbsp;Bij allen, met uitzondering van ééne Koe, was denbsp;linker long aangedaan , verhard , en marmerachtig;nbsp;de bronchien vertoonden kraakbeenige gele strepen,nbsp;in sommige van welke gelatineuse sloffe werd gevonden , die men ter lengte van twee Rijnlandschenbsp;voelen er uit kon halen, en welke aan dit geweldnbsp;weerstand bood. De kleur der longen zelve was roodnbsp;bruinachtig, in sommige gevallen naar het zwartenbsp;overhellende. De longen wogen nagenoeg vijftignbsp;tot 60 oude ponden, zijnde vastgehecht aan hetnbsp;middelrif en borstvlies, door middel eener exu~nbsp;datie, welke wel het voorkomen had van garstignbsp;spek. De tegenovergestelde long was wel iets donker gekleurd , doch niet aangegroeid, De aange-
-ocr page 273-liane long was broos en hard , en liet zich onder een krakend en krassend geluid snijden. Al denbsp;stukken zonken in het water. In één geval werdnbsp;een groot abces in de long aangetroffen.
De luchtpijp was rood en met een bloedig slijm bezet; het hart, met uitzondering van één geval,nbsp;altijd gezond , zoowel als de groole vaten, boezems,nbsp;ooren en klapvliezen.
Wanneer de linker long was aangedaan , was immer de lever murw en miskleurig, kunnende met de vingers uit een worden geplozen ; de galblaasnbsp;was dan vergroot en gevuld met eene lijmachtigenbsp;rood-gele gal. Was de regter long aangetast, dannbsp;leed de milt, en deze vertoonde een dunnen vlie-zigen zak, gevuld met een mengsel, dat het voorkomen had van stroop, teer en pik. In den slok -darm werd eene geelachtig groene slijmstoffe aangetroffen. De boekpens was altijd vergroot, ennbsp;gevuld met eene stoffe , die zeer droog en kneedbaarnbsp;was. De vierde maag en darmen leverden veelalnbsp;eene dunne stoffe op. Bij verscheidene Koeijennbsp;waren het buikvlies, het net, en de darmen opge-loopen; de pis was bloedig. Twee opengezaagdenbsp;ruggegraten leverden de navolgende vei’schijnselennbsp;op: bij eene der zoogenaamde gezonde Koeijen.nbsp;waren de vliezen en het ruggemerg gezond; bijnbsp;de zieke daarentegen waren de vaten van hetnbsp;dunne hersenvlies opgeloopen, en het ruggemergnbsp;geel en verhard.
Over den aard der ziekte handelende, merken
-ocr page 274-de Heeren Rapporteurs aan, dat het hun uit de lijk-openingen ten duidelijkste is gebleken, dat denbsp;onderbuiks-ingewanden immer ziekelijk zijn aangedaan. Waren de linker longen aangetast, dannbsp;waren de levers lijdende ; leed de regter long, dannbsp;leed juist de milt en was geheel ontaard, terwijlnbsp;de boekpens reeds vergroot en de onderbuiksingewanden lijdende waren, wanneer bij de zoogenaamde gezonde Koeijen de longen nog nietnbsp;waren aangedaan. Hier doet zich nu de vraag op,nbsp;zeggen Heeren Rapporteurs ; Is dan de Longziektenbsp;een morbus •primarius of wel secundarius (eenenbsp;oorspronkelijke of wel gevolgelijke ziekte) ? Is denbsp;ontaarding der long een idiopatisch (eigendomme-lijk) of wel deuteropatisch (gevolgelijk) lijden? Isnbsp;zij oorzaak der ziekte van de buiks-ingewanden ofnbsp;wel gevolg.
De Beriglgevers ontveinzen niet, dat zij te weinig inzage hebben in de geschiedenis der Longziekte, dan dat zij niet zouden aarzelen hier eene beslissende uitspraak te doen; doch durven zij welnbsp;verklaren , dat, naar hunne wijze van zien , ditnbsp;raadsel tot dus ver niet opgelost moet zijn , hetwelknbsp;zij meenen te moeten opmaken uit de verschillendenbsp;geneeswijzen, die even ver uiteenloopende zijn,nbsp;als de gevoelens der schrijvers en Vee-artsen ,nbsp;ook van die, welke zij de eer hadden bij de inspectie te Broek in Waterland te ontmoeten.
Op grond dezer bevindingen zouden dan ook de Heeren JORRITSWA en VAN LEEUWEN, als prophy-
-ocr page 275-lactische of voorbehoedende geneeswijze , buikzuiverende en de wormswijze beweging bevorderende middelen aanprijzen , daar toch de ontrekkende ennbsp;ontstekingwerende geneeswijze geene gunstige resultaten schijnt te hebben opgeleverd.
Van waar toch, vi'agea zij, die vergroote en opgevulde boekpens, die ophooping van drekstof-fen, die aandoening der lever in de gevallen, alwaar de longen genoegzaam gezond werden bevonden? Kunnen niet de werktuigen der spijsvertering in een onwaren ontstekings-toestand verkeeren,nbsp;waaronder de lever moet lijden ? Kan, ten gevolgenbsp;dier ziekelijke aandoening, de chyl, niet genoegnbsp;verdierlijkt zijnde, het bloed geene slijmachtigenbsp;hoedanigheid doen aannemen, en deze vloeistofienbsp;voorbeschikt maken tot ontbinding en scheidingnbsp;van derzelver bestanddeelen , zoodat zij de vezel-stolFe Iaat varen?
Kan dit verschijnsel, bij de, dien ten gevolge verzwakte, longen, geen vertraagden omloop tenbsp;weeg brengen , en aanleiding geven tot het doennbsp;geboren worden eener vaste en eigendommelijkenbsp;massa, zooals de ziekelijk aangedane longen aannbsp;het oog des ontleders vertoonen ?
Kan op deze wijze geene voorbeschiktheid tot de Longziekte geboren worden, en, in verband tot denbsp;smetstoffe, worden daargesteld (i) ?
(‘) Met deze beschouwingen kan in overeenstemming worden gehragt de strekking der Prijsvraag , ter zake der Longziekte
-ocr page 276-Meerdere wagen zouden de Berigtgevers kunnen opwerpen , aan welker beantwoording zij zich , als min kundigen, ongaarne zouden wagen ; zijnbsp;hebben alleen gemeend deze slechts te moeten aan-voeren, omdat het, naar hunne wijze van zien.
in 1842 uitgeschreven , door het Geneeskundig Genootschap; Vis unita fortior , te Hoorn, van den volgenden inhoud :
1». Welke zijn de bestanddeeleu van de gal, genomen uit gezonde Runderen ?
2°. Welk verschil treft men aan in de gal van Runderen, die aan de besmettelijke Longziekte zijn gestorven ?
3». üit welke bestanddeeleu bestaat het bloed van gezonde Runderen, vooral dat, hetwelk uit het poort-ader-stelselnbsp;(systherna venae portarum), en de onderste holle ader {venanbsp;cava inferior) verkregen is ?
4°. Welk verschil treft men aan bij soortgelijk bloed , dat uit Runderen genomen is, die aan de bewuste ziekte gestorven zijn ?
S“. Uit welke deelen bestaat het bloed , dat tijdens deze ziekte door aderlating verkregen wordt ?
6°. Welke uitkomsten levert het gele vocht op, dat veelal in eene zoo ruime mate in de borstholte aanwezig is?
7”. Waaruit bestaat het exsudaat, dat men in de eene, soms ook in beide, borstholten aantreft? en eindelijk :
8°. Welke zijn de bestanddeelen der eigenaardig gemarmerde en buitengewoon vcrg'roote longen, zooals men die naauwkeurig vindt afgebeeld in het Vee-artsenijkundig Ma-gaaijn van Professor A. nüman , D. 111. tegen over bladz, 328?
Men zie wijders den Algemeenen Konst- en Letterbode van 1842, D. I. bladz. 394 , alwaar de voorwaarden der bekroo-ning voor het meest voldoende antwoord, dat op deze prijsvraag voor 1 October van dat jaar zoude zijn ingekomen,nbsp;worden medegedeeld.
-ocr page 277-op ver na nog niet bewezen is, of de Longziekte baren oorsprong vindt in een oorspronkelijk lijdennbsp;der longen dan wel der ondei’buiks-ingewanden.nbsp;En hieruit vloeit dan als van zelve de vraag voort:nbsp;kan ook de mest der zieke en aan de ziekte gestorvene Runderen schaden ?
Hoezeer het snot voor de voerstoffe der smet-stoffe wordt gehouden , zijn dezelfde Geneeskundigen van oordeel, dat het gewaagd zoude zijnde versche mest van aan de Longziekte lijdende, ofnbsp;daaraan gestorvene, Koeijen tot bemesting der landerijen te bezigen , terwijl de gisting en eene langdurige blootstelling van den mest aan den dampkring op het land , alvorens het Vee op de weidenbsp;worde toegelaten, hunnes erachtens, deiizelvennbsp;tinschadelijk voor het gezonde Vee kan maken.
Ten aanzien van den oorsprong der ziekte bij dezen Landbouwer, meende men, dat dezelvenbsp;door besmetting van buiten zoude zijn aangebragt,nbsp;hebbende POSXMA, eenigen tijd te voren , tweenbsp;Koeijen aangekocht , van zekeren koopman tenbsp;Monnikendam, welke met de raderboot te Amsterdam werden overgevoerd, en uit Gelderlandnbsp;afkomstig zonden zijn geweest.
Eene voorname reden van de uitbreiding der ziekte bestaat, volgens het oordeel der Gecommitteerden, daarin, dat de eerste tijdperken dernbsp;ziekte door kundige Vee-artsen niet genoegzaamnbsp;kunnen onderkend worden, kunnende de ziektenbsp;aanwezig zijn, zonder te worden erkend. Leverdenbsp;IV. Deel.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;18
-ocr page 278-dezelve te Broek in Waterland, vragen zij, hiervan niet een treurig en doorslaand bewijs op ? Werden niet vijf Runderen door de Vee-artsen ennbsp;de Eigenaren voor gezond gehouden ? en wat leerde de ondervinding bij de lijk-opening ?
De voortplanting der besmetting zal derhalve hoogst gemakkelijk plaats grijpen, bijaldien het Veenbsp;uit besmette stallen of Gemeenten mag wordennbsp;vervoerd , en daartegen niet kan worden gewaakt,nbsp;b. V. door branding op de horens of andere tee-kenen tot aanduiding. Zoo lang deze of dergelijkenbsp;maatregelen niet worden ingevoerd , zien de Gecommitteerden geen heil in de voorbehoedendenbsp;maatregelen, die tot dus ver genomen zijn, en zijnbsp;wenschen, van hunne zijde, niets vuriger, dannbsp;dat de slagting, welke in de Gemeente Broek innbsp;Waterland is aangerigt, ten spoorslag moge verstrekken aan de bevoegde Auctoriteiten, tot hetnbsp;bezigen van zoodanige middelen , als bij het onderzoek ten duidelijkste gebleken zijn noodig tenbsp;wezen ter wering van de voortplanting eener ziekte, welke de gedeeltelijke ondergang van het Gewest hunner inwoning, zoo God bet niet verhoedt,nbsp;ten gevolge zal kunnen hebben.
Belangrijk zijn de uitkomsten, verkregen door de lijk-openingen van de, aan de Longziekte ge-
-ocr page 279-storvene, en te dier oorzake gedoode, Runderen ta Nijega (‘), en Zulks te meer, daar dezelve loopennbsp;over een aanzienlijk getal voorwerpen, in verschillende trappen door dezelve aangedaan. Zij bevattennbsp;tevens in een kort bestek de volkomene bevestigingnbsp;van den verborgen aard der ziekte, en dat denbsp;Runderen daardoor kunnen zijn aangedaan, zondernbsp;dat zulks door uitwendige verschijnselen gekendnbsp;wordt. Wij meenen daarom de deswege ontvangenenbsp;rapporten van de Heeren Vee-artsen w. MOSS Et ennbsp;E. PLANTENGA in derzelvei' geheel te mogen mede-deelen, onder toevoeging , zoo veel noodig, vannbsp;hetgeen te dezer zaak , door den Heer Med. Doet.nbsp;J. VAN DER PLAATS, President der Provincialenbsp;Commissie van Geneeskundig Onderhoek en Toe-voor%igi in Vriesland, op last van den Heernbsp;Staatsraad Gouverneur van dat Gewest, is ver-rigt ('). 1 2
18’
p) Zie bladz. 19, 110, 193.
Wij hebben het ook bovendien nuttig geacht, deze Verslagen in derzelver geheel op te nemen , dewijl dezelve,nbsp;wegens de krachtige, spoedige, en tevens geregelde handelwijze , welke te dezer gelegenheid heeft plaats gevonden,nbsp;aan andere Vee-artsen en authoriteiten tot een voorbeeldnbsp;kunnen dienen, hoe in dergelijke omstandigheden met denbsp;meeste vrucht aan de genomene maatregelen uitvoering kannbsp;worden gegeven. Znlks moge dan ook tot verschoningnbsp;strekken voor de uitweiding, waartoe deze mededeeling aanleiding heeft gegeven.
-ocr page 280-dezelve te Broek in Waterland, vrageazij, hiervan niet een treurig en doorslaand bewijs op ? Werden niet vijf Runderen door de Vee-artsen ennbsp;de Eigenaren voor gezond gehouden ? en wat leerde de ondervinding bij de lijk-opening ?
De voortplanting der besmetting zal derhalve hoogst gemakkelijk plaats grijpen, bijaldien het Veenbsp;uit besmette stallen of Gemeenten mag wordennbsp;vervoerd , en daartegen niet kan worden gewaakt,nbsp;b. V. door branding op de horens of andere tee-kenen tot aanduiding. Zoo lang deze of dergelijkenbsp;maatregelen niet worden ingevoerd , zien de Gecommitteerden geen heil in de voorbehoedendenbsp;maatregelen, die tot dus ver genomen zijn, en zijnbsp;wenschen, van hunne zijde , niets vuriger, dannbsp;dat de slagting, welke in de Gemeente Broek innbsp;Waterland is aangerigt, ten spoorslag moge verstrekken aan de bevoegde Auctoriteiten, tot hetnbsp;bezigen van zoodanige middelen , als bij het onderzoek ten duidelijkste gebleken zijn noodig tenbsp;wezen ter wering van de voortplanting eener ziekte , welke de gedeeltelijke ondergang van het Gewest hunner inwoning, zoo God het niet verhoedt,nbsp;ten gevolge zal kunnen hebben.
Belangrijk zijn de uitkomsten, verkregen door de lijk-openingen van de, aan de Longziekte ge-
-ocr page 281-storvene, en te dier oorzake gedoode, Runderen ta Nijega (‘), en Zulks te meer, daar dezelve loopennbsp;over een aanzienlijk getal voorwerpen, in verschillende trappen door dezelve aangedaan. Zij bevattennbsp;tevens in een kort bestek de volkomene bevestigingnbsp;van den verborgen aard der ziekte, en dat denbsp;Runderen daardoor kunnen zijn aangedaan , zondernbsp;dat zulks door uitwendige verschijnselen gekendnbsp;wordt. Wij meenen daarom de deswege ontvangenenbsp;rapporten van de Heeren Vee-artsen w. mossel ennbsp;E. PLANTENGA in derzelver geheel te mogen mede-deelen, ouder toevoeging , zoo veel noodig, vannbsp;hetgeen te dezer zaak , door den Heer Med. Doet.nbsp;J. VAN DER PLAATS, President der Provincialenbsp;Commissie van Geneeskundig Onderzoek en Toe-voorzigt in Vriesland, op last van den Heernbsp;Staatsraad Gouverneur van dat Gewest, is ver-figt (')•
(‘) Zie bladz. 19, 110, 192.
n Wij hebben het ook bovendien nuttig geacht, deze Verslagen in derzelver geheel op te nemen , dewijl dezelve,nbsp;wegens de krachtige, spoedige, en tevens geregelde handelwijze , welke te dezer gelegenheid heeft plaats gevonden,nbsp;aan andere Vee-artsen en authoriteiten tot een voorbeeldnbsp;kunnen dienen, hoe in dergelijke omstandigheden met denbsp;meeste vrucht aan de genomene maatregelen uitvoering kannbsp;worden gegeven. Zulks moge dan ook tot verschoningnbsp;strekken voor de uitweiding, waartoe deze mededeeling aanleiding heeft gegeven.
18’
-ocr page 282-danigheid , niets buitengewoons op , evenmin als Let daaronder liggende celweefsel en de spieren.
Na doorsnijding van de kraakbeenderen der ribben , ter weerskanten van het borstbeen , en oplig-ting van hetzelve vonden wij :
I. Binnen de borstholte.
a. Het borstvlies aan de linkerzijde week, verdikt, hier en daar met eene weeke, bleekroode en slijmige , ligt verscheurbare , massa van zoogenaamde plastische lympha , aan de tusschen-ribbige spieren en het middelrif verbonden.
De binnenzijde van dit deel, zoowel als de linkerkant van het verweekte en zeer verdiktenbsp;middelschot, met eene dergelijke kaasachtige, losnbsp;zamenhangeiide, stoffe, hier en daar, tot verschillende dikte bedekt, en daarmede vooral aannbsp;de benedenste kwab der linker long vereenigd.
b, De benedenste kwab der linker long, vooral aan de voorzijden, ter dikte van twee vingerennbsp;met bleek-geelachtige plastische lympha bedekt.nbsp;Dit gedeelte der long was zeer vergroot, donkernbsp;bruin van kleur , zwaar, zeer vast en vleezig.nbsp;In eeiien emmer met water gelegd, zonk hetnbsp;terstond naar den bodem ; groote ruitvormige (‘)
(') Wanneer in deze Verslagen meermalen gesproken wordt van ruitvormige vakken of verdcelingen, zullen hierondernbsp;moeten verstaan worden onregelmatige, eenigermate ruitvormige , vakken, welke door de strepen van het verdiktenbsp;celweefsel in het parenchyma der longen worden gemaakt.
-ocr page 283-vakken waren reeds zigtbaar aan de uitwendige oppervlakte. In verschillende rigtlngen doorgesneden , vonden wij de kleur inwendig zwartbruin, met bleek-geelachtige streepen van onderscheidene breedte, ruitvormig doorweven,nbsp;volkomen overeenkomende met de zeer fraaije ennbsp;keurige afbeeldingen, door den Hoogleeraar D'.nbsp;A. NüMAN, medegedeeld in het 3' Deel van hetnbsp;Vee-artsenijkundig Magazijn , achter bladz. 238.
c. nbsp;nbsp;nbsp;De bovenste kwab der linker long was in geringenbsp;mate met plastische lympha bedekt en mindernbsp;donker van kleur dan de onderste kwab , evenwel donkerder en zwaarder dan gewoon. Doorgesneden , was zij door streepen van nog gedeeltelijk weeke stelbare lympha in ruiten ofnbsp;cellen verdeeld.
d. nbsp;nbsp;nbsp;In de kleine long-kwab waren ook reeds beginselen der uitzweeting van plastische lymphanbsp;zigtbaar.
In het regter gedeelte der borskast vonden wij het borstvlies in een’ gezonden staat; denbsp;long aan die zijde niet met eenige buitengewonenbsp;stohe bedekt, noch aangegroeid. Zij was alsnbsp;gewoonlijk bleek-i-ood van kleur, zeer celachtig,nbsp;veerkrachtig, niet vergroot. Doorgesneden ,nbsp;waren de gewone, kleine ruitverdeelingen naau-welijks zigtbaar, en tusschen de kleinekwabbe-tjes vonden wij nergens eenig uitgestort of buitengewoon afgescheiden vocht; ook dreven zijnbsp;hoog op het water.
-ocr page 284-e, De luchtpijp, tot door het strottea-hoofd eti in de keelholte geopend, was gezond, inwendignbsp;bleek , rood, glanzig, vochtig, doch niet metnbsp;eeuige ongewone stofie of slijm bezet.
/. Het hartezakje was gezond en bevatte weinig vocht.
g. nbsp;nbsp;nbsp;Het hart leverde uit- noch inwendig iets tegennatuurlijks op. Het daarin bevatte bloednbsp;was , door het inblazen van lucht, tot het doo-den van het dier gebezigd, schuimig. Overigensnbsp;vonden wij het bloed overal donker van kleurnbsp;en vloeibaar.
h. nbsp;nbsp;nbsp;Het middelrif was aan de boven- en linkerzijdenbsp;met eene bleeke, slijmige lilachtige stof bezet,nbsp;en daarmede aan het borstvlies vereenigd geweest.
II. Binnen de buikholle.
Aan het net, het middelrif, de lever, de milt, het alvleesch , de pens, netmaag , boekmaag , lebnbsp;en de geheele darmbuis, de nieren en de pisblaas,nbsp;vertoonde zich, zoowel uitwendig als na doorsnijding onderzocht, niets ongewoons.
Door de opening van den gezonden draagzak, namen wij daaruit, het bijkans voldragen Koekalf, waaraan wij de borstholte openden, om tenbsp;weten , of ook i’eeds de ziekte bij de vrucht wasnbsp;overgegaan , doch bevonden daarin alles gewoon ennbsp;gezond.
Was nu bij ons reeds, uit de waarneming der verschijnselen bij de zieke dieren, het vermoeden
-ocr page 285-opgekouien van het bestaan der Longziekte onder deze Runderen, thans, na bevinding bij de lijkopening der eigenaardige verandering der longen , van het borstvlies enz., welke de wezenlijkenbsp;en onbetwistbare onderscheidings-kenteekenen dernbsp;Longziekte uitmaken, is dit vermoeden lot zekerheid gebragt; weshalve er alle redenen bestaan ,nbsp;om voornoemde zieke Runderen, ter voorkoming,nbsp;zoo mogelijk, van verdere besmetting, te dooden,nbsp;te meer nog , dewijl deze dieren de eerste voorwerpen zijn in deze Provincie, welke men aannbsp;deze verderfelijke ziekte lijdende heeft bevonden ^nbsp;en welke door de uitvoering van dien maatregelnbsp;nog in hare beginselen kan gestuit worden.
De Rijks Vee-artsen voornoemd, (was geteekend) W. MOSSEL.
E. PLANTfiNGA.
Gezien voor legalisatie de bovenstaande hand-teekeningen, door mij Grietman van Do-niawersial;
Nijega den 3 Febr. 1842.
(was get.) J. B. VAJV ANDRINGA DE KEMPENAAR.
Het Rapport van den Heer j. van der plaats , President der Provinciale Commissie van Ge
neeskundig Otiderzoek en Toevoorzigt , be
treffende de bevinding en het verrigte, ter zake der Longziekte, te flijega, uitgebragt aan den
Heer Staatsraad GouTerneur der Provincie ^ries-land y onder dagteekening van 3 February 18‘l2, houdt in:
Dat hij, des morgens van 2 Febr. j.1., door den Heer Staatsraad Gouverneur , bij monde verzocht zijnde, om zich , zoo spoedig mogelijk, opnbsp;reis te willen begeven naar de woning van siMOifnbsp;JANS KNOL, Landbouwer en Veehouder onder hetnbsp;Dorp Nijega , Grietenij Boniawerstal, ten eindenbsp;aldaar onderzoek te doen naar den aard der ziekte, waaraan het aldaar op stal staande Rundveenbsp;zoude laboreren , hij zich dienzelfden voormiddagnbsp;derwaarts op weg heeft begeven.
Vergezeld van den Heer Grietman van Donia-werstal en de Vee-artsen mossel en plantenga, de eerste te Leeuwarden, de laatste te Wolveganbsp;woonachtig, in den namiddag ten huize van ge-melden Landman zijnde aangekomen, werden doornbsp;dezen, nopens de bestaande ziekte de noodige inlichtingen gegeven , welke reeds vroeger door onsnbsp;zijn vermeld ('). Tot de beschouwing van hetnbsp;Vee zijnde overgegaan, werden de zieke zoowel alsnbsp;de nog gezond schijnende Runderen bevonden,nbsp;zooals zulks in het voorstaande Verslag der Veeartsen wordt medegedeeld, terwijl de verschijnselennbsp;van het aangetaste Vee , en de bevindingen dernbsp;opening van het tot nader onderzoek opzettelijknbsp;gedoode beest, geheel overeenkomen, met de be-
(') zie bladï. 19 en 192.
-ocr page 287-schrijvingea , welke daarvan in dat Rapport worden gegeven j weshalve wij oordeelen, ons van eene herhaling dezer daadzaken te kunnen onthouden.
In afwachting der nadere bevelen van den Heer Staatsraad Gouverneur, werden nu voorloopig, innbsp;overleg met den Heer Grietman andringa de kempenaar en den Vee-arts peantenga, de navolgendenbsp;bepalingen gemaakt.
1®. Dat het zieke Rund, op den 2 j.1. gedood en geopend, benevens het Kalf, op den 3 desnbsp;morgens vroegtijdig, onder toezigt van den Veearts PLANTENGA, in zijn geheel, na inkerving dernbsp;huid, in eene diepe kuil, te delven in een naburig appelhof, alwaar nimmer eenig Vee graast, zalnbsp;worden bedolven.
2®. Dat de gemelde Vee-arts tijdelijk zijn verblijf zal vestigen in de nabijheid der hoeve van s. J.nbsp;KNOL, ten einde op alles onmiddellijk toezigt tenbsp;houden, en, zoo noodig, dagelijks aan den Heernbsp;Staatsraad Gouverneur en den Heer Grietman vannbsp;Boniawerstal, omtrent den staat der ziekte tenbsp;rapporteren.
3°. De genoemde Vee-arts tot hiertoe geene eigenlijke geneesmiddelen aangewend hebbende, zal het, in dergelijke omstandigheden aanbevolen,nbsp;IJsererts, onverwijld uit J)evew/er worden ontboden,nbsp;zullende overigens, de, zijns oordeels, doelmatigstenbsp;middelen worden aangewend, waaronder de zuiveringnbsp;van stal en Vee, alsmede berookingen van Chloor,
-ocr page 288-252
¦i’. Dat zorg worde gedragen, dat er geen Rund van den stal worde vervoerd.
5°. Dat de oppassers van het Vee , zoo weinig inogelijk, de hieminge verlaten, en niet andersnbsp;dan in gevallen van noodzakelijkheid , en niet dannbsp;na behoorlijke reiniging van hoofd en handen, ennbsp;na van bovenkleeding te hebben verwisseld.
6°. Dat de toegang tot de Vee-stallen voor alle buitenshuis wonende personen zal verboden zijn.
7“. Dat de Veehouders in den ointrek zullen worden aangezegd, om, bij ontdekking van de geringste ziekte onder hun Vee, daarvan onverwijldnbsp;kennis te geven aan den Heer Grietman en dennbsp;Vee-arts voornoemd.
men
Intusschen werden reeds dadelijk, van wege den Heer Staatsraad Gouverneur, de noodige ordersnbsp;uitgevaardigd, om al het Vee van den bewustennbsp;Landman , zoowel het schijnbaar gezonde als hetnbsp;reeds kennelijk door de ziekte aangetaste, te doennbsp;dooden, onder al zoodanige voorzorgen, welke denbsp;aard der zaak en de omstandigheden medebrengen,nbsp;zullende wijders al die maatregelen worden geno-welke geacht kunnen worden dienstig en
bevorderlijk te zijn ter voorkoming van besmetting.
Wij zullen de wijze, waarop deze maatregel ten uitvoer werd gebragt, mededeelen , zijnde bevatnbsp;in het
Tweede Rapport van de Vee-artsen mossel en PLANTENGA , aan den Heer Staatsraad Gouverneur
253
ingezonden, onder dagteekening van 20 Febr»
I8'i2. Hetzelve luidt als volgt;
A.ls een vervolg van ons Verslag van den 2 dezer , en ter voldoening aan de lastgeving op ons verstrekt bij Ü Hoog Ed. Geslr. missive van dennbsp;3 dezer, N°. 129 , hebben wij ondergeteekendennbsp;WTERANDüs MOSSEL en EBBE PLANTENGA, Rijks Veeartsen te Leeuwaarden en Wolveya, de eer tenbsp;rapporteeren ;
Dat wij terstond na onze tweede aankomst, op den 3 te Nijega , in overleg zijn getreden met hetnbsp;Edel A.chtbaar Grietenij-Bestuur van Doniawer~nbsp;stal, ten einde met hetzelve de meest geschiktenbsp;middelen en maatregelen te beramen, welke nuttig, noodig en dienstig konden worden geacht, ternbsp;volkomene uitdelging der besmettelijke Longziekte,nbsp;welke onder de Runderen, in den stal van dennbsp;Veehouder SIMON JANS knol aldaar, was uitgebroken, en de verdere verspreiding derzelve, zoonbsp;mogelijk, voor te komen.
Ten einde de meeste orde in dit ons rapport te bewaren, hebben wij gemeend hetzelve in dennbsp;vorm van een Journaal te moeten inrigten, waarnbsp;achter wij eene opgave zullen laten volgen onzernbsp;bevinding bij de geopende lijken der door ons opnbsp;last gedoode dieren.
Donderdag den 3 Februarij 1842. Is besloten eene kuil te laten graven, waarin de gedoode dieren zouden worden gelegd, waartoe eene meestnbsp;geschikte plaats is uitgekozen op een stuk wei-
-ocr page 290-land — vermits er geen bouwland was — nagenoeg op een vierde uurs afstand van de Zathe verwijderd , en zoodanig gelegen , dat dezelve geene vreesnbsp;voor nadeelige gevolgen aan menschen en Vee konnbsp;na zich sleepen ; — daarna de breedte en lengtenbsp;van de kuil afgemeten en afgeperkt, en de dieptenbsp;van dezelve op 6 voeten bepaald.
Vrijdag den 4 dito. Door het Edel Achtbaar Bestuur zijn onderscheidene arbeiders aangesteld,nbsp;tot het maken van gezegde begraafplaats. Nadatnbsp;dezelve gedeeltelijk gereed was , hebben wij Veeartsen een begin gemaakt met het dooden en schouwen der Runderen , ten getale van 64, en daarvan dien dag 14 afgemaakt, geopend, geschouwd,nbsp;en in den kuil doen leggen, na alvorens de huidennbsp;door insnijdingen onbruikbaar te hebben gemaakt;nbsp;toen met eene laag kalk en daarna met aarde doennbsp;overdekken.
Zaturdag den 5 dilo, zijn door ons de overige 50 Runderen gedood, geopend, geschouwd en verder met dezelve gehandeld als met die vannbsp;den vorigen dag. In den avond van dien dag,nbsp;zijn alle arbeiders, welke in eenige, zelfs maarnbsp;vermoedelijke, aanraking met het Vee waren geweest, in de schuur der Zathe gereinigd , vannbsp;hunne werkkleederen ontdaan, dezelve, gewaardeerd door den Heer Grietman, aan hen betaald,nbsp;en nadat deze lieden van kleederen hadden verwisseld, aan de werking der Guytensche Chloor-be-rooking blootgesteld. De, door de werklieden ge-
-ocr page 291-bezigde, gereedschappen, als: spaden, schoppen, houvveelen, enz. zijn zorgvuldig met eene sterkenbsp;zeep-oplossing gereinigd , daarna in de berookingnbsp;geplaatst, na afloop hiervan met water, waarinnbsp;chlorurelum calc.is was opgelost , nogmaals gezuiverd , en hen des anderen daags wederom ternbsp;band gesteld. Nadat dit alles verrigt was, zijnnbsp;die kleederen naar de begraafplaats vervoerd ennbsp;aldaar verbrand, zoo mede de touwen, welke innbsp;eenige aanraking met het Vee waren geweest. Vervolgens heeft men op onderscheidene plaatsen, zoonbsp;in den stal als in de schuur, de Guytonsche berooking dien nacht voortgezet.
Zondag den 6 dilo^ zijn de stallen, de schuur, en alle zich daarin bevindende voorwerpen, als:nbsp;wagens, chais , karren, hooiwagen, troggen ennbsp;verdere, tot eene volledige boerderij, gelijk dienbsp;van KNOL is, behoorende vverktuigen en gereedschappen, aan eene sterke chloor-berooking geëxponeerd.
Daarna is men overgegaan, met medewerking van het Edel Achtbaar Hoofd des Bestuurs, eenenbsp;sloot om de grafkuil af te meten en af te perken (‘).
(‘) Bij dit Rapport was dc teckening der begraafplaats gevoegd , teu einde den Heer Staatsraad Gouverneur in staat te stellen de ligging te beoordeelen, als zijnde zoodanig ,nbsp;dat cr geen gevaar van besmetting voor menschcn en veenbsp;te duchten was.
-ocr page 292-25 ö
Nog heeft men geoordeeld een hek aan den buitenkant der loots te moeten plaatsen, ten einde voor te komen , dat geen Vee aan het water uitnbsp;de sloot i’ondoin den grafkuil zoude kunnen drinken, daar het, hoewel niet vermoedelijk, echternbsp;mogelijk kan zijn, dat er vochten uit den rottendennbsp;kuil door den grond heen in de sloot konden sijpelen.
Verder is bepaald, na afloop van dit alles, de geheele grafheuvel met jong plantsoen te bepoten,nbsp;om daardoor het opgraven der beenderen te beletten , en alzoo alle gelegenheid voor vernieuwdenbsp;besmetting' aan ander Vee, ook na verloop vannbsp;jaren , af te snijden en voor te komen.
Maandag den 7 dtio, hebben wij een begin laten maken met het reinigen der stallen, doornbsp;de wanden, schuttingen , muren , vloeren , enz.nbsp;met water in te wecken, en daarna met ijzerennbsp;werktuigen alles af te schrabben. Vervolgens heeftnbsp;men eene spit diepte van de aarde laten wegnemen, welke de legplaatsen der dieren uitmaakte;nbsp;deze aarde heeft men terstond naar de begraafplaats doen overbrengen, alwaar dezelve, na alvorens met eene laag kalk bedekt te zijn, diep ondernbsp;versche aarde is bedolven. Verder is men voortgegaan met het graven der sloot om het graf; denbsp;berookingen in den stal en de schuur herhaald.
Dingsdag den 8 dilo , heeft men het geheele inwendige van den stal naauwkeurig met water laten alschrobben en uitspoelen; dit water heeft men innbsp;een daartoe vervaardigden kuil doen opvangen,
-ocr page 293-waarin vooraf kalk was geworpen , ten einde voor te komen, dat hetzelve in de slooten konde loo-pen, en alzoo tot drinkwater voor andere dierennbsp;zoude verstrekken. Met het graven der sloot omnbsp;de begraafplaats vooi’tgegaan, en de berookingennbsp;herhaald.
Woensdag den 9 düo, heeft men de plaats , waarop de dieren in den stal gelegen hadden, metnbsp;eene laag kalk doen overdekken ; verder wederomnbsp;het geheele inwendige van den stal met eene zwarenbsp;oplossing van zeep in kookend water doen afschrobben , alsmede het pad, langs hetwelk denbsp;dieren naar de begi’aafplaats werden geleid, metnbsp;kalk doen hestrooyen. Met het graven der slootnbsp;voortgegaan ; de berookingen gecontinueerd.
Donderdag en Vrijdag den JO en JJ dito. Het inwendige van den stal is op deze dagen metnbsp;eene kalk-oplossing gewit, hetwelk men zelfs heeftnbsp;doen uitstrekken tot de gruppen, zolders, vloeren ,nbsp;stalhouten , enz.; de emmers , tobben , kuipen ,nbsp;en wat dies meer zij , laten af boenen met zeepwater, in één woord, alles, hetwelk gedacht konnbsp;eenigermate, zelfs van verre, met de dieren in aanraking te zijn quot;geweest, op dezelfde wijze gezuiverd. Ook heeft men de voorzigtigheid gebruikt,nbsp;om den mestboop met eene laag kalk te overdekken ; de laatste herooking gedaan.
Zalurdag den d2 dito, ’s Voormiddags lieeft men de kleederen van ons Vee-artsen, vandeboe-ren-knechten , der werk- en melk-meiden , welkenbsp;IV. Deel,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ig
-ocr page 294-258
wij en zij, tijdens de geheele afdoening der dooding en begraving der dieren en zuivering der stallen ,nbsp;hadden aan gehad , in een besloten hok verbrand.nbsp;Daarna hebben wij alles nog ééns naauwkeurlt;g opgenomen en nagezien , en na dit met de meestenbsp;zorg en zindelijkheid te hebben bevonden ten uitvoer te zijn gebragt, hebben wij ons, na daartoe, van den HoogEd.Gestrengen Heer Staatsraadnbsp;Gouverneur en den EdelAchtbarcn Heer Grietman , bekomen verlof, naar onze respectieve sta-tionnementen terug begeven.
Ten slotte merken wij nog op, dat al de aarde, welke, door het uitgraven der sloot om de begraafplaats , is voortgebi-agt, op het graf der gedoodenbsp;dieren is gebragt, hetwelk eene aanmerkelijke hoogtenbsp;veroorzaakt, zoodat de lijken plus minus 12 a 13nbsp;voeten diep onder de aarde bedolven zijn, denbsp;diepte der kuil daaronder begrepen.
Het EdelAchtbaar Bestuur heeft voorzorgen gebruikt , om de begraafplaats ’s nachts te doen bewaken , ten einde daardoor het opgraven en stelen der dieren voor te komen.
Bevinding bij de lijk~openingen der kennelijk %ieke dieren,
1. Bene %wart~bonte eerste-kalfsMelk-rierij').
[*) Dezo benaming wordt in Vriesland gegeven aan de
-ocr page 295-De regter long gezond; de geheele linker long vleeschachtig gcmarrnerd, door vuil-witte ruitvormige gestolde lympha-strepen veroorzaakt, met dennbsp;borstwand, te zamengegroeid • uitstorting van eennbsp;wateraclitig , lillig , geelachtig vocht in de borstholte.
2. nbsp;nbsp;nbsp;Eene zwart-bonte vierde-kalfs guste Koe,nbsp;De regter long, in dezelfde hoedanigheid als denbsp;linker long bij het vorige dier, aangedaan, echternbsp;meer gedesorganiseerd, murf en broos bij het aanraken , met den borstwand van die zijde te zamengegroeid ; de linker long gezond ; uitstorting vannbsp;eene groote hoeveelheid lilachtlge, gele, lympha;nbsp;vorming van valsche broze vliezen ; het hart tegen-natuurlijk vergroot , de pleura week , verdikt,nbsp;geelkleurig.
3. nbsp;nbsp;nbsp;Eene zwart-honte achtste-kalfs Melk~koe.nbsp;De linker long gezond; de regter met het dia~nbsp;phragma, door middel van vezelstoffe, te zamengegroeid, alsmede met den borstwand van die zijde;nbsp;deze long was tegennatuurlijk vergroot, zeer vastnbsp;en gemarmerd, en had eene zwaarte van 11*/^nbsp;Nederl. ponden verkregen; uitstorting van eene
Vaars, welke tot de voortteling geschikt, of voor de eerste maal dragtig is geworden, hoedanige in Gelderland hier en daarnbsp;Maal wordt genoemd. Zie N. F. girard en J. girard , Overnbsp;de kennis van den ouderdom des Paards, van het Rund, hetnbsp;Schaap, den Hond cn het Varken , uit het Fransch vertaald, door p. c. HEKMEYER , met eene Voorrede van D^ a.nbsp;NEMAN ; Utrecht, hij den Uitgever dezes, 1837, hladz. 21.
19*
-ocr page 296-groote hoeveelheid vloeibare lympha in de borstholte ; vorming van vreemde Ijmphatieke ligcha-men (verharde klieren?), ter grootte van eene okkernoot tot die eener vuist, overal in het linker gedeelte der borstholte verspreid; het hart vergrootnbsp;en week; het borstvlies week, verdikt, bleek, ligtnbsp;verscheurbaar.
4. nbsp;nbsp;nbsp;Eene zivart-bonte derde-kalfs Koe. Denbsp;regter long gezond ; de linker zeer ziekelijk aangedaan , bijna in dezelfde mate als de regter longnbsp;der vorige Koe, doch van eene mindere zwaarte;nbsp;evenwel was er eene gioote hoeveelheid vloeibarenbsp;lympha in de borstholte aanwezig; de -pleura alsnbsp;die bij het vorige dier.
5. nbsp;nbsp;nbsp;Eene z-warL-bonte derde-kalfs Koe. Denbsp;geheele linker long was door eene bijzonder celligenbsp;stelbare stoffe zeer vast met den borstwand van dienbsp;zijde als ineengegroeid; naar beneden, ter uitgestrektheid van ruim twee handbreedten , met denbsp;binnenvlakte van het borstbeen, als ook met hetnbsp;diaphragma, vast verbonden. Deze long was aannbsp;derzelver buitenste vlakte overtogen met eene kaasachtige gele stoffe op haar eigen vlies , overigensnbsp;verhard , en met de meermalen genoemde lilach-tige zelfstandigheid doorweven ; het borstmiddel-schot tot eene dikte van nagenoeg 3 Nederl. duimen uitgezet, bestaande uit doorgezweete gestolde, zultachtige lympha. Aan de regter long namnbsp;men ook reeds aanmerkelijke vorderingen der ziekte , wat dqrzelver marmerachtigen toestand he-
-ocr page 297-261
treft, waar, De gelieele borstholte was met nagenoeg een emmer vol water gevuld.
6. Eene ‘iwart~bonte zevende-halfs Koe. Denbsp;linker long vertoonde, op twee punten , duidelijkenbsp;beginselen der ziekte ; de regter long was met harenbsp;achterste vlakte aan het middelrif aaneengegroeid;nbsp;ook waren aan dezelve duidelijke sporen der ziektenbsp;aanwezig, kennelijk aan het marnierachtig aanzien;nbsp;het borst-iniddelschot aan deszelfs, naar de regternbsp;long gekeerde, vlakte met gele plastische sloffe bekleed , alsmede de •pleura.
Kevinding bij de lijk-openingen der zoogenaamde gebeterde Dieren.
7. nbsp;nbsp;nbsp;Eene zwart-bonte tweede-kalfs Koe. Aannbsp;de linker long geringe, aan de regter long meernbsp;duidelijke sporen der ziekte aanwezig, bestaandenbsp;in kleine licht-paarsche oppervlakkige vlekjes.
8. nbsp;nbsp;nbsp;Eene zwart-bonte Pink, ^fjaars oud. Denbsp;linker long vertoonde eenige weinige sporen dernbsp;ziekte ; de regter long meer ziekelijk aangedaan ,nbsp;doende zich meer paars-kleurig gevlekt voor.nbsp;Het weefsel der longen had overigens bij beide dezenbsp;dieren deszelfs natuurlijke hoedanigheid behouden. Ook werden in beide ligchamen geene denbsp;minste andere ziekelijke afwijkingen aangetroffen ,nbsp;weshalve hier de vraag ontstaat, of de geringe zie-
-ocr page 298-262
kelljke aandoening der longen bij dezelve als het gevolg eener nieuwe besmetting’ dan voor de ken-teekenen eener zich nog allengskens herstellendenbsp;natuur te houden zij.
bevinding hij de lijk~openingen der schijnbaar gezonde dieren.
9. nbsp;nbsp;nbsp;Kene zwart •bonte zesde-halfs Koe. Aannbsp;de linker long bevond men beginselen der ziekte;nbsp;dezelve was met schuim overdekt; de i'egter longnbsp;meer ziekelijk aangedaan, tot verharding overgaande.
10. nbsp;nbsp;nbsp;Eene zwart-honte vierde-kalfs Koe. Denbsp;beide longen vertoonden meerdere sporen der ziektenbsp;dan die van het laatstgemelde dier ; dezelve warennbsp;donkerder van kleur, met bruine vlakken bezet ,nbsp;en meer verhard. In de borstholte was eenigenbsp;uitgestorte Ijmpha aanwezig.
11. nbsp;nbsp;nbsp;Eene zwart-honte vierde-kalfs Koe. Ditnbsp;dier was in alle deelen volkomen gezond.
12. nbsp;nbsp;nbsp;Eene zwart-honte vierde-kalfs Koe. Denbsp;linker long gezond ; het voorste gedeelte derregternbsp;long vertoonde reeds aanmerkelijke sporen der ziekte , als zijnde derzelver cellen gedeeltelijk metnbsp;bloed, en gedeeltelijk met coagulabele Ijmpha gevuld ; de witte marmerachtige strepen begonnennbsp;zich reeds te vormen.
13. nbsp;nbsp;nbsp;Eene zwart-honte zevende-kalfs Koe. De
-ocr page 299-regtei’ long gezond; de kleine kwab der linker long geheel gedesorganiseerd , met tuberculeuze uitwassen bezet ; aan de aorta waren eene groote menigte verharde klieren aanwezig van onderscheidene
14. nbsp;nbsp;nbsp;Eene %wart-honte %esde-kalfs Koe. . Denbsp;linker long gezond, de regter long gedeeltelijknbsp;aangedaan, vertoonende het eigenaardig marmerachtige dezer ziekte; de cellen van het verhardenbsp;gedeelte derzelve waren met eene dikke sloffe, alsnbsp;etter en vuile lympha, gevuld.
15. nbsp;nbsp;nbsp;Eene zwart-bonte vierde-kalfs Koe. Hetnbsp;weefsel der longen natuurlijk ; de linker long gezond ; aan de oppervlakte der regter long warennbsp;echter blaauwe vlekken aanwezig.
16. nbsp;nbsp;nbsp;Eene zwart^bonte derde-kalfs Koe. Denbsp;regter long met den bovensten borstwand te zamen-gegroeid, alsmede met de bovenste vlakte van hetnbsp;borstbeen, door middel van geelachtigeligt-breek-bare vliezen; in dezelve bevonden zich verhardenbsp;tuberciila van eene loodachtige kleur; de linkernbsp;long had uitwendig een blaauwaehtig aanzien; hetnbsp;weefsel derzelve was echter nog natuurlijk.
17. nbsp;nbsp;nbsp;Een zwart-bonte derde-kalfs Koe. Denbsp;linker long aan den borstwand van die zijde aangegroeid ; het dikke gedeelte van dezelve , alsmedenbsp;de regter long, vertoonden het eigenaardig marmerachtige verschijnsel der Longziekte.
18. nbsp;nbsp;nbsp;Eene zwart-bonte vierde-kalfs Koe. Denbsp;linker long vertoonde op onderscheidene plaatsen,
-ocr page 300-264
de aan de Longziekte eigene , inarmerachtige, af-deelingen ; de kleur der oppervlakte van de regter long was blaauwachtig ; in het weefsel derzelvenbsp;kwamen beginselen van verhardingen voor; in hetnbsp;hartezakje was buitengewoon veel geelachtig waternbsp;aanwezig ; de pleura broos , geel, verdikt.
19. nbsp;nbsp;nbsp;Een zwart~bonte derde-halfs Koe. Denbsp;linker long op zeer vele plaatsen met steenachtigenbsp;iubercula bezet; de regter long mede, doch innbsp;mindere mate, aangedaan.
20. nbsp;nbsp;nbsp;Eene %tvart-bonte derde-halfs Koe. Denbsp;linker long vertoonde duidelijke sporen der ziekte;nbsp;deze zoowel als de regter long was miskleurig ennbsp;met donker blaauwe strepen en stippen als bezaaid;nbsp;derzelver weefsel was echter nog natuurlijk.
22. nbsp;nbsp;nbsp;Eene zwart-bonte zesde- halfs Koe. Denbsp;linker long, aan de oppervlakte tegen het middelschot , blaauwachtig; de regter long miskleurig , met donkere vlekten aan de oppervlakte zigt-baar; in het weefsel der longen waren beginselennbsp;van verharding aanwezig.
23. nbsp;nbsp;nbsp;Eene muis-bonle derde-halfs Koe. De linker long eenigzins vergroot, miskleurig, met blaauwe vlekken aan de oppervlakte. Bij de doorsnedenbsp;waren beide longen op onderscheidene plaatsennbsp;verhard.
25. Eene zwart-bonte derde-halfs Koe, De linker long gezond; de regter miskleurig en hiernbsp;en daar paarsche vlekken vertoonende.
36. Eene zwart-bonte vijfde-halfs Koe. nbsp;nbsp;nbsp;De
-ocr page 301-265
beide longen aan het diaphragma vastgegraeid ; op onderscheidene plaatsen duidelijke sporen der ziekte,nbsp;kenbaar aan de ruitvormige marmerachtige verharding derzelve ; op het uitwendig aanzien miskleurig.
27. nbsp;nbsp;nbsp;Eene %wart^honle vijfde-kalfs Koe. In denbsp;linker long bevond zich een waterblaasje; de regternbsp;long gedeeltelijk verhard , met ligchamen, uit plastische lympha bestaande, en aan dezelve hangende,nbsp;voorzien ; het borst-middelschot verdikt, met gelenbsp;plastische stoffe ter dikte van eenen duim bedekt;nbsp;de regter borstwand , sterk bezet met verdikte gelenbsp;plastische lympha.
28. nbsp;nbsp;nbsp;Eene wille Vare-koe. De linker long voornbsp;een klein gedeelte verhard; de regter vergroot,nbsp;steenachtig verhard , vertoonende in de doorsnedenbsp;de kleur en hoedanigheid van eene doorgesnedenenbsp;moot kabbeljaauw; overigens met den borstwandnbsp;van die zijde als ineengegroeid.
29. nbsp;nbsp;nbsp;Eene zwarl-bonte tweede-kalfs Koe. Denbsp;linker long gezond ; de regter long eenigzins miskleurig , en, op sommige plaatsen, met donkernbsp;bruine vlekken bezet.
30. nbsp;nbsp;nbsp;Eene zwarl-bonte derde-kalfs Koe. Denbsp;linker long vertoonde grootendeels de duidelijkstenbsp;teekenen der ziekte , kenbaar aan de gemarmerdenbsp;verhardingen ; de oppervlakte der regter long wasnbsp;tnet paarsche vlekken bezet; in de doorsnede wasnbsp;het weefsel der longen digter dan gewoonhjk, ennbsp;met bloedige strepen doorloopen; het mediastinumnbsp;en de pleura verdikt en geel.
-ocr page 302-31. nbsp;nbsp;nbsp;Eene zwart-bonte zevende-kalfs Koe. Denbsp;regtei’ long bevond zich op sommige plaatsen verhard , met tuhercula als opgehoopt; op eenigenbsp;plaatsen in de longen was verdilste etter aanwezig;nbsp;in andere gedeelten vertoonde zich het eigenaardige marmerachtige. De linker long insgelijks metnbsp;tuberkels opgevuld ; ook waren aan deze aanmerkelijke sporen der ziekte ziglbaar ; gedeeltelijknbsp;was deze long van paarsche vlekken voorzien; denbsp;pleura verdikt.
32. nbsp;nbsp;nbsp;Eene zwart-honte zevende-kalfs Koe. Denbsp;linker long was bruin gekleurd , met gekromde ,nbsp;uit vaste plastische lympha bestaande , strepen alsnbsp;doorweven, en geheel in ruiten afgedeeld ; dezenbsp;long was aanmerkelijk vergroot en zeer zwaar,nbsp;zoodat ook hier weder de echte kenteekenen dernbsp;ziekte aanwezig waren. In de regter long vondennbsp;wij een aanzienlijk abces; dezelve was op sommigenbsp;plaatsen verhard. In de borstholte was eene vrijnbsp;groote hoeveelheid vloeibare lympha of weivochtnbsp;aanwezig. De pleura was verdikt, lillig, en vuilgeel gekleurd.
33. nbsp;nbsp;nbsp;Eene zwart-bonte tweede-kalfs Koe, Denbsp;linker long gedeeltelijk verhard , zwart-bruin vannbsp;kleur, en met plastische lympha ruitvormig door-
weven
; eene der kwabben van de regter long
op dezelfde wijze als de linker ziekelijk aangedaan.
34. Eene zwart-bonte tweede-kalfs Koe. De linker long volkomen gezond; een klein gedeelte
-ocr page 303-267
der regter ia zeer geringe mate met paarsche vlekken bezet.
35. nbsp;nbsp;nbsp;Eene zwart-bonte tweede-halfs Koe. ,Denbsp;regter long ter zijde aan den borstwand vastgegroeid 5 als ook met het hartezakje , door middelnbsp;van een vleezig gezwel, ter grootte van een groeten biljard-bal. Overigens was deze long vrijnbsp;gezond.
36. nbsp;nbsp;nbsp;Eene zwart-bonte tweede-halfs Koe. Denbsp;linker long gezond , uitgezonderd een klein gedeelte van derzelver oppervlakte, dat miskleurig
de
regter
was
long bijna met derzelver geheele vlakte aan den borstwand vastgegroeid; overigensnbsp;was dezelve bijna geheel gedesorganiseerd, vertoo-nende op sommige plaatsen het meermalen genoemdenbsp;marmerachtige der longzieke runder-longen, opnbsp;andere plaatsen echter eene korrelige , zeer vaste ,nbsp;kaasachtige sloffe. Verder waren in de borstholtenbsp;verscheidene verharde klieren aanwezig , en denbsp;•pleura verdikt, vuilgeel, en zultachtig.
37. nbsp;nbsp;nbsp;Eene zwart-bonte tweede-Kalfs Koe. Denbsp;linker long gezond ; de regter grooter dan gewoon , aan de oppervlakte miskleurig, en metnbsp;paarsche vlekken bezet.
38. nbsp;nbsp;nbsp;Eene zwart-bont eerste-halfs Rier. Denbsp;regter long gezond ; de linker eenigzins miskleurig ; hier en daar eenige kleine paarsche vlekkennbsp;aanwezig.
39. nbsp;nbsp;nbsp;Eene zwart-bonte tweeds-halfs Koe. Denbsp;linker long gezond; de regter eenigzins miskleurig
-ocr page 304-268
aaa de oppervlakte, ea hier ea daar met paarsche vlekken bezet; bij de doorsnede deed zich betnbsp;weefsel derzelve donkerder dan gewoonlijk voor.
40. nbsp;nbsp;nbsp;Eene nwart-bonte eerste-kalfs Rier, Hetnbsp;dikke gedeelte der linker long vverd, ter groottenbsp;van twee bandbreedten, door het eigenaardigenbsp;ruitvormig-marmeracbtige der Longziekte gekenmerkt. De regter long een weinig miskleurig;nbsp;overigens gezond,
41. nbsp;nbsp;nbsp;Eene «wart-bonle eerste-kalfs Rier. Denbsp;linker long volmaakt gezond ; de regter een weinignbsp;loodkleurig, en hier en daar eenige paarsche vlekken vertoonende; het weefsel natuurlijk gesteld.
42. nbsp;nbsp;nbsp;Eene zwart-bonte eerste-kalfs Kier. Denbsp;linker long gezond; de 'regter een weinig paarsch-kleurig.
43. nbsp;nbsp;nbsp;Eene zwart-bonte eerste-kalfs Rier. Denbsp;linker long gezond; de regter een weinig loodkleurig.
44. nbsp;nbsp;nbsp;Eene zwart-bonte eerste-kalfs Rier. Denbsp;linker long vertoonde geringe beginselen der ziekte;nbsp;de regter hier en daar paars gevlekt.
45. nbsp;nbsp;nbsp;Eene zwart-bonte Pink. Volkomen gezond,
^6. Eene zwart-bonte Pink. De linker long
gezond ; de regter aan de oppervlakte loodkleurig.
47. nbsp;nbsp;nbsp;Eene zwart-bonte Pink. De regter longnbsp;gezond; de linker loodkleurig, veelvuldig metnbsp;paarsche vlekken bezet; het weefsel der longennbsp;met bloed gevuld, overigens natuurlijk.
48. nbsp;nbsp;nbsp;Eene zwart-bonte Pink. Volkomen gezond.
-ocr page 305-49. nbsp;nbsp;nbsp;ÊeMe zwart-bonte itveede-kalfs Koe. Volkomen gezond.
50. nbsp;nbsp;nbsp;Eene zwart-honie Pink. De linker longnbsp;vertoonde aan de voorste kwab het eigenaardigenbsp;der ziekte; de regter long was paarsachtig gekleurd.
51. nbsp;nbsp;nbsp;Eene zwart'honte Pink. In de linker longnbsp;bevonden zich twee ettergezwellen; de regter longnbsp;was eenigzins loodkleurig,
52. nbsp;nbsp;nbsp;Een zwart-bonte tweejarige Slier. Denbsp;linker long gezond ; de regter blaauw gevlekt; innbsp;het weefsel was eene aanzienelijke ophooping vannbsp;bloed aanwezig.
53. nbsp;nbsp;nbsp;Eene zwart-bonte tweede-kalfs Melk-rier.nbsp;Het weefsel der beide longen volkomen gezond;nbsp;de oppervlakten derzelve waren nogtans met donkere vlekjes hier en daar als bezaaid.
54. nbsp;nbsp;nbsp;Eene zwart-bonte Pink. De linker longnbsp;gezond; de regter miskleurig, met verspreide paar-sche vlekjes bedekt.
55. nbsp;nbsp;nbsp;Eene zwart-bonte eersle-kalfs Rier. Denbsp;regter long openbaarde beginselen van vlezigwor-ding ; de linker gezond.
56. nbsp;nbsp;nbsp;Eene zwart-bonte derde-kalfs Koe. Denbsp;linker long gezond; de regter met paarsche vlekken als bezaaid,
57. nbsp;nbsp;nbsp;Eene zwart-bonte tweede-kaJfs Koe. Denbsp;linker long vertoonde eenige geringe sporen vannbsp;vleezigworden; de oppervlakte der regter loodkleurig.
58. nbsp;nbsp;nbsp;Eene %wart~bonte %evende-kalfs Koe. Volkomen gezond.
59. nbsp;nbsp;nbsp;Eene zwart-bonie vierde-kalfs Vare-koe.nbsp;De regter long gezond ; de linker long hier ennbsp;daar paarskleurig gevlekt, en miskleurig.
60. nbsp;nbsp;nbsp;Eene zwart-bonte zevende-kalfs Melk-koe.nbsp;De linker long gezond; de regter vergroot ; eennbsp;gedeelte van derzelver oppervlakte met verspreidenbsp;paarsche vlekken als bezaaid; het overige gedeeltenbsp;derzelve donkerbruin, vertoonende in de doorsnedenbsp;het marmerachtige der zieke longen in eenen gevorderden trap ; het weefsel dezer long, hoewelnbsp;verdikt en broos, had echter deszelfs celachtigennbsp;vorm nog eenigermate behouden.
61. nbsp;nbsp;nbsp;Eene zwart-bonte Pink. De linker long gezond; de regter gedeeltelijk met paarsche vlekkennbsp;bezet, waardoor het weefsel donkerder uitkwam.
62. nbsp;nbsp;nbsp;Eene zwart-bonte eerste-kalfs Rier. Denbsp;regter long gezond ; de linker hier en daar paarsnbsp;gevlekt.
63- Ee7ie zwart-bonte eerste-kalfs Melk-rier. De linker long gezond ; de regter gedeeltelijk metnbsp;paarsche vlekken bezet, en bezittende beginselennbsp;van mai’merachtige vleeschwording.
64. Eene zwart-bonte eerste-kalfs Rier. De linker long gezond ; de regter vergroot; een gedeelte derzelve met paarsche vlekken zeer menigvuldig bezet. Uitwendig beschouwd, had dezenbsp;long reeds het bekende marmerachtige voorkomen;nbsp;inwendig was dezelve gemarmerd en hoog bruin
-ocr page 307-gekleurd; de celachtige zelfstandigheid had, hoewel eenigermate digter zijnde, derzelver sponsach-lige hoedanigheid nog behouden ; de pleura verdikt en geelachtig.
Bij de schouwing der buiks-ingewanden vonden wij bij sommige Plunderen de derde- of boekpensnbsp;hard, opgezet, en met drooge donkerkleurige voe-derstoffen gevuld ; bij andere dieren daarentegennbsp;was deze voeder-massa dun en meer kwalijk riekend;nbsp;bij enkele Runderen bespeurde men eene, eenig-zins vergroote, met dunne, bij andere voorwerpennbsp;wederom eene verkleinde, galblaas, met dikkere galnbsp;gevuld; doch over het geheel was aan die ingewanden weinig of niets ziekelijks op te merken,nbsp;en schijnt het ziekte-proces zich alzoo bijna uitsluitend tot de borst-organen te bepalen.
En hiermede vermeenen wij ons van onzen pligt in dezen te hebben gekweten. De zelfbewustheid,nbsp;dat wij, zelfs tot in de, oogenschijnlijk kleinste,nbsp;bijzonderheden, met de meeste naauwkeurigheid ennbsp;gezetheid alles hebben gedaan, wat maar eeniger-mate konde strekken ter geheele vei’nietiging dernbsp;smetstoffe, doet ons de blijde hoop koesteren, datnbsp;wij ook het onze hebben mogen toebi'engen, omnbsp;de, met regt gevreesde, hesmettelijk Longziektenbsp;onder het Rundvee, uit deze Provincie te verbannen , en dien geesel af te wenden.
De Rijks Vee-artsen voornoemd, (geteekend) w, mossel.
E. PLANTEIVGit.
-ocr page 308-272
Gezien voor legalisatie de bovenstaande hand-teekeningen, door mij Grietman van Do-niawerslal,
February 18''i2.
(gcteekend) j. B. VAN andbinga de kempenaar.
Voor eensluidend afschrift, De Griffier der Staten van Vriesland ,nbsp;(was geteekend) j. SCHIK.
Wij zien uit de bovenstaande Verslagen, dat, van de 64 opzettelijk gedoode Runderen, ziclinbsp;slechts 5 meer in een volkomen gezonden staatnbsp;bevonden, indien men althans mag aannemen,nbsp;dat het uitwendig gevlekt en miskleurig aanzien ,nbsp;waarvan gesproken wordt, en andere ontaardingennbsp;van de eene of andere long voor de beginselen dernbsp;ziekte kunnen worden gehouden, flet is dus al-lezins waarschijnlijk, dat, ware dit Vee in hetnbsp;leven gelaten , de Longziekte zich voor en na bijnbsp;al de voorwerpen zou hebben ontwikkeld.
Daar bij het laatste Verslag naauwkeurige aan-teekening gehouden is, bij welke Runderen de regter of linker longkwabbe was aangedaan, is hetzelve ook uit dien hoofde belangrijk, dewijl denbsp;waarnemingen van anderen , tc dezen aanziennbsp;uiteenloopen, en waaromtrent het moeijelijh is denbsp;verhouding te leeren kennen , voor zoo ver deswegenbsp;zeldzaam eene vergelijking onder cijfers vvordt opgegeven.
-ocr page 309-Door vele schrijvers wordt niet bepaaldelijk over de meer of minder menigvuldige ontaarding vannbsp;het een of ander gedeelte der longen gesproken.nbsp;Eenigen echter deelen deswege hunne waarnemingen mede. jessen vond even zoo dikwijls de reg-ter als de linker long vergroot en zwaarder (‘).nbsp;FRANQüE (^), vix, FISCHER en andere zagen in denbsp;meeste gevallen de linker long ziekelijk aangedaan.nbsp;Bij al de, door de Commissie te Broek in Water--land, geopende Runderen, ten getale van 15,nbsp;bepaalde zich, op één na, de ziekelijke verandering insgelijks tot de linker long. Ook waren, bijnbsp;drie, door hertwig ingeente, Runderen, de linkernbsp;longkwabben ontaard (^), terwijl zulks bij één vannbsp;de twee, door VIX (‘) ingeente, voorwerpen plaatsnbsp;had, ten aanzien der regter, bij het ander dernbsp;linker long. De Vee-arts rüïgers (’‘) zag medenbsp;bij al de, door hem geopende. Runderen steeds denbsp;linker long in den ziekelijken toestand verkeeren.nbsp;Hiermede komen overeen eenige , onder mij berustende, mededeelitjgen van den Heer J. w. A. hart,nbsp;te Loenen, en van meerdere Vee-artsen. Volgensnbsp;de ondervinding van anderen bepaalt zich de bekende ontaarding het meest tot de regter long-
t’) GüRr.T und HERTWIG , SJagazio , B. U. S, 217.
(*) Magazijn , bladz. 123.
{^) GüRLT und HERTWIG , Msgazin , u. s. w. B. 6. S. 14.
NEBEL und VIX, Zeitschrift, u. s. w. B. 11. S, 398. (8) Magazijn , bladz. 224.
kwabbe. John, barlow (‘), bij Manchester, deelt mede, dat bij voorkeur de regter long was aangedaan. De Vee-arts moDWEN (quot;) vond bij 9 Runderen telkens deze long ontaard, gelijk zulks ooknbsp;vroeger was opgemerkt. Door den Vee-arts L. J.nbsp;VAN CALCAR (®) werd slechts bij 1 van 7 geopendenbsp;longzieke Runderen, en later bij geen van 20 zoodanige, de linker long aangedaan bevonden. Vannbsp;59, te Nrjega, door de Longziekte aangetaste. Runderen, deelden, gelijk uit het Verslag blijkt, bijnbsp;24 de regter, bij li de linker, en bij 24 stuks,nbsp;de beide longen in meerdere of mindere mate innbsp;de bedoelde ziekelijke verandering.
Het schijnt dus, dat voor als nog te dezen aan-zien geene vaste evenredigheid kan worden aangenomen ; maar dat, op sommige tijden en plaatsen, de ziekte bij de aangetast wordende dieren haarnbsp;vermogen meer algemeen op de linker of regternbsp;longkwabbe, en niet zelden op beide uitoefent,nbsp;waaraan de verschillende uitkomsten zullen moetennbsp;worden toegeschreven. Blijkens de opgegevene waarnemingen schijnt het echter, dat de regter long bijnbsp;voorkeur de vatbaarheid bezit, om de onderwer-pelijke ontaarding van het weefsel aan te nemen.nbsp;Hierdoor vervalt dan ook de veronderstelling, datnbsp;de meer beperkte ruimte voor de long in de lin-
(‘) The Veterinarian, 1842 , p. 439. p) Magazijn, bladz. 161.
(®) Magazijn, bladz. 194 , 207.
-ocr page 311-ker borstholte, wegens de plaatsing van het hart en deszelfs klopping, deze longkvvabbe meer dan denbsp;regter aan drukking en beletten omloop des bloeds,nbsp;en daardoor aan verharding en ontaarding, onderhevig zoude maken (‘).
Wij hebben vroeger (^) over de onbepaaldheid der tijdruimte gesproken, welke van de eerste ontwikkeling der Longziekte tot aan het uitbreken vannbsp;hare kennelijke verschijnselen verloopt. Dit valtnbsp;voorzeker nog moeijelijker te bepalen in de gevallen ,nbsp;alwaar men eene van-zelf-ontwikkeling zal kunnennbsp;aannemen, dan wanneer de ziekte door besmettingnbsp;wordt voortgebragt. De toedragt der ziekte tenbsp;Neijga kan hier over geen licht verspreiden, wegens de onzekerheid der oorzaak. Indien men de
(1) Volgens D'^.‘ bartels {Wesen und Heilung der Lungen-seuche des Jtindviehes u. s. w. Uelmstedt 1841. S. 39.) wordt, wegens de trage werkzaamheid der longen, ter oor-zake van de minder prikkelende kracht des bloeds, de Longziekte , door wcrktuigehjke hindernissen , hoe gering die zijnnbsp;mogen, vermeerderd, en wel door de plaatsing van het hart;nbsp;om welke reden men het meest de linker longkwabbe vindtnbsp;aangedaan. Meerdere metingen, de wijdte der beide takken vannbsp;de longslagader (^rt.pulmon.) betreffende, in betrekking totnbsp;de, door den Iloogleeraar aebers openbaar gemaakte, metingen,nbsp;geven aan den Heer bartels slechts onbepaalde uitkomsten,nbsp;om daarop de meer algemeen voorkomende ziekelijke veranderingen te vestigen, naardien hij niet altijd vond, dat denbsp;tak der zieke zijde eene meerdere wijdte bezat,nbsp;p) Zie bladz. 72.
20*
-ocr page 312-276
verdachte meststofle aJs de vermoedelijke oorzaak mogt kunnen beschuldigen, dan zullen er altijdnbsp;eenige maanden tusschen de besmetting en het uitbreken der ziekte zijn verloopen, daar zulks eerstnbsp;in het laatst der maand Juuuarij 1842 plaats vond,nbsp;terwijl de weilanden, waarop het Vee gegraasdnbsp;had, in het vorige jaar waren overgemest (^). Ooknbsp;anderen hebben dergelijke lange tijdruimten waargenomen , als waarvan wij enkele voorbeeldennbsp;hebben aangevoerd. vix (^) zegt, dat hem gevallen bekend zijn, waarbij het drie vierde jaarsnbsp;duurde, voor dat de Longziekte zich bij besmettenbsp;Runderen openbaarde. In de Annalen der Land-wirtschaft in den Königlich-Preussischen Slaa-ten (^), vindt men het geval medegedeeld, datnbsp;de Longziekte na verloop van meer dan een jaarnbsp;uitbrak, door den aankoop eener Koe, welke slechtsnbsp;éénen dag in een’ besmetten stal had doorgebragt,nbsp;en dat de ziekte zich eerst een jaar later door besmetting op een nabij gelegen hoeve vertoonde.nbsp;Den Vee-arts REIMERS (*) nam waar, dat de ziektenbsp;zestien weken na ontvangene besmetting uitbrak.
Het is insgelijks moeijelijk den duur van het zoogenaamde tijdperk van ontwikkeling [stadiumnbsp;incubationis) vast te stellen, wanneer de Runderen
(‘) zie bladz. 20, 110.
(*) Zcitschrift, B. li, S. 366. (3) B, I, S. 464.
(*) Zie bladz, 13, iu den noot.
-ocr page 313-eener hoeve gedurende een zekeren tijd aan besmetting zijn blootgesteld geweest, bijv. door het grazen onder of naast Vee, hetwelk door de ziekte is aangetast, daar de opneming der srnetstoffe en hare meernbsp;spoedige of langzame werking van verschillende omstandigheden afhankelijk zijn (‘). De meeste berig-ten, waarin de besmettingen op zoodanige wijze hebben plaats gehad , wijzen wel zekere tijdruimten aan,nbsp;binnen welke de ziekte zich kwam te openbaren,nbsp;doch deze zijn te onbepaald, om daarnaar den duurnbsp;van het eerste of verborgen tijdperk der Longziektenbsp;met voldoende juistheid te berekenen. Dit tijdperknbsp;wordt ook door de meeste schrijvers niet altijdnbsp;duidelijk opgegeven , daar zij, van den duur dernbsp;ziekte sprekende, daaronder meestal den tijd bevatten , welke er verloopt tusschen hare eerste kennelijke verschijnselen en den dood of de genezing.nbsp;WAGENFUlD (^) Stelt, dat het eerste tijdperk zeldennbsp;korter duurt dan vier of zes weken; doch datnbsp;hetzelve ook even zoo vele maanden kan duren.nbsp;Hij neemt echter onder de verschijnselen van ditnbsp;tijdperk op het bestaan van den kort afgebroken,nbsp;droogen, schelklinkenden, en pijnlijken hoest,nbsp;waardoor het Vee het meest des ochtends bij hetnbsp;uitdrijven, en vooral ook bij het drenken, wordtnbsp;aangedaan, en welke alleen door lange oefening 1 2
(‘) Zie bladz. 73 , en verv.
Uebcr die Erkenntniss und Kur der Krankliciten des Rindviches, S. tio.
-ocr page 314-van een’ gewonen catarrhalen hoest kan worden onderscheiden. Wij voor ons meenen, dat wanneer de bedoelde hoest wordt waargenomen —nbsp;immers is dit verschijnsel niet bestendig aanwezig —,nbsp;de ziekte niet meer kan gerekend W'orden in hetnbsp;eerste of verborgen tijdperk te verkeeren , maar datnbsp;dan reeds het begin van het tweede of openbare, of,nbsp;wil men liever, het overgangs-lijdperk, aanwezignbsp;is, als gevende deze hoest bereids het verdachtnbsp;bestaan der ziekte te kennen, seer (*) vermeldt,nbsp;dat de Longziekte in meerdere stallen, waarin, uitnbsp;de Beneden-Harlz aangekocht, besmet Rundvee, op den marsch naar elders, had overnacht,nbsp;tusschen drie en vier weken uitbrak, gieien (quot;)
(‘) t. a. p., S. 20.
(2) Annalen der Landwirtschaft von lengerke , Britten Bandes Zweites Heft, S. 323.
In de bedoelde Verhandeling van den Kreits-Vee-arts w. GIELEN: Die Lungenseuche des Rindviehes {Peripneumonianbsp;exsudativa enzoötica et contagiosa), im Kreisthierarzlichennbsp;Sezirke Heiligenstadt-Miihlhausen, wordt de geschiedenisnbsp;medegedeeld der Longziekte in verschillende gedeelten vannbsp;dat District, en zulks zoowel met opzigt tot de inslepingnbsp;als van-zclf-ontwikkeling derzelve. Hier wordt opgegeven ,nbsp;dat, in 80 van 113 gevallen, de ziekte bewijsbaar van zelvenbsp;{spontan) was ontstaan , terwijl dezelve in 30 gevallen hoogstnbsp;waarschijnlijk, evenwel niet met volkomene zekerheid, doornbsp;besmetting werd voortgebragt. De Heer gielen leidt nit zijnenbsp;waarnemingen af, dat de Longziekte, welke uit zich zelvenbsp;ontstaat, zooals dezelve in de hrandewiju-stokerijen meermalen voorkomt, niet altijd (ten contagium voortbrengt, nochnbsp;dat bij het Mest-Vee altijd eene meerdere voorbeschiktheid
-ocr page 315-voor de ziekte zoude bestaan, dan bij andere Runderen. Hij toont aan, dat de Longziekte niet ontstaat door het voederennbsp;van spoeling uit de aardappel-brandewijn-stokcrijen op zichnbsp;zelf, zelfs niet, wanneer daarmede het voederen van bevrozenenbsp;cn tot rotting neigende aardappelen gepaard ging, hoewel dcnbsp;nadccligc invloed van het slechte voedsel, hetwelk gedurendenbsp;een korten tijd genuttigd werd , zich op het Vee, zoowelnbsp;ten aanzien van de verminderde cn veranderde hoedanigheidnbsp;der melk, als de mindere vrolijkheid der dieren, nadrukkelijk deed gevoelen.
Gemelde Vee-arts schrijft het van-zelf-ontstaan der Longziekte, toen dezelve in Mühlhausen, van 1839 tot Julij 1841, als enzoötie hearschte, als wanneer spoedig een groot aantalnbsp;Runderen daardoor werd aangetast, toe aan de stinkendenbsp;nevels, welke, in Junij cn Julij van het eerstgenoemde jaar,nbsp;plaats hadden, terwijl de ziekte ophield, nadat, op den 18nbsp;Julij van het laatsgenoemde jaar, een hevige orkaan ontstond. Hij houdt het ten minste voor hoogstwaarschijnlijk,nbsp;dat de twee opgenoemde weêrs-toestanden de ziekte bij hetnbsp;Vee hebben voortgebragt en wederom weggenomen. Hetnbsp;bedorven en met honigdauw bevallen voeder kon evenwelnbsp;tevens veel hebben medegewerkt, om de voorbeschiktheid totnbsp;de ziekte te bevorderen. Er moeten, volgens gieien, tweenbsp;oorzaken te zamen werken, om de Longziekte te doen geboren worden, namelijk eene inwendige voorbeschiktheid vannbsp;de zijde des Runds, {innern Factor), en een uitwendige ofnbsp;opwekkende invloed (aussern Factor), welke laatste kannbsp;zijn de smetstoffe, voortgebragt door een reeds zickgewordennbsp;Rund , of eene enzoötische weersgesteldheid, waardoor, bijnbsp;daartoe voorbeschikte dieren , dc eigenwillige {spontane) ontwikkeling wordt verwezenlijkt. Ontbreekt een dezer omstandigheden of factoren, zoo is dc uitwerking, namelijk denbsp;voortbrenging der Longziekte, onmogelijk.
-ocr page 316-had zoowel plaals, wanneer er van zelf-ontwikkeling der Longziekte was voorafgegaan, dan in de gevallen, alwaar de ziekte was ingesleept. Hij zegt,nbsp;dat, blijkens de ondervinding, deze tijd gevorderd wordt, om de specifieke ontaarding der Longen, van hare eerste ontwikkeling af, tot dien trapnbsp;te brengen , dat de ziekte-verschijnselen sterk genoeg zijn, om het dier een zoodanig ziek voorkomen bij den onkundigen te geven, dat hij naarnbsp;eenen Vee-arts omziet. Hij voegt hier evenwelnbsp;uitdrukkelijk bij, dat de datums, welke in de daarnbsp;bijgevoegde tafel worden opgegeven, niet het uitbreken der ziekte te kennen geven, maar dennbsp;dag, waarop hij voor het eerst geroepen werd,nbsp;als wanneer de ziekte reeds meerdere of minderenbsp;vorderingen had gemaakt.
De meeste zekerheid zal men, ten aanzien van den tijd, welke er tusschen de opneming dernbsp;smetstolfe en hare uitwerking tot het voortbrengennbsp;der ziekte-verschijnselen verloopt, erlangen, indiennbsp;het gezonde Rund slechts eenmaal, en wel gedurende een korten en bekenden tijd, aan besmetting is blootgesteld geweest, hetzij door toevalligenbsp;gemeenschap of opzettelijke inenting.
Uit eenige medegedeelde gevallen (‘) blijkt het, dat de ziekte, na de blootstelling aan besmettingnbsp;gedurende éénen nacht, volgde;
Zie bladz. 80—82.
-ocr page 317-281
Bij één Rund van C. VAN DER HEIJDEN, na 27 dagen ;
» nbsp;nbsp;nbsp;»nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;»nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;»nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;»nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;»nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;»nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;»nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;»nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;33nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;»
» nbsp;nbsp;nbsp;»nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;»nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;»nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;»nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;»nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;»nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;»nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;»nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;36nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;»
» nbsp;nbsp;nbsp;»nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;»nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;»nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;»nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;»nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;»nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;»nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;»nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;52nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;»
» twee Runderen van leonardüs wou »
................. 36 nbsp;nbsp;nbsp;»
Er bestaan voorzeker voorbeelden, welke schijnen te bewijzen, dat de ziekte-verschijselen zich binnen een korteren tijd, na toegebragte besmetting, kunnen openbaren. Volgens KÖRBER (‘)nbsp;volgde de ziekte in meerdere gevallen van 10 totnbsp;12 dagen, nadat de dieren waren besmet geworden. Enkele, door ons megedeelde , waarnemingen schijnen mede eene vrij spoedige uitbreking dernbsp;ziekte na ontvangenc besmetting aan te duiden; dannbsp;er blijlt, opzigtelijk sommige dezer gevallen, steedsnbsp;twijfel over, of niet de Runderen reeds vroegernbsp;dan men meende besmet waren geworden. Ernbsp;bestaat echter geene voldoende reden , welke verbiedt eene meer werkzame ontwikkeling der ziektenbsp;aan te nemen, dan in de eerst opgegevene gevallen plaats had (^). Indien wij nu, met sommige
(‘) Magazin van gürlt iind hertwig , B, X. S. 166, u. w. p) De Heer Med. Doctor j, j. a. liicutmans , te Ley-muiden {Prov. Zuid-IloUand), die zich omtreiit de waarneming der Longziekte vele moeite heeft gegeven, ennbsp;mij dienaangaande wel eenige belangrijke bijzonderhedennbsp;heeft willen mcdcdcelen, meldde, onder sehrijven van 23nbsp;Februaiij 1844, dat zijne waarnemingen omtrent dennbsp;tijd, dien het stadium occultum kan duren, niet verder
-ocr page 318-Duitsche schi’ijvei’s, vier tot acht weken, als deu gewonen en gemiddelden tijd voor het ontwikke-lings- tijdperk zullen kunnen vaststellen, zoo zijnnbsp;wij tot dus ver buiten staat gebleven te dezen eennbsp;minimum en maximum te bepalen.
De inenlings-proeven, door hertwig in het werk gesteld, wijzen aan, dat bij eene Koe denbsp;ziekte-verschijnselen uitbraken negen weken, bijnbsp;eene andere vier weken, en bij eene derde drienbsp;weken, nadat de smetstofFe was aangebragt (’).
Bij de inentings-proeven, door vix (^) ondernomen, volgden de ziekte-verschijnselen spoediger, en wel, bij eene negenjarige Koe, en eenen Stiernbsp;van achttien maanden oud, op den zesden dag nanbsp;de inenting, als wanneer er koorts plaats vond,nbsp;terwijl de plaatsen, alwaar de smetstofFe was aangebragt, aanmerkelyk gezwollen waren, en denbsp;melkgeving bij de Koe verminderde. Behalvenbsp;dat deze Runderen, gedurende veertig uren, innbsp;gaan dan tot dien van zes weken ; zooals zulks door eenigenbsp;gevallen wordt bevestigd, De Heer iuchimans is van gevoelen , dat de hepatisatie der longen in vele gevallen reedsnbsp;vroegtijdig begint, doch dat dezelve ook somwijlen niet veelnbsp;tijd noodig heeft, om tot stand te komen, en zulks op grondnbsp;eener hem medegedeelde, waarneming (hij voegt er evenwelnbsp;bij: — voor zoo ver men daarop bouwen kan], dat een Stier ,nbsp;weinige dagen na toevallig in het gezelschap te zijn geweestnbsp;van eene herstellende longzieke Koe, allerhevigst longzieknbsp;werd, en schielijk stierf.
(1) nbsp;nbsp;nbsp;Zie bladz, 117 en volg.
(2) nbsp;nbsp;nbsp;Zeitschrift, B, U, S. 39a.
-ocr page 319-aanraking gesteld waren met cene, hevig aan de Longziekte lijdende, Koe, werd ook aan elk derzelvenbsp;een stuk der ontaarde long van dit geslagte voorwerp in den kossem gebragt. Deze stukken werden op den 10 dag uitgenomen. Er vloeide eenenbsp;aanzienelijke hoeveelheid dunnen stinkenden etternbsp;uit de wonde, welke daarvan gezuiverd werd. Opnbsp;den 13 en 14 dag, kwamen de eerste teekenen dernbsp;Longziekte, namelijk moeijelijke ademhaling, tenbsp;voorschijn. De Koe stierf op den 15, de Stier opnbsp;den 28 dag. Bij de opening werden de kenteeke-nen der Longziekte waargenomen. De plaatsennbsp;der inenting waren, van het ondei’ste gedeelte dernbsp;borst langs den hals tot aan de kin , gezwollen,nbsp;zijnde de deelen in eene spekachtige, rollig-ont-bondene, massa veranderd, waaruit, bij de insnijding, een geel, scherp, vocht vloeide, gelijk aannbsp;dat, hetwelk uit de gele builen te voorschijn komt,nbsp;welke bij het Miltvuur plaats hebben. Het bedoelde vocht verwekte een onaangenaam brandendnbsp;gevoel en jeukte op de huid der, met hetzelve bezoedelde, handen. De doorgesnedene vlakte dezer spekachtige massa was geel en roodachtig gemarmerd.nbsp;De vroegtijdige verschijning der koorts op dennbsp;6 dag moest hier ongetwijfeld aan de wijze vannbsp;inenting, door het aanbrengen van een stuk dernbsp;zieke long onder de huid, moeten worden loege-schreven.
Hoewel nu deze laatste wijze voorzeker, indien zij eene stellige uitwerking ten gevolge heeft, zal
-ocr page 320-kunnen dienen , om de besineltelijkheid der Longziekte op zich zelve en de neiging tot plastische door-zweeting, waarmede de ontsteking hij dezelve ook in andere deelen , behalve in de longen, gepaardnbsp;gaat — zooals zulks ingelijks door de proeven vannbsp;HKRTWIG bewezen wordt (‘), — te staven, zoo isnbsp;dusdanige inenting, naar ons oordeel, weinig geschikt , om het geregeld beloop der ziekte te leerennbsp;kennen, daar deze besrnettingswijze te veel verschilt van die, welke langs den gewonen of natuurlijken weg pleegt te geschieden. Ook schijntnbsp;de aard der ziekte daardoor veranderd te kunnennbsp;worden, daar de ontsteking, door de bedoeldenbsp;inentingen voortgebragt, kennelijk een anthraxaar-dig karacter had aangenomen.
Blijft inmiddels de inenting zonder uitwerking, zoo zal men daaruit geen gevolg mogen trekken ,nbsp;gelijk zulks reeds door anderen, bepaaldelijk ooknbsp;door KÖREER (*), is aangetoond , tot de niet-be-smettelijkheid der Longziekte,
Ten aanzien van het beloop of den duur van het tweede of openbare tijdperk der ziekte, datnbsp;is, wanneer dezelve door uitwendige verschijnselennbsp;kenbaar is geworden, hebben de latere waarne-
(‘) zie bladz. 119,
(®) Magann von gürlt uncl uërtwig , B. X, S. 164: Ueber die Angtechungsfdidgkeit der chronüchen Lungenseuchenbsp;des Rindviehs, mit Bezugnahme auf die Impversuche desnbsp;ComUés des Landwirtschaftlichen Vereins des Ober-Barnim-schen Kreises. (Zie hiervoreu bladz. 6ö).
-ocr page 321-toingen sleclus weinige bijzonderheden opgeleverd, welke niet reeds vroeger zijn waargenomen en me-gedeeld. Wij hebben bereids eenige gevallen vannbsp;een zeer spoedigen dood vermeld, waarbij naauwe-lijk^ eenige kenmei’ken van ziekte bij de Runderennbsp;waren opgemerkt ('). Deze voorbeelden, hoewel nunbsp;en dan voorkomende, zijn echter buitengewoon,nbsp;en behooren tot de zeldzame uitzonderingen,nbsp;tenzij de Longziekte somwijlen met eenige anderenbsp;ziekte, bijv. met het Miltvuur, mogt gecompliceerd zijn, zooals daarvan nu en dan, vooral innbsp;den zomer , gevallen plaats vinden.
De Duitsche schrijvers bepalen den duur van dit tijdperk algemeen op twee tot drie weken.nbsp;FRANQüE (^) zegt, dat het gewone beloop is vannbsp;14, 21, tot 28 dagen, en dat de ziekte zeldzaamnbsp;reeds vóór den 9 of 7 dag eindigt. Hij zag dennbsp;dood zelfs volgen in de zesde week, na het begin der ziekte. Naar FüNCKE en prinz (®), bepalen zich de twee laatste tijdperken, der Longziektenbsp;tot 9—11—14—17—21 en 24 dagen. Hiermedenbsp;komen grootendeels overeen de waarnemingen dernbsp;Vee-artsen, welke in het Derde Deel van ditnbsp;Magazijn ('‘) zijn opgenomen, van calcar bepaalt aldaar de drie laatste tijkperken, welke, te
-ocr page 322-286
aamen genomen, het openbare tijdperk uitmaken, van 20 tot 35 dagen. Hij geeft wijders (‘) een tabellarischnbsp;overzigt omtrent 19 Runderen, waarvan stierven:
2 |
op |
den |
34 . |
iag» |
1 |
op |
den |
13 |
dag; |
1 |
» |
» |
31 |
» |
1 |
» |
» |
10 |
» |
1 |
gt;) |
» |
22 |
» |
2 |
» |
» |
9 |
» |
4 |
» |
» |
18 |
» |
1 |
» |
» |
7 |
» |
1 |
» |
» |
16 |
» |
2 |
» |
» |
6 |
» |
1 |
» |
» |
14 |
» |
1 |
» |
» |
5 |
» |
10 |
1 |
» |
» |
2 |
» |
Men ziet hieruit, dat de gemiddelde duur van dit tijdperk op 15 Y,, dagen kon worden gerekend.
Intusschen duiden de later ingekomene berigten veelal een meer spoedig beloop der ziekte aan. Zoonbsp;blijkt mij, uit een naauwkeurig opgemaakten Staatnbsp;van den Heer Vee-arts rijnders omtrent 255,nbsp;door hem, in 1841 en een gedeelte van 1842,nbsp;in en om Stad Utrecht, behandelde en gestorvenenbsp;longzieke Runderen , waarvan 193 zijn overleden,nbsp;terwijl 62 van de ziekte opkwamen, dat van hetnbsp;eerste getal stierven:
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
20 |
(1) t. a. p., bladz. 208j Tweede Verslag omtrent de heer-schende Longziekte van het Rundvee in de Provincie Gelderland.
-ocr page 323-287
Transport. Transport. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
Volgens deze opgave bleven dus slechts van het geheèle getal 26 Runderen langer dan 14, en 2nbsp;juist 14 dagen in het leven, tervi'ijl 165 stuksnbsp;binnen dien tijd, en van deze evenredig het grootste getal binnen 5 dagen zijn overleden, zondernbsp;dat zulks aan eenige, zoo straks genoemde, bijzondere complicatie kon worden toegeschreven.nbsp;Ook de berigteu van andere Vee-artsen houden nietnbsp;zelden dusdanigen schielijken afloop in. Dit overzigtnbsp;zou liglelijk tot de gevolgtrekking kunnen leiden , datnbsp;de Longziekte, in lateren tijd, een meer hevigennbsp;aard heeft verkregen, waardoor een spoediger afloop , in betrekking tot vroegeren tijd, plaats heeft.nbsp;Het komt ons echter voor, dat dit geenszins hetnbsp;geval is, maar dat het aangewezen verschil hoofdzakelijk , zoo niet alleen, daarop berust, dat denbsp;Vee-aris zelden in de gelegenheid wordt gesteld, omnbsp;de eerste ziekte-verschijnselen waar te nemen, ten
-ocr page 324-einde daarnaar het begin van het openbare tijk-perk te bepalen. Hoewel de Veehouders, volgens de wet, verpligt zijn van het ontstaan der Longziektenbsp;onder hun Vee onverwijld aan het Plaatselijk Bestuur der Gemeeute, waartoe zij behooren, kennisnbsp;te geven ('), zoo wordt zulks maar al te dikwijlsnbsp;verzuimd, en niet zelden eerst dan ten uitvoer ge-bragt, wanneer de ziekte lot volkomene ontwikkeling is gekomen, en het Vee in een geheel hope-loozen toestand verkeert, en dan wel, zooals magnbsp;worden verondersteld, met geene andere bedoeling,nbsp;dan om eene aanspraak te kunnen doen geldennbsp;tot het erlangen der bepaalde schadeloosstellingnbsp;voor het verlies van hetzelve, uit het Fonds voornbsp;den Landbouw. Dit is dan de oorzaak, dat denbsp;Vee-arts in zeer vele gevallen niet naauwkeurig tenbsp;weten komt, van welken tijd de eerste duidelijkenbsp;of verdach te ziekte-verschijnselen dagteekenen, daarnbsp;ligtelijk eenige dagen voor hem verborgen wordennbsp;gehouden. Door sommige, min zorgvuldige, Veehouders wordt het Vee ook niet met voldoendenbsp;naauwkeurigheid eiken dag gadegeslagen, om denbsp;allereerste verschijnselen der ziekte te ontwaren,nbsp;welke aldus dikwijls worden voorbij gezien (-). 1
Handleiding ter geregelde uitvoering zoowel der wet van 30 Mei ISiO (StaatsWad Nquot;. IC), waarbij op nieuw eenenbsp;belasting op de Runderen, Paarden en Schapen, ten behoevenbsp;van het Fonds voor den Landbouw, is ingevoerd, als der wetnbsp;van 9 Juli) 1842 (Staatsblad Nquot;. 21) , waarbij de eerste wetnbsp;is gewijzigd en aangevuld, bladz. 80, en very,
(2) Ten einde aan de nalatigheid en misbruiken te dezen
-ocr page 325-Het spreekt van zelf, dat dit slechts ongeregelde resultaten moet opleveren , ten aanzien' der juistenbsp;kennis omtrent het beloop en den duur der ziekte;nbsp;daar toch de Vee-arts, in die gevallen, in zijnenbsp;verslagen geene andere daadzaken kan opnemen,nbsp;dan welke hem door de eigenaren worden opgegeven. Onderscheidene berigten, die onder mijnnbsp;oog zijn gebragt, duiden intusschen aan, dat denbsp;Longziekte zich bij de onderwerpelijke Runderen, reeds bij het eerste bezoek van den Vee-arts,nbsp;in volle kracht had ontwikkeld; waaruit dus denbsp;overtuiging moest geboren worden, dat de ziektenbsp;zooveel mogelijk , te gemoct te komen, werd, bij circulairenbsp;missieve van Z. Excellentie deii Heer Minister van Binnen-landsche Zaken van, 29 December 1843, N”. 126, 9 Af-deeling, aan de Heeren Gouverneurs der onderscheidene Provinciën , aanschrijving gedaan, dat, te rekenen van 1 Februarijnbsp;1844 , in den gewonen regel, de aanvragen tot schadevergoeding wegens de bekleedselen van Rundvee , aan de Longziekte gestorven, zullen worden afgewezen, indien er nietnbsp;minsten veertien dagen tusschen de aangifte cn het stervennbsp;van gemeld Vee is verloopen, gedurende welke de genezingnbsp;zal moeten beproefd zijn.
Vermits echter , gelijk op alle ziekten, ook op de Longziekte uitzonderingen plaats hebben, zoo zullen ook de daartoe betrekkelijke aanvragen om vergoeding, door tus-schenkomst der Heeren Gouverneurs, te gemoct worden gezien , mits de bedoelde uitzonderingen behoorlijk blijkennbsp;uit de Verslagen der Vee-arlsen , welke , zooveel noodig , doornbsp;Z. Excellentie den Minister, ter beoordecliug zullen wordennbsp;toegezonden aan den Directeur van ’s Rijks Vee-artsenij-school, alvorens aan de daartoe betrekkelijke aanvragen omnbsp;vergoeding gevolg zal worden gegeven.
IV. Deel, nbsp;nbsp;nbsp;21
-ocr page 326-bereids een langeren tijd had bestaan, dan daarbij werd aangeduid.
Sommigen (‘) beschuldigen eene te groote plasticiteit des bloeds, als de voorname en onmiddellijke oorzaak der Longziekte, en brengen zulks in verband met eene te sterke, of te spoedig aangezette , voeding van het Rundvee. Ten einde denbsp;verhouding der hoofdbestanddeelen van het bloednbsp;van longzicke, in betrekking tot die van gezonde.nbsp;Runderen te leeren kennen, heeft mijn geachtenbsp;Vriend, de Heer Hoogleeraar G. J. MüLDER, wel eennbsp;scheikundig onderzoek te dezen willen doen bewerkstelligen. Vermits de uitkomsten van hetzelvenbsp;reeds elders (^), door den Heer E. j. w. ton BAUM-HAüER, aan wien het onderzoek door gemeldennbsp;Hoogleeraar werd opgedragen, zijn medegedeeld,nbsp;zal ik hier alleen de hoofd-resultaten, welke hetzelve hebben opgeleverd, vermelden. Het bloednbsp;van drie Runderen werd aan het bedoelde onderzoek onderworpen, als;
- 1°. Bloed, getapt uit de hals-ader van een gezond tweejarig Rund ; 1
zie onder anderen J. n. a. seba, t. a, p. S. 21 ; fdnckb und PRINZ. t. a. p. S. 388; kreützer , Kepertorium undnbsp;Correspondenzblatt, 1 Jahrgang, S. 12.
(2) Scheikundige Onderzoekingen, gedaan in het Laboratorium der Utrechtsche Hoogeschool, door o. j. mulder , Botterdam 1842, bladz. Sll cn vervolg.
-ocr page 327-291
2”. Bloed, getapt uit de hals-ader van een vijfjarig Rund, op den morgen van den dag, waarop men de eerste ziekte-verschijnselen bij hetzelvenbsp;had waai-genomen;
3°. Bloed, getapt uit de hals-ader van een twee-en-halfjarig Rund, in het laatste tijdperk dernbsp;ziekte, en wel vijf uren voor den dood.
In alle drie de bloedsoorten, toen dezelve tot het onderzoek werden ontvangen, had zieh denbsp;bloedkoek reeds gevormd, waardoor de bepalingnbsp;van het specifieke gewigt van het bloed niet konnbsp;geschieden.
Verder leverde het onderzoek de navolgende zamenstellingen op :
N”. 1. nbsp;nbsp;nbsp;N». 2.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;N». 3.
Sbrum. nbsp;nbsp;nbsp;Albumine. .nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;6,207.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;S,963.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;3,930.
Extract-stof. nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;2,134.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;1,339.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;1,464.
Vet...... 0,013. nbsp;nbsp;nbsp;0,020.
Sercti-vrye .....0-643,
pL.vcENiA. nbsp;nbsp;nbsp;Fibrine. .nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;0,736.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;1,737.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;2,723.
Haematine. nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;2,319.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;1,441.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;3,292.
Vet...... 0,003. nbsp;nbsp;nbsp;0,018.
Asch..... 0,003. nbsp;nbsp;nbsp;0,017.
Water en Verlies. nbsp;nbsp;nbsp;87,697.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;88,813.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;87,891.
Deze proeven leveren de belangrijke uitkomsten op, dat er in het onderzochte bloed der longziekenbsp;Runderen eene aanmerkelijk grootere hoeveelheidnbsp;übrine of plastische stofie aanwezig werd bevondennbsp;dan in dat van het gezonde Rund, en dat dezenbsp;hoeveelheid te aanmerkelijker was, naai’mate van
21*
-ocr page 328-292
den meer gevorderden toestand der ziekte, terwijl zulks in eene omgekeerde rede ten aanzien dernbsp;albumine of eiwit-stofFe plaats vond. Door dennbsp;Heer Vee-arts j. j, u. SMirs wordt, in zijndrie-maandelijksch Verslag, betreffende den gezondslieids-toestand van het Vee, in het District van Deventer, over het laatste kwartaal van 1843, ingezonden aan den Heer Gouverneur der Provincie Overijssel, onder dagteekening van II Januarij 1842,nbsp;vermeld, dat, door de Heeren J. COP, Hoogleer-raar, en B. MEILINK, Apotheker te Deventer, hetnbsp;bloed van longzieke en gezonde Runderen onlangsnbsp;werd onderzocht, bij welke proeven het, even alsnbsp;bij die van den Heer VON BAUMHAüER te Utrecht,nbsp;gebleken is, dat de fibrine in het bloed der eerstenbsp;in eene grootere hoeveelheid aanwezig was dan innbsp;dat der laatste. Er worden voorzeker nog meerdere onderzoekingen vereischt, ten einde te bepalen, in hoe ver zulks in het algemeen plaats heeft,nbsp;en in welke verhouding, daar de evenredigheidnbsp;der opgenoemde bestanddeelen van het bloed bijnbsp;het gezonde Rund, even als bij andere dieren , naarnbsp;ouderdom , geslacht , en andere omstandighedennbsp;verschillen (*). Maar gesteld, dat in het bloednbsp;van longzieke Runderen bestendig eene overmaatnbsp;van plastische stoffe voorhanden zij, hetwelk voor
(‘) R. wagner , Handwörterbuch der Physiologie mit Rück-¦ sicht auf die Physiologische Pathologie , Erste Liefcrung, Art. Blut, S. 143. u. s. w.
É
-ocr page 329-waarschynlijk mag worden gehouden, zoo kan zulks geenszins leiden tot de gevolgtrekking, dat daarinnbsp;de voorwaardelijke oorzaak der ziekte zoude gelegen zijn (‘). Veeleer moet dit verschijnsel, naarnbsp;onze meening, als de uitwerking, en, in zoover,nbsp;als een der kenmerken van de Longziekte wordennbsp;beschouwd, hetwelk bij eiken ontstekings-toestand,nbsp;doch bovenal bij ontstekingen der longen, wordtnbsp;voortgebragi. Zoo toch zal in het bloed van elknbsp;gezond dier, waarin de bestanddeelen in eenenbsp;natuurlijke verhouding en menging aanwezig zijn,nbsp;zoodra in het ligchaam, door welke prikkelendenbsp;oorzaak ook, een toestand van verhoogde levenswerkzaamheid of ontsteking wordt voortgebragt,nbsp;eene vermeerdering van vezelstoffe geboren worden,nbsp;welke zich, na de aftapping, buiten het ligchaam,nbsp;op de oppervlakte van den bloedkoek, als zoogenaamde ontstekings- of spek-korst, vertoont. Eenenbsp;voorafbestaande vermeerderde plasticiteit des bloeds,nbsp;als voorwaarde der Longziekte, schijnt ook nietnbsp;overeen te kunnen worden gebragt met de ondervinding , dat niet alleen wel gevoede en krachtvollenbsp;dieren door de ziekte worden aangetast, maar datnbsp;daaraan evenzeer Runderen onderhevig worden bevonden , op welke ongunstige en verzwakkendenbsp;invloeden hebben gewerkt, bij welke men dusnbsp;geen buitengewonen rijkdom aan vezelstoffe offi~nbsp;bnne in derzelver bloed zal kunnen aannemen.
(‘) Vergelijk wirih, t. a. p. S. 302.
-ocr page 330-Is dus de vei’meei’dei’de verhouding van dit beginsel des bloeds, in betrekking tot de overige, met name de albumineuse of sereuse bestand-deelen van hetzelve, te beschouwen als het voortbrengsel van de verhoogde werking der longen opnbsp;het bloed zelf, ter oorzake van den geprikkelden,nbsp;dat 'is ontstekingachligen, toestand (‘), welkenbsp;in deze deelen, gedurende het meer of mindernbsp;langdurige verborgen tijdperk der ziekte, plaatsnbsp;heeft, hiermede gaat eene bijzondere neiging desnbsp;bloeds gepaard tot scheiding in deszelfs naaste be-standdeelen, en van deze, om door de vaatwan-den door te zweeten.
Het is opmerkelijk , dat de scheiding des bloeds zich zoo sterk bij deze ziekte van het Rund openbaart, daar men op het, uit de aderen afgetapte,nbsp;bloed van dit dier, in den gezonden staat, hoewel vrij rijk aan vezelstolfe zijnde (®), zelden eene
(‘) ANDRAL en GAVARRET hcbbcn de vermeerdering der hoeveelheid vezelstoffe in het bloed, gedurende ontsteking, door opzettelijke nasporingen bewezen.
Vergelijk wagner , Handwörterhuch u. s. w., Erste Liefe-rimg S. 143. Deze schrijver voegt er bij, dat men van nu af aan deze daadzaak in de Pathologie en Pathogenie welnbsp;beter zal waarderen, dan tot dus ver geschied is. Hij stemtnbsp;echter geenszins met de genoemde waarnemers in, dat innbsp;geene andere ziekte de gehalte der vezelstoffe zou vermeerderd zijn, daar bijna alle ziekten , waarin het bloed vezel-stoffe afscheidt {faserhautig wird), zooals in de ziekte vannbsp;bright , ook eene toeneming van gewigt dezer stoffe kannbsp;volgen.
(2) Door den Hoogleeraar o. nELAFONo , {Traité de Thé-
-ocr page 331-afscheiding der fibrine ziet plaats hebben, terwgl op het afgetapte gezonde bloed van het Paard, nanbsp;de verkoeling, en veeltijds reeds vroeger, doorgaans eene aanmerkelijke laag van vezelstoffe tenbsp;voorschijn komt, overeenkomende met eene ont-stekings-korst (‘),
Hetzelfde verschijnsel wordt ook bij andere ziekten van het Rund waargenomen, waaruit het dus rapeutique Générale Vétérinaire, Tom. I, pag. 161), -wordennbsp;de gemiddelde hoeveelheden der organische bestanddeelen desnbsp;bloeds van de onderscheidene huisdieren, volgens de analysen , door hem, in vereeniging met de Heeren andral ennbsp;GAVARRET, in hetwcrk gesteld, in de navolgende tafel opgegeven , en zulks ia verhouding van 1,000 deelen bloed :
DIEREN. |
BLOED- BOLLETJES- |
FIBRINE- |
Vastedeelen van hetnbsp;weivocht. |
WATER. |
Paarden...... |
102—104 |
4 i | ||
Runderen..... |
97,4 |
3,7 nbsp;nbsp;nbsp;, |
,92,4 |
,804—813 |
Schapen...... |
97,1 |
3,1 | ||
Varkens...... |
103,7 |
4,6 |
80,1 i 86,3 | |
Honden...... |
148,7 |
2,1 |
73,3 |
774 |
Geiten. ...... |
101,1 |
3 |
A |
Men vergelijke de uitkomsten, door anderen verkregen ^ bij E. F. GüRLT, Lehrbuch der vergleichenden Physiologienbsp;der Raussaügethiere, Berlin 1837, S. 146.
(‘) Misschien staat deze eigenschap van het bloed des Paards in verband met de meer stikstof-houdende zelfstandigheden,nbsp;waarmede het dier wordt gevoed , en met de meer krachtigenbsp;ademhaling, waardoor de eiwitstoffe des bloeds in grooterenbsp;hoeveelheid tot vezelstoffe worden bewerkt. Vergelijk fdnckr.nbsp;und PRINZ , t. a. p. s. 338.
blijkt, dat vele ontstekingen bij het/xlve bij voorkeur den uitgang in dooi1zvveeting aannemen. Er komen bij het Rund veelvuldig verhardingen ennbsp;vergrootingen der klieren voor, welke hierin gegrond schijnen. De zoogenaamde Paarlaiekle isnbsp;misschien haren eersten oorsprong alleen verschuldigd aan eene ligte ontsteking der weivliezen, gepaard met plaatselijke uitstortingen van plastischenbsp;sloffe, welke later tot de eigene bekende woeker-vorming dezer deelen aanleiding geeft. Deze, geheel bijzondere, en alleen aan het Rund eigene,nbsp;ziekte is dan ook wel door sommigen voor eenenbsp;wijziging der Longziekte gehouden (’). Zoowel hetnbsp;volwassen Rund als Kalveren (^) zijn aan de vliezigenbsp;keelontsteking {angina membranaoea') of croupnbsp;onderhevig (^), welke ziekte in zoo ver met de
A. iiAYXE , Bte Seuclien der nutsbaren Uaussaugethiere, Wien. 1836, S. 219.
(2) Volgens WAGNER {Handwörterbuch , Erste Licferung , S. 143) , is het bloed van jonggeborene kinderen arm aannbsp;vezelstolTe, doch dat der Kalveren niet, in evenredigheidnbsp;tot dat van den Os.
(®) M. Meijer, Beobachtung der hdutigen Brdune by einen Zuieijahrigen Ochsen; Archiev fur Thierh. B. 4, S. 276.
zilNDLER, Beobachtung einer besondern Varictdt der hdutigen Brdune; t. a. j). S. 363.
j. j. RYCUNER , Bujatrik, oder die sporadische innerlichen und eigenthumlichen dusserlichen Krankheiten des Bindviehes,nbsp;Bern und Leipzig 183a, S. 142.
K. F. w. FUNCKE, Handbiich der Spezietlen Pathologie imd Therapie n. s. w. , B. 1, S. 234.
-ocr page 333-Longziekte oveeiikoinst heeft, als beide zich bepaaldelijk door de afscheiding en doorzweeting van overvloedige plastische stolfe uit het bloed in denbsp;luchtvvegen doen kennen,
JNeeint men in aanmerking, dat het eerste tijdperk, waarin de ziekte hare eigenlijke ontwikkeling verkrijgt, veelal meerdere weken, ja somwijlen maanden , duurt, gedurende welken tijd, het bloed ,nbsp;ouder eene, nu nog niet gestoorde, chijlbereiding,nbsp;aanhoudend van nieuwe hestanddeelen wordt voorzien , zoo valt het te beseffen, dat er eene steedsnbsp;voortdurende overvloedige vorming van fibrine innbsp;de longen moet plaats vinden, en dan zal mennbsp;zich inderdaad niet kunnen verwonderen over denbsp;groote hoeveelheid van plastische sloffe, welke innbsp;de borstholte der gestorvene of gedoode longziekenbsp;Runderen wordt aangetroffen. Niet alleen wordtnbsp;deze stolfe in de inwendige zelfstandigheid dernbsp;longen zelve uitgeslort, welke hierdoor de bekendenbsp;vergrooting en verharding ondergaan, en een geaderd marmerachtig aanzien verkrijgen , maar worden ook het borstvlies, het longvlies, het hartezak-'je, en het middelrif aan de borstvlakte, daarmedenbsp;voor een grooter of geringer gedeelte overdekt, ennbsp;tevens verdikt, terwijl er onderlinge aaneengroei-jing dezer deelen plaats heeft. De plastische •stolfe,
nEKiNG , Repertorium, (B. III, S. 66) alwaar, uit het Journal des Vétérinaires du Midi, twee merkwaardige gevallen worden medegedeeld vaii croup bij Kalveren, gepaard met uitwerping van valschc vliezen.
-ocr page 334-welke aanhoudend wordt afgezet, is echter Teef-tijds te overvloedig, om tot eene organische zelfstandigheid , dat is, tot valsche vliezen te worden gevormd, of om in de bedoelde weefsels te wordennbsp;opgenomen. Er vvorden dus bovendien niet zeldennbsp;aanzienlijke massa’s fibrine, als losse, ongeorganiseerde , vormlooze klompen, welke van de afscheidende oppei'vlakten zyn losgeworden , en afgevallen, in het doorgezweete weivocht aangetroffen. Misschien scheiden zoodanige klompen zichnbsp;ook wel onmiddellijk uit het weivocht, door eigenwillige stolling , als nederplofsels, af.
Het doorzweetsel of exsudaat trouwens is van een iweevoudigen aard, namelijk deels enkel waterachtig of sereus, deels plastisch, dat is, uitnbsp;bloedwet met vezelstoffe vereenigd bestaande. Innbsp;vele gevallen is de uitstorting van water, hetwelknbsp;nu eens eene geelachtige kleur en Uilige hoedanigheid bezit, dan meer helder is , aanzieuelijk, ennbsp;bedraagt hetzelve vele ponden; in andere gevallen is de hoeveelheid geringer; somwijlen bestaatnbsp;er volstrekt geene waterzucht in de borstholte.nbsp;Misschien kan meermalen eene , vroeger plaatsnbsp;gehad hebbende, uitstorting door opslorping wederom verdwenen zijn. Sommigen hebben hiernaar de onderscheiding gemaakt van vochtige ennbsp;drooge Longziekte, welke echter, met betrekking tot den aard der ziekte, meer op een toevallig dan wezenlijk verschil berust, körber (‘)
(') Annalen der Landwirtscbaft n. s. -w., B, UI, S. 327.
-ocr page 335-wil, dat bij jonge, krachtvolle, en wel gevoede Runderen meer de drooge, bij oude, vermagei’de,nbsp;door hydatiden en loiigtuberkels aangedane, Koel-jen, waarbij de ziekte een langzamer beloop heeft,nbsp;de zoogenaamde vochtige Longziekte der vroegerenbsp;Vee-arrsen zoude voorkomen,
De doorzweeting van eenvoudige bloedwel, en van bloedwel, waarmede tevens vezelstoffe verbonden is,nbsp;hangen van den minder of meer gevorderden en sterken trap der ontsteking af, en de eerst bedoelde zalnbsp;daarom hier, even als bij gewone ontstekingen (‘),nbsp;doorgaans voorafgaan. Uit de lijk-openingen dernbsp;schijnbaar gezonde Runderen, Ie Ntjega (') , bijnbsp;welke reeds de beginselen van plastische zamengroei-jingen en longontaardingen plaats hadden, blijkt,nbsp;echter niet, dat er altijd sereuse uitstorting bestond,nbsp;waaruit volgt, dat deze niet bestendig vroeger dannbsp;de plastische doorzweeting aanwezig is Bij een
(‘) Men zal over de ontsteking en hare uitgangen met vrucht kunnen lezen wagner , Handwörterhuch, Zweitenbsp;Lieferung , bladz. 316 en verv.; in het Nederduitsch vertaaldnbsp;door JANSEN en donders, ’sGravenhage 1843; aldaar bladz.nbsp;47 en volg.
p) Zie bladz. 262—270,
(8) Wagner , t, a. p. merkt op , dat in vele gevallen van ontsteking de uitstorting van bloedwei zoo gering kan zijn ,nbsp;en dat dit tijdperk zoo spoedig in het volgende kan overgaan , dat het naauwelijks wordt opgemerkt; voorts dat ernbsp;bloedwei kan worden afgescheiden en buiten de vaten treden bij een stilstand des bloeds , alwaar geene ontstekingnbsp;aanwezig is, zooals bij de meeste soorten van waterzucht;nbsp;Vertaling, bladz. 10.
-ocr page 336-zekeren trap van ontsteking volgt er steeds door-zweeting van weivocht, welke vezelstofFe met zich vereenigd houdt, namelijk van het hloed-plasma,nbsp;door de nieuwere physiologen ook het bloedvochtnbsp;(liquor sanguinis) genoemd.
Eigenaardig is de ziektekundige verandering , welke ds longen in deze ziekte ondergaan, waartoenbsp;de aanleg of voorbeschiktheid in het eigen maakselnbsp;dezer deelen gelegen is. De longen van het Rundnbsp;namelijk zijn zamengesteld uit veelvuldige kleinenbsp;lapjes of kwabbetjes, welke door celweefsel wordennbsp;gescheiden, dat is, slechts door hetzelve los metnbsp;elkander vereenigd zijn, terwijl zij overigens doornbsp;bloedvaten, luchtbuizen , en zenuwen te zamen-hangen (‘). Dit celweefsel biedt geschikte ruimten
(“) Men kan deze inrigting der Runder-longen het duidelijks waarnemen , wanneer dezelve , nog versch zijnde, worden opgehangen. De lapjes verwijderen zich dan , door der-zelver eigene zwaarte, meer van elkander , terwijl het celweefsel wordt uitgerekt, waardoor de afscheidings-ruiraten tusschen de kwabbetjes meer duidelijk kenbaar worden. Doornbsp;deze zamenstelling kan de long van het Rund, als pulmonbsp;compositus , wanneer het eene kwabbetje na het andere voor-zigtig wordt afgepeld , verdeeld worden , zonder dat het eigenlijke perenchyma wordt gescheurd.
Sommigen (wagenfeld , Ueher die Erkennlniss und Kur, u. s. w. S. 118 ; HAYNE, Die Seuchen , u. s. w. S. 219 ;nbsp;W. BARTELS, Wesen und Heilung der Lungenseuche des Rind-viehes, Helrastedt 1841, S. 24) hebben gewild, dat de gezegde afscheiding der longkwabbetjes zou geschieden doornbsp;de voortzetting van het bekleedende longvlies, hetwelk, zichnbsp;naar binnen tusschen de lapjes heueu slaande, voor elk der-
-ocr page 337-aan , om de doorgezvveete sloffe op le nemen. De plaatjes, waaruit hetzelve is te zamengesteld , wijken , van afstand tot afstand, van elkander, waardoor zich afgebrokene cellen of holten vormen,nbsp;in welke dezelve wordt nedergezet. Meermalen,nbsp;vooral in het begin , is de stoffe nog van een geheel vloeibaren of sereusen aard, zoodat zij , indiennbsp;eenige cellen geopend worden, uitvloeit. Eensonderzocht ik eene zoodanige long, waarvan, in eennbsp;gedeelte derzelve, het tusschen-celweefsel op zoodanige wijze met plastisch-weivocht gevuld was, datnbsp;zelve een afzonderlijk weivlies of pleura partialis zonde uit-niaken. Uit is echter geenszins het geval, daar hetlongvliesnbsp;zich niet op de gezegde wijze binnenwaarts voortzet ; maarnbsp;de afscheidingen w'orden door celweefsel gevormd, zooalsnbsp;zulks reeds vroeger door cuaLi is opgemerkt geworden,nbsp;{Magazin far die Gesammte Thierheilkunde. B. VllI. S. S).
Bij de overige huisdieren en den mensch, schijnen wel de longen insgelijks uit vele kleinere afdeelingen te bestaan,nbsp;welke door tusschenliggend celweefsel van elkander zijn gescheiden. De kwabbelljes hangen echter veel sterker te za-raen, zoodat dezelve een geheel schijnen uit te maken, zijndenbsp;het celweefsel minder overvloedig, en geene duidelijke ruimtennbsp;overlatende. (Zie f. hudebrandt , Handbuch der Anatomienbsp;des Menschen, Braunschweig 18(12 , B. IV. S. 208; Mit Zèll-getcebe erfültte Zwisschenrdume zwisschen den Lungenlappchcn),nbsp;De longen van het Schaap bezitten eenige analogie met dienbsp;van het Rund, terwijl de longen van het Paard cu Varkennbsp;daarvan zeer verschillen. (Zie rudolphi , Grundriss der Physiologic, B. II. S. 308, Berlin 1828). Vergelijk mede overnbsp;het verschil der longen van het Rund, het Schaap, hetnbsp;Paard , en den Mensch , D’’. w. bariels , t. a. p. S. 24.nbsp;u. s. w.
-ocr page 338-•
hetzelve eea waterzuchtig aanzien bezat, zijnde het vocht in de vrij ruime blaasachtige uitzettingennbsp;Van het celweefsel bevat. Het weefsel zelve wasnbsp;hier nog weinig of niet verdikt. Algemeen echternbsp;bezit het exsudaat, bij de opening der gestorvenenbsp;Runderen , reeds eene plastische hoedanigheid,nbsp;waardoor het tusschen-celweefsel verdikt, en verbreed wordt aangetroffen, latende zich bij denbsp;doorsnijding door geelachtig-witte strepen duidelijknbsp;kennen. Op de doorgesneden vlakten der longennbsp;ziet men de onregelmatige, ongelijkhoekige, gedaanten der ingeslotene longkwabbetjes, waardoornbsp;de zelfstandigheid een geaderd , en als gemarmerd ,nbsp;aanzien verkrijgt. Op de doorgesnedene vlaktennbsp;van het verdikte celweefsel worden flaauwe indruk-sels waargenomen, zijnde overblijfsels der verdeeldenbsp;holten, of cellen, gevormd door de van een gewe-kene plaatjes van hetzelve, welke met plastischenbsp;sloffe zijn gevuld geworden.
Van dezen toestand moet het oiimiddellijk gevolg zijn, dat de bijzondere longkwabbetjes van elkander afgescheiden en van den aanvoer vannbsp;nieuw bloed verstoken worden, terwijl het nog innbsp;dezelve aanwezige bloed niet kan worden weggevoerd , maar daarin opgesloten moet blijven. Ernbsp;ontstaat dus plaatselijke ophooping van bloed innbsp;enkele deelen der long, waarbij de zenuwen ennbsp;luchtblaasjes worden zamengedrukt, en op dezenbsp;wijze ondergaat het parenchyma eene volkomenenbsp;verandering en ontaarding, zoodat het aangedane
-ocr page 339-gedeelte ten eenemale voor deszelfs natuurlijke verrigling ongeschikt wordt. De vastheid en spe-ciheke zwaarte, w’elke elk zoodanig longkwabbetjenbsp;aanneemt, overtuigt ons, dat de ontaarding totnbsp;in derzelver inwendige zelfstandigheid geheel isnbsp;doorgedrongen.
A.ldus in een kleiner of grooter gedeelte der longen beginnende, breidt deze ziektekundige proces zich spoediger of langzamer over een meer aanmerkelijk gedeelte van dezelve, en wel over eennbsp;of beide longkwabben uit, waardoor deze in den-zelfden toestand worden gebragt.
De plastische doorzweeting bepaalt zich echter niet tot het celweefsel en parenchyma der longen,nbsp;maar strekt zich mede tot de bronchien en denbsp;luchtpijp uit. In vele gevallen worden er aanmerkelijke verzamelingen van gestolde vezelstoffe innbsp;deze deelen aangetroffen, welke zich tot vastenbsp;polypaardige massa’s vormen, die de luchtwegennbsp;opvullen. Men kan zich het ontstaan dezer stoffenbsp;in de luchtwegen niet wel anders voorstellen,nbsp;dan dat dezelve uit de vaten van het slijmvlies,nbsp;waarmede de luchtpijp en de bronchien bekleednbsp;is, wordt doorgezweet, ten gevolge der ontsteking,nbsp;welke in deze deelen plaats heeft. Niet zeldennbsp;heeft er verdikking van het inwendige slijmvliesnbsp;der luchtpijp plaats (’), en heeft ook somwijlennbsp;het celweefsel, waarmede dezelve van buiten be-
(‘) Zie btadï. 219 , 220 , 223.
-ocr page 340-kleed is, eene vermeerdering van zelfstandigheid ondergaan, zoodat de geheele wand van dit deelnbsp;eene ongemeene toeneming van massa ondervindt.nbsp;Inmiddels schijnt de vezelstoffe, welke zich afzonderlijk in de luchtwegen ophoopt , meer helnbsp;voortbiengA'el te zijn van de fijnere takken dernbsp;bronchien dan van de trachea zelve. Dat nietnbsp;altijd het slijmvlies der luchtpijp , bij de aanwezigheid ' van poijpaardige ophoopingen van vezel-stofFe in dezelve, door ontsteking is aangedaan ,nbsp;bleek mij meermalen bij de opening van dezelve,nbsp;kunnende de polypen van eene aanmerkelijke lengtenbsp;en dikte, die los in dezelve gelegen zijn, wordennbsp;uitgehaald, zonder dat er eenige zamenhang metnbsp;de wanden dezer buis plaats had. Het is waar,nbsp;men zou kunnen veronderstellen, dat de ontstekingnbsp;kort voor den dood kan zijn geweken, waardoornbsp;de zamenhang tusschen het slijmvlies der luchtpijpnbsp;en het polypachtige ligchaam heeft opgehouden. Inmiddels zijn deze ligchamen inwendig geenszins holnbsp;of pijpvormig, noch vliezig, gelijk zulks algemeennbsp;het geval is met het doorzweetsel bij de vliezigenbsp;keelontsteking {angina traohealis membrafiacea) oinbsp;croup, hetwelk dus schijnt aan te duiden , dat dezenbsp;polypen bij de Longziekte worden voórtgebragt doornbsp;eene gestadige ophooping der doorgezweete vezelstolFenbsp;in de fijnere takken der bronchien, doch geenszinsnbsp;te houden zijn voor het voortbrengsel eener algemeenenbsp;en uitgebreide ontsteking der aspera arlena en vannbsp;hare grootere takverdeelingen. Naar het mij voor-
-ocr page 341-305
komt, wordt de, in de bedoelde fijne takverdee-liogeii doorgezweete, vezelstoffe eene kern voor verdere aanzetting van fibrine, waardoor de verzameling , steeds grooter wordende j en al meer ennbsp;meer in de ruimere takken der broncbien en wijders in de luchtpijp opklimmende, deze buizennbsp;grootendeels of geheel komt te vullen (’),
De gestremde vezelstoffe wordt meermalen door het nog levende Pvund uitgeworpen , hetwelk almede bewijst, dat zij geenszins in derzelver uitgebreidheid met de wanden der bronchien en vannbsp;de luchtpijp te zaraen hangt, of daarmede organischnbsp;verbonden is. Op Plaat III. wordt zoodanig po-lypvormig , uit fibrine bestaand , ligchaam afge-beeld. Hetzelve werd door een longziek Rundnbsp;opgehoest, in tegenwoordigheid van den Heer Veearts KYKDERS, die de oplettendheid had hetzelvenbsp;voor de Verzameling van Ziektekundige voorwerpennbsp;der Vee1 artsenijschool te bewaren. Het exsudaat heeft
Dat de stolling der vezelstoffe , ecus begonnen zijnde , zich bij wijze van cen ferment aan het overige bloed mededeelt en zich aldus uitbreidt, vindt men , door proevennbsp;op bloed , buiten het ligchaam genomen, aangetoond doornbsp;den HooglceraSr j. l. c. schroeder van der koek, in zijnenbsp;bekroonde Academische Verhandeling, getiteld: de Sanguinisnbsp;ease ejjluentis coagulatione etc. p. 53, in de Annales Aca-demiae Groninganae , Anni 1820. In dit belangrijk geschriftnbsp;worden vele punten behandeld, betreffende het bloed bijnbsp;ontstekings-zickten , welke ook van toepassing zijn ter verklaring van sommige verschynselen. die hij de Longziektenbsp;worden waargenomen.
IV. Deel. nbsp;nbsp;nbsp;22
-ocr page 342-de lengte van 2 palmèn en 6 Ned. duimen, en een omtrek, wat den hoofdstam betreft, van 7 Ned. duimen. Meji ziet, dat hetzelve vele takvei’deelingen bezit, waarmede het zich door de bronchien had uitgehreid.
Niet minder aanmerkelijk zijn de ophoopingen van de plastische stoffe in de groote bloedvaten ennbsp;in het hart zelf. In deze deelen, vooral in denbsp;holle aders , treft men, na den dood , daarvan nietnbsp;zelden verzamelingen aan, even als in de luchtpijp, welke mede doorgaans eenen zoo vasten za-menhang hebben, dat zij onverdeeld uit de vatennbsp;kunnen worden uitgenomen. Dezelve bezittennbsp;veelal insgelijks soortgelijke takverdeelingen, waarmede zij zich door de kleinere vaten verspreiden.nbsp;Wij bezitten van zoodanige polypen in onze Verzameling eenige, die de lengte hebben van drie ennbsp;vier palmen, en eene dikte, beantwoordende aannbsp;den omvang der bloedvaten. Deze massa’s kunnennbsp;wel geenszins beschouwd worden als producten vannbsp;döorzweeling, daar zij in de bloedvaten zelve geboren worden. Waarschijnlijk ontstaan dezelve,nbsp;doordien, bij de toenemende levensverzwakking,nbsp;alleen het weivocht tot de fijnere longvaten meernbsp;doordringt , waardoor de fibrine meerendeels in denbsp;grootere vaten terug blijft, en zich in dezelve, alsnbsp;ook in het hart, ophoopt (“)•
(*) Verg. SCHBOEDER VAN DER KOEK, t. a. p. pag. 31 ; Dissertalio inawjxiralis de sanguinis coagulatione, Gron. p.nbsp;S4 sqq. Observationes anatomico-pathologica, Amstelodami
307
Dc vorming der vezelstofFe wordt ook misscliieu, Jn het laatste tijdperk der ziekte (Zie bladz, 292),nbsp;wanneer de hoeveelheid bloed, welke in de longen wordt aangevoerd, verminderd is, bevorderd,nbsp;door de meer langdurige inwerking der lucht, waaraan hetzelve, bij de vertraagde doorvloeijiug, wordtnbsp;blootgesteld.
Sommigen zijn van gevoelen , dat er geene zoodanige scheiding des bloeds in de vaten, gedurende het leven, plaats vindt, maar dat de bedoelde polypen na den dood uit het bloed, hetwelk zich nog een geruimen tijd in deszelfs vloeibaren staat behoudt, worden gevormd. Indien wij echter in overweging nemen, dat de omloop op hetnbsp;laatst der Longziekte hoogst ongeregeld en langzaamnbsp;most worden, terwijl de dieren dikwijls ongemeennbsp;lang in de worsteling van het sterven (m agonenbsp;mortis) blijven verkeeren, dan komt het ons niet onwaarschijnlijk voor, dat dusdanige scheiding reedsnbsp;bij het leven een aanyang kan nemen. Zal niet, bijnbsp;zoodanige vertraagde doorvloeijiug, misschien de nognbsp;voortdurende beweging van het hart zelf tot de afscheiding der fibrine van het bloed, hetwelk innbsp;hetzelve wordt teruggehouden, medewerken, evennbsp;als de afscheiding dezer sloffe buiten hetligchaam,nbsp;door het bloed te kloppen , bevorderd wordt (*).
(‘) Meu Ycrgcüjkc hiermede het geen belafond zegt : {Traité de la Pathologie et Thérapeutique, Paris 1838; Première Partic , pag. 162,/. » Diasthashemie. Nous donnonsnbsp;Ie nom de diastashemie a unc alteration du sang des ani-
22*
-ocr page 344-Uit de aldaar beschrevene gevallen blijkt ten duidelijkste , dat er afscheiding van vezclstolTe in de aderlijke bloedvaten,nbsp;gedurende het leven, kan plaats hebben. De darmscheils-adcrnbsp;was, op cenc uitgestrektheid van vier duimen , gevuld metnbsp;witte, zeer harde, fibrine, zamengesteld uit concentrischenbsp;lagen. Deze opvulling was echter niet zoo volkomen , of ernbsp;had nog eenige doorvloeijing van bloed met moeite kunnennbsp;plaats hebben, hetgeen daaruit moest worden afgeleid, datnbsp;er zich rondom het Cbrincuse stolsel, een weinig na donnbsp;dood , verdikt, bloed bevond , zich van de vooraf bestaandenbsp;gestremde vczclstoffe onderscheidende door den geringerennbsp;zamenhang en cene zwartachtige kleur. De hoofdstam dernbsp;holle ader was op dezelfde wijze bijna geheel met gestoldenbsp;fibrine gevuld , welke opvulling zich uitstrekte in al de ver-deelingen der poortader, welke naar de lever gaan. Er bestond zelfs verstopping in deze vaten binnen de lever. Men
-ocr page 345-kon geniakkelijk de geheel verstopte aders onderscheiden van die, waarin nog eenige doorvloeijing van bloed had bestaan ; daar zich in de laatste een zwart en versch stremselnbsp;rondom den zeer harden streng, uit vezelstoffe bestaande ,nbsp;bevond. .Er waren volstrekt geenc sporen van ontstekingnbsp;in den inwendigen rok der genoemde aders of derzelver tak-verdeelingen, zelfs niet in die , waarin de omloop geheelnbsp;had opgehoiiden , aanwezig.
Het Paard, zijnde een Hengst, waaromtrent deze bevindingen loopen, had aan cene slepende ongesteldheid geleden, en was te dier oorzaak gedood, waarna het onderzoek dadelijk werd ondernomen.
Bij een ander Paard, hetwelk aan eene levcront-ontstckiug overleed, en terstond na den dood werd geopend, vond mennbsp;de aderlijke bloedvaten dér lever insgelijks verstopt doornbsp;verdikte fibrine van dezelfde hoedanigheid , als bij het eerstenbsp;voorwerp plaats had , met uitzondering alleen, dat dezenbsp;stoffe zich niet voortzette in de hoofd-stammen. Ook hiernbsp;bestonden geene tcckenen van ontsteking in de aders. Mennbsp;vergelijke hiermede hetgeen door cnn. j. füchs {Handbuchnbsp;der AUgemeinen Pathologie des Haussaugethiere, Berlin 1843,nbsp;S. 289) wordt aangemerkt. » Ook gedurende het leven (zegtnbsp;hij) kan het plasma van het bloed in de vaten zich afscheiden en tot cene trapswijze organisatie overgaau, indien hetzelve dik is, zich tragelijk beweegt, of uithoofde van eenigenbsp;hindernis stil staat. Zulke vormingen vfln vezelstoffe in denbsp;vaten noemt men valsche polypeu, welke niet moeten verwisseld worden met de doorgezweete vezelstoffe , welke doornbsp;ontsteking der vaatwanden ontstaat. In de kamers van hetnbsp;hart, en wel het meest in de regter, en de daarmede innbsp;verband staande vaten, ontstaan de valsche polypen gewoonlijk eerst bij het ophouden des levens. In enkele gevallen kunnen zij echter zonder twijfel ook reeds vroeger ont-
-ocr page 346-In de gelegenheid zijnde geweest een hart te veikiijgan , geheel met vezelstolTe zijnde opgevuld,nbsp;hetwelk wel tot de zeldzame voorbeelden van diennbsp;aard mag behooren , heb ik het niet ondoelmatignbsp;geacht daarvan in twee afbeeldingen eene aanschouwelijke voorstelling te geven, daar dezelvenbsp;almede iets kunnen toebrengen, oni de ziekte,nbsp;zoo niet in haren oorsprong, althans in derzelvernbsp;afloop en uitwerkingen , te leeren kennen. Aannbsp;deze deelen valt op te merken, dat aan het reg-ter, zoowel als aan hel linker hart, niet alleen denbsp;ooren en boezems, maar ook de kamers, alsmedenbsp;de slagaderlijke en aderlijke bloedvaten, tot dennbsp;kleinen en grooten omloop behoorende, ten eene-male met gestremde vezelstoffe zijn opgevuld, lietnbsp;valt naauwelijks Ie verklaren, hoe, bij zoodanigenbsp;opvulling, nog eeiiige omloop heeft kunnen plaatsnbsp;hebben , om het ]e\en te onderhouden ('). Mo-staan , zooats ik eenmaal bij een Paard waarnam , hetwelknbsp;aan een ader-fistcl geleden had. De witheid, vastheid, eunbsp;de bepaalde organisatie der vezelstoffe, alsook de, in sommige gedeelten plaats gehad hebbende, imbibitie van het roodenbsp;bloed-serum leverden het bewijs op voor het langer bestaannbsp;van dezelve.”
{*) Door de meeste schrijvers over de Longziekte wordt van dusdanige polypaardige ophoopingen van vezelstoffe in denbsp;luchtpijp , de groote bloedvaten en het hart, melding gemaakt.nbsp;KftEüTZEn (l. a. p. S. 12) beschouwt de ziekte als ceuc ontsteking van het hart, en der groote bloedvaten, namelijk vannbsp;het rcgler hart en de longslagadcrcn. Hij vond in het eerstenbsp;(ijdperk der ziekte het inwendige vlies van het hart cu cen
-ocr page 347-gelijk heeft zich bij het voorwerp, waarvan dit hart afkomstig is, tijdens de verzwakte werking vannbsp;hetzelve en den vertraagden omloop, van lieverlede eenige vezelstoffe afgescheiden, als niet meernbsp;tot de vernaauwde haarvaten hebbende kunnennbsp;doordringen, waarvan de hoeveelheid door aantrekking of adhaesie uit hef, nog langs en rondom denbsp;gestolde massa vloeijende, bloed steeds is vermeerderd geworden, totdat de omloop, wegens denbsp;toenemende verstopping der holten, geheel heeftnbsp;groot gedeelte der vaten , welke het naast aan dit deel gelegen waren , inzonderheid echter het regter hart en het begin der longslagader, door onmiskenhare sporen van ontsteking, van den ligtsten tot den hevigsten trap toe, aangedaan. Ilij schrijft dezen ontstekingstocstand toe aan al zoodanige oorzaken , welke in staat zijn het bloed niet plastische stoffen te overladen, waardoor het hart te sterk geprikkeld wordt: tot welke oorzaken inzonderheid behoort denbsp;overvloedige voedering met sterke hrandewijn-spoeling , vooralnbsp;onder bijvoeging van nog andere voedzame voeders , welkenbsp;op zich zelve in staat zijn op het vaatgestel prikkelend tcnbsp;werken. Daar, volgens de algemeene ondervinding, de verzamelingen van gestolde vezelstoffe niet ia het begin, maarnbsp;eerst gedurende het verder beloop der ziekte, indczedcelennbsp;worden gevormd, komt het ons voor, dat dezelve niet alsnbsp;het onmiddellijk product eener ware ontsteking van het hartnbsp;^carditis) kunnen worden beschouwd. De waarnemingen dernbsp;meeste schrijvers duiden ook geenszins eene oorspronkelijkenbsp;hart-ontsteking , als het wezen der ziekte, aan. Haar slepend beloop komt hiermede tevens, weinig overeen. Hetgeennbsp;te dezen aanzien bij sommige voorwerpen kan zijn waargenomen , zal niot als een vasten regel kunnen gelden.
i
-ocr page 348-moeten ophouden. De opvulling komt ons te sterk voor , om te kunnen aannemen , dat de geheelenbsp;hoeveelheid vezelstofi'e na den dood uitbet, in betnbsp;hart en de vaten aanwezige, bloed zoude zijn afgescheiden. De opbooping echter, zooals dezelve biernbsp;gezien wordt, zal, gedurende het sterven, ennbsp;misschien na den dood , voltooid zijn geworden.nbsp;Dusdanige polypen bestaan meermalen reeds in denbsp;regter afdeelingen van het hart, terwijl dezelve nognbsp;niet of eerst later in het linker of slagaderlijke hartnbsp;worden aangetrolFen. De polyp-massa is in denbsp;regter kamer van het hart (PI. I.) uitgebreidernbsp;dan in de linker (PI. II). De fijnere takken dernbsp;longslagaderen schijnen ook in het perenchyma dernbsp;longen reeds gedeeltelijk ondoordringbaar te zijnnbsp;geworden, terwijl zulks met de longaderen nognbsp;geenszins het geval is , waarvan de afbeelding opnbsp;PI. IV. Fig. I , onzes oordeels, tot opheldering kannbsp;verstrekken. Dezelve stelt voor een gedeelte eenernbsp;long van een, aan de Longziekte gestorven, Rund,nbsp;behoorende echter geenszins tot hetzelfde voorwerp , waarvan het hierboven beschreven hart afkomstig was. Het gedeelte, dat hier wordt voorgesteld, werd genomen van eene long-kwabbe,nbsp;welke grootendeels verhard en ontaard was, waarin de injectie-stofiè spaarzaam was doorgedrongen , zijnde slechts een gedeelte van den onderrand nog voor opspuiiing vatbaar gebleven , welkenbsp;vrij goed gelukte. De longslagader werd ingespo ¦nbsp;ten met blaauwe, en eene der longaderen , terwijl
-ocr page 349-de overige waren al'gebondeti, met roode injeclie-stoffe. Men ziet, dat de laatste veel algemeener is doorgedrongen dan de eerste : waaruit ik meennbsp;te mogen besluiten , dat de fijne longslagaderen ,nbsp;die het aderlijke of onzuivere bloed Voeren, reedsnbsp;grootendeels gesloten, en ongeschikt moeten zijn geworden , om het Woed door te laten , en dat denbsp;longaderen , die het gezuiverde bloed uit de eerstenbsp;ontvangen, nu nog open en voor den omloop bekwaam waren gebleven. Wij zullen op dit puntnbsp;straks nog nader moeten terug komen.
De zelfstandigheid der doorgesnedene ontaarde longen bezit algemeen eene roode, naar het bruinenbsp;overhellende , kleur , welke , in verschillende trappen gewijzigd , voorkomt, De ziekelijke verandering doet zich hierdoor kennen als eene ontaarding,nbsp;waaraan de Franschen den naam geven van indu-ralion rouge of roode vei harding. Het bloed,nbsp;dat in dezelve bevat is, uitgedrukt wordende, onderscheidt zich door eene donker-bruinachtig roodenbsp;kleur, en daarenboven door meerdere vloeibaai’-heid , waardoor dus zoowel de longen als het bloednbsp;in kleur en eigenschappen verschillen van beidenbsp;zelfstandigheden bij gezonde Runderen. Dit heeftnbsp;aanleiding gegeven, tot de volgende vragen ;
F. Kan de donker-bruinachtige roode kleur, welke de longen van longzieke Runderen bezitten,
-ocr page 350-314
alleen aan het daarin aanwezige bloed worden toe-geschreven? En zoo ja;
2°. Is het bloed in de longen der, aan de bedoelde ziekte gestorvene , Runderen voorhanden, die kleur verschuldigd aan eene grootere hoeveelheid haematine dan in het bloed van gezonde Runderen bevat is; welk bloed-bestanddeel misschien ,nbsp;bij de afscheiding en doorzweeting der vezelstoffe,nbsp;in de zelfstandigheid der longen kan zijn terugnbsp;gebleven ?
3®. Is de meerdere vloeibaarheid van het bloed uit de longen van longzieke Runderen alleen toenbsp;te schrijven aan het gemis van vezelstoffe, of hangtnbsp;deze hoedanigheid mede af van de bijmengingnbsp;eener grootere hoeveelheid sereuse of waterachtigenbsp;deelen?
Ten einde deze vraagpunten, zoo mogelijk, eenigermate op te helderen , werden door den Heernbsp;II. C. VAN SETTEN, Apotheker aan ’s Rijks Vee-art-senijschool, op mijn verzoek, eenige scheikundigenbsp;proeven in het werk gesteld, waarvan de uitslagnbsp;niet onvermeld dient te blijven (‘). Dezelve hebben tot de navolgende besluiten geleid ; 1
Deze proeven werden op de navolgende wijze genomen:
Een gedeelte der longen van een longziek Rund werd, na vooraf in kleine stokken gesneden, cn in een linnen doeknbsp;te zijn gedaan, met behulp eener pers , van het bloed ontdaan. Het bloed, dat op deze wijze afvloeidc, was donkerbruin rood. He vaste deelen , welke in den doek waren
-ocr page 351-2“. Van het aldus door uitpersing verkregen bloed werden eene hoeveelheid van 0,50 kilogr,, alsmede eene hieraan gelijke hoeveelheid bloed van een gezond Rund , hetwelk opnbsp;de gewone wijze geslagt werd , en na van de vezelstoffe tenbsp;zijn bevrijd , elk afzonderlijk met een gelijk volumen eencrnbsp;verzadigde oplossing van zwavelzure soda in water vermengd ,nbsp;en in rust gesteld. Na 24 uren had zich in het mengselnbsp;van het uitgeperstc bloed genoegzaam geen zetsel gevormd ;nbsp;doch had het bovenstaande vocht slechts weinig van deszclfsnbsp;kleur verloren. In het mengsel van het gezonde bloed daarentegen had zich eene aanzienlijke hoeveelheid van een rood-aclitig zetsel gevormd , hetwelk bijna do helft van het volumen des geheelen mengsels bedroeg , terwijl het bovenstaande vocht bijna geheel doorschijnend en nog slechts weinignbsp;rood was,
3“. Ten einde het verschillend gehalte aan haematine met eenige benadering te kunnen bepalen, werd onderzocht, hoenbsp;veel chloor-water de bloedsoorteu zouden vorderen, om vannbsp;derzelvcr kleur te worden beroofd. Hiertoe werden twee malen 20 grammen chloor-water afgewogen. Bij eene dezer hoeveelheden werd van het bloed, door uitpersing verkregen ,nbsp;bij do andere van dat des gezonden Ruuds zoo lang ingedruppeld , totdat de laatst toegevoegdc druppel niet meernbsp;ontkleurd werd.
Nu bleek, dat de 20 grammen chloor-water in staat waren , om 6,5 grammen van het bloed uit de longen te ontkleuren , terwijl dezelfde hoeveelheid chloor-water zulks slechts vermogt te doen aan 0,(!3 grammen bloed van het gezondenbsp;Rund.
316
worden toegekend, daaraan blijkbaar y dat dit weefsel slecbts een geelachtig-roode kleur had behouden , nadat hetzelve door uitpersing van hetnbsp;bloed was ontdaan.
2°. Dat de bedoelde donkerbruinachtig-roode kleur geenszins kan geacht worden voorttevloeijennbsp;uit eene grootere hoeveelheid haemaline, welke hetnbsp;bloed, uit de zieke longen geperst, zoude bezitten : daar het uit de genomene proeven blijkt,nbsp;dat deze hoeveelheid geringer is, dan die , welkenbsp;in het onderzochte bloed van het gezonde Rundnbsp;werd gevonden. De Heer van setten merkt op,nbsp;dat, indien de kleur des bloeds alleen aan de hae-matine mag worden toegekend, men, blijkens denbsp;verschillende hoeveelheden chloor-water, welke be-noodigd zouden zijn geweest, om eene gelijke hoeveelheid der onderzochte bloedsoorten van derzel-ve roode kleur te berooven, zal kunnen berekenen,nbsp;dat dit beginsel in het, uit de longen geperste,nbsp;bloed tien malen minder bedraagt dan in het bloednbsp;van het gezonde Rund aanwezig was (’).
4“. Voorts werd het gewigt van beide bloedsoorten op een gelijk volumen bepaald, waarbij is gebleken, dat bet volumen bloed uit de longen van het lougzicke Rund eeu gewigtnbsp;had van 5351 grammen , dat van het gezonde Rund 6491nbsp;grammen.
(1) Volgens het onderzoek van den Heer von baümhacer , (ƒ. c. MULBER, Scheikundige Ondenoekingen , bladz. 521 ;nbsp;Zie hicrvoren bladz. 291) bevatte het, uit de hals-ader afgetapte , bloed van een longziek Rund in het begin der ziekte
-ocr page 353-317
3®. Dat, daar het soortelijk gewlgt van het uit-gepei’ste bloed bevonden werd geringer te zijn dan dat van het gezonde Rund, nadat hetzelve voorafnbsp;van vezelstoffe bevrijd was, de meerdere vloeibaarheid van het eerste niet slechts aan gemis vannbsp;vezelstoffe, maar bovendien aan de tegenwoordigheidnbsp;in hetzelve eener groote hoeveelheid water dan innbsp;het onderzochte bloed van het gezonde Rund moetnbsp;worden toegeschreven. Men zal dus, vooralsnog,nbsp;niet kunnen vaststellen, dat, terwijl het bloed bijnbsp;de onderwerpelijke ziekte in de longen, van des-zelfs sereuse deelen en fibrine grootendeels beroofdnbsp;wordt, de haematine in hetzelve in grootere hoeveelheid wordt teruggehouden, tenzij men mogtkunnennbsp;aannemen, dat deze stoffe zich reeds gedeeltelijknbsp;met het organisch weefsel zal hebben vcreenigd,nbsp;waardoor het niet meer vatbaar was, om met hetnbsp;bloed te worden uitgeperst, aan welk teruggeblevennbsp;gedeelte de geelachtig-roode kleur misschien kounbsp;worden toegeschreven, welke de uitgeperste zelfstandigheid der longen nog had behouden. Mogelijk kan het kleurend bloed-beginsel, bij de ver-eeniging met het weefsel, gedurende het leven,nbsp;eene scheikundige verandering hebben ondergaan,nbsp;waardoor hetzelve, als zoodanig, minder voor herkenning vatbaar blijft.
aanmerkelijk minder, in het laatste tijdperk van dczclrc, eene veel grootere hoeveelheid haematine dan het aderlijkenbsp;bloed van een gezond Rund.
-ocr page 354-Indien wij nu al de ziekelijke veranderingen overwegen, welke de inwendige ligcliaams-deelen,nbsp;bepaaldelijk die in de borsiliolte gelegen zijn, ondergaan, en zulks in verband tot de scheiding vannbsp;liet bloed in deszelfs naaste bestanddeelen, dan zalnbsp;men de Longziekte wel in haren aard voor eeneont-stekingsziekte moeten houden, welke zich vestigtnbsp;op ue longen, en de bekleedende vliezen, zoowelnbsp;de weivliezen, namelijk het borst- en uitwendignbsp;longvlies, en van het harte-zakje als het slijmvlies,nbsp;waarmede de luchtpijp en hare takverdeelingen inwendig bekleed zijn. Al deze deelen ondergaannbsp;eene ziekelijke verandering, welke als de onmiddellijke uitwerking van ontsteking zijn te beschouwen. Men zal zich toch wel geene doorzweetingnbsp;van plastische sloffe met de daaraan verbondenenbsp;gevolgen, zooals men die bij de Longziekte zietnbsp;plaats hebben, kunnen voorstellen, zonder een bepaalden trap van ontsteking aan te nemen, als denbsp;oorzaak van dit verschijnsel, en van de overigsnbsp;tegennatuurlijke voortbrengselen, hoedanige hierbijnbsp;geboren worden.
WAGENGEtD (’) en anderen met hem zijn van meening, dat de ontsteking derzelver begin zoudenbsp;nemen in het borstvlies, en zich van hier tot denbsp;longen zoude uitbreiden, waarop de door hen aan-genomene benaming van borstvlies-'longontsteking
|gt;) S. a. p. S. UT.
-ocr page 355-{pleuro~pneumonia) berust. Wij kuuueii ons met dit gevoelen niet wel vereenigen, daar liet onsnbsp;voorkomt, dat de ontsteking, zoo niet altijd , tochnbsp;in de meeste gevallen , in het weefsel der longennbsp;zelve haren oorsprong neemt, en zich van hiernbsp;tol de sti-aks genoemde vliezen voortzet. De ope-ningen toonen aan, dat, wanneer deze vliezigenbsp;deelen in een verdikten staat verkeei’en, de longennbsp;ook steeds zijn aangedaan, terwijl de laatste meermalen een meerderen of minderen trap van ontaarding kunnen hebben ondergaan, zonder dat nognbsp;verdikking der vliezen of onderlinge aaneengroeijingnbsp;van deelen wordt waargenomen. Zulks schijntnbsp;vooral ook ibevestigd te worden door de openin-gen, te Nijega verrigt, van de Runderen, welkenbsp;nog als gezond konden worden beschouwd ('). D''.nbsp;E. E. L.4PPE (^) houdt de Longziekte voor eene ge-
(') Men zie de beschrijvingen daarvan op bladz. 262—270, en wel der lijk-openingen van N». 9, 10, 12, 13 , 14, 13,nbsp;19, 20, 22, 23, 23, 29, 33, 34, 37, 38, 39, 40, 41,nbsp;42, 43, 47, 30, 31, 32, 33, 34 , 33, 36 , 37, 39 ,60,nbsp;61, 62, 63, waarbij de longen, in meerdere en mindere mate,nbsp;dé sporen van de beginnende Longziekte te kennen gaven,nbsp;zonder dat omtrent een dezer gevallen van de zickelijke aandoening der vliezige deelen gewag wordt gemaakt. Daar wij,nbsp;ten aanzien der Runderen, alwaar de laatste plaats vond, vannbsp;de ontaarding en zanicngroeijing dezer deelen de vermeldingnbsp;aantrcfïen, zal men niet mogen veronderstellen, dat zulks metnbsp;opzigt tot de overige, hier aangewezene, voorwerpen voorbijnbsp;is gezien. Verg. wijders de mcdedeelingen van den Vee-artsnbsp;bokkelkamp , bladz. 172 cn 173.
p) üeber die Lungenseuche des Bindviehs, Gottingen 1819 gt; vix nnd nebel , Zeitschrift, B. II. S. 371.
-ocr page 356-heel hij/iondei'e ziekle der longen, geenzins der •pleura, en wirth (') is mede van gevoelen, datnbsp;de ziekte altijd- in eene of meerdere plaatsen dernbsp;longen, zelden van beide , haar begin neemt.nbsp;Dikwijls, zegt hij, beslaat de ontaarding in hetnbsp;weefsel der longen slechts weinige punten, van denbsp;grootte eener erwt tot die van een hoender-ei,nbsp;welke rood en compact zijn, en die, doorgesnedennbsp;wordende, reeds eene gemarmerde snij-vlakte aanbieden , in welk geval dan nog geene of slechtsnbsp;eene geringe hoeveelheid plastische lyinpha op denbsp;oppervlakte is doorgezweet. Dikwerf daarentegennbsp;wordt het vierde of derde gedeelte , of zelfs denbsp;helft, van eene der longvleugels verhard, vergroot,nbsp;en uitwendig met eene laag plastische sloffe over •nbsp;togen, aangetroffen, zijnde het bekleedende longvliesnbsp;verdikt, en de ontaarde longi met het borstvliesnbsp;door zamengroeijing vereenigd. Tot deze zamen-groeijing der deelen kan de vergrooting en vermeerderde zwaarte der aangedane long, en de daardoor veroorzaakte drukking tegen de pleura, alsnbsp;ook tegen het mediastinurn en het diaphragma,nbsp;ongetwijfeld medewerken. Het is twijfelachtig ofnbsp;niet deze werktuigelijke drukking meermalen alsnbsp;de voorname oorzaak kan gehouden worden, datnbsp;in de laatstgenoemde deelen eene gelijksoortige ontsteking en doorzweeting, als in de longen en der-zelver bekleedend weivlies, worden opgewekt, daar.
s, w. S. 2M—29S, 301
{') teJirhich der Seuchm, u. cn 302.
-ocr page 357-gelijk BARTELS (') aanmerkt, de aanraking van de ontaarde deelen voldoende schijnt, om in gelijknamige weefsels eene gelijke veranderde werkingnbsp;voorttebrengen.
Niet zelden worden ook de watervaats-kliei'en rondom de luchtpijp , langs de aorta , en tusschennbsp;de longkwabben gelogen, aanmerkelijk vergroot,nbsp;verhard en ontaard aangetrofien, deelende dus medenbsp;in de doorzweetende ontsteking der overige weefsels.nbsp;Zulks heeft waarschijnlijk aanleiding gegeven, datnbsp;sommigen (’) de Longziekte voor eene ware se/'o-phulosis of eene oorspronkelijke ziekte van het stelsel der watervaten houden. Dit verschijnsel is echternbsp;te ontstandvastig, en kan, in verband beschouwdnbsp;tot de overige ziektekundige vei’anderingen, welkenbsp;bij de gestorvene of gedoode dieren worden aange-trolfen , naar ons oordeel, geen voldoenden grondnbsp;opleveren, om de Longziekte uit dit oogpunt te beschouwen, evenmin als wij dezelve voor eene primitievenbsp;ontsteking van het hart meenen te moeten houden (^).
Voorts komt nog de vraag in aanmerking, in welke bloedvaten de ontsteking, waarvan de doorgezweetenbsp;stoffen bet voortbrengsel zijn , oorspronkelijk ont-
(i) T. a. p. S. 49.
p; bahtels , (t. a. p.) 'svil de Longziekte schrophulöses Uruslleiden des Rindvielis genoemd helibcn , waarvan hij onderscheidene wijzigingen ca vormen aanneemt, als : schro-phuleus borstlijden zonder koorts, verbinding met ontsteking , enz.
p) Zie bladz. 310, in den noot.
IV. Deel. nbsp;nbsp;nbsp;23
-ocr page 358-slaat. Om hierop te nnlwoordeo, zullen wij een oog moeten vestigen op de inrigting der longen,nbsp;wat derzelver bloedvaten betreft. De ontleedkundenbsp;wijst een tweevoudig stelsel van bloedvaten in denbsp;longen aan, namelijk dat der longslagader ennbsp;longadei'en (arteria et venae pulmonales), en datnbsp;der luchtpijp-slagaderen (arteriae broncbiales).
De eerste dienen, om de eigenlijke verrigting der longen te volbrengen, het bloed aan de zuivering door de ademhaling bloot te stellen , en,nbsp;nadat het deze heeft ondergaan, hetzelve in dennbsp;algemeenen slagaderlijken bloedstroom terug te voeren. Deze vaten zijn dus, zoo niet in den streng-sten zin geheel, althans hoofdzakelijk , te beschouwen als slechts bestemd te zijn tot de doorvoeringnbsp;van het bloed door de longen. De luchtpijp-slaga-deren zijn bestemd tot de voeding der longen, denbsp;afscheiding van slijm en andere stoffen, welke tot hetnbsp;organische en dynamische leven van dit deel in eenenbsp;onmiddellijke betrekking staan (1). Uit deze laatste
De luchtpijp-slagadercn ontspruiten met twee of meerdere takken uit de achterste groote slagader (aorta posterior, desnendens), (gurlt , Anatomische Ahbildungon der Uaussdtige-thiere, Berlin 1843, Tab. 96 Fig. 2. N». 17. 17). Bij den mcnschnbsp;konieu somwijlen enkele takken der luchtpijp-slagaderen uit denbsp;inwendige mamslagader (arteria mammaria interna], uit denbsp;ondersleutelbeens-slagader (arteria suhclavia), of uit den bovensten tusschenribbigen tak [arteria intercostalis superior) dernbsp;groote slagader. (aiioEnaANvT und weber, Handbuch, u. s.nbsp;w. t. a. p. S. 203 ; ook B. III. S. 223). Mogelijk heeft zulks
-ocr page 359-slagaderen ontvangen niet alleen de luchtpijp, en de bronchien tot in derzelver fijnste verdeelingen,nbsp;ook de watervaatsklieren, de zenuwen, het celweefsel tusschen de longkwabbetjes gelegen, ennbsp;het bekleedend longvlies, maar ook de wandennbsp;der longslagaderen en aderen zelve derzelver vaten; de beide laatste namelijk als vasa vasorum.nbsp;Volgens sommigen echter laten de luchtpljp-slaga-deren zich niet lot aan de longblaasjes vervolgen , welke dus door het bloed der longslagadernbsp;zouden worden gevoed , hetwelk nu hier, door denbsp;ademhaling, daarvoor reeds geschikt is geworden (‘).nbsp;Het bloed der luchtpijp-slagader keert voor eennbsp;gedeelte niet door eigene aderlijke vaten, maar,nbsp;zoo het schijnt, door de longaders terug
Hierdoor hangt deze slagader, vooral door een 1 2
23*
ook nu cn dan bij de dieren plaats. Voor dat de luchtpijptakken zich in de zelfstandigheid der longen verbergen , geeft de arteria bronchialis aanmerkelijke takken af, dienbsp;zich onder de pleura pulmonalis verbergen. cn zich over donbsp;zelfstandigheid der longen uitbreiden , t. a. p.; gdri-t , t. a. p.
ntLDEBRANDI Und WEBER , B. tV, S. 203.
P) T. a. p. S. 206. » Wat de aders aangaat, welke het » bloed uit de dcelen, welke hetzelve uit de luchtpijp-slag-» ader hebben ontvangen, terug voeren, zoo is het zeer op-» merkelijk, dat dezelve zich, volgens de naauwkeurigc on-» derzockingen van Rüiscn , kaaü , en voornamelijk van reis-» SEisEN, in de longaders begeven, waardoor de luchtpijp-» slagader cenigc gelijkheid verkrijgt met de levcr-slagader ,nbsp;» die mede niet van eene eigene ader wordt vergezeld, gaandenbsp;» haar bloed ia do levcraders over.”
-ocr page 360-haar-vaten-net, met delongaders tezamen, en daar deze aders zelve onmiddellijk met de long-slagadersnbsp;door haar eigen vaatnet verbonden zijn , zoo word tnbsp;op deze wijze een zamenhaug tussclien al dezenbsp;vaten daargesteld ('). Waarschijnlijk bestaat ernbsp;buitendien ook nog eene onmiddellijke gemeenschapnbsp;tusschen de fijnste takken der meergemelde slagaderen zelve (^). Ofschoon dus beide slagaderennbsp;eene verschillende hoofdverrigting uitoefenen, zoonbsp;heeft er evenwel binnen de longen eene vereeni-giug plaats, waardoor dezelve elkander wederzijdsnbsp;tot een gemeenschappelijk doel ondersteunen.
Indien wij nu in aanmerking nemen, dat het bloed der longslagader onzuiver en aderlijk is,nbsp;wordende eerst in het fijnere vaatnet der longblaasjes gezuiverd en met nieuwe zuurstoffe bezwangerdterwijl de luchtpijp-slagaderen, welkenbsp;regtstreeks uit de groote slagader ontspruiten, ennbsp;derhalve geheel gezuiverd, en met zuurstoffe bedeeld, bloed bevatten, dan wordt het reeds hierdoor waarschijnlijk, dat het de laatstgenoemde slag-
(‘) T. a. p. S. 206.
(*) T. a. p. Het is merkwaardig, zegt hildebrandt , dat de long-slagaderen en luchtpijp-slagaderen, behalve doornbsp;den genoemden overgang der laatste in de long-aderen , ooknbsp;door groote , met het gewapende oog nog zigtbare , takken,nbsp;met elkander gemeenschap oefenen, haller en rejsseisennbsp;namen anastomosen waar tusschen de luchtpijp-slagaderennbsp;en long-slagaderen door pijpjes, welke Vs l'jn in de doorsnede hadden. Verg. B. lU, S. 226.
-ocr page 361-aderlijke vattn zijn , waarin de ontsteking het eerst geboi’en woi’dt. De uitbreiding, welke de ontsteking verkrijgt met de daaraan verbondene gevolgen , ter oorzake der doorzweeling, als daar zijn:nbsp;de verdikking der luchtpij’p, van bet longvliesnbsp;{jtleura pulmonalis) , der watervaatsklieren , vannbsp;het hartezakje (‘), en zelfs van het borstvliesnbsp;{pleura costalis), schijnt mede hier voor te pleiten , daar deze deelen regtstreeks takken van denbsp;luchtpijp-slagaderen ontvangen, of vaten, welkenbsp;met dezelve in eene naauwe betrekking staan,nbsp;terwijl sommige dezer deelen van alle dadelijkenbsp;gemeenschap met de vaten van het eigenhjke zui-verings stelsel verstoken zijn.
Wy meenen dus te mogen aannemen , dat de Longziekte in hare geboorte voor eene ontsteking vannbsp;de fijnere takken der luchtpijp-slagaderen te houden is. Misschien is dezelve in hare eerste ontwikkeling hoofdzakelijk als eene ware bronohilis te beschouwen. Als zoodanig kan dezelve echter niet langnbsp;blijven bestaan ; maar moet de ontsteking zich aannbsp;het gebeele longweefsel, en, door de meervoudigenbsp;vereenigingen met de longslagaderlijke vaten , ooknbsp;aan deze mededeelen: in welke laatste nu voortsop-hooping , stilstand van bloed, verstopping endoor-
(’) Dc arieriae- hronchiales staan met dc slagaderlijke vaten van het pet icardium, en voorts met de bovenste tussclien-ribbige slagaderen in gemeenschap; niLDËJlRANDi , B. Ilt.nbsp;S. 223,
-ocr page 362-zweeting moeten geboren worden. Er ontstaat dus al spoedig een gecompliceerde ontstekingstoestandnbsp;der beide vaatstelsels , waarin de geheele zelfstan -digheid der longen deelt, zoo ver namelijk als denbsp;ontsteking zich uitbreidt, waardoor dezelve ongeschikt worden voor de bloedzuivering en het onderhouden van den omloop, terwijl ook de eenzijdig verharde long-kwabbe, door vergrooting dernbsp;massa en gewigts-vermeerdering, op eene werktuigelijke wijze, tegen den borstwand , het hart, hetnbsp;middelschot, en de tegenovergestelde long moetnbsp;drukken, en hierdoor tot ziektekundige ontaardin-gen dezer deelen en storing van derzelver ver-rigting aanleiding geven.
'Ik
Welk karakter bezit de Longziekte ? Dat is , behoort dezelve tot de acAieve of passieve, tot denbsp;acute of cAromsc/te ontstekingen? Ook hieromtrentnbsp;zijn de gevoelens niet eenstemmig. Sommigennbsp;kennen haar een stenisch, anderen een asthenischnbsp;karakter toe, en onderscheiden eene acute, chronische, synocheuse, tijpheuse, en septische oi rotachtige Longziekte. Wij erkennen gaarne, datnbsp;dusdanige onderscheidingen, uit een zuiver pathologisch oogpunt beschouwd, gegrond kunnen zijn,nbsp;en dat dezelve eene wetenschappelijke waarde bezitten. Dan het is veelal moeijelijk de onderkenning dezer karakters bij de zieke voorwerpen,
-ocr page 363-door vaste kenmerken, te bepalen, ten einde tle-zelve in practische toepassing te brengen.
naar de indivi
Voorzeker kan de Longziekte
duele, jeugdige en krachtvolle, ligchaamsgesteldheid der dieren, naar den invloed der saizoenen, en.nbsp;andere leefregelkundige omstandigheden , waarondernbsp;zij verkeeren, hoedanige invloeden tot eene verhoogde levens-werkzaamheid van het bloedvaat-en zenuw-gestel aanleiding, kunnen, geven, eennbsp;stenisch karakter aannemen , waardoor zij dan ooknbsp;een meer snel beloop of eenen acuten vorm verkrijgt, Dan wij meenen , dat de ontsteking op zichnbsp;zelve, waarin het wezen der Longziekte gegrondnbsp;is, in het algemeen meer van een passieven dannbsp;van een aciieven aard moet worden beschouwd.nbsp;Wij leiden zulks af uit de langzame , onmerkbare ,nbsp;en verborgene ontwikkeling der ziekte, waaronder denbsp;tegennatuurlijke veranderingen in de weefsels tot eennbsp;aaumerkelijken trap worden voorlgebragt, zondernbsp;dat er zich kenbare uitwendige verschijnselen vertoo-nen. Hiertoe worden veelal, zooals wij gezien hebben, meerdere weken, ja somwijlen zelfs maanden,nbsp;besteed. Er heeft, gedurende al dien tijd, geenenbsp;kennelijke algemeene reactie op het vaatgestel plaats,nbsp;van hoedanige de ware aolieve ontstekingen steedsnbsp;vergezeld gaan ; er worden geene koortsige bewegingen waargenomen; de eetlust, spijs ver leering,nbsp;en al de overige verrigtingen gaan , althans schijnbaar, nog ten eenernaJe ongestoord , derzelver gewonen gang. In de ademhaling zelve worden nog
-ocr page 364-weinige afwijkende verschijnselen, behalve, in vele gevallen , een steeds terugkeerende hoest opgernerkt.nbsp;Deze toestand duurt voort, totdat de desorganisatienbsp;der longen eene dusdanige uitbreiding heeft verkregen, dat zij voor de ademhaling en bloedzui-vering meer en meer ongeschikt worden , waarvannbsp;de invloed zich nu op de geheele dierlijke bewerktuiging doel gevoelen.
Nu breekt het tweede of openbare tijdperk aan. Er ontstaan versnelde en moeijelijke ademhaling,nbsp;meerdere benaauwdheid , uitvloeijing van slijm uitnbsp;den neus, bonzende hartslag, siddering en koortsnbsp;enz., in één woord, al die verschijnselen, welkenbsp;te kennen geven, dat de plaatselijke ziekte dernbsp;borst-organen tot cene hooge mate is gestegen, ennbsp;waarmede dan nu ook reeds storingen in anderenbsp;verrigtingen, bepaaldelijk in de verteerings-werk-tuigen, gepaard gaan.
Deze toestand wordt algemeen gehouden voor hel begin der Longziekte, terwijl dezelve inderdaadnbsp;te beschouwen is als de uitwerking der reeds volkomen gevestigde desorganisatie, welke zich bedektelijk heeft gevormd. De koorts, welke nu wordtnbsp;opgewekt, is geenszins de uitwerking der reactie opnbsp;het algemeene vaatgestel, aan de primitieve ontste-kings-proces verbonden, maar veeleer het gevolgnbsp;van het, lot een hoogen trap geklommen , plaatselijk lijden der borst-organen, en der daaruit ontstaande verstoringen in de geheele dierlijke huis-
-ocr page 365-liouding
('). Dezelve is liler een secondaii' verschijnsel, even als bij vele andere plaatselijke, hetzij uitwendige , hetzij inwendige, gebreken, b. v. bij chronische onlaardingen der lever , milt, nieren , enz, of bij parasitische voortbrengselen , namelijk den kanker , fungus meduUaris, fungusnbsp;haemalodes, de melanose en soortgelijke, eenenbsp;symptomatische koorts wordt voortgebragt.
Zoodanige trage en heimelijk voorlgaande ontwikkeling der ziektekundige veranderingen strookt voorzeker weinig met de verschijnselen, welke eenenbsp;ware acute ontsteking aan zich verbindt, maarnbsp;komt geheel overeen met die , welke de chronischenbsp;en passieve ontstekingen in het algemeen kenmerken.
De ontsteking bij de Longziekte neemt derzelver uitgang bij voorkeur in doorzweeting, en zulksnbsp;toont aan , dat zij geenszins die hoogere trappennbsp;verkrijgt, welke gevorderd Worden, om tot veret-tering of versterf over te gaan. Eenigen willen,nbsp;dat bij de Longziekte riiinmer ware etter zoudenbsp;worden aangeti’olfen (“). Zulks schijnt echter nietnbsp;zonder voorbeeld te zijn, zijnde ook enkele malennbsp;bevonden, dat er, behalve de gewone verharding,
(‘) siEiGEii, (Zie Zeitschrift van vix und nebel . B. IV. S. 93) en von AliPAcn AüF Gkünfelden (die Lungenfdule desnbsp;Rindviehes, Rest 1819 , S. 7) houden met andere sshrijversnbsp;deze koorts medo voor symtomatisch.
(®) FBANQUE, (Magazijn , D. UI, S. 126).
versterf van een gedeelte der longen plaats had , ten bewijze, dat de ontsteking in onderscheidenenbsp;gedeelten van, hetzelfde weefsel, naarmate van haren geringeren of sterkeren trap, verschillendenbsp;uitgangen kan aannemen. Men zal hiei’bij echternbsp;onder het oog dienen te houden, dat de Long'nbsp;ziekte zoodanige Runderen kan overvallen, die aannbsp;andere verouderde long-gebreken lijden, welke reedsnbsp;vroeger tot ettervorming of dreigend versterf aanleiding hebben gegeven, en w^elke uitgangen dusnbsp;niet tot de uitwerking der Longziekte, als zoodanig, kunnen behooren.
In sommige gevallen vormt zich om het verharde gedeelte der long een vlies, waardoor het ontaardenbsp;gedeelte, als in eene beurs, wordt ingesloten, waarinnbsp;betzelve als tot eene graauwe, drooge, wrijfbarenbsp;zelfstandigheid uitdroogt, waarmede de dieren eennbsp;lijd lang, als schijnbaar hersteld, kunnen Voortleven.
Meermalen gebeurt het, dat binnen de gehepa-tiseerde longen van zoogenaamde herstelde Runderen , indien deze vroeger of later worden geslagt, of ook , somwijlen onverwacht, sterven , aanmerkelijke etterzakken worden aangetrolTen. Deze zijnnbsp;veeleer te beschouw'en als de uitwerking eener, later op nieuw, in zoodanige ziekelijkgeblevene longen, opgewekte ontsteking, dan dat dezelve tot denbsp;primitieve ontsteking, welke als de oorzaak dernbsp;verharding is te houden, zoude behooren. Zoodanige etterverzamelingen toch treft men ook meermalen aan in andere ontaarde deelen, b. v. in
-ocr page 367-zeer gedegenereerde klieren, in de sarcocele, in beursgezwellen , in liggers , enz.
Met uitzondering dan der omstandigheden , waaronder de Longziekte een sthenisch karakternbsp;en acuut beloop kan aannemen — waartoe mennbsp;ook nog hare complicatie met bet Miltvuur magnbsp;rekenen— bonden wij het daarvoor, dat de ziektenbsp;in hare meest gewone gedaante gegrond is in eenenbsp;chronische ontsteking der lozigen, welke, hoewelnbsp;niet van het begin, maar, gedurende hare verderenbsp;ontwikkeling, en somwijlen vrij spoedig, ccn.passiefnbsp;karakter verkrijgt, De ongunstige uitwerkingen, welkenbsp;men bij ons vrij algemeen van eene streng ontste-kingwerende geneeswijze, bepaaldelijk van sterkenbsp;bloedsontlastingen, in de gevorderde tijdperken dernbsp;ziekte, heeft ondervonden, komen met deze beschouwing overeen. En eindelijk mogen wij nietnbsp;onopgemerkt laten, dat, voor zoo ver de Longziektenbsp;in ver de meeste gevallen door besmetting wordtnbsp;voortgebragt, de ontsteking geenszins het gevolg isnbsp;eener, in zich zelve verhoogde, werking der levenskracht bij het dier, maar af hangt van de terugwerking op eenen vreemden prikkel, namelijk de smet-stolfe, hoedanige ontstekingen men gewoon is on-%uivere {mflammationes impuraé) te noemen (‘).
ziet men bij andere besmeitelijke ziekten, als daar ïijn : de Runderpest, Schaapspokken , de kwaden Droes ,nbsp;de Dolle-honds-heet, en soortgelijke , bijzonder gewijzigdenbsp;ontstckings-verschijnselen plaats hebben , als het gevolg dernbsp;terugwerking op het aangebragte contagium; hoedanige ontstekingen mede van een onzuiveren aard zyn.
-ocr page 368-Uit dit oogpunt beschouwd , zal de Longziekte, overeenkomstig haren aard en karakter, kunnen ennbsp;hehooren te worden gehouden voor eene slependenbsp;longontsteking , welke lot door%weeting overgaatnbsp;(pneumonia chronica exsudativa), en die, in eennbsp;eenigains gevorderden trap, %ich tot de vlie~nbsp;%iye deden en de klieren der borstholte uit-breidt (‘). Kortheidslialve zal men den naam van
(‘) BOJAXDS, (Anleitung zur Kenntnis und Behandluug der wiclitichstcn Seuchen unter den Ilauslhiercu , Urenanbsp;und Leipzig, 1820. S. 157), wagenfeld (t. a. p. S. 118),nbsp;en vele andere Duitschc Voe-artsenijkuudigen beschouwen denbsp;Longziekte mede als eene ontstekings-ziekte , welke vooralnbsp;geneigd is tot den uitgang in doorzwectiog, hoewel over denbsp;opwekkende oorzaken en den besmcttendeu aard der ziektenbsp;vcrschiliende gevoelens omhelzende. Anderen houden de ziektenbsp;gegrond te zijn in een slaphcids-toestaud , verlamming of ady-namie, der longen, kouber , {Annalen der Landwirtschaft,nbsp;u. s. W. , B. lU. S. 325), wil, dat de vatbaarheid voor denbsp;ziekte gelegen is in eene zickelijke verandering der, aan donbsp;longen eigene, contractiliteit en expansibiliteit, en dat dezelvenbsp;in het algemeen berust in eene directe of indirecte zwakheidnbsp;Van de werktuigen der ademhaling. Nog anderen noemen denbsp;ziekte rottige of brandige Longziekte {Lüngenfdule, Lungen-brand). Vermits echter bij deze ziekte in haren oorsprong geenonbsp;neiging tot ontbinding of versterf, maar veeleer tot vermeerdering van zamenliang en vastwording der weefsels wordtnbsp;waargenomen, zijn deze benamingen voorzeker niet zeer gepast, om den aard der ziekte nit te drukken. De verschijnselen van ontbinding , welke in het laatste tijdperk dernbsp;ziekte plaats hebben, zijn als gevolgelijk te beschouwen, zoo-als bij elke andere ziekte, ten gevolge van uitputting cn le-vensverzwakkiug, zoodanige toestand algemeen geboren wordt.
-ocr page 369-Lutujeiekle kuunen behouden, als wordende hieronder- thans algemeen bepaaldelijk de ziekte verstaan, waarover hier gehandeld wordt, in onderscheiding van andere ziekten, waardoor de longen insgelijks worden aangedaan, en welke dus metnbsp;hetzelfde regt Longziekten, zullen kunnen genoemdnbsp;wordeiii
Uit de ziektekundige veranderingen, welke in de opgemelde deelen, ten gevolge der plastischenbsp;doorzweeting, worden voortgebragt, zullen de overige verschijnselen, die de ziekte somwijlen vergezellen, en de ziekelijke gesteldheid, welke, hoewelnbsp;min standvastig, in afgelegene deelen, b. v. innbsp;de buiks-ingewanden, wordt waargenomen, kunnen worden opgehelderd. Daar toch de ademhaling , de bloeds-omloop, en het bloed zelf opnbsp;zoodanige wijze van derzelver natuurlijke gesteldheid afwijken, als bier plaats beeft, zullen wel denbsp;overige verriglingen, en bepaaldelijk ook de voeding, niet in den normalen staat kunnen voortduren , maar in wanorde moeten geraken; doornbsp;welken toestand de dood der aangetaste voorwerpen gewisselijk verhaast wordt. Wij zullen dit nietnbsp;uitvoerig behoeven aan te toonen. Het moge genoeg zijn te doen opmerken, dat de hier bedoelde
Dit kan echter ,geen grond oplevcrcn , om aan de ziekte, gedurende haar primitief ontstaan en het gehcele beloop , eennbsp;rolacbtig karakter toe te kennen, en daarnaar haren naamnbsp;te bepalen.
-ocr page 370-storingen deels faet ontniddellijk gevolg moeien zijn van de verkeerde menging, welke het bloed , tennbsp;gevolge der sereuse en plastische doorzvveeting innbsp;de borstholte ondergaat, waardoor het voor de overige afscheidingen minder geschikt wordt gemaakt,nbsp;deels van het dynamisch of sjmpatisch verband ,nbsp;hetwelk er bestaat tusschen de deelen indebuiks-en borstholte gelegen , door de long-maag-zenuwennbsp;en de groote medelijdende zenuwen, waaruit mennbsp;gemakkelijk de ontstekingaclitige aandoeningen kannbsp;verklaren , welke meermalen in de buiks-ingewanden worden aangetroffen (‘). Somwijlen vindt mennbsp;de galblaas sterk met gal opgevuld , welke doorgaans mede van hare natuurlijke hoedanigheid afwijkt. Zal men niet mogen aannemen, dat, naarmate de longen meer voor derzelver vei’rigtingnbsp;ongeschikt worden, de lever tot eene verhoogdenbsp;werkzaamheid zal worden opgewekt , om meer 1
Magazijn, B. III. bladz. 124.
Op dezelfde wijze ziet men bij teringachtige mcuschclijke lijders meermalen in de werktuigen der spijsvertering , namelijk in de maag , de darmbuis cu de lever, ziekte-ver-schijnselen ontstaan, welke zullen moeten worden toegeschreven aan het medegevoel of den zamenhang dezer dee-Icn, door de dwalende zenuwen , met de longen. welke zenuwen bij de ziekelijke gesteldheid der laatste veelal doornbsp;ontsteking en ontaarding zijn aangedaan. (Zie Schroedernbsp;VAN DER KOEK , Observationes palhol. p. 84—86). Bij , aannbsp;de longtering gestorvenen, wordt de lever somwijlen zeernbsp;vergroot aangetroffen j t. a. p. bladz. 88.
-ocr page 371-koolstofle, als een hoofdbestanddeel der gal uitmakende, van het bloed af te scheiden?
Men neemt veeltijds waar, dat de niet door verharding aangedane long slap, bleeker dan gewoonlijk , en ingekrompen is. Dit zal kunnennbsp;worden afgeleid, deels uit de verminderde uitzetting , waarvoor de geheele borstkas eindelijk vatbaar wordt, indien aan de tegenovergestelde zijdenbsp;zamengroeijing der longen met den borstwand ennbsp;ook met het middelrif plaats heeft, als waardoornbsp;de beweging der ribben wordt beperkt, en dus denbsp;gezonde long-kwabbe insgelijks eene geringere hoeveelheid lucht moet ontvangen , wordende dezelvenbsp;nu slechts onvolkomen uitgezet. Ook moeten de afnemende aan voer van bloed in de gevorderde ziektenbsp;en tevens de drukking der vergroote en ontaardenbsp;loDg-kwabben tegen de niet aangedane tot de gestoorde voeding der laatste medewerken.
Somwijlen sterven de longzieke Runderen langzaam , en aan uitputting van krachten, terwijl de ziekte dan inderdaad een typheus karakter kan hebben aangenomen. Meermalen vallen zij onverwacht,nbsp;als door eene beroerte getroffen, neder , hetwelknbsp;vooral plaats heeft, wanneer er ophooping vannbsp;bloed in de hersenen, ontsteking der hersenvliezen , uitstorting van water binnen den schedel, ennbsp;in de holte van het ruggemerg, welke almede alsnbsp;onmiddellijke of secondaire uitwerkingen van den beletten bloeds-omloop door de longen moeten woi’dennbsp;beschouwd, zijn voortgebragt, terwijl op andere tij-
-ocr page 372-den, en wel in de meeste gevallen , eene langzame verstikking, wegens gebrek aan denoodige hoeveel-lieid lucht, voor de naaste oorzaak des doods is tenbsp;houden. Niet zelden werken deze oorzaken, waarvannbsp;ieder op zich zelve voldoende is, om het levennbsp;spoedig of langzaam uit te blusschen, te zamen.
De geringe storing , welke, gedurende het verborgen tijdperk, zelfs in de verrigting der ademhaling , w'ordt waargenomen, zal aan den tragen voortgang der ontsteking, en het langzaam ontstaan-der bewuste longontaardingen moeten wordennbsp;toegeschreven. Zulks bewijst echter tevens, datnbsp;met de ontsteking geene groote mate van plaatselijknbsp;verhoogde gevoeligheid gepaard gaat. Hoewel hetnbsp;strottenhoofd en de luchtpijp , tot eene zekere uitgebreidheid , met eene sterke mate van gevoel begaafdnbsp;zijn, schijnt hetzelve in de fijnere takverdeelingennbsp;der bronchien meer af te nemen, terwijl aan de pa-rencliymateuse zelfstandigheid op zich zelve slechtsnbsp;geringe gevoeligheid mag worden toegekend (‘).
(') j, c. toDER, Anfangsgrunde der physiohgischen An-thropologie, Wcimar 1800 , S. 118.
De geringe gevoeligheid der longen blijkt onder anderen daaruit, dat bij menschelijke lijders, die hun gevoel doornbsp;woorden kunnen uitdrukken, aanmerkelijke etterzakken ennbsp;ontaardingen kunnen bestaan, zonder dat dezelve zware pijnen aan zich verbinden. De eigenlijke longontsteking gaatnbsp;met gevoel van drukking cu met benaauwdheid , geenszinsnbsp;met eene daaraan geevenredigde pyn , gepaard.
-ocr page 373-Wij kunnen, wat de van-zelf-ontwikkeling der Longziekte betreft, niet bepalen, welke inwendigenbsp;gesteldheid der Runderen tot dezelve voorbeschiktnbsp;maakt, noch welke aanleidende oorzaken daartoenbsp;onmiddellijk medewerken, vermits deze, zoo alsnbsp;wij gezien hebben, tot dus ver, ten eenemalenbsp;onbekend zijn. Het is wel niet geheel onwaarschijnlijk , dat eene vooraf bestaande verkeerdenbsp;bloed-menging hiertoe kan medewerken , hetzijnbsp;dezelve aan het nuttigen van te veel of te krachtignbsp;voedsel, of welligt aan bijzondere soorten van voedsel (‘), of aan eene gebrekkige vertering en chijl-
Voorts komt, ten aanzien der geringe uitwendige verschijn-seleu, welke met de Longziekte, gedurende een zekeren tijd, in aanmerking, dat de werkzaamheid der longen, niet,nbsp;gelijk bij bet Paard en andere dieren, door sterke beweging,nbsp;bij afwisseling wordt aangezet, maar meer gelijkmatig voortgaat. Moest het longzickc Ruud zich , even als het Paard,nbsp;van tijd tot tijd sterk bewegen , zoo zou de voortgang dernbsp;ziekte hierdoor in haren loop natuurlijk versneld worden,nbsp;en de dood spoediger moeten volgen. Mij zijn dan ooknbsp;voorbeelden bekend, dal zoodanige Runderen, die, op dennbsp;stal slaande, nog geenszins den dood naby schenen ta zijn,nbsp;echter bij het vervoeren weldra nedervielen en stierven.
(®) Wij hebben reeds vroeger van eene en andere oorzaken gewag gemaakt , waaraan de Longziekte door sommigennbsp;wórdt toegekend. Hiertoe kan men ook nog brengen de TFafcr-jpeper [Pubjgonwm JJydropiper), welke plant door D'', kversnbsp;vooral als oorzaak derzclve wordt beschuldigd. Zij ontstond,nbsp;onder het Rundvee ccuer Gemeente, op ecu stuk land , waarinnbsp;veel water-peper groeide, en welke voor de eerste maal doornbsp;hetzelve werd afgeweid, in zulk eenen hevigen trap, dat
'Ó^S
bereiding op zich zelve moet worden toegeschre-ven; zoodat dus de eerste of grond •oorzaak in cene gebrekkige assimilatie zou kunnen wordennbsp;gezocht, even alsquot; sommige andere ongesteldhedennbsp;der dieren, met name de paariziekte, de been-breekziekte, de vorming van steenen in de pis-wegen , misschien ook het bloedpissen oorspronkelijknbsp;mede in gebreken der spijsvertering of gastrischenbsp;oorzaken gelegen schijnen. Bijkomende uitwendigenbsp;invloeden , als het vatten van koude, en anderenbsp;weersgesteldheden, die prikkelend, of wel verslappend op de longen werken, kunnen welligthetnbsp;hunne toebrengen, om aan de ziekte den bepaaldennbsp;vorm van Longziekte te geven; wij meenen dit echter voor als nog niet anders dan voor eene blootenbsp;veronderstelling te mogen houden, welke echter innbsp;zoo ver overweging verdient, als bij velen sommigenbsp;voedings-wijzen, in verband tot de plaatselijk opnbsp;de longen werkende , leefregelkundige invloeden ,nbsp;vooral das weders, steeds onder de verdenkingnbsp;de helft der kudde daaraan verloren ging. Be ziekte wasnbsp;hier te voren onbekend. Door gemelden schrijver wordt ooknbsp;deze plant opgegeven, als dikwijls de eenige oorzaak uilma-kende van het bloedpissen, het bloedmelken, en andere gevaarlijke ziekten van het Rundvee, welke in eene overmaat vannbsp;voeding gegrond zijn , als daar zijn : spek-geztvellen , en denbsp;paarlrtiekle , (hering , Repertorium, B. V. S. 87 , bij uittreksel uit het Magasin von Reobachtungen md Erfahrungennbsp;ms dem Gebist der Zuohtungs-, Gesundheits- , Erhaltungs-.nbsp;und Heilkunde der Uausthiere. Erstcr Jahrgang , Berlin 1842,nbsp;von D'. F. A. KIJKRS.
-ocr page 375-Llyven tot de van-zelf-ontwililieling der ziekte aanleiding te geven ('). Ontstaat dezelve nu op deze wijze, dan zal men moeten aannemen, dat ereenenbsp;algemeene ziekelijke gesteldheid moet voorafgaan,nbsp;vóór dat de longen door ontsteking worden aangedaan , op zoodanige wijze, als waardoor de ziektenbsp;den haar eigen vorm verkrijgtnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Wordt de
Longziekte door besmetting voortgebragt, dan zullen de plaatselijke ontsteking en ontaarding der borstorganen als de grondoorzaak van het opvolgend algemeen lijden moeten worden beschouwd.
Wij zijn dus buiten staat, om eene nadere opheldering te geven , ten aanzien der vatbaarheid van het Rund voor de Longziekte, dan dat dezelve gelegen is in de eigene stoffelijke en djna-
-ocr page 376-misclie eigenschappen, welke aan dit diei' bij uitsluiting of voorkeni’ eigen zijn, die wij niet van nabij kennen, evenmin als wij een ander antvvoordnbsp;kunnen geven op de vragen, waarom in het algemeen elk dier-geslacht of soort aan bijzonderenbsp;ziekten onderworpen is, b. v. het Paard aan dennbsp;droes , het Schaap , het Varken, de Koe enz.nbsp;aan derzelver eigene pok- en andere ziekten, denbsp;Hond aan de dolheid, welke ziekten bij hen doornbsp;van-zelf-ontwikkeling geboren worden, en waarvannbsp;sommige een wederkeerig besmettend vermogen opnbsp;meei-dere diergeslachten uitoefenen, terwijl dezenbsp;eigenschap zich , ten aanzien van andere, tot eennbsp;enkel geslacht of soort bepaalt, zooals zulks ondernbsp;anderen met de Piundei’pest het geval is.
Meerdere zekerheid bezitten wij omtrent de besmettelijke hoedanigheid der Longziekte, en dit leidt ons tot de overweging van eenige hoofdeigenschappen der smetstoife en hare werking,nbsp;voor zoo ver namelijk wij die uit de ondervindingnbsp;kunnen nagaan.
Hier ontstaat in de eerste plaats de vraag; op welke wijze werkt het coniagium in de longen,nbsp;waardoor de ontsteking en doorzweeting wordennbsp;voortgebragt ? Werkt hetzelve, als een prikkelende beginsel, onmiddellijk op de bloedvaten dernbsp;longen, waardoor in dezelve de bepaalde ontste-
-ocr page 377-tings-proces wordt opgewekt, of oefent de smet-stofFe haren eersten en onuiiddellijken invloed uit op de zenuwen dezer deelen , waarvan de ontsteking de secondaire uitwerking is, of eindelijk,nbsp;dringt misschien het contagium , hij wijze vannbsp;opsloi'ping, door de vaatwanden tot in het bloednbsp;door, waardoor de menging en zamenhang vannbsp;deszelfs bestanddeelen, op een scheikundige wijze,nbsp;worden veranderd? Wij moeten betuigen, dat wijnbsp;ons voor als nog buiten staat gevoelen hieromtrentnbsp;eene volledige uitspraak te doen. Misschien kunnen uit de bevindingen , dat de long-maag-zenu-wen , de tusschenribbige , de strottenhoofds- , denbsp;tong- en tongzwelgkeels-zenuwen bij de Longziektenbsp;aanmerkelijke ziekelijke verandei-ingen ondergaan ,nbsp;welke vroeger (*) zijn aangewezen , gronden wordennbsp;afgeleid voor den nerveusen oorsprong en aard dennbsp;ontsteking , gelijk dezelve ook daarvoor door sommigen wordt gehouden, wirth (quot;) houdt dezelve voornbsp;eene neuro-phlogosis, of zenuwachtige ontsteking,nbsp;doch hij spreekt geenszins van eenige ziekelijke verandering der bovengenoemde zenuwen zelve. Daar denbsp;nasporingen nog te weinig op dit onderwerp gerigtnbsp;zijn geworden, zoo staan de deswege verkregenenbsp;waarnemingen te veel op zich zelve, om daaruitnbsp;vooreerst een voldoend besluit te kunnen trekken.nbsp;Ook verdienen de longzenuwen {nervi pulmonales)
(‘) Bladz. 219—233.
(¦*) T. a. [). bladï. 302.
-ocr page 378-zelve nader te worden onderzocht. Wij voor ons zouden, voor als nog, van gevoelen zijn, dat de ziekelijke gesteldheid der eerstbedoelde zenuwen , en de daarmede in verband staande verschijnselen, welke innbsp;de hersenen en het ruggemerg worden waargenomen (‘) , moeten beschouwd worden de uitwerking tenbsp;zijn der aandoening van de zenuwen, welke in denbsp;zelfstandigheid der longen verspreid zijn, die ongetwijfeld in de ontsteking der massa moeten deelen.nbsp;Wij meenen dus, dat de tegennatuurlijke gesteldheid der zenuwen, buiten deze zelfstandigheid dernbsp;longen gelegen, veeleer als het gevolg en eene uitbreiding van die der eigenlijke longzenuwen is tenbsp;houden, dan dat de ontsteking der longen in eennbsp;primitieven ziekelijken toestand der genoemde hoofdzenuwen , namelijk van de long-maag-zenuwen ennbsp;groote medelijdende zenuwen, zal kunnen wordennbsp;gezocht. Te meer zouden wij tot dit gevoelen overhellen , dewijl het uit de bevindingen bij niensche-lijke lijders, welke hier ter ophelderende vei-gelijkingnbsp;kunnen dienen , blijkt, dat de longzenuwen meermalen , bij ziekelijke gesteldheden der longen , aannbsp;ontsteking en aanmerkelijke ontaardingen onderworpen zijn (*).
(') Bladz. 227.
(2) SCHROF.DER VAN DEtt KOLK , (1. C. pOg. 83) Zag , bij Ct-terzakkcn ia de longen, do lougzenuwea, zijnde lakkeu vau de' long-inaag-zcnuwen , meermalen ontstoken en verdikt,nbsp;zoodat dezelve opgespoten zijnde, overvloedige vaten toondennbsp;te bezitUn, en zidi door eene roode kleur endersebeiddeu.
-ocr page 379-Hij haalt de getuigenis aan van swan {Observations on some points relating to the Anatomy , Physiology , and Pathologynbsp;of the nervous Systhem), die in teringachtigcn den nervusnbsp;vagus dikwijls aangedaan en ontaard vond. Gemelde Hoog-leeraar zag deze zenuw dan eens meer rood, dan dikker dannbsp;gewoonlijk , en dan wederom volstrekt niet aangedaan,nbsp;waaruit hij dus niets zekers meent te kunnen besluiten,
De zenuwen, welke zich door de longen verspreiden , zijn grootendeels takken- van de long raaag-zenuwen. De grootenbsp;tusschenribbige zenuw geeft slechts aan dezelve weinigenbsp;draden. (uiLDEiiBANU, t. a. p. B. IV. S. 208). Men zalnbsp;omtrent den zameuhang der long-maag-zenuw met de tusschenribbige en de overige bovengenoemde zenuwen , waaruitnbsp;voorzeker veel ter verklaring van de hier bedoelde verschijnselen, kan worden afgeleid , kunnen raadplegen, het hoogstnbsp;belangrijke werk van f. n. biuder ea a. vv. volksiann. Disnbsp;Sebstiindigheit des sympalhischen Nervensysthems durch anatomische XJntersuchungen nachgewiesen, Nebst 3 Kupfeltafeln ,,nbsp;Leipzig 1842, S. 51. n. w.
Nopens dit onderwerp werd, door de Hollandsehe Maatschappij der Wetenschappen te Haarlem , in 1840, de volgende prijsvraag uitgeschreveu, -welke tot dus ver onbeantwoord is gebleven. (Men zie den Algemeenen Jtonst- en letterbode van 1842, Nquot;. 27):
» Ofschoon de hcerschende en besmettende Longziekte,, welke DU sedert 1833 in ons land , onder gestadige uitbreiding , onder het Rundvee heeft bestaan , en steeds voortduurt, in hare verschijnselen, wanneer zij zich tot een zekeren trap heeft ontwikkeld , alsmede wat derzelver beloop betreft , en de eigenaardige veranderingen, welke de dceleu ,nbsp;in de borstholte gelegen, bovenal de longen , daarbij ondergaan, zoowel uit vele buitenlandsche, voorat Duitscho, Vee-artsenijkuudige Schriften , als uit de waarnemingen daarom-
-ocr page 380-* nbsp;nbsp;nbsp;meer bepaaldelijk de zelfstandigheid der longen hierbij on-» dergaan, waardoor de ziekte , als zoodanig , wordt geken-» merkt; dat wijders worde nagegaan, hoe die tegennatuur-
* nbsp;nbsp;nbsp;lijke verandering geboren wordt en haren voortgang neemt;
» waarbij in aanmerking komt de vraag : Is dezelve te he-1) schouwen als het ge'olg eencr gewone oorspronkelijke cn B ware ontsteking dezer deelen; welke met plastische ennbsp;» meestal tevens met serevse doorzwecting gepaard gaat, en
-ocr page 381-» Bestaan er voldoende redenen, om aan te nemen, dat » de Longziekte , zoo als dezelve thans in Nederland heerscht,nbsp;» voor eene van buitenslands tot ons overgebragte Vee-ziektenbsp;» moet worden gehouden, die zich alleen door de overdra-» ging hater smetstoffe onderhoudt en uitbreidt? Of wordtnbsp;» zij ook in ons land buiten deze oorzaak geboren, en zoonbsp;» ja, aan welke algemeene of bijzondere invloeden kan haarnbsp;» ontstaan, op voldoende bewijsgronden , worden toegekend ?quot;
» Welke aanwijzigingen kunnen uit de kennis , welke het » nader onderzoek omtrent den waren aard en oorsprong dernbsp;p Longziekte zal hebben opgcleverd, voortvloeijen, om totnbsp;» een meer vast beginsel van derzelver geneeswijze te komen?’'
» Welke zijn de meest gepaste middelen (behalve de ciaat-p regelen van afzondering of dooding van het zieke of ver-» dachte vee), om het Rundvee tegen de ziekte voor te be-» hoeden?”
Hierbij wordt verlangd , dat men , ten aanzien der geneeswijze en voorbehoedingsmiddelen , op grond van hel bovenbedoelde onderzoek, geenszins alleen van beschouwingen of
-ocr page 382-van wij alleen de wetten kunnen nagaan, welke zij in hunne werking gewoon zijn te volgen. Hetnbsp;is niet volkomen zeker , of het besmettend beginselnbsp;der Longziekte bij uitsluiting gehecht is aan denbsp;lucht, welke uit de zieke longen wordt uitgeademd,nbsp;of wel alleen gebonden is aan het slijm , hetwelk innbsp;de luchtwegen wordt afgescheiden , en zich uit dennbsp;neus ontlast, dan of ook andere vochten en zelfstandigheden van hetligchaam, namelijk het bloed,nbsp;de darm-vochten , de pis , enz. met de smetstoffenbsp;bezwangerd zijn. Dit schijnt wel als zeker tenbsp;mogen worden aangenomen, dat de smetstoffe 'mnbsp;de longen wordt bereid, en dat de uitgeademdenbsp;lucht der zieke Runderen haar in de grootste matenbsp;zal bevatten, en dat ook de besmetting, in vernbsp;vooronderstdiiogen uitga, maar dat, door een genoegzaamnbsp;aantal waarnemingen , zoo opzigtelijk de aangewende geneeswijze bij wezenlijk longzieke Runderen , als betreffende denbsp;voorbehoedings-behaudeling , dcrzclvcr gegrondheid en deugdelijkheid proefondervindelijk worden gestaafd; waaromtrentnbsp;voldoende getuigschriften moeten worden overgclegd.
Directeuren der Maatschappij zijn door Zijne Majesteit den Koning gemagtigd , bij de Gouden Medaille en de Premie van f löO, door de Maatschappij uitgeloofd, nognbsp;daarenboven van regeringswege eene buitengewone Premie van f SOO toe te leggen aan dengenen, die op denbsp;beste , en op eene voldocude wijze , deze Prijsvraag lalnbsp;beantwoord hebben.
Directeuren vertrouwen, dat van dit blijk van ’s Konings bijzondere belangsielling in het onderwerp dier vraag,nbsp;het bekomen eener goede beantwoording het gevolgnbsp;zal zyn.
I
-ocr page 383-de meeste gevallen, door de inademing dezer lucht door andere Runderen plaats heeft (“).
Er komen echter verschijnselen voor, waaruit men mag besluiten , dat ook het bloed eene besmettende hoedanigheid erlangt.
Immers zal hierdoor , naar ons inzien, moeten verklaard worden , dat de Kalveren , geworpen vannbsp;Koeijen , die, tijdens de dragt, aan de Longziektenbsp;lijdende waren, bij de geboorte of kort daarna bevonden worden, door dezelfde ziekte te zijn aangedaan. Hoewel wij zelve een en andermalen Kalveren van longzieke Runderen , over de helft vannbsp;den dragtijd gevallen, hebben onderzocht, zoonbsp;hebben wij daarbij geene sporen van long-ontaar-ding aangetroffen. Alleen had bij een zoodanignbsp;Stier-kalf, op den ouderdom van ö'/, maandennbsp;dragts afgezet, uitstorting van bloed in de borstholte, en van eenig bloedig weivocht rondom hetnbsp;verlengde merg plaats, terwijl hier overigens nietsnbsp;tegennatuurlijks werd gevonden. Er bestaan evenwel vele voorbeelden, dat de longen van dusdanige, hetzij ontijdig of op den gewonen tjjd, ge-worpene Kalveren reeds kennelijk in de gewonenbsp;ziekelijke verandering deelden ('). Zal men niet
(•) w'iuTH, t. a, p. S. 297.
P) BE LA HARPE, (Zic het Magaziu van gurlt undnEax-wio, B. vut. S. 3} vond, dat de longen van ecu Kalf in de zesde maand der dragt reeds ziekelijk waren veranderd.nbsp;Verg. het Magazijn, D. III. bladz. 144; J. c. wirth, t. a. p.nbsp;S. 296, en andere reeds meermalen aangehaalde schryvcrs.
-ocr page 384-moeteii Teronderstellen, dat de sinetstoffe hier met het bloed naar de baarmoeder) ijke moederkoekjes isnbsp;gevoerd, van waar dezelve, door de foetale koekjes {potyledones), opgenomen , tot de vrucht isnbsp;overgebragt, tenzij men aan de gelijkvormigheidnbsp;van de ziekelijke organisatie derzelfde deelen bij denbsp;moeder en de vrucht eene andere phjsiologische-verklaring mogt kunnen geven (‘). Gelijke verschijnselen komen bij andere besmettelijke ziektennbsp;voor. Het gebeurt niet zelden, dat lammeren, doornbsp;pokzieke moeders geworpen , met de pokken op hetnbsp;ligchaam ter wereld komen, of de kenteekenen bezitten, dat zij, nog in de baarmoeder aanwezig, denbsp;ziekte hebben doorgestaan. Kalveren, gevallen vannbsp;Koeijen, aan de Runderpest lijdende, of deze ziekte,nbsp;tijdens de dragl, hebbende doorgestaan, toonennbsp;vervolgens eene geringe vatbaarheid voor dezelfdenbsp;ziekte te bezitten, ten bewijze, dat zij in dezelvenbsp;bij de moeder hebben gedeeld, waardoor de voor-beschiktheid, om later op de smetstolFe terug tenbsp;werken , gedeeltelijk is weggenomen.
Een geval, mij medegedeeld door den Heer D''. MDNNICKS VAN CLEEFF, komt mij vooi’ der vermelding waardig te zijn, daar het schijnt te bewijzen,nbsp;dat de vrucht in het moederlijke ligchaam door denbsp;Longziekte kan worden aangedaan, zonder dat zijnbsp;zelve daaraan lijdt.
(i) Vergelijk mijne Verhandeling, ot-er de Onvruchtbare Runderen , bekend onder dm naam van Ktceenen, enz. ,nbsp;Utrecht 1813 , hij den Uitgever dezes, bladz. tiü en verv.
-ocr page 385-349
Eene Koe van een’ zijner Pachters was van de Longziekte verschoond gebleven, welke onder zijnnbsp;Vee had geheerscht, en waaraan onderscheidenenbsp;Runderen waren overleden. De bedoelde Koe hadnbsp;in eene welde gegraasd , waarop de laatste haddennbsp;geloopen. Dragtig zijnde geworden, zette zij, eenenbsp;maand te vroeg, het Kalf af, hetwelk, niet geheel voldragen zijnde, niet in het leven werdnbsp;behouden. Bij de opening bleek, dat de longennbsp;van dit Kalf ziekelijk waren aangedaan op de wijze, zooals dit bij de longziekte plaats heeft (’).
De volgende geschiedenis kan hiermede misschien in verband worden gebragt. In 1838 bi’ak de Longziekte uit te Krabbendijke, in de Provincie Zee~nbsp;land, onder Kalveren en Hokkelingen, afkomstignbsp;van Koeijen, zijnde zoogenaamde Lakenvcldsohe,nbsp;welke eenigen tijd te voren uit Zuid-llolland warennbsp;ingevoerd en aldaar dragtig geworden ; doch dezelvenbsp;hadden in Zeeland geworpen. Deze Koeijen waren zelve gezond gebleven. De Heer Vee-artsvANnbsp;HERTüJl, aan wien ik deze mededeeling verschuldigd ben, houdt zich overtuigd, dat de ziektenbsp;te Krabbendijke door het gemelde Vee is aange-bragt, en meent, op grond dezer waarnemingen,nbsp;de Longziekte als erfelijk te moeten beschouwen.
(‘) Hoewel deze gevallen voorzeker niet zeer gewoon zijn, zoo ontbreekt het ook bij den mensch niet aan voorbeelden,nbsp;dat moeders, die reeds eenmaal eene besmettende ziekte hadden doorgestaan, later kinderen ter wereld bragten , dienbsp;door dezelve waren aangetast, of dat zulks plaats had met
-ocr page 386-De smetstoffe bezit hoogst waarschijnlijk eene specifieke betrekking of affiniteit tot de longen, waardoor zij , op elk ander deel des ligchaams aange-bragt, steeds deze deelen aandoet, en de ziekte voortbrengt, even als dergelijke verwantschap totnbsp;bijzondere deelen, ten aanzien van andere conta-gien, wordt waargenomen. Zoo weten wij, dat denbsp;smetstoffe der Runderpest hij voorkeur de buiks-ingewanden, en meer bepaaldelijk de vierde ofnbsp;Ie b-maag, aandoet, ook dan, wanneer dezelvenbsp;door inenting in het oor, of op eenig ander deelnbsp;wordt aangebragt, terwijl de smetstoffe der Hondsdolheid haren invloed op de keel en de kwijl-klieren, die van den kwaden Droes op het stelselnbsp;der watervaten uitoefent.
De inentingen, door vix (’) , HERTWIg(*), en anderen verrigt, zouden hieromtrent, met betrekking tot de Longziekte, tot staving kunnen worden aangevoerd , als waardoor de eigenaardige veranderingennbsp;in de longen werden voortgebragt, indien hierbijnbsp;eene enkele inentingswijze, namelijk door het eenvoudig aanbrengen der smetstoffe onder de huid,nbsp;kinderen, zonder dat de moeders de ziekte ooit hadden gehad. Vooral vindt men daarvan meerdere voorbeelden innbsp;de Geneeskundige Schriften aangehaald, met opzigt tot denbsp;Kinder-pokken. Men zie hieromtrent r. c. BACH, Grund-ziige zu einer Pathologie der ansteckenden Krankheiten,nbsp;Halle nnd Berlin, 1810, S. 321.
(‘) Zie hier voren, bladz. 117.
P) Zie hier voren, bladz. 118—121.
-ocr page 387-zooals zulks bij de inenting van andere ziekten, namelijk de Runderpest, de Schaapspokken enz.,nbsp;gewoonlijk pleegt te geschieden, ware in het werknbsp;gesteld. Vermits intusschen, bij de bedoelde proefnemingen , ook nog andere middelen werden aangewend , om besmetting voort te brengen , blijft hetnbsp;steeds onzeker, of het verkregen gevolg zal moetennbsp;worden toegeschreven aan de onmiddellijke inademing der besmette lucht van de lougzieke voorwerpen, tusschen welke de proef-Runderen waren geplaatst geworden, aan het inwrijven van het neus-slijm en speeksel in de neusholten en op de tong,nbsp;aan het ingieten van bloed onder de huid, aan hetnbsp;nuttigen van het, met de uitgeademde lucht ennbsp;het speeksel verontreinigde, voedsel, door de ziekenbsp;dieren overgelaten. Zoo veel blijkt intusschen uitnbsp;de bedoelde inentings-proeven , door de overbrenging van bloed aan den hals bewerkstelligd, datnbsp;de smetstoffe in de spierachtige deelen, even alsnbsp;in de longen , eene exsudatieve ontsteking voortbrengt , en dus in de eerste eene gelijke reactienbsp;opwekt als in de laatste.
Hieruit valt af te leiden, dat de ontsteking der Longziekte , als van een eigen aard zijnde , van eenenbsp;specifieke, dat is , geheel bijzondere prikkelendenbsp;oorzaak afhankelijk is; hetwelk mede daardoornbsp;wordt bevestigd , dat de longen ,der Runderen ooknbsp;aan zoodanige ontstekingen onderhevig zijn, welkenbsp;derzelver gewone uitgangen in verettei’ing of versterf aannemen.
-ocr page 388-Hoewel de slijmstofTe, welke by de Longziekte uit den neus en de lucbtwegen ontlast wordt,nbsp;geenszins voor de smetstoffe zelve kan worden gehouden , maar als het voortbrengsel eener ziekelijkenbsp;afscheiding moet worden beschouwd, waarin hetnbsp;besmettend beginsel is gehuld, en waarvan zij dusnbsp;het vehikel uitmaakt, zoo is het mij niet onbelangrijk voorgekomen deze stoffe aan een microscopisch onderzoek te onderwerpen, waarmede mijnnbsp;geachte vriend , de Heer Hoogleeraar D^ P. HAR-TING zich wel heeft willen belasten, die mij daarvan het volgende naauwkeurige Verslag heeft medegedeeld , opgehelderd door de bijgevoegde, doornbsp;hem vervaardigde, afbeeldingen.
I. Onderzoek van slijmsioffe uit den neus van een longziek Rund, ’s middags te 1 uurnbsp;verzameld , en denzelfden avond onder-zoekt,
TJilwendig voorkomen. Het grootste gedeelte was een tamelijk vloeibaar , doorschijnend , lichtgeel, vocht, tvaarin zich dikkere, taaije, mindernbsp;doorschijnende, insgelijks geel gekleurde, vlokkennbsp;bevonden.
Microscopisch onderzoek. Het vloeibare gedeelte bestond uit een helder vocht, waarin drie soortennbsp;van ligchaampjes dreven , (PI. IV. fig, 5).
1®. Primaire cellen, hebbende het voorkomen van gewone etterbolletjes (a. a). Zij zijn tot kleinenbsp;groepen vereenigd, terwyl zich tusschen dezelve eepe
-ocr page 389-fijn'korrelige stofie bevindt. De gedaante is veelal niet regelmatig rond. Derzelver doorraeter verschilt van 0,0079—0,0092 man., gemiddeld uitnbsp;vijf metingen, 0,0085 m.m.
2“. Bloedschijfjes, die geene verandering hebben ondergaan (b. b). Hun getal is gering.
3°. 2cer doorschijnende, meestal langwerpig ronde^ epithelinm~cellen{c. c, c. ci), waarvan sommigen een’ kern bevatten. Derzelver grootste door-meter verschilt van 1,0141 tot 0,0181 m.m., gemiddeld uit vijf metingen, 0,0171 m.m.
Geconcetreerd azijnzuur met een druppel van dit vloeibare gedeelte in aanraking gebragt zijnde,nbsp;ontstond , op het punt van aanraking , een aanmerkelijk vliezig pi'Eeecipilaat van zeer fraaije plooi-jen voorzien, hetwelk de verdere ineenvloeijingnbsp;verhinderde. Door de vermenging ontstond nognbsp;meer van hetzelfde vliezige coagulum , en tevensnbsp;een moleculair praecipitaat (Fig. 4). Te middennbsp;van dit laatste zag men de epithelium-cellen (b. b.)nbsp;weinig veranderd; derzelver kernen waren ietsnbsp;duidelijker geworden , terwijl de primaire-cellennbsp;mede nog aanwezig bleken te zijn ; doch derzelvernbsp;vlies was uiterst doorschijnend geworden. Er vertoonden zich nu duidelijk 3—5 zeer kleine lig-chaampjes (a. a.) met donkere omtrekken binnen innbsp;dezelve.
Na de vrijwillige verdamping aan de lucht, bevonden zich in dit neusslijm eenige tamelijk groote kristallen, welker gedaante vrij algemeen die vannbsp;IV. Deel.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;25
-ocr page 390-eene regtlioekige rhombische zuil vertoont (fig. 6), gaande bij sommige in eene vierhoekige piramiedenbsp;over. Deze kristallen zijn onoplosbaar in alcohol,nbsp;maar, zooals van zelf spreekt, oplosbaar in water.nbsp;Het overige van den , aan de lucht uitgedampten,nbsp;druppel slijm wordt ingenomen door een zeernbsp;groot aantal kleine ligchaampjes , die van eene onregelmatige gedaante zijn en zwarte omtrekkennbsp;hebben. De bovengenoemde kristallen zijn er vannbsp;alle zijden door otngeven. (tig. 7). Een druppelnbsp;alcohol er opgebragt zijnde, verdweenen dezelvenbsp;dadelijk ; doch schier oogenblikkelijk daarna vormden zich talrijke, zeer fraai gevederde, kiistallennbsp;van chloru7'elum ammonii (fig. 8). Binnen eennbsp;paar minuten zag men ook deze laatste allengs geheel en al vei'dwijnen, terwijl na de uitdampingnbsp;van den alcohol eene groote menigte kristalletjes vannbsp;hetzelfde zout overbleven, die echter een vormnbsp;hadden, eeuigzins afwijkende van de eerst waar-genomene (1). Een weinig van het gedroogdenbsp;neusslijm werd met water vermengd , en ook vervolgens bij eene zeer zaehte warmte verdampt. Ernbsp;bleef veel murias ammoniae, als gevederde kristallen, over , en eenige weinige vierkante kristalle-tjes, welke waarschijnlijk dezelfde waren als in fig.
Chloruretum ammonii is een deliqucscereild zout. Er v;as dus hier cene zeer geconcentreerde oplossing, welke, metnbsp;alcohol in aanraking gebragt, deszelfs water verloor , waardoor het zout eerst kristalliseerde, maar zich vervolgens innbsp;den alcohol oploste.
-ocr page 391-6 zijo afgebeeld. De uitgedroogde stofie werd taet alcohol overgoten, en deze, vervolgens mede bijnbsp;eene zachte warmte uitgedampt zijnde, blevennbsp;weder dezelfde kristalletjes (fig. 9) als vroeger innbsp;overgrooten getale over. De , in fig. 6 afgebeelde,nbsp;kristallen kunnen geene murias ammoniae zijn,nbsp;want zij waren, zelfs bij eene hitte, waardoor denbsp;gedroogde druppel neusslijm, zwart werd, niet su-blimeerbaar, terwijl zij zich bovendien genoegzaamnbsp;onderscheidden door den kristal-vorm en derzel-ver onoplosbaarheid in alcohol. In gedaante komen dezelve na overeen met de kristallen van chlo-rurelum potassii.
Het dikkere taaije gedeelte van het slijm vertoont, tusschen twee glas-plaatjes geplaatst, eene doorschijnende, hoofdzakelijk uit -primaire-cellennbsp;en slijm-epithelium-cellen zamengestelde massa,nbsp;(fig. 5. a. a.), waarop talrijke, minder doorschijnende, het licht sterk brekende, bolletjes verspreid leggen (g. g.). Hunne grootte is zeer verschillende , namelijk van 0,0034 tot 0,0328 m. m.nbsp;Bij verlichting van boven vertoonen dezelve zichnbsp;witj Doorgaans zijn zij volkomen rond. De groo-tere hebben eene korrelige structuur.
Bij de drooging van het slijm op het voorwerp-glaasje, worden zij weinig veranderd, en ether, op de gedroogde sloffe gebragt, lost dezelve niet op.nbsp;Hieruit schijnt te blijken, dat deze bolletjes nietnbsp;uit vet bestaan. Echter is het mogelijk, dat zij,nbsp;door de drooging, zoodanig van gedi'oogde slijm*
356
sloffe omgeven waren, dat de inwerking van den ether op dezelve daardoor verhinderd werd. Vannbsp;de onlslckings~bolletjes (glüge) of korrel-cellennbsp;‘(vogel) onderscheidden zij zich genoegzaam. Azijnzuur hragt in dezelve geene verandering te weeg.
Wanneer men de taaije slijm in water hragt, dan gelukte het niet deze bolletjes van de overigenbsp;bestanddeelen te isoleren. Spreidde men de stoffe eennbsp;weinig met de naald uit, dan zag men in het vocht:
1°. 'jPr«wlt;Mre-ce//ew (slijmofetterbolletjes, a. a.)-;
2’. Bloed-schijfjes, (b. b.);
3°. Blijm-epithelium-cellen^ (c. c. c.);
èquot;. Vliezige lapjes. Dezelve hebben somwijlen geenerlei structuur, en schijnen niet anders dannbsp;gecoaguleerde^/ïértwe te zijn (d. d. e.); somwijlennbsp;evenwel ziet men ook sporen van cellen of overblijfselen derzelve (f.); zoodat het schijnt, als ofnbsp;de lapjes van het epithelium afkomstig zijn.
De met het microscoop ontdekte bestanddeelen in het neusslijm waren dus;
•1®. Water;
2quot;. Slijmstoffe, welke met azijnzuur een vliezig en een moleculair praecipitaat vormt;
3®. Weinig veranderde bloed schijfjes in zeer gering aantal;
ft®. Zeer talrijke primair e-cellen ^ met zeer kleine, doch talrijke, kernen;
5®. Epithelium-cellen^ ift iets minder getal;
6quot;. Vrij talrijke bolletjes, die waarschijnlijk uit een weinig vloeibaar vet bestaan;
-ocr page 393-357
7’. Gecoagiilecrde fibrine, welke de vier laatste, bestanddeelen tot klompjes verbindt,
8quot;. Eene gi'oote hoeveelheid chlorureium am~^-moniac;
9“. Eene weinig kristalliseerbare stoffe, welke oplosbaar in water, niet oplosbaar in alcohol is, en welker kristalvorm met die van chloruretmn po~nbsp;iassii overeenkomt.
II, Ondèrzoek van slijm uil de luchtpijp eener longzieke Koe.
Het uitwendig aauzien der vloeistoffe licht-rood Tan kleur , cenigzins klonterig.
Bij het onderzoek bleek dezelve te bestaan uit-talrijke epithelium-cellen en bloedschijfjes (6g. 2), mede in vrij groote hoeveelheid ; geen spoor van.nbsp;elterbolleljes.
De stoffe met water verdund zijnde , werden de epilhelium-cellen niet van vorm veranderd; evenmin oefende geconcentreerd azijnzuur er eenigennbsp;invloed op uit, althans niet binnen den tijd vannbsp;ruim een half uur. Eenige epilhelium-cellen be-vatteden kernen , andere niet.
Acht dagen na dit eerste onderzoelt, vertoonde zich in het bewaarde longslijm een overgroot getalnbsp;uiterste kleine Vihriones (1), hoedanige zich dikwerf in dierlijke, inzonderheid in eiwit bevatten-
Dezelfde Vihriones -werden door den Hoogleeraar schhoe-OBR VAN DEn KOLK ontdekt in soortgelijk slijm van een loug-ziek Rund, hetw-elk door hem microscopisch werd onder-
-ocr page 394-de, vochten, ontwikkelen. Van de epithelium-cellen waren er nu nog eenige ongeschonden gebleven ; verreweg de meeste echter waren verdwee-nen en in eene amorphe, fijn korrelige, massa veranderd.
Wijders komt opzigtelijk de smetstofie de vraag in aanmerking, is dezelve als eene vaste of vlug-tige, als een contagium Jixum v. volatile, tenbsp;houden? Ook hieromtrent loopen de gevoelens uitnbsp;zocht, nadat hetzelve reeds eenige dagen oud was geworden , toen het door mij tot het bedoelde oogmerk aan hemnbsp;was ter hand gesteld.
DE LA DARPE Ontdekte door het microscoop , bij eene 300-malige vergrooting, in zieke schaapslongen Vibriones, welke het aanzien hadden van kleine wormen, welke als eene wittenbsp;spekachtige zelfstandigheid te zamengewikkeld en ondereennbsp;gemengd w’aren ; sommige waren dood , andere leefden.nbsp;Er bevonden zich mede in de met water verdunde sloffenbsp;Jangachtige eivormige ligchaampjes , gelijkheid hebbendenbsp;met mieren-cijeren. Vele van deze waren aan de eindennbsp;opengescheurd, de la harpe oordeelde de bedoelde spekachtige zelfstandigheid voor nesten van den slrongylus filarianbsp;te moeten houden; {Magaiin van gvrlt und heriwio, B.nbsp;VIII, S. 14). Misschien kunnen de voorstanders van hetnbsp;contagium animatum hierin een nieuwen grond zoeken voornbsp;deze theorie. De zaak blijft voorzeker een nader onderzoeknbsp;overwaardig. Men leze over dit onderwerp de fraaije Verhandeling van j. c. wiRTH: Bericht über Stand und Fort-gang der Yeterinar-wissenschaft und das Veterinar-wezen,nbsp;in het Archiv für Thierheilkunde, Neue Folge , B. V. S. 193.nbsp;Verg. D''. K. w. siAUK, Algemeine Pathologie oder Allge-meine NaturUhre der Krankheit, Leipzig 1838, S. 392.
-ocr page 395-een , Hetwelk hoofdzakelijk kan gegrond zijn in de verschillende begrippen, welke men aan eene vastenbsp;of vlugtige sinetstolFe hecht (^), Wij voor ons zijnnbsp;van gevoelen, dat alleen die smetstoffen als vastenbsp;contagien kunnen worden beschouwd, welke , omnbsp;een besmettend vermogen op een ander ligchaamnbsp;uit te oefenen, onmiddellijk van het zieke op hetnbsp;gezonde voorwerp moeten worden overgebragt ,nbsp;hetzij door dadelijke aanraking, of wel door stoffelijke mededeeling, dat is, door eene werkelijkenbsp;inenting, in de bepaalde beteekenis (*'), namelijknbsp;door de overbrenging der smetstoffe in eene opzettelijk gemaakte of toevallig bestaande wond, Vlugtigenbsp;smetstoffen daarentegen zijn de zoodanige, die zichnbsp;aan eenig uitvloeisel des zieken ligchaams, hetzij aannbsp;de uitgeademde lucht, aan de huid-uilwaseming ofnbsp;andere afgescheidene stoffe verbindende , zich in eennbsp;gasvormigen staat aan de lucht mededeelen, waardoor zij in staat zijn, op een meer of minder verwijderden afstand, en op eene onzigtbarewijze, denbsp;haar eigene werking voort te brengen. Hierbij komtnbsp;de lucht als vehikel of geleidster te hulp, ook innbsp;die gevallen, alwaar zich de smetstoffe aan andere
(1) SAÜTER , (Magazijn, D. Ill, bladz. 21) houdt dc smet-stolïe der Longziekte van een vasten aard, en fhakqbe , (t. a. p. bladz. 112) schijnt aan dezelve ook geene zeer vlugtige eigenschappen toe te kennen.
gen in de bepaalde beteekenis, daar in den
ruimeren zin elke besmetting , als het ware , eene inenting kan genoemd worden.
-ocr page 396-doode h'gchameu , b. v. kleederen of andere zeFf-standiglieden, heeft gehecht, waardoor dezelve kan worden vervoerd. De vatbaarheid , om zich aannbsp;de lucht gemakkelijker te verbinden, en daarmede te worden verspreid, schijnt ten aanziennbsp;der vliigtige smetstoffen nog te verschillen , innbsp;welke eigenschap derzelver meerdere of minderenbsp;volatiliteit gelegen is. Wij merken hierbij nog op,nbsp;dat de vlugtige smetstoffen evenzeer door oninid-dellijke aanraking of inënting een aanstekend vermogen uitoefenen, dat is, geen vlugtig conta-gium kan bij uitsluiting als zoodanig worden beschouwd , zooals zulks omgekeerd met de vastenbsp;smetstoffen het geval is.
Uit dit oogpunt beschomvd, kunnen wij de smetstoffe der Longziekte wel geenszins als een con~nbsp;tagium ftxum beschouwen , vermits de dagelijkschenbsp;ondervinding leert, dat dezelve wordt medegedeeldnbsp;aan gezonde Runderen, welke zich op zekere afstanden van zieke voorwerjren, hetzij in dezelfdenbsp;stallen of weiden, bevinden. Wij moeten dus aannemen , dat de smetstoffe zich onmiddellijk uit hetnbsp;zieke dier , of door tusschenkomst van andere stoffelijke zelfstandigheden , aan de lucht mededeelt,nbsp;en door deze tot eenige verte kan worden overgevoerd. Hoe ver de kring of afstand zich kannbsp;uitbreiden, valt moeijelijk te bepalen ('). Meer-
(‘) Mcii heeft, ten aanzien yan sommige andere besmettende ziekten , hieromtrent zekere afstanden vastgesteld. Zoo
-ocr page 397-malen heeft men ondervonden , dat Runderen zijn besmet geworden, vvelke op meerdere kampen af-stauds van longziek Vee graasden. Het blijft bijnbsp;zoodanige toed ragt echter meermalen twijfelachtig,nbsp;of geene andere overdraging, b. v. door personen,nbsp;kan hebben plaats gehad, dan door de overwaaijingnbsp;der met de smetstoffe bezwangerde lucht. Veelnbsp;hangt hierbij ook af van de rigting, welke de windnbsp;heeft gehad. Men zal ondervinden, dat het Veenbsp;boven den wind van de besmetting nog verschoondnbsp;blijft, terwijl 8at, hetwelk zich onder den wind ,nbsp;zooals men zegt, bevindt, weldra besmet wordt.nbsp;Intusschen is de overvoering der smetstoffe op dezenbsp;wijze toch altijd betrekkelijk beperkt , dat wil zeggen , men kan niet aannemen, dat de dampkringnbsp;wordt de bcsmcuings-afstand, met betrekking tot. de Kua-derpest, door cenige Yee-artsenijkundigea bepaald op 10 ,nbsp;door anderen op bet hoogst op ongeveer 20 schreden bepaald , waartoe de uitwasemings-dampkriug der zieke dierennbsp;zich zoude uitstrekken, (e. veitii , IJandlmch der Velerincir-kunde, u. s. w. B. H. S. 296). Volgens k. w. stark,nbsp;l. a. p. S. 370) zou het menschelijke poksmet op hoogstensnbsp;12 voeten, het typhus-contagium op (i tot 8 voeten , hetnbsp;pest-gif of nog korteren afstand besmettend werken. Te regtnbsp;wordt hierbij opgemerkt, dat het geleidend vermogen dernbsp;lucht naar verschillende omstandigheden gewijzigd wordt,nbsp;daar warmte, matige droogheid, sterke elasticiteit en elec-tricitcit hetzelve schijnt te begunstigen.
YVij voor ons zouden de afstanden , welke voor de hier genoemde ziekten worden opgegeven , inderdaad te beperktnbsp;achten , oni buiten derzelvcr omtrekken tegen het gevaar vannbsp;besmetting beveiligd te kunnen worden gerekend.
-ocr page 398-ia den omtrek van eenige uren, met de smet-stoffe, om zoo te spreken, zoude doortrokken of bezwangerd, en als zoodanig voor al het Vee binnen denzelven verdei'felijk worden. Dit is wel metnbsp;geene smetstoffe, zelfs niet met de meest vlugtige ,nbsp;het geval. Had zulks plaats, dan voorzeker zounbsp;naauwehjks bij eenige koortsige besmettende Veeziekte eene streek of plaats van dezelve verschoondnbsp;blijven , en zoude ook de afzondering der ziekenbsp;van de gezonde voorwerpen doelloos zijn , hetgeennbsp;nogtans door de ondervinding gefloegzaam wordtnbsp;tegengesproken.
De ervaring, dat de Longziekte geenszins in de streken , alwaar zij heerscht, al het Vee aandoet,nbsp;maar dat zij vele, somwijlen zelfs nabij elkandernbsp;gelegene, hoeven verschoont, en zich langen tijdnbsp;slechts op enkele gevestigd houdt, levert een voldoend bewijs op tegen eene algemeene of uitgebreide besmetting des dampkrings. Bij de verspreidingnbsp;der ziekte op groole afstanden valt aan anderenbsp;wijzen van mededeeling te denken, waarvan wijnbsp;vele voorbeelden hebben bijgebragt. Dan, hoewelnbsp;in zoo ver het denkbeeld eener algemeene verontreiniging of zoogenaamde verpesting van den dampkring , waarover, tijdens het heerschen van besmettende ziekten onder menschen of vee dikwijlsnbsp;sprake is, op een dwaal-gevoelen moge berusten ,nbsp;zal het evenwel altijd raadzamer zijn zich dennbsp;kring, binnen welken zich de smetstoffe door denbsp;lucht kan verspreiden, in stede van kleiner, uit-
-ocr page 399-gebreidei’ voor te stellen, dan dezelve misschien werkelijk zijn mag.
De smetstoffe der Longziekte heeft de eigenschap, dat zij langer dan sommige andere contagion der-zelver besmettend vermogen behoudt, ongeacht denbsp;lucht daarop haren invloed uitoefent. Hieraan moetnbsp;voorzeker gedeeltelijk het herhaald terugkeeren dernbsp;ziekte op vele hoeven worden toegeschreven, nadatnbsp;dezelve aldaar scheen te zijn opgehouden , niettegenstaande de stallen en gereedschappen behoorlijk waren gezuiverd (‘).
Vroeger is aangemerkt, dat in de meeste gevallen de besmetting zal geschieden door onmiddellijke inademing der lucht, welke door de zieke dierennbsp;wordt uitgeademd. Dezelve geschiedt echter ooknbsp;door de overdraging der smetstoffe, door andere ,nbsp;hetzij levende of doode ligchamen, waaraan dezelvenbsp;zich heeft vastgehecht. Of dezelve ook door denbsp;huid wordt opgenomen is onzeker. De Vee-artsnbsp;j. j. ü. S3UÏS zag de overdraging op de Stadsweide te Deventer plaats hebben door de melksters. Hij wil, dat hier eene ware inenting plaatsnbsp;had. Het is niet onmogelijk, dat hier eene opslorping der smetstoffe kan plaats hebben , daarnbsp;de teedere huid der tepels en van den uijer voornbsp;de opneming van dezelve misschien meerdere vatbaarheid bezit, dan de dikkere en met haar bedekte huid des ligchaams. Niet altijd worden die
(‘) zie liiervorcn Wadi. 187 en 188,
-ocr page 400-gezonde Runderen, welke het naast aan de zieke voorwerpen op den stal zijn geplaatst, het eerstnbsp;hesmet, maar meermalen heeft zulks plaats tennbsp;aanzien van de gene, welke zich van deze op eennbsp;meer verwijderden afstand bevinden, hetwelk aannbsp;de meerdere vatbaarheid der laatstbedoelde voor denbsp;ziekte zal moeten worden toegeschreven , doch ooknbsp;gedeeltelijk van andere toevallige omstandighedennbsp;zal kunnen w'orden afgeleid (‘).
(*j GiELEü {Annalen der Landwirtschaft, B. III. S. 234 houdt de smetstoffe der Longziekte mede van een veerkrachtig-vloei-baren {elastisch-flüssigen) aard ; vooral ook op grond, dat dikwijls Runderen door dezelve in de stallen worden aangetast,nbsp;die op twee of drie afstanden van of tegenover de eerst aangetaste dieren zich geplaatst vinden , terwijl de digst aan dezenbsp;laatste staande nog verschoond blijven. Daar de smetstoffenbsp;zich niet ligt buiten den besmetten stal verspreidt , meentnbsp;ciELEN, dat dezelve zich aan den dampkring van het ziekenbsp;dier verbindt, en door hetzelve in elke periode der ziektenbsp;wordt voortgebragt. Uct long- en ncusslijm , speeksel, denbsp;drekstoffen, de pis, enz., alsmede het in de nabijheid vannbsp;het zieke dier zich bevindende voeder en stroo , kunnen eenenbsp;besmetting veroorzaken, echter onder de voorwaarde, datnbsp;deze zelfstandigheden van het contagium worden doortrokken , en aldus dragers worden. Deze laatste omstandighedennbsp;maken de verbreiding der smetstoffen, volgens hem, zondernbsp;verplaatsing van het zieke dier, naar andere stallen , alleennbsp;mogelijk. Daar het bewezen is, dat er geene nadere aanraking noodig is, om door de Longziekte besmet te worden ,nbsp;zoo is het zeker, dat het veerkrachtig-vloeibare contagium,nbsp;in het gezonde, voor besmetting vatbare, dier grootendeelsnbsp;als steelswijze binnensluipt, terwijl integendeel de besmetting door belekking , inenting, of op ceuige andere stoffelijkenbsp;en ligt in het oog vallende wijze, veel zeldzamer geschiedt.”
-ocr page 401-KÖRiiER (‘) is van meening, dat de ziekte vooral besmettelijk is, wanneer longzieke Runderen gebragtnbsp;worden in de stallen van gezond Vee, terwijlnbsp;nieuws aangekochte Runderen, welke bij longzieknbsp;Vee worden ingestald, dikwijls langen tijd daarvannbsp;verschoond zouden blijven. Vele der door ons aangevoerde voorbeelden bewijzen te zeer het tegendeel, dan dat wij deze waarnemingen als een algemeen geldenden regel zouden durven aannemeu (®).nbsp;Meermalen toch is opgemerkt, dat nieuws aangekocht , vreemd, Vee, bovenal spoedig door denbsp;Longziekte wordt aangetast. Merkwaardig is denbsp;waarneming, welke mij hieromtrent, onderschrijven van 7Julij I8^i2, werd medegedeeld , door dennbsp;Heer Paarden-arts F. C. VAV steenacker , in eennbsp;Verslag omtrent de Longziekte in de omstrekennbsp;der Stad Delft, behelzende, dat indien de Landlieden , door aankoop, den veestapel, wegens denbsp;gestorvene Runderen, aanvulden door Vriesch ennbsp;Groninger Vee, zij verzekerd konden zijn , datnbsp;deze Runderen spoedig door de Longziekte werdennbsp;aangetast, hetwelk minder het geval was, wanneer
Onderscheidene, door ons medegedeelde, waarnemingen bewijzen , dal de besmettingen op de laatstbedoelde wijzennbsp;niet zoo zeldzaam zijn , als door den Heer gielen schijnt tenbsp;worden verondersteld.
[‘) GURLi und HERTWIG , Mogazin , B. X. S. 163.
P) Men vergelijke onder andoren slechts de tnedcdeolingen van den Heer Vce-avts coedings, op hladz. 137 en verv. ;nbsp;nmous in het Zeitschrift van zvebee lind yix, B. II, S. 287,
-ocr page 402-het ontbrekende Vee in de eigen omstreken werd aangekocht. Indien men , zegt hij , naar eenigenbsp;oorzaak wil zoeken van deze daadzaak, dan zounbsp;dezelve, naar zijn oordeel, daarin gelegen zijn,nbsp;dat de Runderen, in de laatstbedoelde strekennbsp;gefokt, meer gewoon zijn aan die nadeelige invloeden , welke tot de voortbrenging der ziektenbsp;medewerken, hoewel het hem tot nog toe nietnbsp;mogt gelukken stellig en bepaald eene dier oorzaken aan te duiden.
liet valt niet met zekerheid te bepalen, op welk tijdstip der ontwikkeling de Longziekte het vermogen verkrijgt, om zich door besmetting te kannennbsp;mededeelen , en even onzeker is het, hoe lang zoodanige Runderen, welke van de ziekte zijn opgekomen , en als hersteld worden beschouwd, nognbsp;hetzelfde vermogen behouden. Wij houden het ernbsp;voor, dat de ontwikkeling van het conla^ium innbsp;een regtsti’eeks verband staat met de veranderdenbsp;bloedmenging en de organische veranderingen vannbsp;het weefsel der longen, en dat ook deze deelen ,nbsp;zoo niet voor de eenige, toch voor de hoofdzitplaats te houden zijn, alwaar de smetstoffe wordtnbsp;bereid (‘). Men zal mogen aannemen, dat denbsp;smetstoffe geboren wordt, zoodra de bedoelde ziekelijke veranderingen tot dien trap zijn geklommen , dat er tegennatuurlijke afscheidingen geborennbsp;worden, waarvan de smetstoffe mede een voort-
(b Vergelijk wiuin, t. a. p. S. 30i;
-ocr page 403-brengsel is. Zoolang toestand blijft bestaan, zal ook de ontwikkeling van smetstoffe voortduren,nbsp;en vermits weinige, zoo eenige, Runderen van denbsp;ziekte geheel herstellen, mag het als twijfelachtignbsp;worden beschouwd , of zij de eigenschap , om denbsp;ziekte te kunnen mededeclen , wel geheel verliezen,nbsp;zoo lang als dezelve met eenige aanmerkelijke inwendige longontaarding blijven voortleven. Ooknbsp;hierin moet, naar ons inzien, vooral de oorzaaknbsp;worden gezocht van het veelvuldig terugkeeren dernbsp;Longziekte op dezelfde hoeven, alwaar zij geheelnbsp;scheen te zijn verdweenen. Er zijn hiervan zoonbsp;vele voorbeelden bekend , dat zij niet behoeven tenbsp;worden vermeld. Eenige gevallen wil ik ter staving van het gezegde aanvoeren.
Bij de Gezusters BOUWERS, te Vleuten (Provincie Utrecht), was de Longziekte in de maand Maart 1842 opgehouden. Op den 13 Octoher,nbsp;en dus na verloop van 7 maanden, ontstond dezelve op nieuw. Bij een’ anderen Veehouder,nbsp;genaamd w. A. HOLLAAR, keerde dezelve terug nanbsp;verloop van 9 maanden, nadat in February bevorens het laatste Rund was overleden, zonder datnbsp;hij vreemde Runderen in dat tijdsverloop had aangekocht , hebbende ook zijn gebeterd overgeblevennbsp;Vee niet naast longzieke of verdachte Runderennbsp;gegraasd. Bij den Landman s. GERSEN, wonendenbsp;onder de Gemeente Ouden-Rijn (Prov. Utrecht),nbsp;heerschte reeds sedert twee jaren de Longziekte,nbsp;echter met tusschenpoozen , zoodat van tijd tot tijd
II
-ocr page 404-338
enkele Runderen waren overleden* Dezelve was nu, sedert ongeveer acht maanden, opgehouden, alsnbsp;wanneer genoemde Veehouder voor en na drienbsp;Ruiidei’en aankocht van eigenaren , bij wie , zooalsnbsp;men zeker wist, de Longziekte niet bestond. Tweenbsp;van deze voorwerpen werden na elkander door denbsp;ziekte aangetast, en het laatste in April 18Ernbsp;liad sedert Januarij bevorens geen ziekte-geval plaatsnbsp;gehad. Het overgebleven Vee van vorigen tijdnbsp;bleef uitwendig gezond. Hieronder bevonden zichnbsp;zoogenaamde gebeterde Runderen van 1842.
Het is te veronderstellen, dat telkens door deze de nieuws aangekochte Runderen zijn besmet geworden. Wegens zoodanig bedektelijk voortdurendnbsp;vermogen van te kunnen besmetten, gedurendenbsp;een onbepaalden tijd , moeten, zoo niet alle,nbsp;voorzeker de meeste zoogenaamde gebeterde Runderen steeds verdacht worden gehouden. Het isnbsp;hierdoor, dat de Longziekte zich nadeelig van denbsp;meeste andere besmettende Vee-ziekten onderscheidt, bij welke, nadat de dieren hersteld zijn,nbsp;ook de eigenschap van te besmetten binnen kortennbsp;tijd verdwijnt.
Sommigen willen, dat het Rund meer dan eenmaal door de Longziekte zou kunnen worden aangedaan. Dit steunt op de waarneming, dat hetzelve , van de ziekte opkomende, nu en dan volkomen hersteld schijnt, en wederom op de melk en bij vleesch komt, terwijl het na meerdere weken,nbsp;maanden , en langer , op nieuw door dezelfde ver-
-ocr page 405-schijnselen wordt aangedaan. Zoodanige hervattingen komen enkele malen bij herhaling voor , waarbij de Runderen dan vroeger of later, meestal spoedig en onverwacht, sterven. Deze hervattingnbsp;der ziekte is niet te beschouwen als of dezelve wezenlijk op nieuw ware ontstaan. Zij is slechts voornbsp;eene instorting of recidive te houden der Longziekte, waarvan het dier slechts schijnbaar, nietnbsp;wezenlijk, was hersteld (’).
Het is inderdaad een opmerkelijk verschijnsel, hetwelk reeds vroeger, onder anderen , door D\ steiger (-) , SEER (^) en vele anderen is waargenomen , dat de Runderen, welke aan de Longziektenbsp;hebben geleden, en daarvan zijn opgekomen, somwijlen spoediger vet worden, dan andere, dienbsp;daarvan verschoond waren gebleven. Hetzelfde isnbsp;mij bij herhaling door Landlieden, ten aanziennbsp;van hun gebeterde Vee, medegedeeld, meenendenbsp;zij dit als een bewijs van volkomene genezing tenbsp;mogen beschouwen. Over dit verschijnsel nadenkende , bij de beschouwing van eene en anderenbsp;Runderen , welke geslagt wordende, ongemeen vetnbsp;waren , ongeacht de longen , voor een aanzienelijknbsp;gedeelte, ten eenemale verhard , vergroot, en ontaard waren gebleven , is het mij voorgekomen, dat
(*) Vergelijk steiger [Zeüschrift von nebee und vix, B. IV, S. 71—’¦2).
P) Dezelfde , t. a. p. S. 71.
('*) SEER , t. a. p, S. 21.
hetzelve zal kannen worden verklaard uitdenziek-tekundigen toestand zelven , gelegen namelijk in de overgeblevene ongeschiktheid van een gedeelte dernbsp;longen voor de ademhaling. Doordien de bloed-zuivering, bij de onbekwaamheid van een grooternbsp;of geringer deel der longen voor deze verrigting,nbsp;verminderd is geworden, worden de kool- en waterstoffe naar die evenredigheid minder uit hetnbsp;Moed verwijderd. Deze blijven dus in hetzelvenbsp;aanwezig , en kunnen dienen tot de vorming vannbsp;vet, waarvan zij , gelijk bekend is, de hoofdbeginselen uitmaken (*).
(’) De theorie van liebig , dat de vorming van het vet in het dierlijk Jigchaam in verband staat met de verminderdenbsp;toetreding van zuurstoffe tot het bloed bij de ademhaling,nbsp;laat zich op het verschijnsel der vermeerderde aanzetting vannbsp;vet bij de onvolkomen herstelde longzieke llunderen , naarnbsp;het ons voorkomt, met den meesten grond, toepassou. {Dienbsp;organische Chémie in ihre Anwendimg auf Physiologie undnbsp;Pathologie, Braunschweig 1842 , S. 89 , en op vele anderenbsp;plaatsen). Men vergelijke hieromtrent mede de Onderzoekingen omtrent de voortbrenging van vet en melk, door dümas ,nbsp;BOüssiNOADLT, en payen , bij uittreksel, uit de Annales denbsp;chemie et physique , Mai 1843 , van het deswege gegevennbsp;berigt door mignon, medegedeeld in het Repertorium vannbsp;BERING , B. IV. S. 292. Uit de bedoelde theorie , dat denbsp;versterkte ademhaling de vetvorming vermindert, cenc verminderde en daaruit voortvloeijende ontoereikende oxydatienbsp;van hot bloed daarentegen de bereiding van vet vermeerdert, kunnen inderdaad vele dagclijkschc verschijnselen,nbsp;die tot het onderhoud der dieren betrekking hebben, wordennbsp;verklaard. Zoo ziet men b. v., dat de vogels, die hoognbsp;vliegen, en in een zuiveren dampkring verkeeren, schraal en
-ocr page 407-Men (lenke evenwel niet, dat dit algemeen het geval is met de Runderen, die van de Longziektenbsp;opkomen. De bedoelde voorbeelden behooren slechtsnbsp;tot de uitzonderingen. Dusdanige gunstige omstandigheid zal alleen kunnen plaats hebben bijnbsp;zoodanige voorwerpen, welke niet in den hevigstennbsp;trap door de ziekte zijn aangedaan geweest, waarbijnbsp;de verharding en ontaarding der longen zich ooknbsp;niet tot het grootste gedeelte van hare zelfstandigheid heeft uitgebreid, en bij welke later de spijsvertering en chjlbereiding in zoodanigen goedennbsp;staat zijn gebleven, dat het bloed bij voortduringnbsp;nog van nieuwe bestanddeelen heeft kunnen worden voorzien, om de voeding behoorlijk te onderhouden. Daar, waar het met deze voorwaardennbsp;anders gesteld is, zal de uitkomst algemeen teleurstellend zijn. De meeste Runderen, hoewel dezelvenbsp;meermalen, na de dooorgestane ziekte , nog wederom aan den groei geraken, en zelfs melkgevende (‘)nbsp;mager zijn, terwijl ganzen en andere dieren, die opgeslotennbsp;worden, spoedig vet worden. Het Paard, hoe goed ook gevoederd wordende, hetwelk steeds sterk moet loopen of trekken, waardoor do ademhaling versneld wordt, zal altijd magernbsp;zijn. Het Rundvee, dat voor de slagtbank bestemd wordt,nbsp;zal dan alleen dc gewenschte vetheid verkrijgen, wanneernbsp;het weinig beweging behoeft te maken, waai'bij dc ademhaling zoo^ weinig mogclijk wordt aangezet, en daardoor dcnbsp;stoffen, die tot dc zamenstelling van het vet dienen, nietnbsp;uit hetligchaam verwijderd worden, maar in hetzelve bewaardnbsp;blijven.
(*) Dc Heer ryndeks zag in 1842 cene Koe, die vroeger
26*
-ocr page 408-worden, vervallen later in kwijning, vermageren, en teren uit, of sterven aan nieuwe vereltering innbsp;de verharde longen, aan borstwaterzucht, doorloopnbsp;of andere uitputtende toevallen. In één woord,nbsp;zulke Runderen kunnen nog meermalen, gedurendenbsp;eenige maanden, een jaar, of iets langer het levennbsp;behouden, maar geenszins het gewone tijdperk bereiken, waarvoor het leven van dit dier andersnbsp;berekend is. Wij bedoelen hier geenszins die gevallen, waarin de ziekte in de ligtste trappen heeftnbsp;plaats gehad, en geringe organische gebreken,nbsp;misschien slechts ligte aangroeijingen en long-ver-harding, enz. zijn voortgebragt, waarmede het rustige en eenzelvige leven van het Rund tamelijknbsp;ongestoord kan bestaan.
Er komt nog eene andere vraag, welke mede tot den aard der ziekte in verband staat, in aanmer-de Longziekte had doorgestaan, welke volkomen goede ennbsp;veel melk gaf, doch onverw'acht stierf. De longen werdennbsp;bij de opening zoo verhard gevonden als hij die immer gezien had. Ook de Vee-arts van dojumelen deelde, ondernbsp;schrijven van 19 October 1843, mede, dat het verwonderlijknbsp;is, om te zien, hoe Uunderen, die van de Longziekte opkomen, somwijlen, bij eene krachtige voedering , wederom bijkomen, Hij zag er, die slechts zes weken, nadat zij denbsp;ziekte hadden doorgestaan, reeds ten gunstigste veranderdnbsp;waren.
-ocr page 409-king, namelijk deze: Is de Longziekte bij uitsluiting eigen aan het Rund, of worden ook andere onzer grootere huisdieren, bepaaldelijk het Paard,nbsp;het Schaap en Varken, door dezelve aangedaan.nbsp;Sommige Vee-artsenijkundigen, met name BOJA-Nüs (‘), VEiTH ('), en andere, stellen, dat het Rundnbsp;wel het meest aan dezelve onderhevig is, doch datnbsp;ook andere dieren daarvan niet verschoond blijven.
Volgens den eersten zou dezelve bij deze laatste alleen sporadisch, bij de Runderen epizoödschnbsp;voorkomen. SANDER (“), te Brunswijk, houdt denbsp;Longziekte van het Rund met die, welke bij Paardennbsp;voorkomt, volkomen voor dezelfde. BARTEIS (*) wilnbsp;soortgelijke ontaardingen bij de longen van hetnbsp;Paard als bij die van het Rund hebben waargenomen, alleen met het onderscheid, dat dezelvenbsp;bij het eerste in het algemeen niet dien omvangnbsp;hadden als bij het laatste, en de afdeelingen dernbsp;luchteellèn veel kleiner en naauwer aan elkandernbsp;verbonden, tevens rond, en altijd van een veelnbsp;helderder rooden kring omgeven waren.
Er zijn ook van tijd tot tijd berigten bij mij
(‘) Ueber die Seuchen der Hausthiere, 2‘“ Aufl. Wilna uud Leipzig 1820, S. 158.
P) Handbxich der YeUrindrkunde, B. II. S. 232, WienlSlS. {’) Beitr'dge zur pract. und gerechüichen Thierheilkunde,nbsp;Berlin 1810, S. 1—19, 74, u. s. w.
P) Wesen und Heilung der Lungemeuche des Rindviehes, Hehnstadt, 1841, S. 48.
-ocr page 410-ingekonien omtrent Paarden, welke men meende, dat door de Longziekte waren aangedaan, waaromtrent het mij echter, volgens de opgegevene bevindingen, bij de opening der ligchamen verkregen, isnbsp;voorgekomen, dat de plaats gehad hebbende ziektenbsp;voor gewone longontsteking moest worden gehouden,nbsp;welke in ettering of versterf was overgegaan, terwijl de gevallen, welke men wil, dat nu en dannbsp;hij Schapen zouden zijn waargenomen, de zoogenaamde %woeg of %woeg%iekle (‘) zullen geweestnbsp;zijn. Deze ongesteldheid, waaraan de Schapen,nbsp;vooral het kleine kortstaartige ras, in eenige streken, doch meer algemeen op het Eiland Texel ^nbsp;in sommige jaren, onderhevig zijn, gaat gepaardnbsp;met kortademigheid, welke in eene ziekelijke gesteldheid cn ontaarding der longen gelegen is,nbsp;waaraan de dieren spoediger of langzaam sterven.nbsp;Men noemt dezelve op Texel ook Tongziekte ofnbsp;zwoegerij (').
(’) J. KOPS, Magazijn van Vaderlandschm Landbouw, D. I. bladz. SS en ö9.
p) DE LA uAnpE, (GünLTunlt;lnF4RTwiG, Magazin, B. VIII. S, 11) onderzocht hij gelegenheid, dat men, in het Kantonnbsp;TFaadt en Freiburg, tot het doodcn van het longziekenbsp;Ilundvce overging, en sommige eigenaren verlangden, datnbsp;ook het kleinere Vee, namelijk Schapen en Geiten, werdnbsp;gcslagt, 15 longen, meest van Schapen. Bij geen der-zelvc vond hij zoodanige veranderingen, als welke aan denbsp;.Longziekte van het Bund eigen zijn. Bij een enkele namnbsp;men sporen van slepende long-ontsteking waar, met he-giunende vcrctlering rondom ceuc tuherkel-massa. Bjj eeni-
-ocr page 411-Op liet uitwendig voorkomen, moet deze ziekte voorzeker overeenkomst hebben met de Longziekte,nbsp;en het is waarschijnlijk, dat daarbij ook wel aan-groeijing van de longen aan het borstvlies, hepa-tisatie der eerstgenoemde deelen, uitstorting vannbsp;water en andere verschijnselen kunnen plaats hebben, die zij met de Longziekte gemeen heeft, gelijk trouwens ook bij het Paard de longontstekingnbsp;haren uitgang in hepatisatie of verharding kan nemen. Het is echter twijfelachtig, of deze ziektennbsp;met de ware Longziekte van het Rund van den-zelfden aard zijn te houden, en tevens of zij doornbsp;het laatste aan de eerstgenoemde dieren door besmetting wordt medegedeeld. Ofschoon het on-voorzigtig zoude zijn de mogelijkheid hiervan tenbsp;ontkennen, Ie meer, daar men in latere tijden denbsp;wederkeerige besmettelijkheid van sommige ziektennbsp;tusschen dieren van verschillende geslachten, ennbsp;tusschen deze en den mensch, heeft leeren kennen,nbsp;welke vroeger aan de waarneming was ontgaan (‘),nbsp;zoo zijn mij echter, gedurende het nu meer dan 1 2
ge bestonden op zich zelve staande, harde, tuberkcls, welke begonnen week te worden. Bij vele vond men eene gewone , witte, spekachtige, en , zoo als men wilde, bij da Schapen vrij dikwijls voorkomende ontaarding. (Zie hiervoren,nbsp;bladz. 358).
Men denke aan de koepokken, en de pokken van andere dieren en den mcnsch, aan de schurft hij verschillende dieren, aan den kwaden droes en meer andere, welke eenenbsp;wederkeerige besmettelijkheid voor verschillende diergeslachten,nbsp;en meermalen ook met betrekking tot den mensch, bezitten.
-ocr page 412-tienjarig bestaan der Longziekte in ons land, geene genoegzaam bevestigde voorbeelden voorgekomen,nbsp;om zoodanige besmettelijkheid dezer ziekte voor hetnbsp;Paard en Schaap aan te nemen. Had zulks inderdaad plaats, dan zouden de gevallen daarvan meermalen moeten voorkomen, daar toch de Paardennbsp;met de Runderen veelal in dezelfde weiden gaan,nbsp;in de stallen niet afgezonderd gehouden, en veelalnbsp;door dezelfde oppassers verzorgd worden, hetgeennbsp;ook gedeeltelijk op de Schapen kan worden toegepast,nbsp;bepaaldelijk op het kortstaartige ras, hetwelk algemeen met het Rundvee in dezelfde weiden graast.
Onlangs heeft de Hoogleeraar delwart, Ie Brussel, eenige waarnemingen medegedeeld (‘), welke schijnen te bewijzen, dat het Varken niet onvatbaarnbsp;zoude zijn voor de smetstolfe der Longziekte. Eennbsp;Landbouwer, met name JEAN van nispen, wonendenbsp;te Beveren, verloor binnen drie of vier maandennbsp;negen Melk-koeijen aan de Longziekte. Da Veearts F. MEClilELs werd geraadpleegd, of men zondernbsp;gevaar Varkens zou kunnen plaatsen in een kleinennbsp;stal, waarin hst laatst ziek geworden Rund, gedurende ongeveer veei'tien dagen te voren, verblijfnbsp;had gehouden. De Heer siECHIELS geen voorbeeldnbsp;kennende van de mededeeling dezer ziekte vannbsp;het Rund aan eenig ander diergeslacht, vond geennbsp;bezwaar deze vraag toestemmend te beantwoorden.nbsp;Er werden den volgenden dag twee Varkens van 1
Journal Vétérinaire et Agrkole, Tom. II. pag. 313.
-ocr page 413-vier of vijf maanden oud in den bedoelden stal overgebragt. Na vijftien dagen ontving de gemelde Vee-arts bet berigt, dat een dezer Varkensnbsp;was ovei’leden, en bet andere op sterven lag. Bijnbsp;de opening werden tot zijne groote verwonderingnbsp;dezelfde veranderingen aangetroffen, als bij denbsp;Runderen , welke aan de Longziekte zijn gestorven.nbsp;Volgens de opmerking van den eigenaar, zoudennbsp;beide voorwerpen gelijktijdig ziek zijn geworden,nbsp;en wel nadat zij acbt dagen in den besmetten stalnbsp;verblijf badden gehouden.
Door den Heer claes, te hembeoq, werd aan den Heer DELWART medegedeeld, dat bij meer dannbsp;twintig Varkens had verloren aan eene ziekte,nbsp;welke bij de opening der dieren gelijke ziekelijkenbsp;uitwerkingen deed kennen, als welke waargenomennbsp;worden bij de gestorvene iongzieke Runderen, ernbsp;bijvoegende, dat de Varkens ziek tvaren gewordennbsp;nadat zij korter of langer waren gehuisvest geweestnbsp;in een’ stal, welke door Iongzieke Runderen be*nbsp;smet was geworden.
Deze voorbeelden zijn te opmerkelijker, indien wij in aanmerking nemen, dat de inrigting dernbsp;longen van het Varken aanmerkelijk van die vannbsp;het Rund verschillen ('), en hieruit schijnt hetnbsp;gevolg te kunnen worden afgeleid, dat, hoewel denbsp;Longziekte bij het Varken niet oorspi-onkelijk mogenbsp;worden ontwikkeld, de longen echter, ongeacht
(b Zie den noot van bladz. 301.
-ocr page 414-378
liare verschillende organisatie, de vatbaarheid bezitten, om de, bij deze ziekte voortgebragte, sraei-stoffe op te nemen.
Wjj nieenen dat deze, nog op zich zelve staande, vyaarnemingen, belangrijk genoeg kunnen geachtnbsp;worden, om, in het belang der Veehouders, ennbsp;der wetenschap tevens, de aandacht bij voortdu-i'ing op de zaak gevestigd te houden.
4». WELKK ZIJN DE UITKOMSTEN DER ONDERSCHEIDENE GENEESWIJZEN EN VOORBEHOEDMIDDELEN, TEGEN DE LONGZIEKTE AANGEPRE-ZEN , EN IN HET WERK GESTELD '
'\S[ij hebben i’eeds vroeger de ongunstige uitkomsten medegedeeld, welke de Longziekte in ons land, van haar begin af tot en met Augustusnbsp;1842 (*)» heeft te weeggebragt, waarnaar men ooknbsp;de latere sterfte nagenoeg zal kunnen berekenen,nbsp;ofschoon de opgaven en vei’houdingen der aangetaste en overledene Runderen, sedert dien tijd,nbsp;minder geregeld zijn bekend geworden.
(‘) zie bladz. 25—39.
-ocr page 415-Uit liet, door ons gegeven, tabellarisch over-zigt, blijkt bet, dat van 100 longzieke Runderen gemiddeld nagenoeg 70 tot 71 stuks komen tenbsp;sterven, en dus 29 tot 30 van de ziekte opkomen,nbsp;leverende deze verhouding in de onderscheidenenbsp;Gewesten eenig verschil op (1 2). Wij zijn nietnbsp;volkomen in staat deze verhouding te vergelijkennbsp;met de sterfte, welke de Longziekte in de overigenbsp;landen, alwaar zij langer dan bij ons heeft bestaan,nbsp;te weeg brengt , daar men hieromtrent bij denbsp;Schrijvers zelden volledige mededeelingen aantreft.nbsp;Alleen heeft Db franqüe daarvan een overzigt gegeven omtrent de Longziekte in het Hertogdomnbsp;Nassau {'), volgens hetwelk de sterfte aldaar tot denbsp;genezingen stond als l—2 ‘¦V448’ STEIGER (^) neemtnbsp;aan, dat in de doorsnede de helft, en somwijlen eennbsp;grooter getal, der aangetaste Runderen van de ziektenbsp;opkomt, doch de Hoogleeraar vix merkt hieromtrentnbsp;aan, dat de uitkomst bij de epizoötien, door hemnbsp;waargenomen, niet zoo gunstig is geweest. Niet voornbsp;alle rassen schijnt de Longziekte even verwoestendnbsp;te zijn; althans merkt STEIGER (2) op, dat het oorspronkelijke Rundvee-ras van het Weslei-~wald,nbsp;in het genoemde Hertogdom, dezelve veel gemakkelijker doorstaat, dan de meer veredeldebovenland-
(‘) Bladz. 4fi.
(^) Magazijn, D, III, 1)1. 449 cri volg,
(8) NEBEL mid vix, Zcitschrift, R, IV. S. 70.
T. a. p.
-ocr page 416-landsdie rassen, en het aldaar aangehouden wordende Friesche (Hollandsche?) Rundvee. Hij meent den waai’schijnlijken grond daarvan te moeten zoeken in den vasteren vezelbouw en de meer droogenbsp;of dorre gesteldheid der eerstbedoelde dieren. Ziennbsp;wij nu, dat de uitkomst in ons land ongunstigernbsp;is, in betrekking tot sommige naburige landen, dcnbsp;reden zal misschien in den aard van het inheem-sche Rund gelegen zijn, als, wegens deszelfs meernbsp;slappen ligchaamsbouw, en de hiermede gepaardnbsp;gaande groote geschiktheid tot vleeschgroei, aanzetting van vet, en overvloedige melkgeving, minder berekend zijnde, om aan de kracht der ziektenbsp;weerstand te bieden, dan de meer drooge en schralenbsp;rassen, welke doorgaans minder ruim gevoed worden. Dat eene ruime voeding althans, gepaardnbsp;met verslapping en verteederiug van het ligchaam,nbsp;de Runderen minder geschikt maakt, om de Longziekte door te staan, wordt bewezen door de meernbsp;dan gewone sterfte, welke plaats heeft, indiennbsp;dezelve uitbreekt onder het Vee in de brandewijn-of genever-stokerijen (‘). Wij mogen niet onopgemerkt laten, dat ook de Runderpest, zoo dikwijls als dezelve, in de vorige eeuw ons land heeftnbsp;bezocht, steeds, in verhouding tot andere landen,nbsp;de sterkste verwoestingen heeft aangerigt. Hierbijnbsp;mag niet worden bijgezien, dat het grooter getalnbsp;Rundvee, hetwelk bij ons op eene betrekkelijk kleine 1
zie hiervoreti bladz. 214 , 278.
-ocr page 417-oppervlakte gromls bestaal, en de veelvuldige beweging van hetzelve, ten behoeve van den handel, welligt meer dan in vele andere landen tot eenenbsp;nlgemeene verspreiding van zoodanige besrnettelijkenbsp;ziekten aanleiding moet geven, waaraan het dannbsp;ook kan worden toegeschreven, dat de Longziektenbsp;zich bij ons in een’ betrekkelijk korteren tijd dannbsp;elders heeft uitgebreid, tot alle Provineien is doorgedrongen, en in dezelve, met uitzondering vannbsp;Groningen en Vriesland, lot nu toe gevestigd isnbsp;gebleven.
Zien wij dus, dat de Longziekte zoo verderfelijk in hare gevolgen is, dat van het, door dezelve aangetaste. Vee ver het grootste gedeelte daaraannbsp;verloren gaat, zoo ontstaat natuurlijk de vraag,nbsp;moet zulks aan den eigen aard der ziekte, namelijk aan hare ongeneesbaarheid op zich zelve, ofnbsp;aan andere oorzaken worden toegeschreven? Tennbsp;einde hierop te antwoorden, zal het noodig zijnnbsp;onderscheidene punten in overweging te nemen.nbsp;Wij zullen hierbij kortelijk tot de beschouwingnbsp;van den aard der ziekte moeten terugkeeren , ennbsp;nagaan, welke aanwijzingen ter behandeling daaruit,nbsp;op goede therapeutische gronden, voortvloerjen.nbsp;Daar, zoo als wij gezien hebben, de ziekte in hetnbsp;begin van eenen ontstekingachtigen aard is, zalnbsp;daartegen voorzeker eene gematigde, somwijlen,nbsp;naar omstandigheden, hoedanige hierboven (‘) zijnnbsp;aangewezen, eene meer krachtdadige, ontstekingwe-
(') Bladz. 327.
-ocr page 418-«
lende geneeswijze beliooren tc worden in het werk gesteld, ten einde de congestie van bloed naar denbsp;longen te verminderen en de doorzweeting tegennbsp;te gaan. Om dit oogmerk te bereiken, blijvennbsp;dan, naar ons inzien, matige bloedontlastingen,nbsp;afleidende tegenprikkels, bestaande in het zettennbsp;van etterdragten aan verschillende ligchaamsdee-len, het inwrijven van scherpe blaarverwekkendenbsp;smeersels op de borstwanden, gepaard met het inwendig gebruik van zoodanige middelen, die denbsp;plaatselijk verhoogde werkzaamheid van het slagaderlijke vaatgestel kunnen matigen, en de plasticiteit des bloeds tegengaan, altijd de middelen,nbsp;waarop men nog het meeste vertrouwen mag stellen.
Onder deze komen dan de verkoelende en ontbindende middelzouten, met name vooral het ammoniak-zout, de salpeter^ het wonde?-- ennbsp;engelsoh %out, ook in het bijzonder de %oetenbsp;kwik en de In-aakwijnsteen, in gepaste verbindingen, vereenigd met verzachtende, slijmige ofnbsp;olieachtige, middelen, het meest in aanmerking,nbsp;waarvan wij de giften en wijze van toediening tenbsp;zeer bekend achten, dan dat het noodig zal zijnnbsp;daaromtrent hier bepaalde voorschriften mede tenbsp;deelen (’).
Kan inmiddels de ontstckingwei’ende geneeswijze 1
Men vindt over de geneeswijze der Longziekte uitvoerig gehandeld in het Derde Deel van dit Magaiijn, hladz. 12tgt;,nbsp;cn op meerdere plaatsen, waarnaar wij verwijzen.
-ocr page 419-strekken, om de verdere ontwikkeling der ziekte voort te komen, hare aanwending bepaalt zich,nbsp;naar onze meening, zoo niet uitsluitend , dan tochnbsp;hoofdzakelijk, tot het tijdperk, waarin de ontsteking en de daaruit voortvloeijende gevolgen, namelijk dedoorzweeting, longontaarding, en zamen-groeijingen, nog slechts geringe vorderingen hebben gemaakt. Door de bedoelde geneeswijze zal dannbsp;nog meermalen niet alleen de ontsteking in harennbsp;voortgang kunnen worden gestuit, maar zullen ooknbsp;de door haar reeds voortgebragte uitwerkingen,nbsp;namelijk ligte longontaarding, uitstortingen van se-reuse, ook van sereus-plastische, vloeistoffen, doornbsp;ontbinding en opslorping worden weggenomen,nbsp;waardoor dan de Runderen, hetzij volkomen ofnbsp;slechts onvolkomen, kunnen worden hersteld.
Daar echter, zoo als vroeger is opgemerkt, de ontsteking zoo langzaam en bedektelijk in de longen geboren wordt en voortgaat, dat dezelve doorgaans, gedurende meerdere weken, door geenenbsp;uitwendige verschijnselen gekend wordt, zoo blijftnbsp;de ontstekingwerende geneeswijze, in de meestenbsp;gevallen, als van zelve buiten aanwending op dennbsp;lijd, wanneer men daarvan het ware nut zou kunnen verwachten; na welken tijd zij in het algemeen niet meer aangewezen is.
Heeft toch de ziekte reeds zoodanige voortgangen gemaakt, dat eene of beide longvleugels groo-tendeels verhard, vei’groot, en het inwendig weefsel zelve geheel van aard veranderd is geworden.
-ocr page 420-38 i
dat er aaneeiigroeijiiigen vaii deden in eene aanmerkelijke uitgebreidheid, uitstorting van serumia de borstholte, ten bedrage van vele ponden, afscheiding en ophooping van vezelstoffe in de luchtpijp, of wel in het hart en de bloedvaten, plaatsnbsp;hebben, dan zal voorzeker de ontstekingwerendenbsp;geneeswijze niet meer in staat zijn den toestand tenbsp;verbeteren, maar zal dezelve, wegens haren on-niiddellijk verzwakkenden invloed , veeleer als schadelijk moeten worden beschouwd; zij zal dannbsp;doorgaans den dood moeten verhaasten.
In deze omstandigheid, dat namelijk de Longziekte in haar eerste ontstaan niet gekend wordt, is de hoofdreden gelegen der hoogst onzekere uitkomsten, welke elke later aangewende behandelingnbsp;ten gevolge moet hebben.
Wij hebben gezien, dat het begin der ziekte algemeen gerekend woi’dt van het tijdstip, dat dezelve zich door uitwendige verschijnselen openbaart, doch tevens opgemerkt, dat de organische veranderingen dan reeds in een aanmei’kehjken trapnbsp;zijn voortgebragt. Het is dan niet meer de oor-spronkel'yke ziekte zelve, tegen welke te strijdennbsp;valt, het zijn hare uitwerkingen, waartegen, alsnbsp;secondaire ziekten, de behandeling moet gerigtnbsp;worden, hetwelk algemeen te minder met een ge-wenscht gevolg geschiedt, daar, in vele gevallen,nbsp;de eerste kenmerken, waarmede de ziekte te voorschijn treedt, tevens als de voorboden van dennbsp;naderenden dood kunnen worden beschouwd.
-ocr page 421-Hier blijft voorzeker niet alleen elke poging tot genezing vruchteloos, maar is de behandeling vannbsp;het zieke Vee zelfs veeltijds als nadeelig te beschouwen, omdat door elke beweging, welke daarmedenbsp;gepaard gaat, zooals hij het zetten van etterdragtennbsp;of andere werkdadige verrigting, de benaauwdheidnbsp;moet vermeerderd worden. Dit geldt zelfs van hetnbsp;ingeven van geneesmiddelen, als waardoor de Runderen, in een gevorderden trap der ziekte, veelnbsp;lijden, wegens het uitrekken van den hals, en denbsp;wederstreving, welke hierbij somwijlen plaats heeft.
Niet altijd echter is de Longziekte zoo snel in Ijaar beloop, dat dezelve, binnen weinige dagen,nbsp;nadat zij zich heeft doen kennen, met een doo-delijk gevolg ten einde loopt. Zij duurt meermalennbsp;twee, drie, en meerdere weken (‘), als wanneernbsp;zij somwijlen eene gunstige wending neemt, zoodatnbsp;de Runderen van dezelve opkomen, hoewel ook denbsp;meeste binnen dit tijdperk sterven. Wanneer denbsp;ziekte eene wending tot herstelling neemt, zoo bereikt dezelve het ergste toppunt niet, maar keertnbsp;zij in dat geval spoediger tot beterschap. De Heernbsp;VAN D03DIEI.EN wil opgemerkt hebben, dat, in dienbsp;gevallen, alwaar de linker long is aangedaan, denbsp;Runderen spoediger bezwijken, en de ziekte metnbsp;meerdere benaauwdheid gepaard gaat, dan wanneernbsp;de regter long alleen in de verharding begrepennbsp;is. De ziekte zou in het laatste geval in den regel
(‘) zie hiervoren bladz. 285.
IV. Deel,
27
-ocr page 422-wel aclit dagen langer duren, voor dat de dood volgt, terwijl de Runderen dan ook minder be-naauwd zijn en klagen of steunen dan bij de aandoening der linker long. De Veehouders zelvenbsp;hadden dit opgeraerkt, zoodat zij meermalen vooruitnbsp;wisten te bepalen, of de long der regter of linker zijde was aangedaan.
Op enkele hoeven, alwaar de Longziekte heerscbt, worden de Runderen, in grooteren of geringerennbsp;getale, door dezelve in een geringen trap aangetast, als wanneer de meeste slechts, gedurendenbsp;eenige dagen, door hoest en ligte koorts-verschijnselen worden overvallen, waarbij de spijsvertering,nbsp;herkaauwing, de ontlasting van den afgang, en andere afscheidingen meer of minder belet of ongeregeld zijn, doch waarvan de Runderen, onder eenenbsp;gepaste behandeling, weldra herstellen. Dusdanignbsp;zachtaardig beloop is door meerdere Vee-artsen waargenomen , en mij werd daai’omtrent de mededeelingnbsp;gedaan door den Heer VAN do.iimelen , dat die Runderen, welke bij het ontstaan der ziekte op de stallen of in de weiden het meest en scherpst hoesteden,nbsp;de minste vatbaarheid schenen te bezitten voor denbsp;wezenlijke Longziekte. Insgelijks deelde de Heernbsp;Med. Doet. J. J. A. LCCHTMANS mede, dat het vooralnbsp;zijne aandacht heeft getrokken, dat men op de meestenbsp;stallen, onderscheidene Runderen hoort hoesten metnbsp;een scherp eigenaardig geluid, terwijl evenwel dienbsp;stallen bevrijd blijven van de Longziekte, gedurendenbsp;den winter, en soms een of twee jaren lang, even
-ocr page 423-als hij bij het epidemisch heerschezi vau de croup meermalen heeft opgemerkt, dat vele kinderen bijnbsp;verkoudheid iets van den croup-ioan. ia. het hoesten hebben; ofschoon dit niet altijd in wezenlijkenbsp;croup overgaat.
Wanneer de Longziekte onder zoodanige ligte gedaante te voorschijn komt, indien namelijk denbsp;ongesteldheid kan geacht «worden in den waren aardnbsp;dezer ziekte te deelen (‘), zullen wel de organischenbsp;vei'anderingen der borst-ingewanden van geringenbsp;beleekenis blijven, en, voor zoo ver zij mogtennbsp;bestaan, door oplossende middelen of door de natuurkrachten zelve wederom tot ontbinding kunnennbsp;worden gebragt, zoodat daarvan geene of slechtsnbsp;weinige hindernissen overhlijven, maar de Runderennbsp;zoo goed als volkomen hersteld worden. Waar echter de ziekte sterker aantast, zoo als algemeen plaatsnbsp;vindt, en dezelve eenen langeren tijd voortduurt,
(1) Door den lieer Vee-arts i. van calcab , wordt melding gemaakt (Magazijn, D. Dl. bladz. 207j. dat hij iu 1833 meermalen hoestende E anderen behandelde , bij welkenbsp;de ziekte-verschijnsclen niet zoo duidelijk waren, dat hijnbsp;dezelve voor Longziekte durfde verklaren.
SEER (t. a. p. S. 20) spreekt ook van zoodanige ligte wijziging der Longziekte, waargenomen in het Brandenburg-sche. De Veehouders schenen dezelve niet bijzonder tenbsp;vreezen. Zoodra het Kundvee den hun welbekenden hoest,nbsp;des ochtends en des avonds, of na het voederen , hoorennbsp;liet, werd cene aderlating aangewend, eene etlcrdragtgezet,nbsp;en wonderzout met genever-bezien ingegeven. Na dc aan-¦B'ending dezer voorbehoedings-geneeswijze toonden de dierennbsp;zich vvederom hersteld, werden vetgemest^ en verkocht.
blijven er meer of minder aanmerkelijke, voortdurende en onherstelbare, ontaardingen in de borst-organen over.
De Longziekte kan dus wel gezegd worden in den regel uit haren eigen aard ongeneesbaar tenbsp;zijn. Volgens sommigen (‘) zou nimmer eenig Rundnbsp;volkomen van dezelve hersteld worden, daar denbsp;ontaarding der longen „ en de aaneengroeijingennbsp;steeds blijven bestaan. Wij zijn schier geneigd aannbsp;dit gevoelen ons zegel te hechten, en zulks uitnbsp;aanmerking, dat de eenmaal doorgezweete stoffennbsp;niet geheel wederom kunnen worden weggenomen,nbsp;terwijl het longweefsel zoodanig van aard is veranderd, dat het eene ten eenemale onoplosbare zelfstandigheid is geworden.
Intusschen zijn er vele middelen beproefd, om de Longziekte in het tweede of openbare tijdperknbsp;te genezen. Sommige dezer middelen steunen opnbsp;een rationelen, andere slechts op een zuiver e»2-•pirischen grond.
Het heeft niet ontbroken aan aanbevelingen, door lieden van allerleien rang en stand, hetzij uitnbsp;de edelste bedoelingen voor het maatschappelijknbsp;welzijn, gelijk ongetwijfeld ten aanzien van velennbsp;mag worden aangenomen, hetzij met inzigt, omnbsp;hun eigen voordeel in de eerste plaats te bevorderen, van middelen, geschikt ter genezing dernbsp;Longziekte, of om tot dat oogmerk te worden on-
l‘) VIS, {Zeilschrift von neuei. und vix; Vergelijk hier-vorcn, blaJz. 328—331.
-ocr page 425-derzocht en beproefd. Sommige derzelve werden met grooten ophef als onfeilbaar daartoe aangeprezen.
Wij zullen niet treden in eene opsomming, veelmin in de beoordeeling van al de geneeswijzen , welke hieromtrent van tijd tot tijd in de dagbladen zijn voorgesteld, of bij geschrifte aan hetnbsp;Departement van Binnenlandsche Zaken ingediend ,nbsp;waaromtrent doorgaans ons gevoelen door Z. Exc.nbsp;den Heer Minister van dat Departement is gevraagd geworden. Ik wil echter niet onvermeldnbsp;laten, dat de meeste der bedoelde middelen ennbsp;geneeswijzen dezelfde waren, welke in de vorigenbsp;eeuw tegen de Runderpest op denzelfden voetnbsp;waren aangeprezen, en in de geschriften van diennbsp;tijd bewaard gebleven, waaruit dezelve thans wederom tevoorschijn werden gebi’agt. Hoezeer echternbsp;sommige dezer raadgevers dwaalden, die de Runderpest en de Longziekte voor dezelfde ziektennbsp;meenden te moeten houden, bij welke derhalve ook,nbsp;volgens hunne redenering (1), dezelfde geneeswijzennbsp;te pas schenen te komen, kan alleen daaruit blijken, dat men bij de laatste ook de inenting heeftnbsp;aanbevolen (®).
Algemeen Handels-enAdvertentie-bla(lvanl2 Junij 1839. p) Algemeen Handels- en Advertentie-blad van 18 Maartnbsp;1840. Deze wijsheid werd medegedeeld uit Sneek, Wijnbsp;hebben vroeger, (zie bladz. 52j op het verschil opmerkzaamnbsp;gemaakt, hetwelk er, in vele opzigtcn , tusschen de tweenbsp;hier bedoelde, besmettende, ziekten van het Rundvee bestaat.nbsp;Hiertoe behoort mede, dat de Runderen, welke van de ziektenbsp;opkomen, slechts onvolkomen herstellen. Het zou dus hoogst
-ocr page 426-Ofschoon sommigen (‘) ook in het openbare tijdperk der ziekte eene ontstekingwerende geneesvvij-en wel herhaalde en krachtdadige aderlatingen, willen hebben aangewend, zoo beschouwen denbsp;meeste Vee-artsen dezelve, op grond hunner ondervinding, in een gevorderden staat der ziekte , alsnbsp;nadeelig, en wij zouden, op de aangevoerde gronden, geenszins sterke algemeene bloedontlastingennbsp;durven aanprijzen. Misschien kunnen herhaaldenbsp;en vei’deelde plaatselijke bloedontlastingen, bij wijzenbsp;van bloedige koppen , op de borstwanden aangewend, indien de ziekelijke gesteldheid niet reeds alsnbsp;te ver gevorderd kan worden beschouwd, nuttig
ondoelmatig zijn als beveiligings-middel de inenting tegen de Longziekte aan te wenden, daar deze zoodanige ontaar-dingen in de longen voortbrengt en achterlaat, waarmedenbsp;het leven der Runderen op den duur onbestaanbaar is.
(*) Onder deze behoort ook D''. franqüe , (zie Magazijn, D. III. bladz. 129, en onze aldaar gemaakte bedenking opnbsp;de voorgestelde krachtdadig ontstekingwerende geneeswijze).nbsp;Onder onze Laudgenooteu vond de Heer j. a. van elbürg,nbsp;te Loosduinen. (Men zie den Konst- en Letterbode van 4nbsp;Mei 1838, N». 19), eene gunstige uitwerking van kleinenbsp;aderlatingen tot 4 pinten, en het toedienen van 3 spijs-Icpels poeder van senebladen, syroop, en raap-olie, waardoornbsp;zoowel op den stal van den Heer M'. a. e. van der. goes,nbsp;die reeds vroeger een vijftal Runderen aan de Longziektenbsp;had verloren, als op vijf andere stallen derzelfde Gemeente,nbsp;een twintigtal Koeijen werden behandeld, met dat gelukkignbsp;gevolg, dat alle volkomen werden hersteld, terwijl meer dannbsp;s/a der gene, die met versterkende middelen werden behandeld, zonder te zijn adergelaten, kwamen te overlijden.
-ocr page 427-zijn, waartoe het best gebruik zal kunnen worden gemaakt van eene zuigpomp, hoedanige men afge-beeld vindt in het Recueit de Médecine Vétérinaire^ Tom. I, pag. 279 (‘). De Heer Med*nbsp;Doet. LüCHTMANS heeft onlangs aan de Provincialenbsp;Commissie van Geneeskundig Onder%oek en Toe-voortiigt^ in Noord-Holland, het voornemen tenbsp;kennen gegeven, om met zoodanig werktuig proefnemingen tot het doen van plaatselijke bloedontlastingen in het werk stellen, waarvan wij de uitkomsten met belangstelling te gemoet zien. Hij merkt tenbsp;regt aan, dat deze bloedontlastingen minder verzwakken dan de algeraeene aderlatingen, welke ooknbsp;bij dragtige Koeijen minder aangewezen zijn, alsnbsp;waardoor dezelve veeltijds te veel verzwakt worden,nbsp;en aanleiding tot het afzetten van het Kalf wordtnbsp;gegeven, alsook dat de Koeijen, na het kalvennbsp;liggen blijven, zich doorleggen, niet van de nageboorte bevrijd worden, en wat dies meer zij:nbsp;omstandigheden, welke maar al te dikwijls bij denbsp;longzieke Koeijen plaatshebben. Dusdanige, meermalen herhaalde, plaatselijke bloedontlastingen zullen kunnen dienen om de ontsteking en doorzwee-tlng te verminderen en aan de niet te ver gevorderde ontaardingen meerdere ontbindbaarheid tenbsp;verleenen. Zij zullen de werking der verder aannbsp;te wenden afleidende middelen kunnen ondersteunen en bevorderen.
(') Afplieation des ventouses sur les animame domestiques, par F. i. MOREL.
-ocr page 428-Mogen dus de Lloedontlastingen, ook in liet openbare tijdperk, niet volstrektelijk of on voorwaardelijk worden afgekeurd, daar de ontsteking ooknbsp;nu nog bij krachtvolle en wel gevoede Ruudei’ennbsp;eene zekere mate van actief karakter kan behouden, terwijl ook dan, wanneer zij reeds een passiefnbsp;karakter heeft verkregen, eene plaatselijke ontledi -ging der bloedvaten hare nuttigheid kan hebben,nbsp;wij meenen, dat deze ontlastingen, vooral echter denbsp;algerneene aderlatingen, nu met veel omzigtigheidnbsp;behooren te worden aangewend, dat dezelve innbsp;ver de meeste gevallen niet meer als aangewezennbsp;kunnen worden beschouwd, en dat zij in eenennbsp;eenigzins gevorderden toestand der ziekte geheelnbsp;achterwege zullen moeten worden gelaten.
Voor zoo ver hier nog aan eene herstelling der verharde, verdikte, te zamengegroeide, vaste dee-len, en aan de opneming der uitgestorte weivoch-ten en van het bloedplasma moge hunnen gedachtnbsp;worden, zullen daartoe vermogende ontbindendenbsp;en versterkende geneesmiddelen te pas komen,nbsp;waarmede echter het oogmerk slechts zeldzaam ennbsp;niet dan onvolkomen zal worden bereikt. Dezenbsp;middelen zullen echter in staat zijn, door de krachten der spijsvertering te versterken, onder hetnbsp;toedienen van gepaste voedsels, gunstig mede tenbsp;werken, oin het leven der dieren, hoewel dannbsp;onvolkomen genezen wordende, nog meermalen eennbsp;tijd lang te behouden.
Wij zullen hiertoe geene bijzondere en bepaalde
-ocr page 429-voorschriften behoeven op te geven, daar elk Veearts dezelve, naar de verschillende omstandigheden gewijzigd, zal weten te zamen te stellen.
De braakwijnsteen, de ^out’üure kwik of calomel, de zoutachlig-billere exlraolen, als der honds tong, gezegende distel, duive-kervel, stinkende goïiw, het water-drieb lad, Act gele peen,nbsp;der gevlekte scheerling, voorts de gom-harsten,nbsp;met name de ammoniak-gom, de duivelsdrek,nbsp;ook het teerwater, de zwavel, het iodium of denbsp;bereidingen van hetzelve, en meerandere, zullen,nbsp;volgens de regelen der artsen ij mengkiinde, in gepastenbsp;verbindingen te zamengesteld, ter vervulling dezernbsp;aanwijzing steeds in aanmerking kunnen komen; terwijl bijvoegingen van den tia/ertaati-, wolverlei-,nbsp;engel-, calmus-, alands-, gentiaan-wo?'tel, vannbsp;genever- en laurier-bezien, van den sevenboom ,nbsp;van het venkel-, karwei-, anijs-, coriander-zaad, enz. de werking dezer middelen kunnennbsp;ondersteunen. Men zal deze geneesmiddelen opnbsp;zich zelve, doch ook somwijlen met nut in slijmigenbsp;afkooksels, als van lijnzaad, van heemst- , malva-,nbsp;wolle-kruid-bladen, vooral ook van het ijsland-sche mos, van het hoefblad, en soortgelijke krui •nbsp;den, kunnen toedienen.
üe meeste onzer Vee-artsen hebben bij hunne geneeswijzen deze gezigtspunten gevolgd, en wynbsp;hebben dus hier slechts ten behoeve van de jongere kunstoefeuaren, die vervolgens ter behandeling der Longziekte zullen worden geroepen, aan
-ocr page 430-eenige voorname mid delen willen herinneren, waarvan zij zich daartoe zullen kunnen bedienen.
Wanneer de ontlasting van den mest vertraagd is, zullen gepaste laxeermiddelen, ml wonder%out,nbsp;engclsch %oul, rhabarber, senebladen of aloënbsp;kunnen worden gegeven. De ondervinding bevestigt steeds, dat eene behoorlijke buiks-ontlasting aannbsp;de zieke dieren verlichting verschaft, waarschijnlijk, door eenige verruiming aan de borstholte toenbsp;te brengen, terwijl zij ook den bloedstroom van denbsp;borst-organen kunnen afleiden, en daardoor, alsnbsp;door tegenwerking, eenigerniate den voortgang vannbsp;het ziekte-proces tegengaan. Het spreekt van zelf,nbsp;dat de darm*ontlastende middelen, evenmin als denbsp;bloedontlastingen, niet meer in aanmerking komen,nbsp;wanneer de zwakheid de overhand heeft genomen,nbsp;en de vertraagde ontlasting door eenen uitputtenden doorloop is vervangen geworden, die dannbsp;veeleer door de bekende versterkende en zamen-trekkende middelen, zoo veel mogelijk, zal behoo-ren te worden tegengegaan.
Door de meeste Vee-artsenijkundigen (‘) wordt gesteld, dat de ziekte, bij dragtige Koeijen, wanneer deze het Kalf verwerpen, zooals veeltijds plaatsnbsp;vindt, doorgaans spoedig verergert; weshalve dit doornbsp;hen als een ongnnstig verschijnsel wordt beschouwd ,nbsp;terwijl de Landlieden zich doorgaans van het tegendeel overtuigd houden, die daarin vrij algemeen
(‘) FttANQUB, Magazijn, D. UI. bladz. 122.
-ocr page 431-de hoop op het behoud des zieken diers ineeneii te kannen vestigen.
Wat zal men hier kunnen aannemen, omtrent eene daadzaak, welke door de ondervinding alleennbsp;kan worden heslist? Wij antwoorden: dat beidenbsp;gevoelens op waarheid gegrond kunnen zijn, indiennbsp;dezelve slechts niet te algemeen geldend wordennbsp;gemaakt. Indien het ontijdig verwerpen van lietnbsp;Kalf het gevolg is van eenen ver gevorderdennbsp;trap van verzwakking der moeder, en van denbsp;uitputting barer krachten, terwijl het jong, wegens gebrek aan voeding, uitgeteerd, welligt reedsnbsp;gestorven, of tot bederf is overgegaan, zoo zal denbsp;ziekte, uit hoofde der kracht-iuspanning, welkenbsp;tot de uitdrijving der vrucht en nageboorte gevorderd wordt, den zw'akheids-toestand vermeerderen, en bet levensgevaar vergrooten. De nageboorte kan in de baarmoeder terugblijven , tot rotting en ontsteking van dit deel aanleiding geven,nbsp;hetwelk eene nieuwe complicatie doet geboren worden. Op zich zelf is reeds de zwangerheid eenenbsp;voorwaarde, waaraan zich meerder gevaar verbindtnbsp;dan aan den ombezwangerden staat, indien denbsp;moeder-dieren door eenige hevige ziekte wordennbsp;aangetast.
Intusschen hebben reeds vroeger een tweetal waai’-nemingen, door den Heer iiUTGlïRS ('j medegedeeld, doen zien, dat Koeijen, welke, gedurende den
(’) Magazijn, D. lil. bladz. 223.
loop dei' ziekte, de Kalveren hadden afgezet, daarna beterden, en zelfs spoediger hersteld werden dan andere. Ik heb van andere Vee-artsen, sedertnbsp;dien tijd, meerdere waarnemingen ontvangen, dienbsp;met de bovenstaande overeenkomen, waaruit dusnbsp;blijkt, dat de opmerking der Landlieden te dezennbsp;niet onvoorwaardelijk als ongegrond kan wordennbsp;beschouwd. Het Iaat zich ook verklaren, dat,nbsp;indien de ziekte niet in den hevigsten trap hetnbsp;dragtige moeder-dier beeft aangetast, en hetzelvenbsp;nog genoegzame krachten bezit, oin de verlossingnbsp;behoorlijk te volbrengen, en de vermoeijenissen ennbsp;verdere gevolgen, daaraan verbonden , door te staan,nbsp;de verwijdering van het Kalf een voordeeligen invloed op den verderen afloop der ziekte kan uitoefenen ; als wordende deels hierdoor eene meerderenbsp;ruimte bezorgd in het ligchaam der moeder, waardoor de vergroote longen van drukking eenigermatenbsp;worden bevrijd; terwijl het moederdier anderdeelsnbsp;de voedende deelen nu voor zich zelf blijft behouden , welke het anders aan de vrucht moest afstaan.nbsp;Eindelijk wordt met het verwerpen de verhoogdenbsp;levenswerkzaamheid, en de grootere plasticiteit desnbsp;bloeds, welke, tijdens de zwangerheid, in de lig-chamen der moederdieren bestaat, weggenomen:nbsp;zoodat, in zekeren zin, de miskraam, onder denbsp;bedoelde omstandigheden, kan beschouwd wordennbsp;gelijk een antiphlogistisch geneesmiddel te werken.
-ocr page 433-3!) 7
VVij moeten hier nog in eeue bescliouwiug treden van eenige zaken, welke tol de straks geopperdenbsp;vraag, in hoe ver namelijk de Longziekte uit haren aard al of niet geneesbaar kan worden geacht,nbsp;en wat de ondervinding dienaangaande heeft geleerd?, in de naauwste betrekking staan, waaruitnbsp;ophelderingen kunnen voortvloeien aangaande denbsp;zoo weinig voldoende uitkomsten, welke de verschillende geneeswijzen, bij deze ziekte aangewend,nbsp;hebben opgeleverd.
Deze ongunstige uitkomsten zijn in onderscheidene omstandigheden gegrond, welke gedeeltelijk in de ziekte zelve, gedeeltelijk buiten haar gelegennbsp;zijn. Tot de eerste behooren:
1°. De langzaam en heimelijke ontwikkeling der ziekte; waardoor zij zich, in ver de meeste gevallen, reeds volkomen heeft gevormd, en al de organische veranderingen in de longen en overigenbsp;deelen der borstholte zijn voortgebragt, welke aannbsp;de ziekte eigen zijn, zonder dat zulks door uitwendige kenmerken wordt waargenomen.
2°. Deze ziektekundige voortbrengselen zijn van dien aard, dat dezelve voor geeneontbinding, opslorping, of vernietiging vatbaar zijn, daar denbsp;weefsels der longen en der weivliezen in hunne inwendige zamenstelling te zeer worden veranderd,nbsp;dan dat dezelve door eenige, ons tot dus ver bekende, middelen of geneeswijzen, lot den natuurlijken staat kunnen worden teruggebragt. Hiervannbsp;is het gevolg, dat die desorganisatien, eens zijnde
-ocr page 434-voortgebragt, altijd blijven bestaan, en bel alleen kau afhangen van de grootere of geringere uitgebreidheid , welke de ontaardingen, vooral der longennbsp;zelve, hebben verkregen, of het Rund, nadat denbsp;ziekte is tot staan gekomen, met zoodanige ziekelijke longen nog een’ zekeren tijd kunne voortleven. De ondervinding levert, gelijk wij geziennbsp;hebben (‘), voorbeelden op, dat zulks plaats kannbsp;hebben, zoodat de zoogenaamde gebeterde Runderen nog wederom een tijdlang voor de melk-ge-ving en vetgroeijing geschikt worden. Dusdanigenbsp;Runderen zijn echter 'geenszins hersteld, maar innbsp;den eigenlijken zin steeds longziek gebleven.
Verschillende oorzaken staan den Vee-arts en de wetenschap in de weg, om tot de volstrekt zekere kennis te geraken, wat de kunst inderdaadnbsp;op de ziekte vermag, ten einde door hare toepassing de uitkomsten in het algemeen minder noodlottig te doen zijn, dan tot dus ver het geval isnbsp;geweest.
Vooreerst komt hier in aanmerking het geldelijk bezwaar, dat aan eene voortgezette geneeskundigenbsp;behandeling verbonden is. Daar de dagelljkschenbsp;ondervinding den Veehouder den doorgaans on-gelukkigen afloop der ziekte heeft doen kennen, ooknbsp;ten .aanzien van die Runderen, aan welke geneesmiddelen zijn toegediend, houdt hij zich schier overtuigd, dat er legen de kwaal geen hulp bestaat of te 1
zie hiervorcii Wadz. 3ö8.
-ocr page 435-vinden is. Hij huivert, en, in zekeren zin, kaïi hem zulks niet zoo geheel ten kwade worden geduid,nbsp;om, bij het waarschijnlijk vooruitzigt van zijnnbsp;Vee te zullen verliezen, nog geldehjke opolïeringeiinbsp;te wagen. Vindt hij zich echter verpiigt, tennbsp;einde de aanspraak niet te verliezen op de schadevergoedingen, welke hij, in geval dat eenig Rundnbsp;aan de Longziekte komt te sterven, uit het Fondsnbsp;voor den Landbouw kan genieten, de hulp vannbsp;een erkenden Vee-arts in te roepen, en, gedurende cenigen tijd, geneesmiddelen aan te wenden,nbsp;zoo ontvangt hij van den laalsten doorgaans eeni-gen raad, of wel eeuig middel, om aan den eischnbsp;der wetten of bestaande voorschriften te voldoen,nbsp;en opdat ook de Vee-arts later kunne verklaren, dat hij het onderwerpelijke Rund heeft behandeld, en daartegen geneesmiddelen — welkenbsp;in den regel als de doelmatigste mogen worden gehouden , en steeds als zoodanig worden opgegeven —nbsp;heeft aangewend. Hoe weinig dusdanige kortstondige en geheel oppervlakkige behandelingen, die alleen ten doel kunnen hebben, om daarmede aan.nbsp;de vereischte formaliteiten te voldoen, geschikt zijn,nbsp;om de uitwerking van een bepaald geneesplan of vannbsp;eenig bijzonder middel te leeren kennen, de nuttigenbsp;of schadelijke eigenschappen van hetzelve aan eenenbsp;naauwkenrige heoordeeling en vergelijking te toetsen,nbsp;ten einde daaimp vervolgens dezelfde cf eene andere ennbsp;hetere geneeswijze te gronden, zal niet behoeven tenbsp;worden aangetoond. Men zal op deze wijze honderde
-ocr page 436-longzieke Runderen geneeskundig, zooals liet heet, kunnen behandelen, gelijk zulks inderdaad metnbsp;de meeste Vee-artsen het geval is, zonder datnbsp;zij daarmede voor hunne eigene therapeutischenbsp;kundigheden eenige winst doen, noch eene voldoende ondervinding verkrijgen omtrent de hestenbsp;wijze van behandeling, waardoor zij aan het behoud van den Vee-stapel later eenig meerdernbsp;Voordeel, zouden kunnen toebrengen. Om niet tenbsp;gewagen, dat de raadgevingen van den Vee-arts,nbsp;en de door hem voorgeschrevene geneesmiddelennbsp;nog zeer dikwijls onvolkomen door de Veehoudersnbsp;worden opgevolgd en aangewend, waardoor hij dusnbsp;almede bulten staat w'ordt gesteld behoorlijke gevolgtrekkingen, ten aanzien van derzelver nuttigheidnbsp;of nutteloosheid, te maken.
Hierbij komt wijders in aanmerking, dat de
eigenaren van het aangetaste Vee in den regel eerst dan de hulp van den Vee-arts inroepen, wanneernbsp;de ziekte zich in hare volle kracht vertoont, ennbsp;de zieke R-underen schier tot nabij den dood zijnnbsp;genaderd, zooals vele lijsten, waarop de dagen vannbsp;het begin der ziekte en van het sterven staan aan-geteekend, zulks ten duidelijkste uitwijzen. Hetzijnbsp;nu de eerste verschijnselen der ziekte door denbsp;Veehouders achteloos zyn voorbij gezien, of welnbsp;opzettelijk verzwegen geworden, ten einde, zoonbsp;lang mogelijk, de kosten voor vee-artsenijkundigenbsp;hulp en geneesmiddelen te voorkomen, wegens dennbsp;bekenden ziekehjken toestand der borst-ingewaa-
É
-ocr page 437-den, en de uitwerkingen, welke nu reeds in het geheele ligchaam zijn voortgebragt, valt aan geenenbsp;genezing meer te denken, maar mag elke geneeswijze schier nadeelig worden genoemd, vermits denbsp;voorwerpen daarbij afgemat, en nog meer verzwaktnbsp;worden. Hier is dus elke poging, om de ziekenbsp;dieren nog te redden, ten eenemale doelloos, ennbsp;mag ieder daartoe nu nog aangewende kosten alsnbsp;nutteloos weggeworpen worden beschouwd.
Deze geopperde omstandigheden zijn in den aard der zaak gelegen, en hangen zoo zeer met de belangen der Veehouders, die hunne have alleen uitnbsp;het oogpunt der geldswaarde, en als voordeel-aan-brengende voorwerpen, beschouwen, te zamen, datnbsp;daarin wel geene verandering is vooruit te zien.
Om, zoo veel mogelijk, tot eene nadere kennis te komen, in hoe ver de Longziekte, door eenenbsp;doelmatige, en meer geregeld aangewende, geneeswijze, meer dan tot dus ver het geval Is geweest,nbsp;inderdaad voor eene volkomene genezing vatbaar zij,nbsp;zou bet noodig wezen, dat een zeker getal long-zieke Runderen op openbare kosten en gezag wier-den aangekocht, en aan verschillende geneeswijzen, door bekwame Vee-artsenijkundigen, bijgestaan, zoo veel noodig, door Genees-en Landhuishoudkundigen, werden onderworpen, hoedanigenbsp;beproevings-geneeswijzen gedurende een voldoenden tijd zouden dienen te w'ordeu voortgezet.nbsp;Mogt de uitslag leeren, dat ook door deze handelwijze het gewenschte oogmerk niet bereikt werd,nbsp;IV. Deel.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;28
-ocr page 438-dan zou ten minste daaruit kunnnen blijken, of het voortaan, uit een oeconomiscli oogpunt, geraden zal zijn. Lij de Longziekte, vvanneer zij tot eennbsp;zekeren trap gevorderd is, nog eeuige geneesmiddelennbsp;aan te wenden, dan wel, of het misschien beter ware,nbsp;en meer met de belangen van den Veehouder overeen te brengen, alle moeite en kosten, welke eenenbsp;geregelde geneeskundige behandeling na zich moetnbsp;slepen, te besparen, en of de ziekte aan haren eigennbsp;loop over te laten, of tot de onverwijlde afmakingnbsp;van het aangetaste Vee over te gaan; welke laatstenbsp;maatregel, in het bestaande geval, wel het verkie-selijkst zal zijn.
Onder de bijzondere middelen, welke als zoogenaamde specifieke geneesmiddelen, hetzij op een rationelen of op een empirischen grond tegen denbsp;Longziekte zijn aanbevolen, behooren ;
1“. Het ijser-erts en gewoon ijser-vijlsel. Deze middelen werden, in het Algemeen Iiandels~bladnbsp;van 18 Maart 1841, als uitstekende geneesmiddelennbsp;tegen de Longziekte van het Pmndvee aanbevolen,nbsp;berustende op daarmede genomene proeven, doornbsp;den Heer Militair-Paarclen-arts F. c- VAN STEEN-ACKER, destijds Garnisoen houdende te Delft. Vannbsp;deze middelen werd eene zekere hoeveelheid in hetnbsp;drinkwater gedaan, waarvan echter de hoeveelheidnbsp;hij het herigt met bepaaldelijk werd opgegeven.
Nopens deze zaak werd, van wege Zijne Excellentie den Heer Minister van Binnenlandsche Zaken gt;nbsp;aanschrijving gedaan, onder dagteekening van 22nbsp;Maart daaraanvolgende, aan de Heeren Gouverneurs der Provinciën Zuid~ en I^oord-Holland,nbsp;met verzoek, om aan Z. Exc. eenig nader berigtnbsp;omtrent de genomene proeven te willen doennbsp;toekotnen. Bepaaldelijk werd hierbij verlangd, datnbsp;mogt worden opgegeven, of de bedoelde proeven waren bewerkstelligd, alleen bij x’eeds kennelijknbsp;door de Longziekte aangetast, of bij enkel daarvan verdacht Vee, of wel bij beide; voorts of mennbsp;zich van hetzelve alleen of grootendeels als voorbehoedmiddel bij nog schijnbaar gezond Vee hadnbsp;bediend; hoeveel ijser-erts oigewoon ijser-vijlselnbsp;men daarbij voor eene betrekkehjke hoeveelheidnbsp;water diende te gebruiken ; hoe dikwijls het middel moest worden toegediend; of in elk geval ennbsp;op den duur dezelfde hoeveelheid daarvan aan hetnbsp;Vee van verschillenden ouderdom moest wordennbsp;gegeven, en welke verschijnselen zich na de toediening van het middel bij het Vee vertoonen,nbsp;welke als een regtstreeksch uitwerksel van hetzelvenbsp;kunnen worden beschouwd.
Naar aanleiding der bedoelde bekendmaking, en daarop gevolgde uitnoodiging van Z. Exc. dennbsp;Heer Minister voornoemd, zijn de gemelde zelfstandigheden door onderscheidene Vee-artsen beproefd.
De Heer van steenacker deelde, in de eerste
m
plaats, door tusschenkomst der Commissie vati Landbouw in Zuid-Holland, een nader Verslagnbsp;mede omtrent de door hem genomene proeven,nbsp;welke tot grondslag hadden gediend der aanprijzing, in de gedachte bekendmaking vervat. Hijnbsp;merkt hierbij op, dat, daar hij geenszins de juistenbsp;hoeveelheid der opgegevene middelen kende voornbsp;elk Rund, maar alleen wist, dat het in het gewone drinkwater moest gedaan, en aldus de gezonde Runderen voorgezet worden, moest hij hetzelvenbsp;op verschillende wijzen beproeven. Hij nam daartoenbsp;vier stallen, alwaar de ziekte den geheelen winternbsp;had geheerscht.
perste 'proefneming. Op den eersten stal, alwaar de Longziekte, sedert Januarij j.]., was uit-gebi'oken, en waarop, tot den 3 February, reeds 4 Runderen waren gestorven, werden, op den 2nbsp;Maart, voor 1 ziek en 12 gezonde Runderen, 8nbsp;halve Nederlandsche ponden ijser-erts gebezigd.nbsp;Hetzelve werd in kleine stukken geslagen, en innbsp;den gewonen drinkbak gedaan, van welk water denbsp;Runderen, tweemalen daags, naar hun genoegennbsp;dronken ('). De meeste Koeijen van dezen stal 1
Men raag dus veronderstellen , dat dit, met ijser-erts bedeeld, water, door het Rundvee niet werd versmaad.
lu het Bijvoegsel van het Algemeen Handelsblad van 30 Maart 1841, wordt de omstandigheid vermeld, welke totnbsp;deze proefnemingen aanleiding zon hebben gegeven. Mennbsp;wilde namelijk in Noord-Holland opgemerkt hebben, dat,nbsp;toen de Longziekte, in de maanden Mei en Junij des vorigcu
-ocr page 441-In den stal van dc W®**. v.... te Amsteldijk, had de ziekte, gedurende de geheele maand December, gewoed, canbsp;waren aldaar meer dan een twaalftalKoeijengestorven. Inlietnbsp;midden der maand January, werd een stukfjser-erts, dat uitnbsp;de ijser-gieterij te Deventer verstrekt was, van ongeveer 3nbsp;Ned. ponden in het gewone drinkwater gedaan, en daarvannbsp;werd aan 12 gezonde Koeijen te drinken gegeven. Tot 14nbsp;dagen daarna, werd niet cene Koe aangetast, doch toen werdnbsp;het berigt ontvangen, dat twee Koeijen de ziekte gekregennbsp;hadden; er werd echter bij gezegd, dat de geheele voorraadnbsp;erts verteerd was. Terstond werd op nieuw daarvan ontboden. En sedert het toen gebruikt werd, ontstonden er, totnbsp;10 Maart 1841, geene nieuwe ziekte-gevallcu. Er werd nunbsp;ook door den berigtgever eenigen voorraad erts aan den Burgemeester der Stad Delft gezonden, met verzoek hem tenbsp;willen behulpzaam zijn iu het nemen van verdere proevennbsp;omtrent deze belangrijke zaak, hetgeen Zijn Ed. met allenbsp;bereidwilligheid aannam, die den Vee-arts der Eerste klasse,
-ocr page 442-In hetzelfde Dagblad van 6 April 1841, werd door a. z. deszelfs verwondering te kennen gegeven, dat deskundigennbsp;niet vroeger op het middel van ijser zijn bedacht geweest,nbsp;zich beroepende op de uitwerking van het carhonas ferrinbsp;tegen het Miltvuur, te Vornheim in Keur-Messen , {Zie hetnbsp;Algemeen Handels-hlad van 28 Mei 1836),
Hoewel hetgeen ten aanzien van zekere ijserhoudende waters tegen het Miltvuur, in onderscheidene Duitsche schriften, is bekend gemaakt, ook aan de Vaderlandsche Vee-artsenijkundigen — waarmede waarschijnlijk de deskundigen in het bovenstaande artikel bedoeld worden — niet onbekendnbsp;is gebleven, zoo zal men wel geenszins op dien grond eenenbsp;aanprijzing van dit middel tegen de Longziekte hebben kunnen verwachten, tenzij men ook wederom deze en het Miltvuur voor ziekten van denzclfden aard zou willen beschouwen, welke dus ook door dezelfde middelen zouden behoo-ren te worden bestreden; hetgeen echter in geenen deele hetnbsp;geval is.
Het is er bovendien ver van af, dat het vermogen van het carbonas ferri of andere ijser-middelen, als voorbehoed-of geneesmiddelen tegen het Miltvuur zich zoodanig zouden hebbennbsp;bevestigd, dat men daarop, zelfs met betrekking tot dezenbsp;ziekte, een voldoend vertrouwen zou mogen stellen.
Zoodra de bedoelde opmerkingen omtrent het vermeende voorbehoedende vermogen van het ijserhoudend water, in hetnbsp;Zeitschrift für die Landwirtsckaftlichen Vereine des Gross-herzogthums Hessen (Jahrgang 1836, S. 79 und 80), in denbsp;Preussische Staatszeitung van 27 Mei 1836, en andere dagbladen, ter sprake was gebragt, en naar aanleiding daarvannbsp;insgelijks proeven met opzettelijk vervaardigd ijser-oxyde tegen
-ocr page 443-liet resultaat van het deswege gedaan onderzoek was, dat do voorbehoedende kracht van het roode ijser-oxy-ilul, door de, in de bedoelde bekendmaking medegedeelde,nbsp;waarneming, geenszins als reeds voldoende bevestigd konnbsp;w'orden beschouwd; en dat de hoeveelheid, waarin hetzelvenbsp;moet gebruikt worden, om cene geweuschte uitwerking tenbsp;doen, in evenredigheid tot andere ijscr-bereidingen, van 2nbsp;tot 3 drachmen daags, moet bedragen, hehoorende de aanwending twee malen wekelijks te geschieden.
Hierbij wordt opgemerkt, dat in de waters van Dornheim, waardoor het Vee van den Molenaar scncxi, tijdens betnbsp;beerschen van het Miltvuur aldaar, van deze ziekte zou zijnnbsp;bevrijd gebleven, hetwelk aanleiding tot dit onderzoek hadnbsp;gegeven , geenszins koolstofzuiir-ijser-oxyde aanwezig is , zoo-als werd opgegeveu, maar !toolstofzuur-ijser~oxydul. Wanneernbsp;echter deze waters in dc lucht staan, zoo gaat het koolstofzuur verloren, waardoor een gedeelte van het oxydul vrijnbsp;wordt, zich in ijser-oxyde verandert, en , ract water verbonden , zich als ijser-oxyde-hydraat ncderslaat. De gehaltenbsp;daarvan is echter niet zoo aanmerkelijk, dat men van denbsp;hoeveelheid water, hetwelk een Rund dagelijks tot zichnbsp;noemt, eene voldoende uitwerking op het ligchaam zal mogen verwachten; leerende ook de ondervinding, dat dc Runderen zulke waters versmaden.
Verder wordt hierbij gevoegd, dat er meerdere proeven noodig zijn, om te kunnen beoordeelen, of het roode ijser-oxyde als een wezenlijk voorbehoedmiddel tegen het Miltvuurnbsp;kan worden beschouwd. De vergelijking der chemische eigenschappen van dit middel met den aard dezer ziekte,
-ocr page 444-Hierbij wordt nog, bij wijze van uittreksel, een Verslag aangehaald van den Districts-Vee-arts peters, te Bonn, hetwelk inhoudt, dat, terwijl het Miltvuur, in deuabijgelcgenenbsp;streken te Godesberg, Dollendorf, vooral echter te Kessenich,nbsp;van tijd tot tijd heerschte, Friesdorf echter tot dus ver altijdnbsp;daarvan was verschoond gebleven, en de ziekte aldaar nimmer zou zijn voorgekomen. Men schrijft, zegt de Heer peters , dat geluk toe aan het water, dat door dit dorp stroomt,nbsp;hetwelk van de Friesdorfer Bergen afvloeit, alwaar bruin-koolen gegraven worden, en zich aluin-hutten bevinden,nbsp;waarmede het water in aanraking komt, hetwelk beneden innbsp;het dorp tot drenking en kooking voor het Vee wordt gebruikt. Daar hetzelve, behalve cene geringe hoeveelheidnbsp;aluin, ook ijser-oker bevat, zoo werd hetzelve, door den lieernbsp;Assessor siucke, te Kessenich, aan een scheikundig onderzoek onderworpen, waarvan hij den uitslag heeft bekendnbsp;gemaakt, mcenende in dit water een voorbehoedmiddel tegennbsp;het Miltvuur te hebben gevonden. Er stierven echter, gedurende de eerste drie maanden van 1839, waarover hetnbsp;Verslag van peters loopt, te Friesdorf (District Bonn),nbsp;binnen weinige dagen, 23 stuks Rundvee aan het Miltvuur,nbsp;en wel, wat het grootste gedeelte betreft, zeer schielijk,nbsp;zonder voorafgaande ziekteverschijnselen; andere, nadat dezelve eenige, b. v. S of 10, uren teekeneu van ongesteldheid
-ocr page 445-409
ziektegevallen in dezen stal opgedaan, doch de zieke Koe stierf op den 14 Maart.
Tweede ¦proefnemimj. Deze geschiedde op den 4 Maart op eenen stal, bestaande thans uit l, reedsnbsp;door de Longziekte aangetaste, en 40 gezonde Koeljen.nbsp;De ziekte had hier, gedurende den geheelen winter,nbsp;geheerscht, zijnde er, van 20 November 1840 totnbsp;1 Maart 1841, 4 Runderen gestorven. Hier werden 16 ponden ijser-erts gebezigd, hetwelk opnbsp;dezelfde wijze werd gebruikt, als bij den voorgaan-den Veehouder. liet zieke Rund stierf op den 22nbsp;Maart; de andere waren op het tijdstip, waaropnbsp;dit berigt werd opgemaakt (31 Maart), gezond. Ernbsp;werden ook hier geene bijzondere verschijnselennbsp;waargenomen, welke als uitwerkingen van helmiddel konden worden beschouwd.
Derde proefneming, insgelijks in het werk gesteld op den 4 Maart, op eenen stal van 30 Runderen. Er waren, sedert 13 Februarij bevorens, op dezen stal, 2 Runderen overleden. Hier w'er-, den tien ponden ijser-erts op dezelfde wijze als
hadden vertoond. De eerste sterfgevallen hadden plaats, juist in die straten van het dorp, door welke het, van denbsp;aluiii-werkcn afstroonicnde, water het eerst henen vloeide.nbsp;Ook kwam het eerste ziektegeval hoven in het aluin-werknbsp;voor, alwaar geen ander drinkwater voorhanden was. Wijdersnbsp;sprong de ziekte cene straat over. Toen het koele wedernbsp;intrad, hield het Miltvuur op. (Magazin von «tim-i iindnbsp;HEaTWiG, Th. VI. S. 333: Veher Eise'noxydul als I’racserva-tiv gegen MiUzbrand).
-ocr page 446-410
vroeger aangewend; waarna zich tot 31 Maart geene nieuwe ziekte-gevallen opdeden.
Vierde froefneming ^ aangewend op eenen stal van 30 Koeijen, op den 6 Maart. Hier heerschtenbsp;de ziekte insgelijks. Er werden 12 ponden yser-er/snbsp;op dezelfde wijze als vroeger gebezigd, waarvannbsp;de uitkomst dezelfde was als bij de voorgaandenbsp;•proefnemingen.
De Heer van steenacker leidt uit deze proeven af, dat het ijscr-erts alleen is aan te wenden alsnbsp;voorbehoedmiddel, en dat de hoeveelheid’weinignbsp;afdoet, indien men slechts zorg draagt, om telkensnbsp;eene nieuwe hoeveelheid der zelfstandigheid in hetnbsp;water te doen, wanneer men begint te merken,nbsp;dat de eerste bijna is opgelost. Wat betreft denbsp;hoeveelheid, welke aan Vee van verschillenden ouderdom behoort te worden gegeven, zoo werd doornbsp;gemelden Vee-arts alleen opgemerkt, dat hij hetnbsp;middel liet gebruiken, in plaats van het gewoonnbsp;drinkwater, en dus, voor jonge en oudere Run-dei'en, naar genoegen.
Andere Vee-artsen ondervonden van de verschillende ijser-middelen geenszins eenige gunstige uitwerking. De Heer ryndeus wendde hetzelvenbsp;bij ongeveer 50 stuks Runderen aan, welke doornbsp;de Longziekte waren aangetast, die alle stierven.nbsp;Ook als voorbehoedmiddel bezitten dezelve, volgens hem, geene bijzondere waarde. Hij had onderscheidene ijser-middelen, namelijk het ijser~nbsp;vijlsel, het %wavelmur~ijser, en het onderkooi^
-ocr page 447-411
slofzuni'-ijser, zoo in besmette stallen, als bij tie Landlieden, alwaar slechts de ziekte nog in denbsp;nabijheid bestond, aangewend; doch, zoo rain iunbsp;het eerste als in het laatste geval, bleven de Pvun-deren algemeen verschoond. Alleen in één gevalnbsp;bleven op een’ stal, alwaar de Longziekte, reedsnbsp;sedert eenigen tijd, geheerscht had cn nog bestond, tijdens de toediening van ijser-middelen,
4 nog gezonde Runderen van de ziekte bevrijd, hoewel zij aan de besmetting vvaren blootgesteld.nbsp;Aan elk Rund werd daags ongeveer een once ijser-vijlsel toegediend, cn zulks gedurende meer dannbsp;veertien dagen. Vermits echter de ondervindingnbsp;leert, dat niet zelden op stallen, alwaar de Longziekte is uitgebroken, niet alle Runderen door dezelve worden aangetast, maar, in de meeste gevallen, een zeker getal, ook zonder de aanwendingnbsp;van voorbehoedmiddelen, hoewel aan de besmettingnbsp;blootgesteld zijnde, er van uitgezonderd blijft,nbsp;zoo kan, onzes oordeels, uit enkele gevallen, nognbsp;geen zeker gevolg worden getrokken, dat het nietnbsp;ontstaan der ziekte aan het gebruik der loegediendenbsp;voorbehoedmiddelen moet worden toegeschreven.
Ten aanzien van alle voorbehoedmiddelen moet toch onder het oog worden gehouden, datdegun-stige uitkomsten, welke men na derzelver aanwendingnbsp;ziet volgen, slechts op ontkennende bewijsgrondennbsp;steunen. Men besluit te dezen aanzien veelal tenbsp;ligtvaardig van bet daarna tot bet daarom {postnbsp;ergo propter'). Alleen door veelvuldige waarnemingen
-ocr page 448-4J2
en zorgvuldige vergelijkingen der gevallen, alwaar de vooi’behoedmiddelen al of niet zijn aangewend,nbsp;zal men eenigermate een besluit kunnen trekken,nbsp;in boe ver men op derzelver verondersteld vermogen inderdaad eenig vertrouwen zal kunnen stellen.
Het is ons niet gebleken, of de proef-Runderen, door den Heer VAN steenacker behandeld, laternbsp;geheel zijn verschoond gebleven. De tijd, hiernbsp;boven vermeld, kon geenszins als voldoende wordennbsp;geacht, om vast te stellen, dat de Longziekte zichnbsp;nog niet bij hen zal hebben kunnen openbaren. Ernbsp;zijn geene verdere berigten ingekomen van anderenbsp;Vee-artsen, ter staving van de gunstige uitwerkingnbsp;der boven aangeprezene ijser-middelen. Men magnbsp;hieruit besluiten, dat dezelve geenszins aan denbsp;verwachting zullen hebben voldaan, daar men kannbsp;veronderstellen, dat anders de gunstige gevolgennbsp;door de proefnemers in het algemeen belang reedsnbsp;lang zouden zijn bekend gsinaakt (1),
Door den Heer Staatsraad Gouverneur der Pro-
De roem van dusdanige middelen verspreidt zich meermalen, hoe weinig derzelvcr nut veeltijds nog op wel bewezene daadzaken berusten moge, ongemeen snel. Zoo leest mennbsp;in het Practisches Wochenschrift des Neuestm und Wissen-uoürdigsten für Landwirtschaft, Gartenhau, Hauswirtschaft,nbsp;u. s. w. van 1841, N». 23, het navolgende berigt:
In Holland ist man durch Zufall auf ein glückliches HU-tel gegen die dort herschende Viehseuche gekommen. Man gieht dem Yieh ein künslliches mineralisches ILasscr zunbsp;trinken; namentlich ist Eisen sehr wolthatig.
-ocr page 449-vincie Noord-Holland, werd, in de maand Juuij 1841, aan Zijne Excellentie den Heer Ministernbsp;van Binnenlandsche Zaken mededeeling gedaan vannbsp;een middel, door den Heer Vee-arts DE GRUUVE ,nbsp;te Amsterdam, tegen de Longziekte aangepre-zeti, hetwelk door dezen zz(ur ijser-water (')nbsp;wordt genoemd. Hij had , na de lezing van hetnbsp;boven aangeh.ialue artikel in \\etlla7idelshlad, be-
{*) De bereidingswijze van het mur ijser-maler werd aldus opgegeven:
Xn een grooten kuip of vat wordt eene hoeveelheid oud ijser, b. v. ÖO Ned, ponden gelegd, hetwelk met één Ned.nbsp;pond keukenzout wordt bestrooid, en door eene Ned. kannbsp;wijn-azijn bevochtigd. Nadat dit twee of drie uren heeftnbsp;gewerkt, wordt de knip mot water aangevuld. Telkens alsnbsp;het water er is uitgeschept, wordt er op nieuw versch waternbsp;bij gedaan, terwijl, om de acht dagen, het ijser weder droognbsp;gemaakt, en van versch zout en azijn voorzien wordt. Denbsp;Heer de grküve zegt, dat hij tot dit middel is overgegaan,nbsp;omdat het toedienen van ijser-vijtsel veel tegen zich heeft;nbsp;ten eerste wegens de moeijalijkheid, om het zuiver bij denbsp;Smeden te bekomen, en het alzoo door de handen der Artsenijmengers moet gaan, om gezuiverd en tot poeder te worden bewerkt, hetgeen dit middel duur maakt, daar de giftnbsp;van twee tot acht drachmen dient te zijn; ten tweede, omdat in vele gevallen het ingeven met de flesch, vooral wanneer de ziekte in den hoogsten trap aanwezig is, veel pijnnbsp;aan het lijdende dier veroorzaakt, terwijl de Uunderen ilaar-entegen het zuur ijser-water veelal van lijd tot zich willennbsp;nemen. De gift van dit middel regelt zich, wanneer de ziektenbsp;reeds aanwezig is, naar de hoeveelheid, welke de dierennbsp;daarvan willen gebruiken. Als voorbehoedmiddel wordt het ianbsp;dezelfde hoeveelheid als het drinkwater gegeven.
-ocr page 450-41 i
treffende het ijser-erls^ als middel tegen deze ziekte, op nieuw zijne aandacht op het ijser gevestigd, en daarmede proeven in verschillende vormen genomen. Van alle was door hem het dusnbsp;genoemde zmir ijser-waler nog eenigzins vannbsp;goede uitwerking bevonden, voornamelijk als voorbehoedmiddel tegen de Longziekte. In hetzelfdenbsp;berigt wordt medegedeeld, dat de Heer de GREUVEnbsp;veel goeds lieeft gezien van liet toedienen van gewone hlamtwe poCasch, ter hoeveelheid , telkennbsp;reize, ’s morgens en ’savonds, van een opgehooptennbsp;thee-lepel vol, in eene halve ilesch lijnzaad-dranknbsp;gemengd, te gelijk met het ijser-water toegediend.nbsp;Ook beveelt hij zoete melk aan, indien de ziekte nietnbsp;te hevig is, in groote hoeveelheid te gebruiken;nbsp;doch vooral acht hij het eene eerste vereischte eenenbsp;blaarzalf, ter grootte eener hand, op de zijden achter de schouders in te smeren, bestaande uitnbsp;wijnsteen, drachm, iii, poeder van spaanschenbsp;vliegen, euphorbium, van ieder één lood, reuzel,nbsp;één once, met genoegzame terpenlijn-olie lol eenenbsp;zalf gemaakt.
Wij willen geene uitvoerige aanmerkingen maken omtrent de omslagtige bereiding van het zwwr yser-vualer, noch opziglelijk de strijdige zamenvoegingnbsp;van zulke beginselen, als zuren en loogzouten, zoonbsp;als dezelve hier ter gelijktijdige aanwending wordennbsp;voorgeschreven. Dezelve komen voorzeker weinignbsp;overeen met de pharmaceutische regelen, welke bijnbsp;het voorschrijven en zamenstellen van geneesmid-
-ocr page 451-delen in het algemeen behooren gevolgd te woeden. Wij melden alleen, dat, volgens het later ingediend Verslag van den Heer DE grëüve, he-trekkelijk den staat der Longziekte, heerschendenbsp;in het Eerste en Tweede District der Provincienbsp;Noord-Ilolla7id, gedurende de eerste helft van hetnbsp;jaar 1841, de uitkomsten van de aanwending dernbsp;bedoelde middelen geenszins aan de verwachtingnbsp;hebben beantwoord. Uit hetzelve kon geenszinsnbsp;worden opgeuiaakt, dat het gebruik dezer middelen eenig nut ter voorbeboeding of genezing der
Longziekte had te weeg gebragt; daar in sommige gevallen, niettegenstaande derzelver toediening, denbsp;sterfte even groot was gebleven, en somwijlen onder het gebruik daarvan zelfs verergerd scheen tenbsp;zijn geworden, hetgeen echter evenmin aan hetnbsp;middel mogt worden toegeschreven.
Dan eens werd hel‘^iuur ijser'-wale?' alleen, dan gelijktijdig met de blaauwe polasch, op anderenbsp;tijden tevens in vereeniging met de melk, aangewend. Daar deze, vrij zonderlinge, geneeswijze totnbsp;geene gunstige gevolgen heeft geleid, is dezelvenbsp;dan ook, voor zoo ver wij vernomen hebben, nietnbsp;voortgezet noch algemeen gevolgd geworden.
Daar men, in latere tijden, in de geneeskunde voordeelige uitwerkingen der aanwending van het sul*nbsp;phas cupri in de croup der kinderen heeft gezien (') ,
{*) Mcq zie onder meer andere voorhccldcn de waarnemingen van Dn swABE, in caspers Wochenschrift, 1843, N®. 9; SCHJIIDX, Jahrbucher, N». 1. 1844, S. 62.
-ocr page 452-416
is ook de beproeving van dit middel door mij aan enkele Vee-artsen aangeraden, op grond van denbsp;overeenkomst, welke tusschen deze ziekte en denbsp;Longziekte bestaat, in zoo ver namelijk, als beidenbsp;in eenen gelijksoortigen ontstekings-toestand gegrondnbsp;schijnen, waarbij doorzweeting van vezelstolFe, alsnbsp;een hoofd verschijnsel, plaats vindt. Dan, ofschoonnbsp;dit middel, door den Heer J. w. A. hart, vroegernbsp;Vee -arcs aan ’s Rjjks Vee-artsenijschool, aan onderscheidene longzieke Runderen is toegediend tot eennbsp;half once en zes drachmen daags, zoo heeft hij daarvan geene zigtbare en betere uitwerking ondervonden,nbsp;dan welke andere geneeswijzen somwijlen hebben tenbsp;weeg gebragt, daar enkele Runderen onder deszelfsnbsp;gebruik opkwamen, terwijl de meeste stierven.
Op dezelfde wijze is het gelegen ten aanzien der lever~ en gewone traan, welke almede tot hetnbsp;bedoelde oogmerk zijn aangewend geworden. Denbsp;Heer hart gaf dezelve van eene tot twee flesschennbsp;daags, na de Runderen vooraf te hebben laten purgeren met wonderzoul. Bij sommige wilde hijnbsp;hiervan goede uitwerkingen hebben gezien, dochnbsp;bij andere deed het middel niets af. De Heernbsp;RYNDERS zag, in 18iO, eenige Runderen, welke innbsp;een hevigen trap waren aangedaan, herstellen onder het gebruik der onzuivere levertraan, waarbijnbsp;telkens een lepel vol gevoegd werd van een poeder, bestaande uit vier oneen Pulv. rad. Gen~nbsp;tianae ca twee drachmen ïhjdriodas Folassae.nbsp;De Heer Vee-arts VAN HUtSTïN wil van de lever-
-ocr page 453-traan onlangs mede goede uitwerkingen gerien hebben, daar hij, in zijn Verslag aan Commissie van handhouw in Utrecht, over de eerste zesnbsp;maanden dezes jaars, berigt, dat bij vele Veehouders , alwaar de Longziekte, te IJsselstein, en innbsp;eenige omliggende Gemeenten, thans had geheerscht,nbsp;en waar de levertraan aanhoudend was gebruiktnbsp;geworden, de minste Runderen, in evenredigheidnbsp;tot de aangetaste, waren gestorven, zijnde daarbijnbsp;in het begin door hem zacht afvoerende middelennbsp;gevoegd (‘). Vele Landlieden meenden aan hetnbsp;drenken van het Vee met %oete wei, waarbij eenignbsp;keukenzout gevoegd werd, te moeten toeschrijven,nbsp;dat sommige beesten waren behouden gebleven,nbsp;die zonder dat verloren zouden zijn gegaan.
Wijders zijn ook bij de Longziekte de delfstof-felijke zuren in aanwending gebragt, en wel het awavel- en zeezout-zuur, doch almede met geene
(') ladien de levertraan mcgt bevonden worden eenige voor-deelige uitwerking ter ontbinding der ontaarde, verdikte, en verharde weefsels te bezitten, zal zulks misschien in hetnbsp;iodiam kunnen worden gezocht, hetwelk, volgens het Scheikundig Onderzoek van den Heer l. j. na jong, in iederenbsp;soort der echte llerger levertraan aanwezig is. Men zienbsp;zijne Verhandeling hierover in het Tijdschrift van den Iloog-leeraar c, j. mulder, getiteld: Scheikundige Onderzoekingen,nbsp;gedaan in het Laboratorium der Ctrechlsche Iloogeschool,nbsp;D. I. hladz. 442. Dit middel schijnt, in verceniging metnbsp;gepaste maagversterkende middelen , eene nadere beproevingnbsp;waardig te zijn, namelijk in dc gevallen, alwaar de ziektenbsp;nog niet zeer ver gevorderd is.
41S
betere gevolgen, voor zoo veel ons Is kunnen blijken, dan de overige, door ons opgenoetnde, middelen. De Vee-artsen monïEiNS, te Zevenbergen (Prov. Booi'd-Hraband) ^ en kynders gaven hetnbsp;verdunde zwavelzuur tot twee Ned. oneen daags,nbsp;in slijmige afkooksels of ook in zuiver water, en welnbsp;in onderscheidene, doch meestal gevorderde, tijdperken der Longziekte, zonder eene zigtbare vooi’-deelige uitwerking. Een ander Vee- arts had daarvan, naar men hoorde verhalen, betere uitkomstennbsp;ondervonden, dan, daar deze van het middel eennbsp;geheim scheen te maken, heb ik zijne waarnemingen dienaangaande niet mogen vernemen (^).
Meer voordeel wilde de Meer iiïndeus ter voor-behoeding ondervonden hebben van het aeidum vmrialicum. Hij gaf dit zuur op een’ stal, alwaar de Longziekte uitbrak, waaraan eene Koenbsp;kwam te overlijden. Er bevonden zich op den-zelven nog 25 stuks Runderen, waaronder 8nbsp;Koeijen waren, die sterk hoesteden. Ouder dezenbsp;had het vorige Rund, gedurende meerdere dagen,nbsp;gestaan. Aan deze Runderen werd het aeidum
(•) Zoowel dc plant- als delfstoffelijke zuren zijn reeds vroeger in IJuitselilaud en elders bij de Longzielac aangewend, alsook vooral bet ijserhoudende soutxuur. seer, (t. a. p.nbsp;S. 30) getuigt omtrent de uitwerking dezer middelen geciicnbsp;eigene oudervinding te hebben. Dan, naar zijne overtuiging,nbsp;zullen dezelve weinig uiit kunnen aaubrengen. Ware tochnbsp;hun voordcellgc invloed bevestigd, zoo zou derzelver gc-hriiilc algcmeciier zijn geworden.
-ocr page 455-tmtrialicum, tot vijf of zes draclimen daags, met ruim eene halve flesdi watei* en eenige hoeveelheidnbsp;gewone siji’oop vereenigd, ingegeven. Nadat zij ditnbsp;middel acht, tien, of twaalf dagen lang, haddennbsp;gebruikt, was de hoest volkomen verdwenen, ennbsp;bleef het Vee wijders volmaakt gezond. Hierbijnbsp;verdient echter onder het oog te worden gehouden, hetgeen omtrent de zachtere gedaante, waaronder de Longziekte somwijlen voorkomt, vroegernbsp;is aangemerkt, w'elke ook hier schijnt te hebbennbsp;plaats gehad (‘). Intusschen meende de Vee-artsnbsp;P. H. VAN llüLSXi’N, te Julphaas (Prov. JjtrerJil),nbsp;door de toediening van dit zuur bij twee Runderen den voortgang der ziekte te hebben belet gezien. Hij gaf het îzout-%iiur, eenmaal daags,nbsp;tot een gewonen eetlepel vol, met eene flosch vvaternbsp;en één tot twee oneen gewone sijroopj voegendenbsp;hij er echter hij, dat de ziekte bij deze voorwerpen nog niet in een zeer gevorderd tijdperk verkeerde. Voorts merkt hij op, dat het tenbsp;bejammeren is, dat de hulp van den Vee-artsnbsp;door de Landlieden algemeen eerst dan wordtnbsp;ingei'oepen, w'anneer de ziekte zoo ver gekomennbsp;is, dat de dood onvermijdelijk volgen moet,nbsp;waardoor dan het doen van behoorlijke ziektekundige waarnemingen, en het lieproeven van denbsp;eene of andere geneeswijze niet meer in aanmerkingnbsp;kan komen.
1] Sic iiicrvorcn b’adz. ySG.
4
29 ‘
-ocr page 456-'De delfstofielijke zuren, belioorlijk verdund, eu ïuet eenige sijroop of lionig verzoet, hebben hetnbsp;voordeel, dat de Runderen er geen den minstennbsp;af keer van hebben, maar er zelfs naar haken,nbsp;iets hetwelk het toedienen gemakkelijk maakt. Bovendien zijn zij niet kostbaar, en is de bereiding op de gezegde wijze tot geschikte drankennbsp;weinig omslagtig. Daar de minerale zuren in chronische ontstekingen, die tot het passieve karakternbsp;overhellen , meermalen bevonden worden een’ voor—nbsp;deeligen invloed uit te oefenen, zal het niet onbelangrijk zijn deze nog verder bij de Longziekte te beproeven; hoewel het dan ook zekernbsp;zijn mag, dat zij, bij een’ reeds gevorderden staatnbsp;der ziekte, evenmin de ontaarde deelen tot ontbinding zullen kunnen brengen, en de Runderen van de ziekte hei’Stellen, als elk ander geneesmiddel.
Omtrent het groot getal der middelen, welke nu en dan door de Veehouders zelve zijn aangewend, en waarvan sommige ook in openbare geschriften aanbeveling hebben ondervonden, alsnbsp;daar zijn: cognak met %out, rooden wijn metnbsp;honig, waarby meermalen ook joejoer werd gevoegd,nbsp;de bekende Eaarlemmer-olie, houtskool. Let sapnbsp;van gras of gras-waler, de pekel van %uur^nbsp;kool, vette spek-koeken, en soortgelijke, zullennbsp;wij niet spreken. De gunstige uitwerkingen, welkenbsp;men daarvan mogt willen hebben waargenomen,nbsp;zullen in den regel meer aan den goedaardigen
-ocr page 457-%2l'
trap Jer ziekte, iii de gevaHen, alwaar deze middelen werden aangewend, dan aan biinne geneeskrachten moeten worden toegekend, fn sommige npzigten zullen eeuige dezer middelen niet zonder eenen nadeeligen invloed op de ziekte zijn, gebleven.
80. WELKE MAATREGELEN KUNNEN, OP GRONJi DER VERKREGENE ONDERVINDING, IN DE TEGENWOORDIGE OMSTANDIGHEID, GESCHIKT ENnbsp;NOODZAKEUJK WORDEN GEACHT, OM DE ZIEKTE TE BETEUGELEN, ZOO MOGEUJK UITTE-ROEIJEN, OF WEL DE SCHADE, WELKE ZIJDENnbsp;VEEHOUDER VEROORZAAKT, TE VERMINDEREN?
ij komen thans tot de beschouwing van het allergewigtigste gedeelte des onderwerps, namelijk tot de overweging der middelen, welkenbsp;zullen kunnen en hehooren te worden aangewend,nbsp;ten einde eenmaal, en, kon het zijn, spoedignbsp;van de Longziekte te worden bevrijd, of om tennbsp;minste het verlies, hetwelk voor den volks-ryk-dom, daardoor wordt veroorzaakt, minderaanmer-
-ocr page 458-kelijk te doen zijn. De latere ervaringen zullen liierbij in aanmerking moeten worden genomen,nbsp;voor zoo ver zij ook in dit, gelijk in andere op-zigten, op onze vroegere beschouwingen eenennbsp;wijzigenden invloed moeten hebben.
Vroeger zijn de redenen aangevoerd, welke in den weg stonden, om, bij het eerste versehijnennbsp;der Longziekte in ons land, tot den maatregel vannbsp;bet onmitldellijk dooden der wezenlijk door haarnbsp;aangetaste en der verdachte Plunderen over tenbsp;gaan. Eene der lioofdredenen was gegrond in dennbsp;niet genoegzaam geitenden aard der ziekte, metnbsp;betrekking tot de vraag, of zij geheel als eenenbsp;oorspt'07i,kelijk- y dan wel als eene gevolgelljk-he-smeitelijke ziekte, ten aanzien van ons land,nbsp;moest worden beschouwd: tot welk laatste gevoelennbsp;de meeste Genees- en Vee-artsenijkundigen te diernbsp;tijd overhelden, terwjl de besmettende eigenschapnbsp;der Longziekte door eenigen in twijfel getrokkennbsp;werd, althans niet met genoegzame zekerheid erkendnbsp;was geworden (’), om den maatregel van het doodslaan te regtvaardigen, indien deze namelijk opnbsp;zoodanige w'ijze zoude worden uitgeoefend, datnbsp;men daarvan met grond de bedoelde uitwerkingnbsp;zou hunnen verwachten. Maar vooral scheen dezenbsp;maatregel niet in werking te kunnen worden ge-bragt, op grond der Wet van 29 December 1799,nbsp;en derzelver latere wijzigingen, als zijnde die Wet
(‘) Magazijn, l). lU. Si. SO.
-ocr page 459-m
van toepassing op de Runderpest, doch geenszins op de Longziekte (*). Er bleef als toen vooreerstnbsp;geen ander middel over dan zoodanige maatregelen te volgen, als tegen besinettelijke Vee-ziekten,nbsp;overeenkomstig ’s Lands algemeene wetten, zijnnbsp;worden vastgesteld ('), bestaande in het voor-
(‘) mgailja, D, IH. Lladz. öG.
p) De bepalingen, hiertoe betrekkelijk, zijn vervat in Art. 4üö, 4C0 CU 461, van het Wetboek van Strafregt, zijndonbsp;van dezen inbond:
Art. 439. » Ieder houder of oppasser van dieren of van » melk- of slagtbeesten, die verdacht zijn van aangedaan tenbsp;» zijn van bcsmcttólijko ziekte, die niet dadelijk kennisnbsp;» daarvan zal gegeven hebben aan don Maire der Gemeente,
» waar zij gevonden worden, en die zelfs vóór dat do Mairo » op die kennisgeving geantwoord heeft, deze dieren ofnbsp;1) melk- of slagtbecstcu niet opgesloten gehouden zal heb-» beu, zal gestraft worden niet cenc gevangenis van zes da-» gen tot twee maanden, en eene geldboete van zestien totnbsp;» twee honderd franken.’'
Art. 460. » Desgelijks zullen gestraft worden met cene » gevangenis van twee tot zes maanden en cenc geldboetenbsp;igt; van honderd tot vijfhonderd franken die gene, die, innbsp;» weerwil van het verbod der llcgering, hunne bcsnicltenbsp;» dieren of beesten onder anderen, zullen hebben laten loopen.”
Art. 461. « In geval uit dit laten loopen onder andere » beesten cenc besmetting onder ander Vee ontstaan is,nbsp;» zullen die gene, die het verbod der Regering overtredennbsp;» zullen hebben, gestraft worden met cenc gevangenis vannbsp;» twee tot vijf jaren, en cene geidbccie van lionderd totnbsp;n duizend franken; alles onverminderd de uitvoering dernbsp;» wetten en verordeningen, betreffende de Yee-zicklen en denbsp;» oplegging der strallen, daarbij gesteld.quot;
-ocr page 460-schrijven eener strenge afzondering der aangetaste van de nog gezonde dieren, en bet tegengaan van de overdraging der smetstofFe naar anderenbsp;hoeven. Ten einde deze afzondering met de ver-eischte naauvfgezetheiJ ten uitvoer te brengen,nbsp;werden door ons onderscheidene wenken aan denbsp;hand gegeven, van welker opvolging alleen eenenbsp;gewenschte uitwerking kon worden verwacht (*).nbsp;Wij hebben uit meerdere mededeelingen gezien,nbsp;hoeveel eene zorgvuldige afzondering vermag, om denbsp;Longziekte op de hoeven, alwaar zij is komen uitnbsp;te breken, in de beginselen tegen te gaan en tenbsp;stuiten. Hierop mogt te meer vertrouwen wordennbsp;gesteld, daar ook in andere landen dit middel totnbsp;dus ver alleen ter voorkoming van de uitbreidingnbsp;der ziekte was aangewend geworden, zijnde, zoonbsp;veel ons bekend is, voor de eerste maal (^) tot dennbsp;maatregel eener algemeene en geregelde dooding vannbsp;het longzieke en verdachte Vee overgegaan in lietnbsp;jaar 1840, en W'el in de Zwitsersche Kantonsnbsp;en Freibur-g, op grond, dat de Longziekte aldaar,nbsp;volgens vrjj zekere nasporingen, niet uit zich zelvenbsp;was ontstaan, maar door het invoeren eener verdachte Koe uit het nabijgelegen dorp Benezy waSnbsp;aangebragt, welke de besmetting aan het Vee, opnbsp;de Alpan grazende, mededeelde, zijnde deze Koenbsp;zelve reeds vroeger gestorven.
(*,' Magazijn, t. a. p. bladz. 70.
p) DB LA. HABPE, iu het Magoïin von üduli' lind uëht-wiu , B. VIU. S. 2.
-ocr page 461-Deze maatregel had een gewenscht gevolg, ofschoon het oogmerk niet op eens werd bereikt. Hij moest nog meermalen herhaald werden, door-dien enkele stuks Vee, vóór dat de eerste doo-dlng plaats had, de Alpen hadden verlaten, ennbsp;reeds naar elders waren vervoerd, werwaarts zijdenbsp;ziekte overbragten, waartegen nu telkens hetzelfdenbsp;middel werd aangewend.
Het is inmiddels gebleken, dat het middel van afzondering, zooals hetzelve aangewend is, geenszins heeft belet, dat de Longziekte zich heeftnbsp;staande gehouden, en meer en meer uitgebreid.nbsp;Dan men mag vragen, is de afzondering algemeen geschied op zoodanige wijze, dat daarvannbsp;het beoogde nut met eenigeu grond kon wordennbsp;verwacht? Zijn daarbij de aanwijzingen gevolgd,nbsp;van welker stipte nakoming te dezen alles onvoorwaardelijk moest afhangen? Wij meenen het oordeel hieromtrent gerustel^k aan eiken onpartijdige, die den gang der Longziekte, en de handelwijzen, welke daarbij hebben plaats gehad, heeftnbsp;nagegaan, te mogen overlaten. Onderscheidenenbsp;maatregelen en verordeningen zijn, van tijd tot tijd,nbsp;van wege de Hooge Regering uitgevaardigd , en metnbsp;den meesten aandrang herhaald, ten doel hebbende,nbsp;om de Longziekte in haren voortgang te beteugelen;nbsp;dan de veelvuldige overtredingen te dezer zake, ofnbsp;wel het niet opvolgen der voorgeschrevene bepalin -gen , onder andere blijkende uit de geregtelijke vervolgingen, waartoe zg nu cn dan aanleiding hebben
-ocr page 462-(*) Zoodanige gercgtclijke vervolgingen en veroordcclingeu zijn, in de openbare nieuwsbladen, van tijd tot 'ijd, medegedeeld; namelijk cene vcroordeeliug, in het Ilandelsbladnbsp;van 3 November 1842, door de Arrondisseinents-Regtbank tenbsp;Jlotterdam; in de Staats-Gonrant van 10 Deccndicr 1842,nbsp;door de Arrondisseinents-Rcgtbank te Amersfoort; in denbsp;Staats-Courant van 26 January 1843, door de Arrondisse-mcnts-Rcgtbank te Assen; in de Vtrechtsche Courant van 29nbsp;September 1843 , door dezelfde Rcgtbank , bevestigd door betnbsp;Provinciaal Geregtshof van Drenthe, op 21 September 1843;nbsp;in de Vtrechtsche Courant van 23 October 1843, door de Ar-roudissements-Regtbauk te Assen; in de Staats-Coiirant vannbsp;20 April 1844, door de Arrondissenicnts-Rcgtbank te Zui-phen. Ook in Zuid-Holland, Vriesland, Zeeland, Groningen, cn wclligt in andere Provinciën, hebben geregtelijke vervolgingen , ter zake van overtreding der wettelijke of anderenbsp;voorschriften op bet stuk der Longziekte, plaats gehad , welkenbsp;niet alle tot mijne kennis zijn gekomen, of waarvan ik geenenbsp;aanteekening heb gehouden.
Deze veroordeelingcn hebben voorzeker, door het voorbeeld, tot vermindering der misbruiken kunnen medewerken, dochnbsp;de weinige vervolgingen hebben ze niet weggenomen. Innbsp;het Algemeen Handelsblad van 27 January 1837, beklaagdenbsp;men zich in een Artikel over de Longziekte, uit Delft, vannbsp;den 10't«“ dier maand, geschreven , dat op het vervoeren vannbsp;besmette beesten en te koopstciling op markten, waar eennbsp;groot getal Vee voorhanden was, geen order werd gesteld,nbsp;waardoor, zoo als wordt aangemerkt, het middel van verwoesting zoo sterk mogelijk moest worden bevorderd. Zulknbsp;cen geval was daar ter stede nog voor weinige dagen voorgekomen, zoo zelfs, dat men berekende, dat er een vijftigtal besmette beesten aanwezig was.
In eenen particulieren brief van hetzelfde jaar, werd mij omtrent de Vee-markten te Rotterdam cn te Delft, het na
-ocr page 463-» Diugsdag 1.1., tc Rotterdam , op 80 stuks, die ter markt » kwamen (natuurlijk te midden onder de gezonde), geschatnbsp;» heeft, en gisteren te Delft op 30 stuks. Ik vergroot niet,nbsp;igt; maar UwEd. kan dit bij allo onpartijdigen vernemen. Watnbsp;» moet daarvan worden? liet is allemaal vet Vee, en dcnbsp;B Heer n. stelt het getal nog hooger, cu zeide, als dit zoonbsp;B voortgaat, zullen de houders van Mclk-vec er stellig hetnbsp;B slechtste aan zijn, daar Melk-beesten, de ziekte hebben-B de, niet zoo te verkoopen zijn. Verder werd nog daarbijnbsp;B gevoegd: gisteren heeft men het ziek Vee te Rotterdamnbsp;B wederom op een getal ran groot 70 geschat.” Men zie medenbsp;het boven aangehaalde Jïandelsblad, alwaar gesproken wordt,nbsp;dat er niet cens meer zorg werd gedragen, dat de overblijfselen der , aan dc ziekte gestorvene, beesten , zorgvuldig werden begraven, maar dat deze verkocht werden cn vervoerd,nbsp;en aizoo aan de kwaal gcicgcuhcid gegeven, om zich voortnbsp;tc planlcn.
L'it andere stukken, onder mij berustende, blijkt het, dat de Longziekte, in 1837, naar onderscheidene Gemeenten innbsp;Noord-Rraland, namelijk naar Zevenbergen, het land vannbsp;Allena, Giezen cu Oirsehot, (Verg. bladz. 80) isovergobragtnbsp;door Vee, van dc Gorinc/temsclte markt af komstig. Uit cene ennbsp;andere, van Gouveruementswege, ontvangene stukken is hetnbsp;almede gebleken , dat door sommige Burgemeesters geenszinsnbsp;de hand werd gehouden, dat toegezien werd , dat geen ziek ofnbsp;besmet Vee in hunne Gemeenten werd vervoerd, noch datnbsp;belet werd, dat de, aan de Longziekte gestorvene beesten,nbsp;niettegenstaande men de eigenaren schadeloos stolde voor dpnbsp;huid en hot vel, gevild, cu met de huiden verkocht werden.
-ocr page 464-noeg is, in zaken van zoodanigen aardquot;, als her beramen van verordeningen tegen besmettende-ziekten, deze vasttestellen, en ze, volgens'den gewonen vorm, van booger hand langs de i-ij dernbsp;autoriteiten tot op de laatste, die daaraan de uitvoering moet verleeuen, te doen nederdalenmaarnbsp;dat, zullen de voorschriften het doel verwezenlijken,nbsp;waartoe zij moeten strekken, alles afhangt van denbsp;uitvoering zelve, namelijk van den belangstellenden ijver, en de waakzaamheid der gene, op wienbsp;deze taak rust. Mag men zich overtuigd houden,nbsp;dat deze voorwaarden overal zijn in acht genomen 'tnbsp;De ondervinding, gedurende tien jaren, geeft hiernbsp;een onbevredigend antwoord, waaromtrent wij echternbsp;hier in geene bijzonderheden wenschen te treden,nbsp;ten einde elke persoonlijke toepassing te vermijden.
In een ander herigt werd, met bclreUkiiig tot Delfüand', nic‘ degedeeld , dat ver do meeste Veehouders niet eens aan dennbsp;Burgemeester kennis gaven van het ontstaan der hcetschcndenbsp;ziekte onder het Vee, waarom men op de toepassing vannbsp;Art. 439 van het Strafwetboek meende te moeten aandringen.
Indien men uu deze daadzaken niet als ten cenenmale van grond ontbloot mag beschouwen, waarvoor toch wolnbsp;geene voldoende reden bestaat, en men aanneemt, dat ooknbsp;veelal elders dergelijke misbruiken, al is het dan ook in mindere mate, hebben plaats gevonden, dan zal bet niet kunnennbsp;bevreemden, dat de Longziekte zich tot dus ver heeft staande gehouden, en dat, indien zoodanige handelwijzen blijvennbsp;voortduren, cr niet aan hare uitroeijing te denken valt.
-ocr page 465-Intusschen komt hier de vraag in aanmerking, wat in den toestand, waarin wij ons, met opzigtnbsp;•tot de Longziekte, thans bevinden, zal kunnennbsp;€11 behooren Ie worden gedaan, ten einde betnbsp;bedoelde oogmerk te bereiken, namelijk, om denbsp;ziekte gelied. uit te roeijen, of de schade, aan dennbsp;rampspoed verbonden, zoo veel mogelijk, te verminderen? Er bestaan slechts twee middelen,nbsp;welke hiertoe kunnen worden aangewend. Hetnbsp;eene berust op de invoering van zoodanige maatregelen, welke strekken kunnen, om het vervoerennbsp;¦van Vee van plaatsen, alwaar de Longziekte aanwezig is, streugelijk en geheel te verbieden, ennbsp;•om 'de gemeenschap met haar en het besmettenbsp;Vee, gedurende een genoegzamen tijd, zoo volstrekt mogelijk, te beletten.
Wordt de smetstolle op elk punt, alwaar de ziekte bestaat, op eene krachtdadige wijze, doornbsp;afsluiting of onder quaranlaine-amp;iitViin^ van zoodanige plaatsen, als het ware, vastgehouden, en hetnbsp;besmette Vee bulten middellijke of onmiddellijkenbsp;gemeenschap gehragt met gezond Vee, en zulksnbsp;tot zoo lang, dat men, met voldoenden grond,nbsp;zich mag verzekerd houden, dat er geen gevaarnbsp;voor besmetting meer bestaat, dan is er weinignbsp;twijfel aan, of de verspreiding der ziekte moet,nbsp;bij eene rigtige uitvoering van dezen maatregel,nbsp;verhinderd worden, zij zelve daardoor afnemen,nbsp;eu eindelijk ophouden.
Met zoodanige afsluiting moet gepaard gaan het
-ocr page 466-opneraen van den gelieelen Vee-stapel, het aanhouden van registers, met vermelding van het getal, de soort, het geslacht, of den ouderdom, de kleur van het haar en andere kenteekenen, van hetnbsp;getal der werkelijk ziek zijnde beesten, en die slechtsnbsp;als verdacht kunnen worden beschouwd. Aan denbsp;hoofdtoegangen tot de huizen of weiden, hetzij alge-meene ot bijzondere, zal, op een bord, bevestigdnbsp;aan een paal, een opschrift moeten worden geplaatst, bevattende in duidelijk leesbare letters hetnbsp;woord : Longziekte. Voorts hehooren de w'erkelijknbsp;ziek zijnde Runderen van een duidelijk merkteekennbsp;te worden voorzien, dat, in geval van herstelling, door een tegenmerk krachteloos wordt gemaakt: moetende ook die Runderen, welke totnbsp;dezelfde stal of weiden hehooren, en die, ofschoon nog gezond zijnde, of schijnende te wezen,nbsp;reeds als verdacht moeten worden beschouwd, medenbsp;eenig voorloopig kenmerk ontvangen, hetwelk echter van minder omvang kan zijn dan het wezenlijk ziekte-kenmerk. Dit voorloopig merk wordtnbsp;later, indien de Runderen gezond mogten blijven,nbsp;door een tegenmerk vervangen.
Door dusdanige kenmerking, zal, ook nadat de Longziekte op eene bepaalde hoeve heeft opgebou-den, het verbod van uitvoer van dezelve is opgeheven, en de aanwijzings-teekenen van besmettingnbsp;zijn weggenomen, een ieder aan zoodanig Veenbsp;kunnen zien, dat het, waar het ook ten verkoop worde aangeboden, van eene besmette plaats
-ocr page 467-afkomstig is, en zich dus tegen schade in acht kunnen nemen. Hierdoor zal worden tegengegaan,nbsp;dat niet, gelijk thans nog dagelijks plaats vindt.nbsp;Vee van besmette stallen op markten wordt aangekocht, hetwelk of in het verborgen tijdperk dernbsp;ziekte verkeert, of deze heeft doorgestaan, dochnbsp;niet hersteld is, en dus nog het vermogen bezit,nbsp;om de ziekte aan andere Runderen mede te deelen,nbsp;In deze laatste omstandigheid is eene voornamenbsp;oorzaak gelegen, dat de ziekte bij voortduring heren derwaarts wordt gevoerd, ‘en meermalen eensklaps te voorschijn komt, ook op plaatsen, alwaarnbsp;zij nog niet bestond. De bedoelde kenmerkingnbsp;moet derhalve als eene eerste voorwaarde wordennbsp;beschouwd, om alle misleiding voor te komen. Wijnbsp;meenen, dat hierdoor de handel niet benadeeld, gelijk door sommigen wordt gesteld, maar bevorderdnbsp;zal vvorden, daar velen thans terug worden gehouden van zich, op openbare markten, van Vee tenbsp;voorzien, uit vrees van zoodanige Runderen, alsnbsp;hier bedoeld worden, te zullen aankoopen.
Dat, zoo lang als de afsluiting bestaat, er eene gestrenge co7itr6le op den geregistreerden Veestapel moet worden gehouden, ten einde tegennbsp;heiinelijkeii vervoer of verwisseling van Vee te waken, spreekt wel van zelf. Van groot belang zalnbsp;het zijn, dat in elke Gemeente eene Commissienbsp;van toezigt blijve aangesteld (‘), bestaande uit
(‘) Bij cireulaire aanschrijving van 9 Augustus 18i2, N®.
-ocr page 468-meerdere persoaen, die belast worden, om wekelijks, immers bestendig, het Vee op de stallen en in de weiden te bezoeken, ten einde de hoofdennbsp;der Gemeente-Besturen onafgebroken bekend tenbsp;houden, of er zich ziek Vee bevindt, opdat, zulksnbsp;plaats hebbende, er dadelijk onderzoek naar geschiede. Wijders zullen nog vele andere bepalingen, welke tot de uitvoering van dezen maatregelnbsp;betrekking hebben, als daar zijn de behandeling dernbsp;niestslofien, het verhinderen van den toegang tot denbsp;besmette plaatsen ten aanzien van personen, die totnbsp;de behandeling der ziekte of het toezigt op dezelvenbsp;geene roeping hebben, de regeling der boeten ennbsp;straffen, op de overtredingen vast te stellen, en watnbsp;dies meer zij , in aanmerking moeten komen , die wijnbsp;hier niet kunnen overwegen, daar vvij slechts in alge-140, 9®“ Afdecling, werden de Ileeren Gouverneurs der onderscheidene Provinciën en van het Hertogdom Limburg,nbsp;van wegc Zijne Exc. den Minister van Binncnlandsche Zaken, uitgenoodigd, om te willen zorgen, dat in de Gemeenten hunner respectieve Provinciën zoodanige Commissionnbsp;werden aangesteld. De Commissie, tot dat oogmerk in de Stadnbsp;Utrecht benoemd, is tot dus ver met ijver en naauwgezet-heid, onder het toezigt van het Stedclijk Bestuur, werkzaamnbsp;gebleven, en men mag daaraan hoofdzakelijk toeschrijveu,nbsp;dat de ziekte, onder het gebied der Stad, in de twee laatste jaren aanmerkelijk is afgenomen, cn op dit oogenbliknbsp;naauwelijks bestaat. Ook op de Vee-markt wordt een strengnbsp;toezigt gehouden. Hebben ook de bedoelde Commissiennbsp;elders overal aan de baar opgedragene taak beantwoord? \Vijnbsp;jneoneu reden te hebben, om zulks te betwijfelen.
-ocr page 469-433
meene trekken de hoofdgronden wenschen aan te duiden, waarop het bedoelde afzonderings-stelstl zalnbsp;behooren gevestigd te worden, indien het eenigenbsp;meerdere betcekenis en uitwerking zal hebben, dannbsp;hetgeen thans afzondering genoemd wordt.
Het valt niet te ontkennen, dat er geenegeringe zwarigheden aan de beoogde maatregelen verbonden zijn, en wel bepaaldelijk voor de Vee-houders,nbsp;welke in het ongeluk verkeeren. Dan, het komtnbsp;ons voor, dat, behalve den maatregel van het doo-den , waarover straks zal gehandeld worden, er geennbsp;ander middel bestaat, om tot het bedoelde oogmerknbsp;te geraken, terwijl voorts de bereiking van hetzelvenbsp;geheel afliankelijk blijft van de waakzaamheid ennbsp;de gestrenge uitvoering der maatregelen, door hen,nbsp;die daarmede ambtshalve belast worden. Het wasnbsp;op dit beginsel, dat, door de Commissie van Landbouw in de Provincie Utrecht, op uitnoodigingnbsp;van Huil Ed. Gr. Achtb., de Heeren Gedeputeerdenbsp;Staten van dit Gewest, naar aanleiding eener mis-sieve van Z. Exc, den Minister van Binnenlandsehenbsp;Zaken van 20 Januarij 1842, ]N°. 169, 9''quot; Af-deeling, een Ontwerp van Maatregelen legendenbsp;heersohende Longziekte onder het Rundvee aannbsp;gemelde Gedeputeerde Staten werd voorgesteld,nbsp;ten einde, na behoorlijk te zullen zijn bekrachtigd ,nbsp;als Reglement, in die Provincie, ter beteugelingnbsp;der ziekte te worden ingevoerd. Bij gemelde Ministeriele missieve was gevoegd een afschrift van hetnbsp;Reglement tot Voorkoming van de verspreiding
(hr lugt;r)(j%iekle onder het Rundvee in de Provincie Zeeland, goedgekeurd bij Besluit van 'L, M. den JLoning, van 5 Januarij 1841, N°. 69, metnbsp;verzoek aan H. II. Ged. Staten, oin te ^villen onderzoeken en in overweging nemen, wat daarinnbsp;bruikbaar zoude zijn, cn om daaruit, met inacbt-neming der noodige plaalselijke en andere wijzigingen, zoodanige nadere vejorderingen te beramen, en aan Zijner Majesteils goedkeuring te onderwerpen , als zij zouden ineeneu in de Provincienbsp;Utrecht, behoudens de bestaande grond- en andere wettelijke bepalingen, ter bereiking van hetnbsp;voorgestelde oogmerk, nuttig, en, volgens de plaatselijke gesteldheid, uitvoerlijk te zijn.
Dit stuk, door H. II. Ged. Staten voornoemd, aan de Commissie van Landbouvv zijnde toegezonden, om consideratieu en ad vijs, was deze vannbsp;gevoelen, dat, hoewel het Zeeuwsche Reglementnbsp;zeer doelmatige maatregelen bevatte, door welkernbsp;stipte naleving en uitvoering de Longziekte, voornbsp;zoo ver zij van besmetting afhangt, in die Provincie zeer wel kon worden geweerd, of, daarinnbsp;onverhoopt binnen zijnde gedrongen, weldra zounbsp;kunnen worden gestuit, ook vooral door de afgezonderde ligging van dat Gewest, als grooiendeelsnbsp;uit eilanden bestaande, waarin dus geen Vee,nbsp;behalve van de Belgische zijde, kan worden ingevoerd, echter de maatregelen, welke \a Zeelandnbsp;met vrucht konden worden in het werk gesteld, nietnbsp;alle van toepassing konden worden geacht op de
-ocr page 471-overige Provinciën, welke van vele kanten, langs gewone en vele binnenwegen, voor den onafgebrokennbsp;invoer van Vee openstaan; waardoor bet toezigt opnbsp;den invoer van besmet of verdacht Vee hoogstnbsp;moeijelijk, zoo niet ónmogelijk, wordt gemaakt.
Inmiddels heeft de Commissie zich onledig gehouden met het ontwerpen van de boven bedoelde maatregelen, welk Ontwerp, door II. H. Ged. Staten aan de Staten der Provincie ülrecht zijndenbsp;voorgedragen, in hunne Vergadering, in 1842 gehouden, met slechts eenige, daarin gemaakte, wijzigingen werd goedgekeurd.
Volgens het oordeel der Commissie, bleef er slechts de keuze over, om namelijk of afdoendenbsp;maatregelen in werking te brengen, en die, gedurende den vereischten tijd, overeenkomstig dennbsp;bekenden aard der ziekte, streng te onderhouden,nbsp;of de zaak op den voet, zooals tot dus ver plaatsnbsp;heeft gehad, aan haren gang over te laten, en denbsp;ziekte te zien voortduren, waarvan zij meende,nbsp;dat het einde buiten alle berekening gelegen is»nbsp;Zij was voorts van gevoelen , dat de door haar voorgestelde maatregelen geheel overeenkwamen met dennbsp;geest van hetgeen bij Art. 495, 460, en 461 vannbsp;het Welhoek van Strafreyt is vastgesteld, en datnbsp;zij niet anders konden beschouwd worden dan alsnbsp;hulpmiddelen, om die wettelijke bepalingen te ondersteunen, te beter te doen uitvoeren, en aannbsp;hare heilzame oogmerken te doen beantwoorden.
De Commissie hield zich overtuigd, dat, oa-
30*
-ocr page 472-m
vermindcid de bezwaren , aan de uitvoering der •voorgestelde maatregelen verbonden, liet geheelnbsp;binnen de mogelijkheid en uitvoerbaarheid gelegennbsp;is, -om, ongeacht de uitbreiding, welke de Longziekte heeft verkregen, door de voorgesteldc, meernbsp;krachtdadige, middelen dan lot dus ver zijn aangewend , en voor zoo ver men, wegens de algemeenheid der ziekte, niet zonder eene te grootanbsp;vernietiging van den Veestapel, tot een onmiddellijk doodslaan van het reeds besineite of verdachtenbsp;Vee mogt kunnen overgaan, de nadeelen en rampspoedige gevolgen, welke de ziekte, toen sedert ongeveer negen jaren, aan de Ycehouders van hetnbsp;Gewest had vei'oorzaakt, en bij voortduring moestnbsp;blijven na zich slepen, te beteugelen, en, opnbsp;waarschijnlijke gronden, binnen ceuige maanden,nbsp;geheel uit te roeijeu. Voorts werd opgeinerkt,nbsp;dat, indien eenmaal, op de voorgeslelde wijze, denbsp;ziekte zou zijn iiitgeroeid, het gemakkelijk zou vallen , bij de ondervindelijke kennis, welke mennbsp;thans, sedert vele jaren, omtrent haren aard heeftnbsp;verkregen, dezelve telkens spoedig weder te oudernbsp;te brengen, ook wanneer het blijken mogt, dat zijnbsp;niet altijd door onniiJdellljke besmetting— welkenbsp;nogtans als de voorname oorzaak van de toegeno-mene uitbreiding der Longziekte moet worden be-scliouwd — maar uit leefregelkundige oorzakennbsp;ef invloeden bier of daar op nieuw te voorschijnnbsp;mogt komen.
Daar inmiddels, zoo ak wijders werd aangemerkt,
-ocr page 473-o(A bij Jen meest gunsli'gen uitslag Jer voorge— s-telJe maatregelen, de Provincie Utrecht eikennbsp;dag, als het ware, aan het gevaar,, dat de Longziekte wederom binnen dezelve uit de naburige Pro-Tincien, Zuid-Holland, Noord-Ilolland, Over-^nbsp;ijssel, Noord-Braband en Gelderland, zoo langnbsp;als zij daar aanwezig is, zou worden ingesleept,nbsp;moest het van het grootste beiang worden geacht,nbsp;dat in al deze aangrenzende Provinciën gelijksoortige maatregelen tot stand werden gebragt, teigt;nbsp;einde aller belangen te dezen wederkeerig- zoudennbsp;worden verzekerd. Men was van oordeel, dat,nbsp;in eene zaak als de onderlravige, het laeramennbsp;van maatregelen in elke Provincie, waarbij waarschijnlijk van verschillende- beginselen zou worden uitgegaan, geenszins als doelmatig kon wordennbsp;geacht, maar dat overal dezelfde grondregelennbsp;behoorden te worden gevolgd, en de verordeningen, welke daartoe zouden worden ingevoerd’,nbsp;eenstemmig moesten zijn. Om deze reden werdnbsp;het dan ook geraden geoordeeld, dat, hoe eerder hoe beter, tot het bedoelde oogmerk innbsp;een gemeenschappelijk overleg tusscheii de Besturen of Commissien van Landbouw der overigenbsp;Provinciën, aan welke-, van wege Z, Exc. dennbsp;Heer Minister vooriïoenu!, door Heeren Ged. Staten der genoemde Gewesten, dezelfde taak wasnbsp;opgedragen, werd getreden: ten welken einde,nbsp;door de Commissie van Landbouw inUlreohl, aannbsp;die der overige, bij de Longziekte betroiikene.
Provinciën, afdrukken van liet bovengenoemde Ontwerp , met de daartoe behoorende toelichtingen, werden toegezonden.
Men had in Utrecht het genoegen van eenige Commissien de dankbetuiging te ontvangen voor denbsp;toegezondene mededeelingen, en te ondervinden,nbsp;dat de meeste derzelve, ten aanzien der hoofdbeginselen met die van Utrecht van hetzelfde gevoelen waren, voor zoo ver namelijk het Zeeuwschenbsp;Reglement, om de boven uitgedrukte reden, ooknbsp;Laar niet geheel van toepassing scheen te zijn voornbsp;de overige Provinciën, en zij mede de voorgesteldenbsp;of soortgelijke maatregelen, ter beteugeling dernbsp;Longziekte, in een enkel Gewest genomen, niet alsnbsp;voldoende beschouwden, maar meenden, dat deze algemeen behoorden te worden ingevoerd. Doornbsp;enkele Commissien iverd echter zwarigheid gemaaktnbsp;aan de Provinciale Staten voorstellen te doen, otnnbsp;de wetgeving op dit punt voor het oogenblik tenbsp;veranderen, en zulks op grond, dat in derzelvernbsp;Gewesten toen ter tijd nagenoeg geene sporen vannbsp;Longziekte meer bestonden, en men van oordeelnbsp;was, dat, indien de reeds bestaande verordeningennbsp;behoorlijk werden gehandhaafd, genoegzaam in denbsp;behoefte was voorzien, terwijl ook in strengere bepalingen op dit stuk eene gevaarlijke stremmingnbsp;voor den veehandel werd vooruitgezien, voor dennbsp;Veeman misschien meer nadeelig, dan de ziekte zelvenbsp;voor hem tot dus ver geweest was. Men oordeeldenbsp;dus met de bemoeijing te dezen te moeten verwij-
-ocr page 475-439
len, totdat de ziekte de ProvlRcieii wederom mogt bezoeken, of meer van nabij komen te bedreigen.nbsp;Door eene der Coinmlssien kou eerst een Ontwerpnbsp;van Reglement aan de deliberatien van de Staten-der Provincie in liunne Vergadering van 1843nbsp;worden onderworpen ('), lietwelk echter geene uitvoering heelt erlangd, evenmin als het ütrecht-sche
Het oponthoud en de verschillende gezigtspunten, waaruit de zaak werd beschouwd, hebben het beramen en in werking brengen van algcmeeue en meernbsp;vermogende maatregelen tot dus ver tegengehouden (quot;). lulusschen heelt de Longziekte zich geens-
(9 In vele gevallen kan het: sat cilo, si sat 5ene van toepassing zijn; doch indien in cenige zaak spoed en kracht van uitvoering gevorderd worden, om een voorgcsteld doel tonbsp;bereiken, dan is zulks voorzeker bet geval met opzigt totnbsp;de maatregelen ter afwering of stuiting van besmettendenbsp;Vce-zickten, daar het verwijl van eene enkele maand, vannbsp;eene enkele week, ja somwijlen van een’ enkelen dag, denbsp;allernadeeligste gevolgen kan hebben, vermits deoverdragingnbsp;der sraetstoffe, door een enkel ziek of verdacht voorwerp,nbsp;van de eene plaats naar eene andere , eene onberekenbarenbsp;voortplanting kan te weeg brengen, gaande do besmetting,nbsp;in eene steeds toenemende progressie, als van één middelpunt naar den omtrek, in alle rigtingen gestadig voort.
p) Men zie do gronden, waarop dit onderwerp als vervallen werd beschouwd, in het Verslag van Heercn Gedeputeerde Staten van Gelderland aan licercn Staten dier Provincie, in de Vergadering, gehouden op 2 Julij 1844, (Staatsr courant van 4 Julij 184-4),
(’) Uamlleidw^ ter geregelde uitvoering zoowel der W»S'
-ocr page 476-zins naar de enkele bedreigingen, om in haren voortgang krachtdadig te worden gestuit, opgehouden, maar heeft zij, hangende deze overwegingen (’), haren weg, schier ongemoeid, vervolgd,nbsp;en hare verwoestingen blijven aanrigten, steeds opnbsp;de uitvoering der middelen wachtende, die haarnbsp;daarin op eene meer werkdadige wijze zullen kunnen tegengaan dan tot dus ver is geschied.
Het tweede middel, om de ziekte te beteugelen, moet gezocht worden in het doodslaan van hetnbsp;door de Longziekte aangetaste Vee. Deze maatregel werd, zooals hiervoren is gezegd , innbsp;Zwitserland met goed gevolg aangewend, en heeftnbsp;ook bij ons, namelijk in de Provincie Zee^nbsp;land, Drenthe, en Vriesland de gelukkige uitwerking gehad, dat de Longziekte, door de afmaking van hel verdachte, zoowel als van hetnbsp;reeds werkelijk zieke, Vee, is gestuit geworden.nbsp;Zulks geschiedde aldaar echter, onder de omstandigheid, dat de ziekte zich nog slechts tot enkelenbsp;of weinige plaatsen bepaalde. De ondervinding
-ocr page 477-heeft nogtans, ia het jaar I8i2 en 1843 (‘), ia de Provincie Drenthe het voorbeeld opgeleverd,nbsp;dat ook de Longziekte nog kan worden te ondernbsp;gebragt, door haar bestendig met het slagtmes tenbsp;vervolgen, wanneer zij eene meerdere uitbreidingnbsp;heeft verkregen. Dan, zal deze maatregel ooknbsp;nu in de overige Gewesten met nut in werkingnbsp;worden gebragt, bij de verspreiding, welke zij,nbsp;volgens het daarvan gegeven overzigt, heeft erlangd? en, zoo ja, op welke wijze zal bij dannbsp;beboeren te worden uilgevoerd? Deze vragen vorderen eene nadere overweging.
Indien wij letten op het getal Runderen, welke, onder de geneeskundige behandelingen, zoo als deze thans in het algemeen plaats hebben (^),nbsp;volgens de gemiddelde berekening, van de ziektenbsp;opkomen, bedragende nog geen derde gedeelte vannbsp;het getal, hetwelk door dezelve wordt aangetast,nbsp;terwijl van deze zoogenaamde gebeterde Rundei-ennbsp;zeer weinige als genezen kunnen worden beschouwd,nbsp;staande de overige vroeger of later voor wederin-storling bloot (“), dan kan voorzeker de waarde Vannbsp;die, welke als hersteld worden gehouden, nietnbsp;geacht worden eenigermate op te wegen tegen denbsp;kosten, welke de aanwending van geneesmiddelen, het onderhoud, en de verdere vei’zorging der
(‘) zie bladz, 11 en 12.
(«) Zie bladz. 390.
{“') Zie bladz. 368 en 369.
-ocr page 478-dieren aan zich verbinden. Uit dit oogpunt bestaat er derhalve geen de minste twijfel, of de maatregel van het dooden zal aan de beteugeling ennbsp;uitroeijing der Longziekte bevorderlijk moeten zijn,nbsp;en ver de voorkeur bezitten boven de thans be«nbsp;staande voorschriften, vooral wegens de achteloosheid, waarmede zij worden opgevolgd, en de misbruiken, welke hierbij plaats hebben.
Mogt intusschen geoordeeld worden, dat tot den maatregel van het doodslaan, onder de tegenwoordige omstandigheden, nog zal kunnen worden overgegaan, dan dient in aanmerking te komen, datnbsp;het dooden zich, in de Provinciën, alwaar denbsp;ziekte zich algemeen gevestigd heeft (‘), in dennbsp;regel slechts zal kunnen bepalen tot de aangetastenbsp;en reeds kennelijk zieke Plunderen, daar, wildenbsp;men het dooden ook uitstrekken tot de schijnbaarnbsp;nog gezonde, doch eenigzins verdachte, beesten,nbsp;namelijk van geheele besmette stallen of weiden,nbsp;zulks aan den Veestapel eene vermindering zoudenbsp;te weeg brengen, welke voorzeker eenige jaren totnbsp;herstelling zoude vereischen (quot;).
(‘) Men zat hieromtrent tot een’ grondslag van berekening bij nadering kunnen nemen de schijnbaar gezonde, in verhouding tot de aangetaste, Runderen, welke in de Provincionbsp;Zeeland, Drenthe, cu Vriesland zijn gedood, (Zie bladz.nbsp;48—238—272).
{-) Volgens de thans bestaande voorschriften zal, in den regel, niet worden overgegaan tot het dooden van, door denbsp;Longziekte aangetaste , cn van nog schijnbaar gezonde Runderen , dan wanneer de ziekte voor het eerst waargenomen
-ocr page 479-wordl op eene plaats, liggende in het midden van eeueii omtrek van twaalf uren raiddellijns, binnen vvclUcu, in denbsp;laatste zes maanden , de bedoelde ziekte niet heeft gehcerscht.nbsp;{Bandleiding ter geregelde uitvoering zoowel der wet van IIO Meinbsp;1840 als der Wet van 9 Julij 1842, hladz. 33). Dat, doornbsp;de enkele en stukswijze afmakiugen op zoodanige afstanden,nbsp;nimmer eene aanmerkelijke vermindering aan de ziekte in hetnbsp;algemeen zal worden toegebragt, zal wel geen opzettelijkbetoognbsp;behoeven. Wat zal het baten, indien op dezen afstand op eenenbsp;enkele plaats of hoeve een gehecle Veestapel of het grootstenbsp;gedeelte van denzelven wordt opgeofferd, terwijl de ziekte vannbsp;rondsom buiten zoodanig rayon op twinlig en meerderenbsp;plaatsen blijft bestaan, alwaar de Runderen in het levennbsp;worden gelaten, totdat zij den natuurlijken dood sterven?nbsp;Er bestaat zelfs, indien wij niet dwalen, eene strijdigheid vannbsp;beginsel te dezen aanzien in het dooden van ziek en gezondnbsp;Vee op enkele plaatsen, terwijl de aangetaste dieren op vernbsp;de meeste in het leven blijven. Men mag de uitgaven, welkenbsp;daarvoor worden besteed, in betrekking tot het beoogde doel,nbsp;namelijk de uitdelging der ziekte, onder de nuttelooze verspillingen rangschikken. Zoo heeft dan ook de afmaking vannbsp;20 stuks Runderen, op 28 Maart 1840, te Broek in Waterland (Zie bladz. 233), volgens mededeeling van den Heernbsp;Staatsraad Gouverneur van Noord-Bolland van 16 Mei 1840,nbsp;aan den Heer Administrateur voor de Nationale Nijverheid,nbsp;ongelukkigerwijze geenszins ten gevolge gehad, dat de verspreiding der ziekte daardoor is verhoed geworden. Evenminnbsp;is zulks het geval geweest met enkele doodingen, welke innbsp;Noord-Braband en elders zijn ten uitvoer gebragt.
Op dezen grond zal het dooden, zoowel van schijnbaar gezond als van het zieke Vee, in den bedoelden zin, onder de tegenwoordige omstandigheden, naauwclijks in aanmerking kunnen komen, dan in die Provinciën , alwaar de ziekte
-ocr page 480-1°. Dat zulks worde in werking gebragt itiet in enkele Provinciën, of gedeelten van dezelve, maarnbsp;gelijktijdig op alle plaatsen, alwaar de Longziektenbsp;zich bevindt. Te dien einde zal men zich voorafnbsp;door eene naauvvkeurige opneming van den staatnbsp;der ziekte, dat is, van het getal der zieke Runderen, in elke Gemeente bij alle Veehouders behocwennbsp;te verzekeren, opdat de eerste afmaking binnennbsp;weinige dagen in al de betrokkene Gewesten zalnbsp;kunnen worden volbragt.
2°. Dat elke hoeve, na de eerste afmaking, onder de aanhoudende waakzaamheid der Pollcie blij-ve gesteld, ten einde de afmaking kunne worden herhaald, zoodra zich hij het overgebleven Veenbsp;het geringste spoor der ziekte op nieuw mogt komen te vertoonen, behoorende inmiddels de hoeven of weiden, gedurende ten minste zes maan-voor het oogenblik niet bestaat, cn dan namp;g slechts ondernbsp;bepalingen, die tegen gedurige nieuwe iusleping en uitbreiding der ziekte kunnen beveiligen. Zoodanige inaatregcleunbsp;zijn, ten aanzien der Provincie Grcminge», uitgevaardigdnbsp;door den Heer Staatsraad Gouverneur van dat Gewest, bijnbsp;Besluit van 1 December 1842, Nquot;. 10. Dat ook in Vriesland bepalingen opzigtelijk du stuk zijn vastgcsteld, blijktnbsp;uit de veroordcelingen van drie personen, bij vonnis van hetnbsp;Kanton-Gerccht te Oldeberhoop, van 6 November 18'«3, ternbsp;zake, dat ieder hunner binnen de Grietenij Oostellinowerfnbsp;een Runderbeest had ingevoerd, zonder bet, op de daartoenbsp;aangewezene plaatsen, tot onderzoek van den Vee-arts tenbsp;hebben laten opbinden, ’t geen eene overtreding is van .Irtnbsp;1 der in genoemde Grietenij bestaande keur op het invoerennbsp;van Rundvee van buiten de Provincie.
-ocr page 481-den, nadat het laatste ziekte-geval heeft plaatsgehad , ©udei' zoodanige afsluiting gesteld te blijven, als hiervoi'en(') is aangewezen, terwijl ook de overgeblevene, schijnbaar gezonde, doch verdachte.nbsp;Runderen van de aldaar aangegevene merkteekensnbsp;moeten worden voorzien.
Door het aanwenden van deren maatregel, zal men zich mogen vleijen, dat aan de Longziektenbsp;])aal en perk zal kunnen worden gesteld. Ennbsp;hebben wij gezien, dat hierdoor, in de Provincienbsp;Vrenlke, het oogmerk in ruim een jaar tijds isnbsp;bereikt geworden, hetzelfde zal men, binnen eenennbsp;evenredig ruimeren tijdkring, ten aanzien der overigenbsp;Provinciën, kunnen verwachten, indien namelijk danbsp;maatregel hier met denzelfJen ijver, belangstelling,nbsp;en naauwgezelheid als daar, door de autoriteiten ,nbsp;ten uitvoer wordt gebragt, ’t geen als eene volstrekte voorwaarde tot het vvelgelukken der pogingnbsp;zal moeten worden beschouwd.
Daar wij hier alleen handelen over de middelen , welke zullen kunnen worden aangewend ter beteugeling, en, zoo mogelijk, ter geheele uitroeijing dernbsp;Longziekte, zullen wij hier geenszins in overwegingnbsp;nemen, welke geldelijke opofferingen aan deze of genenbsp;maatregelen verbonden zijn, of uit welke fondsen denbsp;schadeloosstellingen der eigenaren, wegens de onteigening van hun Vee ten algemeenen nutte, zullennbsp;kunnen of behooren te worden bestreden. Vermits de
f) Bladz. 429—432.
-ocr page 482-sommea, welke hiertoe zullen benoodigd ziju, voorzeker niet gering mogen worden geschat, levert zulks misschien, bij den bekenden verach-terden toestand van het Fonds voor den Landbouw,nbsp;een bezwaar op tegen den maatregel van het dooden,nbsp;op den voorgestelden voet. Deze sommen zullen tenbsp;aanmerkelijker \vorden, indien de Veehouders nietnbsp;alleen schadeloos zullen moeten worden gesteld voornbsp;den afstand van het gedoode Vee, waarvoor zij billijkerwijze de geheele of het grootste gedeelte der waardenbsp;zullen behooren te genieten, maar zij misschien ooknbsp;eene zekere tegemoetkoming zouden moeten erlan-inbsp;gen wegens het gemis der voordeelen van het Vee,nbsp;welke zij, gedurende een’ zekeren tijd, zullennbsp;derven. In vele gevallen toch zal het niet raadzaam kunnen woi'den geacht, dat de verzwaktenbsp;Veestapel onverwijld, door het aankoopen vannbsp;nieuw Vee, worde aangevuld (‘); hiermede zal
(’) Eene behoorlijke en onbekrompene schadevergoeding wegens op hoogc last gedood Vee, en de winstdervingen,nbsp;daaraan verbonden, alsmede eene gereedc uitbetaling diernbsp;gelden, zullen allezins gunstig tot het bedoelde oogmerk medewerken. De tot dns verleende schadevergoedingen voor,nbsp;aan de Longziekte gestorvene. Runderen hebben eenigermatenbsp;kunnen strekken ter gemoetkoming aan die Veehouders, welkenbsp;zijn getroffen geworden. De aanzienlijke sommen echter,nbsp;welke zijn uitbctaald geworden , hebben geenszins gediend,nbsp;om de ziekte zelve tegentegaan. Indien men al niet mogenbsp;kunnen of willen stellen, dat die vergoedingen de achteloosheid der Veehouders en daardoor de ziekte zelve misschien hebben bevorderd, zij hebben tegen haar geen zigt-
-ocr page 483-meermalen eenige weken dienen te worden gewaclit, vvil men zlcli niet aan het gevaar zien blootgesteld ,nbsp;dat de ziekte zich bij aanhoudenheid hernieuwe.nbsp;Deze aanvulling zal echter, naar de plaatselijke gesteldheid der stallen en weiden, somwijlen spoediger kunnen geschieden.
Mogt men nu langs den een of anderen weg er in slagen de Longziekte in ons land te onder tenbsp;brengen, er zal niet minder zorg moeten wordennbsp;gedragen voor het beramen van middelen, welkenbsp;tegen insleping van buitenslands, vanwaar wijnbsp;baar nut uitgewerkt. Men hoort beweren, dat het ophouden der schadevergoedingen voor het, aan de kwaalnbsp;gestorven. Vee cene ongunstige uitwerking heeft moetennbsp;hebben . op de voortduring der ziekte, op grond, dat hetnbsp;vooruitzigt op vergoeding moet gerekend worden een veelnbsp;krachtiger middel cu prikkel te zijn ter nakoming vannbsp;alle verordeningen op dit stuk, en ter inroeping van Vec-artsenijkundige hulp, dan de vrees voor strafbepalingen,nbsp;wier toepassing zoo zeer afhankelijk is van den ijver ennbsp;den geest zoo veler autoriteiten, [Slaats-courant van 13nbsp;Julij 1843). Wij zouden ons met deze stelling kunnen ver-eenigen, indien het gebleken ware, dat de verordeningen cnnbsp;voorschriften op de zaak der Longziekte behoorlijk waren na-gelcefd, gedurende den tijd, dat de gestorvene Runderen ,nbsp;eerst tot een maximum van ƒ 30, », later van ƒ 23 » , werden vergoed. Indien de Veehouders overal, in het belangnbsp;der zaak, naar vermogen hadden medegewerkt, om denbsp;ziekte tc onder te brengen, in stede, dat zoo vele zich aannbsp;ontduiking of overtreding der verordeningen hebben schuldignbsp;gemaakt, het medelijden omtrent allen zou meer wezenlijknbsp;zijn geweest, dan thans het geval kan zijn.
-ocr page 484-m
haar hoogstwaarschijnlijk hebben ontvangen, zullen kunnen beveiligen. Wenschelijk zou het voorwaar zijn, indien door de naburige Staten gemeenschappelijke pogingen ter uitdelging of beteugeling der Longziekte niogten worden in het werk gesteld, ten einde elkander wederkeerig tegen elkenbsp;overdi’aging te beveiligen.
Wy komen ten laatste lot de overweging der vraag, in hoe ver het vleesch van longzieke Runderen , indien zij, zoodra de ziekte zich openbaart, geslagt worden, als voedsel, door dennbsp;jnensch, zonder nadeel voor zijne gezondheid, zalnbsp;kunnen worden genuttigd, en of ook het vet voornbsp;eenig huishoudelijk gebruik, alsmede de huidennbsp;voor de looijing zullen kunnen bewaard blijven,nbsp;ten einde daardoor de schade te verminderen,nbsp;welke door de vernietiging van dit alles thans wordtnbsp;voorlgebragt.
Wat het eerste punt betreft, zoo verdient te worden opgemerkt, dat de Longziekte somwijlennbsp;met eene andere ziekte gecompliceerd kan zijn, ennbsp;dat zij als zoodanig meermalen in den aard dernbsp;zoogenaamde bloed- of an/braj:-ziekten, bepaaldelijk van het ilitV/ewtzr, deelt, in welke gevallen hetnbsp;nuttigen van het vleesch van longzieke Runderen,nbsp;en zelfs de aanraking van het bloed, voorzeker zoodanige schadelijke en gevaarlijke uitwerkingen kan tenbsp;weeg brengen, als aan de laatstbedoelde ziekten
-ocr page 485-Vi9
eigen zijn. Door de meeste Vee-arfsenijkundigen wordt dan cok het eten van het vleesch van long-zieke Runderen afgekeurd, en is zulks in sommigenbsp;Staten op boete en straf verboden. Bij bevelnbsp;van 3 October 1842, werd in het Landdrost-ambtnbsp;Haiiovei' bet slagten van Vee, door de Longziektenbsp;aangetast, verboden, op grond, dat niet kan worden aangenomen, zooals het tot dus ver daarvoornbsp;gehouden werd, dat het nuttigen van zoodanignbsp;vleesch als onschadelijk kan worden beschouwd, ennbsp;voorts, omdat de verwisseling van hetzelve metnbsp;vleesch van dieren, welke aan het ilfiV/üMMrlijden,nbsp;niet met zekerheid kan worden tegengegaan. Opnbsp;de overtreding dezer bepaling is eene geldboetenbsp;vastgesteld van 2 tot 20 Thaler. In het Landdrost-ambt Lüneburg wordt deze overtreding gestraft metnbsp;eene gevangenis van 14 dagen of met eene geldboetenbsp;van 5 tot 25 Thaler (‘). Ook in ons land heeftnbsp;men nu en dan de complicatie der Longziektenbsp;met het Miltvuur waargenomen. De Vec-arts c.nbsp;NAGEIS, te Heusden, deelde mij, onder schrijvennbsp;van 8 Januarij 1840, mede, dat bij, bij gelegenheid van het openen eener aan de Longziekte gestorvene K-oe, op den 19 November 1839, zichnbsp;aan de linker hand had beleedigd, doch in zulknbsp;eene geringe mate, dat slechts de opperhuid voornbsp;een klein gedeelte was afgeschaafd. Hij gevoelde 1
HERiNG, Iteperiorium, B. IV. S. 276, en andere Tijd-nchriften.
IV. Deel. nbsp;nbsp;nbsp;31
-ocr page 486-450
^es nachts jeukte aan ile beleedigde plaats, welke lt;]en slaap grootendeels belette. Den volgenden ochtend was er een puistje ontstaan, ter grootte vannbsp;een spelde-kop, hetwelk een waterachtig vocht bevatte. De puist werd met eene fijne naald doorgestoken. Den volgenden dag ontstond er roosachtige ontsteking aan de hand, en gevoelde hij pijnnbsp;door den geheelen arm. Hierbij kwam koorts ennbsp;volkomene slapeloosheid. Er werden wasschingennbsp;van een aftreksel van vlier— en hamille-bloeme'n,nbsp;in karnemelk ^ en later pappen van lijnmeel ennbsp;kamille-bloemen aangew'end, als wanneer zich, nanbsp;twee dagen, een gezwel had gevormd, ter groottenbsp;van een duiven-ei, hetwelk echter niet tot rijpwording scheen te zullen overgaan. De koortsigenbsp;gesteldheid duurde voort, en de pijn werd ondra-gelijk. De Heer nagels zich hierover ongerust makende, riep nu den raad in van den Chirurgijnnbsp;en Vroedmeester van eck, te Heusden, die het gezwel, dat nu een zwartachtig aanzien had verkregen,nbsp;opende. Er werd uit hetzelve slechts eene geringenbsp;hoeveelheid van slechten etter ontlast. De wond werdnbsp;met unguenlum basilicum verbonden, de handnbsp;gewassen met azyVi, en daarover de vorige pappen
de pijn aanhoudend voortduren tot 3 December daaraanvolgende. Er waren inmiddels nog vijfnbsp;puisten op verschillende plaatsen aan de hand ontstaan van mindere beteekenis dan de eerste. —¦ Denbsp;wond genas eerst op den 19 December.
-ocr page 487-De Vee-arts bokkelkamp ondervond eenc soortgelijke uitwerking, bij het openen van een longziek Rund, waarvan hij een naauwkeurig Verslag mededeelde bij zijn herigt over de heerschendenbsp;Longziekte, in de Provincienbsp;nbsp;nbsp;nbsp;tot het
jaar 1840. Ik acht het mede belangrijk genoeg, om hier in zijn geheel te worden opgenomen snbsp;» Dat de slijmachtige stoffe der Runderen,nbsp;» welke uit den muil loopt, en het water, in denbsp;» borstholte aanwezig, zeer venijnig van aard zijn,nbsp;» is mij proefondervindelijk bewezen. Bij de be-» handeling van een aan de Longziekte gestorvennbsp;» Rund, eene ligte wond bekomen hebbende,nbsp;» voor mij van eene te geringe beteekenis, om mijnnbsp;» werk te staken, zoo deelden zich de vloeistoffennbsp;» aan de wond mede. Toen nu mijne verrigtingnbsp;» afgeloopen was, reinigde ik mij, als naar ge-» woonte, en had de wond een zuiver aanzien.nbsp;» Op mijne terugreis ondervond ik eene onaange-» name jeukte, welke hand over hand toenam.nbsp;» Te huis komende bemerkte ik eerst, dat handnbsp;» en arm gezwollen waren. Dit maakte mij be-» ducht, en besloot ik onverwijld geneeskundigennbsp;» raad in te roepen. Het gevolg daarvan was,nbsp;» dat, na eenige dagen, de zwelling niet verdernbsp;» voortging, doch ook niet afnam. Eenige dagennbsp;» later was alles nog in denzelfden staat gebleven;nbsp;» maar nu ontstonden hier en daar openingen,nbsp;» waaruit een slinkend geel vocht ontlast werd.nbsp;» Toen deze genezen waren, ontstonden er nieuwe
31*
-ocr page 488-» opeaingen, en zalks ging nagenoeg den geheelen » arm en hand door. Na lang sukkelen en hetnbsp;» uitstaan van hevige pijn, volgde eindelijk de ge-» nezing, doch bleef eene zekere verdooving vannbsp;» gevoel in het deel nog lang bestaan. Men zegt,nbsp;» dat een man in of nabij het Westland aan ge-» lijke kwaal, door dezelfde oorzaak ontstaan, zounbsp;» gestorven zijn; doeh voor de waarheid daarvannbsp;» kan ik niet instaan.”
Men ziet uit deze gevallen, dat de Longziekte somwijlen anthraxuardige hoedanigheden kan verkrijgen, ea dat de zelfstandigheden der dieren,nbsp;onder deze omstandiglaeid , die uitwerkingen op dennbsp;mensch kunnen voortbrengen, welke aan de zoogenaamde bloedziekten eigen zijn, hetwelk dusnbsp;mede tot omzigtigheid bij de behandeling zoowelnbsp;van de nog zieke als gestorvene Runderen moetnbsp;aansporen. De Vee-arts KART zag bij een vijfnbsp;en zesjarig longziek Ruud afsterving der ooren.nbsp;Van de klaauwen, den staart, en van gedeelten dernbsp;huid ontstaan, waarbij de dieren stierven. Hiernbsp;had waarschijnlijk mede complicatie van anthraxnbsp;plaats. In een onlangs ingekomen Verslag van.nbsp;den Vee-arts hengeveid, te Oestgeest, wegensnbsp;den toestand der Vee-ziekten in dat District, overnbsp;de eerste helft van 1844, werd gemeld, dat bij denbsp;Runderen, ten gevolge der weersgesteldheid, vooralnbsp;in de maanden April en Mei, eene bijzonderenbsp;geneigdheid tot ontstekingachtige ziekten heerschte,nbsp;zoodat alle caiarrhale ongesteldheden een ontste-
-ocr page 489-liingaclittg karakter hadden aangenomen, en er gevaarlijke ziekten heerschten, namelijk het Miltvuur, het Bloedpissen, üersen-ontsteking, Dui-neligheid of zoogenaamde Bloedziekten, Galziekten, enz. Ook zelfs de nog voortdurende Longziekte deelde in dit ontstekingachtig karakter,-ennbsp;was deze ziekte dikwijls met loug-ontstekiug gecompliceerd, waardoor de dieren spoediger dannbsp;gevvooulijk stierven. Yolgens het herigt van dennbsp;Vee-arts VA^ dommelen, werd zoodanige complicatienbsp;mede waargenomen in de maanden April, Mei eanbsp;Junij in de omstreken van Mermtes,
Wanneer dusdanige omstandigheden plaats hebben, zal het nuttigen van het vleesch van longziek Vee niet anders dan als gevaarlijk voor den menschnbsp;of zelfs voor dieren kunnen worden beschouwd,nbsp;daar dit de nadeeligste gevolgen zou kunnen tenbsp;weeg bi’engen.
Intusscheu is deze complicatie niet algemeen, wordende zij niet zeer dikwijls, maar meestal slechtsnbsp;in enkele saizoenen, vooral in den zomer, bijnbsp;sterke warmte en onder aanhoudende droogte,nbsp;waargenomen. Zij laat zich ook veeltijds, zoowel aan de verschijnselen, waarmede de ziektenbsp;vergezeld gaat, als aan het vleesch der gestorvenenbsp;dieren onderkennen. Wanneer de Longziekte op-zich zelve bestaat, schijnt het vleesch der dieren,,nbsp;welke tijdig zijn geslagt, geen kennelijk nadeel aannbsp;de gezondheid van menschen of dieren toe tenbsp;brengen. Dit mag althans daaruit worden af-
-ocr page 490-geleid, dat, volgens de, hier boven medegedeelde, berigten, duizende ponden van zoodanig vleeschnbsp;door de ingezetenen onwetende zullen zijn genuttigd geworden, zonder dat daarvan tot dus ver innbsp;het oog vallende schadelijke gevolgen zijn ondervonden , immers bekend geworden. Eenige Duitschenbsp;Vee-artsenijkundigen zijn mede van gevoelen, datnbsp;het gebruik van het vleesch van longziek Vee nietnbsp;zoo nadeelig is, als men wel heeft gemeend. STEIGER (') zegt, dat het nuttigen van het vleesch vannbsp;(aan de Longziekte) gestorvene dieren walgelijk is,nbsp;doch dat hem meerdere voorbeelden bekend zijn,nbsp;dat lieden het vleesch wederom opgroeven en aten,nbsp;zonder ziek te worden, zelfs in een geval, alwaar 1
É
Zeitschrift von nebel iind vix, B. IV. S. 79. Gemelde Vee-arts merkt aan, dat het door de ondervinding bewezennbsp;is, dat het vleesch van dieren, aan het JlWtomir gestorven,nbsp;door afkoken , meermalen onschadelijk is geworden. Dan , ofschoon het giftig beginsel, hetwelk zich bij het jtft/tBuiir ontwikkelt, niet altijd even schadelijk moge zijn, (Zie bladz. 77 ennbsp;78), en somwijlen, door het vleesch te koken, krachteloos kunnenbsp;gemaakt worden, zoo zijn er evenwel te menigvuldige voorbeelden voorhanden, dat, door het nuttigen van zoodanignbsp;vleesch, ook nadat het ingezouten en gekookt of gebradennbsp;was, de nadeeligstc gevolgen werden te weeg gebragt, dannbsp;dat wij niet zouden meenen het gebruik daarvan ernstignbsp;te moeten ontraden. Men zie omtrent zoodanige schadelijkenbsp;uitwerkingen: n. heilbron, c.z. , Korte schets van een»nbsp;Koortsziekte onder het Rundvee, bekend onder de benamingnbsp;van het Vuur, het Bloed- of Miltvuur, en de gevolgen der-selve voor een aantal Jllenschen, Amsterdam 18111.
-ocr page 491-bij het Rund eene complicatie met het Miltvuur had bestaan. Worden dus, zegt hij, de dierennbsp;terstond in het begin der ziekte geslagt, zoo kannbsp;het vleesch, indien de menschen er geen af keernbsp;van hebben, zonder nadeel worden genuttigd.nbsp;Door den Districts-Vee-arts GIELEN (’) werd, innbsp;1837, toen de Longziekte \a de Mu/ilhauser Kreilsnbsp;heerschte, aangeraden, en van Regeringswege besloten, ora bet gebruik van het vleesch toe tenbsp;staan, indien het Vee dadelijk in het begin dernbsp;ziekte werd geslagt, en er bij de opening nog geenenbsp;groote veranderingen in de inwendige deelen plaatsnbsp;vonden, terwijl, in het tegengestelde geval, wanneer men het vleesch niet meer geschikt oordeelde,nbsp;om te worden genuttigd, het voor de lijm-zie-derijen bestemd werd, wordende de huiden in denbsp;kalk-kuipen der looijers gelegd. De lieer A. SPROYT,nbsp;voornaam Veehouder le Nooi'd-JVaddinxveeni^vo-^nbsp;vincie Zuid-Holland), meldde mij, onder schrijven van 16 October 1843, dat 35 huisgezinnen,nbsp;die door elkander op 5 personen konden wordennbsp;gerekend, het vleesch aten van een’ longzieken Os,nbsp;die op den stal dood viel, zonder daarvan hetnbsp;minste nadeel te ondervinden (®). 1
Annalen der Landwirthschaft in den Köiiiglich-Preuss. Staaten, B, III. S. 319.
{-) Gemelde Landbouwer deelt levens de voordeelen mcdev welke hij steeds van eene strenge afzondering der zieke vars
-ocr page 492-Zien wij dus, dat het gebruik van het bedoeldö \fleeseh werkelijk sedert lang plaats heeft, en datnbsp;itulks, onder de bestaande omstandigheden, welnbsp;steeds zal voortduren, zoo is het de vraagj of tenbsp;dezen geene wijziging van de voorschriften zonnbsp;kunnen en behooren te worden ingevoerd. In-dien wij van de veronderstelling uitgaan, dat,nbsp;bij de invoering van den maatregel ter doodingnbsp;Van het zieke Vee, deze niet anders zal geschie-»nbsp;den dan onder het oog derPolicie, bijgestaan doornbsp;een erkenden Vee-artSj en dat op de geheele toe*nbsp;de gezonde Runderen liad oudervondeu, hebbende bij, gedurende al den tijd, dat de ziekte in die streken bad ge-heersebt, van een getal, dat in de maand Mei van elknbsp;jaar niet minder dan 230 stuks bedroeg, doch des winters, hoewel onbepaald, veel minder was, slechts 40 stuksnbsp;aan dezelve verloren; terwijl andere Veehouders evenredignbsp;veel aanmerkelijker verliezen leden. H\j deelt vele voorbeelden mede van Veb, door hem zelvËa en andere Veehouders , op markten, zoo te Gouda, als te Rotterdam aangekocht, bij hetwelk, na korteren of langeren tijd, denbsp;Longziekte uitbrak. Hy meende te mogen vaststellen, datnbsp;Wekelijks om de 20 stuks Runderen van besmette stallen uitnbsp;die omstreken tér markt werden gebragt, hetwelk men gewoon was opruimen te noemen. Verder was hem gebleken,nbsp;dat de spoeling-voedering in de stokerijen de ziekte bevordert , hebbende hij voorts ondefvonden, dat de ziekte zichnbsp;tia de Verweiding van het Vee, en bovenal na de togtigheid,nbsp;dikwijls spoediger ontwikkelt, hetwelk in bfeide gevallen doornbsp;hem wordt toegeschreven aan de meerdere beweging, welkenbsp;daarbij plaats heeft. Het gebeurde meermalen , dat de ziektenbsp;zich reeds daags na de togtigheid openbaarde.
-ocr page 493-dragt der Longziekte voorts, op de boven voorgestelde wijze, een streng toezigt zal worden gehouden , dan zal men hierin voorzeker een beteren waarborg kunnen vinden tegen misbruiken ennbsp;verkeerde handelingen, waardoor de menschelijkcnbsp;gezondheid aan gevaren wordt blootgesteld, dannbsp;thans het geval is, zullende hierdoor gezorgd kunnen worden, dat het vleesch, hetwelk schadelijk wordt geoordeeld, worde verworpen, en dienbsp;zelfstandigheden, welke tot voedsel van menschennbsp;of dieren, of wel tot eenig ander huishoudelijk gebruik kunnen dienen, bewaard blijven (‘). 1
Raadplegen wij de Ordonnantiën en Statuten, welke vroeger omtrent besmettende Vee-zickten in ons land, bepaaldelijk ook ten aanzien der Runderpest, hebben bestaan,nbsp;zoo blijkt het, dat, ingevolge een Placaat, door de Stalennbsp;van Holland en West-Vriesland van 12 en 16 Maart 1732,nbsp;alsmede door de Staten-Generaal van 6 November 1744, in denbsp;Generalüeüs-landen uitgevaardigd , de aan laatstgcmelde ziektenbsp;gestorvene dieren onverwijld moesten worden begraven, zondernbsp;dat daarvan iets mogt worden gebruikt tot spijze of anderenbsp;behoeften. Daar evenwel, ongeacht de zware straffen en booten, hierbij bepaald, niet werd vóórgekomen, dat niet sommige arme lieden zich zochten meester te maken van hetnbsp;vleesch van zoodanige, aan de Runderpest gestorvene. Runderen , zoo is daardoor dikwijls de onschadelijkheid van hetzelve, als voedsel voor den mensch, gebleken; iets hetwelknbsp;later door camper, vink en andere waarnemers van dien tijdnbsp;is bevestigd geworden. Om welke reden de Staten van Vriesland dan ook goedvonden, door een Placaat van 8 Januarijnbsp;174S, het te voren gegeven verbod opzigtelijk het gebruiknbsp;van het vet en vleesch der aan de Runderpest zieke en in
-ocr page 494-Hetzelfde kan worden aangenomen ten aanzien der huiden, welke, ouder de uoodige voorzorgen,nbsp;almede kunnen bewaard blijven, waarvan het verlies,nbsp;over vele jaren gerekend, niet gering is gebleven.nbsp;Indien wij het getal der overledene Runderen (bladz.nbsp;39), ten bedrage van 64,789 stuks, welke met denbsp;huiden zijn begraven geworden, in aanmerkingnbsp;nemen, en iedere huid gemiddeld wordt gerekendnbsp;eene geldswaarde te hebben gehad van ƒ 6,-00, dannbsp;bedi’aagt de geheele waarde daarvan, welke in dennbsp;grond bedolven, en dus voor den volksrijkdomnbsp;verloren is, eene som van f 389,935. Indien aannbsp;de huiden van, aan de Longziekte of andere besmettende ziekten gestorvene, Runderen— hetgeennbsp;tijds geslagte dieren in te trekken. Bij de wet van 2(5 December 1796 is dit zelfde beginsel bewaard gebleven, zijndenbsp;daarbij bepaald, dat dc, door de Runderpest wezenlijk ofnbsp;vermoedelijk, aangetaste beesten dadelijk zullen worden ge-slagt, en dat het vleesch zal worden verkocht of aan de armen onder bepaalde voorwaarden uitgedeeld. In het Reglement tot voorkoming van de verspreiding der Longziekte ondernbsp;het Rundvee in de Provineie Zeeland, goedgekeurd bij Z. M.nbsp;Besluit van 5 January 1842, N®. 69, is, volgens Art. 12,nbsp;ook de slagting van besmet of verdacht longziek Vee, ondernbsp;toezigt van het Plaatselijk gezag, cn ten overstaan van eennbsp;Ambtenaar der Policie, toegestaan, en bepaald, dat hetnbsp;vleesch, voor zoo ver het als onschadclijk voedsel kan worden aangemerkt, aan den eigenaar zal worden gelaten. Hetzelfde werd ook bij het ontwerp van maatregelen der Commissie van Landbouw in Utrecht, waarover hierboven is gesproken, voorgestefd.
-ocr page 495-ook op die vaa aadere dieren toepasselijk kan worden geacht — een besmettend vermogen niet kan worden ontzegd, zoo behoort deze oorzaak echternbsp;niet tot de meest gewone, waardoor de besmettingnbsp;wordt onderhouden en voortgeplant, hetwelknbsp;veeleer door de, in het leven blijvende, dierennbsp;geschiedt. Worden de huiden dadelijk, met denbsp;noodige omzigtigheid afgezonderd, wel overdekt,nbsp;naar den looijer gebragt, en onverwijld in de kalkkuipen gelegd, dan komen zij terstond buiten aanraking met Runderen, daar niet dan zeer zeldzaamnbsp;zich op de leerlooijerijen Rundvee zal bevinden.nbsp;Het is dan ook met de huiden anders gesteld, dannbsp;met de meststoffen, tuigen, kleederen, enz., dienbsp;bestendig bij en om het Vee gebezigd worden ennbsp;aanw'ezig blijven, en de smetstoffe ligtelijk kunnennbsp;mededeelen. Worden nu dezelfde personen, dienbsp;tot het afmaken van het Vee worden aangesteld,nbsp;ook met de bezorging der huiden belast, zoo zienbsp;ik inderdaad niet in, dat deze niet, als een belangrijk voorwerp van behoefte, zullen kunnennbsp;bewaard blijven, staande toch tegen het behoudnbsp;van dit voordeel slechts eene geringe moeite vannbsp;waakzaamheid en toezigt op het afzonderen ennbsp;overbrengen naar den looijer over. Het vet zal opnbsp;gelijke wijze aan de kaarsen-makers kunnen wordennbsp;bezorgd, ten einde dadtlijk te worden gesmolten.nbsp;W^ij meenen dan, dat aan de voorgestelde handelwijzen de volgende voordeelen verbonden zullen zijn:
-ocr page 496-460
1*. Dat eene aanzienelijke waarde behouden blijft. Welke thans verloren gaat:
2°. Dat er minder gevaar te duchten is voor nadeelige gevolgen, welke nu en dan uit hec etennbsp;van het vleesch, afkomstig van longzieke Runderen , kunnen voortvloeijen, indien het op eene geoorloofde wijze, mits onder een bepaald toezigtnbsp;en keuring, wordt toegestaan, dan wanneer hetnbsp;heimelijk in consumlie wordt cebragt, zooals thansnbsp;geschiedt (‘).
(*J wij zouden evenwel geenszins willen, dat zulk vleesch in de openbare hallen of op markten van volkomen gezondnbsp;vleesch ton verkoop worde toegclatcn. Alles wat hier wordtnbsp;aangeboden behoort, volgens de grondbeginselen eencr goedenbsp;geneeskundige Staatsregeling, volkomen goede waar zijn,nbsp;en de burger moet de zekerheid kunnen hebben, dat hetgeen hij hier koopt, in alle opzigten deugdzaam, en buitennbsp;elke verdenking van schadelijkheid is. Zoodanig vleesch,nbsp;waaraan te dezen iets ontbreekt, hoewel het zonder nadeelnbsp;voor de gezondheid kunne worden gebruikt, mag alleen opnbsp;eene afzonderlijke, zoogenaamde afgekearde, markt {pétUenbsp;boucherie) worden tocgclaten, om aldadr, (even als zulksnbsp;in sommige steden, met de spoeling der gemeste dierennbsp;plaats heeft), als eene minder goede waar, voor een'gerin-geren prijs te kunnen worden gekocht. Elk burger kan dannbsp;weten, dat hetgeen hij op de laatstbedoelde markt koopt,nbsp;wel veilig kan worden genuttigd, doch tevens wordt hijnbsp;niet misleid, om een voedsel tc erlangen, dat hij, iudiennbsp;hij geweten had van welk ziek dier het afkomstig was,nbsp;waarschijnlijk niet zou gekocht hebben; voor hoedanigc misleiding men ligtelijk bloot zal staan, indien het hetere ennbsp;slechtere door elkander ten verkoop wordt gesteld, daar hetnbsp;verschil op het uitwendig aanzien niet altijd en door ecunbsp;ieder kan onderkend worden.
-ocr page 497-461
3’. Hier mag worden bijgevoegd, dat de aanleiding zal weggenomen, ahhans verminderd, worden tot het begaan van overtredingen der verordeningen,nbsp;vastgesteld op het opdelven (‘) van de zelfstandig -heden der begravene dieren, waartoe de hebzuchtige, of ook de eenvoudig armoedige, man niet zelden wordt uitgelokt, die zijn vergrijp meermalennbsp;met eene meer of minder zware straffe moetnbsp;boeten.
Wij moeten ten slotte nogmaals herhalen, dat het ten aanzien van al de hier behandelde maatregelen geheel aankomt op de naauwgezette uitvoering, zonder welke alle voorschriften doelloos zullen blijven, ja zelfs een bespottelijk aanzien ver-krijgen.
Wij hebben getracht de Longziekte nader te doen hennen, naar aanleiding van het geen latere ondervindingen, zoowel ten aanzien van hare verspreiding, besmettelijkheid, dcrzelver inwendigen aard,nbsp;behandeling, en de middelen, om haren voortgang, zoo veel mogelijk, te stuiten, geheel uit te
(lt;) Ik zon verscheidene bladen kunnen vullen met de vermelding van zoodanige opdelvingen, welke, volgens de me-dedecling van den Heer vast dommelen, van tijd tot tijd in ccnige Gemeenten hebben plaatsgehad, waartegen, ongeachtnbsp;dc veroordeeliugen van enkele, te dier zaak gcregtelijk vervolgde, personen, die zich op de stoutste wijze aan dezenbsp;Dvertredingen hadden schuldig gemaakt, niet schijnt te hebben kunnen worden gewaakt.
-ocr page 498-roeijen, of voor zoo ver dit laatste oogmerk niet mogt kunnen worden bereikt, de schade, aan dennbsp;rampspoed verbonden, zoo veel mogelijk, te verminderen. Wij hebben hiertoe mede gebruik gemaakt van de ervaring en beschouwingen dernbsp;voornaamste Vee-artsemjkundigen, die deze ziektenbsp;tot een onderwerp hunner opzettelijke nasporingnbsp;hebben gemaakt. Veel blijft er voorzeker nognbsp;omtrent de meeste punten voor nader onderzoeknbsp;en bevestiging over, eer wij tot eene volkomenenbsp;kennis van dezelve zullen genaderd zijn. Mogenbsp;echter deze arbeid als eene niet geheel onbelangrijke bijdrage tot het vei’krijgen dier kennis worden beschouwd, dan zal ik mij voor mijne moeitenbsp;beloond vinden. Hartelijk wensch ik, dat denbsp;medegedeelde waarnemingen en beschouwingen nadere aanleiding mogen geven, en, onder dennbsp;Goddelijken zegen, iets zullen toebrengen tot denbsp;verwezenlijking van het doel, waartoe zij werdennbsp;ter nedergesteld, namelijk de verwijdering der Longziekte uit ons land, welke reeds millioenen schatsnbsp;voor den volksrijkdom heeft doen verloren gaan,nbsp;waardoor een groot getal Veehouders, in meerderenbsp;en mindere mate, ongelukkig is geworden, in welken toestand zij steeds zullen blijven verkeeren,nbsp;indien er geene andere en meer ki-achtdadig werkende middelen kunnen gevonden en in werkingnbsp;worden gebragt, dan tot hiertoe bestaan, en zijnnbsp;uitgevoerd geworden.
-ocr page 499-Het hart \an een longzick Rund, aan hetwelk het regter oor dwars, en de hartekamer van boven naar beneden, isnbsp;doorgesneden, zijnde de wanden van elkander gelegd. (Zienbsp;bladz. 310—313). De borstvliezen waren bij het voorwerp,nbsp;waarvan dit hart afkomstig, is zeer verdikt en met de longen te zamengegroeid. Ook het hartezakje had eeue aanmerkelijke verdikking ondergaan, en was inwendig doornbsp;plastische lympha met het hart op sommige plaatsen verbonden. De luchtpijps-klieren waren ongemeen vergroot ennbsp;verhard. Dit hart is in de Verzameling van ziektekundigenbsp;voorwerpen der Yee-artsenijschool aanwezig onder Nquot;. 469.
A. A. Het regter hart-oor doorgesneden.
a. nbsp;nbsp;nbsp;De voorste holle ader.
b. nbsp;nbsp;nbsp;De achterste holle ader.
c. nbsp;nbsp;nbsp;De kroon- of krans-ader van het hart, doorgesneden.
B. B De geopende regter holte van het hart of harte-kamer,nbsp;waaruit de long-slagader ontspringt.
d. nbsp;nbsp;nbsp;De long-slagader.
e. nbsp;nbsp;nbsp;De doorgesnedene kroon- of krans-slagader van hetnbsp;hart.
f. nbsp;nbsp;nbsp;De driepuntigc klapvliezen, gedeeltelijk door den polypus bedekt.
-ocr page 500-g. nbsp;nbsp;nbsp;Een dw tepel-spiertjcs doorgesneden, waaruit de pciigonbsp;vezels voortkomen, welke uiteenloopen, en met den boogswijzen rand van het driepuntige klapvlies verecn/gd zijn.
h. nbsp;nbsp;nbsp;De groote slagader.
t. De voorste groote slagader.
j. De achterste groote slagader.
h. k. k. k. k. De polyp van de regter harte-kamer en den boezem, van de voorste en achterste holle ader, benevens der long-slagader.
l. 1. De polyp der groote slagaders,
m. nbsp;nbsp;nbsp;Een gedeelte van den polyp der long- of luchtpijps-vaten.
Hetzelfde hart van PI. I., van delinkerzijdegezien, lijnde op dezelfde wijze doorgesneden,
A. nbsp;nbsp;nbsp;A. Het linker oor.
a. nbsp;nbsp;nbsp;o. a. a. a. a. a. De longaders.
B. nbsp;nbsp;nbsp;B, De doorsnede van de linker hartekamer.
b. nbsp;nbsp;nbsp;Het mijtervormige klapvlies.
c. c. De tepelvorraige spieren, doorgesneden.
(l.d. Dc pezige vezels, welke door denpotpp omgeven zijn,
e. nbsp;nbsp;nbsp;e. De vleesch-balkjes.
f. nbsp;nbsp;nbsp;De voorste groote slagader.
g. nbsp;nbsp;nbsp;De achterste groote slagader.
h. nbsp;nbsp;nbsp;De achterste holle ader.
i. i.i.i. Dc polyp, in den linker boezem, de harte-kamer,nbsp;en de voorste en achterste groote slagaders.
k. nbsp;nbsp;nbsp;Een gedeelte van den pohjp der long- of luchtpijps-vaten.
l. nbsp;nbsp;nbsp;Dc polyp der longslagader.
m. nbsp;nbsp;nbsp;De polyp der achterste holle ader.
n. nbsp;nbsp;nbsp;n. n. w. De kiapvlies-pcesjes, door den polyp henennbsp;loopende.
f. De kroon-of krans-slagadcr en ader van het hart, (Zie PI. I. c. en e). Het aderlijke vat, in deszelfs lengte geopend.
-ocr page 501-Polypvormig ligchaam, op dea 28®‘™ Juaij 1840, in de Gemeente Westhroek, door eene vijfjarige, aan de Longziektenbsp;lijdende, Koe, onder het hoesten, uit de luchtpijp en dennbsp;mond ontlast. Dezelve bestaat uit vezelstoffe olfibrine, welkenbsp;zich, ten gevolge van de ontstekingachtige aandoening dernbsp;bronchien, in de luchtpijp cn derzclver takverdeclingen heeftnbsp;afgescheiden cn opgehoopt, waarvan zij de gedaante hadnbsp;aangenomen. Hetzelve heeft de lengte van 2 palmen en Onbsp;Ned. duimen. De hoofdstam bezit een omtrek van 7*/^ Ned.nbsp;duimen. Dit voorwerp wordt in de Ziektekundige Verzameling van ’sRijks Vee-artseuijschool bewaard, onder het N”.nbsp;363. (Men zie bladz. 303 en 306J,
Fig. I. Een gedeelte der long van een. aan de Longziekte gestorven. Rund, ineen beginneuden , immers nog onvolkomen, staat van verharding of hepatisatie verkcerendc.nbsp;Het celweefsel, dat de bijzondere longkwabbctjcs van een-scheidt, is reeds aanmerkelijk verdikt. Tusschen de vannbsp;ecngescheidene plaatjes van dit celweefsel zijn afgebro-kene holten gevormd, welke met sereus-plastisch vocht gevuld waren. De long-slagader, bevattende het onzuiverenbsp;bloed, werd opgespoten met blaauwe stoffe; eene dernbsp;loug-aderen, die het gezuiverde bloed voeren, met roodenbsp;injcctie-stoffe. (Men zie bladz. 312 en 313). Dit voorwerp is in de bovengenoemde Verzameling der Vee-arlse-nijschool aanwezig, ouder N“. 469.
a. nbsp;nbsp;nbsp;Long-slagaderlijk bloedvat.
b. nbsp;nbsp;nbsp;Long-aderlijk bloedvat.
c. c. Een gedeelte van het longvlies, hetwelk verdikt is,nbsp;en als losgemaakt en teruggeslagen wordt voorgesteld.
Op dea afgesueden kant wordt de maat der verdikking, welke meerdere lijnen bedraagt, aangewezen,nbsp;d. d. d. d. d. Hierbij wordt gewezen op het verdikte tus-schen-celwcefsel der longkwabbetjcs, en de zich daarinnbsp;bevindende afgebrokene holten.
Van de microscopische voorwerpen, onder Nquot;. 2, 3, 4,8, 6, 7, 8, 9, afgebeeld, vindt men de verklaringen op bladz.nbsp;3S2-338.
-ocr page 503-
2; |
r. |
4, |
V, |
0., |
staat: |
ondervindingen; lees: ondervinding. | |
13; |
» |
13, |
V. |
b.. |
» |
December; |
» November. |
22; |
» |
12, |
V. |
0. , |
» |
1 JuliJ; |
» nbsp;nbsp;nbsp;31 Julij. |
20; |
1» |
14, |
V. |
b., |
, n |
Totaal; |
' » Transport. |
30; |
» |
6, |
V. |
0., |
jgt; |
Totaal; |
» Transport. |
32; |
n |
10, |
» |
» |
» |
Totaal; |
» Transport. |
43; |
» |
8, |
» |
» |
» |
V. W. SMITS, |
» j.jr.w. SMITS. |
164; |
» |
4, |
f) |
» |
» |
Wethouderen; |
» Assessoren. |
207; Voeg achlcr liet slot van den laatstcn regel in de noot r B. iSENSEE, De oudere en middelecuwsche Geschiedenisnbsp;der Geneeskundige Wetenschappen, door Dquot;'. e. ahnbsp;coilEX, Eerste Stuk, bladz. 2550; Groningen 1843.
243, r. 3, V. o., in do noot, slaat: verschoning; lees: verschooning,
296; Dient te worden bijgevoegd, regel 6 v. o., in de noot, achter zaNDlEB, Beobachtung u. s. w., t. a. p. S. 303:
DELAFOND, Essai sur la monographic du croup; Recucil de M6d. Véter., Tom. VI. p. 3S0.
iiARUEYRE, Croup sur les jeunes ruminants «i grosses cornes; Journal Vétérinaire du Midi, Tom. III. p. 301.
FLOüHET, Croup sur lesgenisses, méme Journal, Tom. IV. p. 49.
310, Voeg achter regel 8, van onderen, in de noot: (Zie hier over ook frohieps Neue ISolizen, B. XXX, S.nbsp;297: Veher Obstructionender Lungenarterie; hayne, innbsp;de Medicinische Jahrbücher des Kaiserl, Eöngl, Oester-rcichisches Staates, Wien 1844; tJeber die Bildung undnbsp;Bedeutung der sogenannten Entzündungs- oder Speek-haut {erusta inflammatoria) des Blutes bei gesundennbsp;und versehieden kranken Thieren, 's, ISO.
-ocr page 504-Bladz.
331; Dient te worden bijgevoegd, regel 3 van onderen. in de noot, achter p. o. bacii, Grundzüge u. s. w. Hallenbsp;nnd Berlin, 181lt;1, S. 321 •
Dr. K, w. siARE, Algemeim Pathologie oder alge~ meine Naturlehre der Krankheit, S. 390.
c. SPRKSGEL, Institutiones pathologicae, Toni. IH, pag. 286.
381; r. 10 v. b., staat: Groningen en Vriesland; lees:
Groningen , Vriesland en Drenthe.
402 tot 413 ingesloten, staat meermalen ; ijser; lees, zoo dikwijls als dit woord, aldus gespeld, hier en eldersnbsp;voorkomt: ijzer.
404; r. 10 v. b., staat: moest hij hel op verschillende wijzen beproeven; lees: hij het op verschillende wijzen moestnbsp;beproeven.
422; r. 2, Y. o., staat: 29 December; lees: 20 December.
423; regel. 8 en 6, van boven, staat: zijn worden vastge-steld; lees: zijn vastgcsteld.
426; regel 21 van boven, in de noot, slaat: Groningen. De naam dezer l’roviucie moet worden weggelaten,nbsp;hebbende hier wel veroordeelingen plaats gehad ternbsp;zake der weigerachtigheid van eenige eigenaren, omnbsp;hun, aan de belasting van het Fonds voor den Landbouw onderworpen. Vee voor de beschrijving te doennbsp;opnemen, doch geenszins ten gevolge van overtredingnbsp;der bepalingen opzigtelijk de Longziekte.
446; r. 9, v. o., in de noot, staat: De tot dus verleende; lees: De tot dus ver verleende.
460; r. 12, v. o., staat: met de spoeling der gemeste
gemeste dieren.
r. 12, V. o., staat; ondervindingen, zoowel ten aanzien van hare verspreiding, besmettelijkheid, der-zelver inwendigea aard, behandeling cn de middelen;nbsp;lees: ondervindingen geleerd hebben , zoowel ten aanzien van hare verspreiding, besmettelijkheid, derzelvernbsp;iuweudigen aard, en behandeling, als de middelen.
-ocr page 505- -ocr page 506-Xith. v.Mei/eri^C,?
‘t
¦Sie*
.* A',i ;
ik^'i ?•.r.fj' t'
' nbsp;nbsp;nbsp;.,v.^ •
? J
I