-ocr page 1- -ocr page 2- -ocr page 3- -ocr page 4- -ocr page 5-

S /é

VEE-ARTSEIÏIJK.ÜNDIG

Doom 1)^ A. NU MAN,

DIRECTEOR VAN ’sRIJKS VÉE-ARTSFNIJSCHOOE, HOOG lEERAAR IN DE PRACTISCHE VEE-ARTSENIJKUNDEnbsp;aan DEZELVE, SECRETARIS DER COMMISSIE VANnbsp;LANDBOUW, TE UTRECHT, EN LID VANnbsp;ONDERSCHEIDENE GELEERDE

GENOOTSCHAPPEN.

EERSTE DEEL ,

RIJKSUNIVERSITEIT TE UTRECHT

2043 9505

V 0 tl i n 3 c n /

DIJ R. J. SCniERBEEK. 1827,

Bibliotheek \

VAN HET

PATHOLOGISCH INSTITUUT

DER

VEEARTSENIJKUMDIGE HOOftESCHOOL

UTRECHT. gt;

-ocr page 6-

1 â– 

1 â– 

1

W

■'‘ ^:'.■ iv U .. ^



;..





â– f^


/




-ocr page 7-

^angt; den £^cev€/ Ol)e^wmdagt;rid^ ö^n^Jiecfeu^r ^amp;nevaa^^ êe^öé mgt;et dc'nbsp;wamnemm^ dr^ tA)dmmiötmtugt;' voof-d(y fA^üéionaCe fJ^t^verfietd^

J. F. NETSCHER.

mie


ïeêttenje


^eee!


da tydiüf. ,%at %er opri^» tin^ der ^e^'-cirticn^icdaod in omnbsp;dandf ^oor ^e ^umti^e dacdiddin^nbsp;'van Z^ne Slde^cOeit onamp;e^ ^eèci'dic-di^den dd^onin^ j werd de^aadd f ifnbsp;^eza d'nri^tin^ det voorwerp ^^dwernbsp;deftendi^e itor^cn ^ewccftk Onder

-ocr page 8-

^xcamp;é'/cnticfv f

KJ\^ini(Stcrlt;s srjt-tesc ^ nbsp;nbsp;nbsp;££0V3' cn VjZ3^

gosz€£cfG3ioy tot (Stand ^amp;ira^t cn syoftaoid, ilt;s awe onmiddcfi^^cnbsp;moe^in^ ;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^ osaoriduri^n-^, aan

ste/yC' ¦ yerio-ndamp;n ^cê^eyen ^ cn ov-y moyon ons aanyandc^yd y67'deuyamp;n.nbsp;oyamp;T damp; 'w-c^yamp;éu^tc p-oyiTtyamp;n ^ ter yes-tiyiny yci/72^ dit Tzicu'w- w-ctcTvsc^a^p-c-/yi yciaaw aa7^yamp;'w¦C7^d. ^ct yaar^

Tcyt f dett Gv in7/gt; wc^ ^cSt

-ocr page 9-

/ye/r^amp;cncn, om uwciv naam aan doa^d van U~'^dscdrijt iamp; pfaat-,nbsp;lt;scn fnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;vamp;rniamp;u'vd cn

^ao^st aan^na-a-m ¦^cwi^lt;s van aw-O ‘êamp;» éan^itamp;^é'in^ in m'^nc -^cdoeéïn^cn f tornbsp;vcr^pramp;idin^ cn vermeerdering vannbsp;^ce=artlt;5en'^^andi^e dennii onder onamp;enbsp;^and^enooten. M vfei f ^atnbsp;dcAc/ve ii-u^en 'worden aan^emerdt adsnbsp;een ^eren^ ddy^d f in doe ver idnbsp;praedt eerir natii^ ^edraid te maderf,

r*


-ocr page 10- -ocr page 11-

ii nbsp;nbsp;nbsp;dare- v-er^cre dedan^en- aari,

uwe dedansti^i7^^ cfi veedvermo^caden-invddeè- aa-^t te de‘yedetï- ^ ten, ein^e ^eiee eticdtiTz-^ dac- dan^t dee nteernbsp;‘wof^c in itaat ^eetedd, c-ni. aannbsp;^eraedver deiStem7nin^ ^cdeed te dca7it=‘nbsp;waor^en j ctz ^ on^er steeds toe7te77te7z-^en- ddoei f aoo o^eed mo^ed^d^ devor^nbsp;der^d te c-y-Tz aa7t ^ien gt;yoor7za7nc7vnbsp;tad van veddsdestaa7i ^ sv^edde in ^ennbsp;datiddouw- en ^e vee=teedt ^ede^en is.

-ocr page 12-

dct

tamp; mo^amp;n danSiamp;-dcn ^cr uLtlt;sieid6fidC' ^oo^cicdtin^ ^ 'iv^aarmcdc i'^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ccrnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;‘iny te

noemen

^oo^Cdde (^ciheii^a ^eeil

'\5 £)OC0(Cöcf ^eótïcugcA SjCcï (^eSoctXjanie eu ©otmoeöigèjnbsp;CÖieMaoLt j

A. NüMAN.

-ocr page 13-

VOORBERIGTé

De Vee-artsenijkunde is thansj ook in ons Vaderland, in de rij der •wetenschappen opgeno-ïnen, welke, volgens grondige beginselen , wordennbsp;onderwezen en aangeleerd. — De oprigting defnbsp;^ee-artsenijschool werd in het jaar 1821 totnbsp;stand gebragt, sedert welken tijd het ondei-wijsnbsp;*n al de theoretische en practische vakken, totnbsp;geneeskunde der dieren onmiddelijk behoo-vende, of daaraan als noodzakelijke hulpweten-

-ocr page 14-

X nbsp;nbsp;nbsp;VOORBERIGT.

schappen verbonden , geregeld plaats beeft, en reeds bebben zeven en twintig kweekellngen , in bet vorige en tegenwoordige^jaar , na een loffelijk afgelegd examen , de school verlaten, om als Vee-artsennbsp;in de maatschappij optetreden, en hunne vei’kre-gene kundigheden , ten dienste van dezelve, in dadelijke uitoefening te brengen. Jaarlijks staat deziCnbsp;aftreding van een grooter of geringer getal tenbsp;worden gevolgd.

Dan , even als de jonge Geneeskundige , die de Hoogeschool verlaat, zich eerst, door vér-dere oefening en eigene ervaring, tot eenennbsp;practlschen Arts moet vormen, zoo moet ook denbsp;Vee-arts, die in zijne school eene volledige opleiding heeft verkregen, zich, door de uitbreiding zijner kennis en door de ondervinding.,nbsp;verder Voimakén, ten einde op den_ duur aan zijne 'nbsp;werkdadige hesfeinming geheel te beantwoorden.

Het schoölsch onderwijs tróuwens hoofdzakelijk geschikt en ingerigt, om de theoretische en prac- ^nbsp;tische grondbeginselen té ontvangen en in aanwending te leeren brengen , —- waartoe mede vooral

-ocr page 15-

ii

VOORBERIGT.

het clinisch onderrigt in de zieke-stallen der Veeartsenijschool zelve dient, — kan niet gerekend worden van dien aard te zijn, dat de kweekc-lingen met alles zouden kunnen worden bekendnbsp;gemaakt, wat tot de Vee-artsenijkunde, in liareunbsp;gcheelen omvang, behoort; dat is te zeggen, datnbsp;bun mededeeling zoude kunnen woi’den gedaannbsp;Van alle bijzondere waarnemingen, beschouwingen, opmerkingen of uitvindingen, tot de inwendige Vee-artsenijkunde , of tot eenigenbsp;andere tak van dezelve, als de heel-, verlos-, of leefregelkunde in betrekking staande.nbsp;Welke er reeds bestaan, of dagelijks en bij voortduring geschieden. Hiermede moet evenwel denbsp;Vee-arts steeds den voorraad zijner, reeds ver-kregene, kundigheden meer en meer trachtennbsp;te verrijken, hetwelk hem tevens ip staat zalnbsp;stellen, zicJi met de vorderingen der wetenschapnbsp;bekend te houden.

Daar de wetenschappelijke beoefening der Vee--¦•i’tsenijkunde bij ons nog van eene jonge dagtee-kening Is, terwijl de Franschen, Duitscbers, Deeueu , ^'^gelsclieii, Zwitsers eu Italianen ons hierin, siuts

«2

-ocr page 16-

Tit

V O O R B E R I G ï.

meer dan ecne halve eeuw , zijn voorgegaan, zoo is het zeker, dat door hen reeds veel is verrigt,nbsp;hetwelk voor ons belangrijk en als bruikbaarnbsp;kan worden beschouwd. Het meeste van hetzelve is, in ons land, weinig of geheel nietnbsp;bekend, doch verdient gekend te worden, tennbsp;einde den voortgang der kunst te bespoedigen.,nbsp;en te zorgen, dat onze achterlijkheid in dezen,nbsp;zoo veel en zoodra mogclijk, worde opgeheven, en wij zullen kunnen gezegd worden metnbsp;de overige volken op dezelfde hoogte te staan.

I

De mededecllng derhalve van zoodanige zaken aan onze landgenooten in hunne taal, voorzoonbsp;ver deze voor ons land van toepassing zijn, ennbsp;eene genoegzame aangelegenheid en hrnlkbaar-heid bezitten , kan daartoe^ indien ik wel zie,nbsp;niet anders dan voordeellg medewerken: te meer ,nbsp;daar de meeste onzer Vee-artsen in al dezenbsp;vreemde talen niet genoegzaam bedreven zijn ,nbsp;en bovendien het aanschaffen eener uitgehreidenbsp;verzameling van werken ook, in het algemeen,nbsp;voor hen te kostbaar wag worden geacht.

-ocr page 17-

xnt

V o o R B E R I G T.

Maar, is de kenais der vorderingen, welke-^agelijks in , de Vee-artsenijkunde worden gemaakt, vooral voor de jeugdige uitoefenaren. Volstrekt noodzakelijk, daar deze den onmidde-;nbsp;lljksten invloed lieeft op liun beroep, en 4otnbsp;mtbreiding , bevestiging, of wijziging hunner kun-tllgheden en denkwijze dienen moet, even zeernbsp;^^^kt ik het- hun pligt te zijn mede te werkennbsp;®an de bevordering vau het vak, waaraan zijnbsp;*ich hebben toegewijd, en deel te nemen aannbsp;•Ie pogingen ter volmaking eener kunst, welke,nbsp;m hare uitoefening voor de maatschappij vannbsp;geen gering belang mag worden gerekend.

Om, zoo veel mogelijk, de verspreiding en ver-' meerdering van Vee-artsenijkundlge kennis, in onsnbsp;^and, te bevorderen, en daai-door Ie meer te be-mitwoorden aan het eervol vertrouwenhetwelk,nbsp;Z. M. den Konlng, in mij is gesteld, doornbsp;het onderwijs in de practische vakken opnbsp;dragen, heb ik reeds dadelijk, bij het aan-'^3^arden van mijnen post, als Hoogleeraar aannbsp;®hijks Vee-Artsenijschool, bij mij zelven hetnbsp;beraamd, om een tijdschrift te vei’vaardi-

-ocr page 18-

xir

VOORBERIGT,

gea en te doen uitgeven, aan dit oogmerk bei antwoordende. Tot dus ver, heeft mij daartoe,nbsp;van den ecnen kant, de tijd ontbroken, en anderdeels heb ik ook geoordeeld, dat het nu,

‘ aa de aftreding der eerstelingen onxer school, als het geschiktste tijdpunt kon worden beschouw'd,nbsp;om daarmede een begin te maken, daar ditnbsp;werk hun nu tot een onmlddelijk nut kan verstrekken, en zij tegelijker tijd de gelegenheidnbsp;vinden, om in hetzelve hunne eigene waarnemingen ter neder te stellen.'

Men dcnke evenw'el niet, dat ik dit geschrift alleen zoude wenschen te doen dienen voor dienbsp;Vee-artsen, welke aan onze school hunne vorming hebben verkregen. In geenen deele; gelijknbsp;mijn oogmerk is, om hetzelve nuttig te doennbsp;zijn in het algemeen , en , in het bijzonder, voornbsp;allen, welke in de Yee-Artscnijkunde en harenbsp;bevordering eenig belang stellen, of zich metnbsp;dezelve slechts eenlgermate bemoeijen, zoo neemnbsp;ik de vi'ljlïeld het bedoelde werk evenzeer aannbsp;hunnen mede-arbeid aantebevelen. Het strektnbsp;mij tot genoegen rced.s van eenlge Yee-artse-,

-ocr page 19-

V o o R B E R I G T.

aijkuncligcn en Geneeskundigen de toezegging te hebben verkregen van hen bijdragen Ie zullen ontvangen.

Wat de inrigüng van dit magazijn betreft» daar hetzelve voornamelijk eene praclische bedoeling heeft, zal hetzelve ook schier geheelnbsp;Zoodanige zaken bevatten, welke tot de practi-sche vakken bebooi’en, waarvan het onderwijsnbsp;door mij of oirder mijne leiding gegeven wordt.nbsp;Deze zijn; de Leefregelkunde (diaetetica), denbsp;ziektekunde , {jMthologid), de genezingsleer (the-rapia generalis et specialis), de Heelkunde ennbsp;Verloskunde {chirurgia et ars obstetricia') , denbsp;geregtelijke Vee-artsenijkunde en Vee-artsenij-kundlge policie {medicina vetcrinaria forensis etnbsp;politici veterinaria), en het Hoefbeslag. Ondernbsp;deze mogen evenwel meer bepaaldelijk de eigenlijke uitoefenende of werkdadige deelen, als denbsp;uit- of inwendige Vee-artsenijkundige practijk,nbsp;de verloskunde en leefregelkunde , gerekend worden den hoofd-inhoud dezes geschrifts te zullennbsp;Uitmaken. — Wij zullen, volgens deze opgevattenbsp;l^epaling, mededeelen:

-ocr page 20-

IIT nbsp;nbsp;nbsp;V O O R B E R I G T.

I. nbsp;nbsp;nbsp;De waarnemiagen, welke aan onze Veeartsenijschool worden gedaan, voor zoonbsp;ver dezelve ons belangrijk genoeg zullennbsp;voorkomen.

II. nbsp;nbsp;nbsp;Zoodanige geschikte oorspronkelijke bijdragen , welke door mij zei ven gegeven , of door anderen zullen worden aangeboden, hetzij waarnemingen,nbsp;of verhandelingen , tot eenige der genoemde onderwei’pen betrekking hebbende.

III. nbsp;nbsp;nbsp;Zoodanige zaken, uit vreemde werken ,nbsp;hetzij tijdschriften of andere, die mij toe-.schijnen eene wezenlijke practische nuttigheid te bezitten , en bij ons weinig of innbsp;het geheel niet bekend zijp.

JV. Practische of ziektekundige ondcrwei^en, beü’ekkelijk de vergelijkende geneeskunde van de dieren en den mensch.nbsp;Hoewel dit tijdschrift yoom.amelijk aan,nbsp;de bevordering der Vec-artsenijkunde is

-ocr page 21-

XVII

VOORBERIGT.

toegewijd, zoo is liet evenwel zeker, dat deze met de Geneeskunde van den mensch,nbsp;in een zeker opzigt,als weteiiscliap liescliouwd,nbsp;in een onafscheidelijk verband staat, daarnbsp;beide grootendeels, volgens gelijke beginselen, — hoezeer deze veeltijds in de toepassing mogen verschillen , — vfordcnnbsp;geleerd. Gelijk de eerste vooral doornbsp;de laatste wordt toegellclit , zoo ben ik vaiinbsp;oordeel, dat gene insgelijks strekken kan,nbsp;om aan deze ophelderingen te geven;nbsp;weshalve aan dusdanige vergelijkende beschouwingen , in enkele gevallen, immersnbsp;zoo veel het bestek des werks, met behoud der iTilmte voor Vee-artsenljkundigenbsp;onderwerpen, zulks .toelaat, geene plaatsing zal worden onthouden.

V. Beoordeelingen van Vee-artsenijkundige wei'ken, welke in de nederduitsche taalnbsp;in het licht verschijnen , en aankondigingen van geschriften, deze wetenschappennbsp;betrelFende, die in andere landen zullennbsp;uitkomen.

-ocr page 22-

xvm

VOORBERIGT.

VI. Korte of meer uitvoerige Lei’igleii en bekendmakingen van het geen hij ons en elders in het vak der Vee-artsenijkundenbsp;voorvalt, hetwelk nuttig of belangrijknbsp;kan zijn te vernemen , waar onder dannbsp;ook de jaarlijksche aftreding, bevorderingnbsp;en plaatsing der kweekelingen onzer Veeartsenijschool zullen \vordcn begrepen. —nbsp;In het algemeen zullen hieronder al dusdanige bijdragen worden opgenomen ,nbsp;welke tot de geschiedenis der wetenschapnbsp;behooren, en daaraan toelichting en uitbreiding kunnen geven.

Voor zoo ver sommige mededeclingen, welke zich tot ziektekundige voorwerpen, tot werktuigen, enz. bepalen, eene zigtbarc voorstellingnbsp;noodig hebben, ten einde duidelijk te wordennbsp;begrepen , ziülen deze, door bijgevoegde gegraveerde of gesteendrukte afbeeldingen , worden opgehelderd.

Ten aanzien van de schikking der zaken , welke den inhoud van het werk zullen uitma-

-ocr page 23-

XlX

VOORBERIGT.

ken, acht ik nooJig te herinneren, dat niet hepaaldelijk in elk nummer van dit magazijn,nbsp;omtrent al dezelve, zooals zij in de opgegevennbsp;rubrieken voorkomen, zal worden gehandeld;nbsp;daar deze regeling geheel moet afhangen van dennbsp;voorraad der verschillende stoffen, welke zichnbsp;zullen aanbieden, en waarnaar derzelver mede-Reellng zal moeten worden gewijzigd. Ik wildenbsp;*net de gedane opgave alleen de strekking desnbsp;geschrlfts aandulden, en den aard der onderwerpen, welke in hetzelve zullen worden behandeld.

Ik wensch mij , ten aanzien van den tijd der uitgave, aan geene vaste bepaling te verbinden.nbsp;Deze zal zich regelen naar de meerdere of mindere ondersteuning, welke ik zal ondervinden,nbsp;van den tijd, dien ik zelf van mijne veelvuldigenbsp;werkzaamheden voor deze bemoeijing zal kunnen afzonderen, en van de aanmoediging, welkenbsp;de Üitgever zoo wel als ik zelf, door den aftrek , zullen gemeten. Wordt mijn doelnbsp;bereikt, zoo zullen vooreerst jaarlijks twee deeltjes uitkomen, waarvan de dikte vooraf niet

-ocr page 24-

Wel juisl kan worden bepaald, maar welke niet ligtelijk beneden *es vellen gewonen letterdruk blijven, noch acht zal te boven gaan. —

Eindelijk moet ik te kennen geven, dat ik, de redactie dezes werks op mij nemende, mijnbsp;de vrijheid toeeigen, om zoodanige stukken,nbsp;welke mij de mededecling niet genoegzaam waardig scliijuen,ol die voor het doel niet geschiktnbsp;kunnen worden geacht, hetzij wegens derzelvernbsp;geringe belangrijkheid, of uit hoofde eenernbsp;gebrekkige bewerking, ter zijde te leggen. Dezenbsp;zullen dan, op aanvrage des schi’ijvers , aan hemnbsp;terug gezonden worden, terwijl ik voorts hetnbsp;verzoek niet mag tei’ug houden, dat de inzending der stukken ter plaatsing vrachtvrijnbsp;geschiede. De naamlijst der inteekenaren op ditnbsp;werk zal in een der volgende stukken wordennbsp;medegedeeld.

Voorts acht ik alleen noodig ten aanzien de Redevoering , welke het begin van dit tijdschriftnbsp;uitmaakt, met een woord te zeggen, dat zijnbsp;door mij werd opgesteld met het oogmerk, om

-ocr page 25-

xxt

V o o R B E R I G T.

tliiarmede ’s Rijks Vee-artsenijschool in te ¦wijden , en mijnen post als Hoogleeraar in het practlschenbsp;vak aan dezelve openlijk te aanvaarden. Ik hadnbsp;hiertoe eene aanleiding gekregen, welke mij totnbsp;uitiioodiging moest verstrekken, waaraan ik mijnbsp;te minder mogt onttrekken, vermits het, naarnbsp;mijn oordeel, niet dan allezins welvoegelijk konnbsp;worden beschouwd, dat eene Inrigting, welkenbsp;men, reeds lang en algemeen, doch vruchteloos , had gewenscht in ons land te bezitten ,nbsp;en die nu tot stand was gebragt , door.eenigenbsp;openbare plegtigheid wierd ingehuldigd. De redenen , welke belet hebben, dat ik deze taaknbsp;ten uitvoer heb kunnen brengen , zijn mijnbsp;steeds onbekend gebleven. Ik heb dus , bijnbsp;mijne intrede, ter inleiding mijner leerlingennbsp;in het beoefenend onderwijs der Vee-artsenij-kunde , op den 26 September 1822 (*), van

De lessen der Ontleedkunde en Physiologic waren reeds, op den tienden December van het jaar i8ai,nbsp;door den Hoogleeraar Dr. th. g. vak uidth de ieüde,

-ocr page 26-

xxn

VOORBERIGT.

deze Redevoering slechts sommige deeleia voorgedragen , zoo gewijzigd, als ik voor Ken , die toen mijne hoorders waren, geschikt kon ach.nbsp;ten.' Dezelve verschijnt hier thans in haarnbsp;geheel, zoo als zij namelijk oorspronkelijknbsp;voor het bovengemelde doel was vervaardigd,nbsp;zijnde er slechts hier en daar eene enkele aanmerking bijgevoegd.

Het geen in dit stuk omtrent de inrigting van het vee artsenijkundig ouderwijs wordt voorgedragen, merke men aan als mijne bijzonderenbsp;gevoelens, welke ik In geene deele wensch tenbsp;hebben beschouwd, als of ik daarmede aannbsp;hen , die hierover misschien anders kimnen denken, eeiien regel zoude willen voorschrijven.nbsp;Ieder heeft natuurlijk zijne eigene wijze van

- en bet onderwijs in de Natuur- en Scheikundige Jf'a-tenschappsTi kort naderhand, door den Hoogleeraar j. vosMAEK, begonnen.

-ocr page 27-

XKIII

VOORBEBIGT.

zien. cn oordeelen. Ik ofFer gaam mijne denk* wijze aan die van anderen op , zoodra men mijnbsp;een’ beteren weg zal hebben aangewezen. Voornbsp;het overige gelieve -men onder het oog te houden , dat ik hier slechts in korte en weinigenbsp;hoofdtrekken mijne denkbeelden heb kunnennbsp;schetsen omtrent het leerplan der Vee-artseuijkun-de, welke voorzeker, in meer dan een opzigt,nbsp;nadere bepalingen en vooral vele uitbreidingennbsp;zouden behoeven, om eenigerraate op volledigheid aanspraak te kunnen maken.

Voorts moge men uit deze Redevoering mijne belangstelling cn gezindheden kennen, waarmedenbsp;ik, als de eerste Hoogleeraar der practischenbsp;Yee-artsenljkunde, in ons Vaderland, deze eervolle roeping , door Z. M. den Koning op mij.nbsp;nitgebragt, heb aanvaard.

4

ê

Ten einde dan hiervan een openlijk blijk te geven, en opdat er cenig duurzaam gedenk-teeken van de oprigting der Vee-artsenijschoolnbsp;zoude blijven bestaan, heb ik besloten ditnbsp;‘’Pstel nu in het licht te doen verschijnen.

-ocr page 28-

XXIV

VOORBERIGT.

om daarmede het Vea artsenijkundig Magazijn te openen.

A. NU MAN.

Utrecht, den 1 Augustus, 1827.

-ocr page 29-

redevoering

OVEK BE

VEE-ARTSENIJKUNDF en de INPJGTING van

DEBZELVER ONDERWIJS , OVEREENRÜMSJ’IG^ MET 3)ET belang der MAATSCUAPPiJ; door D‘',nbsp;¦A. HUMAN, Hoogleer aar in hut Practiachenbsp;Vak tier Uee artsenijkunde aan ’s Jtijks pes-artsenijsckool te Utrecht, enz. ¦

ZEER GEACHTE HOORDERS !

quot;Vi^as liet, ten allen tijde, de denkwijze van den verstandigen en onbevooroordeelden, dat denbsp;oiidersclieideiie werkzaamliedea, welke, door deunbsp;liienscli, overeenkomstig zijnen duizendvoudignbsp;iiewijxigdeu aanleg, neigingen en Ijekwaaiuhedeu,nbsp;ter bevordering der maatschappelijke belangen ,nbsp;Worden uitgeoefend , eene boogere waarde inoelc nnbsp;Worden gerekend te bezitten , naar nutte dezelvenbsp;'i'in dit edel doel meer oumiddelijk dienstbaarnbsp;^'jn; bet beboort voorzeker mede tot de verkerende keiiiaerken der verlichte tijden, welkenbsp;beleven, dat deze uitspraak in bet' volksge-^nbsp;Voelen bare waarheid en algemeenc bcves'dgiug

l

-ocr page 30-

vindt. Steeds worden de ineiisclielijke zaken en bedrijven meer en meer uit derzelver ware oogpunten beschouwd, terwijl de schatting , waarinnbsp;dezelve staau, lioofdzahelijk of wel geheel wordtnbsp;ontleend van het voordeel , dat zij toebrengennbsp;aan de vermeerdering en bevestiging van wezenlijk en duurzaam volksgeluk.

ik maak vau dit gezegde , voor mi ju tegenwoordig oogmerk, alleen de toepassing op den Landbouw, een bedrijf, hetwelk, zich gedurignbsp;meer verheïFcnde boven alle minachting dernbsp;onkunde en het vooroordeel, als of hetzer/enbsp;slechts llgchaams-sterkte zoude vorderen , waarmede althans de man van wetenschap en beschaving weinige punten van aanraking konnbsp;hebben, thans in deszelfs voorti'cffclijke waardenbsp;en regten volkomen erkend en geëerbiedigdnbsp;wordt.

En wie, dien het niet geheel aan kunde en doorzigt faalt , zou niet de hooge aangelegenheden van den Landbouw op derzelver regtennbsp;prijs weten te stellen, als het middel, dat onsnbsp;de meest bestendige, algemeene, en onontbeerlijke bronnen van levensbestaan en maatschappelijke welvaart opent, als eene werkzaamheid , welke , wel verre van al hare voor-deelen van den gespierden arm te kunnen verwachten , veel eer tevens ceuc groote mate vannbsp;kundigheden, ja schier den geheelen omvaiignbsp;der natuurkunde en van andere wetenschappen aannbsp;haar beslaan vei’bindt, cn w'clker geschiedenis

-ocr page 31-

mpt die der meuschheid en der beschaving i« het onmiddelijkst verband staat? (o).

Is het de Landbouw , welke, der Maatschappij veelvuldige, onmisbare, en duurzame voordeclennbsp;oplevert, geen wonder, dat wij dc verlichtstenbsp;Staatslieden en andere mannen van aanaien ennbsp;invloed , uit eeit welbegrepen belang, aan des-zelfs bevordering en uitbreiding werkzaam ziennbsp;ia dat, door onzen geè’ei’biedigdeii Koning , dadelijk na het aanvaarden zijner Regering, bij denbsp;hervorming der Hoogcscholen,. op het voetspoornbsp;Van naburige volken , aaii het onderwijs in denbsp;Landhuishoudkunde eetie eervolle plaats werdnbsp;toegewezen.

Hierdoor erlangen wij het uitstekende voor-regt van de veelvuldige zaken, tot den Landbouw in deszelfs geheele uitgestrektlieid behoo-rende, maar welke, als alleen dooi' de ondervinding geleerd , zonder geregelden zamen-hang bestaan, tot vaste grondbeginselen terug te zien brengen. Door de natuurkunde op-gehclderd en verklaard, onder aanwijzing vannbsp;hare onvolkomenheden en de verbeteringen,nbsp;Waiirvoor zij vatbaar zijn, worden dezelve thans,nbsp;Verrijkt met een aantal van nieuwe en belangdnbsp;rijke waarnemingen, zoo hier als in naburigenbsp;lauden genomen, in een’ welenschappelljkennbsp;Vorm, aan de .studerende jeugd, tot eigen voordooi , en tevens ter meer algemeene verspreidingnbsp;'doorgedragen.

Dan , bij al deze ijverige, nuttige en onvm'-

1

-ocr page 32-

nroeide pogingen, aangewend Yoor de bevovde-i'iiig van den groei en bloei van dezen boofdtak, onzer nationale welvaart, ontbrak er, tot dus ver,nbsp;iets wézenlijks aan den Vaderlandschen Landbouw, in zoo ver de veeteelt met denzelven onafscheidelijk verbonden is. — Zij is zulks immers in een tweevoudig opzigt, deels als winstgevend vooribrengsel, deels als onontbeerlijknbsp;hulpmiddel. Hetzij wij toch overwegen, datnbsp;sommige landen , minder voor den gi-aanboiiwnbsp;geschikt, alleen of grootendeels , door de vee-hoeding, fokkerij en de voordeelen daaraannbsp;verbonden, den bezitter zijnen winst moetennbsp;opleveren, —¦ hetzij wij bet vee beschouwennbsp;als hoogst noodzakeiljk ter verkrijging der noo-dige mest-stoffen voor de vruchtbaarmaking dernbsp;gronden , — belzlj wij ons bet last-vee als tennbsp;eeueniale onmisbaar voorstellen voor derzelvernbsp;bearbeiding, — in alle betrekkingen vinden wijnbsp;Landbouw en vee-teelt zoodanig met elkandernbsp;vereenigd, dat dezelve, als het ware, een ennbsp;hetzelfde begrip uitmaken, lietw'elk, hoewel tenbsp;zarnenge,stcld, zich naanwelijks laat scheiden.

Uit de wederkeerlge betrekkingen dezer aangelegenheden kan als zeer natuurlijk de onmid-delijke invloed worden afgeleid, welke derzelver meer of minder gunstige toestand op elkander hebben moet , zoodat eeii gezondenbsp;vee-slaat voor den Landbouw', zal deze geheelnbsp;voorspoedig zijn , onvoorwaardelijk gevorderdnbsp;wordt. Of is niet ieder stuk vee, dat dolt;)r

-ocr page 33-

T.ïekte of eetiig gel'rek, in een’ kwijnenden en on]n-ulkbarcn staat geraakt, voor den bezitter,nbsp;iu plaats van hem eenig voordeel aan te brengen, tot schade en last? Is niet ieder dier, datnbsp;den eigenaar winst en genoegen geeft, iiulien betnbsp;door een’ ontijdigen dood stei-ft, een wezenlijknbsp;verlies, waarbij zijn welzijn onmlddelljk lijdt,nbsp;en in welk nadeel bet algemeen belang betrokken Wordt , indien zoodanige ongebald;en veelvuldig treffen? Of beeft de ondervinding nietnbsp;meermalen geleerd, boe zeer deze uitverkingennbsp;zich op de maatscba])pij en de opbrengstennbsp;Voor den stamp;at ongunstig deden gevoelen, wanneer de welvaart des landmans, ter oorzakenbsp;Van heersebende of besmettende vee-zlektcn ,nbsp;met geheelen of gedeeltelijken ondergang werdnbsp;bedreigd? Maar wie zal bier met ccnlge verwacb-liug op een’ gelukkigen uitslag werkzaam zijn,nbsp;ter voorkoming, afwering of vcrralnderlng dernbsp;schade en van den rampspoed? Wie anders dannbsp;bij , die , loegerust met de noodige geneeskundige kennis, dezelve weet toetepassen op denbsp;ziekten der verscblllcude dieren? Wie Zal zichnbsp;met eenig zeker nuttig gevolg dienstbaar kunnennbsp;betoonen, wanneer de landman zijne hoop opnbsp;de vermeerdering en aanvulling der kuddennbsp;Verijdeld ziet, dooi’dien bet dragtige vee, wegens ongunstige liggingen der jongen bij de moe-der-dieren, of door derzelver ongeregeld werkende patuur-krachten , bet werk der baring nietnbsp;kaa vollooljen? Voorzeker alleen bij, die, be-

-ocr page 34-

kencl met alles, wat tot de dragt, Let natuurkundig zamenstel en de werking dér geboorte-deelen behoort, eeiie verloskundige hand weet aan het Werk te slaan, of, door gepaste midnbsp;delen, dc te hevige, te zwakke , of ongeregeldenbsp;werking der krachten AVeet te matigen, op tenbsp;wekken en te regelen, ten einde , op de doelmatigste wijze , het vee te redden ?

Yan overlang werd de behoefte eener inrig-ting tot het vei'krijgen der noodige vee-artsenij-kundige kennis in ons land, op de nadrukkelijkste wijze, gevoeld (b) , en luide verhief zich alom de billijke klagte van den Landzaat over ditnbsp;gemis; daar de vee-houder, op de meeste plaatsen,nbsp;zich tot dus ver genoodzaakt ziet, om de behandeling van zijn vee , indien het door ziekte ofnbsp;ongemakken overvallen wordt, aan niet genoegzaam onderi'igtc, of geheel onkundige lieden,nbsp;die het wagen hunne hulp te bieden, toe tenbsp;vertrouwen, of wel deszelfs genezing aan hetnbsp;lot der natuur over te laten.

Dan, was het aan Neerlands eersten Ko-ning, uit neerlandsch bloed gesproten, voorbehouden, om, ook in dezen, de zoo algemeens weiischen zijns volks te kunnen verwezenlijken , hij wilde dezelve niet onhekroond laten. Door Hoogstdeszelfs Aveldadige zorgen isnbsp;het, dat wij thans eene Vee-artsenijschool ziennbsp;tot stand gebragt, welke, naar derzelver voor-trelfelijken aanleg en voordeelige gelegenheid tenbsp;oordcelen, de gegronde verwachting doet voe«

-ocr page 35-

den , dat zij , te eeniger tijd , met de aaiizieue-lijkste buitenlandsclie inrigtingen van dezen aai-d Zal kannen wedijveren. Zoo vindt zich dannbsp;hierdoor ons volksbestaan -wederom door eennbsp;nieuw steunsel verzekerd, terwijl der wetenschappen een nieuwe tak van beoefening wordt toegevoegd. En was het de Landbouw, welke, mtnbsp;deszelfs eigen fonds, daartoe de geldmiddelennbsp;Verstrekte , wij zullen, te zijnen behoeve , nietnbsp;meer noodig hebben, om de kundigheden ternbsp;genezing onzer vee-ziekten, op vreemden bodemnbsp;te gaan zoeken, daar wij dezelve voorlaan, innbsp;ons Vaderland, voor deszelfs behoeften, opnbsp;eene meer geschikte wijze , hopen te vinden.

Zal iutusscheir, in deze belangrijke zaak, de uitwerking aan het oogmerk beantwoorden ; zalnbsp;geene beschamende teleurstelling de heste pogingen als op den voet volgen, dan behoorennbsp;wij niet alleen de Vee-artsenijkunde op zichnbsp;zelve en in baren waren aard te kennen, maarnbsp;dan moet ook de strekking van derzelver onderwijs bestendig naar het doel der nuttigheidnbsp;gerigt zijn, ten einde hetzelve volkomen wordenbsp;bereikt.

Het is dus G. H.! dat ik, bij vereerend besluit van Z. U. den Koning, benoemd zijnde tot Hoogleeraar in het practisebe vak der Vee-art-senijkunde, bet niet ongepast heb geoordeeld,nbsp;om, bij de aanvaarding van dezen mijnennbsp;post en ter inleiding mijner leerlingen innbsp;öe practisebe lessen dezer wetenschap, te

-ocr page 36-

Spreken , oeer ds ^ee-artsenijkunde en de inri(J^ ting van derzclcer onderwijs * overeenkomstig metnbsp;het belang der Maatschajjpij.

T. Even als de menscli iri den ru’.ven natnur-slaat door een geringer aantal en verscheidenheid van ziekten en gebreken overvallen werd, dan waaraan de beschaving denzelven onder-Iievig maakte , zoo kende ook het dier,nbsp;in zijnen vrijen staat, slechts weinige ongemakken, en vermoedelijk waren, met uitzondering van eenige inwendige ongesteldheden , sommige huidziekten en uitwendige be-leedigingen , als het gevolg van onderlingennbsp;strijd, de gene, waardoor hetzelve hoofdzakelijk bedreigd en aaug(;daan werd.

Het dier , in deszelfs oor'spronkelijken wilden slaat, slechts de wetten volgende, welke doornbsp;vrijheid en behoefte worden voorgeschreven,nbsp;gehoorzaamt de inwendige aandrift, zijn bestaan ,nbsp;verschillende naar geslacht, soort of kunne, opnbsp;de innigste wijze ingeweven , waardoor het gevoelt, verlangt, onderzoekt eu ondersclieidt.nbsp;Het is hierdoor , dat het natuur-dier niet alleennbsp;als van zelf geleid wordt tot het voedsel, datnbsp;voor deszelfs levensonderhoud geschikt Is, maal'nbsp;dit zelfde ligchamelijke gevoel doet hetzelve dienbsp;middelen en invloeden kemicn en vermijden»nbsp;welke voor deszelfs gezondheid en leven mindernbsp;geschikt of wel indedaad schadelijk zijn (c).

-ocr page 37-

Öe ëigealijke geneesregel is dus , zoowel als de ieeiwet, het dier zelf door de hand des Alvef-ïaogens ingeplant. Het werd beschonken metnbsp;taslhict, liefde tot het leven en met de onweerstaanbare zucht, om het ongekrenkt te bewaren,nbsp;ï^oor deze weldadige gesteldheid blijft niet alleennbsp;liet dier, dat in staat is aan de inspraak vannbsp;llgchamelijk gevoel te voldoen , van ziektennbsp;gfootendeels bevrijd; maar het bezit ook daardoor het vermogen, om, door eenige ongesteldheid overvallen wordende, daartegen meestal gepaste geneesmiddelen te vinden {d).

He mensch intusschen , zoodra hij als het onmid-delijk gevolg cener allereerste beschaving, met deze zijne behoeften vermeerderd zag, onderwierp, tor betere vervulling van dezelve, die dieren aan zijn gebied, welke bij, tot dat oogmerk,

' de meest gescblkten oordeelde. Hetzij nn zulks geschiedde , doordien het wilde dier ten eenemale ,nbsp;als met geweld en door listig overleg, onder hetnbsp;juk werd gehragt, hetzij de wondervolle betrekking tusseben menseb en dier veeleer grootendeelsnbsp;ttioet beschouwd AVorden, als bet gevolg eenernbsp;Wederkeerige toenadering , berustende op de behoeften en afhankelijkheid van beiden, en geheelnbsp;gegrond in de hooge orde der dingen fe),nbsp;^oodra het dier van zijne A'rijheid berooidnbsp;Werd, vond bet zich blootgesteld aan de inwerking eener reeks van oorzaken, welke alsnbsp;''deeltijds niet strookende met deszelfs aard ennbsp;hehoeften, de voorbescbiklheid en aanleiding tot

-ocr page 38-

10

velerliande ziekten bij hetzelve deden geboren Tvorden. e

Het huisdiei', aan den nienscli verbonden, volgde hem naar de meeste streken der bewoonbare aarde. Door deze verspreiding werd hetnbsp;onttrokken aan de gunstige gesteldheid des oords,nbsp;¦waar de natuur het oorspronkelijk deed ontstaan, en hetwelk zij, wegens den voordeeligennbsp;invloed van lucht, bodem en voedsel, voornbsp;deszelfs hoogst volkomene ontwikkeling bestemde.nbsp;Overgegeven aan de eigendunkelijke behandelingen van den mensch, door het oogmerk vannbsp;eigen voordeel bestuurd, werd het genoodzaaktnbsp;naar zijne willekeurte zwaren, ongeschik-ten en veelvuldigen, ook wel te gcringen arbeid te venigten, te veel, te weinig, ongepast of slecht voeder te nuttigen. Het werdnbsp;opgesloten in stallen, waarin het somwijlen, bijnbsp;bet gemis van beweging en de veronaclitzamingnbsp;eener behoorlijke zuivering , verpligt werd eenenbsp;onreine of hesmette lucht in te ademen; ja,nbsp;wat meer is, het dier moest zich geduldig onderwerpen aan verschillende kunslhewerkingen,nbsp;waardoor het beroofd werd van het vermogen ,nbsp;om zijn geslacht voortteplantcii. Zelfs maarnbsp;al te dikwijls moest het de wreede verminkingennbsp;en fatsoeneringen ondergaan , welke de mensch ,nbsp;naar het onderscheiden, niet zelden valsch begrip van schoonheid of vermaakshalve, aan sommige llgchaams-deeien in het werk stelde (/).

Hetgeen de beschaving bij den mensch, met

-ocr page 39-

11

betrekking lot vele ligchamell)ke veranderingen teweegbragt, kan de lemming gezegd worden ,nbsp;m geene mindere mate, op de dieren te hebben uitgewerkt. Welke aanzienlijke voordeelennbsp;toch deze, in een huishoudelijk opzlgt, hebbenbsp;usngebragt, door de veredeling der dieren,nbsp;zoowel wat betreft hunne natuurkundige deugdzaamheid, bruikbaarheid, grootte en schoonheidnbsp;Van gestalte, als de zlelsvci’mogens , of de verbetering van het dieren-verstand, kenbaar aan denbsp;Verzachting der wilde en woeste geaardheid, aannbsp;de uitstekende handelbaarheid van velen, en aannbsp;de eigenschap van sommigen, oin tot onderscheidene kunsten en bedrijven , op eene verwonderlijke wijze, te kunnen worden geoefend ennbsp;afgeiigt, over het geheel werd, bij dit alles, denbsp;bewerktuiging der dieren ongemeen veranderd,nbsp;en, hoewel niet altijd zigtbaar verzwakt, echternbsp;Voor ziekten en gebreken meer vatbaar gemaakt.nbsp;En vond de mensch in de beschaving van zijnennbsp;redelijken en vrijen geest , de beste hulpmiddelen voor de bewaring der gezondheidnbsp;on de genezing van ziekten, het dier bleef steedsnbsp;tot blinde gehoorzaambeid bestemd, en was tenbsp;minder in staat voor zijn eigen welzijn te zor-8on, daar bet instinct, zoo waakzaam voor betnbsp;levensbehoud bij bet wilde dier, zoowel in dennbsp;gezonden als ziekelijkeu' staat , bij bet tara-eene niet geringe verstomping ondergaat,nbsp;tvajirdoor deze leidsman der natuur zich niet

-ocr page 40-

12

alleen minder getrouw en werkzaam betoont, maar wiens bevelen ook, in den gedwongennbsp;toestand des bnisselijken levens, veelti^s, doornbsp;bet dier, niet kunnen worden opgevolgd.

Werden dus, bij opvolging, de Hond, het Schaap, het Rund, de Ezel, het Varken, hetnbsp;Paard, de Kameel, de Olifant, en zoo vele ,nbsp;als Avij uit de klassen der viervoetige dieren ennbsp;vogelen, als huisdieren, kennen, aan de heerschappij van den mensch onderworpen, wij mogen van deze onderscheidene, moeijelijk te bepalen , tijdstippen (g), de vermenigvuldiging ennbsp;ook tevens de eerste kennis van derzelver ziekten vaststellen. Bestond immers , in den vroeg-sten lijd, de voorname of wel eenige rijkdomnbsp;des redelijken aardbewoners in de talrijkheid dernbsp;kudden , het belang meer dan eenige andere beweegreden noopte hem, tegen de ziekten, waardoor zijn vee tverd aangedaan, middelen innbsp;het werk te stellen, en ziet daar! de Vee-artse-nijkunde in bare geboorte.

Niet anders dan eenvoudig en onvolkomen kan dezelve geweest zijn bij de kindschheid vannbsp;bet menschdom. liet geen eene spaarzame ondervinding of het toeval den mensch als nuttig in eigene ongesteldheden mogt geleerd hebben , werd welligt op die der dieren overge-bragt ; doch de opmerkzame w'aarneming van denbsp;leidingen des dierlijken instincts in onderscheidene ziekten kon de zekerste aanwijzing gevennbsp;Waardoor men op het spoor geraakte, om

-ocr page 41-

13

«lezelve yervolgcns, op eene kunstmatige wijze, te hulp tc komen. Gelijk de behandelingnbsp;Van de ziekten der menschen eene hoofdbezigheid Was der Priesteren, zoo was die der dierennbsp;het Werk van herders en vaii hen , die met der-zelver verzorging belast waren {h).

geschiedenis raadplegende, leert zij ons, de Grieken, die in algemeene hescha-en wegens hunnen smaak voor paar-) boven andere volken vroegtijdig uit-'Hunteden, ook de eersten zijn geweest, welkenbsp;*ich, met bijzondcren ijver , aan het onderzoeknbsp;^er vee-xiekien toegewijd , en met een bepaaldnbsp;toeleg de Vee-artsenijkunde hebben beoefend.nbsp;Gfschoon wij het gaarn aan zijne plaats laten ,nbsp;of

cuip.oM DE CENTAUR juist daarom half als tnensch half als paard wordt afgeheeld, dewijlnbsp;hij met even goed gevolg, menschen en dierennbsp;zoude genezen hebben, zoo laten evenwel denbsp;schriften van xenophon , arfstoteles (^), ab-

SXRTUS, PELAGOSIUS , HIEROCLES , lIirPOCRATES MULO-

viEmcus (.A;) cn andere, welke geheel of gedeelte-hjk ons zijn overgebleven, geenen twijfel over omtrent het hooge belang, dat zij in de kennisnbsp;vee-zieklen stelden, en de vorderingen ,nbsp;Welke zij daarin gemaakt hebben.

Van hen Averd de Vee-arlsenijkunde tot de Bomeinen overgehragt , die , hoewel zonder aan-’^lerkelijke verrijking, ons door de schrijversnbsp;over hunnen LaudbouAv, met name coeumelea ,nbsp;^^¦*0, GARUILICS MARTIAEIS , PALEADIUS, VARRO (!),

-ocr page 42-

viRSiLiüS, doel» meer bijzonder door veceïics (m) liebben lierbaald en nagelaten, lietgeen zij , tenbsp;dezen opzigte, van de Grieken hadden ontvangen. Het werk des laatstgemelden schrijversnbsp;bleef, gedurende verscheidene eeuwen, de eenigenbsp;vraagbaak, tot welke men, bij voorkomendenbsp;vee-ziekteu,-de toevlugt gewoon en vei’pligt wasnbsp;te nemen. Tei'wiji toch in liet tijdvak der mid-den-éeuwen de aaugelegenste wetenschappen, innbsp;Europa,voor een gïoot gedeelte, door domheidnbsp;en bijgeloof verstikt lagen, hoe zou het ons kunnen bevreemden , dat wij , gedurende hetzelve,nbsp;geenen enkelen aantrelfen, die zich met de beoefening der Vee-artsenijkuiide bezig hield, althans daaraan iets ter verbetering of uitbreidingnbsp;heeft toegebragt (n) ? Kan het ons verwonderen,nbsp;dat wij daaruit, voor haar gebied, niets hebbennbsp;overgehoudeu dan eene menigte ondoelmatigenbsp;handelwijzen, menigvuldige volks-vooroordeelen,nbsp;het geloof aan hekserij en duivel-bezweringen,nbsp;ongerijmde voortbrengselen van het menschel!jknbsp;brein, dwalingen, aan welker verbetering denbsp;verlichting van opvolgende tijden met zoo venlnbsp;vrucht werkzaam is geweest, doch waarover aannbsp;haar, tot op huldigen oogenblik, de volkomenénbsp;zegepraal niet mag worden toegekend? (o).

Met de herleving der algemeene letterkunde en geestbeschaving, zien wij dan ook eerst innbsp;de vijftiende en zestiende eeuw eenige belangstelling in het vak der Vce-ai'tsenijkunde opnbsp;ïiieuw ontwaken. Hier mogen, wij koelhus (p)

-ocr page 43-

15

noemen , die , op last van fra^s oem eersten', Komng Van Franliriik, de straks gemelde Gricksclienbsp;scliriften in het Latijn vertaalde, vegetius werdnbsp;in de meeste liedendaagsclic talen overgebragt,nbsp;en door de nieuws uitgevonden boekdrukkunst algemeen verspreid, gesxer {lt;j) vei’zamelde in zijn.nbsp;'verk over de gescliiedenis der dieren alles, watnbsp;^6 ouden over dit ondei’werp liadden nagelaten.nbsp;Onder toevoeging van eigene belangrijke aanmerkingen, Ruif.’! (r) bragt in Italien, door zijnennbsp;Arbeid, aan de kennis van bet ontleedkundig za-uienstel des paards gi’oote voordeelen toe, terwijlnbsp;VALENTIN’ TRICHTEE. (s) , V'ISTER von Adlersflugel (i)

in Duitschland, snape (u) in Engeland, solevsei. tr) in Frankrijk , saunier (m) en nog later de i.Anbsp;güerinniere , (x) zich , wegens hunne beinoeijingennbsp;omtrent de huishoudkunde der dieren en denbsp;Vee-artsenljkunde, voordeelig hekend maakten.

Bepaalden zich evenwel de werkzaamheden dezer mannen Itoofdzakelijk tot. de aangelegenhedennbsp;van het paard, en werd de zlekte-kennis van hetzelve nog steeds in- verhlnding met de Rijd-kunstnbsp;geleerd, even als waren deze kundigheden tennbsp;naauwste aan elkander verwand, (y) met denbsp;praktische Vee-artsenijkunde bleef het niettemin,nbsp;in het algemeen, gebrekkig gesteld, daar schiernbsp;overal de behandeling van het zieke vee aannbsp;stalknechten, aan herders of aan villers werdnbsp;overgelaten.

In de achttiende eeuw mogteii eerst het zieke schaapnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;rund de aandacht der Geneeskunde

-ocr page 44-

16

Bepaaldelijk tot zicB trekken, waartoe, met Betrekking tot het laatste, de runder-pest, toen dezelve in Bet jaar 1711, uit Azien tot in hetnbsp;Zuidelijk Europa doorbrak, en, binnen kortennbsp;tijd, tot in Italien , Duitschland, ons Vaderlandnbsp;cn Engeland oversloeg, eene noodlottige aanleiding gaf. Gelijk BAMAzziNi [_aa) en lascisi (bb)nbsp;deze geduchte ziekte het eerst, in al hare verschijnselen, in Italien waarnamen , zoo werd dezelve vervolgens schier overal, door de beroemdstenbsp;Genees- en Natuurkundigen, ter hai’te genomen ,nbsp;die zich met de ijverigste nasporing omtrent denbsp;kennis der oorzaken, en van den aard, zoowelnbsp;als met de uitvinding van genees- en voorbehoedmiddelen tegen deze , zoo verderfelijke,nbsp;kwaal van het hoornvee onledig hielden.

Gaarn wenschte ik de verdiensten onzer Land-genooten, aangaande de zaak der Vee-arlsenijkunde in het algemeen, voordeclig te kunnen doennbsp;uitkomen, gelijk ik dezelve , in vele opzigteu , naarnbsp;waarde roemen mag. Of kunnen wij niet eenennbsp;PET. naaldwijk (cc) noemen, wiens wop’k over hetnbsp;paard en deszelfs ziekten, in de eerste helft dernbsp;zeventiende eeuw, te voorschijn kwam, en, innbsp;zijne soort, niet gering wordt geacht? Zoudennbsp;wij, in lateren tijd, niet eenen berkiiev {dd) mogen aanvoeren, wiens ultgebrelde nuttige arbeidnbsp;algemeen bekend is ? Niet eenen veirac (ee), wegens de naspoidngcn en beschrijving van het ongans der schapen , zijnde eene algemeene ziektenbsp;van het iulandsch wolyee? Niet eenen eberhard.

-ocr page 45-

17

iff) viitlioofdc zijner verdiensten omtrent de verloskunde van liet rundvee, gelijk mede eencn erissmann {gg), in het zamenstellen van geschiktenbsp;handboeken over dit vak? Maar het zijn boven-dien de namen van swencke , nozeman , tak ,

, ALTA , grashuis , ESGELMAN , COOPMANS , VEER-sandifort, van doeveren, munniks, en boven «Hen VAN CAMPER (hh) en geert reinders, die iknbsp;niet verzwijgen mag, wier arbeid, hetrekkelijknbsp;He vee-pest, op onderzoek en waarneming gegrond , wij steeds bij den buitenlander, in denbsp;geschiedenis dezer ziekte , met lof vermeld vinden, en waardoor zij, in der tijd, aan den al-geuieenen rampspoed van den vaderlandschennbsp;vee-boer, immers zoo veel de verwoestende ennbsp;hesmettclijke aard der ziekte zulks gedoogde, denbsp;meest mogelijke verzachting bebben toegebragt.

Strekten zich vooral de pogingen van eenlge dezer verdienstelijke mannen mede daar henen,nbsp;om, door inëaliiig, de doodelijkheid der veepest te verminderen, daar toch de ondervindingnbsp;leerde, dat hierdoor het getal der slagtolfersnbsp;veel geringer bleef, dan, indien het vee, doornbsp;de natuurlijke besmetting werd aangedaan,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;—•

«au GEERT REINDERS (m), — gceneii anderen komt de eer der uitvinding toe , dat de vee-pest bijnanbsp;onschadelijk wordt gemaakt, wanneer de inentingnbsp;«an jonge kalveren van gebeterde koeijen wordtnbsp;m het werk gesteld, zoo lang als dezelve nognbsp;met in de huitcnlncht zijn geweest; eene ontdek-, welke gerekend wordt alleen aan de Uud-

-ocr page 46-

18

gewesten Vriesland en Groningen , in tien jaren, een voordeel van niet minder dan twee millioe-nen guldens te liebLen aangebragt (kk).

Dat wij ons , G. H.! slechts bij dit enkele voorbeeld bepalen, en wij zullen niet behoevennbsp;te vragen, of de Vee-ai’tscnijkunde, onbevooroordeeld beoefend, der landhuisbouding eenignbsp;voordeel van aanbelang kunne toebrengen! Want,nbsp;ofschoon de maatregel, om, bij het ontstaan dernbsp;runder-pest, het indedaad of vermoedelijk besmette vee onmiddelijk te dooden, ten eindenbsp;haren verderfclijken voortgang te stuiten, eennbsp;meer krachtdadig en voldoend middel in zich bevat, — hetwelk wij reeds in dit gewest, danknbsp;zij deszelfs voortreffelijke uitvoering! {hh) metnbsp;den besten uitslag hebben mogen bekroondnbsp;zien, — zoo verliest hierdoor de inenting, ennbsp;vooi’al de ontdeklting van geert rekvders, opnbsp;zich zelve of uit het zuivere oogpunt der kunstnbsp;beschouwd, niets van hare waarde. Maar ik ganbsp;verder. Het was deze zelfde Groninger Landman, die, als lid van het wetgevend ligchaam,nbsp;den gezegden maatregel, opzigtelijk het doodennbsp;van het vee , bij ontstaande runder-pest, voorstelde {mm), en waren daaraan eerst het vee-fonds en naderhand het fonds van denLandbouw ,nbsp;hunnen oorsprong verschuldigd, ik maak geenenbsp;zwarigheid, om, in dezen, van de eerste oorzaak tot hare gevolgen te besluiten, en alzoonbsp;geert reinoers te houden voor den genen, die,nbsp;op deze wijze, de noodzakelijke voorwaarde tot

-ocr page 47-

19

liet oprigten dezer Vee-artsealjscliool 116611 daar-gesteld. Zoo mogt das hij, dien geboorte eh eene hekrompene opvoeding voor het bestiernbsp;van den ploeg bestemde, door eigene ontwikkeling en onvermoeide zucht tot onderzoek, zichnbsp;roemvol hoven zijnen stand verhetfen, en aannbsp;lt;le vaderlandsche landhuishoading, in dit, zoonbsp;tvel als in vele andere opzigten, diensten bewijzen, welke hem dc regtmatige hoogachtingnbsp;zijner tijdgenooten en dc dankbare erkentenis vannbsp;het nageslacht hebben waardig gemaakt.

Kon inmiddels , — opdat ik nog cenen enkelen stap terug ga , ten einde den afgebroken draadnbsp;der geschiedenis weder aan te knoopen — hetnbsp;tijdvak , waarvan wij spraken , aangemerkt worden , als de overgang, waardoor do Yee-artsenij-kunde aan hare verdere bearbeiding ter volmakingnbsp;te gemoet werd gevoerd, dit oogmerk werd nietnbsp;verwezenlijkt, dan dóór de daarstelling der Vee-artsenij-scholen, waarin de Geneeskunde dernbsp;dieren , door een geregeld onderwijs, geleerdnbsp;werd. Terwijl men derzelver noodzakelijkheidnbsp;reeds lang had hezeft, was het Frankrijk, datnbsp;daai’van, in het jaar 1762, door de oprJgtingnbsp;eeuev Vee artsenijschool te Lijoh, als mede,nbsp;kort daarna, te Alfort bij Charenton, liet eerstenbsp;voorbeeld gaf. Hetzelve werd weldra, door anderenbsp;landen gevolgd , zoodat thans Oostenrijk, J?enc-*nnrken ^ Pruissen, Engeland, Hannover, Veijeren,nbsp;^nrtenburg, Baden, Spanje, Rusland, Italien

2*

-ocr page 48-

20

Zwitserland en nu ook Nederland op zoodanige inrigllngen bogen kunnen,

lliei’ opent zicb de tijdkring, dat de Vee-art-senljkunde in eené gunstiger gedaante te voorschijn treedt, en op den naam van wetenschap aanspraak maken kan (««). Ontbrak baar, totnbsp;dus verre , eigene zelfstandiglieid, en werd zij,nbsp;op het hoogst, als een onbeduidend aanhangselnbsp;der Geneeskunde beschouwd, terwijl zij, doornbsp;de beoefenai’en der laatste, als hunner betnoeijingnbsp;schier onwaardig, in geenen deele, algemeen ternbsp;liarte genomen, maar veeleer, als eene onechtenbsp;dochter van Apollo, diep versmaad werd , thansnbsp;inogt dezelve, door de vereeniging van al dienbsp;middelen en kundigheden tot een en hetzelfdenbsp;doel, welke haar wezen uitmaken, een zelfstandig bestaan erlangen, en als zoodanig gewettigd,nbsp;zich de haar toekomende voorreglen toeelgeneu.nbsp;Nu in den i'ei harer meer geachte en beschaafdenbsp;zusteren optredende , ontleent zij niet alleen hetnbsp;licht van andere wetenschappen tot haar eigennbsp;voordeel, maar moet zij tevens dienen, om we-derkeerig over deze bare ophelderende stralennbsp;te verspreiden (po).

Als zoodanig aanvankelijk gevormd , door een aantal verdienstelijke buitenlandsche mannen ,nbsp;van welke het genoeg zij, eenen bourgelat , la

l OSSE , WOLSl'EIN , WALDISGER, PESSINA , IIAYEMANN, VIBORG , CHABERT, FLANDRIN, HÜZAKD, COLEMAN, DO-

JANUS, vEiTH en anderen te noemen, ontvangen wij de Vee-artsenijkunde, als eene , naauwe-

-ocr page 49-

lijks meer claa Lij naam Lekende, vreemdeling. — Dat zij ^velkom in ons midden zij, eii vriend-scLappelijk worde opgenomen! Wat mij betreft,nbsp;iiidien ik er eenige zelfsvoldoening over mogtnbsp;wegdragen, dat ik , niet vervreemd van den smaak,nbsp;dien ik in de scLool ontving, Loven welke nog denbsp;geest van ca:mper zweeft, mij niet vruchteloos aannbsp;de beoefening dezer wetenschap heb toegewijd,nbsp;het strekt mij tot het streelendst genoegen, denbsp;vereercude taak te mogen vervullen, om, aannbsp;eigene hand, haar thans in dit verblijf opteleiden.

II. Dat wij, G. H.! volgens ons oogmerk, de Vee-artsenij kunde van nader bij beschouwennbsp;ten einde dezelve in haren aard en betrekkingen te leuren kennen.

De bekwaamheid, om de ziekten en gebreken der onderscheidene dieren te kennen, te verhoeden , te genezen, of wel, daar zulks onmogelijk is, zoo veel te vei'beteren, dat zij voornbsp;eenlg landhuishoudelijk oogmerk geschikt blijven,nbsp;ziet daar! in weinige woorden, het wezen dernbsp;\ee-artsenijknnde nitgedrukt. Het verkrijgen dezer kundigheden en der geschiktheid tevens ,nbsp;om dezelve, tot het voorgestelde doel, in uitoefening te brengen, is de taak van hem, dienbsp;zich aan hare beoefening toewijdt. Kort ennbsp;eenvoudig is voorwaar de inbond van het vraagstuk, tot welks meest volkoinene oplossing dezenbsp;Hioet trachten te geraken. Hoe gemakkelijknbsp;zich hetzelve intusschen laat voorstellen, zoo is

-ocr page 50-

22

evenwel de uitvoering aan niet weinige en gewig-tige zwarigheden onderhevig. Niet regtslrceks leidt hier de weg naar het hoofddoel, hetwelknbsp;alleen langs moeijelijke en veelvuldige omwegen Lereikt wordt; niet uit eene enkele,nbsp;maar uit onderscheidene bronnen moet de Veeartsenijkunde de middelen ontleenen, welke lotnbsp;haar bestaan en volkomenheid kunnen bijdragen.

Taalkennis , reken- , aardrijks- , geschied- , en teekenkunde moeten, gelijk zij, in hetnbsp;algemeen, voor de beoefening der wetenschappen,nbsp;in meerdtere of mindere mate , onontbeerlijk zijn,nbsp;en aan dezelve bare voordeélen en sieraden bij-zelten, ook ten grondslag der Vee-artsenijkundenbsp;verstrekken. Deze toch zal zich, in gelijke evenre*nbsp;digheid van ultgebreider voorbereidend onderwijs , aan hare bestemming meer dienstbaar kuunennbsp;betoonen. Maar het is vooral de natuurkunde,nbsp;die , in hare verschillende takken, hier derzelvernbsp;hulp moet bieden, daar de kennis van dezelve vannbsp;het hoogste belang is en niet kan ontbeerd worden.

Er bestaat eene bestendige , in veelvuldige scha^ keringen gewijzigde, opklimming van bewerktuiging bij de voorwierpen des dierenrijks. Vannbsp;den laagsten trap, daar wij het plantaardig ennbsp;dierlijk leven, in hetzelfde ligchaam vereenigdnbsp;aanlreffen, wordt eene steeds toenemende za-menstelling en volmaking door de rijen der onge-wervelde en gewervelde dieren w’aargenomen. Hetnbsp;is deze voortgang , welke in den mensch het toppuntnbsp;bereikt. Het menschelijk ligchaam, als het vol-

-ocr page 51-

23

maakste aller bewerktuigde wezens, dat wij kennen , vercenigt in zicb de meest verschillende dierlijke vcrrigtingen, op de evenredigstenbsp;wijze werkzaam , om aan deszelfs bestemming tenbsp;beantwoorden. In hetzelve vloeijen de algemeen e natuurkrachten, als in één punt te za-men, en stellen , door de schoonste overeenstemming van werking, de schitterendste terugkaatsing , het treffendst beeld der natuui’ innbsp;eene kleine wereld voor. In één woord, wij \nbsp;vinden in den mensch bel hoogste doel des aard-schen levens uitgedrukt, en van dit standpuntnbsp;behoort alle vergelijkende beschouwing tot lagerenbsp;afdalingen uiUegaan Aan den mensch sluit zichnbsp;het zoogdier, zoowel met opzigt tot het werk-tnlgelijk zamenstel, als deszelfs verrlgtingeh on-middelijk aan , en, naarmate hetzelve , in dezen ,nbsp;met den eersten eene grootcre overeenkomstnbsp;bezit, verkrijgen ook deszelfs ziekten eene meernbsp;bepaalde vorm, eene meerdere gelijkheid aannbsp;die van den mensch. ,

De natnui'kundc is , als de noodzakelijkste hulpwetenschap te beschouwen voor de kennis en de Geneeskunde van het menschelijknbsp;ligchaam , in hetwelk de algemeene i-egeleu dernbsp;Werktuigkunde, der vochfleiding, der gezigls-knnde , der scheikundige verwaudschap , de wcivnbsp;king der onweegbare stoffen, des lichts, dernbsp;vvarmte-stof, der electrische, galvanische, magquot;nbsp;uetische vloeistoffen , volgens eigene leveiisvvetlennbsp;gewijzigd^ plaats vinden. Van de hoogst moge-

-ocr page 52- -ocr page 53-

25

UitgeLreld is haar gebied , in zoo ver zij , zonder nadere bepaling, gezegd kan worden de kennis en de behandeling van de ziekten der dieren in het algemeen te bevatten. Intusscben boofd-zakelijk hare bestemming vindende in denbsp;bevordering van landbulsliondellik voordeel, zijnnbsp;het meer bijzonder de nuttigste winstgevendenbsp;buisdleren , welke in ieder land of streek gevondennbsp;Worden, {qq) oin wier belang de Vee-artsenijkundenbsp;geleerd wordt, en waardoor zij bare bijzonderenbsp;strekking erlangt. De waarneming en vergelijkingnbsp;evenwel der overige en zelfs der wilde dieren,nbsp;kunnen, als voordeelig aan de bevordering dernbsp;wetenschap , geenszins als stinjdig met de bemoei,nbsp;jnig barer beoefenaren- worden geacht.

Het is nogtans juist deze verscheidenheid der dieren, als voorwerpen der Vee-artsenijkunde,nbsp;Welke haren oinvang aamnerkelljk vergroot.nbsp;Moet zij niet hierdoor in menigvuldige ennbsp;ulteeiiloopende toepassingen vervallen, hetnbsp;welk eeue zeer uilgehreide kennis omtrent alnbsp;zoodanige dieren , hunne levenswijze , benevensnbsp;derzelver ziekten eii geneeswijzen noodzakelijknbsp;maakt? Bezit niet bet paard , bet rund, bet schaap,nbsp;het varken, de hond, ja elk ander dier een’ hij-zondeven aard, eene eigene bewerktuiging, innbsp;Welke de grond gelegen is der verschillende gestalte , eigeusebappeu, gewoonten, natuur t driften? En zal hierin niet tevens de oorzaak moeten worden gezocht van den aanleg tot het ontstaan van bijzondere ongesteldheden , aan ieder

-ocr page 54-

23

geslaclit of sooi’t cigon? Werpen wij een enkelen blik op «enige onzer voornaamste huisdieren, om ons hiervan te overtuigen.

Het paard, als eenvoudig verterend, grasctend dier, doch hetwelk vooral koorn-voeder bemint,nbsp;bezit, wegens deszelfs ongemeen pi-ikkelbaar ennbsp;gevoelig gestel, eene groote geneigdheid tot ontstekingachtige , koortsige, alsmede tot veelvuldigenbsp;zenuw-ziekten , gelijk de mondklem , dc koller, zin-vang , de vallende ziekte en meer andere. Hetnbsp;rund, als herkaauwen(J vee, bij hetwelk de le-Tenswerkzaamheid meer bijzonder voor de voeding en herstelling is ingerigt , lijdt boven an-dei’e, uit hoofde van den meer uitgebreidennbsp;en ontwikkelden toestel der verterings-werktui-gen, aan ziekten der buiks-ingewanden; bij hetzelve ontwikkelen zich de runderpest, en denbsp;koepok in eigenaardige vormen. Het schaap,nbsp;mede hei’kaauweude, kenmerkt zich door teerheid van vezel en algeraeene llgchaams-zwakheid; het is bovenal aan kwijnende of slependenbsp;ongesteldheden onderhevig, bekend otidev dennbsp;naain van ongans. Eene bijzondere soort vannbsp;ingewands-dieren, de botteorm genaamd, ontstaannbsp;bij hetzelve menigvuldiger dan Lij andere dieren, ten gevolge eener verzwakte gesteldheidnbsp;der verterings-ingewanden, in de lever ennbsp;galbulzen. De aanwezigheid van den hlaas-icorm in de hersenen brengt, bij bet schaap, denbsp;draai-ziikie ., 'va. de meest verschillende gedaanten,nbsp;te voorschijn. Bij hel varken , een alles-etond

-ocr page 55-

dier, ondergaan de ziekten, gelijk de keekont steking, een eigen sckielijk beloop, voortvloei-jende uit dcszelfs brandige, en tot hevige ontsteking overliellende , geaardheid , waaraan eenenbsp;spoedige neiging tot versterf eigen is, terwijlnbsp;bij bet vleescli-etend bonden-geslacbt, ter oorzakenbsp;zijner eigene bewerktuiging, geheel eigene ziekten, als de hondsdolheid en andere, oorspronkelijk geboren worden (rr).

Aanmerkelijk is het verschil, ten aanzien der uitwerking, welke de smetstoffen op de ligcha-men der dieren uitoefenen? Sommige aanstekendenbsp;ziekten bepalen zich tot e'e'a en hetzelfde diersoort of geslacht; anderen strekken zich, in den-zelfden of eenen gewijzigden vorm, ovér meerdere uit. Eeuige , hij do dieren oorspronkelijknbsp;ontstaande smetstoffen, deelcn zich aan dennbsp;mensch mede; andere , welke bij den laatstennbsp;worden ontwikkeld, kunnen op vei'scheidene dieren worden overgehragt, terwijl weinige hetnbsp;eigen dier-soort schijnen te verschoonen, dochnbsp;met te meerdere verderfelijkheid andere geslachten aandoen {ss).

Ik zou te ver buiten mijn bestek worden geleid, indien ik het geen hieromtrent slechts met een woord is aangeduid, breedvoeriger ontvouwen , en uit physlologlsche of pathologischenbsp;beginselen nader het verschil wilde trachten tenbsp;Verklaren, dat uit het onderscheid van de he-tverktulging der dieren voor de behandeling vannbsp;derzelver ziekten voortvloeit. Het weinige, dat

-ocr page 56-

28

ik, aangaande de Vee-arlsenijkunde iti het alge-» meen, heb aangevoerd, moge dan, voor het tegenwoordige , voldoende gerekend worden, omnbsp;te doen blijken , hoe i’ijk, hoe veel omvattendnbsp;deze wetenschap zij, hoe vele kundigheden zichnbsp;in dezelve vereenigen, en welk eene voortgezettenbsp;oefening gevorderd wordt, zoo van de zijde desnbsp;genen , die het ondei’wijs tot deszelfs uitgestrektenbsp;aangelegenheden wenscht interigten, als vaunbsp;hen , die zich hetzelve te nutte moeten maken.

Verschillende hinderpalen staan intusschen in den weg, welke den spoedigen voortgang dernbsp;Vee-artsenijknnde tot hoogere volkomenheid noodwendig vertragen. De beschouwing van al denbsp;zoodanigen , hetzij deze moeten gezocht worden in den aard der voorwerpen, waartoe denbsp;Vee artsenijkunde behoort, hetzij in zoodanigenbsp;zaken, welke dezelve van buiten omringen , ennbsp;op haren voorspoed en luister een ongunstigennbsp;invloed hebben, behoort thans evenmin tofnbsp;mijne taak. Een tweetal hoofdredenen, tot denbsp;eerste soort helrekkelijk, wil ik niet onopgemerkt laten.

Eene der voornaamste beletselen, welke de volmaking der Vee-artsenijkuude verhindert, isnbsp;voorzeker daarin gelegen , dat dezelve niet zoonbsp;zeer, als de Geneeskunde, om haar zelvenbsp;maar grootendeels ter bevordering van landhuishoudelijk voordeel bestaat. Aan dit doel moetnbsp;zij beantwoorden, zal zij hare bestemming nietnbsp;missen. Maar hier uit vloeit van zelï

-ocr page 57-

29

Toort, dat al de middelen en vermogens , Waarover zij als kunst geLieden kan , niet altijd kunnen beproefd en aangewend worden , daar zidks met to veel moeite en kosten gepaard gaat.nbsp;Wat voordeel tocli kan er de Vee-man bij hebben, indien de kosten voor de behandeling vannbsp;deszelfs ziekten aangewend, de geldswaard© dernbsp;dieren evenai’en, of die somwijlen zouden komen te overtreffen, terwijl dan nog niet zeldennbsp;de uitslag onzeker blijft ? Zal bij niet meermalen wagen eene dubbele schade te beloopen («)?nbsp;Indieu men al somwijlen aan ecnig dier, bijv.nbsp;aan een kostbaar paard, eene ingebeelde waarde of eenen prijs van verkleefdheid moge hechten , om aan deszelfs behoud onkosten vannbsp;cenig belang te besteden, in ver de meeste gevallen kan zulks geene plaats vinden, te mindernbsp;daar vele gebreken zoodanig vee , dat als spijzenbsp;genuttigd wordt , in geenen deele altijd totnbsp;voedsel ongeschikt maken. Door hetzelve dusnbsp;in tijds voor bet slaclilmes te beschikken, blijftnbsp;altijd een gedeeltelijk voordeel bew^aard, hetwelk anders met dubbele opoffei’Ing welligtnbsp;verloren gaat. Dan, is hierin niet de redennbsp;gegrond, dat vele geneeskundige aanwijzingennbsp;buiten alle toepassing moeten blijven? Vervaltnbsp;niet hierdoor de aanwijzing , om dan ,nbsp;wanneer eene volkomene genezing ónmogelijk is ,nbsp;het leven, door gepaste middelen, te i-ekkennbsp;en in gen’ meer dragelijkeii toestand te houden,nbsp;voor een groot gedeelte of wel doorgaans ge*

-ocr page 58-

30

lieel en al? Scliijncn zelfs niet de maatregelen, welke een hooger^ en algemeen maatschappelijknbsp;belang gebiedend maken, zooals het doodennbsp;van het vee, door sommige besmettelijke zieklenaan-gedaan,— hoe zeer deze tot dus vhr grootendeelsnbsp;voor ongeneesbaar moeten gehouden worden —nbsp;te geschieden ten koste van alle beproevende pogingen, om tot derzelver genezing te geraken, ofnbsp;de besmetting op anJere wijzen, welke de kunstnbsp;thans aan de hand geeft, te ontzenuwen, te verdelgen ? Maar zal het middel, om in dezen, dennbsp;strijd tusschen het belang der maatschappij ennbsp;der kunst, tot een gelijk voordeel voor beidennbsp;te beslechten, altijd tot de vrome wenschennbsp;moeten blijven behooren? Wie zal het wagennbsp;hierop beslissend te antwoorden? Ik althansnbsp;wensch geenszins door vooronderstellingen voor-uitteloopen, hetgeen alleen de tijd cn de mogelijke vorderingen der wetenschap ons, te dezennbsp;aanzien, als raadzaam, zullen kunnen ontdekkennbsp;en aanbevelen.

Eene andere zwarigheid , welke aan de kennis der vee-ziekten verbonden is , waardoor derzelver genezing niet zelden verijdeld wordt, moetnbsp;gezocht worden in het gemis der duidelijke bewustheid des diers, omtrent zijnen inwendigènnbsp;toestand en des spraakvermogens. Hetzelve geeftnbsp;niet dan door uitwendige verschijnselen den zie-kelijken staat te kennen , waarin het verkeert, ennbsp;het zijn deze alleen, welke ons ter heoordeelingnbsp;Van het verschilden aardde hevigheid ert het

-ocr page 59-

31

gevaar der ongesteldheden lê dienste slaan , zonder dat men dienaangaande , even als bij ded zieken niensch, van hetzelve eenlge voorlichtingnbsp;Ontvangen, of het dier op ondervraging kan doennbsp;antwoorden. Slechts het geen zich onzer zintuigennbsp;voorwerpelijk aanbiedt, geeft in dezen eeuigenbsp;zekerheid, terwijl alles wat lot het onderwerpe-lijk ziekte-gevoel des diers behoort, buiten hetnbsp;bereik van ’smenschen waarnemings - vermogennbsp;gelegen is, en niet dan bij wijze van gissing kannbsp;Worden iiagespoord. Veel gaat hierdoor voor denbsp;opmerking verloren. De eerste ziekelijke aandoeningen worden, daar het dier zelf deze nietnbsp;kan openharen, voorbij gezien; eerst dan wordennbsp;de ziekte-teekenen veelal duidelijk waargenomen,nbsp;Wanneer er reeds een gevolgelijk lijden plaatsnbsp;heeft, of het juiste tijdstip eencr nog mogelijke genezing, wegens het schielijk beloop,nbsp;aan vele koortsige vee-ziekten eigen, voorbijnbsp;is. Van hier, dat de begaafdheid en kunst, ontnbsp;opmerkzaam en naauwkeurlg gadeteslaan en waartc-nemen, voor den Vee-arts niet minder danvoor dennbsp;Kiuder-Arts, van een te hooger belang moeten gerekend worden, als den eenigen grondslag uitmakende , waarop zijne handelwijze, zal dezelve steedsnbsp;met eenen gewenschten uitslag bekroond worden,nbsp;rusten moet.

Men denke trouwens niet, dat Juist, wegens het ontbreken der aanduidingen, door middelnbsp;des spraakvermogens bij het dier, de Vee-art-senijkundc ten eenemale als eene raadselachtige

-ocr page 60-

32

wetenschap zou moeten worden beschouwd , waarbij alle handeling op onzekei’heid steunen, en doorbet bloote toeval zou worden bestuurd. Hoenbsp;gewigtig de wooi-den-spraak, welke het dier ontbreekt, voor de kennisneming omtrent de ziekten zijn moge, zoo bezit het daartegen eene vrijnbsp;duidelijke spraak des instincts, welke het gemisnbsp;der eerste aanmerkelijk vergoedt. Het diernbsp;geeft, in de meeste gevallen , door ongewonenbsp;houding, beweging, blik en geluiden, de zit-pla;(fs der ziekte, derzelver hevigheid, en hetnbsp;daarnaar af te leiden gevaar, met eene genoegzamenbsp;zekerheid te kennen, om eene bepaalde geneeswijzenbsp;vast te kunnen stellen. Dc meeste uitwendige gebreken bieden zich het oog ter beschouwing aan , ennbsp;kunnen, zoowel bij het dier als bij den mensch,nbsp;gekend en onderscheiden worden. Eene kenbarenbsp;w'erking van het hart en der slagaderen duidt dennbsp;inwendigengczonden, of dcnkoortsigen , den ontste-kingachtigen toestand, de verhoogde Icvens-wer-king des ligchaanis aan , zoow'el als dien, waai’bijnbsp;verzwakking des levens plaats heeft. Bijzonderenbsp;verschijnselen kenmerken de aandoeningen , welkenbsp;het hoofd, als de voorname zetel van de verrigtingennbsp;des zeniw-gestels en der gewaarwordingen, innemen , of welke de borstholte, de hoofdwerktuigen des prikkelbaren levens bevattende, of denbsp;buiks-ingewanden , welker werking vooral tot denbsp;voeding en berstelling dient , aandoen.

Het instinct, wel is waar, bezit, zoo als wij straks zeiden , bij het tamme dier mindere voE

-ocr page 61-

33

liorap'aljeul, ln't is minder 'vvcrkzaam cn aan meevilerc’. dwaling en afwijking onderworpen, dannbsp;bij het ongelcinde^ of wilde natnur-dier. Het-7.elve bezit iiietïcmiri voor de onderkenningnbsp;der ziekten en de besturing van dcrzclver geneeswijzen , bij bet eerste , nog altijd cene ongemeen booge waai’de, en kan dus als eenenbsp;boofdzaak voor de leer der ziekte-teekenennbsp;worden aangtinerkt; terwijl dezelfde werkingnbsp;van iiislinctmaiig gevoel , hoewel in de ziektekunde van den incnsch geenszins te verachten,nbsp;bij denzelveii minder algemeen, flaauwer cn onzekerder wordt waargenomen.

Het dier, in zijne sooi’t, minder individueel verscheiden dan de nioiiscb, leeft tevens eenvoudiger , eenzelviger dan deze. Niet zoo zeernbsp;onderhevig aan de zedelijke invloeden der ziel ,nbsp;die , bij den laatsten , schier ieder oogeublik hevige of ver.uulerde werkingen in het ligcliaamnbsp;doen ontstaan, wordt de gezondheid van hetnbsp;dier vooral slechts door natuurkundige oorzakennbsp;gestoord. Hierdoor dragen ook deszelfs ziektennbsp;bet kenmerk van gelijkvormigheid , eenvoudigheid , terwijl dezelve bij den mensch zoo zeernbsp;^*au onstandvastigheid en veranderlijkheid onderhevig zijn. Dezelfde ongesteldheden komennbsp;hij het dier veeltijds onder dezelfde gedaanten voor, of daaromtrent hebben geringere af-'''ijkingen plaats dan hij den mensch. Zelfs 'hijnbsp;heerschende vee-ziekten, maakt de gelijkheid innbsp;de verschijnselen en het beloop bij allo voor-

3

-ocr page 62-

34

werpen, eene vrij algerneene geneeswijze mogelijk , daar integendeel , bij algerneene ziekten der mcnsclieii, de behandelii^ genoegzaam naarnbsp;het verschillend gestel van eiken lijder , onderscheidenlijk behoort gewijzigd te w'orden.

Maar bovendien maken geene vei’heelde, ver-zw'aarde of geveinsde ziekten den Vee-ai’ts^ gelijk zoo dikwijls met den Geneesheer het geval is, tot eenen speelhal, waarbij niet zeldennbsp;het schranderst vernuft In de nasporing wordtnbsp;teleurgesteld. Met meerdere zekerheid neemtnbsp;hij de uitwerking zijner behandeling waar, daarnbsp;eene geregelde aanwending der geneesmiddelennbsp;hem hiertoe altijd in staat kan stellen. Nochnbsp;eigenzinnigheid, voorpordeel, wantrouwen ofnbsp;vooringenomenheid , '! vrees of afkeer , nochnbsp;verkeerrie aanduiding , gelegen in gebrekkigenbsp;voorstelling, of voortkomende uit een bedrie-gelijk ziekte-gevoel, ïioch zelfs eenige opzettelijke misleiding van de zijde der lijders , nochnbsp;toegevendheid van den Arts aan zwakheid ofnbsp;luim kunnen hem hierin beletten, of behoevennbsp;hem lenig te hoiiden van eenige handelwijze,nbsp;zoo hij dezelve anders tot zijn oogmerk nuttignbsp;keurt. Integendeel maakt hij zich, als kunst-rigter , van zijn voorwerp geheel meester, gebiedt met een onverdeeld gezag over hetzelve,nbsp;en overal en altijd ziet, erkent, eerbiedigt ennbsp;bewondert hij de zuivere werking der eenvoudige.,nbsp;getrcuAve en regtvaardige natuur.

-ocr page 63-

33

III. Ik heb G. H. met weinige boofdtrekkcrt de Yee-artsenijlmnde in have geschiedenis, aardnbsp;en betrekkingen doen kennen; het zij mij vergund uwe toegcvenheid nog voor eenen korten tijdnbsp;in te roepen voor de beschouwing van het tweedenbsp;gedeelte mijns onderwerps, betreffende de in-rigting van het onderwys dezer wetenschap,nbsp;overeenkomstig met het belang der maatschappy.

De Vee-artsenijkunde bestaat, zoo als wij reeds gezegd hebben, hoofdzakelijk ten dienste vannbsp;den Landbouw, daar zij de bevordering vannbsp;den gezonden vee-staat ten doet heeft. Zal zijnbsp;bier aan be.antwoorden , zoo moet de algemcenenbsp;verspreiding der kénni.s, om, in voorkomendenbsp;gevallen, overal, op de minst kostbare wijze ,nbsp;geschikte hulp te kunnen vinden, ter reddingnbsp;van het zieke vee, voorzeker in de eerste plaatsnbsp;worden aangemerkl te behooren tot de lioofd-bedoellngen eener Inrigting , aan deze belangen toe-gewijd. Zou immers bet lieilzame oogmerk , omnbsp;de Welvaart des lands Ie ondersteunen , door eene .nbsp;verbeterde kennis , aangaande de ziekten onzernbsp;nuttigste huisdieren, niet op eene gebrekkigenbsp;wijze worden vervuld, indieu , in dezen , aannbsp;lt;1? algemeenlield werd te kort gedaan , of zoodanige kennis geheel alleen bij enkele personen,nbsp;der maatschappij zoude huisvesten.^ Bestaat hetnbsp;belang en het groote voordeel der Landhuis-

3*

-ocr page 64-

3G

houding daarin , dat van alle voortbrengselen het meest mogelijke gewin, worde getrokken , de kennis en middelen hiertoe dienstig mqeteii, zoo veel zulks geschieden kan, algemeen en gemakkelijk verkrijgbaar worden gesteld. En is het derhalve van nog meerder belang het vee hij de gezondheid te bewaren, ennbsp;deszelfs ziekten voortekomen, dan dezelve tenbsp;genezen, het moet als hoogst nuttig wordennbsp;beschouwd, dat de landman zelf daartoe hetnbsp;noodig onderrigt outvange. Voor zoo ver hijnbsp;dos buiten staat is het openhaar of mondeling ouderwijs dezer school bij te wonen,nbsp;niügen geschikte volks-hoeken hem zulks verschaffen. Dezelve zullen hem moeten leeren.nbsp;wat hij omtrent de aankweeking en opvoedingnbsp;van gezonde en sterke dieren liebhe in acht tenbsp;nemen, wat voor de bevordering van hunnenbsp;gezondheid dienstig , wat aan dezelve, op eeni-gerhande wijze, schadelijk zijn kan. Hij mogenbsp;bovendien weten, wat, hij gewone en ligte ongesteldheden van zijn vee, eri vooral van denbsp;zulke , welke spoedig ontstaan en eene schielijke-hulp vcrelschen, ter geuezing in de eerste plaatsnbsp;behoort te worden aangewend. Hij worde be-kend gemaakt met hetgeen bij de vei-lossingcnnbsp;van zijn onderscheiden huis-vee valt optevolgen,nbsp;of in het werk te stellen, ook zelfs dan, wanneer daarbij peringe afwijkingen van den gewonen gang der natuur plaats vinden. Inzonderheid wete hij , welke middelen en handgre-

-ocr page 65-

37

pen als nntlelpos en gevaarlijk — koe zeer al-geinelt;;n in zwang zijnde, en door onkunde of vooroordeel geliandhaafd wordende — Lelioorennbsp;Ie worden vermijd. Het is kier , G. 11.! dat denbsp;Laiidkuislioudkundc met de Vee-artsenijkundenbsp;in onmiddelijke aanraking komt, waar derzelvernbsp;kemoeijingen elkander zusterlijk de kand moetennbsp;kleden , en ket is van karen wederzijdscken,nbsp;vcrecnigdcn, invloed, dat de maatsckapplj denbsp;keilzaainste vruchten, door een geschikt volksonderwijs , kan en mag verwachten.

Wordt intussclien hierdoor de aangelegenheid des Landmans , opzigtelijk den welstand vannbsp;zijn vee, slechts gedeeltelijk, en meerendeelsnbsp;als op eene ontkennende wijze, verzekei’d, Lijnbsp;gewlgtige ongesteldheden, welke eene meer werkzame geneeswijze, — hetzij dan door kunstmatigenbsp;handgrepen, of eene, aldus genoemde, inwendige behandeling — vorderen, vindt hij zichnbsp;genoodzaakt den raad en de hulp in te roepen van meer ervarene en wel oiiderrigte lieden, die hij in bekwame Vee-artseii moet zoeken en aantreffen. üin deze, als zoodanis

O J

ten dienste der maatsckapplj te vormen, dit is ket voornaamste en gewigtige doel, datnbsp;men ziek in de, aan ons opgedragene, taak magnbsp;voorstellen. Van kunne gesekiktkeid, om aannbsp;ketzelve geheel te keantwoorden , k^ngt de vervulling der verwachtingen van Koning en Volk,nbsp;®n mot dezelve de kekrooning onzer pogingennbsp;af. _nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;toont ons den weg, dien wij

-ocr page 66-

38

ia tlezen te fcewanclelen hebben ? Wie de wijze» Waarop bet onderwijs moet worden ingerigt^nbsp;daar bet eigen voorbeeld, in ons vaderland,nbsp;tot dus ver, ontbreekt, en vele vreemde leerwijzen , zoo uiteenloopende als dezelve zijn,nbsp;niet in allen deele, voor onzen landaard geschikt kunnen worden gerekend? Zullen wij onsnbsp;trouwens vereenigen met hen, die den Vee-arts totnbsp;weinig meer dan een’ Werktuigelijken handwerksmannbsp;willen zien verbeven, welke alleen met behulp van te kunnen lezen en schrijven, omnbsp;aan bet geheugen te gemoet te komen , naarnbsp;eenen vasten regel, of, volgens bepaalde, on-vfcranderlijke voorschriften, zonder gebruik vannbsp;eigen oordeel, de ziekten der dieren zal lee-i-en behandelen, en die dus van zoodanige vei'-Sfandelooze leerwijze tevens alle wetenschappelijk aanzien ten cenemale ¦willen hebben verwijderd (mm)? Of zullen wij hen volgen, dienbsp;lot een ander uiterste overhellende , aan denbsp;Vee-artsenijkunde eene al te geleerde houding trachten te geven, die derzelver onderwijs seboeijen naar bet een of ander hecr-schend of geliefkoosd stelsel der geneeskunde,nbsp;ja zelfs bier en daar naar de boogere gezigts-punten der bedendaagsche natuur-wijsgeerige bespiegeling? Geen hunner levert, indien wij nietnbsp;d.walen, een geschikt voorbeeld ter navolgingnbsp;Voor de voi’ming onzer Vee-artsen op. Eenenbsp;voorzigtige keuze behoort ons, vervreemd vannbsp;alle stelselzucht, op den middenweg te leiden,

-ocr page 67-

39

ten einde even zeer het verderfelijke eener blinde handelwijze, alleen op gewoonte of slender rustende , als eene al te ver gezochte , spitsvondige , theorie te vermijden, waarbij nietnbsp;zelden het eenvoudig nuttige en bruikbare vei*-waarloosd of voorbij gezien wordt. — Bovendien, is bet inlandscbe vee aan eigene ongesteldheden onderhevig, naar het verschil van luchts-gesteldheid , bodem , voedsel, arbeid en anderenbsp;invloeden, welke niet in alle opzigten ,nbsp;derzelver aard en vormen betreft, met de veeziekten van andere landen overeenkomen; en wienbsp;ziet niet in, dat hiernaar de wijze van behandeling en dus ook het onderwijs moet gewijzigd worden? Men bcschouwe het dan niet,nbsp;als voortkomende uit het onedele beginselnbsp;van zelfverhefTing , wanneer ik, in dezen,nbsp;de wijsheid des Konings roem , die hetnbsp;Vee-artsenijkundig onderwijs aan eigene land-genooten heeft toevertrouwd , ten einde hetzelve , onder aanwending der voortreffelijke vorderingen, waarin naburige landen ons, sedertnbsp;meer dan eene halve eeuw, zijn vooruitgegaan,nbsp;Scheel naar de eigene behoeften en belangennbsp;önzes lands zoude worden Ingerigt.

Ruim is de kring van kundigheden, welke de Vee-artsenijkunde insluit. Eene door en doornbsp;grondige beoefening van al de vakken, in der-*elver gelieele uitgebreidheid, zou eene anderenbsp;voorafgaande vorming, en tevens andei’e uitzig-Vorderen, dan de meesten van hen mede-

-ocr page 68-

40

Lrengen, die voor dezelve w'ordcn opgeleid. Zoo-» danige uitgeslrekte oefening zou eeneu langererlnbsp;leerlijdelsclieii, dan voor den sclioolschen loopbaannbsp;in het algemeen is voorgeschreven. Maar kan,nbsp;en behoeft hier, zoo min als algemeen eldersnbsp;in zaken van wetenschap , aan de hoogste vohnbsp;ledigheid, aan cene denkbeeldige volmaaktheidnbsp;gedacht te worden, wij zullen ons vooral moeten bepalen hij het standpunt, waarop de Veearts zich, als nuttig lid der maatschappij , x;en-maa! moet geplaatst vinden ; en dan komt dezelve , zoo wij wel zien, geheel als de praktischnbsp;werkzame man in aanmerking, voor welke he-stemmlug liet onderwijs, dat hij ontvangt, tennbsp;eenemale moet geschikt zijn. Wel verre derhalve, dat hij behoort te worden iiigeleld innbsp;de diepste beschouwingen der physiologic ofnbsp;der ziektekunde, moet hij in dezelve wordennbsp;ingewijd , voor zoo ver zulks het wezenlijkst nutnbsp;voor zijnen werkkring aan zich verbindt; betnbsp;ovei'ige, hiertoe niet dadelijk strekkende , mag,nbsp;ja moet van het onderwijs worden uitgesloten.nbsp;Hij leere dus de verrigtingen der dierlijke Imis-houdiiig kennen, als de zinnelijke, zigtbare werkingen der onderscheidenlijk bewerktuigde Ilg-chaamsdeelen; doch men boude hem niet onledig met bespiegelende gedachten over het eigenlijke wezen, of den laatstcn gi’ond des levens,nbsp;als het beginsel en de naaste oorzaak dezernbsp;Verschijnselen. Jlij onlvange de zieklc-kuude,nbsp;hem leerenil^^ afwijkingen der verrigtingen

-ocr page 69-

41

Vamp;ti den natuurlijken staat, volgens bepaalde, erkende wetten, als de uitwerkingen van bekende en verklaarbare oorzaken, en kenbaarnbsp;aan vaste teekenen, zonder zieb op te houdennbsp;met onvruchtbare gissingen over het mogelijknbsp;bestaan van nog onbekende vermogens, metnbsp;fijn gesponnen stellingen over de naaste werking der schadelijke invloeden op de dierlijkenbsp;ligcharaen. Men make den toekomstigen Veearts bekend met de plantkunde, niet om hemnbsp;tot een’ ])lantkundlgcn , in de eigenlijke beteekenisnbsp;des woords, te vormen ; maar, om hem vannbsp;dezen bevalligen tak der natuurlijke gescliiedeiiisnbsp;dat geen te leereii , hetwelk, voor zijne betrekking, in de , werkelijke uitoefening, nuttig ennbsp;noodzakelijk zijn kan. Hij moet dns de inland-sebe kruiden en gi'assoorten kennen , welke in-zónderbeid voor het onderscheiden vee tot denbsp;heste voeders verstrekken, zoo wel als de planten cn gewassen, welke heilzame geneeskrachten voor de bijzondere ziekten der dieren bezitten , die vergiftige eigenschappen hebben, ofnbsp;voor hen , op eenlgerhande wijze , nadeelig kunnen zijn. Met een gelijksooi'tig oogmei'k doenbsp;men hem de vooi'threngseleii uit de twee overigenbsp;natuurrijken kennen. Men bezige de schei- ennbsp;artsenijmengkunde, ten einde de hestanddeelen ,nbsp;krachten, der geneesmiddelen cn dei’zelvernbsp;bereidingswijze aan te toonen , daaruit regelennbsp;te leiden voor de aanwending, en , om ge-Vaarhjkc dwalingen in dezelve te verhoeden;

-ocr page 70-

42

doch men lelde hem slechts tot op eene bepaalde hoogte in het eindeloos ruime veld der fijne dierlijke en natuurkundige scheikunde , welker steeds voortgaande ontdekkingen,nbsp;hoe belangrijk op zich zelve, veeltijds mindernbsp;onmiddelijk voor de werkdadige uitoefening derVee-artsenijkunde noodzakelijk zijn. Men houde trouwens steeds onder het oog, dat deze v elenschappennbsp;hier niet om zich zelve worden aangeleerd , maarnbsp;hoofdzakelijk, in zoo ver zij als hulpmiddelen voornbsp;de beoefenende vakken der wetenschap volstrektnbsp;onontbeerlijk zijn, en dienen moeten. De Veearts zij eindelijk de leer der genezing voorgedragen, als eene empirische wetenschap, waarvan eene gekuischte ondervinding, op een vergelijkend onderzoek, volgens de wetten desnbsp;vei’stands bestuurd, en op eene naauwkeurig hernbsp;haalde waarneming gevestigd, den grondslag uit-inaken. Wij kennen ondervindelijk in de geneesmiddelen de vermogens, door welke denbsp;genezing volhragt wordt, maar zijn slechts , innbsp;Weinige gevallen, in staat, om met het verstand,nbsp;eenigennale en als van verre, de wijze na tenbsp;vorschen en te verklaren, waarop de natuurnbsp;het eigenlijke werk der genezing verrigt. Dezennbsp;weg der onhedriegelljke ondervinding trachte mennbsp;den Vee-arts te doen volgen, zonder hem,nbsp;door te veel nuttelooze redeneringen omtrentnbsp;het hoe en icaarom van denzelven af te doennbsp;dwalen. In e'c'n woord, voor den praktischennbsp;Vee-arts kieze men, uit de zoo uitgebreide

-ocr page 71-

43

ïioofd cleelen der wetenschap, al bet geen voor denzelven, in deze betrekjdng, bepaaldelijk ennbsp;regtstreeks eenige nuttige aanwending hebben kan ,nbsp;en dus met regt het praktisch-bruikhare mag genoemd worden. Het spreekt, voor het overige.nbsp;Van zelf, dat het onderwijs stelselmatig moetnbsp;worden voorgedra'gen, en dat een geschikt leerstelsel volstrekt noodzakelijk is voor de leidingnbsp;der denkbeelden, e om de verschillende zakennbsp;onder vaste gezlgtspunten te doen opvatten. Dezenbsp;leerw'ljze hnoge zich kenmerken door eenvoudig-lieid , duidelijkheid, geschikt naar de vatbaarheidnbsp;der leerlingen. Men bedenke , dat den Vee-arts ,nbsp;ia den regel ,slechts dat geen voegt en nuttig is,nbsp;hetwelk onder gewone begrippen valt, en totnbsp;het algemeene , gezonde , menschen-verstand behoort , terwijl alles wat buiten dezen gezigts-ein-der gelegen is, en in het rijk der hooge bespiegeling te huls behoort, niet voor zijne sfeer past^nbsp;Is het, ten laatste, de Vee-artsenljkunde, welke, ais wetenschap, volgens beginselen dient tenbsp;Worden vooi’gedragen, zij elscht tevens als kunstnbsp;eene dadelijke oefening. Den gevoi-derden leerling moet dus eene ruime gelegenheid gegevennbsp;'Worden, om de ziekten en gebreken der dierennbsp;zelf gade te slaan, waarbij hij opmerkzaam behoort te worden gemaakt op al dat geen, watnbsp;tot derzelver kennis kan strekken, terwijl hijnbsp;met alles, wat de behandeling belangt, vertrouwdnbsp;moet worden , of hij iieme dezelve, onder leiding

-ocr page 72-

en loezigt , zelf op zich. Hierhij worde lli] gewend aan eenvoudigheid en de betrachting vannbsp;spaarzaandieid, zoo veel als namelijk de aard eiinbsp;liet belang der zaak zulks kunnen gedoogen , eiinbsp;altijd zij bel oog gevestigd op bet beginsel, datnbsp;wij reeds meermalen hebben aangeveerd, datnbsp;namelijk de Vee-artsenijkunde, in den landbuis-boudelijkeu zin, behoort te dienen tot vermeerdering van landhuishoudelijk voordeel, en datnbsp;zij aan dit oogmerk ondergeschikt moet blijven. Men geve daarom, in de voorschiiften,nbsp;aan inlandsche boven uitheemsche geneesmiddelen,nbsp;aan mln kostbare boven kostbare den voorkeur,nbsp;en vermijde tevens de zulke , welke eene al tenbsp;omslagtige bereiding noodig hebben (vv). Moetennbsp;zich voorts de bemoeijiugen van den praktischennbsp;Vee-arls, inzonderheid van den genen , die dennbsp;staat in den krijgsdienst zijne hulp zul bieden,nbsp;tot de uitwendige gebreken, en wel inzonderheidnbsp;van het Paard bepalen, de leerling oefene zich,nbsp;lot dat einde, zoo veel inogelijk, in de bandda-dige verrigtlngen der Heelkunde , in het behandelen van wonden , in liet gepast aanleggcn vannbsp;verbanden , in het doen van kunstbewerkingen,nbsp;het zij met bet mes , bet brandijzer of andernbsp;werktuig, waartoe cene gestage oefening innbsp;de ontleedkunde liem de oiioiitbecriljke kennisnbsp;der doelen en de iioodige liandigbeid moetnbsp;verschaffen. En niet minder moet de burgerlijkenbsp;Vec-arls de haiidgrepeu der kunstmatige verlos-

-ocr page 73-

45


ifolkomenlioid loeren in list

kunde in de meeste werk stellen (*)•

(*) Voor dit onderwijs zullen bovenal zoodanige jonge lieden geschikt zijn , die van de jeugd' af aan ,nbsp;de gelegenheid gehad hebben , om de leefwijze der »nbsp;dieren op te merken , en dezelve in den gezonden staatnbsp;gade te slaan. Hij trouwens , die reeds eene ondervln-delijke kennis bezit omtrent de opvoeding , den leefrc- ¦nbsp;gel en de huishouding van gezonde dieren, zal gemakkelijker en spoediger derzelver ongesteldheden loerennbsp;kennen, en eene betere aanwending en toepassing weten te maken van hetgeen tot derzelver behandelingnbsp;en geneeswijze behoort, dan zoodanige kweekelingen ,nbsp;die hiervan verstoken zijn gebleven. Vooral zal den Vee-,nbsp;arts ook de kennis in de Landhuisliouding en omtrent hetnbsp;bedrijf van den Landbouw zelven , In de streek , alwaarnbsp;hij zijne kunst moet uitoefenen, in meer dan één op-zigt, voortreffelijk te stade komen.

Geenszins zal bet knimen worden ontkend, dat, om bet onderwijs der Vee-arlsenljknnde, bij voortduring wel te doen gelukken, ten einde meii er op dennbsp;duur het voordeel van zal kunnen trekken, hetwelknbsp;or billijkerwijze v'an mag verwacht worden, bet in donbsp;eerste plaats vooral aankomt op de voorwerpen , dienbsp;fot het ontvangen van bet onderwijs worden opgeno-men. Mogt men altijd, bij de keuze van die kweekelingen , welke voor bet fonds van den Landbouw, tennbsp;behoeve der onderscheidene Provinciën,worden gezonden,nbsp;behalve op oveiige geschiktheden , vooral op vatbaarheidnbsp;van Versland en een gezond oordeel letten, zondernbsp;Welke vereiscliten men nimmer liet doel volkomen zal

zien bereiken! - Wat toch zal men mogen verwacli-

f*n van menschen, die, wegens bekrompenheid van

-ocr page 74-

4Q

Aldus gewend aan werkzaamlieid , opgcvocd in oefening en geleid aan de hand der getrouwenbsp;ervaring, trede de Vee-arts, met een kraclit-volnbsp;ligchaain, (1 2) met opene zinnen en een’ onhe«

Ook

op

1

verstandelijke vermogens en gemis van allen aanleg , niet voor liet aanleeren van eenige wetenschap geschikt zijn ? —nbsp;Hieruit zullen brave liandwerkslieden kunnen groeijen ,nbsp;maar, ten opzigte eener wetenschappelijke opleiding,nbsp;moge op hen worden toegepast; dat de kei zich nim~nbsp;mer tot een' diamant laat bewerken-

2

Behalve de hoedanigheden, welke den Vee-arfs voor zijn beroep geschikt maken, en vooral daarin gelegen zijn, dat hij onbevooroordeeld zij, tevens liefdenbsp;voor zijne kunst en tot de dieren , eenen opmerkzamennbsp;waarnemings-geest, een goed verstand en getrouw geheugen bezitte , moet bij gezond, vaardig en sterk vaunbsp;ligchaam zijn, hetwelk bestand is, om de, niet geringe,nbsp;moeijelijkheden doortestaah, aan de uitoefening zijner lietrekking noodzakclijk verbondennbsp;deze laatste voorwaarde dient , bij do keuze der kwee-kelingen , met meerdere naauwkeurigbeid gelet te worden , dan tot dus ver, in sommige Provinciën, geschiednbsp;is. Ik weet zeer wel, dat de vermogens van den geestnbsp;geenszins in eene gelijke verhouding staan tot donbsp;sterkte en massa des ligcliaams ; doch hot is tevens zeker , dat er bij den Vee-arts eene behoorlijke ontwikkeling des Jaatslen en der physieke krachten moet bestaan , om dezelve te kunnen aanwenden bij de dieren,nbsp;welke bij moet behandelen, en die bij, tot datnbsp;einde, genoodzaakt is, cp eene werktuigelijke wijze,nbsp;aan zich te onderwerpen; terwijl ook eene ongezond®

-ocr page 75-

47

nevelden geest, met ijver en belangstelling in zijn beroep, zijnen loopbaan in, toegerust met eennbsp;aanmerkelijken schat van bekwaamheden, welkenbsp;Voor zijne betrekking noodig zijn en hem kunnen,nbsp;versieren , en brenge dezelve in werkdadigheid ,nbsp;tot onmiddelijk voordeel der maatschappij, vannbsp;hare bijzondere burgeren en van zich zelven!

IV. Zoo schetste ik G. H. bet onderwijs , door hetwelk de gewone Vee-arts , voor bet algemeennbsp;belang der maatschappij, dient gevormd te worden. Men uenke evenwel niet , dat ik , als metnbsp;de goudschaal in de hand, hij uitsluiting zoodanige karige uitdeeling van hetzelve zoude hebben willen toegestaan, welke, in het oog vannbsp;sommigen , welligt te bekrompen moge schijnen ,nbsp;of dat ik reeds ontijdig het vee-artsenijkundignbsp;onderwijsweiisch Ie beperken, terwijl zich te naauwernbsp;nood de gelegenheid, aanbiedt, om hetzelve, opnbsp;den vaderlaiidscheii bodem , te verkrijgen, ennbsp;hetwelk, gelijk men te regt wil , aan denbsp;nieeste uitgebreidheid en volledigheid zal he-hooren te heantwmorden. In geenen deelenbsp;¦wilde ik te kennen geven, dat dit ouderwijsnbsp;of zwakke llgchamelijke gesteldheid hem ongeschiktnbsp;maakt, om zware vermoeijenissen, blootstelling aannbsp;wind en weder te verduren, welke omstandigheden,nbsp;trouwens van dit beroeji onafscheidbaar zijn.

-ocr page 76- -ocr page 77-

49

hot werkelijk voordeel wordt terug gezien, als tevens op de waarneming van liet geen de Natuur, geholpen door de kunst, t(y- herstellingnbsp;van sommige ziekten der dieren vei'mag, hoe zeernbsp;dan met meerdere hosten en moeite gepaardnbsp;gaande. Op deze wijze alleen toch kunnen de1nbsp;grenspalen der wetenschap meer en meer w'ordennbsp;uitgezet, en hunnen wij tot meerdere volkomenheid naderen. Het is deze weg , die van hetnbsp;hoogste standpunt der, vergelijking, — het mensche-hjk ligcliaam — tot de onderscheidene dierennbsp;uitgaat, of van deze tot hetzelve terug moetnbsp;heeren. Ook aan dit uitgebreidcr , hoogpr, onderwijs mag de kweckeling der Vee-arisenijkunde ,nbsp;die voor hetzelve den geschikten aanleg hezit,nbsp;wleu het niet aan goeden smaak ontbreekt, deelnbsp;nemen; doch het is hovenal de leerling der Geneeskunde , dien het niet onverschillig zijn magnbsp;tot hetzelve te kunnen toetreden («uip). Zijn immersnbsp;aan het Geneeskundig Toevoorzigt tevens de zprgnbsp;RU waakzaamheid over heerscliende of hesmette-lijke vee-ziekten aanbevolen , de staat veronderstelt, met regt, hl den Geneeskundigen , aan wieanbsp;deze gewigtige taak eenmaal kan worden toever •nbsp;troiiwd, die male van vee-artsenijkundlge kennis,nbsp;Welke daartoe gevorderd wordt (1),

1

Vooris mogen ook hier de Geneeskundigen, welk@ gt;s kajjjg leger zullen verbonden worden , voor zoonbsp;y?!' zulks de Oüieiei en van Gezondlieid, ten dienste dernbsp;Cavallene-corpsen , betreft, naar ons oordeel, van het

-ocr page 78-

50

Daa , Ik lioor hier de vraag opperen ; hoe, zal de beoefening van de Geneeskunde dernbsp;onderwijs in de Vee-artsenljkunde niet verstoken blijven (me*). Zijn het trouwens niet deze , aan wde mede hetnbsp;tocvoorzigt over de gezondheid en ziekten der Paarden is toevertrouwd, en aan wie zelfs de Paarden-Art-sen in eene zekere verantwoordelijkheid staan ? Ennbsp;hehooren zij derhalve niet even als de laatste eenenbsp;grondige kennis te hezitten voor deze belangen? Heeftnbsp;het zelfs wel eene gepaste houding, dat de eerstenbsp;deze taak uitoefenen, zonder in de leefregelkundenbsp;en de ziektekunde der Paarden, en de behandeling vannbsp;derzelver ongesteldheden eenig geregeld onderwijs tenbsp;hebben ontvangen, tenzij zij zich hierin zelve mogtennbsp;liehben geoefend ? Men denke vooral niet, dat denbsp;inenschelpke Geneeskunde zich zoo geheel en onvoor-waardolqk op de dieren laat overhrengen, dat men denbsp;Vee-artsenijkunde daarnaar zoude kunnen schoeijen,nbsp;zoodat zulks een bijzonder ouderwijs of eene opzettelijkenbsp;oefening in dezelve voor hen onnoodig zoude maken,nbsp;Hoe zeer beide, volgens gelijksoortige beginselen,nbsp;worden geleerd, zoo verschilt de toepassing vau dezelve , in vele opzigten, niet weinig; en hij , die hetnbsp;zieke iWcr, alleen met inachtneming van het verschilnbsp;der meerdere of mindere ligchaams-grootte of sterkte,nbsp;zou w'illen behandelen, naar de aanwgzingenen grondregels , welke de Geneesheer omtrent den menschelijkennbsp;lijder gewoon is te volgen, zal zich niet zelden aannbsp;te leurstellingen zien blootgesteld; ja, hij zal dikwijlsnbsp;geheel andere uitkomsten ondervinden, dan hij verwachtnbsp;had. Het is daarom niet zonder gegronde redenen,nbsp;dat men, in latere tijden, getracht heeft, om denbsp;Vee-artsenijkunde meer en meer te zuiveren van zoodanige , nog bestaande , verkeerde toepassingen, welke

-ocr page 79-

5I

dieren aan die van den menseb eenig nut kunnen aaiiLrengen? Zal de laatste edeler, ouder dan gene,nbsp;en, in den eigenlijken zip, derzelver moeder,nbsp;de Imlp barer, min beschaafde doebter, beboeyennbsp;ter eigene volmaking ? Ik meen hierop bevestigendnbsp;te mogen antwoorden, daar bet juist deze verwantschap is , • welke de beide wetenschappennbsp;ten naauwste verbindt, en de Vee-artsenijkunde,nbsp;naar bare toenemende vorderingen, aan de Geneeskunde , zoowel als deze aan gene, dienstbaarnbsp;kan maken. Wie , die de laatste , volgens haarnbsp;tegenwoordig standpunt , ecnlgzins wijsgeerignbsp;wensebt te beoefenen , zal baar geheel kunnennbsp;ontbeeren? Maken wij ons niet eerst dan een regtnbsp;en eenigermate volkomen denkbeeld van de Geneeskunde , Wanneer hetzelve niet tot een enkel,nbsp;ofschoon dan ook tot het volmaaktst bewerktuigdenbsp;wezen — den menseb — bepaald , maar alge-meener, dat is, tot de dieren, en zelfs totnbsp;de planten uitgestrekt wordt. De grondwetteunbsp;der Natuur zijn wel overal dezelfde, doch deze ondergaan verauderiitgen en wijzigingen naar het verschil der voorwerpen, waarin zij plaats vinden.nbsp;Hare kennis voydert eene veelzijdige beschouwing

uk de Geneeskunde in dezelve zgn overgebragt : waartoe ook het voorstel , door de Hollaiidsche Maatschap* }»j der Tf etenschappen , te Haarlem, sedert eenigenbsp;jaren , uitgesehreveu , strekkende is , doch hetwelk , tot

dus ver, niet, op eene voldoende wij*®; beantwoord geworden,

-ocr page 80- -ocr page 81-

S3

Üen, waarin de overeenkomst of liet verscliil gelegen is, ons de mensclielijke ongesteldheden in meer bepaalde of algenieene vormen doen kennen, en zal ons znlks niet tot liet regt verstandnbsp;van soininige derzelver nader kunnen brengen?nbsp;Kunnen niet doelmatige proefnemingen , en metnbsp;behoedzaamheid uit dezelve afgeleide gevolg-ti’ekkingen , omtrent de werking veler geneesmiddelen, vergiften ,luclit-soorten , smetstoffen , op denbsp;ligehamen der dieren, ons tot belangrijke uitkomsten brengen,waarvan de geneeskunde uitstekend nutnbsp;kan, trekken ? Iloe wcnschelijkzouliet derhalvenbsp;zijn, dat bij hare beoefenaren de Vee-artseiiijsnbsp;kunde eene meerdere beseherming en deelnemingnbsp;mogt verwerven, opdat, door gemeenschappelijknbsp;onderzoek en waarneming , kon worden daarge-sleld en uitgebreid hetgeen, zonder dezelve , aannbsp;onzekerheid en het hloote toeval blijft overgela-teii. Dat niet mijn betoog, maar de heerlijkenbsp;gevolgen uwer voortreffelijke ontdekking, edelenbsp;ien?;er ! ons vau de liooge waarde eener dusda?rnbsp;mge belangstelling overtuigen!

Ja, indien dan ook aan zulke weldadige oogmerken deze Vee-artsenijschool mag toegewijd,en op dezelvenbsp;onze arbeid gei’igt blijven , gezegend zij hetnbsp;o ogenblik, dat ons voert In liet midden van dennbsp;schoonsten werkkring, binnen welken wij ons innbsp;de gelegenheid zullen zien gesteld, om de Natuur,nbsp;Van vele zijden, op het spoor te volgen, derzelver werking in oiiderschcideue voorwerpennbsp;van nabij te bespieden , bare afwijkende verrig-

-ocr page 82-

54

(ifigen ill de ligcliamen der dieren optemerkeii, na te gaan, en, door vergelijkende beschouwingen met die van den mensch , ietsjtoe te brengennbsp;ter bevordering der voortrelfelijkste, der heilzaamste wetenschap !

V. Hier zou ik eindigen, G. H.! ware het niet , dat bij deze , voor mij hoogst belangrijke ,nbsp;gelegenheid , het gevoel van pligt mij noopte,nbsp;om mij nog, in korte bewoordingen, tot sommigen uwer in Let bijzonder te wenden.

Vooraf betaamt het, dat ik mij kwijte van de dure verpligting der dankbaarheid jegens Z M,nbsp;den Koning , daar het Hoogstdenzelven behaagdnbsp;heeft aan mij het Hoogleeaar-ambt in de practi-sche Vee-artsenijkunde eervol op te dragen. Ditnbsp;bewijs van gunst en vertrouwen legt mij de eer-biedigste erkentenis op. ÏVlogt ik slechts aannbsp;de, door Z M. omtrent mij opgevalte, voor-deellge gevoelens eeuigermate, op eene waardig^nbsp;wijzs , beantwoorden. Alleen dit durf ik verzekeren, dat het hiertoe van mijne kant, nimmernbsp;aan den besten wil, aan de ijverigste pogingennbsp;ontbreken zal.

Getuigen de menigvuldige middelen , welke door Z. M. den Koning, in zoo veie opzigten, ter bevordering van ’s lands welzijn worden in hetnbsp;w'crk gesteld, van Hoogstdeszelfs bijzondere belangstelling in het gelvik zijns volks, de zorg voor

-ocr page 83-

55

liet oprlgten dezer Vee-artsenijscliool geeft daSii* Van op nieuw het sprekendst bewijs.

Indien ik In dezen de tolk mag zijn van de gevoelens mijner Landgenooten, zoo verheugt hetnbsp;mij openlijk te mogen betuigen, dat deze Inrig-'ting met welgevallen aanschouwd, en de vernieuwde pogingen van Z. M. ten algemeenen beste aanga-gewend, op haren regten prijs worden geschat.

Moge dan ook hierdoor de waardering der voorregten , welke wij genieten onder het wijs,nbsp;Verlicht, en gematigd bestuur van hem, die Neer-lands onafhankelijkheid op nieuw vestigde, steedsnbsp;herlevendigd, bevestigd, vermeei'derd worden!

Hoog Geleerde Heeren 1 Hoogstgeachte Arnht-genooten van Linrii de jeude en vosmaer ! met wie ik thans, door de naauwste handen vannbsp;gemesnschappelijken arbeid , beu verbonden.nbsp;Streelt het mijne eerzucht niet weinig ^nbsp;den eersten steen te mogen leggen aannbsp;het nieuw wetenschappelijk gebouw der Vee artsenijkunde,. ik verblijd mij ten hoogste zulksnbsp;te mogen doen in vereeniging met twee vadci’-landsche mannen, die Utrechts Hoogeschool totnbsp;sieraad en roem verstrekken. Hebt gij mij aanvankelijk uwe vriendschap geschonken , laat mijnbsp;dezelve bij voorduring genieten. Ik heb, omnbsp;aan de begeerte van Z. M. den Koning, en mijnenbsp;eigene zucht ter bevordering onzer Yee-arlsenij-kundige belangen te voldoen, de betrekkingennbsp;''an bloedverwandschap en vrienden verlaten,nbsp;een aangenaam verblijf, een voordeelig beroep

-ocr page 84-

56

’Paarwel gezegd. Dit alles kan mij hier niet worJ den terug geschonken. Dat ik evenwel dit ou-waai’deerhaar gemis in uwe toegenegenheid , zoonbsp;Veel het zijn kan, vergoed vinde! Wilt mij uwennbsp;raad, uw verlicht oordeel, door de rijpere ondervinding van den leerstoel bevestigd, nietnbsp;doen ontberen. Ik stel op dit alles den hoogstennbsp;jn'ijs. Van mijnen kant Lied ik U mijne ongeveinsde vriendschap , mijne dienstvaardigheid,nbsp;waar het zijn kan, volgaarn aan.

V/aardige Jongelingschap, Eerstelingen dezer school en van onze zorgen! De zucht, die gijnbsp;toont, om aan deze school, in. een nieuw vak,nbsp;te worden opgeleid , is edel, zij verdient allen lof.nbsp;Gelijk wij de grondleggers zullen zijn van een onderwijs , tot dus ver, hij ons onbekend, zoo zult gijnbsp;daarvan de eerste geleiders zijn in de uitoefe.nbsp;ning, ten dienste der maatschappij. Bijaldien denbsp;verwachting omtrent eene nieuwe inrigtiug veeltijds geregtvaardigd wordt naar derzelver eerstenbsp;voortbrengselen, het uitstekende .voorbeeld^nbsp;dat gij, na volelridigden leertijd, geven moogt,nbsp;zal den voordeeligen indruk bevestigen , aangaande de bemoeijingen van ’s Lands Bestuur metnbsp;het oprigten dezer Vee-artseuijschool (®). Op u , 1

1

Wij hebben dezen wenscb mogen vervuld zien , daar de dertien kweckclingen, die, “op den 27 , 28 en 29nbsp;julij 182(5, aan het onderzoek zijn ondervvorpen, metnbsp;volle ruimte , alle tot Vee-artsen der eerste klasse zijnnbsp;bevorderd , welke thans reeds , algemeen met het hestenbsp;gevolg, hunne verkregene bekwaamheden, in onder^:

-ocr page 85-

kweekelingen ! houdt dus de maat^clia|ipij het oog gevesligd. Dat liare gunstige gevoelens nietnbsp;worden te leurgesteld! U is het aanbevolen eennbsp;helaiigstellend gebruik te maken van het onderwijs , dat ii, op dé doelmatigste wijze, zal worden aaugeLoden. Kunt gij , langs dezen weg ,nbsp;allecii de genegenheid uw'er lioogleeraren winnen , en op lunine achting rekenen , gij zultnbsp;hierdoor tevens daukha*ar beantwoorden aan denbsp;Vaderlijke zorgen , door. Z. M. den Koning, aannbsp;Uwe kostelooze (®) opleiding besteed. Op dezenbsp;wijze, na welbestedcn tijd, bij onberispelijke zeden, uwen schoolschen loopbaan hebbende vol-bragt, zult gij , in den werkzamen kring dernbsp;zamenleving ingelijfd, U Hoogstdeszelfs voortdu-l’cnde zorg voor uw bestaan waardig maken, en gij zult aldus, bij eene geëvenredigdenbsp;bevordering , naar uwe bijzondere bekwaandieden

schcldene oorden onzes vaderlands, in uitoefening brengen.

(^) Er warén, toen de Vca-artsenijscliool werd op-gerigt, alleen zoodanige kweekelingen aanv«zig, welke vóór rekening van bet fonds voor den Landbouw , hetnbsp;onderwijs, de huisvesting en verzorging ontvangen,nbsp;iteeds spoedig daarna zijn ook verscheidene jonge lieden, voor hunne eigene kosten, aan de Vee-artsenij-school opgenomen. De gunstige ondersteuning, welkenbsp;aan de Tee-artsen , van wege het Gouvernement, wordtnbsp;verleend, wanneer zij, na het verlaten der school,nbsp;tot Vee-artsen der eerste en tweede klasse zijn bevorderd, geeft het voorultzlgt, dat het getal der laatstge-melden zal toenemen, gelijk hetzelve aanvankelijk reedsnbsp;aanmerkelijk is vermeerderd:

-ocr page 86-

Ên verdiensten, onder de verheffing van uiveii stand boven de geringe achting , tot dus ver, daaraan verbonden , de hoogachting uwer medeburge-ren en de aangenaamste vruchten uwer vlijt genieten.

Dan, daar het welgelukken Van al onze pogingen hier beneden afhankelijk is van de hooge gunst en bescherming van het Opperwezen, zoonbsp;betaamt bet ons bovenal 1deze jeugdige inrigtingnbsp;aan het wijs en weldadig bestuur van den Algoe-den aaft te bevelen.

Hij zegene, tot dat einde, den edelen Koning, San wien deze stichting haar aanwezen verschuldigd is, den verlichten Staatsdienaar, (1) die ’s Vor-sten wenschen heeft verwezenlijkt, de Hoogleera-ren , benevens hen , die tot deze school in eenigenbsp;betrekking staan, en welke , door de vervullingnbsp;van al hunne pligten , aan de bedoelingen der hoogenbsp;Eegerlng wenschen te beantwoorden, de veelbelovende Jongelingschap, die de vruchten van helnbsp;ondenvljs j hier genoten, aan de maatschappijnbsp;zal aanbieden!

Hij bekrone alle hooge en nuttige instellingen, ter bevordering van het heil onzer natuurgenoten, en van den bloei enden roem onzes Vaderlands!

1

Zqne Excellentie, de Heer Mri a. n. falck , Minister voor het Publieke Onderwijs , de Nationale Nijverheid en de koloniën , thans Gezant der Nederlanden aan het Hof van Engeland»

-ocr page 87-

AxiNTEEKENINGEN (1)1

(«) Men \indt dit breeder betoogd in de Inwijdings-Eedevoering van den Hoogleeraar ïlt; kops : Oigt;er het aanbelang Van het Academisch Onderwijs in de Neder-iandsche Landhuishoudkunde; Utrecht 1816; alsmedenbsp;in de Inwijdings-Redevoerlng van den Hoogleeraar ir. A.nbsp;nii,K:ÉNs : Over den invloed der Landhuishoudlunde opnbsp;het bestaan en de welvaart der burgerlijke Maatschap1nbsp;pij; Groningen 18j5.

1

Ik heb deze aanteekeniiigen hier hljgcvoegd , deels óni de sclnijveis te doen kennen, die ik bij het opstollen dernbsp;Voorafgaande Redevoering geraadpleegd en vergeleken heb ternbsp;ontwikkeling en staving der beginselen , welke in dezelve worden voorgedragen ; deels, om een kort overzigt te geven vannbsp;de bemoeijingen, welke er, sedert lang, in ons Land, heb-^®tr plaats gehad, opzigtelijk de oprigting eener Vee-artsenij»nbsp;school en de zaak der Vee-artsenijkunde: en, in de derde plaats,nbsp;ten einde de jonge Vee-artsen bekend te maken met som_nbsp;mige voorname Vee-artsenijkundige schriften, en hun daardoor eenige letterkunde en boekenkennis in hun vak te ver-schailen. Ik vlei mij, dat deze mededeelingen, zoo min alsnbsp;t geen ik er omtrent eene en andere zaken, ter meerderenbsp;opheldering, kjk biigevoesd, nutteloos of overtollig zullen woi«nbsp;geacht.

-ocr page 88-

GO

{1) Vrijmoedige en welmeenende voorstellingen , om te kunnen dienen Ier overweging van een ontwerp (ernbsp;stichting van eene Vee-artsenijkundige scitool in onsnbsp;Gemeenebsst, door joti. le eiiaNcq van beekiiet ;nbsp;Haarlem iSo4.

Nadat er vervolgens meerdere et'nstige vertoogen omtrent de nuttigheid en noodzakelijkheid eener zoodanige inrigting vöor ons land , c^oor eenige Commissien vannbsp;Landbouw , waren gedaan , vt'erd die zaak in opzettelijke overweging genomen, op de vergadering van Afgevaardigden uit de respectieve Commissien van Landbouw , gebonden den 28 April iSo5 en volgende dagen ,nbsp;te ’sïlage, wanneer, door den Groninger Iloog-leeraar w. MUNNIKS , uit naam der, daartoe benoemrle,nbsp;Commissie, bestaande, behalve dezen, uit de Ileerennbsp;GOCICXNOA, VAN mis, VAN WEK BÜRCII VAN VEll-

Wolde, en groen van prinsterer, toen Commissaris tot de zaken van do Geneeskundige Staatsregeling, een breedv'oerig berigt is uitgcbiagt, te vinden in bet Magazijn van Vaderlamhchcn Landbouw van dennbsp;Hooglegraar jan kops , D. UI. .St. II. , blz, 207. Ondernbsp;de toenmalig® en kort daar opvolgende staatkundige om-Standigbeden des lands , is aan dat ontwerp geen verdernbsp;gevolg gegeven. Evenmin is een later plan , hetwelk, innbsp;1807 , bij het tijdolijk koninklijk gouvernement, in overweging is geweest, om eene Vee-artsenijschool te Zat-^hen te plaatsen, tot stand gekomen. (Zie liet genoemde Magazjn V- St. I. blz. 58). In het ja n-3798 wxrd, door de Amstordamscbe Maat.schappij tornbsp;bevordering van den Landbouw, sis prijsvraag uitgeschreven ; het opgeven van een plan , naar hetwelk^nbsp;in ons laml, eene Vce-artsenijschool zoude kunnennbsp;worden tot stand gelragt, en waar die school met hetnbsp;meeste nut zou dienen te worden opgerigl, enz. Dezenbsp;vraag werd , in het jaar 1799', voldoende beantwoordnbsp;sloor den Heer I, A. bennet, L. Af. Phil et Mod,

-ocr page 89-

61

Doctor, te Leiilt;len , wiens verhandeling met de gouJea medaille der gemelde Maatschappij is bekroond. De-,nbsp;zelve is, in 1820, inliet licht verschenen , zijnde eenenbsp;vroegere uitgave , door toevallige en rampspoedige gebeurtenissen , vertraagd geworden, lii dezelve vindtnbsp;men reeds Utrecht, om meer dan eene reden , als danbsp;geschiktste plaats vooi de oprigting oener Vee-artsenij-school voorgesteld.

Bij koninklijk besluit van den 17 September i8o8. werd eene Commissie benoemd tot het examineren van Vee-artsen, bestaande uit de Heeren s. I.nbsp;Bnuamp;viASs, Staatsraad, en Professor aan de Koninklijke Dniversltelt te Lsijden, p. ï. VANMAANEïr, Commissaris voor het G'eneesknndige , j. a .beivtnjgt , Dulnbsp;van het Koninklijk Instltut en n. itEiLBRON , Chef denbsp;Bureau bij' het Ministerie van Biunenlandsche Zaken.nbsp;Aan dezelve werd mede opgedragen het maken vaanbsp;een plan, naar hetwelk in het vervolg d.at examennbsp;zou worden ingerlgt. De Commissie tot het examinerennbsp;der Vee-artsen , bij koninklijk besluit van den aS September i8i4 , nader aangesteld, bestaande uit de Ilee-ren i. J. shvomaisis , s. a. hexnet , a. SAwniFORT, n.nbsp;HEiiiBJioit, en c, A GiiisWEYT VAN DEii. NETTEN, Luitenant Colonel, Instructeur bij de koninklijke Militairenbsp;Bijd-Scliool, te Delft, bleef tot bet jaar 1822, Indianbsp;betrekking , werkzaam , en is In 1826 ontbonden , zijndenbsp;de Leden eervol , door zijne Majesteit den Koning,nbsp;ontslagen.

(c) nbsp;nbsp;nbsp;I. MUNDion, Allgemeine ansichten über dienbsp;seuchon unserer Hausthiere , Munchoti, 1817 hlz. 1. eunbsp;vervolgens.

(d) nbsp;nbsp;nbsp;Indien ter sl.aving hiervan het verhaal omtrentnbsp;sommige paarden al eenigziiis twijfelachtig moge voorkomen , van welke men vvil , dat zij , na eene sterkenbsp;'''erlntting dos ligchaains, de bjoedvalon openscheuren,nbsp;öin daaruit eene ontlasting te veroorzaken; waardoor

-ocr page 90-

62

lt;le nienscli het eerste denkbeeld tot liet kunstmatig openen der aderen zoude ontvangen hebben, zoo kunnen ons andere voorbeelden daaromtrent volkomennbsp;overtuigen. Het dier bijv., dat aan verslijniing dernbsp;huiks-ingewanden lijdt, lekt gaarn zout, of zoekt zil^nbsp;tige planten : bij eene zpre gesteldheid der verteerings-vocliten, slikt het, bij voorkeur, aardachtige zelfstandigheden binnen. Het zoekt, uit eigene beweging ,nbsp;wanneer de werktuigen der spijsvertering verzwakt zijn ,nbsp;hpoge plaatsen , specerijachtige , biltere kruiden , loof ,nbsp;knoppen of basten van onderscheidene booinen, terwijlnbsp;het de lage weiden, die laffe, waterachtige en vei slappende planten opleveren, verlaat. Bij ontstekingennbsp;der voelen, waarmede eene verhoogde warmte vergezeldnbsp;gaat, zoekt het vochtige plaatsen, natte Icem-aardc ,nbsp;om aan de voeten verkoeling toe te brengen. Hetnbsp;paard versmaadt, hij eene ontstekingachtige gesteldheidnbsp;des ligchaains , niet Zelden den haver , als een te krachtig , te sterk voedend, en daardoor schadelijk voedsel ,nbsp;en nuttigt veeltijds slechts weinig hooi, maar gewoonlijk alleen stroo ; doch in ongesteldheden, welke hetnbsp;kenmerk der zwakheid bezitten, betoont het voor dennbsp;eersten, als opwekkend en versterkend voeder, een'nbsp;meerderen trek , terwijl het afkeer bezit voor krachtc-looze zelfstandigheden. Wien is het onbekend, dat denbsp;Hond, als hij zich ongesteld gevoelt, eene zekere grassoort , de gcmeene ^rop-air {dactijli$ glomerala) opzoekt en eet, bet welk in het geheel niet tot zijn gewoon voedsel behoort ? En hoe behoedzaam weet zichnbsp;het dier , in geval van verwondingen te gedragen, doornbsp;penen , voor het ligchaam gepasten , stand of eene geschikte ligging aan te nemen , door aan de wond te leknbsp;ken, hetwelk een balsem is, en door rust de genezing te bevorderen ?

(e) c. I. ijOiiiNSER Entwurf einer Encyclopaedic uiid Methodologie der Tlherhcilkuude, § 28 , Berlin. 1820.

-ocr page 91-

63

(/) I. MUNDiGi») uber die Verbreltung u. s, Wt und die Ursachen der Ausartung unserer Haustbiere, Mun~nbsp;clicn 1816.

(^) nbsp;nbsp;nbsp;belangrijks treft men hieromtrent aan bij

JOH, PETER FRANK, Blediciiial-wesen, Tlr III. s. 4: nnterjocluujg unserer Mitgeschöpfe zu Haustliiere,

(/i) Wenn der Priesterstand sich nach und nach der Menschen-arzneykunst bemachtigt batte, so fand er,nbsp;hey allen Kenntnissen, die ihm die Eröfifnung und dernbsp;Beschau der Oepferthiere von der innern, so wohl ge-sunden als kranken BeschafTenheit derselben perscbaBtnbsp;haben müsste , keinen, auf ihn wirkenden, Beweg-grimd, zich auch zur Ausübung der Thierheilkunst,nbsp;{wenigstens auf eine seinem Stande Ehre bringendenbsp;Weise) gebrauchsn zu lassen, und so gerieth, als dienbsp;Grossen der Iluth ihrer Keerden endlich entsagt undnbsp;solche gcdiingenen Menschen iiherlasseu batten, dienbsp;Heilung kranker Haustliiere in die Hande gemeinernbsp;Schater , Kubliirten , Sehmide , Wasenmelster und Mön-»nbsp;chen , FRANK, a. p. s. 21.

{i) ARisTOTELEs, histofia animalium.

{k) ran ’urnrMrfinan nbsp;nbsp;nbsp;^va. Veterinariae me-

diciuae libri duo , Basil. iSSy. 8. k. sprenoei, pragmatische Geschichte der Arzneikunde , Th. 2. s. 235^ De schriften van absyutüs , felaamp;onius , iiierocles ,nbsp;en HIPPOCRATES mulomedicus maken een gedeelte uitnbsp;der verzameling , welke , zoo als men wil, ouder danbsp;regering van den Griekschen Keizer constantinüsnbsp;ïorpiiyroamp;enepa Werd bgeengebragt. Aan hippocra-T-Es, den Vader der Geneeskunde, Wordt insgelijksnbsp;eene Vee-artsenijkundige Verhandeling toegekend. Hip-'nbsp;pocratis Hippiatrica, in editione van linden , Bug-fiuni BataV' i665. Indien de echtheid van dit werknbsp;buiten twijfel kon worden gesteld, zoo zou hetzelvenbsp;denkelijh als het oudste geschrift over de Vee-artsenij-kunde moeten worden aangemerkt, c, i. lorinser t

-ocr page 92-

64

Entwnrf, enz. s. S2, In de Parijsclia uitg.ive der werken van Hippocrates 1679, folio, vol, X., vindtnbsp;men iiippocratis et osanïri inediconim de equonimnbsp;medicina. Een liandsclirift van do werken van arsyr-Tüs, PELAGOMiHs 011 utEROCEEs van de negende eeuw,nbsp;(absyrti , PEEAGONii ct iitEROCEis de curandis equo-rum morbis, lib. II. In membran, Sa.ecu.1. iX. fol. 3gi.),nbsp;dat zich in de kostbare boekverzameling van jieer-itAN bevond , werd , in iSa4 , te s Gravenhage , op denbsp;openbare verkooping, door Engelscben, aangekocht,nbsp;voor de som van io3o guldens.

(/) SCRIPTOHE3 rei RUSTICAE VETEHES LATIN't , e recensione lo. matth, gesneri cum. ejasdem praefat. etnbsp;Lexico Rustico , Bipontl CI3I0CCLXXXVII.

(ot) VEGETii RENATi, artis T^eterinariae slve Mulo-mediciiiae Hbri quatuor, jam primum typis in luceni edili, Basiliae iSaS , 4to , iSSy. Dit werk maakt ooknbsp;een gedeelte uit van do bovengemelde verzameling.nbsp;Ofschoon hetzelve den naam draagt van Mulo-medicina,nbsp;zoo wordt daarin nogtans niet alleen gehandeld overnbsp;de ziekten van muildieren en paarden, maar tevensnbsp;over die van het rundvee. Algemeen wordt de leeftijdnbsp;van dezen schrijver op ongeveer 3oo jaren na Cliristusnbsp;geboorte gesteld. Sommige geschied- en letterkundigennbsp;meenen evenwel, dat het gemelde werk van vegeticsnbsp;van een’ lateren oorsprong moet worden gehouden , althans dat meerdere stukken van jongeren tijd aan hetzelve zijn ondergeschoven. Yergelijk k. sphen-gei, ,nbsp;a. p. ïh. 2. s. sSg. i.orinser a. p. blz. 34.; joii. mi-MANuet, veitii , Handbuch der Yeterinarkunde, Th. i.nbsp;S. 6. Wien. 1817.

(m) Deeds ten tijde van vegetius moet de Yee-art-senijkundé in geringere achting zijn geweest, dan te voren 5 daar hij, /. c. bibr, ƒ. praefat. zegt: lïïiilo-me~nbsp;dicinae apnd üraecos Latinosque auctores non. faitnbsp;cifrti posfrema. Sitnt enim animalia post hominem,

-ocr page 93-

65

^Vl^ ars veterinaria post medicinam secunda est t docli hijnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;lib. II. Proleg. volgen : Mulo-medi~

einae pars jam diidum vitio cupiditatis et exiguas mercedis, iiullo studiosius discente, collapsa est.

(o) Kaum sind 20 jalire verflossen, zegt fhakk, a, p. s. 25, dass man, im katholischen Deutschland, allenbsp;Dorlstalle, -wabrend dem man sicb um derzelber besserenbsp;Dauart und Relnlichkeit wenig bekümmerte , mit Caspar , Melclilor , und Balthasar , bezeichnel sah, und dasnbsp;Einsegnen der St'alle, und die Anwendung gewelhternbsp;Krauter, als das beste Rettungsmittel beij alle Vieh-krankheiten betrachtete. Zur Ehre des Oesterreichischennbsp;Guberniums ist, verinöge Hofdecrets von 6ten Octobernbsp;1788, durch die Ordinarien {Bischopfe) der sammt-lichen Geistlicbkeit das weihen der Krauter untersagtnbsp;worden.

(r) Veterinariae Medicinae libri duo , l. rueilio in-terprete , Paris i53o. Geoponicorum seu de re rustica libr, XX, Cassiono Basso Scolastico Collectore, anteanbsp;Constantino Porphyrogenelae inscripti Graeco-Latini,nbsp;M. S. ; contulit prolegomena , notas et indices adjunxitnbsp;rETRtlS itEEBHAM, Cantabrigiae, 1704, 8vo.

(7) Historia Auimaliuin Conradi Gessner, libr, I. Eol, i55i.

(/•) Anatomia del cavallo, inlirmita et suoi remedii, delSlgnor carlo ruini, Bolognanbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Venet. c Fig.

(«) VALENTIN tbtciiter , Anatomia et_ Medicina «quorum nova, Frankfurt lySS , 8vo , 2 B.

(0 Winter von AnLERSPLUOEL, Bellerophon sive Eques peritus , Nurnburg 1678, Hippiater expertusnbsp;Nurnburg , 1678. Fok

(“) ANDREW SNARE, the Anatomy of the Horse, London 1686.

Sr. DE SOLLEYSEL, le veritable parfait Marechal, 1677.

-ocr page 94-

66

(w) sA,tTifiEn, la parfalte connaissance des cheveaux, é la Ilaye, 1754.

(.r) DE l,A GUEHIITNIERE, Ecole de la Cavallerie, Paris 17^4.

Eleinens de Ia Cavallerie , Paris 176S.

(y) Wie man gesimde Pferde behandelen, zu vcr-schiedenen Endzwecke abrichten, und endlich mit Vortheil und Anstand benutzen soil, diess mag dernbsp;Stalmeister lebren ,hingogen bat er, bloss ais soldier ,nbsp;übsdion die Reitlcunst auf die Pferdozucht stets einennbsp;¦wezentlichen EInfluss gehabt had , nicht mehr Ansprachnbsp;auf die Behandlung kranker Pferde , als ein geschikternbsp;Tanzmeister auf jene seiner bettiageridien Schiller bat,

JOH. PETER PRANK , a» p,

{z) 1. M. SAamp;AR, Libellus de morbo singulari ovium, Piadoboniae , 1765.

(on) B. raMMazzini, Dissertatie de morbo contagioso boum , etc., habita in Academia Paduae ad 9 Nov. 1711.nbsp;Deze twee laatstgenoemde geschriften vindt men , zoonbsp;wel als hel eerstvolgende, bij wijze van uittreksel innbsp;hst hoogdultsch vertaald , hij roriANN KNOBtAFcn , Samm-lung der vorzughchsten Schriften aus der ïhierarzney ,nbsp;Prag 1786 , 2 Thgt;, waarvan ik mij , bij gemis van denbsp;oorspronkelijke schriften , bedien. Treilend is de beschrijving , die wij hij rammazzini ontmoeten omtrentnbsp;de Runderpest , toen dezelve het eerst uit Dahnatien ,nbsp;door deu invoer van vreemd vee , in Italien was over-gebragt , en zich in de omstreken van Padua openbaarde. Een os namelijk van de kudden, welke doornbsp;Yee-bandelaars uit Dalmatien derwaards pleegden tenbsp;worden aangevoerd, had zich daarvan verwijderd ennbsp;was verloren geraakt. Deze werd, door den koe-herdernbsp;van den Graaf de borromaeo , te Padua, gevonden ennbsp;in deszelfs stal gebragt, alwaar hij stierf, en de ziektenbsp;itan al de Runderen mededeelde. « Hier war es, zegt

-ocr page 95-

67

dl: genoemd* sclirijver, wo sio Iioll aufloderte , und , wie Feurflammen weit urn sich grief, bis in der Vor-stadtc drang, und init Furcht und Schrecken dieEiuwoIi-ner füllte. Traurend und belaubt slelit der Landmannnbsp;vor seinen leeren Stalle da, und blikt in jammer ver-senkt, auf die Grabstatten bin, die die Stutzen seinesnbsp;wobls —ihmtlieuerer vielleicbt als seine kinder—decken,nbsp;und seufzt, da er sich gczwungen sielit , Pferdo —nbsp;minder zum Feldbau tuchtig statt ihrer zu braucJien.

Er bestaan beschrijvingen, welke voorzeker eenige waarschijnlijkheid geven, dat de Runderpest reeds voornbsp;het gemelde tijdstip van 1710 en 1711 in Europa heeft ge-heerscht. De Vee-ziekte, die door sulpicius severusnbsp;{Severi Sancti, id est Endeleichi Rheturis ^ de mortibusnbsp;Boum c(7/-OTe7iauct,ouTHOF) beschreven wordt,als hebbendenbsp;gegrasseerd in het jaar 3g5 onzer tijdrekening, welke uitnbsp;Dalmatien en Pannonien tot in Frankrijk en de Nederlanden doordrong , zou , volgens hot gevoelen van velen ,nbsp;daarvoor moeten worden gehouden. Onderscheidenenbsp;ziekten , door fracastoritis (de Contagione lib. I. cap.nbsp;aa) beschreven, die in de zestiende eeuw in Ilaïiennbsp;hebben gehcerscht, worden, door sommigen, gesteldnbsp;insgelijks de Runderpest te zijn geweest, om van andere oorkonden thans niet te gewagen* Het is hiernbsp;de plaats niet, noch ons voornemen , om in een opzettelijk onderzoek te treden omtrent de gegrondheid de -zcr zaak. Men kan te dezen uanzien raadplegen faui,-l-ET, Beylriige zii cmer geschichtc der Viehsouclien,nbsp;titit Amnerkungen und Zusatsen von o. i,. rümpelt,nbsp;Dresden i77() , I Th, s, 62, 53 en verv. camper, lessen over de Vee-pest. Gron. i7fig. loii. f.m. veiïh,nbsp;Dandhuch der Veterinarkunde. Wien. 1813 2 B. s. 272 ;nbsp;doch bovenal vindt men dit onderwerp uitvoerig behan -door G H. WALK ) Dntersuchungen über die Naturnbsp;ttn hehandhmgsweize der Rinderpest, enz. Stuttgartnbsp;i8o3. Dit vvil ik alleep aanmerken , dat de gesehia-

-ocr page 96-

68

. lt;^.enis der Runderpest, voor zoo ver dezelve voor ons van een bijzonder belang is, dagteekent van bet beginnbsp;der vorige eeuw: sedert welken tijd zij ook de opmerkzaamheid der Regeringen en Geneeskundigen innbsp;Europa vooral tot zich heeft getrokken. In ons landnbsp;heeft dezelve inzonderlield in di'ic onderscheidene tijdperken de grootste verwoestingen aangerigt, en wel vannbsp;1713 tot 1719, van 1741 tot 1756 en van 1768 tot 1786.nbsp;'In dit laatste tijdperk was de sterfte zoo verbazendnbsp;groot, dat er, alleen in de Provincie Holland, van 1nbsp;April 1769 tot 3i Maart 1770, 160,220 Runderen omkwamen. Dan niet minder is de schade geweest, welkenbsp;andere landen door dezelve hebben ondergaan, Dr.nbsp;jPAUST in zijn werk: üeber die Rindvleh-pest 1797,nbsp;s. 36. heeft berekend, dat de Runderpest, sedert 1711,nbsp;in Duitschland 28 millioenen, en in Europa 200nbsp;millioenen stuks Rundvee heeft weggerukt. Will, Be-merkungenuber die Rinderpest, München, 1799 , s, 18,nbsp;schat het nadeel der door deze ziekte verloren ge-gane lands-capitalen, alleen, gedurende den Franschennbsp;oorlog, tot 1798, op 90 millioenen guldens, als eene innbsp;de aarde begravene som , ieder Rund slechts gerekendnbsp;op 3o guldens. In het jaar 1796—97 sleepte de Runderpest alleen in het Zuidelijk Duitschland meer dannbsp;een mlllioen Rundbeesten weg , zoodat, in eenige Provinciën, het eten van kalfs- en rundvleesch, voor eenennbsp;tijd, moest worden verboden, om het uitsterven vannbsp;dit vee te verhoeden.

(33) lancisi: Dissertatie Historica de Bovilla peste , Genevae 1718. Hij raadt als het beste middel, om dennbsp;voortgang der Vee-pest te stuiten, aan, om het be^nbsp;smette vee terstond te dooden en diep in de aarde tenbsp;begraven. Er beslaat ook eene Hollandsche vertalingnbsp;van bamazzini en lancisi, door A- maubachius ,nbsp;Amst. bg Oouerwijci^ onder den titel van: Scha-

-ocr page 97-

69

tlèlijke Vee-pest, ontstaande , sedert 1711, m Italien ^ IXiitschland en Zwitserland, en die in deze Nederrnbsp;landen tot heden zoo jammerlijk heeft gewoed.

(cc) PETH. naaedwyck , Batavi, D. Med. Libri duo-philippicorum , sive de Equorum natura, electione, dis-ciplina et curatione. Lugd. Batav. i63i,

[M) JOH. EE FEAtsfCQ TAüT BERKiiEY, Natuurlijke Historie van Holland, te Amsterdam en te Leyden,nbsp;1769—1811.-

(cc) J VEiRAC, Over het ongans der schapen, uitmakende het II, D. 1 St. der Verhandelingen, uitgegeven door de MaatSchappg ter bevordering van den Landbouw, te Amsterdam.

{ff) loiiAfr öUN’riiER EBERiiARD, Verhandeling over het Verlossen der‘koeijen, Amsterdam i7g3.

{gg) ANDRiEAS ERissMAïv Verhandeling over het verlossen der koeijen, Amsterdam.» 1793. Deze verr handelingen zgn door de bovengenielde Maatschappijnbsp;bekroond, en in hare uitgcgevene werken voorhanden ,nbsp;glt;le deels 1 St. Men vindt aldaar ook nog eene kortenbsp;verhandeling over de Verlossingen der koeijen, doorp. jnbsp;van baveoem- Zie voorts het 12de deel.

Behalve deze, bevatten de werken,-door dezelfde Maatschappij uitgegeven, onderscheidene mededeelin-gen en schriften van eent vee-artsenijkundigou aard,nbsp;als c. J. BLoiis VAN TRESEONG, Over de ziekte van hetnbsp;Rundvee j over de inenting der kalveren in 1777, 78nbsp;en 79* g- REinders , over het bewierooken der koestallen. s. lANszE, over het schurft der schapen. Overnbsp;de inenting van het Rundvee van 1780—85. n, aart-.nbsp;SEN, over verscheidene ziekten der kalveren. Berictnbsp;over de tongblaar ondér het Rundvee van 1760 totnbsp;Ï786. c. TERNE, over de bevrijding van de Runderpestnbsp;op Vlieland. !• evenbeti , over behoed- en geneesmiddelen tegen eenige kwalen van het Rundvee, h. bras-

-ocr page 98-

Sart en c* tbbnb, over behoed- en geneesmiddoleti tegen de kreupelheid der schapen, j, g. ebehiiatid, overnbsp;liet vuur of bloed der schapen, i. vitrinoa cOutoïr,nbsp;over de ziekten ouder de varkens- ~ Soortgelijke,nbsp;meer of minder uitgebreide stukken, betrelFende denbsp;Vee-artsenij kunde , vindt men medegedeeld in het reedsnbsp;genoemde Magazijn van den Hoogleeraar jan kops.nbsp;Daar voorts deze twee werken zeer vele nuttige ennbsp;belangrijke zaken bebelzen aangaande den vaderland-sclien Landbouw en de Landhuishouding, en, in hetnbsp;bijzonder ook omtrent de Vee-teelt, zoo mag ik der-zelver lezing vooral den jongen Yee-artsen aanprijzen,nbsp;Luimende deze hun voorzeker tot een voordeelig gebruik dienen.

Onder de latere werken over de Vee-artsenij kunde , ia ons land uitgekomen, belmoren, mede D. heilbronnbsp;G' z., Korte schets van eeno , in den jare 1808 , in eennbsp;gedeelte van de Provinciën Gelderland en Braband ge-heerscht hebbende , kortstondige , koortsziekte onder hetnbsp;Rundvee, bekendonder den iiaam van het vuur, hetnbsp;bloed of miltvuur, en de gevolgen van dezelve voornbsp;vele bewoners dier streken- Arast- bij Joh. van dernbsp;Ileij, i8i5. A. BONN, Bijdragen tot de kennis en genezing van het Rotkreiipel der schapen, in de verhandelingen der eerste klasse van het koninklijke INeder-iandsche lustitut van wetenschappen, letterkunde ennbsp;schoone kunsten, Vde D, biz. laS en verv., met afbeeldingen , tot opheldering dezer ziekte dienende, c, a.nbsp;geisweyt van iiEii NETTCN, Handleiding tot de hc-liandoüng, gezondheidsbcwaling en de geneeswijze vannbsp;de ziekten der paarden, te Amsterdam en ’s Graven-hage, bij de Gebroeders van Cleef, 1817, 2 deelen.nbsp;Het eerste deel bevat dc paardcn-kcnnis voor den burger- en boerenstand. — Handhoek der Algcmeene Vec-ai tsenijkunde enz. , door jon. nic. bohlwes , uit hetnbsp;Iloogduitsch vertaald, door a. nüMAN, Med. Dr. op

-ocr page 99-

71

Üet IToOgezanil lïantlboek der Genees- en Verloskunde Van het Vee, door a. nüman, te Groningen 1819, bq

J. SchierBeèh De tweede uitgave van dit werk. Vermeerderd met een bijvoegsel over het hoefbeslag,nbsp;is ultgekomen in 1826. De paarden-arts of de kunst ^nbsp;om zijne paarden zelf te genezen, van l'BAïïcis ci.\ter,nbsp;naar de Engelsche vertaling van sgt; Von tennêkeu , innbsp;het NederJultsch overgebragt. Te ’s Gravenhage bqnbsp;S. de Kisser, 1826. Handboek van de beoefenendenbsp;leer der geneesmiddelen voor Vee-artsen, door augüstnbsp;iiiisz , uit het Iloogduitsch vertaald, door geiihtt VaNnbsp;OT.iviER , ’s Gravenhage en Amsterdam, bij de Gebroe-dei-s van Cleef'ï?i%5.

(AA) IMen vindt ai liet voorname , dat ten opzigts der Ve^-pest, door de meeste , der alhier opgenoemde , va-derlandsche mannen is verrigt, vermeld door p* cAm-PER, in zijne lessen over de Vee-pest, Groningen,nbsp;1769; en voorts bij tv. n. vvauz , TJntersuchungen übernbsp;die Nalur und Behaudlungswelse der Rinderpest, Stult-gard 1805.

(;/) GEERT nEiNnmis , Waarnemingen cn Proeven , meest door iuentiiige op) het Rundvee gedaan, tenbsp;Grou. 1776.

(W) r A. TTiLitENS, Levensschets van geert iiein-debs, eene voorlezing, gehouden bij het Natuur- en Scheikundig Genootschap, te Gioningen, op) den 8nbsp;Nov. 18j5, te vinden in het werkjn, getiteld: Drietalnbsp;Voorlezingen over natuur- en zedekundige onderwerpt®) te Groningen 1818.

(AA) Rapport van Mr, g. vvttewaai, aan de Commissie Van Landbouw, in de Provincie UtrccM, wegens hetnbsp;door hem verrigte tijdens hel woeden der Vei'-p)est, innbsp;de gemeente Utrecht, in de maand Decem])er 18nbsp;de eerste maanden in i8i4, te vinden in den staatnbsp;¦van den landbouw in de Vereonigde Nedei landen vannbsp;litf jaar i8i4, opgemaakt door den Heer JAN kops,

-ocr page 100-

72

töen Commissaris tot de zaken van den Landbouw , thant lloogleei aar in de Landhuishoudkunde , te Utrecht; innbsp;den Haag 1816. Men vindt de verdiensten van d.ennbsp;Heer wttewaal , opzigtelijk deze zaak, naar waardenbsp;geschetst door den Heer Mr. jacobus sciiei.tema , in zijnenbsp;Verhandeling: De Runderpest, in de jaren i8i3, ennbsp;i8i4, te Utrecht ontstaan en gestuit. (Zie het Geschied-en Letterkundig Mengelwerk van dezen Schrijver,nbsp;Dei dg Deel, 11. St.). — Het mag vooral aan den gvernbsp;en de werkzaamheid van den Heer wttewaai, , benevensnbsp;aan de overige Leden der Commissie van Landbouw innbsp;deze Provincie worden toegekend, dat ons land, toennbsp;de Runderpest, in de gemelde jaren , te Utrecht, hijnbsp;den doonnarsch van de Russische en Pruissische legers,nbsp;door laatstgemelden, op nieuw was aangebragt, en dezelve reeds , in deze stad, met hevigheid woedde, voornbsp;eene algemeeno verspreiding dezer ziekte is bewaardnbsp;gebleven. Door deze gelukkige uitkomst is tevens volkomen bevestigd, dat de Runderpest, indien dezelve totnbsp;ons wordt overgebragt, dadelijk kan worden gestuit,nbsp;wanneer met kracht en beradenheid het middel wordtnbsp;aangewend, hetwelk daartoe in onze magt staat, zijndenbsp;namelijk het onverwijld dooden der zieke en vermoedelijk besmette Runderen; waardoor de gelegenheidnbsp;voor de uitbrerding der ziekte oniniddelijk wordt afgo-sneden. Men heeft dan ook, hij deze gelegenheid,nbsp;het voldoende van den maatregel , bij de wet van 26nbsp;Dec- 1796»nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;oogmerk vastgesleld, voor de eerste

maal, doch geheel en in volle waarde , mogen bekrachtigd zien.

{mm) Het Voorstel van oeert reindeks , iu het wetgevend ligchaam tot liet duarslellen van het Vee-fonds is van den 9 Jamiarij 1799. Hierover werd, op den aSnbsp;Nov. v.tn lietzelfde jaar, door cenige der hekwaamslenbsp;leden , die dit voorstel nader overwogen hadden , eennbsp;belangrijk rapport uilgchragt, waarop de voorgcdragcue

-ocr page 101-

73

tvet werd aangenomen , en op den aG Dcc. 1799 , door liet Uitvoerend bewind, is bekrachtigd geworden. Zienbsp;J)agve?-haal de?- Handelingen vAn het Hertegenwoordi-gend ligchaam des Bataafsclien Holks , van den 3o November des jaars 1798, van den 9 Jan. , den 25 Nov.nbsp;en 26 Dec. 1799. — schet.tema , a, p.

{mi) L’art vétérinaire n’existait point encore a pro-prement parler ; il ne formait point de doctrine , fondée sur une collection rais'onnée des faits. On peut dire,nbsp;ritt’il date de houjigelAt. cabanis , coup d’oeil sur lesnbsp;Revolutions et sur ia Jiefor/ne de la Medicine, pag.nbsp;099 coïHENius : sur la nccessité d’une Ecola veterinaire.nbsp;Histoire de l’Academie Pioyale des sciences et ballesnbsp;lettres de Beïlin. Tom XXIV. — Ook te vinden innbsp;Knoblauch, Sammlung, 1 St, B. s. i.

(00) Jusqu’ ici la medicine liumaine a prèté seslumioi’es trop souvent douteus^s a la science vétérinaire; il estnbsp;turns,, ce me semble, que nous demandions en cchangenbsp;il celle cl quelques données , propres ii aggrandir Ienbsp;domaine de la pathologie générale et de la nosologienbsp;des hommes. Esqulsse de Nosograpliie Vétérinaire, parnbsp;j. B. HuzAïiD fils, Medicin Vétérinaire, correspondantnbsp;de la societé royale et centrale d’agriculture, Paris iSao»nbsp;{pp^ Mulo-medicinae doctrina ab arte medicinae nonnbsp;adeo in multis discrepat , sed in multis plurimisquenbsp;consentit. GEstrETcas in praefatione ad Hegetii\\h- I. p.nbsp;6. JOff. pjiiE‘ INGRASSIAS ,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;« Quod veterinaria me

dicina formaliter una eademque cum nohiliore hominis sit. Venet. i568. fourcroy herhaalt deze uitspraak;nbsp;® L’art Vétérinaire, de quelque maiiiere , qu’on 1’envi-®age, et quelque extension qu’on lui donne, doit etrenbsp;consideré comme une parlie de la medicine, 1- c. Tom.nbsp;p. 46.

(?7) Het Paard, de Ezel, het Rund, het Schaap, het Varken, om van den Hond en andere dieren nietnbsp;te spreken, maken, in ons Vaderland, de Yoorname

-ocr page 102-

74

Voorwerpen der Vee-artsenqkunde uit- De waarnemingen van andere landen kunnen leeren, in hoe ver derzelver aanwending hij den Olifant , den Kameel,nbsp;den Muil-Ezel, den Buffel, het Rendier, cnzgt; voordee—nbsp;lig zgu kan, en welk verschil zij oplevert.

(/¦/¦) MUitniamp;i, , comparativ-physiologische und noso-lögische ansichten von den krankheiten des menschen und der vorzüglichsten Hausthiere, München i8i3 s.nbsp;5o. Klinische Beytrage van denzoifden schrijver,nbsp;1820 S. g.

Behalve het laatstgemclde werkje, behooren tot de voornaamste schriften , waarin de ziekten van den menschnbsp;en der dieren vergelijkend worden behandeld : P- CAMPER , Verhandeling ter beantwoording der prijsvraagnbsp;over dit onderwerp voorgesteld , door het Genootschapnbsp;der proefondervindelijke wijsbegeerte, te Rotterdam,nbsp;1783, uitgegeven door P. P. M. Ilerhell, hingen,nbsp;1794. E. E. W. NEBEL , De noioLogici brutoruninbsp;ciiin hominum morbis compai'dta, Giessae , 1708. Apereunbsp;générai sur la perfectlbilité de la medicine vétérinairenbsp;et sur les rapports, qu’elle a avec la medicine humai-ne, par F. Aygalenq* Medicln, Paris An. IX. tii,-HENR. BERamp;MANtv , Disscrtatio Inauguralis, sislensnbsp;jjrimas lineas pathologiae comparojae, Goetliugae j8o4..nbsp;Médicine Comparée ou concordance de.s Maladies Epi-zoötigues avec les maladies analogues da l’espece hii-inaine, par Blr. ciiAVAsstEti d’^udeuert. Paris. i8o4.nbsp;BERNARD ANToN GREVE , Erfahrungen und Beobachtun-gen üher die krankhelten der Hausthiere im vergleichnbsp;init den krankhelten der,menschen , Oldenburg 1818 , 2.nbsp;Th BACii: Gruudzuge zu einer Pathologie der anstecken-den Krankhelten , llalle und Berlin iSio- oeriiardus denbsp;liooCr, Dissertatie inedica. inauguralis da analogia, nexu,nbsp;et reciproca applicalionis ulilitate medicinae Jiumanaenbsp;et animalium rustico-dornesticorum, sive ve terinariaenbsp;artis non neganda% Ltigduui BatRvorum i8o8lt; In deze

-ocr page 103-

75

Schriften zal men gestaafd vinden zoo wel hetgeen bóven gezegd is omtrent het verscliil veler ziekten, welke bij de onderscheiden diergeslachten voorkomen , alsnbsp;hetwelk ten opzigte van de ziekten der dieren, vergeleken met die van den menscli, plaats heeft.

{tt) L’art vétérinaire sera toujours extrèmeinent borné en comparaison de la medicine humaine ; unnbsp;animal ne doit jamais être traité dans ses maladies, quenbsp;par des moyens et des remédes au dessous de sa va-leiir ,• lorsqiie Ie mal resiste un certain terns, on cessenbsp;d’employer des medicamens , qui rnineraient Ie proprietaire ^nbsp;et il y a souvent beaucoup plus a gagner pour lui ennbsp;luaut 1’animal, qu’eu Ie guerisant. Founciioy la medicinanbsp;éclairée par les sciences physiques , Tom. I. p. 4o.

(uu) L. BoiANUs, üher den zweck und die organisation dor Thierarzueyschule , Frankfurt. i8o5.

(vv) VEG-ETius merkte reeds, opzigtelijk de geneesmiddelen, zoo als dezelve , door sommigen, werden toegediend , aan : cc Quad studio lucri quaedam ita sutiC compositae potioties, ut p7-etium enorme coutiueant, lt;itnbsp;vurae taxatio animalis aestimationem prope videatui‘nbsp;cdacquare , ita ut plcrumque aut parci homines autnbsp;certe prudentes animalia sua canibus dedant aut anbsp;damnosa medicina dissimulant,” Mulo-medlcma lib. X.

(we) Op het belang van het onderwijs in de Veeartsenijkunde voor den leerling der Geneeskunde wordt door den Hoogleeraar n. c. de eremeihi opmerkzaamnbsp;gemaakt, in zijne Oratio de chemia et arte pharmaceu-tica ad majorem perfectionem in JXelgio evehendis, pu~nbsp;lUce dicta, die XXVI Martis, anni MDCCCXXIl. p. 35.

(ivw*) Bij koninklijk besluit van den 6 JN'ov. iSaS is ook reeds vastgosteld, dat aan de Officieren van gezondheid der Arniée, als mede aan de kweekelingennbsp;Voor den geneeskundigen dienst bij dezelve , welke bijnbsp;® Rijks Hospitaal te Utrecht hunne studiën vervolgennbsp;óf beginnen, zal worden vergund, om ook de Jesseii

-ocr page 104-

76

aan de Vee-artsenqschool bij te wonen, voor zoo reel zulks met hun ander onderwijs zal zijn overeen tenbsp;brengen, enz.; en dat, in het vervolg , bij opeiivallendenbsp;plaatsen van Officieren van gezondheid bij de corpsennbsp;cavallerie, ter vervulling derzelve vooral in aanmerkingnbsp;zullen komen de Officieren van gezondheid en de kweeke-lingen van den geneeskundigen dienst, welke door eennbsp;bewqs van den Directeur van meergemelde school doennbsp;blijken, dat zij van de lessen bij dezelve gebruik gemaakt, en min of meer uitgebreide kennis in de Veeartsenijkunde verkregen hebben.

(.T.r) L’ëtude des maladies des animaux est presque necessairement Itóe a la pathologie humaine, commenbsp;l’anatomie comparée k celle de riiomme- Les loix denbsp;J’organisation des grands animaux, des mammifcres sur-tout, étant a pen prés les mêmes dans tous , les alterations phjsiologiques et pathologiques, qui en dependent, doivent avoir enfre elles beaucoup d’analogie.nbsp;Aussi la pathologie comparee peut elle avoir des resul-lats,' encore plus utiles pour la science de la medicinenbsp;génerale, que i’anatomie comparée n’en a eu déja pournbsp;la physiologic. 11 suffit de rappeler la memorable dénbsp;couverte du cowrox et l’avantage de son inoculationnbsp;pour 1’cxtincllon du variole, et d’une autre part, 1’uti-lilé de la pratique de 1'inocnlation employée commenbsp;moyen prophjlactique dans Ie traltement des epizoötiesnbsp;du claveau (1) , pour etre persuade des avantages , que-

1

De inënting der koepok ter voorbehoediiig der Schaapspok-ken is gebleken van veel minder belang en noodzakelijkheid te ¦ zijn, dan de inënling der eerste ter afwering der kinderziekte,nbsp;terwijl dc koepokstof bij het schaap ook moeijelijk vat. Mennbsp;zie hierover mijne proeven en waarnemingen omtrent de inentingnbsp;der koepok aan verschillende Huisdieren, geplaatst in de Fa-derlt Letteroeffeningen. van iSaS, No.Sjgenio, alsmede ; Proeven,

-ocr page 105-

11

Jpromet l'étudc de la medicine comparée. Sous d’autfes rapports, la connaissance des maladies des animaux,nbsp;lorsqu’elle sera plus avancée, pourra coiitribuer a re-pandre de nouvelles luinières sur celles de Thomme ,nbsp;et même a perfectionner les méthodes de les guérir,nbsp;OU de les prévenir, a cause de la facilité de multipliernbsp;sur les animaux des experiences, qui pourront un journbsp;servir a éclairer la therapeutique, coinme elle ont déja ,nbsp;dans ces derniers temps , contribué a faire des grandsnbsp;progrès a la physiologie. Au reste Ia pathologie desnbsp;animaux, nous olTre, dès a présent, dans 1’hlstoirenbsp;des epizoöties, une foule de Considerations importantesnbsp;pour la pratique. nuEiisEKT, Dictionnaire des Sciencesnbsp;Médicales, Tom. XllI. Art. Epizoöties pen Waarnemingen omtrent de inenting derpoTiken aan schapen ^nbsp;door den Heelmeester Jgt;. h.van deb. meer, en de Geneesheeren

H. C. MEDETIBACH RE ROOT^ SIGISMUND EILERBEEK en G. A. RA*

MAER, met een vergelijkend overzigt, hiertoe betrekkelijk, en eene voorrede, door Hr, A. kxjman, Hoogleeraar aan 'sRijhsnbsp;Vee-artsenijschool^ te Utrecht. *aGiavenhage, ter Algemeemsnbsp;Lands Drukkerij, i825.

-ocr page 106-

WAARNEMINGEN eu PROEVEN

OVER

EENE ZIEKTE VAN HET RUNDVEE, de WEE, HET BLOEDPISSEN, elders de MEER ofnbsp;ZWARTE MEER (MICTUS CRUENTUS) genaamd; door P. DRIESSEIS, M. D., Piiddernbsp;van (k Orde van den Nederlandschen Leeuio ,nbsp;JAd van het Koninklyk-l^ederlandsche Instituutnbsp;van Wetenschappen, Letterkunde en Schoone Kunsten, en van andere Geleerde Genootschappen,nbsp;van de Provinciale en Plaatselijke Geneeskundige Contmissien, van de Commissie van Land-bouw, cn Hoogleeraar aan de Moogeschool,nbsp;te Groningen, enz. (1).

i »—'?¦aisc-»-»

ïïaar ik mij, sedert eeoige jaren, opzettelijk heb bezig gehouden met bet onderzoek vannbsp;den aard eener hevige ziekte van het Rund-

i

1

Ik meen, dat deze verhandeling van mijnen hoog-geachten Leermeester tot een volkomen bewij verstrekt van bet geen ik, in mijne Redevoering; over de Veeartsenij hunde en de inrigting van derzelver onderwijs,nbsp;overeenkomstig met het belang der Maatschappj opnbsp;blz. 31, gezegd heb, dat namelijk de geest van cam-TEH nog niet geweken is van die Hoogeschool, alwaarnbsp;hij, omtrent de belangstelling In de kennis en genezingnbsp;van de ziekten der dieren, bet uitstekendst voorbeeldnbsp;heeft gegovert,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Redacteur^

-ocr page 107-

79

, in deze «ii andere Provinciën, Lekend on« der den naam van de wee of het hloedpissennbsp;(mictus cruentus), — in Utrecht en elders ook denbsp;meer of de zicarte meer genoemd , -— vooral zoonbsp;als dezelve in het Gerecht O heerschende is,nbsp;heb ik niet ondienstig geoordeeld mijne waarnemingen en daaromtrent ingewonnen berlgtennbsp;hijeen te verzamelen , en aan het publiek mede te deelen. Niemand heschouwe evenwel dezenbsp;¦verhandeling als een volledig stuk over dit ge-wigtig onderwerp , maar enkel als aanleiding gevende, om, door medewerking van deskundigen,nbsp;Vollediger te kunnen worden. Ik had mij ge.nbsp;vleid met de medehulp in dezen van mijneanbsp;vriend en leerling, den Heer A. numan, aan wien,nbsp;door de Commissie van Landbouw, in der tijd,nbsp;op mijn voorstel, deze taak mede was opgedragen, daar mijne klimmende jaren, en denbsp;drukke bezigheden van mijn beroep mij te weinig lijd overlieten, om dit belangi-ijk onderwei’pnbsp;met werkzamen ijver voort te zetten; doch, uithoofde van het vertrek van denzelven uit dezenbsp;Provincie, om als Hoogleeraar aan 'sRijks Veeartsenijschool te Utrecht, te worden geplaatst ^nbsp;ben ik van zijnen mede-arbeid verstoken gebleven. Hoezeer ik en vele met mij zijn gemis, 1

1

Als Lid der Commissie van Landbouw is dit gedeelte der Provincie Groningen , wat deszelfs landbouwkundige aangelegenheden betreft, aan mijne zorg opgedragen.

-ocr page 108-

80

in verschillende betrekkingen, hebben geVoelJ, hebben wij evenwel zijne keus, in het volgennbsp;van die eervolle roeping, geheel moeten billijken , en het verheugt ons , dat, door zijn onderwijs en dat zijner Mede-Hoogleeraren In hetnbsp;vormen van bekwame Vee-artsen, de pogingennbsp;van Z. M. , onzen geëei’biedigden koning , tennbsp;aanzien. van het daarstellen eener geschikte gelegenheid , in ons land, tot het verkrijgen eenernbsp;grondige Vee-artsenijkundige kennis, reeds eenenbsp;gewenschte uitwerking hebben gehad, en verdernbsp;meer en meer belooven.

'Ik zou vroeger deze waarnemingen, op aanraden van den Heer numan en andere deskundigen ,nbsp;hebben in het licht gegeven , ware bet niet, datnbsp;ik daarin, door velerlei omstandigheden, telkensnbsp;ben verhinderd geworden. Daar nu de Heernbsp;Redacteur mij , in den verleden zomer , zijn oogmerk te kennen gaf, om een Vee-artsenijkundignbsp;tijdschrift uittegeven, heb ik geredelijk aan zijnnbsp;verzoek gehoor geven , om dezelve daar in tenbsp;doen plaatsen, mij vleijende, dat dit stukje, tennbsp;minste, als niet van alle belangrijkheid en nutnbsp;ontbloot, voor de kennis der ziekte, waarovernbsp;het handelt, zal worden beschouwd.

Mil) :

Daar de hoofd-inhoud der verhandeling te voren gediend heeft tot een rapport , door mijnbsp;omtrent deze ziekte, bij de Commissie van Landbouw der Provincie Groningen, op den 26 vannbsp;Zomermaand 1810 , uitgebragt, zoo heeft zij, daarnbsp;ik niet zoo zeer ecue verandering in dezen nao.~

-ocr page 109-

81

^ig heb geoordeeld — genoegzaam dien form behouden, gelijk bij de lezing zal worden ontwaard. Ik heb er ', bij wijze van aanteekeningen ,nbsp;bijgevoegd, het geen ik zelf, sedert al dien tijd,nbsp;omtrent de ziekte nader heb kunnen ondervinden , of door anderen ben ontwaar geworden.nbsp;Ook heb ik, hier en daar, aangevoerd hetgeennbsp;ik, in eenige Duitsche en Fransche schriften,nbsp;over het bloedplssen heb gevonden, in zoo vernbsp;als ik meende, dat zulks kon strekken, omnbsp;mijne denkwijze, aangaande deze kwaal, te bevestigen , of tot eenige opheldering omtrent dezelve kon dienen.

Ik heb reeds te voren, opzigtelijk de «jee of het hlocdtoatcren van het Rundvee eene ennbsp;andere korte mededcelingen gedaan aan het ko.nbsp;ninklijk Instituut van Wetenschappen, Letterkundenbsp;en Schoone Kunsten, te vinden in de voorberigtennbsp;van het 3do en 5de deel der Verhandelingennbsp;van de eerste Klasse. Van deze heb ik ook nunbsp;wederom gebruik gemaakt, daar zij tot het geheel van dit onderwerp behooren.

Ik mag niet vergelen te melden, dat ik, in dezen arbeid, zeer belangrijke aanmerkingen ennbsp;toelichtingen heb ontvangen van mijnen zeergeachtennbsp;vriend en voormaligen Leerling , den Heer ilfe-diemae Doctor n, ouüeman , te Groningen, dienbsp;met eene uitgebreide en grondige geleerdheid innbsp;^®t Vak der Geneeskunde, eene niet geringenbsp;zucht voor de beoefening en bevordering dernbsp;^ee artsenijkunde vereenigt. — Ik heb van zijne

6

-ocr page 110- -ocr page 111-

83

^ofgtrij , iii het eerste beest niede lieb geopend, en die ons daartoe alle linlp deed Verlecnen, — ook de deelneming van anderenbsp;ingezetenen hebben mij, bij die werkzaamheden,nbsp;veel genoegen verscliaft.

Ik heb gemeend dit een en ander vooraf te ttioeten zeggen, en ga tot de mededeeling dernbsp;Waarnemingen zelve over;

Deze ziekte is zeer menigvuldig omstreeks Haren. Dezelve begint even voor de herberg denbsp;Wolf (1) ; doch aldaar meest alleen aan de linkerzijde van den weg. Op de zoogenaamdenbsp;‘^wynekatnpcn , bij Zorgvnj , en omstreeks denbsp;Middulhorst aan den Onncrioeg hcerscht dé ziektenbsp;het meest. — Verder achter Haren vindt ineitnbsp;dezelve ook aan de regterzijde van den weg;nbsp;ook in Ghntmen en Hoordlaren , ofschoon in mindere mate. Zeer enkele gevallen zijn in Helpmannbsp;en Noordyk waargenomen.

Voorts is de ziekte zeer gemeen iil Wester-hroek en liropswolde. Men vindt dezelve mede m Heendam, in het Westcrwoldsche en velenbsp;dorre streken van dit Departement, bijzondernbsp;ook in de W ondstreek van het Wester kip ar lier,nbsp;golijk blijkt uit het rapport onzer Gecommitteei’-don, de Heeren n. m, teenstua en j. e. winter

1

Thans de buitenplaats van den Heer Mr. REtoER.'

G1

-ocr page 112-

,84

-tot het onderzoek der schapen-pokken , van deti 20 Junij 1809, hebbende vele ingezetenen ook,nbsp;te dien tijde, HunEdelen verzocht, om denbsp;¦COMMISSIE VAN landbouw op deze wreede ziektenbsp;opmerkzaam te maken (1).

Dezelve is evenwel op alle plaatsen, daar zij heerscht, niet zoo algemeen van die hevige toevallen vergezeld, als in de Gemeente Haren ¦nbsp;waardoor Ie ziekte dan ook elders dikwijls ge-makkelijker genezen wordt.

Ook vindt men deze ziekte op vele plaatsen in Xgt;rcntlie, te Peijze., Pelde, Paterwolde , Zuidlaren ,nbsp;enz. ïe Enmien, Odoorn, en meerdere plaatsennbsp;aan dezen kant van Koevorden, heerscht dezelvenbsp;zeer sterk, bijzonder op den Run, eene gemeenenbsp;weide. — Ook in de Provincie Vriesland ennbsp;Oostvriesland wordt deze ziekte , op vele plaat-

1

Ofschoon ook de Paarden en Schapen aan den mictus cruentus onderhevig zijn, zoo wordt dezelvenbsp;evenwel , in deze streken , als épizoötische ziekte,nbsp;zoo veel ik weet, slechts onder het Rundvee waarge-noiaen. Elders komt zij ook heerschend onder de tweenbsp;ecrstgeinelde dieren voor, wordende de ziekte bij dezelve uit gelijksoortige oorzaken, als ten opzlgte vannbsp;het Rund beschuldigd worden, afgeleid. Vergelijknbsp;hieromtrent de mededeeling in het JOURirjz, o'agtucxjl—nbsp;vvn-B Tom. XVI. Aout. iSzS, p, io3. Sur Vhématurienbsp;OU pissemerit de sang, qui a été observé aux printemsnbsp;des années i8oo, et tSst, sur les cTteveaux, les vacliesnbsp;et les boeufs, particülièrement dans les Arrondissementnbsp;d'Avesnes, d’Hazebrouck et Dunkerque,

-ocr page 113-

85

Sen , waargenomen. — Zij lieersclit vooral in Zomerniaand, en in liet begin van Hooimaand»nbsp;In den zomer en herfst lijden de beesten minder gevaar, zoodat de landman zorgen rnoet,nbsp;indien hij beesten heeft, gekomen uit een land,nbsp;daar de ziekte niet gevonden wordt, dat hij tegennbsp;Zomermaand die beesten verwijdde; hebbendenbsp;de ondervinding geleerd, dat die beesten het meestnbsp;worden aangedaan, die van zulke oorden komen ,nbsp;daar de ziekte niet heerscht. De landman kooptnbsp;dus op plaatsen, daar de ziekte heerscht, zeldzaam eenig vee , dan het geen van zulke strekennbsp;komt, daar dezelve insgelijks gevonden wordt,nbsp;en dit maakt voor liem geen gering bezwaar, dewijl hij zulke beesten duurder moet betalen, bedragende dit verschil op een beest doorgaans 10nbsp;gulden.

Bij Haren, op oude weilanden, die aldaar weinige zijn, krijgen de beesten de ziekte zeldzaam, ook minder op nieuwe landen, die bemest zijn (1) , en rcedsin den voorzomer welig gras

1

Men heeft, zoowel in deze Provincie als in Vriesland, de opmerking gemaakt, dat eene goede bemesting zeer veel toebrengt tot afwering der ziekte. —nbsp;Volgens eene mededeeling van den Heer n. swakt,nbsp;Heelmeester te Oostermeer in Vrieslaiid, aan den Heernbsp;N. ouniiMAN gedaan, had men, in een zeker stuknbsp;groenland, waarop de beesten grazende, nooit door denbsp;**'ee werden aangetast, een’ zoogenaamdeu kom of dob ,nbsp;¦welke men verkoos , of om eenige reden genoodzaakt ww

-ocr page 114-

83

opleveren, tlocli meest op kale weiden, en zui1 2 ke , die eenige jaren bebouwd zijn geweest, ennbsp;welke men een jaar i-usten laat. Bijzondernbsp;heerscbt de ziekte na een dröog voorjaar, vooralnbsp;wanneer bet, als de diei’en in het land kortien,nbsp;koud en guur weder is, gelijk hier dikwijls dooide aanhoudende noorde en noord-ooste windennbsp;gebeurt. Indien deze ongunstige luchtsgesteldheidnbsp;aanhoudt , duürt ook de vatbaarheid voor dezenbsp;ziekte voort. — Men heeft bij zulk een aanhoudend en guur weder de ziekte , ofschoon innbsp;niiudei'e mate , den geheelen Zomer, zelfs totnbsp;laat in den herfst, waargenomen. Mij zijn enkelenbsp;gevallen bekend van beesten die in den herfst opnbsp;stal zijn aangedaan. — (2) Een geval weet ik vau

1

iiieuws uittcgravon, tevens iets verdiept, terwijl de uilgegr.i-vene aarde, — die ten minste gedeeltelijk slechte aarde was, — over dat stuk land hragt , hetwelk ten gevolge had, dat de Runderen daarna , op dat stuk land ,nbsp;weidende, aan de wee, evenzeer als op andere slechte ,nbsp;en daartoe do aauloidende oorzaken bevattende, landen ondci hevig waren.

2

Dat, ook in andere, en zelfs in de meeste landen , het Rundvee aan het hloedpissen onderhevig is, mogen wij afleiden uit de heschrij vmgen, welke wijnbsp;daaromtrent bij de vreemde ^cc-artsenijkuiidige Schrijvers genoegzaam algemeen aantrelTeiu — In vele op-zigten komen dezelve overeen, ten aanzieii der verschijnselen en den lijd, waarop de ziekte plaats vindt,nbsp;met hetgeen daaromtrent bij ons wordt waargenomen.nbsp;Jn andere heeft er nog al verschil plaats , hetgeen ooknbsp;het geval schgnt le zijn, ten aanzieu van het meer of min--

-ocr page 115-

87

een Leest, dat de ziekte kreeg, laat in den Lerfst, nadat het zes weken op den stal geweestnbsp;der menigvuldig ontstaan der ziekte, in den winter,nbsp;als het vee op den stal staat en met dvooge zelfstandigheden gevoederd wordt. — Het volgende berigt,nbsp;omtrent het ontstaan der ziekte in Zwitserland, te vinnen in het Archif fur Tlderheilkunde voii einer ge-sellschaft Schweizeriselien 'J hiercirzte, ) Idejt. ,nbsp;syy. is mij belangrijk genoeg voorgekomen , om hetzelve alhier mede te doelen.

« Wenu auf der OberwyIer Allmend uw kanton Zag eiu stuck llindvieh zum erstenmale auf die Weide ge-trieben wird, so bekommt es das Blutharneu jedes innbsp;der Regel , liernach aber im zwellen oder tritten Jahrenbsp;nicht mehr. Illerheiszt das die Som.nierharnigid.ev Win-terliarnig ist alles Vieh (hier zu Lande) und in allennbsp;Stallen, bey jedein Futtcr unterworfen. Hochst wahr-scheinlicli entstehen belde Arten nach dem Genusznbsp;giftiger Pflanzen, auf magerii Welden, wie die Oierwylernbsp;Allmend ist, eher als auf fetten, weil hier fiir dasnbsp;Viehder Wahl woniger ist, als wo üppiges Gras wiichst,nbsp;es also , um nicht zu hungern , fressen musz , was danbsp;ist, auch Gifti^flanzen an inagern Orten lieber als annbsp;fetten fortgedeihen. mittelhauseb. beschuldigt das Er-beerkraut, wiLEBURO- den Hanenfms , die Wolfsmilchnbsp;und den wilden Bertram, andere das Vlmen-, Es-schen- und Eichenlïïtti ,• es gibt noch ein dritte bis da-hin ganz unverdachtige Pflanze, die das Blutharnennbsp;Itewirkt, Viburnum Lantana L. der Schlingbaum, kleinenbsp;•hlehlbaum, Hubaum, Ein liiesiger Bauer legte sie übernbsp;®me Nacht zu staiidengel)inde und schiffringen in sei-Brunneutrog. Sein Yieh soil' daraus und harntenbsp;am ander 'Page Blut, Diesc Pflanze w'achst im Gmkrejse

-ocr page 116-

88

was, lioewcl Iiet niets dan hooi gegeten had ^ waartilt ik dus moet besluiten , dat de plant,nbsp;welke tot deze ziekte aanleiding geeft, ofschoonnbsp;gedroogd, hare vergiftige eigenschap nog eenigennbsp;tijd kan behouden, — In den winter tot hetnbsp;laatste van Bloeimaand ziet men de ziekte nooit.

Zeer opmerkelijk is de ondervinding bij Odoorn in Drenthe, op den gezegden Ilmt of gemeenenbsp;weide , dat alle beesten bijna , op die weide ,nbsp;door de icee worden aangedaan, doch wanneernbsp;men de voorzorg neemt, van dezelve, elkenbsp;maand, ëenigc dagen, binnen huis te halen, ennbsp;besagter JtÜnierid. Wie auf der Ólertvyler Allmeninbsp;ist es auf der BLichemtorfer. Audi hier harnt jedes,nbsp;das erstemal ausgetriebene , stuck Vieh Blut, hernachnbsp;Mie niehr. Wenn Giftpflanzen als heftige Viureticanbsp;das bewirken, waarum bewirken sie es nicht alle-mal J

ï)ass das Blutharnen im winter unterm Heu , bösar-tiger und anhaltender is, lasst sich aus denn durchs Trocknen intensiv stiirker gewordenen GifspiLnzen imnbsp;naniliclien volumen erjdaren.

Thierazt tittigem in Baar, kanton Zui^, ist durcli Zufall an eln Mittel gekommen, das Geheimmis war,nbsp;und sich in der folgc beim Blutharnen, lm Winter,nbsp;als sèhr wirksam hewuhrt hat. Zu einem Absud vonnbsp;ISicheu-und Nuszbauinblattern wird gepulvertcr Blut-stein goinischt, bis die Misschung braunroth und dicknbsp;wird. Dies wird innerlich gegeben. Auszcrlich wirdnbsp;trber die Flanken, in der gegend der Hungergruhen,nbsp;und untcr den Schaamlheilen ein decoct van Weidenrin-den eiugewasschen, »

-ocr page 117-

89

in (Ic lielde (*) te laten loopen, dat zij alsdait doorgaans van de ziekte vrij blijven.

(*) Ofschoon de heide, door het Rundvee wordende gegeten, geenszins de eigenschap schijnt te Lezilteiijnbsp;om het bloedpissen bij hetzelve te veroorzaken, zöo kannbsp;dezelve evenwel, op eene werktuigclijke wijze, op denbsp;buiksingewanden nadeclig werken , en den dood te weegnbsp;brengen, zoo als mij uit het volgende geval overtuigendnbsp;is gebleken.

Op den 17 Juhij 1812 te Maren mij bevindende , om mijne waarnemingen over de wee te vervolgen, hoordenbsp;ik, dat, niet ver van de Harener Molen, zeer schielijknbsp;eene jarige koe was gestorven, Ik begaf mij derwaards,nbsp;en vernam, dat dit beest ’s morgens gezond naar hetnbsp;veld was gebragt met andere beesten , en dat mén ernbsp;geen het minste ongemak aan bespeurd, doch alleennbsp;vernomen had, dat het ’s middags dood Op het landnbsp;vras neergevallen. Ik deed het dier, te 5 Uren , openen ,nbsp;hetwelk van binnen nog geheel warm was. Ik hadnbsp;eenig vermoeden op de wee; maar de blaas drukkende , was de urien volmaakt natuurlijk. Er werden hoe--genaamd geene teekenen van eenige ongesteldheid , nochnbsp;inwendig noch uitwendig, waargenomen. Het beest wasnbsp;wel gevoéd. Alleen viel onze aandacht op de maag,nbsp;die ons toescheen meer dan gewoon te zijn opgezet;nbsp;doch ook voor het overige uitwendig niets tegennatuurlijks vertoonde. — De maag werd intusschen geopend.nbsp;Drie inageii waren volmaakt gezond, maar de vierdenbsp;maag of lebbe onderzoekende, vonden wij haar bin-iiénste vlies buitengewoon zwart, en zoo los, d.at mennbsp;bevatte stolfe in beweging brengende , dit inwendigenbsp;^bés aan dezelve h.ingen bleef, en door de minste beweging met geheele lappen werd afgescheidea.

-ocr page 118-

90

Dergelijke ondervinding lieeft men ook, volgens getuigenis van ons midclid den Heer triigt; , in Vcendam, dat namelijk de beesten , wanneer

De voedsel-stoffeö schenen volmaakt natuurlijk, doch, zeer overvloedig. Evenwel dezelve naauwkeurig onderzoekende, vonden wij tusschen dezelve zeer vele scherpenbsp;stoppels van heide. Zal men niet mogen veronderstellen, dat deze heide-stoppels , door derzelver prikkeling,nbsp;de ontsteking hebben veroorzaakt, welke spoedig tot.nbsp;koudvuur is overgegaan? Er was veel helde op datnbsp;veld, waar die beesten g^raasdeu. Zonderling is het,nbsp;dat, onder dit inwendige vlies , de maag geene teekeueunbsp;van ongesteldheid vertoonde ; meer dan de helft van denbsp;lebbe was op die wijze aangedaan.

Ik weet wel, dat mijn Leermeester p. campeii- dergelijk verschijnsel hij de, aan de Runderpest gestorvene , beesten heeft waargenomen, en ook in gezonde beesten , doch niet dan 24 uren na den dood, In een vcrschnbsp;geslagt beest is dit vlies vast aan het volgende gehecht,nbsp;zoodat men het bezwaarlijk kan afscheiden. Dit is dusnbsp;een vreemd verschijnsel , waarvan ik nergens eene beschrijving vind. Hoe heeft het dier met zulk een ongemak kunnen leven ? — Incllen ook de andere magen opnbsp;die wijze waren aangedaan geweest, zou dit onbegrijpelijk zijn. — Dan , doordien dezelve en vooral de hoek-maag gezond waren, kon er opslorping yan voedselnbsp;plaats vinden, niettegenstaande de leb-maag die verandering ondergaan had. — De opliooplng van voeder-Stollcn, die ongewoon groot was, kan men gernakke-lijk verklaren uit do werkoloosheld, welke het, doornbsp;versterf aangedane deel ongetwijfeld gehad heeft,nbsp;•waardoor dan ook du ingewanden weinig gevuldnbsp;waren.

-ocr page 119-

91

*ij alle vcerlieii dagen verweid worden, de ziekle niet krijgen (*).

Het beloop der ziekte Is liet volgende. Hel verminderen van de melk, waarin ook somwijlennbsp;eenig bloed wordt bemerkt, maakt den landmannbsp;bet eerst opmerkzaam. Dan onderzoekt bij , ofnbsp;ook het water bloedig is. — De beesten hebbennbsp;ndnderen eetlust; bet oog staat flaauw, waterig,nbsp;naar ouderen gekeerd. — Zij liggen stil of latennbsp;don kop hangen , en berkaauwen, als de ziektenbsp;zwaar begint , niet. — Kort daarop, den tweedennbsp;of derden dag, vertoonen zij brand en pijnlijkheid in het geheele gestel, hebben éenen sterken ^nbsp;rassen, onregelmatigeu pols, gelijk ik meermalennbsp;ondervonden bob. — Zij habben dus duidelijkenbsp;teekenen van eene licete koorts. Zij steenen bijnbsp;aaidioudenheid, of kreunen meer bedekt. Denbsp;afgang is dun. Zij zijn zelden hardlijvig in het

{*) Ofschoon zich onze ondervinding voor als nog hoofdzakelijk hepaalt tot het melkvee, vermits In denbsp;gemelde streken weinig ossen en stieren in de weidennbsp;worden gehouden , zoo is iiet niettemin zeker, dat ooknbsp;deze door het blocdpissijn worden aangedaan, als medenbsp;het jonge vee. Men wil* intusschen, dat, bij de eerstennbsp;200 wol als hij het laatsteii , de ziekte minder gevaarlijknbsp;Zoude zijn, dan bij de melkbeesten Zoo dit zeker is,nbsp;dan zal men kunnen vragen, van waar dit onderscheid ?

aanzien van de ossen en stieren laat zich dit, uit hoofde van dcrzelver meerdere sterkte en misschien min-dere gevoeligheid, gemakkelijker veeklaren, dan teunbsp;opzigie van het jonge vee.

-ocr page 120-

92

begin der ziekte. Enkele malen Is de afgang,, in het begin der ziekte, bloedig. Dit noemt denbsp;boer , in zijne niet zeer kiesche taal, de schijtwce,nbsp;De hoeveelheid pis is doorgaans niet minder dannbsp;hij gezonde beesten, zelfs somtijds meer, wanneer zij sterk drinken, hetwelk evenwel opnbsp;verre na niet altijd plaats heeft. — Het waterennbsp;is belemmerd , pijnlijk, droppelswijze ; vooral hijnbsp;de beesten, die weinig drinken. — Het bloed isnbsp;mét de pis vermengd, in meerdere of minderenbsp;mate. Somtijds vertoont zich de pis geheelnbsp;bloedrood, doch meestal roodbruin. — Wanneer de ziekte gemakkelijk afloopt, wordt denbsp;roodheid minder, de lozing gemakkelijker, ennbsp;de kleur wordt allengs wederom helder.

Wanneer de ziekte sterk is, staan de dieren stijf, met een’ krommen rug en opstaande haren ;nbsp;zij geven vele teekenen van zware koorts ennbsp;brand, weigeren alle voedsel, hebben geweldigenbsp;hartkloppingen , enz. Wanneer deze toevallennbsp;zich zoo hevig in de eerste dagen der ziektenbsp;openbaren , sterven zij , indien niet spoedig hulpnbsp;wordt aangebragt, meest alle; durende deze toe_nbsp;vallen , zonder voor het oog merkbare verandering, veelal tot den dood toe.

Ofschoon gewoonlijk vermindering van koorts en van de gezegde toevallen hoop geeft op beterschap , is evenwel deze hoop zeer onzeker; immers een beest, door mij onderzocht, scheen, opnbsp;den vierden dag der ziekte, aanmerkelijk beternbsp;en rustiger, en vertoonde weinig koorts, doch

-ocr page 121-

93

stierf twee dagen daarna , gelijk blijken zal, met koudvuur in de nieren. Dit is eeiie scbijnbarenbsp;beterschap, wanneer ontsteking in koud vuurnbsp;overgaat, en dus het aangedane deel zijn gevoelnbsp;verliest.

Van 20 koeijen, die ziek worden , rekent men , dat 6 of 7 sterven; doch de gebeterdennbsp;geven , den geheelen zomer , weinig melk.

De beesten krijgen de ziekte meermalen; doch die dezelve eenmaal hebben gehad, krijgen zenbsp;vervolgens ligter en sterven er bijna nooit aan. —nbsp;Zelden duurt de ziekte langer dan 14 dagen-Als de toevallen zeer hevig zijn, sterven denbsp;beesten somwijlen den tweeden of derden dag,nbsp;doch meest later , op den zesden , zevenden of

achtsten das

Wanneer dezelve negen dagen.

ziek zijn geweest, sterven zij zelden, tenzij dau ook nog wel aan het zoogenaamde lende-bloed^nbsp;meest veroorzaakt, omdat men op den doorgangnbsp;niet past, of door aanhoudend verlies van bloed.nbsp;Er komt In deze ziekte, hoe erg dezelve ook zij,nbsp;gewoonlijk geen etter te voorschijn. Enkele malen bemerkt men, gelijk gezegd is, geen bloedwateren, maar alleen bloedigen afgang.

Het beest, door mij onderzocht, was op den zesden dag der ziekte gestorven; — was terstondnbsp;op den stal gebragt, had bij den boer gewonenbsp;middelen gebruikt; het had weinig of niet gegeten. — liad dit beest twee dagen te voren

ook gezien ; —¦ het had toen weinig koorts en

scheen beter. Het had kort voor den dood nog

-ocr page 122-

94

gewaterd. Die tiren was bruin-rood, en liet, nit-gegoten zijnde, geen zetsel of vezelen hoegenaamd na. —¦ De afgang was reeds op den vierden dag verstopt, en zeer hard en droog , aan den endeldarm vastgehecht. — Dit heet hij dennbsp;landman, het lende-bloed of rufige-bloed, ofschoon misschien in dit geval ten onregte.

-De harde drekdien het beest , door middel van tabaks-Mijsteren was kwijt geraakt, heb iknbsp;zeer naauwkeiirlg onderzocht, en er geen bloednbsp;in gevonden, dan alleen aan de oppervlakte •nbsp;cn dit kan zeer ligt door kwetsing van den endeldarm ontstaan, gelijk in het vervolg blijken zal,nbsp;welke darm ook reeds eene ontaarding Jiceft ondergaan, door de diarrhd, in bet begin der ziekte. Doorgaans is de drekstolFe van dien aard,nbsp;gelijk mij de omstanders verzekerden; zo o datnbsp;het mij voorkomt, hoewel er enkele malen bloedige afgang plaats heeft , dat evenwel dit toeval,nbsp;dat aan de wee eigen is, niet met bet eigenlijknbsp;rttgfje-bloed, waarin eene tegennatuurlijke oplioo-ping van bloed in de dikke darmen het voornaamnbsp;toeval der ziekte schijnt uit te maken , moetnbsp;worden verward.

Het beest, twee dagen daarna zijnde gestorven, cn door ons geopend , leverde de volgende verschijnselen op: de nieren waren door koudvuurnbsp;aangedaan, volkomen zwart, de linker geheel ennbsp;de regter voor grootste gedeelte. — Ook hetnbsp;nierbed was zwart; — de dunne darmen waren ,nbsp;hier en daar, ontstoken| cn ook reeds door koud

-ocr page 123-

95

'vnur eenigzins nangcdaan , de maag was gezond ; ook was de klaas niet van Lelang aangedaan , Crnbsp;schenen, Lier en daar, eenige geringe sporennbsp;van ontsteking plaats te hebben , welke ik in ditnbsp;geval, als een gevolg beschouwen mag van de aandoening der nieren, waarin ongetwijfeld de voorname zitplaats der ziekte was.

De Ileeren vos en oosting zeiden mij, hij de opening altijd bevonden te hebben, dat de nierennbsp;quot;vvai’en aangedaan, hoewel zelden zoo sterk, alsnbsp;in dit geval, en de blaas veeltijds geene teekenennbsp;Van ontsteking vertoonde.

Het zonderlingste bij dit onderzoek der blaas, het geen anders zeer zelden plaats heeft, was,nbsp;dat de pis, die in de blaas van het doode diernbsp;was , geheel gezond scheen, en hare gewone helderheid bad, zoodat, ofschoon reeds meer dan,nbsp;andei’halve nier geheel dood was, het kleine overgeblevene gedeelte nog werkzaam heeft kunnennbsp;zijn , ter afscheiding van gezonde pis.

De darmen, uitgenomen eenige harde drekstof-fen in den endeldarm , waren ledig. Dg maag van het dier, hoewel hetzelve, gedurende zes dagen , bijna niets had gegeten , was geheel opgevuld , en het voedsel daarin bevat, onbedorven,nbsp;en dit is altijd het geval.

Wanneer de beesten herstellen, is nog dat zelfde voedsel in de maag, het welk zij vóór denbsp;ziekte gebruikt hebben. Men ziet, dat zij ditnbsp;voedsel, op den twaalfden of derlienden dag,

-ocr page 124-

96

'^elfs herkaauwen, zonder dat hetzelve eenig teelten van bederf vertoont.

De endeldarm was Inwendig vol rimpels en kloven, en dit schijnt een gevolg te zijn der aanhoudende prikkeling der scherpe stolFen, die de dieren door den afgang kwijtraken, en denbsp;mishandeling, waarover wij spreken zullen, dienbsp;de arme dieren ondei’gaan, hij het verwekkennbsp;des afgangs.

Ik heh, benevens de nieren, dit, misschien door mishandeling, ontaard ingewand voor denbsp;Commissie bewaard, benevens een gedeelte vannbsp;de dunne dai’inen en blaas.

Verder was er, over het geheel, in het dier ni^t veel bloed, dan alleen in het hart en innbsp;de groote bloedvaten. De longen en de levernbsp;van het dier waren ook niet gezond ; de levernbsp;was zeer opgezet, met gal sterk gekleurd ennbsp;weeker dan gewoonlijk; de longen vooral warennbsp;week, pappig, miskleurig, hier en daar in een’nbsp;duidclijken staat van verettering. Of deze ongesteldheden in verband staan met het hoofdongemak, durf ik niet bepalen. -— Er zullennbsp;tot dit onderzoek meei'dere openingen van lijkennbsp;noodig zijn (1). — De heelmeester costing ver-

1

Al dc openingen, welke vei-der door mij zijn gedaan , hebben steeds de uitwerkingen van den hevige» ontstekings-toestand der inwendige deelen , waarmedenbsp;deze ziekte vergezeld gaat, aan den dag gelegd. —

-ocr page 125-

‘/.rkprde stellig, dat liij , in eenige gevalléti, doOi* Ijem oiiderzoclit , de nieren alleen aangedaan

liet


Daar deze opetiliigeh de weienlijhste daadzaken opleveren en vooral nioeteii dienen, om ons met den wa-* ren aard der ziekte bekend te maken, wil ik hier nognbsp;de bevinding laten volgen vaii een beest, hetwelk, opnbsp;den Jnnij iSia gestorven zqnde, op den i3 daaraanvolgende word geopend. De ziekte had zle.h opnbsp;den j5 ’s morgens imt de gewone verschijnselen geopenbaard- De blaas was zeer gezond, doch vol bloedigenbsp;zwarte pis 5 de nieren waren ontstoken en gedeeltelijk,nbsp;gegrangeneerd; de baarmoeder en vooral de eijerndstertnbsp;sterk ontstoken j en bijzonder het celweefsel tusschen dertnbsp;draagzak en de blaas; de maag , als doorgaans, nietnbsp;ontstoken ; de pens gevuld met onverteerde en geheelnbsp;onbedorven vooderstoffen • de dunne darmen, op velenbsp;plaatsen sterk ontstoken; bier en daar was reeds veelnbsp;etter aanwezig ; de dikke darmen waren, als naar gewoonte , met liarde drekstoffen gevuld; de milt wasnbsp;weck, papaebtig. In bet hart bevonden zich weinignbsp;vloeibaar bloed, benèvons eenige stijve gecoaguleerdenbsp;klonters , ongetwijfeld bet gevolg van de sterke hartkloppingen , de aorta bij den uitgang uit het hart zeer'nbsp;ontstoken; hel bartezakje vol bloedig water; de op-»nbsp;pervlakle van bet hart sterk door ontsteking aangedaan,nbsp;De longen bier en daar ontstaken, vooral de hoeknbsp;vati de regter kwabbe ; de. lever gezond; doch de galblaas tegcnnaluurlijk .sterk mei duimc gal opgevuld.

P'geen eenigzms opmerkelijk was, is, dat dit beest.

incltegensiaaude de hevige inflammaloire koort.s in beS

7

-ocr page 126-

08

nieren

schijnt evenwel niet in het denkbeeld te zijn,, dat die ongesteldheden met die der

eenigen zaraenhang konden hebben; en daarom zon. ik twijfelen, of men er wel altijd genoegnbsp;opmerkzaam op geweest is.

Dat deze ziekte aan het een of ander scherp vergif is toe te schrijven , hetwelk door zijnenbsp;prikkelende en sterk pisdrijvende kracht, op denbsp;ingewanden en de nieren vooral, zijne doodelijke werking uitoefent, zal wel niet twijfelachtig zijn , en ook niet, dat hetzelve naar de meerdere of mindere hoeveelheid en naar de meerderenbsp;of mindere vatbaarheid van het dier , ligtere ofnbsp;zwaardei'e ontsteking in de nieren veroorzaakt. Ik

begin der ziekte , weinig heeft gedronken, ofschoon in den slokdarm geene teekenen van ontsteking aanwezignbsp;waren. — De koe had afgekalfd op den ai Mei bevorens. _ Gelijk gewoonlijk plaats heeft, was reeds, op

den eersten dag der ziekte, de melk op de helft verminderd, en ’s avonds bloedig; ook de pis was rood. Men had een zoogemramd geneesmiddel gebruikt, waarin aloë en therial-!! Men had in het begin eene aderlating gedaan, doch toen men, ’s avonds van den 17nbsp;.liinij , wederom eene aderlating wilde in het werk .stellen , werd zulks door mij afgeraden, vermits ik oordeelde , dat de ontstekings-toestand reeds te zeer tot een’nbsp;passieven staat was overgegaan , en er, naar alle waar-scliijnlijkheid, bereids gangreen aanwezig W’as. Denbsp;dikke drekstoffen waren met de hand uitgehaald, ennbsp;het gebruik van lavementen, schoon zoo dikwijls doornbsp;mij aangeraden, was ook hier en wordt nog algemeennbsp;verzuimd-

-ocr page 127-

99

geloof, dat men zich in het begin der ziekte al» tijd, hoe gering dezelve ook zij, de niei'en moetnbsp;voorstellen meer of min door ontsteking te zijnnbsp;aangedaan. — Brand , trilling, dorst , het staannbsp;met eenen krommen nxg en andere gemelde toevallen vertoonen duidelijk koorts en pijn, ennbsp;deze koorts schijnt te moeten worden beschouwd,nbsp;als een gevolg van de ontsteking der nieren.

Men kan dezelve niet wel aanmerken als een onmiddelijk gevolg van hetzelfde vergif, hetwelknbsp;het bloedwateren te weeg brengt, want dan'zou-•den die toevallen zich te gelijk met het bloed.-pissen openbr.ren; doch dit gebeurt niet; — denbsp;algemeene ontstekings-koorls vertoont, zich innbsp;‘deze ziekte in het eerste begin van bloedpissennbsp;niet, maar volgt vroeger of later , op den tweeden, derden of vierden dag (1)) — Wanneer men,nbsp;in het eerste begin der ziekte , adei’laat, ziet

'n

1

Dit Wordt ook in de nephritis bij monsclien , als een signum cliaracteristicum van de injlammationbsp;renum symtomatica ofnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;opgegeven. (Zie ouder

-anderen bosquillon , in not. ad § 426 van gullens Anfangsgi-unde , I B. p. 456).

Weiligt is ook de inflaiiimatie bij het Rundvee , boe be vig ook, niet van een volstrekt zuiveren aard, maarnbsp;eene phlogisis spuria , hoedanige het meest door vergiften wordt verwett. Zoodanige onzuivere onlstekin-gen gaan veel ligter dan de ware of zuivere tot een’nbsp;passieveti toestand, en wel tot bet koude vuur over ,nbsp;zijnde ook juist dit bet karafcter, waardoor zicli betnbsp;bloedpissen bijzonder kenmerkt.

-ocr page 128-

100

men ook weinige of geene teekeneii van oulste-king aan het bloed, doeli op den derden of vierden dag, als de beesten sterken brand en koorts

hebben , vertoont bet bloed eene sterke onfste-kiugs-koorls, gelijk de Ileelmeeester oosxing meermalen had gezien (1).

1

Do gronden, welke mijn gevoelen voor liet bestaan van een zeker sclierp werkend vergif in de welden, als de oorzaak van het bloedpissen , versterken , zijn ;

j°. Dat de ziekte niet eigen is aan beesten in eene gobeele ultgostrekte streek grazende , maar alleen aannbsp;die, welke op zekere bepaalde landen weiden , dienbsp;midden tusseben andere liggen, op welke de beestennbsp;gezond blijven.

2°. Dat de bemesting en andere verbetering van die slechte landen de ziekte afweert of doet verminderen;nbsp;terwijl de benadoeling van bet land , door opgegravenenbsp;en over lietzclve gobragte sioebte aarde (Zie blz. 85 innbsp;den noot) , gelijk ook het bebouwen, bet land meer totnbsp;bet voortbrengen rler ziekte geschikt maakt.

3“. Dat de verweiding van liet Rundvee de ziekte belet, wordende hetzelve daardoor, van tijd tot lijd gt;nbsp;aan de werking der schadelijke oorzaak onttrokken.

4°. Dat de dieren , die de ziekte eens gehad hebben, deze niet zoo erg wcderkrtjgen, iets dat eigen is aan gewone , rbeumatieke, of inflammatoire ziekten , maar welnbsp;aan die , welke uit eene giftige stolfe (ex ingesto aliquonbsp;veneno') worden voortgebragt, gelijk blijkt in die ziekten ,nbsp;welke baren oorsprong aan eenig, in het ligcbaamnbsp;gebragt, miasma versclmldlgd zijn , bijv. in mensclien ,nbsp;pokken, mazelen , roodvonk, kinkhoest enz, -, — ennbsp;in de beesten, de runderpest , de sebaapspokkeu enz.

-ocr page 129-

101

Het scherp vergif werkt doorgaans ook tei’stond

Op de darmen, veroorzaakt pijnen, huikloop met


zware kramptrekkingen; de maag ontlast zich niet, en de voeding van het dier staat, als hetnbsp;ware, stil. Ofschoon dus de afgang meer dannbsp;gewoon sterk, is, blijven evenwel de drekstolFennbsp;iu de dikke darmen zitten en worden, door aanhoudende toetrekking, door kramp, zeer hard ennbsp;opeengepakt, en kleven aan ^den droogen, vannbsp;natuurlijk slijm beroofden, endeldarm vast. Zoonbsp;ontstaat dan het zoogenaamd lende-bloed, hetnbsp;welke zich somwijlen reeds op den derden dagnbsp;der ziekte , maar meest later , vertoont; en waaraan vele beesten sterven, ten minste gerekendnbsp;worden te sterven; want, wanneer de hoer dennbsp;dood aan het lende-hloed toeschrijft, maakt hijnbsp;enkel zijn besluit op , uit het geen hij zelf ziennbsp;kan, zonder te weten, of er meerdere en zwaardere oorzaken inwendig schallen. — Het beesl ,nbsp;dóór mij geopend, is hiervan een voorbeeld.nbsp;Deze ontsteking iiu der nieren met hlocdpissennbsp;wordt, ivaniieer dezelve ligt is , opgclost en hetnbsp;dier geneest gemakkelijk, — gaat waarschijnlijknbsp;somwijlen tot vereltcring over en kan ook genezen , tenzij die vcrcltering zwaar is.

De ergste uitslag Is voorzeker koud vuur in de nieren, welke niet anders dan een zekeren doodnbsp;Jnin aanhrengen. — Doch behalve deze, meernbsp;plaatslijke , oorzaken, moeten wij vooral denbsp;heele koorts beschouwen , die somwijlen, in denbsp;eei’ste dagen der ziekte, den dood teweegbrengt.

-ocr page 130-

io-gt;

en waardoor liet zeer wel kan zijn , dat de voor-iiaamste ingewanden mede door ontsteking worden aangedaan, in veretlering of koud vuur overgaan en oorzaak, zijn, dat de beesten eenlge*nbsp;dagen later sterven. Vorder wil ik niet ontkennen, dat de ophooping van die harde drekstof-fen in den endeldarm den dood veroorzaakt.

Eindelijk moet ik ook de sterke ontlasting van bloed als eene oorzaak des doods bijbi’engen.nbsp;Ook komt het mij voor, dat dikwijls de vatennbsp;der nieren , door den te sterken aandrang desnbsp;bloeds, zoodanig zijn uitgezet, en als in eenennbsp;slapheids-toestand verkeeren, dat dezelve nietnbsp;weder tot hunnen natiuudijken staat kunnendenbsp;wederkeeren, er te veel bloed door die wegennbsp;ontla,st wordt, en dat dus, schoon anders denbsp;ziekte eenen gunstigen keer neemt, de beestennbsp;uit vei’lies van bloed sterven.

Nu hebben wij eenigen grond, waarop wij trachten kunnen de geneeswijze te bouwen.

De o'ntstekiug is altijd plaatselijk, in het begin der ziekte. Wanneer dus de ziekte van eenig belang is, en die ontsteking, brand,koortsnbsp;enz. veroorzaakt, is, eene aderlating allernoodzakelijkst. Het zal zelfs het best zijn,. niet tenbsp;wachten, totdat men andere toevallen ziet,nbsp;want dan is het dikwijls te laat. De aderlatingnbsp;doet men aan den hals, bij een volwassennbsp;beest tot Ij kroes (drie of vier ponden) en herhaalt die bloedsontlasting naar omstandigheden.nbsp;Ik wenschte wel, dat men de aderlating aan

-ocr page 131-

103

dén achlerscheukel konde doen; docli dit gaat

met genia


De Heer vos zcide mij, daarvan reeds niet voordeel te lielilien geLruik gemaakt 5 dat hijnbsp;zelf op liet land van eenen zijner naastbestaaii-den alle beesten, tegen het begin van Zonier-maaiul, aderliet, en dat, na' vijl jaren, dat hijnbsp;zulks gedaan bad, de wee, die. aldaar, in vorigenbsp;jaren, sterk en bestendig gebeerscht had, nietnbsp;was bespeurd. Misschien zal men zeggen; ditnbsp;heiüijst te veel. Zoo redeneerde ik er ooknbsp;over; doch thans, nu ik de ziekte beter beginnbsp;te kennen, wil ik zeer W'el gclooven, dat denbsp;aderlating zeer veel tot voorbchoedlng doennbsp;kan. — Konde men, behalve de gemelde toc-kenen der aauvangende ziekte , nog eenig vroeger voorteeken ontdekken, zoo zon men wachtennbsp;kunnen, doch dat heeft men, tot nog toe, met.

Ik zou dus aaiTi’adeii bet te beproeven, om alle beesten in de maand Mei te aderlaten, hinbsp;die oorden , daar de ziekte beersebt. De beesrnbsp;ten uit de warme stallen komende, meestalnbsp;volbloedig, en (mag ik die uitdrukking bezigen)nbsp;dikbloedig, hebben, in onze, dikwijls zoo koudenbsp;en gure voorzomers , daar toch de uitwasemingnbsp;bij de koeijen gemakkelijk gesti’emd wordt,nbsp;eene sterke vatbaarheid voor rheumatlsche ontstekingen. — Men behoeft zich dus niet zoonbsp;zeer te verwonderen, dat de voorheschiktheldnbsp;tot ontsteking zijnde weggenomen of verminderd, eene scherpe stolle zich door de nieren

-ocr page 132-

104

lt;)f t;]damp;Ts kan ontlasten, zonder, door hare ptikkeling, die gevaarlijke toevallen te veroorzaken; dat dus een beest, tijdig adergelaten,nbsp;vrij kan blijven of de ziekte ligt krijgen, daarnbsp;andere dieren, hetzelfde voedsel, op hetzelfdenbsp;land, gebruikende, zwaar ziek worden. Ik vleinbsp;mij met de gegronde hoop, dat deze mijnenbsp;redeuei'ing zal bewaarheid worden 1

i

1

Ik zie, nat de Dintsche Vee-artsenijkundige joif, ïfiC KOULwns insgelijks aderlatingen en ecne ontsteklng-werende geneeswijze bij hel bloedpissen van liet Kund-.nbsp;vee aanpi'ijst. Zie deszelfs 3Iagazin far die Thiei ai--^ney kunde, t ster Band, 4^ (er quertal, s. 35a.

Dat mijne voorgestelde en aangewende geneeswijze reeds Cene voordeeiige uitwerking heeft teweeggelnagt ,nbsp;inccii ik door de ondervindiiig te kunnen beve.stigen ,nbsp;daar do sterfte thans ' jaarlijks minder is, hg die heesten , weike onder de behandeling komen, door mgnbsp;aangeraden. In iSzö had de wee sterker dan gewoonlijk plaats. Kr waren, zoo als ik, op den 23 Janij,nbsp;bij mijn onderzoek vernam, te Otinen , ii, te Glinnnetinbsp;, te Noordlaren 4 , te Haren 3 , te Hemmen i , (alwaarnbsp;de ziekte anders zeldzaam is) Rundeien door de zelvenbsp;aangetast bevonden , dus een getal van ah beestennbsp;te zamen , waarvan i8 zi|n hersteld. Yier waren nognbsp;W'eikelijk ziek, zijnde drie gcslorven, waaronder eeuenbsp;]{oe, die den voiigen dag had afgekalfd, en zwak was.nbsp;De Landbouwer jei.te vos verhaalde mij i3 te hebbennbsp;behandeld, waarvan 17 waren hersteld. Die Landbouwer houdt zich, gelijk, sedert cenige jaren te voren,nbsp;zijn broeder JaiV vos bijzonder mot die behandeling, metnbsp;den besten uitslag op, en consulecrt, van tijd tot tijd,nbsp;?»ict mij. Wanneer men in aanmerking neemt, dgt, iu

-ocr page 133-

1Ó5

De landlieJeii hebben, in liet algemeen, een Vooi’uorcleel tcgcu bet aderlaten in deze ziekte,nbsp;niet alleen in bel (}iirecht, maar ook elders innbsp;dit Deigt;arlenient. — Ons medelid de lieer

i

h;;ssk geelt dit ook, in zijn bci'igt van den 13 van \Mnterinauud 1H09, aan de Commissienbsp;medegedeeld, te kennen, dat namelijk, in Jtei-derland, bet aderlaten in deze ziekte zeer na-deelig gebonden wordt. De Secretaris der Commissie van Oostvriesland oordeelt daarentegen eenenbsp;kleine aderlating dienstig, wanneer bet diernbsp;reeds sommige dagen ziek Is geweest, blijkensnbsp;het mij medegedeelde berigt, door dien Heer ,nbsp;aan den Heer j. kops gezondennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;De boerennbsp;vroegere jaren , van 20 beesten gcwoonlijlc 6 of 7 stierven , en , volgens mijne medegedeelde berigten , aannbsp;de Commissie van Landbouw over 182! , van 35 in datnbsp;jaar 7, en, in 1826, van 26 maar 3 gestorven zijn, zoonbsp;blijkt liet, mijns oordeels, ten duidelijkste, dat, onder eene doelmatige behandeling, de sterfte, van tijdnbsp;tot tijd, minder wordt, en welligt geheel zou kunnennbsp;opliouden, wanneer de boer spoedig genoeg de uoodigenbsp;middelen aanwendt.

Van de 55 zieke Runderen, in 1824, hoeft bovengemelde jrcïE vos 23 onder zijne behandeling gehad , waarvan slechts 2 zijn gestorven.

In den laatst verloopen zomer heeft de ziekte wederom ongemeen sterk geheerscht. Er waren In de Gemeente Haren 46 ziek geweest, waarvan 8 zijn ge-stürven.

(*) De gemelde lieer Secretaris geeft als een middel waardoor bij , sedert 5 of 6 jaren, zoo gelukkig ge-

I

-ocr page 134-

106

Ronden het, te Haren, daarvoor, dat, na dcnr vierden dag, de aderlating doodeliik is.

Niets is geinakkelijker , dan alle zwarigheden daaromtrent op te-lossen.

De aderlating,moet de ontsteking, of wanneer die reeds daar is, de gevolgen der ontstekingnbsp;voorkomen ; zij moet dus in het hegin dernbsp;ziekte geschieden, wanneer dezelve nog metnbsp;eene wezenlijke versterkte werking des levensnbsp;beginsels gepaard gaat {stadium activum, stheni-weest te zijn liet grootste getal Rimdereii, die doornbsp;het bloedpissen overvallen worden, te hebben genezen , het volgende op :

1^. JiaiL Ruliae Tinctor. (meekrap) ,

- Carlinae (gemeene everwortel),

oa. een lood,

Rol. Ruhr, (arnienisrbc aarde),

111. oen vierendeel loods.

Dit alles toil poeder gemaakt zijnde , wordt het met twee of drie ponden karnmelk zoo lang gekookt , totnbsp;dat de helft is overgebleven Koud geworden zijndenbsp;wordt hetzelve , door middel van eene llesch, het ziekenbsp;dier ingegeven, en wanneer het , binnen 6 of 8 uren,nbsp;niet werkt, moet het nog eenmaal. worden iugegeven,nbsp;Hoe vroeger het middel wordt aangewend, als de ziektenbsp;wordt hesj eurd, des te zekerder is or herstelling tenbsp;hoojieu. Ter voorkoming van verstoptheid , of om hetnbsp;ruggeblocd te verhinderen, wordt aldaar een grootenbsp;lepelvol ganzen-vet , met een half pond sij/ooii ver-ceiiigd, of een viertje pond raap-olie aan het Rund iugegeven. — Wanneer het dier reeds ecriige dagen zieknbsp;zijnde geweest, gelaten wordt, zou het tevens imltignbsp;zijn een vierde gedeelte van een kan -• zyn integeven.

-ocr page 135-

107

cmotV, antlers kan zij niet alleen geen goed’ doe», maar dezelve moet den dood verhaasten, W'an-neer er namelijk sterke veretteriiig is, of koudnbsp;vuur, of het bloedpissen, door de tegennatuurlijke uitzetting der vaten , aanhoudt (stadmmnbsp;passivum, astluinicum); dan Immers is het verliesnbsp;van bloed zoo groot, dat men dwaas zou doen,nbsp;hetzelve , door aderlatingen, te verminderen ;nbsp;want dan is het tijdperk der ontsteking reedsnbsp;voorbij. ¦

Verder zal men ook vooral moeten zorgen , dat de zieke beesten van tijd lot tijd drinken. —nbsp;Het is ook, in het algemeen, zeer noodzakelijk,nbsp;dat, bij heet weder, de beesten, des daags, opnbsp;de stallen gebragt worden, zoodat men het eerstenbsp;begin der ziekte opmerkt, iets , hetwelk door velenbsp;landlieden verzuimd wordt (1).

Verhittende middelen kunnen nooit in het eerste of hevige tijdperk der ontsteking andersnbsp;dan nadeel domr; dus hrandewiju of genever,nbsp;schoon hetzelve in vereeniging met olie, honig

1

In allen geval moet het vee onverwijld uit de Weide voorden gebaald, waaiin het is ziek geworden,nbsp;opdat het ten spoedigste aan de werkende nadecligonbsp;oorzaken worde onttrokken. Kan men hetzelfde nietnbsp;u1 eene andere geschikte weide overbrengen, zoo doetnbsp;beter bet vee op stal te houden- tntu.sscJien moetnbsp;ket ook zoo wel tegen de koude en afwisselende ge-®telclheid des dampkrings, als tegen de felle hitte be-veliigd worden.

-ocr page 136-

108

en buskruid, dikwijls wordt gegeven, kan niet anders dan nadeelig zijn.

Buskruid zon ik ook nimmer aanra'den , noch ook salj)eter, en vooral geen pis van het beest,nbsp;dewijl alle die zouten op de nieren werken, ennbsp;wij uit den aard der ziekte alles moeten vermijdnbsp;den , dat eenigermate pisdrijvende eigenschappennbsp;beeft. liet denkbeeld van vele boeren om doornbsp;pisdrijvende middelen de scliei’pe stoffen af tenbsp;zetten , is doodclijk.

Ev en ongei'ijmd, om niet te zeggen, weed, is de aanwending van het tabaks-klijsteer , vooralnbsp;in de eerste dagen der ziekte, wanneer de teeke-nen van het zoogenaamd lende-bloed zicli openbaren ; bet kan immers niet anders, dan, doornbsp;zijne geweldige prikkeling op de ingewanden, denbsp;pijn en de ontsteking vermeerderen.

Alles wat verzachtend en zonder pisdrijvende eigenschap, verkoelend is, moet in het eerste tijdperk worden aangewend •, — dus een afkookselnbsp;van lijnzaad , van haver of garst, van hoonen ,nbsp;smeerwortel, althaea-wortel, arabische go?n , stijfsel, melk, alle oliën en vette stoffen, ongezoutennbsp;boter , traan , spek , ganze-vet, met e'en woord ,nbsp;alles wat in staat is , ora het vergif te verzachten en de ingewanden tegen deszelfs werking tenbsp;beveiligen, kan van nut zijn. Het eene vet ofnbsp;olie schijnt hier weinig boven het andere vooruitnbsp;Ie hebben: in bet algemeen zal men best doen,nbsp;het zachtste van alleen in liet begin te gebruiken,nbsp;cn aan ongezouten boter, olijf- of raap-olie ,

-ocr page 137-

109

de1i voorkeur te geven, boven spek, traan, of ganze-vet (_1)

Deze verzaclitende middelen worden ook , door deti Heer a Artsen , in de Verh. der Maatschap-pij\ ter bevordering van den Landbouw te Amsterdam^ Ge deel, 1ste stuk, door den Heernbsp;berkhey , over de koeijen, 5 Afd. 8 Hoofdst.,nbsp;en ook in het Landbouwkundig schoolboek vannbsp;PONSE aanbevolen. liet spijt mij ¦, in deze wer •nbsp;ken, niet dan eene korte beschrijving dezernbsp;ziekte te hebben gevonden. . In de verhandelingnbsp;van den Heer joh. evenblv , over eenige kwalennbsp;van het Rundvee, (zie de verhandeling van gemelde Maatschappij 7de deel 2e st.) vindt mennbsp;ook vooral verzachtende middelen aangeprezen,nbsp;en bijzonder in het begin der ziekte, — denbsp;aderlating, zelfs ook als voorbehoedmiddel. —nbsp;De Heer aartsen raadt ook de aderlating aan ,nbsp;als er volbloedigheid plaats heeft.

Onder de verzachtende middelen schijnt het best te bevallen het lijnzaad, waarvan men eennbsp;half viei'endeel spint of een kop kookt, innbsp;vier ponden water, welke hoeveelheid men,nbsp;iedcren dag, ingeeft. Men geeft daarbij dagelijks,nbsp;in het begin der ziekte , een half kroes of een

1

Men liebbe te letten, dat het spek- en ganze-vet 'dikwijls en ook somwijlen wel eens de oliën rans zijn,nbsp;Waardoor dezelve scherpe en prikkelende eigenschappennbsp;he bitten, en alsdan niet tot het bedoelde oogmerk dernbsp;verzachting kunnen worden gegeven.

-ocr page 138-

no

¦pint I’aap-olle; — ea voor gewonen clranli, raaA ik de lieden garste-w.iler te gebruiken.

Op de zandige veengronden, te JVesterhroek, Kolham , Kropstcolde, gebruikt men , om het water slijmaclitig te maken, voor deze ziekte,nbsp;den wortel van de gr o o te getakte o£ boom-vfiren,nbsp;ook wel ‘varen-toijfke geheeten (de pteris aqui-lina), welke men eenvoudig in bet water werpt,nbsp;betwelk de beesten drinken. Deze plant groeitnbsp;aldaar zeer menigvuldig.

De afgang moet, als zulks noodig is , door klijsteren met dezelfde verzachtende middelennbsp;Worden bevorderd , en al is er geene hardlijvigheid , maar zelfs het tegendeel , al is de afgangnbsp;sterk, kan evenwel op die wijze, ook eene verzachting worden aangebragt, en het lende-bloednbsp;voorgekomen door een afkooksel van lijnzaad ofnbsp;gai'st, bijv. met olie en honig. Er is altijd tenbsp;veel prikkeling , te veel kramp in dit geval, dusnbsp;niets, wat de minste prikkeling kan veroorzaken , moet ooit in het begin der ziekte wordennbsp;gebruikt.

Wanneer zich de beginselen van het lende-bloed openbaren, zal men met voordeel zachte laxeermiddelen kunnen aanwenden , — sommigen voegen bij de olie of het vet sljroop, anderennbsp;deeg van pruimen. Het recept, hetwelk de Heernbsp;van IDDEKINGE mij mededeelde, vind ik, in datnbsp;geval, zeer aannemelijk..

Neem : een pond pr'uimen, kook dezelve’ in twee kroes 1 dat is vier pinten karnemelk, en ver-

-ocr page 139-

Ill

kook het tot twee pinten ; doe er dan LI) een half pond sijroop en een oord, dat is, een halfnbsp;pint oliegeef dit het dier in twee giften. Opnbsp;die wijze Avordt, naar zijne ondervinding , hetnbsp;lende-bloed meestal in het eerste begin genezennbsp;of vóórgekomen. Sterkere middelen ter bevordering van den afgang kunnen voorzeker nietnbsp;eerder, dan op het eind der ziekte te pas komen ; dus het oud Hollandscb remedie, Avaar-vaii de Heer. berkhey gCAvag maakt, uit crem.nbsp;tart , pulp. colocynth. en eijeren, met rooden Avijnnbsp;bestaande, zou ik in de eerste dagen der ziektenbsp;niet durven aanraden. Mogelijk zou cremornbsp;tartari, engelsch zout of toonierzoul met eenlgnbsp;voordeel kunnen worden aangeAveud; doch alnbsp;die zouten werken op de nieren. Dns, doornbsp;klijsteren, of op andere wijzen den afgang iunbsp;den endeldarm los te maken, zal wel de voorkeur verdienen.

Met aandoening heb ik gezien, hoe men de dieren op den vierden dag der ziekte, aan hetnbsp;zoogenaamd lende-bloed laborerende, nadat ménnbsp;eerst dezelve vrucliteloos met een tabaks - klljs-teer gemarteld liad, een slok in den endeldarmnbsp;duwde, AA^aaraan een lap laken gebonden was,nbsp;Avclke meu in olie doopte , om dus die hardenbsp;drekstolFen los te maken. AudcA’en brengennbsp;liunne vereelde handen, met olie besmeerd,»nbsp;binnen, om dus het vuil af te halen.

Öoch wanneer men zorgt, dat de nagels goed geknipt zijn, en de persoon , die deze handel-

-ocr page 140-

112

quot;vrijsc verrigt, niet te liai'de liaiulen heeft, eil men rondom den darm met verkens i’euzel be-'nbsp;smeert, als men er den drek heeft uitgehaald,nbsp;kan men niet anders, dan aan die wijze verre denbsp;voorkeur geven, boven die bewerking met deiinbsp;stok (1). Men leze hierover de evengemelde verhand. van J. EVENBLiT p. 14, die, in dit geval,nbsp;den raad geeft, om een zeemleêren handschoennbsp;aan te trekken en dien te besmeren.

Men ziet hieruit, welke de oorzaken kunnen zijn van die ontaarding van den endeldai’in ,nbsp;waarvan ik op bladz. 94 gewag maakte, hoeda-nige gévallen ook in de evengemelde verhandeling worden bijgebragt.

Ook zou men voor die ziekte, met veel voordeel, cene eenvoudige klijsteerspuit .kunnennbsp;laten maken ; ik heb daarvan , zoo veel doenlijk, de lieden een denkbeeld gegeven. Bijnbsp;eenen enkelen vond ik eene blaas, waaraannbsp;men eene buis van zacht hout, wel besneden,nbsp;had vast gemaakt. De blaas met olie gevuldnbsp;zijnde, bragt men de pijp, ter deeg besmeerd,nbsp;binnen, en dus door de drukking der blaas,

1

Bq gebrek aan een geschikt werktuig , om verzachtende slijm- en oüeachtige klisteren binnen te brengen, kan men, ter verwgeking der harde diek-stoften in den endeldarm , en om dit deel glibberig tönbsp;maken, zich met vrucht bedienen, van eene steek- ofnbsp;zetpil, bereid uit vet, met honig of sijroop cn wittenbsp;zeep.

-ocr page 141-

7 nbsp;nbsp;nbsp;113

fie oxic (*). Ik km niet auxlers dan dit eenvoii-diir Wfxrktui'' ten sterkste aanbevelen : de Heel-meester costing gaf mij daartoe de gelegenbeid.

Bij sommige boeren in dit district is, ter voorkoming dezer ziekte j en in derzclver be.

liet

(*) Als bet gemakkelijkste werktuig , om de groote Huisdieren klisteren te zotten , verdient te worden aanbevolen de eenvoudige , van blik gemaakte , pijp , welkenbsp;als een’ region boek gebogen , van boven treclitervor-liiig verwijd is, De pijp of buis beelt de wijilte vannbsp;dngevéer twee nedsriandsebe duimen en vier strepen innbsp;de doorsnede, en èon eindstuk van tin, bctwelk aannbsp;dezelve vast gesoldeerd en beboorlijk afgerond is i ten.'nbsp;eindd de dndeldaim , iloor de scherpere laiiden van betnbsp;blik, aks de pijp wordt binnen gebragt , niet zoudenbsp;worden beleedigd. Het been der pijp , hetwelk in dennbsp;endeldarm wordt geschoven , kan van bet eind tot aannbsp;den bock ongeveer vijf palmen en ruim drie duimen langnbsp;zijn, terwijl bet opstaande been met den trechter eenenbsp;lengte kan bezitten van drie palmen en ruim drie duimen.nbsp;Het eindstuk van de pijp met olie besmeerd en voor-ziglig in gebragt zijiide , Zoo ver , dat de opening overnbsp;don rand der scbaaiubeendercn reikt , wordt bet kli-steervoebt in di'n trechter gegoten, hetwelk alsdan van zelf naar binnen in den endeldarm vloeit!nbsp;Deze wijze van bewerking is niet alleen minder omslagtignbsp;dan met eene gewone klisteerspuit, maar bezit ook nognbsp;bet Voordeel, dat mcii eene groolere hoeveelheid vocht,nbsp;rndien zulks vcrelscbt wordt, ter verweeking der hardenbsp;di'ekstoft'en , kan binnen bi-engeu. Het werktuig is ooknbsp;¦Wemig kostbaar en kan overal vervaardigd worden. Aannbsp;‘1® Vee artsenij school djent dit werktuig dagelijks lot

Woest gcmakkclgk en nuttig

jobruik.

de liedheiear,

8

-ocr page 142-

114

gin , in gebruik leem, en wel, als men het bekomen kan, roode leem, cement of geklopte steen y een lepel vol, e'c'n of twee malen daags ingegeven.nbsp;Ook heeft dit plaats bij Emmen en Odoorn , en opnbsp;andei’e plaatsen , in den omtrek van Koëïiorden»nbsp;De Heer haak had , in Gaasterland bij Sloten,nbsp;Vernomen, dat ook daar geklopte steen, alsnbsp;een. uitmuntend voorbehoedmiddel tegen dezenbsp;'ziekte, die aldaar zeer gemeen is, gehoudennbsp;wordt: de beesten gebi’üiken dit zeer gretig.nbsp;Hij had bij den Ingang van een stuk land , eennbsp;hoop dergelijken steen gezien, waarvan de beesten gebruikende,. voor de ziekte beveiligd ble--ven- In het Oostvriésche recept (zie blz. 106)nbsp;vind ik ook rooden holus aangeprezen. Het isnbsp;waarschijnlijk, dat de scherpe vergiftige stoffennbsp;in deze aarden indringen en daardoor de ingewanden minder aandoen.

Daar deze aarden de ontsteking niet kunnen venneerderen, zou ik geene zwarigheid maken ynbsp;om dezelve, zoo wel als voorbehoedmiddelen,nbsp;als in het begin der ziekte, benevens de eersl-gemelde middelen aan te bevelen.

Als zamenlrekkend middel schijnen zij niet wel te kunnen werken: daar voor hebben wijnbsp;krachtiger middelen, die ongetwijfeld, voorzigtignbsp;gebruikt, veel goeds kunnen uitwerken. Er wordtnbsp;namelijk, gelijk wij gezien hebben, dikwijls innbsp;de ziekte te veel bloed ontlast, en de beestennbsp;steiwen door gebrek aan bloed. — Er schijntnbsp;eenc tegennatuurlijke verslapping in de vaten

-ocr page 143-

II5

tier nieren te zijn, welke, door de kraclit des Verglfs , en daaruit ontstane ontsteking uitgezet,nbsp;bij vermindering der ontsteking, niet Spoedignbsp;genoeg tot bunnen natuurlijken staat wederkeeren.nbsp;Dan kunnen ongetwijfeld zamentrekkende middelen uitmuntend te paS komen , dan k-an, gelijknbsp;het Oostvriesebe recept luidt, de rubia tincto-fum of meekrap dienstig zijn, ook eikenbast ^nbsp;millefolium, tormentilla-tcortel, sap vaii tceegbree-bladeren, aluin (^).

Alleropmerkelijkst is bet initinot van die die^ ren, wanneer zij wederom lust krijgen tot eeuignbsp;voedsel, dat zij dan veeltijds boven alles jongnbsp;ciken-loof verkiezen ^ hetwelk door zijne zameninbsp;trekkende en versterkende eigenschap zoo Veelnbsp;tot de genezing kan toebrengen (^).

Er

-ocr page 144-

1J8

Men (llenl met dat al in Let geLruik van zamentrekkende geneesmiddelen voorzigtig te zijn,nbsp;tirzÉe und Oeconomen 1 Leipzig, 1794, 1 Th p 55S —nbsp;370) , die de ziels te aan hel eten van deze blaJererinbsp;rocschriiven. Misschien lieeft eeiie zeer oppervlakkigenbsp;Lescliouwin'g daartoe aanleiding gegeven, i Ik heb , zoónbsp;als boven gezegd is, ook zeer dikwijls koebeesten,nbsp;die aan de ziekte laboreerden , mot graagte bij voorkeur eikeu-foof zien eten , zelfs in landen , daar goednbsp;grss in overvloed te vinden was; doch dan vooral,nbsp;¦wanneer zij , bij vermindering der toevallen, het eerstnbsp;¦Wederom trek tot eten krggen. Schoon men dikwijlsnbsp;¦ook gezond jongvee éiken-loof ziet eten, meen iknbsp;even-wel duidelijk te liebbèn opgemerkt, dat die treknbsp;tot eiken-loof bij beterende zieke beesten aanmerkelijknbsp;sterker is , dan bij gezonden. En , is er in de gebeelenbsp;natuur wel iets te bedenken, meer gescliikt, om denbsp;verzwakte werking van maag en ingewanden- te herstellen ? Is er wel iets, dat de verslapte bloedvaten,nbsp;na en bij eenc passieve ontsteking der nieren, waardoornbsp;iet aMhoudeiid bloedwateren in bet laatste tijdperlcdernbsp;ziekte dikwijls nog voortduurt, en meermalen , na eenenbsp;langzame uittering , met den dood eindigt, beternbsp;kan versterken, dat juist bet eiken-loof ? Ik heb hieropnbsp;de laiidllcden, die zulks naauwelijks opmerkten, aandachtig gemaakt , en getracht hun, met ter zijde stelling van hunne gewone bijgeloovige en ongerijmdenbsp;middelen , bij dat langzaam verlies van bloed, ondernbsp;het vourtduren dor ziekte , bet eikenloof als bet bestenbsp;nikldel aan te prijzen.

Ik ban dus bet eten van dit loof niet als de oorzaak der ziekte aannemen , daar dezelve meermalen ontstaatnbsp;-bij: dieren, die niet in de gelegenheid zijn geweest,nbsp;bclzelve te nuttigen.

-ocr page 145-

117

dat men namelijk dezelve spaarzaam geve , als liet zoogenaamd lende-bloed daar is; zij zondennbsp;de ontlasting, die alsdan zeer noodig is, kunnen stremnten.

Als de afgang los is , kan men yeilig’dle middelen geven. — Ook weten wij , dat de aluin minder verstopt dan de zamentrekkende middelennbsp;uit liet plantenrijk. — Ik heb wel eens gehoord,nbsp;dat men , in dergelijk geval, bij do schapen aluin,nbsp;met ofigezouten boter gebruikte. — Dus zou ino-gelljk de aluin,, in die gevallen, daar verstopUnbsp;heid plaats heeft, en het verlies van bloed gevaarlijk is, bijzonder te pas komen ; tevvijl mennbsp;met verzachtende klijstcreUjden afgang konde bevorderen.

Men gebruikt te Haren gemeenlijk een afkooksel van eikenbast. Ik vind een recept in het recept-tasschenbuch van büscu {Marpurg 1801)nbsp;aapgeleekend, hetwelk mij aannemelijk voorkomt,nbsp;o Neem i pond eikenbast, J pond tormentillc-tcortel; kook dit in 4 ponden water tot 3 ponden en veeg er 2 oneen aluin bij, en geve daarvan 3, malen ’s daags , een half pond,”

In Drenthe gebruikt jinen den wortel yaq. den ruinex sanguineus {bloedkruid), Den, in onzenbsp;oorden, zoo overvloedig groeijenden, rumvxnbsp;dguaticus of Jierba brittannica (groqte %oüternbsp;l^atich) zou ik boven dezen vei’re den voorrangnbsp;Onder onze inlandsche gewassen, is ooknbsp;l*Gt lythrum salicarig (bij den boer sloatkunt ot

-ocr page 146-

118

JtaUestaart genaamd), als zamenlrekkend mid-del, zeer vermogend.

Ik vind ook pijnverdoovende middelen, en kijz onder den theriak of driakel In deze ziektenbsp;aanbevolen. Zie berkheii , 5^*° afd. Hoofds. VIII.nbsp;246, gekookt in vereenigiug met garst en hennipvnbsp;zaad in witten wijn Het gebruik van den driakel bpvea het gewone heulsap scliljiit op oudenbsp;veroordeelen, waarbij de theriak als een algemeen tegengift beschouwd werd, te steunen. Iknbsp;zou aan het heulsap, als minder verhittend , verrenbsp;de voorkeur geven ; doch nooit dan in het beginnbsp;der ziekte , wanneer de aderlating is in het werknbsp;gesteld, zou ik dit middel aanraden , en wel innbsp;vereeniging mpt slijmige, olieachtige , geneesmiddelen.

ls

Wanneer wij in acht nemen, dat de ontsteking in het begin waarschijnlijk alleen plaatselijknbsp;dat dezelve ontstaat door de hevige prikke

ling, door een vergif veroorzaakt; — dat de koorts en andere toevallen hiervan het gevolgnbsp;zijn ; — wanneer wij de teekenen van aanhoudende zware pijnen en kramp in de blaas ennbsp;piswegen, gelijk ook in de ingewanden nagaan,nbsp;en vooral die vergeefsche pogingen en persingennbsp;tot waterlozing , welke de arme dieren zoo geweldig afmatten, hebben wij , dunkt mij , welnbsp;eenige reden om deze geneeswijze te beproeven.

In het laatste tijdperk der ziekte evenwel, wan-peer het blocdvloeijen nog aanhoudt, ofschoon

-ocr page 147-

II9

de ontsteking over is , zal het heulsap eerder nadeel dan vooi’deel aanhrengen.

In het eerste tijdperk der ziekte zonden ongetwijfeld ook verweekende pappen voox-deel doen, Dezelve dienen laaiivv warm over hetnbsp;kruis te woi’den gelegd tusschen doeken. Te warmnbsp;zijnde , zouden dezelve don aandrang des bloodsnbsp;naar de nieren kunnen vermeerderen , en daardoor nadeel doen. Ook het smeren met oitenbsp;of traan, hetgeen men in Drenthe somwijlennbsp;in het werk stelt, kan zijne nuttigheid hebben.—nbsp;Het uitwendig gebruik van kond water wordtnbsp;door anderen aangeprezen.

Ik ga met stilzwijgen voorbij het gebruik van varkens - bloed, hoender-drek, gepulveriseerdenbsp;aal en andere, bij de boeren, hier en daar ,nbsp;zeer geroemde, zoogenaamde geneesmiddelen,nbsp;als zijnde deze lang door de kundigsten overtollig en nutteloos bevonden (1).

1

Uit een berigt, mij medegedeeld door den Heer liEssE , ten tijde der vereeniging van Oostvriesland metnbsp;Groningen, onder het Fransche Bestuur , Lid der Commissie van Landbouw in het Departement : de Wester-,nbsp;Eems, blijkt, dat de ziekte aldaar bet meest plaatsnbsp;heeft ophooge en dorre zandgronden, alwaar doorgaansnbsp;gemeene welde is ; — ook doorgaans op zulke weiden,nbsp;die met bosch-wallen omgeven zijn, en dan gewoon-in de hitte der zomermaanden. Men maakt aldaarnbsp;van de volgende middelen gebruik , als :

Een klein doosje of tonnetje gewone zwartsel ^ hetwelk met ruim een half kroes ^(ongeveer twee pin-

-ocr page 148-

120

Het blijlit dus , uit bet aangevoerde, dat ver-, butende, pisdrijvende, en sterk purgerende middelen uitgezonderd, er vele goede geneesmiddelen vopr deze ziekte, bij den landman, biernbsp;en elders, bekend zijn, welke men met voordeel kan aanwenden, doch dat ceue tiaauwkeu-rlge vvaarnenllcg van het verscbilleud beloop ennbsp;de verscliillendc tijdperken der ziekte allernoodzakelijkst is, om bet gebruik dier middelen , naar die omstandigbeden, te kunnen wij-=nbsp;zigen, als zijnde vele in bet begin nadeelig ,nbsp;die op bet laatst der ziekte beilzaam zijn, ennbsp;zoo omgckeei’d.

Ofschoon de oude scbi’ijvers deze ziekte onder bet Pavudvee niet sebijneu gekend te hebben , is bet evenwel niet overtollig hierbij te brengen, hetgeen men vindt bij vegetius in zijnenbsp;j4rs p^elerinaria, Llb. 111. cap. X., over hetnbsp;bloeilpissen der paarden.')

Men vindt namelijk iii deze ziekte ook aderlatingen, slljinlge en vette dranken, en de schaal van granaatappelen, welke zeer zamen-trekkend is, aanbevolen, gelijk ook uitwendigenbsp;middelen op de nieren aangelegd.

ton) van het water van het beest hetzelve wordt in-gegeven.

2°. Ilct nat van ’groote boonen , te weten drie of vier kroes boonen met water afgekookt, welke afkookselnbsp;inet een oord (ceu half pint) Ign-olie wordt ingegevon. —.nbsp;liet hloodiateu wordt daar als nadeelig gehouden. (Zi?nbsp;blz. io5).

-ocr page 149-

121

Men vindt de ziekte niet op zware kleigrond den , ook zelden op losse zandgronden, wel opnbsp;middel-gronden, vooral leemaclitige en dal-Ian-den, daar het gras niet welig groeit ; en hetnbsp;schijnt uit gebrek aan goed gras, dat de Lees^nbsp;ten deze of gene wilde plant , op die schralenbsp;gronden groeijende, afeten, en dat vooral dienbsp;beesten, welke van elders komen , daar dienbsp;plant niet gevonden woi’dt, van dezelve mindernbsp;afkeer hebben (1).

Onder de scherpe vergiften des plantenrijks, waarop in dezen vooral onze aandacht vallennbsp;moet, en welke in de gemelde oorden menigvuldig groeijen, en in het laatst van Bloeimaandnbsp;en het begin van Zomermaand het meest vergiftig zijn, meen ik te moeten brengen vooralnbsp;drie soorten, den ranunculus sceleratus, dennbsp;ranunculus fammula, en de anemone nemorosa.

In de slooten en stilstaande wateren is aldaar

1

nier geldt wcliigt ook do stelregel; assuetis na/t ft paisio. Het is trouwens ook mogelijk, dat dieren,nbsp;welke in zoodanige oorden grazen , en voor en na eenonbsp;zekere hoeveelheid van de schadelijke planten eten, —nbsp;ten minste bij schrale Welde, — daarvan niet zoo zeernbsp;worden aangedaan , dat er het bloedpissen ot nieren-Pntsleking uit volgt, welke ziekten alleen dan geborennbsp;Zullen worden , als zij er moer van nemen , en anderenbsp;Oorzaken daartoe medewerken ; terwijl die , welke uitnbsp;andere streken komen , en niet aan die planten gewendnbsp;zijn, spoediger en heviger, door dezelfde hoeveolhojd,nbsp;worden aangedaan.

-ocr page 150-

Iü2

menigvuldig de ranunculus sceleratus, jichtkruid of jeukkruid, eene zeer seherpe plant, welkenbsp;uitwendig even als eene spaansche vlieg-pleister,nbsp;in verouderde jiditpljnen, door de landlieden,nbsp;geLruikt wordt. De groote scherpheid dezernbsp;plant, welke men , dezelve proevende , terstondnbsp;gewaar wordt, maakt het niet waarschijnlijk,nbsp;dat hierdoor de ziekte zou kunnen ontstaan, —nbsp;dit vergif is te geweldig, om deszelfs uitwafkingnbsp;niet terstond in de keel en maag te vertoo-nen. — Ook heb ik hetzelve in meer dan ée'nnbsp;land, daar de wee heerschte, in de slpoten nietnbsp;gevonden.

Meer kan in aanmerking komen eene andere soort van ranonkel^ die zeer menigvuldig, vooralnbsp;op de wegen en op vochtige dorre gronden,nbsp;in die oorden, groeit, de ranunculus jlammulanbsp;namelijk, of het egelgras, kleine egel-koolen.nbsp;Deze plant, ofschoon minder scherp dan denbsp;vorige, is evenwel zeer vei-giftig, en gelijkt meernbsp;naar gras. — Ik heb, tot nog toe, op alle landen , daar de ^cee is, deze plant gevonden, eunbsp;vooral aan de wegen ; en de ondervinding heeftnbsp;geleerd, dat de beesten, die aan den weg grazen , het meest worden aangedaan.

Deze plant, hoe wel ook voor menschen vei'-giftig, wordt vooral voor de dieren ten hoogste nadeelig gehouden. In Gelderland daar, dezelvenbsp;ook zeer menigvuldig is, wordt bij den landman ,nbsp;doorgaans geloofd, dat de schapen er gallig (rgt;n-gans) van worden en sterven; doch men is daar

-ocr page 151-

123

van gedacliten, dat dezelve voor de koeijen niet, often minsie , minder nadeelig is. Doch al wasnbsp;dit zoo , kan men dit evenwel niet als een voldoend bewijs aanmerken; daar wij alle weten ,nbsp;dat het klimaat en de verschillende bodem, onder hetzelfde klimaat, den sterksten invloed hebben op de ontwikkeling van de begitiselen dernbsp;plant-gewassen, waardoor derzelver krachten dikwijls zoo aanmerkelijk verschillend zijn. Hiermede is tevens de zwarigheid eenigermate opge1nbsp;lost, dat men niet overal de wee vindt, daar dezenbsp;plant groeit; ofschoon ik hier ook bij kan voegen , dat mij geen oord in dit Departement be1nbsp;kend is, daar die plant in zulk eenen grooteiinbsp;overvloed groeit, dan in die streken.

Ik vind wel nergens bepaaldelijk onder de toe’, vallen , door deze plant veroorzaakt, het bloedwateren opgeteld; doch alle scherpe vergiftennbsp;des plantenrijks , welke niet zoo scliei’p zijn, datnbsp;zij terstond in de keel en maag hunne doodelijke wei'klugen uitoefenen, schijnen het bloed»nbsp;Wateren te kunnen veroorzaken (_1).

1

Ofschoon de vergiftige of sterker werkende planten het eerst onze aandacht tot zich trekken , is het piettenriin waar , dat de scherpste eerst de keel, maag, ennbsp;ingewanden aandoen, en hier dus minder in verdenkingnbsp;kunnen komen- Meermalen heb ik rng daarom de vraagnbsp;gedaan, zoude het wel noodig zijn, hier een wezenlijknbsp;vergif, als oorzaak , aantenemen ? Het woord vergif innbsp;deszelfs meest bepaalde beteekenis genomen. — Zouden niet zekere, eigenlijke niet vergiftige, ntaar voor

-ocr page 152-

124

2oo zïja ev vele waamemingen Lekend omtrent liet equisetu7n\ {hoer7noes lidrusk of paarr destaart) het polygonum hydropiper of de per-rnbsp;sicaria vrens^{loaterpeper) , de pedicularis pa-lustris iluiskruid) en vele oudere scherpe plaiirnbsp;ten onzes vaderlands; doch waarop in dezennbsp;minder ons vermoeden kan vallen.

Behalve deze, valt ook vernioeden op de (inemono nentcrosa {boscli hanevoet of melk-worrnbsp;tel), welke plant meer dan elders in dit Departement, hij Haren, Bijzonder aan de linkerzijde van den Heere-weg, aan den Onner-'fceg ^nbsp;vooral hij de Middelhorst gevonden wordt,

Men vindt, hij de oude schrijvers, melding gemaakt van eene plant, Avelke zij herba sanguis nalis of sanguinaria noemen. Zij geven vannbsp;dezelve nergens eene duidelijke beschrijving, ennbsp;het schijnt, dat zij dien naam aan twee verschillende planten gegeven hebben. De plant bijnbsp;mscORiDES, PLiNiüs CU audcrcn zoo genaamd, ennbsp;ook ergens bij columella , schijnt eene sooi’lnbsp;bet Vee sterk pisd rij verft e planten die ziekte kunnennbsp;te weeg brengen i — Bij menschen weet men , dat denbsp;yiuretrcci meermalen hloedwcitereri veroorzaken ? ^ Kannbsp;dat ook niet bij de dieren op dezelfde wijze gebeuren?nbsp;pn zotiden er raissebien geene planten zijn, die innbsp;de materdes medica voor den menseb als niet pisdrijvende bekend zijn, en evenwel als hevig pisdrijvendenbsp;bij de dieren werken ? — Ik n)oet inmiddels de beanl-wooiiling dezer vragen aan meer ervarenen in bet vaknbsp;der Vec-artsenlj kunde overlatep.

k

-ocr page 153-

125

^«11 polygonum te zija en heeft zamenlrekkende' eigenschappen; — doch wanneer wij hij columella. (lib. 7. 5. 19.) de toevallen lezen , diönbsp;de schapen door de herba sanguinaria ondervinden , kunnen wij dezelve niet wel anders, dannbsp;aan eenè Scherpe plant toeschrijven. Er zijn ,nbsp;gidijk uit de aanteekeuingen hij columellanbsp;blijkt, die er den ranunculus flammula voernbsp;houden; doch linnAeüs in zijne Flora Suecica,nbsp;in het 7de deel zijner Amoen. Acad. , in denbsp;veronderstelling, dat de herba sanguinalis eenenbsp;plant is, welke het hloedpissen te weeg brengt,nbsp;houdt er de anemoné rtémorosa voor, als hebbende hij deze ziekte dikwijls, in Zweden, on--der het Rundvee waargenomen j op zulke landen, waar geene andere planten groeiden, opnbsp;welke in dezen eenig vermoeden vallen kon.nbsp;gunner in zijne Flora Norioegica bevestigt, doornbsp;zijne ondervinding, deze waarneming van Linnaeus; en ook, volgens deze waarneming, latennbsp;de beesten, die in boschachtige weiden zijnnbsp;groot geworden, daar die plant groeit, dezelvenbsp;meestal onaangeroerd staan, doch die vannbsp;vreemde oorden komen, daar de plant nietnbsp;groeit, eten dezelve en krijgen de ziekte. Wanneer wij hierbij in aanmerking nemen, dat denbsp;landman veelal van meening is, dat de ziektenbsp;ineuigvuldiger is op landen, daar elzen groeijen,nbsp;daar dus ook voorzeker meer van dezenbsp;anemone groeit, zou men voor het denkbeeldnbsp;tan Linnaeus vrij \ïat waax'schijnlijkheid vinden.

-ocr page 154-

126

Docli onze ondervinding strijdt liler volkomen tegen. Ik lieb namelijk veie landen doörgezoclit,nbsp;daar geene elzen of andere boomen gevondennbsp;werden, en daar ik hoegenaamd ook geene ane.nbsp;fnone nemorosa koude ontdekken, terwijl evenwel de beesten , dié nimmer in boschrijke weiden , doch altijd óp dat zelfde land waren geweid , geweldig door de ziekte waren aangetast;nbsp;Ons Medelid de Heer trip hééft in Veendam dezelfde ondervinding; ook de Heer p, e. vas id-DEKiNGE, die te Krops^colde wonende , deze ziektenbsp;met véél naauwkem-igheld heeft waai’genomen.

Er ligt een land aan den Onnerioeg , midden tusschen twee lauden , waarop , in den zomer vannbsp;1810 , drie beesten aan de wee stierven; en velenbsp;ziek waren, terwijl evenwel in het eerstgeméldénbsp;land, ofschoon rondom met elzenboomen omringd, de wee niet heerschte, en wel, sedei’t mennbsp;dat land opgehoogd, en óp eene gelijke hoogtènbsp;gebragt heeft, en de slooten rondom diep warerinbsp;tlltgegraven , zoodat de afloop van water vrijnbsp;was , en de beesten, gelijk anders dikwijls plaatsnbsp;heeft, niet in de slooten konden loopen.

Deze ondervindingen , welke ook volkomen het denkbeeld Wederleggen van sommige ingezetenen, die de ziekte aan een insect, op de elzenboomen azende , willen toeschrijven, zijnnbsp;van het grootste gewlgt, en het zal vaii belangnbsp;zijn, dezelve, zoo veel doenlijk, te vermenigvuldigen. Hierdoor immers krijgen wij aanleiding , om, wanneer wij eenmaal zoo gelukkig

-ocr page 155-

127

zijn van cle plant te kennen , ook dezelve té kunnen uitroeijen, of ten minste aanmerkelijknbsp;te verminderen; want, gesteld eens, wij liaddennbsp;met den gcmelden kruidkundigen reden, omnbsp;den L'oschhancvoet of anemone nemorosa te be-scbuldigen, zou immers het uitroeijen van elzen-en andere boomen, rondom de landen, genoegzaam zijn, om de verspreidirig dier plant,nbsp;die niet dan in bossclien gi’oeit, te beletten,nbsp;wanneer men tevens zorg moest dragen, dat denbsp;beesten niet graasden aan den weg.

Doch gesteld eens, dat de ranunculus flam-mula dé ziekte veroorzaakte , zou men, gelijk ik zoo even van bet land aan den Onrierwegnbsp;zeide, moeten te werk gaan; en mijn vermoedennbsp;Op deze plant krijgt daardoor meerdere waarschijnlijkheid. Immers wanneer men met aandacht die landen doorwandelt, daar de ziektenbsp;heerscht, vindt men dezelve alle op den eenennbsp;of anderen kant lager en vochtiger. Op hetgeennbsp;hoog en effen hoog is, en waar het water goednbsp;kan afloopen, vindt men geen ranunculus jlam-mula , doch altijd op de gezegde, lagere, vochtige , plaatsen, en vooral bij de afhelling naarnbsp;de slooten, De beesten drinken uit die slooten ^nbsp;en wanneer er weinig water in dezelve is, loo-peu zij er in ; zoodat de grond van den sloots-, die los is, invalt , en men krijgt dus altijd aan de randen van het land lagere plaatsen.nbsp;Dns zat men best doen het land, zoo veelnbsp;doenlijk, gelijkelijk hoog te maken, de afwate-

-ocr page 156-

128

ring te bevorclorcn, door diepe slooien le graven , den sloolswal vast te maken met elzen of andere takken, opdat die vooral niet afliel-le, — midden in liet land dobben te gravennbsp;voor de beesten om te di’inkcn, opdat zijnbsp;niet bij de slooten komen. Op deze denkbeelden, waartoe mij de Heelmeester oustingnbsp;mede aanleiding gegeven heeft, zouden dan ooknbsp;de middelen moeten steunen , om deze plantnbsp;uitteroeijen, of ten minste aanmerkelijk te verminderen (1)j

I

1

In liet Magazijn vo'jr faderlandschen handbuüfV van den Hooglecraar i. kops , Vit D. 11. Si- blz 4i3.nbsp;vinden wij medegedeeld , dat , volgens waarnemingen ,nbsp;in liet district van Vollenhove, in Overijssel, gedaan^,nbsp;hét weiden van eenige schapen tusschén het Hundveenbsp;deze kwaal zoude kunnen voorkomen, zijnde in weiden,nbsp;waarop hetzelve doorgaans aan liet hloedjiissen onderhevig was, dit ongemak naderhand niet bespeurd , toennbsp;er schapen op liepen. Hot verdient allezins nader tenbsp;worden onderzocht , hetgeen trouwens zeer geinakke-lïjk is te doen, — of het weiden van schaliën inderdaad een voorbehoedmiddel tegen deze ziekte van liétnbsp;Rundvee kan zijn , waarvan tnén zich alsdan voorzekernbsp;ntet voordeel zou kunnen bedienen. ~ Enkele waarnemingen beslissen in dezen niet genoegzaam, daarnbsp;trouwens de vermindering of liet uitblijven der ziektenbsp;voor een enkel of zelfs voor meerdere jaren, op eenigenbsp;stukken lands , oiizes oordeels , nog aan andere noodzakelijke of toevallige omstandigheden zal kunnen worden toegeschreven.

Voor liet overige kunnen als voorbehoedmiddelen tegen het blocdpisscn, behalve de aderlatingen en do

-ocr page 157-

En iiieiTTic je hoop Ik aan je üii) Opgè jragênè Oommissie eenigermale te hebheii voljaan. Eennbsp;ohjerzoek van Jien aarj is voor iemanj, alsnbsp;Ttiij, die in de eigenlijke Vee-artsenijkunde zoonbsp;vVeinig bedreven is, niet gemakkclijk, en ik gevoel zeer wel, dat mijne bevoegdheid daartoenbsp;zeer gering is. Ik verzoek dus mijne Medeledennbsp;dit rapport geenszins te beschouwen als ecunbsp;volledig stuk, doch alleen als eenige aanleidingnbsp;gevende, om eenmaal, door de aanhoudende ennbsp;meer algcnaeene medewerking van deskundigen ,nbsp;Volledig te kunnen worden.

De dienstvaardigheid en lust tot onderzoek, welke ik overal in dit eii ook in de naburigenbsp;Departementen heb ondervonden, geven mij hetnbsp;gunstigste vooi'uitzigt, dat deze pogingen, waarvan ik nu reeds de aangenaamste gevolgen on-dervinde, verder door het Gouvernement begunstigd , eenmaal tot een onwaardeerbaarnbsp;voorregt onzcr landlieden van de gelukkigstenbsp;uitkomst zullen worden achtervolgd.

overige reeds aangevoerde rhiddelen, in aanmerking Worden genomen eene behoorlijke bemesting der landen , om dezelve daardoor in een’ goeden staat te brengen ; — voorts te zorgen, dat geene slechte aarde overnbsp;het land worde gebragt, ten minste zonder bet tegelgknbsp;rijkelijti te bemesten; het zooveel mogelijk uiUoeijennbsp;Van (ijg planten, welke daartoe aanleiding geven , zoo-dra nien daaromtrent meerdere zekerheid beeft ; — betnbsp;dikwerf verweiden van dc beesten , enz. liij gmir wêernbsp;kan het insgelijks van dienst zijn den rug van het beestnbsp;met een kleed te overdekken.

9

-ocr page 158-

130

NASCHRIFT.

Den 31’*^“ van Hooimaand 1810, hebben vrij wederom gelegenheid gehad, om een beest, aannbsp;deze ziekte gestorven, te onderzoeken. Wijlennbsp;mijn vriend en voormalige leerling, de Heernbsp;Med. Dr. tresling had, wegens mijne noodzakelijke afwezigheid, de goedheid, om dezenbsp;opening voor mij in het werk te stellen.

Dit beest was acht dagen lang ziek geweest; het had hij aanhoudenheid teekenen gegevennbsp;van sterke kooris en pijn, tot het laatste dernbsp;ziekte toe, met geweldige hartkloppingen, dochnbsp;het had niet veel bloed ontlast.

Bij de opening vond Dr. tresling de linker long en het hart met kleine plekjes koud vuurnbsp;bezet. De lever was week, voos , papachtig ennbsp;zoo ook de milt, schijnende die ontaardingnbsp;het gevolg eeiier voorafgegane ontsteking. Denbsp;galblaas was sterk opgezet, en de gal door denbsp;geheele lever verspreid, welke daardoor sterknbsp;gekleurd was. In de pens was bloed uitgestort. De darmen waren gezond, uitgezonderdnbsp;de endeldarm , waaraan duidelijk koudvuurnbsp;zlgtbaar was, waarschijnlijk door de handgreepnbsp;met den stok, waarvan ik op blz. 94 gewagnbsp;maakte, veroorzaakt. De hoeveelheid bloed wasnbsp;gering, hoe wel men niet konde zeggen, datnbsp;bat beest veel bloed ontlast had.

De linker nier, en bijzonder de corticale of bastachtige zelfstandigheid was tot koud vuur

-ocr page 159-

131

overgegaan ; voor het overige schenen cle nieren gezond en zonder teekenen van ontsteking. Ernbsp;was geen Moed in de It.olligheid der nieren ,nbsp;doch wel, schoon niet veel, in de blaas. Denbsp;geheele maag was opgevuld en het voedsel sterknbsp;op een gepakt, hoewel het beest, sedert 8 dagen, niet gegeten had, De darmen waren geheel ledig.

Ook heeft, sedert dien tijd, de Heelmeester' oosTisG eene opening gedaan; hij vond de blaasnbsp;sterk opgezet met bloed, doch geene ontsiering , weinig bloed in het ligchaam , — de nieren ontstaken, — de milt opgezet , week, papachtig, zoouat men dazelve naauwelijks zondernbsp;kwetsing met den vinger konde aanraken. Denbsp;longen waren niet aangedaan, ook de darmennbsp;gezond. Er was geen lende-bloed en ook geennbsp;harde afgang. Het heest was gestorven op deanbsp;6'^*’“ dag, en had sterke koorts gehad.

Ik geloof dat deze waarnemingen onze gissing (zie blz. 102) meer en meer bevestigen, dat namelijk niet altijd de dieren aan verlies van bloednbsp;sterven , of aan koud vuur en veretterlng in denbsp;nieren , maar dat wel degelijk de heete koortsnbsp;en ontsteking der edelste ingewanden of denbsp;daarop volgende veretterlng of koud vuur, alsnbsp;een gevolg der plaalselijke aandoening der nie-reu bij velen den dood te weeg brengt. Hierdoor valt dus het nut der aderlating in hetnbsp;begin der ziekte nog duidelijker in het oog.

Schoon het saizoen reeds verre gevorderd

-ocr page 160-

133

was, in de laatste dagen ran Hooimaand, Was ik evenwel zeer bcgeerig, om de uitwerkingnbsp;van den ranunculus f^ammula te onderzoeken.nbsp;Ik heb , te dien einde, een liokkellng of jongnbsp;beest van een gezond land in de stad latennbsp;komen, op den 29 van Hooimaand. De Heernbsp;TRESLijTG had de goedheid mij daartoe een’ staljnbsp;achter zijn huis , aantebieden.

De Heer vos, te Haren , zond mij , te gelijk met het beest, een’ grooten voorraad , denkelijknbsp;meer dan vier ponden, ranunculus jlammula.nbsp;Deze groote hoeveelheid heeft het beest in denbsp;eerste vier dagen opgegeten , en wij hebben hetnbsp;minste ongemak niet kunnen bespeuren, zoo-dat wij het op den ISquot;*'” dag hebben teruggezonden.

Ik heb niets van het dier gehoord, en veronderstel dus, dat het gezond is; want hoe lang het vergif achter na kan werken, weten wij niet.nbsp;Mij is het geval bekend van een beest, hetwelknbsp;uit een land komende , daar de wee heerschte,nbsp;in een ander land, daar de ziekte onbekend was,nbsp;na 10 dagen, was ziek geworden , ten bewijze,nbsp;dat men niet te schielijk moet besluiten; dochnbsp;het is nu reeds de 16 dag, en het beest wordtnbsp;niet ziek.

Is nu de zaak hiermede uitgemaakt ? kan men uit deze proef besluiten, dat de ranunculusnbsp;p,ammula de ziekte niet kan veroorzaken ? Iknbsp;geloof neen. — Kan men de plant thans wel zoonbsp;vergiftig houden als in het begin van zomer-

-ocr page 161-

133

maand? Is er bij het die.r, na zoo lang gi’as te~ hebben gegeten, wel die vatbaarheid?

Is een jong dier wel zoo vatbaar als een volwassen'? Wordt een dier wel zoo ligt ziek op den stal als in de welde? Ik had wel voorziennbsp;dat de proef meer of min onzeker konde uitvallen , doch ik had niet eerder gelegenheid,nbsp;om dezelve te doen. De proef zal kunnennbsp;worden herhaald, hoewel de onkosten aanmerkelijk hoog zullen kunnen loopen met eene volwassene koe, in het begin van Zomermaand, innbsp;een land, daar geen wee heerscht.

Mijne vrienden te Haren hadden groote Begeerte , om ook eens het, bij hen zoogenaamde wee-hladje of vier-bladje, de tormentilla erectanbsp;of het zevenblad, te beproeven. Schoon ik hierop hoegenaamd geen vermoeden kon hebben,nbsp;wilde ik gaarne aan dat verzoek voldoen , ennbsp;gaf aan een jong dier meer dan een half pondnbsp;bloeijeiade tormentilla op eens, doch zonder eenignbsp;uadeelig gevolg. Den wortel kennen wij als eennbsp;tiiUuuntend geneespiiddel.

Nadat ik den uitslag mijner, hier ter nederge-stclde , waarnemingen en nasporlngen had bijeen-gebi'agt, ben ik bekend geworden met het wei’k Van (Jen Duitschen Vee-artsenijkundlgen a. F.nbsp;tscheuliMj getiteld'• kunst die llindviehseuchen zunbsp;ei kennen, ihnen vorsvbeugen, und sie sicher zu

-ocr page 162-

134

hHlen, 2t‘e auflagc, Karsruhe 1821, § 499, waarin insgelijks over Ixct LloeJpissen wordtnbsp;gehandeld. Hij beschuldigt als oorzaken, behalve sommige scherpe zelfstandigheden, die denbsp;nieren prikkelen, en ontsteking in dezelve ennbsp;de piswegen kunnen te weeg brengen, als bijv.nbsp;cenige soorten van hanovoet, de spaansche vliegen , meikevers en soortgelijke insecten, en voegtnbsp;er bij, dat door de laatsten , voor eenige ja-ren , te Staffort in Engeland, zulk eene alge-inQcne ziekte Is voortgebragt, dat door dezelvenbsp;bijna 200 stuks rundvee werden aangedaan, ennbsp;in Saksen zouden, door het binnenslikken vannbsp;de curculio pisi, een insect, dat zeer scherpenbsp;eigenschappen bezit, meermalen onderscheidenenbsp;schaapskudden door bloedwateren zijn aangetast.

Ofschoon ik nu, gelijk op blz. 123 en verv. gezegd is, om de aldaar aangevoerde redenen,nbsp;liiij niet kan overtuigen, dat zeker insect, opnbsp;de elzenboomen azende, als de ooi’zaak vannbsp;het bloedpissen kan- worden aangenomen, zoonbsp;ban ik, sedert lang, niet vreemd van te geloo-ven, dat sommige andere insecten, die hetzelfdenbsp;of een gelijksoortig scherp beginsel bevatten alsnbsp;dat der spaansche vliegen, met regt verdachtnbsp;moeten worden gehouden-, als daar vooral zijnnbsp;de tnoloë proscarabaeus, en meloë majalis, {meikever of mei-wurm-kever) eu mCor andere , waarnbsp;van de pisdrijvende eigenschap bekend is. Denbsp;nnei-kever vertoont zich vooral in de maand Meinbsp;cn het begin van Junij. Toen ik mij, in mijne

-ocr page 163-

135

jeugd , niet het verzamelen van insecten dikwijls hezig hield, heh ik meermalen dit dier gevonden , doch kan mij niet genoeg herinneren otnbsp;het de meloë majalis of de prosoarabaeus is geweest; doch belde soorten komen in gedaante,nbsp;gelijk ook in Werking, overeen. En hoe velenbsp;andere soorten van insecten zijn er niet, die,nbsp;in meerdere of mindere mate, het cantharidenbeginsel bezitten, die ook vooral op ranonkel-soorten azen (1) ? Het zou van belang en dernbsp;moeite overwaardig zijn, dat men de heginse.nbsp;leu dezer insecten eens naauwkem’ig, volgensnbsp;scheikundige gronden , onderzocht.

Twee gevallen heb ik behandeld van men-schcn, die aan een’ mictus cruenius laboreerden , met de hevigste toevallen , hoedanige immer uitnbsp;het Inwendige gebruik van cantharides kunnennbsp;ontstaan. Het bleek mij, dat het poeder, hetwelk die ongelukkige lijders gebruikt hadden jnbsp;duidelijk schilden bevatte van kleine torretjes,nbsp;veel gelijkende naar die van de gewone goudennbsp;torretjes of goudhaantjes. — Dit was een geheim middel , hetwelk , in Friesland, door een’nbsp;kwakzalver , verkocht werd tegen de jicht.

1

De mei-Tcever wordt ook reeds door i.e franck Van berkheii opgegeven als de oorzaak van hetnbsp;bloedpissen, huisvestende dit dier, in de maanden Meinbsp;en Jniiij, op sommige plaatsen, tussclien en aan denbsp;wortelen dg,, hoterbloemsn en wilde zuring (Zienbsp;luurL XïUtoriQ i^an HoUcind ^ 5dfi )). blz. i3a).

-ocr page 164-

Deze oiidervindirig, gevoegd Lij hetgeen doo» ^SjSHEüLiM wordt medegedeeld — indion dezenbsp;waarnemingen als voldoende Levestigd mogennbsp;worden aangenomen — geeft , mijns oordeels ,nbsp;eenen genoegzamen grond , om deze oorzaak opnbsp;verre na niet Luiten beschuldiging te verklaren,nbsp;maar levert eene nieuwe drangrx'den op, omnbsp;daarop de aandacht nader1 te vestigen, en onzenbsp;uusporingen voorttezetten , waartoe ik ook vooralnbsp;onze jonge VQe-axtseni|kuudigen wil hebben aan-g('spoovd.

Ik zal dezen voorzomer, indien mij iets mogt voorkomen, de aandacht van het publiek waardig,nbsp;betreffende deze ziekte, zulks aan mijnen waar-,nbsp;dlgen, vriend'NUMAN , ter plaatsing, in een volgendnbsp;stukje van zijn belangrijk tijdschrift, gaarn toe.nbsp;zenden (quot;),

ORONiNGEN, 30 April 1837..

1

Onlangs heb ik de nadere medodeeling van den Hoogleeraar duiessïN ontvangen , dat de wee in dit voorjaar (1827) nog al vrij sterk heeft gegrasseerd, en er vannbsp;36 Bunderen , door dezelve aangedaan , -4 zijn gestorven.nbsp;Zijn Hooggeleerde voegt er bij vernomen te hebben,nbsp;dal de gewone verzaclitende middelen daarbij niet zijnnbsp;aangewend, en dat ëiin beest altbans , zoo als hij gehoord lieeft, vermoord is, door het veel genever tenbsp;laten inzwelgeo,

Ve Redacteur^

-ocr page 165-

137

\ E R S L A G VAN EKNE ZIEKTE, welke ok-

PEU HET VEE TE KVIK EN ST. AGATIIA GE-UEERSCIIT HEEFT, SEDERT DEN .1 AUGUSTUS 1826

TOT ÜEN 8 FEBHüARU 1827.

De Vee-arts der 1“'^ klasse w. ï. rtksen, te' echel^ in Noord-Braband , heeft aan Zijne Excellentie den Heere Gouverneur dezer Provincienbsp;het volgende berigt ingezonden omtrent eenenbsp;ziekte, welke onder het vee te Kvik en St.nbsp;Agatha geheerscht heeft, sedert den 1 Augustusnbsp;1826 tot den 8 Februarij 1827, zijnde hetnbsp;zoogenaamde Miltvuur.

Verschijnselen, welke men bij de zieke , dieren waarnam.

Volgens het algemeen gezegde der eigenaren, gaven de dieren, zoodra men de ziekte bemerkte , teekenen van koorts te kennen; zijnbsp;trilden bestendig; hielden den kop laag; hetnbsp;haar stond overeind; de oogen stonden glinsterende, 'wnarna bij de meesten, vooral bijnbsp;Schapen, witte bruis op den mond kwam, waaropnbsp;*ij oogenblikkelijk dood bleven. Bij sommigenbsp;sohapen was zelfs de ziekte zoo hevig, dat zijnbsp;reeds dood waren, zonder dat men dezelvenbsp;'vermoedde ziek te zijn; de meesten waterden,nbsp;een oogenblik voor den dood, bloed.

de Runderen duurde de ziekte, over het algemeen, iets langer; doch weinigen leefden

-ocr page 166-

138

langer dan 24 uren. De meesten stierven binnen 6 of 8 uren. Eenigen gaven vooraf nog teeke-1nbsp;nen van buikpijn te kennen; zij bleven namelijk treurig staan kijken, zagen dikwijls naar dennbsp;buik, sloegen met de voeten, vielen neder eirnbsp;kwamen dan ook niet meer op. Bij alle diei'ennbsp;heeft men bespeurd , dat het hart tot aan dennbsp;dood geweldig sloeg.

Bij de paarden was de ziekte ook allerhevigst^ cn bij twee heeft men toevallen van razernijnbsp;bespeurd. Slechts bij e'én paard , dat ’s namiddags ziek werd, heeft men, tegen den avond,nbsp;een anthraa;-gezwel waargenomen; doch het was ,nbsp;niettegenstaande dit verschijnsel, den volgendennbsp;morgen dood. Bij de Bunderen of Schapennbsp;heeft men zoo mln tuberciileuse als carbuncu-leuse of wezenlijke awt/tma7-gezwellcn (1) waargenomen.

1

Men onderscJicidt de gezwellen , welke bij het miltvuur somwijlen als enkel symtomatischc, dan alsnbsp;meer critische verschijnselen worden waai genomsn , innbsp;tulerculeuse en carbunculeuse ; welke laatste de ware anthrax uitmaketr. De eerste soort zijn vlakke ,nbsp;weeke, deegachtige of zultachtige builen van eene zeernbsp;verschillende grootte. Dezelve zijn gewoonlqk nochnbsp;lieet, noch pijnlijk op het aanvoelen, en niet zeer oni-schreven, meestal cene aanmerkelijke uitgebreidheidnbsp;bezittende. Bij bet doorsnijden vloeit er doorgaansnbsp;eene grootere of geringere hoeveelheid gcelachtig , ge-lalineus of zu’.lachtig vocht uit dezelve, De Duitschersnbsp;noemen dit gezwel gelber knopf- — De carbonicl of denbsp;vyare anthra.v-hml onderscheidt zich daardoor, dat de-

-ocr page 167-

189

De eetlust heeft hij de meeste dieren, tot den dood, hoewel in mindere mate, hlijveanbsp;zelve heet, pijnlijk, meer omschreven en vast is, lietnbsp;gezwel bezit dus een’ meev wezenlijk outstekingachtigennbsp;aard, en bevat geene geelachlige vloeistoffe ; maarnbsp;opengosiieden zijnde, vloeit er eene geringe hoeveelheidnbsp;eener scJierpe bloedige stofTe uit dezelve. Somwgiennbsp;bezitten zij eene spekaclulge hoedanigheid.

Vermits de ziekte door deze onderscheidene gezwellen uitwendig eene eenigzins andere gedaante verkrijgt, terwijl ook de tiiherkels , in den regel , (ofschoon dezenbsp;niet zonder nitzondering is), een meer asthenisch denbsp;carioniels daarentegen een meer sthcnisch ziekte-ka-ractrr te kennen geven, zoo kan men een tu5orculeu.senbsp;en èen carhunculeuse vorm van het miltvuur a.anne-inen ; doch voor het overige kan de aard der ziekte ,nbsp;in de beide vormen, genoegzaam dezelfde blijven ,nbsp;terwijl insgelijks dezelve , behoudens haren aard en.nbsp;karacter, zonder deze gezwellen, bestaan kan, gelijknbsp;vele epizoötien daarvan voorbeelden opleveren , en hetwelk ook door die, welke te Kuit en St. .Agatha heeftnbsp;geheerscht, op eene enkele nitzondering na, bevestigdnbsp;Wordt. Wanneer het miltvuur zoo hevig aanvalt, datnbsp;de dieren plotslir.g sterven, zonder dat men eenige verschijnselen van ongesteldheid aan dezelve .waarneemt,nbsp;^00 bezit de ziekte volkomen de gedaante eener he-i'uerte , en men noemt dezelve, in zoodanige gevallen,nbsp;uiet ten onregte , de ajieplectische vorm van liet Miltvuur, onder welke gedaante zij, ingevolge het medegedeelde berigt, in de genoemde plaatsen, vrij algemeen schijnt te hebben bestaan , zooals trouwens ook danbsp;sterke opvulling der halsaderen, tot berstens toe, be-vesligcn , dat er eene sterke ophooping van Idoed innbsp;kop moet hebben pl.iats gehad. — De Duilscho»^

-ocr page 168-

340

voortduren ; de melk-afscheiding hield meestal spoedig op.

Verschijnselen bij de gevallene dieren.

Uit hoofde dat de ziekte bij de boeren algemeen voor het miltvuur werd gehouden, onderzocht men alleen de milt, welke dan ook, in de meeste gevallen, eens zoo groot was,nbsp;dan in den natuurlijken staat, doch zeer zwartnbsp;en zacht, zelfs zoo, dat, indien men het weigeren dan aan het miltvuur, uit hoofde dat de dieren,nbsp;schijnbaar gezond, onverwacht nedervallen en sterven ,nbsp;den naain van erdsturs, De ouden noemden dezelvenbsp;ook niet oneigenaardig ; mors ante luem, (*) dat is : denbsp;dood voor de zieite. vianinius beschrijft haar reedsnbsp;voortreffelijk op deze wijze ;

Ecce etenim duro famans sub vomere taurus Concidit, rnistum et spumis vomit ore crttorem,nbsp;Extremosque ciet gemitus : It irislis aratornbsp;Moerentem abjuugens fraterna mor te juvencunt,nbsp;Atque opere in medio de/ixa relinqu.it aratra,

GEOno. llb. III.

Wij vinden dit door Vondeu aldus ovorgezet.

De stier, die met den ploegh al roockende aen komt

rucken ,

Stort neder en braeckt schuim en hloet alle oogenblick ïen monde uit, geeft terstond den allerjongsten snick.nbsp;De droeve Lantman spant den macker uit, die druckighnbsp;Zijn broeders dood betreurt, zoo scheidt hij ongeluckighnbsp;In ’t midden van het werk, van ’t kouter in die

streeck.

(*) Mors ante luem Jirmatam corripit olim,

SÏVERrs SAHCTU».

Ee Redacteur»

t

-ocr page 169-

141

I

I

f.t

en eigene vlies er van afscli^iiclde, het parenchyma of de eigene zelfstandigheid derzelvc geheel wegvloeide; bij eenigen was dezelve ook kleinder dan natuurlijk,

De darmen waren bij velen met plekken van koud vuur bezet; insgelijks de longen.

De bloedvaten van den hals en voornamelijk de halsaderen waren ongemeen met bloed opgevuld, dikwijls zoo sterk, dat de wanden dernbsp;Vaten verscheurd werden bevonden; als wanneernbsp;men uitstortingen van bloed in de spieren aantrof; ook liep er, eenigen tijd na den dood ,nbsp;bloed uit den neus en mond.

Oorzaken, zooicel naaste als afgelegene.

Uit de verschijnselen, zoowel bij de zieke als gestorvene dieren waai'genomen, meen ik tenbsp;mogen besluiten , dat de ziekte onder de hevige,nbsp;kwaadaardige ontsteklngs- of anthra.T-ziekten magnbsp;gerekend worden, en wel tot dien vorm vannbsp;dezelve, welke men gewoon is het miltvuur,nbsp;venijn of stille bloed {febris carbunculosa) tcnbsp;noemen, dat zich hier algemeen onder eenenbsp;Apoplectische gedaante vertoont heeft. Dat hetnbsp;deze ziekte was, wordt nog te meer bevestigdnbsp;door het ongelukkig voorval, hetwelk den landman GEERT VAN DE LOCHT is overgekomcn, die namelijk zijn’ buurman joiiAN tyssen» in het openennbsp;van een, aan de ziekte gestorven, Rund behulpzaam was geweest. Deze man zich, daagsnbsp;te voren, toevallig in de hand gesneden heb-

-ocr page 170-

142

bende , zoo werd waarscbijnlijk, door die wond, de smetstof van het, aan de miltziekte gestorven , dier opgesloi'pt, Waardoor hij, daags daarna , aan de gevolgen van het koud vuur in dennbsp;ai-m is overleden.

Wat de afgelegene oorzaken betreft, daaromtrent heb ik niets kunnen nasporen. Waarschijnlijk mag men er de sterke hitte, zoowel als buitengewone droogte , die in de zomermaanden van het verleden jaar zoo ongemeen zijnnbsp;geweest, voor houden. Andere oorzaken kondennbsp;er als toen niet wel plaats hebben, bijv. vuilnbsp;drinkwater, moerassige gronden , vergiften in denbsp;weiden of dergelijke. Al de eigenaars hebbennbsp;mij verzekerd, dat de dieren uit de rivier denbsp;Mam dronken, en dus zuiver drinkwater hadden. Vergiften , als honigdaauw , cryptogamischenbsp;planten, welke men wel eens als de oorzaak voornbsp;deze ziekte vindt opgegeven, kon men niet veronderstellen aanwezig te zijn, en wel, omdat ernbsp;hier en daar slechts eenige dieren door dè ziektenbsp;werden overvallen. Bijv. martun de bruin had 19nbsp;koebeesten, welke graasden naast 15 van dennbsp;Heer Burgemeester. Van den eersten zijn er 5nbsp;gestorven, en die van den laatstfen zijn allenbsp;gezond gebleven.

Nog een voorbeeld, hiertoe behoorende, is het volgende : marten de bruin had 60 schapen ;nbsp;5 stierven er op zijn land; de overigen bragtnbsp;hij naar Oeffelt, op een half uur afstands vannbsp;de vorige weide. Van deze schapen, na aldaar

-ocr page 171-

143

elf dagen geweest te zijn , stierven er wederom 5 , waarop men ze weder terug haalde. Denbsp;weiden, waarop al de overige zieke dieren gegraasd hebben, waren van de beste hoedanigheid ,nbsp;hoog gelegen en met boomgewas omringd.

Ten aanzien van de voortduring der ziekte in den winter , daarvoor heb ik evenmin eenenbsp;ware en voldoende reden kunnen vinden. Indiennbsp;de dieren van het hooi hadden gegeten , dat op dienbsp;landen is gewonnen , waarop de overigen warennbsp;gestorven, dan zou men zulks aan de nadeellgenbsp;eigenschap van hetzelve moeten toeschrijven,'nbsp;maar dit is het geval niet geweest; want denbsp;meeste dieren, die op stal zijn gestorven, hebben niets anders gegeten dan soepvoederingnbsp;en stro o.

Ik voor mij kan dus geene andere reden van de ziekte geven, dan dat de voorbeschlktlieidnbsp;tot dezelve in den zomer bij eenige dieren aldaar is voortgehragt, en door de eene of anderenbsp;onbekende aanleidende oorzaak bij voortduringnbsp;is ontwikkeld geworden.

Aangaande den besmettenden aard der ziekte schijnt hier eene zaak te worden bevestigd,nbsp;Waarover men het op verre na niet eens is.nbsp;Het komt ons namelijk voor , dat men uit de,nbsp;kier bestaande, gevallen nader mag besluiten,nbsp;lt;lat het miltvuur wel voor andere dier-geslachten en den mensch hesmetteiijk is, maarnbsp;niet voor het Rundvee , bij hetwelk het gift slechtsnbsp;oorspronkelijk schijnt te worden ontwikkeld. Ia

-ocr page 172-

lU

tie meeste stallen namelijk, daar de ziekté lieersclite, heeft men gezien, dal meest altijd denbsp;Rundei'en , die op een’ afstand stonden, en slechtsnbsp;enkele keeren de naast elkander staande door dezelve werden overvallen. De wed. hurkens verhaalde mij , dat eene gezonde koe eene anderenbsp;zieke , die naast haar stond en waarvan zij veelnbsp;scheen te houden , gestadig den mond belekle ,nbsp;zonder dat men er eenige nadeehge gevolgen vannbsp;gezien heeft.

Geneeswijze , welke men hij eenige dieren heeft opgevolgd.

Vermits de ziekte bij de meeste diei’en een zoo hevig beloop had, was men in de onmogelijkheid, om dezelve geneesmiddelen in tenbsp;geven. Eenige Runderen heeft men , zoodra zijnbsp;de geringste teekenen van de ziekte opleverden totnbsp;vier ponden bloed getrokken , een wrang-wortelnbsp;gestoken, en een’, mij onbekenden, ontsteking-werenden drank ingegeven; doch zonder eenigenbsp;haat, daar dezelve toch binnen eenige dagen doodnbsp;waren, marten de bruin , welke 6H schapen liad,nbsp;waarvan er vijf stierven, zonder dezelve geneesmiddelen te hebben ingegeven, liet de overigennbsp;ter voorhehoeding , op order van de Vee-arlsnbsp;DOOP , een pond bloed aftrekken, een wrang innbsp;den staart steken , en gaf ze den drank uit jene-ver-bezien valeriaan - wortel en salpeter; dochnbsp;daarna zijn er nog 41 gestorven.

Ik heb de meeste eigenaren en den Heer Burge-

-ocr page 173-

145

ineesterverzoclit, om, inliet vervolg, de gestorvene dieren met alle omzigtiglieid te behandelen ,nbsp;om het vleesch volstrekt niet te. laten eten ;nbsp;voorts heb ik als het veiligst aangeraden, omnbsp;de gestorvene dieren met de huid onverwijld innbsp;den grond te stoppen.

Verder zijn door mij geneesmiddelen voorge-.schreven, welke ik, naar den meer of minder gevorderden trap der ziekte, de geschikste oordeelde.

Ter zuivering van de stallen heb ik de he-rooking van Guiton Morveau voorgeschreven.

Ofschoon wij in dit algemeen verslag geeiie Volledige mededeeling aantreffen, hoe vele dieren en bijzonder hoe vele paarden, runderennbsp;en schapen , te Kuik en St. Agatha , door het miltvuur zijn aangetast geweest, hetwelk door dennbsp;Vee-arls ryksen niet kon worden nagegaan, door'nbsp;dien hij alleen hij den afloop der epizo'ótie al--daar tegenwoordig was, blijkt het evenwel genoegzaam , zoo uit hetgeen hij meldt aangaande denbsp;verschijnselen der ziekte, als omtrent de ult-vv'erking, welke dezelve in de ligchamen dernbsp;dieren teweegbragt, en inzonderheid uit denbsp;doodelijke gevolgen, welke de Landman geertnbsp;der locht , ten gevolge der opening, vaunbsp;een gestorven beest, ondervonden heeft, dat de’nbsp;*‘ckte moet gehouden worden voor degene ,,nbsp;v^'elke door hem wordt opgegeven. Hierbij-

la

-ocr page 174-

146

•wordt op nieuw het alleidicvigst beloop des luiltvuurs en de hoogst gevaarlijke uitwerkingnbsp;bevestigd , waartoe eene onvoorzigtige behandelingnbsp;der lijken, aan deze ziekte gestorven, aanleidingnbsp;kan geven , vooral indien eene gewonde oppervlakte des ligchaams met het bloed of denbsp;sclierpe vochten des diers in aanraking komen.nbsp;Bij een nader berigt is mij door ryksen nognbsp;medegedeeld, dat ook twee varkens, die vannbsp;het vleesch eener koe gegeten hadden, aan hetnbsp;vuur zijn gestorven. Bij de schapen was denbsp;ziekte zoo hevig , dat, terwijl makten de bbuin ,nbsp;te St. Agatha, die reeds boven genoemd is,nbsp;aan zijn’ herder zeide: » indien ik dien Ram,nbsp;welki sto7id te grazen, nog maar mag behouden,nbsp;dan ben ik te vrede nog naauwehjks deze woordennbsp;had uitgesproken , of de ram draaide zich een paarnbsp;malen om, en viel plotseling dood ter neder.

Voor het overige, dewijl, tijdens het verblijf van RiJKSËN, te Kuik, er geene zieke dieren waren , liet hij alleen een recept achter , bestaandenbsp;uit vier looden salpeter en acht looden wonder-zout, hetwelk, met een h.alf pond honig tot eenenbsp;likking gemaakt, moest worden ingegeven , zoo-dra‘ er maar iets buitengewoons aan de dierennbsp;bespeurd werd , in zoodanige giften, als aan denbsp;verschillende geslachten geëvenredigd waren. Ernbsp;moest dan tevens terstond eene goede aderlatingnbsp;in het werk worden gesteld. Indien de ziektenbsp;ëe'n of twee dagen mogt duren, 'hetwelk bijnanbsp;nimmer geschied is, zoo moest een aftreksel van

-ocr page 175-

147

vier looden iooherlei-bloemen met de gemelcté lioeveelheid ivonderzout worden gegeven, zondeknbsp;de bijvoeging des salpeters. liet eerste recept werd *nbsp;op zijn aanraden, door eenige eigenaren, alsnbsp;voorbehoedmiddel gebruikt, en, zoo het schijnt,nbsp;met goed gevolg, daar er maar enkele dierennbsp;meer na dien tijd zijn gestorven, terwijl ondernbsp;het gebruik van de middelen, door een’ anderen Vee-arts voorgeschreven, bestaande uit ge^nbsp;never-beziën ,gentkian-icórtel, salpeter, ouden boter, in karnmelk gekookt, voor rimderen, ennbsp;uit genever-beziën, valeriaan-icortel, salpeter ,nbsp;honig, gekookt in water, voor schapen, denbsp;sterfte even sterk bleef. Hij wil evenwel hiernbsp;uit, ten aaiizien van zich zelveii, geen te voor-deelig gevolg hebben getrokken , vermits bij betuigt , dat de laatste geneeswijze is aangewend,nbsp;toen de epizoótie in het begin en in volle la-achtnbsp;was, terwijl zijne middelen bij haren afloop-zijn gebezigd.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;JOe Bedacteur.

W AARNEMING omtrent de genezing eener' HALFZIJDIGE VERLAMMING {usjuirLssisy

BIJ EEN PAARD , DOOR de aanwending van het vuur EN HET inwendig GEBRUIK DEK

BRAAKNOOT, {nvx roju/ca), door f. jionte-^ KOE, Vee-arts der 1‘*' Idasse, te fVinschoten.'

Op den 18 Oct. 1826 werd mijn i'aad veri zocht omtrent een bruin bles Ruin-Paard, zijnde^

10.*’

-ocr page 176-

148

ran holstelnsch ras en vier jaren oud. Op stal hetzelve onderzoekende, werden er geene anderenbsp;ziekte-teekenen aan hetzelve waargenomen, dannbsp;dat het den kop meer dan gewoonlijk in , of, teruggetrokken wordende, buiten de krib liet neder-hangen. Het stond bewusteloos henen. De aderen aan den kop waren zeer gezwollen. Buitennbsp;den stal in beweging gebragt zijnde , hetzij aannbsp;de hand geleid, of onder den man, week hetnbsp;dadelijk i’egts af, en wanneer men het aan zichnbsp;zelven overliet, was deze afwijking nog veel aan-merkelljker; zo o dat hetzelve twee of drie malen,nbsp;even als een draaijend schaap in eenen kringnbsp;rondliep, alsdan schier bewusteloos bleef staan,nbsp;of wel tegen nabij zijnde ligchamen ging leunen.nbsp;Nimmer zag men het evenwel nederstorlen.

Ofschoon men het paard, aangezet zijnde, in den draf kon brengen, zoo viel reeds het stappennbsp;hetzelve moeijelijk, wegens de mindere bewege*nbsp;lijkheid van het regler, zoowel vóór-als achterbeen ,nbsp;en men behoefde niet naauwkeurig toe te zien,nbsp;om de meer langzame terugtrekking der spieren ,nbsp;vooral van den opperarm en den elleboog te ontwaren , daar zich duidelijk mindere zwelling ennbsp;diepten vormden, onder de beweging, even als hadden zij een gedeelte van hare spierkracht verloren.

De overige verrlgtingen gingen geregeld derzelver natuurlijken gang, met uitzondering echter der spijsvertering. Deze bleek uit de ontlasting van den afgang , die niet menigvuldig en minder dan naar he-hooren vei’teerd was, eenigermate verzwakt te zijn.

-ocr page 177-

149

Ook werd de acliterkaak Lij het kaauwen tragelijk bewogen , houdende het Paard het hooi of stroo ,nbsp;somwijlen eenige oogenhlikken, in den mond,nbsp;even als de stilkolderige Paarden. Het haarnbsp;was iets minder glad dan bij een gezond Paard.

Deze toestand had zich het eerst op den 14 April van dat jaar geopenbaard, na eene korte,nbsp;doch moeijelijke reis voor een zwaar beladen

Wagen, waarna het, nat bezweet zijnde, ongedekt in de koude was blijven staan. Zonder dat men iets ziekelijks vooraf, bijv. teekenen'nbsp;Van beroerte, aan het dier had opgemerkt, ver.nbsp;keerde het, volgens de getuigenis der oppassers-terstond in denzelfden toestand, welke hier^nbsp;boven is opgegeven.

De gelegcnheidgevende oorzaak was hier dus niet twijfelachtig in het vatten van koude tenbsp;zoeken. Waarschijnlijk evenwel kan ook het

Verdwijnen van een mokachtig uitslag, korte


dagen te voren, hiertoe mede aanleiding- heb., ben gegeven.

Ik zag de ziekte, in .den eersten opslag, ''^oor den stillen koller aan; dan bij eene naderenbsp;Overweging meende ik dezelve hier voor niet tenbsp;tunnen houden. Of kan misschien meermalennbsp;^one soort van verlamming der eene zijde daar-ïuede gepaard gaan? Vele verschijnselen leiddennbsp;fot het besluit omtrent het bestaan der zoonbsp;even genoemde ziekte , namelijk den slllleu koller, vooral ook de bedenking, dat het paardnbsp;«en rum was en bovendien tot het holsteinseh»

-ocr page 178-

150

ras behoorde, hetwelk meer dan andere rassen, gelijk men wil, aan den koller onderhevig is.nbsp;Zulke paarden laten zich bewusteloos op denbsp;kroon trappen. Dit had ook hij het paardnbsp;plaats, waarover hier gehandeld wordt, dochnbsp;alleen ten opzigte van de boenen der regter-zljde , bijzonder aan het voorbeen, waarin betnbsp;genoegzaam geen gevoel meer bezat. Hoe hetnbsp;zij, het bleek ten duidelijkste, dat de regter-zljde vrij wat tot verlamming overhelde, ennbsp;waarschijnlijk zou dit paard, aan zich zcivennbsp;overgelaten zijnde, eindelijk door eene volsla-gene halve verlamming zijn aangedaan geworden.nbsp;Immers was het gebrek langzamerhand meer ennbsp;meer toegenomen.

Het was in liet eerst niet zeer gemakkelijk hier een grondig geneesplan te beramen. Denbsp;teruggetreden mok wederom te voorschijn tenbsp;brengen, of ten minste die scherpe stoffe naarnbsp;buiten te leiden of door zw'eetmiddeleii uit tenbsp;drijven , scheen mij lang heproefd te zijn, doornbsp;iemand, welke zich met de behandeling vannbsp;vee-ziekten bemoeit, en die, van den 14 Aprilnbsp;tot den 18 October, over het paard had ge^nbsp;practiseerd, terwijl ook scherpe zalven uitnbsp;cantharides en etiphorbium hier en daar uitwendig waren ingesmeerd.

De zeer onderscheidene middelen, welke, tot dus ver, inwendig, in groot getal, warennbsp;gegeven, zijn mij grootendeels onbekend gehle-Ten. Alleenlijk weet ik, dat, in het begin der

-ocr page 179-

151

ziekte, een poeder was toegediend , bestaande uit nitrum, sal Glauberi en folia ssnnae, eanbsp;dat daarna zweetmiddelen zijn aangewend.

Ik besloot dan om het vuur aan te wenden langs de ruggraat, uit hetwelk de zenuwen,,nbsp;voor de vrijwillige bewegingen dienende, ontspruiten, en dus ook die, welke tot de beenennbsp;der aangedane zijde hehooren, met óógmerk, omnbsp;het verminderde gevoel en de beweegkracht op-tewekken, en in eene andere stemming te brengen. Zulks geschiedde met het gewone plattenbsp;of mesvormige brandijzer, wordende eene streek 'nbsp;langs de geheele wervelzuil, aan de regterzijde gebrand , beginnende van het schouderblad, en eindigende aan den staart-wortel. Ik opende tevensnbsp;de zeer gezwollene neus-adei’eu. De branding isnbsp;niet wederom herhaald.

Op grond van het voorbeeld der vermogende uitwerking, welke de nux Tomica bij dennbsp;mensch, (f) in verlammingen der ledematen meermalen heeft teweeggehragt, was ik genegen, om ¦ 1

1

Ook in de Vee-artsenijkunde is reeds dit middel, in deze en soortgelijke gevallen, met meer of mindernbsp;goed gevolg, aangewend geworden. Wij hoopen in eennbsp;Volgend nummer van het Magazgn hierop terug te ko-*®®n, en dan insgelijks de uitwerking medetedeelen,nbsp;Welke -wij daarvan aan de Yee-artsenijschool onlangs

ondervonden hebben.

de Redacteur,

-ocr page 180-

152

©ok dit middel hier te beproeven, hetwelk opi (de volgende wijze gescliiedde.

1^. Pulv. nucis vomicae, gr. L.,

--rad. Valerianae,

--— liquir, aa. unc. II,

Sulph. potassae, — unc. I.

M. D.

S. 2 malen daags ongeveer een lood in te geven, De toestand des Paards bleef nagenoeg dezelf--de , tot aan den 22 October, wanneer ik hetzelvenbsp;weder bezocht. Men meende echter te hebbennbsp;©pgeinerkt, dat het, nu en dan eens uit den stalnbsp;zijnde gelaten , in de beweging minder aan draai-»nbsp;jing onderhevig was. Ik klom nu met de giftenbsp;der nux vomica tot 10 greinen in hetzelfde voor*nbsp;scbi’ift op , en liet dit middel tot den f Nov.nbsp;voortgebruiken, als wanneer de ztvavelz^ire pot~nbsp;asch uit hetzelve werd weggelaten, Nu werd hetnbsp;yolgende voorgesebreven;

Pulv. WMcfs tJomcaescrupulos VUl,

--rad. valerian, sylv.

---— liquiritiae, aa. unc. H.

31. f: Pulv. No. X.quot;

S. 2 malen daags een poeder.

Onder het gebruik van dit poeder werd de toestand klaarblijkelijk verbeterd. De minderenbsp;bewegelijkheid en kracht van de spieren aan hetnbsp;regter voorbeen namen aanmerkelijk toe , dochnbsp;bleef de zwakheid van dit deel het langst een’nbsp;hardnekkigen weerstand bieden aan eene volko-niene herstelling. Onder het voortgezet gebruik

-ocr page 181-

158

des middels ontving ik, op den 27 December des vorigen jaai’s, het berlgt van den eigenaar, datnbsp;de verlamming geheel verdwenen was, zoo alsnbsp;ik dan ook, eenige dagen daarna, het genoegennbsp;had zulks zelf waar te nemen, zijnde het Paardnbsp;volkomen genezen.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;*

W A A R N E M I N G eeser PERIODISCHE ZENUWZIEKTE b*!! eesen HOND , gepaard

MET REIGIV'G TOT BIJTEN.

Den 14 December 1826. Een bruine tijgerhond, oud ongeveer een half jaar, werd voor vijf weken, door de volgende ziekte-verschijnselennbsp;aangedaan.

Gedurende of kort na eene gedane wandeling zette hij zich eerst neder, en begon op eene bijzondere vvljze te schreeuwen; ging daarop aannbsp;het loopen, zoodat men hem moeijelljk wedernbsp;kon krijgen. Set dier liep dan overal tegen aan,nbsp;totdat het eindelijk in het water, of tegen eenennbsp;tauur, of door in een kelder te vallen, werdnbsp;gevangen. Eenigen tijd later herhaalden zich dezenbsp;toevallen om de I) of 10 dagen. In den tusschen-tijd was het dier vlug en groeide zeer goed ,naar

Bi; hetzelve

evenredigheid van den ouderdom.

Werd evenwel dikwijls een algemeen stooten of schokken door de ledematen waargenomen. Tij.nbsp;dens de aanvallen was de gang slingerende, het diernbsp;pngehoorzaam en het scheen niet te hoorei;i, noch

-ocr page 182-

154

te zien, terwijl het veel neiging aan den dag legde om te bijten. Omtrent den eetlust, afgangnbsp;en de overige veiTigtingen werd niets buitengewoons opgemerkt.

Daar deze en soortgelijke ongesteldheden bij den Hond doorgaans uit eene slijmachtige gesteldheid van de maag en darmbuis ontstaan, of daarmede gepaard gaan, zoo werd een poeder voorgeschreven uit viu gi’einen pulo. rad. ipec. , iinbsp;greinen tart emeticus, om op eens integeven, metnbsp;een weinig water. Hij braakte hierop een ennbsp;andermalen met ontlasting van tamelijk veel slijm.nbsp;Hierop werd het volgende middel aangewend.

SulpJi. potassae, drachm. I.

Pulv. rad. ipecac, gr. XII,

--— Valerianae^ drachm, Ilf.

01. terehinthini f nbsp;nbsp;nbsp;git, XXX.

Mell. ordinarii, nbsp;nbsp;nbsp;unc. IV.

M. F. Elect.

S, 3 malen daags de hoeveelheid ter grootte van eene muskaat-noot.

Den 22 Dec. Het is nu reeds elf dagen geleden, dat de Hond geen aanval heeft gehad. Hij heeft op nieuw van de middelen gebraakt, ennbsp;was, voor het overige, zeer vlug.

Den 28 Dec. Juist een dag voor dat drie weken voorbij waren , heeft hij wederom een ligte aanval gehad, welke evenwel slechts negen minuten duurde. Hij had wederom dezelfde neigingnbsp;om weg te loopen, doch zich tot de kamer moetende bepalen, liep hij in__ dezelve rond , maar

-ocr page 183-

155

was, over het geheel, veel minder aangedaan dan te voi’en.

Men had de middelen niet hij voortduring durven geven, dewijl dezelve meer dan twintignbsp;malen daags doorloop hadden veroorzaakt. Hetnbsp;stooten door de leden houdt nog aan, wat denbsp;hevigheid betreft, doch de schokken verminderennbsp;in getalr Ter meerdere opwekking en versterkingnbsp;werd nu het volgende middel voorgeschreven:

Pulv. caphurae, scruj). I,

--- rad. valerian., drachm. IV,

--— ipecac. nbsp;nbsp;nbsp;gr. VIII,

Mellis ordinar. nbsp;nbsp;nbsp;uuc. IV,

Mi f. Elect.

S. Het gebruik als te voren.

Den 16 Jaimarij 1827. De Hond heeft geen aanval van de ziekte wederom gehad, doch nognbsp;wel, van tijd tot tijd, stooten door de leden,nbsp;welke trouwens nog in menigvuldigheid afnemen.nbsp;Dezelfde middelen worden voortgehruikt.

Den 23 lannarlj. flet dier werd aan de Veeartsenijschool gehragt, en er hadden toen op nieuw de volgende verschijnselen plaats. De

de

open,

Hond huilde, blafte , hield den muil

oogleden waren van elkander verwijderd, en de o ogen stonden sterk uitpuilende; de tong hingnbsp;nit den mond ; de hond bewoog zich hevig heennbsp;weer aan het touw, waaraan hij vast was ge-honden, draaide zich onophoudelijk eu poogdenbsp;om los te geraken. Vei’der geleld wordende tracht*nbsp;te hij vooi'waards te komen, blafte en huilde on-

-ocr page 184-

15Ó

oplioudclijk; de staart werd omhoog doch niet gekruld op den rug gehouden , zoo als de Hondnbsp;anders gewoon waS denzelven te dragen; het haarnbsp;stond overeind en de Hond had in alles eennbsp;buitengewoon en henaauwd uitzien, poogde ooknbsp;de omstanders aan te vallen, doch kon znlks,nbsp;wegens bezefïeloosheid, niet doen, daar hetnbsp;scheen, dat hij dezelve niet kon zien; hij luisterdenbsp;niets naar eenlge bestraffing , eh kende ook zijnen meester niet; hij kroop het liefst in hoe-Icen , waarin hij zich niet kon bewegen. Op raadnbsp;van den knecht, die den hond gewoon was op-te passen, wei’d hij in eenen bak opgesloten,nbsp;Waarin hij zich niet kon roeren. — Het geschreeuw en geblaf duurden voort. Hij deednbsp;pogingen om uittebi’eken, doch te vergeefs. Nanbsp;verloop van een half uur, werd het dier stil,nbsp;ten teeken, dut het toeval bedaarde. Men lietnbsp;hem uit de gevangenis, doch zijn blik was nognbsp;Woest, en hij kroop dadelijk , zoo veel hij konnbsp;in kleine, duistere, hoeken. Hij toonde nu vreesnbsp;voor een’ ieder, ook zelfs voor zijnen oppasser, die hem anders zeer zacht bejegende, Hijnbsp;kroop nog eens van zelven in zijnen kerker,nbsp;en was er niet dan met moeite uittchalen. Nanbsp;verloop van een kwartier uurs waren alle tee-kenen van den aanval verdwenen, en er bestondnbsp;nog alleen eenlge vreesachtigheid en somberheidnbsp;bij het dier; de oogen waren vochtig en stonden minder tegennaluurlljk geopend.

De volgende geneeswijze werd nu ingeslagen;

-ocr page 185-

157

onthouding van alle sterk voedende en slljnr-verwekkende voedsels , als vleesch , melk , aardappelen, enz., wordende hij bij enkel brood en water gevoed. — Hij verkreeg nu de volgende oplossende, bedar-ende en opwekkendenbsp;middelen:

Sulph. potassae. drachm. II., Pulv. rad. ipec. gr. XII,

--rad. arnicae, unc, /?,

Caphurae, nbsp;nbsp;nbsp;scrup. I,

E.vtr. hyosciam , gr. XII,

Mell. ordinarii, unc. IV.

M. F. Elect.

S. 3 malen daags een brokje als eene mus-kaat-noot.

Den 24 Januarij. De Hond heeft op nieuw een aanval gehad, en wel zoo hevig , dat mennbsp;bevreesd voor hem werd , aangezien hij zijnennbsp;oppasser en zijnen beer gebeten had. Men zagnbsp;hem daarom gaarn aan de Veeartsenijschoolnbsp;opgenomen, hetgeen dien middag geschiedde.

Den 25 Januarij. Er worden geene verschijnselen opgemerkt, dan schokken door de leden. De afgang is gebonden , doch bleek van kleur.nbsp;De eetlust is behoorlijk,

Den 27 Januarij. Er woi’dt niets aan het dier waargenomen, hetgeen eenlge ziekelijkheidnbsp;lo kennen geeft.

Iels is opmerkelijk, dat de hond de drie laatste aanVallen bij eene afgaande maan heeftnbsp;gehad.

-ocr page 186-

158

Den 16 Februari]. De Hond blijft bij voortduring, onder het gebruik der laatste middelen, zeer wel.

Den 25 Februari]. Hoewel het laatste kwartier der maan reeds daar is, heeft de Hond nog geene verschijnselen van eenige ongesteldheidnbsp;gehad. Hij is vrolijk, doch, uithoofde van dennbsp;schralen leefregel , iets vermagerd , hetgeennbsp;welligt mede zeer veel tot de genezing heeftnbsp;toegebragt.

Op den 2 April was de Hond nog volkomen hersteld, en hij is steeds van alle aanvallennbsp;verder bevrijd gebleven.

VERSCHIJNSELEN van den kwaden DROES , VCjORTGEBRAGT door een’ baktand ,

DOOR BEDERF AANGEDAAN, WAARGENOMEN DOOR

}fgt;. EUMELiNG, Paarden-arls der F*° klasse^ by dejdfdeeling van het Regiment Curassiers,nbsp;Guarnizoen houdende te Zutphen.

Het is inderdaad niet zeer gemakkelijk om, in alle gevallen, alwaar meerdere hoofd-ver-schijnselen van den kwaden Droes plaats hebben,nbsp;te bepalen of deze ziekte wezenlijk bij het Paardnbsp;bestaat. — De langdurige, kleverige of ettei’achtige ,nbsp;uitvloeijlng uit den neus, het bestaan van eigenaardige zweertjes op het middenschot, en de zwelling,nbsp;benevens de hardheid der klieren , gelegen aannbsp;de eene of andere zijde der kaken enz,, zijn

-ocr page 187-

159

doorgaans de voorname teeltenen, Waarop de onderkenning dezer ziekte gegrond Wordt. In-tusscken dient men onder het oog te houden,nbsp;dat vele plaatselijke aandoeningen, welke aannbsp;de kaken, in de neusholten en zelfs aan andere deelen van het hoofd des paards zich bevinden, soortgelijke toevallen kunnen veroorzaken , zonder dat dezelve met den wezenlijken,nbsp;kwaden Droes iets gemeens hehben. De Paarden-Arts der klasse w. ermeling deelde mij onlangs een geval mede, hetwelk zulks op nieuwnbsp;volkomen bevestigt. Hij ontving namelijk eennbsp;paard, hetwelk voor volstrekt kwaaddroesig werdnbsp;gehouden, daar er al de verschijnselen hij hetnbsp;zelve aanwezig waren , welke aan deze ziekte eigennbsp;zijn. Hetzelve had reeds een jaar daaraan geleden. Een zekeren tijd daarna , wanneer gemeldenbsp;Vee-arts dit Paard wederom in oogenschouwnbsp;nam , werd door hem ontdekt, dat zich in denbsp;onderkaak een carieuse of bedorven baktand bevond. Dezelve werd, door hem, in tweeën verdeeld, uitgenomen, waarna de verschijnselen vaunbsp;den kwaden Droes van dag tot dag verminderden, zoodat dezelve met veertien dagen volkomen verdwenen waren, terwijl het Paard geheelnbsp;hersteld was, De tand, mij toegezonden, wordtnbsp;in de verzameling van ziektekundige voorwei’pennbsp;der Vee-artscnljschool bewaard.

Elke ongewone prikkeling, op het slijmvlies van den neus of mond werkende , kan niet alleennbsp;onsteking en eene ziekelijke afscheiding van dit

-ocr page 188-

160

deel, en daardoor eene tegennatuurlijke en slepende ultvloeijiug verwekken, maar tevens opzetting dernbsp;watervaats-klieren, (jf/awf/M/ae conglobatac), welkenbsp;onder en tussclien de acliterkaak gelegen zijn,nbsp;veroorzaken, als wordende dezelve zeer ligt doornbsp;medegevoel aangedaan.

Uit deze belangrijke waarneming valt te leeren , op welke omstandigbcden de Vee-ai’ts at te letten hebbe bij het onderzoek omtrent het bestaan van den kwaden Droes ; hetwelk meermalen oppervlakkig geschiedt, waarvan het gevolgnbsp;is , dat menig Paard , op grond der uitspraak,nbsp;welke aangaande den aard der ziekte W'ordt gegeven, ten onregte, als door den kwaden Droesnbsp;aangedaan , op hoog gezag gedood wordt.

--- I nbsp;nbsp;nbsp;®-inbsp;nbsp;nbsp;nbsp;-

ZWANGERHEID van vier kalveren bij EENE KOE , EN van zes LAMMEREN BIJ EEN

SCHAAP.

De koe brengt, gelijk bekend is y in den regel, slechts een kalf ter wereld. Niet zeldzaam zijn evenwel de gevallen, dat zij van tweelingennbsp;zwanger gaat; maar het behoort onder de bijzonderheden, dat dezelve drie of wel vier jongen bij zich draagt, waarvan de volgende me-dedeeling, ons door den kweekeling der Veeartsenijschool G. BOUMANS van F ortum gedaan,nbsp;een voorbeeld oplevert.

In de Provincie Noord-Braband, te Wanrooy^

-ocr page 189-

161

werd de koe, toebeboorende aan johannes heh-KENS, Olieslager aldaar , toen zij togtig Was, gedekt door den stier , Welke dekking nog drie malen herhaald werd , telkens na verloop van drionbsp;weken. Na verloop van acht maanden , sedertnbsp;dat de ko^ de laatste keer besprongen was, begon dezelve onrustig en ongesteld te worden.nbsp;Zij bleef liggen ; de ademhaling was versneld.nbsp;Het dier steunde en was benaauwd. Vervolgensnbsp;begonnen de verlossings-weeën zich te openbaren, welke langzaam en zwak waren, terwijl denbsp;benaauwdheid der barende koe toenam. Dezelve wei’d, onder afneming der krachten, zoonbsp;stei-k, dat de eigenaar alsmede de vee-helper,nbsp;die bij het dier ter hulp was geroepen, besloten hetzelve te dooden , nadat men het beestnbsp;onderzocht en bevonden had, dat er een ongewone toestand, ten opzigt van de ligging dernbsp;jongen, plaats had; hoewel men dezelve, zoonbsp;min als Lel getal der, in den draagzak aanwezige , kalveren kon bepalen.

Bij de opening bevond men , dat er vier wel gevormde kalveren in denzelven bevat waren.nbsp;Nog merkwaardiger wordt dit geval daardoor,nbsp;dat alle van het mannelijke geslacht waren, —nbsp;Er had evenwel niet ten opzigte van allen dezelfde mate van ontwikkeling plaats, daar éénnbsp;dezer kalveren 64 ponden, twee 32 ponden, ennbsp;een 30 ponden werden bevonden te wegen. ïenbsp;zamen hadden dezelve dus eene zwaarte vawnbsp;158 ponden (oud gewigt).

11

-ocr page 190-

¦ r'

162

Als etui buiténgfiwoon voorbeeld ecner on-gemceiic vriiclitbaavlieid bij bet schaap wordt een geval medegedeeld in den Konst- en Letterbode van 1823 N“. 18.

Een schaap zijnde een gewoon langstaartig of groot hei-schaap , hetwelk gewoonlijk slechtsnbsp;ëe'n lam baart, bragt namelijk , op den 26 Aprilnbsp;van dat jaar, des voor de middags twee, desnbsp;avonds van dien dag wedei-om twee ,en den volgenden morgen nog twee lammeren ter wereld, zijndenbsp;drie rammen en drie ooijen. Vijf van dezelvenbsp;waren voldragen; doch het zesde was eenigzinsnbsp;kleiner. Vijf zijn spoedig gestorven. Het overgeblevene is met het moederschaap volkomennbsp;gezond gebleven.

Wij merken hier in de ontwikkeling eene omgekeerde verhouding op, vermits de groei-kracht ten aanzien der koe, slechts omtrent e'én kalfnbsp;ongemeen boven de drie overigen de overhandnbsp;moet hebben gehad, als wegende het eens zoonbsp;zwaar dan deze, terwijl, bij het schaap, vijfnbsp;jongen vrij wel en gelijkelijk voldragen waren,nbsp;zijnde alleen het zesde lam kleiner dan de vijfnbsp;overigen. Men vindt, in het laatste geval, de vormkracht geëvenredigd werkzaam tusschen de man-TielijKe en vrouwelijke kunne bewaard, in hetnbsp;laatste geheel eenzijdig tot de eerste overslaande.

-ocr page 191-

quot; 18S

-quot;-leflaoeSaiquot; lt;

• ÖVERBEVRUCHTING nu ees PAARD.

Er werd een. zeer merkwaardig geval omtrent cene overLevrucliting medegedeeld, op den 1nbsp;Ang'. 1826 , in de Société Ptoyale de Medicine Ienbsp;Parijs, uit de correspondentie, door deze maatschappij , over de koepok-inëuting gehouden.nbsp;Eene vijfjarige men-ie, welke voor de fokkerijnbsp;werd aangehouden [jümentpoulinièfc), had, binnen een kwartier uurs, eerst een paarde-veulen ^nbsp;en toen een muilezcl-veulen geworpen. Dezelvenbsp;W'as , op haren tijd, eerst door eenen hengst, en,nbsp;vijf dagen daarna ,door eenen ezel gedekt geworden.

NADEELIGE UITWERKING het V'OEDERES VA.V AARDAPPELEN , welkte' üIT-

OELOOPEN ZUN , VOOR HET RUNDVEE.

%

Men vindt in de Bcytrdgc zur Deutsclien Land-wirtschaft und deren Hülfswissenschaften von !)'¦. K. CH. o. sTURin, B. 2. s,, 47, de waarnemingnbsp;medegedeeld eener ziekte, ontstaan bij het Rundvee, door het voederen van uitgeloopen aai-d-appelen, waarbij de volgende verschijnselen plaatsnbsp;hadden.

Eerst begonnen de dieren de voeten op te h'g-ten en met dezelve te ti’ippelen, ook wol de boenen tegen elkander te wrijven. Vervolgensnbsp;W'erden de voorbeenen tot aan de knie , de

11 *

-ocr page 192-

164

aclitci'becnen tot aan het spronggewricht, door eene roosachlige ontsteking aangedaan, waarhi)nbsp;dezelve uitwendig brandend heet op het gevoel ,nbsp;en bij het aanraken zeer pijnlijk waren. De dieren hadden koorts, gebrek aan eetlust, eu toonden eene groote ternedergcslagenheld. Bij eeni-gen klom de zwelling hooger, zoodat de geheelenbsp;schenkel door dezelve werd ingenomen , ja bijnbsp;eenlgcn strekte zij zich tot aan den hals en denbsp;schoudei’en uit.

Gewoonlij'k ontstonden er, met den vijfden en zesden dag, in de, door de ontsteking hardnbsp;gewordene, huid, kloven en bersten, waaruitnbsp;een scherp, kwalijk riekend, waterig vocht sijpelde. Gelijktijdig met deze ullvloeljing verscheen aan den hals , de borst, de flanken, hetnbsp;kruis en den kop, een herpetisch uitslag, waarbijnbsp;het haar uitviel, en de huid met drooge korsten bedekt werd. Zoodra zich deze ontlasting vertoonde , was de koorts verdwenen; het diernbsp;kreeg deszelfs eetlust en gewone vrolijkheid tei’ugnbsp;De oorzaak, waardoor dit ongemak was voort-gehragt, kon hier geene a.ndere zijn, dan de voedering van aardappelen, welke reeds in de ult-kleming waren , daar 22 stuks Jong vee , die innbsp;eenen hij zonderen stal geplaatst waren, deze uitnbsp;kiemende aardappelen lot voedsel kregen, nadatnbsp;zij, te voren op eenen molen gesneden, raauwnbsp;en in eene ongemeen groote hoeveelheid gegeven werden, zoodat de dieren alle zeer welnbsp;g woed waren.

-ocr page 193-

Ï65

De trek-ossen ontvingen wel dezelfde voeder-stofien, maar minder aardappelen en eenig meerder langvoeder , hadden daarenboven veel beweging , welke bij het jonge vee geheel ontbrak. — Het melkvee werd met aardappelen gevoederd,nbsp;nadat dezelve vooraf gekookt waren geworden.

Vermits zich nu bij de trek-ossen even zoo weinig als bij het melkvee slechts niet het geringste spoor van deze huidziekte Het waarnemen,nbsp;terwijl integendeel niet een enkel stuk van hetnbsp;jongvee daarvan verschoond bleef, zoo kan mennbsp;wel met zekerheid aannemen, dat het voederennbsp;met aardappelen , welke ultloopende waren , dezelve hebbe voortgebragt. Zulks wordt ooknbsp;nog daardoor bevestigd, dat de genezing van hetnbsp;ongemak zeer spoedig volgde, zoodra do plaatsnbsp;gehad hebbende voedei’in g gestaakt weid. In hetnbsp;volgende vooi'jaar wei’den de aardappelen gevoederd, nadat de kiemen of uitspruitsels van dezelve waren afgebroken, waarvan het gevolg was,nbsp;dat zich geen het minste spoor der ziekte vertoonde.

De genezing w'erd zeer gemakkelijk bereikt , door de verandering des voeders, zuivering dernbsp;stallen en v.an het vee zelf, door het herhaaldnbsp;wasschen der zlekelijk aangedane deelen lueteenenbsp;loog van houtasch , en bij die gene , bij welkenbsp;de zwelling zich verder uitbreidde of plaatselijknbsp;zeer hevig was, door het zetten van eene dragtnbsp;aan den kossem. Door zoodanige behandelingnbsp;herstelde de ziekte uog binnen 14 dagen volko-

-ocr page 194-

pien. Alléén bij een enKel sluk Tee duurde de herstellinff bijna drie weken.

B IJ ZONDE Pi HEDEN betreffende ’sFilJKS VEE-ARTSENYSCHOOL.

Op den 9 October 1822 werd de Yee artsenijschool door Zijne Majesteit den Koning bezocht. Bij de komst van Z, M. was Hoogsldezelre ver-zeld van Z. D. H. den Prins van Hessen-Darm-stadt, Z. K. H. Prins frederik der Nedérlanden,nbsp;en verder luisterrijk gevolg, Zijne Majesteitnbsp;stapte aan het locaal der Veeartsenijschool af,nbsp;en werd aldaar door Z. Excellentie den Ministernbsp;voor het Pnblieke Onderwijs , de Nationale Nijverheid en de Koloniën, en den Directeur dernbsp;school ontvangen. Oniniddelijk na Ploogstdeszelfsnbsp;aankomst heeft Z. M; het bovengemeld etablissement in al deszelfs deden, met de grootste belangstelling, bezigtigd, en het behaagde Z. M., omnbsp;over de geheele inrigting Hoogstdeszelfs bijzondere tevredenheid te betuigen. Z. M. heeft metnbsp;Hoogstdeszelfs gevolg nachtverblijf gehouden innbsp;het locaal der school zelve, waarin ccuige vernbsp;trekken , die niet voor het onderwijs of ten ge-bruike der kweekelingen bestemd waren, doornbsp;den Directenr , in gereedheid waren gebragt.

Dit verecrend verblijf van Z. M. den Koning heeft het overtuigendst bewijs opgcleverd vannbsp;Hoogstdeszelfs belangstelling in deze nuttige stich-

-ocr page 195-

167

ting, welke , onder Zijner Majestelts weldadige regering tot stand gebragt, i'eeds aanvankelijknbsp;eenen gelukkigen uitslag heeft gehad in het vor*nbsp;men van nuttige leden der maatschappij, voornbsp;eenen stand, waarvan de behoefte tot hiertoe innbsp;ons vaderland , ofschoon volkomen gevoeld , nog-tans niet vervuld was geworden.

Op den 3 Februarlj 1824, werd aan de kortelings opgerigte Vee-artsenijschool, aan de ütrecht-sche Hoogeschool en dp Wetenschappen, tot groot verlies voor dezelve, door een’ vroegtijdi-geu dood, ontrukt'de zeer verdienstelijke Iloog-leeraar j. vosmaer , Med. Doet. enz., aan wleanbsp;bij de gemelde school het onderwijs in de iV«-iüur-, Schei- en Artsenymengkunde was opgedragen.

Bij koninklijk besluit van den 9 Maart 1824, is tot Hoogleeraar in de gemelde vakken , in 2gt;laatsnbsp;van wijlen den Heere j. vosmaer , benoemd de Heernbsp;p. j. I. DE FREMERU, Mcd. Doct. cuz., tc Utrecht.

Bij koninklijk besluit van den 8 Julij 1828, is tot Directeur der Vee artsenijschool benoemd denbsp;Hoogleeraar A. neman , in plaats van den Hoogleeraar TH. G. VAN LIDTH DE JEÜDE , op dcszelfïnbsp;verzoek, eei’vol ontslagen.

_

Bij koninklijk besluit van den 4 Mei 1827, is tot Vee-arts aan de Vee-artsenijschool benoemdnbsp;j. yf, A. HART, tot dus ver als Amanuensis aan

-ocr page 196-

168

den Hoogleeraai-in de practijk loegevoegd geweest , «n zulks in plaats van den Vee-arts l, cambier.

EERSTE ALGEMEENE EXAMEN, GEHOUDEN AAI» 'sRIJKS VEE-ARTSE^IJ-SCHOOL, OP DEN 27, 28 en 29 Junj 1826.

De Gommissie, te wier ovei'staan het examen werd afgenomen , bestond uit de Heeren j, b. del-BECQ, Secretaris der Koninklijke Maatschappij vannbsp;Landbomo en Kruidkunde, te Gent, c. f. claes,nbsp;Lid der Commissie van Landbouw, in Zuid-Bra*nbsp;band, te Lombeek, j. van ’t iioff , Lid der Commissie van Landbomo, in Zuid-IIolland, enz.,nbsp;oan de Groote Lindt, benoemd van wege Z.nbsp;Excellentie den Heer Minister van Binnenland-sche Zaken , zijnde de Hooggeleerde Heer o. san-DiFORT, lloogleeraar in de Geneeskunde te Leij-«jlen, en laatst Medelid der voormalige Commissienbsp;tot het examineren van Vee-Artsen aldaar, medenbsp;tot dezelfde Goniinissie benoemd, wegens ongesteldheid , verhinderd bet examen bij te wonen,nbsp;alsmede uit den Heer c. A. geisweit van dernbsp;netten , Luitenant Colonel by de Koninklyke Artillerie- en Genieschool, te Delft.

Het examen, op de gemelde dagen , bij op-yolging, door de Hooglecraren in de respectieve

-ocr page 197-

169

vakken zijnde afgenomen, waarvan het onderwijs aan elk derzelver is opgedragen, als door dennbsp;Hoogleeraar Dr. p. J. i. de fkemerii , in de alge-meene Natuur- en Scheikunde, in de Leer der Ge-fieesmiddelen en Pharmacie, — door Dr. th. g.nbsp;VAN LiDTii DE lEUDE, in de Natuurlijke Historienbsp;en de kennis der Huisdieren (exterieur), in cfenbsp;Kruidkunde, in de Ontleedkunde, zoo algemeenenbsp;als vergelijkende en in de physiologie, — doornbsp;Dr. A, NEMAN, in de Leefregel kunde der dieren,nbsp;in de algemeene Ziektekunde, in de Genezings-leer of Therapie, in de Geregtelijke Hee-artseniJ-ktinde en Vee-artsenijkundige Policie, in denbsp;Heel- en Herloskunde en in het Hoefbeslag , zoonbsp;zijn volkomen bekwaam bevonden, om ter bevordering tot Vee-artsen van de eerste klassenbsp;aan Z. Excellentie den Minister bovengenoemdnbsp;te worden voorgedragen, de navolgende kwee-kelingen, uitmakende liet gelieele getal, hetwelknbsp;aan dit eerste onderzoek was onderworpen,nbsp;namelijk w. A. rvksen, w- h. montens, b. j.

C. RIJNDERS, G. TH. HOFFMAN, A. DE MUYNCK , E. J. HEKMEYER , G. KYLSTRA, O. KOOYMANS , W. J. VANnbsp;DER HORST , J. M. MÜLLER, R. B, SCHATTENBERG ,nbsp;T, BONTEKOE Cn J. W. A. HART.

Deze kweekelingen alzoo als Vee-artsen van de eerste klasse zijnde aangesteld, zijn hun,nbsp;door Z. Exc. den Minister van Binnenlandscbenbsp;Zaken, de plaatsen aangewezen, alwaar zij, onder bet genot der toegestane jaarwedden , zichnbsp;met de woon zullen moeten vestigen, als:

-ocr page 198-

170

In Noor (1-B r a b a ii d ,

Aan w. T. KYKSEN, Vechtel, cn

— nbsp;nbsp;nbsp;W., H, mojvtens , de stad Jleusden (1);

In Gelderland,

Aan B, T. c. RYNDERS, Zalt-Bommel , en

- amp;. TH. HOFFMAN, Didam;

In Zeeland,

Aan A. DE MUYNCK , Zierikzee ;

In Utrecht,

Aan J, E. HEKMEYER, Lomen\

la V riesland,

Aan G. KiJLSTRA, Dragtcn, en

— nbsp;nbsp;nbsp;o. KOOPMANS, Oosterlittens (-j1) ;

In O V e r ij s s c 1,

Aan w. J- VAN DER HORST , de stad Follenhovcn , en

— nbsp;nbsp;nbsp;j. M. MULLER, Jtlmelo;

1

Op een, door den Heer Gouverneur van Noord-Braband , na overleg met de Commissie van Landbouw dier Provincie , gedaan voorstel, heeft Zt Exc. de Mi-,nbsp;nister van Binnenlandsclie Zaken, bij besluit van dennbsp;37 Julij 1827, goedgevonden te bepalen, dat de Veearts v^quot;. II. MoNTENs , tot dus ver , te Ileusden gestationeerd, voortaan, met den 1 Augustus dezes jaars , zijnenbsp;woonplaats te Frinaenhage zal vestigen.

(f) Volgens besluit van den aS Mei 1827, door Zijne Exc. den Minister van Binnenlandsclie Zaken genomen,nbsp;beeft deze Vec-arts , overeenkomstig het verzoek,nbsp;daartoe door hem gedaan, onder gunstig advijs van dennbsp;Heere Gouverneur van Vriesland, na overleg met denbsp;Commissie van Landbouw in die Provincie, zijne woonplaats van Oosterlittens naar de Gemeente Dronrijpnbsp;overgebragt-

-ocr page 199-

171 111 Gr on ingen,

Aan R. B, SCHATTENBERG {¦{) y jippin^adam, en — T. BÓNTEK.OE , Pf^inschoten;nbsp;zijnde j. w. hart, reeds, sedert eenigentijd,nbsp;als Amanuensis aan den Hoogleeraar in denbsp;practijk toegevoegd, provisioneel in die betrekking aan de Vee-artsenijschool verbonden gebleven.

Nog Is, op den 3 Aug. 1826, door de Iloog-leerarcn der Vce-artsemjscliool, geëxamineerd 1'. p. G. J. GAUDv, van Soignies, in de Provincienbsp;Henegouwen, zijnde voorzien van een Diplomanbsp;der Alfortsche school, waaruit bleek, dat hij al.nbsp;daar zijne studiën geheel had geëindigd, en alsnbsp;Mariehal f^étérinaire tot de uitoefening dernbsp;Vce-artsenijkundige practijk geregtigd was. Bijnbsp;het gemelde onderzoek gebleken zijnde, dat denbsp;gemelde Vee-arts gatjdv , in deze wetenschap,nbsp;zoo theoretisch als practisch, genoegzame be-

(fj liet is treurig hier te moeten vermelden, dat R. !!• SCHATTENBERG, kort nadat liij do Vee-artsenijschool had verlaten, aan eene hevige ziekte van slechtsnbsp;twee dagen , in den ouderdom van ruim 22 jaren ,.te Groningen is overleden, zoodat hij het voordeel zijner vlijtnbsp;en hekwaamheden noch aan de maatschappij heeft kunnen toonen, noch de vruchten daarvan voor zich zel-ven heeft mogen genieten.

-ocr page 200-

172

kwaamheid bezit, om, in ons koningrijk, de practijk als Vee-arts met een gelukkig gevolgnbsp;uitteoefenen, is hij aan Z. Exc. den Minister voornbsp;gedragen, om in de regten, welke hij te Alfortnbsp;reeds heeft verkregen, voor dit koningrijk tenbsp;worden bevestigd.

tweede algemeene examen

GEHOUDEN AAN 's RIJKS FEE-ARTSENIJ-SCHOOL, OP DEN 26, 27 en 28 februarii 1827.

Vermits onderscheidene kweekelingen der eerste of oudste klasse in het afgeloopen jaar niet aan het examen waren onderworpen, terwijl denbsp;daaropvolgende of tweede klasse ook nu derzel-ver leertijd had ten einde gebragt, zoo was doornbsp;zijne Excellentie den Minister van Binnenland-sche zaken, op verzoek der Hoogleeraren, hetnbsp;voorstel aan Zijne Majesteit den Kouing gedaan ,nbsp;om te willen toestaan, dat het algemeene examen,nbsp;voor dit jaar, In plaats van op den gewonen tijd ,nbsp;namelijk tegen den afloop van den zomer-cursus,nbsp;bij den afloop van den winter-cursus mogt plaatsnbsp;hebben. Zijne Majesteit hierin goedgunstig hebbende bewilligd, werd het examen , op den hierboven reeds veimielden voet, gehouden over 16nbsp;kweekelingen, op den 26, 27 en 28 Februarij

-ocr page 201-

173

dezes jaars, en zulks ten overstaan der Commissie , bestaande uit de Heeren;

c. G. c. nEiNWARDT, Hoogleeraar aan de Hooge-school, te Leijden,

G. vnoLiK, Hoogleeraar aan het Athenaeum, te Amsterdam,

G. II. wachter, Doctor in de Genees- en Heelkunde, Lyf-Chirttrggn van Z. M, den Ko-ning, te ’sGravenbage ,

j. BODEL , Doctor in de Geneeskunde, Voorzitter van de Provinciale Commissie van Geneeskundig Onderzoek en Toevoorzigt in Zuid Holland, te Dordreebt,

Van wege bet Ministerie van Dinnenlandscbe Zaken , en den Heer

M. F. N. coLsoN, Chirurgyn Majoor van de Afdeeling Curassiers No. 1, benoemd vannbsp;wege Z. K. Hoogheid, Prins frederik , Co/w-missaris Generaal van Oorlog.

Dertien dezer kweekelingen voldoende blijken van bekwaamheid in de verschillende vakkennbsp;der Vee-artsenijkunde hebbende gegeven, zijnnbsp;dezelve aan Zijne Exc. den Minister voornoemdnbsp;Voorgedragen, om tot Vee-artsen van de eerstenbsp;en ticeede klasse te worden bevorderd.

Aan deze kweekelingen, wier namen hier volgen , door Zijne Exc., bij onderscheidene opvolgende besluiten, derzelver aanstellingen zijnde verleend, hebben zij daarbij tevens de aanwijzingen ontvangen der plaatsen, alwaar zij zich

; 1

-ocr page 202-

174

met (Ic woon, onder liet genot der bepaalde jaarwedden, zullen moeten vestigen, als;

In Limburg,

¥

Aan K. cLAssEïf, Fee-arts van de eerste klasse, ic Iloernioud ;

In Zui d-H olie n d.

Aan A. SCHOLD , Fee-arls van de eerste klasse, te Dordrecbt ;

Aan 3, F. w. korndorfer , Fee-arts van de eerste klasse, te Giessen Nieuwkerk;

Aan H. LE coMTE, Fee-arts van de eerste klasse, te Brielle;

In Noor d-H o 11 a n d,

Aan A. GEHLE , Fee-arts van de tweede klasse, te flaarlem;

In Utrecht,

Aan G. 3. VAN' steenwvk., Fee-arts van de tweede klasse , te Doorn ,

Aan p. H. a^an iiulstyn , Fee-arts van de tweede klasse , te Jutpbaas;

In Oostvlaanderen,

Aan I. B. SPEECEAEin’, Fee-arts van de eerste klasse , te Eclo ,

Aan A. B. VAN BRUSSEL , Fee-arts van de liceedt klasse , te Aalst,

In Drenthe,

Aan E. JASSEN, Fee-arts van de tweede klasse, te Zweelo;

In W cstvla anderen,

Aan r. eeernaert , Fee-arts van de tweede klasse , te Ghistel,

-ocr page 203-

175

!?

In Vriesland,

Aan w. MOSSEL, Vee-arts van de tweede klasse^ te Dockuni;

In Antwerpen,

Aan I. A. VAN HERTSEN, f^ee-arts van de tweede klasse, te Boom,

Op den 27 JulljH 1827 is, door de Iloog-leeraren der Vee-artsenijscliool, geexamineerd de kweekeling m. f. hoffman , die, gedurende hetnbsp;laatstgemelde algeineene ondei’zoek , door ongesteldheid belet was geworden hetzelve geheel tennbsp;einde te brengen. Thans nog over die vakkennbsp;ondervraagd zijnde, waarin hij toen niet heeftnbsp;kunnen worden onderzocht, zoo heeft hij daarin zoo vele blijken vair bekwaamheden aan den dagnbsp;gelegd, dat de Hoogleeraren, mede in aanmerking genomen de blijken van kunde , te vorennbsp;door hem gegeven, geene zwarigheid hebbennbsp;gemaakt hem ter bevordering tot Vee-arts vannbsp;de eerste klasse aan Z. Excellentie den Ministernbsp;voortedragen; zijnde bij zijne aanstelling en denbsp;aanwijzing der plaats, alwaar hij zich met denbsp;¦Woon zal moeten vestigen , eerlang inwachtende.

Op den 27 en 28 Jullj is tevens geexamineerd ANDRÉ LKFEBVRE Van BosècUs in de Provincie,nbsp;Henegouwen, zijnde voorzien van een Diplomanbsp;der Vee-artsenljschool te Lyon, waaruit bleek,nbsp;dat hij gedeeltelijk aldaar, gedeeltelijk voorafnbsp;te Alfort, zijne studiën had ten einde gebragt.

-ocr page 204-

176

en als Maréchal Vétérinaire tot de uitoefening der Vee-artsenljkundige practijk geregtigd was.nbsp;Bij liet onderzoek gebleken zjjnde, dat de gemelde Vee-arts lefebvre in deze wetenschap,nbsp;zoo tlieoretisch als practiscb genoegzame bekwaamheden bezit, om in ons koninkrijk denbsp;practijk als Vee-arts met een gelukkig gevolgnbsp;uit te oefenen, is hij door de Hoogleeraren aannbsp;Z. Excellentie den Minister voorgedragen, om innbsp;de regten, welke bij te Lrjon reeds heeft verkregen, voor dit koningi-ijk te worden bevestigd.

VERBETERING.

Op bladz. 140, regel 17, staat; concidit misturn ety enz,; lees: concidit et mistum.

-ocr page 205-

INHOUD.

Jleuevoerlng orer dc Vec-artsenrjkunde en de ilnigtiif!; Van derzelver onderwijs, overeenkomstig mot het bélangnbsp;der Maatschappij ; door Dr. A. Nüman , Iloogleeraarnbsp;aan ’s Rijks Vee arlsonijschooi. .nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;. blz. i.

Waarnemingen en proeven over eene ziekte van het Rundvee , de ivee of hot hloedpissen.

(inictus cruentus) genaamd , door p. Driessen ,

M. D. en Hoogleeraar aan de Iloogeschool , te Groningen. ......nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;- yB,

\h*l.

i55,

Verslag vim eene ziekte, vvelke onder hot vee , te Kuih en 5/. Agatha, geheerschi heeft,nbsp;sedert den i Augustus 1826 tot don 8 Fo-hruarij 1827.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;......

—— 147.

Waarneming omtrent de genezing cenor halfz'gdige verlamming {hemiplcgie) , bij eennbsp;Paard , door de aanwending van het vuur ennbsp;het inwendig gebruik der braaknoot (na.v vo-tnica) , door p. bontekoe, Vee-arts der istenbsp;hlasse, te Winschoten •nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;«nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,

Waarneming eenef periodische zenuwziekte bq oenen Hond , gepaard met neiging tot bijten.

Verschijnselen van den kwaden droe.s Voorlgobragt door een’ baktand, door bederfnbsp;aangedaan, waargenomen door W- ebmei.iko.

-ocr page 206-

i;

ii'


INHOUD.

Paarden-arts der 3Ste klasse , bij de Afdeelii van liet Regiment Curassiers, Guarnisoinbsp;boudende te Zutphen^ .nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;%nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;gt;

Zwangerheid van vier Kalveren bij eene Koe en van zes Lammeren bij een Schaap- •

Overbevruchtlng bij een Paard. . nbsp;nbsp;nbsp;•

Nadeelige uitwerking van het voederen van aardappelen , welke uitgeloopen zign’, voor hetnbsp;Rundvee.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;•nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;¦

/ •

Bijzonderheden, betreffende ’s Rijks Veeartsenijschool. nbsp;nbsp;nbsp;•nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;•nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;•

Eerste algemeene examen, gehouden aan ’s Rijks Vee-artsenijschool, op den 27, 38 ennbsp;agJulij 1826, en aanstellingen der Vee~artsen.

Bijzonder examen ,'quot;gehouden op‘den 3 Augustus 1826. nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;•nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;•nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;-

Tweede algemeene examen, gehouden op den 26 , 27 en 28 Februarij 1827 , en aanstellingen der Vee artsen. •nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;...

Bijzonder examen , gehouden op den 27 Julq

1827. nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;•nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;•


16 3.


j66.


168.


170.


Ti'i’ 13ock d rukkerij van N. VA» Bi;» Mo»be, Utrecht.


I .

-ocr page 207-

STAAT fiSR 7,iEKE PAARDEN^, 'RUfTDEREN ew SCHAPEN, It» HEN ALÈLiSSERtrjdRD EN DSnbsp;riJE-HEERES LASnES , VEROORZAAKT DÓÓR DE»nbsp;BEKEAGENSWAARDIGEN TOESTAND DER WeIDER »

DE Armoede eS het Gebrek aar goed voe»'

DER, TEN gevolge EENER PLAATS GEHAD HER* BENDE OVERSTROOMING DER GEMELDE STREKEN, I»nbsp;HET JAAR 1809 , OPGEMAAKT EN OVERGELEGDnbsp;AAN DEN WelEdelen , Zeer Geleerden, Heernbsp;J, BOD EL, President der Departementalenbsp;Commissie nan Geneeskundig Onderzoek ennbsp;1 oeroorzigt , iN zvid-holljnv , residerende tbnbsp;i)OflZ)R£c//r, door G, de HOOG, P'ee-arts vannbsp;de 1“‘' Klasse, belast mei de nasporing ennbsp;waarneming der ziekte , en de behandelingnbsp;DER ZIEKE BEESTEN O-

WELEDELE , ZEER GELEERDE HEER!

I

Ter voldoening aan de,mi) opgelegde, taalt^ ïielj ik de eer Ü WelEd. Zeer Gel. een alge-

(*) Uit Slik , mij, door mijnen hooggeacliten vriend , den Eleer Medicinae Doctor j, bodel , op eene ver-pligtende -wijze, ter mededeeling toëgezonden, zal,nbsp;ik vertrouw, de lezers van dit Mag.izijn niét oti-'Welkom zijn. 01'sclioon de ziekte, welke in hetzelve behandeld wordt, reeds voor j8 jaren heeltnbsp;geheerscht, is het verslag dienaangaande mij- voorgekomen nog belangrijk genoeg te zijn, om alhier ïnbsp;Worden opgenomen. Hetzelve kstu tot een völkoittetf

n

-ocr page 208-

178

niecti verslag van den, boven alle Lesclirljvlng , ellèndigcn toestand van hel vee in den Alblas-bewijs verstrckkt’u , tot welk een’ rampspoedi-gen. toestand van deii Vee-staat eene noodlottige over-sU-ooming , hoedanjge opzigtelijk do bovengemelde streken heeft plaats gehad, aanleiding kan geven; tennbsp;anderen is de nasporing der ziekte, door de iiooanbsp;verrigt, en de Ijehandcling door hem, zoo ten aanziennbsp;van de leefregclkundige verzorging, als de aanhevolenenbsp;geneesmiddelen , rnet zoo vele doelmatigheid geschied,nbsp;dat wij daarin, tvegens de naauwkeurigbeid ennbsp;ware practische eenvoudigheid, wglke altijd bij do be-'handeling van Yee-ziekten dienen te worden in achtnbsp;genomen, eene leerzame aanw’ijzing vinden voor dennbsp;jongen Vee-arls, hoe hij , in dergelijke omstandigheden,nbsp;voor hel algemeen belang werkzaam kan en behoort tenbsp;.zijn, ten einde, zoo veel mogclijk, de gevolgen vannbsp;bet onheil te helpen verminderen.

De behandeling van het zieke vee , bij de ongemeene sterfte , na de plaats gehad hebbende overc'rooraing,nbsp;en gedurende de opdrooging van den Albbissertvaard,nbsp;jn i3io, van wege liet Ministerie van Binnenlandsclienbsp;Zaken aan den riecr jionni,, als President der Provinciale Commissie van Geneeskundig Onderzoek en Toe-voorzlgt, in Zuid-HoUand, residerende te Dordrecht,nbsp;zijnde opgedragen, bediende zijn WelEdele Zeer Geleerde zich , tot dal oogmerk , van de hulp van den Heernbsp;O. DE HOOG, ten einde de beste middelen te beramen,nbsp;cm aan de heilzame oogmerken des Gouvernemenls tenbsp;voldoen ; terwijl de nasporing der 7,ickte op de plaatsen zelve en die diidelr|ke heliandcling van de zieke dieren, door den lieer noDEn, aan »r nooo werd toevertrouwd, waaromtrent hel bovenstaande algemeen verslag,nbsp;door dezen , aan genoemden Heer President is gedaan.

Het kan niet ongepast geacht worden, bg deze ge-

-ocr page 209-

serwaard en de f'ijf-Hetren-Lnndtn, en van den-gelukliïgen nit.slag mijner pogingen ter stuitiiig der licerscbendc ziekte vobr tti leggen;

legculieid, den verdienstelijken schrijver van dit he-rigt, met een woord, aan onze Landgenooten te doen kennen, die, Wegens zijnen aanleg en zijneJbestemmingnbsp;voor het vak der Vee-artsenijkunde , tol groot nut ennbsp;roem van het vaderland had kunnen verstrekken , warenbsp;aan de instelling voor hel vorkrqgen van wetenschappelijk onderwies in dat vak, bij ons, eene vroegere uitvoering gegeven , en had hem een langer leeftgd mogen te beurt vallen.

oimniT i)F. noofj- was , vroegtijdig van zijné ouderen beroofd zijnde, eerst in het lïurger-Weeshuis, en vervolgens in het Geslicht derVrouwé van rknswottdj? , tefnbsp;opgevoed, alwaar hij het voorbereidend ondonvijsnbsp;in de wiskundige , natuurkundige cn letterkundige wetenschappen , alsmede in het leekcuen , ontving , waardoor hijnbsp;in staat gesteld was, om , op zijn zevcnllcndo jaar, do lessen in de Geneeskunde aan de Hoogeschool te Leijden .nbsp;met vrncht hij te wonen , met het bepaalde oogmerk, om zich vervolgens op de Yee-arlsenijkunde,nbsp;als vak van beroep, toctcleggen. Na een driejarignbsp;Verblijf aan de gemelde Hoogeschool , begaf hij ziclinbsp;ïiaar de Vee-artsenijschool te Berlijn, en genoot aldaar bet onderwijs in de laalstgemelde wetenschap,nbsp;inzonderheid van den Iloogleeraar p, o. sick. Als toennbsp;Werd nr. nooo- dohr llesluurderen van het gendemdonbsp;bieslicht terug gcroapen , met het doel, om, ware lietnbsp;mogelij k , hem lot het geven van ondcrwgs geplaatst tenbsp;Zien aan do Vee-artsenijschool» welke, volgens hetnbsp;toenmalig plan, in ons Vaderland, stond te worden op-gcrigt, In i8o9 werd hij» door dfe Commissie tot hetnbsp;examineren van Vee-artsen, la Leijden zitting houden^nbsp;de , tol Vee-ajts der eerste klasse bevorderd.

12*

-ocr page 210-

180

Volgens aansclirijving van den Heere Landdrost van het Departement Maasland, van den

Het gemelde vooruitzigt zou voorzeker verwezenlijkt zijn geworden , daar aan db nooamp; reeds voor de bedoelde betrekking aan die school eene aanzienlijkenbsp;plaats zoo goed als zeker was toegezegd , indien niet hetnbsp;geheele ontwerp, door het vertrek van den Koningnbsp;loDEwiiK NAPOLEON , geschoi'st oi wel vernietigd warenbsp;geworden , waardoor zoo wel zijne opvoeders als hij zelfnbsp;eene onaangename teleurstelling ondervonden- Hp zag zichnbsp;nu genoodzaakt zich zijne verkregene kundigheden innbsp;de Geneeskunde ten nutte te maken, en, door eenenbsp;verdere opzettelijke oefening, de doctorale waardigheidnbsp;in dezelve te verkrijgen. — Hij verwierf die, in i8ii ,nbsp;te Leijden, door het schrijven en verdedigen zijnernbsp;JOlssertatio Medina hiauguralis, de analogia , nexu ,nbsp;et rcciproca appUcationis utilitate medicinae humanaenbsp;et auimalium rustico-domesticorum, sive veterinariasnbsp;artis nou neganda,- dat is : Inwijdings-t’erhandelingnbsp;over de overeenkomst en het verhand, welke er bestaannbsp;tusseken de Geneeskunde van den mensck en der dieren, en het voordeel, dal er onmiskenbaar in de we-derkeerige beoefening van dezelve voor beide gelegen is. —nbsp;Deze, zeer goed bewerkte, verhandeling toont genoegzaam de grondige kennis aan , welke de hoog , zoo innbsp;de Geneeskunde als 'Vee-artsenijkunde, had verworven.

Tot Doctor in de Geneeskunde bevorderd zijnde, (waarvan ten aanzien van jongelingen, in delverschil-lende stichtingen van renswoude opgevoed, geen vroeger voorbeeld bestond, doch welke onderscheiding aannbsp;DE Hoog, om zijne bekwaamheden, en aanhoudendennbsp;ijver, op zijn verzoek, door Heeren Bestuurderen wasnbsp;toegestaan), is hij, na, gedurende slechts een’ kortennbsp;tijd, de practijk te Vianen te hebben uitgeoefend,nbsp;ajf militaire Geneesheer in ’s lands dienst getreden»

-ocr page 211-

181

6'’'“ van Grasmaand, begaf ik mij, zoodra mogelijk, naar de streken van den boveiigemelden H'aard, den lande Arkel boven en beneden denbsp;Zouwe enz., ten einde een naauwkeiirig onderzoeknbsp;te doen naai* den aard, de omstandigheden, toevallen , en de oorzaken der ziekte , naar dennbsp;toestand der beesten, en der landerijen innbsp;bet algemeen; en bevond, dat de ziekte,nbsp;welke reeds een aanmerkelijk getal van beestennbsp;had weggesleept, alleen door de armoede der

Het was door bemiddeling van den Iloogleeraar brug-Mans , toenmaals Inspecteur-Generaal voor den Geneeskundigen dienst, die later, gelijk vroeger de Heer Med. Doctor A, van stipriaan luiscius , Mede-Regentnbsp;der Fundatie van rensvvoüde, te Delft, de Loofdbe-stuurder der studiën van de hooG geweest was, datnbsp;bij in die betrekking, op eene, v.a»r zijn vak, nietnbsp;onvoordeelige wijze , werd geplaatst. Hij heeft in denbsp;veldtogt naar Rusland zijnen dood gevonden, zondernbsp;dat nicn ooit heeft kunnen te weten komen, waar zijnnbsp;Sterfbed geweest is ; waarschijnlijk , schrijft mij de Heernbsp;VAN STIPRIAAN Luiscius , is Dü HOOG iu de woestijnennbsp;Van Polen of Rusland gebleven , zijnde de laatste be-rigten omtrent hom geweest, dat hij Maagdenburg metnbsp;bet leger was doorgetrokken.

Ongelukkig was derhalve bet levers-einde van dezen jongen geleerden, aan wien Bestuurderen van het reedsnbsp;gemelde gesticht geene geringe zorgen ca kosten hadden besteed, om hem lot de bovengenoemde bestem-ïDlng op te lelden, en waarin bq voorzeker ook volkomen zoude geslaagd zijn, zoo niet de omstandigheden van den tijd zulks hadden verhinderd, die nu aan.nbsp;den loopbaan van de hoog eene geheel andere wending hadden gegeven.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;de Redacteur-


-ocr page 212-

182

lanflKpdcn, «n door het algemeen gebiek. tan goed Toedzaam hooi, en ander behoorlijk moeder, Tcroorzaakt was geworden ea bleef Toort-duren; daar meir genoodzaakt is geweest, ternbsp;stilling der drukkendste behoefte, wihle mennbsp;de arme beesten niet ran honger laten sterven ,nbsp;oud bedorven vlotgras, biezen, schadelijke waterplanten en hooi, belwelk eeaigc weken innbsp;het zwad onder water gelegen, en dus halfnbsp;verrot was, te voederen, terwijl men, op andere plaatsen, de uitgetcerde dieren, op hetnbsp;ijs, de hovensfaande halmen van het bevrozeiinbsp;hiesgras, en daarna, op de nog drasse landen,nbsp;de schadehjkste rollende planten liet afknageii.nbsp;Doch laten wij-, tot heler begrip der oorzakennbsp;en van den noodlotligen toestand , welke de ramp-,nbsp;spoedige ziekte onder het vee hebben kunnennbsp;veroorzaken, voor eeiiigen tijd, lot de voorafrnbsp;gegane omstandigbedeii terugkeeren,

De verschrikkelijke watersnood van 31 Ja-Imarij 1809 noodzaakte de landlieden uit de binncnpolders, met hun gered vee, hunne geheel of half verbrijzelde woningen schielijk tenbsp;verlaten, en eenige dagen, op de dijken, in Jenbsp;ppeue luclit, in het guurste jaargetijde, of, ianbsp;de steden, op een gepakt, en van de akeligstenbsp;tooneelen omgeven, doortebrengen. Dezelve beroofde hen van bet alleronontbeerlijkste, namelijk, van het voedsel voor zich zelven, en voornbsp;hun vee, hetgeen thans hunnen ganschen rijk-¦Joïtt intmaallfij — of zoo zij al eenig voeder

-ocr page 213-

183

hadden overgeliouden, of naderhand opvischlen, hail hetzelve natuurlijk zijne voedende eigenschappen verloi’cn; het was met vuilnis en slijk door-mengd, en schier verstikt en half verrot.nbsp;Eenige landlieden verkochten een gedeelte vannbsp;liun vee, om het andere gedeelte tCysparen;nbsp;maar anderen, beducht van het' eenmaal verkochte nooit weder te zullen kunnen terugnbsp;koopen, trachtten hetzelve op allerlei wijze vannbsp;het noodige voedsel te voorzien, en, zochten alles, wat, naar hun oordeel, slechts tot stillingnbsp;Van den knagendeu honger kondo verstrekken,nbsp;in de verdronkene landen, langs wegen en dijken , op. Degene, die meer bemiddeld waven ,nbsp;besteedden hunne beesten hier en daar, gedurende den zomer, in de welde, doch verlorennbsp;ongelukkiglijk vele van deze Ruuderen; eensdeels , omdat de uitgehongerde dieren innbsp;Vette weide kwamen, cu vele anderen, zoodranbsp;dezelve, aan het goede gras en de zuiverenbsp;huitenlucht gewoon, in hunne ellendige, donkere,. ruw opgeslageu, kerkers terug keerden,nbsp;weder van het gemelde bedorvbn voedernbsp;oioesteu eten.

De weldadige hooge Lands Regering, de ver-schillende hoogere Besturen , en de benoemde Commissien tot redding en onderstand der noodlijdenden deden ongetwijfeld zeer veel; denbsp;gulhartige Vaderlander gaf, uit gevoel vannbsp;Breuschllevendheld, inildelijk, om zijne ongelnk-landgenooten d.ü geleden rampen eenigzins


-ocr page 214-

184

fcfgoedea; doch ds nood was te groot, te ialgemeCT», dan dat menschclijke krachten ia 5taal aoadea ge,veest zijn , om alles tenbsp;herstellen.

Niettegenstaande de kunst alles aanwendde, pm de lauden aan den schadelijken invloed vannbsp;het water te onttrekken , bleven echter de Al-filassertaaard en de Fijf-IIeeren-Landen het gan-Bche voorgaande jaar geheel ouder water, ofnbsp;ten rainsde dras liggen. Het ongestadige, vochtige, weder, en vele bijkomende omstaudigbe-(deu waren doorgaans niet zeer gunstig. Denbsp;landlieden moesten dus voortgaau met het overschot van het rottend voedsel te voeren, ennbsp;Waren somtijds nog blijde iets te hebben. Zoo-dra het zoogenaamde vlotgras groeide, vielennbsp;de hongerige dieren gretig op hetzelve , ennbsp;men verzaïuïlde daarvan zoo veel raogelijk , ouinbsp;toch , Yopi' den winter, eenig droog voeder tenbsp;hebben. Ik vond bij mijne bezlgtiging der verschillende stallen, bier en daar, nog veel vannbsp;dit vlotgras-hooi t langs de dijken in de zonnbsp;gedroogd , hetgeen zwart, verslikt, rottend ennbsp;volmaakt onkennelijk was, — en dit noemdennbsp;vele landlieden nog den weldadigen redder vannbsp;hun lief vee.

Naauwlijks kwam eenig stukje lands, hetwelk je.ts hooger dan bet overige lag, boven, ofnbsp;men joeg d,e Konderen daarop, om te grazen,nbsp;jen de hongerige beesten verslonden in dezenbsp;, waaiin d« opstijgende dampen, volgens^

-ocr page 215-

185

liet eigen getuigenis der landlieden, eenen pest-a.irdlgen, ondragelijken, stank verspi’eidden, de Diigez,oudste waterplanten, en biezen met hunnenbsp;wortels, en met slijk, maden en andere insecten , rijkelijk doormcngd.

De voorgaande winter, die nog al tamelijk nijpend geweest is, heeft het vee , in de gebrekkige stallen, insgelijks veel koude en ongemaknbsp;doen lijden. Vele behoeftige landlieden drevennbsp;hunne Runderen en Paarden op het veld-ijs ,nbsp;om de besneeuwde en bevrozene biezen, ennbsp;gras-halmen , die boven de oppervlakte van hetzelve reikten, af te eten, en lieten dezelve ,nbsp;toen het weder zachter werd, uit meer en meernbsp;dringend gebrek, met betraande oogen, aan hunnbsp;lot over, terwijl zij tot aan den buik in het modde- inbsp;rige water loopende, de harde rietstoppels, struiken, en verjaarde biezen , als het laatste voedsel,nbsp;opzochten.

In dit donkere voorultzigt, lieten misschien vele landlieden den moed geheel zinken. Bedreigd wordende al hun vee te zullen verlie-?en, veronachtzaamden zij de ongelukkige dieren behoorlijk op te passen. Ik vond er velen,nbsp;zoodanig vervuild, en met eene zoo dikke korstnbsp;van stof en vuil bedekt, dat ik veilig durf besluiten, dat deze zieke beesten, in geene tweenbsp;maanden, gereinigd, uocb geborsteld, noch ge-wasschen waren.

Daar nu voorts de huisdieren, en vooral hel j^uud, door derzolver heslemming voor de land-.

-ocr page 216-

186

huishoiidiog, reeds zoo zeer ran hunne eenvoudige , stille, en met de ualuur gehe,el 'overeenkomende levenswijze zijnde afgeweken , als ver-r teederde en vei’zwakte dieren moeten 'wordennbsp;beschouwd, en, uit dien hoofde, voor verschillende ziekten zeer vatbaar zijn , en zeer ligt hetnbsp;slagtoffer van dezelve worden, is het, dunktnbsp;mij, geenszins te verwonderen, dat, bij zoo velenbsp;geledene ongemakken , door zoo langdurige ennbsp;gevoelige rampen, welke als zoo vele verzwakkende oorzaken moesten worden beschouwd,nbsp;de gezondheid langzaam werd onderraijnd, ennbsp;er eindelijk eene hevige, zeer doodclijke, en-zoötie (1) onder het vee geboren moestnbsp;worden.

i

1

Wij zouden deze ziekte liever eene epizoötie dan enzoütie noemen. — Daar ik opmerk , dat meer ’nbsp;dere Vee-artsen het pathologisch begrip in dezen nietnbsp;volkomen juist onderscheiden, moge het volgeude totnbsp;toelichting dienen omtrent het verschil, dat er tus-fchen beide zaken bestaat.

Enzoütie of inheemsche ziekte, ook landziekte genoemd, is zoodanige ziekte , welke op eene bepaalde plaats of innbsp;eene zekere streek heviger en menigvuldiger voorkomt,nbsp;dan elders, en voortvloeit uit oorzaken, die gelegennbsp;zijn in de luchtsgesteldheid, het voedsel, den bodem,nbsp;de woningen of stallen der dieren, enz-, hoedanigenbsp;omstandigheden nan deze plaats of streek hoven anderen eigen zijn , en aldaar voortduren.

Epizoötie of ulgcmeene, heerschende, ziekte is eene Zoodanige , waardoor meerdere dieren gelijktijdignbsp;worden aangedaan , en zulks uit geiueensch ippelij ke ,

-ocr page 217-

187

De heerschaude ziekte Lestaat, xqo als duidelijk uit het Yoovgaande, volgens de grondea

algemeen wex-kende, doch ongevfone en voorbg gaande oorzaken.

Ten einde eene ziekte den naam eener ephoiitia kan dragen , wordt vereischt:

Dat meerdere dieren van dezelfde soort of hetzelfda geslacht, (hoewel dit getal niet zeer groot behoeft tenbsp;zijn) nagenoeg op denzelfden tijd, door dezelfde ziekte,nbsp;¦worden aangedaan.

Dat dezelve haren oorsprong hebbe uit algemeens opwekkende of gelegcnheids-oorzaken, gelegen in denbsp;gesteldheid van het jaargetij, van het weder, de lucht,nbsp;van het voedsel of soortgelijke invloeden, tot de levenswijze der dieren behooreude-

Deze laatste bepaling komt hierbij mede vooral in aanmerking; want niet alle ziekten, welke, op denzelfden tijd, bij meerdere dieren , hoewel tot dezelfdenbsp;soort of hetzelfde geslacht belioorende, plaats hebben, hunnen Jieerschende ziehten genoemd worden,nbsp;daar ziilks het gevolg kan zijn van toevallige oorzaken of invloeden, welke gelijktijdig hare nadeeligenbsp;uitwerkingen uitoefenen , zonder dat dezelve, als alge-meene oorzaken , tot het leven van al deze dieren,nbsp;in eene noodzakelijke betrekking kunnen wordennbsp;gerekend te staan. Op deze wijze zijn de droes ofnbsp;Verkoudheids-ziekten als hecrschendc ziekten aan tenbsp;merken, in zoo ver dezelve voortvlocijcn uit de spoedige verwisseling der temperatuur of de koude gesteldheid van den dampkring. Deze oorzaak is vannbsp;dien aard , dat daaraan de dieren, in meerdere of mindere mate, noodzakelijk zijn blootgostcid; maar eenenbsp;Vergiftiging, welke op meerdere dieren, in denzelfdennbsp;stal of op dezelfde weide Verkeerende, gelgklqdtg


-ocr page 218-

188

eeaer gezonde geneeskundige theorie, is af te leiden, in eenen hoogen trap ran algemeenenbsp;¦werkt, is daarom nog niet voor eene ephoötiscJw oorzaak te houden, daar dezelve volstrekt geeneu nood-zakelijken of uitgebreiden invloed op de dieren in hetnbsp;algemeen, noch op al de dieren van de aangedanenbsp;soort heeft uitgeoefend; haar invloed bepaalt zich alleen tot een of meerdere individuen, welke de Igiftigenbsp;zelfstandigheid hebben binnen geslikt , en dusdanigenbsp;vergiftiging is dus als eene bloot toevallige oorzaak tenbsp;beschouwen.

Het hoofdbegrip des verschils lusschen heerschende of epizoütische en landziehte of enzoütische ziekte bestaat daarin , dat, hoewel beide uit algemeene uitwendige oorzaken voortvloeqen, deze, met opzigt tot denbsp;eersten, voorbijgaande zijn, als bijv. de invloed dernbsp;saizoenen, de weersveranderingen, een ongunstigenbsp;oogst, overstroomingen of andere algemeene onheilen,nbsp;die den landbouw of de veeteelt onmiddelijk treffen;nbsp;terwijl deze oorzaken, met betrekking tot de laatstge-melde, namelijk de landziekten, ais blijvende moetennbsp;worden beschouwd , afhangende van de bijzondere gesteldheid des klimaals , van de natuurkundige of geogra-phlsche ligging des lands, van de eigene hoedanigheid of inrigting der weiden, der stallen, of van denbsp;overige levenswijken der dieren, aan welke invloedennbsp;dezelve bij voortduring blijven blootgesteld, en waardoor bestendig dezelfde nadeeilge uitwerkingen op denbsp;ligchamen der dieren worden voorlgebragt en onderhouden. Zioo zijn bijv. sommige ziekten der schapen,nbsp;als de doorloop, de botziekte, het ongans, het rot-hreupel eigen aan lage, voclidge , oorden, waarmedenbsp;dit vee, jaar uit jaar in, te worstelen heeft, omdatnbsp;de oorjtiiken, watW'tloo.r deze ziekten worden voortge-^

éi


-ocr page 219-

189

terzwakking, daaropvolgende uitterings-koorls, met algcttieene of plaatselijke tpaterzuvht va.inbsp;versnhillènden aard, en somtijds, op het einde dernbsp;ziekte, met plaatselijke, valsche, ontstekingen aannbsp;het een of ander ingewand vermengd, De landlieden noemen dezen toestand, in het algemeen,nbsp;het ongans.

Dewijl de ziekte ongevoelig hegint, langzaam aangroeit, en het zieke heest doorgaans met graagte eet, en tot aan den dood blijft her-kaauwen, bespeurt men eerst dan dat het diernbsp;ongans is, wanneer hetzelve, uit verzwakking,nbsp;niet meer kan opstaan; alsdan neemt men denbsp;volgende toevallen, als ziekte-teekenen, waar:nbsp;bragt, althans voor een groot gedeelte des jaars , blijven bestaan of bestendig terug keeren. Zoo is de plal-of vollioevigheid des paards inlage, vochtige, Streken,nbsp;de naauwhoevigheid in drooge en steenachtige, als eennbsp;gebrek des lands te beschouwen , voorivloeijende uit denbsp;aldaar duurzaam bestaande en voort wei kende oorzaken,nbsp;in het eerste geval als een gevolg der natheid, in hetnbsp;tweede van de droogheid des bodems. Op deze wijzenbsp;bestaat de runderpest, als eene inheemsche of landziekte, in Hongarijeh en Podolien, ten gevolge vannbsp;plaatsclijke oorzaken, welke aldaar zamenwerken totnbsp;derzelvcr voortbrenging.

Uit het bovenstaande zal dan, zoo als ik meen, met gerioegzamen grond kunnen worden afgeleid, dat denbsp;ziekte, welke het onderwerp van het medegedeeldenbsp;verslag uitmaakt, in grenen deele eane landziekte,nbsp;maar eene kcerschende ziekte verdient te worden genoemd,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;de Redacteur^

-ocr page 220-

190

Het gansclie ligcljaam is mln of méér gezwollen , en Somtijd» hier en daar, op de voorljont, eit aan de onderkaak ^ met zachte, Weinig verhevene gezAVellen, bezet. De huid ligt zeer vastnbsp;op het weinige vleesch, de ribben en het kruis,

' en de haren staan als borstels overeind, en ruw door elkander. De oogen staan treurig,nbsp;en zijn veelal vol tranen. De tong en het binnenste vlies van den mond heeft eene bleekerenbsp;kleur dan gewoonlijk, is somtijds eenigzins geel,nbsp;en met kleine, doorzigtige, blaasjes als bezaaid. De weinige melk is nu verdwenen. Denbsp;koortzachtige aanvallen, welke zich door eenenbsp;Schudding der huid, afwisselende koude, ennbsp;hitte van de ooren, hoornen en pooten te kennen geven,beginnen doorgaans, tegen den avond,nbsp;of worden dan heviger; de pols slaat schielijk,nbsp;klein, krampachlig, onregelmatig en somtijdsnbsp;tusschenpoozend. Het zwakke dier loeit angstig,nbsp;en knerst met de kaken, terwijl een diknbsp;slijm uit den mond loopt, onwillekeurig overnbsp;elkander. Zelden, hoort men hetzelve hoesten.nbsp;Indien men het liggende beest op de beenennbsp;helpt, staat het, met een der voor- of achter-pooten op den toon, en wiegt heen en w'eer, ofnbsp;leunt ergens tegen aan, en gaat weldra wedernbsp;liggen. De afgang van den mist is, hij eenigen,nbsp;verstopt, en anderen hebben, integendeel, eenennbsp;geweldigen duimen doorgang, van krampachtigenbsp;persingen rei’gczeld gaande: dit wisselt zich somtijds bij hetzelfde beest, na eenjge dagen, af.

-ocr page 221-

191

De mist zelf is, Lij eenige beesten, als met sL'jm en vet-oogen omgeven.

De Paai'den leveren, in Lel algemeen, ciszelfde verscliijnseleii , cenigzins naar bunnen aard gewijzigd , op , en blijven langer de krachten behouden. Bij eenigeu was de kop, over betnbsp;geheel, zoo sterk gezwollen, dat het Paardnbsp;bijna onkenbaar was.

De lijk-openingen hebben doorgaans dezelfde ziekelijke veranderingen opgeleverd, waai'vannbsp;wij de voornaamste zullen madedeelen.

Zoodra de huid afgenomen was, zag men, op de plaats , waar de bovengemelde zachtenbsp;gezwellen gezeten hadden, gele blazen, metnbsp;vloeibaar of gestold weivocht gevuld. Het vleeschnbsp;was uitgeteerd, waterachtig, geel of loodkleurig.

De hersenen konden niets bijzonders opleveren.

Naanwelijks bad men de borst en buiksbolte, bij Paarden en Runderen, eenigains geopend, ofnbsp;er spoot doorgaans eene goede hoeveelheid geel,nbsp;somtijds onaangenaam riekend , water uit.

De longen waren klein, ineengevallen, van alle mogelijke kleuren voorzien, en veelal aoonbsp;murw, dat men dezelve niet konde aanvatten,nbsp;zonder er een stuk van aftescheuren. Aan hetnbsp;hart bemerkte ik niets ; bij weinigen vond mennbsp;echter in hetzelve, als ook in de groote bloedvaten, ronde stukken gestold weivocht j het aanzien van polijpen hebbende.

De lever had hai'e gewone grootte en kleur ;

-ocr page 222-

193

de galblaas was bij de Runderen sterk opgevuld met eene dunne, ligtkleurige, gal, en uit de lever-buizen haalde ik bij dezen, vele liver-of zuigbotten {distofna hepaticum), van denbsp;grootte van een duit, tot die van een stuivertje.

De milt was bij eenige gestorvene beesten groo-ter dan gewoonlijk, bij anderen niet; maar dit deel was altijd wankleurig en zeer murw.

De darmen, alsmede de maag der Paarden, enz., vertoonden, behalve somtijds eenige zoogenaamde brand- of doödvlekkeu, niets aanmerkelijks. Bij de Paarden zag men dikwijls velenbsp;wormen {ascarides en trichyrides).

De eerste en tweede maag bij Runderen schenen volmaakt gezond , maar aan de derde maag, voelde men reeds van buiten eene meerdere hardheid, dan gewoonlijk, en, geopendnbsp;zijnde, vond men de blaadjes loodkleurig, ofnbsp;zwart, en zoo murw, dat men niet in staat was,nbsp;het verdroogde, brokkelige, voeder, tusschennbsp;twee dezer blaadjes uit te nemen, zonder dezelvenbsp;in stukken te scheuren. De vierde maag was ofnbsp;ledig, of met eene stinkende slof opgevuld.

De nieren wai’en somtijds eenlgzins waterachtig opgezet, en zachter van zelfstandigheid dan gewoonlijk.

Vele Paarden en Runderen verlegden hunne doode vrucht te vroeg. Bij die zieken, welkenbsp;derzelver jongen bij zich gehouden hadden en gefnbsp;storven waren, vertoonde de ligger of de baarmoeder (de draagzak) zich sterk opgezet, en,

-ocr page 223-

193

K) d.e opening, stroomde er eene grootere hoeveellicid water nit, dau gewoonllik.

Ik heb geene gelegenheid gehad een schaap te kunnen openen. Er zijn er slechts weinigenbsp;gestorven, eii de kudden weidden reeds grooten-deels langs de dijken en braakvelden, en hadden weinig zieken, doch ik durf veilig besluiten , dat deze dieren dezelfde verschijnselen alsnbsp;de Runderen zouden hebben opgeleverd.

Volgens de naauwkeurigSte opgave en berekening, waren er, toen ik in den Alblasserwaard en de Vijf-Heeren-Landen aankwam, om denbsp;ziekte te onderzoeken, in het geheel 4,200nbsp;noodlijdende beesten, welke alle, door gebreknbsp;aan goed voedsel , en door de boven beschrevene , geledene , ongemakken, in eenen meerderen of minderen trap , ziek of ongans waren: alsnbsp;Te Papendrecht,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;827 Beesten,

» Molenaarsgraaf, nbsp;nbsp;nbsp;44

» Hardinxveld, nbsp;nbsp;nbsp;13

» Giessen-Oudekerk, nbsp;nbsp;nbsp;69

» GiesSendafii, nbsp;nbsp;nbsp;71

B Meerkerk, nbsp;nbsp;nbsp;191

»gt; Streefkerk, nbsp;nbsp;nbsp;172

• nbsp;nbsp;nbsp;Nieuwlekkerland,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;79

• nbsp;nbsp;nbsp;Peursum ,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;21

» BlestersgraafenHofwegen,!^

• nbsp;nbsp;nbsp;Alblasserdam,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;52

• nbsp;nbsp;nbsp;Oud-Alblas,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;S8

• nbsp;nbsp;nbsp;Giessen-Nieuwkerk,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;89

• nbsp;nbsp;nbsp;Noordeloos,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;188

Transporlere 1489 nbsp;nbsp;nbsp;IS


-ocr page 224-

194

Transportere 1489.

Trt Gij beland,

41 Beesten,

» Brandwijk,

48

» Sliedrecht,

89

» Wijngaarden,

110

» Ottoland,

3

» Goudriaan,

118

» Langerak,

78

» Ameiden,

74

te zamea

2048 Beesten,

het 22®'° district der overstroomde landen.

In het 21“° district vond men:

Gurinchem en Banne,

156 Beesten.

» Arkel en Rietveld,

223

» Kedichem,

128

» Oostenoijk,

71

w T^ieutoland,

73

» Hoogblokland,

125

» Hoornaar,

75

» Schilluinen,

» Lexmonde, Achthoven en

46

Lakervcld,

267

» Spijk ,

108

te zamen

In het 20“° district:

1273 Beesten,

Te Ileukclum,

103 Beesten.

» Schonerwoerd,

111

Lijderveld,

97

» Leerbroek,

128

» Everdingen,

100

» Heikoop,

99

Transpoïtere

638.

-ocr page 225-

Transportcre 638

Tc j4cgnoy , nbsp;nbsp;nbsp;12 Beesten.

» Leerdavi., nbsp;nbsp;nbsp;229

te zamen 879 Beesten,

NB. In deze opgave , zijnde een uittreksel uit de lijsten der noodlijdenden, welke bij denbsp;Districts - Coramissien ter uitdeeling van hooi,nbsp;berusten, zijn de Paarden en Rundei'en ondernbsp;elkander geteld „en 2 Vaarsen en 3 Pinken opnbsp;een volwassen beest gerekend.

Nadat ik het voorgaande uit de verschillende Verbalen opgemaakt, en gedeeltelijk zelf de drukkende 'ellende gezien bad, meende ik veilig tenbsp;mogen besluiten, dat, zoo lang de boofd-oor-zaak der ziekte, namelijk gebrek aannbsp;genoegzaam voeder, bleef voortduren, de ende-mie in bare volle kracht zoude blijven woeden,nbsp;alle pogingen der kunst, om de ziekte doornbsp;geneesmiddelen tegen te gaan, vruchteloos zouden zijn , en nergens toe konden dienen , dannbsp;Om de weinige overblijvende krachten der verzwakte dieren, zoo dezelve niet behoorlijknbsp;door goed voedsel ondersteund werden, verdernbsp;ultteputten. Het was mij bijzonder aangenaamnbsp;te vernemen, dat U WelEd. aan wien ik, bijnbsp;de aanschrijving van den 6 van Grasmaandnbsp;Uquot;. 2, gelast werd, rapport te doen, geheelnbsp;Van hetzelfde denkbeeld Waart, en daarom reedsnbsp;om ondersteuning der verarmde lieden verzocht had, — Ik deelde mijne gedachten aannbsp;den WelEdel. Gestr. Heer Quartier-Drost repk»

13*

-ocr page 226-

165

LIAR, cn aan verschillende leden der Districtscommissie tot onderstand der noodlijdenden mede, en alle stemden eenparig daarin over*nbsp;een, dat, daar de dringende nood, de spoedigste hulp verelschte, en er geen tijd mogtnbsp;verloren gaan, ik mij dadelijk aan den WelEd.nbsp;Gestr. Heer Landdrost van het Departementnbsp;Maasland zoude adresseren, om eenige penningen tot aankoop en ulldeeling van goed gezondnbsp;hooi te verzoeken, als het eenige middel, omnbsp;de zieke, uitgehongerde, beesten te behouden,nbsp;en de ongelukkige landlieden van eenen gehee-len ondergang te bevrijden. Deze maatregelnbsp;had, door de bereidwillige en veel vermogendenbsp;medewerking van gemelden Heer Landdrost,nbsp;een gunstig gevolg.

Volgens het extract uit het Verbaal van het Landdrostambt van den 13 van Grasmaand n°. 4,nbsp;vernomen hebbende, dat er aan de Commissienbsp;voor de noodlijdenden van het 22“* district,nbsp;eene somma van f 5000, ter verzorging vannbsp;goed hooi voor de ongelukkige landlieden,nbsp;was toegestaan, zond ik dadelijk het hierondernbsp;volgend voorschrift, voor de geneeskundige behandeling der zieke beesten, hetgeen ik reeds,nbsp;bij voorraad, gereed gemaakt had, aan de Ge-meeiite-Bcsturen rond, en vond, in de ledennbsp;van dezelve , liefderijke, behulpzame menschen ,nbsp;die alles aanwendden, om te zorgen, dat aannbsp;het voorgeschrevene kon voldaan worden.nbsp;Waderhand verkreeg het 20’“ en 21’“ district,

-ocr page 227-

197

op mijne gebrekkige schildering der drukkende ellende en'mijn mondeling verzoek om onderstand aan Zijne Exccll. den Minister van Bin-nenlandscbe Zaken, eene tweede toelage vannbsp;3000 guldens, waardoor het gebrek aan goednbsp;voedzaam hooi in deze districten, die van denbsp;eerste toelage van f 5000 uitgesloten waren,nbsp;bij voortdurend goed weder, geheel opgehouden heeft.

Het groot aantal van zieke beesten op eene groote uitgestrektheid verdeeld, en de armoede-der bezitters van dit vee maakten eene kunstmatige geneeswijze zeer moeljelijk, ja bijna onmogelijk. Ik bepaalde mij dus alleen, bij alge.nbsp;meene en eenvoudige geneesmiddelen, die metnbsp;zeer geringe kosten en moeite te verkrijgen waren, en gemakkelijk door de landlieden zelvenbsp;konden bereid en toegediend worden, en stiptenbsp;verders aan, wat in het algemeen schadelijknbsp;zoude kunnen zijn, en de vooi'tduring der ziektenbsp;tonde bevorderen.

f'oorschrift omtrent de behandeling der zieke Paarden , Runderen , enz., in den Alblas-serwaard, en de Vijf-fleeren-Landen, on»nbsp;de Gemeente-Besturennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;medegedeeld, door

G. DE iiooG, f^ee-arts van de P*' klasse, belast met de waarnemxng en stuiting dernbsp;ziekte , in bovengemelde landen lieerschende.

De aanlcidende oorzaak tot het ontstaan der

-ocr page 228-

]€8

ziekte, Jer algemeene verzwakking namelijk, en van liet daai'op gevolgd zoogenaamd ongansnbsp;der Runderen, de verzwakkings-koorts, gAauts-^nbsp;lijke ontstekingen, gezioellen, het neriDerpen dernbsp;Paarden enz., waiS reeds , door de uitdeeling vannbsp;goed ruikend gezond lio.ol, zoo veel mogelijk,nbsp;uit den weg geruimd; — dan, ter wegnemingnbsp;der scliadelijke gevolgen, welke een langdurignbsp;gebruik van het slechte, bedorven, voeder, denbsp;schaarsheid en andere, door den laatsten watersnood, veroorzaakte ongemakken in het dierlijknbsp;ligchaam hadden doen geboren worden, wasnbsp;het noodzakelijk eene algemeene geneeskundigenbsp;behandeling der zieke beesten voor te schrijven,nbsp;welke natuurlijk zeer eenvoudig, onkostbaar,nbsp;en naar de plaatshebbende omstandigheden inge-rigt moest zijn.^

Geneeskundige behandeling.

N°. 1. Zoodra men aan een Rund bespeurt, det hetzelve uit verzwakking blijft liggen, datnbsp;de hoornen nu koud, dan warm zijn, de oogennbsp;treurig slaan, en de huid vast op het ligchaamnbsp;ligt, in e'e'u woord, dat hetzelve het bekendenbsp;ongans bekomt, zoeke men een goeden voorraad kalmus-iDortelen, welke in overvloed in denbsp;rivieren te vinden zijn, op, raspe of schi’ape dezelve zoo fijn magelijk, en geve daarvan aannbsp;elk ziek Rund, drie malen daags, 2 looden in,nbsp;ZOO zij hetzelve, onder het voeder eten wil-

ii


-ocr page 229-

199

len, of anders, geve men dezelfde hoeveelheid, m.et eene halve flesch kokend, water afgetrokken , en door een doek gegoten. Tn het laatstenbsp;geval, hetgeen wel het beste is , moet er,. eennbsp;half lood poeder van witten loilgebast bij het aftreksel gevoegd, en dit, goed omgeschud, 3nbsp;malen daags, ingegoten worden.

Indien het beest i-eeds zeer zwak is , en niet meer kan opslaan , moet men hetzelve nietnbsp;dwingen, noeli slaan, om het te doen oprijzen.nbsp;Dit mat het zwakke beest te veel af; doch mennbsp;geve dan het volgende middel:

lNi“. 2. Neem : Ecne halve flesch goed bruin hier. Een thee kopje brandewijn, ofnbsp;1| kopje ginever; .nbsp;waarbij gevoegd wordt:

Een lood poeder van witten wilgebast. Dit middel wordt mede, 3 malen daaas,nbsp;onder gediii-ig omschudden,- ingegoteii.

Is de afgang van den mest verstopt, te dik, of heeft het hund eeue persing zonder afgang,nbsp;zoo zette men het volgende klisteer;,

N“j 3. Neem; Gekneusd lijnzaad, 4 looden , Kook hetzelve in eene flesch regen-water ennbsp;giet het dan door een doek; doe er bij:nbsp;Gewoon zout, 2 looden,

Goede lijnolie, di’ie lepels.

Dit, onder elkanderen geroerd zijnde, woi'dt laauw ingespoten, of ingogoteu, en zoonbsp;hierop geen afgang volgt, moet dezelfdenbsp;klisteer een of nieermalen worden herhaald.

-ocr page 230-

200

Heeft het Rund integendeel een’ dunnen doorgang met persing vergezeld, of is de mist dun, bloederig en als met vet en slijm vermengd,nbsp;zoo zette men het volgende klisteer:

N“. 4. Neem: Kamille-bloemen ^ 2 looden.

Poeder van ivitten wilgebast, een half loodj

Kook dezelve langzaam in twee flesschen water tot op eene flescb, in een gesloten pot, ennbsp;zijg het door een doek.

Dit wordt mede laauw warm gebruikt, en wel twee malen daags, des morgens ennbsp;des avonds.

Hierbij iseerae slobbering van gebrande rogge zeer dienstig.

P'erhetering van het slechte voeder.

Van bet slecht, bedorven hooi, hetgeen méff toch nog genoodzaakt zal zijn te voeren , zon-dere men het slechtste, zwartste, en verrottenbsp;af, zoeke er de driekante scheuten van zekernbsp;rietgras, de dikke bieswortels en stengels en denbsp;schadelijke waterplanten, zoo veel niogelijk,nbsp;uit, en gebrulhe hetzelve liever voor mist, dannbsp;dat men den arme dieren de ziekte in het lijfnbsp;voere. Het overige moet op den rooster of denbsp;egge opgeschud, uitgedorscht en op deze wijzenbsp;van het aanhangende vuil en ongedierte gereinigdnbsp;Worden; vervolgens besprenge men dit gezuiverdenbsp;hooi, met eene sterke^ oplossing van gewoon

i.

-ocr page 231-

201

lenkenzont, in water, zoodat elk beest eene goede lepel zout des morgens en des avondsnbsp;bekome.

De landman , die nog eenig koom beeft, doet zeer wel, wanneer hij zijne beesten, dagelijks,nbsp;een klein voertje of slobbering van haver- ofnbsp;gersten-meel en koek geeft. Ik zoude zelfsnbsp;aanraden, om de Paarden , als zij reeds In denbsp;weide grazen, dagelijks, voor een uurtje, opnbsp;stal te halen , en wat haver of ander voedendnbsp;koorn te i'eiken, wijl dezelve daardoor schie-lijker hunne krachten zullen terxig krijgen, ennbsp;met meer vrucht tot den akkerbouw zullennbsp;kunnen gebruikt worden.

Reiniging der Dieren.

Het zuiver en schoonhouden der dieren is voor hunne gezondheid even zoo noodzakelijknbsp;als eten en drinken. Door de huid. wasemt hetnbsp;dier, gelijk de mensch, eene groote hoeveelheid eener stof uit, die, zoo dezelve in hetnbsp;ligchaam terug gehouden wordt, de allergevaarlijkste ziekten na zich sleept. Vormt nu hetnbsp;vuil van de huid eene dikke korst op hetnbsp;lijf, worden daardoor de kleine buisjes ter uitwaseming gesloten, zoo is het natuurlijk gevolgnbsp;daarvan, belette doorwaseming , en daarop volgende ziekte. Ik raad dus elk verstandig landman , die zijne huisdieren en eigen belang liefnbsp;beeft, de Runderen dagelijks ter deeg te borst^.

-ocr page 232-

202

len, of te laten borstelen , en , nu en dan , te laten roskammen, en de Paarden dagelijks goednbsp;te laten rossen, wassclien, kammen en met siroonbsp;afwrijven. In deze ziekte heeft die behandelingnbsp;nog dit voordeel, dat hierdoor hel bloed naarnbsp;de huid gelokt, en zoo de omloop van hetzelvenbsp;bevorderd wordt.

De Paarden hebben, wat den aard der ziekte betreft, volmaakt dezelve ziekte als de Runderen, en moeten dus geheel op dezelve wijzenbsp;behandeld worden; men geve dus, als geneesmiddel, ill het algemeen n°. 2, doch van elknbsp;iets meer, bijv.

Neem: Eene jlcsch bier,

1| theekopje brandewijn, en If lood poeder van toitlen wïlgebast.

Van de klisteren neme men ook , voor een Paard, de helft meer, dan voor een Rund.

Ik houde mij verzekerd, dat de Heer Chirurgijn van ieder dorp, uit menschenliefde, de ongelukkige landlieden, zoo men bij hemnbsp;om* raad komt, gaarn zal onderiigten, hoe hetnbsp;voorgeschrevene het best gereed moet wordennbsp;gemaakt, en dat hij hen, opzigtelijk hetgeen innbsp;dit voorschi’ift nog voor sommigen een weinignbsp;duister mogt zijn, welwillend zal toelichten.

Schadelijkheden.

Bij het afveulen of afkalven moet men, vooral bij zwakke beesten , zagt en langzaam te

li


-ocr page 233-

203

ATerk gaan wijl anders het dier, door opoffering der laatste krachten, bezwijkt; denbsp;naluur moet geholpen en gevolgd, maar nietnbsp;gedwongen worden.

Men wachte zich verders wel voor aderlatin* gen , én voor zoogenaamde bloedverdunnendenbsp;en bloedzuiverende of purgeermiddelen, waarvan in ’t voorjaar veel misbruik gemaakt wordt.nbsp;Men kan het kwade bloed niet aftappen , ennbsp;het goede in het ligchaam laten , maar mennbsp;verzwakt het zwakke beest nog meer, werktnbsp;zich zelven tegen, en geeft gelegenheid totnbsp;nieuwe ziekten.

Hoe gezond het jonge gras ook zij , moet men echter de zieke beesten geen jong rietgras^nbsp;nog veel minder groen riet , of groene biezennbsp;zelve voeren. De ondervinding heeft de schadelijkheid daarvan maar al te duidelijk bewezen.

Daar de ziekte niet aanstekend is, kunnen de huiden der gestorvene beesten gebruikt worden,nbsp;doch de lijken moeten vier voeten diep ondernbsp;de aarde , en ten minste zes of acht voetennbsp;van eenig drinkbaar water , sloot of greppel, begraven worden ; wijl anders de rollende luchtnbsp;der begraafplaatsen , bij invallende warmte ,nbsp;Voor menschen en vee, gevaarlijk zoude kunnennbsp;Worden.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'

Zoo de landlieden dit Aveinige volgen, en zich liever eenige moeite , en eeue kleine opolféi-ingnbsp;getroosten , dan misschien naderhand het veidiesnbsp;van hunnen gausuieu veeshmd te moeten be;

-ocr page 234-

204

trenren, vlei ik Tnij , dat, bijaldien bet Weder zoo buitengemeen gunstig blijft, de ziekte weldra verdwenen zal zijn, en dat bet hoogerenbsp;Lands-Bestuur, in den nood, deszelfs vaderlijkennbsp;ondei’stand, zoo veel de algemeene toestandnbsp;der zaken toelaat, aan ongelukkigen, die onbe-scbrijfelijk veel geleden hebben, niet zal ontzeggen.

Hoe gering en eenvoudig de voorgescbrevene geneesmiddelen en zorgen ter stuiting der endamienbsp;ook waren, deden zij echter, gepaard met denbsp;uitdeeling van goed, gezond hooi, eene zeernbsp;goede uitwerking. Vele beesten begonnen, alsnbsp;op nieuw, te herleven , kregen genoegzame krachten weder, om de woedende ziekte te weerstaan , en lieten weldra het beste ho pen. Anderen , die van verzwakking dreigden neder te vallen , en weinig van het rottende voedsel aten,nbsp;werden vrolljker, en vielen gretig op het aangenaam ruikende hooi aan. De neergeslagenenbsp;landlieden kregen hunnen vorigen moed weder ,nbsp;de hoop maakte hen weder arbeidzaam, en zijnbsp;pasten hunne zieke beesten, volgens het voorschrift , beter op. Ik had het geluk van dagelijksnbsp;de beste rapporten van alle kanten te ontvangen, en zag zelfs met innerlijk genoegen, hoeveel wij, in korten tijd, vorderden. Er stiervennbsp;slechts weinige meer, in vergelijking van tenbsp;voren, en het grootste gedeelte der beesten liep,nbsp;na twee of drie weken, in de weide. Aan dezenbsp;gelukkige verandering van raken had de gunstige

-ocr page 235-

205

natiinr liet grootste aandeel. Wij hadden, sedert de helft van Grasmaand, gedurende drie of viefnbsp;weken, voor de verdronkene landen, het bestenbsp;W'eder gehad, eene heldere droogende lucht»nbsp;middelmatige warmte , en doorgaans eene voortreffelijke molenwind, uit het noordwesten , waardoor de landerijen weldra boven en droog waren , en de landbouw en veeteelt begonnen tenbsp;herleven.

ts.

Langs de binnenzijde der hooge ringdijken, vervrolijkte mij menigmaal liet gezigt van den nij-veren landman, die met ki-acht zijne reeds verroeste ploeg bestuurde, of, onder het pooten ennbsp;zaaljen, zich reeds met eene gelukkige oogst, nanbsp;zulke rampvolle tijden doorgebragt te hebben,nbsp;verblijdde, terwijl, verder land waards in, denbsp;bonte kudden vrolijk, in de lichtgroene velden,nbsp;de eerste grasscheutjes afsneden. Ik ben, zoo alsnbsp;ik U WelEd. in mijn briefswijze medegedeeldnbsp;verslag, reeds meldde, voor niets meer bevreesdnbsp;geweest, dan voor stil weder, en schielijk invallende hitte. Men kan de overstroomde landen,nbsp;welke meer dan een jaar onder water lagen, innbsp;vele opzigten, met eene droogmakerij gelijkstellen, waarin altijd,, kort na de uitmaling van hetnbsp;laatste water, de hevigste pestaardige ziektennbsp;ontstaan zijn. ü WelEd. kent den schadelijkennbsp;invloed van de moeraslucht op het dierlijk lig-chaam, vooral zoo hetzelve reeds zeer verzwaktnbsp;De eenvoudige verzwakking en koorts zou

den, buiten twijfel, lot eene kwaadaardige rot-


-ocr page 236-

208

Koovts, {millhrand (*), longr/uur enz.) overi'c-slagen zijn, eri deze sluipende vijand zoude zich , van stal tot stal en van huis tot huis, door ,nbsp;aansteking voortgeplant hchhen , en op die wijze,nbsp;Voor zeer vele nienschen en Leesten , noodlottignbsp;geweest zijn.

Dan, hoe gelukkig ook de ziekte, welke den gehcelen vee-stand bedreigde, een einde genomen heeft, en hoe weinige beesten er ook, nanbsp;de uildeellng van goed hooi, gestorven zijn,nbsp;zullen echter de verarmde landlieden, zoo zijnbsp;door het wijze Gouvernement niet verder ondersteund , van drukkende lasten ontslagen, ofnbsp;uit het assecurantie-fonds van den Landbouw voornbsp;de vee sterften (-j-)niet te gemoet gekomennbsp;worden, nog zeer lang de gevoelige slagen der

{*) Deze ziekten -worden verkeerdelijk, door vele quot;Vee-artsenijkundigen als van denzelfden aard en gelijke beteekenis gehouden. Men zie hieromtrent omenbsp;aanmerking bij de navolgende verslagen omtrent bet miltvuur medegedeeld.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;de Redacteur.

(f) Tot herinnering voor de Vee-artsen moge dienen, dat het vee-fonds geenszins bestemd is, om daaruit denbsp;schaden te vergoeden. welke door vee-sterften op zichnbsp;zelve -worden veroorzaakt, en zij derhalve , in voorkomende gevallen , de eigenaren nimmer op hetzelve be-hooren te verwijzen. Alleen dan wordt uit dit fondsnbsp;schavergoeding verleend, wanneer, op openbaar gezag,nbsp;dieren worden gedood, bijv. hg besmettelijke ziekten,nbsp;om derzelver verspreiding te voorkomen. — In denbsp;overige gevallen, wordt, van wege ’sLands-Bestuur,nbsp;naar gelang der omstandigheden , meermalen op anderenbsp;gepaste wgzen voorzien-nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;d« Redacteur^

-ocr page 237-

207

noodlottige overstrooming moeten betreuren. Eenigc landlieden zijn, zoo zij niet in de mogelijkheid gesteld worden, eenig jong vee aannbsp;te koopen, voor altijd, en de meeste, ten halvenbsp;geruïneerd. De woedende watersnood deed , innbsp;deszelfs eersten aanval, vele beesten verdrinken ,nbsp;van de geredden gingen vele anderen, door denbsp;daarmede gepaard gaande ongemakken, verloren; het geld van de, in den dringendsten noodnbsp;verkochte, dieren is reeds lang tot andere einden , en voor onontbeerlijke noodwendighedennbsp;uitgegeven; vele Paarden en Runderen zijn voorleden jaar ongedekt gebleven , o£' hebben hunnenbsp;jongen verlegd of dood ter wereld gebragt,nbsp;en onze endemie sleepte, volgens de hieronder geplaatste opgave, een aanmerkelijk getal,nbsp;en wel het meest, jong vee weg, door welkenbsp;vernielende oorzaken, te zaam genomen, tenbsp;Aveeg is gebragt, dat de anders rijke vee-stand in den Ahlasserwaard, en de Fijf-Heeren-Landen, over het geheel genomen, tot op denbsp;helft, en, op ecnige plaatsen, tot op een derdenbsp;gedeelte verminderd, en dat er, tot aanfokken,nbsp;geen genoegzaam jong vee voorhanden is.

De ziekte nam zekerlijk reeds kort na de overstrooming een aanvang, maar liet, voornamelijk, in den voorgaanden winter, als de nij-peude armoede op het hoogst geklommen Avas,nbsp;hare wreedheid gevoelen , en sleepte in harenbsp;toenemende kAvaadaardigheid, hoe langer hoenbsp;meer vee weg, totdat eindelijk de weldadige


-ocr page 238-

208

Regering, opmerkzaam gemaakt, dezelve, door eene kleine opoffering, in haren vernielenden loopnbsp;stuitte. Er zijn, sedert den 1quot;““ van Louwmaand dezes jaars , (Want van dien tijd af kannbsp;men de sporen onzer ziekte reeds duidelijknbsp;ontdekken) , tot op den dag mijner eerste inspectie in loco, zijnde den 10 van Grasmaand,nbsp;Omtrent 1600 beesten, Paarden, Runderen ennbsp;Schapen, de meeste met de vrucht in het lijf,nbsp;aan het zoogenaamd ongans gestorven. Ook nanbsp;de weldadige uitdeeling van goed hooi, en niettegenstaande de aangewende geneesmiddelen ennbsp;verdubbelde zorgen, stierven er nog eenigenbsp;beesten, bij welke de ziekte te diep ingeworteldnbsp;en de krachten te zeer uitgeput waren, zoodatnbsp;in ’t geheel, volgens de naauwkeurigste aan-teekeningen, 152 Paarden, 1649 Runderen, ennbsp;177 Schapen, de slachtoffers van dezelve zijnnbsp;geworden , als;

In het 22“* District:

Paarden.!

Hoornvee.

Schapen.

Te Papendrecht. nbsp;nbsp;nbsp;,

1

25

B Molenaarsgraaf, nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.

1

39

¦m

» Hardin X veld.

4

u Giessen-Oudekerk. ,

2

67

»

u Giessendam.....

3

71

»

» Paagblukland. . nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.

»

20

D

igt; Meerkerk......

17

165

»'

B Streefkerk. . nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.

9

96

3

B JSieutolekkerlartd, . nbsp;nbsp;nbsp;.

1

20

Peursum,

»

16

t» '

^amp;krsUngdand, . nbsp;nbsp;nbsp;

2

20

fgt; '

i

36

543

3

-ocr page 239-

209

’rtartïen.

^oomYoe- S

Ti’iinsportcre. .

38 -

543 i gt;

Te Bltshcnsgranf. . nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;. '

»

16 ,

•gt; AihUi^serdam. . nbsp;nbsp;nbsp;,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.

n

10

¦ Oui-Alblaa. . i . nbsp;nbsp;nbsp;.

h

21

M Giessen-Niumvkerk. .

I

48

n Noordeloog.....

4

48

Brand'ioij keAGijbelamh

2

39

igt; Sliedrecht. » nbsp;nbsp;nbsp;. . #

1

67

•gt; fFijngaarden. . nbsp;nbsp;nbsp;.

lgt;

12

** ^)ttolCtTb(Ir*

1

26 :

¦ Gelkencs en Gróot-Arti-

mers......

2

; nbsp;nbsp;nbsp;40 ^

» Goudriaah, » . nbsp;nbsp;nbsp;,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.

' 2 ^

56 i

» Lange.rak.....

2

40 !

B Ameidon......

24

quot; Tienhown.....

1

25

In nbsp;nbsp;nbsp;en20**'district

oticler de bannen van

Gorinchem,......

11

38

ïe Ar kei en Rietveld.

10

61

** Spijh. .•••*•

4

16

» lloogblükland. . nbsp;nbsp;nbsp;. i

5

165

» Hoornaar. . nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;. .

n

41

» Schilluinen.....

»

14

» Kedichem.....

1

45

•» Oosterwijk. . nbsp;nbsp;nbsp;^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.

9

27

» Hiemcland. . nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.

2

36

» Leerbroek. , ... .

10

31

» Leerdam en Schoner-

woerd. . nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.. .nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.

38

115

* Lexmond. nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;. .

4

21

» Lakerveld. . nbsp;nbsp;nbsp;. . .

6

24

118

1106

zanten

_ 174 1649 ''i77

14

-ocr page 240-

210

Hij (lit groot verlies van vee enz., moet nog gevoegd worden, dat vele landlieden , doorlietnbsp;leggen van den nieuwen dijk, langs de Linyénbsp;enz., die, voor het algemeen, zekerlijk van veelnbsp;belang zal zijn, groote schade geleden hebben;nbsp;en den eenen een gedeelte zijner akkers, en dennbsp;anderen een gedeelte zijner schoone boomgaai'dennbsp;beeft doen verliezen, welke hun jaarlijks zoonbsp;veel opbragten, als zij nu op eenmaal totnbsp;schadevergoeding hebben ontvangen; dat ten an-dei’en de bouw- en weilanden , welke tot nu toenbsp;onder water gestaan hebben, in het vorige jaar,nbsp;in het geheel geen voordeel hebben gedragen, ennbsp;dit jaar, zoo alles zich ten beste schikt, slechtsnbsp;eenen halven oogst zullen opleveren. Op hetnbsp;grootste gedeelte der weilanden groeit niet dannbsp;eene soort van biesgras of dezelve zijn kaal, doornbsp;het woelende water omgewroet, en de grasplanten zijn ontworteld en verrot. De bouwlanden liggen met klam of zand bedekt, en 2netnbsp;eene dikke -laag van onkruid en watermoos bezet, welke eene meer dan gewone omzetting ennbsp;oinploeging der aarde zouden vereischen, dochnbsp;waartoe het aan Paarden , die genoegzame krachten hebben, om door deze zware en taaije aardschol te snijden, ontbreekt, terwijl de armenbsp;landlieden, door dien zij , in langen tijd, geenenbsp;voortbrengselen ter markt gebragt hebben, geennbsp;gei-eed geld bezitten, om andere Paarden, jongnbsp;vee, en wat verder tot landbouw en veeteeltnbsp;noodig is, aan te koopen. Wil men dus dea

-ocr page 241-

211

landhouW fïrt de veeteelt, na den kbophandcl, de eerste zenuwen van den* staat, in stand IioU-den, én niet zien,- dat dezelve iii deze streken,nbsp;eeiiige jaa’en, kwijnéil züllea j zoö moet meil dénbsp;oiigeluUkigen, door eerte kleine ondersteuningnbsp;of kwijtschelding van drakkende lasten j tc ge-moet komen, hunne rampen trachten te liéeléri,nbsp;en hun verlies, zoo veel mogelijk , vergoeden,nbsp;waartoe ik niet twijfel, dat de weldadige ennbsp;wijze Lands Regering, de wil, en middelen innbsp;handen heeft. De dankbare landlieden, herden*nbsp;ken nu reeds, met aandoénlijk genoegen, Watnbsp;zij, in de rampvolste oogenhlikken, ontvangennbsp;hebben j dan zullen zij hunne mildé redders,nbsp;in hunne herstelling zwijgend zegenen.

Hiermede sluit ik dit vei’slag, in vertrouwen, van, door mijne zwakké pogingen, iéts tot hetnbsp;geluk der ongelukkige landlieden bijgedragen,nbsp;eii aati het oogmerk mijner zending heantwoordnbsp;te hebben, terwijl ik de eer heh, met de vol-maaksle hoogachting en eerbied tè zijn,

WelEdel Zeer Geleerde Heer!

VfVelEdt Die. Dienaar^

{was geteckend) ü. de HOOG,

VEE-ARTS DER 1'‘' RLASSB.

14*

-ocr page 242-

WAARNEMIKGEN

HET MII.TVUUR, WELKE ZIEKTE , W DE JAHEN 1825, 1826 EN 1827, iw de provincie gel-

DEItLAND EN NOORD-BRABAND HEEFT GEHEERSCHT , GETROKKEN UIT DE VEBSLAGEN , DOOR DE COMMISSIE VAN Geneeskundig Onderzoek en Toe-VOORZIGT DER EERSTGEMELDË PrOVINCIE , GEDAAN AAN Zijne Excellentie den Heer Minister VAN Binnenlandsche Zaken, en volgensnbsp;DE MEDEDEELINGEN VAN DE Fee-artseu B. 3 .C.nbsp;RIJNDERS, tr. H. mONTENS en N.nbsp;CLdSSEN.

liet eerste stuk van dit Magazijn heb ik het verslag medegedeeld van den Vee-artsnbsp;w. F- rijksen, te /^ee/ie/, aangaande het Miltvuur,nbsp;in het vorige jaar, geheerscht hebbende ondernbsp;het Rundvee, de Paarden en Schapen, te Kuiknbsp;en St. dgatha in NoorRBrabünd. De berigten ,nbsp;welke later , door de Vee artsen b. j. c. rijnders ,nbsp;W- N. MONTENS CU N. CLASSEN zijn ingckomeii, be-wijzen, dat dezelfde ziekte meer algemeen isnbsp;geweest, en ook, in het verloopen jaar, eldersnbsp;in de gemelde Provincie, en die van Gelderland,nbsp;waargenomen, en door hen is behandeld. Innbsp;1825 heeft het Miltvuur insgelijks ia de laaUt- 1

1

Zie bla. la? en verv.

-ocr page 243-

213

gemelde Provlacle, namelijlt te Dodetoaard en te Gameren., plaats gehad, waaromtrent toen omstandige berlgten , door de Commissie van Geneeskundig Onderzoek en Toevooi’zigt, zoo aannbsp;zijne Excellentie den Heer Gouverneur van G^el-derland, als aan het Ministerie van Binnenland-sshe Zaken zijn ingezonden, welke stnkken innbsp;mijne handen zijn gesteld. Daar deze waarnemingen met naauwkeurigheid zijn gedaan, en denbsp;verslagen gegronde aanmerkingen bevatten omtrent de ziekte en derzelver geneeswijze, zoonbsp;hunnen zij dienen , om ons dezelve in hare verschijnselen, aard, en voor de behandeling, nadernbsp;te doen kennen. Ik heb dus gemeend daaiwannbsp;geen nuttiger gebruik te kunnen maken, dan,nbsp;bij wijze van uittreksel, den hoofdinhoud der-zclver, hellevens de waarnemingen der genoemdenbsp;Vee-arlsen, hier mede te deelen. De ondervindingen trouwens omtrent dezelfde ziekte, doornbsp;ondcrscheidene personen, op verschillende plaatsen , verkregen, kunnen niet anders dan als nuttige bijdragen worden beschouwd tot de kennis der epizoötische ziekten onzes lands, in hetnbsp;algemeen, welker vei’zaïueling mede het hoofddoel van dit Magazijn uitmaakt. Vooral zullennbsp;dezelve bevordei'lijk zijn, om de zoo gevaarlijkenbsp;ziekte, het Miltvuur, niet alleen in haren waren aardnbsp;beter te doen kennen, maar ook om derzelverna-deellge uitwerkingen voor den mensch en anderenbsp;dieren, voor het vervolg, meer en meer yoorte-köiaen en te genezen.

-ocr page 244-

214

Er heersclit nog veel duisters en onbepaalds pmlrent al de o,oir/».!,keri, welke tot de voort-Bjrengiyg yan het Willviuir medewerken en gevorderd worden, terwijl ook sommige d.amp;rzelver,nbsp;indien zij al volkomen worden gekend, niet aliijdnbsp;uit den weg kunnen worden geruimd, waardoor hetnbsp;dus buiten de mogelijkheid zal blijven , dezenbsp;aiekte , gelijk vele anderen, geheel ^ftewereu.

Het zijn evenwel alleen de herbaalde en getrouwde waarnemingen, en de oordeelkundige ver-geJiikhigen der omstandigheden, welke liierhij plaats liehben, benevens het verschil der uitwerkingen,nbsp;door dezelve voortgebragt, welke , op den duur,nbsp;tot meer zekere gevolgtrekkingen moeten lelden. Inlüsschen strekken, indien ik mij nietnbsp;vergis , de hier medegedeelde daadzaken genoegzaam tot een bewijs, hoe veel gepaste voor-zorgen en eene , op b^redcueerde gronden rustende , doelmatige geneeswijze, — waaraan liet,nbsp;in ons land, zoo lang, ten opzLglc van de behandeling der vee-ziekteii ,in het algemeen, heeltnbsp;ontbroken —• vermogen , om de ziekte in harennbsp;voortgang te heleugeleii , en het getal barer slagt-uffers te verminderen.

iict vergelijkend overzigt dezer waarnemingen doet ontwaren, dal de gemelde Genees-en Vee-ertsenijkundlgom de ziekte uil hetzelfde oogpuntnbsp;beschouwen j haar karakter betreft, waciropnbsp;zij hunne aanwijzingen ter bthaudeliiig hebbennbsp;.gevestigd. Alle beschouwen het Miltvuur, zoonbsp;^^1's belzeh'e hyn is vooigekomea, ca ?oo al*

-ocr page 245-

215

Toorzeker meesttijds het geval is , als eene allerhevigste ontstckings-zlekte, welke eene krachtdadige ontstekingwcrende geneeswijze vordert, die, tijdig genoeg aangewend, ook hier^ derzel-Ter nuttigheid heeft bevestigd.

Wij worden dus hierdoor op nieuw overtuigd omti’ent de ongegrondheid van hef gevoelen,nbsp;waarin sommige Vee-artsenijkundigen verkeeren,nbsp;die aan het Miltvuur een zwakheids-karakternbsp;toekennen , en hetzelve houden voor eene tyjyheu-se, asthenisthe, adynamische ziekte , of voornbsp;eene eigenlijke rotkoorts, en zulks vooral uitnbsp;hoofde van de schielijke beslissing der ziekte canbsp;uitblussching des levens, en de sterke en spoedigenbsp;verschijnselsïi van rotting, welke bij de gestorvene dieren worden waargenomen. Op dieunbsp;grond wordèn door dezen, in plaats van aderlatingen, en eene verzwakkende geneeswijze, prikkelende, opwekkende en versterkende middelennbsp;aanbevolen. Dat deze middelen, in sommigenbsp;gevallen, en vooral bij het verder beloop dernbsp;ziek te, wanneer de ontsteking-stocstand genoegzaam geweken is, of, indien er, ten gevolge dernbsp;aangewende bloedsontlaslingen, wcliigt eene passieve of lijdende gesteldheid, een asthenischenbsp;toestand, is voortgebragt, derzelver groote nuttigheid hebben kunnen of volstrekt aangewezennbsp;zijn, zal niet mogen worden ontkend. De ziektegevallen , door den Vee-arts montens opgegeven ,nbsp;doen zien, dat hij daarvan ook, op zijn tijd,nbsp;ccue nuttige aanwending heeft gemaakt, geli|k

-ocr page 246-

216

ïnelt;ïe, door de Yee arisen mjtoers en classei», do noodige oinzigtiglieid omtrent liet doen vannbsp;aderlatingen, bij iiet verder beloop der ziekte, nietnbsp;tjit het oog is yerloren, hebbende laatst gemeldenbsp;daarvan tweemalen nadeellge gevolgen ondervonden* Dan , de gunstige uitwerking, welke eene,nbsp;met kracht aangewende, ontstekingwerende behandeling , in het begin der ziekte, bier in het'nbsp;werk gesteld, in liet algemeen , heeft gehad,nbsp;geeft eeiie nieuwe versterking aan het gevoelen vaanbsp;hen , dié , zoo als wij ineenen, te regt oordeelen ,nbsp;dat het Miltvuur, ten minste, zoo als hetzelvenbsp;in ons land, bij wel gevoed vee voorkomt,nbsp;doorgaans van een allerhevigst ontstekingaclitigcnnbsp;aard is, welke gesteldheid, indieu zij niet tennbsp;spoedigste wordt bedwongen, binnen kort totnbsp;een doodelijk versterf der inwendige deelennbsp;overgaat, waarbij dan eene onmiddelijke ontbinding en rotting wordt waargenomen. Niet zelden heeft ev een versterkte aandrang van bloednbsp;naar den kop plaats, waai’door dau de dierennbsp;aan eene ware apoplexie sterven , (vergel. blz. 141),nbsp;lutusschen zal de spoedige oyergang van ont-atekiiig lot versterf, welke bet Miltvuur als zoagt;nbsp;danig kenmerkt, niet alleen aan de hevigheidnbsp;der ontsteking op zich zelve moeten wordennbsp;toegeschreven , maar tevens daar’aan , dat dezelvenbsp;in de deelen van den bujk hare voorname zitplaats heelt, en yan een galaehligen, of zoo-/gauaamden onzuivere!», aard is, hoedanige gecompliceerde ontstekingen , gelijk bekend isgt;,,

-ocr page 247-

217

uit haren aard schielijk tot ultputling en rer-sterf geneigd zijn. Wij zien het Miltvuur vooral in zoodanige jaren heerschen, welke zich doornbsp;eene aanhoudende drooge en heete hichtsge-sleldheid onderscheiden , waaraan het Vee bestendig in de vlakke , onbeschaduwde, weidennbsp;blijft blootgesteld, De ziekte komt, zoo alsnbsp;ingelijks uit de volgende mededeelingen te ziennbsp;is, algemeen eerst in den gevorderden zomer,nbsp;als epizoötische ziekte , te voorschijn. Dezelve kannbsp;dus voornamelijk als eon voortbrengsel van'hetnbsp;warme jaarsaizoen worden beschouwd, even alsnbsp;de galachtige ziekte-gesteldheid zich ook, in dezen tijd, bij den inensch pleegt te openbaren.nbsp;De gele kleur der huid en o ogen , welke nietnbsp;zelden wordt waargenomen, geeft te kennen,nbsp;dat er eeiie galaehlige complicatie plaats heeft.nbsp;De veranderde en vermeerderde hoeveelheidnbsp;van gal, welke in de galblaas meermalen wordtnbsp;aangetroffen , duidt eene vei’hoogde werkzaamheidnbsp;en een’ geprikkelden toestand der lever aan. Denbsp;miltwoi’dt genoegzaam altijd in een’ziekelijken staatnbsp;aangetroffen , zijnde veeltijds vergroot , metnbsp;breede bloedstrepen als doortrokken, murw,nbsp;opgelost, en algemeen sterk met een zwart drabbig bloed opgcvuld, — zijnde bet gevolg vaixnbsp;congestie of ontsteking dezes deels.

Uit dit alles kan dan veilig bet besluit worden opgemaakt, dat bet Miltvuur eene hevige, doch onzuivere onlstekings-ziekte i*, welke haarnbsp;brandpunt in de Luiks-iiigewaïideu heeft, waar-

-ocr page 248-

218

uit Laar gevaar, scLlelijk beloop, en de spoedig volgende verschijnselen van rotting of ontbindingnbsp;na den dood derhalve zeer wel kunnen wordennbsp;verklaard. — Voor het overige strekt de ont-stekingt-toestand zich niet zelden tot de borsUnbsp;ingewanden , «Is het hart en de longen uit, gelijk zulks mede uit de hier opgegevene ziektegevallen blijkt.

Wij zien eindelijk, door deze waarnemingen, op nieuw de vroegere ondervindingen bevestigdnbsp;van het nadeelige en gevaarlijke, hetwelk er innbsp;gelegen is, om van het vleesch en bloed dernbsp;aan het Miltvuur gestorvene beesten te nuttigen , daar zulks wederom de hevigste ziektetoevallen , bij onderscheidene menschen, en dennbsp;dood hij meerdere dieren, heeft teweeggehragt.nbsp;Welke scheikundige verandci’ing hel bloed ofnbsp;de vochten, bij deze en andere anthrax-ziekten,nbsp;ondergaan, of welk beginsel in dezelve ontwikkeld wordt, hetwelk eigenlijk meer de eigenschapnbsp;van een scherp vergif of waar venijn, dan vannbsp;oeiie smetstof kan gezegd worden te bezitten,nbsp;is, zoo veel ik weet, nog niet onderzocht. Hetnbsp;eou hoogst belangrijk zijn, indien de scheikundigen zich hiermede eeus opzettelijk onledignbsp;hielden (“). 1

1

In het; jaar iSaS , stelde de Hoogleeraar babthe-XEMiJ proeven met de inenting in liet werk, om te ontdekken, of de a,Hthra.v malignus inderdaad eennbsp;eigendominelqkv giftig beginsel onthoudt, verschillendenbsp;¦van dat, hetwelk in andere dierlijke, kankerachtige,

-ocr page 249-

219

In sommige cpizo'ótkn werkt liet seiner als een doodelijk vergif, dat blnneu weinige oogea

«f rolaclitige «elfstandigiieden ontwikkeld wordt; welke proeven de volgende ultkonisteii opleverdcn,

I. « Het verstorende beginsel van den anthrax schijnt onniiddelijk op de levenskracht; te werken, ennbsp;do dood is geenszins het gevolg van een plaatselijk,nbsp;Van zelfs ontwikkeld , vuur.”

a- « Dit heginsel is altijd aawwezig in de vochten, Waarmede de ziekelijk aangedane deelen opgevidd zijn;nbsp;doch hetzelve bevindt zich ook in de overige deelennbsp;des llgcliaains.”

3. nbsp;nbsp;nbsp;o Het gif ontwikkelt zich in de weefsels , voornbsp;dat nog het vuur in dezelve aanw,ezig is , en lerwglnbsp;zij nog hunne veiTigtingen ongestoord uitoefenen.”

4. nbsp;nbsp;nbsp;« Deze gifstof werd onderscheidene gras-etendenbsp;dieren op de huid gestreken, zonder dat daarvannbsp;Ceuige nltwerking werd waargenomen.”

5. nbsp;nbsp;nbsp;« Wanneer 3 centilitres (nagenoeg 6 drachmen) dezer stof, hij hetPa.ard, ongeveer een half duim onder denbsp;huid worden gebragt, zoo valt Ijet doorgaans binnen lanbsp;tot a4 uren dood neder.”

6. nbsp;nbsp;nbsp;« Brengt men een litre (ongeveer ai oneen) dezernbsp;stolfe in de maag (derhalve op bet slijmvlies) van eennbsp;Paard, zoo volgt de dood insgelijks zeer schielijk.”

7 nbsp;nbsp;nbsp;« Niet alleen het slagaderlijke hlocd, uit de.

linker hart-kamer genomen van een, aan deze ziekte gestorven, dier is vergiftig, maar insgelijks dat, hetwelk, gedurende h,et leven, bijv- uit de sUiitbeens-slag-ader wordt getrokken, terwijl zich de anthrax aan dennbsp;hals bevindt.”

8. a De vleeschetendc dieren schijnen voor de werking van dit airthrax-^\ï veel minder bloot te slaan ^ dan de grasofende De eersten kuniien het vlecsch ennbsp;de daaruit vloei) e«de yochlen zonder nadeel gchrulken

-ocr page 250-

220

blikken, het leven ultbluscht, of tie hevigste t.oe-vall en teweegbrengt. In andere gevallen is hetzelve zachter, en somwijlen schijnt het zelfs onschadelijk te zijn voor andere dieren, hoewel de oorspronkelijk aangedane dieren door denbsp;ziekte sterven. Dit verschil, ten aanzien van denbsp;kwaadaardigheid dezer stoffe, wordt ook algemeennbsp;door de Duitsche Vee-artsenljknndigen aangenomen. uovACKER (®) verzekert meermalen, zondernbsp;eenig nadeel , aan het Miltvuur gestorvene dieren te hebben geopend , en ook , zonder gevolg,

9, nbsp;nbsp;nbsp;« Grasetende , zoowel als vleesclietende dieren,

konden met die dieren , welke tot de proeven gebruikt werden . op hetzelfde stroo slapen, met dezen eten ennbsp;drinken, zonder te worden besmet. (Zie Notizen ausnbsp;^em Geblete der Natur~ urid Heilhande von l. f, voirnbsp;raouiEP, n°. 180, Januar 1826).

Hetgeen hier omtrent de onschadelijkheid van het gebruik der zelfstandigheden van de, aan anthrax-zieVxen gestorvene , dieren , voor vleeschetende dieren , wordtnbsp;gemeld , komt voorzeker niet overeen met de talrijke bevindingen van anderen , terwijl ook de hier boven medege--deelde waarnemingen het tegendeel op nieuw bevestigen.—nbsp;De bevinding omtrent de gezegde schadcloosheid komtnbsp;ons te opmerkelijker voor, vermits de proefnemingen ,nbsp;waarop zij rust, schijnen te zijn genomen, met dezelfdenbsp;Stoffen van zieke dieren , die op andere gras-etende , ternbsp;zelfde tijd,zoo hoogst nadeelig werkten. Voor het overige isnbsp;het zeker , dat niet op alle tgden , dat is, niet in alle epi~nbsp;zoötien, d« aard en werking van de atithrax-sloi evennbsp;scherp en hevig zqn.

(*) Lehrbuch über die gewdnliehen nllgemeineii h-ank~ heitsH, enz, Tiihingau iSaS , s, S7.

-ocr page 251-

221

lp

de inënling aan gezonde dieren te hebben beproefd, terwijl insgelijks de huiden van gestorvene beesten op dezen gelegd, dezelve niet be-smetteden, gelijk mede dé kalveren schadeloos met de melk Van zieke Randeren gedrenktnbsp;werden,

De bekwame Paarden-Arts van den Hei'tog Van Oldenburg b. a. grevë (*) zegt insgelijks ,nbsp;dat het nuttigen van het vleesch dezer beesten niet altijd schadelijke gevolgen heeft, daarnbsp;hij dikwijls arme lieden hetzelve heeft ziennbsp;nuttigen, zonder dat dezelve daarvan de geringste ongesteldheid ondervonden, lllj zag eenenbsp;menigte, aan het Miltvuur gestorvene , koeijennbsp;en ossen afvillen, zonder eenige nadeelige uitwerking voor de genen , die zulks verrigtten ;nbsp;doch alleen, wanneer de lijken koud waren geworden. Zoodra dezelve behandeld werden ,nbsp;nog w'arin zijnde, en indien er eene verwondingnbsp;aan de handen plaats had, ontstonden, daardoor de gevaarlijkste brandbuilen (fiarbunkels).nbsp;Volgens CAMPER werd het 'venijn, in 1783 innbsp;friesland waargewomen , door hem, niet tian-stekende bevonden; ten minste hij opende denbsp;gevallen dieren zonder schroom of schadelijknbsp;gevolg, terwijl hij zorg droeg de haadeu met

Erfahrungen und Eeobachtungen Vier die KranR^ hei ten der Haustkiere , im vergleich mit den Kranh~nbsp;heiten der Menschen, Oldenbmg i8i8, Erstes Biiacl-

chen, s. 45.

-ocr page 252-

»)«)£gt;

Vet en olie te besinercn. Z(!lfs pi'oéWe en dronk bij de melk van een bcrstellend beest ,nbsp;welke door beul zoet en aangenaam bevondennbsp;werd. intnsseben heeft ook, in dit gewest, on-wetenbeid of eene onvoorzigtige behandelingnbsp;meermalen zeer gevaarlijke toevallen en dennbsp;dood te we^;g gebragt bij ben, dis de gestorvenenbsp;dieren openden of van bet vleescb hadden gegeten.nbsp;Dit magnietalleen daaruit worden afgeleid,dat reedsjnbsp;bij eene ordonnantie van den 18 October 1080,nbsp;door de stadsregering van PForkum gepubliceerd,nbsp;ten strengste verboden Werd, om vleescb ternbsp;markt te brengen van beesten, aan bet Miltvuurnbsp;gestorven en daarvan te eten, maar latere waarnemingen hebben de bedoelde schadelijke ui^nbsp;werkingen meer dan eens bewaarheid 1

1

Deze ziekte, zoo als dezelve in P^riesland, onder deii naam van bet venijn nieennalen iieeft ge-heerscht, is beschreven door m. vak phelsum , Ker~ handeling over de Natüur- en Geneeslunde , I. I'. tenbsp;Franeler, 1776; door T- Campeh, Kleine Schriften fnbsp;ook in de frausche overzetting van dezelve : sur Ie ve-nin, torn. Ilt. p. 2o5 ; doof den Heer Med. Docunbsp;H. w. VAM DER KOEK e» s. s. ijPSiA , in het Magazijnnbsp;van Vade/landsclien Landbouw van s. kops , IV. Dz

JII St- - De ziekte heerschte aldaar voornamelijk

in de aanhoudend drooge zomers van 1783 , nbsp;nbsp;nbsp;1784',

1807, en reeds vroeger in 1756, lyS/, 176! en 1765, in de omstreken van Sneek, IJlst en Workum. Innbsp;18 rg heeft het Miltvuur wederom vrij sterk gehecrschtnbsp;onder het Rundvee, in de Grietenijen IKijnlritseradcel,nbsp;JJoniawarstal en Lemsterland. Uit het herigt van de»

-ocr page 253-

223

liovcnal scliijnt liet, nog warme, gele, en slinkende , water, dal In de buiksiiolte der gestorvene dieren wordt aangetroffen , in de scherpe eigenschap van het öretrrt.r-gif te deelen. , Volgens den gemeldeu Paarden-Arts greve stiervennbsp;alle lionden , die van hetselve lekten^ hljnanbsp;oogenhllklljk. Hij spoot een paar droppels vannbsp;dit vocht, terwijl het nog warm was, in hetnbsp;oog van eene duif, welke drie uren daarnanbsp;stierf, gelijk insgelijks eene end, aan welke ongeveernbsp;een thee-lepel vol van het gemelde vocht innbsp;de keel werd gegoten. — Hij deelt nog mede,nbsp;dat een vlllersknecht zijn Paard naast het lijknbsp;Van eene , aan het Miltvuur ovei’ledcne, koe ,nbsp;welke hij wilde afvlllea, aan eenen boom vast-hond. Terwijl hij den huik opende en de ingewanden uithaalde en op den grond wierp , spatte

Heer Med Doctor j. vjthinoa counox, President der Commissie van Geneeskundig Onderzoek en Toevoor-zigt in Vriesland , mij goedgunstig medegedeeld, blijktnbsp;het, dat er toen , in de gemelde streken , bij onderscheidene landlieden, aSg koeijen en 38 kalverennbsp;zijn aangetast, en dat daaraan ig6 der eersten en Sanbsp;der laatsten zijn gestorven, behalve nog eigene Paarden. Men kan hierover raadplegen de bekendmaking ,nbsp;Van wege do laatstgemelde Commissie , medcquot;edeald in.nbsp;de Leeuwaarder Courant, van den 6 September i8ig,nbsp;Zie over het Miltvuur, hetwelk in i8o3 in Gelderlandnbsp;en Braland heeft geheerscht, n. HEtnERoK, c. z.nbsp;Korte Schets enz., vermeld op blz. 70 van het eerstenbsp;Eluk van dil Mogazijn.

-ocr page 254-

224

een weinig Tan dat stinkende watei’ tegen (!« l)oi’sf. des Paards. Ofscltoon de Tiller , op raadnbsp;van den geooemden Vee-arfSj de plaats terstondnbsp;zuiverde, zoo ontstond op dezelve evenwel ,nbsp;ïia zes uren, i'eeds een carbonkel of anthra^enbsp;ter grootte eener vuist, welke, den volgenden dag, den omtrek van eenen grooten schotelnbsp;had bereikt, en het leven des diers iii gevaarnbsp;bragt. Het werd evenwel nog met veel mocilonbsp;in het leven behouden.

Wij zouden deze uitwerkingen met eene menigte vau voorbeelden van vroegere (1) en latere

1

Honecquot; humó togCro , ac fóVcIs ahsconderc discunt. Nam neqUe érat corlis ususquot; nec viscera qulsquaiunbsp;Aut undis abolarc palost, aut vincere Öarnma.

Neó londcre qui.leni morbó, illuvieque peresa Vellera , nec telas possunt allingeve pulres.

Verum eliam invisos si quis tentarat amictus, Ardenles papulaj atqus immundus olentia siidornbsp;Membra sequebatur : nec longo deinde inorantinbsp;Tempore , contactos artus sacer ignis edebat.

De belesienis komt hoofdzakelijk hierop neder: « tindelijk (zoo groot was de sterfte) begon men denbsp;lij'ken djep in dgn grond te begraye2. Want men kuik

2

Gelijk het Miltvuur tot de Veé-zlekten behoort, waarvan de oudste schrijvers over den Landbouw melding maken, zoo is ook de nadeelige werking vannbsp;het anthrax-^ii reeds in vroege tijden zeer wel bekend geweest en ondervonden, — Wt) vinden deszelfsnbsp;schadelijk vermogen dicliteriijk geschetst door viaoix-tus,nbsp;Geurgici. Lih, III. vs. 55 g.

-ocr page 255-

225

kannen staven, docli oordeelea dé aan^ gevoerde daadzaken voidociide , om te doeil

geen gebruik inakon van dc hdiden. Noch door water ; noch door vuur kon het vleesch of'de ingewanden van hetnbsp;schadelijk gif gezuiverd worden Meu durfle zelfs de seha-pon , dia aan de ziekte gestorven waren, niet van de wolnbsp;ontdoen, noch dé siofl'en, welke van dezelve warennbsp;vervaardigd, aanraken. Indien iemand stout genoegnbsp;Was, oni zich daarmede te kleeden, Zoo werd zijn lig-chaam terstond met brandende puisten bedekt. — Eelinbsp;bedorven of stinkend zweet brak over de ledematennbsp;uit, en weldra werden dezelve , door zoodanige klee-deren aangeraakt zijnde, door het kwaadaardig vuur verteerd. — i)eze zin, door velen alzoo opgeval, schijntnbsp;mij toe volkomen te strooken met het vee - artsenijkundig begrip der ziekte; doch anderen, alsnbsp;HtnJNEj willen, dat men de Woorden; nee viscera,nbsp;quisqaani aut uurlis abolere potest aut viniere Jlammanbsp;dient op te vallen, dat dc lijken, wegens de menigte,nbsp;niet meer in het water konden geworpen of vorhraudnbsp;worden , zoodat mén dezelve daarom deed begraven- —.nbsp;Wij moeten dit aan de lellérkunuigen ter beslissingnbsp;üverlaten.

ViiNitrs deelt mede. Hist. Natur. ïiih- 26, dat onder hel consulaat van juLius nui'us en van qüiniüs iUVANlus JJASSUS, (Ie kwaadaardige karbonkel het eerstnbsp;van het land lot binnen de stad Rome was geslopen ,nbsp;en volgens titüs ntvius, Lib- 26, werden, nadat denbsp;vee-ziektc op de menschen was overgegaan, vooral de

Priesteren en Tienmannen een offer van dezelve. --

DIonijsius van IlAliicAiiNASsos vocgt hierbij, dat veie menschen éven zoo schielijk zijn gestorven , als zijnbsp;door de ziekte werden aangedaan. TsciiEui.tN-, l'iiie/ -

gt;5^

-ocr page 256-

225

?.Ien, dat liet gil des Miltvunrs op den eeiien tijd Van e^ni veel sclierpeveii aard is, dan op dennbsp;anderen , docli dat hetzelve ten allen tijde alsnbsp;hoogst verdacht moet worden gehouden , en ernbsp;altijd de meest mogcüjke omzigtlgheid en waakzaamheid wordt vereischt , ten aanzien van de he-liandeling der zieke en gestorvene dieren, en hetnbsp;nuttigen van derzclvcv vleesch of afval, zoo doornbsp;andere dieren, als vooral door menschen.

Ten einde het gevaar afteweren, hetwelk hij het openen van zoodanige, aan het Miltvuur gestorvene , beesten, ligtelijk ontstaat, lette mennbsp;vooral daarop , dat de lijken geheel koud zijnnbsp;geworden, en nimmer verrigte men de opening,nbsp;bij eene plaats hebbende wonding aan de handen, hoe gering dezelve ook zijn moge. Metnbsp;voordeel zal men zich, door het aandoen vannbsp;geschikte handschoenen, tegen beleediging metnbsp;het mes kunnen beveiligen. Het besmei’en metnbsp;olie of zuiver vet weert insgelijks de werkingnbsp;der scherpe stof op de huid af. — Dan, vooralnbsp;zou ik aanraden om, bij deze en soortgelijkenbsp;arztliche Policcy , enz. Karlsrttlie i8ïi, s. n. Hleniitnbsp;blijkt dan tevens, dat do laensch reeds van de vroegste tijden oniferlievig^Is geweest, om door sommigenbsp;vee-zieklen te worden aangedaan , en dft» voor dat denbsp;koepok-inenting- bekend oï in zwang was,:;j»an welkenbsp;da bekende tegenstrever dezer heilzame kiinstverrigting,nbsp;in onze dagen, eene, vermeerdering dezer vatbaarheid,nbsp;zonder eenigen voldoenden grond, wil hebben toege-sclu'even.

-ocr page 257-

227

openingpti, go'brulk te maken van de middelen; welke de nienwei'e scheikunde ons aan de handnbsp;lieeft gegeven, namelijk ' de ontbindingen vannbsp;het chloruretmn crtlcis en wlt;/«e, om daarmedenbsp;de inwendige deelèn der lijken te hesproeijen,nbsp;èn de handen zelve met dit voelit onophoudelijk te bcvoclitigan. Deze ontbindingen nemennbsp;niet alleen den ontdragelljkén en óngezondennbsp;stank, welke bij dergeiijke openingen plaatsheeft,nbsp;weg, maar dezelve hebben voorzeker ook hetnbsp;Vermogen:, om de dierlijke gif-stof, op eenenbsp;scheikundige Avijze, te ontleden, en waarschijnlijk zal, bij eene onvoorzigtig plaats hebbendénbsp;verwonding, en onmiddelijke inwerking van hetnbsp;gif, eene dadelijke en herhaalde Avasschiiig ofnbsp;bevochtiging van het deel in staat zijn , het gifnbsp;te .vernietigen en daardoor deszclfs, anders zoonbsp;gevaarlijke, Averking voor fe komen. — Ik meennbsp;dus te mogen aanbevelen, om, bij dusdanigenbsp;verrigtingen, voor de lieveiliging vannbsp;nbsp;nbsp;nbsp;leven

en gezondheid, eeö dezer teiddeleti, altijd bij de band te hebben, waartoe ik aan de ontbinding der zoutstofzure kalk boven de zoutstof-turè soda, in zoo vér, de voorkeur zou geven,nbsp;als de eerste nog gOëdkooper daii de laatstenbsp;is. — Ik lieb bet van belang geoordeeld in ditnbsp;stuk van bet Magazijn de voorscbnftcn niede-deelen, volgens Avelke men eene ontbinding van'nbsp;de zoutstofzure kalk en soda kan bereiden, geschikt tot het zuiveren A'an besmette stallen eii'

15 *

-ocr page 258-

228

dieren, zoo als dezelve door lab4racque en ciiEvALHER worden opgegeven.

Na deze algeraeene’ aanmerkingen omtrent liet Miltvuur en deszelfs behandeling te hebbennbsp;voorgedragen, zal ik hier de medegedeelde be-rigten en waarnemingen laten volgen, welke hiernbsp;en daar nog tot enkele bijvoegingen aanleidingnbsp;zullen geven.

UITTREKSEL uit het VERSLAG vah DES Heer F. ff'. EFERTS, President dernbsp;Provinciale Commissie van Geneeskundig Onderzoek EN ToEVOORZIGT in GELDERLAND , OMTRENT EENE BEDENKELIJKE VEE-ZIEKTE, INnbsp;HET SeUOUTAMBT DODElf'AdRD, ENZ., ONDER DAG*nbsp;TEEKENING VAN 6 JULIJ 1825 , INGEDIEND AANnbsp;Z. Exg. den Heer Gouverneur der gemelde

PROVINCïE , ALSMEDE AAN Z. ExC. DEN MjNISïER

VAN Binnenlandsciie Zaken.

Het onderzoek aangaande den aard dezer ziekte , en de nadeelige gevolgen , welke dezelve voor eenige personen, die door dezelve besmetnbsp;¦waren, gehad heeft, alsmede het nemen vannbsp;maatregelen tot wering van den verderen voortgang, en tot herstelling der lijdende personen,nbsp;door deij Heer Gouverneur , aan de Provincialenbsp;Commissie van Geneeskundig Onderzoek en Toe-

-ocr page 259-

voorzigt zijnde opgedragenwerd dienaangaande liet volgende medegedeeld.

I, Omtrent den toestand der ziekte van het vee :

In de maand Junij dezes jaars waren op de Hiensche Weerden, en wel in drie naast elkander gelegene weiden, de bovenstaart , het kleinenbsp;en onderste wolfsnest genaamd , vier hnnder-beesten ziek geworden, en drie van dezelve zeernbsp;kort daarop gestorven. De Waardsman arevivnbsp;van neekbosch verklaai’de des moi’gens vannbsp;10 Junij eene koe sterv'ende gevonden te heb-hen, die des avonds te voren alle teekenen vannbsp;gezondheid had gegeven.

Op den 21 daaraanvolgende eene tweede koe ziek geworden zijnde, werd dez@ , door ee!;iig(rnbsp;minvermogende ingezetenen der Gemeente, ge-slagt, en het vleeseh daarvan gegeten.

Op den 28 dier maand, des na de middags , omstreeks 3 uren, had gemelde arend vatsnbsp;NEEUBOScii eene koe dood gevonden , waaraan desnbsp;morgens geene teekenen v.an ziekte waren (Ontdekt , gelijk op den 30 daaraanvolgende, in dennbsp;avond, nog een Rund vgt;ra.s gestorven, hetwelknbsp;des morgens was gezond geweest.

Er hadden zich, sedert 30 Junij, geene nieuwo zieken opgedaan , en in de drie genoemde welden bevonden zich als nog 19 stuks Rundvee ,nbsp;vrelke alle Lij het onderzoek op den 6 Julij- nognbsp;g.ezond wai'eu.

Een os van jacoe abiesen , in het herigl vaiï

-ocr page 260-

230

dea Heel- Sellout vei'meld, was, volgens opgave van den Yee-arts volkei-.s, ten gevolge ceiiecnbsp;subliixatie van Let kootgewrigt, ki'eupel, en bijnbsp;eene koe werd een gezwel aan bet voorbeennbsp;waargenomen, hetwc.lk., door gemelden Yee-arts,nbsp;aan venijn werd toegesebreven, zonder dal bijnbsp;deze liet geringste ander teeken van ongesteld-Leid kon worden waargenomen.

II. Omtrent de aanleidende oorzaak dezer ziekte werd gemeld:

Het naauwkeurlgst onderzoek heeft geen he-yredigend resultaat opgeleverd, zijnde In de gemelde weiden geeiie andere dan gewone planten ontdekt, en het vee was stpeds van goed ennbsp;genoegzaam drlnl^water voorzien geweest, terwijl , sedert de maand Mei, ook geen andernbsp;vee in deze weide was gekomen.

Men p'as echter van gevoelen, dat de vrij aanmerkelijke afwisseling der temperatuur van den dampkring, welke in de maand Junij bad plaats gehad,voor de aanleidende oorzaak moest geiioudeu worden.

lil. Met betrekking tot de meusebea , welke het vee hadden bebuiideld, eii ten gevolge daarvan waren ziek geworden, werd bevonden ;

Dat met bet slagteu van eene koe, welke op den 21 Jimij was ziek bevonden , zes personennbsp;meer en minder war.cn bezig geweest , die betnbsp;vleesch, daar bet er goed uitzag, met uitzondering van e'dii voorbeen, hetwelk gewraiigd wasnbsp;geweest, hadden verdeeld , medegenomen , ennbsp;met hunne huisgenooteii eu bekenden, zoowel

-ocr page 261-

231

fe'mdfiiea als hoog bejaarden , te zamen wel 3Ö: personen, daarvan, gedurende 3 en 4 dagen,nbsp;Jaet smaalt hadden gegeten.

Dal H. TIMMER, die, zoowel als de volgende personen, tot dit getal behoorde , op den derden ofnbsp;vierden dag ziek geworden, en kort daarop , doornbsp;den Heelmeester fabeu , was behandeld, welke,nbsp;volgens gegeven berigt, (waarnaar de Heer Voorzitter EVERTS verwijst), onderscheidene gastro-bi-lieuse toevallen hij hemnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;, en vooral

ook eene sterke Inflammatolre zwelling met beginsel van koud vuur aan beide armen.

Dat bij JAN PETERS betzelfde geval bad plaats gehad, als ook bij de vrouw van wiej.em peters,nbsp;doch bij deze laatstgenoemde in eeneii veel mui-deren graad, als welke alleen eene gangreneusenbsp;verzwering aan eeiien vinger had helcoinen.

Dat eindelijk oerbit van de wal dezelfde zwelling aan de regterband en arm, als do beide eerstgcnoeinden, doch 2 of 3 dagen later, eunbsp;zonder daarbij ziek te «ijn, bad bekomen, eunbsp;zich niet voor den 2 Julij bij den meergeincldennbsp;Ileelnieester had vervoegd.

Dat, bij de drie eerstgenoemden, nog de duidelijkste teekeuen van vuur (gangraenu), alsnbsp;bewijzen van den eruslige/i aard bimner ongesteldheid, werden waargenomen, doch dat dezenbsp;lijdei'S buiten alle gevaar verkeerden; maar datnbsp;het ongemak aan de hand en arm hij gerriï vannbsp;DE wal, zijnde een mau van ongeveer 50 jaren,.nbsp;van een ongezond eu kwaadsappig voorkomen,.

-ocr page 262-

282

en ran dé lielioeftigslc klissp , nog sleods van hfit grootste be]ang moest geiioijden worden,nbsp;daar het koud vuur reeds den gelieeieiv duimnbsp;en een gedeelte ran den rug der hand had ingenomen.

De opperhuid Van de geheele hand en vingeren en zelfs een gedeelte van den voorarm was verstorven , en de onderliggende huid {r.orium)nbsp;vei’toonde zich overal donker rood gekleurd,nbsp;welke toestand veel vrees opleverde voor verdere versterving.

Dat eindelijk de twee overige personen, die aan het slagten mede geholpen hadden, tot hiertoe ,nbsp;welvarende waren gebleven, hetgeen van den medehelper GERRiT VERWOERD te eerder was te verwonderen, daar deze juist eene versche beleediging aannbsp;de hand had, welke nog zlgtbaar was , en dat voortsnbsp;alle overige pei’sonen, die het vleesch gegetennbsp;hadden , zich hij aanhoudenheid wel bevonden.

IV. Ten aanzien van den aard der ziekte hij het vee werd aangemerkt:

Dat de bepaling daarvan wel moeijelijk was, zoo bij gebrek van zieke voorwerpen, als vooralnbsp;van lijken

Dat echter het plotseling sterven, de gezwellen aan den bals, vooral door dan Waardsman A. VAN KEERBOSCH waai’geno nun on de meer dannbsp;gewone grootte en weekheid van de milt, doornbsp;de hierboven vermelde personen, en vooralnbsp;door. yERwOERn opgemerkt, die dezelve met bei-^ handen had kort gedrukt, en de hevige werf.

-ocr page 263-

,233

kil'.quot; , v/flke liet £;if dezer ziekte op de Tier, liiei'iiovi'ti opgeges'ene, personen h;id gehad, dennbsp;luecsl waarschljnlijkeu grond opleverden , omnbsp;deze ziekte voor het Miltvuur te iiouden, daarnbsp;het zoo spoedig sterven, en het aanwezen vannbsp;gezwellen, benevens de opgenierkte toestand dernbsp;milt onder de meest gewone toevallen dier ziektenbsp;behooren , en de meergemelde uitwerking opnbsp;menseben nimmer in eenige andere vee-zickte,nbsp;maar juist in deze meermalen is opgemerkt geworden.

V. Met betrekking tot de wering van den verderen voortgang der ziekte en de herstelling vau de besmette personen, werd vooreerst de Heelmeester FAEER, door den Heer Schout der Gemeente, gemagtigd, om den belioefligen gsrritnbsp;VAN DE WAL, ten koste der Gemeente, te behandelen , en van de noodigc geneesmiddelen ennbsp;gepast voedsel te voorzien, zijnde voorts, doornbsp;den Heer Voorzitter voornoemd, met bovengezegden Heelmeester bet plan ter genezing be-i’aamd.

Al bet vee, op de bewuste welden loopende, was na bet ontstaan der ziekte dadelijk, adergelaten en een wrang of fontanel aan de borstnbsp;gezet.

Het vervoeren van vee uit genoemde welden, en' bet slagten van ziek vee, bij eeuen onverhoopt verderen voortgang der ziekte, werd nadrukkelijk verboden.

Daar voorts, sedert 6 dagen, cr geene nieuwe

-ocr page 264-

234

zieken zich, onder het vee hadden opgedaan, en de ziekte met veel grond voor het Miltvuurnbsp;moest worden gehouden , hetwelk wel door on-middelijke aanraking, maar geenszins door eenenbsp;gasaardige ullvloeijlng, dooi' middel van de luchtnbsp;besmet , heeft men gemeend in bovengemeldenbsp;middelen van voorzorg te kunnen berusten , innbsp;afwachting van verdere bei-igten, welke bij denbsp;eerste vernieuwing van de ziekte , daarvan zou«nbsp;den worden te gemoet gezien.

UITTREKSEL UIT HET VEPvSLAG VAN DEN Heer F. fV. EFERTS-, .President dernbsp;Provinciale Commissie van Geneeskundio Onderzoek EN ToEVOORZIGT in GELVERLAMit OMTRENT EENE BEDENKELIJKB ZIEKlPj ONDER HETnbsp;MELKVEE , IN DE GEMEENTE GAMEREH , INGE-piEND AAN Z. EXC. DEN HeERE GoUVERNEüRnbsp;DIER PROVINCIE , EN, AAN Z. ExC. DEN MlNISTERnbsp;VAN BiNNENLANDSCIIE ZakEN , ONDER DAGTEEKE-NING VAN DEN 9 AUGUSTUS 1825.

De Heer Med. Doctor c. b. tilanüs , Lid der bovengemelde Commissie , belast zijnde, om dennbsp;aard en staat dezer ziekte , met toevoeging vannbsp;den Vee-arts volkers , te onderzoeken , werd om-ti-ent de bevindingen , het navolgende , door dennbsp;Heer tilanüs , medegedeeld,

In het begin der maand Julij had zich onder

-ocr page 265-

(Senen fvoep melkvee van ongeveer 70 stuks, pp eenen hoogen onbescliaduwden uiterwaardnbsp;geweid wordende, toen het gras door de sterkenbsp;hitte hort en verbrand was, eeae sterfte opgedaan, welke terstond heeft opgehoiiden, zoodranbsp;het vee, nadat 2 of 8 stuks verloren waren,nbsp;naar andere, beter van gi’as voorziene, binnen-,nbsp;weiden was overgebragt.nbsp;ter, toen genoemde weide/, door de veranderdenbsp;weèrsgesteidheid, op nieuw behoorlijk voedselnbsp;opleverde, was het overige gezonde vee wedei’omnbsp;in dezelve geplaatst. Weldra begon echter denbsp;sterfte weder te woeden, toen de herbaalde,nbsp;buitengewone, hitte vannbsp;gras, als te voren, deed veianinderen en verbranden. Van het opgegeven getal stierven nu,nbsp;tot den 27 Jullj, ouder welke dagteekeuiiinbsp;Schout der Gemeente van dit ongeval aan depnbsp;Hoofdschout van den BoJiimelenomnl had kennis gegeven, elf stuks, en op dan 2 dezer,nbsp;toen het vee, op den 30 der vorige maand,nbsp;weder naar de Linnemveiden verplaatst was, he-^nbsp;zweek het twaalfde, terwijl buitendien nog drienbsp;Leesten ziek geweest, maar weder hersteld waren,nbsp;ïlians scheen de ziekte op te, houden, daar, sedert bet la-alit gestoivcn Leest, al de overigcunbsp;gezond bleven, eii behoorlijk melk gaven, waarvan de genoemde Geneesheer zich door eigenenbsp;beschouwiTig in de weide overtuigde.

Uit gebrek aan de beoordceiing eens 3e8kiin. digeu, was mcu iu het ouzekere gebleven , om-

-ocr page 266-

236

trent den aard der ziekte. De beschrijving dar Ter» schijnselen echter, welke Zijn WelEdelen zoo welnbsp;door den Landman de geus als door den Heernbsp;Schout der gemeente van Kerkwyk werd gegeven,nbsp;scheen geen twijfel overtelaten, dat dezelve voor hetnbsp;bekende vuur of miltvuur moest gehouden t worden , hetwelk in de gemelde Provincie meermalennbsp;onder het vee groote verwoestingen heeft aange-rigt, en zich ook nog in dezen zomer in denbsp;Gemeenten van Hien en Dodewaard, gelijk in denbsp;maand Februarij dezes jaars, op den stal vannbsp;JAN ELBEBTSEN, op lict crf Nekkeveld onder Jitjkbrkfnbsp;had vertoond (1).

1

Ofschoon hierbij niet hlgkt, of dit vee met hooi gevoederd werd, gewonnen van zoodanige landen,nbsp;waarop het Miltvuur in den zomer pleegt te ontstaan ,nbsp;zoo ontbreekt het niet aan waarnemingen , dat dusdanig hooi somwijlen nadcelige uitwerkingen hoeft tenbsp;weeg gebragt. Eene , nog onbekende, eigenschap vannbsp;sommige lauden schijnt tot het voortbrengen der ziektenbsp;veeltijds bepaaldelijk mede te werken. Dit wordtnbsp;daardoor bevestigd , dat dezelve op enkele landen jaarlijks vrij geregeld voorkomt , terwijl het vee op nah.^ gelegene landen grootendeels pf gelieel’ daarvan versclioondnbsp;blijft, gelijk dit mede ten aanzien van den uiterwaardnbsp;te Dodewaard het geval is ; (Zie het verslag vau dennbsp;Vco-arts rijkdebs). — Ook meldt de Heer Med. Doet.nbsp;J. viTRiNGA coUGOït, in het meergemelde herigt omtrent het Miltvuur, in 1819 in Vrieüand waargenomen, opzigtelijk deze aangelegenheid, het volgende.'nbsp;o Men heeft wederom de sterkste voorbeelden aange-c ttoffen, welke overtuigend bewijzen, dat de oorzaak

-ocr page 267-

ziekte behooreii het schielijk vermiiKleren en op'

B der ziekte zich bij zekerö stukken land bepaalt, « zoodat liet vee er niet van aangetast vvordt, wanneernbsp;« het uit zoodanige weiden weggenomen, en in eennbsp;« ander, zelfs somwijlen naast fgelegeu land, gebragtnbsp;« vvordt, Volgens liet getuigenis van sommigen zounbsp;B uit een stuk land, iifdien liet, eenige jaren, sterknbsp;« met schapen beweid wordt, de oorzaak der ziekte kun-« nen uitgeroeid, en hetzelve aldus vervolgens tot eenenbsp;« veilige weide gemaakt worden. Het zou van belangnbsp;« zijn, dat zulks, door opzettelijke proeven, onder-« zocht werd , dewijl anders gelieele uitgestrekte veldennbsp;K bijkans onnut blijven, of althans niet dan met schroom ,nbsp;in het vervolg , zullen gehrulkt worden, daar ooknbsp;het hooi van dezelve afkomstig , wanneer daarmede,nbsp;des winters de heesten gevoederd worden, dezelfdenbsp;« ziekte op den stal veroorzaakt. » Zulks wordt nadernbsp;gestaafd, door de verzekering van zekeren Landmannbsp;TROMP, hij wien , in het vurige jaar (1818), tien koei-jen, die in eenen afzonderlijken stal stonden , spoedignbsp;alle ziek werden, zoodra zij gevoederd werden metnbsp;het hooi, dat van zeker verdacht land gewonnen vvas,nbsp;terwijl de overige koeijen , aan welk ander hooi gegeven werd, van de ziekte vrij bleven-

Zoodanige uitwerkingen doen natuurlijk aan eene Schadelqke eigenschap denken, welke in gene of andere scherpe of giftige plant, op de bedoelde weidennbsp;groei)ende, schijnt te moeten worden gezocht. Denbsp;Heer counosr deelt ook zijn v'oornemen mede, onr nognbsp;nader het hooi, dat van dat schadelijke land vervolgensnbsp;gewonnen werd, naauwkeurig te onderzoeken, of ernbsp;eene plant in mogt gevonden worden , waaraan denbsp;oorzaak der ziekte zou kunnen wordeti toegescltreven,

-ocr page 268-

238

hóuden der melk , zonder voorafgegane teckeneri van ziekte , met opgevolgdeii plotsellugen dood.

doch Zijn WelEd. Zser Geleerde voegt'*er bq te vrezen, dat dit ondsrioek vfilfcliteloos z^t'zijn , (tewijl hij, tot dus ver, geene plant, in die landen heeft kunnen,nbsp;ontdekken, noch iemand hem zoodanige heeft kunnennbsp;aanwqzen, Waarop men eenig kwaad vermoeden konnbsp;hekbetó.

Hoewel dan het bepaalde schadelijke begifVsell dezer weiden nog niet gevonden zij, zoo spreken, onzesnbsp;oordeels, deze waarnemingen, met elkander in verbandnbsp;gebragt, te duidelijk, om eene plaatslijk bestaande oorzaak hl twijfel te trekken hetzij dan dat dezelve inoCtnbsp;gezocht worden óf in de aanwezigheid van planten, dienbsp;op zich zelve schadelijk zijn, ofwel in de ziekelijkenbsp;gesteldheid van anders onschadelijke planten, namelijknbsp;in eene tegennatuurlijke ontaarding , in de veronlreinigingnbsp;door honig-of meeldaauW, door schimmel of soortgelijkenbsp;tryptogamische inmengselen, of mogelijk ook in de uitwaseming van gas -soorten , in giftige insecten enz., zoo-dat eene verdere nasporing daaromtrent niet dan aller-belangi’ijkst moet worden gehouden.

Maar gelijk men dan, iu sómmige nbsp;nbsp;nbsp;derge-

lijke medewerkende oorzaak, in de weiden gelegen, niet kan ontkennen, zoo ontstaat bier wederom denbsp;vraag , of dezelve altijd gevorderd wordt om bet Miltvuur Voorttebrengen- — Daar hetzelve , als epizoütischenbsp;ziekte, zich algemeen in den gevorderden zomer openbaart , terwd]l eene aanlioudendé en buitengewonenbsp;warme en drooge gesteldheid des dainpkrings tot der-Zelver ontwikkeling, blijkens de eenstemmige waarnemingen, zoo zeer vcrcisclit wordt, althans daaraannbsp;bevorderlijk is, zoo zal men den vermogenden invloednbsp;dezer weersgesteldheid volstrekt niet kunnen verent-

-ocr page 269-

‘239

fïikvvijls ])inneii dcMi lijd van twaalf uren ,—bij aii^ dere beesten, die langer leden , hoogstens blimennbsp;2 a 3 dagen, — voorts neferslagtigheid, roodheidennbsp;gezwollenheid van het bindvlieS der oogen, koortsige toestand , door versnelde hartklopping kenbaar , meestal aanhoudende eetlust, pijnlijkenbsp;spanning en onzettiug der zijde bij sommigen,nbsp;als ook bet uitbreken van, stinkenden etter bevattende , abscessen aan den hals en de borst. Eene

schuldigen. De sterkste eii meest gevoede beesten worden ook doorgaans het eBrst en hevigst aangedaan, waaruit men mag bes'uiteji, dat eene verhoogde levenswerkzaamheid de voorbeschlktheid tot het Miltvuurnbsp;Venncei'dert, ën deze mag als de noodzakelijke uitwerking van den j zoo evengemelJen , toestand des damp-krings worden beschouwd Maar werken nrogelijk denbsp;beide oorzaken, naSrelijk de invloed van het saizoennbsp;en de plaatselijke ongezonde gesteldheid’ der weidennbsp;te zamen ? Wordt welligt het' nade’elige of giftige beginsel in de weiden , ten gevolge van de gemelde gesteldheid des dampkrings , in dezelve voortgebragt,nbsp;kort voor of op denzelfden tijd, waarop het Miltvuurnbsp;gewooniijk op dezelve uitlireekt ? Jk moet bekennen,nbsp;dat er voor mij in dit stuk nog te veel onzekerheid ennbsp;duisterheid- bestaat, om hieromtrent te mogen beslissen.nbsp;quot; Voor het overige heb ik zelf OOk de ondervindinjrnbsp;verkregen, dat zekere weiden als ook het hooi, datnbsp;Van dezelve gewonnen w'ordt, somwijlen zeer nadeeligenbsp;eigenschappen bezitten, zoodat zij een hoogst schadelijknbsp;en gevaarlijk voedsel voor het vee opleveren. Mijnnbsp;vootnemen is hieromtrent, in een volgend stuk vaijnbsp;dit Magazijn, nadere mcdedeeüng te doen.

de Jieddeteur-

-ocr page 270-

240

uitgezet bevonden, zameling van g.

naaivwkeurige waarneitiing , door dt’sluiiidigoït ^ zoude zonder twijfel meerdcwe verschijnselennbsp;licbben ontdekt, welke , bij de oppervlakkigenbsp;kennis der landlieden, door dezen, niet kondennbsp;worden opgemerkt. Vooral zoude eene naauw-keurige lijkopening voldoend licht hebben verspreid , welke nu of geheel V(;rzainid , of zeernbsp;ondoelmatig', door eenen viller, was in het werknbsp;gesteld. Slechts in een geval was do milt onderzocht, en, volgens het oordeel van den eigenaar van het gesloiwen beest, zwart, week, ennbsp;Eenmaal had men eene ver-eel water in de buiksholle aange-

doe

jjen, door voor aanbe

troflToai, maar meestal waren de longi

den viller, zonder verder bewijs stoken verklaard.

Het scheen niet moeijelijk de oorzaken op te sporen, W'aaraan men met grond bet ontslaannbsp;der ziekte koa loesebrijven. Aanbondeiide hlooL-stelling der diertm aan de lievige zouiiehitU;,nbsp;welke op den, met slib en fijn zand, door denbsp;overstrooming, in den laalsten winter, bedektennbsp;waard, bijzonder nadeclig werkte, en de warmte van den grond zoodanig verhoogde , datnbsp;men moeijelijk over denzelven gaan konde, i»nbsp;zonder twijfel als eene voldoende gelcgeubeids-oorzaak ter ontwikkeling van hevige onlsteklngs-zlekten te heschouweu, en moest, gepaard, gelijk in dit geval, met gebrek aan behoorlijknbsp;voedsel, —- zijnde het gras door dezelfde oorzaaknbsp;kort cü verbrand, — dezt^ive bijna ouvcrmijdelijk

-ocr page 271-

24l

^öen ontstaan, vooral bij lulke beesten, ^le meelt 'dan anderen eene vooi’boscblktlield hiertoe aanboden , gelijk zulks bij de vetste en sterksténbsp;Voorwérpen hel geval is, die ook hij voorkeuitnbsp;slagtoffci-S der ziekté geworden zijii.

De aangewende geneeswijze heeft géetl resultaat van eeiiig belang opgeloverd; dezelve was j gelijk men verwachten tóoést, Weinig beredeneerd,nbsp;ftleii deed adeldatingen, zette wr^ngéh, gaf zoogenaamde dranken op den room in, ook welnbsp;rost en pis, olie en zout, zwatel en tconderzout jnbsp;enz. \an al deze middelen hebben vvaarschijn-lijk alleen de aderlatingen, aan het gezonde vefenbsp;bewerkstelligd, melde verwijdering van hetzelvenbsp;Van den ongezonden, en gebrekkig voedsel óp-ieverenden, waard, den verderen Voortgang dernbsp;ziekte kunneti voorkomen; zelfs de Wrangen waren meestal niet goed opgekomen, waarschijnlijk dewijl dezelve niet naai’ béhbored Vvai-éanbsp;aangewend.

liet ophouden der ziekte heeft mij (zegt dd Meer TilAnus) ontslagen van de Leraming en aanwending van maatregelen tot Stuiting van dezelve,nbsp;«n de gunstige wending in de weersgesteldheid,nbsp;Waai-door weldra weder overvloed van gras zalnbsp;te vinden zijn, eii ook de overige oorzakennbsp;zullen ophouden, doet mij geene hernieuwingnbsp;van dezen ramp duchten. Evenwtd heb ik dennbsp;Heer Schout der Gemeente uitdrukkelijk opgedragen, Züodra er zich op nieuw tcekenea dér'

-ocr page 272-

142

l)ij ceni« stuk vee inogtcu oprloen , of ook» iiiclicii een der nog gezonde dieren weder on-verwackls mogt stervcii, liiervan dadelijk petnbsp;expresse aan den lieer Gouverneur kennis tenbsp;geven, ten einde Zijn Hoog Ed. Gestr., zulksnbsp;iioodig oordeelende, op nieuw een onderzoeknbsp;zoude kunnen bevelen, en liiertoe door dennbsp;gewonen langzamcn loop- der berigten, nietnbsp;Weder de gelegenbeid mogt benomen zijn.

Op den 8 Augustus werd van den Heer Goii* verneur bei’igt ontvangen, dat te Gameren opnbsp;nieuw eene melkkoe door de plekte was Aangetast, met uitnoodiging afin den lieer ^verts ,nbsp;Voorzitter der Provinciale Commissie van Geneeskundig Onderzoek en Toevoorzigt, om nu aanstonds deze ziekte nader te doen onderzoeken,nbsp;lietwelk door Zijn AVelEdelen, bijgestaan dooi*nbsp;boveugcnoemden \ee-arts volkers, in persoonnbsp;werd verrigt , zijnde het navolgende Waargenomen en medegedeeld. Ten huize van johannesnbsp;TETERSEN VAN BE WERKEN, bcvoiid zicli eene zieke .nbsp;melkkoe , waaromtrent men vernam, dat, op Za-turdag avond, zijnde nu vier dagen geleden,nbsp;volgens opmerking der melkmeid, dezelvenbsp;zicli niet wel bevond , daar zij des morgens eennbsp;gebeden emmer vol melk, en nu slechts eenenbsp;zeer geringe hoeveelheid had gegeven.

Den volgenden dag, Zondag, gaf zij bijna geen melk meer ; zij bad allen eetlust verloren, ennbsp;zag cr lusteloos cn treurig uit. Op aauradeu van

-ocr page 273-

m

flën Heei* Sclióut werd nu eene aderlating in bet tverk gesteld , cii een mengsel uit salpeter;, wók~nbsp;Verzout en honig toegediend.

Den volgenden dag, Maandag, sclieéa het dier ëenigzins béter te xijn, daar liclzelve eene ge-blnge hoeveelheid voedsel tot zich iiaiit, en ooknbsp;iets meer melk had gegéveri.

Diivgsdag niorgeii, dus op den 4'*quot;* dag der ziek-* te , meende men hetzelfde dier niet erger te yin-den. Men zeide, dat hetzelve vvederöm iets hadnbsp;gegeten, en ook eenige nieik gegeven had.

De Heer eveuts ging nu tot een vcfdei’ onderzoek over, en bevond het navolgende:

liet i op den vofigen /'ondag , uit dé ader gelaten bloed bedroeg do hoeveelheid van tweonbsp;ponden, en had een gezond voorkomen.

Het beest \vas eene sterke koe, van de grootste Soort, oud 7 jaren , haar zesde kalf dragende.

Hetzelve Zag cr zeer treurig uit, den kop voorover houdende , hel Llndvtics der oogen wasnbsp;kennelijk oiilsiokeu; aan heide zijden der horstnbsp;M^erd een aanmerkelijk vcei'kragtig gezwel opgemerkt.'

De linkerzijde was over het geheel meer opgezet eu gespannen, op de schoft was de minste drukking pijnlijk; Ijct haii had 08—70 sterkenbsp;slagen in de minuut. liet dlei’ weigerde allenbsp;voedsel in tegenwoordigheid van den Heer everts,nbsp;èn de melk was zeer gering, doch cenigzinsnbsp;schuimende en van eene goede kleur.

16

-ocr page 274-

244

De opgenoemde toevallen , Tergeliilten do met dc beschrijving der -/lekte, waar aan al de vorigenbsp;koeijen gestorven waren, gaven duidelijk tenbsp;kennen , dat dezelfde ziekte ook bij dit beestnbsp;aanwezig was, en boezoer al de anderen dennbsp;vierden dag niet overleefd hadden, scheennbsp;dit dier verre af van het gevaar te hovennbsp;te zijn, en daar het anatomisch onderzoek alleen met zekerheid over den waren aard dernbsp;ziekte en de doelmatigste geneeswijze , voor hetnbsp;vervolg, konde heslissen, oordeelde hij het nuttig , het wankelende leven van het onderhavigenbsp;beest op te offeren, om daardoor, zoo mogelijk , die genen te behouden, welke in hetnbsp;vervolg door. de ziekte zouden worden aangetast.

Met goedvinden van den Heer Hopfd Schout, weid het dan, na dat hetzelve, door twee deskundigen, door den Heer Schout benoemd,nbsp;onder eede gewaardeerd was, gedood , ennbsp;het ontleedkundig onderzoek leverde hot volgende op.

De gezwellen aan de borst, boven het ge-tvrigt der voorbeenen gevonden, geopend zijnde^ vertoonde zich in ieder eene aanmerkelijknbsp;groote klier, welke donker rood gekleurd, ennbsp;ontstoken uitzag, en omgeven was van eenenbsp;aanmerkelijke hoeveelheid geel sevens vocht,nbsp;hetwelk zich in bet celwljs-weefsel ophield, eunbsp;in ieder gezwel wel de hoeveelheid van 12 oneen zal bedragen hebben. De buiksliolle geopend zijnde, werd hetzelfde soort van vocht

-ocr page 275-

2-43

OoR tïaap %Taargpnomea, zullende hetzelve , Baar gissing, de hoeveelheid vau 8 oucen hebben opgelevevd.

De milt, hoezeer niet aanmerkeliyli uitgezet, en niet bijzondev bros van Zamewhang, was zeernbsp;donker rood, naar het zwarte overhellende,nbsp;gekleurd, en leverde inwendig, door hare ge-heele zelfstandigheid, witte, etterachtige ,-puntennbsp;op„ In de lever, en wel in derzelver galleiders,nbsp;Werden vele zoogenoemde leverwormen, of hotten {fasciolae hepaticaé) gevonden, doch dezelvenbsp;had overigens een gezond voorkomen. Alnbsp;de overige organen der huiksliolte, gelijk ooknbsp;die der borst, leverden niets op, hetwelk vannbsp;den normalen toestand afweek , met uitzondering van het, hart, dat, hoezeer, in deszelfs ge*nbsp;heele zelfstandiglieid niet van den gezondennbsp;toestand afwijkende, op de inwendige oppervlakte van deszelfs kamers , onderscheidene meernbsp;of minder breede , donker roode violetkleurigenbsp;strepen, zoo het scheen , door iiitgevaat bloednbsp;{sugillatianes) veroorzaakt, opleverde..

Zoo uit het geneeskundig onderzoek , als Vooral uit de opening bleek dan ten duidelijkste , dat dc ziekte, waaraan dit beest had geleden, moest gehouden worden., voor eeae warenbsp;inflaramatoire koorts, met oatstclung van denbsp;milt {splenitis); dat dit orgaan vooral voor denbsp;zetel der ziekte moest gehouden worden, daarnbsp;hetzelve in den hoogsten graad was ontstokennbsp;aanvankelijk reeds in menigvuldige kleine .absces-


-ocr page 276-

248

isen was overgegaan, en welligt spoedig tot koud vuur (gangraena^ zoude zijn overgeslagen; iunbsp;welk geval deze ziekte eenen onvermijclelijkeunbsp;pu spoedigen dood ten gevolge uxoest hebben,nbsp;en waaraan dan met regt den naaiii van miltvuurnbsp;pioest gegeven wordenj dat, voor Ixet overige,nbsp;pok andere oi'ganen in de algameene inllam-piatoire gesteldheid boyen andere deeldeiv, waartoe vooral de beide aanmerkelijke klieren aannbsp;de borst gelegen, en de bovengenoemde ge-zweHen opleyerende, behoorden, waarvan hetnbsp;gevolg scheen te zijn de afscheiding van denbsp;aanzienlijke hoeveelheid geel vocht, waarmedenbsp;dezelve omgeyen waren; en dat welligt medenbsp;hiertoe behoorden de donkerroode strepen opnbsp;d« hiiinensle oppervlakte van de hiiitkamersnbsp;gevonden,

Vopr deze meening pleitten de vermeerderde en sterke hartslag, de gezwellen aan de horst,nbsp;de kleur der , aldaar gelegene , klieren, en hetnbsp;¦pitgesVoyte gele vocht, zoo hier als in denbsp;hpikshplte; yooral de liqogvoode , naar het zwartenbsp;pyerhellende, kleur der milt, en de aanvankelijke kleine ahscessen, als niedp de sugiSlalien innbsp;de harlkamers.

Met grond meende men mede hiertoe te pioetep hyepgen de gyustigc uitw'crking der , innbsp;^ict wev|i gestelde, adeidating, en de toedieningnbsp;yan antiphlogistischs geneesmiddelen, welke metnbsp;den ppgegeveu aard der ziekte volkomen ovér-pepkomstig waren, en waardoor dan ook d©

-ocr page 277-

Ü47

*iekte ran dll dier eenlgaliis gematigd, en liet ievea van hetzelve tot den 4'^'“ dag, daar alnbsp;de overigen, denzelven niet overleefden, gerekt was ; en ware dezelve van het eerste oogen-hllk der ziekte te baat genomen, en met meernbsp;iiadruk doorgezet (daar deze geneeswijze nu eerstnbsp;deu tweeden dag werd in bet werk gesteld, en denbsp;aderlating slechts de te geringe hoeveelheid vannbsp;twee ponden bedroeg), zou dit zieke beestnbsp;waarschijnlijk alle gevaar zijn ontkomen. Eindelijk kwamen hiermede overeen de aanleldendenbsp;oorzaken, waaraan, dit vee was blootgesteld geweest,nbsp;en welke door Doctor TiLArms in zijn, hierbovennbsp;medegedeeld, rapport zijn opgege.ven, alsmedenbsp;de opmerking, dat bij voorkeur de gezondste ennbsp;sterkste voorwerpen door de ziekte werdennbsp;aangetast.

doel zoude nultia


Op grond van dit alles heeft men dan gemeend, ten einde het werk tot het voovgestelde

iQ zijn, met volle overtuiging, iu deze, te Gavieren heerscbcnde, ziekte .ienbsp;moeten aauraden, om de onlstekiogwerende gcucesrnbsp;wijze ia haren geheclen omvang, maar vooralnbsp;van het eerste oogenblik der ziekte , en mëlnbsp;nadruk in het werk te stellen, waartoe vooral behoort eene ruime aderlating, bij groote en ste.rkenbsp;beesten, van vier ponden, bij minderen naarnbsp;eveuredigbeid (1), het ingeveu van verkoelende


1

Te regt wordt hier op r.uimc .iderlalingan aaiige-drongen. Bij sterke, groote cn volbloedige, dieren is1 ecue hloedsoullasling van twee ponden, in den legel,

-ocr page 278-

248

*n tien a%ang bevorderende middelen, als tal-peter en ivonderzout en diergelijken, bet bescbut-ten der beesten voor de sterke warmte, op bet midden van den dag, en bet verzorgen vsn koetnbsp;en zuiver drinkwater. Deze raad w'erd aan dennbsp;Heer Sebout van kerkwijk , die zieb iudedaadnbsp;aan deze zaak vooral liet gelegen liggen , en,nbsp;ook aan andere aanwezige landlieden medegedeeld. De Heer Voorzitter merkt voorts aan ,nbsp;dat het te wenseben ware geweest, dat, bij dennbsp;verderen voortgang der ziekte, deze geneeswijze,nbsp;door een,en kundigen Vee-arts, welke in deze stre-. ken toen gebed ontbrak, wlcrd bestuurd C).

op verre na niet voldoende, om de kracht der ontsteking te breken, acifs al wordt dezelve meermalen herhaald. De eerste aderlating mag veilig tot vier of zes. ponden worden in het werk gesteld. Do volgendenbsp;vyaarnemiiigen der Vee-artsen niJNpras, montens ennbsp;fir.Assb'N doen zieo, dat zij zelfs bioedsontlastingen vaqinbsp;acht, tien, twaalf, ja, in een enkel geval, van veertiennbsp;jienden met uitstekend goed gevolg hebben aangewend. — Wij bedoelen liier echter altijd, dat zulks innbsp;hrl eerste of injlammntolre tijdperk der ziekte geschiede.nbsp;Bij het verder beloi p derzelve , vordert de bioeclsont-hasting natuurlijk niecidere onizigtiglieid.

de Rejiac/eifr'.

(») Wij achten , dat in het bedoelde gemis nu reeds aanmerkelijk is voorzien door de bekwame Vee-artsen,nbsp;welke ook dc Provincie Gelderland nit ’s Rks Vee-artsenqschool heeft ontvangen, van wier gescliiktlieijnbsp;en ijver men de beste vruchten mag verwachten , rnnbsp;waarvan reeds sprekende daadzaken voor lianden zijn.nbsp;•nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;de Redueteur,

-ocr page 279-

£49

Vertlfir werd velliglieldshalve aangeraden, daar de-besmettende aard dezer ziekte door den oenen waarnemer is aangenomen, tenvijl dezelve doornbsp;den anderen ontkend wordt, het zieke veenbsp;van het gezonde afteschelden, en, bij sterfte,nbsp;de lijken dadelijk , zonder de huid af testroopen,nbsp;te begraven , te meer daar de behandeling van de-.,nbsp;zelve, meermalen, blijkens het nog onlangs gebeurdenbsp;te Uien en Dodewanrd, de noodlottlgsle gevolgennbsp;voor menschen gehad heeft, en uit hetzelvenbsp;niet zelden de nadeellgste gevolgen voor anderenbsp;dieren ontstaan, gelijk een der aanwezigenbsp;landliedeti te Gameren verhaalde, dat vier zij'nbsp;lier vai’kcns, welke op de plaats geweest waren , waar een der gestorvene beesten was afgevild , en waarschijnlijk van de zich ontlast hebbende vochten gelikt hadden, dadelijk wai-ennbsp;ziek geworden.

zonde zijn , daar zeker met meernbsp;worden.

Dit verslag wordt besloten met de aanmerking, dat het bekend maken en aanbevelen dezernbsp;maatreglt;;Ieii van hoogcr hand niet ondienstignbsp;dezelve, in dat geval, voor

achtervolgd

naauwkeurlgheid

-ocr page 280-

2Ö0

E D E D E E L I N G omtrent het MtLT-.

VUUR, hetwelk in de maanden junij en.

JULIJ GEHEERSCHX HEEFT, OF ZEKEREN UlTEU-

WAARD , ONDER DE GeMEENTE GAMEREN , IN

GELDERLAND , IN HET JAAR 1827, DOOR J. B

BUNDERS, f^ee-arts der 1“quot; klasse, te

ZALT-BOMMEL.

Even als in de jaren 1825 en 1826 deze iiektc te Gameren had plaats gehad, zoo werdnbsp;dezelve ook, in den verloopeii ¦ zomer, opnbsp;nieuw waargenornen, waarouitient ik hier een,,nbsp;zoo veel mogelijk, naaowkenrig verslag zal trach-,nbsp;ten te geven. Het zal niet ongepast zijn voorafnbsp;eene korte inlichting mede te deelen, ten aau-zien der ligging en gesteldheid van den uiterwaard, op welke nu reeds in het derde jaarnbsp;het Miltvuur heeft geheerscht.

Dezelve dan, gelegen, in de genreente Gatne~ ren, in het District de Bominckrwaard, wordtnbsp;ten noorden hespoeld door de rivier de Waal,nbsp;ten westen grenst dezelve aan andere uiterwaarden, en verschillende hooge' en lagere hoornen,nbsp;ten oosten wordt zij door andere weilanden ennbsp;een steen-oven bepaald, en aan de zuidkant doornbsp;den Waaldijk, L.angs deze zijde ligt eene streep

grond, wnarop , in het

voorjaar cn begin

des zomers, nog water staat, en verschillende soorten viin water-plunten groeijen. Vooral is

-ocr page 281-

251

4e7.e laagte aan het benedenste einde , wsai%,]gt; de bundereu , bij schraalheid vaii gras op hetnbsp;booger liggende gedeelte, mede bun voedselnbsp;moeien zoeken. Over het geheel is de uileivnbsp;waard ongelijk van grondvlakte, door hel weg-,nbsp;halen van aarde, voor de stoenbakkorij dienende..nbsp;Voor het overige levert dezelve een gezond en,nbsp;voedzaam gras op, zooals uit de ki’achlvollenbsp;gesteldheid en welgevoedheid van het Rundveenbsp;dat op dit land geweid wordt, blijkt, hetwelknbsp;de voorbeschiktheid tot de ziekte, als zijndenbsp;van een hevig ontstcklngachtigen aard, voorzeker zal vermeerderen.

Ik heh omtrent de welden , waarop de ziekte alhier meermalen is voorgekoinen , nog deze Lij -zondere omstandigheid vernomen , dat het ontstaan des Millvuurs namelijk, in eenige jaren,nbsp;als het ware , van waard tot waard, zou zijnnbsp;overgeplant, zoodat de ziekte nu tot op hetnbsp;viel de der, naast elkander gelegene, landen is,nbsp;gekomen. Voor eenige jaren, zon. dezelve ge-hecrscht hebben op den bovensten uiterwaard,nbsp;daarna op den naaslgelegeneu naar beneden, nunbsp;pp den volgenden, eu ook bij een Rund, opnbsp;den benedensten uiterwaard, welke in liggingnbsp;op dien volgt, waarop zij thans voornamelijknbsp;beeft plaats gehad. Telkens, wanneer de ziekte-,nbsp;op een’ volgenden waard te voorsebijn kwam,nbsp;hield zij op den vorigen op, zoodat de ziekte,nbsp;van uiterwaard tot uiterwaard vourtgaaiule, opnbsp;den laatslen van de, aldam liggende , is gekomen.

-ocr page 282-

252

De volgende zomer zal nu doen zien ^ wanneer de ziekte weer te voorscliijn mogt komen, o€nbsp;zij zich dan ook vooraamelijk tot dezen laatsteo'nbsp;uitez'waai’d zal bepalen.

Hoewel de epizootic alliler, in dit jaar, met geene kwaadaardige ontslekings-buile'n of gezwellen gepaard ging, zoo meen ik de ziekte tochnbsp;onder de ««tArnar-aardige onlsteklngs-zlekten tenbsp;moeten rangschikken, aangezien de verschijnselen , het spoedig beloop en de schielijke doodnbsp;hiertoe aanleiding geven.

Reeds vroeg in de maand Mei dezes jaars , was een Rund spoedig komen te sterven, zoo.-dat toen reeds de eigenaars begonnen te vree-zen, dat waarschijnlijk weder dezelfde ziektenbsp;onder hunne Runderen zoude beginnen te heer-schcn, welke in de twee laatstverloopene zomers, een getal van 22 stuks had weggeniktnbsp;Voor het overige heeft deze ziekte, in de heldenbsp;voorgaande zomers, en ook in dezen zomer,nbsp;bet sterkst gewoed bij de grootste hitte , in denbsp;maanden Juiiij en Julij. Dezelve openbaardenbsp;zich altijd bij een enkel Rund-beest,, terwijlnbsp;dan opvolgend meerdere werden aangetast.

Op den 14 Junij , ivaren er, in dit jaar, reeds vier Runderen alle zeer spoedig gestor-

(-*) Omtrent de zieLle, welke in 382C, op deze plaats, heeft geheer.scht, is geene mededeeling tot mijnbsp;gekomen , weshalve daarvan hier geene verdere molding kau worden gemaakt,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;de Redacteur

-ocr page 283-

253

Ven, zonder dat daartegen doelmatige Indp was aangewend. Alleen waren er eenige liuisinldde-len, door de landlieden, toegedieud , bestaandenbsp;uit roet, olie, en honig, zonder dat iets omtrent bet bestaan der ziekte tot mijne kennisnbsp;was gekomen. Op den gemelden dag, averd iknbsp;eclitev in de gelegenbeid gesteld de ziekte zelfnbsp;te beliajidcleii, daar de Heer Burgemeester wannbsp;Gameren j. van kerkwijk mijne hulp bij eenenbsp;z.'jner zieke Painderen, 'opgemelden waard loo-pende , inriep, bij bet welk zich de volgendenbsp;vei’schijnselen lieten waarnemen.

Dit Rund, acht jaren oud en wel doorvoed, zonderde zich van de overige beesten af, wasnbsp;traag en lusteloos, en bcgeerig, om zich in hetnbsp;w.iter te verkoelen. — De temperatuur der huid,nbsp;ooren , hoornen en pooten was afwisselend, ennbsp;de Imid, op sommige plaatsen, geelachtig vannbsp;kleur. De oogcn stonden uitpuilende, warennbsp;i’ood bcloopen, en geelachlig doorschijnende.nbsp;De eetlust en herkaauwing waren verminderd.nbsp;Het beest liep snuffelend over den grond, alsnbsp;of het eiken beet vooraf naauwkeurig door deanbsp;reuk wilde onderzoeken; — bet toonde zichnbsp;zeer dorstig. De afscbelding der melk was sterknbsp;verminderd , zijnde dit het eerste verschijnselnbsp;geweest, waaraan men had waargenomen, datnbsp;het beest ongesteld was. — De pols was mee-nigvnldig, tamelijk vol; — de ademhaling geregeld; de afgang natuurlijk; de pis spaarzaamnbsp;«n bruin van kleur.


-ocr page 284-

Öe lieii an (teling van dit Rund werd (looi* niij bp deze wijze Ingevigt, dat er c^ene adei-latingnbsp;Van aclit ponden uit de halsader V('ord gedaan,nbsp;térwijl ik eert ontstekingwerende drank liet gebruiken , bestaande uit een afkooksel van 3 oneennbsp;heemstwortel op di’id ponden water , waarmedenbsp;S oticén Salpeter, 6 oneen lOomkrzout , en Iknbsp;oiiee ammoniclkzout vereeiiigd werden om daarvan , alle 6 uren, een derde gedeelte integeven.

Den volgéiade dag teVond ik het Rund wat beters Ik deed geene aderlating meer, uit vrees,nbsp;dat eene vdrdere bloedsonllasting te veel zoudeinbsp;Verzwakken, (jn de ziekte een asth'jnimh karactornbsp;zoude verkrijgen; doch ik liet met htt gebruiknbsp;derzelfde middelen voortgaan, met bijvoegingnbsp;Van een aftreksel van vlitrbl0C7mn^ Deze be-bandeling had het gewensebte gevolg, dat, opnbsp;den derden dag, zijiullt;j den 17 Juni) ^ het diernbsp;geheel hei'steld was.

Onder gelijksoortige, doch meer hevige verschijnselen, werd, op den 18 Juiiij ^ op dcii gezegden uiterwaard , ziek de koe van den Laiiti-tnan j. yas humpt , zijnde 7 jaren oud. Bij d(;i

der melk bijna geheel

Zelve

was de afscheiding

ruia waren


opgehoudén, en de eetlust en herkaauwi sterker dan bij het vorig(i Rnnd verminderd.nbsp;Voor het overige tvaren de zlekte-teekeueri dezelfde als bij het laalstgemeldc beest.

De geneeswijze werd begonnen met eene ruime aderlating tut de halsader; er werd een nieswortel op de plaats gezet, waartegen de milt ge-

-ocr page 285-

25S

Ipgén is, als nicdc aan de dijen; voorts lïéit Ik ecti drank bereiden uit een afkooksel vafi-lijnzaad, met 8 oncén w onder zout, 3 oneennbsp;'salpeter , en 6 oncén (jeiponcn azijn; —^ om irtnbsp;drie malen op dien dag inlegeven.

Op den volgenden dag, svas de toestand iets beter, De aderlating werd, om dceelfde redennbsp;«Is boven , niét herhaald. De wrangwortels hadden nog niet veel gewerkt. Er werd nu eeilnbsp;drank voorgeschreven uit drie ponden v*n eertnbsp;afkooksel van keenistioortel en vlierbloeineri ,met 0nbsp;oneen wówlcrzout en 3 oncén salpeter , om als

De heter-

bovenslaanden te gebruiken»

scljap nam toe, zoodat op den 21 Juni] ook dit beest volkomen hersteld was,

De ziekte openbaarde zich, eVért als hij het Voorgaande, op den 21 Juiilj, hij het Rund vannbsp;o. vAn ^YU.^EN, almede op denzelfden uiterwaardnbsp;grazende, hetwelk evenwel niet in staat wasnbsp;Zoolang aan dc hevigheid der ziekte weerstandnbsp;te bieden, totdat er gepaste hulp kou wordennbsp;aangehragt. Het stierf binnen weinige uren,nbsp;Waardoor ik in de gelegenheid gesteld werd,nbsp;om dit Rund zelf te openen, on do ziehelijkenbsp;veranderingen in het ligchaara waartenemen.

Uitwendig beschouwd, was het ligchaam sterk door lucht opgeblazen. De schcede en de endeldarm waren uitgezakt, en de uithangende gedeelten rood eit ontstoken»

Bij de opening van den bulk ontsnapte eene 2eer stinkende, naar gozwaveld-waterstofauur-gas

-ocr page 286-

^56

iriekende, lucht. In de Luiksliolte was eene aanzienelijke hoeveelheid bloedig vocht uitg(!siort.nbsp;De pens-maag was mede, door eene dergelijkenbsp;aasachtig riekende gas-soort, uitgezet, de tvvaalf-vingerlge darm tot versterf overgegaan, de levernbsp;Jneer of min murw , de galblaas met eene grasgroene gal opgevuld, de milt uitwendig donkernbsp;blaaiiw van kleur, sterk vergroot, met breedenbsp;Moedige sti’epen als doortrokken, en met eennbsp;zwartachtig, drabbig, naar teer gelijkend, bloednbsp;gevuld , waarin het weefsel, als het ware, wasnbsp;opgelost, zich vertoonende , bij bet doorsnijden,nbsp;als eene weeke , brijacbtige , pap.

In de borstholte waren geene aanmei'kelijke ziekelijke veranderingen aanwezig, behalve datnbsp;het hart, aan deszelfs punt, vooral van de reg-'nbsp;Ier kamer, een weinig ontstoken Was. — Het hartnbsp;werd geheel ledig van bloed bevonden.

In den tijd van weinige uren, stierf, mede op den 28 Juulj , bet Himd van den Landman vannbsp;DE wi'iiiiEN , zonder dat er hulp aan hetzelvenbsp;had kunnen worden toegehragl. Dit beest hadnbsp;zich meer onrustig , en als ijlhoofdig gedragen,nbsp;en was, na eenige ronddraaijende bewegingennbsp;te hebben gemaakt, dood ter aarde gevallen.

Omtrent de bevinding der opening , welke ik zelf niet heb verrigt, heb ik alleen vernomen,nbsp;dat de milt dezelfde tegenuatuurlijke gesteldheidnbsp;heeft opgclcverd.

Op denzelfdeii dag werd , op den genoemden waard, tevens het Rund van den Landbouwer

-ocr page 287-

l57

fc. St!iERiNamp;, doör diezelfde ziekte, aatlgedaaii; t)e vcrschijilselcri waren gelijk aan die der eerstenbsp;*eu volgende ziek gcwordene dieven , rnet uitzondering , dat de afgang hier veémeérderd 'en dunner was dan gewoonlijk j én de ziekte niet vannbsp;Zulk een hétig inflaramatoir karacter schcetinbsp;te zijn.

Nadat ik het ciler op stal had laten bréngen j deed ik eéne ndérlatlng van vier ponden uit dènbsp;hals-adér, ülaaktè éeiie tegettpi’ikkeling én afleiding, door het zéttén van cén nies- of wrang-tVoi'tel ih de hilid, aart dé plaats der milt, ednbsp;aan de dijen, eri liet inwendig eèn drank toedienen uit drie ponden lijmig djleöoksel vannbsp;lijnzaad^ met 6 oneen icanderzout, once nm-inoniakzoüt i en 6 oiicert azyn; in drie malendnbsp;op dien dag ,¦ in te geven;

Den volgenden dag ttras dé toestand nog dezelfde. Ik liét nog wederom dezelfde verkoelende middelen ingeven, met een aftreksel Vati vlier-bloemen en kaasjes-hladen^ Op den derdeninbsp;dag Was het Rnnd Véél beteV, uitgezonderd,nbsp;dat er nog versterkte afgang plaats had, viaar-tegen Uü eeft aftreksel van gentiaan-worlel metnbsp;tlierbloemeyi Werd Voorgeschrevén, waardoor dezelve verminderde. Ik zag van deze geneeswijzenbsp;het gewenschle gevolg, dat het Rund, op deitnbsp;vijfden dag , als hersteld, weder naar de vveidenbsp;werd gébragt.

Oaar het gras thans, door de droogte, zeer

gt;7

-ocr page 288-

258

sterk oygt; deze weide verminderde, raadde ili do landlieden aan, om de Runderen, voornbsp;eenigen tijd, van den waard te verwijderen,nbsp;tot zoo lang, dat er w'ederoin genoegz,aain voedsel voor ben op dezelve zoude zijn gegroeid.nbsp;Ik vond mij hiertoe te meer verpligt, daai',nbsp;zoowel in vorige jaren als nu, de ziekte zichnbsp;bij schraalheid v'an gras het meest openbaarde.nbsp;Dit had dan ook de gelukkige uitw'erklng, dat ,nbsp;sedert dezelve, ruim 14 dagen naderhand, ernbsp;wederom zijn opgehrggt geworden , geeiie Runderen op dezen uiterwaard meer door de ziektenbsp;zijn aangedaan. Inmiddels moet ïk. doen opmerken , dat al de Runderen ter voorbehoedingnbsp;waren adergelaten.

Na verloop van acht dagen evenwel stierf een der Runderen, hetwelk op den waard hadnbsp;geloopen , zeer spoedig in het binnenveld, toe-helioorende aan j. van medel. Dit Rund wasnbsp;reeds zeer voeg, op den w'aard,. ongesteld geweest, en werd door den eigenaar zelven behandeld. Bij hetzelve werden dezelfde ziekteverschijnselen waargenomen, als hij de overigenbsp;Runderen plaats hadden, w'clke op den waardnbsp;ziek waren geworden , en wel in eenen Levigennbsp;trap, zijnde het dier zegr benaauwd, en trachtende in het water te ioopen. Gestorven zijnde, leverde de opening genoegzaam dezelfdenbsp;verschijnselen op , als omtrent de vorige Run.nbsp;dpren is vermeid, doch met dit onderschthd,

-ocr page 289-

259

dat de milt niet vergroot of uitgezet ^ maar kleiner dan gewoonlijk bevonden werd. Of nunbsp;de vorige ongesteldheid van dit Rund op dennbsp;waard, met deze, zoo spoedig in den dooc( geëindigde, ziekte nog in eenig verbaad hebbe ge*nbsp;slaan , durf ik niet beslissen*

Nu scheen zich intüsschen dö ziekte zich niet meer alleen tot dien eenen, genoemden, uiterwaard te blijven bepalen, aangezien een Rundnbsp;van den landman m. van holewun , Op dennbsp;naastliggenden waard, aan de westelijke zijde ,nbsp;op den 3 Julij, mede ^iek werd, terwijl, zoo'nbsp;als ik gezegd heb, al de Runderen van den eerstnbsp;bedoelden waard waren verwijderd* bij dit diernbsp;hadden de gewone ziekte-teekeneu in een vrijnbsp;hevigeu trap plaats. Hetzelve was sterk van ge-lt;nbsp;stel en wel gevoed, vier jaren oud. Ue melk-aisebeiding was ongemeen spoedig verminderd ^nbsp;en zelfs nog sterker dan bij een der vorigenbsp;beestai; doch het was niet zoo dorstig, nochnbsp;begerig naar water, grüjk deze.

Dadelijk liet ik bet Rund in den stal, tip éeuc koele plaats zetten; ik deed eene aderlatingnbsp;van 8 ponden uit de halsader, zette, even alsnbsp;bij de vorigen, nieswortelen tot afleiding en gaf-eeiien gelijken drank uit tijnzüdd-waler , metnbsp;tponderzout , ialpetcr , eii azijn, b oedanigenbsp;bier Loven reeds is opgegeven, oin dezelfden , opnbsp;gelijke wijze , in drie giften, te doen gebruiken.nbsp;^ den volgenden dag was er nog gccue

17»

-ocr page 290-

26Ö

TfTanJering ten goede te bespetireii. D* •nieswortelen liadden nog geene zwelling teweeg*nbsp;gebragt. Ik stelde cene tweede aderlating vannbsp;6 ponden m hêt werk. Het bloed was zwartnbsp;van kleur en zeer liivig; hetzelve wei’d spoedignbsp;niet eene ontstekings-korst bedekt, gelijk zulksnbsp;ook bij al de overige zieken had plaats gehad*nbsp;Dezelfde middelen werdén b'j vernieuwing toegediend. Op den derden dag was de beterschapnbsp;aanmerkelijk, en nu werden in den derden dranknbsp;nog vliérbl^emen afgeti-okkeii. Ik had het genoegnbsp;gen, op den vierden dag, bet Rund weder gezond naar de weide te kunnen doen brengen.nbsp;Op dezen ivaard is de ziekte, tot dus ver,nbsp;slechts bij dit eene beest gebleven, (zie blz. 251).

Korten tijd daarna, op den 14 Julij, openbaarde zich ook nog de ziekte , in het binnenv land van Gameren , bij een Rund van den land*nbsp;man j. de geus , hetwelk in het geheel op dennbsp;boven bedoelden uiterwaard niet had gegraasd ,nbsp;daar de eigenaar, uit vrees voor deze ziekte,nbsp;zijne Runderen, dit jaar , van dezelve had te-ruggeh ouden.

Bij dit welgevoede, driejarige Rund, waren de verschijnselen nagenoeg dezelve , als bij denbsp;vorige, met deze uitzondering, dat hetzelve meernbsp;steunde, terwijl de pols zich meer hard ennbsp;als ki’ampachtig deed gevoelen, de ademhalingnbsp;neller was en met buikslaan gepaard ging,nbsp;De melk schuimde niet; de afgang was traag.

-ocr page 291-

ert- fie ontlastn most zwart van tlenr en Karck lik liet liet Rund onverwijld op stal lirengen,nbsp;en deed eeiie aderlatiu|); van (i panden uit denbsp;halsader , zette een wrang op de lioogle dci'nbsp;milt, en liet- een drank van 4 ponden afkooksilnbsp;van lijnzaad met R oneen ioonderzout^ even zoonbsp;veel azijn , en 3 oneen salpeter gebruiken, in.nbsp;vier malen iiitegeven,. om. de- twee uren, eeunbsp;gelijk, gedeelte..

Des avonds was de toestand nog. dezelfde er werd' nog eene aderlating van 4 ponden gedaan. Het bloed was zwart, en lijvig., en opnbsp;dat, hetwelk des morgens-was afgetapt, zoo welnbsp;als op het'laatste , vertoonde zich eene vrij aanmerkelijke ontstelüngskorst..

Den volgenden dag was de hevigheid der ziekte vei’rainderd,. kenbaar aan de mindere hardheid en spanning in de bloedvaten , en de meer geregelde ademhaling en afneming van het Luik-slaan. Ik oordeelde nog eene aderlating vannbsp;drie ponden te moeten doen; er kwam nunbsp;eene minder sterke ontstekingskorst op hetzelvenbsp;te voorschijn. De wrang had niet sterk gewerkt..nbsp;El' werd nog een drank uit. viierbloenten ennbsp;hee'Mstwortel , met wonderzout , salpeter eu am^nbsp;moniakzout, in verdeelde giften, als hoven , aan*nbsp;gewend, waarop zoo veel beterschap volgde,nbsp;dat het Rund, reeds op den 17 Julij, genoegjnbsp;zaam hersteld, naar de weide werd gebragt.

In het laatst der maand Junij, zijn er. twoc

-ocr page 292-

262

liondeti 7.cer spoedig gestorven, denkelijk ten gevolge van bet eten van vleescb of der Ingewanden van een Rund, hetwelk reeds eenige dagen VTilS begi'aven geweest, en door de honden moetnbsp;«Ijn opgedolven. Kort nadat men dezelve bijnbsp;de plaats, alwaar de beesten in den grond waren begraven , had gezien, toonden zij hevigenbsp;buikpijnen te heb])cn, waaraan dezelve, binnennbsp;weinige uren, onder stuiptrekkende bewegingen,nbsp;zijn ges,torven.

Wat nu de oorzaken betreft, waaruit deze piekte alhipr, en wel meer bepaaldelijk op don,nbsp;boven beschreven, uiteiwaard ontstaat , zulksnbsp;is, voor mij, lot dus ver, moeijclijk, ja on-doenlijk vast te stellen. In de di-Ie laatst opvolgende jaren, i* dezelve, in het voorjaar, ovci'-stroomd geweest, en de ziekte heeft, in allenbsp;drie zomers, hel sterkst gcheerscht, hij droogte,nbsp;in Junij, en Julij , doch in 1826 reeds toennbsp;er nog voldoend voedsel op den uiterwaard voornbsp;het vee aanwezig was, In de heide vorige jarennbsp;is er geen vee meer op den waard gestorven,nbsp;nadat hetzelve er , voor eeiiigcn tijd.van was verwijderd geweest; doch zulks was toen later, namelijk in Augustus en Septemher, en nu reeds ianbsp;Junij, geschied. In alle drie jaren ontstond denbsp;ziekte eei-st hij cen enkel stuk vee, cn open-haai’de zich, kort daarna, hij meerderen.

In het lagere gedeelte van den waard, bevindt ïich , zoo als hoven gezegd is, io het hegi»

-ocr page 293-

283

Van den zomer, eene moerassige plaats. Wanneer het gi’as op het hoogere gedeelte des lands,, hij aae.houdende droogte eu warmte , schraalnbsp;hegint te worden , eti'ii de rauideren somwijlennbsp;van het voedsel, dat in dit lage gedeelte groeit,nbsp;hetwelk slijinig en stinkende, en welligt metnbsp;zelfstandigheden kan vereenigd zijn,, -welke opnbsp;de gezondheid der dieren een’ nadeeligen in*nbsp;vloed kunnen uitoefenen. In hoe ver zulks echter eene onmiddelijke aanleiding tot het ontstaan van deze bepaalde ziekte geeft, durf iknbsp;niet heslissen. — Ook levert de uiterwaard eeni-ge zoodanige planten op , w'elke scherpe of-vergiftige eigenschappen bezitten..^— Ik beb opnbsp;denzelven gevonden de breedbladigB loatere.ppe {_siuntnbsp;latifolium) , de water- of blaartrekkende ranonkelnbsp;(ranunculus sceleratus), de vcld-hanetoct (ranunculusnbsp;acris) en de gekroonde wolfsmelk (euphorbia peplus).

Misscliien worden er nog meerdere planten op de bewuste weide gevonden, welke schadelijk zijn voor het vee. Ik heb dezelve, daarnbsp;hel jaargetijde ook reeds , bij mij,n onderzoek ,nbsp;Voor het vinden van sommige voorjaars-plauten,nbsp;te ver vcrloopen was, niet met grond kunnennbsp;nasporeu. Het zal evenwel van belang zijn ,nbsp;hierop, in het vervolg, zoo veel mogelijk, tenbsp;letten. Deze lagere grond van den uiterwaardnbsp;Zal ook waarschijnlijk, bij de zomer-waïante ,nbsp;door rotting van dierlijke of plantaardige stoffen , gassoorten opleveren, welke misschien op

-ocr page 294-

tie gezondheid der dieren verderfelijk werken indieo dezelve door niiddel der ademlialing wor^nbsp;den o.pgen.dmeii. 2Jou het v/aterstof-gas, het-,nbsp;zij op zich zelf, of in zoo ver dezelve koolstof of zw'avel ka.n ontbonden houden , hier nietnbsp;als schadelijke oorzaak in- aannierking kunnennbsp;komen? (-j-,).

Eindemk n^een ik hier nog te. moeten hij-voegen, d^t ik, iu het midden van December , te Gamersn zijnde, een Bpet^ mij verhaalde, dat

(f) Door sommigen, wordt deze oorzaak als stellig aangenomen. — Vermits hat Miltvijiuj- meest op lage ,nbsp;moerassige, gronden wordt waargenomen, en men,nbsp;bq de gestorvene digren, de milt en de overige buiks-ingewanden met zwart bloed vindt 9pges,uld , terwijl.nbsp;Let eerstgemeide deel veeltijds als tot eeiie weeke brijnbsp;i.s opgelost, leidt zulks tot bet , niet gelieel ongegronde ,nbsp;denkboejd, dat de zijpgenaumdB moeras-stof {miasmn,nbsp;paludosuin,), dpor de diei en , p:jpiiijdcliik ingeademd ^nbsp;of met het voedsel in de maag, en alzoo in het bloednbsp;wordeudv gehragt , de ontkoling van hetzelve zou vertragen , en. de overgang tot slagaderlijk bi/jed tegengaan. Volgens deze theorie wordt aan de geheelenbsp;bloed-i}ik*sa de. hoedanigheid van aderlijk bloed medernbsp;gedeeld , en dq werking der aderen ten koste der slag-,nbsp;aderen verhoogd,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;dq ontstekingen een dus,

genoemd aderlijk (venens) karakter verkrijgen , en daaron», onzuivere , aderlijke , ontstekingen verdienen te wordennbsp;genoeind ; (Zie Dr. thussen , Over de horfst-koortsem^nbsp;zit, Aniiterdam, in, j8a6 enz,, blz. xi3 en ii4).

de Redacteu.i’t

-ocr page 295-

265

fgt;lt;»n zijner Paarden, hetwelk in dea nazomer» op den. uilerwaai-d had gegraasd , lu de laatstenbsp;helft van Noveinber, zeen spoedig, en wol bin-oen 24 uren, was gestorven, nadat het eennbsp;dag of drie op stal had gestaan, Volgens danbsp;Jnededeeling des eigenaars was,, bij de opening,nbsp;de milt even zoo bevonden, als bij de gestorvene Kunderen, en de meeste ingewanden wa •nbsp;len door versterf aangedaan. In de belde vorigonbsp;jaren moet zulks, in den herfst, insgelijk metnbsp;oenlge Paarden het geval gew-eesf zijn.

^tfEDEDEElj^ING omtrent bet MILTVUUR, hetwelk , GEDURENDE DE MAANDEN JUN’H

ÏN JCLIJ VAN DES LAAT$T VERnOOPEN ZOMER,

i,N DB Gemeenten bokuoveh en, engelen , in dk

PROVINCIE AOOHDBtvSAND HEEFT GEIIEERSCIIT ,

BOOR H- MOJ\T£I^S, yee-arts dtr J*''

Kia^sa , TE HEVSVEN,

Volgens ontvangene aanschrijvingen van den WelEdelen Gestreugen lieer Districls-Commi.s-Sarls van Waalwijk , om onderzotdc te doen naarnbsp;den aard eoncr vee-ziekte , welke zich in denbsp;Gemeenten van Bokhoven, en Engelen had. geopenbaard, begaf ik mij tot dat oogmerk, op dennbsp;ö, Junij, 1827, naar de eerst gemelde ydaats.

Bij mijne komst aldaar, liet ik, mij, zoo veel

-ocr page 296-

mogelijk, mliclitrng geven, omtrent Het ontsfaanc en beloop der ziekte. Ik vernam, dat vijf koebeesten zeer schielijk waren gestorven, zonder,nbsp;dat de landlieden vele andere vcrscbijnseleu aannbsp;dezelve hadden bespeurd, dan eene spoedigenbsp;vei-miudering. in de melk.

Ik Jiad gelegenheid nog een dezer beesten,, hetwelk juist op den 6 Junij , zijnde de dag mijnernbsp;aankomst, gestorven was, te openen. Hierbijnbsp;werd bevonden, dat de milt in versterf w'asnbsp;overgegaan, zijnde zeer vergroót, murw, en-,nbsp;met zwart, drabbig, bloed, opgevuld. De levernbsp;was Insgelii^ks met koudvuiige plekken bezet', denbsp;galblaas zeer uitgezet, de maag eii darmen,nbsp;alsmede hel darmseheil wai-cn rood bcloopen. Opnbsp;de tong vertoonden zieb roode plekken , welkenbsp;van o])perbuId ontbloot waren. Uit de klinknbsp;en aars-opening ontlaste zich een taai, beider»,nbsp;slijm. Er waren geene builen of a7tlhradgt;gczvie[-ien aanwezig, welks ik vervolgens, bij sommigenbsp;beesten, beb waargenomen.

Deze vijf gestorvene Runderen hadden op de gemeente-weide geloopen , alwaar omtrent 50nbsp;stuks vee bij elkauderen graasden, en waaronder zich, volgens bet berigt, nog verscheidenenbsp;ongestelden bevonden.

Mij liler naar toe begevende, vond ik, onder dit getal, nog zes zieke Runderen , waaraan de volgende ziekte-teekenen werden W'aargcno-ineu: vastliggende huid met opstaande Haren langs--den rug; de hooimeu en ooreu bij afwisseling

-ocr page 297-

267

toud en 'warm; de oogen rood beloopeu en ontlasting van tranen uit deüelve; uilvloeijingnbsp;Van tnaije slijm uit den neus en mond; de polsnbsp;bard; de ademlialing versneld; de eetlust verminderd of geheel opgehouden. Bij twee koeijennbsp;bevonden zich , in de lies-streek aanmerkelijkenbsp;zwellingen of builen, terwijl deze, bij de meestenbsp;overigen, In den omtrek van het strottenlioofdnbsp;plaats hadden. Deze gezwellen geopend zijnde ,nbsp;werd uit dezelve een geelachtig lymphaliek vochtnbsp;ontlast.

De opgegevene verschijnselen, d® bevinding bij de, in het wei’k gestelde, opening, en het beloop der ziekte overtuigden mij al ras, dat denbsp;ziekte voor het heerschende Miltvuur moest gehouden woi'den.

De oorzaak van het ontstaan dezer ziekte, op de gezegde weide, is mij onbekend. Dezelvenbsp;behoort lot de beste oude klei-landen, en isnbsp;Van zuiver drinkwater genoegzaam voorzien. Denbsp;aanhoudende zomer-warmte , waaraan deze dieren bestendig waren blootgesteld geweest, bij gebrek aan gelegenheid, om zich iu de schaduwenbsp;Ie kunnen begeven, honden hier, naar het mijnbsp;Voorkwam, alleen in aanmerking komen, zijndenbsp;mij geene andere omstandigheden voorgekomen,nbsp;Waaraan ik een genoegzaam nadeeligen invloednbsp;tot het vóórtbrengen der ziekte heb kimneanbsp;toeschrijven.

De eerste maatregel, welke ik, ter stuiting van den voortgang der ziekte, in bet werk stelde,

-ocr page 298-

268

]^estonlt;ï ia hef doen vei’pJaatsen van al db R*irrgt;^ deren van de gezegde weide, naar de stallen,,nbsp;®f andere koele plaatsen., — De meesten deeiknbsp;ik eene aderlating van 6. pondeii', en hij aileti.nbsp;¦werd eene dragt aan, den kossem gezet, terwijl?nbsp;inwendig sa/peter, womhrzout, als verkoelende-voorbehoedmiddelen werden gegeven.

De zes zieke beesten ^yerden op de volgende wijze behandeld. Acherlalingeii van 6 tot 8nbsp;ponden, twee fontanellen, eene aan de borst,nbsp;en eene aan de linkerzijde , op de hoogte , daar»nbsp;de milt gelegen is. Inwendig werd' aan- iedernbsp;beest, (voor- zoo ver dezelve alle- volwassen ongenoegzaam van gelijke ligchaamsrgroolte ennbsp;sterkte- waren) , vier malen daags, ingegeven eennbsp;poeder, bestaande uit een lood mlpftar, anderhalve lood wonderzout, een lood room van wijn-tleen y en een half lood amnioniak-zout, mei-water.

Onder- het drinkwater- liet ik zure mc-Jk of' azijn gebruiken. — Het ligcbaam werd, vannbsp;tijd tot tijd, met koud water begoten.

Bij eenigcn was de afgang traag, en hier werden, klisteiHui uit zemel-water met eenig zoutnbsp;en olie aangeweucb

Nadat de ontstekingstoestand genoegzaam geweken was , werd met liet salpeter , de kamfer vereenigd, en vexwolgens ook het poeder vannbsp;gentiaanwortel en engehvortel. In plaats, van hetnbsp;plantenzuur werd voorts eenig zoutzuur ondernbsp;bet drink-water. gemengd.. Hiermede werd tot

-ocr page 299-

269

•flé VolkoTrifint^ ''enfr.ing aangeliotuleii, welkê óp •«ïen 18 Juitij met allen plaats bad.

Op- dert 9 Juni) vond meu een jóng Paat^d^ ¦op dé gezegile weide, dood. Op den 25 dezeenbsp;maand werd wederom eene koe door dezenbsp;ziekte aangetast, welke^ ’snachts tussehen dennbsp;26 en 27 stierf. Op den 2 Jiilij openbaarde dezelve zich wederom aan twee beesten^ te Bokko-ven* Deze werden, door mij genoegzaam opnbsp;dezelfde w'ijze behandeld , als de eerstgemeldénbsp;zieken, en zijn genezen.

De ziekte, te Engelen, op den 2Bi Julij* zijnde uitgebroken, begaf ik mij, Op bekomennbsp;aanschrijving van de, reeds boven gemeldenbsp;auctorileit, naar die plaats, alwaar ik vernam,nbsp;dat er vier BundbeCsten spoedig gestorven waren, terwijl een vijfde stervende Was, én ernbsp;zich een groot getal zieken, op de gemeente-weide, te Engelen, bevond. •gt;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,,

Op deze weide graasden ongeveer 80 Runderen, onder dezedve walen, zoo veel als imj ge-bleek, 13 stuks, in verschillende trappen, door het Miltvuur aangedaan, waaraan, over het geheel, dezelfde verschijnselen werden waargenomen, als omtrent de bovengemelde béeslen tenbsp;Loxhoven zijn opgegeven.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,gt;c

Ik meende daarom ook dezelfde maatregelen ter vermindering van den voortgang der ziektenbsp;te moeten in het werk stellen; doch niettegenstaande derzelver aanwending nam het getal zie»nbsp;ken nog toe, zoodat hetzelve , op den. 4 Julij,nbsp;tot 20 geklommen was.

-ocr page 300-

1i.lQ

Op tien 3 Juli), vond men ’smorgen» den slier, op de gemelde algemeene welde , dood. —nbsp;Op denzelfden dag werd , op order van dennbsp;WelEdelen Gestreugen Heer Dlslricts-Commissa-rls toveugenoenid, eene koe, bij welke geennbsp;hoop op herstel meer bestond, gedood, welkenbsp;ik, op verzoek van den Heer Med. Doctornbsp;VAN DER Loo, Lid der Commissie van Geneeskundig Onderzoek en Toevoorzigt, in iVoori-Braband, opende. Alleen de milt werd bevonden in eene ' zwarte brijachtige zelfstandigheidnbsp;te zijn veranderd.

Des morgens van den 7 Julij vond men ook een tweejarig Paard dood op de gemelde weide ,nbsp;aan hetwelk men, 'savonds te voren, niets ziekelijks had bespeurd-- Dit gaf aanleiding, dafnbsp;ook de Paarden van de welde verplaatst werden.

De zieke Itunderen, te Engelen, werden aan eene gelijksoortige geneeswijze als te Bokhovennbsp;onderworpen. Bi} dezelve werd eerst eene vol*nbsp;doende ontstekingwerende bebandellng door aderlatingen, etterdraglen, en verkoelende zouten»nbsp;aangewend, terwijl rraderband nog meermalen,nbsp;eeuige versterkende en opwekkende ririddelen,nbsp;Iroedanlge ik boven vermeld heb, aangewezennbsp;schenen, om de orrtstane zwakheid te herstellen.nbsp;Sommige trouwens dergenen, welke de ziekte zoonbsp;hevig had aangetast, dat ik dezelve bijna, voornbsp;verloren hield, waren zeer vermagerd en hieven, nog eenigen tijd, zeer zwak, zoodat denbsp;trachten ondersteuning noodig hadden.

-ocr page 301-

271

Ik zag van mijn ingeslagen geneesplan dat gunstig gevolg, dat, na den 7 Julij, er geenenbsp;zieken meer bij kwamen, terwijl bet grootstnbsp;getal der lijdenden dagelijks zigtbare teekeneunbsp;van betersclwp aan den dag legde , en , opnbsp;den 16 Julij, de zieken, volgens bekomen berigtnbsp;van den Heer Burgemeester van Engelen ^ genoegzaam alle hersteld waren.

Wat de oorzaak der ziekte in de Gemeente Engelen betreft, zoo dient te worden opgemerkt, dat de weide, waarop de beesten liepen, zeer slecht, en voor bet grootst gedeeltenbsp;met na genoeg een half voet stilstaand waternbsp;bedekt was. Op bet hoogste gedeelte der welde was genoegzaam geen voedsel meer te vinden. De dieren waren dus genoodzaakt zich lanbsp;bet water te begeven, en daar slecht voedsel,nbsp;onzuiver en laauw warm drinkwater te gebruiken. Voorzeker moesten zich ook, uit dit drinkwater en nageblcvene onzuiverheden der over-stroomiug, door de warmte der zon, nadeeligenbsp;luchten ontwikkelen , welke welligt, door denbsp;inademing, de kool- en waterstoffelijke besland-deelcn in het bloed vermeerderen, en, op dezenbsp;wijze , eene oorzaak der ziekte kunnen worden.nbsp;Althans kunnen deze omstandigheden , als zoo velenbsp;nadeelige invloeden worden beschouwd, welkenbsp;eenen verderfelljken invloed op den welstandnbsp;Van het vee uitoefenen, waaruit bet out-staan eener heerscheude ziekte kan worden afgeleid, CU , iu zoo ver, was de werking eensr

-ocr page 302-

iiéjwalcle golf’gönTieids-oöi'raak tot lt;3ei'elve altiiei? duidelijker in het oogvallende j daii te Bokhoven.

Of déze ziekté als besrtietteiljk irioest worden beschouwd voor de Runderen zelve , is tiiij niet duidelijk gebleken ^ doch ik wil nietnbsp;onvermeld laten j dat, daar deielvé voornamelijk de nlelk-köeijen aandeed, ik éen jarig kalf^nbsp;dat op dezelfde wëide had geloopen ^ bij eeiiènbsp;koe, aalt het Miltvüür ziek iijndè , deed plaatsen , welk kalf, na drie dagen, dool' dezelfdenbsp;V-iekte werd aangedaan. D.tt het nntfigën dernbsp;zelfstandigheden van dö beesten j aan het Miltvuur gestorven, voor honden zeer gevaarlijknbsp;is, Werd ook hiei* bevestigd, daar tweC honden, die vart het bloed van dezelve afkomstig jnbsp;hadden gelekt, binnen twee dagen sticrvea*

MEDEDËÈLINGEN OMraENT uet MILTVUUR, hetwelk in het JAtR 1827, (rtgt; SOM-

inamp;E PLAATSEN , IN HET DISTRICT MUttMÖSD, Il4 BE PROVINCIE ItVSVr.G, ONDER HÈT VEE HEEFT

OEöEEliscHT, DOOR iV. CLASSES. Vec-atls der 1“* klaisBi ïe noEnuoNtn.

Het Miltvuur, (felris carluncülosa, fièvre chat*-bonneitse), hetwelk bijjva alle jaren , in eene of lueerdere streken van ons vaderland, vcrwoestensl

-ocr page 303-

273

t

OndrT de liuisdiercn, docli vooi'al ondev het lioofiivec , lioorscht, heeft, in dit jaar, ook wederom, in het Arrondissement Roermond, plaatsnbsp;gehad , eii geene geringe nadeelcu teweeg gehragt.

Te Echt begon de ziekte omtrent lialt Jnlij het Rundvee aüntedoert, zoodat ik, op den. ISJnbsp;dezer maand, door don lieer Districts-Commis-saris geauthoriseerd werd, mij derwaarts te ba-geven, ten einde de noodige middelen ter genezing, en alle mugelijke maatregelen tot stuitingnbsp;van den voortgang der ziekte in het^ wei’k tenbsp;stellen,

Tien koeijen waren reeds gestorven , vhor dat ik daar ter plaats was aangekomen, De loopnbsp;der znektè was zeer kortstondig, zoodat denbsp;meeste beesten, die door dezelve overvallennbsp;werden, binnen weinige uren dood .waren.

Twee Runderen waren nog ziek, welke ik, na dezelve te hebben onderzocht, onder mijnenbsp;behandeling nam. Daar de ziekte , bij deze beesten, nog van een zeer inllammatoir kaiakté,i' was,nbsp;stelde ik dadelijk eene onfslekingwercnde geneeswijze in bet werk , als bet doen van aigeliiecnenbsp;aderlatingen , o])gtwolgd (lo()r bet steken van dennbsp;zwarten nieswortel, ot bet zétten van wrangen ,nbsp;bet bevochtigen van den geheelen onderhuiknbsp;met laauw water, waarna de deelen met eennbsp;stroü-^^iseh werden gewreven, en het zotten vannbsp;herhaalde w'eekmakeiidc klisteren. Ik liet dezelve op een’ seliraleii leefregel brengen , zoodatnbsp;zij , in de eerste dagen , niet dan laanw zemel-

18

-ocr page 304-

27-i

water met LIjvoeging van honig en azijn tot voedsel kregen, Jietwelk de beesten, verscheidene malen daags, in genoegzame hoeveelheid,nbsp;moest worden toegediend.

Een dezer koeijen had een aanmerkelijk gezwel aan de linkerzijde der achterkaak , liet-Welk, na vex’scheldene malen gescarificeerd Ie zijn geweest, gedurig met warme pappen vannbsp;iijnineel bedekt werd.

Inwendig werden alleen gegeven, het jweder van heemstwortel, met zoethout, lijnzaad-med^nbsp;benevens salpeter en toondorzout. In vier dagennbsp;Waren deze koeijen volkomen liei’steld.

Bij mijn verder onderzoek op de overige, en vooral op die stallen , alwaar reeds beestennbsp;aan de ziekte gestorven waren, bevonden zichnbsp;verscheidene, bij wolken ik eene algcrnecnenbsp;ontstekings-toesland waarnam te bestaan , dat is,nbsp;zoodanige voorbeschiktheid, welke, bij eene geringe bijkomende of aanleideude oorzaak, ligtnbsp;de ziekte zelve , in volle kracht, zoude hebbennbsp;doen ontwikkelen. Ik stelde bij dezen eenenbsp;gelijke anti'phlogistischc behandeling in het werk,nbsp;ten einde dezelve, zoo veel mogelijk, te verhoeden. Zulks had het gevolg, dat, te Echt,nbsp;van dien tijd af, verder geen dier, door denbsp;ziekte , is aangelast geworden.

ïe Horn heelt het Miltvuur, omtrent gedurende den geheeien zomer , geheerscht, zoodat er al reeds een aantal van meer dan 50 stuksnbsp;vee gestoi’ven was,voor dat ik, op den 19 Sep-

-ocr page 305-

275

tcmifer, van den llecv Disfriots-CommissavJs oi* der ontving tot liet onderzoek der ziekte.

Op den eersten stal, daar ik kwam, waren daags te voren, twee koeijen ;tati liet Miltvuurnbsp;gestorven. Vier waren nog in leven, docli eenenbsp;derzelve was reeds door de ziekte aangedaan jnbsp;lerwi)! ook Lij tWee anderen die voorbescliikt-lield plaats liad, welke eene spoedige Over-gang tot de wezenlijke öntst-jklngs - ziekte konnbsp;doen vreezen. Bij alle drie werd de bovennbsp;opgegevene anllplilogistisehe geneeswijze, aangewend , waardoor liet éerstgemelde beestnbsp;hersteld, en bet uitbreken der ziekte , bij dönbsp;twee laalstcn , werd voorgekomen.

Op den tweeden stal komende , vernam ik Van den eigenaar, dat hij reeds drie koeijimnbsp;aan deze ziekte verloren had, terwijl twee ,nbsp;wegens de, bij dezelve plaats hebbende, in-flammatolrc gesteldheid, aanleg' tot de ziektenbsp;toonden te bezitten. Déze werden, gélijk alsnbsp;de overige , behandeld, terwijl tevens al de Kim-deren, die nog op den stal waren, op dennbsp;sehralcn leefregel werden gesteld. Deze eigenaar heeft evenmin als de vorige vervolgensnbsp;ïneorderc beesten door de ziekte verloren.

Om nu niet te breedvoerig te zijn , zoo zal ik alleen melden, dat bij mijn verder onderzoek , te Horn , al de beesten, bij welken iknbsp;zelfs de minste voorbcsclilktlield tot bet Miltvuurnbsp;Waarnam, eene aderlating werd aangewend, terwijlnbsp;voorts wrangen gezet en dezelfde leefregel ou-

18*


-ocr page 306-

276

jfVnhdudcn werden , en zulks werd rael dat oogen-scLIjnlijk goed gevolg bekroond, dat, terwijl vroeger, voornamelijk op olen 12, 14, 15 ennbsp;17 September, daags 2, S, 4, 5, ja zelfs totnbsp;6 en 7 stuks werden vwïggernjkt, de ziekte minbsp;gestuit, en, binnen de eerste drie weken, nietnbsp;e(!n beest racer ziek werd.

Nu werd nog, van lijd tot lijd, een enkel Ruud op nieuw door de ziekte aangedaan. Zoonbsp;dezelve evenwel niet al te lievig van aardnbsp;was, — gelijk dit noglans over het geheelnbsp;plaats li.ad , zoodal de dieren dood waren, ofnbsp;zoo na aan denzelven, dat alle hoop op genezing verloren was, — heb ik, bij allen, immers op een tweetal uitzoudei’ingen na , dezelfdenbsp;liaiidelwijze, met een gewensebten uitslag , bekroond gezien.

Rij twee koeijen meen ik van de onlsleking-werende geneeswijze eenc nadeclige uitwerking te beldicn ondervonden. De eene stierf tweenbsp;uren na de aderlating, de andere op dennbsp;volgenden dag. Het Jilijkt dus, dat deze behandeling niet onvoorwaardelijk aangewezen is ,nbsp;daar de ziekte redds te vcw gevorderd kan zijn,nbsp;om bloedsontlasllngoïi te verdragen. Is er bereids oen aanvankelijk versterf in de inwendigenbsp;deiden a.iiiwezig, dan moet natuurlijk elk verzwakkend inidd(d, docli vooi’al de aderlatingnbsp;den dood verliaasleii. Iloe zeer bet liu voorzeker iiii't altijtl volkomen kan worden be-paaltl, lol weikeu trap de ontsteking is geklom-

-ocr page 307-

277

men, en of, dien overeenkomstig, de blocds-oiitlasUug nog aangewezen zij of niet, zoo liec'ft mij de ondervinding in dezen geleerd, dat wanneer de ziekte zoo ver gevorderd is, dat denbsp;itdemliaUng zeer versneld, de flanken sterk slaan ,nbsp;de pols ras en menigvuldig, en vooi’al ongeregeld of'lusschenpoozende Is gmvorden, d(! aderlating en eenc verzwakkende beliandeling in lietnbsp;algemeen niet meer te pas komen, maar veeleernbsp;tHmc nadeelige uitwerking te weeg brengen. Uiernbsp;zullen dan veeleer opwekkende en vei’slerköndenbsp;middelen , als de campher ^ wolverki , (/entiaan~nbsp;ivortel en soortgelijke nog nuttig kannen zijn.

De oorzaak der ongemeene sterfte te Hom, voor mijne komst en lieliandeliiig van liet vennbsp;taldaar, zal welllgt voor een gedeelte daaraannbsp;moeten worden loegesclircven , dat de uilwenanbsp;lt;lige invloeden, als de warme luchlsgesleldlieidnbsp;toen sterker dcrzelver nadeelige mtwerkingennbsp;op de meest voorliesclilkte dieren hebben uitgeoefend, dbcli ook gedeeltelijk meen ik , datnbsp;dezelve daaraan zal mogen worden tocgesclire-veu , dat te voren-, ^ bij de meesfe zieken,nbsp;slechts aderlatingen van 2 tot i5 Jioiideu warennbsp;aangewend*, opgevulgd door wrangen, en hetnbsp;loedleneu van sterk prikkelende middelen;nbsp;Waarvan dé nadeelige gevolgen genoegzaam zijnnbsp;bevestigd geworilén. De aderlatingen , door mijnbsp;Verrigt, waren van 8 tot 10, ja 12, en bij eennbsp;enkel stuk vee , van 14 ponden , wordende daarmede een sUeuge leefregel en eenc veinlere oul-

-ocr page 308-

slekingweveiule of vcrkociencle beljandeling vcr-Loiuleii.

Het is mij otinoodig vóórgekomen de ver-scliijuselen der ziekte, alsmede de bevindingen der oneningen van ecnige gestorvene dierennbsp;hier mede te doelen, daar ik mij overtuigdnbsp;houd, dat dezelve aan elk, die zich met denbsp;vec-artsenijkimde bemoeit, genoegzaam bekendnbsp;zijn , zoodat ik meen dit te hunnen voorbijnbsp;gaan , te meer daar mijn doel alleen is om een ,nbsp;slechts kort en algemeen, verslag te geven omtrent het Miltvuur , zoo als lietzelve in dit ennbsp;vroegere jarcn, in het Arrondissement Roermondnbsp;heeft geheerscht, en de gevolgen , welke ik uitnbsp;^nijne behandeling heb geti-okken.

Hoewel ik, na het verlaten van ’sRijks Veeartsenijschool , eerst sedert den 1 Junij dezes jaars , in het bovengemelde District werkzaam , ennbsp;gcvolgelijk niet in staat geweest ben , naauwkeurig.nbsp;den tijd op te geven , dat het Miltvuur,in vroegerenbsp;jai-en, in deze streken, geheerscht heeft, zoonbsp;ben ik toch , gedurende mijn verLlijf alhier,nbsp;ifi de gelegenheid geweest, hij de eigenaren,nbsp;wiei’ zieke dieren ik hehandeld heb, dienaan

ga an

de nayraag te doen, waaromtrent ik hier het

navolgende kan medcdeelen.

Sedert het laatst van 1831 tot het begin van 1822, heeft het Miltvuur te Wcssem zoo algemeen geheerscht , dat er , in drie maanden , 70nbsp;stuks hundvoc aan zijn omgekomen.

w. HEcmins, op de Hofstede, bekend onder

-ocr page 309-

270

den n.iara van Let Khrktnhnf, te Bczelc, verloor aan (leze ziekte, iu Let jaar 1824, 17 varkens, CU, in 1825, 5 varkens, in 1826 en 1827 3 varkens, 11 Runderen en 76 ScLapem. Denbsp;sfei'fle Logon in Julij, onder liet Rundvee, ciinbsp;duurde tot aan de felste k(vude voort. Ondernbsp;de schapen nam dezelve oen Legiu in DeewnLetnbsp;1826 , en duurde lot Se]gt;tembcr 1827.

De varkens stierven meer op ouLepaaldo tijden. De ziekte was, onder de Runderen en Schapen , zeer hevig, zoodat dezelve zoo gezondnbsp;en dood waren, tor wijl dezelve, Lij de vai-kens ,nbsp;een meer slepend beloop had.

Hoewel de genoemde landbouwer alle inoge-lijke, lieni bekende, middelen in bel werk stelde, ten einde de sterfte te doen opliouden, als het zuiveren der stallen , het witten dernbsp;muren, het uitdeilven der aarde ia de stallennbsp;en het leggen van nieuwe ])odems, ja zelfs hetnbsp;vervaardigen van ecu geheel nieuwen stal, heeftnbsp;evenwel niets van dil alles licm eenig voordeel aangehragt, daar de nieuws , door hemnbsp;aangekochte, beesten, welke in denzelven weidden geplaatst, even zeer door dezelfde ziektenbsp;Werden aangetast , en daaraan sticiwen,

JAN MATTuus KAïssTEN, laiidhouwer op Jongen-itof, nabij Roermond, verloor in 1825, van An-guslus tol 1 November, aan bel Miltvuur, 5 Paarden, 11 Runderen, 23 Schapen, 33 Varkens, 1 (jeite-bok, en 40 Iloendei’s, welke laalslen doornbsp;bel gebruilv van het bloed, dat men de Paarf

-ocr page 310-

280

tien liJid fifgetrokken, zoo als men racende, gestorven waren. Ter zelfden tijd kreeg de vrouw des landbouwers eene aanzienelljke ontstekings-huil iu den nek. Ik herinner mij, dat, gedurende den tijd , dat de ziekte , dit jaar , tenbsp;Horn, heersciite , verscheidene nieuschen gelijktijdig door ontsteking.s-gezvvellen werden aangedaan, welke evenwel, onder eene gepaste behandeling, zoowel als de vrouw des gemeldcnnbsp;landbouwera, hersteld zijn.

JANSSEN, landbouwer en herbergier te Moeren, verloor, in 1825 , 3, en, in 1826, 26 Stuksnbsp;jong en oud Rundvee, terwijl hij er dit jaarnbsp;van bevrijd is gebleven.

jOiiANNSS SASDEKS, te Meeren op Doever.shof , verloor, in 1826 , 7 en dit jaar, 3 koeij.eii, terwijl de vierde, waarbij ik nog vroegtijdig geroepen ben geworden , er vau gered is.

Te ZuMer.en heeft de ziekte, in 1826, ook Verwoesteml gegras,seerd, zoodat er van het beginnbsp;van April tot het laatst van Mei, 50 sinksnbsp;Hoornvee .jan om kwamen , terwijl dezelve.,nbsp;in dat jaar , te lloostercn bij Ztisteren , niet minder bavig was, daar er, van Augustus tot September , nabij 50 stuks aan stierven.

Te St- Ochienherg zijn , in 1826 , 20 beesten gestorven , terwijl dit jaar de ziekte slil is gebleven.

Op den 20 Novemlier dezes jaars, begon de zelve zicli ook te Ojvenbaren, te Melik, bij dennbsp;landbouwer, henrikus. jelrens. Hij had 16_ stuks

-ocr page 311-

281

liooi’nvce op «lal, •\vaarvaii plotsllng 2 gestorven Waren. Hij verzoent mij tie overigen te willennbsp;onctin’zoeken. Bij 10 bevond ik eeue inflaiuina-toire vQoi’beschiktlieid plaats te hebben, kenbaarnbsp;aan den vollen, harden, en verhaasten polsslag,nbsp;rood Iteloopen oogen, tragen, zwartgekleurden ,nbsp;droogen, of wel barden afgang enz. Over hetnbsp;g«lice] toonden de beesten grooten dorst tenbsp;hebben. Ik stelde bij deze 10 Runderen dezelfde geneeswijze in het werk, welke omtrentnbsp;de vorigen gevolgd was, met dat gevolg, datnbsp;deze landman er geen een meer aan dezenbsp;ziekte heeft verloren.

lu vei'scheidene dorpen zijn, op deze eu geene stallen, nog wel Runderen gestorven, welke iknbsp;luoeijelijk alle kan opnoemen. Hetzij genoegnbsp;hier de voornaamste verwoestingen te hebbennbsp;medegedeeld, welke de ziekte, zoo in eenigenbsp;vroegere jaren , als in dit jaar , liecft veroorzaakt. Het blijkt uit deze opgave, dat dezelvenbsp;te voren meer algemeen heeft geheerscht, daarnbsp;zij toen over meerdere Gemeenten plaats vond,nbsp;terwijl dezelve zich tliaiis, voor zoo ver mijnbsp;bekend is, voornamelijk tot Echt ^ doch VQoralnbsp;tot Horn heeft hepaahl. In de overige Gemeenten is wel een enkel dier gestorven, doch zulksnbsp;komt niet in vergelijking met de vroegere jaren.

De hevigheid der ziekte was ook thans , zoo als gevvuonlijk, verschillende. Eenige hccsleiinbsp;stierven onverwachts, zonder dat er genoegzaamnbsp;eenige* zi^^ktc verschijnselen waren opgemerkt.

-ocr page 312-

282

Bij anderen duurde de ziekte somwijlen 24 lot 48 iii'en, terwijl enkelen 8 of 4 dagen aannbsp;dezelve bleven lijden. Ten aanzien van dennbsp;loop der epizootic kan alleen worden aange-msrkt, dat dezelve, zoo als boven reeds gezegdnbsp;is, te //om,bijna gedurende den geheelen zomer,nbsp;beeft plaats gebad , zoodat er dagelijks beestennbsp;vielen, terwijl de ziekte dan eenige dagen ophield of minder was, doch zich dan wederom ,nbsp;met dezelfde kracht bervattede. Te Echt zijnnbsp;tien Runderen kort na elkander in de maandnbsp;Julij- overleden; waarbij bel toen, na de aanwending mijner geneeswijwj, is gebleven.

Wat de aanlcidende oorzaken betrelt, waaruit de ziekte in de gemelde streken ontstaan zij, of daartoe beblicn medegewerkt, deze bebnbsp;ik, ongeacht mijne navorsclilngen,. niet kunnennbsp;ontdekken , om daaronilrent iels niet zekerheidnbsp;te kunnen vaststellen ; want scherpe of vergiftige planten , welke in de weiden of onder denbsp;voedei'stüfFen kunnen gevonden worden, waaraan, door sommige vee-arlsenljkundigen, de aanlcidende oorzaak van het Miltvuur wordt toe-gesclireven , heb ik niet ontdekt, zoodat iknbsp;oordeel, dat deze ooj'zaak hier naauwelijks innbsp;aanmerking kon komen , terwijl het vee, voornbsp;bet overige, de beste weiden genoot. Anderen,nbsp;maken indaebtig op het sleclitc drinkwater. Dannbsp;pok dit kou bier niet verdacht worden ge-liouden , daar het vee aan zuiver drinkwaternbsp;geen gehrek leed, kmuicude hetzelve algemeen.

-ocr page 313-

283

lu'l Avaler uit de rivier de Maas of Roer bereiken.

Maar het zij mij geoorloofd eene vraag te opperen. Zoude de onzuiverheid der stallennbsp;hier geeue nadeelige uitwcrkiug kunnen hebben ?nbsp;Over liet algemeen toch hebben de landlieden ,nbsp;iniiuevs ver de meesten , die dit jaar niet zonder verlies van vee zijn gebleven, de gewoonte ,nbsp;het slroo, de heide enz., welke zij tot strooi-jen onder het Rundvee gebruiken , maandennbsp;lang in de stallen te laten liggen, om op dezenbsp;wijze velen en goeden mest te ver'krijgen.nbsp;Deze gewoonte kan , naar bet mij voorkomt, nietnbsp;anders dan tot nadeel der gezondheid vaar betnbsp;vee verstrekken, daar er uit den mest zichnbsp;ongetwijfeld scherpe dampen ontwikkelen , welke , op de ademhallngs- en verleerings werklui'nbsp;gen eene schadelijke pi’lkkcling ailtoefenen. Zouden zoodanige dampen , die van een animo-niakalen aard zijn , niet mede kunnen werken,nbsp;om de outkooling van hel bloed door de ademhaling , eenigerniatc te beletten, waardoor hetzelve te veel met bet koolstoöelijk beginselnbsp;bezwangerd biijft?

Het is mij belangrijk voorgekomen hierop dc aandacht te vestigen , daar ik, in den verleden zomer, ondci-vondeu heb, dat juist denbsp;Jucpste dieren gevallen zijn in die stallen, alwaar de meeste onzuiverheid heerschte , innbsp;Welke de mest meermalen verscheidene voetennbsp;boog , als een natte hoop', onder dc dieren

-ocr page 314-

284

lag, terwijl die gene, l)ij welken tc dezen op-zigte , eciie bijzondere ziiidelljklieid lieersclile, en de stallen , op beboorlijken tijd, werden uitgemest , terwijl dezelve van zuivere luchtnbsp;genoegzaam werden voorzien , er geene ofnbsp;slechts een enkel stuk vee aan de ziekte hebben verloren. Ik heb gelegenheid gehad, ditnbsp;te Echt en Horn beide optemerken. Ik meennbsp;dit echter, voor als nog , slechts als eene ,nbsp;virelligt niet van allen grond ontbloole, veronderstelling op te geven, welke een nader onderzoek en bevestiging vereischt. Eene verderenbsp;ondervinding zal het gegronde of ongegrondenbsp;van dezelve kunnen uitmaken.

W A A II N E M I N (i OMTHF.N'T DE GENEZIXe,

VAM DE MONDKLEM {TR/SMUS), omstaas:

DOOR HET VATTEM VAN KOUDE , RIJ EEN PAARD,

DOOR ./. fV, yJ. HAR T, Fee-arts der 1*‘*

klasse , aan 's Rijks Feo-artsenijschool,

Een zwart Merrie-Paard, ruim acht jaren oud, kwam van eene i'cis, waarop het sterk in hetnbsp;zweet was gereden , terug. Men had hetzelve,nbsp;kort te voren , den kop tusschen de ooren,nbsp;geheel kaal geschoren , zonder dit deel, te dekken. Idet weer was ongemeen koud, zoodatnbsp;de Thermomeler van faiir. , des morgens te 7nbsp;uren, op 3 of A graden boven 0 had gestaan..nbsp;Op den stal komende, nam men waar, dat hetnbsp;Paard niet dan hoogst mocijelijk kon eten, kun-

-ocr page 315-

285

nentlc Ijet deii mond bijna niet openen, terwijl de lippen zich krampaclitig zamenlrokken. Denbsp;opligtcnde spieren van de bovenlip konden ,nbsp;door de krainpaclitigc spanning, waarin dezelvenbsp;zich bevonden, uitwendig zeer duidelijk onderscheiden worden. De waiig-spieren {viusculinbsp;bucematores) waren stijf, doch de kaauw-spierennbsp;(m. 7nasseteres) bevonden zich in den natuurlijken staat. Onder de kaanwing werd denbsp;kop onophoudelijk op en 'neder bewogen. Hetnbsp;Paard kon den haver niet dan met moeite tus-schen de tanden vatten. De pols was hard ennbsp;klein, de hartslag versneld en bonzende. Denbsp;ontlasting van den afgang was natuurlijk, dochnbsp;de meststof droog cn deze ging in kleine ballennbsp;af. — Volgens hel verhaal des eigenaars, wasnbsp;het Paard in den verleden zomer in de weidenbsp;niet best gegroeid, daar het mager was gebleven,nbsp;ofschoon, voor het overige, vlug zijnde. Mennbsp;bad meermalen opgemerkt, dat het liggende,nbsp;sterk steunde, cn doorgaans bet slroo met denbsp;voorpooten onder hel lijf krabde, hetwelk aanleiding had gegeven om te gclooven, dat hetzelve im en dan ])ijn in den buik had gevoeld.

Ik mogt de oorzaak dezer onlstckiiigachtlg-krampachtige aandoening der lip- en kaakspieren, cn de daarvan afhangende sluiting van dennbsp;mond aan het vatten van koude toeschvljven,nbsp;Welke op het bezweete ligchaam en de kaalgeschoren kruin had gewerkt, en oordeelde de voi*nbsp;geilde behandeling Ic moeten iu het werk stellen.-


-ocr page 316-

288

Des avonds van den 19 FeLr. 1827, dit Paard voor het eerst onderzoekende, v^erd er onverwijld eene aderlating van 5 ponden uil de hals-

etterdraat onder den

en eene

ader verrigt, buik gezet, terwijl eene gedurige zachte wrijvingnbsp;des ligchaanis met stroo-wlsschen werd onderhouden. Voorts werd het Paard , bij eene behoorlijke dekking van het llgcliaain , en vooralnbsp;van den kop, tot aan den buik, in stroo geplaatst, wordende bovendien eene dunne ofnbsp;drank-voedering aanbevolen.

Op den 20 Fobr., des ochtends, was de toestand nog dezelfde. liet bloed was met eene sterke ontslekingskorst overdekt. Ik deed opnbsp;nieuw eene aderlating van vijf ponden, zettenbsp;eene klisteer van laauw water, zeep en olie ,nbsp;die vervolgens ook nog meermalen werden herhaald , en schreef de volgende geneesmiddelennbsp;voor:

Nitihat. Pdtass, 1 unc. II,

Clt;iphurm , drachm. II,

Pulv, Sem. Lini ,

Rad. Liquir. aa. unc. II.

M. F. Pulv.

S. 3 malen daags eene lepel vol onder het dunne voeder.

Vorder werden de krampachtig verstijfde lip-en kaakspieren, twee malen daags, gesmeerd met een linimentxim, bestaande uit 3 oneennbsp;raap-olie ^ vier drachmen ammoniak-geest, dertignbsp;greinen campher en even zoo veel heulsap.

-ocr page 317-

287

Den 21 Febr. Do toestand is iets bctei’; de afgang van den mest vermeerderd , docb denbsp;stoffen zijn nog droog- Het bloed der laalsienbsp;aderlating is minder ontstoken , de dragt zweltnbsp;matig, en begint reeds een dunnen etter te geven. De bewepliig der kaken is vrijer; betnbsp;Paard schudt niet zoo sterk met den kop , gedurende de kaauwing, en de spieren zijn minder gespannen en zaniengetrokken.

Tot den 28 ging de beterschap langzaam,

doch geregeld, voort. — Dezelfde behandeling

van wrijving des llgchaams, bet smeren der

kaaks])leren , enz., als mede bet gebi’ulk der

inwendige middelen waren iatnsschen ])estendig

voortgezet , met bijvoeging van eenige oneen

loonderzout.

\

Van nu af aan wei'dcn eenige meer versterkende middelen gegeven, mede geschikt om de werkzaam-heid der huid opteweliken, welke steeds gespannennbsp;en onwerkzaam was, beslaande uii poeder van gene-ver-Lpzitm^ gentiaan-itortcl , faeftugriek, lijnzaad^nbsp;Van ieder twee oneen, wonderzout zes oneennbsp;velhloemen en ruwen spiesglans , van ieder tweenbsp;loodeu, waarvan , drie malen daags, eeue lepelnbsp;Vol onder natgemaakte zemelen met cenigeunbsp;haver werd gegeven. — Onder de aanwendingnbsp;dezer middelen was bet Paard, op den 20nbsp;blaart, volkomen hersteld, zoodat de krampnbsp;der kaauw-splcren en der lippen geheel wasnbsp;'Veggenomen, en de mond wederom als gewoon-hjk kou geopend wordeu, terwijl bet schuddeu

-ocr page 318-

2S8

toet Jen kop was opgelioun^n. Op Jen 5 Maart was Je etterjragt, Jic, sterk genverkt Uad, weggenomen geworJen, hebbende het Paard zich ,nbsp;reeds op den 26 Februavij bevorens, als naarnbsp;gewoonte , des nachts ter rust nedergelegd , liet-welk hetzelve, van het begin der ziekte, totnbsp;dezen lijd toe, niet had gedaan.

WAARNEMING omtrent be genezing JïENER ALGEMEENE KRAMP - VERSTIJ V iNGnbsp;DER SPIEREN {BIGIDITAS MUSCÜLO-liUM SPASTICA, TTTAJSUS), bij een

PAARD , ONTSTAAN NA HET TERUGDRIJVEN VAN EEN ROOSACHTIG GITSLAG AAN DEN StAART , GEBAARD MET Doorloop.

Op den 2 Jniuj 1827, werd aan de - zieke-slallcn der Vee-arlsenijschool een zesjarig bruin-Stekelharig Meriie-Paard ter behandeling gebragf, bij hetwelk men reeds, gedurende vijf of zesnbsp;weken, een voclitig uitslag over den geheeleiinbsp;slaarf-worlel liad waargenomen. Hier tegen wa-i’cn tol dtis ver geene middelen aangewend, Sedert de laatste acht dagen was de roosachtigenbsp;aandoening zoo zeer toegenomeu, dat de huid,nbsp;op de bovcnoppervlakte van den staart, geheelnbsp;raauw was , terwijl het haar in denzelven zoonbsp;los zat, dat het zich zeer gemakkelijk liet nit-brekken, verspreidende de uitvloeijende slof

-ocr page 319-

289

'éenên vlezen, zuuT’aclitigen, stanh. De sfïiai't.» Wortel zelf was gezwollen. — Voor liet óverigénbsp;sclieeri het Paard gézoiid, doch hetzelve liad1nbsp;Sedert eehigen tijd , eene oVei’vloedlige órltlastiiignbsp;Van duiiné ineststoffen , gehad j waardoor hetnbsp;feenigermate Slap waS gewordeit

Vermits liet uitslag aan den staart hi] dert. Voorlduréndeti doorloop Was verergerd, schee»nbsp;de aanwijzing te Vorderen om dezen te matigen inbsp;en het plaatselijk uitslag aan den staart niet ver-inbsp;stei'kcnde of iameiltrékkendé middelen te behangnbsp;delen. Tot dat einde Werd Irlwendig eeti poedernbsp;voorgeschreVen ^ bestaande uil bittere maagmiddelnbsp;len, namelijk gentiaan i'corlél ^ eikenbast ^ gene-ver-bezien, fénugriek, lijtizaad eti zoethout, (vartnbsp;ieder vier looden) ; waarvan, drie malen daags jnbsp;een gewone lepel wérd gegeVen , Over het kortnbsp;voeder. Uitwendig werd het Volgende middelnbsp;aangewend:

19

1

Dit Paard wefd gesteld ondet dé verzorging vad den kweekeling Sf. t. hoffman- liet onderwijs, betrelTendénbsp;de praclische behandeling der zieke dieren, in de Stallennbsp;dar Veè-artSénijsfchoól, is oiii deze wijze ingerigt, datnbsp;de Oudste kweelingen dezelve, na de rij af, onder bunnbsp;Opzigt nenien,die van de ziekté-geVallen gerégelde aan—nbsp;teekeoingen houden , terwijl z^ ook d» voorgeschrevenénbsp;geneésiiilddelen móeten toe«lienen, en voorts op alletfnbsp;letten, wat tot de verzorging der dieren behoort.

-ocr page 320-

290

]^. Svhjh. C-upri, ' nbsp;nbsp;nbsp;•

,—• Zmci, a| dr, IV.

--^luminacj ¦ ¦

Tinei. MijrrUdc, na nnc, I,

Arpum Comniun , ütte. XVIJI.

M. F. Lotio,

S. 3 malen daags de-Taauwe plaatsen aan den staart er mede te bevochtigen.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;i

' Op den 0, 12, 22, 28 werd liet Paard telkens teniggebragt, om onderzodifle worden, en mennbsp;bevond, dat de voebtige plaatsen langziinerhandnbsp;opdroogden, terwijl liet baar aanmerkelijk vaster ill de buid was gijworden. Do zwellingnbsp;van den staart aan liet bovenste gedeelte was geslonken,-doeb dezelve bleef naar de punt toenbsp;nog opgeiet. — Ook de ontlasting der dunnenbsp;meststof was nog niet verminderd. ïer afleidingnbsp;werd nu bovendien eene eltcrdragt onder dennbsp;buik geplaatst, en liet gebruik derzelfde uit- ennbsp;inwendige middelen voortgezét, met dat verschil,nbsp;dat de eikenbast in bet poeder door dezelfdenbsp;hoeveelheid tvügenbast werd vervangen.

O]) den 2 lulij waren de z-weiling en liet uitslag van den slaart veel nfgenomen en. de fontanel begon goed te etteren.

Op den 14'*'“ daaraanvolgende, kon men liet plaalselijk ongemak voor genezen bonden , zijndenbsp;de zwelling geheel verdwenen, eu het uitslagnbsp;droog geworden en geboeid.

Inlusschen liet zidi, reeds op den 4 Julij ,

-ocr page 321-

291

waarnemen ,'dat'liet Paard koadademig aVis j met sterke liewcging der flanken, terwijl de slijiu-^liezen van den neus, oogen en den mond zichnbsp;i'ood , .vertoonden, weshalve eene aderlatingnbsp;van vier ponden uit de halsader werd iri helnbsp;wci’k gesteldi —— Deze toestand bleef riagerioegnbsp;dezelfde tot 'den 11“'*'“, wanneer wij bevonden lt;nbsp;dat de kortademigheid en het slaaü der flanken veel was verergerd, terwijl de ontslastingnbsp;Van den niest spaarzaam, en de raeststoffe zelvenbsp;klein gebald, liard en donker van kleur was.nbsp;behalve de aanwending van eene verzachtendenbsp;en weekmakende klisteer ^ uit lijnzaad-afkookselnbsp;en eenig getpoon zout, fvefden nu inwendig ier-iachteude en verkoelende middelen gegeven ^nbsp;bestaande uit salpeter (twee oneen), wonderzoutnbsp;(acht oneen), poeder van lijnzaad (vier oneen),nbsp;en van zouthout (twee oneen) , verdeeld totnbsp;8 poeders, om van dezelve, 3 malen daags jnbsp;een te doen gebruiken.

Op den 12^'”’ hadden de volgende verschijnselen plaats: stijfheid der voorste ledematen ; de ademhaling ongemeen verhaast en kort; dènbsp;neusgaten wijd opengesperd; de pols vermeerderd; de slijmvliezen zeer rood; de mond metnbsp;een taai Speeksel öpgevuld; het tandvleeschnbsp;door roosaclillge öusteklng en verzwering aanrnbsp;gelt;laan ; ruimere ontlasting van minder vaste'nbsp;meststoffe.

De voorgesehrevene middelen werden nu met zes oneen van het gewoon ontbimjend poeder

18*

-ocr page 322-

292

quot;vei’cenigd , en daarvan , 3 maJen dangs, certe lepel vol gegeven (*). — Het tandvleesch en de

(*) Hot zal, ten einde eenc getktrige herhaling van dezelfde middelen, voor het vervolg , bij de mededee-ling der, aan de Vee-artsenijschool behandelde, ziektegevallen , te voorkomen , niet ondienstig zqn, van tijdnbsp;tot tijd, eenige Voorschriften op te geven, welke in onzenbsp;Apotheek , eenvoudigheidshalve, als vaste bereidingennbsp;¦worden nagehouden , welke dan , naar eisch der omstandigheden , voor bijzondere oogmerken, getvijzigdnbsp;en geschikt worden gemaakt. Zoo hebben wij altijd,nbsp;voor dagelijksch gebruik, een poeder in gereedheid,nbsp;onder den naam van gewoon oittbindend poeder {pulvtnbsp;rcsolvens ordinarius) , hetwelk op de volgende 'wijaenbsp;is te ramengesteld :

Puïu. Semin, Lint,

— nbsp;nbsp;nbsp;——~ Foenu-graeci^

— Radio. J.iquir,

— nbsp;nbsp;nbsp;¦ ..... Gentian-,

Baccar- Juniperi, aa ünc- II,

Flor- Sulphuris, jtntini. Crudi, aa uncgt; ï.

M- F. Puit'.

Dit poeder, hetwelk hittere, zachte maagvevster-

kende en verwarmende eigenschappen bezit, zonder heet te zijn, ter-wijl het tevens ontbindend is, en op denbsp;huid werkt, komt in vele gevallen te pas , als in verloeren eetlust uit slapheid en verslijming der maag , innbsp;gewone slijmhoesten , en ligte catarrhale aandoeningen ,nbsp;als verkoudheden, droes-ziekten enz.; in hoedanige gevallen van dit poeder , door ons , steeds met het bestenbsp;gevolg, inzonderheid bij het Paard, gebruik wordt gemaakt. Om het slijm-ontbindend vermogen van ditnbsp;middel te versterken, wordt veelal, op de voorgeschre-

-ocr page 323-

293

mond werdén gewassclien met een aftreksel van salie , roode rozen , met bijvoeging van zeezout^nbsp;zuur, geestig aftreksel van myrrhe, ea eenigeanbsp;Iwnig.

Den 18'’““. Algemeene verstijving van de spiei-en. des ligcbiiams, vooral van den hals,, der schou-.nbsp;dej’s, van de,vooa-ste en aclitei’ste ledématen ^

vene hoeveelheid, één of twee oneen duhhelzout, {sul^ phas potassae, sat polychreston ^ arcanum, duplicatum) exknbsp;één tot twee dracliinen braak-wijnsteeu gevoegd* Doornbsp;de vermenging 2net eene meerdere hoeveelheid lijnzaad.nbsp;of poeder van. heemstivortel kan men de verzaclitendenbsp;eigenschappen van dit middel vermeerderen. Met denbsp;Jrelft of gelijke deelen vvonderzout vereenigd, .verkrijgtnbsp;het poeder insgelij ks eene losmakende, hoewel nognbsp;geenszins eene. laxerende kracht van aanbelang. Wanneer aan ieder , pond van het poeder twee oneen gestampt /«osftvc/izrtdd worden toegevoegd, wordt doornbsp;deszelfs gel)rixik de verloren eetlust, voortvloeijende uitnbsp;een’ slapheids-toestand der maag en verslijming van ditnbsp;deel, algemeen nog krachtdadiger opgewekt en verbeterd , terwijf andere middelen, bijv. verdoovenda, alsnbsp;het poeder van bilzenkruid, enz, , of sterker opwek».nbsp;kende, als de wolverlai, camp/ter-, valerianii enz., ofnbsp;zamentrekkende, tonische, als ^ de eiken- of wllyenbastnbsp;enz,, dit poeder. voor verschillende aanwijzingen ge--schikt kunnen maken.

Bijaldien evenwel de Vee-arts. het voorgeschi-even poeder, als vaste bereiding , in zijpe Apotheek wenschtnbsp;nu te houden, zoo mag ter herinnering dienen,, datnbsp;het poeder van lijnzaad niet lang kan worden bewaard,nbsp;zonder ransch en daardoor scherp te worden , weshalve -men hetzelve niet in eene zeorgroole hoeveeliïeid in hèt lnbsp;wren dient .gereed te makcii..

-ocr page 324-

294

a'oodat het Paard zeer nioeljeHik loopt, en d®

boenen, als het staat, en onder het gaan, ver


van elkandex’ verwijderd houdt ; de kaauw-«pieren deelen mede in de krainpachtlge vei--stijving, zoodat de mond gesloten is., kunnende de kaken slechts tot een of twee dulnieu vannbsp;elkander worden gehragt ; er loopt bestendignbsp;een taai speeksel uit den mond, waardoor hetnbsp;eten voor het Paard nog moeljelijker w'ordt. —¦nbsp;Het hestlt;ian van de mond-klem, gepaard metnbsp;algemeene kramp-verstijving der spieren , valt dusnbsp;piet meer te miskennen. —• De volgende middelen worden vooi’geschreven ;

Pulv. Resolv. Ordin. unc. IV,

--Flor. Arnicae ,

--Valerianae , aa luic. I ,

Astae Faetidne. drachm. IV,

Tart. Emetic, drachm. 1,

MsU. Ordinar. unc. VI,

M. F. Elect.

S. om de nvee uren de hoeveelheid van Ivyee Ipoden op de tOng tc smeren.

Tot mifwendig gebruik;

Bo. Old lurpar. unc. 1\ ,


--Therebinlh. drachm. II

Ammon. Jdquid. unc. I.

M. F. LirAmcnluni,

S. 2 malen daags den kop, den hals, de schouders en ledematen er mede te smeren. —nbsp;¦^wee malen daags cenc klisteer uit lijnzaad^nbsp;•yfater met zout, of gewone zeep.

-ocr page 325-

295

Tot lien 16 werd met de^e middelen onafgebroken aangelioudeu, in welkeia lijd men v.aar-nam, dat de spanning der spieren iets vermin'» derde en met dezelve de kortademiglieid , zoo-dat de neusgaten minder wijd bij de ademlia»nbsp;ling geopend werden, terwijl ook de ledematennbsp;vrijer werden bewogen, en zelfs de ontspanningnbsp;der kaauwspieren eeno verdere opening vannbsp;den mond toeliet. Do pols- duidde - ook eennbsp;verminderden krampaebtigen toestand en eennbsp;vrijeren omloop der bloeds aan; de afgang vannbsp;den mest avas vermeerderd , doch dezelve wasnbsp;slecht verteerd, en toonde eene zwa-kkq werking der maag en darmen aan.

Op den 17 werd waargenomen, d.at het Paard dien nacht voor het eerst zich had nedergclegd,nbsp;hetwelk als een gunstig voorteeken mogt worden beschouwd.

Op den 18., Do beweging der ledematen’is, minder VJÏj ; de oogen staan flaauw; de flankennbsp;zijn opgetrokken; de pols zeer ouregelmalig,nbsp;en tot 60 slagen in eene minuut verhaast; denbsp;eetlust vrij goed. Ten einde den afgang sterkernbsp;te hevordcren, (nit de onderdrukking van-welkennbsp;het ontstaan der krampverstijving mede kon' xviir-deii afgeleid) werd nn een purgeermiddel gege*-ven uit twee looden aloë en even zoo veelnbsp;duhbdzout, met vier looden raap-olie, 8 looden.nbsp;honig, en eene genoegzame hoeveelheidnbsp;igeitpicel tot eene likkiiig gemaakt, om hctzeïvö-

-ocr page 326-

286:

ip vrermrilen, alli! twee m-en n.imelijk oen vlepda gedeelte, integeveu. Hier doof volgde, op deu 19 eanbsp;20 , oatlasthig vaa ecne meer voclitigo mx^slstof.

Nu bleef de gesteldheid, eea’ geruimca tijd en wel tot depi 26s,ten , onder- afwisselende, ver-beleriiig en vea-ergering der yei’schijnselen, aan-houden, zajnde de beweging, ioo der splereanbsp;van de ledematen als der kaakspieren, dan eeaS:nbsp;meer , dan wederom minder vrij., waarmede de,nbsp;kortere of’ ruimere adembaling overeen kwam,nbsp;alsmede de pols en hart-slag, die. dan eeus geregeld, dan weer ongei’egeld, somwijlen, zelfsnbsp;tusscheiipoozende., werden waargenomen., slaande.-van 52 tot 60 slagen in, eene miiiyut. De mest-alolfea waren inmiddels, van tijd tot tijd, beternbsp;VerteeiHl, d'och moest de. afgang nog steeds door.nbsp;kli,sieren, en laxerende middelen, worden bevorderde

Er kwam nu. aan, den. bals een uitslag op de. buid' te voorscliijii, ten, gevolge van. het besten-4is inwrijven van bet voorgesebreven. vluqtitf-viie.eramp;el , na hetwelk dt; kraiiipaclitJge toestandnbsp;verbeterde., wordende, de. bowegliig dor kakennbsp;vrijer en de, pots geregelder,.

Deze aanwijzing volgende., ooixleeldeii wij een nog sterkeren prikkel op de uitwendige deelcnnbsp;des ligeliaams te moeten aanwenden , en. lietennbsp;tot dat einde, aan, beide bor.stwauderi, op eene.nbsp;plaats, ter grootte van een geAVoou tafelbord,nbsp;l^ada,t het. Imar alvorens was alg*«eJiorea , eeae

-ocr page 327-

297

scherpe zalf inwrljvea (*). laweadig werd, tea ijijide de werking der huid, welke als nog zeernbsp;9ver het ligchaam gespannen lag., te bevorderen,nbsp;en de spijsvertering, te verbeteren, bet nayol»nbsp;gende paeder voca’geschi’even,:

Flor. Sulphuris, unc. I',

Anlim. Crudi, di’achm,. IV ,

Pulc. Rad. Gentianae, nnc. H', Baccar. Junijjeri, uuc. IV,

-- Semin, Foanu graeci, uirc. Ilf,

Snlph. Sodae, unc. IV,

JWw F. Fulv.

S'. 3 malen daags 2 lepels vol;

(«) De gewone spaansc/w. vUegzalf werkt dikwijls, als blaartrekkend middel op de huid der grootp hulsrnbsp;dierpn niet, sterk geqoeg , tenzij, dopr andere spherppnbsp;Zelfstandlghedeu aangezeU — De zalf, waarvan wij ons,,nbsp;tot dit oogmerk, alsmede, tot andere einden, bgv. totnbsp;het verdeelen van sommige koude gezwellen, — ooknbsp;wel Van galleii'j enz- bedienen, wordt bereid, volgens,nbsp;het voorschrift van hohi-wes , (Magazijt fur Thievarz-aey kunde , B, lik» SU V, s- 5».):

Bulv. Cantharidf Gumm. Euphoria,

Vitrioli albi^Sulph. .^T/ncz), aa drachmas II Merc. Sublim, Corrosov. {Muriat, Deut-oxydinbsp;Hydrargyri) ,

Olei T.erebiutbini , aa drachmani I,

—— Juniperi, drachmas IV,

Unguenli Nervini, drachmas II,

M- E. Ung.

Zrie ook mijn Handboek over. de Genees- en Eerlos-kundo vojUhet Vee, bla. 70. nbsp;nbsp;nbsp;de Redacteur,

-ocr page 328-

298

Den 27. Het uitslag aan den hals Is vcriuccp-derd.

Den 28. Dc scherpe zalf heeft goed gewerkt; er beginnen zich hier en daar blazen te veiioo-neu; de ademhaling is veel vrijer, mlader snel,nbsp;en de pols meer natuurlijk.

Den 30. De blazen geopend zijnde , ontlast zich eene aanzienelijke hoeveelheid van een lijvignbsp;geel vocht uit dezelve, terwijl de verrigtiug dernbsp;ademhaling, van den pols, en de beweging desnbsp;ligchaams nog aanmerkelijk vrijer zijn geworden. — Plet insmeren van het linimenlum vola-tile wordt nog altijd voortgezet.

Op den 2 Augustus was de stramheid- der spieren. reeds zoo veel gebeterd, dat het Paard , naar den stal wordende geleid, meermalen vannbsp;zelven in den draf liep.. De eetlust was nu zeernbsp;goed , de pols was regelmatig geworden , en ge.

noegzaam tot het

sewone

getal van 40; of 42

slagen In eene minuut teruggebragt. Iiimiddiils kon het Paard eerst op den 1 September alsnbsp;volkomen genezen worden beschouwd, terwijl denbsp;krampachlige toestand zich nog meermalen , hijnbsp;tusschenpoOzen, verergerde, kenbaar aan eene vermeerderde korladenilgbeid, somwijlen gepaardnbsp;met hoest en slaan ^der llanken,, liizondcrbeidnbsp;bleef de kramp het langst aanbouden in denbsp;borslbeeiis- en darmbeens-ribbe-spieren, . waardoor de buik zich doorgaans nog als opgesefaoTtnbsp;deed waarnemen. — De kaakspieren waren evenwel reeds vroeger van de verslijviiig bevrijd gc-

-ocr page 329-

299

Worden, zoodat de kaauwing behoorlijk we rd yerrigt, terwijl ook de onllasting der meststoffennbsp;eindelijk, buiten de aanwending van klisteren ,nbsp;geregeld bleef voortdm-en.

De behandeling werd besloten door bij bet laatst voorgeschrevene middel, een once vannbsp;van het poeder der bladen van het zwartenbsp;bilzenkruid te voegen, ten einde de, nog overgeblevene , gevoeligheid in de werktuigen dernbsp;ademhaling te verminderen , zoodat de alge-tneene krampachtige verstijving des llgchaams,nbsp;welker genezing niet dikwijls plaats heeft, opnbsp;deze wijze, hoewel eerst na verloop van ongeveer drie maanden, gelukkig en volkomen, voDnbsp;bragt werd.

Reeds eene maand , vóór dat het Paard van alle geneeskundige behandeling ontslagen was ,nbsp;had men hetzelve, van tijd tot tijd, voor hetnbsp;rijtuig beginnen te gchrniken, bij welke bewegingnbsp;het zich zeer wel bevond, en tot beden doet; hetnbsp;deszelfs, dienst als koetspaard volkomen, zondernbsp;cenig ongemak uit de ziekte te lieLhcu overge-^nbsp;koude; n.

-ocr page 330-

800

S C HELKUNDIGE ONTLEDING;

ylN HET GA-S , VERKRKftEN UIT TWEE RüNDE-. REN , WELKE AAN OPGEBLAZENHEID LEDEN. --

Medegedeeld door Dquot;. P. J. 1. o* FRE-MËRIJgt;, Hooglceraar in de Natuur-, Scheien jértsemj meng kunde aan^ 's Rijks Vee-art-scnijschool.

Omtuent geen ge^pelte der scheikunde heerscht, 1»t dus verre, meeidere onzekcrlieid, dan ojn-trent dat, hetwelk hetrekking heeft op denbsp;voortbrengselen, welke ip het ziekelijk, aangedaan dierlijk ligchaam gevonden worden. Hiernbsp;QH^trent heeft Jnen nog slechts weinige daadzaken hij een verzameld, welke afgezonderd ternbsp;nedei’, zijn gesteld, OU waaruit men nog geenenbsp;plgeineene uitkoinsten heeft kuunen trekken.

Daar het. echter v.oor de kennis der pathologlr sche-wetenschap van het uiterste belang is, omnbsp;eene nieer naauwkeurige kennis van de voortbrengselen in verschillende ziekten te verkrij,nbsp;gen, ten, einde, zqo mpgelljk, den aard dernbsp;ziekten hieruit heter te veiklaren, en op dezenbsp;kennis, een grondig geneesplan te kunnen houwen, zoo moet ons elke bijdrage , die dezenbsp;kennis kan vermeerderen,, welkom zijn.

Terwijl daarenboven het aantal der daadzaken, welke op de Vee-artsenijkundige ziekte kunde betrekking hebben, uit een scheikundignbsp;oogpunt beschouwd, nog veel geringer is, dan..

-ocr page 331-

‘van dïe genewelke de mensclièlljke geneeskunde betreffen , en bier nog zeer veel te doen overig is; zoo meende ik hun , Voor wie dit tijdschrift voornamelijk is ingerigt , geenè oudienst tenbsp;zullen doen met de Volgende bijdrage, omtrèntnbsp;het gas, dat bij de Opgeblazenheid Van tweènbsp;Runderen verkregen is, mede te deelefi, 'eeïlnbsp;verelag-, dat achtereenvolgend in verschillendenbsp;fransche tijdschriften is inedegedèèM ¦, Zijndenbsp;het onderzoek van dit gas, dooi’ deb Hee'rnbsp;TLUOEK, Lid Van het HclvAisch Genöotschap (htnbsp;Natuurkundiffe fVetensohappen, te Soleure innbsp;Zwitserland^ in het werk gesteld. Wij deelennbsp;hetzelve mede, Zoo als het in de Annales desnbsp;¦Sciences Naturelles, voor de maand Junij 1827»nbsp;Voorkombnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;de F.

De Heer tüfHi, zegt de Heer pbeoftz , bragt ïiiij , op den 6deu October 1825 , eene blaas,nbsp;ïnet het gas gevuld, hetwelk hij, bij de operatienbsp;der opgeblazenheid, door hem aan eene koe innbsp;het werk gesteld, verzameld had.

Dit gas had, toen het uit het ligchaam kwam, Oenen sterken en stinkenden reuk, en Was, totnbsp;dus verre, hijna algemeen voor koolstof-zuur-gas gehouden, terwijl ook de behandeling vannbsp;het zieke Rund, volgens deze veronderstelling,nbsp;Was ingerigt,

Dit gas sverd tot het verder onderzoek, in meerdere glazen van verschillende grootte op


-ocr page 332-

S02

don waterbak ovovgcbragt, on leverde de volgende uitkomsten op:

Iquot;. Hel was. ongekleurd, en had eenen eigen-aardigen . on aangenamen reuk, '

2quot;, Het brindde langzaam met eené flaaitwe. blaauwaeiitige vlam; eene aangestokene kaarsnbsp;werd in hetzelve uilgedoofd, en werd wederomnbsp;aangestoken, zoo zij in de vlam van het gasnbsp;gebragt werd,

3“, Wanneer het gas met kalkwater geschud werd, yermhulerde het |, gedeelte in omlrek,nbsp;e-n het kalkwater werd geheel troebel,

4°, Met vloeibare ammonia geschud, verloor bet ook naauwkenrig ^ in ointrek.

5”, Met dampkringslucht vermengd , onslond ev geen ontplolfend mengsel; het brandde lang,nbsp;zaam voort met eene blaauwc vlam,

6“. Met ZTiurstof-gas vermengd, werden dezelfde uitkomsten verkregen, terwijl bet in de flesch bevatte kalkwater sterk tro»bel wei’d,nbsp;door bet gas, dal bij die verbranding werdnbsp;voorlgebragt.

7“, nbsp;nbsp;nbsp;100 volumen van dit gas in den eudiome

ter met 50 volumen zuurslof-gas verbrand, leverden iOO volumen koolstof-zuur-gas op, welke volkomen, door koud water, ongebliischte kalk,nbsp;bijtende ammonia en soda, werden opgeslorpt.

Uit deze verschijnselen meen ik het volgende besluit Ie mogen opmaken. 1“. Het, door denbsp;bijlende kalk. en ammonia, opgcslorpte gas, innbsp;de 3de CU 4de proef, is koolslof-zuttr-gas en

-ocr page 333-

303

vormt dus J gedeelte van het ondei’zochte gas. 2quot;. De ovei’blijveude | gedeelten beslaan uitnbsp;k‘joi.lt;lt;tof-o.rydo-gas.

Den 22'’'“ October bragt mij de Heer luthi

Wederom gas nit eene andere koe , aan dezelfde

ziekte lijdende ; dit brandde met eene eenigzins' meer heldere Idaauwe vlam, dan het vorige;nbsp;kalkwater en l)ijtende ammonia slorpten slechts

gedeelte van hetzelve op; en de ^ gedeelten, welke terug bleven, leverden alle kenteekenennbsp;van koolstof-oxide-gas op, zoodat men dezelfdenbsp;stoffen, als in het vorige geval, verkreeg, maarnbsp;in geheel verschillende evenredigheden.

Beide de zieke Kunderen waren ongeveer di’Ie jarcn oud, en van een sterk gestel. Als oorzaken der ziekte moeten eene te vette weidenbsp;en groote hitte over dag worden aangemerkt.

Het is bekend, dat priestley het eerst het koolstof-oxide-gas heeft ontdekt, en dat deszelfsnbsp;eigenlijke aard en zamenslelling, in het jaarnbsp;1801 , door CRUiKSiUNK is aangewezen. Tot dusnbsp;Verre had men hetzelve niet in de natuur gevonden, en het was, volgens de aanmerking vannbsp;den Heer tiiésaud , alleen als kunst voortbrengselnbsp;Verkregen.

Het aanwezen, van het koolstof-oxide gas, in bet llgchaam der j aan opgeblazenheid lijdende,nbsp;Runderen, moet derhalve als eene geheel nieuwenbsp;daadzaak worden aangemerkt, en het is te wen-schen, dat men hieromtrent meerdere naspo-ringen in het werk zal stellen , ten einde

-ocr page 334-

$i(iA

iiiei'jooT* nicer naü'wkcurige kennis ómfrént HezC «ickte en de behandeling, feóo als die behooflnbsp;te worden ingorigt, te kunnen 'verkrijgen.

Tót dus vci’ré het herigt van déii Heer plü-feER, ie ‘vinden in ‘dé Bibliothèqüe Universelle ¦, tiilgavé 'voor de nilaand kantiarij 1827. Hiérbijnbsp;Wérd het volgeiide gt; dooi' dé üilgevei^s van hetnbsp;éérstgemelde tijdschrift, gevoegd.

De üitkoinsten ¦, door den Héér plugeR Ver-feregett , verschiileil gehéel al van die, waar* 'Van ¦, door de Heéten freüu éh lameuran , isnbsp;melding gemaakt, ift eene bijdrage, door dezelve geplaatst In het Bulletin de Pharmacies,nbsp;Iste deel, p. éSo, en waarvan de Héér plugernbsp;geéne kennis schijnt té hebben gedrageni

Volgens de j naauwketirig door hen in hel tverk gestelde, scheikundige ontleding van hetnbsp;gas, insgelijks uit éenj aart opgeblazenheid lijdend huiid, verzameldj bestond hetzélve uit;nbsp;Zwavel-waterstof-zuur gas. i 80 deelen.

Koolstofm'aterstof-gas. . nbsp;nbsp;nbsp;15 -—

Ivoolslofzuur-gas. * nbsp;nbsp;nbsp;; i 5 ---

tlier uil moet men derhalve besluiten, dat dé Opgeblazenheid oorzaak kan zijn van het vokmennbsp;Van zeer verschillende gas-soörten. De behandeling dér ziekte zelve , zal naar de omstandig,nbsp;heden moeten gewijzigd worden. Wanneer mennbsp;daarenboven bedenkt^ dat het koolstof-oxidé-gas jnbsp;door geene zelfstandigheid ontleed of opgeslorptnbsp;kan worden , zoo volgt hier uit, dat alleen denbsp;operatie of punctuur , bij de dieren, Welke aan

-ocr page 335-

305

deze sooït Vaii ópgeblazertheid lijden, hulp zal kunnen verschaffen.

Men zal evenwel in deze ziekte, volgens het Voorschrift van dé Heeren fremu en LAMEühAN ;nbsp;altijd wel doen, in hét eerst, de vloeijendénbsp;ammonia , als opslorpend middel, voor te Schrijven , in de gift van eén drachma, met drie ofnbsp;vier oneen water verdund, ert zwavel-aetliër, alsnbsp;opwekkend middel, iu eerte gift van twee ofnbsp;drie drachma’s vermengd i met twee of drie lepels olie. Wanneer deze geneesmiddelen gfeenénbsp;gunstige verandering vóórtbrengen, dan , fen dannbsp;alleen, zal mén Zijtie toevlugt tot de pünclüurnbsp;moeten nemen, om aan het gas eede uktogt te ver-schalfen, heWelk; in dat geval, ongetwijfeld uitnbsp;koolstof-öxIde-gaS, ert mogelijk koolstof-watér^nbsp;Stof-gas, zal hestaani

Over het Zuiveren Van besmette STALLEN; DOOR middel der ZÖUTSTOF-SODA eNnbsp;ZOUTSTOF-KALK {CULORUllETUM SO-DAE ET CALC IS):

Hel ulfsfekènde nut, waarmede meii zich , tot dus ver , pleegt te hedienert van de Guilon-sché berookiugen , tot hel zulvoi'en van zoodanige plaatsen, welke, door schadelijke uitvloeiselen of dierlijke siiielstolTen , verontreinigd zijn,nbsp;is genoegzaam bekend. -Wanneer een pond

20


-ocr page 336-

306

h'-ukenzout en aclit looden kruinslecfi, welke vooraf fijn gewreven en onder elkander gemengdnbsp;zijn, onder lussclienpoozcnde bijgieting vannbsp;verdund zwavelzuur, in een’ verglaasden pot,nbsp;aan eene zachte warmte worden blootgestlt;dd,nbsp;zoo oniwikkelt zich daaruit, in de gedaante vannbsp;eeneu damp, de zoutstof of chlore (te vorennbsp;over(jezuurd zeezout-zuur genoemd) , welke lietnbsp;vermogen bezit, om de ziekte-smetstoffennbsp;op eene scheikundige wijze te verstoren, en-der-zelver werking krachteloos te maken. Ik heb ,nbsp;in mijn llandhoeli over de Genees- en erlos-kundc van het vee, op blz. 650, een voorschriftnbsp;medegedeeld, volgens hetwelk zoodanige beroo-liiug gevoegclijk kan w'orden in het werk gesteldnbsp;ter zuivering van besmette stallen, bij plaatsnbsp;hebbende vee-zickteii.

Sedert dal de Fransché Scheikundige LAbarAc-tjuE de zoutstof-soda, en zoutstof-kalk, in water ontbonden, heeft doen kennen, als zeer vermogende middelen, om de nadeelige uitwerkingen en den stank van alle rottende dierlijkenbsp;zedfstandigheden weg te nemen, zijn dezelve,nbsp;insgelijks met het beste gevolg, gebezigd totnbsp;het zuiveren van zoodanige verblijfplaatsen ,nbsp;alwaar de lucht, door stinkende uitvloeiselen ofnbsp;ziekte-smetsloffen , verontreinigd wordt bevonden,nbsp;en om de hoogst nadeelige uitwerkingen , welkenbsp;daaruit voor gezonde personen, die in dusdanigenbsp;onzuivere vertrekken moeten verkeeren, voert-vloeijen, wegteneiuen of voortekomeu. Van

-ocr page 337-

307

tie aanwending dezer zoutstoffelij^e verbindingen beeft men ook reeds eene voordeelige toepassing gemaakt op de Vee-avtsenijkunde, tot hetnbsp;zuiveren namelijk van stallen, welke door denbsp;smetstoffen van zieke dieren verontreinigd zijn.nbsp;Deze vereenlgingen van zoutstof-soda of kalk metnbsp;Water schijnen tot het bedoelde oogmerk denbsp;vooi'keiir te verdienen boven de hier bovengemelde berooldngen, in zoo ver uit dezelve,nbsp;door de enkele blootstelling aan de lucht, denbsp;dampvormige zoutslof langzaam en gelijkmatignbsp;ontwikkeld wordt (1 2) , waardoor men minder hetnbsp;ongemak ondervindt, hetwelk, bij de gewonenbsp;wijze van berooking, aan eene eenigzins sleAenbsp;ontwikkeling der dampen, wegens de prikkeling,nbsp;welke dezelve op de ademhalings-werktuigennbsp;teweegbrengen, verbonden is, tei’wijl bovendiennbsp;de aanwending der cA/oriw-ontbindingen zelvenbsp;ook geniakkclijker is dan de , tot dus ver gebruikelijke , Guitonsche berooking , kunnende dezelve voorts nog gevoegelijk tot het wasschennbsp;der dieren en van de besmette zelfstandigheden,nbsp;als tuigen, gereedschappen enz. dienen.

De wijze, op welke de zoutstof-soda lot het

20*

1

Deze ontwikkeling berust op de sterke ver-waiidschap, welke het koolstofzuur, voofal in de lucht van onzuivere verbigfplaatsen aanwezig, tot de loog-

2

zQutise zelfstandigheden bezit, waardoor deze zich vereenigen, terwijl de zoutstof, vrij wordende, zichnbsp;in eene gasvorrnige gedaante verspreidf. —'Het eigéh-lijke werkzame beginsel is dus hier volkomen hetzelfdenbsp;ais Lij de berooking van güiton moaveau,

-ocr page 338-

303

zuiveren, van bestncVle slalloii kan .worden ge-

• nbsp;nbsp;nbsp;f -nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;¦

iezlgcl, wordt, door LiBAnicQue, aldus opgege-'ven, in bot werkje, getiteld; de l'emploi de.i clilonires d’oxyde de sodium et de chaux. Parisnbsp;1825^ p. 37.

Men schudt eene flescTi sterke (geconcentreerde) zoutstof-soda in een’ emmer zuiver water, ennbsp;roert hetzelve om. Hierin doopt men een hor.nbsp;stel of heide-bezem , en liestrijkt daarmede denbsp;mnren, de kribben , ruiven, en voorts al denbsp;booge en lage gedeelten van den stal. Vervolgens wasdlit men de bestrekene plaatsen metnbsp;zuiver water af. Tot de zuivering van eenennbsp;stal van 40 voeten lengte, 12 voeten breedte,nbsp;en 10 voeten hoogte, zal men vier flesschennbsp;geconcentreerde zoutstof-zoda noodig hebben,nbsp;wordende iedere flesch met 10 of 12 litres (*)nbsp;rivier-water vermengd.

Is de zuivering volbragt, dan worden de deuren en vensters geopend, om alles wat bevochtigd Is, te doen droogen, waarna men denbsp;gezonde dieren, zonder vrees, in de stallennbsp;kan brengen. Op tijden intusseben , dat ernbsp;besmettelijke vee-ziekten heerseben, behoortnbsp;men, als voorbehoedmiddel, des morgens ennbsp;’savonds, den stal rijkelijk te besproeijen metnbsp;een mengsel, bestaande uit eene flesch zoutstof-soda , en vier of vijf emmers water. Hiermedenbsp;kan men ook met voordeel de herstelde die-

(*}. De litre staat gnnoegzaam gelijk aan 34 oneen.

-ocr page 339-

303

ren , zoo als gewooulijk gescliiedt, wasschen , voor dat dezelve bij de gezonden worden te-rnggebvagt.

Tot het zelfdo einde kan de zoutstof-kaW dienen , welke om' derzelver minderen prijs ('*) ,nbsp;nog boven het gebruik der zoutstof-soda aanbeveling verdient. Wij zullen bier daaroni ook'nbsp;ITel voorschrift mededéelen^ v-olgena hetwelk'nbsp;de eorslgemelde zelfstandigheid' tol dit oogmerknbsp;kan worden aangewend, volgens den Franschea.nbsp;ArtsenIjinengkxradigen a. cukvai-lier, te vindennbsp;in het Journal de Medicine p'étérinaire et com-paróc, Tom. III. Cahiers de Mars, 1826.

Men neemt anderhalf pond zoutstof-kalk , ter sterkte van 90quot; lot 100°, volgens den zoutstof-meter {chloromètre) van gaij-lussac. Deze hoeveelheid. wordt gemengd in een vat met honderd litres, zijnde ongeveer acht emmers, water,nbsp;Men laat het mengsel een' korten lijd staan ,nbsp;en giet dan het heldere vocht van het Le-zinksel af. Alsdan worden- op hetzelve opnbsp;nieuw vierentwintig litres water gedaan, waai’vnbsp;mede de gezonkene zoutstof-kalk wordt oin-geroerd, waarna alles op een’ natgemaaklen linnen doek wordt gegoten. De ontbinding dernbsp;zoutstof-kalk, welke doorvloeit , wordt nunbsp;met het eerste afgietsel vereeuigd. De stalnbsp;wordt vooraf naauwkeurig schoon gemaakt, en-dit geschied zijnde, wascht men de muren ,

{*) llcl pond zoutstof-kalk kost 3 stuivers.

-ocr page 340-

310

plaii^ien, ruiven, kribben, enz. met het gemelde zoutstof-kalk-ioater , door middel van een’ doeknbsp;of eene spons, welke telkens iii hetzelve wordtnbsp;gedoopt. Heeft men deze wassching verrigt ,nbsp;zoo wordt het overige gedeelte van het vochtnbsp;gebezigd, om daarmede den bodem van den stalnbsp;nat te maken. Dit alles gedaan, en de stalnbsp;genoegzaam droog zijnde, laat men het veonbsp;er wederom iubreugen..

-ocr page 341-

KOUTE

MEBEDEEMWGESf

EN

UITTHEIiSKLS.-

——

1. WATERVREES CU EEA'E KOE.

De floogïeeraar aan Je Vec-aTfsenijscljooI te Alfort, DüPüY , heeft de waai-neming Lekendnbsp;gemaakt omtrent cene hydrophobische koe. Eennbsp;herdei\s]tOïid had eene teef ge]gt;e1eu , welke ecnÊnbsp;kudde Runderen bewaakte. Bi} deze vertoondennbsp;zich , op den 50“quot;quot; dag., de eerste teekenen dernbsp;razernij , wanneer dezelve aan vijf beesten wonden liad toegebragt door ie bijlen. Drie dezernbsp;koeijen waren reeds aan de ziekte gestorven.nbsp;Een stier besprong, gedurendó de eerstequot; dagen,nbsp;dat hij ziek was, ondei’schcidene koeijen metnbsp;grooto drift. De Pachter hield de ziekte vannbsp;den stier voor de uitwerking van deze krachtoefening , liet denzelven slachten en het vleeschnbsp;verkoopen. Toen hieromtrent nadere berigtennbsp;verspreid werden , waren er reeds vier wekennbsp;verlopen , zonder dat de menschen, die betnbsp;vleeseh genuttigd hadden , of de koeijen , welkenbsp;door den stier besprongen waren, eenige nadee-

-ocr page 342-

zn

Hgc, gevolgen Ij addon ondervonden. — Bij de, vierde koe nam de Heer dupüy de volgendenbsp;verscldjngelen waaigt; Vermindering van den eetlust, onrusdglieid , vonkelende oogen gingen hetnbsp;uitbreken der razenaij: vooraf. Zeodra dezenbsp;ïich, openbaarde, hield het dier op te eten ennbsp;te herk:i,au\vej\V het deed sterke, angamp;t kennen,nbsp;en trilling der huid; het stootte met den kopnbsp;^n gedroeg zich ongemeen onrustig; het sloegnbsp;achter, uit, rusto m^t het ligcbaam bij afwlsse.-ling op eenen voet, zoodat het in eene tuimelende beweging geraaktehet geeuwde dikwijls,nbsp;en knerstande. De pols liet zich als een di'aadnbsp;gevoelen; dezelve werd bij de beweging sterknbsp;en menigvuldig , doch nam^ na dezelve wederomnbsp;15 of 20 slagen af. Wanneei; hel d'^r waternbsp;werd voorgezet, naderde het in het begin metnbsp;d,e lippen tot. heteelye , slingerde dan den kopnbsp;in de hoogte, het kreeg stuip.trekklngen , welkenbsp;van de Ijppen en kaakspieren begonnen en totnbsp;sterke schiiddingen van het ligchaam oyergingen,nbsp;waarbij het dier angstig brulde, zeer onrustignbsp;was, en om zich henen stiet. —^ Des avonds vannbsp;den tweeden dag was de rug- en lenden-streeknbsp;Qngevoelig, en de achterbeenen waren als verlamd. Des nachts waren de schuddingen zeer.nbsp;stei’k, de toevallen yermeorderden, en gingennbsp;niet een verschrikkelijk geloei gepaard. Opnbsp;den derden dag kreeg het beest ieder oogeu-blik nieuwe aanvallen van convulsien, vooralnbsp;indien het beproefde te drinken. Het brullen

-ocr page 343-

313

(hiuvdc voort; lt;le krachten zonken. Bij de opening nam men, als het merkwaardigst verschijnsel, Waar, dat de mergachtige zelfstandigheid van het ruggemerg, vooral der lendenen ,nbsp;eeue bijzondere weekheid bezat; deszelfs wittenbsp;kleur was donker geel geworden. De vliedennbsp;des ruggeinergs waren zeer i^ood eii als, opgespoten. Op de zelfstandigheid des mergs lagnbsp;ecne tamelijk dikke laag eener zwarte stof,nbsp;welke zich tusschen de zenuwdi’aden uitbreiddenbsp;en de zenuwvlechten omhulde.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'

2. NIEUWE WIJZE OJt PAARDEN TE ANGlnSEREN.

In het dagverhaal eener Reize in de Ver-eenigde Staten van Noord-America en N'^der-Cq-nada , gedaan in 1817, door j. palmer, blz, IB, wordt eene nieuwe wijze opgegeven, om denbsp;Paarden , nog jong zijnde, den staart naar boven ,nbsp;te doen dragen, zijnde dezelve minder wreed,nbsp;dan de gewone handelwijze van angllseren bijnbsp;volwassene Paarden. De bedoelde manier, uitgevonden door den Heer van bustletouwn bestaatnbsp;daarin , dat, bij het veulen, zoodra het geworpen is, de staart vlak met den rug gelijknbsp;wordt gebogen , terwijl alsdan het overtolligenbsp;gedeelte er met een mes wordt afgesneden.nbsp;Wanneer het dier volgroeid is, behoeft er nietsnbsp;meer aan te worden gedaan. De staart is zoonbsp;kort als deze behoort te zijn, en het Paard


-ocr page 344-

314

draagt denïelven zoo goed, als of het , op de gewone wijze en met de grootste handigheid^nbsp;was geangliseerd.

9. BESMETTELIJKHEID VAN HET SCHURFT-Ü1T3LAG DES PAARDS VOOR DEN MENSCH EN ANDERE

dieren.

Men meent, in het algemeen, dat de monsch niet door de schurft van het Paard besmetnbsp;wordt. Dit Is het gevoelen der Iloogleeravennbsp;LEROY, vOLPi, MONTEGGiA en anderen. De vol-gende daadzaak bewijst inlusschen het tegendeel.nbsp;In de maand Januarij 1820, kocht een Boer,nbsp;met name magni , op de markt te Bergamo eennbsp;schurftig Paard, om op hetzelve naar huis tenbsp;rijden. Den dag na zijne aankomst ondeiwondnbsp;hij bijna over het geheel ligchaam eene sterkenbsp;jeukte, en op gelijke wijze zijn zoon en eennbsp;vriend , die hem naar de markt vergezeld hadden. De jongen , dien men het Paard ter verzorging overgaf, krabde zich ook den tweedennbsp;dag, nadat hij het Paard overgenomen en be-handeltl had. Een’ arbeider, die eenige uren,nbsp;met het Paard op het veld geai-beld had, gingnbsp;het daarna op dezelfde wijze*. Met éën woord,nbsp;meer dan 30 personen op dit landgoed, benevens andere Paarden, werden,. binnen weinigenbsp;dagen, middelijk of onmiddelijk besmet. Denbsp;^bovengenoemde eigenaar verkocht dit Paard aan

-ocr page 345-

315

een’ Molenaar, die Insgelijks spoedig werd aangestoken , ook een zijner knechten, die slechts de hand op den rug van het Paard gelegd bad,nbsp;en voorts eene koe, die den hals tegen de kribnbsp;des Paards had gewi’even. Het verdient te worden opgemerkt, dat alle, w'elke besmet werden , de jeukte Linnen 24 of 3G uren, na denbsp;voorafgegane aanraking, ondervonden, hetwelknbsp;te merkwaardiger is, daar zulks In de maandnbsp;Januarij plaats vond. Dat het medegedeeldenbsp;uitslag voor de ware schurft moest worden gehouden, werd, door dc kundigste Genees- ennbsp;Heelkundigen, verzekerd, die deze huidziektenbsp;behandelden. Deze daadzaken schijnen duidelijknbsp;te bewijzen, dat do schurft der Paarden aannbsp;den raensch kan wmrden medegedeeld. (Uit denbsp;Annali Üniversali di Medicina van 1823 overgenomen in von frorieps Notizen enz. N°. 91inbsp;B. V. Aug. 1828.)

4. GEBRUIK DER CROTON-OLIE IN DE VE E-A RXSEN IJ K ü N DE.

1 .

Het is bekend, dat het Paard moeijelijk purgeert, en bijna geen openend {cathartisch) middel , hetwelk bij den meusch eene vermeerderde Werking der darmbuis zonder andere bijzonderenbsp;uitwerkingen te weeg brengt, werkt op allenbsp;dieren. Dc aloë, alleen of met de calomel aangewend, bezit intusschen een laicrend vermogeu


-ocr page 346-

316

bij liet Paard, en ook de olie heeft een zwak afvoerend, vermogen. De Heer short heeft oiirnbsp;langs de croton-olie. (oleum crotonis tigUi) tot ditnbsp;oogmerk aangewend, welke, in giften van 15nbsp;tot 25 druppen, even zoo goed als dé aloënbsp;werkt'. Maar nog nieuwer is de ontdekking, datnbsp;men de drooge zaadkorrels, of zelfs de zelfstandigheid» welke na de ultpersing der olienbsp;terug blijft, in eene gift van 20 tot 30 greinen,nbsp;roet volkomen dezelfde uitwerking kan geven.nbsp;De gevaren eener al te sterke gift zijn, bij ditnbsp;nieuwe middel, even zoo groot, als bij aloë.nbsp;Een klein of zwak Paard moet minder hebbennbsp;dan hier boven is opgegeven. Vijf greinen vannbsp;de croton-korrels brengen ongeveer denzelfden trapnbsp;van kwalijk bevinden teweeg, als een drachmenbsp;aloë, en dus staan, dertig greinen der eersten,nbsp;in dit opzigt, ongeveer met 6 drachmen vannbsp;de laatste gelijk. (Philosophical Magazine andnbsp;JoMrwff 1, 1825. v. Frorieps iVotizen, B. X. s 159.)

5. OVER HET ONTSTAAN VAN BLOEDIGE MELK BII EENE KOE , DOOR HET ETEN VAN DEN SEVEN-BOOMi (JVSIPERVS SABINA.)

De Vee-arts s. feu , in het Canton Thurgau, in Ztvitserland, wei’d ter hulp geroepen bij eenenbsp;koe , die roode of bloedige melk gaf. Daarnbsp;hip, veiTuoedende dat de oorzaak van dit zie-

-ocr page 347-

•ïï

•ïï

;;

317

:;i

lielijk vei’scliijnsel in het voedsel of drinkwater iiioest worden gezocht, terstond het hooi on*nbsp;dei-zocht, bevond hi^', dat er eene menigtenbsp;Zevenboom onder hetzelve 'gemengd was. Denbsp;bekende werking dezer plant overwegende, bleefnbsp;hij hierbij staan, en gelaste den eigenaar vannbsp;dit hooi niet mèer te voederen, terwijl Cennbsp;Voedzaam dieet In kleine hoeveelheden werdnbsp;aanbevolen. Na verloop Van acht dagen gafnbsp;deze koe wederom sneeuw witte melk. Nunbsp;libt hij op nieuw van het, met den zevenboomnbsp;Vermengde, hooi voederen, en na hetzelve drienbsp;dagen te hebben gebruikt , was de melk vfedernbsp;rood. Dit werd nog eenige malen, en altijdnbsp;met hetzelfde gevolg, herhaald.

öp eene andere keer zag hij, bij het bloed-melken, tevens eCn bloedige doorloop ontstaan. Hier had men voorzeker té veel Vart het bedoelde hooi gevoederd, daar het vee hetzelvenbsp;nu versmaadde , hoewel het dit Voedsel ander*nbsp;met graagte had gegeten. Door den genoemden Vee-arts Werden olieachtige, slijmige en bedarende , middelen en een, daarmede overeenkomende , leefregel voorgeschreven, waardoornbsp;de ziekte-verschijnselen spoedig verdwenen.

Deze en meer andere ondervindingen hebben den Vee-arts feu van de sebadelijke uitwerkingnbsp;des zevenbooms, als voedsel voor bet vee,nbsp;overtuigd. {Archif fur Thierheilkunde von einernbsp;Gescllschaft Schweizerischer Thierdrzte, Erslernbsp;Jahryang, Drittes Heft ^ s. 256.

-ocr page 348-

318

6. NiDEELIGE UITWERKING, ONTSTAAN DOOR HET VOEDEREN VAN DE TIJDELOOZEN {cOr.CHICVMnbsp;JVTÜMHJLE) , BIJ HET RUNDVEE.

De Veeiarts leloir , te P'illers-Coterets, in Frankrijk, deelt, in het Journal pratique denbsp;médecine vdtérifiaire, Fevrier, 1826, ])ag. 72 , denbsp;lioogst nadeelige uitwerking mede , welke doornbsp;het voederen van de tijdcloozen bij twaalf Runderen van verschillenden ouderdom werden tenbsp;weeg gehragt. Men had namelijk aan iedernbsp;derzelve, den vorigen avond, als voedering alleen , ongeveer vier of vijf ponden van de groenenbsp;bladen en vruchten dezer plant gegeven,nbsp;waai-op den volgenden moi’gen hij allen de verschijnselen werden waargenomen van neerslagtig-bcid, loomheid in den gang, vermindering innbsp;de melk , onderdrukking der herkaauwing ,nbsp;droogheid van den spiegel-muil, van de huidnbsp;en .Jiet haar. Er vloeide een overvloedig ennbsp;schuimend speeksel uit den mond; de oogennbsp;waren weggezonken, dezelve stonden dof ennbsp;traanden. — Het wenk- en hlndvlles warennbsp;bleek; de ademhaling was moeijelijk en kort;nbsp;de beesten steenden aanhondend; er had eennbsp;snijdende en stinkende doorloop plaats, gemengdnbsp;met bloedstrepen, welke gepaard ging met eennbsp;gedurig omzien naar de linkerzijde van dennbsp;buik. — Somwijlen werd, onder de gedurigenbsp;persingen, eene zwarte, stinkende slijmslofFe out-

-ocr page 349-

319

last; — lt;le pis was helder ea overvloedig; de oorcn cn de wortels der hoornea waren koud.nbsp;De toevallen bleven van den 14 tot den 16nbsp;Mei onveranderd voortduren, toen een beestnbsp;van 8 jaren, zijnde het oudste dezer Runderen,nbsp;des morgens te 4 uren, overleed, niettegenstaande hetzelve des avonds te voren het minstnbsp;van allen scheen te zijn aangedaan.

Bij de opening werd het navolgende bevonden;

De buiks-holligheid bevatte eene grootte hoeveelheid van eene roodacbtige vloeistofife; de pens-maag was gevuld met eene ongemeene hoeveelheid voedsel, waaronder de bladen en zadennbsp;van den colchicum aututnnale werden waargenomen. — De leb-maag bevatte zeer weinig voed-selstof; men merkte in bare zelfstandigheidnbsp;bloedstrepen op; het inwendige vlies was verdikt, bezittende de kleur van wijn-moêr. Metnbsp;het scalpel geschi’apt zijnde, vertoonde hetzelvenbsp;kleine vlekken van eene donkerder kleur dannbsp;het overige gedeelte. Het buitenste vlies wasnbsp;rooder dan in deszelfs natuurlijken staat.

De dunne darmen en het colon, inzonderheid de eersten, bevattenden eene stoffe van de dikte van vleeschnat van eene bruine kleur,nbsp;gemengd met bloedsti'epen. De inwendige oppervlakte afgeschrapt zijnde, vertoonde dezelfdenbsp;heleedigingen als die der leb-maag. Het losliggende gedeelte van den kaï’tel-darm onthieldnbsp;dezelfde stolfe, maar men nam daarin geenszins

-ocr page 350-

320

dc kleine Vlakken waar, welke lüci’boven vCv-iiield zijn.

De geheele oppervlakte der darmen en dé witgestrektheid van liet darmsclieil had eenénbsp;roodachtige violet kleur;

De hals der blaas was rood en gezwollen.

Bij twee andere koeijen, welke 14 en IB nrert ha de eerste kwamen, te steVvert , Werden dezelfdenbsp;belcedigingeh whargènomen.

Eerst op den tweeden dag werd eeiie grooté hoeveelheid van lijnzaad-afköoksel, zoo in hetnbsp;drinkwater, als anders tdfegédiend; waarmedénbsp;tot den 30 Mei werd aangehouden. Aan dennbsp;stier, die 3 of 4 jaren oud Was, en twee jongenbsp;Runderen, het een van 8 en het ander van 0 maanden , welke op den zesden dag wederom begonnen te herkaauwen , wérd toen groen Voedselnbsp;gegeven , hetwelk op eeue hooge weide gegroeidnbsp;was, benevens zemelen en haver.

De overige zes beesten begonnen eerst we-deroin op den zesden dag te herkaauwen , wanneer dezelve op dezelfde vvijze werden gevoederd.

De ontlasting wörd van tijd tot tijd, spaarzamer en minder vloeibaar. De overiEre verrm» tingen herstelden zich langzamerhand ; dc melkafscheiding nam wederom toe, en op den twaalfden dag, nadat de vergiftiging geschied was jnbsp;waren deze Runderen alle genezen.

-ocr page 351-

821

DRO^•KE^^^AKENDE UITWERKING DÉR KLAPROZEN OP HET rundvee.

Men heeft dikwijls de bedwelmende krachten tan de Zaaddoosjes der klaproos (Papavefnbsp;lihoeas Li) in twijfel getrokken. De volgendenbsp;waarneming bewijst intiisschen , dat dezelve, doornbsp;het ïltiadvee gegeten, onder zekere oiristandigjnbsp;heden, dronkertmakend op hetzelve werken. Innbsp;den zomfcr van 1819 had, in eene zandige streeknbsp;van JVustfitlen, langdurige droogte plaats; denbsp;klaver stond slecht, doch des te weelderigernbsp;groeiden de klaprozen. Toen dezelve bijna had-'nbsp;don nitgebloeid, werdeh alle planten ultgetrokjnbsp;ken, waarbij meü bevolen had dezelve op dennbsp;rij weg te werpen. De vee-meid evenwel, diénbsp;Wegens mangel aari voeder j niefs wilde .latennbsp;verloren gaan ,• had daarvan méde naar bnis ge-*nbsp;nomen, én den volgenden morgen , drié koeijennbsp;er de krib medé gevuld. Om 6 uren des ochtends nam de Boer waar, dat e’eöe der koeijen wildnbsp;nit de o ogen zag', plotsling terug sprong ennbsp;met groot geweld aan de ketting trok, welkenbsp;om de hoorrien was geslingerd; dat zij op eenenbsp;geheel ongewone wijze brulde, daarop met denbsp;toorheenen in dé krib' sprong, en zieli als dolnbsp;gedroeg, lii de krib ziende , Waarin nog de hardenbsp;stengels van den wilden maankop lagen , werdnbsp;Biere terstond overtuigd, aan welke oorzaak dezd

21

!|j

hSl

Uij

-ocr page 352-

822

ongewone verschijnselen moesten woivlen toegeschreven. De koe werd over het geheele lig-chaam met stroo gewreven, waarop de toevallen bedaarden. Men kon verwachten , dat ook bij de twee andei’e koeijen dezelfde uitwerking,nbsp;door dezelfde oorzaak , zoude worden voortge-bragt, en naauwelijk had men dit verjnoedennbsp;uitgesproken, of bij de tweede koe , die in denbsp;rij opvolgde, openhaarden zich dezelfde verschijnselen , welke, binnen eenige minuten, voornbsp;hetzelfde middel weken , hetwelk insgelijks omtrent de derde plaats had. De dieren schenennbsp;afgemat, en legden zich neder zonder Ie her-kaanwen. Er werd nu, door den eigenaar, navraag gedaan, of andere landlieden iets dergelijks ondervonden hadden, waarop men te wetennbsp;kwam, dat eenige kinderen koeijen hadden gedreven op een braakland , hetvyelk geheel metnbsp;klaprozen bedekt was; kort daarna waren denbsp;knapen in het dorp gekomen, schreeuwendenbsp;dat alle koeijen dol waren geworden , daar

in

dezelve door digte hekken wilden dringen,

het water waren gesprongen, zich onderling gestoten en wihE heen en weer hadden geloopen. ïoen de lieden ter hulp waren gekomen, wasnbsp;het toe,val reeds voorbij geweest; de koeijennbsp;lagen verstrooid op liet veld ter neder, en hetnbsp;eten der klaprozen had dezelve voor bet overigenbsp;geen nadeel toegebragt.

Het schijnt dus, dat de uitwerking van dezelve hij het Rundvee slechts bestaat in eeue

-ocr page 353-

323

i‘ófis öf Ugte (Ironkei)sdnip, welke spoedig wederom overg.iat; {Notizen am de,ni Geblete der 'Nntur- nnd Heilkunde, von l. r. vcf.V FitORteii,

B. II. s. 300.)

S. merkWWrdice T;RGESNATüunLiJK:E gebo'o'rte

VAN EEN’ SCHAAP.

Een vierjarig Schaap liit de veredelde kudde van den lieer schwesting , in Süezien, had innbsp;het jaar ]8'23 g(dukkig gelanïd, en rnen verwachtte , dat het , irt April van het volgendenbsp;jaar (1824), wederom lamiTtén zoude; doch tenbsp;vcrgceis. Tot tegen het niiddeu der luaand Junij’nbsp;dezes jaars was het dier gezond, doch toennbsp;Logon het minder te eten; het vermagerde, ennbsp;kreeg eene dikte in de regterzijde, nabij heïnbsp;achterbeen , in de zoogeuaanide nilUkuil,

Op den 18 Augustus brak dit gezwel, dat zeer ontstoken was, van alle wol ontblootnbsp;zijnde, van 'zelf oimn , en uit hetzelve werd ,nbsp;gedurende iweC dagen, cene groote hoeveelheidnbsp;etter ontlast. Op den 21 daaraanvolgende kwamen, uit de opening,' waaruit, zich de etternbsp;ontlast had, de twee achterpooleu van een lam'nbsp;te vooi’schijn. Dc fierder, dié zulks ontwaarde , kwam dadelijk te hulp, en trok , steedsnbsp;langzaam werkende, eén', niét volkomen voldragen , dood lam naar builen; de wol was’nbsp;op bélzclve losgegaaii, en het droeg ook dt*'

2^1'*


-ocr page 354-

324

kenmerken van een beginnend bederf. Er volgde niets anders , en ook begon de ettcring spoedignbsp;op te bonden. De, nu nog aanmerkelijke, wondnbsp;bezat, na verloop van vier weken, sleclits meernbsp;den omtrek van eene kleine zilveren groot,nbsp;boewel dezelve niet regelmatig vei’bonrten, maarnbsp;(fagelijk slechts met een weinig lijn olie bestreken werd. Het schaap begon nn wederom behoorlijk te groeijen, zoodat er aan deszclfsnbsp;volkomene herstelling volstrekt niet te twijfelennbsp;viel, toen dit berlgt iu November 1824 werdnbsp;medegedeeld, (frorieps iVofïze» B. IX,Februar,nbsp;1825 S. 224).

VERPLAATSING en STERFGEVAL van VEE-ARTSEN.

Bij besluit van Z. K. H., Commissaris General van Oorlog, van den 6 December 1827, is benoemd tot Adjunct-Paarden-Arts, bij hetnbsp;battaillon Artlllerle-transport-treln, h. l. comte ,nbsp;Vee-arls van de 1quot;“ klasse, tot dus ver geplaatstnbsp;'Ijnde geweest te Brielle.

Op den 12 December 1827 overleed aan eene zeer hevige en kortstondige ziekte, te ZieriAzee,nbsp;A. DE MuiiNXK , eeu der eerste en waardigstenbsp;kv/eekelingen der Vee-artsenijschool. Hij werd,nbsp;in .fuHj 1826, tot Veearts der F*' klasse be.nbsp;ro7’.derd; ^Zie blz. 169).

-ocr page 355-

OPGAVE

-VAN

VEE-ARTSENIJKUNDIGE

WERKEN1 2


3

il


1

D aar ik, volgens het plan van dit Magazijn, het voornemen heb medegedeeld, opgave tenbsp;doen van Vee-artsenijkundige geschriften, \Velkc,nbsp;zoowel in andere landen, als. iii ons vaderland,nbsp;uilkomen, maak ik daarmede thans een begin ^nbsp;tevngtredende tot het jaar 1825 , ten einde in

2

00 ver het reeds verloopeii tijdvak aanlevullea.

FEANSCIIE werken.

Cours d’hifpiatrique , contenant des notions sur la. charpetite ossenses du eheval, la description de toutesnbsp;ses parties extérieiires, les Leanlés et les 'défectuositésnbsp;nalurelies ou accidcutcllcs dont ellessorit siisceplibles, sui-vics de precautions que eet animal cxlge pour la conserva-

-ocr page 356-

32G

lion de sa santé , et des pvincipes i-aisonnés sur la idr-gt; rure; a 1’iisage des M. M. les Pages du Rol, Ouvragenbsp;iitlie »ux (dfieiers de cavalerie ot a toules les per-soimes qui veiileut s’occuper de clievaiix, jiar M. ya-,nbsp;lois , 2de edition , revue et augmeiUée , Paris , i823 ,nbsp;in 12010, 4 fr. 26 e-

Études auatoinique^ du elieval, utiles ii la cqnnais-s mee intérieure et extérieure , a sou emploi et ii sa representation relativeinent aux arts; par nbsp;nbsp;nbsp;,

sculpteur , iSaS. Quatre livrai^- in fol. obl. lig. noires. ao Ir. — Idem fig. color- 4o l'r.

Garentie (de la)- et des vices redhlbitoires dans lo commerce des animaux domesliques ; par ƒ¦ Iluzardnbsp;Ills. Paris 1825, in 12, 4 fr. 25 c.

Gastro-euterite (de la) épizodtique, maladie des ebe-vaux régnante, sa description et son traiteinent ; par X/. LoblanQ. Paris 1825 , in tivo , 1 Ir. ^5 c.

Méiuoiie sur 1’educatlon, les maladies, 1’engrais et 1’einploi du port j par Erick Vib^rg , Prol'esiieiir et Cliefnbsp;de 1’École Vétérinaire de Copenbague, et Young, fcr-,nbsp;tnier dans Ie comtó de öullolk on Angleteire, iiinbsp;,8vo tig , 5 IV-

Mémoires sur l’éprzoötie des clicvaux, qui a regné el qui règne encore en France , et tlans divöis autresnbsp;pays de 1’Lurope; par Af, Kiiinard, Lyon i325 , ianbsp;éyo , 1 l’r- 5o c.

Morve (la) est-elle contagieuse ?, Non ; par A. Lou-chard, Yctérinaire- Paris 1826, in 8vo, 1 fr- yS c.

Notions éléincutaires de'mó.ilcine vetérinaire inilit ure OU «onsidératlons générales sur Ie cbolx et les dliiéren-les rptalilcs doü ebevaux de lrou|)e , leur coiisorvalipii ,nbsp;les causes do leurs maladies , les, remontes , les vél'or-mes , Ie -et vice des vótérinaires inllitaires etc. ; jiarnbsp;J B- (''• Eodet, Paris 1826 , in 12.

Précis d’uue lecuu S'ar 1’age du ebeval , jusqu'a la

-ocr page 357-

327

v/Vilk‘ïS0 la plus avanrèe , d’après des S(gii«s qiii «claircissent Ie hégnlismc et rendent Vaiics les contre-marq'ies ; P^r L.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;CoUaine- Melznbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Tableau

iu plano lithogr. 3 fr.

Manuel complet du vétérinaire , conlenant la con-naissapce générale des chovaux, la inanière de les dresser , leurs maladies, etc.; par IH. Lebeand. Paris J8a6 , in ï8 lig- 3 fr. 76 c,nbsp;ürdonnaiice du. Iloi du j6 Janvier iSaS-, concernailtnbsp;les baras. Paris iSaS , in 8vo, 35. c.

Ordonnance du Rot concernaut l’organi.sation des Écoles royales vélérlnaires- Paris, i8i5 , in 8vu , 3o fr.

Recherches sur Pafteclion nialadive, a la quelle ou a (lantjé Ie iioin de pousse ; par J. B. C- Bodet lila.,nbsp;Vétérinaire en Chef des Kussards de la garde royale ,nbsp;in 8vo Paris^iBaS , 1 fy. 75 c.

Manuel du bouvier , ou Traité de la médicinc pratique des betes a cornes , outrage utile a ceux qui veir. lent elever des animaux, les dresser au travail, et leurnbsp;conserver la santé ; par Joseph Jlohinat- Nouv edit. ,nbsp;augmentée de notes, traduite de 1’anglais par M, IIu-zard hjs, Paris 182 ü» 7 fr. 63 c.

¦I

ISoiiveau (le) paifait Itouvier , ou Traité complet sur, Ie gouvernement des lioeid's, des vaches, des chevaux ,nbsp;des inoulons, des clièvres etc., par M- II- X- Parisnbsp;1,826 , in 12 lig. 5 fr- 78 c.

Traité des maladies des besliaiix, boeufs , vaches, taureaux, veaux, nioutons, brebis , agneaux et cochous.nbsp;Toulouse in 12 , 80 c. i

Hurtrel d’ylrhoval, Diclionnaire de. Medicine et Chirurgie Yétminaires. Paris 1826—28- Toni- IV,- 8vo, fr. 32 , pour les souscriptcurs,

I

i!

Reeucil de Médicine Vétérinaire, par lc.s Professeurs. Royer-Collai-d cl Cirard Hls, Tom. 11- Paris löaS,nbsp;innbsp;nbsp;nbsp;nbsp;t5 fr- bo-


-ocr page 358-

828

Le premier Tome i824 , ibid' ^3 fr. 5o c.

Journiil de Medicine Vétérinaire el cninjwiée, Paris

ï8i6 , 8vq, i4 fr. 5p c - Dit ^ye4•k is de yoorlzet-

ting van het bovenstaande tijdsclirift, en wordt jaarlijks vervolgd.

Journal Pratique de Medicine Vétérinaire, consacr^ a 1’étude des maladies sporadiques des animaux , aujtnbsp;épizoöties et a leur therapeutiqiie; par les Prqfesseursnbsp;Dupuy et V'at.el. Paris 1826, 8vo , i3 fr. 5o c. —— Ditnbsp;werk wordt ook jaarlijks vervolgd-

Van de twee bovenstaande werkten koiut elk.e niagnd (Ken stqkje uiu ,

puiTSCHE werken.

Der ToHwulh odcr Wassersclieii der Hunde- Worle der Erfahrung von C. li^, gr. iG. Augsb , Lelpz.nbsp;a.825 2 gr.

Hietarlcha f- F. C. Ilandbuch der Veterinar-Chirur-gle , oder : die kunst, die ausseren KrankUeiten dor Pferdc und andere Ilausthicre zu erkennen und zu lieilen gt;nbsp;2te verin, und verb. Aulb nut 2 Kupfertaf- gr 8 , Berliiinbsp;i825- 2' thl. 16 gr

Frouque D, Die Lehre von dcm Körperbaue , don krankheiten und der Ilcilung. der llauslluere , furnbsp;Dandleuto. enz. Wiesba len, i thl. S gr-

Gu!It Jgt;r- E. F., An.itomisclio, Abbilldutigen der Haus-S'augotliiere , 3ie u. 4tt' Lirler- Text Bogen 10.—15-Tafel ai—4o' gr. Fol Berlin, .3 llJ.

iste und ate Liefer. 1826 , kosten au,cb .3, thl,

Ee Blanc, U. , Abhandl. über die Augcckrankhoiten der wichuchs.en Hausthicre, bcsonders des Pfordos.nbsp;Einc gckrönlG Preisscbrift. Dculsch beas:b. \ou B f

-ocr page 359-

329

Jladius, mil 3 stein-tafel , in Fol. — gr 8., Leipzig ïSiT' , 1 ihl- i6 gr-nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'

FolitzA., Anwelsung und sichere Leitung zutn Englisii-eii der Pfei’de, 8. Berlin, Eiislin. iSaS, lo gr,

Füllaitz , G- li- vgt; Das fehlcrhafte Pferd, odev Darstellung aller an einein Pferde ausserlich sichlbaren-Mangel und Gebreclien , nebst kurzer Beamp;chreibungnbsp;U. Heilung derselben. Neue ' Auft, irtit kpf. gr 8.nbsp;Eal'berstadt iSaö , 6 gr-

Steinfiqff', Fr. i. Q. Katechismus über die kenntnisj und Beliandlung des Pferdes und seiner gewolinliclieanbsp;Krankbeiten , mit 3 Steintaf» 8gt; Dresden iSaS , i thl.

2'eniiecker, G v,, Ilaodbuoh der Practische Hellmit^ tellebre fur Pferdearzte , ar Bd. , umgearbeit undnbsp;Stark verin- Aufb Leipzig iSaS. 2 ihl.

Die ate Aufl. vota asten Bde gt; 1824, koslet aucb

3 thl.

Brauell, J, Fr. Versuoh über die seit mehreren Jahren in Deuts,cliland untcr den Pferden berrscliendenbsp;Epizootic, und dber dieselbc Krankheit bey Schafennbsp;und bey dein Rundvieh , gr 8, Weiinar 1826, 6 gr.

CariiSi Fr. C- B. Erlauterungstafaln zyr vergleichen-den Anatomie. Heft 1., entlialtend auf VHl kupfert. die ErlauterM-ng der Bewegswerkzeuge in den ycrschie-denen Thierklassen. — Auch u- d. Titel Tables Sy-^opliques. de 1’anatomie compaiée. Trad. par Fr. E.nbsp;Martini. ) ivr 1. Deutsch u- Fransch gi:. Royal foLnbsp;Leipzig, 12 thl-

Bieterichs, J, F. C- Ilandhuch der Algcijieinen und besondern , sowohi.. theor, als. jiract- Arzneiinittellchrenbsp;für Thierarzie und Landwu'lhc, gr. 8.., Berlin 1826,,nbsp;1 thl, 8 gr-

tl

---- i. Katecliismns. der Pferdesucht , odcj:'

ypisl.'audiger, iei.cblfasslicher Unleiricht über die Zuchti,

-ocr page 360-

330

Bfiliandlung ; und Veiedlang der 'Pforde , (Gekionte Pi-eiasfhrift) gr- 8 , Berlin 1826, 12 gr.

• ¦ Girard, J. Beschreiiiung der gegenwartig in Fraiik-reioli lieirsclienden I’l'erde-krankheit Nacli den 2leti lianz. orig. Ausg. ins Theulschc iibers- und mlt Bemerk. -verselien von l)r. S-Ji Teujet, 8vo , KarJsrulienbsp;182G, 6 gr.

. Gurlt Dr. E- F An«toinische Abbildimgen, der Haus-Saugetliiere , 5te Lieler- Text Bogen 16, 17. Tafel 4 i—5o gr. lob ', Berlin 1826, 1 till 12 gr.

Merh, 2’. Der practische Ilausvieh-Arzt. Ein Iland-bueb ftir Oeconomiebesilzer and Landleute. Mil Deal-sèlienVecepten and einein bo.soiidern Anhange iiber de Krankheiten der Scliafe- Munchen J82amp;, 10 gr.

--- Der practische Pl'erde-ArzU Ein Handbach

far ri'ei de-Eiebhaber und Oeconoinen. Mil Dculschea Kccepten. Muiiclieu 1826, 13 gr-

¦ nbsp;nbsp;nbsp;_- pract- Ilandb. far Stal)mei.sler, Officiere,

Ooeoiioineii , Tbiei'arzte und Pferde-Eiebbaber. Nebst tabelb Uebersiobt der in verscliiodenen Krankheitennbsp;behandclten Pferde- Munchen 182G ^ 12 gr-

Jlohlwes, J- Ii‘ Das Ganze der 'Phlerhellkundc, nebst alien damil veibvuidenen Wissenschaften- Nachnbsp;dc-.s Verfassers Tode fortgesetst von S von TeiinevSer,nbsp;4ter Till- Aiich a. d. Titel : Pferde-Hellkuade undnbsp;Kriegs-PferdeJiunde etc., 3er Thh Eeipzig 1826, gr. 8,nbsp;2 thl- 4- gr.

31—3r TKl- 1822—24 , kostet a i thl. 12 cr.

Scldipf'er !gt;• J. M. , Ueber Ent.slieliung und Ein-iheiluiig der Senchen bey den Hausthieren. Freiburg 1S26 , 8 , 16 gr.

Sfwig, Dr- J. C, I- Eeschreibwng sieben^verwandter odcr sich ahnelnder Krankheiten der Sciiafe, nam-lich : dcs Schwiudels, der llirnciitzundung , der Dreh-

-ocr page 361-

331

ojler Fallsiicht, der Kreiizdrelie, der Gmibl)er-iind Oestnis-larvea-kraiiklicit , deren characierisllsche ün-terschiede und Heiliujg, nebst einsni iicuvii Vorslagenbsp;ïrn- Verliülang der lirehkraukheit diirch liiterbiinde ,nbsp;^bt I Kupiern , Berlin 1826, 12 gr.

Stur/n, K, Ch, G, über Racen, Kreuzungen und Vereulungen laiidwirlitscbaftlicheu llaustiiiere. Wit anbsp;stcintaf, 8., nebst einer allgcmeinen Besclireibung desnbsp;Sceletts dl r Ilaustbiere vuu lift Prof. Weber, lilber-teld 1826 , 1 tbl.

¦ Archiv für Pferdakenntniss , |leitkunst, Viebziitht ^ J'liierarzneykunde und Tbierhandel; in -verbindung initnbsp;A. von 2'ennecka?', beravisgegeben von 1). J- J, Wei-denkelier. Jahrg. 1826- 4 liefte, Altlieiiburg 1820, 2nbsp;tbl. 12 gr- Erscbeint unler elwas veriiud. Titel seltnbsp;l8i8- Jalirg. 1818—20 kosten 5 tlil- 27 gr-

EckeL, Dr. G- Frz-, tbierarztlicbe Rcceptiorkunst , Oder aiileitung zur Verschreibung dor Arzneymiltel ;nbsp;durcb Beyspiele orlautert, und für aiigeliende ])rac-ti.scbe Tliierarzle zö .ilirer tvl.?.senscbalit)iclicn Ausbil-dung bearbeit. Wien 1826 , gr. 8 , 20. gr.

Gurlt , Dr. £. F. Analoiniscbe Abbildiiug d: r Ilaus-Sltngetliiere, 6le Lieferuiig, Text Bogen 18, ig. Tafel. bi~6o gr. lol., Berlin 1826, 1 tbl. 12 gr.

Jabrlmcb für Pfordezuolit , P^erdekcnntniss, Pfer-gt; d.ebandel, die Wilitar-, Campagne-, Scbul-, u. Ktinst-tcitercy und die Rossarzncikunsl in üeulscblaiid undnbsp;ben angi enz. Laudern , auf d- J 1826; bcrausgegebcunbsp;'’On S vuu 'J emieckei , .5r Jalsrg- Mit Daplist’s Por-b'.iil. Ibneni.n 182G , 1 tbl- 8 gr.

Magazin fur Pferdozucbt , Veredebing der Pfcrdc iz aiisserc Pferde-keunlui.ss; berausgcgeben von Gestüt-liirnbsp;“l’oetor G, G- Arnniuji , ir Heft- Mit 2 Abbild. innbsp;^tcindr gr 8-, llilbujghausen, 182G gr. 8-, 16 gr.

-ocr page 362-

332

MiiUer^ D. J. Einleitiing zur vergleicliendem PJiy-siülogie des Gesichtsslnncs des Menschen und Thiere , nebst einein Vcrsuch über die Bewegungen der Augennbsp;u. iibei' den inenscbJiclien Bliek, Mit 8 kuplViaf.nbsp;Leipzig 1826, 'gr 8. 3 thl- 12 gr.

Schwab, Dr. K, L , Lehrbuch der Veterinar-Pliy-siologie, München 1826, gr 8. , 1 thl.

P'lourens , P. Versuche iiber das Nerven-Systein. Vortsetzung von dossen Versuchen u- üntersuebungennbsp;iiber die liigonscliallten u Verrichtungen des Nervennbsp;Systems bey Tliieren mit Riickenwirbeln. Aus d.nbsp;Franz. vOn Dr. C. M- Becker, Leipzig 1826. grnbsp;8. — 8 gr.

Dessen Verzuche ’und üntersuebungen enz. iSzA ebendasslbst kostet i-è thl.

Grüll, F- M- A- Anloitung, nacïi welclier Gesund-beilsznstand boy don Sluchtbaren Haustbiéren zu erkennen , iind diirch welclie kennzeicheu man diejeni-gon krankheiteii dieser Thiere erkennt, dessen FJeisch-genuss fnr die luenscltliche Gesundheid nachtheilig is. Breslau 1826, gr 8, 4 gr.

Klatte, Katechisnius der Pferdc-erlialtungs-kundc, odcr Unlerricht zur Wartung u. Pflege der orienta-lischen, englischen, nordischen und deutschen Pferde-Baceii, far Deutschland u, seine NachbaistaaCen bearb.nbsp;8vo. Leipzig- 1826. 6 gr.

Noack , Dr. C, A. , Commcnlatio veterinario-medica de Mclanosi, cum in hojninibus tuin in equis obve-niente ; specimen pathologiae coinparatae. Cum lil.,nbsp;tab. aeneis, 4 inaj. Lips. 1826 , 1 thl. 8 gr.

Peterka, J, Versuch ciiier System. Darstellung der Di eh-, riorn-, uud Lungen-wurmkrankheit der schalc,nbsp;Nebst Yerlialtungsregeln l’ür die Schafer- Mit Beaiit-wortuiig der Von der K. K. Landwiflschaftsgesell-

-ocr page 363-

83S

scliaft in Wien, über die Drelikranklieit, am 19 Jan. 1824 , ausgesetsten funf Preisfragen, gr 8 , ,Prag 182(1,nbsp;10 gr.

Plank, JD. Grundriss der Epizooniologie oder Thier-Seuchen-Lehre. Progiamni. 8. Miinch ,12 gr

Rohlwes, I- N- allgemeines Viebarzneibuch , nebst einem Auhange. Eiiie gekrönte Preisschrift, iltenbsp;Auil. Mit 1 kupfortaf- 8', Berlin 1826, 20 gr.

Schwab, Dr. K Li. kleine Bellrage zur prakt. Vete-riniir-wissenschaft , 8, Miinch 1826, 8 gr

Tennecker , S- v. der Mllitair-und Civil-Pferdcarzt, Cur-und Be.slagschmidt, in alien seinen-Dienstgeschaf-ten und Dienstverh'altuis.sen, 2te Aufl. gr 8., Leipzignbsp;1826 1 thh 8 gr.

' ' ¦ ¦¦ der Taschen-schmidt oder Taschen -rossarzt. Ein kurzer doch griindllcher Unterricht über dienbsp;Erkenntniss, Ursachen und Ileibing der gewöhiilichennbsp;Liihniungen , Verletzungen u. Krankhciten der Pferde;nbsp;J2te ganz umgearb- Anil. 12 Leipzig 1826 , 3 gr

Peith, !¦ E. Handbuch der gesammten gerichtllchen Thieraizneikunde , Wien 1826, gr 8, 2 ihb 12. gr.

Verhandlungen der K. K. Landwirthschafts-Gesell-schaft in Wien, 4ter B. is Heft, ndt i. hpfr. gr. 4 Wien 1826 , 1 tl.1'4 gr.

ir Bd- in 2 Heften 1816—13 kosten J thl- ; 2r und. 3r Bd- ia 3 Iief.cn 1821—24 kosieu 4® thaler.

-ocr page 364-

INHOUD.

Verslag fan den staat der zieke Paarden , Rnndercrt én Schapen, in den AlblasserWaard en do P^ijf-Heeren-bLanclcu, veroorzaakt door den beklagensvvaardigennbsp;foeslai.d der vfeideri , de armoede en liet gebrek aannbsp;goed voeder, ten gevolge eener plaats gehad hebbendénbsp;Overstrooming der gemelde strekengt; in het jaar i8üy,nbsp;Opgeinaakt en overgelegd aaii den WelEdolen, Zeernbsp;Geleerden, Heer j, noDEt., door o- de 11000, Veearts van de iste klasse. .nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;• blz 177.

Waarnemingi'n omtrent jhet Milfvóur , Welke ziekte , in de jaren 1825 , 1816 en 1827, Tin de Provincienbsp;(rcUerlantl en iSoordSrahand heeft geheerscht. getrokken uit de verslagen , door de Commissie van Ge-'TlocskumUg Onderzoek eit ïoeverzigt der ecrstgeinehlenbsp;Provincie , gedaan aan Zipio Excellentie , den Heernbsp;Minister van Binnenlandsche Zaken, en volgens denbsp;mededeelingeu van de Vee-artsen i. b. é. uirsnERS,

blz. 2 12.

W' 11' MoNTEKs, ^cn N' Classen.

Waarneming omtrent de jlgenezing van de Mondklem (Trismus) , on staan door’ het J vallen van koude, hipnbsp;écii Paard, door i- w- A- hakt, Vee-arts der islenbsp;Klasse,-aan’sKijks Vee.aj-tseiii)lt;jcliool-nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;• blz- 264quot;

-ocr page 365-

INHOUD.

WHarmming omtvent de genezing éonor algSmeene liiaiTipverstiiving der spieren {Tiigiditas inusculoriimnbsp;S/iaa/ica, 1'etanus) , bij een Paard, ontstaan na hetnbsp;tcrugjrijven van een roosachtig uitslag aan den staart,nbsp;gojiuard m et doorloop. , •nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;blz. i3S.

Sclieikundlge ontleding van het gas, verkregen uit twee Runderen , welke aan opgeblazenheid leden Medegedeeld door L'r- p. j. i. de FhEMKRiJ, Hoogleeraarnbsp;in dlt;: Naluur-, Schei- en Artsenijmengkuude, aannbsp;’s Rijks Vee-artsenijschool.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;blz 5oo.

Over het zuiveren van besmette stallen, door middel der zoülstof-soda en zoutstof-kalk (Chlo/'uretum soiiae et calcis). .....nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;blz. 3o5.

. Korte inedcdoelingen on uittreksels. . nbsp;nbsp;nbsp;blz. 3og.

I. Watervrees bij eene koe. . nbsp;nbsp;nbsp;•'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;blz.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;3og.

i. Nieuwe wijze om Paarden te angliseren. blz. 3i3.

3. nbsp;nbsp;nbsp;Besmettelijkheid van het schurft-uitslag des Paards

Voor den mensch en andere dieren. . nbsp;nbsp;nbsp;blz. 3i4.

4. nbsp;nbsp;nbsp;Gebruik der Croton-Olic in de Vee-artsenij'

kunde. ....... nbsp;nbsp;nbsp;blz- 3i5.

5. nbsp;nbsp;nbsp;Over het ontstaan van bloedige' melk bij eene

Koe, door het eten van den Sevenbooin {Juniperus Haliiia)- .nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;, 'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;. blz. 3i6

6- nbsp;nbsp;nbsp;Nade'elige uitwerking, ontstaan door het voede

ren van ds tijdeloozcn (Colchicum jlutumnale), bij bet Kundvee. .nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;¦nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;•nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;•nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;•nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;. blz. 3i8.-

7- nbsp;nbsp;nbsp;Droukcniiiakendc uitwerking dor klaprozen op

^*tgt;t Rundv ee- . nbsp;nbsp;nbsp;•nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;•nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;' jnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;bik. 321,

-ocr page 366-

INHOUD.

8. Merkwaardige legennatuurlijke geboorte van CDii Schaap.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;blz. 343,

Verplaatsing en sterfgeval van Vee-artson. blz. 334.

Opgave van Vee-artsenijktinclige werken. ^ blz- 335.

YERBEtERlNGEN.

Op bladz. igS , regel i6, staat: endemie nbsp;nbsp;nbsp;enzoötief

InsgcUjk op bladzijde 207 , regel i5*

-ocr page 367-

I'l

rf


''ll


Daar de inrigting van dit Magazijn mede'bi'engt, dat in hetzelve de meest belangrijke zaken uitnbsp;Vreemde Vee-artsenijkundlge werken , hetzij tijdschriften of andere, zullen worden opgenomen,nbsp;is het mij voorgekomen , dat als nuttige hijdra»nbsp;gen hiertoe vooral in aanmerking kunnen komen de jaarlijksche berigten der werkzaamheden van de Fransche Vee-arlsenijscholen, tenbsp;¦^Ifort en Lijon, waarvan ik dus bij opvolgingnbsp;de zakelijke uittreksels zal mededeelen. Ik 'zalnbsp;mij evenwel, overeenkomstig het oogmerk vannbsp;dit tijdschrift, hoofdzakelijk bepalen tot de onderwerpen, welke van een' practischen aardnbsp;zijn, of die tot de uitoefenende deelen der Veeartsenijkunde in eene regtstreeksche betrekkingnbsp;staan.

Aangezien de proeven en waarnemingen , zoo door de beroemde Hoogleeraren aan de ge-®“elde Scholen, als door vele bekwame Finn-I- D. III. Sx.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;22

-ocr page 368-

335

sclie Vee-artsen , in de laatst verloopene jarcn gedaan, gcwigüge daadzaken , ter verrijking dernbsp;wetenschap, hebben opgeleverd, welke in onsnbsp;land weinig, althans niet algemeen, bekend zijn,nbsp;heb ik geoordeeld met derzelver mededeelingnbsp;een begin te moeten maken van af het jaarnbsp;1820 , vertrouwende, dat de inbond dezer vroegere stukken den beoefenaar der Vee artsenijkunde , die geene gelegenheid gehad heeft dezelve in de oorspronkelijke taal te lezen, nognbsp;allezins welkom zijn zal. Men vindt deze he-rigten in de Annales de VAculture Francaisenbsp;Tom. XVIII, en volgende deelen, terwijl ook,nbsp;sedert. 1824, dezelve hij verkorting zijn geplaatst in het Recueil de Medicine Vétérinaire,nbsp;Vermits sommige onderwerpen mij aanleidingnbsp;hebben gegeven, om aan dezelve, ter meerderenbsp;leerzaamheid, meer of minder uitvoerige aanmerkingen of uilhi’eidingen toe te voegen, heb iknbsp;dezelve doorloopend in den text ingelascht, tennbsp;einde de lezing niet telkens zou behoeven te worden afgebroken, gelijk zulks het geval is , wanneernbsp;de bijvoegselen onder of achter den hoofd-inhoudnbsp;.worden geplaatst. — De insluiting en ondertee-kening met de letter N. zullen het hijgevoegdenbsp;van het oorspronkelijke doen onderkennen.

-ocr page 369-

33r,

UITTREKSEL uit het VERSLACt der wkrkzAamheden aan de Vee-artsenijschool tbnbsp;ALFORT ^ OVER HET JAAR 1820-1821, VOOR

AAN DE GENOEMDE SCHOOL , OP DEN 28 OCTOBER

1821 , doo/ den Hoogleeraar GIRAIW,

DE ZOON.

Bij eenc vorige gelegenlieid heeft cle Hoogleeraar DDPUY aangedrongen op de noodzakelijkheid om het ruggemerg te openen hij ge-slorv^ie dieren, welk deel zulk eene gewigtlge rol speelt in de dierlijke huishouding. Mennbsp;kan over het gewigt dezes werktuigs oordeelen,nbsp;indien men de voorzorgen beschouwt , door denbsp;natuur in acht genomen, ten einde hetzelve tegen alle uitwendige heleedi'ging te beschermen ,nbsp;welke oogmerk zij op eene bewondering waardige w’ijze heeft bereikt.

’¦•1

iti

De Heer dopuy is, volgens deze overweging, er toegeleid , om, volgens eene zeer eenvoudigenbsp;wijze van bewerking, de wervel kolom van dennbsp;rug te openen bij R.underen, die aan de gevolgen der dolheid gestorven waren , waardoor hijnbsp;heeft bevonden, dat het ruggemerg zich weeknbsp;bevond, vloeibaar was en eene donker gelenbsp;kleur bezat, vooral op de plaats der laatstenbsp;verdikking of zwelling (rcnflement), waaruit de

22 «

-ocr page 370-

337

zenxxw bundels ontspx’uiten, welke zich door de acbtei'sle ledematen verspreiden; de bekleedse-len wai-en rood, opgespoten, bevattende ooknbsp;meer weiachtig vocht, dan in den natuurlijkennbsp;staat. Deze verschillende kleuren bleven zesnbsp;dagen lang bestaan, alhoewel men de weefselsnbsp;in het water had geworpen , en hetzelve meermalen had vernieuwd.

Bij een Paard, door dezelfde ziekte aangedaan , werd niets andei's waargenomen dan eene zeer aanmerkelijke weekheid omti'ent denbsp;derde en vierde vei’dikkingen des ruggemergs.nbsp;Ook bestond er eeue uitstorting of insijpeÜngnbsp;van een geelachtig vocht In de verdubbelingnbsp;van het dunne hersenvlies en het spinneweb-vlies, en txxsschen de verschillende draden dernbsp;zemixven , vóór derzelver uitgang uit het hardenbsp;hersenvlies.

De Heer ddpuy , Vée-arts van de eerste klasse {Medicin Vétérinaire) te Senlis, in het Departement d’Oise , heeft aan den Hoogleeraar verscheidene 'waarnemingen medegedeeld omti’entnbsp;eene zeer kennelijke weekwording van het rug.nbsp;gemerg op de hoogte van de vierde verdikking , bij Paarden , gestorven aan ziekten,nbsp;welke gepaard gingen met verschijnselen vannbsp;den zoogenaamden mnag-kollcr (vertige abdominal).

Ten einde de waarnemingen te vervolgen, betrekkelijk het gewigtig stelsel der zenuwen, worden de uitwerkingen aangewezen, gevolgd na het

-ocr page 371-

338

doorsnijden van versclilllende lakken der aange-zigts- en bovenkaaks-zenuwen {nerfs facial et sus-maxillaire),

1®. Het doorsnijden van al de onderjuk-beens-takken van de aangezigls-zenuw, aan der-zelver oorsprong, had het verlies van beweging der lippen en van de neus-vleugel ten gevolge ,nbsp;aan de zijde, daar de zenuwen waren afgesneden, terwijl deze deelen het gevoel behielden.

2°. Door al de draden van de boveukaaks-tak van het vijfde paar, bij haren uitgang door de opening van dezen naam , doortesnijden, ontstond er verlies van gevoel, met voortduring’vannbsp;het vermogen der beweging in dezelfde deelen.

Men is voornemens deze proeven op andere zenuwen te herhalen, ten einde te bepalen,nbsp;welke degene zijn, die voor de bewegingennbsp;dienen, en welke voor het gevoel bestemd zijn.

(Dit onderwerp behoort tot die, welke vooral in lateren tijd, de voorwerpen eener opzettelijke nasporing der ontleedkundigen hebben uitgemaakt, en het zijn de belangrijke proeven vannbsp;Bell , schaw , majendie , majo , eschricht en anderen , Welke , in dit opzigt, over de werkingnbsp;Van het zenuwgestel een geheel nieuw lichtnbsp;hebhen verspreid. Ten aanzien van de aange-zigts-zenuwen schijnt het, volgens de proefne-mingen der twee laatstgemelden en de daaruit afgeleide gevolgtrekkingen, genoegzaam uitgemaaktnbsp;fe zijn:

-ocr page 372-

3il9

1®. Dat bet 7'*® pcoar zeaiiwen gebeel dient voor de beweging van de spiei’en des aange-zigts. Ter weerszijde afgesiieden wordende ,nbsp;ondergaan zooveel de spieren, die tot de ademhaling dienen, bijv. van den neus, welke bij hetnbsp;hoesten , het niezen , het lagchen enz. innbsp;werking worden gebragt, die de gelaals-uitdruk-Idngen daarstellen, als de bewegende spieren dernbsp;lippen, verlamming, waarbij bet vermogen dernbsp;beweging ophoudt, terwijl het gevoel in denbsp;deelen blijft bestaan*

2“. Het S'*' paar zenuwen , hetwelk zich insgelijks door deze spieren verspreidt, dient om aan dezelve gevoel mede te deelen , zonder opnbsp;de beweegkracht invloed uitteoefenen. Worden deze zenuwen aan hunnen oorsprong afgesneden, zoo worden de deelen van gevoel beroofd , terwijl de beweging ongekrenkt blijft.

3®. Het gevoel , hetwelk het 7'^'’ paar zenuwen op zich zelf bezit, waardoor de dieren , bij het doorsnijden van dezelve , eenige pijnnbsp;ondervinden , — welke evenwel op ver na zoonbsp;sterk niet is, als de aandoening, welke zij tenbsp;kennen geven bij het doorsnijden van het 5'^nbsp;paar — ontleent hetzelve van deze laatstgenoemde zenuwen , of van de hals zenuwen ,nbsp;waarmede het in verbinding slaat. Van hier,nbsp;dat de gevoel-zeniiwcn doorgesneden wordende ,nbsp;het 7'*” paar daardoor voor allen indruk ongevoelig wordt. ESRiciir wil daarom dit paarnbsp;zenuwen , niet zonder grond , de bcvveegzeuuw

-ocr page 373-

a40

{nenus motorius faciei), — het 5^' paar hij uitsluiting de gevoel-zenuw des aangezigts (wer-vus sentions faciei) genoemd hebben.

4®. Hij toont verder aan , dat de bovenste tak van den ondei’kaakschen tak {rafnus superiornbsp;rami maxillaris inferioris s. rami tertii nervinbsp;quinti jjaris), welke tot dus ver voor een gedeelte van het vijfde paar werd gehouden, ennbsp;zich verspreidt in de slaapspler, de kaauwspier ,nbsp;de wangspler en vleugel-spieren, eene afzonderlijke zenuw uitmaakt, welke niet voor het gevoel maar voor de beweging der genoemde spieren dient. Dezelve ontstaat afgezonderd vannbsp;het vijfde paar uit de hersenen, maakt geennbsp;ganglion, gelijk dit, binnen den schedel, en haarnbsp;inwendige zelfstandigheid verschilt insgelijks vannbsp;hetzelve , zijnde de eerste witachtig , terwijl hetnbsp;vijfde paar meer roodachtig van klenr is. Zijnbsp;vereenigt zich wel met een tak van het vijfdenbsp;paar, — den ondersten tak namelijk van dennbsp;ondei’kaakschen tak (ramus itiferior rami maxillaris inferioris) — en hangt, daarmede bij dennbsp;uitgang door het eironde gat zeer stei’k te za-men , doch alleen om op deze wijze eigen gevoel te ontvangen, even als het V**® paar zulksnbsp;voor zich zelf van het S'*® paar verkrijgt. —nbsp;Hij oordeelt daarom , dat de bedoelde zenuwnbsp;de kaauw-zenuw (nervus masticatorius) dient tcnbsp;Worden genoemd, als bij uitsluiting aan de spieren voor de verrlgllng van het kaauwen toekomende.


' 1

-ocr page 374-

341

De voornaamste inhoud der schriften van de hierboven aaugehaalde Geleerden is te vinden innbsp;het Journal de physiologie van magendie, Tom.nbsp;I, II, en YI , als mede In bet zeer belangrijkenbsp;werkje van p. w. dund, physiologische Besultatenbsp;der J^ivisectioneti neuerer zeit, einer non dernbsp;Kopenhagener Universitcit gekrönte Preisschrift,nbsp;Kopenhage , 1825.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;K).

De Hoogleeraar dupuy herhaalde dit jaar de reeds lang ondernomene proeven over de afsnijding der long-maag-zenuwen, {fierfs pneumu-gastrigues) daaronder mede begrijpende de grootenbsp;tussclienrlbbige zenuwen {nerfs trisplanchniques,nbsp;nervus sytnjjatheticus ntagnus). Hij heeft denbsp;uitwerkingen van deze dooi'snijding op de stemnbsp;van het Paard naauwkeurig waargenomen , ennbsp;bevonden , dat dezelve een geluid ten gevolgenbsp;heeft, vrij gelijk aan dat, hetwelk men opmerktnbsp;bij zoodanige Paarden, die door de pijpendenbsp;dampigheid {Ie cornage, sifflement) zijn aangedaan. Deze proeven zijn medegedeeld in hetnbsp;Journal Géneral de Medicine, en bij bepaalt zichnbsp;thans slechts tot de opgave van twee daadzaken,nbsp;welke kunnen strekken ter bevestiging en naderenbsp;verldaring dezer oorzaken.

Het strotteidioofd van een Paard , hetwelk hem ter hand werd gesteld door boülev denbsp;jonge, Vee-ar!s te Parijs, vertoonde eene val-sche geleding, ter oorzake van eene breuk opnbsp;het middengedeelte van het linker spleetina-

-ocr page 375-

342

kende kraakbeen , zoodat bet bovenste gedeelte naar beneden gedrukt en tegen het tegenovergestelde kraakbeen gerigt was. De opening dernbsp;strolspleet bevond zich bijna gesloten , uitgezonderd aan den grond van bet ki’aakbeen desnbsp;slrotkleps. Het meest opmerkelijke , dat hierbijnbsp;plaats vond, was, dat dit gedeelte niet kon bewogen worden, dan bij de uitademing. Bij denbsp;inademing naderde hetzelve onmlddelijk de lipnbsp;van het tegenovergestelde spleetmakende kraakbeen. Dit Paard, daar het voor geen dienstnbsp;meer geschikt was , werd gedood, toen de adem-lialing ,• zelfs wanneer bet dier in rust was, metnbsp;een zeer hoorbaar geraas gepaard ging.

Bij eene koe , gedood om voor de ontleedkunde te dienen, welker ademhaling pijpende was, werd een gezwel waargenomen , hetwelknbsp;zich uitslrekte van de keel-openlng der neusgaten tot aan de gewrichts-vereeniging van dennbsp;eersten met d'en trveeden hals-wervel. Gelegennbsp;tusschen de groote armen van het tongbeen,nbsp;Was dit gezwel in tweeën verdeeld door eenenbsp;diepte , alwaar de long-maag zenuwen en denbsp;terugkeereiide zenuwen loopen , die gerekt werden door de bogt, welke dezelve verpllgt warennbsp;te beschrijven , om het aanmerkelijk zak gezwelnbsp;te omvatten , voor dat zij het strottenhoofd be-ïeikten.

De terugkeerende zenuwen zich , door de afsnijding der loug-maag-zenuwen en der groote tusschenribbige zenuwen, verlamd bevindende,


-ocr page 376-

343

zoo verliezen de verwijdende spieren der strot-opening derzelver beweging, terwijl de zamen-trekkende spieren, die nu geene legenwerkers {nntagonüten) meer hebben, de slrotspleet bestendig gesloten houden. Men heeft zich, doornbsp;naanwkeurige openingen van ondei’scheidenenbsp;Paarden , omtrent de verspreiding van de draden dezer zenuwen verzekerd, zooals dezelvenbsp;door MAGENDIE Is hcvouden.

(De verklaring, door den Hoogleeraar nüPuy, omtrent dit verschijnsel gegeven, berust op denbsp;verspreiding der strottenhoofds-zenuwen , zoonbsp;als deze door magendie {Mémoite sur ïepiglotte,nbsp;pag. 8, Physiologle, ïoni. I. p. 206), alsmedenbsp;door CLOQUET {Traité d'anatomie descriptive, Tom.nbsp;II. p. 622) v/ordt opgegeven. Volgens dezelvenbsp;verspreiden zich de takken der terugloopendenbsp;of onderste strottenhoofds-zenuwen door* denbsp;spieren , welke ter verwijding der strotsplectnbsp;dienen, en niet door die , welke deze opening sluj.nbsp;ten , die derzelver takken van dc bovenstenbsp;strottenhoofds-zenuwen ontvangen. Wordt nunbsp;de long-maag-zenuw afgesneden of aanmerkelijk gedrukt op de plaats boven den oorsprongnbsp;der terugkeerende zenuwen, of worden slechtsnbsp;deze afgesneden , zoo moet daarvan het gevolgnbsp;zijn , dat de verwijdende spieren in hare werking verlamd worden , terwijl de vernaauwendenbsp;spieren, daar zij den zenuw invloed der hersenen blijven behouden, de strot - opening ster«


-ocr page 377-

344

ker ctan gewoonlijk vernaauwen, hetwelk de indringing der lucht belet , en waardoor, bij denbsp;ademhaling, een meer of min hoorbaar geluid

ontstaat.

Vermits dit geluid genoegzaam overeenkomt met een zeker ongemak , waaraan het Paardnbsp;vooral onderhevig is , bekend onder den naamnbsp;van het blazen of van de pijpende dampigheid,nbsp;is het waarschijnlijk, dat de oorzaak van ditnbsp;gebrek veeltijds in eene belette verrigtlng dernbsp;long-maag-zenuw of der terugkeerende zenuwennbsp;kan gelegen zijn, hoewel ook andere werktul-gclijke beletselen, in het strottenhoofd of dernbsp;luchtwegen bestaande , daartoe aanleiding kunnen

geven.


Het blazen bestaat daarin, dat de ademhaling van een hoorbaar gedruis of een snorkend geluid vergezeld gaat, hetzij dat het Paard innbsp;rust is, of in beweging wordt gebragt , hetgeennbsp;meer algemeen het geval is. Voorts heeft zulksnbsp;in verschillende trappen plaats, naarmate hetnbsp;belelsel voor den toegang der lucht door hetnbsp;strottenhoofd aanmerkelijke!' of geringer is.

Hoewel het blazen in allen geval eene werktuigelijke verhindering in dit deel doet veronderstellen , zoo mogen wij niet onopgemerkt laten, dat de gemelde takverdeeling der bovenste en onderste strottenhoofds-zenuwen doornbsp;hüdolphi ontkend wordt, {Grundriss der Physio»nbsp;logie , zweiter Bana^ Erste ydbtheilung S. 374,nbsp;375). Integendeel stelt hij , dat zich inder-


-ocr page 378-

345

«Jaalt;l cle bovenste slrottenhoofds tak der stem-zenuw, door eenige kleinere takken, binnen het stroUenbpol'd , met den ondersten of lerug-loopeuden tak vereenigt, en dat beide zoo welnbsp;draden afgeven aan de sluitspieren als aan denbsp;vere’ijdende spieren. Hierdoor zou dus denbsp;grond, waarop de verklaring van düpdij rust,nbsp;vervallen, Indien het voldoende bewezen ware , dat de bedoelde vereeniging plaats bebbenbsp;tussclien zoodanige draden van de bovenste ennbsp;onderste strottenlioofds-zenuwen , die voor denbsp;beweging dezes deels dienen. Deze zenuwennbsp;intusschen van de long-maag-zenuw afkomstig ,nbsp;schijnen, even als deze hoofdzenuw, een ge-mengdeyi invloed uitteoefenen , en door bijzondere draden voor eeue vrijwillige beweging van denbsp;spieren des strottenboofds te dienen, terwijl zij,nbsp;door andere draden , gevoel aan dit deel medenbsp;deelen en in hetzelve onderhouden. Het komt ernbsp;dus voornamelijk op aan, tusschen welke dezernbsp;di’aden de vereeniging bestaat, welke door dennbsp;Heer kudolphi bedoeld wordt, daar, indien dezenbsp;alleen tusschen de draden plaats hcbbe, voor hetnbsp;gevoel bestemd, de gegrondheid der bovenstaandenbsp;redenering , onzes oordeels, niet wordt opgeheven.nbsp;(VergelijkLUND, Versucheubar die slimme, a.p.s.273).

Hoe dit zij , de uitstekende proeven van le OALLOis hebben mede voldoende geleerd, datnbsp;de drukking of afsnijding der. long-maag zenuwennbsp;boven den oorsprong der terugkeereude zenuwen uit dezelve , of van deze laaisten alleen ,

-ocr page 379-

346

een’ krampaelitigen toestand in de strotspleet teweegbrengt, Waardoor deze gelieel of gedeeltelijk gesloten , en de toegang der lucbt naar de longen aldus in gelijke evenrediglieid vei’min-derd of belet wordt, zoodat de dieren on-niiddelijk of later door verstikking sterven. Ditnbsp;blijkt vooral daaruit, dat bet slagaderlijke bloednbsp;een zwart aanzlen verkrijgt, gelijk aan bet aderlijke , terwijl de lucbt-pijpsuede , gelijktijdignbsp;met de afsnijding der zenuwen , of ook voornbsp;of kort na dezelve, in bet werk gesteld, de verstikking trager doet ontstaan , en bet blazendnbsp;geluid der adembaling doet ophouden , iels hetwelk door eene proef van dupuy , bij een Paardnbsp;genomen, bevestigd is {Recueil de Medicine Vétérinaire Tom. 11. p. 385. Zie ook de verderenbsp;waarnemingen van dit verslag omtrent een blazend Paard, dat op deze wijze drie jai’en in betnbsp;leven werd gehouden).

De proeven van le gallois hebben verder bewezen, dat hoewel jonge dieren, bijv. bonden veel langer aan den verstikkings-dood in bet algemeennbsp;Weerstand bieden dan volwassene , deze evenwelnbsp;de doorsnijding der long-maag-zenuwen langernbsp;overleven kunnen, dan de eersten, daar bij bevonden heeft, dat dezelve binnen een halfuur nanbsp;dezelve stierven, terwijl de oudere ëe'n , twee,nbsp;of meerdere dagen in het leven bleven, ja datnbsp;honden, die de afsnijding der terugloopende zenuwen drie maanden overleven, daaraan nietnbsp;sterven. Jonge katten, aan deze proef onder-

-ocr page 380-

u:

worpen , leefden niet zoo lang als jonge honden ; de eersten leden meer en stierven spoediger, als dezelve tot beweging werden genoodzaakt. — Omtrent konijnen en het rat-konijn {cavia porcellus) had hetzelfde plaats. Denbsp;eersten worden daarbij altijd meer aangedaannbsp;dan de laatsten. Een konijn, dat eene maandnbsp;oiid is, lijdt altijd sterker dan een rat-konljnnbsp;van drie maanden.

De oorzaak van dit verschil, ten aanzien der dieren en van den ouderdom, wordt afgeleid uitnbsp;de verschillende grootte der stemspleet, welke naarnbsp;de onderscheidene dieren verandert, en met dennbsp;ouderdom toeneemt. Hetgevaarvan de doorsnijdingnbsp;der genoemde zenuwen neemt in evenredigheidnbsp;af, zoodat honden en katten dezelve eenige ui’ennbsp;overleven kunnen , als zij den ouderdom van 14nbsp;dagen bereikt hebben. — Van de waarheid ^nbsp;dat hier een wezenlijke verstikkings-dood plaatsnbsp;heeft, overtuigde le gallois zich nader , doornbsp;het strottenhoofd te ontblooten, bij konijnennbsp;en honden. In den natuurlijken staat was denbsp;strotspleet langwerpig rond. Zoodra de ademhaling slechts .eenigermate gehinderd werd, verwijdde dezelve zich bij de inademing, en troknbsp;zich bij de uitademing te zamen. Werden nunbsp;de terugloopende zenuwen doorgesneden, zoonbsp;sloot zich de stem-opening bij jonge konijnennbsp;bijna volkomen toe, en bij jonge honden zoodanig, dat men zelfs niet in staat was, doornbsp;middel eener spuit, door eene opening in de

-ocr page 381-

348

luchtpijp gebragt, lucht in te zuigen, terwijl de uitademing integendeel niet verhinderd werd.

Volgt de dood niet -spoedig na de afsnijding d(ir meergemelde zenuwen en onder duidelijkenbsp;toevallen van verstikking, maar een’ langen tijdnbsp;daarna, en~ onder zwakke en eerst tegen hetnbsp;laatst aanmerkelijk toenemende teekenen van verstikking, zoo heeft de lucht wel een vrijen toegang tot de longen behouden, en de doodnbsp;schijnt dan meer op eene mlddelijke wijze tenbsp;worden veroorzaakt, doordien de longen nunbsp;aanmerkelijk worden uitgezet en met vochtennbsp;opgevuld, waardoor de onmiddelijke aanrakingnbsp;der lucht met de vaatwanden verhinderd wordt,nbsp;terwijl ook eene wezenlijke verzwakking van hetnbsp;vermogen der longen, om de zuüi’stof' der |uchtnbsp;op te nemen, zal mogen worden aangenomen.

Ik heb geoordeeld deze zaken , in zoo ver dezelve kunnen gerekend worden te behoorennbsp;tot het onderwerp , w'aarover in dit verslag melding wordt gemaakt, ter meerdere opheldering,nbsp;hierbij té mogen voegen. Men vindt dit stuknbsp;meer breedvoerig behandeld in het reeds genoemde werkje van p. w. lukd, s. 222 enverv.,nbsp;^rt, C- die function des Athemholens. — Voortsnbsp;in het berigt der Vee-artsenijschool te Alfort: surnbsp;les causes du cornage, door den Hoogleeraarnbsp;dupdy , in het Recueil de Medicine Vétérinaire.

De medegedeelde proeven verspreiden voorzeker een belangrijk licht over den aard en de algemeene ongencesbaarheid van het gebrek des

'Ml

' i’l

' gt; tl

;ri|

'c: ,’l

’:i|

- i|

-ocr page 382-

349

Paards, bekend onder den naam van bet blazen Hetzelve, kan, zooals wij reeds hebben aangemerkt, uit verschillende oorzaken ontslaan ,nbsp;die meest op eene werktulgeli)bewijze het strottenhoofd drukken , de strotspleet of ook de luchtpijp of de hronchiën vernaauwen, als opgezettenbsp;lijmphatieke klieren, verharding der schildklier,nbsp;beursgezwellen, verdikking van het hekleedendnbsp;vlies des strottenhoofds na voorafgegane ontsiering, enz., waardoor de vrije toegang der luchtnbsp;tot de longen belet wordt, en de ademhalingnbsp;ongeregeld geschieden moet. Eene buitengewone naauwheld der neusholligheden, hij eenenbsp;te sterke smalheid of platheid van den kop,nbsp;schijnt daartoe ook somwijlen aanleiding tenbsp;kunnen geven. Doch zeer dikwijls bestaat ditnbsp;ongemak zonder eene zigtbare tegennatuui-lijkenbsp;gesteldheid in de luchtwegen of eenige afwijking in de vorming van het Hgchaam des Paards.nbsp;Algemeen weerstaat hetzelve alle, zelfs de meestnbsp;vermogende, middelen der kunst. — Ik althansnbsp;heb tegen hetzelve , tot dus ver , even als anderen , alles vruchteloos beproefd. Zelfs hetnbsp;brandijzer of punt-vuur op het strottenhoofdnbsp;en langs den hals over de luchtpijp aangewend,nbsp;heeft ons, in meer dan een geval, aan de Veeartsenijschool alhier , als het laatste beproevlngs-mlddel aangewend, zoowel als te Alfort iJleoueilnbsp;tie Medicine Vétérinaire, Tom. 11. p. 383), allennbsp;dienst ontzegd.

Dat het blazen dikwijls uit den dijnamischen

-ocr page 383-

350

invloed, namelijk door de belette werking der long-maag-zenuw op bet strottenhoofd, en eenenbsp;daardoor veroorzaakte krampachtige vernaauwingnbsp;der strot spleet wordt voortgebragt, daarvannbsp;hebben wij ons,zoo ik meen , op waarschijnlijkenbsp;gronden, onlangs nader mogen overtuigen, doornbsp;de volgende waarneming.

Een vierjarig Paard had door een slag of andere uitwendige oorzaak aan het midden vannbsp;den hals cene zware kneuzing ontvangen , waarin zoowel de luchtpijp als de omliggende spierachtige deelen begrepen waren. Terwijl denbsp;zwelling en spanning aanmerkelijk toenamen, begon het onder de beweging, meer ennbsp;meer te blazen, en daarbij zoo kortademig tenbsp;worden, dat het dreigde neder te storten, wanneer de beweging eenlgzlns sterk werd voox-t-gezet. Reeds op een aanmerkelijken afstand konnbsp;het gedruis van het blazen worden gehoord.nbsp;Zulks duurde twee of drie weken onveranderdnbsp;voort, totdat de zwelling en spanning aan denbsp;heleedlgde plaats van den hals afnamen, wanneer, tot onze verwondering, het blazen zoowelnbsp;als de kortademigheid, gelijktijdig verminderden , en spoedig geheel verdwenen. — Zalnbsp;men niet mogen vaststellen, dat als oorzaaknbsp;dezer verschijnselen hier eene drukking op denbsp;long-maag-zenuw, door het bestaande gezwel,nbsp;hehbe plaats gehad ? Dat deze zenuw niet innbsp;de kneuzing zelve deelde, schijnt daaruit tenbsp;moeten worden besloten, dat het blazen niet

I. D. III. St. nbsp;nbsp;nbsp;23

-ocr page 384-

351

van het begin, dat dezelve was toegebvagt, bestond, maar eerst later werd waargenomen, toen de, zwelling sterker werd. — D,at voornbsp;het overige de kneuzing dezer zenuw zelvenbsp;soortgelijke verschijnselen zon kunnen te weegnbsp;brengen , laat zich gemakkelijk aannemen. N.)

De Heer lAsseigne heeft een vergelijkend onderzoek in het werk gesteld van het aderlijke en slagaderlijke bloed van een Paard, gestorven op den vierden dag, nadat de proevennbsp;van de afsnijding der long-maag-zenuwen ennbsp;g^roote tusschenribbige zenuwen genomen waren,nbsp;(zijnde de ademhaling middelerwijl onderhondennbsp;geworden door eene opening, in de luchtpijpnbsp;gemaakt,) hetwelk de volgende uitkomsten opleverde :

Het bloed uit de halsader gaf eene stoffe van een schijnbaar vezelachtigen aard, welke ,nbsp;na verloop van twaalf uren, geheel werd opgelost in overgehaald water. Het verdient opgemerkt te worden, dat deze hoedanigheidnbsp;eigen is aan de eiwitstof. Het slagaderlijkenbsp;hloed integendeel verschafte volkomene en oplosbare vezelstof (fibrine), welke al de overigenbsp;eigenschappen dezer dierlijke zelfstandigheid bezat.

Deze uitkomst, welke men volstrekt niet verwacht had, schijnt te bewijzen, dat het bloed vatbaar is om te worden veranderd in zoodanige ziekten , ;V??arblj de verrlgllngen der adem-halins zijn opgehouden*

-ocr page 385-

352

(Mea zal ten aanzien dezer proef in aanmerking Lehooren te nemen, dat de ademhaling door de opening iii de luchtpijp was onderhouden , waardoor de lucht toegang tot denbsp;longen behouden had, — In hoe ver de dood »nbsp;na het doorsnijden van de hierboven gemeldenbsp;zenuwen j een onmlddelijk gevolg zij van hetnbsp;ophouden der werktulgelijke ademhaling , ofnbsp;van de scheikundige verandering {chemisnim)nbsp;des bloeds, of van andere, meer verwijderde,nbsp;oorzaken, hier o mti’ent vindt men de voornaamstenbsp;proeven en daaruit afgeleide gevolgtrekkingen bijnbsp;een verzameld in het aangehaalde werk vannbsp;LUND; C. Die abhdtigigkeit des respirations-che-mismus von dem Nervensystem s. 228. Men vergelijke ook de nadere proeven van den Hoog-leeraar düpoy hieromtrent genomen, medegedeeld in het Journal pratique de Médecine p^é-téfinaire, Juillet 1827, waaruit duidelijk blijkt,nbsp;dat de hoeveelheid vezelstof in het bloed vermindert, naarmate de verrigting der ademhaling , na de doorsnijding der long-niaag-zenuwen , zwakker wordt,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;N.)

Dezelfde Hoogleeraar de hals-zenuw-knoopen Van het Paard, door eene eenvoudige handgreepnbsp;en zonder veel pijn te veroorzaken , hebbendenbsp;uitgenomen, gaven de dieren, gedurende eeni»nbsp;gen tijd , dat dezelve in het leven werden gehouden , weinige verschijnselen van aanbelangnbsp;te kennen, dan alleen èene zwelling der ach-

23»

-ocr page 386-

353

terste ledematen en van den balzak, vergezeld van eene vurigheid op de huid, niet ongelijknbsp;aan het schurft-uitslag.

Deze uitkomsten, zoo zeer verschillende van die, welke door de physiologisten worden op*nbsp;gegeven, hebbenden Heer dupüy bepaald, omnbsp;den Heer lasseigne in de gelegenheid te stellennbsp;de zeimw-knoopen te onderzoeken, zijnde werktuigen , welker verrigtingen men nog weinignbsp;kent. Deze scheikundige heeft bewezen, dat denbsp;zelfstandigheid, waaruit dezelve bestaan, denbsp;grootste overeenkomst heeft met de vezelstof,nbsp;en dat zij al de eigenschappen bezit van dezenbsp;dierlijke stof, zoo als berzelics zulks heeftnbsp;aangetoond in zijne nasporingen omtrent denbsp;organische zelfstandigheden.

(Volgens het onderzoek van den Heer las-SEiGtJE worden de volgende zelfstandigheden als de zamenstellende deelen der hals-zenuw-knoopennbsp;van het Paard opgegeven:

1°. Vezelstof voor het grootste gedeelte;

2,“. Vaste eiwitstof, in eene geringe hoeveeh heid;

8°. Oplosbare eiwitstof;

4®. Bewijzen van eene vetstof;

5“. Phosphoorzure en koolstofzure kalk, magendie , Journal de Fhysiologie , T. 1. p.

302. nbsp;nbsp;nbsp;N.)

De Hoogleeraar dupuy heeft ook aan den

-ocr page 387-

354

lieer lasseigne de gelegenlieid verschaft tot het onderzoek der zwarte gezwellen {tumeurs noirs)\,nbsp;welke ontstaan in het celweefsel bij sommigenbsp;grijze Paarden. Hij heeft bevonden, dat denbsp;zellstandigheid, waaruit dezelve waren zamen-gesteld, bijna geheel overeenkomt met geronnennbsp;bloed, welks kleurend gedeelte veranderd is.nbsp;Deze gezwellen worden door hen, die over denbsp;ontleedkundige ziektekunde hebben geschreven ,nbsp;onderscheiden door den naam van melanosis.

(Voor hen, die met den aard van dit bijzonder ongemak niet bekend zijn , zal het niet ondienstig wezen hier kortelijk eenige hoofdzaken betrekkelijk hetzelve mede te deelen.

De zwarte gezwellen {melanosis, melaroides, tumeurs mélaniques, dégénération noire, cancernbsp;mclané) is eene ziekte, welke zich vestigt innbsp;het celweefsel, in de huid, als ook in de paren-ehymateuse ingewanden, bestaande in knobbelsnbsp;van eene meer of minder aanmerkelijke grootte ,nbsp;welke eene zwarte stof bevatten, niet ongelijknbsp;aan pik of chinesche inkt. — Dezelve komennbsp;het meest bij het Paard voor, en zijn hetnbsp;gemeenzaamst aan Paarden van wit of graauwnbsp;haar, — Intusschen bestaan er vele voorbeeldennbsp;dezer ziekte bij den mensch, en is dezelve medenbsp;hij sommige andere zoogdieren , als bij honden,nbsp;konijnen , en ook bij vogelen waargenomen.

Bij het Paard ontstaan de zwarte gezwellen doorgaans rondom den aars en onder den staart.

-ocr page 388-

355

van waar zij zich uilbreiden tot de ballen en de schacht. Ook komen dezelve bij merrien innbsp;de schede en aan de uijers voor, en wel meermalen zoo menigvuldig, dat de veulens beletnbsp;worden aan dezelve te zuigen ; voorts ook aannbsp;den inwendigen ooghoek, in welk geval de traan-heuvel eene zwarte kleur en de grootte eenernbsp;gewone noot verkrijgt.

In den beginne hebben de knobbels doorgaans deze uitgebreidheid-, doch zij nemen bestendignbsp;in omvang toe , gaan somwijlen tot verelteringnbsp;over, en geven een’ tamelijk dikken etter, dienbsp;zwart is, niet ongelijk aan wagensmeer’. —nbsp;Ook over het ligchaam, onder de huid , als aannbsp;de wortels der ooren, in de liezen , en okselsnbsp;enz. worden dezelve waargenomen. Zij verkrijgen hier meermalen de dikte van een kalkoenei. Binnen het ligchaam, zoo wel rondom als innbsp;de zelfstandigheid der ingewanden, de spierennbsp;en klieren, in de wanden van het hart , in denbsp;longen, het borstvlies, de milt, de alvlcesch-lilier, bovenal in de holligheid van het bekkennbsp;ontwikkelen zich nog grootere gezwellen, zoo-dat men er bevonden beeft van meerdere , ja vannbsp;36, ponden, na aftrek van eene menigte kleinere, welke door alle organen verspreid waren. De meeste en zwaarste gezwellen worden altijd waargenomen in den omtrek vannbsp;den aars en de teeldeelen.

De gemelde gezwellen' beginnen algemeen ie verschijnen op den ouderdom van twee of drie

-ocr page 389-

356

jarea. Dezelve komen ook wel Lij oudere Paarden voor, en zelfs op den leeftijd van 15 tot 18 jaren, maar als dan zijn zij niet zoo na-deelig en blijven kleiner..

Dit ongemak schijnt geheel erfelijk te zijn; althans vinden wij door gohier, Mémoires etnbsp;Observations sur la Chirurgie et la Médecinenbsp;F'étérinaireé 1 Tom. I, p. 327. aangeteekend, datnbsp;een tweejarige witte Dek-hengst, welke doornbsp;de zwarte knobbels werd aangedaan, vervolgensnbsp;aan al de veulens, zoowel mannelijke als vrouwelijke , door denzelven voortgebragt en dienbsp;hetzelfde haar hadden als de vader , dezenbsp;kwaal, in een’ meerdei-en of minderen trap, mededeelde. Men dient dus nimmer zulke Paarden tot de voortteling aan te houden: hoewelnbsp;men wil opgemerkt hebben , dat hetzelve geennbsp;nadeeligen Invloed op de vruchtbaarheid heeft,nbsp;welke er bij de merrien eerder door versterktnbsp;dan verminderd zoude worden. Ook blijvennbsp;de Paarden nog somwijlen voor den arbeid geschikt , en schijnen bij dit ongemak lang denbsp;krachten te behouden.

Besmettelijk schijnt hetzelve, voor het overige , niet te zijn , daar men de inenting met de sloffe uit de knobbels aan andere Paardennbsp;van onderscheidene kleuren, ook aan Ezels , Vossen en Honden hééft beproefd, doch zondernbsp;eenig gevolg. Even min heeft men gezien , datnbsp;de ziekte zich heeft medegedeeld aan hengsten,nbsp;die merrien dokten , welker scheden door zwe-,nbsp;rende knobbels bezet waren.

-ocr page 390-

357

Volgens een scheikundig onderzoek , door socQUET in het werk gesteld (zie gouieh, a. p.nbsp;p. 333) bezit de asch dezer wratten meer dannbsp;eene drie dubbele hoeveelheid phosphoorzurenbsp;kalk en een weinig ijzer, voorts eene zwartenbsp;kleurstof, welke eene bijzondere ontbinding vannbsp;koolstof in een dierlijk vocht schijnt te zijn ,nbsp;die zich niet laat scheiden, en in alcohol onoplosbaar is.

Volgens het onderzoek van den Heer lassei-GNE bestaat de stof uit de zwarte knobbels uit de volgende beginselen:

1“. Uit eene vezelachtige en gekleurde stofFe;

2°. Uit eene zwartachtige kleurstof, welke oplosbaar is in verdund zwavelzuur, innbsp;eene oplossing van onderkoolstofzure soda,nbsp;welke aan dezelve eene roode kleur mededeelt ;

3quot;. Uit eene geringe hoeveelheid eiwitstof;

4“. Uit zeezoutzure soda, onderkoolstofzure soda , phosphoorzure kalk en ijzer-oxijde.

Het onderzoek omtrent deze stoffe uit de zwarte knobbels bij den mensch heeft soortgelijke uitkomsten opgeleverd.

De ziekte schijnt tot dus ver bijna niet voor genezing vatbaar. Men kan er weinig meer aan doen, dan door het wegnemen der zwaarstenbsp;gezwellen, die sommige verrigtlngen beletten ,nbsp;als de ontlasting der drekstolFen en der pis,nbsp;of in zoo ver dezelve, aan de uijers zittende^nbsp;het zogen verhinderen, daaraan eene palliatieve

-ocr page 391-

358

verLelerIng toe te brengen, — Ontbindende middelen , als de kwik- en spiesglans*middelen, ennbsp;de gevlakte scheerling, zijn niet in staat denbsp;zwaï’te gezwellen tot oplossing te brengen, ofschoon het laatste middel niet zonder eenlgenbsp;vrucht, zoo uitwendig als ook inwendig, schijntnbsp;beproefd te zijn.

Met het meeste voordeel is nog het zwavelzuur door GAspARiN {Sur la cure palliative des mólaroides des chevaux; zie Compte rendu desnbsp;travaux de la Societé Royale etc. de Lyon, pen^nbsp;dant Ie cours de 1818 par m. grognier) aangewend. Hij merkte namelijk op, dat het ontstaan der zwarte stof belet werd door de dampen van brandende zwavel. Hij beproefde ditnbsp;middel en bevond, dat de hei’haalde beroo-klngen eene zeer voordeelige uitwerking hadden,nbsp;en wel bij een Paard, bij hetwelk zich grootenbsp;zwerende knobbels rondom den aars bevonden ,nbsp;terwijl de staart door dezelve was aangevreten.nbsp;Bij het gebruik des middels werd de sluitspiernbsp;van den anus slapper; de afgang ging gemakke-lijker, en nadat, gedurende veertien dagen, tweenbsp;malen daags, de gezegde berookingen warennbsp;aangewend, werden de gezwellen met een lik-teeken bedekt, en zelfs de zweren aan dennbsp;staart genezen.

Volgens ERDE1.IJI, {Zoophysiolog ie ,^ien, 18^0. s. 263.) zou men kunnen beproeven of niet denbsp;chlore (het ovei’gezuurde zeezout-zuur) dezelfdenbsp;of eene nog betere uitwerking op dit ongemak

-ocr page 392-

359

zpu doen , daar het de huid ran zwarte men-schen bleeker maakt.

Wij hebben slechts deze korte mededeelingen hier kunnen geven omtrent deze bijzonderenbsp;ziekte, en moeten den lezer verder tot de oorspronkelijke schrijvers verwijzen, waaronder wijnbsp;als de voornaamslen mogen noemen: brechet,nbsp;Considerations sur une alteration organique, ap-pelée dégéneration noire ^ mélanose , cancer mé-lané etc. Paris 1B21. Ook in het Journ. denbsp;Physiologic van magendie, Tom.Lp. 854; hürtrelnbsp;p’arboval , Notice sur la Mélanose, considerée dansnbsp;Ie chéval; Bulletin de la Societé med. d’émula-tioH , Mal et Juin 1825; Dictionnairc de Médecinenbsp;et de Chirurgie P'étörinaires, op het woordnbsp;Mélanose; c. A. noacii, Commentatio F^eteri-nario-Medica de Melanosi f cum in hominibusnbsp;turn in equis obveniente, cum III tabulis aeneis.nbsp;Lipsiae et Paris. 1826. In dit werk vindt men genoegzaam alles in het kort bijeen verzameld , watnbsp;tot dus ver over deze ziekte, zoo als dezelvenbsp;bij den mensch en onderscheidene dieren, in verschillende vormen, voorkomt, geschreven is,nbsp;terwijl de gezwellen door duidelijke afbeeldingen worden voorgesteld.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;N.)

Dezelfde scheikundige heeft op nieuw de slolTe onderzocht, voortkomende uit de longen vannbsp;eene koe, gestorven ten gevolge der knobbelachtige tering, gewoonlijk la pommelière genaamd.nbsp;Hij heeft bevonden, dat deze geelachlige, dikke

-ocr page 393-

380

en korrelachtige zelfstandigheid is te zamengesteld uit eene groote hoeveelheid eiwitstof, uit eenenbsp;vetachtige stoffe, en uit eene grootere evenredigheid van phosphoorzure kalk, dan die,nbsp;welke in de beenderen gevonden wordt, en uitnbsp;een weinig minder koolstofzure kalk.

De Heer dupuy deelt deze nieuwe ontleding mede met oogmerk, om aan te toonen, dat denbsp;nedergezette stoffe der knobbels bestendig is tenbsp;zamengesteld uit eene zelfstandigheid, eenigermalenbsp;overeenkomende met die der beenderen.

Hij beeft getracht door proefnemingen de hoeveelheid dampki-ingslucht te bepalen, welkenbsp;er vereischt wordt, om in de halsader van eennbsp;Paard te worden gebragt, ten einde den doodnbsp;te veroorzaken.

De eerste proef is genomen op een Paard van ongeveer twintig jaren oud; er moest eennbsp;litre en zeventig centilitres (1 kan en 70 vin-gcrhoèden) lucht in de ader worden gebragt,

De tweede proef geschiedde aan een Paard van twaalf jaren ; de dood volgde na het inbrengen van vier litres en vijf en twintig centilitresnbsp;(4 kannen en 25 vingerhoeden') lucht.

De derde proef had plaats bij een Paard, insgelijks twaalf jaren oud , hetwelk stierf doornbsp;de inbrenglng van vijf litres en tien centilitresnbsp;(6 kannen en 10 vingerhoeden) lucht.

Eindelijk bragt men in de halsader van een vierde Paai'd zes litres en. tachtig centilitresnbsp;(6 kannen en 80 vingerhoeden) lucht.

-ocr page 394-

361

Rij dit laatste Paard, zijnde in een hoogen trap dampig, nam men, bij de opening, waar,nbsp;dat het bloed in de linker holligheden van hetnbsp;hart rood en schuimende was, terwijl men zulksnbsp;bij de O’Verige Paarden , die aan de proefnemingnbsp;waren onderworpen, doch welke niet- doornbsp;dampigheid waren aangedaan, alleen in de regternbsp;holligheden vond. Zou men hieruit welligtnbsp;mogen besluiten, dat de longen der dampigenbsp;Paarden een meer vrijen doorgang verleenennbsp;aan de dampkringslucht, welke in de aderennbsp;wordt gestort?

Behalve deze veranderingen, heeft men de lymphatieke buis, de regter arm-hoofdtak ennbsp;de lymphatieke vaten van het hart en der longen bevonden sterk opgevuld te zijn met eennbsp;geelachtig en doorschijnend weivocht. Misschiennbsp;zou het mogelijk zijn eene dergelijke proefneming te bezigen, om dit belangrijk stelsel vannbsp;werktuigen te onderzoeken, waaromtrent flak-DBiN de vader, Hoogleeraar aan deze school,nbsp;talrijke proeven heeft in het werk gesteld, dienbsp;hem hebben geleid tot het daarslellen eenernbsp;nieuwe theorie, welke nieuwere waarnemingennbsp;schijnen te bevestigen.

De Heer düpuy , in den loop van dit jaar, bij de opening van onderscheidene Paarden , bevonden hebbende, dat de maag gescheurd was in de groote bogt en in de nabij,nbsp;heid van den uitgang, heeft proeven genomen,nbsp;ten einde zich dit verschijnsel te verklaren,

-ocr page 395-

362

waaromtrent hij reeds een groot getal van waarnemingen heeft bijeen verzameld.

De proefneming bestaat daarin , dat men in de huid en de buikspieren, nabij en ter zijdenbsp;van het zwaardwljze kraakbeen, eene insnijdingnbsp;maakt, groot genoeg, om er den arm door tenbsp;voeren. Men brengt de hand tusschen het middenrif en de lever , zoodanig dat men de opening van den regter pilaar kan herkennen;nbsp;men gevoelt alsdan, door er de vingeren innbsp;te plaatsen , eene zeer sterke drukking, welkenbsp;nog veel aanmerkelijker wordt, indien men viernbsp;grammen braakwijnsteen in de hals-ader brengt;nbsp;deze drukking, welke de slikbuis gevoelt, in hetnbsp;midden van den regter pilaar doorloopende,nbsp;schijnt de voorname oorzaak te zijn van denbsp;onmogelijkheid , waarin het Paard verkeert vannbsp;te kunnen braken. — De verhandeling, welkenbsp;hij over dit onderwerp voorgelezen heeft, innbsp;de Koninklijke Academie der Geneeskunde, isnbsp;gedrukt in het Journal de Physiologic van ma-GENDiE, Tom. I. p. 333, waarhenen hij verwijst,nbsp;ten einde de bijzonderheden, hiertoe behoo-rende, meer uitvoerig te vernemen.

(De waarnemingen, welke door den Heer DupuY, in het gemelde tijdschrift, worden medegedeeld , bewijzen dat de maagbersting bij hetnbsp;Paard bestendig op dezelfde wijze plaats vindt,nbsp;gelijk hier vermeld wordt, namelijk in de grootenbsp;bogt en nabij den poortier.

-ocr page 396-

363

De schem’ing dezes ingewands komt menigvuldig bij bet Paard voor, zeldzaam bij de overige huisdieren, zoodat ddpuy zegt dezelvenbsp;bij deze nimmer te hebben waargenomen. Denbsp;maagbersting wordt bij het Paard algemeen veroorzaakt door eene te sterke opvulling van denbsp;maag zelve, vooral door graan-voeder, hetwelk,nbsp;door deszelfs zwelling , dit deel onmatig doetnbsp;uitzetten. Dikwijls neemt men ook bij hetnbsp;Paard verscKeuring van den karteldarm waar, ianbsp;de lever- en middenrif-bogteii, en deze zoowelnbsp;als de maag-bersting gaan niet zelden gepaardnbsp;met eene scheuring in het midden van hetnbsp;peesachtig , en vooral van het spierachtignbsp;gedeelte des middenrifs , hetwelk aan hetnbsp;borstbeen gehecht Is. Meermalen gaan deze verscheuringen vergezeld van eene hevige ontstekingnbsp;van het inwendige vlies van het hart, van denbsp;groote slagader, van de achterste holle ader, ennbsp;van de slagaderen en aderen der longen. Mennbsp;vindt ook een roodachtig vocht, in eene vrijnbsp;aanzienlijke hoeveelheid, uitgestort in het har-te-zakje , en het spierachtig weefsel van het hartnbsp;is bleek en verweekt.

Bij de verscheuring der maag wordt algemeen bevonden, dat dezelve het aanzienlijkst plaatsnbsp;vindt in het buitenste vlies, hetwelk van hetnbsp;buikvlies afkomstig is, terwijl de scheur in dennbsp;vleesch-rok kleiner en In het binnenste of slijmvlies het minst aanmerkelijk is. De vaste voe-derstoffen wórden dan doorgaans in het net

-ocr page 397-

364

uifgestort , of ook in den bnik, ia welken dezelve ^zicli verspreiden tot op den bodem van het bekken; zelfs dringen de stoffen, vooralnbsp;de vloeibai’e, tot in den schederok door, waardoor het aanzien van eene breuk ontstaat.

Welke zijn de redenen , dat de maagbersting zoo menigvuldig bij het Paard ontstaat? Dezenbsp;zijn in de volgende omstandigheden te zoeken.nbsp;Vooreerst in de evenredige kleinheid der maagnbsp;bij dit dier, als bevattende algemeen slechtsnbsp;dertien kannen {litres') water , waardoor dit deel,nbsp;na het binnen zwelgen van eene eenlgzlns tenbsp;groote hoeveelheid voedsel, inzonderheid vannbsp;zoodanige voedei-s, welke zich bij de verwee-klng in de maag sterk uitzetten , gelijk koorn-voeder, aan sterke opspanning blootstaat; tennbsp;tweede, In het onvermogen des Paai’ds, om doornbsp;braking de maag van de bevatte stoffen te kunnen ontledigen. Er bestaan wel meerdere waar-nemlngep, dat men het Paard als ook den Ezel,nbsp;zonder nadeellge gevolgen , heeft zien brakennbsp;{Mé7noire sur Ie vomissement centre nature dansnbsp;les Herbivores Domestiques, J. girard , Traiténbsp;eïAnatomie Vétérinaire^ Tom. I.; Observationsnbsp;Sur les vomissemens chez les Solipêdes , par Mt-«JUEL , Journal Pratique de Médecine Vétérinaire,nbsp;Mei 1826, p. 206), dan zplks schijnt niet andersnbsp;dan onder bijzondere omkandigheden, bijv. vannbsp;cenen verslapten toestand van den maagmond,nbsp;{oardia) te kunnen plaats vinden. Men heeft ooknbsp;lgt;evonden, dat de slikbuis eene zakvormige ver-

-ocr page 398-

365

wijding kan ondergaan in een gedeelte van hare uitgestrektheid, waarin zich dan voederstofTen,nbsp;Lij de doorzwelging , verzamelen , welke daaruitnbsp;meermalen naar boven ontlast worden. Daarnbsp;de stoffen, in dit geval, eenige verandering ondergaan hebben, geeft zulks het aanzien, alsofnbsp;dezelve inderdaad uit de maag zelve komen,

hetgeen evenwel geenzins het geval Is. De oorzaak van

deze ongeschiktheid

om de

Sloffen uit de maag naar boven te kunnen ontlasten, moge nu voornamelijk mede in de hierboven vei’melde drukking gelegen zijn , welke de aanmerkelijke spierbundels , die zich totnbsp;eene en dezelfde pees begeven en het regternbsp;been des middenrifs daarstellen, op de slikbuisnbsp;uitoefenen , dezelve zal niet als de eenige mogen beschouwd worden, welke het onvermogennbsp;om te braken bij het Paard daarstelt. Hier komen mede in aanmerking de schuinsche inplanting der slikbuis in de maag zelve, het ongemeen sterke vliezige zamenstel en de bijzonderenbsp;inrlgtlng van deze buis, ter plaats, daar zij innbsp;de maag overgaat. Inwendig is de slokdarm alhier van zwaï’e plooljen voorzien, welke zichnbsp;eenigermate spiraalswijze zoodanig te zamennbsp;vouwen, dat zij den ingang der maag even alsnbsp;een klapvlies sluiten, waarbij wel de toegangnbsp;des voedsels tot dezelve veroorloofd, doch denbsp;teruggang onmogelijk wordt gemaakt, als kunnende de kracht dezer sluiting door de pogingen tot blaken niet worden overwonnen. Men

-ocr page 399-

368

kan zich hiervan nader, door de volgende proef.-neming, overtuigen, welke door bertin , haller , en boüugelat in het werk gesteld en door onsnbsp;meer dan eens herhaald is. Dezelve bewijst,nbsp;onzes oordeels, ten duidelijkste, dat de eigen-• schap des Paards van niet te kunnen braken, tennbsp;minsto grootendeels, uit de bedoelde mriglingnbsp;der maag kan worden verklaard. Indien mennbsp;de ontledigde maag van een nieuws gestorvennbsp;Paard met water vult, en slechts den poertiernbsp;toebindt, zoo vloeit hetzelve niet alleen nietnbsp;uit den maagmond tei’ug, al Wordt ook ditnbsp;deel naar beneden gekeerd, maar zelfs niet«nbsp;wanneer de maag in verschillende rigtingeii gedrukt wordt. Ja , dit vermogen om den maagmond gesloten te houden is zoo sterk , datnbsp;de vloeistoffen niet door denzelven ullvloei-jen , al wordt de maag ook gedrukt doornbsp;de zwaarte van twee menschen, die op dezelve slaan , waneer de maag namelijk op dennbsp;grond wordt gelegd, terwijl men eene plank overnbsp;haar plaatst. Trekt men nu evenwel sterk aannbsp;het slikbuis-gedeelte, in onderscheidene rigtingen,nbsp;zoodat de inwendige plooijen eene regte strekking met de slikbuis aannemen, zoo vloeit hetnbsp;Vocht uit de maag in dezelve, door de veranderde betrekking namelijk barer inplanting. —nbsp;Dit sluitend vei’mogen des maagmonds gaatnbsp;Verloren, indien zoodanige maag eenige dagennbsp;bewaard wordt, vermits alsdan de gemeldenbsp;plooijen te zeer verslapt worden om de sluitingnbsp;I. D. III. St.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;24

-ocr page 400-

367

te bewaren. Hetzelfde heeft plaats, wanneer de maag , in plaats van met water, met luchtnbsp;wordt gevuld.

Deze proefneming kan ons eenigermate het verschijnsel verklaren, dat het Paard somwijlennbsp;na zware overvoederlng braakt, hetwelk dan doorgaans van het bersten der maag achtervolgd wordt.nbsp;Wanneer namelijk de maag sterk door voedernbsp;opgevidd en uitgezet wordt, begeeft dezelvenbsp;zich naar achtei’en en meer in de linkerzijde. —nbsp;De maagmond wordt, op deze wijze, ondernbsp;het middenrif, verlengd, en, terwijl het Paard,nbsp;bij de neiging, welke het gevoelt, om de maagnbsp;te ontledigen , den hals en kop uitstrekt,nbsp;wordt alzoo de geheele sllkbuls, als tusschennbsp;twee punten gespannen en zoodanig gerekt, datnbsp;daardoor de sluiting ter oorzake barer schuin-sche inplanting en geholpen door de gemeldenbsp;plooijen , verloren gaat, waardoor eene ontlasting der bevatte voederstoffen mogelijk wordt ,nbsp;welke evenwel zeldzaam eene genoegzame ont»nbsp;lediging te weeg brengt, dat het bersten dezes-deels wordt voorgekomeu, Zoodra deze plaatsnbsp;heeft, houdt het braken op, wordende dit verschijnsel natuurlijk van een’ schier plotslijkennbsp;dood achtervolgd.

Eindelijk mag hier als eene derde oorzaak, welke het Paard tot braking ongeschikt doet zijnnbsp;worden bijgevoegd , dat de maag te zeer van denbsp;buikspieren verwijderd is, dan dat deze onmlddelijknbsp;en genoegzaam op' dezelve kunnen werken. Zijnbsp;is van den inwendigen wand der buikspieren af-

-ocr page 401-

368

gescheideti doov den karteldarm, welke eene ongemeene uitgebreidheid bezit bij het Paard.

De verwijdering der maag van den buikwand wordt nog aanmerkelijker , naarmate zij meernbsp;gevuld is, zijnde het tegenovergestelde van hetnbsp;geen , te dezen opzigte, plaats vindt bij dieren,nbsp;welke gemakkelijk braken. De gevulde maagnbsp;trouwens wordt, zoo als gezegd is, aehterwaardsnbsp;en naar de linkerzijde geplaatst, terwijl denbsp;voorste vlakte meer de onderste, en de achterstenbsp;de bovenste wordt, waarmede zij nu tegen denbsp;lende-wervelen wordt gekeerd, rustende van onderen op den karteldarm. En vermits, bij dezenbsp;ligging, de grootte bogt het minst ondersteundnbsp;wordt, terwijl ook dit gedeelte der maag,nbsp;wegens de meerdere dunheid der vliezen tenbsp;dezer plaats, aan de drukkende kracht, welkenbsp;het deel tusschen de lendewervelen en den kaï'-teldarm , bij de poging tot braking, ondervindt ,nbsp;den geringsten tegenstand biedt, zoo is het geennbsp;wonder, dat de maagbersting bepaaldelijk hiernbsp;ter plaats voorvalt, even als zulks geschiedt,nbsp;indieri men eene, met water gevulde, maagnbsp;Van een Paard tusschen twee planken brengt,nbsp;€n dezelve zoodanig zamenperst, dat de vliezen moeten scheuren, als wanneer de berstingnbsp;bestendig in den grooten bogt nabij den poor-tier wordt voortgebragt.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;N.)

Dezelfde Hoogleeraar heeft de opening verrigt van drie Runderen j gestorven aan de gevolgen

24*

-ocr page 402-

389

eener ontsteking van het harte-zakje (^'pericarditis')^ eene ziekte, welke niet wordt aangeduid in de Vee-artsenljkundige werken , en die niettemin zeer gemeenzaam voorkomt.

Het pericardium bevatte een melkachtig vocht, waarin eene groole hoeveelheid elwllachtlgenbsp;flokken dreven. Een vrij dik valsch vlies bedekte de vrije oppervlakte van het harte-zakje ,nbsp;hetwelk zeer naauwkeurig was te zamen gegroeidnbsp;met de spiei’achtlge zelfstandigheid van het hart.nbsp;De uitwendige wanden van dit orgaan warennbsp;veranderd in een wit, gelijkvormig, weefsel, gelijkende naar de zelfstandigheid der witte vezelachtige weefsels. — Voorts waren de holligheden duidelijk in omvang vei’mindei’d.

Dezelfde verstoringen werden waargenomen in drie dieren, wier adendialing, voor dennbsp;dood, gelijk was aan die der dampige Paarden,nbsp;met eene zeer aanzienelljke wanorde in dennbsp;bloedsomloop.

Zal men mogen vaststellen, dat de ziekten van dit Ingewand meer algemeen plaats vindennbsp;dan men gewoordijk denkt? Het is waar, datnbsp;dezelfde oorzaken, welke elders verstoringennbsp;in de bewerktuigde deelen voortbrengen ,nbsp;ook die van het hart kunnen verwekken,nbsp;maar dezelve hebben eene veel sterkere werkingnbsp;in dit deel, dan ip de overige. Waar vindtnbsp;men Indei’daad een werktuig, hetwelk eenenbsp;voortduring en volharding van werking aan dennbsp;legt, welke vergeleken kan worden met die van

-ocr page 403-

370

het hart, daar van de geboorte des diers tot aan deszelfs dood, dit ingewand, onophoudelijk zich bewegende, ter öaauwernood het nadeel kan herstellen, dat het ondei'vindt doornbsp;eene groote menigte van oorzaken, welke strekken , om deszelfs verrigtingen te verstoren ?nbsp;Door zorgvuldig de veranderingen gadeteslaan ,nbsp;welke in den bloedsomloop plaats hebben, zalnbsp;men ontegenzeggelijk de ziekten van het hartnbsp;van die der longen léeren onderscheiden.

Dezelfde Hoogleeraar heeft zijne nasporingen en waarnemingen voortgezet omtrent de ziekte»nbsp;kundige ontleedkunde van den kwaden Droes,nbsp;eene ziekte zoo verwoestende, dat zij alleennbsp;zoo vele Paarden doet verloren gaan, als denbsp;overige te zamen genomen. Hij Is vóorne-mens, binnen korten tijd, onderscheidene verhandelingen over deze ziekte in het licht tenbsp;geven,

hoefbeslag en gekegtelijke vee-artsenurunde.

Het hoefbeslag der Paarden Is in Frankrijk, zonder twijfel, nog ver verv\ijderd van den hoogsten trap van volmaaktheid te bezitten; hetzelve heeft,nbsp;zooals overal, het groote ongemak van de natuurlijke gedaante van den voet te veranderen , en de bewegingen van het Paard mindernbsp;vrij te doen zijn. Men mag intusschen nietnbsp;ontkennen, dat al de volken van Europa hetzelve nog altijd beschouwen, als berustende op

-ocr page 404-

371

dc beste beginselen, van een gescbikt boefbe-slag.

Deze oude roem, zijnde de vrucht der ondervinding , heeft ons de gelegenheid verschaft,nbsp;om dit jaar eene verzameling van model-Ijzers

een- ën tweehoevige

en beslagen voeten van

dieren te vervaardigen voor de keizerlijke Veeartsenijschool te Petersburg , op vei’zoek van het Kussisch Gouvernement daartoe gedaan. Denbsp;Engelschen zelve , die zich zoo zeer hebbennbsp;toegelegd op de verbetering van het hoefbeslag,nbsp;de meerdere geschiktheid van het onze erkennende, beginnen hetzelve met eene zeer geringenbsp;verandering te volgen, gelijk men zich daarvannbsp;kan overtuigen door het werk van goodwin,nbsp;getiteld; Nouvelle methode de ferrer les Chevauxynbsp;Paris, 1827.

(Men kan aan de Franschen de verdienste niet ontzeggen, dat zij de eersten zijn geweest,nbsp;die het hoefbeslag tot vaste en wetenschappelijkenbsp;beginselen hebben gebragt, gegrond op het natuur-en ontleedkundig zamenstel van den voet. Het zijnnbsp;lioURGELAT, doch vooral LA FOSSE de vader, ennbsp;chaberx , aan wien de Vee artsenijkunde de eerstenbsp;gewigtige verbeteringen omtrent dit, zoo hoogstnbsp;belangi’ijk, onderwerp te danken heeft. — Onder de latere werken over het hoefbeslag verdienen , behalve meer andere , in onderscheidenenbsp;opzigten , aanbeveling;eew. coleman , Observationsnbsp;on the structure, occonomy , and diseases of the

-ocr page 405-

372

foot of the Horse, and on the principles and practice of schoeing, London 1.798 and 1802;nbsp;voorls van denzelfden schrijver.: Observationsnbsp;on the formation and uses of the natural frognbsp;of the Horse; with a description of a patentnbsp;artificial frog, to prevent and cure contractednbsp;hoofs , trusses, cankers and sanderacks ; Londonnbsp;1800. B. CLARK, Dissertation on the foot of thenbsp;Horse and schoeing, Londonnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;aoooyrin,

a new system of schoeing Horses, with an ac-count of the various modes practised by different nations, etc,, second edition, London 1824,,nbsp;in het fransch vertaald , onder den, in dennbsp;tekst, opgegeven titel. — s. girarb, Traité dunbsp;Pied, consideré dans les animaux domestiques,nbsp;Paris 1813. m., jaüze , tjrt complét du Vétérinaire, Paris et Leipzig 1827. —k. l. schwab,nbsp;Katechismus der Hufbeslagskunst ,'mit 16 stein-tafeln, 3te aufl. München 1820, s. von tennec-KER, Practisches Lehrbuch der Hufbesla^s-kunstnbsp;und die Erkenntniss und Heilung der Hufkrank-heiten, 1 Th. Altenburg 1821. X. F, C. DIETE-RiCHS, Hufbeslagskunst , mit 2 Kupfern, Berlin

1823. nbsp;nbsp;nbsp;*nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;N.)

( ,.

-• Het pontoffel-ijzer, zoo zeer geroöind door SOLLEYSEL, doch vervolgens, door la fossb ennbsp;door al de kunstoefenaars, verworpen,' op eenenbsp;geschikte wijze veranderd zijnde, kan intusschennbsp;met nut worden aangewend, wanneer het oordeelkundig wordt gebezigd, gelijk door het

-ocr page 406-

373

volgende geval virordt aangetoond: een rijd-Paard werd, In den votigea winter, In de school gebragt,nbsp;ter behandeling eener slepende voet-ontstekingnbsp;(fourbure chronique) vergezeld van eene zamen-trekking van den hoorn (encastelure) der voor*nbsp;voeten. Alle middelen, gedurende twee maanden , aangewend , zonder eenlge uitwerking ternbsp;verbetering zijnde ^ gebleven, deed zulks. dennbsp;Heer bartueleMT de jonge, te zamen met dennbsp;Hoogleeraar in de uitoefenende Vee-artsenijkunde ,nbsp;besluiten, om het beslag met het pantoffel-ijzernbsp;te beproeven. Nadat de voeten behoorlijk besneden waren, werden onder dezelve ijzers gelegd , welker armen, zonder nagel-gaten, zeernbsp;smal zijnde en van boven schuins afloopende, ver-eenigd waren door de takken (éponges), tennbsp;einde door dit middel eene drukking op dennbsp;straal te veroorzaken , en de kwartieren buitenwaards te dringen. Dit beslag alleen was voldoende om de zamenkrimping des hoorns wegnbsp;te nemen, en dit Paard volkomen te hei’stel-len, hetwelk naderhand altijd beslagen werd opnbsp;de gewone wijze.

Terwijl dezelfde Hoogleeraar zijne proeven omtrent de genezing der chronische voet-ont*nbsp;steking .heeft vooitgezet, is hij in de gelegenheid geweest van zich te. . overtuigen, dat denbsp;beenderen bij de dieren, even als men zulksnbsp;bij den mensch heeft waargenomen,’ somwijlennbsp;buitengewoon brosser worden dan in den natuurlijken staat. Eene merrie, zijnde acht jaren

-ocr page 407-

374

aiid, ia een goeden staat, bezittende eenige wortn-gezwellen {poutons farcineux') en daarenboven aan eeae- langdurige veet-ontsteking ondèr-*nbsp;hevig, welke dezelve tot den dienst ongeschiktnbsp;maakte, werd, twee malen in eene maand, ternbsp;nedergeworpen, door de kweekelingen en ondernbsp;het oog van den Hoogleeraar, met alle gebruikelijke voorzorgen; toen deze merrie voor denbsp;tweede öiaal werd nedergeworpen, brak dezelvenbsp;de ruggraat en twee ribben, terwijl zij op hetnbsp;stroo-bed nedervlel, tot dat oogmerk op derinbsp;grond gemaakt. Het dier dus gedood zijnde,nbsp;deed de opening zi-en, dat aan de zijde, waaropnbsp;het de 'eerste keer was nedergetalleainsgelijks eerie rib was gebroken geworden, èri datnbsp;er zich been-eelt ter genezing der breuk begörinbsp;te vormen. Zou niet de geringe kracht , welRenbsp;er noodig was tot het veroorzaken dezer beenbreuken , vergeleken met de' gemakkelijkheid,nbsp;waarmede de beenderen breken in scrophüleusenbsp;ziekten , kunnen dienen, om een nieuw gezigts-punt optevatten van overkomst tusschen dezenbsp;laatste ongesteldheid en den worm {farcin)^

De verscheuringen van de vliezen der maag, zoowel als der dikke darmen, zijn niet zeldzaam bij de eenhoevige dieren, De onvermijdelijke dood, welke hiervan het gevolg moetnbsp;zijn, wordt dikwijls eene oorzaak van Verschilnbsp;in den handel. De Vee-artsen in dit geval, doornbsp;de regterlijke autoriteiten, geraadpleegd wordende,nbsp;zijn verpligt uitspraak te doen over de duri^ \

-ocr page 408-

375

zaamheid van het bestaan dezer beleedigingen. In de hoop van eenig licht te verspreiden overnbsp;dit, nog duister, onderwerp der geregtelijkenbsp;Vee-artsenij kunde, heeft de Heer bartuelemit ,nbsp;in den loop van den verleden zomer, de tweenbsp;volgende waarnemingen verzameld.

Een trekrPaard, aftands van jaren {hors d^age)^ hetwelk tegen gewoonte neerslagtig scheen, en.nbsp;geweigerd had deszelfs voedsel des nachts tenbsp;nuttigen, werd geleend, en des morgens voornbsp;een vrachtwagen gespannen. Na twee uren ge-loopen te hebben, begon het Paard door buikpijnen te worden aangedaan, welke steeds heviger werden, zoodat het niet dan met grootenbsp;moeite naar de Vee-artsenijschool werd gebragt,nbsp;ongeveer twee uren, nadat de eerste verschijnse-Jen van het koliek zich hadden geopenbaard.nbsp;Het dier waggelde reeds in den gang; het lietnbsp;zich plotseling nedervallen, en stond met veelnbsp;geweld en ontstuimigheid wederom op; het lig-chaam was met koud zweet overdekt; de polsnbsp;bijna onvoelbaar; alles kondigde een’ nabijzijn-den dood aan; het Paard stierf een uur na denbsp;aankomst.

Bij de opening van den buik, nam men eene verscheuring van ongeveer vierentwintig duimen(cen-timètres) waar in het blindarm-maags-gedeelte vannbsp;den /karteldarm; eene groote hoeveelheid uitwerpselen, rood geverwd door het bloed, datnbsp;uit de wond kwam, had zich uitgestort in denbsp;buiksholligheid, en eene ontsteking van het buik-

-ocr page 409-

376

vlies veroorzaakt; het net was zeer rood en opgezet door bloed; al de buiks-ingewandennbsp;waren bezet met de uitgestorte stoffen, waarvannbsp;eene zekere hoeveelheid vast en te zamen gedruktnbsp;was tusschen de kwabben der lever en het middenrif; de lippen der wond waren onregelmatig,nbsp;niet gezwollen, en slechts een weinig rood ge«nbsp;kleurd ' op een gedeelte van derzelver uitgestrektheid.

Een ander Irek-Paard, sedert eenige dagen, aangekocht, werd ter verkoop aangeboden opnbsp;de Paarde-markt te Parijs; aldaar werd hetnbsp;eensklaps overvallen door koliek-pijnen, en veiligheidshalve vroeg de koóper van hetzelve waarborg ; eenige uren daai’na stierf het Paard. Denbsp;Heer desplas, Vee-arts te Parijs, werd benoemd,nbsp;als zaakkundige {expert), door den Regtbank vannbsp;koophandel van het Departement de la Seine,nbsp;om de oorzaak van den dood bij dit Paard Ienbsp;bepalen. Bij de opening van het dier, waarbijnbsp;de Heer barthelemw dctjonge tegenwooi’dig was,nbsp;nam men eene scheuring van ongeveer 14nbsp;duimen waar in de groote bogt der maag; hetnbsp;net was insgelijks gescheurd, maar de voedsel-stoffen , welke in de buikshoiligheid waren uitgestort, waren noch van die groote hoeveelheid ,nbsp;noch ^ zoo verspreid tusschen de buiks-inge\yan-den, als bij het voorwerp der eerste waarneming. Dezelve waren ook minder rood gekleurdnbsp;door het bloed, dal uit de wond kwam, Denbsp;lippen der gescheurde wondj-: waren onregelma-

-ocr page 410-

877

tig, met franjes, en niet gezwollen. Er had geene ontsteking. van het buikvlies plaats, Denbsp;kooper heeft geene de minste aanspraak tegennbsp;den verkooper kunnen in het werk stellen , daarnbsp;hèt duidelijk bewezen werd, dat de plaatshebbende verecheuring versch was, en dezelvenbsp;den dood slechts weinige uren was voorafge-'nbsp;gaan,

PltACTISCHB WAAnNEMINGEIf,

De Hoogleeraar ba.rthei.esiii werd geraadpleegd^ in de maand Februari] van dit jaar (1821), overnbsp;eene ziekte, waardoor de lammeren aangedaannbsp;werden eener kudde merinos, toebehoorendenbsp;aan den Hertog de maillé, door welke alle lammeren verloren gingen , welke de ziekte kregen. — Deze kudde , zijnde in goeden staat ennbsp;behoorlijk verzoi’gd, genoot denzelfden leefregel , als in vorige jaren , met uitzondering , dat dezelve , in den verleden winter, met zeer voedzaamnbsp;en overvloedig stroo gevoederd was. De drag-tige schapen bleven volkomen gezond, en zulksnbsp;onveranderd, zelfs bij het lammen , en gedurende het zogen. De lammeren schenen insgelijksnbsp;geheel gezond te zijn , als zij ter wereld kwamen; maar koi't naderhand werden dezelve treurig, en de eetlust ging verloren bij de jongenbsp;diéren; dezelve werden kortademig; er ontstondnbsp;buikslaan, doorloop , waaraan zij binnen weinigenbsp;dagen stierven. Bij de opening der iigchamen.

-ocr page 411-

378

nam men roodbeid van den inwendigen of vlok-aclitigen i*ok del' .leb en der darmen waar, De eerste bevatte altijd geronnen melk, waarvan denbsp;gestolde brokken, die van eene aanmerkelijkenbsp;hardheid waren, den uitgang of poertier nietnbsp;konden doordringen, welke ook merkbaar za-mengetrokken of vernaauwd. was. Onderscheidene geneeswijzen waren vruchteloos tegen dezenbsp;verwoestende ziekte aangewend, door verschillende bekwame Vee-artsén . uit die streken. Alnbsp;de lammeren waren gestorven , welker getalnbsp;reeds tot 54 was geklommen.

De Heer barthelemu de jonge deze ziekte beschouwende als eene belette spijsverteering, voort-vloeijende uit onverteerde melk {indigestion lai-tewse), beval het gebruik der manna aan. Deze laxerende zelfstandigheid, opgelost in melk, metnbsp;water verdund, en aan de jonge lammeren , herhaalde malen en in kleine giften, ingegeven,nbsp;had eene volkomene uitwerking ten goede, ennbsp;deed de sterfelijkheid spoedig ophouden, Denbsp;eerste proefnemingen werden vergelijkend genomen op zeven lammeren; aan zes van dezenbsp;Werd de manna gegeven; de zevende, zijndenbsp;«en der gene, waarbij de ongesteldheid in dennbsp;ligtsten trap plaats had, welke tot het voorwerpnbsp;van vergelijking diende, ontving dit middel niet,nbsp;en stierf des nachts; drie der zes overigen herstelden in vierentwintig uren; de andere drie.nbsp;Welke sterker ziek waren dan de drie eerstge-melden, waren eerst na twee dagen buiten ge-

-ocr page 412-

379

vaar. Deze aanmoedigende uitwerking, ten aanzien eener ziekte, welke, tot dus ver, aan alle hulpmiddelen weêrstand had geboden, is opnbsp;nieuw door de ondervinding bevestigd. Vannbsp;Veertig lammeren, door deze ziekte aangedaan,nbsp;welke men dezelfde behandeling deed ondergaan , stierven slechts twee, nadat de/ielve, eennbsp;langen tijd, in eenen staat van zwakheid hadden voortgeleefd. ¦ r

De zeer veranderlijke luchtsgesteldheld van dén laatst verloopen zomer, heeft een grootnbsp;getal van zinkingen op de borst, als ontstekingen van het borstvlies en der longen, bij hetnbsp;Paard veroorzaakt.

De sterke hitte, welke eensklaps tegen het midden van de maand Jülij ontstond, bragtnbsp;hij onderscheidene dieren van dezelfde soortnbsp;eene algemeen doodelijke ziekte te weeg, gelijkende naar die aandoening, welke door denbsp;Vee-artsenijkundlgen met den zeer onbepaaldennbsp;naam van wezenlijken koller (vertige essential)nbsp;wordt bestempeld. De opening van twee Paarden, aan deze vreesselijke ziekte gestorven, deednbsp;niets belangrijks ontdekken, dan eene ^ sterke opvulling van de holligheden der hersenen metnbsp;een volkomen helder wei-vocht en de ontkleuring van de vaatvlecht dezes deels.

De maag-ontsteking (rage mue) vertoonde zich niet minder veelvuldig, noch minder doodelijk,nbsp;bij den hond, dan dezelve, gedurende de voorgaande jaren, had plaats gehad.

-ocr page 413-

380

(Onder de benaming rage mue verstaan de Fraiiscbe Vee-artsenijkundlgen algemeen eene keel«nbsp;ontsteking, waarbij de stem eene bijzonderenbsp;verandering ondergaat, en meer een beescb ofnbsp;knorrend, dan een blaffend geluid bezit. Dénbsp;ziekte heeft somwijlen uitwendig eenige gelijkheid met de hondsdolheid. Eenigen willen, dalnbsp;dezelve, door den beet, aan andere honden zoude worden medegedeeld , doch dat zij voor dennbsp;inensch onschadelijk zoude zijn. gaspari», Manuel d'Art Vétérinaire blz. 390 op het woord:nbsp;Rage; hortrel d’arboval, ' Dictionnaire etc. opnbsp;het woord: Angine , vol, I. p. 62.

Eenige gevallen dezer ziekte, wederom dit jaar, aan de Vee-artsenijschool waargenomen, hebben onsnbsp;in staat gesteld dezelve te leeren kennen. Denbsp;ziekte vertoonde zich onder de volgende verschijnselen. De Honden waren, sedert eenigenbsp;dagen, gramstorig , hadden een’ woeslen blik ennbsp;deden pogingen, om naar menschen en anderenbsp;Honden te bijten. — Dezelve snapten dik-,nbsp;wijls in de lucht; de mond kon niet volkomennbsp;worden gesloten 5 de slikking was geheel belet,nbsp;zoodat het water en de dunne voedselstoffen,nbsp;welke zij nog trachtten te nuttigen , zijdwaardsnbsp;den mond uitliepen. De tong was zeer gezwollen, zwartachtig, en hing gedeeltelijk bulten dennbsp;toond, waaiaiit bestendig uitvloeijing van speekselnbsp;plaats had. — Voorts was er algemeen gedurigenbsp;hoest aanwezig, als mede kortademigheid , zoonbsp;•lat de honden hevig met cle flanken slóegen.

-ocr page 414-

381

De stem was lieescli en moeijelijkj de afgang traag of verstopt. — De slijmvliezen warennbsp;rood, als mede de oogen, die tevens, wegensnbsp;gezwollenheid, meer dan gewoonlijk uitpuilden.nbsp;Voor het overige kon men niet opmerken, datnbsp;er watervrees bestond, daar de Honden meermalennbsp;vrijwillig zich lu het water begaven, en zelfsnbsp;meer dan gewonen lust schenen te bezitten, omnbsp;zich in hetzelve te verkoelen.

De ziekte was ongemeen hevig in het beloop, zoodat de Honden , aan de school opgenomen ,nbsp;met den derden dag ‘gewoonlijk stierven. Vermits het begin van dezelve doorgaans niet bepaaldelijk, door de eigenaren, was opgemerkt,nbsp;kon de geheele duur niet met zekerheid worden vastgesteld. De dieren werden vervolgensnbsp;spoedig zwak, en gaven een pijnlijk gevoel,nbsp;door schreijend geluid , te kennen. Wegens hetnbsp;bestendig bijten, waartoe de lust hun somwijlennbsp;tot aan het einde der ziekte bijbleef, vertoonde denbsp;tong zich meer en meer zwart. — De Hondennbsp;lagen voorts bestendig neder , of hielden , wanneer dezelve stonden, den rug omhoog gebogennbsp;en den staart nederhangende en tusschen denbsp;beenen getrokken. -- De blik werd eindelijknbsp;dof; de oogen werden met slijm bedekt, terwijl de dieren eindelijk geheel liggen bleven,nbsp;met den kop tusschen de voorheenen geplaatstnbsp;of zijdelings gebogen, en aldus stierven.

Wegens de vrees, om zich aan eenig vermoedelijk gevaar bloot te stellen, konden aan deze

-ocr page 415-

38-2

lionden geenc geneesmiddelen. woi*Jen ingegeven j isi'wijl ook hun onvermogen, om dezelve door-teslikken, zulks onmogelijk maakte. Alleen werden aderlatingen uit de halsader en imvrij-ving van het vluglig smeersel aan den hals innbsp;het werk gesteld, nadat men zich, door dennbsp;Hond een muilband aan te leggen, genoegzaamnbsp;tegen alle mogelijke heleèdigiiig had verzekerd.nbsp;Deze middelen waren nogtaus onvoldoende,nbsp;om de hevigheid der ziekte te o ver winnen. Hetnbsp;verdient opgemerkt te worden, dat deze ziektenbsp;op eens zich openbaarde , in het midden der maandnbsp;Jidij, onder eene zeerwaï-me , drooge ,liichtsgesteld-l;eid, en kort nadat de zwaarste hitte vnu dezennbsp;zomer van 90 a 91 gr. Fahr. was vooraf gegaan.nbsp;Bij de opening der gestorvene Houden werdnbsp;bevonden, dat de buiks-ingewanden algeme^a,nbsp;vooral de maag , door ontsteking waren aangedaan, bijzonder aan de groole hogl. De slikhuisnbsp;was slechts weinig ontstoken. Er bevonden zichnbsp;plekken van koud vuur aan de eerstgemelde doelen; de milt was donker, zwart, zeer met bloednbsp;opgezet, doch niet bros; de lever was insgelijksnbsp;donker gekleurd en brozer dan gewoonlijk; denbsp;tilvleesch klier deelde in de ontsteking der dikkenbsp;en dunne darmen; de laatsten waren ledig vannbsp;drekstolfen en bevatteden weinig slijm.

De longen waren weinig ontstoken; de luchtpijp was bleek , de tong gezwollen , Inwendig rood , Bet hart met geronnen bloed vrij sterk gevukLnbsp;Het komt mij, uit deze verschijnselen, - voor,nbsp;dat de ziekte, door ons \Yaargenomen, overeen*nbsp;1- B. 111. Sx,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;25

-ocr page 416-

388

komt met de rage mue, waarvan hierboven in den tekst gesproken wordt, en dat dezelve meernbsp;voor eene maag- dan voor eene keel-ontstekingnbsp;te houden zij. Of de beet van eenen, doornbsp;dezelve aangedanen , Hond , gevaarlijke gevolgennbsp;voor den mensch of andere dieren aan zichnbsp;verbindt, durf Ik Inderdaad niet beslissen. Datnbsp;het verschijnsel van bljthvst meermalen ook eigennbsp;is aan andere ziekten bij den Hond, is reedsnbsp;door mij in het eerste stuk van dit Magazijnnbsp;(blz. 153) opgeraerkt, en dit toeval kan dus innbsp;geenen deele tot een vast kenmerk der hondsdolheid verstrekken. Intusschen is het zeker,nbsp;dat elke ziekte van den Hond, waarbij zich ongewone neiging tot bijten vertoont, dezelve verdacht maakt, en ons in den omgang met hetnbsp;dier alleszins behoedzaam moet doen zijn.

Dat de echte kenteekenen der Hondsdolheid in het algemeen nog grootendeels onzeker zijn , vinden wij aangewezen in de onlangs medegedeeldenbsp;Bijdrage tot de kenni» dezer ziekte, door j. va»nbsp;DISSEL j. z., 31.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;. te Zulphen , in de adert,

Letteroef. n°. X. 1828, Mengelw. blz. 479. nbsp;nbsp;nbsp;N).

De ontlastings-mlddelen in kleine giften toegediend en zoolang voortgezet, totdat er overvloedige afgang volgt, zijn niet minder werkzaam geweest, dan in het vorige jaar, tegen de zoogenaamde hondt-ziekte. De ondervinding heeft dennbsp;Heer barthelemy den oudei’en geleerd, dat sterkenbsp;opwekkende middelen , als de cawijoAer, altijd nadeel doen in dei’gelljke gevallen, zelfs wanneer

dk


-ocr page 417-

384

iSe zieide met zenuwachtige toevallen én aanval'* ieii van vallende ziekte gepaard gaat,

(Wij hebben, vooral in dit jaar , aan de Veeartsenij school , de gelegenheid gehad vele ¦waarnemingen te doen omtrent deze ziekte, waarbij eene ontstekingwerende geneeswijze ons bijzonder veel nut heeft betoond. Terwijl, wij op andere tijden, meermalen van zachte braakmiddelen en oplossende geneesmiddelen in deze catar-rhale of slijmachtige zenuw-ziekte met veel vruchtnbsp;gebruik hebben gemaakt, zoo werden thans algemeen bloeds-ontlastingen gevorderd, die uit denbsp;hals-ader werden in het werk gesteld. — Voortsnbsp;deden verzachtende en verkoelende Ukkingen,nbsp;bestaande uit eene geringe hoeveelheid salpeter^nbsp;bloem van zwavel of eenige bereiding van sptSi-glans, gom, olijf-olie en honig , voordeelige uitwerkingen. De roodheid der oogen en neus-vliezen , alsmede de zwelling van den kop gavennbsp;eene plaats hebbende ophooping des hloeds naarnbsp;deze deelen te kennen^ en de openlngen vannbsp;eenige Honden,welke aan de zoogenaamde honde-ziekte stierven, toonden duidelijk aan, dat bijnbsp;dezelve de complicatie eener ontsteking van hetnbsp;slijmvlies der maag en darmen plaats vond, welkenbsp;niet zelden dieper doordrong , en zich somwijlen tot andere deelen, als de lever, de milt ennbsp;de .longenzelfs ook tot de vlieZcfn defr hersenen en v.m het ruggemerg uitbreidde.

Kadat de ontstekings-toestand was weggenomen, ¦werden algemeen, met weglating des salpeters,nbsp;langzamerhand opwekkende versterkende roid-

25«


-ocr page 418-

S85

«leien, als het poeder van valer iaan-toorlel of der bloemen van arnica, de campher , ia gepaste hoeveelheden, met de verzachtende ver -eenigd , ten einde de zwakheids toestand te verbeteren , en om de zenuwachlige toevallen, al»nbsp;sluipachtige bewegingen des ligcliaams, den scheven of slingerenden gang, welke zeer dikwijlsnbsp;als gevolgen der bedoelde ziekte , gelijk bekendnbsp;is, oveiblijven, weg te nemen. Aan deze zwakheid konden dan ook geestrijke toasscJiinyen metnbsp;kamfer en vlugtig loogzout enz. veel tot liei'stel-ling toebrengen. — In geval van volkomeaenbsp;verlamming van achteren hebben wij van hetnbsp;alcoholisch extract der braaknoot, enkele malen ,nbsp;uitstekende diensten ondervonden.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;N).

De aanwending van den onder-zwavel-waler-stofzuren spiesglans {kermes mineralis) tegen den nieuws ontstaneu Droes, en inzonderheid tegennbsp;den Worm, heeft op nieuw aan dezen Hoog-leeraar eenige voldoende uitwerkingen opgeleverd, die daarmede tot de gift van negentiennbsp;oneen {decayrammes)^ daags is opgekloraiuen,nbsp;voor Paarden van eene middelbare grootte.

Eene Merrie, sedert drie jaren, aan de pijpende dampigheid lijdende, stierf aan verstikking. Dit dier, hetwelk, gedurende al dien tijd, nietnbsp;kon ademen, dan door eene, van blik gemaakte,nbsp;buis, welke in de Inch!pijp was gebragt, wasnbsp;altijd wel gevoed en bij krachten gebleven, ennbsp;kon, op deze wijze, genoegzaam ademhalen,nbsp;om meer dan twee uren {myriamètrd), in di'ie

-ocr page 419-

Ï3Ö

liTvartiei’ nurs, te tloorloopen, voor eene cliais gespannen zijnde. Terwijl men verpligt was innbsp;de zieke-stallen der school een groot get;d Paar-den te huisvesten, moest hetzelve in een afge-zonderden stal w'orden geplaatst, wanneer denbsp;buis zich, in den nacht van den 28 Augustus,nbsp;toevallig verplaatste, waardoor het Paard, bijnbsp;gebrek aan hulp, stierf. Bij de opening vondnbsp;men, gelijk men zulks verwacht had, de luchtpijp geheel en al plat gedrukt, over een gedeeltenbsp;van derzelver uitgestrektheid.

Sedert bourgelat , die de eerste w'as , welke de luchtpijpsnede met een goed gevolgnbsp;bij het Paard in het werk stelde, hebben denbsp;Vee-artsenijkundigen daarvan dikwijls de bestenbsp;gevolgen ondervonden, in zoo ver als deze opératie het middel aan de hand geeft, om eenenbsp;verstikking voor te komen, in zekere gevallennbsp;van luchtpijps-outsteking (^angina laryngea),nbsp;maar zij bepaalden zich algemeen, om dezelvenbsp;uitleoefenen aan de grootere huisdieren. Innbsp;dezen zomer kreeg men gelegenheid dezelve ,nbsp;met geene minder voordeelige uitwerking, aannbsp;te wenden, in een soortgelijk geval, bij eenennbsp;hof-hond van eene kleine gestalte, die op hetnbsp;punt was van te sterven, toen hij aan de Veeartsenijschool werd gebragt. Na verloop vaunbsp;tien dagen, was de hond op den weg tot vol-komene herstelling, toen hij schier plotselingnbsp;stierf aan eene ineenschuiving der darmen, ternbsp;lengte van acht en vijftig duimen.

-ocr page 420-

387

Onder de gevallen van darjn-ineenschuivingen , welke dit jaar werden waargenomen, bevindtnbsp;zieb eene, welke verdient vermeld te worden.nbsp;Bij de opening van eene Merrie, welke gestorven was, nadat zij gedurende zes en dertig urennbsp;aan de hevigste koliekpijnen had geleden, namnbsp;men met verwondering waar, dat hel laatste ofnbsp;achterste gedeelte der dunne darmen, zich opnbsp;zich zelf terug slaande, in den blinden darmnbsp;was gedrongen, binnen welken dezelve drie lit-sen maakte, volkomen gelijk aan die, welkenbsp;deze zelfde dunne darm in de buiksbolllgheidnbsp;vertoont. De lengte van het gedeelte, dat Ingevat was door den blinden darm, bedroegnbsp;meer dan twee ellen [mètres).

, De kolieken uit ophooping van drekstolTen (coliqnes stercorales) zijn altijd menigvuldig.nbsp;Dezelve hebben inderdaad bij oude Paardennbsp;plaats, in evenredigheid van de afslijting hunnernbsp;tanden, waardoor de kaauwing niet dan onvolkomen kan geschieden, en hen verpligt de ve-zelachlige voedsels, niet behoorlijk gekaauwd»nbsp;door te slikken, hetwelk aanleiding geeft, datnbsp;dezelve zich tot zware ballen te zamen voegen,nbsp;welke de dunne darmen gewoonlijk verstoppen.nbsp;Bij twee Paarden, aan de gevolgen van dusdanige kolieken gestorven , nam men in de lever-bogt van het colon eene scheuring waar, ternbsp;lengte van tusschen vierentWingtig en dertignbsp;duimen.

Gelijk het waar is, dat de kennis der oorza-

-ocr page 421-

388

Ken een voornarm liulpralddcl is, om de aanwijzingen ter behandeling eener ziekte te bepalen, zoo is het niet minder zeker, dat, in vele gevallen, dit belangrijk gedeelte der ziektekundenbsp;veel te duister is, om tot een wezenlijk nut tenbsp;kunnen verstrekken.

Bij de opening van eene Merrie, welke aan eene ontsteking van bet borstvlies gestorven was,nbsp;Waarvan men de oorzaak niet herkende, ontdekte men met verbazing eene naauwe , gestokene,nbsp;wond, welke van de inwendige borst-ader (Cinter-ars, vena ihoracica interna) zich uitstrekte totnbsp;in den linker zak van het borst-bekleedsel; denbsp;longen waren volstrekt niet beleedigd.

LA FOSSE haalt het voorbeeld aan van de afscheuring der doorborende spier bij een Paard. Gelijk dit gebrek slechts zeer zeldzaam kannbsp;voorkomen, wanneer de peesachtige koord,nbsp;waarover hier gesproken wordt, gezond is, zoonbsp;is zulks geenszins hetzelfde geval , Indien dezenbsp;pees door eene hevige ontsteking is aangedaan ,nbsp;welke zich op eenen kleinen afstand van' [harenbsp;inplanting vestigt. Wij hebben, dit jaar, tweenbsp;gevallen waargenomen, welke bewijzen , dat eeiinbsp;ontstekings-toestand bijzonder deze soort van afscheuring begunstigt, «v |Wanneer dezelve plaatsnbsp;heeft, staat de voet niet behoorlijk vast meer;nbsp;maar dezelve rust op de achterste deelen dernbsp;hielen, en zelfs somwijlen op den kogel, terwijlnbsp;de toon omhoog staat.

Een zwaar Trek-Paard, hetwelk een’ slag had

-ocr page 422-

38D

otilvangen tegen den linker scliouder, door den Loom van het rijtuig, waarvoor het gespannennbsp;Was, zich den volgenden dag Luiten staat bevindende , om te werken, werd aan de Veeartsenijschool gebragt, alwaar lietzelve niet dannbsp;met groote moeite aankwam. De gang waamp;nbsp;moeijelljk, langzaam en waggelende; de voorstenbsp;ledematen waren stijver dan de acLterste ; dezelvenbsp;werden meer voortgesleept , dan voorigezet, ennbsp;het linker voorheen scheen meer bijzonder aangedaan. Het Paard liet den kop naar benedennbsp;hangen; zoo dikwijls als men beproefde hetzelvenbsp;boven de krib optebeuren, begon ^liet dier tenbsp;waggelen en dreigde neder te vallen.

Het onderzoek van den linker schouder ging met pijn vergezeld, en het duurde niet lang,nbsp;of er vertoonden zich toevallen eener algemeenenbsp;teriigwei’king van het gcheele ligchaam. Vannbsp;den tienden tot den twiiitigsten dag scheen denbsp;toestand Ie v.erbetei’en; na dit tijdperk ging hetnbsp;Paard zich nederleggen; te vergeefs werden ernbsp;pogingen aangewend, om het op te doen slaan;nbsp;hetzelve stierf op den achtsten dag daarna.

Het onderzoek bewees, dat de onderkenning zoo naauwkeurig mogelijk had plaats gehad.nbsp;Pden nam waar, dat het vezelachtig kraakbeenigenbsp;weefzel, hetwelk den laatstcn halswervel met dennbsp;eersten ruggewervel ver’eenigt, volkomen wasnbsp;verscheurd, dat de ontsteking, welke hiervannbsp;het gevolg was, een ettergezwel had veroorzaakt,nbsp;’daardoor het ruggemerg gedrukt werd , en dat


-ocr page 423-

S90

tie eerste lialier borst-rib was gebroken geworden.

Een Paard zet zieb aclileruit en valt op eene egge, waarvan een’ ijzeren tand helzelvc eeuenbsp;diepe en naauwe wond toebragt tegen bet midden gedeelte van den zilbeeas-boog •, eene aanmerkelijke zwelling was biervaii bet gevolg,nbsp;waarbij zlcb voebtgolving ter regler zijde vannbsp;den aars openbaarde; bet ettergezwel geopendnbsp;zijnde, ontstond er eene tweede fistel , welkenbsp;zlcb vrij diep in de holligheid van het bekkennbsp;vereenigde met de eerste; uit de twee openin-gen vloeiden gelijkelijk etter en pis. Tegennbsp;bet einde van zes weken, gedurende welke inennbsp;genoegzaam bet ongemak vruchteloos had behandeld, werd bet dier, als ongeneesbaar wordende beschouwd, aan de school gezonden ennbsp;door den eigenaar afgestaan.

Ku werden de pijpzweren geopend, en men herkende, dat bet wondend iigcuaani door denbsp;pisbuis w’as gedrongen, aan derzelver uitgangnbsp;buiten bet bekken, en zich naar de regterzijrlenbsp;der blaas bad gerigt; dat de fistel ter zijde vannbsp;den aars eene diepte bad van meer dan drienbsp;en dertig duimen, en dat bet onder-sebaambeens-gedeelte der pisbuis bijna geheel gesloten was.nbsp;De pijpzweren bebcorlijk geopend zijnde ,nbsp;werd bet Paard, onder aanwending van geschikte inspuitingen en geregelde verbanden,nbsp;binnen drie weken, in staat gesteld van te kunnen,nbsp;arbeiden. Naderhand werd het, door dcu eige-

-ocr page 424-

391

naar, wederom van de school terug gehaald, terwijl het niets van dit zware ongemak hadnbsp;overgehouden, dan de toevallige opening van denbsp;pisbuis, zijnde de eenige uitgang, Waardoor denbsp;pis kon en moest worden ontlast.

Daar, tot dus ver, geen Veeartsenijkundige gewag heeft gemaakt van een kanker-gezwel innbsp;de maag bij de dieren, zoo schijnt het volgende geval der mededeeling waardig. Eennbsp;oud Paard, dat opgeofferd werd voor het onderwijs der leerlingen in de heelkundige kunstbewerkingen , en hetwelk zeer hevige pijnennbsp;scheen te ondervinden, geopend zijnde, namnbsp;men waar , dat het gedeelte der maag aan den uitgang , de poortier, en het begin van de dunnenbsp;darmen, de zitplaats w'aren eener kankerachtigenbsp;ontaarding, gevoi’derd tot het laatste tijdperk;nbsp;dat eene stinkende, grijze, dunne, etter {ichor)nbsp;door onderscheidene openingen uit dezelve ontlast werd, en dat de water-vaals-klieren dernbsp;voorzijde van het darmscheil dezelfde verandering hadden ondergaan.

Een Hoogleeraar van het Vee-artsenijkundig Collegie te London, op het denkbeeld gekomennbsp;zijnde, dat, in bet geval eener langdurige kreu -pelheid , veroorzaakt door de zamentrekking ofnbsp;vernaauwing van den hoef, de afsnijding vannbsp;den uilwendigcn lak der zool-zenuw de pijn zounbsp;kunnen wegnemen, en bijgevolg de kreupelheidnbsp;doen ophouden, door de gevoeligheid van dennbsp;voel te verminderen, heeft de Heer bahthelemy


-ocr page 425-

892

de oude gemeend de ondervinding te moeten raadplegen* omtrent zulk eene belangrijke zaak.nbsp;Dien ten gevolge heeft hij de bedoelde kunstbewerking verrigt op verscheidene Paarden , bijnbsp;welke dezelve scheen aangewezen, wegens dennbsp;ziekelijken staat der voeten; maar hij kan de gevolgen van dezelve niet roemen, zoodat hijnbsp;geneigd is te gelooven, dat, indien deze geneeswijze eenige voordeelen zal aanbrengen, zulksnbsp;alleen kan plaats hebben in bijzondere gevallen, — Het zou nuttig zijn, dat deze werdennbsp;bepaald.

(Sedert den tijd, dat dit verslag, door den Hoogleeraar babïhelemv, werd gegeven, is dezenbsp;operatie , bekend onder den naam van neuroto~nbsp;rnie, meer beproefd. Wij hebben dezelve aan denbsp;Vee-ar(senijschool ook reeds veelvuldige malennbsp;in het werk gesteld. In een volgend stuk vannbsp;dit magazijn ben ik voornemens daarvan dennbsp;Uitslag mede te deelen.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;N).

MEDEDEELINGEN. (Correspondancé).

De Heer Directeur deelt mede, dat de schaaps-pokken dit jaar zeer menigvuldig zijn geweest, en dat de kudden, welke niet aan de inenting

-ocr page 426-

893

zijn onderworpen, groote sterfte hebben ondervonden.

Hij heeft zich levens verzeterd, dat eene worm ziekte, bestempeld met den naam van ze-nwio-aandoenin^ {maladie 'ccrmineusé), van'' 'denbsp;trillende of beef-ziekte (maladie tremblante) , zichnbsp;onder verscheidene uitgezóchte kudden heeft geopenbaard, dat dezelve doodelijk is'''’voor denbsp;dieren, welke er door aangedaan worden, ennbsp;dat zij , tot dus ver, weerstand heeft gebodennbsp;aan de middelen, welke tegen dezelvequot; zijn aangewend. Daar de ziekte tot hiertoe vrij algemeen als erfelijk wordt beschouwd, hetwelknbsp;evenwel'geenszlns bewezen is, heeft zulks grootenbsp;vrees onder de eigenaars der fijne schapen verspreid , en het zal belangrijk zijn de gedachtennbsp;op dit punt nader te vestigen.

Deze ziekte, waarover wij nog gcere afzonderlijke beschrijving bezitten , heeft zich, tot nog toe ,1 niet geopenbaard dan onder de móri-nos , of onder de veredelde schapen. Zij begint met eene ontsteking, welke algemeen nietnbsp;zeer hevig is, en gaat spoedig tot een staatnbsp;van kwaadsappigheid over. Dezelve heeltnbsp;vele overeenkomst met de draai-ziekte, metnbsp;eene verzameling van water in de holligheid van den ruggraat {hydro rachitis), en zelfsnbsp;met de rotzlekte {la pctirrilure) of het ongans,nbsp;De ziekte begint met jeukte in den staart, aannbsp;de ledematen, in het kruis, en zelfs van dennbsp;top, welke steeds sterker v/ordt. Hierbij voegt


-ocr page 427-

394

zicli, na verloop van cenigen tijd, eene zwak* heid in het kruis, welke tot eeue volkouieiienbsp;verlamming overgaat, en met den dood eindigt.nbsp;Het dier, door de tril- of beefziekte aangedaan,nbsp;wordt onrustig, verwilderd, en laat niet dannbsp;met veel moeite toe, dat men hetzelve nadert.nbsp;Het houdt, onder het loopen, den kop omhoog, maakt vele bewegingen, loopt heen ennbsp;weer, slaat dikwijls met de beenen, en ondervindt eene verininderlng van den eetlust, welkenbsp;terngkeert, wanneer de jeukte minder hevig is,nbsp;en tot aan den dood voortduurt. De behoeiLe\nbsp;om den rug op het kruis en het begin van dennbsp;staart te wrijven, neemt bestendig toe, en brengtnbsp;eene soort van aanvallen te weeg, gedurendenbsp;welke het dier alle pogingen aan wendt, om zichnbsp;te schuren, en het gevoel te bevredigen, waardoor het geplaagd wordt. Zoodra het zichnbsp;verligt gevoelt, begint het wederom te eten , ennbsp;geniet rust, totdat een nieuwe aanval volgt,nbsp;hetwelk spoediger komt, naarmate de ziektenbsp;zelve verder is gevorderd De verzwakking innbsp;het kruis maakt den gang meer en meer waggelend en onzeker. Eeiiigen tijd, voor dat ernbsp;eene volkomene verlamming plaats heeft , wordtnbsp;het achterstel nagesléept •, het dier valt dikwijlsnbsp;neder, en kan niet dan met moeite weer opnbsp;staan; op een anderen tijd, loopt het op denbsp;kiiieen, en zich dan in de onmogelijkheid bevin-dende , om zich den staart en het kruis te wrlj-ven, hijt bet dier zich in de voorpooten, en

-ocr page 428-

305

tnaakt dezelve raauw of vilt die af. In het eert én ander geval, eindigt zulks met verlainmiiignbsp;van al de vier beenen; het dier blijft uitgestrektnbsp;op de zijde liggen, en sterft in dien toestand.nbsp;Het grootst gedeelte der zieken ondervindt,nbsp;op een zekeren tijd, wezenlijke aanvallen vannbsp;vallende ziekte, welke heviger zijn en nieer-inalen terugkeeren, naarmate dat de ziektenbsp;meerdere vordei’ingen heeft gemaakt.

Tot dus ver is het ons onmogelijk geweest genoegzame daadzaken bijeen te verzamelen,^nbsp;om den duur der ziekte met voldoende zekerheid te bepalen, dewijl de eigenaars, ten eindenbsp;hunne schade Ie verhoeden, de zieke dieren,nbsp;als zijnde ongeneesbaar, dooden. Het geringnbsp;getal waarnemingen, omtrent dit onderwerp gemaakt , bewijst iutusschen, dat de dieren gewoonlijk eerst op het eind der derde of vierdenbsp;maand sterven; eenigen bieden aan de ziektenbsp;zes maanden en zelfs langer tegenstand.

De opening der dieren, welke in den eersten tijd der ziekte , gedood worden , duidt eenenbsp;meer of minder sterke ontsteking In het darm-scheil aan, als mede in de geheele lengte dernbsp;darmbuis , en zelfs rondom de blaas. Bij denbsp;beschouwing der dieren, gestorven of gedood,nbsp;in een meer gevorderd tijdperk der ziekte', vindtnbsp;men volstrekt geene organische beleediging, maarnbsp;men treft eenige wormen aan, welke niet dezelfde zijn bij alle voorwerpen. De meest gewone , en vïelke altijd in een gering getal_wor-

-ocr page 429-

396

d«n aangetroffen, zijn de Waas-wormen {taenia hydatigena, cysticerque 'césiculenx), welke gehecht zijn of aan het middenrif, of aan hetnbsp;darmscheil, of aan de magen, of aan al dezenbsp;deelen te gelijker tijd. Somwijlen ontmoet men ,nbsp;in het laagswijze weefsel bulten het buikvlies,nbsp;naar de lenden-heiligheeas-streek, verschillendenbsp;korlachtige ligchamen , welke een vetachtig aanzien hebben, Waarin zeer dunne draadwormennbsp;(filiaria, crinons) bevat zijn. Dergelijke korrelsnbsp;zijn ook gevonden tusschen de twee bladen vannbsp;het darmscheil. In een voorwerp, dat reeds langnbsp;ziek was geweest, was een hard gezwel aanwezig , vastzittende aan het darmscheil en inwendignbsp;met dergelijke draadwormen gevuld.

Eenlge landlieden hadden gemeend waargenomen te hebben, dat alleen de jonge dieren voor de beefziekte bloot staan , en dat dezelve ernbsp;van bevrijd bleven, wanneer zij den ouderdomnbsp;van drie jaren bereikt hebben, doch latei-e ennbsp;talrijke daadzaken hebben het tegendeel aangetoond en bewezen, dat de ziekte zonder onderscheid zich ontwikkelt bij de schapen van allennbsp;ouderdom, maar dat de lammeren het meestnbsp;algemeen van dezelve verschoond blijven.

Wij zijn niet verder gevorderd omtrent de behandeling, dan ten aanzien van de oorzaken,nbsp;welke deze ziekte voortbrengen. Het gevoelen ,nbsp;dat de beefziekte zich zoude mededeelen doornbsp;de voortteling staal in tegenspraak met eenlgenbsp;daadzaken , en komt geenszins overeen met de

-ocr page 430-

397

verscLljnsolcn der aandoening, voor zoo vef die gekend worden. Alles loopt zamen, om Ie vermoeden, dat de omstandigheden, welke in staatnbsp;zijn, om de woi’m-ziekte , waarover hier gehandeld wordt, voort te brengen, weinig verschillen van die gene , welke de overige kwaadsappigheden. teweegbrengen, waarmede wij denbsp;tril-ziekte hebben vergeleken.

De militaire Paarden-Arls , de Heer caii-heu-ï heeft een berigt ingezonden, wegens opmerkingen , welke bij gelegenheid beeft gehad te maken te Chevincourt f in het Departement de Stine-et-Oise, omtrent (Je beefzickte, waarover liiernbsp;gesproken is, en welke aldaar beersebte ondernbsp;de kudde van den Heer joovencel. Het verhaalnbsp;van cAiLLiEux is naauwkeurig, en bevat zeer v(d-doeude daadzaken , welke dc reeds bekende bevestigen, en dienen kunnen om de kenmerkennbsp;der ziekte bepaaldelijk vast te stellen.

(Naar de verschijnselen te oordeelen , welke bier worden opgegeven aan de tril of beefzieklenbsp;elg(j)i te zijn, komt bet mij voor, dat de kwaal,nbsp;waardoor in sommige gewesten van ons land,nbsp;de schapen worden aangedaan , bij de landliedennbsp;bekend onder den naam van de schuur of denbsp;schuring, daarmede groote overeenkomst beeft.nbsp;Men vindt omtrent de/adve melding gemaakt in dennbsp;Staat van den Landbouw in Holland, gedurendenbsp;bet jaar 1809, geplaatst in bet Magazijn vannbsp;Landbouw gt; door jan kops , D. IV. blz. 342,

-ocr page 431-

39S

l3e2e ziekte komt ook niet zelden In dé Pêó-Vincle Utrecht voor. .Het is mij evenwel nog ïilet gelukt dezelve In liaar gelieel beloop AvaaT-tcnemen. Wel zijn een en andermaal enkelenbsp;schapen aan de Vee-arlsénijscbool gebragt, dienbsp;door de Herders werden gehouden schuurziehnbsp;te zijn , zoodat zij Voor eenen geringennbsp;prijs werden afgestaan, op grond der volko-lueue overtuiging, dat de aangedane dierennbsp;slechts eene geringe waarde meer hadden, daarnbsp;men meende, dat de kwaal steeds zoude toenemen, en de schapen, als naar gewoonte, binnen vier, zes, of acht weken daaraan zoudennbsp;slerven. Er hadden indedaad ook sommige dernbsp;opgegevene kenteekeiien plaats, als eene gedurige neiging om het ligchaam te schuren, ennbsp;den kop tegen den muur of palen te wrijven 5nbsp;dan in plaats dat zulks toeuam, verminderdennbsp;deze verschijnselen, en dezelve hielden eindelijknbsp;geheel op, zoodat de schapen, bij ons overgebragtnbsp;zijnde, gezond werden, waardoor de vom'zeg-giiig der Herders niet bevestigd werdlt; Iiidiennbsp;wij mogen aannemen, dat dezCj door gestadigenbsp;opmerkzaamheid, dc gewone ziekten der kudden, door uiterlijke teekenen, dikwijls welnbsp;kennen, zoo twijfel ik ook te minder aan betnbsp;bestaan der beginnende schuur- ziekte, bij denbsp;schapen, waarvan hier gesproken wordt. Dan,nbsp;dit zoo zijnde , geeft de opvolgende herstellingnbsp;veel grond, om de genezing aan de verande-xlng des bodems cn van de weide toeteschrlj-1. D. III. Sx.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;26

-ocr page 432-

399

ven. Het zou dus, mijns oordeels, raadzaam zijn te beproeven , om de scbuurzleke schapen , wanneer de ziekte nog niet ver is gevorderd , eene verandering van bodem of weidennbsp;te doen ondergaan, teu einde, zoo mogelijk ,nbsp;de verdere ontwikkeling dezer, anders, gelijknbsp;men wil , altijd doodelijke kwaal, te voorkomen.nbsp;Ik hoop imjstaat te worden gesteld deze ziekte,nbsp;in derzelver aard en oorzaken, verder na tenbsp;sporen, en noodig tevens de Vee-Artsen uit,nbsp;om hierop dei-zelver aandacht te vestigen, ennbsp;mij hunne waarnemingen te wdllen mede deelen.

N.)

Eene verhandeling van den Heer clichij , Veearts te Allaine , in het Departement d'Eure-et-Loir, bevat twee practische waarnemingen. De eerste is betrekkelijk den heerschenden, dochnbsp;niet besmettelijken, antrax of charbon\ in denbsp;tweede wordt de geschiedenis medegedeeld eenernbsp;steensnede , door hem, met een gelukkig gevolg,, aan een Paard verrigt.

De OpperrVee-Arts bij het eerste Regiment ligte Artillerie, te Metz, de Heer maühice heeftnbsp;eene verhandeling ingezonden over de ziekte,nbsp;welke door de Dultschers de holler wordt genoemd. Dit stuk , met naauwkeurigheid bewerkt, bevat nuttige bedenkingen, welke bewijzen , dat de koller slechts eene verscheidenheidnbsp;is van de slepende duizeligheid {vertige chroni-que), en dat dezelve eene gelijke behandeling

-ocr page 433-

400

vordert. De schrijver- veraekerl, dat de Paarden, door den koiler aangedaan, genoegzaam dezelfde toevallen vertoonen als die, welke onnbsp;beweeglijk of steegscb (immobiles) zijn , en dat dezelve ook lang leven. Hij meent te regt, datnbsp;de ooi’zaken dezer ziekte, welke zeer gemeennbsp;is aan de oevers van den Rijn, en aldaar totnbsp;die ziekten behoort, welke den koop verbreekbaar iredhibitoiri) maken, kunnen worden toegeschreven aan het voedsel, waaraan de veulensnbsp;onderworpen zijn.

Door Zijne Excellentie den Minister, Secretaris van Staat|’voor de RInnenlandsche _Zaken , wordt aan de school eene verhandeling medegedeeld van den Heer roupp , Paarden Arts bijnbsp;het Depót der Hengsten, te Abbeville, overnbsp;de langdurige en onislagtige behandeling vannbsp;eenen Hengst. Volgens de overeenkomst vannbsp;deze ziekte met de venerische ziekte {syphilis),nbsp;heeft de gemelde Paardeu-Arts eene zamenge-stelde behandeling in het werk gesteld, ennbsp;daarvan een volkomen gevolg verkregen, welkenbsp;wij in het licht zullen doen verschijnen , zoodranbsp;de gelegenheid ons dit zal verooidoven.

Eene zaak, welke al de aandacht van het bestuur der stoeterijen verdient, is, dat, volgens berlgt van den Markies de cuateauvieux ,nbsp;de ziekte door roupp behandeld, zich reedsnbsp;bij onderscheidene Memen, in de omstrekennbsp;van Duinkerken en Calais laat ontwaren, en datnbsp;zij zoude schijnen zich door besmelting voort

26 «

-ocr page 434-

401

te planten. Het zou belangrijk zijn voor lt;le wctenscliap zulks door daadzaken volkomennbsp;te bewijzen, en naauvvkeurige waarnenilngeii omtrent bet stuk der besmetting en zelfs der behandeling te verzamelen.

(Wij zijn van gevoelen, dat er geene gemeenschap beklaat tusschen de ziekte, welke bij den menscli onder den naam van syphilis voorkomt , wat namelijk derzelver specifieken aardnbsp;betreft, en sommige ziekelijke verschijnselen,nbsp;welke zich aan de teeldeel en der dieren openbaren, noch ook dat men hier eene wederkee-rige besmettelijkheid zal mogen aannemen. Mennbsp;vergelijke het geen de Heer hurtrel d’arbovai-in den Dictionnaire de Mcdecihe et de Chirurgienbsp;J^élérinaires op het woord; syphilis ter stavingnbsp;van dit gevoelen uitvoerig aanvoert. Hij komtnbsp;aldaar op het hier medegedeelde geval van deunbsp;Vee-arts bodpp terug, en houdt zijne waai’ne-mingen voor ongegrond, in zoo ver de bedoelde ziekte, door hem en anderen, als vannbsp;eenen waren syphilitischen aard gehouden wordt,nbsp;waai’bij eene behandeling , hiermede overeenkomstig, gevorderd en met goed gevolg w'erd aangewend , namelijk door zoodanige Inwendigenbsp;middelen, waarvan de bijtende zoutzure kwiknbsp;het voorname werkzame bestanddeel uitmaakte.

Hoe zeer wij ons hiermede gereedelijk kunnen vereeiiigeii, zoo valt het evenwel niet te ontkennen , dat er bij de dieren ziekte - vormen

-ocr page 435-

402

voorkomen, welke ia uiterlijke gedaante vele overeenkomst bezitten met de toevallen, waarmede de venus-ziekte bij den mensch meermalennbsp;gepaard gaat.

Vele onzer huisdieren , zoowel mannelijke als vrouwelijke, bijv. het Paard, de Ezel, hetnbsp;Rund, de Hond eu Kat, zijn aan den slijmvloednbsp;uit den pisweg of den druiper, {blennorrhaea,nbsp;leucorrhcod) onderhevig. Men treft hiervan iiinbsp;de schriften van bartlet, Gentilhomme Maré-chal, p. 330, van vixjet , Médecine Vétérinaire ynbsp;Tom. II., p. 833, van gohier , Mémoires et Observations , etc. Tom, II., p. 371, van GREVE ,nbsp;Erfahrungen und Beobachtungen, u. s. w. Erstesnbsp;Bandeken, s. 89, en van. meer andere Vee-art-senijkundigen, voldoende waarnemingen aan, —nbsp;Ook schwedjaur , (Practical Observations 07i venereal complaints y 1784, s. 31) meent den dwii-per bij Honden en Hengsten te hebben gezien.nbsp;Mij zelven zijn voorbeelden bekend, dat kudden Runderen van 8 of 10 stuks door dezenbsp;slijm-uitvloeijlng werden aangedaan. Men neemtnbsp;dezelve doorgaans het eerst waar bij de stieren',nbsp;die met een aantal koeijen in gemeene weidennbsp;loopen, waarbij een gedurig bespringen en verhitting des ligchaams plaats hebben. Gedurendenbsp;den laatstverloopen zomer zijn ons aan de Veeartsenijschool veelvuldige gevallen ter behandeling voorgekomen van Honden, aan de gemeldenbsp;uilvloeijing lijdende. Dezelve ging gepaard metnbsp;eene zeer pijnlijke spanning , vermeerderde

-ocr page 436-

403

warmte en zwelling der roede, waarbij de dieren steeds met een gebogen mg stonden, met opzetting van de voorstander-kller, moeijelijkenbsp;pislozing en koortsige beweging des vaatgestels.nbsp;Sommige dezer Honden waren gewoon veel innbsp;bet water te gaan, en het was niet onwaarschijnlijk , dat eene te sterke of schielijke verkoelingnbsp;des ligchaams bij deze voor de voorname oorzaak des ongemaks moest Avorden gehouden, —nbsp;Daar hetzelve als eene catarrhale onstekingach-lige aandoening moest worden beschouwd vannbsp;het slijmvlies, dat den pisweg inwendig bekleedt,nbsp;deed eene ontstekingweerende behandeling, namelijk eene of meerdere aderlatingen van vier ,nbsp;vijf of zes oneen, naar de zeer verschillende groottenbsp;der Honden, uit de hals-ader, het bestendignbsp;baden der ontstoken deelen met een laauw afkooksel van lijnzaad o( kaasjes-bladen, en inwendig het gebruik van slijmachtige en verzachtende middelen, bijv. van arabische gom, olijfolie en honig met eene geringe hoeveelheid salpeter, de beste uitwerking ter genezing. Somwijlen bleef de uitvloeijing nog eenigen tijd aanhouden , nadat de ontstekings-toestand reeds wasnbsp;weggenomen, en hiertegen werd meestal het uitwendig wasschen der deelen met goulards-waternbsp;of eenig ander zacht versterkend vocht voldoendenbsp;bevonden, om de uitvloeijing, uit slapheid dernbsp;afscheidende slijm-klieren voortdurende, langzamerhand te doen ophouden.

Door dezelfde behandeling wordt de slijm-uit-


-ocr page 437-

404

vloeijing tij de overige Huisdieren, naar der-zelver verschillende llgchaams-grootte gewijzigd, algemeen genezen. Wat de besmettelijkheid dezer ziekte betreft, zoo schijnt het , dat dezelve aan dieren van hetzelfde geslacht, door on-mlddelljke aanraking der deelen bij de paring,nbsp;kan worden medegedeeld. De waarnemingen doornbsp;GOHiER, a. p. opgeteekend, bevestigen zulks tennbsp;opzlgte van het Rund. Dezelfde ultvloeljing namelijk ontstond, bij de koeijen , uit de scheede,nbsp;eenlge dagen , nadat dezelve gedekt waren geworden door stieren, die daaraan onderhevignbsp;waren. Hetzelfde wórdt door greye bevestigdnbsp;ten aanzien van den Hond , a. p. s. 90.

Bij dit dier zou, volgens het geen_ wij, door den laatstgemelden schrijver, vinden medegedeeld,nbsp;de slijm-uitvloeijlng of druiper somwijlen eenenbsp;algemeene verwoesting des gestels ten. gevolge'nbsp;lebben; daar hij chankerachtige stinkende zweren aan de uitwendige teeldeelen, als mede innbsp;de scheede zag ontstaan, welke bestendig eenennbsp;dunnen scherpen etter afscheiddeu. De omstreeknbsp;van den aars, de schaamdeelen, de kop , inzonderheid de inwendige oppervlakte der ooren ,nbsp;de lippen, oogleden, de neus, het tandvleesch,nbsp;de geheele keel en de tong werden met ontelbare, witte, zachte, vuile, bloemkoolachtigenbsp;wratten bezet, welke bij het aanraken ligtelijknbsp;bloeden, en het dier pijn veroorzaakten, waarbij het zeer vermagerde, en niets dan dunnenbsp;zachte voedsels kon gebruiken. Hij nam , In

-ocr page 438-

405

eea soortgelijk geval, van de groene kaasaclitige stof uit eene der zweren, en entte dezelve innbsp;ap de voorhuid van eenen anderen gezondennbsp;Das-Hond. Deze kreeg, zes dagen na de inenting, op die plaats, eene voortknagende chan-kerachtige zweer met opstaande randen, waaruitnbsp;bestendig eene groene , kaasachtige, dunne ,nbsp;sloffe vloeide. De geheele voorhuid zwol op;nbsp;de roede was bestendig gespannen; de pis-ont-lasling werd verstopt, en de Hond stierf opnbsp;den twee en twintigsten dag na de inenting.

Hieruit mag dus met waarschijnlijkheid worden afgeleid, dat, hoewel men niet denzelfden aard der smetstoffen behoeft aan te nemen, dienbsp;dtize , eenigermate gelijkvormige , ziekten bijnbsp;den mensch en sommige dieren teweegbrengen ,nbsp;het nogtans ook aan de organisatie der laatstennbsp;eigen is, dat een ongewone geprikkelde toestandnbsp;der teeldeelen tot ziekelijke afscheidingen aanleiding kan geven, en dat de prikkelende stofte ,nbsp;door opslorping, aan hel ligchaam medegedeeld,nbsp;eene algemeene ziekelijke gesteldheid in hetzelvenbsp;kan veroorzaken. Op dezelfde wijze zien wij,nbsp;dat ook sommige andere ziekten in uitwendige gedaante en beloop de grootste overeenkomst hebben met gelijksoortige ziekten van dennbsp;mensch, doch welker smetstoffen in aard geheelnbsp;verschillen. Ik noem hier slechts de schaaps-pokken, welke, zoo in beloop als verseb^nse-len, eene merkwaardige geJijkbeid bezitten metnbsp;fle kindei’pokkeu, terwijl het intusschen genoeg-

-ocr page 439-

406

zaam bevestigd is, dat noch de mensch vatbaarheid bezit voor de smetstoffe der schaaps-pok-hen , noch de schapen voor het menschelijk pok-gif. Hetzelfde heeft plaats met andere uitslag-ziekten , als bijv. het uitslag der varkeus, door sommigen het roodvonk genoemd, — met denbsp;mazelen der schapen, en meer anderen. Ditnbsp;moet verklaard worden uit de eigene vatbaarheid , welke elk dier bezit , om door bijzondere prikkels te worden aangedaan en op dezelve terug te werken, waardoor de ziekten ennbsp;derzelver voortbrengselen natuurlijk bij elknbsp;diergeslacht onderscheidenlijk gewijzigd worden,nbsp;zoodat ieder geslacht in het algemeen deszelfsnbsp;eigene smetstoffen bezit , hoewel sommige opnbsp;meerdere geslachten werken, gelijk bij voorbeeldnbsp;de smetstoffe der koepok, het dolglft, het anthrax-of bloedgif, en meer andere.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;N.)

Er vallen bij de Paarden vrij dikwijls breuken van den grond des schedels voor, en er zijnnbsp;weinige Vee-artsen van eene eenigzins uitgebreide practijk, die er niet meerdere voorbeelden van ontmoeten. Dezelve hebben dikwijls plaats, ten gevolge van een’ val op dennbsp;nek, hetzij wanneer de Paarden steigeren, ofnbsp;dat zij aan de leist of den teugel-riem trekkende , dezelve breken.

De Heer bouley de jonge, Vee-arls te Pa^ rijs, heeft aan den Heer Directeur eenige voorbeelden van zoodanige beenbreuken gezonden,

-ocr page 440-

407

welke, zoo als hij te regt aanmerkt, dikwijls met verscheuring van het midden-rif gepaardnbsp;gaan.

Eene dezer breuken ontstond en vertoonde zich op zulk eene bijzondere wijze, dat zulksnbsp;verdient vermeld te worden. Een Paard schietnbsp;vooruit , en houdt eensklaps op, na een kwartier uurs , terwijl het, in de volle vaart vannbsp;den loop, de kruin van den kop, tegen hetnbsp;rad van een wagen stoot; hetzelve w'ordt bijnbsp;den Vee-arts bouley gebragt; het vertoont, gedurende twee uren, alle toevallen van den he-vigen koller, en sterft onder zware stuiptrekkingen. Bij de opening vindt men eene breuk,nbsp;niet aiquot;en van het groud-uitwas des achterhoofd-beens, maar bovendien van den geheelen omtrek van de beenige doos des schedels, welkenbsp;slechts meer aan het overige hoofd bevestigdnbsp;was, door de spieren en het steenbeens-gedeeltenbsp;van het slaapbeen der regter zijde.

De beroerte en hersen-ontsleklng zijn zeldzaam bij het Paard; meest bepalen dezelve zich tot het ruggemerg. Dezelfde Yee-Arts heeft bijnbsp;zijne waarnemingen over de schedel-breuken eenenbsp;zeer belangrijke geschiedenis gevoegd over eenenbsp;hevige ontsteking van het spinneweb-vlies desnbsp;ruggemergs. De eerste verschijnselen bestondennbsp;daarin, dat het Paard nederviel, en niet wederom kon opstaan, de achterste ledematennbsp;werden weldra verlamd, waarop spoedig verlamming der voorheenen volgde, vergezeld van de


-ocr page 441-

408

herigste pijnen en van alle toevallen eener sterke ontsteking , waardoor het Paard , in vierentwintig uren, stierf, niettegenstaande de aanwendingnbsp;van herhaalde aderlatingen , en van alle verzwakkende en afleideude middelen, welke men innbsp;het werk kon stellen.

De lijk-opening deed sporen ontdekken eener zeer hevige ontsteking van al de borst- en bulks-ingewanden, van de inwendige oppervlakte dernbsp;darmbuis en bovenal der maag, zijnde overdektnbsp;met eene menigte van blaren, die met een weiachtig vocht gevuld waren. De hersenen ennbsp;hersen-bekleedsels vertoonden niets bijzonders,nbsp;terwijl het ruggemerg zeer vloeibaar en de bekleedsels scharlaken-rood van kleur werd^ bevonden , vooral in de lenden-streek, alwaar denbsp;kenmerken der hevigste ontsteking aanwezignbsp;waren.

UITTREKSEL uit uet YEPiSLAG omtrent DE WERKZA.AMHEDEN AAN DE Vee-ARTSE-NIJSCIIOOL TE zrOW,.GEDURENDE HET JAAR 1821, door den Hoogleeraar GMOGJ^IEM.

Ziektekundige Ontleedkunde.

Een staande jagt-hond van gewone grootte, tusschen vijf en zes jaren oud , werd in de zieke-,nbsp;stallen der school gebragt. Dezelve was mager


-ocr page 442-

409

en zwak ; de ademhaling moeijelljk. Ei’ sclieenc jborst-waterzucht plaats te hehben. Fontanellennbsp;en pisdrijvende middelen bragten geene uitwerking te weeg , en het dier stierf na verloop vannbsp;eenige dagen. Bij de opening vond men eennbsp;onregelmatig gezwel, van ongeveer elf duimennbsp;(centimetres) in de doorsnede. Hetzelve wasnbsp;door celweefsel aan de takken der luchtpijp ,nbsp;aan de slikbuis, aan de voorste groote slagader,nbsp;en aan de regter zijde van den grond van hetnbsp;harle-zakje vereenigd. Dit gezwel was deszelfsnbsp;oorsprong verschuldigd aan de ontaarding dernbsp;klieren van de watervaten der bronchien; denbsp;long was knobbelachtig, en de klieren van hetnbsp;darrascheil waren gezwollen.

Een koets-Paard ademde zeer moeijelljk, sloeg met de flanken; de gang was slingerende , denbsp;pols zameitgetrokken , schielijk en eenigermatenbsp;tusschenpoozeude; de zigtbare slijmvliezen waren eenigzins rood, de mond warm. Op hetnbsp;aanvoelen onder den bulk en tegen de borst-Vvanden, gaf het dier geene teekenen van pijnnbsp;te kennen ; de eetlust was niet opgeb ouden , ennbsp;de dorst aanmerkelijk. Men deed eene llgtenbsp;aderlating; er werd eene rnosterd-pap onder denbsp;borst gelegd, en inwendig een afkooksel vannbsp;garjt met honig gegeven. Den volgenden dagnbsp;was de pols zwakker gewordeu , en op den derden dag stierf het Paard.

Men vond tusschen den linker buik-wand en liet buikvlies , zeer nabij de kraakbeena-boog

-ocr page 443-

410

tier ribben, een gezwel van eenen aanmerkelij-ken omvang, vereenigd aan de uitwendige oppervlakte der milt, en bevattende ongeveer een balve kan (demilitre) eener wilachtige, dikke , ennbsp;stinkende etterstoffe. De milt, drie malen groo*nbsp;ter In omtrek dan In den natuurlijken staat,nbsp;Woog zes nederlandscbe ponden {Jd! o grammen)nbsp;en een half. Dit deel vertoonde in zijne zelf-slandiglield meerdere etterzakken. Hetzelve wasnbsp;vereenigd met de linker nier, als mede aan denbsp;bogten van den karteldarm. De aderlijke vatennbsp;Van den buik waren sterk met bloed gevuld.

Bij de opening van een oud Paard, gedood om te dienen voor liet onderwijs der kweeke-lingen, werd de linker nier bevonden een’ omvang te bezitten, ter dubbele grootte van dennbsp;natuurlijken staat, en, in plaatk van de gewonenbsp;eigene stoffe {parenchyma), vond men een grootnbsp;getal van steenen van eene ongelijke grootte.nbsp;De zwaarsten, ten getale van twee , hadden denbsp;dikte van eene zwaï’e kastanje. Vijfentwintig ofnbsp;dertig dezer vreemde llgcbamen waren zoo grootnbsp;als veldbooiien. Alle hadden eene bruine,nbsp;zvvartacbtige, kleur; dezelve waren zeer hard ennbsp;gedrukt iii eenen klomp van geelachtige aarde,nbsp;bezittende de vastheid van een w'eekachtig deeg.nbsp;De blaas bevatte eene geringe hoeveelheid pis,nbsp;Vvelke een sterk bezinksel bezat.

-ocr page 444-

411

Practiache ziektekunde.

Dc meest ge^Tone ziekten onder de Paarden quot;Waren, gedurende den herfst van het laatst ver-loopen , en de lente van het tegenwoordigenbsp;jaar , catharrhale aandoeningen van den neus ennbsp;de longen, welke ziekten veroorzaakt werdennbsp;door de veranderingen van den dampkring. Dezelve hadden een ongunstigen uitgang, wanneernbsp;men haar aan zich zelve overliet. Met vruchtnbsp;werden etterdragten aan den hals gezet, welkenbsp;men zoo na mogelijk aan den nek hragt, wanneer de aandoening zich tot het slijmvlies vannbsp;deii neus bepaalde.

Voorts werden , in de lente en het begin van den zomer, bij de Paarden, builen {échaubou-lures) op het ligchaam waargenomen ; mennbsp;schreef dezelve toe aan het gebruik van nieuwenbsp;voeders, welke, volgens de gewone uitdrukking, nog niet waren uilgebroeid of uitgezweetnbsp;(jèté leur feu). Dit uitslag werd verergerd doornbsp;de buitengewone hitte van den laatsten zomer,nbsp;en de onzuivere lucht der stallen. Hetzelvenbsp;is, door de verandering van het voeder, vannbsp;zelf opgehouden.

Eene meer doolt;|el!jke ziekte brak uit, ge-dui’cnde de zware hitte van den zomer, name» lijke die soort van hogenblikkelijke beroerte ,nbsp;welke coup de sang genaamd wordt, en hoofdzakelijk de postpaarden treft, alsmede de zoodanigen,nbsp;die voor zware vragtwagens trekken {chevaux

-ocr page 445-

412

de roulage). Deze Paarden vielen somwijlen on» der het gareel ter neder, zonder dat men dennbsp;tijd had, eenige hulp toetehrengen. De middelen , welke hielpen , bestonden in het terstondnbsp;begieten van den kop met water, met een weinig azijn vermengd, en voorts in het doen vannbsp;hei’haalde adei’latiiigen. Wanneer, na de aanwending dezer middelen , de pupil verwijderdnbsp;bleef, de eetlust niet terug keerde , en mennbsp;geene ontlastende of prikkelende middelen opnbsp;de huid kon aanwenden, zoo volgde er eennbsp;tweede aanval, vergezeld van stuiptrekkingen,nbsp;welke den dood teweegbragten.

De Paarden, welke het meest aan dit toeval waren blootgesteld, werden bevonden te zijn denbsp;zoodanige , die sterk moesten werken , die ténbsp;sterk met haver werden gevoederd, vooral metnbsp;zemelen, en welke in al te warme stallen werden gehouden. Men nam waar aan de school,nbsp;d«t, zoo dikwijls als de aderlatingen werden lanbsp;het werk gesteld vóór dat er overvloedige was-schlngen wai’en gedaan, de dieren stierven. Denbsp;gene , die ter neder waren gevallen, werden opnbsp;de beenen geholpen; men ondersteunde dezelve,nbsp;en wekte hen door de .stem, en door middelnbsp;van de zweep , weder op.

(Ook bij ons gebeurt het niet zelden, dat Paarden voor de zwaar beladene snel-wagens, wegens dezelfde oorzaak, plotseling nederstorten en sterven. Vooral hebben daarvan, in den heeten zomer

-ocr page 446-

413

van bel jaar 1828 , meerdere gevallen plaats gö‘ bad, die mij bekend zijn.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;N).

Wij hebben , zonder goedgevolg , onderscheidene duizelingen behandeld, voortvloeijende uit gastrische oorzaken {vertiges abdominaux), en zijnnbsp;verzekerd geworden, dat deze ziekte den meesten tijd verooi’zaakt wordt door het misbruiknbsp;van zemelen, zijnde eene onverteerbare zelfstandigheid, welke uit den leefregel van het Paardnbsp;diende te worden gebannen.

(Zal men het niet daarvoor mogen houden , dat het misbruik het gebruik niet wegneemt ? De tarwen - zemelen, mits niet vannbsp;alle meel beroofd, met Water aangemengd, ennbsp;nu en dan gegeven, kunnen als een zacht ora-windend voedsel worden beschouwd, hetwelknbsp;op de zeer prikkelbare ingewanden des Paardsnbsp;voordeelig werkt. In groote hoeveelheid ennbsp;aanhoudend gevoederd, verslappen de zemelennbsp;voorzeker de verteerings-krachten, en wanneernbsp;dezelve, geheel uitgezift, alleen uit den bast dernbsp;tarwe-korrels bestaan , zijn zij vast weinig voedzaam en verteerbaar.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;N),

Wij hebben gelukkige uitkomsten ondervonden van de afsnijding der pees van de diepe spier {muscle cubito-j)halangien en tibie-plialan-gien) bij Paarden , die regt op de beenen , ennbsp;zelfs bij de zoodanige, die overkoots stonden.

-ocr page 447-

414

Een der dieren, Letvvclk deze kunstbewerking bad ondergaan, trok een oogenblik daarna eennbsp;wagen, beladen met twaalf liondex’d ponden , en de wond was met 14 dagen lot volko-mene heeling gebragt.

(Gevallen van opzettelijke en toevallige afsnijdingen der pees van de bovengenoemde spier zijn ons, ook dit jaar, aan de Vee-artsenijschoolnbsp;voorgekomen , waarvan ik nader verslag wenschnbsp;te geven.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;N.)

Wij hebben meermalen eene opening in de luchljiijp gemaakt, om in dezelve eene , van bliknbsp;gemaakte , buis te brengen, met oogmerk om hetnbsp;blazen (corner) bij zekere Paarden te beletten,nbsp;en hebben ons overtuigd, dat dit middel slechts.nbsp;Voor een’ bepaalden lijd, eene gunstige uitwerking kan te weeg brengen. De oppervlakten ,nbsp;welke met de buis in aanraking komen, nemennbsp;inderdaad spoedig eene, eenigermate beenachtige,nbsp;verdikking aan. Het slijmvlies, dat hieraan ver.nbsp;bonden is, zwelt op; er vormt zich een rand ofnbsp;wrong, w'elke de luchtpijp verstopt, waardoornbsp;het dier in gevaar wordt gebragt van te stikken.nbsp;Door de opzwelling wordt Ook de blikken buisnbsp;dikwijls uitgestoten , welke er niet wederom kannbsp;worden ingebragt, zonder de operatie op nieuwnbsp;te doen. Men zou zonder twijfel al deze moebnbsp;jelijkheden kunnen voorkomen' door naanwkeu-rige zöi'gen, doch men kan met verwachten

27

-ocr page 448-

415

d.it deze met de behoorlijke naauwgezetheid. zullen worden aangewend, door het grootst gedeelte van lieii , welke dusdanige Paarden oppassen.

Wij hebben een kwaaddroesig Paard behandeld met de bijtende zoutzure kwik, en meenden hetzelve te hebben genezen , daar al de toevallen der ziekte vei’dvvenen waren ; dannbsp;weldra brak de worm van zelf uit {farcin, spon~nbsp;tone). Deze nieuwe ziekte scheen Ie luisterennbsp;naar de gewone middelen; er ontstonden eennbsp;zware hoest, en vervolgens nieuwe wormbuÜen,nbsp;en deze twee toevallen wisselden beurtelings af.nbsp;Het dier vgrvlcl in uittering en stierf. Er werden in de longen verscheidene knobbels aange-trolfen eii twee geslotene etterzakken, bevattendenbsp;eeue lialf vaste, witte, stoffe.

Nieuwe waarnemingen hebben ons de goede uitwerkingen van den duivelsdrek bewezen tegennbsp;den Sint-i'itus-Dans {la danse de Saint Gurj), waar-, aan de honden onderhevig zijn. Dit middel werdnbsp;gegeven in eene oplossing van azijn, en verdundnbsp;.met een aftreksel van de 'oaleriana of van linde-biOezem, van een lot twaalf wlgjes {(jrammen').

'(Onder den naam van S'nt Vitus Dans wordt eeue ziekte verstaan , welke met ongewone , onregelmatige , en tevens onwillekeurige bewegin--gen van een of mcerderë declon des ligchaamsnbsp;gepaard' gaat. — Dezelve zijn algemeen, zoodatnbsp;het iigchaam door slulpachtige schuddingen wordt

-ocr page 449-

410

öangcJaan, docli tnef’i’nialeii bepalen deze zJcli. tot de voorste of aebtersie ledematen, welkfenbsp;bij afwisseling of aaulioudeud, door trilling ,nbsp;scliokken , krampaebtige buiging en uitstrekking,nbsp;bewogen worden. Deze ziekte, algemeen voort-vloeijende uit eene ongeregelde werking of welnbsp;eeuen zwaklields-loesfand der zenuwen , welkenbsp;uit het ruggcnierg ontstaan, en zich door denbsp;spieren, voor de willekeurige bewegingen dienende, verspreiden , is bij den Hond meest eennbsp;gevolg der voorafgegane zoogenaamde hvnde-ziek-te, waaruit dit dier ook deze , gelijk sommigenbsp;andere zenuw-zlekten , niet zelden overhoudt ,nbsp;(verg. blz. 385). gohier, a. p. Tom IL p. 423nbsp;deelt ook het geval mede van den Sint Fikis~nbsp;Dans bij een zadel-Paard, hetwelk slecht behandeld was. De voorste ledematen , vooral lietnbsp;linker voorbeen , waren door de ziekte aangedaan. De aanvallen, welke zeer hevig wai-cn,nbsp;zoodat bet Paard onder dezelve bijna nederviel,nbsp;ontstonden bij de minste schrik of tegenstreving, welke hetzelve ondervond, en hielden vijfnbsp;of zes minuten aan, gedurende welke bel linkernbsp;Voorbeen sterk en krampachtig w'erd bewogen.nbsp;IN a eiken aanval liep het Paard een weinig kreupel, doch deze kreupelheid ging spoedig ovmr.nbsp;Ücze ziekte, zoo zeldzaam bij bet Paarden-ge-siacht, bestond reeds, sedert twee jaren , en hetnbsp;Paard was, gedurende dezelve, veelvuldige malen van de eene hand in de andere overgegaan.

- De duivelsdrek , iu ajtreksel der valeriaan--

^gt;7 *

-ocr page 450-

wortel tocgediend, deed iu het eerst de aanral* len ziglbaar afiieraen; doch naderhand kwamennbsp;dezelve met meerdere hevigheid terug , ongeachtnbsp;de aanwending van nog verschillende andere geneesmiddelen. Deze geneeswijze gelukte evenwelnbsp;heter hij een’ Muil-Ezel, welke, eenigen lijdnbsp;naderhand, door denzelfden Hoogleeraar , metnbsp;deze ziekte behandeld werd. Hier waren denbsp;belde voorste ledematen in eenen sterken trapnbsp;aangedaan. De oorzaak was onbekend; doch hetnbsp;dier was na verloop van acht dagen hersteld.nbsp;Terzelfde plaats worden de gunstige herstellingen medegedeeld van den Sint-Vitus-Dans bijnbsp;den Hond, door versterkende {tonische) Laden,nbsp;eestrijke wasscliingen , en door het inwendig gebruik van den duivelsdrek in een aftrek'nbsp;sel der valeriaan-wortel.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;In volgende gevallen

gelukte evenwel deze geneeswijze minder, terwijl , bij eenen Hond , de staal-badeu naderhand nog eene voordeelige uitwerking deden.

Sedert de maand Junij 1828 tot op dit oogen-blik, bevindt zich aan de Vee-eiHsenijschool een Wind-Hond onder onze behandeling, door denbsp;gemelde ziekte, als een overblijfsel uit de honde-ziekte, aangedaan, waarbij het regter voorbeennbsp;onophoudelijk door stuipachllge schokken innbsp;den scliouder bewogen wordt, zonder dat hetnbsp;dier in slaat is het deel een pogenbllk stil tenbsp;houden. Tot dus ver zijn daartegen versterkende , zoo wel als krampstillende w’asschingennbsp;van wijngeest met vlugtig loogzout, ook van

-ocr page 451-

418

een aftreksel nan het bilzenkruid, en inwen,dig de zink-kalk, — van welk middel wij dit jaar tegennbsp;een zw;a'en en aanlioudenden lilk of opstotingnbsp;Lij eenen Hond cène zeer gunstige uitwerkingnbsp;hebbel ondervonden, — de valeriana, kamfer,nbsp;duinelsdrek en bittere maagmiddelen, in gepastenbsp;evenredigheden vereenigd, vruchteloos aangewend. — Door de bijvoeging van twee gi-einennbsp;opium daags werd de trilling zigtbaar sterker, ennbsp;dezelve verspreidde zich meer door de spierennbsp;van het geheele ligchaam, terwijl het dier zichnbsp;minder vlug bevond. Thans vvordt het extrac-tu7n nucis vomicae alcoholicae, tot greinnbsp;’s avonds en 's morgens, beproefd, met welkenbsp;gift langzamerhand zal worden opgeklommen. Iknbsp;ben nog niet in staat de volkomene uitwerkingnbsp;mede te deelen, welke dit middel zal te weegnbsp;brengen; doch aanvankelijk schijnt dezelve gunstig te zijn , daar de trilling, onder deszelfs gebruik, vermindert,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;N).

Wij hebben de buikwaterzucht genezen bij eenen Hond, door de buikstcek, en de inspuiting van specerijachtige aftreksels, in deze holligheid, terwijl de terpentijn , ter hoeveelheidnbsp;van 10 tot 12 druppsen , in een afkooksel vannbsp;glaskruid {parictaria), inwendig wei d gegeven.

Met een gelijk goed gevolg werd door ons aangewend het azijnzure lood, vereenigd metnbsp;eenige druppen sulpeter-zuur, tegen eene soort

-ocr page 452-

419

ran voclillg Iniuluitslag {dartrett) , waaraan de Honden ouderhevlg zijn. Het/.elve begint in hetnbsp;aangezigt, en neemt langzaraeidiand a! do overige deelen van het ligchaain in, zijnde vergezeldnbsp;van kleine blaasjes en zweren op de linid, Hetnbsp;uitslag doet ook meermalen het Ijindvlies desnbsp;oogs aan, en veroorzaakt als dan blindheid ; hetzelve dringt ook tot in den pisweg door, ennbsp;brengt eene uilvloeijing te weeg, gelijk aannbsp;eenen slijmvloed ihlennorrhaea). Uittei’ing en denbsp;dood zijn de gevolgen van dit ongemak, wanneer het aan zich zelf wordt overgelaten , welkenbsp;nog spoediger volgen, wanneer men het uitslagnbsp;met gewone schurft-middelen behandelt.

In navolging der Heelkundigen voor den menscli, hebben wij, van de behandeling der beenbreuken , de zamengestelde en zware ijzeren ver’-banden verwijderd , w'elke voor qe ledematennbsp;vermoeljende zijn , verzweringen te weeg brengen,nbsp;en de vorming van bet been eelt vertragen. Wijnbsp;liebben dezelve doen vervangen door eenvoudige bouten spalken , welke door banden en klevende pleisters bevesligd worden. Wij bebbeunbsp;op deze wijze twee bceiibreuken van den voorarm {cuhitus) bij bel Paard hersteld. Ten aau-zlen van kleine dieren is l'Ct voldoende, om de

been-cinden in derzclver natuurlijke ligging te brengen, en dezelve te bevestigen door spalkennbsp;van bordpapier, bekleed met zwaar linnen. Wanneer dit verband behoorlijk werd aangewend,

-ocr page 453-

420

bieef hetzelve, gedurende twintig dagen, zitten, welke tijd voldoende werd bevonden, om denbsp;gebroken been-einden te vereenigen.

Negentien Honden, welke van dolheid verdacht werden gebonden , w'erden aan de school ge-,bragt, en wel het grootste getal, gedurende denbsp;twee warmste maanden van het jaar. Alle toonden lust tot bijlen , en geen derzelver had af-keer voor vloeibare ligchamen. De ziekte kwamnbsp;onder twee duidelijke verschillende gedaantennbsp;voor. Bij de meeste dezer- dieren hadden denbsp;volgende toevallen plaats: zeer groofe gevoeligheid, ontstekingachtige toestand der slijmvliezen.jnbsp;geneigdheid tot toorn op de geringste aans[)orIng,nbsp;vervolgens bepaling van het gezigt op een vastnbsp;punt, zonder dieigend te zijn, schelle, kortenbsp;stem, ongerustheid te kennen gevende, spaarzame ontlastingen, duidelijke neiging tot bijten;nbsp;deze toestand duurde van drie tot vijf dagen.nbsp;Bij de opening werden nu eens de hersenen ennbsp;derzelver vliezen , zoowel als bet ruggemerg bevonden in eeiie ligte ontsteking te verkeerea;nbsp;dan eens waren in de ingewanden vreemde ligchamen aanwezig, terwijl somwijlen sporen vannbsp;roodheid op bet slijmvlies der maag eu darmennbsp;gevonden werden.

In de tweede wijziging der ziekte nam men eene meer of minder overvloedige nilvl’oeijingnbsp;van kw'ijl waar, roodheid der zigtbare slijmvliezen, ki’anip van het geheele hgebaam, kramp-achtige verdraai) ing der kaken , bi'akingen,

-ocr page 454-

421

somwljloa van «ene zwarte pikaclilige stofFe (we-laena). De dreksloffen waren rood, bijna zwart-achtig, stevig, en werden altijd in eene geringe hoeveelheid ontlast; het blafifeu was moeijelijk , denbsp;stem heesch ; er werd geene of slecbis eene onduidelijke geneigheid tot bijten opgemerkt; meeslijdsnbsp;had zulks plaats, wanneer de dieren getei’gd werden ,nbsp;doch dezelve waren buiten staat, om de voorwerpennbsp;met de kaken te vatten. Bij de opening dernbsp;gestorvene dieren werd het slijmvlies van d©nbsp;darmbuis bestendig meer of minder hoog roodnbsp;van kleur bevonden; de vaten van hetzelvenbsp;Waren, vooral in de maag, spata^htig uitgezet,nbsp;of er waren zwarte vlekken in deze deelen aanwezig, somwijlen ook zweren van gei-inge uitgestrektheid , maar in grooten getale; er bestonden insgelijks sporen van roodheid op het slijmvlies der luchtpijp en van derzelver takverdee-lingen; in eenige gevallen waren er ook zwartenbsp;vlekken in de longen aanwezig, en op een’ anderen tijd, waren de aders van de uitwendigenbsp;oppervlakte der hersenen opgespoten.

Na al deze waaiaiemingen, is het moeijelijk om deze ziekte te bepalen, bekend onder dennbsp;naam van hondsdolheid. Inderdaad kan denbsp;geneigdheid tot bijten, — het eenige wozenldk!?nbsp;toeval, het'velk men aan dezelve met mogelijkheid kou toekennen , — de uitwerking geweestnbsp;zijn der aandoeningen , veroorzaakt door de meernbsp;of minder hevige pijnen. Dezelve vergezellen ,nbsp;voor het overige, de keel-ontsteking , de maagi

-ocr page 455-

ontsteking, fie lever-ontsteking, de worm-zlekten, welke bij den Hond zoo dikwijls voorkomen ;nbsp;(vergelijk blz. 383).

De Vee-arts dragaud , te Grenoble, in bet Departement de l'lnère, deelde eene waarneming mede omtrent eene soort van tussebenpoozendenbsp;verstandeloosbeid (vésanie), of koller bij eenenbsp;Merrie , nadat dezelve gebeten was door eenennbsp;Hond, welke verdacht gebonden werd van dolnbsp;te zijn. De ziekte openbaarde zich, eene maandnbsp;nadat de beet bad plaats gehad , door kramp-acbtige bewegingen der lippen , der o oren ennbsp;oogleden, door verwijding der pupil, blindheid,nbsp;sardoniscben lach, en, drie dagen later, doornbsp;aanvallen A'an rasernlj, neiging tot bijten, zondernbsp;vrees voor water. Deze toevallen werden gevolgdnbsp;van eene volkomene nederzinking des ligchaams;nbsp;somwijlen draalde het dier in bel rond, even alsnbsp;bij de duizeligheid; bet viel neder en stondnbsp;schielijk wederojii op; bet deed geene de geringste moeijelljkheid kennen in de doorzvvel-grng. Deze toesland duurde vijf dagen, wanneer het Paard stlei'f. — Bij de opening werdnbsp;niets opmerkelijks gevonden.

De Vee-arts lami, te Chalatnont, iu lict De-


-ocr page 456-

423

parlement de ïAin, deelt eene waarneming mede omtrent eene öw^/^ra.'r-aal’dige koorts-ziekte vannbsp;een onlstekingacliligeu aard, waardoor verscliei-deiie lioornbeesten vs^erden aangedaan. Er vertoonden zicli op de oppervlakte des llgchaamsnbsp;gezwellen van drie en dertig duimen {centimè-tres) in dé doorsnede; er vloeide uit de neusgaten eene slijmige, zeer stinkende , sloffe; denbsp;oogen waren rood, en tranende; de ledematennbsp;koud; de pols ongewoon liard en vol; men deednbsp;aderlatingen in de halsader, zette etterdragtennbsp;aan de borst, vlijmde de gezwellen door, verbond de wonden met eiterbevorderende middelen,nbsp;en ondervond daarvan gelukkige uitwerkingen.

Van denzelfden Vee-Arts werd ontvangen eene mededeeüng omtrent de tonghlnar {nlosnanlhrnx),nbsp;welke gelieerscbt lieeft onder het hoornvee.

Dezelve werd toegesclu’even aan den invloed van stinkende nevels, en aan het eten van stroo ,nbsp;met roest bezet. De ziekte was besmettelijk ,nbsp;en ging met uitzetting van den buik door luchtnbsp;gepaard, waardoor de dieren zeer schielijk stierven. Aderlatingen, een schraale en gepaste leel-regel, verkoelende middelen werden ter voor-behoeding aangewend, en de beliandeling ternbsp;genezing bestond in de verstoring der gezwellen of blaren, welke zich onder de tong bevonden , wordende de zweren met den hclschennbsp;steen aangeraakt, of ook met den byls/een, ofnbsp;met het versterkt zwavelzuur. Hel getal dernbsp;beesten, op deze wijze genezen, bedroeg drienbsp;honderd.

-ocr page 457-

424

De Vee'Arts pascal, te p’^illjfranche-de-Belves, in Uet Departement de la Dordogne , deelt cenenbsp;Waarneming mede omtrent beenachlige gezwellennbsp;aan liet voorste gedeelte van den kop of de voorkaak {ehanfrein), bij een groot getal Runderen. Deze gezwellen gingen doorgaans gepaard met verzweringen, waai'uit een stinkende etter vloeide; dezelve strekten zicli meermalen zoo ver uit, datnbsp;de beweging der kaken er door verhinderd werd.nbsp;De oorzaak van dit ongemak was onbekend. Denbsp;behandeling bestond in de aanwending van hetnbsp;brandijzer , welke eeue goede uitwerking leiveeg-Lragt. Deze waarneming bevestlgit reeds andere, welke omtrent hetzelfde ongemak gf;maaktnbsp;zijn (»).

De Vee arts debeaüx , te Lavoute, in het De-partement de l'Ardcche, deelt een verhaal mede omtrent de wegneming van een verbazendnbsp;vleeschachlig uitgroeisel aan de roede van een’nbsp;Muil-Ezel. De operatie werd op onderscheidenenbsp;tijden verrigt, en het gcheele gewigl van hetnbsp;weggenomen vleesch bedroeg oiigeveer elf ]Me-derlant^sche ponden {kilogrammen). De krachtigste ettermakende zalven de uiSgroeijing van hetnbsp;nieuwe vleescli niet kunnende bedwingen , namnbsp;de Vee-arts toevlugt tot zeer dunne platen vannbsp;lood, welke op het deel, door een zanienge- 1


1

Instructions et observations sur les maladies des animaux doniestiques, ïoiti, VI- troisièine partie,nbsp;p, 335,

-ocr page 458-

425

steld verband, werden bevestigd, ten einde de uitgroeijing, door drukking, te beletten.

De Vee-arts thomas , te Lourmarin, in bet Departement de Vaucluse deelt een verslag medenbsp;omtrent de brelik aan bet bovenste gedeelte desnbsp;pijpbeens van bet linker been eener Muil-Ezelin.nbsp;Dezelve werd, volgens de bekende wdize, hersteld. Tegen den vijftienden dag ontstond ernbsp;een stank, welke aanduidde, dat er versterfnbsp;plaats bad; bet verband werd weggenomen, ennbsp;men wendde nu een’ specerij ach tigeu wijn opnbsp;bet deel aan. Het been-eelt vormde zich opnbsp;het eind van vijf en dertig dagen, maar het beennbsp;bleef als verlamd; het gevoel en de bewegingnbsp;werden hersteld, door de aanwending van hetnbsp;brandijzer. Het dier hield daarvan geene anderenbsp;gevolgen over , dan eeiie ligte afwijking van hetnbsp;been buitenw'aards,

De Yee-arts alleviand , te Chdteau-Renard, in het Departement des Bonches-du-Jihone, deeltnbsp;waarnemingen mede omtrent de goede uitwerking van de inenting der scbaaps-pokken. Eennbsp;eigenaar, die drie honderd jonge schapen bezat,nbsp;verloor vijftig van dezelve door de pokken; denbsp;overigen werden ingeënt door den genoemden Veearts , waarvan geen enkel stierf. Eenigen tijdnbsp;daarna brak de ziekte uit in eene kudde vannbsp;vijftien honderd lammeren ; drie honderd warennbsp;gestorven, toen Allemand geroepen w'erd, dienbsp;door de inenting elf honderd en vijftig behield ,nbsp;en de gene , welke stierven , waren ingeënt

-ocr page 459-

428

met slof vaa een schaap, hetwelk op het slerr Ven lag.

De VeerArts mArimpoeij , Ie Naij , in het Departement des Basses Pyrèriéis deelde mede:

1quot;. Eene waarneming omtrent eeiie verdónke-ring des gezigts, dooi’ verminderde gevoeligheid der gezigts zenuw (mijdriasis) hij een Paard,nbsp;welke ziekte genezen werd door het inwrijvennbsp;van spaansche vliep-zalf op de wangen, ontlastende middelen, aderlitingen, en den damp vannbsp;ammoniak-geest,

2’. Het geval eener verlamming van de vier beenen hij eene Merrie, welke genezen werdnbsp;door het aanwenden van enkel water, waarinnbsp;veel zout was ontbonden.

3°. Eene waarneming omtrent de aanwending van het brandijzer, ais voorbehoedmiddel tegennbsp;de hondsdolheid.

4quot;. Het omstandig verhaal van de herstelling eener breuk der knieschijf bij een merrie-veulen;nbsp;na verloop van twee maanden was dezelve genezen.

5“. Eene waarneming omtrent eene belette spijsvertering , vergezeld van eene ontsteking dernbsp;teeldeelen en pis-werktiiigen bij een Paard. Denbsp;ziekte was veroorzaakt door overmaat van voedering. Men gaf opwekkende middelen, ethernbsp;onder het drinkwater, en wendde ontlastendenbsp;klisteren aan, ~ivaardoor eene sterke ontlastingnbsp;van meststoffen en van bedorvene lucht werdnbsp;teweeggebragt. Vervolgens werd de geneeswijze

-ocr page 460-

tegen Je aamloening der piswegcn en IcelJeeleQ gerigl; Je ontsteking iverJ Joor lierliaalJe adee-'nbsp;'latingen en. verzaclitende middelenwelke denbsp;pisafscheldhag bevorderen , tegen gegaan.

6“, Eene waarneming, befrelFeode de ontmanning van een Paard. De welige of zwamachtige vxitgroeijingen, welke dikwijls na deze operatienbsp;ontstaan, werden bedwongen door drukking ennbsp;de bijtende zoutzure kicik. Eenige dezer uitgroci-jlngen wogen vier nederlandsclie ponden, {kilogrammes) .

De Vee-arts otiiLLAME , te Issnudun, in liet Departement de l'lndre, deelt mede:

1quot;. Eene verhandeling over de verlamming van het regter voorheen, bij eene Merrie, ten gevolge der wegneming van het pljramledswijzenbsp;ligchaam aan den voet van het tegenovergesteldenbsp;been. Een spijker, in den voet getrapt, hadnbsp;deze operstle noodzakelijk gemaakt. Het verband aangelegd zijnde , zag men met verwondering, dat het Paard ruste op den voel, waaraannbsp;dezelve verrigt w'as , en men ontwaarde weldra,nbsp;dat het tegenovergestelde been alle kracht verloren had en onbeweeglijk was. Men steldenbsp;eene aderlating in de hoofd ader (vena cephalica)nbsp;van dezelfde zijde in het werk, en deed krachtige inwrijvlngen. Spoedig'was men genoodzaakt,nbsp;daar het Paard niet staan kon, lielzelve in zeel-tuigen te hangen. Terwijl de lamheid voortduurde , nam men toevlugt tot scarlücatien ennbsp;bet brandijzei'. Acht dagen na de aanwending

-ocr page 461-

428

«lezer middelen stierf het Paard. Daar de operatie op een stroo leger was in het werk gesteld, zou men hehhen knni'cn gelooven, dat het rug-g'emerg of eenige zenuw-slain , Li) het nederval-len, wai'e Leleedigd geworden ; dan het diernbsp;was met de meest mogelijke omzigtigheid neder-geworpen , zoodat men niet kon verklaren, aannbsp;welke oorzaak dit zoo buitengewone verschijnsel moest woeden toegeschreven.

2“. Eene waarneming omtrent eene eigenlijdige rcgtslijvigheid [tetanus idiojjathicus) Lij een Ezel.nbsp;Dit dier was , wegens eene kreupelheid , waarvannbsp;de oorzaak onbekend was, doch welke aan jichtnbsp;werd toegeschreven, behandeld met zeer sterkenbsp;smeersels, waardoor zeer hevige pijnen warennbsp;ontstaan , zoodat men de toevlugt tot verzachtende middelen en eene aderlating moest nemen.nbsp;Er volgden verschijnselen van de wezenlijke regt.nbsp;stijvigheld, welke langzaam toenamen, zoodatnbsp;het dier eerst vijf en veertig dagen, na hetnbsp;verschijnen der eerste zlekte-toevallen, stierf

Eene waarneming omtrent eene krampachtige aandoening van de spieren der ademhaling hij een Paard De toevallen van deze bijzondere ziekte waren de volgende ; de neusgatennbsp;waren zeer verwijd; de ademhaling was zoodanig stuipachtig, dat met dezelve schuddingen ennbsp;een stooten door al de deelen des llgchaamsnbsp;gepaard gingen; er werd een diepe indruk ofnbsp;eene groef in al de spieren langs de ribbennbsp;waargenomen; bij bet aanraken ontwaarde men

-ocr page 462-

429

het gevoel eeneiv sterke hai'tklopping. Er werd eene ruime aderlating in- het werk gesteld, eunbsp;inwendig krachtdadige krampstillende middelennbsp;gegeven, waardoor de ziekte trapswijze vermin-dei'de. Op den zevenden dag was het Paardnbsp;volkomen genezen.

4°. Eindelijk de waarneming omtrent een’ maag-holler (vertige abdominal) bij een Paard. Hetzelve was gevoed geworden met nieuw hooi, hetwelk nog niet had uitgehroeld. Eene belette spijsverteering was daarvan het gevolg , waai‘-bij zich stuiptrekkingen en aanvallen van razernijnbsp;voegden, benevens teekenen van hersen»ontsteking. Niettegenstaande de maag opgevuld was, oordeelde men eene aderlating in het werk te moe*nbsp;ten stellen. De toevallen bedaarden, maar verschenen den volgenden dag op nieuw met tlezelf-de hevigheid. Op de stuipaclitige bewegingennbsp;volgde nedergeslagenheld der krachten. Mennbsp;trachtte dezelve optebeuren door versterkendenbsp;middelen. Het Paard was niet Voor den vieren-twinligsten dag volkomen hersteld.

W AARNEMING omtrent de volxomene GENEZING EENER EENZIJDIGE VERLAMMINGnbsp;{HEMIPLEGIA) bu een PAARD; doornbsp;iV. CLASSEN, p'ee-arts der eerste klasse, te

ROERMOND.

Op den 14 Julij 1827, werd ik, door h. j.

-ocr page 463-

A%0

HAJ.LU , Schipper te Siieu, in de Provincie Luik , verzocht een zijner ti’ek-Paarden , zijnde eennbsp;aclitlienjarigen bruinen Ruin, te behandelen, hetwelk, daags te voren, zonder eene bekende oorzaak, in deszelfs beweging was belemmerd geworden, en zich, onder het gaan, bestendignbsp;naar de reglerzijde draalde. •

Bij het onderzoek van het gemelde Paard, deed ik het voortleiden, en zag nu duidelijk,nbsp;dat het Paai’d de vrijwillige beweging van hetnbsp;linker voor- en achterbeen bijna geheel verlorennbsp;had, en dat, niettegenstaande hetzelve linksnbsp;werd geleid, het bestendig pogingen deed, omnbsp;zich naar de regler zijde henen te wenden. Hetnbsp;Paard liet voorts den kop hangen, was lusteloos, de oogen stonden dof. Uitwendige indrukken, als roepen of slaan enz., hadden opnbsp;het dier geringen invloed, en het scheen weinig bezef te hebben van hetgeen rondom hetzelve gebeurde. Het slijmvlies van den mond,nbsp;van den neus en der oogen was hoog rood gekleurd ; de pols was ongemeen vol, hard ennbsp;gespannen, en sloeg 56 malen in eene minuut.nbsp;Uit deze verschijnselen meende ik te mogennbsp;besluiten , dat er aandrang van bloed naar denbsp;hersenen en het ruggemerg plaats had, waardoor de invloed der eersten op de zintuigen,nbsp;en van het laatste op de spieren, voor de vrijwillige beweging der ledematen van de linkernbsp;zijde bestemd , aanmerkelijk verminderd was.nbsp;Daar het Paard, hoewel reeds oud zijude,nbsp;1. D. Hl. Sr.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;28

-ocr page 464-

481

^nogtatis wel gevoed eii steik was, deed ik eene aderlating van 9 ponden uit de lials-ader , deednbsp;hetzelve alle droog voeder onllioudeii, en gafnbsp;bij groenvoedering , laauw zemel-water, metnbsp;bijvoeging van een poeder van heemst-ioortel,nbsp;zoethout, honig en salpeter. Ik beval den kopnbsp;bestendig met «koud water te bevochtigen, ennbsp;liet den rug en het ligchaani met laauw Ava-ter baden, met oogmerk, om den aandrangnbsp;en de ophooping in den kop tegen te gaan,nbsp;en aan de bloedvaten des overigen ligchaamsnbsp;de gelegenheid te geven, ten einde eene meerderenbsp;hoeveelheid bloed te ontvangen .wordende daarbijnbsp;over de ledematen herhaalde wrijvingen aan»nbsp;geAvend.

Op den 15 Julij Avas de toestand over het geheel een weinig beter. — Er wei’d nog Aveder» om eene adei’lating van 8 ponden in het AAierknbsp;gesteld, terwijl ter Avecrszijden van den hals eenenbsp;etterdragt werd geplaatst, wordende de overigenbsp;behandeling voorigezet.

Op den 16 Julij waren de etterdraglen reeds zeer gezwollen, en de toestand van het Paardnbsp;in het algemeen was aanmerkelijk beter. Hoewel de belemmerde beweging van de linkerzijdenbsp;des ligchaams nog weinig of niet veranderd was,nbsp;liep hetzelve evenwel meer regt uit, en deednbsp;het mindere pogingen, om naar de regter zijdenbsp;te draaijen. Aangezien de reeds verrigte aderlatingen eene zoo gunstige uitwerking ten gevolge hadden, herhaalde ik dezelve nog cens, of

-ocr page 465-

4S2

-jclioon in geringere hoeveelheid; voor het overige werd met dezelfde behandeling aangehouden.

Op den 17 was het Paard reeds zoo veel gebeterd, dat hetzelve, in den g^ng gebi’agt, volkomen regt uit liep, en zoowel in de beweging naar de linker- als regterzijde even vrij was, zonder meer naar deze dan naar genenbsp;zijde te neigen. Ik liet de ledematen der aangedane zijde nu nog met eene wasschlng uitnbsp;brandewijn , terpentijn-olie, en eenlg zwavelzuur ^nbsp;ter versterking, wrijven. Op den 21sten konden de setons, die zeer wei'kzaam waren geweest , worden weggenomen. Het Paard werdnbsp;tot deszelfs gewonen leefregel en arbeid langzamerhand teruggebragt, en was op den 24steanbsp;volkomen hersteld. Hetzelve heeft, lot dus ver,nbsp;eeu volmaakten welstand mogen behouden.

WAARNEMINGEN omtbent het VPdJ-WILLIG BREKEN van het DIJE-BEEN bu Runderen, door G. KIJLSTRA^ Lz,, Fee-arts der 1**' klasse^ te dragten in fries-

lAUD.

Reeds driemalen is het breken van het dije-been bij Rundei’en, zonder eenige uitwendige of geweldige oorzaak , mij voorgekornen. Ik acht

28*


-ocr page 466-

4.33

dc zaak belangrijk genoeg, om dezelve mede te deelen.

GERRiT VENEMA, ecn arbeider te dezer plaats, bezat drie Runderen, namelijk eene vijfjarigenbsp;melk-vare, eene vierjarige dragtige, en eene tweenbsp;en een halfjarige dragtige koe.

De eerstgemelde, namelijk de vare melkkoe , bad zich, sedert eenigen lijd, op den stal gedragen, als of zij pijn gevoelde in de achterstenbsp;ledematen. Het dier ging in het eerst dikwerfnbsp;liggen, doch stond alsdan ook spoedig wedernbsp;op, en staande trippelde het bestendig heen ennbsp;weder. Langzamerhand begon het meermalennbsp;en voor langeren tijd zich neder te leggen, ennbsp;werd hoe langer hoe moeijelijker tot opstaannbsp;te bewegen. Eindelijk kwam het dier in hetnbsp;geheel niet meer op de beenen, dan wanneernbsp;hetzelve, om gemolken te worden, des morgensnbsp;en des avonds, door geweld tot opstaan gedwongen werd.

Onder dit alles bleef het dier echter zoo goed eten , di’inken en hcrkaamven, als elk ander ge-zond Rund; doch ten tijde, dat de koe nietnbsp;meer opstond, dan wanneer zij daartoe doornbsp;geweld genoodzaakt werd, openbaarden zich nognbsp;andere verschijnselen. De meststoffen namelijk,nbsp;hoezeer niet buitengewoon hard zijnde , werdennbsp;zeldzaam ontlast. Het dier wendde tusschennbsp;belden meermalen pogingen aan, om zich vannbsp;dezelve te ontdoen; doch scheen bij die pei-»nbsp;singen pijn te gevoelen; onder zigtbaar pijnlijken

-ocr page 467-

434

aanrlraTig, ontlastte het ook vaker dan gewoonlijk eene geringe hoeveelbeid heldere pisi

Er waren nu ongeveer vier weken verloopen, sedert dat men de eerste ziekelijke verschijnselen had opgemerkt, en omtrent veertien dagennbsp;lang had ik het heest gadegeslagen en behandeld , toen men mij, in den avond van den 9nbsp;Maart 1827, verzocht, om schielijk toeteschieten.

Het dier lag bij mijne komst op den grond. Het hield den hals en kop uitgestrekt. Denbsp;oogen stonden helder eu de blik was wild. Ernbsp;stond scliniiii op den muil. De ademhaling wasnbsp;schielijk en geschiedde met een razend geluid.nbsp;De pols was menigvuldig, klein en hard. Nanbsp;eene aderlating verminderden deze toevallen (1).

1

Reeds meermalen had ik, en heli ik , sedert diea tijd, Runderen aangetroffen met eene soortgelijke krampachtige spanning van het vaatgesfel in het algemeen ,nbsp;en van dat der longen in het bqzonder, en ik houdenbsp;mij verjiekerd, dat zij in aard niet van de zoogenaainnbsp;de ulaar-ziehte verschilt. Belde zielUen hebben allenbsp;verschijnselen , behalve de zwelling van eenige uitwendige rdeelen, als der oogleden, der kling, enz.nbsp;met elkanderen gemeen. Belde brengen , aan zichnbsp;zelve overgelaten , in een oogenblik of ten minste spoedig, den dood teweeg; doch zij wijken ook genoegzaam zeker voor eene ruime aderlating uit eene grootenbsp;opening , indien er namelijk als dan nog geene gevolgelijke (secundaire ) uitwerkingen zijn voortge-bragt.

Of het al of niet verschijnen dezer zwellingen het gevolg zij eener bijzondere gesteldheid der dieren.

-ocr page 468-

455

De» anderen daags de zieke weder lic2oekenr de,vond ik dezelve tamelijk wel. Van de krampnbsp;der longen was geen spoor meer tc vinden. Denbsp;drekstolFen en de pis werden nu geregeld ennbsp;zonder persingen geloosd; docli het dier weigerde op te staan , of liever liet was daartoe nietnbsp;meer in staat.

De regter achterpoot (het dier was op de linker zijde gelegen) lag regt uitgestrekt langs den buik , en was in geen der gewrichten te huigen,nbsp;zoodat het deel, in dit opzlgt, geleek naar een’nbsp;paal. Alleen ter plaats van het heupgewricht,nbsp;liet de poot eenige beweging toe, doch dit veroorzaakte het dier groote pijn.

Den 11 derzelfde maand, had de koe zich op de regter zijde geworpen, en dit was ook denbsp;laatste maal, dat het dier tot zoodanig iets zonder hulp in slaat was. Ik Levond nu tot mijnenbsp;durf ik niet hepalcn ; doch het verdient opmerking,nbsp;dat ik deze krampaehtige aandoening van het vaatge-stel zonder zwelling reeds driemalen bij één en hetzelfde Bund, hetwelk met genever-spoeling gemestnbsp;werd , heb waargenomen, en dat ik dezelfde ziekte,nbsp;onder de gedaante van blaar-ziekte, even zoo dikwijls zag ontslaan , hij een ander liund , zoowel toennbsp;het in weide liep , als toen het met hooi gevoederd ennbsp;met water gedrenkt werd.

In hoe verre de bovengemelde toestand hier als een vencltynsel der ziekte, of wel als een bijkomend toeval te beschouwen ware, valt moeiieiijk met zekerheidnbsp;te bepalen.


-ocr page 469-

436

verbazing, dat bet met bet linker acbterbeea juist zoo gescbapeu stond , als ik omtrent hetnbsp;regter heb opgegeven.

Van nu af aan veranderde de pols , welke tot aan den dood toe, langzamerhand menigvuldig, klei-, en ongeregelder werd. De afgang werd

ner

hoe langer hoe losser, en eindelijk ontstond er een doorloop, welke niet ophield. De pisnbsp;vloeide bestendig onwillekeurig af. De eetlustnbsp;verdween meer en Ineer. De herkaauwing hieldnbsp;op, en het dier stierf, onder hevige stuiptrekkingen, in den avond van den 30 Maart.

Het hoofd van het regter, zoowel als het hoofd van het linker, dije-been was van het ligcliaamnbsp;dezes beens gescheiden door eene breuk, waarbij het been in zoo vele en zulke kleine splinters verdeeld was, dat ik, met de grootstenbsp;moeite , al deze deelen niet tot een tamelijk ge.nbsp;heel konde verzamelen. Deze splinters behoorden gedeeltelijk tot de halzen, en gedeeltelijknbsp;tot de, daaraan behoorende, bovenst-binnenstenbsp;deelen der dijebeenderen.

De geheele bovenste einden der dijebeenderen waren weeker, dan de overige gedeelten dezesnbsp;zelfden beens, en der andere beenderen vannbsp;het ligchaam , daar er slechts eene geringe krachtnbsp;vereischt werd, om de eerstgemelden met dennbsp;beitel te verdeden.

Het merg der beide dije-beenderen kwam mij daarentegen vaster voor ^ dan in den gezondennbsp;Staat plaats heeft.


-ocr page 470-

437

Rondom de breuken vond ik nlfstoi’tingen Van eene geele, lilaclitige , slof. De spieren innbsp;den omtrek rvaren bloedig en murw.

Het ruggemerg leverde , bij eene naauwkeurige beschouwing, niets tegennatuurlijks op.

Daar ik de aanleidende oorzaken dezer ziekte zocht in de bedomptheid en onzuiverheid vannbsp;den stal, welke niet dikwijls genoeg van meststoffen gezuiverd wordende, eene scherpe ennbsp;stinkende lucht onthield, en voorts ook in gebrek aan reiniging deS ügchaams, zoowel alsnbsp;in eene schrale voedei’ing, had ik den eigenaarnbsp;aangeraden, dat hij de twee overige, nog gezonde dieren, in de weide zoude doen. Ik wistnbsp;wel, dat dit zonder dringende redenen , nog tenbsp;vroeg was; doch ik zag geen ander middel, omnbsp;de dieren aan den invloed v^an de opgegevene,nbsp;schadelijke, oorzaken te onttrekken. Mijnenbsp;raadgeving werd echter niet opgevolgd.

Intusschen zag de eigenaar met vrees, dat aanstonds na den dood van het gemelde Rund,nbsp;ook de vierjarige dragtige koe minder getmakke-lijk opstond , en een’ langeren tijd bleef neder-liggeia, dan tc voren. ïe meer verontrustte hijnbsp;zich. over deze verschijnselen, daar deze koenbsp;met de gestorvene op denzelfden stal had gestaan.

Schielijker dan hij de laatstbedoelde koe was hier het beloop der ziekte, en reeds op den 9nbsp;April deszelfdeu jaars, vond ik, bij mijn eerstenbsp;bezoek , het dier onvermogend, om op te

-ocr page 471-

438

staan, terwijl ten aanzien van deszelfs ieide aclt* terpoten hetzelfde w^erd waargenomen als om-treilt het reeds gestorven Ruud had plaats.gehad.

Ik raadde het dier te doodeii, doch zulks werd niet opgevolgd, en men liet zich, gedurende eene week, overhalen den raad aannbsp;te wenden van eenen onkundigen, die, in dezenbsp;streken , de vee-arlsenijkundige praktijk, tot na*nbsp;deel der vee-houders , uitoefent. Het dier stierf,nbsp;na verloop van dien tijd, onder dezelfde verschijnselen als het vorige.

Zelf het dier niet kunnende onderzoeken , omdat ik van deszelfs dood geene kennis droeg,nbsp;dreef mij de weetgierigheid echter , op het vernemen van die tijding, naar deir eigenaar, dienbsp;mij alleen wist te zeggen , dat beide dije-been-deren juist zoo gebroken waren bevonden, alsnbsp;hij dit, Lij mijn ondei’zoek van het eerst gestorven Rund, gezien had.

Hèt derde , nu nog alleen in leven zijnde, beest, was thans reeds in de weide gebragt eunbsp;leeft nog op dit oogenhlik.

In Maart 1828, werd ik geroepen bij zekeren ATE DuiiKs, ai’heider in de Wilgen. Hij hadnbsp;eene kalf-koe , welke reeds, gedurende veertiennbsp;dagen, gelegen had, zonder dat het dier, innbsp;al dien tijd, in slaat was geweest, zich te kunnen oprigten. Bij het hezigtigen van het dier,nbsp;viel mij dadelijk het linker achterbeen in hetnbsp;oog. Deze poot lag , even als de straks Rer


-ocr page 472-

439

fclirevene, langs dea buik uitgestrekt , zoodat ook alleen in of bi) bet beupgewricbt bewegingnbsp;kon ontdekt worden. Bij deze beweging konnbsp;men echter duidelijk de beenstukken op el-kanderen hooren kraken, Indien men het oornbsp;tegen de bedoelde plaats hield.

De regter achterpoot was gezond. Door te vragen, koude ik slechts met zekerheid ontdekken , dat men aan het dier , vóór dat het wasnbsp;blijven liggen, geene andere ziekelijke verschijnselen had opgemerkt, dan alleen ti’aagheid innbsp;het oprigten en pijnlijkheid in de achterbeenennbsp;bij het staan.

Het dier op mijn’ raad, doch in mijne afwezigheid , gedood zijnde, heb ik zelf geen nader onderzoek omtrent deze zaak in het werk kunnen stellen, De eigenaar heeft mij intusschennbsp;berigt, dat het bovenste gedeelte des dije-beensnbsp;in stukken was bevonden ; doch, of deze breuknbsp;nu ook juist in den hals des dije-beens heeftnbsp;plaats gehad, kan ik niet bepalen.

Ik moet ten slotte nog aanmerken, dat, tot het doen ontstaan der ziekte bij het laatstenbsp;dier, dezelfde oorzaken hebben kunnen aanleiding geven; daar trouwens ook hier de stal,nbsp;zoowel als het ligchaam des diers, op verre nanbsp;niet zindelijk waren, en de voedering schraalnbsp;moet geweest zijn.

Er waren, behalve dit beest, nog twee andere Runderen in hetzelfde achterhuis aanwezig, welkenbsp;echter gezond zijn gebleven.


-ocr page 473-

440

IETS OVER KALE PAARDEN.

Velen zullen zich met mij herinneren, dat, voor weinige jaren, onder de dieren-verzameling,nbsp;van den Heer martin , een kaal Paard ternbsp;Lezigtiging , op de kermissen , werd rondgevoerd , hetwelk als eene groote zeldzaamheidnbsp;werd beschouwd. — Ofschoon zulks ook als eenenbsp;bijzonderheid mag worden aangemerkt , zoo ontbreekt het nogtans niet aan meerdere voorbeelden van dezelve. De Heer j. a naumann, Hoog-leeraar aan de Vee-Artsenijschool te Berlijn,nbsp;beeft eene uitvoerige beschrijving van een kaalnbsp;Paard gegeven, hetwelk aan de gemelde school,nbsp;een’ tijdlang , heeft gestaan en aldaar is gestorven , in zijn werk; über die vorzüglichsten Theilenbsp;der Pferdeicissenschaft, Th. I s. 21. Hij beeftnbsp;daarvan eene afbeelding achter hetzelve medegedeeld, welke ik beb overgenomen, en ondernbsp;Fig. I. , aan het eind dezes deels wordt voorgesteld. Dezelve doet eene ti’effende overeenkomstnbsp;herkennen met het bovengenoemde kale Paai'd,nbsp;hetwelk in ons land is vertoond geworden.

Hel eerst bedoelde Paard v/ordt, door den gemelden Hoogleeraar, beschreven als een iudi-vidu van eenen wezenlijk zelfstandigen aard, en,nbsp;hij gelooft, ter goeder trouw , dat het eenenbsp;verscheidenheid is vau het gewone Paard, welk»


-ocr page 474-

441

vaderland, tot dus ver, geheel onbekend Is Flij neemt als waarschijallik aan, dat hetzelve metnbsp;de , reeds meer bekende , zoogenaamde turkscbe,nbsp;Honden, onder een en dezelfde, en wel ondernbsp;eene zeer heete, hemelstreek te huis behoort,nbsp;en dat het, wegens deszelfs negerachtige huid,nbsp;even zoo waai’schijnlijk van africaanschen oorsprong zij. Volgens de verzekering van dennbsp;Vorst REPNiN, a. p, s. 23., zouden, in de AVm,nbsp;meerdere zulke kale Paarden gevonden worden.

Intusschen schijnt het, dat men, ten aanzien Van het reeds gemelde Paard, hetwelk door dennbsp;Koninklijk-Pruissischen Opperstalmeester, als eennbsp;kabinet-stuk, voor de Berlijner Vee-artsenij-school, was aangekocht van een’ franschen Emigrant, met name alpi , voorinaligen Bestuurdernbsp;der diergaarde te Versailles, een al te gunstignbsp;vertrouwen heeft verleend aan de verzekeringnbsp;van dezen, dat een Keizerlijk Officier dat Paardnbsp;van Belgrado zoude hebben medegebragt, alwaarnbsp;hetzelve , benevens twee andere Paarden , doch dienbsp;van maan- en staart-haren voorzien zouden zijnnbsp;geweest , was veroverd geworden. Indien wijnbsp;trouwens geloof mogen slaan aan hetgeen g. t.nbsp;SEBALn in zijne Follstdndige Naturgeschichte desnbsp;Pferdes, mit hesonderer hinsicht auf die Littera-tur dieses Gegenstandes, herausgegeben vort k. vv.nbsp;AMMON, s. 396 mid. to., opzigtelijk de geschiedenis van het bedoelde voorwerp mededeelt ,nbsp;zoo was hetzelve slechts een gemeen Duitschnbsp;hoeren-Paard, dat op eene toevallige wijze Van


-ocr page 475-

442

liet haar was beroofd geworden. Hetzelve namelijk, in bet jaar 1780, aan een’ voerman, te Oehrlnqm ia /-^urtemburq ,toehehoorende, werdnbsp;door dezen aan een’ Boer verkoebt in. de nabijheid. Bij dezen viel het Paard in den droes,nbsp;waartegen aan hetzelve dagelijks eenige hoeveelheid verseheii zevenbaom {juniperus sabina) tenbsp;eten werd gegeven, en waarmede den geheelennbsp;zomer werd aangehouden.

Weldra begon het Paard van haar te verwisselen , hetwelk als een gunstig voorteeken van herstelling werd aangezien, en den Boer deednbsp;besluiten het gebruik des middels voorttezet-ten, ten einde, zoo als hij zich uitdrukte: •gt; nachnbsp;und nach einen neuen Gaul daraus zu machen.

Dan, wat gebeurt nu ? Driemalen wisselde het Paard, onder het aanhoudend gehi'uik vannbsp;den zevenbonm, het haar, en de vierde keer,nbsp;bleef hetzelve terug. Het dier was nu geheelnbsp;kaal, behalve aan eenige plaatsen van den hals,nbsp;aan de kroonen der vier beenen, en aan dennbsp;staart-wortel, welke deelen slechts nog eenigenbsp;kleine haren behielden , doch die ook vervolgens , toen de Boer het Paard, — dat nu een voorwerp tot gelach voor het geheele dorp gewor*nbsp;den was , — had verkocht, werden uitgetrokken. SEBALD trachtte bet Paard te koopen, doch,nbsp;Ie vergeefs, daar men besloten had er medenbsp;rond te reizen, om het voor geld te laten be-zigtigen. Men ging er eerst mede naar Frankfort, alwaar het voor een Cyprisch Paard werd

-ocr page 476-

443

«Jtgcgeven. Het werd op nieuw aan een Italiaan verkocht, en van dezen ging het over aan alpi,nbsp;die er een’ grooten ophef van wist te maken,nbsp;en het, onder den naain van een Afrikaanschnbsp;Paai-d , op de bovengemelde wijze, wist af tenbsp;zetten. — Naderhand kwam dit bedrog aan hetnbsp;licht.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;•

Een ander kaal Paard, is het eigendom geweest van een Franschen Oversten, den Heer flandré d’espinay, die daarvan geen minder gerucht maakte , en het uit Aethiopiën liet afstammen. De gesehiedeuis van dit Paard is iulus-schen even zonderling, zoodat dezelve, gelijknbsp;SEBALD aanmerkt, reeds hierdoor twijfelachtignbsp;wordt.

Hetzelve werd namelijk, door den genoemden bezitter, te Lyon aangekocht van eenen Zwitser,nbsp;die het van een’ Jood had gekregen, welke, innbsp;liet begin van den winter van 1807, over dennbsp;iSt. Gothards-berg met meerdere huitenlandschenbsp;Paarden binnen Frankrijk was gekomen. — Dezenbsp;Jood gaf voor hetzelve in Calabrien te hebbennbsp;gekocht voor eenen hoogen prijs, alwaar mennbsp;bet aan dengt; oever der zee zou hebben gevonden, zijnde het aldaar, door het stranden vannbsp;een schip , aangekomen. — Voor de waarheid vannbsp;dit berigt waren evenwel geene borgen aanwezig.nbsp;Niet onwaarschijnlijk is het, dat, indien de geschiedenis van dit kale Ppard kon hebben wordeünbsp;nagegaan, dezelve zou bevonden zijn met dienbsp;van het eerstgemelde vele overeenkomst te be-

-ocr page 477-

444

zitten, daar het, op eene soortgelijke wijze |kls dit, van het haar beroofd kan zijn geworden:nbsp;hebbende men denkelijk voor gegeven, dat hetnbsp;in een afgelegen land aan de zee-kust ware gevonden , om de zaak een belangrijke!' aanzien tenbsp;doen verki’ijgen. Dat er in eenig land een kaalnbsp;ras of zoodanige soort van het Paard zou bestaan, hieromtrent ontbreekt het ten eenemalenbsp;aan berigten. — Zou zulk een gemis van hetnbsp;haar somwijlen ook als een aangeboren gebreknbsp;kunnen worden beschonwd? Dit komt mij nietnbsp;onaannemelijk voor.

Hoewel het even zeer tot de ongemeene zeldzaamheden behoort, dat een veulen geheel van haar ontbloot of volkomen kaal geboren wordt,nbsp;zoo bestaan daarvan evenwel insgelijks voorbeelden, gelijk het voorwerp, dal in de verzamelingnbsp;onzer Vee-artsenijschoolybewaard wordt, waarvan hier de afbeelding onder Fig. II, naar betnbsp;opgezette dier geleekend, wordt medegedeeld,nbsp;daarvan ter bevestiging kan versti'ekken.

Hetzelve werd, op den 25 April 1826 , te Kuilenburg^ geboren van eene bruine kol-Mei'-rie , voor de eerste maal zwanger zijnde, en vannbsp;een volkomen zwarten Hengst. Het veulen stierf,nbsp;door gebrek aan voedsel, op den 28sten daaraannbsp;volgende, door eene ongesteldheid der moeder,nbsp;ten gevolge van het verslaan der melk , waaraan zij insgelijks overleed. Tot dien tijd wasnbsp;het zeer gezond en vrolijk geweest. Blijkensnbsp;de aanwezige melk-tandeii, én melk-kiezeu was


-ocr page 478-

445

lietzelve volkomen voldragen, gelijk dit mede MÏt de ligcliaams-grootte bleek, en voortsnbsp;uit den gewonen dragt-tljd kon worden opgemaakt, zijnde de Merrie , in het laatst vannbsp;April des jaars 1825, gedekt. Hieruit volgt dus ,nbsp;dat zij weinig minder dan twaalf maanden hadnbsp;gedragen. Het veulen was geheel kaal, hebbendenbsp;slechts eenige zeer korte maanharen en een gering pluimtje aan den staart, benevens oogharen.nbsp;Of hetzelve nu , in geval het in het leven warenbsp;gebleven , vervolgens baar over het ligcbaamnbsp;zoude hebben verkregen , valt moeljclijk te bepalen. De Heer Baron r. van dek capellen ,nbsp;Resident \dJ\.heX Preanger Regentschap op Java,nbsp;heeft mij medegedeeld, dat tijdens het verblijfnbsp;Van zijn HoogWelGeboren aldaar, een soortgelijk kaal veulen als het eerstgemelde was gevallen, hetwelk bij zijn vertrek, toen het reedsnbsp;acht maanden oud was, nog geen haar had gekregen. Het veulen was, voor het overige, volkomen gezond.

Ik stel hel mij dus als mogelijk voor, dat, gelijk het zeldzaam verschijnsel van het ontbreken des harigen bedeksels der huid moetnbsp;worden toegescurevcn aan eene afwijkende scheikundige werking der vormkracht, welke omtrentnbsp;het jonge dier, in het moederlijke llgchaamnbsp;plaats heeft, dusdanige gesteldheid ook nog naderhand , bij het opgroeijen des diers, zal kunnen blijven voortduren , zoodat eene dergelijkenbsp;kaalheid des Paards , waarover wij hier gehandeld

-ocr page 479-

446

hebben, gedurende bet geheele leven, blijft bestaan.

Voor het overige heeft men, omtrent andere dieren, soortgelijke-wanschapenheid van gebreknbsp;(monstrositas per defectum) opgemerkt. In denbsp;Mémoires' de tAcad. des Sciences van het jaarnbsp;1722, p. 21. wordt het geval medegedeeld vannbsp;een kalf zonder hai’en, waarbij de geheele huidnbsp;als met schubben bedekt was. Omtrent het gemis van haar bij een konijn, en eene kat, insgelijks van bet ontbreken der vederen bij eenönbsp;duif, vinden wij gevallen, met aanhaling dernbsp;Schrijvers, die dezelve geboekt hebben , aange-teckend in het zaakrijke werk van A. w. otto inbsp;Handhuch der Pathologischen Anatomie fier Men-schen und der Thiere; Breslau J814, s. 163. lanbsp;het Archif fur die Geburtshülfe van stAük , B. IV*nbsp;s. 684, en in bet duitsche tijdschrift:nbsp;van woLFART, 1812 , Manz, s. 281. worden denbsp;waarnemingen vermeld van menschen, die aannbsp;het geheele ligchaam geene haren hebbennbsp;gehad.

l. D. III. Sr.

-ocr page 480-

De Paarde-kennls Is ten allen tijde een onderwerp van uitstekende liefhebberij geweest voor vele Officieren der Cavalierie. Niet weinige hebben zich insgelijks op de kennis vannbsp;de ziekten des Paards toegelegd. Daar ook ditnbsp;dier zoo geheel aan bet bedrijf van den Krijs-Ruller verbonden is, dat deze zich niet zondernbsp;hetzelve Iaat denken, maar met zijnen dierlijken gezel en onderdaan, als in dezelfde voorstelling , wordt begrepen, is hel geen wonder,

-ocr page 481-

448

lt;ïat, liet Paard het voorwerp van bijzondere be» bai’tiging zijn en blijven moet van bein, wiensnbsp;leven en roem van deszelfs moed, vlngbeid,nbsp;sterkte en gezondheid dikwijls in den oorlognbsp;onmiddelljk afhangen. Het is dan ook aan dezönbsp;noodzakelijke belangstelling in de kennis van lietnbsp;Paard, zoo in deszelfs gezonden als ziekelijkennbsp;staat, dat de Vee-artsenljkunde van oudshernbsp;'geene onbelangrijke bijdragen te danken beeft.nbsp;Toen deze trouwens nog niet , volgens grondigenbsp;beginselen, werd geleerd, waren de Cavallerie*nbsp;OlHcieren , de Ilijd- en Stal-meesters hoofdzake*nbsp;lijk de gene, die zieb met de behandeling dernbsp;ziekten van bet Paard bemoeiden.

Ofschoon hunne werken , naar den voormaUgen, min of meer gevorderden staat der wetenschap,nbsp;eene grootere of geringere waarde bezitten, ter.nbsp;wijl vele hunner leerstellingen, volgens de laterenbsp;en betere inzlgten , geheel in onbruik geraakt, ofnbsp;wel naar de nieuwere vorderingen gewijzigd zijn,nbsp;zoo hebben zij evenwel toegehragt tot bet daarst^?!»nbsp;lenvan den grondslag, waarop bet wetensebuppe.nbsp;lijk gebouw vervolgens te spoediger beeft kunnennbsp;worden gevestigd. Hoe voordeelig, in Jateren tijd,nbsp;sommigen zich een gi’ondig onderwijs in denbsp;'V'ee-artsenijkunde hebben ten nutte gemaakt,nbsp;kunnen de schriften bewijzen van eenen pmoEn,nbsp;rohlvves, vofi tennecker, om van geene anderennbsp;te gewagen, welke als Cavallerie-Officieren, metnbsp;een gelukkig gevolg, zich of bijzonder aan denbsp;beoefening der Paarden-artsenijkundc, of ook

29*

-ocr page 482-

449

van de geneeskunde dei’ overige Huisdieren heb» ben toegewijd.

De Ritmeester en Onder-Directeur der Paar-den-stoeterij, te Luxemburg , Burggraaf dütoict , zoo het schijnt, het voetspoor der genoemdenbsp;mannen wenschende te volgen, toont den wilnbsp;met hen gemeen te hebben, o,m anderen, tennbsp;aanzien van de , gewigtige aangelegenheden dernbsp;Paarde-fokkerij en Vee-artsenijkunde voor tenbsp;lichten. Hij Is reeds vroeger bekend als schrijver van een Traité des Ilaras et Médécine Vê-térinaire simplifiée, mis d la portée de tout Ienbsp;monde ^ alsmede van een werkje, getiteld; Traiténbsp;Hygiènique, Physiologique, et considerations surnbsp;Ie systhème animal , a l’usage de l'Art Vétérinaire. Met voorbijgaan dezer schriften, bepalennbsp;wij ons thans, ingevolge het plan, voor dit Magazijn beraamd, om ons oordeel te geven overnbsp;het werk, aan het hoofd vermeld, zijnde ditnbsp;het eerste, hetwelk, in de nederduitsche taalnbsp;geschreven, zich tot dit oogmerk aanbiedt.

Ingevolge den titel: Heelkunst der Poerden , enz. ^ zoude men , naar het nederduitsche spraakgebruik, oordeelen , dat in dit werk alleen overnbsp;uitwendige gebreken der dieren Moordt gehandeld. Zulks is evenwel geenszins het geval, daarnbsp;bet ook over de inwendige ziekten loopt. Vooraf gaat eene ontleedkundige en physiologischenbsp;beschrijving van het dierlijk llgchaam. — Ooknbsp;vindt men er bereidingen in van eenige genees-ïwiddeleu.

-ocr page 483-

450

paar elke bijdrage tei’ bevordering eii uitbreiding van bet, te lang, inzonderheid in ons land, verwaarloosde vak der Vee-arlsenijkunde,nbsp;aan hare beoefenaren welkom moet zijn , zoonbsp;hadden wij ons aanvankelijk gevleid ons te mogennbsp;verheugen over dezen nieuwen arbeid van dennbsp;Keer dutoict. Dan, bij het doorlezen van hetnbsp;werk, zagen wij onze verwachting ten eene malenbsp;te leur gesteld. Hetzelve trouwens draagt nietnbsp;alleen de kenmerken van oppervlakkigheid, maar’nbsp;het bevat ook vele onjuiste begrippen en verkeerde leerstellingen, terwijl de schrijfwijze gebrekkig en somwijlen schier onverstaanbaar is. —nbsp;Wij zullen slechts uit het eerste gedeelte, bijnbsp;wijze van uittreksel, eeue en andere proevenbsp;mededeelen , ten einde een ieder zelf te latennbsp;oordeelen.

Beschrijving der Levens Geesten.

» De eerste oorzaek des levens schijnt te sprnij-» ten uijt het element des vuers; het vuer elemen-» taire doordringt ende beweegt alle de llchae-» men der natuer. Zijne oorsprongelijke hitter » maekt den omloop des bloeds, verwekt endenbsp;» beweegt de levens kragt in de animale, gelijknbsp;» in de vegetale circulatie.”

Van den omloop des bloeds.

Hier vindt men vooraf de spijsvertering en bloedmaklng op de volgende wijze beschreven:

» Dus de spijse in de maeg gekomen zjjnde, » onderstaat zij verschillende werkingen door dernbsp;f bewegiqge der gastrieke vogtea, ende de be-

-ocr page 484-

451

fOél*te van de maeg op haer zelveti door de ' locht eti de warmte 5 hieruit volgt het gonenbsp;wij noemen tweede teeringe of bereijdinge.nbsp;Dus gaet clan het voedsel door de krop vannbsp;de pylores (onderste opening der maeg), naarnbsp;den canal intestinal ^ (ofte weg der darmen)nbsp;alwaar een half voet gezonken zijnde en passerende langs den duodenum (ofte eerstennbsp;darm), Word het doordrongen van tweederlijnbsp;vogten, te weten de galle door de lever endenbsp;het vocht pancrealik die gescheet is doornbsp;den pancreas (ofte bnijk-klier-bedde). Alhiernbsp;word den chylum (ofte gijl) hereijd, dienbsp;maakt de derde kokinge. lt;•

« De spieren (ofte musculen) van den huijk en de werkinge der darmen die scheijden dennbsp;chylum (ofte gijl) inet de grove stoffe die hetnbsp;mest markt in de groote darmen, en de chyquot;nbsp;lum die daer nog iii gebleven is word uitge-*nbsp;spreijd door de gelacteerde vaten, ofte wittenbsp;melk-vaten genaemd, w'ant den chylus wit isnbsp;i als melk. Van daar gaet den chylum voortnbsp;I naer de klieren van het mesenterium (oflenbsp;. darm-vliesen) ; aldaer zijne wegen doorloopeanbsp;i hebbende door differente witte aders, Ver-

gt; nbsp;nbsp;nbsp;Zaemeld zig in de reservoir ofte blaes vannbsp;I het pequet genaemd, gelegen digt hij de wer,

* velheeuen van de lenden. Van daer gaet den

gt; nbsp;nbsp;nbsp;chylum naer den weg genaemd thorachiquenbsp;» (ofte borst-ader), en passerende boven hetnbsp;( diaphrayma (ofte midden-school), loopt voort

-ocr page 485-

452

» langs de wervel rugge-graet, door een lang • vat gaende van regt naer lijnkx naer de bloed-•gt; vaten des oksels (ofte veine axillaire genaemd),nbsp;¦* en de zich aldaer vcrmengeld vindende metnbsp;» het bloed, loopt mede door het geheel li«nbsp;» chaem. Zoo word het bloed hersteld en dennbsp;» gijl in bloed veranderd.»

Van de hersenen:

» De hersenen zijn vei'deeld in tweederlij V eijgenschappen, te weten, de grijze (genaemdnbsp;» de corticalè), en de witte, (genaemd medu-» laire), strekkende beijde tot de oeffeningenbsp;« van hun kragt op de uijtwerkende gevoelensnbsp;» des lichaems.»

Van den Buijk :

» De lever ligt op de regte zijde ; zij dlslil-» leerd de galle, de welke besloten ligt in de •gt; gal-pijpen, ofte vesiculus genaemd in de ont-» leed-kunde. — Alle de grootste ontleed-kun-» dige pcijzen dat de lever de bijzonderste ko-*gt; kinge geeft aen het bloed, het welk ik zekernbsp;» geloove; want de bloed vaten ende de werkingenbsp;» van de lever op alle de andere gedeelten hetnbsp;•* klaerlijk bewijst.”

De vena cava wordt de groote keller-ader genoemd, denkelijk omdat het woord cave in het fransch een kelder beteekent , waarvan denbsp;schrijver zijne ov’erzetting of afleiding, voorzekernbsp;zonderling genoeg, moet genomen hebben; anders begrijpen wij althans niet, hoe hij aannbsp;dezen naam voor de holle ader gekomen zij.

-ocr page 486-

453

o Al Aen Hinken kant ligt de Tnilté, de welke •» mede weAt op de teeriüge, want haer bloed

• nbsp;nbsp;nbsp;van een bijiondev kouleut ende aert is; zij

• nbsp;nbsp;nbsp;heeft gemeenschap met de maeg, de leveï

• nbsp;nbsp;nbsp;en den pancreas^ door het bloed die zij ont-

• nbsp;nbsp;nbsp;langt Van eenen der bijzonderste aders ge-

• nbsp;nbsp;nbsp;noemd Heine porte\ de eijgenschap haerdernbsp;tgt; vogt is zuer en scherp.” — Op blz. 30 nognbsp;wederom van de milte handelende , Wordt ge-*egd i » De milte die ligt al de linker lenders;

• nbsp;nbsp;nbsp;zij is ten geheelen naer van het peritoiner

• nbsp;nbsp;nbsp;buijk-vlies overtrokken, zij heeft eensgelijk denbsp;» levér haere beweging op haer zelven, dat is

• nbsp;nbsp;nbsp;te verstaan dat deze deelen als een balancier

• nbsp;nbsp;nbsp;werken. — Voorts de milte ligt opgehoudennbsp;door vei'Scheljde vliezen, maer bijzonder aen

• nbsp;nbsp;nbsp;de lenden, aen het diaphragma ofte mldden-» schoot, ende aen de maege door den epiploon-» vlies ende de korte Vaten zij stort haere vog-

• nbsp;nbsp;nbsp;ten, Wanneer de maeg vol is, en trekt de zelve

• nbsp;nbsp;nbsp;weder als de maeg ledig is.

yan de Maeg:

*gt; De maeg is als een zak spieragtig en vlie.» zig ; zij ligt in den buijk tégen het diaphragmanbsp;k ofte midclen-schoot, vooi-en de darmen, tus-k schett beijde de lever en de milte ; zij houdtnbsp;» aan de oesophage (slok-darm genaemd), ennbsp;k onder aen de nauwe eerste darm. De maegnbsp;k veranderd Van groote volgens dat zij vol ofnbsp;» ijdel is; haere vliesachtigheijd Is door een

• nbsp;nbsp;nbsp;getrokken als èen geweven net met draedcn

-ocr page 487-

454

» die dwersclieii de gone op en peer gaeii.

* nbsp;nbsp;nbsp;Deze maeg-vliesen hebben eene bijzondere

* nbsp;nbsp;nbsp;kragt om op bun zelven te werken tot denbsp;¦ teeringe der spijze. Boven de maeg aen denbsp;V oesophage ofte slok-darin genaemd, zljn er

# nbsp;nbsp;nbsp;verscbeijde water-klleren (glandens lymphaticanbsp;tgt; conglobea); ik naenie dezelve op verscbeijdenbsp;it wijzen, ten behoefte van een ieder); dus dezenbsp;» klieren zijn zeer gevoelig tot ontsteking ennbsp;» opzwelling als de maeg gelijk gesloten is;nbsp;» het gone men dikmaels boord dat zij klaegeu

• nbsp;nbsp;nbsp;even als een pak op de maege te hebben,nbsp;n ende wel zouden willen eten, maer zoo dranbsp;» vernoegt zijn ende bun etens-lust verdwijnt.»nbsp;Wie de klagenden zijn, die bier bedoeldnbsp;worden, is duister. — Dieren ? Menschen ?nbsp;» Het zelve heeft ook plaets, wanneer mennbsp;•gt; al te lang zonder zijne maeltijden gaet,nbsp;» dan den etens lust verdwijnt met de eerste

• nbsp;nbsp;nbsp;zwelgen dat men doet. Deze wonderhedennbsp;I) zijn te begrijpen, als met de ontleedkunde

* nbsp;nbsp;nbsp;kcnd; want door de werkinge der maege opnbsp;B bun eijgen vogten zwellen dan de klieren vannbsp;» de slok-darui, ende bet voedsel blijft stekennbsp;» aen de maeg-krop, hetwelk ecne zwaermoe-M digbeijd voordsbrcngt , eene onlust endenbsp;B slegte kokinge der spijze; dan de klieren meernbsp;B of min ontstelt wezeude worden die in out-» steking gebragt.»

dm Pancréas ofte Buijk-klier.

» Deze klier die ligt geheel diep onder het


-ocr page 488-

455

(iiaphragtna of midden-sclioot ; zij is plat et» dweers, van kleur als eene Itleeke roos, isnbsp;aenklevende aen den eersten darm duodenum,nbsp;en overtrokken van het huijk-vlies. Wanneernbsp;men de pancrea-\ó\er midden opensnijd, zoonbsp;vind men haer verschillende roode en wittenbsp;aderkens, de eerste loopen met pijpkens naernbsp;het Vat pancreatik genaemd , het welk ontrentnbsp;een duljm en half lang is, en loopt naer denbsp;darm duodenum, digt bij den canal chold-doque enz.»

Van de Nieren'.

fgt; De nieren zijn tweederleij, rood-bruijn van kleur; zij liggen in de lenden, het peritoine-vlies die houd hun vast. De vaten die innbsp;de nieren komen zijn; 1*. de arterie-slagadernbsp;{émulgente genaemd), die het bloed In de lenden brengt, ende hetzelve ontfangt van denbsp;groote slag-ader des lichaems genaemd arterienbsp;aorte; 2®. de ader der lenden loopende boven de arterie-slag-ader voornoemd; dezennbsp;laatsten is dikke en loopt naer de grootenbsp;kelder-ader genaemd 'ce?ia caca.»

» Wat nu aangaat de water-peezen (ofte ure tères), van sommige ook pls-leijders genaemd,nbsp;dees zijn twee ronde pijpen, veselachtig (datnbsp;is niembraneus), opspannig, wedertrekken denbsp;ofte élastiek genaemd. Die komen voortnbsp;van den bassin waarof alreede gesprokken isnbsp;geweest. Zij ontlangen de urine van de nieren. Zij loopen schuijus' op het binnenste

-ocr page 489-

456

« van liet laetste wervel-been {sacrum) naer d0 » blaese. Deze water-peezen die zijn geformeerdnbsp;» van drij vliesen eijgentlijk, ende nog over-» trokkea van de aeneeu-schaekeling lioUagtlgnbsp;» buljk-vlies, enz.

De bijgebragte letterlijke proeven zullen, gelijk wij vertrouwen, wel voldoende zijn, om des schrijvers kennis en inzigten omtrent het zamenslel en denbsp;Verrigtingen des dierlijken ligchaams en de wijzenbsp;om zijne denkbeelden voortesteilen , te doen ken*nbsp;nen, Indien gij alles klaar en volkomen begrijptnbsp;Lezer! zoo overtreft gij ons in bevatting , daar wijnbsp;bekennen moeten, althans ten aanzien van sommige zaken , niet dan van verre, en als bij gissing, te bevroeden, wat hij zeggen wil. Wij kunnen verzekeren, dat de geheele inhoud des werksnbsp;aan deze stalen beantwoordt, en achten hetnbsp;daarom ovei'tollig, aangaande de practische be-schi’Ijvingen der ziekten zelve, iets ten voorbeddenbsp;aan te voeren.

Ten aanzien van het pliarmaceutisch gedeelte ziet het er even zonderling uit. De geneesmiddelen yorden in de latijnsche , fransche,nbsp;hüllandsche of vlaamsche talen , en dan nognbsp;gebrekkig uit meerdere derzelver te zamengesteld ,nbsp;(bijv. proto-suljihate van ijzer , sulphate van zinctnbsp;(sy;t7/er genaamd) wwriöfe van ammoniac ^ muriatenbsp;mercurius duld, althéa offid, o.vijde van hruijnnbsp;ijzer {saffran van Mars appéritif) sulphate vannbsp;magnesie enz. enz,), op eene bonte wijze doornbsp;elkander, in eene en dezelfde bereiding, ge*

-ocr page 490-

457

noenldf Dan , dit zou het minste gebrek zijn, indien de keus en zamenstelling der middelen,nbsp;en de aanwijzingen van derzelver gebruik slechtsnbsp;eenigermate oordeelkundig waren opgegeven.

De schrijver heeft bijzonderlijk acht genomen — Zoo als hij herinnert — » op den thé-» riakcl, hoe denzelven moet hereijd worden.

B Deze confectie heeft nog hedendags haere » reputatie blijven behouden maer is zeer ver-» valscht, waerom hij alhier de goede compo-» sitie te kennen geeft, als ook om een goednbsp;» cordiael-poeder te maeken, het gone zoo dik-B mals geordonneerd is met meiigelinge vannbsp;» substantien, die gans tegenstrijdig zijn.»

Nu, deze theriak bestaat uit niet minder dan veertig onderscheidene zelfstandigheden, van verschillenden , doch meest van eenen specerijach-tigen, heeten , aard. De krachten aan dezelvenbsp;toegeschi’even , komen met de zamengesteldheidnbsp;overeen. — » Het is eenen grooten bevvaeren-B den middel tegen de peste en alle rotte be-» smettelijke ziektens (uljtwendlg tegen alle fe-» nijn steken van ongedlerten), tegenoden buljk-w loop door flauwte der darmen} hij doet denbsp;igt; maeg teeren; hij is zwcet-verwekkende, ennbsp;» allerbest gegeven in schielijke verkoudheden inbsp;» is goed tegen de wormen, en in oude hoes-» ten, in het strangllloen, flauwten der maegnbsp;» enz.; Immers in alle gevallen waer de krag-» ten moeten behouden worden, of w'aer meanbsp;» moet uitdrijvcn.»

-ocr page 491-

458

Het cordiael poeder bestaat uit zes- en twintig zelfstandigheden, en hetzelve wordt aangepre-zen » in alle gevallen, waer men de kragten wiltnbsp;» doen werken, de maege verwekken en doennbsp;igt; zvveeten.» Men moet zeggen, dat de schrijvernbsp;hier en daar nog van den ouden stijl is, niettegenstaande hij , zoo als uit de volgende zinsnedenbsp;der voorrede van het werk , waarin hij de re»nbsp;den van zijn geschrijf mededeelt, afleleiden is,nbsp;meer den hedendaagschen smaak in de beoefening der Vee-artsenijkunde schijnt te wnllennbsp;volgen; dan , hij voegt er hij: » alles wat goednbsp;» is zoo van den ouden als dezen tijd zal innbsp;» dit werk aangewezen worde,» en tot het goedenbsp;van den ouden tijd hehooven dan zekerlijk vooralnbsp;de twee genoemde, zoo zeer zamengeslelde, ennbsp;omslagtlge bereidingen. Wij voor ons zouden denbsp;voorkeur geven aan den theriak,zoo als deze in denbsp;Belgische Apotheek, onder den naam van EleC'nbsp;tuarum opiatum wordt voorgeschreven , welkenbsp;veel eenvoudiger is, slechts uit zes of op zijnnbsp;hoogst uit zeven verschillende zelfstandighedennbsp;bestaat, en welke bereiding ook zeer wel voornbsp;het gebruik hij de Huisdieren zal kunnen dienen, of daarvoor tenminste, door eene gepastenbsp;verwisseling van eenige bestanddeelen, op eenenbsp;gemakkelijke wijze, geschikt en goedkooper zounbsp;kunnen worden gemaakt.

De Heer dutoict zegt in de voorrede: » Heb» • bende mijne studie in de fransche tael ge-9 daen, het zal niet Wonder schijnen, dat ik

-ocr page 492-

459

eenige werken in deze tael hebbe gcmaekt,

» want men altijd gemakkelijker schrijft, zoo 'k als men de onderwijzing heeft gehad; — over-» Inigd, dat er in de vlaemsche nederdnljtschenbsp;» taele geene werken wezende en zijn, als oude 'nbsp;« hoeken, die lieel Verre ten agteren in de'he»

1» dendagsche kennissen gebleven zijnde , met » geen nut en konnen gevolgt worden, enz,

» heeft hij aen het verzoek van vele lieflieb-» bers van' Paerden en Paerden-meesters vol-» doen, om een zijnder werken te doen druk-» ken in de moeder-taele.» Opblz. 80: » Wel » wetende, dat de hooge hollandsche tael, zoonbsp;M als die tegenwoordig geschreven, word, nietnbsp;•gt; goed verstaen en word in Ylaenderen, da eromnbsp;» geeft hij het werk in de goeden nederduijt„

» sche tael zoo als die geschreven was in den « tijd van den doorlugtigen Heer cats, en denbsp;» moeder-taele geworden is.» Het is geenszinsnbsp;onze taak in een onderzoek of beoordeeling tenbsp;treden, in hoeverre de Burggraaf in dezen aannbsp;zijn voorbeeld beantwoordt, doch dit is zeker,nbsp;dat andere , in jongeren tijd , in de vlaamschenbsp;taal geschrevene , werken er oneindig beter uitnbsp;zien, wat laai en stijl betreft, dan deze Heelkunst der Paerden. Hoe voordeellg, bijv. steekt,nbsp;in'dit opzigt, niet bij dezelve af, het werk vannbsp;den Heer j. l. aelbroe(Ck , getiteld: PFerkdadigenbsp;Landbouu'kt)nst der Vlamingen, 'oerhandeld innbsp;zes zamensf raken, tusschen eencn Grond-Eigenaarnbsp;en zijnen Pachter, te Gend, 1823,


-ocr page 493-

4Ö0

Uit (lil alles zal men genoegzaam kunnen opmaken, dat wij het wéi-k van den Heer dütoict in geenen deele beschouwen als eenigennate dienende Ier bevordering van Vee-artsenijkundigenbsp;kennis in ons land , gegrond op zuivere ontleedkundige , ^physiologische, pathologische, therapeutische denkbeelden, en geholpen door de scheikunde , de leer der geneesmiddelen, en anderenbsp;kundigheden, van' welke men hedendaags nietnbsp;behoort verstoken te zijn , om in dit vak werkzaam te zijn, overeenkomstig de vorderingen,nbsp;welke in hetzelve, sedert deszelfe wetenschappelijke beoefening, gemaakt zijn en nog dagelijksnbsp;gemaakt worden; hoedanige kundigheden denbsp;Burggraaf, in aanmerking genomen zijne zuclitnbsp;voor deze studie, zich zeer wel zal kunnen verwerven door eene naarstige lezing der bestenbsp;gchrlften, welke, in vele talen, over de Veeknbsp;artsenijkunde voorhanden zijn.

Dan of men hem genoegzame geschiktheid mag toekennen, om voor 4IS nog als schrijvernbsp;over dit onderwerp, jn de nederduitsche taal,nbsp;op te treden, moge uit dit pi-.oefstuk blijken.


-ocr page 494-

KORTE

MEDEDEELIXGEN

EN

UITTREKSELS.

UITWERKlNd VAN HET LAURIER-KERS-WATER ,

EN UITTREKSEL VAN HET EILZENKRUID IN LANGDURIGE HOEST, BIJ HET PAARD.

D e vermogende uitwei’kmg van liet Aqua Lauro-cerasi, en van liet Extraclum Hyosciaminbsp;Higri in vele krampaclilige aandoeningen dernbsp;longen bij den mensch, en van zoodanige hoesten , welke met eene verhoogde gevoeligheid vannbsp;de zenuwen der luchtwegen gepaard gaan , isnbsp;genoegzaam bekend. Ten aanzien der dieren,nbsp;zijn deze middelen , in soortgelijke ongesteldhc,nbsp;den , nog minder beproefd. Wij ondervindennbsp;van derzelver aanwending nogtans meermalennbsp;eene voordeelige uitwerking. Zoo zagen wij eennbsp;langdurige hoest bij een tienjarig Merrie-Paard ^nbsp;waartegen reeds vele andere borst-mlddelen vannbsp;verschillenden aard, ook aderlatingen en etter,nbsp;dragten, vruchteloos waren gebezigd, spoedignbsp;genezen onder het gebruik van het vólgendenbsp;voorschrift:

-ocr page 495-

Aquae Laura ¦ eerasi ^

-- Communis, aa unc. VUI.

Extr, Hyoseyami, draclinlas II,

S. 2 malen daags eene lepel vol, met twéé kopjes gewoon water, in te geven.

Het poeder van het bilzenkruld, Van twee tot Sses drachmen daags, onder andere geschiktenbsp;borst-middelen gegeven*, werkt bedarend op denbsp;long zenuwen bij het Paard, en kan met veelnbsp;nut in sommige hoesten van een krampachtigennbsp;aard, waarvan dit dier ongemeen onderhevig is,nbsp;worden aangewend.

De Hoogleeraar éartiielemy heeft aan de Aca-^ demie de Médecine het volgende geval medege-*nbsp;deeld. — Het speeksel van een' dollen Hondnbsp;Werd aan een Paard ingeënt. Hetzelve werdnbsp;spoedig door de watervrees overvallen, en stierfnbsp;op den derden dag. Bij de opening bevondnbsp;men aan het geheele ruggemerg de graauwenbsp;zelfstandigheid zeer verweekt en als wijnmoêrnbsp;geverwd. De vliezen van liet ruggemerg warennbsp;sterk met bloed opgevuld. De Heer dupuy ver«nbsp;haalde bij die gelegenheid, dat hij bij dolle Run-snbsp;deren eene dergelijke verweeking heeft waargenomen (zie blz. 313), doch dezelve niet bij Honden heeft aangelrolfeii. Hij wierp daarom dönbsp;I. D. III. St.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;30

-ocr page 496-

463

vraag op, of deze verweeking als toevallig z^ moeten worden bescliouwd, dan of dezelve bijnbsp;uitsluiting aan de gras-etende dieren eigen zij?

11, GENEZING VAN DEN KWADEN DROES DOOR DAMPBADEN.

Omtrent den bevestigden kwaden Droes der Paarden, en deszelfs genezing door dampbadennbsp;heeft de Heer maurel , d.ie , gedurende zijn verblijf in het zuidelijk Frankrijk en Europa , denbsp;gelegenheid heeft gehad den heilzamen invloednbsp;eener verhoogde temperatuur op deze droes-zlekte optemerken , in de Vee-artsenijschool tenbsp;Lijon^ de volgende waarnemingen gedaan, welkenbsp;in het Journal de Médecine Vétérinaire et Com^nbsp;parée, 'Avril 1827, p 198. etc., zijn medegedeeld. Hij liet drie kwaaddroesige Paarden innbsp;eene plaats sluiten, in welke zij vrijelijk doornbsp;een klein venster konden ademen , hetwelk voornbsp;deii kóp' Van elk derzelver was gemaakt. Binnen dit vertrek liet hij waterdampen lelden,nbsp;•welke met vlierbloemen en geneverbezien warennbsp;doortrokken. Deze drie Paarden bleven andere halfnbsp;uur aan deze inademing blootgesteld waarbijnbsp;zorg werd gedragen, dat de warmtemaat steedsnbsp;op 36° des honderdeéllgen Thermometers werdnbsp;behouden. Den volgenden dag werd hetzelfdenbsp;bad herhaald, doch toen werden met de spece-

-ocr page 497-

464

rijaclitige waterdampen nog kwik-dampen verbonden.

Deze behandeling, op dezelfde wijze twintig dagen lang voortgezet, terwijl dezelve door denbsp;aanwending van eenige versterkende middelennbsp;werd ondersteund, had de gelukkigste uitwerking.

12. VOORDEELIGE niTWERKlNG V\N BET ZOUTHatTB IN DE LEKZICKTE BIJ HET RUNDVEE,

In het Ar chili für Thierheilkunde non der Ge-sellschaft Schioeizerischer Thierdrtze , Drittet Band, niertes Heft, 1816, s. 400, vinden wij,nbsp;door den Vee-arts rudolf pfister, te Wddkns-,nbsp;chtceil, in het Canton Zurich, de voordeellgenbsp;uitwerking medegedeeld, van de aanwending desnbsp;zee-zoutzuurs in eene bijzondere ongesteldheid,nbsp;van het Rundvee, welke uit eene ziekelijke aandoening der verteerings-werktuigen schijnt voortnbsp;te vloeijen, en waarbij zich de onweerstaanbarenbsp;neiging vertoont, om allerhande ongewone zelfstandigheden, als leder, hout, aarde enz. binnennbsp;te slikken of aan omringende llgchamen, als palen, kribben, enz. te knagen, terwijl de dierennbsp;daarbij eindelijk mager worden en uitteren. Innbsp;Duitschland draagt deze ziekte d^n naara vartnbsp;Slcckzucht of Leckzucht. Algemeen Wordt dezelve gehouden gegrond te zijn in eene slechte,

30*

-ocr page 498-

465

gesteldhelJ, hetzij zure of andere ontaarding der verteerings-vochten, waardoor de rokkennbsp;der ingewanden geprikkeld worden , welk gevoelnbsp;zich aan den mond mededeelt, zoodat hierdoornbsp;de neiging zou ontstaan, om bestendig aan denbsp;voorwerpen te knagen of te lekken: hetgeennbsp;nogtans ook uit een instinctmatig gevoel kannbsp;voortvloeijen , hetwelk de dieren aanzet zoodanige stoffen tot zich te nemen, als welligt ternbsp;verzachting of wegneming des prikkels in denbsp;maag en darmen kunnen , dienen. Mogelijk kunnen ook wormen of andere werktulgelijke of dynamische prikkels als de oorzaak der lekziektenbsp;worden beschouwd. Het ongemak Is dikwijlsnbsp;hardnekkig, en weerstaat niet zelden de middelen , welke men daartegen aanwendt.

De bovengenoemde Vee-arls prijst, op het voetspoor van anderen, die het zeezout-zuur in velenbsp;ongesteldheden der ondeibuiks-werktuigen , welkenbsp;met zwakheid gepaard gaan , bij de huls-dleren metnbsp;voordeel hebben aangewend, dit middel tegennbsp;de lekziekte aan, hebbende hij daarvan de bestenbsp;uitwerking ondervonden. Hetzelve wordt opnbsp;deze wijze toegediend: men neemt vier pondennbsp;,. waaronder acht looden getooon zoutzuurnbsp;worden gemengd,. en hiervan wordt, ’s middagsnbsp;en ’s avonds, een kwartier uurs of een half uurnbsp;na het voederen, ieder beest een mengel in-gegevn

In den tijd van veertien dagen waren niet alleen de dieren van de hevige neiging om te kua-

-ocr page 499-

4G6

gen en de verscliillendste zelfstandiglieden binnen te, slikken bevrijd, maar ook was derzelver aanzien veel beter geworden;‘de melk-afscbei-ding , welke sterk verminderd was f hadnbsp;wederom aanmerkelijk toegenomen, en denbsp;melk zelve had eene veel betere hoedanigheidnbsp;verkregen dan te voren, zoodat de dieren alsnbsp;volkomen genezen konden worden beschouwd,nbsp;en het zeezout-zuur kon worden weggelaten,nbsp;terwijl de nog overgeblevene zwakheid, doornbsp;eene gepaste voedering en verzorging, werdnbsp;hersteld.

13. BEVINDING BIJ DE OPENING EENER , AAN DB LEKZIERTE LIJDENDE , GEDOODE KOE.

In hetzelfde tijdschrift deelt de Vee-ai’ts c. brAndenbeeger , ie Flaach, in het Canton Zurich ynbsp;de bevinding mede omtrent de opening eenernbsp;zes- of achtjarige koe, die in een hevigen trapnbsp;aan de lekziekte leed, en ongemeen mager was ^nbsp;zoodat men dezelve voor ongeneeslijk hield.nbsp;Het dier gedood zijnde, werd, behalve algemeenenbsp;slapheid der deelen, ten gevolge der verminderdenbsp;voeding, eene ontelbare menigte van kleine,nbsp;naauwelijks zigtbare , wormen aangetrolTen, in denbsp;pens en in de tweede maag, van eene roode

-ocr page 500-

467

kleur, welke nog eenigen tijd, nadat dezelve van het slijmvlies waren verwijderd , voort leefden (1),

Of nu evenwel deze wormen als de oorzaak der ongesteldheid, of als een gevolg van dezelvenbsp;moesten worden aangemerkt, dan of zij als eennbsp;toevallig verschijnsel, welke noch als oorzaaknbsp;noch als de onmiddelijke uitwerking der ziektenbsp;te beschouwen waren, hieromtrent meent denbsp;gemelde Vee-arts niets te kunnen beslissen, moetende verdere waarnemingen daaromtrent uitsluiting geven.

14. NIEUWE WIJZE OM AAN DE MANNELIJKE DIEREN HEX VERMOGEN DER VOORXXELINGnbsp;IE BENEMEN.

De Engelsche Heelkundige de Heer lambert heeft aan de geneeskundige sociëteit te Londen,nbsp;in hare vergadering van den 19 Mei dezes jaars,nbsp;het voorstel gedaan, om de ontmanning doornbsp;het wegnemen der zaadballen te doen vervangennbsp;door de eenvoudige verdeeling van het afvoe-

1

Het is inoeqelgk -te bepalen, welke wormen hier bedoeld worden; — waarschijulqk de distomanbsp;eanictim, ^

-ocr page 501-

468

rend|vat {vas deferens). Bij zijne proeven, op Houden genomen» heeft hij waargenomen, dat,nbsp;wanneer deze huls onderhonden en verdeeld,nbsp;of een gedeelte van dezelve afgescheiden wordt,nbsp;er uittering (opslorping) van den hal volgt.nbsp;Hij voegt er hij nog niet te durven hepalen,nbsp;in Welke ziekten der hallen , hij den mensclx,nbsp;deze kunstbewerking nuttig kan zijn, maar dalnbsp;dezelve hij het Paard zekerlijk de gevaarlijkenbsp;operatie van ontmanning, volgens de gewonenbsp;wijze, kan vervangen. De Heer lambert zegtnbsp;dit denkbeeld verschuldigd te zijn aan dennbsp;Heer Morgan, en nader vernomen te hebben^nbsp;dat deze kunstbewerking eens aan den menschnbsp;is in het werk gesteld. — Het zal van belang zijn zich verder door genoegzame proe*nbsp;ven op dieren volkomen te verzekeren , in hoenbsp;ver dezelve aan . het bedoelde oogmerk kannbsp;beantwoorden, en zij boven de gewone wijzenbsp;van castreren de vooi’keur zal verdienen.

SCHEIKÜKDIGE ONTEEDING vAN SPEEKSEL-STEENEN , BlI DIEREN VOORKOMENDE.

Een steen van eene aanmerkelijke grootte, door den Vee-arts le jeune, te Dreux, uit denbsp;linker speekselbuis, door middel eener insnij-

-ocr page 502-

469

41ng , weggenomen, bij een zesjarig Paard, wei'd door den Heer lasseiamp;me onderzocht, en bevoU'nbsp;den te bestaan uit:

Onderkoolstofzure kalk, . nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;84nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;deelen.

Phorphoorzure kalk. ... nbsp;nbsp;nbsp;3--

Dierlijke stolFe......9 nbsp;nbsp;nbsp;———

Water. ........3 nbsp;nbsp;nbsp;,

Yerlies. ........ nbsp;nbsp;nbsp;1nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;deel.

100 deelen.

Het speeksel des Paards bevat de hieronder genoemde zouten en bestanddeelen (®).

Deze steen bezat eene half elliptische gedaan» te, en had eene hardheid, gelijk aan marmer.

Een ander speeksel-kller, uitgenomen door PREYOST, Vee-arts bij Montargis , van eene eirond©nbsp;gedaante, bezittende de dikte van eene vuist, en,nbsp;wegende 620 wigjes, (ongeveer 6 oneen) werd.

-ocr page 503-

470

insgelijks ontleed door den Heer xasseigsk. Dez,e werd bevonden van denzelfden aai-d Ienbsp;zijn, en zamengesteid (gerekend naar 100 deelen),nbsp;uit ;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;—.

Vocht. . nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;...nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;3,6.

Oplosbare speeksel-deelen. . nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;1.

Dierlijke stof. nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;. .nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;. i .nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;6,4,

Phosphoorzure kalk en sporen van ijzer-oxijde. ......... 3.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;i

Onderkoolstofzure kalk. .... 86.

100.

De Heer vauquellin heeft de scheikundige ontleding bekend gemaakt van een’ steen, gevonden in de speeksel-kliercn van den Olifant, dienbsp;gestorven is, in den plantentuin, te Parijs, ennbsp;welke dezelfde zamenstellende deelen heeft opgeleverd.

Een zeer groote steen, genomen uit de speek-sel-buis van eene koe, gezonden aan den Heei' XASSEIGNE , werd bij de ontleding bevonden, innbsp;dezelfde evenredigheid, die bestanddeelen tenbsp;bevatten , welke wij hier hebben doen kennen.

De nederzelsels, welke zoo dikwijls ia de longen der Runderen voorkomen , ' en de ziekte voortbrengen, algemeen bekend onder den naamnbsp;van knobbelaefitige longziekte {la pommeliore desnbsp;Taches), bezitten eene gelijkaardige zamenstelllng.nbsp;\Vij hebben longen gezien, die geheel en al doornbsp;deze beenachtige stoffe w^aren bezet, bestaandenbsp;uit onderkoolstofzure eu phosphoorzure /mik.

-ocr page 504-

471

Het scheikundig onderzoek der melk van eene koe, in een’ hoogen trap door deze ziekte aangedaan, gaf zeven malen meer phosphoorzurenbsp;kalk, dan de melk eener gezonde koe, doornbsp;BERZELIUS onderzocht. Het schijnt dus , dat, bijnbsp;deze ziekte, er eene overmaat van kalk-zoutennbsp;in de dierlijke huishouding bestaat. (Verg.blz. 360.)

Bij kwaaddroesige Paarden, ontstaan op het beenvlies, dat de voorhoofds- en kaak-been-deren bekleedt v kleine , witte , sponsachtigenbsp;zwellingen, welke voor een groot gedeelte bestaan uit onderkoolstofzure kalk. Het kraakbeen, hetwelk het middenschot der neusholten uitmaakt, biedt zeer dikwijls zamengroeiselsnbsp;aan, welke men in den eersten opslag zou kunnen houden voor verbeeningen. Men ontmoetnbsp;ook dergelijke nederzetsels ;in de longen dernbsp;hoender-soorten en van vleesch-etende dieren ,nbsp;waarvan alleen de evenredigheid der phosphoorzure kalk grooter is bij deze laatsten dan bijnbsp;de plant-etende dieren. Dezelve ontwikkelennbsp;zich zelfs in de longen van den Aap, gelijknbsp;zulks bewezen wordt door een stuk, hetwelknbsp;in het pathologisch kabinet te Alfort aanwezignbsp;is, en door het fraaije werk van den Heer ue-GENETTES ovcr het stelsel der watervaten. Dezenbsp;schrijver verzekert, dat bijna al de dieren van 1

1

Van zoodanige longen van eenen Hond bezilten ¦wij fraaije voorwerpen in de ziektekundige verzameling onzer Vee-aitsenijschouknbsp;nbsp;nbsp;nbsp;N»

-ocr page 505-

472

dit geslacht, welke naar Engeland worden over gebragt, aan de tering sterven, en dat zulksnbsp;insgelijks het geval is met de negers , die in ditnbsp;land hun verblijf houden, {Journal Pratique etnbsp;Médecine Vétérinaire, 1826, nquot;. 1. p. 45).

16. INVLOED VAN LOOD-DAMPEN OP DE HÜISDIEREN.

Er bevindt zich, te Tours, eene fabriek van menie ot roode lood-kalk , waarin vele menscheanbsp;en eenige Paarden werken. Alle jaren woiidennbsp;er meerdere personen in het Hospitaal opgenomen en behandeld, welke in deze fabriek werkzaam zijn geweest, bij wie zich al de verschijnselen vertoonen, aan het lood-koliek eigen. Denbsp;Paarden der fabriek worden weldra door denbsp;pijpende dampigheid of het snuiven (Ie cornago)nbsp;aangedaan. De ademhaling, welke snorkendenbsp;wordt, wanneer het dier in sterke bewegingnbsp;wordt gebragt, wordt meer en meer moeijelijk;nbsp;en indien men het Paard wil behouden, is mennbsp;verpligt de luchtpijp-snede in het werk te stellen , en eene opening te onderhouden, doornbsp;middel eener ruime buis. (Zie blz. 341—351 ,nbsp;386 , 441). Alsdan vei’dwijnen alle toevallen; denbsp;ademhaling wordt geregeld en gemakkelijk, zoo-dat deze Paarden, in volle kracht zijndedenbsp;zwaarste vrachten door de stad trekken.

De Heer rÉcARD- TAscuEREAu, Directeur van de

-ocr page 506-

473

gemelde inrJgting, heeft geene andere toevallen bij de Paarden waargenomen; maar de katten ,nbsp;welke eenigen tijd in het huis, en vooral innbsp;de werkplaatsen verblijven, worden spoedig aangedaan door stuiptfekkingen , waaraan zij binnennbsp;hort sterven. Het is jammer, dat men nietnbsp;eenige openingen der gestorvene dieren heeft innbsp;het werk gesteld , welke niet minder nuttig voornbsp;den Geneesheer, dan voor den Vee-arlsenijkun-digen zouden zijn geweest. Wij voegen hiernbsp;als iets zeer opmerkelijks bij, dat de Hondennbsp;van heihuis, en der werklieden, die dikwijlsnbsp;hunne meesters in de wei’kplaatsen volgen,nbsp;nimmer dergelijke uitwerkingen ondervinden.

De invloed der loodbereidingen op het zenuwgestel is zeer aanmei’kelijk. Hoe dikwijls ziet men niet, dat schilders, potwerkers enz. dannbsp;eens aan geweldige koliekpijnen, dan aan stuiptrekkingen lijden ? Wie heeft niet de wreedstenbsp;zenuw-pijnen waargenomen, waaraan zij onderhevig zijn, en de verlammingen, welke nognbsp;gevaarlijker zijn te achten?

Ik heb, zegt de Heer tkoüsseAu, schrijver van dit berigt, een’ jongen glas werker gezien in hetnbsp;Hospitaal, te Tours, welke eerst behandeldnbsp;werd wegens het lood-koliek, en die, in de volgende aanvallen, eene ongemeene moeijelijkheidnbsp;ondervond in de ademhaling, hoewel het weefsel der longen volkomen onaangedaan was. Waarschijnlijk hing de ziekte bij dezen lijder af vannbsp;eene onvolkomene verlamming der spieren van

-ocr page 507-

474

het strottenhoofd, overeenkomende met die, Waardoor de Paarden de pijpende dampigheidnbsp;verkrijgen, als dezelve aan de inademing vannbsp;Igod-uitvloeiselen {émanatións saturnines) worden blootgesteld.

Het is opmerkenswaardig, dat men inwendig zeer groote giften van loodbereldingen kan nemen , zonder dat dezelve gevolgen van dezennbsp;aard teweeg brengen. Er zijn menscben, die,nbsp;gedurende den loop eener ziekte, tot meerderenbsp;oneen, azijnzuur lood hebben ingenomen, zonder daai’van die uitwerkingen te ondervinden,nbsp;waarvan hier gesproken wordt (*). De Heer

{*) Indicnal zulke sterke giften des azjnmren, loods, in enkele gevallen , zoo schadeloos verdragennbsp;werden, als hier wordt opgegeven, zoo mogen zulkenbsp;voorbeelden ons geenszins tot eene stoute toedieningnbsp;der loodmiddelen verleiden , daar somwijlen ook geringere giften hoogst nadeelige uitwerkingen teweegbrengen. Ik herinner mg eenmaal te hebben waargenomen, dat een lijder, aan wien slechts weinige greinen loodzuiler , in zeer verdeelde giften, tegen de vallende ziekte waren gegeven , door hevige koliek-pijnen werd aangedaan, gevolgd van eene verlammingnbsp;der bovenste ledematen, waarvan hij eerst na langennbsp;tqd werd hersteld.

De nadeelige uitwerkingen van de lood-middelen op de Huisdieren zijn ook van elders bekend. In denbsp;Edingiurger Proeven van 1761 wordt vermeld , datnbsp;ook de dieren, welke zich in de nabijheid van smelthutten , waarin lood gegoten wordt, ophouden, evennbsp;als de ineuscheB , door het lood-kollek worden aan-

-ocr page 508-

475

ïgt;écARD-TA.CHEREAO gaf eene groote lioeveelheid ïwewie aan katten , zonder dat bij deze zoodanigenbsp;verschrikkelijke stulpen werden teweeggebragt,nbsp;gedaan, en dat dezelve door de dampen, die uit dezelve opstijgen, zijn gedood gevsrorden. Zelfs denbsp;kruiden , aldaar groeijende , welke , door deze dampen , eene blaanwachtige kleur verkrijgen, waren dezelve nadeelig.

Volgens het berigt van een Engelsch Geneesheer, met name pehcivai., hragten de weiden, waarop water vloeide , dat met lood-deelen bezwangerd was ,nbsp;bij de Paarden en Runderen, op dezelve grazende,nbsp;het lood-koliek met verstopping te weeg. (Zie zirr ,nbsp;IjehrhiLch der Kranhheiten, der Thiere und beaonderanbsp;der Pferde, Mannheim 1807, Th- II. s. i4i).

HtTRTKEI, d’arbovai. {Dict. de Médec. et de Chir. Vétér. Tom. I, p, 313.) zegt, dat de Honden der schilders aan het lood-koliek onderhevig zijn. En de na-deelige uitwerkingen van de loodkalken op deze dieren worden insgelijks bevestigd door ooiiirr , (ilfe-moirea et Observations ^ etc., Tom-I. p. 4og en 4io ),nbsp;die , door bet ingeven van eene zekere hoeveelheidnbsp;goudglit {^oxydum aemi~vitreum plumbi), bij eenennbsp;Hond het lood-koliek teweeg bragl , waaraan het diernbsp;stierf. Hij vond hij de opening geene de geringstenbsp;sporen van ontsteking in de maag of darmen, doch denbsp;maag werd bevonden zamengetrokken en als uitgedroogd te zijn en, zoo zeer verkleind, dat dezelvenbsp;naauwelijks het tiende gedeelte besloeg van den omvang, welke zig gewoonlijk bezit- Het lood in dennbsp;metaalftaat bragt volstrekt geene verschijnselen vannbsp;vergiftiging voort , hoewel eene hoeveelheid van meernbsp;dan drie oneen , ja zelfs aan eetien Hond, z(es oneennbsp;loodvijlscl waren ingegeven.

-ocr page 509-

476

dat zij daardoor stierven, zooals plaats vond, indien zij zich slechts eenige dagen in de -werkplaatsen, alwaar het lood-oxyde bereid wordt,nbsp;ophielden.

17. EENE, AAN HET MONDZEER DER DIEREN GELIJKE, ZIEKTE BIJ MENSCHEN.

Ten zelfden tijd, dat in de omstreken van het gebied der Regering van Frankfort, in 1820 ,nbsp;het mond- en klaauw-zeer onder de Huisdierennbsp;heerschte, werd ook onder de menschen eenenbsp;ontsteking van het tandvleesch, der tong, en vannbsp;al de inwendige deelen van den mond waargenomen. Afvoerende middenzouten deden daartegen de beste diensten, (rost , Magazin furnbsp;die gssammte Heilkunde^ B. Xlll, 2)»

Hetzelfde is meermalen opgemerkt. In het jaar 1778, heerschte er eene spruw-ziekte , in de omstreken van Weenen, onder de menschen enhet vee.nbsp;Het is niet onwaarschijnlijk, dat deze ziekte uitnbsp;gemeenschappelijke oorzaken, op den merisch en denbsp;dieren werkende, kan worden voortgebragt. Mennbsp;wil evenwel ondervonden hebben , dat de melk vannbsp;koeijen, die aan het mondzeer lijden, somwijlen de eigenschap verkrijgt van de spruw hijnbsp;den raensch te veroorzaken, wanneer dezelvenbsp;door dezen tot voedsel gebruikt wordt, paületnbsp;verhaalt, dat bij het mondzeer, hetwelk, in hetnbsp;jaar 1764, te Nordhausen en deszelfs omstreken.

-ocr page 510-

477

algemeen onder de Huisdieren lieersclite, de melk der zieke koeljen, als zij op het vuurnbsp;werd gebragt, tot kaas stolde, hare natuurlijkenbsp;vloeibaarheid miste, eenen onaangenamen reuknbsp;bezat, en hij de dieren, zoowel als bij denbsp;menschen, die dezelve nuttigden, spruw in dennbsp;mond veroorzaakte.

De laatsten, door deze ziekte aangedaan wordende , ondervonden moeijelijkheld in het doorzwelgen, ja somwijlen was de slikking onmogelijk, terwijl daarmede eene brandende hitte in de keel gepaard ging, Gorgel-dranken met rozen-honing , en inwendig rhabarher met clectuarimnnbsp;lenitivum namen deze toevallen weg. {Beytrage zunbsp;einer Geschickte der Fiehseuchen , enz. 1. Th,nbsp;s. 272). Van soortgelijke verschijnselen maaktnbsp;ook sAGAR gewag. (Libellus de apthis pecorinis ^nbsp;V iennae 1765).nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;N.

18. BUITENGEWONE VRUCHTBAARHEID EENËR KOE.

In het Bulletin des Sciences Médicales, Fevrief 1828, vinden wij medegedeeld, dat eene koenbsp;negen kalveren ter wereld bragt, in drie dragten,nbsp;in de jaren 1817 , 1818 en 1819. Al deze kal--veren, met uitzondering van twee der eerstenbsp;dragt, werden door de moeder gezoogd. Volwassen zijnde geworden, werden dezelve dragtig,nbsp;maar zij bragten slechts ee'n jong op eens ternbsp;wereld, zoo als zulks gewoonlijk flaats heeft.

-ocr page 511-

De waarheid dezer zaak woi’dt bevestigd doör eene verklaring van den Heer clement , Mairenbsp;van Lusigny, arrondissement de Troyes {Aube),nbsp;zijnde de plaats, alwaar dezelve Is waargenomen.nbsp;Men heeft de mededeelinnbsp;Hoogleeraar de blajnville.

De Vee-Arts n. waningen te Ommen., in de Provincie Overijssel, heeft aan de Vee-artsenij-school gezonden het opgezette voorwerp vannbsp;een merkwaardig wanschepsel, zijnde een dub-beld kalf, waarvan door hem op den 19 Februari) dezes jaars , eene koe , V ter gemeldenbsp;plaats, op eene kunstmatige wijze , is verlost.nbsp;Hetzelve bezit twee koppen en halzen, tot denbsp;borst van een gescheiden , vier beenen en tweenbsp;volkomene staarten. Bij de opening werd, volgens de mededeeling van genoemden Vee-arts ,nbsp;bevonden , dat er twee volkomene wervel-kolom»nbsp;men aanwezig waren , welker doornvormige uit»nbsp;steeksels, aan derzelver einden, door zamen-groeijing waren vereenigd. Langs lederennbsp;hals liep eene slikbuis en eene luchtpijp,nbsp;welke in hare bijzondere maag en longen overgingen. — Het hart en de lever waren medenbsp;dubbeld. Omtrent de gesteldheid der overigenbsp;deelen ontbreekt het voldoend berigt. De tweenbsp;aars-opeulngen doen evenwel verouderslellen ,nbsp;dat de darmbuis ook dubbeld zal beslaan hebben-I. D. III. St.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;31

-ocr page 512-

479

20. wanschapen lam , zijnde voor een gedeelte

DUBBBLD; - KALVEREN MET GEMIS VAN EEN

ACHTERPOOT EN HET HEUPBEEN, EN VAN EEN VOORPOOT MET HET SCHOUDERBLAD.

Van den Vee-arts B. i. c. reinders, te Zalt~ Bommel, ontving de Vee-artsenijschool:

1®. Een wanschapen zwart lam, hebbende ëén oog, vier ooren, «onder mond en aangezigt,nbsp;acht pooten, en twee staarten. Van de onwarenbsp;ribben af is het ligchaam verdeeld, zijnde denbsp;dubbelingen met de borstbeenderen te zamen gegroeid. Dezelve zijn van het mannelijk geslacht.

2°. Een voldragen kalf, bij hetwelk het linker achterbeen met het ongenaaqide been ten eenemale ontbreekt. Ter plaatse van dit lidnbsp;had zich de huid tot eenen zak uitgezet, waarinnbsp;de buiks-ingewanden voor een gedeelte bevatnbsp;waren. Hetzelve kwam dood ter wereld.

Wij hebben een voldragen en wel gevoed kalf verkregen, zijnde te Amerongen gevallen,nbsp;waarbij het regter voor-been benevens hetnbsp;schouderblad gemist worden. Hetzelfde leefdenbsp;aan de Vee-artsenijschool ongeveer elf weken,nbsp;onder sterk toenemenden groei, toen het plotseling aan eene hevige ontsteking der inwendigenbsp;deelen stierf.

-ocr page 513-

480

21, aanmerkelijk VEP.UARD gezwel , WEGGENOMES

UIT DEN ÜIJER EENER DRAGXIGE KOE.

De Vec'-arts n. s. wage na ar , te Leeuw a arden i lieeft aan eene koe, welke in de zesde maandnbsp;zwanger w'as, een aanzienlijk verhard of scir-rlieus gezwel uit den uijer weggenomen, hetwelk met eene sponsieuse uitgroeijing en stinkende eftering gepaard ging. Hetzelve was eerstnbsp;ontstaan door verzuim van de koe goed ultte-melken , waardoor harde klonters en ontstekingnbsp;in het deel werden geboren. — De eigenaarnbsp;Besloot, volgens de onvoorzigtige en wreedenbsp;handelwijze veler landlieden, den tepel metnbsp;eene stoute hand aftesnijden , ten einde aan denbsp;stoffe uitgang te verschaffen.

Deze operatie bragt nogtans geenszins de ver-W'achte uitwerking te weeg. Het dier eenige dagen aan zich zelf overgelaten zijnde, namnbsp;het gezwel in hardheid en omvang toe. — Doornbsp;het besmeren met laurier-olie en heemstzalfnbsp;werd hetzelve tot rijpheid gebragt, en bij hetnbsp;openbreken ontlastedeo zich ten minste acht ofnbsp;negen oude ponden etter. Dan, niettegenstaandenbsp;men nu het vooruitzigt meende Ie kunnen hebben , dat het gezwel tot ontbinding en de verzwering tot heeling zoude worden gebragt, vond zulk»nbsp;geene plaats. — De uijer werd op nieuw hard, ennbsp;de zelfstandigheid van denzelven groeide uit deu

31

-ocr page 514-

481

afgesnetlen tepel weelderig uit', de verharde massa nam tot eene buitengewone grootte toe, zoodatnbsp;het noodzakelijk werd het ziekelijk gedeelte desnbsp;uljers weg te riemen. Hetzelve, door middelnbsp;der bistourie uitgepeld zijnde, woog vijf oudenbsp;ponden. — De wond werd geregeld tot genezingnbsp;gebragt, waarop het beest, dat zeer mager wasnbsp;geworden, begon te groeijen. — Het gezwel,nbsp;bezittende eene vrij vaste, talkaardige, hoedanigheid, is aan de Vee-arlsenijschool, door deunbsp;genoemden Vee-arts, ten geschenke gezonden,nbsp;om in de verzameling der ziektekundige voorwerpen te worden bewaard. Hij meldt nog eenmaal dezelfde operatie aan een Schaap met den-zelfdeu gelukkigen uitslag te hebben verrigt.

22. BIJDKAGE TOT DE VERZAMELING VAN VERLOSKUNDIGE voorwerpen.

Door den Heer van der lindt , Apofhekar te Bodegraven, werd ons geschonken de vrucht vannbsp;een Paard, van tusscheu de 3 en 4 maanden oud.

Ik neem de vrijheid mijne Landgenooten, inzonderheid de Vaderlandsche Vee'arisen, die in de gelegenheid zijn soortgelijke of andere belangrijke voorwerpen te verkrijgen, uitlenoodi-gen, om de loffelijke voorbeelden te volgen vannbsp;hen, di# door het zenden van de genoemde

-ocr page 515-

482

stukken liunne belangstelling in ’s Rijks Vee-arlse1 nljschool toonen; zullende elke bijdrage, welkenbsp;van eenige aangelegenheid kan geacht worden ,

N.

dankbaar worden aangenomen.

23. PAA,IIDE-VOETEN MET MEERDERE TINGEREN, DOOR EEN VLIES VEREENIGO.

In de vei'zarneling van den Fleer rhedin , Directeur der Vee-artsenijschool te Lijon ^ bevindt zich de vrucht van een Paard met meerderenbsp;vingeren {cheval pohjdaclyle). Hetzelve is 8 of 9nbsp;maanden oud. Het werd eerst in wijngeest gezet,nbsp;doch toen er uitgenomen en droog bewaard.nbsp;De voorbeenen alleen zijn veelvingei'ig, eindigende de linker voet in drie , nagenoeg evennbsp;lange, vingeren, doch de regter slechts in tweenbsp;(Annales de Sciences JSalurelles, 1827. ïom. XI.nbsp;Juin, p. 224.) (®),

DERDE ALGEM-EENE EXAMEN, gehouden aan 'i rijks KEK- /JRTSRJSIJ~nbsp;SCHOOLOP DEN 28, 29 en 30 Jolu 1828.

De Commissie, te wier overstaan het examen werd afgenomen, bestond uit de Heeren g. vro-

1

In de verzameling van ziektekundige voorwerpen onzer Vee-artsenijschooJ, hezilten wq eenen schaaps-poot met drie volledige vingeren. nbsp;nbsp;nbsp;^

-ocr page 516-

483

Ï.IK, Hulder van de Orde van den Nederland-selieti Leeuw, Lid van het Koninklijk Institut, en Iloogleeraar aan het Athenaeum te Amsterdam , G. H. wachter , Doctor in de Genees- ennbsp;Heelkunde , Lijf-Chlrurgijn van Z. M. den Ko-ning, te ' s Gravenhage, j. rodel, Pddder van denbsp;Orde van den Nederlandschen Leeuw, Voorzitter van de Provinciale Commissie van Geneeskundig Onderzoek en Toevoorzigt in Zuid-Hol-land, te Dordrecht^ i. wolterbeek, Hoogleeraarnbsp;in de Geneeskunde aan de Hoogeseliool, tenbsp;Utrecht, benoemd door Zijne Excellentie , dennbsp;IWinister van Binnenlandsche Zaken, en dennbsp;Heer m. f. n. colsoh , Chirurgijn Majoor bij hetnbsp;Regiment Hussaren n°. 8 , benoemd door Z. K.nbsp;H. Prins FREDERiK, Commissaris Generaal vannbsp;Oorlog.

Tien kweekelingen, die hunnen leertijd vol-bragt hadden, werden door de Hoogleeraren onderzocht. Daar alle voldoende blijken vannbsp;bekwaamheid in de verschillende vakken dernbsp;Vee-arlsenijkunde aan den dag hebben gelegd,nbsp;zijn dezelve, op den 31 Julij , bij monde vannbsp;den Hoogleeraar-Directeur, tot Vee-artseu vannbsp;de eerste en tweede klasse bevorderd.

Aan deze Vee artsen, wier namen hier volgen , zijn , door Z. Exc. den Minister voor-noemd, op voordragt van den Heer Refei’en-daris. Inspecteur Generaal, belast met de waarneming der Administratie voor de Nationale Nijverheid , de' plaatsen aangewezen , alwaar zij ,

-ocr page 517-

484

onder genot der toagestane jaarwedden , zich met de woon zullen moeien yestigen, als:

In Limburg,

Aan TH. BiLLEKENS, Vse-orts van de eerste klasse, in de stad Weert;

Aan w J. STAMS, Vee-arts van de eerste klasse, in de stad Hasselt;

In L u i k,

Aan p. j. A. PETRiJ, ee arts van de eerste klasse, te Moumalle;

In Henegouwen,

Aan s. A. DüPONT , Vee-arts vaji de eerste klasse , in de stad Gosselies;

In Z u 1 d-H o 11 a n d,

Aan CH. TH. LE coMTE, Vee-arts van de eerste klasse , të Giessen-Niekerk ;

• nbsp;nbsp;nbsp;. In Vriesland,

Aan p. L, KiJLSTRA, Vee-arts van de eerste klasse, te Heeren-Veen;

In N o o r d-B r a b a n d,

Aan o. BOüMANS, Vee-arts van de tweede klasse, te Vortum ;

In Overijssel,

Aan E. VEENHOVEN, Vce-ttrts van de tweede klasse, te Raalle.

Zijnde a, aalbers, bevorderd tot Vee-arts van de eerste, en ch. van steenacker, tot Vee-artsnbsp;van de tioeede klasse, die van wege bet Departement van Oorlog aan de Vee-artsenijsclioolnbsp;waren opgeleid, door Z. K. H. den Commissarisnbsp;Generaal van Oorlog, aangesteld tot Adjunct-Paarden-Artsen bij ’s Lands Armee»

-ocr page 518-

4S5

VERPLAATSINGEN van VEE-ARTSEN.

Bij besluit van Z. Exc. den Minister van Bln-nenlandscbe Zaken van den 25 Mei 1827, is de Vee-arts o. koopmans verplaatst van Oosterlittensnbsp;naar Dronrijp, in de Provincie p^riesland; bijnbsp;besluit van den 30 Augustus 1828, de Vee-arts

j. F. w. KOHNDÖRFFER, vau Giessen-Niekerk, in Zuid-Holland naar Rotterdam; en, bij besluit vannbsp;den 18 September 1S28, de Vee arts j. b. vannbsp;HEBTSEN van Boom naar Sandvliel, in de Pro*nbsp;vincie Antwcrpcfi.

-ocr page 519-

OPGAVE

VAM

VEE-AHTSENIJKUNDIGE

WERKEN*

FRAKSCHE WERKEN.

Traité analjtique de médecine légale vétérinare, con-tenant; iquot;. les principes généraiix de la médecine legale vétérinaire , a°- un extrait de la médecine légale vétérinaire de jP. Toggia, trad- de ITtallen, par J.-B.-C,nbsp;Rodet, Paris , 1827 , in 12. Prix. 4 fr. et 5 fr- franc dc port.

Conjectures sur Porigine ou 1’étymologie du nom de la maladie dans les chevaux sous Ie nom de fourbure ,nbsp;aux quelles on a ajouté des notes bibliograpbiques surnbsp;quelques anciens ouvrages de vélériiiaires ; par M ITu-zard, de Plnstitut Royal de France , Paris i827 ,in8vo,nbsp;Prix. 1 fr- 26 c. et 1 fr. 35'. c. franc de port.

Précis nosographique des indigestions et coliquesdans les animanx doniestiqiies; contenant les causes, lesnbsp;symtomes, Ie traitement et les moyens préservatifs pro-

es a cliacune de ces affections. Par J—B-S, Everts.


pr


Paris, Hrras, 1827 in 12- prix 3 fr. et 3 fr- 5oc- franc de port.

Guide du vétérinaire et du maréchal pour Ie ferrage des chevaux et Ie traitement des pieds maliides; traduitnbsp;de PAnglais de Goodwin , par M. M. O. et B. .ivec desnbsp;notes dc M. Berger- Paris 182 7 , in 12- prix 4 fr. 5o c.nbsp;carton,

-ocr page 520-

487

Fcla^onii Veteriosria ex richardiano cpdice descrïpta et a mendis purgata a Josepho Sarchlanio, iiunc pri-iiHim edita cura C- Cionii ¦, accedit Sarcliianii versio ita-lica, Florentiae 1828, inS.prix, 8fr, et 9 fr franc de port-

Le Chasseur Médecin , ou Traité complet sur les maladies du chien; par Francis Clater, Traduit de TAn-giais sur la 25. edition ; par M. M. D. O. R. Paris 1827 , in i8' prix 2 fc' en a fr. 5o c. franc de port.

Pliarmacie vétérinaire, chimique , théoriqua et pratique, a l-Tisage des éleves, des artistes et des proprié-taires , etc. par Labas-, quatrième edition- Paris 1827, Prix 7 fr. et 9. fr. franc de port.

Traité des chiens de chasse , contenant 1’histoire ge« nerale de Pespèce , les soins a prendre pour faire desnbsp;élèves , croiser les races , entretenir une meute en santénbsp;et guèrir les maladies- Paris 1827 , in 8. avec i6 pl.nbsp;Prix- 6- fr- et 7- fr- 28 c- franc de port.

Traité des hernies inguinales dans Ic cheval et autres inonodactyles; par Girard, Directeur de 1'Ecole Royalenbsp;Vétérinaire d’Alfort , etc. Paris, 1827, in 4, avec septnbsp;grandes planches lithographiées Prix, j5 fr. eP 16 fr.nbsp;franc, der port.

Avec les planches cartonnées séparément, 17 fr.

Traité des articulations du cheval, par Pquot;.-/.-/. nbsp;nbsp;nbsp;,

Paris 1827, en 8- Prix 2 fr. 6o. c- et 3i fr. franc de port.

Journal de Médocine Vétérinaire et comparée. Paris 1827.

Journal Pratique de MéJecine Vétérinaire- Paris 1827.

II o o G D U I T S C U E WEU KEN.

Frandt , Dr. J, F. und Dr. J. T. G. Ratzeburg, Getreue Darstellung und Besctireibung der Thiere , dienbsp;in der Arzneiwissenschaft in Betracht kommen, iste»

-ocr page 521-

488

Heft. gr. 4 (5 B. und 3 fain ilium, und a schw«rze Kupfcrlaf.) Berlin iSay. In umschlag. n. i. Thl.nbsp;l4 gr-

Carus, Dr. C. G. Erlauterungstafeln zur verglel-clienden Anatomie, Heft. ii. entiialend auf IX kup-fertaf. die Erlaut. der sceletbildungen in den ver-schiedenen Tliierklassen. Mit deutschen oder latein. Text. gr. lloy-fol. (9 B). Leipzig 1827.

7a nbsp;nbsp;nbsp;Text znm jsten Hefte werden an die Besit-

zer gratis ausgegeben. — Dies werk erscheint nicht mehr mit französ- Text.

Franque Dr. J, B. Die Seuchc unter den Füchsen und andern Raubthieren in den J- iSaS bis 1826 , nebstnbsp;Bemerkungen über die ursprüngliche wuthkrankheit dernbsp;Thiere 8 (12 B)- Frankf. 1827. 21 gr.

Gurlt, Dr. E. F. Anatomische Abbildungen der Haus-sauge-Thiere , yte Lief. Text. Bogen, 20—ai» Tafel.nbsp;61—70- gr- Fok Berlin 1826 , a Thai- ia- gr.

... nbsp;nbsp;nbsp;-1 -—— 8ste Lief. Text. Bogen 22—aS. Tafel.

71—79. gr. Fol Berlin 1827.

Hoffmann, Dr- J- Eabiel caninae ad Celsum usque historia critica , 8 maj- (4 Bog). Lipsiae 1837.

Hazard, So/tri', Kachrichten über einige Pferde-Ra-cen, Gestüte u. Remonten ira oesterreich- Kaiserthurn. Aus d' Franz- init kurzen historischen berichligendennbsp;u- erlaut- Aninerk- von J. B- Muller ^ gr-8. (65 Bog-)nbsp;Wien. 1827. *9 g*quot;'

Jahrhuch fiir Pferdezucht, Pferdckennlniss , Pferde-liandel, die milltar Campagne-schvil- upd Kunstreiterei und die Rossarzneikunst in Deutschland und den angrenz.nbsp;Liindcrn , aiif d. J. 1827. horausg- von S- von. Tennecker ^nbsp;4r Jahrg. Mit des herausg- Porlr. 13. (21 Bog-) Ihne-nau I Till. 8 gr-

Klatte , die von mir erfiindene Plerde-Dressur-Ma-chine (Spauisclie lieitcrj, uud iiae Anwendting zur*

-ocr page 522-

4S9

BRarbeitung r.nd Biogsamraachimg starrTi'alsiger, hart-jiVanliger und verdorbenor Pfjrde, in Bildcrn aus der ]'gt;fahrniig dargestellt. Mlt i Zeiclmung. 8- (jaJ B.)nbsp;Berlin iSay- i Thl-

I^auhender, Zgt;. B. Prodromus einer pollzeilich-ge-riclitlichen Tliierarzneibunde, oder Handbuch der ge-i'icbtlichen Thierbeilkunde , ate verm. u- verb- Aufl. bearb. von 7. F- C- Visterichs, gr. 8- (i4 B.) München 1827, 1 Thl, 4 gr-

Peter 'ha, 7. Griindl- u. kurzgefasste Darstellung der Verschied. Arten von Knocbenbrüchen u. Ilufkrankhci-ten iinserer Landwirlhschaftl. Hans- und Nutzthiere ,nbsp;mn sle mittelst einer neuen, zweckmass. und individuellnbsp;stellenden Schwebe-machine leicht und sicher zu hellen u s. w. Mit 4 Steintaf. , die Schwebe-macbinennbsp;verstellend- gr. 8. (3 B.) Prag. iG gr.

Tiedemann, Fr und 7ilt;* nbsp;nbsp;nbsp;, Hie Verdauung nach

Versuche. In 2 Banden, ir. Bd. gr- 4. (Sa B ) Heidelberg 1826; 4 Till, ar Bd. gr. 4. (36 B.) Heidelberg 1827 , 3 Thl.

Am-pach D, J G. v, über die Natur, Erkenntniss— niittel, Heilart, und Vorbauung der Drehkrankheit dernbsp;Schafe. Ein versuch zur Eeantwortung der, von dernbsp;K. K. Eandwirthschaffts-Gesellschaft in Wien ausgesetz-len Preisfragen. (Mlt einern Preisanthelle unJ dernbsp;Ehren-Medaille der Gesellschaft ausgczeichnet), gr. 4.nbsp;(j2 B.) Wien, 22. gr.

Charpet, J). Die Wirkung des Opium und seiner constiluirenden Bestandtheile auf die thierische Oeko-nomie, durch Beobachtuiigen und versuche an Menschennbsp;und Thiere dargestelt. a- d. Franz, von . . . f. gr. 8.nbsp;(i.3§ B ), Leipzig. 1. Thl,

Gehclinnisse, enthüllte , aller Handelsvortheile und Pferde-Verschöneriingskünste der Pferdebandler. Aus.nbsp;den Papieren des vcrstorb. israclitisclien Pfordehandlersnbsp;Ahi'- Mortgens in Dessau. Ncbst einen» Aahangc aber

-ocr page 523-

490

die leicliteste w. einfuchste Art des Englisirens , u die fiir den Handler daraus erwaclisenden Vortheile , atenbsp;verb. And. gr- 8-nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;B), llmenau iS27-

Gurlt Dr. E. F. Anatomische Abbildungen der Ilaus-Sauge-Thiere, gte Liefer. Text. Bogen 24—aS- Tai'el So—go- gr- fol. Berlin 1827- 1 Thh 32 gr- oder j Till- iS gr.

Hörman , prof. J. Die Lammerruhr oder die brandlge Gedarmentziindung neugeborner Lammer, ihre Vor-bauiing und Heilung. Nach eigenen .Beobachtungen dar-gestellt- gr. iS- (5^ B-) Wien- S gr. oder 10 gr-Hotter , Dr. Fr- De qualitatibus parenUim in sobolemnbsp;transeuntibus, praesertiira ratione rei equariae. Dissert.nbsp;4 maj (95 Bl. Tubingae, 12 gr,

Hychner, J J,, Versuch diirch mebrere Vbrslage mittelbar dem Wesen der Hundwuth naher zu kommen.nbsp;Oder Beantwortung der von der Mediciniscb f'birurg,nbsp;Gesellscbaft des Kanton Zurich aufgestcllten Preisauf-gaben iiber Hundswutb. (Gekrönte Preisscbrift) gr. 8,nbsp;B- nnd 4 Steiutai.) Aaran 1827- 6 gr.

Schwab, Dr. K. L. Lebrbucb der Algemeinen Pathologie der Hauslblere , 3le verb, Autl. gr. 8 (11 B-) Munohen 1827 , i3 gr.

Tennecker, S- igt;-, Beobachtungen und Erfabrungeii iiber die Erkenntniss, Ursacben, Verlauf, und Curnbsp;der Kolik bey Pferden , 8- (5^ B-) Altenburg, 6 gr.

Khuber f Dr. A , Neiie Vtrsuche an Tbieren und deren Resultate iiber die Wiedererzeugung der Arterien, mit beygefiigten Beinerkungeu dariiber. Mit 3 litbogr.nbsp;Tab gr. 8. (35 B-) 18 gr.

ETIGELSCHE WERKEN.

Tames JVhite , a treatise of Veterinary Medicine, vol. 11., containing the Materia Medica, Dietetica and thenbsp;Phannacopoea, Fifth Edition, laquot;, price 6 s. 18277

-ocr page 524-

491

James White, a coinj)endiuin of the Veterinary Medicine , i4 Edit. 4 vol.

HEDEBDUITSCHB -WERKEN.

Dutoict, Em. Heelkunst der Paerden , liunnc naluer, eggenschappen, ziektens gt; genees-middels, enz. ; ooknbsp;handelende van alle andere. Hug sdieren, Ossen, Koei-jen , Schaepen, Honden enz. -werk, ten behoeve vannbsp;alle Vee-meesters, Paerden-smits, Landslieden; tenbsp;Gend , hg Joff. Mestre , 1827.

Eieterichéy J. F-, Handboek dor Vee-artsenijkundige Heelkunde , of de kunst, om de uit-wendige ziektennbsp;der Paarden en van andere Huisdieren te kennen en tenbsp;genezen , naar den tweeden , vermeerderden en verbeterden , druk uit het Hoogduitsch vertaald, door J. W,nbsp;ui. Hart en G- Kijlstra, met eene voorrede en eenigenbsp;aanlockenlngeu door Dr. A. Numan, Directeur en Hoog-leeraar aan ’s Rijks Vee-artsenijschool, enz. te Utrecht;nbsp;te Groningen bij R- J. Schierbeek, 1827. f 9, 5o*

-ocr page 525-

INHOUD.

üittrelcsel uit het verslag der werkzaamheden aan de Vee-artseni]school te jllfort, over het jaar J820—21,nbsp;door den Hooglecraar giiiaud de zoon.

Weekheid en veranderde kleur des ruggemergs bij Ilunderen en een Paard, aan de do Iheid gestorven ,nbsp;door den Hoogleeraar nupüiï. •nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;. blz. 336.

Weekwording van het Ruggemerg hij Paarden, gestorven aan den maag-koller {^vertige abdominal), door den Vee-arts dupuii. .nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;•nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;•nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;• blz- S5/.

Proeven omtrent de' uitwerkingen , gevolgd na het doorsnijden van verschillende takken der aangezigts-en bovenkaaks-zennwen. .... blz. 338.

blz. 339.

Bijvoegsel van den Redacteur.

Herhaling van vroegere proeven over het afsnijden der long-maagzecuwen, door den Hoogleeraar ntr-............blz- 341,

Bijvoegsel van den Redacteur, bevattende aanmerkingen en eenc waarneming omtrent het blazen (/e cornag^). .......blz. 543,

-ocr page 526-

I N H o ü D.

/

Vergelijkend onderzoek van het aderlijke en slagaderlijke bloed, na de afsnijding der long-maag-zenu-¦wen en groote tusschemdbbige zenuwen, door las-SEIGNÉ* ... nbsp;nbsp;nbsp;quot;... blz. 55i.

blz. 352.

Aanmerking van den Redacteur-

Uitwerking van het wegnemen der hals-zenuw-knoopen bij een Paard, door den Hoogleeraar rnrpuil. blz. 352.

Scheikundig onderzoek der hals-zenuw-knoopen , door den Heer lasseigne. .nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;• igt;lz* 553.

Scheikundig onderzoek der zwarte gezwellen {tu-msurs' noirs, melanosis), door denzelfden. blz- 354»

Bijvoegsel van den Redacteur omtrent den aard en de verschijnselen dezer ziekte. ,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;• blz. 354.

Scheikundig onderzoek der sloffe uit de longen eener koe, gestorven aan de knobbelaclitige tering \lapom—nbsp;melcère), door den Heer LxssMrGNE. • blz 36g.

Proeven om de boeveehieid dampkrings-lucht te bepalen , welke er vereischt wordt om in de halsader van een Paard to worden gehragt , ten einde den dood tenbsp;veroorzaken, door den Hoogleeraar dupuiï. hlz. 36o.

Waarnemingen en proeven omtrent het bersten der maag hij Paarden, door denzelfden. , blz. 361.

blz. 36a.

Bijvoegsel van den Redacteur,

Openlngen van Runderen, gestorven aan ontsteking van het barlezakje, door den Hoogleeraar nu-puti. a • nbsp;nbsp;nbsp;•nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;•nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;•nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;* blz 36g.

-ocr page 527-

liet hoefbeslag bezit io Frankrijk de meeste volkomenheid. ......blz- 370.

Opmeikiiig omtrent de buitengewone brosheid der beenderen bij denbsp;nbsp;nbsp;nbsp;dieren, door dennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Hooglceraar dü-

i’Ull- nbsp;nbsp;nbsp;blz. 3j3

Waarnemingen nbsp;nbsp;nbsp;daaromtrentnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;doornbsp;nbsp;nbsp;nbsp;dennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Hooglecraar

.................. • nbsp;nbsp;nbsp;blz- 575.

Practische TP'aaruemingen.'

Waarnemingen omtrent eene ziekte onder de l am-meren, voortvlceijende uit eene belette spgsvertering t indigestion laiteuse) , door den Heer BARTHEnEMu denbsp;jonge. .......blz. 378.

Zinkings-ziekten Lq hef Paard, zijnde de uitwerking eener veranderlijke luchtgesteldheid in 1820. blz- 379.

Kollerachtige aandoeningen, nbsp;nbsp;nbsp;ten gevolgenbsp;nbsp;nbsp;nbsp;der sterke

hitte in Julij 1821, bij de Paarden. . nbsp;nbsp;nbsp;blz. 379.

i

Maagontsleking {rage mue) bij den Hond- blz. Syg.

82

-ocr page 528-

INHOUD.

Bijvoegsel en Waarnemingen van den Redacteur* blz*38o.

Werkzaamheid der ontlastende middelen, en schadelijkheid der sterke opwekkende middelen , in de zoogenaamde Hoiide-ziekte , door den Heer baiithele-

MU. ........ hlz- 583.

Bijvoegselen waarnemingen van den Redacteur, hlz. 334,

Nuttigheid der aannwending van den onder-zwavel-iwateramp;tofzui-en spiesglans, tegen den Droes, en den Worm, door den Heer rarthelemij* • hlz- 335’

Eene Merrie, sedert drie jaren, aan de pijpende daropigiieid lijdende, en door middel der luchtpijpsnede in het leven gehouden, door een toeval gestorven. ,•••..*. hlz. 385.

De luchtpgpsnede aangewend bij eenenllond* blz. 386.

Waarnemingen omtrent eene inëenschulving der darmen bij een Paard. •nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;•nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;. blz. 387.

Kolieken uit ophooplng van drekstofifen (coligues ster-corn/es) inzonderheid eigen aan oude Paarden, blz- 337.

Doodelijke ontsteking van het borstvlies , ten gevolge eener , niet ontdekte , verwonding van het borst-bekleedseb • nbsp;nbsp;nbsp;•nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;. blz. 388.

Afscheuring der doorborefide spier, het gevolg van hevige ontsteking , en de pees dezer spier plaats hebbende. •nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.... blz* 388.

Doodelijke beleediging van een Paard, door een slag van den boom des rijtuigs veroorzaakt* • blz. 38 9.

-ocr page 529-

Ondervinding van den Heer BARTHELEMrl, omtrent de afsnijding van de zool-zenuw {neurotomie) , bij langdurige kreupelheden , In den voet huisvestende , bij hetnbsp;Paard»nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;• f ,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;•nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;* hlz» 3g i.

Mededeeling omtrent eene nieuwe worm-ziekte , bestempeld met den naani van zenaw-aandoening {mala-éie veimineiise') , van de trillende of beefziekte {_malii~ die tremblante'i gt; Welke zich onder verscheidene schaapskudden heeft geopenbaard. .nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;•nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;. blz. 3g3,

Vergelijking dezer ongesteldheid met de ziekte der Schapen, welke in ons land voorkomt onder den naainnbsp;van de scJiuur of de schuring., door den Redacteur, blz-597.

Mededeeling omtrent den heersclienden, doch niet besmettelij ken anthrax ofnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;charboti,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;denbsp;nbsp;nbsp;nbsp;gelukkige

aanwending der steensnede, bij een Paard, door cly-CHY, Vee-arts te Allaiue. nbsp;nbsp;nbsp;,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;. blz. 3gg.

Mededeeling van den Opper-Vee-arts maurici; , te Jdetz, omtrent den koller.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;blz. 3gg.

Mededieling eeuer verhandeling van den Vee-arts

32 «

-ocr page 530-

INHOUD.

HOUPT* , te Alleville, omtrent de venarisclie zieltte {syphilis) bq Paarden. •nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;•nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;•nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;blz. 4oo»

Bijvoegsel en-waarnemingen van den Redacteur, blz 4oi.

Scbedel-breuken bij Paarden. . nbsp;nbsp;nbsp;gt; blz. 4o6-

Beroerte- en hersen’-ontsteking zeldzaam bij bet Paard; dezelve bepalen zich. meest tot het lugge-nn,rg. ...... blz- 40;.

Uittreksel uit het verslag omtrent de werkzaamheden aan de Vee-artsenijschool te Lijo/i, over het jaar 1S21 , door den HoOgleeraar oJioamp;nriEa.

Ziektekundige Ontleedkunde.

Bevinding omtrent de inwendige doelen bij eenen Hond, die aan borstwaterzucht scheen te lijden. blz. 4o8.

Een gezwel aan de milt en vergrooting van dit deel, met etlerzakken in hetzelve, benevens een aantalnbsp;steenen van verschillende groota in de nieren bij een,nbsp;da.'iraan gestorven, Paard-nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;blz. 4togt;

Pracliseke ziektekunde.

Catarrhale aandoeningen, ten gevolge der veranderingen van den dampkring, in den herfst van 1821.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;-nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;•nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;blz. 411.

Builen (dc/ma^ott/ares) op de ligchamen der Paarden^ tocgeschrcven aan bet eten van nieuwe voeders, welkenbsp;nog niet waren uitgebroeid,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;•nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;-nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;blz. 4ii.

Oogenblikkeüjke beroerte (coup de sang) , veroorzaakt door de zware hitte van den zomer, bij Paarden. nbsp;nbsp;nbsp;•nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;gt;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;•nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;•nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;•nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;• biz. 4gt;i.

-ocr page 531-

Duizeligheid uit gastrische oorzahen {vertiges ahdomi~ naux) , door het uiisbruik van zemelen- hlz- 4i3,

Gelukkige uitkomsten van de afsnijding der pees van de diepe spier {muscle cubito-phalangien en lihio-pha-langien) , Lg Baarden-nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;•nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;• hlz. 4iÖ,

Opening, der luchtpijp en het inbrengen eener Wikken buis in dezelve, om hot blazen (corner) te beletten bg zekere Baarden, benevens de redeu'en, waarom dit middel slechts voor een bepaalden tijd eene gunstige uitwerking kau teweeg brengen. - blz- 4i4,

Genezing van eene soort van vochtig huid-uitslag (dartres), bij den Hond, door de aanwending van hetnbsp;azynzure lood met eenige druppels salpeterzuur, blz. 4i8-

Nadeelige uitwerking van zamengestelde en zware igzeren verbanden, bij de-behandeling van beenbreujieu ,

-ocr page 532-

INHOUD.

hij de dieren* •— Herstelüjjg Tan twee beenlsrenken van den voorarm bij Paarden. .nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;. blz. iig.

Waarneming omtrent negentien Honden, welke van dolheid verdacht werden gehouden- Verschillende wijquot;nbsp;ziging der hondsdolheid. Moeijelijkheid om het bestaannbsp;der ziekte te bepalen. .nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;. .nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;• blz. 42 0*

MEDEDEELINGEN iCorretpondance).

Mededeeling omtrent eene soort van tusschenpoozen-de verstandeloosheid {vésanie), btj eene Merrie, nadat dezelve door eenen Hond was gebeten , welke verdacht gehouden werd van dol te zgn, door dennbsp;Vee-arts jsraoord , te Grénoble,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;blz. 422»

Mededeeling van den Vee-arts lami , te CJiwlemont, omtrent eene anlhrax-aardige koortsziekte bij hetnbsp;hoornvee.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;blz. 422.

Mededeeling van denzelfden Vee-arts omtrent de tongblaar {glossanthrax).nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;blz- 422,

Mededeeling van den Vee-arts PASeAi.,te ViUe-fran~ che-de-Belves , omtrent beenachtige gezwellen aan hetnbsp;voorste gedeelte van den kop of de voorkaak {c/tan-frein)- ¦nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;•nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;. blz, 4-24.

Mededeeling v.an den Vee-arts debaux, te Lavaut-te, omtrent de wegneming van een verbazend vleesch-achtlg uitgroeisel aan de roede van een Muil-Ezehblz. 424,.

Mededeeling van den Vee-arts thomaj, te Lourmct-rin, omtrent de breuk aan het bovenste gedeelte des pijpbeens, bij eene Muil-Ezelin. .nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;lt; blz- 425i

-ocr page 533-

INHOUD.

Mededeeling van den Voe-arts nbsp;nbsp;nbsp;and , te Chateaw^

Renard omtrent de goede uitwerking van de inënting der schaaps-pokken,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;•nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;. hlz. 4a5.

Mededeeling van den Vee-arts marimpoeu, te Nay, omtrent de genezing eener verminderde gevoeligheidnbsp;der gezigts-zenuw {mydriasis), hij een Paard* hlz* 4a6.

Mededeeling omtrent de genezing eener verlamming van de vier beenen bij eeue Merrie, • blz. 4a6.

Mededeeling omtrent de aanwending van bet brandijzer, als voorbehoedmiddel tegen de hondsdolheid- blz. 426.

Mededeeling omtrent de herstelling eener breuk der kniesch^f bij een Merrie-Veulen.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;. blz- 436,

Mededeeling omtrent eene belette spqsverterlng, gepaard met eene ontsteking der teeldeelen en piswerk-tuigen, bij een Paard. nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;• blz- 4a6.

Mededeeling omtrent de ontmanning van een Paard-nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;•nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;•nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;. blz. 4a 6.

Mededeeling van den Vee-arts otrii,i.AüME, te Issou-dun , over de verlamming van het regter voorbeen , ten gevolge der wegneming van het piramiedswijze Jigchaaninbsp;aan den voet van het tegenovergestelde been. blz- 427,

Mededeeling omtrent eene eigenlijdige regtstijvigheid {tetanus idiopathicus), bij een Ezeb • blz- 428.

Mededeeling omtrent eene krampachtige aandoening

-ocr page 534-

I N H 0' Ü D.

TOn (le ipieren der ademhaling, bij een Paard. lgt;Iz. iaS.

Medédeoiing omtrent een’ maag-koller {vertige abdominal), bij een Paard- nbsp;nbsp;nbsp;•nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;•nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;biz. iatj.

Waarneming omtrent de volkomene genezing eener eenzijdige verlamming {hemiplegia) bij een Paard;nbsp;door N. CI.ASSBN, Vee-arts der eerste klasse, tenbsp;Jioermond-nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;..nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;•nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;•nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;blz. 429.

Waarneming omtrent het vrijwillig breken van het dijebeen, bij Runderen; door o- KrjnsTHA, l. z-,nbsp;Yee-arts der eerste 'klasse, te Dragteii , in Vriesland-nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;blz. 452.

blz. 44o.

Iets over kale Paarden-

Beoordeeling-

Heelkunst der Paerden, hunne Natuer, Eggensebap-pen , Ziektens , Geneesmiddels , enz., door den Rnrg-graei' EM. DOTOiCT. • nbsp;nbsp;nbsp;•nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;. blz. 447.

Korte Mededeelingeti en Uittreksels- ,

5. Uitwerking van bet Baurier-kers-water en uittreksel oaii biUenkruid in langdurigen hoest, bij bet Paard. ,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;•nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;?nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.. blz. 46i-.

10. Inenting van bet dol-gif aan een Paard-blz. 462,

11 • Genezing van den kwaden Droes door dampbaden. nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;•nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;•nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;- •nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;. blZ' 465.

-ocr page 535-

' nbsp;nbsp;nbsp;INHOUD.

13 Voordeelige ¦werking ¦van het Zoutzuur in de lekziekte hg het Ilundvee-nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;•nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;jj]z. 463.

13. nbsp;nbsp;nbsp;Bevinding hg de opening eener , aan de lekziekte lijdende, gedoode koe-nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;«nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;blz, 466,

14. nbsp;nbsp;nbsp;Nieuwe wijze om aan de mannelijke dieren het

vermogen der voortteling te benemen. nbsp;nbsp;nbsp;blz. 467*

15. nbsp;nbsp;nbsp;Scheikundige ontleding van speeksel-steenen ,

bij dieien voorkomende. nbsp;nbsp;nbsp;•nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;blz- 468.

16. nbsp;nbsp;nbsp;Invloed van lood-dampen op de Huisdic-

reu. nbsp;nbsp;nbsp;.....nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;blz 472.

17. nbsp;nbsp;nbsp;Eene, aan het mondzeer der dieren gelijke,

aiekte bij menschen. ... nbsp;nbsp;nbsp;blz- 476. N

18. nbsp;nbsp;nbsp;Buitengewone vruchtbaarheid eener Koe. blz. 477.

19. nbsp;nbsp;nbsp;Twee aan elkander gegroeide Kalveren, blz, 478.

20. nbsp;nbsp;nbsp;Wanschapen Lam, zijnde voor een gedeelte

dubbeld; — Kalveren met gemis van een achterpoot en het heupbeen, en van een voorpoot met hetnbsp;schouderblad.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;....nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;blz. 47y.

21. nbsp;nbsp;nbsp;Aanmerkelijk verhard gezwel, weggenomen uit

den uijer eener dragtige Koe* . nbsp;nbsp;nbsp;. blz. 48o.

22. nbsp;nbsp;nbsp;Bijdrage tot de verzameling van verloskundige

voorwerpen. nbsp;nbsp;nbsp;....nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;blz 481.

-ocr page 536-

INHOUD.

a3- Paaj'de-voelcn met meerdere \'ingeren , nbsp;nbsp;nbsp;door

een vUes vereenigd» • nbsp;nbsp;nbsp;•nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;*nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;blz-nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;48agt;

Derde algemeen examen, gehouden aan ’sRijks Veeartsenijschool* .... nbsp;nbsp;nbsp;blz.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;432*

Verplaatsingen van Vee-artsen* • nbsp;nbsp;nbsp;blz*nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;485-

Opgave van Vee-artsenijkundige werken. nbsp;nbsp;nbsp;blz*nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;486*

-ocr page 537-

VERBETERINGEN.

Op blz* 335»gt; reg. 12 van onderen, staat: Mèdicine ; ïees : Mè* decine; -welke fout ook op eenige antierenbsp;plaatsen alzoo moet -worden verbeterd.

— nbsp;nbsp;nbsp;— 338 ,—— 7 ————— staat : text; lees: tekst^

— - 338, nbsp;nbsp;nbsp;¦ 8 —— ' ¦ staat X majendie ; lees : ma»

GENDIE.

— nbsp;nbsp;nbsp;— 34r,— 6 van boven, staat: einer; \eQs: eine.

— nbsp;nbsp;nbsp; - 43o, — 2 —~ — staat: achttienjarigen bruinen;

lees : achttienjarige bruine.

— nbsp;nbsp;nbsp;— 440?““*“ 4 van onderen, staat: Manz; lees: Mainz.

—. —...... /i4^^ —5 ~ quot;¦ nbsp;nbsp;nbsp;¦* staat: krijs ; lees : krijgs.

— nbsp;nbsp;nbsp;— 4^ï» — ^ van boven , staat : Hjrosciami ; lees :

llyoscyamU

- nbsp;nbsp;nbsp;6 en 7,----slaat: j-ANGDIIRIGE ; lees :

langddeigen.

- nbsp;nbsp;nbsp;ig —. ' . ¦ * staat; langdurige^ lees; lang»nbsp;durigen.

- nbsp;nbsp;nbsp;10nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;- staat; Tliier’drtze^ leês ;

Thierdrzie^

— nbsp;nbsp;nbsp;— 4791nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;6 —r— ...... staat: REiNDERs;lees:RijKDERS.

B IJ V o E G S E L.

Na het afdrukken van het stukje over de kale Paarden , zie ik, dat er In de werken van denbsp;Sociétê Philomatique ^ A. 4. T. 2. p. 177., eeuenbsp;beschrijving bestaat van een kaal Paard {flescrip-tion d'un cheval sans poil), door c. p. lasteijbie.nbsp;Daar ik dit werk niet heb kunnen raadplegen ,nbsp;weet ik niet, pf dit voorwerp al of niet behoortnbsp;tot die Paarden, waarover alhier gehandeld is;nbsp;(zie hlz. 440.).

-ocr page 538- -ocr page 539- -ocr page 540- -ocr page 541- -ocr page 542- -ocr page 543- -ocr page 544-