-ocr page 1- -ocr page 2- -ocr page 3- -ocr page 4- -ocr page 5-

A. .

VEE-ARTSEOTJKÜNDIG

nataiiiii

DOOR

D. J. NUMA-N,

iDIRECTETm VAN 's RIJKS VEE-ARTSENIJSCHOOL , HOOG-XEERAAR IN DE PRACTISCHE VEE-ARÏSENIJKÜNDE AAN DEZELVE, SECRETARIS DER COMMISSIE VANnbsp;LANDBOUW, TE :UTRECHT, LID VAN IIEÏnbsp;KONINKLIJK NEDERLANDSCHE INSTITUUTnbsp;VAN WETENSCHAPPEN, LETTERKUNDEnbsp;EN SCHOONE KUNSTEN, EN VANnbsp;»¦nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ANDERE GELEERDE GENOOT

SCHAPPEN.

aWEEDE DEEL , TWEEDE STUK.

c o tl f n g e n / mu R. J. SCHIERBEEK,

1 S.'?0

BIBLIOTHEEK

VAN HET

PATHOLOGISCH INSTITUUT

DER

2043 9448

VEEARTSENIJKUNDIGE HOOGESCHOOl^ V UTRECHT. gt;
-ocr page 6- -ocr page 7-

IHEDEDEELIIVGËIV

OMTEERT DE

BESMETTELIJKHEID VAlt DEN KWADEN DROES

VOOR DEN MENSCH , DOOR WAARNEMINGEN NADER

BEVESTIGD, door D’^. NUMAN.

m en zal misschien mogen aannemen, dat de smetstoffen , welke zich Lij de ziekten van verschillende dieren ontwikkelen, in het algemeennbsp;slechts op die geslachten werken, waartoe zij be-hooren; zoo dat de dieren van andere geslachtennbsp;door dezelve geenszins worden aangedaan. Denbsp;werking van enkele smetstoffen schijnt zich slechtsnbsp;tot éene dier-soort te bepalen. Zoo is het bijv.,nbsp;tot dus ver, niet volkomen bewezen, dat denbsp;hoogst hesmettelijke Runderpest een aanstekendnbsp;vermogen uitoefent op andere dieren, behalve opnbsp;het gewone Rund, zijnde het onzeker, of welnbsp;de Buffel voor dezelve vatbaarheid bezit, hoewelnbsp;WALz (1) zulks aanneemt. Deze algemeene regel

1

XJntersuchungen über die Natur und Behand-lungs-wehe der Rinder-pest, Stuttgart 18o3, JSo. Dat het Schaap, het Hert, en de Geit door de smetstoffenbsp;der Runderpest niet worden aangedaan, hebben reedsnbsp;de proef-inëntingen , door camper in het Werk gesteld,nbsp;bewezen1 Zie deszelfs Brief aan de Hoogmogendenbsp;Heeren Staten der vereenigde Provinciën van den i6nbsp;February 1770.

II. D. II. St. nbsp;nbsp;nbsp;19

-ocr page 8-

288

lijdt intusschea meer dan eene uitzondering, daar eenige smetstoffen niet alleen dieren van ver-scLillende soorten en geslachten, maar ook dennbsp;mensch aandoen, en bij dezen dezelfde ziektennbsp;voortbi’engen, als bij de voorwerpen, waarvan zijnbsp;afkomstig zijn, of wel zoodanige, die eenigermatenbsp;van den oorspronkelijken vorm afwijken, en dusnbsp;Qene gewijzigde gedaante verkrijgen. Ik behoefnbsp;slechts te herinneren aan de smetstof der hondsdolheid , welke, aan de meeste huisdieren en dennbsp;mensch medegedeeld , op dezelve eene even gevaarlijke uitwerking uitoefent, als op de soortennbsp;en rassen van den Hond, bij wien dit gif oorspronkelijk geboren wordt. De smetstoffe dernbsp;koepok laat zich, door inenting, aan vele anderenbsp;huisdieren (1) en den mensch mededeelen; insge-

1

j. MONDiGL, Comparativ- Pl/ysiologisch- und X^osologische jinsichten von den KrnnhTieiten des Jtte/z—nbsp;schen und dér vorzügUehsten liausthiere, u- «. w.nbsp;München 1818, s. 36, zegt « dat de koepolskkennbsp;« (vaccina) geene andere dieren dan den mensch aan-« steken, ja hetgeeil zeer opmerkelijk is, zelfs nietnbsp;« den Os, noch den Stier-” De proeven, door mij aannbsp;de Vee-artsenijschool genomen, hebben geleerd, datnbsp;de koepok zich op meerdere dieren regelmatig, doornbsp;inenting, laat overplanten, en wel, behalve op dennbsp;Stier, op het Paard, den Ezel, den Kameel, denbsp;Geit, den Aap en het Varken. Zie : Proeven omtrentnbsp;de werking Van de smetstoffe der koepokken op onderscheidene Huisdieren, niet aanmerkingen daartoenbsp;betrekkelijk, als eene bijdrage tot de vergeljkendenbsp;Geneeskunde, in de Kaderlandsche Letteroefeningnbsp;gen van het jaar i8a5. Men vindt naauwkeurige

-ocr page 9-

289

lijks het bloedgif, dat bij de anthrax-ziekteu van sommige dieren geboren wordt. De schurft ennbsp;andere huidziekten bezitten somwijlen de eigenen uitvoerige uittreksels dezer proeven, in eenige bui-tenlandsche tijdschriften , medegedeeld onder anderennbsp;in Ae Notizen van voN proriep N°. 353, Sept. 1826,nbsp;Ml de Oecoiiamische Neuigleiten van c. c. andhé , N**. 8,nbsp;1828 s, 57—60 en in ]a.et Balie tin des sciences medicaresnbsp;van den Baron de perussac- Juillet 1826, p. 283.

Ik meen bij deze gelegenheid melding te moeten maken van eene geheel verkeerde aankondiging, welke men van deze waarnemingen vindt in het Journalnbsp;Pratique de Médecine Vétérinaire van Januariq 1826,nbsp;alwaar men de genomene proeven doet voorkomen, alsnbsp;te zijn genomen met de stof van de kinderpoljes- Dezenbsp;dwaling kan alleen begaan zijn door iemand, die nietnbsp;heeft verstaan hetgeen, in de hollandsche taal, op hetnbsp;papier te lezen stond. Inmiddels heeft deze misvattingnbsp;aanleiding gegeven, dat hetzelfde gebrekkige berigt innbsp;andere buiten- en binnenlandsche tijdschriften, zoo alsnbsp;in het reeds genoemde Bulletin van den Baron denbsp;PERTjssAC, Decemb. 1826, p* 617, in de Notizen vannbsp;VON PRORiEP N®- 290, Mei 1826, inhetJournal d'Agriculture van 1827, ïom. VI, p- 297, en in den Konst-en Letterbode van 18 Januarij 1828, overgenomen isnbsp;geworden. De Heer hurtrel d’arboval maakt mede,nbsp;in zgn Dictionnaire de Médécine et de Chirurgienbsp;Vétérinaires, Tom. IV. p. ^97 van 'deze proeven innbsp;denzelfden geest gewag, namelijk dat dezelve met kin-der-pohstof zouden zijn genomen, denkelqk almedenbsp;zijnde afgegaan op hetzelfde onvolkomen verslag*nbsp;Hij voegt er, op dezen vermeenden grond, voornbsp;zeker niet ten onregte, zijne twijfeling bij omtrent denbsp;echtheid der proefnemingen, en zegt, dat hij al de

19»

-ocr page 10-

290

schap, dat zij zich van het eene dier-geslacht op anderen en op den mensch ' overplanten (1 2 3).nbsp;Volgens sommigen zou de eigene ziekte van hetnbsp;haar, de poolsche vlecht genaamd, van dennbsp;mensch op het behaarde dier, en van dit wedernbsp;op den laatsten worden overgebragt.

TSCHEOLiN (-j-) houdt ten minste deze ziekte, welke vooral in Polen en Rusland, alsmede in sommigenbsp;streken van Duitschland, bij de dieren, inzonderheid bij het Paard, niet ongewoon is, voornbsp;bemettelijk, en wil daarom, dat de gene, die

1

omstandigheden , tot deze waarnemingen behoorende , onder de oogen zou moeten hebben, om te kunnennbsp;oordeelen, en geheel overtuigd te zijn, dat de po'k-puiksten, welke bij de, door mij gedane, inëntingen,nbsp;zgn voortgebragt, de ware kenmerken van de mensche-Iqke pokken — dat is, der kinder-pokjes — hebbennbsp;^ehad; voorts, dat mqne waarnemingen geheel bqzon-der en buitengewoon zijn , en ten eenemale strijdendenbsp;met het geen anderen vroeger en later hieromtrentnbsp;hebben ondervonden- Men ziet hier uit op nieuw, hoenbsp;door onnaauwkeurigheid, de zaken, geheel verkeerde-lijlc Voorgesteld, en ailzoo kunnen worden verbreid. Iknbsp;heb gemeend deze teregtwijzing hier te moeten herhalen,nbsp;welke vroeger reeds, door mij, in den Konst, en Letterbodenbsp;van den ]4 Maart 1828, gedeeltelijk is bekend gemaakt.

2

E. viBoRG, Sammlung von Abhandlungen für TAiercirzte und Oeconomen, I 15. s. 281; Recueil denbsp;Medicine Vétérinaire Tom. I. s. iSa 5 Vee-artseny-kundig Magazijn, D. I blz. Sii.

3

(f) Kunst die Ausschlags-und Abzehrungs Kraukhei-ten der grosseren Haustliiere zu erkennen, oorzubeugen und zu heUen, Karlsruhe, 182^ s- iSy, a4.

-ocr page 11-

291

zoodanige Paarden oppassen, of daarmede moeten omgaan , zich zorgvuldig behooren te reinigen, daar het hoogst waarschijnlijk Is, dat deze kwaal van de dieren op den mensch, door on-jniddelijke aanraking, kan overgaan.

Het is niet algemeen bekend, noch erkend, dat de kwade droes, eene ziekte, zoo als mennbsp;weet, aan het geslacht der eenhoevige dieren,nbsp;inzonderheid aan het gewone Paard, eigen, eennbsp;besmettend vermogen op den mensch zoudenbsp;bezitten.

De Hoogleeraar viborg te Copenhagen, die voorzeker, wegens zijne menigvuldige behandeling van den kwaden droes, geacht kan wordennbsp;eene rijke ondervinding omtrent deze ziekte tenbsp;bezitten, verklaart, dat hij van dit besmettendnbsp;vermogen nimmer iets heeft ondervonden, hoenbsp;zeer hij dikwijls met zijne leerlingen Paardennbsp;heeft geopend, welke aan deze ziekte waren gestorvennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Hij is van gevoelen, dat de smet-

stoffe van den kwaden droes op geene andere dieren werkt, dat die tot het geslacht van hetnbsp;Paard behoren.

Wij vinden ondertusschen in de Notizen van voN FRORiEP (-(•) het geval medegedeeld van een

-ocr page 12-

292

persoon, die, ten gevolge van het oppassen en behandelen van kwaaddroesige Paarden, in denbsp;Vee-artsenijschool, te Berlijn, een kwaadaardignbsp;roosachtig uitslag in het aangezigt verkreeg, metnbsp;sterke opzwelling en ontsteking van den neus,nbsp;en uitvloeijing uit denzelven, terwijl het aangezigt mede zwaar ontstoken en naderhand metnbsp;zweren bedekt werd. Er had koorts plaats,nbsp;welke, na drie dagen, aanmerkelijk toenam,nbsp;waarbij de neus en het hoofd zoodanig opzwol*nbsp;len, dat de deelen derzelver natuurlijke gedaantenbsp;verloren hadden, terwijl er gangreneuse plekkennbsp;ontstonden, en stinkende etter geboren werd.nbsp;Zoolang de lijder nog spreken kon, klaagde hijnbsp;over zwaren dorst, en waarschuwde de omstanders, om zich te wachten van hem aan te raken , ten einde zich voor besmetting te hoeden.nbsp;De neus werd volkomen zwart, en ging in hetnbsp;vuur over, hetwelk zich over de o o gen en hetnbsp;voorhoofd uitbreidde, waarbij, op den vijfdennbsp;dagj onder hevige koorts en ijlhoofdigheid, denbsp;dood volgde. Bij de opening werd bevonden,nbsp;dat, in de inwendige deelen , inzonderheid in denbsp;lever en milt, dezelfde verschijnselen bestonden,nbsp;welke door het miltvuur worden voortgebragt.

In het Journal van hufeland, van 1822 , 3'^“ stuk, vinden wij, door D‘’. wilhelm remer, Ko-ninklijk-PruissIschen Geheim-Raad en Hoogleeraar,nbsp;te Breslau, het geval opgeteekend van een zwakken jongeling, zijnde 19 jaren oud, en bezittendenbsp;een scrophuleusen aanleg, gelijk kliergezwellen

-ocr page 13-

293

aan den hals en nek, waarvan meerdere in zijne jeugd tot ettering waren overgegaan, zulks haddennbsp;bewezen. Sedert eenige weken over hoofden rug-pijnen, zwaarte en matheid der ledematen, verminderden eetlust en onrustigen slaapnbsp;klagende, welke aan onmatige kracht - inspanningnbsp;werden toegeschreven , bleef hij evenwel zijnnbsp;dienstwerk nog verrlgten, waartoe behoorde hetnbsp;oppassen van een kwaaddroeslg Paard. De doordringende stank, welken hij , des ochtends, bijnbsp;het reinigen der krib ondervond , veroorzaakte hemnbsp;zulk eene misselijkheid, dat hij voortdurend aannbsp;ongesteldheid leed en bedlegerig werd.

Op den 12 October, lag de zieke vermagerd met stille ijlhoofdigheid te bed. Er verspreiddenbsp;zich een rotachtige stank in zijne nabijheid; denbsp;OOgen waren mat en ingevallen ; de neus was opgezet; de inwendige oppervlakte van den neusvleugelnbsp;met vlakke zweren bedekt, desgelijks ook denbsp;lippen; de tong en tanden waren met een geelnbsp;slijm overdekt. Uit den mond en neus vloeidenbsp;veel gele, naar etter gelijkende, slijm; de onder-kaaks-klieren waren geheel gezwollen. Over hetnbsp;geheele llgchaam, voornamelijk aan de onderste ledematen, bevonden zich etterende pokken,nbsp;welke , op eenige -plaatsen, genezen waren, doch ,nbsp;op andere , eeuen onzuiveren, rotachtigen, bodem hadden. De geslachts-deelen waren gezond;nbsp;de lies-klieren opgezet. Voor het overige waren er alle teekenen van zwakheid aanwezig. Doornbsp;den aars vloeide onwillekeurig zwart, stinkend,nbsp;bloed af.

-ocr page 14-

294

Hier was nu, zoo als het scheen, eene rotachtige zenuwkoorts aanwezig, doch de Heer remër was van oordeel, de nadeelige uitwerking dernbsp;i’Otachtige, dierlijke, uitwaseming van het kwaad-droeslge Paard, waaraan deze zieke zich des morgens, een uur lang, had moeten blootstellen,nbsp;niet bulten schuld te mogen houden. De overgeblevene scrophuleuse voorbeschiktheld kon in-tusschen de vatbaarheid voor derzelver werkingnbsp;vermeerderd hebben.

Meerdere voorbeelden van soortgelijken aard zijn, in verschillende geneeskundige tijdschriften,nbsp;bekend gemaakt, onder anderen, in de Salzburger Medicinisch-Chirurgische Zeitung, B. IV.nbsp;S. 310, 1823, in hetzelfde tijdschrift van 1824nbsp;en 1825, alsmede in het Magazin für die ge-sammte Heilkunde van D''. rust , die alle dennbsp;hoogst nadeellgen invloed bevestigen, welke denbsp;kwade droes somwijlen bij den mensch kan tenbsp;weeg brengen; hetzij dan dat dezelve, in dezenbsp;gevallen, alleen zal moeten worden toegeschrevennbsp;aan de werking van eene soortelijke smetstoffe,nbsp;welke zich, bij deze ziekte, in het ligchaam desnbsp;Paards ontwikkelende, en op het menschelijknbsp;ligchaam overgebragt, in hetzelve soortgelijkenbsp;ziekelijke veranderingen teweeg- brengt, — hetzijnbsp;dat dit misschien, zoo als het ons voorkomt,nbsp;althans somwijlen, mede en vooral zal mogennbsp;worden toegekend aan de bedorvene lucht, ternbsp;oorzake der onzuivere gas-soorten, aanwezig innbsp;de stallen, waarin de kwaaddroesige Paarden huls-

'1

-ocr page 15-

295

vesten. Deze toch kunnen niet anders dan als hoogst nadeelig worden beschouwd voor de gezondheid der genen, die in dezelve, ter oppassing en behandeling van zulke Paarden, grooten-deels hun verblijf moeten houden. Hier in kan,nbsp;onzes oordeels, zeer wel eene voldoende oorzaak gelegen zijn om, inzonderheid bij het bestaan eener scrophuleuse of andere bijzondere,nbsp;voorbeschiktheid , bij den mensch gevaarlijkenbsp;ziekten te doen ontstaan.

Hoe dit zij, dat er, bij den kwaden droes, in het ligchaam des Paards, eene smetstof geborennbsp;wordt, welke, door onmiddelijke mededeelingnbsp;aan den mensch, ten gevolge van verwonding ,nbsp;op dezen een aanstekend vermogen kan uitoefenen, wordt, indien ik mij niet bedrieg, doornbsp;de volgende waarnemingen, tot meerdere zekerheid gebragt.

Op den 7 Januarij 1828, werd, aan de Veeartsenijschool , ten dienste van het onderwijs, een twaalfjai-ig Merrie-Paard gekocht, hetwelk innbsp;een zeer gevorderden trap door den kwaden droesnbsp;was aangedaan. Men beproefde hetzelve doornbsp;het blaauw-zuur {acidumhydrocyanicuni) te dooden,nbsp;en bragl, tot dat einde, van dit, in de hoogstenbsp;mate versterkte, zuur, volgens de bereidingswijzenbsp;van trautwein , weinige droppen in het regternbsp;oog, Waarop slechts geringe uitwerkingen volgden.nbsp;Daarna werden 10 of 12 droppen, met weinignbsp;Water vennengd, ingegeven. Weinige oogeublik-kcn hierna begon hel Paard te wankelen, en viel

-ocr page 16-

296

het neder, onder de verschijnselen, welke dit vergif geWoonlijk hij hetzelve voortbrengt, als verhaastenbsp;ademhaling, henaauwdheid, ongemeen versneldennbsp;polsslag, roodheid der vliezen van den neus ennbsp;mond, hevige kramp en stuiptrekkingen der ledematen, van den hals, den kop en der aangezigts-spieren, verdraaijing der oogen,enz. De gift evenwel niet sterk genoeg zijnde, om het dier tenbsp;dooden, stond het, na een groot kwartier uurs,nbsp;wederom op, en het zou zich voorzeker, zoo alsnbsp;zulks, in die gevallen, doorgaans geschiedt, Linnen korte oogenblikken, geheel hebben hersteld,nbsp;zoo men het dier toen niet, uit hoofde der noodzakelijkheid , den hals had afgesneden.

Dit Paard, op den volgenden dag, geopend wordende , was daaraan mede werkzaam de kweekeling D....., die het ongeluk had van zich, bij het in

brengen der linker hand tusschen de ribben en de longen, om de laatstgemelde deelen uit te halen, aan de scherpe randen der ribben, op tweenbsp;plaatsen van de boven-vlakte der hand, eene ligtenbsp;beleediging of afschaving toe te brengen. Denbsp;longen zelve verkeerden in een’ vergaanden trapnbsp;van ontbinding, ten gevolge der kwaaddroesigenbsp;ontsteking. Op deze oppervlakkige ontvellingnbsp;geen acht slaande, werd daaraan niets gedaan.nbsp;Na den afloop der opening, wiesch de kweekeling zijne handen met zeep-water zuiver af. Hijnbsp;was volkomen gezond van gestel.

Op den nbsp;nbsp;nbsp;daaraanvolgende, bespeurde hij,

bij het ontwaken, op de plaats der beleediging,

-ocr page 17-

297

eene zwartaclitlge verhevenheid, omgeveii van een rooden ontstekingachtigen kring, waarin hij sterkenbsp;jeukle ontwaarde ; doch denkende, dat zulks hetnbsp;gevolg van den steek eens insects mogt zijn, werdnbsp;hierop vooreerst door hem niet verder gelet.nbsp;Op den 11“*™, vertoonde er zich eene tweede puist,nbsp;gelijk aan de vorige.

Op den 12'^'“, hevond hij zich ongesteld, wordende des avonds door koorts aangedaan. De puisten waren meer pijnlijk geworden.

Op den nbsp;nbsp;nbsp;was de zwelling der hand sterk

toegenomen. Er werden nu verzachtende pappen opgelegd , uit wittebrood en melk bestaande,nbsp;waardoor de pijn eenigermate werd verminderd.nbsp;Des avonds volgde er wederom koorts. Dezelfdenbsp;pappen, met bijvoeging van eenige flores chamo-millae, werden tot den 15'*'’“ voortgebruikt.

Op den 16'*'“, was de geheele arm sterk gezwollen , en ongemeen pijnlijk geworden. De pijn breidde zich over de borstspieren van dezelfdenbsp;zijde uit, waardoor de beweging van den armnbsp;zeer moeijelijk werd. Des avonds hervattede zichnbsp;de koorts met meerdere hevigheid; de lijdernbsp;klaagde over pijnlijkheid, en een gevoel van ver-moeijing door de ledematen, gepaard met duizeligheid en hoofdpijn, waardoor hem de nachtrust geheel benomen werd. Hij had walging,nbsp;eene wit beslagene tong, gebrek aan eetlust ennbsp;tragen afgang. Dezelfde pappen werden voortgebruikt , en ik schreef hem een tamarindendrank met manna en twee greinen braakwijnsteen

-ocr page 18-

298

voor, om daarvan, om het uur, een half kopje te gebruiken.

Tot den 26quot;™ bleef de toestand nagenoeg dezelfde , doch de koorts was verminderd, en de eetlust verbeterd. De zwelling der hand begonnbsp;ook aftenemen, en de zwarte puisten gaven veelnbsp;etter. De pijn in den geheelen arm was evenwelnbsp;nog toegenomen, zoodat het deel niet kon be-wogen worden. Men merkte nu op, dat denbsp;watervaten langs de binnenvlakte des arms, vannbsp;den elleboog af tot onder den oksel toe, knob-belacbtig waren opgezet, zoodat dezelve zichnbsp;als eene rij van aan een geregene kogeltjes deden gevoelen, zijnde hard, pijnlijk en warm, bijnbsp;het aanvoelen. Door den Heelmeester werdennbsp;weekmakende pappen aangeraden, met oogmerk,nbsp;om de ontstekingachtige zwellingen tot etteringnbsp;te brengen.

Op den 28quot;'“, kon men in een der grootste knobbels aan den arm duidelijke vocht-golvingnbsp;ontwaren. Deze geopend zijnde, vloeide er eenenbsp;aanzienlijke hoeveelheid dunne , waterachtige,nbsp;met bloed doormengde, etter uit. Op de overigenbsp;knobbels drukkende nam men waar, dat de uit-vloeijing vermeerderde, zoodat men hieruit besluiten mogt, dat er eene onderlinge gemeenschapnbsp;tusschen dezelve bestond. — De verzwering werdnbsp;met eene ettermakende zalf behandeld. De oorspronkelijke zweer op de hand gaf nu wel eennbsp;dikkeren en gelen etter, doch knaagde bestendignbsp;dieper in, en verkreeg een meer uitgebreidennbsp;omtrek.

-ocr page 19-

299

Op den 3“*'“Februarij ,was de pijn in den arm, zoowel als in de band veel verminderd, alsmedenbsp;de zwelling dezer deelen. De koorts , welke ,nbsp;tol hiertoe, eiken avond, ofschoon in afnemendenbsp;mate, had plaats gehad, verliet nu den lijder.nbsp;De eltering duurde steeds voort. Hij gevoeldenbsp;zich verzwakt, en klaagde nog bestendig overnbsp;duizeligheid en hoofdpijn. Ik Het hem nu eennbsp;afkooksel van de kina met valeriaan-wortel ennbsp;Hoffmans-droppen gebruiken.

Op den 10'*'“, bevond hij zich, onder het gebruik dezer middelen, veel beter. De afscheiding van etter begon te verminderen, en dezelve verkreeg eene betere hoedanigheid. De randennbsp;Her verzweringen waren evenwel, zoowel op denbsp;hand als aan den arm, onregelmatig, hoog, ennbsp;verdikt. Aan de eerste plaats was de verzweringnbsp;nogtans meer oppervlakkig geworden, en de zwelling genoegzaam verdwenen.

Den 18'^“. De lijder bevond zich nu van dag tot dag beter. De openingen op de hand begonnen zich allengs te sluiten. De afscheidingnbsp;van etter in dezelve, als mede aan den arm, wasnbsp;zeer gering; de vingers en arm konden nu ooknbsp;wederom eenigzins worden bewogen, hetwelk,nbsp;tot dus ver, onmogelijk was geweest. Het gebruik der inwendige, versterkende , middelennbsp;werd steeds voortgezet.

Op den 24“™, was de opening op de band gesloten ; er was nu nog slechts eene kleine verzwering aan den arm overig, die weinig meer

-ocr page 20-

300

etterde. De lijder bevond zich, voor het overige, gezond, en bij zijne gewone krachten hersteld.

Dan, niettegenstaande men hem nu genezen achtte, begonnen de hand en arm tot aan dennbsp;oksel, op den 10'*'’“ Maart, op nieuw te zwellen,nbsp;vergezeld van de hevigste pijn, terwijl de verzweringen zich op nieuw openden. Er kwamennbsp;ook wederom dezelfde verschijnselen van koorts,nbsp;beslagen tong, hoofdpijn, duizeligheid en verloren eetlust, te voorschijn. Vervolgens openbaarden zich nieuwe knobbels der gezwollene watervaten, die tot verzwering kwamen, en geopendnbsp;werden, doch des niettegenstaande in voortloo-pende pijpzweren onder de huid ontaardden,nbsp;welke meerdere insnijdingen noodzakelijk maakten.. De ontlaste stof was ten eenemale dun ennbsp;lijmphatiek. Ook aan den duim kwam eenenbsp;soortgelijke, oppervlakkige, zeer pijnlijke, verzwering te voorschijn, met de eerste opening aannbsp;de hand in verband staande. Dan eens werdennbsp;pappen \a.n brood met Goulards-water, dan hetnbsp;aqua vulneraria, dan het aqua phagadaenica ,ea.nbsp;dan wederom digestief-zalf, door den Heelmeester, uitwendig ter genezing aangewend, gepaardnbsp;met het afwisselend inwendig gebruik van gepastenbsp;bittere en versterkende geneesmiddelen, dochnbsp;zonder eene voldoende uitwerking, daar de zwe-i’ende oppervlakten steeds een onzuiver aanziennbsp;behielden, terwijl de slechte en scherpe etternbsp;bestendig de zvveren deed uitbreiden, of wel,nbsp;Indien zij al het voorkomen eener schijnbare hee-

-ocr page 21-

301

ling verkregen hadden, braken dezelve op nieuw open, of er ontstonden nieuwe verzweringen in dennbsp;omtrek. De volkotnene genezing was eerst op dennbsp;2 Augustus volbragt, en zulks onder de aanwending van een vrij sterk afkooksel van den kina-hast,nbsp;waarin het zaad van den water-fenkel {semen phel-landrii aquatici) was getrokken. Dit middel werdnbsp;door mij voorgeschreven, nadat de straks genoemde, bij afwisseling, vruchteloos waren beproefd.nbsp;Uitwendig op de verzwering, bij wijze van sto-ving, gelegd, ondei'ging de etter daardoor verbetering, terwijl de oppervlakte en randen eene gunstige houding tot heeling aannamen, die nu weldra volgde.

Het blijkt dan uit dit verhaal, dat de vermelde, schijnbaar onbeduidende, beleedlglng aan de hand,nbsp;verkregen bij de opening van een kwaaddroesignbsp;Paard, eene belangrijke ongesteldheid van ongeveer zeven maanden ten gevolge had.

Niet altijd bleef de vrees voor meer nadeelige uitwerkingen hierljij van mij verwijderd. Immers,nbsp;daar ik met grond mogt aannemen, dat hier eenenbsp;vreemde stof was opgenomen, welke op het systhe-ma lymphaticum werkte, waardoor de watervatennbsp;van de hand en den geheelen arm in eene slepende ontsteking en ettering bleven verkeeren,nbsp;was het niet wel mogelijk te berekenen, in hoenbsp;ver deze ziekelijke aandoening zich door het lig-chaam, bij eene verdere opslorping van het gif,nbsp;zoude kunnen verspreiden, en welke daarvan denbsp;verwoestende uitwerking op de inwendige deelen

-ocr page 22-

302

zou kunnen zijn, te minder, daar men nu reeds eene hevige terugwerking ontwaarde, welke denbsp;binnen geslopene smetstof iu het vaat- en zenuwgestel, en de spijsverlerings-werktuigen, opwekte.

Men zou kunnen vragen, of welligt ook deze, zoo bijzondere, uitwerking, geheel of ten deele,nbsp;zou kunnen worden toegeschreven aan het aci-dum hydrocyanicum of blaamozuur, hetwelk hetnbsp;Paard, kort voor deszelfs dood, was ingegeven , en dat, zoo als ons meermalen is gebleken,nbsp;zoodanig, in een oogenblik, het geheele ligchaamnbsp;doordringt, en zich aan de vochten mededeelt,nbsp;dat het bloed en vleesch, zelfs na den dood,nbsp;nog meerdere dagen lang, den reuk van deze allervlugste stoffe blijft behouden. Dan, behalvenbsp;dat de verschijnselen der opvolgende besmettingnbsp;niet van dien aard waren, dat dezelve gemakkelijk uit den aard en de werking, aan dit zuurnbsp;eigen, konden worden afgeleid, zoo kan ik hiernbsp;een tweede geval van besmetting door den kwadennbsp;droes hijvoegen, overgekomen aan een anderennbsp;kweekeling, met name A...». ., bij de opening vannbsp;een Paard, door deze ziekte aangedaan, hetwelknbsp;men dit zuur geenszins had ingegeven. Deze besmetting had grootendeels dezelfde gevolgen, ja,nbsp;in eenige opaigten, nog nadeeliger uitwerkingen,nbsp;dan die, welke ik hierboven heb medegedeeld.

Ofschoon, wegens het vertrek van dezen kweekeling van de school, bij zijne bevordering tot Vee-arts, ik dit geval niet heb behandeld, verzochtnbsp;ik den Heer A......, zelf van het beloop aan*

-ocr page 23-

303

teekening te houden, die mij daarvan het volgende verslag beeft gegeven.

Op den 18 Julij 1828, werd, aan de Vee-art-scnijschool, de opening door hem verrigt, van een bruin Merrie-Paard, waarbij zich, gedurendenbsp;zes of Zeven dagen voor deszelfs dood, alle verschijnselen hadden geopenbaard van een hoogstnbsp;verderfelijken Kwaden Droes. Bij het onderzoeknbsp;der bniksingewanden, bragt hij zich eene zeernbsp;geringe huidwonde toe aan den pink van de reg-terhand, waarop niet gelet werd.

Yijf dagen daarna, namelijk op den 23 Julij, ontstond er ontsteking aan den vinger , vergezeld van een pijnlijk gevoel boven het gewi’ichtnbsp;van den elleboog, alwaar een kleine, harde,nbsp;knobbel werd bespeurd. Tegen den avond vannbsp;denzelfden dag nam de pijn toe, en de lijdernbsp;werd door duizeligheid en koortsige huiveringennbsp;aangedaan. Gedurende de volgende dagen vermeerderden de pijn en zwelling van den arm.nbsp;Er werden doeken met warmen azijn om den-zelven gelegd. De ontsteking aan den vingernbsp;Werd, door beschuitpap, tot rijpheid gebragt.nbsp;Op den 30sten brak het ettergezwel open.

Van den 1 tot den 5 Augustus. De ontsteking aan den arm verergerde dagelijks, en de zwelling nam het geheele gewricht van den elleboog in, zich tot de helft van den onderarmnbsp;uitstrekkende. Er viel aan ge ene verdeeling meernbsp;te denken. Men trachtte daarom de zwellingnbsp;door pappen tot rijpheid te brengen.

II. D. II. St. nbsp;nbsp;nbsp;20

-ocr page 24-

304

Van den 5den tot den 11 den Augustus. De zweer aan den vinger was aanmerkelijk grooternbsp;geworden, en had een vuil, spekachtig, aanzien;nbsp;de randen waren droog en hoog. Dezelve werdnbsp;met eene prikkelende digestief-zalf verbonden.nbsp;Het gezwel aan den arm was in omvang toegenomen. Aan den onderarm ontstonden nog tweenbsp;vurige, harde, puisten, op het midden vannbsp;welke zich witte blijnen vertoonden. Dezelfdenbsp;behandeling werd voortgezet.

Van den. 12den tot den 18den Augustus. De verzwering aan den vinger had dezelfde vuile gesteldheid behouden. Daar het gezwel aan dennbsp;bovenarm, onder de aanwending der pappen,nbsp;niet opengehroken, en'de pijnlijkheid nog dagelijks toegenomen was, werd hetzelve geopend.nbsp;Uit hetzelve ontlastte zich eene aanmerkelijkenbsp;hoeveelheid van dunnen, gelen, etter. Er hadnbsp;zich intusschen, op den 15den Augustus, nog eennbsp;nieuw ettergezwel aan den onderarm geopenbaard,nbsp;zich in eene gelijke rigting onder het eerstgemeldenbsp;vormende. De voormelde pulsten waren opengebroken , en werden met de roode kwikzalf hehan-deld, waardoor zij langzamerhand genazen.

Van den I9den tot den 25sten Augustus. De toestand van den ai’m en de vingers waren nognbsp;nagenoeg dezelfde gebleven. Er had tegen dennbsp;avond gewoonlijk verheffing van pijn plaats , wordende de lijder doorgaans door koortsige huiveringen aangedaan.

Van den 26sten tot den Sisten Augustus. Er

-ocr page 25-

305

waren op nieuw twee ettergezwellen aan den onderarm ontstaan, welke geopend werden- Dezelve schenen met het eerste gezwel aan den bovenarm in verhand te staan. De verzwering aannbsp;den vinger had eene hetere houding aangenomen.

Van den Isten tot den Ssten September. Er was nog een nieuw gezwel aan den onderarmnbsp;ontstaan, hetwelk spoedig geopend was geworden, en waaruit zich eene gelijke dunne, gele, et-terstof had ontlast. Er bevonden zich dus thansnbsp;vijf zweren aan den arm, waarvan de vier eersten aan de binnenzijde, doch de laatste geheelnbsp;aan de buitenzijde van denzelven, in eene , vannbsp;de vorige afwijkende, rigtlng, bestonden. Denbsp;twee genoemde puisten, juist in het middennbsp;tusschen deze verzweringen gelegen , waren geheeld. — De verzwering aan den vinger werdnbsp;zuiverder.

Van den 8®*®“ tot den 30^*®“ September. Er was, gedurende den verderen loop dezer maand^nbsp;weinige verandering aan den arm waargenomen.nbsp;De openingen waren, daar dezelve fistuleus waren geworden, nog, door het mes, grooter gemaakt, en werden met prikkelende, versterkende,nbsp;zalven behandeld, terwijl daarenboven om dennbsp;geheelen arm doekjes, in de moêr van roo-den wijn natgemaakt, werden gelegd, ten eindenbsp;de slapheid en zuchtige zwelling, welke thansnbsp;plaats hadden, weg te nemen. Alle aangewendenbsp;pogingen tot herstel schenen intusschen vruchteloos , daar er zich geen spoor yan beterschap

20«

-ocr page 26-

306

vertoonde, terwijl ook de verzwering aan den vinger weinig vorderde.

Van den tot den 16'^®“ October. Wegens den tragen voortgang der genezing, werd nu eennbsp;ander Heelmeester ter beliandeling, door dennbsp;lijder, ingeroepen. Deze trok, gedurende 10nbsp;dagen, selons door de pijpzweren, welke zichnbsp;van den bovenarm, over de binnenzijde van hetnbsp;gewricht des elleboogs, tot aan de bovenste verzwering van den onderarm uitstrekten. De overigenbsp;fistuleuse gangen werden door het mes geopend,nbsp;zoo dat de vijf verzweringen nu tot drie in eennbsp;waren gesmolten. Vervolgens werd de pijpzweernbsp;der dragt, door eene sterke drukking, gesloten,nbsp;hoewel, zoo als later is gebleken, .slechts onvolkomen. De vinger begon nu te genezen, ondernbsp;de behandeling met versterkende wasschingen ennbsp;zalven. De arm, welke tot hiertoe weinig ofnbsp;geene beweging toeliet, was eerst thans tot eenignbsp;gebruik geschikt geworden; zoo dat de lijder zichnbsp;nu naar het Regiment, bij hetwelk hij geplaatstnbsp;was, kon begeven.

Van den 17^'=° tot 31®*^®quot; October. Er had zich op nieuw verheffing van ontsteldng aan dennbsp;arm, inzonderheid ter plaats, alwaar de dragtnbsp;was doorgetrokken geweest, vertoond; zoodat ernbsp;wederom pappen en warme baden moesten worden aangewend. Het te veel gebruik van hetnbsp;deel, bij de nog onvolkomene sluiting der pijpzweer , had hiertoe voornamelijk aanleiding gegeven.

-ocr page 27-

, nbsp;nbsp;nbsp;307

Van den !“•“ tot den 15'^““ November, De ontsteking verergerde dagelijks, en was tot denbsp;Inwendige peesachtige deelen van bet gewrichtnbsp;des elleboogs doorgedrongen. Bij het peilennbsp;ontdekte men twee pijpzweren, waarvan de eenenbsp;tot onder de arm-slagader en arm-zenuw voortliep. Er werden steeds pappen en laauwe badennbsp;aangewend, en bij herhaling bloedzuigers rondom het gewricht aangezet.

Van den 15'^®“ tot den 25®^“quot; November. De ontsteking en pijn namen , onder de laatste behandeling, veel af, en verdwenen eindelijk geheel,nbsp;Waarna de wondranden met den bijtsteen werden aangeraakt, ten einde de slepende en onzuivere ontsteking in eene zuivere te doen veranderen; gedeeltelijk werden de ontaarde wondranden ook weggesneden, terwijl eene der pijp-zweren, door het brand-ijzer, in eene vlakkenbsp;verzwering werd veranderd.

Tot dezen tijd loopt de geregelde aanteéke-nlng, welke mij omtrent dit geval is medegedeeld. Er wordt nog bijgevoegd, dat de randen der zweren, van het begin af aan, eene hoognbsp;roode kleur bezaten, en dat in dezelve steedsnbsp;®one dolfe pijn werd gevoeld; voorts, dat denbsp;randen een droog, lederachtig, aanzien hadden,nbsp;verkeerende steeds in een staat van chronischenbsp;ontsteking, vvelke eerst in de laatste dagen, doornbsp;de streng antiphlogistische geneeswijze, werdnbsp;weggenomen, waarna het brandijzer W'erd aangewend.

-ocr page 28-

308

Op den 81***“ Maart 1829 gaf de Heer A......

mij het berigt, dat de pijpzweren nog niet waren genezen. Er waren nog bij herhaling pappen en baden en eene ontstekingwerende behandelingnbsp;noodig geweest. Ten gevolge der aanwending vannbsp;den helschen steen was de ontsteking nog eens zoodanig verergerd , dat er vrees voor versterf ontstond, waarbij vrij ster-ke koorts plaats had. Eindelijk had hij , alle behandeling moede, denbsp;zaak genoegzaam geheel aan de natuur overgelaten , alleenlijk de openlngen dagelijks met zuiver droog pluksel bedekkende,^ waardoor dannbsp;ook, na verloop van nog meerdere weken, denbsp;volkomene genezing was gevolgd.

Hoe zeer het niet te bepalen valt, of de ontstekingwerende geneeswijze, welke hier in het vervolg zlgtbaar veel nut teweeg bragt, vroegernbsp;mét kracht aangewend zijnde, het beloop dezernbsp;ziekte niet aanmerkelijk zou hebben kunnen verkorten, terwijl ik voorts niet weet, welke doelmatige, inwendige, behandeling hierbij is in achtnbsp;genomen, zoo blijkt echter uit dit zlekte-geval, opnbsp;zich zelve beschouwd, op nieuw genoegzaam, totnbsp;welke hevige en langdurige verschijnselen de overbrenging der smetstoffe van den kwaden droesnbsp;bij den mensch aanleiding kan geven, hebbendenbsp;deze , niet van gevaar ontbloote , ongesteldheidnbsp;meer dan negen maanden geduurd.

Wanneer wij met oplettcnheld deze twee ziektegevallen nagaan, zoo kan het niet onopgemerkt

-ocr page 29-

809

blijven , dat in de eigenaardige vfijze van de werking der ontvangene smetstofFe op het menschelijk ligchaam, men eene groote overeenkomst aantreft met het beloop der ziekte bij het Paard,nbsp;welke onder den naam van den huidioorm {nialleusnbsp;farciminosus ^ scrophula farcinien) bekend is (1)•nbsp;Nu weet men, dat de kwade droes (jnalleusnbsp;humidus vEGETii, nitium scrophulosum conta-giosum, ziPF.,ozaena maligna contagiosa equi)ynbsp;en de huldworm voor ziekten van denzelfdennbsp;aard te houden zijn, bestaande in eene eigenenbsp;ziekelijke gesteldheid van het systhema lympha-

1

De smetstofFe van den kwaden droes , zegt joh. jsM. VEiTH, Haiidbuch der f'eterincirkunde, zweiternbsp;Band, s- 4i6, oefent derzelver soortelijke uitwerkingnbsp;alleen uit op de dieren, die tot het geslacht van hetnbsp;Paard hehooren, en werkt op andere huisdieren opnbsp;zijn hoogst slechts als eene scherpe dierlijke zelfstandigheid- Bij den mensch brengt de inenting der hwade-droes-stofFe (welke bijv., kan plaats hebben , wanneernbsp;men, bij de behandeling of opening der zieke of gestorvene dieren, met dezelve een’ gewonden vingernbsp;Verontreinigt, of wanneer van deze stolFe, terwgl hetnbsp;dier dezelve uitsnuift, en met geweld uitwerpt, ietsnbsp;tn het oog komt) hevige ontstekingen teweeg in hetnbsp;deel, waarop zij is aangebragt, bijv. aan den vinger ,nbsp;aan den inwendigen hoek van het ooglid, welke aandoeningen zeer pijnlijk en hardnekkig zijn, waarbgnbsp;de naastbq gelegene watervaats-klieren, bijv. ondernbsp;den oksel, door medegevoel, opzwellen. Deze ontste-.nbsp;l^ingen hebben vele gelijkheid met de jichtachtigenbsp;{artkritische).

-ocr page 30-

310

ticum, waarbij de watervaten door eene slepende ontsteking, en de weefsels, waai’in dezelve gelegen zijn, bijv., de slijmvliezen , door eigenaardigenbsp;verzweringen worden aangedaan, wordende tevens de watei’vaats-klieren opgezet en verhard.nbsp;De kwade droes , als zoodanig, bepaalt zich totnbsp;de inwendige deelen, openbarende zich door eenenbsp;ziekelijke afscheiding van overvloedige slijm ofnbsp;tevens van etter in de slijmvliezen, die de luchtwegen , als den neus, deszelfs holligheden, enz. ,nbsp;inwendig bekleeden: welk vlies een net van ontelbare water-vaten bezit, zoo als door inspuitingnbsp;met kwik kan worden aangetoond (1). De verzweringen breiden zich ook veelal verder uit,nbsp;vreten dieper in, en doen dikwijls het beenignbsp;middenschot van den neus aan, doorboren hetzelve, en vertoonen zich ook in de luchtpijp.nbsp;Er worden niet minder verwoestingen in anderenbsp;inwendige deelen , zelfs in de longen en buiks-ingewanden , bij deze ziekte voortgebragt. Denbsp;zelve begint met de aandoening der eerstge-melde deelen, namelijk met eenen ontstekings-toestand van het neusvlies, van waar dezelvenbsp;zich tot andere weefsels uitbreidt, zoo als bijv.,nbsp;wanneer de ziekte door besmetting ontstaat, ofnbsp;zij is het gevolg van andere ziekten en oor-

1

Wq bezitten in de verzameling der Vee-artsenij-school zoodanige, met kwik opgespotene, neusvliezen, waarop dit net van watervaten , op de voortreffelijkstenbsp;wijze , zigtbaar is.

-ocr page 31-

311

zaken, die op het geheele gestel hebben gewerkt. Do huidworm doet de watervaten aan, welkenbsp;aan de uitwendige deelen van het ligchaam gelegen zijn. Dezelve kenmerkt zich door opgezettenbsp;knobbels in of onder de huid , welke zich veeltijdsnbsp;als door koorden aaneengeregen doen ontwarennbsp;{farcin cordé) ,%oo langs denhals, de schouders,nbsp;als de zijden, de heenen, vooral aan de liezennbsp;en achterste ledematen, in ée'n woord, aan dienbsp;deelen, alwaar de voornaamste uitwendige watervaten hunnen loop hebben. Deze builen of knobbels gaan, na eenen korteren of langeren staatnbsp;van . ontsteking , tot etterlng over , en vormennbsp;dan langdurige, vuile , verzweringen , die. eennbsp;spekachtig aanzien hebben, eene slechte stoffenbsp;geven, en wier randen dik, hoog, en somwijlennbsp;omgehogen staan. De kwade droes gaat dikwijlsnbsp;met den worm gepaard, en deze voegt zich nietnbsp;zelden hij den eersten. Ent men de droesstolfe,nbsp;uit den neus vloeijende, in de huid in, zoo wordtnbsp;daardoor de worm voortgebragt, en de etter uitnbsp;de wormbullen, op het neusvlles Ingeënt, heeftnbsp;den kwaden droes ten gevolge. Het verschil dernbsp;twee ziekte-vormen bestaat dus daarin, dat, innbsp;het eene geval, het watervaten-stelsel der inwendige , in het andere, der uitwendige deelen wordtnbsp;aangedaan (1). Sommigen hebben daarom den

1

E. viBoRo, Sammlung von. Abhandlungen für Thieidrzte und Oeconomen, Copenhagen, i8o3. VrU-

-ocr page 32-

31!2

worm den uitwendigen kwaden droes genoemd. Volgens ziPF (*) is de kwade droes eene verderenbsp;ontwikkeling van den worm, of de laatste eenenbsp;uitbreiding van den eersten , naar dat de ziektenbsp;met de verschijnselen van den eenen of anderennbsp;een begin heeft gemaakt.

Bij de twee, door ons waargenomene, gevallen , valt het niet te miskennen, dat de smet-StofFe regtstreeks hare werking op het systhema lymphaticum heeft uitgeoefend, waaruit hetnbsp;besluit schijnt te mogen worden afgeleid, datnbsp;deze ziekte-stof des Paards hare verwantschap totnbsp;dit stelsel van werktuigen bij den mensch blijftnbsp;bewaren. Wij zien hier zelfs eenige overeenkomstnbsp;van werking plaats hebben met die van anderenbsp;tes Bandeken, s, 3ii. b. a, giieve , Erfahrungen undnbsp;Beobachtungeii über die Kranlheiten der Hausthiere,nbsp;im vergleich mit den Kranhheiten der Menschen, Er-stes Bandeken, Oldenburg 1818 s. yS,

Ook hiermede komt onze wijze van beschouwing en ondervinding overeen. De Heer huktrel d’arbovaenbsp;is van een ander gevoelen, en houdt den kwadennbsp;droes en den worm niet voor ziekten van denzelfdennbsp;aard, stellende , dat de eene , tot dus ver niet, door denbsp;andere, door middel der inenting, is voortgebragt. Zoodanige eenvoudige uitspraak schgnt evenwel vveinignbsp;voldoende , om de bevestigende proeven en waarnemingen van anderen omver te stooten. Dietionnaire denbsp;Mèdéeine et Chirurgie Vètérinaires, ïom. II- p. i3.

(*) Lekrbuch der •Kranlheiten der Thiere und be-aonders der Pferde- Mannheim 1807 ater Th- s. 275.

-ocr page 33-

313

smetstoffen, bijv. van het koëpok-gif, dat namelijk de stof eerst eenlgen tijd slechts op de plaats, alwaar dezelve is aangebragt, werkzaani blijft,nbsp;om eenigermate, zoo het schijnt, geassimileerdnbsp;en vervolgens verder opgenomen te worden;nbsp;terwijl wij verder koorts en eene algemeene ziekelijke terugwerking van het gestel zien volgen.nbsp;Deze kwamen, in het eerste geval, op den vierden, en, in het tweede, op den vijfden, na denbsp;ontvangene, besmetting, te voorschijn, waarbij zichnbsp;tevens de verschijnselen eener meerdere werkzaamheid en verspreiding des gifts vertoonden.nbsp;Voorts toonen het geheele beloop der ontstekingnbsp;en knobbelachtige opzettingen, de zijdellngschenbsp;en slingerende rigting, welke de pijpzweren somwijlen aannamen, en de gemeenschap, die tus»nbsp;schen dezelve bestond, genoegzaam, dat denbsp;vreemde stoffe zich op de watervaten had gevestigd. De zweren trouwens hadden ook grootenbsp;gelijkheid met die, welke bij de gewone scro-phula, en andere ziekten der vasa lymphaticanbsp;worden waargenomen.

Wij mogen dan, naar het mij voorkomt, als *eker aannemen, dat de kwade droes, als eenenbsp;ziekte van het lymphatlek stelsel bij het Paard,nbsp;®en besmettend vermogen bezit op het mensche-^ijk gestel, en in hetzelve , door inenting , die ongesteldheid kan voortbrengen, welke veel overeenkomst heeft met den worm of farcin. Ditnbsp;kehoort ons dan bij de behandeling der Paar-

-ocr page 34-

314

den, door deze ziekte aangedaan, vooral ook bij het openen der ligchamen, aan deze ziektenbsp;gestorven, yoorzigtig te maken, dat men zichnbsp;namelijk daarbij geene verwonding toehrenge.nbsp;Het zal raadzaam zijn, dat men de handen,nbsp;met eene ontbinding van de chlor-kalk, of andernbsp;chlor-zout afwassche, en daarbij naauwkeurignbsp;lette, of er eenige afschaviiig of beleediging plaatsnbsp;hebbe, ten einde de smetstoffe te vernietigen;nbsp;waartoe misschien de herhaalde wassching metnbsp;de bedoelde ontbindingen het werkzaamst vermogen bezit.

Het is eene zaak, waarover de physiologen het tot dus ver niet eens zijn, of de smetstoffen on-middelijk door de lymphatieke vaten wordennbsp;opgenomen , dan of dit door de hloed-aderennbsp;geschiedt. Volgens de proeven van hunter,nbsp;MAscAGNE , CRUiKSHANK CU audei’en, schijnt ditnbsp;vermogen aan de eerste te mogen wordennbsp;toegekend, terwijl die, door magendie, bupuij-TREN, DELiLLE, EMMERT en meer anderen genomen, met inspuitingen, of de aanwending vannbsp;giftige zelfstandigheden, bijv., van den upas tieuté ,nbsp;op wonden hun aanleiding hebben gegeven tot denbsp;gevolgtrekking, dat deze opsloi’ping niet door denbsp;watervaten , maar door de aderlijke bloedvaten geschiedt. Wij wagen het niet dit belangrijk verschilnbsp;te beslissen, maar meeuen in de wijze der besmetting, en de , daardoor voortgebragtc, aandoeningnbsp;der watervaten, ten minste eenen hoogst waar-

-ocr page 35-

315

schijnlijken grond te vinden, om te veronderstellen, dat, in onze gevallen, de onmiddelijke opneming door de watervaten geschied zij (1).

Of nu de kwade droes altijd in eene gelijke mate eene schadelijke eigenschap voor den menschnbsp;bezit, valt moeijelijk te bepalen. Sommige dernbsp;medegedeelde waarnemingen bewijzen, dat doornbsp;dezelve hoogst kwaadaardige en hevige ontstekingennbsp;quot;worden voortgebragt, die spoedig tot versterf overgaan. In zoodanige gevallen zou ik twijfelen, ofnbsp;de kwade droes niet moet gehouden worden tenbsp;deelen in den aard der awt/ima;-ziekten, of liever daarmede te zijn gecompliceerd; daar tochnbsp;deze verschijnselen grootelijks overeenkomen metnbsp;die , welke door het zoogenaamde bloedgif wordennbsp;voortgebragt, zoowel hij verschillende dieren, alsnbsp;hij den mensch. In het eerste der, door mijnbsp;waargenomene, gevallen, hadden de oorspronkelijke pulsten, door de besmetting voortgebragt,nbsp;in het begin, een zwart en carbunculeus aanzien, in het tweede evenwel niet, terwijl niettemin ook hier de eigenaardige gevolgen der besmetting werden voortgebragt. Het komt mijnbsp;dus voor, dat dit verschil van eenen zamenge-®felden ziekte-toestand des lymphatieken vochts

1

Men vindt dit onderwerp, met vereischte naauw-keurigheid , behandeld door P, W. lund , in het werkje : ^fysiologische Resultate de Vivisectionen neuerer Zeil.nbsp;K-openhagen igaS s. 87- Versuche iiber das Einsaugu/tgsnbsp;«erniögen der Lympfgefasse u. w.

-ocr page 36-

316

en van liet bloed kan afhangen, welke ieder hun eigen schadelijk vermogen kunnen nitoefenen, hetnbsp;droesgif namelijk door alleen op het stelsel dernbsp;watervaten te werken, en daarin eene slependenbsp;en hardnekkige ontsteking voorttebrengen, hetnbsp;bloedgif, door, als een hoogst scherp, ja venijnig,nbsp;beginsel, in de organische weefsels de hevigste ennbsp;kwaadaardigste ontsteking te weeg te brengen,nbsp;welke algemeen spoedig tot versterf overgaat.

Indien deze waarnemingen kunnen worden beschouwd, als eene, niet in allen opzigte onbelangrijke , bijdrage tot de vergelijkende geneeskunde, ik meen, dat dezelve ook daartoe be-hooren te strekken, dat de aandacht op dit stuk, als een voorwerp van geneeskundige policie, nadernbsp;gevestigd worde.

-ocr page 37-

NADERE

WAARNEMINGEN

DE schadelijke hitwerkingew der CRIJPTOGA* MISCHE VOORTBRENGSELEN, welke opnbsp;DE plant-voedsels huisvesten, op onderscheidene DIEREN ; een bijvoegsel tot de verhandelingen OVER DIT onderwerp , I» HETnbsp;Iste STUK VAN DIT DEEL VOORKOMENDE, doOr

Dr. A. NüMJN.

De practijk aan de Vee - artsenijschool, de behandeling van zieke dieren buiten dezelve, in de omstreken van Utrecht, benevensnbsp;Van elders ontvangene waarnemingen hebben ons,nbsp;in den afgeloopen herfst, en den laatsten winter , de gelegenheid verschaft, om ons nadernbsp;Van den schadelijken invloed der cryptogamen,nbsp;op de voederstoffen voorkomende, te overtui-§en, ter voortbrenging van die ontsteklngs-ziek-ten, waarvan, in de vroegere verhandelingennbsp;®ver dit onderwerp, gewag wordt gemaakt. Iknbsp;twijfel geenszins , of wij zullen, naarmate wijnbsp;ons het onderzoek dezer wezens meer eigen maten, op den duur meer bepaaldelijk de warenbsp;oorzaken leeren kennen van vele ziekten dernbsp;plant-etende dieren, welke tot dus ver of onbe-

-ocr page 38-

318

kend zijn gebleven, of niet genoegzaam als schadelijk voor het vee werden beschouwd.

Waarschijnlijk heeft de ongewone weersgesteldheid van den vorigen zomer aanleiding gegeven tot het algemeen ontstaan van cryptogamen opnbsp;de zelfstandigheden, welke het vee tot voedselnbsp;verstrekken. Daar immers deze woekeraars alsnbsp;wezenlijke ziekelijke voortbrengselen der plantennbsp;moeten worden aangemerkt, is het natuurlijk,nbsp;dat al zoodanige invloeden, namelijk zoo welnbsp;eene te sterke vochtigheid als droogheid desnbsp;dampkrlngs, welke ongunstig op derzelvcr gere-gelden groei werken, en denzelven stooren, hunnbsp;ontstaan moeten vermeerderen. Onderscheidenenbsp;omstandigheden schenen, in den vorigen zomer , zamen te werken, om de voeder-planten,nbsp;in het algemeen, te verzwakken. Eene sterkenbsp;warmte deed, in het begin, de weefsels ult-droogen, waarop vervolgens zware en aanhoudende regens plaats hadden, zoodat de grondnbsp;en de dampkring onophoudelijk met water vervuld hieven. Hierdoor kwamen de planten innbsp;een’ toestand van waterzuchtige kwaadsappigheidnbsp;te verkeeren, terwijl de levenskrachten verzwakt,nbsp;en de groei yermlnderd , of ten minste, op eenenbsp;onvoordeellge wijze , veranderd werden.

Aan zoodanige ziekelijke volsappigheid, en minder deugdzame bewerking van de vochten en bestand-deelen der gewassen moet dan ook worden toegeschreven het geen, in natte jai'en, algemeen “wordt opgemerkt, dat het hooi en andere voe-

-ocr page 39-

319

derstoffeti, hoewel dezelve anders niet ongunstig worden ingeoogst, veel minder voedende en versterkende eigenschappen bezitten, dan gewoonlijk, zoodat het Vee, zelfs bij eene ruime verzorging door dezelve ,• slap en schraal blijft; iets,nbsp;hetwelk, in den laatstverloopen herfst en winter,nbsp;schier overal is opgemerkt.

Waarschijnlijk moest In dezelfde ongunstige gesteldheid des weders de reden worden gezocht,nbsp;dat vele andere gewassen, boombladen, en ooknbsp;sommige moeskruiden, in den vorigen zomer,nbsp;ongemeen sterk door de, hun eigene, parasitische crijptogamen waren aangedaan. Zulks was,nbsp;onder anderen, bijzonder opmerkelijk ten aan-zien van de bladen der lindeboomen , die algemeen als bedekt waren met de sphaeriae phyl-losphaera, . var» tiliae march. Hetzelfde hadnbsp;plaats met de peulen der snijboonen {phaseolusnbsp;Dulgaris), en der peul- en dop-erwten (pisum sativum), waarvan de eerste doorgaans sterk bezetnbsp;V^aren met de pucciniola diadelphiae march,, var.nbsp;phaseoli, de laatste met de verscheidenheid puc-^iniola pist, benevens door de erysiphe pisi.

Het is zeker, dat al de omstandigheden, welke medewerken tot het voortbrengen dezer woeker-Wezens, op verre na niet genoegzaam door onsnbsp;gekend Worden; de dampkring, de bodem, denbsp;«igene gesteldheid der bewerktuiging van de planten zelve, en vele oorzaken, die bulten het bereik onzer Waarneming zijn, kunnen hiertoe medewerken. Het is om deze redenen, dat de geil. D. II. Sx.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;21

-ocr page 40-

320

wassen, in sommige jaren, zeer algemeen en menigrnldig door cryptogamen worden aangedaan, terwijl dezelve, in andere, veel zeldzamernbsp;worden waargenomen. Het laatst verloopen jaarnbsp;moet onder de eersten worden gerangschikt.nbsp;Het stroo van verschillende graansoorten , ennbsp;peulvruchten, het hooi, en andere voeder-stoffennbsp;waren daarvan veelal overvloedig voorzien, ennbsp;moesten, naar die evenredigheid, derzelver na«nbsp;deelige uitwerkingen op het vee uitoefenen.

De ontstekingen der buiks-ingewanden waren onder de Paarden, in deze streken, zeer algemeen, niet alleen, volgens de waarneming vannbsp;onderscheidene Vee-artsen, maar ook zijn dezelvenbsp;ons veelvuWig ter behandeling aan de Vee artsenijschool voorgekomen. De ziekten gingen, behalve met de algemeene verschijnselen van koorts,nbsp;gepaard met ingetrokkenheid en gespannenheidnbsp;der ribbe- en darmbeens-buikspleren, 'met eennbsp;meer of minder sterk slaan der flanken, metnbsp;eene moeijelijke en versnelde ademhaling, waarbijnbsp;de uitgeademde lucht meer dan gewoon warmnbsp;was, met neêrslagtigheid, tranen en roodheidnbsp;der oogea, die, zoo wel als de kleur der slijmvliezen van den neus en mond , veeltijds naarnbsp;het gele overhelde, met meerdere of minderenbsp;pijnlijkheid bij het sterk aanvoelen tegen de dee-len des bulks, meer bijzonder aan de regter zijde,nbsp;ter plaats, alwaar de lever gelegen is, met vermindering van den eetlust, of volstrekte weigering desnbsp;voeders,, met trage ontlasting en droogheid der

-ocr page 41-

321

meststoffe, enz. Bij sommigen werden ware ko-liek-pijnen waargenomen, terwijl bij anderen ook nog zwelling van den kop, alsmede der beenennbsp;niet ongewoon was.

Bij de tijdige aanwending eener gepaste geneeswijze y bestaande in eene of meerdere aderlatingen , naar de omstandigbeden, bet toedienen 'Tan eenlge verkoelende en tevens veraacbtendenbsp;middelen, als; salpeter, room van wijnsteen ,nbsp;^onderzont, met poeder van lijnzaad en zoet—nbsp;hout , benevens van gescblkte verzachtende klisteren, bet onderhouden van een schralen leefregel , en bet zetten van eene etterdragt onder dennbsp;buik, gevoegd bij eene tamelijk warme verhouding des ligchaams, werd de ziekte, doorgaansnbsp;binnen zes of zeven dagen, overwonnen. Sommige Paarden hadden naderhand nog eenige maag-versterking noodig, om den verloren eetlust op tenbsp;Wekken, waartoe dan gepaste giften van het poeder van ffentiaan-, wolverlei^, valeriaan-, ennbsp;^olmus-wortel, mostaard-zaad\ oï. fenegriek, voldoende waren. Alwaar de krachten nog eenenbsp;sterkere opwekking vorderden, deed de bijvoe-Smg der carnpher, tot een half drachme of tweenbsp;scrupels daags, de beste dienst.

aan in

Op deze wijze hadden wij het geluk, al de, door ons behandelde, Paarden, die door dezenbsp;ziekte waren aangedaan, te herstellen. Eldersnbsp;zijn er meerdere gestorven, waarvan ons de bevindingen wel niet naauwkeurig zijn geworden,nbsp;zoo ver de openingen de gewone ver-

21 »

-ocr page 42-

822

schijnselen van meer of minder hevige buiks-ontsteking met overgaiag tot versterf hebben opgeleverd.

Het voeder van al de Paarden, die onder onze behandeling zijn geweest , is naauwkeurig onderzocht, en altijd bevonden, in grootere of geringere hoeveelheid, dooi* cryptogamen te zijnnbsp;verontreinigd. Dit onderzoek toeverlrouwd zijndenbsp;aan den Heer mArchand , zal ik hier kortelijknbsp;daarvan de uitkomsten mededeelen. Ik heb mijnbsp;zelven, door de beschouwing der voederstof-fen, van het aanwezen der woeker-voortbreng-selen, met de overige kweekellngen, kunnennbsp;overtuigen.

Het hooi, hetwelk twee Paarden van den Heer O. de V.... te Zeist^ tot voedsel verstrekte , en die, kort na elkander, door de reeds beschrevene ziekte aangedaan en door ons behandeld werden,bevattede , onder verschillende grassoorten, als;nbsp;het struis-gras (agrostls), hetbeemd-gras {^osl) ,hetnbsp;zorg-gras (holcus), en andere van eene minderenbsp;hoedanigheid, als ; het canarie-gras (phalaris),nbsp;het dboWe-grms (phleum), verschillende bloembies-soorten (juucus), onderscheidene soorten vannbsp;cyberhies (carex), enz., en eenige andere openbaar bloeijende planten, als: de kruipende gan-zerich en het zilverschoon (potentilla reptans etnbsp;anserlnaj, het gemeen nagelkruid (geum urba-num), onderscheidene ranonkel-soorten (ranunculus), en eene vrij aanzlenelijke hoeveelheid roodenbsp;klaver (trlfolium pratense) , die evenwel ongemeen ,

-ocr page 43-

323

door de ongunstige weêrsgesteldheld, geleden had,' bezittende eeue geelachtig bruine ijzer-kleur, eunbsp;weinig werkzame en voedende deelen. Met deze ,nbsp;tnin deugdzame, eigenschap vereenlgde zich eenenbsp;andere, welke dit hooi niet alleen tot een slechtnbsp;voedsel deden verstrekken, maar welke aan hetzelve een allerschadelijkst, ja vergiftig, vermogen mededeelde. De uredo inconstans vertoondenbsp;zich op de grassoorten en de overige planten-in groote hoeveelheid, en onder twee verschillende gedaanten. Zij bevond zich op de bladennbsp;der gras-planten en wel het menigvuldigst opnbsp;die soorten, welke de breedste bladen en denbsp;slechtste hoedanigheid bezaten, als uredo inconstans spiculaecola; dezelve bedekte de aren vannbsp;verschillende grassen, vooral der akkerige doliknbsp;(lolium arvense) der dolikachtige dravik (festucanbsp;loliacea). De halmen integendeel van onder-derscheidene andere grassen waren hier en daarnbsp;hesmet door de pucciniola graminis, terwijl denbsp;bladen der roode klaver algemeen geheel bezetnbsp;Waren met de •pucciniola diadelphiae. Bij ditnbsp;^lles bevonden er zich meerdere gedeelten, ternbsp;grootte van eene hand , onder dit hooi, welkenbsp;door schimmel waren aangedaan, waardoor dénbsp;schadelijke hoedanigheid van dit voedsel moestnbsp;vermeerderd worden.

Het hooi, dat tot voedsel verstrekte der Paar-

den, toehehoorende aan denquot;stalhouder B......, te-

Utrecht, en waarvan, bij opvolging, negen of tien , door dezelfde ziekte , werden overvallen ^

-ocr page 44-

324

leverde genoegzaam dezelfde grassoorten op als het voorgaande voeder, met dit onderscheid,nbsp;dat het getal der slechtste soorten hier niet zoonbsp;aanmerkelijk was. De openbaar bloeijende planten , welke in hetzelve gevonden werden, waren;nbsp;de veld-, kruipende- en ruige hanevoet (ranunculus acrls, repefts , et hirsutus), de koekoeks-bloe-mige lychnis (lychnis flos cuculi), de water-boter-bloem (caltha palustris), het tweejarig streepzaadnbsp;(pTe^\ehie\mi^\\ietjacobs-kruiskruid^ (senecio jaco-baea), terwijl er van de eenzaadlappige cryptogamennbsp;(cryptogames monocotyledones) alleen de akker-püardestaart (equisetum arvense) aanwezig was.nbsp;Dit voeder scheen-over het geheel niet zoo ki'ach-teloos te zijn als het vorige, daar er nog eeni-germate groene halmen vermengd waren met andere, die geheel bruin, droog, en smakeloosnbsp;waren. Een groot gedeelte der grassoorten wasnbsp;in het midden der halmen aangedaan door denbsp;uredo graminiccla, welke zich onder twee verschillende kleuren vertoonde, namelijk ondernbsp;eene bruine (rubigó), en eene zwarte (ustilago);nbsp;het kruiskruid Was gekenmerkt door de nredonbsp;syngenesiae, var. senecionis, en de ranonkelsnbsp;door de aecidium ranunculacearum •, de erysiphenbsp;graminis en de schimmel vertoonden zich slechtsnbsp;in eene geringe hoeveelheid op dit voeder.

Niet minder was het erwten- en hoonen-stroo verontreinigd van den Landman vAN dijk , die onzennbsp;raad kwam innemen omtrent een zijner Paarden,nbsp;hetwelk met dezelve gevoederd werd, en door

-ocr page 45-

'A.

325

buikpijnen met koorts en verlies van eetlust overvallen was geworden. Deze stroo-soorten waren sterk bezet met de erysiphe pisi en de pucciniolanbsp;diadelphiae. Hetzelfde had plaats bij zijnen buurman, van wien, binnen weinig tijds, negen Paarden, die gelijksoortig voedsel hadden genuttigd,nbsp;door dezelfde ziekte-verschijnselen waren aangetast geworden. Alle evenwel waren onder denbsp;aangewende geneeswijze hersteld.

Hier was het stroo geheel en al bedekt met de twee laatstgenoemde cryptogamen, inzonderheidnbsp;op de peulen, terwijl ook daarenboven op denbsp;stengels eene vrij aanzienlijke hoeveelheid vannbsp;den byssus herbarum D. C. gevonden werd. Ooknbsp;de peulen der boonen, die onder het erwtenstro o vermengd, en gelijktijdig met hetzelve aannbsp;de Paarden waren gevoederd geworden, warennbsp;besmet met de uredo fabae.

De Heer Vee-arts f. bontekoe deelde mij onlangs het verslag mede omtrent een Paard, dat onverwacht stierf aan allerhevigste koliek-pijnen,nbsp;hetwelk met eene ruime hoeveelheid onvoedzaamnbsp;tooi en roggenbrood gevoederd was. •— Eenenbsp;gerluge hoeveelheid van dit hooi, aan mij ternbsp;onderzoek toegezonden, bleek geheel bezet tenbsp;*ijh met de uredo inconstans, zoodat de halmennbsp;zich als zwart gevlekt vertoonden. —¦ Gemeldenbsp;Vee-arts voegt er bij, dat hij, in den laatstennbsp;tijd, vele dieren behandeld heeft met soortgelijkenbsp;aandoeningen der bulks-lngewanden, welker ontstaan hij thans hoofdzakelijk meent te moeten

-ocr page 46-

326

toekenaèn aan de uitwerking der cryptogamen op de voederstofFen. '

Het is opmerkelijk, dat het onderzoek van verschillend hooi ons heeft geleerd, dat juist denbsp;slechtste, hreedhladige, grassoorten, en de biesach1nbsp;tige planten het meest door dit bederf warennbsp;aangedaan, waarschijnlijk tér oorzake , dat deze,nbsp;door den invloed der ongunstige, natte, weersgesteldheid, nog meer dan de betere soorten, innbsp;dien ziekelijken toestand worden gebragt, welkenbsp;tot het ontstaan der cryptogamen gevorderd wordt,nbsp;of derzelver geboorte begunstigt.

De kweekeling nagels berigtte ons, bij zijne terugkomst na de vacantie aan de Vee-artsenijschool, dat op nieuw onderscheidene runderen te St.nbsp;Agatha (1) aan het miltvuur waren gestorven,nbsp;welke met klaver waren gevoederd, waarvan hijnbsp;een gering gedroogd gedeelte mede bragt. Dezelve bleek geheel en al bezet te zijn met denbsp;pucciniola diadelphiae, matich. var. trifolii, march.nbsp;Later eenige hoeveelheid versche klaver, doornbsp;tusschenkomst van den genoemden kweekeling,nbsp;hebbende ontvangen van dezelfde weiden, waarop de beesten, die aan de genoemde ziekte gestorven waren, hadden gegraasd, werd dezelvenbsp;bevonden, door het gure herfstweder, veel tenbsp;hebben geleden, zijnde vele bladen en stelen

1

(Zie de vroegere l)erigten omtrent Let bestaan dezer ziekte aldaar op blz. 35),

-ocr page 47-

327

zwart, of, zoo als men het pleegt te noemen, vervuurd geworden.

Men kon deze vervuring nogtans genoegzaam van de cryptogamen onderscheiden, door denbsp;zwarte plekken, welke over de bladen verspreidnbsp;waren. Tusschen dezelve bevond zich overvloedig de puGciniola diadelphiae, var. trifolii^ welkenbsp;tot derzelver meest volkomen -trap van ontwik-teling was gekomen, zoodat het grootste gedeeltenbsp;Van het stof reeds verstrooid was geworden. Dezelve kon bovendien gemakkelijk van het vuurnbsp;of versterf {gangraena) worden onderkend, doornbsp;het bersten der opperhuid, hetwelk dezelve hadnbsp;veroorzaakt op de plaatsen, daar zij zich had ontwikkeld, zijnde dit geenszins het geval met hetnbsp;versterf, dat zich alleen uitwendig deed kennennbsp;door de verandering der kleur.

Deze waarnemingen kunnen, onzes oordeels, strekken ter versterking van ons gevoelen, datnbsp;de cryptogamen hoogst schadelijke hoedanighedennbsp;®an de gewone voedsels der dieren mededeelen.nbsp;ludlen men mogt aanmerken, dat de volkomenenbsp;zekerheid hieromtrent ontbreekt, voor zoo vernbsp;geene dadelijke proeven met de verdachte voe-•^ors door ons op gezonde dieren zijn genomen ,nbsp;*00 moet ik antwoorden, dat mij daartoe, totnbsp;dusver, de gelegenheid heeft ontbroken, mij even.nbsp;Wel voorbehoudende zulks te doen, zoodra dezelve zich ter geschikter tijd zal aanbieden. Wan-woor men inmiddels deze nieuwe waarnemingennbsp;»n verband brengt met sommige der overigen,

-ocr page 48-

328

waarvan in onze vorige veAandelingen melding wordt gemaakt, en die het schadelijk vermogennbsp;der bedoelde woekeraars proefondervindelijk bewijzen, zoo twijfel ik geenszins of men zal innbsp;dezelve ook hier de nadeelige beginselen mogennbsp;erkennen , waaruit de ontstekings-ziekten zijnnbsp;voortgevloeid, die wij aan dezelve toeschrijven.nbsp;Daar ontkennende proeven tevens iets kunnen bewijzen , zoo dient niet onopgemerkt te blijven, datnbsp;wij de voederstofFen van andere stallen, en ooknbsp;de groote hoeveelheid, welke aan de Vee-artse-nijschool wordt gebruikt, bij herhaling, hebbennbsp;onderzocht, en in dezelve geene cryptogamennbsp;hebben ontdekt van eeiiig aanbelang, zoodanig,nbsp;dat men daarvan soortgelijke nadeelige nitwerkin-gen, als van die der genoemde eigenaren, behoefde te vreezen. Er zijn dan ook, zoo minnbsp;op de stallen onzer school, als op andere,nbsp;welke van deugdzaam voeder voorzien waren,nbsp;eenige der vermelde ziekten ondervonden.

Ik *zou bij deze opgaven nog meerdere gevallen kunnen voegen, welke de werking der bedoelde oorzaak schijnen te bevestigen, doch daar ik niet in staat ben geweest, al de voeder-stolfen aan een opzettelijk onderzoek te onderwerpen, wil ik dezelve thans niet bijbrengen ternbsp;beschuldiging der cryptogamen, ten einde nietnbsp;meer te veronderstellen, dan met de hoogstenbsp;waarschijnlijkheid overeen is te brengen. Ik ganbsp;daarom ook met stilzwijgen voorbij meerderenbsp;schielijke sterften van onderscheiden vee, welke,

-ocr page 49-

329

in de laatstverloopen herfst, in Zeeland^ op de stallen, van verschillende landlieden, plaats hebben gehad, en die mij zijn medegedeeld doornbsp;den hweekellng voor die Provincie van hertum.nbsp;Vijf Paarden stierven op het onverwachtst bijnbsp;den Landman sanoée, onder de Gemeente WoUnbsp;faardsdijk, vier bij den Landman i. oole ondernbsp;de Gemeente Kloetingen , drie Piunderen hij dennbsp;Landbouwer sandée, bij de stad Goes, Deze dieren waren,’savonds te voren, nog schijnbaar gezond, en lagen, den volgenden ochtend, dood innbsp;den stal. Bij den Landman J. vAn ’t westende,nbsp;onder de Gemeente Kwadatnme, stierven, in hetnbsp;laatst van November des verleden jaars, drienbsp;jonge, welgevoede, Paarden; insgelijks twee Paarden bij j. LAuwnussE in de stad GoeS , terwijlnbsp;nog vier Paarden bij verschillende Vee-houders,nbsp;terzelfde tijd, even onverwacht kwamen te overlijden. — Deze schielijke sterflen vallen, volgensnbsp;de herigten van gemelden kweekellng, in de Pro»nbsp;¦'^incie Zeeland,, alle jaren voor. Men kent evenmin den aard der ziekte als derzelver oorzaken,nbsp;doch men houdt haar algemeen voor besmette-lijk. Hij kon hieromtrent alleen melden, dat,nbsp;'Volgens eene algemeene opmerking der Landlieden, het stroo der graan-soorten, op eene ongewone wijze, door eene zekere roodachtigestoffenbsp;als bezet werd bevonden. De vroege en langdu-rige vorst van den laatsten winter heeft belet,nbsp;dat wij dit voeder tot een opzettelijk onderzoeknbsp;hebben kunnen ontvangen. Even min kan ik de

-ocr page 50-

330

ware oorzaak opgeven eener sterfte, waarover,in de maand Januarij jongstleden, zekere Landman,nbsp;met name h. oe ridder . hz. , wonende te Hage-etein, in de Provincie Zuid-Holland, raad aan denbsp;Vee-artsenijschool kwam innemen, welke ondernbsp;zijn vee, gedurende het jaar 1829, en in Januarijnbsp;1830, heeft plaats gehad, waardoor hij reeds 22nbsp;stuks, zoo jonge als volwassene. Runderen, benevens drie Paarden, deels in de weiden, deelsnbsp;op den stal, had verloren. — De Runderen stierven onverwacht, zonder dat men algemeen eenigenbsp;voorafgaande ziekelijke ongesteldheid aan dezelvenbsp;kon bespeuren. Bij de Paarden had de ziektenbsp;een meer slepend beloop, en deze stierven ondernbsp;eene steeds toenemende vermagering, ongeachtnbsp;dezelve, behalve hooi, vrij krachtig hij-voedernbsp;ontvingen.

Daar ik geene verdere inlichtingen ten aanzien dezer laatste ziekte heb ontvangen, en ook denbsp;voederstoffen door ons niet hebben kunnen worden onderzocht, moet ik mijn oordeel opschorten , aangaande de invloeden, welke deze sterftennbsp;hebben kunnen teweegbrengen. De gelijkheid,nbsp;welke vele dezer gevallen bezitten met andere,nbsp;in onze vroegere verhandelingen voorkomende,nbsp;maakt het waarschijnlijk , dat gelijksoortige oorzaken zullen moeten worden beschuldigd; althansnbsp;staat ook hier het cryptogamisch bederf hij mijnbsp;altijd in sterke verdenking.

Niet minder is mij de nadeelige uitwerking des sehimmels (mvLCov mucedo) voor het Vee bevestigd

-ocr page 51-

331

geworden, door de mededëeling van den, boven reeds genoemden , Vee-artsF. bontekoe, die, in betnbsp;vorige jaar, eene hevige ziekte waarnam onder denbsp;Runderen op den stal van eenen eigenaar te Feendamtnbsp;in de Provincie Groningen, waaraan, binnen korten tijd, vijf gezonde, welgevoede, melk-koeijennbsp;overleden. — Deze werden gevoederd met hooi,nbsp;aardappelen, en raapkoeken. Van de laatste verkregen de dieren ongeveer zoo veel, tot het geven van meerdere melk, als dezelve, verkozen tenbsp;eten. — Het hooi en de aardappelen bezatennbsp;geene hoedanigheden, welke men kon vermoedennbsp;aanleiding tot de ziekte te geven; doch de raapkoeken waren schimmelig, niet zoo zeer op denbsp;uitwendige oppervlakte, van welke deze onzuiverheid, door de behandeling, ook telkens verwijderd werd, als wel van binnen; zijnde dezelve,nbsp;doorgebroken wordende, geheel met schimmelnbsp;bezet, die ook weldra op het uitwendige der koeken te voorschijn kwam, toen men dezelve opnbsp;eene afzonderlijke, hoeveel meer drooge dannbsp;vochtige, plaats bewaarde. Waarschijnlijk moestnbsp;de reden dezer inwendige schimmeling daaraannbsp;worden toegCschreven , dat het raapzaad , waarvannbsp;deze koeken, in het jaar 1828, waren geslagen,nbsp;zeer vochtig was geweest, zoodat er vele water-deelen in aanwezig waren gebleven, als zijnde'nbsp;de oogst van dit zaad toen ongunstig uitgevallen.

Deze ziekte ging vergezeld van de volgende verschijnselen :

-ocr page 52-

332

De dieren weigerden op eens te eten, doch namen nog eenigen tijd het drinkwater tot zich.nbsp;De herkaauwlng nam ook spoedig af, en hieldnbsp;weldra geheel op, ofschoon het dier dan nognbsp;den lust behield, om het, vooral het verschnbsp;voorgeworpen, voeder te beiieken. Er had eenenbsp;spoedige vermindering in de melk plaats; dezenbsp;was blaauwachtig van kleur, en werd getrokkennbsp;uit eenen slappen uijer. De dieren hielden zichnbsp;meest tot het einde toe staande, kwispelden onophoudelijk met den staart, of drukten denzel-ven binnenwaarts, tusschen de beenen door, tegennbsp;den buik.

Somwijlen was er verstopping van den afgang, gedurende 24 uren, aanwezig; doch , op anderenbsp;tijden, volgden er twee of drie ontlastingen vannbsp;een dunnen, stinkenden, afgang, waarbij de stoffen eene buitengewone warmte bezaten. — Denbsp;pis was hooger gekleurd dan gewoonlijk, werdnbsp;dikwijls, maar in eene steeds verminderde hoeveelheid, ontlast.

De muil was, in het begin, droog, naderhand meer vochtig, nu heet, dan koud. De ooren ennbsp;hoornen waren insgelijks bij afwisseling brandendnbsp;heet of ijs-koud. En deze verandering van temperatuur was zoo schielijk en sterk, dat dezelvenbsp;zich geen half uur gelijk bleef. Meermalen verkeerden de laatstgemelde deelen, aan de eenenbsp;en andere zijde des ligchaams, in eenen geheelnbsp;tegenovergestelden toestand.

-ocr page 53-

333

De oogen waren geelaclitig beloopen. Dezelve zonKen reeds vroegtijdig in de oogholten weg,nbsp;en stonden vervolgens ongemeen waterig.

De regter buihstreek was eenigermate gezwollen.

De ademhaling was niet ongemeen veranderd; doch de uitgeademde lucht verspreidde een’ on-aangenamen reuk.

De pols was naauwelijks voelbaar en klein, klom van 50 tot 75 slagen in eene minuut, ennbsp;Werd vervolgens tusschenpoozende. De hartslagnbsp;was insgelijks ingetrokken en dubbeld.

Er had eene ongewone brandende hitte over de geheele huid plaats. —• De achterbeenen waren tot aan de voeten warm; de voorste meestalnbsp;koud. — Er werd eene algemeene trilling desnbsp;ligchaams waargenomen, die het hevigst werdnbsp;opgemerkl, als het dier eenig vocht doorzwolg,nbsp;als wanneer er somwijlen stuipachtige bewegingennbsp;ontstonden. De beesten werden zeer wankelendenbsp;lu den gang, zoodat het achterdeel als aan hetnbsp;overige ligchaam heen en weer slingerde.

Er ontstond, behalve tandknersing , vervolgens *en sterk klagend' steenen van een eigen aard,nbsp;quot;'olk geluld zich moeijelijk liet beschrijven.

Eindelijk begonnen de dieren den quot;kop, al «chuddende , vooruit te steken, of leunden metnbsp;denzelven bewusteloos tegen de omringende ligcha-®aen.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;gehoor scheen intusschen ongemeen

verhoogd, daar het dier, bij het minste gedruisch , scherp toeluisterde. Ten laatste werd het oognbsp;stiak, er Uep hwijl uit den mond; de dieren

-ocr page 54-

334

werden onrustig en als ijlhoofdig, waarna de dood spoedig volgde.

De opening der lijken leerde, dat de pens, als ook de muts en de boek-maag , weinig ziekelijknbsp;waren aangedaan; de vierde maag bezat alleennbsp;eene hoogere gele kleur. De darmen werden ledig bevonden en lieten zich llgtelijk verscheuren.nbsp;De lever was vast, en had eene groenachtigenbsp;kleur, zijnde met aanmerkelijke gal-streepen doortrokken , ter dikte van een duim; de galblaas werdnbsp;bevonden opgevuld te zijn, door eene dunne,nbsp;groene, ontbondene gal; de milt was gevlekt ennbsp;tevens vergroot; het net gedeeltelijk door versterf aangedaan; de nieren waren week en uitgezet; de blaas verkeerde in een toestand van versterf. De rimpelspier der buid was, over hetnbsp;geheele ligchaam, en vooral aan de lendenen ennbsp;billen, ten eenemale door het vuur aangedaan.nbsp;Er bevond zich, aan het achterdeel, onder de be-kleedselen, eene sterke ontwikkeling van lucht,nbsp;in het celweefsel, zoodat de huid als opgeblazennbsp;zich vertoonde. — De longen waren bleeker dannbsp;gewoonlijk; het hart uitgezet. De deelen ondernbsp;de keel, en de werktuigen der doorzwelging waren gezwolleit.

De toevallen en de verschijnselen, bij de gevallen dieren aangetrolFen, deden den genoemden Vee-arts de ziekte als van een’ gastrisch-bilieusennbsp;aard beschouwen, waarbij zich spoedig sterkenbsp;neiging tot een rotachtig-tj/pAews karakter openbaarde , hetwelk hij, uit de overweging van al de

-ocr page 55-

335

leefregelkundige omstaadiglieden, welke op deze dieren hadden gewerkt, alleen meende te moeten,nbsp;toeschrijven aan de groote hoeveelheid der aga-mische gift-stof des schimmels, die deze dierennbsp;hadden binnen gekregen, en Avelke een ontbindend bederf in de ligchamen had veroorzaakt.

Slechts een enkel beest kon, om den verren afstand, aan zijne geregelde behandeling onderworpen worden, hetwelk, door de toedieningnbsp;van zoutachtige, gepaard met opwekkende en op-s/orpenofe, middelen, het leven behield, doch naderhand geheel vermagerd bleef en uitteerde,nbsp;zoodat het, na eenige maanden, nog twijfelachtignbsp;was, of hetzelve niet aan de gevolgen der ziektenbsp;zou komen te overlijden. Een ander beest zounbsp;welligt geheel hersteld zijn geworden, had mennbsp;niet aan hetzelve, tegen den raad van den Veearts, eene aderlating in het werk gesteld, waarop

hetzelve oogenblikkelijk verergerde en stierf. _

De bloeds-ontlastingen, welke men, voor zijne k^omst, aan meerdere beesten had verrigt, hadden de nadeeligste uitwerkingen te weeg gebragt.

Ik Avil hier thans ook hijvoegen, dat ik mijn vermoeden opzigtelijk de nadeelige uitwerking der cryptogamen, als de waarschijnlijkenbsp;oorzaak van het bloed-wateren (mictus cruentus')nbsp;hen Versterkt geworden. In het laatst der maandnbsp;Julij des vorigen jaars (1829), Averden, onder denbsp;Gemeente Eemnes, in de Provincie Utrecht, innbsp;«enige weiden, de Runderen, ten getalle van 9nbsp;of 10, dooi deze ziekte aangedaan, Avelke, door

22

-ocr page 56-

33B

eenen Vee-arts, meteen verschillenden uitslag , werden behandeld. Deze ongesteldheid werd doornbsp;denzelven toegekend aan het eten der tormentillanbsp;erecta, welke plant in die weiden menigvuldignbsp;gevonden wordt. De Heer j. c. LAA.N, lid dernbsp;Commissie van Landbouw dezer Provincie, hadnbsp;de vriendelijkheid mij eene hoeveelheid dezernbsp;plant, ter hand te stellen. Bij het onderzoeknbsp;bleek het ons, dat dezelve, op vele plaatsen,nbsp;nog de overvloedige likteekens bevattede van denbsp;uredo potentillarum u. c. var. tormentillae MiacH.,nbsp;terwijl op eenige bladen deze woekeraar zelf nognbsp;aanwezig was.

Het is bekend, dat deze plant, ook in andere streken onzes lands, door de landlieden beschuldigd wordt, de oorzaak dezer ziekte te zijn,nbsp;terwijl sommige dezelve toeschrijven aan het etennbsp;Van andere scherpe planten, als den egel-rononkelnbsp;(ranunculus flammula), de windbloem, (anemonenbsp;nemorosa) en meer andere. De proeven, doornbsp;wijlen den beroemden Hoogleeraar p. driessen,nbsp;te Groningen, met sommige dezer planten genomen (1), door Runderen met dezelve opzettelijknbsp;te voederen, hebben deze uitwerking niet bevestigd. Het komt mij evenwel nu meer en meernbsp;waarschijnlijk voor, dat met zoo zeer deze planten op zich zelve, als wel de cryptogamen, dienbsp;op dezelve voorkomen, de aangetijgde beschuldi-

1

Zie Magazijn, Deel I» hlz1 182-

-ocr page 57-

337

ging verdienen (**); en, indien wij in aanmerking nemen, dat deze wezens niet altijd aanwezig

(*) Onderscheidene planten, welke , door verschillende Vee-artsenijkundigen, als de oorzaak van het bloed-pissen worden opgegeven, kunnen, uit haren aard,nbsp;naauwelijks verondersteld worden daar aan schuldig tenbsp;zqn. Andere, waarop, wegens derzelver scherpe hoedanigheden , een meer gegrond vermoeden kan Vallen ,nbsp;brengen ook niet altijd deze ziekte teweeg. Derzelver schadelijke eigenschap schijnt dus in dezen van bijkomendenbsp;en ontstandvastige omstandigheden aftehangen» Ik achtnbsp;het niet ondienstig de voornaamste planten , welke, metnbsp;meerderen of minderen grond, verdacht worden gehouden,nbsp;hier aan te wqzen, met bijvoeging der cryptogamen,nbsp;welke , volgens het onderzoek van den Heer Marchand ,nbsp;op dezelve voorkomen. Dezelve zijn ^

Het Aardbeziën-kruid {Fragaria vesca). Op deze plant ontwikkelt zich de

Puccinia potentillarum march. (Conspect, Flor, crypt. Magn. Due- Luxemb.), var. fragariastri march.

De verschillende soorten van den Hane voet , {yariae Ranunculi species), waarop voorkomen : de

a, nbsp;nbsp;nbsp;Pucciniola injïans march. 1. c., op de boterbloem (ranunculus Jicaria) ;

b, nbsp;nbsp;nbsp;Vredo ranunculacearum n. c-, op de verschillendenbsp;ranonkel-soorteii;

Aecidium confer turn-, n. c., op de boterbloem; Aecidium ranunculacearum , n. c-, pp de verschillende ranonkel-soorten ,

e. Erysipjie communis WARPR., var- ranunculacearum. March.

De verschillende soorten van de Wolfsmelk (yariae Euphorbiae species). Men vindt op dezelve : de

a. Predo euphorbiarum- MARCH* j

22*

-ocr page 58-

338

zqn, maar dan eens in meerdere dan in mindere hoeveelheid bestaan, zoo laten zich hieruit vele

b. nbsp;nbsp;nbsp;Aecidium euphorbiarum, n. c.;

c. nbsp;nbsp;nbsp;Sphaeria euphorbicola mahch. ;

Hierop

Het loof van den Olmboom {Folia ¦ Ulrniy

«nstaan: de

a. nbsp;nbsp;nbsp;Puccima villosiuscula- march, var, ulmi march, ;

b. nbsp;nbsp;nbsp;JCyloma ulmeum «chwnz. ;

gt;e. Sphaeria ulmi duvar et Alphitotnorpha {Erisiphe) adunca Walrh.

Het loof van den Esschenboom {Fraxinus excel-•sior). Op hetzelve komen voor; de nbsp;nbsp;nbsp;^

a. nbsp;nbsp;nbsp;Sphaeria fraxini rr. ;

b. nbsp;nbsp;nbsp;Sphaeria concentrica tode ; alsmede ; de

c. nbsp;nbsp;nbsp;Erysiphe fraxini Dgt; c.

Het loof van den Eikenboom {Quercus robur et pedun-culata. Op de bladen der eiken groeijen : de a* Sphaeria punctiformis n. c. ;

b. nbsp;nbsp;nbsp;Sphaeria phyllosphaera march, var. quercus

MARCH.;

c, nbsp;nbsp;nbsp;Hypodermaquercinum T)‘C, (op de jongere takjes) ;

d, nbsp;nbsp;nbsp;Erineum querciaum , pers- ;

e. nbsp;nbsp;nbsp;Sclerotium pustula. n. c.;

f. nbsp;nbsp;nbsp;Scler otium fasciculatum schom. ;

g, nbsp;nbsp;nbsp;Eyloma pezizoides pees.

De Europische Sneeuwbal of Viorne {Viburnum lan-tana). 'Dezelve verbindt aan zich : de nbsp;nbsp;nbsp;«

Sphaeria viburni. nbsp;nbsp;nbsp;‘

De Windbloem {Anemone nemorosa), op welke voorkomen : de

.1. Puccinia anemones pers, 5

b. Aecidium leucospermum pers. ;

e. Aecidium punctatum pers. ;

d, Vredo ranunculacerum D. c, var. anemone^-

-ocr page 59-

839

omstandigliedea verklaren, welke tot het ontstaan en beloop dezer ziekte betrekking hebben , die,

De breedbladJge Vuur-wortel i^Pyrethrum Parthenium), Hierop ontstaan: de

a. nbsp;nbsp;nbsp;Aecidium leucanthemi ^ var. pyrethri march.

b. nbsp;nbsp;nbsp;Pucciiiia pyretliriti schür.

C. TJrado Syngenesiae March.

Onderscheidene soorten van den Paarde-staart {^EqiU-teti fariae species). Aan dezelve is, eigen : de Aecidium equiseti D. c,

(Vergel’gk omtrent de bovenstaande planten het Vee-artsenylundig Magazijn 1*^° D. Stuk, blz- 87, in den Hoogduitschen noot, en blz. 131). Voorts valt denbsp;bedoelde beschuldiging nog op andere planten, als op :

Do verschillende soorten der Genista {Genistae va-riae species) \ waarop voorkomt ¦ de

a. nbsp;nbsp;nbsp;Dothidea genistalis fr. ;

b. nbsp;nbsp;nbsp;Sphaeria spartii nees ;

c. nbsp;nbsp;nbsp;Uredo genistae strahss ;

d. nbsp;nbsp;nbsp;Peziza pineti batsch.

De Pgnboom {Pinus) (namelijk de jonge spruiten of toppen). Men vindt quot;op dezelve: de

a. nbsp;nbsp;nbsp;Peridermium pini i.eyeii.lA ;

b. nbsp;nbsp;nbsp;Peridermium abietis march. ;

c. nbsp;nbsp;nbsp;Cenangium pinastri er.

Hetzelve wordt

Het Dekriet (Arundo phragmiles),

besmet door : de

a.

b.

c.

d.

e.

f. g-

Fuccinia graminis, d. c- ;

Uredo inconstans march. ;

•^iphitomorpha communis wallr,

^^ziza arundinis er. ,

Pnccinia arundinariae schwnz. ;

Uredo


^pbaeria arundinacea sow.;

arundinis opiTZ ;

h. quot;Kylorna arundinacearum r. c,;

-ocr page 60-

340

althans in velé streken, eene aanmerkelijke overeen-kötosthebben met die des railtvuurs. Hiertoe kunnen bijv, gebragt worden; de eigenschap van sommigenbsp;weiden, waarop de ziekte meer of min bestendig alle

i, Hysterium arundinaceum scbuad. ; k. Vanhallia cerealh mahch.

Verschillende soorten van Distels (Cardui vctriae species) f waarop menigvuldig wordt waargenomen: denbsp;Uredo syngenesiae march.

De gevlekte Scheerling [Conium maculatum), de bedwelmende Tuinscheerling [Aethusa cynapium), het Pijpkruid (Cfiaerophyllum sylvestfe). Al deze planten verklagen de volgende cryptogamen, als; de a, Bullaria umhelUferarum D. c.;nbsp;h, Puccinia umbelliferarum n, c. ;nbsp;c. Vredo Cynapii d, c, ;

Verschillende soorten van Patich' of Wilde Zuring [Rumicis variae species). Deze brengen voort: de

a. nbsp;nbsp;nbsp;Pucciniola rumicis March. ;

b. nbsp;nbsp;nbsp;Xyloma rumicis ktjnz. ;

c. nbsp;nbsp;nbsp;Accidium ruhellum gmel. 5

d. nbsp;nbsp;nbsp;Aecidium grossulariae n. c. var. rumicis ;

e. nbsp;nbsp;nbsp;Puccinia fiosculosorum. roehl.

De Moeras - iedaw [^Ledum palustre). Hierop ontstaat de;

Phacidium ledi schmidt.

De regt opstaande Bosch-wijngaard {Clematis erecta)-Deze geeft geboorte aan: de

Aecidium clematitis D. c.

De gemeene Tormentil {Tormentilla erecta). Op dezelve worden aangetroffen: de

a. nbsp;nbsp;nbsp;Pothidca potentillae FR. ;

b. nbsp;nbsp;nbsp;Puccinia obtusa roehl. ;

c. nbsp;nbsp;nbsp;Puccinia potentillarum MARCji. 5nbsp;d' Uredo potentillarum n- c.

-ocr page 61-

S41

jaren voorkomt, en dat deze kan worden voorgekomen, indien men, gedurende een zekeren tijd, de Runderen uit de verdachte weiden verwijdert;nbsp;dat zij ook somwijlen op de stallen ontstaat, innbsp;dien de beesten met het hooi gevoederd worden,nbsp;dat van zulke weiden gewonnen is, waarop hetnbsp;bloedpissen pleegt te worden voortgebragt; datnbsp;de epizoötie een onregelmatigen en afgebrokennbsp;gang houdt; dat zij door eene ontstekingwerendenbsp;geneeswijze en tijdige aderlatingen het best wordtnbsp;overwonnen, en door de laatsten, vroegtijdig innbsp;het werk gesteld, zoo niet altijd,althans dikwijls,nbsp;kan worden vooi’gekomen.

Voorts bewijzen ook genoegzaam de ziekelijke veranderingen , welke in de lijken der, aan dezenbsp;ziekte gestorvene, dieren gevonden worden, datnbsp;het scherp wei’kende beginsel niet alleen de pis-Werktuigen aandoet, waardoor een vermeerderdenbsp;aandrang van bloed naar de nieren, en eene doorlating van hetzelve door de fijne vaten {anastomosis pathologica) wordt veroorzaakt. Er wordtnbsp;eene hevige ontsteking voorgebragt, niet alleen vannbsp;deze werktuigen, maar tevens van die der spijsvertering, waarop het scherpe beginsel onmidde-^^jk werkt. Dit blijkt zoo wel uit de toevallen,nbsp;Waarmede de bloedsontlasting door de piswegennbsp;en ook somwijlen door de tepels, dikwijls vannbsp;het eerste begin, gepaard gaat, als daar zijn:nbsp;verstopping van den afgang, somwijlen ook doorloop en uitwerping van bloed door den endeldarm (het ruggebloed), als uit het versterf, waar-

-ocr page 62-

342

door de bulks-iagewandea, namelijk de darmen, dé draagzak en eijernesten, enz., even als de’nie-ren zelve, aangedaan worden bevonden. Dezenbsp;ontsteking en het versterf strekken zich niet zeldennbsp;mede tot de lever uit, zijnde ook de galblaasnbsp;veeltijds met eene dunne gal sterk opgevuld, ter.nbsp;wijl ook de milt iu eene ziekelijke, ontbondene,nbsp;gesteldheid verkeert. Ja niet zelden deelen ooknbsp;de borst-organén , als de longen, het hart en denbsp;groote vaten in den algemenen ontstekings-toe-stand (1).

1

De gevoelens van eenige fransche Vee-artsenij-kundigen komen, in dit opzigt, met de onze overeen. Men zie hieromtrent de verhandeling van den Heernbsp;CATiiTES ainé = maladie des bêtes A laine, nomméenbsp;vulgairement Ie pisse-sang, observée dans Ie Cantonnbsp;de Ginestas, Departement de l’Aude, in het Journalnbsp;de Médecine Vétérinaire, 1827. p. 22, alsmede vannbsp;den Uoogleeraar dupüij, Directeur der Koninklqkenbsp;Vee-artsenijschool, te Toulouse: Note sur la maladienbsp;des Moutons, nommée Ie pisse-sang, pag. 67; voorts:nbsp;Rapport A Monsieur Ie Préfet du Departement desnbsp;Pyréiiées Orientates, touchant la moi'talité ^ qui seoitnbsp;sur les bêtes A laine des environs de Perpignan, innbsp;het Journal de Médecine Vétérinaire, 1828. p. 287.

üitdeze verhandelingen blqkt ten duidelijkste, dat bij de Schapen, door het bloedpissenaangedaan, ziektekundigenbsp;veranderingen worden waargenomen, welke overeen-Ttomen met die , welke aan de anthrax-ü.svéA^,e ziektennbsp;(maladies charbonneuses) eigen zijn. De Hoogleeraarnbsp;Buroil beschouwt de ziekten , welke onder den naamnbsp;van het bloedpissen, {pisse-sang, maladie da Sologne)

-ocr page 63-

343

Uit dit alles alzoo zal mét veel grond mogen worden afgeleid, dat als oorzaak van den viictusnbsp;en het miltvuur {sang de rate) , bij het wolvee voorkomen , als zgnde van genoegzaam denzelfden aard , of althans eene groote overeenkomst met elkander hebbende. —nbsp;Dezelve worden door hem toegeschreven aan den invloednbsp;der ongezonde dampen , welke , uit de , zich in hetnbsp;Arrondissement Perpignan, bevindende, moerassen ennbsp;stilstaande wateren , ontwikkeld worden. Door geneesmiddelen is men, uit hoofde der hevigheid , waarmede denbsp;ziekte aantast, niet in staat het bloedpissen voor tenbsp;komen of te herstellen, Mogelijk zou de kina, wegensnbsp;de overeenkomst, welke aan deze ziekte met de kwaadaardige tusschenpoozende koortsen van den menschnbsp;Wordt toegekend, nuttig kunnen zijn; doch dezelve is tenbsp;kostbaar. Het eeuige middel, door hetwelk men , naar het

oordeel van den Heer Dupoii, in staat is^, om de ziekte, die

meermalen de grootste verwoestingen onder de schapen, in de gemelde streken , te weegbrengt, te verhoeden ,nbsp;kan daarin bestaan, dat men de kudden tijdig naar andere , hoogere, streken doet verhuizen, hetwelk dus doornbsp;hem wordt aangeraden. Door gemelden Hoogleeraar wordt,nbsp;hg de overweging der oorzaken^ mede wel gedacht aan verquot;nbsp;giftige planten , doch hg meent het ontstaan der ziekte uitnbsp;ket etenderzelve door de Schapen niet tekunnen verklaren :nbsp;Wordende voorts ook niet onopgemerkt gelaten, dat, voli-gcns de getuigenis der landlieden , op denzelfden tijd , datnbsp;de bedoelde ziekte, te Perpignan , in 1828 , onder denbsp;schapen heerschte , de graan-gewassen door den roestnbsp;{ronitle) .^^aren aangedaan, welke ziekte, zoo als hijnbsp;zégt, bestaat in een’ paddestoel, die zich, onder eenenbsp;warme en vochtige wèersgestéldheid, op de halmen ennbsp;bladen van het gewas ontwikkelt, en deszelfs stof zeernbsp;schielijk en in groote hoeveelheid verspreidt.

-ocr page 64-

344

cruentus een scherp en hevig beginsel zal moeten worden beschuldigd, waarvan de uitwerking de

Sedert eenige jaren, dat, in deze streken, het bloed-pissen onder de schapen heeft geheerscht, hebben er, juist op denzelfden tgd, zware en kwaadaardige tus-schenpoozende koortsen , onder de menschen, plaatsnbsp;gehad, en hq is dus van oordeel, dat deze ziekte vannbsp;de planten, der dieren, en van den mensch aan eenenbsp;gemeenschappelijke oorzaak moet worden toegeschreven, doch hij gewaagt niet van de schadelijke uitwerking, welke de roest, (die trouwens, wanneer dezelvenbsp;op de graan-gewassen voorkomt, ook algemeen opnbsp;andere voederstoffen aanwezig is), op het dierlgknbsp;ligchaam kan uitoefenen.

Hoe zeer nu ons het gevoelen aannemelijk voorkomt, idat het bloedpissen, zoo als deze ziekte , in de gemeldenbsp;.streken, als eene landziekte, schijnt te bestaan, moetnbsp;worden beschouwd als van een hevig ontstekingachtigennbsp;aard te zqn, en dat dezelve inderdaad eene grootenbsp;overeenkomst heeft met het, aldus genoemde ^ miltbloednbsp;of miltvuur, zoo kunnen wij ons veel minder vereenigennbsp;met zqne meening, dat ook het ongans {la pourriture)nbsp;der schapen met deze bloedziekte voor eene en dezelfdenbsp;ongesteldheid zou moeten worden gehouden. Veeleernbsp;trouwens ontstaan niet alleen beide uit verschillendenbsp;oorzaken en invloeden, maar bezitten ook deze ziektennbsp;onderscheidene verschijnselen; zij hebben derzelver eigen beloop, en vorderen eene geheel bijzondere geneeswijze* Men leze de beoordeeling dezer theorie vannbsp;den Hoogleeraar dupüii in het Recueil de Médecinenbsp;Vétérinaire, Tom. VI* p- 207.

Het verband intusschen, waarop deHeer düppij , ten aanzien van de gelijktijdigheid der bedoelde ziekte en-

-ocr page 65-

345

grootste overeenkomst heeft met vele dier ont-steklngs-ziekten , welke de onderwerpen van deze en onze vroegere verhandelingen uilma-ken. Te regt werd dit beginsel, reeds doornbsp;mijnen genoemden hooggeachten leermeester dries-SEüf, een waar gift genoemd, hoezeer hij nietnbsp;op het denkbeeld gekomen is, om hetzelve innbsp;oenig cryptogamisch bederf der verdachte plantennbsp;te zoeken, waaraan wij thans meenen met grondnbsp;deze en vele andere hevige ontstekings-zlektennbsp;te mogen toekennen. — Het blijft voor verderenbsp;naspoiingen bewaard dit nader te bevestigen, alsmede te bepalen, welke dezer wezens deze ennbsp;gene verschillende vormen van dezelve vóórtbrengen , en onder welke omstandigheden zij ditnbsp;bepaaldelijk vermogen te doen.

Sedert bet verschijnen van het eerste stuk van dit deel des Magazijns, heb ik de inededeelingnbsp;ontvangen van een nieuw gevoelen, hetwelk denbsp;Heer D''. leveillé , te Parijs, heeft bekend gemaakt, ten aanzien van den aard der spoor of vannbsp;liet moeder-koorn {sclerotium clavus) (vergelijk blz.

in dén noot). Hij beschouwt dezelve als tezamengesteld uit het niet bevruchte, ennbsp;geheel ontaarde, vruchtbeginsel, en eene nieuwe

der de schapen , en der kwaadaardige tusschenpoozende ®n aflatende koortsen bij den mensch, opmerkzaamnbsp;2eer belangrqk. Ik meen den lezer te mogennbsp;wr,zen op hetgeen, ook door mij, nopens dit onder-werp, op bladzgde 77, is aangemerkt-

-ocr page 66-

346

soort van zwam, welke hij sphacelia segetum noemt, ea op den top van het ontaarde vruchtbeginsel geplaatst is. De Heer marchand geeftnbsp;thans ook aan dit gevoelen de voorkeur bovennbsp;alle anderen, daar hij zelf deze cryptogaam opnbsp;den top der spoor ontwikkeld heeft gezien. Denbsp;korrel bezit, volgens hem, in dezen staat, geenenbsp;klem. De spoor draagt nog de kenmerken vannbsp;haren oorsprong in eene langwerpige sleuf, langsnbsp;derzelver verlengde , rolronde , gedaante loopende,nbsp;welke in het midden verdikt is. Deze beschouwing van nEVEiLLÉ wordt ook aangenomen doornbsp;EDWARDS en VAVASSEUR , in hun werk; Manuel denbsp;matière médicale, nouvelle edition, public parnbsp;COMET, Bruxelles 1828. Ergot ou seigle ergotê,nbsp;p. 241 et 242.

Bij de reeds vermelde schadelijke eigenschappen van sommige cryptogameu kunnen nog de waarnemingen worden gevoegd van D'. roülin,nbsp;welke hij in eene verhandeling heeft voorgedragen , aan de Academie der JVetenschappen: overnbsp;de spoor van het turksch koorn en derzelver uit werking op den mensch en de dieren. (De l'ergotnbsp;du maïs, et de ses effets sur Vhomme et les ani-maux). Men vindt hiervan een kort uittreksel innbsp;de Bijdragen tot de Natuurkundige Wetenschappen , D. IV. N°. IV- fVetenschappelijke berigten,nbsp;blz. 203, Nquot;. 308, en in het Recueil de Médecinenbsp;Vétérinaire Tom. IV. iVquot;. 68.

De Heer roülin heeft deze ziekte van het turksch kooru of der maïs waargenomen, gedu-

-ocr page 67-

347

rende zijn verblijf in Amerika, en merkt aan , dat de uitwerkingen, welke uit deszelfs gebruiknbsp;voortvloeijen, in eenige opzigten, aanmerkelijknbsp;verschillen van die, welke door de spoor dernbsp;rogge worden voortgebragt. Menscben, die ernbsp;van eten, ondervinden , dat bun het baar ennbsp;somwijlen de tanden uitvallen. Bij de varkensnbsp;Veroorzaakt dezelve, binnen weinige dagen, hetnbsp;¦uitvallen der borstels; vervolgens teren de achterste ledematen uit. De mull-ezels verliezen ernbsp;het haar door, somwijlen zelfs de hoeven, ennbsp;de beenen zwellen. Worden met zoodanige maïsnbsp;hoenders gevoederd, zoo leggen dezelve eijeren ,nbsp;Welke van de aardachtige schaal ontbloot zijn.nbsp;Al de dieren, die hetzelve eten, ondervinden ernbsp;zeer spoedig de nadeelige uitwerkingen van, ennbsp;inzonderheid dan, wanneer dit graan nog nietnbsp;tot deszelfs volkomene rijpheid is gekomen. Herten, Apen, en Honden, die aldaar te huls hooren,nbsp;Papagaijen, en andere graan-etende vogels vallen,nbsp;quot;Wanneer zij van deze wa’w-spoor gegeten hebben , als dronken, midden in het veld, neder ennbsp;blijven dood liggen. Hetgeen voorts genoegzaamnbsp;bewijst, dat al deze verschijnselen de uitwerkingen zijn van het eten der spoor, is de waarneming, dat de muil-ezels, welke zoo zeer aangedaan zijn , dat dezelve voor het gebruik ongeschikt zijn geworden, herstellen, wanneer zij naarnbsp;afgelegene streken worden gebragt, in welden, dienbsp;ver van alle woningen zijn verwijderd, alwaar zij beveiligd zijn voor de schadelijke invloeden, die de ziekte

-ocr page 68-

348

hebben voortgebragt, De voeten krijgen als dan de hoeven terug, terwijl het ligchaam wederomnbsp;met haar bedekt, en de gezondheid geheel hersteld wordt, en zulks door geene andere hulp,nbsp;dan die der eenvoudige natuur.

Een groot verschil tusschende toevallen, welke, door het eten der rogge- en »iai's-spoor, wordennbsp;voortgebragt, bestaat daarin, dat deze laatste bijzonder schijnt te werken op de hoornachtige ligchaaras-deelen {systhema corneunC), en dat dezelve nimmernbsp;versterf der ledematen, noch kramp- of stuipachtige aandoeningen te weeg brengt. De Heer roulin be-rigt insgelijks, dat ditzelfde, zoo gevaarlijke, graannbsp;een zeer goed voedsel kan worden, wanneer hetnbsp;van de plaats, alwaar het wordt ingeoogst, naarnbsp;eene verwijderde streek wordt vervoerd, inzonderheid, indien het door de noordelijke gewestennbsp;van Paramos wordt overgehragt.

Indien wij hier de theorie van laveillé , zullen mogen aannemen, dat het schadelijke begin» sel niet moet gezocht worden in de ontaardenbsp;graan-korrel, maar in de ci-yptogaam, namelijknbsp;de sphacelia segetum, die op dezelve huisvest,nbsp;dan zal men met veel grond de, zoo verschillende, uitwerking der maïs daaruit kunnen verklaren, dat dit woeker-voortbrengsel verlorennbsp;gaat, hetzij door de aanhoudende beweging, welkenbsp;het graan op de reis ondervindt, of door denbsp;strenge koude. Ook ten aanzien der spoór-rogge verdient deze zaak eene nadere oplettenheid,nbsp;daar trouwens in de bedoelde omstaudighéden

-ocr page 69-

349

zeer wel de reden kan gelegen zijn van het aanmerkelijk verschil der uitwerking, welke men van dezelve heeft waargenomen (1).

Daar vooris de sphacelia segetum niet alleen op de rogge , maar tevens op zeer vele anderenbsp;grassoorten , en zelfs op de bloem-bies {juncus)nbsp;en cyperbies {carex) (-(¦) voorkomt, vinden wij

1

Uit hoofde van het opwekkend vermogen , hetvTelk de spoor of het muederkoorn op den draagzak uitoefent, is het niet onwaarschijnJijk, dat hetzelve ook bijnbsp;de dieren tot liet vroegtijdig afzetten der vruchten aanleiding kan geven. Zie de Medicinisch-Chirurgische Zei-tung, 27 April 1829,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;1195 Veler die Natur und die

medicinische Eigenschaften des Mutterhorns , VON i. o. osuF.RE, M- D., uit The Philadelphia Journal of thenbsp;medical and physical sciences, alwaar men tevensnbsp;vindt medegedeeld, dat de Amerikaansche troepen , innbsp;den laatsten oorlog tegen Engeland , door het eten vannbsp;brood, dat uit zoodanig meel was gebakken, hetwelknbsp;met het moederkoorn verontreinigd was, algemeen doornbsp;doorloop en persloop werden aangedaan- Zoodra denbsp;troepen brood verkregen, dat uit deugdzaam meel bereidnbsp;was, hielden de ziekten op, doch dezelve kwamennbsp;terug, toen zij op nieuw brood ontvingen, gebakkennbsp;uit meel, onder hetwelk men moederkoorn had gemengd.

(f) Zie de mededeellngen hieromtrent, door den Heer i,. makchand , in de Bgdragen tot de Natuurkundige Wetenschappen van de Heeren h- c- vannbsp;hai,l, W- VROLIK, en o. i. mulder, D. V- N®- 1.nbsp;Wetenschappelijke berigten, hlz, 2o5- en D- V- bliz.nbsp;60 eu verv- Wij vleijen ons, dat de Heer marchAnd,nbsp;wien ik verzocht heb rgne oplettenheid op dit stuk

-ocr page 70-

350

hier een nieuw voorwerp van onderzoek, in hoe ver deze cryptogaam. aanleiding kan geven totnbsp;sommige ziekten van het vee, welke met het uitvallen van het haar, het verlies der klaauwen ennbsp;hoeven gepaard gaan, hoedanige ook hij ons nietnbsp;zelden worden waargenomen. Zoo zien wij, datnbsp;hij de zoogenaamde blaar-ziekte of het loopendenbsp;Tuur, het witte haar, hij het Rundvee , algemeennbsp;verloren gaat. Bij het mondzeer of de spruw-ziekte vallen de klaauwen en hoeven niet zeldennbsp;af, om niet te spreken, dat hetzelfde plaats heeft hijnbsp;het klaauw-zeer ofrot-^reMj9eZ,waaraanlnzonderheldnbsp;het schaap zeer algemeen onderhevig is. Ofschoonnbsp;men intusschen ook voor deze ziekte nog geene bepaalde oorzaak kent, zou ik voor als nog te vernbsp;gaan, indien ik dezelve stellig aan den invloed vannbsp;eenlg cryptogamisch hederf des voedsels wilde toeschrijven, hoezeer ik niet ontkennen wil, dat ooknbsp;hier deszelfs schadelijkheid hij mij niet hulten verdenking hlijft.

Yoor korten tijd, werd mij de volgende belangrijke mededeeling bekend, door een Heer van de Kaap de Goede Hoop , welke tot het onderhavigenbsp;onderwerp betrekking heeft, en dus alhier dernbsp;verder te willen vestigen, zijne belangrijlte nasporiugennbsp;niet nieuwe, ten behoeve der Vee-artsenijkunde, zalnbsp;verrijken. Hij is voornemens een werkje uittegeven,nbsp;waarin de ziekten van de verschillende deelen dernbsp;planten worden behandeld, met betrekking tot dennbsp;invloed, welke deze kunnen hebben op de onderscheidene voeder-sioffen.

-ocr page 71-

351

vermelding niet onwaardig mag worden geacht. Sedert ongeveer het jaar 1819 tot 1828, wasnbsp;het koorn , in de omstreken der Kaapstad, zeernbsp;sterk door den roest aangetast, zoodat zelfs denbsp;graankorrels er zeer bros , zwart en ligt, doornbsp;werden. .— Het stroo van deze graan-gewassen,nbsp;aldaar de beesten tot voedsel dienende, bragtnbsp;bij dezelve dikwijls kwaadaardige ziekten voort,nbsp;zoodat bij de ossen vooral de tong begon tenbsp;zwellen, en een leelijk aanzien had, terwijl ev veelnbsp;speeksel uit den mond vloeide. Bij de koeijennbsp;ontstond het klaauw-zeer, waarbij de hoeven afvielen , en Avaaraan de dieren stierven, terwijl ernbsp;nog anderen waren, die, op eene andere wijzenbsp;ziekclijk aangedaan, plotseling overleden. Hetnbsp;schijnt, dat men hier aan het miltvuur, hetnbsp;klaauw-zeer en het viond-zeer te denken hebbe.nbsp;Het mond-zeer, zeg ik, omdat, volgens het ontvangen berlgt, van de ossen, die door de ziektenbsp;den mond waren aangedaan, slechts weinigenbsp;stierven, daar, zoo als men weet, bij de eigen»nbsp;^^jke tongblaar , meestal het tegenovergesteldenbsp;plaats heeft, welke van een meer kwaadaardigenbsp;natuur is. Zal men niet met veel waarschijnlijk-held mogen aannemen, dat de drie gemelde ziekten hier door dezelfde oorzaak zijn voortgebragt,nbsp;namelijk door de uredo inconstans, var. grami^nbsp;^icola, et var. semcnicola mabch.? Zoo men ditnbsp;niogt kunnen aannemen, zou hierdoor niet alleennbsp;de nadeelige Invloed dezer cryptogamcn op nieuwnbsp;bevestigd worden, maar ook dit tot een bewijsnbsp;H. D. II. St.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;23

-ocr page 72-

362

kunnen dienen voor de overeenkomst van den aard dezer ziekte-vormen. Of zich ook de spoornbsp;in de aren had ontwikkeld, hiervan wist mennbsp;niets stelligs te zeggen.

Eindelijk voeg ik hier hij, dat in het werkje van E. viborg: Anleitung zur Erziehung undnbsp;Benutzung des Schweins, Copenhagen 1806, s.nbsp;73 melding wordt gemaakt van de schadelijkenbsp;eigenscbappen, welke, volgens de waarnemingennbsp;van den beroemden ïacqoin den zoon, zekere cryp-togaam, met name de sclerotium fasciculatumnbsp;Schumacheri, huisvestende op de bladen van dennbsp;eikenboom, zou bezitten voor de Varkens, inzonderheid zoo lang deze jong zijn. Hij zegt,nbsp;dat deze woekeraar een wezenlijk vergif voornbsp;dezelve is, wanneer zij de afgevallene bladennbsp;eten.

II

-ocr page 73-

WAARNEMINGEN

omirbhi hei

ONVERMOGEN DER KOEIJEN, OM OP TE STAAN,

KA HET AFK.ALVEN. {PARALYSIS LÜSIBALIS)', DOOR

B. J. C. REINDERS, Vee-arts der eerste

klasse, te zalt-bommel , in de Provincie

GELDERLAND.

Onder de sporadische ziekten, waardoor het Rnnd wordt aangedaan, verdient die, waaraannbsp;de koeijen, kort vóór of na de verlossing, onderhevig zijn, en in het onvermogen bestaat, omnbsp;op te kunnen staan, vooral onze aandacht. Mennbsp;bestempelt deze ziekte doorgaans met den naamnbsp;Van het liggen blijven der koeijen bij het af kal-'Varen, of noemt haar ook wel de kalver~ziekte.nbsp;Dezelve komt hier in de lage en meer vochtigenbsp;dan drooge streken niet zelden voor, en heeftnbsp;den dood van menig schoon stuk Rundvee,nbsp;Vooral in het warme jaarsaisoen, ten gevolge. De-ze ziekte wordt zoo wel bij jongere als ouderenbsp;Zelfdragende koeijen waargenomen, en kan geenszins gerekend worden het gevolg te zijn eenernbsp;nioeijelijke of tegennatuurlijke verlossing, daarnbsp;even zeer na zeer natuurlijke en gemakkelijkenbsp;als na zwaardere haringen volgt. Dezelve schijntnbsp;•nmiddels bij voorkeur bij die Koeijen voor te

23*

-ocr page 74-

354

komen, welke zich door welgevoedheid, doch vooral door vetheid, onderscheiden.

De verschijnselen, welke hij dezelve Worden waargenomen, loopen wel meer of min uit een,nbsp;doch het hoofd-kenmerk, namelijk het onvermogen om van achteren te kunnen opstaan, heeftnbsp;bij allen plaats (1), terwijl de overige toevallen afhangen van de verschillende llgchaams-gesteldheid der dieren, en andere bijkomendenbsp;omstandigheden.

Sommige Koeijen liggen geheel stil, zonder bijna teekenen van leven te vcrtoonen, met dennbsp;kop regt uit, of ook somwijlen op een dernbsp;schouders terug geslagen; andere zijn onrustig,nbsp;slaan met den kop, en de voorpooten, ensleeiiennbsp;aanhoudend. Bij de meesten is de eetlust bijna,nbsp;en de herkaauwing geheel, opgehouden. Eenigennbsp;zijn dorstig, doch anderen wederom niet, en

1

Ofschoon, Lij de ontsteking van den draagzak [metritis finjiammatio uteri), bij de zoogenaamde moêr-ziekte, de melk-verplaatsing of kraainkoorts [febrisnbsp;puerperalis eaccarum), en andere ziekten der kalvendenbsp;Koeijen, deze ook, hetzij uit zwakheid, of om hetnbsp;ligchaam gemak te verschaffen, liggen blijven, zoonbsp;bedoel ik hier de kalver-ziekte, waarbij de eenigenbsp;oorzaak van niet te kunnen opstaan moet gezocht worden in eene tegennatuurlijke gesteldheid des rugge-mergs, ten gevolge eener voorafgegane ontsteking innbsp;dit deel, of van deszelfs vliezen , en Waarvan de verlamming van het achterstel het onmiddelijk gevolg is,nbsp;en het hoofdverschijnsel uitmaakt-

-ocr page 75-

355

geven dan mindei’e teekenen van koorts te kennen. Bij ver Bet grootste getal is de afgang hard, zwartachtig, en wordt spaarzaam ontlast, doch,nbsp;in enkele gevallen, behouden de meststoffen der-zelver natuurlijke hoedanigheid. De pols is meestnbsp;vol, en hard, en de hartslag duidelijk voelbaar;nbsp;de ademhaling algemeen versneld; de oogen staannbsp;hij sommige beesten sti’ak en zijn bijna onbe-W'eeglijk. Bij allen schiet de melk in den beginne goed in den uijer. Somwijlen heelt er eeuenbsp;plaatselijke zwelling van het een of ander gedeelte der achterbeenen plaats.

Wij meenen de oorzaak dezer eigene verlamming te moeten zoeken in eene ziekelijke gesteldheid des ruggemergs, en wel inzonderheid van dat gedeelte, hetwelk in de holligheid dernbsp;lenden- en helligheens-werveleu bevat is, waaruit de zenuwen der achterste ledematen voortkomen. Het voorstel des ligchaams schijnt nimmer of althans zeldzaam in dit onvermogen tenbsp;deelen, daar de dieren veelal nog pogingen aanwenden om van voren op te staan, hetwelknbsp;hun echter, uit hoofde der krachteloosheid vannbsp;het achterstel, niet mogelijk Is. Naar alle waarschijnlijkheid heeft er vooraf een meer of mlnnbsp;hevige trap van ontsteking in het ruggemerg afnbsp;deszelfs vliezen plaats. Men vindt na den doodnbsp;dan eens het ruggemerg met zwarte of roodenbsp;punten of stippen bezet, somwijlen geheel of gedeeltelijk opgelost, zoodat slechts de omhullendenbsp;vliezen aanwezig zijn , verschillende zulks ech-

-ocr page 76-

356

ter naar den tijd, welken de ziekte heeft geduurd O-

(*) Dat eene ziekelijke gesteldheid of verweeking van het ruggemerg als de meest gewone inwendige oorzaak moet worden beschouwd der verlammingen vannbsp;de achter-deelen des ligchaams bij de Huisdieren,nbsp;wordt, behalve door de waarnemingen, welke wij daaromtrent aan de Vee-artsenijschool hebben verkregen,nbsp;ook door die van anderen bevestigd. Belangrijk zijnnbsp;de nasporingen, welke te dezen aanzien, in de laatstenbsp;jaren, zoo door de Uransche als Duitsche Vee-artseng-kundigen, zijn in het werk gesteld en medegedeeld.nbsp;De volgende schriften kunnen over dit onderwerp metnbsp;nut worden geraadpleegd, als; oniViEn, Sur urieparor-lysie des membres pelviens sur uti mulet de trait, innbsp;het Journal Pratique de Jtlédecine Vétérinaire etc.nbsp;3826, p- 148; p. B. GELLÉ, De la metrite aigue, onnbsp;inflammation de l’uterus dans les vaclies, in hetzelfdenbsp;tijdschrift, p. 46g; dupuij , Sur üne alteration de lanbsp;moëlle epinière dans üne vache, in hetzelfde tijdschrift, p. 525; Dezelfde, Altérations de la moèlle epi..nbsp;iiière, iu hetzelfde tijdschrift, 1829, p. 82; cotjlbaux,nbsp;Observation sur une paralysie dés membres abdominaux,nbsp;observée sur un cheval, in het Recueil de Médecinenbsp;Vétérinaire, Tom. I. p* 43i, berger, Observationsnbsp;de paraplégie sur deux moutons, ia hetzelfde tijdschrift, 7'om. VIgt; p* 6i5., BOTJEElï, Des maladies denbsp;la moëlle epinière et des ses enveloppes, chez Ie cheval, in hetzelfde tijdschrift, i83o; w. mecke, Kreitsnbsp;Thierarzt zu Newied; Ueber das Verhalten des Ge-hirns und Rucbenmarhes und deren functionen beynbsp;einige Krankheiten der Hausthiere, in het leutsckenbsp;Zeitschrift für die gesammte Thierheilkunde von D’’.

-ocr page 77-

357

Het is moeijelijk te bepalen, welke aanleidende oorzaken tot het ontstaan dezer ziekte kunnennbsp;medewerken. De vetheid schijnt de voorbeschikt-heid te vermeerderen. Eene warme weersgesteldheid maakt de ziekte, volgens mijne ondervinding , gevaarlijker dan eene koudere. Dezelvenbsp;ontstaat , zoo als gezegd is, zoowel na gemakkelijke als moeijelijke verlossingen; doch zij wordtnbsp;alhier meer waargenomen bij Koeijen, die opnbsp;lage en vochtige dan op hooge en drooge gronden worden geweld. Hieruit schijnt dus te volgen, dat, in het algemeen, verzwakkende Invloeden den grondslag leggen tot deze verlamming.

Ik heb opgemerkt, dat de ziekte minder doodelijk is bij die Koeijen, welke weinige bewegingen maken, dan bij die gene, welke zich zeer onrustig gedragen. Voorts heb ik meermalen ondervonden, dat het nadeellg is en de her-ïoHANN' DAVID BUSCH Erstei' Bandy istes, stes undnbsp;3tes Heft, Marburg 1829. Daar deze verhandelingnbsp;omtrent dit onderwerp belangrijk is, zullen wij dezelvenbsp;in het volgende deel van dit Magazijn opnemen. Innbsp;bet werk van den Heer o. p. olivier , zijnde eene,nbsp;door de Academie der G-eneeskunde , te Harseille , bekroonde prijsverhandeling, getiteld: Traité sur lanbsp;moëlle epinière et des ses maladies, Paris 1827, worden de ziekten des ruggemergs van den mensch behandeld. Daar deze, in vele opzigten, eene aanmerkelijkenbsp;overeenkomst met die der dieren hebben , kunnen denbsp;vergelijkende waarnemingen en beschouwingen dienennbsp;Om derzelver waren aard te leeren kennen.

-ocr page 78-

358

stelling vertraagt, wanneer men de dieren tot opstaan noodzaakt, daar zulks de zwakheid vermeerdert , terwijl zij toch niet kunnen staan: gaande voorts de pogingen, om hen op de bee-nen te krijgen, altijd met veel moeite gepaard.nbsp;Men kan de dieren nogtans nu en dan omleggen , als er vrees bestaat, dat zij zich zullennbsp;dooi’liggen.

Bij een getal van 15 Runderen, door deze ziekte aangedaan, en door mij behandeld, zoonbsp;in den Zomer als in den Winter van 1829, hebnbsp;ik van de aanwending der braaknoot {nux vomica^nbsp;met eenige andere bijvoegsels, een vrij gelukkignbsp;gevolg ondervonden. Van dezelve werden tiennbsp;beesten hersteld, terwijl bij drie van de vijf, dienbsp;gestorven zijn, de ziekte reeds te ver gevorderdnbsp;Was. Zij overleden reeds twee of drie uren nanbsp;de toediening der eerste geneesmiddelen ; denbsp;twee anderen stierven op den tweeden dag, nadat ik dezelve had behandeld.

Wordt de ziekte aan zich zelve overgelaten, zoo eindigt zij bijna altijd in den dood, en dezelve duurt dan van twee tot acht dagen, somwijlen ook wel langer; doch de meesten stervennbsp;op den vijfden of zesden dag.

Ik geef de braaknoot in poeder, van 15 tot 20 greinen, en herhaal deze gift drie malennbsp;daags. Dezelve wordt nu eens met het poedernbsp;van den gentiaan- of valeriaan-wortel, somwijlennbsp;ook met het wonderzout vereenigd, naar dennbsp;meer of minder duidelijken ontstekings-toestand,

-ocr page 79-

359

welke er mede kan gepaard gaan. Later heb ik nog de beste uitwerking ondervonden van dezelfdenbsp;hoeveelheid braaknoot, drie malen daags , in eennbsp;goed slijmig afkooksel van lijnzaad gegeven, metnbsp;bijvoeging van een half lood verzoeten salpeter-geest {spir. nitr. dulcis). Hierbij wordt niet verzuimd den rug en het kruis te wasschen met gelijke deelen brandeivijn en genever, terwijl aannbsp;iedere dije een wrang^vortel wordt gestoken.

De Koeijen, welke eenmaal door de ziekte zijn aangetast geweest, krijgen dezelve vervolgensnbsp;ligtelijk terug, en zij wordt dan doorgaans veelnbsp;gevaarlijker. Een eigenaar verhaalde mij, dat hij,nbsp;in drie achtereenvolgende winters, drie Koeijennbsp;aan deze ziekte had verloren, namelijk de moeder en twee van hare afstammelingen, terwijl eenenbsp;derde zuster, nu door dezelve aangedaan, welkenbsp;aan mijne gemelde behandeling werd onderworpen, gelukkig herstelde. Dit geeft aanleiding totnbsp;de veronderstelling, dat er eene erfelijke voor-beschiktheid kan plaats hebben.

Bij twee Plunderen werden, na de toediening der braaknoot, trillingen en schokken in het achterstel waargenomen.

Ik heb, gedurende dit voorjaar (1830), wederom eenlge gevallen der Kalver-ziekte waargenomen en op dezelfde wijze behandeld, welke hier kunnen worden bijgevoegd.

Eerste waarneming, De ziekte had plaats bij eene Koe, welke verlost was van baar negende

-ocr page 80-

360

kalf. Dezelve was vet en had een schoon aanzien. Dadelijk na het afkalven, hetwelk gemakkelijk geschiedde, was het beest onvermogend om van achteren op te staan, niettegenstaandenbsp;hetzelve daartoe herhaalde pogingen aanwendde.nbsp;Men had beproefd de Koe op de beenen te helpen , doch zij kon niet blijven staan. Ik raadde,nbsp;bij mijne komst, af deze pogingen te herhalen,nbsp;uit hoofde, zoo als Ik boven gezegd heb, datnbsp;deze vermoeijenis meer nadeel dan voordeel tenbsp;weeg brengt. De melk was goed, gelijk de landman het noemt, in den uijer geschoten. Hetnbsp;dier lag stil, doch steende , den kop regt uithoudende. De oogen stonden stijf en bijna onbeweeglijk. De hoornen en ooren vvaren koud;nbsp;de eetlust was gedeeltelijk verloren, en de herkaan wing geschiedde traag; de afgang was natuurlijk;nbsp;de pols was hard, de hartslag duidelijk voelbaar,nbsp;en de ademhaling geregeld. Het beest was pijnlijknbsp;in het kruis, hetwelk niet algemeen het geval is.

Men had vooraf niets aan de Koe bemerkt, en dezelve was, tot aan den tijd der verlossing,nbsp;zeer gezond geweest. Er kon geene oorzaak worden nagegaan, welke te beschuldigen viel , alsnbsp;deze verlamming hebbende te weeg gebragt.

Aan elke dije werd een wrang.-wortel gezet. Ik Het het kruis wasschen met gelijke deelen brandewijn en genever, terwijl, in een afkooksel vannbsp;drie ponden lijnzaad, twee drachmen poeder vannbsp;braaknoot werden toegediend, namelijk, om denbsp;vier uren , telkens een derde gedeelte. Nadat

-ocr page 81-

381

deze gift uog eens herhaald was, stond de Koe, op den derden dag, met gemak van zelve op,nbsp;en herstelde verder geheel.

Tioeede waarneming. Een tweede geval werd door mij waargenomen bij eene Koe, welke,nbsp;voor de derde maal, van twee kalveren verlostnbsp;werd, en, reeds daags voor de,verlossing , hetnbsp;vermogen om op te staan verloren had. Denbsp;verlossing was, ofschoon dezelve lang had geduurd, gemakkelijk geweest. De verschijnselennbsp;kwamen met die der vorige waarneming genoegzaam overeen. De Koe was evenwel iriet zoonbsp;wel gevoed, en de huid lag vaster op het lig-chaam, terwijl de afgang iets dunner was dannbsp;natuurlijk.

De behandeling werd geheel op dezelfde wijze ingerigt, als in het vorige geval, met dat gevolg,nbsp;dat de Koe, op den zesden dag, opstond, ennbsp;volkomen hersteld was.

Derde waarneming. Dit geval verschilde alleen in zoo ver van de eerste waarneming, dat denbsp;Koe verlost was van het zevende Kalf, terwijlnbsp;de eetlust niet zoo sterk w'as verminderd, en denbsp;meststoffen steviger waren. Ook hier werd dezelfde geneeswijze in het werk gesteld. Ik hadnbsp;ket genoegen het beest, na vier dagen, geheelnbsp;hersteld te zien.

Hoewel de eigenlijke kalver-ziekte, volgens den hierboven uitgedrukt, gedurende den laat-sten winter tot heden (April 1830), mij alhier

-ocr page 82-

niet zoo veelvuldig als iu andere jaren is voorge* komen, zoo blijven echter thans vele Koeijen ,nbsp;reeds acht, twaalf, en meerdere dagen vóór, ennbsp;ook wel na de verlossing, liggen. Deze gesteldheid heeft met de bedoelde verlamming eenigenbsp;gelijkheid; doch het onvermogen om te kunnennbsp;staan vloeit hier uit een algemeenen zwakheids-tóestand voort. Het hapert de dieren niet zoonbsp;zeer aan een zigtbaar gebrek in het achterstelnbsp;of kruis, maar dezelve zijn, wegens het algemeennbsp;gemis van krachten, buiten staat zich op de bee-nen te kunnen houden, of te kunnen staan ,nbsp;indien zij al worden opgeholpen. De beestennbsp;zijn voorts vermagerd; de huid zit vast op hetnbsp;ligchaam, en het haar is smerig, dof, en staatnbsp;ruig. De hoornen en ooren zijn koud. Het oognbsp;staat flaauw, meer of minder ingezonken, en denbsp;vliezen zijn bleek. De pols is zwak, en de afgang meest dun. De eetlust en herkaauwiug zijnnbsp;somwijlen verminderd, doch, in eenige gevallen,nbsp;duren deze verrigtiiigen vrij natuurlijk en zelfsnbsp;schier tot aan den dood toe voort. Hier hebben ^nbsp;over het geheel, alle verschijnselen plaats eenernbsp;algemeene llgchaams-zwakheid ; de ziekte houdtnbsp;een slependen gang, en is van een’ langeren duurnbsp;dan de kalver-ziekte, zoodat deze ziekten, waaraan het onvermogen om te kunnen staan verbonden is, door deze en nog andere kentee-kenen, en tevens door de bijzondere omstandigheden , waaronder zij plaats hebben, genoegzaam van elkander kunnen worden ondei’schelden.

-ocr page 83-

363

Het komt mij niet onbelangrijk voor bier te vermelden , dat, tegen de laatst bedoelde alge-meene zwakheid, waarvan, in den laatsten tijd,nbsp;menig stuks dragtig Vee, als een gevolg der ongunstige wêersgesteldbcid, welke op de dierennbsp;zoo hoogst nadeelig beeft gewerkt, bet slagtoffernbsp;is geworden, de volgende behandeling mij veeltijds goede diensten heeft bewezen.

De beesten werden, zoo veel mogelijk, van gezond voeder voorzien. Het koorn, dat zijnbsp;ontvingen, werd vooraf gekookt, en bet voeder,nbsp;meermalen daags, bij kleine hoeveelheden, toegediend. De ruggi’aat en het kruis werden ge-wasseben met brandetuijn, waarin spaansche zeepnbsp;was opgelost. Inwendig gaf ik het volgende poeder. ï^j. Pulv. rad. Gentian., Falerian., 'Eac~nbsp;caruni Juniperi aa Vnc. II, Fulv. Nucis Vomicae, Unc. 1. M. F. Pulv. ]N[“. VIII. s. 2 malennbsp;daags een poeder , met eene halve flesch hier.

Het zal niet kunnen ontkend worden, dat de verbetering der zwakheid, welke ik, na de aanwending van dit middel, in vele gevallen, zag volgen, niet alleen aan de hraaknoot, maar vooralnbsp;mede aan de versterkende bijvoegselen zal moeten worden toegescheven, doch het is evenminnbsp;onwaarschijnlijk , dat het eerstgemelde middel totnbsp;de herstelling heeft medegewerkt, daar de ondervinding de nuttigheid van hetzelve in de hierboven medegedeelde gevallen van verlamming reedsnbsp;^eeft bewezen.

-ocr page 84-

VERSLAG

OMTRENT DE

INENTING DER POKKEN aas SCHAPEN,

VERRIGT IN DE MAAND DECEMRER 1828; DOOR

G. KIJLSTRA L. Z., te dragten^ in

FRIESLAND.

Door de pok-ziekte, welke in het laatst van 1828, onder anderen, ook in de schaapskudde van fVijnjeterp heeft geheerscht, in staatnbsp;gesteld zijnde eenige inentingen te doen, acht iknbsp;het niet onbelangrijk daarvan de uitkomsten mede te deelen. Ik wensch mij echter alleen tenbsp;bepalen bij het geen mij eenigermate als opmerkelijk is voorgekomen, met vveglating van hetgeen overeenkomt met vroegere en duidelijke beschrijvingen (1) aangaande den loop en de ver-

1

Deze en de volgende waarnemingen verdienen te worden vergeleken met de vroegere mededeelingen , innbsp;het werkje getiteld ¦¦ Proeven en waarnemingen omtrentnbsp;de inenting der potten aan Schapen, door den Heelmeester D. H- VAN DER MEER, D'^. H. C. WEDENBACHnbsp;DB Rooir, Dr, s. ellehbeek, en D^. g, a. ramaer ,nbsp;met een vergelijkend overzigt, hiertoe betrekkelijk, ennbsp;eene voorrede, door D^ A. Nüman , Hoogleeraar aannbsp;’sRijks Vee-artsenijschool, te Utrecht-, Ie ’sGraven-hage, ter Algemeene ’sLands Drukkerij, iSaS.

JDe Redacteur-

-ocr page 85-

365

schijnselen dezer ziekte, hetzij dezelve door eene natuurlijke of kunstmatige besmetting is voort-gebragt.

Vooraf moet ik evenwel iets mededeelen teu aanzien van den toestand der kudde , tijdens iknbsp;met de inenting begonnen ben. Nadat mij hetnbsp;bestaan der ziekte onder de bedoelde kuddenbsp;bekend was geworden, en ik daarvan, op den 19nbsp;November 1828, schriftelijk kennis had gegevennbsp;aan den Heer Gouverneur, zoowel als aan denbsp;Commissie van Landbouw, dezer Provincie , begafnbsp;ik mij naar de bovengemelde plaats. De kudde,nbsp;onder welke de pok-ziekte heerschte, bestondnbsp;toen nog, volgens de opgave der eigenaren, uitnbsp;een getal van nagenoeg 410 Schapen. Ruim eennbsp;zestigtal was reeds, zoo als men mij verhaalde,nbsp;door de ziekte weggerukt. Indien ik nogtansnbsp;uit den aard der pok-ziekte , zooals zij bestond,nbsp;gedurende den tijd, dat ik dezelve te Wijnjeterpnbsp;heb gadegeslagen, mag besluiten tot hare gesteldheid vóór mijne komst aldaar, dan zal deze doo-delijkheld niet aan de schaaps-pokken alleen,nbsp;maar aan deze , in verbinding met het ongarts, moeten worden toegeschreven. Immers bleek mij,nbsp;bij het onderzoek der gestorvene Schapen, datnbsp;de meeste derzelve niet alleen door de pokken,nbsp;maar tevens door de bot-ziekte en de buikwaterzucht , waren aangedaan. Zeldzaam zag ik ooknbsp;Schapen sterven, welke aan de pokken op zichnbsp;zelve in dien hevigen trap leden, dat zij dezenbsp;ziekte niet zouden hebben kunnen doorstaan, in-

-ocr page 86-

366

dien dezelve anders volkomen gezond waren geweest; en eindelijk overleden er ook vele Schapen, zonder door de pokken aangedaan te zijn geweest,nbsp;of ook nadat zij dezelve hadden doorgestaan. —nbsp;Eene algemeene zwakheid en kwaadsappigheidnbsp;des ligchaams kon hier dus, als medewerkendenbsp;oorzaak der sterfte, niet worden ontkend.

Bij mijn eerste onderzoek bevond ik, dat de meeste, nog in leven zijnde, Schapen de pokkennbsp;hadden gehad, of nog aan dezelve leden. Hetnbsp;getal van die gene, aan welke ik geene sporennbsp;van doorgestane , of nog bestaande pokken konnbsp;waarnem’en, bedroeg 139. Van dit getal behoorden 99 aan eigenaren, die mij de inentingnbsp;wilden toestaan, terwijl 40 het eigendom warennbsp;van meer bevooroordeelde landlieden, van wienbsp;ik daartoe de toestemming niet mogt erlangen.

Het zal straks nader blijken, dat er onder de 99 , door mij ingeente, Schapen 67 geweest zijn,nbsp;welke bleken voor de werking der pokstof onvatbaar te zijn, en die dus moesten gerekendnbsp;worden de ziekte reeds te hebben doorgestaan.nbsp;Het is meer dan waarschijnlijk, dat er, ondernbsp;de 40 niet ingeente Schapen , ook een aantalnbsp;geweest is, hetwelk dezelve reeds was doorgekomen , hoewel de blijken mij daarvan niet in hetnbsp;oog zijn gevalleq. De ziekte had dus onder dezenbsp;kudde bijna uitgewoed, voor dat het mij bekendnbsp;was geworden, dat dezelve bestond.

De reden, dat het bestaan der pok-ziekte zoo lang voor mij verborgen was gebleven, was groo-

fit


-ocr page 87-

367

tendeels gelegen in de geheimhouding der landlieden, welke zoo groot was, dat men, in het nabij gelegen Heideburen, volstrekt geene kennisnbsp;droeg van de aanwezigheid der schaap's-pokkennbsp;te fVijnjeterp; deels moest dezelve ook wordennbsp;toegeschreven aan de zachtaardigheid der ziekte,nbsp;waardoor dezelve voorzeker wel acht weken onder de kudde heeft bestaan, vóórdat zulks dennbsp;herder bekend was geworden. Van achteren wistnbsp;deze ten minste zich te herinneren, dat hij,nbsp;reeds in September, Schapen had gezien, dienbsp;over het ligchaam bezet waren met roode plekjes, van welke hij- toen den aard of de betee-kenls niet kende, doch hoedanlge hij later totnbsp;pokken had zien ontwikkelen.

Hoe dit zij, voor mij was de zekerheid, dat de ziekte reeds lang onder de kudde had be-staan, niet aangenaam. Gemakkelijk toch kondenbsp;ik nu Schapen inenten, die de pok-ziekte reedsnbsp;hadden doorgestaan, waarvan de geringe sporen,nbsp;bij den zachten gang der ziekte , onder een tijdsVer-loop van meerdere weken, waren ultgewlscht.nbsp;Even ligtelijk kon ik ook Schapen inenten , welkenbsp;ï’eeds door ziekte waren besmet, vermits, gedurende al den tijd, dien dezelve reeds had ge—nbsp;heerscht, geen Schaap van de kudde was afgezonderd geworden, dan alleen een enkel,nbsp;hetwelk de kudde niet kon volgen. In beide gevallen kon de inenting, bij bevooroordeelde Heden, ia een’ ongunstig daglicht worden gesteld,nbsp;als kunnende namelijk schijnen, of niet in staatnbsp;il. D. II. Sx.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;24

-ocr page 88-

368

te zijn om de ziekte mede te deelen, of wel, dezelve, door de kunstmatige besmetting, niet tenbsp;verzachten , en dus geen voordeel te bezitten.

Aan deze zaak kon intusschen niets worden veranderd. Het eenige, wat ik kon doen,nbsp;was de landlieden opj deze omstandigheden opmerkzaam te maken, voor dat ik tot de inenting overging. Ik zou van de geheele inentingnbsp;hebben kunnen afzien, doch ik vond mij hiertoenbsp;te minder aangespoord, vermits, door derzelvernbsp;aanwending, nog eenig voordeel aan de eigenaren der Schapen kon worden toegebragt,nbsp;en ik voor mij zelven in deze proefneming belangnbsp;moest stellen.

Ik besloot echter, om geen der ingeente Schapen te doen afzonderen. Hiertoe trouwens bestond nietnbsp;alleen geene geschikte gelegenheid, maar ookgeenenbsp;dringende noodzakelijkheid. Indien , bij zoodanigenbsp;afzondering, sommige ingeente Schapen ernstignbsp;door de pok-ziekte aangedaan, of daaraan gestorven waren, ter oorzake eener bedekte, doch,nbsp;tijdens de inenting, reeds plaats gehad hebbende,nbsp;natuurlijke besmetting, dan ware gewis de heilzame kunstbewerking, hoe onverdiend ook, nognbsp;meer miskend. Bleven de ingeente Schapen zich,nbsp;te midden der overige zieken, onderscheidennbsp;door mindere ongesteldheid, dan moest het voordeel der inenting te meer in het oog vallen, hetwelk rijkelijk kon opwegen tegen eene mislukking derzelve, indien zij werd in het werk ge-

-ocr page 89-

369

steld aaa enkele Scliapen, die de ziekte reeds door natuurlijke besmetting hadden doorgestaan.

Ik entte alzoo , op den nbsp;nbsp;nbsp;November 1828,

negen Schapen in hij jacob lutens. Een derzelve kwam mij voor reeds door natuurlijke besmettingnbsp;te zijn aangedaan, weshalve ik den eigenaar ditnbsp;mijn vermoeden te kennen gaf. Het bleek vervolgens , dat hetzelve gegrond was geweest. Denbsp;overige acht Schapen schenen gezond, en hadden , voor zooveel ik ontdekken kon, nog nietnbsp;gepokt.

De stof, welke ik tot de inenting bezigde, was wit en ondoorschijnende Ik nam dezelvenbsp;uit eene zaamgevloeide pok van een ooi-schaap,nbsp;hetwelk sterk met deze pokken bezet was , en tweenbsp;dagen daarna stierf.

Reeds op den 26’*“ November, stonden de ingeente pokken, bij het, door de ziekte natuurlijk besmette. Schaap, zeer hoog. Zij haalden denbsp;natuurlijke pokken in, en liepen geregeld en gemakkelijk met dezelve af, zoodat het dier altijdnbsp;de kudde heeft kunnen volgen. Dit schaap stierfnbsp;evenwel naderhand aan het ongans.

Op den 29’*“ November, stonden de pokken, bij de acht overige Schapen, schoon, behalve bijnbsp;een’ witten ram, die aan den herder toebehoorde. Aan dezen was toen nog weinig of niets tenbsp;bespeuren, zoodat ik meende redenen te hebben,nbsp;om deze inenting als mislukt te beschouwen. Opnbsp;den 5**'“ December, waren echter ook hier denbsp;pokken zeer volkomen ontwikkeld, en bevatte-

24*

-ocr page 90-

370

den eene groote hoeveelheid stolFe, welke ik echter voor verdere inentingen niet kon hezigen,nbsp;vermits mij zulks door den eigenaar geweigerdnbsp;werd. De stolFe, in de pokken der overige Schapen voor handen , was niet meer helder.

Op dien zelfden dag, entte ik, hij den Landman JOHANNES KORNELis , veertien schapen in, die gezond waren, en mij toeschenen nog niet aannbsp;de pok-ziekte te hebben geleden. Ook kon denbsp;eigenaar, noch de herder, zich herinneren , datnbsp;een derzelve de pokken had gehad, hetwelk vannbsp;de overigen der kudde bekend stond.

De stoffe, ter inenting aangewend, was meer helder dan de vorige, doch niet zoodanig, alsnbsp;men dezelve zou kunnen wenschen. Zij werdnbsp;genomen uit zaamgevloeide pokken van een ooi-schaap, bij hetwelk de natuurlijke ziekte wel isnbsp;afgeloopen. — Bij geen dezer schapen heeft denbsp;inenting gevat, maar ook geen derzelver is naderhand door de natuurlijke besmetting aangedaan.

Op den volgenden dag , zijnde den 22®quot;“ November, entte ik, hij den landman tjebbe an-DRiES, vijftien Schapen in. Het was niet bekend, noch waarschijnlijk, dat dezelve de pokken hadden doorgestaan. De stoffe, welke hier gebezigdnbsp;werd, was helder, en werd verkregen uit eennbsp;zaraengevloeide pok van een zeer klein ooi-schaap, hetwelk de ziekte door natuurlijke besmetting had verkregen, en dezelve wel is doorgekomen.


-ocr page 91-

371

Het Lleek mi) , op deu 29“quot;“ November, dat de inenting slechts bij e'e'n der Schapen, en juistnbsp;hij dat gene gevat had, hetw'elk het laatst wasnbsp;ingeënt. — De pokjes stonden toen hoog rood,nbsp;waren hard en van eenen rooden kring omgeven.nbsp;Op den December, bevatteden dezelve overvloedige sloffe, die evenwel niet volkomen helder meer was. Van deze stoffe werden andermaal drie der veertien Schapen ingeënt, hij welkenbsp;de eerste enting niet was aangeslagen. Dan, ooknbsp;nu hleef dezelve zonder gevolg, gelijk ook allenbsp;vervolgens van de natuurlijke besmetting bevrijdnbsp;zijn gebleven.

Op dien zelfden dag, entte ik, bij den landman HANS roelfs de jong , Veertien Schapen in. Hetnbsp;spreekt van zelf, dat wij het daarvoor hielden,nbsp;dat ook deze Schapen nog niet gepokt hadden.nbsp;De stoffe, welke hier voor de inenting diende,nbsp;werd van hetzelfde Schaap genomen, als die,nbsp;welke, door mij, bij den vorigen landman wasnbsp;gebezigd.

Slechts hij e'e'n Schaap had de inè'nting gevolg, De overige dertien hieven ook naderhand vannbsp;de pok-ziekte bevrijd.

Bij den Landman jan lijkles vond ik vijftien Schapen , omtrent welke het zich niet liet aanzien, dat zij de pok-ziekte hadden doorgestaan.nbsp;Deze entte ik in op denzelfden dag, namelijknbsp;op den 22*''“ November, uit zaamgevloeide pokken van eenen ram, die aan de ziekte niet veelnbsp;geleden had. Van dit getal kregen vier Schapen,

-ocr page 92-

ZIVL

tea gevolge der inenting, de pokken. Met de heldere slof, welke ik, op den December,nbsp;uit deze pokken nam, entte ik op nieuw tweenbsp;der Schapen, bij wie de kunstbewerking de eerstenbsp;keer geen gevolg had gehad. Doch ook nu hadnbsp;deze herhaalde mededeeling der smetstoffe geenenbsp;uitwerking, gelijk ook verder deze schapen allenbsp;zonder natuurlijke besmetting zijn gebleven.

Eindelijk entte ik, op den 24“'™ November, hij den landman sake jans, twee en dertig Schapen In, bij welke zich geene duidelijke sporennbsp;lieten ontwaren , dat dezelve gepokt hadden. Denbsp;sloffe, welke hiertoe gebezigd werd, was zoonbsp;helder als gezuiverd water, en wer'd verkregennbsp;uit zaamgevloeide pokken van een ooi-schaap,nbsp;hetwelk onder de natuurlijke ziekte tamelijk gezond bleef. Van deze twee en dertig Schapennbsp;waren er zeventien, bij wie de inenting aansloeg.

Op den 5^™ December, waren de pokken hoog rood van kleur, van een kring omgeven en hard.nbsp;Dezelve bevatteden nog geene sloffe. Op dennbsp;7''™ December, was er stoffe, ter genoegzamenbsp;hoeveelheid, in de pokken aanwezig, hoewelnbsp;deze reeds toen hare grootste helderheid had verloren. De overige Schapen, bij welke de inentingnbsp;niet gevat had, zijn, boewel aan de natuurlijkenbsp;besmetting zijnde blootgesteld geweest, van allenbsp;ziekte bevrijd gebleven.

Uit deze opgaven blijkt dan, dat ik negen en negentig Schapen heb ingeënt, en dat van ditnbsp;getal slechts bij twee en dertig de stoffe heeft

-ocr page 93-

373

gevat, terwijl zeven en zestig voot lt;3e kunstmatige besmetting onvatbaar bleken te zijn. Het is te veronderstellen, dat de laalsten reeds zeernbsp;vroeg, toen de ziekte onder de kudde is begonnen te heerschen, door de pokken zijnnbsp;aangetast geweest, die waarscbijnlijk toen zachtnbsp;zullen zijn afgeloopen, vermits bet zich andersnbsp;moeijclijk laat verklaren, hoe mij, bij een oplettend onderzoek, de sporen konden ontsnappennbsp;eener ziekte, welke nog lang naderhand en vrijnbsp;duidelijk kenbaar blijven aan de verwoestingen,nbsp;welke de pok-ziekte aan sommige deeleri nalaat.

De stoffe, tot de onderscheidene inentingen aangewend, was, zoo als uit het medegedeeldenbsp;verslag blijkt, van zeer verschillenden aard. Hoezeer ik geloof, dat men best doet, om zich, zoonbsp;veel mogelijk, van heldere stoffe te bedienen,nbsp;zoo wenschte ik nogtans ook, uit weetgierigheid,nbsp;de etlerachtlge, of, zoo als ik dezelve genoemdnbsp;heb, de witachtige en ondoorschijnende stoffe,nbsp;te beproeven, toen ik, bij jacob lutens , geenenbsp;andere dan zoodanige kon verkrijgen. Het kannbsp;niet als onbelangrijk worden beschouwd te doennbsp;opmerken, dat juist de inentingen met deze stoffenbsp;hij al de voorwerpen, waaraan dezelve werd medegedeeld, eene volkomene uitwerking hadden,nbsp;hoewel de mislukking der inenting in de overigenbsp;gevallen aan andere oorzaken, dan aan de ondeugdzaamheid der stoffe zal moeten wordennbsp;toegeschreveu. Ih het omgekeerde geval echternbsp;ware welligt het niet aanslaan der inenting aan

-ocr page 94-

374

de ondeugdelijkheid der gebezigde stofFe toegeschreven geworden, waartoe de uitkomst nu geene aanleiding geeft. Daar men wil, dat de reedsnbsp;witte of ondoorschijnend gewordene stoffe veelalnbsp;slechts eene plaatselijke ziekte zou voortbrengen,nbsp;waarbij het algemeene gestel niet genoeg wordtnbsp;aangedaan, om uit hetzelve de vatbaarheid voornbsp;het vervolg weg te nemen, valt het moeijelijknbsp;te bepalen, in hoe ver de Schapen van den laatstnbsp;genoemden landman tegen eene volgende besmetting zouden beveiligd wezen, in geval dezelfdenbsp;ziekte, bij het leven dezer dieren, onder de kuddenbsp;terngkeerde. Dit schijnt nogtans als zeker tenbsp;kunnen worden gesteld, dat de meer gevorderde,nbsp;namelijk de wilachtige en ondoorschijnende stolfe,nbsp;kan dienen, om eene epizoótie van schaaps-pok-ken, door inenting, te verkorten, en de dieren,nbsp;gedurende eenen zekeren tijd, tegen de natuurlijke besmetling te beveiligen.

De reden, waarom ik altijd de stoffe uit zaam-gevloeide pokken heb genomen, is, dat dezelve de grootste hoeveelheid daarvan bevatteden, terwijl de afgezonderde pokken veelal of eene zeernbsp;geringe hoeveelheid stolfe opleverdeu, of wel hardnbsp;waren, en niets dan bloed gaven.

Bij ieder schaap heb ik de stolfe, op drie verschillende plaatsen onder den staart, aangebragt, mij daartoe bedienende van het gewoon lancet.nbsp;Het is mij evenwel voorgekomen, dat men bestnbsp;doet zich met twee steekjes te vergenoegen, in-dien men slechts eene kleine haarlooze ruimte

-ocr page 95-

375

onder den staart aantreft; hetwelk bij vele mijner entelingen, als tot het kleine heide-Schaap be-hoorende, het geval was. Bij twee voorwerpennbsp;heb ik ten minste de drie geënte pokjes in elkander zien vloeijen, waardoor eene meer dannbsp;gewone ontsteking van den staart veroorzaaktnbsp;werd, gepaard met vrij hevige koorts, zoodatnbsp;deze dieren, gedurende eenige dagen, lusteloosnbsp;waren, en de kudde niet konden volgen, zoonbsp;als de anderen zulks steeds gedaan, hadden (*).

(*) liet zijn de Duitsche Vee-artsenljkundigen, met name pessina , thaer, kausch , müller en eieb-BALD, die deze plaats , als de meest geschikte, voornbsp;de aanbrenging der smetstoffe , hebben aangewezen ,nbsp;en aan welke thans algemeen da inenting wordt ver-rigt. De Yee-arts c- biiandes (’*), te Gross-Flötk,nbsp;in het Hildesheimsche , is hieromtrent van een ander gevoelen , en houdt deze plaats daartoe minder voordee-lig, dan de inwendige oppervlakte van het oor. Hqnbsp;oordeelt, dat men de inenting behoort te doen aannbsp;zoodanige deelen, welke slechts weinige zenuwen” en,nbsp;over het geheel, eene geringe mate van levens-werk-zaainheid bezitten, die dus, door de smetstoffe, nietnbsp;op eens te levendig worden aangedaan, en van waarnbsp;de werking van het gif zich meer langzaam aan denbsp;overige deelen des ligchaams mededeelt, zoodat dezenbsp;niet sterk tot tegenwerking worden opgewekt. Hiervannbsp;zal het gevolg zijn , dat de ontstekings-koorts en da

(*) Emige Bemcrkungen üher das Jm/^en der Schajpocken, in het Teutsche Zeitschrirt für die gesammle Thierheilkunde^nbsp;von Ur. JOHAKN DAVID BDSCK , E I'S ter Band, Zweiles llej't,

«. 58,

-ocr page 96-

376

Het 'is opmerkelijk, dat bij geen der ingeente Schapen, eene uitbotting van pokken over hetnbsp;aJgemeene uitbotling tier pokken niet gelijktqdig totnbsp;die hevigheid stijgen, welke bij de natuurlijke pok-ziekte plaats heeft, en de nadeeligste gevolgen te weegnbsp;brengt. Het is waar, zegt hij, dat zich aan het oornbsp;geenszins zulke groote pokken vormen als aan dennbsp;staart, doch hij houdt het daarvoor, dat de ziekte, opnbsp;de bedoelde wijze , zachter en minder gevaarlijk wordt.nbsp;De ontsteking kan aan den staart, volgens hem, totnbsp;die hoogte stijgen, dat dezelve tot versterf overgaat,nbsp;of dat dezelve zich aan den endeldarm mededeelt, inzonderheid , wanneer de inenting, wegens de kortheidnbsp;van den staart, bijv. door afsngding , nabij het genoemde deel moet geschieden. Men kan zulks evenwel , door eene gepaste behandeling, inzonderheid doornbsp;de sterk ontstokene pok , welke tot versterf dreigt overnbsp;te gaan, in tijds te doorvlijraen {scarificereii), voorkomen.

De inenting aan den staart intusschen vat, overeenkomstig zijne waarnemingen , zekerder dan aan het oor, aan welk deel dezelve somwijlen meermalen moestnbsp;herhaald worden- Ook kwam de pok aan den staartnbsp;algemeen spoediger op- Op den derden en vierden dagnbsp;vertoonde zich eene roode puist, doch aan het oor konnbsp;men, met den zevenden en achtsten dag , dikwijls nognbsp;niet met zekerheid bejialen, of de inenting zou aanslaan- Van den zevenden tot den achtsten dag namnbsp;men, bij zeer vele dieren, inzonderheid bij de hamels,nbsp;eene algemeene uitbotting van pokken waar, hetwelknbsp;bij de moeder-schapen, en ook bij de meeste hamels,nbsp;slechts bestond in roode stippen, gelijk aan de stekennbsp;eener vloo. Bq de Schapen, welke de ziekte goednbsp;doorstonden, verdween dit uitslag, in den regel, binnennbsp;24 uren-

-ocr page 97-

377

geheele llgchaam, of een gedeelte van hetzelve, te voorschijn kwam. Voor zoo ver ik heb kun-

Bij sterke, welgevoede, Schapen vormde zich, den meesten tijd, eene dikke, donker roode , vurige, pok.nbsp;De staart of het oor werden sterk gezwollen, en verkregen eene donkere brandige kleur. Juist bij dezenbsp;dieren, waarbij zoodanige kwaadaardige pokken ontstonden , volgde het algerneene pok-uitslag het menig-vuldigst, en de ziekte was bij zulke dieren het ge-vaarlij kst. De sterfte was het grootst bij de gene , dienbsp;aan den staart, waren ingeënt. Wanneer bij deze schapen het algerneene uitslag niet binnen ai uren , nadatnbsp;hetzelve te voorschijn kwam, wederom verdween, werden dezelve spoedig hevig ziek- Zij waren alsdan treurig en konden de kudde niet meer volgen. De roodenbsp;vlekken verhieven *ich, en vormden nu in elkandernbsp;vloeijende , breede, vlakke, pokken, Welke de geheelenbsp;onderste vlakte van den bulk, de inwendige zijde vannbsp;den schenkel, als met ééne korst bedekten. De geheelenbsp;kop en de oogen werden sterk gezwollen, gelijk ooknbsp;de neus en muil met pokken als bezaaid waren. Daarnbsp;de kaken niet konden bewogen worden, en het slijmvlies van den mond en der slikbuis inwendig door ontsteking waren aangedaan, zoo verdween ook de eetlust;nbsp;er vloeide slijm uit den mond; de adém werd stinkende,nbsp;en er ontstonden alle verschijnselen eener rotkoorts. —nbsp;Weinige uren voor den dood verdwenen de pokken, ennbsp;men vond dezelve zelfs op de kwabben der longen aanwezig. Hi| zegt, dat altijd de sterkste, meest gevoede,nbsp;en tot ontsteking overhellende, Schapen het hevigstnbsp;door de ziekte werden aangedaan, terwijl de meestenbsp;ner gene, die een offer des doods werden, tot die behoorden, bij welke de inenting aan den staart Was ver-*^‘8^. Bij de zwakkere, en min gevoede, Schapen was

-ocr page 98-

378

nen nagaan, kregen de dieren geene andere dan de moeder-pokken, namelijk op de plaats dernbsp;de ziekte niet alleen zachter, maar de pok kwam ooknbsp;eenige dagen later, of zelfs, na herhaalde inëntingen ,nbsp;geheel niet op. Dit had vooral plaats bij de Schapen,nbsp;welke aan de schuur- of heef-ziekte leden.

Wil men de staart-inenting bezigen, zoo is het, volgens den gemelden Vee-arts, het veiligst dezelve te verrigten naar het eind van dit deel, ongeveer op een’nbsp;afstand van derde halve duimen van de punt, alwaarnbsp;de wol alsdan van een moet worden gescheiden. Hiernbsp;volgt eene minder hevige ontsteking, en de dieren worden in een geringeren trap door de ziekte aangedaan,nbsp;dan wanneer de stof hooger, namelijk op het, van wolnbsp;ontbloote, deel van den staart wordt aangehragt. Wordtnbsp;de oor-inënting aangewend, zoo moet deze meer naarnbsp;de punt toe, dan nahij den kop worden verrigt, vermits, in het laatste geval, het oor meermalen sterk ontstoken en gezwollen wordt. Deze wijze verdient overigens inzonderheid boven de staart-inënting de voorkeurnbsp;bij oude Schapen- Bij lammeren kan de laatste zonder aanmerkelijk gevaar geschieden, lioewel ookbijdezenbsp;de oor-inënting verkieselijker moet worden gehouden-

Volgens de waarnemingen van den Vee-arts bother , te Cölhen, zou hef niet volstrekt noodig zijn water-hel-dere stofFe tot de inënting te bezigen. Deze entte in metnbsp;bloed en met de roode vloeistoffe uit gecultiveerde pokken. Het beloop der , hierdoor voortgebragte , pokkennbsp;was in alle opzigten volkomen gelijk aan dat der, doornbsp;heldere stoffe , veroorzaakte, en ook waren dezelve evennbsp;zoo beveiligend als de laatste, zoo als door proef-inën-tingen bevestigd werd. Deze ontdekking, om zichnbsp;van het bloed ter inënting te kunnen bedienen, wordtnbsp;van groot gewigt geacht, vermits het niet zelden moei-

-ocr page 99-

379

inenting. Dit is te meer onze aandacht waardig, daar de ingeente dieren niet van de natuurlijknbsp;besmette en zieke Schapen werden afgezonderd.nbsp;Het Schaap van jacob lutens , waarvan hierboven rp.eldlng is gemaakt, dat namelijk natuurjelijk is, water-heldere stofife , in genoegzame hoeveelheid, te erlangen, en men de inenting om deze redennbsp;Somwijlen in de kudden moet uitstellen, gedurende welken tijd nog vele dieren door de ziekte natuurlijk besmet kunnen worden. De stofTe, welke tot de inentingnbsp;gebezigd wordt, hetzij dezelve met bloed of met denbsp;roode vloeistoffe geschiedt, moet eerst tegen den zesden dag worden genomen, nadat er koorts bij de dieren, van welke dezelve verkregen wordt , heeft plaatsnbsp;gehad.

De genoemde Vee-arts bother verrigle insgelijks de inenting met water-heldere stoffe , welke , in een goednbsp;gestopt en verzegeld fleschje, bewaard Was. Hetzelvenbsp;Was in eene steenen bus, welke met droog zand gevuldnbsp;en wel toegebonden was, vier maanden lang, in een goedennbsp;kelder geplaatst geweest. Ofschoon deze stoffe troebelnbsp;geworden was, en een stinkenden reuk had verkregen,nbsp;Zoo bleek het, dat dezelve niets van haar aanstekendnbsp;Vermogen had verloren. Integendeel bragt zij goedaar-dige , regelmatige, en beveiligende pokken voort, gelijknbsp;zulks door proeven bewezen werd. De eigenschap dernbsp;stoffe , om haar besmettend vermogen een langen tijd tenbsp;behouden, is mede van belang, vermits men daardoor innbsp;staat wordt gesteld, om de voorbehoedings-inënting, in hetnbsp;meest geschikte jaarsalzoen, te verrlgten, daar zoo welnbsp;de strenge koude van den winter, als de sterke hittenbsp;van den zomer, voor deze kunstbewerking nadeelig zijn.

De Redacteur-

-ocr page 100-

380

lijk besmet, en tevens nadei’band Ingeënt was geworden , maakte bieromtrent eene uitzondering.

Het is mij niet ge^u^t, de wijze, op welke de pok-ziekte van elders naar If'ijnjcterp wasnbsp;overgebragt geworden, te ontdekken. Niemandnbsp;bad, op dien tijd, een enkel Scliaap aangekocht,nbsp;waardoor de overbrenging mogelijk was. Ooknbsp;was de kudde in geepe aanraking geweest metnbsp;andere Schapen, dan alleen met die, welke innbsp;een naast bijgelegen veld geweld werden, ennbsp;welke, tot verwondering van alle eigenaren, vannbsp;de ziekte zijn bevrijd gebleven. Moeijelijk valtnbsp;bet dus na te gaan, of de smetstoffe door men-scben, of andere huisdieren, zij overgebragt. —nbsp;Het is niet zeker, of onder de hazen in de velden, onder ffijnjeterp en omliggende plaatsennbsp;gelegen, pokken hebben bestaan. Door dennbsp;Hoog WelGeboren Heer van eijsinga , en denbsp;WelEdelGestrenge Heeren teijens te Beetster-ztoaag , en van boeeens , te Olderterp, is mij hetnbsp;berlgt geworden, dat zij geen enkelen haas, aannbsp;de pokken lijdende, gedurende den jagttijd vannbsp;1828, hebben gevangen. Zelf in de gelegenheidnbsp;zijnde, voor en na, een getal van ongeveer 200nbsp;doode hazen te onderzoeken, is mij ook geennbsp;pok-uilslag bij dezelve in het oog gevallen. Iknbsp;beb evenwel van mijnen Broeder p. kijlstra ,nbsp;Vee-arts der Eerste Klasse, te Hearenteen, vernomen, dat hij een baas gezien heeft, die metnbsp;pokken bezet was, en dat aldaar vele hazen,nbsp;aan deze ziekte geleden hebbende, dood in hetnbsp;veld zijn gevonden.

-ocr page 101-

381

El' mogen dus elders pokken onder deze dieren hebben bestaan, ik voor mij beb geene voldoende aanleiding kunnen vinden, om aan de pokzieke hazen de besmetting der Schapennbsp;toe te schrijven, zoo als velen dezelve daaraannbsp;toekennen: ofschoon ik de mogelijkheid eenernbsp;zoodanig mededeeling niet wil verwerpen.

EENIGE MEDEDEELINGEN omtrent DE SCHAAPS-POKKEN, welke, in het jaarnbsp;1828 EN 1829, GEIIEERSCHT HEBBEN, IN ONDERSCHEIDENE STREKEN DER PROVINCIE DRENTHE ;

DOOR E, JANSEN, Fee-arts te assen.

In den loop van het jaar 1828, en ook van 1829, hebben de schaaps-pokken, op onderscheidene plaatsen in deze Provincie , geheerscht, ennbsp;sommige kudden hebben door dezelve aanmerkelijke verliezen geleden. In het jaar 1819 ennbsp;1820, had deze ziekte zich ook, onder geduchtenbsp;slagen, alhier doen gevoelen. Meer of mindernbsp;hevig en algemeen heerscht de pok-ziekte, in denbsp;Provincie Drenthe, jaarlijks onder de schapen,nbsp;zoodat de landlieden daardoor, van tijd tot tijd,nbsp;groote nadeelen ondervinden, wordende steedsnbsp;een grooter of geringer aantal dezer dieren weg-gerukt; iets hetwelk des te nadeeliger is, ver-Diits de schaaps-kudden, hoewel slechts een schraalnbsp;gewin opleverende, nogtans voor het bedi'ijf van

-ocr page 102-

382

den Dreiitsclien landman als onmisbaar mogen worden beschouwd.

In den zomer van 1827, ontving ik, van den Heere Staatsraad Gouverneur dezer Provincie, dennbsp;last, om onderzoek te doen naar het bestaan dernbsp;schaaps-pokken, heerschende in eene kudde, tenbsp;Erm, onder de Gemeente Sleen. Bij deze opneming bleek het mij, dat slechts een zestal Schapen door de ziekte was aangedaan, welke, innbsp;aard eu beloop, de verschijnselen opleverde, waaronder dezelve gewoonlijk voorkomt, ennbsp;beschreven wordt. Ik sloeg de eigenaren voor,nbsp;om de overige, nog gezond zijnde, Schapen,nbsp;in te enten, doch deze waren daartoe niet genegen. Door eene spoedige en strenge afzonderingnbsp;der besmette Schapen, en eene goede verzorging,nbsp;is het gelukt de verdere verspreiding der ziektenbsp;te voorkomen, en dezelve bij de aangedane Schapen te herstellen.

De gemelde ziekte openbaarde zich, in 1828, in de kudde , te Odoorn. Reeds was een twintigtal Schapen door dezelve aangetast, vóór datnbsp;de Herder daarvan iets had opgemerkt. Doornbsp;afzondering en eene goede verzorging kon mennbsp;de ziekte niet bedwingen. De kudde bestondnbsp;nagenoeg uit 1200 Schapen. Ik besloot dezelvenbsp;in te enten, waartoe mij de de vrijheid werdnbsp;verleend. Ik verzamelde, tot dat einde, stoffenbsp;uit de pokken van zoodanige Schapen, welke hetnbsp;minst aan de ziekte schenen te lijden, en bij wienbsp;deze het goedaardigst was. ]k entte de eene


-ocr page 103-

1

383

helft der kudde in, op deu 12''®“ December, de andere op den 17''®“ daaraanvolgende. Bij denbsp;eerste geschiedde dit met gewone natuurlijkenbsp;stolFe'. Deze had de beste gevolgen, vermits dezelve bij niet een enkel Schaap onwerkzaam bleef.nbsp;De andere 600 werden ingeënt met zoogenaamdenbsp;gecultiveerde (1) pokstof, welke mij door dennbsp;Vee-arts vv. real, te Assen ^ was toegezonden.nbsp;Hiervan ondervond ik eene minder gelukkigenbsp;uitwerking, dewijl sleclits ongeveer een zesdenbsp;gedeelte der Schapen door dezelve besmet werd,nbsp;zoo namelijk, dat deze daardoor de pok-ziektenbsp;verkregen. Meerdere inentingen evenwel, laternbsp;door mij verrigt met ^ecM/tiVeert/e stoffe , hebben betere uitkomsten opgeleverd. Ik heb ondervonden ,nbsp;dat deze stoffe minder lievige verzweringen veroorzaakt dan de natuurlijke smetstolFe , die altijd

1

Onder gecultiveerde stoffe wordt verstaan zoodanige , Welke is voortgebragt door pokken, die reeds meermalen, door inenting, op verschillende Schapennbsp;zijn overgeplant geworden. Men heeft gewild, dat denbsp;stoffe op deze wijze een’ zachleren aard zou aannemen, en dat zij , hg verdere inentingen, altijd slechtsnbsp;eene enkele groote pok voortbrengt. Men vindt dezenbsp;wijze van inenting, welke door den Weener Hoogleeraarnbsp;vessiNA het eerst is uitgevonden, of algemeen in wer-kinggebragt, alsmede het verschillende gevoelen van andere Vee-artsengkundigen over het al of niet voordee-lige van dezelve , door mij medegedeeld in de, te vorennbsp;genoemde , P/’oei/e/i en. W^aarnemingeii enz- blz- ii3 ennbsp;vervolgens,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Zgt;e Redacteur.

I. D. IL St. nbsp;nbsp;nbsp;25

-ocr page 104-

884

zoodanige te weeg brengt, wanneer zij, bij de inenting, maar eenigzins diep in de spierbundelsnbsp;onder de huid wordt ingebragt.

De inenting is, in 1829, mede door mij ver-rigt aan de scbaaps-kudde te Falthe, in de Gemeente Odonrn, bestaande uit 1400 stuks, en wel met natuurlijke pok-stoffe. Bij alle voorwerpennbsp;sloeg dezelve aan. Van deze kudde zijn slechtsnbsp;drie Schapen overleden.

Voorts heb ik, in den zomer van het laatst-gemelde jaar, de inenting bewerkstelligd aan de kudde van den Heer Commandant iiiiMMEt , tenbsp;Dalen, bestaande uit 150 Schapen, zonder verlies ; te Rhoden aan 280, met verlies van viernbsp;Schapen; te Terheil, onder de Gemeente Rhoden , aan 80, met verlies van ttoee; te Zultenbsp;onder dezelfde Gemeente, 'aan 80, met verliesnbsp;van één;tc Norgervaart aan 150, zonder verlies;

te Norg aan...... zonder verlies; te Westen^

Esch , onder de Gemeente Emnten , aan 500 , met verlies van vijf. In de Gemeenten Gasaelte,nbsp;Borger , Wesierbork , Ztceelo , Rolde , Reilen ,nbsp;Fries, de kolonie Feenhuizen, alwaar de pokken zich gedeeltelijk nog bevonden, gedeeltelijknbsp;reeds waren afgeloopén, konden geene Inentingen geschieden, uit hoofde van het Invallendenbsp;koude wlnter-saizoen, hetwelk ik vreesde op dennbsp;afloop der ziekte eene ongunstige uitwerking tenbsp;kunnen hebben. Ik had hiervoor te meerderennbsp;grond, vermits ik, in den vorigen winter, eenigenbsp;Schapen had ingeënt aan de gewone plaats onder

-ocr page 105-

385

den staart, welke pokken genoegzaam geene stoffe gaven, terwijl de gemaakte wonden in hevigenbsp;ontsteking geraakten, opgevolgd Avordende doornbsp;kAvaadaardigc verzweringen.

Ik heb mij, tot het doen der inentingen, ge1 deeltelijk bediend van de ent-naald van péssina ,nbsp;doch bevind mij, over het geheel, het best bijnbsp;het gebruik van een gewoon, eenigzins groot ennbsp;zwaar, lancet, met eene uitgestrekte punt. Hierdoor Avorden kleine, doch zekere. Avonden gemankt, welke de stof, op eene voldoende wijze,nbsp;opnemen, en de meest geregelde pokken vóórtbrengen.

De Jager m. Altino, te Zweelo , doodde, in de maand November dezes jaars , een ouden haas,nbsp;welke geheel met pokken bezet was. Toen hijnbsp;mij denzelven vertoonde, waren de pokken reedsnbsp;te ver gevox’derd, om er stoffe uit te verzamelen,nbsp;'geschikt ter proefneming. Eene verweekte korst,nbsp;in de gewonde huid van een Schaap gelegd, hi'agtnbsp;eene llgte ontsteking en kleine verzwering tenbsp;weeg O.

Bij gemis van goede heldere stoffe, heb ik meermalen zoodanige moeten bezigen, Avelke reedsnbsp;wit of etlerachtig was geworden. Als deze tenbsp;ver gevorderd is, heeft dezelve een onvoldoend

25*^

1

Ik kan niet voorbij de Ileeren Vee-artsen uitte-noodigen, om deze proefnemingen, bij voorkomende gelegenheid, te lierhalen, en de uitkomsten daarvan tenbsp;willen ihededeelen-nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;JJe Redacteur'

-ocr page 106-

386

gevolg. Dezelve sloeg naauwlijks bij één van de tien voorwerpen aan, welke er mede werden ingeënt; er werden onvolkomcne pokken doornbsp;voortgebragt, die tegen eene nieuwe besmettingnbsp;niet beveiligen konden; en wanneer uit dezelvenbsp;werd ingeënt, was deze stofFe van alle werkzaamheid ontbloot.

In de maand Maart dezes jaars (1829), ontstond de pok-ziekte ook onder de Schaaps-kudde , toebelioorende aan den landman KUiPEns,te VaUnbsp;the,, groot 80 stuks, w’aaronder zich 40 dragtigenbsp;ooi-schapen bevonden. Zes derzelve waren doornbsp;de natuurlijke pokken aangedaan, welke , in denbsp;derde week, na het ontstaan der ziekte, vroegtijdig verlost werden. De ziekte had zich aannbsp;de lammeren medegedeeld. Alle stierven op den-zelfden dag, waarop zij ter wereld kwamen. Denbsp;pokken stonden op dezelfde hoogte als die dernbsp;moeders (*). Warén zij nog twee of drie weken

(*) Wi) zien hieruit, dat de waarnemingen van de ziekten der dieren, in vele gevallen, kunnen strekkennbsp;ter bevestiging van het geen hij den mensch plaatsnbsp;heeft. Meermalen heeft men kinderen zien geborennbsp;worden, door de pokken aangedaan, of die de blijkennbsp;droegen, dezelve in het moederlijke Hgchaam te hebbennbsp;doorgestaan, indien de moeders, gedurende de zwangerheid, aan dezelve hadden geleden. Men wil insgelijks besmettingen der vrucht in de baarmoeder hebben waargenomen, bij moeders, die de pokken reedsnbsp;te voren hadden gehad, zoodat deze , daarvoor zelvenbsp;geene vatbaarheid meer bezittende, aan de over-draging van buiten op hel kind doorgang verleenden;

-ocr page 107-

387

langer bij dezelve gebleven, namelijk tot aan bet volle einde van den dragttijd, dan zouden zij waar-(l. ft. voGEU Manuale Praxeos Mediene, Slendaliae,nbsp;1792 Tom. Ill- p. 11 , alwaar men hiervan meerderenbsp;voorbeelden , en onderscheidene schrijvers vindt aangehaald, die dezelve bevestigen). Volgens sommigen volgtnbsp;de inwendige besmetting van de moeder op het kindnbsp;doorgaans eerst dan, wanneer de eerste reeds genezennbsp;is, en dezelve zou gewoonlijk tot miskraam aanleidingnbsp;geven, indien zij vroeger plaats heeft; {Philosophicalnbsp;Transactions, London 1780 , p. 128 en 1781, p- 372),nbsp;Het laatste wordt hier, door het medegedeelde geval vannbsp;den Vee-arts iansi’.n, omtrent het Schaap bevestigd,nbsp;daar de pokken hij de lammeren en de moeders tot den-zelfden trap van ontwikkeling gevorderd waren.

Ook andere ziekten kunnen door de moeder aan de vrucht worden medegedeeld. Zoo is het bekend, dat de Kalveren, welke geboren worden van Koeijen , die, gedurende de dragt, door de Runderpest worden aangedaan,nbsp;aan deze ziekte minder onderhevig zijn, dan andere,nbsp;zoodat dezelve, ingeënt wordende, de ziekte slechts innbsp;eenen geringer trap krijgen, en zonder gevaar doorstaan, iets, waarop, in vorigen tijd, toen de inenting,nbsp;in ons land, in zwang was, het groote voordeel dezernbsp;kunstbewerking berustte. (Zie Magazijn, D. I. hlz. 17nbsp;en vervquot;). Deze zachtaardigheid der ziekte bij de Kalveren van zoogenaamde gebeterde Koeijen kan, onzesnbsp;oordeels, alleen daaruit worden verklaard, dat de vruchtnbsp;hij de moeder in de ziekelijke aandoening hebhe gedeeld, waardoor de vatbaarheid hg dezelve gedeeltelgknbsp;is Weggenomen; doch minder verklaarbaar is het ons,nbsp;dat deze geringere vatbaarheid zelfs ook hij volgendenbsp;afstammelingen van zoodanige Runderen voortduurt, zoonbsp;als de ondervinding zulks evenwel heeft geleerd. (Zie

-ocr page 108-

388

scliqulijk te gelijk met de moeders de ziekte hebben doorgestaan. De overige 34 ooi-schapen werden ingeënt. De lammeren, welke van deze,nbsp;ten meerderen getale , in den loop der ziekte ge-bpren, werden, waren vrij van pokken. Tweenbsp;van deze en twee natuurlijk besmette lammeren,nbsp;werden met derzelver moeders, bij elkandereanbsp;gébragt, en van de overige Schapen afgezonderd.nbsp;Na vei’loop van twaalf dagen, waren de beidenbsp;lammeren der ingeente moeders, door de natuurlijke pokken aangedaan, en stierven beide.nbsp;De overige lammeren werden, kort na de ge-bporte,., iugeë.nt, en stonden de ziekte gemakkelijk door.

Ik heb bij geen der Schapen, welke door mij zijn

Waarneniingeii en Proeven door inëntinge, meest op het Rmidvee gedaan, door geeut keindeks , te Gro-ningent blz~ Ji, en elders).— De Heer K. r, eüiidachnbsp;bezigt deze en andere gronden, ori den kraebtda-dtgen invloed van het moBderlijke leven op de ontwikkeling der vrucht te bewijzen, in zijn werk: Dienbsp;Physiologie aU iErfahrungsp/isseiischc{ff'c, Leipzignbsp;pter Randt S. 122.

Dal ook do mazelen aan de vruchten in het moederlijke llgchaam worden medegedeeld, is bekend- (Zie vogel, a, plt; igö)* Mij is, in het vorige jaar, een geval medegedeeld geworden, hetwelk zulks op nieuwnbsp;bevestigt. Eeue moeder, door de mazel-ziekte aangedaan, beviel genoegzaam op liet eind der zwangerheid,nbsp;van een kind, hetwelk geheel met mazel-uitslag bedektnbsp;was. Zij 2:elve stierf aan de gevolgen van dc ziekte,nbsp;doch het kind bleef in het leven.

-ocr page 109-

389

ingeënt, opnieuw pokken zien ontstaan. Ofsehoou ik de inenting bij onderscheidene voorwerpennbsp;heb herhaald, bleef dezelve altijd zonder gevolg.

Ik zag slechts enkele pokken, door de kunstmatige besmetting voorlgebragt, namelijk op de plaats der inenting, welke aan de onderste vlaktenbsp;Tan den staart verrigt werd, doch geen alge*nbsp;gemeen uitslag over het llgchaam. Deze plaatselijke pok had gewoonlijk de grootte van eennbsp;gulden, waarin dan overvloedige stofle bevat was.

De Commissie van Landbouw dezer Provincie liet, voor ongeveer 6 jaren, door eenen Veearts , vier Schapen, die opzettelijk daartoe warennbsp;aangekocht, inenten met natuurlijke schaaps-poksloffe, en wel op drie onderscheidene plaatsennbsp;van het ligchaam , waardoor ook pokken werdennbsp;voorgehragt. Na verloop van vier of vijf weken,nbsp;werden deze vier enlelingen onder eene kuddenbsp;van natuurlijk besmette Schapen gebragt, met hetnbsp;gevolg, dat alle vier op nieuw door de ziektenbsp;werden aangetast. quot;

Daar deze proef reeds vóór mijne vestiging in deze Provincie is verrigt, kan ik niet beoordee-len, in höe ver deze inentingen met de behoorlijke zorgvuldigheid zijn verrigt. Een Lid dernbsp;Commissie van Landbouw, in wiens tegenwoordigheid deze proef-inëtingen waren genomen, wasnbsp;Van oordeel, dat de sloffe, welke daarbij werdnbsp;gebezigd , geenzins deugdzame eigenschappen hadnbsp;bezeten, en dat door dezelve ook slechts llgte

-ocr page 110-

390

plaatslijke verzweringen, doch geenszins volledige pokken, waren voortgebragt.

Nuttig is, in mijn oog, de inenting der schaaps-pokken, en het is te wenschen, dat de landlieden, wier belang, vooral in deze Provincie , zoo zeernbsp;met den welstand der schaaps-kudden in betrekkingnbsp;staat, meer en meer van de heilzame uitwerkingnbsp;van dit middel mogen overtuigd worden, tennbsp;einde, bij de voortdurende vestiging dezer ziektenbsp;in dit gewest, hetzelve tot hun voordeel aan tenbsp;wenden, om haar afteweren, te vei’zachten, of.nbsp;Wanneer zij reeds de kudde heeft aangetast, der-zelver loop te vex’korten.

OPENING DER LUCHT- of KEEL-ZARKEN {HYO-FERTEBROTOMU), met goed gevolg AAN EEN PAARD vehrigt; DOOB N.nbsp;CLASSEN, Vee-arts der eerste klasse, tenbsp;roermond , Provincie iimburg.

Op den 9dea Julij 1827, werd, door Leonard TELLEMANS, Hocfsmit tc Herkenbosch , een twaalfjarig bruin Merrie-Paard aan mijn huis gebragt,nbsp;hetwelk reeds, gedurende eene maand, ziek, ennbsp;door een’ anderen Vee-arts behandeld was. Iknbsp;onderzocht het Paai’d, en nam aan hetzelve denbsp;volgende ziekte-verschijnselen waar. Hetzelvenbsp;was neerslagtig, had een slependen gang, en lietnbsp;den kop hangen ; de huid lag vast op het lig-

-ocr page 111-

391

cliaam, dat vermagerd was; de vliezen der oogen, van de neus- en mond-holten waren rood ;nbsp;uit de laatste vloeide eene lieldez’e , wateraclitlge ,nbsp;stoffe; de klieren, onder de kaken gelegen, waren opgezet; de pols was vol, gespannen, ennbsp;werd 55 malen in eene minuut geteld ; de ademhaling was zeer moeijelijk, en rogchelende; de uitgeademde lucht zeer warm; de neusgaten werdennbsp;wijd geopend; het Paard sloeg sterk met denbsp;flanken, en hoestte dikwijls; de eetlust was genoegzaam geheel verloren; de dorst gering, ennbsp;de doorzwelging tevens moeijelijk; de ontlastingnbsp;van den mest en de pislozing waren nog vrijnbsp;geregeld.

Het kwam mij, volgens deze verschijnselen, duidelijk genoeg voor, dat er eene catarrhalenbsp;ontsteking van de luchtwegen of droes bestond,nbsp;welke zich tot de longen uitstrekte. Ik deednbsp;gevolgelijk terstond eene aderlating van 8 ponden, en schreef eene likking voor, bestaande uitnbsp;poeder van Jieevist-wortel, zoethout, lijnzaad ennbsp;honig, waarvan het Paard, eenige malen daags,nbsp;eene lepel vol werd ingegeven. Tot voedernbsp;kreeg het garsten-meel met laauwwater aange-uiengd, en tarwe-stroo op den ruif. Het diernbsp;werd in een luchtigen stal geplaatst, en, van tijdnbsp;tot tijd, met eene stroo-wisch over het geheelenbsp;ligchaam gewi’even.

Op den 11 den Julij, w'as de ademhaling vrijer, en minder rogchelende. Er had uitvloeijingnbsp;plaats eener geelachtig-witte slijmstof uit het

-ocr page 112-

392

regter neusgat. Ik deed eene plaatslijke aderlating in. het gehemelte. De onderkaaks-klieren werden gesmeerd met de eenvoudige weekmakende heemstsalf, en de overige hehaudelingnbsp;werd voortgezet.

Op den l?den Julij, was er geene verandering in den toestand waar te nemen, behalve dat hetnbsp;slijmvlies van den neus nog rooder van kleur wasnbsp;geworden. Ik opende eenige bloedvaten , welkenbsp;over de buitenste oppervlakte van den neus loopen.

Op den 19den Julij, was het slaan der flanken verminderd. Ik deed nog eene aderlating in dennbsp;mond, en zette eene etlerdragt aan den hals.

Op den 22sten Julij, begon de dragt sterk te werken, zoo dat er eene aanzienlijke hoeveelheidnbsp;goede etterstoffe uit ontlast wei'd; doch nu lietnbsp;zich , iets vóór en onder de linker oor-kller,nbsp;eene ligte zwelling ontwaren. Dezelve werd metnbsp;de bovengenoemde zalf ingesmeerd. De polsslagnbsp;was zwakker geworden , en in getal verminderd,nbsp;en de vliezen der oogen en van den neus haddennbsp;een bleeker aanzien verki-egen. De, tot dus vernbsp;aangewende, geneesmiddelen , werdén nu vervan.nbsp;gen door een poeder, bestaande uit gentiaan-,nbsp;wolverlei-, kalmus-toortel en spiesglans, waarvan,nbsp;twee malen daags, eene lepel vol, over eenigehnbsp;haver en stroo-haksel, werd gebruikt.

Op den 29sten Julij , was de ademhaling ongemeen moeijelijk. Ter plaats aan de achterkaak , alwaar zich de hals-ader verdeelt, liet zich denbsp;gemelde zwelling nu aanmerkelijk vergroot waar-

-ocr page 113-

393

nemen; dezelve deed mij dadelijk denken aan eene ophooping van stolFe in den linker iuclit-¦ zak, waardoor dezelve aanzienlijk was uitgezet.nbsp;De bezwaarde adembaling, als het gevolg dernbsp;drukking van den opgevulden keel-zak legen hetnbsp;strottenhoofd , gaf mij te meerderen grond , omnbsp;het bestaan dezer oorzaak aan te nemen. Iknbsp;meende intusschen de opening van den zak nognbsp;te moeten uitstellen , ten einde dezelve metnbsp;meerdere zekerheid en geraakkeiijkcr te kunnennbsp;verrigten, wanneer er namelijk nog eene grooterenbsp;hoeveelheid van sloffe in den zak aanwezig, en'nbsp;de uitzetting daardoor sterker zou geworden zijn.nbsp;Ik wachtte dan daarmede tot op den Sisten Julij ,nbsp;op wellien dag ik deu eigenaar met het Paardnbsp;deed terugkomen,

De ademhaling was nu zoo moeijelijk, dat het Paard naauwelijks meer kon gaan, maar dreigdenbsp;te stikken. Het gezwel was zeer gespannen,nbsp;en ik oordeelde onverwijld tot de opening vannbsp;den luchtzak te moeten overgaan. Ik zou hetnbsp;Paard neder hebben geworpen, ten einde denbsp;operatie, op deze wijze, met meerder gemak tenbsp;verrigten, doch ik werd daarvan terug gehouden,nbsp;uit hoofde der hevige benaauwdheid, waai’in hetnbsp;dier verkeerde, vreezende namelijk, dat 'hetzelve , door de bijkomende beweging, aan het ne-dervverpen verbonden, mogt komen te stikken.nbsp;Ik besloot dus deze bewerking aan het staandenbsp;Paard te doen.

Het is bekend, dat dezelve door de Fransche

-ocr page 114-

394

Vee-artsenijkuiidigea cha.bert, fromage de fectgré «n BARTHÉLEMiJ, hct 'ccrst, en vervolgens doornbsp;vïborg en anderen, is verrigt en beschreven geworden. Men vindt de verschillende wijzen,nbsp;waarop de opening der lucht-zakken kan geschieden, mede omstandig aangewezen in het Handboek der Hee~artsenijkundige Heelkunde yaxi i. f.c.nbsp;DIETEHICHS , D. III. blz. 24.

Daar ik aan de eenvoudigste wijze de voorkeur meende te mogen geven , die met het minste gevaar van beleediging der nabij gelegenenbsp;Zenuwen en bloedvaten gepaard gaat, en waarbijnbsp;de bevatte stoffe, door hare eigene zwaarte, ofnbsp;door eene ligte drukking, wordt ontlast, zoonbsp;koos ik tot het maken der opening de plaats ,nbsp;ahvaar de bovenrand der achterbaak met de peesnbsp;der borstbeens-kaakspier en de inwendige kaak-ader eene driehoekige vlakte vormt.

Ik deed nu den kop van het Paard, door een’ helper, in de hoogte en naar voren gerigt houden , en verriglte op de , door genoemde deelennbsp;gemaakte, driehoekige vlakte, eene insnijding,nbsp;ter lengte van ongeveer vijf nederlaudsche duimen in de huid, eri kliefde mede de , onder dezelve gelegene, huidspier door. Zoodra ik dezenbsp;verdeeling had gemaakt, drong de, met etter-stoffe gevulde en sterk uitgezette, lucht-zak naarnbsp;bulten. Ik maakte eene opening in denzelven;nbsp;de sloffe vloeide oogenblikkelijk in groole hoeveelheid uit. De wond werd door het inbrengen van den wijsvinger behoorlijk verwijd, ten

-ocr page 115-

395

einde aan de sloffe gelegenheid te geven, om zich geheel te ontlasten. Nadat er een aanmerhelijknbsp;gedeelte was uitgevloeid, bespeurde ik dadelijk,nbsp;dat de ademhaling gemakkelijker werd. Ik zuiverde voorts den liicht-zak inwendig, door er eeiii-gen verdunden wijngeest, waaronder aftreksel vannbsp;aloë gemengd was, in te spuiten. In de wondnbsp;werden wieken gebragt, welke met dit vochtnbsp;doortrokken waren. Het Paard werd nu metnbsp;gemak naar huis geleid.

Den volgenden dag, zijnde den 1quot;'“ Augustus, bevond hetzelve zich zeer wel; het was vrolijknbsp;en begon wederom te eten; de ademhaling werdnbsp;meer en meer gemakkelijk. Er ontlastte zich ,nbsp;bij de inspuiting, slechts weinig stoffe meer. Gedurende den 2'’'“, 3'’“,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;en 5'^™ Augustus,

werd met dezelfde behandeling voortgegaan. De ontlasting der stoffe werd telkens geringer; denbsp;ademhaling was nu geheel natuurlijk en vrij; hetnbsp;Paard at en dronk naar behooren, en verkreegnbsp;een veel beter aanzien. De wond begon zichnbsp;reeds aanmerkelijk te verkleinen en te heelen,nbsp;zoodat het Paard genoegzaam voor genezen konnbsp;worden gehouden. Ik beval evenwel den eigenaarnbsp;de wond, nog eenlge dagen lang , met hetzelfdenbsp;vocht te wasschen. Op den lO**'” Augustus, wasnbsp;dezelve volkomen gesloten, zoodat het dier zijnnbsp;werk wederom met gemak kon verrigten, zondernbsp;dat het van de voorafgegane ongesteldheid, nochnbsp;van de opvolgende operatie , iets heeft overgehouden. Na verloop van cenige weken, het Paard

-ocr page 116-

396

in oogenschoiiw nemende, was het volkomen gezond en wel gevoed.

Dit geval bevestigt op nieuw, dat de opening der keel- of lucht-zakken bij bet Paard, zondernbsp;gevaar kan geschieden, en als het eenige hulpmiddel mag worden beschouwd, in die gevallen,nbsp;wanneer deze zakken, ter oorzake van cathar-rhale of droes-ziekten, zijn aangedaan, waarbijnbsp;zich slijm- of elterstoffe in dezelve heeft opgehoopt, zoodat er drukking op de luchtpijp ennbsp;het strottenhoofd wordt te weeg gebragt, welkenbsp;de hevigste toevallen van benaauwdheld, en zelfsnbsp;verstikking , kan veroorzaken. Dezelve laat zichnbsp;met te meer gemak verrigten, naarmate de zakken sterker gevuld en uitgezet zijn. Men zalnbsp;alsdan niet noodig hebben tot een’ meer zaam-gestelden toestel dezer kunstverrigting de toevlugtnbsp;te nemen, welken door sommigen wordt voorgeschreven.

Het volgende geval, betreffende de opening der lucht-zakken hij een Meriie-Paard is, door dennbsp;Heer leblanc , Vee-arts te Parijs, medegedeeld innbsp;het Recueil de Médecine Vétérinaire. Tome troi-sieme, p. 395, onder het opschrift; De la pochenbsp;gutturale chez une Jument; extraction d'une substance formée de mucus, contenue dans eet organs.nbsp;Daar dit geval met de bovenstaande waarnemingnbsp;j^oote overeenkomst heeft, zal het niet ongepastnbsp;zijn hetzelve hier hij te voegen.

-ocr page 117-

397

Eene zevenjarige Merrie kw'am, op den 27 December 1818, onder de behandeling van den ge-melden Vee-ai’ts, in een’ staat, dat zij naauwelijks twee uren kon afleggen. Het schuim stond opnbsp;den mond , en vooral op de neusgaten. Er vloeidenbsp;onophoudelijk speeksel uit den mond. De ademhaling, welke ten uiterste moeijelijk was, ging gepaard met een geluid, overeenkomende met dat,nbsp;hetwelke bij den pijpenden damp {cornagè) wordtnbsp;waargenomen, waaruit men kon besluiten, datnbsp;de weg, door welken de lucht moet gaan, ongemeen vernaauwd was. De kop werd genoegzaam in dezelfde rigting door het Paard gehouden met den hals, ten einde den doorgang voornbsp;de lucht gemakkelijker Ie maken. De enkele he-schouwing deed eene aanmerkelijke zwelling ontwaren aan de holligheid, alwaar de oor-klier gelegen is, welke sleuf geheel verdwenen was. Hetnbsp;eenige middel, dat men had aangewend, bestondnbsp;daarin, dat men, bij herhaling, de speekselkliernbsp;had gedrukt; welke wreede en ondoelmatige handelwijze gewoonlijk, door onbekwame lieden,nbsp;die zich voor Veeartsen uitgeven, wordt gebezigd tegen de zoogenaamde vijvel-ziekte of ontsteking der oor-klieren, en waardoor zij tevensnbsp;de koliekpijnen des Paards willen genezen. Hetnbsp;was reeds drie maanden, nadat men dit zonderlinge middel had beproefd, toen het Paardnbsp;aan de behandeling van d*^i^ Heer leblasc werdnbsp;toevertrouwd. Hij raadde aan, om onverwijldnbsp;den lucht-zak te openen; doch de eigenaar wilde

-ocr page 118-

398

zulks niet terstond veroorlooven, verzoekende, dat vooraf nog een ander middel mogt wordennbsp;beproefd. Om hem genoegen te doen, werdennbsp;de laurier-zalf, als smeersel, en gorgel-drankennbsp;met honig-azijn aangewend; doch met geen ander gevolg, dan dat de toestand steeds verergerde.

Op den 7'’*“ Januarij 1819, gaf de eigenaar de toestemming , om aan het Paard te vei’riglen , hetgeen door den Vee-arts noodzakelijk W'erd geoordeeld. Sedert veertien dagen had hetzelvenbsp;geen voedsel meer kunnen nuttigen, dan eeniaenbsp;flesschen water met meel. Het Paard had desniettemin nog krachten genoeg behouden, om zichnbsp;tegen de kunstbewerking krachtdadig te verzetten. Men was dus genoodzaakt hetzelve nedernbsp;te werpen. Hetgeen men gevreesd had gebeurde ,nbsp;namelijk het Paard dreigde te stikken, zoodatnbsp;men genoodzaakt was hetzelve te doen opstaan.

De opening werd nu op de volgende wijze ver-rigt. De gewone wijze niet kunnende worden gevolgd, omdat er uitgang moest worden verkend aan eene groote hoeveelheid eener verdiktenbsp;of verharde stoffe, werd de opening gemaakt aannbsp;die plaats, alwaar dezelve eene zekere uitgebreidheid kon beslaan. Na schuins, van benéden naar boven , de huid te hebben doorgesneden, welke het onderste gedeelte der oorklier-schelp-spier (muscle parotido-auriculaire) bedekt,nbsp;werd het uilgebrelde gedeelte dezer spier doorgekliefd en opgeligt; tevens werd het onderste deel

-ocr page 119-

399

der oorklier, alvorens met eene bistourie los gemaakt zijnde , om hoog geligt. De lucht- of keel-zak werd nu onmiddelijk geheel ziglbaar,nbsp;en dezelve werd geopend op dat gedeelte, hetwelk het sterkst uitpuilde. Er . vloeide slechtsnbsp;eene geringe hoeveelheid etterachlige sloffe uit,nbsp;niet meer dan ongeveer het tiende gedeelte van een litre of kan (een maatje) bedragende. De wond werd nu zoa veel verwijd, alsnbsp;de vaten en zenuwen zulks veroorloofden. Denbsp;wijsvinger was het werktuig, dat het eerst in dennbsp;zak werd gevoerd. Er werd eene groote hoeveelheid stoffe uitgehaald van eene gemengde,nbsp;gele, witte, en roode , kleur, en bezittende denbsp;lijvigheid van weeke kaas, waaronder zich kleinenbsp;ligcliamen bevonden van de grootte en gedaantenbsp;eens pruim-steens. Hoe dieper met den vingernbsp;naar het middelpunt dezer ophooping werdnbsp;doorgedrongen, hoe meer de gemelde klompjesnbsp;in omvaug toenamen , staande derzelver groottenbsp;namelijk in evenredigheid tot de vroegere vorming. De zwaarsten kwamen overeen met eennbsp;amandel, welke nog al zijne bekleedselen bezit^nbsp;Op de voorschi'evene wijze kon, door den fleernbsp;LEBLANC , slechts ongeveer het derde gedeelte dernbsp;vreemde, in den lucht-zak opgehoopte, stoffenbsp;uit denzelven verwijderd worden. Hij maaktenbsp;vervolgens gebruik van een’ tinnen lepel, waardoor hij in staat was den zak geheel te zuiveren. De wond werd met warmen wijn gewas-schen; er werd een behoorlijk verband aauge-II. D. II. St.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;20

-ocr page 120-

400

legd, om den invloed der lucht af te weren. Drie weken waren voldoende tot de volkomenenbsp;genezing.

Volgens het scheikundig onderzoek van den Heer houtou de la. billabdiêre, bestond de bovengenoemde zelfstandigheid geheel uit slijm. Denbsp;vorming der klompen was geheel overeenkomslignbsp;met die van sommige steenen. In allen kon mennbsp;drie , duidelijk verschillende, lagen waarnemen ,nbsp;welke gevormd werden door bestanddeelen vannbsp;op bet uitwendig aanzien, onderscheiden

een

aard. De binnenste stoffe, welke bij wijze van platen was geplaatst, had eene geelachlige kleurschakering; de tweede bad dan eens de stevigheid en de bruine kleur van hoorn, dan eensnbsp;was dezelve wit van kleur, bezittende den za-menhang van een beehacbtig-vleesch-gezwel {osteo~nbsp;sarcomé). Deze stoffe was van geringe dikte,nbsp;en bevatte naauwkeurig van rondom de eerstgenoemde der drie zelfstandigheden; zij maaktenbsp;veelvuldige, op elkander liggende, en evenwijdige, lagen. De derde of buitenste zelfstandigheid had een’ veel geringeren zamenhang dannbsp;die der twee overige. Dezelve had eene geelachtige kleur, en de deeltjes, waaruit dezelvenbsp;bestond, schenen eene rigting van het middenpunt naar den omirek te bezitten. Deze klompjes lagen onregelmatig door elkander in de gelenbsp;stoffe, welke hierboven is beschreven, die eenennbsp;stinkenden reuk van zich verspreidde.

De Heer leblanc merkt op, dat dit gebrek,

-ocr page 121-

401

namelijk de ophooping van verdikte stoiFe la de keel-zakken, meer algemeen voorkomt, dan mennbsp;meent. Dikwijls, zegt hij, sterven de Paardennbsp;aan ziekten, welke de Smeden de keel-ziekle,nbsp;(étranglions) , de mjvel-ziekte (avives), geztcollenenbsp;klieren (glandes) noemen, enz.; maar, in denbsp;meeste gevallen, stikken dezelve, door de sterkenbsp;opvulling der keel-zakken. Dit gebrek wijkt nietnbsp;voor die middelen, welke gevorderd worden bijnbsp;de eenvoudige ontsteking der klieren van hetnbsp;strottenhoofd, of der keel; deze kunnen wordennbsp;genezen door aderlatingen, smeersels, pappen,nbsp;en gorgeldranken of keel-inspnitingen. Intus-schen is het zeer gemakkelijk het bedoelde gebrek van de genoemde ontstekingen te onderkennen, als’. 1®. door de langdurigheid der ziek.nbsp;te; 2°. door de aanhoudende moeijelijkheid dernbsp;ademhaling; 3“. door de hardheid der oorklie-ren, zonder dat dezelve ongemeen pijnlijk zijn,nbsp;en eindelijk, 4®. door de geringe uitwerking dernbsp;verschillende middelen, welke, in het geval eenernbsp;eenvoudige ontsteking, met nut worden aangewend.

26*

-ocr page 122-

402

WAARNEMIJNG omtrent eene UITSTORTING VW BLOED Iff DEN BLINDEN DARM ,

ZICH OPENBARENDE ONDER DE VERSCHIJNSELEN VAN TROMMELZUCHT, EN GEPAARD MET KRAMP DER

hals-spieren, bij een PAARD, door fV, J. rAN DER HORST, Fee-arts der eerste Klasse, te

rOLLESaOVEN.

Op den 22 Septetnbei’ 1826 werd mijne hulp gevorderd hij een, wit Ruin-Paard, aftands vannbsp;jaren, toehehoorende aan den Heer jansen ,nbsp;te Goor, waai’aan ik de volgende ziekte-verschijn-selen waarnam. De huik was huitengewoon opgezet en ongemeen sterk gespannen, zoo zelfs,nbsp;dat men, er tegen kloppende, een geluid hoorde,nbsp;gelijk aan dat van eene trommel, Hiermede gingnbsp;groote hcnaauwdheid gepaard; het Paard sprongnbsp;op, ging weder liggen, en sloeg bestendig metnbsp;den kop; dezelve werd, door kramp der halsspieren , dikwijls zoo sterk gebogen, dat dit deelnbsp;tusschen de voorbeenen of in de zijde werd geplaatst. Voor het overige waren er duidelijkenbsp;teekenen van koorts aanwezig; de eetlust was geheel opgehouden; de ontlasting van den mestnbsp;en de pislozing was onderdrukt.

De oorzaak dezer opgeblazenheid en der overige verschijnselen was , voor zoo ver kon worden nagegaan, alleen in de volgende omstandigheid te zoe-

-ocr page 123-

403

ken. Het Paard was, des nachts, toevallig los geraakt, en uit den stal gekomen. Buiten zijnde, viel het innbsp;een mest-put, welke tamelijk diep , en grootendeelsnbsp;met vloeibai’en mest of gier gevuld was. Het liadnbsp;vele vruchtelooze pogingen aangewend, om uitnbsp;denzelven te komen, blijkens de aftrappingen aannbsp;den wand des gats, welke van steenen gemetseldnbsp;was. — Daar het Paard zich dus des ochtendsnbsp;nog in hetzelve bevond, moest men het er uitnbsp;helpen, hetgeen niet zonder moeite geschiedde.nbsp;Naar gissing, had het Paard den tijd van te drienbsp;uren des nachts tot ’s morgens te half zeven innbsp;den mest-put doorgebragt.

Ikmogt met vele waarschijnlijkheid besluiten , dat er eene inwendige beleediging plaats vond, hetzijnbsp;namelijk eene verscheuring van deelen met uitstorting, omslingering der darmen, lever-bersting,nbsp;of wel het bersten van eenig bloedvat.

De eerste aanwijzing scheen mij te wezen, de sterke spanning van den bulk, kon het zijn, tenbsp;verminderen, door de ontwikkelde lucht te ontlasten, of te doen zamendringen.

Na vooraf eene aderlating uit de spoor-aderen te hebben in het werk gesteld, waardoor echternbsp;geene groote hoeveelheid bloed ontlast werd,nbsp;werd een stort-bad aangewend, en een drank ingegeven , bestaande uit een aftreksel van kamille-hloemen met anijs-zaad In bier, met bijvoegingnbsp;van eenigen brandeicifn, en weinige druppelsnbsp;terpentijn-olie. — Deze drank werd in twee malen, namelijk des nademiddags te half ée'n en te

V

-ocr page 124-

404

half twee uren, ingegeven. Er werden tevens zacht prikkelende klisteren gezet.

Te drie uren, werd er eene groote hoeveelheid lucht, benevens eenlge mest-stolFe ontlast, doch,nbsp;in plaats dat de spanning van den buik hierdoornbsp;verminderde, nam dezelve meer en meer toe, ennbsp;met deze de benaauvvdheid van het dier, zoodatnbsp;het geheel onvermogend was om op te staan,nbsp;en dus ter neder bleef liggen. De toestandnbsp;veranderde binnen zeer korten tijd geheel. Denbsp;oogen, neus- en mond-vliezen werden bleek,nbsp;de ooren koud, de ademhaling en polsslag zwaknbsp;en ongeregeld. Ik gaf nu nog eene llkking, beslaande uit het poeder der arnica , anijs'zaad,nbsp;duiveis-drek, campher, ammoniaamp;-zout, en honig ,nbsp;om er alle half uur eene lepel vol van in te geven.

Hierdoor werden nog wederom overvloedige lucht, benevens dunne meststoffen, ontlast. Nadat deze ontlasting langzamerhand verminderde,nbsp;had de spanning van den buik, des avonds tenbsp;tien uren, eenigermate afgenomen; doch de he*nbsp;naauwdheid en uitputting namen van oogenbliknbsp;tot oogenblik toé, zoodat het Paard met dennbsp;dood begon te worstelen. Hetzelve stierf desnbsp;ochtends vroeg, op den 23 September.

Bij de opening van het ligchaam werd bevonden, dat de rolsken der darmen hier en daar met zwarte plekken bezet waren; de blindenbsp;darm was geheel met blóed gevuld; de wandennbsp;van dezen darm waren geheel zwart; de kartelen endeldarm ledig van mest; de dunne darmen

-ocr page 125-

405

sterk met lucht gevuld; de longeu zeer bleek; het hart was ledig van bloed; in deszelfs regternbsp;holligheid bevond zich eene groote hoeveelheidnbsp;van zuivere, afgescheidene, vezelstof.

Het valt moeijelijk te bepalen, wat, in het hier boven medegedeelde, geval, aanleiding tot de ontsteking en versterf der darmbuis hebbe gegeven,nbsp;waardoor, bij de opening des ligchaams , dezelvenbsp;aangedaan werd bevonden. Men zal gemakkelijknbsp;kunnen veronderstellen, dat er, bij het invallennbsp;in den gier-put, en evenzeer onder de vruchte-looze pogingen van het Paard, om zich uit den-zelven te verwijderen, eene inwendige bersting ofnbsp;verscheuring heeft kunnen ontstaan, waarvan eenenbsp;uitstorting van bloed in den blinden darm hetnbsp;gevolg kon zijn. Men vindt omtrent zoodanigenbsp;verscheui'ing evenwel in het verslag geen gewagnbsp;gemaakt. De zwarte plekken, welke op de darmen werden aangetroffen, toonen ook aan, datnbsp;er niet zoo zeer eene beleediging aan eene enkelenbsp;plaats bestond, maar dat de ontsteking eenenbsp;grootere uitgebreidheid had ingenomen. — Kannbsp;ook deze darm-ontsteking toegesehreven wordennbsp;aan de uitwerking van het mest-water of den gier,nbsp;waarin het Paard, gedurende eenige uren, in dennbsp;put, heeft moeten verkeeren ? — Deze omstandigheid kan welligt onvoldoende schijnen, om denbsp;oorzaak des doods daaruit af te leiden, en ik zounbsp;deze ook in dezelve niet zoeken, ware het niet,

-ocr page 126-

406

dat ik tot dit vermoeden eenige aanleiding meen te vinden in de uitwerking, welke, volgens eenenbsp;waarneming van den Heer colson (1), Vee-arts,nbsp;te Saint-Dizier in Frankrijk, het mest-water opnbsp;het Paard uitoefent.

Deze Vee-arts werd geroepen ter behandeling van twee Paarden, welke men meende door dennbsp;kolder te zijn aangedaan, en die, sedert een uurnbsp;tijds, ongewone bewegingen maakten, en zich innbsp;de heenen heten,

In den stal komende, vond hij de Paarden in de uiterste ontsteldheid. Hij sloeg dezelve , gedurendenbsp;een kwartier uurs , gade, binnen welken tijd zijnbsp;geen oogenblik tot rust kwamen. Dan eens sloegen zij met de heenen geweldig tegen den grond,nbsp;dan gingen zij nederllggen, en wel bij voorkeurnbsp;op plaatsen, welke niet met stroo of mest bedekt waren, terwijl zij spoedig wederom opstonden. , Tusschen heide namen zij een’ mondvolnbsp;hooi, en aten hetzelve gulsig op; de pols wasnbsp;vol en hard. Toen dezelve, buiten den stal, innbsp;de opene lucht, rondgeleid werden, scheen hetnbsp;lijden iets te bedaren. De Heer colson onderhield zich met den eigenaar omtrent het voedsel,nbsp;dat deze Paarden genuttigd, en den arbeid,nbsp;dien zij verrigt hadden. Hij vernam, dat dezelve ,nbsp;des ochtends, hunne gewone hoeveelheid kort-voe-

1

Effets de Peau de fumier sur deux Chevaux; in \\el Journal Pratique de Médecine Vétérinaire,nbsp;1826- p- 72-

-ocr page 127-

407

der erlangd, en voor den jgt;loeg gewerkt hadden. Naar huls keerende, hadden zij eenig gras gegeten, en waren vervolgens geloopen door een’nbsp;plas van mest-water, welke ongeveer twee ennbsp;een’ halve voeten diep was. Dewijl men nu waarnam, dat de verschijnselen, welke er plaats hadden, vele overeenkomst hadden met die, welkenbsp;hij de Paarden ontslaan, ten gevolge van hetnbsp;wrijven met terpentijn-olie, zoo werd het buitennbsp;twijfel gesteld, dat de prikkende werking van dennbsp;gier voor de eenige oorzaak van dezen ongewo-nen toestand moest worden gehouden. Er werdnbsp;terstond eene aderlating in het werk gesteld; denbsp;Paarden werden in het water geleid, waarin mennbsp;dezelve eenigen tijd, deed vertoeven, ten eindenbsp;de beeuen geheel zuiver af te wasschen. Allenbsp;verschijnselen hielden binnen weinige oogenblik-ken op, en de Paarden kwamen tot hunne gewone bedaardheid en rust terug.

liidien nu het mest-water, door deszelfs scherpheid , zoodanige prikkeling op het Paard kan te weeg brengen, doordien hetzelve, slechts eennbsp;korten tijd, op de huid der beenen werkt, dannbsp;zal men niet zonder waarschijnlijker! grond mogen aannemen, dat, indien een meer aanmerkelijk gedeelte des ligchaams aan dezelfde prikkeling, en gedurende een’ langeren tijd, wordtnbsp;blootgesteld, zulks zeer wel aanleiding kan geven tol krampaclitlge bewegingen der spieren,nbsp;tot eene lievige werking van het hart en vaatge-slel, waarvan een inwendige ontstekings-toesland

-ocr page 128-

408

met doorlating van bloed, (helzq per anasto-mosin, per diapedesin, of per diaeresin)^ en bijkomend versterf , de doodelijke gevolgen kunnen zijn. nbsp;nbsp;nbsp;Be Redacteur,

WAARNEMING eener HERSEN-ONTSTE-

KING, Bii EEN VARREN , gevolgd OP HET

RINGEN OP KRAMMEN , DOOR ff''. J. VAN DER

HORST, Fee-arts der eerste Klasse^ te vol—

LENHOyEN»

Op den 25 April 1827, nam ik bij een varken, toebehoorende aan den HoogWelGeboren Heer ,nbsp;Baron sloet van oldruitenbürg , de verschijnselen waar van onregelmatige bewegingen, welkenbsp;zlcb naauwelijks laten beschrijven. Het dier sprong,nbsp;wild in het rond, hief de voorpooten bij afwisseling in de hoogte , en strekte dezelve langs dennbsp;kop uit; het sprong dikwijls tegen den wand omhoog; het knorde en schreeuwde bestendig; hetnbsp;was zeer geneigd om te bijten; de tusschenpoo-zen van rust waren slechts van korten duur. Denbsp;spijsvertering scheen evenwel nog weinig te lijden , daar het varken naar behooren at ennbsp;dronk; het stond bijna altijd dansende aan dennbsp;trog, waardoor alsdan de toestand vele gelijkheidnbsp;had met die zenuwachtige aandoening, welkenbsp;men den St.-Fitus-dans pleegt te noemen.

Men kon geene andere oorzaak dezer onge-

-ocr page 129-

409

wone verscKijaselennagaan, dan het krammen van den neus, hetwelk dit Varken, voor korten tijd,nbsp;met meerdere, ondergaan had; men had tweenbsp;koper-draden, volgens de gewone wijze, door dennbsp;snuit gestoken, en omgedraald. Kort naderhandnbsp;vertoonde er zich eene ontstekingachtige zwellingnbsp;van den snuit, waarop de genoemde toevallennbsp;volgden. '

De aangewende verkoelende en verdoovende middelen hieven zonder de geringste uitwerking.nbsp;Dezelve moesten onder het voedsel worden gemengd, daar men het dier volstrekt niet kon naderen , om de middelen in te geven, wegens denbsp;neiging tot bijten, welke het toonde te bezitten.nbsp;Daar ik geene hoop op herstel kon geven, raaddenbsp;ik aan het Varken te doen dooden. Zulks geschiedde op den 9“*“ Mei daaraanvolgende.

Bij de opening van den kop bevond ik, dat de hersen-vliezen rood beloopen, en als opgespoten waren. De hersenen zelve dreven in eenenbsp;lilachtige, laaije, naar ei-wit gelijkende, vloei-stolFe. Er was dus geen twijfel aan, of er hadnbsp;hier eene ware hersen-vlies-ontsleking plaats ,nbsp;Welke in uitstorting of doorzweeting was overgegaan , waaruit de verschijnselen van ijlhoofdigheid en razernij, en der onregelmatige bewegingen konden worden verklaard.

Het Varken bezit een zeer fijn gevoel in den snuit, en dit deel is met eene bijzondere teêr-

-ocr page 130-

410

held begaafd, zoodat het geeiie zware beleedi-ging aan hetzelve verdraagt. Men kan, door een’ onvooi’zigtigen slag of schop tegen dennbsp;snuit, het dier gemakkelijk dooden. Dezelvenbsp;dient het, even als andere dieren, tot het voornaamste gevoel- of tast-zintuig, waartoe het zeer rijknbsp;bedeeld is met gevoel zenuwen, die van den on-deroügkuilschen tak des vijfden paars afkomen.nbsp;Van deze verspreiden zich aanmerkelijke takkennbsp;in de spieren van het snuilbeentje (ps rostri).nbsp;Het is waarschijnlijk, dat, hij het onvoorzigtignbsp;doorsteken van den koperdraad, een zenuw-taknbsp;is beleedigd , en ten gevolge daai'van in denzel-ven ontsteking voortgebragt is geworden. Dezenbsp;zich, langs de omkleedsels der zenuwen, aan denbsp;hersen-vliezen hebbende medegedeeld, ontstond ernbsp;doorzweeting van weivocht en vezelstof uit de vatennbsp;van het spinneweb-vlies, met een doodelijk gevolg.

Mij zijn meerdere voorbeelden bekend, dat de Varkens het leven hebben verloren, tennbsp;gevolge van het ringen, hetwelk aan dezelfdenbsp;oorzaak zal moeten worden toegeschreven, namelijk aan eene beleediging der zenuwen, waardoor herseu-ontstekiug, kramptrekkingen, ofnbsp;verstijving , hunnen worden voortgebragt. Omnbsp;zulke gevaarlijke toevallen , zoo veel mogelijk ,nbsp;voor te komen, moet men zorgen, dat de draadnbsp;of metalen priem, welke door den snuit wordtnbsp;gestoken, goed spits en scherp gevijld, en zonder ruwheden zij, en dat dezelve niet te hoognbsp;boven den opstaanden rand van den snuit worde

-ocr page 131-

411

ingebragt. Men zal wel doen den draad vooraf inet olie te besmeren. De wijze, om de Varkensnbsp;bet wroeten in den grond te beletten, door middel van het doorsnijden van de pezen dernbsp;wederzijdsche spieren , welke dienen tot bet optrekken van den bovenlip en van den snuitnbsp;{musculi levatores labii superioris et prnbnsnidis),nbsp;is voorzeker wel eenigermate omslagtiger dan hetnbsp;gewone ringen, en vordert ook eene meer bekwame band, docli dezelve zal veiliger zijn, ennbsp;niet van zoodanige gevaarlijke uitwerkingen achtervolgd worden, als waarvan de medegedeeldenbsp;waarneming een voorbeeld oplevei’t.

Men verrlgt de bedoelde doorsnijding op de volgende wijze: Over den loop der bedoeldenbsp;pezen, welke men als gespannen koorden, ondernbsp;de huid, boven den snuit, wanneer deze nederwaarts wordt gedrukt, kan voelen, maakt mennbsp;in de huid eene langwerpige Insnijding; de pezennbsp;worden ontbloot; men brengt een naald , van een’nbsp;draad voorzien, er onder door, en' trekt dezelvenbsp;daarmede buiten de wond. Nu neemt men, met betnbsp;mes, uit de pees een gedeelte, ter lengte van ongeveer een halven duim, weg, ten einde te voorkomen, dat de einden niet wederom aan elkander groeijen. De genezing kan aan de natuurnbsp;worden overgelaten, of men behandelt de wond,nbsp;naar omstandigheden, volgens algemeene regelen.

-ocr page 132-

412

WAARNEMING omtrent eene BLOED-VLOEIJING UIT DE LONGEN {HAEMOPTYSIS), BIJ EEN PAARD; DOOR A. SCHULD,

Hee-arts der eerste Klasse te Dordrecht.

ADRiAan van DOEVEREN, Bouwman onder de Gemeente Dubbeldam, Disti'ict Dordrecht, verzocht, op den 31 Julij 1828, mijn onderzoek aan eennbsp;zijner Paarden, zijnde eene vierjarige bruine Merrie, welke hij, op eene openbare verkooping,nbsp;bad aangekocht. De ongewone en sterke uitwerping van bloed en slijm uit den neus, bij hetnbsp;inspannen en rijden van dit Paard voor den wagen waargenomen, deed hem beducht zijn, datnbsp;hetzelve door den kwaden droes mogt zijn aangedaan. Den volgenden ochtend mij naar denbsp;woning van gemelden landman begevende, vondnbsp;ik het nieuws aangekochte Paard, van de overigenbsp;afgezonderd, in de weide loopen; Ik kon, nanbsp;de beschouwing van het neusvlies, het onderzoeknbsp;der onderkaaks-klieren , enz. den eigenaar , op-zigtelijk zijn ongunstig vermoeden, eenigermate gerust stellen, en beloofde hem den volgenden dagnbsp;te zullen terug komen. Zijne beschroomdheidnbsp;intusschen, dat de kwade droes hier kon geborennbsp;worden, en zelf niet gewoon zijnde zieke Paarden te behandelen deed hem besluiten, om hetnbsp;dier in mijnen zieken-stal te plaatsen, en deszelfsnbsp;behandeling aan mij toe te vertrouwen. Ik ont-

-ocr page 133-

41S

Ting hetzelve den volgenden dag. Men vernam nu, dat er, sedert eenige weken, plekken bloedsnbsp;in de weide waren ontwaard, waaruit met waarschijnlijkheid kon worden afgeleid, dat de uit-vloeijing van bloed bij dit Paard reeds eenigennbsp;tijd bestaan had.

In hoe ver eene verwonding aan de voorborst» op den 30 September des vorigen jaars, doornbsp;het stooten met den hoorn, door een Rund, aannbsp;hetzelve toegebragl, hiertoe aanleiding hebbe kunnen geven, kon niet met zekerheid worden bepaald, daar die wond, toen door mij behandeld,nbsp;wel gescheurd, doch niet diep en tot in de borstholte doorgedrongen was; dezelve was, na eenenbsp;voorafgaande zuivering, losse hechting, en zuiverende inspuitingen, volkomen genezen.

Terwijl ik noch eenlg verschijnsel van kwaden droes, noch van eenige andere ziekte, bij ditnbsp;Paard waarnam, zoo vertoonde zich, op den 30*'*“nbsp;Augustus, slechts een weinig bloed in het regternbsp;neusgat. Ten einde nu de ziekte te beter te lee-ren kennen, deed ik het Paard een eind wegsnbsp;buiten den stal geleiden, hetzelve eerst in dennbsp;stap, en vervolgens in een zachten draf doendenbsp;loopen. Door deze beweging, welke traag doornbsp;het dier werd volbragt, ontstond er eene merkbaar vermeerderde ultvloeijing van bloed, eerstnbsp;uit het regter, en voorts ook uit het linker neusgat. Dezelve nam zeer spoedig zoo hevig toe,nbsp;dat het heldere, roode, bloed met een straalnbsp;uit beide neusgaten liep. Alleen door bekoeling

-ocr page 134-

414

en (Ie stolling van het bloed in de neusgaten kon de uitvloeijing, gedurende weinige seconden, wow-den bedwongen ; doch hetzelve werd, door hetnbsp;snuiven en niezen van het Paard, bij brokkennbsp;uitgeworpen , waarbij de uitvloeijing zich met vorigenbsp;hevigheid wederom heivaltede. Wegens het zwaarnbsp;verlies van bloed moest men inderdaad voor slechtenbsp;gevolgen van verzwakking en uitputlig vreezen.nbsp;Ik liet het Paard, zoo zacht mogclijk, naar dennbsp;stal terug leiden. Hier gekomen zijnde, begonnbsp;het bloeden te verminderen, en hetzelve hieldnbsp;eindelijk geheel op.

. Ik mogt, uit hoofde der langdurigheid en herhaling dezer bloed-uitwerping, veronderstelnbsp;len, dat de vaten der longen in een’ toestandnbsp;van zwakheid verkeerden, en dat dus de toevloed of ophooping van bloed in dit deel moestnbsp;beschouwd worden meer van een’ lijdelijken dannbsp;van een active» aard te zijn; hoewel, voor hetnbsp;overige, de ligchaams-gesteldheid en ouderdomnbsp;Van het voorwerp'gfeene algemeene zwakheid aanduidden. Ik dacht derhalve met nut eene za-mengestelde geneeswijze te kunnen volgen ,nbsp;door de verbinding namelijk van tonisch-^yevstev-keilde en verkoelende middelen. ïen einde denbsp;Opvulling der bloedvaten, welke er in de longennbsp;nog mogt bestaan, weg te nemen, w'erdnbsp;eene aderlating van vier ponden in het werknbsp;gesteld, terwijl daarop het volgende middel werdnbsp;gegeven.l^, Nitratis potassae, Muriatis ammoniaeynbsp;^ uuc. 1 i),Pulv, rad. gentianaeL, corticis

-ocr page 135-

415

aalicis quercini, ak unc. ii., Sulphatis aluminaa^ drachmas ivt iH. F, c. mdle conimuni Elec~nbsp;tuarium. S. 2 malen hiervan eene lepel vol in tenbsp;geven.

Op den 7den Augustus, herhaalde ik de aderlating , doch er werden nu slechts drie ponden bloed afgetapt. Met het gebruik der likking werdnbsp;voortgegaan, met bijvoeging van vier drachmennbsp;zwavelzuurdjzer, en, op het laatst, van een vierendeel loods verdund zwazelzuur, op dezelfdenbsp;hoeveelheid als te voren. Met deze behandelingnbsp;werd , gedurende den tijd van vier weken, aangehouden. De uitvloeijing van bloed had zich nunbsp;niet wederom vertoond; het Paard bewoog zichnbsp;vrij en zonder dat de ontlasting zich hei’vattede.nbsp;Op den laatsten Augustus, deed ik hetzelve genezen naar den stal des eigenaars terugkeeren , dienbsp;ook, bij eene volgende beproeving, geene bloed-vloeijing meer ontwaai’de. Ik raadde hem evenwel het Paard vooreerst nog van den arbeid eunbsp;vooral van zwaar trekken te verschoonen.

Hoewel de uitvloeijing van bloed uit de longen , bij de dieren, niet tot de zeer gewone ziekten kan gerekend rvoi’den te behooren, zoo komt dezelve toch nu en dan voor. Wij hebben aannbsp;de Vee-artsenijschool dezelve reeds onderscheidene malen bij het Paard waargenomen, en metnbsp;een gelukkig gevolg behandeld. Men vindt omtrent de bloedspuwing nog weinige gevallen in denbsp;II. D. II, St.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;27

-ocr page 136-

416

Vee-artsenijkundige schriften medegedeeld. Wij treffen daarvan evenwel eene waarneming aan,nbsp;in het Magazm für theoretische und practischenbsp;Thierheilkunde und thierdrzliche Policey, her-¦ausqegeben von Dr. s. j. teuffel, I B. II Heft,nbsp;s. 253, Karlsruhe 18)2, door den Hoogleeraarnbsp;E, viBORG, te Copenhage. Hij prijst Inzonderheidnbsp;de inademing van azijnzure dampen aan, alsmedenbsp;het inwendig gebruik van den aluin en het zwavelzuur-ijzer. — In het Journal Pratique de Mé-decine Vétérinaire yan 1827, p. 388, wordt, doornbsp;den Vee-arls j. b. c. rodet, het geval medegedeeld eener bloedspuwing , waargenomen bij eenenbsp;zevenjarige Merrie, van eene drooge ligchaaras-gesteldheid, en een gevoelig temperament, welkenbsp;eene naauwe borstkas, platte ribben, een vooruitstekend borstbeen, hooge schouders en schoftnbsp;bezat, en tevens, sedert drie maanden, in eennbsp;staat van sterke vermagering verkeerde, terwijlnbsp;zij bovendien door een aanhoudenden, droogennbsp;en diepen, hoest was aangedaan. Deze wilde nietnbsp;wijken voor de etterdragten , welke gezet waren,nbsp;noch voor het gebruik van zachte en meelachtigenbsp;voedselen, en slijmige borstmiddelen. Zij werdnbsp;nu (den 26sten Mei), in den stal, op groen voeder gezet.

Nadat het Paard dit voedsel slechts zes dagen had gebruikt, werd hetzelve, op den Islen Junij,nbsp;'savonds te 7 uren, eensklaps door eene hevigenbsp;hloedvloeijing overvallen , zoo wel uit de neusgaten als uit den mond. De Heer rodet , die biem

-ocr page 137-

417

bij spoedig ter hulp kwam, hevond het Paard, bij zijne komst, in den volgenden toestand:

Er had een ligte hoest plaats, welke bijna onophoudelijk voortduurde , waarbij bestendignbsp;veel bloed uitvloeide, voortkomende uit de longen. Wanneer het Paard, hetwelk scheen tenbsp;gevoelen, dat deze bewegingen hetzelve verlig-ting toebragten, den kop nederwaarts hield,nbsp;opdat het bloed gemakkelijker kon worden ontlast, werd de ultvloeijing zoo aanmerkelijk, datnbsp;er gegronde vrees bestond, dat het dier ditnbsp;bloedverlies niet lang zou kunnen doorstaan. Denbsp;ademhaling werd kort en benaauwd, en de flanken bewogen zich sterk; evenwel vertoonden ernbsp;zich nog geene teekenen van zwakheid ; de polsnbsp;was vol en verhaast; de slagader gespannen,nbsp;hard, en rollende.

Het Paard werd terstond in den ziekeu-stal ge-bragt; door de beweging van het loopen scheen de kracht der ultvloeijing van het bloed nog tenbsp;worden versterkt. Daar de hitte, sedert eenige dagen, zeer sterk was geweest, enhet weêr, hoewelnbsp;de dag reeds ten einde liep, nog zeer warm was,nbsp;werd het Paard in de schaduwe gebragt, in denbsp;bpene lucht, en op eene koele plaats. Er werdnbsp;nu terstond eene algemeene aderlating in hetnbsp;werk gesteld, en men gaf het Paard onmlddelijknbsp;en bij herhaling koud water in , hetwelk vrij sterknbsp;zuur was gemaakt. 'De mond, de neusgaten, ennbsp;de kop werden insgelijks met zuur gemaakt waternbsp;gewasschen. Voorts werd gedurig eene zekere

27*

-ocr page 138-

418

hoeveelheid zuiver en zeer koud water, uit eenen put, bij wijze van klisteren, aangewend. Doornbsp;deze middelen, maar inzonderheid door de werking van het koude water, werd de hevigheidnbsp;der hloeduitvloeijing spoedig tot bedaren gebragt.nbsp;Men stond op de berhallng van derzelver gebruiknbsp;aan, en weldra zag men, tot groote voldoening,nbsp;de bloedspuwing, ongeacht derzelver eerste werkzaamheid , geheel ophouden.

Er was reeds een uur verloopen, zonder dat de ontlasting meer had plaats gehad , toen het Paardnbsp;naar den stal werd gebragt, in welken hetzelvenbsp;blijven moest. Hetzij door de beweging van hetnbsp;gaan , of ter oorzake der warmte van den stal,nbsp;de bloedvloeijlng hervatte zich weldra op nieuw,nbsp;en genoegzaam met dezelfde kracht als te voren.nbsp;Er werden andermaal klisteren van koud waternbsp;aangewend, welke dezelve wederom terstond zigt-baar deden verminderen, en, binnen zeer korten tijd , gebeel ophouden. Nu was de uitwerking duurzamer, daar de ontlasting niet terugkeerde.

Den volgenden dag werd het Paard nog eens adergelaten , en de verkoelende geneeswijze, benevens de schrale leefregel , bleven bij aanhouden-held voortgezet. Men wendde nog, van tijd totnbsp;tijd, koude khsteren aan.

Onder deze behandeling, waarbij het Paard vervolgens wederom op groen voeder werd gesteld, bleef het Paard volkomen wel, zoodat het,nbsp;reeds op den vierden dag, tot de afdeeling.

-ocr page 139-

419

waartoe het behoorde, terugkeerde. Sedert dieu tijd, heeft hetzelve, onder eene trapswijze vermeerdering des gebruiks , alle gedeelten der oefening doorgeloopen , en naderhand de vermoeijen-de dienst van het escadron verrigt, zonder datnbsp;het iets van dit zware toeval scheen te hebbennbsp;overgehouden.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;De Redacteur.

MEDEDEELING omtrent de , jaarlijks in fries^ LAND HEERSCHENDE, VARKENS-ZIEKTE, zoonbsp;ALS DEZELVE , IN DE ZOMERS VAN 1827 EN 1828,

IN DE GRIETENIJEN OOST- EN WEST-DONGERADEEL ,

* '

HEEFT PLAATS gehad; doorW. MOSSEL, Veearts te DOCKVM,

Ofschoon er over de Varkens-ziekte, welke, sedert verscheidene jaren, in deze en andere Provinciën , meer of minder algemeen, als heerschen-de of epizoötische ziekte , wordt waargenomen,nbsp;onderscheidene werken geschreven zijn (1), welke

1

Niemand zal met mg ontkennen, dat als hel voornaamste geschrift alhier verdient genoemd te worden, de doorwrochte Verhandeling van den Wel-Edelen, zeernbsp;Geleerden, Heere Dr. iulius vitringa coulon : overnbsp;de ziekte onder de Varkens, welke, sedert eenige ja.-ren, op onderscheidene plaatsen in ons Vaderland, ge-heerscht heeft, uitgegeven en met de Gouden Medaille

-ocr page 140-

420 nbsp;nbsp;nbsp;'

voor derzelver kennis en behandeling met nut kunnen worden geraadpleegd, zoo heb ik evenwel gemeend deze eenvoudige practische waarnemingen temogen mededeelen, daar ik, door mijne aangewende geneeswijze, vrij gelukkig geslaagdnbsp;ben in de behandeling der ziekte, toen dezelvenbsp;in de jaren 1827 en 1828, kort na mijne vestiging in deze Provincie, in de Grietenijen Oost- ennbsp;W^est-Dongeradeel, op nieuw te voorschijn wasnbsp;gekomen.

De ondervinding heeft mij geleerd , dat de be. doelde ziekte zich in het begin, door een ontstekingachtig karakter kenmerkt; da verschijnselennbsp;en de geneeswijze, bij niet minder dan vijf en vijftignbsp;zieke Varkens, door mij aangewend, bevestigdennbsp;zulks geheel en al. De kennelijke ontstekings-toe-stand duurt echter kort, en bepaalt zich algemeen tot den tijd van twee dagen. Er gaan evenwel , gedurende een of meerdere dagen, verschijnselen van zekere lusteloosheid en onverschillig,nbsp;heid vooraf, zonder dat men daarbij alsdan nognbsp;duidelijke teekenen van ontsteking kan bespeuren.nbsp;Intusschen gaat het vast, dat er, bij de huisdieren,nbsp;meermalen reeds, gedurende eenigen tijd, ontstekingnbsp;in de Inwendige deelen kan hebben bestaan, zondernbsp;dat zulks door uitwendige teekenen kenbaar is, zoonbsp;als de openingeu ons daarvan kunnen overtuigen.

lehroond door de maatschappit ter bevorderino van ¦DEN EANDBOTTW, TE AMSTERDAM j Amst. bij L, VAN ES,

i8a4.

-ocr page 141-

421

Kiel altijd zal men kunnen besluiten, wanneer de dieren aan bevige ontstekingen plotseling sterven,nbsp;terwijl zij kort te voren schijnbaar nog volkomen gezond waren, dat deze zoo eensklaps metnbsp;die hevigheid zijn ontstaan , dat dezelve, als hetnbsp;ware, oogenblikkelijk tol versterf zijn overgegaan.nbsp;Daar de eerste gewaarwordingen der ziekelijkheidnbsp;bij het Varken , evenmin als bij andere dieren,nbsp;duidelijk worden te kennen gegeven, zoo blijftnbsp;het altijd eenigermate onzeker te bepalen, wanneer de ontsteking een begin hebbe genomen, ennbsp;hoe spoedig deze zij toegenomen, hetwelk voorzeker zeer verschillend kan zijn.

Kaar de opvolgende verandering in de uitwendige gedaante, welke de ziekte aanneemt, meen ik dezelve voegzaam in drie tijdperken te kunnennbsp;verdeden ;

In het eerste tijdperk verloonen zich de zieke dieren lusteloos en onverschillig omtrent alles,nbsp;wat hen omringt; de eetlust is verminderd , ofnbsp;reeds geheel opgehouden. Zij drinken ook wei-,nbsp;nig of geheel niets, en liggen meestal ter neder.nbsp;De staart verliest de krul, en hangt, even als denbsp;ooren, slap neder.

In het tweede tijdperk worden de dieren levendiger; zij staan nu en dan op; het uitwendige lig-chaara, de mond, de keel, en de uitgeademde lucht, zijn heet; de oogen helder; de ontlasting van dennbsp;heeft, zoo geschiedt zulks in eene geringe hoeveelheid , en de stofFe is zeer hard ; in het gaan.

-ocr page 142-

422

slingert het achterstel, even als of er lamheid in het kruis bestaat. Wanneer de ziekte tot dezenbsp;hoogte is geklommen, dan sterven de meeste dieren , indien aan dezelve geene hulp wordt toe-gebragt.

In het derde tijdperk vertoonen zich, bij de, nog levende, voorwerpen — want de Natuur redtnbsp;enkelen , zonder eenige andere hulp — blaauwenbsp;of violet-kleurige vlekken , meestal aan den buiknbsp;en de ooren, ook wel op het schoft en elders.nbsp;De adem wordt stinkende ; de mest verkrijgt eenenbsp;Weeke hoedanigheid, en loopt somwijlen, evennbsp;als de pis, onwillekeurig af, en zoo sterven denbsp;dieren gewoonlijk spoedig onder stuiptrekkingen.

Ten aanzien der oorzaken, waaruit deze, op zekere, meer of min bepaalde , tijden terugkee»nbsp;rende ziekte, eigenlijk ontstaat, kan ik, voor alsnbsp;nog , niets meer met zekerheid vaststellen , dannbsp;andere, meer kundigen, hebben kunnen doen.nbsp;Dat de zomer-warmte evenwel tot het ontstaannbsp;van dezelve veel toebrengt, blijkt daaruit, datnbsp;de ziekte mij, tot dus ver , altijd in de maanden Julij en Augustus ter behandeling, door denbsp;landlieden, is opgedragen. Bij de Varkens, die,nbsp;op het veld, aan den Invloed der brandendenbsp;zonne-stralen waren blootgesteld, vertoonden dezelve zich heviger, dan bij die gene, welke innbsp;zuivere en koele hokken waren opgesloten.

De opening der Vai-kens heeft mij geleerd, dat, bij die gene , welke in het tweede tijdperk warennbsp;gestorven , de longen rood en met bloed waren.


-ocr page 143-

423

opgevuld ; insgelijks waren de rokken der maag en darmen, het ribbe-vlies en de borstquot; vliezen sterknbsp;met bloed opgespoten; de pisblaas was meest-,nbsp;tijds met bruine pis gevuld, en in de dikke darmen bevonden zich harde meststoffen. Bij denbsp;Varkens, in bet derde tijdperk gestorven, vertoonde zich bet hart met bloed gevuld ; de maag-en darm-rokken, ook het ribbe-vlies warennbsp;bruin of zwartachtig van kleur, en bros, of teêrnbsp;van zamenhang; de lever en milt, als ook denbsp;nieren sterk door bloed opgezet en murw. In denbsp;darmen was doorgaans eene dunne, bleek-groene,nbsp;stinkende meststoffe aanwezig. — In vele der genoemde deelen had het versterf de overhandnbsp;genomen.

Ik heb mij bij de ontstekingwerende behandeling der ziekte, gepaard met laxeermiddelen , gekozen uit de middenzouten , zoo wel bevonden ,nbsp;dat van bet, reeds bovengenoemde, getal van vijfnbsp;en vijftig Varkens, door mij behandeld, slechtsnbsp;elf zijn gestorven. Om van deze geneeswijze evenwel eenen goeden uitslag te verwachten, is hetnbsp;volstrekt noodig, het geen ik de landlieden tenbsp;kennen gaf, dat dezelve terstond worde aangewend, wanneer slechts de eerste sporen der ziektenbsp;worden bespeurd. Het is mij ten vollen gebleken, dat, indien men de eerste vier dagen, nadatnbsp;er zich sporen van eenige ziekelijkheid haddennbsp;geopenbaard, laat vobrbijgaan, zonder dat ernbsp;gepaste middelen werden aangewend , men zeldennbsp;of ooit genezing mogt verwachten, welke mid-

-ocr page 144-

424

delen men nu nog mogt aanwenden. Bijaldien hoogst zeldzaam eenig Varken, hetzij ondernbsp;eene bepaalde behandeling, of door de Natuur,nbsp;in het leven werd behouden, zoo bleef hetzelvenbsp;evenwel steeds mager, en voor de vetmestingnbsp;ongeschikt.

De geneeswijze bestond nu in de volgende behandeling. Ik Het eerst het llgchaam der Varkens met koud water afschrobben, en voorts, gedurende vier dagen, twee malen daags, afspoelen , teil einde het dier te verkoelen, en zuiver tenbsp;houden (1). In de hokken , welke op de koelstenbsp;plaatsen van den stal werden gemaakt, moest denbsp;naauwkeurigste zindelijkheid , en, in het land,nbsp;zoo veel mogelijk, omtrent de zieke Varkensnbsp;worden in acht genomen. Ik deed tevens naarnbsp;den ouderdom , de ligchaams-gesteldheld, ennbsp;andere omstandigheden der dieren, eene aderlating in den staart of de ooren; doch alleen dan,nbsp;wanneer dezelve terstond bij hel begin der ziektenbsp;onder mijne behandeling kwamen.

Verder werden door mij, als geneesmiddelen, grootere of geringere hoeveelheden zwavelzure-soda gegeven, ten einde den afgang te bevorderen ; waarbij ook nog, wanneer de ontstekings-toestand mij sterker toescheen, de salpeter en

I


1

Dit middel wordt ook, door den Heer coulon', in deze, gelijk in sommige andere ziekten, aange-prezen. (Zie de aangehaalde Verhandeling, blz, 89).

-ocr page 145-

425

liet ammoniaJi~zout werdeu gevoegd. Naderhand, wanneer deze geweken was, werd alleen het ^oe-der van den gentiaan-icortel ter maagversterkingnbsp;aangewend, het zij op zich zelf, of met eenignbsp;poeder van zoethout vereenigd, om bet Varkeunbsp;het bittere middel beter te doen gebruiken. Hierbij werd tusschen beide nog wat zout of eenigenbsp;boter-pekel toegediend, om den verloren eet- ennbsp;drinklust meer op te wekken. Op deze eenvoudige wijze heb ik de , albier en elders, met regtnbsp;zoo zeer gevreesde, Varkens-ziekte, met eennbsp;gunstiger gevolg behandeld , dan veeltijds, volgens andere, meer omslagtige, geneesplannen isnbsp;geschied. Ik mag evenwel niet onopgemerkt laten , dat de ziekte, in derzelver verschijnselennbsp;en beloop, niet meer zoo hevig is, als zij innbsp;vroegere jaren meermalen is geweest.

WAARNEMING omtrent eene bijzondere ZENÜfV-ZIEKTE , BIJ EEN PAARD , doornbsp;A’. FEENHOFEN y Fee-arts te üaalte, in

OyEBJJSSEL,

Op den I Maart 1829, werd ik verzocht raad te verleenen omtrent een zwart vijfjarig Merrle-Paard van Overijsselsch ras, waarbij de volgendenbsp;ongewone verschijnselen werdeu waargenomen: Ernbsp;hadden zoo wel aan de voorste ledematen, als in

-ocr page 146-

426

de achterste buiksti’eek, sterke schuddende bewegingen plaats, welke mede aan de spieren der achterkaak zeer duidelijk gevoeld werden, wanneer de hand op dezelve werd gelegd. Het diernbsp;was voor het overige schijnbaar gezond en vrolijk,nbsp;wanneer het uit den stal kwam; doch een geringenbsp;arbeid deed hetzelve spoedig en sterk zweeten;nbsp;de eetlust was tevens vei’miuderd, en, zoolangnbsp;als de aanvallen der genoemde onregelmatige bewegingen duurden, was dezelve geheel verloren.nbsp;Deze kwamen dan om den anderen dag, twee malen om den viei'den dag, en ook dikwijls op meerdere dagen achter elkanderen terug, en hieldennbsp;dan eens acht minuten, somwijlen een kwartiernbsp;uurs, en zelfs een geheel uur aan; de bewegingennbsp;waren meermalen zoo sterk, dat het Paard vannbsp;voren onwillekeurig opgeligt, en, als het ware,nbsp;genoodzaakt werd op te springen. Deze toestandnbsp;had reeds acht of negen maanden geduurd. Denbsp;verschijnselen waren zoo ongewoon, dat niemandnbsp;zich licrinnerdc ooit zoodanige toevallen te hebben gezien. Men bad daartegen verschillendenbsp;middelen aangewend. De oorzaak, waaruit dezenbsp;ziekte voortvloeide, kon volstrekt niet wordennbsp;nagegaan, en is mij ook onbekend gebleven. Hetnbsp;voeder, dat het Paard nuttigde, was van de bestenbsp;hoedanigheid; de verzorging in allen opzigten geregeld. Bij vochtig en koud weder waren de toevallen oogenschijnlijk erger dan bij eene warmenbsp;en drooge gesteldheid des dampkrings.

Genoeg, dat de verschijnselen, welke bij dit

-ocr page 147-

427

Paard plaats hadden, moesten worden aangezien als onwillekeurige en ongeregelde bewegingen dernbsp;spieren, welke niet wel anders dan in eene ziekelijke werking van de zenuwen, die uit het rugge-merg voortkomen , of van dit deel zelf, konden gegrond zijn. Uit dit oogpunt meende ik dan de ongesteldheid als eene ware zenuw-ziekte te moeten beschouwen , en rigtte daarnaar mijne behandeling in.nbsp;Ik schreef dus, op den 1 Maart, de volgende poedersnbsp;aan het Paard voor; Pulv.nucis f' omicae, drachmas 11/3., radicis Valerianae, Arnicae, Liqui-ritae, 7a unciam I. M. F. Pulv. VI. S. 2 malennbsp;daags een poeder in te geven.

Op den S’*'” Maart, het Paard wederom bezoekende, was de toestand nagenoeg dezelfde; de toevallen waren intusschen iets minder sterk.nbsp;Hoewel het Paard vijftig greinen hraaknoot daagsnbsp;gebruikt had, scheen hetzelve daarvan geene denbsp;minste nadeelige uitwerking te ondervinden.

Ten einde de uitwerking van dit middel op zich zelf te beproeven, gaf ik hetzelve alleen , ennbsp;wel tot twee drachmen daags. Hiermede werd totnbsp;den 11'’'“ Maart aangehouden, waarbij tevens in-wrijvingen met het vlugtig smeer.lt;:el aan de kaakspieren en over de lenden-streek werden aangewend. Dan vermits hierdoor geene verbeteringnbsp;der toevallen w'erd te weeg gebragt, en ik nietnbsp;wilde wagen de hraaknoot in sterkere giften toe tenbsp;dienen , keerde ik tot het gebruik van het eerstenbsp;middel terug, met bijvoeging van een once asa foe-tida. Hierop verbeterde de toestand zoo spoedig en

-ocr page 148-

428

aanmerkelijk, dat men, tot den 15*^“ Maart, slechts één aanval had waargenomen, welke evenwel veel minder hevig en aanhoudende was dannbsp;de vroegere aanvallen. Op dennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;liet ik

hetzelfde voorschrift nog eens herhalen. De aanvallen kwamen niet wederom terug. Het Paard werd, in het midden van April, verkocht, wanneer aan hetzelve geen het minste teeken vannbsp;eenige ongesteldheid meer werd waargenomen.

De ziekte , in het bovenstaande verslag beschreven, heeft voorzeker de meeste overeenkomst met die onregelmatige of stuipachtige sp ier-hewegingen,nbsp;welke men den St.-Fitus-Dans {Chorea Sancti Viti)nbsp;pleegt te noemen, waaraan bovenal de Hond onderhevig is, doch welke ook somwijlen hij het Paardnbsp;wordt waargenomen. Behalve bij gohier , die innbsp;zijne Mémoires et Observations sur la Chirurgienbsp;et la Médecine Vélérinaires, Tom. II. p. 423 (*)nbsp;het geval mededeelt van den St.-Vilus-Dans bijnbsp;een Paard en een Muil - Ezel, vinden wij hiernbsp;omtrent eene waarneming geboekt in het Journal de Médecine Vétérinaire, 1829. blz. 439,nbsp;door den Heer chaules de beadx , Paarden-Artsnbsp;hij de Jagers der Koninklijke Lijfwacht, innbsp;Frankrijk.

De ziekte had plaats, sedert ongeveer zes maanden, bij een zevenjarig, wel gevoed, Paard

(») Vergelqk blz, 4i5- van dit Deel-

-ocr page 149-

429

van eene schoone gestalte, doch hetwelk door den kwaden droes was aangedaan. Gedurendenbsp;de eerste dagen van October 1824, ontstond bijnbsp;hetzelve een hevige doorloop, waarbij de uit-vloeijing uit den neus en de zwelling der onder-kaaksgt;klieren bijna oogenblikkelijk en geheel verdwenen ; de drekstoffen waren geel, zwartachtig ,nbsp;en van eene slijmachtige hoedanigheid , en hadden een’ stinkenden reuk; de pols was klein,nbsp;versneld en ongeregeld; de slijmvliezen warennbsp;eenigzins geel gekleurd; er had aan sommigenbsp;deelen een overvloedig zweet plaats; de buik wasnbsp;opgeschort, zonder beweging. Hierbij werden denbsp;voorste ledematen stuipachtig bewogen, en welnbsp;bij tusschenpoozen van twee uren, waarna denbsp;pols zich verhief, wordende dezelve alsdan totnbsp;60 slagen, in een minuut, verhaast; de oogappels stonden verwijd; het dier bleef, gedurendenbsp;een oogenblik, onbeweeglijk, houdende den kopnbsp;hoog, den hals stijf, waarbij het niets scheennbsp;te vernemen van het geen rond om hetzelve gebeurde; eensklaps onstond er nu eeue alge-meene trilling, welke opgevolgd werd door eennbsp;overvloedig zweet, en eerst dan schenen de pij«nbsp;nen te zijn opgehouden.

In het begin wist de genoemde Paarden-Arts niet, tot welke soort van ziekte deze i’eeks vannbsp;vreemde verschijnselen moest worden gebragt. Innbsp;het eerst meende hij, dat dezelve voortkwamennbsp;uit eenq belette spijsvertering , gepaard met in-gewands-wormen, waartoe hij te meer overhelde,

-ocr page 150-

430

dewijl dit Paard zeer gulsig at, en men dikwijls pallisaden-wormen {strangles)^ en andei’e vreemdenbsp;bewoners van de darmbuis bad opgemerkt, bij denbsp;ontlasting der meststoffen; ook was dit Paardnbsp;meermalen aan buikpijnen onderhevig geweest.nbsp;Er werden dus middelen toegediend, welke hiertegen waren aangewezen, waardoor de toevallen,nbsp;lot aan den vijfden dag, aanmerkelijk bedaardnbsp;werden.

Op den 5'’™, was de eetlust geheel verdwenen; de voorste ledematen vvaren in stulpacbtige beweging; de bals-spiereU waren krampachtig zaam-getrokken; de kop werd omhoog en achterwaartsnbsp;getrokken; de pols was vol en langzaam; de oogappels verwijd; het bindvlies der oogen blaauw-violetkleurlg; de mond vervuld met schuimachtlgnbsp;speeksel; er had tand-knersing plaats; de flankennbsp;werden sterk bewogen; er brak een algemeennbsp;zweet uit; het dier was geheel bulten staat zichnbsp;te bewegen, en had het uitzien, als of de zintuigen verstompt waren.

Er werd eene aderlating van tien ponden in het werk gesteld, waarna drooge wrijvingen bij aan-boudenheid over den rug en den buik, alsmedenbsp;slijmlge klisteren, omslagen van koud water overnbsp;den nek, en krampstillende dranken, werdennbsp;aangewend.

Op den 6'^'“, hadden de toevallen in dezelfde lievigheid plaats; de tong-aangezigts-slagader {Fartère glosso.faciale) was hard en gespannen; denbsp;bind vliezen en slijmvliezen hadden eene violet-

-ocr page 151-

431

lleur; er bestonden onmatig zweeten, en volsla-gene weigering van alle soort van voedsel; met de grootste moeite deed men bet Paard nog eenigenbsp;bedarende dranken binnen zwelgen. Er werd nognbsp;eene aderlating van acht ponden uit de bals-adernbsp;gedaan, waarop het dier zich, gedurende hetnbsp;overige van dien dag, i'ustiger bevond.

Op den 7den, had er een sterke doorloop ]daats van zeer slinkende stoffen; de pols wasnbsp;meer geregeld; de vliezen waren minder rood ;nbsp;het Paawl dronk veel water, waarin salpeter wa*nbsp;ontbonden, en dat tevens ligt zuur w'as gemaakt,'nbsp;on hetzelve aangeboden werd; het dier hield dennbsp;kop steeds hoog; de oogappels waren nog ver-w'ijd ; de stuipachtige bewegingen der voorste ledematen waren gelijk aan de gesteldheid van dennbsp;vorigen dag. — Des morgens en ’s avonds, werdnbsp;een drank toegediend, bestaande uit een aftrekselnbsp;¦van den valeriaan-tcortel^ met bijvoeging van eennbsp;half once vloeiliaar heulsap (laudanum liquidum).

Van den 7den tot den iöden, bleef bet dier vrij rustig; het at en dronk als in den gezondennbsp;staat; doch de stuiptrekkende bewegingen dernbsp;voorste ledematen, en de verstijving van den halsnbsp;waren niets verminderd; ook duurde de stinkendenbsp;doorloop voort. Er werden nu klisteren aangewend vaneen once asa faetida, en dezelfde dranken, als op den vorigen dag.

Op den llden, werd het berigt ontvangen, dat het Paard, gedurende een gedeelte van den naclit,nbsp;zeer onregelmatige bewegingen had gemaakt ;

ih D. 11, Sr, nbsp;nbsp;nbsp;28

-ocr page 152-

waarbij het onophoudelijk was gaan liggen en wederom opstaan. Het nam gedurig de houding aan om te pissen; doch ontlastte slechts, ondernbsp;de grootste moeijelijkheid, weinige druppen eenernbsp;dikke, olieachtige, roodgekleurde, pis. Dit bij-londer toeval duurde echter slechts een gedeeltenbsp;van den dag. Na het uitbreken van een algemeen en overvloedig zweet, was het Paard rustignbsp;geworden. Het was zeer bedaard, toen men het,nbsp;des ochtends, op het gewone uur, onderzocht;nbsp;de pols was klein en ras; de mond brandendnbsp;heet, met taaije kwijl gevuld; de randen dernbsp;tong waren rood violet-kleurig; de vaten van hetnbsp;bindvlies ongemeen opgeloopen, er had eenenbsp;sterke gevoeligheid plaats in den rug; benevensnbsp;gedurige opstootlrig van lucht uit de maag. —nbsp;De afgang was dun, zwartacbtig, overvloedig, ennbsp;de mest verspreidde een ondragelijken slank; denbsp;stuipachtige bewegingen der borst-ledematen waren menigvuldiger, en de spieren van den halsnbsp;trokken zich sterk te zamen. — Er werden nunbsp;klisteren aangewend, bestaande uit anderhalvenbsp;once asa faetida, benevens dranken toegediendnbsp;van een aftreksel van valeriaan-wortel, met bijvoeging van een once heulsap en salpeter.

Op den i2den, waren de toevallen verbeterd; de pols was regelmatiger; het Paard vlugger, terwijl het trachtte te eten: doch het werd op een’nbsp;schralen leefregel gesteld. De klieren onder denbsp;kaak waren ligt gezwollen; er had uitwerpingnbsp;eener dunne, witachtige, stoffe uit het linker

-ocr page 153-

433

neusgat plaats. De onwillekeurige stuipachlige bewegingen, volkomen overeenkomende met deanbsp;St.-Vilus-Dans, bleven bestendig voortduren.nbsp;Men wendde nu ontspannende wasscbingen langsnbsp;de zijden van den hals aan, en specerijachtigenbsp;baden onder den buik , benevens dezelfde klisteren, als op den vorigen dag.

Op den 13den, was de beterschap merkbaar toegenomen; de onderkaaks-klieren waren nu wederom even zoo sterk opgezet, als voor het ontstaan van den St.-Vitus-Dans; de uitwerping van stoffe uit het linker neusgat was zeer overvloedig ,nbsp;zijnde dezelve geelachtig en dik. De stuipachtigenbsp;bewegingen der voorste ledematen waren mindernbsp;sterk, en de zamentrekking de^ spieren van dennbsp;hals was verdwenen. — Dezelfde behandeling werdnbsp;voortgezet.

Op den 15den was de onwillekeurige beweging der ledematen nog veel verminderd; doch hetnbsp;Paard kon niet dan met moeite gaan; hetzelvenbsp;durfde de voeten niet op den grond doen rusten.nbsp;Men zou zeggen, dat het op doornen liep. Ernbsp;werden drooge wrijvingen aangewend over de ledematen en den rug, benevens dranken van uaie—nbsp;riaan-ioortel, met twee oneen laudanum, klisteren met een once asa faetida, specerijachtigenbsp;dampbaden, en vier ponden hooi.

Van den IGden tot den 18den, waren de toevallen van den St. - Vitus~Dans verdwenen. Alleen, wanneer het dier een weinig sterk bewogen Werd, nam men nog eene ligte trilling der voorste

2S»

-ocr page 154-

434

ledematen waar. Met de behandeling werd op dezelfde wijze voortgegaan, waaronder de toestand meer en meer verbeterde. De nitwer»nbsp;ping en zwelling der klieren bleven dezelfde,nbsp;doch, voor het overige, waren alle verrigtingeunbsp;geregeld.

Daar dit Paard vervolgens , uit hoofde van den loenemenden kwaden droes, werd afgemaakt,nbsp;waarbij de gemelde Paarden-Arts niet tegenwoordig kon zijn, was hij buiten staat de inwendigenbsp;gesteldheid des ligchaams na te gaan. Hetzelfdenbsp;had kort te voren nog het Regiment moeien volgen naar Montelimart. Het scheen , met uitzon-dering van den kwaden droes , geheel gezond,nbsp;doch op de rustplaatsen, vooral als de marsch eennbsp;Weinig werd versterkt, merkte men nog duidelijknbsp;eene trilling in de voorbeenen op. Het is waarschijnlijk , zoo als de Heer ch. de beaux aan-merkt, dat, indien het Paard ware geopend geworden , men meer of min aanmerkelijke zieke-lijke veranderingen in de hersenen en derzelvernbsp;vliezen, misschien ook in het ruggemerg, zounbsp;hebben waargenomen. Daar het Paard den kopnbsp;bestendig om hoog , en achterover gebogen hield,nbsp;¦scheen het hierdoor aantedulden , dat het zichnbsp;als van eenen last wilde ontdoen. — Ook denbsp;buik zou voorzeker eenige bijzondere verschijnselennbsp;hebben opgeleverd.

£en geval, hetwelk met de bovenstaande waar-

-ocr page 155-

4?5

nemuigcn eenige overeenkomst llieefl, hoe zeer minder hevig en aanlioudeiid, en, op eene meernbsp;gemakkelijke wijze, volkomen genezen zijnde,nbsp;werd mij onlangs medegedeeld door den Heernbsp;A. AMBERS, AdjunctPaarden-Arts bij de 9**'Afdee-ling Rurassiers, te Haarlem,

In het voorjaar van 1829, werd hem een negenjarig Ruin-Paard ter behandeling gebragt, hetwelk , sedert 14 dagen, aan zenuw-toevallen onderhevig Was geweest, bestaande in tussebenpoo-Zende trekkingen van de regter helft des hoofds, waarbij het oog en de spieren van diè zijde, gedurende vijf of zes minuten, krampachtig werden tenbsp;zamengetrokken, gepaard gaande met schuddingen van den kop, trillingen der voorste ledematen, en weerspannigheid onder de wapen-dlenst,.nbsp;zoodat de Ruiter verscheidene malen onder hetnbsp;manoevreren moest afslijgen. Deze aanvallennbsp;bei-vatteden zich om de drie of vier dagen. Doornbsp;middel van krampstillende wasschingen aan hetnbsp;hoofd, en het, van tijd tot tijd, toedienen vannbsp;purgeermiddelen , verminderden deze toévallen,nbsp;zoo wel in hevigheid als in menigvuldigheid,nbsp;zoodat dezelve, na verloop van drie maandennbsp;geheel zijn weggcbleveu.

-ocr page 156-

436

MEDEDEELIJNG omtrent het ontstaan VAN DE MONDKLEM {TI11S31ÜS), ten gevolge EENER VERWONDING, BIJ EEN PAARD;nbsp;door G. TH, HOFF'3I^N, Fee-artsder eerstenbsp;Klasse, te did am , Provincie Gelderland.

In de maand Februarij 1829, werd ik verzocht mijne hulp te verleenen aan een wel gevoed Mer-rie-Paard , hetwelk door de mondklem was aangedaan. Bij het onderzoek ondervond ik, dat denbsp;mond zoo sterk gesloten was , dat de kaakbeenderen geene lijn-breedte van elkander kondennbsp;worden gebragt. Omtrent de oorzaken nasporingnbsp;doende, die op het Paard gewerkt hadden, werdnbsp;ik ontwaar, dat hetzelve, eenige dagen geleden,nbsp;eene wond aan de uitwendige schaamlippen badnbsp;gekregen, door het achteruitloopen tegen eennbsp;spits stuk hout. De wond, die nog bestond,nbsp;was klein. De oppasser had dezelve, van het begin af aan, voor onbeduidend gehouden, en ernbsp;was dus weinig of niets aan gedaan. Ik moestnbsp;deze verwonding als de oorzaak van de mondklem beschouwen, daar er geene andere kon beschuldigd worden. De krampachtige verstijvingnbsp;was plotseling ontstaan; immers had het Paard ,nbsp;des avonds te voren, deszelfs voeder nog met denbsp;gewone graagte genuttigd, toen ik het des ochtends in den boveugemelden toestand bevond.

-ocr page 157-

437

Ik kon geene splinters of kwetsing van zenuwen in de wond ontdekken , hoewel het genoegzaam alsnbsp;zeker kon wordfen gesteld , dat er eene beleedigingnbsp;van zenuwen, door het eenigzins ruwe ligchaam^nbsp;waardoor de wond was te weeg gehragl geworden ynbsp;had plaats gehad. Daar het Paard krachtig, ennbsp;de pols vol, hard, en verhaast was , deed ik eenenbsp;aderlating van 7 Nederl. ponden uit de beidenbsp;hals-aderen, zette eene etterdragt voor de borst,nbsp;klisteren van kdniillen-aftrekscl met duivelsdrek^nbsp;en liet de kaakspieren met het vlugtig smeerselnbsp;inwrijven. Het ingeven van inwendige middelen,nbsp;was, wegens de sterke sluiting van den mond,nbsp;niet mogelijk. De wond werd met eene prikkelende en etter-hevorderende zalf verbonden.

Des avonds was de toestand niets verbeterd; integendeel, er waren duidelijke verschijnselennbsp;eener bijkomende longontsteking aanwezig. Iknbsp;herhaalde nog de aderlating tot vier ponden,nbsp;doch , den volgenden morgen, was het Paardnbsp;reeds overleden. Ik werd verhinderd de openingnbsp;van hetzelve te verrigten.

KRAMPVERSTIJVING {TETAHHUS),

BOOR WERK-XUIGELIJKE beleediging van den

RUG, BIJ EEN PAARD; door /. fV. STAMS; yee arls der eerste Klasse, te hosselt, Provin»

Cie LIMBURG.

Op den 20sten Junij 1829, werd mij ter be«

-ocr page 158-

438

handeling gegeven een zevenjarig zwart Rniit-Paard van gewoon inlandsch ras. Hetzelve was, op denfnbsp;19den bevorens, beslagen, waarbij het, terwijlnbsp;zulks aan de achtervoeten verrigt werd, den Smitnbsp;eenige inoeijelijkheid veroorzaakte'. Dit gaf aanleiding , dat bet Paard drie achtereenvolgende slagennbsp;op den rug ontving. Des anderen daags, toen iknbsp;geroepen werd, werden, op de belcedigde plaats,nbsp;gezwollenheid, warmte, en pijn waargenomen ; denbsp;eetlust was verminderd; -de achterbeetien Warennbsp;stijf en onbeweeglijk ; de staart stond regt ultge-slrekt, en werd van het ligchaam verwijderd gehouden ; ook de bals-spiefen waren reeds doornbsp;verstijving aangedaan; de oogen stonden onbeweeglijk in de oogkuileu; de kaakbeenderen konden slechts op eenen afstand van twee vingerbreedten van elkanderen Worden gebragt; er vloeidenbsp;een taai groenachtig speeksel uit den mond;nbsp;voorts was de ademhaling ongemeen versneld; denbsp;pols was vol, doch niet verhaast, wordende slechtsnbsp;38 slagen in eene mhïuut geteld; bij de ontlastingnbsp;van den mest toonde het Paard hevige pijn tenbsp;onderwinden.

Ik mogt aannemen, dat hier, ter oorzake der kneuzing, door de uitwendige beleediging aange-bragt, schudding, of, ten gevolge van uitstortingnbsp;van bloed of vocht, eene wezenlijke drukking opnbsp;het ruggemerg plaats had, of wel, dat de zenuwen , uit hetzelve ontspringende, zelve beleedigdnbsp;waren , zoo als trouwens meerdere dezer uitwerkingen het gevolg van dezelfde oorzaak kondeir zijn.

-ocr page 159-

439

Na dat ik eene aderlating van zes ponden uit de hals-ader had gedaan, liet ik verzachtende ennbsp;vcrdeelende wasschingen over de beleedigde plaatsnbsp;doen , en omslagen van een afkooksel van lijnzaadnbsp;en bilzenkruid aanwenden, alsmede eenige weekmakende klisteren zetten. Inwendig liet ik eenenbsp;likking gebruiken, bestaande uit salpeter, poedernbsp;nan heemstwortel, zoethout, en honig, waarbij tevens kamfer werd gevoegd. Deze likking kon nognbsp;voegzaam worden toegediend, vermits de mondnbsp;niet volkomen gesloten was. Ik Het voorts hetnbsp;ligchaam, vooral de krampachtig verstijfde deelennbsp;met warme genever-spoeling, waarin zeep was opgelost, wasschen, en daarna droog wrijven.

Den volgenden dag, begon zich de mond reeds vrijer te openen , en het Paard kon een weinig zemel-water drinken; doch thans waren de voorstenbsp;ledematen insgelijks in derzelver beweging belemmerd. Dezelfde Wassching werd nu aan dezenbsp;deelen aangewend. De pijn op het kruis, alwaarnbsp;de beleediging was aangebragt, was Intusschennbsp;verminderd. De overige beliandeling werd voortgezet.

Van den 22sten tot den 24sten, namen de zwelling en de pijn op de laatstgenoemdenbsp;plaats steeds af; do beweging der ledematennbsp;werd vrijer; de ademhaling, pols, en denbsp;eetlust werden wederom geregeld; de ont-spanuene kaak spieren veroorloofden den mondnbsp;zich wederom te kunnen openen ; de uitvloeijingnbsp;des speeksels hield op, en, op den 28sten, wa-

-ocr page 160-

440

ren alle verschijnselen verdwenen. Alleen was er nog eenige verzwakking of lamheid in het linkernbsp;achterheen overgebleven, hetwelk, onder het loepen, als nagesleept werd. Ook dit gebrek werdnbsp;vervolgens weggenomen, door eene wassching metnbsp;genever, zeep, vlugtig loogzout en terpentijn-olie,nbsp;welke, drie malen daags, over hel kruis en denbsp;achterste ledematen , werd aangewend. Op dennbsp;16den Julij, zag ik het Paard voor het laatst, ennbsp;bevond het toen volkomen hersteld.

TOEVALLIGE KRAMPVERSTIJVING

{TETJNÜS SYMPTOMJTICUS), bu een

PAARD, TEN GEVOLGE YAN EENE ONVOORZIGTIGE BEHANDELING BIJ HET BESLAAN, WAARGENOMEN

DOOR N, CLASSEN, Fee-arts der eerste Klasse, te roermond , Provincie limburg.

Een vijfjarig zwart Merrie-Paard, hetwelk, ten gevolge van het onderpassen van het te heetenbsp;hoefijzer , den voet gebrand had en levens vernageldnbsp;W'as geworden, ging reeds, gedurende tien dagen,nbsp;daaraan kreupel, voordat men mijne hulp, wegensnbsp;het vernagelen , inriep. In den zeer donkeren stalnbsp;komende, vernam ik, dat de ademhaling van hetnbsp;Paard ongemeen verhaast was. Ik deed hel buiten denzelven leiden, hetwelk niet dan met denbsp;grootste moeite geschiedde, en bevond toen, datnbsp;het dier niet alleen aan den linker voorvoet zeer

-ocr page 161-

441

pqnlijk en kreupel was, maar dat het ook door eene krampachtige verstijving d^r achterste ledematen was aangedaan, en er tevens mondklemnbsp;(trismus) plaats had, zijnde de mond, door krampnbsp;in de kaakspieren, bijna volkomen gesloten. Denbsp;koi’tademigheid en verwijde neusgaten duiddennbsp;voorts aan, dat er reeds eene longontsteking medenbsp;vergezeld ging. Ik maakte den eigenaar op ditnbsp;alles, en op het gevaar, waarin het Paard verkeerde , opmerkzaam; dan, hij hield mijne uitspraak voor ongegrond en helagchelijk.

Het ijzer van onder den voet hebbende laten wegnemen, bevond ik, dat de voet gebrand, ennbsp;vernageld was. De punt van den nagel, die innbsp;den hoef was afgebroken, was nog in denzelvennbsp;aanwezig. Ik verwijderde dit vreemde ligchaam,nbsp;en sneed de hooru-zool zoo ver weg, als deze denbsp;aangedane vleesch-zool bedekte. Hierbij werd veelnbsp;bloed uit den voet ontlast.

Uit den, genoegzaam gesloten, mond, vloeide bestendig eene aanzienlijke hoeveelheid klevei’ignbsp;speeksel; er had tand-knersing plaats. De achter-beenen waren geheel stijf, en stonden van elkander verwijderd. Bij de geringste beweging, welkenbsp;het dier maakte, werden de oogen krampachtignbsp;verdraaid. De pols was zeer vol, en gespannen,nbsp;en tot 65 slagen in eene minuut verhaast; de ontlasting van den mest was traag, en deze hardnbsp;en klein gebald. Het linker voorbeen was totnbsp;aan de boi’st aanmerkelijk gezwollen, en, bij denbsp;geringste aanraking, toonde het Paard daaraan

-ocr page 162-

442

hevige pijn te gevoelen. — Hetzelve was, voor hel overige, zeer wel gevoed.

Ik deed den geopereerden voet in een emmer met laauw water zetten. Hierdoor werden,nbsp;volgens de maat van het oog, ongeveer elfnbsp;ponden bloed uit denzelven ontlast. De volheid en spanning van den pols werden nu verminderd, doch de overige verschijnselen hievennbsp;onveranderd. De voet behoorlijk verbonden zijnde, deed ik het Paard in den stal brengen. Iknbsp;beval het ligchaam vlijtig te borstelen, liet hetnbsp;garsten-water met honig voorzetten; terwijl hetnbsp;gezwollen been bestendig met een warm verzachtend afkooksel bevochtigd werd. Om de kaaknbsp;werden warme pappen van lijmmeel gelegd, voortsnbsp;weekmakende klisteren gezet, en tot inwendig gebruik — daar er nog iets in den mond kon worden gebragt — schreef ik eeue likking voor uitnbsp;poeder van heemst - wortel, salpeter, wonderzoutnbsp;en honig.

Toen ik, den volgenden dag, het Paard we» derom bezocht, en hetzelve naar buiten deed leiden , was het aan den linker voorvoet bijna nietnbsp;meer kreupel; de zwelling was ook aanmerkelijknbsp;verminderd; de pols minder vol, doch innbsp;getal tot 70 slagen geklommen; de ademhalingnbsp;meer belemmerd, en ongemeen, zelfs tot 25nbsp;malen in een minuut, verhaast.

Terwijl ik nu het Paard aandachtig gadesloeg, zag ik, dat hetzelve aan den hals was adergelaten, Op mijne vraag, door wien dit verrigt was.

-ocr page 163-

443

anWoordde de elgennar, dat hij het Paard, weinige uren na mijn vertrek, eenig gras had voorgehouden, waarnaar hetzelve wel ti'ek toonde te bezitten, doch hetwelk het niet met den mondnbsp;kon vatten, aangezien dezelve geheel gesloten was,nbsp;en zelfs niet met de handen kon worden geopend;nbsp;om welke reden hij het dienstig geoordeeld had hetnbsp;Paard nog eens te doen aderlaten. Ik liet met denbsp;voorgeschrevene behandeling voortgaan, en verzocht den eigenaar mij den volgenden dag te willennbsp;doen weten, hoe het met het dier gesteld zonnbsp;zijn. De toestand trouwens kwam mij ten eene-male ongunstig voor, en de uitkomst beantwoordde aan mijne verwachting en Voorzegging , daar hetnbsp;Paard, in den ochtend van den volgenden dag,nbsp;te vijf uren, aan de gevolgen der ziekte stierf.

Deze waarnemingen bevestigen op nieuw, dat uitwendige beleedigingen bij het Paai’d tot zeernbsp;gevaarlijke uitwerkingen aanleiding kunnen geven , zelfs dan , wanneer dezelve van een geringnbsp;belang scliijnen te zijn. Dat de mondklem ennbsp;regtstijvigheid, waaraan de eenhoevige dieren boven andere onderhevig zijn, meermalen ontstaannbsp;als gevolgen van de ontmanning, het angllse-ren, of andere pijnlijke kunstverrigtingen, bijnbsp;het vernagelen, vooral ook bij geschotene wouden , Is bekend; dat zelfs ligte verwondingen vannbsp;deelsn , die niet bijzonder rijk aan zenuwen zijn,nbsp;deze hevige toevallen kunnen te weeg brengen,

-ocr page 164-

444

wordt vooral door het eerste der hier medegedeelde gevallen bewezen.

In het Journal Pratique de Médecine Vétêri~ naire van 1829, pag. 161, vindt men het gevalnbsp;medegedeeld door den Heer olivier , van een’nbsp;Ezel, welke , ter oorzake, zoo het schijnt, van eenenbsp;te sterke knelling van den halster, door kramp-verstijving werd aangedaan, doek daarvan genezen werd. De eigenaar, aan wien dit dier behoorde, had, sedert den tijd van vier jaren, nognbsp;twee Ezels veidoren aan dezelfde ziekte. Hoewelnbsp;dezelve nu niet zeldzaam voorkomt, zoo was hetnbsp;toch buitengewoon, dat de kratnpverstijving zichnbsp;drie malen openbaarde, bij de dieren van den-zelfden eigenaar, zonder dat men daarvan denbsp;oorzaak kende. De eigenaar gaf den Vee-artsnbsp;zijn vermoeden te kennen, dat welligt de halster,nbsp;welke bij den eersten Ezel, dien hij verlorennbsp;had, 'gebezigd was, de ziekte aan de twee volgende had medegedeeld, daar deze halster telkens bij dezen laatsten gebruikt was geworden. Denbsp;Heer olivier deed hem opmerken, dat de ziektenbsp;in geenen deele als besmeitelijk kon worden gehouden. Intusschen wees de eigenaar aan, dat denbsp;halster zeer zwaar, en sterk knellende was, en datnbsp;hierdoor bij de vorige Ezels twee wonden , ternbsp;lengte van een’ duim, die tevens vrij diep indrongen ,nbsp;tusschen de ooren en den nek, als ook aan de slapen van den kop , waren voorlgebi'agt. De Vee-artsnbsp;kon zich hiervan overtuigen, door het onderzoeknbsp;'van den derden Ezel, die nu door den tetanus was

-ocr page 165-

aangedaan, welke denzelfden halster droeg, die zeer sterk om den kop knelde. Dezelve had inderdaad twee wonden van een lialven duim lengte tusscheii de o oren en den nek doen ontstaan,nbsp;welke reeds ten halve genezen waren, dew'jl denbsp;eigenaar er op bedacht was geworden, en dennbsp;halster met linnen had bekleed. Men liet denzel»nbsp;ven terstond afdoen, en door een’ hals-handnbsp;vervangen.

Ter meerdere staving van de waarschijnlijkheid dezer oorzaak der herhaalde kivimpverstijvingnbsp;hij de drie Ezels, wordt aangemerkt, dat de eigenaar, na den dood der twee eerste, een’ jongennbsp;Ezel had aangekocht, welken hij insgelijks dennbsp;halster had aangedaan , doch bij wien dezelve , daarnbsp;hij voor dezen ruim genoeg was, geen nadeelhadnbsp;te weeg gebragt. Zoodra de eigenaar den vierdennbsp;Ezel verkreeg, welke dezelfde grootte bezat alsnbsp;de twee vroegere, werd dezelve, binnen den tijdnbsp;van eene maand, door de kramp verstijving overvallen. De toevallen ontstonden , volgens hetnbsp;verhaal van den eigenaar, veertien dagen, nadatnbsp;de. halster de verwonding had veroorzaakt. Denbsp;tetanus ontstond bij den laatsten op nieuw,nbsp;vijftien dagen nadat dezelve was genezen, hoewelnbsp;men den halster ruimer had gemaakt. De Heernbsp;OLIVIER oordeelde, dat deze instorting daaraan moest worden toegeschreven, dat men hetnbsp;dier niet genoegzaam van den arbeid had verschoond.

Hij meende, dat de sterke en pynlijke druk-

ii


-ocr page 166-

448

iing, welke de halster op den kop uitgeoefend , en de verwonding, die deze tiisschen de ooren ennbsp;den nek had te weeg gebragt, waardoor eenigenbsp;oppervlakkige zenuw-takken zullen zijn beleedigdnbsp;en gekneusd geworden, als de oorzaak van dezenbsp;drie opvolgende voorbeelden van krampverstij-ving moesten worden aangemerkt.

Ik houd deze oorzaak geenszins voor onwaarschijnlijk , daar wij, door naauwe en zware lede-ren halsters, eene en andere malen, diepe en vuile verzweringen achter de ooren, op dennbsp;nek, hij Paarden, hebben zien ontstaan, ofschoon dezelve niet van zoodanige toevallennbsp;achtervolgd werden, als welke hier vei’meldnbsp;Woi'den. Deze verwondingen worden vooral desnbsp;winters voortgebragt, wanneer de Paarden, langen tijd, op de stallen worden gehouden, zonder dat de halsters worden afgedaan. Dit geeftnbsp;dan aanleiding niet alleen tot eeue meer bestendige drukking, maar ook, dat de verwondingnbsp;reeds aanmerkelijk diep kan zijn ingedrongen,nbsp;vóór dat men dezelve ontdekt.

De Redacteur.

GENEZING VAN den UITWENDIGEN WORM,

VEBEENIGD MET DEN KWADEN DROES; DOOR W, H. MONTENS, Fee-arts der eerste Klasse,nbsp;te 's pRiNSExiiAGE, Provincie soord-biuband.

In het begin van Maart 1828, werd mij opge-

-ocr page 167-

447

dragen , om de dienst als Paai’den-Arts bij het Korps Rijdende Artillerie, Garnisoen houdendenbsp;te Breda , gedurende eenige dagen, waar te nemen. Aan dit verzoek gereedelijk voldoende ,nbsp;nam ik de werkzaamheden in den zieken-stal,nbsp;op den ]2den dier maand, op mij, en droeg dezelve, op den 17den daaraan volgende, wederomnbsp;over aan den terug gekomen Paarden-Arts, totnbsp;het gemelde Korps helioorende. Ik vond, onder vele droesige Paarden , een voorwerp , hetwelk eenc kwaadaardige , voortknagende , verzwering had aan de huitenzijde van het regter achterbeen , boven het sprong-gcwriclit. Dezelvenbsp;werd door mij, cciiige dagen, behandeld metnbsp;het geestig aftreksel van aloë en myrrlie ^ zondei’,nbsp;dat hierdoor eenige verandering, veelmin verbetering, in quot;den toestand der verzwering werd tenbsp;Aveeg gebi-agt. Ik stelde den voornoemdennbsp;Paarden-Arts voor , om de wond met het gloei-jende ijzer aan te raken; dan deze oordeelde de ,nbsp;liestendig voortknagende , verzwering met het un-guentum basilicum te moeten behandelen, tennbsp;einde dezelve een beter aanzicu te doen verkrijgen , cn alzoo de heeling te bevorderen.

Rij het vertrek van den Paarden-Arts van het Korps, tot het aankoopen van trek-Paarden,nbsp;werd mij andermaal de zorg over den ziekenstal opgedragen, welke ik, den oden Junij , opnbsp;nieuw op mij nam. Ik vond het bedoelde Paai’dnbsp;terug, zijnde nu, in een ergen trap, door dennbsp;uitwendigen worm, en tevens door. den kwadennbsp;II. D. II. St.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;29

-ocr page 168-

448

droes aangedaan, zoodat ik mij verpligt vond hetzelve af te maken, hetwelk kort daarnanbsp;geschiedde.

Er bevond zich verder in den zieken-stal nog een remont-Paardy zijnde eene vierjarige bruinenbsp;Merrie, hetwelk , uit hoofde, dat het in dennbsp;kwaden droes verkeerde, in dezen stal was over-gebragt. Het bleek mij, bij het eerste onderzoek ,nbsp;dat hetzelve tevens door den worm was aangetast. Er hadden bij hetzelve de volgende verschijnselen plaats. Het ligchaam was vermagerd ;nbsp;de eetlust, in korten tijd , zeer verminderd ; hetnbsp;haar glansloos en overeind staande; uit den neusnbsp;vloeide eene ovei’vloedige , dikke, gele , stoffe jnbsp;de ooghoeken waren met een dik, boterachtige, slijm gevuld; de klieren onder de kaak gezwollen , hard, en onpijnlijk. Het linker voorbeen, als mede het achterbeen van dezelfde zijde ,nbsp;en de uijer waren sterk gezwollen; er bevondennbsp;zich tusschen de zestig en zeventig wormbuilen ,nbsp;ter grootte van een geweer-kogel tot die van eennbsp;hoender-ei, over Let ligchaam verspreid, en welnbsp;voornamelijk aan de linker zijde van hetzelve. Iknbsp;liet dit Paard dadelijk van de overige afzonderen , en begon de behandeling met het openennbsp;van al de wormbuilen, drukte er den etter uit,nbsp;en brandde vervolgens de inwendige oppervlaktenbsp;der verzweringen met het rood gloeijend, knop-vormig, brandijzer. Ik liet dezelve vervolgens,nbsp;alle dag, met zeep-water zuiveren, en met hetnbsp;poeder van houtskool bestrooijen; terwijl die ver-

-ocr page 169-

449

zweringen , welker randen eene eeltachtige hoedanigheid hadden verkregen, met poeder van azijn-werden behandeld. Inwendig werd eene likking toegediend, bestaande uit bloem van zwavel , twee oneen spiesglans, poeder van genever—nbsp;bezien^ van kalmus-wortel, van ieder een once,nbsp;en honig , waarvan, 2 of 3 malen daags, eenenbsp;lepel vol werd ingegeven.

Het Paard werd dagelijks in de vrije lucht rond geleld, en het verkreeg gemalen garst ennbsp;haver, benevens goed hooi, tot voeder, voorzoonbsp;veel hetzelve zulks wilde nuttigen.

Na verloop van acht dagen, was wel de eetlust vermeerderd, maar er kwamen op nieuw wormbui-len van verschillende grootte tevoorschijn. Dezenbsp;werden, op dezelfde wijze , met het brandijzer ennbsp;de overige middelen, behandeld, als de vorige.

Het is waarschijnlijk aan het dagelijksch was-schen met zeep-water en het bestrooijen met het houtskool-poeder toe tè schrijven, dat denbsp;gebrande verzweringen , hoe diep ook in de zelfstandigheid der spieren indringende, na, gedurende vijf of zes dagen, eenen overvloedigen etternbsp;te hebben afgescheiden, opdroogden, en spoedignbsp;tot genezing overgingen. De eetlust, en vrolijkheid des diers, en de glans van het haar keerdennbsp;langzamerhand terug; de zwelling der beenen ennbsp;van den uijer verdwenen geheel, zoodat denbsp;ziekelijke toestand, in het algemeen , aanmerkelijknbsp;beter werd.

Op den 28sten Junij, kwamen er op nieuw

29^^

-ocr page 170-

450

twee wormbuilcn aan de borst te voorschijn, welke, hier ter plaatse , zeer diep tusschen de spieren gelegen waren. Dezelfde behandeling werd omtrent deze builen in het werk gesteld, en het,nbsp;tot hiertoe gebruikte, inweudige middel vervangen door eene lekking uit het poeder van dennbsp;kalmus - wortel, en van genever-bezien met honig.

Het was opmerkelijk, dat, telkens na het branden dezer wormbuilen, zoodra dezelve overvloe-dlgen etter begonnen voort te brengen , de ontlasting uit den neus verminderde, welke zich wederom hervattede, zoodra de builen ophielden te etteren, totdat na de laatste branding ernbsp;geene wormbuilen meer te voorschijn kwamen ^nbsp;en ook de ontlasting uit den neus ten eenemalenbsp;nitbleef. Het Paard is, op deze wijze, tot verwondering van vele Officieren , volkomen hersteldnbsp;geworden.

De bovenstaande waarneming bevestigt op nieuw, dat bet brandijzer, ter genezing vannbsp;den huidworm, eene zeer nuttige uitwerkingnbsp;kan hebben. Deszelfs aanwending wordt ooknbsp;in deze ziekte, door vele ervai-ene Vee-artsen^

als VON SIND, AMMON , VON TEKNECKER (1), CLA-

1

Grundlicher Unterricht iiber die Erhenntniss, Ursachen, und Heilung der Pferde, Völlig umgear-ieitet VOil EARI. wii/iiELM AMMow, nüt Aiimerhuiigeii

-ocr page 171-

451

TER (**) ^ ROHLWES (§) , 611 meer anderen, als het voornaamste middel ter genezing dezer ziekte, aanbevolen. zipr(f), DiETERiCHS (jj) en anderen beschouwen hetbranden , zoo wel als het uitsnijden, der zweren,nbsp;en derzelver behandeling met bijtende middelen,nbsp;als onnut, en waarvan men geenszins de genezingnbsp;der ziekte kan verwachten , daar de wormbuilennbsp;slechts als een verschijnsel of voortbrengsel vannbsp;deze kunnen worden aangemerkt, wier genezingnbsp;dus niet van de heeling der zweren of builen,nbsp;maar van de inwendige verbetering der ligchaams-gesteldheid afhangt. Deze voortgebragt zijnde,nbsp;zullen de wormbuilen, gelijk dieterichs aanmerkt,nbsp;van zelve genezen. Wij hebben van het brandennbsp;der wormbuilen aan de Vee-artsenijschool ooknbsp;i’eeds meermalen, bij eene, voor het overige,nbsp;doelmatige behandeling, gunstige gevolgen ouder- 1 2 3 4 5

1

und Zusatzen «on seyfert \on tennecker, Frankfurt am Main, 1820 s, aöi.

2

De Paarden-Arts, of de Kunst, om zpne Paar

3

den zelf te genezen, in ' s Qravenhage, bg s. de vis

4

ser 1826, blz. 121,

5

Handhoek der algemeene Kee-Artsenykunde, Gron. 1812, blz, 96. Das Gaiize der Thierheilkunde,nbsp;Zweiter Theil, s. 353.

(•f-) Lehrbuch der Krankheiten der Thiere, und be-sonders der Pferde, Zweiter Tbeil, s. 279, 280,

(,;) Handbuch der Siieziellen Pathologie und Therapie für Thier'drzte und Landwirtlie^ Berlin 1828. s. 403.

-ocr page 172-

452

vonden, waarvan het volgende geval ten bewgze kan verstrekken.

Op den lOden Mei van het jaar 1826, werd ons ter behandeling gebragt een achtjarig Merrie-Paard, hetwelk door den huidworm was aangedaan. Hetzelve was , volgens het berigt, voornbsp;eenige weken, ziek geweest, waarna vervolgensnbsp;wormbuilen over het Ilgchaam waren uitgebroken, voornamelijk aan de linkerzijde, en hetnbsp;achterbeen. De ongesteldheid was hierop gebeterd , en de eetlust, die te voren ontbrak,nbsp;terug gekeerd. Het achterbeen was thans gezwol •nbsp;len; de wormbuilen, die zich in grooten getale,nbsp;aan dit deel en over het ligchaam bevonden,nbsp;waren niet ongemeen groot; sommige wwen metnbsp;etter gevuld, en open gegaan, doch anderen lieten zich nog hard onder de huid als kogels aanvoelen. Al de builen, zoo wel die in een staatnbsp;van rijpheid verkeerden , als die nog hard waren,nbsp;werden geopend, en met het gloeijend ijzer gebrand. Tevens werd hiei'bij het volgende middelnbsp;tot inwendig gebruik voorgeschreven; ^ Antim,nbsp;crudi, unc. II, Sulph. cupri, unc. 1, Pulv. rad.nbsp;Angelicae , Rad. Gentianae, aa unc. II, Extr,nbsp;Cicutae, unc, III. M. F. Pil* N®; xvi. s. 2 malennbsp;daags eene pil in te geven.

Weldra werd, onder deze geneeswijze, de toestand vai;i het Paard verbeterd ; de brandkorsten lieten, tegen het eind der maand, los, en vielen vervolgens af, eene zuivere oppervlakte nalatende, die spoedig met haar wederom bedekt

-ocr page 173-

453

werd. Dezelfde geneeswijze werd daarom voort-gezet, en, op den 12den Junij, was de genezing volkomen, zonder dat zich verder eenige nadee-lige gevolgen openbaarden.

In geenen deele intusschen heeft deze geneeswijze bij ons altijd dezelfde gewenschte uitwerking gehad.nbsp;Veel hangt, in de gegevene gevallen, van den gevorderden trap, en de meerdere of mindere goedaardigheid der ziekte, van de eigene ligchaams-gesteld-heid der Paarden, en van vele andere bijzonderenbsp;omstandigheden af. Meermalen ondervinden wij,nbsp;dat, ofschoon de bestaande wormbuilen schiernbsp;altijd, ten gevolge van de aanwending des brandijzers , een beter aanzien verkrijgen en genezen,nbsp;er bestendig op nieuw anderen te voorschijn komen , en dat de Paarden daarbij , vroeger of later ,nbsp;in den kwaden droes vervallen, wanneer men denbsp;ziekte schier als onherstelbaar mag beschouwen.nbsp;Het geval, door den Heer montens medegedeeld ,nbsp;waarbij, van het begin, een gecompliceerde toestand van den kwaden droes met den worm plaatsnbsp;had, is dus te merkwaardiger, en leert, dat mennbsp;zelfs, in zeer ongunstige omstandigheden, nietnbsp;altijd aan eenen goeden uitslag moet wanhopen.nbsp;Het is dus ook ten aanzien dezer, even als vannbsp;vele andere, in het algemeen, weinig geneesbare,nbsp;Vee-ziekten, beter een twijfelachtig middel, dannbsp;in het geheel geene aan te wenden.

Wij merken hierbij nog aan, dat, hoewel het brandijzer voorzeker , als plaatselijk middel, denbsp;vermogendsle uitwerking op de wormbuilen zelve

ii


-ocr page 174-

454

uitoefent, deszelfs vermogen zicli nogtans verder over liet ligcliaam uitstrekt. Wordt hetzelve opnbsp;vele punten aangewend, zoo als bij den woi’mnbsp;algemeen moet gescbieden, dan laai zich welnbsp;aannemen, dat de dynamische invloed des vuursnbsp;op het lijmphatiek-stelsel, eene veranderde werking in hetzelve kan te weeg brengen, en daardoor medewerken ter verbetering van die ziekelijke gesteldheid , waarin de naaste oorzaak van dennbsp;worm en den kwaden droes hoofdzakeiijk schijntnbsp;gelegen te zijn.

BELETTE DOORZWELGING, o^TSTAANDE door wraïaciitige uitgroeisels op den TONG-IFOllTEL, litJ EEN PAilllD , GENEZEN DOORnbsp;HET BRAND-IJZEll; DOOR fr. F. BUKSEN,nbsp;Uec-arts der eerste Klasse , te veghël , Provincie TiOORD-JlRABJND,

In de maand Augnslns van het jaar 1827 , werd, ter heliandentig, in mijnen zieken-stal,nbsp;eene schooiie zesjarige Merrie gebragt, uit denbsp;Gemeente Lith, welke, twee maanden te voren,nbsp;een veulen had geworpen. Dit Paai-d kon , hoewel, voor het overige, gezond zijnde, het voeder niet' doorzwelgen. Bij het onderzoek van dennbsp;mond was bevonden , dat deze belette doorslik-king alleen werd veroorzaakt door twee rondenbsp;vleeschachtige knobbels , zijnde waarschijnlijk ont-

-ocr page 175-

455

aardingen der tong-tepels, ter grootte van een hoender-ei, welke op den tong-wortel waren uit-gegroeid. Het Paard was als razende van dennbsp;Longer , en graasde met drift den gansclien dagnbsp;door', doch, zoodra het voedsel goed was door-gekaauwd, viel hetzelve uit den mond. De ge-heele welde was als met gekaauwd voeder bestrooid. De toestand had reeds eenlge maandennbsp;geduui’d. De uitgroeisels werden, van dag totnbsp;dag , grooter , zoodat dezelve de gansche ruimtenbsp;Innamen tusschen den tongwortel en het zachtenbsp;verhemelte. Het dier was reeds ongemeen magernbsp;geworden , en kon slechts eene geringe hoeveelheid melk aan het veulen mededeelen.

Hoewel, volgens de herigteu van den eigenaar , reeds verschillende middelen waren aangewend , om den verderen groei dezer uitwassen tegen te gaan, had echter geen derzelver die uitwerking gedaan, welke men er van verwachtte.nbsp;De uitgroeisels waren , in plaats van kleiner, nognbsp;grooter in omvang geworden. Wat aanleiding totnbsp;dit, voorzeker niet dikwijls voorkomend , gebreknbsp;kon gegeven hebben, viel moeijclijk nategaan, ennbsp;men wist daarvan ook geene oorzaak op te ge.nbsp;ven. Het is inlusschen waarschijnlijk, dat hetzelvenbsp;een gevolg zal geweest zijn van eene werktiiigelij-ke heleediging der tong, ter oorzaak van eennbsp;binnen geslikt scherp ligchaam , bijv. een doorn,nbsp;hout-splln ter , of iels dergelijks, welke zoodanige welige uitgroeijlngcn van de huid, de spierachtige zelfstandigheid , of de zciiuvv-Lepcls ¦ der

-ocr page 176-

456

tong, tea gevolge kon hebben gehad. Het was niet wel mogelijk naauwkeurig te onderzoeken,nbsp;tot welke dezer deelen dezelve zich bepaalden.

Daar ik, na hetgeen reeds ter verstoring dezer uitwassen was aangewend , niet mogt verwachten ,nbsp;dat ik dezelve, door de aanraking met gewonenbsp;bijtmiddelen, zou kunnen verdelgen, terwijl ooknbsp;de omliggende zachte deelen van den mond doornbsp;deze zouden worden aangedaan, zoo besloot iknbsp;zulks te beproeven door het werkdadig brandijzer.

Ik liet tot dit oogmerk eene soort van ijzeren krabber vervaardigen, voorzien van een tamelijknbsp;langen steel, benevens een geschikt brandijzer,nbsp;hetwelk naar de rigting van den mond gebogennbsp;werd, zijnde van voren voorzien van een platnbsp;schijfje, ter grootte van een geldstukje van vijfentwintig centen, en ongeveer twee malen zwaardernbsp;dan hetzelve. Nadat het Paard ter neder wasnbsp;geworpen, trok ik de tong, zoo ver mogelijk, opnbsp;eene voorzigtige wijze, uit den mond, en verdeelde de uitwassen, met het krabbertje, zoonbsp;veel als zulks kon geschieden. Ik deed dit metnbsp;oogmerk, om hierdoor de oppervlakte voor denbsp;inwerking van het vuur te meer te vergrooten, ennbsp;tevens om daardoor de noodzakelijkheid eenernbsp;langere en sterkere aanwending van het brandijzernbsp;te voorkomen, aan welks invloed de omringendenbsp;inwendige deelen des monds insgelijks warennbsp;blootgesteld. — Er ontstond, bij deze behandeling , eene ongemeen hevige bloeding, uit denbsp;welige uitgroeisels.

-ocr page 177-

457

Ik brandde daarop de , gedeeltelijk verdeelde , wratten met het wll-gloeijende ijzer. Gedurendenbsp;eenige dagen , ontving het Paard alleen honig-water, waarin eijeren geklopt waren, tot voedsel.nbsp;Met den zevenden dag, begon het met gemaknbsp;meel-slöbberingen te gebruiken. Er vloeide nunbsp;slechts eene geringe hoeveelheid meer door dennbsp;neus uit.

Na veertien dagen, waren de uitwassen aanmerkelijk kleiner geworden. Zoodra de ontsteking uit de zwerende oppervlakte verdwenen was, werd de branding nogmaals herhaald. Dezelve had die gunstige uitwerking, dat de uit-groeijing nu geheel bedwongen werd, terwijl denbsp;verzweringen zich tot eene geregelde heeling zetleden, zoodat het Paard, binnen twee maanden ,nbsp;volkomen genezen was, en daarna voor eenennbsp;hoogen prijs is verkocht geworden.

WAARNEMING omtrent een ongemeen groot SPONS-GEZWEL, uitgroeuende aan den

KOP, TEN GEVOLGE EENER ÜREUK VAN DEN

HOORN-WORTEL, en van de buitenste plaat

DES VOORHOOFDS-BEENS , BIJ EEN RUND; DOOR P. KYLSTRA , Lz., Fee-arts der eerstenbsp;Klasse, op het heeresvebn, in de provincienbsp;frieslanv.

De Koe , welke het voorwerp dezer waarne-

Él


-ocr page 178-

458

ming uitmaakt, liad reeds, sedert een jaar, een welig uitwas aan de linker zijde van den kop, geplaatst tussclien het oog, het oor , en den hoorn-wortel. Hetzelve was gesteeld , doch was, van tijdnbsp;tot tijd , zoo aanmerkelijk in grootte teegenomen,nbsp;dat het oog nu onder dit uitwas geheel verborgen lag.nbsp;Bij voortgaanden groei, nam hetzelve eene zoodanige ontaarde gesteldheid aan, dat het eenen on-di’agelijken stank verspreidde , en de geringste be-leediging voldoende was, om eene aanmerkelijkenbsp;bloeding te verwekken. Het spons gezwel trouwens hragt eene zeer onzuizere ettering voort,nbsp;en er vielen, bij tusschenpoozen, stukken-, ternbsp;zwaarte van vier en vijf oneen, af,

De eenige aanwijzing, welke hier bestond, om dit vreemde ligchaam te verwijderen, kwam mijnbsp;voor te zijn hetzelve, doorbet mes, weg te nemen , hetwelk gemakkelijk geschiedde. —- Denbsp;bloeding, welke hierbij ontstond, was zoo hevig, dat ik door het brandijzer niet staat wasnbsp;dezelve te stuiten. Een drukkend verband , hetwelk hier zeer goed kon worden bevestigd, hieldnbsp;dezelve tegen. De operatie werd verrlgt op dennbsp;21sten November 1829.

Na verloop van tien dagen, groeide het sponsgezwel op nieuw met kracht uit. Ik bedwong hetzelve wederom door het brand-ijzer, waarna het, een tijdlang, staan bleef zonder zichnbsp;te verheffen. — De etterende oppervlakte namnbsp;eene vrij goede houding aan , en het dier bleefnbsp;gezond. Men kou aan hetzelve niets ongewoons

I

J.


-ocr page 179-

459

waarnemen, dan alleen dat het den kop bestendig een weinig scheef droeg.

De zelfstandigheid, welke weggenomen was, woog 8 nederlahdsche ponden en 3 oneen.

Dan de gemelde gunstige gesteldheid was in geenen deele duurzaam. Op den 15den April, dezes jaars(1830), W'as de uitgroeijing wederom zoo aanmerkelijk toegenomen, dat dezelve andermaal denbsp;wegneming van het vreemde ligchaam volstrektnbsp;noodzakelijk maakte, bedragende de massa nunbsp;ruim 9 ned, ponden. De gevorderde zwangerheidnbsp;der Koe w'as de reden, dat ik niet vroeger daarnbsp;toe was overgegaan. Zij had nu reeds, sedert drienbsp;weken , gekalfd, en de dagelijks toenemende omvang des gezwels verbood thans de wegnemingnbsp;langer uit te stellen.

De operatie ging met meerdere moeite gepaard dan de eerste maal, vei’mits het spons-gezwel nunbsp;niet meer gestecld was, maar de geheele ruimtenbsp;tusschen het oor, den hoorn-wortel, en het oognbsp;innam. Deszelfs omtrek overdekte geheel het oornbsp;en oog. Het laatste deel was ziekelijk aangedaan,nbsp;de oogvochten waren ondoorschijnende geworden ,nbsp;en het gezlgt geheel verloren. Er ontstond , uit denbsp;aanmerkelijke vaten, welke dit ziekelijke voortbrengsel bezat, eene, niet minder hevige , bloedingnbsp;dan te voren, die evenwel doorbet bi-andijzer en

een drukkend verhand bedwongen werd. _ Uet

dier overleefde de kunstbewerking niet lang , daar hetzelve als in zwijm nederviel, en spoedig stierf.

Bij het onderzoek van den kop werd bevonden,

-ocr page 180-

460

dat deze fungus zlja’ oorsprong nam uit den voorhoofds-boezem. De oorzaak des gebreksnbsp;kon gereedelijk worden nagegaan. Bij dit Rundnbsp;bad namelijk, voor ongeveer anderhalve jaar, eenenbsp;breuk van den boom-wortel en van een gedeeltenbsp;der buitenste plaat van bet voorboofds-been plaatsnbsp;gebad, ten gevolge van een’ stoot. Het slijmvlies, dat den voorboofds-boezem bekleedt,hierbijnbsp;in ontsteking geraakt en ontaard zijnde, hadnbsp;zulks aanleiding gegeven tot bet ontstaan dezernbsp;onweerstaanbare uitgroeijlng. — De oogzenuwnbsp;was, door de drukking , welke dit gezwel op dezelve scheen te hebben uitgeoefend, genoegzaamnbsp;verteerd, zoo dat er naauwelijks een spoor meernbsp;van te ontdekken was. Immers was ook de binnenste plaat van bet voorboofds-been reeds in betnbsp;midden döorgevreten , en in den omtrek zeer dunnbsp;geworden, zoodat de uitgroeijing zich tot nabijnbsp;de hersenen had uitgebreid. Hieruit kon waarschijnlijk de onverschilligheid worden verklaard,nbsp;welke bet dier, in den laatsten tijd, had te kennen gegeven.

WAARNEMING omtrest de behandeling van twee paarden, lijdende aan eene VERLAMMING VAN HET achterdeel DES LIGCHAAMS;nbsp;DOOR O. KOOPMANS, Vee-arts der eerstenbsp;Klasse, te dronmjp , in de provincie friesland.

Het was op den 9den November 1829, dat ik

-ocr page 181-

461

veraocht wertl te komen bij den Landbouwer meter DiRKs KUIKEN, oudcr hct beboor van het dorp Tzurnmaruniy ten einde twee Paarden onder mijne behandeling te nemen, lijdende aan eene verzwakking in het achterdeel des ligchaams.

Bij mijne aankomst op de hoeve van den ge-melden eigenaar, verkreeg ik, alvorens zelf de Paarden in oogeuschouw te nemen, het navolgende berigt:

Op den 28sten October, had men aan het eene Paard, zijnde eene negenjarige Merrie, het eerstnbsp;eene wankelende houding op den stal, en trillingnbsp;der achterste ledematen , benevens verminderdennbsp;eetlust, opgemerkt. Men had hierin toen nog geennbsp;kwaad vermoeden, doch , terwijl men, op den 29stennbsp;daaraanvolgende , in den stal kwam, om, als naarnbsp;gewoonte, de Paarden voeder te geven, bestaandenbsp;infrisch tarwe-stroo, hetwelk hun van den dorsch-vloer werd toegediend, bespeurde men, dat hetnbsp;bedoelde Paard, even als de overige, pogingen deed, om op te staan, waartoe het echternbsp;bleek niet in staat te zijn. Het nam de houdingnbsp;aan van een zittcnden Hond, en 1 eunde met dennbsp;mond tegen den rand der krib. Door het bieden van hulp, namelijk door het dier aan dennbsp;staart op te ligten, gelukte het hetzelve op denbsp;beenen te krijgen. Het begon daarop, ofschoonnbsp;met mindere graagte dan gewoonlijk, het voedernbsp;uit de ruif naar zich te trekken, en te eten.

Den volgenden morgen, zijnde den SOsten, had wederom hetzelfde plaats, en nn besloot men het

-ocr page 182-

462

Paard, door middel van een lakei, op te liijs-schen, en hetzelve vervolgens in zelen Ie laten Langen. Op raad van een buurman, werd nunbsp;dagelijks aan dit Paard een balf lood ‘poeder vannbsp;slangemoortel toegediend, in twee giften, overnbsp;eenlg brood en baver. Door dit middel, werdnbsp;de eetlust, zoo als het sebeen , wel eenlgzins meernbsp;opgewekt, doch de zwakheid in het achterstelnbsp;bleef steeds dezelfde.

Op den morgen vau den 9den November, inden stal komende, lag een achtjarige Ruin tegen dennbsp;bodem, die zich aan den kop en de ledematennbsp;deerlijk had beschadigd, door, zoo als men giste ,nbsp;pogingen te hebben gedaan, om op te staan , waartoe, gelijk nader bleek, dit dier niet in staat was.nbsp;Men had nu geen oogenhlik gcaarseld mij vannbsp;deze gevallen kennis te geven , en mijne hulp innbsp;te roepen.

Na dit onderrigt van den eigenaar te hebben ontvangen, begaf ik mij in den stal , in welkennbsp;zich, behalve de twee zieke, nog tien anderenbsp;Paarden, bevonden, die alle de kenteekenen droegen eener goede verzorging, zoo ten opzigtenbsp;van het voedsel als der zuivering.

Mijn onderzoek het eerst tot de Merrie rigten-de , bevond ik, dat dezelve niet zeer vlug uitzag. De vliezen van den neus en mond, als me-de het blindvlies der o ogen, waren bleeker dan gewoonlijk; de mond was bezet met een taal, kwalijk riekend, speeksel; de ademhaling en bloedsomloop waren vertraagd, zoodat er slechts 30


-ocr page 183-

463

polsslagen in eene minuut geteld werden; de glans van het haar was verminderd, doch ditnbsp;was eenigermate bij al de overige Paarden het geval, en voorzeker de uitwerking van het koudenbsp;en natte jaarsaizoen , en van het voorafgaand verblijf ia de opene lucht. Meerdere, in het oognbsp;loopende , afwijkingen van den gezonden staat konnbsp;ik echter niet ontwaren, behalve dat ik nog eenenbsp;verhoogde gevoeligheid in het kruis meende tenbsp;bespeuren, wanneer ik het dier, steeds drukken-,nbsp;de, langs den ruk streek.

De JRuin, zijnde een achtjarig, wel gevoed, Paard, had allen eetlust verloren, was neerslag,nbsp;tig, en, op vele plaatsen des ligchaams, bijv.nbsp;aan den kop, de ledematen , en de heupen,nbsp;pijnlijk bij het aanraken, welke deelen tevensnbsp;warm waren. De kop had vooral eene zwarenbsp;kneuzing ondergaan, zoodat het regter oog zeernbsp;gezwollen en gesloten was, en bestendig traande,nbsp;zijnde deze beleediging zekerlijk voortgebragt,nbsp;doordien het Paard , bestendig pogingen hebbendenbsp;gedaan, om op te staan, telkens was nederge-stort. De bloeds-omloop was bij hetzelve ver-sneld; er werden 54 polsslagen in eene minuutnbsp;waargenomen.

Ik begon mijne behandeling hier .met het doen eener aderlating van vier ponden; waarna vrijnbsp;spoedig de kracht en het getal der polsslagen, ennbsp;de neerslagtigheid, voor zoo ver deze uit onderdrukking wei'd voorlgebragt, verminderden.

Voor dat ik nu echter voortging met het bera-II. D. II. St. nbsp;nbsp;nbsp;30

-ocr page 184-

464

hl fell der verdéhe geneeswijze, oordeelde ik het hobdig, om, Indien hel mogelijk wamp;re, de oorzaken te ontdekken, welke hier, bij twee Paardennbsp;ill denzelfden stal, koi’t na elkander, zoodanigenbsp;spoedige verlamming mogten hebben voortgebragt.nbsp;Dan hierin ben ik tot geene zekerheid gekomen ,nbsp;daaf geene omstandigheden konden worden nagegaan , aan welke ik, zelfs bij vermoedelijke waarschijnlijkheid , dusdanige uitwerking zou kunnennbsp;toeschrijven. Zoo als ik reeds vroeger gezegdnbsp;heb , genoten deze Paarden met de overige, eene,nbsp;in allen opzigte, goede verzorging. Het tarwen-stroo , dat dezelve als boofd-voedsel op den ruifnbsp;gebruikten, was frisch, en ik kon aan hetzelvenbsp;geen Cryptogamisch bederf ontdekken. Ik moestnbsp;ïtlij dlis hier, gelijk in vele gevallen, bevredigen,nbsp;liiet het ontslaan der ziekte te .verklaren uit denbsp;algemeene nadeelige invloeden van het jaargetij,nbsp;bn de verschijnselen toeschrijven aan het vermoedelijk vatten van koude.

Ik moet evenwel bekennen, dat de naaste

oorzaak van bet onvermogen, om het achterdeel des'ligchaams te bewegen, mij toescheen biét izoo zeer te moeten worden gezocht innbsp;de spieren zelve, die trouwens ook volkomert.nbsp;tiatuurlijk waren gesteld, dan wel in eene aandoening van het ruggemerg, of der zenuwen,nbsp;welke, uit de^zelfs lenden-gedeelte voortkomende , zich in de spieren van het achterstel verbreiden, en dienen , om dezelve tot de vrijwillige beweging op te wekken. Het valt moeijelijk te bepa-

-ocr page 185-

465

leri, van welken aard deze ziekelijke gesteldheid des ruggemergs moge geweest zijn, daar het onderzoek mij geenszins in slaat stelde dit nategt;nbsp;gaan. Ik mogt hier evenwel denken aan een’ ont-stekingachtigen toestand van de omhulsels desnbsp;ruggemergs, of aan eene gevolgelijke verweekingnbsp;van hetzelve, welke, door sommigen, meermalennbsp;als de oorzaak dezer verlamming, zoowel bij hetnbsp;Paard als bij Runderen , is waargenomen.

Mijne behandeling kon dus slechts op een on-zekeren grond worden gevestigd , naar het denkbeeld, belwelk ik mij , als bij veronderstelling, van den aard dezer ziekte maakte. Ik sloeg dennbsp;volgenden weg ter genezing in.'

Ik zette de beide Paarden aan elk der dijen eene haarvlecht, welke eene krachtige etteringnbsp;voortbragten. Daar ik mij voorts herinnerde denbsp;goede uitwerking, welke anderen in soortgelijkenbsp;verlammingen bij onderscheidene huisdieren j volgens de mededeelingen in dit Magazijn (2de Deel,nbsp;1ste Stuk, bladz.'171 en verv.) , hebben ondervonden van de braaknoot, of derzelver alcoholischnbsp;extract, zoo besloot ik ook hier dit middel tenbsp;beproeven, in verbinding met de zoodanige, dienbsp;versterkend op de maag werken, ten einde denbsp;spijsvertering, die bij , het eene Paard gedeeltelijk , bij het andere bijna geheel, ontbrak, opte-wekken. Hiertoe schreef ik dus het volgendenbsp;poeder voor, ^ Pulv. rad: Gentianae, Calaminbsp;aromat., baccarum Juniperiy aa unc, iv. nucis

30quot;

-ocr page 186-

466

Vomicae^ unct i. M. F. Pulv. N®. xxvi. S. Aan ieder Paard, ’smorgens en ’savonds, telkens eennbsp;poeder toe te dienen.

Gaarne zou ik nu deze Paarden dagelijks lieb-ben bezocht, om de uitwerking van het middel geregeld gade te slaan ; dan hierin werd ik groo-tendeels belet wegens den verren afetand, zijndenbsp;de hoeve van den Landbouwer kuiken vier urennbsp;van mij verwijderd. Ik zag dezelve-, op dennbsp;20sten November, ten tweeden male, 'en bevond , dat er geene merkbare veranderingen plaatsnbsp;vonden, dan alleen, dat de eetlust bij de beldenbsp;Paarden verbeterd was. Daar ik dit intusscbennbsp;reeds als een goed teeken mogt beschouwen , beloofde ik mij van het voortgezet gebruik der-zelfde middelen eene go'^de uitwerking. Ik hebnbsp;mij hierin niet bedrogen gevonden; want doornbsp;de bovenstaande hoeveelheid vier malen te herhalen, onder de voortdurende werking van denbsp;etterdragten , gelukte het mij de Paarden volkomen te herstellen.

WAARNEMING omtrent het wegnemen der BAARMOEDER, BIJ EENE TEEF; door P. J.nbsp;A. PETRY, pee-arts der eerste Klasse,nbsp;te MOV MALLE, Provincie luik.

In de maand April 1829, begaf ik mij bij den Heer Baron de chestr^:t, om eenige Veulens te

-ocr page 187-

467

onderzoeken, die aan den droes leden. Bij deze gelegenheid werd mij eene Teef vertoond,nbsp;bij welke, sedert eenlge dagen, eene volko-mene omstulping des draagzaks plaats had, tennbsp;gevolge eener moeijelijke verlossing. Het uitgezakte deel hing genoegzaam op den grond, wasnbsp;kersrood van kleur, en zeer hard.

Ik trachtte hetzelve, na het met olie bestreken te hebben , binnen te brengen, en het, dooreen.nbsp;Van touw gevlochten, net of rooster bevestigd tenbsp;houden. Dan, hoewel het dier in deszelfs' hoknbsp;was vastgebonden , kwam het deel nogtans spoedignbsp;wederom naar buiten. Ik verrigtte de inbrengingnbsp;op nieuw, en oordeelde het nu te moeten bevestigen, door eenige naad-hechtingen in denbsp;schaamlippen te doen. Dit laatste middel was vannbsp;geene betere uitwerking, daar het deel tusschennbsp;de vereenigings-punten werd dporgeperst, en meernbsp;en meer een verhard aanzien verkreeg. Hetzelvenbsp;vertoonde reeds op de oppervlakte eene kankerachtige ontaarding te bezitten. Ik besloot dusnbsp;het, ziekelijk aangedane, uitgezakte, deel, doornbsp;het mes, weg te nemen, als zijnde het eenlgenbsp;middel , om het dier van hetzelve te ontdoen, ennbsp;de verdere nadeelige gevolgen, welke daaraannbsp;andei’s onvermijdelijk, op den dunr, voor deszelfs leven verbonden moesten zijn, te voorkomen.

Het dier behoorlijk vastgehouden zijnde, liet ik den ultgezakten en omgekeerden draagzak, doornbsp;eene zachte ti’ekking, zoo ver mogelijk, buitenwaarts voeren, en sneed het deel, nabij de kling

-ocr page 188-

468

of sdiaamlippea , met eene bistourie af. Er ontstond eene aanmerkelijke bloedvliet, die evenwel, na eenigen tijd, terwijl de Hond zich onophoudelijk aan het deel lekte, ophield. Na de operatie kreeg dezelve melk tot voedsel. Ernbsp;werden, gedurende eenige dagen, verzachtendenbsp;inspuitingen aangewend. Met zeven dagen, wasnbsp;de Teef volkomen genezen. Bij het onderzoeknbsp;van het afgezètte deel, bevond ik, dat in denbsp;zelfstandigheid van hetzelve hier en daar elter-zakken bestonden, waarvan de bevatte etter, hoewel voor het grootste gedeelte, wit en natuurlijknbsp;zijnde, evenwel hier en daar met eene zwartenbsp;sloffe vermengd was (1).

OVER DE SPONSACHTIGE UITGROEISELEN, VOORKOMËNUE AAN DE VÜORTTELIiNGS-WERKTUIGEN, eu HONDEN •, door /T.nbsp;A. HART, Fee arts der eerste Klasse, aan

’s RIJKS VEE-ARTSENIISCUOOL , TE VTRECHT,

Onder de ziekelijke aandoeningen der vooi’tte-lings-werktuigen, waai’aan, over het algemeen, de Hond, welligt hoofdzakelijk wegens de bijzondere inrlgting zijner geslachts-deelen, en de

1

Heeft hier misschien melanosis uteri hestaan ?

De Redacteur1

-ocr page 189-

469

eigene wijze, waarop de paring door denzelven, wordt uitgeoefend, meer dan ai}.dere Huisdieren,nbsp;onderhevig is, komen vrij dikwijls sponsachtigenbsp;uitgroeiselen en verhardingen dezer deelen voor,nbsp;welke mijne opmerkzaamheid tot zich hebbennbsp;getrokken, en waarvan ik liier eene korte beschrijving wensch te geven.

Dezelve ontstaan zoowel hij de mannelijke als vrouwelijke dieren van dit geslacht. De verschijnselen, waarmede deze ontaardingen bij de eersten gepaard gaat, bestaan hoofdzakelijk daarin , dat, bijnbsp;de schijnbare gezondheid des diers, ontlastingnbsp;eener bloedige , dunne , kwalijk riekende , stoffe uitnbsp;den koker of de voorhuid plaats heeft. Somwijlennbsp;is deze stoffe ook wit, waardoor de ziekte de gedaante eener eenvoudige slijm-ullvloeijing {blenno-rhaca)nit de pisbuis verkrijgt, waartegen dan ligtelijknbsp;inspuitingen in dit deel en andere middelen , dochnbsp;zonder eenig nut, worden aangewend , dewijl denbsp;zitplaats der ziekelijke afscheiding niet binnen denbsp;pisbuis, maar buiten dezelve , namelijk tusschen denbsp;buitenste oppervlakte der roede en de voorhuid,nbsp;gelegen is.

Het uitbrengen der roede gaat met pijn gepaard. Wordt de voorhuid teruggeschoven, tot over de uitzetting der sponsachtige ligchamen ,nbsp;dan neemt men , aan het onderste gedeelte , na-melijk daar , waar zich de vooi’huid naar de roedenbsp;begeeft, fungeuse uitgroeijingen op het slijmvliesnbsp;van beide deelen van eene meerdere of geringerenbsp;uitgebreidheid waar. Somwijlen bepalen dezelve

i,


-ocr page 190-

470

zich op eene enkele plaats , dan eens omgeven zij liet geheele deel aan die plaats. Deze spons-achtige of welige uitgroeijingen bezitten eene donker roode kleür. Dezelve scheiden, bij aanbou-denheid , eene dunne, meestal bloedige, vloeistof af, zoodat overal, waar het dier gaat ofnbsp;ligt, druppels op den bodem vallen. De Honden kunnen met dit gebrek lang gezond en welnbsp;gevoed blijven.

Bij de vrouwelijke Honden is de zitplaats van deze ziekelijke gesteldheid voornamelijk aan denbsp;schaam lippen en het begin der scheede. De dee-len zijn in den omtrek knobbelachtig verhard ,nbsp;pijnlijk op het aanvoelen , door bersten verdeeld,nbsp;en de randen dezer verdeelingen zijn uitgegroeidnbsp;en verkeeren in verzwering. — De ingang dernbsp;scheede is, in meerdere of mindere mate, opgevuld met bloemkoolachlige uitwassen, die, evennbsp;als bij de mannelijke Honden, donker rood vannbsp;kleur zijn, en bestendig eene dunne, vuil roode,nbsp;kwalijk riekende, stoffe afscheiden. Bij de Tevennbsp;gaat de ontaarding doorgaans verder ; de geheelenbsp;scheede wordt daarbij ontaard, en gaat tot zwe-ring over; en ofschoon de draagzak gezond blijft,nbsp;zoo worden de eijernesten knobbclachtig verhard,nbsp;ja zelfs hebben zij , bij een voorwerp , aan ditnbsp;gebrek gestorven, behalve deze deelen, ook denbsp;milt en lever door groote knobbelachtige verhardingen aangedaan bevonden. Bij zoodanige uitbreidingnbsp;der ziekelijke aandoening, volgt dan, na eennbsp;korter of langer tijdsverloop, vermagering en

-ocr page 191-

471

uittering des ligchaams, waaraan de dieren sterven.

Ik ben van oordeel, dat de oorzaak van dit gebrek voornamelijk moet gezocbt worden in denbsp;eigene wijze, waarop de paring bij bet hondengeslacht verrigt wordt. Daar het mannelijke ennbsp;vrouwelijke voorwerp een tijdlang met elkandernbsp;vereenigd blijven , geeft dit niet alleen tot eenenbsp;meerdere prikkeling der geslachts - deelen aanleiding, maar ook doen dezelve, uit vrees voor denbsp;omstanders, of ook door geweldadlgheden, welkenbsp;hun meermalen worden aangedaan, dikwijls sterkenbsp;pogingen om zich los te rukken. Door de uitrekking der deelen, welke hiermede gepaardnbsp;gaat, wordt het toompje der roede, of denbsp;scheede dikwijls gescheurd, waarop ontsteking ennbsp;eene onzuivere ettering volgen, ten gevolge vannbsp;welke welige of sponachtige uitgroeisels op hetnbsp;slijmvlies worden voortgebragt. Deze breiden zichnbsp;bestendig verder uit, zoo zelfs, dat zij het achterste gedeelte der roede niet zelden als eene gekroesde kraag omgeven. De vereenlging vannbsp;voorwerpen van eene verschillende ligchaams-groolte, welke bij de honden aanmerkelijker isnbsp;dan bij eenige andere Huisdieren, kan de werk-tulgelijke moeijelijkheid bij de paring verzwaren,nbsp;en daardoor de prikkeling, als eene oorzaaknbsp;van ontsteking en opvolgende ontaardingen,nbsp;vermeerderen.

Deze omstandigheden hebben zoo wel ten aanzien der mannelijke als vrouwelijke Honden plaats.

-ocr page 192-

472

Bij de laatste komt nog daarenboven eene andere oorzaak in aanmerking, welke het gevolg is vannbsp;de moeijelijkheid, bij het werpen der jongennbsp;plaats vindende. En dit is dikwijls wederom betnbsp;gevolg van bet spelen der Teef, met eenen Hondnbsp;van betrekkelijk grootere gestalte. Bij bet barennbsp;van zware jongen, moeten dan niet zelden denbsp;sclieede, de kling en de bilnaad of bet mid-den-vleescb eene ongemeene rekking ondergaan,nbsp;waardoor deze deelen scheuring of kneuzing ondervinden , of in een toestand van verzwakkingnbsp;geraken, welke ligtelijk verharding en scirreusenbsp;onlaardingen achterlaten.

Of de Honden, welke door deze ziekte zijn aangedaan, dezelve, door de paring, aan anderenbsp;gezonde Honden, kunnen mededeelen, en of denbsp;ziekte ook het algemeene gestel kan aandoen,nbsp;zoodat daaruit eene syphülilische gesteldheid, alsnbsp;bet ware, bij dezelve kan ontstaan, is ons nietnbsp;gebleken, hoewel wij hebben waargenomen, datnbsp;de teeldrift bij dezelve, door dit gebrek, nietnbsp;wordt weggenomen, greve (1) deelt gevallen medenbsp;van besmettingen van dezen aard, voortgebragtnbsp;door bet paren van Honden, bij Avie de uilvloei-jing eener groene stofi’e uit het gcslachts-deelnbsp;plaats vond; zoodat de Teven kwaadaardige verzweringen met wratachtige uitgroeijingen in de

1

Erfahrungen und Beobachtungen über die Krank-beiten der Hausthiere ini vergleich mit den Krankhei-ten der Menschen, I. B. s. 89- und w

-ocr page 193-

473

scheede verki’egen. Vervolgens werd het geheele ligchaam aangedaan, wordende de kop, inzonderheid de inwendige oppervlakte der ooren, dernbsp;lippen, de oogleden, de neus, het landvleesch,nbsp;het gehemelte, de keel en de tong met ontelbare,nbsp;witte, stinkende, hloemkoolachtige, verzweringennbsp;bezet. Het is niet zeker of de ontaai’dingen,nbsp;welke het onderwerp onzer beschrijving uitmaken,nbsp;tot zoodanige algemeene ziekelijkheid aanleidingnbsp;kunnen geven; doch indien men mag aannemen , dat de ontaarding, welke wij in' de miltnbsp;en lever hebben waargenomen, met de ziekte dernbsp;geslachtsdeelen in verband hebbe gestaan, daunbsp;schijnt het, dat men ten minste tot de mogelijkheid eene uitbreiding van het oorspronkelijke gebrek , met waarschijnlijkheid, mag besluiten.

Indien de dieren, bij welke de gemelde gebreken plaats hebben, van het begin af, aan eene geregelde behandeling werden onderworpen, zoonbsp;zouden dezelve niet moeijelijk te herstellen zijn :nbsp;daar men trouwens, door zuivering, benevensnbsp;door de aanwending van verdeclende en ontsle-kingwerende wasschingen, de geprikkelde ennbsp;ontstekingachtige toestand der deelea zeer wel zounbsp;kunnen wegnemen , gelijk wij meermalen hebbennbsp;ondervonden. Wij hebben onS hiertoe met nutnbsp;bediend van een afkooksel van lijnzaad met ka-mille-bloemen en munt-kruid, bij eene kleine Teef,nbsp;eenige dagen, nadat zij van zware jongen verlostnbsp;was. De scheede was gescheurd, de schaamlip*^nbsp;pen waren pijnlijk, ontstoken, en aanmerkelijk

-ocr page 194-

474

vergroot en verhard. Dezelve genas door deze behandeling volkomen.

Meesttijds evenwel wordt eerst dan de raad van den Vee-arts ingenomen, wanneer het gebreknbsp;reeds langer heeft bestaan, en men velerhandenbsp;ongepaste middelen heeft aangewend. Bij de mannelijke Honden valt het ongemak ook doorgaansnbsp;niet in het oog, dan nadat het eenigen tijd heeftnbsp;geduurd, en de morsigheid der uitvloeijing, of denbsp;stank, welke dezelve verspreidt, daarop oplettendnbsp;maken.

Bij het onderzoek blijkt dan , dat de beschrevene uitgroeisels reeds op het bedekte slijmvlies binnen den koker bestaan, welke met het mes ofnbsp;eene schaar tot op den bodem moeten wordennbsp;weggenomen, terwijl voorts de wonden met za-mentrekkeude middelen dienen te worden behandeld. Ik genas op deze wijze een’ Hond van eennbsp;bastaard-ras, binnen veertien dagen, volkomen.nbsp;Nadat de sponsachllge uitgroeisels op de gezegdenbsp;wijze waren weggesneden, werd de gevronde plaats,nbsp;meermalen daags, met eene ontbinding van tweenbsp;drachmen zwavelzuur koper, en even zoo veelnbsp;azijnzuur lood, in twaalf oneen water, bevochtigd. Hierdoor werd het ontstaan van nieuwenbsp;welige voortbrengselen tegengegaan, en de verzwering volkomen geheeli^.

Dezelfde handelwijze bad eene even goede uitwerking bij een Poedel-Hond, die reeds, sedert vele maanden, aan eene uitvloeijing uit het ge-slachts-deel had geleden, en waarbij men vruch-

-ocr page 195-

475

teloos inwendige middelen, tegen de slijmuit-vloeijing uit de pisbuis aangewezen, en onderscheidene zamentrekkende inspuitingen in dit deel, had aangewend. Nadat ik den waren aard van,nbsp;-dit gebrek , eerst voor korten tijd, bij den vorl-gen Hond , op eene toevallige wijze, had leerennbsp;kennen, werd het deel nu naauwkeuriger onderzocht. Ik bevond, dat dezelfde welige uitgroeisels zich niet alleen op het slijmvlies van denbsp;voorhuid, rondom de geheele-roede , zich alsnbsp;eene gekroesde kra'ag , vertoonden , maar dat dezelve zich tevens op de oppervlakte der sponsachtige ligchamen zelve hadden gevestigd , en alsnbsp;de oorzaak der voortdurende , stinkende, uit-vloeijing moesten worden beschouwd. Al dezenbsp;tegennatuurlijke voortbrengselen werden zuivernbsp;met het mes weggenomen , en de wonden met hetnbsp;voorschreven zamentrekkende middel bevochtigd,nbsp;waarop de Hond, met drie weken, volkomennbsp;genezen was. Deze ontbinding wordt het gemakkelijkst, bij wijze van inspuiting, binnen dennbsp;koker aangebragt.

Bij de Teven zijn de gezegde ontaardingen en ver-grooting der schaamlippen en scheede dikwijls zop aanmerkelijk, dat dezelve moeijelijk of geheel niet voor ontbinding vatbaar zijn, hetzij datnbsp;daarbij tevens welige uitgroeijingen plaats hebbennbsp;of niet. In het eerste geval, is de wegneming dernbsp;woeker-voortbrengselen door het mes noodzakelijk, even als bij de mannelijke Honden. De nablijvende uitzetting der deelen wordt dan somwij-

-ocr page 196-

476

lea nog verdeeld of verminderd door eene herhaalde wassching met een aftreksel der gevlekte scheerling , waarin eenig ztcavelzuur-koper is ont-Londen , of door andere oplossende en versterkende middelen. Meermalen helpen deze evenwel niet, daar de deelen meer en meer verharden, ^in omvang toenemen, en eindelijk opnieuwnbsp;tot eene vuile verzwering overgaan. Als dan isnbsp;het noodig, dat de ontaarde deelen geheel worden weggenomen, hetwelk, zonder alle gevaarnbsp;voor het leven des diers , kan 'geschieden , zoo alsnbsp;zulks door het volgende geval bevestigd wordt. —nbsp;Eene Teef, welke aan het beschreven ongemaknbsp;reeds lang had geleden, werd, aan de Vee-artse-nijschool, met de boven gemelde middelen,nbsp;vruchteloos behandeld. De schaamlippen en eennbsp;gedeelte der scheede verkeerden in eene kankerachtige verzwering; dezelve waren daarbij zeernbsp;gezwollen en hard op het aanvoelen. Daar ernbsp;geen vooruitzigt op genezing langs dezen weg bestond, ooi’deelde men het verharde en aangedanenbsp;deel weg te moeten nemen. Dit geschiedde opnbsp;den 20sten October 1829. — De kling werd metnbsp;het mes, en de sponsachtige ultgroeiselen werden,nbsp;door middel eener schaar, uit den ingang dernbsp;scheede geheel weggesneden. Er volgde eenenbsp;aanzienlijke bloedvliet, welke met het gloeijendnbsp;ijzer moest worden gestild. Dit middel diendenbsp;tevèns, om eene zuivere ontsteking in de wondnbsp;Voorltebrengen. — Er volgde eene goede etterlng ;nbsp;de wond sloot zich weldra met eene vernaauwing

-ocr page 197-

477

óf toegroeijing der scheede, zoodat er slechts eene kleine fistuleuse openiüg aan liet onderstenbsp;gedeelte oveibleef, waardoor de pis ontlast werd.nbsp;Het dier is hierbij tot dus ver volkomen gezondnbsp;gebleven. De inwendige voorttelings-werktuigennbsp;schijnen door deze operatie niets te hebben geleden, daar het dier nog de geslachts-drift heeftnbsp;behouden.

WAAE.NEMIN G omtrent het afzetten DER HALS-ADER, bij een PAARD; door S-A. DUPONT, Fee-arts der eerste Klasse ynbsp;te GossELiES, Provincie henegouiten.

Op den 14den April 1829, werd mijne hulp verzocht, door den Heer moncheur te Jumet ^ innbsp;het Arrondissement Charleroi, bij een zevenjarignbsp;Ruin-Paard, aan hetwelk door mij de volgendenbsp;verschijnselen werden waargenomen.

De linker zijde van den üals was aanzienlijk gezwollen, en deze zwelling strekte zich langs het geheele beloop van dit deel uit, namelijk van denbsp;hoogte des schouders af lot aan de kaak-rondin'gnbsp;toe, zijnde dezelve voorts zeer hard en pijnlijk.nbsp;Het voorbeen derzelfde zijde was ongevoelig ennbsp;verlamd, wordende hetzelve door het Paard nietnbsp;bewogen, maar, onderbet gaan, nagesleept. Denbsp;mond werd bestendig opengehoüden, terwijl denbsp;tong uit denzelven en de ondeidip slap nederhin-

-ocr page 198-

478

gen; de doorzwelging van vloeibare en vaste zelfstandigheden was onmogelijk; het dier verkeerde in een’ staat van groote zwakheid.

Dit alles was het gevolg eener aderlating, welke, eenigen tijd geleden, aan dit Paard, in de halsader was in het werk gesteld, welk deel daaropnbsp;in een staat van ontsteking was geraakt. Zoo alsnbsp;het gehrek en de overige toestand des diers thansnbsp;gesteld waren, scheen mij het eenlge hulpmiddel,nbsp;om hetzelve te behouden, daarin te bestaan, datnbsp;het, ziekelijk aangedane, bloedvat, op eene geschikte wijze, werd weggenomen (1).

Tot dit oogmerk deed ik het Paard nederwer-pen, en behoorlijk bevestigen. Ik maakte nu, op twee plaatsen, namelijk boven aan den hals, alwaar de ader zich in twee takken verdeelt, ennbsp;onder, op de hoogte van de boeg, eene insnijding in de zwelling, zocht het vat op, en onderhond hetzelve aan belde plaatsen. Dit verrigtnbsp;zijnde, werd de zwelling langs den loop der adernbsp;geheel geopend, waarna dezelve werd doorgesneden. Zij verkeerde met het omliggend celweefselnbsp;in een staat van rotachtige ontbinding. Het vatnbsp;van deszelfs verbinding met de hals-slagader

1

De opgave van den tijd, welke er tusschen het ondergaan der aderlating, en de opvolgende verschijnselen verloopen is, als mede omtrent de omstandigheden, welke hierbij vervolgens hebben plaats gehad, ennbsp;de eerste behandeling des gebreks, ontbreekt aan ditnbsp;verslag,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;De Redacteur,

-ocr page 199-

479

«röomgtig losgemaakt zijnde, met vermijding vaa beleediging der long - maag - zenuw, en grootenbsp;tiisschenribbige zenuw, werd hetzelve geheel uitgenomen. De lange wond werd, op behoorlijkenbsp;afstanden, door den afgebroken naad, gehecht,nbsp;en voorts met eene gewone digestief-zaiï tot ette-ring gebragt.

Het verdient te worden herinnerd, dat het Paard , onmiddelijk na de operatie, volstrekt nietnbsp;kon staan, zoodat men genoodzaakt was hetzelvenbsp;in zelen te doen hangeii.

Gedurende twaalf dagen, bleef hetzelve in. dezen toestand, wordende met slobberingen vannbsp;garaten-meel gevoederd, terwijl aan hetzelve te^nbsp;vens versterkende geneesmiddelen werden gegeven ; na dien tijd begon bet meer en meer anderenbsp;voeders te nuttigen. Naarmate de wond zichnbsp;sloot, nam het onvermogen om te gaan, of denbsp;verlamming, af, waarna de beterschap geregeld,nbsp;volgde, zoodat het, op den tienden hjei, al$nbsp;geheel hersteld kon worden opgegeven.

waarnemingen OMTRENT HET VROEGTrlDIIJ

AFKALVEN DER KOEIJEN , TER OORZAKE VAN HET

nuttigen vah slecht VOEDSEL, in het DISTRICT AVBEL DOOR ff. D. D. SEREXHE ,nbsp;Fee-arts (jfer Eerste Klasse, te4VBEL, Provincie

IVIK.

De Landbouwer güyot , te Jlémprsdflle, kwant j Ih P. IJ. St,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;31

-ocr page 200-

480

,op den 29 December 1829, mij raadplegen over eene omstandigheid, welke , sedert zes of zevennbsp;¦weken, onder zijne dragtige Koeijen plaats had.,nbsp;.daarin bestaande, dat de Kalveren algemeen, innbsp;de laatste helft der zwangerheid, vroegtijdignbsp;-werden afgezet. Hij verzocht mij hem een mid •nbsp;-del te willen voorschrijven, om zulks te voorkomen. Ik deed hem opmerken dit niet te kunnennbsp;doen, zonder dat ik mij in de gelegenheid hadnbsp;gesteld, om de oorzaken na te gaan, waaraannbsp;deze omstandigheid, mef meerdere of minderenbsp;•waarschijnlijkheid , mogt kunnen worden toege-«chreven, en dat het noodig zou zijn, om eennbsp;nlgemeen onderzoek dienaangaande te verrigtemnbsp;Ik begaf mij, tot dat einde, op den volgendennbsp;dag, naar de hoeve van den genoemden Land.nbsp;bouwer, om de beesten zelve .in oogenschouw tenbsp;nemen, als mede de gesteldheid der stallen ennbsp;het voeder te onderzoeken, en voorts, om al denbsp;invloeden na te gaan, waaraan het dragtige veenbsp;was blootgesteld geweest. Ik beyond de Koeijeanbsp;zelve, die nog dragtig waren, in een’zeer goedennbsp;staat; dezelve schenen volkomen gezond en waren wel gevoed. Bij twee hadden evenwel, naarnbsp;de opmerking van den eigenaar, reeds sedertnbsp;kort, voorloopige verschijnselen plaats gehad vannbsp;beglnnenden arbeid tot de verlossing. Deze tee-kenen bestonden in de zwelling der schaamdeelennbsp;en ultyloeijing eener slijmige sloffe uit de schee-d.e; ook gedroegen deze beesten zich eenigzinsnbsp;©nmstig. De stal was tamelijk koel, en de lucht

-ocr page 201-

481

werd in denzelven behoorlijk vernieuwd. Ook Was de ruimte voldoende voor het getal Rundernbsp;ren, dat daarin gehuisvest was , zoodat het dragTnbsp;tige vee In geeneii deele bekneld stond. — Iknbsp;ondei’zocht voorts het voeder, hetwelk bestondnbsp;in havcr-stroo. Mijne aandacht naauwkeurig opnbsp;hetzelve vestigende,- bevond ik, dat dit voedernbsp;eene zeer slechte hoedanigheid bezat. Hetzelvenbsp;Was ongemeen sterk met den roest bezet eq. vochtig, had eene bruin-zwartachtige kleur, zijndenbsp;bedekt met vlekken en strepen van verschillendenbsp;kleuren. Deze zelfstandigheid beriekende, hadnbsp;dezelve een’ stinkenden en walgelijken reuk. Aannbsp;de Plunderen w'erden ook, drie malen daags, denbsp;tof pen van hetzelfde gedorschte stro o te etennbsp;gegeven, waarvan de stinkende reuk nog onaange-rnbsp;ftamer was, dan van het overige gedeelte van hetnbsp;Stroo.. Wat het tarwe-slrpo betrof, hetzelve wa?nbsp;eetbaar , hoewel het ook geenszins de beste hoe-danigheid bezat. Hooi aten de beesten volstrekt

niét.

Er had nog eene omstandigheid in den leefregel plaats, welke ik niet kon goedkeuren. Des zelve bestond daarin, dat het vee , zoowel hetnbsp;dragtlge als het overige , gedrenkt werd uit cenerj.nbsp;vijver of water-kom, werwaarts het uit den stajnbsp;gedreven werd. Hiei’door werd het blootgesteldnbsp;aan de zeer schielijke verwisseling eener warmenbsp;temperatuur met eene ijskoude , inzonderheid tennbsp;tijde van de vorst, welke toen plaats had; zoodat het ijs aan stukken moest worden geslagen ^

-ocr page 202-

48Ö

gezond. Sommigen ontdeden zich evenwel eer.?t Ha eenlg^ dagen van de vliezen en het na vuiL-Bij eenigen werd eene meer of minder aanmerke lijke nltvloeijing eener etterachtige stoffe uit denbsp;kling Ivaargenomen, als het gevolg van ontsteking. Bij eene enkele Koe ontstond eent doorloop,'^ïiaïtiocir zij stièïf.

Overeenkomstig het denkbeeld, dat ik mij vormde omtrent den aard der ziekte en de verschillendénbsp;omstandigheden , welke haar beloop konden wijzigen, besloot ik bij alle dragtige Koeijen eenenbsp;aderlating in het werk te stellen, en schreef hetnbsp;volgende middel vooi‘: ^ Sulphatis Sodae^ W ült;nbsp;ffitratis Fotassae, unCi vi j Tartratis Potassaënbsp;acid. unc. viii, Puit, rad. Liquir, 1. M. F/nbsp;Pulv. Nquot;. xxxvi. S. Aan iédere dragtige Koe eennbsp;poeder daags te geven met water.

Deze geneesmiddelen vfrerden twee malen herhaald. Ik beval de beesten zemel-water in den stal te geVèn , en verbood dezelve, zoo als totnbsp;dus ver geschied was j naar buiten te laten. Denbsp;deuren werden, om de koude, zoo veel mogelijk, gesloten gehouden. Ik deed de beesten da-,nbsp;delijk het haver-stro o en de toppen van hetzelvenbsp;onthouden j en liet dit voeder vervangen doornbsp;goed tarwe'Ströo, Deze verzorging deed hetnbsp;Ontijdig af kalven ophouden, zoo lang dezelvenbsp;werd voortgezet, namelijk gèdürende ongeveernbsp;zes weken. Dan dé eigenaar geen tarwe-slroonbsp;genoeg bezittende, om een aanzienlijk getal Veenbsp;daarmede aanhoudend te voederen, vond hij zich

-ocr page 203-

im

Vërpligt tot het vtrdachte haveï-stroo wedferöni fcijne toevlügt te nemen. En inderdaad hetzelfdenbsp;Verschijnsel openbaarde zich op nieuw, binnennbsp;korten tijd, gelijktijdig bij twee andere Koeijen,nbsp;en Vervolgens nog bij meerdere. Gelukkig, datnbsp;het getal der dragtige Koeijen ten einde liep,nbsp;daar anders de overige Jiwatlgere Runderen zekefnbsp;de Kalveren zouden hebben afgezet. Het getalnbsp;dragtige Koeijen , hetwelk de gemelde Landbouwer GUYOï, voorden winter, bezat, bedroeg 24,nbsp;waarvan 18 de Kalveren hadden verworpen, toennbsp;deze, voor hem aadeelige, omstandigheid eennbsp;einde nam.

Uit bet geen ik te dezen opüigte heb medegedeeld, blijkt, mijns inziens, duidelijk genoeg, dat mijne onderkenning gegrond is geweest, vermits, door de ontstekingwei'ende behandeling,nbsp;en den verzachtenden leefregel, maar vooral doornbsp;de onthouding van het bedorven voedsel, denbsp;voortgang van het miskramen werd voorgekomen,nbsp;zoolang dit alles behoorlijk werd opgevolgd.

HEEKSCHENnE ZIEKTEN.

Er hebben, in de jaren 1828 en 1829, In ons land, onderscheidene algemeene of epizoötischenbsp;ziekten geheersclit De beschrijvingen van sommige derzelver zijn reeds in de vroegere stukkennbsp;Van dit tijdschrift medegedeeld. Wij zullen, bijnbsp;Vfijze van algemeen overzigt, thans melding ma-

-ocr page 204-

484

ve, ibó als boven vermeld is, naar buiten weiV den geleid, om gedrenkt te worden.

Ter verklaring der naaste oorzaak, waaruit dit vroegtijdig afkalven is voortgevloeid, komtnbsp;mij, als het meest aanneemlijk voor, dat, bijnbsp;de dragtige Koeijéii, eeöe bijzondere verhoogde’prikkelbaarheid is voortgehrap, welkenbsp;tol den trap van ontsteking (metritis) kan zijnnbsp;vei’sterkt geworden. Ongetwijfeld moest het ha-ver»stroo, hetwelk ter oorzake van het crijptoga-misch bederf, eeiie scherpe hoedanigheid , of liever een onmiddelijk vergiftig vermogen, bezat,nbsp;bij het aanhoudend gebruik van hetzelve, eennbsp;prikkelend vermogen op het geheele dierlijkenbsp;gestel uitoefenen , en in het llgchaam een alge-meenen ontstekings-töestand te weeg brengen.nbsp;Maar deze verhoogde levens-werking moest zichnbsp;te sterker vertoonen, naar male de levenskrachten, in het een of ander orgaan of stelsel vannbsp;werktuigen, reeds als voorbeschikkende oorzaak,nbsp;levendigèf vverkzaam zijn. Terwijl , in dennbsp;staat van zwangerheid, de Natuur, ter vormingnbsp;van het nieuwe wezen ^ buitengewoon werkzaamnbsp;is, moet de draagzak beschouwd Worden als hetnbsp;deel, Waarin de levenskracht bovenal verhoogdjnbsp;én, om zoo te spreketi, opgehoopt is. Komennbsp;bier nu ongewone prikkels bij j welke den bloedsomloop kunnen aanzetten,. zoo zal de toevloednbsp;Van vochten naar dit deel aanmerkelijker zijn,nbsp;hetwelk aanleiding kan geven tot eene spoedigenbsp;of langzame afscheiding der moederkoeken. De

-ocr page 205-

485 nbsp;nbsp;nbsp;'

¦^‘rüclit liiei’door van hare vereenigirig lüet den draagzak losgemaakt zijnde, moet de dood daarvan het gevolg aijn. De vrucht nu als eehnbsp;freenid ligchaain, en vooral door hel bederf, datnbsp;zij weldra ondergaat, als een legénnutuurlijkenbsp;prikkel voor den draagzak moetende wordennbsp;beschouwd, wordt dit deel Vroeger öf later totnbsp;zamentrekking aangezet, Waardoor de vruchtnbsp;woi’dt uitgedreven^ De waarneming, dat de on*nbsp;voldrageue Kalveren dood ter wereld kwamen,nbsp;en dat dezelve, zoowel als de vliezen, ineen meernbsp;of min gevorderden staat van ontbinding Verkeerden, gepaai'd met de vroegtijdige en steeds toe-nemende Verschijnselen Van vei'lossings-arbeid,,nbsp;leiden tot het besluit, dat de schadelijke oorzaaknbsp;niet eensklaps , maar meer langzaam baren invloednbsp;hebbe. uitgeoefeud. Men zou ook kunnen vragen, of niet in de krachteloosheid des voedselsnbsp;de oorzaak van het ontijdig sterven der vrucbteanbsp;kan worden gezocht? Dan hiermede komen nietnbsp;overeen de gezondheid en welgevoedheid, welkenbsp;bij het Vee , zootvel bij de dragtige als niet drag-tige Bundei’en, werden aaugetroffen. Meer waarschijnlijk is het dus, mijns oordeels, dat het afzetten der Kalveren aan een beginsel zal moetennbsp;worden toegeschreveü, hetwelk een meer specifiek nadeelig vermogen op de vrucht zelve of opnbsp;den draagzak hebbe uitgeoefénd.

De gevolgen van het vroegtijdig kalven waren, in het algemeen , niet gevaarlijk voor de moeder-diercu. Dezelve bleven, voor het overige, vnj

-ocr page 206-

482

quot;lea eftide het vee ia de gelegeoheid te steliea ^ -om te kuaaea driukeu.

Het getal Koeijen, welke reeds • sedert deu opgt;* ;gegeveu tijd., de Kalverea vroegtijdig haddea afgezet, bedroeg elf. Ouder deze bevondea zichnbsp;twee, bij welke dit, .volgeas de mededeeliag,vaanbsp;dea eigenaar, reeds ia de weide had plaats gehad,nbsp;tegea het eiode der maand Augustus. De teeke-nen van miskraam openbaarden zich ongeveernbsp;veertien dagen, voor dat dezelve voorviel. Dezenbsp;•verschijnselen kwamen overeen met die, welkenbsp;eene gewone natuuidijke verlossing vergezellen,nbsp;De beesten werden daarbij weinig of niet aangetast of onpasselijk ; dezelve aten , dronken, her-kaauwden als naar gewoonte, en werden zeernbsp;gemakkelijk verlost; hetwelk te verklaren valt.,nbsp;naardien, in dit tijdperk der dragt, het kalf nognbsp;geenszins tot deszelfs volkomene ontwikkeling isnbsp;.gekomen,.

Iets, hetwelk vooral verdient te worden opge. merkt, is, dat al de onvoldragene Kalverennbsp;dood ter wereld kwamen, bezittende reeds denbsp;kennelijke teekenen eener gevorderde ontbinding,nbsp;De moederkoelicn of cotyledones, zoowel als denbsp;vliezen der vruchten , bevondea zich in denzelfdennbsp;toestand, -en verspreidden een rotachtigeu stank.

Dan , het vvas niet alleen op den stal van den bovengenoemden Landbouwer, alwaar dit vroegtijdige afkalven bestond. Volgens de berigten,nbsp;welke ik heb ingewonnen, en de mededeelingen,nbsp;jnij, door verschillende yee-houders, gedaan.

-ocr page 207-

483

fead deze nadeelige omstandigheid in onderspliet'»--dene streken plaats, niet slechts in het Canton-Aubel^ maar ook in andere, zoodat, op sommige stallen, twee. drie f vier , en, op andere y ïiog meerdere gevallen van zoodanige vroegtijdigenbsp;geboorten voorvielen, naar mate van het grooternbsp;©f geringer aantal van dragtige Runderen', welkenbsp;zich op dezelve bevonden; Voor het overige*'nbsp;draag ik geene kennis van het bepaalde getahnbsp;Koeijen, dat aan hel vroegtijdig kalven oirderhe-vig is geweest, dan van die des eigenaars, omtrentnbsp;welke ik mijne waarnemingen heb gedaan.

Naar het geen ik heb kunnen nagaan, kon de oorzaak van het vroegtijdig afkalven dezer Koeijen aan geen anderen invloed worden toegeschre-Ven, dan aan het gebruik van het slechte voeder,.nbsp;Vooral van het haver-stroo en de toppen van hetzelve ; welker verderfelijke eigenschap voorzeker'nbsp;moest gezocht worden in de ontwikkeling vannbsp;de crijptogamen, waarschijnlijk van de Üredo in-constans en spiculicola, welke zich op dezelvenbsp;bevonden, ik wil evenwel niet verzekeren, datnbsp;deze crijptogaam de eenige geweest zij, waardoornbsp;dit stroo verontreinigd Was, daar ik hieromtrentnbsp;geen gestreng onderzoek heb kunnen in het werknbsp;stellen (*). Hier kan nog bijgevoegd worden hetnbsp;nadeel , dat de dragtige beesten welligt hebbennbsp;kunnen ondervinden van de wijze, waarop dezel-

(*j Vergelijk bla, laS, ea Sig,

-ocr page 208-

468

ïtön Van de overige, voor zoo verre ons daarvan de tei-igfen zijn geworden.

Onder deze ziekten komt het eerst in aanmerking het Miltvuur, hetwelk wedei’om In verschillendenbsp;Provinciën, in meerdere of mindere mate, heeftnbsp;plaats gehad. In de Provincie Gelderland openbaar-de hetzelve zich, in 1808, op den bekenden uiterwaard , te Gameren (“), volgens herigt van dennbsp;Veearts beinders , slechts bij een enkel Bund , hetwelknbsp;binnen twaalf uren stierf. Bij de opening van ditnbsp;Bund, hetwelk in de negende maand zwangernbsp;Was, en ook in 1827 aan feet Miltvuur geledennbsp;had, doch toen hersteld was, werden de gewonenbsp;verschijnselen, welke in de inwendige deelen hijnbsp;deze ziekte worden te weeggehragt, waargenomenin 1829, ontstond de ziekte wederom op dennbsp;zelfden uiterwaard. Het eerst werd dezelfde ontdekt, op den 1 Julij, hij eene welgevoede Koe,nbsp;waarbij dezelfde toevallen werden waargenomen,nbsp;als door den Heer reindees, in het 2de 8tnknbsp;des 1“'°“ Deels van dit Magazijn , zijn vermeld. Na hetnbsp;doen eener aderlating van acht ponden , het zetten van wrangwortelen aan de borst, en op denbsp;streek der milt, het toedienen van een lijnzaad-drank van Zes ponden, met een pond tóonderzout,nbsp;en een half pond salpeter, om daarvan, alle zesnbsp;Uren, een vierde gedeelte in te geven, was hetnbsp;dier, op den deiden dag, volkomen hersteld, 1

1

Zie Magazijn, 1). I. blz- aSo.

-ocr page 209-

nadat, op den tweeden dag, nog zoodanige dranfe was voorgësciiltveri.

Tien dagen daarna werd weder een Rund, Op dcnzelfden waard, door de ziekte aangedaan,nbsp;doch heviger dan het Vörlge, zoodat het nanbsp;eenige uren stierf, zonder dat men hulp konnbsp;aanwenden.

Op den 7den Jüllj , openbaarde zich de ziekte, onder gelijke verschijnselen, bij een zevenjarignbsp;welgevoed Rund , dat, na ruime aderlatingen , ennbsp;onder de aanwending der hoven opgegevene geneeswijze, op den Sisten Julij, wederom hersteldnbsp;was.

Tot dën 12den Augustus, Wörden er geene Runderen meer ziek; doch toen verscheen hetnbsp;Miltvuur bij eene oude Koe. Hierbij vertoondenbsp;zich , behalve de gewone verschijnselen, eennbsp;schuhachtig uitslag over het geheele ligchaam ; denbsp;linker penszak was sterk opgezet, en het heestnbsp;toonde eene onweerttüanbare neiging, oin zichnbsp;in het water te baden, zoodat het, inde weide,nbsp;aanhoudend in de poelen ging liggen, of aan denbsp;kant In de rivier liep. — Eerst ontstekingwe-rênd en met verzachtende klisteren, en naderhandnbsp;met bittere , Versterkende, middelen behandeld,nbsp;scheen het Rund volkomen hersteld ; het at en her-iaauwde behoorlijk, en was wederom goed op denbsp;melk. Het werd nu wederom in de weide ge-bragt, waaruit het, gedurende de behandeling,nbsp;op stal was gehaald. Het had intusschen de neiging, orp zich in het water te verkoelen, nog nietnbsp;verloren. Men zag het nog aanhoudend in het

-ocr page 210-

49Ö

Water liggen, eil, eten volgenden dag, vond mefi' iiet Rund verdronken In eene sloot, Avaarin het-*nbsp;iselve zich ongetwijfeld had willen baden.

In de vorige zomers wai’en er geene Runderetf meer gestorven, nadat dezelve eenigen tijd van-den uiterwaard waren Verwijderd geweest. Denbsp;Verwijdering had thans ook , in de maand September, plaats gehad 5 doch deze had nu geenszins dat gunstig geVolg gehad als te voren, daarnbsp;er, in October, op eenen morgen, nog twee jonge Runderen dood in de weide werden gevonden,nbsp;welke, des avonds te voren, nog gezond haddennbsp;gegraasd. Bij een van deze lijken, werden langs-den geheelen loop van den slokdarm, koudvurigenbsp;plekken waargenomen, terwijl bij hetzelve, voornbsp;het overige, niets werd aangetroffen , dan de gewone tegennatuurlijke gesteldheid der milt.

Volgens het oordeel van gemelden Vee-arts, schijnt deze waarneming te pleiten vaor het vermoeden der uitwerking van een scherp vergiftignbsp;beginsel; weshalve welligt het gevoelen, dat schadelijke crijptogamen hier moeten beschuldigdnbsp;worden, niet voorbij mag worden gezien. Denbsp;nasporing omtrent de ware oorzaak dezer, jaarlijks op dezelfde weide teinigkomende, ziekte,nbsp;bleef overigens onvoldoende, vooral mede uitnbsp;hoofde, dat dezelve voor een groot gedeelte onder water stond.

De Heer Vee-arts buksen , te ^cefte/, Provincie ])loord~Brabandj deelde, als eene nadere bijdragenbsp;lot zijne vroeger gegevene berigten, {Magazijnnbsp;D. I. blz. 137), eene lijst mede van het Vee,

-ocr page 211-

491

lt;kt aan het Miltvuur, van 1 Augustus 1826 tot den 8sten Februari] 1827, onder St. yJgatha,nbsp;Gemeente Kuijk en St. Agatha is gestorven, be-rnbsp;staande in 36 Runderen^ 121 Schapen, 6 Paarden , en 2 Varkens, bedragende, volgens tauxa-tie, eene gelds-waarde van f 2678-:-, Datnbsp;deze ziekte zich in 1829, in deze streken, opnbsp;nieuw heeft yertoond, is reeds op bladzijde 326nbsp;^rerme.ld.

Volgens mededeellng van den Heer Vee quot;arts GLAssEN te Roermond, Provincie Limburg , ontstondnbsp;het kwaadaardig Miltvuur onder het Rundveenbsp;van xnEODOpus bbentjes , inwoner te Montfort,nbsp;De zieken wei’den toevertronwd aan de behandelingnbsp;yan eeii’ onkundigen kwakzalver, die de beestennbsp;hevig prikkelende middelen , door de neusgatennbsp;pn den mond, binnen bragt, waarna zij spoedignbsp;de laatsten snik gaven. De genoemde eigenaarnbsp;had reeds «ene Koe en een’ zijner Ossen van deze behandeling het slagtoffer zien worden, toennbsp;de Vee-arts GLASSES van hooger hand den last ontving , om zich naar denzelyen te begeven, tennbsp;pinde het noodige te yerrigten. Bij zijne aankomst, vond hij nog eenen ch'Iejarlgen Os opnbsp;jden .stal, zijnde het laatste stuk Vee, dat de eigenaar bezat. De ziekte bad bij dit Rund reeds aanmerkelijke vorderingen gemaakt, zoodat er weinignbsp;hoop meer op herstel was. Door de aanwending, -eerst van eene ontstekingwerende, ennbsp;vervolgens van eene versterkende geneeswijze,nbsp;werd hetzelve nog gered.

-ocr page 212-

492

Dat de onderhavige ziekte zeer kwaadaardig was, wordt daardoor bevestigd, dat zekere in-?nbsp;woner van Montfort, met name jacobds schoenmaker , welke de twee vroeger gestorvene beestennbsp;uitgesleept en afgetrokken bad, eene gevaarlijkenbsp;ontstekings-buil op den regter arm kreeg, welke ,nbsp;na verloop van drié weken , door den Heer Me-dicinae Doctor c. t. eeurs, te Roermond, gelukkignbsp;genezen werd,

Ook in de Gemeente Mechelen ontstond, in Januarij 1829, het MlltvUur onder het Rundveenbsp;yan den Heer Burgemeester Hermans. De Heernbsp;Yee-arts evertz , te Maastricht, den last ontvangen hebbende, om naar den staat der ziektenbsp;onderzoek te doen , bevond, dat, bij zijne komst,nbsp;reeds vijf Rundbeesten waren gestorven, terwijlnbsp;pog zeven stuks door dezelve waren aangetast,nbsp;Hij beschouwde de ziekte te zijn eene typhusnbsp;anthracodes of vunr-krankheid, en hield dezelvenbsp;voor besmettelijk, weshalve niet alleen eene gepaste behandeling, maar ook de strengste ipaat-regelen van policij werden voorgeschreven, streksnbsp;kende, om alle gemeenschap der zieke beestennbsp;met de gezonden te beletten.

De Heer Vee-arts i. b. van hertsen, te Zartd-r vliet, Provincie Oostvlaanderen, deelde-het berigtnbsp;mede, dat het Miltvuur onder de Paarden tenbsp;jdalbroek, in de Provincie Antwerpen, van dennbsp;23sten April tot den 20sten September 1829^nbsp;heeft geheerscht, waarvan hij evenwel geen geregeld en naauwkeurig verslag kon geven ^ lijt

-ocr page 213-

498

hoofde, dat eenige Smeden de Paarden, die door deze ziekte werden aangedaan, algemeen lieLbennbsp;behandeld. Van eenige der, door hem behan-lt;lelde. Paarden worden de verschijnselen opgege-.nbsp;yen, die met de gewone toevallen dezer hevigenbsp;ontstekings-ziekte overeenkomen, als bestaande innbsp;lusteloosheid , afwisselende koude der ooren,nbsp;nederhangen van den kop, roodheid der slijmvliezen , droogheid en heetheid van den mondnbsp;en der tong, die aan den omtrek en de puntnbsp;rood was , snelle ademhaling , menigvuldlgen ennbsp;vollen hart- en polslag, bruine pis, harde mest-stoffei enz» :'-,Pe Paarden aten weinig, doch dronken gaarne karnmelk. — In het tweede tijdperknbsp;weigerden dezelve alle voeder en drinken; ernbsp;brak een algemeen zweet uit; de dieren kregennbsp;een wankelenden gang, en vielen dikwijls in hetnbsp;.gaan, of draaiden in het rond, als zij los waren,nbsp;en, wanneer dezelve waren vasigebonden, leunden zij met de borst of den kop tegen de kribnbsp;of den muur; de ademhaling werd kort en snel,nbsp;de uitgeademde lucht heet en stinkende; de polsen hartslag werden ongeregeld; er volgden zernbsp;nuw-toevallen, welke den naderenden dood aan-duidden-

Na den dood vloeide er bloed uit de beide neusgaten en den mond; de lijken gingen spoedignbsp;tot verrotting over. De hersen-vliezen warennbsp;opgespoten, en de vaatvlecht was sterk opgezet.nbsp;In de hersen-kamers beyond zich veel roodachtignbsp;vocht. De borst- en bulks-ingewanden waren al§

-ocr page 214-

494

öaar gewoonte, door een algemeen, gangreen aangedaan.

Aangaande de oorzaken kon niets met zekerheid worden vastgesteld. Het vermoeden viel op denbsp;aanhoudende natte weersgesteldheid, het nuttigennbsp;van natte, en verrotte klaver, het onzuivernbsp;drinkwater, het vroegtijdig voederen van nietnbsp;uitgezweet en slecht gewonnen hooi en haver.

Er bestonden geene bewijzen, die de besmet* telijkheid der ziekte konden bevestigen. Terwijl,nbsp;in den eenen stal, tvyee en drie Paarden stierven,nbsp;bleven de overige, die zich in denzélfden stalnbsp;bevonden , gezond. De zieke Paarden, die bij denbsp;Runderen geplaatst werden, en gestorven zijn,nbsp;deelden ook aan de laatsten geenszins eenlge besmetting mede.

Daar de ziekte, waarvan het eerste tijdperk slechts weinige uren duurde, zeer hevig in beloopnbsp;was, bleef alle hulp doorgaans vruchteloos. —nbsp;Vroegtijdig genoeg geroepen zijnde, kon, doornbsp;ruime en herhaalde aderlatingen uit de hals-ader,nbsp;bet zetten van etterdragten aan de borst, hetnbsp;toedienen van vei-koelende zouten, en eenenbsp;spaarzame voedering, de ziekte somwijlen npgnbsp;in haren hevigen voortgang worden gestuit*

yfij hebben reeds vroeger (zie bladzijde 14— 34). eepe uitvoerige beschrijving gegeven van hetnbsp;bliltvnur, zoo als deze ziekte, pp verschillendenbsp;plaatsen in de Provincie Luifi, door de Vee-arlsennbsp;wagelmans , TOmBALLE, GüERiN en iiouBEN is waai’^nbsp;genonieii, In bet jagr 1829 beeft dezelve zjeb

-ocr page 215-

495

op nipuw, ill fie Gemeente Auhel en derzelver oinsti’eken, geopenbaard, onder het Rundvee vannbsp;onderscheidene landbouwers. De Heer Vce-artsnbsp;SEiiEXBE heeft met veel naauwkcurigheid de ziektenbsp;nagegaan, en daarvan een uitvoerig verslag inge*nbsp;leverd. Wij zullen daarvan den hoofdinhoudnbsp;mededeelen. Door zijne waarnemingen wordtnbsp;bevestigd, dat de eerste Runderen, die door hetnbsp;Miltvuur overvallen worden, doorgaans aan eenenbsp;beroerte, of onder den apoplectischen vorm dernbsp;ziekte, sterven, en dat het beloop vervolgens ee-nigzins zachter en langzamer wordt, zoodat ernbsp;dan meer gelegenheid bestaat, om gepaste hulpnbsp;aan te brengen, terwijl de eersten zonder eenigenbsp;voorafgaande ziekte-verschijnselen nedervallen ennbsp;sterven. Hoewel dus niet alle beesten, wegensnbsp;de hevigheid, waarmede zij werden aangedaan,nbsp;door hem konden gered werden, zoo mogt hijnbsp;toch meerdere, door eene krachtdadige ontsteking-werende en afleidende geneeswijze behouden. Bijnbsp;eenigeu w’erden naderhand nog maagvei’sterkeudenbsp;middelen gegeven.

Onder de verschijnselen, bij de gevallen dieren waargenomen, worden, als de meest algemeene,nbsp;opgenoemd: eene aanmerkelijke ophooping vannbsp;Water in de hersenen, en verweeking van dezelve,nbsp;als het waarschijnlijk gevolg van eene voorafgaandenbsp;ontsteking dezes deels (perebritis); spoi-en vannbsp;voorafgegane ontsteking van het hart, en der longen,nbsp;welke ingewanden gedeeltelijk lot versterf warennbsp;overgegaan, zoodat dezelve zich ligt van een Ue»nbsp;11, D. II. St.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;33

-ocr page 216-

496

ten scheuren. De watervaats-klieren droegen mede de kenmerken van door ontsteking tenbsp;aangedaan. Hetzelfde had plaats in de buiks-ingewanden. De .maag was ontstoken, hier en daarnbsp;tot het vuur overgegaan, waarbij het slijmvliesnbsp;zich volkomen van de geheele inwendige oppervlakte losliet, zoowel in de pens als in de drienbsp;andere maag-afdeelingen. De dikke en dunnonbsp;darmen vertoonden dezelfde verschijnselen , en ernbsp;bevond zich binnen dezelve eene groote hoeveelheid bloed uitgestort. Al de overige deelen dezer holte, zoowel als van het bekken, waren innbsp;denzelfden staat van ontsteking of versterf; maarnbsp;hetgeen het opmerkelijkst was, bestond in eenenbsp;buitengewone vergrooting der lever, die geheelnbsp;eea verdikt aanzien had verkregen, doch de zelfstandigheid was bros en geelachtig; de milt wasnbsp;ongemeen met zwart bloed opgevuld, en verkeerde in een staat van ongewone weekheid en ontbinding, zo odat dezelve niet alleen met de vingersnbsp;gemakkelijk werd verscheurd, maar, wanneer hetnbsp;uitwendige vlies werd doorgeboord , vloeide denbsp;zelfstandigheid , onder de gedaante van een zwartnbsp;vocht, uit.

De Heer sebexhe merkt aan, dat er jaarlijks een aanzienlijk getal Hoornvee door dezg ziekte,nbsp;in de Provincie Luik, wordt weggenomen, en datnbsp;dezelve hoogst nadeelig kan werken op anderenbsp;huis-dieren, wanneer deze van den afval der gestorvene beesten eten, of daarmede in aanrakingnbsp;komen: iets waarop men tot dus ver nog geen

-ocr page 217-

497

acht genoeg schijnt te’ hebben gegeven, uit hoofde van de geringe kennis, welke meü, In de gemelde streken, van den aard dezer ziekte bezit.

Het ontstaan van dezelve wordt toegeschreven aan de aanhoudende en koude regens , welke een’nbsp;nadeeligen invloed hadden op het voortbrengennbsp;van goed voedsel in de weiden, en tevens on-middelijk op de llgchamen der dieren zelve.nbsp;Ook mogten hiertoe welligt verschillende soortennbsp;van crijptogamen in aanmerking komen, welkenbsp;men veronderstelt deze ziekte te kunnen veroorzaken, waaromtrent men in de vee - artsenijkundige schriften gewag vindt gemaakt, enz.

Volgens de berigten , door den Heere Staatsraad Gonverneur van het Groot-Hertogdom Luxemburg, ingezonden aan de Administratie voornbsp;de Nationale Nijverheid , heerschte er, gedurendenbsp;den Zomer van 1829, in onderscheidene Gemeenten dier Provincie, inzonderheid te Grand-han, Ualleux, Bastogne, Ma gerotte^ Surré,nbsp;Manche en Gilsdorff, voorts te Esch sur la Sumnbsp;re , en Heiderscheid, onder het Rundvee, eene hevige ziekte, zijnde naar het gevoelen van dennbsp;Vee-arts iiouba , eene kwaadaardige longontsteking, welke gepaard ging met spoedige neigingnbsp;tot versterf {péripneumonie maligne et gangré-neuse). Ingevolge nadere kennisgeving door denbsp;Commissie van Landbouw van het genoemdenbsp;Groot-Hertogdom, kunnen bij de gemelde plaatsen, alwaar de ziekte heeft geheerscht, nog woi’-den gevoegd Martelange, Ronchampag, Savy,

32»

-ocr page 218-

4Ü8

Het geliecle getal

Monde St. Etienne, Recogne.

(Ier zieke beesten wordt opgegeveii te zijn 81, waaivan op den iSden October 1829, 52 gestoiquot;-ven waren. De toevallen en bet beloop der ziekte worden hierbij niet vermeld, doch dezelvenbsp;werd voor besineltelijk gehouden, weshalve denbsp;Heer Districts-Commissaris van Diekirch ordernbsp;aan de plaatslijke regering van Esch had gegevennbsp;tot het dooden van vier beesten , welke als ongeneesbaar door den Vee-arts waren verklaard ,nbsp;onder verzekering van schadevergoeding aan denbsp;eigenaren Door aderlatingen en eene gepaste behandeling werd de ziekte alhier verminderd.

Hoewel deze ziekte zich hebbe vertoond onder de gedaante eener kwaadaardige long • ontsteking,nbsp;welken naam zij ook welligt met regt verdient tenbsp;dragen, zoo zal men mogen aannemen, dat harenbsp;wezeidijke aard met dien des Miltvuurs overeenkomt; daar, zoo als bekend is, bij hetzelve,nbsp;zoo wel de longen als de buiks-ingewanden , doornbsp;ontsteking en spoedig versterf, worden aangedaan.nbsp;Het ontstaan dezer ziekte werd algemeen toegekend aan den slechten toestand des voedsels , tennbsp;gevolge van den ongunstigen oogst.

Ik heb, in mijn advies omtrent deze ziekte gemeend te moeten herinneren, om de aandachtnbsp;te vestigen op het vermoedelijk bestaan van crijp-togamisch bederf der voeders, ten einde na tenbsp;gaan, in hoe ver hetzelve ook hier welligt alsnbsp;de o orzaak dezer verderfelijke onlstekings - ziektenbsp;moest worden beschouwd.

-ocr page 219-

499

Ook keeft liet Miltvuur de Provincié Frieslaml,¦ alwaar hetzelve meermalen pleegt voor te komen ,nbsp;in 1829, niet geheel verschoond. De Heer Veearts G, KiJtsTHA, L. z., \,e Dragtcn f nam de ziektenbsp;waar op den stal van den Landbouwer van dernbsp;SLUIS, in de Hemrik, Een beest, dat des avondsnbsp;nog volkomen gezond was geweest, behalve, datnbsp;het, zoo als men zich van achteren herinnerde,nbsp;minder melk daii gewoonlijk had gegeven-, ¦ en ,nbsp;bij het aanvatten schrikachtig was- geweest, lagnbsp;den volgenden ochtend dood in de weide. —nbsp;Een tweede Rund had , een paar dagen naderhand, ook plotsling opgehouden melk te geven ,nbsp;en eenigcn tijd, nadat men bij het Rund in hetnbsp;land was geweest, kreeg men berigt, dat hetzelve,nbsp;in de gracht, die langs‘ hetzelve liep, verdronken was. — Het heugde den eigenaar, dat hij,nbsp;eenige jaren geleden, op dezelfde wijze, verscheidene Runderen, even onverwacht en schielijk hadnbsp;verloren, en was bekommerd , dat het ook thansnbsp;bij de twee beesten, die gestorven waren, nietnbsp;blijven zoude. Deze vrees was niet ongegrond.

Op den 28sten ontdekte men op nieuw, dat eene Koe minder melk gaf, dan gewoonlijk. Denbsp;Heer kulstra nam bij zijne komst waar, dat betnbsp;een levendig uitzien had, dat de pols vol, en denbsp;spiegel-muil droog was. Voor bet overige waren er geene ziekelijke leekenen aanwezig. Hetnbsp;beest lag op den grond, in de nabijheid der overige Runderen, en herkaauwde. Er werd eenenbsp;aderlating van 12 ponden in het werk gesteld, ca

-ocr page 220-

500

een lijnzaad-drank met salpeter en room van wijnsteen toegediend. Den volgenden dag stondnbsp;het beest op en ging niet meer liggen; doch hetnbsp;Zag verwilderd in de hoogte , en was met moeite tenbsp;vangen. De melk-afscheiding was nu geheel op-gehouden; de oogen waren rood heloopen ; denbsp;spiegel-muil was nog droog, de pols meenigvul-dig, schoon zacht en niet buitengewoon vol. —nbsp;Dezelfde geneesmiddelen werden , gedurende eenenbsp;week, doch met vermindering der zouten, aangewend. De melk - afscheiding nam wederom toe ,nbsp;doch kwam eerst langzaam wederom op de gewone hoeveelheid, en het beest herstelde.

Op den 18den Julij, had men wederom opgemerkt , dat eene Koe, bij de behandeling schuwer was, en veel minder melk gaf dan gewoonlijk.nbsp;Dezelfde verschijnselen en beloop der ziekte wcrrnbsp;den hierbij waargenomen, met dit onderscheid,nbsp;dat dit beest sterk door de neusgaten blies. Dezelfde behandeling werd met een gelijk goed gevolg aangewend. — Van de overige beesten, welke met de twee gestorvene en later ziek gewor-dene, bij aanhoudenheid op hetzelfde sink landnbsp;bleven welden, zijn geene meerdere aangetastnbsp;geworden.

De oorzaak der ziekle werd gezocht in de warmte , welke rn Juni] en het eerst van Julij nunbsp;en dan plaats had , en in de veranderlijke elec-trische gesteldheid des dampkrings. Men beslootnbsp;voornamelijk tot het beslaan en de werking dezernbsp;oorzaken, omdat er geene andero werden out-

-ocr page 221-

501

dekl^, en vermits de ziekte ophield, zoodra het weder koeler en regenachtig was geworden. Hetnbsp;komt den gemelden Vee-arts evenwel niet onwaarschijnlijk voor , dat welligt crijptogamen, opnbsp;de planten huisvestende , de ziekte kunnen veroorzaken , doch geene bijzondere kennis aan dienbsp;woeker-wezens hebbende, was hij buiten staatnbsp;daaromtrent nasporingen te doen. Hij meentnbsp;evenwel daarom niet aan het verwijt te moetennbsp;worden blootgesteld van het botanische vak verwaarloosd , en te weinig geschat te hebben.

Te Ijlst, ontstond het Miltvuur, in de maand Augustus 1829, onder de Runderen van de fFeduwenbsp;Van PIETER RiENKS GROENEVELD, dic aaii lietzelvenbsp;acht stuk« Vee, binnen den tijd van elf dagen,nbsp;had verloren. De Heer Vee-arts p. kulstra, tenbsp;Heerenveen, verkreeg, van wege de Commissienbsp;van Landbouw der Provincie Friesland, den last,nbsp;om ziéh onverwijld derwaai’ds te begeven, tennbsp;einde onderzoek naar den aard der ziekte tenbsp;doen, en de noodige maatregelen tot stuitingnbsp;van dezelve in het werk te stellen. De gemeldenbsp;Vee - arts verrigtte dit onderzoek , op den volgenden dag, namelijk op den 31 Augustus, vergezeld van zijnen broeder g. hulstra l. z., tenbsp;Dragten.

Er waren als toen geene zieke beesten meer aanwezig, zijnde het laatste der acht reeds gestorven. Uit de opening van hetzelve, zoo welnbsp;als uit de medede#ling, welke zij omtrent de verschijnselen en het beloop dèr ziekte ontvingen ,

ii

I

I

È

'm

I

'Ml

-ocr page 222-

502

köti met genoegJiame zekerheid worden ofige* maakt, dat dezelve geene andere dan het Miltvuurnbsp;was. — Hel plotsling verdwijnen der melk; hetnbsp;wilde uitzien der dieren; de korle duur dernbsp;ziekte; de zigtbare benaauwdheid der ademhaling, waarbij zich schuim op den mond vertoonde ; de omstandigheid , dat bij voorkeur de best-gevoede dieren, hoewel van verschillenden ouderdom bij voorkeur werden aangedaan; de bevinding , dat al de ingewanden der bulks- en borst-holte, inzonderheid de longen, door ontstekingnbsp;en versterf wai’en aangedaan, enz.; en daarenboven de opmerking, dat een dog-hond, die vannbsp;bet vleesch van een der gestorvene beesten hadnbsp;gegeten, ziek was geworden, konden tot eenenbsp;voldoende overtuiging verstrekken omtrent dennbsp;aard der bestaande ziekte, om daarop eene doelmatige voorbehoedings- en geneeswijze aan tenbsp;raden, in geval dezelve zich verder mogt komennbsp;te openbaren.

Men kon ten aanzien der oorzaken ook hier niets stelligs bepalen, gelijk de genoemde Veeartsen ook niet konden nagaan , waarom de beestennbsp;der Wed. pieter riekks oroeneveld , in vier verschillende weiden, welke op een tamelijken afstand van elkander verwijderd lagen, waren aangedaan geworden, terwijl de Rundei'en der naastgelegene landen verschoond waren gebleven.

Daar de ziekte niet als besmettelijk werd beschouwd, dat is, zoodanig, dat dezelve zich van het eene Rund - beest aan het andere,

-ocr page 223-

503

door eene vlugtige smctstofFe, kon verondersteld worden mede te deden, zoo dat zij daardoor meer of minder algemeen kon worden ,nbsp;werden er geene maatregelen van policie,nbsp;strekkende om de verspreiding te verhinderen,nbsp;noodig geoordeeld.

De Heeren kijlstra hebben evenwel, zoo in hunne schriftelijke rapporten aan de plaatsdijkenbsp;Eegering der stad IJlst, als aan de Commissienbsp;'Ban Landbouw van Friesland ingediend, nietnbsp;verzuimd met nadruk opmerkzaam te maken, opnbsp;de bekende schadelijke uitwerking van het Miltvuur op den mensch en andere dieren, en denbsp;voorzorgen aan te raden, welke, zoo welbij hetnbsp;behandelen der zieke Runderen, als bij het aftrekken en openen der gestorvene beesten, ennbsp;omtrent het diep begraven van dezelve , dienen tenbsp;worden in acht genomen , ten einde alle gevaarnbsp;eener onmiddelijke mededeeling van het gif, datnbsp;zich bij het Miltvuur in het bloed en de overigenbsp;deelen ontwikkelt, te verhoeden, waarvan reedsnbsp;zoo vele menschen de slagtoffers zijn geworden.nbsp;Voorts werden ter voorbehoeding aanbevolen denbsp;nog gezonde beesten te aderlaten, en verkoelendenbsp;geneesmiddelen met lijnzaad - dranken, volgens eennbsp;bepaald voorschrift, in te geven, terwijl, in geval de ziekte zich dan nog mogt komen te openbaren, sterkere bloeds-ontlastingen en grooterenbsp;hoeveelheden derzelfde geneesmiddelen — ooknbsp;het zetten van etterdragten, en de aanwendingnbsp;van klisteren , wanneer er verstopping van den

!’

-ocr page 224-

504

afgang plaats vond, nuttig werden geoordeeld. Men raadde nogtaOs te regt aan , om zich alsdan van het oordeel van bekwame Vee-artsennbsp;te bedienen, daar het niet van de Landliedennbsp;zelve kon verwacht worden, dat zij de aanwijzingen tot deze geneeswijzen en derzelver herhalingnbsp;genoegzaam zouden bevatten.

Eindelijk wordt bij de gegevene verslagen gewaarschuwd tegen den schadelijken invloed van alle pi-ikkelende geneesmiddelen in het begin dernbsp;ziekte, te IJlst aangeraden en gebruikt, als gene-¦cer met peper; gelijk mede tegen de ondoelmatige en wreede gewoonte der landlieden, omnbsp;aan de zieke dieren het drinkwater te onthouden*nbsp;Veeleer is het nuttig hen naar verltiezlng te latennbsp;drinken, mits het water zuiver zij. — Het over-gieten met koud water wordt tevens als voordee-lig aanbevolen. De zieke dieren trouwens toonennbsp;behoefte te hebben aan verkoeling, daar zij zichnbsp;dikwijls uit eigen aandrift in het water begeven,nbsp;zoo als ook hier was waargenomen.

Tot de hevige anthma;-aardige ontstekings- ziekten behoort mede het bilm of houtvuur , waardoor het jonge Rundvee niet zelden, in vele oordennbsp;onzes lands, wordt aangetast. Deze ziekte heersch-te, volgens de mededeeling van den Heer Veearts A. SCHULD, in het jaar 1829, menigvuldignbsp;onder de jonge Kalveren en Hokkelingen, zoowelnbsp;in de Gemeente van Dubbeldam^ bij Dordrecht^nbsp;als in den Ztoijndrechtschen Waard, te Meer-dervoort y aan de Groote Lindy en^e Heerjansdam.

-ocr page 225-

505

Deze anthrax - vorm en ook de blaarziekte komen, in de gemelde streken, meer voor, dan het eigenlijke Miltvuur. Het houtvuur wordt aldaarnbsp;nog meer sporadisch als epizoötisch, op verschillende tijden des jaars, waargenomen. Bij viernbsp;landlieden werden negen Hokkelingen op het onverwachtst door hetzelve aangedaan, waaraannbsp;zij spoedig stierven.

Uit hoofde van de schielijke doödelijkheid der ziekte, heeft de Heer schuld slechts een enkelnbsp;dier waargenomen , waardoor hij zich van derzel-ver waren aard heeft kunnen overtuigen.

Hij werd op den llden November j. 1;, geroepen op den stal van den Bouwman jan de vogel, onder de Gemeente Meerdervoort, hij eene tweejarige Vaars, die ziek en kreupel uit de weidenbsp;was gehaald, en zich nu op stal bevond.

Er werd aan dit dier eene tegennatuurlijke warmte over het geheele ligchaam, vooral echternbsp;aan den muil, waargenomen. De pols was hard en'nbsp;krampachtig gespannen; de ademhaling eenigzinsnbsp;verhaast, de endeldarm sterk ontstoken; en, evennbsp;als bij het ruggebloed, was er uitstorting vannbsp;bloed in dit deel aanwezig, waardoor de mest,nbsp;die, voor het overige, niet zeer hard was, geheel en al met hloed was geverfd. Het dier gingnbsp;somwijlen liggen, houdende de beenen regt uit,nbsp;als verstijfd ; het stond dan spoedig wederom op.nbsp;Aan de linkerzijde der borst, en het linker voorbeen had eene zwelling plaats, welke zeer pijnlijknbsp;en brandend was op het aanvoelen.

-ocr page 226-

SOS

Oveveenkomslig den hevlgen ontstckings - toestand , werd er eene ruime aderlating in liet werk gesteld y zoo wel uit de hals-ader, als uit dennbsp;staart. Aan het laatste deel was ook reeds in denbsp;weide eene hloeds-ontlasting bewerkstelligd, doornbsp;een der landlieden. Men gaf nu het heest, otunbsp;de twee uren, een der volgende poeders in metnbsp;karnmelk; 1^ Nitrat. potassae, une. ii., Muriat.nbsp;ammoniac, unc. i., Sulph. sodae, unc. iv. M. F.nbsp;Pulv. Nquot;. iii.

De pijnlijke zwelling werd gedurig bevochtigd met water, en een gelijk gedeelte azijn, ondernbsp;elkander gemengd.

Hoewel hierop aanvankelijk eenige beterschap scheen te volgen , zoo nam de ontsteking zoodanig de ovei’hand, dat het beest nog denzclfdennbsp;avond stierf.

De opening toonde eene hevige ontsteking der buiks - ingewanden aan, vooral van den regtennbsp;darm; terwijl de uitwendige deelen, namelijk zoonbsp;wel de voorborst, als het linker voorbeen, geheel en al tot versterf waren overgegaan.

Daar de ziekte bij al deze dieren genoegzaam gelijktijdig, op verschillende plaatsen, onder zeernbsp;ongunstig regenachtig weer, ontstond, meendenbsp;men hierin ook de aanleidende oorzaak te moetennbsp;zoeken, waardoor dezelve werd voortgebragt, innbsp;vereeniging met eene, bij het jonge Vee vooraf bestaande, meer of mln sterke ontstekingachtigenbsp;gesteldheid, als voorbeschikkende oorzaak.

In hoe ver de, anders onschadelijke, gewassen ,

-ocr page 227-

507

door den invloed der bedoelde weersgesteldheid, ter ooi’Eake van crijptoganiische voortbrengselennbsp;op dezelve, het hunne kunnen toebrengen, omnbsp;deze ziekte bij enkele dieren te doen geborennbsp;worden, kan de gemelde Vee-arts niet bepalen ,nbsp;daar hij zulks niet heeft kunnen ontdekken,

'tri

'aï

4

De Heer schold merkt aan, dat, indien men , bij de kennis dezer wezens, ook de bepaalde invloeden kon leeren kennen, onder welke dezelvenbsp;ontslaan, men voorzeker vele ziekten bij hetnbsp;Vee zoude kunnen voorkomen of verminderen.nbsp;Hij meent vele , zoo niet de meeste, kollek-pij-nen, gepaard met pis-opstopping, welke doornbsp;hem, in de maanden November en December,nbsp;in het gemelde District, werden behandeld, aannbsp;het nutligen van schimmelig boonen- en tarwe-stroo te moeten toeschrijven, hoewel hij dezelfdenbsp;toevallen ook zag ontstaan bij Paarden, die metnbsp;goed hooi gevoederd werden.

Al deze zieke Paarden, door hem behandeld, werden, door het toedienen van olie- en slijmachtige dranken , met salpeter , en , naar omstandigheden , met eenlg anijszaad en duivelsdreknbsp;vereenigd, gelukkig genezen.

De long-ziekte, ook wel het kwaadaardig long* vuur genoemd , heeft zich in de maand Junij vannbsp;1828, onder het Rundvee van verscheidene Landbouwers, te Eijkevliet onder Hingene, in hetnbsp;District Mechelen, geopenbaard, waardoor eene

-ocr page 228-

508

aanmerkelijke hoeveelheid hoornvee werd weggenomen. Deze ziekte duurde aldaar tot in October voort.

In de maand November vertoonde dezelve zich in verscheidene stallen , binnen de Gemeente Muij-sen, District Brussel. Hier werd een groot aantal Rundbeesten door de longziekte aangedaan;nbsp;eenige zijn gestorven, en vele zijn op hoog bevelnbsp;gedood. In het begin van 1829, vertoonde zijnbsp;zich op den stal van antoon fierens , te Duffel,nbsp;waarop zich 25 stuks Runderen bevonden. Tweenbsp;zware en schoone Koeijen werden, in het beginnbsp;van April, door de ziekte aangetast , die aan dezelve stierven, de eene op den vierden , en denbsp;andere op den vijfden dag. Twee andere, kortnbsp;daarna (op den 5den April) ziek gewc/rden, werden, op bevel van hoogere auctoriteit, ten gevolge van een daartoe ingediend rapport van dennbsp;Districts Vee-arts i. b. van der putte, gedood.nbsp;Later, en wel op den 17den April, werden nognbsp;wederom acht stuks Vee door de ziekte overvallen , van welke er op nieuw vijf werden afgemaakt (1). De drie overigen waren nog ziek,

1

Men zal mogen veronderstellen, dat het dooden dezer Runderen gegrond is geweest op de erkende besmettelijkheid der ziekte, ofschoon dezelve ons uit denbsp;opgemelde mededeeling van den Vee-arts van dernbsp;TUTTE niet heeft kunnen blijken- Doch aanneinen-de, dat deze longziekte van een wezenlgk besmettenden aard geweest zij, zoodat daarbij eene vlugtigc

-ocr page 229-

509

toen de gemelde Vee-arts zijn verslag aan het Provinciaal Bestuur van Zuid-Braband, ondernbsp;dagteekening van den 20sten April 1829, inzond.

smetstoffe ontvvikkeld werd, waardoor dezelve zich aan andere dieren heeft kunnen mededeelcn, en er, uitnbsp;dien hoofde, gevaar bestond, dat zij zich, op dezenbsp;wijze, kon verspreiden, zoo zalmen mogen vragen,nbsp;waarom niet al de zieke beesten zijn gedood geworden?nbsp;De bedoeling immers van het dooden op hoog gezag,nbsp;bij wezenlijk besmettende Vee-ziekten, kan geene andere zijn, dan om dadelqk alle gevaar voor eene verderenbsp;uitbreiding des kwaads weg te nemen. Dit doel wordtnbsp;in geenen deele bereikt, indien niet de smetstoffe geheel en op eens wordt uitgebluscht. Hiertoe is hetnbsp;noodig , wil men anders van dezen maatregel bet voorgestelde nut erlangen , dat alle voorwerpen, die aan debe-smettelqke ziekte lijden, ja zelfs somwijlen ook diegene ,nbsp;welke slechts vermoedelijk door dezelve zijn aangedaan,nbsp;onverwijld worden gedood. De Vee-arts verzekerenbsp;zich, in de gegevene gevallen, op voldoende gronden ,nbsp;dat de ziekte , waarover hij zijne berigten en gevoelensnbsp;moet uitbrengen, inderdaad voor besmettelijk moetnbsp;worden gehouden, voor dat bij het dooden aanrade-Deze gronden ontbreken zeer dikwijls aan de rapporten, en, in zoodanige gevallen, vervalt alle wettige aanspraak op schavergoeding uit het Vee-fonds.nbsp;Het verkeerde begrip van den aard en het oogmerk,nbsp;waartoe dit fonds bestaat, en de min juiste denkbeelden, welke sommige Vee-artsen omtrent de besmettelijkheid van ziekten bezitten,, geven niet zelden totnbsp;misbruiken, en eene ongepaste vordering van schaver-goeding uit hetzelve aanleiding.

JDe Redacteur,

-ocr page 230-

510

Deze ziekte bestond in eene ontsteking van den rand der longen, inzonderheid van eene vannbsp;derzelver kwabben, en wel bij voorkeur van denbsp;regter; zeldzaam was de geheele long aangedaan.nbsp;Aan de zijde der zickelijke long-kwabbe deeldenbsp;ook bet boi’stvlies in de ontsteking. Wanneer denbsp;ziekte zich in eenen stal openbaarde , ging dezelvenbsp;hevig voort, en eindigde met den dood, vannbsp;den Aden tot den 5den dag. Somwijlen werdnbsp;dezelve meer slepende, en de dood volgde dannbsp;met den 20sten dag , en zelfs nog later.

Hoewel deze ziekte, in alle jaargetijden, bij enkele stuks Vee, en onder eene verschillendenbsp;gedaante , voorkomt, zoo heerschte dezelve , innbsp;het vorige jaar en nu, als epizoötische ziekte, ennbsp;spaarde weinig Vee in de stallen, alwaar zij eenmaal ontstaan was.

Dezelve ging vergezeld van de volgende verschijnselen :

lu het begin was het Vee treurig en stond achteruit ; de oogen waren opgeloopen en tranende, en de zigtbare vliezen rood ; de eetlust was verminderd, doch er had een vermeerderde trek totnbsp;drinken plaats. Met deu tweeden of derden dagnbsp;hield de herkaan wing op. Er bestond eenenbsp;droogekuch; de mond was warm en slijmachtig;nbsp;de ooren en hoornen waren bij afwisseling koudnbsp;en heet; de hartslag was sterk en de polsslag hardnbsp;en menigvuldig. De dieren toonden groote gevoeligheid in den rug, en, wanneer men tegennbsp;de ribben drukte, gaven zij zware pijn te kennen

-ocr page 231-

511

langs die zijde, alwaar cle long was aangedaan.quot; Met het oor tegen den borst-wand leunende,nbsp;kon men een hoorbaar gedruis in de borstholtenbsp;ontwaren. Bij het melkvee nam men eene schielijke vermindering der melk waar. Bij het verdernbsp;beloop der ziekte bleven de gemelde verschijnselen aanwezig, maar de eetlust hield als dan geheelnbsp;op; de hoest werd meer en meer droog en pijnlijk ; de ademhaling steeds moeijelijker; de in^nbsp;ademlng namelijk kort, de uitademing bezwaarlijk. In het laatst der ziekte hoorde men nog,nbsp;behalve de reeds gemelde toevallen, onophoudelijk gekerm en tandknersing. De hals-aderennbsp;namen als dan in omvang toe; de oogen werdennbsp;nog rooder en pnilden uit; de mond werd brandend warm en vervuld met slijm; de pols klein,nbsp;verhaast, en zwak , zoodat men denzelven naau-welijks kon voelen. Sloeg de pols twee of drienbsp;malen zeer sterk, waarop dezelve wederom kleinnbsp;en tusschenpoozende werd, zoo volgde de doodnbsp;spoedig.

Het ontstaan dézer ziekte werd uit de luchts-gesteldheid afgeleid. Dezelve heerschte alleen, ingevolge de opgave van den Heer van der pdtte,nbsp;in de nabijheid der rivieren, als, te Eijkevlietnbsp;aan de Eijk, te Muijsen aan de Dijle, en Ienbsp;Duffel aan de Nethe , zoodat, volgens het gevoelennbsp;van dezen Vee-arts, er bijna geen twijfel konnbsp;zijn, of de ziekte moest voortkomen uit eenenbsp;bedorvene lucht, welke het Vee inademde. —¦nbsp;Voorts kon hier niet voorbij wdrden gezien denbsp;U. D. II. Sr. ’nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;33

-ocr page 232-

512

scbadelijlfe invloed der luclit, welke bedowen wordt door de huisvesting en het te lang verblijfnbsp;-Van te veel Vee In de stalllen, die niet vannbsp;behoorlijke luchtgaten waren voorzien, en hetnbsp;niet dikwijls genoeg verwijderen van den mest uitnbsp;dezelve. Als voorbeschikkende oorzaak moestnbsp;hier nog in aanmerking genomen wbrden eenenbsp;sterke volbloedigheid van het Vee, aangezien denbsp;ondervinding leerde, dat de best gevoede beesten door de ziekte bij voorkeur werden aangetast.

Bij zeven stuks van het gedoode Vee werden de volgende veranderingen waargenomen. Bijnbsp;zes van dezelve werd de regter long-kwabbe, hijnbsp;een slechts de linker, ongemeen groot bevonden,nbsp;zijnde de zelfstandigheid verdikt cf vast, en vol»nbsp;komen aan die der lever gelijk, De zwaarte dernbsp;longen bedroeg bij vier Koeijen, die slechts drienbsp;dagen aan de ziekte hadden geleden ,¦ twaalf ne-derlandsche ponden. Het ¦ borstvlies en middenrif waren, aan de aangedane zijde , zoodanignbsp;door vastgvoeijing aan de long-kwabbe vereenigd,nbsp;dat deze deelen niet dan met de grootste moeite,nbsp;en alleen door middel van het mes, konden vannbsp;«en worden, gescheiden. Er bad «ene aanmerkelijke desorganisatie jin deze deelen plaats, zoodatnbsp;men derzelver natuurlijke gesteldheid naauwelijksnbsp;kon herkennen. Bij vier gedoode Buijderen vondnbsp;men ook eene groote hoeveelheid geel water,nbsp;waaniit zich eiwitachtige vlokjes afscheidden , innbsp;de borst holte en het harte-zakje. In een geval

-ocr page 233-

513

werd ook de galblaas zeer vergroot bevonden, en in de lever waren steenacbtige verhardingennbsp;aanwezig.

De middelen, ter genezing aangewend, bestonden in het verplaatsen van het Vee in zuivere stallen, in het doen van ruime aderlatingen vannbsp;vier tot zeven ponden; dezelve werden zelfsnbsp;ruimer aangewend, en bij herhaling , naar evenredigheid van de sterkte der dieren en de hevigheid der ziekte; — in het zetten van sterk werkende wrangen aan de borst; voorts in het toedienen van verkoelende geneesmiddelen, als vannbsp;salpeter en honig-’azijn, in een afkooksel van malvanbsp;of lijnzaad; in het opvolgen van een’ spaarza-men leefregel, bestaande alleen uit tarwen-stroonbsp;en zemel- óf garsten-water, enz. Indien de ziektenbsp;met den vierden of vijfden dag verergerde, zoonbsp;was zulks een teeken, dat er geene ontbindingnbsp;plaats vond, maar dat de ontsteking tot verharding was overgegaan, in welk geval de dood onvermijdelijk volgde. Alle geneesmiddelen warennbsp;alsdan vruchteloos.

Ook als voorbehoedmiddelen werden aderlatingen , en het zetten van meerdere etterdragten. aan de borst, eene spaarzame voedering metnbsp;tarwe-stroo en een weinig gekookte wortelen, aan-h-wolen; welke middelen op eenen stal, tevens onder afzondering der gezonde van de zieke beesten,nbsp;lt;^n het aanwenden van andere voorzorgen tegennbsp;de veronderstelde besmetting, als van zure ba-

33*

-ocr page 234-

514

rookingen enz., niet zonder nut scliijnen te zijn geweest (^.

Volgens het berigt, door de Commissie van Landbouw in Zuid-Braband, ingezonden, heerschte dezelfde ziekte in 1828, onder de Gemeentennbsp;Thienen^ en Autgaerden, alwaar voornamelijk denbsp;magere beesten door de long-ziekte werden aangetast. De Vec-arts foelen, die dezelve behandelde, verklaarde haar dezelfde ziekte tenbsp;zijn, welke, in 1827, onder de vette beesten,nbsp;in de Gemeenten Hakondoren, Neerlintery Oplin-'nbsp;ter en Wommersom, in de nabijheid van Thienen,nbsp;heeft geheerscht. De kenteekenen der ziekte, ennbsp;de verschijnselen, welke bij de gevallene dierennbsp;werden waargenomen, hebben met de, in het

-ocr page 235-

515

ii

vorige verslag opgegevene, groote overeenk’omst, hoewel het beloop der ziekte over het geheelnbsp;minder hevig schijnt te zijn geweest, vermits gezegd wordt, dat de beesten meest met 12, 15nbsp;of 20 dagen stierven. Zulks laat zich uit de minder ontstekingachtige voorbeschiktheid der dierennbsp;met waarschijnlijkheid verklaren. — Ook hiernbsp;bevonden zich de longen onmatig vergroot, lederachtig verdikt en leverkleurig, aan het ribbenvliesnbsp;Vastgegroeid, terwijl er veel water in de borstholte uitgestort was. De overige deelen bezatennbsp;eene natuurlijke gesteldheid.

De behandeling bestond in het aanwenden van verkoelende geneesmiddelen, in het begin dernbsp;ziekte, en een schralen leefregel, in het aanwenden van aderlatingen naar den staat der dieren,nbsp;in afleidende middelen, als ctterdragten, trekpleisters , mosterd-pappen; op het eind der ziektenbsp;moesten torewc/t-versterkende middelen gegevennbsp;worden.

Men oordeelde het ontstaan der ziekte te Aut-gaerden, en in het gehucht Gaem onder Thienen, daaraan te moeten toeschrijven, dat de Runderen , tot laat in den herfst des vorigen jaars , innbsp;overstroomde landen hadden moeten verblijven,nbsp;alsmede aan het drenken van het Vee uit eenenbsp;zeer koele bron; hetwelk dus werd afgeraden.

ï'

Eindelijk kunnen wij hier nog bijvoegen, dat ook dezelfde ziekte, door de Vee-artsen foelen,nbsp;i-EVA, en deceülener, In de omstreken der stadnbsp;Leuven,, alsmede in de Gemeente Oirbeek, en te

-ocr page 236-

S16

Vleit y is waargenomen, w.aaromti'eiit ti] Imuiie berlgten aan de Commissie van Landbouw hebbennbsp;ingediend. Dezelve strekken mede ter bevestiging , dat de long-zlekte in sommige zuidelijkenbsp;Provinciën des Fiijks niet ongewoon is.

Ve overige ingekomene berigten omtrent de epizQÜtische ziekten zullen vervolgenanbsp;worden medegedeeld.

-ocr page 237-

ÜÏTTREKSEIr

UIT HET

VERSLAG DER WERKZAAMHEDEN aak de

VEE-ARTSËNIJSCHOOL , TE ALPORT, OVER HET JAAR 1822-23, VOORGELEZEN ¦ IN DE OPENBARE ZIT

TING , GEHOUDEN AAN DE GENOEMDE SCHOOL ,


t)P DEN 26 OCTOBER 1823 , DOOR DEN HOOG— LEERAAR VATEL (1).

¦%

I..De meeste ontleedkiindigen, meenen op het gezag van bichat , dat de vliezen, welke hetnbsp;lid-vocht of ge wrichls-smeer afscheiden {membranes synotiales) zich verlengen over de kra-ak-beenige platen, welke de oppervlakten der beenderen van de beweegbare gewrichten bedekken ,nbsp;zoodat dezelve eene beurs vormen, namelijk een’nbsp;zak zonder opening, die in deszelfs geheel zounbsp;kunnen blijven bestaan, onafhankelijk van het gewricht , indien men een middel bezat, om dezenbsp;vliezen volkomen los te maken.

Niettegenstaande alle mogelijfcë zorgvuldigheid, was de • Heer girard de zoon nimmer in staat ditnbsp;vlies verder te vervolgen, dan tot aan den ge-wiichts-rand, en hij twijfelde reeds omli'ent des-

1

De Uisschengeplaatste bijvoegselen Zijn, even als ten opzigte der vorige verslagen, van den jRedaclenr,

-ocr page 238-

518

zelfs bestaan, toen een bijzonder geval hem in zijn gevoelen versterkte.

Bij oude Paarden, bijzonder bij degene, die zoodanigen arbeid hebben moeten verrigten, waardoor de achlerknieën (les jarrets) veel hebbennbsp;moeten lijden, neemt men aan den grond vannbsp;den hals des katrol-beens (astragalus) altijd eennbsp;of meerdere, min of meer breede en diepe,nbsp;groeven waar, alwaar de kraakbeenige zelfstandigheid geheel versleten is, zoodat de wrijving plaatsnbsp;heeft op de sponsachtige zelfstandigheid van hetnbsp;been. Er werden weinige Paarden voor het ontleedkundig onderwijs onderzocht, waarbij dezenbsp;afslijting niet plaats had. Intusschen gaan dusdanige Paarden niet kreupel; hun gang is natuurlijk ; de achterknieën zijn slechts eenlgzins stijf,nbsp;zooals zulks met alle gewrichten hel geval is , innbsp;den ouderdom. De eerste maal, toen deze vcr-slijting der kraakbeenderen van het katrol-beennbsp;de aandacht van den genoemden Hoogleeraar totnbsp;zich ti’ok, meende hij daarin de oorzaak te hebben gevonden der krampachtige beweging, welkenbsp;in dit gewricht wordt waargenomen, bij sommigenbsp;Paarden, en door de Vee-artsenijkundigen bestempeld wordt men den naam van hanen-gangnbsp;(hane-spat, drooge spat, harper). Maar bijnbsp;geen’ der onderzochte Paarden iets in den gangnbsp;hebbende waargenomen, hetwelk met de onregelmatige beweging van de hane-spat kon vergeleken worden, bleef hij overtuigd, dat de slijtingnbsp;der gemelde kraakbeendcreu volstrekt gcene af-

-ocr page 239-

519

wijking in den gang te weeg brengt, ten minste niet, wanneer er niet te gelijker tijd ook reedsnbsp;slijting van het sponacbtig weefsel des beensnbsp;bestaat.

Het gewricht des scheenbeens met het katrol-been is niet het eenigste, alwaar men deze groeven aantreft: men vindt dezelve ook, hoewel veel zeldzamer, aan de onderlinge gewrichts-vereenl-gingen der toon- en vingerbeenderen (ps phalan-giens), van het elle-been met bet schouder- ofnbsp;bovenarm-been, en, in het algemeen, in de gewrichten, binnen welke het gewrichts-vocht,nbsp;(synonia) moeijelijk indringt, en wier gedurigenbsp;bewegingen altijd in dezelfde rigting worden uitgeoefend.

Er heeft dikwijls beenbederf aan de oppervlakte der beweeglijke gewrichts-beenderen plaats; dochnbsp;deze heeft geene de minste overeenkomst met denbsp;verwoesting, waarover hier gesproken wordt. Denbsp;kreupelheid, welke het gevolg is van beenbederf,nbsp;de onregelmatige en ruwe afslijting der kraakbeenderen , de roode of geelachtige kleur, welkenbsp;dezelve aannemen, de zware pijnen, welke hiermede gepaard gaan, bepalen genoegzaam hetnbsp;groot verschil, hetwelk tusschen deze gebrekennbsp;bestaat.

Men kan dus onmogelijk aannemen, dat het bestaan der groeven door een bederf der kraak-beenige platen wordt veroorzaakt, zoo als mennbsp;in den eersten opslag zou kunnen gelooven.nbsp;Vooreerst laat de afwezigheid van pijn geen twij-

-ocr page 240-

S20

fel o vet omtrent de ongevoeligheid der omkorsten de kraakbeenderen; maar wordt hierdoor niet tevens bewezen, dat dezelve niet omkleed zijnnbsp;door het vlies, dat het gewrichts-vocht afscheidt?nbsp;Men kan inderdaad niet veronderstellen, datnbsp;eene geweldige vernleligiiig van een vlies, zoonbsp;bewerktuigd als dat, hetwelk deze vloeistofFenbsp;afscheidt, geene de minste pijn zoude verwekken.nbsp;Verder vindt men, noch in het bedoelde geval,nbsp;noch bij bestaand beenbederf, sporen van ditnbsp;vlies, en men mag deszelfs bestaan dus ontkennen, hetwelk, tot dus ver, niet dan twijfelachtignbsp;was. — Weet men eindelijk ook niet, dat hetnbsp;sijnovial-vlies van het gewricht des dije-heen metnbsp;het scheenbeen zich niet verlengt over het vezelachtige tusschen-kraakbeen (jjibro-cartilage intersnbsp;médiaire), daar dit in deszelfs midden doorboordnbsp;is? Waarom zoude niet hetzelfde plaats hebbennbsp;ten aanzien der kraakbeenige platen?

II. De Hoogleeraar in de ontleedkunde heeft eene verhandeling uitgegeven over de inrigting,nbsp;en het gebruik der peesachtige uitbreidingen dernbsp;buikspieren, bij de eenhoevige dieren, vooralnbsp;beschouwd met betrekking tot de breuken. Uitnbsp;zijne waarnemingen blijkt, onder andere daadzaken ;

Dat de lies-ring eene soort van kegelachtige buis uitmaakt, waarvan de grond benedenwaai-tsnbsp;gerigt is, en welker rigting schuins van achterennbsp;naar voren, en van buiten naar binnen, loopt;

Dat de horizontale gesteldheid des ligchaams,

-ocr page 241-

621

en de Inrlgting der inwendige opening vatt dezen ring, do reden bevatten van het zeldzaamnbsp;voorkomen van breuken ;

Dat daarvan bij de merrien geene voorbeelden bestaan, zoowel ter oorzake van de naauwbeidnbsp;van dezen ring, als van de verhevenheid desnbsp;bekkens;

Dat wanneer men bij geval de operatie van eeue beklemde lies-breuk verrigt, men altijd naarnbsp;voren en naar buiten moet losmaken;

Dat de gesteldheid van den buik-rok en van de peesachtige uitbreiding der groote schuinschenbsp;spier zoodanig is, dat men de dije«breuk {hernienbsp;crurale) als ónmogelijk moet beschouwen bij hetnbsp;Paard;

Dat men deze onmogelijkheid niet moet toeschrijven aan den stand des ligchaams en der dijen, vermits deze bij den Hond dezelfde is, bijnbsp;wieu men enkele keeren deze soort van breukennbsp;waanieemt; terwijl men dezelve nimmer waarneemt bij de ongeborene vruchten eener Merrie,nbsp;alwaar deze oorzaken niet bestaan.

111. Dezelfde Hoogleeraar heeft de gelegenheid gehad, om, met de Heeren brechet , edwards ennbsp;vavasseur , de proeven van wilson philip te herhalen, omtrent den Invloed der long-maag-zenuwnbsp;op de ven-igting der spijsvertering. Uit dezenbsp;proefnemingen, waarvan de uitkomsten reeds doornbsp;den Heer breschet zijn bekend gemaakt, blijkt:

1”. Dat de enkele doorsnijding der long maag-zenuweu aan den hals, zonder verlies van zelf-

-ocr page 242-

522

slandigheld, en zonder eene veranderde betrekking tusschen de twee einden, de verrlgting der spijsvci'tering niet belet, maar alleen ten gevolgenbsp;lieeft, dat dezelve aanmerkelijk vertraagd wordt;

2°. Dat de afsnijding dezer zenuwen met verlies van zelfstandigheid de verterings-werking dernbsp;maag grootelijks vermindert, en sterker, dan denbsp;eenvoudige doorsnijding; doch schijnt dezelvenbsp;daardoor niet ten eenemale vernietigd te worden;

3°. Eindelijk dat, wanneer de spijsvertering bijna geheel is opgehouden, ter oorzake der afsnijding van de long-maag-zenuw, met verlies vannbsp;zelfstandigheid, men de verterende werking dernbsp;maag wederom kan hei'stellen, door den invloednbsp;van het galvanismus, en de voedsels, in de maagnbsp;hevat, in chijm kan doen verkeeren, en zulksnbsp;bijna even zoo schielijk en volkomen, ten minstenbsp;schijnbaar, als onder de gewone omstandigheden.

De uitkomsten van de eerste dezer proefnemingen verschillen, in eenige opzigten, van die , welke door den Heer dupuij, in 1816, betrekkelijk hetzelfde onderwerp, zijn bekend gemaakt.

(Op hoedanige wijze wordt de verterende werking der maag, door den vernietigden invloed dernbsp;long-maag-zenuw, gestoord of belet? Eenigennbsp;hebben dit daaraan toegeschreven, dat de maag,nbsp;door het afsnijden dezer zenuw, deszelfs bewegend en werktuigelijk vermogen verliest; doch,nbsp;volgens de proeven van anderen, blijft de beweegkracht der maag, na deze afsnijding, nognbsp;voorduren. Naar het gevoelen van vfihsoa philip.

-ocr page 243-

523

moet het verschijnsel der verzwakte spijsvertering worden afgeleid uit de belette afscheiding desnbsp;maagsaps, grondende deze zijne meening op denbsp;waarneming, dat, hij meerdere Honden, hij wienbsp;de long-inaag-zenuwen, zoowel aan den hals,nbsp;als aan het borst-gedeelte onder de long-takken ,nbsp;waren afgesneden, rottenkruid Ingaf, waardoornbsp;hij allen toevallen van vergiftiging werden voort-gebragt, terwijl er evenwel volstrekt geene afscheiding van vocht in de maag , welke hierbij andersnbsp;altijd oveiwloedig geschiedt, plaats vond. — Werden de dieren, korten tijd, voor dat zij denbsp;bedoelde afsnijding ondergingen, gevoederd, zoonbsp;vertoonde het voedsel zich, tegen de gewonenbsp;wijze der vertering, ovei'al in denzelfden trapnbsp;veranderd. Zulks wordt daaruit verklaard, dat,nbsp;vermits de afscheiding des maagsaps ophoudt,nbsp;terwijl de bewegingen der maag voortduren, denbsp;voedsels bestendig in de, reeds vóór de operatienbsp;in dit deel bereide en aanwezige , verteririgs-voch-ten omgeschud of bewogen worden, zoodat dezenbsp;hun vermogen op de geheele massa gelijkmatignbsp;uitoefenen, (lund. a. p. s. 20. Versuche über dienbsp;fk’irkung y tvelehe das durchschneiden des herum-schweifendon Nerven auf die Magenvedaurungnbsp;aussert).

Terwijl men Intusschen, op de bovenstaande gronden, deze steeds twijfelachtige zaak als beslistnbsp;meende te kunnen achten, hebben latere proevennbsp;van den Hoogleeraar mayer te Bonn wederomnbsp;tot geheel andere resultaten aanleiding gegeven.

-ocr page 244-

524

Gehjk reeds vroeger dupüytren en anderen de oorzaak van den dood, ten gevolge der afsnijdingnbsp;of onderbinding van de long-maag-zenuw, daaraannbsp;hebben toegeschreven, dat de scheikundige werking der longen hierdoor gestoord of vernietigdnbsp;wordt, waardoor het aderlijke bloed niet in slagaderlijk kan worden veranderd —^ welk gevoelennbsp;ook wederom door anderen, met name emmert ,nbsp;BLAiNviLLE en DUMAs, op grond van tegenovergestelde uitkomsten, die zij ondervonden, bestreden is geworden — zoo leveren de waarnemingen van den Hoogleeraar ma ver daadzaken op ,nbsp;welke inderdaad schijnen te bewijzen, dat denbsp;dood, door de onderbinding van den nervusnbsp;pneumo-gastricus, meer moet worden beschouwdnbsp;hel onmiddelijk gevolg te zijn van de beleltcnbsp;verrigting der longen dan van de maag , hoewelnbsp;het bewegend vermogen van dit deel ook hierdoor wordt aangedaan. De uitkomsten verschilden vooral naar den tijd, waarop de doodnbsp;spoedig of later volgde, en naar de omstandigheden, waarmede de operatie vergezeld ging.nbsp;fJSeue Üntersuchungen über die Folgen und inshe-sondere über die Ursache des Todes der Thiere nachnbsp;Vnterbindung des Nervus Fagus, yon Professornbsp;MAYER in Bonn, in het Zeitschrifft für Phy~nbsp;siologie, von t. tiedemanh , g. r. und l. c. tre-viRANos 2ler B. Heft I. s. 62, — Zie ook Salzburger Med.-Chir.-Zeitung Febr. 15 1827).

De besluiten komen in het kort hierop neder:

1“. Als de vooiniaamste oorzaak van den dood,

-ocr page 245-

525

na de belediging van de long-maag-zenuw, moeten de stollingen beschouwd worden van het bloed,nbsp;•welke de slagaderen en aderen van de longennbsp;en het hart opvullen. Deze stollingen hebbennbsp;-een meer of minder vast en wit aanzien, indiennbsp;de dood eerst na 48 uren volgt. Ontstaat dezenbsp;vroeger, zoo zijn dezelve nog week, en bestaannbsp;uit een zwart stolsel,

2'^. Eene niet zeldzame oorzaak des doods I» de overgang van voedsel, hetwelk uit de maag ennbsp;slikbuis in het strottenhoofd terugvloeit, en doornbsp;de, reeds buitendien meer verslapte en ongevoelige,nbsp;strotspleet in de luchtpijp en bronchien valt,nbsp;waardoor eene schielijke verstikking wordt voopt»nbsp;gebragt. De oorzaak van dit verschijnsel is gelegen in eehè tegenwormwijze beweging, welkenbsp;zich van d.e maag naar boven in de slikbuis totnbsp;in de zwelgkeel uitstrekt. Er wordt derhalvenbsp;geene volkomene verlamming der slikbuis, doornbsp;de onderbinding der long-maag-zenuw, voortge-bragt, zoo als algemeen is aangenomen.

3°. Bij eene jonge Kat vertoonde zich, als de zeldzame verschijning en oorzaak van den schie-lijken dood, eene aanmerkelijke uitstorting vannbsp;lucht of emphysema der longen, waarschijnlijknbsp;veroorzaakt door het bersten van het slijmvliesnbsp;der bronchien, ten gevolge van de groote moei-jelijkheid der inademing.

4°. Een even merkwaardig als standvastig ver* schijnsel is de tegenstelling der werkzaamheid vannbsp;bet hart met de werktuigen der ademhaling, na

-ocr page 246-

526

deze operatie. De eerste , namelijk de hartslag, stijgt, en wordt ongemeen veel sneller; somwijlennbsp;werd dezelve de helft, ja, hij ëén Ezel, viermalen schielijker dan gewoonlijk. Daarentegennbsp;verhoudt zich de ademhaling omgekeerd; dezelvenbsp;wordt langzamer, en wel aanmerkelijk, ja somwijlennbsp;tot op de helft van het gewone getal vertraagd.nbsp;In e'e'neproef, bij een Hond, daalde dezelve totnbsp;op eene zesde gedeelte, en zulks onder eenenbsp;bijna onveranderde, temperatuur.

De verrigting der maag leed, bij al deze proefnemingen, in zoo ver er eene antiperistaltische beweging van dezelve ontstond, terwijl de chemische verrigting der vertering zich weinig scheennbsp;te hebben veranderd, vermits de chijm , bij Jlonij-nen, zoo als gewoonhjk, sporen van zuur te kennen gaf; doch, bij de Kat en den Hond, zich onzijdig toonde. Hierdoor wordt dus het gevoelennbsp;van wii-soDi PHILIP wederlegd, dat het verduwendnbsp;vermogen der maag, ter oorzake van de doorsnijding der dwalende zenuw, geheel vernietigdnbsp;wordt, en hierin komen deze uitkomsten metnbsp;die van vroegere proefnemingen, alsmede vannbsp;brechet, euwards , en vavasseur, waarvan hiernbsp;boven in den tekst gewag wordt gemaakt, hoofdzakelijk overeen.) N. (1)

1

Vergelijk mede, omtrent de uitwerking van het afsnijden der long-maag-zenuw, het geen op bladz- 541nbsp;en verv- van het iste Deel des Magazijns, is medegedeeld.

-ocr page 247-

527

IV. Op een tijd, dat alles, wat tot de verrig» ting en de ziekten van het zenuw-gestel behoort,nbsp;de algciaeene aandacht tot zich trekt, terwijl denbsp;honds dolheid het onderwerp van nasporing hijnbsp;zeer vele geneeeskundigen is geworden, en een.nbsp;hunner misschien het middel tot derzelver genezing heeft gevonden, kon het den Hoogleeraapnbsp;in de Ontleedkunde niet onbelangrijk schijnen,nbsp;om de, reeds meermalen in het werk gestelde,nbsp;proeven omtrent de besmettelijkheid der kwijlnbsp;van de gras-etende dieren, welke door dezenbsp;ziekte zijn aangedaan, nogmaals te herhalen,nbsp;Geene dezer proeven heeft eenig gevolg gehad.nbsp;Hij zag evenmin eenige uitwerking van de inenting der kwijl en van het slijm , uit de luchtpijpnbsp;van Honden, die gestorven waren met al danbsp;verschijnselen van dolheid.

Bij het getal der herkaanwende dieren, welke , na d.oor dolle Honden gebeten te zijn , doopnbsp;deze ziekte, werden aangedaan, heelt men opnbsp;nieuw kunnen bevestigeir, dat er geene neiging totnbsp;bijten ontslaat, dan hij die gene, welke van ditnbsp;middel gebruik maken tot hunne natuurlijke verdediging ; dat het Schaap en de Geit zich opnbsp;de dieren wei-pen, en deze trachten te stooten jnbsp;en dal er Inderdaad slechts cene versterking van.nbsp;de natuurlijke verdedigings - middelen plaatsnbsp;heeft. Eeue Geit, welke gebeten was, en hijnbsp;Welke de dolheid, na zesenveertig dagen, uit-hrak, viel met gretigheid aan op raavxw vleesch,nbsp;kaauwde en slikte hetzelve, in eene vrij grootenbsp;H. D. II. Sr,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;84

-ocr page 248-

528

lioeveellieici, binnen. Deze waarneming is opmerkelijk, iiitlien men bedenkt, dat de Honden, in de aanvallen hunner dolheid, aarde, stro o ,nbsp;noten, enz. inzwelgen, en wel deze zelfstandigheden verkiezen boven de zoodanige , welkenbsp;hun, in den staat van gezondheid, tot voedselnbsp;verstrekken.

V. Onder de voorwerpen der ziektekundige Ontleedkunde, welke de opening van de Paarden,nbsp;opgeofferd ten dienste van het onderwijs, verschafte , bevond zich een, hetwelk, zoo het alnbsp;moge zijn waai-genomen, ten minste door niemand is beschreven.

In de maand September, werd aan de school een Paard gebragt, zijnde eene Merrie van zesnbsp;jaren oud. Bij hetzelve werd, aan de vei’eenigingnbsp;van den rug met de lenden, een hard, ongevoelig, gezwel waargenomen, waarin geene vocht-golving plaats vond, en hetwelk het gevolg scheennbsp;te zijn van eene afwijking van de wervel»kolom,nbsp;op de hoogte der vereeniglng van de rug- ennbsp;lende-wervelen. Het afhangen des achtcrstels ennbsp;de scheefheid des bekkens, waai-door het diernbsp;van achteren zeer laag was, verhinderden de vrijenbsp;beweging der achterbeenen aanmerkelijk, zoodatnbsp;dezelve slechts weinig vooruit werden gebragt,nbsp;terwijl de bewegingen afgebroken waren, en metnbsp;overhaasting geschiedden. Ten gevolge der sterkenbsp;vermagering en uittering , gevoegd bij het slechtenbsp;voedsel, stierf het dier, na verloop van achtnbsp;dagen.

-ocr page 249-

529

Daar er geéu voorbeeld van rachitis bij de Paarden bestaat, was men geneigd te gelooven,nbsp;dat de afwijking van de ruggraat het gevolg zounbsp;zijn eener vérweeking van een of meerderenbsp;Jvervelen; maar de opening van het ligchaam bewees, dat men zich had bedrogen. Men namnbsp;inderdaad waar, dat de kromming, welke uitwendig plaats bad, het gevolg was der afwijkingnbsp;naar boven, en eenigzins aan de linkerzijde dernbsp;zes laatste rugge-wervelen , welke met het overigenbsp;achterste gedeelte van de ruggraat twee hoekennbsp;vormde, waarvan de een lager, en de voornaamste zijnde, omtrent negentig graden had, terwijlnbsp;de andere zijdelings links staande , zeer open ennbsp;veel minder aanmerkelijk was. Van deze afwijking was het gevolg, dat de laatste rugge-wervelnbsp;zeer versmald was, en veel verhevener stond , dannbsp;in den natuurlijken staat, en dat de twee laatstenbsp;linker ribben, alsmede de vier laatste van denbsp;regter zijde, zeer na tot elkander'waren gedrongen. De gewrlchts - verstijving , welke tusschennbsp;eenige der rug- en lende-wervelen bestond, ennbsp;tusschen de achttiende linker rib en den wervel,nbsp;waarmede zij vei’eenigd is, was zoodanig, datnbsp;deze deelen eene zeer gei’inge beweegbaarheid,nbsp;bezaten. Men nam, voor het overige , volstrektnbsp;geene tegennatuurlijke kromming der lange beenderen waar, noch zwelling van derzelver uiteinden. De afwijking van de ruggraat, de meernbsp;aanmerkelijke omvang van den buik, de staatnbsp;Van magerheid en algemeene zwakheid , inzonder-

34*

-ocr page 250-

530

heid van de werktuigen der spijsvertering, welk« iiitgeteerd waren, maakten de lioofdkeninerkennbsp;uit. dezer ziekte.

VI. Een merkwaardig zielitekundig ‘voorwerp werd in de ontleedkundige verzameling gebragt,nbsp;zonder dat men eenig narigt heeft kunnen verkrijgennbsp;omtrent den ouderdom en slaat der gezondheidnbsp;van ihet Paard, hetwelk hetzelve had verschaft,nbsp;noch van de -dienst, die het bij het leven hadnbsp;verrigt. Aan de imvendige en bovenste opper-vlalUe der regter borst-ribben, en de goot, welkenbsp;deze vormen met de onderste o-ppervlakte vannbsp;het ligchaam der borslwervelen , bevond zich eenenbsp;overtollige rib geplaatst,, ter lengte van dertiennbsp;duimen, een weinig minder breed dan de ouwai*enbsp;ribben, loopcude dwars, en gelijk met de as desnbsp;ligchaams. Deze rib was zeer vast, door een gewricht , vereenigd met het zijdelijke deel van hetnbsp;ligchaam des vierden rug-wervels, en tot steunnbsp;vastgehecht, to't op den afstand van een halvennbsp;duim., aan de .inwendige oppervlakte der ribben,nbsp;door .middel van een peesachtig weefsel, vermengd met eeiiige spiervezelen , en overdekt vannbsp;het borstvlies. Het was niet twijfelachlig, volgens de beschouwing der beenderen, of het Paard,nbsp;hetwelk het voorwerp dezer waarneming opleverde, was reeds bejaard. Men mogt hier uitnbsp;besluiten, dat het bestaan dezer overtollige rihnbsp;geen, of ten minste geen aanmei-kelijken, invloednbsp;heeft gehad op deszelfs krachten en gezondheid.nbsp;Deze merkwaardige waarneming is de eenigc van

-ocr page 251-

53-1

dMen- aard, welke , tot dus ver, zoo bij dem iiieiisdi, als bij de dieren, is opgenierkt.

YIl. Een gering verschil inde dikte der vezelachtige tusschen - kraakbeenderen der wervelen, is voldoende, om een zeer groot verschil uit tenbsp;maken, in de lengte van de ruggraat. Mennbsp;ziet ook een aanzienlijk getal Paarden , wier lig-chamen dut der gewone Paarden in. lengte veel tenbsp;boven gaat. Het is niet op dezelfde wijze gelegen ten aanzien van de hoogte des ligchaams.nbsp;Daar deze afhangt van de lengte der beenderennbsp;van de ledematen, overtreffen de Paarden weinignbsp;de middelbare grootte , welke ongeveer vier voelen en aeht duimen bedraagt. Zeldzaam gaannbsp;dezelve vijf voeten en eenen duim te boven.;nbsp;terwijl bij den mensch, wiens gewone grootte isnbsp;van vijf voelen en e€n::oP twee duimen, mennbsp;zeer gemeenzaam voorvverjjen van zes voelennbsp;aautreft. Wij hebben het dus niet onbelangrijknbsp;geoordeeld melding te maken van een Paard vannbsp;eene zeer groote gestalte, hetwelk zich tegenwoordig te Parys bevindt. Hetzelve is van Nor-mandsch ras, vier jaren oud, en zeer wel gebouwd. Het heeft platte ribben , eene naauwenbsp;borst, en zoowel de voorste als achterste ledematen staan zeer na aan elkander. Deszelfs hoogte, met de ketting gemeten, is meer dan zesnbsp;voeten. Wij kunnen volstrekt geene bijzonderheden mededeelen, omtrent de sterkte en het krachtbetoon van dit dier, als hebbende hetzelve, lotnbsp;dus ver, lot geeuerlei soort Van werk godicnd.-i

-ocr page 252-

582

(Over zeer groote en zeer kleine Paarden, of over Reuzen- en Dtoerg-Paarden, zie men hetnbsp;werk van sebald , Vollstandige Nalurgeschichte desnbsp;Pferdes, herausgegeben von wilhelm karl ammon ,nbsp;Ansbach , 1815 S. 472.) In Salzburg, en inzonderheid te Pintschow , zouden volgens hem de grootstenbsp;Paarden bestaan, die te voren nog grooter dan tegenwoordig moeten zijn geweest, zoodat het nietnbsp;zelden was aldaar Paarden van zeven voeten en viernbsp;duimen hoogte Ie zien, die in allen opzigte goednbsp;geè’venredigde deelen bezaten , en zeer sterk waren.nbsp;In eene Oostenrijksch-Keizerlijke Stoeterij in Bohe-men, bevindt zich ook een zeer groot slag vannbsp;Paarden, die evenwel een’ minder geëvenredigdennbsp;ligchaamsbouw hebben, dan de eerstgemelde,nbsp;zijnde namelijk smal, en hebbende booge ennbsp;lange beenen. De Chineescbe Paarden, inzonderheid van bet eiland Corea, worden als de allerkleinste opgegeven. Zij zijn niet hooger dannbsp;drievoeten, en kunnen als ware dwergen wordennbsp;beschouwd. Er bevinden zich onder dezelve , dienbsp;niet grooter zijn dan een Windhond. De Paarden , welke op het Zweedscbe eiland Oeland gevonden worden, bebooren mede tot de kleinstenbsp;rassen. Zij zijn gelijk aan half volwassene Veulens. Ook in de Provinciën Helsingland, Uplandnbsp;en andere streken van Zioeden, komen dergelijke kléine Paarden voor. Op de bei’gen vannbsp;bet eiland Man bij Ierland, zou eene bijzonderenbsp;kleine dwergs-soort van Paarden woixlen gevonden,nbsp;die zeer volhardende zijn, doch , wegens dezelver

-ocr page 253-

533

kleinheid, meest tot gebruik eiL vergenoegen van kinderen dienen. — Ook onder de Sardinischenbsp;en Korsikaansche Paarden komen zeer kleine ras-' sen voor.) N.

De Heer DUPüY is voortgegaan met, voor de nasporing van de natuurkundige en ziektekundige uitwerking der geneesmiddelen, nut te trekkennbsp;van de, onlangs gedane, ontdekking omtrent denbsp;zenuwen, die tot de ademhaling dienen, of welkenbsp;met e'e'n’ wortel ontstaan, en die, welke met meerdere wortelen hun oorsprong nemen. Hij heeftnbsp;op jonge dieren de proeven omtrent dit laatstenbsp;stelsel van zenuwen herhaald. Hij heeft gezien,nbsp;dat, wanneer, bij jonge Katten, de bovenstenbsp;deelen der rug- en lende-wervelen worden weggenomen, en de hekleedselen van het rugge-merg worden doorgesneden, zoodat hetzelve gelt;nbsp;heel bloot wordt gelegd, de dieren pijn ondervinden , zoo dikwijls als slechts de bovenste bundel van het merg ligtelijk wordt aangex’aakt, ennbsp;dat zulks geen plaats had, wanneer de onderstenbsp;bundel werd geprikkeld. De pijn scheen zichnbsp;voorts te bepalen tot de buitenste laag, vermits.nbsp;Wanneer men met het scherpe ligchaam tot in hetnbsp;middelpunt des mergbundels doordrong, het diernbsp;niet leed. Bij de opening van een der jonge dieren, welke twintig dagen’'leefde , was het geheelenbsp;ruggemerg verweekt, vloeijende, en het had eennbsp;stinkenden reuk. Deze beschouwingen hebben hem

-ocr page 254-

534

{jelfcid tot gewigtige vetklarlngen omtrent de Werking der geneesmiddelen,, en om reden te geven van tre!e verschijnselen, eigen aan sommige^nbsp;ïiog weinig bekende , of lot dus ver Verkeerdelijknbsp;bepaalde, ziekten.

Hij heeft de proeven, sedert langen tijd , door bem ondernotiiên, omtrent de afsnijding van denbsp;long-maag-zenuw en de groote tiisschenrib-bige zenuw, aan het mlddel-gedeelte van den hal»nbsp;des Paards, Voort gezet Deze hebben de gevolg-frekkingen bevestigd, welke hij te voren uit dezelve getrokken had, die medegedeeld zijn in eenenbsp;Verhandeling, uitgegeven in 1816.

Dezelfde Hoogleeraar las, in de Koninklijke jdcademie der Geneeskunde^ eene andere verbande-*nbsp;ling over dit gewigtig onderwerp voor. Hij merkte op , dat de spijsvertering altijd was opgehoudennbsp;teil gevolge dezer afsnijding; dat de ademhalingnbsp;vrijelijk geschiedde door middel der luchpijp-Btiede; dat het dier voortgiiig te eten en te drinken, even als in den staat der gezondheid, ennbsp;dat, tegen den tweeden dag, het drink-water ennbsp;de Voedsels door de opening in de luchtpijp uitvielen. Bij een Paard intusschen duurde zulksnbsp;slechts lot aan den vierden dag, als wanneer denbsp;¦ Voedsel-stoflen derzelver gewonen weg namen, ennbsp;de vertering hersteld scheen. Het werd nu belangrijk dit Verschijnsel te bepalen , hetwelk zichnbsp;niet had Vertoond bij een der dieren, Welke,nbsp;tot dusver, aan dezelfde proefneming onderworpen Waren. Bij de opening , welke met zorgvul-

-ocr page 255-

535

dlglifcid werd ia liet werk gesteld , nam toen aait de linkerzijde waar, dat ei' zicli liissclien de bo-Venste en benedenste einden der afgesnedene long.nbsp;toaag-, en medelijdende zenuwen, welke een duimnbsp;van elkander verwijderd waren, een wit, straals-wijs, vezelaclitig, weefsel, bad gevormd, hebnbsp;welk in aard overeenkomst bad met de zelfstan*nbsp;digheid, Waaruit de buigpezen van de beenen bestaan. Kan dit nieuw bijkomend weefsel den invloed hersteld hebben , welke ade hersenen gewoonlijk op de maag uitoefenen ? Men heeftnbsp;voorgenomen deze zaak, door nieuwe proeven , tenbsp;bepalen , en de Heer dupuy zal antwoorden opnbsp;eenige tegenbedenkingen, welke men gemaaktnbsp;heeft op Zijne wijze van zien. (Vergelijk hiernbsp;mede de waarnemingen , waarvan op bladz. 521nbsp;en verv. gewag is gemaakt.) N.

Dezelfde Hoogleeraar heeft gelegenheid gehad, om de milt te onderzoeken van een Paard, hetwelk gestorven was na eene zeer langdurige ziekte.nbsp;Dit verslag laat niet toe eene uitvoerige beschrijving te geven van deze, zeer opmerkelijke, ziekelijke verandering, welke hij voor de eerste keernbsp;waarnam. Hij vond namelijk, dat dit ligebaaranbsp;in deszelfs talrijke cellen, eene weeke, naar kaasnbsp;gelijkende, stoife bevatte.

De Heer radouille deelde de beschrijving mede eener ziekte, w'elke hare zitplaats had in de nabijheid van het gewricht der onderkaak, bij eennbsp;Paard. Het gebroken kaakbeen was bedekt metnbsp;eene laag van ligte en poreuse beenstofl’e. Dc

-ocr page 256-

536

Hoogleeraar dupuy had reeds een dergelijk geval waargenomen bij een Paard, en hij meent, dat denbsp;drie waai'nemingen, welke in de Instructions véténbsp;rinaires {pag. 333. vol. 6, année 1795) doornbsp;PETIT, onder den naam van been-gezwellen {lu-meurs osseuses) beschreven worden, tot deze zeltnbsp;de gebreken behooren.

Hij had gelegenheid, om met den Heer rous1 SEAü , Vee-arts te Longjumeau ^ de longen te onderzoeken van vele fijnwollige Lammeren , welkenbsp;in de verdeeling der luchtpijp een groot getalnbsp;wormen bevatteden, die tot klompen opgehooptnbsp;of vereenigd waren. Chabert noemt dezelve cri-nons. Zij beboeren tot die wormen , welke doornbsp;de Natuurkundigen draadwormen worden genoemd. (1) Men schreef de sterfte toe aan eenenbsp;spruwachtlge aandoening, terwijl de dood bleeknbsp;veroorzaakt te zijn geworden, door de aanwezigheid der wormen, vergezeld van eene roodenbsp;of ontstekingachtige verdikking {hépatisation rougenbsp;OU aiguë) van een groote gedeelte van het weefselnbsp;der longen.

Men vond in den voorhoofds-boezem van een schoot-Hondje de taenia lanceolata van

CHABERT.

De Hoogleeraar heeft ondei'nomen, om bij de dieren, door kunstmatige middelen , ziekten

1

Dat bier de strongylus filiaria bedoeld wordt, lijdt geen twijfel- N.

-ocr page 257-

537

voorl te brengen, ten einde de beginselen te bepalen, waaruit dezelve bestaan, alsmede denbsp;verschillende gedaanten, welke zij aannemen;nbsp;om derhalve , als het ware, bij derzelver ontstaannbsp;tegenwoordig te zijn, haar in de optwikkeling tenbsp;volgen, zonder eenigzins te worden afgeleid doornbsp;de onzekerheid van de bepaalde oorzaken, waaruit zij ontspruiten, en om proefondervindelijk tenbsp;onderscheiden die , welke als voorbijgaande moeten worden beschouwd, en waarvan de uitwerkingennbsp;kunnen verdwijnen, van de gene, welke van een’nbsp;tegenovergestelden aard zijn. Door te naderennbsp;tot de kennis dezer laatste ziekten, welke uitnbsp;gewone oorzaken ontstaan, zal men welligt innbsp;staat zijn, om door geneesmiddelen de beginselennbsp;te ontzenuwen, welke dezelve zamenstellen. Opnbsp;deze wijze is hij geleid, om nieuwe middelen tenbsp;bezigen, ten einde met goed gevolg de duizeligheid (koller, vertige) en de borstvlies-ontstekingnbsp;bij het Paard te bestrijden. (Het ware te wen-schen, dat de Hoogleeraar ons hier ook de middelen had aan de hand gegeven, door welke hijnbsp;die voordeelige uitkomsten heeft verkregen, ennbsp;den weg aangewezen, dien hij in het verwekken van kunstmatige ziekten hebbe gevolgd.) N.

Men zond aan den Heer dupüy een gedeelte van den kop eens Varkens, hetwelk eensklapsnbsp;stierf, terwijl het volkomen gezond scheen. Ernbsp;had zich een loodkleurig gezwel geopenbaard,nbsp;dat zeer pijnlijk was, en van oogenblik tot oogen-blik grooter werd. Twee oneen van deze gegan-

-ocr page 258-

538

greneertle zelfstandiglielcl geplaatst onder de huid ,-aan de borst van een sterk en gezond Paard , het-¦vvclk tot proefnemingen bestemd was , waren voldoende , om , binnen drie dagen , hetzelve deii dood toe te brengen , nadat zich al de verschijnselen en toevallen hadden geopenbaard, welkenbsp;aan de carbunculeuse ziekten eigen zijn.

De Heer rousseau , waarvan boven gesproken is , deelde de geschiedenis mede van een hoofd*-waterzucht, met verweeklng van de mergachtigenbsp;zelfstandigheid der hersen - kwabben, bij eennbsp;Paard, hetwelk op den vijfden dag dezer ziektenbsp;stierf.

Dezelfde Vee-arts behandelde met goed gevolg het vroegtijdig afkalven , hetwelk zich epizoötiscknbsp;openbaarde onder het Rundvee , op verschillendenbsp;stallen, door herhaalde aderlatingen, en verzachtende , weekmakende, dranken.

De Heer crepin , Paarden - arts bij het Regiment Grenadiers te Paard, deelde de geschiedenis medenbsp;van eene vierjarige Normandische Merrie , welke vannbsp;1816 tot 1823, aan de hevigste buikpijnen onderhevig was , die zich, bij tusschenpoozen, elke weeknbsp;eenmaal, vernieuwden. In Augustus 1823 gestorven zijnde, vertoonde de opening verschijnselen,nbsp;welke aanduidden, dat er eene slepende long-ont-sleklng plaats had gehad, en voorts eene zakvormige verwijding, eene soort van krop, in hetnbsp;blinddarms-gedeelte der dunne darmen , hebbende de gedaante en den dubbelden omvang dernbsp;maag , waarin vloeibare stoffen bevat waren , die

-ocr page 259-

539

vri] wel overeenkwamen met de zelfslandiglieden, welke gewoonlijk iii den Llimlen darm aanwezig

zijn.


De Heer philippe, Paarden-arts bij hetzelfde Regiment, heeft drie waarnemingen ingezonden.nbsp;De eerste heeft betrekking tot een Paard, hetwelk steigerende achter over viel, en eensklapsnbsp;kreupel werd Eenigen tijd naderhand gedoodnbsp;zijnde, nam men waar, dat de twee knobbels,nbsp;de uitwendige en voorste, van het regler darmbeen gebroken waren, dat het regter heupbeennbsp;van den voorsten hoek des hëiligbeens afgescheiden , en de schaambeens-vereeniging open was.

De tweede waarneming betreft eeiie ongemeen sterke zwelling, voorkomende aan de koot vannbsp;een Paard, ten gevolge van eene kraakbeenigenbsp;Jioef-verzwering (Javart cartilageneux), welke slechtnbsp;geopereerd was geworden. Dit sterke Paard,nbsp;hetwelk bestemd werd, om gedood te worden,nbsp;werd op eene zeer eenvoudige wijze genezen.

De derde waarneming heeft betrekking tot een Veulen van zes maanden oud, hetwelk, gevallennbsp;zijnde van eene kwaaddroesige Merrie, zelf doornbsp;deze ziekte werd aangedaan. In de lever van ditnbsp;Veulen werden eene groote menigte knobbels,nbsp;als in beursgezwellen opgesloten , aangetrolFen;nbsp;en soorgelijke ziekelijke voortbrengselen werden,nbsp;ook gevonden in de darmschëlls- en hals-gan-glien.

De Hooglecraar dupcy heeft een aanmerkelijk getal van hersenen onderzocht bij oude Paarden,

-ocr page 260-

540

waarbij hij dikwijls zeer naauwkeurige verbindingen aantrof van de cijlindervormige verhevenheid met den bovensten wand der holligheid. Dezenbsp;zamenbarig was zoodanig, dat men dezelve nietnbsp;kon scheiden, zonder een gedeelte van de gezegde verhevenheid weg te nemen; iets, hetwelknbsp;strekt, om te bewijzen , dat dit geval veel me-nigvuldlger plaats heeft, dan de Vee-artsenij-kundige Schrijvers tot dus ver hebben gemeend.

Eene zeer hevige darm - ontsteking {trancheés rouges) heeft, in den loop van dit jaar, eennbsp;groot getal Paarden weggesleept. De snelheidnbsp;van het beloop dezer geduchte ziekte , welke , innbsp;het kort tijds-bestek van twaalf tot twintig uren,nbsp;doodelijk werd, benam den Vee-arts alle hoop,nbsp;,om dezelve te genezen. De Hoogleeraar barthe-LEMY meende , dat het eenige en krachtdadigenbsp;middel, om het getal van slagtoffers, welkenbsp;¦jaarlijks daai-voor verloren gaan, te verminderen,nbsp;daarin bestaat, dat de eigenaars en de voerliedennbsp;van Paarden worden bekend gemaakt met denbsp;ooi-zaken , waaruit de ziekte voorvloeit.

Bij het grootste gedeelte der dieren, welke de Hoogleeraar door deze ziekte zag sterven,nbsp;was dezelve veroorzaakt door koud drlnk-water,nbsp;onvoorzlgtig en tot verzadiging toe , gegeven aannbsp;de Paai’den, terwijl zij bezweet of sterk verhitnbsp;waren, ten gevolge van den arbeid, waaraan dezelve onderworpen werden.

-ocr page 261-

541

De braaknoot (sruchnos nux vomica) is niet minder wei'kzaam geweest, in dit dan in het vorige jaar, tegen verlammingen bij den Hond; tweenbsp;dieren van dit geslacht, namelijk een brak, ennbsp;een van het kostbare ras , onlangs uit Terre-JSeuvenbsp;overgedragt, werden genezen van eene verlamming des achterstels door dit middel, toegediendnbsp;in poeder, ter gifte vaii vier tot negen greinennbsp;daags.

Hoewel de warmte van den laatsten zomer zich slechts door een’ gerlngen trap, en kortennbsp;duur, heeft gekenmerkt, zoo heeft de dolheidnbsp;zich niettemin veel algemeener vertoond bij denbsp;Honden, dan gewoonlijk in dit saisoen plaatsnbsp;heeft. Niet alleen heeft deze vi'eesselijke ziektenbsp;een groot getal van deze kostbare dieren doennbsp;omkomen, in de omstreken van Parys, maarnbsp;dezelve heeft daarenboven groote verwoestingennbsp;aangerigt in vele andere Departementen. Eenigenbsp;Honden, die verdacht gehouden werden, indenbsp;hokken der school opgenomen, en dol gewordennbsp;zijnde, heeft de gemelde Hoogleeraar van dezenbsp;gelegenheid een voordeellg gebruik gemaakt, omnbsp;zijne , reeds sedert verscheidene jaren begonnen ,nbsp;proeven voort te zetten, welke tot onderwerpnbsp;hebben, om te bepalen :

1°. Of de kwijl der vleesch - etende dolle dieren derzelver besmettend vermogen na den dood desnbsp;diers blijft behouden?

2“. Of het besmettende beginsel elders dan in dc kwijl huisvest?

-ocr page 262-

542

3quot;, Of de kwijl der gras-etende dolle dieren Lesmettelijk is of niet?

4“. Eindelijk of het waar zij, gelijk de Geneesheer MAROGHETxi Lcrigt, dat, gedurende den tijd , dat het gif in het ligchaam werkzaam is {périodenbsp;d'incubation), , (iv zich onder de tong blaasjesnbsp;vormen, welke de giftige stoffe bevatten.

..Hoewel de Hoogleeraar zijne proeven in het groot heeft genomen op verschillende dieren , ennbsp;hij reeds een groot aantal van belangrijke daadzaken bezit, zoo heeft het gewigt der vraagstuk'nbsp;ken , welke hij wensclit te beslissen, en de wensch,nbsp;om niets vast te stellen, hetwelk niet volkomennbsp;bewezen zij, hem bewogen, om voor als nog denbsp;openbaarmaking van zijne nasporingen nopens ditnbsp;onderwerp te moeten verschuiven.

In het verslag der verrigtingen over de jaren 1818 en 1822, heeft dezelfde Hoogleeraar velenbsp;daadzaken bekend gemaakt, waaruit blijkt, datnbsp;men , door zeer eenvoudige middelen, de verwoesting der ziekte, door chabert ^siJre charbonneusenbsp;{miltvuur) genoemd, welke bijzonder het Rundvee aandoet, eveu spoedig als zeker, kan doennbsp;pphouden. De volgende waarneming strekt daarnbsp;van tot eene nadere bevestiging;

Van den 4 tot den 9 Mei , verloor een .eigenaar Iwöe Plunderen van de acht, welke hij bezat, binnen twee ui’en, nadat zij ziek waren geworden. Het duidelijk hevig karakter der ziekte,nbsp;en de verschijnselen in de lijken waargenomen,nbsp;deden derzelver aard volkomen kennen. Men

-ocr page 263-

543

zag de noodzakelijkheid in, ora zes anderen te onttrekken aan het gevaar, hetwelk hen dreigde.nbsp;Tot dat einde, werd de digelijksehe hoeveelheidnbsp;voedsel verminderd ; men stelde aderlatingen innbsp;het werk; zette eene etterdragt; diende zurenbsp;dranken toe; wendde eenige klisteren aan, waarnbsp;door de zes üunderen bewaard bleven, hoewelnbsp;er reeds zeer verontrustende ziekte - verschijnselennbsp;bij ée'n derzelver plaats vonden, op den tweedennbsp;dag , nadat het laatste beest gestorven was.

Htd geen nog meer de gegrondheid dezer waar. neming bevestigt, is, dat eene Vaars van vijf maanden , bij welke men verzuimd bad de voorgesebre-veue voorbeboedmlddelen aan te wenden, op dennbsp;30 Jimij, dood gevonden werd, zijnde gestorvennbsp;aan dezelfde ziekte.

Er bestaat eene andere ziekte, welke niet minder geducht is voor de Schapen, daar dezelve jaarlijks groote verwoestingeu onder dezelve aan-rigt, zelfs onder de kudden, welke het best verzorgd werden. De Herders geven aan dezelvenbsp;den naaui van sang de rate ,maladie du sang (_hetnbsp;milt-bloed, de hlued-ziekle. De Heer BAa'iiiELEMYnbsp;is overluigd , dat, iudien er al geene volkomenenbsp;gelijkheid van aard tusschen deze ziekte en denbsp;vorige bestaat, cr ten minste, in zeer vele op-zigteu, groote overeenkomst tusschen beide plaatsnbsp;heeft. Hij is , siiits langen lijd , geneigd, om tenbsp;gelooven, dat de voorbehoedmiddelen, waarvannbsp;de ondervinding het Imachtdadig vermogen heeftnbsp;bewezen in de medegedeelde gevallen , met zeei?nbsp;11. D. 11. Sr.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;m

-ocr page 264-

544

veel voordeel zouden kunnen worden aangewend tegen de ziekte der Schapen, welke hier bedoeldnbsp;wordt. De volgende daadzaak heeft deze veronderstelling bekrachtigd;

Een landbouwer, zijnde eigenaar van eene schoone kudde Merinos, waaronder de bloedziekte, in het voi’ige jaar, de sterkste vernielingnbsp;had te weeg gebragt, zelfs gedurende de felstenbsp;koude van den 'winter , besloot, om al de Schapen in hel voorjaar te doen aderlaten •, waardoornbsp;hij zich bevrijdde van een’ geessel, welke binnennbsp;een jaars tijds, het derde gedeelte van zijn welwee had wegger.ukt.

Vermoedende voorts, dat deze ziekte eene soort van miltvuur (charbon) mogt zijn, beproefde de

inenting mede te dee-

Hoogleeraar dezelve door

len. Hij deed zulks inderdaad, op den 2den Jauuarij, entende namelijk, door steekjes, eennbsp;gezond Schaap , genomen uit eeite kudde , welkenbsp;van deze ziekte verschoond was gebleven, innbsp;met het bloed uit de milt van een ander Schaap,nbsp;dat een slagtoffer der ziekte geworden was. Nanbsp;verloop van ongeveer zestig uren, werd het iii-geëute Schaap dood gevonden. Bij hetzelve wasnbsp;de milt grooter van omvang en veel meer inwendig veranderd, dan die, van welke de sloffe wasnbsp;genomen.

Vijf uren na den dood van het voorwerp dezer eerste proefneming, entte men wederom een gezond Schaap in van dezelfde kudde, met het bloednbsp;uit de milt, waarvan men den zickelijkeu staat

-ocr page 265-

545

had erkend. De uitwerking was nu nog schlelij-ker dan in de vorige proeliiening, daar het in, geënte voorwerp, zesendertig uren na de inenting , stierf. Ia de milt waren wederom diepenbsp;veranderingen kennelijk. Hoe veel gelijkheidsnbsp;deze twee proeven in de uitkomsten opleveren,nbsp;zoo acht de Hoogleeraar barthelemy dezelve nognbsp;niet voldoende^ om alle twijfeling weg te nemen;nbsp;maar hij meent, dat dezelve groote waarschijnlijkheid omtrent den gelijken aard der genoemde ziekten opleveren. Hij is voornemens zulksnbsp;door nadere proeven te bevestigen,

In de verslagen van de jaren 1815 en 1816, heeft de Heer bartiielemy de algemeene uitkomsten medegedeeld omtrent zijne nasporlngen, he-trekkelijk bet kwaadaardig ontstekings-gezwelnbsp;{pustule maliijne'); maar hij had toen slechts, totnbsp;de mededeellng der ziekte , gebruik gemaakt vannbsp;verrot vleesch en van weefsels, welke tot versterfnbsp;waren overgegaan, ten gevolge van eene te hevigenbsp;i'oosachtige ontsteking. Sedert dien tijd wensch.nbsp;te hij de verki’egene uitkomsten te vergelijkennbsp;met die, welke de inenting te weegbragt metnbsp;de veranderde weefsels door het kwaardaardignbsp;owtfero.-r - gezwel, ten einde te bevestigen, of bijnbsp;deze laatste ziekte inderdaad een eigen vergiftignbsp;beginsel bestaat, hetwelk verschilt van dat, hetwelk de gegangreneerde of verrotte dierlijke zelfstandigheden bezitten. In den laatsten zomer konnbsp;de Hoogleeraar aan zijn verlangen te dezen op-zigte voldoen. Hij nam tot dat einde eene ree^s

35»

-ocr page 266-

546

van proeven. (De uitkomsten v^n dezelve zijn reeds door ons in liet eerste deel van dit Maga-zyn, op LIadz, 218 en 219 , medegedeeld.) N.

De regtstijviglieid of algemeene krampverstijving {tetanus) is «ene der ziekten., waarover de Veearts zelden zegepraalt. De onwerkzaamheid dernbsp;geneesmiddelen, welke daar tegen , tot dus ver,nbsp;werden aangewend, en de hindernis, welke denbsp;lengte der kaken toebrengt aan het ingeven dernbsp;geneesmiddelen., zijn de ware oorzaken van hetnbsp;weinige nut, dat zij bij deze ziekte teweegbrengen. Het is dus in het belang der wetenschap tenbsp;beproeven, 'om nieuwe middelen uit te vinden ,nbsp;en andere wegen, teneinde dezelve in te brengen.nbsp;Door deze veinnogeude beweegrede geleid, heeftnbsp;de Heer barthelemy eene waterachtige ontbindingnbsp;van azynzuur rnorphium {aeetas morphini) in denbsp;hals-ader ingespoten-aan twee Paarden, welke doornbsp;'Cene algemeene krampverstijving waren aangedaan,nbsp;en bij wie geenede geringste boop op genezing meernbsp;bestond, zijn de hetzelve vooraf behandeld doornbsp;gewone middelen. Hoewel deze twee proevennbsp;geenszins met goed gevolg zijn bekroond geworden, meent hij evenwel dit middel niet terzijdenbsp;te moeten stellen, en bij ,ls voornemens hetzelvenbsp;te wijzigen.

Men weet, dat eene Merrie, aan de pijpende dampigheid (Ze carnage) lijdende, gedurende drienbsp;achter eenvolgende jaren, niet kon ademhalen,nbsp;dan door middel van eene pijp of buis, welke,nbsp;da)or eene toevajljge vei’plaatsing van dit werk-

-ocr page 267-

547

tuig, kwam Ie sterven. Er Lood zich, dif jaar , ¦wederom een voorbeeld aan' van de nuttiglieid'nbsp;en het krachtdadig vermogen van het middel,nbsp;tot hetwelk men de toevlugt nam, om een Paardnbsp;in het leven te behouden , en in staat te stellennbsp;van te kunnen arbeiden.

Op den 17den Maart, werd een Engelsch Paard aan de school gebi-agt, dat, sedert zes maanden, aan de pijpende dampigheid leed, en bijnbsp;hetwelk de ademhaling zoo moeijelijk was ge*nbsp;worden, dat het tot geen gebruik meer kon dienen. Aan dit Paard werd de luchtpijp-snedenbsp;in het werk gesteld , als het eenige middel, hetwelk in dezen toestand aangewezen werd. Mennbsp;had deze operatie reeds in het werk gesteld ; maarnbsp;de gene, die dezelve had verrigt,. te bevreësdnbsp;zijnde, had slechts eene kleine opening in denbsp;luchtpijp gemaakt , . welke’ nu reeds volkomen gesloten was. Er werd nu eene voldoende openingnbsp;in dit deel gemaakt,, om toegang, te vei’leenennbsp;aan eene buis, welker omvang aan de inwendigenbsp;ruimte der luchtpijp beantwoordde. Dezenbsp;buis werd bevestigd , en terstond daarop was hetnbsp;dier in staat te werken, zoowel in- den draf alsnbsp;in den galop.

De ondervinding heeft bewezen, wat men hier ook tegen moge zeggen, dat de breuk van hetnbsp;kaakbeen bij het Paard, uit welke oorzaak dezelvenbsp;ontstaan moge, een zeer zwaar gebrek uitmaakt,nbsp;waarvan de genezing altijd onzeker is , en welkenbsp;zoo veel te grootere moeijelijkheden oplevert,

-ocr page 268-

548

ItHal* ïTïate rle scli'euling van liet gelieel meer fe Samengesteld is, namelijk met verplaatsing, ennbsp;met verwonding van den mond. Het zal derhalvenbsp;ölet onnut Zijn de middelen te doen kennen, welke ons in eeri geval van dezen aard gelrtkt zijn jnbsp;inzonderheid daar dezelve opmerking verdienennbsp;Wegens deraelver eenvoodighcid.

In de maand Fébruarij jongstleden, werd een Vijfjarig Paai’d iö de stallen der school gehragt,nbsp;om behandeld te Worden met eene breuk vannbsp;het kaakbeen, gepaard met verplaatsing, en eenenbsp;Wond in den mond. De scheiding van het geheel strekte zich uit van den regter hoektand totnbsp;aan den eersten linker voor-baktand. Eene wond,nbsp;w'elke het aangedane been ontblootte, .volgde denbsp;tigting der breuk, en de snijtanden der eenenbsp;haak stonden twee vingerbreedten van die dernbsp;tegenovergestelde verwijderd, Wanneer de baktanden in aanraking werden gebragt. Men bragtnbsp;den kop in een muilkorf, zantengesteld uit eennbsp;hoofd-Stuk, vier opgaande steunsels, op gelijkennbsp;afstand geplaatst, en van onderen aaneen ijzerennbsp;ring bevestigd, van een keel-riém, en twee neus*nbsp;riemen j doormiddel van welke de gebrokene kaaknbsp;tegen de tegenovergestelde gesteund werd. Mennbsp;bond het Paard tusschen twee stalpalen vast,nbsp;ten einde alle gelegenheid, om zich te wrijven,nbsp;te verhinderen. Meel-Water, hetwelk door inspuitingen in den mond werd gebi’agt , diendenbsp;tot voedsel. Op den vierentwinligsten dag, te

-ocr page 269-

549

t

rekenen van lt;lc aanwending des verbands, was bet been-eell vast, en* de wond geheeld.

De ontleedkundige ziektekundige leverde den Hoogleeraar barthelemy. de volgende waarnemingen , als de meest belangrijke , op.

Een gi’oote hof-Hond droeg, sedert meer dan twee jaren, aan de- regterzijde der borst, bovennbsp;en achter den elleboog, een zeer groot gezwel.nbsp;Hetzelve had, sints een geruinxen tijd, al hetnbsp;aanzien en de kenmerken verkregen van. eennbsp;zwerenden kanker, welke met goed gevolg werdnbsp;weggenomen. Men bevond , dat dit gezwel tennbsp;eenemale knobbelachtig w^as. De meeste knobbels, welke er den grontlsiag van uit niaakien,nbsp;bezaten de grootte eener noot; de zelfslandig-heid, welke dezelve zamenstelde , was krijtachtignbsp;ill sommige, papachlig in andere, en vloeibaarnbsp;in eenige. Alle waren omhuld door een kiioest-achtig weefsel, uitmakende afscheidingen van eenenbsp;vei’schillende dikte.

Een zwaar trek-Paard, hetwelk, sedert eenige m,landen , schijnbaar genezen was van het gebrek,nbsp;hetwelk onder den gewonen naani van de nek-buil of liet mol-gezwel {talpa , tattpe) bekend is,nbsp;werd , op den 19dea Junij, aan de school ternbsp;behandeling opgenoinen. Sedert ongeveer veer.»nbsp;tien dagen, scheen het Paard minder vast op denbsp;beenen te zijn. Het gedroeg zich dikwijls hoofdig, en, den volgenden dag, had men het buiten slaat bevonden, om te werken ; wanneer hetnbsp;liep, waggelde het op de achterbeenen ; de ge-

-ocr page 270-

550

Wficlifen der achterkleeu (jarets) bogen zicb on-der bot gewigl van bet achterstel, en op de voorste beenen toonde bet Paard niet sterker tenbsp;zijn. Er bevond zich eene naauwe, niet zeernbsp;diepe , pijp-zvveer, zonder ettering noch zwelling,nbsp;op de linkerzijde van den nek. Men voorspeldenbsp;bet bestaan eener opbooping in de hersenen. Nanbsp;twee dagen, kon het Paard naauwelijks meer staan;nbsp;het sleepte de beenen veeleer na, dan dat hetnbsp;dezelve vooruit zette; de vóór- en achter-beenennbsp;hogen bij elke schrede door ; het geheelenbsp;ligchaam waggelde, en scheen ieder oogenhliknbsp;te zullen vallen. Voor het ovei'ige, scheen denbsp;eetlust goed. Op den twaalfden dag, kon hetnbsp;Paard niet meer opstaan, en, op den vijftien-deu , werd het aan den Viller overgegeven.

De opening deed eene diepe holte kennen, zonder uitgang naar bulten, welke zich ultbreld-de tusschen den eersten hals-wervel en het ach-hoofds-been tot binnen het bekkeneel. De weiachtige etterstoffen, welke deze holligheid vervulde, bevond zich tusschen de genoemde beenderen , de slaapbeenderen, en het hersenvlies ,nbsp;zoodat dit vlies zonder zamenhang was met des-zelfs buitenste oppervlakte, en de kleine hersenen,nbsp;het verlengde merg, en het begin des ruggemergs,nbsp;omringd , gedrukt, en sterk te zamengedrongennbsp;Waren door dezelfde vloeislofle.

Baj de opening van een Limousijnsch Paard, gestorven aan eene long ziekte, waaraan het, gedurende meer dan twee maanden, geleden had,

-ocr page 271-

551

en omti’enf hetwelk geene hoop van genezing niccf* bestond , toen men het in den stal der School bragt^nbsp;alwaar het slechts vijf dagen leefde, vond de

Hoogleeraar barthelemy dit deel in oravang toe-genomen, zwaar, en zeer verdikt, gemarmerd, en met vele bulten of uitgezette zwellingen bezet.nbsp;De twee kwabben geopend zijnde, bevond hij,nbsp;dat deze bulten gevormd werden door eene hoeveelheid van ziekelijke vooi’tbrengselen van eenenbsp;witte , 'geelacbtige , hoedanigheid , bezittende dennbsp;omtrek van eene noot tot die van een hoenderei; dezelve waren verspreid door de geheele uitgebreidheid des deels, en bestonden uit eennbsp;digt, Ineengedrongen, weefsel, overeenkomendenbsp;met het witachtige gedeelte van het stolsel, hetwelk men vindt in eene slagader , die onderhonden is. Deze talrijke voortbrengselen werdennbsp;Van elkander afgescheiden, door zeer dunne lagennbsp;van de gezonde zelfstandigheid der longen , waaraan dezelve slechts zeer zwak verbonden warén.nbsp;Opengesneden, en tusschen de vingeren uitgedrukt zijnde, vloeide er, uit de geheele ont-bloote oppervlakte , eene grijsachtig-witte, reuke-looze, welng zamenhangende, etterstóffe. Doornbsp;den Heer lasseigne ¦ aan een scheikundig onderzoek ondei worpen zijnde, werd deze stoffe bevonden zamengesteld te zijn uit dezelfde beginselen , als het stofsel van bloed, hetwelk van des*nbsp;zelfs kleurende deelen beroofd is.

Eene der twee gortige Zeugen, welke tot proefneming dienden , Waarvan in het verslag des vp-

-ocr page 272-

552

figen jaars mekling is gemaakt, op den 12 Junij,. aan eene anthra.v~a.SLvA.ige ontsteking gestorvennbsp;zijnde, heeft men zich, door de opening, kunnen overtuigen van de volstrekte onmogelijkheid,nbsp;©m, door de uitwendige verschijnselen, te bepalen , tot welk een gevorderden trap de ziektenbsp;gekomen zij, bij de dieren, die er door zijn aangedaan. Inderdaad bevond men bij dit dier, hetwelk volkomen W'el gevoed was , en waai'aan mennbsp;uitwendig niets bijzonders kon waai’nemen, terwijl men, onder de tong , tot dien tijd toe, slechtsnbsp;vijf van die blaasjes had waargenomen, waai’aannbsp;het bestaan der gortigheid gekend wordt, al hetnbsp;vleesch, doch voomamejijk de zware spieren dernbsp;voorbeenen, der billen, en de onder-lendensti’eek,nbsp;vervuld met die soort van blaaswormen, welke ,nbsp;door de Natuurkundigen , de blaasworm {cysticercusnbsp;cellulosae) van het celweefsel wordt genoemd. Denbsp;maag en het hart bevatteden een zeer groot getal, innbsp;de dikte van derzelver wanden, en de hersenvliezen waren .er tevens overvloedig van voorzien.nbsp;Deze wormen waren zoo algemeen verspreid,nbsp;dezelve waren zoo menigvuldig, en zalen zoonbsp;nabij elkander, dat, niettegenstaande den staatnbsp;der schijnbare gezondheid van bet dier, tot aannbsp;het oogenblik, waarop het door de ziekte wei’dnbsp;aangedaan , en waaraan het schier oogenbllkkeJijknbsp;stierf, het volstrekt onmogelijk zou geweest zijnnbsp;eenlg gedeelte van hetzelve te nuttigen.

Wat de andere Zeug betreft, welke insgelijks tol proefneming dient, dezelve bevindt zich in

-ocr page 273-

55iT

^«nzelfden staat, als in liet vorige jaar; maar de blaasjes, welke zich onder de tong vertoouen,nbsp;bewijzen, dat het altijd door de gortigheid blijftnbsp;aangedaan. Deze Zeug, welke bevrucht is doornbsp;hef eenige voortbrengsel van hare dragt des vori-gen zomei’s, heeft, op den 16 Augustus, geworpen. Een van de zes jongen dezer tweedenbsp;dragt, welke door de moeder, daags na de geboorte, verpletterd was, vertoonde, bij de ope«nbsp;ning, geen spoor van gortigbeid; bij een van denbsp;vijf, die nog in leven waren ,• ontwaart men,nbsp;onder de tong, eene vlek, welke, tot dus ver»nbsp;niets kenmerkends bezit.

Bij het mannetje of den beer, welke het eenige voortbrengsel is der dragt van 1822, de vadernbsp;dus van de jongen, over welke hier gehandeldnbsp;wordt, heeft men, tot dus ver, geen spoor vannbsp;gortigbeid kunnen ontdekken, hoewel dezelvenbsp;reeds bijna vijftien maanden oud is.

De Heer lasseigne , die eene scheikundige ontleding heeft gemaakt van al de blaas-steenen van den Hond en het Paard, welke tot de bijzonderenbsp;verzameling van den Heer Directeur der Schoolnbsp;behooren, heeft de gelegenheid gehad, om eenenbsp;nieuwe steen-soort te ontdekken, welke onbekend was bij den Hond, De zelfstandigheid,nbsp;welke denzelven zamenstelt, genaamd het hlaas-oxijde {oxide cystiquc), door wollaston, dienbsp;haar het eerst heeft ontdekt, in den blaas steen

-ocr page 274-

554

van den menscli, was , sedert dien tijd, sleclilS eenmaal aangelroffen , door Doctor marcet , tenbsp;Lowhn} doch men kende van het bestaan dezernbsp;zelfstandigheid bij de dieren nog geen voorbeeld.

Hij heeft ook aangetoond, dat, in alle blaassteenen der herkaauwende dieren, de koolstofzure kalk bestendig vereenigd is met eene geringe hoeveelheid koolstofzure magnesia.

-ocr page 275-

UITTREKSEL

UIT HET

VERSLAG OMTRENT DE WERKZAAMHEDEN aan

DE VEE-AKTSENIJSCHOOL LIJON, GEDURENDE HET JAAR 1’823, DOOR DEN HOOGLE-ERAAR GODINE,

Gredurende den laatst verloopen Rerfst fen. winter , bevond er zich een vrij aanzienelijk getalnbsp;Paarden, in de steden en op het platte landnbsp;rondom Lyon, welke door den worm warennbsp;aangedaan. Dit uitslag vertoonde zich het meestnbsp;aan de voorste deelen des ligchaams., en hoewelnbsp;hetzelve, bij de meeste Paarden, de gedaantenbsp;bezat van den aaneengeregen of koordvormigennbsp;worm {farcin cordo), zoo week de ziekte evenwelnbsp;voor de gewone middelen.

Men meent dei’zelver ontwikkeling voornamelijk te moetott toeschrijven aan het voederen van klaver en luzerne, tei’ oorzake van de werkzamenbsp;hoedanigheden , welke deze voeder stoffen hadden verkregen, gedurende de sterke warmte vannbsp;den zomer in 1828. Deze ziekte toch wasnbsp;minder aanhoudende en hevig bij al de. dieren,nbsp;waarvoor de eigenaren , ten gevolge van dennbsp;raad, dien men hun had gegeven, dit voedselnbsp;vei’anderd of met ander verwisseld hadden.

Ook moest de hevige warmte van dezen zomer, waarop eeiie koude en vochtige luchtsgesteldheid

-ocr page 276-

356

den herfst en den winter volgde, onder de oorzaken dezer ziekte worden geteld.

De gastrische koorts , welke men steeds voortgaat met den naam van duizeligheid of koller (vertigi) te bestempelen^ wanneer daarmede verschijnselen van eenen geprikkelden toestand dernbsp;hersenen {irritation cérébrale) gepaard gaat, heeftnbsp;vele Paarden en Mull-Ezels, gfidm’ende den laat-sten zomer, weggesleept.

Bij het grootste getal begon deze ziekte met teekenen van onregelmatigheid, als zwaarte vannbsp;den kop, ongevoeligheid, en eene zeer merkbarenbsp;vermindering der spierkracht.

Bij andere dieren werden verlies van den eetlust , eene gele kleur der ziglbare slijmvliezen, hitte en droogheid der huid, als de eerste verschijnselen , opgemerkt.

Bij genoegzaam ai de zieke Paarden wei’d, onder anderen, Waargenomen, dat dezelve voor-waards tegen de krib leunden; met den vierden of vijfden dag, ontstond er een staat van zwakheid , welke door geene middelen kon overwon»nbsp;nen worden.

Bij eenige dezer dieren, welke door gevoelloosheid waren getroffen, kon men den staat vair ongevoeligheid doen verdwijnen; zij zagen ennbsp;hoorden met onderscheiding; maar nu kwam ernbsp;weldra eene long-ontsteki ng bij, waarvan de doodnbsp;even zeer het gevolg was

Een dezer dieren , hetwelk op den weg van vol-komene heistelling was, werd eensklaps aangedaan

-ocr page 277-

557

lt;loor eeue verlamming van liet aclitei’stel, waarop de dood spoedig volgde. De opening deed zien^nbsp;dat er eene weiachtige uitstorting plaats had innbsp;de groote holligheden der hersenen.

®ij de gene , die gestorven waren ten gevolge van de grootste ^vermindering der spierkrachtennbsp;bevatte de maag tot twaalf irederlandsche pondennbsp;verhard of droog voedsel.

Bij de zoodanigen, die toevallen van gevoelloosheid te kennen gaven, werd dit ingewand integendeel meest of ledig bevonden, of zeernbsp;weinig voedsel bevattende:; maar het slijmvliesnbsp;der maag, ak ook van sommige gedeelten dernbsp;darmbuis, waren hoog rood. De zelfstandigheidnbsp;van het hart vertoonde aanmerkelijke uitstortingen; de vaten der hersenen waren opgespoten,nbsp;en er was uitstorting in de groote hollighedennbsp;van dit deel aanwezig.

Men oordeelde, dat overmaat van voedering, eene slechte vei'tering, onmatige arbeid, eenenbsp;ongeregelde verrigting der huid , de sterke werking der warmte van den dampkring, als denbsp;meest gewone oorzaken dezer ziekte moestennbsp;worden aangemerkt.

Behalve de middelen, welke men gewoonlijk tegen deze geduchte ziekte aanwendt, werd eennbsp;stukje rattenkruid of bytend zoutzuur kwik aannbsp;het bovenste gedeelte van den hals onder de huidnbsp;geplaatst, door welk middel de prikkeling dernbsp;hersenen meermalen werd weggenemen.

Dan, men zal moeten toestemmen, dat zoo langde

-ocr page 278-

538

practische Vee-arisen zich er niet op toe leggen, om, in tleze gevallen, de overlading der maag wel te onderscheiden van de eenvoudigenbsp;koortsige prikkeling, men nimmer op de goede uitkomst van eenige geneeswijze zal mogennbsp;rekenen.

De darm-ontsteking (entérite) bij het Paard Is eene verschrikkelijke ziekte , zoowel uit hoofdenbsp;van de schielijkheid van derzelver beloop , als vannbsp;de hevighaid der toevallen, en haren, meestalnbsp;doodelijken , uitgang.

Het zou wenschelijk zijn, dat de Vee-artsen het verschil bepaalden, hetwelk er bestaat in denbsp;verschijnselen dezer aandoening, naar mate dezelve hare zitplaats heeft In de dunne of dikkenbsp;darmen. Men gevoelt hiervan al het gewigt metnbsp;betrekking tot de geneeskundige behandeling,nbsp;hoe moeijelijk en vruchteloos deze onderscheiding, tot dus ver, geweest zij.

Zie hier, wat de ondervinding , bij vier Paarden, door deze ontsteking aangedaan, welke voornamelijk hare zitpLaats in de dunne darmen had, geleerd heeft.

Het beloop der ziekte is oneindig sneller; de toevallen, welke haar ontstaan vijf of zes urennbsp;voorafgaan, bestaan in eene geringe verminderingnbsp;van den eetlust, in verzwakking der beweegkrachtenquot;, de polsslag is klein en de huid koud;nbsp;ijiaar iweldra volgt, na trillingen aan sommigenbsp;doelen, een taai of lijmig zweet; het dier zietnbsp;dikwijls naar den huik en de zijden om; de

-ocr page 279-

559

«pieren van cle onderbuiks-wandcn zijn zamenge» trokken en pijnlijk; de flanken staan liol; hetnbsp;steunen neemt hestendig toe; de pols is kleinnbsp;en tusschenpoozende; de neusgaten en pupillennbsp;staan zeer verwijd; de onder- of acliterlip hangtnbsp;neder; de bewegingen der buikspieren zijn haastig; het zweet wordt koud; het dier brengt denbsp;heenen nader tot het zwaarte.-punt van hetnbsp;ligchaam; het wankelt, valt, doet pogingen on;,nbsp;op te staan , pn sterft onder stuiptrekkingen.nbsp;Deze toevallen volgen elkanderen zoo schielijknbsp;op, dat het dier dlkvyijls, binnen acht, tien, ofnbsp;twaalf ui’en , somwijlen nog spoediger , sterft.

De opening van vier Paarden, welke in October stierven , deed eene ligte roodheid kennen iir hetnbsp;slijmvlies der maag, in de nabijheid van dennbsp;poortier. Deze roodheid was sterker jn dennbsp;twaalfvingerigen darm, en in een gedeelte van denbsp;dunne darmen. Benige punten der dikke darmen waren slechts met roode plekken bezet;nbsp;bij eene Merrie deelden de eijernestpu in dezennbsp;toestand.

De ingewanden der borstholte^ waren gezond; ƒle oppervlakkige bloedvaten der hersenen warennbsp;Ms opgespoten.

Bij een Paard bevatteden de groote holligheden van dezelve een roodachtig weivopht.

Eene ziekte, welker beloop zoo schielijk, en waarvan de toevallen zoo hevig zijn, laat weinignbsp;hoop op genezing over; ook waren de meestnbsp;verzachtende geneesmiddelen , inwendig gegeven ,

' ii, D. II. St. nbsp;nbsp;nbsp;,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;m

-ocr page 280-

560

alsmede afleidende prikkelende middelen op de ïiuid, en aderlatingen uit de borst-aderen, vrucb-¦feloos. De zoete olijf-olie , in eene vrij aanzie-iielijke boeveelbeid , inwendig tóegediend , bragtnbsp;eenige verligling te weeg, maar' die van kortennbsp;duur was; de aderlating scheen bet oogenbliknbsp;des doods te verhaasten. Een Paard stierf opnbsp;hetzelfde, oogenblik, zbodra het bloed begon tenbsp;loopen.

De vier Paarden, die het onderwerp dezer waarneming uilniakeii, en aan denzelfden eigenaarnbsp;toebehoorden, waren over het geheel wel gevoed , goed verzorgd, en in gezonde stallennbsp;gehuisvest; zoodat het zeer moeijelijk was denbsp;oorzaken dezer ziekte te ontdekken. Zal mennbsp;dezelve moeten toeschrijven aan de buitengewonenbsp;hitte van den dampkring, en de onderdrukkingnbsp;der huid-uitwaseming, waaraan deze dieren misschien zijn blootgesteld geweest?

' De dolheid, welke de Hoogleeraar in de ziektekunde , ingevolge een groot aantal waarnemingen , berustende op lijk-openingen, meent te mogen houden voor eene maag-darm-ontsteking (gastro-enterito) van den Hond, vergezeld van neiging totnbsp;bijten, heeft, dit jaar, een grootgetal dezer diereiinbsp;weggesleeptt

Behalve de bekende verschijnselen, welke aan deze ziekte eigen zijn, heeft men, in twee. voorwerpen, puisten waargenomen aan de zijden vannbsp;het toompje der tong, op de wijze, zooals ma-ROCiiETXi dezelve heeft opgemerkt, In Rusland,

-ocr page 281-

561

bij eenige personen, die door dolle dieren gebeten waren.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;‘

Bij den eersten van deze twee Honden, die inderdaad nimmer neiging tot bijten toonde, maarnbsp;bij wien al de overige toevallen' van eene maagdarm-ontsteking zeer duidelijk waren, vertoondennbsp;zich de puisten, • ten getale van twee, van dennbsp;derden tot den vierden dag. Mem opende dezelvenbsp;met een lancet, en het weivocht met bloed vermengd , hetwelk uit dezelve werd getrokken,nbsp;werd gébragt onder de opperhuid van een gezonden en welgevoeden Hond, welke, sedert diennbsp;tijd, in denzelfden staat van gezondheid is gebleven.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;’nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;3

Niettegenstaande de Hond, die de sloffe tot inenting heeft verschaft, volgens de wijze vannbsp;MAROCHETTI, het afkooksel van den bremstruiknbsp;¦{(fenista) gebruikte j stierf dezelve, op den zesdennbsp;dag. De opening deed dezelfde verschijnselennbsp;ontwaren.

De tweede Hond werd eerst aan de school ge-bragt, nadat de blaasjes of puisten reeds van zelve waren opengebroken , zijnde slechts eenigenbsp;uren voor den dood; dan men zag zeer duidelijk , aan de linker zijde van het toompje dernbsp;tong, twee kleine verzweringen ' met eenigzinsnbsp;verhevene randen. De opperhuid van het slijmvlies, hetwelk deze puisten had gevormd, wasnbsp;nog loshangende. De bodem dezer zweren hadnbsp;éen roodachtig aanzien. Voor het overige warennbsp;al de toevallen der dolheid kenbaar geweest.

36*

-ocr page 282-

562

Bij de onmogelijkheid, om stofFe uit dese puisten tot inenting te bezigen, vergenoegde mennbsp;zich, om de kyyijl van den zieken Hond in pluksel op te nemen, waarinede de zijden yan hqtnbsp;toompje der tong én het slijmvlies der wangennbsp;van een gezonden, -wel gevoeden, Hond werdeiinbsp;gewreven. Sedert dien tijd, namelijk gedurendenbsp;twee maanden, dat dezelve .opgesloten werd,nbsp;-vertoonde zich nog geen enkel teeken van dezenbsp;verschrikkelijke ziekte.

Moeten de puisten, welke zich bij deze twee dieren vertoonden., beschouwd worden als eennbsp;.toeval of liever als eeiie complicatie der maag-darm-ontsteking ? Men is geneigd zulks te ge-looven, en wel te meer, daar dergelijke verschijnselen dikwijls de ontsteking van het slijmvlies der eerste wegen vergezellen, en hetzelfdenbsp;meermalen plaats heeft bij spi’uwachtige verzwe-.ringen , in het geval van catarrhale ontstekingen^

Zal men niet aan dezelfde oorzaak de kramp -der keel-spieren en de verandering der stemnbsp;kunnen toeschrijven? En wat de bewegingen dernbsp;woede en de neiging tot bijeen betreft, welkenbsp;eigen zijn aan deze ziekte, zal men dezelve nietnbsp;mogen, beschouwen als eene medelijdende uitwerking van de prikkeling der hersen-vliezen of vannbsp;-de hersenen zelve?

De Teef van een eigenaar te Ljjon verschafte ¦de waarneming van eene maag-darm-ontsteking»nbsp;waarover hier* gehandeld wordt, welke waardignbsp;is opgemeikt te worden, en waarvan nog geen

-ocr page 283-

563

schi’ijver, zooals men meent, gewag heeft ge1 maakt. Bij dit dier vertoonde zich, twee dagenjnbsp;voor dat er neiging tot bijten werd bespeurd,nbsp;zoodanige opgewektheid der teeldrift, dat hetzelvenbsp;alle moeite deed, om de Honden op te zoeken;nbsp;dan, hoezeer de Teef nog geenszins bijtlust had,nbsp;liepen de mannetjes voor dezelve weg. In onzenbsp;stallen gebragt zijndeopenbaarden zich al denbsp;verschijnselen der dolheid, en de Teef stierf, opnbsp;den tweeden dag. De opening bewees; dat hetnbsp;slijmvlies van de maag en darmhuis zeer ontstoken was; dat van den draagzak bezat ligterenbsp;sporen van roodheid. Was de opgewekte teeldrift, in dit geval, het gevolg der beginnendenbsp;prikkeling van het slijmvlies der maag en darm-rnbsp;buis? En schijnt niet de verwijdei-ing der manrnbsp;nelijke Honden, waarover zoo aanstonds gesprotnbsp;ken is, dit gevoelen te bevestigen?

Bij een anderen Hond, in onze2 zieke-stalleh geplaatst, had, behalve eeiie zeer duidelijke neUnbsp;ging tot bijten,: opschorting der hulkspierennbsp;plaats , terwijl de hulk pijnlijk was. Het dier wasnbsp;pijnlijk , en weigerde alle soort van vaste voed-selen. Men diende dezen Hond ruime drankennbsp;en klisteren toe , welke met azijn zuur waren gemaakt. Twee dagen daarna, bestond er geenenbsp;bijtlust meer, en hij vertrok, na eenige dagen,,nbsp;uit de zieke-stallen (2).

1

dot? Men meent reden te hebben, om het tegengo—

2

Hier ontstaat de vraag : was deze Hónd inderdaad;

-ocr page 284-

564

Mea heeft hg- meerdere Honden beproefd eene maag-darm-ontsteking voorttebrengen, vergezeldnbsp;gaande van bijtlust; doch men is daarin niet geslaagd dan bij een enkelen. Deze werd, op dennbsp;6 November, aan de volgende proef onderworpen , en hij stierf, op den 20““’“ van dezelfdenbsp;maand. Men deed dehzelven, gedurende al dezennbsp;tijd, stukjes ruit-glas, ieder ter lengte van ongeveer twee nederl. duimen, in paarde-vleeschnbsp;gestoken, inzwelgen.

De eerste gift bestond uit vierenzestig grammen (ongeveer twee oneen) glas, en een neder-landsch pond vleesch ; men vermeerderde langzamerhand deze hoeveelheid tot zoo ver, dat, ia de laatste gift, de Hond drie honderd grammennbsp;of nagenoeg negen en een half once glas, en tweenbsp;nederlandsche ponden vleesch binnen kreeg.

Gedurende de veertien dagen , welke deze prof duurde, had de Hond ongeveer drie nederlandsche ponden glas tot zich genomen.

Men nam, bij tusschenpoozen, verloren eetlust hij denzelven waar, welke van korten dgurnbsp;was; voorts inwendige pijnen en vermagering;nbsp;maar de meest opmerkelijke verschijnselen bestelde te gelooven, te meer, daar dezelfde geneeswijzenbsp;bg meerdere Honden aangewend, in hetzelfde tijdperknbsp;der ziekte, zonder eenige uitwerking is gebleven,nbsp;zooals zulks, tot dus ver, het geval is geweest met alnbsp;de geneeswijzen. Welke door de Genees- en Vee-artsenijkimdigen zgn beproefd geworden.

-ocr page 285-

565

stonden in verstopping, persingen met bloedige ontlastingen, waarin zich sttrkken glas bevonden ,nbsp;eindelijk, gedurende de laatste dagen, eene ve^--andering der stem.

Daags voor den dood, schoot deze Hond toe op personen, die hem naderden, om dezelve tenbsp;bijten; hij weigerde vaste voedsels, en had volstrekt geen af keer van vloeibare zelfstandigheden;nbsp;ook was er geene verandering in de, uitdrukkingnbsp;van het gelaat op te merken.

Men bragt toen twee honden, de een na dep anderen, in zijn hok. Hij heet dezelve metnbsp;woede in den kop, en bragt hun verscheidenenbsp;bloedende wonden toe. Er werd in de gezondheid van dez^e tWee Honden, die, gedurende twepnbsp;maanden , veilig werden bewaard, volstrekt geepenbsp;afwijking waargenomen.

De opening van den eerstgemelden Hond, welke acht uren na deszelfs dood werd in het werknbsp;gesteld, deed zien, dat er geene uitwendige ont-.nbsp;steking der buiks-ingewanden plaats had; dpnbsp;darmen waren | in alle rigtingen vernaauwd; dpnbsp;groote maag bevatte ongeveer een glasvol vapnbsp;een zwartachtig vocht; dezelve was gewond doopnbsp;de stukken glas;, welke in dit deel bevat waren,nbsp;en hetzelve bezat daarenboven eene opening,nbsp;welker middellijn ongeveer zeventwintig ned. duj-men bedroeg, in de nabijheid van den poortien,nbsp;waarin zich stukken glas hadden vastgezet. Hetnbsp;slijmvlies was, op eenige plaatsen, ingesneden;nbsp;de kleur van hetzelve was niet zeer roodt Eip-


-ocr page 286-

560

;

delijk vond liiért in de spijsbiiis zevenhonderd én negentig grammen , dus meer 'dan vijfentwintignbsp;óneen , stukken glas. Al de ovérige ingewanden!nbsp;Levonden zieh in een’ staat - Van vélmaakte ge-^nbsp;ZOndheid.

Eene Köe van Veertien jaren Oud, werd, op den 12den Junij, in de zieke-stallen opgenomen,nbsp;hebbende al de verschijnselen van de vliezigenbsp;luebtpijps-ontsteking of croup. Dit beest wasnbsp;Zwak; de ademhaling rogchelende; de keel en hetnbsp;begin vatt de luchtpijp waren pijnlijk; de muilnbsp;¦was half geopend, en de tong hing uit denzehnbsp;Ven , terwijl eene dikke groenachtige kwijl uit dennbsp;mond vloeide; het beest hield den bals gespan-ben en stak den 'neus in den wind. Men merktenbsp;’ónder anderen eên uitslag over de huid op, ennbsp;Voornamelijk aan de lippen der kling; de polsnbsp;Was kleinj zaüiengetrokken, menigvuldig, en denbsp;pis hoog gekleurd.

De groote zwakheid dezer Kóe verbood eene kderlatirtg in het werk te stellen; maar eenenbsp;Weekmakende en pijnstillende pap, onder denbsp;keel geplaatst, en dikwijls vernieuwd, eene etter-idragt in den kóssem gezet, eene schijf aan denbsp;twee bovenste hals-vlakten, tevens garste-water alsnbsp;drank toegediend, bedarende en verzachtendenbsp;likkingen , beneVens pijnstillende berookingen,nbsp;hragten vrij spoedig eene gunstige verandering tenbsp;weeg.

Den volgenden dag Was de «ademhaling iets Vrijer, doch de hoest nog schel kliukende en

-ocr page 287-

567

Völ’stikkende; Lij iedere beweging van hoesten werden er, zoowel uit den mond, als door denbsp;heusgaten, stukken ontlast', welke een vliezignbsp;aanzien hadden, eü waarop men sporen lont-Waarde van haavvormige bloedvaten; dezci gedeelten der croMj)-vliezen waren, om zich zelvenbsp;opgeroldJ' er bevonden zich onder dezelve, dienbsp;meer dan tien ned. duimen lengte hadden; zijnbsp;boden eenigen weerstand aan de pogingen, omnbsp;dezelve te verscheuren , en geleken , wegens hunnennbsp;Zamenhang, aan slijm-vliezen, welke, gednrendenbsp;eenige dageh, in het water zijn geweekt.

Deze uitwerping duurde twee dagen, na welken tijd de vliesachtige stukken zeldzamer werden.nbsp;Op den ISden Juuij, was de hoest minder sterknbsp;en menigvuldig; het beest gaf niets meer op dannbsp;witachtig slijm; het begon een weinig hooi tenbsp;hemen, en lag zich neder om. te herkaauwen;nbsp;de melk kwam terug, en de Koe werd, op dennbsp;24sten, aan den eigenaar, volkomen hersteld zijnde, teruggegeven. Sedert dien tijd, is zij «enenbsp;volkomene gezondheid blijven genieten.

De Heer sëriziat, aan wien dit Rund toebehoorde, beiigtte, dat hetzelve aan den regen was blootgesteld geweest, twee dagen vóór de eerstenbsp;Verschijnselen der ziekte. ’

Twee der Honden, welke aan onze zieke-stallen werden gezonden, vertoonden toevallen van bloed-ledigheid (ane'OTïe). Dezelve schenen volstrekt geenenbsp;pijn te gevoelen. De huid en de zigtbare vliezennbsp;hadden eene buitengewoon bleeke kleur; het ver-

-ocr page 288-

568

mogen, om zich van de plaats te bewegen, was zoo zeer vernietigd, dat zij bestendig uitgestrektnbsp;op de zijde liggen bleven, zonder van rigting tenbsp;kunnen veranderen. Op de pooten gezet zijnde,nbsp;bogen de gewrichten zich, en de dieren lietennbsp;zich vallen. Ongeacht de behandeling, waaraannbsp;men dezelve onde:'wierp, stierven zij op dennbsp;tweeden dag.

Bij de insnijdingen, weTlie in de huid gedaan werden, om de ligchamen te openen, vloeidenbsp;geen druppel bloed uit; de holle aders zelve waren ledig van bloed; men vond alleen twee bloed-stolsels in de holligheden van het hart. Het een,nbsp;ter groote eener kleine noot, bevond zich in denbsp;linker holligheid ; Het ander, nog kleiner, bestond aan den grond-vlakte der holligheids-klap-vliezen. In de borst van den eenen was eenenbsp;kleine hoeveelheid weivocht aanwezig; bij dennbsp;anderen was een gelijk vocht tusschefi het hardenbsp;hersen-vlies en het spinneweb-vlies bevat, alsnbsp;mede in de groote holligheden der hersenen.nbsp;De overige ingewanden duidden niets opmerkelijks aan , dan bleekheid en slapheid van derzelvernbsp;weefsels.

De groote vermoeijenissén op de jagt, en de indompeling dezer dieren in hét water, op hetnbsp;oogenblik, dat dezelve zeer verhit waren, schenennbsp;als de oorzaken van. deze bijzondere ongesteldheid te moeten worden aangemerkt.


-ocr page 289-

589

MEDEDEELINGEN.

Demededeelingen, welke tusschen de school met de Vee-artsen onderhouden worden, in ditnbsp;jaar niet minder talrijk noch belangrijk geweestnbsp;dan in de vorige jaren.

Twintig hunner deelden waarnemingen omtrent meer dan vijftig zeldzame en gewlgtige ziekte-gevallen mede (1).

Een Muil-Ezel van vier jaren oud, toevertrouwd aan de behandeling van den Heer boudgoord ,nbsp;Vee-arts te Nismes, in het departement du Gard^nbsp;hield den kop bestendig naar de linker zijde ennbsp;bewoog denzelven onophoudelijk. Het dier bevond zich in een goeden staat. De oogen metnbsp;de grootste naauwkeurigheld onderzocht zijnde,nbsp;ontwaarde de Heer bocdgoürd , dat de pupil vannbsp;een derzelver zeer verwijd was, en dat verscheidene wormen , welke om elkander geslingerd, ennbsp;in besteqdige beweging waren, In het waterachtige vocht zwommen; voor het overige vertoonden

II

1

Wij zullen van deze waarnemingen alleen de zoodanige overneraen, welke voor onze Vee-artsen eenigsins belangrgk kunnen worden geacht, met weglating vannbsp;diegene, welke, in het Uittreksel van de werkzaamheden der Fransche schooien, slechts kort en als bij namenbsp;worden vermeld, daar deze, als geene beschrgvingennbsp;noch geneeswgzen der behandelde ziekten bevattende,nbsp;voor ons oogmerk, der mededeeling minder waardig zijn.

De Redacteur.

-ocr page 290-

570

zicli aan het oog hoegenaamd geene teekenen van ontsteking.

De Muil-Ezel, behoorlijk bevestigd zijnde, deed de Heer boüdgoürd den doorsteek van hetnbsp;doorschijnende hoorn-vlies. Met het waterachligenbsp;vocht, hetwelk uitvloeide, werden twee dezernbsp;wormen medegevoerd, die op den grond vielen;nbsp;dezelve behoorden tot het geslacht gordiun (1gt; ofnbsp;draadworm, overeenkomst hebbende met die wormen, welke, door chabert, crinons worden genoemd , en die men somwijlen ook aantreft innbsp;de uitzetting der groote darmscheils - slagader,nbsp;nabij dé groote slagader (-|-). Een defcer wormnbsp;had de lengte van dertig, de andere van twaalfnbsp;middellijnen. In wijngeest, met water vermengd,nbsp;gelegd zijnde, werden dezelve zoodanig van gedaante : veranderd, dat hét onmogelijk was dezelve-te bewaren.

il


1

De Gordius equinus abilo. , Fiiiaria papillosa of tepelachtige draadworm auDocpur.

(•[•) Kan hier ook eene verwisseling plaats hebben met den strongylus aneurismaticus? Volgens iiudolphinbsp;wordt de eerstgenoemde worm, behalve binnen hetnbsp;oog, in de borst- en buiksholligheid des Paards, innbsp;het celwijsweefsel, tusschen het borst-vlies, en denbsp;borst-spieren, in de darmen, tusschen het harde ennbsp;dunne hersenvlies, gevonden, terwql de laatstgemelde,nbsp;zqnde cene kleinere speelsoort van den strongylus ar-matus of gewapenden pallisaden-worm, wordt aange-trolfen in de üitgezette slagaderen van de darmscheils»nbsp;slagaderen,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;De Redacteur^

-ocr page 291-

571

Eenige dagen na de o.peratie, hield het dier den kop;in deszelfs natuurlijke rigtlng. De pupilnbsp;was iets minder verwijd, en het waterachtigenbsp;vocht vrij doorschijnende , zoodat het dier reedsnbsp;eenigsiiis' met dit oog kon ziem Alles, in e'ennbsp;woord, deed eene volkomene genezing vooruitzien.

Twintig dagen na de opei’atie, kwamen de eerste verschijnselen met meerdere hevigheid op nieuw tenbsp;voorschijn. De Muil-Ezel, onder anderen, wasnbsp;kwaadwillig geworden en bijna ongenaakbaar. Opnbsp;nieuw tot den Vee-arts boüdgodr» gebragt zijnde,nbsp;ontwaarde deze zeer duidelijk in het watepachtigenbsp;vocht , eenen langeren en, dikkeren worm, maar,nbsp;-voor het overige, van dezelfde soort als, de vo-rigen De doorsteek van het doorschijnendenbsp;hoorn-vlies werd op niepw in het werk gesteld,nbsp;en deze worm, onmidde,Iijk gemeten, nadat dezelve was uitgevallen, had zestien duimen (ce«ft-mètres) jengte.

De Muil-Ezel verloor., het oog , eenigen tijd na deze tweede operatie^ zonder dat er pch opnbsp;nieuw teekenen eener zipkelijke aandoening vertoonden, hoewel bijna ^en jaar naderhand wasnbsp;verloopea.

Er bestaan eene menigte van gevoelens pmtrent den oorsprong dezer wormen, ,eu de wij;fe, hoenbsp;dezelve komen , zoowel iu het waterachtige vochtnbsp;des oogs , als in de aneurismatische verwijding vannbsp;de groote darrascheils-slagader van het ^ Paard ,nbsp;Waarvan voorbeelden besjaan iu de verzameling

-ocr page 292-

572

van zlêktekundige voorwerpen, te Alfort; maar dit onderwerp is, ongéaclit de nasporingen dernbsp;Genees- en Vee-artsenijkundigen, nog geenszinsnbsp;tot eerie stellige zekerheid gebragt. ‘

De ziektekundige natuurkunde, welke zich, sedert' eenige jarérij- zóo vruchtbaar heeft betoond in nuttige ontdekkingen, en die, eikennbsp;dag, zulke gewlgtige diensten bewijst aan de geneeskunde, is omtrent' dit stuk onvruchtbaar gebleven', even als ten aanzien van zoo vele andere ,nbsp;welker onderzoek aan het koele verstand moetnbsp;ondervtorpcn blijven.

' De Heer BOUbGomm ,geen oog-spiegel bezittende, vond uit, öni eene irisnijdlng* te maken in denbsp;huid, op het midden Van het zoutvat, {saliére),nbsp;ten einde aldus den oogbol volkomen, door dennbsp;vinger 'van een’ helper , te doen bepalen. Denbsp;gèmeld'e Vee-arts de moeijelijkheid, om den oog- «nbsp;bol vast te bepalen, als een der voornaamstenbsp;blndërrilsseri beschouwende , waai’door de operatienbsp;'dêr katarakt bij het Paard mislukt, stelt ooknbsp;daartoé' dit middel vóór. Dan, deze wijze,nbsp;óiu het oog van achteren naar voren te drukken,nbsp;zou de uitvloeijing begunstigen van het glasachtige vocht, op het oogenblik der operatie zelve,nbsp;en, ten anderen, is het bekend , dat aan denbsp;werking van de zevende of trèchtervormlge spiernbsp;voornamelijk het niet 'gelukken der kunstverrig-tlng van het wegnemen der kataract, door’e^rtracfie,nbsp;moet worden toegeschreven. Immers, niette-

-ocr page 293-

573

genstaande de scbrandere uitvinding van den Heer Vee-arts BbouARD (1) , bestaande in de aanwending van een werktuig, geschikt, om te gelijkernbsp;tijd den oogbal en de oogleden te bepalen, ennbsp;dan zeer vaardig de insnijding te doen in betnbsp;doorschijnènde hoornvlies, en het cristalvuchts-vlies, ZGO^ is deze operatie, hoewel met denbsp;grootste ‘handiglTEid verrigl,; bij onze eenhoevigenbsp;Huis-dieren , nog met ^geen.'voldoend gevolg bekroond geworden.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;•nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;•

(Omtreitt bet bestaan van dezen tvorm ifi het oog des Paards, en de daaruit vooitvloeijendenbsp;ontsteking'dezes deels , vindt men onderscheidenenbsp;waarnemingen medegedeeld, lals door: t. hopkinson.nbsp;Account of a if'erm in a Horses Eye, in denbsp;Transactions of the American Philosophicai Sa-^nbsp;ciety. vol. ' II1 , john morgan),. Of a living ^nakenbsp;in, living Horses Eyenbsp;nbsp;nbsp;nbsp;p. 383, s. j. tec^ffel,

Magazin fiir theoretische und. practische Thier-heilkunde und Thierarzliche PoliceyB. l.gst. 3. S. 247, MicHAELis, Mediciéische practische Bi~nbsp;bliothek, B. 11. S, 241, rudolphi, Bemerkujtgennbsp;aus dem Qebiele-, der Thierheilkunde, u. s. 'Vf. Th,nbsp;I, S. 14,j'Atk'ikson, in hei London,Medical andnbsp;Physical Journal. Aug. 1820, gohier , in de

1

Mémoires et Observations sur Vextraction de la cataract^ dans le cheval, te vinden in de Instructionsnbsp;' et Observations sur lés malaiies des animaux domes-tiques, Tom. IV., troisième partie, page, 268 etnbsp;suivantes de la troisième edition.

-ocr page 294-

574

Mémoires et Observations etc. Tom. 11. pag. 435.. OKRvv., Erfahrungen und' Beobachtung^n u.-s. w.

B. 1.. S. 173. nbsp;nbsp;nbsp;.

Deze worm-ontwikkeling schijnt vooral in de

¦warme luchtsU'eken , als in de Oost-Indien, V0:lgens Atkinbon (a. p.j, en naar will , (zie ETeidenkel-lers Wochenblatt der E^iehzucht und Thierarznei-Nümburg 18^18, B. I. S. 29.) te Madrasnbsp;en Bengalen zeer menigvuldig te zijn, en zelfsnbsp;komen aldaar, bij den mensch, eenige soortgelijke , hoogt ¦waarschijnlijk tot het geslacht dernbsp;filiaria behoorendewormen iii het oog voor,nbsp;B\JON‘ {/tbhandlungen von Krankheiten auf dennbsp;Inseh Cayenne und dem französischcn Guyana^nbsp;EBFCtór -1881... B. I.) rverhaalt, dat de Mooren,nbsp;tè Cayenne en Gw/opmö, niet,zelden ean draad-,nbsp;wormen lijden, welke onder het bindvlies - dernbsp;oogen huisvesten. Morgan .zag, te St.' Domingo,nbsp;in hiA jaar 1770, eenen, naar een ^naar gelijkenden, worm , onder het bindvlies des oogs,nbsp;bij efene Negerin, welke zich ongemeen snel he*nbsp;woog^, en uitgetrofcken zijnde, ongevejer een ennbsp;een halven dnira lang was. Het is nogtans nietnbsp;uitgelnaakt, of deze.worm, welke bij den menschnbsp;onder denbsp;nbsp;nbsp;nbsp;gevonden 'Wordt,;en’ uitwen

dig zeer veel gelijkt naar den tepelachtigen draadworm, welke zich in de oog-kamers der Paarden bevinden, ook onder'hét lioörhvliés'bij den eersten wordt ontwikkel]^. Men.heeft wel’ getwijfeld ,nbsp;of nijet deze worm welligt de oorzaak der epijp-tische oogontsteking , kon zijn, doch voorname

-ocr page 295-

675

Heelkundigen, die deze ziekte, geduvenue den oorlog, zeer nauwkeurig hebben waargenomen,nbsp;hebben geene verschijnselen aangelroiTen, welkenbsp;de aanwezigheid eener filiaria pajnllosü, aanduid^nbsp;den. (Zie Journal der Chirurgie und Augenheilr^nbsp;kunde, herausgegeben von q. f, grarfb nnd ?u.nbsp;VON wAqïijER, 3 B. 1 Heft.)

In het Journal de Módecine vétérinaire et com-parée yan Novernber 18?7, wordt de beschrijving gevonden van den Vee-arts chaiamp;naud , betreffendenbsp;eene oogziekte, welke het Bundvee aandocl, uit dezelfde oorzaken voortvloeijende. Volgens hemnbsp;is deze oorzaak zeer gempenzcain in het Deparrnbsp;temerit de la Charente in Frankrijk, Hij zegtnbsp;dezelve meer dan honderd en vijftig malen waaF

genomen, pn met goed gevolg behandeld te hebben , wanneer hij namelijk in tijds werd geroepen. De ziekte ontstaat, volgens de berigten van de--zen Vee-arts, altijd van het begin van Junij totnbsp;in November, en mmmer in do andere saizoe-jien, hoevrel de kiemen der wormen somwijlennbsp;¦iels later zijn gezien , doch welke dan niet ver»nbsp;der ontwikkeld worden. Hij vraagt dus , of wel-ligt de warme luchtsgesteldheid als eene laoodza-kelijke voorwaarde moet worden beschouwd ,nbsp;voor Imt ontstaan yan ,den draadworpt in bctnbsp;oog?

De wijze, om den worna » door de gewone ppe^ ratie , ujt het oog te verwijderen, wordt doorhemnbsp;afgekeurd, daar dezelve dikwijls eene verwoestingnbsp;des oogs ten gevolge heeft, Integendeel raadt Ijij

Jh D. II. St. nbsp;nbsp;nbsp;37

-ocr page 296-

576

eene andere geneeswijze aan, die veiliger is, en Welke aangewend wordt, hetzij de wormen reedsnbsp;volkomen zijn ontwikkeld, of nog slechts als kiemen bestaan. In het laatste geval wordt de verderenbsp;ontwikkeling voorgekomen, en in het eerste worden de wormen gedood. De behandeling bestaatnbsp;daarin, dat de ware aard der oogontsteking , doornbsp;een naauwkeurlg onderzoek, gekend zijnde, eennbsp;mengsel van e'én deel geestig aftreksel van aloë ynbsp;en een gedeelte bron- , pomp’' of regen-water,nbsp;of, nog liever, zuiver over gehaald toatery ter hoeveelheid van een koffij-lepel, op den oogbol wordtnbsp;gegoten. Zulks wordt, drie malen daags, drienbsp;of vier dagen lang, herhaald , of zelfs zoo lang,nbsp;totdat men waarneemt, dat de worm zich nietnbsp;•meer beweegt. Zelden leeft dezelve nog na diennbsp;4ijd, en somwijlen valt hij , zelfs den eerstennbsp;dag, bewegingloos in de voorste oogkamernbsp;neder. De worm en deszelfs klem of omhulsel worden dan, binnen korteren of langerennbsp;tijd, opgeslorpt, waarna eerst het oog deszelfsnbsp;'natuurlijke gesteldheid terug erlangt. Men kannbsp;deze hei’stelling nog bevorderen, door'de ontsteking des oogs en vailji deszelfs omringende dee-len, ten gevolge van de aanwending des middelsnbsp;ontstaan , door herhaalde verzachtende wasschin-gen, als van een afkooksel van heeifist-bladennbsp;met een weinig lood^azgn^ te verminderen. Indien de ziekte niet te ver gevorderd is, wordtnbsp;deze behandeling, volgens den Heer chaignaud,nbsp;altijd met een goed gevolg bekroond. Maar wan-

-ocr page 297-

577

neer de worm het oog reeds heeft bedorven ^ dan zijn alle middelen vruchteloos. Het ooggat verwijdt zich; het cristal-ligchaam wordt eerstnbsp;een weinig geel; dan geheel ondoorschijnende,nbsp;en het gezigt gaat geheel verloren.) N.

De Heer brun, Vee-arts te Saint-Julien-le~ Montagnier y in het Departement du Var^ deeldenbsp;eene waarneming mede omtrent de zwarte staar,nbsp;waardoor de oogen van een achtjarigen Muil-Ezel waren aangedaan , ten gevolge van de hevigenbsp;werking der zon, en het onmatig gebruik vannbsp;haver. Behalve de aanwending • van algemeenenbsp;middelen, stelde hij de oogen bloot aan de werking van den damp des vlugtigen loogzouts , gedurende twaalf dagen, dat er blindheid plaatsnbsp;vond. Het was hoofdzakelijk aan dit middel,nbsp;dat de genezing moest worden toegeschreven.

Eene tweede inededeeling behelst insgelijks de waarneming vgn eene zwarte staar, welke zich bevond aan het linker oog van een vijftienjarigennbsp;Ezel, zijnde het regter, sedert vijf jaren, doornbsp;de katarakt of graauwe staar aangedaan. Denbsp;aanleidende oorzaken der eerstgemelde ziekte onbekend zijnde, vergenoegde de Heer brun zichnbsp;met het aanwenden van spansche-vlieg-zalf op denbsp;linker wang, waardoor ook deze blindheid weggenomen werd,

¦ Nog gaf deze Vee-arts verslag van de middelen', welke hij met goed gevolg aanwendde: 1“. in het geval eener volkomene afsnijding van de buig.nbsp;pezen van het regter achterbeen, bij een trek-

37 «

-ocr page 298-

578

Paard, ongeveer zes dnimeii hoven den liogel; 2°. hij eene aanmerkelijke zwelling der voorhuidnbsp;Hiet terugtrekkiii g (paraphymosis) hij een Schaap ,nbsp;hetwelk, sedert twee maanden, ontmand was, opnbsp;de wijze , volgens welke de kunstbewerking doornbsp;omdraaijing van den zaadstreng {bistournage) enz.nbsp;geschiedt.

De Vee-arts. brogard, te Grénoble, zond eene ultvoei’ige verhandeling in over eene zeer hevigenbsp;ontsteking van het snot-vlies, hij een Paard, tennbsp;gevolge van het Ingeven van een drank door de neusgaten ; — voorts eene mededeeling omtrent tweenbsp;kwaaddroesige Paarden, welke, nadat dezelvenbsp;twee maanden lang, zonder eenlg gevolg, doornbsp;gewone middelen, waren behandeld, van zelve,nbsp;na tien maanden, genazen, ongeacht dezelve onophoudelijk tot een’ bestendigen en moeijelijkennbsp;arbeid waren gebruikt geworden; en eindelijknbsp;een verslag , bulielzende de bevindlijg eeiier Merrie , gestorven door vergiftiging met de bladennbsp;van de taxus baccata.

De Vee-arts fieüzal, te Cahors y in het Departement du f Lot, deelde het verslag mede : 1°. van de genezing eener Merrie, zijnde eenenbsp;schimmel, bij .welke eene zwarte zwelling {méla-«ose) plaats had, die zich in volkomene etteringnbsp;bevond. Dezelve bestond tusschen den staart ennbsp;den regten darm, en bezat zoodanige uitgebreidheid, dat de ontlasting der meststoffen er doornbsp;werden verhinderd. De wond welke door denbsp;uitsnijding van dit gezwel ontstond, bijna geheeld

-ocr page 299-

579

zijade, zag de lieer fieuzal , tot zijtïe groote venvondering, den kwaclen droes, in al deszelfsnbsp;verscliijnselen , uitbreken. lu da veronderstelling,nbsp;dat dezelve het gevolg was van eene soort vannbsp;stofverplaatsing, rigUe hij hiernaar zijne geneeswijze in, en had het geluk te ytien, dat, nanbsp;verloop van acht dagen, al de toevallen dezernbsp;ziekte verdwenen waren;

2“. Deelt hij de behandeling mede, welke door Vem met goed gevolg werd aangewend tegen eenenbsp;volkomene ontwrichting van het- koolgewricht,nbsp;gepaard gaande met eene wond, en eene breuknbsp;vjan het kootbeen, bij een Muil-Ezel, ten gevolge , dat het wiel eener kar over deze deelen wasnbsp;gegaan. De herstelling geschied zijnde , omwondnbsp;hij de deelen met pluksel, bevochtigd niet brandewijn, waarin ei-wit was geklopt. Over dezenbsp;wieken werd carton-papier gelegd, hetwelk doornbsp;een lint om het deel werd bevestigd. Het verband aldus gemaakt zijnde, werd alleen het yoor-sle gedeelte des ligchaams opgehangen. In dezennbsp;toestand werd het dier, veertig dagen lang, gehouden, terwijl slechts, eene enkele keer, hetnbsp;eerste verband weggenomen, en met een andernbsp;verwisseld werd , waarbij tevens zorg werd gedragen , om een meer versterkend middel onmidde-lijk op het deel aan te wenden.

3“. Eindelijk heeft hij de middelen bekend ge. maakt, door hein aangewend, om een polyjjusnbsp;weg te nemen, ter zwaarte van ongeveer ander?

-ocr page 300-

580

half Ned. pond, geplaatst aan den grond van de kaakholte, bij een Varken.

De Vee «arts iafond, te Castries, in het De-parlement de l'Herault, deelde de waarneming mede omtrent eene dije-breuk (1), bij eéne bejaarde Muil-Ezelin, welke genezen werd, doornbsp;de huid tusscRen klemhoutjes te vatten, nadatnbsp;de breuk was binnengebi’agt; voorts eene waarneming ónitrent de volkomene afsnijding der buigpezen van het linker achterbeen, bij eén achtjarigen Muil-Ezel, ter oorzake van eenfn slag metnbsp;eene seissen , en welke genezen werd, zonder datnbsp;het noodig was de afgesnedene deelen aan een tenbsp;hechten, door een enkel zamenhechtend verhand, nadat het dier vooraf was opgebeschen. 'nbsp;De Vee-arts crouzon, te Mende, in het Departement Lozere, zond eene waarneming, betrekkelijk de voorbehoedende geneeswijze tegen, denbsp;draal-ziekte der Schapen. Door deze behandeling , welke bestaat in de aanwending van hetnbsp;werkdadig brand-ijzer, in het midden op hetnbsp;voorhoofd , heeft men de draai-ziekte , sedelrtnbsp;zeven jaren, voorgekomen, bij een zeer groot getal van Lammeren en Hameien, zoo in de gemel-

1

Men vergelijke hier mede het geen, op bladz. hal, door den Hoogleeraar gibardj^hctrcffende de onmogelijkheid van het ontstaan eener dije-bieuk {hernianbsp;cruralU) , bij het Paard, is aangewezen.

Ve Redacteur,

-ocr page 301-

581

de plaats als devzelver omstreken, ftlwaai* deze ziekte te voren, zeer algemeen ! en verwoestendnbsp;heerschte. (*)nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^

De Vee-arts onviER, te Saint-Maximin i, in het Departement du Far, deelde de waarneming medenbsp;omtrent eene verscheuring der pees van de uitwendige zitbeens-scheen- of pijp-beens - spier, bij eennbsp;Os, gevolgd van vesterf der omringende spieren ¦,

eene tweede

op den vierden dag der behandeling;

waarneming, betreffende de verlamming van het •achterstel bij een Muil-Ezel, alsjhet gevolg dernbsp;castratie door omdraaijing. van den zaadstreng.nbsp;Dezelfde Vee-arts maakt gewag van eene wijze vannbsp;ontmanning, welke hij met goed gevolg in hetnbsp;werk heeft gesteld, bij een Hond; deze bestaatnbsp;daarin, dat hij de ballen uit derzelver ¦ omhulselsnbsp;doet komen, nadat deze zijn doorgesneden. Viernbsp;dagen na deze operatie, kan men deze werktuigen,nbsp;zonder gevaar, uitsnijden; de wond geneest zonder eenig bijkomend toeval.

De Vee-arts taiche , te Machine, nabij Decize, in het Departement Nièvre, deelde eene verhan-

. nbsp;nbsp;nbsp;(*) Men kan over deze handelwijze nazien het-

¦jgeen , sedert eenige jaren, in verschillende bandbouw-.kundige Tijdschriften, door den Heer neirac , inzonderheid in de Aniiales d’ Agriculture Frangaise, deuxième serie, Tom. XlX , pag. 97, en omtrent zijnenbsp;wijze van aanwending des brandijzers, door de iSoc/e'/enbsp;~d'Agriculture de Seine-et-Oise, op den 20 Maart iSaS,nbsp;ds openbaar gemaakt.

-ocr page 302-

Ö83

éèliilg lTie(:le öiritrêht eene roosaclitige, óiTtste«' king, bij twee Paarden, Deze ziekte, Welke hijnbsp;reeds vroeger heeft behandeld, en een gedeeltenbsp;üitmaakt der waarnemingen, dioor hem, in hetnbsp;Torige jaar, aan de School medegedeeld, hoodjnbsp;bij de twee Paarden, waarover hier gehandeldnbsp;Wordt , een aanmerkelijk verschil aan, beslaandenbsp;in de verandering van het celweefsel , waarvan de*nbsp;feelve haar begin had gènomen, De ontstekingnbsp;had hare zitplaats, bij deze twee voorwerpen,nbsp;nan het onderste gedeelte van een der beeneii.nbsp;De huid liet zich los, en werd door Versterfnbsp;aangedaan j zoodanig, dat, na de afscheiding,nbsp;vooral bij een dezer voorwerpen, er eene verzwering ontstond, ter lengte van negentien, en ternbsp;breedte van vijf Ned. duimen en een halven |nbsp;na eene geheel plaatselijke behandeling, gedurende twintig dagen, werd de aard der verzweringen verbeterd, zoodat de Heer taiche eenenbsp;Volkomene genezing verkreeg, waardoor dezenbsp;Paarden in staat waren hun gewonen arbeid tenbsp;hervatten.

De Vee-arts Saint-cyr, te Clermont - de-ï Hé. fault , in het Departement l’HérauU, deelde hélnbsp;Verslag inede van toevallen, veroorzaakt, bijnbsp;eene Muil - Ezelin van dertien jaren oud , doornbsp;eene volkomëile platdrukklng van de luchtpijpnbsp;langs deii hals; deze platdrukklng nam de lengtenbsp;in van ongeveer acht ned. duimen , eu bestond,nbsp;sedert twee jaren. Door dlezelve werd de adem-haliug dezer Muil*Ezelin zoodanig bezwaard.

-ocr page 303-

5S3

dat zij, zelfs onder eén( ligten arlgt;e!d^, ieder oogenbllk , met stikking bedreigd werd. De moei-jelijkbeid der ademhaling nam zoodanig toe, dat,nbsp;niettÊ'gensftaande de pogingen van den , Heernbsp;SAINT-CYR, om aan de luchtpijp derzeiver gewonen omvang terug te geveh, de Muil -.Ezelinnbsp;buiten staat was den geringsteti arbeid te verrig-ten. De eigenaar liet bet-dier dooden zonder ernbsp;dezen Vee - arts van te hebben verwittigd, Waardoor hij buiten slaat werd gesteld dit gebrek iunbsp;deszelfs waren zlektekundigen aard na te gaan.

WAT 19 DE SNUFFEL - ZIEKTE der F ARKENS 9

DOOR DEN HEER MEDICINAAL • RAAD Dr. J. FRAN~

QUE , LEER AAR DER VEE - ARTSENIJEÜNDE , TE

IDSrEIN,. nbsp;nbsp;nbsp;.

{Teutsche Zeitschrift für die gesamrrite Thier* heilkunde, voH Dr. j. d, bvsch^ Erster Mand^nbsp;Drütes Heft^ s, 75.)nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;r

Onderden naam van snulFel-'^iekte is, in deze streken, eene ongesteldheid der Varkens bekend ,nbsp;welke de opmerkzaamheid; der Vee-artsen ver»nbsp;dient. Ik vind deze ziekte in de Vee - artsenijkundige schriften - niet vermeld , en derzeivernbsp;oorzaken en aard zijn nog niet behoorlijk» nagespoord, Van de andere zijde veroorzaakt zij aannbsp;de landlieden groote schade , vermits de Varkens,nbsp;die door dezelve worden aangedaan, niet vatbaar

-ocr page 304-

584

üijn , om gemest te worden, en derhalve geheel zonder waarde blijven. Onder de kudden vannbsp;eenige Gemeenten in het Hertogdom Nassaunbsp;heeft deze ziekte reeds eenmaal geheerscht, ennbsp;aanzienlijke nadeelen te-weeg'gebragt. Ik hebnbsp;nog geene gelegenheid gehad Varkens, aan dezenbsp;ziekte lijdende of daaraan gestorven , te zien ennbsp;te onderzoeken. 'Hetgeen ik'-over dezelve alhiernbsp;mededeel, is hetgeen ik van twee inlandsche Veeartsen ' vernomen heb.

De tsiekte ontstaat niet plotsling, masir langzamerhand, en is, in het begin, moegelijk te onderkennen. Dezelve heeft hare zitplaats in den neusen begint met eene ontsteking van hetnbsp;slijmvlies. Bij een langeren duur dér ziektenbsp;wordt-dit vlies verdikt, en de sponsaehtigQ neusbeenderen , het zeefbeen en de sponsachtige been.nbsp;deren zetten zich uit, waardoor de geheele neusnbsp;misvormd, en dan eens van boven, dan aan de eenenbsp;of andere zijde,,..dik en gezwollen wordt, zoodatnbsp;de snuit scheef staat. De ademhaling is, gedurende de geheele ziekte, moeijelijk, gedurig gepaard met een .hoorbaar snuiven en 'snuifeleu ,nbsp;Jietwélk het duidelijkst wordt waargenomen, alsnbsp;het Varken di’lnkt. Zulke Varkens worden daarom ooli snuffel-neuzen genoemd. Bij het verdernbsp;beloop der ziekte komt , ook dikwijls» bloed uitnbsp;de beide neusgaten , inzonderheid bij die Varkens,nbsp;welke: goed gevoederd worden. Uit dien hoofdenbsp;poemen de landlieden! zulke Varkens ook bloedneuzen. Door deze bloeds-,ontlasting wordt de

-ocr page 305-

585

ademhaling dikwijls, voor eenigen tijd, verligt;-somwijlen is dezelve evenwel ook zoo sterk, dat de dieren daardoor nedervallen. Na het bloedennbsp;worden de Varkens zeer zwak , en heeft de ziektenbsp;eenmaal dit tijdperk bereikt, zoo worden zij, ooknbsp;zelfs onder de beste voedering, mager, teren uit,nbsp;en sterven. De bevindingen van naauwkeurig ver-rigte openingen van gestorvene Varkens zijn mijnbsp;nog niet bekend geworden.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,

Men kent nog geenszins de oorzaak dezer ziekte. Varkens, die koi’te, stompe, neuzen hebben,nbsp;zouden eene bijzondere voorbeschiktheid tot dezelve bezitten. Ook stelt men, d^zij bij zwak»nbsp;ke Biggen kan veroorzaakt worden, door hetnbsp;woelen in harde, steenachtige , bodems. In ditnbsp;geval zou dezelve slechts als eene plaatslijke ziektenbsp;moeten worden beschouwd. Dit is evenwel onwaarschijnlijk, indien een ander gevoelen gegrondnbsp;is, namelijk, dat de ziekte door de Beeren ennbsp;moeder-Varkens op de afstammelingen. wordtnbsp;overgebragt; iets, hetwelk, wegens de meer ennbsp;meer voortgaande , uitbreiding der ziekte over ge-heele kudden zeer waarschijnlijk is. Volgens dezenbsp;waarneming meen ik de oorzaak der ziekte innbsp;¦eene aangeborene kwaadsappigheid te moetennbsp;zoeken, tot welker verdere ontwikkeling hetnbsp;woelen in een harden, steenachtigen, bodemnbsp;slechts weinig behoeft bij te dragen. Mogelijk isnbsp;de ziekte ook bij derzelver volkomene ontwikkeling, wanneer er neusbloeding ontstaat, niet geheel vrij van besmettelijk te zijn. Dan, omtrent

-ocr page 306-

586

al deze , nog twijfelaclitige , punten kunnen eerst Verdere naauwkeurige waamemingen beslissen.

Of men deze ziekte ook reeds in andere streken hebbe waargenomen , is mij niet bekend. Hetnbsp;zou, voor bet overige, te wenschen zijn, dat dcjnbsp;hieromtrent gedane, waarnemingen openbaarnbsp;gemaakt, en de aard en oorzaak dezer ziekte,nbsp;welke aan de Varkens-teelt zoo veel nadeel toebrengt, indien de gelegenheid zich daartoe mogtnbsp;aanbieden, naauwkenriger nagespoord wierdeu.

OVER HET nbsp;nbsp;nbsp;VAN DEN BRAA.KSTEEN, m

BENIGE ZIEKTEN VAN HET PAARD; DOOR DEN HEER Dr. LAPPE , DIRECTEHR DER VEE - ARTSENIJKUNDIGE INRICHTING, TE GÖTTISGES.

Eene achtjarige, met het beste gevolg bekroonde , aanwending van dit, even zoo schielijk als heilzaam werkende , middel in verschillende ziekten der Paarden, heeft mij overtuigd, dat hetzelve ter genezing van dezelve door geene anderenbsp;middelen overtroffen wordt. Het schijnt bijna,nbsp;dat dit middel, tot dus ver, onbekend geblevennbsp;of voorbijgezien is geworden , daar deszelfs werking op bet ligchaam des Paards niet behooi'lijknbsp;aangewezen, en deszelfs nut in de weinigste gevallen bevestigd is geworden. Ik heb ten minstenbsp;den braak - wijnsteen noch in den stillen koller ,nbsp;noch in ziekten van bet klier- en watervaten-slelsel, waarin dezelve nog het meest wordt aan-

-ocr page 307-

587

geprezen, met cenig bijzonder voordeel gegeven. De incdedeeling mijner ondervindingen zal misschien uit dien hoofde, zoowel voor de praktijk als voor de wetenschap, eenige waardenbsp;hebben, en eene plaats verdienen ia dit tijdschrift,nbsp;hetwelk algemeen gelezen wordt.

De braak. wijnsteen , drie malen daags , aan gezonde en sterke Paarden, tot twee drachmennbsp;toegediend, brengt eene menigvuldigere ontlasting van den mest teweeg; de pols neemt af, zoonbsp;wel in getal van slagen als in kracht; de hart-\ slag wordt met iedere gift sterker, en het bloednbsp;zelf ondergaat eene verandering; deszelfs stol-l)aarheid {plasticiteit) vermindert. Bij vportge-zclte giften nemen deze verschijnselen toe , denbsp;hartslag wordt bonzend, de darm-ontlastingnbsp;week, en over het geheel volgt er, naar de gesteldheid van het dier, een grooter of geringernbsp;trap van zwakheids-toestand. Volgens herhaaldenbsp;proefnemingen van dezen aard, die steeds dezelfde uitkomsten hebben opgeleverd, meende ik tenbsp;mogen besluiten, dat de braak-wijnsteen metnbsp;vooi’deel kon worden gegeven in zuiver ontstekingachtige ziekten , en de zoodanige , welke tot ditnbsp;karakter overhellen, namelijk in bofst-ontstekingen ,nbsp;in de zuivere ontstekings-koorts , in de ontsteking-achlige mond klem, in de bevangenheid en keelontsteking. De uitkomst beantwoordde zoo geheelnbsp;aan mijne verwachting, dat ik, sedert dien tijd , denbsp;opgenoemde ziekten met dit middel heb behandeld,nbsp;cn ook bij deze behandeling denk te blijven, de-

-ocr page 308-

588

wijl de voordeelen, welke de braak-wijnsteen boven de gewone onzijdige en midden-zouten bezit, ongemeen groot zijn. — Dezelve bestaan hierin:

1“. De braak-wijnsteen bedwingt zekerder en spoediger het ontsteklngs - karakter en de koorts;nbsp;meestal na drie, op het langst na vijf giften, isnbsp;de koortsige pols tot deszelfs natuurlijken staatnbsp;terug gebragt.

2®. Dezelve bevordert alle afscheidingen en ontlastingen, en vervult daardoor eene der wezenlijkste aanwijzingen in de genoemde ziekten,nbsp;die den Vee-arts dikwijls veel moeite veroorzaken.

3°. Geheel uitstekend werkt de braak - wijnsteen ter herstelling der huid - uitwaseming, door welker verstoring ver de meeste algemeene ziektennbsp;der Paarden, en voornamelijk de opgenoemde,nbsp;vèroorzaakt worden. Reeds na de toedieningnbsp;van eene glfte, wordt de bloeds-omloop dikwijlsnbsp;regelmatiger, en er verspreidt zich eene algemeene warmte over het- llgchaam.

4®. Op deze wijze ondersteunt dezelve inderdaad de critische bewegingen, en bevordert dit middelnbsp;de grondige of hoofd-genezing.

5®. Bij derzelver gebruik wordt, slechts in zeldzame gevallen, eene aderlating gevoi’derd. Daar alle scheidingen uit het bloed geschieden , zoo moetnbsp;eene zoodaAlge behandeling, die eene uitwerkingnbsp;op hetzelve uitoefent, welke met onmlddelijke vermindering gepaard gaat, voorzeker dikwijls een’nbsp;nadeeligen invloed op de volkomenheid dernbsp;scheiding hebben, en dezelve storen of doen op-

-ocr page 309-

589

houden. Alleen dan heb ik noodig gehad , benevens het gebruik van den braak-wijnsteen, tot de aderlating toevlugt te nemen, indien de polsnbsp;tot op negentig slagen gestegen, de hartslag volkomen onvoelbaar gewoi’den , het zieke dier zeernbsp;sterk en gevoed was, en het zweet, onder onrustige benaauwdheid, uitbrak. Bij zoodanig stijgend gevaar vermenigvuldig ik de giften van dennbsp;braak-wijnsteen, en vereenig met denzelven ooknbsp;nog wel den salpeter.

6“. Dezelve maakt de aanwending der kunstma. tige zwei'en ontbeerlijk. Sedert dat ik mij vannbsp;den braak-wijnsteen, ter genezing der opgenoemde ziekten, bedien, heb ik noch haarvlechten ennbsp;fontanellen, noch spaansche-vliegen, noodig had.

Wat de wijze der aanwending en verbinding des braak -wijnsteens betreft, zoo geef ik denzelven naar de ligchaams-^esteldheld, den ouderdom des zieken diers, en de hevigheid der ziekte , van ée'n tot twee drachmen , alle achti uren,nbsp;totdat de pols ongeveer op. vijftig slagen is terug-gebragt. Bij de ontstekingachlige mondklem intus-schen, alwaar de tijd tot het ingeven dikwijls, doornbsp;het schielijk stijgen der ziekte, zeer verkort wordt,nbsp;laat ik, van drie tot vijf uren , twee drachmennbsp;ingeven. Bij de borst- of long-ontsteklng verbindnbsp;ik den braak-wijnsteen slechts met een half ofnbsp;geheel once heemst-wortel, insgelijks bij de zuivere ontstekings-koorts, bij de bevangenheid ennbsp;keel - ontsteking. Bij ligtere trappen van de mondklem, voeg ik er niets, bij een heviger trap,

-ocr page 310-

590

^salpeter en kamfer bij. In de laatste ziekte werkt dit middel , door deszelfs soortelijken in.’nbsp;•vloed, inzonderheid voordeelig op de werktuigennbsp;der ademhaling, daar, volgens mijn inzien, opnbsp;den krampachtigen toestand, gedurende het tijdperk der ontsteking, in de tweede plaats , en innbsp;de eerste op de borst , die bovenal lijdt, moetnbsp;gelet worden. Op denzelfden grond werkt hetnbsp;¦middel gunstig in de bevangenheid {Rehe.)

Hoe lang met het gebruik van den braakwijnsteen moet worden voortgegaan, is onbepaald; in het algemeen , tot zoo lang, dat de koorts afneemt, de hartslag voelbaar, de darm - ontlastingen weeker worden, en de warmte der huid af-neemt. Bij de borst-ontstekingen geschiedt zulks,nbsp;na drie of vijf giften, en op dezelfde wijze bij denbsp;bevangenheid. Bij de mondklem heb ik eenlgenbsp;malen acht giften noodig had, om mijn oogmerknbsp;te bereiken. Zoodra, de opgenoemde veranderingenzijn voortgebragt, hangt de verdere toediening van de plaats hebbende omstandigheden af.nbsp;Bij borst-ontstekingen behooren dan, gedurendenbsp;eenige dagen, bij aanhoudenheid, zoodanige middelen te worden toegediend, die op dit deel werken, als: alands - wartel, duizendblad, zoethout,nbsp;auys-zaad, loaterfenkel-zaad, toynstoffelyke kermes, enz. Bij de bevangenheid is het nuttig, nanbsp;bel gebruik van den braak-wijnsteen, ten eindenbsp;alle verstoppingen weg te nemen, eenige dagennbsp;lang, het ammoniak-zout, hetzij alleen, hetzijnbsp;piet valeriaan-, of qlandawortel, of het zaad van

1

-ocr page 311-

591

gt;1 'i

•waterfenkd vereenigd, toe te dienen. Bij eene zuivere ontstekings-koorts zijn zelden eenige verdere geneesmiddelen noodig. Bij de mond-kleinnbsp;kan men het gebruik van den braakwijnsteen veilignbsp;zoo lang voortzetten, totdat de pols genoegzaamnbsp;beneden bet natuurlijke getal slagen gedaald is;nbsp;alsdan komen zachte giften van krampstillendenbsp;middelen te pas, waarmede slechts langzamerhand wordt opgeklommen.

De voordeelige uitwerking van den braakwijnsteen bij de mond-kl^m gaf mij aanleiding, om, in die gevallen, alwaar, uit hoofde van eene vol-komene sluiting van den mond, de middelen nietnbsp;kunnen worden ingegeven , denzelven In eene dernbsp;hals-aders in te spuiten. De uitwerking dezernbsp;wijze van aanwending is, zooals zich gemakkelijk laat denken, schielijker 'en ook sterker dannbsp;bij de gewone toediening, en, bij eenige zieken,nbsp;verminderde de kramp reeds op den derden dagnbsp;aanmerkelijk. Intusschen verelscbt deze kunstbewerking eene ongemeen groote voorzigligheld , opdat van de oplossing niet de geringste hoeveelheid in het celweefsel vloeije, als waardoor ontsteking , zwelling, en eene, steeds voortloopen.nbsp;de, rotachtige , ontbinding der spieren wordtnbsp;voortgebragt, welke den dood veroorzaakt, ennbsp;die zelfs ook de bloedvaten niet verschoont.

Mogelijk zal men mij tegenwerpen, dat de hooge prijs van den braakwijnsteen alleen deszelfs aanwending veroorlooft bij Paarden van groote waarde. Dan hierop merk ik aan, dat het, in d©nbsp;II. D. II. Sr.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;38

-ocr page 312-

592

meestel landen, aan de Vee-artsenis veroorloofd, zelve de geneesmiddelen te leveren, waardoor, wanneer zij den benoodigden voorraad dezes middelsnbsp;van Drogisten ontbieden, het vierendeel loods ofnbsp;de drachme op vier penningen te staan komt. (1)

OVER DE aanwending van den BRAAKWIJN-- STEEN, IN de hevige long-ontsteking, door

. ‘RyiSORI, HOOGLEERAAR AAN DE CLINISCHE SCHOOL,

TE MILAAN, {ArcMv Génerale de Médecine, Tom. IVv; Recueil de Médécine Vétérinaire,nbsp;Tom. I. p. 150.)

Wij oordeelen het niet ongepast, om hier, als een bijvoegsel oTp de bovenstaande miededee-ling van Dr. lappe te laten volgen het geen denbsp;Hoogleeraar rasori , omtrent het gebruik van dennbsp;braakwijnsteen in sommige ziekten bij den mensch,nbsp;reeds vroeger heeft bekend gemaakt, te meer,nbsp;dewijl de groote voorstander van dit geneesmid-

1

Bij ons kost de drachme braakwijnsteen thans ook slechts ongeveer twee centen.

De medegedeelde waarnemingen Van den Heer Df, LAPPE zijn allezins belangrijk, en verdienen eene nadere beproeving. Ook aan onze Vee-artsenijschool isnbsp;de braakwijnsteen een middel, waarvan, sedert lang,nbsp;voolal bij de ziekten van het Paard, met goed gevolgnbsp;een algemeen gebiuik wordt gemaakt, ofschoon in

-ocr page 313-

593

del, bij hevige ontstekings - ziekten , de aderlatingen geenszins wil verzuimd hebben.

De geschiktheid van het dierlijk gestel, zegt bij, om buitengewoon groote giften van den braakwijnsteen te verdragen, zonder braking of eenignbsp;ander verschijnsel eener hevige uitwerking op denbsp;darmbuis te veroorzaken , behoort slechts tot dennbsp;ziekelijken staat, bepaalt zich alleen tot dezen,nbsp;en duurt niet langer dan dezelve bestaat. Zoo-dra de ziekelijke gesteldheid heeft opgeboudeu,nbsp;brengt de braakwijnsteen , zelfs in de geringste ge.nbsp;wone giften, die uitwerkingen voort, welke algemeen aan dit middel worden toegekend.

minder sterke giften, en onder andere aanwijzingen. Niettegenstaande al de voordeelige uitwerkingen, welkenbsp;hier van dit middel in ware onlstekings-ziekten wordennbsp;opgegeven, zou ik geenszins de aderlatingen daarbijnbsp;achterwege durven laten. — Als uitwendig middel, bijnbsp;wijze van smeersel, op de huid aangewend , voldoet denbsp;braahwynsteen met reuzel vermengd [ ons bij voortduring uitnemend, zoodat wij ons genoegzaam van geenenbsp;andere prikkelende zalven , om eene tegenwerking in denbsp;huid te verwekken, bedienen. Dezelve heeft, behalvenbsp;de zekere werking, welke zij te weegbrengt, het voordeel, dat zij zich volkomen laat verdeden en gemakkelijk smeren, als zijnde niet korrelig, gelijk de gewonenbsp;spaansche-vlieg-, en andere zalven. Ook is de Authen-rietsche zalf niet kostbaarder, dan andere smeersels,nbsp;Welke tót dit oogmerk gebruikt worden. (Zie het voor“nbsp;Schrift op bladz. 265.)

De Redacteur^

38

-ocr page 314-

594

Deze vatbaarlieiJ, welke de Heer rasori «Igene rgcsclilktheid {éiathè.ie) noemt, is zoo veel tenbsp;sterker, als de ziekte heviger is. Dezelve is geringer in haar begin, en ook in derzelver afne»nbsp;men. De giften van den braakwijnsteen moetennbsp;geëvenredigd zijn aan deze veranderingen. Bijnbsp;den menscli begint men met 12 greinen toe tenbsp;dienen, en klimt tot eene dratfbme en zelfs hoornbsp;ger op.

hevigea

Men CTkent «den meer of minder ti’ap der ziekte aan de giften van den braakwijnsteen , welke de lijder kan verdragen. Van hiernbsp;dal men niet altijd de verschijnselen behoort innbsp;acht te nemen. De verheffing der toevallen, welke vergezeld gaat van eene mindere geschiktheid,nbsp;om sterke giften braakwijnsteen te verdragen,nbsp;duidt de ontwikkeling van zware ziektekundigenbsp;veranderingen , ¦ of beleediglngen der organischenbsp;weefsels {lésions organiques) in andere deelen aan.

Het nut van dit middel in ontsteklngs-ziekten hangt niet af van eeile bijzondere werking, welkenbsp;hetzelve op het bloedvaat-stelsel uitoefent, maarnbsp;veeleer van het tegcnprikkend vermogen, dat zichnbsp;over het geheele llgchaam uitstrekt.

Men moet intusschen de aderlating niet verbannen ; deze moét aangewend worden, hoewel met matigheid, in die gevallen, wanneer het beloopnbsp;der long-ontsteking zoo schielijk is, dat het weefsel der longen met verwoesting bedreigd wordt.

De ondervinding heeft misschien omtrent dit onderwei'p nog geenszins al het noodige licht


-ocr page 315-

595-verspreid. Het is- te Lejammerett, dat de Vee-artsenijkundigen , die in staat zouden zijn, bij de waarnemingen omtrent de uitwerking van dit mid.nbsp;del bij den menseb, uitstekende resultaten te voegen wegens deszelfs vermogen op de dieren, zieknbsp;nog niet met daze proefnemingen kebben onledignbsp;gehouden.

WAARNEMING omtrent be uitvverking eener STERKE GIFT tanden BRAAK - WIJNSTEEN,

Blï vergissing toegediend aan een P^ARD ; door PEYRONNY f VEE-arts, te BORDEAUX,

Geroepen bij een rijken inwoner der stad , om hulp te verleenen aan een vierjarig Ruin-Paard,nbsp;bevond ik, te 12 uren, dat hetzelve, sedert achtnbsp;uren des ochtends, aan de hevigste koliek - pijnennbsp;leed. De voorste ledematen werden stuipachtignbsp;bewogen, waardoor het stroo met geweld achter,nbsp;waarts werd geworpen. De achlerbeenen verwisselden onophoudelijk van stand. ' De kop werdnbsp;naar de regterzijde gedraaid, ziende het diernbsp;bestendig naar deze flank omj het Paard gingnbsp;ieder oogenblik liggen, doch stond aanstonds ennbsp;met schielijkheid weder op. Men nam bovendien gedurige walgingen bij het dier waar, vergezeld van de uitvloeijing eener etteraditige stoffenbsp;uit de neusgaten. De spierkracht .was iongemeennbsp;verminderd, en het Paard geheel afgemat.

Men had bij hetzelve, daar het aan; den droes


-ocr page 316-

596

leed, pisdrijvende middelen willen aanwenden De Apothekar had, in plaats van een half oncenbsp;room van toijnsteen {crème de tartre, tartratenbsp;acidule de potasse), even zoo veel braak-wijnsteen , {tartrate de potasse antimonié) gegeven,nbsp;welke in eens was toegediend. De toevallen,nbsp;welke zich, korten tijd daarna, openbaarden^nbsp;waren allerhevigst, en deeden voor het leven desnbsp;diers vreezen. Ik wachtte mij om den eigenaarnbsp;terstond bekend te maken met het gevaar, waarinnbsp;zich het Paard bevond, daar hij mij zijn voornemen te kennen af, om zich deszelfs waarde tenbsp;doen betalen, door den genen, die deze dwaling had begaan. Na den eigenaar eenigermate tenbsp;hebben gerust • gesteld, deed ik het Paard, vannbsp;vier tot vier uren, eene kan water, waarin tweenbsp;oneen arabische gom en acht greinen heulsap waren ontbonden, toedienen , en zette levens klisteren van een afkooksel van lynzaad, en lietnbsp;water, met roggen-meel gemengd, drinken. Nanbsp;twee dagen met deze behandeling te hebben aangehouden , waren de toevallen der ziekte voorbijgegaan. Alleen bleven de walgingen zich nog totnbsp;den vijfden dag openbaren, na wdken tijd hetnbsp;Paard volkomen hersteld was. (*)

{*) Wij quot;hebben gemeend deze waarneming te moe. tea mededeelen, vooral om de jonge Vee-artsen opmerkzaam te maken op de gevaarlijke uitwerking, welke tenbsp;Sterke giften van den braakwijnsteen kunnen te weeg

-ocr page 317-

NASPORINGEN bMTRENT be HONDS-DOLHEID;

BOOR Dr. HERTWIG , HOOGLEERAAR AATI BETEE-ARTSENiJscuooL, TE BERLrN, (Jouritctl der prcto-tischeji Heilkunde^ 1828. Supplent. Band, f 3—174, ; uittreksel uit het Bulletin des Sciences Médicales. 'GahieTN”. 6 , Mai'1830, pag. 225).

Deïe waamemiiigeii zija met ongemeen groote naauwkeuvigheid ,en volharding gedaan, aan denbsp;Veer artsenijschool, te Berlyn, onder directie vannbsp;Doctor LAWGERMANS. Het verrigten der proevennbsp;werd_ opgedragen aan den Heer Dr. hertwig.nbsp;Nimmer heeft men, volgens het geen de Heerennbsp;HUFELAND en OsANn in eene korte inleiding tot d.ezenbsp;verhandeling zeggen, zoo vele proeven en waarnemingen, in het groot, omtrent dit gewigtignbsp;onderwerp in het werk gesteld , en nooit heeftnbsp;men dezelve met meer zorgvuldigheid, noch opnbsp;eene meer schrandere wijze, verrigt. De uitkomsten , welke dezelve opleveren, verspreiden eennbsp;nieuw licht over. de geschiedenis der honds«dol-brengen. Tevens levert dit geval een nieuw bewijs op,nbsp;hoe ligt er vergissingen , door de scheikundige benamingen der geneesmiddelen, kunnen ontstaan , daar hetnbsp;vermoedelijk is , dat de Apot lie kar hier tartras potassaenbsp;stibiatus voor tartras potassde acidulus zal verstaannbsp;hebben. Dusdanige dwaling zou minder plaats hebben ,nbsp;indien men.het laatste middel room van wijnsteen [tremor tartari), en het eerste eenvoudig tartarus emeti-cus, voor de recepture, bleef noemen.

Igt;e Redacteur.


-ocr page 318-

598

Leid, en tie welenscLap heeft, door dezelve op-ïigtetijk dit stuk een. nieuwen, voortgang'gedaan./

Heeds in Let jaar 1817, heeft, Dr. hertwi.G, in de openbare tijdschriften , een beknopt verslag medegedeeld omtrent zijne waarnemingen , waarvannbsp;de hoofdinhoud hierop neder komt.

De kenteekenen der honds-dolheid zijn geenszins algemeen bekend, en d e ondervinding heeft geleerd, dat er, te dezen opzlgle , grove en wezenlijke dwalingen beerschen. Verkeerdelijk heeftnbsp;inéh tot dus ver verondersteld eU geloofd; 1®. datnbsp;dé Honden niét door de dolheid worden aangedaan , dan gedurende de sterke warmte van dennbsp;zomer , en wel bepaaldelijk in de hondsdagen.

De dolheid wordt vrij gelijkelijk in alle saizoe-inen waargenomen , welke ook de gesteldheid van den dampkring zij, en hare zéldzamere of me-nigvnldigcre verschijning hangt inzonderheid afnbsp;van het grooter of geringer getal van Houden, dienbsp;reeds dol zijn geworden. 2°. Men heeft beweerd,nbsp;dat de Honden met wolfsnagels of klaauwen, dfenbsp;gesnedene en vrouwelijke Honden, van de dolheidnbsp;verschoond zijn; dan de ondervinding heeft hetnbsp;tegendeel bewezen; 3quot;. Men heeft algemeen vasl-gesteld, dat de Honden, door de dolheid aangedaan, vrees voor het water hebben; maar denbsp;ondervinding leert, dat geen dolle Hond watervrees heeft, zelfs' niet in den hoogsten trap dernbsp;ziekte; dat Integendeel deze Honden niet alleennbsp;water drinken, maar zelfs door hetzelve zwemmen ; 4”. Men zegt, dat' de dolle Honden schuim

-ocr page 319-

599

op den mond hebben. Zulks heeft wel in andere ziekten van den Hond plaats, maar niet bij de dolheid. Alleen bij de Honden, die aannbsp;de stille dolheid lijden, neemt men eene ult-vloeijing van kwijl uit den mond waar; 5“. Mennbsp;stelt, dat de dolle Honden den staart tusscheunbsp;de beenen knijpen, en onder den buik gebogennbsp;dragen. Maar ditzelfde verschijnsel wordt bijnbsp;vele andere ziekten waargenomen, en heeft bijnbsp;alle Honden plaats, die bevreesd zijn, of gejaagdnbsp;worden, terwijl dit teeken ontbreekt bij de Houden , die in het eerste tijdperk der dolheidnbsp;vei-keeren; 6°. De dolle Honden, zegt men,nbsp;loopeu allijd regt uit. Maar zij loopen inderdaad regts of links, wanneer andere voorwerpen , bijv. andere Honden, hunne aandacht' totnbsp;zich trekken.

Wat de wezenlijke kenmerken der dolheid be-treft, de ziekte-verschijnselen verschillen altijd tot eene zekere hoogte, of naar het ras, dennbsp;ouderdom, het temperament, enz. der Honden.nbsp;In het algemeen kunnen de verschillende wijzigingen der ziekte tot twee hoofd-gedaanten wordennbsp;terug gebragt; en men kan dezelve bij gevolgnbsp;onderscheiden, in; de razende of hevige dolheid^nbsp;en in stille of zachte dolheid.

A. De wezenlijke verschijnselen, waaraan de razende dolheid wordt gekend, zijn de volgende:nbsp;1quot;. De Honden gedragen zich, op de eene of anderenbsp;wijze , buitengewoon , hetwelk den opmerkzamennbsp;waarnemer genoegzaam in het oog valt; zij wor-

-ocr page 320-

600

den dan eens vrolijker, dan eens gevoeliger ett prikkelbaarder dan' gewoonlijk; andere zijnnbsp;treurig en traag; 2“. De meeste- dolle Hondennbsp;vertoonen dan eens van bet begin der ziekte, dannbsp;later-, eeiie zekere ongerustbeid, door onopbou-delijk van de eene plaats naar de andere beennbsp;en weer te loopen. De onrnstigbeid is evenwelnbsp;niet standvastig, en Wordt slecbts'van tijd--tot tijdnbsp;waargenomen. Er zijn tusscbenpoozen, gedurendenbsp;welke de zieke dieren rustig liggen blijven, ennbsp;volkomen gezond scbijnen. Wanneer de ziektenbsp;booger klimt , zet déze ongerustbeid de dierennbsp;aan, om bet buis bimner meesters gebeel te verlaten, en men ziet ben dan tot op verre afstanden wegloopen. Maar , bij bet térugkeeren van denbsp;aflating (remissie) , dat is, na weinige uren , en somwijlen na verloop van een gebeelen dag, komen zijnbsp;wederom te buis, en toonen zlcb dan zachtaardig'nbsp;en vrolijk op bet gezigt van personen, welke zijnbsp;kennen. Men beeft dikwijls opgemerkt, dat denbsp;¦Honden vooral wegslüipen, wanneer dezelve ge-¦slagen, of, op eenigerhande wijze, geplaagd zijnnbsp;geworden, en dit beeft zeer dikwijls aanleidingnbsp;gegeven tot dwaling omtrent de ware oorzaaknbsp;der verwijdering en den toestand dezer Honden;nbsp;3“. Alle dolle Honden kennen derzOlver meesters, gedurende bijna bet gebeele beloop ‘dernbsp;ziekte, en in bet begin gehoorzamen zij hun alsnbsp;naar gewoonte. Maar deze gehoorzaamheid vermindert naar mate dat de ziekte toeneemt, dochnbsp;dezelve gaat nimmer geheel verloren. De afge-

-ocr page 321- -ocr page 322-

602

l(orte en snelle opvolging van duidelijke en afge» scheldene geluiden, maar de eerste aanzetting dernbsp;stem eindigt altijd in een eenigzins uitgerekt ge-liuil, zoodat zulks in zeker opzigt het middennbsp;houdt tusschen het blaffen en huilen. Wanneer denbsp;dolle Honden blaffen of huilen, houden zij dennbsp;snuit omhoog, op de wijze als de Honden gewoon zijn te doen, die, door het bespelen vannbsp;een muziek-werktuig, tot hullen worden aangezet. Er zijn dolle Honden, die veel hullen;nbsp;somwijlen wisselt deze toestand af; maar denbsp;stem wordt meer en meer heesch, naar mate denbsp;ziekte verder gevorderd is. Bij de meeste Honden , die aan de razende dolheid lijden, openbaart zich vroeger of later eene neiging tot bijten.nbsp;Deze neiging vertoont zich niet bij aanhouden-heid, maar bij afwisseling, en in verschillendenbsp;trappen. Over het geheel heeft dezelve minder,nbsp;en zelfs somwijlen in eene, naauwelijks kenbarenbsp;mate plaats bij Honden van eenen zachten ennbsp;weinig levendigen aard. Dezelve neemt integendeel het gevaarlljhst karakter aan bij Hondennbsp;van een’ toornigen aard, en gaat somwijlen totnbsp;eene ware razernij over, om te bijten en te vernielen, zoodat zij zelfs de doode zelfstandigheden en ook hun eigen ligchaam niet sparen, Denbsp;bijtlust openbaart zich het eerst, en in den hevig-sten trap , tegen de Katten, vervolgens tegen denbsp;Honden en andere dieren, en eindelijk tegen men-'échen. Gewoonlijk bijten zij stilzwijgende, zonder voorafgaand geknor of blaffen, en door mid-

-ocr page 323-

603

del eener scliielijke wending van den kop naar liet voorwerp, hetwelk de Hond wil bijten;nbsp;9quot;. Vele Honden, doch niet alle, snappen in denbsp;lucht, alsof zij jagt maken op vliegen, hoewel ernbsp;zich geene dezer insecten vertoonen. Sommigenbsp;lekken dikwijls aan koude voorwerpen; 10“. Hetnbsp;uitwendig aanzien is weinig of niets veranderd innbsp;het begin der ziekte; later worden de oogen eennbsp;weinig rood, en dikwijls openen en sluiten denbsp;oogleden zich beurtelings, na verloop van eenigenbsp;seconden. Hieruit vólgt , dat de dolle Hondennbsp;somwijlen de houding verkrijgen, alsof zij slaperig zijn. Bij eenigen fronst de huid zich bovennbsp;de oogen, hetwelk het ultzlen of de physionomienbsp;dezer dieren bijzonder verandeii;, en aan dezelvenbsp;het kenmerk van verdriet of onvergenoegdheidnbsp;mededeelt. Later worden de oogen troebel ennbsp;dof; somwijlen zijn dezelve als met stof bedekt;nbsp;nimmer staan dezelve levendig en schitterende.nbsp;Bij eenige Honden zwelt de kop op; bij anderenbsp;staat het haar omhoog , en alle worden in zeernbsp;korten tijd mager. Zoolang als deze Hondennbsp;nog eenige krachten hebben, en dezelve niet vervolgd worden, dragen zij den staart als gewoonlijk , en deze woi'dt niet lager onder den buiknbsp;gebogen; maar, wanneer de ziekte tot een hoo-gen trap is gestegen, hangt de staart neder, ennbsp;dezelve is slap , even gelijk in alle andere zwarenbsp;ziekten plaats heeft. In het eerste tijdperk dernbsp;ziekte is de gang der dolle Honden volstrekt gelijk aan die van gezonde ; later worden dezelve

-ocr page 324-

604

zwakker, en eindelijk volgt er eene verlamming der achterste ledematen.

B. Bij de stille dolheid worden inderdaad dezelfde verschijnselen waargenomen, als bij de Honden , die door de razende dolheid zijn aangedaan, met opzigt tot de veranderde gedraging o£nbsp;houding , de onrust, het verlies van den eetlust,nbsp;de dorst, de verandering der stem , de bulks-ver-stopping, de bijtlust, en het uitwendig aanzien,nbsp;doch met dit verschil; 1“. Dat bij de stille dolheid de onderkaak, van het begin der ziekte ,nbsp;nederhangt, als of dezelve verlamd is, waardoornbsp;de mond meer of minder openstaat; 2®. Dat, ternbsp;oorzake van de geringe beweegbaarheid der onderkaak , en van den altijd half openstaanden mond,nbsp;deze Honden bijna niets kunnen binnenzwelgen ,nbsp;zelfs geene vochten, daar hun alles uit den mondnbsp;valt; 3“. Dat de kwijl insgelijks uit den mondnbsp;vloeit, hetwelk veroorzaakt, dat deze Honden overnbsp;het geheel veelmeer kwijlen, dandle gene, welkenbsp;door de razende dolheid zijn aangedaan ; 4®. Dat,nbsp;ten gevolge der onbeweegbaarheid van den mond ,nbsp;de punt der tong somwijlen tusschen de tandennbsp;en de lippen hangt; 5“. D|t om dezelfde reden,nbsp;de Honden, welke aan de stille dolheid lijden,nbsp;minder bijten dan de andere; doch dezelve zijnnbsp;daarom niet minder te duchten; want, wanneernbsp;men hen tergt, worden zij opgewekt, om dennbsp;mond te sluiten en te bijten.

Alle dolle Honden sterven zonder uitzondering; en wel het grootste gedeelte , van den zesden tot

-ocr page 325-

605

den achtsten dag, te rekenen van,de eerste verschijnselen der ziekte; hoewel de dood ook vroeger plaats heeft, en als ten gevolge eener beroerte.

De eigenlijke verhandeling begint met een kort geschiedkundig overzigt der nasporingen, welkenbsp;omtrent de honds - dolheid, op verschillendenbsp;tijden, zijn gedaan; vervolgens gaat de schrijvernbsp;op eene , even duidelijke, wijze de kenmerken ennbsp;het beloop der dolheid bij de Honden na; hijnbsp;deelt voorts eenige bijzondere ziekte - gevallennbsp;van de razende en stille dolheid mede, en eindigt met het verslag omtrent de proeven, welkenbsp;hij met de inenting van het dolglf heeft gedaan.nbsp;Zie hier de uitkomsten, welke deze proefnemingen hebben opgeleverd ;

1®. De honds - dolheid Is wezenlijk besmettelijk , door middel van inéntlng, en er valt geen eene twijfeling meer uit den weg te ruimen omtrent derzelver besmettelijken aard. Van 86 ingeente Honden bekwamen 14 eene ziekte, waarvan de toevallen en het beloop volstrekt overeenkwamen met die der gewone dolheid. Dezenbsp;ziekte was dan eens de razende, dan de stillenbsp;dolheid. Rfen kan dus rekenen, dat, bij de gedane proeven, onder de 6§ gevallen, 1 besmettingnbsp;werd voortgebragt. Wanneer men hiervan 27nbsp;proeven afrekent, welke niet als wezenlijke in-enlingen konden worden beschouwd, daar hetnbsp;dolgif inwendig werd gegeven , zoo bestonden ernbsp;14 gevallen van besmetting op 59, dat is, van

-ocr page 326-

606

inentingen f 1 geval, waarbij 4e iiekte werd medegedeeld.

2°. Eene zaak, welke van ouds bekend is, werd insgelijks bevestigd, namelijk, dat de besmettingnbsp;niet in alle gevallen plaats heeft, zelfs niet ondernbsp;de, naar den nitwendigen sebijn , meest begunstigende omstandigheden. Waarvan deze verschillende uitwerking afhangt, en welke de voorwaarden zijn, waaronder het besmettend beginsel dernbsp;dolheid deszelfs werkzaamheid uitoefent, wanneernbsp;hetzelve van het eene voorwerp op een andernbsp;wordt overgeplant, is Iets, hetwelk ons nog ,nbsp;voor het grootste gedeelte, onbekend is. Hetnbsp;laat zich wel begrijpen, dat, bij groote wonden,nbsp;waarmede eene aanmerkelijke bloedvliet gepaardnbsp;gaat, het besmettend beginsel, door het bloednbsp;kan omwondeu worden, hetwelk uitvloeit, waarmede de smetstolFe dus weggevoerd en krachteloosnbsp;wordt gefiiaakt; het valt te begrijpen, dat, wanneer de beet, toegebragt door dikkebekleedselen,nbsp;door eene huid, die van haar voorzien Is , ofnbsp;bedekt met eene dikke, ongevoelige, opperhuid ,nbsp;het gif dikwijls niet tot in de wond wordt over-gebragt, of ten minste niet op eene plaats van hetnbsp;ligchaam, alwaar het wordt opgeslorpt. Maarnbsp;bij de opzettelijke inentingen hebben deze omstandigheden slechts zeldzaam plaats gehad, en, innbsp;het algemeen gesproken, kan men hierop weinignbsp;of niet staat maken.

De voorname reden der verschillende uitwerking van het gif, dat inderdaad is ingeënt.

-ocr page 327-

607

schijnt te bestaan in de eigene vatbaarheid der ingeente voorwerpen) welke verschillen kan naarnbsp;den tijd en de omstandigheden, even als blj.denbsp;mededeeling van andere smetstoffen wordt waargenomen. .De voorbeelden van dezen aard zijnnbsp;bijna ontelbaar in de geschiedenis der besmettelijke ziekten, en de proeven, in deze verhandeling medegedeeld, verschaffen, in dit opzigt, denbsp;duidelijkste bewijzen, met betrekking tot denbsp;hondsdolheid. Onder de ingeente Honden bevond zich een, namelijk een Steen - dog van 4nbsp;jaren , welke, gedurende drie jaren, al de pogingen der inenting weerstond (er worden 9 in denbsp;verhandeling beschreven), terwijl zeven anderenbsp;Honden, die gelijktijdig met denzelven werdennbsp;ingeënt, wezenlijk besmet werden.

3°. Hieruit volgt, dat, in het geval, waarin men in twijfel is omtrent de ziekte van een’nbsp;Hond , dien men als dol beschouwt, eene of tweenbsp;toevallige of opzettelijke Inënlingen aan anderenbsp;Honden vei-rlgt, beslissende zullen zijn, indiennbsp;de dolheid zich bij de laatsten ontwikkelt, terwijlnbsp;eene ontkennende uitkomst niet zal kunnen bewijzen, dat de eerste Hond niet door dolheidnbsp;aangedaan zij geweest.

4“. Het besmettend beginsel der dolheid schijnt van een vasten aard te zijn; ten minste heeft mennbsp;geene besmetting waargenomen langs den weg der

enkele uitwaseming.


5quot;. De voermiddelen van dit beginsel zijn niet alleen het speeksel en slijm van den mond, maarnbsp;II. D. II. Sx.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;39

-ocr page 328-

608

ook het bloed ea de speeksel-klleyen. De zuivere zenuw-zelfstandigheid schijnt hiervan uitgezonderd te zijn.

. 6quot;. Het besmettelijk beginsel bestaat, gedurende al de tijdperken der ziekte, wanneer dezelve eenmaal ontwikkeld is, en zelfs nog eenigen tijdnbsp;ng den dood. Bij de, proefnemingen , welke innbsp;de verhandeling vermeld worden, had de besmetting plaats door de opgenoemde stoffen,nbsp;zoowel indien dezelve genomen werden van een’nbsp;dooden, als van een’ nog levenden Hond. Innbsp;allen geval moesten deze inëntings-stoffen genomen worden binnen de eerste vierentwintig uren,nbsp;dat is, terwijl het doode ligchaam nog niet tennbsp;eenemale koud was geworden.

7“. Het besmettend beginsel schgnt geene werking op het ligchaam uitteoefenen, tenzij hetzelve in de vochten kome, langs de buitenste oppervlakte van het ligchaam. Hetzelve bleefnbsp;©nwei’kzaam, wanneer het gebragt werd op hetnbsp;onbeleedigde slijmvlies der vertei’ings-werktuigen.

8“. Het is ook duidelijk door de inentingen bewezen, dat de beet niet volstrekt noodzakelijknbsp;is, om besmetting voorttebrengen, en dat dezenbsp;ook kan geschieden door middel eener wond,nbsp;Inet het lancet gemaakt.

i 9“. Deze zelfde inentingen bewijzen insgelijks, dat de gevolgelijke ziekte der honds - dolheidnbsp;geenszins eeniglijk wordt voortgebragt door denbsp;wijze der natuurkundigebeleediging, gelijk de Heernbsp;GiFvAKD \Essai sur Ie tétanos rabien , Lyon 1809)

-ocr page 329-

609

meent, noch door de vrees van het gehetene voorwerp, zooals bosqüillon {Mémoires sur lesnbsp;causes de thydrophobie, Paris 1802) veronderstelt-

10“. Het, gevoelen, eerst door bader , (Neue Theorie der If'asserscheu, Franckfurt 1792) ennbsp;vervolgens door capello {Memoria suil Idrofobia^nbsp;Boma 1823) aangenomen, namelijk, dat hetnbsp;besmettend beginsel zich niet meer bij eene tweedenbsp;mededeeling ontwikkelt, dat is, wanneer dezelvenbsp;geschiedt door de besmetting van een’ oorspronkelijk dollen Hond, is volstrekt ongegrond. Denbsp;waarnemingen van Dr. hertwig komen in dit op-zigt overeen met die van den Heer magendie ,nbsp;medegedeeld in het Journal de Physiologie ex-perimentale, Tom. I. pag. 42.

11°. Het besmettend beginsel brengt bij den Hond, tot aan den tijd van de w'ezenlijke uitbarsting der dolheid , volstrekt geene uitwerking ofnbsp;verandering, noch algemeene , noch plaatslijke,nbsp;te weeg. Bij den mensch kan de wond eenigenbsp;bijzonderheden opleveren, maar men heeft bijnbsp;den Hond niets dergelijks opgemerkt, hoewel denbsp;Waarnemingen van Dr. urban {Hufelands Journalnbsp;der prakt. Heilkunde, Julij 1826) de aandachtnbsp;pp dit stuk hebben bepaald.

De blaasjes van marochettj vertoonen zich niet onder de tong, bij de besmette Honden (1).

1

1

Vergelijk hiermede de waarnemingen , gedaan aan de Vee-artsenijschool, te Lyori, op bladz. 56o en 56inbsp;medegedeeld.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;¦nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,

39 «

-ocr page 330-

610

13®. Men kan dus geene voorloopénde toevallen der ziekte bij deze Honden aannemen.

14quot;. De dolheid volgt doorgaans binnen de vijftig eerste dagen na de besmetting , hetzij dezenbsp;geschiedt zij door eenen beet, of andere wijze vannbsp;inenting. Tot dus ver heeft Dr. hertwig geennbsp;voorbeeld eener latere uitbreking waargenomen.

15°. De honds - dolheid, door besmetting voortgebragt, neemt niet altijd de gedaante aan,nbsp;welke dezelve had bij het oorspronkelijk aangedane dier. Dit gebeurt somwijlen, doch , in andere gevallen , ontstaat de razende dolheid doornbsp;de smetstoffe van eenen Hond, die de stille doDnbsp;heid had, en omgekeerd.

16quot;, Hieruit volgt, dat de twee wijzigingen der dolheid in aard wezenlijk met elkander overeenkomen , en tot eene enkele en dezelfde ziekte be,nbsp;hooren.

17°. Uit al het voorgaande volgt bovendien, dat de honds-dolheid eene ziekte van hare eigenenbsp;soort {sui generis) uitmaakt, en niet als een enkel of toevallig verschijnsel van andere ziekten kannbsp;worden aangemerkt, gelijk, in latere tijden, denbsp;Heeren white en franque hebben gewild,

18°. Het is ongegrond, dat de gezonde Honden aan den reuk de dolle Honden erkennen, en dat zij de voedselen , welke met uitwerpsel - stoffen der iaatsten bedekt zijn, zouden weigeren tenbsp;eten.

19°. Om deze reden is het proefmiddel met de lijken der dolle Honden, in twijfelachtige geval-

-ocr page 331-

611

len, hetwelk op deze veroncierslellmg gegrond, én eerst door j. l. PETir, naderhand door portal, is aanbevolen , ten eene male ongegrond ennbsp;zonder eenige waarde.

UITKOMSTEN van het SCHEIKUNDIG ONDERZOEK OMTRENT HET GAS , VERKREGEN UIT DE MAAG EN DAPiMBUIS van verschillende , zoonbsp;ZIEKE ALS GEZONDE, HUISDIEREN; DOOr Dr.

A. NU MAN.

Overeenkomstig mijn voornemen , vroeger medegedeeld (Zie blz. 258 van dit Deel des Maga-zijns), heb ik de proefnemingen vervolgd omtrent bet scheikundig onderzoek van de gas-soor-ten, welke in de maag en darmbuis van onderscheidene, zoo gezonde als zieke, Huisdieren gevonden worden. De Heer Apolhekar h, c. van SETTEN, tot het doen van dit onderzoek door mijnbsp;uitgenoodigd zijnde, heeft hetzelve op nieuwnbsp;met de uiterste naauwkeurigbeld in het werk gesteld. Hij is daarin denzelfden weg gevolgd, alsnbsp;bij de ontleding van het gas, waarvan, op denbsp;boven aangelia. lde plaats, de uitslag is vermeld.

Alleen dient hier nog te worden opgemerkt, dat, na de ontploffing van de gas-soorten metnbsp;zuurstof - gas , telkens, zoo nu als bij de vroegernbsp;genomene proeven, met nanuwkeurigheld acht isnbsp;gegeven op de vorming van water, ten eindenbsp;overtuigd te worden, of er in dezelve, behalve

-ocr page 332-

en

koolstof • oxySe-ffas., ook koolstof - waterstof - gas aanwezig was. Nogtans werd slechts in een gevalnbsp;eene geringe hoeveelheid water gevormd, en , zoo-als uit de volgende opgave Blijkt, werden op 100nbsp;omtrekken van dit gas, 2 omtrekken koolstof-waterstof-gas aangetroffen. Tot deze hoeveelheid werd Besloten uit de vermindering , welke ditnbsp;gas, na met een gelijken omtrek chlorium vermengdnbsp;te zijn, dadelijk na de vereenlging, onderging.

Dit nader onderzoek heeft nu, met Betrekking tot de gassoorten der verschillende dieren, waaruit dezelve verkregen waren, de volgendenbsp;Bestanddeeien, in 100 omtrekken, opgeleverd.

OtntTjek-

ktn.

Koolstof-

zuur~gat.

Omtrek-

ken.

Koolstof-

oxyde-

gas»

Onttrek

ken.

Koolstof-

water-

stof-g(isgt;

Onitrek-

ken.

Zwiivel-

yitater-

stof-

zuur-gas*

Gas, verkregen uit de maag eener , met hooinbsp;gevoederde, gezondenbsp;Koe, 9 uren na dennbsp;dood.

71,00

29,00

Gas, uit de magen en darmen van twee Runderen, gestorven tengevolge van het ongans,nbsp;of de lever - ziekte metnbsp;waterzucht gepaard.

N». 1.

2.

63„50 45, 00

36,00 53,00

2,00

J

0,50

Gas, uit de magen van twee gezonde, ge-slagle Runderen. N”. I.

Nquot;. 2.

50, 75 40,25

49,25 59, 75

gering®

sporen.

-ocr page 333-

613

Omtre^^~ t Omtrek-keo. ken1 -Koolstof- Koolstof-zuur-gas» ' nbsp;nbsp;nbsp;¦

ëO'S1


Omtrek-

ken1.

Koolsiqf-

water-

itof-gas»


Omlrek-

.

Zwavel-

watet-

stof-

fUUr-gasgt;


Gas, uit'de maag en darmen van een halfjarig Kalf, hetwelk metnbsp;hooi en melk gevoed

Vvas. . ........

Gas, uit de darmbuis van een gestoi’ven Paard,


65,50 30, 50


4,00


45,50 54,50


GaSj uit de darmbuis vaneen, aan eeiie langzame verzwakking gestorven, Paard. . . .


25, 50 41, 50

C)


Gas , uit de magen en darmen van twee, tennbsp;gevolge va.n het ongansnbsp;gestorvene Schapen.

N“. 1.

N“. 2.

Gas, uit de magen en darmen van drie geslag-te, gezonde, Varkensnbsp;^ N“. 1.

N“. 2.

3.


47, 50

68, 00


50,25

30,75


2.25

1.25


35 (-I-)

40, 50159, 50 50,'60 49, 50


gerings

spoien1


1

In dit gas waren, behalve de genoemde hoeveelheden koolstoj-zaur~ en loolstof-oxyde-gas, nog 33 omtrekken dampkrings-lucht voorlianden, welker aanwezigheid denkelijk aan eene minder naaawkeurige verzameling van het gas zal moeten worden toegesciireven.

( ) De overige , 65 omtrekken gas, na de behandeling jnet kalkwater terug gebleven, waren ongekleurd, reu-keloos, ontbrandden niet, en waren ongeschikt ter onderhouding der vlam, waaruit blgkt, dat dezelve stikstof waren.

-ocr page 334-

614

Uit déze proeven mag men besluiten: 1*. dat bet koolstof-oxyde-gas geenszins als eene lucbt-soortnbsp;te beschouwen is, welke alleen bij eeUe verzwaktenbsp;of ziekelijke gesteldheid van de werktuigen dernbsp;spijsvertering, zooals bijv. bij de opgeblazenheid,nbsp;wordt aangetroffen; 2“. dat dit gas ook nietnbsp;als een voortbrengsel der gisting is aan te merken, welke sommige voedsels, zpoals bijv. denbsp;klaver of andere voederstoffen, in de maag dernbsp;herkaauwende dieren, kunnen ondergaan, daarnbsp;de gas-soorten tot onze proefnemingen dienende,nbsp;mede genomen waren uit de magen en darmen vannbsp;dieren , bij welke geenszins eene gisting van dien aardnbsp;plaatsvond, waarin dit beginsel zooVel werd aangetroffen, als in dé Ingewanden der dieren, welkenbsp;aan de boven opgegevene ziekte en verzwakkingnbsp;leden ;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;3°, dat hetzelve aanwezig was bij dieren,

die verschillend voedsel, als hooi, gras, melk, en mestvoeders , welke, bij de Varkens, uit karnmelk en koorn, of erwten- en boonen-meel bestonden, hadden gebruikt; 4“. dat het bedoeldenbsp;gas, behalve in de maag van het opgeblazennbsp;Rund, waaruit men het, tot dus ver, alleen hadnbsp;verkregen, alsmede in de ingewanden van het gezonde Rund, oojt in die van het Schaap, hetnbsp;Paard, en het Varken gevonden wordt; 5“. datnbsp;de gemelde gas-soort niet alleen in de maag,nbsp;maar tevens in de darmbuis geboren . wordt;nbsp;moetende hierbij worden öpgemerkt, dat, innbsp;de meeste proefnemingen , het gas door ons uitnbsp;belde deelen was verzameld, omdat uit een der- ¦

-ocr page 335-

615

zelve niet altijd eene genoegzame hoeveelheid kon worden verkregen. De lucht uit deze dcelennbsp;¦werd dan, in eene of meerdei-e blazen, doornbsp;een gemengd, opgevangen en onderzocht. Dochnbsp;hij het Paard strekte de lucht, enkel uit denbsp;darmbuis verzameld, tot het onderzoek; 6°. dat,nbsp;hoewel uit het, door ons in het werk gesteldenbsp;onderzoek, niet volkomen blijkt, dat het koolstof-oxyde-gas een standvastig bestanddeel uitmaaktnbsp;van de lucht, welke gevonden wordt in de maagnbsp;en darmbuis , zoo van de opgenoemde gezondenbsp;als zieke dieren, hetzelve daarbij evenwel vrij bestendig aanwezig is , daar dit gas, in twaalf van denbsp;dertien medegedeelde proefnemingen steeds voorhadden was, zonder dat wij meerdere gevallennbsp;hebben waargenomen, waarin hetzelve niet bestond; 7°. dat de hoeveelheid dezer luchtsoórt over,nbsp;het. geheel verschilt, . en dat hare verhoudingnbsp;vooral tot het aanwezige koolstofzuur-gas nochnbsp;bij de dieren van hetzelfde geslacht , nochnbsp;van onderscheidene geslachten, altijd dezelfde, is ;nbsp;doch dat deze twee gas-soorten de hoofdhestahd-deeleu. uitmfikeu van de lucht, welke in de maagnbsp;en darmen wordt, aangetroffen, waarvan dan efensnbsp;.het laatstgeitielde, namelijk het koolstofzuur-gas,nbsp;dan eens het koolstof-oxyde ~ gas het overwiotnbsp;heeft; blijkende het voorts , uit de geheele opsomming der omtrekken van beide gassoorten,nbsp;over de dertien gedane proefnemingen, dat er 36,00nbsp;deelen meer van het eerste dan van het laatste gasnbsp;bestonden. Indien men evenwel de lucht, -uit

-ocr page 336-

616

het; Varken N®. 1, 'van deze berekening ultdüit, waai’in geen koolstof-oxyde-gas bestond, dan 'komen de hoeveelheden dezer béide gassoorten genoegzaam gelijk te staan, en behoudt zelfs hetnbsp;laatstgenoemde gas boven het koolstofzuur - gasnbsp;met 1,00 ' deel o£ .omtrek, de overhand; 8“.nbsp;dat in . zes gevallen slechts weinge deelen zwatel - waterstofzuur-gas, en alleen in een gevalnbsp;2,00 deelen koolstof-icaterstof-gas gevonden vrer-den, terwijl eenmaal dam^krings-lucht onder denbsp;gas-soorten , waarschijnlijk door toevallige bijmenging , en eens, namelijk in de lucht uit de maagnbsp;en Idarmen van een der Varkens, eene grootenbsp;hoeveelheid stikstof voorhanden wasi

Vergelijken wij deze ontledingen tmet het onderzoek door anderen omtrent het gas, getrokken uit de maag eh ingewanden van verschillende dieren, in het werk gesteld, zoo trelfen wij een zeer uiteenloopend verschil in de uitkomsten aan.

Vaüqüelin (1) onderzocht in 181‘7j hét‘ gas-, verkregen uit de ’ darmen vaU een’ Olifant’,nbsp;die aan opgeblazenheid gestorven was, en bevond, dat hetzelve hoofzakelijk was te Zamenge-steld uit koolstofzuur - gas , stikstof - gds, koolstof-waterstof-gas, en eene geringe hoeveelheid zwa-

1

Mémoires d'Histoire Naturelle. Tom. III. p. 279. MECK.EL, Arcliiv für die F/iysiologie., J8. lY- f» 6oa.

-ocr page 337-

617

Tel-'waterètofzuur-gasi Lasseigne (1). vond het gaz uit de pens-maag eener opgeblazene Koe te

bestaan uit nbsp;nbsp;nbsp;: Koolstofzuur-gas...... 2^ nbsp;nbsp;nbsp;deelen.

, nbsp;nbsp;nbsp;Zuurstof~gas........... 14,7 nbsp;nbsp;nbsp; ——

1 nbsp;nbsp;nbsp;Koolstof-waterstof-gas.. 5---

'Stikstof-gas............ 50,3--^—

Het koolstof-waterstof - gas hield het midden tusschen het eerste koolstof-waterstof-gas en ttcee-¦de koolstof-waterstof-gas (hydrogêne proto-oarbonénbsp;en hydrogens deuto-carbotié), bestaande namelijknbsp;uit twee omtrekken waterstof-gas en een en eennbsp;halven omtrek koolstof.

Het gas , onmiddelijk na den dood verkregen, uit de dunne darmen- van een Paard, gestorvennbsp;ten gevolge van trommelzucht, bestond: uit

1®. nbsp;nbsp;nbsp;Koolstof zuur - gas.......... 59,8

2°. nbsp;nbsp;nbsp;Waterstof-gas.............27,9

3quot;. nbsp;nbsp;nbsp;Koolstof-waterstof-gas.... 1,0

4“. nbsp;nbsp;nbsp;Zuurstof-gas ............. 6,4

r nbsp;nbsp;nbsp;5». Stikstof-gas.........^..... 4,9

6°. Sporen nan zwavel-tcater-stof-gas, nbsp;nbsp;nbsp;^

In geene, dezer ontledigingen wordt gewag gemaakt van het bestaan van eenig koolstof-oxyde-gas. Hoewel wij de wijze, waarop het onderzoek, door deze scheikundigen, is in het werk gesteld, niet volledig vinden medegedeeld , mo-

1

Recueil de Médècine Vétérinaire, Juin j83o, pag. 366 en 367.

-ocr page 338-

618

gen wij evenwel besluiten, dat dezelve niet in alle deelen met de onze overeenkomt.

Veelmin vinden wij in de waarnemingen van iuri-

KE, LAMERAN en FREAIY, MAGENDIE (1) en CHEVREUL ,

en later door chevillot in het werk gesteld (-}-), betreffende den aard der gas-soorten, welke zich innbsp;de maag en darmbuis van den mensch, zoo in dennbsp;gezonden als ziekelijken staat, bevinden, meldingnbsp;gemaakt, dat het koolstof-oxyde-gas daarvan eenbe-standdeel uitmaakt, De laatste vond in de darmennbsp;van menschen, die aan ziekten gestorven waren,nbsp;zes gas-sooi’ten, die dikwijls’ vereenlgd, zelden opnbsp;zich zelve bestaande , voorkwamen:als stikstof-gas,nbsp;koolstofzuur-gas, waterstof-gas, koolstof-water-stof-gas, zuurstof-gas , ztvavel-waterstofzuur-gas.

Het kan niet onbelangrijk geacht worden, het onderzoek, langs den weg, door ons, omtrentnbsp;de lucht-soorten der gras-etende dieren, gevolgd,nbsp;verder ulltebreiden tot de gas-soorten, welke gevonden worden in de maag en darmen dernbsp;vleesch - etende dieren, ten einde na te sporen ,nbsp;of ook het koolstof - oxyde - gas , — een beginsel,nbsp;dat, tot dus ver, niet anders in de natuur, dannbsp;in de meer gemelde deelen des dierlijken llg-

1

Annales de Chemie et de Physique. 1816. meG. KEI. Archiv B. III. f 3og , London Medical and Chi-rurgical Journal and Revieuw.^yo], 3. p. i5g—161.

(t) ^eher die Gasarten im Magen und in den Ge-d'drmen des Menschen im Jtranhen Zustande, in eho-KiEPS Notizen, B. XXVI, N®- 550, 8g en verv.

-ocr page 339-

119

cliaams gevonden is geworden , en , voor het overige, slechts als kunst - voortbrengsel werd verkregen — onder dezelve wordt aangetroffen. — Dat dit niet onwaarschijnlijk is, laat zich afleiden uitnbsp;onze bevinding omtrent deszelfs bestaan ondernbsp;de gas-soorten , verkregen uit de bulks-ingewanden van het Varken, hetwelk , als alles-etend dier,nbsp;tevens met dierlijke, zelfstandigheden gevoednbsp;wordt. — Ons voornemen is, tot dit oogmerk,nbsp;deze nasporingen voort te zetten, zoodra zichnbsp;daartoe de geschikte gelegenheid zal aanbieden.

-ocr page 340-

KORTE

MËDEDEELIIVGEN

EN

UITTREKSELS.

34. De Heer Vee - ar Is yf. j, van der horst zag bij een Paard, hetwelk toevallig een emmernbsp;vol zoete melk, ongeveer 19 kannen bevattende,nbsp;had ledig gedronken, teekenen van overladingnbsp;met aandoening der hersenen , of den zoogenaamde maag - kolder, ontstaan. Het Paard was duizelig, en hield zich even als dronken zijnde,nbsp;terwijl het stijf in den gang was. De oorzaak bekend zijnde, werd eerst eene aderlating van zesnbsp;ponden in het werk gesteld, en het dier op eenenbsp;luchtige plaats gehouden ; voorts werden klisterennbsp;gezet, en zoutachtig bittere middelen, uit aloë,nbsp;zwavelzure j}Otasch, braak-wljnsteen, met eenigenbsp;'poeder van gentiaan - wortel, ingegeven. Desnbsp;avonds en dén volgenden dag, volgde er een versterkte afgang, waardoor de toestand reeds veelnbsp;vei’beterd werd, terwijl het Paard verder, ondernbsp;eene uitwaseming bevorderende geneeswijze, hetnbsp;omslaan der voeten met leem-aarde en azijn,

-ocr page 341-

¦Üü';!

621

naderhand nog gevolgd door . versterkende was-3chmgen der beenen, binnen weinige dagen, hersteld weixl.

35. De Heer Vee - arts w. t, kuksen meldt, in hét jaar 182i6, eenige Paarden te hebben behandeld , wélke gedeeltelijk langzamerhand, deelsnbsp;oogenblikkehjk, blind waren geworden. Hijnbsp;meende dit toeval te moeten toeschrijven aan hetnbsp;onmatig voederen dezer Paarden met raauwenbsp;aardappelen. Dit werd ook daardoor waarschijn,nbsp;lijker, dat, zoodra, op raad van den Vee-arts,nbsp;dit voedsel achterwege werd gelaten, dezelve nietnbsp;meer door blindheid werden aangedaan. Daar denbsp;meeste’ dezer Paarden wel gevoed waren, deednbsp;men dezelve eene ruime aderlating, terwijl spaan-sche - vlieg • zalf op de wangen ingewreven, ennbsp;laxeermiddelen uit aloë, braak-toijnsteen , zoetenbsp;ktvik, en loitte zeep inwendig gegeven werden.nbsp;De oogen werden met verkoelende Wasschingennbsp;behandeld. — De meeste Paarden, bij wie hetnbsp;toeval der blindheid nog niet lang had bestaan,nbsp;werden op deze wijze spoedig hei’steld.

36. Door den Heer Vee - arts vv. h. montens werd, voor de ziektekundige verzameling onzernbsp;Vee'-artsenijschool, gezonden een beursgezwel,nbsp;waarin zich niets dan haar bevindt. Hetzelvenbsp;bezit de grootte eerier walnoot, en werd doornbsp;hem weggenomen uit den linker schouder, bijnbsp;een Paard. De inwendige oppervlakte der beurs

;|i

l!^

ilii:

I::

¦1

-ocr page 342-

622

is niet alleen met haar bezet, maar de holligheid is tevens met lange, vast in een gerolde, losse,nbsp;haren opgevuld. Kunnen deze laatste misschiennbsp;in de holte verzameld zijn , als het gevolg dernbsp;jaarlijksche ruiijng, waardoor, even als in denbsp;huid zelve plaats heeft, de haren zich uit hetnbsp;vlies der beurs hebben losgelaten? Volgens j. f.nbsp;DiETERicHS, Handboek der Vee-artsenijkundigenbsp;Heelkunde, D. I. blz. 302. vindt men, in het^a-thologisch Kabinet te Hannover, een soortgelijknbsp;haar - beurs - gezwel bewaard.

37. De Heer Vee-arts o. koopmans, heeftproe. ven genomen met de croton-olie, als purgeermiddel , bij het Paard (Verg. Magazyn D. I. blz.nbsp;315). Hij wendde dezelve aan bij eene Merrienbsp;van ongeveer 26 jafen oud, lijdende aan eenenbsp;hardnekkige verstopping, veroorzaakt door hetnbsp;eten van gesneden boonen-stroo. Hij diende 20nbsp;druppen dezer olie toe , in een half mingel laauwnbsp;water. Daar er, na verloop van 24 uren, nognbsp;geene bulks-ontlasting volgde, besloot hij dezelfde gift nog eens te herhalen, waarop eene vrijnbsp;dunne en genoegzame ontlasting ontstond. Do uitwerking dezer olie ging met geene verschijnselennbsp;van buikpijnen gepaard, daar men naauwelijksnbsp;eenig kwalijk bevinden aan het Paard bespeurde , iets hetwelk doorgaans bij het gebruik vannbsp;den aloë plaats heeft. Hij ondervond dezelfdenbsp;goede uitwerking dezer olie vervolgens nog bij tweenbsp;andere Paarden, die door buiks-verstopping waren

-ocr page 343-

623

aangedaan , waarbij hij «venwel niet minder dan 30 druppen in eene gift toediende. (*)

38, De opgewekte teeldrift wordt als een gewoon verschijnsel, hetwelk aan de zoogenaamde j)aarl-ziekte of inwendige -pok-ziekte van het Rundnbsp;eigen is, door de Duitsche Vee-artsenijkundigen,nbsp;algemeen opgegeven. Zij noemen deze ziekte dienbsp;Vranzosen-KrankhelU De Fleer Vee • arts a. schuldnbsp;meldt zulks insgelijks te hebben waargenomen bijnbsp;een Rund-beest, hetwelk geslagt werd, waarbijnbsp;die bijzondere tros- of wratachtige ontaardingnbsp;der wei-vliezenbestond , welke de landlieden gewoonnbsp;zijn pokken te noemen. Er waren bij het levennbsp;niet dan zeer twijfelachtige teekenen van ongesteldheid merkbaar. Flet dier liep evenwel onrustig in de weide, had zwakken-eetlust, en denbsp;teeldrift vertoonde zich bestendig opgewekt. Hoewel op eene hooge en krachtige weide grazende,nbsp;was het slecht gevoed, en mager, toen het gedoodnbsp;werd.

(*) Eene proef met de croton-olie aan de Vee-artse-nijscliooi genomen, heeft ook ons geleerd, dat 4o druppen van dezelve, in verdeelde giften, aannbsp;Paard, in twee dagen, toegediend, den afgang vannbsp;den mest wel eenigermate bevorderen, en weeker dannbsp;gewooulijk, doch geenszins vloeibaar, maken. De giftnbsp;van 5o of 55 druppen op eens zal noodig mogen worden geacht , om van dit middel eene behoorlijke uitwerking te erlangen. De drachme croton-olie kostnbsp;5o Cents.

II. D. 11. St. nbsp;nbsp;nbsp;40

-ocr page 344-

624

39. De Heer Vee-arts e. kylstrv t®, ondervond , in eeuen liardnekkigen hoest, welke, van den herfst des vorigen tot in de lente dezes jaars,nbsp;ra Friesland, op sommige stallen, onder de Paarden heerschte , het beste nut van den belladonna-wortel. De hoest was droog en schel, waarbijnbsp;het ligchaam werd uitgerekt, en de mond opengesperd- De dieren hoesteden* meest verschillendenbsp;malen achter elkander, en zulks ging met zoodanige zigtbare vemoeijenis gepaard, dat het angstnbsp;baarde De aanvallen kwamen van twee tot drienbsp;uren terug. De hoest verhief zich echter hetnbsp;sterkst, nadat de Paarden gevoederd waren, en tegen den avond- Aderlatingen, etterdragten , verkoelende, en verzachtende, middelen deden den-zelven niet wijken, doch de hoest begon dadelijk tc verminderen, en hield weldra geheelnbsp;op , na de aanwending van het volgende middel ;

Nitrat. Fotassae, unc iv. Puin. rad. Bella-donnae, drachm, iv, Pulv. sent. Lin. v. Rad. Altheae, au unc. xii, m. r. pülv. s. 3. m. d, eennbsp;lepel vol over het kort-voeder.

o 40. De Heer p. rylstra lz. roemt insgelijks de gunstige ultvverklng van de rad. belladonnae in dennbsp;hoest der Paarden, welke hij, in de omstrekennbsp;van het Heerenveen, op denzelfdcn tijd , waarnam, waartegen vruchteloos de bovengemelde gewone, alsmede verdoovende , middelen, namelijknbsp;bet uittreksel van bilzenkrvid eu het laurierkers-

-ocr page 345-

ivatar, een tij 1 lang , waren aangCTvend. Ixij gaf het bedoelde ralddel, van vijf tot acht drachraen,nbsp;met drie oneen salpeter, even zoo veel poedernbsp;¦van zoethout, en zes oneen lynzaad vereenigd,nbsp;•waarvan, drie malen daags, een lepel vol werd toegediend. Alle Paarden verdroegen dit middel, zonder dat hetzelve ongewone toevallen teweeg bragt,nbsp;behalve een, aan hetwelk de belladonna - wortelnbsp;tot acht drachmen, op een pond van bet gemeldenbsp;poeder, wegens de langzaam vordei’ende genezing,nbsp;werd gegeven. Nadat het daarvan, twee dagennbsp;lang, gebruikt had, stond hel Paard met opengesperde oogen, en verwijde pupil, even als ware.nbsp;het door de klem aangedaan. (1) Deze toevallennbsp;bedaarden echter spoedig na het vermlndei'd gebruik des middels. Het Paard herstelde binnennbsp;kort volkomen’ van den hoest.

De Hoogleeraar Dr. lappe , te Gottingen , wendde bij de heerschende long ziekte van het hund-vee, in die gevallen, waar dezelve van een zeer hevlgen en krtimpachtigen hoest vergezeld ging,nbsp;met voordeel de belladonna-wort el aan , tot denbsp;gift van vierendeel loods , met andere borst-mid-delen vereenigd. (Zie Teutsche Zeitschrift fürnbsp;die gesammte Thierheükunde, Erster Baud, vier-tes Heft s 65.)

1

PitoEli zegt, dal liet Paard meerders ponden belladonna , zonder nadeel, verdraajlt;t. Hij scliijntnbsp;evenwel de bladtn te bedoelen. {^Hystliematisehesnbsp;Haiidbuch der l'^eterincir - U^issenaehajt, § 1786).

401

-ocr page 346-

626

41. De Heer Vee-arts b. i. c. hijndehs zag, twee lt;lagen na dc castratie, door afbinding van dennbsp;zaadstreng , bij een schoon vijfarig bruin Paard —nbsp;hij welke operatie hij tegenwoordig was —hevigenbsp;zenuw-toevallen ontstaan. Bij eiken aanval rildenbsp;het dier; het stond te schudden , en , in het achterstel , hadden sterke trekkingen plaats , zoodatnbsp;het dier hijna ter aarde viel. De blik was vurig.nbsp;Bij het aanvoelen langs de ruggraat en op hetnbsp;kruis, toonde het Paard pijn te gevoelen. Denbsp;pols was ongeregeld en menigvuldig. Tot aannbsp;den zesden dag na de opei’atie , was de balzaknbsp;niet gezwollen, _ en. de wouden waren spoedignbsp;bijna genezen.

Niettegenstaande de gemelde Vee-arts eerst nu zijne behandeling begon, mogt hem de volkomenenbsp;genezing gelukken, door de toediening van dennbsp;valeriaan - iportel, het bilzenkruid, de belladonnanbsp;en duivelsdrek , in de gedaante van pillen, waarmede naderhand nog de zoete kicik vereenigdnbsp;werd. Er werd tevens eene fontanel aan de borstnbsp;gezet, en eene prikkelende zalf aan de wond vannbsp;den balzak gesmeerd , ten einde dezelve tot ette-ring te brengen. De toevallen namen al spoedignbsp;af, doch, naarmate de tusschenpoozen langernbsp;werden , waren de aanvallen zelve in het eei’stnbsp;heviger. Zulks verminderde evenwel ook , na eenigenbsp;dagen. Het Paard was, na verloop van vijf weken , geheel hersteld.


-ocr page 347-

C)quot;n

42. Dezelfde Yee-arls zag soortgelijke zenuwaandoeningen bij een Rund ontstaan, in den zo,-mer van 1828, op den oden Julij, na een hevig Gnweder, vergezeld van storm en stortregen.nbsp;Deze toevallen gingen gepaard met verlammingnbsp;van het regter achterbeen. Dezelve hadden dennbsp;dood ten gevplge, niettegenstaande de aanwending van onderscheidene opwekkende, versterkende, zenuw - middelen, in het begin volgde ernbsp;eenige beterschap, doch, ifa weinige dagen, namnbsp;de verlamming in het been sterk toe. Het brandijzer, op het deel aangewend , bleef mede vruchteloos. Het kroonbeen scheidde zich als vannbsp;zelf van het kootbeen af, waarop de doodnbsp;volgde (1).

1

Dat het Vee in de weiden dikwijls door den bliksem wordt getroffen, is eene bekende zaak. Hetnbsp;is mij vóórgekomen , dat men zulks menigvuidiger hoortnbsp;plaats hebben met Runderen , dan met Paarden, ofnbsp;andere dieren. Indien deze meening gegrond is, zoonbsp;komt de vraag in aanmerking , waaraan zulks toe tenbsp;schrijven zij ? ’ Zal men de hoornen van het Ruudnbsp;kunnen beschouwen, als ligchamen, door wier puntennbsp;de electrieke vloeistoffe wordt aangetrokken ? Denbsp;Iloogleeraar dupüij nam waar, dat, in den zomer vannbsp;i8i4, toen er, in Frankrijk, eene epizoötiscke ziektenbsp;onder het Rundvee hcerschte, waardoor, op eenenbsp;hoeve, bo beesten waren aangedaan, i5 derzelve, nadat er, op den 5 Junij , een Jievig onweder uitbrak.,nbsp;gepaaed met zware electrische vei sciiqiiscien , zoo on-

-ocr page 348-

628

43. Dezelfde Vee - arts meldt, dat liij, in meerdere gevallen van slepende droesachtige ongesteldheden bij Paarden, de béste uitwerking heeft ondervonden van bet bruine garste-mout, drie of vier malen daags, ter hoeveelheid van een ned,nbsp;kop gevoederd, met de aamvending tevens eenernbsp;fontanel aan de borst.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;•

44. De Heer Hofraad von hörbt , te StuUgard, beeft de merkwaardfge beleediging van een Paardnbsp;door den bliksem bekend gemaakt, en dezelvenbsp;door eene gesteendrukte afbeelding opgeheldel-d.nbsp;Op den 24sten Julij 1829, sloeg, bij een hevignbsp;onweder, de bliksem in het slot la Solitude , hetwelk door den Heer Opperhoutvester keppleu bewoond wordt. De bliksem vervolgde zijnen loopnbsp;van af eene plaats in het dak — alwaar zes stuksnbsp;breede hout - zagen , ongeveer van zeven voelennbsp;lengte hingen, die verstrooid op den bodem geslingerd werden, — tegen den, met gips bepleisterden, bodem eener kamer, waardoor hij,nbsp;in eep omtrek van drie voeten, henen sloeg. Vannbsp;verwacht stierven, als of zij door den bliksem vvarennbsp;getroffen. Bij de opening van een groot aantal dezernbsp;Runderen, bevond men geene andere , in het oogloo-pende , verchijnselen, dan eene verweehing van hetnbsp;ruggeinerg, vergezeld van eene uitstoiting van w’eivochtnbsp;in het nierg-vlies, even als of er eene waterzuclit vannbsp;dit dcc! bestond, te gemelde Hoogleeraar merkt op,

-ocr page 349-

029

deze kamer liep cis bliksem door twee andere, aaw clkandere grenzende, vertrekken, In al deze kamers werden ijzer - draden verteerd, en houten ge-i’eedschappen omver geworpen of verpletterd. Vannbsp;hier, door een sterken muur, in deszelfs loopnbsp;onderbroken zijnde, nam de bliksem' zijnen wegnbsp;naar achteren in den stal, waarin één Paard ennbsp;drie Runderen stonden. Het eerste, zijnde eennbsp;achtjarige Vos-PvUiu van eene middelbare grootte, slaande drie of vier voeten'van den munr,nbsp;werd van den bliksem getrofien, aan den kop,nbsp;onder het regter oor, en tegen den grond geslagen ; de lluudereri bleven ongeraakt. De heleedi-ging van het Paard vertoonde zich in de nabijheidnbsp;van het regter oor, alwaar, hoven het oog , hetnbsp;haar, als mede de opperhuid, benevens ook denbsp;oogharen, weggebrand, en het oog zelf eenigzinsnbsp;beschadigd, waren. Van daar had de werking desnbsp;bliksems in de rigtlng langs de regter zijde vannbsp;den hals nederwaards plaats, loopende schuins overnbsp;de horst naar het linker voorheen henen, en , langsnbsp;de binnen vooi’ste oppervlakte van hetzelve, naarnbsp;onderen , alwaar hij in den vochligeu grond vannbsp;den stal ophield. Het Paard werdj in het begin,nbsp;voor dood gehouden; doch het bleek spoedig.

dat deze onverwachte sterfte, in betrekking tot het gemelde onweder, de aandacht overwaardig is, d.aarnbsp;hierdoor wordt bevestigd, dal, door den invloed dernbsp;electriciteit, de cpizoütische ziekten somwijlen ongemeen scliielijk gevaarlijk en doodelijk worden.

-ocr page 350-

630

dat hetzelve wederom ademhaalde, wanneer het uit den stal in den hof gesleept, en met koud water begoten werd, waarop het, na verloop vannbsp;een half uur, tuimelende opstond, en, na eenigenbsp;uren, wederom vlug en vrolijk was. Doch hetnbsp;bleef, ten minste veertien dagen lang, nognbsp;zwak in het kruis, en liep slingerende. Het verdient opmerking, dat dit Paard, zoo dikwijls alsnbsp;het uitgeleid werd, om hetzelve de noodige beweging te geven', telkens met zekere tegenstrevingnbsp;in den stal terug keerde , hetwelk te voren nimmernbsp;het geval was geweest.

45. De Heer Kreits-Physieus Dr. wittke, te-Pummelsburg, deelt het geval mede van de voor-bijgaande razernij, bij eene Koe, na het afkalven, {mania transitoria post partum.) Nadat deze Koenbsp;de geboorte en ontlasting der nageboorte rustignbsp;en geregeld had doorgestaan , werd zij , bij hetnbsp;zien van het Kalf, volkomen dol, ging met denbsp;hoornen op het Kalf los, brulde, en schuimbekte; het haar rees omhoog, en de oogen werdennbsp;rood, en rolden wild in den kop rond. Dezenbsp;razernij, gedui’ende welke de Koe alleen door kettingen kon worden vastgehouden, daar zij de touwennbsp;aan stukken rukte , hield ongeveer zes uren aan,nbsp;nam toen langzamerhand af, en was , den volgenden morgen , geheel over. De Heer Dr. wittkenbsp;houdt deze waarneming met regt voor belangrijk,nbsp;daar dezelve het bewijs oplevert, dat het ligcha-melijke gevoel door de hariugs-werkiiig veranderd

-ocr page 351-

631

of omgestemd wordt, en zij strekken'kan om vele twijfelingen omtrent het bestaan eener gelijke gesteldheid bij de vrouw weg te nemen, (Froriepsnbsp;J^otizen, 1830.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;568, s. 256.)

46, De Hengst en Ruin verdedigen zich op eene verschillende wijze. Terwijl de eerste zichnbsp;in den kampstrijd alleen van de voorheenen bedient, waarmede hij van boven slaat of houwt,nbsp;zoo doet de Ruin zulks niet met de voorhee-nen, maar deze verdedigt zich alleen door metnbsp;de achterbeenen achteruit te slaan.* Om dezenbsp;reden zijn de Ruinen, bijv. in Noorwegen, ongeschikt, om eene kudde Paarden tegen de Bee-reu te verdedigen, daar deze dezelve op dennbsp;rug zouden springen, (frorieps Notizen ^ N“. 558,nbsp;s. 113).

47. De opgeblazenheid werd, bij een zuigend Kalf van zes weken oud, genezen door den pens-steeknbsp;aan de regterzijde des ligchaams, (^oor den Heernbsp;Vee - arts s. a. düpont. Bij zijne aankomst lagnbsp;het Kalf op den'grond; het was zeer henaauwdnbsp;en kortademig; de ooren waren koud en denbsp;hulksw'anden zoo zeer uitgezet en gespannen,nbsp;dat de laatste ribben , noch de dwarsche uitsteeksels der lende-wervelen, noch de voorrand desnbsp;heupbeens„ konden gevoeld worden. Het vlug-tig loogzout, ter hoeveelheid van een half once,nbsp;met eenig water verdund, werd zonder gevolg,nbsp;ingegeven. De pens-steek werd dus noodzakc-

-ocr page 352-

632

lijk geóórdeeld. Deze in het werk gesteld zijnde op de gewone plaats, aan de linkerzijde, werden1nbsp;geenszins lucht ontlast; maar de dunne darmennbsp;drongen door de gemaakte opening. (1) Hij moestnbsp;het mislukken dezer operatie daaraan toeschrijven, dat de pens-maag nog niet die uitgebreidheid hij zuigende Kalveren beeft verkregen, welkenbsp;zij vervolgens bezit, nemende dit deel vooral innbsp;omvang toe, wanneer de dieren droog voeder beginnen te nuttigen. Hij Het de , naar buiten dringende, darmen binnen brengen, en door eenenbsp;zachte drukking tegenhouden. Nu beproefde denbsp;Heer düpont den pens-steek aan de regter zijde tenbsp;doen , welke volkomen gelukte. Er ontlastte zichnbsp;uit de opening eene zeer groote hoeveelheid luchtnbsp;van een zeer stinkenden reuk. Dezelve brandde,nbsp;door het kaars-licht aiangestoken zijnde, met eenenbsp;blaauwe vlam.

De buik werd hierna geheel ontspannen, en het dier zoo zeer verligt, dat het, na eenigenbsp;uren , opstond. De wonden werden gehecht. Nanbsp;verloop van vier dagen, was het Kalf, dat intus-schen met verdunde melk gevoed werd, volkomennbsp;hersteld.

48. Over het kleuren der beenderen van de ongeborene jongen, door middel van meekraf, heeft de

1

Bij dit verslag wordt niet vermeld, ofde buik-sleek met den trokar of met eenig ander werktuig is verrigt.

-ocr page 353-

Ö33

Hoogleeraar In de ontleedkunde aan de Hooge-* school, ie Darmouth, de Heer r. d. müssey, eenigenbsp;proeven in het werk gesteld, om mede te dienen ternbsp;oplossing der vraag, of er tusschen de moeder en denbsp;'Vrucht eene onmiddclijke gemeenschap plaats heeft.nbsp;Uit deze proeven schijnt te blijken , dat ten minstenbsp;Lij eenige dieren — hoedanig ook, voor het overige, de geiyeenschap zijn moge, welke er tus-scheu de bloedvaten van den draagzak, en van hetnbsp;ei besta — het uitgemaakt is, dat eene vreemdenbsp;zelfstandigheid geene hindernis vindt, om van denbsp;eene tot de andere over te gaan. Ik heb, zegtnbsp;de schrijver, iederen dag, drie of vier oneennbsp;meekrap aan eene Zeug, gedurende de laatste achtnbsp;weken van hare di'agt, met het voeder doen vermengen.

Toen zij de jongen wierp, doodde ik eenige derzelve , onderzocht de beenderen, en bevond,nbsp;dat alle eene duidelijke roode kleur bezaten; ooknbsp;de tanden waren roodgekleurd. ïot eene anderenbsp;proef iiam ik eene Zet% , die reeds in de laatstenbsp;maand der dragt verkeerde , en liet haar, twintignbsp;dagen lang, vier oneen meekrap daags, eten,nbsp;waarna ik dezelve door bloeding liet dooden. Denbsp;pis van dit dier was tamelijk geverwd , en verkreegnbsp;eene nog donkerder kleur, zoodra ik er eenenbsp;geringe hoeveelheid eener potasch-oplossing bijvoegde. De bloedwel bezat, nadat dezelve, zoonbsp;veel mogelijk, van de roode holletjes was afgescheiden, eene roode kleur, welke door de al-calüolie ontbiiidiug nog sterker werd. In den

-ocr page 354-

634

«ïraagzak waren voldragene jongen aanwezig, ffet lams-vocht werd herhaalde raaien met de polaschrnbsp;onthinding onderzocht, en nam eene , zeer duidelijke , roode kleur aan. In al deze gevallennbsp;moet de 'vei’houding van de kleurstof der meekrap in dit vocht zeer gering geweest zijn, daar,nbsp;wanneer de proef met eene geringe hoeveelheidnbsp;dezer vloeistoffe genomen werd, men geene ,nbsp;zoo bevredigende, uitkomst verki'eeg. . Om denbsp;kleuring zeer duidelijk te maken, ging ik opnbsp;de volgende wijze te werk. Ik deed twee drachmen lamsvlles-vocht in twee glazen fleschjes,nbsp;die elkander ,zo» na mogelijk , gelijk waren. Hetnbsp;vocht was genoegzaam ongekleurd. In een dernbsp;fleschjes Het ik eene zeer geringe hoeveelheid pot-asch-ontbinding druppelen, en terstond werd,nbsp;de roodachtige kleur, welke hier door voort-gehragt werd, bij de vergelijking der twee flesch-jes, door hen, die bij deze proef aanwezignbsp;waren , herkend. De gekleurde vochten uit dsnbsp;magen der vruchten, en de pis, waren in eene tenbsp;geringe hoeveelheid aanwezig, om daar mede dezenbsp;proef in het wei'k te stellen, en nog minder , omnbsp;daaruit een voldoend besluit te kunnen trekken.nbsp;Ook de tanden en de overige beenderen der jonge Varkens waren even zoo rood gekleurd , alsnbsp;hij de eerste proef, in welke de Zeug, gedux’endenbsp;twee maanden, meekrap had gegeten, terwijl, innbsp;de laatste proef, deze zelfstandigheid slechts 20nbsp;dagen lang was gebruikt. Ook de beendei'ennbsp;dezer Zeug bezaten eene schoone roode kleur,

-ocr page 355-

635

naar liet schaarlaken-rood overlicllendc. De kleurstof, der meekrap kan dus niet slechts in denbsp;bloed-wei en de pis, maar ook iu het lams-vlies-vocht aanwezig zijn, eii zelfs, zonder nadeel, innbsp;de fijnste werktuigen der vrucht, in verschillendenbsp;tijdperken van derzelver ontwikkèling, bestaan.nbsp;i^dmerican Journal of the Medical Sciences, Nov.nbsp;1829. FRORiEPs JSotizen, Julij 18.30.)

49. De Heer Vee-arts w. MOSSEL deelde de waarneming mede omtrent de tegeunatuurlijke vergroo-ting der levers bij de Runderen , die in den herfst van 1^8 geslagt werden. Bij eene Koe woognbsp;de lever niet minder dan 82 oude ponden.

50. Dezelfde Vee-arts maakte ons bekend met •een wei'ktuig, hetwelk hij, dooreen’ Vee-helper,nbsp;met het beste gevolg zag gebruiken, bij de.ver-lossing van koeijen, alwaar geen ander middel overnbsp;blijft, wegens beklemming aan de schouders, dannbsp;bet Kalf te verkleinen. Hetzelve dient, om denbsp;voorste ledematen weg te nemen , zonder hel gebruik der vinger-bistourie, en wordt gebezigd innbsp;plaats van een houtel spadel, om de huid los tenbsp;maken. Het bedoelde werktuig bestaat uit eenenbsp;plaat van ijzer, eenigermate de gedaante bezittende van een pannekoeks-nies, doch scheppend ofnbsp;hol gebogen staande ,naar de gedaante der pooten.nbsp;Het heeft aan deszelfs einde de bi’eedte van ongeveer drie oude duimen, loopende, naar’hetnbsp;handvatsel toe, bestendig smaller uit, tot op de

-ocr page 356-

633

Lreedte van een halven duim. Het werktuig he-7at met liet handvatsel, dat aan liet ijzer is vast-geklonken , ongeveer de lengte van 3i voeten.

Hetzelve wordt op deze wijze gebruikt; wanneer de pooten in de geboorte zijn gebragt, en men oordeelt, dat de voorste ledematen van hetnbsp;Kalf of Veulen, wegens te groote kleinheid vannbsp;de dwarsche afmeting des bekkens , en de daaruitnbsp;voortvloeijende beklemming aan de schouders vannbsp;het jonge dier, moeten worden weggenomen,nbsp;zoo maakt men twee, in de lengte langs het beennbsp;loopende, insnijdingen in de huid, terwijl dezelve onder en boven de koot vast blijft, zitten.nbsp;De huid wordt voorts, door middel vau het ijzer,nbsp;al schuivende, van het celweefsel en het vleesch ,nbsp;naar boven toe, los gemaakt. Zulks rondom lietnbsp;heen geheel geschied zijnde, wordt de, nog vast-zltteude , huid aan de koot Insgelijks los gemaakt.nbsp;Alsdan wordt de poot met gemak van het overigenbsp;ligchaam afgetrokken. Is er nu ruimte genoeg ,nbsp;om'het Kalf te doeii geboren worden, zoo laatnbsp;meii de verkleining bij het wegnemen van ée'nennbsp;poot berusten; in het tegenovergestelde geval,nbsp;volgt men dezelfde behandeling omtrent den anderen poot. De verlossing geschiedt op dezenbsp;wijzè geraakkelijk, zonder het moeder - diernbsp;veel te vermoeijeii, noch hetzelve eeuigermate tenbsp;beléedigen.

SI. De Heer j. ii. van opdorp , Genees- en. Heelmeester , te Arnernuidtn , nam ‘de volgende

-ocr page 357-

637

merkwaardige ziekte van het hart bij eene Koe •waar. Het Rund op stal gemest wordende, werdnbsp;grootendeels met boonen gevoederd , doch bleefnbsp;desniettemin mager. Men deed eene aderlating,nbsp;en raadde vervolgens aan het beest te slagten.nbsp;Naar de slagtplaats geleid wordende , bleef hetnbsp;onder weg dikwijls stil staan, doch ging, na weinige o ogenblikken , weder voorwaarts- Dit verschijnsel trok de aandacht des Geneesheers totnbsp;zich , en daar er geen ander toe val bestond,nbsp;hetwelk eenen gèprikkelden toestand aanduidde —nbsp;hoewel het bloed zeer rijk was aan vezelstof —nbsp;meende hij eene ziekte van het hart te mogennbsp;voorspellen. Zie hier wat men aantrof. Het hartnbsp;vormde eene ongemeen groote massa, wegendenbsp;ruim 30 Ned. ponden, welke in een gewonennbsp;water-emmer niet kon worden bevat. Uitwendignbsp;bespeurde men niets dan eene hjmpha plastica.nbsp;Het hart of liever de massa werd doorgesneden ,nbsp;en toen bleek het, dat het hart eene groote hoeveelheid van kalkaardige stoffe bevattede, misschiennbsp;bestaande uit phosphoorzure kalk. Dit deel wasnbsp;wel iets grooter dan gewoonhjk, doch , voor hetnbsp;overige, natuurlijk gesteld. De vezelstof maaktenbsp;omhetzeive eene omkorsting, die, gemeten zijnde ,nbsp;ongeveer drie Rijnlandsche duimen dikte bezat.nbsp;De Heer opdorp had geenc gelegenheid tot een vei*-der onderzoek, doch meent, dat men uit het geennbsp;hier gevonden werd, zal mogen besluiten , datnbsp;de verbazende aanwoekering het gevolg is geweestnbsp;cener chronische ontsteking van het wei-vlies,

-ocr page 358-

038

lt;lal liet Lart uitwendig bekleedt. Bijaldien hier eeiie wezenlijke overvoeding van het liurt zelf (hy-jierlrophia cordis) had bestaan, zoo ware de aan*nbsp;woekering niet slechts tot de uitw'endige oppervlakte bepaald gebleven, maar dezelve had dannbsp;voorzeker de massa van het hart zelve vergroot.

52. Middel tegen de Varkens - ziekte. Een inwoner der slad Hoorn , met name jan beSjt , heeft aan Z. M. den Koning een middel bekend gemaakt, hetwelk hij verzekert met het beste gevolg aan te wenden tegen de F arken s - ziekte,nbsp;wel^ie, sedert eenige jaren, in onderscheidenenbsp;streken van ons land, heeft geheerscht, en, vannbsp;tijd tot tijd, groote verwoestingen onder dezenbsp;dieren te weeg brengt. De getuigschi-iften, tennbsp;getale van achtentwintig, door onderscheidenenbsp;lieden afgegeven, waarvan zijn berigt vergezeldnbsp;gaat, schijnen inderdaad het nut te bevestigen ,nbsp;hetwelk dit middel, bij een aanzienlijk getal ziekenbsp;Varkens, geViad heeft, ook zelfs dan, wanneer denbsp;ziekte reeds ver gevorderd was, zoodat er zichnbsp;roode , en zelfs blaauwe , plekken onder den buiknbsp;en aan andere ligchaams - deelen vertoonden ^nbsp;en de stem heesch was. Hetzelve beslaat uit denbsp;volgende zelfstandigheden:

Neem, Haarlemmer - olie nbsp;nbsp;nbsp;40 druppen.

Vlierbezien ^ of'jon ge stikken tan den Vlierboom,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;2 handen vol.

Moet, nbsp;nbsp;nbsp;1 theekop vol.

-ocr page 359-

639

Te koken in een half pint water, totdat er een mutsje ovei-blijft; er woi'den dan bijgévoegd:

Poeder van JaTnppe^ nbsp;nbsp;nbsp;'

* o » [Senebladen, Tan ieder 2 eijerlepcls gt; vol.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'1nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'•nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;¦nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;-:'•¦ ¦¦

pan der Peens- Elixir, nbsp;nbsp;nbsp;2 viiigèrboederi’vol.

Deze gift wordt aan groote 'Vhrkensf- bp eens ingegeven. De jofige Biggen-krijgen de'helft.

Dit middel schijnt-méérmalen te hunnen worden topgediend; hoezeêr het uit'biet ontvangen berigtnbsp;niet blijkt-, hoe dikwijls en wanneet hetzelve herhaald kan of moet worden. Meermalen schijntnbsp;ogne enkele toediening voldoende te zijn, om dènbsp;7;iekte te stuiten- — Ook wordt de vbordeelige uitwerking, welke het middel ter voorbehoeding dernbsp;Varkens - ziekte, in vele gevallen, heeft, gehad, in de bovengemelde getuigschriften, vermeld. — Deze uitkomsten uogtans kunnen, naarnbsp;ons oordeel, nimmer datgeen volKomen bewijzen, waartoe zij worden aangevoerd, daar bet altijd onzeker blijft, of de zAekte, zónder dè aanwending des middels, bij de gezondé Varkens zounbsp;zij 11 ui tgeb roken.

Hoewel deze geneeswijze verschilt van die, welke de meeste Vee - artsenijkuiidigen, overeenkomstignbsp;het verondersteld outstekiugachtig karakter dernbsp;Varkens-ziekte , algemeen hebben aangewend (1) ,

1

Zie de Verb, van Dr. iülius ViTniNGi.eopcoy, a. p. ; \v. MOSSEL , Medüdccling omtrent jaarlijks innbsp;Friesland heersciieude k'arkens-rziektenbsp;nbsp;nbsp;nbsp;blz. 4,19

van dit Ueel.

11. D. li. 81. nbsp;nbsp;nbsp;41

-ocr page 360-

640

xoo beanhyoorclt dezelve evenwel aan eene boofd-aanwijzing, wejke door allen genoegaam wordt in bet oog gehouden, namelijk de hevordering dernbsp;buiksontlasting „ quot;hoewel tot dit oogmerk meest verkoelende laxeermiddelenwoorschrijvende. Voor heinbsp;overige blijkt het aangepi-ezenmiddel geheel op eennbsp;empyrischen gfond, door den persoon, die hetzelve aan Z,. M,. den Koning heeft voorgesteld, ;tenbsp;worden aangewend, daar hij geene kennis van dennbsp;-aard der ziekte schijnt te bezitten, of eenige redenen aanvoegt, waaruit de nuttige werking vannbsp;hetzelve wordt betoogd of verklaard. Hoe ditnbsp;zij, daar hetzelve inderdaad, lingevolge de bijgevoegde verklaringen, (1) in vele gevallen, vooi'-

1

Ik acht het niet overtollig hier eene der verklaringen, nopens de gunstige uitwerking van dit middel, mede te doelen. Hetzelve is afgegeven door den Heernbsp;JAN HASEïiHURST, Burgemeester en Vee-houder, te Op-dam , 'iu de 1’rovincie Noord~ Heiland.

« Ik ondergeleekende ... nbsp;nbsp;nbsp;. . verklare bij deze ,

dat ik, in de maand April dezes jaars {1828) , ter mes-ling heb aangekocht vier Varkens, ieder ongeveer zes maanden oud , en, in het eind der maand lulij daaraanvolgende , 'nog vier andere , waarvan de ouderdom wasnbsp;ongeveer acht weken. Dat ik deze acht Varkens welnbsp;hebbende latent oppassen, alle in goede gezondheid hebnbsp;onderhouden , tot aan den aosten Augustus jongstleden ,nbsp;als wanneer de vier laatsten werden aangedaan van de,nbsp;in Noord-Holland gewone , ziekte der Varkens , zijndenbsp;de eerstgenoemde vier op dit tijdstip nog goed gezond.”

« Dat de vier Varkens alle te gelqk, het een minder het ander meer, door deze ziekte aangetast zijnde , sue-

-ocr page 361-

641

deelig is bevonden, verdient hetzelve door deskundigen nader te worden beproefd, ten einde cessivelijk na elkander, zonder fcoegebragle hulp, zijnnbsp;gestorven, niettegenstaande ik de voorzorg gebruikte,nbsp;telkens, wanneer een derzelve weigerde te drinken, dienbsp;van de andere aftezonderen , zijnde het laatste van op-geinelde vier zieken, op den jSden September,nbsp;gestorven.”

« Dal ik, uit hoofde van eene ervaring van verscheidene jaran, ten aaniien dezer ziekte, gelegenheid gehad heb te kunnen observeren de kenteekenen, waarmedenbsp;dezelve, zoo aanvankelqk als opvolgende, gepaard-gaat: zoo als, bij den aanvang, het weigeren van drinken, eene min of :n]eer merkbare stijfheid in de voor—nbsp;poolen, het donkergeel worden der pis, fletsheid ofnbsp;dofheid der oogen, waarbij de drekstolFen geel-bruin,nbsp;korrelig of keutelachtig , onregelmatig rond, worden ,nbsp;de grootte van eenen kleinen knikker, of van eenenbsp;erwt bezittende. Bij het toenemen der ziekte heeft ernbsp;benaauwdheid plaats j de huid wordt pijnlijk en gevoelig hij het aanraken, en rood onder de keel; dikwijlsnbsp;Ontstaan er knobbels onder dezelve ; er beslaan nu ennbsp;dan rillirlgen en huiveringen; de ademhaling wordtnbsp;piepende; er ontstaan roode en blaauwe plekken overnbsp;het ligchaam, waarna gemeenlijk de dood volgt.”

'« Dat ik voorts, op zaturdag den i3den der maand September, bespeurende, dat één mijner vier eerste ennbsp;zwaarste Varkens weigerde bij de zeunis of drink-lrognbsp;té komen, hetwelk, op den middag, door een tweedennbsp;¦gevolgd werd, wordende, des zondags den i4den,nbsp;zulks ontdekt aan het derde Varken, terwijl het vierdenbsp;mij toescheen nog gezond te zijn,”

# Dat ik daarop te rade ben geworden, mijne toe-

41 “

-ocr page 362-

642

•lïieroTntrcnt 'meer zeliore uitkomslen te erlangen , •en om daarnaar de .waarde dezer geneeswijze te

.vlugt.te neraxin tot zekeren ian bent, te Hoorn woon-aoiitig en hem van tie zaak kennis heb gegeven, met verZQnk, .om .aafi niijue Varkens zijn middel te appli-cereii.”

« Dal daarop, dlngsdags nadeniuiddags., zijnde den iGden September, I4N bent zich ten mijnent heeft ver—nbsp;•voègd, gevende-aan ieder ziek Varken zijn geneesmiddel in ; moetende hierbij aangemerkt worden , dat allenbsp;de kenteekenen, welke bij den aanvang worden waar*nbsp;genomen,, ook hij dezei werkelijk plaats .hadden, wordende ;de;.haid pijnlijk ,. het gezigt dpf, het geluld snurkend piepend, t de ademhaling bezwarende, de huidnbsp;onder de kepl uitwendig rood ontstoken, met knobbelsnbsp;onder dezelve; de drckstofien. wareq, ais naar gewoonte, donker geel,;hard en korrelachtig; van al hetwelknbsp;bij het vierde Varken nog geene spo-ren te ontdekkennbsp;waren.”

« Dat echter, op .woensdag den tyden September, geen der Varkens zich bij de zeusis voegde , besluitende ik daaruit, aJat ook. het vierde Varken door de ziektenbsp;zoude zijn aangodaan , zooals bleek, dat ik mij daarinnbsp;niet bedrogen l^ad. Ook dit Varken , hoewel de pisnbsp;nog helder, was , werd stijf en stug m de vooipooten ,nbsp;terw.ijl, de andere drie van achteren waggelden. -Denbsp;drekstof van deze laatste' werd ook hard en korrelig,nbsp;terwijl ik hij de andere drie geen afgang ontdekte.”

« Des middags te 12 uren, kwam Ian bent weder, en gaf ieder Varken , gelijk den vorigen dag, benevens ook het (vierde , Zijne dosis in , en vertrok,nbsp;’sAvonds en nog eens in den nacht, bespeurde ik,,nbsp;dat de zieke Varkens vooral niet beter, maar gelijk mij

-ocr page 363-

643

Beoordcelon; waartoe ik dus de, Il'ecren Veo---artsen, welke kicIi in de gelegeiilieid bevinden,; zulks Ie kunnen doen, wil vei zocht hebben :.-zijur,;

tqcsclieen , web erger werden-, zoodat ik ten gevolge-, daarvan, donderdag den iSden September, iemand,nbsp;naar Hoorn zond, om jan bent te verzoeken, zqunbsp;middel ten derden niaie te beproeven, hebbende gcenenbsp;Loop, dat een van dezelve den dood ontkomen zoude.”

ff Edoch', tot mqne groote verwondering, zag ik, op den middag , tussclien 12 en 1 uren, alle vier Varkens, het een achter het ander, uit het hok bij de gt;nbsp;zeunis komen, en dpzelve geheel ledig .drinken ”nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;•

« Hoe verlieugd over die uitkomst, itam ik echter de voorzorg , om hun , voor dit maal, geen drinken meernbsp;voor te zetten. lluitu een uur naderhand liet ik huilnbsp;nog twee emmers vol drinken voorhrengen , welke zijnbsp;dan ook weder gretig ledig Jen , zoodat, toen jan bent,nbsp;des nadeiniddags te 5 uren , aankwam, om zijn geneesmiddel nogmaals aan Ie wenden , ik hel genoegennbsp;had hem aan te koitdigeii, dat de beesten van hunnenbsp;ziekte, zooals het mij toescheen-, waren ontheven , en'nbsp;tol de vorige gezondheid terug gekeerd, gelijk dezelvenbsp;zich heden, (den agsten Sept.) nog in goede gezond--heid bevinden.”

« Hebbende derhalve niet kunnen afzqn, dit een en ander, op verzoek van gemelden jan bent, als dernbsp;waarheid overeenkomstig , te attesteren , niet alleen ,nbsp;maar ik maak ook gcene zwariglieid, bm deze daadzaak, in iliijne particuiariteit aan ieder een., en, innbsp;mijne kwaliteit als liurgemcester van Opdam , aan mijnenbsp;ingezetenen kennelijk te maken, ten eiatle.,. zulks ge-,nbsp;raden vindende , in diergelijk geval , van dit geneesmiddel een gelijk gebruik te kunnen nialten.”

-ocr page 364-

644

de ook tot dit oogmerk de Commisslen van Land-

O

bouw ia Noord-Holland, Friesland en Groningen, alwaar de Varkens-ziekte jaarlijks algemeen voorkomt, van Gonvernementsvvege , uitgenoodigd,nbsp;om met het middel proeven te doen nemen, zoo-dra deze ongesteldheid zich op nieuw mogt komen te openharen.

Wat de hei’eiding des middels betreft, zon moet ik doen opmerken, dat, indleu de Haar-lemmer-olie eenig werkzaam vermogen aan hetzelve zal bijzetlen, dezelve er, even als Ae elixir,nbsp;dient te worden bijgevoegd, nadat de overigenbsp;zelfstandigheden gekookt — of lièver getrokken —nbsp;zijn, daar trouwens anders de gemelde olie tennbsp;eenemaie vervliegt.

53. De Heer Vee-arts bontekoe, heeft de waarnemingen medegedeeld omtrent onderscheidene overtijdige dragten van Koeijen, welke opmerkingnbsp;verdienen, omdat dezelve plaats vonden binnennbsp;den kleinen omtrek eener bepaalde streek lands.nbsp;De bedoelde overtijdigheid bestond niet in eenigenbsp;dagen , maar bedroeg meerdere weken boven dennbsp;gewonen dragttijd, en strekte zich uit van 44nbsp;tot 49 weken. Dezelve hadden plaats in dennbsp;herfst van 1828 en het voorjaar van 1829.

Eene verlossing, die op den 27 Mei 1829 voorviel, leverde, wegens de buitengewone zwaartenbsp;van het Kalf, de meeste verwondering op, daar

-ocr page 365-

6^45

fiet^zelve iiaauwkeun'g gewogen zijnde, een gewigt liad van ruim 50 Ned. ponden. (1)

De Koe, welke liier bedoeld wordt, was op den 15den Jtinij 1828,. voor de laatste keer ,nbsp;door den Stier besprongeiii O'p dén 25sten Metnbsp;1829, openbaarden zich de gewone kenteekenennbsp;van den verlossings-arbeid. Na alle vruchteloozenbsp;pogingen te hebben aangewend, om het Kalf tenbsp;doen geboi'en worden , werd hetzelve, door denbsp;opening van den buik der Koe, uitgehaald. Mennbsp;meende op den 12den Mö'nog kenteekenen vannbsp;leven aan het Kalf te hebben bespeurd , dochnbsp;het kwam den genoemden Vee-arts voor, datnbsp;hetzelve reeds vroeger was gestorven.

Deze gevallen van overtijdige dragten, waarbij ' de Kalveren zwaarder dan gewoonlijk waren, bepaalden zich binnen den omlrek van ongeveernbsp;een uur afstands, en hadden plaats op laag gelegene weiden. Twee Koeijen , die gekoppeld innbsp;het land liepen, en, met een verschil van veertien dagen, na elkanderen afgekalfden , waarvan

1

Hoewel dit gèwlgt de gewone zwaarte van een jonggeboren Kalf voorzeker ver te boven igaat , zoo beslaannbsp;er evenwel voorbeelden , die heC'medegedeelde , in ditnbsp;opzigt, overtreffen. In Recueil de' Médecine^ Vé:»nbsp;$érinaire, Cahier d’Aout 1829, 'p. 474. vindt men,nbsp;door H. DANDiN, het geval opgegeven van een Kalf,nbsp;hetwelk, toen het geboren werd, 86 kilogrammes ofnbsp;ned. ponden woog. Hetzelve kwam met de allergroot-»nbsp;ste moeite ter wereld, ea. stierf onder ¦ de geboorte. .1

JJe Redacteur.

-ocr page 366-

648

de eene vijf weken, de andere acht weken over den gewonen tijd hadden gedragen , waven dooreennbsp;en denzelfden Slier besprongen; doch, in al denbsp;overige gevallen , waren, de Koeijen zoo veel alsnbsp;kon worden nagegaan, door afzonderlijke Slierennbsp;gedekt, zoodat de overtijdigheid van de dragtnbsp;niet aan de bijzondere hoedanigheden van dennbsp;Stier kon worden toegeschreven.

54. De Koninklijke en Vorstelijke Kveits-Dier-arts, de Heer w- mecke , te Neitwied, zond ons, voor de verzj^meling van ziekte-kundige voorwerpen der Vee-artsenijschool, eenige steentjes,nbsp;genomen uit d,e pisbuizen van Runderen, welkenbsp;voornamelijk in het voorjaar worden aangetroffen.nbsp;Men vermoedt , volgens zijne mededeeling, uitnbsp;dien hoofde algemeen , dat de drooge wintervoe^nbsp;dering, welke ,.namelijk meest uit stroo bestaat,nbsp;de aanleiding geeft tot het ontstaan dezer steeiien.nbsp;Dit, door den Heer mecre, aan zijne plaats wordende gelaten,) is het, zoo als hij zegt, zeker,nbsp;dat dezelve alleen hij zoodanig vee worden ge.nbsp;vonden, hetwelk, gedurende den winter , schraalnbsp;en hoofdzakelijk met stroo wordt gevoederd, Denbsp;grootte dezer steenen bedraagt die eeiier linze ofnbsp;erwt. Dezelve zijn rond en bezitten een glanzige,nbsp;goud-gele, kleur, en hebben volkomen het.nbsp;aanzien van vergulde pillen. Daar deze steentjes ge-makkelijk door jle pisvvegeu worden ontlast, ver-.-oorzaken zij hij de dieren zelden ceuig ongemak ofnbsp;nadeelige toevallen. Alleen bij Ossen raken dezelve

-ocr page 367-

647

somwijlen in de pisbuis vastgeklemd , en moeien daii door de operatie verwijderd worden, (f)

(*) Deze steen-vorming schijnt in andtre landen bij: het Rund gemeenzaam voor te hemen. In ons landnbsp;heb ik daarvan , tot dus ver , nimmer eenig, voorbeeldnbsp;waargenomen, en ik weet ook niet, dat anderen dezenbsp;steeneu opgemerkt, veelmin \an dezelve eetie heschri)-ving gegeven hebben. In de Duitsche en Pranschenbsp;Voe-actsenijkuiidige schrift n , wordt daarover dikwqlsnbsp;gesproken. erdillvi (7^crsuche ehicr ZoöpJiysiologienbsp;des Pferdes uud der ültrigeti Ilaussaageiliiere, JT~iewnbsp;r8ao, s. ayS ) vond, in de pisleiders en het nierhek-ken van eenen vierjarigen os , ongeveer 3 00 rondenbsp;steentjes, van de grootte eener erwt, welke een koper-ertsachtigen glans he.taten, en redelijk digt vyaren. Innbsp;het Journal de Médecine Vélérinaire komen onder-sclieidene vvaarnemingeii voor van de toevallen , welkenbsp;deze zelfde sleenen knnuen verwekken. Indien dezelvenbsp;zich in den hals der hiaas of de pisbuis vastzelten,nbsp;bestaande iiamolrjk in belette pisloozing, vergezeld van.nbsp;de hevigste-koliek-pijnen , terWijl, wanneer dezelve nietnbsp;tijdig, doou de steen-snede-, uit de pisbuis worden verwijderd , er bursting der blaas en de dood op kunnen volgen.nbsp;(Zie hel gemelde Journal vaii 1827, p. 3öo : Sur lesnbsp;calculs uréthraux dans Ie boeuf, par. pkviiou; ylualysenbsp;cbemique de calculs troucés dans Ie canal de l'u?èlhrenbsp;du hoeuf f por nAssEtoNE, p. 362; Journal pratique denbsp;Médecine Vétérinaire etc.. Cahier de Fei'rier 1829:nbsp;Ve l'operation de la taille sur Ie boeuf, par SAVTtN ;nbsp;Cahier d.e Mai i83o : Calculs. urinaires du Uoeuf, par

JOUANAUn.)

Volgens de ontleding , vvelke I.asseiove van deze Steeiien heeft gemaakt, bestaan dezelve 5 i«. mVloolstcr/i^

-ocr page 368-

UB

55. nbsp;nbsp;nbsp;De Heer Vee-arts crdzel, te Grenwiè, m.nbsp;let Departement de Hatde-Garonne, in Frank~nbsp;rijk, nam de vergiftiging waar eener Koe, doornbsp;let zwarte bilzenkruid. De toevallen openbaar •nbsp;den zich eerst na de herkaauwing,, ongeveer tweenbsp;nren , nadat dezelve deze giftige-plant had,bintnbsp;nen gekregen. Het dier had stuiptrekkingen ; denbsp;pupillen waren verwijd. Men deed eeue aderlating uit de staart-ader, en gaf het Rund zuurachtige dranken in , waardoor de toevallen werden weggenomen {^Journal de Médecine Vélérinai-re, 1828 , pag. 44).

56. nbsp;nbsp;nbsp;De Heer lasseigne heeft, door een vergelijkend onderzoek van de knobbels der longen ennbsp;lever, bij een en hetzelfde Paard, bevonden,nbsp;dat dezelve bestaan uit de volgende deelen:

Long - knobbels. nbsp;nbsp;nbsp;Lever - knobbels^

Dierlijke sloffe........................ 40 , nbsp;nbsp;nbsp;50.

Onderphosphoorzure kalk............. 35. nbsp;nbsp;nbsp;45.

Koolstofzure kalk...................... 9. nbsp;nbsp;nbsp;4.

Zouten, die in water oplosbaar zijn. 16. nbsp;nbsp;nbsp;1.

Hoewel de evenredigheden van phosphoorzure en koolstofzure kalk in deze voortbrengselen nagenoeg dezelfde zijn, als die, welke in de beeu-

zure kalk, 2°. eene geringe hoeveelheid loohtafzure magnesia, sporen van phosphoorzure kalk, en eenenbsp;zekeie hoeveellietil slj'm, welke dient ter verbindingnbsp;der versehillende kalkaardige zouten.


-ocr page 369-

649

deren gevonden worden , zoo bestaat er evenwel dit verschil, dat de organische slofFe, welke dezenbsp;zouten in de voortbrengselen , waarover hier gehandeld wordt, verbindt, geenszins, door dezelve in water te koken, yeranderd wordt. Dezelve blijft integendeel onoplosbaar, en bezit denbsp;kenmerken van gestolde eiwit-slof. De Heernbsp;lASSEiamp;NE beeft zich verzekerddat de zamen-stelsels , melke men met den naam van verbeenin~nbsp;gen bestempelt, op dezelfde wijze verschillen vannbsp;het eigenlijke beemceefnel, en dezelfde uitkomsten bij het scheikundig onderzoek opleveren, alsnbsp;de bovengemelde knobbels, (a. p. pag. 98.);

amp;7. Dezelfde scheikundige stelde eene ontleding in het werk van het cement der tanden van Ilunderen, en bevond hetzelve te bestaan, uit:nbsp;Eene parenchgmateuse stoffe, over-eenkovysnde met die der tanden en

beenderen........................... 42,18

Onder-phosphoorzure kalk.......... 53,84

Onder koolstofzure kalk............. 3,98

Sporen van koolstofzure magnesia. 0,00

1ÜU,(J*)

Dit tand - cement bevat dus veel meer oi’gani-sche stolFe dan het tand-glazuur of email. Men kan hetzelve niet verwisselen met den tand-wijn-steen, zijnde deze niet anders dan een eenvoudig nederzetsel {dójjot) van phosphoorzure kalk ennbsp;slijm, zonder eenig spoor van bewerktuiging,nbsp;fa. p. pag. 151).

-ocr page 370-

650

58. Volgens de waarnemingen van den Hoog»-lèeraar godine , omtrent den invloed van de mannelijke en vrouvvelijke kunne op de voortteling, blijkt het, dat 'de onmiddelijke inwerkingnbsp;van de eerste op het voortbi’engsel der bevruchting niet in twijfel kan worden getrokken. Hoenbsp;meer het mannelijke individu in kracht, en denbsp;werkzaamheid van deszclfs levens-verrigtingen di^nbsp;van het vrouwelijke te boven gaan , des te vermoger.--der is het eerste, om zijne ligchaams-gesteldheidnbsp;en phtjsionomie mede te deelen. Hij is van gevoelen, dat de invloed van het vrouwelijke individunbsp;zich meer bijzonder bepaalt tot de gestalte , ennbsp;de meer of minder sterke ontwikkeling van hetnbsp;voortbrengeel. Tot staving dezer stelling dientnbsp;de Muil-Ezel, voortgebragt door de paring vannbsp;een Paarden-Hengst en eene Ezelin, en het eigenlijke Muildier, zijnde het voortbrengsel der ver-eeniging van eene Merrie en een’ Ezel-Hengst,nbsp;(a. p. pag. 105).

59. Waarnemingen omtrent den invloed der Merrien op de voortteling hebben den Heer Veearts DËLA.GUETTE geleerd, dat hare ligchamelijkenbsp;vorming veel bijdraagt, om de hoedanigheden,nbsp;welke het jong van den Hengst heeft ontvangen,nbsp;te ontwikkelen of tegen te houden. Indien denbsp;vrucht gehuisvest wordt in een te naauw bekken,nbsp;zal het noodzakelijk gebrekkig moeten voorlgroei-jen. De voeding zal op eene gebrekkige wijze

-ocr page 371-

651

'worden verrigt, iiidien de Merrie aan .eenige ziekte der verterings- of ademlialings-werktuigennbsp;lijdt. Het bloed, dat de vriiclit , onder dezenbsp;omstandigheden , wordt toegevoerd , bezit .geenszins de vereisebte eigenschappen, om dezelve behoorlijk te voeden, en, op deze wijze , gaan denbsp;hoedanigheden, die zij oorspronkelijk van dennbsp;Hengst had ontvangen, verloren. De Heer dela.-Gu-ETTE heeft opgemerkt, Hat, in het algemeen,nbsp;de Merrlen, welke de schoonste Veulens voortrnbsp;brengen , meer tot de kleinere dan tot de groo-tere gestalten behooren (a. p. pag, 442).

60. De Heer Vee-arts sAKiTAs , iQ L(0ng-jumeau, deelt de waarneming inede van een Paard,, hetwelk gestoken was, door eene groote menigtenbsp;bommels. Het dier werd aangedaan door zeernbsp;hevige verschijnselen van ontsteking , vergezeld vannbsp;bloed-piss(!n. Deze toevallen weken voor eene

De Heer, Vee-

ontsiekingvverende behandeli

m’ts cnEPiN verhaalt, bij deze gelegenheid, vele belangrijke, daadzaken van dezen aard. Hij zagnbsp;een’ Hond sterven, ten gevolge van het stekennbsp;door gewone bijen. Hij voegt hier het geval bij ,nbsp;door KicHi;-nAND aangehaald, in zijn Traité de pathologie. Eene Dame werd gestoken door eennbsp;hommel op den rug van den middelsten vinger dernbsp;regter hand. Binnen weinige seconden ontstondennbsp;er zwelling, en eene algemeene roodheid der huid,nbsp;waarop zich puisten vormden, welke toevallennbsp;van eene hete koorts vergezeld gingen. Er werd

-ocr page 372-

652

«en 'bad van olie aangewend, waarin opium en theriak ontbonden waren. De zieke hersteldenbsp;na verloop van vier dagen; er bleef slechts eenenbsp;zwarte stip op de plaats van den steek overig.nbsp;Nog wordt een geval aangehaald , getrokken uit denbsp;Nouvelle Bibliothèque Médicnle, betreffende eennbsp;man,'die gestoken werd door eenen zwerm, terwijl hij den bijenkorf opligtte. Hij ondervondnbsp;•terstond een gevoel van onmagt, en riep uit,nbsp;dat hij verloren was. Hij stierf inderdaad, na verloop van tien minuten (a. p. pag. 234.)

61. De Heer a. retzius heeft het bestaan van den toigqe-verhemelte^beens zenuicknoop {ganglion sphéno-palatin) bij het Paard, welke doornbsp;eenlge ontleedkundigen, als girard en schwab,nbsp;gebrelikig beschreven, en waarvan de aanwezigheid 'door DESMOULINS ontkend is, bevestigd.nbsp;Deze zenuwknoop bevindt zich in bet middennbsp;cener massa van celweefsel, en is uit kleinerenbsp;zenuwknopen te zamengesteld , zoodanig, dat dezelve kan worden beschouwd, als uitmakende eennbsp;klein afzonderlijk zenuwstelsel {Kongl-f^etens-kaps.Academ. KanUlingar 1826, part. I. p.79.nbsp;Journal analgtique, Mars 1828; voorts in hetnbsp;Journal de Médecine Vétérinaire, 1828. p. 252).

62. De Heer Vee-arts nébout, te Cognac, heeft, in eenen brief aan den Hoogleeraar du-PüY , medegedeeld, dat hij de ontmanning heeftnbsp;vcrrigt aan meer dan twee duizend Hengsten en

-ocr page 373-

653

Mnll1Ezels, op de wijze, welke men noemt ^ testicule découvert, zonder dat daarbij eenignbsp;ongemak ontstond. Volgens deze handelwijzenbsp;kan men de klemhoutjes gemakkelijker aanleggen,nbsp;en eene sterkere en meer regelmatige drukkingnbsp;uitoefenen. De Heer kéboüt houdt het voor ónmogelijk, dat de lucht in den buik kan dringen.nbsp;De breuken, welker ontstaan men vreest, tennbsp;gevolge yan de ontmanning, op deze wijze yerrigt,nbsp;zijn zo O'zeldzaam, dat hij dezelve nimmer heeftnbsp;waargenomen bij de dieren, aan welke hij deze bewerking heeft in het werk gesteld , (a. p. pag. 255).

63. Tegennatuurlijke melk - afscheiding bij eene Muil-Ezelin, en een Merrie - veulen kort na der-zelver geboorte. De Adjunct-Hoogleeraar aan denbsp;Vee-artsenijschool, te gilfort, proefde dezenbsp;melk. Hij vond dezelve minder vet, doch zoeter dan gewoonlijk. De afscheiding hield op,nbsp;zoodra men nallet het dier Ie melken. De gemelde Hoogleeraar deelt meerdere dusdanigenbsp;waarnemingen mede , waaruit hij besluit ^ dat denbsp;bereiding of afscheiding der melk niet altijd hetnbsp;gevolg is van de bevruchting of der zwangerheid,nbsp;maar dat deze ook, onder andere omstandigheden , van zelve kan plaats vinden, of wordennbsp;voortgebragt, wanneer de uijers zacht geprikkeld (1) worden , of Indien aan dezelve wórdtnbsp;gezogen , (a. p. pag. 256).

1

Deze waarneming komt geheel overeen met hetgeen mij door meerdere landlieden is medegedeeld, dat

-ocr page 374-

654

64. Geschrei hinnen den draagzah, • hij eene Teef {vagitus uterinus , vagissemevt utérin). Denbsp;Heer le sadvaamp;e, Geneesheer te Caen , heeft ditnbsp;verschijnsel waargenomen hij eene zieke Teef,nbsp;welke vrij ver in het ¦ tijdperk der deigligheidnbsp;-gevordierd was. Men hoorde zeer¦ duidelijk hetnbsp;geschreeuw der jongen, op tien schreden af-slands, twee dagen voor derzelver geboorte.nbsp;Men veronderstelde , dat er eene van zelve ontstane ontwikkeling van lucht binnen het lams-vlies plaats had,, (a. p. pag. 260).

65. In het Tevtsche Zeil schrift far die Ge~ snmmte Tkicrheilhunde ^ 1 B. 3 H. s. 128, vindtnbsp;men /twee gevallen medegedeeld , door den Heernbsp;men namelijk, bij onderscheidene vrouwelijke dieren,nbsp;zoo als bij jonge Koeijen mf Vaarsen , en bi) Geilen,nbsp;de melk• afscheiding aan den gang kan brengen, voornbsp;dat dezelve zwanger zijn geweest , door dikwijls aan denbsp;spenen te trekken. Ook zou zulks somwijlen niet alleennbsp;bij de Kwenen plaats vinden , maar men wil zelfs daarvannbsp;voorbeefden bij mannelijke dieren hebben waargenomen.nbsp;Aristutcles [Historia Animalium , lib. 111) verhaalt, datnbsp;er te -Lemnos een Bok bestond , die melk gaf. Bcttmkn-BACH zegt, l^Natwirkiiude van den Mensth, blz. 465)nbsp;dat men wel eens waargenomen beeft , dat mt do borstennbsp;van zuivere maagden , zelfs van pas geboren kinderennbsp;van beiderlei kuiiu ja ook van volwassen mannen ,nbsp;melk gevloeid hoeft, hctw'elk ook,bij andere zoogdierennbsp;wel gebeurt. (Zie Ilannöverisch Magazin i-ji-j , s. 753nbsp;en verv).

-ocr page 375-

655

Vee- arts ubban, omtrent navelbreuken hij Veulens, welke opengesneden of van zelve opengebroken waren. In het eersle geval vielen de drek-stolFen door de opening naar huilen. Het Veulen had, gedurende twee dagen, niet meer gegetennbsp;noch gedronken, stond bestendig, en liep slingerende. Men verwachtte dus , dat het dier zoudenbsp;sterven. Op verzoek des eigenaars werd de wondnbsp;door genoemden Vee - arts onderzocht. Hij bevond , dat de karteldarm met het buikvlies wasnbsp;zamengegroeid , en dat de opening van het eenenbsp;deel aan dat van het andere beantwoordde. Hetnbsp;dier werd nedergelegd , en de huid, benevens denbsp;buikspieren werden zoo ver opgesneden, dat er drienbsp;vingeren konden worden binnen gehragt. De Heernbsp;URBAN haalde met dezelve eene hoeveelheid mestnbsp;uit, en naaide de opening, zoo veel mogelijk,nbsp;toe. Het Veulen genoot denzelfden avond nognbsp;eenig zemel-water, en was, na verloop van vijfnbsp;weken, wederom hersteld. De opening hadnbsp;reeds, gedurende vijf dagen, bestaan, hetwelknbsp;veroorzaakt had, dat de darmrokken met hetnbsp;buikvlies, door ontsteking, vereenigd waren.

In het tweede geval, had zich, volgens het zeggen van den eigenaar, langzamerhand op denbsp;plaats, alwaar de navelbreuk bestond, een gezwel gevormd, hetwelk spoedig was doorgebroken, en waaruit eerst eenige etter, en vervolgensnbsp;drekstoffen te voorschijn w’aren gekomen. Hetnbsp;dier werd onderzocht, en men bevond, dat denbsp;opening den omvang bezat van een twee-grooten-

11. D. II. St. nbsp;nbsp;nbsp;42

-ocr page 376-

6-G

«tuk, zijnde de randen eeltachtig. Zoodra het Veulen zich bewoog, vielen de meststoffen, bij afge-brokene gedeelten , op den grond. Ofschoon het dier gezond scheen , was hetzelve evenwel mager.nbsp;Het at ongemeen veel. De opening werd vervolgens een en andermaal gehecht. De hecht»nbsp;draden vielen evenwel spoedig uit. Het gat werdnbsp;eerst kleiner , zoodat er geen mest, maar alleennbsp;eene dunne , drekachtige , stoffe uitvloeide. Ditnbsp;Veulen leefde op deze wijze genoegzaam twee ja-ren, toen men hetzelve doodde, dewijl het, bijnbsp;de beste voedering, mager bleef, en de mest nognbsp;bestendig uit de opening bleef vallen.

66. F oorbeelden van ongewone vruchtbaarheid bij verschillende Huisdieren. Hartmann zegt in zijnnbsp;bekend werk over de Paarde-fokkerij, dat hetnbsp;wel niet zelden gebeurt, dat het Paard tweelin.nbsp;gen draagt, maar dat het een geluk is, wanneernbsp;een derzelve levend geboren wordt, terwijl doorgaans beide niet oud worden. De Hoogleeraarnbsp;BDScu, te Marburg, bevestigt dit door zijne ondervinding , daar hij zegt, dat bij twee tweeling-geboor-ten, die geregeld afliepen, de Veulens dood ternbsp;wereld kwamen. Volgens de verzekering evenwelnbsp;Van een Engelsman was er, te Yorkschire, eenenbsp;Merrie bekend, welke drie malen achter elkander tweelIng-Veulens geworpen, en dezelve ooknbsp;groot gebragt had. Naderhand was deze Merrienbsp;niet wederom dragtig geworden, (a. p. 3. s. 116.)

-ocr page 377-

fgt;57

B7. Op een landgoed, inliet Maagdeburgsche, Bragt, op den 22 Jaimarij 1827, eeiie Koe viernbsp;volkomeue en levende Stier-kalveren ter wereld,nbsp;waarvan twee gekeel bruin en zonder teekenen,nbsp;en twee bruin en met witte koppen geteekend waren. Op den 28 Januarij, waren nog alle viernbsp;Kalveren in bet leven , en volkomen gezond ; dochnbsp;de Koe had onder de geboorte te veel geleden,nbsp;en was aan de gevolgen gestorven. (®)

Op een landgoed, in Holstein, wierp eene Koe drie levende Kalveren, welke gelijk geteekend waren, en zij bragt dezelve ook op. Deze Kalve.nbsp;ren werden evenwel niet togtig: ook tweeling-Kal-veren zouden, zegt de Heer busch, niet togtignbsp;worden; doch of zulks gegrond zij, moet doornbsp;nadere ondervindingen worden uitgemaakt, (-J-)nbsp;,(a. p. s. 117). 1

42*

1

Indien ik wel onderrigt ben, zoo bezit de Hoog Welgeboren Heer van iiumalda , Oud-Gouverneur vannbsp;Friesland, de schilderij van eene Koe , welke te gelijk vier Kalveren ter wereld beeft gebragt, die allenbsp;in het leven zijn gebleven. Er bestaan enkele voorbeelden van Koeijen , die dikwijls of altijd tweelingennbsp;brengen.

(f) Dit is bij ons bekend plaats te hebben , omtrent zoodanige Kaars- of Kuisch-Kalveren, die gelijktijdignbsp;met een Slier-kalf worden gedragen , doch geenszins innbsp;dien de twee- of di-ielingen alle van de vrouwelijkenbsp;kunne zijn.

-ocr page 378-

C’)8

quot;BS. SAMUEL scHAw, op Belton , nabij Lougborough^ in Engeland,' bezit een vijfjarig Schaap , hetwelknbsp;hem niet Tninder dan 17 Lammeren heeft gebragt^nbsp;namelijk: in het eerste jaar 1, in het tweede 4,nbsp;in. het derde 4, in het vierde 3, en in het vijfde 5.nbsp;Eene tweeling-zuster van dit Schaap heeft insgelijks,nbsp;in het eerste jaar 2, in het tweede 4, en, in hetnbsp;derde jaar, wederom 4 Lammeren geworpen,nbsp;bijgevolg 10 in drie jaren (1). (London Cronicle, 3nbsp;April 1820, mede op de a. p. s, 117).

69. Eene Zeug van Chineesche ras heeft, te TVallhamstown, in Engeland, drie malen in eennbsp;jaar geworpen, en vijf en zeventig jongen gebragt;nbsp;de eerste keer 24 , de tweede keer 25 , en, bijnbsp;de derde werping 26, welke bijna alle leefden.

Eene Zeug, wegende ongeveer vijf honderd ponden, zijnde vier jaren oud, toebehoorendenbsp;aan den Heer williams. Wagenmaker te Stoke innbsp;Engeland, heeft, in acht malen, 161 Biggen geworpen. Het getal van iedere werping was, als volgt:

1

Het is’ bekend, dat het Vriesche en Groninger Schaap , in den regel, van 2 tot 4 Lammeren werpt,nbsp;l\’ij is het geval bekend, dat een Groninger ooi-Schaapnbsp;4 Lammeren , bij de eerste werping, ter wereld bragt,nbsp;waarvan slechts een kort na de geboorte stierf, terwijlnbsp;de overigen voordeelig opgroeiden , zijnde de moedernbsp;voorts eene zeer voordeelige melk-geefster.

-ocr page 379-

rr, re, 21, 21, 22, 22, 23, 25, in bet geheeF.

rei. (St. James Chronicle , nbsp;nbsp;nbsp;16. 1828.) ¦

Ook inliet Haniioversclie wierp eene Zeug 22 Biggen. — Eene Jagt Hond , zijnde eene Teef {poin~ tincj bitsch) , toebehoorende aan weilesley pole ,,nbsp;wierp, in 1819, 2i jongen. {London Chronicle^nbsp;Mei 1819.; a. p, s 117).

70. Een Vee-bouder, in Frankrijk, meent bel* middel te hebben gevonden, om, naar willekeur,,nbsp;een grooter getal vee, van bet een of ander geslacht'nbsp;te kunnen verkrijgen. Het geheim is zeer eenvoudig , naardien , zoo men mannelijke voortbrengselen-verlangt te hebben, men slechts de krachten dernbsp;mannelijke dieren, in verhouding tol die der vrou-welijke, behoeft te versterken. Indien een Pachter bijv. een grooter getal Ooi-lammeren wenschtnbsp;te verkrijgen , zoo moet hij slechts zeer jongenbsp;Rammen bij de moeder-scbapen toelaleu, en denbsp;laatster! eene betere voedering doen erlangen dannbsp;de eei’sten. Verlangt men mannelijke Lammeren,,nbsp;zoo moet hij de moeder-scbapen door sterkenbsp;vier- of vijfjarige Hammen doen bespringen. {Jn-nales dAgriculture frangaise, mede op de a. p..nbsp;s 117).

71. Zonderlinge en onmeêdoogendc voorbereiding' van een Paard en deszelfs Berijder tot den Wedloop ,nbsp;door een’ Engelscbman. — In het begin van JuJijnbsp;dezes jaars, kwam een Engelscbman aan te Gent metnbsp;ecu knecht en twee Paarden. De laatste werden be-

-ocr page 380-

660

sleld I)ij eea Stallioudei’, in het Normamlsche Paard. Een dezer Paarden was bestemd, omnbsp;mede te dingen naar den prijs, in den wedloop^nbsp;welke, in de maand Augustus, te Brussel heeftnbsp;plaats gehad.

Veertien dagen voor dien tijd, werd het Paard reeds dagelijks in zijne voedering verminderd,nbsp;totdat het eindelijk nagenoeg niets meer ontving.nbsp;Alleen verkreeg hetzelve, drie.malen daags, eenenbsp;kleine handvol haver, en een paar handen volnbsp;hooi, zonder drinkwater. Het liep los in eennbsp;kleinen stal, welke met eene zeer geringe hoe»nbsp;veelheid rogge-stroo bestrooid was.

Op den dag voor den wedloop , en zelfs desavonds te voren, werd aan het Paard alle voedsel onthouden. Een uur voor het loopen, werd hetzelve eene flesch wijn ingegoten.

De engelsche knecht, die het Paard moest berijden , werd, veertien dagen te voren, bevonden acht ponden te zwaar te zijn. Om deze overtollige zwaarte weg te nemen, werd aan dezen knecht ,nbsp;door den meester, ten strengste verboden meernbsp;dan eene bepaalde hoeveelheid spijzen te nuttigen, en werd hij door denzelven verpligt , om,nbsp;met drie dubbelde rokken en broeken gekleed,nbsp;twee malen daags, buiten de stad, twee uren tenbsp;loopen, totdat hij overvloedig zweette, welknbsp;zweet dan nog telkens eenigen tijd daarna onderhouden werd.

De zweetdrijvende behandeling , waaraan deze man , gedurende verscheidene dagen , ondervvor-

-ocr page 381-

6öl

pen werd , had het gevolg , d.at hij reeds drie dagen voor dat hij naai Brussel moest vertrek--ken, dertien ponden in zwaarte was verminderd.

Men zou liierover, in onderscheidene aanmerkingen , breedvoerig kunnen uitwijden , zoowel met opzigt tot den Heer, als den knecht, en hetnbsp;Paard , hetwelk ons doel niet is. Alleen mag mennbsp;vragen , hoe eene dusdanige handelwijze over tenbsp;brengen is met de denkwijze der Engelschen , dienbsp;zoo veel tegen den slaven - handel schrijven, daarnbsp;deze knecht erger dan een slaaf, door den meester, behandeld werd? Hoe strookt deze handelwijze met de straf-bepalingen, welke in Engeland tegen het mishandelen van dieren bestaan? —nbsp;De menschelijke liefdeloosheid en wreedheid openharen zich onder duizend verschillende gedaanten. Nimmer zullen de strengste wetten derzelvernbsp;heilzame bedoelingen algemeen bereiken, zoonbsp;lang het bij den mensch aan zedelijke beginselen ontbreekt-

VIJFDE ALGEMEENE EXAMEN^

GEHOUDEN AAN 'sRIJKS FEE-ARTSENIJ.

SCHOOL, OP DEN 28, 29 en 30 jolu 1830.

De Commissie, te wier overstaan bet examen wez’d afgenomen, bestond uit de Heereii j. bo-Ridder der Orde van den Nederlandschen

Leeuw , Voorzitter der Provinciale Gommis-

-ocr page 382-

662

sle van Geneeskundig Onderzoek en Toevoorzigf, ia Zuid • Holland, te Dordrecht; i. r. klu-ïskeksnbsp;Ridder der Orde van den Nederlandschen Leeuw,nbsp;Lid van het Koninklijk Nedcrlandsch Instituut, ennbsp;Hooglceraar aan de Hoogeschool, te Gent ;v. j. vaitnbsp;maanen, Doctor in de Geneeskunde, Ridder der Ordenbsp;van den Nederlandschen Leeuw , Referendaris dernbsp;Eerste Klasse voor de Geneeskundige Dienst, bij hetnbsp;Ministerie van Blnnenlandsche Zaken; j. fohman ,nbsp;Hooglceraar in de Geneeskunde, aan de Hoogeschool, te Luik, benoemd door Zijne Excellentienbsp;den Heer Minister van Binuenlandsche Zaken; ennbsp;den Heer m. f. n. colson, Officier van Gezondheidnbsp;der Eerste Klasse , bij het Regiment Husaren N°, 1. ,nbsp;benoemd door Z. K. Hoogheid Prins frederik ,nbsp;Commissaris Generaal van Oorlog.

Elf kweekelingen , die hunnen leertijd hadden volbragt, werden door de. Hoogleeraren onderzocht. Daar alle voldoende blijken van bekwaamheid in de verschillende vakken der Vee-artsenijkunde aan den dag hebben gelegd, zijn dezelve,nbsp;op den 31 Julij daaraanvolgende, bij monde vannbsp;den Hoogleeraar-Directeur , lot Vee-artsen vannbsp;de eerste en ttaeede klasse benoemd.

Aan de Vee-artsen , wier namen hier volgen, zijn, door Zijne Excellentie den Minister voor-noemd, op voordragt van den Heer Administrateur voor de Nationale Nijverheid, de plaatsennbsp;aangewezen , alwaar zij , onder genot der toege-slane jaarwedden, zich met de woon zullen moeten vestigen, als:

-ocr page 383-

663

In Limburg,

Aan PETHUS KLuvsKENs, Vee~ ttrts van de eerste Masse, in de stad Weert;

In Oostvlaanderen,

Aan JOHAN JACOB CREMEES, Fee-arts van de eerste Masse, in de stad Audenaerden ;

In Zeeland,

Aan JACOBUS van hertum , Vee - arts van de eerste Masse, in de stad Zlerikzee;

In Utrecht,

Aan FRANCiscus cobnelis hekmejjer, Vee-arts van de eerste Masse, te Eernnes of Baarn;

In Friesland,

Aan KiNZE KORNELis LANDMETER, Vee-arts van de eerste Masse , in de stad Bolsward;

In Overijssel,

Aan EGBERTDS WU-HELMDS HENDRIKDS LANTMAN ,

Vee-arts van de eerste Masse, in de stad Almelo;

In Groningen,

Aan DIRK VAN SETTEN, Fee - arts van de eerste Masse , te Onderdendam ;

In Drenthe,

Aan MABTiNus GOEDiNGS, Fee-orts van de eerste Masse, te Zvveelo ;

In het Groot-Hertogdom Luxemburg,

Aan LUDWIG MARCHAND,Uee-arts van de eerste Masse, in de stad Diekircli;

In Noord-Braband,

Aan cornelis nagels, Fee-arts van de tweede Masse, in de stad Ileiisden;

-ocr page 384-

054

In Gelderland,

Aan JAN WILLEM scnoLTEN, Velt;i‘arts van de' ttpeede klasse, te Drateir.

Op den 12 September 1830, is, door de Hoog-leeraren der Vee - artsenij sch o ol, de kweekeling THOMAS JOSEPHDS TAYMANS, dic' mede zijnen leertijdnbsp;bad volbragt, doch, wegens ziekte belet was aannbsp;het bovengenoemde algemeene examen deel tenbsp;nemen, afzonderlijk onderzocht, waai’bij dezelvenbsp;voldoende blijken van kunde en bekwaamheid innbsp;al de vakken der Vee-artsenijkunde heeft gegeven,nbsp;zoodat hij met volle ruimte tot Fee ~ arts van denbsp;eerste klasse is bevorderd geworden.

VERPLAATSING en STERFGEVAL van VEE-ARTSEN.

Bij besluit van Zijne Excellentie den Minister voor den Waterstaat, de Nationale Nijverheid , ennbsp;de Koloniën, van den 17 April 1830, is de Heernbsp;Vee-arts c. s, F. le coaite verplaatst van Gies-sen-^ieuwkerk naar de Gemeente Stad aan 't Haringvliet, en vervolgens, naar aanleiding der deswege ingebragte bedenkingen door den Heer Gouverneur. en de Commissie van Landbouw in denbsp;Provincie Zuid-Holland, van de laatstgemeldenbsp;plaats naar de Gemeente Middelharnis.

-ocr page 385-

C65

Op den 7 October 1830, overleed de Heer' Vee-arts rinze kornelis landmeter. Hij stierf nadat hij kort te voren zijne benoeming als Veearts te Dronrijp had verkregen , latende de gedachtenis na van eenen kweekeling,, die zich metnbsp;bijzonderen lust op de beoefening der Vee-artsenijkundige wetenschappen, toegelegd, en daarin uitstekende vorderingen had gemaakt. Hij hadnbsp;zich bovendien, gedurende zijn verblijf aan denbsp;School, door een braaf en ordelijk gedrag, denbsp;achting zijner Hoogleeraren en Mede-leerlingecenbsp;verworven.

-ocr page 386-

OPGA V E

VAN

VEE-ARTSENIJKUNDIGE

WERKEN»

FRANSCHE WERKEN.

Pharmacopée Vétérinaire, ou nouvelle Pharmacie. liippiatrique, conlenant une classification des medica-niens, les moyens de les préparer, et 1’indication denbsp;leur emploi; précedee d’une esquisse nosologique, etnbsp;d’un Traité des substances proprcs a la nourriture dunbsp;cheval, et de celles, qui lui sont nuisibles; par M.nbsp;Uracy Clark, Paris i83o. i vol., in 12, oruée denbsp;planches 2 fr. 60 c.

De la fluxion vulgairement appellée périodique, ou Recberches liistoriques, physiologiques et therapentiquesnbsp;sur cette maladie , aux quelles on a ajouté des considerations sur Ie cornage, la pousse , et la section desnbsp;nerfs pneumogastriques, par M. A. Dupuy, in 8vo.nbsp;Paris 1819. 3 fr. 76 c.

De Pamelioration des chevaux en France; par Le Due de Guiche, Paris 1829, in 8vo. 3 fr. 5o c.

Des Haras domestiques en Franco; par J, B. Hazard fils, in 8vo. Paris 1829. 7. fr. 5o c.

Entreliens sur les Haras, entre un vieux et un jeun amateur, faisunt suite au Traité élémentaire et aualy-

-ocr page 387-

CG7

¦i^qrro -d’éqmtation} par M. JJucroc de Chadannes^ !Paris iSag- 8vo.

Stucture du sabot du cheval ct experiences sur les •effets de la ferrure , avec une dissertation sur les con-naissaiices des anciens, relatives aux raoyens de con-server les sabots des chevaux ; par Mr. Bracy Clark,nbsp;traduit de 1’Anglais, ade edition, ornée de 8 planches.nbsp;Paris 1829, in 8vo. 5 fr.

De la garantie et des vices redhibitoires dans le commerce des animauxj par J.B. Hazard fils, 2de edition, X vo). 12. Paris 1829. 4 fr. So c.

Nouvelle méthode pour bien emboucher tons les Chevaux, suvie d’observations pour la Cavallerie, denbsp;la description d'un mors, avec lequel le cheval peutnbsp;manger sans être debridé, et d’un appercu sur la raa-nière d’acquérir une bonne main et d’aider le chevalnbsp;dans ses allures naturelles, par H. J. Segaiido, Parisnbsp;1829, in 8vo. pap. velin, fig, fr. 10. yS c.

Traité des maladies des bestiauX, ou description de leurs maladies et de leur traitemont etc,; par AT, K,nbsp;Belaguetce, Paris i83o , in lamo. fr, 4. 5o c.

Recueil de figures des Vers Intestinaux, ouvrage presentant une distribution methodique de ces aniinaux,nbsp;les caractères généraux et particuliers de leurs families et de leurs genres, principalement suivant le sys-lèine de Rudolphi, et la description de quelques espè-ces les plus remarquables , redigé par Th. G. van.nbsp;Zjidth de Jeude, a Leide 1829.

Sur les propriétés nulsibles, que les fourages peu-vcnt acquérir pour dilferens anlmaux domestiques, par des productions cryptogamiques; par A. Naman et i,nbsp;Marchandj traduit du Hollandais, Groningue i83o.

-ocr page 388-

668

iRecuell de Médeclne Vétérinaire, Paris iSaGeniSSo.

Journal de INIédecine Vétérinaire, Paris iSageniSSo,

Jonrnal de Médecine Vétérinaire théoretique et pratique, et analyse raisonnée de tous les ovrages francais et étranges, qui ont du rapport avec la médeclne desnbsp;animau's domestiques i™ Annee, Paris i83o. 17 fr,

LAÏUNSGIIE EN HOOGDUITSCHE WERKEN.

Ammon, K. IV. über die Verbesserung und vered-lung des Lands Pferdezucht durch Lands-Gestüts-An-stalten; mit besondern Rucbsicht auf Bayern, \quot; TheiJ, gr. 8vo« Nürnberg 1829, Tbl.

Barkow, Porf. Dr. J, C. Lm Disquisitiones circa origlnem et decursum arteriarum mamraaliutn, Acceduntnbsp;tabulae aeneue» 4to maj. LIpsiae, 3 Tbl.

¦ nbsp;nbsp;nbsp;I Inbsp;nbsp;nbsp;nbsp;¦ Monstra animalia

duplicia per anatomen indagata, habito respectn ad physiologlam, medicinam forensem, et arlem obstetri-ciam, descripslt, iconibus illustrarit, Tom. I. Accedunt tabulae aeneae XV. 4to maj. Lipslae, 5 ThI.

Bear, Br, K, E. v, üeber Entwickelungs geschicb-te der Thiere, Beobacbtungen undReflexlonem. 1 Thell. Mit 3 color. Kupfertaf. Koningsberg 1828, 4 Tbl,

Back, Chr, de, Schulbereiter; Der Hiifbeslag ohne Zwang, nach einer 4o jahr. vielzahligen Erfahrung. Elnnbsp;unentbehrliclie Anhang zu der Schrift des K. K.nbsp;OesteiTeich. Rittmeisters v. Balassa über denselbeunbsp;Gegenstand, 8 Dresden 1829, 2 Tbl.

Brüchner, L. Rossarzt , über das homoöpatische system iu Beziehung auf die Heilung der Pferde, oder

-ocr page 389-

6G9

Beweis , das die gescliicktesten und erfahi-endsten Pl'erdear2te , oltne das sie es wissen und wollen, ilirenbsp;Kranken toch homoöpatisch behanJeln» Allen Anhangernnbsp;und WidersachernderHomoöoathie gewidmet,Dresden,4 gr.

Falie, Jm Et L- Handbuch der Physiologic, mit Berücbsicbtigung der Pathologie für Thierarzte 8vo,nbsp;Uurnberg 1829, 1 ThI.

Hedenus, J, Ed, Dr, De Variolis vaccinis earumque ¦vi tutoria recens in dubium vocata , Svo, maj. Lipsae.nbsp;Ï829, J2 gr.

Hoerde, S. Unterricht über die Pferde-Hufbeslags-kunst, und die Behandlung der kranken und fehler-haften Hiife, nebst einer Abhandlung über die Castration der Pferde, mit aS lithogr. Tafeln, 2te, verbes-serte und verin. Aufl, gr. 8vo. Stuttgard 1829 !§¦ Thl.

Muller H, Algemeines Haus-Vieharzneibuch für den Bürger und Landman, ir. Thl. Auch u, d. Titel; Dernbsp;erfahrene Pferde-Arzt. 3te verbesserte Aufl. Quedlin-burg 1829, 8vo , l Thl.

- nbsp;nbsp;nbsp;¦ - ¦ — Dasselbe 2tcr Theil. —— Auch u. d.

Titel: Pract. Haus- und Ilülfsbuch die Krankheiten des Rindviebes, der Schafe, Ziegen, Schwelne undnbsp;Dunde zu erkennen, zu verhuteu , und zu heilen, 3tenbsp;verb. Aufl. 8voj Ebend. Thl.

Natel E. F. Die Lungenseuche des Rindviehes und Ihre Heilung 8vo, Nordhausen 1828, 5 Thl.

WB. Dit werk staat verkeerdelijk, in de vorige opgave , onder den naam van Rötel.

Nüsien Fr, Beschlags - Katechisraus oder fassl. Dn-terricht in der besten Methode, die Pferde zu beslagen, J20. Minden 1828, 8 gr.

Pabst R. //. I AuleituDg zur Rindviehzucht und

-ocr page 390-

G70

^ie 'verschieJenartigcn Beuutziing des Hornvielies, mit g Lith. Tafeln., in gr. folio, Stuttgard, i Tlil. i6 g'.

Salzmann, O, G. Practisches Heilverfahren bey den gewöhnlichsleu ausserJ. und innerliehen Krankheilennbsp;der Pferde, nebst Angabe seiner Methode des Engli-serens und Kaslrirens der Pferde, iste Abth., Dresdennbsp;ïSag, 9 gr,

Segundo, J. Neue Gebisse und Methode ein Pferd gut zu zaumen, mit einigeu Noten herausgegeben vonnbsp;Obersten Sc/iepeler, mit 5 grossen Steintafeln,nbsp;Aachen, i Thl. 12 gr.

Teuuechcr, S, v. Der Pferdehandel mit' allen seinen Geheimnissen, Handelsvortheilen und Pferde-verschone-rungs-kunsten. Nach den Handlungs-maximen desnbsp;vorraal. Kon. Preussischen Stallmeisters und Pferde-Hiindlers Hrn, Krell, ale vefm, und verb, Auflage, gr.nbsp;8vo, Hannover 1829nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;1 Thl.

Thou, G, P, F. Der voltstandige Viehzuchter und Hauslhierarzt. Nach eigener vieljahriger Erfahrung,nbsp;und nach den anerkanntesten deutschen und franz.nbsp;Werken bearbeitet, mit ein Holzschnitt, 8vo, llmenaunbsp;1829, 18 gr.

Unterricht Kurzgefasster über die Ernahrung und Behandlung der Schafe, so wie über die Erkenntnissnbsp;und Heilung der vorzuglichsten Schafkrankheiten, 8vo.nbsp;Cassel und Marburg, 1828, 3 gr.

W^agenfeld, Li, Ueber die Erkennung und Cur der Krankheiten der Schafe, 8vo, Danzig 1829, ^ Thl.

TVeidenheller, J), J. J. Vorlrage über die vvart, Pflege, Behandlung und Benutzung des Pferdes, zumnbsp;Sebstunterricht und zur Belehrung für Andere, ir u,nbsp;ar Bd, 8vo,, Diukelsbühl iSaS u, 1826, 18 gr.

-ocr page 391-

t':.:

Tf'^eidenleller , D, J, J. Dasselbe 5^ HaTu] , «ntei' dj Titel; Vorliiige über Pferdezucht und Pferdebehandr*nbsp;Jung, gr. 8vo. Ebend. 1829. 9 gr.

Zeitsclirift; Teutsche fiir die gesammte Thierheilkun-de, lierausgegeben von Dr. J. D. Busch ,in Verbindung mit den vorzugJ, Thierarzte Teiitschlands, Marburg 1829,nbsp;gr. 8vo, Band Heft 12 gr.

ar - 12 gr.

3^' und 4r Heft i85o, a4 gr.

Bachman, A. J, Kurze Anleitung zur Veibesserung der Pferdezucbt. Ein Hulfsbuch für den Landmann,nbsp;3te verm. u. verb. Aufl. Mit 1 Kupfertaf, 8vo., Berlinnbsp;i83o, 18 gr.

Erdelyi, M. v., Grundlinlen der Muskellebre des Pferdes, mit Beructsichtigung der Abweichungen beynbsp;den übrigen Hauss'augethieren. Ein Handbuch für an-geilende Thierarzte und Oekonomen, gr. 8vo. Wien.

I Thl.

Götz, F, J. Der Königl, priviligirte Gesundheits-Handschuh für die Bebandlung des Pferdes. Oder arabische Bürste, genannt Kaffah (die baut de Pferdesnbsp;zu glatten) gr. 8vo, Leipzig i83o, 6 gr.

Guvlt, Br. E, T, Anatomische Abbildungen der Haussaugethiere, ude Liefer. Tafel joi—110, Berlinnbsp;1829, I Thl. Ia gr.

lade Liefer. Tafel iio—120, Berlin lS3o, if Thl.

Alle die Tafeln, -welche die gefasse enthalten, sind auch illurainirt zu haben.

ELertwig, B/’t Oberthierarzt, Beytr'age zur nahem Kenntniss der Wuthkrankheit oder Tollheit der Hundc.nbsp;riebst Vorwort von C, ÏF. Haf eland, Berlin 1829, 16 gr.

Hoohstetter, C. v. Theoretisch-prakt. Handbuch der

43

-ocr page 392-

672

rferdeljenntniss und Pferdewartung, Neue 'wolilfeilerft Ausgabe, in 3 Theilen,mit l6 Kupfer-und l8 Sleintaünbsp;gr, 8vo, Bern und Leipzig, ThJ,

Hochstetter, C, f. Monatschrift für Gestutte rnd Reitbahnen, Wetrennen, Eemonten und Pferdehandel,nbsp;I und 2’^ B. mit 18 Sleintaf. und 2 Titelvign, Bernnbsp;1829, 7 Till. I2 gr.

Ithen, J, ui, Gerneinnütz, Unterricbt über Kenntniss der Pferde und des Rindviehes, ilire Futlerung, War-tung, Pflege u. Zuclit, 2te ganz umgearbeitete undnbsp;\erinehrte Ausg. 2 Theile, mit 6 Abbild, 8vo, Darmstadt, I Thl, 4 gr.

Kegel, C. Neue Methode zur Abrichtung der rohen, und Correction der -verdorbenen Hühner — oder Vor-stebe - Hunden, nebst Anleitnng zur Heilung iher be»nbsp;deutenden Krankheiten, mit 1 Steindr. 8vo, Wiesbaden , J1 Thl.

Nüskeii, Fr. Allgemeiner Vieharzneybuch fiir alle Siande. Nach gereiften Erfahrungen und Beobachtun-gen kurz und fasslich bearbeileit, 2 Theile, mit Inbsp;Steintaf. 8vo, Munster und Hamm, x Thl. 12 gr,

Pogge, F. f. C. Ansichten über die Entstehung und Ausbildung des edlen Pferdes, und die zur Ver-besserung der Pferdezucht anzuwendenden Mittel, gr,nbsp;8vo, Güstrow 1828, 8 gr.

Sirid, I. Baron v,, Sicher und Geschwind heilender Pferde-Arzt, oder gründlich. ünlerricht über dienbsp;Erkenntniss, ürsachen und Heilung der Krankheiteunbsp;der Pferde, ttillig umgearbeitet -vora K. W. Ammon,nbsp;und mit Anmerk, und Zusalsen \ersehen vom lt;S. e,nbsp;Tennecher, de, sehr verm. u. verb. Auflage, Frankfurt 1829, 8v, j| Till,

-ocr page 393-

673

Tennecler, S. Handbucli der practisclien Heil-ïïilttel und Heilungslehre, zum Gebrauchi fiir angebende Pferdearzte und Freunde der Rossarzneykunde , 2 Bande, 3te Wohlfeile Ausgabe, gr» 8vo, Leipzig l83o. ——nbsp;3 ThI,

Thomas, aus Bunzlau In SchlesIen, des alten Sohaferst seine Kuren an Pferden, von ihin sebst in seiner Mund-und Schreibart beschrieben, und zura besten seinernbsp;Kehenmenschen herausgegeben •von seinen Sohne, demnbsp;Schafer Thomas, in Welssenborn. Mit Vorrede vom S,nbsp;V, Tennecher, 8vo, Glogau u. Lissa 1829, f Thl.

VerhandJungen der K. K« Landwirtfaschafls - Gesell-schaft in Wien, B. (Enthalt 3 Abbandlungen über die Drebkrankbeit der Scbafe, von Dr. A, Zink undnbsp;Prof. J. N, J, Brosche, Wien 1827, 2 Thl. 8 gr.

6’^ B. IS» HefU, l4 Abbandlungen entbaltend, I Thl, 4 gr,

Zeitschrift für Pferdeliebhaber, herausgegeben von A, V. Wochenhuzen, 4*^ Jabrgang, 8vo, 62 Numm.nbsp;init Steintafeln und Tabeln, Hamburg 1829. 4 Thl.

Abhandlung, ausfiibrliche, iiber die Zucht, Abrich-tung, und Erziehung der Hauskatze, und Anleit\ing dieselbe zu gutcn Mause-und Rattenfangern zu raacben,nbsp;von Martin Raton, einen alten Domherrn, Aus d,nbsp;Franz, iibers. und mit Zus'atzen und Anmerk, versehennbsp;von Heinrich Mans, einen jongen Laienbruder. Nebstnbsp;eln Anhang über die Krankheiten der Katze und derennbsp;Heilung, Ilmenau i83o, gr. 8vo, 8 gr.

Bojanus, Hr. L. H, Anleitung zur Kenntniss und Behandlung der Wichtigsten Seuchen unter den Haus-tbiere, 3 te Aufl. 8vo, Leipzig i 6 gr.

Hieterichs, J. T. C, Handbuch der Allgemeinen und

43»

-ocr page 394-

5B74

’fcesonderen, sowolil theorelischen als praktischen, Ar*-neimitlellehre fiir Tliieriirztc und Laiidwii'tlie. Odor Allgemein verstandl. ünterricht über die, ifl dernbsp;Thierheilkunde zu beniUzenden, Arzneimittel, ihrenbsp;Kenntzeichen, BestandtheiJe , Wirkungen und Bereitungs-art j mit Bestiininung der gaben und Form , in welcliernbsp;die Meilmittel gegen die verscbiedenen Krankheitennbsp;anzuwenden sind, ate verm. u. verb. Aufl. Berlinnbsp;i83o, 8vo, 1 Th], 8 gr.

Dietr-ichs, J, T. iC, Handbuch der Veterinar-Chirurgie , oder ! die Kunst, die 'ausseren Krankheiten der Pfcrde und anderer' Flauslhiere zu erkennen, und zunbsp;lieilen., 3te verm. und verb, Aufl., mil 2 Kupfertaf. imnbsp;Fol., gr. 8vo, Hamburg und Berlin l83o, 2 Thl. 16 gr.

Erdelyi, JJr, M, v, Versuch einer Zoophysiologie des Pferdes und der übrigen Haussaugethiere. Nebstnbsp;einer Skizze, und 2 übersicbts-Tabellen der merkwür-digsten in der Oesterreich. Monarchie befindl. Gestiitte,nbsp;und Anhange über die Farbung der Haare bey demnbsp;Pferde und den übrigen Haussaugthieren. Als Handbuch für angehende Thierarzte und Oeconomen bearb,,nbsp;2te verm, und verb. Aufl. gr. 8vo, Wien i83o, il Thl»,nbsp;Feller, Fr» A. Kurzgefaster Ünterricht in dor Pfer-dewissenschaft etc. , nebst eine Anleitung die Gesundennbsp;und Klanken Hufen der Pferde, FjZbI , und des Pdnd-viehes Zweckmasslg zu behandelen und zu beschla-gen. Ein Hulfsbuch für angeh, Hufschmiede und Oeco-noinen, mit 10 Lithog, Tafeln 8vo, Eisenberg i83o.

Gurlt, Dr-, E, F» Anatomische Abbildungen der Haussaugethiere, late Liefer, Taf, ill—120, gr, Fol,

Berlin i83o. i| Thl.

ik


-ocr page 395-

675.

Gurlt, Dr, E, F, Test zu den anatomischen Ab—

UJltlungen (tste--lote Liefer.) der Haussaugetliiere.,,

(27 bogen) Eberad. 1829. iTbl. 18 gr.

Hoerdt, Mediziualralh v., Merkwurdige. Verletzung-eines Pferdes durch den Blitz, auf der Solitude, bey, Stuttgart, am 24 Jun. 1829 , I’ol., Stuttgart i83o. I2gr.

Jahrbuch fiir Pferdezucht, Pferdekenntniss, Pferde-handel, die nillifar - Cainpagne»Scbu]-und Kunstreiterei, und die Eossarneikuiist in Deutschland und in angranz.nbsp;L'andern, auf das Jahr l83o, herausgegeben von S»,nbsp;von Tennecker, Ilinenau i83o, init i Steintaf, larao.nbsp;^ Thl.

Justinus, J, C/ir, Ilinterlassene Schriften über die vvabren Grund.satze der Pferdezucht, über Wettrennennbsp;und Pferdehandel in England , nebst Apborisnien übernbsp;das Exterieur, in besond. beziehung auf Zucbttliiere,nbsp;herausgegeben von C, A. von Kapotsdny, mit Anraer-kungen versehen vom Prof. J. Hijrmann, gr. 8vo,nbsp;Wien , I Thl.

Knolz, Dr. Jos. J. Darstellung der Medizinal-Verfas-sung in den K. K. Staaten Oesterreicbs, in Beziehung auf den Wirkungkreis der Kreis-Wundarzte, der Civil-Stadt-und Landwundarzte, u. der Landcsthieriirzte ,nbsp;gr. 8vo, Wien 1829, 2 Thl.

Merk, Th, Abhandlung über Lungenseuche bejm Hornviehe , zum Gebraucli fur Tliierai zte , Oeconomeu ,nbsp;Landleute, gr. 8vo , München i33o, 2 gr.

Monatschrift fur Gestutte und Reitbahnen, Wctti’en-nen, Remonlen und Pferde - handel, eine periodische Sammlung der Pferdekmule, Heilkunst, und Pferde-Ver-edlung etc. gewidmet. Aus dem Eriinz, und Engl,nbsp;übersetzt, niit Beylragen aus Deutschland, verinehrt vum.

-ocr page 396-

675

C, van Nochstettert Jahrg. 1829, 3r und 4r Bd., oder 7S.-42S. Heft. Mit il Steintaf. u. 2 Titelvign., gr;nbsp;8vo, Bern. 1829, 6i ThJ.

Niemann, Jgt;r. J. Fr. Algemeine Encyclopadie fiir praktische Aerzte- und Wundarzte nr Theil, auch u. d-Titel: Tachenbuch der quot;Veterinar-Wissenschaft fiirnbsp;Medicinal-Beamte, Thierarzte, und Oekonoraen, mit 4nbsp;Kupfertaf. und Titelvign, 8vo, Leipzig 183ij, 2 Thl,

Schneidewand, Nr. Frz, J. Ad, Die Wuth bey Men-schen und Thiere, nach den neuesten und besten mediz. u. philosoph. Queilen gemeinniUzl. bearb. Bamberg i85o, 8vo, 3. gr.

Wörterbuch der Thierheilkunde, zum Gebrauch der Thierarzte, Cavallerie- Officieren, Landwirthe und allernbsp;derjenigen, vvelchen die Wartung und Pflege der Haus-thiere obliegt, nach d. Französ. originate des Hrn.nbsp;Hartrel d’Arboval iiberzetst, und durch Zusatze ausnbsp;den besten deulschen Werken über Thierheilkunde ver-mehrt, nebst vielen Anmerkungen vom Prof. Dr. Th,nbsp;Renner, ir Bd. A. bis E., gr. 8vo, Weimar i83o, 3nbsp;Thl. 18 gr.

Zeitung Für Pferde-Liebhaber, herausgegeben von H. V, Waclienhusen,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;8r. Jahrgang, 8vo, Hamburg

l83o, 02 Numm., 5 Thl,

ENGELSCHE WERKEN.

Horse cause. A Barristers notes of evidence in the action of Nihett versus Kent, tried at the Bristol Summer Assizes, with observations critical aud explanatory.nbsp;By John. Kent, V. S,, Bristol, Defendant in the cause,nbsp;London 1829, price i5. 6d.

-ocr page 397-

677

Srncy Clm-i, Oa tlie foot of the Hórse and Shoeing-j, part. I, in 4to, price 5 s. containing two elegant eu^nbsp;gravings, the second edition, much enlarged and improved. London 1829.

The third and concluding part of Pérclvall’s lectures on the Anatomy, Physiology and Pathology of the Horse, published bg Messrs. Longman, amp; C“. London..nbsp;1829.

A new system of schoeing Horses, by J Goodwin^ Esq , Veterinary Surgeon to his Majesty. 2d. edit. 13 s.

A Treatise on canine madness, comprising a history of the symtoms, appearances after death, nature, origine and curative and preventive treatment of Babies.nbsp;in the Dog and all domestic Animals, by l^, Youatt,nbsp;V. S. London i83o. 3 sh.

A popular treatise on glanders and farcy,, by Richard Vines, Veterinary Surgeon, with elegantly colourednbsp;copper plates, price la s., Svo, London 183o, Longrnbsp;man and C®.

The Veterinarian, 1829 en i83o.

H 0 L L A N D S C H E WERKEN.

De kunst van het Hoefbeslag, of aanleiding, om,, zoowel de gezonde als gebrekkige hoeven der Paardennbsp;op eene doelmatige wijze te behandelen en te beslaan,nbsp;door ƒ. T. C, Dietericlis; uit het Hoogduitsch vertaald,nbsp;en met eenlge aanmerkingen en bijvoegselen vermeerderd, door JtW.A. Hart, Vee-arts der iste klasse,nbsp;aan ’sRgks Vee-artsenijschool te Utrecht, met eenenbsp;Voorrede van Dr, A, Naman, Directeur en Iloogleeraar

-ocr page 398-

678

aan de gemelde seliool, Svo-, ’sGravenhage en Amsterdam, bij de Gebroeders vcui Clueff', i83o.

Het Hoefbeslag zonder dwang, Eene verhandeling over de wijze, om gevoelige, kwaadaardige, en geheelnbsp;bedorvene. Paarden, Welke tot dus ver alleen doornbsp;aanwending van dwangmiddelen konden worden beslagen, binnen een uur tijds, zoo ver te brengen, dat zg,nbsp;zülks gewillig laten doen, en hunne weêrspannigbeidnbsp;voor altijd afleggen, door Constantin Balassa , met bijvoegselen van Klatte; uit het Hoogduitsch vertaaldnbsp;door I. W. A. Harty Vee-arts der iste quot;klasse aan.nbsp;’sRijks Vee-artsenijschool, met eene Voorrede van Dr.nbsp;A. Numau, Directeur en Iloogleeraar aan de gemeldetnbsp;school, te ’sGravenhage en Amsterdam, bij de Gebroe--ders. van Clee/f, i83o»

t'


-ocr page 399-

INHOUD.

Medcdeeli'ngen omtrent de besmettelgkheid van cTè» ivva len Droes voor den Menscli, door vyaarnemingeanbsp;Bader bevestigd; door Dr. A. JSüman. . blz. 287^

Nadere waarnemingen omtrent de schadelgke uitwerkingen der cryptogamische voortbrengselen, welke op de plant-voedsels huisvesten, op onderscheidene dieren;nbsp;een bijvoegsel tot de verhandelingen over dit onderwerp,nbsp;in het 1ste Stuk van dit deel des Magazijns voorkomende; door Dr. a. numan. .nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;. blz. 317.

Waarnemingen omtrent het onvermogen der Koeijen , om op te staan, na het af kalven, [Paralysis lum-balis'); door b. j; c. bunders, Yee-arts der eerstenbsp;klasse, te Zalt-Boirimel, in de Provincie Gelder-^nbsp;land..........blz. 353.

blz. 354—356.

Bijvoeging van den Redacteur.

Verslag omtrent de inenting der Pokken aan Schar pen, verrigt, in de maand December 1828, door o.’nbsp;Kfii.sTRA, L. z. Vee-arts der eerste klasse, te Dragteii,nbsp;in Friesland. .nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;. blz, 304.

Bijvoeging van den Redacteur. nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;blz. oyS,

Eenige mededeelingen omtrent de Schaapspokken, welke, in het jaar 1828 en 1829, geheerscht hebben,nbsp;in onderscheidene streken der Provincie Drenthe, doornbsp;ï, JANSEN, Vee-arts te Asssn.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;. .nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;blz. 381.

-ocr page 400-

Mzi. 383—386.

Bijvoeging van den Redacteur.

Opening der lucht- of ieelzakken {hyovertehroto^ mia), met goed gevolg aan eengt; Paard verrigt ; doornbsp;N. clAvSSEN-, Vee-arts der eerste klasse, te Roermond,nbsp;Provincie Jöimburg. .nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;..nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;..nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;..nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;blz. 3g3.

blz. 3g6.

Bijvoeging van den Redacteur.

Waarneming omtrent eene uitstorting van bloed in den blinden darm, zich openbarende onder de verschijnselen van trommelzucht, en gepaard gaande met kramp dernbsp;bals-spieren , bij een Paard, door w. i. van der horst ,nbsp;Vee-arts der eerste klasse,, te VolleiütooeitA blz., 4o2.

blz.. 4o5.

Bijvoeging van den Redacteur..

Waarneming eener Hersen-ontsteklng, Bij-, een Varken; door \v. J. VAN DER HORST, Vee-arts der eerste klasse, te Vollenhoven. .nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;. blz. 4o8.,

Bgvoeging van den Redacteur. nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;blz. 4og.

Waarneming omtrent eene bloedvloeijing uit de longen [^haemoptysis), bij een Paard; door a. schuld , Veearts der eerste klasse , te Dordrecht. . blz. 412.

Bgvoeging van den Redacteur. nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;blz. 4i5.

Mededeeling omtrent de , jaarlijks in Friesland heer-schende, VarkenS-ziekle, zoo. als dezelve, in de Zomers van 1827 en 1828, in de Grietenijen Oost- ennbsp;West-Dongeradeel, heeft plaals gehad; door w. mossel, Vee-arts te Dookum. .nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;. blz. 4ig..

Waarneming omtrent eene bijzondere zenuw-ziekte, bij een Paard, door e. vebnhoven , Vee-arts te Raalte,nbsp;in Overrgssel. ......nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;425.

Bijvoeging van den Redacteur. . nbsp;nbsp;nbsp;. hlz. 428.

Mededeeling omtrent het ontstaan van de mondklem {Trisrnas), ten gevolge eener verwonding, bij een

-ocr page 401-

I I? H o U D..

Paard; door G, TH. HurFMAH, Vee-arts der eerste' klasse , te Didam , Provificie Gelderland. blz.- 436..

Krampvevstqyinquot; {Tetanus), door -werktltigeliike be-leediging van den rug , bij een Paard; door i. w. STAMS, Vee-artsi der eerste klasse, te Hasselt, Provincie Ziimburgf .nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;..nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;. blz. 457;

Toevallige krampverslijviog (^Tetanus symptumaticus) bij een Paard, ten gevolge eener onvuorzigtige behandeling bij het beslaan, -waargenomen door N. Classen , V«e-arts der eerste klasse, Ie Roermond, Provincie Limburg. ...... blz. 44oi

Bijvoeging van den lledacteiir, . nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;blz. 443.

Genezing van den uitwendigen worm, vereenigd met den kwaden droes, door w. h. monïens , Yee-arts dernbsp;eerste klasse , te ’a Frinsenhage, Provincie Noord-Rraband. .nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;. blz. 446.

Bgvoeging van den Redacteur. . ¦ nbsp;nbsp;nbsp;. blz. 45o.

Belette doorzwelging , ontstaande door Wratachtige uitgroeisels op den tong-wortel, bij een Paard, genezennbsp;door het brand-ijzer, door w. F. uiiksen , Vee-artsnbsp;der eerste klasse, te Hegliel, Provincie Noord-Bra-iaud........blz. 454.

Waarneming omtrent een ongemeen groot spons-ge-zwel, uitgroeijende aan den kop, ten gevolge eener breuk van den hoorn-Wortel, en van de buitenste plaatnbsp;des voorhool'ds-beens bij een Rund, door p. kiilstiia,nbsp;xz. . Vee-arts der eerste klasse, op het Heerenveen,nbsp;in de Provincie Friesland. .nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;. blz. 457.

Waarneming omtrent de behandeling van twee Paarden, lijdende aan eene verlamming van het achterstel des ligchaams ; door o. küopmans, Vee-arts der eerstenbsp;klasse , te J)i onrijp , Provincie Friesland. blz. 46o.

Waarneming omtrent het wegnemen der baarmoeder

-ocr page 402-

I N E o ü Dw

eene Teef; door p. j. a-. petkiTquot;, Vee^arts der eersle klasse, te MoumaUe, Provincienbsp;nbsp;nbsp;nbsp;blz. 456,.

Over de sponsachtige uitgroeiselen, voorkomende aan de voortelings - werktuigen, bij Honden; door i. w. a.nbsp;HART, Vee-arts der eerste klasse , aan ’sRijks Vee-artsengschool, te Utrecht. .nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;..nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.. blz. 4G9.

Waarneming omtrent het afzetten der hals-ader, bij een Paard, door s., A. dupont, Vee-arts der eerstenbsp;klasse, te Gosselies, Provincie Henegouwen, blz. 477.

Waarneming omtrent het vroegtgdig afkalven der koeijèn , ter oorzake van het nuttigen van slecht voedsel, in het District Aubel, door H. o. n. serexhe ,nbsp;Vee-arts der eerste klasse, te Aubel, Provincienbsp;Luik. ..nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.......blz. 479.

Eeerschende ziekten. .... blz. 488,

Miltvuur onder het Rundvee , te Gameren , in Gelder^ land........ . blz. 489.

--— te Kuyk en St. Agatha, in Noord-Bra-

land. nbsp;nbsp;nbsp;blz. 491,

--te Roermond, in Limburg. , blz. 491.

———— te Mechelen. .... blz. 4g2.

—- onder de Paarden , te Aalbroek , in Antwerpen........blz. 492.

—---onder het Rundvee, te Aubeljva Luik. blz. 4g4.

——— onder de gedaante van eene kwaadaardige long-ontsteking , in verschillende Gemeenten van hetnbsp;'Groot-Hertogdora Luxemburg. .nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;. blz. 497.

--te Hragten ,e-D. IJht, in Friesland, blz. 4gg.

Bil- of Boutviiur onder het jonge Rundvee, in onderscheidene Gemeenten nabij Dordrecht. . blz. 5o4.

Kolick-pijnen , gepaard met plsopstopping , onder de

-ocr page 403-

'I N H o U D.

Paarden, in dezelfde streken, denkelijk veroorzaakt door het nuttigen van schimmelig boonen- en tarwe-stroo, ......nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;blz,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;607,

De longziekte onder het Rundvee, in het District Mechelen.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.....nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;blz.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;607.

Aanmerking van den Redacteur. nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;blz.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;5o8,

----te Thienen en Autgaerden enz. , in

Zuid-Br ah and. nbsp;nbsp;nbsp;....nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;blz.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;5i4,

-----te Oirheel- en Dieet, in de omstreken

¦van Leuven. ..... nbsp;nbsp;nbsp;blz.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;5i5.

Uittreksel uit het verslag der vyerhzaamheden aan de Vee-artsenijschool, te Alfort, over het jaar 1822—23,nbsp;door den Hoogleeraar vatel. .nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;. blz. 617.

Over de vliezen, vrelke het lidvocht of gewrichts-smeer afscheiden {membranes synoviales), door den Heer girard. .....nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;blz. 5ij.

Verslijting der kraakbeenige zelfstandigheid aan den ;grond van den hals des katrol-beens {astragalus), eennbsp;gewoon verschijnsel bij oude Paarden; door denzelf-den. ......nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;blz. 518.

Beschouwing omtrent de inrigting en het gebruik der peesachtige uitbreidingen der buikspieren, bij denbsp;eenhoevige dieren, vooral met betrekking tot de breuken, door denzelfden. .nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;. blz. 620.

Nadere proeven omtrent den invloed van het doorsnijden der long-maag-zenuw op de verrigting der spijsvertering, door denzelfden. .nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;hlz. 621.

Bgvoeging van den Redacteur. . nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;blz. 622.

Proeven omtrent de Hondsdolheid, en het besmettend vermogen der kwql van de grasetende dolle dieren,nbsp;en de verschijnselen , ten aanzien der neiging tot bijten,nbsp;waarmede de ziekte bi) deze gepaard gaat. blz.-527,

-ocr page 404-

INHOUD.

Bijzondere teTerinatuur'ijke kromming van de ruggraat bij een Paard. .... blz. SaS-

blz. 53o.

Overtollige rib , op eene bijzondere wijze in de borstholte geplaatst, bij een Paard.

Voorbeeld van een ongewoon groot Paard, te Parijs. .nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;...nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;. blz. 331*

Bijvoeging van den Bedacteur over Reuzen- en Dwerg-Paarden, volgens sebald. . nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;. blz. 532.

Proeven, door den Hoogleeraar nupuij, in het werk gesteld, voor de nasporing van de uitwerking der geneesmiddelen, in verband tot de, onlangs gedane, ontdekkingen omtrent de zenuwen-, die tot de ademhalingnbsp;dienen, of welke met één wortel ontstaan, en die,nbsp;welke met meerdere wortelen hun oorsprong nemen. ...... blz. 633,

Nadere proeven omtrent de afsnijding van de long-maag-zenuw en de groote tusschenribbige zenuw aan het midden-gedeelte van den hals des Paards; doornbsp;denzelfden. ..... blz. 534.

Onderzoek der milt eens Paards, gestorven aan eene zeer langdurige ziekte , door denzelven. blz. 535.

Beschrijving eener ziekte, .welke hare zitplaats had in de nabijheid, van het gewricht der onderkaak, bijnbsp;een Paard, door den Heer babotjille. .nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;blz.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;535.

Waarneming van den Heer Vee-arts rousseau omtrent de aanwezigheid van wormen in de luchtpijps-takken,nbsp;bij fijnwollige lammeren. .nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;. blz. 536.

Taenia lanoeolata in den voorhoofds-boezem van een Hondje. ......nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;blz.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;536.

Het voortbrengen van ziekten bij de dieren, door kunstige middelen beproefd, door den Heer ntr-puiï,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;blz.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;536.

-ocr page 405-

INHOUD.

Een darken, eensklaps gestorven, ten gevolge van •een hevig ontsteldngs-gez-wel.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;hlz. 637.

Waterzucht, met verweeking van de mergachtige •gelfstandigheid der hersen-kwabben, bg een Paard,nbsp;door den Vee-arts koüsseau.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;blz. 538.

Vroegtijdig afkalven van het Rundvee, epizoötisck heerschendc , door denzelven ¦waargenomen. blz. 538.

Hevige buikpgnen, bij een Paard waargenomen, ter norzake van eene zak vormige verwijding of krop innbsp;het blinddarms-gedeelte der dunne darmen, door dennbsp;Heer ckepin. .....nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;blz. 538.

Waarnemingen van den Heer philippe, omtrent eene ¦verbreking van de beenderen des bekkens, omtrentnbsp;eene kraakbeenige hoefverzwerlng, en omtrent eennbsp;veulen, hetwelk door den kwaden droes werd aangedaan , zijnde van eene Merrie gevallen, aan deze ziektenbsp;lijdende. .nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;. blz. SSg.

Bevinding van de gesteldheid der hersenen bij oude Paarden, door den Hoogl. dupüii. .nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;blz. 53g.

Darm-ontsteking {tra?ichées rouges) bij de Paarden, waargenomen door den Hoogl. bauthelemiï. blz. 54o.

Voordeelige uitwerking van de braaknoot tegen verlammingen bij den Hond. nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;blz. 541.

Voortgezette proeven omtrent de honds-dolheid door den laatstgenoemden.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;blz. 541.

Voortgezette waarnemingen door denzelfden omtrent

blz. 643.

het Miltvuur bij het Rundvee.

Beschouwing omtrent de overeenkomst dezer ziekte mee eene gelijksoortige , bekend onder den naam vannbsp;bloedziekte, bij de Schapen, door denzelfden. blz. 543.

Waarneming omtrent de inenting van het anthrax-gif, door denzelfden. ¦ ,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;. blz. 545.

-ocr page 406-

INHOUD.

Proefneming omirent de inspuiting van azynzuur-morphium in de lials-ader, bij de algemeene kramp-verstijving. ..... nbsp;nbsp;nbsp;blz.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;546.

Aanwending der luclupijp-snede, en van het inbrengen eener pijp of buis in de opening, bij de pijpende dampigheid of carnage, ,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;. blz. 546.

Genezing der breuk van het kaakbeen, bij een Paard. ......nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;blz.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;547.

Bijzonder gezwel bij een Hond, waargenomen door denzelfden. .....nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;blz.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;54g,

Verlamming, ter oorzake van den nekbuil {talpa), ontstaan bij een Paard.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;blz.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;55o.

Bijzondere ontaarding der longen, bij een Limou-sijnsch Paard. ..... nbsp;nbsp;nbsp;blz.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;551.

Omtrent de onzekerheid van het bestaan der gortigheid bij de VarkenSi . nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;blz.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;SSa.

Deze ziekte schijnt niet van de ouden op de jongen te worden overgebragt.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;blz.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;553.

Scheikundig onderzoek van blaas-steenen, welke hg den Hond en het Paard voorkomen, door den Heernbsp;I,ASSEiamp;NE, in de eerste van welke het acidum cysti-cum gevonden werd. .nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;blz.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;553.

Uittreksel uit het verslag omtrent de werkzaamheden aan de Vee-artsenijschool, te Lyon, gedurende het jaarnbsp;1823, door den Hoogleeraar GonrNE. .nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;blz.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;555.

Menigvuldig voorkomen van den worm {farcin), in de omstreken van Lyon, in iSaS. .nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;blz.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;555.

Gastrische koorts met verschijnselen van een’ geprik-kelden toestand der hersenen, bij Paarden en Muil-Ezels. ...... nbsp;nbsp;nbsp;blz.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;456.

Darm-ontsteking bij het Paard. . nbsp;nbsp;nbsp;,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;blz.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;558.

-ocr page 407-

ï N H o tJ D.

30e lionds-dolheld is voor eene maag-darm-ontstélóngf te houden; het bestaan der blaasjes van marocheïti,nbsp;'igt;q twee Honden Waargenomen; proeven der inentingnbsp;met de stof uit dezelve. .nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;. blz. 660.

Kunstmatig voortgebragte maag - darm - ontsteking , vergezeld gaande van bijtlust, door het ingeven vannbsp;stukles glas, bij een Hond. .nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;. blz. 564.

of croup, bij eene blz. 566.

De vliezige luchtpijps-ontsteking Koe. ....

Bioedlediglieid der vaten, waargenomen bij twee Honden. ...... blz. 667.

Ontwikkeling van wormen in het oog , bij een’ Muil-Ezel , -door den Heer Vee-arts boudamp;ottrd. blz. 670.

blz. 573.

Bijvoeging van den Redacteur.

Waarnemingen omtrent do zwarte staar, door den Heer Vee-arts brük. .... blz. 577.

Waarnemingen omtrent twee kwaaddroesige Paarden , welke van zelve genazen , nadat dezelve vruchteloos door geneesmiddelen waren behandeld, en omtrent eene Merrie, welke aan vergiftiging stierf, door hetnbsp;eten van de taxus baccata, door den Heer Vee-artsnbsp;BROamp;ARD.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;blz. 678.

Genezing eener mélanose, bg eene Merrie; — de behandeling, met goed gevolg aangewend bij eenenbsp;volkomene ontwrichting van het kootgewricht, bg eennbsp;Paard, — en de wegneming van een polypus aan dennbsp;grond der kaakholte, bg een Varken, door den Heernbsp;Vee-arts eieüzai.. .... blz. 57S.

Genezing eener dijebreuk {hernia a-uralis), bij eene bejaarde Mull-Ezelln, door den Heer Vee-artsnbsp;BAt'Ottn. ,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;blz. 58o,

44

-ocr page 408-

'I N H o U 4).

¦Voorbehoedende geneesvvqze tegen de diaai-zielrtc 'der Schapen, door de aanwending \an het werkdadignbsp;brandijzer, door den Heer Yee-arts caouzow. blz. 58o.

Verscheuring der pees van de uitwendige zitbeens-scheenbeeus - spier, bij een - Os; verlamming van het achterstel, bij een Muil-Ezel, gevolgd op de castratienbsp;door omdraaijing van den zaadstreng; bgzondere wqzenbsp;van castratie^iiji] den Hond, door den Heer Vee-artsnbsp;oniVlER. ..... blz. 58i.

Waarneming omti'ent eene roosachlige ontsteking , bij twee Paarden , door den Heer Vee arts TAtcnE. blz. 532.

Toevallen, veroorzaakt door de volkomene platdruk-king der luchtpijp langs den hals , bij eone Muil-Ezelin, 'door den Heer Vee-arts saint-cvh. .nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;blz. SSa.

Wat is de snuffelziekte der Varkens? door Dr. i. ïitANQlTE.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;. hlz. 583.

¦Over het gebruik van den braakwijnsteen, in eenige ziekten van het Paard, door Dr. LArpE.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;blz. 586.

Bijvoeging van den Redacteur. nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;blz. Sgi.

Over de aanwending van den braakwijnsteen in de bevige long-ontsteking , door Dr. rasoiii. blz. 5g2.

Waarneming omtrent de uitwerking eener sterke gift van den braakw’gnsteen, bg vergissing toegediend aannbsp;een Paard, door den Heer PEUftoNNU. . blz. 6g5.

'Nasporingen omtrent de honds - dolheid, door Dr. HEBTWie.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;blz. 597.

Uitkomsten van het scheikundig onderzoek omtrent het gas» verkregen uit de maag en darmbuis van verschillende, zoo gezonde als zieke. Huisdieren, doornbsp;Dr. A. NUMAN. .nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;blz. 611-

Jkorte mededeellngen en uittreksels. . blz. 620.

-ocr page 409-

I N II o u rr.

54. Waarneming onilrcnt het ontstaan van den zon-genaamden niaagkoller, bij een Pa9rd, door het drinken van eene groote hoeveelheid melk, door den Heer Vee-arts \v. j. van der horst.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;blz. Gaoi'

35. nbsp;nbsp;nbsp;Waarneming omtrent het ontstaan van blind

heid, bij eenige Paarden, vvaarschijnlijk veroorzaakt door bet onmatig voederen van raauwe aardappelen,nbsp;door den Heer Yee-arts w. T. riïksen.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;blz. 621.

36. nbsp;nbsp;nbsp;Een haar - beursgezvvel, weggenomen bq eennbsp;Paard , door den Heer Vee-arts w. il. montEns. blz. 62J.

37. nbsp;nbsp;nbsp;Over de uitwerking der croton-olie, als pur

geermiddel, bij het Paard, door den Heer Vèe-arts o. KOOPMAN. ....nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;blz. 622.

38. nbsp;nbsp;nbsp;De opgewekte teeldrift, een gewoon verschqnsel

bij de inwendige pok-ziekte , of paarl-ziekte van het Rund, bevestigd door eene waarneming van den Heernbsp;Vee-arts a. schuld. .nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;. blz. 628.

3g. Voordeelige uitwerking van den Belladonna-wortel in een’ aanhoudenden hoest der Paarden , door den Heer Vee-arts o. kijlstra, l. z. . blz. 624.

40. nbsp;nbsp;nbsp;Dezelfde uitwerking van dit middel bevestigd, doornbsp;den Heer Vee-arts p. kijlstra L. z. , en , door Dr. lappe ,nbsp;in de heerschende long-ziekte bij het Rund. blz. €24.

41. nbsp;nbsp;nbsp;Zenuwtoevallen na de castratre door afbinding

van den zaadstreng , bij een Paard, door den Heer Veearts B. J. C. RIJNDERS. . nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;blz. 626.

42. nbsp;nbsp;nbsp;Soortgelijke zenuw-aandoeningen, ontstaan bij

een Rund, na een hevig onweder. nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;blz.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;627.

Bqvoeging van den Redacteur. nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;blz.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;627.

43. nbsp;nbsp;nbsp;Voordeelige uitwerking van het bruine gcirste-

nout in slepende droesachtige ongesteldheden , bij Paarden , door laatstgenoemden Vee-arts. nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;hlz.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;628.

-ocr page 410-

I N H o U D,

44. nbsp;nbsp;nbsp;Merkwaardige beleediging van een Paard door

den bliksem ; door den Heer VON hordt, te Stutte gard. .....nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;blz. 628.-

45. nbsp;nbsp;nbsp;Yoorbijgaande razernij, bij eene Koe, na het

afkalven (^mania transitoria post partum) ; door den Heer Kreits-Physicus, Dr. wittke , te Rummels'»nbsp;èurg, .nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;blz. 63o.

46. nbsp;nbsp;nbsp;De Hengst en Ruin verdedigen -zicb op eene

verschillende wijze. . nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;blz. 63i.

47. nbsp;nbsp;nbsp;Opgeblazenheid bij een zuigend Kalf, genezennbsp;door den penssteek aan de regterzijde des ligchaains ,nbsp;door den Heer Vee-arts s a. dupont. . blz. 63i.

48. nbsp;nbsp;nbsp;Over het kleuren der beenderen van de ongeborene jongen , door middel van meekrap. ' blz. 632.

4g. Tegennatuurlijke vergrooting der levers bij de Runderen, in 1828 , waargenomen door den Heer Veearts w. MOSSEL. .... blz. 635.

50. nbsp;nbsp;nbsp;Beschrijving omtrent een verloskundig werktuignbsp;cn deszelfs gebruik, door denzelfden. . blz. 635.

51. nbsp;nbsp;nbsp;Merkwaardige ziekte van bet hart, bij eenenbsp;Koe, door den Heer l. A. VAN opdorp. blz. 636.

52. nbsp;nbsp;nbsp;Middel tegen de Parkens-ziekte,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;blz. 658.

53. nbsp;nbsp;nbsp;Overtijdige dragten bij Koeijen, waargenomennbsp;door den Heer Vee-arts F. bontekob. . blz. 644,

Bijvoeging van den Redacteur. nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;blz. 6i5.

54. nbsp;nbsp;nbsp;Bijzondere soort van blaas-steenen, vvelke bij

Runderen voorkomen, door den Heer Krcits- Dier-, arts MECKE te Neuwied. •nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;blz. 646.

Bijvoeging van den Redacteur. nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;blz. 617.

55. nbsp;nbsp;nbsp;Vergiftiging eencr Koe, door het zwarte bilzen-kruid, door den Heer chüzel, te Grenade, blz. 643,

-ocr page 411-

ï ISf H o 17 b:

Sê. Vergelgliend scheikundig onderzoek der lenige en lever-knobbels, door den Heer iassjsione. blz. 648,r

5j. Scheikundig onderzoek van het cement der tanden van Runderen, door denzelfden. . nbsp;nbsp;nbsp;blz. 64g..

58. Waarneming omtrent den invloed van de mannelijke en vrouwelijke kunne op de voortteling der dieren , door den Heer oodine.. . nbsp;nbsp;nbsp;blz. 55o»

5g. Waarneming omtrent den invloed der Merrien op de voortteling; door den Heer ni LAOtrETTE, blz. 65o.

60. nbsp;nbsp;nbsp;Over de uitwerking van het steken van Hommels

op een Paardj door den Heer sanitas. nbsp;nbsp;nbsp;blz. 65i.

61. nbsp;nbsp;nbsp;Over het bestaan van den wigge~ verhemelte^

beem-zenuwhuoop, bg het Paaad; door den Heer SETZIUS. .....nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;blz. 652.

62. nbsp;nbsp;nbsp;Het niet gevaarlijke der wijze van castratie,

genaamd d tesiicule découvert, bij Paarden, door waarnemingen bevestigd; door den Heer nebone , tenbsp;Cognac. .....nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;blz.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;662.

63. nbsp;nbsp;nbsp;Tegennatuurlgke melk-afscheiding bij eene Muil-

Ezelin, en een Merrie-veulen kort na derzelvei geboorte, door den Heer oellé, te Alfort. .nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;blz.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;653,

Bijvoeging van den Redacteur. nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;blz.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;653.

64. nbsp;nbsp;nbsp;Geschrei binnen den draagzak (vagitus uteri-

nus) bg eene Teef; door den Heer satjvage, te C(ien. .nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;. I .nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;blz. 654.

65. nbsp;nbsp;nbsp;Navelbreuken bij veulens, welke opengesneden

of van zelve opengebroken waren, door den Heer rRBAN. .....nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;blz.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;654.

bJz. 656. blz. 656.

66. nbsp;nbsp;nbsp;Voorbeelden van ongewone vruchtbaarheid bgnbsp;verschillende Huisdieren,

Bij het Paard.

-ocr page 412-

IN HOU D,

«7. de Eoamp;. . nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;•

Bijvoegingen van den Redactenri . nbsp;nbsp;nbsp;Wz. 657.

68. nbsp;nbsp;nbsp;Bij Schapen, .nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;. Wz. 658.

Bijvoeging van den Redacteur. nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;hlz.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;658,

69. nbsp;nbsp;nbsp;Bg het Varken en den Hond.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;hlz.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;658,

70. nbsp;nbsp;nbsp;Middel, om , naar willekeur, hg de voortteling

der dieren, een grooter getal van nbsp;nbsp;nbsp;hetnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;een of ander geslacht te verkrggen. ...nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;hla.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;65 g.

71. nbsp;nbsp;nbsp;Zonderlinge en onmêedoogende voorbereiding

van een Paard en deszelfs Bergder- tot dem Wedloop. nbsp;nbsp;nbsp;,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;hlz; 65g.

Vijfde algemeene examen, gehouden aan ’sRijks Vee-artsengschool, op den aS, ag en 3o Julij i85o. hlz. 661.

Bijzonder examen, gehouden op den 13 September i83o.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;*nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;hlz. 664,

Verplaatsing en Sterfgeval van Vee-artsen, hlz. 644.

Opgave van Vee*artsengkundige werken. blz. 666.

-ocr page 413- -ocr page 414- -ocr page 415- -ocr page 416- -ocr page 417- -ocr page 418-