-ocr page 1- -ocr page 2-

A

--; ¦• .':l • -•ttT!Ji^3föï*‘4ï5MBLift5’'¦!

©To. nbsp;nbsp;nbsp;V 3

!

«ïiftji'aEr.,

-ocr page 3- -ocr page 4- -ocr page 5- -ocr page 6-

INHOUD ¦VA.3sr ID SEX, :x;x.

Afi, I.

Bladz.

Naamlijst der Vereeniiig tot Bevordering van Veeartsenijkunde

in Nederlandsoh-Indië............- nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;1

\gt;,rslag van de Directie der Verceniging tot Bevordering van Veeartsenijkunde in Nederlandsch-Indië over het jaar

isg.)—1896 (12e Vereeiik/hu/gjaar)..........lo

B i.r n A u B N:

A. nbsp;nbsp;nbsp;(Eekening en Verantwoording- over het 12'- Boekjaar! ....................15

B. nbsp;nbsp;nbsp;(Instellingen en^. waarmede de Veeartsenijkundig-e

l er-eeniging in ruiling verkeert..........16

11. (Aangeboden exemidaren)..........17

Wetenschappelijk Verslag behoorende bij het Jaarlijkseh Ziekenrapport over 1896, van den Militairen Paardenarts der

klasse J. van Dorssen te Kota-Radja.......19

Castratie, door Kloppen op den Zaadstreng, door B, Vin.rmrno . nbsp;nbsp;nbsp;37

Eeiie Fdaria in de Aorta bij Karbouwen, door Vitf-Tinrins ... nbsp;nbsp;nbsp;43

Over den Groei der Paarden in Nederlandsch India, door T. . nbsp;nbsp;nbsp;43

Paardenfokkerij in Argentinië.............49

Rinderpest....................71

.laarverslag, (Verceniging het Sandelhout Stamboek).....73

Personalia.....................88

Afu- II.

Br,AD;^.

Pachyrhizus Angulatus Rich, door Fischer........89

Iets over creoline bij miltvuur, door Pbrsknairb......92

De verwantschapsteelt en wordingsgeschiedenis der beroemde rassen. Vrij vertaald naar een opstel van Prof. Ad. Real innbsp;de Annales de méd. vétér.. 1897, door A. DE Vletter . .nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;97

Dari hal poesar-poesaran koeda, door B. Probuoeman .... nbsp;nbsp;nbsp;137

Iets over haarwervels hij paarden [Vertalinij van B. Vrijhuru) . nbsp;nbsp;nbsp;143

Insecten-steken...................149

Ij.ymphangitus ulcerosa bij het paard . nbsp;nbsp;nbsp;. ........149

Chemische zuivering van drinkwater •.........151

Conserveering van vleesch...... 152

Tetanus......................152

Arocolinum hj^drobromieum bij rheumatische hoefontstekiug. nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;152

Over ’t gebruik van postduiven.............113

lieagens op eiwit......... 153

RIJKSUNIVERSITEIT UTRECHT

0835


8479


-ocr page 7-

INHOUD. nbsp;nbsp;nbsp;IH

Afl. II.

Blaoz,

Over chronische kwadendroes der huid en de aanwending- van

malleine bij menschen..............154

Onderkenning van kwadendroes........... . nbsp;nbsp;nbsp;155

Wordt het contagium vaii kwadendroes door diphterieserum

overgebracht?.................156

Cobs.......................156

Over het voorkomen van typhus- en cholera bacillen in kippeneieren nbsp;nbsp;nbsp;157

Samenstelling der melk van Indische runderen.......157

Ovyr eieren....................158

Het rooken als desinfectie-middel............160

Vi.schziekten . . ...................160

Over het aantal voedertijden ten opzichte van de melkproductie. 160

Het poetsen van schimmels..............161

1’arapluies voor paarden...............161

Tegen het slaan van paarden.............161

De kootharen. . nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;...............162

Om merriën gemakkelijk bevrucht te krijgen.......162

Cm aardappelen te bewaren ton einde ze te gebruiken voor

cultuurbodem.................162

Tehuis voor paarden..... 163

Onderzoek in zake mond- en klauw-zeor, door Trof. Dr IjObfpi.ee.

en IT-of. Dr. Frosüii..............164

Personalia.....................167

Afc. nbsp;nbsp;nbsp;III.

Bladz.

Yeepest in Dell 1897, door B. YEmnuud.........167

Veepest onder varkens, door B Yiujbi kg.........172

Actinomykose bij het paard door L. J. Hooc.kambk.....174

De I'erwantschapsteelt en wordingsgeschiedenis der beroemde rassen. Vrij vertaald naar een opstel van Prof. Ad. Beulnbsp;in de Annales de niéd. veter. 1897 (Vervolg van pag. 136,

afl. 11}...................177

Sta.atsbemoeienis in Nederland met de veefokkerij. Orergenomen

uit het Tijdschrijf voor Nijverheid en Landbouw in Bid.-Indië. nbsp;nbsp;nbsp;194

Analecten:

t ampher-Spiritus verband. . . nbsp;nbsp;nbsp; 227

Formaldehyd bij zoogenaamde „Hoefkanker”.....228

Verbranding..................229

Desinfeciie der handen..............229

Opera tie-handschoenen....... 230

infectie der granuleorende wonden........232

Do Afrikaansche malleus der paarden........233

Een gift bij de Zigeuners in gebruik ........ nbsp;nbsp;nbsp;235

Yervmer van vee met spoorwegen ......... nbsp;nbsp;nbsp;233

Extract uit de notulen der leden-vcrgadering, 2 December 1897. nbsp;nbsp;nbsp;239

I’er.^onalia.

-ocr page 8-

IV. nbsp;nbsp;nbsp;INHOUD.

An. IV.

Bl»d/.

Hemiii Ing'uinalis Acuta, door T. «. H.......... 1

De toestand van den Veestapel in de Kesidentif'n Teg-al en

Cheribon, door 't Hoen............. 4

Een kleine fokkerij van Sandelhoutpaardcn in de Preang-er,

door D. S...................15

Naschrift, door Gékaxt................2“

Over den groei der paarden in Nederlandseh-lndië. door B. . . nbsp;nbsp;nbsp;29

De Verwantschapssteelt en wordingsgeschiedenis der beroemde

rassen, door Pnor. Ai). Beul...........35

VII. Internationaler Tlnerarztlicher Congres.s in Baden-Baden

1899.....................19

Overzicht dor Geneeskundig behandelde paarden van het leger

over het jaar 1893 ............... 62

Vereeniging „Het Sandelhout-Stamboek.” Notulen der Algemeeue

Vergadering te Bandoeng, nbsp;nbsp;nbsp;den 31 Januari 1S98 ....nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;67

Jaarverslag....................72

Vereeniging „Het Sandelhout-Stamboek.” N(,tulen der Algemecne

Vergadering te Bandoeng, nbsp;nbsp;nbsp;den 31 Maart 1898..... 79

Vereeniging „Het Sandelhout-Stamboek ” Vergadering te Bandoeng, op 2.5 Juni 18?8.............85

Personalia. . . ,.................92

-ocr page 9-

j^j^is/LXuXcramp;rr

DER

Uereenigino tot bevordering van Veeartsenijkunde in Nederlandsch-indië.

/

EERE-VOORZITTER. Dr. A. W. H. WiRTZ.

/¦7

BESTUUR.

L J. Hoogkamer, President. Gérant vjh. tijdschrift'^ J. K. F. DE Does, Secretaris-Thesaurier.

EERE-LEDEN.

’s G raven hage. Amsterdam.

W. P. GROEKEVELDT.iOud Vicc-Pr. V. d. Raad v.

I N.-I.

Mr. H. Kuneman. ! Oud-Dirccteur B. Bestuur.

Deel XI, Afl. I.

-ocr page 10-

Kerkhoven, E. J. . . . Lim Liam Boe ....

Mars, Ï-I.........

Paszotta, F.......

Penning, C. A.....

Poel, P. pil. van der Rathkamp amp; Co. . . .


Landheer van Sinagar. iSoekaboemi. ChefderflrmaOeij Hoaij Soeij Batavia.

Mil. paardenarts lo klasse ¦ Makassar.


Gouveimements-vcearts.

Gouvernements-veearts.

Gouvernements-veearts.

Apothekers.


(1) C'orres; ondent voor Nederlnnd,


Soerabaja.


Semarang.


! Padang.


Batavia.


-ocr page 11-

Name n.

0, U A L I T E I T.

Woonplaats.

Sandelhout-Stamboek ....

Pres, A. E. Kerkhoven.

Bandoeng.

Scheepens, J. N. A. C. . .

Mil. paardenarts.

Atjeh.

Sikkema. R

G ouvernements-veearts.

Kedirie.

Tan A\ie Sioenn .

Landh. van Kedoeng-Gedeh.

Mr.-Cornelis.

Velzen, P. A. van.....

Gouvernements-veearts,

Soerakarta.

Volleina, J. .

Gonvernement-veearts.

Makassar.

Vrijburg, A. . . .

Veearts der Deli-Maatsch«.

Medan.

Vrijburg, B. . .

Gouvernemcnts Veearts.

Fort do Kock.

Waliën E. S. Baron van Heeckeren tot.

Suikerfabrikant.

Loemadjang,

Wilde, Cb. Tb. G. H. de .

Gouvernements-veearts.

1

Rembang.

-ocr page 12-

INTEEKENAREN.

Namen.

Q U A L I T E I T.

Woonplaats.

Alberti, D. J.........

Kapitein der Artillerie.

's Gi’avenhage.

Albrecht amp; Kusche (')...

Boekhandelaars.

Batavia.

Baerle, C. G. van.....

Resident.

Kediri.

Baerveldt, 1. F.......

Barienkhofen, H. E. P. B. C. Baermeijer van......

Basel, F. J. L. Merssen

Ie Luitenant der Artillerie.

Nederland.

Officier der Artillerie.

Ambon.

Senn van .........

Landheer.

Indramajoe.

Baumgarten, C. H......

Landheer.

Buitenzorg.

Bedier de Prairie, L. P.. .

Administrateur.

Proepoek (Tegal).

Berensberg, A. P. de Pelser.

Kapitein der Artillerie.

Medan.

Bibliothecaris........

Depart, Binn. Bestuur.

Batavia.

Bibliothecaris........

Militair Hospitaal.

Batavia.

Bibliothecaris........

Regiment Kavalerie.

Salatiga

Bibliothecaris........

Departement van Oorlog.

Batavia

Blokhuis, M.........

Landheer Tanah-wangle.

Toeren. Malang.

Bochardt, A.........

Apotheker.

Buitenzorg.

Boer, J. de . . . ;.....

H Luitenant der Artillerie.

Willem I.

Boers, A. J..........

Landheer van Kekitong.

Halte Kali Osso, Goendih, Soe-rakarta.

(igt;) Tavcc exemplaren.

-ocr page 13-

Namen.

Q U A L I T E I T.

Woonplaats.

Bohl, J. M. L. . ,.....

Landheer.

Matraman.

Boreel, \V. T’’. J'quot;quot;.....

Landheer Panoembangan.

Soekaboemi.

Bosch, P. 6. T.......

Kapitein der Artillerie.

Padang.

Bossche, F. H. H. van den

Controleur Ie klasse B. B.

Manindjoe (Afd. Agam).

Boutmy, D. C........

Adm. van Srogol.

Buitenzorg.

Bovenkamp, A. van de . .

Ie Luitenant der Artillerie.

Willem 1.

Braak, II L. C. van. . . .

Adm. van Soekabrentie.

Soekaboemie.

Brans, A J. Berkhoff . . .

Koopman.

Batavia.

Brenkman, Jr N.......

Geëmpl. koffie-onderneming.

Alas Kadawoeng (Blitar).

Bruijn Prince P. M. L. de.

Resident.

Magelang.

Bock, A.. ... nbsp;nbsp;nbsp;. . .

Burgh, Ji'r. N. J. Westpalm

Adm. van Karang Pand.

Soerakarta.

van Hoorn van......

Landh. van Pondok Gedeh.

Buitenzorg.

Busing, M..........

G emeente-veearts.

Naarden.

Camphuis, H. J.......

Insp, M. N. Koffielanden.

Wonogiri-Goro-marto, Solo.

Cappelle, J. A. van ....

Kapitein der Artillerie.

Willem I.

Cordesius, F. A.......

Controleur 2e klasse B. B,

Amocrang

(Menado).

Cordesius, C......

Particulier.

Indramajoe.

Cordesius, Const.......

Administrateur.

Tjiboegel, Soc-medang.

Daalen, G. C. E. van . . .

Kapitein Gen. Staf.

Atjeh.

-ocr page 14-

Name n.

Q U A L I T E I T.

WOONPEAATS.

Dcaniëls, C G........

le Luitenant Kav 2lt;^ afd.

Krijgsschool.

’s Hage.

Delden, E. A. G. J. van .

Controleur B. B.

Muntok.

Deun, L. J. van......

Kapitein der Artillerie

’s Hage.

Dhont, J. J. F........

Direct, v/h. Stads-Abattoir.

Rotterdam.

Dibbetz, P. J.........

Kapitein der Artillerie.

Batavia.

Dittmann, W.........

Koopman

Batavia.

Doldcr, J. W. van.....

Direct, der Ambachtsschool

Batavia.

Dorp, C. H. van......

Landh. v. Goenoeng Kasocr.

Bandoeng.

Dorssen, J. van.......

Paardenarts 2» klasse.

Nederland.

Driessen, D*'. D. P. F. . .

Adviseur v/d. Burgclijken Vecartsenijk. Dienst.

Batavia.

Dijk, J. A. G. van.....

Boekhandelaar.

Batavia.

Effen, J. J. van.......

Arts.

Dj ember.

Engelenberg, A. J. N. . . .

Controleur Binn. Bestuur.

Socrabaja.

Enger, J'»'. G. F.......

Landheer van Tegalweroe.

Djokjokarta.

Esveld, D. F. van.....

Leeraar ’s Kijksveeartsenij-

school.

Utrecht.

Faber, J. Th. W.......

Landheer.

Tangerang.

Geluk, A. H.........

Gemeente-veearts.

Serooskcrkc.

Gentil, J. P.........

Ie Luit. der Kavalcric.

Atjeh.

Grevers, J. A. P.......

Majoor v/d. Genci’alon Staf.

Nederland.

-ocr page 15-


7

N a m e n.

Q, U A L I T E I T.

Woonplaats

Greve, W. R. de......

Ie Luit. Adjudant Genie.

Batavia.

Haas, A. J. Tromp de . . .

Mil. Paardenarts 20 klasse.

Banjoe-Biroe.

Haase, K. T'’.........

Adm. V. Goenoeng Oemboek.

Blitar.

Happéj F...........

Ritmeester der Kavaleric.

Salatiga.

Harders, J. A. C......

Administrateur.

Artana-Socka-

boemi.

Heel, C. van........

Landheer.

Madioen.

Heidens, P. A. H. . . nbsp;nbsp;nbsp;. .

1® Luit. der Infanterie.

Atjeh.

Heijblom, H. P. G.....

Emloyé iScheepsle.vei’antie.

Lombok.

Hendriks, B.........

Ie Luit. der Kavalerie.

Nederland.

Heukeloin, W. F. van . . .

Hoofd Administ. Tjiasem en Pamanoekan Landen.

Soebang (Kra-wang).

Hibina, M. A........

Gemeente -veearts.

Franeker.

Hocke, J, J.........

2e Luit. Artillerie Ged.

Weltevreden.

Hofland, K. P........

Kapt. der Artillerie.

Willem I.

Hohverda, Dr. N. L.....

Dir. Officier van Gez. 2® kl.

Atjeh.

Hoogkamer, W. C......

Resident.

Pad. Sidcmpocan.

Hoogstraten, C. W. van . .

Kapt. der Artillerie.

Batavia.

Houtum, A. van......

Adm. van Semplak.

Buitenzorg.

Hubert, H. J.........

Officier van Gez. Ie klasse.

Buitenzorg.

Hummclgcns, C. M. N. . .

Controleur 20 klasse B. B.

Kapongan afd. Panarockan.


-ocr page 16-

Jacometti, T'’. Azon ....

Koopman.

Batavia.

Janné, L. T.........

Districts-veearts.

Roermond.

Jansen, T. J.........

Controleur Binn. Bestuur.

Cheribon.

Jenne, H...........

Veehandelaar.

Batavia.

Jeveren, H. W. A. van . .

Ritmeester der Kavalerie.

Salatiga.

Julius, C. F........

Kapt. der Administratie

Batavia.

Kempers, M. G. J.....

Kapt. der Artillerie.

Soerabaja.

Kessler, W..........

Erfpachter.

Garoet.

Kinderen, M. der......

Landheer.

Buitenzorg.

Kleine, J. Wed........

Veehandel.

Batavia.

Knibbeler, H. J. J.....

Kapitein der Artillerie.

Lombok.

Knoote, A..........

Gep. Majoor.

Garoet.

Koch, C. J..........

Landheer van Soemberkerto.

Malang.

Kortman, E.........

Veearts.

Bindjei.

Kronouwer, H. C......

Kapitein der Artillerie.

Atjeh.

Krijgsman, W. J. A.....

Landeigenaar.

Padang.

Lamcris, J..........

Mil. paardenarts Ie klasse.

’s Hage.

Leersum P. van......

Dir. Gouvernements Kina.

Bandoeng.

Leesgezelschap.......

Veeartsenijkundig.

Dordrecht.

Leesgezelschap.......

„Selakaton”.

Soekoredjo.

Lent, H. J. C. van.....

Gemeente-veearts.

Tiel.

-ocr page 17-

Lcvyssohn, V. . Lier, E. R. van.

Ligtvoet, W. • ¦ Lisnet, P. H. . •nbsp;Lith, A. van. . •nbsp;Lykles, Dv S.

Lorch, Mr. F. C. H. . Lowe, G B......

Marcks, A. C.......

Maren, J. T'’. van . . . •

Marker, J. F.......

Mas sink..........

Meer, J. M. van der ....

Meertens, E.........

Meerteus, M. J.......

Motinan, C. J. van.....

Motman, P. R. van.....

Munckhoff, P. A. van den Nauta, E. I. R........

Civiel Ingenieur.

Controleur 2° klasse Binn. Bestuur.

Gep. Resident.

Ie Luitenant der Kavalerie.

Semarang.

Pontianak.

Soekaboemi.

Nederland.

2® Luitenant der Artillerie.!Lombok.

nigengesticht.

Soerabaja.

President Landraad.

Pandeglang.

Dir. Officier van Gezondheid Ie klasse.

Batavia.

Apotheker.

Buitenzorg.

Ic Luitenant der Kavalerie.

Salatiga.

Landheer.

Passoeroean.

Idem.

Parang-Koeda

2e Luitenant der Artillerie.

Lombok.

Gew. Secretaris.

Bandoeng.

Adm. van Kcdoeng Ilalang.

Buitenzorg.

Adm. van Djassinga.

Buitenzorg.

Adm. van Dramaga.

Buitenzorg.

Gemcente-V eearts.

Boxmeer.

Kapitein der Artillerie.

Banjoe-Biroe.


-ocr page 18-

10


N A 51 E N.


Woonplaats.


Oosthout, G. A. F, J. . . . Pais, P. van Ede van der.nbsp;Planken, D. A. M. G. . . .nbsp;Pcrelaer...........


Quast, H. C. E. ...

Raaijmakers, C. C. . .

Raden Mas Toemanggoeng Adi Ningrat. . .......

Radja Proehoeman.....

Richter, P..........

Rijks, A...........

Rouyer, C. G. A. A. . . .


Schimmel, W. C.


Assistent-Resident.

Apotheker.

Ie Luitenant der Artillerie. Aspirant Ingenieur.


. Controleur 2e klasse B. B.


Schmalz, C. O.......

Sikkema .........

Sluijs, D. van der ....

Smits, H. G. S......

Snethlago, A. C. G. ...

Staa, H. van.......

Stelling, W. F. Denninghoff


I Ritmeester.

Regent.

Inl. Veearts. nbsp;nbsp;nbsp;*

Ingenieur klasse S. S.

Dir. Ind. Veem.

Gouvernements-veearts.

Lccraar ’s Rijks Veeartsenijschool.

Landeigenaar.

Ie Luitenant Kavaleric. Hoofd-keurm. Stads-Abatt.nbsp;lo Luit. der Artillerie.

Rij tuig-fabrikant. Districts-voearts.

Landheer van Waspada.


Ambarawa.

Batavia.

Atjeh.

Bodjonegoro

(Rembang).

Moeara Laboeh (Afd. Solok).

Salatiga.

Demak.

Pajakoemboch.

Sitoebondo.

Batavia.

Palembang.

Utrecht.

Ambarawa.

Soerabaja.

Amsterdam.

Atjeh.

Batavia.

Leeuwarden.

Garoet.


-ocr page 19-

11

Name n.

¦

Q U A L I Ï E I T.

Woonplaats.

^pies, A. van der Hegge .

1® Lu.t. der Artillerie.

Batavia.

^tierling de dieu, J. G. E. G

Administrateur.

Djatie-Nangor

(Soemedang).

J. A..........

Koopman.

Batavia.

Stuffken, J. C........

1® Luitenant der Artillerie

Batavia.

Swieten, K. van.......

Landheer v. Tjikandi-Ilir.

Serang.

Tan Kang le........

Landheer.

Mr.-Cornelis.

Tichler, J. W. A......

Ritmeester gep.

Batavia.

Toussaint, W. L. H. Steenstra

Administrateur.

Kediri.

'^eenstra, J. A.......

Bewaarder v/h. Kadaster.

Batavia.

Welders, A F

Controleur.

Soekaboemi.

Pelzen, J. van.......

Gemeente-veearts.

Schiedam.

Villcnouve, J'”'. L. 1. de. .

Majoor der Kavaleric.

Salatiga.

Visser amp; Co.........

Boekhandelaars.

Batavia.

Vletter, A. de .......

G. Veearts.

Batavia.

Vogelzang, F........

Lithograaf.

Batavia.

Vogel de ..........

Assistent-Resident.’

Tasikmelaja.

Vries, L. de ........

alien, L. T. H. Baron van

Kapitein der Artillerie.

Batoe-djadjar.

Heeckeren tot......

Administrateur Sinagar.

Soekaboemi.

-ocr page 20-

12

Name n.

Q IJ A L I T E I T.

Woonplaats.

Westenberg, M. M. C. . . .

W erktuigkundige.

Semarang.

Wiggers, E..........

Oud-Contr. Binn. Bestuur.

Saleijer.

H. H. Leden en Intcekcnaren worden beleefd verzocht, fouten in deze naamlyst wel ter kennis van den secretaris te willen brengen.

-ocr page 21-

VEnSIi AG

VAN DE DIRECTIE DER VEREENIGING TOT BEVORDERING VAN VEEARTSENIJKUNDE IN NEDERLANDSCH-INDIËnbsp;OVER HET JAAR 1895 — 18^

(12^ Vereenigings-jaa/^* nbsp;nbsp;nbsp;^' \

M. M. H. H!

51

,5'

Omtrent het afgcloopen Vereenigings-jaar valt^'weiö|g' bib zenders meê te deelen.

Het aantal leden bedroeg 31, dat der inteekenaren op de Veeartsenij kundige Bladen 149.

De functie van bibliothecaris bleef tot aan de komst in Indië van het lid J. N. A. C. Scheepens, opgedragen aannbsp;den mantrie van het Parc-Vaccinogène, die zich met loffelijkennbsp;ijver van zijn taak kweet.

In de verschillende bestuurs-vergaderingen werd meermalen de wenschelijkheid betoogd, om de bibliotheek van de vereeniging door de aanschaffing van de belangrijkste werkennbsp;op Veeartsenij kundig gebied geleidelijk uit te breiden, waarmede dan ook reeds een begin is gemaakt.

De toestand van de kas mag gunstig worden genoemd, zoo-als men kan ontwaren uit de hierachter volgende bijlage en kan het bestuur zich met de meening van de meeste ledennbsp;(wellicht alle), volkomen vereenigen, dat het oogenblik isnbsp;gekomen om de, ongetwijfeld zeer hooge contributie a / 30nbsp;’sjaars, te verminderen.

Met het oog op de omstandigheid evenwel dat spoedig wellicht meerdere uitgaven dan tot op heden gewenscht zullennbsp;blijken, vermeent het in deze niet al te vèr te mogen gaan

-ocr page 22-

14

binnen kort hoopt het in de gelegenheid te zijn eene door verschillende leden voorgestelde reductie vast te stellen.

De herziening der bestaande statuten wordt noodzakelijk geacht, echter moest deze tot op heden achterwege blijvennbsp;wegens het incompleet onder de bestuursleden, zoodat de verschillende functie’s telkens, en dikwijls gedurende geruimennbsp;tijd, door slechts één enkel lid moesten worden vervuld;nbsp;zoodra in deze een meer gunstig tijdstip aanbreekt zal zenbsp;met spoed worden ter hand genomen.

De belangstelling van de Kegeering bleek niet alleen uit de ons wederom verleende subsidie, maar ook uit de welwillendheid waarmede het verzoek om plaatsing in het tijdschriftnbsp;van verschillende ofïicieele bescheiden, word toegestaan.

Het is het Bestuur dan ook een aangenamen plicht hiervoor zijnen eerbiedigen dank te betuigen.

Dat de leden het Bestuur ook dit jaar weder krachtig zullen steunen en dat een ieder er het zijne zal toe bijdragennbsp;om den bloei onzer vereeniging te helpen bevorderen, isnbsp;de wensch van den

Wd. Secretaris,

L. J. HOOGKAMER.

-ocr page 23-

III k o III s t e II.

Op 1 Juli 1895 in kas Geïnde contributiën en abonnementsgeldennbsp;Regoerings-subsidic ........

Bedienden

Drukloon Tijdschrift Photo- en lithographieën en schetskaartnbsp;Deposito-biljet no. 231 Algemeene Spaar

Depositobank te Batavia.....

Honoraria voor ingezonden origineele stukken Onderhoud bibliotheek en inkoop van nieuwe

boeken............

Bureau-benoodigdheden, porto’s en diversen Kassaldo op uit. Juni 1896nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.

f

3979.025

1. .

f

2000.—

k .

77

1000.—

77

1067.93

f 4067.93

Totaai,

Idem Alg. Spaar- en Deposi Gekweekte-rente pro memorie.nbsp;Kassaldo op uit. Juni 1896nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;. .nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.

Totaal.

Batavia, 1 Juli 1896.

De Wd. Secretaris-Theraurier, L. J. HOOGKAMER.

Geziek :

Voor Verificatie J. K F. DE DOES.

-ocr page 24-

Bijlage G-

instellingên ënz. waarmede de VEEARTSENIJ-KUNDIGE VEREENIGING IN RUILING VERKEERT.

Wochenschrift für Tierheilkunde, Augsburg.

Tierilrztliche Mitteilungen, Karlsruhe.

Schweizer Ar^jhiv für Tierheilkunde, Zurich.

Tierilrztliches Centralblatt, Monatsschrift des Vereines der Tierarzte in Oesterreich, Weenen.

Der Pferdefreund, Darmstadt.

Repertorium der Tierheilkunde, Stuttgart.

The Journal of comperative Medicine and Surgery, Philadelphia.

Revue vétérinaire, Toulouse.

Annales de médecine vétérinaire, Brussel.

Maatschappij ter Bevordering der Veeartsenijkunde in Nederland, Utrecht.

Vétérinaire sociëteit »Absyrtus”, Utrecht.

Nederlandsch Tijdschrift voor Geneeskunde, Amsterdam.

Nedeidandsch-Indische Maatschappij van Nijverheid en Landbouw, Batavia.

’s Rijks Veerartsenijschool, Utrecht.

’s Rijks Landbouwschool, Wageningen,

Indisch-Militair Tijdschrift, Batavia.

Bataviaasch Genootschap voor Kunsten en Wetenschappen, Batavia.

Koninklijke Natuurkundige Vereeniging, Batavia.

's Lands Plantentuin, Buitenzorg.

Vereeniging tot Bevordering, der Geneeskundige Wetenschappen in Nederlandsch-Irdië, Batavia.

Laboratorium voor Pathologische Anatomie en Bacteriologie, Weltevreden.

Landbouw-Journaal der Kaapholonie.

Therapeutisch Jahrbuch der Tierheilkunde von: Bass E. te Gratz (Posen).

-ocr page 25-

BlJLAOE C-

AANGEBODEN EXEMPLAREN.

A. nbsp;nbsp;nbsp;Verplichte aanbieding.

Resident van Batavia.

Officier van Justitie, Batavia.

Algemeene Secretarie, Buitenzorg.

B. nbsp;nbsp;nbsp;Present-exemplar en.

Zijne Excellentie »De Commandant v/h. Leger”. Departement van Onderwijs, Eeredienst en Nijverheid,nbsp;Batavia.

Directeur ’s Rijks Veeartsenijschool, Utrecht. Bibliotheek der Gemeente Universiteit, Amsterdam.nbsp;Bibliotheek der Rijks üniversiieit. Leiden.

id. nbsp;nbsp;nbsp;Utrecht.

id. nbsp;nbsp;nbsp;Groningen.

Koloniaal Geneeskundig Museum, Amsterdam. Koloniaal Museum, Haarlem.

Directeur „des Kaiserlichen Qesundheitsamtes”, Berlijn.

Deel XI Aa. I.

-ocr page 26- -ocr page 27-

WETENSCHAPPELIJK VERSLAG BEHOORENDE BIJ HET JAARLIJKSCH ZIEKENRAPPORT OVER 1896, VAN DENnbsp;MILITAIREN PAARDENARTS DER 2« KLASSE,

J. VAN DORSSEN TE KOTA-RADJA.

Constitutioneele-ziekten, kwamen niet voor; onder de Infectie-ziekten heeft de meest gevreesde aandoening metnbsp;name »de kwade droesquot; dit jaar slechts één slachtoffer ge-eischt. Het betrof hier het cavalerie-paard no. 651, dat metnbsp;eene lymphangioitis aan het rechter achterbeen zonder ken

nelijke oorzaak op het ziekenrapport kwam.

A-angezien de eerste verschijnselen van kwaden droes veelal zeer vaag en weinig karakteristiek zijn, en de ondervindingnbsp;geleerd heeft dat aan de meest grillige en eigenaardigenbsp;verschijnselen, die in het begin het minst de diagnose »mal-leus zouden doen vermoeden, toch menigmaal kwade droesnbsp;ten grondslag ligt, zoo werd ook dit paard in het begin vannbsp;het jaar, 21 Februari, door mijn ambtsvoorganger op den

verdachten stal geplaatst.

Na 25 dagen verblijf aldaar, werd het weder naar den troepenstal terug gezonden, omdat de symptomen geheelnbsp;waren teruggegaan en het paard oogenschijnlijk ge’sond

scheen.

Meermalen is het teruggaan van verschijnselen, die nog niet tot volle ontwikkeling zijn gekomen, gedurende het verblijf op verdachte stallen geen zeldzaamheid. Alle omstandigheden werken hiertoe samen; goede voeding, verzorging,nbsp;en verpleging en vrij van dienst, ja absolute rust, behoudensnbsp;het enkele uurtje afstappen — op een terrein dat hiertoe gewoonlijk minder geschikt is; — alle omstandigheden, herhaalnbsp;ik, om zooal het dier niet vet te mesten, toch in een uitstekenden voedingstoestand te brengen, en den latentennbsp;vorm van de ziekte weder te voorschijn te roepen.

-ocr page 28-

20

Het was door mijn voorganger op den verdachten stal behandeld met solutie arsen. kalici comp. per os toegediendnbsp;door de gaba gemengd, beginnende met 10 gram daags metnbsp;klimmende giften tot 30 gram, en weder teruggaande tot denbsp;oorspronkelijke dosis.

Na het vertrek van den verdachten stal op 18 Maart, waarbij het isolement der 2 quarautaine-paarden ook werdnbsp;opgeheven, deed het weder drukke diensten (er werd toennbsp;juist tijdens den afval van Toekoe Oemar veel uitgerukt)nbsp;tot den 9'ea Juni, als wanneer het op nieuw werd ziek gemeld met de volgende verschijnselen; een lymphgangioitis vannbsp;verdacht voorkomen aan het rechter achterbeen, gelijkmatigenbsp;zwelling van het onderbeen tot aan het spronggewricht, hiernbsp;en daar ontstonden vooral ter hoogte van de pijp in hetnbsp;verloop van het lymphe-vat, dat zich wel is waar niet strengvormig van den omtrek liet onderscheiden, maar waarvan hetnbsp;verloop toch goed was te vervolgen, kleine verdikkingen,nbsp;erwtvormig groot, die doorbraken en waaruit een weinig vuilnbsp;gele sereuse massa werd ontlast, die de haren aan elkandernbsp;deed kleven; enkele knobbeltjes perforeerden niet maar blevennbsp;intacte

De sub-maxillair klier rechts was eenigszins gezwollen en hard; het dier hoestte nu en dan en uit de neus vloeide eennbsp;weinig sereus, niet kleverig vocht; baarkleed dof, de alge-meene voedings-toestand was niet slecht te noemen.

Op den 9'1‘^a Juni werd het voor de 2iie maal op den verdachten stal geplaatst; zijn twee buren gingen wedernbsp;in quarantaine, standplaatsen en harnachement werden ontsmet.

De verschijnselen namen toe; het geëxpectoreerde toonde zich meer geelachtig van kleur en werd nu uitvloeiing uitnbsp;beide neus-openingen waargenomen, het dier vermagerde zichtbaar, flankenslag Avaarneembaar; temperatuur 38.9; pols 40,nbsp;tex’wijl de ulcera aan het rechter achterbeen gedeeltelijk genazen, gedeeltelijk op dezelfde hoogte bleven; enkele abscesjesnbsp;vertoonden zich nog, die openbraken en een dunne leelijkenbsp;pus ontlastten terwijl, ter linkerzijde aan den buikwand eennbsp;zwelling onsttond welke bij palpatie pijnlijk bleek te zijn, ennbsp;die na een paar dagen openbrak.

-ocr page 29-

21

Onder deze symptomen werd het paard den dflequot; Juli wegens „malleus huraidus” afgemaakt. Zijn 2 buren blevennbsp;gedurende 5 maanden in quarantaine en werden dennbsp;November daaruit als gezond ontslagen.

Het paard no. 651 was in de maand Januari van Salatiga alhier aangekomen.

Ziekten van het zenuwstelsel.

Uit het ziekenrapport blijkt dat mijn voorganger 2 officiers-paarden met hersenhyperaemie in behandeling heeft gehad: één in Januari en één in Maai't, terwijl in Februari één officiersnbsp;paard met vertigo onder behandeling kwam.

Beide ziekte vormen zijn door mij onder den voorgeschreven naam als „hersencongestie” op het jaarlijksch ziekenrapportnbsp;vermeld.

Uit aanteekeningen door eerstgenoemde achter gelaten blijkt dat het paard van den kapitein K. — hersen-hyperamic —¦nbsp;de volgende verschijnselen te zien gaf: — Het toonde steedsnbsp;neiging tot manége-bewegingen en wel uitsluitend naar rechts;nbsp;algem. toestand lusteloos, slaperig, apathisch, doffe blik, slijmvliezen bleek, anorexie, constipatie; temperatuur 38.6, respiratie en pols normaal.

De therapie bestond in de toepassing van eene antiflogistisclfe behandeling, en wel door middel van een ijskap op het hoofd;nbsp;verder werd een purgans toegediend door patiënt hypoder-matisch hydrochloras pilocarpine '/i, gr. te injiceeren al hetnbsp;welk ten gevolge had, dat binnen enkele dagen genezing wasnbsp;ingetreden.

Dezelfde verschijnselen en therapie werden vertoond en toegepast bij het 2® paard.

Het paard van den Majoor M. met vertigo gaf het volgende ziektebeeld te zien: plotseling stil staan, sterk transpireeren,nbsp;angstige blik met strakke oogen, ’t hoofd hoog opgericht,nbsp;wankelen en ten slotte neervallen, ’t Dier blijft een paarnbsp;minuten liggen met uitgestrekte beenen, staat uit zich zelfnbsp;weder op en vertoont verder niets abnormaals.

Temperatuur, pols en ademhaling zoomede, kleur der slijmvliezen en wijdte pupil noj'maal.

-ocr page 30-

22

’t Paard zag er stevig gebouwd en goed doorvoed uit. Aanvankelijk waren de aanvallen zelden, later herhaalden zij zich om de 14 dagen en hierbij traden dan krampen op vannbsp;enkele spiergroepen met name van die van de lip- en wangnbsp;spieren, en trekkingen van het hoofd; het werd zwaar gevoerd;nbsp;gewicht van den ruiter over de 100 kilo.

De therapie bestond in het toedienen per os, van broom-kalium 20 gram daags, en in de aanwending van een afleiding op het darmkanaal middels sulfas natricus 200 gram daags;nbsp;dieet (D/j kl. gaba) en een weinig beweging voltooiden di’anbsp;een volledig herstel, zoodat het zelfs tegen groote inarschennbsp;bestand bleek.

Den Juli kwam er een paard van de dquot;- Bergbatterij 40 Compagnie Artillerie met tetanus onder behandeling, datnbsp;den volgenden dag suceombeerde.

Op 2 December deed zich een 20 geval van dezelfde ziekte voor onder de volgende omstandigheden: Het betrof wedernbsp;een dier der 4» bergbatterij, no. 591, — dat met een uitgebreide wond aan den schoft op den hulpstal stond, waarnbsp;juist, tot verbetering van den stal de aarde was omgewerkt;nbsp;De wond was het gevolg van druknecrose, en daar het ingestelde onderzoek naar meer vei’borgen verwondingen hiernbsp;of daar aan de ledematen of hoeven tot een negatief resultaatnbsp;leidde, zoo moet men aannemen, dat deze de infectie-poortnbsp;voor den tetanus-bacil heeft gevormd.

Het dier toonde het karakteristieke ziektebeeld; wijd opengesperde neusgaten met meer of minder dispnoïsche ademhaling, alle spieren maar vooral en in de eerste plaats die vannbsp;rug, lenden en kruis verkeerden in een toestand van tonischenbsp;kramp en waren steenhard op het aanvoelen, bij elke aanraking contracties van alle willekeurige spieren, alhoewel gering.nbsp;De gevoeligheid was vermeerderd, patient zeer prikkelbaar,nbsp;hoofd en hals gestrekt, als gevolg van kramp van de spierennbsp;van den hals.

Beweging stijf, wijdbeens, de beenen bogen zich bijna niet; de strekkers waren ook hier meer in het lijden betrokken dannbsp;de buigers; vooral was het achterste gedeelte van het lichaamnbsp;aangedaan wat door mij direct als een gunstig teeken werd

-ocr page 31-

23

aangemerkt, in verband met het slikken dat geen moeielijkheden opleverde en de omstandigheid dat patient alhoewel langzaam, toch nog goed kon kauwen en veel at.

Pols geen afwijking; temperatuur schommelde tusschen 38.5o en 39 ¦, defaecatie en urineloozing vei'traagd

Gedurende het geheele beloop van de ziekte bleef patient staan.

Het werd nu op genoemden datum naar den verdachten stal overgebracht, alwaar het mij beter dan ergens anders mogelijknbsp;was te voldoen aan de beide hoofdvereischten voor het verkrijgennbsp;van genezing nl. rust en kalmte, daar het geheel alleennbsp;stond.

Therapie: dieet bestaande uit zemelen vermengd met fijn gesneden gras.

Reinigen en desinfectie van de wond met 10 pCt. carbol-solutie, 2 malen daags, waarbij de scherpe lepel niet achterwege bleef.

Sub-cutane injectie 3 dagen achtereen, van 0.5 hydrochl. morphic; pr. d ; per os 50 gram Brom-kali in 3 malen, opgelost in te geven gedurende lO dagen gepaard met eennbsp;dagelijksche toediening van hydras chlorali, 40 gram, in eennbsp;slijmerig decoct, per rectum.

Patient bleef in het teven, werd den 23sten December naar den troepenstal terug geplaatst en als hersteld afgeschreven; d. w. z. verkeerde in het reconvalescente stadium,nbsp;dat bij deze ziekte gewoonlijk 2 è, 3 maanden duurt; alleennbsp;de wond op den schoft is nog in behandeling.

De enkele gevallen van:

Zielxten van de ademhalings-organen leveren niets vermeldenswaard op, behoudens één geval van gangreneuse pneumonie, waarover ik zeer kort kan zijn.

Het gold een muildier der 4^ bergbatterij van de sectie artillerie die de 13-daagsche excursie van ^^/lo — Vunbsp;medegemaakt.

Des morgens van den Ifiden November alzoo 7 dagen na terugkomst, werd het ten 11 ure op het ziekenrapportnbsp;gebracht waarbij al dadelijk de onaangename reuk van denbsp;nitgeademde lucht onder de aandacht viel. Het ingesteld onder-

-ocr page 32-

24

zoek met behulp van auscultatie en percussie toonde reeds een zoover gevorderd stadium van longontsteking, dat elke in tenbsp;stellen behandeling mij te vergeefs voorkwam; de aangelegde thermometer wees reeds 40.9'^ aan.

Dien zelfden middag ten 3 ure volgde dan ook de exitus lethalls. Sectie kon niet worden verricht aangezien de doodnbsp;en identiteit door de benoemde commissie-leden eerst dennbsp;volgenden morgen werd geconstateerd.

Ziekten van de spijsverterings-organen.

Een vrij groot aantal paarden lijdende aan acute- en chronische maagdarmcatarrh of in het algemeen aan digestie- stoornis, in het geheel 51 gevallen, zijn dit jaar voorgekomen, waarbij meer de darm- dan wel de maagver-schijnselen op den voorgrond traden. Niettegenstaande denbsp;eetlust gedeeltelijk, bij vele zelfs nagenoeg geheel bleef voortbestaan, waren de faeces week en breiachtig van consistentie,nbsp;donker van kleur, zuur van lucht met veel onverteerde gaba-korrels er in.

In het rapport hygiënische beschouwing ben ik reeds in détails getreden voor wat betreft de oorzaak van dit veelvuldig voorgekomen darmlijden.

De volgende behandeling wei’d met het meeste succès toegepast: Streng dieet; een niet te scherp linimentum volatile op den buik, besprenkeling van het geheele lichaam metnbsp;solutie spiritus camphoratum, inwikkeling in den deken, diknbsp;in het stroo en eene toediening van sal carolinum. facti-tium 400 gram in de 24 uren.

Na 3 a 4 dagen waren de meeste dieren hersteld. Waar de diarrhée bleef aanhouden of het lijden in een chronischnbsp;stadium was getreden werd altijd succès verkregen met denbsp;toediening van sulfas ferrosus 5 a 6 gram daags, waarvannbsp;de dosis wekelijks met 1 a 2 gram verminderd werd.

Aan „koliek” vermeldt het ziekenrapport 17 gevallen, waarvan slechts een dier is gestorven, voorwaar een zeer gunstig cijfer.

De behandeling die ik bij de gewone meest voorkomende koliek patiënten toepas, heeft in de eerste plaats ten doelnbsp;ontlediging van den tractus intestinalis, welk doel bereikt wordt

-ocr page 33-

25

door eene toediening per os van sulfas natricus 300 gram in eens, welke, dosis na 4 uren nog eens herhaald wordtnbsp;Direct na het ingeven laat ik den buik zeer krachtig met eennbsp;sterk linimentum volatile inwrijven en wikkel patient metnbsp;een paardendeken geheel en al in, waarbij ik steeds den dekennbsp;onder den buik laat doorhalen en deze op den rug laatnbsp;dichtbinden, waarna het dier op stroo wordt geplaatst en strengnbsp;dieet wordt gelast; gedurende 24 uren absolute onthoudingnbsp;van voedsel, slechts een weinig drinkwater wordt toegenbsp;staan.

In 2 X 24 uren bleken alle koliekdijders genezen, met uitzondering van het paard No. 730 van de artillerie 4enbsp;bergbatterij dat den 29stsii Juni des middags ten 3 ure werdnbsp;ziek gemeld. De verstopping was zoo hevig dat de peri-staltiek niet noemenswaard kunstmatig was op te wekken,nbsp;noch door purgantia per os toegediend, noch door massagenbsp;zoowel uitwendig als rectaal, noch door clysmata; zelfs lietnbsp;eene subcutane injectie van hydi’ochloras pilocarpini '/g gramnbsp;gecombineerd met sulfas eserini 50 m. gr. in den steek; totalenbsp;afwezigheid van borborygmi.

De koliek verschijnselen namen gaandeweg toe en waren des morgens van den SOsten zoo hevig, dat pateintnbsp;gram hydrochl, morphiui hypodermatisch moest worden toegediend. Een uur daarna bezweek het dier.

De inwendige lichaamstemperatuur is het criterium van het beloop van het ziekteproces; wijst de thermometernbsp;nog beneden de 39o nadat patient reeds gedurende ongeveer 8 uur koliek-verschijnselen hoeft vertoond, dan is denbsp;prognose steeds gunstig te stellen, evenzoo bij koliek-patientennbsp;die diarhee vertonnen; stijgt de temperatuur evenwel naarnbsp;verhouding van den duur van het ziekte-proces, dan staatnbsp;een lethale afloop gewoonlijk voor de deur.

Het paard No. 84 van de cavalerie werd na een vermoeiden tocht den nbsp;nbsp;nbsp;Juni met koliek-verscliijnselen ziek

gemeld.

Bij onderzoek toonde het een dik, gezwollen, pijnlijk scrotum, deegachtig op het gevoel, mestballen waren als vrij harde massa’s in den scrotaal-zak te voelen en met de vinger-

-ocr page 34-

26

toppen van de rechterhand kon men met eeni^e moeite in het lieskanaal uitwendig indringen, de inwendige liesringnbsp;zelfs zeer goed verwijd voelen (ingescheurd) en in aanrakingnbsp;komen met de vingertoppen van de linkerhand, die in hetnbsp;rectum was gebracht. Bij dieper doorvoelen verried patientnbsp;zeer veel pijn; door de ophooping van faeces in de doorgezakte darmlis was reeds een beginnende beklemming in ’t spel.nbsp;Ook was in den omtrek duidelijk oedemateuse zwelling te zien.

Diagnose hernia scrotalis.

Therapie Reponeeren.

Het dier werd daartoe neêrgelegd, gechloroformiseerd en op den rug gelegd, waarbij de achterband hooger werdnbsp;geplaatst, teneinde de ruimte in het bekken zooveel mogelijknbsp;te vergrooten

Het scrotum werd uitwendig zacht gemasseerd, terwijl ik met de hand in het rectum ging om de darm-inhoudnbsp;weeker te maken, en zoo mogelijk de darmlis door zachtnbsp;en kalm trekken in de buikholte terug te brengen.

Vooraf was een clysma van 30 gr. hydras chlorali met pulv. gummi arabic, toegediend, na het rectum eerst geledigd tenbsp;hebben.

Na vrij veel moeite kwam de repositie tot stand, waarna de indicatie, het gereponeerde niet meer te doen doorzakken,nbsp;waai’toe een sterk aangehaalde suspensoir werd aangelegdnbsp;waarop een ijskap, die elk uur op nieuw gevuld werd. Bijnbsp;nader onderzoek bleek het paard altijd zulk een gezwollennbsp;scrotum gehad te hebben; men had hier dus met eennbsp;chronische hernia te doen.

Den 4ilen .Juli was patient zoover hersteld dat het kalme beweging werd gegeven, en langzamerhand liet ik het zijnnbsp;dienst hervatten in het vermoeden dat het zich wel weernbsp;spoedig met koliek-verschijnselen zou aanmelden, in welk gevalnbsp;ik besloten was, indien de breuk-inhoud niet teruggebracht konnbsp;worden, te opereeren, na eene voorafgaande castratie, evenwel,nbsp;ik zou aan het succes hiervan twijfelen en wel met hetnbsp;oog op de nabehandeling, aangezien het paard zeer lastignbsp;is en van achteren nagenoeg niet is te benaderen.

Nog steeds doet het dienst en daar het een sterk gebouwd

-ocr page 35-

27

dier is, verricht het zelfs zware diensten zonder tot heden iets van zich te hebben laten hooi’en.

Den 25'^*^“ Juli werd het voor den vijand gewond in den linker onderarm in het bovenste derde gedeelte dwars dooide buigspieren waarvan het den 13e Augustus hersteld was.

Aangezien het eigenaardige ziektebeeld van wat men noemt xgrasvergiftiging” onder deze rubriek het meest op zijn plaatsnbsp;is, zoo zal ik voor de voorgekomen gevallen hier een plaatsnbsp;inruimen.

Het algemeen ziekenrapport vermeldt er 5 stuks, waarvan één met doodelijken afloop.

Verschijnselen: profuse diarrhée, zeer frequent ontlastte, stinkende en vloeibare faeces, sterk gedeprimeerd, totalenbsp;anorexic, temperatuur schommelde tusschen 39.5» en 40.9o ennbsp;pols frequentie 40 tot 60, week en dikwijls onvoelbaar, ademhaling iets versneld; rectaal onderzoek deed alleen een zeernbsp;warm rectum onderkennen.

Buik opgetrokken; flanken ingevallen.

Dorstgevoel verhoogd. De prognose werd telkenmale met het oog ’ op de tempei’atuur infaust gesteld, alhoewel ernbsp;slechts één is gesuccombeerd, en de andere 4, dank zij denbsp;ingestelde therapie, die ik van wijlen den paardenarts dernbsp;2« klasse J. van de Velde heb overgenomen, de ziekte metnbsp;succes hebben doorstaan.

Onder deze was een ofiicierspaard waarvoor betrekkelijk kort achter elkaar twee malen met dit nevelachtig ziektebeeldnbsp;hulp werd ingeroepen. De eerste maal vannbsp;2e keer van — ’%•

De behandeling bestond in het toedienen van een pil, bevattende 4 gr. oleum cinnamomi en 8 gr. magnesia usta;nbsp;na zes uur 6 gr. creoline, opgelost in een decoct vannbsp;semen lini, de creoline-therapie dagelijks herhaald en volgehouden tot de verschijnselen op beterschap begonnen tenbsp;wijzen.

Op den buikwand werd een zeer sferke mustard-pap geappliceerd welke gedurende 6 uren aangelegd bleef; reactienbsp;hevig.

Zieleten der circulatie-organen.

-ocr page 36-

28

Ondei' deze kwam een officierspaard met lymphangioïtis van den linker borstwand, en een artillerie paard met een adenitisnbsp;(glanlul. maxillaris sin), onder behandeling welke beide gevallen van weinig beteekenis bleken te zijn.

ZieTcten van de gezicMs-organen:

2 gevallen van filaria papillosa zijn onder mijn voorganger voorgekomen, die deze met succes opereerde. De veelvuldignbsp;zich voordoende; conjunctivitis, keratitis, iritis, cyclitis en denbsp;combinaties hiervan als kerato-irido-cyclitis enz. zoowel acuutnbsp;als chronisch, heb ik onder «traumatische oogontsteking”nbsp;moeten rangschikken, ofschoon bij vele geen trauma, maarnbsp;infectie of andere mij onbekende oorzaken in spel waren. Allenbsp;verliepen normaal, en vereischen zij geen speciale beschrijving,nbsp;behoudens de beide gevallen van filaria papillosa in de voorstenbsp;oogkamer.

No. 1, een officierspaard, dat den 27'*^“ Februaiü met een blauw witte troebeling van de cornea van het rechter oognbsp;op den ziekenstal aankwam en waarbij de worm duidelijknbsp;in de voorste oogkamer te zien was. Het paard werd neêr-gelegd, oog en omgeving gedesinfecteerd, 5 % sol. hydrochl.nbsp;cocaïne geinstilleerd, en met een rechthoekig omgebogennbsp;lansmes dicht nabij de cornea-seleraal-grens aan de lateralenbsp;zijde, evenwijdig aan de iris, de cornea geperforeerd, terwijlnbsp;het boven ooglid door een helper gefixeerd werd en denbsp;operateur zelf het onderooglid met de linkerhand op zijnnbsp;plaats hield.

Tegelijk met het uitstroomen van het waterachtig vocht, kwam de worm onder kronkelende bewegingen naar buiten.nbsp;Twee dagen achteréén werd een antiseptisch verband aangelegd, daarna dagelijks met creoline solutie 1 % en boorzuurnbsp;3 % geinstilleerd en den S'*'™ Maart werd patient zondernbsp;éénige troebeling van de cornea uitgeschreven.

No. 2, mede een officiers-paard dat den 4’*quot;’ Mei onder behandeling kwam. De cornea, was meer troebel dan bijnbsp;de vorige patient. Photophobie bestond in ruime mate: de wormnbsp;was duidelijk zichtbaar. Er werd staande geopereerd, evenwel niet zoo gelukkig als de eerste maal, aangezien op 3

-ocr page 37-

29

plaatsen paracentesis corneae moest worden verricht, mediaal, lateraal en aan de onderzijde, daar de parasiet, die niet metnbsp;het waterachtig vocht was afgevloeid, met een zeer fijnnbsp;pincet gepakt moest worden. Reactie hevig. De muco-purulente secretie werd bestreden met instillatien vannbsp;creoline 1 %. De ontstane maculae cornea verdwenen langzamerhand en waren voldoende buiten het centrum van denbsp;pupil om het gezichtsveld vrij te laten en de visus niet tenbsp;belemmeren.

Ziehten van de hewegings-organen.

Den S'*®” Juni werd mijn hulp ingeroepen bij het paard no. 985 van de 2® bergbatterij artillerie, dat op den weg vannbsp;Pendeti, van den dijk was gevallen, beladen met munitie-kistjes welke met den draagbok los waren geraakt en tegennbsp;het achterbeen waren geslagen. Het paard stond op 3 beenennbsp;en kon niet vooruit. Een ter plaatse ingesteld onderzoeknbsp;deed mij een fractuur van het kootbeen onderkennen, waaropnbsp;het werd afgemaakt.

De acuut ontstane leggers (Bursitis Olecran.) heb ik ook hieronder gerangschikt, terwijl ik de chronische als »goedaardignbsp;gezwel” onder de »nieuwvormingen heb gebracht. Volgensnbsp;mijn ondervinding in zake therapie” leggers, komt het mijnbsp;gewenscht voor de acuut optredende niet te openen, maarnbsp;gedurende 2 dagen antiflogistisch te behandelen, om daarnanbsp;een zeer sterke jodium-zalf te appliceeren, die ik gedurendenbsp;3 dagen insmeer en waarbij in 20 dagen de tumor is verdwenen,nbsp;gedurende welken tijd het paard opgebonden blijft; hetnbsp;openen en ontlasten van den inhoud doet den duur dernbsp;genezing en alzoo die der onbimikbaarheid van het paardnbsp;zeer toenemen.

Daar echter, waar door de ontsteking bindweefsel is gevormd, en de legger zich met een ulcereerende wond als een secerneerend gezwel voordoet, werd door mij steeds denbsp;opening gedilateerd, met bistori en scherpe lepel, het bindweefsel weggesneden en uitgekrabt, en daarna een stukjenbsp;sulfas cupri ingebracht tot verdere afstooting van het weefsel;nbsp;verder een gewone antiseptische behandeling.

-ocr page 38-

30

In 3 weken zijn ze gewoonlijk genezen en kunnen de paarden hun dienst weer hervatten.

Zeer zeker dient de aandacht gevestigd te worden op het gering aantal »leggers” slechts 11 (het jaarlijksch ziekenrapport vermeldt er 12, evenwel is hieronder begrepen eennbsp;fibro-chondroom als goedaardig gezwel), die er bij het escadronnbsp;Cavalerie, sterk ]28 paarden, zijn voorgekomen en dat welnbsp;in een tijd dat er ontzettend zware diensten door hen zijnnbsp;verricht. De oorzaak schrijf ik geheel toe aan de verstrekkingnbsp;van legstroo, waardoor de gelegenheid tot het optreden vannbsp;deze aandoeningen dan toch aanzienlijk wordt verminderd.

Het ziekenrapport vermeldt 11 gevallen van „straalkanker”.

Den 13'*®quot; Juni hield ik mijn dagelijksch ziekenrapport bij de I8e Compagnie bergbatterij artillerie op Petjoet, toennbsp;mijn aandacht getrokken werd door een muildier, dat voortdurend stond te trappelen en te slaan. Ik deed het dier uitnbsp;den stal halen en bij onderzoek bleek het te lijden aan straalkanker. Toen éénmaal de klok geluid was werd men wakkernbsp;en vóór en na kwamen er nog 9 gevallen bij de artillerienbsp;bij, terwijl ook nog één Cavalerie en één officiers paard opnbsp;het ziekenrapport werden gebracht en dat in een tijd dat wijnbsp;handen vol werk hadden met de verpleging der gewondenbsp;dieren.

Na onderzoek en het openleggen van het zieke gedeelte, bleek niet alleen dat de straal, maar ook de zool en wand,nbsp;en bij enkele zelfs dat de kroon in het lijden betrokken was;nbsp;sommige dieren leden zelfs aan 3 voeten. Aangezien denbsp;behandeling van straalkanker veel tijd kost ('de lastigstenbsp;dieren namen dagelijks 3 uren tijds in beslag en het ligt innbsp;den aard der zaak dat het nu juist niet altijd de kalmstenbsp;zijn wier straal is aangedaan en waarbij het proces zoover is gevorderd dat, op een afstand zichtbare symptomen,nbsp;een hoeflijden verraden) en wij toen met het oog op anderenbsp;zieke dieren niet voldoende over tijd konden beschikken,nbsp;werd voorgesteld om 6 muildieren naar Batavia ter genezingnbsp;op te zenden, welk voorstel werd goedgevonden, en waaraannbsp;den pfvquot; Augustus uitvoering is gegeven.

Het muildier 881 was aan 3 beenen ziek en waren de

-ocr page 39-

31

hoeven zóódanig aangedaan dat het, na 3 weken onder behandeling te zijn geweest, van pijn niet meer kon staan, nagenoeg den ganschen dag bleef het liggen, met het gevolg dat, al hoewel een dik stroobed werd verstrekt, op verschillendenbsp;plaatsen decubitus ontstond.

Het decubitaal gangreen nam zulke uitgebreide afmetingen aan dat, in verband met de hierdoor ongeneeslijk gewordennbsp;hoeven het dier ter afmaking werd voorgedragen (17 Juli).

De slechte stalling (zie hygiënische beschouwingen punt 1) heeft tot het ontstaan van deze gevreesde hoefziekte nietnbsp;weinig bijgedragen.

De 6 naar Batavia opgezonden muildieren zijn alle hersteld.

Van de

»Ziekten van den huid” is het eczeem in zoover vermel-dingswaard, dat het vrij hardnekkig in de genezing is. Deze werd meestal verkregen door het appliceeren van een teer-zwavel-zeep zalf of door het penseelen met eene spiritueusenbsp;oplossing van acid. salicylicum 1: 10, welk middel ik dennbsp;laatsten tijd met zeer wel succes toepas.

Nieuwvormingen.

Onder deze moet genoemd worden één geval van fibro-chondroom vau het neus-diaphragma, waaromtrent niets bijzonders valt te vermelden.

Kneuzingen.

Het verontrustend groot aantal „drukkingen,” waarvan aan de artillerie het leeuwenaandeel toekomt, niet minder dannbsp;337 gevallen, waaronder 105 recidivisten, zou eene meernbsp;speciale bespreking ongetwijfeld wettigen; evenwel acht iknbsp;het verstandiger deze kwestie te laten rusten tot tijd en wijlenbsp;het wapen der artillerie uit eigen beweging de wenschelijkheidnbsp;te kennen zal geven om bij te dragen tot vermindering vannbsp;het aantal kneuzingen van de huid, die de batterij de helftnbsp;van het jaar voor het feit deed staan van geen zes stukken tenbsp;kunnen uitbrengen.

Vooral is het aantal drukkingen in de laatste 3 maanden zeer toegenomen, en dat wel in een tijd dat er met uitzon-

-ocr page 40-

32

dering van de sectie naar Selimoen en verder Oostwaarts — 'Vi]) in het geheel niet voor den vijand is uitgerukt.

Wonden.

De schietwonden nemen dit jaar eene belangrijke plaats in. In het geheel werden getroffen;

30 paarden van de cavalerie;

21 nbsp;nbsp;nbsp;»nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;en muildieren van de artillerie;

10 nbsp;nbsp;nbsp;»nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;van Officieren.

61 paarden en muildieren totaal; voorwaar geen gering aantal.

Het is ondoenlijk al deze schotwonden met de toegepaste behandeling in extenso te beschrijven.

Over het algemeen zij gezegd, dat door mij zoo min mogelijk werd gesondeerd, tenzij een indicatie dit noodzakelijk maakte; het wondkanaal werd voorzichtig en met weinignbsp;kracht ingespoten, luchtig met jodoformgaas getamponeerd ennbsp;verder onder streng antiseptische voorzorgen verbonden waarnbsp;dit mogelijk was, of open behandeld.

Het verloop was over het algemeen zeer gunstig en genazen de wonden vrij vlug, behoudens enkele uitzonderingen waaropnbsp;ik aanstonds nader terug kom. Hieronder laat ik een lijstnbsp;volgen van de op den ziekenstal aangekomen en behandeldenbsp;schotwonden.

Cavalerie :

15 April No. 259 Schot kaak (splinterfractuur) Afgemaakt.

18

77

413

7?

strottenhoofdstreek.

Hersteld 21 Juni.

4

Mei

77

179

77

hoefwand r. v.

Hersteld 27 September.

23

})

77

377

77

onderarm 1. boven.

Hersteld 16 Juni.

23

;?

77

318

77

voorhals (even onder de huid). Hersteld 8 Juni.

24

7?

77

160 Schampschot carpus r.

Hersteld 15 Juni.

-ocr page 41-

«Ivi

.gt;o

24

Mei

77

234

25

7J

77

248

31

77

77

205

16

Juni

^7

612

7

Juli

77

625

21

u

77

429

25

u

77

84

11

Sept.

77

549

30

Octr.

77

131

Hersteld 9 Juni. middenhals,

Hersteld 2 Juni. bovenlip.

Hersteld 9 Juni.

1. bil. en r. binnendij. Afgeinaakt 2 October,nbsp;dwars door ’t kruis.nbsp;Hersteld 13 Augustus.

Hersteld 13 Augustus.

Hersteld 13 Augustus.

inusc. tibial ant. r.

Hersteld 5 October.

, dwars door 1. darmbeen r. flank uit. Blijft onder behandeling.

Te velde afgemaakt 15 paarden wegens been- borst- of buikschoten, waaronder 4 paarden die sneuvelden:

No. 523 gesneuveld 23 Mei.

91

G07

697

24 nbsp;nbsp;nbsp;„

25 nbsp;nbsp;nbsp;„

16 Juni.

Aktilleme..

18 Api’il No. 603 P. Schotwond scrotum.

Hersteld 26 Mei.

18

77

853

M. Schot flank r. en schampsch. kruis r. Hersteld 8 Juni.

18

77

„ 701

„ Schot kruis 1. tot op darmbeen. Hersteld 14 Augustus.

20

77

„ 719

P. Schot praeputium r.

Hersteld 25 Mei.

21

77

„ 879

M. Schot 1. tibia med. zijde.

Afgemaakt 25 April.

n.H'l XI, AH. 1.

-ocr page 42-

20 April

No,

. 454

P.

Schot tarsus r. (door 't sprong gewi'icht.) Afgemaakt 25 April.

23

Mei

77

840 M. Schot bovenlip en achterkaak. Hersteld 8 Juni.

23

7)

77

679

77

Schot voornl. tarsus r.

Hersteld 8 Juni.

23

??

77

395

P.

Schot buikwand 1.

Hersteld 5 November.

23

77

77

883

M.

Schot borst.

Gestorven 24 Mei.

24

77

77

81

P.

Schot pees. v,'d. perforatus r. a. Hersteld 18 Juni.

24

77

77

39

P.

Schot dwars door het kruis.

Hersteld 30 Juni.

17

Juni

77

77

P.

Schot musc. tibialis ant. r.

Hersteld 17 Augustus.

29 Aug.

77

840

M.

Schot dwars door midden hals. Hersteld 12 September.

Te velde afgemaakt 5 muildieren en 2 paarden wegens been- borst- of buiksclioten, waaronder o muildieren die sneuvelden.

Officiers-paarden.

18 April P. van Majoor Okliuijzen.

Schotwond r. zij borst. Afgemaakt 2 Mei.

20 April P. van’ Lt. van Ilaaft’.

Scliotw. dwars door hals, een handbreed voor boeg. Hersteld 18 Juni.

23 nbsp;nbsp;nbsp;Mei P. van Majoor Jacobs.

Schotw. musc. . gastrocnemius, r. een handbreed boven hielbeen. Hersteld 27 September.

24 nbsp;nbsp;nbsp;Mei P. van Overste Laceuillo.

Schotwond hoefgewricht 1. v. Afgemaakt 29 Mei.

24 Mei P. van Lt. Happé.

No.

No. 854


47 gesneuveld 23 Mei


40 bergbatt.


No. 643


10 Juni


I 4® Comp. Art. 18o Comp.nbsp;l0 bergbatt. Art.


-ocr page 43-

oO

Schotwond door de buigpees (perforatus) r. v. een vingerbreed onder de carpus. Ilerst. 13 Juli.

17 Juni P. van Lt. van der Heyden. Schotwond bovenhals Een handbi’eed vóór het schouderblad — Herst. 30nbsp;Juni.

31 Juli P. van Lt. Gentil. Schotwond 1. schouderblad. Blijft onder behandeling.

31 Octr. P. van Lt. van Haaff. Schotwond inusc. biceps femoris. Herst. 12 November.

Te velde afgemaakt 2 officiers-paarden: P. van Lt. Steenkamp met schot 1. a. pijp (fractuur) Afgem. 11 Augs.nbsp;en P. van Majoor Bakkers Afg. 31 October.

Bij de meeste patiënten werd het projectiel, waar dit nog aanwezig was, na gemaakte incisie verwijderd, bij sommigenbsp;gemakkelijk, bij andere weer moeielijker. Waar de plaatsnbsp;van het projectiel niet direct te voelen was en waar geennbsp;directe indicatie bestond tot onmiddelijke verwijdering, werdnbsp;door mij steeds een afwachtende houding aangenomen, innbsp;welk geval het zich gewoonlijk na verloop van eenige dagennbsp;verried door uitwendig omschreveir zwelling, pijnlijkheidnbsp;en door hardheid in de diepte, waarop het verwijderdnbsp;werd, dikwijls met den kogeltang geextraheerd. Bij sommige bleven deze symptomen achterwege, on zoo loopennbsp;nog enkele dieren rond die het projectiel nog bij zich dragen,nbsp;zonder hiervan de minste hinder of last te ondervinden, o. a.nbsp;het muildier no. en 853. no. 701. en het paard van den Lt.nbsp;van der Heyden. Alle projectielen waren beaumontkogels;nbsp;sommige nog gaaf, andere weer misvormd en enkele zelfsnbsp;geheel plat geslagen, de meeste van datum Februari 1893,nbsp;(2 — 93).

Bij enkele dieren ondervond de genezing vertraging door verschillende complicaties; o. a. bij het paard van den Lt. vannbsp;Haaff ontstonden vele abscessen tusschen de halsspieren; bijnbsp;dat van den Majoor Jacobs moest het kanaal, dat een fistel wasnbsp;geworden ter lengte van 1 d.M. worden gekliefd; bij dat vannbsp;den Lt. Gentil ontstonden etterverzakkingen tot achter en

-ocr page 44-

onder den schouder, die een operatief ingrijpen tot 4 malen noodzakelijk maakten, en waaruit ten slotte een fistelkanaalnbsp;achter bleef dat dennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;December 1896 door mij over

een lengte van 2 d.M. tot zeer diep in de spiei’en opengelegd moest worden.

De kogel was destijds afgestuit op het been vóór den schoudcrbladsknobbel; na extractie bleek deze afgeplat.

Verder werd de genezing vertraagd bij het paard no. 395 van de Artillerie, waar mede een operatief ingrijpen tot 3nbsp;malen noodzakelijk was; ook hier was een fistelkanaal ontstaan dat ter lengte van 1',4, d.M. werd opengelegd; vervolgens bij het muildier no. 701 waar de kogel in het darmbeen gedrongen was, en waar de hoofdstam van de Arterienbsp;iliaca propria gelaedeerd scheen te zijn, of althans de wandnbsp;van het vat in het ontstokings proces was betrokken, zoodatnbsp;er bij het neerwerpen van het dier een nagenoeg niet tenbsp;stelpen arterieele bloeding ontstond, die telkens nog, dagennbsp;daarna, bij de minste beweging van het dier weder op nieuwnbsp;begon. Het gelukte mij niet den kogel te oxtraheeren, zoodatnbsp;deze vergroeid is in liet darmbeen nabij de achterste- ofnbsp;gewrichtshoek.

Bij het paard no. 612 der cavalerie gelukte het evenmin den kogel uit het dijbeen, mediale zijde en zeer hoog ingc-slagen, te verwijderen. Het optreden van abscessen in dennbsp;omtrek, gepaard met eene aanzienlijke temperatuurs-verhooging,nbsp;noodzaakte tot ingrijpen, dat zonder succes bleef en nadatnbsp;het dier gaandeweg in voedingstocstand achteruitging, zoodatnbsp;het niet meer op de been te houden was, werd het dato 2nbsp;Oct. tot afmaken voorgedragen.

»Rheumatische hoefontsteking” deed zich zes malen voor; alle gevallen gingen in volkomen genezing over. Therapie:nbsp;^ 3 gram hydro-chloras pilocarpini, ijs omslagen om do hoeven.

purgantia en diaphorctica.

Wordt vervolgd.

-ocr page 45-

CASTRATIE, DOOR KLOPPEN OP DEN ZAADSTRENG.

Over bovenstaand onderwerp werd eenige jaren geleden door mijn broeder op Deli reeds een en ander geschreven. Hijnbsp;was de eerste die deze methode van castreeren, als zijndenbsp;zeer praktisch, beschreef en er de instrumenten voor aangaf.nbsp;In Nederland werd er toen weinig aandacht aan geschonken;nbsp;‘t praktisch nut er van werd niet nagegaan en waarschijnlijknbsp;zal men er op de colleges hoogstens nu en dan nog eens overnbsp;hooren spreken.

Het B. T. W. vond de methode evenmin praktisch en daarbij te wreed; ook in Indië schijnt niemand zich ooitnbsp;de moeite te hebben gegeven, haar in toepassing te brengen.nbsp;In de chirurgie van Möller wordt van het kloppen van dennbsp;zaadstreng wel melding gemaakt, en vindt men aangegevennbsp;dat bij de operatie een houten klem op den zaadstreng wordtnbsp;gezet, waarop deze wordt geklopt, totdat een zoodanigenbsp;graad van kneuzing is ingetreden, dat de testikel na eennbsp;zekeren tijd atrophieert.

Bij mijn komst op Deli, in 't laatst van 1893, werd genoemde wijze van castroeren d4ar steeds toegepast voor stieren, noch mijn broeder noch collega Kortman wenddennbsp;ooit eene andere methode aan, nadat zij een kleine wijzigingnbsp;in het instrumentarium hadden gebracht.

Eerstgenoemde had in zijne bijdrage de volgende instrumenten met hunne afmetingen aangegeven nl:

-ocr page 46-

38


a. ccn cilindcrvorraig houten blokje, waarop cle zaadstrengen worden geklopt.

1). een stompe houten bijl, die op de zaadstrengennbsp;wortlt geplaatst.

c. een houten hamer, waarmee wordt, geklopt.

Naderhand is 't eerste instrument Ca,), vervallen, in de plaats waarvan gebruik werd gemaakt van een ander blok houtnbsp;ongeveer van den vorm en de afmetingen, zooals deze hetnbsp;eerst door den Heer Kortman werden aangegeven.

c.

cl.

Ten einde te voorkomen dat er bij de operatie huidwondjes ontstaan, moet worden zorg gedragen dat do onderkant vannbsp;de stompe bijl niet te scherp is en glad, ook de vlakte vannbsp;’t blok waarop wordt geklopt moot goed effen geschaafd zijn;nbsp;nog beter als men deze met zacht leer bekleedt.

De operatic geschiedt nu aldus:

Als het dier neergelegd is, worden de beenen iets naar voren getrokken en wordt ’t blok tegen ’t onderliggendnbsp;been geschoven; zoo dat do dij in de holte van 't blok sluitnbsp;(aangegeven bij e). ’t Boven liggende achterbeen behoeft bijnbsp;stieren niet te worden uitgebonden.

Door een helper wordt het scrotum met den inhoud op 't blok gelegd en daar gefixeerd terwijl hij met zijn voet ofnbsp;knie tevens ‘t blok aangesloten houdt tegen dc dij. De stompe

-ocr page 47-

39

bijl wordt op dc beide zaadstrengen gezet en men klopt met den hamer 8 a 10 malen flink op den bijl, hetwelk zoo langnbsp;moet worden voortgezet tot de zaadstrengen, die eerst alsnbsp;harde, vaste strengen duidelijk voelbaar zijn, op de plaatsnbsp;waar geklopt wordt mui-w en zacht zijn geworden; met ongeveer 8 a, lO slagen is dit doel in den regel bereikt.

Zijn de zaadstrengen bij oude dieren te hard dan kan men ze in plaats van beiden tegelijk, één voor één kloppen.

Door ’t kloppen op den zaadstreng worden de zaadleider en de vaten gekneusd, de toevoer van bloed voor den balnbsp;houdt op en necrose en atrophie is hiervan ’t gevolg.

Bij slachtvee heb ik wel eens een dier gecastreerd dat 24 uur later geslacht werd, en de plaats van operatie bloot gelegd;nbsp;de vaten bleken geheel gedestrueerd, eene aanzienlijke onder-huidsche bloeding was ter plaatse ontstaan, de arterie bovennbsp;de kneuzing was tot boven in ’t kanaal gethromboseerd.

De testicel deed zich voor vergroot, voelde vast aan en was op doorsnede donderrood gekleurd bijna zwart; ’t vencusenbsp;bloed had de kleinste vaten sterk doen uitzetten en daardoornbsp;’t klierweefsel geheel verdrongen. Na de operatie ontstaat eenenbsp;zwelling, die na een uur of 6 j-eeds duidelijk merkbaar wordtnbsp;en welke gedurende de eerste drie dagen nog toeneemt, ooknbsp;de koker en ’t onderhuidste bindweefsel langs buik en dijennbsp;geraakt oedemateus gezwollen. Langzamerhand nemen donbsp;zwelling en de pijnlijkheid ter plaatse af; een dag of twintignbsp;na de operatie hebben de testes weer hunnen gewonen omvangnbsp;verkregen en atrophieeren geleidelijk tot dat ze na ongeveernbsp;2 maanden nog nauwelijks waarneembaar en slechts als kleinenbsp;knobbeltjes voelbaar zijn.

Ook krijgen de dieren een weinig koorts, dc temperatuur stijgt, echter zelden hooger dan tot 39o, en treden zichtbare verschijnselen van „onwel” zijn op. Dit alles verdwijntnbsp;echter spoedig.

Na eene halve maand kunnen do gecastreerde stieren weer voor stappend werk worden gebruikt.

Ik heb op Deli steeds deze methode gevolgd en zeker meer dan 300 stieren gecastreerd, steeds mot ’t beste succes ennbsp;men verkrijgt spoedig zóóveel handigheid dat men cr als er

-ocr page 48-

40

genoeg personeel voorradig is, dat de dieren steeds klaar ligt, wel 15 a 20 stuks per uur kan opereeren.

Welke zijn de voordeelen van deze methode?

De aanschaffing van de instrumenten is weinig kostbaar en kunnen deze overal gemakkelijk worden vervaardigd. Donbsp;operatie zelf geschiedt snel en is zeker niet pijnlijker dannbsp;bij ecne andere methode, zooals door middel van bv. torsie.

Juist doordat ze zoo kort duurt zou ik ineenen is zo minder onaangenaam voor den patient.

Verzet heeft men ook heel weinig te duchten, met den eersten slag schijnt men de dieren eenigszins te overbluffen: ze blijvennbsp;verder heel kalm onder de bewerking.

Ecne na- behandeling wordt niet vcreischt, wat geen gering voordeel is in een land als Indië, waar men gewoonlijk nietnbsp;te huis. maar ver van zijn woonplaats opereert en dus denbsp;patiënten geen enkele maal, hoogstens ééns terugziet, en zenbsp;verder aan Inlanders overlaten moet; welk gewicht al dezenbsp;omstandigheden in den schaal leggen, behoef ik hier niet verdernbsp;uiteen te zetten.

liet voordeel, dat ecne nabehandeling onnoodig is, is dan ook niet hoog genoeg te roemen, nadeeligc gevolgen, veroorzaaktnbsp;daar nabloedingen, door een langdurig wondproces, of eennbsp;zeker percent sterfte, tengevolge van tetanus of andere infectie,nbsp;vallen hier geheel weg; IMcn zegt den eigenaren, den dierennbsp;na do operatie oen dag of 14 rust te geven, dat is alles.

Wel komt het in den aan vang voor, wanneer men nog weinig ervaring heeft, dat men niet hard genoeg klopt ennbsp;dat na een paar maanden blijkt dat do testicels niet of slechtsnbsp;één dezer tot atrophic is gekomen, maar spoedig gaat dit beternbsp;en kan men duidelijk aan den zaadstreng voelen, wanneernbsp;deze genoeg gekneusd is. Ook komt het voor dat er kleinenbsp;huidwondjes zijn gemaakt die cenc weinig bctcckcnendc nabehandeling vcrcischen; Meestal echter komen deze op rekeningnbsp;van de instrumenten die dan te ruw zijn. In 't begin vannbsp;1894, werd voor ’t eerst door mijn broeder en mij getracht,nbsp;ook paarden op genoemde wijze te castreereu, en viel onzenbsp;keuze daartoe op een ouden Batak hengst. Door den korterennbsp;zaadstreng bij paarden en 't meer naar voren gelegen zijn

-ocr page 49-

41

vau liet scrotum echter werd de operatie iets lastiger, en bleek 't blok dat voor stiei’en wei-d gebruikt, niet passend tenbsp;zijn voor paarden; toch gelukte de kunstbewerking en eennbsp;maand of drie later, toen ik het dier terug zag, waren donbsp;testicels geatrophieerd.

Ook bij rammen kan de methode met succes worden toegepast.

Tegelijk met genoemden Batakker castreerden wij toen een ander paard, ^Yaarbij de testicels verwijdei'd werden, nadat

de zaadstreng met

catgut

was onderbonden; de huidwond

werd daarna gehecht en afgesloten met jodoform collodium,

met dit resultaat dat genezing

per primam intrad, en patient 3 weken genezen teruggezonden kon worden.

In den tegenwoordigen tijd, waarin men over zooveel anti-scptica en antiseptische middelen kan beschikken, behoort deze manier feitclijk als do ware te worden aangemerkt ennbsp;waar men over de noodige hulp en hulpmiddelen kan beschikken, komt deze wijze van operceren in de eerste plaats innbsp;aanmerking, maar in de binnenlanden is daarvan geen sprake.

Daar hier in de Padangsche Bovenlanden weinig stieren, daai’entegcn vrij voel paarden te castrecren zijn, heb ik gezocht naar instrumenten die voor paarden passend warennbsp;en na verschillende blokken en tangen te hebben beproefd,nbsp;ben ik thans gekomen tot eenc constructie, die mij zeer voldoet. ’t Is een instrument in den vorm van eenc stemvork,nbsp;met houten handvat;

r----ty

'IC

)c.M

in t bovenste been bevindt zicli eenc slcufvormige opening, waarin een blokje ijzernbsp;op en neer bewogen kannbsp;worden. De zaadstrengennbsp;worden geplaatst tusschen denbsp;boenen van den tang welkenbsp;door oen helper wordt vastnbsp;gehouden, waarna men 't beweegbare blokje op dennbsp;zaadstreng zet, (of op beiden als ‘t een jong dier is) fixeertnbsp;zelf den zaadstreng, zoodat deze stevig op ’t onderste been

-ocr page 50-

42

van den tang rust en slaat met een houten hamer of ander zwaar voorworp op ’t beweegbare, blokje, waar door zij vol

doende gekneusd wordt.


Er dient voor te worden gezorgd dat de onderrand van 't blokje een weinig rond gevijld en glad is, ook ’t onderstenbsp;been van den tang moet glad zijn, zonder oneffenheden, daarnbsp;anders licht huidwondjes ontstaan.

De afmetingen van den tang zijn: rt. =: 11 c.M.nbsp;h. --- 5 »nbsp;c. =nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;1nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;»

liet blokje is 7 c.M. breed en hoog en 1 j/._, c.M. dik, terwijl de bennen 3 c.M. breed zijn en de sleuf in ’t bovenste been, naarnbsp;verhouding van ’t blokje ruim 7 cM. lang en i/., cM. breed is.nbsp;Er doet zich echter hierbij nog een bezwaar voor n. 1. dit,nbsp;dat men, als de zaadstrengen vrij zwaar zijn (bij oude dierennbsp;b. V.), nog een blokje hout onder de tang moet schuiven,nbsp;waarop dan ’t onderste been van deze rust; voor runderennbsp;en paarden moet dit blokje verschillend hoog zijn, en op denbsp;vlakte, die tegen de dij aansluit, nitgehold zijn.

Ik hoop echter later hierop nog eens terug te komen en nog zoodanige wijziging in de tang te brengen, dat deze innbsp;alle gevallen, zonder iets anders, gebruikt kan worden; metnbsp;bedoelde tang zijn door mij, met behulp van den Inlandschcnnbsp;veearts alhier, reeds een dertigtal paarden met goed gevolgnbsp;gecastreerd.

Daar bij den Inlander hier nog steeds het geloof voorzit dat een paard veel minder sterk wordt als men de testicelsnbsp;verwijdert, geeft hij ook verre de voorkeur aan deze methodenbsp;van castreeren, die ’t paard niet schaadt en hem mindernbsp;soesah bezorgt.

B. VRIJBURG.

Fort de Koelt, Februari 1897.

-ocr page 51-

EENE FILARIA IN DE AORTA BIJ KARBOUWEN,

Bij de vlecschkeuring l)ier lieb ik dikwijls gelegenheid gehad bij karbouwen een worm te vinden die voorkomt in denbsp;voorste of achterste aorta. Daar ik hem nergens beschrevennbsp;vind en er ook op de colleges in Utrecht geen gewag van wordtnbsp;gemaakt, geloof ik niet dat hij erg bekend is en wil daai’omnbsp;een en ander, w'at ik daaromtrent heb aangetroffen, mêedeelen.

't Eerst werd ik door collega van der Poel op het bestaan van dezen parasiet attent gemaakt en na dien heb ik steeds bijnbsp;onderzoek van borst- en buikingewanden de voorste en achterste aorta open gelegd en heel dikwijs exemplaren daarvannbsp;aangetroffen.

Bij runderen heh ik hem ook, echter zelden, gevonden; bij karbomven daarentegen heel veel, zeker wel bij 50 van denbsp;geslachte dieren. Ze komen voor in.de aorta, zoowel indennbsp;stam als in de voorste en achterste; kort na de splitsingnbsp;van de voorste aorta vertoonen zich soms nog enkele exemplaren, in de achterste tot ongeveer daar, waar de arterianbsp;incscnterica anterior ontspringt. In ’t hart of in kleinerenbsp;vaten of vertakkingen trof ik ze nooit aan, evenmin in aderen.nbsp;Bij sommige dieren vond ik den worm schaarsch bij andci'enbsp;tot twintig on meer' stuks aanwezig.

Wanneer men de aorta in de lengte opensnijdt ziet men op, of eigenlijk onder de intima, knobbeltjes ter dikte vannbsp;cenc erwt tot eene kleine hazelnoot, uit ’t midden waarvannbsp;de worm te voorschijn komt die tegen den wand van 't vat isnbsp;gelegen, in de richting van den bloedstroom.

De knobbeltjes zijn door de intima van ’t vat bedekt en daardoor glad van oppervlakte. Bij aansnijden merkt mennbsp;dat eerstgenoemde heel dun is, en met den nagel gemakkelijk verwijderd kan worden; inwendig bevindt zich eenenbsp;korrelige kaasachtigc massa, soms hier en daar verkalkt en

-ocr page 52-

44

ü-ccl

gvjui groen gekleurd. Neemt men de korrelige massa weg dan bemerkt men dat do media op die plaats gedeeltelijknbsp;verdwenen is, ook de adventitia is eenigszins verdund ennbsp;puilt iets naar buiten uit. Van buiten op 't vat kan mennbsp;dan ook steeds wel de plaats voelen waar zooii worm knobbeltje zit. In enkele gevallen puilen de knobbeltjes naarnbsp;buiten uit; van binnen ziet men dan niets anders dan eenenbsp;kleine opening die in ’t knobbeltje voert cn waaruit de wormnbsp;te voorschijn komt.

a, 30 cM. lang cn liccft ongeveer

De parasiet zelf is 20 de dikte van eene breinaald, ’t Zijn alleen de wijfjes dienbsp;men te zien krijgt. Tracht men den worm uit 't knobbeltjenbsp;te trekken, dan breekt hij af op de plaats waar hij in 'tnbsp;knobbeltje verdwijnt, bij voorzichtig lospraepareeren evenwelnbsp;ziet men dat nog ongeveer 1 cM. daarin blijft steken. Ditnbsp;gedeelte is veel dunner dan ’t overige, cn niet dikker dannbsp;eene gewone speld.

Het huidje, dat den gehcelen worm omkleedt is erg stevig en transversaal geringd. Door ’t gehecle lichaam is het darmkanaal te vervolgen. Do mond-opening is gelegen geheel ofnbsp;bijna aan het uiteinde cn gaat over in oesophagus en darmkanaal zonder hier of daar eene ventrikel te vertoonen. Denbsp;opening van T darmkanaal zit aan ’t eind van ’t lichaamnbsp;terwijl het overige gedeelte van ’t lichaam bijna geheel opgevuld wordt door de geslachts-organen, die, meestal gevuld,nbsp;als wit gekleurde, sterk kronkelend verloopende buizen ver-loopen. De worm schijnt vivipare te zijn, bij vei-grootingnbsp;zijn tal van kleine, opgeroldc jonge wormpjes waar te nemen;nbsp;Eieren heb ik niet kunnen vinden. In T begin trof ik enkelnbsp;wijfjes aan later, bij nauwkeui’igcr onderzoek van de knobbeltjes vond ik in vele daarvan, vlak onder de intima, nog eennbsp;klein wormpje, draadvormig, ter dikte van eene fijne naald.nbsp;Dit bleek het mannelijk exemplaar te zijn, ter lengte van 3,nbsp;hoogstens 4 cM. met één, inogelijk twee spiculi bijna op hetnbsp;eind van het lichaam, en gelegen vlak ouder het vliesje vannbsp;den worm knobbel (intima van het vat); in enkele knobbeltjesnbsp;trof ik twee mannetjes aan.

Van de ontwikkeling, of er

nog een tusscheudicr bij in

-ocr page 53-

45

't sjoel is, en hoe ze in 't liehaam en vei’cler in de vaten komen, is me niets bekend.

Naar den uiterlijken vorm en de plaats van voorkomen heb ik gemeend ze onder »filaria’' te moeten rangsehikkennbsp;en zou ik hier een naam als »filaria Poeleri” niet ongesehiktnbsp;vinden.

Dat ‘t voorkomen van dezen parasiet wel eens aanleiding kan geven tot ernstige stooi’nissen, geloof ik stellig. Ik hebnbsp;wel aorta's aangetroften waar toevallig op ééne plaats drie ofnbsp;vier knobbels tegenover elkaar zaten, zoodat meer dan 't halvenbsp;Inmen van ’t vat hierdoor afgesloten was en het dus niet te verwonderen zou zijn als hierdoor algemeene cireulatie-stoornissennbsp;optreden; ook kunnen wellicht jonge wormen of gedeelten van denbsp;kaasachtige massa uit een knobbel, de oorzaak zijn vannbsp;thrombose van kleinere vaten, dan wel, bestaat de mogelijkheid, dat er op de plaats waar een knobbel zit of gezetennbsp;heeft aneurysmata voor den dag treden.

Fort de kock 11 Februari 1897.

De Goiwern. Veearts, VRIJBURa.

-ocr page 54-

OVER DEN GROEI DER PAARDEN IN NEDERLANDSCH-INDIË.

Ten vervolge op de opgaven, voorkomende op blz. 152 e. v. van den vorigen jaargang, volgen hier in staatvonn eenigenbsp;gegevens omtrent groei en gewicht der paarden, welke in 1896nbsp;door het Eemonte-depot te Poerabaija werden afgeleverd.

Met nitzondering der Nos. 268, 272, 282, 296, 321, 349, 353 en 377, welke bij aflevering slechts jaar telden,nbsp;waren alle dieren 5 jaar oud.

De in de eerste kolom met een M. gemerkte paarden zijn van het Makassaarsche ras; de overigen zijn allen Sandelhouts.

De paarden der Ve ploeg zijn overgegeven aan het civiel bestuur om als dekhengst in de Preanger Regentschappennbsp;gestationneerd te worden.

-ocr page 55-

r* 1 o e sr.

Remontt

nummer

HOOGTE IN METERS.

j Gewicht in Kg

bij

aflevering

Bij aankomst bij het Depót.

Bij aflevering.

(jroei 11

m.M.

Duur van het verblijf bij de inrichting 0-

247

1.290

1.347

57

307

ruim 21/2 jaar.

263

1.310

1.358

48

332

\

264

1.300

1.322

22

293

266

1.265

1.283

18

286

269

1.246

1.308

62

298

1

\

271

1.270

1.322

52

316

) minder dan 2 jaar.

273

1.236

1.270

34

298

274

1.240

1.293

53

300

1

279

1.260

1.300

40

295

283

1.250

1.282

32

297

'

290

1.245

1.282

37

285

.

291

1.260

1.303

43

]

307

Plo e JE

ruim 11/2 jaar.

253

1.285

1.345

60

333

ruim 3 jaar.

256

1.260

1.310

50

296

minder dan 3 jaar.

267

1.280

1 330

50

306

268

1.230

1.270

40

300

j

1 minder dan 272 jaar.

272

1.270

1.332

62

288

282

1.280

1.338

58

312

1

286

1.245

1 305

60

277

i

1 ruim 2 jaar.

296

1.246

1.314

68

282

301

1.280

1.310

30

289

ruim l‘/.2 jaar.

321

1.252

1.280

28

273

minder dan D/., jaar.

324

1.245

1.262

17

290

349

1.245

1.279

34

274

1

353 M.

1.250

1.287

37

272

) ruim 1 jaar.

354 M.

1.250

1.270

20

266

1

377

1.305

1.305

gt;

25

rj[o

278

F^lo e j

minder dan 1 jaar.

284

1.240

1.287

47

268

1 minder dan 2^2 jaar.

285

1.260

1.301

41

278

287

1.256

1.310

54

311

ruim 2 jaar. nbsp;nbsp;nbsp;,

294 M.

1.250

1.275

25

273

297

1.245

1.297

52

278

minder dan 2 jaar.

298

1.245

1.297

52

298

ruim l'/j jaar.

308

1 240

1 280

40

304

311

1.238

1 284

46

278

317

1.250

1.280

30

288

319

1.281

1.319

31

303

320

1.256

1.270

14

308

minder dan 1 h., jaar.

328

1.223

1.273

50

287

330

1.247

1.289

42

266

/

332

1.242

1.280

38

280

340 M.

1 264

1.296

32

300

352 M.

1.260

1.286

26

310

\ ruim 1 jaar.

3

360

1.245

1.268

23

262

1) De. uitdrukkingen ruim en minder in deze kolom duiden aan lioogstens een kwartaal meer of minder.

-ocr page 56- -ocr page 57-

47

Bij de paarden der IVde ploeg bedroeg de gemiddelde groei 41.5 mM; de laagst Avaargenomen groei, 18m M, en de hoogstnbsp;waargenomen, 62 inM, kwamen voor bij paarden, die mindernbsp;dan 2 jaar bij het Kemonte-dcpot verbleven.

Bij de Sandelhout paarden der Vdo ploeg bedroeg de gemiddelde groei 44 8 mM en bij de Makassaren 28.5 mM.-, de laagste Armargenomen groei, 17 inM., kAvam voor bij eennbsp;Sandelhout, die minder dan IV., jaar, de hoogst AAmargenomen,nbsp;68 mM., bij een Sandelhout, die ruim 2 jaren bij het depotnbsp;verbleef.

Bij de Sandelhout paarden der Vide ploeg bedroeg de gemiddelde groei 40 mM. en bij de Makassaren 27.7 mM.; de laagst AA-aargenomen groei, 14 mM, kAvam voor bij eennbsp;Sandelhout, die minder dan 1’/., jaar, de hoogst Avaargenomen,nbsp;54 niM-, bij een Sandelhout, die ruim 2 jaar bij het depotnbsp;verbleef.

De^e cijfers in verband gebracht met die van het vorige jaar vindt men A'oor den gemiddelden groei der 79 in 1895nbsp;en 96 afgeleverde Sandelhout paarden 40 mM. en voor diennbsp;der 5 in 1896 afgeleverde Makassaren 28 inM.

Onder deze paarden is er één of 1.2%, dat slechts 6 mM. groeide. Verder groeiden

di’ie vijfnbsp;achtnbsp;tiennbsp;tiennbsp;vijfnbsp;zestiennbsp;zestiennbsp;zevennbsp;drie

-15 mM. 15-20 „nbsp;20—25 „nbsp;25—30 „nbsp;.30—35 „nbsp;35—40 „nbsp;40—50 „nbsp;50—60 „nbsp;60—70 „nbsp;70—80 „

paarden of 3.6 % van 10-

6 % 9.5 %nbsp;11-9 %nbsp;11.9 %nbsp;6 %nbsp;19 %nbsp;19 %nbsp;8.3 %

Het

reeds

eerste paard was bij aankomst in het Kemonte-depot 6 mM. boven de gcAAmne remonte maat, van de drie

paarden, die slechts van 10—15 mM. groeiden, hadden er tAA'ee juist de maat A-an 1.256 M, en het andere AA^as er reedsnbsp;22 mM. boven.

-ocr page 58-

48

Bogin 1896 werd de minimum hoogte voor het Remonte depot gesteld op 1.240 M.

De laagste hoogte der afgeleverde paarden was 1.262 M, zij kwam voor bij een paard van 5 jaar, dat minder dannbsp;1^/., jaar bij de inrichting geweest was en bij aankomstnbsp;1.245 M. mat.

Verder waren er onder de afgeleverdc paarden:

24 stuks van 4 voet [1.256 M.] tot 4 voet 1 duim [1.282 M.] 33nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;stuksnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;vannbsp;nbsp;nbsp;nbsp;4nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;voetnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;1nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;duimnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;totnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;4nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;voetnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;2nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;duimnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;[1.309 M.]

20 nbsp;nbsp;nbsp;stuksnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;vannbsp;nbsp;nbsp;nbsp;4nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;voetnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;2nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;duimnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;totnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;4nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;voetnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;3nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;duimnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;[1.335 M.]

6 nbsp;nbsp;nbsp;stuksnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;vannbsp;nbsp;nbsp;nbsp;4nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;voetnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;3nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;duimnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;totnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;4nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;voetnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;4nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;duimnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;[1.361 M.]

en nbsp;nbsp;nbsp;1 paard vannbsp;nbsp;nbsp;nbsp;meer dan 4nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;voetnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;4nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;duimnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;n.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;1. van 1.365 M.

De gemiddelde gewichten der afgeleverde paarden bedroegen in 1896.

voor de nbsp;nbsp;nbsp;IV**®nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ploegnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;301nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;K.Gr.

„ nbsp;nbsp;nbsp;„nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;„nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;289nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;K.G.

„ nbsp;nbsp;nbsp;„nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;VPenbsp;nbsp;nbsp;nbsp;„ _nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;288nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;K.G.

hetgeen als gemiddelde over de in 1895 en 1896 afgeleverde paarden nagenoeg 293 K.G. geeft.

T.

-ocr page 59-

PAARDENFOKKERIJ IN ARGENTINIË. (D f Overgenomen uit het Tijdschrift voor Nijverheid ennbsp;Landbouw in Ned.-Indië).

Oorsprong van het Argentijnsche paardenras. Gelijk raen weet, was het paard in Amerika onbekend vóórdat dit werelddeel door Europeanen bezet werd. De eerste paardennbsp;werden in het door Juan Diaz de Solis in 1516 ontdekte Lanbsp;Plata-gebied aangebracht door Don Pedro de Mendoza, eennbsp;rijken Spanjaard, in dienst van Keizer Karei V. Onder 'tnbsp;beding van te zullen worden benoemd tot gouverneur vannbsp;het nieuwe land, rustte Mendoza op eigen kosten eene expeditie hierheen uit. Den pt®'! September 1534 vertrok hijnbsp;uit Sevillla met 14 schepen en ruim 2000 menschen. Hijnbsp;voerde ook met zich mede een 500-tal paarden en merriën.nbsp;Deze dieren stamden uit Andaluzië, waar de Mooren, eeuwennbsp;te voren, het Barbarijsehe paardenras hadden ingevoerd, eennbsp;ras, dat, gekruist met het Arabische, van dit laatste velenbsp;goede eigenschappen had overgenomen.

Op den Februari 1535 stichtte Mendoza Buenos-Aires. Deze eerste nederzetting der Spanjaarden in de La Plata-landen ging echter spoedig te gronde, en reeds in het jaarnbsp;1541 vertrokken hare laatste inwoners naar Asuncion, denbsp;tegenwoordige hoofdstad der Republiek Paraguay. In 1580nbsp;werd Buenos-Aires voor de tweede maal gesticht, en wel doornbsp;Don Juan de Garay. Eene der beweegredenen voor dennbsp;wederopbouw der tegenwoordige hoofdstad van de Argentijnsche Republiek lag in het feit, dat Garay in de omstrekennbsp;talrijke kudden paarden aantrof. In de 39 jaren, die sinds

(1) Dit artikel vormt een extract uit eeue door den zaakgelastigde der Neder-landen te Buenot-Aires^ den Heer L. VAN RIET, opgemaakte nota, welk extract door de Indische Regeering welwillend aan het Hestuur der Maatschapiiij vannbsp;N. en L. ia toegezonden.

DE RED.

Deel XI, Afl I. nbsp;nbsp;nbsp;4

-ocr page 60-

50

het verlaten der vroegere vestiging waren verloopen, hadden toch de door Mendoza aangebrachte dieren zich op grootenbsp;schaal vermenigvuldigd, dank zij vooral de uitstekende hoedanigheid der aan den La Plata gelegen natuurlijke weiden.nbsp;Tot die spoedige vermeerdering droeg zeker ook de omstandigheid bij, dat de oorspronkelijke inwoners des lands weldranbsp;het paard begonnen te waardeeren. De Indianen zagen in,nbsp;welke groote partij zij op hunne zwerftochten door het uitgestrekte binnenland — tot dus ver te voet afgelegd — vannbsp;de voortreffelijke eigenschappen van het dier konden trekken.nbsp;De kunst het te berijden, hadden zij al spoedig van de Spanjaarden geleerd, nadat eenige paarden uit het kamp dernbsp;veroveraars waren weggeloopen. In plaats van het paardnbsp;gelijk de andere dieren te beschouwen als een welkomen buitnbsp;der jacht, wendden zij het dus van den aan vang af tot veelnbsp;nuttiger doeleinden aan.

Zoo sterk hadden zich als een gevolg van een en ander de eerste paarden alhier vermenigvuldigd, dat hun aantal innbsp;1580 niet minder dan 30.000 bedroeg.

Van deze dieren stamt het tegenwoordige Argentijnsche paardenras grootendeels af.

Belang der Argentijnsche paarden foTcTcerij. Deze Republiek bezit thans ongeveer 5 millioen paarden, naast circa 25 millioen runderen en 75 millioen schapen, tegen ruim 4nbsp;millioen paarden, 22 millioen runderen en 67 millioen schapennbsp;in 1889. De ofRcieele statistiek verdeelde laatstgenoemdenbsp;cijfers als volgt over de verschillende Argentijnsche provinciën

Veestapel iii 1889.

Provinciën

Runderen

Schapen

Paarden

Buenos — Aires.....

8.724.683

52.765.292

1.710.179

Entre Rios........

4.120,068

4.901.123

719.555

Santa fe.........

2.328.443

2.977.382

528.536

Cordoba .........

2.110.523

2,355.030

403 869

Corrientes........

1.841.455

611.085

268.699

Santiago del Estero . . .

588 396

781.951

110.368

San Luis.........

478.904

241.557

113.554

Jujuy...........

89.855

617.803

22 896

-ocr page 61-

51

Salta..........

. nbsp;nbsp;nbsp;419.083

207.522

56 513

Catamarca.......

239,834

152.438

56.054

Mendoza........

179.983

122.298

44.764

Tucuman........

198.835

43.390

42.936

San Juan........

116.379

99.750

34.807

La Rioja........

160.107

57.927

25.030

Nationale territoriën .

621.130

1.966.445

146.487

Totaal . . . .

. 22.217.678

67.900.993

4.284.247


Van de beteekenis der paardenfokkerij hier te lande geeft verder een denkbeeld de onder staande opgave van de producten, welke dit bedrijf in het jaar 1895 aan den uitvoerhandel leverde:


Artikelen


Uitvoeren iii 1895.

eenheid hoeveelheid


Waarde in

(‘)

Pesos goud. 227.270nbsp;1.070.770nbsp;1.381.719nbsp;203,652nbsp;34.266


14.070

2.690

446.752

138.136

428


paarden.......... stuks

paardenhaar....... 1000 K.

gezouten paardenhuiden . nbsp;nbsp;nbsp;stuks

droge nbsp;nbsp;nbsp;„nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;„

dierlijke olie nbsp;nbsp;nbsp;„nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;lOOO K

De uitvoeren van paarden richten zich van hier bijna geheel naar de naburige republieken, hoofdzakelijk naar Chili. Terwijlnbsp;runderen en schapen op groote schaal naar Europa wordennbsp;gezonden, heeft zich de export van paarden naar dat werelddeel tot dusver tot kleine expedities bepei’kt. Dat dit hetnbsp;geval is, moet wel worden toegeschreven aan de omstandigheid,nbsp;dat hier te lande nog geen groote overvloed bestaat van voornbsp;de Europeesche markt geschikte paarden. Voor zulke dieren,nbsp;die door kruising zijn veredeld, is de navraag in deze Republiek zelve voldoende.

Veredeling van Tiet paardenras. Men onderscheidt de paarden hier te lande in zoogenaamde «criollo-paarden”. in «mestizos” en in dieren van zuiver ras.


G.


G.


(l) 1 Peso goud = circa f 2.40 1 Peso papier —nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;„nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;„ 0.85


-ocr page 62-

52

Onder »criollo” (') verstaat men het echte inlandsche paard, herkomstig van de in der tijd door de Spanjaarden ingevoerdenbsp;kudden; zijn bloed is niet vermengd met dat der zuiverenbsp;rassen, die in de laatste tijden in deze Republiek of uit Europanbsp;werden aangebracht of geboren werden uit bereids geimpor-teerde dieren van zuiver bloed. De «mestizos” zijn de gekruiste rassen, afstammende van «criollo” en Europeeschenbsp;paarden.

Verreweg de meerderheid der Argentijnsche paardenkudden is »eriollo”. Wel heeft men zich hier reeds betrekkelijknbsp;lang, en in de laatste vijf en twintig jaar in niet geringenbsp;mate, op de veredeling van het inlandsche ras toegelegd,nbsp;maar veel meer dan tot dusver gedaan werd, valt op dit gebied in de toekomst nog te verrichten. Dit blijkt o.a. uit denbsp;samenstelling van de paardenkudden der provincie Buenos-Aires. Deze telden in het jaar 1890 in ’t geheel cii’ca D/.,nbsp;millioen paarden, en daaronder bevonden zich ongeveer 32.000nbsp;dieren van zuiver ras en 310.000 «mestizos”, terwijl de overigen «criollo” waren. En die cijfers spraken des te duidelijker, wijl de provincie Buenos-Aires dat gedeelte van Argentinië is, waar de veeteelt hare grootste ontwikkeling heeftnbsp;verkregen en waar men zich op de veredeling der verschillendenbsp;rassen het meest heeft toegelegd. In de andere provinciënnbsp;der Republiek — Cordoba, Santa fé en ook Entre Rios wellichtnbsp;uitgezonderd — heeft men voor de verbetering van den veestapel nog weinig of niets gedaan.

Eene eerste poging om het sinds eeuwen verwaarloosde, geheel aan zich zelf overgelaten Argentijnsche paardenras tenbsp;veredelen, ging uit van den staatspresident Don Bernardinonbsp;Rivadavia, die in 1825 voor dat doel eenige Friesche hengstennbsp;liet komen. Van 1850 af geschiedden de aanvoeren van fijnenbsp;buitenlandsche rassen regelmatiger, terwijl zij in de jarennbsp;1880 tot 1890 bepaald van beteekenis werden. In de op 1890nbsp;volgende periode werden deze importen echter veel geringer,nbsp;en wel als een gevolg der in dat jaar alhier uitgebrokennbsp;financiëele en économische crisis. Omtrent deze invoerennbsp;verstrekt de officiëele statistiek de onderstaande cijfers:

(1) „Criolloquot; beteekent: creool.

-ocr page 63-

53

Jaar

aantal

jaar

aantal

paarden

paarden

1880

4

1888

189

1881

46

1889

140

1882

77

1890

449

1883

9

1891

92

1884

77

1892

63

1885

87

1893

53

1886

85

1894

76

1887

248

Uitdrukkelijk moet vermeld worden, dat deze opgave geenszins beantwoordt aan de werkelijkheid. Met name in de jaren 1886 tot en met 1893 waren de onderhavige importennbsp;veel belangrijker dan de regeeringsstatistiek dit vermeldt.

Van de betrekkelijk groote beteekenis der hier te lande aanwezige kudden fijne dieren werd een duidelijk bewijsnbsp;afgelegd door de in 1890 te Buenos-Aires, gehouden internationale expositie. Men had er inderdaad zeer fraaie collectiesnbsp;paarden ten toon gesteld De inzendingen bestonden uit nietnbsp;minder dan 284 exemplaren, waarvan .50 rijpaarden, 25 renpaarden, 169 lichte trekpaarden en 60 zware trekpaarden.nbsp;Deze dieren, voor ’t meerendeel ten toon gesteld door Argen-tynsche veehouders, behoorden tot de volgende rassen:

Ras......

. nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;, Aantal.

Argentynsch ....

... nbsp;nbsp;nbsp;15

Zuiver Arabisch . nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.

... nbsp;nbsp;nbsp;4

Gekruist » nbsp;nbsp;nbsp;...

... 10

Zuivere renpaarden . nbsp;nbsp;nbsp;.

... 21

Gekruiste » nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.

... nbsp;nbsp;nbsp;4

Zuiver Shire ....

... 8

» nbsp;nbsp;nbsp;Clydesdale .nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.

... 11

Gekruist nbsp;nbsp;nbsp;»nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.

... nbsp;nbsp;nbsp;9

Zuiver Suffolk Punch .

. • • •

... 6

» nbsp;nbsp;nbsp;Percheron, zware

trekpaarden .

... nbsp;nbsp;nbsp;19

Gekruist nbsp;nbsp;nbsp;»nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;»

V nbsp;nbsp;nbsp;.

... nbsp;nbsp;nbsp;4

-ocr page 64-

54

Zuiver Normandisch.......... 1

» Friesch............ 2

» Anglo-Norman disch........ 26

Gekruist » nbsp;nbsp;nbsp;»nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;........ 1

Zuiver Cleveland........... 1

Gekruist » nbsp;nbsp;nbsp; 1

Zuiver Oldenburgsch.......... 8

Gekruist » nbsp;nbsp;nbsp;.......... 2

Zuiver Percheron, lichte trekpaarden .... nbsp;nbsp;nbsp;2

Gekruist » nbsp;nbsp;nbsp;»nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;»nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;....nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;1

Zuiver Trakenen........... 8

Gekruist » nbsp;nbsp;nbsp; 12

Zuiver Morgan........... 19

Gekruist » nbsp;nbsp;nbsp; 6

Zuiver Orloff............ 5

Gekruist » nbsp;nbsp;nbsp; 3

Zuiver Geldersch........... 10

» Haekney.......... . nbsp;nbsp;nbsp;9

» nbsp;nbsp;nbsp;Norfolk............ 8

» nbsp;nbsp;nbsp;Hunter............ 1

» Shetland Poney......... 5

Gekruist » nbsp;nbsp;nbsp;»......... 5

Noord-Amerikaansche harddravers..... 1

Zuiver Yorkshire........... 4

» nbsp;nbsp;nbsp;Hollandsch.......... 2

» nbsp;nbsp;nbsp;Groningseh.......... 2

Verschillende gekruiste rassen...... 28

PaardenfoTckerij. De paardenfokkerij is hier te lande gedurende eeuwen op de meest primitieve wijze uitgeoefend. Men liet de dieren op de uitgestrekte onafgesloten „estancias”nbsp;— veehoeven — geheel aan zich zelf over en verhinderde zoonbsp;mogelijk alleen, dat zij wegliepen of door de Indianen gestolennbsp;werden (i). Zorg werd aan het paard niet besteed en noch doornbsp;kruising noch door sorteering eenige invloed op de vermenig-

(1) Van invallen der Indianen is geen sprake meer. sedert een in 1880 onder-nomen veldtocht de stammen in het zuiden ten onder hracht en hyna geheel uitroeide; de ÖO.OOO Indianen, welke zich in deze Republiek nog ophouden,nbsp;zwerven grootendeels rond in het noorden, in het weinig bezette gebied vannbsp;den Gran Gbaco.

-ocr page 65-

55

vuldiging uitgeoefend. In de laatste 25 jaar heeft op dit gebied een groote ommekeer ten goede plaats gevonden, speciaal innbsp;de voornaamste provincie van Argentinië: Buenos-Aires. Mennbsp;heeft het estancia-bedrijf in ’t algemeen verbeterd en is zich,nbsp;gelijk wij reeds zagen, gaan toeleggen op veredeling van hetnbsp;vee. De hoeve is nu geen onafgesloten weidevlakte meer,nbsp;maar in den regel is zij geheel omheind en tevens verdeeldnbsp;in „potreros”, afdeelingen, waar de kudden van elkandernbsp;gescheiden kunnen worden (i). En niet alleen verbetert mennbsp;tegenwoordig het paardenras alhier door kruising met uit hetnbsp;buitenland aangevoerde of in deze Republiek geboren fijnenbsp;dieren, maar ook de fokkerij van het „criollo” geschiedt metnbsp;meer zorg. De vooruitstrevende „estanciero” althans zoektnbsp;tegenwoordig de voor het doel ’t meest geschikte hengstennbsp;en merriën uit, iets waaraan voorheen niet gedacht werd.

De omwenteling ten deze ging samen met den vooruitgang, welken Argentinië in ’t algemeen ondervond. Daardoor ontstond aan den eenen kangrootere weelde en dus ook behoeftenbsp;aan een beter product, dan de paardenfokkerij tot dusvernbsp;had opgeleverd. Zoo stellen zich de gegoede ingezetenennbsp;niet, gelijk voorheen, met een span kleine, onaanzienlijkenbsp;criollo-paarden voor hunne rijtuigen tevreden (2). Zij verlangden exemplaren van geheel zuiver ras of althans, mestizos”,nbsp;die — tengevolge van voortgezette veredeling der dieren, waarvan ze afstamden — door grootte en schoonheid van lichaamsbouw weinig of niets bij de uit Europa geimporteerde paardennbsp;ten achter stonden. En aan den anderen kant riep de alge-meene ontwikkeling des lands eene verbazende stijging innbsp;de waarde des bodems te voorschijn. Hierdoor werd denbsp;„estanciero” niet alleen in staat gesteld zijn bedrijf te verbeteren en intensiever uit te oefenen, maar hij werd daartoenbsp;ook genoodzaaakt, wilde hij zijne duurdere bezittingen denbsp;noodige rente doen afwerpen. Men richtte derhalve bij denbsp;paardenfokkerij steeds meer het oog op de qualiteit. En

(1) nbsp;nbsp;nbsp;Het omheinen hier te lande geschiedt door middel van eenige meters vannbsp;elkander geplaatste hard-houten palen, door welke yzer- of staaldraad gespaiiennbsp;wordt.

(2) nbsp;nbsp;nbsp;Het criollo-ras is klein, kleiner dan het Europeesche, maar veel grooternbsp;dan het Indische.

-ocr page 66-

56

daarbij kwam, dat de veehouder niet evenzeer als voorheen op de quantiteit behoefde te letten. Hij had voor zijn bedrijfnbsp;een geringer aantal dieren noodig dan vroeger. De grootenbsp;reizen te paard, waarvoor geheele kudden gebruikt, werden,nbsp;vervielen toch voor een deel als een gevolg der uitbreidingnbsp;van het Argentijnsche spoorwegnet, dat thans eene lengtenbsp;bezit van 14.500 kilometer. En ook het werk voor het paaixinbsp;op de „estancia” verminderde, sinds de weidevlakten omheindnbsp;werden en daardoor de voornaamste zorg van den veehouder:nbsp;te verhinderen, dat zijne kudden wegliepen, grootendeelsnbsp;verdween. Zoo is het gekomen, dat het aantal paarden isnbsp;ufgonomen juist in die Argentijnsche provincie, waar de fokkerij hare grootste ontwikkeling heeft verkregen, te wetennbsp;in de provincie Buenos-Aires. Volgens ofïicieële opgavennbsp;trof men aldaar in 1881 aan 2.394.951 stuks paarden ennbsp;was dit aantal in 1889 gedaald tot 1.710.179.

Op elke Argentijnsche hoeve werd vroeger en wordt ook nog thans naast de fokkerij van ander vee die van paardennbsp;uitgeoefend. Dit geschiedt zeer in ’t groot. De weidevlaktennbsp;der „estancias” strekken zich over duizenden hectaren uitnbsp;en uit duizenden stuks vee bestaande kudden (i).

Het hoofdgebouw eener „estancia” (^) is de woning van den eigenaar of directeur (majordomo), terwijl op elke hoevenbsp;zich ook eenige zoogenaamde „puestos” bevinden; het zijnnbsp;kleine huizen, meestal hutten, welke, op verschillende passende punten der weiden opgericht, dienen als wachtposten ternbsp;bewaking en verpleging van de kudden. De zeer fijne dierennbsp;uitgezonderd, houdt zich het vee gedurende het geheele jaar in

[1) nbsp;nbsp;nbsp;De gewone oppervlakte eener „estancia” bedraagt minstens eene legua. zijndenbsp;een oude legua=:2700 hectaren en eene nieuwe legua = 2500 hectaren. Vaak zijnnbsp;de veehoeven echter veel uitgestrekter. Eene der groote ondernemingen alhiernbsp;is die eener Hollandsche maatschappij „La Buena Esperanza” genaamd Zjj bezitnbsp;eene „estancia” groot ruim 78 leguas, gelegen in de provincie San Luis, en harenbsp;kudden bestonden op 30 Juni jl. uit ruim 27.000 runderen, 2fi0ü paarden en 24.000nbsp;schapen. Dit aantal dieren is in verhou ding tot de groote oiipervlakte dernbsp;„estancia” gering, hetgeen wel moet worden toegeschreven aan de omstandigheidnbsp;dat de weiden in San Luis in ’t algemeen van matige hoedanigheid zyn. Op 78nbsp;leguas groote „estancia” in de provincie Buenos-Aires, met goed weiland, zouden,nbsp;al naar de qualiteit der weiden, 5 a 10 maal zooveel stuks vee voldoende voedselnbsp;vinden.

(2) nbsp;nbsp;nbsp;Heet de geheele veehoeve: „estancia”, men geeft dien luiam tevens aannbsp;de woning van den eigenaar met de daarbij hehoorende stallen, bergidaatsen enz.

-ocr page 67-

57

de open lucht op, en het is daar aan alle weer en wind blootgesteld. Een stal was in het binnenland alhier, nog eennbsp;25-tal jaren geleden, eene zeldzaamheid. Thans treft men echternbsp;in den regel grootere of kleinere stallen bij alle „estancieros”nbsp;aan, die dieren van zuiver i’as bezitten, en op de hoeven,nbsp;waar de fokkerij van fijn vee eene specialiteit is, zijn hetnbsp;niet zelden prachtige inrichtingen, enkele malen zelfs voorziennbsp;van electrisch licht.

Legt men zich in deze Republiek steeds meer op de veredeling van het paardenras toe, fokt men hier zelfs renpaarden, (‘) en zijn er „estancieros”, op wier bezittingen men bijnanbsp;alleen gekruiste paarden en paarden van geheel zuiver bloednbsp;aantreft, wij zagen hier te voren reeds uit de samenstellingnbsp;der kudden van de provincie Buenos-Aires, dat het inlandschenbsp;ras, het „criollo”, nog steeds de voornaamste rol speelt. Hetnbsp;wordt het meest gefokt en het meest gebruikt. Het dientnbsp;voor het leger, voor de huurrijtuigen, tramwagens en vrachtkarren in de steden, zoowel als voor alle doeleinden in hetnbsp;binnenland.

Halfwilde paardenfokkerijen. De zoogenaamde half wilde paardenstoeterijen, zijn de fokkerijen van criollopaarden. Hetnbsp;half wilde paard is het als ’t ware geheel in de vrije natuurnbsp;gefokte „criollo”; de stoeterij de gewone „estancia” de vee-hoeve, welke in deze Republiek algemeen wordt aangetroffen,nbsp;niet die, waar men zich speciaal op de fokkerij van veredeldenbsp;dieren toelegt.

De uitdrukking „half wild” mag echter niet de aanwezigheid in deze Republiek doen veronderstellen van geheel wilde paarden. Het wilde paard behoort hier tot ’t gebied dernbsp;legende, het is thans in Argentinië onbekend. In vroegerenbsp;tijden trof men zulke paarden hier aan. Het waren van denbsp;„estancias” weggeloopen, verdwaalde dieren, die korter ofnbsp;langer, alleen of in kudden, in algeheele vrijheid zich op nognbsp;onbezette weidevlakten hadden opgehouden en er zich somsnbsp;ook hadden vermenigvuldigd. Maar alle tamheid hadden

(1) Ook voor de;ae paarden is hier te lande afzet, w.ant van de wedrennen is de Argentyner ecu groot liefhebber; Ky worden o. a. te Buenos-Aires wekelijksnbsp;minstens éénmaal geheel op Europeesche wyze gehouden.

-ocr page 68-

b8

deze paarden niet verloren, en die eigenschap werd bij de dieren weder opgewekt, zoodra ze op nieuw in aanrakingnbsp;kwamen met menschen en met tamme paarden.

Op de weidevlakten der thans bijna steeds omheinde, in meerdere of mindere mate van „potreros” voorziene „estancia”nbsp;wordt het criollo-paard geboren en groeit het in vrijheid op.nbsp;Een stal leert het dier eerst kennen, wanneer het, getemd,nbsp;naar de stad gezonden is en gebruikt wordt. Vóór de temming verkeert het in halfwilden staat, gelijk dit het geval isnbsp;met de dieren waarvan het afstamt. Want in den regel zijnnbsp;de voor de fokkerij bestemde hengsten en merriën ongetemd.

Zoodra de merries twee jaren oud zijn, worden ze gedekt. Een hengst dekt van 20 tot 30 merries. De moderne „estan-ciero” zoekt voor de fokkerij de beste merries en hengstennbsp;uit. De ouderwetsche veehouder daarentegen, en hij vormtnbsp;wellicht nog de meerderheid onder de Argentijnsche „estan-cieros”, besteedt aan de keuze der fokdieren evenmin als aannbsp;de geheele fokkerij eenige bijzondere zorg.

Men treft op de „estancias” de zoogenaamde ,.manadas” en „tropillas” aan. Aan ’t hoofd der „manada”, samengesteldnbsp;uit een dertigtal merriën en veulens, staat eene hengst 5 eennbsp;merrie daarentegen, aan den hals van een klokje voorzien,nbsp;leidt de „tropilla”. Zoodra de mannelijke veulens tot geslachtsnbsp;rijpheid gekomen zijn, worden ze door de jaloezie van dennbsp;hengst uit de „manada” verdreven; men castreert de dierennbsp;op den leeftijd van 2 jaren en temt hen een jaar later, terwijlnbsp;ze vervolgens gegroepeerd worden tot eene ,.tropilla” aangevoerd door de zoogenaamde leidmerrie.

Zoowel voor het vormen der „manada” als der „tropilla” is het noodig, dat de dieren vooraf aan elkander gewendnbsp;worden. Men laat ze daartoe bij elkander weiden, in afzonderlijke „potreros”, wanneer de „estancia” daartoe de gelegenheid biedt. Is de „tropilla” gevormd, dan kan men zenbsp;verknopen en er de verste reizen mede ondernemen, zondernbsp;gevaar, dat de jonge paarden van de leidmerrie wegloopen.nbsp;En of men op eene „estancia” 10 of 103 »manadas” aantreft,nbsp;vrees, dat zij zich met elkander zullen vermengen, bestaat ernbsp;niet; de eene kudde bekommert zich niet om de andere, al

-ocr page 69-

59

loopen ook al de dieren vrij en los, dag en nacht op het land rond.

Eenige bijzondere zorg wordt aan de gedekte merriën niet besteed, ook niet bij ’t verkrijgen der veulens. De werpingnbsp;geschiedt geheel zonder bijstand. Op een honderdtal merriesnbsp;worden 80 a 90 veulens geboren. Het zijn in den regel gezondenbsp;dieren, want ze stammen af van een ras, dat gedurende eeuwennbsp;steeds in de open lucht leefde, aan weder en wind blootgesteld,nbsp;zoowel aan koude als aan hitte, zich alleen voedende metnbsp;gras en tengevolge van een en ander gehard, uiterst taai ennbsp;tegen alle vermoeienis bestand. Zonder onderweg eenig voedselnbsp;te genieten, kan het criollo-paard een tiental uren achtereennbsp;bereden worden. Gespaard wordt het dier hier te lande dannbsp;ook in geen enkel opzicht. Vaak misbruikt men het eerdernbsp;dan men het gebruikt, en van daar dat het hoogstens 12 totnbsp;15 jaar lang diensten kan verrichten (')• Het misbruik is tenbsp;wijten aan den overvloed der productie, aan den lagen prijsnbsp;van het criollo-paard. In de provincie Buenos-Aires gelden denbsp;voor de »saladeros” — slachterijen — bestemde merries 6 a 8nbsp;pesos papier, de fokmerries 15 a 25 pesos en de getemde ruinennbsp;van driejarigen leeftijd, al naar de qualiteit, van 20 tot 40nbsp;pesos, zijnde een peso op ’toogenblik gelijk aan / 0.85. Voornbsp;gekruiste paarden betaalt men veel hoogere prijzen; zij variee-ren, voor dieren van goede hoedanigheid en met 7/8 zuivernbsp;bloed, van 80 tot 200 pesos papier, en soms is de prijs nognbsp;hooger.

Ziekten komen onder het criollo-ras weinig voor, althans veel minder dan bij de gekruiste dieren, die de kwalen erfdennbsp;van de uit Europa geimporteerde, minder geharde paarden.nbsp;De het meest hier te lande voorkomende ziekten zijn de droesnbsp;en de influenza.

Is het criollo-paard een taai, krachtig en gezond dier, door schoonheid munt het zelden uit. Het heeft geen fraaie vormen,nbsp;is onaanzienlijk, klein. Bij de geboorte heeft het veulen eennbsp;gemiddelde hoogte van zeventig centimeter; van een éénjarignbsp;paard is de hoogte een honderd en tien centimeter en op drie-

(1) De tramwegpaarden te Duenos-Aires, die afgebeuld worden, doen zelfs slechts een tweetal jaren als zoodanig dienst.

-ocr page 70-

60

jarigen leeftijd is het beest volwassen. Een volwassen paard heeft gemiddeld eene hoogte van een honderd en vyftig centimeter, een lichaamslengte van een honderd vijf en vijftignbsp;centimeter en eene borstbreedte van vijf en dertig centimeter.

Na de geboorte blijven de veulens bij de merries, in de »manada”, vrij op het land rondloopen. Op een jarigen leeftijdnbsp;worden ze gemerkt, dat wil zeggen men voorziet de dierennbsp;door inbranding in de huid van den achterpoot met een heetnbsp;ijzer van het speciale merk van den eigenaar der »estancia.”nbsp;Van dat merk mag de eigenaar zich niet bedienen, voor hetnbsp;door de plaatselijke autoriteiten erkend is, en in het eigendomsbewijs over eene verkochte »tropa” (^) paarden wordt hetnbsp;vermeld. De nieuwe eigenaar voorziet het dier dan niet zeldennbsp;weer van zijn eigen vee-merk.

Wij zagen reeds, dat de jonge hengsten op tweejarigen leeftijd gesneden worden, en op den driejarigen getemd

In ’t algemeen geschiedt de temming op ouderwetsche, ruwe wijze. Uit de in eene kraal, d. w. z. eene met houten palennbsp;omheinde ruimte, opgesloten paarden wordt het ter temmingnbsp;bestemde dier te voorschijn gesleept. Men werpt het daartoenbsp;een „lazo” — strik — om den nek, terwijl met andere „lazos”nbsp;de pooten bevestigd worden, zoodat het dier zich ternauwernood staande kan houden. Men legt het nu op den grond,nbsp;doet het een halster aan, richt het met zweepslagen wedernbsp;op en bindt het vervolgens aan een stevigen paal kort vast.nbsp;Zoo laat men het paard staan tot den volgenden dag. Dannbsp;wordt het, nadat desnoods vooraf de voorpooten zijn gebonden, gezadeld en voor de eerste maal, door buitengewoonnbsp;geoefende ruiters bereden. Deze operatie wordt eenige malennbsp;herhaald en de temming is geschiedt. De criollo-paarden,nbsp;eenigen tijd in gebruik, munten in ’t algemeen door makheid uit.

De dieren, welke de veehouder niet voor den dienst der „estancia” of ter verdere fokkerij resserveert, worden verkocht,nbsp;de getemde ruinen om als werkpaarden te dienen, terwijl denbsp;merries in den regel, en zoodra zij vet genoeg zijn, geslachtnbsp;worden. Het is eene uitzondering, wanneer men eene criollo-merrie temt en berijdt, maar wel, doch ook zelden, wordt

(1) Tropa=rkudde.

-ocr page 71-

61

zij als karren-trekpaard gebruikt. Paardenvleesch wordt hier niet gegeten; men slacht de merries in export-slachterij en,nbsp;„saladeros” genaamd, ter verkrijging van andere producten,nbsp;waaronder gezouten huiden en zacht vet of olie de voornaamstenbsp;plaats innemen.

Na het bovenstaande overzicht van de Argentijnsche paardenfokkerij in ’t algemeen en van de fokkerij van criollo-paarden in ’t bijzonder, meen ik nog iets te moeten aanstippen omtrent het klimaat der provincie Buenos-Aires, het deel vannbsp;deze Republiek, waar de veeteelt de grootste beteekenis heeftnbsp;verkregen en welks toestanden ik bij het opmaken dezer notanbsp;derhalve speciaal op het oog heb gehad. Wellicht verdientnbsp;toch ook dit punt de belangstelling in verband met de vraag,nbsp;waar men in Indië de halfwilde-paardenstoeterij wenscht tenbsp;vestigen.

Gelijk- over ’t geheel in Argentinië, is ook in de evengenoemde provincie het klimaat zeer gezond. Er komen echter veelvuldig sterke afwisselingen der temperatuur voor en in eennbsp;etmaal bedragen zij soms 20o. In het jaar 1894 was de gemiddelde jaarlijksche temperatuur 15,5» Celsius, de gemiddeldenbsp;jaarlijksche minimum temperatuur 8,1“ en de gemiddeldenbsp;jaarlijksche maximum temperatuur 22o. De laagste temperatuur werd in dat jaar den 29®*^®quot; Juli waargenomen te Olavarianbsp;met — 6o en de hoogste den 1“*®quot; Februari te Bahia Blancanbsp;met 40, 8o. Te San Nicolas, het noodzakelijkste waarnemingsstation in de provincie Buenos-Aires, en te Bahia Blanca,nbsp;het zuidelijkste, leverden de meteorologische waarnemingennbsp;in 1894 de volgende resultaten op:

-ocr page 72-

62

SAN NICOLAS.

GEMIDDELDE TEMPERATUUR IN CENTIGRADEN.

Maanden nbsp;nbsp;nbsp;maandelijksche. minimum, maximum.

Januari...... 25.7 nbsp;nbsp;nbsp;16.5nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;34.9

Februari..... 29.6 nbsp;nbsp;nbsp;15.5nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;33.7

Maart...... 20.0 nbsp;nbsp;nbsp;12.5nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;27.6

April...... 17.7 nbsp;nbsp;nbsp;9.8nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;25.5

Mei....... 14.5 nbsp;nbsp;nbsp;8.7nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;20.3

Juni....... 9.7 nbsp;nbsp;nbsp;3.3nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;16.0

Juli ....... nbsp;nbsp;nbsp;12.9nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;4.7nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;15.9

Augustus..... 8.1 nbsp;nbsp;nbsp;56nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;10.7

September..... 14.6 nbsp;nbsp;nbsp;7.3nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;22.9

October..... 16.1 nbsp;nbsp;nbsp;10.2nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;22.2

November..... 20.7 nbsp;nbsp;nbsp;13.7nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;27.2

December . nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;23.1nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;14.5nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;31.9

Jaarlijksche nbsp;nbsp;nbsp;....nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;17.7nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;10.1nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;23.9

-ocr page 73-

63

SAN NICOLAS.

Maanden

dag.

minimum.

temperatuur.

dag.

maximum.

temperatuur,

Januari. . nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.

. 16

9.8

27

40.6

Februari . nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.

, . 2

10.8

1

39.2

Maart . nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.

. . nbsp;nbsp;nbsp;15

7.2 1 amp;

14

33.8

April . nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.

. . 26

2.4 5 amp;

7

31.0

Mei ....

. . 22

0.0

2

28.6

Juni....

. . nbsp;nbsp;nbsp;13

— 3.2

30

22.8

Juli ....

; . 11

— 2.0

5

25.8

Augustus . nbsp;nbsp;nbsp;.

. . nbsp;nbsp;nbsp;25

— 0.0

16

24.6

September. nbsp;nbsp;nbsp;.

. . 18

— 1.0

29

32.8

October . nbsp;nbsp;nbsp;.

. . nbsp;nbsp;nbsp;13

5.0

2

32.4

November .

. . nbsp;nbsp;nbsp;9

7.4

24

35.6

December . nbsp;nbsp;nbsp;.

. . 12

8.8

24

39.4

-ocr page 74-

64

BAHIA BLANCA.

GEMIDDELDE TEMPERATUUR IN CENTIGRADEN.

Maanden nbsp;nbsp;nbsp;maandelijksehe. minimum, maximum.

Januari...... 23.5 nbsp;nbsp;nbsp;13,6nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;33 4

Februari..... 24.3 nbsp;nbsp;nbsp;17.3nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;31.3

Maart...... 18.8 nbsp;nbsp;nbsp;11.4nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;26.3

April...... 16.4 nbsp;nbsp;nbsp;9.1nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;23.7

Mei ........ 17.0 nbsp;nbsp;nbsp;5 7nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;18.3

Juni....... 8 nbsp;nbsp;nbsp;3nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;2.4nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;14.2

Juli....... 7.6 nbsp;nbsp;nbsp;1.8nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;13.4

Augustus..... 9.0 nbsp;nbsp;nbsp;3.1nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;14.9

September nbsp;nbsp;nbsp;....nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;9.6nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;4.8nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;14.4

October..... 12.8 nbsp;nbsp;nbsp;6.0nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;20.2

November..... 15.8 nbsp;nbsp;nbsp;10.6nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;25.5

December..... 20.5 nbsp;nbsp;nbsp;12.6nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;28.2

Jaarlijksche nbsp;nbsp;nbsp;....nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;15.3nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;8.2nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;21.9

-ocr page 75-

65

BAHIA BLANCA,

Maanden

dag. minimum. dag. maximum.

temperatuur.

tempei’atuur.

Januari .

2

8,6

9

40.6

Februari . nbsp;nbsp;nbsp;.

. . nbsp;nbsp;nbsp;24

9.2

1

40.8

Maart. nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.

. . 16

38

1

33.4

April . nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.

. . nbsp;nbsp;nbsp;25

10

1

30.7

Mei , nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.

. . nbsp;nbsp;nbsp;25

08

16

26.2

Juni , nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.

. . 16

— 0.5

28

20.5

Juli . nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.

. . nbsp;nbsp;nbsp;15

— 4.0

4

19.4

Augustus.

25 amp; 26

0.0

17

2.3.1

September .

. . 21

0.0

26

26.0

October . nbsp;nbsp;nbsp;.

. . nbsp;nbsp;nbsp;14

1.0

2

25.0

November .

. . nbsp;nbsp;nbsp;9

5.8

22

31.0

December

. . 12

5.8

21

34.6

Deel XI, .\H. 1,

-ocr page 76-

66

SAN NICOLAS.

Maanden

atmospherische hoeveelheid regen aantal.

drukking

millimeter

millimeter

regendagen,

Januari „ nbsp;nbsp;nbsp;.

. . nbsp;nbsp;nbsp;757.36

37

7

Februari . nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.

, . nbsp;nbsp;nbsp;759.07

23

6

Maart. nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.

, . nbsp;nbsp;nbsp;161.34

125

4

April . nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.

. . nbsp;nbsp;nbsp;76393

39

3

Mei . nbsp;nbsp;nbsp;. .nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.

763.11

98

5

Juni . nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.

, . nbsp;nbsp;nbsp;767.12

19

4

Juli . . . ,

, . nbsp;nbsp;nbsp;764.59

58

3

Augustus. . nbsp;nbsp;nbsp;.

. . nbsp;nbsp;nbsp;764.51

50

4

September . nbsp;nbsp;nbsp;.

, . nbsp;nbsp;nbsp;763.41

15

2

October . nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.

, . nbsp;nbsp;nbsp;762.88

185

8

November . .

. . nbsp;nbsp;nbsp;760.44

91

6

December . ,

, nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;760.37

62

6

762.34

802

58

-ocr page 77-

m.

BAHIA BLANCA.

Maanden

atmospherische hoeveelheid regen aantal, drukkingnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;millimeters regendagen.

millimeter

Januari . nbsp;nbsp;nbsp;.

. . . nbsp;nbsp;nbsp;756.89

43.

3

Februari . nbsp;nbsp;nbsp;,

, . . nbsp;nbsp;nbsp;758.10

1.9

1

Maart . nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.

. . nbsp;nbsp;nbsp;759.89

124.

8

April. nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;. .

. . nbsp;nbsp;nbsp;762.37

Mei . . . .

. . nbsp;nbsp;nbsp;761.35

84.

4

Juni . . . ,

, . . nbsp;nbsp;nbsp;764 46

10.

1

Juli . . . .

. . nbsp;nbsp;nbsp;763.22

10.6

1

Augustus . nbsp;nbsp;nbsp;.

. . nbsp;nbsp;nbsp;763.31

September . .

. . nbsp;nbsp;nbsp;762.56

. nbsp;nbsp;nbsp;50.

3

October .

. . nbsp;nbsp;nbsp;762.29

November . .

. nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;758.72

73.

8

December . .

. nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;758.69

34.

3

760.98

430.5

32

-ocr page 78-

68

SAN NICOLAS.

WAARGENOMEN WINDEN.

1

1

i

G

G

D

-4-»

CO

O

o

G

O

-*-»

co

o

G

o

CO

G

0?

CO

O

G

O

1

•Ti

G

o

O

G

o

co

i

U

O

o

co

2

CO

O

G

! nbsp;nbsp;nbsp;Maanden.

i

o

o

o

O

G

ts3

G

SJ

G

N3

j nbsp;nbsp;nbsp;Januari ....

3

6

8

3

5

1

1

4

i nbsp;nbsp;nbsp;Februari ....

8

5

3

4

1

1

1

5

Maart.....

7

3

3

3

5

3

3

5

April.....

4

5

3

5

4

2

3

1

3

Mei......

7

4

1

7

4

3

5

j nbsp;nbsp;nbsp;Juni .....

3

7

5

1

5

3

6

! nbsp;nbsp;nbsp;Juli......

3

4

7

5

7

2

2

1

Augustus ....

6

4

3

6

5

2

4

1

’ ¦ nbsp;nbsp;nbsp;September .nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;•

2

6

1

4

9

5

2

1

; nbsp;nbsp;nbsp;October ....

6

4

7

2

9

2

1

November . nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.

3

8

8

1

6

1

1

2

December . nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.

7

6

5

2

6

2

3

, nbsp;nbsp;nbsp;Totaal . . .

59

62

54

43

66

21

27

26

8

-ocr page 79-

69

BAHIA BLANCA.

WAA.RGENOMEN WINDEN.


Maanden

Januari. . nbsp;nbsp;nbsp;.

Februari . Maart .

April .

Mei. nbsp;nbsp;nbsp;.

Juni. .

Juli. . Augustusnbsp;Septembernbsp;Octobernbsp;.Novembernbsp;December

Totaal .


§

O'

O

Iz;


3 8nbsp;1

4 7nbsp;3nbsp;3nbsp;6nbsp;2nbsp;1

3

4


n

03

CQ

O

'F nbsp;nbsp;nbsp;©

O nbsp;nbsp;nbsp;W

O nbsp;nbsp;nbsp;o


lt;p


3

5

4 7nbsp;4nbsp;4

6 9nbsp;3


3

3

1

5

7

3

1


^ nbsp;nbsp;nbsp;§nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;§

•quot;d nbsp;nbsp;nbsp;^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^

• r-( nbsp;nbsp;nbsp;«M

pi nbsp;nbsp;nbsp;0nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.0


fl 'T

® rö

CQ nbsp;nbsp;nbsp;^

tS nbsp;nbsp;nbsp;§


3

4

3

5 7nbsp;1

5

6

4 6

5


5 nbsp;nbsp;nbsp;1

1 1 5nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;3

4 nbsp;nbsp;nbsp;2

4 nbsp;nbsp;nbsp;—

5 nbsp;nbsp;nbsp;—nbsp;7nbsp;5nbsp;9nbsp;1nbsp;3nbsp;3


2

2

5

3

2

2


3

3

3 2

4


1

5

6 1nbsp;1


2 1 1 7nbsp;9 3nbsp;5 2


51 62 45 50 52 23 nbsp;nbsp;nbsp;37 36nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;8


-ocr page 80-

70

Voor verdere bijzonderheden over Argentinië neem ik overigens de vrijheid te verwijzen naar mijne rapporten over deze Republiek, speciaal naar het vrij uitvoerige algemeenenbsp;bericht, opgenomen in aflevering 196, jaargang 1893 dernbsp;verzameling van Consulaire Verslagen.

Buenos-Aikes, November 1896.

De Zaakgelastigde der Nederlanden,

(w. g.) L. VAN RIET.

-ocr page 81-

RINDERPEST.

In Südafrica haben die glückliclien Erfolge, die unser ge-lehrter Landmann Professor Koch erzielt bat, sebr grosze Freude erregt. Wenn aucb der Rinderpesfbacillus nocb nicbtnbsp;entdeekt ist, so ist doch die beste Hoffnung verhanden, dasznbsp;eine praktisch noch viel wichtigere Entdeckung in dem Heil-serum gegen die furchtbare Krankheit gemacht worden ist.nbsp;In einein Schreiben an den Aekerbauminister der Kapcolonienbsp;auszert sich Dr. Koch über das Ergebnis seiner Untersuch-ung wie folgt: In meinem letzten Berichte konnte ich schonnbsp;mitteilen. dasz das Biutserum von Tieren, die sich von dernbsp;Pest erholt batten, eine gewisse schützende Wirkung habe,nbsp;wenn auch noch nicht sehr grosze; lOOccm waren nötig, umnbsp;ein Tier gegen die Einimpfung einer nur kleinen Dosis vonnbsp;Rinderpcstblut zu schützen.

Diese Sicherung ist ihrer Natur nach nur eine vorüberge-hende. Es ist mir j edoch gelungen, binnen 14 Tagen eine Anzahl Tiere mittels einer Mischung von Serum und Einder-pestblut in einem solchen Grade zu immunisiren, dasz sicnbsp;einer Einspritzung von 20ccm Einderpestblut widerstanden;nbsp;der 10000. Teil davon ist sonst schon eine verhangnisvollonbsp;Dosis. Ich halte dies für eine active Immunitat; gleich dernbsp;eines Tieres, das eben von der Rinderpest genesen ist.

Es ist besonders wichtig, dasz 20ccm solchen Serums gc-nugen, um ein Tier zu immunisiren, und ein Liter für 50 Tiere genügt. Meine fernern Forschungen werden danach streben,nbsp;zu findcn, ob diese Immunitat nicht in einem noch kürzernnbsp;zeitraume zu erzielen ist, ob nicht eine noch kleinere Dosisnbsp;des Serums genügt, ob die Sicherung nicht mit nur einernbsp;Einspritzung erreicht werden kan. Eine zweite ebcnso wichtige Thatsache ist, dasz man gesundes Vieh mit einer Einspritzung schützen kann, die man an der Pest gestorbencmnbsp;Vieh entniiniat.

-ocr page 82-

72

In diesem Falie genügt eine Einspritzung unter die Haut von lOccm., der Schütz tritt spatestens am zehnten Tagenbsp;ein und zwar in solcliem Grade dasz selbst vier Wochennbsp;spiiter 40ccm. Rinderpest blut ohne schadliche Folgen ein-geimpft werden können. Ich schliesze darans, dasz die innbsp;solcher Weise bewirkte Immunitat von activem Charakternbsp;ist.

(Mail editie KölniscTie-Zeitung 11 Maart 1897).

r

ii


-ocr page 83-

JAARVERSLAG DER VEREENIGING HET „SANDELHOUT STAMBOEK.”

In de algemeene vergadering der Vereeniging, gehouden te Bandoeng op dennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;December 1896, is goedgekeurd

een voorstel van het Bestuur om voortaan, te beginnen met Januari 1898, de jaarlijksche algemeene vergadering te houdennbsp;in Januari. Alsdan zijn de boeken over het afgeloopen jaarnbsp;afgesloten en kan verslag uitgebracht en cijfers medegedeeldnbsp;Avorden over een afgerond jaar. Tot dusverre geschiedde ditnbsp;op ongeregelde tijdstippen in den loop van het jaar en omvatnbsp;bijv. dit verslag den tijd verloopen tusschen 1 October 1895nbsp;en 30 November 1896.

Het hierop volgend jaarverslag zal uitgebracht worden in Januari 1898 en loopen tot uit». December 1897. Vervolgensnbsp;over ieder kalenderjaar.

Het verschil van inzichten op belangrijke punten, bestaande tusschen het Bestuur en de leden der Vereeniging, waarvannbsp;sprake Avas aan het slot van het vorig jaarverslag, bleek laternbsp;zich niet uit te strekken over de meerderheid der leden,nbsp;zoodat in de algemeene vergadering van 21 Februari 1896nbsp;het afgetreden bestuur herkozen Averd en gemachtigd tot hetnbsp;volgen van de door hetzelve aanbevolen gedragslijn, speciaalnbsp;in zake het houden eener tentoonstelling. De bij enkelenbsp;leden bestaande tegenkanting bleek voorts voor een grootnbsp;deel op misverstand berust te hebben.

In deze vergadering Averd aangenomen een voorstel tot Avijziging van art. 11 van het Huishoudelijk Reglement; aannbsp;dit artikel is toegevoegd als 2'^® alinea:

»Het bestuur is bevoegd om tijdelijk geen uitvoering te »geven aan cenig besluit in eene algemeene vergadering ge-»nomen, doch in dat gCAml verplicht het genomen besluit, innbsp;»druk, en vergezeld van stembriefjes, zoo spoedig mogelijk

-ocr page 84-

74

»aan alle leden der Vereeniging toe te zenden met uitnoodi-»ging het vóór of tegen binnen een maand kenbaar te maken.

»Deze stemming is alsdan definitief beslissend.

»De stembriefjes, welke geteekend moeten zijn, worden in »de eerstvolgende vergadering ter verantwoording overgelegd”.

Deze maatregel heeft het oog op het verspreid wonen der leden waardoor slechts weinigen gelegenheid vinden de vergaderingen bij te wonen en cenig besluit uit eene vergaderingnbsp;genomen, in sommige gevallen, in strijd zou kunnen zijn metnbsp;het gevoelen van de meerderheid.

In den loop van den verslagtijd werden nog eenige merries ontvangen van den agent der Kon. Paketvaart Maatschappijnbsp;op Soemba den heer Pattiwaël. Deze hadden over ’t alge-algemeen hetzelfde inferieure karakter en konden niet allenbsp;plaatsing vinden bij de leden, waarom ten slotte drie ovei'-blijvende op publieke vendutie verkocht werden.

Toch bracht de import dezer merries voordeel aan de kas. Niettemin werd verder importeeren voorloopig gestaakt omdatnbsp;geene aanvragen van leden ontvangen werden.

Omtrent de tentoonstelling, gehouden te Bandoeng op den 23steii Maart 1896, is een speciaal verslag verschenen en aannbsp;alle leden toegezonden, waarom hier niet uitvoerig daaropnbsp;teruggekomen behoeft te worden. Slechts verdient de aandachtnbsp;gevestigd te worden op de aanwinst van 16 nieuwe ledennbsp;tusschen 21 Februari en 23 Maart; op de inschrijving vannbsp;14 nieuwe paarden in het Stamboek en op de aan den dagnbsp;gekomen feiten, zoowel gunstige als ongunstige en de hoogstnbsp;belangrijke adviezen daarover ingewonnen van erkende deskundigen. Hierdoor zijn tijdig dwalingen erkend, gezondenbsp;maatregelen genomen en is bovenal de hoop verlevendigdnbsp;op een bereiken van gewichtige resultaten in niet te verwijderde toekomst.

Aan de Regeering is overgelegd geworden het volgende:

Extract uit het kasboek van de Vereeniging „Het Sandelhout Stamboek” van posten, betrekking hebbende op de tentoonstelling van Sandelhout paarden en veulens gehouden tenbsp;Bandoeng op den 23Maart 1896, verantwoordende hetnbsp;gebruik der Gouvernements subsidie.

-ocr page 85-

75

ONTVANGSTEN:

1895

Sept. nbsp;nbsp;nbsp;27nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Subsidie ingevolge Gouvernements besluit dd. 27 September 1895 No. 2.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;f 1000.—

UITGAVEN:

1896

Maart nbsp;nbsp;nbsp;24nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Prijzen toegekend op de tentoonstelling

van 23 Maart........f nbsp;nbsp;nbsp;750.—

» nbsp;nbsp;nbsp;29nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Fooi pradjoerits bij de tentoonstelling.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;»nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;2.50

April nbsp;nbsp;nbsp;1nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;D. J. Fischer reiskosten als Jurylid .nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;»nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;25.—

» nbsp;nbsp;nbsp;1nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Afrekening met E. Meeetens wegens

diverse onkosten voor de tentoonstelling, als;

Gras, bamboewerk, koelieloon ...» nbsp;nbsp;nbsp;148.93

Reiskosten Juryleden Penning en

Hoogkamer.........» nbsp;nbsp;nbsp;61.—

Logements rekeningen idem. . nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;»nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;41.20

Eisinger, wakil tjamat en mandoer

regent..........» nbsp;nbsp;nbsp;15.—

» nbsp;nbsp;nbsp;14nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Rekening J. B. DE Vries amp; Co, diverse.

drukwerken.........» nbsp;nbsp;nbsp;18.—

Mei nbsp;nbsp;nbsp;7nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Porti verslag tentoonstelling .nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;»nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;4.—

Juli nbsp;nbsp;nbsp;1nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Rekening G. Kolef amp; Co. drukwerken.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;»nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;33.50

f 1099.13

Het Bestuur diende een request, waarbij op nieuw subsidie ' verzocht werd aan de Regeering in. Bij besluit van 7 September 1896 no. 18 werd daarop machtiging verleend totnbsp;uitbetaling eener tegemoetkoming van f 3000.— met opdrachtnbsp;om vóór ultimo Maart 1897 door tusschenkomst van dennbsp;resident der Preanger Regentschappen eene verantwoordingnbsp;in te dienen nopens de wijze waarop die gelden zijn gebruikt.

Per Cii'culaire is aan de leden kennis gegeven van deze zoo gunstige beschikking en werden de leden uitgcnoodigdnbsp;te vergaderen te Bandoeng op 11 December 1896, ten eindenbsp;over het gebruik der subsidie te beslissen, waaromtrent doornbsp;het bestuur in genoemde circulaire voorstellen gedaan werden.

-ocr page 86-

76

Op genoemde vergadering was aan de orde het verkiezen van een bestuurslid, aangezien de heer E. Meertens wenschtenbsp;af te treden. In diens plaats werd verkozen de heer J. G.nbsp;E. G. DE Dieü Stierling, tijdelijk in Europa vertoevendenbsp;en is aan dien heer onmiddelijk schriftelijk kennis gegevennbsp;van die benoeming.

De commissie van verificatie bracht verslag uit en aan het bestuur werd, op haar voorstel, acquit en décharge verleend.

Het extract uit het kasboek der vereeniging loopende tot 30 November 1896, benevens de Balans opgemaakt op diennbsp;datum, beide stukken door de commissie van verificatie voornbsp;gezien en goedgekeurd geteekend, volgen hier achter.

Het Bestuur bracht voorts verslag uit omtrent het verrichte in het afgeloopen jaar en deelde het volgende mede:

Het ledental bedraagt 103.

In het Stamboek staan ingeschreven 65 paarden, zijnde 8 hengsten en 56 merriën (1 merrie dood).

Veulens geb. vóór 1894 nbsp;nbsp;nbsp;6, dood 1, blijft 3 merries 2 hengsten.

in nbsp;nbsp;nbsp;1894nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;19 » 2nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.»nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;4nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;»nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;6nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;»

» nbsp;nbsp;nbsp;1895nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;20 » 2nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;»nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;9nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;»nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;9

» nbsp;nbsp;nbsp;1896nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;14»!nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;»nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;5nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;»nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;8nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;»

52 — 6 -= 21 nbsp;nbsp;nbsp; . 25

Hot totaal van paarden en veulens bedraagt dus 64 -|- 46 — 110 (Behoudens niet, of nog niet, aangegeven geboorten en sterfgevallen).

Veulens van onbekenden vader:............25

» nbsp;nbsp;nbsp;Alexandernbsp;nbsp;nbsp;nbsp;No.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;1nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;2

» nbsp;nbsp;nbsp;Giwangnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;»nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;2nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;8

» nbsp;nbsp;nbsp;Herbertnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;»nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;3nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;3

» nbsp;nbsp;nbsp;Petronbsp;nbsp;nbsp;nbsp;»nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;15nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;14nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;27

52

Toename sedert vorig verslag 2 hengsten, 11 merries en 25 veulens. Van 20 merries zijn nog geene veulens aangegeven-, evenwel wordt toch van het meerendeel dezer de geboorte van veulens verwacht en zullen slechts weinige blijkennbsp;onvruchtbaar te zijn.

-ocr page 87-

77

Ingevolge vroeger verleende machtiging is het bestuur er toe overgegaan een station voor dekhengsten te Bandoeng opnbsp;te richten. Een stal is gebouwd nabij de racestallen tenbsp;Tégalléga en onder toezicht van den mandoer der racestallennbsp;gesteld, die daardoor maandelijksche toelage geniet. De gelegenheid is nu geopend aldaar merries ter dekking aan tenbsp;bieden en zoolang noodig te doen voeden en verzorgen tegennbsp;een tarief van 25 ct. per dag en per paard.

De hengsten Giwang en Generaal werden aldaar gestation-neerd enquot;iwas ook de hengst Petro van den heer E. Meertens aan het station beschikbaar.

Ook voor de inlandsche bevolking werd de gelegenheid opengesteld hunne merries door de stamboek-hengsten te doennbsp;dekken tegen betaling van f 3.— dekgeld, voor de hengstennbsp;der vereeniging. Hiervan is tot dus verre (30 Nov.) gebruiknbsp;gemaakt door merries van leden der vereeniging, waarvannbsp;eenige gezonden werden vóór de vei’wachte bevalling, tennbsp;einde het pas geboren veulen een te langen marsch te besparen, en de moeder tijdig, op den dag na de bevalling,nbsp;te kunnen doen dekken.

Van deze 15 waren 8 Stamboek-merries, de overige gedeeltelijk Sandelhout (niet ingeschreven) gedeeltelijk bastaards. Daarenboven werden 13 merries van de inlandsche bevolkingnbsp;gedekt en hiervan gedrukte certificaten afgegeven.

Op de vergadering is voorts besloten dat deze proefneming voortgezet zal worden en de noodige gelden daarvoor toegestaan.

De kosten van oprichten en drijven van het station bedroegen f 782.64 waarbij komt de kosten van onderhoud van de hengsten der vereeniging ad. f 118.03. Ten behoeve dernbsp;oprichting werd door enkele prijswinners op de tentoonstellingnbsp;van 23 Maart van hunne prijzen beschikbaar gesteld eennbsp;bedrag van f 225.— en bedroegen de inkomsten van hetnbsp;Station f 79 50 terwijl te vorderen was ƒ 197.50.

Bij eenige uitbreiding zal het station wellicht in eigen onderhoudskosten kunnen voorzien.

Aangezien de inlandsche bevolking de voorkeur geeft aan „Giwang” en de leden der Vereeniging Petro

-ocr page 88-

prefereeren, is de hengst Generaal, overigens een zeer deugdzaam gebouwd paard, op verzoek tijdelijk afgestaan aan het lid A. Knoote te Tjikadjang bij Garoet en aldaar beschikbaar.

Door het Bestuur werd een nieuwe hengst aangekocht en zulks op advies en met welwillende hulp van het lid dernbsp;Vereeniging, den kapitein-paardenarts Hoogkamer, voor denbsp;som van f 800.—

Deze hengst genaamd „Moor,” is geheel zwart, met iets rosse manen, hoog 4’3Y2” Kijnlandsch, zwaar en gedrongennbsp;gebouwd, met een sterk beenderstelsel, goeden hals en evenzeer krachtige fraaie achterband.

Aangezien dergelijke exemplaren tot de zeldzaamheden behooren, heeft het Bestuur gemeend de gelegenheid nietnbsp;voorbij te mogen laten gaan, vooral nu de ruimere subsidienbsp;daartoe in staat stelde.

Door de vergadering is beslist dat ,,Moor” gestationneerd zal worden bij den pi’esident te Ardja-Sari bij Bandoeng,nbsp;alwaar de gelegenheid aangeboden wordt merries ter dekkingnbsp;te zenden, ook voor den hengst „Alexander”. Des gewenschtnbsp;zal „Moor” ook aan het Station der Vereeniging te Bandoengnbsp;beschikbaar zijn en zoo dikwijls als noodig, daarheen gezonden worden. Men oordeelde dat van het aanbod van dennbsp;president, om dit kostbare paard onder zijn persoonlijk toezichtnbsp;te nemen, gebruik gemaakt moest worden.

Voorts is het Bestuur thans gemachtigd om jaarlijksch een som van f 50.— uit te trekken en als tegemoetkoming aannbsp;een Europeaan toe te kennen voor te verleenen hulp bij hetnbsp;station en bij administratief werk, aangezien deze werkzaamheden voor de weinige bestuursleden ietwat drukkendnbsp;werden.

De heer A. Loheyde heeft thans op zich genomen hierin het Bestuur ter zijde te staan.

Het voorstel van het Bestuur om in April 1897 weder eene tentoonstelling te houden en van de verleende subsidienbsp;hiervoor te besteden ongeveer f 1500.— is aangenomen ennbsp;het programma daarvoor vastgesteld, hetgeen in druk verspreid zal worden.

Ook thans doet het Bestuur weder een beroep op de mede-

-ocr page 89-

Werking der de eigenaren van Stamboekpaarden om zooveel mogelijk het materiaal der Vereeniging alsdan bijeen te brengen,nbsp;waartoe hopelijk de Regering weder welwillende medewerkingnbsp;zal verleenen door verlaagde spoorvracht heen en terug.

Van groot belang toch moet het zijn telkens een overzicht over het geheel te kunnen verkrijgen, de hengsten te kunnennbsp;vergelijken en adviezen van kenners in te winnen, — dennbsp;vooruitgang in groei der veulens te beoordeelen en deze tenbsp;vergelijken met de ouders; — te zien wat de later geborennbsp;veulens beloven in vergelijking met de oudere — de veulensnbsp;van verschillende hengsten onderling te kunnen vergelijken,nbsp;thans nu het aantal grooter, en de vroeger reeds voorgebrachte een vol jaar ouder en dus beter te beoordeelen zijn*,—nbsp;methoden van behandeling en voeding van verschillende fokkers in hunne resultaten te vergelijken; — al hetwelk in denbsp;hoogste mate leerzaam en in het welbegrepen belang van denbsp;zaak moet zijn.

Zij die dus iets voor de Vereeniging over hebben, kunnen hare belangen werkelijk bevorderen door het inzenden hunnernbsp;Stamboek-paarden en veulens, ook wanneer a priori vast tenbsp;stellen is dat geen kans bestaat op het winnen van een dernbsp;uitgeloofde pi’ijzen.

Naar de, volgens art. 9 Huishoudelijk Reglement, thans uit te loven Stamboek-prijzen voor den besten hengst en denbsp;beste merrie uit stamboek-ouders, geboren, kunnen nog slechtsnbsp;weinige veulens dingen. Met het oog hierop en de nog be-trekkelijk bescheiden middelen heeft het bestuur gemeendnbsp;de hiervoor uit te loven prijzen nog niet hooger te moetennbsp;stellen dan f 200.— en f 100.—.

In 1898 als wanneer 10 veulens zullen concurreeren, zal dit reeds belangrijker worden en zullen de prijzen minstensnbsp;bedragen f 500.— en f 200.— waarop gerekend zal woi'den.

In het programma is voorts opgenomen wat, naar de inzichten van het tegenwoordig Bestuur, in later jaren geschieden moet om ; an de tentoonstellingen meerderen luisternbsp;Iiij te zetten, door niet alleen schoonheid, doch ook deugdelijkheid op de proef te stellen en wedstrijden hiervoor uit tenbsp;schrijven.

-ocr page 90-

80

Zij die veulens hebben gefokt welke wellicht niet voor bekroning in aanmerking kunnen komen voor den Stamboeknbsp;prijs, dan wel als dekhengst of fokmerrie, kunnen dezelve,nbsp;naarmate deze veulens daarvoor geschikte eigenschappen be-bezitten, opleiden voor mededinging in een der verschillendenbsp;rubrieken, hetzij als rijpaard, schoon en goed afgericht; —nbsp;als trekpaarden, alleen en in het span; — als renner — alsnbsp;harddraver onder den man en in het tuig.

Hiertoe zal evenwel gewacht moeten worden tot een grooter aantal veulens dan tot dusverre, jaarlijks geboren wordt ennbsp;deelname onder de Europeesche landbouwondernemers meernbsp;algemeen wordt.

Nog te weinig geven velen zich rekenschap van de mogelijkheid om het fokken van Stamboek-paarden niet bloot als liefhebberij te beschouwen, doch ook als winstgevend bedrijf.

Het bestuur twijfelt niet of binnen een paar jaren zullen feiten de oogen openen. Zoodra de veulens der tweede ofnbsp;derde generatie volwassen zijn en bewezen wordt dat paardennbsp;gefokt kunnen worden, minstens even groot en fraai als denbsp;hengsten Petro, Giwang en Moor of als de merries Djéladrinbsp;en Sylva, welke paarden geacht kunnen worden prijzen tenbsp;zullen opbrengen van minstens f 300.— tot / 1000.— eerstnbsp;dan zal vermoedelijk ingezien worden dat niet alleen metnbsp;landbouw, doch ook met veeteelt, in zake speciaal paardenteelt,nbsp;winsten gemaakt kunnen worden.

En een goede markt voor een deugdelijk en groot Sandelhout paardenras zal wel niet ontbreken en is te verwachten dat.

indien het aantal belangrijk wordt, ook de bekendheid en


daarmede de vraag zal toenemen. Dan zal de afnemer den producent zoeken en kan wellicht de jaarlijksche Stamboek-tentoonstelling tevens een levendige Sandelhout-paardeumarktnbsp;worden.

Het zij hier nog vermeld dat op de algemeene paarden-tentoonstelling te Buitenzorg, in een speciale rubriek voor Sandelhout-paarden, alle prijzen gewonnen werden doornbsp;Stamboekpaarden, zijnde voor de hengsten Petro 1^*®, Bianconbsp;2'i®; voor de merries Sylva -Malva 2*^®; voor de veulens :nbsp;het merrieveulen van Kasita en Petro 1®*®; terwijl de tweede

-ocr page 91-

81

prijs gedeeld werd door liet merrieveulen van Malva en Gl-wang en het hengstveulen van Hinoer en Petro. Voorts Averd de prijs, voor den schooiisten der met 1®*^® prijzennbsp;op die tentoonstelling bekroonde hengsten toegekend aan eennbsp;hengst van gecroiseerd Sandelhout ras, de 2®” aan Petro,nbsp;stamboek No. 15.

Deze bekroning van een gecroiseerd Sandelhout Preanger paard (tevens prijs als rijpaard) en een volbloed Sandelhout, in mededinging met alle andere rassen, Engelsch ennbsp;Arabisch volbloed enz. doet ten stei’kste de schoonheid vannbsp;het Sandelhout-ras uitkomen, hetwelk voor geen ander ternbsp;wereld in dat opzicht behoeft onder te doen en dat, zoo ernbsp;slechts de noodige aandacht aan geschonken wordt, in laternbsp;tijd alle kan overtroffen.

Thans laat vooral het gemiddeld gehalte der merries nog veel te Avenschen over.

Hoewel het zich laat aanzien dat de hier gefokte meiTic-veulens de oorspronkelijk geïmporteerde moeders verre zullen overtreffen èn in schoonheid, èn in hoogte, is toch veel tijdnbsp;hiermede gemoeid en heeft het bestuur gemeend pogingen tenbsp;moeten doen om reeds thans een grooter aantal merries vannbsp;meer superieure qualiteit te verkrijgen en voor dit doel ooknbsp;een deel van de Gouvernements subsidie te moeten bestemmen.nbsp;In de eerste plaats is daartoe per Circulaire de medeAverkingnbsp;A'an alle Gouvernements-veeartsen op Java ingeroepen metnbsp;het vei'zoek ons bestuur te willen inlichten omtrent het alnbsp;of niet bestaan van de geAvenschte exemplaren in hunnenbsp;afdeelingen. Immers juist eenige van de beste' merries vannbsp;liet stamboek o. a. Djeladri en Sylva werden op Java toe-A^allig aangetroften. Voorts Averd een beroep gedaan op denbsp;hulpvaardigheid der veeartsen om eventueel te koop zijndenbsp;merries voor de vereeniging machtig te worden.

Van méér belang evenAvel zal hopelijk blijkén te zijn dat het bestuur zich in relatie heeft gesteld tot den Civiel-gezaghebber op Soemba, den heer de Korte, een gewezennbsp;Cavallerie-officier en reeds Avelwillende toezegging van hulpnbsp;heeft ontvangen voor het koopen van eenige uitmuntendenbsp;exemplaren, liefst 2-jarige Amulens op Soemba en hiervoor

Deel XI AH. 1 nbsp;nbsp;nbsp;0

-ocr page 92-

hooger inkoops-prijzen te besteden dan tot dus verre geschiedde. Een som van f 600.— is voor het doel aan genoemden heernbsp;geremitteerd en kunnen spoedig de eerste merries te gemoetnbsp;gezien worden.

De bedoeling is deze merries bij geschikte gelegenheden in veiling te brengen onder de leden der vereeniging, desnoods met verlies voor de kas, welke verliezen alsdan doornbsp;de subsidie gedekt worden.

Bandoeng, Januari 1897.

Het Bestuur.

A. E. KERKHOVEN.

Voorzitter.

W. F. DENNINGHOFF STELLING.

Keurmeester.

-ocr page 93-

IITIREKSEL VAIV HET SAI^DELIIOÜT STAMBOEK October 1895.

^ nbsp;nbsp;nbsp;.?

o nbsp;nbsp;nbsp;r.

o nbsp;nbsp;nbsp;X

B nbsp;nbsp;nbsp;S

^ nbsp;nbsp;nbsp;5

W nbsp;nbsp;nbsp;c

N A A M.

Robe en geslacht.

O

Ij

CO

s cS

1 S

Datum van

inschrijving.

INSCHRIJVER.

—gt; có CS fl

= ¦3

CS ^

1

Alexander . .

Vos hengst-

4’2”

6 Maart 1893.

A. E. Kerkhoven .........

2

Oiwfing’.....

Valk hengst.

4141/ ”

do.

J. I). Harders..........

3

Herbert.....

Vos hengst.

4’3”

do.

C. H. Van Dorp..........

4

r’riinula.....

Bruine merrie.

4’

do.

A. E. Kerkhoven .........

4

ES

Montana ....

Zwarte merrie

:viov,”

do.

W. Denningiiopf Stelling.....

1

6

ïjenda'io . . .

Bruine merrie

4’1V4”

do.

J. D. HaRD! RS..........

1

7

Nangamc.ssi. .

Bruine merrie.

3’11‘ 2

do.

E. Mbertens...........

1

8

Fannv......

Schimmel merrie.

4”/ ”

do.

W. F. VAN Heukerom .......

9

Grctehen. . . .

Zwarte merrie.

3’11'/.,”

do.

A. J. SwAVING..........

2

10

Rawit......

Bruine merrie.

4’* ”

do.

Tiiio Boen Pan..........

2

11

Vanessa.....

Bruine merrie.

3’lf‘',”

do.

R. E. Kerkhoven........ .

2

12

Lelang’......

Muisvale merrie.

4’lV-.”

do.

Rd, Toemcnggoeng Sobria Atmadja. .

3

13

Kitmecstos. . .

Zwarte heng-t.

4’2V,”

23 Juli 1893.

Prcanger-WEDLoop-SociETEiT.....

14

Svlva.......

Reebruine merrie.

4’2','.,”

do.

Vereeniging Het Sandelhout Stamboek.

15

Petro.......

Bruine hengst,

4’3”

28 Mei 1894.

E. Mebrtens...........

l'l

Primadona. .

Schimmel merrie.

4’l'V’

do.

A. Knoote............

1

17

Isabella.....

Isabel merrie.

4’IP.,”

do.

J. G. E. G. DB Dieu Stierling . . . .

1

18

Tainbora. . . .

Buine merrie.

4”/,”

do.

id nbsp;nbsp;nbsp;......

3

19

Kodi......

Buine merrie.

4’V„”

do.

E. Meertens ...........

1

00

05

-ocr page 94-

S 1

M ^

Datum van

¦3 i

rO B

1 i

M quot;

N A A M.

Kobe en geslacht.

s cS

p

inschrijving.

I N S C H R LJ V E R.

lt; ? gt;¦

s


20

Einban......

Bruine merrie.

4’

28 Mei 1894.

Rd. Toemenggoeng M.vetanegara. . nbsp;nbsp;nbsp;.

1

21

Gretehen 11. .

Valk merrie.

4’1”

do.

AV. C. 5'. D. Moore........ .

22

Fuchsia.....

V' s merrie.

do.

A. Loheijue...........

1

23

Lizc.........

Muisvale merrie.

V'Uquot;

do,

A. R. Kuipers..........

24

Viva........

Isabel merrie.

4quot;

do.

0. C. T \V. Mundt........

25

Nvaiiza......

Schimmel merrie.

4’V.,”

do.

J. G. E. G. DE Dibii Stierling . . . ¦ .

1

23

Fee.....,. .

Valk merrie.

h’

do.

W. J. VAN Hbukelom........

1

27

Jettv........

Bruine menie.

4’i,' 11

do.

J. G. F.. G i)B Dibu Stierling.....

28

Mal va.......

Bruine menie.

vvi;'

do.

A. E. Kerkhoven .........

2 nbsp;nbsp;nbsp;oo

29

Titania......

Bruine merrie.

4’ •

23 Sopt. 1894.

J. G. E. G. DE Dibu Stierling ....

1 ^

‘¦'O

4’1

1

;u

Flora.......

Muisvale merrie.

4’ 1

do.

J. R. DE Vrie.s..........

1

32

Hilda........

Zwaï te merrie.

4’1”

do.

P. VAN Leersum..........

1

33

Heitha.......

Biiino merrie.

4’V,”

do.

A. Loheijde...........

1

34

Djeladri.....

Reebruine merrie.

4’3”

do.

J. G. E. G. DE Dibu Stierling. . . .

2

35

Bellis........

Isabel merrie.

4’l‘/j”

do.

A. E. Kerkhoven .........

2

33

Vinda.......

Bruine merrie.

4’l'/„”

18 Nov. 1894.

A. R. Kuipers..........

37

Hinoer .....

Muisvale merrie.

4”. ”

do.

L. Bar. v. IIebckbrbn tot Walibn . .

1

38

Kasita.......

Bruine merrie.

do.

Tiiio Boen Pan . . nbsp;nbsp;nbsp;. ,.....

1

39

Konnel.....

Bruine- merrie

4’^

do.

P. R. van Motman.........

1

40

Lika.........

Zwarte merrie

4’ 11

do.

L. Bar. v. Hebckeren tot M'^alien . nbsp;nbsp;nbsp;.

1

41

(Juarta......

Isabel merrie.

4’1”

do.

JllR W. J. Borbbl.........

2

42

Marmot......

Bruine merrie.

4}!/ 11

do.

Rd. Adipatio Prawira di Redja . nbsp;nbsp;nbsp;. .

43

Dennok .....

Valk merrie.

4’ F’;',

do.

C. J. van Motman.........

1

44

Gondjiug ....

Ree.hiuine merrie.

4’

1 Juni 1895.

C. A. J. Bout.mij . . . ,.....


-ocr page 95-

^ ij

§ s

--------- -

1 7^

Datum van

31

^ a

3 3

1 «

N A A iM.

Kobo 0)1 g-e.slacht.

inschrijving.

I N S C H R IJ V E R.

ll

45

Ali........

Zwart hcng'.st.

4’4”

1 Juni 1805.

H. A. SciiADBt:..........

Korti 11.....

Valk merrie.

22 Juni 1895.

W. UB Vooamp;T...........

1

47

B'lsv......

Muisvale merrie.

4M”

(lo.

0. VAN Vr.OTEN..........

1

4S

Marv.......

.Muisvale merrie.

4’1'.,”

(lo.

A. Knootb.......... . nbsp;nbsp;nbsp;.

1

49

Caiiipainila . .

Bruine merrie.

4’

(lo.

A. E. Kbrehoven .........

50

Irma.......

Zwarte merrie.

4’1”

do.

G. M. Zl’ur...........

51

Kaïiibera. . . .

Bruine merrie.

4’IV.,”

do.

E. Mbeuten.s...........

2

52

53

Generaal. . . . Kende......

Valk hengst. Reebruine merrie.

15 Maart 1896. do.

VereenigingHET Sandelhout Stamboek. .1. A. VAN Riemsdijk........

1

54

Loire......

Bruine merrie.

4’

do.

Rd. Toemenggoeng' Martanegara. . nbsp;nbsp;nbsp;.

55

Sarpi......

Bruine meri-ie.

4’1”

do.

Thio Boen Pang.........

1

56

Lembang’ . . .

Valk merrie.

do.

VereenigingHET Sandelhout Stamboek.

1

57

Walet......

Hruine- merrie.

4’

do.

ld.

1

58

Dragein ....

Zwartbruine merrie.

4’.”

do.

ld.

59

Badak......

Valk merrie.

4’.”

do.

ld.

60

Bianco.....

Scbimmel hengst.

4’..”

22 Maart 1896.

E. J Kerkhoven .........

61

Kitty.......

Muisvale merrie.

4’

do.

0. VAN Vloten ..........

62

Kittv 11.....

Scbimmel merrie

4’

do.

Jhu. N. I. W. V. Hoorn van Burgh . .

63

Editb......

Valk merrie.

4’i”

do.

C. H. VAN Dorp..........

64

Mazcppa. . . .

Isabel merrie.

4’!”

do.

A Knoote............

65

Gratia......

Isabel merrie.

4’'. ”

do.

J. G. E. G. DE Dieu Stierling. . . .

00

-ocr page 96-

SANDELHOUT-STAMBOEK VEULENS NAAR RANGORDE VAN OUDERDOM.

No.

Moeder.

......._

Vader.

Geslacht.

Datum geboorte.

Jnar.

Naam v. h. veulen.

No. St. b.

4

Prinuila.

Onbekend.

Merrie.

15 September.

1891.

Campanula,

49

1-2

Tj(dang'.

ld.

Hengst.

Omstr. Januari.

1893.

Balong.

7

Nauganuisi

ld.

Merrie,

6 Juli.

Arni.'

i)

Montana.

ld.

ld-

5 September.

Kasita.

4

Prinuila.

Alexamler

Hengst.

23

Quereus.

6

Tjendana.

Onbekend.

ld.

15 October.

Alpha.

Dood.

?0

Knibau

ld.

ld.

13 Februari.

1894.

Palgoena.

35

Bellis.

ld.

ld.

7 Juni.

B.ontekoe.

k;

Primadonna.

ld.

Merrie.

24 Augustus.

Kaatje.

Dood.

26

Fée.

ld.

Hengst.

3 Sei)tember.

17

Isabella.

ld.

Merrie.

1-3

Poppie.

22

Fuchsia.

ld.

Hengst.

27

Piet Hein.

29

Titania.

ld.

Merrie.

20 October.

Mig-non.

Dood.

51

Kambera.

ld.

ld.

6 Nov'cmber.

Patjar.

31

Flora.

ld.

ld.

It

.Mclati.

t'ertha.

ld.

ld.

23

I’oppv.

Dood.

12

Lolang’.

Giirang.

Hengst.

27

Bin Giwang.

43

Dennok.

Onbekend.

ld.

3 December.

18

Tambora.

ld.

Merrie.

19 Januari.

1895.

Rosa.

11

V.a nessa.

Guvang.

Hengst.

24 Februari

Falco.

9

Gretchcn.

Herbert.

ld.

11 Maart.

Parsifal.

4

Primula.

GhraiK).

ld.

7 Juli,

Piet Hein

28

Mal va.

Giuring.

Merrie.

28 „

Dood.

34

Ujeladri.

Petro

Hengst.

21 Augustus.

Primo.

40

Li ka.

Onbekend.

Merrie.

04

n

n

-ocr page 97-

No.

j nbsp;nbsp;nbsp;Moedei'.

! nbsp;nbsp;nbsp;leader.

1 Go.slacht

Datum geboorte.

Jaar.

Naam v. li

39

Koiiiie].

Dnbekend.

Merrie.

4 Seijteinber.

1895.

Erica.

48

Ma rij.

ld.

Hengst.

20

Hector.

56

Lcinbang-,

ld

Merrie.

2t

30

Erica.

Giu'ang.

ld

1 Octobei’.

Veronica.

51

Kambera.

Petro.

Hengst.

6

Dandy.

10

Ilawit.

Petro.

Merrie.

14

Riboet.

57

Walct

Onbekend.

ld.

21

47

Hetsv.

Jd.

ld.

10 November.

Toeti.

32

Hilda.

Herbert.

Hengst,

20

Onno.

19

Kodi.

Petro.

ld.

92

Oscar.

48

Kodi 11.

Onbekend.

ld.

26

Sengati.

12

Lelang.

Herbert.

Merrie.

27

Djetin.

18

Taiiibora.

Petro

Hengst.

20 December.

Noen.

11

Vanessa.

Giicang,

ld.

1 Februari

1896.

Duco.

38

Kasita.

Petro.

Merrie.

25 Maart.

Cora.

4

Primula.

Giwang.

Hengst.

19 Juni.

Mazeppa.

34

Djeladri

Petro.

ld.

21 Juli.

55

Sarpi.

Petro

ld.

7 Augustus.

Boedjang'.

28

Malva.

Giwang.

Merrie.

10 „

Tilia.

31

JVora.

Petro.

Hengst.

3 September.

Bellis.

Alexander.

ld.

5 nbsp;nbsp;nbsp;„

Isabeau.

37

Hinoer.

Petro.

Merrie.

10

Senggal.

53

Rende.

Petro.

Hengst.

11

Sir James

9

Gretchoii.

Petro.

ld.

4 October.

Tristan.

41

Quarta.

Onbekend.

ld.

30

18

Tambora.

Petro.

Merrie.

15 November.

10

Eawit.

Petro.

ld.

16 „

Manis.

25

Nyanza.

Petro.

ld.

18 ,

n



Dood.


Dood.


-ocr page 98- -ocr page 99-

Omtrent deze plant deelt M. Geeshoff in d.amp;’M£damp;deéMJhgen uit ’s lands plantentuin, deel 7, o. a. het volgende mede.

„De zaden dezer Papilionacea staan bij de inlanders, die ,,de zetmeelrijke wortels als voedsel aankweeken, voor vergiftignbsp;„te boek. Zij lieten nimmer achterwege mij te waarschuwen,nbsp;„dat in de zadennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;mabolc, een bedwelmend vergift aan-

„wezig was”.

Omtrent het al of niet vergiftig zijn der bloemen en blade-deren treffen wij in genoemd schrijven niets aan.

Van verschillende zijden was mij medegedeeld dat ook Panhowang bloemen en bladeren voor paarden vergiftig waren,nbsp;anderen zeiden, dat enkel de zaden de eigenschap bezaten omnbsp;bij matig gebruik toxische verschijnselen te doen optreden.

Het grootste deel der waarnemers deelden geene waargenomen verschijnselen mede, men sprak alleen van „het paard was vergiftigd met Banhowang”. Eén waarnemer slechts hadnbsp;opgemerkt, dat bij vergiftiging door Banhowang klem optrad.

Naar aanleiding van deze mededeelingen stelde ik mij ten doel te onderzoeken in hoeverre de gedane waarnemingen juist waren, om reden het voorkomen van bladeren,nbsp;bloemen en vruchten der te voren genoemde plant, toevallig ofnbsp;met opzet gemengd onder het gras in de omstreken vannbsp;Buitenzorg, waar ze veelvuldig gekweekt wordt, niet tot denbsp;uitzonderingen behoort. Ik dien evenwel op te merken, datnbsp;t toevallig of met opzet mengen van die stoffen onder hetnbsp;gras niet geschiedt om de dieren, waarvoor het voedsel bestemdnbsp;is, te vergiftigen, doch wel om op een gemakkelijke wijzenbsp;voldoend gewicht en hoeveelheid te verkrijgen.

Banhowang toch treffen wij aan in de droge moesson,

wanneer het gras soms schaars is.

Deel XI aa. 2. nbsp;nbsp;nbsp;7

-ocr page 100-

90

Voor de te nemen proeven werd de hulp der Vereeniging tot Bevordering van Veeartsenijkunde in Ned. Indië ingeroepen, welke dan ook welwillend verleend werd en waarvoor iknbsp;hier mijn oprechten dank betuig.

Alvorens tot het beschrijven der genomen proeven over te gaan moet ik nog vermelden, dat ’t niet de bedoeling was tenbsp;trachten een paard door Banliowang voedering te dooden, dochnbsp;slechts om te beslissen of een betrekkelijk groote hoeveelheidnbsp;van een der genoemde deelen der plant instaat is vergiftigingsverschijnselen te voorschijn te roepen.

Ik stelde mij voor dat 1 KG. bladeren, bloemen of vruchten reeds een vrij groote hoeveelheid was en dat indien hierdoor geen vergiftigingsverschijnselen optraden deze producten bij matig gebruik geene nadeelige invloed op ’t organismenbsp;van het paard zouden uitoefenen.

Als proefdier werd aangekocht een circa 14 jarig paardje, hoog 3 voet 8 duim.

Alhoewel de voedingstoestand van het dier verre van gunstig was en een beperkte hoeveelheid gras werd gevoederd, kosttenbsp;het zeer veel moeite de met gras gemengde fijn gehakte bladeren, bloemen of vruchten door het dier te doen eten.

Bij het op deze manier toedienen der vruchten moest ik zelfs het 24 uur doen vasten, alvorens het voedsel genuttigd werd.

De hardheid der steelen, peulschillen en zaden was zeer hinderlijk aan het kauwen en ’t is dan ook m. i. aan twijfel onderhevig of dieren, die goed gevoederd worden, de vi’uchtennbsp;willen eten.

Vijf proeven werden genomen, terwijl tusschen elk dezer proeven minstens 14 dagen verliepen.

De eerste 3 proeven, als één op te vatten, betroffen het toedienen van ’/anbsp;nbsp;nbsp;nbsp;vervolgens van 1 KG. versche

bladeren en daarna 1 KG gedroogde.

Daarop 1 KG. versche bloemen.

De derde proef geschiedde met 1 KG vruchten en ten slotte werd ’t decoct toegediend van 1 KG. versche bladerennbsp;en daarna 160 gram gepulveriseerde zaden

-ocr page 101-

91

Het resultaat was nihil, op geen der giften reageerde ’t dier, geen enkele afwijking van den normalen toestand werdnbsp;waargenomen.

De beslissing is dientengevolge, dat Banhowang-h\a,AQn, bloemen en vruchten in matige (!j hoeveelheid door ’t paardnbsp;genuttigd, geen schadelijken invloed op ’t organisme van datnbsp;dier uitoefenen.

FISCHER.

Buitenzorg, December 1896.

-ocr page 102-

IETS OVER CREOLINE BIJ tyilLTVUUR.

Men moet met redacteurs voorzichtig zijn. Want toen ik, bij eene toevallige ontmoeting met den heer Hoogkamer,nbsp;sprak over de gunstige resultaten met creoline bij miltvuurnbsp;verkregen, had ik volssrekt niet de bedoeling daarover iets tenbsp;publiceeren. En de belofte, toen wel wat ondoordacht gegeven,nbsp;bezwaarde mij bij nader inzien meer, dan ik voorzien had.nbsp;Wel heb ik herhaaldelijk gevallen gezien doch zonder daarvan aanteekening te houden en het verloop na te gaan, terwijlnbsp;ik slechts, e.ens eene sectie halverwege kon bijwonen. Meernbsp;dan een praatje kan ik dus niet aanbieden en zelfs daarvoornbsp;moet ik de toegevendheid der veterinaire collega’s inroepen.nbsp;Trouwens het miltvuur is zóó lang bekend en in de handboekennbsp;zóó uitvoerig en juist beschreven, het bacteriologisch onderzoeknbsp;in de laatste jaren zóó volmaakt, dat ik mij niet zou kunnennbsp;voorstellen iets nieuws voort te brengen wat het morphologischnbsp;en pathologisch gedeelte betreft.

Ofschoon in de Lampongsche districten bijna overal in den drogen tijd miltvuur sporadisch voorkomt, wordt toch eennbsp;gedeelte der afdeeling:nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Ommelanden van TeloTc-Betong”

telken jare bizonder getroffen, zoodat men hier van een eigenlijke haard zou kunnen spreken. Vooral op een 3 paalnbsp;van hier verwijderde landbouwonderneming, die gemiddeldnbsp;een zeventigtal karbouwen voor ploegen gebruikt, kwamennbsp;in het vorige jaar, waarschijnlijk ten gevolge der langdurigenbsp;droogte, talrijke gevallen onder den veestapel voor en nognbsp;steeds duurt dit, hoewel in mindere mate voort. Het terrein,nbsp;dat vrij geaccidenteerd is, zoodat zich op sommige plaatsennbsp;drassige gedeelten bevinden in de nabijheid van bronnen,nbsp;terwijl de bovenlaag van den bodem uit humus, de onderliggende lagen uit kiezel en veel leemhoudend zand bestaat,

-ocr page 103-

93

leent zich bizonder voor de verspreiding en instandhouding van het virus. Door het dagelijksch gebruik in de tuinennbsp;en het baden in verschillende bronnen en sü'oompjes wordt denbsp;besmetting overal verspreid. De zieke dieren worden wel afgezonderd en de gestorvene met de noodige voorzorgen begraven,nbsp;doch meermalen vallen de eerste verschijnselen pas op ondernbsp;den arbeid. Voeg daarbij de onverschilligheid der bewoners,nbsp;van de omliggende kampongs, waar de ziekte ook voorkomt,nbsp;waardoor zelfs eens een karbouwenkadaver in de riviernbsp;werd gevonden bovenstrooms van de meest gebruikte drinkplaats, dan zal men mij toegeven, dat van prophylactischenbsp;maatregelen weinig te verwachten valt. Water, gras, vliegennbsp;en muskieten, misschien ook het tuig, vooral de bekendenbsp;neusring, die zoo dikwijls aanleiding geeft tot bloedingen,nbsp;zullen wel de infectie bewerkstelligen, doch behalve tegen hetnbsp;laatste vermag men tegen deze dragers weinig. Zuiver drinkwater te geven zou nog gaan, doch waar dan het dagelijkschnbsp;bad te vinden, waaraan de karbouw zoo’n behoefte heeft.

Dat wij met echt miltvuur te doen hebben, valt niet te betwijfelen en wordt bevestigd door het onderzoek van milt-sap van een karbouw, die onder het we'rken plotseling wasnbsp;gestorven. In het gekleurde praeparaat vond ik talrijke bacillen van de bekende grootte en vorm te midden van meernbsp;of minder gedegenereerde roode bloedlichaampjes en talrijkenbsp;witte bloedcellen {po'ikïlo- en leucocytose). Daar de beestennbsp;zorgvuldig geöbserveei’d worden, is het wel aan te nemen,nbsp;dat er zich niet eerder ziekteverschijnselen hebben voorgedaan,nbsp;zoodat hier een duidelijk geval van apoplectisch miltvuurnbsp;bestond. Door de welwillende medewerking van den Administrateur, de heer Des Amorie van der Hoeven, ben ik innbsp;staat het volgende overzicht te geven;

Van 1 Mei 1896 tot 1 Mei 1897 werden aangetast: 36 karbouwen, 2 koeien en 5 paarden. Van de karbouwennbsp;stierven er 13, te weten: 5 aan apoplectisch miltvuur {h'mnennbsp;3e 2 uur) en 8 aan darmmiltvuur in twee tot hoogstens elfnbsp;dagen. In ’t geheel meen ik 21 gevallen tot den inwendigennbsp;®n 15 tot den uitwendigen vorm te moeten brengen. Vannbsp;de laatste stierf er geen. De verschijnselen bestonden hier

-ocr page 104-

94

in meer of minder talrijke karbonkels, soms uitgebreid huid-oedeem en algemeene verschijnselen van ziek zijn. Enkele malen klierzwellingen aan den hals, in den oksel — of de lies-streek, waarvan sommige lang persisteerden en soms in ver-ettering overgingen.

De symptomen van inwendig miltvuur waren in hoofdzaak: snuiven, moeilijke ademhaling, koorts, verschil in temperatuurnbsp;van onderscheidene huidgedeelten, voedsel weigeren, zwakte,nbsp;opgezet zijn van den buik, lymphklierzwellingen, soms duidelijke, blauwe vlekken tengevolge van onderhuidsche bloeduitstortingen, droge faeces — nimmer echter bloederige ontlasting of urine. Bij den apoplectischen vorm treden na den doodnbsp;dikwijls talrijke kleine bloedpuntjes op de huid te voorschijn,nbsp;hetgeen tegenwoordig voorkomen wordt, door onmiddellijk nanbsp;den dood een steek in den buik te geven, waardoor deze nietnbsp;opzet en de spanning in het kadaver voortdurend geringnbsp;blijft. Na ingetreden genezing blijft het dier nog geruimennbsp;tijd zwak en mager.

Recidief kwam viermalen voor bij twee gevallen van karbonkel en bij twee andere van darmmiltvuur. Een der laatste doorstond zelfs driemaal een hevige aanval doch herstelde tennbsp;slotte geheel.

De twee koeien leden aan miltvuurkoorts en genazen.

Van de vijf aangetaste paarden stierf er één binnen zes uur na het optreden der eerste verschijnselen, die bestondennbsp;in benauwdheid, rillingen, wankelen op de beenen, en overnbsp;'t geheel meer deden denken aan een aanval van „koliek”.

De daartegen gebruikelijke therapie had geen uitwerking, terwijl het gelijktijdig optreden derzelfde verschijnselen, hoewelnbsp;in lichteren graad, bij 4 naburige paarden, het vermoeden vannbsp;miltvuur tot zekerheid maakte. Deze herstelden allen. Hetnbsp;gestorven paard was een echte Batakker, de ander aangetastenbsp;waren van hetzelfde, doch meer of minder onzuiver ras, terwijlnbsp;twee zoogenaamde „katjes” van Javaansch-Preangerras, dienbsp;op denzelfden stal stonden en hetzelfde voedsel ontvingen,nbsp;niet werden aangetast.

En om nu tot mijn doel te komen en het goed recht der creoline-therapie te bewijzen, stuit ik weer op de zwarigheid

-ocr page 105-

95

van onvoldoende gegevens. Wat de mortaliteit aangaat, deze is zeker heel wat minder dan als regel wordt opgegeven, namelijk 70—80%, waaronder niet begrepen de apoplectischenbsp;vorm. Zonderen wij deze laatste ook hier uit, dan komt mennbsp;tot 37 ziekte- met 8 sterfgevallen dus 21.6%. Men zal mijnbsp;tegenwerpen, dat de virulentie misschien afgenomen is, dochnbsp;tot in den laatsten tijd komen nog apoplectische gevallen voor.nbsp;Omtrent duur en hevigheid der aanvallen kan ik geen cijfersnbsp;bijbrengen, beide zijn zeer Avisselend. Behalve de snel doodelijk verloopende en de eerste vier gevallen, waarvan er tweenbsp;stierven die met ammonia met salpeter gecureerd waren, zijnnbsp;alle dieren met creoline-oplossing behandeld, waarbij begonnen werd met 30 gram daags, doch na eenige maandennbsp;beproevens van steeds grootere giften, geklommen werd totnbsp;3 X daags 30 gram.

Zelfs werd enkele malen de eerste gift verhoogd tot 60. Eén keer slechts werden na de genezing maagstoornissen opgemerkt. De wijze van toediering is deze: op één flesch waternbsp;één bitterglaasje creoUne en twéé eetlepels sulfas magnesicusnbsp;in eens ingegeven en dit drie keer daags.

De dieren schijnen er weinig onaangenaams van te ondervinden, want meermalen zag ik ze dadelijk na het gebruik van het voorgelegde gras eten. Daarbij moeten de zieken innbsp;een afzonderlijke stal vastgezet worden, terwijl alleen gras alsnbsp;voedsel wordt verstrekt. Na de genezing mag men er paddinbsp;bijgeven. Vooral bij den uitwendigen vorm schijnt het resultaatnbsp;der therapie zeer gunstig. Geen der aangetaste dieren stierf,nbsp;de karbonkels en huidzwellingen verdwenen, soms bleef oennbsp;veretterde klier over die ingesneden werd. Toch was denbsp;nablijvende zwakte en vermagering meestal vrij sterk.

Ongetwijfeld zijn de sterfgevallen na de toediening der groote giften creoline verminderd; in de laatste 4 maandennbsp;stierven er alleen aan den apoplectischen vorm, ofschoon denbsp;frequentie vrijwel dezelfde is gebleven Ook de 4 paarden,nbsp;waarvan boven sprake is, werden eenige dagen met dezenbsp;giften behandeld evenals de twee koeien.

Met de toediening wordt geleidelijk, na het verminderen der verschijnselen, in telkens kleinere giften voortgegaan tot

-ocr page 106-

96

eenige dagen nadat het dier weder een gezonden eetlust vertoont.

De toevoeging van sulfas magnesicus vind ik wel rationeel, daar in den regel een moeilijke defaeeatie van droge faecesnbsp;bestaat, terwijl darmbloedingen hier niet voorkomen.

Ik weet niet of creoline ruime toepassing zal vinden in de miltvuurtherapie — het middel is wat duur, — maar het totnbsp;nu toe verkregen succes moedigt wel aan tot voortzetten vannbsp;de proef.

De Officier v. gez. 2 e Jcl. PERSENAIRE.

Telok-Betong, Mei 1897.

-ocr page 107-

DE VERWANTSCHAPSTEELT EN WORDINGSGESCHIEDENIS DER BEROEMDE RASSEN.

{Vrij vertaald naar een opstel van Prof. Ad. Peul in de Annales de med. vétér., 1897.)

DOOE

DE VLETTER.

Het is ons voornemen de gewichtige en het leven zóó nauw rakende kwestie der verwantschapsteelt — vroeger zoo’n puntnbsp;van geschil uitmakende — met alle uitvoerige verklaringen,nbsp;die zij toelaat, te behandelen en tevens na te gaan hare warenbsp;of valsche, werkelijke of veronderstelde, gelukkige of schadelijkenbsp;gevolgen ten opzichte van lichaamsbouw, levenskracht, gezondheid, levensduur en aanleg, dus de physieke en moreele waardenbsp;der daardoor voortgebrachte wezens. Wij zullen ons er opnbsp;toeleggen, dat op eene practische wijze te doen, door hetnbsp;ontstaan der meest merkwaardige en meest volmaakte huisdier-rassen na te gaan, ten einde aldus den lezer in staatnbsp;te stellen des te beter het oeconomisch belangrijke te begrijpen,nbsp;dat verbonden is aan deze voor den zoötechnicus zoo gewichtige kwestie n. m. 1. de tot het uiterste gedreven teeltkeusnbsp;met bloedverwantschap, het „breeding in and in” der Engel-schen, de „Familienzucht” der Duitschers.

Voor den zoötechnicus is dit zeker de beste en kortste weg. Wij zullen daarom, steunende op algemeene, wetenschappelijknbsp;Waargenomen feiten, de gevolgtrekkingen aangeven, die naarnbsp;het ons voorkomt, zonder tegenspraak aangenomen kunnennbsp;worden en door de fokkers met voordeel in praktijk gebracht,nbsp;ten einde voortdurend de rassen der huisdieren te verbeteren,nbsp;ieder volgens zijn eigen smaak, zijne bizondere eigenschappen,nbsp;kennis, bekwaamheden, het kapitaal, waarover hij te beschikken heeft en het klimaat van de plaats, waar hij zich bevindt.

-ocr page 108-

98

In deze studie, zal dus gehandeld worden over vruchtbare vereenigingen tusschen zeer nauwe of meer verwijderde verwanten, en over de voordeelige of schadelijke gevolgen, dienbsp;daaruit voor de toekomst der familie of het ras, waartoe zijnbsp;behooren, kunnen voortvloeien.

Het onderwerp dat wij uitgekozen hebben, is een der gewichtigste der geheele algemeene zoötechnie en onze belangstelling overwaard; het heeft aanleiding gegeven tot ernstig twistgeschrijf en men heeft haar zoowel veel goeds als veelnbsp;kwaads geweten.

Redenen genoeg, waarom het een zeer nauwkeurig onderzoek verdient, en wij in de studie van dit aantrekkelijke onderwerpnbsp;niet die beknoptheid betrachten zullen, welke mogelijk zou zijn.nbsp;Wij verlangen, dat de logische gevolgtrekkingen tot welke wijnbsp;geraken, steunen zullen op onwederlegbare en historisch vastgestelde feiten. Wij verzoeken daarom den lezer ons eenigenbsp;excursiën toe te staan op het gebied der anthropologic, tennbsp;einde de kostbare gegevens te verzamelen, waaruit voordeelnbsp;te trekken valt.

De anthropologic is in staat ons werkelijk de meest leerzame punten van vergelijking te verschaffen. En is er bij nader inzien wel eene grooter afstand tusschen de anthropologic — een soort zoötechnie van den mensch — en de zoötechnienbsp;der huisdieren, dan tusschen de geneeskunde van den mensch —nbsp;de oudere zuster der hippiatrie — en de veeartsenijkunde ? Denbsp;mensch is een min of meer veredeld dier, doch ondei’worpennbsp;aan dezelfde natuurwetten als de bewoners van onze stallen ennbsp;van onze hondenhokken. Hij is een dier met verstandelijkenbsp;ontwikkeling.....en niets meer.

Wij stellen voor, bij onze huisdieren dezelfde termen aan te nemen als gebruikelijk zijn bij den mensch omnbsp;de graden van verwantschap aan te duiden tusschen afstammelingen van vaders zijde, van moeders zijde en tusschen zijverwanten.

Maar wat is nu bloedverwantschap en wat verstaat men onder paring met bloedverwantschap?

De bloedverwantschap, consanguiniteit (cum = mede, sanguis = bloedj, was bij de Romeinen uitsluitend het vermaagschapt

-ocr page 109-

99

zijn door den vader; de moeder telde niet mede, niettegenstaande zij de bron en de band der familie is.

Het canonieke recht kent haar eene grootere waarde toe; hier bestaat bloedverwantschap bij alle soorten van vermaag-schapping, van welken aard ook, evengoed van de zijde dernbsp;moeder als van die des vaders.

Telkenmale wanneer er bloedgemeenschap is, hetzij in de vaderlijke lijn, hetzij in die van de moeder, hetzij a fortiorinbsp;Van beide zijden tegelijk, bestaat consanguiniteit; ot volgensnbsp;de Duitscher „BlutsverwantscJiaft”. Dit is ook de uitgebreidenbsp;beteekenis, die wij in de zoötechnie aan dien term toekennen:nbsp;allen door banden des bloeds verbonden, zijn verwanten. Ennbsp;wij onderscheiden de nauwe bloedverwantschap van de verre,nbsp;minder waarde toekennende aan deze dan aan gene in zooverre het haar invloed beti'eft bij zoötechnische berekeningen.nbsp;Waar zij als basis kan dienen om in korten tijd het doel tenbsp;bereiken.

In de zoötechnie wil dus het gebruik, dat wij als bloedverwant beschouwen alle individuen in dalende of klimmende linie afkomstig van of voorafgaande aan een bekenden vadernbsp;en eene bekende moeder; zij vormen dan tezamen een groep ver-. Wanten — de familie. En zoosprecktmen bijv: van de paarden-familie Jupiter, van de runderfamilie Duchesis enz: en onderscheidt in verband daarmee familie-Jioofden, patriarchen, tenbsp;vergelijken met een .Ibr.uiam of Noach der gewijde geschiedenis

Het patriarchaat heeft men dus in de zoötechnie aangenomen: Favourit, Cornet, Eclipse etc. zijn familiehoofden tot Welke de beste stamboomen opklimmen. Maar het matriarchaat is eveneens in gebruik. De Engelschen geven daarnbsp;zelfs veelvuldig de voorkeur aan; zij nemen dikwijls als hoofdnbsp;of als uitgangspunt der familie de moeder liever dan de vader.nbsp;Voorbeelden zijn de stammen van Duchess, Red Rose, Waterloo in het bloed Bates; die van Haniahy, Fairholm etc innbsp;bet bloed Booth.

^ Bij den menseh noemt de wet lijfelijkc, voile broeder en zuster [enfants germains) hen, die geboren zijn uit denzelfdennbsp;vader en dezelfde moeder.

Kinderen, die hun bestaan danken aan één zelfden vader

-ocr page 110-

100

en verschillende moeders, heeten broeders of zusters van vaders zijde {enfants consanguins) evenals bij de Komeinen; en zij,nbsp;die één gemeenschappelijke moeder, doch verschillende vadersnbsp;hebben, worden broeders of zusters van moeders kant (enfantsnbsp;uterins) genoemd.

In België en Nederland worden gewoonlijk de frères uterins en de frères consanguins halve broeders van moeders ofnbsp;, vaders kant geheeten ofwel hinderen uit verschillend bedL

De bloedverwantschap wordt collateraal genoemd, wanneer de produkten van eene zijlinie afkomstig zijn, zooals vannbsp;den oom of de tante.

De neven {cousins) verkeeren in dit geval. Neven of nichten zijn zij, die afstammen of van twee broeders, of vannbsp;twee zusters, dan wel van een broeder en eene zuster.

Neven van vaders zijde {cousins paternels) zijn voortgekomen uit broeders of zusters van den vader; neven van moeders zijde {cousins maternelles) uit broeders of zusters vannbsp;de moeder.

Achterneven {cousins issus de germains) (1) zijn kinderen geboren uit huwelijken tusschen volle neven en nichten vannbsp;vaders- of moederszijde.

Dit zijn de gebruikelijke uitdrukkingen, waarmede men verschillende wijzen van verwantschap kan uitdrukken, zoowelnbsp;bij onze huisdieren als bij ons. Niettemin zou men zichnbsp;belachelijk maken door te spreken over het schoone uiterlijknbsp;van den achterneef van zijn paard of wel van het succesnbsp;behaald door de achternicht van zijn Schipperhe. Men isnbsp;niet gewend aan deze termen bij dieren en toch zouden denbsp;veefokkers goed doen er zich meer van te bedienen dan gebruikelijk is, al ware het alleen om beter den graad vannbsp;verwantschap van een bekende groep dieren, die in denbsp;naaste omgeving gefokt wordt, te kunnen onthouden.

Er bestaat dus eene reeks van verschillende graden van bloedverwantschap zich verwijderende van den eersten naarnbsp;den laatsten. Er valt in het voorbijgaan nog op te merken.

1

Voor dezen Franscheii term vindt men halve neven en nichten. Beter is het daaronder te verstaan de verwantschap tusschen afstammelingen vannbsp;kinderen uit verschillend bed of halve broeders en zusters.

-ocr page 111-

101

dat zich bij de dieren gevallen van zmr nauwe verwantschap kunnen voordoen; het gebeurt namelijk, dat de hengst zijne dochter bevrucht, de zoon zijne moeder. De eerstenbsp;is derhalve tegelijk de vader en de grootvader van vaderszijde [consanguin) van het veulen: de tweede is behalvenbsp;de vader tevens de broeder van moederskant {fr. uterin) vannbsp;het produkt. Door deze z. g. bloedschendende verhoudingennbsp;worden uiterst nauwe verwantschapsbetrekkingen in het levennbsp;geroepen, welke, zooals wij zullen aantoonen, bij den menschnbsp;bestaan hebben, maar die in zoo verre wij het weten nooitnbsp;met speciale namen aangeduid zijn.

De aard der verwantschap wordt door het aantal geslachten bepaald. Ieder geslacht wordt een graad geheeten. De regelmatige opvolging der graden vormt de linie (van vaders- otnbsp;moederszijde). Men spreekt van recTite linie als zij trapsgewijze alle graden bevat tusschen personen, waarvan de eennbsp;van den ander afstamt; van zijlinie, wanneer zij bestaatnbsp;tusschen personen, waarvan de een niet van den ander afstamt,nbsp;maar die toch één gemeenschappelijken voortbrenger hebben.

Men onderscheidt eene dalende en ophlinimende rechte linie.

De eerste verbindt het hoofd met de individuen, welke van hem afstammen; de tweede verbindt een persoon met diengenenbsp;van welke hij afstamt.

In rechte lijn telt men evenveel graden als er geslachten of wel geboorten zijn tusschen de personen; de zoon is dusnbsp;ten opzichte van den vader in den eersten graad; de kleinzoonnbsp;in den tweeden en omgekeerd vader en grootvader ten opzichtenbsp;van zoon en kleinzoon.

In zijlinie neemt men de graden naar het aantal der geslachten of geboorten van één der verwanten tot en niet medegerekend die van den gemeenschappelijken stamvader ennbsp;van dezen tot den anderen verwant. Twee broeders zijn derhalvenbsp;in den tweeden graad, de oom en de neef in den derden,nbsp;volle neven in den vierden en zoo voort.

Het huwelijk met bloedverwantschap bij den mensch, of in het algemeen uitgedrukt de paring tusschen individuen vannbsp;gemeenschappelijken oorsprong is do vereeniging tusschen verwanten verbonden door hetzelfde bloed.

-ocr page 112-

102

Er komen paringen voor met zeer nauwe bloedverwantschap, tusschen vader en dochter, moeder en zoon, vollen broedernbsp;en volle zuster (tweelingen zijnde of niet) en andere met meernbsp;verwijderde tusschen halve of achterneven en-nichten.

Bij den mensch heeft men in het meerendeel der beschaafde landen reeds sinds geruimen tijd het huwelijk tusschen denbsp;nauwe verwanten bij de wet verboden. In het begin dezernbsp;eeuw, zoo schreef Ch. Cornevin, professor te Lyon, zagnbsp;men bij de samenstelling der Fransche wetten, in het rapportnbsp;van PoRTALls en in dat van Gilbert over de huwelijkswetten,nbsp;een denkbeeld ontleend aan de geneeskunde zich mengennbsp;met de maatschappelijke ideën. ,,De paring met bloedverwantschap in rechte lijn is een inbreuk op de natuurwetten,”nbsp;beweerde Portalis en Gilbert sprak van „de vermoedelijkenbsp;nadeelige gevolgen voor de physieke gesteldheid van hetnbsp;lichaam.”

Deze beperking heeft bij den mensch niet immer bestaan en talrijk zijn de voorbeelden van het tegendeel, Volgensnbsp;Dr. Bordier*, vindt men op den weg der algemeene ontwikkelingsgeschiedenis het huwen met bloedverwantschap als puntnbsp;van uitgang en de kruising aan den eindpaal. „Neemt”, zegtnbsp;hij, „als voorbeeld volkeren in verschillende graden van ontwikkeling, wij zien dan de Chippeouayennen (volgens Hearne)nbsp;met hunne moeder, zuster, dochter huwen; hetzelfde gebruiknbsp;bestaat bij de Kadiakken (Bancroft), bij de Karennen (Heler).”

^ De koningen van Gabon huwen met hunne dochters en de koninginnen met hunne zonen, met het oogmerk de zuiverheidnbsp;van het koninklijk bloed te behouden. Torquemada verhaalt,nbsp;dat bij de Inca’s in Amerika huwelijken tusschen broedersnbsp;en zustei's veelvuldig waren. Op de Sandwich-eilanden isnbsp;dit bij de aanzienlijken nog heden ten dage het geval; bijnbsp;de Malgachen en op Ceylon is het gebruikelijk zijne jongerenbsp;zuster te huwen; bij de Coroados in Brazilië is niet zeldennbsp;iemand de broeder van zijn zoon.

Dr. Crbvaux had hetzelfde feit geconstateerd bij de Bou-couyennen, een prachtig gebouwd ras.

Tot het tijdperk van Mohamed toe werd bij de Arabieren

C*) Bordier, Geographic médicale

-ocr page 113-

103

bloedschande gepleegd en deze vormden toch en nog een ^ krachtig en vurig volk.

Eertijds huwde bij de Tartaren, Scythen, Meden en Perzen de vader met zijne dochter, de zoon met zijne moeder, denbsp;broer met zijne zuster, Sisymithees, satraap van Sogdiana,nbsp;was gehuwd met zijne moeder en had daarbij twee dochters,nbsp;mater eademque conjux, zooais Qüintius Curcius zegt. Denbsp;heilige Hieronymus gebruikt deze uitdrukking: Persa, Medi,nbsp;cum matribus et magis cum ftliabus et nepotibus copulantur.

Attila, koning der Hunnen, trad in het huwelijk met zijne zuster Esca. Cambysus oetende eveneens adelphogamie (adel-phos = zuster, gamein = huwen) uit d. w. z. hij huwde zijnenbsp;, zuster. Cleopatra, koningin van Egypte, trad in den echt metnbsp;haar broeder Ptolomeus Denys, met wien zij in 51 voor Chr.nbsp;haar vader opvolgde. En is volgens de mythologie, Isis niet denbsp;zuster en vrouw tevens van Osiris? (*j Deze gewoonte be-lt; stond bij de Joden en Jozef, de vader van Jezus, was de oomnbsp;Cin den derden graad van Maria.

De Joden huwen nog, de voorschriften van Mozes ten spijt, voortdurend nauw onderling; daarvan het behoud van het zoonbsp;karakteristieke en gemakkelijk te herkennen Semitische type.

Wij vinden, dat in een nog niet ver verwijderd tijdstip u. 1. in 1454, een graaf van Armagnac in het openbaar zijnenbsp;zuster huwde. (Essai historique sur Paris)

De huwelijken tusschen bloedverwanten, volgens Dr. Bordier, Werden al vroeg voor misdadig beschouwd en de pest tenbsp;Thebe beschouwde het volk als een gevolg van het bloed-schendende huwelijk tusschen Oedipus en zijne moeder Jocasta,nbsp;Waaruit vier zonen geboren werden. Zoo de bloedschande alnbsp;verboden werd, het geschiedde niet uit een medisch oogpunt,nbsp;maar bloot in het belang der goede zeden, uit eerbied voornbsp;den familielcring.

Niet omdat men eene physielce ontaarding bij den mensch bespeurde, werden deze consanguinische huwelijken verbodennbsp;en voor de stelling, die wij hier verdedigen, is dit van het

Dit laatste voorbeeld is ongelukkig gekozen; góden zyn wel verplicht tot adelphogamie of iets dergelyks hun toevlucht te nemen bij gebreke aanvrouwe-lyke confraters uit andere geslachten.

-ocr page 114-

104

grootste gewicht. Bovendien zijn bij alle volkeren, welke deze echtvereenigingen beletten, de huwelijken tusschen verwantennbsp;door aanhuwelijhing evenmin toegestaan.

Wij zijn zoo langzamerhand afgeraakt van ons uitgangspunt en ons onderwerp, n. 1. de paringen tusschen hloedverwantennbsp;in de zoötechnie; wij vonden het echter nuttig te voren dezenbsp;kleine tocht op het gebied der anthropologic te maken, tennbsp;einde bovenstaande kostbare gegevens te verzamelen. Voornbsp;de stelling die wij verdedigen, moeten wij uit het voorgaande hoofdzakelijk het volgende onthouden; dat huwelijken tusschen bloedverwanten {unions consanguins) uit een physieknbsp;oogpunt beschouwd geen nadeelige invloeden hebben te weegnbsp;gebracht. Wat anders is het, indien het de moraliteits-kwes-tie betreft, een zaak van niet minder gewicht. In deze studienbsp;echter hebben we ons daarmede niet bezig te houden.

Het valt niet te loochenen, dat de endogenese, huwelijken tusschen zeer nauwe verwanten bij de oude volken veelvuldig voorkwamen.

De Grieken trachtten de meest endogamische huwelijken te sluiten, met het doel nog meer homogeniteit in hun ras tenbsp;brengen Hetzelfde trachten wij door incestteelt bij onze huisdieren te verkrijgen. Bij de Atheners legde de wet van SoLONnbsp;aan de erfdochter van een gezin zonder mannelijke nakomelingnbsp;de verplichting op met haar naasten zijverwant (zijdmaag) tenbsp;huwen. De groote en roemrijke plaats door Athene in de wereldgeschiedenis ingenomen tot den nederlaag van Cherona, het aantal groote mannen door haar voortgebracht, wordt, volgensnbsp;CoKNEvm, ten deele verklaard door de homogeniteit van hetnbsp;volk, dat daar woonde. Van de tot de eeuw planttennbsp;de Atheners zich onderling voort, een mooi voorbeeld derhalve van gunstige gevolgen voortvloeiende uit huwelijkennbsp;tusschen gezonde bloedverwanten.

Die bloedverwantschap bij huwelijken heeft in de eerste tijden der beschaving eene overwegende rol gespeeld en denbsp;menschheid is haar meer dank verschuldigd, dan ze hedennbsp;wel meent, terwijl ze nooit er aan heeft gedacht in dienbsp;huwelijken een oorzaak te zien van de physieke ontaardingnbsp;der volken.

-ocr page 115-

105

Slechts als een uitvloeisel der moraliteits-begrippen, werden deze vereenigingen langzamerhand overal verboden, waar denbsp;beschaving veld won. Ten tijde waarop de geschiedenis onsnbsp;meer zekere gegevens verschaft omtrent het Grieksche volk,nbsp;erfgenaam der voorhistorische beschavingen van Azië en Afrika, werd, zooals uit de onsterfelijke tragedie van Sophoclesnbsp;„Konmg Oedipus”, blijkt, de z g. bloedschande, de vereeni-ging tusschen zoon en moeder, dochter en vader, door denbsp;openbare meening reeds afgekeurd. Dit was echter een zuivere gevoelszaak, de uiting van een volk, dat tot een hoogenbsp;verstandelijke ontwikkelling gekomen, de eerbied aan de ouders verschuldigd, niet wenschte te zien lijden onder zinnelij-ken invloed.

Ter wille dezer zuiver moreele beweegreden beperkte later de wetgever zich niet meer tot het verbieden van huwelijkennbsp;in de geheele rechte lijn, maar ook die in de zijlijn, d. w. z.,nbsp;die tusschen verwanten van den 2'^“'’ graad (broeder en zusternbsp;O-delpliogamie) en zelfs van den 3‘^™ graad (oom en nicht).nbsp;De exogamie, het huwelijk buiten de familie of den stam,nbsp;werd dus feitelijk voorgeschreven.

Het canonieke recht vaardigde hetzelfde verbod uit en begreep ook daaronder de verwanten door aanlmwelijTiing;nbsp;ja, zelfs was het gedurende de oude Fransche monarchie aan dennbsp;verloskundige verboden later het kind tot vrouw te nemen,nbsp;bij wiens geboorte hij hulp verleende ofwel de vrouw tenbsp;huwen, die hij verlost had.

Wij zullen ons, voor zoover het betreft huwelijken met bloedverwantschap bij den mensch, tot genoemde feiten beperken en nogmaals er op wijzen, dat zij niet om anatomi-sche-physiologische redenen werden verboden, dat er oorspronkelijk geen sprake was van de ziekelijke, organische veranderingen of wel intellectueele storingen, die zij te weeg zoudennbsp;brengen. En dienen wij hierbij op te merken, dat dit hetnbsp;geval was in een tijdperk, toen nog huwelijken geslotennbsp;werden tusschen hoogst nauwe verwanten, — moeder en zoon,nbsp;vader en dochter, broeder en zuster — dus vereenigingen veelnbsp;nauwer dan die, welke heden en dan nog bij uitzondering

tot stand komen, zooals tusschen neven en nichten.

Deel XI, Aa. 2. nbsp;nbsp;nbsp;•nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;8

-ocr page 116-

106

Hoe komt het dan, dat men aan deze laatste soort van huwelijken zooveel onheilen geweten heeft? Wij kennen innbsp;de wetenschap geene deugdelijk vastgestelde feiten, waaropnbsp;de these omtrent de gevaren verbonden aan de zuivere ver-wantschapstoelt gegrondvest kan worden. En wat gewicht innbsp;de schaal legt, de studie der kruisingen van verschillendenbsp;menschenrassen toont aan, dat de vruchtbaarheid bij denbsp;mestiezen afneemt, naarmate de verschillen tusschen de oudersnbsp;grooter zijn; dat aan de Congo paringen tusschen het wittenbsp;en zwarte ras zelden met succes plaats hebben. Het nauwkeurige onderzoek van huwelijken met bloedverwantschap innbsp;bepaalde streken of in bepaalde klassen der maatschappijnbsp;heeft geen enkel pathologisch feit kunnen aanwijzen, dat nietnbsp;aan talrijke andere oorzaken, en wel voornamelijk aan denbsp;herediteit, toegeschreven kon worden. Zulke feiten werden buitendien overdreven en men ging met stilzwijgen dezulke voorbij,nbsp;welke ten gunste der consanguinische huwelijken pleitten.

Wat heeft men dan wel de bloedverwantschapsteelt ten laste gelegd en voornamelijk die in collaterale linie, daar heden dezenbsp;alleen nog toegestaan wordt?

Eenige historische inlichtingen hieromtrent zullen niet misplaatst zijn.

In 1815 werd voor de eerstè maal door nbsp;nbsp;nbsp;de medische

zijde der paringen tusschen bloedverwanten te berdc gebracht. Hij beschouwde de consanguinische. huwelijken, ook in dennbsp;3.ion graad (tusschen oom en nicht; als oorzaak van ontaardingnbsp;der soort.

Op hem volgden Lucas (1850), Dr. Menière (1856) daarna Killiet, Boudin, Moris, Liebreicii, Hering, Mooren,nbsp;Auburtin, Allier. enz. allen aanhangers van deze nieuwenbsp;leer. En tegenover dezen stond een aanzienlijk aantal ernstigenbsp;tegenstanders, die hun statistieken tegenover die der anderennbsp;stelden en meestal met succes de beweringen der bovengenoemden weêi’legden. Wij verklaren ons dit verschil in hunnenbsp;eindconclusies daardoor, dat zij zich vooraf geen rekenschapnbsp;gaven of de voorbeelden, die zij aanhaalden, betrekkingnbsp;hadden op gezonde dan wel op zieTcelijhe bloedverwantschap.nbsp;Hierop komen wij ter gelegener tijd terug.

-ocr page 117-

107

11 gevallen tegen het einde der van hazenlip en horrelvoet, 17

Laten wij eerst de voornaamste redenen opsommen, die men bij den mensch had tegen do huwelijken tussehennbsp;neven en nichten. Volgens Dr. Mbnièke, zouden uit huwelijken tussehen verwanten doofstomme kinderen geborennbsp;worden; Rilliet, uit Genève, beweerde dat onvruchtbaarheid, abortus, monsters, epilepsie, idiotisme en doofstomheidnbsp;veelvuldige gevolgen dier echtvereenigingen waren en eindelijknbsp;publiceerde Devay uit Lyon, dat bij 121 door hem, volgensnbsp;zijne eigene woorden, uitgehozen voorbeelden van consanguini-sche huwelijken — derhalve kunstmatig gegroepeerd — zichnbsp;hadden voorgedaan: 16 gevallen van steriliteit, 6 gevallennbsp;van abortus in het begin,nbsp;zwangerschap, 2 gevallennbsp;gevallen van polydactilie, in het geheel dus 52 ongevallen.nbsp;Boudin redeneerde om het nadeelige van dergelijke huwelijkennbsp;aan te toonen, aldus: „In Frankrijk worden er op 100 huwelijken twee tussehen verwanten gesloten. Als doofstomheidnbsp;nu niets met verwantschap te maken heeft en de gevallennbsp;Van doofstomheid gelijkelijk verdeeld waren over alle echtvereenigingen, zouden slechts 2% der doofstommen uit con-sanguinische huwelijken voortspruiten. Welnu te Lyon vindtnbsp;men op 100 doofstommen 25, te Parijs 28, te Nogent-le-Rotrou 29, te Bordeaux 30 individuen voortgekomen uitnbsp;huwelijken tussehen verwanten.” Hij kwam verder door nognbsp;andere gegevens tot de volgende conclusie: „Indien de kansnbsp;om in een niet consanguinisch huwelijk een doofstom kindnbsp;Ie krijgen op 1 wordt gesteld, bedraagt ze bij verbintenissennbsp;tussehen neven en nichten (4'^'^quot; graad) 18, tussehen oom ennbsp;nicht ('3'^'=“ graad) 37 en tussehen neef en tante (3‘^®“ graad) 70.”nbsp;Ook gaf hij als bewijs op voor het gevaar,-dat een consanguinisch huwelijk kan opleveren, de verhouding tussehen hetnbsp;aantal der doofstommen bij Katholieken, Protestanten ennbsp;Israëlieten en het aantal der consanguinische huwelijken ondernbsp;de belijders dier verschillende religies. Beide zouden gelijkennbsp;tred houden.

Men heeft het huwelijk tussehen verwanten beschuldigd Van retinitis pigmentosa te weeg te brengen en volgensnbsp;Liebreich zou de helft; volgens Heeing een zesde en volgens

-ocr page 118-

108

Mooren een negende van het aantal op hare rekening komen. De gegevens van Liebriech zijn echter verzameld in een gesticht voor doofstommen, alwaar de oorzaken van ziektennbsp;uiterst ingewikkeld zijn. Galezowsky en Maurice Perrinnbsp;daarentegen ontkennen weder elk verband tusschen retinitisnbsp;pigmentosa en verwantschap, terwijl Fieüzal bij 2l gevallennbsp;van retinitis slechts 8 maal consanguiniteit heeft vastgesteld.

Ook beweerde men, dat in Amerika de doofstommen onder de negers talrijker zijn dan bij de blanken en dacht zulks tenbsp;moeten toeschrijven aan het grootere aantal huwelijken tusschennbsp;nauw verwanten. Men heeft nog gewezen op doofstommen ennbsp;idiote kinderen, die geboren waren uit verbindtenissen tusschen broeders en zusters.

Al deze voorbeelden vertoonen eene groote fout; zij zijn namelijk uitgekozen.

In Engeland heeft Darwin een nauwkeurig onderzoek ingesteld, waarbij hij vond, dat op 336 doofstommen slechts 8 individuen kinderen van verwanten waren en op 4822 krankzinnigen slechts 170, dus 372%.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;derhalve geheel

andere uitkomsten.

Men zoekt immer naar voorbeelden van doofstomheid bij huwelijken tusschen bloedverwanten, maar niets bewijst, datnbsp;het laatste de oorzaak is. In een rede uitte zich Dr. Dallynbsp;aldus: „Wanneer men op een afgelegen eiland een echtpaar plaatst,nbsp;waartusschen bloedverwantschap bestaat, en men treft na eennbsp;zeker aantal jaren niet één gebrekkig individu aan, dan magnbsp;men aannemen, dat de consanguiniteit geen enkel nadeelignbsp;gevolg gehad heeft. Terwijl, wanneer men op datzelfde eilandnbsp;wel gevallen van doofstomheid aantreft, men eerst zou moetennbsp;bewijzen, dat deze hun oorzaak vinden in consanguiniteit”.nbsp;Voorbeelden, waarbij consanguinische huwelijken geen nadeeligenbsp;gevolgen blijken te veroorzaken, vindt men bij de Eskimo’snbsp;talrijk genoeg. Verder zou men het plaatsje Batz kunnennbsp;aanhalen, waar alle inwoners onderling huwen en ziekelijkenbsp;individuen niet voorkomen; VoisiN heeft deze bevolkingnbsp;nauwkeurig bestudeerd. Gübler heeft in de Pyreneën zorgvuldig de bevolking van Gaust, een gezonden stam, gadege-

-ocr page 119-

109

slagen, waarbij het gebruikelijk is onderling te huwen; hetzelfde heeft plaats te Pauillac (Dr. Feerié).

Hoeveel dorpen zou men in België (*) niet kunnen aanwijzen, waar het meerendeel der bewoners onderling verwant zijn en elkaar bijna allen met neef en nicht moeten aanspreken.

Dr. Thibault vermeldt, dat in het koningrijk Dahomey een groep individuen bestaat, afstammende van een Portugeeschennbsp;handelaar en zijn 400 negerinnen. Zij huwen uitsluitendnbsp;onderling en zijn heden van de generatie. Men treft bijnbsp;hen geen doofstomheid, idiotisme of blindheid aan.

Op Reunion bestaat een groep Europeanen, de Tdeine hlaiiken, die geen vreemd bloed toelaten en zeer gezond zijn.

Uit de groote verschillen in de uitkomsten der statist!('ken, naarmate men het al of niet schadelijke van huwelijken tusschennbsp;verwanten heeft willen aantoonen, blijkt dat de daarin vermeldenbsp;cijfers geen vertrouwen vei'dienen. Aan de samenstelling vannbsp;een deel dezer statistieken ligt de fout ten grondslag, dat zijnbsp;van een als bestaand aangenomen feit uitgaan en daarvoornbsp;pasklaar worden gemaakt; bij een ander deel treft mennbsp;zooveel duisters en zulke dwalingen aan, dat het beter isnbsp;daarvan geen gebruik te maken Volgens Darwin zal men,nbsp;alvorens eene nauwkeurige telling verricht worde; nooit metnbsp;zekerheid weten of de bij beschaafde volken veroorloofdenbsp;huwelijken tusschen verwanten oorzaak kunnen zijn van ontaarding. Niemand is op het oogenblik in staat te bewijzen,nbsp;dat volkomen vrijheid bij huwelijken tusschen verwantennbsp;meer physieke na- dan voordeelen voor de leden der maatschappijnbsp;tot gevolg zal hebben. De daartoe noodige statistische documenten ontbreken ten eene male. In Frankrijk heeft men —nbsp;Wel is waar zonder succes — getracht zich die te verschaffen.nbsp;Op verzoek van eenige demographen, welke deze kwestienbsp;wenschten te onderzoeken, zond de minister den ambtenarennbsp;van den burgerlijken stand eene circulaire toe, waarbijnbsp;zij uitgenoodigd werden bij de voltrekking van huwelijkennbsp;a-an de betrokken personen vragen te stellen omtrent dennbsp;graad van hun verwantschap en hiervan in de trouw-actenbsp;nota te nemen.

(*J Ook in Nederland.

-ocr page 120-

110

Nut heeft deze circulaire niet gehad, aangezien de betrokken ambtenaren weigerden aan dat verzoek te voldoen.

Zijn we na al het medegedeelde omtrent huwelijken tus-schen nauwe bloedverwanten niet gerechtigd te beweren, dat sedert 1815 aan de huwelijken tusschen neef en nicht tennbsp;onrechte een veel te grooten nadeeligen invloed is toegeschreven?

Gaarne erkennen wij, dat uit die huwelijken niet immer individuen met een sterke gezondheid geboren worden, datnbsp;zij somtijds behept zijn met constitutioneele gebreken, dienbsp;voor hunne levensverrichtingen nadeelig zijn.

Maar men dient bij ieder bizonder geval een nauwkeurig onderzoek in te stellen naar de oorzaak en dat is verre vannbsp;gemakkelijk. Niet alleen wordt een onderzoek vereiseht naarnbsp;de ouders — dikwijls in schijn gezond naar lichaam en geest —nbsp;maar het is noodig, dat men met zorg hun stamboom nagaat.nbsp;En dan zal men dikwijls aan de bron van het kwaad go-langen; de pathologische herediteit atavistisch of niet, unilateraal of bilateraal. Deze kracht, deze geheime aangeborennbsp;macht, zal zich in hare gevolgen des te gemakkelijker ennbsp;zekerder openbaren, wanneer zij zoowel van de zijde dernbsp;moeder als van die des vaders werkt.

En is hot anders bij huwelijken zonder bloedgemeenschap; worden daaruit niets dan gezonde, krachtige kinderen geboren?nbsp;Ongelukkig is dat dikwijls genoeg niet het geval.

Bij de bloedverwantschapsteelt wordt do herediteit zoo hoog mogelijk opgevoerd; bij haar werkt deze kracht cumuleerend.

Neem twee verwante wezens, die zich vereenigen met het doel hun soort voort te planten. Zijn beide van een krach-tigen stam, gezond naar lichaam en geest, dan zullen zij ooknbsp;produkten voortbrengen, die op hen en op hunne vooroudersnbsp;gelijken, d. w. z. gezond naar lichaam en geest. Het tegenovergestelde zou in strijd zijn met de wetten der overerving.

Bestaat daarentegen bij de parende verwante wezens de eene of andere aandoening van het zenuwstelsel, of de neiging omnbsp;die te verkrijgen, dan is er groote kans, dat hunne nakomelingen de kiem eener zelfde aandoening bij hun geboortenbsp;medekrijgen.

Volgens onze meening kan nauwe verwantschap alleen geen

-ocr page 121-

111

bizondere ziekelijke toestanden bij de nakomelingen veroorza-. ken, zooals door sommige oppervlakkig oordeelende bio- technici beweerd wordt. Zij is niet de oorzaak van gebreken, vannbsp;die talrijke degeneratieve aandoeningen van bet centrale zenuwstelsel; zij beeft niet tot noodzakelijk gevolg onvruchtbaarheid.

Wij kennen families waar vader en moeder achterneven of -nichten zijn en de kinderen toonbeelden van physiekenbsp;kracht, van gezondheid en van verstand. Maar ook hebbennbsp;wij, in de uitoefening van ons ambt, gelegenheid gehad bijnbsp;dergelijke huwelijken idiote kinderen, microcephalen, epilepticinbsp;waar te nemen, voor wie het gelukkiger zou zijn niet tenbsp;bestaan. Een kort onderhoud met de ouders en een weinignbsp;opmerkzaamheid ten opzichte hunner handelingen en gebarennbsp;waren in vele gevallen voldoende, de oorzaak van het kwaadnbsp;te ontdekken. Men zal begrijpen, dat persoonlijke voorbeeldennbsp;hier niet gegeven kunnen worden.

Doch ook bij huwelijken zonder verwantschap kan zich dat zelfde voordoen.

Bij onderling verwante, doch volmaaJct gezonde ouders bestaat geen gevaar voor hunne nakomelingen; deze zullen evenals zij gezond zijn. Ja, zelfs zullen de bizondere bekwaamheden of de betere geschiktheid voor het een of anderenbsp;werk bij deze ouders aanwezig, zich bij hunne kinderen innbsp;meerdere mate voordoen. Door de bloedverwantschap voertnbsp;men heiiditaire eigenschappen tot hare hoogste punt op.nbsp;Onder de wetten der zoötechnie is dan ook de volgende hetnbsp;meest erkend: „Gelijk brengt gelijk voort”, d. w. z. volkomen gelijkende wezen brengen gelijkende wezen voort.

Vereenigen zich dan ook ziekelijke individuen, dan zullen behoudens zeldzame uitzonderingen, hunne produkten een zie-kelijken aanleg bezitten en deze zal des te grooter zijn,nbsp;indien de ouders van eene zelfde familietak afstammen.

Bij de fokkerij moet men men daarom noodzakelijk onderscheid maken tusschen gezonde en ziékelijlie consanguiniteit. Beide vermenigvuldigen de erfkansen, de eene ten goede ennbsp;de ander ten kwade. De laatste ruïneert den eigenaar doornbsp;vernietiging van het ras, dat hij exploiteert; de eerste doet

-ocr page 122-

112

hem eer en rijkdom verwerven. Ten einde dit te bewijzen zullen wij alle gegevens verzamelen, die wij bezitten, omtrentnbsp;de wordingsgeschiedenis van de best bekend staande rassennbsp;onzer huisdieren.

Wij twijfelen of men daarna ook nog den gelukkigen en weldadigen invloed durft ontkennen van het ,.breeding innbsp;and in” op het vastleggen van gewenschte individueele eigenschappen bij een goed gekozen paar en als gevolg hiervannbsp;op het voortbrengen van nieuwe ethnische groepen.

Het paard.

De voorbeelden van familieteelt bij het paard zijn niet schaarsch en de resultaten van deze wijze van vermenigvuldiging leveren den aanhangers van de leer, die wij bestrijdennbsp;geen wapens op om haar met kracht te kunnen aanvallen.

Op wat wijze vermeerderen zich wel de in volle of meer beperkte vrijheid levende paarden uit den ouden en tegen-woordigen tijd, zooals: de wilde witte paarden, die aan denbsp;oevers van den Hypanis in Europeesch Scythië leefden; denbsp;sterk behaarde paarden, die voorkwamen in Thracië, langsnbsp;de Donau, ten tijde van Herodotus; die, welke Aristotelesnbsp;384 jaar v. Chr. in Styrië gekend heeft en Plinius de Oudenbsp;79 jaar v. Chr. in de noordelijke landen; Strabo 60 jaar v.nbsp;Chr. in de Alpen en Spanje; die, welke Cardon tegenwoordignbsp;opgeeft als voorkomende in Schotland en op de Oreaden;nbsp;Olaüs in Moscovië, Dapper op Cyprus, Strüijs aan Cap Vertnbsp;enz. enz., voorts de kleine tarpans uit Azië, vrije bewonersnbsp;van de Mongoolsche steppen ten noorden van de groote muurnbsp;en door de Tartaren en Kozakken als het type van het wildenbsp;^ paard beschouwd; de wilde paarden van Dzoungarije ennbsp;Chineesch Turkistan; het naakte paard van Kaboul in Afghanistan; de liumrah in Afrika; de beroemde mustangs innbsp;Paraguay en in de pampas van Argentinië; de ronddwalende paarden van Nieuw-Zuid-Wallis; de kastanje kleurigenbsp;paarden op de Australische eilanden; de paarden in Zuid-Rusland en Polen; de poneys der Shetlandsche eilanden, vannbsp;Noorwegen, Lapland en Ijsland; de cimarronen van Zuid-

-ocr page 123-

113

Amerika-, de paarden, die men nog elders in dat werelddeel wild aantreft en die afstaminen van verwilderde Spaansche paarden ?

Door de waarnemingen der natuuronderzoekers zijn wij dat te weten gekomen. Brehm schrijft aangaande de levenswijzenbsp;van het wilde paard;

„Altijd ziet men de tarpans in troepen van meerdere honderde individuen. Elke troep is in kleine families verdeeld, aan wier hoofd zich een hengst bevindt. De hengstnbsp;waakt voor de veiligheid der familie, maar eischt weder-keerig gehoorzaamheid. De jeugdige mannelijke dieren wordennbsp;door hem vei’jaagd en zoolang zij niet eenige merriesnbsp;om zich heen verzameld hebben, mogen zij de kudde slechtsnbsp;op een afstand volgen.” En verder: „De hengsten vechtennbsp;onderling hevig; de jongen moeten immer hunne rechten doornbsp;middel van bloedigen strijd veroveren.”

Dit recht is dat van den sterkste, het is het gevolg van den „Struggle for life”, van den strijd om het bestaan ....nbsp;en de liefde.

Een enkel geval van verschalking uitgezonderd, is de sultan van het serail alleen aangewezen om alle merries te bevruchten.nbsp;Mettertijd zal hij dus paren met zijne dochters en hij zal zijnenbsp;zonen verjagen tot tijd en wijle één dezer laatste op zijnnbsp;beurt sterk en krachtig genoeg is om zijn vader te verdrijvennbsp;of wel te dooden, ten einde zijn plaats in te nemen. Dannbsp;zal de opvolger zijne zusters en als de omstandigheden ernbsp;toe leiden, zijne moeder bevruchten.

Alle wilde paarden zijn broeders en zusters, veelal zelfs nog hooger opgevoerde verwanten en zij vermenigvuldigennbsp;zich hoogst waarschijnlijk op deze wijze sedert de Equusnbsp;caballus zich van de Hipparion afgescheiden heeft.

En deze wilde paarden, onderling zoo nauw verwant, bezitten zij dikwijls niet meer kracht en bieden zij niet meer weerstand aan ziekteoorzaken dan hunne tamme genooten?

Aristoteles, deze philosophische geneesheer en natuurkundige, schreef reeds het volgende; „Een hengst dekt zijne moeder; hij dekt eveneens het produkt uit deze paring geboren. Mennbsp;beschouwt eene stoeterij eerst als volkomen compleet, indiennbsp;de jonge merries door haren vader gedekt kunnen worden.”

-ocr page 124-

114

Wij willen nu paardenrassen tot voorbeeld aanbalen die bun bestaan, gebeel of ten deele, aan herbaalde paringen tusscbennbsp;verwanten te danken bebben.

De groep van zware trekpaarden; Shire-horse geheeten, verkeert in dit geval en zie bier aan welken samenloop vannbsp;omstandigheden dit ras zijn bestaan dankt.

Na den derden kruistocht deed Richard koning van Engeland, dezelfde die den bistoriscben bijnaam van Leeuwenhart verkreeg en die van 1189 tot 1199 regeerde, innbsp;Groot-Brittannië Vlaamsche paarden invoeren, die toen ter tijdnbsp;als strijders het best aangeschreven stonden. Jan zondernbsp;Land {in 1216 gestorven) kocht evenzoo in de Nederlandennbsp;een hondertal hengsten met het oogmerk kracht en energienbsp;te brengen in de te lymphatische Engelschc trekpaarden.nbsp;Deze herhaalde invoer gaf aan het inlandsche ras een nieuwnbsp;en eigenaardig cachet, dat evenwel niet vast genoeg was omnbsp;te blijven bestaan.

ging zelf

Aan den eigenaar van eene groote boerderij, de Dishley-Grange, in het graafschap Leicester, Bakewell genaamd (geb. 1725, gest. 1795) komt de eer toe het Shire-horse gefokt te hebben. Bakewell stak het kanaal over,

naar de Nederlanden, kocht er hengsten en merries van het Vlaamsche type, welke hij in Leicestersliire onderling deednbsp;voorttelen; ook liet hij zijne hengsten paren mot Vlaamschenbsp;merries, door den graaf Huntingdon geïmporteerd. De bestenbsp;produkten werden vervolgens zorgvuldig uitgekozen en hiermede verder gefokt.

Dank zij nu de consanguiniteit en haar vermogen door overerving eigenschappen vast te leggen, ontstond het BlacTc-horse, welke naam later in die van Shire-horse veranderdnbsp;werd.

Het succes op tentoonstellingen in de Agricultural LLall behaald, was van dien aard dat in 1878 de leden van denbsp;Farmer’s Club te Londen, op voorstel van Frederic Streetnbsp;bijeengekomen, besloten voor dit paard een Stud-boolc aannbsp;te leggen.

Onder do door verwantschapsteelt verkregen paarden van

-ocr page 125-

115

Bakèwell, die zulke uitstekende hoedanigheden in zich ver-eenigden en waarvan men nu nog de afstammelingen in de verschillende graafschappen van Groot-Brittannië bewondert,nbsp;was één der meest bekende de beroemde Jalap. Dit dier

stierf in 1797, meer dan

dertig jaar

oud en deed in zijn laatste levensjaren nog als dekhengst dienst tegen een prijsnbsp;van 625 franc per merrie.

het doorzicht van Bakewell dus danken wij dit '^hoone ras van groote paarden, die den trekdienst te Londennbsp;verrichten. {Quarterly journal of Agriculture jg. 1839).

Bij de dieren van dit ras treffen wij reusachtige afmetingen aan, hoogten van 1.80 M. {The Giant van Hippert meettenbsp;2.10 M. schofthoogte) en gewichten van 900 tot 1000 KG.!

In België zelf behoeven wij niet lang te zoeken om voorbeelden te vinden van verwantschapsteelt in de best bekend staande stallen, waar ons uitmuntend en beroemd trekpaardnbsp;gefokt wordt. Heeft niet het meerendeel van onze goedenbsp;stallen hun naam en hun bestaan te danken aan één goedennbsp;hengst, dien de eigenaar zoo gelukkig geweest is zich tenbsp;verschaffen.

^ Op deze wijze vormen zich eerst de families, vervolgens ^de variëteiten.

Als wij het derde deel opslaan van het Belgische Stud-Booli van trekpaarden, dan vinden wij op de bladzijden 180 en 422 de pedigrees van eenige goede paarden op de boerderij Fosteau gefokt met behulp der verwantschapsteelt.

[ Orange I [318]

I

Pauline [221]

Orange II [55]

Muguet

(S. B. B. 3458)

Eegina [1585]

1 Orange I [318]

I Marie-Anne [216]

Muguet is derhalve tweemaal kleinzoon van Orange I, daar zijn vader en zijne moeder beide rechtstreeks afstamdennbsp;van Orange /, zooals men hierboven kan zien.

-ocr page 126-

116

Een andere pedigree is die van Bayard V:

( Bayard [47]

Bayard III [722] j

[ Belle [192]

Bayard V (S.B.B. 3462)

I Orange I [318]

Belle [192]


Marie-Anne [216]

In dit geval heeft de zoon van Belle zijne moeder bevrucht en hieruit is Bayard V geboren.

Nog een ander voorbeeld:

Orange I [318] [ Pauline [221]

I Orange I [318] Comtesse [193]


Orange II [55]


Eéjoui. (S.B.B. 3164)


Juliette [20S]


Réjoui is bijgevolg tweemaal de kleinzoon van Orange I.

Dezelfde opmerking geldt voor Lili II No. 6141 van het S.B.B; Tempête No. 6145; Favorite No 6143, enz.

Onze vriend Jules PIazaed heeft, ten einde zijn stal te verbeteren, niet in het minst geaarzeld do verwantschapsteeltnbsp;bij zijne beste dieren toe te passen. Bij gelegenheid van eennbsp;uitstapje, dat wij met onze leerlingen maakten, zagen wij opnbsp;de boerderij Fosteau de dieren, wier genealogie hierbovennbsp;vermeld is. Al deze jonge paarden waren krachtig gebouwdnbsp;en beloofden veel. Een dier veulens, Mugnet No. 3458, geboren 5 April 1890, is zelfs waardig gekeurd voor de 4*^“ prijsnbsp;op de belangrijke tentoonstelling van Belgische fokkers in 1891.

Door onderbreking van onze medewerking aan het Studbook, hebben wij deze dieren thans geheel uit het oog verloren.

-ocr page 127-

117

Het renpaard, de Thorough breed der Engelschen, is eveneens het produkt van paringen, die in den eersten tijd van het ontstaan van dit ras veelal tusschen verwanten plaats vonden.

^ Men weet uit het Stud-book van het Volbloed paard, waarvan het eerste deel in 1791 verscheen, dat de hengsten Chïlders, High-Flyer, Old Fox, Omar, Marske (zoon vannbsp;Squire en achterkleinzoon van Darley-Arabian) Sweetbriar,nbsp;Goldfinder, Buckhunter, Chevalier de St. Georges en tal vannbsp;andere overwinnaars op de renbaan hun bestaan danken aannbsp;de verwantschapsteelt.

Sansox schrijft; „De bloedverwantschap is bij de bovengenoemde paarden, die gekozen zijn uit de meest bekende geteeld uit verwante ouder-s, dikwijls zoodanig opgevoerd, datnbsp;de dieren niet alleen een gemeenschappelijken vader en moedernbsp;bebben, maar ook een zelfden grootvader of eene zelfde grootmoeder, en zelfs een zelfden overgrootvader of eene zelfde overgrootmoeder”. De Lagondie drukt zich als volgt uit: »De genealogische geschiedenis der renpaarden, die beroemd zijn doornbsp;hun bouw en door de hooge prijzen door hen behaald, leert, datnbsp;een groot gedeelte dier p iarden geboren zijn uit vereenigingennbsp;van verwanten”. Hetzelfde schrijft Fleming, de veeartsenij-kundige inspecteur der Engelsche legers in zijn boek: „Thenbsp;practical Horse keeper’.

Sanson vermeldt dat een der meest beroemde volbloed hengsten, Flying Childers tot overgrootmoeder had eene dochter van Spanker en tot moeder de eigen moeder van dezen laat-sten. Hij was dus de broeder van zijn oudovergrootvader. (1)

1

Dc familie verhouding'en waren dus als volgti de moeder van Spaiikernbsp;baarde:

1

Spanker (een hengst) verwekte:

1

eene dochter baarde:

1

een hengst

deze verwekte bij de moeder van Spanker i

\

flying Childers.

-ocr page 128-

118

Rachel, eene fokmerrie, die bekend was door liet succes van hare afstammelingen en in het bizonder door dat van harennbsp;zoon High-Flyer, was zelf de dochter van Blank en kleindochter van Regulus, terwijl Blank en Regulus twee zonennbsp;waren van Qodolphin-Arabian.

Het komt ons overbodig voor nog meer voorbeelden van verwantschapsteelt aan te halen en wij lasschen hier liever in denbsp;belangwekkende geschiedenis van het ontstaan van het Engel-sche renpaard.

^ Het Volbloed, het Engelsche renpaard, de Racer zijn alle namen om één zelfde type aan te duiden: de reeds genoemdenbsp;^Thorough breed der Engelschen. Thorough breed beteekent:nbsp;goed gefokt, volmaakt, wiens opvoeding volkomen is, vannbsp;zuiver bloed, van een ras zonder bijmenging

De beteekenis en de waarde welke men aan deze eigenschappen hecht, toonen ons ten duidelijkste aan, welke hooge mate van achting het paard geniet, waarvan wij de geschiedenis wenschen te verhalen,

Laten wij de evolutie van het volbloed stap voor stap nagaan en in de eerste plaats vaststellen, dat het Engelsche volbloed in rechte lijn afstamt van paarden, die achtereenvolgens uit het Oosten (type: de zuivere Arabier) en uitnbsp;Barbarijö ingevoerd zijn. Men koos in Engeland de bestenbsp;exemplaren uit, fokte hiermede onderling verder of wel metnbsp;betrekkelijk lichte merries van het Westersche type uit hetnbsp;land zelf, die langzamerhand van geslacht tot geslacht verfijndnbsp;waren tengevolge ecner bewegings-gymnastie, waaraan zij werden onderworpen, n. m 1. de wedren.

Men heeft gepoerd en is er in geslaagd bij deze paarden de geschiktheid, om afstanden in korten tijd af te leggen, totnbsp;een zoo hoog mogelijken graad op te voeren.

Waarom hebben de Engelschen het Arabisch paard ingevoerd? En waardoor is dit paardenlievend volk er toe gekomen hetnbsp;renpaard te scheppen? Deze vragen hangen ten nauwstenbsp;met elkander samen. Het komt ons namelijk voor, datnbsp;het volbloed met of zonder opzet het verlangde produkt isnbsp;der wedrennen. De Engelschen zijn geboren wedders; zijnbsp;houden boven alles van eene weddenschap en oude schrijvers

-ocr page 129-

119

weten ons te verhalen, dat reeds eeuwen en eeuwen geleden onze buren aan de overzijde van het kanaal de snelheid vannbsp;hunne paarden — van het Westersche type, de eenige, dienbsp;zij toenmaals bezaten — daarvoor gebruikten.

Ook volgens den geschiedschrijver John Strutt dateert de smaak der Engelschen voor de rennen van oudsher. Zoonbsp;deelt hij mede, dat toen Hugo Capet in de lOie eeuw denbsp;hand vroeg van Etiiel Witiia, zuster van den koningnbsp;Athelstan, de Fransche vorst acht renners aan den koningnbsp;van Engeland zond.

In handschriften uit den tijd van Hendrik 11(1154—1189) vindt men eene nauwkeurige beschrijving der wedrennen, zooalsnbsp;die toenmaals plaats hadden Zij werden gehouden op denbsp;paardenmarkt te Smithfield (Londenk

Jan zonder Land, een groot liefhebber der jacht met windhonden, besteedde ook veel geld aan de paardenrennen.nbsp;Eduard II in Eduard III legden zich op de verbetering vannbsp;het paardenras toe en wel in hoofdzaak om de snelheid tenbsp;vergrooten.

Het behoeft ons dus geene verwondering te baren, dat wij mettertijd de Engelschen de snelstloopende merries uit hunnbsp;land met het warme Oostersche bloed zien kruisen, ten eindenbsp;de snelheid hunner toekomstige 'paarden te vergrooten ennbsp;tevens, dat zij fokdieren van beiderlei geslacht uit alle strekennbsp;van het Oosten trachtten in te voeren om het vereenigdenbsp;koninkrijk een goed fokmateriaal te verschaffen.

Het tijdstip, waarop de veredeling van het inlandsche ras door Arabische hengsten aanvangt, is niet juist aannbsp;te geven.

Hendrik VHI (1513—1547) reeds deed uit het Oosten eenige Arabische paarden invoeren. Men noemde deze renpaarden in onderscheid van de oorlogspaarden, die grooternbsp;van omvang, minder vurig, maar sterker waren en zelfsnbsp;gepantserd, nog een ridder met zijne wapenrusting kondennbsp;torsen.

),Na de ontdekking van het buskruit slonk de macht der ridderschap”, aldus schrijft dé Montendre, „de wijze van oorlogvoeren veranderde en het oude ras van oorlogspaarden werd

-ocr page 130-

120

daardoor zoo goed als overbodig, terwijl het lichtere paard of renpaard, zooals men het noemde, meer in aanzien kwam.”

Onder de regeering van Eli.sabeth (1558—1603) ging men voort met het ras te verbeteren De hertog van Cumberlandnbsp;werd in dien tijd een slachtoffer der wedrennen.

In de Institutions hippiques van de Montendee zijn deze en de volgende mededeelingen te vinden.

Onder Jakobus I (gestorven in 1625) bereden de land-edellieden op feesten, waarbij wedrennen plaats hadden, zelf hunne paarden. De eerste publieke wedrennen onder dezennbsp;vorst geschiedden te Garterey in Yorkshire; te Croydon innbsp;Surrey on te Theobalt. De prijs aan den overwinnaar toegekend bestond eenvoudig uit een gouden klokje. Sedertnbsp;dien tijd onderging de opvoeding van het paard een merkbare verbetering. Men begon de dieren beter te verzorgennbsp;en overvloediger te voeden, dan men tot dusverre gewoon was,nbsp;met het gewicht van den ruiter echter hield men bij de proef-wedloopen der paarden nog geene rekening.

Om blijk te geven van zijne belangstelling in de wedrennen, deed Jakobus I een klein bruin Arabisch paard invoeren, van een zekeren Maekiiam gekocht voor 12.500 frcs. een zeer groote som voor dien tijd. Dit paard, zondernbsp;twijfel een dier van minder qualiteit, werd echter door denbsp;gewone Engelsche renpaarden op de baan geslagen.

De hertog van Buckiegham, de vriend des konings, bezat bet Turksche paard He.msley, daarna Bustler en nog andere.

Onder Karel I werd het gouden klokje vervangen door een beker ter waarde van 250 frcs.

De wedrennen in 1640 werden te Londen gehouden op de Newmarket en in het Hyde-Park.

Ook de Protector van Engel nd, Olivier Cromwell, die na de onttroning van Karel I aan het bewind kwam en zicli totnbsp;aan zijn dood in 1658 wist te handhaven, onderhield een stalnbsp;met renpaarden. Zoo bezat hij een witten Turlcschen hengst^nbsp;bekend onder den naam van White Turh Zijn uitstekendenbsp;stalmeester. Place kocht dit dier, om ais dekhengst te dienennbsp;tot het fokken van renpaarden. Onder den laatsten naam verstond men alle licht gebouwde paarden, beter dan vele andere

-ocr page 131-

121

instaat om snel te loopen. White Tarlc, ook wel genoemd Ie Turc hlanc de Place, werd vader van Wormword en Com-moner. Van hem stamden ook af de achtergrootmoeders vannbsp;Cartouche. Grey-Pamsden, Wyndham, enz.

Eéne dor merries uit den stal van Cromwell ondergimr na den val van diens zoon Richard Cromwell, een eigenaardig lot. De geschiedenis verhaalt, dat na de restauratienbsp;Cromwell’s vijanden alles, wat hem toebehoorde, publieknbsp;deden verkoopen. Zoo viel deze merrie in handen van eennbsp;begrafenis-ondernemei’, waardoor zij voortaan spottend Coffin-Mare werd geheeten.

Karel II, (1660—1685), die na den val van Cromwell’s zoon den troon beklom, toonde zich een groot minnaar dernbsp;wedrennen. Hij stelde voor zijn tijd hooge prijzen beschikbaarnbsp;en bezocht die van Newmarlcet, Datchet-Mead, Bishury, enz.nbsp;veelvuldig. Ook liet hij zijne paarden onder zijne eigenenbsp;kleuren loopen.

De omstandigheden waren dien liefhebber zeer gunstig; door zijn huwelijk met de dochter van den hertog vannbsp;Braganza namelijk, verkreeg hij als huwelijksgift de stadnbsp;Tanger, gelegen aan de Noordkust van Afrika, en liet van daarnbsp;uit door zijn stalmeester hengsten en merries in Marokko voornbsp;eigen rekening aankoopen en deze naar Engeland overvoeren.

Het zijn deze merries, bestaande uit Arabieren, Berbers en de Icruisingsprodulcten van beide, die men den naam vannbsp;royal mares heeft gegeven. Van deze merries zijn de snelstnbsp;loopende en meest beroemde renpaarden der llde eeuw innbsp;Engeland gefokt. Bodsworth bijv. in 1680 geboren, was denbsp;zoon van een der royal mares. Vader en moeder warennbsp;Berberpaarden of amazirgh; do moeder was reeds voor haarnbsp;vertrek naar Engeland bevrucht.

Nog andere paarden van naam werden onder de regeering van Karel II naar Engeland gebracht, zoo onder anderenbsp;Lister-Turli (bijgenaamd de Straddling), die na het beleg vannbsp;Buda in Hongarije, door den Hertog van Berwick medegenomen, in Groot-Brittannië de vader werd van Snalce, (adder),nbsp;BrisTc (krachtig), en de Coneyskins (zoo genoemd aangeziennbsp;hij aanvankelijk voor de jacht bestemd was.)

Deel XI Afl.

-ocr page 132-

122

Jakobus II, de zoon van Karel I, in 1633 geboren, volgde zijn broeder Karél II op; bij was een goed ruiter en eennbsp;liefhebber van paarden, doch werd te spoedig onttroond doornbsp;Willem van Nassau, om in het groot blijk te hebben kunnennbsp;kunnen geven van zijne sympathie voor de wedrennen. Mennbsp;weet, dat hij, uitgeweken n^ar Frankrijk, te Saint-Germain-en-Laye eenige schoone paarden fokte voor jachtgebruik. Denbsp;hunter bestond destijds nog niet.

Onder de regeering van het huis van Orakje ontwikkelden de wedrennen zich op merkvaardige wijze en Willem III, dienbsp;gehuwd was met de dochter van Jakobus II, voegde aan denbsp;prijzen door zijn voorgangers beschikbaar gesteld andere toe,nbsp;bestaande uit zilveren vaatwerk (kings plates). Hij stierf innbsp;1702. Tijdens zijn bestuur bracht men eveneens Oosterschenbsp;paarden naar Engeland, van welke de moest bekende zijn:nbsp;Bierley-Turk, Chillaby-Barh, Greyhound, White Tw'k ennbsp;Yellow Turk.

Eenige historische inlichtingen aangaande de waarde dezer paarden zullen niet onwelkom zijn. Bierley-Turk was hetnbsp;rijpaard van den kapitein Bierley in de oorlogen van Willemnbsp;III. Slechts weinige volbloed merries — de naam, die mennbsp;begon te geven aan de produkten der Oostersche paardennbsp;onderling of van hunne kruising met de lichtste en snelst loo-pende inheemsche merries—werden door dezen hengst gedekt.nbsp;Toch stammen meerdere uitstekende dieren van hem af ennbsp;wel Sprite van den hertog van Kingston, Archer vannbsp;den hertog van Ruthland, Basto van den hertog vannbsp;Devonshire enz.

Basto verdient in het bizonder vermeld te worden; hij was het eerste paard van het nieuwe ras, dat de hoekige vormennbsp;en het karakteristieke uiterlijk vertoonde van het volbloed, zoo-als wij het nu kennen Dit -paard stierf in 1723.

Chillaby-Barb, een witte hengst, afkomstig uit Barbarije, werd voor rekening van Willem van Oranje aangekocht.nbsp;Greyhound, de zoon van Cliillaby, was in Afrika gefokt bijnbsp;de Berbersche merrie Stoughi en dus een zuivere Berber.nbsp;Hij ging met zijn vader mede naar Engeland en bracht er denbsp;uitstekende renner Othello voort, eigendom van den hertog van

-ocr page 133-

123

Warthon. Whitefoot en een geheele reeks goede loopers stammen verder van kern at.

Chülahy-Bari was een kwaadaardig, zeer ondeugend paard;

en eigenaardig

genoeg moest men om hem te doen bedaren

in zijn box een schaap brengen, waaraan hij zich gehecht had.

White Turlc en Yelloio Turh brachten eveneens uitstekende prodnkten voort

Na den dood van Willem III vau Oranje (1702) begint de regeering van koningin Anna, bijgenaamd de goéde 'koningin.nbsp;Zij was een dochter van Jakobus II en huwde George dennbsp;broeder van Christiaan V, koning van Denemarken. Koningin Anna en haar echtgenoot droegen veel bij tot de ontwikkeling van het paard.

De beroemde Arabische hengst Darley en de Berber hengst Curwen maakten een deel uit van hunne stallen; in de jarennbsp;tusschen 1702 en 1714 werden ingevoerd; Coles-Barb, Wil-Uams-Turk, Toulouse-Barh, enz.

Curwem-Barb, een bruine hengst, door Muley Ismaël, koning van Marokko, ten geschenke gegeven aan Lodewijk XIV,nbsp;koning van Frankrijk, kwam in het bezit van Curwen en werdnbsp;door dezen in Engeland ingevoerd. Hij werd de vader vannbsp;Mïbury en Tantivy, twee kleine paarden, de snelst loopendenbsp;van dien tijd en nog van eene reeks andere goede dieren.

Darley-Ardhian is een der meest beroemde paarden, een die het meest heeft bijgedragen aan het leveren van goedenbsp;exemplaren voor het Stud-Book der Engelsche renpaarden.nbsp;Deze echte Nedjed werd in 1712 van Aleppo naar Engelandnbsp;overgebracht.

Een zekere Darley, handelaar te Aleppo in Syrië, kocht uit de woestijn van Palmyra een donkerbruine, bijna zwartenbsp;hengst met een klein pluimpje van witte haren in de manen;nbsp;het dier van zuiver Arabisch bloed, was uitstekend gebouwdnbsp;Darley zond dit paard aan zijn broeder, een bekend fokkernbsp;in Yorkshire, wiens inheemsche produkten goeden naam genoten en aan de wedrennen van dien tijd {courses ü lanbsp;clochette, door Jakobus I ingesteld) deelnamen.

In Engeland bleef Barley-Arabian ongeveer een jaar onopgemerkt door het groote publiek, tot liij den 12ea Augustus 1714

-ocr page 134-

124

voor de wedrennen te York werd ingeschreven. In tegenwoordigheid eener talrijke menigte, waaronder een doel uit den adel des lands zou naar den gouden beker, door hetnbsp;graafschap aangeboden, gedongen worden.

Op het oogenblik waarop de klok luidde, die de mededingers in het strijdperk riep, kondigde men den dood aan van koninginnbsp;Anna! De wedrennen gingen niet door. De politieke ijverzucht ontwaakte, men begaf zich naar York, nam er allenbsp;hoofden der Tory partij in verzekerde bewaring en riepnbsp;George I van hot huis Hannover tot koning van Engeland uit.nbsp;Eenige dagen later moest ook Londen zich schikken in dezenbsp;omwenteling, die, uitgegaan van het hippodrome te York, denbsp;Stuarts voor immer van den Engelschen troon verdreef.nbsp;(Chapüs).

Ziedaar hoe Darley-Arahkm naar het hippodrome gebracht werd, om er niet te loopen. Hij kwam er ook niet terug,nbsp;doch begon korten tijd na deze gebeurtenis zijn rol als dekhengst. Zijn voornaamste produkten met de nu juist nietnbsp;supei’ieure merries van Dariet in den eersten tijd en metnbsp;anderen later, waren: Almanzor, Cupid, Brisli, Daedalus,nbsp;Dart, Sldpjaclc, Monelca en Aleppo, die allen, ofschoon uitnbsp;minderwaardige merries voortkomende, prijzen behaalden. Eennbsp;bewijs dus, dat de kwaliteit van den vader een goede. was.nbsp;Hij word dan ook als dekhengst meer en meer gezocht; denbsp;beste en meest bekende van zijn direkte afstammelingen zijn:nbsp;Devonshire of Flying-Childers, Bleeding oï Barlett’s-Childers.nbsp;Deze twee paarden werden zoo geheeten, omdat zij doornbsp;Guilders, van Carhouze opgefokt waren. De eerste werd verkoeld aan den hertog van Devonshire en de tweede aannbsp;Barlett (naar wien hij zijn bijnaam verkreegj.

Flying-Childers (het vliegend paard van Childers); deze beroemde zoon van Darley en Betty-Leeds, droeg zijn naamnbsp;met eere; hij werd voor het snelst loopend paard gehouden,nbsp;dat tot op dien tijd in eenig land ooit bestond. De robenbsp;was lichtbruin en hij bezat een kol met vier witte voeten.

Op zesjarigen lecttijd verscheen hij volgens de gewoonte van dien tijd pas in het hippodrome. In het begin der 18(lenbsp;eeuw werden de renpaarden alleen beproefd als zij volwassen

-ocr page 135-

125

waren. Heden laat men hen reeds op tweejarigen leeftijd loopen; een vooruitgang is dit niet te noemen.

Flying-Childers werd als concurent zoo zeer gevi'eesd, dat de hertog van Devoksiiiee genoodzaakt was, hem van denbsp;renbaan af te nemen, daar men geene andere paarden meernbsp;tegen hem durfde te laten loopen. Hij deed voortaan dienstnbsp;als dekhengst en leverde produkten van zeer goede kwaliteit,nbsp;zooals: Plaistow, Snip, Commoner, Blaze, Poppet, Steady.

Van Darley-Arahian valt nog te vermelden, dat hij de vader was van AlcooTi-Arabian, die in 1731 Crab voortbrachtnbsp;Deze op zijn beurt gaf het aanzijn aan MarsTce, de vadernbsp;van den beroemden Eclipse, waarvan wij de geschiedenisnbsp;hieronder zullen verhalen.

Wij zijn nu gekomen aan de regeering van George I (1714—1727), een vorst die zich weinig bezighield met denbsp;verbetering van het renpaaz’d. Hij stelde echter voor hetnbsp;eerst de lionmgsprijzen vast, 100 guines in klinkende munt.nbsp;Deze prijzen bedroegen ongeveer 125.000 frcs , per jaarnbsp;voor de drie koninkrijken.

George II (1727—1760) zag zich verplicht verordeningen in het leven te roepen, ten einde aan de speelwoede paal en perknbsp;te stellen en bedriegerijen op groote schaal te verhoeden.nbsp;Weddenschappen boven 1250 francs werden door hem verboden en de poney-rennen afgeschaft. Onder zijne regeeringnbsp;bracht men vele lichte Oostersche paarden naar Engeland,nbsp;o. a. Alescli-Arabian, Sclioutered-Arabian, Blaclc-Barb, Cyprus,nbsp;Arabian, Devonshire-Arabian en Belgrade-Turh. Dit laatstenbsp;paard door den generaal Merci, tijdens het beleg van Belgradonbsp;bemachtigd, werd als geschenk naar Groot-Brittanië gezonden.nbsp;Het stierf in 1740.

Voorts bracht men naar Engeland Sir Williams-Turlc, een uitstekenden Turkschen dekhengst, die verscheidene goedenbsp;produkten leverde. Een daarvan, True-Blues {de eerlijJce,nbsp;trouwe blauwe) was gedurende vier a vijf jaar een der bestenbsp;paarden van de baan.

De beroemdste onder de beroemden was echter Godolphin-Arabian. Met zekerheid kan men vaststellen, dat de beste Engelsche renpaarden afstammen van Darley-Arabian (in

-ocr page 136-

126

1712) en van GodolpMn-Arabian (in 1731 ingevoerd), wier nakomelingen zich later vermengden.

Grootheid en verval, verval en grootheid zijn de beide woorden, waarin men de geschiedenis van GodolpMn kannbsp;samenvatten. Zij is zeer zonderling. GodolpMn werd doornbsp;den Bey van Tunis na het door den graaf de Mantt geslotennbsp;handelsverdrag, tegelijk met zeven andere paarden aan Lo-DEWIJK XV, koning van Frankrijk, aangeboden. Deze achtnbsp;Berberpaarden, (want men meent, dat GodolpMn een Berbernbsp;was,) wier gang driftig en onstuimig, wier uiterlijk wild,nbsp;hoekig en beenig was en die vermagerd door de vermoeienissen der reis in de koninklijke stallen aankwamen, werdennbsp;eerst met de grootste zorgeloosheid behandeld en later zelfsnbsp;met minachting. De oorzaak dezer geringschatting vond zijnnbsp;grond in ’s konings gewoonte om voor oorlog- en jacht-gebruik uitsluitend van Engelsche paarden gebruik te maken.nbsp;Deze meestal in het graafscliap Suffolk opgefokt, warennbsp;kort van lenden, gedrongen, klein en droegen in Frankrijknbsp;den naam van Courtauds.

Om kort te gaan, de paarden van den Bey van Tunis werden voor het mindere werk aangewezen en zij kregen eenenbsp;slechte behandeling en verzorging. Men vond hen lastig,nbsp;ondeugend en ongehoorzaam, redeneir waarom eenige voor denbsp;sproeiwagens in de tuinen dienst deden en anderen tegen lagennbsp;prijs verkocht werden. Op deze wijze kwam GodolpMn innbsp;het bézit van een waterdrager. Voor diens kar gespannennbsp;werd hij op de Pont-Neuf te Parijs opgemerkt door Coke,nbsp;een Engelschman.

GodolpMn was roodbruin en van kleine taille (15 palmen van ± 8 cM.), had eene lange en gebogen hals, het hoofdnbsp;werd schoon en goed gedragen, de schouder was lang ennbsp;schuin, het kruis flink ontwikkeld en de schoft goed aangelegd.

Coke getroffen door den adel en de schoone vormen van dit dier, die zoo schril afstaken bij zijn armelijke omgeving, kwamnbsp;voor zeer weinig geld in het bezit van het paard. Hij namnbsp;hot mede naar Engeland en verkocht het aan Roögersnbsp;AVilliams, de eigenaar van de Taverne Saint-James,

-ocr page 137-

127

Deze vond het paard onhandelbaar en was blijde het voor 25 guinies aan Lord Godolphiiv te kunnen overdoen. Naarnbsp;dezen persoon verkreeg hij later zijn historischen naam.

Lord Godolpiiin gebruikte zijn nieuwkoopje als proef hengst, d. i. in de stoeterij had hij tot taak de merries aan te wijzen,nbsp;die genegen waren een hengst toe te laten. In dit gevalnbsp;Hobgoblin. Gedurende verscheidene jaren was hij met ditnbsp;werk belast, wel een bewijs, dat zijn meester zijn hoedanigheden nog niet op de juiste waarde wist te schatten. Doornbsp;het toeval veranderde de toestand echter.

Op een zekeren dag weigerde Hobgoblin de Arabische merrie Roxana te dekken; men gebruikte toen GodolpMn alsnbsp;plaatsvervanger en het resultaat van deze paring, Lath, bleeknbsp;één der beste der toenmaals voorkomende paarden te zijn.nbsp;De oude proef hengst, vroeger versmaad en veracht, kwam nanbsp;meerdere dergelijke gunstige bewijzen in aanzien en werd alsnbsp;evenwaardig, zoo niet superieur aan DarUy-Arabian, beschouwd.

Het is een feit, dat de meest uitmuntende paarden alle een deel van zijn bloed in zich hebben.

Na Laih bracht GodolpMn achtereenvolgens voort: Gade, Regulus, Babram, Blank, Dismal, Bajazef, Tamerlan,nbsp;Targvin, Phenix, Slug, Blossom, Dormeuse, Skewball, Sultan,nbsp;Old England, Noble, the Gower Stallion, GodolpMn-Colt ennbsp;Cripple, alle groote beroemdheden op de renbaan, die denbsp;glorie van den ouden GodolpMn hemelhoog opgevoerd hebben.

Zoo werden in 1738 drie zonen van GodolpMn ingeschreven voor verschillende nummers te New-Market: Lath voor de prijs der vijfjarigen-, Gade voor die der vierjarigen;nbsp;voor die der driejarigen. Alle wonnen!

Men verhaalt dat Lord Godolpiiin, zeker zijnde van de overwinning zijner drie ingeschreven paarden, den vader naar het renterrein had laten brengen, opdat hij onder groeten luisternbsp;getuige zou zijn van de zegepraal zijner nakomelingen. (Ch.^pus).

Wat valt het te betreuren, dat men niet vroeger deze bron en dezen stamvader van goede paarden ontdekt heeft. Wantnbsp;het oude sproeiwagenpaard was zeer vruchtbaar en zeldennbsp;gaf hij het aanschijn aan middelmatige individuen, zelfs alsnbsp;bij met merries van minder soort paarde.

-ocr page 138-

128

Een kleine anecdote van GodolpJiin: tussclien hem en eene kat, die steeds in zijn nabijheid was, had zich een grootenbsp;vriendschap ontwikkeld. Deze kat zat gewoonlijk op zijn rugnbsp;en sliep ’s nachts in de onmiddellijke nabijheid van het paard.

Toen Qodolphin in 1753 op negen en twintigjarigen leeftijd strief te Gog-Magog in Cambridgeshire, weigerde de kat allenbsp;voedsel, kwijnde gedurende twee maanden en stierf eveneens.nbsp;Godolpliin werd in een grafkelder nabij zijn stal begraven;nbsp;zijn grafsteen verkeert nog in zeer goeden staat.

Een der afstammelingen van Godolpliin-Arabian was King-Ilarold, de zoon van Tatar en Cyprian, die in 1758 geboren, van 1763 tot 1767 onbeperkt heerschte op de Engelschenbsp;renbaan. Al diens produkten ten getale van zeshonderd, blekennbsp;uitstekende paarden te zijn.

Nakomelingen van King-Harold wonnen 1771 tot 1780, derhalve in negen jaren tijds, 5.027.625 francs. Dit paardnbsp;kan als een voorganger van Eclipse beschouwd worden, dienbsp;evenals hij in de stallen van den hertog van Cumbeeland ternbsp;wereld werd gebracht. Het geschiedde onder de regeeringnbsp;van Geoege III (1760—1820), de kleinzoon en opvolger vannbsp;Geoege II. Dit beroemde renpaard dong nimmer naar eennbsp;prijs zonder hem te winnen en was het model van alle renpaarden. Eclipse werd den 5®“ April 1764 geboren tijdens eennbsp;zonsverduistering; aan deze omstandigheid dankt hij zijnnbsp;naam. Zijn stamboom geven wij op pag. 129.

Sommige der in den stamboom voorkomende nammn treffen wij zoowel in dien van den vader als in dien der moeder vannbsp;Eclipse aan.

Als tweejarig veulen werd hij, aangezien men niets opmerkelijk goeds aan hem bespeurde en zijn hals te lang, de voorhand te laag en het karakter kwaadaardig was, ongeschiktnbsp;geacht om te worden aangchoudeu en daarom verkocht. Voornbsp;een bedrag van 75 guinies werd Wildekmasquot;, een paarden-handelaar te Smithfield, eigenaar van het dier. Deze gaf denbsp;helft van zijn aandeel in het veulen aan den kolonel 0’Kellij,nbsp;een der meest bekende lief hebbers van wedrennen in dien tijd,nbsp;doch op voorwaardc, dat hij het dier in dressuur zou nemen ennbsp;in de eerste plaats het booze karakter trachten te overwinnen.


-ocr page 139-

Barleft’s Chil- j Darley-Arabian.

Lister Turk. Daughter of Hautboy.

Daughter of Hautboy.^ Hautboy.

Hutton’s BlacTi \ Hutton’s bay Turk,

Daughter of Hautboy.

D»sl.ler of Haotboy.) grgltSaa.b.y, Bald-Galloway.

-ocr page 140-

130

„In de lente van liet volgende jaar, toen de goede eigenschappen van Eclipse zich begonnen te openbaren,” schrijft the Horse, „kocht de kolonel 0’Kellij, die onverdeeld eigenaarnbsp;van dit schoone veulen wenschte te worden, zijn medeaandeel-houder voor 1000 guinis uit, eene geringe som vergeleken metnbsp;de bedragen, die hem later toevloeiden.”

Eclipse werd in de omstreken van Epson verder opgefokt en ontwikkelde zich tot een prachtig paard, uitstekend aangelegd om snel te loopen. Het was een vos met groote blesnbsp;doorgaande tusschen de neusvleugels en een oploopende witvoet links achter. Zelden zag men een zóó langen, breedennbsp;en schuinen schouder als dit dier bezat; een onderarm zóónbsp;gespierd en zóó lang, eene korte pijp en eene zóó schoone ennbsp;krachtig ontwikkelde achterband.

Zijn maximum snelheid is bezwaarlijk juist aan te geven, daar Eclipse nimmer een tegenstander gehad heeft, tegennbsp;wien hij haar geheel moest ontwikkelen.

Toen 0’Kellij zijn paard eenmaal goed had leeren kennen en wonderbaarlijke bewijzen zag van de uitstekende eigenschappen van dezen volbloeid, daagde hij oen ieder in zijnnbsp;vaderland uit.

Hij verklaarde Eclipse voor onoverwinbaar en liet wijd en zijd bekend maken, dat hij elke weddenschap zou aannemen.

Zulk eene uitdaging trok do opmerkzaamheid der liefhebbers. Zoo waren er onder, die afspraken Eclipse gedurende het traineeren te bespieden. Te laat op de daarvoor bestemdenbsp;plaats aangekomen en geen paard aantreffende, vroegen zijnbsp;aan eene oude vrouw op den weg of zij zooeven getuige wasnbsp;geweest van een proefrit. Het naive antwoord is door denbsp;geschiedenis bewaard gebleven en als kenschetsend te beschouwen voor de snelheid van Eclipse. Het oudje beweerde,nbsp;dat zij inderdaad zooeven een paard gezien had met een witnbsp;been, hetwelk zoo snel liep, dat zonder twijfel de duivel innbsp;eigen persoon het bereden moest hebben.

„Een ander paard,” zoo verhaalde de vrouw, „poogde te vergeefs het te volgen en ik geloof, dat het tot het eindje dernbsp;wereld zou kunnen loopen, zonder het paard met het witte beennbsp;in te halen; het ging sneller dan een vogel”. (The Horse)

-ocr page 141-

131

Ongelukkig bezat Eclipse twee groote gebreken; hij was ondeugend van aard, zelfs ontembaar en had eene snuivendenbsp;ademhaling, zoodat men van verre hem hoorde aankomen;nbsp;hij was derhalve een snuiver (cornard). In het hippodroomnbsp;verscheen hij voor de eerste maal op vijjarigen leeftijd; zijnnbsp;eerste succes op de renbaan te Epsom was schitterend (3 Meinbsp;1769). In de lente van 1770 klopte Eclipse do beroemdenbsp;Bucephalus, die nog nimmer overwonnen was.

De tweede dag na deze overwinning snelde hij Pensionner, een der beste paarden van dien tijd voorbij en won tóen denbsp;groote Yoi’k-stakes. Daar geen enkel paard in staat wasnbsp;Eclipse te evenaren, was zijn rencarriére van korten duurnbsp;(1769—1770). Hij liep ongeveer gedurende een jaar een grootnbsp;aantal malen en werd nimmer overwonnen. Nooit behoefdenbsp;men zweep of sporen te gebruiken en nimmer zag men, datnbsp;de kamp hem inspanning kostte. In het hippodroom te New-Market eindigde hij zijn loopbaan als renpaard in 1770 omnbsp;den koningsbeker te bemachtigen.

Als renpaard bracht Eclipse aan den kolonel O'Kelly in twee jaren tijds het bagatelletje op van 25.000 pondnbsp;sterling.

Als dekhengst ('17714789) verdiende deze beroemde volbloed ongeveer 160.000 livres. Iedere sprong werd met 1300 fi'cs. betaald.

Eclipse stierf te Cannons, de woonplaats van 0’Kellt, op den 20-11 Juni 1789 op vijf-en-twintigjaidgen leeftijd.

Het bijna wonder baarlijke bestaan van dit paard had eene groote belangstelling opgewekt; zijn dood veroorzfiakte eenenbsp;zekere wetenschappelijke nieuwsgierigheid en de eigenaar lietnbsp;in het belang der hippiatric lijkschouwing verrichten; mennbsp;Vond, dat zijn hart 13 ponden woog en dat zijne beenderennbsp;de hardheid en vastheid van staal hadden; zijn spierstelselnbsp;was prachtig. ('Chapus).

Eclipse was zeer vruchtbaar en werd de vader van een talrijk nageslacht; zijne direkto afstammelingen wonnen 852nbsp;rennen. Het bloed van Eclipse is dan ook bekend als hetnbsp;beste van Engeland. Dc geschiedenis meldt niet of denbsp;twee gebreken, die hem aankleefden : boosheid en cornage.

-ocr page 142-

132

welke beide doorgaans erfelijk zijn, zich met eene zekere constantheid in zijn stamboom hebben voortgeplant.

Dit is de wordingsgeschiedenis van het Engelsche volbloed. è^Vatten wij alles te zamen, dan blijkt, dat in Engeland zondernbsp;geldelijke hulp van den Staat, alleen door het particuliernbsp;initiatief tusschen de eerste helft de 16'te eeuw (onder denbsp;regeering van Hendeik VIIl) en de eerste helft der eeuwnbsp;(1715 het geboortejaar van Basto, het eerste individu metnbsp;de karakteristieke vormen van het Engelsche volbloed) eennbsp;licht paardenras werd geschapen

Dit zeer voortreffelijk ras, begiftigd met een bizondere

lichaamsbouw

een zeldzaam volhardingsvermogen om af

standen af te leggen door middel eener reeks


wijde


zeer


sprongen, kon een snelheid ontwikkelen, die men tot dien tijd niet kende

De stamvaders zijn van Oosterschen oorsprong; in het begin werden bijna uitsluitend Berbers en Turken ingevoerd.

De Engelschen aarzelden langen tijd om den Arabischen hengst te gebruiken en eerst de doorslaande bewijzen vannbsp;deugdelijkheid, geleverd door den Nedjed DarJey-AraMan, waren noodig om hen vertrouwen in dit ras te doen stellen.

De moederlyke linie is veel moeilijker te bepalen. De royal mares van Kakel II werden door ingevoerde hengstennbsp;bevrucht; deze paarden echter eveneens met inheemsche merries, die licht van bouw waren en een zekere snelheid kondennbsp;ontwikkelen. Na verloop van tijd werden al de oorspronkelijkenbsp;verschillen in dier mate uitgewischt, dat het heden niet meernbsp;mogelijk is onderscheid te maken tusschen de nakomelingennbsp;van beide categorieën.

De oorspronkelijke vormen der voorouders zijn zonder Ctwijfel gewijzigd geworden door de opvoeding en levenswijze,nbsp;maraan het dier onderworpen werd om het steeds geschikternbsp;te maken voor de renbaan. Reeds bij veulens van tweejarigennbsp;leeftijd deed zich die invloed gevoelen, doordat zij een reeksnbsp;van lengtesprongen snel achtereen leerden nitvoeren (de ren).nbsp;De respectievelijke wijzigingen werden langzamerhand erfelijk,nbsp;zoodat ten slotte een nieuwe type ontstond, dat op den duurnbsp;scherper omschreven vormen aannam.


-ocr page 143-

133

Het bovenstaande is voldoende voor de kennis van het ontstaan van het renpaard. Dit nieuwe ras—het volbloed —nbsp;is gebruikt om meerdere soorten luxe, rij- en koetspaardennbsp;te scheppen, waarvan enlcele groepeyi weder tot een ras zijnnbsp;geworden.

Laten wij nagaan of men daarbij eveneens de verwant-schapsteelt te hulp heeft geroepen.

De Hunter of de Wight Carring Hunter, de steeple chaser bij uitnemendheid heeft men verkregen door kruisingen vannbsp;zware Suffolk- en Norfolk hengsten — (zelf produkten geborennbsp;uit de gewone merries der Oostelijke Graafschappen van Groot-Britannië en Normandische hengstenj — met volbloed merries.nbsp;De aldus verkregen basterds zijn niet aan elkander gelijk, watnbsp;te verwachten is bij paringen van individuen zoo zeer uiteen-loopend in bouw en temperament. Doch door voortgezettenbsp;verwantschapsteelt tusschen de kruisingsprodukten heeft mennbsp;de kenmerken van den Hunter eenigszins constant kunnennbsp;maken.

In het graafschap Norfolk en in Lincolnshire heeft men een ras van dravers gefokt. Men ging daarbij uit van Neder-landsche merries (harddravers) en Engelsche volbloed hengsten,nbsp;Waaronder Fhénoménon, een kleinzoon van Eclipse, een dernbsp;beroemdste was.

Door voortgezette onderlinge paring der aldus verkregen kruisingsprodukten werd uit de basterds een nieuw ras gecreëerd. Van deze hadden de Marshland Shales in het beginnbsp;dezer eeuw den besten naam. Dit ras is de meest bekendenbsp;Norfolk uit het begin dezer eeuw. Het waren kleine bruinenbsp;paarden van ± 1.50 M. hoogte met eene krachtige voorhandnbsp;on eene achterband gelijkende op die van het volbloed. Denbsp;dieren konden in een uur tijds draven 27 a 32 KM. afleggen.

Wanneer men de wordingsgeschiedenis der Amerikaansche dravers verhaalt, dient men op den Engelschen volbloed-hengst Messenger, in 1788 te Philadelphha ingevoerd, tenbsp;wijzen als de eerste voorvader van dit ras. Gedurende twintignbsp;jaren deed hij dienst als dekhengst en bevruchtte vele zijnernbsp;mgene afstammelingen.

Messenger had tot vader Mambrino, die hoewel een vol-

-ocr page 144-

134

bloed, een draver voor korte afstanden was. Deze eigenschap erfde de zoon over. In het jaar 1856 werd de laatste, —• volgens FrAiVCK Forester, een sportman van En-gelsche origine, doch in de Vereenigde Staten gevestigd,—nbsp;het beste paard geacht te zijn, tot dien tijd in Amerika ingevoerd. Hij stond ook bekend als de boste hengst tot hetnbsp;fokken van renpaarden voor de vlakke baan en roadsters (reis-paarden). Tot Messenger klimt de pedigree van alle goedenbsp;Amerikaansche dravers op; zij vormen dus eene groep minnbsp;of meer aan elkaar verwante dieren.

En hoe is het Orloff ras ontstaan, dat dravers levert, die niet alleen in hun vaderland, Zuid-Kusland, doch over de geheelenbsp;wereld beroemd zijn?

In rechte lijn stamt het af van Bars I, een schimmel hengst, de zoon van Polkan I en kleinzoon van Smetanka,nbsp;welke laatste een Arabier was in 1777 te Morca metnbsp;60.000 francs betaald. De moeder van Bars 1 was vannbsp;Hollandschen en die van Polkan I van Deenschen oorsprong.

De Orlotf dravers in de vroegere stoeterij te Orloff gefokt, door de graven Orloff van Tschesma, hebben allé op enkelenbsp;uitzonderingen na eene gemeenschappelijke afkomst.

Nog meerdere homogene paardenrassen danken hun bestaan en hun kenmerkende eigenschappen aan eene kruising, gevolgd door een voortgezette verwantschapsteelt. Bijvoorbeeldnbsp;het Doensche ras van Knapstrup, waarvan men in de meestenbsp;circusstallen vertegenwoordigers vindt. Lunn, een fokker innbsp;Seeland, schiep dit ras in de 18'® eeuw. Hij gebruikte merries, welke verkregen waren door eene kruising van inland-sche paarden met hengsten uit Fredericksborg-stoeterij ennbsp;Engelsche volbloed hengsten. De produkten liet hij onderlingnbsp;paren en gebruikte dus een nauwe verwantschapsteelt. Van hetnbsp;begin af volgens Tisserand, verkreeg men dieren met eennbsp;eigenaardige robe, die sedert niet veranderd is: roodschim-mels met roode en witte plekken op het kruis of vossen metnbsp;een aantal kleine witte vlekjes op het kruis.

Laten wij aan bovengenoemde voorbeelden, waaruit ten duidelijkste blijkt, dat de meest bekende fokkers de verwantschapsteelt beschouwden als een middel om de rassen te ver-

-ocr page 145-

135

beteren, nog de volgende bladzijde uit een opstel van Trélüt toevoegen.

\ In de maand November 1818 kocht een zekere Parcheminé,

^ een weinig bemiddelde boer van Jussy (Haute Saóne) op '•’de markt een hengstveulen en eene merrie van zes jaar.

De laatste, een appelschimmel van inlandsch ras, was tengevolge van meerdere aanvallen van periodische oogontsteking blind; Het veulen zwart van kleur en dertig maanden oud,nbsp;stamde af van eene Kozakken merrie en een inlandschennbsp;hengst. De hoeven en de schoft waren in tegenstelling metnbsp;die der trekpaarden der Haut-Saóne uitstekend gebouwd;nbsp;bovendien was deze basterd hoewel soberder toch energiekernbsp;dan de gewone inlandsche dieren.

Beide paarden en hunne afstammelingen, gedurende zes-en-twintigjaar bij denzelfden eigenaar in gebruik, hebben hem Zeer groote voordeelen aangebracht. Zij schonken hem eenenbsp;talrijke nakomelingschap, die zich van de andere paardennbsp;in den omtrek onderscheidde door de overgeërfde goedenbsp;eigenschappen van den vader.

Alle leden dezer familie waren zwart; geen enkel werd aangetast door periodische oogontsteking; door hunne goedenbsp;eigenschappen was de eigenaar zeker hen te verkoopen tegennbsp;een prijs, een derde hooger dan die voor het gewone inlandschenbsp;type betaald werd.

Vragen wij ons af waardoor deze kleine landbouwer, die zijne paarden in den beginne uit armoede onvoldoende voe-lt;ierde, hen slecht verzorgde en veel arbeid deed verrichten,nbsp;een dergelijk resultaat heeft kunnen verkrijgen, dan luidt hetnbsp;antwoord, door de verwantschapsteelt. De boer was niet rijknbsp;SR kon in de eerste jaren het dekgeld van een goeden hengstnbsp;Riet betalen, zoodat hij gedurende een zeker aantal jaren zijnnbsp;Rierrie door bovengenoemd veulen deed bevruchten.

De hieruit geboren veulens werden vervolgens door hunnen vader gedekt, de moeder door hare zoons en de zusters door harev^S^nbsp;broeders. Door dit systeem werden de produkten van geslachtnbsp;tot geslacht beter (natuurlijk dank zij den uitstekenden stamvader en blijkbaar ook de bizonder goede stammoeder) en wat uitnbsp;Rene geldelijke noodzakelijkheid was begonnen, werd later uit


-ocr page 146-

136

berekening voortgezet

In den omtrek wenschte elkeen dieren van dit ras te bezitten. Meerdere eigenaars brachten daaromnbsp;hunne merries bij „les petit noirs”; de aldus verkregen veulensnbsp;echter evenaarden zelden den vader.

Paecheminé zelf beproefde eene kruising van zijne merries met hengsten van het land, doch was genoodzaakt er van afnbsp;te zien.

Wij belmoren nog mede te deelen, dat paardenfokkers, waaronder Nemrod Apperey, eenig voorbehoud bij de toepassing der verwantschapsteelt noodzakelijk achten. De ver-wantschapsteelt namelijk moet, wil ze zeker goede uitkomstennbsp;leveren door ervaren handen bestuurd worden en men dientnbsp;steeds zooveel mogelijk volmaakt gezonde verwanten te gebruiken.

-ocr page 147-

DARI HAL POESAR-POESARAN KOEDA.

Bahoea sapandjang pendapatan orang toea-toea pada saman dalioeloekala di Poelau Partja, ia-lah poesaran itoe jang akannbsp;djadi tanda kocda jang „bertoeAvah atau tjilaka”. Akan tetapi;nbsp;tiadalah segala orang mempertjajai, dan ada pocla lagi satongahnbsp;marika-itoe berselisih pendapat, karena berlain-lain gocroenja.

Fatsal I.

Ada poela marika-itoe saoedagar koeda jang pandei mem-perdajaken teman-temannja, ia-itoe djika ia hendak membeli koeda jang akan di djoewalnja, maka pei’gilali ia ka kampoeng-kampoeng akan inemareksai beberapa koeda; apabila orangnbsp;jang mempoenjai koeda itoe tiada soeka mendjoewal koedanja,nbsp;maka pergilah ia kapada lain orang jang di korong kampoengnbsp;(tatangga) jang poenja koeda itoe, seraja berkatalah ia dengannbsp;bebei’apa tjatjatnja, saoepama di katakannja; bahoea poesarannbsp;koeda si A, itoe, tjilaka besar sapandjang pendapatankoe;nbsp;hendaknja koeda itoe tiada bole di simpan atau di piara dalamnbsp;kampoeng, dan lain-lain tjatjat jang di katakannja. Makanbsp;kaloe terdengar oleh jang poenja koeda itoe, teman-temannjanbsp;telali mentjatjat poesaran koedanja; kaloe dia pertjaja ketjil-lali hatinja, liingga dengan sigera di djocAvalnjalah; Tetapinbsp;bagei orang jang tiada pertjaja tiada di perdoelikannja.

POESARAN JANG TJILAKA.

Fatsal II.

Adalah poesaran jang doea pada kening, berdjedjcr diatas atau di antara mata seperti dubbelpunt, maka di seboetkannbsp;orang „Mait doea saoendjoeran” namania,. Maka barang siapanbsp;jang memakei koeda jang demikian itoe, achirnja akan datang-2 orang sakali mati atau bcrtoeroet-toeroot seperti keda-tangan wabah pada jang poenja koeda atau sanak kaloearganja.

Deel XI, Afl. 2. nbsp;nbsp;nbsp;10

-ocr page 148-

188

Fats AL III.

Doea poesaran pada kening, berdjedjer dari kiri kakanan, ,,Mizan tertaga” namanja. Maka barang siapa jang memakei,nbsp;koeda jang demikian itoe, tiada akan pandjang oemoer jangnbsp;poenja koeda itoe.

Fatsal IV.

Satoe poesaran pada kening, tempatnja rendah dari pada mata „Toeroen tangis” namanja. Maka barang siapa jangnbsp;memakei koeda itoe, achirnja kedapkali akan berdoeka tjita.

Fatsal V.

Satoe poesaran pada kening, kentjong di atas mata tempatnja „Tinggi rahsia” namanja. Maka adalab orang jang mcm-poenjai koeda itoe, tiada dapat ia menanggoeng rahsia, hanja selaloe ia mengaloearkan segala rahsianja.

Fats AL VI.

Doea poesaran pada hoedjoeng hidoeng (bibir atas) „Ber-sidjilat palit” namanja. Barang siapa orang jang berniaga achirnja akan roegi, hingga habis dengan pokoknja (modal).

Fatsal VII.

Satoe atau doea poesaran pada bidang leher kanan atau kiri „Terloentjoer” namanja. Maka barang siapa marikanbsp;itoe jang ada mendjabat pakerdjatin negrie atau Gouvernement-,nbsp;djika di pakei koeda jang demikian itoe, achirnja tiada lamanbsp;ia mamegang pakerdjaiin itoe.

Fatsal VIII.

Satoe poesaran pada tengah-tengah dada „Berparók dada” namanja. Itoe tanda akan banjak orang sakit hati kapadanbsp;jang mempoenjai koeda itoe, dan pada roemanja tiada ia se-soewei dengan istrienja, kedapkali perkara sedikit mendjadinbsp;berkalahi satoe samalain, artinja tiadalah menaroeh zabarnbsp;orang jang mempoenjai koeda itoe, hanja selaloe hari ia hendaknbsp;goesar-goesar sahadja. Apabila ia berkata, banjak kali ter-dorong sadja.

-ocr page 149-

189

Fatsal IX.

Satoe pöesaran pada halkoem (Keel) „Terdagoeh’* namanja. Bahoea orang jang mempoenjai koeda itoe kedapkali terkitjoehnbsp;dan djikaloe orang jang berniaga jang mempoenjai koeda jangnbsp;demikian itoe, achirnja akan mendapat karoegian.

Fattsal X.

Tiga pöesaran di kening berdjedjer kabawah „Andjing ma-njalak toeanquot; namanja. Djikalau orang jang berpangkat jang mempoenjai koeda itoe, nistjaja orang jang di bawahnjanbsp;akan melawan padanja.

Fatsal XI.

Satoe pöesaran pada kaki moeka atau belakang „Sikaripoeh” namanja, achirnja koeda itoe atau toeannja patah, sekoerang-koerang dapat sakit pintjang jang tiada boleb samboeh.

Fatsal XII.

Satoe pöesaran pada tengah-tengah peroet hampir pada poesat. Koeda itoe kedapkali dapat penjakit peroet

Fatsal XIII.

Satoe atau doea pöesaran pada kanan kiri halkoem, koeda itoe achirnja akan di tangkap matjan, sekoerang-koerangnja.nbsp;di hintainja pada djalan jang lengang-lengang.

Fatsvl XIV.

Ti.ada tjoekoep pöesaran djoendjoeng sirih pada kanan kiri dada, achirnja kapangkal tiada beroerah dan kaatas tiadanbsp;berpoetjoek.

Fatsal XV.

Satoe sadja pöesaran pada pangkal talinga nbsp;nbsp;nbsp;hoeboes”

namanja. Djikalau di bawa berniaga achirnja akan djadi roegi, dan djikalau di bawa kapeperangan nistjaja akan kalah.

Fatsal XVI.

Satoe pöesaran pada sabelah pipi, sadja, tiada baik di pakei boeat orang jang berniaga.

-ocr page 150-

140

Fatsal XVII.

Satoe sadja poesaran di bawah toelang rahang, seroepa fatsal XVI djoega.

Fatsal XVIII.

Satoe poesaran di bawah toelang lidah, BirsiragoeTc namanja. Barang siapajang poenja koeda itoe, segala hartanjanbsp;nanti akan habis sadja. Djalannja maka habis; boekan kcrananbsp;di tjoeri orang dan sabagainja, saolah-olah, habis boeatnbsp;belandja-belandja sahadja.

Fatsal XIX.

Satoe atan doea poesaran pada lamboeng sabelah sadja, di tentang peroet Araboen boerai sabelah, namanja, achirnjanbsp;akan datang sadja sesoeatoe keroegian pada orang jang mem-poenja koeda itoe. Kebanjakan koeda jang demikian^ kaloenbsp;di pakei boeat panghela bendij tiada ia soeka berdjalan tcroesnbsp;hanja ia mahampar kapinggir djalan sadja.

Fatsal XX.

Satoe poesaran pada peroewasan bahoo (boeg), tjilakanja saroepa dengan fatsal XIX.

Fatsal XXL

Satoe poesaran didaging Padjar (zitbeen), achirnja akan datang keroegian pada orang jang empoenja koeda itoe.

Fatsal XXII.

Satoe poesaran pada koedoek (schoft) tiada baik di pakei achirnja jang poenja koeda atan sanak keloewarganja, banjaknbsp;dapat bahaja panjakit dan sabagainja, dan pantang di langkahinbsp;segala perampoean.

Fatsal XXIII.

I, 2, 3, 4, poesaran pada bibir di bawah^ tjilakanja seperti fatsal XXI djoega.

-ocr page 151- -ocr page 152-

142

Fatsal VIII.

Doea poesaran diatas dada meniti halkoem

„Djoendjoeng

sirih” namanja. Bole di pakei boeat orang jang ada pangkat achirnja akan berganda-ganda djoega pangkatnja.

Fatsal IX.

Doea poesaran pada kanan kiri poesat „Poesar-Poesar hambeng” namanja sama dengan fatsal III djoega.

Fatsal X.

Doea poesaran de pangkal ekor, seroepa djoega dengan fatsal III.

Fats AL XI.

Satoe poesaran di pinggang, berbetoelan dengan toelang poenggoeng djangan terhimpit oleli palana, Anale radja her-pajoeng emas” namanja baik di pakei oleh radja-radja ataunbsp;orang jang berpangkat tinggi.

Fatsal XII.

Doea poesaran di pangkal telinga, 2 di kiri kanan kamaloean, 2 di pangkal ekor „Berleoentji Bilik Dalam” namanja, orangnbsp;jang poenja koeda itoe banjak hartanja.

Fatsal XIII.

Doea poesaran pada kanan kiri pinggang, „Damar tiris” namanja, saboleh-bolehnja terlanggar keatas toelang salanggonbsp;(heup) djangan meniti toelang, baik. Djika betoel demikian,nbsp;achirnja jang poenja koeda itoe akan mendapat banjak oen-toeng, pada barang sesoeatoe jang di perboeatnja.

Fatsal XIV.

Satoe atau doea poesaran pada lamboeng kanan dan kiri peroet, „Amban boemiquot; namanja. Barang siapa jang memli-hara koeda itoe achirnja akan djadi kaja besar atau mendapatnbsp;pangkat jang mahamoelia dan sekoerangnja, tiada ia akannbsp;kepoetoesan makanan selama di peliharanja koeda itoe.

-ocr page 153-

143

Fatsal XV.

Berpoesar-poesar pada ka-ampak kakinja, walau satoe-satoe atau doea-doea; tctapi sakingga peroeasan loetoet kebawahnbsp;„Korong” namanja, Djikalau di bawa berperang insaallab tiadanbsp;akan kalah, miskipoen moesoek manembak dengan senapangnbsp;atau mengamoek dengan sindjata jang tadjam tiada akannbsp;memberi bekas kapada orang jang menoenggang koeda itoe,nbsp;dan djikalau koeda itoe di simpan atau di taroeh dalam ben-teng tiadalah moesoek itoe berani masoek kadalam.

Fatsal XVI.

Satoe poesaran pada hidoeng, bertentangan dengan kedoea lobang hidoeng, seroepa dengan fatsal XIII. Akan tctapinbsp;djangan berpoesaran pada bibir jang di bawah.

Pajacombo, 15 Juni 1897.

Pengarang.

R. PROEHOEMAN.

Docter hewan.

IETS OVER HAARWERVELS BIJ PAARDEN.

Dat de haarwervels bij het beoordeelen van een paard voor de Inlanders van belang, dikwijls van veel belang zijn, is zekernbsp;algemeen bekend.

Of deze overal zoo’n rol spelen als hier op de Westkust van Sumatra, weet ik niet, zeker is het, dat hier dikwijls uitsluitendnbsp;op de haarwervels wordt gelet, en een paard, dat zoogenaamdnbsp;goede haarwervels lieeft, soms bijna voor geen geld te koop is,nbsp;terwijl paarden, die slechte haarwervels hebben, nooit duurnbsp;worden betaald.

Daar het wel interessant is hierover eens iets meer te vernemen, heeft de Inlandsche veearts, R\DJA Proehoeman op mijn verzoek een en ander er over geschreven en verschillende haarwervels opgenoemd, die als goede of kwade teekensnbsp;voor paarden hier bekend staan.


-ocr page 154-

144

Voor degenen, die met de Maleische taal niet bekend zijn, zal ik de vertaling er van laten volgen.

Hij schrijft het volgende:

Op Sumatra heerscht volgens oude menschen reeds vele jaren het geloof, dat de haarwervels bij een paard teekensnbsp;zijn, dat het dier geluk of ongeluk aanbrengt.

Niet iedereen gelooft echter hieraan en onder degenen, die er wel aan gelooven zijn er, die van meening verschillen.

Vele paardenhandelaren weten hier handig partij van te trekken. Als ze namelijk een paard willen koopen en denbsp;eigenaar wenscht het niet af te staan, strooien ze in de buurtnbsp;rond dat het vele gebreken heeft, dat de haarwervels zeernbsp;slecht zijn en dat het volgens hunne meening ongeluk zalnbsp;aanbrengen en het niet goed is het langer in do kampong tenbsp;laten en meer dergelijke.

Wanneer de eigenaar hoort, dat zijne vrienden de poesarans van zijn paard slecht vinden, zoo zal hij het gaarne spoedignbsp;willen verknopen, tenzij hij zelf geene waarde mocht hechtennbsp;aan deze teekens

HAARWERVELS, DIE ONGELUK AANBRENGEN.

Twee haarwervels op het voorhoofd boven elkaar, op, of boven do ooglijn: Mait doewa saoendjoeran”. Iemand, dienbsp;zoo’n paard gebruikt krijgt, evenals bij do pest, tegelijk ofnbsp;spoedig na elkaar twee sterfgevallen in zijn huis of in zijnenbsp;familie.

Twee haarwervels op ’t voorhoofd, naast elkaar: „Mizan tertaga.” Hij die zoo’n paard gebruikt, wordt niet oud.

Een haarwervel op ’t voorhoofd, onder de ooglijn: „Toeroen tangis.” Degene, die zoo’n paard gebruikt, zal dikwijlsnbsp;redenen tot droefheid hebben.

Eén haai’wervel op ’t voorhoofd, doch buiten de mediaan lijn: „Tinggi raksia.” Hij, die zoo’n paard houdt, kan geenenbsp;geheimen bewaren en vertelt direkt alles aan anderen.

-ocr page 155-

145

Twee haarwervels op de bovenlip: „Borsidjilat polit.” Als iemand die handel drijft zoo’n paard houdt, zal hij altijdnbsp;schade lijdenen, slecht speculeeren tot zijn kapitaal er doornbsp;opraakt.

Eén of twee haarwervels op de vlakte van den hals, rechts of links: „Terloentjoer.” Als ieöiand, die werkt bij het gouvernement, of in ’t algemeen cene goede betrekking heeftnbsp;zoo’n paard gebruikt, zal hij die niet lang behouden.

Eén poesaran op het „midden van den borst: „Berparok dada.” De menschen zullen den eigenaar van zulk een paardnbsp;niet genegen zijn, in huis zal hij steeds ruzie hebben met zijnenbsp;vrouw, dikwijls zullen er kleine onaangenaamheden zijn dienbsp;tot twist leiden, dus hij zal weinig vrede hebben en ook zelfnbsp;dikwijls zijn mond voorbij praten.

Een haarwervel aan de keel: »Terdagoek.” Degene, die zoo’n paard houdt zal dikwijls bedrogen worden en als hijnbsp;handel drijft, steeds schade lijden.

Drie haarwervels op het voorhoofd boven elkaar: »Andjing manjalak toean.” Als hij, wiens paaad zoo is, eene betrekkingnbsp;vervult, zullen zijne ondergeschikten hem steeds tegenwerken.

Een poesaran op één voor- of achterbeen: »Sikaripoek.” Dit paard of de eigenaar zal één zijner ledematen brekennbsp;of op zijn minst' een onherstelbaar verlies hieraan krijgen.

Een poesaran midden op den buik, iets voor den navel. Een dergelijk paard zal dikwijls aan koliek lijden.

Eén of twee poesarans rechts en links van de keel. Dit paard zal door een tijger worden weggehaald of in elk gevalnbsp;zal eens op een eenzamen weg een tijger op hem loeren.

Als er geen voldoende haarwervels ter zijde van den borst zitten, is dit slecht. Dit is als iets, dat niet kan leven ennbsp;wordt vergeleken bij een’ boom, die van boven geene uitspruitsels en van beneden geen wortels heeft. Zoo’n paard kannbsp;dus geen geluk aanbrengen.

-ocr page 156-

146

Slechts één haarwervel achter een oor: »Talaga boeboes.” Voor handelaren slecht, ze zullen schade lijden. Als mennbsp;er mee ten strijde trekt, zal men zeker verliezen.

Eén poesaran ter zijde op de wang, niet goed voor handelslui.

Eén poesaran in den keelgang is als het vorige.

Eén poesaran onder de kaak, achter de onderlip; „Bersira-goek.” De eigenaar van zoo’n paard zal al zijne bezittingen verliezen door verkwisting.

Één of twee poesarans in de maagstreek, aan één kant onder den buik: „amboen boemi sabelah.” De eigenaar zalnbsp;steeds schade lijden. Worden zulke paarden aangespannen, dannbsp;zullen ze meestal niet recht uit willen loopen, maar steedsnbsp;naar één kant van den weg dringen.

Eén poesaran aan den boeg (rechts of links) is als het vorige.

Één poesaran op het zitbeen (rechts of links) evenzoo.

Eén poesaran op den schoft is slecht. De eigenaar of een familielid van hem zal dikwijls ziek zijn en zijne vrouwennbsp;doen ongeoorloofde dingen.

Eén of meer poesarans op de onderlip brengt ook nimmer geluk aan.

II. GOEDE HAARWERVELS.

Een poesaran aan de basis van elk oor: „Talaga atas boe-kit ” De eigenaar van zoo’n paard heeft steeds geluk in al zijne werken.

De haarwervels hierboven genoemd, moeten zoo ver mogelijk naar voren zitten, vóór de basis van het oor.

Eén poesaran op ’t voorhoofd, op de ooglijn er juist op de mediaanlijn is van weinig belang, in geen geval slecht.

-ocr page 157-

147

Drie haarwervels op het voorhoofd in den vorm van een drievoet: „Boemi bergandeng boelan dan matahari.” Als denbsp;eigenaar een handelsman is, zal hij spoedig veel geluk ennbsp;voordeel hebben. Als hij ten strijde trekt, zal hijwinnen.nbsp;Indien hij werkt of eene betrekking vraagt, ofgeleendnbsp;geld terug vordert, zal hij in eens krijgen wat hij wil.

Een paard met één of twee poesarans op de beide wangen is goed voor handelslui. Ze zullen veel geluk hebben.

Twee poesarans aan weerszijden van de achterbaak is als het vorige.

Eén haarwervel op beide boeggewrichten is van weinig belang, niet slecht. (Karakok).

Een paard met twee poesarans op den voorhals onder de keel: „Djoedjoeng Sirih.” Dit is goed voor lui, die eene betrekking beklecden, hunne betrekking zal steeds beter worden.

Twee poesarans, aan weerszijden van den navel één: „Poesar poesar kambing.” Is van weinig belang, ook niet slecht.

Twee poesarans op den staartwortel evenzoo.

Een paard met één haarwervel in de lendostreek op den ruggegraat en niet bedekt door het zadel: ,,Anak radja ber-pajoeng emas.” Is goed voor koningen of menschen dienbsp;eene hooge betrekking bekleeden.

Twee haarwervels op den basis van de beide ooren, twee rechts en links van de schaamdeelen en twee rechts en linksnbsp;van den staartwortel heet: „Berkoentji bilik dalam.” Denbsp;houder van zoo’n paard zal zijne bezittingen steeds ziennbsp;vermeerderen. Een paard met deze zes haarwervels is zeernbsp;gewild.

Twee poesarans rechts en links van de lendenen, iets boven de heupen: „Damar tiris.” De eigenaar krijgt veel geluknbsp;bij zijn werk.

-ocr page 158-

148

Eén of twee poesarans in de maagstreek, rechts en links op den buik: „Amban boemi.” Iemand, die zoo’n paardnbsp;verzorgt, zal zeer rijk worden of eene zeer goede betrekkingnbsp;krijgen. Op zijn minst genomen, zal hij nooit gebrek lijden,nbsp;zoolang hij dat paard behoudt.

Eén poesaran, desnoods 2 op elk dor vier boenen aan de pijp: „Korong.” Degene, die zoo’n paard gebruikt in dennbsp;oorlog kan niet verliezen ofschoon de vijand hem tracht doodnbsp;te schieten of te stoken met een scherp wapen. Als ditnbsp;paard in eene benteng is of gebracht wordt, zal de vijandnbsp;niet binnen durven komen.

Een haarwervel tusschen de beide neusgaten is heel goed mits er geen op de onderlip zit.

Fort de Kock, Augustus 1897.

B. VRIJBURG.

Gouv.-veearts.

-ocr page 159-

INSEKTEN STEKEN.

Ottingee schat de therapeutische waarde van ammoniak bij insektensteken niet hoog, doch beveelt daartegen zeer aan hetnbsp;Ichtyol.

Plij heeft waargenomen dat het zeer wel en zeker de ontstc-kings verschijnselen doet verdwijnen. In tijd van enkele minuten hebben pijn, jeukte, brandend gevoel enz. opgehouden ennbsp;de zwelling op de gestoken plaats vermindert zeer snel,nbsp;O. schrijft deze werking toe aan de vaatvernauwende en daardoor ontsteking werende eigenschap van Ichtyol. Het snelstnbsp;werkt het wanneer men het zuiver, ongeveer één ra.M diknbsp;op de gestoken plaats smeert. In zalfvorm (gelijke deelennbsp;lanoline op vaseline) is meestal ook voldoende.

{Wocliensclir. fur Tliierli. Tc. und Viehz).

LYMPHANGITUS ULCEROSA BIJ HET PAARD. C)

In het Berl. Thier-arztl. Wochenschr. wordt daaromtrent het volgende overgenomen uit de Annal. de ITnstitut Past.nbsp;en door Nocard medegedeeld.

Aan de veeartsenijschool te Alfort werden den Ion October 1892, 67 van huidworm verdachte paarden aangebracht. Zenbsp;werden geinjiceerd met malleïne en werden er verder entingennbsp;verricht op cavia’s. Van 59 paarden werden bij cavia’s positievenbsp;resultaten verkregen. Op malleine reageerden van deze 59nbsp;paarden 43, die dan ook bevonden werden te lijden aan kwadennbsp;droes, terwijl de etter van de 16 andere paarden een bizonderennbsp;bacilus bevatte, die gemakkelijk van den kwaden droes bacil tenbsp;onderkennen was, en die ook terug gevonden werd bij de cavia’snbsp;die met etter van die 16 paarden waren ingespoten. Vannbsp;deze 16 paarden behoorden er slechts twee tot d'enzelfden stal.

[l] M. 2. wel de moeite waard te onderzoeken, in hoeveiTe vele gevallen van patek of Salckaraii, in Indië met het onderstaande overeenstemmen.

-ocr page 160-

160

Ëén daarvan stierf, het andere herstelde. De overige 14 paarden behoorden tot verschillende stallen, waarin geen andere ziektegevallen voorkwamen, zoodat de eigenaardige ziekte zekernbsp;niet erg besmettelijk zijn kan. Nocaed noemde de ziektenbsp;Lymphan gitis ulcerosa.

De etter, volgens Gram-Nioolle gekleurd, was rijk aan microben, die deels geïsoleerd, deels hoopsgewijze in het inwendige der ettercellen gevonden werden. Ze waren meestal staafjesvorming, tamelijk dik en kort en aan de einden afgerond,nbsp;dikwijls als samengesteld uit verschillende geledingen, somsnbsp;aan het eind stomp, soms ook toegespitst, dikwijls bijna eivormig. Niettegenstaande den verschillenden vorm bleken zenbsp;toch tot dezelfde soort te behooren. De cultuur gelukt bijnbsp;30 a 40» op bijna alle gebruikelijke voedingsbodems.

In gepeptoniseerde bouillon komen op den bodem van het buisje den derden dag reeds kleine witte korreltjes, die nanbsp;8 a 10 dagen een tamelijk dikken neerslag vormen. Dienbsp;korreltjes blijken massa’s bacillen te zijn, die gedurende denbsp;twee eerste dagen fijne gelijksoortige staafjes zijn, veel gelijkende op diphterie bacillen.

Later komen er onder, die in het midden of aan de einden gezwollen zijn en ook bijna dwarsgestreept schijnen. In glyce-rine-pepton-bouillon krijgt men een witachtige diffuse neerslag,nbsp;die gemakkelijk omhoog gaat en de vloeistof troebel maakt.

Bij mikroskopisch onderzoek ziet men cocco bacteriën, nooit staafjes. Worden deze in glycerine vrije bouillon overgebracht,nbsp;dan nemen ze den staafjes vorm aan, terwijl ongekeerd toevoeging van glycerine op andere voedingsstoffen, den coccennbsp;vorm te voorschijn roept. Op agar-agar vormen zich rondachtige witte koloniën, die zich als een fijn geplooid huidjenbsp;uitbreiden. Op aardappelen verschijnt een vuil wit, aannbsp;de randen getand laagje. In paardenbloedserum worden denbsp;culturen wit, in runderbloedserum geel. Serum met gelatine is de gunstigste voedingsbodem. Na 36—48 uren vertoontnbsp;zich een kleine ronde witte vlek. Langzamerhand breidt zichnbsp;de colonie met tallooze wortels in den voedingsbodem uit.nbsp;In melk gedijen slechts de coccen vormen. De culturen hebben toetreding van lucht noodig.

-ocr page 161-

lêi

Bij 65'gt; of bij langdurige verhitting tot SS® sterft de bacil. Overigens behouden de culturen na kamertemperatuur tot 3nbsp;maanden lang hunne virulentie en hun voortplantingsvermogen.nbsp;Het gevoeligst voor de infectie is de cavia. Inspuiting van eennbsp;droppel etter in de buikholte veroorzaakt hevige orchitis, dienbsp;na 1'/.,—5 dagen intreedt en verloopt evenals de balontstekingnbsp;door kwaden droes opgewekt. In de etter vindt men steedsnbsp;bacillen. De dood volgt na een of twee dagen, wanneer culturen in de buikholte worden ingespoten. De subcutane injectienbsp;van etter of van culturen veroorzaakt bij dieren van hetnbsp;paardengeslacht een absces, dat na 6 a 10 dagen openbreekt,nbsp;zonder verdere kwade gevolgen. Slechts één keer ontwikkeldenbsp;zich eene ulceratieve lymphangitis. Intraveneuse injectie veroorzaakt een lichte koorts, die ongeveer 24 uren aanhoudt.nbsp;Enting in de buikholte van konijnen veroorzaakt peritonitis,nbsp;die aan het oor daarentegen een lethaal verloop na 15 a 30nbsp;dagen, zonder dat in het bloed bacteriën worden gevonden.nbsp;Witte muizen sterven in korten tijd na de enting. In hetnbsp;bloed van het hart vindt men culturen. Duiven sterven dikwijls, terwijl het bloed bacteriën bevat, kippen zijn immun.

Er bestaat bij paarden eene lymphangitis ulcerosa, die klinisch van kwaden droes (huidworm) moeielijk te onderscheidennbsp;is, welker etter in de buikholte van cavias gespoten, eennbsp;gelijke uitwei’king heeft als de kwadendroes etter. De aannbsp;lymphangitis ulcerosa lijdende paarden reageeren niet op mal-leine. De specifieke bacil van den lymphangitis onderscheidtnbsp;zich van den kwadendroes bacil, door zijne culturen en voornamelijk daardoor, dat hij zich volgens de Grammsche methodenbsp;gemakkelijk en intensief laat kleuren.-

CHEMISCHE ZUIVERING VAN DRINKWATER.

Dr. ScHUMBüRG aan de Kaiser Wilhelms academie heeft verschillende methoden beproefd om drinkwater chemisch tenbsp;zuiveren. De meeste methoden gaven een negatief resultaatnbsp;Daarentegen is het hem gelukt eene afdoende wijze te vinden,nbsp;Waardoor binnen 5 minuten alle in het water aanwezigenbsp;pathogene kiemen worden gedood, terwijl men een helder,nbsp;gezond en smakeloos drinkwater overhoudt.

-ocr page 162-

152

Bij het water wordt Broom gevoegd en wel 0,06 gr. of 0,2 c cM. van eene 20®/o Broom- bi'oomkali oplossing. Na 5 minutennbsp;wordt een gelijke hoeveelheid 9% amoniak bijgevoegd totnbsp;verwijdering van het broom. Een K.G. broom is genoeg voornbsp;16000 Liter water.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;(Berlin. TMerarfz. Wochesclir).

CONSERVEERING VAN VLEESCH.

PiNTO te Rio Janeiro conserveert vleesch door middel van een electrischen stroom dien hij aanhoudend door eene 50%nbsp;zoutoplossing laat gaan, waarin het vleesch gedompeld is.nbsp;Na lO—20 uren wordt het vleesch er uit genomen en ge-

droogd.

(Thierarzt).

TETANUS.

Bij tetanus heeft Jones zeer goede resultaten gekregen door aanwending van Natr. subsulf., dat de ziekte kiemen (bacteriën)nbsp;doodt, zonder het zenuwstelsel te prikkelen. Als sedativumnbsp;geeft hij gelijker tijd Broom kalium. Op die wijze werdennbsp;34 patiënten behandeld, waarvan er 23 geheel herstelden.nbsp;J. gebruikte 8 gr. Brom. kalic. op 4(4 Lt. koud water, watnbsp;in verloop van een uur opgedronken werd. Eenige dagennbsp;achtereen werd ’s avonds 15 gram natr. subsulf. in één keernbsp;ingegeven.

{OesterreicJi. Monatsch. u Eevue f. TTiierheiTk).

ARECOLINUM HYDROBROMICUM BIJ RHEU-MATISCHE HOEFONTSTEKING.

Eiilers gebruikte in plaats van Pilocarpine, subcutaan Are-colin, en kreeg daarmee bevredigende uitkomsten, wanneer

de injecties in het begin der ziekte werden aangewend Een


enkele injectie van 0.1 gr. bij gelijktijdige aanwendig van Pi'iessnitzsche omslagen om het lijf en den hals, was voldoendenbsp;om het paard sterk te doen zweeten en in zeer korten tijdnbsp;beterschap te verkrijgen. Tegelijker tijd worden koude com-pressen om de hoeven gelegd, waarmede enkele dagen wordtnbsp;doorgegaan.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;{Berlin. Thierartz. Woclienschr).

-ocr page 163-

153

Arecolin werkt laxeerend, in ’t bizonder echter speeksel afscheidend en zweetafdrijvend. Ook wekt het spiercontractiesnbsp;op. Het wordt daarom aangewend bij vei’stopping, rheuma-tische hoefontsteking, wormkoliek enz. De hypodermatischenbsp;dosis is voor paarden 0,01—0,05, voor rundvee 0,1 gr.nbsp;Tegenaanwijzingen zijn nerveuse koliek, zwangerschap, tetanusnbsp;en pharyngitis.

(VEcTio vétérin).

OVER ’T GEBRUIK VAN POSTDUIVEN.

Een Schotsch geneeskundige, die eene uitgebreide praktijk heeft en daarin groote afstanden moet afleggen, dikwijls dennbsp;ganschen dag van huis wegblijven moet, heeft de gewoonte,nbsp;eenige postduiven mee te nemen. In dringende gevallennbsp;bindt hij het dier een briefje aan en laat het los. Komt denbsp;duif thuis, dan wordt daarvan een teeken gegeven door eenenbsp;inrichting op de uitvliegplaats aangebracht; het briefje wordtnbsp;afgenomen, waarop een bode de op deze wijze gevraagde instrumenten of medicijnen naar de plaats van bestemming brengt.nbsp;Diezelfde geneeskundige laat ook soms een of meer duivennbsp;achter bij patiënten. Is het noodig den geneeskundige ietsnbsp;mede te deelen omtrent den patient, dan wordt een duif metnbsp;bericht afgezonden, waardoor de arts onmiddellijk op de hoogtenbsp;gesteld is van eenige gunstige of ongunstige vei’andering innbsp;den toestand van den patient.

Dit middel van correspondeeren zou in de veeartsenijkunde ook zeer goed zijne toepassing kunnen vinden.

(Journ. de Lyon No. 96).

REAGENS OP EIWIT.

Een zeer gevoelig reagens op eiwit in urine bestaat uit: Hydrarg. chlorat. 10, Acid. Succinic. 20, Natrium chlorat. 10,nbsp;Ag. destill. 500. Dit reagens veroorzaakt eene duidelijke troe-beling in de urine bij aanwezigheid van eiwit 1: 120.000,nbsp;Als proef neemt men 4—5 ccM. gefiltreerde urine, die metnbsp;1. ccM. azijnzuur (30: 100) zuur gemaakt is en voegt daarnbsp;4 ccM. van het reagens bij.

(Algem. med. centr. Ztg.).

Deel XI, Afl. 2 nbsp;nbsp;nbsp;11

-ocr page 164-

154

OVER CHRONISCHE KWADEN DROES DER HUID EN DE AANWENDING VAN MALLEINE BIJ MENSCHEN.

Dr. Buschke maakt in liet Archiv für Dematologic und Sipliilis melding van een geval van clironische kwadendroesnbsp;bij den menscli, die uitsluitend tot één lidmaat beperkt bleefnbsp;en vergelijkt hiermede vier andere gevallen die door Beksiernbsp;resp. Hallopean en Jeanselme en Ne:sser bescbreven werden. In deze vier gevallen was niettegenstaande het verscliil innbsp;klinische verschijnselen toch eene groote overeenkomst tenbsp;constateeren. Eerstens was het ongewoon chronische verloop,nbsp;wat in één geval zes jaren duurde, tweedens het optredennbsp;van intra musculaire, subcutane en subperiostale abscessen,nbsp;ten derde de localisatie in het gezicht om den ingang vannbsp;den neus, met meer of minder mede-lijden van de naburigenbsp;slijmvliezen, bij allen gelijk.

De diagnose ,,chronische kwadendroes” is bij menschen meestal zeer moeielijk te stellen. Bonome kwam voor hetnbsp;eerst op het idee om bij menschen malleine in te spuiten,nbsp;en dit middel voor diagnostische en therapeutische doeleindennbsp;te gebruiken. Bij zijne patiënten trad bij eene geringe dosis malleine een hevige algemeene reactie in, terwijl plaatselijke reactienbsp;niet was waartenemen. Bij voortgezet gebruik verminderde ooknbsp;de algemeene reactie langzamerhand, en de ziekteverschijnselennbsp;werden minder. Schrijver wilde nu eveneens het malleinenbsp;beproeven bij een patiënt, lijdende aan gelocaliseerden kwadendroes. Door toevallige omstandigheden werd de toezendingnbsp;van malleine vertraagd, zoodat patient vóór de ontvangst ernbsp;van reeds geopereerd was. Echter werd na de operatie nognbsp;meermalen malleine in stijgende giften geinjiceerd om vasttenbsp;stellen of al het zieke weefsel door de operatie was verwijderdnbsp;geworden óf dat er misschien ergens in de inwendige organennbsp;nog een kwadendroeshaard aanwezig was. Geen enkele maalnbsp;vertoonde patient eenige reactie en was hij na 18 maandennbsp;na de operatie nog gezond Schrijver komt tot de volgendenbsp;conclusie:

1. Er bestaat, behalve de op en om het neusslijmvlies zich loealiseerende gevallen van chronischen kwadendroes met

-ocr page 165-

155

meestal veelvuldige haarden in de inwendige organen, nog eene soort kwadendroes die zich localiseert op eennbsp;enkel lidmaat.

2. nbsp;nbsp;nbsp;De uit de kwadendroes nieuwvormingen zich vormendenbsp;zweeren hebben niets karakteristieks en gelijken geheelnbsp;op zweeren, ontstaan uit syphilitische nieuwvormingen.

3. nbsp;nbsp;nbsp;De diagnose wordt gesteld door bacteriologisch onderzoek en wel volgens de methode van Straus, waarbijnbsp;men zich echter wel door kleuring en culturen verzekeren moet, dat de uit den etter gewonnen bacillen, werkelijk kwadendroes bacillen zijn (zie volgend referaat).

4. nbsp;nbsp;nbsp;Malleïne heeft waarschijnlijk als diagnostisch en prognostisch middel bij gevallen van kwadendroes bij men-schen, eenige waarde.

5. nbsp;nbsp;nbsp;Therapeutisch is bij geheel locale haarden en ook bijnbsp;multipele haarden, wanneer ze chirurgisch te bereiken

extirpatie tot in het gezonde weefsel

en

zijn, eene

daarna korstvorming met den Thermo-cautère van Pa-QüELiN aangewezen.

ONDESKENNIND VAN KWADENDROES.

{zie ref. omtrent Lymphangitis ulcerosa.)

Volgens een door Canon in het Centraal blatt. f. Bact. Band. XIX H. 22/23 geschreven referaat heeft Kutscher bijnbsp;het onderzoek van een paard, dat verdacht was te lijden aannbsp;kwadendroes, behalve streptococeen en kwadendroes bacillen,nbsp;staafjes geïsoleerd, die bij mannelijke cavias intraperitoniaalnbsp;ingespoten, eene gelijke zwelling van de ballen te weeg brachtennbsp;als de kwadendroes-bacillen. Schrijver vermengde neusslijm vannbsp;het verdachte paard met bouillon en spoot van dit mengselnbsp;I ccM. in de buikholte van het proefdier. De staafjes werden in een geval bij de sectie in knobbels in het net gevonden.nbsp;Morphologisch gelijken die staafjes zeer veel op kwadendroes-bacillen, ze groeien op bijna alle gebruikelijke voedingsbodemsnbsp;en vervloeien gelatine. Oudere gelatineplaten gelijken opnbsp;choleracolonien. Na de injectie van deze staatjes in de buikholte van mannelijke cavias verkrijgt men een geheel gelijknbsp;ziekte- en sectiebeeld, als na infectie door kwadendroes, zoodat


-ocr page 166-

156

de methode van Straus haar specifieke waarde heeft verloren. Voor grijze muizen zijn deze bacillen zeer pathogeen, mindernbsp;voor konijnen. Kippen en duiven zijn er ongevoelig voor.

{Berl. Thierürztl. WocJiens).

WORDT HET CONTAGIÜM VAN KWADENDROES DOOR DIPHTERIESERÜM OVERGEBRACHT?

Dr. Bonhoff onderzocht de vraag of in geval een paard, lijdende aan kwadendroes, gebruikt werd tot het verzamelennbsp;van diphterieserum, er voor den met serum te behandelennbsp;patient gevaar zou bestaan met kwadendroes geïnfecteerd tenbsp;worden.' De proefnemingen hebben bij zeer voor kwadendroes-infectie gevoelige dieren nooit kwadendroes verwekt. De toevoeging van 1/2 % carbolzuur oplossing bij het serum is oorzaaknbsp;dat de daarin aanwezige kwadendroes bacillen na 2—4 urennbsp;het vermogen verloren hebben zich op kunstmatige voedingsbodems te vermenigvuldigen, terwijl na 24 uren mogelijkheidnbsp;voor infectie bij cavia’s niet meer bestaat. Na de bereidingnbsp;van het diphterieserum, alzoo na de toevoeging van acid.nbsp;carbolic verloopen minstens 7 dagen vóór het serum in dennbsp;handel komt, reden waarom er dus in geen geval gevaar bestaatnbsp;voor kwadendroes infectie.

[Berl. thierürztl. Wochenschr.)

COBS.

Naar aanleiding van de talrijke venduties van Australische paarden (Ponies en Cobs) tegenwoordig in de couranten geannonceerd, werd mij meermalen gevraagd, wat is een cob ? Innbsp;Hippos No. 16 vindt men daaromtrent het volgende vermeld:

Een „cob” is geen bepaald ras van paarden, maar men geeft in Engeland dien naam al gauw aan een kleiner soort hack.nbsp;Trouwens het is eigenaardig aan welk soort van paardennbsp;men zoo al den naam van cob geeft en nergens vindt mennbsp;eigenlijk eene juiste beschrijving van een cob. Vraagt mennbsp;wat een cob is, dan krijgt men heel dikwijls eenvoudig tennbsp;antwoord, dat een cob het product is van een hackneyhengst

i!

-ocr page 167-

157

en een „cobby mare”, maar meerdere inlichtingen omtrent die „eobby mare” krijgt men niet. Een cob is eigenlijk nietsnbsp;anders als een klein paard met een goede, gezonde, sterkenbsp;constitutie, taai als een pony. Het is een compact dier, laagnbsp;op de beenen, met diepe borst, sterke lendenen, breed kruisnbsp;en zeer goed gebroekt. De schoft is doorgaans niet hoog,nbsp;maar toch moet de cob een opgerichten hals hebben.

Zeer veel cobs lijden aan wijdhakkigheid en overladen schouders, terwijl de actie van zeer velen eenvoudig bestaatnbsp;in het wat hooger oplichten der knieën. Wil men een fraaienbsp;cob, dan moet men eigenlijk een kleine „hack” zoeken metnbsp;goede schouders, een goede manier van gaan en vooral metnbsp;wat adel.

OVER HET VOORKOMEN VAN TYPHUS- EN CHOLERA BACILLEN IN KIPPENEIEREN.

PlORKOWSKi heeft aangetoond, dat typhus bacillen in staat zijn onder zekere omstandigheden door de schalen van kippeneieren heen te dringen en zoo in het inwendige van hetnbsp;ei te komen, op dezelfde wijze zooals dat door Wilm bijnbsp;cholera-bacillen is waargenomen. Het doordringen geschiedtnbsp;het beste bij een temperatuur van 37°, beter dan bij 28°.nbsp;Eieren, die cholera-bacillen bevatten, zien er tot den 4°» a 5°“nbsp;dag normaal uit. Daarna worden ze troebel en krijgen eennbsp;reuk naar zwavelwaterstof. Door langer den 2 minuten kokennbsp;worden de bacillen gedood, en dus onschadelijk gemaakt.nbsp;Volgens Dönitz bevatten de eieren, die in den handel gebrachtnbsp;worden, bijna altijd kiemen, die aanleiding geven tot zwavel-waterstofvorming. Met cholera-bacillen goinfecteerde eierennbsp;bevatten gcene door reuk of loodacetaatpapier waarneembarenbsp;hoeveelheid zwavelwaterstof. Do vorming hiervan geschiedtnbsp;volgens hom steeds door andere bacteriën.

(Zeitschr. f. feisch u. Mïlcli hygiène).

SAMENSTELLING DER MELK VAN INDISCHE RUNDEREN.

Volgens d’Abzac gebruikt men in Indië melk van do zebu en van de zwarte buffelkoe. De melk van deze beide

-ocr page 168-

158

soorten is geconcentreerder dan van Europeesche koeien, en

wel als volgt:

Zebu.

Ind. buffel

engelsch rund.

Water

86,13%

82,05%

87,20%

Vet

4,80

7,98

3,70

Kaseïne

3,03

4,00

4,00

Melksuiker

5,34

5,18

4,40

Asch

0,70

0,79

0,70

{Zeitschr. f. fleisch u. Mïlcli hygiëne). OVER EIEREN.

Dr. Deechiler in München publiceert in het Tijdschr. für Fleisch- u. Milchhygiene een nauwkeurig onderzoek omtrentnbsp;eieren en behandelt daarin achtereenvolgens:

De ontwikkeling der eieren, het voorkomen van vreemde lichamen in eieren, de anatomie van het ei (de luchtkamernbsp;van het ei, de schaal, het eiwit, de dooier), de grootte ennbsp;het gewicht van eieren, het gewichtsverlies bij bewaring, hetnbsp;specifiek gewicht, de duurzaamheid en het bederven vannbsp;eieren. In ’t kort komt hij tot het volgende:

I. nbsp;nbsp;nbsp;Men kan zeggen dat eieren versch zijn:

a. als ze volkomen helder doorschijnend, zonder waarneembare donkere vlekken zijn;

5. wanneer de luchtruimte slechts een klein gedeelte van het ei inneemt en wanneer men door het ei heen ziet, nietnbsp;opvallend duidelijk waar te nemen is;

c. nbsp;nbsp;nbsp;wanneer het eiwit, na openmaking, helder en doorschijnend is, niet troebel is of vlokjes vertoont, hot dooiervliesnbsp;niet gekleurd, de dooier helder geel gekleurd is, de inwendigenbsp;vlakte bij de schaal zuiver wit is, de inhoud er normaalnbsp;uitziet en normaal ruikt, niet walgelijk of stinkend is en dusnbsp;alle hoedanigheden van een goed ei waartenemen zijn

d, . als het spec, gewicht niet onder 1,040 daalt, d.i. wanneernbsp;het ei in 6% zoutoplossing nog zinkt. Een ei mot een spec,nbsp;gewicht van 1,040 is 5 ii 6 weken oud.

Eieren, die bestemd zijn om bewaard te worden, moeten zoo versch mogclijk zijn en in 8% zout oplossing nog zinken.

II. nbsp;nbsp;nbsp;Eieren zijn als minder versch te beschouwen, wanneer

-ocr page 169-

159

ze alle boven genoemde eigenscbappen bezittende, een spec, gewicht hebben beneden 1,040.

III. Eieren zijn bedorven:

a. nbsp;nbsp;nbsp;Als ze bij doorschijnend licht donkere vlekken vertoonen,nbsp;of geheel donker zijn. In dat geval zijn ze bebroed of vuil.

b. nbsp;nbsp;nbsp;Als de lucbtruimte een aanmerkelijke afmeting aangenomen heeft, en opvallend zichtbaar is.

c. nbsp;nbsp;nbsp;Als het eiwit troebel of geel ziet, met de dooier gemengdnbsp;is of als het als lijm aan de schaal kleeft;

d. nbsp;nbsp;nbsp;Als de dooier van consistentie veranderd is, geleiachtignbsp;aan do schaal kleeft, vuil gekleurd is, het dooiervlies gebroken of de dooiermassa met het eiwit gemengd is;

e. nbsp;nbsp;nbsp;Als het ei een spec, gewicht heeft beneden 1,020 ennbsp;keukenzout oplossing blijft drijven.

Als het ei eenen walgelijken of stinkenden reuk heeft.

dat op 3

f-

(Keukenzout oplossing eigent zich voor dit onderzoek uitstekend; men kan bij de volgende oplossingen het onderstaand specifiek gewicht aannemen:

1.033.

1,020.

19 0/ /O

10 O/ /o

oplossing 1,079.

3%

„ 1,066.

6% nbsp;nbsp;nbsp;„nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;1,040.

Geheel verscho eieren liggen in den regel op zij, terwijl eieren met meer ontwikkelde luchtruimto in den regel op denbsp;punt staan.)

Wanneer eieren bedorven zijn is schadelijkheid voor de gezondheid niet uit te sluiten.

IV. nbsp;nbsp;nbsp;Drooge opbewaring van eieren verhindert de schimmelvorming in het ei, die bij opbewaring in vochtige stoffen gemakkelijker gemaakt wordt.

V. nbsp;nbsp;nbsp;Een beschuttende laag schellak werkt zeer conservee-rend, verhindert de verdamping van het vocht, zoowel als hetnbsp;indringen van schadelijke stoffen (bacteriën enz).

VI. nbsp;nbsp;nbsp;Het spec, gewicht van het ei wordt bepaald door hetnbsp;spec, gewicht resp van de schaal, het eiwit, den dooier ennbsp;de luchtruimte. Terwijl men aannemen mag, dat, afgeziennbsp;van het geval wanneer rotting intreedt, door de plaats hebbende verdamping van het water in het ei, de afzonderlijkenbsp;deelen een verhoogd spec, gewicht ki’ijgen, wordt echter, door

-ocr page 170-

160

de vei'grooting van het luchtruim, die het gevolg is van die verdamping, het spec, gewicht van het ei, in het algemeennbsp;kleiner.

Men kan aannemen dat droog opbewaarde eieren bij een spec, gewicht van 0,06 ongeveer 14 dagen, bij 1,05 — 1,04 —nbsp;1,03 — 1,02—1,01 — 1-00 resp. ongeveer 4 — 6 — 7 — 8 — 9nbsp;of 10 weken gelegen hebben.

VII. Het absolute gewicht van een versch ei staat in directe verhouding tot zijne grootte, is echter verschillendnbsp;naar den vorm van het ei (spits of afgerond) en naar denbsp;sterkte van de schaal, zoodat het niet mogelijk is uit denbsp;overlangsehe en dwarse doorsnede van het ei, het gewicht in ver-schen toestand zoodanig te berekenen, dat het als grondslagnbsp;zou kunnen dienen om den ouderdom van het ei te bepalen.

HET ROOKEN ALS DESINFECTIE-MIDDEL.

Ralozzi heeft proeven genomen omtrent het desinfecteerend vermogen van houtrook van verschillende houtsoorten ennbsp;bevonden dat staphylococcen in één uur, diphterio en milt-vuurbacillen in 2 uur, miltvuursporen in 10 uren en tuberkelbacillen in 4 uren gedood worden. Niettegenstaande dat, magnbsp;men gerookt vleesch niet als onschadelijk beschouwen, omdatnbsp;de rook niet in het diepere gedeelte van het vleesch in dringt.

[ld).

VISCHZIEKTEN.

Er is sprake van geweest aan de veeartsenijkundige hooge-sehool te München eenen afzonderlijken leerstoel op te richten voor Ichtiologie, en dus voordrachten te houden over viscli-ziekten. Voorloopig is echter slechts eene toelage toegestaannbsp;van 1500 Mark voor voordrachten over vischteelt cn visch-ziekten.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;[ld).

OVER HET AANTAL VOEDERTIJDEN TEN OPZICHTE VAN DE MELKPRODUCTIE.

Zeven proefdieren werden aan een proef onderworpen en kregen ieder dezelfde hoeveelheid voedsel. Hierbij bleek, dat

-ocr page 171-

161

men eene melkproductie verkreeg van 64,5 tot 67,5 K.G. wanneer den dieren het voedsel in drie keeren werd gegeven,nbsp;terwijl de melkproductie daalde tot 52 K.G. wanneer hetnbsp;voedsel in twee keeren werd verstrekt, om weer tot 62,5 K.G.nbsp;te stijgen bij driemalige voeding.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;{ld).

HET POETSEN VAN SCHIMMELS.

Menig koetsier staat uren lang te wasschen om de gele plekken der schimmels weg te krijgen. Een eenvoudig middeltje hiervoor is het volgende; Neem houtskool, stampt het goednbsp;fijn en maakt het met water aan tot een dikke brei. Hiermede wrijft men de gele plekken goed in, laat het opdrogen,nbsp;en wrijft het daarna met borstel of stroowisch goed uit.

PARAPLUIES VOOR PAARDEN.

Een firma te Londen heeft patent genomen voor een openslaand apparaat, dat dienen moet om de paarden bij regen op de eenvoudigste wijze van een regenscherm te voorzien.nbsp;Het toestel wordt bevestigd aan den disselboom, kan gemakkelijk opgevouwen worden, en geeft als het opengezet is eennbsp;breede, met vernis bedekte overtrek, waardoor het paar goednbsp;tegen i’egen beschut is. (quot;‘j

TEGEN HET SLAAN VAN PAARDEN.

Om paarden het hevige achteruitslaan af te leeren, heeft een landbouwer, die een dergelijk lastig dier bezat, het volgende middel met succes aangewend. In de standplaats, waarnbsp;het in den stal staat, wordt een beweegbare, ongeveernbsp;een vierkante meter groote plank gemaakt, waaraan een flinkenbsp;stok verbonden zit. Deze plank woi'dt daar aangebracht,nbsp;waar het paard in den regel tegen aanslaat. Slaat het nunbsp;weer tegen de plank, dan valt de stok met eenig geweld opnbsp;den rug van het paard neer, en deze onmiddellijk op de misdaad volgende straf, boezemt hem zoo’n respect in voor dienbsp;plank, dat hij het slaan in enkele dagen geheel vergeten is. (-)

fl) Wel zoo eenvoudig’ is de Indische methode om de paarden bij regen oiidi’i* een lap imitaticleder te doen loopeii, Avaarin openingcii zijn voor het doorlatennbsp;van de ringen van het zadel.

(2) Een even eenvoudige wijze is het liangen van oen zandzak achter het paard. Slaat het paard daar tegen aan, den valt de zak terug. Het wordt daardoor zoonbsp;moe, dat het het slaan van zelve nalaat,

-ocr page 172-

162

DE KOOTHAKEN.

Do kootharen (vetlok) der paarden, die bij sommige soorten tot een aanzienlijke lengte aangroeien, zijn feitelijk een natuurlijke beschutting tegen koude voor de aldaar liggende pezennbsp;en banden, ja zelfs voor het gewricht. liet zijn de koudbloedige paarden die er het sterkst van voorzien zijn, dochnbsp;ook bij warmbloedige komen zij wel degelijk voor.

De mode brengt mede, dat bij het zoogenaamd toilet maken deze haren weggeknipt worden bij onze warmbloedige. Voornbsp;zoover deze paarden nu een zoi’gvuldige verpleging krijgen,nbsp;d. w. z. als ze te huis komen met vuile en natte beenen, dezenbsp;droog gewreven worden, en op stal steeds op oen droog stroo-bed staan, kan dat wegknippen geen kwaad. Zeer dikwijlsnbsp;echter laat de stalverpleging zeer veel te wenschen over ennbsp;de gevolgen blijven niet uit. Paarden, wier kootharen wcg-geschoren zijn en met natte beenen op stal blijven staan, worden spoedig stijf, zoo er al van te voren geen huidontstekingnbsp;voorafgegaan is.

OM MERRIËN GEMAKKELIJK BEVRUCHT TE KRIJGEN

„Annales de medecine vétérinaire”.

wordt door Gast in do aangeraden in de scheede der merrie vooraf met een lavement-spuit in te spuiten 5 gram dubbelkoolzure natron opgelost in 1nbsp;liter warm water. Vooral bij merrien die lijdende zijn aannbsp;scheedecatarrh, waardoor de bevruchting dikwijls bemoeilijktnbsp;wordt, zou het met succes toegepast zijn.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;{Hippos).

OM AARDAPPELEN TE BEWAREN TEN EINDE ZE TE GEBRUIKEN VOOR CULTUURBODEM

worden deze door Dr. Simmonds op de gebruikelijke wijze gereinigd en gekookt. Na afkoeling worden ze met bindgarennbsp;omwonden en naast elkaar opgehangen, daarna drie malen metnbsp;een half uur tusschenruimte in een schellakoplossing gedoopt.nbsp;Na een uur zijn ze volkomen droog en kunnen dan opgestapeldnbsp;worden. Zóó toebereido aardappelen kunnen langen tijd bewaard worden zonder te schimmelen of uit te droogen.

{üentralbl, fur Bacteriologie etc).


-ocr page 173-

163

TEHUIS VOOR PAARDEN.

Den 1™ Maart van dit jaar is onder leiding van den gepensioneerden overste Constantin v. Braün (laatstelijk commandant v/h regiment dragonders Freiherr VoN Mannteüffelnbsp;No. 5) te Reinickendorf bij Berlijn een „Pferdeheim” geopend.

Daarin zullen paarden uit Berlijn en omgeving de gelegenheid gegeven worden, weer een beetje op hun verhaal te komen.nbsp;Door voortdurend verblijf in frissche lucht, grasvoedering,nbsp;beweging zonder ijzers op zachten bodem kunnen paarden,nbsp;die lijden aan hoefgebreken, beengebreken, circulatie-stoornissennbsp;en ziekte van alle mogelijke organen gedeeltelijk geheel genezen,nbsp;op zijn minst de zieke deelen weer wat opknappen, en zoonbsp;weer aan gebruikswaarde vermeerderen. Het meerendeel dernbsp;paarden, die langen tijd in het ,,tehuis” hebben doorgebracht,nbsp;zoude beter bestand zijn tegen de meer en meer optredende infectie-ziekten. Zij worden in het tehuis niet doornbsp;verkeerde verpleging verwend, doch blijven voortdurend innbsp;de frissche lucht, terwijl ze des nachts onder een open loodsnbsp;staan zonder dek, waardoor de dieren eenigszins gehard wordennbsp;en waardoor ze een aan het jaargetijde evenredige beharingnbsp;krijgen. In den winter worden de loodsen des nachts metnbsp;deuren gesloten; over dag blijven ze echter buiten.

{Algem. militair Zeiting No. 20).

J. DE J.

-ocr page 174-

In het begin van de maand Maart 1897 werden Prof. Dr. Loeffler te Greifwald en Prof. Dr. Frosch, door den Minister in kommissie benoemd, ten einde een degelijk onderzoeknbsp;in te stellen naar het mond- en klauwzeer, dat den veestapelnbsp;ieder jaar zulke groote verliezen toebrengt.

De experimenten, op een zeer groot aantal dieren betrekking hebbende, hebben geleid tot het resultaat dat een ratio-neele bestrijding van de ziekte in het vooruitzicht schijnt.

De voornaamste daadzaken in deze komen op het ondervolgende neer:

lo. De bacteriën, die men tot op heden bij dit lijden aantrof, staan daarmee in geen oorzakelijk verband. Zenbsp;moeten worden beschouwd als toevallig aanwezig.

De Sigel-Bussenius bacillus is een pathogcne microbe, die bij jonge kalveren een ernstig darmlijden te voorschijn doetnbsp;treden, maar die geheel onschuldig is aan het optreden vannbsp;mond- en klauwzeer.

Met bactcrieel steriele lymphe kan men het typische ziekteproces voor den dag doen treden. In zulke lymphe zijn morphotische elementen van verschillenden aard aanwezig.

Het bewijs dat zich daaronder protozoën bevinden die als de oorzaak van de ziekte moeten worden beschouwd, kon totnbsp;op heden niet worden geleverd.

1

. ,JW, ¦ '

2o. Het is gebleken dat runderen en varkens, ook experimenteel, als zeer gevoelig moeten worden aangemerkt. Schapen en geiten daarentegen konden, evenmin als honden,nbsp;konijnen, cavias, huis- on veldmuizen en gevogelte kunstmatignbsp;worden geinfecteerd.


-ocr page 175-

165

3“. De zekerste wijze van besmetting bestaat in de injectie van lymphe afkomstig uit de blaren, in het bloed, ofschoon denbsp;ziekte ook met vrij groote zekerheid voor den dag treedt doornbsp;het inspuiten van die lymphe in de peritoneaal-holte en innbsp;de spieren, of door het inwrijven op de vooraf beleedigdenbsp;mucosa van den mond. Minder goed slagen de sub-cutane ennbsp;de cutane entingen.

Bij de dieren, welke intraveneus geinfecteerd zijn geworden, treden reeds na 1 tot 3 dagen, afhankelijk van de hoeveelheid en de virulentie van de entstof, onder symptomen vannbsp;koorts, het eerst de blaren in de mond, bij melk-koeiennbsp;daarentegen aan de uiers op; eerst 1 tot 2 dagen daarna zietnbsp;men ze ook aan de klauwen te voorschijn komen.

Die blaren aan uiers en klauwen ontstaan door het in het bloed circuleerende virus, en in geene deele door locale infectienbsp;van uit de. huid; naarmate deze voor den dag treden, naarnbsp;die mate verdwijnt het virus uit de bloedbaan.

4'U nbsp;nbsp;nbsp;1/5000 ccM. versche lymphe per injectie is voldoende,

kleinere giften daarentegen tot 1/20.000 ccM. oefenen eene onzekere, en nog kleinere in het geheel geen werking uit.

O'*. Verwarmt men de lymphe gedurende 12 uren tot op 37*^ C. of een half uur tot op 70^ C., zoo wordt ze onwerkzaam,nbsp;evenzoo wanneer men ze 24 uren bij zomez’-temperatuurnbsp;droogt. In gesloten glazen buisjes in de ijskist opbewaard,nbsp;blijft ze 14 dagen lang hare virulentie behouden, soms ooknbsp;langer.

6“. In tegenspraak met de in deze onder de veeartsenijkun-dige autoriteiten heerschende meening is bewezen, dat bij het meerendeel der aangetaste dieren, 2 tot 3 weken na de ziekte,nbsp;immuniteit optreedt.

Er zijn dieren die van huis uit onvatbaar, andere daarentegen die buitengewoon gevoelig zijn, welke laatste geen immuniteit verkrijgen na het doorstaan van een enkel ziektegeval; wel door een tweede.

In het bloed der immun geworden dieren zijn stoffen aanwezig, die, met versche lymphe gemengd, deze lymphenbsp;bij de injectie van het mengsel in het lichaam van daartoenbsp;vatbare dieren, onwerkzaam maken.


-ocr page 176-

166

7®. Runderen en varkens kunnen kunstmatig worden geïmmuniseerd, hetgeen geschiedt door het inspuiten van lymphe die vooraf zóó hoog verhit is dat ze bijna haar infectie vermogennbsp;heeft verloren; hetzelfde bereikt men door te enten met eennbsp;mengsel van lymphe en bloed, afkomstig van immune dierennbsp;(lymphe-immunblut gemischen). Bij bet meerendeel treedtnbsp;na een enkele injectie reeds immuniteit op, zonder dat ze nanbsp;het inbrengen van de entstof opvallend ziek worden.

8quot;. Het is alzoo een wetenschappelijk vastgesteld feit, dat men met behulp van deze entingen het mond- en klauwzeernbsp;met vrucht kan bestrijden; welke methode van enting denbsp;meestgeschikte is voor de praktijk, zal later worden meegedeeld.

{Deutsche med. Wochenschrift )

23 September 1897 No. 39.

(1) Het zou ook voor onzen indisclicn veestapel een uitkomst zyii. als men een werkelijk practisch middel ter li^bstrijding dezer ziekte had gevonden, daarnbsp;ze behalve de verliezen, die zij veroorzaakt, in den regel ook groote schadenbsp;toebrengt aan het landbouwbedrijf en het transportwezen.

Red.

-ocr page 177-

PERSONALIA.

Civiel Veeartsenijkundige Dienst. Geplaatst:

Te Laboean-Beli de Gouvt. Veearts. K. Bo?ma.

Te Buitenzorg de Gouvt. Veearts. W. J. Essek.

Te Macasser de Gouvt. Veearts. D. .J. Fiscuer.

Te Poerworedjo de Gouvt. Veearts. A. de Vletter. Te Pamehassan de Gouvt. Veearts. J. Vollema.

Te Batavia de Gouvt. Veearts. P. ScH \t.

Te Sevang de Gouvt. Veearts. J. Hellemans.

Te Bondowoso de Gouvt. Veearts. K. v. d. Veen.

Gesteld :

Ter beschikking van den resident van Bali en Lombok de Gouvt. Veearts. J. D, van den Berge.

-ocr page 178- -ocr page 179-

•'V'

VEEPEST IN DELI. I897j

________ . ¦- \

Deli

Vóór mijn komst in gei’egeld runderpest voor,

’ ;

(in 1885) k\;ram hief'famèlijk'1 Maatregelen tegen deze ziekte wér'd-èik^nbsp;niet genomen en door het niet aanwezig zijn van deskundigen^^nbsp;werd ze zelts niet onderkend. Het bleek mij weldraj“dat_^nbsp;ziekte dikwijls uit het buitenland werd geïmporteerd, en welnbsp;door ossen, komende van de maleische staatjes op Malacca,nbsp;via Penang.

Toen ik zelf de keuring van dat vee in handen kreeg, (tot nog toe was zulks door een medicus geschied), en na veelnbsp;moeite bewerkt had dat het Penang-vee hier aan een quarantaine werd onderworpen, behoorden weldi’a de veepest epizoo-tiën in Deli tot de geschiedenis, en kwam de ziekte, behalvenbsp;in het quarantaine-station, zelden en dan nog alleen sporadisch,nbsp;voor. Op verzoek van de Engelsche autoriteiten werd in Julinbsp;1896 een nieuwe regeling getroffen met het bestuur hier, aangaande vee-quarantaine, tenvolge waarvan het voor Deli bestemdenbsp;vee in Penang acht dagen quarantaine hield en na keuring ennbsp;gezondbevinding bij aankomst hier, direct geïmporteerd konnbsp;worden. Deze regeling zou blijken, onvertrouwbaar te zijn.

Den 24^11 Februari j. 1. kwam collega Kortman mij mede-deelen, dat hij op de tabaksonderneming Arnhemia vermoedelijk veepest had geconstateerd. Ik bevestigde, als Wlt;t. Gouv.nbsp;veearts, deze diagnose. Twee dagen daarna diagnostiseerde denbsp;veearts Breedveld de ziekte op de tabaksonderneming Loehoeg-1’dkam, in Serdang, en na nog een paar dagen bleken denbsp;veestapel op de onderneming Sdkoeda in Lankat, en een kuddenbsp;slachtossen, bij Bindjeij (Lankat), eveneens te zijn aangetast.nbsp;Zoo bleek dus in enkele dagen de plaag op verschillendenbsp;plaatsen in het land aanwezig.

Direct na het constateeren der ziekte, werd weer overgegaan tot het in quarantaine stellen van het Penang-vee;

Deel XI. Afl, 3. nbsp;nbsp;nbsp;12

-ocr page 180-

168

later gevolgd door een „verbod van invoer”. Ik vermoedde nl. dat wij baar weer aan onzen ouden veepest-leverancier tenbsp;danken hadden, een vermoeden dat zekerheid werd toen hetnbsp;bleek, dat de aangetaste dieren op Loeboeg Palcoen, (die doornbsp;mij op den dag van ontscheping gezond waren bevonden, ennbsp;direct per trein tot aan de onderneming waren gezonden)nbsp;vijf dagen na aankomst de ziekte hadden gekregen, terwijlnbsp;besmetting na aankomst in Deli met zekerheid uit te sluiten was,

De engelsche autoriteiten on deskundigen te Penang houden nog steeds vol, met een hardnekkigheid een betere zaaknbsp;waardig, dat te Penang geen veepest was, en de ziekte dusnbsp;niet van daar afkomstig kon zijn, ook zelfs nadat ik opnbsp;5 Maart een geval had geconstateerd onder een lading ossen,nbsp;welke op dien dag van Penang hier aankwam. Eerst enkelenbsp;weken later werd te Penajig officieel runderpest geconstateerd.

Ook de andere aangetaste dieren waren pas uit Penang geimporteerd.

Alleen op Arnhemia werd tot „afmaken” overgegaan op de andere plaatsen waren de zieke en verdachte dieren zóónbsp;goed geisoleerd en onder vertrouwbaar toezicht, dat besmettingnbsp;naar buiten niet te vreezen was.

De hoop, dat nu alle bronnen van smetstof bekend waren, bleek ijdel. Er liepen geruchten dat de ziekte ook voor zounbsp;komen onder karbouwen in maleische kampongs nabij La-boean en werkelijk, bij een plaatselijk onderzoek door mij metnbsp;den controleur ingesteld, achterhaalden wij een karbouw, dienbsp;pas aan veepest gestorven was. Volgens de maleiers wai’ennbsp;er in de laatste maand (Februari) vele gecreveerd.—De meestenbsp;van deze dieren waren van Penang ingevoerd, en na aankomstnbsp;overal in de kampongs verspreid. Er was dus kans op nognbsp;vele verrassingen van dien kant. Dit viel echter nog al meenbsp;en de reden daarvan was, dat die karbouwen reeds meerendeel

geslacht

of

gestorven

waren, en in de meeste gevallen niet

in aanraking waren geweest met den verdei’en veestapel van Deli, welke grootendeels, (in den vorm van trekossen) aan denbsp;planters toebehoort.

Toch brak in de loop van Maart nog op verschillende plaatsen runderpest uit: zoo te Medan en omstreken in ver-

-ocr page 181-

169

schillende stallen; verder in Bindjeij, in kampong Loeboeg Pakam en omstreken, en nog op een viertal tabaksondernemingen.

De loop der besmetting was hierbij niet steeds na te gaan; wel bleek in de meeste gevallen dat karbouwen de importeursnbsp;waren geweest.

In de laatste helft van Maart werd mij bericht, dat er doode varkens drijvende gezien waren in de Deli-rivier. Iknbsp;gaf het bestuur hiervan kennis; de politie deed onderzoek, ennbsp;rapporteerde al spoedig ziektegevallen bij varkens, waarbijnbsp;de clinische en sectie-verschijnselen volkomen het beeld vannbsp;veepest vertoonden.

De Gouv.-veearts Penjjisg, die juist hier was, en dit lijden reeds onder varkens op Sumatra’s-Westkust had gezien, aarzeldenbsp;dan ook geen oogenblik met de diagnose: veepest. In de eerstvolgende dagen werden nog vele gevallen geconstateerd, vooralnbsp;in de omstreken van Medan-Bindjeij en Soenggal.

Het was niet mogelijk, uit te maken, waar deze varkens-veepest het eerst was opgetreden, en hoe de gang der besmetting was geweest.

Op de verspreiding onder de herkauwers hadden de varkens weinig invloed. Deze laatste dieren worden toch innbsp;hoofdzaak in de buurt der hoofdplaatsen door Chineezennbsp;aangefokt en hebben weinig gelegenheid met herkauwers innbsp;aanraking te komen en de zeer gegronde vrees, difi; ze doornbsp;wilde varkens verder gebracht zou worden, werd gelukkignbsp;niet bewaarheid.

Begin April was de veepest onder de runderen en karbouwen reeds aan het afnemen, en op het einde dier maand eveneensnbsp;onder de varkens. Gedurende de maand Mei kwamen nognbsp;hier en daar gevallen voor, en tegen het einde dier maandnbsp;kon de Gouv. Veearts Bosma., die inmiddels hier was aangesteld, de afloop der ziekte constateeren in Deli en Lankat,nbsp;en in de loop van Juni, in Serdang.

In het geheel zijn gestorven of afgemaakt, tusschen drie on vierhonderd ossen en karbouwen, en eenige honderdennbsp;varkens.

Evenals bij vorige gelegenheden viel het mij ook nu op,

-ocr page 182-

170

dat het Bengaalsche rund (zebu) veel gemakkelijker de ziekte doorstaat dan het gewone inlandsche of Siameeschenbsp;rund; ook het sterftecijfer is onder de eerste soort veel geringer en ik heb gevallen gezien waar de ziekteverschijnselen zich beperkten tot koorts, en eenige dagen verminderdennbsp;eetlust.

Gedurende deze epizootic, werd weinig gebruik gemaakt van het afmaak-systeem. Alleen werden bij een beginnendenbsp;uitbraak, die spoedig gerapporteerd werd, wel eens de eerstenbsp;zieken doodgeschoten en de gezonden verhuisd. De hoop,nbsp;hiermee uitbreiding tegen te gaan, werd in de regel nietnbsp;verwezenlijkt. Verder werd enkele malen een besmette kuddenbsp;afgemaakt, en dit met succes, op plaatsen, waar een vertrouwbaar isoleeren niet was door te voeren, en waar verdernbsp;in de buurt geen gevallen voorkwamen.

Bij het uitbreken der ziekte werd alle vee van de betrokken kampong of onderneming als „verdacht” beschouwd, en op zijnnbsp;erf of stal gelaten, tot een maand na het laatste ziektegeval.

riet vee in den omtrek, buiten dien verdachten kring, werd evenals het zieke en verdachte vee, geteld en geregeld gecontroleerd, en mocht alleen voor locaal werk worden gebruikt.nbsp;In dezen „tweeden” kring werd in- en uitvoer van vee verboden.

Het vervoer van karbouwen, en later ook van varkens, werd over het geheele land verboden, terwijl het vervoernbsp;van andere herkauwers werd beperkt tot binnen de grenzennbsp;der afdeelingen.

Alleen slachtvee mocht in speciale gevallen en onder toezicht, worden vervoerd.

Dergelijke maatregelen, streng doorgevoerd, zijn mij steeds voldoende gebleken, om de veepest in korten tijd te onderdrukken. Nu is het waar dat Deli in dat opzicht in gunstige omstandigheden vei'keert

Behalve op de hoofdplaatsen, en in enkele kampongs, woont toch de uit 8000 stuks runderen en karbouwen bestaande veestapel hoofdzakelijk op de (ruim 80) tabaks-ondernemingen. De beheerders hiervan werken in den regelnbsp;krachtig mede aan de uitvoering der genomen maatregelen).

In het begin moet men echter niet met „halve maatregelen”

-ocr page 183-

171

aankomen. Bij liet officieël-constateercn van veepest heeft men toch meestal niet het eerste geval voor zich en weet mennbsp;nooit hoelang de ziekte reeds officieus bestond, en hoever zenbsp;verbreid is.

Het verbod van in- en vervoer van vee moet direct over een zeer nitgebreiden kring, desnoods (en zoo mogelijk) over hetnbsp;geheele land, worden uitgestrekt, (ondanks de tegenwerpingennbsp;van het pnbliek) verder: telling en geregelde controle van hetnbsp;vee; liefst door deskundigen, en in elk geval door eenigszinsnbsp;geschoold en vertrouwbaar personeel. — Op deze manier isnbsp;men in korten tijd georienteerd, en kan men spoedig en geleidelijk voor sommige gedeelten van het land de dwangmaatregelen opheffen of verzachten.

Wat betreft de therapie, de medicijnen kan men gerust thuis laten; hoogstens is een symptomatische behandelingnbsp;der reconvalescenten op zijn plaats. Met „enten” tegen denbsp;ziekte, (door middel van verzwakte veepestmicroben of hunnenbsp;toxines), en sero tlierapie, (met serum van een door inspuitingnbsp;met zeer virulente culturen sterk geimmuniseerd dier), zullennbsp;wij wellicht dienen te wachten, tot de veepest-microbe ontdektnbsp;en gecultiveerd is. De mislukte pogingen van Kocil in Afrikanbsp;en van andere bacteriologen vóór hem geven hierop voorloopignbsp;weinig hoop.

Blijft nog over het inspuiten met serum van van veepest herstelde dieren. Ik had geen tijd hieromtrent proeven te nemen; wellicht is een der collega’s op Java gelukkiger geweest. Zeernbsp;zeker zal deze behandeling hoogstens een zeer korten immuniteitnbsp;verschaffen, en zal een zoo groote dosis noodig zijn, dat reedsnbsp;daardoor de methode onpractisch is. (Naar ik meen zijn denbsp;proeven van Koen hieromtrent ook niet bevredigend uitgevallen).

Bij de desinfectie van stallen, die moeielijk te ontsmetten waren, riep ik gewoonlijk de hulp der natuur in, liet het daknbsp;afnemen en bleven bodem en wanden (na reiniging) een maandnbsp;blootgesteld aan regen en zonneschijn. Dit bleek steeds voldoende.

B. V R IJ B ü R G.

Dell, Juli 1897.

-ocr page 184-

VEEPEST ONDER VARKENS,

Gedurende het heerschen van runderpest in Deli 1897 kwam deze ziekte ook herhaalde malen onder varkens voor. Penjtivgnbsp;heeft haar reeds eenige jaren geleden onder wilde en Chi-neesche varkens op Sumatra’s Westkust geconstateerd ennbsp;beschreven, en door voedering met maag- en darminhoudnbsp;van veepest-zieke runderen aan varkens, de ziekte bij dezenbsp;dieren doen ontstaan.

Zooals Penning reeds opmerkte, zijn de verschijnselen bij het varken ongeveer dezelfde als bij het rund -|- braken, ennbsp;is de sterfte zeer groot. Ook zijn de dikke darmen, vooral hetnbsp;coecum, in hevige mate aangedaan. Dit laatste symptoom isnbsp;echter naar mijne ervaring geen zeker punt van verschil metnbsp;runder-veepest; ik had toch bij secties op aan die ziektenbsp;gestorven runderen en buffels, hcrhaaldelijk gelegenheid op tenbsp;merken, dat de dikke darmen, speciaal het coecum, het daar-aangrenzende deel van het colon en het laatste gedeelte vannbsp;het rectum, in hevige mate waren aangedaan, dikwijls ergernbsp;dan d'e dunne darm (ofschoon men in de boeken het tegendeelnbsp;leest). Longen en bronchien vond ik bij alle diersoortennbsp;gewoonlijk weinig of niet aangetast; oogen (conjunctivae ennbsp;cornea) vooral bij het varken, hevig ontstoken. Bij allenbsp;dieren blijven de typische erosies in mondholte en keel, dienbsp;bij eenigszins ernstigen aard der ziekte nooit ontbreken, voornbsp;de diagnose van het meeste belang.

Het gelukte mij ook zeer gemakkelijk veepest van herkauwers op varkens te doen overgaan en omgekeerd, zoowel door subcutane enting als door voedering met mondslijm of darminhoud. De incubatietijd bedroeg bij deze proeven vrij constant vier dagen.

Zoo entte ik van een zieken os zeven chineeschc varkens en twee geiten. Een dor geiten stierf zeven dagen na de enting, aan

Ji


-ocr page 185-

173

veepest, de andere werd slechts in lichten graad aangetast; van de varkens die allen zwaar ziek werden, stierven drie, de viernbsp;overigen herstelden.

Met mondslijn van een dezer varkens werden geënt; één buffel, één varken, één Siam-os en drie kalveren (gekruist-Siameesch-Bengaalsch). Deze dieren werden alle ziek en drienbsp;stierven, nl. het varken zes, de buffel zeven en één der kalverennbsp;acht dagen na de enting. Bij de drie andere dieren bepaaldennbsp;de ziekteverschijnselen zich tot hooge koorts en opgehoudennbsp;eetlust, gedurende eenige dagen, en bij een der kalveren,nbsp;diarrhee. Dus een sterfte van 50%.

Uit deze proeven bleek alzoo weer dat varkens even vatbaar zijn voor veepest als runderen en buffels, en dat geiten ooknbsp;volstrekt niet „weinig vatbaar” zijn Schapen zijn eveneensnbsp;zeer gevoelig; van een kudde van twintig schapen, die in eennbsp;stal met veepest-zieke runderen stonden, zag ik 50% succoni-beeren. De pogingen om het runderpest-virus te verzwakkennbsp;door passage door een van deze diersoorten, zullen daarom welnbsp;steeds mislukken (*).

B. VRIJBURG.

Dell, Juli 1897.

(1) ,.Het ia opvallend, hoezeer do cliiiisclie en sectio-verschijiiselen van de varkens-veepest jrclijken op die van de ziekte, die in Engeland Hog-Cholcranbsp;genoemd wordt. Ik vind de naam Scliweine-pcst, door Schütz aan deze laatstenbsp;ziekte gegeven, niet gelukkig gekozen, daar de naam Schwciiie-pest behoort toenbsp;te komen aan de varkens-veepest.

-ocr page 186-

ACTINOMYKOSE BIJ HET PAARD.

Den 5'P December jl. werd door den heer C. alhier mijne hulp ingeroepen voor een paard, dat, zooals mij door dennbsp;eigenaar en door den oppasser werd meêgedeeld, sinds denbsp;laatste weken een sterke slijm- en speekselafscheiding uitnbsp;den mond vertoonde, welke nu en dan gemengd was metnbsp;bloed; het dier at minder dan voorheen en vermagerdenbsp;zichtbaar.

Status praesevs.

Schimmel, Sandelhout ras, circa 17 jaren oud. Voedings-toestand, vergeleken bij vroeger '(enkele maanden geleden had ik patient wegens eene pododermatitis onder behandelingnbsp;gehad), slecht, onderhuidsch vet voor een groot deel verdwenen, de bewegingen getuigden van groote krachteloosheid.

Pols klein, temperatuur 37.3, ademhaling normaal; kleur der slijmvliezen bleekgeel.

Het kauwen ging met veel bezwaren gepaard, vooral als men het liet grazen en het dus genoodzaakt was, het grasnbsp;met de snijtanden af te bijten; eenmaal tusschen de kiezen,nbsp;ging het iets beter, ouder deze akte vloeide veel groen gekleurdenbsp;slijm met speeksel vermengd uit den mond.

¦If

Het uitwendig onderzoek van het hoofd leverde niets bijzonders op.

Bij het openen van den mond nam men ter plaatse waar de mucosa van den bovenlip overgaat in die van het tand-vleesch, rondom de snijtanden een tumor waar, ter breedtenbsp;van circa 2 c.M. promineerende gemiddeld 1 c.M. boven hetnbsp;vlak waarin de tanden waren gelegen.

Boven en achter de snijtanden breidde deze zich ter weerszijde van den mediaan-lijn tot op ongeveer 5 c.M. lengte op het harde gehemelte uit; eerstgenoemde stonden los en kondennbsp;zonder veel krachtsinspanning heen cu weer bewogen worden.

-ocr page 187-

175

Het tamelijk omschreven gezwel was vrij hard op het aanvoelen, hier en daar hobbelig; op enkele plaatsen, zoowel beneden als boven de snijtanden vertoonden zich kleine holtennbsp;die meer of minder ver met de sonde te vervolgen warennbsp;en waaruit bij druk een vuilgeele, brokkelige pus verwijderdnbsp;kon worden.

Te oordeelen naar het uitwendig voorkomen van den tumor, in verband met de plaats van voorkomen stelde ik de klinischenbsp;diagnose actinomykose, die door het microscopisch onderzoeknbsp;nader bevestigd werd.

Therapie. Nadat ik den eigenaar het resultaat van mijn onderzoek had medegedeeld en hem voorgehouden had, datnbsp;er met een Jodium en Joodkali-behandeling zeer waarschijnlijk herstel zou zijn te bereiken, besloot deze, met het oognbsp;op den leeftijd, het dier liever te doen afmaken.

Dat mij dit ten zeerste speet, vooral omdat ik gedurende mijn studietijd aan de veeartsenijschool te Utrecht in denbsp;gelegenheid was geweest, de gunstige resultaten van dezenbsp;behandeling te kunnen observeeren en ook omdat mij hiernbsp;het eerste geval van actinomykose gedurende mijn verblijfnbsp;in Indië onder de oogen kwam (voor zooverre mij bekendnbsp;werd in onze Indische literatuur nog geen enkel geval vannbsp;dien aard vermeld) zal men wel kunnen begrijpen.

Kort na dato werd patient afgemaakt en zond ik de voorste helft der beide voorkaken ter nader onderzoek aan Dr. Koll,nbsp;wien ik nu verder het woord laat.

„Van den Heer Hoogkamer ontvingen wij het voorste gedeelte der beide bovenkaken tot nader onderzoek; hot prac-paraat wms in spiritus bewaard.

Aan het harde gehemelte viel terstond een ovale, vrij scherp begrensde zwelling op, die zich hoofdzakelijk links van hetnbsp;mediane vlak tot 3 vingers achter de linker échancrure uitstrekte, en naar rechts zich liet vervolgen tot aan de rechternbsp;échancrure; de voorgrens viel samen met den voorrand vannbsp;het palatum durum. Het oppervlak der zwelling was lichtnbsp;gebosseleerd en vertoonde naast diepe groeven enkele kleinenbsp;substanticvcrliczcn, die bij sonde-ouderzoek zich als fistels

-ocr page 188-

deden kennen; met de sonde kwam men niet op bloot been.

Links achter en boven de échancrure vertoonde de mucosa eenige onregelmatige oppervlakkige defecten van vuilroodenbsp;kleur.

Op de omslagplaats van het slijmvlies der bovenlip op den linker bovenkaak was een lineair substantieverlies, dat nanbsp;sagitale doorzaging van het praeparaat in verband bleek tenbsp;staan met een systeem van onregelmatige holten, opgevuld metnbsp;onregelmatige, gele, brokkelige massa’s ter grootte van eennbsp;erwt; de omgeving der holten stak door haar blauwroodenbsp;kleur scherp af.

De sagitale doorsnede leerde verder dat op de plaats der ovale zwelling, deze in hoofdzaak bestond uit de verdiktenbsp;submucosa, die weder een systeem van holten vertoonde,nbsp;opgevuld met dezelfde gele brokkelige massa’s; de mucosanbsp;zelve was, afgezien van de enkele fistelopeningen, vrij welnbsp;intact. De processus alveolaris der tusschenkaak bleek verder grootendeels veranderd te zijn in een vuilgele weekonbsp;pulpeuse massa, welke zich tot in de weeke deelen, die hetnbsp;intermaxillare bedekte, uitstrekte, zonder zich op het corpusnbsp;van dit uit te breiden. In den rechter ondersten (ventralen)nbsp;neusgang was een fistuleuze gang, die tot in de bovenkaaknbsp;zich uitstrekte.

Mikroskopiscli onderzoek der gele brokkelige massa’s in 1% mierenzure glycerine deed zien, dat deze bestonden uitnbsp;een dicht netwerk van dubbel gecontoureerdc lichtgebogennbsp;draden, waartusschen een detritus massa. In enkele gedeelten was zeer duidelijk te zien, dat de draden hier en daarnbsp;radiair gerangschikt waren met lichte verdikkingen aan donbsp;einden. De diagnose werd hierom gesteld op actinomyliosis.”

L. J. HOOGKAMER.

-ocr page 189-

DE VERWANTSCHAPSIEELT EN WORDINGSGESCHIEDENIS DER BEROEMDE RASSEN.

(Vrij vertaald naar een opstel van Prof. Ad. Peul in de Annales de med. vétér., 1897.)

( Vervolg.)

Rusdersooeten.

Vooral bij de schepping of verbetering der rassen van het »groot” vee heeft de verwantschapsteelt tusschen goedgekozennbsp;fokdièren tot de merkwaardigste uitkomsten geleid.

Onder de geniale mannen, die Engeland met een wetenschappelijk landbouwstelsel hebben begiftigd, zijn er vier, wier aandenken, wegens der publieke zaak bewezen diensten,nbsp;steeds bij de beschaafde volken moet blijven voortleven. Wijnbsp;noemen: Robert Bakewele, Arthur Yousg, Sir John Sinclair en Coke.

Maar de twee groote hervormers op landbouwkundig gebied in Engeland zijn zonder twijfel Bakewell en Arthur Young; de eerste, wijl hij werkte aan de verbetering dernbsp;nuttige diersoorten, aan de vermeerdering en wijziging dernbsp;dieren, noodig voor den mensch, de ander door uitgestrektenbsp;heidevelden te ontginnen en zoodoende geheele graafschappennbsp;productief te maken.

Als eenvoudig pachter van de parochie van Dishley in het graafschap Leicester, in de groote Engelsche laagvlakte, waarnbsp;hij de zoogenaamde landhoeve van Dishley ¦— Grange bestuurde, was het een lievelingsdenkbeeld van Bakewell omnbsp;de rassen van huisdieren, in Groot-Britannië voorkomende,nbsp;geheel en al te vervormen. Hij wilde niet alleen, zooals de drie-niaandclijksche landbouw-courant van 1839 zegt, wijzigingennbsp;in de vormen en de geaardheid der dieren brengen, maar hij

-ocr page 190-

178

streefde naar een algeheele reformatie. Hij wilde zoowel op de hoedanigheid als op de massa werken.

Het genie van Bakewell, de mededinger van Arthur Young, hield zich dus niet alleen bezig met het paardenras, datnbsp;na hem het Skire-horse-va.s is geworden, maar ook en ditnbsp;voornamelijk, met de vertegenwoordigers van het rundei’-, schapen- en zwijnenras. Op alle paste hij steeds dezelfde grondbeginselen ter verbetering toe en bij alle verkreeg hij denbsp;schitterende uitkomsten, die hij vooraf voorzien en vastgesteldnbsp;had. Waarin bestonden dan die beginselen; wat was zijnnbsp;methode van fokken?

Raadplegen wij daartoe het „Quarterly Journal of Agriculture van 1839, waai’in we lezen:

Om het vraagstuk dat hij voor oogen had op te lossen, paste de pachter van Dishley-Grange een stelsel toe, dat lijnrechtnbsp;tegenover dat der voornaamste fokkers stond. Dat systeem,nbsp;hetwelk onmiddellijk toen het bekend werd, hartstochtelijknbsp;werd aangevallen en dat later de oude aanvallers in vurigenbsp;bekeerlingen mocht veranderen, bestond eenvoudig hierin, datnbsp;hij voor de rasverbetering gebruik maakte van de familie teeltnbsp;(breeding in and in).

Zoo werden vader en dochter, moeder en zoon, broer en zuster gebruikt om hun eigen soort te verbeteren en Bake-well’s uitkomsten leverden weldra het meest doorslaand bewijsnbsp;dat men bij deze teelt geen vrees behoefde te koesteren voornbsp;de ontaarding der soort

Het vormen van een ras, dat de kosten aan zijn onderhoud besteed zoo ruim mogelijk zou vergoeden, ziedaar het eei’ste artikel van het progamma, dat Bakewell zich voorschreef voor alle huisdieren.

Voor wat aangaat het runderras streefde hij er naar dat zijne herkauwers, bij dezelfde onderhouds-kosten als voor denbsp;andere dieren, een grooter gewicht aan vleesch zouden opleveren niet alleen, maar wilde tevens de meest gewildenbsp;stukken (lendenstuk bijv.) meer gewicht, meer massa bezorgen, tegenover die, welke voor de slachtbank een minderenbsp;waarde hebben, en den afval. Tegen het einde van zijnnbsp;loopbaan had Bakewell (geb. 1725 gest. 1795) het nutte-

-ocr page 191-

looze der horens (i) ingezien; hij beschouwde ze als een nadeel in een land, waar men de ossen niet laat arbeiden. Afgescheiden van de schade, die zij toebrengen aan de jonge aanplantingen, zijn de horens dikwijls oorzaak van ernstigenbsp;ongelukken; zij vormen het wapen, waarvan de dieren zichnbsp;bij ondei’lingen strijd bedienen, zij veroorzaken gevaarlijke,nbsp;dikwijls doodelijke wonden en menigmaal abortus. Hij wildenbsp;daarom dat zijne rasdieren geene horens zouden dragen.

Wij weten niet juist, hoe hij het aanlegde, om tot dit resultaat te geraken; wij kennen echter slechts één weg, dienbsp;regelrecht tot het doel leidt, dat is, de hulp in te roepennbsp;van een stier van het type fronfosus, n. 1. van ongewapendnbsp;ras, en de verwantschapskruising, hetzij in nauwen of verrennbsp;graad, gedurende eenige geslachten vol te houden.

Zulk een stier geeft inderdaad — het is bekend — bewijzen van een groot overervingsvermogen, vooral wat de voortplanting van zijne negatieve eigenschappen betreft: het gemisnbsp;van horens.

Toen in 1850 de Normandische philantroop Diitróne het plan opvatte een runderras zonder horens te scheppen, in zijnnbsp;kasteel van Sarlabot, te Prousseau-ville-Dives (Calvadosjnbsp;schonken hem de stieren van Suffolk (zonder horens), welkenbsp;hij zijne Normandische koeien liet bespringen, meestal producten, die zonder horens bleven.

De heer Vaücamps, oud-senator te Brussel, vertelt ons, dat hij een gelijk resultaat heeft verkregen op zijne boerderijnbsp;Huyssingken, door de bevruchting van Hollandsche koeiennbsp;door de red-polled (zonder horens). En niet alleen, dat denbsp;horens wegblijven, maar de overheerschende huidkleur is dienbsp;der red-polled; de producten zijn geenszins zwart en witnbsp;gevlekt zooals het groote Hollandsche vee.

Keeren wij thans terug tot onzen grooten Engelschen zoö-technicus.

Na jarenlange pogingen en opofferingen, die zijne finantieële krachten te boven gingen, zegt het Quarterly Journal of

[l] Het rauderras, waarmcè Bakewcll proeven nam. behoorde tot do groep der lauglioornigen. Men weet, dat de Engelsche liunno runderen verdeelden in lang-hoornige, korthoornige en ongehoornde rassen.

-ocr page 192-

180

Agriculture”, had Bakewell resultaten verkregen, die de domme menigte wel kon miskennen, maar die toch de aandacht hadden getrokken der verstandige lieden. Reeds duiddenbsp;men op de markten zekere dierentypen met den naam „racenbsp;de Dishley” aan. Van dien tijd af kon de hervormer zijnnbsp;vraagstuk als bijna opgelost beschouwen; de bakens warennbsp;uitgezet; om tot het doel te geraken, was het slechts noodig zenbsp;niet uit het oog te verliezen. Ongetwijfeld was de te door-loopen weg lang, dikwijls ook ontbraken Bakewell de noodigenbsp;fondsen. Drie maal — wij moeten dit ter eere van Groot-Bretagnenbsp;vermelden — kwam het Parlement den pachter van Dishley-Grange te hulp en schonk hem eenige honderd duizendennbsp;francs subsidie om zijne pogingen te steunen, want Bakewellnbsp;slaagde niet eerder dan na vele proeven en onkosten, welkenbsp;zijn fortuin niet kon dragen. Eindelijk, na een kwarteeuw,nbsp;waren alle moeilijkheden uit den weg geruimd en Engelandnbsp;dat sedert lang aan de spits der volkeren had gestaan doornbsp;zijne nijverheid, veroverde ook den eersten rang op hetnbsp;gebied der Veeteelt.

Men berekent dat ieder pond, dat de Engelschc schatkist uitgaf tot steun van Bakewell, er sedert duizendvoudig in isnbsp;teruggevloeid, want de inkomsten der schatkist staan in nauwnbsp;verband met den rijkdom der natie.

Al de rassen der huisdieren, die Bakewell gevormd had, waren terecht het voorwerp der algemeene bewondering. Zoonbsp;verrichtte zijn stier Twopenny de bevruchting nooit voor eennbsp;prijs minder dan 250 francs; maar het groote succes van dennbsp;hervormer was de schepping' van het schapenras van New-Leicester of van Dishley, waarop wij later zullen terugkomen.

Bakewell had geen tijd ter verwezenlijking van zijn doel, n. 1. het laughoornige ras, in welks volmaking hij zoozeernbsp;geslaagd was, te ontwapenen. In onze dagen heeft dit rasnbsp;veel van zijnen goeden naam verloren; andere verbeterde rassennbsp;zijn ontstaan, in de eerste plaats dit van Durham, hetwelknbsp;alle andere bij zijne verschijning op den achtergrond drong.

quot;Wij kunnen het niet te dikwdjls herhalen ter cere der hervormers: de bewonderenswaardigo en zoo verrassendenbsp;uitkomsten door den grooten Bakewell verkregen, danken wij

-ocr page 193-

]81

aan zijne oordeelkundige keuze der fokdieren en aan de verwantscliapsteelt, die tot basis van al zijne operatiesnbsp;diende.

Weldra werd de methode van Bakewell publiek eigendom; hij had navolgers, ja zelfs beroemde navolgers, onder welkenbsp;wij in de eerste plaats mogen noemen de gebroeders Collisg,nbsp;de scheppers van het zoogenaamde verbeterde Durham rasnbsp;(Short Horn Improved).

Vooral het Durham ras levert ons het treffendste voorbeeld der uitstekende resultaten, die voortdurende verwantschaps-teelt kunnen geven. In het kort laten wij hier de geschiedenis van het ontstaan van dit ras volgen, dat, dank zij denbsp;tusschenkomst van geniale mannen, zulk een hoogen trap vannbsp;volmaking bereikte.

Den oorsprong van het Durham ras moeten wij zoeken aan de oevers van de Tees, een klein riviertje, dat van hetnbsp;oosten naar het westen door de graafschappen Durham ennbsp;York stroomende bij Stockton in de Noordzee valt. Het veenbsp;van de oevers der Tees, Tees-Water genoemd, bestond uitnbsp;vertegenwoordigers van het korthoornig ras (short-hornnbsp;ras). Door de vruchtbaarheid van den bodem ,en het mildenbsp;klimaat dezer streek, die in het Noorden en Westen doornbsp;het Cheviotgebergte beschermd wordt, was het short-horn •nbsp;ras der graafschappen Durham, York, Holdernest en Northumberland bekend om zijne goede hoedanigheden en wasnbsp;het dus geheel in overeenstemming met den bodem ennbsp;de vruchtbare weiden, waarop het graasde. Omstreeksnbsp;1750 werd de groote stoot gegeven aan het fokken van dienbsp;veesoort door eenige bekende pachters, terwijl men de bestenbsp;fokdieren eigennamen gaf die weldra in de landbouw wereldnbsp;der drie koninkrijken bekend waren. Zoo worden genoemdnbsp;de oude Studley-Bull, de vader van tal van goede stieren ennbsp;de grootvader van Daltorn-Diike, die voor 1475 francs verkocht werd, een hoogen prijs in die dagen; verder vinden wijnbsp;vermeld de Snowden’s Buil en de MaeMerman’s Buil, denbsp;vader en grootvader van den stier Ilubback, waaraan mennbsp;de algeheele verbetering van het ras en dus ook het ontstaannbsp;Van het type short-hornnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;dankt, en waarvan wij in het

-ocr page 194-

182

kort de geschiedenis zullen meedeelen, omdat wij er eene merkwaardige toepassing van de verwantschapsteelt innbsp;vinden.

Putten wij onze gegevens uit de „Connais^ance générale du hoeul” door Moll en Gaijot, twee bevoegde schrijvers.

Omstreeks 1785 begonnen de gebroeders Colling hunne operaties. Kobeet was 20, Karel 19 jaar oud. De eerste vestigde zich te Barmpton en de tweede te Ketton, in de omstrekennbsp;van Darlington. Robert maakte weldra grooten opgang als fokker, maar spoedig werd hij voorbij gestreefd door zijn broernbsp;Karel, die binnen enkele jaren de beste fokker van het bekendenbsp;korthoornige ras werd. Tijdgenoot, bewonderaar en vriendnbsp;van den beroemden Bakewell (-f- 1795), doch nog jong'toennbsp;deze reeds als de grootste fokker van Engeland bekend was,nbsp;kan men gerust aannemen, dat hij in menige omstandigheidnbsp;profiteerde van de ervaring van den pachter van Dishley —nbsp;Grange; evenals deze gaf hij bewijzen van een scherp oognbsp;op de zaken te hebben en al heeft hij ook eenigo der denkbeelden van Bakewell overgenomen, toch stond hij niet ondernbsp;den invloed van deze, integendeel hij wachtte zich wel innbsp;zijne stallen het ras van den grooten Bakewell op te nemennbsp;omdat het te grof gebouwd was en te veel neiging vertoondenbsp;voor vleesch- en vetvorming. Inderdaad was Bakewell in denbsp;keuze van zijn oorspronkelijk ras niet gelukkig geweest daarnbsp;de huid te dik, de beenderen te groot en de vetmesting tenbsp;kostbaar was. Ook had hij voor de hervorming van dit rasnbsp;veel tijd noodig, veel tijd en geld, zooals wij boven geziennbsp;hebben.

Colling werd beter door de omstandigheden gediend en was e aanwinst van den stier Hubhack voor hem van bijzondernbsp;groote waarde. Hieromtrent het volgende: Hiihhack en zijnenbsp;moeder waren in 1785 door den heer Hunter, een pachternbsp;te Harworth op de markt aan een Smid van Darlingtonnbsp;verkocht; deze behield de moeder en gaf het kalf als bruidsgeschenk aan zijne dochter die in het dorp Hornbij bij Kirclea-vington ging wonen. Het jonge kalf trok in de gemeen-teweiden van Hornbij de aandacht van Waistell en Robertnbsp;Colling, die het kochten, en een jaar later tegen den kostenden


-ocr page 195-

1

183

prijs van 211 frs, 68 cent. aan Kakel Colling afstonden, welke reeds langen tijd van begeerte brandde, om er de gelukkigenbsp;eigenaar van te worden. Kakel Colling bestemde dien stiernbsp;uitsluitend voor de bevruchting der Tees-Water koeien vannbsp;zijne kudde, en weigerde hardnekkig tegen welken prijs ook,nbsp;om andere koeien door hem te laten dekken. Zooals mennbsp;later vernam, was de vader van Hubback, Snowden’s Bull,nbsp;een stier van den pachter Snowden, terwijl hij Masterman’snbsp;Buil tot grootvader had; in derde generatie, vreemd aan andernbsp;bloed, stamde hij af van den ouden Studley-Bull wiens zuiverheid als type van het Tees-IKater-ras, nooit in twijfelnbsp;is getrokken. De moeder van Hubback was eveneens vannbsp;oud zuiver Tees- Water-vsis, te oordeelen naar een certificaatnbsp;dat den 6 Juli 1822 door Jonh Hunter, den zoon van dennbsp;ouden eigenaar dezer koe, te Hurworth bij Darlinglon werdnbsp;afgegeven. Chaeles Colling had ook de moeder van Hubbacknbsp;weten te verkrijgen, maar nauwelijks had zij eenige maandennbsp;in de vette weiden van de boerderij van Ketton gegraasd,nbsp;of zij werd onvruchtbaar. Ook Hubback, die zoowel door zijnnbsp;zwaar lichaam als door de fijnheid van zijn ledematen (het wasnbsp;\ een baksteen, aan de vier hoeken door vier zwavelstokkennbsp;ondersteund) en zijn souple huid, bedekt met zachte en zijde achtige haren, zijn dunne kleine horens en de volgzaamheidnbsp;van zijn karakter, de aandacht trok, werd, toen het een fokdiernbsp;was geworden, te vet. Daar hij weinig koeien bevruchtte,nbsp;werd nog bij tijds aan zijne verpleging eene andere richtingnbsp;gegeven. Intusschen de stoot was gegeven en had Hubbacknbsp;zijne zeldzame eigenschappen aan zijne niet minder zeldzamenbsp;nakomelingen meegedeeld. Wat deed Colling om deze vast tenbsp;leggen, en ze nog beter te doen uitkomen? Hij nam daartoenbsp;zijne toevlucht tot de nauwste verwantschapsteelt: Hubbacknbsp;bevruchtte zijne dochters, broers dekten zusters, enz. en opnbsp;deze wijze werd na eenige generaties het Durham ras improvednbsp;de eigenschappen deelachtig, die het thans nog bezit.

De beroemde stier Favourite, kleinzoon van Hubback en zoon van een halven broer en zuster van Foljamhe, dektenbsp;achtereenvolgens zijne dochter, zijne kleindochter en zijne

achterkleindochter.

Deel XI. Afl. 3.

zoodat, zegt Darioin, de koe, die het

13

-ocr page 196-

184

product werd dezer laatste paring, in hare aderen 15/16 of 90,75 7onbsp;nbsp;nbsp;nbsp;bloed van Favourite had.

Na paring met den stier Wellington, die zelven 62,5% van het bloed van Favourite in zijn aderen had, bracht deze koenbsp;Clarissa voort, die, bevrucht door den stier La^icaster, ooknbsp;een afstammeling van Favourite met 68.75% van zijn bloed,nbsp;producten van groote waarde opleverde.

Van zijn kant bevruchtte de stier Favourite van den troep van Carel Colling, zes geslachten van zijne dochters, kleindochters, achterkleindochters, enz.

Door paring met zijne eigen moeder, de koe Phoenix, werd de stier Cornet geboren, die op 6-jarigen leeftijd voor meernbsp;dan 26,500 francs verkocht werd.

Het schijnt, dat op het oogenblik, waarop Favourite zijn rol zou gaan vervullen, de vruchtbaarheid in de kudde vannbsp;Carel Colling dreigde op te houden. Zijne twee voorgangers, de beroemde Hubbaclc en BolingbroTce, waren te zwaar,nbsp;te vet geworden; zij werden krachteloos, te weinig tot voortteling geschikt. Maar Favourite, ofschoon van hetzelfde bloed,nbsp;(als hun kleinzoon) daar hij geboren was uit een hunner kleindochters, was buitengewoon krachtig en kon zich dan ook opnbsp;een talrijk kroost beroemen.

Hij deed 16 jaren dienst als fokdier en deelde eene buitengewone »precociteii” aan zijne afstammelingen meê, vooral aan die, welke hij gedurende zijne laatste dienstjaren verwekte.

Het was aan de nauwe verwantschapsparing tusschen goedgekozen fokdieren van goede afkomst te danken, dat de gebroeders Colling fortuin en een onsterfelijken naam verwierven. In 1785 begon Carel Colling voor het eerst zijne zoötech-nische hervorming; den IHquot; October 181Ü — vijf-en-twintignbsp;jaren later — hield hij eene openbare verkooping, die hemnbsp;177,896,25 francs opbracht voor eene kudde van 47 runderennbsp;van het verbeterde Durham-ras, waaronder twaalf beneden 1 jaarnbsp;oud. Eén stier — Cornet, van den leeftijd van zes jaar — brachtnbsp;alleen 26,250 francs op; eene koe — LHjJ, drie jaar oud —nbsp;werd verkocht voor 10.762 francs; eene andere, — Countess,nbsp;ondanks hare 9 jaren voor 10.500 francs; eene vaars, Lucilla,nbsp;dochter van Cornet en Laura, werd voor 2782 francs verkocht.

-ocr page 197-

185

Nimmer waren zulke ontzaglijke sommen besteed, zoolang men runderen fokte. Niemand had op zulk een uitslagnbsp;durven hoopen.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;*

Ook was de geestdrift onder de fokkers, die den verkoop op dien gedenkwaardigen 11 October 1810 bijwoonden, dannbsp;ook zoo groot, dat vijftig hunner- zich tijdens den afslagnbsp;vereenigden, om Caeel Colling een prachtig zilverennbsp;sieraad aan te bieden, waarop zij het volgende opschriftnbsp;lieten graveer en;

„Aangeboden aan den Heer Karei Colling, den grooten hervormer van het short-horn ras, door onderstaande fokkers,nbsp;als een bewijs hunner dankbaarheid voor de diensten die hijnbsp;door zijne oordeelkundige verbeteringen heeft bewezen en ooknbsp;als een blijk hunner achting voor zijn persoon.quot;

Het fokken en de uitvoer van het verbeterde Durham runder ras door middel van de verwantschapsteelt hebben hetnbsp;Vereenigde Koninkrijk sedert het ontstaan van dit ras tot opnbsp;heden, millioenen ponden sterling opgebracht.

Van 18lO tot 1848 hebben in Engeland 48 openbare ver-koopingen plaats gehad van het short-horn (improved) ras waarbij 2060 stuks vee werden verkocht, die 2,912.005 francsnbsp;opbrachten, zijnde per stuk, de kalveren er mee onder begrepen, tegen 1413 francs 59 centimes.

Sedert 1848 zijn er talrijke veilingen geweest en de prijzen zijn nog gestegen. De laatste jaren dalen zij. Niettemin werdnbsp;op de verkooping Campbell in September 1873, de eerstenbsp;»Duchess of Onéida” toegewezen aan Lord Lathorn voordenbsp;som van 153,000 francs; ,de 8®‘“ Duchess of Oneidn werd verkocht voor 79.500 francs aan Lord Bective, terwijl de graafnbsp;van Gloucester eigenaar werd van de 8**^® Duchess of Genevanbsp;tegen den fabelachtigen prijs van 213,150 francs.

In 1873 werd op de verkooping van Lord Dünmore, door Lord Fitzhardinge voor den schoenen stier Duke of üonnoughtnbsp;118,125 francs betaald.

Ziedaar dus hoe de Engelsche consanguinisten, dank zij eene verstandige verwantschapsteelt, zeker soort koeien innbsp;ware goudmijnen hebben kunnen herscheppen.

Eveneens is Thojias BaïES er van af 1830 door een ra-

-ocr page 198-

186

tioneele familie-teelt in geslaagd, eerst te Halton Castle, toen te Eidley Hall en eindelijk te Kirkelvington om bij een zekernbsp;soort Durbam-vee, de aanleg voor melk- en boter-productienbsp;te verhoogen en vast te leggen, waardoor de Durham melkkoe werd gecreërd

Door dezelfde methode heeft een ander beroemd fokker, Thomas Booth, bij zijne landbouwontginning van Killcrby ennbsp;Warlaby, het zoogenaamde ras der Vleesch- en vet short-hornsnbsp;gevormd, wmarvan de typen: Fairliolm, Isabella, Anna o Brightnbsp;Eyes, Montanüi, Knighsley enz., alle groote en vette runderen waren.

Hadden wij niet voldoende redenen om te. beweren, dat het verbeterde Durham ras ons tal van voorbeelden zounbsp;verschaffen om te doen zien, welke voordeelen eene ratio-neele verwantschapsteelt den zaakkundigen fokker kan verschaffen?

Dankt het runderras van Hereford „met middelmatige horens”, dat zoo beroemd is, dat het thans sedert eenige jarennbsp;in de Vereenigde Staten ernstig concurreert met het Durham-ras, zijne uitstekende eigenschappen ook niet aan de verwant-schapsparing ?

Het is een feit, zooals de markies de DampiÈRE (') in herinnering brengt, dat Benjamin Tomkins in het jaar 1769nbsp;toen hij in dienst was bij een pachter, wiens boerderij hij bestierde, en wiens dochter hij later huwde, een begin maakte metnbsp;de verbetering van het rund van Hereford, en waarbij hijnbsp;zich in hoofdzaak liet leiden door de beginselen van Bakewetl.

Bij 2 runderen, komende van Wallis, had hij de eigenaardige aanleg tot vetvorming opgemerkt, en kocht ze dan ook na zijn huwelijk.

Het eene, waarvan de grondkleur Avit was, werd, „Pigeonne” het andere, rood van kleur, met witte spikkels op het hoofd,nbsp;„Mothle” gedoopt.

In deze hebben we de stamvaders van die talrijke nakomelingen der moderne Herefords te zien want niettegenstaande Tomkins nog andere proefnemingen schijnt gedaan te hebben.

(1) „De Fransclie, Eugelsclie, Zwitsersehe en HoIIandsclie runderrasseu van deii markies van Dainpièrre”.

Ji


-ocr page 199-

187

heeft hij zich later uitsluitend bepaald tot de teelt onder de afstammelingen van Pigeonne en Mothle.

En degenen, die zooals de heer Price en vele anderen, vee van den heer Tomkins gekocht hebben, hebben door ditnbsp;zuivere bloed voor elke menging te vrijwaren, het type innbsp;al zijne kenmerkende eigenschappen weten te behouden.

Het Herefordsche ras is op het oogenblik een der beste vleesch-produceerende rassen. De dieren, die daartoe behoorennbsp;hebben alle denzelfden vorm: groot lichaam, bruine kleur,nbsp;witten kop, onder den buik en de borst wit, met nog al dikke,nbsp;afgeplatte en naar buitenstaande horens’, de huid der uiersnbsp;te dik enz.

Het wordt in groote kudden naar de Vereenigde Saten uitgevoerd, waar het zeer hoog op prijs gesteld wordt. Hetnbsp;eerste stamboek van Hereford is in 1846 door den heer Eytonnbsp;aangelegd en wordt sedert bijgehouden door ygt;the Herefordnbsp;Herd Boole Societij”.

Het gaat dus niet aan na dit alles, den grooten invloed der verwantsehapsteelt op de verbetering van rassen en individuen te ontkennen.

Een ander Engelsch runderras, zeer verspreid in Norfolk en Suffolk, het „Red polled” ras, (rood, ongehoornd vee) danktnbsp;voor een groot deel zijne verbeteringen aan Jonx Hajijiondnbsp;(Norfolk) die op dezelfde wijze als Bakewell, Colling,nbsp;Tomkins en andere beroemde fokkers is te werkgegaan.

En dankt het zoo zuivere, overal gelijksoortige ras van Jersey zijne typische kenmerken niet aan hetzelfde bloed,nbsp;dat in zijn aderen stroomt? Men weet, dat sedert onheugelijkenbsp;tijden geen enkel mannelijk of vrouwelijk fokdier op het eilandnbsp;heeft kunnen landen, want eene boete van 1000 pond per fokdiernbsp;waarborgt het ras tegen elke vermenging met vreemd bloed.nbsp;Het Jersey-ras is dus volstrekt zuiver en laten wij er bij voegen,nbsp;een ras, waarvan de afstammelingen onder elkaar voortteelennbsp;daar, al wilde men dit ook, het toch totaal onmogelijk zoudenbsp;zijn de paring tusschen familieleden op een grondgebied, zoonbsp;beperkt als op het eiland Jersey, tegen te gaan; de oppervlakte bedraagt niet meer dan 11.626 hectaren.

Onder toezicht van onzen geleerden collega. Prof. CoR-

-ocr page 200-

188

NEVIN, wordt reeds sinds 16 jaren op een model-hoeve, behoorende tot de Veeartsenijschool te Lyon, Hollandsch veenbsp;zuiver in zich zelf, zonder eenig nadeel voortgeteeld, integendeel, de dieren vertoonen eene volmaakte homogeniteit en denbsp;prijzen, die zij elk jaar op de tentoonstelling behalen, getuigen,nbsp;dat er tot heden toe van geene ontaarding sprake is. (1)nbsp;Hetzelfde is het geval met de koeien van Jersey te Lyon.

Uit het stamboek der dieren, gefokt aan de Landbouwschool te Hohenheim, leeren wij, dat het Zwitsersche runderras, datnbsp;men in de stallen van de inrichting aantreft, zich daar sedertnbsp;50 jaren in zich zelf voortplant. Het runderras van dalersnbsp;(Renard en Dr. Bordier) leeft op de weiden van Auvergnenbsp;in half vrijen staat; de stier dekt zijne moeder, zijne tantes,nbsp;zijne zusters, zijne dochtei’s enz; het ras is prachtig.

Dezelfde toestand bestaat in Bretagne (Bellamy, La vaclie hretonnë) waar sinds onheugelijke tijden de stieren, die de innbsp;de heide door den dood huns vaders ledige plaats komennbsp;innemen, hunne naaste bloedverwanten bevruchtigen. Dikwijlsnbsp;is de heele kudde van eene Bretonsche nederzetting uit éénenbsp;zelfde koe voortgesproten, waarvan alle afstammelingen onderling elkaar bevrucht hebben. Alles geschiedt „en familie”.

Ook dit is, voegt Bellamy er bij, een voorbeeld van ver-wantschapsteelt, dat welsprekend getuigt tegen alle nadeelen, die daaraan worden toegesehreven. Gebeurt hetzelfde ooknbsp;niet in de Camargue, in de steppen van zuidelijk Rusland,nbsp;van Galicie, van Tartarije, Mongolië, Moldavië enz., in de.nbsp;Maremmen in Italië en verder in de groote wouden vannbsp;Kastilië in Spanje, waaruit de stieren voor de gevechten voortkomen, alsook in de estancias van Zuid-Amerika, enz?nbsp;Hebben CuLLEY en anderen zich niet beroepen op den toestandnbsp;van het half wilde vee, dat zich waarschijnlijk 4 a 5 eeuwennbsp;achtereen in de parken en wouden van Engeland en Schotland heeft staande gehouden, als een voorbeeld van langnbsp;voortgezette verwantschapsteelt in eene zelfde kudde, zondernbsp;dat er nadeelen door zijn ontstaan? Men schat het aantalnbsp;wilde ossen dat in 1862 op een der bergen van de Sandwich-

(1) Zie verhandeling over algeineene zoötechnie door Ch. Cornevin, blz. 589.


-ocr page 201-

189

eilanden in Polynesië leefde, op 20,000, alle krachtige dieren ontstaan door familie-teelt, wijl zij afstaminen van een of twee paar runderen, door »VAN CoüVER” in 1792 daar achtergelaten.

Lang vóór VAN CouvER, d. w. z. van af 1540 lieten de Spanjaarden in de pampa’s van Zuid-Amerika, in de vruchtbare vlakten van la Plata, eenige paren runderen uit Europanbsp;meê gevoerd los, met het doel die streken met vee te bevolken.nbsp;Daar, zoowel als op de eilanden van Polynesië en zooals overalnbsp;elders, zegt LA Peere de Koo, heeft de inlandsche bevolkingnbsp;spoedig plaats moeten maken voor den blanke, terwijl denbsp;dieren die door de Spanpaarden op dezen vruchtbaren grondnbsp;waren overgebracht, in plaats van te ontaarden of onder tenbsp;gaan door den invloed der verwantschapsteelt, zich op zulknbsp;eene verbazende wijze vermenigvuldigd hebben, dat dezenbsp;rijke weiden na een eeuw zoo talrijk bevolkt waren metnbsp;kudden ossen, dat men ze alleen om de huid bij honderdduizenden te gelijk slachtte, zonder van het vleesch partij te trekken en zonder dat deze slachting schijnbaar het getal dezernbsp;dieren verminderde.

Om zich een denkbeeld te vormen van den omvang dezer slachtingen, is het voldoende de officieële statistiek vannbsp;Buenos-Ayres op te slaan, waarin men van een jaarlijkschennbsp;uitvoer van 800 duizend ossenhuiden spreekt. Commentaar opnbsp;deze cijfers is overbodig; zij weerleggen geheel en al denbsp;argumenten die de tegenstanders van eene reine verwantschapsteelt aanvoeren.

Nog een voorbeeld van familieparing bij het rund. Bij zijne tweede reis naar de Antillen liet Christoffelnbsp;CoLEiiBUS in de onmetelijke weiden van St Domingo eennbsp;of twee paar runderen los en deze vermenigvuldigden zichnbsp;met zooveel succes, dat het na verloop van enkele jarennbsp;mögelijk was verscheidene andere eilanden met hun afstammelingen te bevolken.

In 1522, dertig jaren na de ontdekking van het eiland Haiti door CoLUMBUS, was het geene zeldzaamheid in vruchtbare vlakten van San Domingo, kudden ossen te ontmoetennbsp;van 4000 stuks en in 1857 voerde dit eiland alleen 35.500nbsp;huiden uit.

-ocr page 202-

190

Zooals men ziet, zegt La. Perre DE Roo, aan wien wij deze mededeelingen ontleenen, hebben al deze dieren, overgelaten aan zich zelf en bevrijd van den invloed van dennbsp;mensch, in plaats van te ontaarden door de verwantschaps-teelt, overal nieuwe levenskracht verkregen, en zich met eenenbsp;groote snelheid vermenigvuldigd.

Ziet men, roept Dr. Périer uit, deze zuivere rassen, die gedurende eeuwen gedwongen waren onder elkaar voort tenbsp;teelen, zich niet gezond, sterk en krachtig handhaven ten spijtnbsp;van de familie-verwantschap

, thans nog wel eens hebben koestallen aan te

In België vertoonde het vee voor 1840 een zeker „cachet d’indigénat” dat wij helaas! te zeldennbsp;ontmoeten, wanneer wij het gelulnbsp;treffen waarvan noch het Durham-, noch het Hollandschenbsp;ras ooit den drempel overschreden hebben.

Gelukkig vindt men conservatieve pachters, die voor alles ter wereld zich niet zouden willen ontdoen van de stamouders,nbsp;die er toe hebben bijgedragen de welvaart van den vader-landschen bodem te verzekeren. Wij zouden boerderijen uitnbsp;Brabant, Henegouwen, Namen, Luik en Vlaanderen zelisnbsp;kunnen opnoemen, waar het Hollandsche en het Durham rasnbsp;niet toegelaten zijn geworden, waar de bewoner zich gehouden heeft aan het oude runderras der Borinage en hoe hierdoor het vee zijn zelfde type blijft bewaren en ten opzichtenbsp;van vleesch-, melk- en krachtproductie, zeer groote oeconomi-sche voordeelen aanbiedt. Dit vee is in de omstreken omnbsp;zijne goede hoedanigheden bekend en gezocht; dat is de soortnbsp;)^/van deze boerderij, dit die van gene, zeggen de kleine naburige fokkers, in termen die zij vei’staan, maar die de wetenschap zou afkeuren.

W’^aaraan danken deze zoo zorgvuldig in hare oorspronkelijke zuiverheid gebleven runder-familiën hare typische kenmerkennbsp;en hare aangeboren geschiktheid tot voortteling anders, dannbsp;aan de op gezette tijden uitgeoefende verwantschapsteelt, dienbsp;in den regel alleen uit gewoonte geschiedt, zonder nevengedachte van den kant des pachters.

De eigenaar van de boerderij kiest ieder jaar het mooiste kalf uit zijn heele kudde, dat onveranderlijk bestemd is

-ocr page 203-

191

om zijn eigen vader op te volgen en dus zijne naaste verwanten, onder hetzelfde dak en in den zelfden stal geboren als hij, te bevruchten. Voor een paar jaren wordt Mj dan denbsp;sultan, tot het uur aanbreekt, waarop de slager, die zijnenbsp;toenemende vetheid bespiedt, hem een touw door den neusringnbsp;zal steken en hem naar het slachthuis zal brengen.

Zoodra de vader veranderd is in biefstuk en Vlaamsche carbonnades, neemt een zijner zonen dadelijk zijne plaats innbsp;den stal in, tot ook hij door een ander wordt vervangen.

Ja, ons vee uit den vroegeren tijd moet zeer schoon en goed zijn geweest, te oordeelen naar den vorm en de waardenbsp;der zeldzame modellen, die nog overig zijn, dank zij de voorzorg, de vasthoudenheid wellicht, van eenige fokkers, die dennbsp;overweldigenden stroom weerstand hebben geboden, toen mennbsp;door den grooten invloed der openbare machten, droomde vannbsp;Short-Horniser (!), Durhamiser (!) en men den Belgischennbsp;veestapel van Ostende tot Arlon brutaalweg, zonder onderscheid, zonder na donken en zonder ernstige studie der localenbsp;toestanden van onzen bodem, vergeleek bij dien van de vettenbsp;weiden aan de oevers van de Tees.

Wij meenen dat omstreeks 1840 of een weinig later, de eerste „Short Horn Improvedquot; officieel te Anttverpen ontscheeptnbsp;werden om het inheemsche cachet van onze runderrassen tenbsp;komen verbreken, en ze op zijn Engelseh te kleeden doornbsp;hen langzamenhand den vorm, de goede hoedanigheden en denbsp;gebreken [vooral deze laatste] van de Engelsche rassen te geven.

De ondervinding die men daarmee opdeed, was duur gekocht en voor Belgie vrij noodlottig (')¦ Alleen in de Con-druziaansche gewesten verkreeg men goede resultaten en dat was toch wel wat weinig.

(1) Dit wiis ook het geval in Contentin. Men dacht het Normandische ras door het Durhamr.is te verbeteren, echter men is er niet in geslaagd. Door hetnbsp;de precocitcit te willen geven, die het ontbrak, heeft men het zijne seboonenbsp;eigenschappen voor melk- en boterproductic ontnomen: men heefc verwarring ennbsp;wanorde, bijna zelfs den ondergang van het Normandiselie ras veroorzaakt.

Gelukkig is de Landbouwvereeniging van het arrondissement d’Avranches in t\jd tusschenbeide gekomen om het vernielingswerk te doen ophouden; en heeftnbsp;ze voor de vertegenwoordigers van het zuivevre ras. die zeldzaam begonnen tenbsp;worden, het Normandische Stamboek in het leven geroepen; alzoo is het de ver-wantschapsteclt geweest die het Normandische ras van eeiie schipbreuk op denbsp;klippen van Durham gered heeft.

-ocr page 204-

192

/J

Sedert 1889 nu heeft men de invoering van het vernielende element van onze Aborinage runderrassen, die daarbij met grootenbsp;kosten gepaard ging, gestaakt. De tijd is voorbij, dat mennbsp;meende, dat bet ter verbetering van een inheemseb ras, voldoende was als men een dure commissie voor den aankoopnbsp;van goede fokdieren, tot een beroemd ras behoorende, uitzond,nbsp;alsof de zoötechnische eiseben van het eene land gelijk warennbsp;aan die van het andere. Gelukkig met het oog op de fokkerijnbsp;is dit in bet algemeen echter niet alzoo. België heeft in ditnbsp;opzicht leergeld betaald; bet heeft er menige veer in dennbsp;vorm van millioenen francs bij gelaten, maar de schade isnbsp;geleden; laten wij dus over de zaak zwijgen en alleen dennbsp;vooruitgang der laatste jaren constateeren in het fokken vannbsp;eene veesoort, meer voor onzen bodem geschikt.

Daar wij de fout begaan, de dwaling iogezien hebben en er beschaamd en met platte beurs afgekomen zijn, zijn wijnbsp;teruggekeerd tot de wijze van fokken onzer voorvaders,nbsp;want dezen waren werkelijk verstandig, volgen wij alzoo hunnbsp;voorbeeld.

Waar het hier voornamelijk op aankomt is, om thans op de beste wijze de brokstukken te verzamelen en ze tot een goednbsp;geheel te vereenigen. Gelukkig ontbreekt het ons in Belgiënbsp;niet aan ondernemende, krachtige en kundige mannen volnbsp;toewijding, die niet bang zijn zich in deze aan de spits tenbsp;stellen en de zaak tot een goed einde zullen weten te brengen.

Behalve op mannen als HauSOULLE van het Vervier’sche Stamboek, Bruneel van het genootschap ter bevordering vannbsp;den landbouw te Kemmel, de heeren Bonkaert van Waere-ghem, enz. vestig ik de aandacht op talentvolle schrijversnbsp;als de HH. Verneiuwe en VAN Autgaerden, die geennbsp;moeite ontzien, om de noodige kennis, betreffende de grondbeginselen van een rationeele fokkerij algemeen onder denbsp;landbouwers te verspreiden, en het oprichten van vereenigin-gen ten zeerste aanbevelen.

En voegen we er in één adem bij dat de minister van landbouw en zijne afdeelingschefs niet ophouden den ijver in deze aan te wakkeren en de opgewektheid die onze veevervor-mers aan den dag leggen levendig te houden. Hetzelfde kan

-ocr page 205-

193

gezegd worden van de provinciale autoriteiten. Nergens worden de geldelijke bijdragen gespaard. Ditmaal zijn wij dusnbsp;op den goeden weg, maar wij bevinden ons ook in dennbsp;toestand van iemand, die onderweg verdwaald is geweest;nbsp;evenals de achterblijvers willen wij den pas versnellennbsp;ten einde spoedig op de plaats der bestemming aan tenbsp;komen. Het middel daartoe? Het wordt ons door denbsp;natuur en door het voorbeeld onzer naburen aan genenbsp;zijde van het Kanaal aangeboden. Laten wij toekijken ennbsp;datgene navolgen wat we bij de wilde dieren waarvan hetnbsp;natuurlijke type zoo lang bewaard blijft, zien gebeuren, terwijlnbsp;we voor de methode bij de Engelschen in de leer moetennbsp;gaan. Laten wij rekening houden met de verkregen ervaringnbsp;om in België keurrassen te scheppen, zooals onze naburennbsp;dit hebben weten te doen op hunnen bodem.

E.

-ocr page 206-

STAATSBEMOEIENIS IN NEDERLAND MET DE VEEFOKKERIJ. (!)

Overgenomen uit het Tijdschrift voor Nijverheid en Landbouw in Ned.-Indie.

Terwijl de paardenfokkerij in vroegere eeuwen reeds meermalen de aandacht trok van de staten der verschillende provinciën, die door reglementen (-) rasverbetering zochten te bewerken, zoo bleef het steeds aan het particulier initiatiefnbsp;overgelaten, de ' eefokkerij te doen bloeien en haar zoo winstgevend mogelijk te maken.

De maatschappelijke omstandigheden op het platte land hebben daartoe medegewerkt. Was in de ons omringendenbsp;landen en ook in 't Oosten van ons land tot de Franschenbsp;revolutie de hoerigheid met daaraan verbonden afhankelijkheid van den landbouwenden stand blijven bestaan, in hetnbsp;grooter deel van ons land had zich een krachtige boerenstandnbsp;ontwikkeld, waardoor landbouw en veeteelt tot een, voor diennbsp;tijd, hoogen trap van bloei waren gekomen en de Hollandschenbsp;zuivelbereiding de bewondering van den vreemdeling opwekte.nbsp;De behoefte naar verbetering van den veestapel door bemoeiingen der overheid deed zich daardoor niet gevoelen

Tot deze eeuw vindt men ook slechts ééne keur op het houden van springstieren in 1787 voor den Beemster gegeven.

De school der Physiocraten, die op het einde der vorige en het begin dezer eeuw vele aanhangers telde en het oognbsp;der regeeringen op de beteekenis van den landbouw vestigdenbsp;zoowel als de verbeterde omstandigheden van den boerenstandnbsp;maakten dat bij onze naburen gedurende deze eeuw de veeteelt

(1) nbsp;nbsp;nbsp;Deze verhaiidelinij vormt een fragment uit de interessante dissertatie vannbsp;Mr. H. Th. ’s JACOB over Staatshemoeiïng hetrekkelijk veefokkerij.

(2) nbsp;nbsp;nbsp;Zie dissertatie Mr. HARTOG. De paardenfokkerij als tak van Staatszorg,nbsp;Utrecht 18i»3.

-ocr page 207-

195

met vaste schreden vooruitging. Bij ons bleef men op zijn ouden roem voortleven en deed de overheid weinig of nietsnbsp;om te maken dat het Nederlandsch vee de eerste plaats opnbsp;de wereldmarkt bleef behouden.

Meer dan ooit evenwel doet zich in de latere jaren dezer eeuw de behoefte aan vooruitgang kennen, nu de concurrentienbsp;dagelijks grooter Avordt, sedert alle deelen van de wereldnbsp;tegen geringe kosten hare producten naar de voordeeligstenbsp;markt vervoeren kunnen.

Hoewel de goede exemplaren van ons vee thans nog zeer gezocht zijn en goed betaald worden, vinden zij in anderenbsp;landen concurrenten waar zij moeilijk tegen wedijveren kunnen.nbsp;De beste fokdieren zijn jarenlang uit Nederland uitgevoerdnbsp;tot rasverbetering in den vreemde, terwijl er niet voor gewaaktnbsp;is dat er voldoende uitmuntende exemplaren overbleven voornbsp;de binnenlandsche fokkerij. Wel heeft de regeering van Koningnbsp;Lodewijk de hoop opgewekt dat de veeteelt een tak vannbsp;Staatszorg zou worden.

De heer J. Kops nl. in 1805 door den Raadpensionaris ScHiilMELPENNlNCK tot „Commissaris tot de zaken van dennbsp;landbouw der Bataafsche Republiek” aangesteld en door dennbsp;Koning in deze betrekking gehandhaafd, heeft het adviesnbsp;ingewonnen der provinciale commissiën (') van den landbouwnbsp;over de vraag, of het haar wenschelijk voorkwam in haarnbsp;departement een reglement op de keur van stieren in te voerennbsp;gelijk in den Beemster bestond.

De meeste adviezen luidden zeer gunstig hieromtrent. Kops heeft toen hiervan een rapport gemaakt en gezonden aan diennbsp;minister van Binnenlandsche Zaken.

(1) Deze Commissiën zijn ingesteld bij het Staatshesluit van 9 September 1805 en waren een gevolg van de behoefte aan Staatszorg voor den landbouw, welkenbsp;zich aan het begin dezer eeuw deed gevoelen, doordat onze zeehandel door dennbsp;oorlog met Engeland en de onzekere politieke gebeurtenissen was te grondenbsp;gegaan en men toen wel genoopt was meer zorg te wijden aan de rijkdommennbsp;op eigen bodem.

Haar taak was volgens art. 7 barer instructie het onderzoeken en opsporen van den tegenwoordige!! statit van den landbouw en van alles wat tot volkomennbsp;kennis en statistiek van den landbouw van haar departement behoort. In eennbsp;rapport aan den Secretaris van Staat voornoemd, zouden zij hiervan doen blijken.

Voorts waren zij een adviseerend lichaam voor de regeering, en konden ook zelf aan de regeering voorstellen indieneu tot verbetering van landbouwaangele-genheden.

-ocr page 208-

196

De wet op de keur van stieren in het Koninkrijk Holland van 12 December 1809 was hiervan het gevolg. (‘)

Deze wet schreef aan de Departementen voor, reglementen te maken omtrent het keuren van springstieren volgens denbsp;algemeene regels door deze wet te stellen. De dikwijls vannbsp;elkander verschillende plaatselijke behoeften deden in dien tijdnbsp;van strengen centralisatie toch het nut inzien om de uitvoeringnbsp;van zulk een wet aan de plaatselijke autoriteiten over te laten,nbsp;zonder deze vrij te laten de hoofdbeginselen naar eigen inzichtnbsp;te regelen.

Tengevolge der politieke gebeurtenissen, die den val van het Koninkrijk Holland en onze inlijving bij het Fransche Keizerrijknbsp;medebrachten, is deze wet nooit kunnen toegepast worden.

Tot heden is deze onuitgevoerde wet de eenige, ernstige proeve geweest van ’s lands regeering om de veefokkerij zoonbsp;produktief mogelijk te maken.

De Grondwetten van 1814 en 1815 droegen aan de Prov. Staten- de zorg op van datgene wat tot de inwendige politienbsp;en oeconomie behoort. De zorg voor landbouwaangelegenhedennbsp;was hieronder begrepen.

Hoewel sedert 1848 de Grondwet de taak der Prov. Staten geheel anders omschrijft (art. 134) zoo worden er nu nognbsp;velen gevonden die de zorg voor landbouw en veeteelt gewestelijke belangen noemen, waarmee de Staat zich zoo min mogelijk moet inlaten.

De vrees om inbreuk te maken op de Prov autonomie is dikwijls zoo groot dat elke centrale regeling van aangelegenheden, die ook op den weg der onderdeelen van den Staatnbsp;liggen, ter wille van het beginsel reeds verwerpelijk gevonden wordt

Het zou te ver voeren een historisch overzicht te geven van alles wat door de verschillende provinciën sedert 1815 inlietnbsp;belang der veefokkerij is gedaan.

Het is mijn voornemen derhalve, alleen na te gaan hoe de toestand thans (1896) staat, om te zien of met aansluiting aannbsp;het tegenwoordige, eene betere regeling voor de toekomst tenbsp;verkrijgen is.

(.1) 2ie de bylage.

-ocr page 209-

197

De Prov. Noord-Brabant en Limburg kennen een reglement op het houden van springstieren. (Besluit der Staten vannbsp;Noord-Brabant van 10 Juli 1891 en Besluit der Staten vannbsp;Limburg van 11 November 1891).

Beide provinciën hebben het stelsel van verplichte stierenkeuring aangenomen en daaraan toegevoegd een wedstrijd met premiën. Voorts hebben beide haar grondgebied in districtennbsp;verdeeld. In elk district hebben in enkele gemeenten denbsp;keuringen plaats. In elke keuringsplaats wordt eene premienbsp;uitgeloofd, in Noord Brabant van 105 gld., in Limbnrg wordtnbsp;in elk district 250 gld. uitgeloofd en gelijkelijk verdeeldnbsp;tusschen de afdeelingen van het district.

Bij de indeeling in districten en keuringsplaatsen is rekening gehouden met het aantal koeien. In Noord-Brabant kent men behalve goedgekeurde stieren ook nog toegelatennbsp;stieren. De Staten hebben tot dezen maatregel moeten overgaannbsp;daar door de invoering der verplichte stierenkeuring in 1888nbsp;het aantal goedgekeurde stiei’en te gering werd, een bewijs hoenbsp;treurig het met den veestapel stond en hoe noodig reglemen ¦nbsp;teering was.

Op de provinciale begroeting van Noord-Brabant van 1897 is eene som van 13000 gld. nitgetrokken als bijdrage ter bevordering van de belangen van den veestapel in het algemeen,nbsp;daarvan zijn 2940 gld. bestemd tot uitkeering van premiënnbsp;voor goede fokstieren.

Op de begrooting van Limburg is eene som van 3875 gld. uitgetrokken als bijdrage ter bevordering der belangen vannbsp;landbouw en veeteelt.

De Provinciale Staten van Gelderland hebben in de laatste jaren zeer er naar gestreefd van overheidswege de veefokkerijnbsp;te steunen. Bij besluit van 8 November 1894 benoemden zijnbsp;eene commissie betrekkelijk stierenkeuring. Deze commissie,nbsp;die haar taak op bizondere omvangrijke en degelijke wijzenbsp;heeft opgevat, bood in een rapport aan de Staten het resultaat harer overweging aan.

De commissie had niet tot volkomen eensgezindheid kunnen komen, zoodat door de minderheid zoowel als door de meerderheid een voorstel werd gedaan. De minderheid wenschte

-ocr page 210-

198

een reglement op het houden en weiden van stieren met gedwongen keuring in te voeren, de meerderheid een subsidiestelsel te zien aannemen, d. w. z. den rundveestapel tenbsp;verbeteren door, volgens een vast systeem, gelden uit de Provinciale kas voor dit doel beschikbaar te stellen.

Het voorstel der meerderheid werd bij besluit der Staten van 11 Juli 1895 aangenomen. De Staten bepaalden tevensnbsp;dat de provincie Gelderland voor verbetering van den rundveestapel zou worden verdeeld in 12 districten, in voege alsnbsp;door de Staten-commissie in bijlage III van baar rapport isnbsp;aangewezen Wijziging van de indeeling der gemeenten in denbsp;districten kan door Ged. Staten geschieden. Bij die wijzigingnbsp;wordt zooveel mogelijk rekening gehouden met het aantalnbsp;runderen en met den aard van bet landbouwbedrijf.

Uit elk dier districten wordt door Ged. Staten een inzake de rundveefokkerij deskundige benoemd, welke deskundigenbsp;met een insgelijks door Ged. Staten te benoemen voorzitternbsp;te samen uitmaken eene .prov. commissie tot verbetering vannbsp;het rundveeras in Gelderland. Aan die commissie wordt allesnbsp;opgedragen wat in deze aangelegenheid tot de provincialenbsp;bemoeiing behoort. De commissie benoemt uit haar middennbsp;een secretaris-penningmeester voor wien uit de provincialenbsp;fondsen eene tegemoetkoming van 250 gld. ’sjaars wordt beschikbaar gesteld.

Deze commissie stelt een werkplan vast onder goedkeuring van Ged. Staten en geniet schadeloosstelling voor reis-, verblijf- en administratiekosten.

Aan de commissie wordt uit de provinciale fondsen een crediet toegestaan van twaalfduizend gulden per jaar gedurendenbsp;dejaren 1896, 1897 en 1898. Uit deze gelden zal zij enkel denbsp;door haar toe te kennen premiën voor mannelijke fokdierennbsp;mogen betalen tot een bedrag van jaarlijks hoogstens duizendnbsp;gulden voor ieder district.

Aan de commissie wordt geheele vrijheid van handelen gegeven in de vervulling barer taak: „het bevorderen vannbsp;de verbetering van het rundvee in Gelderland'’,

In de provincie Groningen is op voorstel van Ged. St. door de Prov. Staten over 1895 een subsidie verleend van

-ocr page 211-

199

500 Gld. aan de afdeeling Groningen van het Ned. Rundvee* stamboek onder voorwaarde dat de bekroonde stieren tweenbsp;dektijden in de Provincie blijven en dat de bekroonde koeiennbsp;de provincie niet mogen verlaten alvorens tweemaal gekalfdnbsp;te hebben.

De Prov. Friesland geeft sedert 1896 eene subsidie van 1500 gld. aan het Priesche Rundveestamboek onder voorwaarde, dat de kosten van inschrijving tot 0.50 gld. zoudennbsp;worden verlaagd. (’)

In Di’ente wordt eene provinciale subsidie van 1000 gld. gegeven aan de Drentsche Maatschappij van Landbouw. Ditnbsp;bedrag is evenwel niet uitsluitend voor de veefokkerij bestemd.

In de pi’ov. Overijsel is in 1889 door Prov. Staten besloten voor twee jaar eene som van 1500 gld. ter beschikking vannbsp;Ged. Staten te stellen voor betaling van premiën voor bekroondnbsp;fokvee.

Ged. Staten hebben nu van die 1500 gld. 900 gld. beschikbaar gesteld voor de Geldersch-Overijselsche Maatschappij van Landbouw en 600gld. voor de Twentsche Landbouwmaatschappij,nbsp;die de keuringen houden. Toen in 1891 andermaal de post opnbsp;de begroeting moest gebracht worden, hebben Prov. Staten opnbsp;voorstel van de Twentsche Landbouwmaatschappij besloten datnbsp;een deel ook bestemd zou worden ter subsidieering van houdersnbsp;van goedgekeurde stieren. De Twentsche Landbouwmaatschappij was op dien weg reeds voortgegaan en wenschte ditnbsp;op uitgebreider schaal te kunnen doen.

Sedert dien komt jaarijks deze post op de provinciale begroeting voor.

In de Prov. Zeeland wordt sedert 1895 jaarlijks eene subsidie van 1050 gld. gegeven aan de Zeeuwsch'e afdeeling van het Ned. Rundveestamboek ten behoeve van prijzen voornbsp;stierenkeuringen en aanhoudingspremiën.

De Prov. Zuid-Holland heeft tot nu toe niets gedaan in het belang der veefokkerij. In de zomerzitting der Staten van 1896nbsp;echter werd naar aanleiding van een advies van de afdeelingnbsp;( 1) In de najaarszitting 189G der Staten is besloten dat jaarlijks 4000 gld. opnbsp;de provinciale begrooting zouden gebracht worden ter verbetering van dennbsp;veestapel.

Deel XI Afl. s nbsp;nbsp;nbsp;14

-ocr page 212-

200

Zuid-Holland Van het Ned.-Rnndveestamboek op de provinciale begrooting voor 1897 een som van 8000 gld. gebracht ter bekroning van uitstekende stieren. Ged. Staten diendennbsp;tevens een ontwerp-besluit in, hetwelk door de Prov. Statennbsp;werd goedgekeurd.

Aan Ged. Staten draagt dit reglement op eene commissie van uitvoering te benoemen op voordracht eener jury.

De Provincie wordt verdeeld in 14 districten. Er wordt in elk district één premie a 150 gld. uitgeloofd en drie premiënnbsp;a 100 gld. De bekroonde dieren moeten in het Ned.-Rundvee-stamboek opgenomen worden en tot 1 September volgende opnbsp;den dag der keuring in de provincie Zuid-Flolland ter dekkingnbsp;staan tegen een dekgeld van hoogstens 1 gld.

De eigenaren worden van spronglijsten voorzien en krijgen na September de premie uitbetaald, mits die spronglijstennbsp;behoorlijk ingevnld aan den secretaris der commissie wordennbsp;toegezonden.

In Noord-Holland is in de zomerzitting der Staten besloten, in strijd met het advies van Ged. Staten, aan de Vereenigingnbsp;tot ontwikkeling van den Landbouw in Holland’s Noorderkwartier, aanvankelijk voorden tijd van drie jaar, te beginnennbsp;met 1896, uit de provinciale fondsen eene som van 2500 gld.nbsp;’sjaars te verleenen ter bevordering van den aanfok van veenbsp;in deze provincie, onder voorwaarde, dat het rijk ook jaarlijksnbsp;eene subsidie verleene en onder verplichting:

a. Ieder jaar eene keuring van stieren te houden, waarbij stationeerings- en aanhoudingspremiën worden uitgeloofd ennbsp;wel lO premiën van /¦ 150 voor tweejarige of oudere stieren,nbsp;20 premiën van f 50 voor éénjarige stieren.

h Dat de subsidiën en premiën worden toegekend aan de beste der mededingende, bekroningswaardige stieren.

c. nbsp;nbsp;nbsp;Dat de premiën evenredig verdeeld worden over denbsp;verschillende deelen der provincie.

d. nbsp;nbsp;nbsp;Dat het springgeld niet hooger mag gesteld worden dannbsp;f 1,25 per koe.

e. nbsp;nbsp;nbsp;Dat de met eene premie bekroonde stieren in eennbsp;stamboek moeten ingeschreven worden.

/. Dat de keuringscommissie zal bestaan uit drie personen.

-ocr page 213-

201

telken jare op nieuw te benoemen en wel één door den Heer Commissaris der Koningin in Noord-Holland en tweenbsp;door het bestuur der Vereeniging,

g. Dat de Vereeniging binnen 5 maanden na afloop van elk maatschappelijk jaar een verslag aan de Prov. Staten uitbrengt.

De Vereeniging tot ontwikkeling van den landbouw in Holland’s ^Noorderkwartier wendde zich daarop tot de regee-ring om een subsidie en mocht van den Minister van Waterstaat, Handel en Nijverheid 500 gld. verkrijgen. Ged. Statennbsp;hebben hierop de provinciale subsidie uitgekeerd, na geaarzeld te hebben of de bedoeling van het besluit der Statennbsp;was geweest minstens een even hooge subsidie van het rijknbsp;te moeten erlangen, of dat deze voldoende was.

De Prov. Utrecht geeft sedert 1896 eene subsidie van 2000 gld. aan het Genootschap van Landbouw en Kruidkundenbsp;voor keuringen van mannelijke fokdieren behalve hengsten.nbsp;Het reglement der keuringen moet door Ged. Staten wordennbsp;goedgekeurd.

Van gemeentewege wordt in ons land weinig voor de veefokkerij 'gedaan.

Het meest vindt dit plaats in de provincie Noord-Brabant, waar 77 gemeenten op verschillende wijze werkzaam zijn innbsp;het belang der veefokkerij. In 16 gemeenten worden vannbsp;gemeentewege springstieren gekocht, die in eenige plaatsen vannbsp;wege het gemeentebestuur direct gestald en onderhouden worden, terwijl zij op andere plaatsen ter verzorging aan veehouders worden uitbesteed.

Bij verkoop moet de stierhouder meestal den inkoopsprijs aan de gemeente teruggeven, terwijl hij zelf de risico voornbsp;winst en verlies draagt. Het springgeld mag hij echter dannbsp;behouden. De gemeenten, die aldus handelen en voor goedenbsp;verpleging zorgen, kunnen een grooten invloed op de richtingnbsp;der veefokkerij uitoefenen. Door de keuze der springstierennbsp;aan ervaren vakmannen over te laten, zullen zij ook kunnen letten op de behoeften der streek en daar 't best aan beantwoorden.

In andere gemeenten bepaalt het gemeentebestuur zich tot

-ocr page 214-

202

het betalen van subsidies aan houders van goedgekeurde stieren. Nog andere gemeenten geven premiën aan de beste.

In de gemeente Helvoirt ontvangen de stierhouders, wier stiei'en eene provinciale premie krijgen, een gelijk bedragnbsp;van de gemeente.

Bij elkaar geven de 77 gemeenten 4803 gld. uit in het belang der veefokkerij

Verder loven in Gelderland, Limburg, Overijsel en Drente nog enkele gemeenten premiën voor stieren uit

Locaal mogen die vei’scbillende maatregelen een goeden invloed uitoefenen, zij zullen niet vermogen den veestapel innbsp;zijn geheel te verbeteren.

Hierboven is kortelijks uiteengezet welke de bemoeiingen der overheid ten aanzien der veefokkerij tot het jaar 1896nbsp;zijn geweest. Het blijkt dat in de laatste jaren de achteruitgang van den veestapel in klimmende mate de aandacht dernbsp;verschillende gewestelijke besturen heeft gewekt, zoo zelfs datnbsp;thans door alle provinciën maatregelen worden genomen omnbsp;dat euvel tegen te gaan.

Het doel waarnaar deze bestuursorganen streven is het zelfde, de wijze waarop zij het trachten te bereiken, is zeernbsp;verschillend en geeft geen blijk van eenheid van stelsel.

Noord-Holland, Utrecht, Overijsel, Drente, Friesland (‘) en Groningen meenen te kunnen volstaan met het geven vannbsp;subsidiën aan particuliere vereenigingen, die onder verschillende namen, de belangen van landbouw en veeteelt behartigen, het besteden van dit geld onder enkele voorwaardennbsp;aan deze vereenigingen overlatende.

Meer stelselmatig wordt gewerkt in Gelderland, Noord-Bra-bant en Limburg en thans ook in Zuid-Holland, in welke provinciën het gewestelijk bestuur zelf de zaak in handennbsp;nam en zichzelf met de uitvoering zijner besluiten belastte.

Hoewel niemand ontkennen zal dat sommige streken van ons land zich beter voor de veeteelt eigenen dan andere, zoonbsp;moet toch tegenwoordig in alle deelen van het land de land-

(1) Zie noot op bladz. 199.

-ocr page 215-

203

bouwer, nu de lage graanprijzen de akkerbouw niet meer winstgevend maken, zijn winst zoeken in zijn stal.

Wanneer de overheid bet zich eenmaal tot plicht rekent, dit onderdeel van het landbouwbedrijf voor achteruitgang te behoeden en zoo mogelijk productiever te maken, dan is ’t ooknbsp;wenschelijk dat in alle deelen van het land gelijke voorschriften gelden en op dezelfde wijze voor de uitvoering worde gewaakt, terwijl de financieele steun door den Staat verleend,nbsp;den geheelen Nederlandschen veestapel op gelijke wijze tennbsp;goede moet komen. Deze gelijkvormigheid is niet anders tenbsp;verkrijgen dan door maatregelen uitgaande van het centralenbsp;gezag. De Regeering moet deze taak op zich nemen.

Naar mijne bescheiden meening zal zij dit niet beter kunnen doen dan door het indienen van een wetsvoorstel, dat zoowelnbsp;de voorschriften bevat, die zij meent dat in ’t belang dernbsp;veefokkerij moeten genomen worden, als de hoofdbeginselennbsp;volgens welke financieele steun door den Staat zal wordennbsp;verstrekt. Immers alleen door verband tusschen een en andernbsp;te brengen kan men rekenen goede resultaten te verkrijgen.

Want wilde de regeering zich beperken tot het uitvaardigen van een reglement waarbij zij alle voor de fokkerij bestemdenbsp;dieren aan keuring onderwerpt en verbodsbepalingen geeft omnbsp;de afgekeurde dieren verder voor dit doel te gebruiken, dannbsp;zou dit platonisch bewijs van belangstelling wellicht vele slechtenbsp;exemplaren doen vervallen, doch zou niet vermogen den veestapel te verbeteren, zonder eerst aan de boeren groote schadenbsp;te veroorzaken. De hoegrootheid van den veestapel zou ernbsp;gedurende vele jaren onder lijden en de waarden der afgekeurde dieren zou sterk verminderen, zonder dat de waarde-ver-Eieerdering der goedgekeurde exemplaren een voldoend equivalent zou vormen. Aangezien men nu eene wet wil makennbsp;in ’t belang van den landbouwer en niet uit een sanitair otnbsp;ander oogpunt van algemeen belang, zou deze wijze van helpennbsp;niet juist gekozen zijn.

Het zou ook een sterk ingrijpen van den Staat in het particulier bedrijf zijn, dat niet voldoende gewettigd was.

Evenmin zou het van nut zijn voor den veestapel in ’t algemeen als de Staat, evenals nu door vele provinciën gedaan

-ocr page 216-

204

wordt, zich beperkte tot het geven van subsidien aan de verschillende landbouw-maatschappijen en bizondere vereenigingen, terwijl deze zich belasten om deels ook uit eigen middelennbsp;premiën uit te loven voor de beste dieren welke aan de jurynbsp;voorgebracht worden.

Deze wijze van steunen is kostbaar zonder dat de resultaten die verkregen worden, in verhouding staan tot de uitgaven.

Het afhankelijk stellen van de subsidie van zekere voorwaarden, als goedkeuring van het reglement door de regeering, zou ten goede kunnen werken, doch eenheid van streven,nbsp;arbeiden in dezelfde richting zal men nooit verkrijgen zoolangnbsp;de overheid zich in haar bemoeiingen in het belang der veeteelt afhankelijk stelt van bizondere vereenigingen, die innbsp;hoofdzaak allen wel hetzelfde beoogen, nl. de belangen vannbsp;landbouw en veeteelt te behartigen, doch wier besturen wisselennbsp;en met de personen ook tevens de inzichten. Daarenbovennbsp;is het bestuurslidmaatschap eene cerebeti’ekking die onbezoldigdnbsp;is, waardoor het moeilijk is overal mannen te vinden, die vannbsp;de verschillende onderdeelen van het landbouwbedrijf voldoende studie hebben gemaakt en die tijd en lust hebben dezenbsp;betrekking niet als bijzaak te beschouwen. Bovendien zullennbsp;bij deze vereenigingen de locale belangen inzonderheid op dennbsp;voorgrond treden en minder rekening gehouden worden metnbsp;het algemeen belang.

Zoolang de overheid zich onthield en aan het particulier initiatief overliet de noodige verbeteringen in den landbouwnbsp;aan te brengen, hebben de verschillende landbouwmaatschappijennbsp;en stamboek-vereenigingen zeer nuttig gewerkt in het belangnbsp;der veeteelt, doch zij zijn niet de geschikte lichamen om als vertegenwoordigers van Rijks- of provinciaal bestuur op te treden.

Het is natuurlijk, dat die provinciën, die tot heden slechts kleine sommen beschikbaar stelden, zich met deze vereenigingen,nbsp;die goed ingericht en in afdeelingen verdeeld zijn, verstondennbsp;om daardoor de groote kosten van eigen commissiën te ontgaan.nbsp;Waar echter zooals in Gelderland, de veefokkerij een taknbsp;van Staatszorg is geworden, waar men met ernst en klemnbsp;getracht heeft zoo goed mogelijk werkzaam te zijn, daar zien wijnbsp;ook dat de Provincie in overeenstemming trouwens met de

-ocr page 217-

205

Geldersch-Overijselsche Landbouwmaatschappij, een eigen commissie heeft aangesteld. Dat de kosten, door deze commissie gemaakt, niet gering zijn, toont ons aan dat op de Prov.nbsp;begrooting eene som van 3000 gld. was uitgetrokken, welke,nbsp;naar ik uit goede bron vernam, niet voldoende schijnt te zijn.

De oeconomische belangen der ingezetenen voor te staan, ligt voorzeker in de eerste plaats op den weg van provincialenbsp;en gemeentelijke besturen, aan wie de Grondwet de zorg voornbsp;provinciaal en gemeentehuishouden opdraagt, dus ook om denbsp;productieve kracht van het huishoudelijk vermogen te vermeerderen.

Wat de veefokkerij betreft, hebben, zooals boven is uiteengezet, alle provinciën en sommige gemeenten dit sedert kortoren of langoren tijd ingezien. Naar het oordeel van velen is 't wenschelijk op deze historische ontwikkeling voort tenbsp;bouwen, door rijksSubsidiën ten bate der veefokkerij aannbsp;provinciën en gemeenten te geven, het aan hare besturennbsp;overlatende de noodige voorschriften te geven over de wijzenbsp;waarop het geld besteed moet worden.

De zoo gewenschte uniformiteit zou op deze wijze echter ook niet verkregen worden.

W'aar de Staat nu geldelijke offers wil brengen in ’t belang van de veefokkerij, daar zullen dus tevens door het centraalnbsp;gezag w'ettelijke bepalingen moeten gemaakt worden om hetnbsp;stelsel aan te wijzen, waardoor men tot verbetering wil komen.

De stabiliteit van eene wet doet aan deze de voorkeur geven boven regeling bij algemeenen maatregel van Bestuurnbsp;en stabiliteit is hier hoogst noodig. Verbetering van hetnbsp;rundveeras is niet in één jaar te verkrijgen. Men moet volgens een vast plan gedurende eene lange reeks van jarennbsp;werken, voordat men de resultaten kan nagaan, en aangeziennbsp;nu altijd de meeningen wel zullen verschillen hoe te werknbsp;gegaan moet worden, geeft eene wet de meeste waarborgennbsp;tegen de verschillende inzichten van wisselende ministers.

Is eenerzijds ter verkrijging van eenheid, regeling bij de wet noodig, anderzijds is het niet minder gewenscht dat denbsp;uitvoering worde overgelaten aan de Provinciale besturen. Bijnbsp;de uitvoering toch zal wel degelijk op locale toestanden moe-

-ocr page 218-

206

ten gelet worden, waarvan deze besturen veel beter op de hoogte kunnen zijn dan de hooge Regeering. Zoo de uitvoeringnbsp;bij het Provinciaal bestuur berust, zal dit tevens voor de provinciën een stimulans zijn hare bemoeiingen in overeenstemming te brengen met die van het rijk, en hoe krachtigernbsp;door alle bestuursorganen samen gewerkt wordt, des te beternbsp;resultaten kan men verwachten.

De hoofddenkbeelden, die, naar ik mij voorstel, zulk eene wet moet bevatten, zijn:

1. nbsp;nbsp;nbsp;De regeling van verplichte stierenkeuringen.

2. nbsp;nbsp;nbsp;De regeling der beginselen, waarop van staatswegenbsp;financiëele steun zal gegeven worden, en wel;

a. nbsp;nbsp;nbsp;ten behoeve van premiën voor mannelijke fokdieren.

b. nbsp;nbsp;nbsp;ten behoeve van premiën voor fokfamiliën.

c. nbsp;nbsp;nbsp;ter subsidieering van stamboek-vereenigingen.

d. nbsp;nbsp;nbsp;ter subsidieering van goed georganiseerde landbouwtentoonstellingen .

1. Verplichte stierenJceuringen. Over de noodzakelijkheid van het invoeren van verplichte stierenkeuring zijn diegenen,nbsp;die bevoegd zijn daarover een oordeel te vellen, het zeer oneens.nbsp;Ten duidelijkste blijkt dit uit het rapport van de, bij besluitnbsp;der Staten van Gelderland, benoemde commissie betrekkelijknbsp;stierenkeuring. Door deze commissie toch zijn de adviezennbsp;ingewonnen van vele deskundigen op dit gebied, wier antwoorden verre van eensluidend waren. Bij de publieke beraadslagingen, gehouden over dit onderwerp in de zomerzitting dernbsp;Staten in 1895, staafden ook zoowel voor- als tegenstandersnbsp;hunne argumenten met de verklaringen van veeartsen en anderenbsp;autoriteiten.

Alvorens over de wenschelijkheid en het nut van de invoering van verplichte stierenkeuringen te debatteeren, willen tegenstanders dikwijls nog strijden over de vraag in hoevernbsp;de overheid, hetzij de centrale, hetzij de provinciale of gemeentelijke, de vrijheid der boeren in de volledige beschikkingnbsp;over hun eigendommen mag beperken, wanneer het geenenbsp;voorschriften geldt in het belang der openbare orde, veiligheid,nbsp;gezondheid of zedelijkheid genomen, maar wanneer men een

-ocr page 219-

207

bepaald bedrijf van materieelen aard wenscht te reglementeeren, waarmede de belanghebbenden lang niet allen ingenomen zijn.

Aan de bevoegdheid der overheid in deze zal waarschijnlijk door weinigen getwijfeld worden, doch meer aan de wensche-lijkheid van staatsinmenging, afgescheiden nog van de vruchten,nbsp;die men daarvan verwacht. Het beantwoorden dezer vraagnbsp;is zeer moeilijk en ligt geheel op het gebied van den oeconoom.nbsp;Naar mijn bescheiden oordeel moet de overheid in deze nietnbsp;te angstvallig zijn, wanneer zij overtuigd is door haar ingrijpen te werken in het belang van hen, wier eigendomsrechtnbsp;beperkt wordt. Zij moet zich niet laten afleiden door hetnbsp;misnoegen van velen, die vaak door te geringe ontwikkelingnbsp;zich geen voldoend begrip van de zaak kunnen maken of wiernbsp;bizonder belang in strijd is met het algemeen belang. Dezenbsp;kunnen niet anders dan door dwang er toe gebracht wordennbsp;de welvaart van velen en daardoor het vooi’deel van den Staatnbsp;te helpen bevorderen.

Met omzichtigheid zal de overheid evenwel te werk moeten gaan om geene weerspannigheid uit te lokken, waardoor denbsp;voordeelen, die beoogd worden, verloren gaan. Ook moet ernbsp;op gelet worden dat het toezicht, door den Staat uitgeoefend,nbsp;op het bizonder bedrijf niet in een staatsvoogdij verandert, dienbsp;niet anders dan verlammend zou werken op het particuliernbsp;initiatief.

Van meer belang dan deze theoretische overdenkingen is de vraag of verplichte stierenkeuringen een noodzakelijke grondslag is van staatsbemoeiing betrekkelijk veefokkerij en ofnbsp;ze werkelijk geacht wordt in het belang te zijn van dennbsp;veefokker.

Naar mijne meening moet deze vraag beslist bevestigend beantwoord worden. Zoolang geen dwang wordt uitgeoefendnbsp;om de slechte stieren van de fokkerij uit te sluiten, zullennbsp;deze deels uit onkunde, deels uit gemakzucht en zuinigheidnbsp;altijd blijven gebruikt worden, al weten de fokkers dat ernbsp;elders betere te vinden zijn. Onkunde speelt hier een groote rol.nbsp;De kleine boeren toch, in wier belang het reglementeeren dernbsp;stieren het meest wordt gevraagd, staan veelal nog op zeernbsp;lagen trap van ontwikkeling en willen niet inzien, dat waar

-ocr page 220-

208

bij het fokken onzer huisdieren, die uit hun natuurstaat weggerukt zijn, door den mensch datgene moet gedaan worden, waarvoor anders de natuur zelve zorg draagt, dit eene grootenbsp;mate van kennis vereischt, die bij velen nog ontbreekt. Hieropnbsp;attent gemaakt, zullen zij zich beroepen op hunne ondervindingnbsp;en met wantrouwen hem aanzien die met theoriën bij hen komt.nbsp;De ondervinding is voorzeker de beste leermeesteres, dochnbsp;deze moet niet beperkt zijn geweest tot een kleinen kring,nbsp;waarbuiten zij, die er zich zoo gaarne op beroepen, veelalnbsp;weinig hebben gezien.

Deze onkunde willen velen trachten te bestrijden door de gelegenheid gemakkelijk te maken om zich te ontwikkelen.nbsp;Als zoodanig zijn winterscholen geopend, zijn rijkslandbouw-leeraars aangesteld, die behalve vele andere werkzaamhedennbsp;des winters in de dorpen lezingen houden, worden tentoonstellingen gehouden gepaard met wedstrijden voor premiën,nbsp;waarbij de kans een prijs te behalen voor den fokker denbsp;prikkel moet zijn om hem aan te wakkeren meer zijn best tenbsp;doen. Op hoe weinigen zal deze prikkel echter inwerken.nbsp;Ik zou dit willen vergelijken met het geven van prijzen opnbsp;de school. Onder de beste leerlingen zal een strijd ontstaannbsp;wie de prijs hebben zal en deze worden daardoor aangespoordnbsp;nog meer hun best te doen. De overigen echter, die eennbsp;laag nummer hebben en die weten toch geen kans te hebbennbsp;zich een prijs te verwerven, op dezen heeft het geven vannbsp;prijzen volstrekt geen invloed. Zoo gaat het ook met de premie-keuringen voor de boeren. Zij, die een goeden veestapelnbsp;hebben en dien met verstand en beleid beheeren, zullen doornbsp;de kans hunne dieren bekroond te zien, misschien er toe gebracht worden zich nog betere exemplaren te verschaffen;nbsp;zij echter wier veestapel verre beneden het middelmatige blijft,nbsp;zullen veelal niet eens gaan kijken, zeggende: daar is voornbsp;mij toch niets te halen.

Gemakzucht en zuinigheid zullen er ook velen toe brengen, wanneer in de buurt een slechte stier staat, dezen toch tenbsp;verkiezen boven een andere, die wellicht veel beter is, dochnbsp;waarvoor hooger dekgeld moet betaald worden of die verdernbsp;van hunne woonplaats gestald is.

-ocr page 221-

209

Om te strijden tegen onkunde, waarmede koppigheid altijd gepaard gaat, tegen verkeerde zuinigheid, een gevolg vannbsp;onkunde, en tegen gemakzucht, zullen zedelijke middelen alléénnbsp;altijd schipbreuk lijden Het houden van tentoonstellingennbsp;met wedstrijden voor premiën, de lezingen der landbouwleeraars,nbsp;het oprichten van winterscholen enz. zullen wel medewerkennbsp;tot herkrijgen van een beteren toestand van den Nederlandschennbsp;veestapel, zij zullen alleen, zonder dwangmiddelen, dien nietnbsp;mogen verbeteren. Eerst wanneer alle slechte fokdieren verwijderd zullen zijn, iets wat ook met keurdwang nog nietnbsp;binnen zeer korten tijd is te verkrijgen, zullen de grondslagennbsp;zijn gelegd voor een beteren toestand. Zeer verkeerd is hetnbsp;in keurdwang een panacee te zien, die in weinige maandennbsp;de Nederlandsche rundveeteelt zal verbeteren. De beste stiernbsp;vermag nog geen uitstekend nakroost te verwekken, zoolangnbsp;moederdieren van lage kwaliteit er bij gebracht worden. Elknbsp;geslacht echter zal, zoo steeds goede stieren gebi’uikt worden,nbsp;iets in waarde stijgen en zoo kan langzamerhand de veestapelnbsp;worden verbeterd of tenminste tegen verdere achteruitgangnbsp;behoed.

Eene groote moeilijkheid, die eene wet tot verplichte stierenkeuring zal opleveren, is in de handhaving er van gelegen. Tegenstanders vatten dit bezwaar als een belangrijk wapennbsp;voor hunne argumenten aan. De gemeente-politie ten platte-lande is bij ons inderdaad te gering om alle overtredingennbsp;na te gaan. Door het aanstellen van meerdere onbezoldigdenbsp;rijksveldwachters en het geven van goede premiën voor denbsp;Ontdekking eener overtreding zal in deze leemte misschiennbsp;kunnen worden tegemoet gekomen.

Meer dan de politie heeft echter de justitie de goede werking dezer wet in haar hand. Wanneer de overtreders, die ontdekt worden, maar streng worden gestraft en niet eenenbsp;geldboete van 0.50 gld. krijgen, zooals onlangs in Noord-Brabant is geschied, dan zal men het slechts zelden wagennbsp;om ter wille van eene gei’inge besparing de kans te loopennbsp;een hooge boete te moeten betalen. Enkele overtreders zwaarnbsp;te straffen zal meer uitwerken dan velen licht.

Het verkrijgen van goede resultaten van eene eventueel in

-ocr page 222-

210

te voeren wet op het houden en keuren van stieren, hangt voor een groot deel af van de zaakkennis en den tact dernbsp;keurmeesters. Een vereischte is het, dat zij volkomen op denbsp;hoogte zijn van den toestand van den veestapel op de plaatsennbsp;waar zij keuren moeten. Het verdient daarom aanbevelingnbsp;dat dezelfde commissie geen te uitgestrekt district krijgt. Grootenbsp;locale kennis is noodig om een goeden maatstaf van beoor-deeling te krijgen. In streken, waar de veefokkerij op vrijnbsp;hoogen trap van bloei staat, kan men aan de goedkeuringnbsp;strengere eischen stellen dan in zeer achterlijke streken. Zoonbsp;men daar te streng was, zou geen voldoend aantal stieren voornbsp;de behoefte overgelaten worden. In zulke streken kan denbsp;verbetering van den veestapel dan ook slechts hoogst langzaamnbsp;plaats hebben. De taak der keurmeesters moet ook bijnbsp;deze gedwongen keuringen slechts beperkt zijn. Alleen dieren die individueel bepaald slecht zijn, mogen afgekeurdnbsp;worden. Zij mogen hierbij geen rekening houden met denbsp;meerdere of mindere geschiktheid van een bepaalde soort.nbsp;Deze meer uitgebreide taak om hunne zaakkennis aan tenbsp;wenden om de meest geschikte dieren aan te wijzen, zal eerstnbsp;bij deze commissie berusten zoo haar tevens wordt opgedragen de uitvoering der wettelijke bepaling omtrent het vannbsp;overheidswege geven van

Ila. Premiën aan de beste fokdieren. Heerscht er groot verschil van meening over de wenschelijkheid van hetnbsp;invoeren van verplichte stierenkeuringen, bijna eenstemmignbsp;wordt het geven van premiën aan de beste fokdieren alsnbsp;een uitstekend middel beschouwd om den veestapel te verbeteren.

De resultaten hier te lande reeds verkregen met stierenkeuringen, versterken deze meening, hoewel zij door gebrek aan goede regeling dikwijls de verwachtingen hebben teleurgesteld.nbsp;Wil een wedstrijd voor premiën doeltreffend voor de fokkerij zijn, dan zijn de vereischten daartoe:

1. De keuring moet geregeld elk jaar op denzelfden tijd worden gehouden. De fokkers kunnen er dan op rekenen ennbsp;zorgen dat hunne dieren zich in goede conditie bevinden. Het

-ocr page 223-

211

voorjaar is hier aan te bevelen daar dan tevens beter op de verpleging gelet kan worden, die des winters op stal van meernbsp;belang is dan des zomers, wanneer de dieren in het land loopen.nbsp;Ook zal de beoordeeling juister kunnen zijn, daar in het voorjaarnbsp;alle dieren van den stal komen, terwijl in het najaar sommige geweid zijn, andere niet.

2. nbsp;nbsp;nbsp;De prijzen, die uitgeloofd worden, moeten hoog genoegnbsp;wezen dat de eigenaar der bekroonde dieren er voordeel innbsp;ziet de voorwaarden, welke aan de uitbetaling verbondennbsp;worden, na te komen.

3. nbsp;nbsp;nbsp;Het land moet in betrekkelijk kleine keurdistrictennbsp;verdeeld worden en wel zoo, dat in elk district slechts veenbsp;van een bepaald ras of slag gevonden wordt.

4. nbsp;nbsp;nbsp;Jaarlijks moet zooveel mogelijk in hetzelfde district doornbsp;dezelfde personen gekeurd worden. De commissieleden mogennbsp;zelf geene belangen hebben in het district, opdat zij nooit vannbsp;partijdigheid beschuldigd kunnen worden

5. nbsp;nbsp;nbsp;Aan de uitbetaling der premiën moeten nuttige voorwaarden gesteld worden, opdat de bekroonde dieren der fokkerijnbsp;binnen het district ten goede komen

6. nbsp;nbsp;nbsp;Alleen werkelijk goede exemplaren mogen bekroondnbsp;worden; is de veefokkerij in een streek zoo achterlijk datnbsp;geen enkel bepaald goed dier voorgebracht wordt, dan magnbsp;ten hoogste een zeer kleine aanmoedigingspremie aan hetnbsp;minst slechte gegeven worden. Handelt men uit medelijdennbsp;anders, dan wordt meer in het nadeel dan in het voordeelnbsp;der fokkerij gewerkt.

Tot nu toe kennen wij hier te lande nog bijna alleen wedstrijden voor mannelijke foljdieren. Terecht is men daarmee aangevangen; de zoo belangrijke plaats toch, die denbsp;stier in de fokkerij inneemt, (hij is immers jaarlijks van eennbsp;zeer groot aantal kalveren de vader), maakt, dat waar mennbsp;naar verbetering van den veestapel streeft, in de eerste plaatsnbsp;voor uitstekende mannelijke fokdieren moet gezorgd worden.nbsp;Door deze wedstrijden in verband te brengen met de verplichte stierenkeuring zullen zij, naar ik meen, nog in waardenbsp;stijgen. Op de keuring krijgt dan de commissie het geheelenbsp;mannelijke fokmateriaal uit het district tegelijk te zien en

-ocr page 224-

212

niet slechts enkele uitstekende dieren, die naar een prijs dingen.

. Zij kan nu veel beter haar oordeel naar de behoeften regelen. Bij deze wedstrijden moet de commissie anders dan bij de verplichte keuring niet alleen letten op de individueelenbsp;eigenschappen van de dieren, doch wel degelijk nagaan welkenbsp;de beste resultaten beloven te geven voor de fokkerij in eennbsp;bepaalde streek.

Ook is nu elke stierhouder verplicht bij den wedstrijd te komen en kan hij niet uit lauwheid thuis blijven. Zoo wordtnbsp;de keuring tevens voor hem eene nuttige tentoonstelling, waarnbsp;alle stieren uit zijne omgeving vertoond worden. Zijn blik ennbsp;inzicht kunnen daardoor verruimd en zijne ambitie tevens opgewekt worden als hij door anderen prijzen ziet behalen. Hij zietnbsp;de bekroonde dieren, zoodat hij te weten kan komen welkenbsp;vereischten de keuringscommissie aan bekroningswaardigenbsp;stieren stelt.

Van groot nut zal het zijn zoo na de keuring door de commissie de uitkomsten van den wedstrijd ineen beredeneerd verslag worden bekend gemaakt. Dit zal voor de keurmeesters een prikkel te meer zijn om hunne taak zeer nauwkeurig te volbrengen en tevens de fokkers bekend te maken met de inzichten der commissie.

Deze kan door hare verslagen een groeten invloed ten goede uitoefenen, door daai’in op de bestaande leemten te wijzen ennbsp;tevens den weg aan te duiden om tot verbetering te komen.

De taak der keurmeesters wordt wel hierdoor zwaarder gemaakt; het is echter beter zeer goede leden voor deze commissie te hebben, welke dan ook naar behooren beloond moeten worden voor hun arbeid, dan rninder goede, die het lidmaatschap eener keuringscommissie als een eerepost willen aannemen.

Ilh. Van niet minder belang dan de stieren-keuringen, met daaraan verbondenl^wedstrijden voor premiën, is voor de verbetering der veefokkerij het houden van wedstrijden voor

POKPAMILIËN.

Onder eene fokfamilie wordt verstaan, zooals reeds op bladz. 207 is gezegd, de veestal van éénen eigenaar of ééne vereeni-

-ocr page 225-

ging Waarbij de moederdieren verwant zijn. Wie zijn veestapel op dergelijke wijze samenstelt, bewijst, zoo bij deze dierennbsp;weder door eenzelfden, liefst verwanten, stier laat dekken, datnbsp;bij in eene bepaalde soort wil blijven, en is zeker steeds veenbsp;van eenzelfde type te houden. Om echter aan zijn kudde alsnbsp;fokfamilie waarde te geven, moet de eigenaar een stamboeknbsp;houden. Eerst als hij dit doet, kan hij de afkomst en raszuiverheid van zijn vee bewijzen.

Dat het aanbeveling verdient om op deze wijze rationeel te fokken, laat zich licht begrijpen in een land, waar uitstekendnbsp;inlandsch vee bestaat en waar het juist op rasfokkerij aankomtnbsp;om het te behouden. Het strekt niet alleen den fokker totnbsp;voordeel, doch het is ook van belang voor den veestapel innbsp;het algemeen, daar zulke familiën het land voorzien kunnennbsp;van uitstekende raszuivere stieren, wier herkomst bekend is.nbsp;Uit een oogpunt van hygiëne hebben fokfamiliën ook waarde.nbsp;Men kent immers de afkomst dezer dieren en zoo men steedsnbsp;gezonde dieren in zijn stal heeft gehad, loopt men geen kansnbsp;dat zich onder de afstammelingen sommige bevinden metnbsp;overerfelijke ziekten. De melk uit zulk een stal zal dus veelnbsp;meer te vertrouwen zijn dan die van den boer die steeds andere koeien koopt, wier afkomst hem onbekend is.

Het blijkt, naar ik meen, voldoende dat het aanbevelenswaardig is het houden van zulke fokfamiliën te bevorderen en dat, zoo van staatswege gelden voor dit doel worden beschikbaar gesteld, deze in het algemeen belang worden aangewend.

Voorzeker zullen hier te lande reeds vele goede fokkers gevonden worden die rationeele fokkerij sedert lang in praktijknbsp;brengen; daarvan zullen slechts zeer weinigen, althans ondernbsp;de boerenfokkers aangetroffen worden, die stamregisters houden. Dit ziet men reeds, wanneer men des zomers de weidennbsp;langs gaat; men vindt dan zelfs in groote veedistricten alsnbsp;Zuid-Holland en de Betuwe overal een bonte mengelmoes vannbsp;vee van allerlei slag en kleur. Het bewijst, hoe weinig nognbsp;met verstand gefokt wordt, hoe weinig het groote belangnbsp;daarvan wordt ingezien.

Het geven van premiën aan den eigenaar, die met zulk eene familie, in zijn stal gefokt en opgebracht, op de keuring

-ocr page 226-

214

komt en daarbij een richtig gehouden stamboek overlegt, zou wellicht de aandacht der fokkers kunnen vestigen op hetnbsp;groote voordeel in rationeele fokkerij gelegen.

Het richtig houden der stamboeken zal hier wel, evenals het in Zwitserland het geval is geweest, groote moeilijkhedennbsp;opleveren, en zonder registers zijn deze keuringen onmogelijk,nbsp;daar anders de afkomst niet bewezen kan worden. Om denbsp;invoering mogelijk te maken, zouden van overheidswege kosteloos formulieren beschikbaar gesteld moeten worden, terwijlnbsp;aan de burgemeesters of een door dezen aan te wijzen ambtenaar, zou moeten opgedragen worden den fokkers voor tenbsp;lichten hoe zij daarmee moeten handelen.

Bij de beoordeeling is ’t billijk de grootte van de premie van het aantal dieren, waaruit eene familie bestaat, te doennbsp;afhangen, terwijl elk dier op zich zelf aan de gestelde vereischtennbsp;moet voldoen om de familie voor een prijs in aanmerking tenbsp;doen komen. Het voor eene familie gestelde minimum aantalnbsp;runderen moet ook bepaald worden.

Om in streken, waar geen boeren worden gevonden, die een grooten veestapel hebben en voor wie het rationeel fokkennbsp;derhalve moeilijk is, daar zij geen eigen stier kunnen houdennbsp;en dus steeds van andere afhankelijk zijn, deze toch in staatnbsp;te stellen hun veestapel te verbeteren, ware het goed hetnbsp;vereenigingsleven bij onze landbouwers aan te wakkeren.

Wanneer eenige boeren, die te samen ongeveer 100 koeien en vaarzen hebben, tot hetzelfde ras behoorende en van hetzelfde type, welke door eenige vakkundigen buiten hun middennbsp;als deugdelijk worden goedgekeurd, zich vereenigden tot eenenbsp;associatie, dan kon deze een stier koopen, door wien de goedgekeurde koeien der leden gedekt konden worden. Gemeenschappelijk konden de leden dezer Vereeniging eene fokfamilienbsp;hebben en dezelfde voordeelen genieten, die de groote eigenaarnbsp;heeft. Uit de leden moet dan een bestuur gekozen worden,nbsp;dat zich met de boekhouding belast. De leden van zulk eennbsp;Vereeniging moeten zich verbinden eene jaarlijksche contributienbsp;te geven om de kosten van onderhoud van den stier te betalen,nbsp;terwijl zij naarmate van het aantal koeien, die zij in de boeken

-ocr page 227-

215

der Vereeiiiging hebben doen inschrijven, aan de oprichtingskosten moeten deelnemen. Voorts moeten zij zich verbinden om hun vee op gelijke wijze te voederen en te verplegen ennbsp;de kalveren aan te houden, totdat een onderzoek naar denbsp;hoedanigheden dezer heeft plaats gehad. De goedgekeurdenbsp;vrouwelijke dieren zouden dan voor de fokkerij aangehoudennbsp;moeten worden, terwijl over de minder goede de eigenaarnbsp;de vrije beschikking terug krijgt. Uit de jonge stieren moetnbsp;jaarlijks eene keuze gedaan worden welke door de Vereenigingnbsp;zal gekocht en aangehouden worden. De kleine boer, dienbsp;lid van zulk eene stierenassociatie wordt, weet nu zeker datnbsp;hij den besten stier voor zijne koeien heeft, en hangt nu nietnbsp;meer af van een stierhouder uit zijn buurt, die zich bij denbsp;keuze zijner stieren moeilijk kan bekommeren om de vraagnbsp;of deze geschikt zijn voor de verschillende veestapels dergenen,nbsp;die bij hem hunne koeien laten dekken.

Om het in het leven roepen dezer vereenigingen te bevorderen, zou de Staat hier, evenals elders geschiedt, kleine subsidiën in de oprichtingskosten kunnen geven en daaraan de voorwaarde verbinden dat de vereeniging telken jare met eenenbsp;bekroningswaardige familie op de keuring komt.

Mede te werken tot het in het leven roepen dezer vereenigingen ligt op den weg der landbouw-maatschappijen. De afdeelingsbesturen dezer vereenigingen zouden de boeren kunnennbsp;helpen bij het ontwerpen van een reglement en bij de velenbsp;moeilijkheden aan elk begin verbonden, met de keuring enz.nbsp;Indien de Staat genegen is subsidiën te geven, konden zij ooknbsp;als middelaars tusschen de overheid en de nieuwe vereenigingnbsp;optreden.

Reeds hierboven is erop gewezen dat de wet, regelende de staatsbemoeiingen ten aanzien der veefokkerij, de uitvoeringnbsp;van verschillende barer onderdeelen aan de provinciale besturen behoort optedragen. Het zou daarom, naar ik meen,nbsp;wenschelijk zijn, zoo tot uitvoering der hier boven omschrevennbsp;bemoeiingen de staatsgelden werden uitgekeerd aan de Ged.nbsp;Staten, naar gelang van de grootte van den veestapel innbsp;iedere provincie.

teel XI Afl, 8. nbsp;nbsp;nbsp;15

-ocr page 228-

216

De taak van Ged. Staten zou dan zijn: het verdoelen der provincie in districten, zoo dit wenschelijk is, het benoemennbsp;der keuringscommissie voor de verplichte stierenkeuringennbsp;en voor de wedstrijden, het vaststellen en de uitbetaling vannbsp;haar salaris, het bepalen van de grootte der premiën en denbsp;uitbetaling daarvan, de verdeeling der gelden over de districten enz.

Aan de uitvoering door de provinciale besturen moet echter de voorwaarde worden gehecht, dat op de provinciale begroo-ting minstens een bedrag gelijk aan de rijkssubsidie wordtnbsp;uitgetrokken, dat voor dezelfde doeleinden en op dezelfdenbsp;wijze besteed zal worden.

Om eenheid in de organisatie te krijgen, zouden de voorzitters der verschillende keurcommissiën te zamen eene centrale commissie vormen onder voorzitterschap van een ambtenaar, door den Minister van Binnenlandsche zaken benoemd.nbsp;Aan deze centrale commissie, die een- of tweemaal 's jaarsnbsp;vergadert, kon de berechting van geschillen over de keuringennbsp;opgedragen worden. Tevens moet zij dienen om voeling metnbsp;de regeering te houden en aan haar niet alleen een periodieknbsp;verslag uitbrengen maar bovendien uit eigen beweging adviezen geven, zoo dikwijls zij zulks noodig oordeelt.

IIc. Het geven van financieëlen steun aan stamboek-VEREENIGINGEN, Zooals boven reeds is vermeld, moet de fokker, die op rationeele wijze zijn bedrijf wenscht uit tenbsp;oefenen, een stamregister houden, waaruit de afstamming vannbsp;zijn vee blijken kan. Dit is de eenige manier om de raszuiverheid van zijne dieren te bewijzen. Het doel der stam-boekvereenigingen is om in het groot hetzelfde te doen alsnbsp;elke fokker voor zich zelf in het klein vermag, terwijl denbsp;boeken eener officiëele Vereeniging bovendien waarborgen vannbsp;echtheid geven. Door een aantal uitstekende dieren van beidenbsp;geslachten in te schrij ven en aan de afstammelingen van inge-geschreven ouders bewijzen van afkomst te geven, kan mennbsp;een volbloed ras fokken. Wie nu een stamboekkalf koopt ennbsp;terecht aan atavisme hecht, weet zeker een dier van uitstekende afkomst te hebben, dat dus zelf naar de waarschijn-

-ocr page 229-

217

lijkheid ook de drager van goede eigenschappen wezen zal. Dat de waarde van zulke volbloeddieren hooger is dan dienbsp;van andere, laat zich denken.

De eerste Vereeniging, die zich hier te lande het houden van stamboeken ten doel stelde, is geweest de Vereenigingnbsp;„Het Ned. Rundveestamboek”, in 1873 op initiatief der Holl.nbsp;Maatschappij van Landbouw opgericht. Deze Vereeniging heeftnbsp;in elke provincie eene afdeeling gesticht met eigen bestuur.

In den aan vang mocht deze nuttige Vereeniging zich niet in groeten bloei verheugen. De fokkers hier te lande zagennbsp;het nut van volbloedfokkerij niet in, zooals zij thans voor eennbsp;groot deel nog niet doen en zagen geen voordeel in het lidmaatschap der Vereeniging, dat hun het recht gaf hunnenbsp;dieren te doen keuren en bij goedkeuring ingeschreven te zien.

Verandering hierin hebben gebracht de Amerikaansche vee-koopers, die zeer op stamregisters gesteld waren en voor stamboekdieren aanmerkelijk hooger prijzen gaven.

Terwijl de jonge Vereeniging zich allengs in meerderen bloei mocht verheugen, kreeg zij een gevoeligen slag, doordatnbsp;in 1879 in Friesland een eigen stamboekvereeniging voor hetnbsp;Friesche vee werd opgericht. In 1880 werd dit voorbeeldnbsp;gevolgd in Groningen door het oprichten van het rundveestamboek voor het Westerkwartier, terwijl in 1883 het rundveestamboek in Twente en het rundveestamboek in Noord-Hollandnbsp;tot stand kwamen.

Zoo deze stamboekvereenigingen maar gelijkluidende statuten hadden gehad en in hoofdzaken denzelfden weg waren ingeslagen, zoo had deze afscheiding aan het doel niet geschaad.nbsp;Dit geschiedde echter niet. Het Ned. Rundveestamboek besloot dieren van alle slagen en kleuren door elkander op tenbsp;nemen, terwijl het Friesche stamboek afzonderlijke registersnbsp;voor zwartbont, voor roodbont en voor gemengdkleurig Frieschnbsp;vee openbaarde. Beide vereenigingen hebben, naar mij dunkt,nbsp;eene minder juiste beslissing genomen. Het Friesche stamboek,nbsp;waarin slechts vee van één slag wordt opgenomen, had zichnbsp;moeten bepalen tot het inschrijven van zwartbonte dieren;nbsp;zwartbont is immers verreweg de meest voorkomende kleurnbsp;van het Friesche vee.

-ocr page 230-

218

Door aldus te handelen wordt niet bedoeld, dat de deugd van een dier van zijne kleur afhangt, doch het is bevorderlijknbsp;om een vast type te vormen van volbloed vee en dit aan zijnenbsp;kleur herkenbaar te maken. De Engelschen, die het stam-boekwezen en de rationeele fokkerij het eerst in praktijknbsp;brachten en thans nog hierin aan anderen tot voorbeeld strekken, hebben er zich steeds op toegelegd van elk ras of slagnbsp;een zeer kenmerkend type en vaste kleur te verkrijgen

Het Ned. Rundveestamboek had van de belangrijkste vee-soorten hier te lande (de Groninger witkoppen, het Friesche en Noord-Hollandsche vee, het Zeeuwsche vee en het Gelder-sche vee) afzonderlijke boeken moeten houden en in elk dezernbsp;soorten eveneens een vast type vormen.

Een ander punt van verschil tusschen de twee vereenigingen is geweest de vraag of het stamboek weldra gesloten moestnbsp;worden voor alle niet volbloed afstammelingen, of dat denbsp;gelegenheid moest opengelaten blijven om uitstekend vee innbsp;het stamboek te doen inschrijven. Het Ned. Rundveestamboek wilde niet tot het sluiten overgaan, terwijl de meerderheidnbsp;der leden van het Friesche hiertoe wel genegen was. Om aannbsp;de bezwaren van hen, die dezen maatregel te onbillijk vondennbsp;tegenover jonge boeren, tegemoet te komen, werd echter eennbsp;hulpstamboek opgericht voor uitstekend Friesch vee van leden,nbsp;terwijl de afstammelingen der in dit boek opgenomen dierennbsp;in het gewone boek kunnen ingeschreven worden.

Naar mijne meening heeft een stamboek als afstammings-register alleen dan nut, wanneer het na eenige jaren gesloten wordt. Wanneer het gedurende een zekeren termijn, die nietnbsp;te kort mag genomen worden, heeft opengestaan, kan mennbsp;aannemen dat elke eigenaar van uitstekend vee voldoende opnbsp;de hoogte kan zijn van het bestaan van het stamboek en om,nbsp;zoo hij het nut er van inziet, in de gelegenheid te zijn, lid dernbsp;Vereeniging te worden en zijn vee te doen inschrijven. Nanbsp;het verstrijken van zulk een termijn moet men een voldoendennbsp;grondslag hebben van uitstekende dieren om verder daarmeenbsp;te kunnen doorfokken. Zoo de inschrijving nu gesloten wordt,nbsp;zal elke eigenaar van volbloed dieren zooveel afstammelingennbsp;moeten behouden als hij noodig heeft om daarmee te kunnen door


-ocr page 231-

219

fokken, wil hij zijn veestapel blijven voorzien van volbloed runderen. Zoo de inschrijving open blijft, beschouwen velen een stamboek als een adresboek van goed vee en doen slechtsnbsp;hunne dieren in schrijven om ze zoo spoedig mogelijk tegennbsp;hoogen prijs te verkoopen.

Op deze wijze voldoet het stamboek volstrekt niet aan zijn doel. Hierbij komt, dat, zoo men een vast type wil vormen,nbsp;men zeer hooge eischen aan de toelating moet stellen, zoodatnbsp;zelfs binnen niet te langen tijd reeds kan aangenomen worden,nbsp;dat die dieren, welke aan de vereischten voldoen, voor hetnbsp;meerendeel zijn ingeschreven. Mocht er na het sluiten blijkennbsp;dat er nog vele uitstekende dieren overblijven, die ook stamouders kunnen worden van vee van eene bepaalde soort, dannbsp;kan men daarvoor een nieuw stamboek oprichten.

Terwijl ik hier getracht heb het nut der stamboekvereeni-gingen aan te toonen, zal het geen verwondering wekken, dat ik het geven van staatssubsidiën aan stamboekvereenigingennbsp;heb opgenomen onder de wijzen, waarop de Staat door finan-ciëelen steun te verleenen, in het belang der veefokkerij kannbsp;werken. Doch ook deze subsidiën moeten niet aan elke Ver-eeniging, die er naar vraagt gegeven worden, doch moetennbsp;afhankelijk gesteld worden van het nakomen van enkelenbsp;voorwaarden. Ik zou meenen dat de regeering een modelnbsp;voor de statuten van stamboekvereenigingen moest ontwerpennbsp;en dat alleen aan vereenigingen, die de hoofdtrekken daarvannbsp;willen overnemen, subsidie moet gegeven worden. Deze hoofddenkbeelden zouden aldus kunnen luiden:

lo. het lidmaatschap moet alleen toegankelijk gemaakt worden voor Nederlandsche eigenaren van vee, tevens ingezetenen; hierdoor wordt voorkomen dat vreemdelingen vee doen inschrijven om dit uit te voeren en in het buitenland volbloed veenbsp;te fokken. 2o. de stamboekvereenigingen moeten premiënnbsp;uitloven voor de beste volbloedafstammelingen, welke wordennbsp;aangegeven onder voorwaarde dat deze gedurende minstensnbsp;drie jaren de Nederlandsche fokkerij ten goede zullen komen.nbsp;Hiermee wordt de uitvoer der beste exemplaren tegengegaan,nbsp;terwijl de eigenaars geen schade lijden door ze te behouden.nbsp;3o. alleen de inschrijving van een bepaald type moet geoorloofd

-ocr page 232-

220

wezen. 4o. de stamboeken moeten na een bepaalden tijd gesloten worden. 5o. de wijze waarop beoordeeld wordt moet vaststaan,nbsp;opdat overal met gelijke maat gemeten wordt. 6o. een officieelnbsp;kenteeken moet aangenomen worden voor de stamboekdieren, datnbsp;alleen door gesubsidiëerde vereenigingen mag afgegeven worden.

Wanneer de subsidiën, door den Staat gegeven, hoog genoeg zijn, zullen de stamboekvereenigingen zich waarschijnlijk welnbsp;aan de gestelde voorwaarden onderwerpen.

Door op deze wijze tc handelen zullen de verschillende stamboekvereenigingen in hoofdzaak denzelfden weg volgen,nbsp;en dat dit in het belang der fokkerij is, behoeft geen betoog.

Ild. Het subsidiëeren van landbouw-tentoonstellingen. Speciale tentoonstellingen voor rundvee worden hier te landenbsp;slechts zelden gehouden en kunnen ook bijna niet bestaan,nbsp;daar eene tentoonstelling, die geen te groote financiëele nadeelennbsp;wil meebrengen, vele bezoekers vereischt. Het zien van veenbsp;alléén biedt geene attractie genoeg om vele menschen tenbsp;trekken, zelfs niet onder belanghebbenden. Het houden vannbsp;speciale tentoonstellingen zou wel een groot voordeel opleveren,nbsp;daar dan het strenge zakclijke karakter beter gehandhaafdnbsp;kan worden, en zij minder kans hadden in volksvermakelijk-heden te ontaarden,

De veetentoonstellingen, die wij hier kennen, vormen meestal eene onderafdeeling van eene landbouw-tentoonstelling. Dezenbsp;worden hier te lande veel gehouden, jaarlijks hoort men vannbsp;een kleinere of grootere, doch van eenige organisatie in hetnbsp;tentoonstellingswezen kan men nog slechts weinig vernemen.

De eerste stap, die tot eene betere regeling kan leiden, is gedaan door de Geldersch-Overijselsche Maatschappij vannbsp;Landbouw. Deze nl. is na de groote tentoonstelling, in Julinbsp;1895 te Arnhem gehouden, overgegaan tot de organisatie vannbsp;het tentoonstellingswezen binnen haar gebied.

Door de commissie tot regeling van het tentoonstellingswezen is in Februari 1896 een concept reglement voor de tentoonstellingen, te houden door de Geldersch-Overijselsche Maatschappijnbsp;van Landbouw, ingediend en door de Algemccno Vergaderingnbsp;aangenomen.

-ocr page 233-

221

Dit reglement schrijft o. a. voor, dat om de vijf jaren eene groote tentoonstelling zal worden gehouden, waarvan de regeling aan eene vaste commissie is opgedragen. Ook de Hol-landsehe Maatschappij van Landbouw heeft besloten om denbsp;vijf jaren eene groote tentoonstelling te houden en noodzaaktnbsp;de besturen der afdeelingstentoonstellingen de regels, door hetnbsp;hoofdbestuur gegeven, te volgen.

Tot nu toe worden tentoonstellingen meestal gehouden tor viering van het zooveel jarig bestaan van de een of anderenbsp;vereeniging, of afdeeling van eene vereeniging, die haar dannbsp;volkomen naar eigen inzicht organiseert en als aantrekkelijkheid, „kermesse d’été” met bals daaraan toevoegt.

Het nut van landbouw-tentoonstellingen wordt door een ieder erkend. Het behalen van een prijs is een prikkel om opnbsp;verschillend gebied goede inzendingen te doen, terwijl het eenenbsp;reclame is voor onze landbouwproducten tegenover den vreemdeling.

De twee hoofdvereischten om de landbouw-tentoonstellingen werkelijk aan haar doel te doen beantwoorden, zijn:nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;dat

er geen partiëele tentoonstellingen meer zijn, doch jaarlijks ééne nationale die beurtelings in de verschillende deelen desnbsp;lands wordt gehouden; 2'^® dat deze jaarlijksche tentoonstellingnbsp;volgens een vast plan telken jare op dezelfde wijze en liefstnbsp;door dezelfde personen uitstekend georganiseerd wordt.

Alleen toch door het houden van eene jaarlijksche tentoonstelling in hetzelfde jaargetijde kan zulk eene tentoonstelling werkelijk een barometer zijn van den voor- of achteruitgangnbsp;op landbouwgebied en kan men nagaan den toestand, waarinnbsp;de landbouw in het algemeen verkeert. Door bet houden vannbsp;ééne nationale tentoonstelling worden de krachten niet versnipperd, zoodat op ééne plaats de inzendingen uit alle deelennbsp;des lands gezien en beoordeeld kunnen worden. Wel zullennbsp;telkens uit de omgeving de meeste inzenders gevonden wordennbsp;doch door telken jare volgens een vast rooster van plaats tenbsp;wisselen, genieten ook alle deelen des lands op hare beurtnbsp;hetzelfde voorrecht.

Dat elke tentoonstelling eene goede organisatie vereischt, spreekt van zelf. Het komt er zeer op aan dat zij telken

-ocr page 234-

222

jare op dezelfde wijze ingericht worde volgens een vast plan en niet volgens het inzicht van een locaal bestuur. Alleennbsp;door groote gelijkvormigheid kan er eene goede vergelijkingnbsp;gemaakt worden en kunnen de inzenders zeker zijn dat hunnenbsp;moeite beloond zal worden.

Wat de organisatie der afdeeling voor rundvee betreft, zou ik deze geplitst willen zien in zoovele onderafdeelingen als ernbsp;slagen vee bij ons gevonden worden, zoodat alleen dieren vannbsp;één slag met elkander concurreeren. Zoo een zelfde soort veenbsp;deels op klei, deels op zandbodem wordt gehouden, moetennbsp;deze weder in onderafdeelingen gescheiden worden. Door opnbsp;deze wijze het vee te onderscheiden wordt de wedstrijd billijknbsp;en worden geeno heterogene exemplaren met elkander vergeleken. In prospectussen moeten de hoofdtypen genoemdnbsp;worden, welke men bij ons vindt en die voor eene bekroningnbsp;in aanmerking komen; de inzender kan dan vee onder eennbsp;dezer rangschikken. Voor elke onderafdeeling moeten er prijzen beschikbaar gesteld worden. Zeer wenschelijk is het ook,nbsp;dat bij tentoonstellingen van levende dieren het bestuur zich innbsp;verbinding stelt met de spoorwegmaatschappijen om voor eennbsp;goed en snel vervoer te zorgen. Om het aantal inzendingennbsp;te bevorderen, zou het zeker ook zeer gewenscht, zijn dat denbsp;ingezonden dieren van af het oogenblik van verzending totnbsp;dat van hun terugkeer, verzekerd werden tegen ongelukken.nbsp;Het risico, steeds verbonden aan de verzendingen van levendenbsp;have, zou hierdoor sterk verminderen.

Wat is nu het middel om verbetering in het tentoonstel-lingswezen hier te lande te krijgen?

Het ligt voorzeker niet op den weg van den Staat om door zijn ambtenaren tentoonstellingen te laten organiseeren. Directnbsp;kan dus hier geen staatstusschonkomst gevi’aagd worden.nbsp;Indirect meen ik echter dat ook op dit gebied door de re-geering veel gedaan kon worden,

In de eerste plaats zou zij de besturen van alle bestaande landbouwmaatschappijen moeten bijeenroepen en door haarnbsp;invloed trachten te bewerken, dat deze zich vereenigden omnbsp;geene locale tentoonstellingen meer te houden, doch om gemeenschappelijk jaarlijks eene nationale tentoonstelling te houden

-ocr page 235-

223

beurtelings in een der provinciale hoofdsteden. Iedere Vereeni-ging zou naarmate van haar ledental hierin kunnen bijdragen, terwijl de voorzitters een vast tentoonstellingscomité kondennbsp;vormen. Aan haar zedelijken invloed kon de regeeringnbsp;kracht bijzetten door het beschikbaar stellen van eene flinkenbsp;staatssubsidie, terwijl dan tevens door haar een organisatieplannbsp;kon gemaakt worden.

Indien verder elke subsidie of ondersteuning van overheidswege, ook door de provinciale en gemeentelijke besturen, werd geweigerd ten behoeve van partiëele tentoonstelling,nbsp;dan zouden wellicht de verschillende landbouw-maatschappijennbsp;tot samenwerken voor dit doel kunnen gebracht worden.

Keeds eenmaal is het gebleken, welk eene kracht er van de groote landbouw-maatschappijen uitgaat, zoo deze eene lijnnbsp;willen trekken. De internationale landbouw-tentoonstelling toch,nbsp;in 1884 te Amsterdam gehouden,'is de vrucht van een dergelijknbsp;samenwerken geweest, en is onzen landbouw zeer ten goedenbsp;gekomen. Van toen af immers dateert het tijdstip, waaropnbsp;eene nieuwe periode voor den landbouw hier te lande isnbsp;aangebroken. Toen zijn de oogen geopend van hen, die nietnbsp;wilden erkennen, dat Nederland schromelijk ten achter wasnbsp;in vergelijking met het buitenland, van dien tijd af dagteekenennbsp;vele maatregelen in het belang van den landbouw genomennbsp;en de steeds klimmende belangstelling daarin. Te betreurennbsp;is het dat de samenwerking ook na het sluiten der tentoonstelling niet is blijven bestaan. Wel zijn er pogingen daartoenbsp;in het werk gesteld om eene groote Nederlandsche maatschappijnbsp;te vormen, waarvan de in de verschillende gewesten zelfstandignbsp;blijvende provinciale landbouw-maatschappijen de afdeelingennbsp;zouden vormen. Deze pogingen hebben echter tot geen resultaat geleid. Laten wij hopen dat de laatste jaren der negentiende eeuw mogen getuigen dat ook op dit gebied de oudenbsp;spreuk „Eendracht maakt macht”, nog van kracht is.

-ocr page 236-

Bijlage.

Besluit van Z- M. den Koning, in dato den 12'^““ van Wintermaand 1809, houdende eene Wet op de keurnbsp;van stieren in het Koningrijk Holland.

Lodewijk Napoleon, door de gratie Gods in de constitutie des Koningrijks, Koning van Holland, Connétablenbsp;van Frankrijk.

Het Wetgevend Lichaam goedgekeurd hebbende de voordracht, door ons daartoe gedaan.

Hebben wij besloten en besluiten:

I.

Wordt gearresteerd de navolgende,

Wet op de keur van stieren in het Koningrijk Holland.

Art. 1.

In alle departementen van het Koningrijk zullen reglementen omtrent de springstieren, en het keuren derzelve worden gemaakt, gewijzigd naar de plaatselijke behoeften in elk Departement, mits niet strijdende met de bepalingen dezer Wet;

bij deze Reglementen zullen straffen en boeten op de overtreding derzelve worden vastgesteld; welke echter de boete en straffe, hierna bij het 5 '*^ artikel dezer Wet vermeld, nietnbsp;zullen mogen of kunnen te boven gaan.

Art. 2.

ll

Er zullen zoovele gekeurde stieren gehouden, en over de bij bovengemelde Reglementen te bepalen Arrondissementennbsp;in elk Departement verdeeld worden, als noodig zal geoordeeld worden voor de behoeften der veehouders in elk Departement.

Jk


-ocr page 237-

225

Art. 3.

In ieder Arrondissement zal, zoo mogelijk, ten minste een gekeurde springstier, boven de twee jaren oud, moeten voorhanden zijn; staande het evenwel vrij aan de stierenhouders,nbsp;om benevens deze nog andere gekeurde springstieren benedennbsp;den ouderdom aan te houden.

Art. 4.

Voor stierhouders worden diegene gerekend, welke de koeien van andere voor zeker dekgeld, in elk Departement te bepalen,nbsp;door hunnen gekeurden stier laten dekken.

Art. 5.

Een eigenaar van een ongekeurden stier zal geen vee van andere door denzelve laten dekken, tenzij geen stierhoudernbsp;binnen den afstand van één uur mogt gevonden worden, opnbsp;verbeurte van den stier en eene boete van honderd guldens.

Zullende deze boete worden berekend één dei’de voor den aanklager, één derde voor den Officier, die de calange doet,nbsp;en één derde voor den stierhouder van het Arrondissement.

Art. 6.

Geene stieren ouder dan één jaar zullen mogen losloopen, als wel met een bord om den hals, of wel gespannen aan denbsp;pooten, zoodanig, dat hun het dekken der koeien, niet alleen,nbsp;maar even zoozeer het overspringen van slooten, en het beklimmen van wallen volkomen belet zij; doch zal tot het latennbsp;losloopen van zoodanige stieren door de hiertoe bevoegde magtnbsp;vrijheid kunnen verleend worden, wanneer in sommige Departementen de omstandigheden en behoeften op enkele plaatsen zulks onvermijdelijk mochten maken.

Art. 7.

In zoodanige plaatsen, waar reeds reglementen of keuren op de springstieren gevonden worden, zullen dezelve in werkingnbsp;kunnen blijven, mits zij niet aanloopen tegen de Wet.

-ocr page 238-

226 Art. 8.

De respectieve Officieren van Justitie en Politie worden gelast, de hand te houden aan de strikte handhaving dezer Wet.

Art. 9.

De Koning kan dispensatie verleenen van een of meer dezer artikels, ten aanzien van zoodanige Arrondissementen, waarnbsp;zulks noodig .mocht geoordeeld worden.

11.

Het tegenwoordig besluit zal worden gepubliceerd en in het Bulletin der Wetten geïnsereerd.

III.

Onze Ministers van Binnenlandsche Zaken en van Justitie en Politie zijn belast met de uitvoering van het tegenwoordig besluit.

Gegeven te Parijs, den 12'^'^quot; van Wintermaand van het jaar 1809, en van onze Regeering het vierde.

(get). BODEWIJK.

De Minister van Justitie en Politie.

(get.) ALEX VAN HUGENPOTH TOT AERDT.

-ocr page 239-

AN ALECTEN.

CAMPHER-SPIRITÜS VERBAND. {Monatsliefte für praTct. Tierlieïïkunde.)

In de chirurgie van den mensch zijn de spiritus-verbanden volgens Salzwedel, dikwijls met goed succes bij phlegmoneusenbsp;ontstekingen, lymphangioïtis, 'bursitis, panaritium, furunhulosenbsp;enz. aangewend.

Bij bet aanleggen van dit verband wordt de huid bedekt

met een dikke laag

ö gaas, watte, en

weer met droge

doordrenkt met spiritus, deze bet geheel bij elkaar gehouden

door deze of gene voor water ondoordringbare stof (caoutchouc papier, Makintosb enz.), waarop het verband volgt.

Met behulp van een glazen buisje wordt nu en dan versche spiritus onder de watte gegoten,

Feöhnee beeft nu in de plaats van spiritus, gebruik gemaakt van verdunde campher-spiritus (spir. camphor, ennbsp;spiritus ana of campher opgelost in spiritus l: 20).

De gebruikelijke campher-spiritus (1: 10) is gebleken een te prikkelend middel te zijn, zoodat er wel eens dermatitis op volgt.

De bijvoeging van campher heeft ten doel, de percutane antiseptische werking te verhoogen. Het verband blijft nu eennbsp;week achtereen liggen en is in vele gevallen een uitstekendnbsp;geneesmiddel gebleken bij phlegmonen en tendovaginitis; vooralnbsp;is deze therapie van zeer veel nut bij de zoogenaamde „Ein-schuss” zonder absces-vorming, wanneer men zoodra mogelijknbsp;het been van af de kroon tot aan de knie op de voorgeschreven wijze inwikkelt, terwijl buitendien de resorbtienbsp;in de hand gewerkt kan worden door onderhuidsche injectiesnbsp;van arecoline of pilocarpine.

Het spreekt van zelf dat men van de cainpher-verbanden

-ocr page 240-

228

weinig heil heeft te verwachten, daar waar het lijden reeds in het chronische stadium is aangeland.

Bij purulente tendovaginitis verkrijgt men de beste resultaten met diepe incissie’s, uitspoelen met antiseptica en eam-pher-verband. nbsp;nbsp;nbsp;L. J. H.

FORMALDEHIJD BIJ ZOOGENAAMDE „HOEFKANKER”. {MonatsJiefte für prakt. Tierheilkunde).

Prof Dr. Fröiiner te Berlin heeft onderscheidene gevallen van hoef- en straalkanker met goed gevolg met formaldehijdnbsp;behandeld, terwijl deze therapie ook door Hell is aanbevolen.nbsp;Hij gebruikt het zuivere onverdunde, 35 procent houdendnbsp;officineele formaldehijdum solutum, nadat hem gebleken was,nbsp;dat een zwakkere oplossing te langzaam en niet sterk genoegnbsp;werkte.

Men zij echter indachtig om deze geconcentreerde solutie met de noodige omzichtigheid toe te passen, daar ze sterknbsp;cauteriseerend op de weefsels inwerkt.

De zieke plaatsen worden van hoorn ontdaan en blootgelegd, en vervolgens slechts één enkele maal met formaldehijd ingepenseeld, waarop een gewoon jutte-verband met behulpnbsp;van windsel en schoen wordt aangelegd. Hierop treedt eennbsp;hevige ontsteking van de hoeflederhuid en de dieper gelegen deelen op, die dra groote pijnlijkheid en kreupelheidnbsp;ten gevolge heeft, welke echter ophouden zoodra zich eennbsp;hoornachtige en harde korst heeft gevormd.

Deze korst, die aan de straal meer zwartbruin, aan de zool meer lichtbruin is gekleurd, laat na 2—3 weken los, innbsp;welk geval men een mooie granulatie vlakte, aan de randennbsp;begrensd door jonge hoorn, of wel nieuwe woekeringen tenbsp;zien krijgt.

In het laatste geval wordt de formaldehijde om de 3 tot 4 weken zóólang toegepast, tot al het zieke weefsel is verdwenen, waarna de behandeling van de wond verder zuivernbsp;antiseptisch is.

-ocr page 241-

229

lu het bijzonder beveelt Feöhner daartoe het gebruik aan van Tinct. aloës, ook omdat dit middel de vorming vannbsp;nieuwe hoorn zeer in de hand werkt en sterk opdroogendnbsp;werkt.

De beste resultaten van formaldehijde verkrijgt men bij straalkanker.

Veelal krijgt men reeds na één enkele maal te hebben ingepenseeld in de plaats van de weeke, woekerende massa, een harde droge korst, waaronder een volkomen gave en prachtige wondvlakte; ook bij zool kanker bewijst het zeer goedenbsp;diensten, daarentegen minder bij wand kanker, waarbij denbsp;applicatie door den schrijver beslist wordt ontraden; alleennbsp;een operatief ingrijpen is hier op zijn plaats.

_ (ID.)

VERBRANDING.

{Monatsliefte filr pralctische Tierheillcunde).

Tegenover tal van nieuwe wondmiddelen, prijst v. Baede-LEBEN bij verbrandingen ten zeerste het reeds sinds 6 jaren aanbevolen gebruik van bismuthamyluin verbanden aan, welkenbsp;vooraf bereid, in den handel te verkrijgen zijn. Nadat denbsp;blaren opengeknipt zijn en de opgelichte epidermus is verwijderd, wordt het verbrande deel met deze windsel omwondennbsp;en volgt een spoedige genezing.

_ (Id-)

DESINFECTIE DER HANDEN.

{Monatsliefte für praktische Tierheilkunde).

Uit de onderzoekingen van Ahlfeld, Vahle, Reinicke, Ko-BLANK enz. blijkt, dat een absolute desinfectie der handen, door het gebruik van borstel en zeep, ondersteund door antiseptica,nbsp;moeilijk is te verkrijgen, en dat in deze meer is te verwachten van alcohol.

-ocr page 242-

230

FüRBRilsrGER en Freijhan onderzochten in hoe verre stof, die van onder de nagels was verzameld en die men hadnbsp;verkregen door het afvegen of af borstelen van de handen, nanbsp;vooraf te zijn behandeld met ontsmettingsmiddelen en daarnanbsp;met alcohol, op bepaalde voedingsbodems nog culturen kondennbsp;opleveren.

Het bleek dat de alcohol een zeer krachtig bactericide middel is voor de microben die men op de handen vindt;nbsp;hoe sterker deze is, des te beter werkt ze ook. Door haarnbsp;vermogen om vetten op te lossen en zich gemakkelijk metnbsp;water te vermengen, dringt ze diep in de opperhuid door,nbsp;terwijl de desinfectantia daarna beter kunnen inwerken. Verdernbsp;heeft de toepassing van de alcohol in deze nog het voordeelnbsp;dat de oppervlakkige laag van de epidernuis met al haarnbsp;kiemen wordt opgelost en daardoor verwijderd. De desin-fecteerende kracht moet volgens Ahlfeld in de eerste plaatsnbsp;worden toegeschreven aan het bekende vermogen om waternbsp;aan do omgeving te onttrekken.

Voor de praktijk raden beide hier voren genoemde onderzoekers aan, eerst de handen flink te wasschen met zeep, daarna gedurende twee minuten achtereen af te wrijven met flanellennbsp;lapjes gedrenkt in alcohol, waarna ze even zoo lang moetennbsp;worden behandeld met antiseptica.

__ (Id-)

OPERATIE-HANDSCHOENEN.

{Monatshefte für praktische Tierheilkunde.)

Op grond van eigen waarnemingen en die van andere bekende chirurgen komt Mikulicz tot de openhartige bekentenis, dat sinds de aseptiek in de plaats is getreden van denbsp;antiseptiek, de resultaten in zake wondbehandeling er weinignbsp;beter op geworden zijn, hetgeen door hem voornamelijk wordtnbsp;toegeschreven aan het onvermogen om de handen naar behoorennbsp;te kunnen steriliseeren, veelmeer dan aan het gebruik van

niet volkomen zuivere

catgut.

Vóór het wordt gebruikt is

-ocr page 243-

231

dit laatste bijna altijd steriel, het zijn de handen van den operateur waardoor dit wordt geinfecteerd.

Wel is waar kan men door alcohol in den regel de handen tamelijk kiemvrij maken, maar dat staat nog niet gelijk metnbsp;wat men noemt „steriele handen”, zooals blijkt uit de aanwezigheid van staphylococcus albus en aui’eus op die handen dienbsp;geheel en al voor de operatie gepraepareerd zijn geworden.nbsp;Men kan onmogelijk geheel en al op de desinfectie vertrouwen,nbsp;daar het niet zelden voorkomt dat bij dezelfde wijze vannbsp;behandeling, de eene hand steriel is, de andere daarentegennbsp;niet. „En zijn we niet alle mensehen, die nu en dan dwalennbsp;en wel eens fouten begaan? De een heeft last van eenenbsp;holle kies, de ander van hoofdpijn, de derde van een maag-catarrh, enz, altemaal omstandigheden van veel invloed opnbsp;de energie en de nauwgezetheid van het individu. Zoo gemakkelijk ziet men een kleinigheid over het hoofd, vooralnbsp;daar, waar ons doen en laten niet verder wordt gecontroleerd.”

Aldus Mikulicz en toch straft eene kleine fout ten opzichte van de desinfectie der handen zich zeer, ja kan oorzaak zijn dat het leven van den patient er het slachtoffernbsp;van wordt.

Om al die bezwaren nu te ontgaan, maakt hij reeds sinds drie maanden bij operaties gebruik van handschoenen ennbsp;daaraan schrijft hij het dan ook toe, dat al de verwondingennbsp;die hij onder handen heeft gehad, per primam, zonder eennbsp;spoor van ettering zijn genezen.

Het zijn gewone fijne fil d’écose handschoenen, die in stoomenden waterdamp worden gesteriliseerd; ze kunnen ongeveer 12 maal worden gewasschen.

Het spreekt van zelf, dat men alvoi;ens ze aan te trekken, eerst de handen moet reinigen en ontsmetten; tastzin zoominnbsp;als het gevoel worden er door verminderd, terwijl ook denbsp;hechtingen met gemak kunnen worden uitgevoerd.

Ter voorkoming van wond-infectie maakt ook Wöllpler bij zijn operaties reeds sinds lang gebruik van handschoenen, dienbsp;in 3 procent carbolglycerine worden opbewaard.

Deel XI, Afl. :


16


-ocr page 244-

232

Na gebruik worden ze eerst gezuiverd van het daaraan klevende bloed en vervolgens gewasschen in gekookte keuken-zout-soda oplossing,

In de Leipziger Chirurgische Klinielc volgt men hetzelfde voorbeeld bij herniotomiën en laparatomiën en wel met hetnbsp;beste gevolg.

Ze zijn van zeer fijne zijde geweven, reiken tot over den elleboog en verdragen het steriliseeren in stoomenden waterdamp eenige malen achtereen zeer gemakkelijk; speciaal wordtnbsp;door Perthes gereleveerd dat zij bij het opereeren nietnbsp;hinderlijk zijn.

(Id.)

INFECTIE VAN GRANULEERENDE WONDEN. {Monalshefte filr praktische Tierheilkunde.)

De reeds lang onder de chirurgen heerschende meening, dat granuleerende wonden zoo goed als geen infecteerende kiemennbsp;opnemen, werd door Naetzel nader aan het experiment getoetst,nbsp;en legde hij zich de vraag voor of bacteriën, dan wel hunnbsp;stofwisselingsproducten, door de niet vooraf beleedigde granu-latie-vlakte in het lichaam binnen kunnen dringen.

Om het eerste gedeelte van het vraagstuk op te lossen, maakte hij op den rug van eenige schapen wonden, met groot huid-defect en bedekte deze met aseptisch gaas, zoodat hij eennbsp;volkomen zuivere en steriele granulatie vlakte verkreeg.

Hierop bracht hij nu agar-culturen van anthraxbacillen, alsook bloed (uit het hart), en stukjes milt afkomstig vannbsp;proefdieren, die kort te voren aan miltvuur gesuccombeerd waren.nbsp;Alle op deze wijze behandelde schapen bleven in leven, terwijl de controle-dieren met versche wonden of gelaedeerdenbsp;granulatie’s 24 uren na de inenting stierven. Alzoo is hiermeenbsp;het bewijs geleverd, dat granulatie-vlakken die geen laesiesnbsp;of verwondingen vertoonen, geen miltvuur-bacillen doorlaten,nbsp;zoodat deze langs dien weg niet in de bloedbaan kunnen treden.

Om de kwestie ten opzichte van de toxinen op te lossen, werden tetanus-bouillonculturen in diepe granuleerende wonden

-ocr page 245-

233

gegoten, waarna ze luchtdicht werden afgesloten, en ook bij deze proef bleven de dieren volkomen gezond.

Deze beschuttende kracht tegen bacteriën en hun toxinen is het gevolg van verschillende omstandigheden.

In de eerste plaats is de weg naar de lymphbanen door de granulatie’s afgesloten, ten tweede worden de microbennbsp;langs mechanischen weg door de exudatie naar buiten ver-M'ijderd, terwijl eindelijk de afscheiding op de granulatie-vlakte eene bactericide werking uitoefent en ongetwijfeld eennbsp;deel der microben langs den weg der phagocytose onscha-delijk zal worden gemaakt.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;(Id )

DE AFRIKAANSCHE MALLEUS DER PAARDEN.

DOOR

M. G. Tartakowskt.

Referaat: Centr. Blatt für bacteriologie, Parasitenhunde und Infections-Tcrankheiten.

De zoogenaamde Afrikaansche „kwade-droes” der paarden is een ziekte, die tot op heden enkel in Afrika en nu en dannbsp;ook in Italië en Frankrijk waargenomen is geworden; innbsp;Duitschland en in geheel Noordelijk Europa is ze volkomennbsp;onbekend.

Taetakowskij deelt nu evenwel mee, dat deze epizoötie in vele streken van Europeesch Rusland voorkomt, wellichtnbsp;zelf endemisch is en waarschijnlijk wel eens met de echtenbsp;malleus verwisseld is.

In den zomer van het jaar 1896 werd een ziek paard ingevoerd in een dorp van het Gouvernement Nowgorod ennbsp;kort daarna bleek hoe besmettelijk die ziekte was, daar innbsp;December reeds 16 en in Maart 1897 26 dieren warennbsp;aangetast.

Het ziekteproces bepaalt zich tot de huid en tot het neusslijmvlies. In de épidermus, de huid en de subcutis,nbsp;ziet men knobbeltjes van verschillende grootte, welke neiging

-ocr page 246-

234

vertoonen tot verweeken, en tot ontlasten van hun inhoud naar buiten, waarop een volkomen genezing kan volgen.nbsp;Zelden worden die knobbeltjes in de lymphevaten en in denbsp;lympheklieren waargenomen.

De algemeene gezondheidstoestand van . patient lijdt er in geen enkel opzicht onder, terwijl de ziekte naar het schijnt,nbsp;ten spijt van haar chronisch verloop in volkomen genezing kannbsp;overgaan \ de knobbeltjes die, zooals op doorsneê blijkt, steedsnbsp;door een stevig, wit weefsel zijn omgeven, bevatten meestalnbsp;een groen-gecl gekleurde, taaie purulente massa, die nietnbsp;zelden door het daarin aanwezige bloed bruin gekleurd is.

Holten, met neigen tot verstoren van het weefsel in de diepte, komen niet voor; wel neemt men omschreven zwellingen van de grootte van een kippenei waar, die langzaamnbsp;aan rijp worden en doorbreken, en daarna op de gewone wijzenbsp;genezen. Bij aandoening der lijmphevaten kon men eenenbsp;verdikking van de intima constateeren, terwijl kleine hoeveelheden pus door druk daaruit verwijderd konden worden;nbsp;in de groote en hyperaemische lijmpheklieren kwamen slechtsnbsp;hier en daar etterhaarden voor. Aan één en hetzelfde diernbsp;kon de ziekte in hare verschillende stadia worden waargenomen. Wat aangaat de plaats van voorkomen zij opgemerkt,nbsp;dat men de knobbeltjes over het geheele lichaam aantreft,nbsp;ofschoon het niet te ontkennen valt dat uier en praeputiumnbsp;in deze de meeste voorbeschiktheid toonen; soms zag mennbsp;de ziekte enkel tot ééne helft van het lichaam bepaald ennbsp;werd zelfs de mediaanlijn niet overschreden.

Aangezien de inwendige organen en de dieper gelegen deelen steeds onaangetast blijven, zoo komt schrijver tot de conclusie,nbsp;dat de haarden niet langs embolischen weg ontstaan, maarnbsp;dat de infectie tot stand komt door de aanwezigheid vannbsp;kleine laesies.

Komen de knobbeltjes voor in het neusslijmvlies, dan zijn meestal de submaxillaire lympheklieren aangedaan; evenwelnbsp;leveren de veranderingen die de mucosa te zien geeft, voldoende waarborg op tegen eene verwisseling van deze ziektenbsp;met de eigenlijke kwade-droes. In de eerste plaats tochnbsp;treedt er als gevolg van de omstandigheid, dat de ontwik-

-ocr page 247-

235

keling der knobbeltjes in het slijmvlies geen iritatie te voorschijn roept, geen neusuitvloeiing op, ten tweede volgt na de malleine geen reactie en in de derde plaats geeft hetnbsp;mikroskopisch onderzoek van de etter licht, daar hierin steedsnbsp;de het eerst door Ritolta beschreven eigenaardige ovalenbsp;vormelementen aangetroffen worden, bekend onder den naamnbsp;van Cryptococcus Farciminosus.

Andere microben kon men in den regel in de etter niet aantonnen.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;(Id.)

EEN GIFT BIJ DE ZIGEUNERS IN GEBRUIK.

In het medisch pharmcentisch weekblad „Kozegeszs Kal” treft men een mededeeling aan die, als ze op goede grondennbsp;steunt, wel in staat is de algemeene aandacht te trekken

Het blad beweert dan, dat de Zigeuners zeer veel gebruik maken van phosphorus en arsenicum, de eerste stof meernbsp;als geneesmiddel bij dieren, de laatste als gift voor ratten ennbsp;muizen; nimmer echter worden ze tot misdadige doeleindennbsp;aangewend. Bovendien zijn ze in het bezit van zeker werkende abortiva, waarvan de herkomst en de samenstellingnbsp;Onbekend is. Zoo zij echter een hunner medemenschen uitnbsp;den weg willen ruimen (iets dat naar het schijnt nog al eensnbsp;voorkomt) dan hebben ze daartoe een geschikt middel in eennbsp;stof door hen genoemd »Drij”, een der gevaarlijkste giftennbsp;voor den mensch.

Het is een fijn bruin poeder, bestaande uit een bepaalde soort schimmel, die op dierlijke organismen gemakkelijk ontkiemt en welke geelgroene, 12—15 millimeter lange dradennbsp;vormt.

Het poeder wordt in een of andere lauw-warme drank aan het slachtoffer toegediend, waarna de schimmels grootendeelsnbsp;op het slijmvlies van mond en keel achterblijven, voort beginnen te woekeren en al spoedig aanleiding géven tot pijnnbsp;in de tanden, gepaard met koorts, hoesten en dikwijls bloed-spuwen,, totdat met absolute zekerheid na 2—3 weken de doodnbsp;intreedt.

-ocr page 248-

236

Zoodra het lijk kond is geworden, gaan ook de schimmels te gronde, vallen niteen en zijn reeds kort na den doodnbsp;niet meer te onderkennen.

Het ligt voor de hand, dat deze stof niterst gevaarlijk is, daar de scheikunde geheel machteloos tegenover haar staat.

Is alles werkelijk waar wat men van haar vertelt en is men hier niet het slachtoffer van een sprookje, dat mogelijkernbsp;wijze zijn grond vindt in tot nog toe onbekende ziekte-ver-schijnselen, dan heeft men dus ongetwijfeld te doen met eennbsp;rechtstreeksche inenting met pathogene microben, die echternbsp;spoedig door het microscoop aangetoond zullen worden.

{Graf’s pharmac. Rundschau.) _ (Id.)

VERVOER VAN VEE MET SPOORWEGEN.

(TierarzÜ. Centr. Blatt.)

Niettegenstaande in Oostenrijk-Hongarije sinds de laatste jaren tal van verbeteringen zijn aangebracht voor het personen- ennbsp;goederenvervoer, laat de wijze waarop onze groote huisdieren worden getransporteerd zoo niet alles, dan doch nognbsp;zeer veel te wenschen over en al is er reeds van verschillende zijden de aandacht op gevestigd, dat de gebruikelijkenbsp;waggons in geen enkel opzicht voldoen, zoo blijft voorloopignbsp;daar alles bij het oude.

Den 21en October jl. werd te Weenen een transport aangebracht van vijf stieren en drie koeien, die echter bij aankomst bleken gestikt te zijn wegens gebrek aan de noodige luchtverver sching.

In dezelfde maand werd ook de staatshengst aTurul”, die voor de som van 30.000 florijnen door de regeering wasnbsp;aangekocht, het slachtoffer van een spoorwegreisje; het diernbsp;had men acht uren achtereen in een primitieve waggon aannbsp;het station in de felle kou laten staan. Terecht maakt eennbsp;sportblad de opmei’king dat, als zoo iets kon gebeuren metnbsp;een staats hengst, men dan niet behoeft te vragen, hoe anderenbsp;dieren behandeld zullen worden.

-ocr page 249-

237

Een andere hengst »Bonavista” die voor f 180.000 door de regeering was aangekocht, had op zijn tocht naar »Kisber”nbsp;zeven dagen reis. Alleen aan het station te Weenen lietnbsp;men het dier 40 uren wachten, omdat men hem vergetennbsp;had en het was enkel te danken aan de tusschenkomst vannbsp;ZEx. den Minister van Landbouw, die van Komorn een extra-trein liet loopen, dat de reis nog niet langer duurde.

Schrijver herinnert er aan, dat reeds in 1893 door particulieren een waggon werd gebouwd speciaal voor het vervoer van hoornvee, die werkelijk ook bij wijze van proet in gebruik gesteld is geworden en waardoor de dieren op eennbsp;behoorlijke wijze beschut bleken zoowel tegen overmatigenbsp;kou als hitte, terwijl ze op praktische wijze gedurende denbsp;reis gevoederd en gedrenkt konden worden en er voor hennbsp;voldoende plaats was om te gaan liggen. En wat zeker welnbsp;als het grootste voordeel kan worden aangemerkt, de dierennbsp;verloren gedurende die reis betrekkelijk weinig in gewicht.

Bij eene vooraf vastgestelde proef bleek het gemiddeld gewichtsverlies per hoofd, met deze waggons vervoerd, slechtsnbsp;12en bij een ander transport, maar in de gewone waggons,nbsp;37.8 klgr. te bedragen, voorwaar geen gering verschil en datnbsp;meer dan eenig ander de gebruikelijke wijze van transpor-teeren veroordeelt; ofschoon deze waggons alzoo zeer goednbsp;voldeden, hoorde men, om welke reden is onbekend, ernbsp;spoedig niets meer van en behooren ze op dit oogenblik weernbsp;tot de historie.

Aan het slot van zijne bijdrage brengt de schrijver ons in kennis met een veewagen door den Russischen ingenieurnbsp;Edgkap Rikowskoff te Moskou geprojecteerd en welke reedsnbsp;op verscheidene banen in Rusland in gebruik is gesteld. Denbsp;wagens, die zoowel voor het vervoer van paarden als voornbsp;runderen zijn ingericht, bestaan uit 2 verdiepingen en houdennbsp;al naar gelang van de grootte der dieren plaatsruimte in voornbsp;24 of 36 stuks, zijn op praktische wijze te ventileeren, zoowel in den zomer als in den winter en maken de verplegingnbsp;gedurende de reis zeer gemakkelijk door de aanwezigheidnbsp;van ruiven en buizen waarlangs het water geleid kan worden ;nbsp;ook is er voldoende plaatsruimte om zich te kunnen neer-

-ocr page 250-

238

leggen, terwijl de geleiders eveneens een goed onderkomen vinden- faecaliën en urine worden op eenvoudige wijze lang»nbsp;bepaalde luiken verwijderd. En wat aangaat het tarief, bijnbsp;het gebruiken van deze wagens betaalt men minder dan wanneer het vervoer met de oude wagens plaats heeft, hetgeennbsp;hierdoor wordt verklaard, dat de eerste eene vijfmaal grooterenbsp;capaciteit bezitten dan de laatste, terwijl ze toch ook evenalsnbsp;deze, op slechts vier paar raderen loopen.

Dat dergelijke wagens van zeer groote oeconomische betee-kenis zijn bij het transport van hoornvee, lijdt geen twijfel, te meer daar ze ook zeer geschikt zijn voor het vervoer vannbsp;cavalerie en artillerie. (')nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;(Id.)

(1) Het wil ons voorkomeD, dat er ook in Indië op dit gebied nog heel wat te-vcrbeteren zou vallen.

(Red.)

-ocr page 251-

EXTRACT UIT DE NOTULEN DER LEDEN-VERGADERING, OP 2 DECEMBER 1897.

Aanwezig: de H.H. L. J. Hoogkamer, {Pres.) J. K. F. de Does, [Secr.) P. Schat, {Bihliothec.) en J. Esser {Lid.)

Na een woord van welkom aan het nieuwe bestuurslid P. Schat en na vooiTezing van de notulen van de vorigenbsp;Bestuursvergadering, die goedgekeurd werden, wordt overgegaannbsp;tot de behandeling van den inhoud der in Juli jl. onder denbsp;leden rondgezonden circulaire, ten einde, in verband met denbsp;ingekomen antwoorden, ter zake eene beslissing te nemen.

Na bedoelde circulaire nog eens te hebben voorgelezen, wordt het woord verleend aan den heer J. Esser.

ZEd. vond de contributie a f 2.50 per maand ook te hoog, indien daartegenover voor de leden geen meerdere voordee-len dan de tegenwoordige stonden. Evenwel zou hij in dezenbsp;geen bezwaren maken, zoo men er toe kon besluiten omnbsp;een leesgezelschap onder de leden op te richten, dan wel éénnbsp;of twee malen per jaar op kosten van de Vereeniging eenenbsp;Algemeene Vergadering (met gedelegeerden) bijeen te roepen.

Hoogst waarschijnlijk zou de vervulling van beide deze wenschen voor de kas te bezwarend zijn, om welke redennbsp;hij voor zich de voorkeur zou geven aan de oprichting vannbsp;een leesgezelschap.

Van eene vergadering met gedelegeerden stelde hij zich weinig succes voor. Met het oog op den afstand waarop denbsp;leden zich onderling van elkaar bevinden, waaronder mennbsp;ook die der Buitenbezittingen moet rekenen, zou het in denbsp;praktijk uiterst moeielijk blijken te zijn, vooraf vast te stellennbsp;welke leden er afgevaardigd zouden moeten worden, terwijlnbsp;een en ander ongetwijfeld zou leiden tot het doen van grootenbsp;uitgaven.

-ocr page 252-

240

In het leesgezelschap zouden z. i. zeer zeker ook de leden op de Buitenbezittingen opgenomen dienen te worden.

Bij monde van den Pi’csident werd namens den Heer D. J. Fischer te Makasser, als antwoord op de circulairenbsp;medegedeeld, dat z. i. de oprichting van een leesgezelschapnbsp;zich ook zou dienen uit te strekken tot de leden op denbsp;Buitenbezittingen, in wcdk geval aan vermindering der contributie wel geen denken zou wezen.

Dezelfde mening werd ook uitgedrukt in een schrijven van den Heer K. Bosma te Medan, die er ten opzichte van denbsp;kwestie der vergaderingen met gedelegeerden nog bij voegde,nbsp;dat hij in deze zich een nadere gedragslijn voorbehield.

De Heer B. Vrijburg te Fort de Koek verzocht het Bestuur namens hem voor te stellen:

Om ook één of meer leden van de Buitenbezittingen op kosten van de Vereeniging naar de Algemeenenbsp;Vergadering af te vaardigen en bij de oprichting van eennbsp;leesgezelschap de leden op de Buitenbezittingen niet uit tenbsp;sluiten.

Mochten deze zijne voorstellen niet voor uitvoering vatbaar blijken, zoo kwam hem een aanmerkelijke reductie van denbsp;contributie voor de leden buiten Java en Madoera gewenschtnbsp;voor.

De Heer Cii. de Wilde te Rembang wil de bestaande contributie handhaven, onder voorbehoud dat er een leesgezelschap wordt opgericht en de jaarlijksche Vergaderingennbsp;met gedelegeerden tot stand komen.

De Heer K. A. Plemper van Balen wenscht vermindering der contributie, en hecht zijn adhesie aan een leesgezelschapnbsp;en het houden van één of twee Vergaderingen per jaar metnbsp;gedelegeerden te Batavia.

De Heer C. A. Penning geeft is zijn schrijven te kennen, dat hij noch de jaarlijksche Vergaderingen, noch het oprichtennbsp;van een leesgezelschap in het belang der Vereeniging acht,nbsp;daarentegen komt hem een verlaging der contributie gewenscht voor

De Heer P. A. V. Velten te Soerakarta bericht, dat hij een voorstel om met gedelegeerden éénmaal ’sjaars samen te

-ocr page 253-

241

komen, niet anders dan toejuichen kan, mits zulks plaats hebbe op een der plaatsen van Midden-Java; op de eerstvolgende vergadering zou dan de wenschelijkbeid van betnbsp;oprichten van een leesgezelschap nader ter sprake kunnennbsp;komen.

De Heer ’t Hoen, te Tegal sluit zich aan bij hen, die een leesgezelschap en jaarlijksche vergaderingen willen.

Alvorens het Bestuur in deze zijn meening kenbaar maakte, werd staande de vergadering eene begroeting opgemaakt vannbsp;kosten, die noodzakelijker wijze voor de vereeniging uit denbsp;oprichting van een leesgezelschap en het samenkomen metnbsp;gedelegeerden zouden voortvloeien.

Daar het wenschelijk was om voor Java en Madoera en de Buitenbezittingen vier kringen van lezers op te richten ennbsp;deze ieder voor zich van dezelfde tijdschriften te voorzien,nbsp;bleken de daaraan verbonden uitgaven vrij aanzienlijk te zijn,nbsp;te meer, daar ook alle kosten van vei’zending, aanmaak vannbsp;portefeuilles, enz. betaald moeten worden. Voegde mennbsp;hieraan nu nog toe de gelden, als vergoeding voor reis- ennbsp;verblijfkosten aan de gedelegeerden voor de algemeene vergaderingen, zoo kwam men tot een jaarlijksch bedrag vannbsp;onkosten, die de kas op den duur niet zou kunnen dragen.

En daar de leden van het bestuur van de oprichting van een leesgezelschap voor de leden meer nut verwachtten dannbsp;van het houden van één of meer jaarlijksche vergaderingen,nbsp;daar het tijdschrift hen voldoende in de gelegenheid stelt,nbsp;om onderling van gedachten te wisselen, zoo sluiten zij zichnbsp;geheel aan bij het voorstel „Esser”.

De antwoorden op vorengenoemde circulaire resumeerende, bleek het dus:

1° dat de meerderheid der leden slechts onder een bepaald voorbehoud vermindering der contributie wenschte;

2^ dat deze een jaarlijksche samenkomst met gedelegeerden en de oprichting van een leesgezelschap verlangt, zoowel voornbsp;Java en Madoera als voor de Buitenbezittingen.

Daarom wordt in stemming gebracht het voorstel:

l**. Voor de leden van Java en Madoera en de Buitenbezittingen een leesgezelschap op te richten;

-ocr page 254-

242

2». Van de Jaarlijksche Vergaderingen met gedelegeerden voorloopig af te zien tot tijd en wijle de inkomsten dernbsp;Vereeniging in verband met de uitgaven, eene dergelijkenbsp;opoffering mogelijk maken;

3o. De contributie a f 2.50 ’s maands te handhaven.

Nadat dit voorstel met algemeene stemmen aangenomen was, ging men over tot het treffen van een nadere regelingnbsp;in zake het op te richten leesgezelschap, enz. enz.

Het Bestuur:

L. J. Hoogkamer.

J. K. F. DE Does.

P. Schat.

-ocr page 255-

De G. Veearts J. D. v. d. Bergh, van Probolingo naar Rembang.

De G. Veearts Ch. Th. G. de Wilde, van Rembang naar Probolingo.

De paardenarts der Ie kl. K. A, Pleiiper tan Balen, van Soerabaja naar Salatiga.

De paardenarts 3^ kl A. E. TEN Broeke, van Batavia naar Soerabaja.

-ocr page 256- -ocr page 257-

HERNIA INGUINALIS ACUTA.

In navolging van den paardenarts Ie kl. Hoogkamer, die die in de vorige aflevering van dit tijdschrift een geval vannbsp;actinomycose heeft gepubliceerd, meen ik, dat het zijn nutnbsp;kan hebben, ziekte-gevallen te beschrijven, welke in Europanbsp;volstrekt niet zeldzaam zijn, maar hier in Indie nog weinignbsp;of in het geheel niet van zich hebben doen hooren.

Zoo heeft het mij steeds verbaasd, dat in weerwil hier bijna uitsluitend van hengsten gebruik wordt gemaakt, men nimmernbsp;iets verneemt van acute liesbreuken. Met een ouderen colleganbsp;dit onderwerp besprekende, was hij de eerste, die mij verzekerde , dat zich meer gevallen op dit gebied voordeden dannbsp;men wel dacht, en zeker reeds menig aan koliek lijdend paardnbsp;daaraan gestorven zou zijn zonder dat de eigenlijke oorzaaknbsp;van het lijden onderkend was.

Ik vermoedde niet, dat deze zijn woorden reeds zoo spoedig op mijn nieuwe standplaats zouden worden bewaarheid.

Verleden jaar behandelde ik onder meerdere, min of meer lichte koliekgevallen, een koliekpatient, welke ik niet hebnbsp;vermogen te redden en waarbij de sectie al dadelijk aan hetnbsp;licht bracht, dat een gedeelte van den dunnen darm zoodanignbsp;vastgeklemd zat in het lieskanaal, dat het mij eenige moeitenbsp;kostte om ’tlos te krijgen.

En waarlijk deed zich dit jaar weer een dergelijk geval voor.

Het betrof een sandelhouthengst van 12 jaar die tegen half tien in den morgen wegens koliek verschijnselen ternbsp;behandeling werd aangeboden. Aan den gang bespeurde iknbsp;niets bijzonders, evenmin aan de mest, welke middels eennbsp;injectie van glycerine spoedig ontlast werd. Pols, klein, hardnbsp;en meer frequent. Temperatuur in het rectum 38, 7. Ver-

Deel XI, Afl. 4.



17

-ocr page 258-

I

schijnselen van tympanitis niet aanwezig, darmgeruischen goed te hooren.

Op het onderwijl voor hem klaargemaakte stroobed rolde het wat heen en weer. Na eenige voorschriften gegeven tenbsp;hebben ging ik heen, daar bezigheden elders mij riepen.

Tegen twaalven teruggekeerd zijnde, vernam ik, dat het . dier nog steeds koliekverschijnselen vertoonde. Bij onder*nbsp;zoek van het scrotum, viel mij terstond op, dat de rechter-bal sterk opgetrokken was en bleef, min ot meer bezweet wasnbsp;en de zaadstreng als een vrij harde, gezwollen, pijnlijkenbsp;massa te voelen was. Ik dacht dadelijk aan een geïn-carcereerde hernia inguinalis en gaf patient een onder-huidsche injectie van 0.3 gram morphine. Met de linkerhandnbsp;het rectum en met den rechter de liesring verder onderzoekende, bleek het spoedig dat ik ook werkelijk met eennbsp;rechtsche liesbreuk te doen had. Ik besloot onmiddelijk denbsp;taxis te beproeven; legde het dier opzijn linkerzijde en chloro-formiseerde het slechts zóóver tot de narcose mij evennbsp;voldoende toescheen. Ik gaf het een schuine rugligging ennbsp;plaatste het van achter middels bossen stroo iets hooger.nbsp;Terwijl het rechter achterbeen in abductie en iets meernbsp;naar achteren gefixeerd werd gehouden ging ik met mijnnbsp;goed ingeoliede linkerhand in het rectum, zacht trekkendenbsp;aan de darm en van het lieskanaal naar de buikholte,nbsp;terwijl ik met mijn rechter aan de laterale zijde van hetnbsp;rechter scrotum de manupulutie ondersteunde, door de gezwollen massa steeds naar binnen te duwen. Het gelukte mijnbsp;reeds vrij spoedig de repositie te bewerkstelligen en namennbsp;testikel en foeniculus spoedig de normale afmeting aan.

Het paard stond spoedig daarna op bleef rustig en toonde trek in eten door van het stroo te knabbelen, een weinignbsp;gras werd gretig genuttigd.

Later vernam ik, dat het dien morgen aan spring oefeningen had deelgenomen.

Waarschijnlijk, dat ook collegas’s in de gelegenheid zijn gevallen van Hydrocephalus chronica, of van hemiplegianbsp;laryngis te publiceeren, ziekten waarvan men hier ook zoonbsp;weinig hoort. In het zeldzame voorkomen, mogelijk de vol-

-ocr page 259-

komen afwezigheid van laatstgenoemd lijden in Neder-landsch-Indië, zou de hypothese van Huth in het Berk Thier-ilrtztl. Wochenschrift van 1896 No. 22 door hem ontwikkeld en waarin hij de oorzaak van het lijden meent te moetennbsp;zoeken in de algemeene bevestigings methode bij het cas-treeren waarbij de linker nerv. recurrens lichtelijk aan belee-digingen zou blootstaan, in zooverre steun kunnen vinden, datnbsp;de paarden hier dan ook bijna zoo goed als niet gecastreerd worden.

B. B.

T. D. H,

-ocr page 260-

DE TOESTAND VAN DEN VEESTAPEL !N DE RESIDENTIÈN TEGAL EN CHERI80N.

Om een juist oordeel te kunnen vellen over den toestand van den veestapel in een bepaalde streek, is het noodzakelijknbsp;op de hoogte te zijn van:

20.

3e.

4e.

5e.

Ie. de sterkte van den veestapel over de afgeloopen jaren; de gesteldheid van bodem en klimaat;nbsp;landbouw en veeteelt;nbsp;het gebruik van het vee voor den arbeid;nbsp;de voeding en verpleging.

Bijgaande tabellen verschaffen den lezer een gemakkelijk overzicht van de sterkte van den veestapel in de residentiënnbsp;Tegal en üheribon over de laatste vijf jaar.

TEGAL.

Afdeelingen.

Buffels.

Paarden.

Runderen.

1893.

Tegal......

33776

4213

519

Brebes.....

78520

7955

1430

Pamalang ....

41133

4922

316

Totaal. .

153429

17090

2265

1894.

Tegal......

34172

4327

520

Brebes .....

76490

7919

1331

Pamalang ....

41006

5036

322

Totaal. .

151668

17282

2173

-ocr page 261-

Afdeelingen

Buffels.

Paarden.

Runderen.

1895.

Tegal......

32651

4334

480

Brebes.....

79779

7924

1467

Pamalang . nbsp;nbsp;nbsp;...

40920

4766

309

Totaal.. .

153350

17024

2256

1896.

Tegal nbsp;nbsp;nbsp;.....

29931

4036

497

Brebes.....

74541

7521

1319

Pamalang ....

35630

4390

325

Totaal. .

140102

15947

2141

1897.

Tegal......

29785

3985

446

Brebes.....

70125

6931

1352

Pamalang ....

34881

4201

360

Totaal. .

134791

15117

2158

Afname van het

sterktecijfer van 1893—1897nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;. . .

18638

1873

7

CHERIBON.

Afdeelingen.

Buffels.

Paarden.

Runderen.

1893.

Cheribon.....

48778

4556

895

Indramajoe ....

41413

1928

271

Madjalengka

34789

3288

590

Koeningan •. nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.

28978

2596

327

Galoeh.....

33567

5849

299

Totaal. .

187525

18217

2382

-ocr page 262-

Afdeelingen.

Buffels.

1

Paarden.

Runderen.

1894.

Cheribon.....

46935

5025

852

Indramajoe ....

33963

1941

274

Madjalengka . nbsp;nbsp;nbsp;.

31347

3234

609

Koeningan ....

27376

2585

264

Gaioeh.....

33575

5683

279

Totaal. .

173196

18468

2278

1895.

Cheribon.....

42133

4311

901

Indramajoe ....

31257

1652

204

Madjalengka . nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.

27642

3000

556

Koeningan ....

26405

2590

298

Gaioeh . nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.

32917

6031

235

Totaal. .

160354

17584

2194

1896.

Cheribon ....

39273

4257

799

Indramajoe ....

26122

1932

239

Madjalengka . nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.

26411

3020

578

Koeningan ....

23987

2438

241

Gaioeh.....

32839

5769

219

Totaal.

148632

17416

2076

1897.

Cheribon.....

38331

4287

378

Indramajoe ....

22778

1832

230

Madjalengka . nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.

26328

3104

633

Koeningan ....

22338

2448

272

Gaioeh......

30041

4824

225

Totaal. .

139816

13495

1738

Afname van het

sterktecijfer van

1893-1897. . . .

47709

4722

644

-ocr page 263-

Al dadelijk blijkt hieruit, dat de karbouwen hieraan verreweg het grootste contingent leveren, terwijl paarden en runderen de groote minderheid vormen Tevens valt hetnbsp;iedereen op, dat het sterktecijfer van de karbouwen ennbsp;paarden binnen den tijd van vijf ja ar sterk is gedaald. Aannbsp;welke oorzaken de achteruitgang van den veestapel in dezenbsp;gewesten is toe te schrijven zal weldra blijken, als de overigenbsp;punten van beoordeeling hierboven aangegeven, aan eenenbsp;nadere beschouwing worden onderworpen.

Oesteldheid van hodem en Tclimaat.

De hodem in deze gewesten bestaat hoofdzakelijk uit zware klei, alléén langs de kust is de grond lichter en minder vruchtbaar (rawah). Behalve de verspreid voorkomende wildhout-bosschen wordt een vrij groote oppervlakte van het meernbsp;zuidelijk gedeelte, dat bergachtig is in beslag genomen door vannbsp;Gouvernementswege aangelegde djatibosschen, terwijl hoenbsp;hooger men komt in de bergen des te meer de natuurbosschennbsp;de overhand krijgen.

Het klimaat langs de kust is warm, meer zuidelijk en bergopwaarts is het ’s morgens en ’s nachts vooral, koel. In den Oostmoesson waait een hevige landwind (koembang), terwijlnbsp;in den Westmoesson de zeewind zich vaak geducht laat gelden.

In alle opzichten zou men hier een goeden veestapel mogen verwachten.

Landbouw en veeteelt.

De landbouw vormt evenals elders op Java de voornaamste bron van inkomsten voor den inlander. De rijst is het gewas,nbsp;dat het meest verbouwd wordt. Zoodra de westmoesson invalt, begint de sawahbewerking en het planten van de padi,nbsp;die, al naarmate de soort, na 3 — 6 maanden rijp is.

In streken, waar de sawah’s voldoende geïrrigeerd kunnen worden, wordt tweemaal per jaar geplant. Is dit niet het geval, dan wordt in den Oostmoesson polawidjo verbouwd, waaronder verstaan wordt: djagoeng (maïs), katjang, ketelaenkedelé.

Het gewas, dat in de tweede plaats in aanmerking komt, is het suikerriet. Een vrij groot deel van den hodem wordtnbsp;beplant met suikerriet, terwijl in de hoogere streken meer ennbsp;meer werk gemaakt wordt van koffie, tabak en indigo.

-ocr page 264-

De arbeid, die noodig is voor het bewerken van den grond, het afvoeren van de producten en wat er verder met hetnbsp;landbouwbedrijf in verband staat, wordt hoofdzakelijk geleverdnbsp;door den buffel, voor een klein gedeelte door het paard. Hetnbsp;rund kan hier heel gevoegelijk buiten beschouwing blijven,nbsp;aangezien het geringe aantal bijna uitsluitend geleverd wordtnbsp;door de melkerijen van particulieren. Hieruit volgt, dat denbsp;landbouw zonder den buffel niet denkbaar is, derhalve aannbsp;dit dier behoorlijke zorg moet besteed worden.

En rationeele veeteelt is tot heden iets onbekends op Java, de fokkerij wordt geheel aan de zorg van moeder natuurnbsp;overgelaten.

¦I

Dat dit niet altijd tot het gewenschte resultaat leidt, bewijst het feit, dat niet alleen het sterktecijfer sedert jaren zeernbsp;dalende is, doch dat ook de afzonderlijke individuen kleinernbsp;van stuk worden (kébo krikil of badjang). In den oostmoesson, de rusttijd voor den karbouw, als er tenminste geennbsp;contract met suikerfabrieken is gesloten, vindt de bevruchtingnbsp;meestal plaats. Al grazende in groote kudden onder toezichtnbsp;van een paar karbouwenjongens worden de tochtige dieren besprongen, er is dus geen sprake van, dat gelijksoortige dieren metnbsp;elkander paren; het resultaat ligt dan ook voor de hand.

Om hun karbouwen te onderkennen, letten de inlander op-drie zaken z 1: de richting der horens, de haarwervels op het . lichaam en de lengte van den staart.

Tegen het einde van de zwangerschap wordt het moeder-dier afgezonderd, de baring verloopt meestal zonder stoornissen.” Bezit het kalf voldoende kracht om de moeder te volgen, dannbsp;gaat deze weer grazen in de nabijheid van den k-'impong.nbsp;Bijzondere leefregels, wat de voeding betreft, worden dus nietnbsp;in achtgenomen.

Met de paardenfokkerij is het al even treurig gesteld.

Gébruik voor den arbeid.

Alvorens den karbouw voor den arbeid te kunnen gebruiken moet hij vier jaar oud zijn en gedresseerd worden. Een groote mate van geduld wordt hiervoor vereischt, omdatnbsp;het dier vaak koppig is en weigert te trekken Om hemnbsp;gemakkelijk in bedwang te kunnen houden, wordt er met

-ocr page 265-

behulp van een puntige bamboe eene opening gemaakt in het neusmiddenschot, waardoor een touwtje ter dikte van eennbsp;potlood gaat, dat achter de horens wordt vastgebonden.

Voor de sawahbewerking kan de buffel door geen ander dier vervangen worden.

In het begin van den westmoesson, als de regens doorkomen, is de drukke tijd voor den landbouwer aangebroken. ’s-Morgens tegen zes uur worden de karbouwen naar denbsp;sawah gedreven, om tot ongeveer tien uur daar werkzaamnbsp;te zijn. Het voorttrekken van den ploeg, die vrij diep doornbsp;den bodem snijdt of van de egge, die zwaar belast wordt, kostnbsp;verbazende krachtsinspanning. De arbeidsduur is hier echternbsp;aan evenredig. Tegen tien uur, als het warm begint te worden, is het werk voor den buffel afgeloopen, om ’s middasnbsp;van vier tot zes uur hervat te worden. In dien tusschentijd,nbsp;de warmste uren van den dag, kunnen de dieren baden alsnbsp;er stroomend water in de buurt is of zich tot af koeling wentelen in een moddespoel en grazen. Is eenmaal de padinbsp;geplant, dan breekt een tijdperk van rust aan. Wordt ernbsp;tweemaal ’sjaars geplant, dan moet ook de buffel meer werknbsp;verrichten. Toch bevindt hij er zich uitstekend bij, mits denbsp;voeding niet te wenschen overlaat, zooals ik gedurende mijnnbsp;verblijf in deze gewesten heb kunnen waarnemen.

Geheel anders is het gesteld met de buffels, die na afloop van den sawuiharbeid op suiker ondernemingen gebi'uikt worden z. g.nbsp;contractskarbouwen. Wanneer het riet rijp is wordt het gesneden en met karren getrokken door een of twee buffels, naarnbsp;de fabriek gebracht. Soms liggen de riettuinen 10 a 12 K. M.nbsp;van de fabriek verwijderd, terwijl de vracht per kar gewoonlyknbsp;750—lOOP K. G. bedraagt. De nadeelige gevolgen van dezennbsp;arbeid blijven niet uit. De buffel is nu eenmaal geen diernbsp;om groote afstanden op grintwegen af te leggen, dikwijlsnbsp;op het heetst van den dag. Menigvuldige sterfgevallen tredennbsp;dan ook op gedurende den maaltijd, wat niet te verwonderennbsp;is, de leefregel van den buffel in aanmerking genomen. Tochnbsp;zijn er administrateurs, die zich maar niet kunnen voorstellen, dat er jaarlijks zooveel sterfgevallen voorkomennbsp;onder hun veestapel, niettegenstaande het betere voer, dat

-ocr page 266-

10

hun buffels krijgen vergeleken met die van den desaman, in den vorm van rietblaren en stroop. Er wordt te weinignbsp;over nagedacht, dat elk individu op den duur bezwijkt, alsnbsp;het zware diensten moet presteeren, geheel in strijd met zijn

natuurlijken aanleg, al is de voeding

' zoo intensief. Daarbij blijft het in ieder geval een éénzijdige voeding, dienbsp;het lichaam nooit ten goede komt,

Zoolkneuzingen en verzweringen, aandoeningen van het spijsverteringskanaal tengevolge van het eenzijdig en ongeregeld voeren, het laten werken tijdens de grootste hitte vannbsp;den dag, niet op tijd laten baden zijn de oorzaak van denbsp;sterfgevallen, waartegen natuurlijk alle medicijnen vruchteloosnbsp;blijken. Uit vertrouwde bron weet ik, dat in één district,nbsp;waar een paar suikerfabrieken gelegen zijn van ultimo 95 totnbsp;ultimo 97 de veestapel met ± 500 buffels is verminderd Ernbsp;is nog een andere factor, ongetwijfeld de voornaamste, dienbsp;den achteruitgang van den veestapel bevordert nl;

De voeding en verpleging.

Zooals terloops reeds vermeld, maakt de inlander hier niet veel werk van, zelfs niet, als de buffel zwanger is of pasnbsp;gekalfd heeft. Het voedsel bestaat uit gras, dat de dierennbsp;z-elf opzoeken. Was het nu maar steeds in voldoende hoeveelheid te vinden, dan bestond er geen reden tot klagen, dochnbsp;dit is juist niet het geval. Na afloop van de Sawahbewerking laatnbsp;zich het gebrek aan gras al merkbaar voelen, alle gronden zijnnbsp;beplant, zoodat men heinde en ver moet zoeken om een plekje te vinden, waar de dieren kunnen grazen. In de vlaktenbsp;zijn vrijwel alle gronden productief gemaakt, zoodat een verhuizen met de dieren naar de bosschen en het gebergtenbsp;noodzakelijk is geworden Niet altijd bestaat daarvoor evenwel de gelegenheid, er blijft dan niets anders over, dan tenbsp;voeren met rijststroo, benevens afval van polowid,o, als dja-goengblaren en katjang. Het gras uit de wildhout bosschennbsp;(glagah) is vaak de oorzaak van indigestie en darmcatarrh,nbsp;waaraan een buffel met zijn gering weerstandsvermogen tegen aandoeningen van het spijsverteringskanaal, al gauw bezwijkt.

Er is een tijd geweest, dat er in de vlakte bij iedere desa

-ocr page 267-

11

weigi’onden te vinden waren, heden béhooren ze tot de zeldzaamheden. Tengevolge van het duidelijk merkbaar streven, om zooveel mogelijk gronden productief te maken, neemt denbsp;hoeveelheid arbeid, die gepresteerd moet worden jaariijks toe,nbsp;terwijl de veestapel, zoowel wat de kwantiteit als de kwaliteitnbsp;betreft, met rassche schreden achteruitgaat, voorwaar eennbsp;bedenkelijke toestand.

Als bewijs hiervoor kunnen do volgende cijfers dienen, die evenals de voorafgaande, verstrekt zijn door de districtshoofden en dus den toestand zeker niet ongunstiger voorstellen dan hij werkelijk is.

District.

Oppervlakte bebouwde

Sawah’s (bahoe )

Aantal buffels.

n885

8480

± 15000

Bandjarardja.11894

14109

14609

|1897

14661

12873

De ondervinding leert, dat van het aantal karbouwen, dat in een bepaalde streek voorkomt de grootste helft gebruiktnbsp;kan worden voor den arbeid. In het jaar 85 moesten dusnbsp;8480 bahoe sawah bewerkt worden door 8000 karbouwen,nbsp;wat zeker niet te veel is ; in 97 echter door -j- 7000 karbouwennbsp;14661 bahoe sawah, dus meer dan tweemaal zooveel. Eénnbsp;span buffels voor 2 bahoe sawah is de gewone regel, in ditnbsp;district is het dus al ruim 4 bahoe. Het noodzakelijk gevolgnbsp;is, dat de dieren op te jeugdigen leeftijd gebruikt worden,nbsp;hetgeen zeer belemmerend op de volkomen ontwikkeling dernbsp;verschillende lichaamsdeelen en hoogst nadeelig werkt op denbsp;nakomelingschap. Mij zijn trouwens reeds districten bekend,nbsp;waar een feitelijk tekort bestaat aan buffels ; het laat zichnbsp;aanzien, dat de bestaande wanverhouding grooter wordt.

Aanschouwt men twee buffels, een van de vlakte en een uit de bergstreken, waar ze onder veel gunstiger voorwaardennbsp;leven, Voor een ieder, die eenigszins een blik heeft ter

-ocr page 268-

12

onderkenning van sclioone vormen, zal liet verschil duidelijk in het oog springen.

Aan behoorlijke verpleging wordt gewoonlijk niet gedacht, vooral in den westmoesson, als de sawah’s bewerkt worden, hebben vele buffels geen onderkomen. Velen verblijven op de sawah,nbsp;ondervinden de nadeelige gevolgen van het binnendringen in hetnbsp;lichaam van verschillende miasmen, die vaak oorzaak zijn vannbsp;plotselinge sterfgevallen. Behalve dat in .Cheribon in 95 en 96nbsp;-!- 5000 buffels stierven aan septichaimia hemcerrhagica, komen in beide gewesten jaarlijks sporadische ziekten voor innbsp;de vlakte, die op den langen duur vrijveel slachtoffers eischennbsp;en het gevolg zijn van de minder gunstige hijgienische verhoudingen waaronder de dieren leven. Zoo ziet men, het eenenbsp;is een gevolg van het andere, ten slotte moet echter alles opnbsp;rekening gesteld worden van de bestaande wanverhoudingen.

In de hoogere sti'eken komen die ziekten niet voor, ook bijna niet in Pekalongan, waar de veestapel in alle opzichtennbsp;veel beter is, hetwelk voornamelijk te wij ten is aan de beterenbsp;voeding; een paar paal van zee begint het bergterrein zichnbsp;daar al te vertoonen, zoodat de welgronden mede goed vertegenwoordigd zijn.

Met het paardenras is het allertreurigst gesteld. Gebruik op te jeugdigen leeftijd, onoordeelkundig fokken, slechtenbsp;voeding en verpleging zijn de factoren, die langzaam maarnbsp;zeker tot een wissen ondergang van het ras leiden.

De dieren zijn meestal reeds versleten, vóórdat ze volwasssen zijn. Tot heden werd door de Regeeriirg niets gedaan, watnbsp;ook maar eenigszins lijkt op verbetering van den veestapel.

De bevolking zelf doet niet de minste pogingen om verandering in den toestand te brengen, wat zeer begrijpelijk is, omdat een kalf of veulen haar' onder de tegenwoordigenbsp;omstandigheden, nu goede welgronden schaar worden, meernbsp;kosten aan opvoeding dan ze later ooit opbrengen. De prikkelnbsp;tot vei’cdeling bestaat dus niet, daarmede houdt alles op.

Ik meen hiermede voldoende te hebben aangetoond de oorzaken van den achteruitgang van den veestapel en wenschnbsp;meteen de middelen aan te geven tot verbetering.

In de allereerste plaats zorge men voor goede welgronden in

-ocr page 269-

13

voldoende hoeveelheid, brenge op groote schaal de castratie in toepassing met de bedoeling de bevolking er mede vertrouwd te maken, wat best gaat, zooals ik dagelijks ondervind met de methode van het kloppen op den zaadstreng,nbsp;die in Tegal spoedig algemeen in zwang zal zijn.

Deze manier van castreeren is uiterst gemakkelijk en niet gevaarlijk, dus de aangewezene-, alle andere methoden, waarbij asepsis een vereischte is, kunnen niet aan de bevolkingnbsp;worden overgelaten. Eenmaal overtuigd zijnde, dat slechtnbsp;ontwikkelde stieren ónmogelijk goede nakomelingen kunnennbsp;verwekken, zal zij deze castreeren en zoodoende uitsluitennbsp;van de voortteling-, waardoor het ras moet verbeteren. Wanneer meerdere ondernemingen zich voor het transport gaannbsp;bedienen van Décauville-spoor, wat wel te voorzien is, zalnbsp;ook dit ertoe bijdragen dat de buffel minder geëxploiteerdnbsp;wordt. Zooals er nu mee omgesprongen wordt, grenst hetnbsp;vaak aan dierenmishandeling. De buffels uitsluitend gebruiken voor de Sawahbewerking en hoogstens de rietkarrennbsp;laten trekken van uit de snijtuinen naar den grintweg, waarnbsp;het werk door runderen of paarden wordt overgenomen, dienbsp;er in alle opzichten beter voor geschikt zijn. Al kan hetnbsp;rund momenteel niet zooveel kracht ontwikkelen als de buffel, het bezit veel meer „aüsdaüer,” houdt het goed uit innbsp;de hitte zonder baden, en de hoorn van de klauwen is dikkernbsp;en harder, zoodat ongestraft groote afstanden kunnen wordennbsp;afgelegd.

Mocht nu en dan eens zoolkneuzing optreden, dan zijn in ieder geval de sandalen van gepraepareerde runderhuidnbsp;aan te brengen, wat bij den buffel moeielijk gaat, omdat bijnbsp;het neerzetten van den klauw de beide helften verder vannbsp;elkaar wijken, zoodat de sandalen of te vast worden gebonden en dan hinderen, of te los en dan verloren gaan.

Op een geschikt terrein een fokkerij op niet te groote schaal oprichten van runderen, die hier nog steeds tot de zeldzamenbsp;verschijningen behooren.

Eindelijk uitstekende dekhengsten invoeren en belasting heffen op de hengsten, die geschikt zijn voor de -voortteling,nbsp;opdat de bevolking er toe overgaat ze te casti’eeren.

-ocr page 270-

14

Dit zijn alle middelen, die zeker tot het gewenschte doel kunnen leiden.

In de natuur gaat alles geleidelijk; een reeks van jaren verstrijkt, alvorens een veeras door verwaarloozing totalenbsp;wijziging ondergaat. Is echter eenmaal het natuurlijk evenwicht verbroken d. w. z. zijn de werkkrachten over een heelnbsp;gewest ontoereikend om de hoeveelheid arbeid te leveren be-noodigd voor het bewerken van den bodem en het atvoerennbsp;van de producten, dan zal blijken, welke groote bezwarennbsp;zich voordoen om tot een gezonden toestand te geraken. Datnbsp;het in deze gewesten zoover zal komen, is zeker.

Vóórdat het dus te laat is, de aangewezen middelen met alle kracht toegepast.

’T HOEN.

Tegal Juni 1898.

Qouvernements-veearts.

-ocr page 271-

EEN KLEIN FOKKERIJ VAN SANDELHOUT PAARDEN IN DE PREANGER.

Onlangs werd ik door de welwillendheid van den eigenaar van een kleine fokkerij in de Preanger in de gelegenheidnbsp;gesteld deze te bezichtigen.

Ik behoef niet te zeggen, dat ik zijn uitnoodiging met graagte aannam, daar ik mij zeer interesseer voor het Sandel-houtpaard en in het bijzonder voor het streven en werkennbsp;van de vereeniging het Sandelhout Stamboek en ik nu dusnbsp;in de gelegenheid zou zijn mij te overtuigen van eenigenbsp;resultaten, door die vereeniging verkregen.

Ik was zoo gelukkig van den eigenaar de toestemming te verkrijgen, eenige cijfers en feiten te mogen noteeren

De rit naar de plaats van bestemming was op zichzelf reeds een bron van genot. De heerlijke temperatuur, denbsp;goede rijweg en de schoone uitzichten verhoogden het genoegennbsp;van het uitstapje.

De stoeterij is gelegen op eene hoogte van 4000 voet en indien het klimaat iets droger ware, zou ik geen beter plaatsnbsp;voor eene dergelijke inrichting wenschen. Het te groote aantal regendagen in den West moesson is trouwen voor Javanbsp;en algemeen bezwaar voor de fokkerij van paarden.

Dit in aanmerking nemende, komt het mij voor dat overigens het koele klimaat een goeden invloed moet hebben op denbsp;de ontwikkeling der veulens.

De fokkerij heeft de beschikking over zeer goed gras en overvloedig stroomend water.

De inrichting der stallen bevond ik hoogst eenvoudig maar practisch. De hoofdstal, waar de merries met de jonge veulensnbsp;stonden, gespeend en ongespeend, was een dubbele langstalnbsp;met een voedergang in het midden.

-ocr page 272-

16


de


veulens van af hun 7e maand ± 2 op 21/2 M. die voldoelde


De paarden, en ook stonden allen in boxes vannbsp;ruimte gaven.

De jonge hengsten waren in stallen op eenigen afstand van de merriestallen ondergebracht evenzoo de dekhengst.

Eenige bouws weidegrond lagen in de onmiddelijke nabijheid der stallen en waren door paggers in verschillende af-deelingen verdeeld, welke van elkander gescheiden zijn door strooken grond, beplant met voedergewassen, zoodat hengstennbsp;en merries op voldoenden afstand in de verschillende weidennbsp;van elkander bleven.

Ook de merrieweiden waren nog afzonderlijk verdeeld voor veulen- en andere merries die door haar lastigtemperamentnbsp;de bezette- en veulen merries tot overlast konden zijn.

De weidegrond, te gering in uitgestrektsheid voor ’t aantal paarden, moet minder beschouwd worden als een middel omnbsp;de dieren in hun voeding te doen voorzien dan wel als eennbsp;paddock, een plaats waar de paarden kunnen losloopen.

Toch had de fokker zorg gedragen dat de weiden van goede grassoorten waren voorzien; voornamelijk trof ik eraankaka-watan een goed voedings gras, waar paarden zeer op belust zijn.

Het uitsluitend kweeken van deze grassoort vereischt noodige en blijvende zorg.

De stoeterij is begonnen met 4 merries, door tusschenkomst van de vereeniging het Sandelhoutstamboek te Soemba aangekocht.

De merries waren:

1. nbsp;nbsp;nbsp;No. 7 sandelhoutstamb. bruin,

2. nbsp;nbsp;nbsp;,,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;19nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;„nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;„

3. nbsp;nbsp;nbsp;,,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;51nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,,

4. nbsp;nbsp;nbsp;„nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;38

Deze merries, allen flink gebouwde paarden, doch met tal van gebreken in vormen, vooral ten opzichte van rug, lendennbsp;en kruis en van de beenen, die allen wat licht waren, blekennbsp;mij voor de stoeterij gekozen te zijn in de eerste plaats wegensnbsp;haar vrij zware lichaamsbouw.

Opmerkelijk is het, dat ik bij zwaar gebouwde exemplaren toch constateerde dat de beenen te licht waren. Hierbij moet


3'117./

4'77

4'i77’

4'17.,”


(1.24M) 7 (1.27M) 6nbsp;(1.29M) 8nbsp;(1.29M) 6


jaar.


-ocr page 273-

17

echter vermeld worden, dat zoo goed als alle merries, die van Soemba zijn geimporteerd dezelfde gebreken aan rug, lendennbsp;en beenen vertonnen, zooals ik las uit het verslag der keuringscommissie van de tentoonstelling van bet Sandelhout-stamboek te Bandoeng in 1896, indertijd opgenomen in denbsp;veeartsenij kundige Bladen.

De merries No. 7 en No. 51 werden bevrucht aangevoerd uit Soemba en maakten al spoedig na aankomst de stoeterij rijkernbsp;met 2 merrieveulens, waarvan dat van No. 7, zooals hierondernbsp;blijken zal, tengevolge van betere voeding en verpleging 2V2nbsp;duim hooger werd dan de moeder.

Merrie No. 7 is sedert gestorven; met de 3 andere werd de fokkerij met behulp van den hengst der stoeterij voortgezet.

Deze hengst No 15 is een aandachtige beschouwing meer dan waard. Zelden zag ik een schooner exemplaar van hetnbsp;Sandelhoutras; donkerbruin van kleur en zeer zwaar gebouwd,nbsp;mat hij op 5 jarigen leeftijd bij inschrijving in het stamboeknbsp;4 3” (1.34M).

Bij eene nieuwe meting, gedurende mijn bezoek aan de fokkerij, bleek hij 4'4” (1.36M) te zijn. Hij begon zijnenbsp;diensten te prestoeren op 5 jarigen leeftijd.

De volgende staat geeft een overzicht van den stand der fokkerij op het oogenblik dat ik haar bezocht.

18

Deel Xr, Afl, 4.

-ocr page 274-

1893

Merrie No. 7

(drachtig aangevoerd) 1

Merrie No. 61

(zwart) geh. 6 Juli.

1894

1895

1896

1697

Merrie No. 7

dood.

JMerrie No. 51.} (Hengst No. 15.]

(Merrie No. 51.( (Hengst No. 15.]

1

(Merrie No. 51.( (Hengst No. 15.]

Merrie No. 51

(drachtig aangevoerd), 1

Merrie No. 51a

(zwart) geh. 6 Nov.

Hengst No. 5Ib

(vos) geb. 6 Oct.

(Merrie No. 19.) (Hengst No. 15.]

1

Voshengst veulen gestorven bij geboorte.

(Merrie No. 19.( (Hengst No. 15.]

1

Hengst No 51c

(zwart) geb 19 Juni.

Merrie No. 19

verkocht.

1

Hengst No. IQa

(bruin) geb. 22 Nov,

No. 19 deed zich drachtig voor sloegnbsp;gedurende het ge-heele jaar dennbsp;hengst at' maarnbsp;kreeg geen veulen.

(Merrie No. 38.} (Hengst No. 15.]

(Merrie No. 38.( (Hengst No. 15.]

1

Merrie No. 38a

(vos) g’estorveu als veulen van 5nbsp;maanden.

1

Merrie No 38b

(bruin) geb. 8 Maart.

Merrie No. 67. Hengst No 15.

1

Hengst No 67a

(bruin) geb. 25 Juli.

(Merrie No. 51.gt; ^Hengst No. 15.(

Merrie No. 38

verkocht.

(Merrie No. 67.} ^Hengst No. 15.j

Merrie No. 51a Hengst No. 15.

Merrie No. 33. Hengst No. 45.

1898

-ocr page 275-

19

Het merrieveulen van merrie No. 7 en een onbekenden vader uit Soemba, waarvan ik reeds boven melding maakte,nbsp;zag ik kort na de geboorte in Juli 1893. Het was toen eennbsp;goed ontwikkeld diertje, wat hoog op de beenen en gaf eenigs-zins den indruk van een Engelsch veulen.

Op den leeftijd van 7 maanden mat het volgens de aantee-keningén waarvan ik op de fokkerij kennis nam, 3'4” (1.12M). De moeder stierf toen, zoodat het gespeend werd en in hetnbsp;vervolg in de weide liep.

Op den leeftijd van 9 maanden kreeg het een ongeval aan, een der beenen; vermoedelijk ten gevolge van e en slangenbeet-waardoor het gedurende 2 maanden op 3 beenen heeft geloopen.nbsp;Op éénjarigen leeftijd mat het 4' (1.256M) en kreeg kortnbsp;daarop lichte droes.

Op 2 jarigen leeftijd had het een hoogte van 4'ly,” (1.29M) en op 3 jarigen leeftijd van 4'2” (1.31M) bereikt, toen kreegnbsp;het voor de 2e maal droes.

Op den 24en April 1897 werd het in het stamboek ingeschreven onder No. 67. Den 25e‘i Juli 1897 wierp deze merrie een hengst,nbsp;veulen. Niettegenstaande de gebrekkige achterband en de abnornbsp;male stand der achterbeenen van de moeder, was het veulen^nbsp;hoewel klein, zeer goed gebouwd en heeft het een goed kruis-

Het 2® merrieveulen van een onbekenden vader uit Soemba en de stamboekmerrie No. 51, hoog 4'1Y2 (1-29M) werdnbsp;geboren 6 November 1894.

Het bleek een goed gebouwd zwaar veulen met ietwat zwijns. ooren.

Op den leeftijd van 7 maanden mat het 3'6'’ (I.IOM) op éénjarigen leeftijd 3'11” ('1.23M), op 2 jarigen leeftijdnbsp;4'1” (1,28 M) en is het thans op 3 jarigen leeftijd uitge.nbsp;groeid tot een zwaar paard van 4 2” (1.31M) terwijl vannbsp;de zwijnsooren weinig merkbaar is. Aan dit paard is duidelijknbsp;te zien dat het een goede jeugd gehad heeft; het is echternbsp;niet zonder fouten; de rug moest korter zijn.

Merrie No. 5l kreeg daarop 6 October 1895 een voshengst veulen No. 51amp;, het eerste veulen van den hengst der stoeterij.nbsp;Bij de geboorte was het een flink dier, hoewel niet zoonbsp;zwaar als zijn andere zuster 51fl, hierboven vermeld.

-ocr page 276-

20

Zij a hoogte bedroeg op den leeftijd van 1

igt; nbsp;nbsp;nbsp;!gt; ;j IV2

jaar 4’ nbsp;nbsp;nbsp;(1.256 M)

(1-29 M)

„ nbsp;nbsp;nbsp;„nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;„nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;2nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;„nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;4'3” (1.33 M)

„ nbsp;nbsp;nbsp;„nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;2%nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;„nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;4’4” (1.36 M).

Voor waar nbsp;nbsp;nbsp;een zeernbsp;nbsp;nbsp;nbsp;gunstignbsp;nbsp;nbsp;nbsp;resultaatnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;daarnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;de moeder slechts

d’lYa” (1.29 M) meet. Het is te verwachten dat dit veulen een paard zal worden van 4’5” (1.39 M).

In 1896 werd het op de tentoonstelling bekroond met den len prijs en in 1897 eveneens met den len prijs, die het diernbsp;ten volle verdiende.

Het is een zeer schoon zwaar paard waarop weinig is aan te merken. De rug en lenden zou ik slechts een weinignbsp;korter wenschen,

In nbsp;nbsp;nbsp;hetnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;zelfdenbsp;nbsp;nbsp;nbsp;jaarnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;wierpnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Merrienbsp;nbsp;nbsp;nbsp;No.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;19 (4’’/,”) 1.27

M. den 22en November 1895 een bruinhengst veulen, dat bij de geboorte iets tegenviel. Het kruis liet wat tenbsp;wenschen over, het was te hellend, voor het overige goednbsp;ontwikkeld.

Op éénjarigen leeftijd had het een hoogte van: 4’ (1.256 M); op D/a jaar leeftijd d’iy./’ (1,29 M.) Op den leeftijd van 2nbsp;jaar mat het 4’2” (1.31 M); het kwam toen goed bij en denbsp;stand der voorbeenen die aanvankelijk te wenschen overlietnbsp;(bokbeenig) werd weer normaal. Bokbeenigheid bij jongenbsp;veulens, niet toeteschrijven aan te veel loopen, dan wel tenbsp;veel weiden op hellend terrein, schijnt een tijdelijk gebreknbsp;te zijn, dat zich op rijperen leeftijd redresseert; mits hetnbsp;veulen ook daarnaar verzorgd en verpleegd wordt zal hetnbsp;zich ook volkomen herstellen.

De verbinding van lenden en kruis liet iets te wenschen over.

Thans mat het dier op 27., jaar 4'3” (1.33 M.) Het is uitgegroeid tot een schoon en krachtig paard en levert eveneens het bewijs, dat met een goede voeding en verplegingnbsp;en een oordeelkundige keuze van fokdieren het door denbsp;stamboek vereeniging beoogde doel betrekkelijk zeer spoedignbsp;bereikt kan worden.

Het jaar 1896 was voor de fokkerij zeer ongunstig. Merrie No. 51 verwierp haar veulen; merrie No. 19 deed


-ocr page 277-

21

zich voor alsof zij drachtig was, sloeg het geheele jaar den hengst af, doch bleek later niet bevrucht te zijn.

Merrie No. 38 wiei’p een vos merrie veulen, dat echter slechts 5 maanden oud werd en tengevolge van een keelontsteking bezweek.

Bij meerdere geoefendheid van het inlandsch personeel op de fokkerij, is te verwachten dat het niet drachtig rakennbsp;van merries zich in de toekomst minder zal voordoen.

Den 19e» J^ni 1897 wierp merrie No, 51 een zwart hengst veulen dat bij de geboorte opvallend zwart was.

Toeneming van het aantal paarden maakte het wenschelijk naar wegen uit te zien om het onderhoud te vergemakkelijken. Bij wijze van proef werd dit veulen op den leeftijdnbsp;van 3 maanden geschoren, eene kunstbewerking die hetnbsp;jonge diertje in het koude klimaat niet best scheen te verdragen, want het had nu zeer veel last van vliegen en anderenbsp;insecten, werd ziek en vermagerde zichtbaar.

Ook andere proeven met veulens genomen leerden, dat in een koel klimaat scheren van al te jonge veulens niet wenschelijk is.

Toen het 7 maanden oud was kwam het weder bij en toonde opvallend zwaar in vergelijking met zijn tijdgenooten.nbsp;Het mat op dezen leeftijd 3’7” (1.13 M); op den leeftijd vannbsp;8 maanden 3’8” (quot;1.15 5 M) en op dien van 10 maandennbsp;3T0” (1.20 M).

Merrie No. 38 wierp 8 Maart 1897 een bruin-merrie, veulen dat bij de geboorte wat klein en smal was; vermoedelijk had het geleden door de zware ziekte van de moedernbsp;(goed. droes) gedurende den drachttijd.

Op den leeftijd van 7 maanden had het een hoogte van 3'7” (1.13 M) bereikt; steeds echter bleef het wat smal. Toennbsp;het een jaar was mat het 310” (1.20 M). Deze hoogtenbsp;valt tegen, vergeleken bij die van de andere veulens opnbsp;den zelfden leeftijd. Het is ook tot nog toe wat smalnbsp;gebleven.

Haar moeder was een lastig paard; twist ziek van aard werd zij voor de andere merries en veulens in de weide hinderlijk, waarom de eigenaar besloot haar te verkoopen.

-ocr page 278-

22

Het zelfde was het geval met merrie No. 19, die om dezelfde reden van de hand werd gedaan.

Men neme in aanmerking dat de stoeterij grootendeels geheel aan het toezicht van inlanders is overgelaten en dat voor 9 paarden en veulens slechts 2 staljongens in dienst zijn. Ditnbsp;zou onmogelijk zijn, wanneer zich daaronder onhandelbarenbsp;paarden bevinden.

Den 25®n Juli ’97 wierp de stamboek merrie No. 67 die in de stoeterij is geboren uit merrie No. 7 haar Ie veulen,nbsp;een bruinen hengst. Dit veulen was bij de geboorte klein,nbsp;maar zeer mooi gebouwd.

Niettegenstaande het kruis en de achterbeenen van de moeder slecht zijn, heeft het een mooi kruis en goede achterbeenen.

In 3 maanden tijd zette dit veulen goed in de breedte uit, doch groeit het niet genoeg in de hoogte. De rug toont nunbsp;ook wat lang.

Deze toestand is tot nu toe zoo gebleven; het is op ’t oogenblik 7 maanden oud en meet 3'6'' (1.10 M).

In 1898 werd de fokkerij verrijkt met 2 merries door aankoop. De eerste is een jong dier van 2Y, jaar oud uit stamboek merrie No. 10 en Stb, hengst No. 15 der stoeterij.

Ze heeft een zeer slechte jeugd gehad; als veulen van 6 maanden deed ze reeds dienst als kinderrijpaard en bij aankoop op 2Y2 jarigen leeftijd had ze reeds getrokken.

Waar blijft de keur voor jonge paarden?

Het dier is koehakkig, het linkerachterbeen is gezwollen en het heeft 2 leggers; alle souvenirs, die het van den vori-gen eigenaar, een chinees, heeft medegekregen.

Ik kan niet anders dan het diertje geluk wenschen met zijn lotsverbetering.

Het meet thans slechts 4' (1.256 M) en blijkt dus hieruit nu duidelijk wat goede voeding en verpleging vermogen, als mennbsp;dit paard vergelijkt bij de 2 jonge hengsten hierboven vermeld, die van den zelfden leeftijd zijn en respectievelijk reedsnbsp;4'3” en 4'4” meten.

De andere aangekochte merrie is een flink zwaar paard, dat bezet is van hengst No. 45.

-ocr page 279-

23

Alle mei'ries zijn nu duidelijk drachtig; zoodat de fokkerij dit jaar weder met een aardige collectie staat vermeerderdnbsp;te worden.

Ziedaar de voornaamste gegevens uit eigen aanschouwing verkregen. Onbekend als wij in Indië nog zijn met resultaten, omtrent de fokkerij van Sandelhoutpaarden, kan men uitnbsp;voormelde gegevens nog weinig conclusies trekken; toch vermeen ik niet te apodictisch te zijn, wanneer ik verklaar, datnbsp;de jonge fokkerij door het bezit van twee 21/2 jarige veulensnbsp;van eene hoogte van 4'3” (1.34 M) en 4'4” (1.36” M), hetnbsp;bewijs geleverd heeft, dat de reeds tot het verleden behoorendenbsp;Sandelhouthengsten van die hoogte, op Java getokt kunnennbsp;worden, dank zij de pogingen der vereeniging het Sandelhout-stamboek en de door de regeering aan haar verleende steun.

Omtrent groei en ontwikkeling van veulens valt weinig op te merken, omdat de gegevens nog slechts enkele individuennbsp;betreffen.

Op grond van die gegevens is men op de fokkerij niet tevreden, wanneer een veulen tegen den 'speentijd (7 maanden)nbsp;nog niet de hoogte van 3'7” (1.13M) heeft bereikt, terwijlnbsp;een éénjarig veulen moet zijn 4 vt. (1.256 M.)

Volgens de door mij gedane meting zijn de 2^!.^ jarige hengsten 4 vt. 3 dm. (1.34M) en 4 vt. 4 dm. (1.36M). De vraagnbsp;rijst nu of deze veulens nog veel in hoogte zullen toenemen.nbsp;De vroeger gepubliceerde cijfers omtrent groei der paardennbsp;in het remonte depot te Poerabaja zouden doen verwachten,nbsp;dat deze bevestigend beantwoord moet worden en dan zouden deze veulens zelfs hengsten kunnen worden van 4'5”nbsp;(1.39M) en hooger. Dit ware zeker te wenschen; het is echternbsp;mogelijk, dat de goede voeding en verpleging van jongs af aannbsp;tengevolge heeft gehad, dat zij reeds jong hun grootstenbsp;hoogte bereikt hebben; de volwassen vorm dezer veulens geeftnbsp;wel aanleiding tot dat vermoeden.

Al ware echter zulks het geval, het resultaat verkregen met de fokkerij, die aangevangen is met kleine inferieurenbsp;merries mag bevredigend genoemd worden, wanneer de vereeniging kan wijzen op veulens van de hierboven vermelde hoogte.

-ocr page 280-

24

Intusschen zijn deze hooge paarden kostbare exemplaren geworden, zooals zal blijken uit de volgende cijfers, betreffende de kosten van voeding en verpleging.

Volgens mijn berekening, opgemaakt uit de gegevens die mij verstrekt werden, hebben deze paarden aan onderhoudnbsp;gekost f 8.— ’s maands, van af de geboorte. Zij zullennbsp;dus aan voeding en verpleging op 4 jarigen leeftijd den eigenaar komen te staan op; f 384.— ongerekend de kosten dernbsp;inrichting.

Het gedeeltelijk benutten van terreinen voor den aanplant van voedergewassen en het daarbij gebruik maken van de werkkrachten van staljongens en grassnijders doet echter verwachten,nbsp;dat bij toeneming van het aantal paarden de onderhoudskosten minder kunnen worden.

Ik stel mij voor dit onderwerp later uitvoeriger te behandelen.

Op ’t oogenblik is nog geen sprake van een fokkerij op voldoende schaal om paarden te leveren voor de geringenbsp;prijzen, die voor de remonteering besteed mogen worden.nbsp;Heett de hierboven bedoelde stoeterij over een voldoend aantalnbsp;hengstveulens te beschikken om daarvan ettelijke te castreeren,nbsp;dan zullen de eventueel te verkrijgen ruinen gedurende denbsp;laatste jaren, die zij in de fokkerij moeten blijven, ook veelnbsp;minder behoeven te kosten. Het is daarom zeer toe te juichen,nbsp;dat de aankoop van ruinen voor de remonte is toegestaan;nbsp;kon men nu nog een stap verder gaan, door te breken metnbsp;de uitsluiting van merries.

De hengst van de fokkerij is niet uitsluitend bestemd voor Sandelhoutmerries, maar heeft bovendien een groot aantal dekkingen met succes verricht bij paarden van de bevolking ennbsp;als ik hierbij vermeld, dat slechts merries van 4' (1.256 M)nbsp;worden toegelaten, zal ik niet nader behoeven te betoogen,nbsp;dat hij nuttig voor de remonteering van het leger werkzaam is.

De veulens van de bevolking, die ik in de nabijheid der stoeterij zag, waren echter veel minder ontwikkeld dan hunnbsp;halfbroeders en zusters, van gelijken leeftijd der fokkerij, hetgeen aan niet anders, dan aan het gemis van graanvoer moetnbsp;toegeschreven worden; ze zijn te ver van de gaba kist gebleven.

-ocr page 281-

25

Hulde brengende aan de pogingen die in de Preanger worden gedaan, zoowel door de Regeering als door de vereeniging het Sandelhoutstamboek, vrees ik toch dat de soendanees, dienbsp;èn zich zelf èn zijn kind te weinig voedt, er niet toe zal overgaan om zijn rijstschuur voor zijn paarden te openen, zoolangnbsp;hij slechts f 200. voor een voor de remonte geschikt diernbsp;kan uitbetaald krijgen.

Alsnu de door mij bezochte fokkerij ter zijde latende zij het mij vergund nog eenige gegevens te vermelden omtrent de zoonbsp;nuttige vereeniging het Sandelhoutstamboek in de Preanger.

Toen de vereeniging tot stand kwam, werd het door deskundigen betwijfeld of men ooit sandelhoutmerries op Java in voldoende mate zou kunnen importeeren om noemenswaardige resultaten te verkrijgen. Het Ie paard werd in hetnbsp;Stamboek ingeschreven op 6en Maart 1893. De vereenigingnbsp;heeft thans dus juist 5 jaar bestaan en de ondervinding heeftnbsp;geleerd dat inderdaad niet dan met veel moeite en volthardingnbsp;goede merries te bekomen zijn, hoewel niet in alle opzichtennbsp;goed maar dan toch moeders, die prachtige veulens gegevennbsp;hebben. De vereeniging heeft glukkig tot dusver meer opnbsp;de qualiteit dan op de quantiteit gewerkt. Op 't oogenbliknbsp;zijn geimporteerd 70 fokdieren. Dit aantal zou gemakkelijknbsp;het dubbele bedi’agen hebben, wanneer door den opkooper innbsp;Soemba niet zoo streng mogelijk gelet had moeten worden opnbsp;vorm, leeftijd, hoogte en robe der aan te koopen paarden.

Het spreekt van zelf dat deze fokdieren slechts langzamerhand en telkens in gering aantal werden aangevoerd en dat veelal de bij aankomst uitgeputte merries niet dadelijk geschiktnbsp;waren om bevrucht te worden.

Op het oogenblijk staan als geboren in het stamboek vermeld een kleine 80 veulens. Wanneer de fokkers door de practijk meer geleerd zullen hebben om hun merries opnbsp;geschikte tijden te doen bevruchten, spreekt het van zelf,nbsp;dat het aantal veulens dat geboren wordt jaarlijks moet toenemen. Men denke ook aan het moeder worden van denbsp;hiergeboren merrie-veulens, iets dat eerst vier jaren na hetnbsp;bestaan der vereeniging verwacht kan worden.

Tot mijn spijt moet ik eindigen met mijn leedwezen en

-ocr page 282-

26

mijne verwondering te kennen te geven, dat zooals mij uit een inzage van het Sand, stamboek bleek, niet alle paardenfokkers in de Preanger eigenaren zijn van Sand, paarden ennbsp;spreek ik het vertrouwen uit, dat ook zij zich dra zullennbsp;gaan toeleggen op de verbetering van dit waarlijk schoone ras.

Hulde breng ik aan ingezetenen van de afdeeling Malang der Eesidentie Pasoeroean, die het initiatief hebben genomennbsp;voor de aansluiting aan het bestaande Sandelhoutstamboek,nbsp;en ik uit ten slotte den wensch dat de vereeniging doornbsp;de regeering gesteund, moge voortgaan met op de wijze zoonbsp;als zij thans gedaan heeft, krachtig mede te werken totnbsp;veredeling van het paardenras, ook buiten de Preanger-Regent-schappen.

ID. S.

T JENDANA.

-ocr page 283-

N ASCHRIFT.

Ik acht het niet ónmogelijk, dat sommigen van onze lezers aan de juistheid van de meting ten opzichte van het 2'/g jarignbsp;veulen a 1.36 mtr. zullen twijfelen, daar men in de laatstenbsp;jaren nergens van zulk een taille .bij een Sandelhout veulennbsp;heeft gehoord.

Eerlijk gezegd, werd de opgave ook door mij een beetje gewantrouwd, te meer daar mij uit eigen ervaring bekend is,nbsp;hoe verschillend de uitkomsten bij het bepalen van de hoogtenbsp;soms kunnen zijn.

Dank zij de vriendelijkheid van den eigenaar, die ook mij tot een bezoek aas zijn private stoeterij uitnoodigde was iknbsp;kortelings geleden in de gelegenheid alles te zien en na tenbsp;gaan waarover schrijver dezes spreekt.

Gewapend met een goede maat, trok ik er heen en werkelijk de meting van 1.36 mtr. bleek mij volkomen juist, zoodat het m. i. te verwachten is, dat dit veulen, den volwassennbsp;leeftijd eenmaal bereikt hebbende, een hoogte zal aangeven vannbsp;1.40 mtr. Nu behoeft men zich daarover niet zóó erg tenbsp;verwonderen, want dat het Sandelhout paard oorspronkelijknbsp;veel hooger is geweest, dan de exemplaren, die men thansnbsp;ziet, zal iedereen u weten te vertellen, Ook is het voldoendenbsp;bekend, dat alleen mishandeling, slechte verpleging en tenbsp;vroegtijdig gebruik tot dien groeten achteruitgang hebbennbsp;geleid, zoodat het voor de hand ligt, dat daar waar dezenbsp;momenten niet bestaan, zooals in easu, de natuur hare rechtennbsp;herneemt.

De reeds nu verkregen resultaten wettigen ons volkomen, het vertrouwen uit te spreken, dat men spoediger dan mennbsp;aanvankelijk meende, er in zal slagen, om sandelhoutpaardennbsp;te fokken van een taille, zooals men die nog niet heeft gezien

-ocr page 284-

28

waardoor men in het bezit zal komen van een paard, dat met de besten zal kunnen wedijveren, zoowel wat aangaatnbsp;schoonheid van vormen, adel als deugdzaamheid.

Moedig daarom voortgegaan, fokkers, leden van het San-delhoutstamboek! Aan uw initiatief, aan uw beleid en volharding zal het te danken zijn, dat het zoo schoone ras in stand blijve niet alleen, maar dat het weer tot zijn oorspronkelijke deugd zal terug gebracht worden.

(Gérant.)

-ocr page 285-

OVER DEN GROEI DER PAARDEN IN NEDERLANDSCH-INDIË.

Ten vervolge op de opgaven, voorkomende op bladz 46 en volgende van den vorigen jaargang, volgen hier in staat-vorm eenige gegevens omtrent groei en gewicht der paarden,nbsp;welke in den loop van het jaar 1897 door het Kemonte-depótnbsp;te Poerabaja werden afgeleverd.

Alle daarin genoemde dieren hadden den leeftijd van 5 jaar bereikt.

De in de eerste kolom met een M gemerkte paarden zijn van het Makassaarsche ras, de overige zijn alle Sandelhouts.

Alle in het jaar 1897 afgeleverde paarden werden bij de korpsen van het Leger, hetzij bij de Cavalerie, dan wel bijnbsp;de Artillerie, ingedeeld.

Vlle PLOEG.

6 u

s g s s

dJ p!

ö

HOOGTE III METERS.

a

.B

‘S

p

S

S »

•S 1

.S ö

es

Dunr van het verblijf

bij de inrichting.

Bij aankomst bij het Depót.

Bij aflevering'.

278

1.265

1.327

62

303

minder dan 3 jaar.

288

1.270

1.325

55

322

gt;

295 M.

1.270

1.315

45

309

} ruim 2'/2 jaar.

302

1.240

1..302

62

290

303

1.256

1.276

20

278

312

1.261

1.297

36

318

ruim 2 jaar.

313

1.256

1.275

19

290

318

1.256

1.280

24

290

322

1.263

1.330

67

294

minder dan 2 jaar.

333

1.224

1.258

34

290

347

1.275

1.318

43

310

1

348

1.280

1.322

42

288

358

1.250

1.272

22

281

gt;ruim 11/2 jaar.

368

1.242

1.285

43

292

1) De uitdrukkintjen ruim en minder in deze kolom duiden aan hoogstens een kwartaal meer of minder.

-ocr page 286-

30

VlIIe. PLOEG.

lt;b u

§ g

^ §

03 nbsp;nbsp;nbsp;^

P5 fl

HOOGTE IN METERS.

n

B

0

Ü5

§ ^

— nbsp;nbsp;nbsp;0

s 1

0

•=gt;

lt;e 3

Duur van het verblijf

bij de inrichting-. *)

Bij aankomst bij het Depót.

Bij aflevering.

299

1.238

1.320

92

302

minder dan 2 72 j aar.

304

1.232

1.265

33

264

1 • • *

331

1.267

1.325

58

275

ruim 2 jaar.

345

1.275

1.312

37

272

minder dan 2 jaar.

357

1.250

1.270

20

270

1

362

1.238

1.265

27

282

gt; ruim 172 jaar.

371

1.246

1,280

34

276

.

375

1.256

1.295

39

285

gt; ruim 17.7 jaar.

383 M.

1.260

1.290

30

275

1

389

1.240

1.285

45

296

392

1.282

1.318

36

298

minder dan 172 j aar.

399

1 245

1.300

55

300

i

402

1.270

1.295

25

314

1 ruim 1 jaar.

419

1.244

1.285

41

290

IXe. PLOEG.

306

1.244

1.295

51

285

307

1.244

1.300

56

290

309

1.226

1.275

49

289

334 M.

1.260

1.310

50

301

335 M.

1.253

1.320

67

300

363

1.254

1.270

16

290

373

1.256

1.315

59

304

381

1.258

1.307

49

297

386

1.280

1.325

45

287

398

1.270

1.285

15

276

404

1.248

1.270

22

290

405

1 300

1.342

42

316

435

1.235

1.262

27

276

451

1.265

1.285

20

285

minder dan 2 ' /g

^ minder dan 2 jaar, ruim 0/2 jaar.

|minderdan 172 jaar. I ruim 1 jaar.

1) De uitdrukkingen Tuim en tuinder in deze kolom duiden aan hoogstens een kwartaal meer of minder.

-ocr page 287-

31

Xe PLOEG.

HOOGTE III METERS.

a

Sf

d ^

.d o gt;

Duur van het verblijf

g 9

S §

P5 Ö

Bij aankomst bij

Bij afleve-

.*s

cd

bij de inrichting. ')

het Depót.

ring-.

s

323

1.260

1.310

50

265

)

339 M.

1.256

1.298

42

290

[minder dan 21/., j aar.

341 M.

1.264

1.330

66

290

1

343

1.256

1.315

59

296

355 M.

1.256

1.295

39

284

ruim 2 jaar.

356

1.265

1.302

37

287

378

1.257

1.315

58

288

minder dan 2 jaar.

387

1.288

1.340

52

298

596

1.240

1.320

80

292

? ruim IY2 jaar.

423

1.256

1.295

39

272

1 minder dan2'/2jaar.

448

1.268

1.288

20

292

479

1.290

1.335

45

320

jruim 1 jaar.

491

1.250

1.300

50

260

492

1.256

1.300

44

286

minder dan 1j aar.

Xle PLOEG.

329

1.230

1.318

88

282

minder dan2 Y-» jaar.

361

1.308

1.365

57

325

366

1.246

1.300

54

282

ruim 2 jaar.

367

1.233

1.275

42

275

370

1.249

1.285

36

280

400

1.260

1.310

50

312

|ruim IY2 jaar.

403

1.250

1.280

30

272

408

1.250

1.295

45

276

ruim IY2 jaar.

421

1.240

1.285

45

308

1 minder dan 1Y2 jaar.

436

1.260

1.295

35

303

449

1.235

1.280

45

301

454

1.280

1.315

35

285

ruim 1 jaar.

460

1.270

1.290

20

286

470

1.275

1.298

23

272

1) De uitdrukkingen ruim en minder in deze kolom duiden aan hoogstens een kwartaal meer of minder.

-ocr page 288-

32

Bij de Sandelhout paarden der Vlle ploeg bedroeg de gemiddelde groei 40.7 m M; de laagste waargenomen groei, 19 m M, kwam voor bij een paard, dat ruim 2 jaar bij hetnbsp;Remonte-depot verbleef, en viel de hoogste groei, 67 m M.,nbsp;te constateeren bij een paard, dat gedurende minder dan 2nbsp;jaar bij de inrichting werd opgekweekt. Het tot die ploegnbsp;behoorende Makasaarsche paard groeide in ruim 2Y., jaarnbsp;45 m M.

Bij de Sandelhout-paarden der VlIIe ploeg bedroeg de gemiddelde groei 41.7 m M.; de laagste waargenomen groei, 20 m M., kwam voor bij een paard, dat ruim V2 jaar, denbsp;hoogst waargenomen 92 m M., bij een paard, dat minder dannbsp;2V2 jaar bij het depót verbleef. Het tot deze ploeg behoorendenbsp;Makassaarsche paard groeide in ruim Y2 jaar 30 m M.

De gemiddelde groei der Sandelhout paarden van de IXe ploeg bedroeg 37.6 m M., die van de Makassaarsche paardennbsp;58.5 m M. In deze ploeg werd de laagste groei 15 m M.nbsp;waargenomen bij een Sandelhout paard, dat minder dan IY2nbsp;jaar, en de hoogste groei 67 m M., geconstateerd bij eennbsp;Makassaarsch paard, dat minder den 2Y2 jaar bij het depótnbsp;verbleef.

In de Xe ploeg bedroeg de gemiddelde groei der Sandelhout paarden 48.5 m, M., die van de Makassaarsche paarden 49 m M., terwijl hier de laagst waargenomen groei, 20 m M.,nbsp;voorkwam bij een Sandelhout paard, dat minder dan IY3nbsp;jaar, en de hoogst waargenomen, 80 m M., bij een Sandelhoutnbsp;paard, dat ruim IY3 jaar bij het Eemonte-depót verbleef.

Van de paarden der XD ploeg, alle Sandelhouts, bedroeg de gemiddelde groei 43.2 m M. De laagst waargenomen groei,nbsp;20 m M., kwam voor bij een paard, dat ruim 1 jaar, de hoogstnbsp;waargenomen, 88 m M., bij een paard, dat minder dan 2Y2nbsp;jaar bij de inrichting vertoefde.

De gemiddelde groei van alle in 1897 afgeleverde paarden bedroeg dus voor de Sandelhouts 42.2 m M., en voor denbsp;Makassaren 48.5 m M.

Brengt men deze cijfers in verband met die van de jaren 1895 en 1896, dan vindt men dat de gemiddelde groei dernbsp;142 in de jaren 1895, 1896 en 1897 afgeleverde Sandelhout-

-ocr page 289-

33

paarden 40.8 m M-, en die voor de in de jaren 1896 en 1897 afgeleverde 12 Makassaren 39.9 m M. bedroeg.

Onder deze paarden bevindt er zich één of 0.65 %, dat slechts 6 m M , groeide.

Verder groeiden: drienbsp;nbsp;nbsp;nbsp;paarden

of

2.

0/

/n

van

10—15

acht

»

»

5.2

»

»

15—20

zeventien

»

»

11.

»

»

20—25

dertien

»

»

8.5

»

»

25—30

vijftien

»

»

9.7

»

»

30—35

vijftien

»

97

»

»

35—40

drie en dertig

»

»

21.4

»

»

40—50

een en dertig

»

»

20.1

»

»

50—60

twaalf

»

»

7.8

»

»

60—70

drie

»

»

2.

»

»

70—80

twee

»

»

1.3

»

»

80—90

m M.

terwijl ten slotte 1 paard 92 m M. in hoogte toenam.

Het eerste paard was bij aankomst in het Remonte-depot reeds 6 m M. boven de gewone remontc-maat; van de 3 paarden,nbsp;die slechts van 10—15 m M. groeiden, hadden er 2 juist denbsp;maat van 1.256 M. en het andere was er reeds 22 m M. boven.

Het paard, dat 92 m M. groeide, was bij aankomst in de inrichting 18 m M. beneden den gewonen remonte-maatnbsp;(1.256 M).

De laagste hoogte der afgeleverde paarden bedroeg 1.262 M. Zij kwam voor bij 2 paarden van 5 jaar, waarvan hetnbsp;eene bij aankomst 1.245 M. mat en het andere een hoogtenbsp;had van 1.235 M. Beide paarden verbleven respectievelijknbsp;minder dan D/^ en ruim 1 jaar bij de inrichting.

Verder waren er onder de afgeleverde paarden:

40 nbsp;nbsp;nbsp;stuksnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;vannbsp;nbsp;nbsp;nbsp;4nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;voetnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;(1.256 M.)nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;totnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;4nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;voetnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;1nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;duim (1.282nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;M.)

61 nbsp;nbsp;nbsp;»nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;»nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;4nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;»nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;1nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;duimnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;»nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;4nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;»nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;2nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;»nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;(1.309nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;»)

42 nbsp;nbsp;nbsp;»nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;»nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;4nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;»nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;3nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;»nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;»nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;4nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;»nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;3nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;»nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;(1.335nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;» )

9 nbsp;nbsp;nbsp;»nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;»nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;4nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;»nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;3nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;»nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;»nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;4nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;»nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;4nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;»nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;(1.361nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;» )

2 nbsp;nbsp;nbsp;» van meer dan 4 voet 4 duim, nl. 1.365 M.

Deel XI, Afl. 4. nbsp;nbsp;nbsp;19

-ocr page 290-

34

De gemiddelde gewichten der afgeleverde paarden bedroegen in 1897;

voor nbsp;nbsp;nbsp;denbsp;nbsp;nbsp;nbsp;VII^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ploeg

» nbsp;nbsp;nbsp;»nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;VIII®nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;»

» nbsp;nbsp;nbsp;»nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;IX®nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;»

» nbsp;nbsp;nbsp;»nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;x®nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;»

» nbsp;nbsp;nbsp;»nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;XI®nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;»

296 kG.

286 »

292 nbsp;nbsp;nbsp;*

287 nbsp;nbsp;nbsp;»

289 nbsp;nbsp;nbsp;»nbsp;hetgeen als gemiddeld over de in de jaren 1895 tot en metnbsp;1897 afgeleverde paarden ongeveer 292 kG. geeft.

B.

Ba VA VIA, 4 Juli 1898.

-ocr page 291-

DE VERWANTSCHAPSTEELT EN WORDINGSGESCHIEDENIS DER BEROEMDE RASSEN.

door Prof. Ad. Beul.

(Vervolg.)

Het SCHAl’ENEAS.

Ook het schapenras zal ons merkwaardige voorbeelden aan de hand doen omtrent den invloed van die verwantschapstceltnbsp;(breeding in and in) op het ontstaan van bepaalde rassen vannbsp;groote waarde.

Wij kennen B\ke\vell; het is onnoodig den lezer den groeten Engelschen zoötechnicus op nieuw voor te stellen.

Over zijne kostbare verbeteringsmethode hebben wij vroeger reeds gesproken en hebben n. 1. gezien hoe hij deze op het paard en op het langhoornig vee zijner boerderij Dishly-Grange in piaktijk bracht. Wij hadden er aan kunnen toevoegen, dat Bakewell in de eerste plaats zijne reputatie danktnbsp;aan de schepping van het schapenras van Dishley, van Leicester of zooals men het ook wel noemt van Dishley-Leicester.

Vooral door zijne Dishley schapen, zegt het Quarterly Journal of Agriculture, die heden ten dage in alle wereld-deelen zoo gezocht zijn, opende deze groote fokker voor zijnnbsp;land eene onuitputtelijke bron van rijkdom. Demoeilijkhedennbsp;waarmee hij had te kampen om zijn schapenras te scheppennbsp;beteekenden niets in vergelijking met die, welke hij zounbsp;ontmoeten bij de vervorming der woldragers. De verbeteringnbsp;der wol moest samengaan toch met de ontwikkeling dernbsp;door den slager meest gewilde vleeschgedeelten; deze voor-deelen moesten op zulk eene wijze verkregen worden, datnbsp;de dieren konden doorgaan voor een gemakkelijk te accli-matiseeren ras, dat niet alleen kon overgebracht worden

-ocr page 292-

36

¦'''j

naar de verschillende graafschappen van Groot-Bretagne, maar ook naar andere landen van de meest uit een loopende breedten; inderdaad schenen onoverkomelijke hinderpalen de zoonbsp;beperkte macht van een mensch in den weg te staan. Ennbsp;welk een vernuft, welke opofferingen, welk eene onbaatzuchtigheid, welk een moed zijn niet noodig geweest voor Bakewellnbsp;om te slagen! Wat had hij niet te verduren, de beroemde vervormer, steeds aan afgunst en haat blootstaande en nu eens vannbsp;egoïsme beschuldigd, dan weer door bedreigingen vervolgd als zounbsp;hij zijne toevlucht tot barba arsche middelen nemen! In de oogennbsp;der domme menigte was het werkelijk barbaarschheid, denbsp;voorzorg die de pachter van Dishley nam, nl. om de rammennbsp;en schapen, die hij vervormde, eene zekere verminking tenbsp;doen ondergaan. Die lieden begrepen niet, dat het noodzakelijk was de onverstandige fokkers te beletten, dat zij zichnbsp;van fokdieren bedienden, die nog niet al de vereischte eigenschappen bezaten; dat in een woord, al het onvolmaaktenbsp;moest vernietigd worden.

Bakewell wierp zich op het schapenras van het graafschap Leycester, waar zich zijne boerderij van Dishley Grangenbsp;bevond. Dit oorspronkelijke ras heette in zijn tijd nog hetnbsp;Leicestershire Forest Sheep d. w. z. het schaap uit de bosschennbsp;van het graafschap Leicester, Hij maakte er het Newnbsp;Leicester ras van, het verbeterde ras van Dishley, dat weldranbsp;over geheel Engeland verspreid was en bezwaarlijk zou mennbsp;thans in dit land eene kudde kunnen vinden, die geennbsp;Dishley’s bloed in de aderen heeft. Felix Villeroy schrijft,nbsp;dat dit ras niet alleen gebruikt werd om de gewone lang-wollige soorten te verbeteren, maar ook de kortwollige en hieruitnbsp;kunnen we verklaren, waarom de Southdown’s door een vermenging van hun bloed met dat der Dishley’s meer volmaaktenbsp;vormen hebben verkregen en eene zwaardere vacht dragen,nbsp;al hebben zij ook den bruinen of zwarten kop en de pootennbsp;behouden met de goede hoedanigheden aan dit ras eigen.

Om tot zijn doel te geraken kon Bakewell niet anders dan zijne toevlucht nemen tot de verwantschapsteelt. Danknbsp;zij deze en de voorzorg om alle producten van inferieurenbsp;kwaliteit van de voortteling uit te sluiten schiep de kundige

-ocr page 293-

37

practicus van Dishley binnen eenige jaren een schapenras, dat zijns gelijke niet had. Daar hij in het bezit was van eennbsp;zeker getal rammen van het tijpe New-Leicester, kwam hij opnbsp;het denkbeeld ze te verhuren gedurende een dekkings seizoen,nbsp;in plaats van ze te verkoopen, eene gelukkige gedachte,nbsp;waarvan de verwezenlijking ons zal toonen, hoe hoog ditnbsp;nieuwe door de verwantschapsteelt ontstane ras werd gewaardeerd. In 1786 bracht de verhuur van zijne rammen aannbsp;Bakewell omstreeks 28.500 francs op; in 1789 kreeg hij vannbsp;drie rammen 1200 pond, van zeven andere 2000 pond; ennbsp;in dat zelfde jaar maakte hij nog eene winst van meer dannbsp;3000 pond voor den verhuur zijner overige fokdieren aannbsp;de Maatschappij, die pas gevormd was onder den naam vannbsp;Dishley Maatschappij en waarvan hij de ziel was.

Zijn bekende ram Two- Pounders verhuurde hij voor den tijd van één jaar tegen 20.000 francs, terwijl hij zich het rechtnbsp;voorbehield om van zijn diensten ook gebruik te maken voornbsp;zijn eigen kudde, een voordeel dat nog op 10.000 francs gerekend wordt. Te zamen van één enkele ram eene winst vannbsp;30.000 francs! Dikwijls werd 265 francs betaald voor hetnbsp;dekken door een ram van Bakewell.

Zou men mij een enkel ras, niet door verwantschapsteelt ontstaan, kunnen opnoemen, dat zulk een succes had en zulkenbsp;winsten aan zijne exploitanten opleverde.

Langen tijd is de verwantschapsteelt in het Dishley ras voortgezet, maar ik zou niet kunnen aantoonen zegt Darwin,nbsp;of individuen van zeer nauwe verwantsehap zoo dikwijls gepaardnbsp;zijn als dit heeft plaats gehad met het korthoornig vee dernbsp;gebroeders Colling.

De heeren Brown, hebben volgens Gardener’s Chronicle van 1855, gedurende 50 jaren geen droppel vreemd bloed innbsp;hunne Leicestersche stamvaders gebiacht. Sedert 1810 heeftnbsp;de heer Barfond op dezelfde wijze gehandeld met zijne kuddennbsp;te Foscote. Hij houdt vol, dat eene vijftigjarige ondervindingnbsp;hem ten duidelijkste heeft geleerd, dat de verwantschapsteeltnbsp;geenszins tot ontaarding leidt, wanneer de na aan elkandernbsp;verwante dieren een volkomen gezond gestel hebben.

Naast dit van New-Leicester danken nog andere schapenrassen

-ocr page 294-

38

hun bestaan, óf hunne zoötechnische volmaaktheid aan de vervvantschapsteelt. Ook is dit het geval met het Southdown ras.

Het Southdown is een kort-wollig-schaap, waarvan kop en pooten zuiver zwart of gevlekt zijn, en dat sedert onheugelijkenbsp;jaren op de krijtheuvelen der Southdowns leeft, (zuidelijkenbsp;duinenrij in Engeland) in het graafschap Sussex.

Dit natuurlijke ras was verre van slecht. Als dieren die gekaarde wol opleveren, schreef Arthur Young in 1776, warennbsp;de Southdowns gezocht om de fijnheid hunner vacht, maar doornbsp;de ernstige gebreken in den lichaamsbouw waren ze ongeschiktnbsp;voor de slachtbank.

Ellman is van meening, dat het oorspronkelijke Southdown ras veel gebreken had; de borst was te eng, de lenden tenbsp;hoog, het kruis afhangend, de staart te laag geplaatst, enz.nbsp;Welnu, dit schaap van zulk een berispelijken lichaamsbouwnbsp;is onder de handen van zijne vervormers een prachtig diernbsp;geworden, het Durham van het schapenras en de internationale tentoonstelling te Parijs, in 1855, heeft voor de eerste maalnbsp;op het vasteland een verbeterd schapenras te zien gegeven datnbsp;uitstekend geschikt was voor de slachtbank en tegelijkertijdnbsp;uitmuntte door wolproductie. De te Parijs geëxposeerde schapennbsp;kwamen uit de Engelsche kudden van Jonas Webh. Hetnbsp;waren volmaakte Southdowns.

Hoe is dit ras gecrëerd? John Ellman deed de eerste pogingen om het oude type te verbeteren. Omstreeks 1780nbsp;legde hij, voorgelicht door de pas bekende methode vannbsp;BmckwelL zich ijverig toe op de totale vervorming van denbsp;schapen der zuidelijke duinen, een streven dat hij tot aan zijnnbsp;dood in 1832 voortzette. Het was de verwantschapsteelt dienbsp;hem het best diende. Wellicht heeft hij de kruising beproefdnbsp;met rammen van het New-Leicester ras, dat pas verbeterd, opnbsp;den voorgrond trad en dat zooals wij weten zoo snel het toppuntnbsp;van roem bereikte. Uit het boek van IJouatt blijkt echter, datnbsp;de kruising van het Southdown ras met dat van Leicester geennbsp;voldoende resultaten heeft opgeleverd, terwijl dezelfde schrijvernbsp;verder zegt, dat de rammen van het ras van Bakewell veelnbsp;hebben bijgedragen tot de verbetering der Southdowns. Zonderlinge tegenstrijdigheid. Wat te gelooven?

-ocr page 295-

39

John Elhmann had opvolgers. Zijn werk werd voortgezet, aangevuld en voltooid door een ander beroemd fokker, Jonasnbsp;Wehb, van Beabaham, die de downs tot zulk een trap vannbsp;volmaaktheid en zoötechnische schoonheid bracht, dat de heelenbsp;wereld dit nog heden ten dage moet erkennen.

Darwin deelt volgens Gardener’s Chronicle mede, dat Jonas Webb vijf verschillend familiën bij zijn foksysteemnbsp;gebruikte om een behoorlijken afstand te bewaren in dennbsp;graad van verwantschap der twee seksen. Wij weten niet ofnbsp;deze mededeeling juist is, daar Darwin ze niet gecontroleerdnbsp;heeft; zooals hij zegt, heeft hij ze in eene courant gevonden.

Het schapenras van Romneg Marsh in het graafschap Kent, Zuid-Oosten van Engeland, is eveneens door middelnbsp;der verwantschapsteelt door Richard Goord tot volmaaktheidnbsp;gebracht. Daarna heette het het ras van New-Kent.

De methode van Bakewell is de basis geweest voor de verbetering van bijna alle schapenrassen van het Vereenigdenbsp;Koninkrijk, zooals \ict Hampshire-down, \iQt Oxfordshire-down,nbsp;het Shropshire-down, het BlacTc-faced, het Lincolnshire, hetnbsp;Cheviot, het Cottswold. enz. De bespreking van al die rassennbsp;zou ons te ver voeren te meer daar wij nog eenige Fransche,nbsp;Amerikaansche en Duitsche rassen te behandelen hebben, dienbsp;niet minder van de groote waarde der verwantschapsteelt getuigen en daaraan ook hun ontstaan te danken hebben.

Zien wij daartoe in de eerste plaats de resultaten, verkregen door M. Graüx te Monchamp in Frankrijk.

Het ras van Monchamp. Wat men ras van Monchamp noemt is eigenlijk gezegd niets anders dan eene variëteit vannbsp;het merinosras. Het was in 1828 dat door een gelukkig toevalnbsp;in de kudde merinosschapen van den heer GuAUx, pachternbsp;te Monchamp een zonderling lam, een wonderschaap geborennbsp;werd, een monsterachtige ram met groeten kop, met zeernbsp;lange hals. Zijn vacht was in plaats van wolachtig, zijde-achtig en gelijk aan die van de Cachemirsche geit. Het was denbsp;tweede maal dat zulk een verschijnsel zich in de schapekooinbsp;van Monchamp voordeed; het eerste lam had echter nietnbsp;geleefd, het was door zijne moeder gedood.

Zulke voorvallen zijn ook elders geconstateerd en wel in

-ocr page 296-

40

eene kudde merinos behoorende aan den heer BOURGEOIS, oud-directeur van de bergeries nationales te Rambouillet en innbsp;eene kudde merinos uit de omstreken van Villeneuve-l’Arche-vêque, departement van de Yonne. Alleen de heer Gkaux kwamnbsp;op de gedachte om te trachten dit toevallige product voort tenbsp;planten en dank zij de methode der familieteelt waartoe hijnbsp;onmiddellijk zijne toevlucht nam, slaagde hij daarin ook geheel.

De boerderij van Monchamp, zegt Yvart, die uit weinig vruchtbaren grond bestond, voedde sedert lang eene kuddenbsp;merinos van middelmatige gestalte, toen in 1828 een schaapnbsp;geboren werd, een mannelijk product, dat zich van alle anderenbsp;onderscheidde door zijn vacht en zijne horens. Zijne gladde,nbsp;glanzige en zijdeachtige vacht was niet vol; iedere lok, dienbsp;samengesteld was uit haren, ongelijk van lengte, eindigde innbsp;een punt. Het voorkomen der horens alleen die bijna gladnbsp;aan de oppervlakte waren, wees er op, dat de vacht glad ennbsp;weinig gegolfd moest zijn, want de afscheiding van wol ennbsp;horens staan onderling in zoo’n nauw verband, dat de wijzigingnbsp;die de eerste te zien geeft zich noodwendig ook moet uitstrekken tot de laatste.

Deze ram nu die zeer klein was, vertoonde in zijn lichaamsbouw gebreken, die ook bij zijne eerste afstammelingen de aandacht trokken maar door eene zorgvuldige keuze ondernbsp;de na verwante fokdieren kwam men deze dra te boven.

Men wijzigde de vormen, men vergrootte het model.

Kortom, dit wonderschaap een jaar oud zijnde werd van af 1829 als fokdier gebruikt, daar de Heer Graux het plan hadnbsp;in het vervolg alleen die dieren voor de teelt te gebruiken,nbsp;die dezelfde vacht vertoonden.

Het eerste product was een mannelijk schaap en eon lam met zijdeachtige vacht; in 1831 werden slechts 4 mannelijke-schapen en een vrouwelijk schaap van dezelfde soort geboren.nbsp;Eerst in 1833 was men in het bezit aan een voldoend aantalnbsp;rammen met zijdeachtige vacht, om aan deze verder de instandhouding der soort op te dragen; deze rammen werden voornbsp;het eerst in 18.']5 aan de landbouwers vertoond, voegt Yvartnbsp;erbij, ter gelegenheid van eene openbare bijeenkomst van hetnbsp;Cornice agricole de de Rozoy (Seine-et-Marne),

-ocr page 297-

41

Al deze rammen, zoo ook de schapen, waren afstammelingen van het lammetje van 1828, zij waren dus allo van hetzelfdenbsp;bloed en verkregen alzoo door een zuivere incest teelt. Innbsp;1859 bestond de kudde van den heer Graux uit ongeveernbsp;600 dieren van zeer zuiver, volkomen zuiver ras met een vachtnbsp;glanzend als het cachemir.

Bovendien waren een groot aantal afstammelingen afgestaan aan den heer YvART, inspecteur van de bergeries nationales,nbsp;die in den keizerlijken schapenstal van Grévolles eene kuddenbsp;van het zuiver zijdeachtig tijpe merinos aankweekte, en waarvan hij zich later voor zijn kruisingen met het Engelsche rasnbsp;van Dishley bediende. Het Monchamp-schaap is in werkelijkheid niets anders dan eene variteit van het merinosras. Sommige fokkers, die slechts rekening hielden met de fijnheidnbsp;en den aard van de wol, hebben gemeend, dat het ras nietnbsp;zuiver merinos was, maar dat het ontstaan is door kruisingnbsp;van Engelsche rammen met merinosschapen Dit is echternbsp;eene dwaling, die niet mag blijven bestaan, zegt Yvaet, wantnbsp;de gemengde rassen vertoonen nimmer in die mate hunnenbsp;kenmerkende eigenschappen als de zuivere.

Nog een voorbeeld van voortgezette verwantschapsteelt treft men aan in de kudde van Naz, in Frankrijk die gedurendenbsp;60jaren zuiver en vreemd aan ander bloed is gebleven. Dezenbsp;kudde, die men in 1798 enkel op do boerderij van Naz aantrofnbsp;geraakte later uiteen, zoodat ze slechts eene historische betee-kenis heeft overgehouden.

Aan de veeartsenij kundige school te Lyon vermenigvuldigen zich de merinos van Chatillon sedert 12 jaar ongestoord voort,nbsp;zonder dat er van ontaarding of onvruchtbaarheid, evenminnbsp;als bij de runderen van het Hollandsche ras, sprake was. (1)

Ten opzichte van onze Europeesche rassen heeft men meer dan eens van kortbeenige schapen melding gemaakt. Dezenbsp;zijn ontstaan uit ouders, die in meer of mindere mate ledennbsp;aan rachitis (een ziekte van het beenstelsel) een lijden, waarvoor ook de afstammelingen groote aanleg toonen, vooralnbsp;wanneer de levensomstandigheden waaronder ze verkeerennbsp;niet bijzonder gunstig zijn. Zoo kwam er in Amerika een

(1) Zie Corneviu, verhandeling over algemeene zöotechnie.

-ocr page 298-

42

hort- en hrombeenig schapenras voor dat, zooals ons de geschiedenis mededeelt, atstamde van een schaap met zeernbsp;korte en scheeve pooten. Dit dier plante zijne eigenschappennbsp;weer over op zijne nakomelingen en dank zij de verwant-schapsteelt werden deze tot een raskenmerk, tot het ras verdween om plaats te maken voor de woldragende merinos, dienbsp;meer voordeelen opleveren.

Men beweert, dat de merinos oorspronkelijk door de Jlooren in Andalusië ingevoerd zijn. Hoe het ook zij, zooals met velenbsp;andere zaken, was het bezit van schapenstallen eertijds innbsp;Spanje een voorrecht en bestond er toen eene machtige ver-eeniging bekend onder den naam van Mesta, die het rechtnbsp;had hare kudden te laten weiden op een groot gedeelte vannbsp;het uitgestrekte Herische Schiereiland.

Van uit Spanje werden de merinos ingevoerd in het overig Europa en wel in Engeland in de vijftiende eeuw, in Zwedennbsp;in 1723, in Saksen in 1765, in Oostenrijk in 1770, in Argentina in 1780, in de Vereenigde Staten in 1783, in Pruisen,nbsp;Frankrijk (door Colbert), Wurtemberg en Beieren in 1786, innbsp;het Groot-Hertogdom Baden in 1789, in Rusland in 1803,nbsp;in de Kaap Kolonie in 1833, enz.

In Duitschland werden twee verschillende stelsels gevolgd. Saksen voerde n.1. in 1765 uit Spanje merinos van beidernbsp;sekse in, welke gekozen waren uit de zuiverste Spaanschenbsp;merinos soorten en uitsluitend bestemd waren om onderlingnbsp;voort te teelen, zonder ze te vermengen alzoo met de Saksische rassen; bij deze behoeven wij dus niet stil te staan.

In andere streken van Duitschland daarentegen, nam men zijn toevlucht tot voortgezette kruising.

Ziehier hoe men te werk ging: in elke Duitsche kudde, die men wilde merinoseeren (men houde mij de uitdrukkingnbsp;ten goede) bracht men een merinosram, aan welken de zorg omnbsp;het desideratum te verkrijgen. Deze Spaansche ram, tot hetnbsp;patriarchaat geroepen bediende dus de Duitsche schapen vannbsp;zijn serail, vervolgens zijne dochters, zijne kleindochters enz.nbsp;terwijl in zijne omgeving de adelphogamie in vollen gang was.nbsp;Al die Duitsche merinoskudden zijn integenstelling met denbsp;Saksische, het product van eene voortdurende verwantschaps-

-ocr page 299-

43

teelt. Een Duitsch zoötechnicus (de Weckerlin) betreurt de toepassing van dit systeem ten zeei’ste; hij voor zich zounbsp;aan de Saksische methode de voorkeur hebben gegeven, tenbsp;meer, dnar men in de andere deelen van Duitschland, waarnbsp;men eveneens deze substitutie kruisingen toepaste, zich nietnbsp;genoegzaam verzekerd had van de volkomen zuiverheid dernbsp;ingevoerde stamvaders, bestemd om het inheemsche ras tenbsp;verbeteren.

Ook verkreeg men vrij ongelukkige resultaten die, als een gevolg van de weinig zoötechnische kennis in die dagen zegtnbsp;de Weckerlin, in den beginne aan het klimaat werden geweten. Het klimaat, zeide men, was de oorzaak van de grofheidnbsp;der vacht, misschien ook wel de wijze van opvoeding. Innbsp;één woord men verkeerde ten opzichte van deze aangelegenheidnbsp;geheel in het duister en toch was de minder gelukkige uitslagnbsp;gemakkelijk te verklai'en; men was nl. in gebreke geblevennbsp;om uit de afstammelingen de individuen met minder zuivernbsp;bloed, alsook die welke geene voldoende woldragende en anderenbsp;eigenschappen vertoonden, welke men zoo gaarne op hetnbsp;nieuwe ras wilde overbrengen, te verwijderen.

Bakewell dankte immers aan deze wijze van doen zijn bewonderenswaardig succes.

Van dit alles nu is voor ons slechts van belang het feit dat de Duitsche merinos verkregen zijn door middel van denbsp;verwantschapsteelt.

Laten wij als laatste bewijs voor de onschadelijkheid van de toepassing der verwantschapsteelt bij het schapenras denbsp;volgende passage aanhalen uit een brief van den heer Sacenbsp;een Zwitsersche fokker, gericht aan den Franschen landbouwkundige en schrijver M. Barbal;

In het „begin dezer eeuw schrijft Sace schonk Keizer Napoleon den heer Couderc, senator van Lyon, een merinosnbsp;ram en schaap, welke deze op zijne beurt weer aan mijnenbsp;grootmoeder ten geschenke gaf, terwijl de afstammelingennbsp;later in mijne handen overgingen. In 1837 nu droegen dezenbsp;nog al de kenteekenen van het zuivere ras hoewel er geennbsp;sprake van kruising was geweest en evenmin nieuwe invoernbsp;van zuivere merino’s had plaats gehad. Op een landgoed

-ocr page 300-

44

in de omstreken van Brussel kennen wij eene troep krachtige melkgevende schapen, die in dezelfde omstandigheden verkeeren.

HET GEITENKAS.

Weinig hebben wij in deze te vermelden van de geit, zoo terecht de koe van den arme genoemd en kennen wij geenenbsp;enkele soort, die eene eenigszins zorgvuldige veredeling waardignbsp;gekeurd is.

Juist omdat de geit de koe van den proletariër is, is het eene zeldzaamheid exemplaren van het mannelijk en vrouwelijknbsp;geslacht onder hetzelfde dak te ontmoeten; de bok is een tenbsp;dure gast die daarbij zijne omgeving het leven niet weinignbsp;onaangenaam maakt, door de geur (?) die hij om zich heennbsp;verspreidt.

Naar evenredigheid is het aantal bokken in Belgie volgens de laatste officieele telling van 1880 op een totaal aantalnbsp;van 248,755 bokken, geiten, en geitjes, zeer gering, zoodatnbsp;men nauwelijks tot één bok per gemeente komt.

Eerst op verge vorderden leeftijd wordt de bok op reform gesteld. Krachtig heeft hij dan zijne naaste verwanten bevrucht, tot ook hij op zijne beurt door een zijner zonen vervangen wordt, evenals hij vroeger in dc plaats van zijn vadernbsp;getreden is.

De gevolgtrekking ligt alzoo voor de hand, dat de geitenbevolking van elke gemeente door nauwe familiebanden aan elkaar is verbonden.

Bij het geitenras komen, evenals bij het hondenras, dwergen of kortbeenigc soorten voor, waarvan de exemplaren buitengewoon klein zijn; als zoodanig zijn bekend de Guineeschenbsp;geit en die van „Lüida.” Wij hebben grond te veronderstellen —-bij gebrek aan onwederlegbare bewijzen kunnen wijnbsp;dit niet bevestigen — dat deze rassen door verwantschapsteeltnbsp;ontstaan zijn.

Ten slotte, en hiermee eindigen wij onzen arbeid over de verwantschapsteelt der herkauwers, vestigen wij er nog de

-ocr page 301-

45

aandacht op dat het damhert {cervus dama) in bepaalde parken zich zuiver onder familieleden voorplant, zonder daarvan eenignbsp;nadeel hoe gering ook te ondervinden en brengen wij hetnbsp;artikeltje in herinnering, dat de „Eleveur” in een zijnernbsp;laatste afleveringen van 1896 omtrent de voortplanting vannbsp;het hert in Nieuw Caledonië in het licht gaf: „De herten, dienbsp;door hun groot aantal — dank zij de vruchtbaarheid van ditnbsp;dier, — thans zulke verwoestingen in Nieuw-Caledonië aanrichten, stammen af van eene kudde van 10 dieren door de koninginnbsp;van Engeland ten geschenke gegeven. Hun aantal is thansnbsp;legio; zij verlaten de wouden, verwoesten de aanplantingen,nbsp;gaan op roof uit in de moestuinen om de stad en plunderennbsp;deze geheel uit.”

HET ZWIJNENRAS.

Ons zwijn (huisdier) stamt klaarblijkelijk af van het wilde varken, van het everzwijn, of liever van de volgende everzwijnen: de Europeesche ever (sus serofa) de Aziatische ofnbsp;Indische ever {Sus indicus), de oost-Afrikaansehe ever. enz. enz.

De oude Semitiesche volken schijnen geene andere huisdieren bezeten te hebben dan de os, het schaap, de geit en de kameel,nbsp;alle herkauwers. Eerst na hunne scheiding van de Semietennbsp;zouden de Ariërs in het bezit zijn gekomen van het paard,nbsp;den hond en het zwijn. Zou wellicht door de gedachte aannbsp;deze scheuring Moses in Deuterenomium aan de trouw gebleven Israëlieten verboden hebben varkensvleesch te eten, omnbsp;dat het zwijn niet herkauwt? Herodotus beschrijft de zwijnenhoeders van zijn tijd als vormende, onder de overheerschingnbsp;der Perzen, eene afzonderlijke kaste, die slechts onder elkaarnbsp;mochten leven en van de tempels uitgesloten waren.

De Kelten en de Galliërs fokten veel varkens in uitgestrekte wouden, waar ze in vrijen staat zich met wilde vruchten,nbsp;wortels, eikels en beukennoten voedden; zelfs was het eigendomnbsp;van den eikeloogst gewaarborgd. Volgens Strabon onderhieldennbsp;de Galliërs varkens van eene verbazende grootte die vrij en innbsp;groote troepen, in de uitgestrekte wouden rondzwierven ennbsp;die even gevaarlijk waren als wolven. Deze dieren leefden

-ocr page 302-

46

dus in een soort van wilden staat en daar onder zulke omstandigheden het sterkste volwassen mannetje van den troep de meeste wijfjes bevrucht, hetzij deze tot zijne afstammelingennbsp;tehooren of niet, kunnen wij dus met volle recht aannemen,nbsp;dat een groot aantal van deze halfwilde zwijnen nauw metnbsp;elkaar verwant was. Ons ras der Ardennen waarvan denbsp;hammen terecht zulk eene goede reputatie hebben, het zuiverenbsp;Vlaamsche ras van vroeger, stammen van deze af.

Het is volkomen uitgemaakt, wat men er ook over moge gezegd hebben, dat het boerenvarken, het welk niet die buitengewone neiging tot vetvorming vertoont, die men bij onze hedennbsp;ten dage geimporteerde rassen waarneemt, zich door verwant-schapsteelt kan vermenigvuldigen, zonder dat daaronder denbsp;vruchtbaarheid lijdt. Jacques Cook had een koppel varkensnbsp;op een eiland van Polijnesie, in Australië, achtergelaten kortnbsp;na 1768, het tijdstip van zijn vertrek voor zijne eerste reisnbsp;rondom de wereld en 50 jaren later was dit eiland, waar hetnbsp;zwijnenras tot aan de komst van den beroemden Engelschennbsp;zeevaarder onbekend was, bewoond door duizenden wildenbsp;varkens, alle van hetzelfde ras, doch vlug en krachtig.

Hoe zijn die zoogenaamde verbeterde zwijnenrassen verkregen? vooral merkwaardig om hunne groote vruchtbaarheid en hunne groote neiging tot vetvorving zóó zelfs dat ze in hun eigennbsp;spek dreigen te stikken. Ze zijn het resultaat der zoötechnienbsp;ontstaan door kruisingen, reeds in 1805 in Engeland ondernomen tusschen het oude bestaande ras van het gallisch-keltische type en exemplaren van het Iberisehe of romaanschenbsp;ras en vooral van het Aziatische ras in het Vereenigdnbsp;Koninkrijk ingevoerd, voor het eerst, naar wij meenen op denbsp;boerderij van Bakewell te Dishley-Grange, terwijl men kortnbsp;daarna de geschikte exemplaren — d. w. z. de zulke die hetnbsp;meest neiging tot vetvorming vertoonden — onder elkaar heeftnbsp;doen voorttelen. Laat ons eenige dier rassen beschouwen.

Het ras van New-Leicester stamt af van het inheemsche ras van het graafschap Leicester, dat Bakewell zonder zijnenbsp;toevlucht tot andere rassen te nemen, verbeterde en dat toennbsp;den naam van Dishley ras ontving. Na den dood van diennbsp;beroemden fokker, (1795) zegt Gobin, aan wien wij deze

-ocr page 303-

47

gegevens ontleenen, deed het Siameesche of Aziatische ras zijne intrede in Engeland en beantwoordde het aan het tijpenbsp;dat de fokkers zochten. Het was te klein en te fijn om er aannbsp;te denken het in al zijne zuiverheid voort te planten, maarnbsp;het was bizonder geschikt om een deel zijner eigenschappennbsp;op de middelmatige groote en kleine inlandsche rassen over tenbsp;brengen.

Uit de kruising dezer beide ontstond het hedendaagsche New-leicester ras, d. w. z. het nieuwe ras van het graafschapnbsp;Leicester, dat omstreeks 1833 door IJvart in Frankrijk werdnbsp;ingevoerd. Het Windsor of Prince Consort ras zou volgensnbsp;Heuze ontstaan zijn uit in 1846 en 1854 plaats gehad hebbendenbsp;kruisingen in de koninklijke stallen van wijlen den prins Albertnbsp;van Engeland met rassen uit York, Cumberland enz, die zelvenbsp;meer of minder chineesch bloed in de aderen hadden. Hetnbsp;is dnidelijk dat de Engelschen trouw aan hunne beginselen,nbsp;de verkregen individuen telkens onderling opnieuw hebbennbsp;doen paren tot dat het beoogde doel was bereikt.

Het YorhsTiire of Manchester ras, dat voornamelijk gefokt wordt in de omstreken van Leeds, Skipton en Kleigkleij is hetnbsp;oude ras met witte borstels, hooge pooten dat moeielijk vet is tenbsp;krijgen uit de graafschappen York, Lincoln en Lancaster; hetnbsp;werd eerst gekruist met het zoogenaamde Cumberlandras, ennbsp;daarna heeft Smith het in aanraking gebracht met het verbeterde ras van Essex, eene variëteit van het New-Leicester ras;nbsp;de verwantschapsteelt onder de afstammelingen deed de rest.

Het ras van Caleshill is gevormd door lord Ducie, door Sir Richard Ooord en door den graaf van Radnar te Caleshillnbsp;met behulp van siameesch bloed. Het werd in Frankrijknbsp;ingevoerd in 1849, door Lefebore de Sainte-Marie, te dier tijdnbsp;algemeen landbouwinspecteur.

Al deze rassen zijn wit.

Van de eksterbonte rassen noemen wij het Berkshire en het Hampshire ras.

Het ras van Berkshire dankt zijn ontstaan aan inheemsch Gallisch bloed van het graafschap Berk vermengd met siameesch of romaansch bloed. Het ras van Hampshire, bekendnbsp;om zijn flinken lichaamsbouw en zijne neiging tot vetvorming

-ocr page 304-

48

zegt David Low, is in het graafschap Hamp verkregen door eene vermenging van verschillende rassen, zooals die vannbsp;Hampshire, van Suffolk, van Essex, van Siam, van Berkshirenbsp;van Neio-Leicester, enz.

Schijnbaar vermelden wij hier voorbeelden, die eerder tegen dan vóór de stelling welke wij verdedigen, moeten getuigen.nbsp;Toch is dit niet het geval, want de producten van die zonderlinge vermenging moest men onder elkaar doen voorttelennbsp;om de minder standvastige eigenschappen, die zij door dienbsp;kruisingen hadden verkregen, vast te leggen en ten slotte hetnbsp;ras te vormen, dat thans door ons wordt geëxploiteerd.

Eric Viborg, professor aan de veeartsenijschool te Kopenhagen die in 1805 de eerste uitgave deed verschijnen van zijn „Mémoire sur Ie porc,” beschrijft een Engelsch ras,nbsp;Kostright of porc de Nobles geheeten, naar hem, die het wistnbsp;te verkrijgen door kruising van het chineesche varken met hetnbsp;zwijn, dat thans in Noord Amerika nog in vrijheid leeft, ennbsp;hetwelk bekend was om den lekkeren smaak van zijn vleesch.nbsp;Viborg noemt ook één ras, dat wij niet kennen en dat hijnbsp;naar den fokker, het ras van M. Witt noemt. Zonder twijfelnbsp;hebben we hier slechts met een variëteit, wellicht alleen metnbsp;eene familie te doen; dit varken bezat tal van uitstekendenbsp;hoedanigheden, het was zeer vruchtbaar, bezat veel neigingnbsp;tot vet worden en leverde daarom veel voordeel op. Hetnbsp;was grooter dan dat van Kostright.

Het zwarte ras van Essex {improved Essex) is ontstaan uit de kruising van het ras van dit graafschap eerst met hetnbsp;NapoWaansche of Romaansche ras, daarna met dat vannbsp;Berkshire fGobin).

William Yonatt vertelt ons in zijn boek over het varken [on the pig) de geschiedenis van het ontstaan van dit ras. Lordnbsp;Western kocht in het begin der 19® eeuw op eene reis doornbsp;Italië, tusschen Napels en Salerno een beer en eene zeug vannbsp;Napolitaansch ras. Eerst paste hij op dit paar, dat in Engelandnbsp;ingevoerd werd, alsmede op de afstammelingen de verwant-schapsteelt toe (Darwin), vervolgens kruiste hij de exemplarennbsp;van deze familie met die van het inheemsche ras van Essexnbsp;met de witteborstels. Eerst in 1840 echter bereikte hij zijn doel

-ocr page 305-

49

en kon hij op de tentoonstelling te Cambridge dieren van bijna onberispelijk en vorm vertonnen. Bij den dood van lordnbsp;Westerm kocht de Heer Fisher — IIobbs, landeigenaar tenbsp;BontedLodge zijnen varkensstal en vermengde het ras metnbsp;Berkshire bloed, waardoor hij eene meer geevenredigde lichaamsbouw en sneller ontwikkeling verkreeg. Thans is het rasnbsp;zwart. De heer Clark van Hundleij bij Liverpool slaagdenbsp;er nog in, eene meerdere tijnheid der beenderen aan te brengennbsp;en de neiging tot vetvorming te vergrooten.

Hiermee eindigen wij onze raededeelingen omtrent het sus domesticus met zijne natuurlijke en kunstmatige afstammelingen,nbsp;de laatste, verkregen door het ingrijpen van den mensch, dienbsp;met het doel voor oogen om in den kortsten tijd eene zoonbsp;groot mogelijke vetproductie te verkrijgen, zelfs zijn toevluchtnbsp;nam tot het kruisen met zieke dieren, om dit te bereiken.

Geen oorspronkelijk, landelijk varken zien wij meer, maar een vormloos dier, reeds zwaarlijvig bij zijne geboorte, eennbsp;vetten klomp, die alle kracht en vlugheid mist en niet innbsp;staat is zelf zijn voedsel te zoeken, een wezen, dat de vrijheidnbsp;schuwt en slechts belangstelt in zijn trog en zijn hok.

Later komen wij in onze gevolgtrekkingen daarop terug; laat ons thans, van alles wat betrekking heeft op het zwijnenrasnbsp;slechts dit onthouden: de varkens van het oude Gallic warennbsp;levendig en vlug, bijna evenals de everzwijnen, die men nog innbsp;onze bosschen aantreft. ,,Gebouwd voor hun rond zwerven in denbsp;bosschen, zegt Gobin, van lange krachtige ledematen voorzien,nbsp;met een lang slank lichaam, ronden rug, opgetrokken buik,nbsp;langen smallen kop, gewapend met een krachtigen snuit,nbsp;kenschetste dit ras wel den invloed der omgeving, waarin hetnbsp;geleefd heeft. Het is het resultaat van onvoldoend en slechtnbsp;voedsel, met moeite bijeengegaard in moerassen, weiden, steppen, heiden en bosschen afhankelijk van de jaargetijden,nbsp;wat natuur en aard aangat. Wij voegen er bij dat dit rasnbsp;zich onder elkaar voortplantte waarvan het de beweerdenbsp;schadelijke gevolgen in geen enkel opzicht ondervond, omdatnbsp;het hier gold „natuurdieren” volkomen aangepast aan denbsp;toestanden, waaronder het leefde. Niet alzoo met de monsters door den mensch, tuk op winst, in het leven geroepen

Deel XI, Afl. 4, nbsp;nbsp;nbsp;20

-ocr page 306-

50

en welke niets ander zijn dan massa’s renzei, een soort ziekelijk ontaarde dieren, die men begrijpelijker wijze niet dan metnbsp;veel moeite kan opvoéden, met of zonder familieteelt.

Ten slotte verlieze men niet nit het oog, dat de debet-zijde der verwantschapsteelt in vele gevallen niet weinig wordtnbsp;bezwaard, door de paring tusschen zieTie familie-leden, op denbsp;gevolgen waarvan we aan het slot van onzen arbeid terug komen.

HET HONDENRAS.

Onder honden is de verwantschapsteelt niet zeldzaam. Dank zij deze wijze van voortplanting, is de mensch er in geslaagdnbsp;een groot aantal physieko eigenaardigheden bij den hond vastnbsp;te leggen en tegelijkertijd een aantal vroeger onbekende rassennbsp;te creëren, welke thans zoo menigvuldig en in verschillendenbsp;soorten voorkomen.

Het toeval bv. brengt ons in aanraking met een mooi, fijn tijpe, dat in alle opzichten de hoedanigheden bezit, welke wijnbsp;zoeken. Om het tijpe te behouden en er de karakteristiekenbsp;eigenschappen nog meer van te doen uitkomen, doen wij ditnbsp;exemplaar paren met een zijner verwanten, waardoor we onzenbsp;kansen op een goeden uitslag aanzienlijk vermeerderen. Zijnnbsp;niet op deze wijze de Engelschen, onze erkende meesters opnbsp;het gebied van fokken, in den beginne althans, er in geslaagdnbsp;die schoone rassen te vormen, welke men zoo gemakkelijk herkent en die uit exemplaren bestaan, welke zóó volmaakt opnbsp;elkaar gelijken, alsof zij allen uit denzelfden vorm warennbsp;voortgekomen? En dit is ook zoo, want als men eene serienbsp;compleete stamboomen raadpleegt, welke tot den oorsprongnbsp;opklimmen, zal men altijd denzelfden naam als de patriarchnbsp;van de geheele groep terugvinden.

Den naam van dit oorspronkelijk model, hetwelk onafscheidelijk aan de geschiedenis van het ras verbonden is leest men ieder oogenblik in den stamboom, zoowel in den mannelijkennbsp;als in den vrouwelijken tak. Dikwijls paren de afstammelingennbsp;onderling en aan die tijpen komt dan leitelijk de eer toe hetnbsp;ras gevormd te hebben, waarvan de vertegenwoordigers elknbsp;jaar talrijker worden en ten slotte in de verst verwijderde

-ocr page 307-

51

graden onder elkaar voorttelen, zonder de eigenaardige kenmerken te verliezen. De op deze wijze verkregen zuivere hondenrassen zijn zóó talrijk dat wij nutteloos onzen arbeid zouden vermeerderen, indien wij tot staving van een en ander voorbeelden gingen aanhalen. Toch wenschen we een oogenblik stil te staannbsp;bij de honden voor den vossen-jacht in gebruik en bij het „griffonnbsp;korthals” ras. De eerste danken hun ontstaan geheel aan denbsp;verwantschapsteelt, want, zooals door J. Sebright overtuigendnbsp;is bewezen geworden, deed Mequell dikwijls vader en dochter,nbsp;moeder en zoon, en somstijds ook broeder en zuster onderlingnbsp;paren, ten einde op deze wijze de eigenschappen die hij wenschtenbsp;zooveel mogelijk in één individu te vereenigen. En ten spijtnbsp;van de verwantschapsteelt hebben deze honden, die allennbsp;dezelfde kenmerken vertonnen tot op den huldigen dag hunnbsp;roem als vossenjagers gehandhaafd en zijn ze zeer gezocht.nbsp;Korthals, een geboren Amsterdammer en hartstochtelijk liefhebber van sport en fokkerij, kwam op de gedachte om hetnbsp;oude griffon ras (van voren ruig behaard) dat geheel en alnbsp;uit België, Duitschland, Holland en het noorden van Frankrijknbsp;dreigde te verdwijnen, te vervormen en te verbeteren. Doornbsp;eene strenge keus en vervolgens door eene op verstandige wijzenbsp;toegepaste verwantschapsteelt zegt de geschiedschrijver, slaagdenbsp;deze onderzoeker er in, honden te scheppen van een constantnbsp;tijpe. Ongetwijfeld stroomde in de aderen van de stamoudersnbsp;geen volkomen zuiver bloed, een gevolg van de weinigenbsp;aandacht, die men op het vaste land van Europa aan denbsp;hondenteelt besteedde, maar liever dan de Engelsche hondennbsp;voor goud te koopen, (wat niet uit Engeland kwam in dienbsp;dagen was het koord niet waard voor het ophangen) verkoosnbsp;Korthals zich voor zijn fokkerij te bedienen van hun methode.nbsp;En naar het bleek volkomen te recht, want na 25 jaar bereiktenbsp;hij zijn doel volkomen, zonder dat hij tot vreemd bloed zijnnbsp;toevlucht had moeten nemen; dit resultaat dankte hij eenig ennbsp;alleen aan de verwantschapsteelt.

Later, toen hij reeds een tijpe met constante eigenschappen had verkregen bewees Korthals hen, die hem den raad gaven,nbsp;om, ten einde sneller zijn doel te bereiken, te kruisen metnbsp;den „pointer”, dat zijne afstammelingen zoowel physiek als

-ocr page 308-

52

moreel zeer vooruitgegaan waren. Op het terrein toch bleek, dat zijn gritfonhonden gemakkelijk stonden, dat hun fijnheid van reuk was toegenomen en dat ze zeer gemakkelijk afnbsp;te richten waren, al welke geleidelijke verbeteringen verkregennbsp;waren zonder de kenmerkende raseigenschappen te schaden.nbsp;Evenals de stamouders hadden ze hun behaardheid behoudennbsp;en bleken ze ook even geschikt voor de jacht in de bosscbennbsp;als in de moerassen; ook waren ze zeer goed bestand tegennbsp;het plassen in koud en half bevroren water, terwijl ze zoowelnbsp;voor de hazen- als de hertenjacht waren te gebruiken. Uitnbsp;al deze feiten concludeerde Korthals te recht, dat het om tijdnbsp;te winnen, niet noodig is het bloed van de honden van hetnbsp;vasteland te vermengen met Engelsch bloed; op den ingeslagennbsp;weg voortgaande, zal men door Selectie en zuivere incestnbsp;teelt, zij het dan ook een weinig langzamer met meer zekerheidnbsp;zijn ideaal bereiken, dan wanneer men zijn toevlucht neemt totnbsp;kruising. Sommigen hebben den griffon Korthals verweten, datnbsp;hij niet in staat is om den Setter en den pointer als specialenbsp;jachthonden voor vlak terrein te vervangen. Korthals was tenbsp;verstandig en bezat eene te groote ervaring op het gebied vannbsp;sport en fokkerij om er aan te denken deze utopie te verwezenlijken ; zijn doel was niet om een hond te scheppen uitsluitendnbsp;geschikt voor de jacht op vlak terrein, waarin de Engelschenbsp;honden niet overtroffen kunnen worden, maar een hond,nbsp;die in de vlakte, het bosch of in de moerassen in staat zounbsp;zijn volkomen te voldoen aan de eischen der jagers ennbsp;wien de omstandigheden niet veroorloven tegelijkertijd eennbsp;pointer, een waterspaniel een cocker en een retrierer te onderhouden.

Noch hij, noch zijn leerling en vriend de baron van Gingins hebben ooit iets anders beoogd en het feit, dat de griffon Korthals tot nog toe geen Engelsch bloed in de aderen heeftnbsp;is het beste bewijs, dat het niet in de bedoeling van zijnnbsp;schepper heeft gelegen, er een specialiteit van den 2o rang vannbsp;te maken.

Beschouwt men de exemplaren, afgebeeld in nu 2, dl. 15, van „Chasse et Peche” ontleend aan verschillende generatiesnbsp;en welke alle op verschillende tijden, in verschillende landen,

-ocr page 309-

53

op tentoonstellingen bekroond zijn geworden, zoo treft het ons, hoezeer ze het kenmerk eener voortdurende vervorming dragen,nbsp;zonder dat zich nochthans sterke afwijking van het oorspronkelijke tijpe vertoont.

Vergelijkt men Manche (1» gen.) Puck Moustache (5 gt; gen.) Kenau (Go gen). Batta en Partout (8o gen). Kote Bella ennbsp;Passe partout (9o gen), onderling, zoo constateert men dat hetnbsp;geheel veredeld is, dat de kop meer gestrekt is, de beenderennbsp;fijner zijn geworden, dat de borstkas zich meer heeft ontwikkeld, in één woord, dat het lichaam krachtiger is geworden,nbsp;zonder dat daarmee de kenmerkende raseigenschappen zijnnbsp;verdwenen.

HET KONIJNENGESLACHT.

De verwantschaapsteelt bij het konijn wijzigt in genendeele het tijpe der soort, zij oefent dus geen invloed uit noch opnbsp;den lichaamsbouw, noch op het voortplantingsvermogen dezernbsp;knaagdieren.

De ongelukkige Australiërs hebben er eene te welsprekende ondervinding van opgedaan; zij heeft hun millioenen francsnbsp;gekost en zij weten op het oogenblik nog niet, hoe het avontuur, waarin zij zich blindelings hebben geworpen voor hennbsp;zal eindigen.

Toen in 1786 de gouverneur Philippe 696 Engelsche veroordeelden van beider sekse meevoerde, vormende de eerste kolonisten van het land, ontscheepte hij tegelijkertijd op denbsp;Oostkust te Port Jackson (thans Sijdneij) de dieren, die bestemdnbsp;wai'en om in de landbouw-behoeften, alsmede in het levensonderhoud der bannelingen te voorzien nl; 4 merries en éénnbsp;hengst, 4 koeien en één stier, 29 schapen, 19 geiten, 74 varkens,nbsp;5 konijnen, 18 kalkoenen, 29 ganzen, 35 eenden, 142 kippennbsp;en hanen.

Gekoppeld raakten deze dieren meer of minder snel aan het klimaat gewend en vermenigvuldigden zich. Zij vormdennbsp;den oorsprong van de thans aanwezige kudden, welke haarnbsp;ontstaan dus danken aan de verwantschapsteelt.

-ocr page 310-

54

De vijf konijnen echter verdwenen, men weet niet op welke wijze, zonder het minste spoor achter te laten.

Ziedaar Australië, zonder één enkel konijn. In 1838 echter vestigde een zekere J. C. Maldan de aandacht Auxn de geheelenbsp;wereld op zich, door eene brochure getiteld; De Jcunst omnbsp;konijnen op te voeden en er 3000 francs inkomsten van tenbsp;trekken. Op den omslag de volgende reclame: De grootstenbsp;kapitalist, zoowel als de minste werkman kan het ondernemen,nbsp;uitvoeren en zal slagen; geen drie jaren of hij geniet eenenbsp;inkomst van 3000 francs.

Het was verleidelijk. Wij zijn verre van te veronderstellen, dat de nakomelingen van de Australische veroordeelden zichnbsp;door de voorspiegeling van Maldan hebben laten beetnemen^nbsp;maar zij hadden in ieder geval konijnen noodig en zij kregennbsp;ze ook. De invoer had plaats in 1862. In vrijheid gelaten^nbsp;vermenigvuldigden zij zich met zulk eene snelheid, dat denbsp;ieder jaar door dit „ongedierte” veroorzaakte schade weldranbsp;millioenen francs bedroeg. Sedert 10 jaar heeft het Australischnbsp;gouvernement 177.000 pond sterling (nagenoeg 5.000.000 francs)nbsp;uitgegeven voor hun verdelging wat echter tot geen noemensnbsp;waardig resultaat heeft geleid. Eene voortdurende jacht wordtnbsp;op deze plunderaars gemaakt en werd zelfs Pasteur, de grootenbsp;Pasteur te hulp geroepen, nogthans zonder dat het doelnbsp;— opruiming van deze dieren — werd bereikt. Omstreeksnbsp;15.000 000 konijnenhuiden heeft men in één jaar van uit Nieuw-Zuid-Wales uitgevoerd en kortelings heeft het gouvernementnbsp;van Victoria een nieuw middel beproefd om den strijd tegennbsp;konijnen te beginnen. Ten einde verschillende districten tegennbsp;de plaag te beschermen, heeft men over een afstand van 220nbsp;kilometer een ijzerdraad versperring gemaakt.

Bij de vermelding van al deze bijzonderheden trekt het onze aandacht hoe taai de dieren zijn, hoe zij hunne levenswijzenbsp;zoeken te veranderen en in overeenstemming te brengen metnbsp;de verschillende toestanden, waarin de „'struggle for life” zenbsp;dikwijls plaatst. Op verschillende plaatsen toch heeft men waargenomen dat de Australische konijnen dikwijls in de hoornennbsp;klimmen om hun voedsel te zoeken; als de bodem hun geennbsp;voldoend voedsel meer aanbiedt, zoeken zij het in de boomen,

-ocr page 311-

55

In eene zoologische vereeniging heeft de heer Tegesmbijr, twee k drie jaren geleden, de voorpooten laten zien van eennbsp;Australisch konijn. Eerstens zijn zij fijner dan die van hetnbsp;gewone wilde konijn, maar wat ze vooral karakteriseert, zijnnbsp;hunne dunne, scherpe nagels, overeenkomende met die vannbsp;de kat. Is dat geen prachtig voorbeeld van accomodatie?nbsp;Het weerstandsvermogen dezer konijnen is dus in zekerennbsp;zin toegenomen terwijl de wonderbaarlijke vruchtbaarheid eigennbsp;aan het konijnenras er niet het minste door geleden heeft. Mennbsp;heeft berekend, het aantal afstammelingen van één koppelnbsp;konijnen in drie jaren tijds en kwam men tot een haastnbsp;ongeloofelijk cijfer, dat evenwel volkomen juist was. Aangenomen dat zij negen maal per jaar jongen kunnen krijgennbsp;en deze vier maanden daarna eveneens werpen, zoo komt men opnbsp;het einde van het derde jaar tot 13.718.000 konijnen.

Straks deelden wij mede dat de constante eigenschappen en de vruchtbaarheid bij het wilde konijn volkomen bewaard blijvennbsp;tenspijt van de zoo lang mogelijk voortgezette verwantschaps-teelt. Wat nu het tamme konijn aangaat, heeft de heernbsp;CoRNEViN, prof aan de Veeartsenijschool te Lyon, — aan wiennbsp;wij herhaalde malen verschillende gegevens bij het bewerkennbsp;dezer studie ontleenden, — tot onze verbazing geconstateerd,nbsp;dat de invloed der verwantschapsteelt zich wijzigt, naar matenbsp;het verschillende rassen geldt. Die welke eene vale of roodenbsp;haarkleur hebben, als het konijn-haas, de roode ram enzv.nbsp;planten zich onderling voort, zonder dat men iets bijzondersnbsp;opmerkt; de gelijkenis tusschen ouders en afstammelingennbsp;blijft volkomen bewaard zonder dat de vruchtbaarheid er opnbsp;vermindert.

Indien men eehter verwantschapsteelt toepast op rassen met eene gedeeltelijk witte haarkleur, blijven de karakteristiekenbsp;eigenschappen niet bewaard, maar nadert men bij iedere generatie al meer en meer naar de albinos. Reeds bij het derdenbsp;geslacht vertoonen de Russische konijnen en de grijs gespikkelde die neiging, en men kan niet voortgaan, zonder dat hetnbsp;raskenmerk verloren gaat.

Zooals men weet is bij de onderscheiding van de verschillende rassen, de kleur van de huid van veel waarde.

-ocr page 312-

56

het meerendeel der rassen hun eigenaardij^e robe hebbende. Somtijds ziet men als aangeboren, een witte vlek bv. op eennbsp;donkere voskleur, welnu zeven van de tienmaal zal men bij zijnnbsp;afstammelingen die zelfde vlek meer of minder vergroot zelfs,nbsp;kunnen waarnemen. Des te eerder zal dit het geval zijn,nbsp;wanneer vader en moeder, dezelfde eigenaardigheid te zien

geven,

vooral wanneer ze hetzelfde bloed in de aderen hebben.

Bij de exemplaren behoorendo tot de eerste generatie zullen de witte vlekken of grooter of talrijker zijn dan bij de ouders;nbsp;bij de vertegenwoordigers van het tweede geslacht, zijn zenbsp;weer grooter en talrijker enz. enz, tot men ten slotte enkelnbsp;albino’s krijgt. Dat de witte huidkleur bij de verschillendenbsp;afstammelingen geleidelijk meer de overhand verkrijgt, isnbsp;een bekend biologisch feit, waaromtrent men de nadere bijzonderheden vindt in de ,,zoötechnie générale” van Prof.nbsp;M. CoEHEViN Echter is het noodzakelijk dat er wit voorkomtnbsp;in de kleur der huid bij de eerste stamouders, waarvan denbsp;nakomelingen dan vervolgens streng onder elkaar moetennbsp;cohabiteeren. Dit is eene strikte vereischte, is er geen witnbsp;aanwezig, zoo blijft ondanks de verwantschapsteelt de huidkleurnbsp;bewaard.

Het is van belang op te merken, dat de invloed van de verwantschapsteelt hier van dien aard is, dat men met meernbsp;zekerheid en sneller resultaat verkrijgt, want ten slotte zietnbsp;men hetzelfde tot stand komen bij paringen tussehen witge-vlekte konijnen; alzoo het is niet uitsluitend toe te schrijvennbsp;aan de familieteelt als zoodanig, dat de witte robe ten slottenbsp;de overhand verkrijgt, het is slechts een middel van moedernbsp;natuur om des te eerder tot haar doel te komen.

En dan, is men er wel van overtuigd, dat het albinisnie, zooals de heeren Boudin, Aübé en anderen hebben verondersteld, steeds het kenmerk vormt eener zeer groote wijzigingnbsp;in de levensverrichtingen, teweeggebracht door verval van hetnbsp;organisme? Neen, niet waar?

Dr. Edüard Coenaz, die van dit onderwerp eene bijzondere, en grondige studie heeft gemaakt, is er verre van eene zoodanige meening te deelen. In tegendeel hij beweert, dat donbsp;individuen, met aangeboren kakerlakisme zich evengoed in

-ocr page 313-

57

een volkomen gezondheidstoestand verheugen en een vrij hoogen ouderdom kunnen bereiken, alsook op normale wijze nakomelingen verwekken; evenmin gaat hij meê met hen, die beweren dat de albino’s in het algemeen zwak gebouwd zijn,nbsp;vroeg sterven en geheel hun leven onvruchtbaar blijven. Ternbsp;wederlegging dezer laatste stelling deelt hij in zijne monographienbsp;(1) tal van zeer goed gekozen feiten meê, wier waarde denbsp;meest angstvallige natuuronderzoeker zelf niet in twijfel zounbsp;kunnen trekken.

Voor het overige kunnen wij uit de volgende regelen lezen, hoe hij over deze kwestie denkt.

Niet alleen zijn er albinos, vooral onder de vertegenwoordigers van het vrouwelijk geslacht, die niet zwak zijn, maar men treft daaronder zelfs zeer sterke individuen aan dienbsp;door de Portugezen of de Amerikaansche nederzetttingen,nbsp;zeer gezocht zijn als slaaf. Overigens beweert men, dat die

on


gelukkigen liever sterven dan zich aan de slavernij te onder

werpen; een bewijs hunner energie alzoo.

Men heeft ook als een bewezen feit aangenomen, zoo vervolgt hij, dat de albinos niet lang leven, maar dat zij daarentegen,nbsp;gewoonlijk jong sterven. Laten wij er spoedig bij zeggen,nbsp;zoogaat de schrijver voort, dat het geene zeldzaamheid is datnbsp;de albinos een hoogen ouderdom bereiken en dat hun leven,nbsp;zelfs dan wanneer ze idioot zijn niet korter duurt zooalsnbsp;Roche en de Ricètre het ons leeren. En wat aangaat denbsp;kwestie der steriliteit, ziehier wat de heer Cornaz steunendenbsp;op het gezag der feiten, ons mededeelt: Er zijn geen goednbsp;geconstateerde gevallen bekend van albino’s voortgekomennbsp;uit een albino moeder en dito vader, wel daarentegen uit denbsp;cohabitatie van een dezer met den vertegenwoordiger van denbsp;andere Sekse en het schijnt zelfs een positief feit te zijn,nbsp;dat de vrouwelijke albino’s dikwijs zeer vruchtbaar zijn.

Ook gelooft Cornaz niet zooals wel beweerd wordt, dat idiotisme of cretinisme gewoonlijk met het albinisme gepaardnbsp;gaan, terwijl Jefferson in den staat Virginia witte negers heeftnbsp;gezien met een zeer goed verstand. Prof: Cornevin zag nanbsp;5 generatie’s witte konijnen van zwart-bontc ouders; daartoe

(1) Over het Albinisme, monographie van Dr, Eduard Cornaz Gent 1856.

-ocr page 314-

58

is het echter niet noodig, dat het oorspronkelijke paar naet hun afstammelingen zich door adelphogamie voortplanten. Watnbsp;aangaat de donkere kleuren, deze vermenigvuldigen zichnbsp;over het algemeen zeergoed, ook daar waar het familieteeltnbsp;geldt.

Alzoo, kan men in de verwantschapsteelt niet de oorzaak van het albinisme zien, en dat is het wat wij moesten aantoonen. (1)

E.

(1) De redactie dezer „Bladen” zal den schrijver niet verder volgen; hetgeen n de vorige afleveringen en in deze is overgenomen acht zg voldoende omnbsp;den lezer een juist begrip te geven van de verwantschapsteelt en haar invloednbsp;op de vorming van de verschillende rassen.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;(Red.)

-ocr page 315-

VII INTERNATIONALER THIERARZTLICHER CONGRESS

IN

Baden-Baden 1899.

Sehr geehrter herr College

In Folge des Beschlusses des VI Internationalen Thierarzt-lichen Congresses zu Bern 1895 soil der VII Congress in Baden-Baden im Jahre 1899 stattfinden.

Die badischen Thieriirzte wurden mit der Ausführung des Beschlusses beauftragt.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;lt;

Der Unterzeichnete hat daher ira Juni 1896 eine vorberei-tende Versammlung nach Stuttgart einberufen, bei welcher Thierarzte aus verschiedenen europilischen Liindern erschienennbsp;sind. Dort wurde der Geschiiftsausschuss erwahlt, an dessennbsp;Spitze der Unterzeichnete getreten ist.

Von der Stadtgemeinde Baden hat der Geschaftsausschuss die Zusage erhalten, dass die Raumlichkeiten fur die Abhaltungnbsp;des Congresses zur verfügung gestellt und verschiedene Fest-lich-keiten und Vergnügungen angeboten werden sollen. Dienbsp;badische Regierung wird die Einladungen an die Regierungennbsp;der verschiedenen Staaten erlassen.

Der herr Reichskanzler hat 10,000 Mark, die badische Regierung 2000 Mai'k, zur Bestreitung der Congresskostennbsp;bewilligt.

Der Congress soil in der zweiten Woche des August 1899 in Baden-Baden stattfinden.

Die Congressverhandlungen werden an sechs aufeinander folgenden Tagen jeweils morgens 9 Uhr beginnen.

Bei den Verhandlungen ist neben der Deutschen Sprache auch die franzosische und englische zugelassen. Fur sofortigenbsp;Uebersetzung der Anreden und Berichterstattungen wird Sorgenbsp;getragen sein.

Fiir quot;die Arbeiten des Congresses sind vorlaufig folgende Verhandlungsgegenstande in Aussicht genomen;

-ocr page 316-

60

a. Schutzmassregeln gegen die Verbreitang von Thierseuchen im Gefolge des internationalen Viehverkebrs •,nbsp;h Die Bekampfung der Tuberkulose unter den Hausthierennbsp;und die Verwendung des Fleiscbes und der Milcb tuber-kulöser Thiere und,

daran ankntipfend, die neuesten Anforderungen an eine wirksame Fleiscbbeschau;

c. nbsp;nbsp;nbsp;Die Bekampfung der Maul-und Klauenseuche;

d. nbsp;nbsp;nbsp;Die Bekampfung der Schvveineseuchen;

e. nbsp;nbsp;nbsp;Die Erweiterung des thierarztlicben Unterricbts insbeson-dere die Erricbtung van Seuchenversuchsanstalten undnbsp;von Lehrstühlen fur komparative Medicin an den thierarzt-lichen Hochscbulen;

f. nbsp;nbsp;nbsp;Endergebniss der Arbeiten über die Aufstellung einernbsp;einheitlichen anatomiscben Nomenclatur in der Vetei’inar-medicin, bezw. die Ausfiihrung der bezitglichen Beschlüssenbsp;des VI Congresses;

g. nbsp;nbsp;nbsp;Das Veterinar-Beamtentbum.

Die gesamtkosten werden nach einem genauen, der ba-dischen Regierung vorgelegten Voransehlage 28,000 Mark — 35,000 Francs betragen Es sollen namlicb alle Drucksachennbsp;in drie Sprachen, deutscli, französisch und englisch erscheinen.nbsp;Die anatomische Commission beansprucht fiir sich alleinnbsp;2500 Mark.

Mit Rüksicht darauf ist der Mitgliederbeitrag auf 12 Mark, 15 Francs, angesetzt; hierzu wird bemerkt, dass diejenigennbsp;herren Collegen, welche zich eingeschrieben und den Beitragnbsp;bezahlt haben, alle Drucksachen erhalten, wenn sie auch nichtnbsp;persönlich in Baden-Baden erscheinen,

Um eine starke Betheiligung herbeizuführen, hat der Geschaftsausschuss beschlossen, in alien Staaten Unterausschüssenbsp;zu bilden. Dem Unterausschuss würde die Aufgabe zufallen,nbsp;an die herren Thieriirzte und Agronomen des Landes einennbsp;Aufruf zur Betheiligung an dem VII Internationalen Thier-arztlichen Congresse zu erlassen und die Beitriige der ein-geschriebenen Mitglieder einzusammeln. Der Unterausschussnbsp;wiirde zuniichst aus den eingesammelten geldern seine aus-

gaben bestreiten und

den Rest liingstens bis 2 Januari 1899

-ocr page 317-

61

an die Filiale der „Rheinischen Creditbank” in Baden-Baden einsenden. Letztere wird die Ausgaben nnd Einnahinen desnbsp;Congresses buchen nnd seiner Zeit Rechnung ablegen.

Für den Gescliiiftsausschuss ware es van Wiehtigkeit bis 1 Dezember 1898 zu erfaliren, wie gross die Betheiligung dernbsp;Thierarzte der einzelnen Lander geworden ist.

Wir bitten Sie, sehr geebrter lierr College, uns Ihre gefal-lige Ansicht über die Bildung von Unterausschüssen nnd eventueel die Namen derjenigen hervorragenden persönlicli-keiten mitzntheilen, welchc in den geplanten Unteraussclmssnbsp;zu wiihlen waren. Sollten Sie die Bildung von 1'nteraus-chüssen nicht für nöthig oder zweckmassig erachten, so bittennbsp;wir Sie uns gefalligst anzngeben, aut welchem anderen Wegenbsp;eine starké Betheihgung der herren Collegen Ihres Landesnbsp;lierbeizuführen ist, etwa durch die Inanspruchnahme der dortnbsp;bestellenden thierarztlichen Vereine. Ferner bitten wir Sie,nbsp;uns Ihre etwaigen Wünsche wegen Abilnderung des Pro-gi'amms kund zu geben, Endlich bitten wir Sie, die thierarztlichen Zeitschriften Hires Landes zur Unterstützung desnbsp;Conggressunternehmens anzugehen.

Das definitive Programm des Congresses wird Ihnen reeht-zeitig bekannt gegeben werden.

Ein Ortsaussschuss wird in Baden-Baden fur die Beschaf-fung von Wohnungen Sorge tragen. Wir sind in der Lage mittheilen zu können, dass die Theilnehmer der Congressesnbsp;W’ohnung niit Pension van 6 Mark =z 7.50 Francs anfindennbsp;werden und können Ihnen jetzt schon die Versicherung geben,nbsp;dass der Congress die gastfreundlichste Aufnahme in demnbsp;schonen Baden-Baden finden wird.

Genehmigen Sie die Versicherung nnserer vorzüglichsten hochachtung.

Badev-Baden, den 25 Mei 1898.

Namens des Geschaftsaussclmsses des VII Internationalen Thierarztlichen Congresses

Der Vorsitzende,

Dr. LYDTIN. (')

(1) Van Prof Dr. Lydtin ontvangen niet het verzoek, bovenstaande circulaire in ons tijdschrift op te nemen.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;(Red )

-ocr page 318-

62

G. Overzicht der geneeskundig behandelde paarden van het leger.

Over het jaar 1896.

I Verdeeling over de garnizoenen.

Gjknizoenen.

O

C/J

'O

0)

*0

a

c3

O

P3

rs

OJ

V2

U

V

te

S

GJ

o

gt;

O

3

d

cS

s

o

Vi

C

c

O (P'S OJ (2nbsp;1) ^ 0,nbsp;gt; i£

Weltevreden en Rijswijk.

330

590

525

2

2

9

Sevang .......

Willem I en Banjoebiroe.

259

969

922

1

2

14

Salatiga......

413

1180

1082

10

6

13

Soerabaia......

112

269

232

4

2

3

Lombok.......

67

85

77

1

2

2

Atjeh.......

333

923

859

4

10

1

Padang.......

31

63

59

2

Fort de Koek . nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.

39

102

100

1

Makassar.....

65

89

74

1

5

Totalen.

1649

4270

3930

23

25

49

n. Verdeeling over

de wapens.

3

WAPENS.

3

S-.

4)

a

c3

0)

u

d

s

y S lt;y

O vX tc ©

OQ

agt;

cq

agt;

ffi

gt;

o

lt;

Cavalerie......

699

1681

1540

14

8

19

Artillerie......

058

2200

2041

6

10

25

Officierspaarden ....

292

389

349

3

7

5

Totalen.

1649

4270

3930

23

25

49

-ocr page 319-

63

in. Nosologische verdeeling van het ziektecijfer.

Behandeld

Hersteld,

Overleden

en

afgemaakt.

Vcrkoclit

wegens

gebreken.

Aard der ziekten en gebreken.

lt;v

.Cü

® a

Ó

ka

è p

cJ

S-gt;

CÖ p

01

01

‘u

«3 P

ei

ë

je ci

eS

gt;

.gt;¦ TS

U k.

•e ei

gt;

.ï-ê

'5

gt;

.a 73 o k-W «s

O

lt;

O E

O

lt;c

o p.

o

lt;3

o P

ü

lt;

o SP

_

4

1

_

2

1

_

_

_

2

_

7lt;S

7

1 6

77

7

5

_

_

_

_

4

5

5

4

5

5

_

3

3

2

1

O

2

1

1

2

1

2

1

1

1

1

ï

1

0

45

1

29

1

8

43

1

£9

8

1

1

5

26

5

5

f3

5

1

4

6

3

4

1

1

1

1

_

1

1

1

1

1

1

i

1

1

1

1

1

1

1

3

5

1

13

1

3

1

1

12

1

1

1

9

3

1

9

3

__

53

35

19

53

35

19

2

4

3

2

1

i

1

3

3

1

Anaemie ....

Pyaeinie, ....

Septichaemie . nbsp;nbsp;nbsp;. .

Goedaardige droes.

Kwade droes en worm

Hersencongestie. nbsp;nbsp;nbsp;.

Hersen- en hersenvlies ontsteking

Stijfkramp . . .

Lenden verlammin

Neusbloeding. nbsp;nbsp;nbsp;.

Acute catarrh van het slijmvlies van neus ennbsp;nevenholten .

Chronische idem.

Acute catarrh van het strottenhoofd en denbsp;luchtpijp, .nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.

Chronische idem . .

Acute bronchiaalca-tarrh . nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.

Chronische idem .

Longcongestie . . .

Longontsteking . nbsp;nbsp;nbsp;. ,

Longemphijseem .

Borstvlies ontsteking

Ontsteking van den mond ....

Onregelmatige slijting der tanden. .nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.

Tandfistel ....

Tandcaries, . . .

Oorspeekselklieront-steking ....

Speekselvloed, . .

Keelont steking. .

Indigestie ....

Kramp of rheumati-schekoliek . . .

AVindkoliek . . .

Verstoppingskoliek.

Koliek door textuur-verandering .

-ocr page 320-

64

Aard der ziekten

en gebreken.

Behandeld.

Hersteld

Overleden

en

afgemaakt.

Verkocht

wegens

gebreken.

O

S

d

‘C

OJ

X-

05 —

.ïl

O U

‘¦a d

^ c:

O ft

Ó

gt;

O

6

qj

c

Ég

.“¦a

Zj s-Si

«4-* CC

O ft

ó

O

Ó

'u

S-.

lt;

05

•-C n

o ft

45

'u

45

gt;

e!

Ó

‘1^

45

lt;

r- quot;O

O •-ft SS ¦ - eSnbsp;O ft

Koliek door liggings-verandering nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.

3

1

2

j

__1

Acute maagdarmca-tarrh . nbsp;nbsp;nbsp;....

92

10

17

22

10

17

_

_

_

Chronische idem . nbsp;nbsp;nbsp;.

2

2

2

1

1

2

1

Maagdarmontstekiug .

7

4

7

4

— 1

Darmontsteking . nbsp;nbsp;nbsp;•

3

1

1

1

2

Levercongestie . nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;¦

Leverontsteking

Leververgrooting’ . nbsp;nbsp;nbsp;¦

• —

— 1

Levervevkleining . nbsp;nbsp;nbsp;.

1

1

Wormen.....!

Ontsteking van hart en hartezakje.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.

1

1

1

1

Slagader-ontsteking

__

Ader-ontsteking. nbsp;nbsp;nbsp;.

1

Lijmphevat- ontsteking

~

2

IJjmpheklier-ontste-

king......

Slagadergezwel. nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.

3

1

3

-

Adergezwel . nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;•

1

Uierontsteking . nbsp;nbsp;nbsp;.

1

Loiiterstal , nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;¦

Bloedpissen . nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;•

42

42

3

Blaaskramp nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;•

3

Blaasverlamming . nbsp;nbsp;nbsp;¦

Blaascatarrh . nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;•

. -

Ontsteking der ballen

1 —

Traumatische oogontsteking nbsp;nbsp;nbsp;•nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;•nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;¦

95

92

7

94

90

7

_

_

_

Catarrhale idem.

34

28

16

32

28

16

Eheumatische oogontsteking ....

1

¦ _

1

__

_

_

_

_

_

Maanblindheid . nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;-

2

22

4

2

20

2

Filaria papillosa. .

2

2

Verduistering en vlekken van de cornea.

_

1

_

1

_

Kegelvormige verdikking van de cornea

_

_

--

_

Grauwe staar, . . nbsp;nbsp;nbsp;.

3

1

1

---

Groene staar . nbsp;nbsp;nbsp;.

Zwarte staar . nbsp;nbsp;nbsp;. .

_

Etteroog . nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;•

2

1

1

2

1

Uitwendige oorontsteking ....

1

__

1

_

_

_

_

Inwendige idem

i

-ocr page 321-

65


Behandeld.

Hersteld.

Overleden

en

afgemaakt.

Verkocht

wegena

gebreken.

Aard der ziekten en o’ebreken.

O

agt;

gt;

e9

ö

ïgt;

è c

.r- 'O

c; u «13 ce

ai

o P.

Ó

*c

o

CS

gt;

cS

o

«5

'u

lt;0

lt;

è«

.-.rO

O U

«c ce ^

O o.

ó

v

?

eS

O

ci

o;

3

lt;ï1

'O o u

« eS **lt; esnbsp;O P.

^agt;

gt;•

ei

O

X

4)

lt;

“ ci

o tm « 03nbsp;^ esnbsp;O P.

4

7

3

3

7

3

1

1

_

1

_

—-

_

_

1

18

8

2

9

6

1

2

2

iO

7

10

17

6

10

2

1

2

1

10

3

4

10

2

3

7

10

4

4

6

4

2

1

1

88

41

14

74

39

13

__

_

2

2

_

15

4

12

13

4

9

4

3

—¦

1

--

1

_

_

3

6

3

2

2

3

__

1

4

3

3

87

130

7

76

109

7

_

_

_

3

_

5

3

2

4

2

2

1

9

L

4

5

2

4

__

_

2

_

30

27

21

28

24

20

4

13

1

4

13

1

__

6

5

6

5

2

4

1

1

4

1

...

7

1

4

1

1

8

1

8

21

4

_

21

3

_

_

__

_

8

61

12

7

57

12

__

_

1

10

1

1

8

1

1

*

1

4

1

1

4

1

__

4

1

.r—

_

_

_

5

2

5

2

1

1

21

Uitwendige oorzweer. Spierontsteking .nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,

Spier-en spierscheede-verschenring . nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.

Peesontsteking . nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.

Peesscheede-ontste-

king.......

Beenontsteking . . nbsp;nbsp;nbsp;.

Beenvlies-ontsteking Gewrichts-ontsteking .nbsp;Gewrichts-waterzucht.nbsp;Gewrichts-vergroeiing.nbsp;Verstuiking . .nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.

Verrekking . nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.

Ontwrichting. . nbsp;nbsp;nbsp;.

Peesverscheuring . Gewrichtshanden-ver-scheuring .nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.

Beenbreuk, . . . Beennieuwvormingennbsp;Peesscheedegallen .nbsp;Ontsteking van denbsp;slijmbeurzen .nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.

Acuut rheumatisme Chronisch rheumatisme . . .nbsp;Hoefontstekincnbsp;Hoornscheur .

Holle wond. . Vernageling .nbsp;Afslijting der hoeven.nbsp;Kroonbetrapping .nbsp;Hoefkraakbeenfistelnbsp;Verballen ....nbsp;Eotstraal ....nbsp;Straalkanker . . •nbsp;Afwijkingen in dennbsp;vorm der hoevennbsp;Kreupelheden, nietnbsp;ontstaan door eennbsp;der bovengenoemdenbsp;ziekten der bewenbsp;gingsorganen.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.

Erijthema .... Urticaria ....nbsp;Erysipelas ....

Deel XI, 4, Afi,

-ocr page 322-

66


Aard der ziekten en gebreken.

Behandeld.

Hersteld.

Ovei'leden

en

afgemaakt.

Verkocht

wegens

gebreken.

aj

Ó

,

u «

2 s

TI

2 ó

.2

.ïra

'sJ

¦q-ë

^ cS

¦ö Ós

gt;

¦S

tc rt

O

lt;

o ft

O

lt;

O P,

lt;

O P

6

Ö p

16

48

1

11

15

42

1

11

11

3

15

11

3

1^

1

2

4

1

1

3

1

2

3

5

2

2

3

1

1

3

117

17

5

108

11

4

85

lOU

7

79

93

7

28

100

8

23

100

6

115

378

5

112

362

5

2

7

1

5

19

89

7

19

85

7

12

166

3

11

164

3

26

64

30

23

62

30

1

1

, 1

9

1

1

9

1

71

180

6

69

170

6

1

_

_

15

14

8

12

11

5

2

3

2

_

_

390

206

37

363

180

34

4

1

1

5

1

1681

2200

389

1540

2041

349

22

16

10

19

25

5

4270

3930

48

49

Lichen .

Prurigo .

Eczema .

Impetigo Paronijchianbsp;Psoriasis.

Herpes .

Scabies .

Oedeem.

Heet absces Koud abscesnbsp;Eenvoudige zweer.nbsp;Gecompliceerde idemnbsp;Huidversterf .nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.

Verbranding . nbsp;nbsp;nbsp;.

Boosaardig gezwel Goedaardig idemnbsp;Schoftdrukkingnbsp;Eugdrukking.nbsp;Eibbendrukkingnbsp;Lendendrukkingnbsp;Borstdrukkingnbsp;Schavingennbsp;Snij wond .nbsp;Steekwond.

Bijtwond . Schietwond.

Overige ziektevormen

-ocr page 323-

VEREENIGING

DER ALGEMEENE TERGADERING, TE BANDOENG DEN 31 JANUARI 1898.

Aanwezig zijn de bestuursleden A. E. Kerkhoten en W. Denninghopf Stelling en de leden: van Delden, Jacobs,nbsp;Evans, Hubenet, Knoote, E. I. Kerkhoven, de Vries, vonnbsp;Winning, en Meertens, en de verslaggevers der Java-bodenbsp;en Preanger-bode.

De President opent de vergadering en heet de aanwezige leden welkom, waarna de notulen der laatste Algemeene Vergadering worden voorgelezen. Daar geen der leden, bedenkingen heeft tegen deze notulen worden zij gearresteerd.

Daarop wordt, bij monde van den Heer de Vries, het verslag van de verificatie-commissie uitgebraeht en wordt het bestuurnbsp;voor het gevoerde beheer der geldmiddelen acquit en déchargenbsp;verleend.

Een nieuwe verificatie-commissie wordt daarop benoemd en nemen daarin zitting de H. H. Knoote, de Vries, en Evans.nbsp;De President brengt nu ter kennis der vergadering dat opnbsp;zijne mededeeling aan den Heer de Dieü Stierling van zijnenbsp;benoeming tot bestuurslid tot nog toe geen bericht is ontvangen of deze aangenomen is en vraagt de vergadering of zijnbsp;het noodig oordeelt een ander bestuurslid voor genoemdennbsp;heer in de plaats te kiezen waarop de heer Knoote voorsteltnbsp;de terugkomst van den Heer Stierling aftewachten, hetgeen met algemeene stemmen wordt aangenomen.

De President brengt daarop verslag uit over de verschillende werkzaamheden in het afgeloopen jaar, over den stand van den

-ocr page 324-

68

paardeu stapel enz. hetgeen in extenso in het jaarverslag zal worden opgenomen.

De Heer Knoote interpelleert het bestuur over de bestelling van merries uit Soemba en zegt nimmer kennis gekregen tenbsp;hebben als er merries besteld werden, waarop de Presidentnbsp;mededeelt dat herhaaldelijk in verslagen en circulaires den ledennbsp;is medegedeeld en zelfs per advertentie in de dagbladen bekend gemaakt, dat reflectanten voor Sandelhoutmerries zichnbsp;daartoe tot ’t bestuur hadden te wenden, dat voor de bestellingnbsp;der merries zou zorgdragen.

De Heer Knoote zegt gedurende 1897 niets van het stamboek gehoord te hebben en stelt voor dat in het vervolg aan de leden circulaires zullen worden gezonden wanneer er weernbsp;merries besteld worden,

De Heer Meertens zegt dat het in de toekomst de gewone gang van zaken zal zijn dat men gedurende een jaar weinig ofnbsp;niets van het stamboek hooren zal, behalve in enkele buitengewone gevallen. Hij wijst er den Heer Knoote op datnbsp;in 1897 toch een belangrijke tentoonstelling is gehouden.

De President deelt daarop mede dat er in 1897 voor 5 leden, die zich daartoe tot het bestuur hebben gewend, merries zijnnbsp;besteld door tusschenkomst van den Heer de Korte te Soemba. Niettegenstaande het bestuur verzocht jonge 2 jarigenbsp;merries van superieure kwaliteit, tegen hoogere prijzen dan totnbsp;dusver werden besteed, aan te koopen, kwamen 5 volwassennbsp;merries, die zoo niet minder dan toch gelijk aan merries vannbsp;vorige zendingen waren en van dezelfde prijzen.

De Heer de Korte beweerde dat er geen betere merries te krijgen waren. Deze werden onder de reflectanten verlootnbsp;op de wijze door hen zelven uitgemaakt.

Daarop ontstaat een algemeene en langdurige discussie over het verdeelen van bestelde merries, hetzij door loting, hetzij door verkoop, waarna met algemeene stemmen wordt uitgemaakt dat die verdeeling in den vervolge zal plaats hebbennbsp;op de tot nog toe gebruikelijke wijze, uit te maken door denbsp;bestellers der merries.

Verder deelt de Heer Meertens mede, dat een Chinees twee meiTies te koop heeft aangeboden en dat door het

-ocr page 325-

69

vertrek van den Heer van Lanschot Hubeecht eenige merries beschikbaar zijn,

De President doet daarop de mededeeling, dat het bestuur een merrie met veulen te Batavia heeft gekocht, die met denbsp;onkosten komen te staan op f 302.— en dat verder, op verzoek van 6 leden, merries bij den Heer de Korte zijn besteld.nbsp;Als nieuwe leden hebben zich aangemeld de H. H. Jacobs,nbsp;te Bandoeng. Arnold Kan te Tijkoeraj en A. Hofland tenbsp;Tjisaroni.

Thans wordt aan de orde gesteld het voorstel tot afschaffing der inschrijvingsgelden, welk voorstel met 9 tegen 2 stemmen wordt aangenomen.

De door het bestuur voorgestelde wijziging van art. 4 van het huishoudelijk reglement met dien verstande dat de 2^nbsp;alinea van dat artikel: »Op den dag volgende op dien van eennbsp;der vergaderingen heeft de jaarlijksche tentoonstelling plaats,”nbsp;komt te vervallen, wordt met algemeene stemmen aangenomen.

De Heer Meertens stelt voor: de inschrijving in het stamboek open te stellen voor gouvernements-dekhengsten, ook in het geval als de eigenaars geen lid zijn van de vereeniging.

Dit voorstel wordt met algemeene stemmen aangenomen.

De Heer Hubenet vermoedt dat de voordeelen aan het inschrijven in het stamboek verbonden, voor inlanders, eigenaren van gouvernements-dekhensten, niet groot genoeg zijn om hen te bewegen hunne paarden naar de tentoonstelling tenbsp;zenden, vooral wanneer zij op groote afstanden van Bandoengnbsp;wonen, waarom spr. voorstelt, dat bij het gew: Bestuur wordenbsp;aangedrongen op een ondersteuning van houders van gouvernements-dekhengsten, ten einde hen in de gelegenheid tenbsp;stellen de paarden op de tentoonstelling te brengen.

Het bestuur is bereid daartoe de noodige stappen te doen.

Thans komt aan de orde het voorstel van het bestuur om dit jaar weder eene tentoonstelling te houden volgens het programma dat ter tafel gebracht en behandeld wordt. Het bedragnbsp;der prijzen en premiëen zal komen te staan op ƒ 1865.—nbsp;en het totaal, inclusief de kosten der tentoonstelling op ƒ2300.—

De Heeren Knoote en Hubenet maken bezwaar tegen het besteden van die som voor de tentoonstelling en stelt eerst-

-ocr page 326-

70

genoemde heer Yoor, de helft te besteden voor den aankoop van merries. De President repliceert, dat voldoende middelennbsp;in kas blijven om voort te gaan met bestellen en opkoopennbsp;van merries waarvoor slechts een betrekkelijk gering bedragnbsp;noodig is daar het, na verstrekking der paarden aan de ledennbsp;weer in de kas teriigvloeit: op groote schaal paarden te koopennbsp;zonder eenige zekerheid dat die ook gegadigden zullen vindennbsp;zoude ruïneus voor de vereeniging kunnen worden.

Eenige leden maken bezwaar tegen het cijfer voor den 1 sten Stamboekprijs: f 500.— en vinden dat te hoog

De President deelt daarop mede dat in het concept programma, dat door den Heer Mebrtens opgemaakt werd, daarvoor slechts f 300.— uitgetrokken was, doch dat dit door het bestuur in f 500.— was veranderd overeenkomstig het reedsnbsp;in het programma der vorige tentoonstelling beloofde De Dtenbsp;Stamboek-prijs was iets waaraan z. i. groote waarde gehechtnbsp;moest worden, een prijs die eenig éclat behoorde te maken ennbsp;die, overeenkomstig het bij reglement bepaalde, als de kas hetnbsp;toelaat, werkelijk zoo hoog mogelijk, desnoods tot f 1000.—nbsp;opgedreven moet worden.

De Heer Meeetens licht hierop toe op welke wijze de verhouding der prijzen en premiëen door hem werd vastgesteld.

Het aantal premiëen werd ongeveer aangenomen op de helft van het aantal veulens dat vermoedelijk zoude deelnemen ennbsp;werd zoodoende bijgedragen tot het doel waarmede de subsidienbsp;is gegeven, het fokken aan te moedigen door eene tegemoetkoming in de kosten.

Het voorstel tot het houden van eene tentoonstelling, overeenkomstig het voorstel van het bestuur, in stemming gebracht zijnde, wordt met 9 tegen 2 stemmen aangenomen.

De Heer Knoote vindt het onbillijk dat reeds bekroonde paarden mogen mededingen en stelt voor die uit te sluiten.

Het meerendeel der aanwezigen is echter van een andere meening.

Over de al of niet wenschelijkheid van den aankoop van een nieuwen hengst wordt door de vergadering uitgemaakt,nbsp;dat zulks voorloopig niet zal geschieden.

De .President brengt daarop ter kennis der vergadering een

-ocr page 327-

71

schrijven van Heeren A. Küchlin en Blokhuis te Malang, een voorstel behelzende tot oprichting van een subcomité tenbsp;Malang met de mededeeling dat zich 22 leden aldaar tot hetnbsp;lidmaatschap hebben aangegeven.

Spreker stelt voor dat het bestuur eene wijziging of aanvulling van het huishoudelijk reglement zal prepareeren, en bij convocatie-billet aan de leden bekend maken, ten eindenbsp;dit belangrijke onderwerp in een afzonderlijke, nader te bepalen, vergadering te behandelen, welk voorstel wordt aangenomen.

Ten slotte stelt de Heer Meertens voor dat de vereeniging aan de Regeering een request in zal dienen met het verzoeknbsp;stamboek- veulens door het Legerbestuur aan te doen koopennbsp;voor het remonte depót te Poerabaja tegen een hoogere som,nbsp;dan die waarvoor tot dusver sandelhout-paarden worden aangekocht, ten einde aan fokkers van Stamboek-paarden op Javanbsp;een meer zeker debouché voor hun product te verschaffen.

Dit voorstel vindt algemeen bijval.

Niets meer aan de orde zijnde, sluit de President de vergadering.

{Overgenomen uit de Verslagen der Vereeniging.)

-ocr page 328-

JAARVERSLAG.

Het verslag, hierbij den leden der Vereeniging aangeboden, loopt over het tijdvak 30 November 1896—ulto. December 1897.

Het hier achter opgenomen exti’aet uit het kasboek en de Balans op uit®, Dec. 1897 zijn door de commissie van verificatie goedgekeurd en is, in de vergadering van 31 Januarinbsp;1898, aan het Bestuur acquit en décharge verleend over hetnbsp;gevoerde beheer der geldmiddelen.

Van het benoemde bestuurslid J. G. E. G. de Died Stierling, tijdelijk in Europa vertoevende, is geen bericht ontvangen ofnbsp;de benoeming aanvaard wordt en is besloten de terugkeer vannbsp;genoemden heer af te wachten.

Het aantal leden bedroeg op uit®. December 1897; 107 en is dit sedert gestegen tot 117 terwijl 26 heeren, in de af-deeling Malang woonachtig, zich hebben aangemeld voor hetnbsp;lidmaatschap der Vereeniging met de bedoeling aldaar eennbsp;Sub-comité of afdeeling der Vereeniging te vestigen.

Besloten is dat het Bestuur zoo spoedig mogelijk een voorstel zal bekend maken om aan het Huishoudelijk Reglement een artikel toe te voegen regelende de voorwaarden waaropnbsp;Sub-comité’s zullen worden erkend en de verhouding waarinnbsp;deze zullen staan tot het Hoofdbestuur.

Eene buitengewone Algemeene Vergadering zal in 1898 zoodra mogelijk worden belegd om hierover uitspraak te doen.

Het Huishoudelijk Reglement onderging een paar wijzigingen en wel:

Art. 4. 2de Al. Vervallen de woorden »op den dag vol-»gende op dien van een der vergaderingen heeft de jaarlijksche »tentoonstelling plaats.”

Dit heeft de bedoeling om de verplichting op te heffen om aan de jaarlijksche tentoonstelling eene vergadering te doennbsp;voorafgaan, waaraan alsdan gewoonlijk geene behoefte bestaat.

-ocr page 329-

73

Art. 8. laatste al. vervallen de woorden : Bij de inschrijving »van ieder paard wordt betaald f 10.— aan de kas der ver-seeniging, behalve wanneer het paard geboren is uit Stam-»boek-ouders en behoorlijk bij de geboorte aangegeven, wan-»neer niets verschuldigd is.”

De afschaffing van het inschrijvingsgeld had vooral ten doel tegemoet te komen aan den wensch van enkele leden omnbsp;geene belasting te leggen op het inschrijven van nieuwe Stam-boek-paarden waardoor wellicht sommigen zouden worden weerhouden en voorts om ook aan de inlandsche eigenaren vannbsp;Gouvernements Sandelhout dekhengsten beter gelegenheid tenbsp;geven deze ter inschrijving aan te bieden.

Alleen ten opzichte van deze Gouvts. dekhengsten is besloten het inschrijven door niet — leden der Vereeniging toe te staan.

In den verslagtijd werden 9 nieuwe paarden ingeschreven, zijnde 7 merries en 2 hengsten.

Het totaal is daardoor geklommen tot 74. Van deze zijn 4 dood, zoodat overblijven 60 merries en 10 hengsten.nbsp;Veulens zijn geboren in :

hengst (1 dood)

(1 dood) (2 „ )

merrie nbsp;nbsp;nbsp;blijft =

„ nbsp;nbsp;nbsp;(2 dood) „

o nbsp;nbsp;nbsp;o ) o

4

10

18

13

25

1893 nbsp;nbsp;nbsp;3

1894 nbsp;nbsp;nbsp;6

1895 nbsp;nbsp;nbsp;10

1896 nbsp;nbsp;nbsp;10

1897 nbsp;nbsp;nbsp;16

2 6

10 6nbsp;9

45 nbsp;nbsp;nbsp;„nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;(4 dood) 33nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;„nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;(4 dood) „nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;== 70

De oorsponkelijke Stamboek-paarden hebben hun aantal dus reeds meer den verdubbeld.

Van de in 1897 geboren veulens zijn:

19 van nbsp;nbsp;nbsp;Petronbsp;nbsp;nbsp;nbsp;stamboeknbsp;nbsp;nbsp;nbsp;No.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;15

1 nbsp;nbsp;nbsp;„nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Giwangnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;„nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;2

2 nbsp;nbsp;nbsp;„nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Herbertnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;„nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;„nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;3

3 nbsp;nbsp;nbsp;„ onbekenden vader op Soemba

Veulens van den nieuwen hengst »Moor” der Vereeniging werden tot dus verre niet geboren. Edhter zijn eenige Stamboek merries thans gedekt en waarschijnlijk bezet door dezennbsp;hengst en zal van de kwaliteit der te produceeren venlens

-ocr page 330-

74

veel afhangen of al dan niet meer gebruik van hem gemaakt zal worden.

De hengst „Generaal” bleet gestationneerd te Tjikadjang bij den heer Majoor A. Knoote.

De hengst Giwang te Bandoeng nagenoeg niets te doen hebbende werd, op verzoek, afgestaan aan aan het lid der ver-eeniging J. H. C. Harders te Artana bij Soekaboemi en isnbsp;aldaar beschikbaar.

Van het Station der vereeniging Tègal-lèga te Bandoeng werd betrekkelijk weinig gebruik gemaakt hetgeen blijkt uitnbsp;de cijfers der inkomsten en uitgaven:

Station uitgaven: nbsp;nbsp;nbsp;f 906.12

» administratie nbsp;nbsp;nbsp;41.50

947.62

437.25


» inkomsten

Stationkosten van 5 merries der Vereeniging, gedurende 87 dagen, innbsp;begrepen bij den prijs waarvoor dezenbsp;merries aan de leden zijn verstrekt:


510.37


175.—


f 335.37

nadeelig saldo:

Hiertoe heeft bijgedragen dat, hoewel gedurende een deel van den tijd het station onder Europeesch toezicht stond, ditnbsp;door de afgelegenheid en door de onbetrouwbaarheid van dennbsp;mandoer der race-stallen, niet dan gebrekkig kon zijn en datnbsp;de prijzen van gras en padi maandenlang, gedurende de strengenbsp;droogte, zeer hoog waren en daarbij de kwaliteit van hetnbsp;dure gras zeer veel te wenschen overliet.

Later, ander het toezicht van den Heer Vogelpoel, en nadat de regentijd ingevallen was, ging alles beter doch schijnt hetnbsp;dat de leden afgeschrikt waren.

Naar een beter gelegen terrein wordt steeds omgezien doch is het bestuur daarin nog niet geslaagd, daar voor terreinennbsp;meer in het centrum der kotta gelegen exorbitante huurprijzennbsp;gevraagd worden.

De boven reeds genoemde 5 merries werden ontvangen door

-ocr page 331-

75

tusschenkomst van den Heer M. Th. de Korte, civiel gezaghebber op het eiland Soemba.

Hoewel tot dien beer het verzoek was gericht liever een kleiner aantal tweejarige, buitengewoon goede merries tenbsp;zenden tegen desnoods hoogeren prijs, was het gemiddeldnbsp;gehalte der ontvangen paarden niet verschillend van vroegerenbsp;zendingen en waren de meesten volwassen.

Allen konden echter worden ingeschreven. De Heer de Korte deelde mede dat betere merries niet verkrijgbaar warennbsp;geweest.

Op den Isten Augustus werden de leden die de tusschenkomst van het bestuur hadden ingeroepen, ter verkrijging eener Stamboek-merrie, bijeen geroepen en werd door deze heerennbsp;onderling goedgevonden dat door hen geloot zoude wordennbsp;wie hunner het eerst de keus zoude hebben om tegen den doornbsp;het bestuur vastgestelden minimum-prijs (voor iedere merrie,nbsp;met het oog op de verschillende inkoop prijzen op Soemba,nbsp;afzonderlijk) een der merries uit het vijftal te nemen.

Op deze wijze werden 3 merries geplaatst en werd voor de twee overblijvende bedankt, welke echter kort daarna ook eennbsp;kooper onder de leden vonden.

Naar aanleiding van het in de vergadering van 31 Januari 1898 verhandelde over dit onderwerp wordt in herinneringnbsp;gebracht, zooals reeds meermalen geschied is, dat het bestuurnbsp;gaarne vernemen zal welke leden door tusschenkomst van hetzelve merries wenschen te ontvangen

Zoodra eenige merries ontvangen zijn, zullen alsdan de leden welke zich opgegeven hebben bijeen geroepen worden ennbsp;kunnen zij ondeiding uitmaken op welke wijze de beschikbarenbsp;merries verdeeld zullen worden tegen de prijzen door het bestuur daarvoor bepaald.

Thans is weder eene bestelling aan den Heer de Korte gedaan, hetgeen reeds erder geschied zoude zijn, indien nietnbsp;genoemde heer geruim en tijd, met verlof, van het eiland afwezig geweest ware.

Tot dusverre geschiedde de aankoop geheel belangeloos doch heeft het bestuur gemeend genoemden heer voortaan een premie, voor iedere goed bevonden merrie, te moeten aanbieden

-ocr page 332-

76

overeenkomstig de bestaande gewoonte bij aankoop van paarden voor de remonte.

De tentoonstelling van 1897 heeft, zooals in het speciale verslag dat hierover het licht zag reeds werd medegedeeld, innbsp;alle opzichten de wenschen en verwachtingen van het bestuurnbsp;bevredigd en is dit meer dan ooit overtuigd dat er krachtignbsp;naar gestreefd moet worden deze reglementaire jaarlijkschenbsp;tentoonstelling zoo belangrijk en aantrekkelijk mogelijk tenbsp;maken. Het spreekt den wensch uit dat de leden, eigenarennbsp;van Stamboek-paarden en veulens dit mogen inzien en telkennbsp;jare zullen voortgaan met inzenden zoo talrijk mogelijk.

Het kan niet anders dan dat de zoodoende jaarlijkseh aangeboden gelegenheid het geheele materiaal weder bijeen te zien, de lust tot beöordeelen en vergelijken zal aanwakkeren, de belangstelling levendig houden, de paardenkennis vermeerderennbsp;en goede voornemens tot verdubbelde inspanning in het levennbsp;zal roepen.

Het bestuur wenscht dat, in later tijd, aan deze tentoonstelling verbonden zal worden eene Sandelhout-Stamboek-paar-denmarkt en een concours-hippique van Stamboek-paarden.

In den loop van 1897 werd door het bestuur, bij request, op nieuw eene Subsidie van de Regeering gevraagd en werdnbsp;bij Gouvernements besluit dd. 4 September 1897 No. 11 innbsp;antwoord daarop, machtiging verleend tot uitbetaling eenernbsp;Subsidie van f 3000.—

Dankbaar voor dit vernieuwde blijk van waardecring en deze zoo belangrijke tegemoetkoming, heeft bet bestuur gemeendnbsp;te moeten voorstellen in 1898 op den 2den en 3den Juli weder eene tentoonstelling te houden en daarbij een hooger bedragnbsp;dan tot dusverre aan prijzen en promieën uit te loven.

Het gedetailleerd voorstel van het bestuur is in de algomeene vergadering van 31 Januari 1891 onveranderd goedgekeurdnbsp;en zal het programma spoedig in druk verspreid worden.nbsp;Aan prijzen en premieën is daarbij uitgetrokken een bedragnbsp;van f 1865.—•, aan algemeene kosten; f 435.— to zamen:nbsp;f 2300.—

In hoofdzaak verschilt dit programma van vroegere door het toevoegen van premiëen in iedere rubriek der veulens

-ocr page 333-

77

welke zullen worden toegekend aan een aantal der beste, niet bekroonde, veulens.

Hierbij zal de vrije hand gelaten worden aan de Jury, welke naar goeddunken het aantal premiëen in eenige rubriek zalnbsp;mogen vermeerderen of verminderen mits het totaal daarvoornbsp;uitgetrokken bedrag niet overschrijdende.

De lo en 2o Stamboek-prijzen, zijn overeenkomstig het reeds in het progi’amma der vorige tentoonstelling beloofde, respectievelijk gesteld op f 500.— en ƒ 200.— en hoopt het bestuurnbsp;deze cijfers ook in volgende jaren te kunnen handhaven dannbsp;wel verhoogen.

Door de Alg. Vergadering is besloten voorloopig geen nieuwen hengst te koopen aangezien daaraan geen behoefte bestaat en zelfs de nieuwe hengst »Moor” tot dusverre weinig gezocht wordt.

Petro geniet steeds eene onbetwiste preferentie.

Meer en meer begint op den voorgrond te treden de wen-schelijkheid om voor de jonge Stamboek-hengsten, welke niet in aanmerking komen als dekhengst aangehouden te wordennbsp;(en dit zullen slechts zeer enkele zijn) een geregeld débouchénbsp;te vinden of te scheppen tegen prijzen, welke aan den fokkernbsp;voordeel op zijn bedrijf verschaffen.

Het aanhouden van fokmerries en het opvoeden van veulens op zaakkundige wijze met rationeele voeding voor beide, denbsp;eenige weg om op den duur degelijke resultaten te bereiken,nbsp;brengt kosten mede, welke niet vergoed worden door een prijsnbsp;van slechts een paar honderd guldens, voor welken prijs (ofnbsp;zelfs veel minder) Preanger-paarden en bastaards, van zeernbsp;twijfelachtig allooi, door de inlandsche bevolking geleverdnbsp;kunnen worden.

In de algemeene vergadering 31 Januari 1898 werd dit ter sprake gebracht en de wenschelijkheid betoogd dit punt ondernbsp;de aandacht der Regeering te brengen welke, wil zij onzenbsp;instelling ook op andere AVijze begunstigen en tot grootennbsp;bloei brengen, niet beter zoude kunnen handelen dan het doennbsp;bieden van flinke loonende prijzen door het Legerbestuur,nbsp;voor veulens van verschillenden leeftijd uit Stamboek-moeders,nbsp;gelokt, welke aan de vereischten, voor de remonte gesteld,

-ocr page 334-

78

voldoen en verder in het remonte-depot zonden kunnen worden opgevoerd. Deze veulens, uit goed fokmateriaal verkregen en oordeelkundig in de eerste jeugd opgevoed, zullen ongetwijfeld beter voldoen dan de paarden van het eiland Soembanbsp;betrokken, welke meest van onvoldoende taille zijn, zeldennbsp;van onberispelijken bouw, de schaden eener verwaarloosdenbsp;jeugd nooit geheel te boven komen en toch aan transportnbsp;en voeding in het remonte-depót ten slotte veel kosten, daé,rnbsp;gelaten dat ook de slechts even bruikbare niet in voldoendnbsp;aantal meer verkrijgbaar zijn.

Wel is waar kan het Sandelhout-Stamboek thans nog geen belangrijk aantal paarden aan de remonte leveren, doch het,nbsp;bij voorbaat, waarborgen van een geregelden afzet tegen voldoenden prijs kan het middel zijn om het doel zeer spoedignbsp;te bereiken. Een goede basis bestaat.

Het bestuur zal aan den door de vergadering uitgesproken wensch gehoor geven en zich bij request tot de Regeeringnbsp;wenden om deze aangelegenheid voor te dragen.

Bandoeng, Februari 1898.

Het Bestuur,

A. E. Kerkhoven Voorzitter.

W. F. Denninghoff Stelling.

Keurmeester.

1

-ocr page 335-

VEREENIGING

NOTTJLEIV

DER ALGEMEENE VERGADERING TE BANDOEXG, DEN 21 MAART 1898.

Aanwezig zijn behalve het bestuur, de H. H. van Derden, Lapp, van Riemsdijk van Broekhuizen, de Vries en Meertens.

De President heet de aanwezige leden welkom en gaat over tot de toelichting van het voorstel van het bestuur volgensnbsp;convocatiebiljet, n. 1. de wijziging van het huish. reglementnbsp;inzake de oprichting van sub-comités en afdeelingen, doornbsp;opname van het volgende art.;

sindien minstens 20 leden der vereeniging aan het bestuur »den wensch te kennen geven op een of andere plaats opnbsp;»Java (gewestelijke of afdeelings hoofdplaats) eene afdeelingnbsp;»te vestigen, kan de Algemeene Vergadei’ing daartoe machti-»ging verleenen.

»Het bestuur van de afdeeling Bandoeng blijft ten allen •tijde Hoofdbestuur.

»De leden der afdeelingen kiezen een bestuur (sub-comité),

• nbsp;nbsp;nbsp;bestaande uit 2 leden, waarvan één voorzitter en een secre-

• nbsp;nbsp;nbsp;taris-keui-meester, hetwelk de geldelijke administratie dernbsp;•afdeeling voert en bevoegd is vergaderingen te beleggen.

»De besluiten dezer vergaderingen hebben wettigheid voor •zooverre zij zuiver plaatselijke aangelegenheden behandelen

• nbsp;nbsp;nbsp;en niet in strijd zijn met het Reglement der vereeniging ofnbsp;•met besluiten, genomen door de Algemeene Vergadering tenbsp;•Bandoeng.

•Op de Algemeene Vergaderingen te Bandoeng kunnen alle

-ocr page 336-

80

«leden, ook die der afdeelingen, zich bij volmacht doen ver-»tegen woordigen.

«Behalve het algemeen ledenboek, bij te houden door het «Hoofdbestuur, wordt door het bestuur der afdeeling een af-«deelings-ledenboek aangehouden. Entrée en contributie, in tenbsp;«vorderen van de leden der afdeeling, komen ten bate van denbsp;«kas der afdeeling.

«De ballotage der leden van de afdeeling berust bij het «bestuuur daarvan, doch behoeft de goedkeuring van het Hoofd-» bestuur.

«Van alle toetredingen en van het ontslag van leden wordt «door het sub-comite kennis gegeven aan het Hoofdbestuur.

»De afdeeling voert een eigen stamboek in duplo, geheel «overeenkomstig aan dat van de afdeeling Bandoeng en metnbsp;«een serie nummers aan te geven door het Hoofdbestuur.nbsp;«Een der exemplaren berust bij het bestuur van de afdeeling,nbsp;«het andere bij het Hoofdbestuur.

«Van alle geboorten en sterfgevallen moet aan het Hoofd-«bestuur kennis worden gegeven.

«Keuring en inschrijving voor de afdeelings-stamboeken «heeft éénmaal ’s jaars plaats op een datum, in overleg metnbsp;«het Hoofdbestuur vast te stellen.

«Een der leden van het Hoofdbestuur moet daarbij tegen-«woordig zijn, die alsdan fungeert als voorzitter, de leden van «het bestuur der afdeeling als keurmeesters.

»De vergadering van leden der afdeeling bepaalt wanneer «aangevangen zal worden mot het houden van jaarlijkschenbsp;«tentoonstellingen, gelijktijdig met de keuring en inschrijving

«De benoeming eener jury heeft plaats door het bestuur der «afdeeling, doch behoeft de goedkeuring van het Hoofdbestuur.

«Aanvangende met het vijfde jaar na dat der oprichting van «de afdeeling, wordt het bepaalde bij art. 9 toepasselijk op denbsp;«tentoonstellingen der afdeeling.

«Eventueel door de Regeering te verleenen subsidieën worden «onder de afdeelingen verdeeld naar verhouding van het aantalnbsp;«in het laatst afgeloopen jaar geboren veulens van Stamboek-«moeders, waarvan de vader óf een onbekende hengst op hetnbsp;«eiland Soemba óf een stamboek-hengst is.

-ocr page 337-

81

»Van alle uitgaven, door het Hoofdbestuur gedaan in het «algemeen belang der vereenigiug, waaronder de reis- ennbsp;«verblijfkosten van de leden van het Hoofdbestuur naar denbsp;«afdeelings-keuringen of tentoonstellingen, wordt een gedeeltenbsp;»naar verhouding van het aantal leden, aan de afdeelingennbsp;»in rekening gebracht.

»Het bestuur der afdeeling sluit de geldelijke administratie »af onder ultimo December van elk jaar, belegt alsdan zoonbsp;«spoedig mogelijk eene vergadering en maakt een sehriftelijknbsp;«verslag op over het afgeloopen jaar, hetgeen met de noodigenbsp;«verantwoordingsstukken wordt toegezonden aan het Hoofd-»bestuur ter opname in het algemeen jaarverslag der vereeniging.nbsp;«Alle bepalingen van het Huishoudelijk reglement, welke nietnbsp;«in dit artikel speciaal geregeld zijn, worden geacht evenzeernbsp;«toepasselijk te zijn op de afdeelingen.

De President zegt dat hij, ter inleiding van de discussie over het onderwerp, wenscht te beginnen met het voorlezennbsp;van een brief (op verzoek van den schrijver, den heer Majoornbsp;A. KN(tOTE).

Deze brief luidt.

Garoet, 20 Maart 1898.

«Zeer geachte heer KEBicnovEN.

«Tot mijn leedwezen moet ik u mededeelen dat ik door «omstandigheden verhinderd ben de Alg. Vergadering van hetnbsp;«Sandelhout Stamboek op morgen bij te wonen.

«Ten sterkste verklaar ik mij tegen de aanneming van «subcomité’s in andere afdeelingen dan de Preanger Regent-«schappen, van het Sandelhout Stamboek en voorzie daarvan innbsp;«de toekomst de treurige gevolgen. Plet Preanger Sandelhoutnbsp;«Stamboek heeft bij de Regeering een goeden naam en moetnbsp;«die trachten te bewaren en niet door verdeeling op anderenbsp;«plaatsen waarop geen behoorlijk toezicht bestaat, trachten tenbsp;«benadeelen.

«Laat Malang zelf een Sandelhout Stamboek oprichten. Mij «komt dat rationneel voor. Voordeelen hebben wij daarvannbsp;«niet-, integendeel finantieel nadeel. Bij dusdanige transactie

22

Deel XI. Afl.

-ocr page 338-

82

»zie ik er van komen dat de Regeering met hare jaarlijksche »subsidie zal ophouden. Laten we toch op ons zelve blijvennbsp;»en met energie en ijver onze zaak blijven behartigen ennbsp;»daardoor het vertrouwen dat de Regeering ons schenkt, blijvennbsp;»waardig maken.

»Vóór de in stemming brenging van dat Malangsch sub-»comité verzoek ik u beleefd daaromtrent mijn gevoelen aan »de alg. vergadering mede te deelen.

»Ten slotte geef ik u kennis enz.

w. g. Knoote.

De President zegt dat het wel onnoodig zal zijn te verklaren dat het Bestuur van een ander gevoelen is

overtuigd dat het van groot belang is dat

Het Bestuur is

niet alleen in de Preanger, maar dat over geheel Java het Sandelhout ras wordt gefokt en verbeterd. Het moet steedsnbsp;het streven onzer vereeniging zijn de belangstelling voor hetnbsp;Sandelhout ras op te wekken en het oprichten van afdeelin-gen op Java te bevorderen. Het oprichten van zelfstandigenbsp;stamboek-vereenigingen met het doel Sandelhouts te fokkennbsp;moet z. i. voorkomen worden. In Nederland heeft bijna elkenbsp;provincie zijn stamboek vereeniging en behalve die bestaatnbsp;nog het Algemeene Nederl. Paardenstamboek, welke vereeni-gingen niet alleen niet samenwerken maar somtijds zelfsnbsp;vijandig tegenover elkaar staan. Zulk een toestand moet innbsp;Indië voorkomen worden en de eenige weg daartoe is hetnbsp;oprichten van afdeelingen met sub comités onder één hoofdbestuur, het bestuur der Bandoengsche vereeniging.

Spreker vindt de vrees van den heer Knoote ongegrond en gelooft dat de Regeering in tegendeel, met het oog op denbsp;uitbreiding der vereeniging misschien genegen zal zijn hetnbsp;subsidie te vergrooten.

De heer Lapp is het volkomen met de zienswijze van het bestuur eens.

De heer Meërtexs zegt het niet te kunnen inzien dat de erkenning van afdeelingen, mits op den voet van hetnbsp;voorstel van den President, de vereeniging zou kunnen be-nadeelen.

-ocr page 339-

83

Het is ongetwijfeld in het belang der zaak wanneer die afdeelingen hun werk aan vangen, gesteund door en onder toezichtnbsp;van de Preanger vereeniging, omdat zij dan profiteeren vannbsp;de door de hoofdvereeniging opgedane ondervinding. Mennbsp;denke aan de moeite en opoffering die verschillende personennbsp;zich hebben moeten getroosten, vóór dat de Sandelhout paardenfokkerij eenig resultaat had opgeleverd.

En wat het subsidie betreft, de heer MeerTFNS zou het zeer billijk vinden dat het over de vereeniging en hare even-tueele afdeelingen verdeeld werd naar rato van het aantalnbsp;geboren veulens die aan door het hoofdbestuur te stellennbsp;vereischten voldoen.

De Voorzitter zou die wijze van verdeeling der subsidie ook billijk achten en wijst er op dat in Nederland ook de Rijkssubsidie verdeeld wordt over de provinciën naar verhoudingnbsp;van het aantal geboren veulens.

De heer VAN Riemsdijk vindt het niet billijk dat de conti’i-buties der afdeelingen geheel ten bate komen dier afdeelingen.

Het voorstel van het bestuur daarop in stemming gebracht wordt met algemeenc stemmen aangenomen.

De President stelt nu voor een nieuw reglement te doen drukken, met het oog op de belangrijke wijzigingen die hetnbsp;ondergaan heeft, welk voorstel wordt aangenomen.

De heer Meertens deelt mede dat de heer Enger te Djoedja een zeer mooien bruinen hengst van 4’ 4” (1 36 M )nbsp;die voor f 800.— te koop is, heeft gerecommandeerd.

De heer Denninghoff Stelling zegt, dat hij pas 2 paarden, zeer mooie exemplaren, van stamboek ouders 2'/.,nbsp;jaar oud, resp. 4’ 3” (1.33 M.) en 4’ 4” (1.36 M.) heeftnbsp;gemeteig dat, met het óog op het bestaan van zulke hengsten in ons midden, het niet noodig is elders hengsten aannbsp;te koopen.

De President wijst op het besluit in de vorige vergadering genomen om voorloopig geen nieuwen hengst te koopen voornbsp;rekening der vereeniging, doch zou het zeer toejuichen alsnbsp;de leden, voor eigen rekening, mooie hengsten wilden aannbsp;koopen.

De heer Mf.ertens beveelt het bestuur aan om notulen

-ocr page 340-

84

en andere gedrukten ter kennisneming te zenden aan den adviseur voor den burgerlijken veeartsenijkundigen dienst,nbsp;opdat die ambtenaar steeds op de hoogte kan zijn van denbsp;verrichtingen der vereeniging. Het bestuur zal dat gaarnenbsp;doen.

Niets meer aan de orde zijnde sluit de President de vergadering.

-ocr page 341-

VereenigiDg „Het Sandelhout Stamboek”.

VERGADERING te BANDOENG, OP 25 Jüxi 1898.

Uitgeschreven door het bestuur van het Sandelhout Stamboek.

Aanwezig zijn, behalve het bestuur, waarin tijdelijk tot vervanging van den heer A. E. Kerkhoven op verzoek van het bestuur de heer E. Meeetbns zitting heeft genomen, de Jurynbsp;der tentoonstelling op dien datum gehouden, bestaande uit denbsp;HH. Hoogkamer, militair paardenarts. Penning, Gouverne-ments veearts, Groeneveld, Ie luit. der cavalerie, Directeurnbsp;van het remontedepöt te Poerabaja en als plaatsvervangendnbsp;lid de heer Doijer, Ie luit. der artillerie, de HH. van Delden,nbsp;SwAVING WeRMÜTH, tan RIEMSDIJK, HOEKENDIJK. AdAM,nbsp;E. I Kerkhoven, Mens Fiers Smeding, tan Vloten, G. Bout-MY en DE Vries.

Bij afwezigheid van den President, de heer A. E. Kerkhoven, opent de heer Denninghoff Stelling de vergadering, heet de aanwezige heeren welkom, en bedankt in de eerstenbsp;plaats de Jury voor haar medewerking bij de tentoonstelling,nbsp;hulde brengende aan de nauwgezette wijze waarop zij haarnbsp;taak heeft opgevat. Verder bedankt hij den heer E. I. Kerkhoven, President v d. Buitenzorgsche Wedloop Sociëteit, die,nbsp;niettegenstaande de races te Soeniawenang gedurende de ten-toonstellingsdagen gehouden worden, zijn belangstelling in denbsp;vereeniging heeft getoond, door over te komen.

Hij vraagt de Jury haar oordeel uit te willen spreken over de resultaten, die de vereenigicg na de laatst gehouden vergadering 2 jaren geleden heeft verkregen.

-ocr page 342-

86

In antwoord daarop deelt de heer Hoogkamer in het kort het volgende mede, erop wijzende, dat de Jury in haar verslagnbsp;over de tentoonstelling meer in bijzonderheden zal treden.

Wat de ingezonden hengsten betreft, is de toestand ongeveer gelijk gebleven. De grootste vooruitgang is echter te bespeurennbsp;in de rubriek fokmerries, zoowel wat haar aantal, als wat denbsp;verpleging en behandeling en in het bijzonder de voedingnbsp;betreft; toch meent spreker er op te moeten wijzen, dat dienbsp;voeding niet overdreven moet worden; daar bij sommigenbsp;exemplaren was waar te nemen dat zij niet gepaard ging metnbsp;voldoende beweging.

Het trok echter de aandacht der Jury, dat het aantal veulens betrekkelijk gering was en verzocht spreker in verband hiermede enkele inlichtingen.

De rubriek veulens van 1895 maakte een zeer gunstigen indruk. Over de veulens in 1894 geboren, kon minder geroemdnbsp;worden en moesten zelfs 2 hengsten ter inschrijving geweigerdnbsp;worden.

De algemeene indruk echter was zeer gunstig te noemen en is de meening van de Jury, dat de vereeniging sedert de 2nbsp;laatste jaren vooruit is gegaan.

De heer Meertens repliceert hierop, dat het in het eerste vereenigingsjaar ingevoerd materiaal slecht was; dat de veulensnbsp;daaruit geboren ook van minder qualiteit waren en dat hetnbsp;grootste gedeelte van de ter tentoonstelling aanwezige dierennbsp;in deze rubriek (veulens van 1894) van onbekende vaders uitnbsp;Soemba zijn.

De heer Hoogkamer merkt op dat van de 60 mei’ries die op het einde van het jaar 1897 in het stamboek stonden,nbsp;slechts 25 veulens geboren zijn in het laatste verslagjaar ennbsp;vraagt wat daarvan de reden kan zijn. (1)

De heer Meerteks antwoordt hierop, dat eenige geboorten niet of te laat zijn aan gegeven; dat vele merries hier in eennbsp;toestand worden aangevoerd, die haar tijdelijk ongeschikt makennbsp;bevrucht te worden en dat een geruimen tijd verloopt, eer zijnbsp;in een goeden voedingstoestand verkeeren en tot den hengstnbsp;kunnen toegelaten worden.

In het jaar 1896 zijn vooral weinig veulens geboren, wel-

-ocr page 343-

87

licht dat ook de buitengewone droogte in dat jaar invloed erop gehad kan hebben.

De heer Hoogkamer vraagt daarop of de aanwezige merries wel voldoende in de gelegenheid zijn op tijd bij den hengstnbsp;gebracht te worden.

De heer Penmgt; g vraagt of het er aan kan liggen dat onvruchtbare merries van Soemba aan ons verkocht worden.

De heer Meektens betwijfelt zulks. Voor zooveel hem bekend is er geen enkele uit Soemba aangevoerde merrie niet bevrucht kunnen worden.

De heer Van Vloten merkt op dat bij hem de oorzaak is, dat hij, niettegenstaande aanvraag bij het bestuur, denstamboek-hengst Moor niet bij zich kon krijgenquot;

De President zegt hierop dat het bestuur geen machtiging had den stamboekhengst Moor bij de leden te laten circuleeren.nbsp;Bij een algemeene vergadering was besloten den hengst Moor,nbsp;een zeer kostbaar dier, bij den President te stationneeren, dienbsp;hem op bepaalde dagen beschikbaar zou stellen aan het stationnbsp;Bandoeng.

Bovendien waren te Ardjasari verscheidene merries van leden van het stamboek ter dekking; zoodat Moor aldaar voorloopignbsp;werk genoeg had. Eerst op de algemeene vergadering in 1898nbsp;werd besloten Moor bij verschillende leden te stallen en opnbsp;verzoek werd hij den heer KnooTE afgestaan. Thans wedernbsp;ter beschikking zijnde, kan den heer vAN Vloten Moor tijdelijknbsp;bij zich nemen.

De heer E I. Kerkhoven merkt op, dat op verschillende plaatsen zeer goede gouvernements dekhengzsten zijn.

De heer vAN Vloten zegt dat hij voor zijn merries liever van bekroonde hengsten gebruik maakt, in het bijzonder vannbsp;die, waarvan hij goede veulens gezien heeft.

Het bestuur deelt daarop mede, dat het bij een schrijven aan het Hoofd van gewestelijk bestuur heeft bekend gemaakt,nbsp;dat de vereeniging de inschrijving in het stamboek ook voornbsp;niet-leden, houders van gouvernementsdekhengsten gratis heeftnbsp;opengesteld en hen in de gelegenheid stelt met hun hengstennbsp;op de tentoonstelling mede te dingen naar de prijzen. Hetnbsp;bestuur heeft daarbij tevens gevraagd of van bestuurswege die

-ocr page 344-

88

eigenaars geen tegemoetkoming konden krijgen om hun hengsten op de tentoonstelling te brengen, op welk bovengenoemd schrijven tot nog toe geen antwoord is ingekomen.

De heer VAX DëLDEN resumeert uit het gesprokene dat er te weinig hengsten zijn.

De heer Hoogkamek meent dat niet overgegaan moet worden tot den aankoop van een hengst, als men geen superieur dier machtig kan worden en gelooft dat het zaak is er medenbsp;te wachten, totdat men uit de stamboekveulens zelve een keuzenbsp;zal kunnen doen.

De heer Penvixg stelt voor in het vervolg de stamboekprijs niet zoo hoog te stellen en die vast te stellen naar verhoudingnbsp;van het aantal ter inschrijving aangeboden paarden, b.v. voornbsp;elke vijf paarden f lOO.—

Verder vindt spreker het wenschelijk dat bij races een prijs wordt uitgeschreveu voor stamboekpaarden in het tuig.

De heer Meertexs vindt ook dat het wenschelijker is meer kleine prijzen toe te kennen, dan één groote; doch het reglement schrijft voor om jaarlijks één grooten stamboekprijs toenbsp;te kennen, hetgeen geschied is om personen, die thans uitsluitend race-paarden fokken er toe te brengen ook Sandelhoutnbsp;merries te houden.

Thans is het voordeeliger om volbloed race-paarden te fokken dan Sandelhoutpaarden. Het zou wellicht in het belang van de vereeniging zijn om bij het uitschrijven van een grootennbsp;stamboekprijs de bepaling te voegen, dat zij het recht heeftnbsp;een daarmee bekroonden hengst te naasten.

De heer Gkoexeveld vraagt of voor de tentoonstelling van het volgende jaar nog gelegenheid is tot wijziging van denbsp;voorgestelde toe te kennen prijzen, waarop het bestuur bevestigend antwoordt.

De heer Pexxixg acht het wenschelijk om in het vervolg de bepalingen in het programma, dat alle prijzen toegekendnbsp;moeten worden, weg te laten en de .lury de vrijheid te laten denbsp;prijzen niet toe te kennen, indien de paarden die niet verdienen,

De heer van Vloten vindt beter 4 kleinere dan 1 groote prijs te geven in de rubriek, die in aanmerking k omt voornbsp;den Stamboekprijs.

-ocr page 345-

89

De heer Pekning is van oordeel, dat de deelname in de tentoonstelling grooter zou zijn, indien niet altijd de zelfdenbsp;paarden de prijzen kregen en stelt voor in den vervolge dienbsp;paarden, welke reeds twee achtereenvolgende jaren in de zelfdenbsp;rubriek bekroond zijn, niet meer voor een geldelijke belooningnbsp;in aanmerking te doen komen, maar hun een certificaat uitnbsp;te reiken.

De President acht dit een hoogst onbillijke maatregel.

Het beste paard, als Petro, verdient de beste prijs en het moet steeds een prikkel voor een ieder zijn te trachten eennbsp;beter paard dan Petro te fokken.

De heer Penning acht dit streven moeieiijk bereikbaar’daar bij Petro den mooisten Sandelhout vindt dien hij ooit gezien heeft.

De President wenscht een middenweg te kiezen en de reeds bekroonde paarden niet uit te sluiten, maar bij de tentoonstelling een prijs uit te schrijven, uitsluitend voor reeds bekroonde hengsten en merries.

De heer Hoogkamer vindt het tijdstip der jaarlijksche al-gemeene vergadering niet gelukkig gekozen en zou het wen-schelijker vinden als de algemeene vergadering gehouden werd tijdens de tentoonstellingsdagen, op welke algemeene vei’ga-dering dan tevens het programma voor de volgende tentoonstelling in hoofdtrekken kan vastgesteld worden.

Verder gelooft spreker dat de tijd gekomen is, dat het bestuur stappen doet om wegen te zoeken voor den afzet van Stamboekpaarden, hij wijst daartoe op Deli.

De heer Pennikg uit de wenschelijkheid jaarlijks bij elke tentoonstelling een publieke verknoping te houden en die tijdignbsp;te annonceeren met vermelding van het aantal en de namennbsp;der te verknopen paarden of een paardenmarkt aan de jaarlijksche tentoonstellingen te verbinden.

De heer Hoogk\jier wijst nog eens op de castratie van minder goed fokmateriaal, vooral met het oog op den verkoopnbsp;van wagenpaarden en gelooft dat het goed zou zijn ook eennbsp;of meer prijzen uit te loven voor ruinen.

De heer Penning wijst er op dat in de statuten voor opname wordt geëischt den leeftijd van Sy., jaar of dat better inschrijTing aangeboden paard één van het 2e viertal nieuwe

-ocr page 346-

90

of paardentanden gewisseld heeft. Dit is onjuist; daar zulk een paard reeds 4 jaar oud is.

De heer Meekteks geeft toe, diit het reglement in eenige opzichten wijziging behoeft.

Ook vindt hij het wenschelijk dat het bestuur wordt uitgebreid en en wel zoodanig, dat de leden op verschillende plaatsen in de Preanger verspreid zijn, teneinde hun invloednbsp;op de omgeving te doen gelden en zoodoende meer deelnemingnbsp;in de hand te werken. Meer algemeene deelname is wenschelijk.nbsp;Hij zou het daarom zeer toejuichen indien b. v. in het Soeka-boemische een sub comité tot stand zou kunnen komen en ooknbsp;in andere residenties afdeelingen van het Sandelh. Stamboeknbsp;werden opgericht, b.v. in Krawang, waar reeds eenige ledennbsp;gevestigd zijn die Sandelhoutpaarden fokken.

De heeren van Vloten en Grosneveld wordt verzocht of zij de noodige stappen zouden willen doen voor het tot standnbsp;komen van eene afdeeling in het Soekaboemische, waartoenbsp;genoemde heeren zich gaarne bereid verklaren.

De heer Smeding stelt voor op elke tentoonstelling een zeker aantal merries te verloten om de deelname te bevorderen.

De heer van Riemsdijk komt nog eens terug op de verdeeling der prijzen. Hij is van meening dat de deelneming bevorderdnbsp;zal worden als hoogere prijzen voor de tentoonstelling wordennbsp;uitgeloofd. Hij maakt zich over het benoodigde geld geen zorgen.

De heer Groenfveld stelt in het belang van de vereeniging zijnen hengst Eric te Poerabaja (Soekaboemi) beschikbaarnbsp;voor de merries der leden.

De heer Meertens spreekt over het station te Bandoeng, waarover in de laatste algemeene vergadering de opmerkingnbsp;is gemaakt dat het nogal kostbaar was; de oorzaak hiervannbsp;zegt spreker moet gedeeltelijk toegeschreven worden aan hetnbsp;stallen van merries uit Soemba aangevoerd, vóórdat zij aannbsp;de leden afgestaan worden.

De heer Gkoeneveld wijst op het voordeel van kunstgrasaanplantingen, waardoor de onderhoudskosten van paarden aanmerkelijk verminderd kunnen worden en is bereid, tegennbsp;vergoeding van transportkosten, stekken van gras aan de ledennbsp;te verstrekken.

-ocr page 347-

91

De heer Meeutens beaamt dit ten volle en zegt dat hij reeds kleine grasaanplantingen heeft, die hem van groot nut zijn.

De president wijst op het belangrijke van metingen van veulens van alle leeftijden, teneinde leeri’ijke statistieken tenbsp;verkrijgen omtrent hun groei.

In verband hiermede heeft het bestuur gedrukte staten doen opmaken, welke aan de eigenaars van paarden zullennbsp;worden toegezonden.

De heer E. 1. Kerkhoven deelt een proef mede door hem in de Veldpost gelezen, waarbij een middel aan de hand wordtnbsp;gedaan om zich te overtuigen of een zoogende merrie bezet is.

Men laat een druppel melk van de merrie in een glaasje jenever vallen; als er een weerslag komt maakt men daaruitnbsp;de gevolgtrekking dat de merrie bezet is.

Ten slotte deelt de heer Hoogkvmer mede hoe merries, die moeilijk opnemen, bevrucht kunnen worden.

Men spuit een dubbelkoolzuresoda oplossing in de scheede van de merrie, een uur voordat zij gedekt wordt, waardoornbsp;zij geinakkelijker bevrucht zal worden.

In bijzonderheden wordt dit middel besproken in het vee-artsenijkundig tijdschrift.

Niets meer aan de orde zijnde, sluit de president de vergadering.

(1) Noot vaii het Bestuur.

le Uit het stamboek hlykt dat van de volgende H merries, sedert de inschry^ ving vóór 1897, nooit de geboorte van veulens is aangegeven; No, 21, 23, 24, 27,nbsp;36, 42, 44, 50, 59, 62 en 65.

2e dat voor en gedurende 1897 zijn gestorven 3 merries.

3e dat 1 veulen in 1897 is gestorven

4e dat 1 merrie No. 5 in 1894 als rytuigpaard is verkocht en thans nog als zoodanig gebruikt wordt.

5e dit 2 merries No. lO en No. 55 in 1897 als rytuigpaarden werden gebruikt en om die reden in 1896 niet gedekt zijn.

-ocr page 348-

PERSONALIA.

Burgeelijkb Veeartsenijkundigen Dienst.

Overgeplaatst;

van de residentie Batavia naar de residentie Soerabaja, de veearts W. J. Esser;

van de residenties Pasoeroean en Probolinggo naar de residenties Batavia en Krawang, met Buitenzorg als standplaats, de veearts Ch. Ph. G. H. de Wilde;

van de residentie Batavia naar de residenties Pasoeroean en Probolinggo met de hoofdplaats Probolinggo als standplaats,nbsp;de veearts P. Schat;

van de residentie Padangsche Bovenlanden naar de residenties Cheribon, Tegal en Pekalongan, met de hoofplaats Tegal als standplaats, de veearts B. Vrijburg;

van de residenties Cheribon, Tegal en Pekalongan naar het gouvernement Sumatra’s Westkust, de veearts H. ’t Hoen.

Benoemd.

Door den Directeur van Binnenlandsch Bestuur, tot leden der Jurij ter beoordeeling van de handleidingen voor inland-sche paarden- en veefokkers en bezitters, ingekomen naarnbsp;aanleiding van de in de Javasche-Courant voor 19 Februarinbsp;1887. No. 15 uitgeschrevenen prijsvragen: de G. Veeartsen:

D. Hubenet, en Ch. Th. G. H. de Wilde, en

Raden Demang SoERiA Nata Legawa, patih van Soe-kaboemi.

Militair Veeartsenijkundige Dienst.

Gedetacheerd:

Voor den tijd van drie jaren bij het leger in Ned.-Indië, de paardenarts 3e kl. W. van den Burg.

Geplaatst:

Te Batavia de paardenarts 3e kl. W. VAN DEN BüRQ.

-ocr page 349- -ocr page 350- -ocr page 351- -ocr page 352-