-ocr page 1- -ocr page 2- -ocr page 3-




â– 


â– ^!'i




■■quot;'’•'.V

-ocr page 4- -ocr page 5-

ÏEEARTSENIJKÜNDIGE BLADEN

VOOK

NEDERLANDSCH-INDIÊ.

-ocr page 6- -ocr page 7-

Afl: I en II.

Bladz.

Bericht. nbsp;nbsp;nbsp;I t/ni III.

Naaniljist der Vereeniging tot bevordering van Veeartsenijkunde in Nederlandsch-Indië....... 1

Verslag over het 21ste Vereenigingsjaar der Vereeniging tot Bevordering van Veeartsenijkunde in Nederlandsch-

Indië .................13

Statuten der Vereeniging tot Bevordering van Veeartsenijkunde in Nederl.-Indië, goedgekeurd oj) de bijzondere Algemeene Vergadering gehouden te Weltevreden opnbsp;23 Mei 1905 en gearresteerd bij Gouvernements

besluit dd'’. 8 Juli 1905 No. 16........17

Huishoudelijk reglement der Vereeniging tot Bevordering van Veeartsenijkunde in Nederl.-Indië, goedgekeurdnbsp;op de bestuursvergadering gehouden te Buitenzorgnbsp;op 29 October 1905 en nader gewijzigd op de bestuursvergadering gehouden te Buitenzorg op 3 December 1905 ................ • 19

Proeve van een Rundveestamboek door P. Ph. vandebPoei.. 27 Javaasch Rundveestamboek opgericht door de vereeniging ternbsp;bevordering van de fokkerij van melkvee op Java.

Reglement voor de keuring en inschrijving van melkvee in het Javaasch rundveestamboek.

Neiirectomie bij het rund door A. Vrijburg.....98

Piroplasmosen in Nederlandsch-Indië (Voorloopige inede-

deeling), door C. A. Penning........102

-ocr page 8-

VI

INHOUD.

Bladz.

Verslag, eerbiedig aangeboden aan zijne Excellentie den Minister van koloniën, over een éénjarig verblijf in

Frankrijk, door W. J. E. Riemsdijk......109

Inleiding.

De stoeterij-administratie.

Eenige details over do fokkerij in de Fransclie koloniën.

Reis naar Zuid-Frankrijk.

De Arabier in Syrië.

Do Arabier in Frankrjjk.

De Arabier in de koloniën.

Referaten

Gewichtsveranderingen bij troepenpaarden........198

Piroplasmoson in Nederlandsch-Indië..........199

Malleine...................203

Personalia.................208

Afe: IIP Bladz.

Elfde jaarverslag van nbsp;nbsp;nbsp;betnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Instituutnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Pasteur.....211

Coccidiën in de nier bij Kippen door B. Veijburg . .231 Dekziekte in de Preanger-Regentschappen door

B. Vrijburg..............233

Australische paarden als rijtuigpaarden door van Effen. 251 Een nieuw systeem hoefbeslag door van Effen . . . 261nbsp;Curiosum uit het psychisch leven van een hond door

VAN Effen...............266

Surra hij den hond door nbsp;nbsp;nbsp;J.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;O.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Sohns.......268

Afe: IV Beadz

Tuberculinisatie van het melkvee ter hoofdplaats Seinarang [vervolg veeartsenij kundige bladen deel XVII pagina 291]nbsp;door C. A. Penning..............271

-ocr page 9-

VII

INHOUD.

Bladz.

Proeven betreffende behandeling van ïiypanosoiniasen

door J. nbsp;nbsp;nbsp;Hellemans............280

Het een en ander omtrent verschillende vormen van Sep-tichaemie bij den buffel in Nederlandsch-Indië

door O. nbsp;nbsp;nbsp;A. Penning............288

Korte mededeelingen uit Hollandsche bladen.....300

w. o. Eene mededeeliiig omtrent de rijksseruminricliting te Rotterdam. — Keuring van voor uitvoer bestemd vleesch.

Serum tegen kinkhoest. — Voordracht over „Stierhouderjjen en Fokvereenigingen” door I. G. J. van den Bosch tenbsp;Wageningen. — Het rijden in het Nederlandsche leger. — Ver-eeniging tot verbetering der schapenfokkerij in Friesland.

Referaten.................320

Identificatie der pathogene trypanosomen. — Trypanosomen van DEN Boven Nigee; een nieuwe pathogene trypanosome.—nbsp;Tijdelijke verdwijning der nagana trypanosomen bij geïnfecteerde honden. — Nagana bij de kat door het eten vannbsp;daarmede besmette ratten. — Monument Nocard.— Een merkwaardig geval van chronische Adypsie. — Over rationeelenbsp;behandeling van hoefkanker. — De pathogenese van den tetanus. — Cases of glanders in man (Kwade droes bij dennbsp;raensch). — Haemogregarina Gorbilli. — Iets over de pathologische histiologie der experimenteele trypanosomen infectie. —

Over de inden titelt der surra en der mbori. — Een geval van genezing van tetanus traumaticus door seruminjectienbsp;in de tropen. — Genezing van tetanus bij een paard doornbsp;Curare. — Therapeutische onderzoekingen bij trypanosomosen.

Kefir. — Hondsdolheid. — Over de bronst bij de huisdieren. Paardenfokkerij in Oostenrijk. — Navelverpleging bij kalveren.nbsp;Verslag overhet22ste vereenigingsjaar der vereenigiiig tot bevordering van Veeartsenijkunde in Nederlandsch-Indië. 339nbsp;Staat der gevallen van besmettelijke veeziekten in Neder-landsch-Indië gedurende de maanden Januari, Februari,nbsp;Maart en April 1906............ 345

-ocr page 10- -ocr page 11-

Dr. a. W. H. Wirtz, Directeur van ’s Rijks Veeartsenijschool te Utrecht.

Dr. D. P. F. Driessen, President-Penningmeester,

K. van der Veen, Secretaris-Bibliothecaris, tevens Gérant

van het Tijdschrift.

-ocr page 12-

LEDEN.

No.

Naam.

K W A L I T E I T.

Woonplaats.!

I

Bergh, J. D. van den . .

Gou vernemen ts-veearts.

met verlof in Eiirl

2

Breedveld, J......

Veearts.

Bindjei, Suma- I tra’s Oostkust.!

3

Does, J. K. F. de. . . .

Gouvernements veearts a la suite.

Weltevreden. a

4

Driessen, Dr. D. P. F. .

Insp. veeartsenijk. dienst.

Buitenzorg. nbsp;nbsp;nbsp;I

5

Esser, W. J......

Gouvernements-veearts.

Soerabaia. nbsp;nbsp;nbsp;I

6

Fischer, D. J......

id.

Pamakasan. nbsp;nbsp;nbsp;I

7

Hellemans, J......

id.

Padang. nbsp;nbsp;nbsp;I

8

’t Hoen, Dr. H.....

id.

Magelang. nbsp;nbsp;nbsp;1

9

Hubeuet, D.......

id.

met verlof in EurJ

lO

Heelsbergen, C. van. . .

Mil. paardenarts (correspondent voor Nederland.)

Breda. nbsp;nbsp;nbsp;1

11

Jeronimus, C. S.....

Gou vernemen ts-veearts.

Medan. nbsp;nbsp;nbsp;1

12

Kempen, F. W. . . . .

id.

Macassar. nbsp;nbsp;nbsp;!

13

Lenshoek, J. A.....

id.

Soekaboemi. nbsp;nbsp;nbsp;a

14

Lier, Dr. G. A. van. . .

id.

Bondowoso. nbsp;nbsp;nbsp;y

15

Lim Liang Boe.....

Handelaar.

Weltevreden. ]

i6

Penning, C. A.....

Gouvernements-veearts.

Samarang. nbsp;nbsp;nbsp;!

17

Poel, P. Ph. van der . .

id.

Soerakarta. nbsp;nbsp;nbsp;I

i8

Rathkamp amp; Co.....

Apothekers.

Weltevreden. I

19

Sohns, J. C. F.....

Gouvernemenst-veearts.

Kediri. nbsp;nbsp;nbsp;1

20

Teljer, P........

id.

Pecalongan. nbsp;nbsp;nbsp;1

21

Tan Wie Siong. , . . .

Landheer Kedong Gedeh.

Krawang. nbsp;nbsp;nbsp;1

I

-ocr page 13- -ocr page 14-

! 'i

4

INTEEKENAREN.

No.

Naam.

Kwaliteit.

Woonplaats.

I

Adam, H........

Kina onderneming Soeka-aegara.

Tjibeber, Preaiv. g=r.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;;

2

Albrecht en Co. ’) . . .

Boekhandel.

Batavia.

3

Arends, L. A......

Oud Ass. Resident.

Soerabaia. nbsp;nbsp;nbsp;'

4

Baerveldt, J. F......

Kapitein Artillerie.

Soerabaia.

5

Bcrensberg, Jhr. A. P. M. H. von Pelser . . . .

Majoor Artillerie.

Banjoe Biroe, marang.

6

Bibliotheek.......

Regiment Cavalerie.

Weltevreden.

7

Blokhuis, M.......

Landheer Tanah-Wangie.

Toerèn, Malang-

8

Boer, J. D. de.....

Kapitein Artillerie.

Soerabaia.

9

Bold, J. M. L......

Landheer Matraman.

Meester-Cornelis-

lO

Boreel, Jhr. W. Th.. . .

Landheer Penoembangan.

Soekaboend.

11

Bossche, F. A. H. van den.

Ass. Resident.

Korintji. nbsp;nbsp;nbsp;i

J

•12

Boutmy, D. C......

Landheer Grogol.

Tagog Apoe,Pie', anger.

13

Brans, A. J. Berkhoff . .

Koopman.

Weltevreden.

14

Brenkman Jr. N. C. . .

Koffieonderneming Alas Tlè-dèk.

Kepandjèn, Ma* lang.

15

Biising, M........

Gemeente Veearts.

Naarden.

i6

Bedier de Prairie, S . . .

Controleur B. B.

Sapoeran, Kedoc-

17

Bervoets, M. E.....

Landheer Djonggrongan.

Klaten, Solo.

18

Bogaardt, Th. L.....

Ass. Resident.

Sampang, nbsp;nbsp;nbsp;Ma'

doera.

*) nbsp;nbsp;nbsp;2 exemplaren.

Jl

-ocr page 15-

20

21

22

23

24

2$

26

27

28

29

30

31

32

33

34

35

36

37

38

Naam.

Kwaliteit.

Woonplaats.

Boenna, H. U. S. . . .

Oud Kapt. Artillerie,

Leeraar Gymn. Willem III.

Weltevreden.

Boerma, Dr. L. Th. . .

Arts.

Rembang.

Bezemer. W

Buitenzorg.

Cock, C. A. ter ....

Kapitein Artillerie.

met verlof in Europa .

Cordesius. C..

Landheer.

Indramajoe,

Cordesius, Const . . . .

Onderneming- Tji-Boegel.

Soemedang.

Crainwinckel, H.....

Ie Luit. Artillerie.

Krijgsschool den Haag.

Crone. B.

Landheer.

Tjitjoeroek, Pre-anger.

Daniels, C. G

Ritmeester Cavalerie.

Weltevreden.

Dorssen, Dr. J. van . , .

Milit. Paarden-Arts.

Amsterdam.

Dijk, J. A. G. van . . .

Boekhandel.

Weltevreden.

Dekens, A. H

Opziener Abattoir.

Soerakarta.

Dezentjé, Ch. E. . . .

Suikerfabriek Ponggok.

Klaten, Solo.

Eek, R. van . . .

Oud Luit. Artill., Landheer.

Tjibadak, Prean-ger.

Effen, Dr. J. J. van . . .

Arts.

Ma gelang.

Esveld, D. F. van . . .

Leeraar ’s Rijks Veeartsenijschool.

Utrecht.

Goedhart, 0. M

Controleur B. Bestuur.

Macassar.

Grevers, I. A P

Generaal Majoor Infanterie.

Semarang.

Groeueveldt, W.....

Ritmeester, Directeur Remonte Depot.

Padalarang, Pre-anger.

Haas, H. J. Tromp de. .

Millitair Paarden-Arts.

Weltevreden.

-ocr page 16-

6

No.

Naam.

Kwaliteit.

Woonplaats.

39

Haase, K. F.......

Landheer Goenoeng Oem-boejc.

Blitar.

40

Happé, C. W. F.....

Oud Luit. Kolonel Cavalerie, Makelaar.

Semarang.

41

Harders, J. A. C.....

Landheer Artana.

Soekaboemi.

42

Heidens, P. A. H. . . .

Majoor Infanterie.

Tjimahi, PreaU' ger.

43

Heukeloni, W. F. van . .

Painanoekan en Tjiasenilan-den.

Soebaiig, nbsp;nbsp;nbsp;Kra'

wang.

44

Hununelgens, C. M. N. .

Ass. Resident.

Ngawi, Madioeii-

45

Heumen, Dr. A. G, M. van

Arts.

Bandoeng.

46

Hilling, A........

Onderneming.

Diono, Solo.

47

Hora Siccama, Jhr. J. F..

Onderneming Genong-Sari.

Klaten, Solo.

48

Halkema, Th. A. C. . .

Gledagan Pantjoer.

Malang.

49

Hamnielberg, N. W. . .

Commissionair.

Soerabaia.

SO

Hartelust, P. W.....

Ass. Resident.

Meester- CorneliS'

51

Jacometti, Th. Azon. . .

Koopman.

Weltevreden.

52

Janné, L T.......

Districts Veearts.

Roermond.

53

Julius, C. F...... .

Luit. Kol. intendant,

Lid Alg. Rekenkamer.

Weltevreden.

54

Janssen, T. J......

Ass. Resident.

met verlof in EU' ropa.

55

Jenne en Co., H.....

Handelaren.

Weltevreden.

56

Kleine, Wed. J......

Veeteelt ondern. Djati Baroe.

Weltevreden.

57

Leesgezelschap.....

Veeartsenijkundig.

Dordrecht.

58

Leesgezelschap.....

Selokatou.

Soekoredjo, Ken' dal.

-ocr page 17-

No.|

Naam. nbsp;nbsp;nbsp;|

KWALITEIT.

Woonplaats .

59 j]

Leut, H. J. G. van • • -l

Gemeente-veearts.

Piel.

60

bans, G. H.......

Specerijland Everts. nbsp;nbsp;nbsp;!

Banda Neira.

61

Linde, C. van de ... •

Onderneming Tjokro.

Delaugoe, Solo.

62

Lutter, W. F.....

Assistent-Resident.

Soerabaia.

Bandoeng.

63

Linn, W........

Landheer.

64

Müller, G.......

Veehandelaar.

Soerabaia.

65

Marcks, A. C......

Apotheker.

Buitenzorg.

66

Mullemeister, Mr. G. F. A.

Hoofdkommies Alg. Sec.

Buitenzorg.

67

Musman, Jac. Uden . .

Particulier.

Garoet.

68

Marlens, Dr. H. . . •

Adj. Directeur Abattoir.

Utrecht.

69

Maier, K. A. K. . . •

. Oud-Kap. Genie.

Samarang.


70 nbsp;nbsp;nbsp;j Motnian, P. R. van. . •

71 nbsp;nbsp;nbsp;Moore, W. van der. . .

72 nbsp;nbsp;nbsp;Muller, Joh.......

73 nbsp;nbsp;nbsp;Mulder, D......-

74 nbsp;nbsp;nbsp;Meihuizen, S.....

75 nbsp;nbsp;nbsp;Middelbeek, H. M. . •

76 nbsp;nbsp;nbsp;Numaus, J. C.....

Mart. Nijhoff .... Oosthout, G. A. T. J.

Ottolander, T. , . . • Quast, H. C. E. . . .

Landheer Drainaga. Landheer Sindang.sari.nbsp;Boekhandel.

Landheer Soedimara.

I' Kommies Alg. Secretarie Ondern. Mento.

Milit. paardenarts.

Boekhandel.

Resident.

j Landheer Pantjoer. Controleur B. B.

Soekaboeini.

Amsterdam.

Weltevreden.

Buitenzorg.

Wonogiri, Solo.

Banjoe Biroe, Sa-marang.

jdcn Haag.

Bandoeng Prean-ger.

Sitoebondo.

Rokan, Loeboe Bandahara, Sumatra 's Oostk,


-ocr page 18-

No.

Naam.

Kwaliteit.

Woonplaats.

8i

Raden Mas Adipati Adi Niugrat.......

Regent.

Demak.

82

Raden Adipati Sosro Di-ningrat........

Rijksbestierdcr.

Solo

83

R. M. Paudji Toemengoeng Ario Poerbo Adiningrat.

Regent.

Samarang.

84

Richter, P.......

Hoofdingenieur S. S.

Pandeglang

Bantam.

8S

Rijks, A........

Directeur Ncd.-Ind. Veem.

Weltevreden.

86

Riemsdijk, A. J. van. . .

I' Luit. Cavalerie.

Macassar.

87

Reus, D........

Rijtuig Maatschappij Fuchs.

Weltevreden.

88

Rijckevorsel, Ch. van. . .

Suikerf. Kartasoera.

Solo.

89

Roovaart, H. B. van de .

Suikerf. Adiwerna.

Tagal.

90

Radja Proehoenian . . .

Inl. Gouvts. Veearts.

Fadang Sidem-poeaii.

'91

Schimmel, W. C. . . .

Leeraar ’s Rijks Veeartsenijschool.

Utrecht.

92

Schmalz, C. O.....

Administrateur Banaran.

Ambarawa.

93

Schultz, C.......

Controleur B. B.

Idi, Atjeh.

94

Sluijs, D. van der. . . .

Hoofdkeurmeester Abattoir.

Amsterdam.

95

Snethlage, A. C. G. . .

Rijtuigfabrikant.

Weltevreden.

96

Scherius, H. J......

Halte Tangoel.

Djember.

97

Staverman, W. H. . . .

Landheer Tjileboet.

Buitenzorg.

98

Sanders, H. L.....

Apotheker.

Solo.

99

Schaik, Mr. S. J. L. M. van.

Rechterl. Ambtenaar.

Bonthain, Celebes.

100

Soesman, F. . . . . . .

Koopman.

Samarang.

-ocr page 19-

No.

Naam.

Kwaliteit.

Woonplaats.

lOl

Suermoiidt, C. .

Onderneming Wonokoio.

Malang.

102

Tan Tjoeng Keng. . . .

Particulier.

Buitenzorg.

103

Tengnagel baron, G. van.

Landheer.

Buitenzorg.

104

Veenstra, T. A .

Bewaarder Kadaster.

Weltevreden.

los

Velders. A F

Controleur B. B.

Soekanegara,

Soekaboemi.

106

Vereeniging tot onderlinge.

Verzekering van paarden.

Samarang.

107

Visser, amp; Co , 0- . .

Boekhandel.

Weltevreden.

108

Vloten, 0. van .

Landheer.

Soekanegara,

Soekaboemi.

lOg

Vogel, H. C. A. G. de .

Resident.

Samarang.

IIO

Verburgt, H. A. . .

Slachterij.

Weltevreden.

III

Verzekering van paarden.

voor West Java ,,Hippos”.

Buitenzorg.

II2

Veen, H. Jr.

Kina ondern. Tjikorai.

Garoet.

II3

Wagner, H. P.

Dir. ’s Lands gevangenis.

Batavia.

II4

Wegener, W. H. . . .

Assistent Resident.

Bojolali, Solo.

II5

Westenenk, Jr. S. J.

Suikerfabriek Kadipaten.

Cheribon.

II6

Waliën, Baron van Heec-keren tot......

Administrateur Sinagar.

Soekaboemi.

117

Wely, J. H. van ....

Gewest. Secretaris.

Pasoeroean.

II8

Willems, F. F

Suikerfabriek Tjokro.

Klaten, Solo.

II9

Zehntner, Dr. T,

Directeur de Tlnstitut Agro-noinique.

Bahia, Brazilië.

( ) 2 Exemplaren,

-ocr page 20-

2

3

4

5

6

7

8

9 lönbsp;11

12

13

14

15

16

17

18

Instellingen enz. waarmede de Veeartsenykun-dige Vereeniging in ruiling verkeert.

Wochenschrift für Thierheilkunde imd Viehzucht, München.

Schweizer Archiv für Thierheilkunde, Zürich.

Thierarztliches Centralblatt, Monatschrift des Vereines der Thierarzte in Oesterreich, Wien.

Revue Vétérinaire, Toulouse.

Annales de Médecine Vétérinaire, Bruxelles.

Maatschappij ter bevordering der Veeartsenijkunde in Nederland, Utrecht.

Vétérinaire Sociëteit „Absyrtus” Utrecht.

Ned.-Indische Maatschappij van Nijverheid en Landbouw, Weltev)'eden.

’s Rijks Hoogere Landbouwschool, Wageningen.

Indisch Militair Tijdschrift, Weltevreden.

Bataviaasch Genootschap van Kunsten en Wetenschappen, Weltevreden.

Koninklijke Natuurkundige Vereeniging, Weltevreden.

's Lands Plantentuin, Buitenzorg.

Vereeniging tot bevordering der Geneeskundige wetenschappen in Nederlandsch-Indië, Weltevreden.

Pare Vaccinogène en Instituut Pasteur, Weltevreden.

Geneeskundig Laboratorium, Weltevreden.

Landbouw-Journaal der Kaapkolonie, Kaapstad.

Redactie Java Bode, Batavia.

-ocr page 21- -ocr page 22-

Verplichte aanbieding:

Resident van Batavia.

Officier van Justitie, Batavia.

Algemeene Secretaris, Buitenzorg.

P r e s e n t - e X e m p 1 a r e n.

Dr. A. W. H. WiRTZ, Directeur van ’s Rijks Veeartsenijschool, Eere Voorzitter, Utrecht.

W. P. Groeneveld, Oud-Vice President van den Raad van Nederlandsch Indië, Eere-lid, 's Gravenhage.

Mr. H. KunEMAN, Oud-Directeur van Binnenl. Bestuur, Eere lid, Brussel.

J. W. van DüLDEK, Gepens. Ambtenaar, Soekaboemi.

Zijne Excell. de Commandant v/h Leger, Weltevreden.

Departement van Onderwijs, Eeredienst en Nijverheid, Weltevreden.

’s Rijks Veeartsenijschool te Utrecht.

Bibliotheek v/h nbsp;nbsp;nbsp;Koloniaal Museum te Haarlem.

id. nbsp;nbsp;nbsp;dernbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Gemeente Universiteit te Amsterdam.

id. nbsp;nbsp;nbsp;id.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Rijks Universiteit te Leiden.

id. nbsp;nbsp;nbsp;id.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Rijks Universiteit te Utf'echt.

id- nbsp;nbsp;nbsp;id.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Rijks Universiteit te Groningen.

President des Kaiserlichen Gesuiidheitsambtes, Berlijn.

-ocr page 23-

OVER HET

Siste VereeniffinffSjaar

VEREENIGING TOT BEVORDERING

VEEARTSENIJKUNDE

In voldoening aan artikel 27 der statuten, heb ik de eer Op deze Algenieene Vergadering verslag uit te brengen overnbsp;hetnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Vereenigingsjaar.

Vair verschillende zijden werd in het verslagjaar steun ondervonden in ons streven om door de uitgave van onsnbsp;tijdschrift zooveel mogelijk te voldoen aan het hoofddoel nl.nbsp;het landhuishoudkundig publiek dezer gewesten voor te lichtennbsp;op veeartscnijkundig gebied.

Evenals ten vorigeii jare verleende de Regeering hare medewerking door hare archieven in zake Veeartsenijkundenbsp;en Veeteelt steeds ter beschikking te stellen van de Redactienbsp;van ons Orgaan, die mits deze, door mijne tusschenkoinst,nbsp;der Regeering daarvoor haren eerbiedigen dank aanbiedt.

Op het einde van het verslagjaar telde de Vereeniging 28 leden en 129 inteekenaren tegen 30 leden en 150 inteeke-naren op het einde van het vorige vereenigingsjaar.

Met de redactie van het tijdschrift werd voortgegaan op den ingcslagen weg t. w. behandeling der onderwerpen innbsp;populairen vorm, waarmede naar verwacht werd het periodieknbsp;meer algemeen bij het publiek ingang gevonden heeft.

-ocr page 24-

De stand der geldmiddelen blijkt uit het hierachter opgé-nomen kasoverzicht, voorkomende op folio 24 van ons kasboek No. V.

Het vermogen der Veteeniging bij het sluiten van het

ste Vereenigingsjaar bestond uit: contanten in kas.....

2js

77,62 ,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;500.—

, 5.000.— , 1.070.22nbsp;,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;17.87

c.

d.

e.

één depositobewijs N. I. Escompto Mij. twee depositobiljetten Factorij N. H. M..nbsp;kassiersrekening N. I. Escompto Mij.nbsp;gekweekte rente opnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;idem.

Totaal. . nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;/ 6.665.71

Eene vergelijking met het in het vorige verslag vermeld

bedrag ad ƒ7174,90, doet zien dat het vermogen der Veree-niging is achteruitgegaan met f 509,19.

Uit het kasoverzicht is gernakkelijk te berekenen dat de uitgaven in het verslagjaar eene som uitmaakten van ƒ 3025,92nbsp;waartegen aan ontvangsten slechts ƒ 2498,86 of f 527,06nbsp;minder viel te boeken, welk verschil door eene niet verbruikte rente van ƒ 17,87^ op de kassiersrekening bij denbsp;Ned. Ind. Escompto Maatschappij, wordt teruggebracht opnbsp;het bovenvermeld bedrag van f 509,19.

Houdt men echter in het oog dat iii hel genoteerd bedrag onder het hoofd: ,,kosten uitgave tijdschrift” ad ƒ 1401,07,nbsp;eene som van ƒ 461,87® is begrepen, welke voor rekeningnbsp;komt van het in het vorige vereenigingsjaar verschenen i6® deelnbsp;der Veeartsenijkundige bladen, dan zal bij eene stijgingnbsp;der boekenrekening van ƒ 44,85 tot f 636,02, het wel geennbsp;verwondering baren dat eene achteruitgang in de geldmiddelen moet worden geconstateerd.

Overigens dient nog te worden aangestipt dat de contri-butiegelden over de maanden April tot en met Juni 1905, benevens eenige geringe bedragen voor aan diverse inteeke-naren geleverde deelen van ons tijdschrift, nog niet zijn geïnd.

In het verslagjaar steunde de Regeering ons wederom met

-ocr page 25-

15

f 800,—, waarvoor wij Haar mits deze onzen eerbiedigeii dank betuigen.

Van het tijdschrift verschenen de afleveringen i tot en met 3 van deel XVII.

Ten slotte zij nog vermeld dat door overplaatsing van den Secretaris Penningineester-Bibliothecaris naar Buitenzorg, denbsp;noodzakelijkheid zich deed gevoelen den zetel der Veieeni-ging zoo spoedig mogelijk naar genoemde plaats over tenbsp;brengen, vermits nu voortaan te Batavia geen 2 functionna-rissen in het bestuur meer aanwezig kunnen zijn, den bij hetnbsp;Geneeskundig Laboratorium gedetacheerden veearts buitennbsp;rekening gelaten, die uit den aard der zaak slechts tijdelijknbsp;aldaar geplaatst is.

Vermits terzake statutenwijziging noodig bleek, is, nu der Regeering toch om goedkeuring daarvoor moest wordennbsp;verzocht, van de gelegenheid gebruik gemaakt om de statutennbsp;geheel te herzien. Eene bekrachtiging van Regeeringswegenbsp;wordt binnen kort verwacht.

In de hoop, dat onze Vereeniging immer in bloei moge toenemen, eindig ik dit verslag met een woord van dank,nbsp;in de eerste plaats aan allen, die ons hunne medewerkingnbsp;en steun verleenden in de samenstelling en verbreiding vannbsp;het tijdschrift en verder aan hen, die op andere wijze vannbsp;hunne belangstelling deden blijken.

De President,

(w. g.) P. A. VAN VELZEN.

Uttgebracht ter Algemeene Vergadering, gehouden te Buitenzorg op p Juli ipoj.

) Inmiddels goedgekend bij Besluit van 8 Juli 1905 No. 16.

Red:

-ocr page 26-

Afschrift.

Bijlage A.

KASOVERZICHT van het 2I^*° Vereenigingsjaar, loopende van I Juli 1904 t/m. 30 Juni 1905; van de Vereeniging tot Bevordering vannbsp;Veeartsenijkunde in IMederlandsch-Indië.

Aan saldo in kas op i Juli 1904. . .

/ nbsp;nbsp;nbsp;80

68

Per kosten uitgave tijdschrift ....

/ 1401

07

,, geïnde abonnementsgelden . . .

„ 911

40

,, salarissen administratie, bediening

,, nbsp;nbsp;nbsp;,,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;contributiën.......

„ nbsp;nbsp;nbsp;60s

enz. . nbsp;nbsp;nbsp;...........

„ nbsp;nbsp;nbsp;816

,, nbsp;nbsp;nbsp;„nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;rente op uitzettingen. . .

„ nbsp;nbsp;nbsp;182

46

„ verlichting...........

„ nbsp;nbsp;nbsp;42

01

,, regeeriiigs subsidie.......

„ nbsp;nbsp;nbsp;800

„ francatuur, kosten borderels enz. .

„ nbsp;nbsp;nbsp;70

82

„ teruggenomen op uitgezette gelden

1414

,, rekeningen boekhandelaren. . . .

M 636

02

„ nbsp;nbsp;nbsp;id.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;v/de kassiersrekening.

,, restant honorarium samenstelling

bij de N. I. Escompto Maat'!. . .

„ IIOO

klapper deel I t/m. 15.....

„ nbsp;nbsp;nbsp;10

,, rechtskundig advies.......

„ nbsp;nbsp;nbsp;50

„ kassiersrekening N.I. Escompto M'gt;.

„ 1990

,, saldo in kas op ultimo Juni 1905.

.. nbsp;nbsp;nbsp;77

62

/ 5093

54

/ 5093

54

at

De Co7nviissie van Verificateurs, (w. ^.) K. VAN DER Veen.

„ B. Vrijburg.

Buitenzorg, p Juli ipo^.

[zv. g.) P. A. VAN Velzen, President.

Dr. D. Driessen, Secretaris-Penningnieester.

-ocr page 27-

ST^TTJTEllsr

DER

VEREENIGING TOT BEVORDERING

VAN

VEEARTSENIJKUNDE IN NEDERL INDIË,

goedgekeurd op de bijzondere Algemeene Vergadering gehouden te Weltevreden op 2j Meinbsp;nbsp;nbsp;nbsp;en

gearresteerd bij Gouvernements besluit ddquot;. 8 Juli ipog No. i6.

Artikel i.

De Vereeniging draagt den naam van Vereeniging tot bevordering van Veeartsenijkunde in Nedeilandsch-Indië.

Artikel 2.

De Vereeniging heeft haren zetel te Buitenzorg en is opge-ncht voor den tijd van 75 jaren.

Artikel 3.

Het doel der Vereeniging is bevordering der Veeartsenijkunde in Nederl. Indië in haren geheelen omvaiig.

Artikel 4.

Ter bereiking van dit doel zal de Vereeniging lt;*¦ een periodiek uitgeven onder den naam Veeartsenijkun-dige bladen voor Nederl. Indië.

jaarlijks één Algemeene en zoo mogelijk maandelijks één bestuursvergadering houden.

-ocr page 28-

18

Artikel 5.

De Vereetiiging bestaat uit:

a. nbsp;nbsp;nbsp;eereledeu,

b. nbsp;nbsp;nbsp;gewone leden,

c. nbsp;nbsp;nbsp;bestuursleden.

Artikel 6.

Tot eerelid kunnen worden benoemd personen, die zich jegens de Veeartsenijkunde of jegens de Vereeniging verdienstelijk hebben gemaakt. De benoeming geschiedt bij besluitnbsp;eener Algemeene Vergadering op voordracht van het bestuur.

Artikel 7.

Tot gewone leden zijn benoembaar allen die als zoodanig wenschcn te worden aangemerkt. De benoeming geschiedtnbsp;door het bestuur.

Artikel 8.

De bestuursleden moeten het diploma van veearts bezitten. Het bestuur bestaat uit een president, een secretaris, eennbsp;penningmeester en een bibliothecaris, van vvelke functiën meerdere op één persoon vereenigd kunnen worden, benevens uitnbsp;uit alle andere leden veeartsen op eene bestuurvergaderingnbsp;aanwezig.

Artikel 9.

Het bestuur en namens dit de President met den secretaris, vertegenwoordigen de Vereeniging in en buiten rechten.

Artikel 10.

Verdere bepalingen de Vereeniging betreffende, worden vastgelegd in een huishoudelijk reglement, samen te stellen,nbsp;aan te vullen of te wijzigen door het bestuur.

Artikel 11.

Deze statuten kunnen alleen gewijzigd worden krachtens besluit eener Algemeene Vergadering.

-ocr page 29-

HUISHOUDELIJK KEGLEMENT

DER

VEREENIGING TOT BEVORDERING

VAN

YEEARTSEIIJKÜIDE II lEDEELUIDlE, ¦

goedgekeurd op de bestuursvergadering gehouden te Buitenzorg op 2g October igop en nader gewijzigd op de bestuursvergadering gehouden te Buitenzorgnbsp;op j December igop.

Artikel i-

Juli en ein-

Het vereeirigiugsjaar begint telkens den i digt dennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Juli van het volgende jaar.

Artikel 2.

Gewone leden verbinden zich voor den tijd van het loopende

vereenigingsjaar.

Verkiezende niet meer lid te zijn voor een volgend jaar, moet daarvan vóór den 15'quot; Juni schriftelijk kennis gegeven

Worden aan den secretaris.

Gewone leden, langer dan zes maanden Indië verlatende, worden op verzoek van hun loopend lidmaatschap ontslagen.

Artikel 3.

In Indië wordt eene contributie geheven van f 1,5° (één

gulden vijttig cents) ’s maauds.

Van de gewone leden buiten Indië wordt eene contributie

geheven van / 0,50 (vijftig cents) s’ maands.

-ocr page 30-

20

Het lidmaatschap en de maandelijksclie contributie gaat in met de maand van aanneming.

Artikel 4.

Bij aldien gewone leden in Indië, tijdelijk Indië verlaten, zonder ontslag te vragen, zal van hen de contributie voor denbsp;leden buiten Indië geheven worden van en met de maandnbsp;van vertrek tot en met de maand van terugkomst.

Artikel 5.

De contributie is maandelijks opvorderbaar. Zoo gewenscht, zal zij echter geind worden bij vooruitbetaling over zooveelnbsp;maanden, als door de leden bekend gesteld zal worden.

Wanneer vier maanden na aanbieding der betreffende kwitantie geen betaling gevolgd is, houdt het lidmaantschap op, ongeacht de financieële verplichtingen van het betrokken lid.

Artikel 6.

Alle leden zijn bevoegd schriftelijk toegelichte voorstellen bij het bestuur in te dienen, ter behandeling in de Alge-meene, dan wel in de eerstvolgende bestuursvergadering, ternbsp;beoordeeling der functionnarissen in het bestuur.

Artikel 7.

Op de bestuursvergadering van de maand Juni kiest het bestuur uit zijn midden, de functionnarissen in het bestuur.nbsp;Zij treden als zoodanig op in de bestuursvergadering voor denbsp;maand Juli, die gehouden wordt onmiddellijk na de Algemeenenbsp;vergadering in die maand.

De benoemde functionnarissen moeten te Buitenzorg gevestigd zijn.

Artikel 8.

De functiën van penningmeester kunnen zoo noodig en ter

-ocr page 31-

21

beoordeeling van het bestuur, aan derden worden opgedragen.

In dit geval behoeft de penningmeester niet te Buitenzorg

gevestigd te zijn.

Artikel 9.

leder lunctionnaris in het bestuur is verantwoordelijk voor de onder zijne berusting zijnde stukken.

Artikel lO.

De president leidt alle vergaderingen en zorgt voor de

handhaving van dit reglement.

Bij afwezigheid op eene vergadering wordt hij door het

oudste lid vervangen.

Artikel ii.

De Secretaris is belast met het houden der notulen van de vergaderingen en met de briefwisseiing, behoudens die,nbsp;Welke uit den aard der zaak aan andere functionnarissen moetnbsp;Worden overgeiaten, zoomede met de bewaring van het archief.nbsp;Bij tijdelijke afwezigheid wordt zijne betrekking waarge

nomen door den president.

Artikel 12.

De penningmeester heeft het beheer der geldmiddelen.

Hij zorgt voor het innen der gelden en het doen der

betalingen.

Betalingen op kwitantie mogen niet geschieden dan na fiatteering doot den president, behoudens het geval de President zelf belast is met de functiën van penningmeester.

In dit laatste geval geeft de Secretaris ,,fiat betalen •

Artikel 13.

het

In elke bestuursvergadering legt de penning

kasboek over.

-ocr page 32-

22

Het bestuur beslist omtrent de wijze, waarop eventueele saldi zullen worden belegd.

Artikel 14.

De bibliothecaris is belast met het beheer der boekerij en met de verzending van het tijdschrift.

Hij houdt doorloopende aauteekening van alle inkomende boekwerken, kaarten, teekeningen enz., onder bekendstellingnbsp;hoe deze in het bezit der Vereeniging zijn gekomen ennbsp;voorziet allen op het titelblad van het zegel der Vereeniging.

Hij doet van een en ander mededeeling in de eerstvolgende bestuursvergadering.

Artikel 15.

Alle gewichtige stukken worden namens het bestuur onder-teekend door den president en den Secretaris.

Artikel 16.

Het bestuur heeft het recht iemand het lidmaatschap te ontnemen, wanneer volgens zijn oordeel, de belangen van denbsp;Vereeniging dit vorderen.

Artikel 17.

De jaarlijksche Algemeene Vergadering wordt gehouden op, of zoo spoedig mogelijk na den Juli.

Artikel 18.

De Secretaris geeft van tijd en plaats der te houden Algemeene Vergadering, drie maanden te voren kennis aan de leden.

Artikel 19.

Op de Algemeene Vergadering wordt behandeld:

-ocr page 33-

23

«• de voorstellen ingevolge art. 6 naar de Algemeeiie Vergadering verwezen, andere voorstellen,nbsp;veeartsenijkundige onderwerpen,

het verslag, uit te brengen door den President, loopende van en met Juli van het eene tot en met Juni vannbsp;het volgende jaar.

Artikel 20.

h)e bestuursvergaderingen worden met in achtname van art. 7, gehouden op de door de functioniiarissen te bepalennbsp;lijd en plaats.

Zij moeten minstens 14 dagen van te voren uitgeschreven 'Vorden, met mcdedeeling van de daarop te behandelen punten.

Op deze vergaderingen moeten ook de dagelijksche zaken der Vereeniging afgedaan worden.

Artikel 21.

Voor zoover het bestuur dat noodig acht, wordt het verhandelde in de Algemeene en bestuurvcrgaderingen in het lijdschrift der Vereeniging gepubliceerd.

Artikel 22.

Een buitengewone Algemeene Vergadering moet door de functionnarissen in het bestuur uitgeschreven worden, wanneernbsp;5 of meer leden zulks weuschen.

Buitengewone bestuursvergaderingen worden gehouden, wanneer 3 of meer leden-veeartsen zulks wenschen.

hl beide gevallen geven de aanvragende leden collectief hun verlangen schriftelijk te kennen aan den President dernbsp;Vereeniging, met opgave van de te behandelen zaken.

Op deze Vergaderingen worden alleen behandeld de voorstellen of zaken die aanleiding gegeven hebben tot de vergadering.

-ocr page 34-

24

Op de buitengewone Algemeene Vergaderingen is toepasselijk artikel i8.

De buitengewone bestuursvergaderingen worden zoo spoedig mogelijk gehouden.

Artikel 23.

Op alle vergaderingen wordt beslist bij meerderheid van stemmen.

Stemmingen over personen geschieden bij ongeteekende billetten.

Een voorstel personen betreffende, dat met algemeene stemmen aangenomen is, wordt vermeld te zijn aangenomennbsp;bij acelamatie.

Bij staking van stemmen beslist de President of zijn plaatsvervanger.

In geen vergadering kan eenig besluit genomen worden wanneer minder dan drie bestuursleden, waarvan minstensnbsp;twee functionnarissen, aanwezig zijn.

In eene behoorlijk uitgeschreven bestuursvergadering kan echter, ter voorkoming van minder gewenschte stagnatie innbsp;de administratie enz., de afdoening der dagelijksche zakennbsp;voortgang hebben, ook als er slechts twee functionnarissennbsp;aanwezig zijn.

Artikel 24.

Alleen inteekenaren op het tijdschrift der Vereeniging, kunnen op de in artikel 17 bedoelde Algemeene Vergaderingnbsp;geintroduceerd worden. Zij hebben evenwel geen stem.

Veeartsen, geen leden der Vereeniging, kunnen ook als inteekenaren op het tijdschrift, niet geintroduceerd worden.

Artikel 25.

Het in artikel 4 der statuten bedoelde periodiek wordt geredigeerd door de functionnarissen in het bestuur.

-ocr page 35-

25

Zij kunnen zich daarin doen bijstaan door de leden-veeartsen, indien deze zich daartoe bereid verklaren.

Artikel 26.

Het tijdschrift verschijnt op een door de Redactie te bepalen tijdstip. De afsluiting is mede te harer beoordeeling.

Artikel 27.

Het tijdschrift wordt gezonden ex officio:

a. nbsp;nbsp;nbsp;aan de eerevoorzitters, eereleden en leden.

b. nbsp;nbsp;nbsp;aan de redacties van periodieken, die in ruiling vannbsp;edita treden.

c. nbsp;nbsp;nbsp;aan de corporaties en personen, door het bestuur tenbsp;bepalen.

d. nbsp;nbsp;nbsp;aan de door de wet genoemde autoriteiten.

Artikel 28.

Leden ontvangen die deelen van het tijdschrift, waarvan afleveringen verschijnen tijdens hun lidmaatschap.

Bij aldien een lid verkeert in het geval omschreven in artikel 5, wordt de toezending van het tijdschrift gestaaktnbsp;tot tijd en wijle het betrokken lid aan zijne financiëele verplichtingen heeft voldaan.

Artikel 29.

Inteekening op het tijdschrift is opengesteld ad zes gulden per deel bij vooruitbetaling.

Inteekenarcn, die voor een volgend deel niet als zoodanig *n aanmerking weuschen te komen, moeten, daarvan bij ontvangst eener eindaflevering kennis geven aan den secretaris.

Artikel 30.

Wanneer binnen vier maanden na aanbieding der abon-

-ocr page 36-

26

nementskwitantie, nog geen betaling is gevolgd, wordt wanbetaling geacht te bestaan. Het bestuur neenat alsdan die maatregelen, die het zal noodig oordeelen.

Artikel 31.

In het tijdschrift kan ter beoordeeliug der Redactie, alles opgeuomen worden wat betrekking heeft op veeartseuijkundigenbsp;en aanverwante zaken, onverschillig wie de schrijver is.

Niet voor plaatsing vatbare stukken worden op verzoek aan de schrijvers teruggezonden.

Van de niet-plaatsing wordt kennis gegeven.

De redenen van niet-plaatsing behoeven niet te worden opgegeven.

Artikel 32.

Schrijvers van hoofdartikelen ontvangen 25 overdrukken.

Artikel 33.

In zaken waarin dit Reglement niet voorziet, beslist het bestuur.

-ocr page 37-

IPKOE-VEÏ

VAN EEN

RUNDVBESTAMBOEK.

Alvorens tot de behandeling van het eigenlijke onderwerp over te gaan, mag het noodzakelijk geacht worden, voorafnbsp;eenige aanwijzingen te geven omtrent de runderfokkerij, voornamelijk omdat deze thans in Nederlandsch-Indië over hetnbsp;algemeen zeer onoordeelkundig gedreven wordt, waardoor denbsp;resultaten dan ook allerbedroevendst zijn.

Speciaal heb ik hierbij het oog gevestigd op de fokkers van melkvee en ik hoop dat de te geven wenken in goedenbsp;aarde mogen vallen niet alleen, doch ook dat zij een krachtigennbsp;stoot mogen geven tot nauwe aaneensluiting van eveugenoemdenbsp;fokkers.

Om de runderfokkerij, over het algemeen de veeteelt, met kans op succes te kunnen drijven is het noodig dat men zichnbsp;op de hoogte stelt van den bouw en de levensverrichtingennbsp;van het dierlijk lichaam, dat men bekend is met de beoor-deeling van de uitwendige vormen der dieren om te kunnennbsp;aaugeven, waarvoor een bepaald dier het meest geschikt is,nbsp;fiet meeste nut kan stichten, verder met raskennis en tennbsp;laatste met de gezondheids- en voedingsleer. Bovendien staatnbsp;de veeteelt met den landbouw in zeer nauw verband, hetnbsp;oene bestaat door het andere.

Het is algemeen bekend dat bij iedere huisdicrsoort onderscheid gemaakt wordt al naar het doel waarvoor het dier bestemd is; evenzoo dat er geen dieren zijn die alle goedenbsp;eigenschappen, zoo volkomen mogelijk in zich vereeuigen,

-ocr page 38-

28

waarom het noodzakelijk is, dat de fokker zich een bepaald doel voor oogen stelt, dat hij bereiken wil. Daarbij heeftnbsp;hij vooral na te gaan of de bestaande verhoudingen voor denbsp;gekozen fokrichting gunstig, of zijn middelen toereikend zijnnbsp;en op welke wijze hij zijn doel het beste en het zekerstenbsp;kan bereiken.

Om een hoogen graad van volkomenheid en een bepaald doel in de veeteelt te bereiken is noodig een wel overlegdnbsp;plan, voorzichtigheid en volharding, kennis van de regelen dernbsp;fokkerij.

De eerste en gewichtigste vraag die men zich bij het vaststellen van een bepaald plan te stellen heeft, is;

„Wat is ouder de gegeven plaatsehjke en oeconomische omstandigheden in het algemeen te bereiken?” Grootere ennbsp;zwaardere veeslagen hebben o. a. een gunstiger klimaat ennbsp;betere voeding noodig, dan de middelzware of lichte slagen.

De tweede vraag is: ,,Wat wordt in de omstreken het meest gezocht, het meest volkomen bereikt en het best betaald?”

De derde vraag is: „Welk fokmateriaal staat mij ter beschikking en welk duurzaam, niet schijnbaar, voordeel is daarmede te bereiken.”

Het is noodzakelijk dat men zich de fokrichting goed voor oogen houdt en daarmede rekening gehouden wordt bij denbsp;keuze der fokdieren, de opfokking en de voeding der dieren,nbsp;omdat bepaalde lichaamsvormen een grooten invloed op denbsp;verrichtingen hebben, en de voedingswijze nauwkeurig geregeld moet worden naar het doel waarvoor men fokt.

Bodem en klimaat zijn van grooten invloed op de plantenwereld en omdat de lichaamsontwikkeling der huisdieren weder afhangt van de hoedanigheid en de hoeveelheid vannbsp;het voedsel, is het begrijpelijk waarom in enkele streken denbsp;fokkerij beter gelukt dan in andere.

Dit is dan ook de oorzaak, dat dikwijls een in een streek ingevoerde vreemde huisdiersoort en meer nog de nakomelingennbsp;in eigenschappen en lichaamsvormen achteruitgaan.

-ocr page 39-

29

De plaatselijke verhoudiiigeti moeten daarom bij het vaststellen van de fokriclitiug wel in aanmerking genomen worden en men moet zich niet verwonderen dat men in een streeknbsp;met mageren bodem en slechte voedingsgewassen geen prachtignbsp;mest- of melkvee kan fokken. Wel kan men door geschiktenbsp;voedermiddelen de natuurlijke invloeden aanmerkelijk verminderen, maar daardoor verminderen ook de werkelijke voor-deelen, doch hoe meer de fokdieren in hun lichaamsgroottenbsp;en hun eischen ten opzichte van hoedanigheid en hoeveelheidnbsp;van voedsel in de plaatselijke verhoudingen passen, des tenbsp;beter gedeien zij en des te grooter is ook het te verkrijgennbsp;voordeel. In groote fokkerijen is een met de plaatselijkenbsp;omstandigheden niet geheel overeenstemmende fokrichtingnbsp;gemakkelijker en met meer kans op succes door te voeren,nbsp;Omdat de meeste op de fokkerij van invloed zijnde voorwaardennbsp;meer in de hand van den fokker liggen, dan dit in kleinerenbsp;fokkerijen het geval is maar toch zullen na korteren of langerennbsp;tijd de verhoudingen van den bodem en klimaat hun invloednbsp;op de gefokte dieren doen gelden.

Een goed afzetgebied van de fokdieren (of van de van hen afkomstige producten), moet bij de keuze van de fokrichtingnbsp;Wel degelijk in aanmerking genomen worden, want het veenbsp;'vaarnaai het meest gevraagd wordt, wordt ook het bestnbsp;betaald. Hoe grooter de streek is waarin een bepaald goednbsp;gefokt veeslag voorkomt, des te meer koopers zullen daarnbsp;bomen en des te voordeeliger wordt de afzet, zoodat het zeernbsp;aan te bevelen is, dat verscheidene fokkers in een bepaaldenbsp;streek zich vereenigen om in een aangegeven richting tenbsp;fokken, waardoor een voortdurende verbetering van de veeteeltnbsp;^oer wordt bevorderd en vergemakkelijkt.

Hieraan wordt over het algemeen te weinig aandacht geschonken bij de verbetering van den veestapel, zoodat in streken met geheel overeenkomende bodem- en oeconomischenbsp;verhoudingen, in plaats van een vroeger daar aanwezig veeslag,nbsp;iiu een mengelmoes van dieren van verschillende slagen,

-ocr page 40-

80

vormen en kleuren bestaat; uit een huishoudkundig oogpunt natuurlijk ten zeerste te veroordeelen.

Maar ook bij een nauwkeurige inachtneming van alle vorengenoemde voorwaardeu, is de bereiking van het doel nog niet geheel zeker, iudien zij niet met voorzichtigheid ennbsp;volharding doorgevoerd worden. Steeds moet er goed opnbsp;gelet worden of de nakomelingen die eigenschappen bezitten,nbsp;die men bij de aangenomen fokrichting verlangt, of de ingeslagen weg de juiste is, of men daarop moet vooi tgaan, of datnbsp;in een of andere wijze verandering aangebracht moet worden.

Ook niag het aan volharding bij het doorvoeren van een juist bevonden fokrichting niet ontbreken, want er zijn steedsnbsp;zeer vele jaren voor noodig om in de veeteelt, vooral bijnbsp;runderen en paarden, een als 't ware vast standpunt te bereiken, waarbij er met eenige zekerheid op valt te rekenen,nbsp;dat de nakomelingen geheel aan de voorwaarden van denbsp;gekozen fokrichting beantwoorden.

Dikwijls veranderen van fokrichting, herhaald proeven nemen, is zeer te ontraden, omdat het nooit tot een bepaald resultaat leiden kan.

Verbetering van een runderstapel kan worden verkregen door inzucht, kruising en bloedopfrisschiiig.

Inzucht heeft plaats indien men de aanwezige dieren voortdurend onder elkaar laat paren, waarbij deze van één iuheemsch slag, of uit kruising ontstaan kunnen zijn.

Daarentegen spreekt men van reinteelt, indien dieren van een bepaald ras of slag, waarbij iedere vermenging met dierennbsp;van andere rassen, zelfs met andere slagen van hetzelfde rasnbsp;vermeden wordt, steeds onder elkaar gepaard worden, dochnbsp;beperkt zich de paring tot de dieren van enkele familiën,nbsp;dan noemt men het verwantschapsteelt of familieteelt.

De inzucht is overal het doelmatigst gebleken, indien de iuheemsche dieren in hun lichaamsvormen, eigenschappen ennbsp;verrichtingen van dien aard zijn, dat zij geheel voldoen aannbsp;de behoejten. Het is de natuurlijkste en zekerste manier.

-ocr page 41-

31

waarbij de eigenschappen ook met de meeste kans op succes zullen overerven; door de inzucht zijn de bestaande rassennbsp;en slagen ontstaan en kunnen ook slechts op deze wijzenbsp;behouden blijven.

Bij iederen runderstapel treft men dieren aan, die zich door betere lichaamsvormen en eigenschappen van de overigenbsp;dieren onderscheiden. Worden nu deze betere dieren steedsnbsp;voor de fokkerij uitgezocht, doelmatig verpleegd en gevoed,nbsp;dan blijft verbetering zeker niet uit. Bij de inzucht is ooknbsp;de vruchtbaarheid het grootst.

Bij de verwantschapsteelt heeft men wel meer kans op een spoedig succes, doch de paring van dieren die zeer na aannbsp;elkaar verwant zijn, eischt voorzichtigheid en moet niet tenbsp;lang voortgezet worden; vooral moet hierbij goed gelet wordennbsp;op aanwezige erfelijke gebreken bij een bepaalde familie, daarnbsp;deze dan zeer zeker zullen overgaan op de afstammelingen,nbsp;doch aanbeveling verdient de verwantschapsteelt, indien innbsp;een bepaalde familie enkele bijzonder goede eigenschappen,nbsp;slechts aan een zekere familie eigen, voorkomen die men opnbsp;de afstammelingen dan zeer zeker kan overbrengen.

Kruising bestaat bij de paring van dieren van verschillende rassen, ’t welk men steeds kan doorzetten of slechts vannbsp;tijdelijken aard kan doen zijn. Het doel van kruising isnbsp;Om eigenschappen, welke de inheemsche dieren slechts innbsp;geringen graad bezitten, door de paring met fokdieren vannbsp;oen met de gewenschte eigenschappen voortreffelijk voorziennbsp;ander ras, op de inheemsche dieren over te brengen; maarnbsp;liet doel kan ook zijn het vormen van nieuwe rassen of slagen.

Als regel geldt hier dat de dieren, die men onder elkaar kruist, niet te veel in lichaamsvorm, grootte etc. verschillen.nbsp;Omdat men dan kans heeft dat de nakomelingen, vooral dienbsp;der eerste generatie, niet aan de gekoesterde verwachtingennbsp;Voldoen.

Is het te doen om de eigenschappen van een ander ras duurzaam op het inheemsche vee over te brengen, dan moet de

-ocr page 42-

32

kruising gedurende verscheidene generaties voortgezet worden, (6 a 8) doch heeft men slechts op het oog de verhooging,nbsp;verbetering van slechts in geringen graad aanwezige eigenschappen, dan is veelal een tijdelijke kruising voldoende.

Zeer zeker is door zaakkundige en voorzichtig uitgevoerde kruising zeer veel goeds tot stand gebracht, maar daartegenover staat ook, dat door kruising zonder zaakkennis uitgevoerd,nbsp;reeds veel schade aan den veestapel is aaugericht; het meestnbsp;is dit het geval, iudien in plaats van dieren van zuiver ras,nbsp;gekruiste dieren van een eerste of tweede generatie, die nognbsp;in 't geheel geen rasstandvastigheid verkregen hebben, gebruiktnbsp;worden.

Terugslag tot de minder goede ouders komt dan zeer veel voor.

Het is verkeerd de uitdrukking veredeling te gebruiken in plaats van en als van dezelfde beteekenis met kruising, wantnbsp;van veredeling kan men slechts dan spreken, wanneer dieren,nbsp;namelijk mannelijke fokdieren, die de eigenschappen van adelnbsp;ten volle bezitten, in een fokkerij ingevoerd worden.

Door voortdurende en voorzichtig toegepaste veredeling kunnen in enkele gevallen zelfs nieuwe rassen gevormd worden;nbsp;daarentegen brengt niet iedere veredeling eene verbeteringnbsp;in de fokkerij tot stand.

De bloedopfrisschiag, inbrengen van nieuw bloed, bestaat in een voorbijgaande aanwending van mannelijke fokdieren vannbsp;een bepaald ras, waaruit door vroeger plaats gehad hebbendenbsp;kruising en voortgezette inzucht, het ras waarmede nieuwnbsp;bloed wordt ingevoerd, ontstaan is.

Het heeft ten doel om langzamerhand slechter wordende eigenschappen, ontaarding van goede eigenschappen waarmedenbsp;de ouders niet, doch de voorouders. wel behept waren tenbsp;verbeteren.

Bloedopfrissching kan daarom met goed gevolg toegepast worden bij reinteelt met ingevoerde dieren, die onder dennbsp;invloed van andere verpleging en voeding in hun nieuw

-ocr page 43-

33

vaderland, in hun goede eigenschappen achteruitgegaan zijn, verder bij veestapels, die door kruising zijn ontstaan en waarbijnbsp;verder inzucht is toegepast, doch waarbij terugslag langzamerhand zeer veel voorgekomen is, terwijl het ook zeer aan te bevelen is bij een fokkerij, die achteruitgegaan is door steeds voortgezette paring van dieren, die zeer na aan elkaar verwant zijn.

De runderfokkerij neemt onder de veeteelt in Nederlandsch-Indië, zoowel wat omvaug als opbrengst betreft, de eerste plaats in. Voor verbetering van den runderstapel is echternbsp;nog zeer veel te doen en deze moet zeker zoo spoedig mogelijknbsp;met kracht worden aangevat, want hij vormt een zeer grootnbsp;eu gewichtig deel van het nationaal vermogen; iedere verbetering van den runderstapel brengt vermeerdering van dennbsp;nationalen rijkdom teweeg.

In de allereerste plaats moet er echter aan herinnerd worden dat een verbetering van den runderstapel alleen verkregen kannbsp;worden door een gelijktijdige doelmatige en voldoende voeding.

De inheemsche runderen worden voor verschillende doeleinden gebruikt, in hoofdzaak echter voor trekvee, gedeeltelijk voor mest- en voor ’t overige voor melkvee.

Met het oog op het doel van dit schrijven nl. een proeve te leveren van een runderstamboek wensch ik voorloopig hetnbsp;trekvee te laten rusten en mij meer in het bijzonder te bepalen tot het melkvee.

Bij de beoordeeling van de fokwaarde van een koe is het niet alleen noodig dat men bekend is met de melk- en botcr-productie van het dier, maar dient men ook na te gaan ofnbsp;het door zijn bouw in staat gesteld is om flinke kalveren ternbsp;Wereld te brengen, en of het nadat de melkproductie zeernbsp;verminderd is, het dier dus z. g. afgemoiken is, nog een goedenbsp;Waarde vertegenwoordigt voor de slachtbank.

Bij de beoordeeling van het uitwendig voorkomen van een melkkoe dient er in de eerste plaats opgelet te worden datnbsp;het dier een goed vrouwelijk uiterlijk heeft, verder fijn behaardnbsp;is en een zachte fijne huid heeft.

-ocr page 44-

34

De kop van de melkkoe moet fijn zijn evenals de horens en de ooren, de hals lang en fijn, met dunne bovenlijn ennbsp;goede aansluiting aan kop en borst.

De schoft moet matig breed en afgerond zijn, iii rechte lijn met de rugwervels en den bovenrand van de schouderbladen liggen. Rug en lenden moeten een behoorlijke lengte ennbsp;breedte hebben, vlak zijn en eenigszins naar het kruis op-loopen. De borst moet diep en breed zijn met gewelfdenbsp;ribben en een matige spierbedekking met een goede aansluiting tusschen borst en schouders. De buik moet diep en rondnbsp;zijn, echter niet te veel afhangen. Het kruis moet vlak ennbsp;breed zijn, een goede lengte hebben, terwijl de bovenlijnnbsp;zooveel mogelijk recht en horizontaal moet zijn. De heupennbsp;mogen niet te veel uitsteken, tusschen de zitbeenderen moetnbsp;een flinke ruimte aanwezig zijn, terwijl de staartwortel weinignbsp;boven de zitbeenderen mag uitsteken en de staart lang ennbsp;fijn moet zijn. De schouders moeten sterk gebouwd, matignbsp;gevleeschd, goed aangesloten zijn met de borst en hetnbsp;schouderblad moet rechthoekig op het opperarmbeen staan.

De voorbeenen moeten recht staan, kort en krachtig gespierd, droog en van terzijde gezien breed zijn, de gewrichten krachtig en breed, de kooten kort en sterk en weinig hellingnbsp;hebben terwijl de klauwen krachtig gevormd moeten zijn, vrijnbsp;steil gebouwd met eeiie nauwe klauwspleet.

De achterbeenen moeten eveneens krachtig gebouwd zijn en een zoodanigen stand hebben, dat een loodlijn, neergelatennbsp;uit de achterste zitbeenshoeken, de hakken en de achterzijdenbsp;van de pijpen raakt.

Het uier moet ver naar voren onder den buik liggen, sterk ontwikkeld en vierkant zijn, terwijl alle 4 kwartieren zooveelnbsp;mogelijk even groot, weinig afgescheiden en hard op hetnbsp;gevoel moeten zijn in gevulden toestand, doch week ennbsp;slap na het uitmelken. De huid van het uier moet vetachtignbsp;en zacht aanvoelen, fijn behaard en rose van kleur zijn.

Dc spenen moeten groot en kegelvormig zijn en in een

-ocr page 45-

35

zuiver vierkant staan, bij vulling eenigszins gespannen en week, na het uitnielken slap. Kleine bijspenen worden wel beschouwd als een teeken van groote melkgeefsters.

De melkaderen moeten krachtig ontwikkeld zijn, zoodat zij een grooten bloedtoevoer naar en afvoer van het uiernbsp;garandeeren.

Een goede fokstier moet een flink manlijk voorkomen hebben, verder een krachtigen, evenwel niet al te grooten kop,nbsp;een sterk ontwikkeld krachtig voorstel, sterke ontwikkelingnbsp;in beedte en diepte van de borst terwijl ontwikkeling en standnbsp;van voor-' en achterbeenen en schouders krachtig en evenredignbsp;moeten zijn, evenals bij de koe.

De geslachtsdeelen moeten goed ontwikkeld en zonder gebreken zijn.

Voor fokvee moet men steeds het beste nemen wat te verkrijgen is; voeding en verzorging van goed en slecht veenbsp;kosten vrij wel evenveel, maar de opbrengst van goed, vooralnbsp;van supérieur vee, is enorm veel meer dan van slecht vee.

ludien men nu nagaat of het inheemsche vee eenigszins nadert tot het type van goed melkvee, komt men tot denbsp;wetenschap, dat dit in het geheel niet het geval is.

Trouwens de melkproductie bewijst dit reeds, want zuiver inheemsch vee geeft gewoonlijk slechts i a 2 Liter melk pernbsp;dag, enkele malen meer, indien zij zwaar gevoed wordennbsp;brengen eenigen het tot 4 a 6 Liter per dag. Dit is echternbsp;niet te verwonderen, omdat bij de iulaudsche veefokkers denbsp;koe niet of hoog zeldzaam gemolken wordt en dus de melkproductie steeds moet verminderen.

Er bestaat thans is Nederlaudsche Indië, vooral in groote steden een groot gebrek aan goed melkvee eii omdat de iu-heemsche veestapel in afzienbaren tijd daarin geen verbeteringnbsp;kan brengen, zal men genoodzaakt zijn om over te gaan totnbsp;de invoering van vreemde rassen, die bekend staan als meernbsp;of minder goede nielkrasseu. Daarvoor komen in aanmerkingnbsp;het Hollaudsche melkrund en het Australische; het Bengaalsche


-ocr page 46-

36

vee geeft wel meer melk dan het inheemsche, maar kan toch niet tot winstgevend melkvee gerekend worden, het isnbsp;echter beter geschikt voor kruising met inheemsch vee ternbsp;verkrijging van goed trekvee.

Uit Australië wordt nu en dan melkvee in Nederlandsch-Indié ingevoerd, doch veelal niet van zeer goede kwaliteit, waarin echter verbetering aan te brengen zou zijn door bestellingen te doen van een goed veeslag in Australië zelf.nbsp;Wel is er een groot bezwaar verbonden aan den invoer vannbsp;Australisch vee, omdat een groot gedeelte sterft tengevolgenbsp;van Texaskoorts, maar daaraan is tegemoet te komen doornbsp;voornamelijk jong vee in te voeren, niet ouder dan één jaar,nbsp;omdat dit eventueel beter evengenoemde ziekte kan doorstaan.

Het beste melkvee voor Indië is het Hollandsche, dat hier zeer goed acclimatiseert en waarvan de nakomelingen ooknbsp;zeer goed kunnen zijn, indien slechts op goede voeding ennbsp;verzorging van het moederdier en op goede opvoeding dernbsp;kalveren wordt gelet (^).

(') Onze geachte Collega gaat in zijn vereering voor de Hollandsche melkkoe te ver. Het is volstrekt nog niet bewezen dat de Australischenbsp;koe meer vatbaar is voor texaskoorts dan de Hollandsche. Maar hetnbsp;is bepaald onjuist, dat het Australische rund minder goed zou aoclima-tiseeren dan het Hollandsche. Van beide rassen zag ik er hier ver-scheidenen door eigen schuld sneven. Houdt men beide rassen vrijnbsp;van teken door een zorgvuldige huidverpleging, door ze niet samen tenbsp;weiden met hiergeboren vee voorzien van teken en door ze niet tenbsp;laten grazen op door teken geïnfecteerde weiden dan is de kans op hetnbsp;sterven aan texaskoorts vrij wel uitgesloten.

Ik was gedurende 3 jaar in het bezit van een Australische Jersey. Ik importeerde deze op 25 April 1903 uit Sydney. Ze kalfde de eerstenbsp;maal op 21 Juni 1903, daarna op 9 Juli 1904, op 15 Mei 1905 en opnbsp;27 Februari 1906. Dit dier was steeds kern gezond en gaf voortdurendnbsp;melk met uitzondering van de 14 dagen, die de haringen vooraf gingen.nbsp;Men kan dus moeielijk zeggen, dat de Australische koeien niet goednbsp;aoclimatiseeren, noch minder dat zy degeneeren door het klimaat. Ditnbsp;beest is geen uitzondering, want ik ken er zoo meer. Behalve doornbsp;texaskoorts sterven er evenveel, zoo niet meer, door de ondoelmatige

-ocr page 47-

37

De bewijzen daarvan worden geleverd door het Hollandsche melkvee van den Heer M. E. Bervoets, onderneming Djong-rangan, afdeeling Klaten der residentie Soerakarta.

en onregelmatige voeding. De dieren kragen of te veel of te weinig en men meent te kunnen volstaan met alles over te laten aan dennbsp;koeienjongen (die er veelal ook niets van weet) en met het verkoopennbsp;van de melk. Ze creveeren in zeer veel gevallen door de onkunde vannbsp;de eigenaren. De groote sterfte en de treurige conditie waarin denbsp;kalveren verkeeren is ook in hoofdzaak daaraan te danken, dat mennbsp;er de voorkeur aan geeft de melk te verkoopen, in plaats van deze tenbsp;geven aan het kalf, dat van den honger langzaam uitteert en bezwjjkt.

Het melkvee hier op Batavia aangevoerd was nooit van inferieure qualiteit. De Herefords, Ayrshires, de Holsteiners en de Durham-Ayr-shires hier ingevoerd mogen dan niet evenveel melk geven als denbsp;geïmporteerde Hollandsche koeien, men verlieze daarbp niet uit hetnbsp;oog, dat men de exemplaren van de drie eerstgenoemde rassen (bijnanbsp;pure bred) op bestelling franco havenplaatsen krpgt voor 25 — 30 £.nbsp;De Jerseys, alhoewel veel minder melk gevende dan bovengenoemdenbsp;rassen, vertoonen 20 — 25 “/o room in de melk en leveren van 12 — 15nbsp;liter melk een kilogram boter, terwijl men voor een kilogram boternbsp;van de geïmporteerde Hollandsche koeien 30 — 35 liter melk noodignbsp;heeft.' Ook deze worden hier geleverd voor ƒ 300 en van deze zijn ernbsp;in West Java al vrij veel ingevoerd. Zooals schrijver op pag. 39 zelfnbsp;voorrekent, komen volwassen Hollandsche melkkoeien daarentegen opnbsp;± ƒ 8.50 te staan. Het verschil is niet gering.

De hier ingevoerde exemplaren van Holstein ras, de Ayrshire en de Jerseys doen mits goed onderhonden, ook in schoonheid van bouw voornbsp;een Hollandsche koe niet onder.

De geachte collega doet dus verkeerd door te beweeren, dat uit Australië nu en dan melkvee vordt ingevoerd, veelal niet van goede qualiteit.

Ik achtte het in het belang van onzen veestapel noodig om met een enkel woord op te komen tegen de ongunstige beoordeeling vannbsp;het Australische rund door den sohrjjver van dit overigens zeer lezenswaardige artikel, omdat zpne beoordeeling, onaangevochten, voornbsp;menigeen een aanleiding zou kunnen zijn om van het aanschaffen vannbsp;Australisch vee af te zien en juist op een tjjdstip, dat de animo voornbsp;goed melkvee zoo toenemende is, zou dit zeer te betreuren zpn.

De Wd. Gérant,

V. V.


-ocr page 48-

38

Reeds meer dan 30 jaar geleden begon de Heer Bervoets met het fokken van melkvee, eerst met enkele Hollandschenbsp;en Australische koeien, later bijna uitsluitend met Hollandschnbsp;vee, waartoe geregeld jong melkvee van uitstekenden lichaamsbouw, groote melkproductie en goede afstamming door hemnbsp;uit Holland wordt aangevoerd.

Door ratioueele voeding en verzorging verkrijgt men daar nakomelingen, die voor niets behoeven onder te doen voor hetnbsp;Hollandsche vee, waardoor geheel weerlegd wordt de meening,nbsp;dat de nakomelingen van Hollandsch vee in Indi'e zondernbsp;twijfel langzamerhand geheel moeten ontaarden en achteruitgaan. De meeste z. g. veefokkers evenwel, behandelen hunnbsp;melkkoeien en kalveren geheel op inlandsche wijze, omdat hetnbsp;zooveel gemakkelijker is om alles aan den inlandschen koe-jongen over te laten en omdat goede voeding van melkveenbsp;zeer veel geld kost; maar zij vergeten daarbij dat het geldnbsp;uitgegeven voor goede opvoeding van dit jonge vee nietnbsp;weggeworpen is, maar later ruimschoots met goede rente terugnbsp;ontvangen wordt door een grootere melkopbrengst en grooterenbsp;fok- en handelswaarde van het volwassen vee.

Wel zijn er enkele personen, die zich meer moeite geven, maar het blijft toch over het algemeen sukkelen. Verbeteringnbsp;in dezen toestand kan alleen aangebracht worden door aansluiting van de verschillende fokkers van melkvee op Java,nbsp;door het stichten van een vereeniging, die zich ten doel steltnbsp;het fokken en opvoeden van een uitstekend type melkvee opnbsp;Java en dit doel tracht te bereiken door het oprichteii vannbsp;een stamboek, waarin alleen runderen worden opgenomen,nbsp;die na keuring aan de gestelde voorwaarden blijken te voldoen,nbsp;het aanleggen van stamregisters, het houden van tentoonstellingen van stamboekvee en van alles wat met vee, melkerijnbsp;en boterbereiding in verband .staat, uitloven van premiën,nbsp;gezamenlijke aankoop van stier- en koekalveren, van volwassennbsp;melkvee en van voer, opleiden van goede melkers, onderlingenbsp;raadgevingen omtrent voeding en opfokking van jong vee etc.

-ocr page 49-

39

Door het aanleggeii van stamregisters door alle leden van een stamboek, het inschrijven van het daarvoor in aanmerkingnbsp;komend vee in goed aangelegde stamregisters, krijgt men eennbsp;goed overzicht over het aanwezige melkvee, de plaatsing vannbsp;verschillende springstieren en kan men duidelijk de vooruitgangnbsp;van de fokkerij van melkvee nagaan.

Door groote welwillendheid van den Heer BervoETS, waarvoor hier mijn grootsten dank, ben ik in staat gesteld een proeve van een rundvee-stamboek te leveren.

Het is echter slechts op kleinen schaal, want niettegenstaande alle moeite, die de Heer Bervoets en ik maandenlang gedaannbsp;hebben om ook juiste opgaven te verkrijgen van het grootnbsp;aantal melkkoeien, stieren en kalveren door den Heer BERVOETSnbsp;verkocht en thans over geheel Java verspreid, is het ons nietnbsp;mogen gelukken een noemenswaardig aantal juiste gegevensnbsp;te verkrijgen, zoodat ik mij bijna uitsluitend heb moeten beperken tot het vee, dat thans nog bij den Heer Bervoetsnbsp;op stal staat. De quantiteit is niet groot, maar de qualiteitnbsp;van het ingeschreven vee zooveel te beter.

Menigeen zal het zeker nuttig vinden te weten, wat een uit Holland aangevoerde melkkoe kost en welke onkosten daaropnbsp;komen, waarom ik hieronder een opgave daarvan geef, mijnbsp;door den Heer BERVOETS verstrekt.

Hieruit blijkt dat de onkosten zeer groot zijn, doch indien verscheidene fokkers zich vereenigen om een voldoend aantalnbsp;jong of volwassen melkvee te laten uitkomen, worden dezenbsp;zeker veel geringer in prijs.

Opgemerkt dient verder te worden dat er volstrekt geen bezwaar bestaat om zwaar drachtige koeien de reis vannbsp;Holland naar Indië te laten maken, wat hier meermalennbsp;bewezen is.

De betrekkelijke hooge prijzen voor ingevoerd Hollandsch melkvee, zal wellicht menigeen er van terughouden omnbsp;hiermede te fokken en daarom Australisch vee verkiezen.

Met het oog hierop acht ik het, om een groote deelname


-ocr page 50-

40

te verkrijgen, noodig dat in het stamboek kunnen worden ingeschreven:

I'. Melkvee van zuiver Hollandsch ras ingevoerd,

2'.

3'-

4'-

5'-

6'.

„ nbsp;nbsp;nbsp;„nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;„nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;„ in Indië geboren,

„ nbsp;nbsp;nbsp;„nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;gekruist Hollandsch ras,

., nbsp;nbsp;nbsp;,,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Australisch ras ingevoerd,

„ nbsp;nbsp;nbsp;„nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;„nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;„ in Indië geboren,

„ nbsp;nbsp;nbsp;„nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;gekruist Australisch ras.

Het stamboek zou dan bestaan uit zes afdeelingen of boeken. Verder elk boek weer te verdeden in a. melkkoeien, b.nbsp;springstieren, c. kalveren afkomstig van stamboekvee.

Omdat het grootste aantal leden van het op te richten stamboek vrijwel bestaat uit leekeii op veeteeltgebied, hebnbsp;ik deze proeve eenigszins anders iugericht en meer uitgebreid,nbsp;dan dit met Europeesche rundveestamboeken het geval is,nbsp;zoodat hen tevens een leiddraad wordt gegeven voor hetnbsp;verzamelen van hun aanteekeningen; want ook hierop moetnbsp;goed gelet worden.

Vele fokkers toch zijn onbekend met de afstamming van hun eigen vee, ofschoon zij ’t toch zelf gefokt hebben, metnbsp;den datum van geboorte, melkopbreugst en gewichten en tochnbsp;moet men daarmede bekend zijn, wil men rationeel kunnennbsp;fokken, en moet men fouten in de fokrichting, de verzorgingnbsp;en de opvoeding tijdig kunnen ontdekken en verbeteringnbsp;ktinnen aanbrengen.

Dat er gebrek is aan goed melkvee is bekend, dat er ruim voldoende ernstige liefhebbers zijn, wordt bewezen door hetnbsp;groot aantal aanvragen om melkkoeien en stieren, die denbsp;Heer BervoeTS wekelijks ontvangt; laten die personen zichnbsp;nu onderling verstaan en een krachtige vereeniging stichtennbsp;in het belang van henzelve en van het algemeen.

-ocr page 51-

Inkoop 3 koeien in Holland......ƒ

Reiskosten van den makelaar naar.

den Haag naar ’t Overmaasclienbsp;,, Purinerend.

„ ’t Land van AltONA Onderzoek op tuberculose .

Transportkosten naar boord.

Commissieloon 3 koeien .

Vracht naar Semarang Zeeassurantie alle risico, 7°/onbsp;Hiervan 20% restitutie bij goede aankomst.nbsp;Porto’s en andere kosten.

Premie oppasser aan boord Vracht hooi en aankoop .

Stalhuur gedurende quarantaine te Semarang Transport veearts naar boord en loskosten.

(3 prauwen) van het vee.......

Wacht en oppassing in quarantaine . nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.

Reiskosten van den koejougen naar Semarang. Spoorvracht en koelieloon naar Klaten .

Totaal

Per koe alzoo. ƒ 850.97.

100.10 I3-—nbsp;10.—nbsp;46.75

ƒ 2.552.90

-ocr page 52- -ocr page 53-


-ocr page 54-

REGLEMENT

VOOR DE

keuring en inschrijving van melkvee

IN HET

JAVAASGH RÜNDVEESTAMBOEK.

Art. I.

Het doel is al het melkvee, aanwezig op het eiland Java, voldoende aan de eischen gesteld in art: 3, te vereenigen innbsp;een stamregister, genaamd „Javaasch Rundveestamboek.”

Art. 2.

Het stamboek wordt beheerd door het Bestuur der Vereeni-ging ter bevordering van de fokkerij van melkvee op Java.

Bij inschrijving van een rund in het stamboek, is de eigenaar verplicht toe te treden als lid van evengenoemde vereeniging.

Art. 3.

Om in dit stamboek te worden opgenomen, moeten de runderen zijn:

a. nbsp;nbsp;nbsp;minstens i jaar oud.

b. nbsp;nbsp;nbsp;vrij van gebreken, die nadeelig zijn voor de fokkerij vannbsp;melkvee.

c. nbsp;nbsp;nbsp;het type vertoonen van goed melkvee.

(Een nadere omschrijving hiervan, ook wat de verschillende afmetingen betreft, moet in het stamboek worden opgenomen,nbsp;doch kan eerst dan juist worden aangegeven zoodra bepaaldnbsp;is met welke rassen, zoowel Europeesche als Australische,nbsp;hier zal worden gefokt).

-ocr page 55-

45

Art. 4.

De opname van melkvee in het stamboek is opgedragen aan drie commissies, elk van 3 personen, nl. één commissienbsp;voor West-Java, één voor Midden-Java en één voor Oost-Java.nbsp;(De ressorten kunnen nader worden aangegeven).

Deze commissies worden benoemd door de Leden van de in Art: 2 genoemde Vereeniging in een daartoe te beleggennbsp;algemeene vergadering.

Bij verhindering van één of meer der leden, is het Bestuur gerechtigd een of meer tijdelijke plaatsvervangers te benoemen.

Handelaars en commissionairs in melkvee mogen geen leden der commissie zijn of als plaatsvervangers worden benoemd.

Art. 5-

De opname van ter inschrijving aangeboden runderen heeft plaats, wanneer de meerderheid van de commissie, belast metnbsp;de keuring, zich hiervoor verklaart.

De commissie is verplicht alle bewijzen van afkomst der aangeboden dieren nauwkeurig na te gaan.

Bij niet voldoende bewijzen kan de opname eerst geschieden, zoodra voldoende bewijzen geleverd zijn.

De keuring zal jaarlijks plaats hebben in de maand November.

Datum en plaats zullen nader aan de leden en in de dagbladen worden bekend gemaakt.

Een extra keuring kan worden aangevraagd en toegestaan, indien de aanvrager hiervoor f 25.— stort voor een stier ennbsp;f 10.— voor een koe.

Art. 6.

Indien tot inschrijving in het stamboek wordt besloten, wordt het rund, nadat door den eigenaar de inschrijvingskostennbsp;a ƒ 10.— voor eiken stier en f 2.^0 voor elke koe zijn betaald, op de rechterdij voorzien van het brandmerk J. R. ennbsp;van het stamboeknummer.

De eigenaar ontvangt na de opname een bewijs dat zijn dier is ingeschreven.

-ocr page 56-

46

Art. 7.

Wordt het ter inschrijving aangeboden rund niet aangenomen, dan ontvangt de eigenaar dadelijk na afloop der keuring een schriftelijk rapport, vermeldende de reden, die tot denbsp;weigering hebben geleid.

Art. 8.

Indien de opname in het stamboek van een koe wordt geweigerd, kan het dier eerst een volgend jaar opnieuw ter keuring worden aangeboden, bij afkeuring van een stier kannbsp;herkeuring worden aangevraagd, doch moet dit schriftelijknbsp;geschieden bij den Secretaris der Vereeniging, binnen 8nbsp;dagen, nadat het schriftelijk rapport, bedoeld in Art. 7. isnbsp;ontvangen.

Bij aanvrage tot herkeuring, moet door den eigenaar f 25.'— worden gestrort. Deze som wordt terug gegeven, indien denbsp;stier voor de opname in het stamboek wordt goedgekeurd.nbsp;Bij niet opname vervalt deze som aan de kas der Vereeniging.

Het Bestuur bepaalt tijd en plaats, waar de herkeuring zal geschieden en benoemt 3 nieuwe leden voor de herkeurings-commissie.

Art. 9.

De commissieleden genieten vrij reis- en verblijfkosten.

Hoogstens 14 dagen na afloop der keuringen zenden de commissies een duidelijk verslag van hare bevindingen aannbsp;den Secretaris der Vereeniging.

Art. 10.

Bij de inschrijving in het stamboek wordt de omschrijving van het rund beperkt tot:

1. nbsp;nbsp;nbsp;Nummer van het stamboek.

2. nbsp;nbsp;nbsp;Naam van het rund.

3. nbsp;nbsp;nbsp;Kleur en afteekeningen.

4. nbsp;nbsp;nbsp;Beknopte omschrijving.

-ocr page 57-

Ras of slag.

Geschiktheid voor Tijd en plaats van geboorte.

Naam en woonplaats van den fokker.

Nummer van 's fokkers stamboek.

Afkomst van vaders- en moederszijde.

Afmetingen.

Gewicht.

Melk- of zaadspiegel en uier.

Gemiddelde melkopbrengst per jaar.

Datum van geboorte van voortgebrachte en van ingeschreven kalveren.

Bekroningen, verkoopprijzen en:

De uitvoerige rapporten van opname blijven in het archief der Vereeniging bewaard.

De in het stamboek ingeschreven stieren worden jaarlijks herkeurd in de maand November en indien deze alsdan wedernbsp;geschikt worden geacht, voor de fokkerij aanbevolen.

De eigenaars van in het stamboek opgenomen runderen hebben het recht;

I'. Het stamboek tegen één door het Bestuur vast te stellen prijs jaarlijks franco te ontvangen;

Hun runderen en de bewezen afstammelingen met het brandmerk te laten merken;

Hunne runderen, in een voor een eventueele tentoonstelling uit te geven catalogus, als stamboekdieren opgenomen te zien, met vermelding der bekroningen etc.; Ophelderingen en certificaten over de opname in hetnbsp;stamboek, op verlangen van den Secretaris der Vereeniging te ontvangen.

-ocr page 58-

48

Zij zijn verplicht:

I®. Hun koeien alleen door stamboekstieren te laten dekken;

2®. Onder welken naam dan ook geen eigenaar te zijn of aandeel te hebben in een niet in het stamboeknbsp;opgenomen stier;

3'. Op hun erven of in liiin stallen of gebouwen geen stier er op na te houden of te doen houden, die nietnbsp;in het stamboek is opgenomen;

4'. Alle opgaven over afstamming van zijn runderen geheel juist op te geven;

5‘. De aangegeven fokregisters, nauwkeurig bij te houden, van kalveren, die geboren, gestorven of verkocht zijn,nbsp;binnen 14 dagen nauwkeurig opgave te doen aan dennbsp;Secretaris, met vermelding der afstamming;

6'. Aan de keuringscommissies, en aan het Bestuur der Vereeniging op aanvrage inzage in het fokregister tenbsp;geven en verzoeken om bezichtiging van ingeschrevennbsp;runderen en hunne afstammelingen dadelijk toe tenbsp;staan, benevens de door hen gewenschte inlichtingennbsp;ten spoedigste te verstrekken.

De eigenaars van in het stamboek opgenomen en ter dekking aanbevolen stieren, verplichten zich bovendien totnbsp;het inschrijven van alle door hun stier-(en) besprongen koeiennbsp;in een register, waarvan hen een model door den Secretarisnbsp;der Vereeniging zal worden verstrekt en dit register jaarlijksnbsp;vóór I November aan hem toe te zenden.

Aan de eigenaars van besprongen koeien wordt door den eigenaar van den stier een bewijs afgegeven volgens vastgesteld model.

Bij handelingen in strijd met de in dit artikel genoemde verplichtingen wordt de eigenaar van het rund door het Bestuur beboet met hoogstens ƒ 100.—

Art. 13.

De afstammelingen van een in het stamboek ingeschreven

-ocr page 59-

49

stier en mede daarin opgenomen koe, worden in het kalveren-boek van het stamboek ingeschreven en in de in druk uit te geven stamboeken vermeld, indien de eigenaar, uiterlijk binnennbsp;14 dagen na de geboorte van een kalf het springbewijs, innbsp;het vorig artikel genoemd, behoorlijk ingevuld, aan den Secretaris der Vereeniging doet toekomen.

De eigenaar ontvangt hierna van den Secretaris een uittreksel uit het kalverenboek, dat als afstammingsbewijs wordt erkend.

Art. 14.

Indien een lid een in het stamboek ingeschreven rund verkoopt, of een dier runderen sterft, doet bij daarvan niededee-ling aan den Secretaris der Vereeniging,

Ingeval de kooper op Java woont, kan het dier op diens naam worden overgeschreven, indien hij lid is of wordt vannbsp;de Vereeniging.

Art. 15.

In alle gevallen, waarin in dit reglement niet is voorzien, of indien omtrent de uitlegging verschil van meening bestaat,nbsp;beslist het Bestuur.

Aldus vastgesteld in de Algemeene Vergadering op den

Goedgekeurd bij

De Voorzitter,

De Secretaris,

-ocr page 60- -ocr page 61-

51

Lijsten van bekroond stainboekvee, met vermelding vaii plaats en datum der tentoonstelling, prijzen en premies,nbsp;namen en woonplaatsen der eigenaars en der fokkers, benevens van de groepen waarin de dieren bekroond zijn, b. v.

I. Driejarige en andere stieren.

Tweejarige stieren.

Eenjarige stieren.

Kalfkoeien.

Hokkelingen.

Stierkalveren.

Koekalveren.

9-

Familiën, bestaande uit een drachtige of melkkoe en 2 kalveren.

lO.

Groep van stieren, behoorendc aan stierenvereeni-ointjen.


-ocr page 62-

ToelichtingBn der aangegeven afmetingen.

Hoogte, breedte en diepte worden gemeten met

EEN STOKMAAT, LENGTE EN OMVANG MET EEN BANDMAAT.

a.

b.

Hoogte schoft: van af het hoogste punt van de schoft tot op den grond.

Hoogte kruis: van af het hoogste punt van het kruis tot op den grond.

Lengte: afstand van de voorzijde van het boeggewricht tot aan de achterzijde van den zitbeensknobbel.

Breedte heupen: onderlinge afstand der heupen, verkregen met behulp van loodlijnen en horizontaal over ’t kruis

e. nbsp;nbsp;nbsp;Breedte borst: onderlinge afstand van de buitenzijdennbsp;der boeggewrichten, verkregen door middel van loodlijnennbsp;en de lijn horizontaal over den hals genomen.

f. nbsp;nbsp;nbsp;Borstomvang: omvang van de borstkas, gemeten achternbsp;de voorbeenen.

g. nbsp;nbsp;nbsp;Borstdiepte: hoogte van den schoft verminderd met dennbsp;afstand tusschen de onderzijde van de borst en den grond.

h. nbsp;nbsp;nbsp;Pijponivang: omvang van de pijp, gemeten om het bovenste Ys gedeelte.

-ocr page 63-

A. Melkkoeien.

(N. B. Alle afmetingen (ii) en gewichten (12) zijn genomen ongeveer medio 1905.)

-ocr page 64-

54

1. nbsp;nbsp;nbsp;Nummer van het Stamboek.

2. nbsp;nbsp;nbsp;Naam van de koe.

3. nbsp;nbsp;nbsp;Kleur en afteekeningen.

4. nbsp;nbsp;nbsp;Beknopte omschrijving.

Ras of Slag. Geschikt voor.

I

Emille. nbsp;nbsp;nbsp;'

Zwartbont, bles.

Stand goed, verhouding voor en aclgt;‘ hand gunstig, voorstel goed geboi'jj'nbsp;niiddenstel voldoende gerond, met i'inbsp;horens.

Z. Hollandsch.

Melkvee. nbsp;nbsp;nbsp;gt;


Gewicht

in

UIER.

K. G.

12.

13-

Gemiddeld^ j melkopbreiig’nbsp;per jaar ofp«'nbsp;lactatieperioö^,

AFMETINGEN

IN

METERS.

II.

hoogte schoft.

„ nbsp;nbsp;nbsp;kruis,

lengte.

breedte heupen.

„ nbsp;nbsp;nbsp;borst,

borst omvang.

„ diepte, pijpomvang.


381


Uier matig ontwikkeld,spenen goed met blauwe buitenzijde.

Melkspiegel matig.


Na het 9‘-' 7 niaa)gt;'nbsp;1187 Liters.


in


-ocr page 65- -ocr page 66- -ocr page 67-

Geboortejaar en '^Mmer der ingeschreven KALVEREN.


Tijd eii plaats van geboorte der koe.

Naam en Woonplaats van den fokker.

Nummer van ’s fokkers stamboek.

Afkomst (a. Vaderszijde.

I b. Moederszijde.

Juni 1895. Stierkalf.

„ nbsp;nbsp;nbsp;1896. koekalf.

Oct. 1897. id.

Maart 1899. Stierkalf.

„ nbsp;nbsp;nbsp;1900. id.

April 1901. koekalf no. J. J. R.

April 1902 Stierkalf.

In 1903. na 5 maanden Verworpen.

Maart 1904. Stierkalf.

Mei 1905. koekalf.

-ocr page 68-

56


1. nbsp;nbsp;nbsp;Nummer van het stamboek.

2. nbsp;nbsp;nbsp;Naam van de koe.

3. nbsp;nbsp;nbsp;Kleur en afteekeningen.

4. nbsp;nbsp;nbsp;Beknopte omschrijving.


5-

6.


Ras of Slag. Geschikt voor.


AFMETINGEN

IN

METERS.

II.


Betsy. (18). nbsp;nbsp;nbsp;^

Zwart bont kol.

Stand zeer goed, voor en achterha''|


in goede verhouding en gunstig


oH'


wikkeld, borstkas voldoende gevve Hoofd goed, fijne horens.

Z. Hollandsch.

Melkvee.


Gewicht

in

K. G.

12.


UIER.


13-


Gemiddekk^ melkopbreiig jnbsp;per jaar ofnbsp;lactatieperio*^®'


14.


a.

b.

c.

d.

e. /•nbsp;g-h.


hoogte schoft.

,, kruis, lengte.

breedte heupen.

„ borst, borstomvang.

„ diepte, pijpomvang.


,28®


I

1.31.

1.62.

0.51.

0.51.

1.75.

0.70.

0.20®.


440.


Uier zeer mooi, melkspiegel zeernbsp;goed.


Na het 9= in 8V, maaquot;,nbsp;2258 Liter. i


-ocr page 69-

(J

4

je'

je.

-ocr page 70- -ocr page 71-

57

Tijd eii plaats van geboorte der koe.

Naam eii woonplaats van den fokker.

Nummer van ’s fokkers stamboek.

Afkomst / a. Vaderszijde.

b. Moederszijde.

Augustus 1S91 in Zuid Holland. Onbekend.

Namen onbekend, doch beiden zuiver Hollandsch.


Geboortejaar en

MMER der INGESCHREVEN KALVEREN.

15-


Bekroouingen Verkooprijzennbsp;enz. enz.nbsp;16.


Aanmerkingen.


I7'


30 Januari

7 nbsp;nbsp;nbsp;April

8

6 Mei 27 Juninbsp;'7 Julinbsp;2 Sept.

^ Nov.

^ Maart 2o April


1894 stierkalf.


1895

1896


id.

id.


1897 nbsp;nbsp;nbsp;koekalf.

1898

1899 1901 stierkalf.


id.

id.


No. 5, 7 en 8 zijn op jeugdigen leeftrijdnbsp;gestorven.


1902

1904

1905


id.

id.

id.


-ocr page 72-

58


59


1. nbsp;nbsp;nbsp;Nuininer vati het stamboek.

2. nbsp;nbsp;nbsp;Naam van de koe.

3. nbsp;nbsp;nbsp;Kleur en afteelceningen.

4. nbsp;nbsp;nbsp;Beknopte omschrijving.


5. nbsp;nbsp;nbsp;Ras of slag.

6. nbsp;nbsp;nbsp;Geschikt voor.


Jk.llda.

Zwart bont, witte kol.


Stand zeer goed, voor en achter


¦ Tijd en plaats van geboorte der

8. ,

^'¦aam en woonplaats van den gnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;fokker.

Nummer van ’s fokkers starlijn nbsp;nbsp;nbsp;boek.

¦Afkomst. I a. Vaderszijde. iinbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^ b. Moederszijde.


haquot;‘


uitstekend ontwikkeld, middenstel gevormd, hoofd en horens fijn.

Z. Hollandsch.

Melkvee.


April 1897 te Djorigrangan. M. E. Bervoets, Djongrarigati.nbsp;45-


Jacob Zuid Hollandsch rundvee stamb. Jeanne. Zuid Holland.


AFMETINGEN

Gewicht

Gemiddeld® ^

IN

ill

UIER.

melkopbren^^^ per jaar of P

METERS

K. G.

lactatieperio*-'

II.

12.

13-

14-^

479


. ‘^kboortejaar en ^“^Mer der INGESCHRE


Ven kalveren.

15-


Bekroningen Verkoopprijzennbsp;enz. enz.

16.


Aanmerkingen. 17-


a.

hoogste schoft.

I-34-

b.

,, nbsp;nbsp;nbsp;kruis.

I-34-

e.

lengte.

1.69.

d.

breedte heupen.

0.555.

c.

,, nbsp;nbsp;nbsp;borst.

0.48.

borst oriivarrg.

1.86.

,, diepte.

0.73-

h.

pijpomvarrg.

0.21


Uier en spenen goed. melkspiegelnbsp;zeer goed.


2446 Liter, ^ in 13 maaiirr'^ |


15 Augustus 1903


Na het eerste kalf niet meer bezet.


-ocr page 73-

58


59


1. nbsp;nbsp;nbsp;Niiininer van het stamboek.

2. nbsp;nbsp;nbsp;Naam van de koe.

3. nbsp;nbsp;nbsp;Kleur en afteelceningen.

4. nbsp;nbsp;nbsp;Beknopte omschrijving.


5. nbsp;nbsp;nbsp;Ras of slag.

6. nbsp;nbsp;nbsp;Geschikt voor.


3-

A.lida.

Zwart bout, witte kol.

Stand zeer goed, voor en achter uitstekend ontwikkeld, middenstelnbsp;gevormd, hoofd en horens fijn.

Z. Hollandsch.

Melkvee.

_


rh»quot;'


Tijd en plaats van geboorte der koe.

^aam en woonplaats van den fokker.

Nummer van ’s fokkers stamboek.

Afkomst. I a. Vaderszijde.

( b. Moederszijde.


April 1897 te Djongrangan. M. E. Bervoets, Djongrangan.nbsp;45-


Jacob-Zuid Hollandsch rundveestamb. Jeaiine. Zuid Holland.


AFMETINGEN

IN

METERS

II.


Gewicht

in

K. G.

12.


UIER.


13'


GemiddekR I melkopbrei'ê^

per jaar of P

lactatieperioo^


14.


. ^kboortejaar en

^’^MER der INGESCHRE


'Ven kalveren.


Bekroningen Verkoopprijzennbsp;enz. enz.

16.


Aanmerkingen.

¦7-


a. nbsp;nbsp;nbsp;hoogstenbsp;nbsp;nbsp;nbsp;schoft.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;|nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;1.34

b. nbsp;nbsp;nbsp;„nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;kruis,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;inbsp;nbsp;nbsp;nbsp;1.34

e. nbsp;nbsp;nbsp;lengte.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;|nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;1-69

d. nbsp;nbsp;nbsp;breedtenbsp;nbsp;nbsp;nbsp;heupen, o. 555


c. ,, borst.

f. nbsp;nbsp;nbsp;borst onivang.

g. nbsp;nbsp;nbsp;„ diepte.

h. nbsp;nbsp;nbsp;pijpomvang.


0.48 1.86nbsp;0-73nbsp;0.21


¦479


Uier en spenen goed. melkspiegelnbsp;zeer goed.


2446 Lite


in 13 maan


ckquot;'


15 Augustus 1903


Na het eerste kalf niet meer bezet.


-ocr page 74-

60

1. nbsp;nbsp;nbsp;Nummer van het Stamboek.

2. nbsp;nbsp;nbsp;Naam van de koe.

3. nbsp;nbsp;nbsp;Kleur en afteekeningen.

4. nbsp;nbsp;nbsp;Beknopte omschrijving.

5. nbsp;nbsp;nbsp;Ras of slag.

6. nbsp;nbsp;nbsp;Geschikt voor.

4-

Dina.

Rood bont, groote kol.

Stand gunstig, voor-achter en denstel goed ontwikkeld. Hoofdnbsp;boomloos.

*/4 Hollandsch, Australisch. Melkvee.


Gewicht

in

UIER.

K. G.

12.

13-

Gemiddelde melkopbreiig^jnbsp;per jaar of Fnbsp;lactatieperiod®'

14- ^

AFMETINGEN

IN

METERS 11.

a. hoogte schoft. ó. „ kruis.

c. nbsp;nbsp;nbsp;lengte.

d. nbsp;nbsp;nbsp;breedte heupen.

e. nbsp;nbsp;nbsp;„ borst.

ƒ. borst omvang. £.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;„ diepte.

h. pijpomvang.


1.27®. 1.30.nbsp;1.60.

0.51.

3-47-

1.78.

0.70.

0.29.


430.


Uier vrijgoed spenen goed en melk-spiegel zeer goed.


Na het 4^* Id'll in 255 dagennbsp;Liter.


-ocr page 75- -ocr page 76-

s

7.




k


-ocr page 77- -ocr page 78-

62

63


Nummer van liet Stamboek. Naam van de koe.

Kleur en afteekeningen. Beknopte omschrijving.


5. nbsp;nbsp;nbsp;Ras of slag.

6. nbsp;nbsp;nbsp;Geschikt voor.


5-

Hanna

Roodbont, groote bles.

Stand zeer goed, voor-achter en '''' denstel zeer goed ontwikkeld, h®'^nbsp;goed, horens fijn.

Yj Hollandsch Y3 Australisch. Melkvee.


Tijd en plaats van geboorte der koe.

Naam en woonplaats van den I fokker.

Nummer van ’s fokkers stam ^ boek.

Afkomst I a. Vaderszijde.

j b. Moederszijde.


7. September 1898, Djongrangan. M E. Bervoets, Djongrangan.

54.

Jacob. Zuid Holl. Rundveestamboek. Black, uit Australië aangevoerd.


AFMETINGEN

IN

METER.

11.


Gewicht


12.


UIER.


13-


Gemiddel^^^j

melkopbreH^*,

per jaar of H iactatieperi^*^


14.


'Oortejaar en NUM-

DER INGESCHREVEN kalveren.


15-


Bekroningen Verkoopprijzennbsp;enz. enz.

16.


Aanmerkingen.


17-


hoogte schoft ,, kruis,nbsp;lengte,nbsp;breedte beupeii.

,, borst, borst omvang.

,, diepte, pijpomvang.


452.


Uier en melkspie- Na het gel zeer goed, spe-i in 270dageii2/nbsp;nen goed ontwik-j Liter,nbsp;keld.


November 1901 Stierkalf No. 3. Toon op i j j Octobernbsp;nbsp;nbsp;nbsp;1902nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Jarigen leeftijd verkocht

/ ' Oeceinber nbsp;nbsp;nbsp;1903nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;„nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;jvoor ƒ 165.

December nbsp;nbsp;nbsp;1904nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;„

20 J. R.


-ocr page 79-

63


1. nbsp;nbsp;nbsp;Nummer van het Stamboek.

2. nbsp;nbsp;nbsp;Naam van de koe.

3. nbsp;nbsp;nbsp;Kleur en afteekeningen.

4. nbsp;nbsp;nbsp;Beknopte omschrijving.


Ras of slag. Geschikt voor.


S-

Hanna

Roodbont, groote bles Stand zeer goed, voor-achter en ''''nbsp;denstel zeer goed ontwikkeld, 1'^’*’nbsp;goed, horens fijn.

Ys Hollandsch Yg Australisch. Melkvee.


Tijd en plaats van geboorte der koe.

Naam en woonplaats van den ^ fokker.

Nummer van ’s fokkers stam boek.

Afkomst I a. Vaderszijde.

^ b. Moederszijde.


7. September 1898, Djongrangan. M E. Bervoets, Djongrangan.

54.

Jacob, Zuid Holl. Rundveestamboek. Black, uit Australië aangevoerd.


AFMETINGEN

IN

METER.

11.


U I E R.


13-


Gemiddel^Jj melkopbretir’,nbsp;per jaar of Ynbsp;lactatieperio''


14.


OORTEJAAR EN NUM-DER INGESCHREVEN KALVEREN.

15-


Bekroningen Verkoopprijzennbsp;enz. enz.

16.


Aanmerkingen.

17-


a. hoogte schoft.

,, kruis.

c. nbsp;nbsp;nbsp;lengte.

d. nbsp;nbsp;nbsp;breedte beupen.

e. nbsp;nbsp;nbsp;,, borst.

f. nbsp;nbsp;nbsp;borst omvang.

g. nbsp;nbsp;nbsp;„ diepte.

h. nbsp;nbsp;nbsp;pijpomvang.


452.


Uier en melkspie- Na het

gel zeer goed, .spe-, in 270 dagen 2/

nen goed ontwik-| Liter, keld.


November 1901 Stierkalf: No. 3. Toon op i ; ® October


3 2 ^ccooer 1902 lt;1 J December 1903


iRo


5 December 1904


Jarigen leeftijd verkocht Ivoor ƒ 165.


¦ 20 J. R.


-ocr page 80-

64

65


.(jÈ

1. nbsp;nbsp;nbsp;Nummer van het Stamboek.

2. nbsp;nbsp;nbsp;Naam van de koe.

3. nbsp;nbsp;nbsp;Kleur en afteekeningen.

4. nbsp;nbsp;nbsp;Beknopte omschrijving.

Ras of Slag. Geschikt voor.

6.

Flora (69).

Zwart bort, groote bles.

Voor, achter en middenstel zeer „ , ontwikkeld, zeer goede verhou^l'J’'nbsp;goed gevormde ribben, hoofd ennbsp;reus fijn.

Z. Hollandsch.

Melkvee.

Tijd en plaats van geboorte der . koe.

• Naam en woonplaats van den fokker.

Nummer van 'stokkers Stamboek.

Aflcomst / a. Vaderszijde.

l b. Moederszijde.

Maart 1898. bij Purmerend.

Op een leeftijd van 32 maanden uit Nederland aangevoerd.

Onbekend.

id.


h.


AFMETINGEN

IN

METERS.

12.


UIER.


13-


hoogte schoft.

„ nbsp;nbsp;nbsp;kruis.,

lengte.

breedte heupen.

„ nbsp;nbsp;nbsp;borst

borstomvang.

„ diepte, pijpomvang.


1-365

1.40.

1.83.

0.58.

0-545

1.99.

0.76®

0.22.


op

4 jarigen leeftijd 618

K. G.


Uier zeer goed ontwikkeld, spenennbsp;goed, melkspiegelnbsp;zeer goed.


Gemiddelti^


nielkopbreuê®^, per jaar ofnbsp;lactatieperi^’^

14.


geboortejaar EN

^^Mmer der ingeschreven KALVEREN.

15-


Bekroningen Verkoopprijzennbsp;enz. enz.

16.


Aanmerkingen.


17-


Na het in lö'/jmaaquot;nbsp;3871 Liter.


December 1900. stierkalf. T\/r—1902. koe „

1903. nbsp;nbsp;nbsp;stier ,,

16 J. R.

1904. nbsp;nbsp;nbsp;koe „

14 J. R.


27 Maart 7 Juninbsp;No.nbsp;^ Maartnbsp;No.


Zwaar bezet uit Nederland aangevoerd.


-ocr page 81-

Ö4


65


1. nbsp;nbsp;nbsp;Nummer van het Stamboek.

2. nbsp;nbsp;nbsp;Naam van de koe.

3. nbsp;nbsp;nbsp;Kleur eii afteekeningen.

4. nbsp;nbsp;nbsp;Beknopte omschrijving.


Ras of Slag. Geschikt voor.


6.

Flora (69).

Zwart bort, groote bles. nbsp;nbsp;nbsp;^

Voor, achter en middeustel zeer ontwikkeld, zeer goede verhouci'[|'nbsp;goed gevormde ribben, hoofd e»nbsp;reus fijn.

Z. Hollandsch.

Melkvee.


Tijd eii plaats van geboorte der koe.

¦ Naam en woonplaats van den fokker.

Nummer van ’s lokkers Stamboek.

Aflcomst ) a. Vaderszijde.

l b. Moederszijde.


Maart 1898. bij Purmerend.

Op een leeftijd van 32 maanden uit Nederland aangevoerd.


Onbekend.

id.


AFMETINGEN

IN

METERS.

12.


UIER.


12.


13-


Gemiddel^J^l melkopbrei'nnbsp;per jaar of Unbsp;lactatieperi^ !

.4. J


geboortejaar en ^^Mmer der ingeschreven KALVEREN.nbsp; 15-


Bekroningen Verkoopprijzennbsp;enz. enz.

16.


Aanmerkingen.

17^


hoogte schoft.

„ nbsp;nbsp;nbsp;kruis.,

lengte.

breedte heupen.

„ nbsp;nbsp;nbsp;borst

borstomvaug.

„ diepte, pijpomvang.


1-365

1.40.

1.83.

0.58.

0-545

1-99-

0.76®

0.22.


op

4 jarigen leeftijd 618

K. G.


Uier zeer goed ontwikkeld, spenennbsp;goed, melkspiegelnbsp;zeer goed.


Na het 3“*' a in 16Y2 maal’®nbsp;3871 Liter.


' December 1900. stierkalf. ^7 Maart 1902. koe „

7 nbsp;nbsp;nbsp;Juninbsp;nbsp;nbsp;nbsp;1903.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;stier,,

No. 16 J. R.

8 nbsp;nbsp;nbsp;Maart 1904. koe „

No. 14 J. R.


Zwaar bezet uit Nederland aangevoerd.


-ocr page 82-

66

1. nbsp;nbsp;nbsp;Nummer van het stamboek.

2. nbsp;nbsp;nbsp;Naam van de koe.

3. nbsp;nbsp;nbsp;Kleur en afteekeningen.

4. nbsp;nbsp;nbsp;Beknopte omschrijving.

7-

Clara.

Vaalzvvartbont, groote kol.

Stand zeer goed, voor- achter , middenstel goed, hoofd en horens ft''


Z. Hollandsch. Melkvee.

Gewicht

in

UIER.

K. G.

12.

13-

Gemiddeld® ^ melkopbreog*^nbsp;per jaar of Tnbsp;lactatieperiod®'

5. nbsp;nbsp;nbsp;Ras of slag.

6. nbsp;nbsp;nbsp;Geschikt voor.

AFMETINGEN

IN

METERS.

II.

op

3 jarigen leeftijdnbsp;450 K. G.

a. nbsp;nbsp;nbsp;hoogte schoft.

b. nbsp;nbsp;nbsp;„ kruis.

c. nbsp;nbsp;nbsp;lengte.

d. nbsp;nbsp;nbsp;breedte heupen.

e. nbsp;nbsp;nbsp;„ borst.

f. nbsp;nbsp;nbsp;borst omvang.

g. nbsp;nbsp;nbsp;„ diepte.

h. nbsp;nbsp;nbsp;pijpomvaug.

Uier matig, spenen goed,nbsp;melkspiegel zeernbsp;gunstig.

Na het 1= kquot;' in 8

1792 Litef'


-ocr page 83-

Ijquot;

'/

C'

-ocr page 84- -ocr page 85-

67

Tijd en plaats van geboorte der

8

• Naam en woonplaats van den fokker.

^ Nummer van ’s fokkers stamboek.

Afkomst } a. Vaderszijde.

( b. Moederszijde.

7® April 1901. Djongrangan.

M. E. Bervoets, Djongrangan.

78.

Jacob, Zuid Holl. Rundveestamboek. Emilie, N“. 1 J. R.


geboortejaar en ‘'^Gmmer der ingeschreven kalveren.


GEWICHT. I N

15 Mei 1904. Stierkalf 26 „nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;1905. id.

K.

G.

Bij de geboorte ^.8 K. G.

27

maanden

396K.G.

I

maand

55

gt;gt;

28

yy

391

yy

2

maanden

78

29

yy

395

yy

3

83

yy

30

yy

380

yy

4

gt;gt;

94

31

yy

397

yy

5

gt;gt;

125

yy

32

yy

381

yy

6

gt;gt;

144

yy

33

yy

415

yy

7

176

yy

34

yy

434

yy

8

194

yy

35

yy

433

yy

9

gt;gt;

108

yy

36

yy

450

yy

10

)

223

yy

11

233

yy

12

244

yy

13

268

yy

14

274

y y

15

gt;»

295

yy

16

gt;gt;

311

yy

17

324

yy

18

330

yy

19

gt;

349

yy

20

37-

yy

21

375

yy

22

gt;gt;

382

y*

23

gt;

383

yy

24

379

yy

25

»gt;

380

yy

26

386

yy


-ocr page 86-

68

69


Gewicht

iu

UIER.

K. G.

12.

13-

1. nbsp;nbsp;nbsp;Nummer van het Stamboek.

2. nbsp;nbsp;nbsp;Naam van de koe.

3. nbsp;nbsp;nbsp;Kleur eu afteekeningen.

4. nbsp;nbsp;nbsp;Beknopte omschrijving.

Ras of slag. Geschikt voor.

AFMETINGEN

IN

METERS.

II.

8.

Trui. nbsp;nbsp;nbsp;j

Zwartbont, lange, groote kol. | Voor-achter en middenstel zeerg^^:nbsp;ontwikkeld.

hoofd en horens fijn.

Z. Hollandsch. nbsp;nbsp;nbsp;.j

Melkvee. nbsp;nbsp;nbsp;|

Gemmiddeld^ melkopbreng*^nbsp;per jaar of

Tijd en plaats van geboorte der koe.

Naam en woonplaats van den fokker.

Nummer van ’s fokkers stamboek.

¦ Afkomst } a. Vaderszijde.

( b. Moederszijde.

i geboortejaar EN ^’^Mmer der ingeschreven KALVEREN.

15-

6® Maart 1899 Dubbeldam. Wed: Molendijk, Dubbeldam.

Namen onbekend.

Bekroningen Verkoopprijzen,nbsp;enz. enz.

16.

Aanmerkiiis:en.

17-


a.

hoogte schoft.

I • 34“-

b.

,, nbsp;nbsp;nbsp;kruis.

1-37-

c.

lengte.

1.77.

d.

breedte heupen.

0.57-

e.

,, nbsp;nbsp;nbsp;borst.

0.52.

/•

borst omvang.

I.9S-

S-

„ diepte.

0.77.

h.

pijpomvang.

0.23.


545'


Uier en melk spiegel zeer goednbsp;spenen goed.


Na het 3' in 11 '/j ma***^nbsp;3804 Liter. ,nbsp;Geruimennbsp;ziek geweestnbsp;melkopbrengst

verminderd.


^4 Mei 1902, koekalf.

^3 December 1902, verworpen.

^ Januari 1904, tweelingen beide stierkalveren,nbsp;Ruben en Louis.

April 1905, koekalf.


-ocr page 87-

68

69


7.

8.

TpuI. nbsp;nbsp;nbsp;I

Zwartbont, lange, groote kol. ; Voor-achter en middenstel zeernbsp;ontwikkeld.

hoofd en horens fijn.

Z. Hollandsch.

Melkvee.

1. nbsp;nbsp;nbsp;Nummer van het Stamboek.

2. nbsp;nbsp;nbsp;Naam van de koe.

3. nbsp;nbsp;nbsp;Kleur en afteekeningen.

4. nbsp;nbsp;nbsp;Beknopte omschrijving.

5. nbsp;nbsp;nbsp;Ras of slag.

6. nbsp;nbsp;nbsp;Geschikt voor.

Tijd en plaats van geboorte der koe.

Naam en woonplaats van den fokker.

Nummer van ’s fokkers stamboek.

Afkomst I a. Vaderszijde.

ó. Moederszijde.

6® Maart 1899 Dubbeldam. Wed: Molendijk, Dubbeldam.

Namen onbekend.


AFMETINGEN

IN

METERS.

11.


Gewicht

iu

UIER.

K. G.

12.

13-


Gemmiddeh^A melkopbreng*nbsp;per jaar ofnbsp;lactatieperioc'^'

H- ^


geboortejaar EN '^tMER DER ingeschreven KALVEREN.

===,,__ 15-


Bekroningen Verkoopprijzen,nbsp;enz. enz.

16.


Aanmerkingen.


17-


hoogte schoft.

,, kruis, lengte.

breedte heupen.

,, borst, borst omvang.

„ diepte, pijpomvang.


545-


Uier en melk-spiegel zeer goed, spenen goed.


1/2 maaquot;‘

¦fi^r

tij'


Na het in tlnbsp;3804 Liternbsp;Geruimeiinbsp;ziek geweestnbsp;melkopbrengS^nbsp;verminderd.


^4 Mei 1902, koekalf.

^3 December 1902, verworpen.

^ Januari 1904, tweelingen beide stierkalveren,nbsp;Ruben en Louis.

April 1905, koekalf.


-ocr page 88-

70


71


1. nbsp;nbsp;nbsp;Nummer van het Stamboek.

2. nbsp;nbsp;nbsp;Naam van de Koe.

3. nbsp;nbsp;nbsp;Kleur en afteekeningeu.

4. nbsp;nbsp;nbsp;Beknopte omschrijving.


Ras of slag. Geschikt voor


Sophie. (82)

Zwartbont, kol.

Voor achter en middenstel zeer ontwikkeld, stand zeer goed, veili‘^‘'nbsp;ding gunstig, hoofd en horens fijnnbsp;Z. Hollandsch.

Melkvee.


Tijd en plaats van geboorte der g koe.

• nbsp;nbsp;nbsp;Naam en woonplaats van den

fokker.

Nummer van ’s fokkers stamboek.

• nbsp;nbsp;nbsp;Afkomst / a. Vaderszijde,nbsp;l ó. Moederszijde.


26. Februari 1899, West Yselmonde S. de Quartel, West Yselmonde.

( Namen onbekend.


AFMETINGEN

Gewicht

IN

in

UIER

METERS.

K. G.

11.

12.

13-


Gemiddelde melkopbreng^^nbsp;per jaar of

lactatieperiode'

14- nbsp;nbsp;nbsp;^


Geboortejaar en

‘^UMjvier der INGESCHREVEN KALVEREN.

15-


Bekroningen Verkoopprijzennbsp;enz. enz.

16.


Aanmerkiucreu.


hoogte schoft.

„ kruis, lengte

breedte heupen.

„ borst, borst omvang.

„ diepte, pijpomvang.


535.


Uier, melkspiegel en spenen zeer goed;nbsp;laatste blauw gevlekt.


Na het sMcalf'J 8 Va maand 22^nbsp;Liter.

Ge rui men ziek geweest

o nbsp;nbsp;nbsp;.Q'

minder melk è


2 Juli Meinbsp;* Juni


April 1902, koekalf.

1903, nbsp;nbsp;nbsp;stierkalf.

1904, nbsp;nbsp;nbsp;id.

1905, nbsp;nbsp;nbsp;koekalf.


-ocr page 89-

70


71


1. nbsp;nbsp;nbsp;Nummer van het Stamboek.

2. nbsp;nbsp;nbsp;Naam van de Koe.

3. nbsp;nbsp;nbsp;Kleur en afteekeningen.

4. nbsp;nbsp;nbsp;Beknopte omschrijving.


Ras of slag. Geschikt voor


9

Sophie. (82)

Zwartbont, kol.

Voor achter en middenslel zeer ontwikkeld, stand zeer goed, veili‘^‘''nbsp;ding gunstig, hoofd en horens fij»’nbsp;Z. Hollandsch.

Melkvee.


Tijd en plaats van geboorte der g koe.

¦ Naam en woonplaats van den fokker.

Nummer van 's fokkers stamboek.

• Afkomst ) a. Vaderszijde.

l b. Moederszijde.


26. Februari 1899, West Yselmonde S. de Quartel, West Yselmonde.

i Namen onbekend.


AFMETINGEN

IN

METERS.

II.


UIER


13-


Gemiddelde melkopbreiig*'nbsp;per jaar ofnbsp;lactatieperiode'

H- ^


Geboortejaar en ^^MMêR der INGESCHREVEN KALVEREN.

II


Bekroningen Verkoopprijzennbsp;enz. enz.

16.


Aafinterkingen.


17-


hoogte schoft.

,, kruis, lengte

breedte heupen.

„ borst, borst omvang.

„ diepte, pijpomvang.


535-


Uier, melkspiegel en spenen zeer goed;nbsp;laatste blauw gevlekt.


Na het 3'= kal('1 S'/g maand 3 2^nbsp;Liter.

Geruimen I*)*.

^'

ziek geweest

Ö nbsp;nbsp;nbsp;/ff

minder melk S


^ April 1902, koekalf.

2 Juli 1903, .stierkalf, lo - -

I


Mei

Juni


1904, nbsp;nbsp;nbsp;id.

1905, nbsp;nbsp;nbsp;koekalf.


-ocr page 90-

72


73


r. Nummer van het Stamboek.

2. nbsp;nbsp;nbsp;Naam van de koe.

3. nbsp;nbsp;nbsp;Kleur en afteekeningen .

4. nbsp;nbsp;nbsp;Beknopte omschrijving.


5. nbsp;nbsp;nbsp;Ras of Slag.

6. nbsp;nbsp;nbsp;Geschikt voor


10.

Mie.

Zwartbont, kol, witte vlek op ’t kru'*. Voor-achter en middenhand zeernbsp;ontwikkeld, stand zeer goed, hoofd 'nbsp;jiorens fijn.

Zuid Hollandsch veeslag.

Melkvee.


Tijd en plaats van geboorte.

• Naam en woonplaats van den fokker.

Nummer van ’s fokkers stam-j boek.

¦ Afkomst I a. Vaderszijde.

I b. Moederszijde.


Maart 1899. in Zuid Holland. Onbekend.


Onbekend. id.


AFMETINGEN

IN

METERS.

11.


Gewicht

in

UIER.

G. K.

12.

13-


Gemiddelde melkopbreng**nbsp;per jaar ofnbsp;lactatieperiode-

^4- ^


GEBOORTJAAR EN ^MMER der INGESCHREVEN KALVEREN.

15-


Bekroningen

verkoopprijzen

enz.

16.


Aan nierkingen. 17-


a.

hoogte

sclioft.

I

3 o.

b.

gt;gt;

kruis.

I

37-

c.

lengte.

I

67k

d.

breedte heupen.

0

54-

e.

gt; gt;

borst.

0

53'-

/.

borstomvang.

I

87.

gt;gt;

diepte.

0.

76®.

h.

pijpoinvang.

0.

2 0.


523


Uier zeer goed spenen goed, blauwnbsp;gevlekt.


3836 Liter ' maanden


April '5 Aprilnbsp;Juninbsp;No.nbsp;24 Mei


1902 nbsp;nbsp;nbsp;Stierkalf.

1903 nbsp;nbsp;nbsp;id.

1904 nbsp;nbsp;nbsp;koekalf

17 J. R.

1905


-ocr page 91-

72


73


1. nbsp;nbsp;nbsp;Nummer van het Stamboek.

2. nbsp;nbsp;nbsp;Naam van de koe.

3. nbsp;nbsp;nbsp;Kleur en afteekeningen.

4. nbsp;nbsp;nbsp;Beknopte omschrijving.


Ras of Slag. Geschikt voor


10.

Mie.

Zwartbont, kol, witte vlek op ’t kru'*; Voor-achter en middenhand zeernbsp;ontwikkeld, stand zeer goed, hoofdnbsp;horens fijn.

Zuid Hollandsch veeslag.

Melkvee.


7.


Tijd en plaats van geboorte.


• Naam en woonplaats van den fokker.

Nummer van ’s fokkers stam-j boek.

Afkomst I a. Vaderszijde, ujnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;( b. Moederszijde.


AFMETINGEN

Gewicht

Gemiddelde

IN

ill

UIER.

melkopbreng^* per jaar of P®'

lactatieperiode-

METERS.

G. K.

11.

12.

13-

14- ^

523


geboortjaar en

^MMER der INGESCHREVEN KALVEREN.

15-


Maart 1899. in Zuid-Holland. Onbekend.


Onbekend. id.


Bekroningen

verkoopprijzen

enz.

16.


Aan inerkingen. 17-


a.

hoogte

schoft.

1

3V.

b.

kruis.

I

37-

c.

lengte.

I

6f.

d.

breedte heupen.

0

54-

e.

gt;gt;

borst.

0

53'-

/•

borstomvang.

I

87.

g-

gt;gt;

diepte.

0

76®.

h.

pijpoinvang.

0

2l\


Uier zeer goed spenen goed, blauwnbsp;gevlekt.


3836 Liter ' maanden


'S April 'S April

Juni

No. 24 Mei


1902 nbsp;nbsp;nbsp;Stierkalf.

1903 nbsp;nbsp;nbsp;id.

1904 nbsp;nbsp;nbsp;koekalf

17 J. R.

1905


-ocr page 92-

75

74


1. nbsp;nbsp;nbsp;Nummer van het stamboek.

2. nbsp;nbsp;nbsp;Naam van de koe.

3. nbsp;nbsp;nbsp;Kleur en afteekeuingen.

4. nbsp;nbsp;nbsp;Beknopte omschrijving.


Ras of slag. Geschikt voor


11.

Bella.

Zwartbont, veel zwart.

Voor, midden en achterband guiist'r en in goede verhouding, standnbsp;goed, hoofd en horens fijn.

Zuid Hollandsch veeslag.

Melk en mestvee.


Tijd en plaats van geboorte.

I

’• Naam en woonplaats van den fokker.

Nummer van 's fokkers stamboek.

Afkomst } a. Vaderszijde.

( b. Moederszijde.


22 Februari 1903 te Djongrangan ^/g Hollandsch '/g Australisch.

M E. Bervoets, Djongrangan.

89.

Max. Uit Zuid Holland aangevoerd Dina. Hollandsch Australischnbsp;No. 15 en No. 4 J. R.


AFMETINGEN

IN

METERS.

11.


Gewicht


UIER.


13-


Gemiddelde melkopbreiig®*nbsp;of P'quot;'


per jaar lactatie perio


geboortejaar EN ^^MMER der INGESCHREVEN KALVEREN.

.__ 15-


Bekroningen.

V

Verkoopprijzen.

enz.


Aan merkingen.


hoogte schoft.

,, kruis, lengte.

breedte heupen.

„ borst, borstomvang.

„ diepte, pijpomvang.


395

op 2 jarigen leeftijd.


Uier en spenen goed, melkspiegelnbsp;zeer goed.


II Juni 1905. stierkalf vader Arie.


Bij de geboorte 28 K.G.

Na

I

maand

47

ff

2

maanden

70

ff

gt;gt;

3

ff

102

ff

ff

4

f f

131

ff

ff

5

155

ff

ff

6

ff

173

ff

ff

7

ff

192

tf

ff

8

ff

202

ff

9

ff

212

ff

ff

10

ff

217

f f

ff

11

ff

231

ff

ff

12

ff

240

ff

ff

13

ff

250

ft

14

ff

263

ff

ff

IS

ff

282

ff

ff

16

ff

287

ff

ff

17

ff

307

ff

ff

18

ff

323

ff

ff

19

ff

337

ff

20

ff

356

ff

f f

21

ff

363

ff

ff

22

ff

373

ff

'f

23

ff

386

ff

ff

24

ff

395

ff


-ocr page 93-

74


75


-Hf

Gewicht

in

UIER.

K. G

12.

13-

1. nbsp;nbsp;nbsp;Nummer van het stamboek.

2. nbsp;nbsp;nbsp;Naam van de koe.

3. nbsp;nbsp;nbsp;Kleur eu afteekeniugen.

4. nbsp;nbsp;nbsp;Beknopte omschrijving.

Ras of slag. Geschikt voor

AFMETINGEN

IN

METERS.

11.

11.

Bella.

Zwartbont, veel zwart.

Voor, midden en achterband gunst' en in goede verhouding, standnbsp;goed, hoofd en horens fijn.

Zuid Hollandsch veeslag.

Melk en mestvee.

Gemiddelde

melkopbreiigs*

per jaar of lactatie periot'^

14.

Tijd en plaats van geboorte.

0

• nbsp;nbsp;nbsp;Naam en woonplaats van deii

fokker.

Nummer van ’s fokkers stamboek.

• nbsp;nbsp;nbsp;Afkomst / a. Vaderszijde,nbsp;l b. Moederszijde.

EBOORTEJAAR EN ^^MMER der INGESCHREVEN KALVEREN.

15-

22 Februari 1903 te Djongrangan Hollandsch '/g Australisch.

M E. Bervoets, Djongrangan.

89.

Max. Uit Zuid Holland aaugevoerd Dina. Hollandsch Australischnbsp;No. 15 en No. 4 J. R.

Bekroningen.

Verkoopprijzen.

Aanmerkingen.


a. nbsp;nbsp;nbsp;hoogte schoft.

b. nbsp;nbsp;nbsp;,, kruis.

c. nbsp;nbsp;nbsp;lengte.

d. nbsp;nbsp;nbsp;breedte heupen.

e. nbsp;nbsp;nbsp;„ borst.

f. nbsp;nbsp;nbsp;borstomvang.

g. nbsp;nbsp;nbsp;„ diepte.

h. nbsp;nbsp;nbsp;pijpomvang.


395

op 2 jarigen leeftijd.


Uier en spenen goed, melkspiegelnbsp;zeer goed.


II Juni 1905. stierkalf vader Arie.


Bij

de geboorte

28

K.C

Na

I

maand

47

yy

gt;gt;

2

maanden

70

yy

gt;gt;

3

yy

102

yy

4

yy

131

yy

5

’.y

155

yy

gt;gt;

6

yy

173

yy

7

yy

192

ff

8

yy

202

yy

9

yy

212

yy

10

yy

217

yy

yy

11

yy

231

yy

yy

12

ygt;

240

yy

yy

13

yy

250

yy

yy

14

yy

263

yy

yy

IS

yy

282

yy

yy

16

yy

287

yy

yy

17

yy

307

yy

yy

18

yy

323

yy

yy

19

yy

337

yy

yy

20

yy

356

yy

y y

21

yy

363

yy

yy

22

yy

373

yy

* y

23

yy

386

yy

yy

24

yy

395

yy


-ocr page 94-

76

1. nbsp;nbsp;nbsp;Nummer van het stamboek.

2. nbsp;nbsp;nbsp;Naam van de koe.

3. nbsp;nbsp;nbsp;Kleur eu afteekeniugen.

4. nbsp;nbsp;nbsp;Beknopte omschrijving.

4. Ras of slag.

6. Geschikt voor.

12.

JVora.

Zwartbont, breede bles. nbsp;nbsp;nbsp;^

Voor, midden en achterband go® ontwikkeld en in gunstige verhoudii'^nbsp;stand goed, hoofd en horens fijnnbsp;Z. Hollandsch veeslag.

Melkvee.


Gewicht

in

UIER.

K. G.

12.

gt;3

Gemiddelde melkopbrengS*'nbsp;per jaar of

lactatieperiode-

14.

AFMETINGEN

IN

METERS.

11.

a. nbsp;nbsp;nbsp;hoogte schoft.

b. nbsp;nbsp;nbsp;,, kruis.

c. nbsp;nbsp;nbsp;lengte.

d breedte heupen. f. „ borst.

f. nbsp;nbsp;nbsp;borstomvang.

g. nbsp;nbsp;nbsp;,, diepete.

h. nbsp;nbsp;nbsp;pijpomvang.


1.24 1.27^nbsp;1.635.nbsp;o. 52nbsp;0.435.nbsp;1.83

o. 53^'

0.21.


395-

op 2 jarigen leeftijd.


Uier en spenen goed, nielkspiegelnbsp;zeer goed


-ocr page 95-




II






-ocr page 96- -ocr page 97-

77


• Tijd en plaats van geboorte.

¦ Naam en woonplaats van den fokker.

' Nummer van ’s fokkers stamboek.

' Afkomst. ) a. Vaderszijde.

( b. Moederszijde.

i8 April 1904 te Djongrangan na slechts 239 dagen dracht.

M. E. Bervoets — Djonrangan.

90.

Te Djongrangan geboren.

Cesar. Van Zuid Hollandsche afkomst. Ida van Jacob uit Betzy Mo. 2 J. R.

geboortejaar en

Bekroningen

^Mmer der ingeschre-

verkoopprijzen

Aan merkingen.

VEN kalveren.

enz. enz.

===-_ nbsp;nbsp;nbsp;15-

16.

17-

ij

de

geboorte

16 K.C

fa

I

maand

28

yy

gt;

2

maanden 51

yy

3

yy

76

iy

J

4

106

yy

S

135

gt;

«

6

yy

147

yy

7

yy

172

y

8

yy

180

yy

»

9

yy

206

yy

t

10

yy

217

yy

»

11

yy

226

yy

y

12

iy

253

yy

f

13

yy

273

yy

y

14

yy

277

yy

y

15

yy

287

yy

y

16

yy

300

yy

17

yy

325

yy

18

yy

345

yy

19

yy

358

yy

20

yy

368

yy

21

yy

378

yy

22

yy

383

yy

23

yy

392

yy

24

yy

395

fy

-ocr page 98-

78


79


1. nbsp;nbsp;nbsp;Nummer van het stamboek.

2. nbsp;nbsp;nbsp;Naam van de koe.

3. nbsp;nbsp;nbsp;Kleur en afteekeningen.

4. nbsp;nbsp;nbsp;Beknopte omschrijving.


5. nbsp;nbsp;nbsp;Ras of slag.

6. nbsp;nbsp;nbsp;Geschikt voor.


13-

Neeltje.

Zwartbont, kol, witte vlek rechter Voor, midden en achterhand g®quot;nbsp;ontwikkeld, stand goed, hoofd fijnnbsp;Hoornloos.

J. Hollandsch veeslag.

Melkvee.


7.


Tijd en plaats van geboorte


' Naam en woonplaats van den fokker.

Nummer van ’s fokkers stam-boek.

Aflcomst / a. Vaderszijde.

( b. Moederszijde.


3 Augustus 1903 te Djongrangan 7/8 Hollandsch en 1/8 Australisch.

M. E. Bervoets, Djongrangan.

91.

Cesar, Te Djongrangan geboren, van Z. Holland.sch afkomst No. 15 J. R.nbsp;Welkom, van Masc uit Dina No. 4. J. R.


AFMETINGEN

IN

METERS.

11.


Gewicht

in

UIER.

K. G.

12.

13-


Gemiddelde melkopbreng®*nbsp;per jaar ofnbsp;lactatieperiod^'

^4- ^


Geboortejaar en ’^Mmer der ingeschreven kalveren.

15-


Bekroningen verkoopprijzennbsp;enz. enz.nbsp;16.


Aannterkinzen.


17-


a hoogte schoft.

b. nbsp;nbsp;nbsp;,,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;kruis.

c. nbsp;nbsp;nbsp;lengte.

d. nbsp;nbsp;nbsp;breedte heupen

e. nbsp;nbsp;nbsp;„nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;borst.

ƒ. bor.stomvang. g. „ diepte.nbsp;k. pijpomvang.


1.21, 1.26,nbsp;1.47,nbsp;0-44'nbsp;0.39.nbsp;1.69.nbsp;0.61,nbsp;o. 19,


307

op een leeftijd van 21 maanden.


Uier goed,spenen goed en blauw genbsp;vlekt.

Melkspiegel gunstig.


Bij

Na


de geboorte 24

I

maand

53

2

maanden

66

3

87

4

gt;gt;

99

5

gt;gt;

122

6

138

7

gt;gt;

I4S

8

159

9

170

10

181

11

199

12

208

13

yy

227

14

yy

243

15

yy

258

16

»)

271

17

yy

278

18

yy

283

19

yy

295

20

yy

30S

21

yy

307

[.G.


-ocr page 99-

78


79


1. nbsp;nbsp;nbsp;Nummer van het stamboek.

2. nbsp;nbsp;nbsp;Naam van de koe.

3. nbsp;nbsp;nbsp;Kleur en afteekeniugen.

4. nbsp;nbsp;nbsp;Beknopte omschrijving.


5. nbsp;nbsp;nbsp;Ras of slag.

6. nbsp;nbsp;nbsp;Geschikt voor.


13-

Neeltje.

Zwartbont, kol, witte vlek rechter hei' Voor, midden en achterhand g®”nbsp;ontwikkeld, stand goed, hoofd fijn.nbsp;Hooniloos.

J. Hollandsch veeslag.

Melkvee.


7.


Tijd en plaats van geboorte


AFMETINGEN

IN

METERS.

II.


Gewicht

in

UIER.

K. G.

12.

13-


¦ Naam en woonplaats van den fokker.

Nummer van ’s fokkers stam-boek.

Aflcomst / a. Vaderszijde.

\ b. Moederszijde.


3 Augustus 1903 te Djongrangan 7/8 Hollandsch en 1/8 Australisch.

M. E. Bervoets, Djongrangan.

91.

Cesar, Te Djongrangan geboren, van Z. Hollandsch afkomst No. 15 J. R,nbsp;Welkom, van Masc uit Dina No. 4. J. R.


Gemiddeld^ melkopbreug**nbsp;per jaar ofnbsp;lactatieperiod^'


Geboortejaar en '^MMER der INGESCHREVEN KALVEREN.

u-


Bekroningen verkoopprijzennbsp;enz. enz.nbsp;16.


Aanmerkingen,


17-


a hoogte schoft.

b. nbsp;nbsp;nbsp;,,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;kruis.

c. nbsp;nbsp;nbsp;lengte.

d. nbsp;nbsp;nbsp;breedte heupen

e. nbsp;nbsp;nbsp;„nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;borst.

ƒ. borstomvang. g. „ diepte.nbsp;k. pijpomvang.


1.21. 1.26.nbsp;1.47.

0.44'

0.39. 1.69.nbsp;0.61.nbsp;0.19.


307

op een leeftijd van 21 maanden.


Uier goed, spenen goed en blauw genbsp;vlekt.

Melkspiegel gun stig.



Bij de geboorte 24 K.G.

Na I

maand

53

yy

„ nbsp;nbsp;nbsp;2

maanden

66

yy

„ 3

87

yy

.. nbsp;nbsp;nbsp;4

gt;gt;

99

yy

.. 5

gt;gt;

122

yy

„ 6

138

yy

V 7

145

yy

„ 8

159

yy

.. 9

170

yy

„ 10

77

181

yy

n II

199

yy

,, 12

208

yy

» 13

227

f y

14

243

yy

- 15

1 j

258

yy

16

271

yy

¦, 17

278

yy

., 18

yy

283

yy

19

yy

295

yy

,, 20

yy

305

yy

„ 21

fy

307

ty


-ocr page 100-

80

81


Max.

Berlij.

Z. Hollandsch veeslag. Melkvee.

r. Nummer van liet stamboek.

2. nbsp;nbsp;nbsp;Naan van de koe.

3. nbsp;nbsp;nbsp;Kleur en afteekeningen.

4. nbsp;nbsp;nbsp;Beknopte omschrijving.

5. nbsp;nbsp;nbsp;Ras of slag.

6. nbsp;nbsp;nbsp;Geschikt voor.

14.

Popple

Zwartbont, kleine kol, vier zvva' kroonranden.

Voor, midden en achterband uitSf kend ontwikkeld, stand zeer goed, ho^‘nbsp;en horens fijn

Tijd en plaats van geboorte der koe.

Naam en woonplaats van den fokker.

Nummer van ’s fokkers stamboek.

¦Afkomst. ( a. Vaderszijde.

b. Moederszijde-

8 Maart 1904. Djongrangan. M. E. Bervoets. Djongrangan.nbsp;99-

Beiden uit Zuid-Holland aangevoerd.

No. 15. en No. 6 J. R.


AFMETINGEN

IN

METERS.

II.


Gewicht

in

UIER.

K. G.

12.

13-


Gemiddeld® I melkopbreUr*!nbsp;per jaar of Pnbsp;lactatie perio‘


Geboortejaar en ^^imer der ingeschreven kalveren.

15-


Bekroningen Verkoopprijzennbsp;enz. enz.

16.


Aanmerkingen.

17-


a. nbsp;nbsp;nbsp;hoogte schoft.

b. nbsp;nbsp;nbsp;kruis.

c. nbsp;nbsp;nbsp;lengte.

d. nbsp;nbsp;nbsp;breedte heupen

e. nbsp;nbsp;nbsp;„ borst.nbsp;ƒ. borstomvaiig.nbsp;g. „ diepte.

pijpomvang.


1.13. 1.20.nbsp;I-37'-o. 405.nbsp;o. 365.nbsp;1.54.

0.57^

o.I8^


250

op een leeftijd van 16 maanden.


Uier goed, spenen goed, blauw gevlekt,nbsp;Melkspiegel zeernbsp;goed.


Bij de geboorte 34 K.G. Na


I

maand

53 .

2

maanden

74 ,

3

99 .

4

125 nbsp;nbsp;nbsp;,

5

yy

151 .

6

yy

175 gt;

7

yy

197 .

8

yy

216 nbsp;nbsp;nbsp;,

9

yy

225 nbsp;nbsp;nbsp;,

10

yy

240

11

yy

241 nbsp;nbsp;nbsp;,

12

yy

243 .

13

yy

246 nbsp;nbsp;nbsp;,

14

yy

246 nbsp;nbsp;nbsp;,

IS

yy

245 nbsp;nbsp;nbsp;.

16

yy

250 nbsp;nbsp;nbsp;,


Wilde in de laatste 5 maanden geen boeboer ofnbsp;melk meer gebruiken.


-ocr page 101-

80


81


1. nbsp;nbsp;nbsp;Nummer van het stamboek.

2. nbsp;nbsp;nbsp;Naan van de koe.

3. nbsp;nbsp;nbsp;Kleur en afteekeningen.

4. nbsp;nbsp;nbsp;Beknopte omschrijving.


5-

6.


Ras of slag. Geschikt voor.


14.

Popple nbsp;nbsp;nbsp;j

Zwartbont, kleine kol, vier zvvs'^j kroonrauden.

Voor, midden en achterband kend ontwikkeld, stand zeer goed,nbsp;en horens fijn

Z. Hollandsch veeslag.

Melkvee.


Tijd en plaats van geboorte der g koe.

¦ nbsp;nbsp;nbsp;Naam en woonplaats van den

fokker.

Nummer van ’s fokkers stamboek.

¦ nbsp;nbsp;nbsp;Afkomst. I a. Vaderszijde.nbsp;b. Moederszijde-


8 Maart 1904. Djongrangan. M. E. Bervoets. Djongrangan.nbsp;99-


Max.

Berlij.


Beiden uit Zuid-Holland aangevoerd.

No. 15. en No. 6 J. R.


AFMETINGEN

IN

METERS.

II.


Gewicht

ia

UIER,

K. G.

12.

13-


Gemiddelcl® j melkopbreiië*(


per jaar


lactatie perio'

14


rl«'.


Geboortejaar en ‘^Gmmer der ingeschreven kalveren.

15.


Bekroningen Verkoopprijzennbsp;enz. enz.

16.


Aanmerkingen.


17-


a. hoogte schoft. ó. ,, kruis.

c. nbsp;nbsp;nbsp;lengte.

d. nbsp;nbsp;nbsp;breedte heupen

e. nbsp;nbsp;nbsp;„ borst.nbsp;/. borstomvang.

g. nbsp;nbsp;nbsp;„ diepte.

h. nbsp;nbsp;nbsp;pijpomvang.


1.13. 1.20.

1.37^

o. 405. 0.366,

1.54.

0.57'.

o.I8^


250

op een leeftijd van 16 maanden.


Uier goed, spenen goed, blauw gevlekt,nbsp;Melkspiegel zeernbsp;goed.


Bij de geboorte 34 K.G.

Na I

maand

53

„ nbsp;nbsp;nbsp;2

maanden

74

» 3

99

4

125

S

gt;gt;

151

„ 6

175

.. 7

197

„ 8

gt;gt;

216

9

225

„ 10

gt;»

240

,gt; 11

gt;gt;

241

„ 12

gt;gt;

243

.. 13

246

,gt; 14

gt;gt;

246

,, 15

245

„ 16

gt;?

250

gt;

Wilde in de

laatste

maanden geen boeboer of melk meer gebruiken.


-ocr page 102- -ocr page 103- -ocr page 104-

1. nbsp;nbsp;nbsp;Nummer van het stamboek.

2. nbsp;nbsp;nbsp;Naam van den stier,

3. nbsp;nbsp;nbsp;Kleur en afteekeningen.

4. nbsp;nbsp;nbsp;Beknopte omschrijving.

5. nbsp;nbsp;nbsp;Ras of slag.

6. nbsp;nbsp;nbsp;Geschikt voor.

AFMETINGEN.

Gewicht

IN

in

ZAADSPIEGEL.

METERS.

K. G.

II.

12.

13-

14.


84

IS-

Max.

Zwartbont, voorhoofd wit, breede zv.a^ neus, zwart vlekje boven de hoeven-Voorstel goed ontwikkeld, achtefs^^nbsp;vierkant, middenstel gerond.nbsp;Zuid-Hollandsch veeslag.

Melkvee.

hoogte schoft.

„ kruis, lengte.

breedte heupen.

„ borst, borstomvang.

„ diepte, pijpomvang.

Zeer goed 7® klassenbsp;4e orde.

775

-ocr page 105-


-ocr page 106- -ocr page 107-

suer.

Naam en woonplaats van den fokker.

Nummer van ’s fokkers stamboek.

Afkomst) a. Vaderszijde.

( b. Moederszijde.

BEKRONINGEN, VERKOOPPRIJZENnbsp;Enz: Enz:

Provinciale premien 1898. Behaalde te Meerkerk eennbsp;premie groot f 100. in groepnbsp;^tieren beneden jaar.

Ingeschreven in het Ne-^^rlandsch Rundveestam-oek, Zuid-Hollandsch slae.


-ocr page 108-

86

Nummer van het stamboek. Naam van den stier.

Kleur en afteekeniiigen. Beknopte omschrijving.

5. Ras of slag.

6'. Geschikt voor.

16.

A.rie.

Zwart bont, kol.

Voor-, achter en middenhand goed ontwikkeld en in goede verho'*nbsp;ding.

Zuid Hollandsch veeslag.

Melkvee.


Gewicht

in

K. G. 12.

Zaadspiegel.

13-

AFMETINGEN

IN

METERS

II.

a. nbsp;nbsp;nbsp;hoogte schoft.

b. nbsp;nbsp;nbsp;,, kruis.

e. nbsp;nbsp;nbsp;lengte.

d. breedte heupen,

c. nbsp;nbsp;nbsp;,, borst.

f. nbsp;nbsp;nbsp;borstomvang.

g. nbsp;nbsp;nbsp;„ diepte.

h. nbsp;nbsp;nbsp;pijpomvang.


1-33 • 1.40.nbsp;1.71.nbsp;0.48.nbsp;0.49.nbsp;1.86.nbsp;0.67®.nbsp;0.23.nbsp;op 2nbsp;jarigennbsp;leeftijd.


483

op 2 jarigen leeftijd.


Zeer eoed.


-ocr page 109- -ocr page 110-

If ^




rJiVV


- J -


■:■■ _.3», nbsp;nbsp;nbsp;:nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;4

'

5J.


quot;f


i


1/4


1


gt;*


t; ' /t '





-ocr page 111-

87

1.

Tijd en plaats van geboorte der o stier.

• Naam en woonplaats van den fokker.

Nummer van ’s fokkers stamboek.

Afkomst ) a. Vaderszijde.

l è. Moederszijde.

7 Juni 1903 te Djongrangan. M. E. Bervoets, Djongrangan.nbsp;92.

Max.

Flora.

Beide uit Zuid Holland aangevoerd.

No. 15 en No. 6 J. R.


Gewicht in K. G.

15-


Staat ter dekking te Djongrangan

17-

Bij

de

geboorte

33

Na

I

maand

63

2

maanden

92

tt

3

ff

124

ff

4

ff

145

ft

5

f f

166

f

6

ff

179

ff

7

ff

195

f}

8

ff

210

}f

9

ff

214

gt;’

10

ff

233

ff

11

ff

247

ff

12

ff

270

ff

13

ff

290

ff

14

ff

329

ff

IS

ff

367

ff

16

ff

380

ff

17

ff

402

ff

18

ft

415

f f

19

ff

435

ff

20

ff

438

ff

21

ff

440

ff

22

ft

448

ff

23

ff

460

ff

24

ff

483


-ocr page 112- -ocr page 113- -ocr page 114-

90

I.

Nummer van het Stamboek.

17-

2.

Naam van het kalf.

'Wilb.elxnina. Koekalf.

3-

Kleur en afteekeningen.

Zwartbont, groote kol.

4-

Beknopte omschrijving.

Voor-, midden- en achterhand

goed ontwikkeld en in zeer goede vefj

houding, hoofd en horens fijn, staü^

zeer goed.

S-

Ras of slag.

Z. Hollandsch.

6.

Geschikt voor.

Melkvee.


AFMliTlNGEN

IN

METERS.

11.

Gewicht

in

K. G.

12.

'3-

14-

a. hoogte schoft.

1. 11.

381.

b. nbsp;nbsp;nbsp;,,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;kruis.

[.17.

op een leef-

c. lengte.

I-35'-

tijd van i [

d. breedte heupen.

0.38.

maanden.

f. nbsp;nbsp;nbsp;„nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;borst.

0.36.

ƒ. borstomvang.

1.50.

g. nbsp;nbsp;nbsp;„ diepte.

0.56.

h. pijpomvang.

0.19.

*



-ocr page 115- -ocr page 116- -ocr page 117-

-V-

-V-

1

2

3

4

5

6

7

8

9

10

11

Tijd en plaats van geboorte van - het kalf.

• Naam en woonplaats van den fokker.

Nummer van ’s fokkers stamboek.

Afkomst. ) a. Vaderszijde.

( b. Moederszijde.

30 Juni 1904. Djoiigrangan. M. E. Bervoets, Djongrangan.nbsp;100.

maand 50 maanden 83nbsp;107nbsp;128

151

170

„ nbsp;nbsp;nbsp;180

„ nbsp;nbsp;nbsp;190

„ nbsp;nbsp;nbsp;207

,, nbsp;nbsp;nbsp;220

M 223



-ocr page 118- -ocr page 119- -ocr page 120- -ocr page 121-

Nummer

van

’s fokkers stam-

boek.

Afkomst

) a.

Vaderszijde.

b.

Moederszijde.

Tijd eii plaats vau geboorte van g het kalf.

• Naam eii woonplaats van den fokker.


97 nbsp;nbsp;nbsp;..

-ocr page 122-

94

95


19.

Ohristien. Koekalf. Zwartbont,

Zeer goed ontwikkeld kalf. Stand zeer goed.

Z. Hollandsch,

Melkvee.

1. nbsp;nbsp;nbsp;Nummer van het stamboek.

2. nbsp;nbsp;nbsp;Naam van het kalf.

3. nbsp;nbsp;nbsp;Kleur en afteekeningen.

4. nbsp;nbsp;nbsp;Beknopte omschrijving.

Ras of Slag. Geschikt voor.

en plaats van geboorte van

8.

’aam en woonplaats van den Q fokker.

ummer van ’s fokkers stam-lo

¦Afkomst } a. Vaderszijde.

l b. Moederszijde.

16 September 1904. Djongrangan. M E. Bervoets, Djongrangan.

102.

Max. ( Beiden uit Zuid Holland aan-Ida. ) gevoerd.


AFMETINGEN

IN

METERS.

II.


Gewicht

in

K. G.

12.

13-


14.


15-


Aan merkingen.


17-


a.

hoogte schoft.

1.06.

196.

b.

„ nbsp;nbsp;nbsp;kruis.

1.15.

op een leef

c.

lengte.

I-30.

tijd van 9

d.

breedte heupen.

0.37-

maanden.

e.

„ nbsp;nbsp;nbsp;borst.

0.33-

/•

borstomvang.

1.5H.

g-

„ diepte.

0.52.

h.

pijpomvang.

0.18.

-

-

de geboorte 33 K.G. r maand 57

2 nbsp;nbsp;nbsp;maanden 82

3 nbsp;nbsp;nbsp;»nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;103

4

5

6

9*

-ocr page 123- -ocr page 124-

96


97


1. nbsp;nbsp;nbsp;Nummer van het Stamboek.

2. nbsp;nbsp;nbsp;Naam vair het kalf.

3. nbsp;nbsp;nbsp;Kleur eii afteekeningen.

4. nbsp;nbsp;nbsp;Beknopte omschrijving.


5. nbsp;nbsp;nbsp;Ras of slag.

6. nbsp;nbsp;nbsp;Geschikt voor.


20.


JPauiUS. Stierkalf. Zwartbont.

Mooi gevormd kalf.


Z. Hollandsch. Melkvee.


AFMETINGEN

Gewicht

IN

in

METERS.

K. G.

11.

12.

13-

14.


hoogte schoft.

„ kruis, lengte.

breedte beupeu.

,, borst, borstomvang.

„ diepte, pijpomvang.


128. op een leeftijd van 6nbsp;maanden.


Tijd en plaats van geboorte van

^aam en woonplaats van den fokker.

9* IV

*J'Hmer van ’s fokkers stam-boek.

•Afkomst i a. Vaderszijde.

b. Moederszijde.


5 December 1904. Djongrangan. M. E. BervOETS, Djongrangan.nbsp;103.

Max. No. 15 J. R.

Hanna. No. 5 J. R.


Aanmerkingen.


15.


17-


Bij de geboorte 33 K.G. Na I maand 43nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,,

, nbsp;nbsp;nbsp;2nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;maanden 65nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,,


-ocr page 125-

96


97


1. nbsp;nbsp;nbsp;Nummer van het Stamboek.

2. nbsp;nbsp;nbsp;Naam van het kalf.

3. nbsp;nbsp;nbsp;Kleur en afteekeniiigen.

4. nbsp;nbsp;nbsp;Beknopte omschrijving.


5. nbsp;nbsp;nbsp;Ras of slag.

6. nbsp;nbsp;nbsp;Geschikt voor.


AFMETINGEN

IN

METERS.

11.


hoogte schoft.

„ kruis, lengte.

breedte beupen.

„ borst, borstomvang.

,, diepte, pijpomvang.


20.


F*aulUS. Stierkalf. Zwartbont.

Mooi gevormd kalf.


Z. Hollandsch. Melkvee.


Gewicht

in

K. G.

12.

13-


128. op een leeftijd van 6nbsp;maanden.


^ Tijd en plaats van geboorte van

8.

en woonplaats van den

fokker.

9* ]v

unitiier van ’s fokkers stam-boek.

Afkomst ) a. Vaderszijde.

( b. Moederszijde.


5 December 1904. Djongrangan. M. E. BervOETS, Djongrangan.nbsp;103.

Max. No. 15 J. R.

Hanna. No. 5 J. R.


Aanmerkingen.


15.


17-


Bij de geboorte 33 K.G. Nanbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Inbsp;nbsp;nbsp;nbsp;maandnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;43nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,,

,, nbsp;nbsp;nbsp;2nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;maanden 65nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,,

)» 3 nbsp;nbsp;nbsp;»»nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ï)

ïï nbsp;nbsp;nbsp;4-nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;97

5 nbsp;nbsp;nbsp;)gt; t I I ,,

6 nbsp;nbsp;nbsp;128nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;..


-ocr page 126-

NEURECTOMIE BIJ HET RUND.

Tegen chronische kreupelheden bij trekossen paste ik eenige malen met goed gevolg neurectomie toe.

De kreupelheden kwamen alleen aan de voorbeenen voor en werden meestal veroorzaakt door overhoeven; enkele malennbsp;was aan het been niets abnormaals te ontdekken, maar werdnbsp;de diagnose hoefkreupelheid gesteld, nadat een cocaïne injectienbsp;in het verloop der pijpzenuwen, de kreupelheid tijdelijk hadnbsp;doen ophouden.

De ligging der zenuwen is eenigszins anders dan bij het paard en daar de mij ten dienste staande anatomie boekennbsp;en atlassen, mij niet voldoende konden inlichten, bleef ernbsp;niets anders over, dan zelf aan het voorbeen van een geslachtnbsp;rund, zenuwen en bloedvaten te prepareeren.

De nervus mediaiius, aan de binnenzijde van den handwortel loopende, verdeelt zich bij het rund pas aan den onderrandnbsp;van dat gewricht in zijn twee eindtakken. Deze loopen nognbsp;een korten afstand vlak naast elkaar, ( 4 cM. bij een volwassennbsp;zebu); daarna komt de uitwendige tak boven en de inwendigenbsp;(sterkere) tak beneden te liggen gescheiden door de arterie.

De uitwendige pijpzenuw gaat in schuine richting over den rand van de pees van den oppervlakkigen buiger, en verdeeltnbsp;zich op de achtervlakte daarvan, in twee takken: de binnenstenbsp;tak loopt recht naar beneden, tusschen de bijklauwen door;nbsp;de buitenste, iets dikkere tak loopt schuin naar beneden ennbsp;langs de uitwendige zijde van het buiten bijklauwtje.

De inwendige pijpzenuw verdeelt zich, op ongeveer '/j van den afstand van bijklauwen tot onderrand van handwortel, innbsp;twee takken; de eene treedt op de achtervlakte van den

-ocr page 127-

99

buigpees en loopt tusschen de bijklauweii door; de andere, ’ets sterkere tak blijft langs de binnenvlakte van het beennbsp;uaar beneden loopeu.

De nervus ulnaris verdeelt zich aan de achterzijde van den handwortel in twee takken; een oppervlakkige (huid) tak, dienbsp;tusschen de pezen der haakbeenspieren door uaar benedennbsp;en voren loopt en zich in huid en fascie vertakt en eennbsp;diepe tak. Deze loopt langs den rand der oppervlakkigenbsp;buigpees aan de uitwendige zijde der pijp, en verbindt zichnbsp;4 a 5 cM. boven de bijklauwen, met den buitensten tak vannbsp;de uitwendige pijpzenuw.

De operatie van de nervus medianus en nervus ulnaris geschiedt op dezelfde manier als bij het paard niet het tenbsp;opereeren been naar voren uitgebonden terwijl een helper hetnbsp;kossum op zij moet houden wijl dat anders over het operatienbsp;veld valt.

De nabehandeling is soms lastig, daar een verband moeielijk aan te leggen is en het veel moeite kost, het dier te verhinderen aan de wond te likken.

De operatie beneden het carpaal gewricht is op twee plaatsen mogelijk; i' iets voorbij het derde gedeelte van dennbsp;afstand van den onderrand van den handworteld tot de bij-klauwen (d. i. bij een volwassen os. 6 a 7 cM. beneden dennbsp;onderrand der carpus aan de mediale zijde van het been.

maakt de huidsnee naast den rand van de buigpees, '¦usschen dien rand en het pijpbeen en snijdt vervolgens denbsp;’laai gelegen dikke fascie door).

kle medinus heeft zich op deze plaats al in hare twee takken verdeeld; de laterale tak ligt op den rand der buigpees.nbsp;1^011 moet bedenken dat de pees, (inwendige zwakkere taknbsp;t'^u den oppervlakkige!! buiger (’)) ongeveer dezelfde dikte

^ (^) het rund vereenigen zich, gelijk bekend is, de pezen van de

’ e hoofden van den oppervlakkige buiger, pas op het midden van

u® pijp.


-ocr page 128-

100

heeft als de mediaiius en daarvoor kan worden aangezien.

Vlak boven de operatie plaats liggen in het verloop der pees eenige roode spiervezelen, die bij de orienteering kunnennbsp;dienst doen; verder overtuigt men zich door knijpen met hetnbsp;pincet en daaropvolgende reactie van het dier, of men denbsp;zenuw voor zich heeft. Men prepareert den uitwendigen taknbsp;een weinig los en onderbindt die. Voorzichtig prepareerendenbsp;en trekkende aan de onderbindingsdraad, kan men den inwen-digen tak onder de arterie uithalen en onderbinden.

Op dezelfde hoogte aan den lateralen kant van het been kan men ook den diepen tak der nervus ulnaris doorsnijden.nbsp;Hij ligt op den rand van de pees van den oppervlakkigennbsp;buiger, onder een dikke fascie. Hij is zeer dun en daardoornbsp;soms niet gemakkelijk te vinden.

De 2® plaats waar men de zenuwen kan blootleggen, is vlak boven de bijklauwen. Men maakt 2 cM. boven denbsp;bijklauwen, in het midden, op de achtervlakte van het been,nbsp;een 4 cM. lange huidsnee. Men treft dan vlak onder denbsp;incisie de tamelijk groote arterie aan, daarnaast gewoonlijknbsp;de 2 aderen en op zij daarvan, aan weerzijden de binnenstenbsp;(dunne) zenuwtakjes.

De binnenste zenuwtakken kan men aan de binnen- en buitenvlakte van het been, als dunne harde strengetjes ondernbsp;de huid voelen, in de groeven, gevormd door sesamsbeenderennbsp;en bovenste gewrichtsknobbels van het kogelgewricht. Opnbsp;deze plaatsen, op de hoogte van den bovenrand der bijklauwen,nbsp;en 2 cM. daarvan verwijderd, maakt men de huidsnee ennbsp;ontdekt men gemakkelijk de zenuw vergezeld van arterie ennbsp;ader.

Van de drie beschreven methoden is de laatste de gemakkelijkste en daarom te verkiezen. Na de operatie moet men zorgen over het gewone verband, een stuk zak stevig tenbsp;binden en 14 dagen te laten zitten, daar de dieren met hunnbsp;scherpe tong het verband steeds aflikken en daardoor genezing per primam verhinderen.

-ocr page 129- -ocr page 130-

Piropiasmoseti in Ned.-Indië.

{Voorloopige mededeelmg.)

Volgens de onlangs verschenen Ergauzungsband van het „Handbuch der pathogenen Mikroorganismen”, van Prof. Dr.nbsp;W. Kolle en Dr. A. Wassermann zijn thans de volgendenbsp;vormen van piroplasmosen bij het rund bekend.

Ten nbsp;nbsp;nbsp;De door SMITH KiLBORNE beschreven z.g.n.

Texaskoorts, veroorzaakt door boonvormige piro-plasma bigeminum, welke ziekte naar het schijnt in alle vverelddeelen wordt aangetroffen.

Ten 2'’“. De door Prof. R. KOCII beschreven z.g. n. Rhodesia of Küstenfieber, waarbij men in het eerste stadiumnbsp;slechts kleine veelvormige parasieten, die zich voordoen, als staafjes, ringen, commavormen enz. aantreft en eerst later ook boonvormige, welke ziekte-vorm door KOCH in de kuststreken van Oost-Afrikanbsp;en Madagaskar aangetroffen werd.

Eene door DSCHUNKOWSKIJ en LUKS als tropische vorm van piroplasmose beschreven ziekte, die innbsp;Transkaukasië werd waargenomen.

De Qiider dezen naam beschreven ziekte zou in een acuut verloopende vorm worden waargenomen met dezelfde soortnbsp;parasieten als bij KoCH’s ,,Küstenfieber”, verder echter innbsp;een chronisch verloopende kachexie, die door puntvormigenbsp;parasieten zou veroorzaakt worden.

De onder i en 2 genoemde ziektevormen nu, worden op Java eveneens onder den runderstapel veelvuldig waargenomennbsp;en verloopen geheel onder dezelfde verschijnselen als elders.nbsp;Ook hier valt op te merken dat het inheemsche vee er eene

-ocr page 131-

103

gedeeltelijke immuniteit tegen heeft, vermoedelijk doordat alle kalveren op jeugdigen leeftijd reeds worden geinfecteerd,nbsp;waardoor de sterfte dan ook zeer aanzienlijk is. Er sterft nl.nbsp;10 a. 15 % van alle geboren dieren binnen het eerste levensjaar.nbsp;De resteerende hebben daarna eene gedeeltelijke immuniteit.nbsp;Uit Zuid Australië geimporteerd vee daarentegen heeft ditnbsp;weerstandsvermogen niet en sterft van de geimporteerde dierennbsp;dan ook het grootste gedeelte binnen het jaar aan piroplas-mosen.

Behalve deze twee vormen komt op Java echter eene derde voor, veroorzaakt door eene zeer kleine puntvormige parasietnbsp;die veel overeenkomst heeft met die welke door DSCHUNKOWSKIJnbsp;en Luks voor hunne kachexie beschreven werd.

In tegenstelling hiermede verloopt echter de door deze parasiet veroorzaakte ziekte zeer acuut en wel binnen 36 anbsp;48 uur doodelijk. De ziekte wordt zoowel bij het rund alsnbsp;bij den buffel en het schaap waargenomen en aangezien denbsp;in deze streken voorkomende tekensoorten nl. de boophilus-australis Pulles en de amblyomma testudinarium Kocii opnbsp;laatstgenoemde twee diersoorten niet of slechts bij hoogenbsp;uitzondering worden waargenomen, is het zeer waarschijnlijknbsp;dat ze door een andere parasiet kan worden verbreid dannbsp;door teken.

De ziekte openbaart zich plotseling door hevige koorts, gepaard gaande met spierrillingen. De melksecretie is.dadelijknbsp;zeer verminderd om na een halven dag geheel op te houden.nbsp;De dieren weigeren alle voedsel. De ademhaling wordtnbsp;spoedig onrustbarend fréquent, pols klein, nagenoeg onvoelbaarnbsp;en zeer snel, over de 100, temp. 40° stijgt soms tot 42°. Denbsp;dieren liggen dan zeer sopereus met den kop op de borstwandnbsp;gebogen en sterven in deze houding ongeveer 36 uren na denbsp;eer.ste ziekteverschijnselen.

Bij deze ziektevorm zag ik nimmer haemoglobinurie optreden. De urine is helder, soms wat hoog geel gekleurd. De slijmvliezen en de ongepigmenteerde huid zijn meer of minder

-ocr page 132-

104

geel, van nauw merkbaar tot intensief icterisch. Uitgezonderd de haemoglobinurie komt het ziektebeeld zeer overeen metnbsp;dat van acuut verloopende texaskoorts.

De pathologisch anatomische afwijkingen lijken veel op die welke bij verschillende septichaemieëu worden aangetroffen.

In alle organen ziet men meer of minder uitgebreide hae-morrhagieën, zoowel in het subcutane weefsel als in de sereuse vliezen. In het pericardium treft men meestal een meer ofnbsp;minder groote hoeveelheid exsudaat aan soms geel, somsnbsp;rood gekleurd. Uitgebreide bloedextravasaten zoowel ondernbsp;epi als endocardium; de hartspier is broos als gekookt. Denbsp;longen oedemateus met talrijke infarkten. De pleura costalisnbsp;is dof en geeft tal van kleine haemorrhagieën te zien, denbsp;pleuraholte bevat meestal eenig sereus vocht. In de perito-neaalholte wordt eveneens meestal eene vrij groote hoeveelheid sereus vocht aangetroffen terwijl het peritoneum zelf,nbsp;dof en met kleine efflorescenties bedekt is. De milt is somsnbsp;weinig, soms onregelmatig en soms in zijn geheel sterk vergrootnbsp;met weeke donkerroode stroopdikke pulpa. De galblaasnbsp;meestal zeer sterk gevuld met donker oranje gele gal. Denbsp;darmscheilsklieren zijn gezwollen en zeer vochtrijk. Nierennbsp;oedemateus, met tal van capilaire bloedingen, blaas normaalnbsp;met heldere, soms hoog geel gekleurde urine.

Het slijmvlies der lebmaag is soms over een groot gedeelte haemorrhagisch, gezwollen donkerrood; uitgebreide ulcera,nbsp;zooals door DSCHUKÜWSKIJ en LuKS worden beschreven zagnbsp;ik echter nimmer. De mucosa der dunne darmen is gezwollennbsp;en met een dik oranjekleurig slijm bedekt met hier en daarnbsp;kleine hoemorrhagieën onder de mucosa.

Bij het vervaardigen van bloedpreparaatjes uit een oorvaatje-lijkt de kleur van het bloed normaal. Nimmer zag ik het bloed zoo anaemisch als bij acute texaskoorts meestal hetnbsp;geval is, zoodat men bij die ziekte hierin alleen reeds eennbsp;vrij zeker diagnostisch kenmerk heeft. In het versche bloednbsp;preparaat ziet men met immersiesysteem tal van zeer kleine

-ocr page 133-

105

lichtende puntjes in de meeste bloedlichaampjes, als kleine vetdroppeltjes. Volgens Giemsa gekleurd, blijken deze lichaampjes zich karmijnrood te kleuren en in 8o a 90% erythrocytennbsp;voor te komen. Ieder bloedlichaampje bevat van een totnbsp;8 van dergelijke lichaampjes. In gevallen van genezing, dienbsp;ik slechts twee maal zag optreden na vroegtijdige intraveneusenbsp;injecties van argentum colloïdale, verdwijnen de genoemdenbsp;lichaampjes ook weer zeer spoedig uit het bloed en met haarnbsp;de ziekteverschijnselen. Dieren die des ochtends zwaar zieknbsp;in den stal werden gevonden, begonnen na twee injecties vannbsp;argentum colloidale tegen den avond reeds weer te eten ennbsp;bleek dan het aantal geinfecteerde bloedlichaampjes reedsnbsp;belangrijk verminderd. Na drie dagen vond ik ze nog slechtsnbsp;sporadisch in het bloed en schenen de dieren weer normaal.nbsp;De melksecretie herstelt zich echter eerst langsaam geheel.nbsp;De melk was gedurende de eerste dagen na de ziekte hoognbsp;geel gekleurd en zeer vetrijk, terwijl de hoeveelheid nog verminderd was. Bij eene Australische koe constateerde ik dennbsp;6™ dag na den aanval, die ze binnen 24 uur te boven kwam,nbsp;een vetgehalte van 7,5% bij een soortelijk gewicht van i ,026.nbsp;Na een maand waren deze cijfers respectievelijk 3,5 en 1,029.

Daar de ziekte zooals we zagen zeer acuut verloopt en de eigenaar het meestal eerst eens wil aauzien, alvorens geneeskundige hulp te vragen, wordt men bijna altijd geroepennbsp;wanneer het te laat is, zoodat ik nog slechts enkele malen innbsp;de gelegenheid was genoemd geneesmiddel tijdig aan te wenden.nbsp;Zooals men uit de normale kleur van het bloed en uit denbsp;afwezigheid van haemoglobinurie reeds eenigermate kan verwachten is het verval van roode bloedlichaampjes veel mindernbsp;dan bij texaskoorts, echter schijnt ook hier het aantal leuco-cyten vermeerderd en treden vele kernhoudende roodebloed-lichaampjes op. Bij het rund zag ik tot heden de ziektenbsp;uitsluitend bij geimporteerde Australische koeien, die dus middels den inlieemschen veestapel geïnfecteerd moeten zijn ennbsp;is het dus niet onwaarschijnlijk, dat de ziekte onder het

-ocr page 134-

106

inheemsche vee in minder hevigen chronischen vorm voorkomt.

Beiialve bij liet rund trof ik deze ziekte zeer veelvuldig aan onder den buffelstapel soms zelfs enzoótisch lieerscliende.nbsp;Ook bij deze diersoort, slechts in acuten vorm. Daar in dezenbsp;streken de buffelstapel echter uitsluitend in handen van denbsp;inlandsche bevolking is, die slechts rapporteert indien denbsp;dieren zwaar ziek of reeds ge.storven zijn, is het dus nietnbsp;uitgesloten, dat de ziekte ook in eene minder kwaadaardigenbsp;chronische vorm voorkomt, zonder dat men deze te ziennbsp;krijgt. Bij schapen daarentegen werden de volgende waarnemingen doOr mij gedaan.

Om na te gaan in hoever het inheemsche schaap gevoelig is voor texaskoorts werden in den loop van het jaar 1903nbsp;eenige schapen door mij op een erf geplaatst, dat zeer sterknbsp;met teken geïnfecteerd was en waar verscheiden gevallen vannbsp;de klassieke texaskoorts met haemoglobinurie waren voorgekomen, zoo zelfs dat alle jonge kalveren kort na de geboortenbsp;reeds, als zand zoo dik, met jonge teken (boöphilis Australisnbsp;Fuller) bezet waren en bijna allen aan texaskoorts bezweken.nbsp;De bedoelde schapen daarentegen bleven geheel vrij van tekennbsp;en volkomen gezond. In het volgend jaar plaatste ik echternbsp;een groot aantal larven van de genoemde tekensoort van hetnbsp;cadaver eener Australische koe, waarbij de bovengenoemdenbsp;puntvormige piroplasma in het bloed werden aangetrofifen, opnbsp;een schaap, na de huid eerst gereinigd te hebben en kwamennbsp;hierop enkele larven tot ontwikkeling. Ongeveer een maandnbsp;na de plaatsing der larven werd dit schaap plotseling ziek ennbsp;stierf na 3 dagen terwijl ongeveer 90% der bloedlichaampjesnbsp;met de beschreven kleine parasieten geinfecteerd waren.

10 cM*. bloed van dit schaap bij een ander ingespoten had geen ziekteverschijnselen tengevolge. Ook werd eennbsp;tweede schaap dat met dezelfde larven bezet was als het eerstenbsp;doch waarbij ze niet tot ontwikkeling kwamen, niet ziek.

De larven van de teek die op het gestorven schaap gevonden was, werden vervolgens op een derde schaap geplaatst doch

-ocr page 135-

Plaat I.





ff



r/




D.


E.


öé



-ocr page 136- -ocr page 137-

107

schenen ook thans niet tot ontwikkeling te komen, althans er werd nimmer iets van teruggevonden. Toch kreeg het diernbsp;na 19 dagen een lichten aanval der ziekte, met de genoemdenbsp;parasieten spaarzaam in het bloed. Hoewel dit dier na eenigenbsp;dagen genezen scheen en geen parasieten in het bloed meernbsp;konden worden aangetoond, wilde het sedert niet recht meernbsp;gedijen en stierf het na 5 maanden aan kachexie. Behalvenbsp;verschijnselen van hevige anaeniie waren in het cadaver geennbsp;afwijkingen te bespeuren. Een vierde schaap dat met dezelfdenbsp;soort larven bezet was als het vorige bleef schijnbaar gezond,nbsp;doch groeide slecht. Drie maanden na de injectie wierp hetnbsp;twee lammetjes waarvan een kort na de geboorte stierf. Hetnbsp;tweede groeide eerst goed, tot het op den leeftijd van 7nbsp;weken plotseling verlamd bleek in het achterstel als door eenenbsp;beleediging van het lendenmerg. De eetlust was de eerstenbsp;dagen nog vrij goed doch verminderde allengs en stierf hetnbsp;dier den 9“ dag zeer anaemisch. De bloedlichaampjes bevattennbsp;de genoemde parasielen. Noch bij het moederdier noch bijnbsp;het lammetje kon een enkele teek worden aangetoond, welnbsp;daarentegen talrijke pediculi.

Hoewel dus de ziekte wel door teken schijnt overgebracht te kunnen worden, schijnen deze hieivoor niet noodzakelijknbsp;te zijn vooral daar men bij buffels nimmer teken aantreft.

De bijgevoegde plaat is eene getrouwe teekening van één gezichtsveld, zoodat men er zoowel de verhouding der gein-fecteerde tot de niet geinfecteerde bloedlichaampjes als hetnbsp;aantal parasieten in ieder, uit kan zien.

Hoewel de roodgekleurde lichaampjes geen de minste differentiatie te zien geven, geloof ik toch dat naar analogie met de reeds bekende vormen van piroplasmosen, en vooral doornbsp;het constant voorkomen bij de beschreven ziektevormen ennbsp;het verdwijnen na de genezing, er wel geen twijfel aan kannbsp;bestaan dat we hier met eene parasiet te doen hebben nanbsp;verwant, aan de reeds bekende vormen van piroplasma. Bijnbsp;zeer goed geslaagde preparaten kan men bij enkele parasieten

-ocr page 138-

108

een zeer flauw gekleurde lichte zone om het roode korreltje waarnemen, vooral bij eene goed geslaagde fotografie is ditnbsp;waar te nemen. Vermoedelijk is dus de carmijnroode korrelnbsp;slechts het chromatine lichaam terwijl het protoplasma zichnbsp;met de thans bekende kleurmethoden niet goed laat kleuren.

In eene volgende aflevering hoop ik eenige foto’s der verschillende parasieten te kunnen geven. In verschenbsp;bloedpreparaten ziet men de parasiet steeds in de bloedlichaampjes liggen. Neemt men kort na den dood echternbsp;een weinig bloed uit de halsader, dan vindt men in hetnbsp;eenigszins rood gekleurde serum, massa’s dezer korreltjesnbsp;extraglobulair, als in reincultuur, hetgeen dus overeenstemtnbsp;met de medeelingen van DsCHUNKOWSKIJ en LUKS die denbsp;parasiet in haemoglobinehoudend serum konden cultiveeren.

Seniarang, 20 Maart 1906.

C. A. Penning.

-ocr page 139-

VERSLAG,

eerbiedig aangeboden aan Zijne Excellentie

DEN

Minister van Koloniën,

OVER EEN

éénjarig verblijf in Frankrijk.

De Tweede Luitenant de^ Cavalerie van hetnbsp;Nederlandsch Oost-Indisch Leger^

W. J. E. VAN Riemsdijk.

-ocr page 140-

INLEIDING.

Hoe kan men de veiscliillende paardenrassen van een land die hoedanigheden en die bijzondere geschiktheid geven, welkenbsp;beantwoorden aan de verschillende eischen die de bewonersnbsp;van dat land aan hunne paarden stellen?

De zeden en gewoonten van een volk veranderen, ook de eischen die het aan zijne paarden stelt; het paard moet dezenbsp;veranderingen dus mede maken en moet telkens wordennbsp;aangepast aan de zich dikwijls wijzigende behoeften van datnbsp;volk.

Die aanpassing geschiedt op groote schaal dank zij de stoeterijen, die ik in de volgende bladzijden nader bespreken wil.

Uit de geschiedenis der stoeterij-administratie in Frankrijk zal ik alleen aanhalen een alinea uit artikel 4 van de wet opnbsp;de paardenfokkerij in 1874.

Deze wet heeft Frankrijk in betrekkelijk korten tijd gebracht tot wat het nu is en heeft medegewerkt tot den reusachtigennbsp;vooruitgang die heeft plaats gehad en die voor den vreemdelingnbsp;en het buitenland, op de paardententoonstelling te Parijs innbsp;1900 zoo duidelijk in het licht is getreden.

Deze bedoelde alinea behelst het volgende:

,,Les étalons seront choisis parmi les différentes races et „renfermeront Ie plus de chevaux de sang qu’ il se pourra”.

Op deze alinea berusten voor een groot deel de nieuwere denkbeelden der stoeterij-administratie, die er op uit is ditnbsp;cheval de sang, hetzij zelf volbloed, hetzij een paard dat innbsp;zijne pedigree of Engelsche of Arabische volbloed oudersnbsp;telt, eene zoo groot mogelijke nakomelingschap te verschaffen.

In de wet van 1874 spreekt duidelijk de adaptatie aan

-ocr page 141-

Ill

nieuwere eischen. Het mode7-ne ooi'logspaard werd door die wet verlangd. Aan de stoeterij-administratie wordt opgedragen de rassen dusdanig te wijzigen dat dit paard in voldoendnbsp;aantal in 't binnenland te verkrijgen zij:

Een progressieve aankoop van volbloedhengsten had dus plaats; deze aankoop was echter uit den aard der zaak begrensd, daar dergelijke paarden moeilijk te fokken zijn, overalnbsp;gezocht en duur betaald worden.

Hierbij komt dat hun werkkring aan zekere grenzen gebonden is; het gebeurt dikwijls dat de eerste voortbrengselen van een kruising tusschen een volbloed paard en een paardnbsp;van een ander ras een onvolkomen resultaat geeft.

De groote massa der fokkers kan niet wachten; zij onderneemt geene proefnemingen maar wil resultaten zien. Zij vraagt dus aan de stoeterij-administratie een paard van minder hooge waarde, dat zich aanpast bij zijne veuleumerrie ennbsp;in staat is deze met gunstig gevolg te bevruchten. Vandaarnbsp;de noodzakelijkheid van secundaire types, vandaar die halfbloed families, die wanneer ze eenmaal overervingskrachtnbsp;hebben op hun beurt het ras verbeteren en vermeerderen.

Deze tusschenrassen zijn in Frankrijk de Anglo-Normand in het Noorden, de Auglo Arabier in het Zuiden.

Dat deze aankoopen zonder tegenstribbelingen van de verschillende belanghebbende [)artijen zouden kunnen geschieden, was niet te verwachten.

Nog altijd zijn er voorstanders van individueel fokken zonder stoeterij-administratie. Men moet zich afvragen of dit in een land als Frankrijk werkelijk mogelijk zou zijn.

Waar men in Engeland alles aan het initiatief van den fokker kan overlaten en volkomen vertrouwen kan hebbennbsp;op zijne bezadigdheid, kalmte en vooral in zijn aangeborennbsp;talent in zake paardenfokkerij, is dit in Frankrijk niet hetnbsp;geval.

De Franschman toch, met zijne levendigheid, zijne mindere vasthoudendheid aan eenmaal ontworpen plannen, zijn sterk

-ocr page 142-

112

geprononceerde politieke meeningen heeft een richtsnoer noodig zoodra er sprake is van een algemeen belang.

Welnu, de stoeterij-administratie is daar, zij vormt een onpartijdig lichaam, intermediair tiisschen den producent ennbsp;den consument. Haar streven is, de belangen van beidenbsp;zooveel niogelijk te behartigen, maar zij behartigt ook denbsp;belangen van den Staat als consument; en de Staat verwachtnbsp;van haar dat zij den fokker zal bewegen in de eerste plaatsnbsp;de remonte van het leger te verzekeren. Zij wekt den fokkernbsp;dus op, om te doen wat deze consument verlangt, en keertnbsp;hem daartoe de noodige aanmoedigingsgelden uit.

De stoeterij-administratie oefent daardoor een zeer grooten invloed uit op de productie; zij regelt ze naar hare inzichtennbsp;in het belang van producent en consument. Het bewijs isnbsp;geleverd dat de stoeterij-administratie de macht haar toegekendnbsp;niet misbruikt heeft, maar integendeel ten voordeele van hetnbsp;land en zijn volk heeft aangewend.

-ocr page 143-

DE STOETERIJ —ADMINISTRATIE.

Hoofdstuk I.

DIRECTIE DER STOETERIJEN.

BUREAUX.

De Directie der Stoeterijen vormt een sectie van het Ministerie van Landbouw.

Zij heeft tot chef een Inspecteur-Generaal die den titel draagt van Directeur der Stoeterijen.

Deze ambtenaar vereenigt alle takken van den dienst in zijne handen; door zijne bemiddeling ontvangt de Minister denbsp;verschillende voorstellen, de Stoeterijen betreffend. De Sectienbsp;der Stoeterijen verdeelt zich in twee bureaux.

Ik geef hierbij datgene waarmede elk bureau in ’t bijzonder zich bezighoudt.

Men krijgt aldus een meer gedetailleerd overzicht van den geheel en werkkring.

Het eerste bureau is belast met:

Algemcene Inspectie der Stoeterijen, administratie der hengstendépóts, benoeming, bevordering en pensionneeringnbsp;der officieren en beambten, borgstellingen der Onder-Direc-teurs belast met het finantiëel beheer, winst- en verliesrekening, Stoeterijschool te Le Pin, algemeene reglementen vannbsp;dienst, verplaatsing en op reform stellen der hengsten, controle.

Het tweede bureau is belast met:

Remonteering der Stoeterijen, aanmoedigingspremiën, aankoop en verdeeling der hengsten, toezicht op de wedrennen, dresseerscholen, dienst der goedgekeurde hengsten niet aannbsp;den Staat behoorend, correspondentie met harddraverij- en

8

-ocr page 144-

114

reiivereeiiigingen, zendingen tot aankoop in binnen- en buiten land, studbook en statistiek.

OPPERSTE STOETERIJRAAD.

De leden van dezen raad, 24 in getal, worden benoemd door den President der Republiek. Elke 3 jaar treedt eennbsp;derde van het gelieele aantal leden af, zij zijn echter herkiesbaar.

Deze raad houdt minstens twee zittingen per jaar, en geeft advies over het budget der stoeterijen, over de reglementennbsp;van concours en wedrennen, over den aard der uit te keerennbsp;aanmoedigingspremiëu, enz., enz, flet is in een woord eennbsp;adviseerend lichaam dat zijne wenschen uitspreekt en in breedenbsp;trekken den weg aanduidt die ter uitvoering moet wordennbsp;gevolgd.

STUD-BOOK COMMISSIE.

Deze commissie is belast met het onderzoek der papieren van in Frankrijk geïmporteerde volbloedpaarden, alsmede metnbsp;alle vraagstukken daarop betrekking hebbende.

President is de Minister van Landbouw: de leden, ten getale van zestien, worden uit de op dit gebied deskundige fokkers gekozen. De uitspraken dezer commissie zijn zondernbsp;appèl.

Hoofdstuk II.

HET PERSONEEL DER STOETERIJEN.

Aan het hoofd der stoeterij-administratie staat de Inspecteur-Generaal, Directeur der Stoeterijen; onder hem Staan de zes Inspecteurs-Generaal, de Directeuren en Onder-Directeuren vannbsp;hengstendépóts en de Surveillants.

Deze categorie van personen draagt den titel van „Officiers

-ocr page 145-

Il5

des Haras'”. Het /.ij hierbij vermeld dat de stóeterij adminis-tratie met het leger in geenerlei verband staat.

Een tweede categorie van personen vormen de veeartsen belast met den veterinairen dienst aan de dépots.

Een derde categorie vormen de zoogenaamde „gagistes” of beambten der stoeterijen, onderverdeeld als volgt:nbsp;Adjudanten,

Brigadierschefs,

Brigadiers,

Palfreniers,

Voor de paardenfokkerij is Frankrijk verdeeld in arrondissementen. zes in getale; aan het hoofd van elk arrondissement staat een Inspecteur-Generaal.

Elk arrondissement is onderverdeeld in .,circonscriptions”; aan ’t hoofd daarvan staat een Directeur van een hengsteu-depót. Over den veelzijdigen werkkring van de Directeurennbsp;vaii hengstendepóts zal ik in détail treden:

Zij zijn verantwoordelijk voor de administratie, en den geregelden gang van den dienst in hun depót.

Zij maken de verdeeling op der hengsten over de verschillende dekstations en leggen deze verdeeling aan den Minister ter goedkeuring over.

Zij bezoeken de fokkers die in hunne ,,circonscriptions” verblijf houden,

Zij surveilleeren den dienst der goedgekeurde hengsten welke niet aan den Staat behooren.

Zij dienen bij den Minister een rapport in over den in-en uitvoer van paarden.

Zij doen mededeeling over de kruising- en fokmethodes in hunne „circonscriptions” toegepast.

Zij bezoeken alle concours en wedrennen, bezoeken de door den Staat ondersteunde instellingen (dresseerscholen).

Aan het einde van elk dekseizoen zenden zij een rapport in.

Zij maken in overleg met den Prefect van het betrokken

-ocr page 146-

[1!:^

;i (

I'

ii

(; ¦:

I: ¦'

ii ii

116

departement de programma’s op van concours van veulen-merriën en driejarige paarden.

De Onder-Directeurs regelen de administratie van het depót in bijzonderheden en vervangen den Directeur.

De Surveillants zijn belast met het toezicht op de uitvoering der verschillende werkzaamheden in het depót.

Het afrijden der hengsten lieeft plaats onder hun toezicht.

Om surveilliant te worden bij de stoeterij-administratie moet men een twee-jarigen cursus doorloopen hebben aan hetnbsp;„Institut national agronomique” te Parijs, vervolgens doetnbsp;men een examen in paardrijden om toegelaten te wordennbsp;aan de stoeterijschool te Le Pin: „Ecole des Haras”. Ooknbsp;deze cursus duurt twee jaar; de toekomstige Officier desnbsp;Haras wordt genoemd; ,,Elève Officier des Haras” en krijgtnbsp;gedurende zijn tweejarig verblijf een toelage van 1200 francsnbsp;jaarlijks.

Rekent men dat op i6-jarigen leeftijd in Frankrijk het bac-calauréat verkregen kan worden, dan heeft men een jaar noodig om zich voor te bereiden voor ’t examen van ’tnbsp;Institut agronomique; een jaar militaire dienst bij de cavalerienbsp;er bij gerekend maakt dat de surveillant minstens 22 jaarnbsp;oud is. Hij krijgt dan als surveillant 2e classe (want allenbsp;rangen zijn in klassen verdeeld) 2100 francs per jaar,

VETERINAIRE DIENST.

Om als veearts verbonden te worden aan een hengstendepót moet men niet ouder zijn dan 35 jaar en gediplomeerd zijnnbsp;aan een der ,,Ecoles nationales vétérinaires”. De veeartsnbsp;heeft de verplichting te waken over de gezondheid der paarden;nbsp;hij is verder belast met het geven van een cursus in paardenkennis (extérieur) aan de palfreniers.

Het hoefbeslag is geheel aan zijne zorgen toevertrouwd.

Hij is tegenwóordig bij de ontvangst der fourage.

Burgerpraktijk is geoorloofd.

-ocr page 147-

117

DE GAGISTES.

De adjudanten en brigadierschefs zijn verantwoordelijk voor orde en reinheid in de stallen; zij deelen de fourage uit ennbsp;zien toe op het aan hun ondergeschikte personeel.

De brigadiers staan in den regel aan’t hoofd der succursales.

Palfreniers. Men rekent in de depóts op elke drie hengsten één palfrenier noodig te hebben.

Eene uitwijding over de opleiding van dit personeel is noodig.

Om palfrenier te worden, moet men lezen en schrijven kunnen, drie jaar gediend hebben bij de Cavalerie en eennbsp;proeftijd doorniaken.

Om brigadier te worden, zijn de eischen veel zwaarder. Elk jaar wijst de Directeur van een hengstendepót een naarnbsp;zijne meening daarvoor in aanmerking komenden palfreniernbsp;aan, om deel te nemen aan den eenjarigen cursus in Le Pinnbsp;der „Elèves Brigadiers”.

Deze cursus bestaat uit het volgende:

Paardrijden.

Rijden van den bok met een, twee en vierspan.

Cursus in extérieur, anatomie en physiologie.

Cursus in botanie, fouragekennis en hygiëne.

Cursus in hippische wetenschap, omvattende:

Beknopt overzicht van de verschillende paardenrassen in Pluropa en andere werelddeelen.

De stoeterijen, doel en werking.

Het studbook, de wedrennen, geschiedenis van deze instellingen.

De verschillende fokmethoden.

De voornaamste erfelijkheidswetten.

Iets over de training van ren- en harddraverijpaarden.

Meer gedetailleerde beschrijving van de paardenfokkerij in Frankrijk.

Aan het einde van het jaar doen deze Elèves brigadiers een examen ten aanzien van een Inspecteur-Generaal, en

-ocr page 148-

118

worden dan een voor een benoemd in volgorde van het rangnummer bij ’t examen behaald in verband met de beschikbare plaatsen,

Het Fransche personeel is uitstekend. In verband met hunne zelfstandige positie als hoofd van een dekstation wordennbsp;zij gedurende hun verblijf in het depót weinig gecontroleerd.

Hoofdstuk III.

HENGSTEN NIET AAN DEN STAAT BEHOOREND.

Volgens de wet van 14 Augustus 1885, kan geen eigenaar een hengst laten dekken, indien deze niet door een daarvoornbsp;aangewezen commissie onderzocht is en goedgekeurd bevonden. Dit onderzoek betreft alleen cornage en maanblindheid.

Met andere woorden gezegd, in Frankrijk kan elke met tal van erfelijke gebreken behepte hengst, zooveel meniën dekkennbsp;als zijn eigenaar wil, mits het paard niet cornard of maan-blind is.

Paarden, die alleen aan deze voorvvaarden voldoen, worden ,,Etalons acceptés” genoemd.

Het aantal ,,Etalons acceptés” is zeer aanzienlijk en bedroeg in 1903, 5875 hengsten. Men kan veilig aannemen dat al dezenbsp;hengsten nadeelig zijn voor de fokkerij, omdat elk paard datnbsp;volgens de commissie van onderzoek daartoe waardig gekeurdnbsp;wordt, in een nieuwe categorie overgaat, die der ,,étaIonsnbsp;autorisés”.

„L’autorisation est un brevet délivré au cheval entier, susceptible de reproduire sans détériorer l’espèce”.

De conclusie is dus dat van de 10840 hengsten die in 1903 in Frankrijk dekten er 5875 waren, die het ras eerdernbsp;achter- dan vooruit brachten, dus ruim de helft.

In de departement der Seine Inférieure zijn 80 staatshengsten die het ras sterk verbeteren; er zijn 70 Etaions acceptés dienbsp;alle verbetering zoo sterk mogelijk tegenhouden.

¦gt;

Ji


-ocr page 149-

119

De volksvertegenwoordiging heeft zich altijd sterk tegen alle inogelijke vrijheidsbeperking gekant.

In een memorie van toelichting der wet van 1874 was voorgesteld een som van lO francs belasting te heffen opnbsp;elk niet gecastreerd paard. Men hoopte aldus de toen aanwezige 500,000 niet gecastreerde paarden te verminderennbsp;tot 200,000.

De commissie van onderzoek stemde dit voorstel af, overwegende ;

i“. dat een belastingstelsel geen onmiddellijken invloed kan hebben,

2°. dat men zich liever moet bedienen van aanmoedigings-premiën,

S*quot;. dat de periodieke aankoopen der remonte tegen goede prijzen het beste middel is om den paardenfokker totnbsp;castratie te brengen.

Men verving dus nu dit belastingstelsel door dé wet van 14 Augustus 1885 die alles behalve volledig mag genoemdnbsp;worden.

Met de korte behandeling van deze wet van 14 Augustus 1885 is ook de weinig belangwekkende categorie der ,,Etalousnbsp;acceptés” afgehandeld.

De drie andere categoriën van hengsten, de Etalons autorisés, de Etalons approuvés en de Etalons nationaux of Staatshengsten hebben het volgende gemeen;nbsp;r.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;De hengsten moeten vier jaar oud zijn.

2. nbsp;nbsp;nbsp;Zij moeten aan één van de bij ministerieel besluit vannbsp;18 Februari 1830 vastgestelde proeven voldaan hebben.

3. nbsp;nbsp;nbsp;De eigenaars van Etalons autorisés en approuvés nemennbsp;op zich de geboorte certificaten op dezelfde manier alsnbsp;dit bij de staatshengsten geschiedt, uit te reiken, en denbsp;noodige administratie daarbij te verrichten alles ondernbsp;controle der Staatsstoeterijen.

Het verschil tusschen de Etalons autorisés en Etalons


-ocr page 150-

120

approuvés is nu, dat de laatste beschouwd worden het ras te verbeteren, terwijl de eerste alleen beschouwd wordennbsp;het noch te verbeteren, noch nadeel toe te brengen.

Als rasverbeteraars krijgen nu de Etalons approuvés een jaarlijksche premie:

Volbloedpaarden 800 — 2000 francs.

Halfbloedpaarden 500—1000 francs.

Etalonsdetrait (koudbloed) 300 — 500 francs, wanneer zij aan de volgende voorwaarden voldoen:

a) voor een niet hoogeren prijs dan 100 francs dekken,

é) een zeker aantal meniën dekken, aldus vastgesteld:

Voor Arabische, Engelsche of Anglo-Arabisehe volbloed-hengsten 30 merriën.

Halfbloedhengsten 40 merriën.

Koudbloedhengsten 50 merriën.

Dekken zij een kleiner aantal, dan wordt de premie in golijke verhouding kleiner, dekken zij minder dan de helft,nbsp;dan wordt niets uitgekeerd.

Het ministerieel besluit van 18 Februari 1880, zooeven geciteerd, geeft de meening te kennen der Fransche autoriteiten dat geen rasverbetering kan plaats hebben, indien mennbsp;geen gebruikt maakt van vaderdieren die het bewijs hebbennbsp;geleverd iets te kunnen presteeren.

Bij den aankoop van volbloedpaarden gaat men eenvoudig af op de resultaten op de renbaan bereikt.

Voor de halfbloedpaarden zijn proefritten vastgesteld met prijzen. Deze proefritten zijn in galop of in draf.

De proefritten in galop worden in Caen, La Roche sur Yoii en Tarbes geloopen. Afstand 2000 M. Prijs 2000 francs.

}i;i;

Wil een halfbloedpaard geen proefrit in galop doen, dan kan het deelnemen aan de drafproeven.

De volgende minima moeten dan bereikt worden:

Voor halfbloedpaarden „du Midi” (25 % Arabisch bloed) ouder den man gereden 16’ (minuten)

it-S

‘iï


IIP

''

i' ''i



-ocr page 151-

121

aangespannen i8’

alle andere halfbloedpaarden 14’ (3’ 30” per K. M.)

Harddravers, met het doel als zoodanig gequalifieerd te kunnen worden:

3V, jarige 4” (i’ 46quot;)

4V2 nbsp;nbsp;nbsp;gt;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;6’ 54” (i’ 43quot;)

5Vs » nbsp;nbsp;nbsp;6’ 40” (i’ 40”),

alles over een afstand van 4000 M.

Halfbloedpaarden die deze tijden of betere op renbanen gemaakt hebben, zijn van de proefritten vrijgesteld evenalsnbsp;alle koudbloedpaardeTi.

Hoofdrtuk IV.

DE STAATSHENGSTEN.

De aankoop der hengsten.

De paarden worden aangekocht door een commissie benoemd door den Minister waarin zitting nemen 3 Inspecteurs-Generaal waarvan de oudste voorzitter is. Zoodra tot den aankoop van een heng.st besloten is, wordt er een verkoops-contract geteekend waarbij de verkooper zich verbindt, denbsp;hengst op een aan te duiden depót te leveren.

Daar blijft het paard 15 dagen en kan binnen dien tijd zonder opgave van redenen aan den eigenaar worden teruggegeven. Bij aankomst aan dit depót ondergaat de hengstnbsp;eene inspectie van den Directeur en den Veearts aan hetnbsp;depót verbonden, om te zien of het dier gezond is afgeleverd, en blijkt hij gedurende de 14 dagen daarop volgendenbsp;behept te zijn met een of ander gebrek dat hem onbruikbaarnbsp;maakt voor den dienst der stoeterijen, dan wordt den verkoopernbsp;aangezegd dat hij het moet komen terughalen.

De stoeterij-administratie betaalt hare paarden goed; het i-s een uitstekend middel om de fokkers aan te moedigen.nbsp;Ziehier eenige cijfers:

-ocr page 152-

122

Aankoopen igoj.

Engelsclie volbloedhengsteii; i6 paarden:

5 paarden

a

6000

francs

2 nbsp;nbsp;nbsp;»

gt;

7000

I paard

»

8000

3 paarden

9000

I paard

gt;

12000

I nbsp;nbsp;nbsp;gt;

»

lOOOO

»

2 paarden

20000

I paard

I00000

»

(Vinicius)

Harddravers 25 paarden.

Prijzen 6000 a 15000 francs. Halfbloedpaarden (Anglo-Normands) 146 paarden.nbsp;Prijzen 5000 a 9000 francs.

Gemiddelde prijs— 5500 a 6000 franes.

Koudbloedpaarden 36 paarden. Prijzen 3000 a 5000 francs.

Hieronder 14 paarden van 2^/^ jaar.

Aattkoopeu IQ02.

Anglo-Arabische volbloedpaarden met 50 Arabisch bloed. Aantal 5-

Gemiddelde prijs f 6000 francs, met 25 7o Arabisch bloed. Aantal 7.

Gemiddelde prijs 6214 francs.

Halfbloedpaard du Midi met 50 % Arabisch bloed.

Aantal 8.

Gemiddelde prijs 6312 francs.

met 25 % Arabisch bloed. Aantal 17.

Gemiddelde prijs 6294 francs.

HET OP REFORM STELLEN DER HENGSTEN.

Men kan als gemiddelde rekenen dat elk jaar 11 % der aanwezige hengsten of door sterfte of door op reform stellennbsp;aan den dienst onttrokken wordt.

-ocr page 153-

123

Een door mij voor de Arabische hengsten doorgevoerde statistiek over de laatste I2 jaar gaf 11,24 °/o-

De paarden worden gereformeerd door den Inspecteur-Generaal van het arrondissement behoudens goedkeuring van den Minister. Zij worden dan gecastreerd en publiek verkocht.

VERPLEGING DER HENGSTEN.

De Directeur maakt voor zijn depót een dagverdeeling op. Hieronder volgt de regeling van den Zomerdienst in Lepin.

Ration haver. Wegnemen van het nachtleger. Afrijden der hengsten. Bij terugkomst ’/gnbsp;ration hooi.

Ontbijt der palfreniers,

5 uur. Appèl.

8 nbsp;nbsp;nbsp;uur. Appèl.

Laten drinken. Ration haver. Pansage.

. Ration stroo.

9 nbsp;nbsp;nbsp;uur. Appèl.

11V2 uur. Ration haver, ‘/g Hooi.

12 uur. Middageten der palfreniers:

2—5 uur. Corvées. Afrijden van den bok met de daarvoor aangewezen hengsten. Pansage.

Laten drinken. Ration haver. */g Ration hooi.

Nachtleger.

6Vg UI

^jg Ration stroo.

In deze dagverdeeling valt het volgende op:

De paarden drinken niet voor 9 uur ’s ochtends.

Ze krijgen alleen een klein ration haver en geen hooi vóór dat ze arbeiden. Het zijn dezelfde grondbeginselen dienbsp;de Fransclie trainers met hunne renpaarden ook toepassen.

Dé beweging aan de paarden gegeven, bestaat uit afrijden onder den man gedurende i a 2 uur dagelijks in stap en draf.

Sommige volbloedhengsten van groote waarde worden alleen gelongeerd. Paarden die daarvoor in aanmerking komen, worden van den bok gereden.

DE VOEDING.

Gedurende den dektijd worden de paarden sterker gevoed; z.e worden dan gerekend dagelijks zwaar werk te verrichtennbsp;en het ration wordt in evenredigheid verhoogd.

-ocr page 154-

124

BUITEN DEN DEKTIJD,

Soort.

Hooi.

Stroo.

Haver.

4^

75

i-,

lt;v

0

s

1)

N

V

h.

0

Engelsch Volbl.

3 kilo.

3 kilo.

4‘/j kilo.

I L.

2 L.

2 L.

Halfbloed. . .

4 nbsp;nbsp;nbsp;*

7 nbsp;nbsp;nbsp;»

5

¦»

»

Koudbloed . .

8 »

6 »

S

»

GEDURENDE DEN DEKTIJD.

Soort.

Hooi.

Stroo.

Haver.

75

u

lt;U

0

d

s

V

N

V

13

0

Volbloed . . .

4 kilo.

7 kilo.

51/2 kilo.

I L,

I L.

2 L.

Halfbloed. . .

4 nbsp;nbsp;nbsp;»

7

5V. *

gt;

»

Koudbloed . .

4 nbsp;nbsp;nbsp;»

7

7

In de meer Zuidelijk gelegen depóts wordt het strooration verminderd gedurende het geheele jaar met I kilogram.

De Aiiglo-Arabische volbloedpaarden en het halfbloedpaard du Midi evenals de volbloed Arabieren krijgen 4 a 4^/2 kilogram haver buiten den dektijd. Na den dektijd wordt gedunbsp;rende drie weken ongeveer groen voeder verstrekt (klaver ofnbsp;gras).

Het gerstemeel, de zemelen en de wortelen worden onderling vermengd eu tusschen de maaltijden in gegeven.

Men moet de in deze tabellen opgegeven cijfers voor gerst, zemelen en wortelen opvatten als maxima; zeer geregeldnbsp;worden deze voedingsmiddelen niet uitgedeeld. Het is hiernbsp;meer een individueele verstrekking aan paarden die hetnbsp;noodig hebben.

-ocr page 155-

125

De Directeur kan trouwens de voedselverdeeling regelen naar goedvinden mits liij zijne jaarlijksche maxima niet overschrijdt.

PANSAGE.

De paarden worden zooals in de dagverdeeling te zien is, tweemaal daags zeer zorgvuldig gepoetst.

Hoofdstuk V.

DE DEKTIJD.

§ I. Indeeltng der merriën.

Het grondbeginsel waar men van uitgaat bij het verstrekken van hengsten aan de fokkers is het volgende:

Een goede liengst mag niet aan een inférieure merrie gegeven worden, voordat men zeker is dat geene goede merriën voor hem beschikbaar zijn.

Voor kernhengsten zijn bijzondere voorwaarden gesteld. I^en zekere selectie der merriën is noodig, om dit beginselnbsp;door te voeren.

a) . Men selectioneei t op :

leeftijd. Zoo geldt voor het gebruik van de kernhengsten van Engelsch volbloed ras;

Merriën ouder dan 17 jaar, gust gedurende de twee vorige jaren, en merriën van 10 jaar en ouder die nog nooit eennbsp;veulen gehad hebben, zijn uitgesloten van het gebruik dezernbsp;hengsten.

Dit is een voorbeeld van ,,uitsluiting” indien de merriën niet aan de gestelde voorwaarden voldoen. Volgt nu een voorbeeld van klassificeering, d. w. z. een verdeeling in categoriënnbsp;waarbij de dieren van een hoogere categorie voorgaan bovennbsp;die van een lagere.

b) . Men selectioneert op:

performances. Zoo treden in de 1'= categorie (van Engelsche

-ocr page 156-

126

volbloed merriëii) die veulenmeiriën die met den aaiigevraag-den hengst, reeds den winnaar van één prijs groot lo.ooo francs, of van meerdere prijzen tot een gezamenlijk bedragnbsp;van 30.000 francs, ter wereld hebben gebracht. Tot dezelfdenbsp;categorie behooren die meniën ilie nog niet geproduceerdnbsp;hebben, doch zelf 40.DOO francs gewonnen hebben, gedurendenbsp;hunne rencarrière.

Treden dan in de 2^ catagorie:

Die veulenmerriën die met den aaiigevraagden hengst den winnaar van één prijs groot 5000 francs of van meerdere prijzennbsp;tot een bedrag van 10.000 francs ter wereld hebben gebracht.

Tot deze catagorie behooren ook die veulenmerriën die zelf 10.000 fianc.s gewonnen hebben gedurende hunne rencarrière.

Verder vindt men in de 3' catagorie de Engelsche vol-bloedmerriën die niet aan de voor de I' en catagorie gestelde voorwaarden voldoen.

Het is onnoodig dit nog verder uit te breiden, laat ik volstaan met te zeggen dat voor alle .soorten vaii hengsten,nbsp;catagoriën bestaan, dat men deze catagoriën voor volbioed-merriën altijd vormt door selectie op leeftijd en performances,nbsp;en geen rekening houdt met extérieur, dat voor halfbloed-merriën, behalve selectie op leeftijd en performances ook nognbsp;in sommige gevallen selectie bestaat op extérieur. Zoo gaannbsp;half bloedmerriën die op concours of tentoonstellingen doornbsp;het Rijk ondersteund een eersten prijs gewonnen hebben vóórnbsp;diegene welke een tweeden prijs behaald hebben, en kunnennbsp;dan zelfs door kernhengsten gedekt worden.

Daar waar te vele aanvragen voor een hengst zijn, wordt geloot. Zoo er dus 40 paarden voor een hengst beschikbaarnbsp;zijn, en er 30 merriën van een eerste catagorie zijn, dannbsp;krijgen deze alle een kaart, de lO overige worden verlootnbsp;onder de merriën der tweede categorie, enz., enz.

g 2. Het aayital merriën door een hengst te dekken.

Kernhengsten dekken in Frankrijk 30 a40 metriën per jaar.

-ocr page 157-

127

Voor alle aiulere hengsten houdt men rekening met den leeftijd en het temperament van den hengst.

Hierbij nog eenige cijfers.

Halfbloedhengsten 4 jaar: 30 a 40 merriën,

Halfbloedheng.sten 6 j;iar: 60 a 80 merriën.

(iiieronder te verstaan harddravers en Anglo Normandische carossiers).

Volbloedpaarden:

Engelsch, Arabisch en Anglo-Arabisch ras: 50 a 60 merriën,

Halfbloed du Midi: 50 a 70 meniën.

Koudbloedpaarden: tot een maximum van lOO merriën.

Dit zijn ongeveer de maxima door de stoeterijen vastgesteld; hetgeen zij werkelijk doen, blijkt uit de volgende tabel.

In den dektijd van het jaar 1903 werden door:

250 Eng. volbloedhengsten gedekt: 41,38 merriën gemiddeld, 107 Arab.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;„nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;„nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;: 46,40nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;„

245 Anglo-Arab. hengsten nbsp;nbsp;nbsp;,,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;: 44,60nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;„nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;„nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,

2060 Halfbloedhengsten nbsp;nbsp;nbsp;,,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;: 63,19nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,

497 Koudbloedhengsten nbsp;nbsp;nbsp;,,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;: 80,48nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,

3159 Hengsten dekten gemiddeld: 55,88 nbsp;nbsp;nbsp;,,

§ 3. De dekstations en de consignes der palfreniers.

Het dekseizoen is in geheel Frankrijk van 15 Februari tot 15 Juli. E enige dagen te voren vertrekken de palfreniers metnbsp;hunne hengsten naar de hun aangewezen stations.

Zijn er 4 hengsten dan gaat slechts een palfrenier mede. Zijn er meer dan 4 dan gaan er twee; zijn er meer dan acht,nbsp;drie, waaronder een gegradueerde.

Vier hengsten te verzorgen, dagelijks af te rijden, te laten dekken en dan nog administratiewerk te verrichten, is veelnbsp;voor één man; de ervaring bewijst dat het mogelijk is.

Het departement of de gemeente levert gratis aan de stoeterijen een stal met boxen of ruime standen, tevens voorzien van woonkamer en binnenplaats waar het dekken geschiedennbsp;kan.

-ocr page 158-

128

Elke 14 dagen zendt de chef van het station een verslag in aan den Directeur van het depót, inhoudende:

2°.

3°-

4“.

1°. het aantal merriën gedurende de vorige 14 dagen gedekt, den gezondheidstoestand der hengsten,nbsp;de hoedanigheid der ontvangen fourage,nbsp;de appreciatie der fokkers over de in zijn station aanwezige hengsten.

De voornaamste consignes aan de palfreniers verstrekt, luiden als volgt:

Onder geen voorwendsel mogen tweejarige merriën gedekt worden.

3 jaar is de minimum-leeftijd.

Met het oog op de verspreiding van besmettelijke ziekten moet een onderzoek naar den gezondheidstoestand der merrienbsp;voorafgaan.

Oude en jonge hengsten mogen slechts eenmaal per dag dekken.

Geen hengst mag meer dan tweemaal per dag dekken.

Hierbij is aangeteekend:

,,De Directeur vindt het onnoodig eenigen nadruk op deze „bepaling té leggen, die ten doel heeft de hengsten vermoeienisnbsp;,,te besparen en vooral hunne vruchtbaarheid te verzekeren”.

Het dekken moet steeds plaats Hebben vèèr de maaltijden of twee uren daarna; ernstige ongelukken kunnen zich voordoen wanneer men de hengsten laat dekken, onmiddellijknbsp;nadat zij gedronken hebben.

De palfreniers zijn verantwoordelijk voor de hoedanigheid der fourage die zij ontvangen.

Het geheel behelst 42 artikels.

Uit deze consignes blijkt welke hooge eischen men aan de practische kennis van een palfrenier, chef van een dekstation,nbsp;stelt:

Fourage-kennis, eenige medische kennis, grondige bekendheid met het extérieur en het paren van vader- en moederdier.

-ocr page 159-

129

De palfreniers kunnen na den dektijd op voordracht van den Directeur in aanmerking komen voor eene geldelijkenbsp;premie, ongeveer als volgt vastgesteld:

Brigadierchef loo francs.

Brigadier 8o „ nbsp;nbsp;nbsp;,

Palfrenier 40 nbsp;nbsp;nbsp;„nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.

Ze hebben vei der recht gedurende den dektijd op 25 centimes ,,Indemnité de monte” per dag. De fokkers vannbsp;hun kant zijn zeer ruim met hunne fooien. Het gevolg is datnbsp;het zware werk gedurende den dektijd in den regel geldelijknbsp;ruim vergoed wordt.

§ 4. Het geboorte-certificaat [cet'tificat d' origine).

In geheel Frankrijk en in de Koloniën worden geboorte-certificaten uitgereikt en tevens worden de paarden zoo zij daarvoor in aanmerking komen, in de verschillende studbooks ingeschreven. Alles geschiedt van Staatswege, en hetnbsp;is van belang deze zeer uitgebreide werkzaamheden na tenbsp;gaan.

Elke chef van een dekstation ontvangt bij zijn vertrek een bepaald aantal „certificaten d’origine” van het hierbij ingesloten model.

Het linker vierdegedeelte van dit certificaat noemt men de talon: deze talon blijft in het bezit van den palfrenier en hijnbsp;vult hierop in eeuigc détails van het extérieur en anderenbsp;bijzonderheden der te dekken merrie, benevens het signalement.nbsp;Dit talon wordt van de certificaat d'origine afgeknipt, en denbsp;rest wordt aan den eigenaar afgegeven nadat van te vorennbsp;het „certificat de saillie” ingevuld is.

Is er nu het volgende jaar een veulen ter wereld gebracht, dan vult de eigenaar het daaropvolgende linker vierdegedeeltenbsp;van het certificaat in, teekent dat en laat zijne handteekeiiingnbsp;bekrachtigen door den burgemeester. Nu stuurt hij het stuknbsp;op aan den Directeur van het hengstendepót; deze vult opnbsp;zijn beurt het certificat de naissance in en stuurt het stuk

9

-ocr page 160-

130

terug, terwijl liij het tweede linker vierdegedeelte afknipt en in zijn archief bewaart.

De eigenaar der merrie houdt feitelijk du.s alleen de rechterhelft van het geheele stuk in handen; is het veulen van het vrouwelijke geslacht, dan presenteert hij dit certificaat wanneernbsp;het dier voor het eerst gedekt wordt op driejarigen of ouderennbsp;leeftijd.

Duplicaten worden alleen met bijzondere toestemming van den Minister van Landbouw afgegeven, en dan nog alleennbsp;in buitengewone gevallen.

De fraude wordt, wanneer men de certificaten nauwkeurig invult en goed controleert tot een minimum beperkt.

Er zijn nog eenige bepalingen die mogelijke fraude beperken, zoo bijv. kan eene door een halfbloedliengst gedekte merrie,nbsp;niet opnieuw gedekt worden in hetzelfde seizoen door eennbsp;volbloedhengst en omgekeerd. Zij kan echter wèl herdektnbsp;(„revue” is de term) worden door een anderen halfbloed-hengst — alles met het oog op de wedrennen.

§ 5- nbsp;nbsp;nbsp;Dekken.

Ik was gedurende een geheel dekseizoen (15 Februari tot 15 Juli) in staat de werkzaamheden te volgen.

Zonder verder in détail te treden, wil ik alleen het volgende aanstippen:

HET PROBEEREN DER MERRIE.

In Le Pin geschiedde dit met de meeste zorgvuldigheid en met vermijding van alle ruwheid.

De probeerhengst mag de merrie niet aanraken.

Dikwijls gebeurde het dat jonge merriën die voor het eerst gedekt werden, niettegenstaande voldoende hengstigheid, dennbsp;probeerhengst gedurig afsloegen. Zij werden als volgt behandeld: Men plaatste ze in een hoek van de manége, terwijlnbsp;een andere merrie gedekt werd; de tegenwoordigheid vannbsp;den hengst en het dekken der merrie was dan meestal vol-


-ocr page 161-

131

doende om de merrie te kalmeeren; dit hulpmiddel had soms verrassiiigwekkende resultaten.

DE DEKHENGST.

Alle hengsten dekken op trens met leeren longe; deze longe wordt aan den rechter trensring bevestigd en door dennbsp;linker heen gehaald.

Alle onnoodige vermoeidheid moet den hengsten bespaard worden. Daarom ondergaan jonge hengsten een soort dressuur.

Wanneer een hengst goed dekt, geschiedt dit op commando d, w. z. de hengst blijft rustig achter de merrie staan totdatnbsp;de roede voldoende in erectie is, en dan op een ,,allez” vannbsp;den geleider heeft het dekken plaats. Hierdoor worden allenbsp;onnoodige capriolen die èn aan de merrie èn aan den hengstnbsp;schade kunnen berokkenen, vermeden.

Sommige hengsten waren op deze manier voorbeeldig afgericht en dekken nooit vóór het commando van dén geleider.

Deze geleider moet aan den hengst de moeite besparen, op zijn achterbeenen staande, een stap achterwaarts te doen.

Hij geeft daartoe op het goede oogenblik met de longe een slag op de linkerdij van de merrie die vooruit schiet ennbsp;aan den hengst ruimte laat zijne voorbeenen op den grond tenbsp;zetten.

§ 6. Hulpmiddelen bij het dekken.

Sommige jonge hengsten, die in Le Pin aankomen, vooral de volbloedhengsten, zijn er in ’t begin moéielijk toe tenbsp;brengen, hunne plichten te vervullen.

Deze toestand, voortkomende uit beschroomdheid, onbekendheid en veelal verregaande onhandigheid, verdwijnt na eenigen tijd in den regel; bij sommige hengsten duurt hetnbsp;langer voort.

Lauzun, volbloedhengst en zoon van St. Simon, gaf voortdurend moeite in zijn eerste dekseizoen.

Men maakte bij hem gebruik van een bril die het rechter-

-ocr page 162-

132

oog geheel afsluit en het linkeroog zoover openlaat, dat hij den geleider zien kan. Dit middel werkte uitstekend en heeftnbsp;bij andere hengsten, traag in ’t dekken, soms goede resultatennbsp;gehad.

Andere hulpmiddelen werden in Le Pin niet gebruikt. Laat mij alleen nog vermelden dat alle paarden een sterknbsp;geprononceerde affectie hadden voor schiminehnerriën. Alsnbsp;bijzonderheid kan ik nog meedeelen dat de Directeur onsnbsp;verklaarde in zijn geheele carrière bij de stoeterijen slechtsnbsp;twee totaal impotente hengsten te hebben gezien, zoodat denbsp;risico op dat punt bij aankoop bijzonder klein is. Totalenbsp;onvruchtbaarheid komt, hoewel zeer weinig, ook voor. Bennbsp;Maksoudc, een Anglo-Arabische hengst, aangekocht voornbsp;14.000 francs, is hiervan een voorbeeld.

§ 7. De Bevruchting.

In Frankrijk wordt voor de Staatshengsten gemiddeld een bevruchtingscijfer van 60 % aangenomen.

Eene goede bevruchting kan alleen daar verkregen worden waar:

De dekking met de grootste zorgvuldigheid geschiedt.

2®. De chef van het station de hem aangevoerde merrién

grondig kent.

In Le Pin kende de Adjudant zijne merriën grondig; hij wist precies wanneer ze terug moesten komen voor een tweedennbsp;sprong, en in welke periode van hengstigheid ze gedektnbsp;moesten worden; van daar ook zeer goede resultaten.

Tot verkrijgen van een hooger bevruchtingscijfer maak ik nog melding van de volgende hulpmiddelen:

A. De Kunstmatige Bevruchtitig.

Deze kunstmatige bevruchting werd verricht voor de eigenaars die zulks verlangden door den veearts verbonden aan het depót. Op de verschillende groote fokkerijen, die ik innbsp;Normandië bezocht, verzekerden de fokkers mij dat ze zeernbsp;tevreden waren over de resultaten. Herhaaldelijk kwam het

-ocr page 163-

133

voor dat een waardevolle merrie die men iiog niet had kunnen bevruchten, dank zij deze methode, een veulen wierp.

Ik wil ecliter hier ook niet mede zeggen dat een kunstmatige bevruchting regel is in Le Pin. Zij wordt het meeste toegepast voor merriën die een jaar gust zijn gebleven ofnbsp;die wélke, zooals bovenvermelde, in bijzondere gevallennbsp;verkeeren.

Ik zal even de werkzaamheid beschrijven die hoewel niet nieuw meer zijnde, toch van groot practisch belang is ennbsp;door een behendig persoon gemakkelijk kan verricht worden.

Het toestel bestaat uit een glazen buis, met gummislang en gummibal; de glazen buis is beschermd, en het toestel isnbsp;in zijn geheel te verkrijgen bij Huish. Red Lion Street, London. (Inseminator. The Certes Patent).

Na liet dekken wordt de merrie niet losgebondeu, maar blijft met beide beenen aangebonden. Het toestel wordt nanbsp;gedesinfecteerd en door lauw water op temperatuur gebrachtnbsp;te zijn, in de scheede gebracht, daarin rondgedraaid om alnbsp;het vocht c. q. spermatozoïden dat in de scheede is achtergebleven, op te zoeken en op te zuigen. Vervolgens wordtnbsp;de buis door de opening van de baarmoeder gestoken ennbsp;het opgezogene vocht daarin gespoten.

Het is eenvoudig, practisch en zonder het minste gevaar.

B. Aderlaten, [wasschingen met alcaliën, werden ook nog al eens gebezigd).

De stoeterij-administratie vergunt aan den Chef van het dekstation om kleine operaties te verrichten, indien de fokkersnbsp;hunne paarden aan hem toevertrouwen.

§ 8. Het terugkeet'en der merriën voor den tweeden sprong.

In het reglement is dit als volgt ingericht; wordt een merrie b.v. op den eersten Mei gedekt, dan heeft zij rechtnbsp;op een tweeden sprong den tienden Mei, en zoo respectievelijknbsp;op een derden sprong den 19“*“ Mei, enz,


-ocr page 164-

134

Officieel wordt dus aangenomen dat den negenden dag na den eersten sprong, de hengst gereserveerd blijft voor de merrienbsp;die hij 9 dagen te voren gedekt heeft.

De adjudant van het depót te Le Pin, iemand van rijpe en jarenlange ondervinding op dit gebied, vertelde mij hetnbsp;volgende:

Te beginnen met de vroege lente. Februari tot einde Augustus, September, komen de perioden van hengstigheid vrij regelmatig terug. De duur van deze perioden is echternbsp;verschillend. Waar in de lente. Maart, April, die periodennbsp;8 dagen tot twee weken duren, verkorten zij zich naarmatenbsp;de maand Augustus nadert,' tot 3 dagen, 48 uur zelfs. Waarnbsp;men dus in de vroege lente, al naar gelang men de merrienbsp;kent, 3, 4, S dagen moet wachten alvorens te laten dekken,nbsp;teneinde de hengstigheid haar toppunt te laten bereiken, doetnbsp;men beter in zomer en herfst direct bij de eerste verschijnselennbsp;de merrie naar den hengst te geleiden.

Men profiteere echter in de lente van deze lange perioden van hengstigheid; men late de merrie zelfs 2 a 3 maal gedurendenbsp;dezelfde periode dekken, dus om den anderen dag. Dit eennbsp;maal gebeurd zijnde, late men haar met rust, gedurende 3nbsp;weken en dan probeere men of ze soms symptomen vannbsp;hengstigheid vertoont. Met andere woorden: de merrie moetnbsp;niet terugkomen op den negenden dag na den eersten sprongnbsp;maar 3 weken na dezen sprong.

Is ze dan weer hengstig, dan moet men weer eenige dagen wachten maar korter, en dan weer laten dekken.

Meniën die geveulend hebben, moet men nauwkeurig gadeslaan en ze 5, 6 tot 8 dagen na hunne veulengeboortenbsp;bij den hengst brengen.

Deze persoon is dus niet zoo zeer ingenomen met he hedendaagsche stelsel.

In een verslag over de Staatsfokkerij te Tiaret (Algerië) vond ik:

Men heeft het bevruchtingscijfer belangrijk opgevoerd doo

-ocr page 165-

135

He merriën in liet Hekseizoeu zeer veel verfrisschenH voeder te geven en wanneer zij eenmaal hengstig zijn ze driemaalnbsp;in 5 dagen te laten dekken, dus om den anderen dag.

De beambte, belast met de zorg der merriën in de beroemde Staatsstoeterij te Pompadour, doet het volgende;

Heeft een merrie een veulen geworpen dan geleid hij haar naar den probeerhengst op den 5'^°“ of 6'^'quot; dag na deze geboorte en zoo achteneenvolgens tot den 9quot;’™ dag, waarop zenbsp;meestal hengstigheid vertoonen.

Gust gebleven merriën gaan iederen dag naar den probeerhengst. Na den eersten sprong wacht hij met alle merriën ongeveer drie weken alvorens ze weer te probeeren; zij wordennbsp;echter nauwlettend in 't oog gehouden.

Het Amerikaansche systeem dat als het beste geldt om een zoo groot mogelijk procent merriën te bëvruchten, nl.nbsp;een hengst zoodanig te opereeren dat hij niet kan dekken,nbsp;en hem dan met de merriën in de weide te laten loopen,nbsp;wordt, zoover ik weet, in Frankrijk niet toegepast.

Het is natuurlijk zeer moeielijk voor een geheel land een bepaalden regel vast te stellen. Toe te staan, de merriënnbsp;om den anderen dag te laten dekken, is alleen dan mogelijk,nbsp;wanneer het aantal te dekken merriën zoo gering is datnbsp;geen schade wordt toegebracht aan andere merriën die juistnbsp;gedurende deze dagen hengstig waren en aldus niet gedektnbsp;zouden kunnen worden. Daar waar een hengst 70—80 merriën dekt, is het zoo goed als onmogelijk, te meer omdat hijnbsp;hoogstens twee sprongen per dag mag doen.

Ik heb zeer lang bij het dekken der Franschc Staatshengsten stilgestaan; ik ben overtuigd niets nieuws te hebben verteld,nbsp;maar daar waar tientallen methodes zijn om hetzelfde doelnbsp;te bereiken, is het misschien van eenig belang te weten welkenbsp;methoden in Frankrijk toegepast worden.

-ocr page 166-

EENIGE DETAILS OVER DE FOKKERIJ

IN DE

FRANSCHE KOLONIËN.

§ I. Algeria en Tunis.

De stoeterijen en hengstendepóts staan in Algerië en Tunis geheel onder militair beheer. „Service des Remontes et desnbsp;Haras en Algerie et en Tunésie.”

Aan het hoofd dezer inrichtingen staat een kolonel of Luitenant Kolonel als Directeur des Etablissements hippiques.”

De Staatshengsten zijn afkomstig, hetzij van de fokkers, hetzij uit de Staatsstoeterij te Tiaret. De ,,depóts de remonte”nbsp;zijn tevens hengstendepóts.

De aangekochte paarden maken eerst een proeftijd als: ,,élève étalon” door en worden na een dekseizoen mee gemaaktnbsp;te hebben door den Kolonel Directeur al of niet als dekhengstnbsp;behouden.

Het volgend voedsel wordt aan de dekhengsten verstrekt: 3 kilogram hooinbsp;5 kilogram stroonbsp;5 kilogram haver of gerst.

Van I September tot l Januari worden de hengsten getraineerd, om ze in conditie te houden (,,pour les soustraire a r obésité cause principale de 1’impuissfince” staat in - hetnbsp;Reglement).

Gedurende de training worden alle hengsten dagelijks twee uren bereden, ze leggen dan afstanden af van i8 — 20 Kilometer, waarbij de draftempo’s regelmatig verlengd worden.

-ocr page 167-

137

De minimumtaille der Remontepaarden was voor Algerië en Tunis in 1900;

Ofïïcierspaarden. Troepenpaarden

voor de andere Koloniën

(Senegal enz.): . .

1-43

gt;gt;

„ Algerië: Spahis; .

1-45

„ Chasseurs d’Afrique

1.47

Muildieren:

Draagdieren: . . .

1.42

Trekdieren:. . . .

1,46

§ 2. Het Studbook.

Men heeft in 1885 in Algerië de behoefte gevoeld het ras te vrijwaren voor vreemde invloeden, voor verkeerdenbsp;kruisingen, waar, door eenen vrijen, aanzienlijken invoer vannbsp;allerlei paarden, groot gevaar voor bestond.

Het onbetwistbare voordeel later genealogische tabellen der verschillende paarden geslachten te hebben, deed hetnbsp;gouvernement besluiten een Studbook te vormen voor hetnbsp;Berberras.

Alle paarden, van welke een commissie erkennen zou dat ze de goede eigenschappen van het Berberras weergaven,nbsp;zouden ingeschreven worden, alsmede alle kruisingsproductennbsp;van Arabieren en Berberpaarden in staat het ras te verbeteren.

Meit is toen als volgt te werk gegaan:

Den verschillenden fokkers in het Departement Algiers, waarmede men begon, werd aangezegd zich op een bepaaldnbsp;tijdstip met hunne hengsten en meniën op een nader aannbsp;te duiden plaats te vereenigen.

De daarvoor in aanmerking komende paarden worden ingeschreven en men besloot daarna alleen die paarden in te sehrijven welke van in ’t Studbook ingeschreven ouders afstamden.

De Commissie belast met inschrijven der paarden zegt o. m. in haar verslag:

-ocr page 168-

138

„Men moet de fokkers eenige voordeelen toekennen, vvan-„neer ze hunne meniën laten insclirijven; er moeten premiën ,,uitgekeerd worden aan de schoonste dieren. Ook aan hetnbsp;„brandmerken der ingeschreven paarden moet een zekerenbsp;,,plechtigheid verbonden worden”.

,,De inlandsche fokker moet doordrongen worden van het ,.begrip dat het èn voor hem èn voor zijne merrie eene grootenbsp;,,eer is ingeschreven te worden in een Studbook. Aan hetnbsp;„bekend maken der tochten met het doel de paarden in tenbsp;,.schrijven moet de grootste zorg besteed worden.

„De insehrijvingspapieren aan dc fokkers te overhandigen „moeten sierlijk gemaakt zijn en wat fraailieid betreft in dennbsp;„smaak vallen”.

Het resultaat van het instellen van een Studbook, gepaard aan het beschikbaar stellen van bizondere prijzen voor wedrennen van Berberpaarden, al of niet bereden door Inlanders,nbsp;heeft tot gevolg gehad dat de rensport zich aanzienlijk uitgebreid heeft en daardoor bij den Arabier de liefde voornbsp;het paardenras weer wat aangewakkerd is.

In Tunis heeft men dit voorbeeld in 1896 gevolgd.

§ 3. De Fokrichting.

De fokrichting is voor het Berberiiaard hoofdzakelijk ,,selectie”, daarbij komt kruising met Arabieren. Deze kruising,nbsp;waarbij men uit Syrië aangevoerde hengsten gebruikt, geeftnbsp;zeer goed resultaten.

Het Berberpaard, gedegenereerd door de Fransche over-heersching en de daaruit gevolgde verandering van leefwijze der bevolking, verbetert zich door de hengstendepóis, hetnbsp;Studbook en de rennen.

Men heeft ook getracht den Berber te verbeteren, hem meer een type rijpaard te geven door kruisingen met Anglo-Arabieren. Het resultaat was slecht, daar het materiaal voornbsp;weinig geld was aangekocht en niet van voldoende kwaliteitnbsp;bleek te zijn.

-ocr page 169-

139

In Tunis heeft men in dc laatste jaren verplichte algemeene castratie van slecht gebouwde hengsten willen invoeren. Ditnbsp;Reglement is niet uitgevoerd, als biedende te veel moeielijk-hedeu bij de uitvoering.

Hierbij de opinie over het Berberpaard van Generaal Faveret de Kerbreeh thans Oud inspecteur der Remonte, toen deze innbsp;functie zijnde een vergadering van fokkers in Tunis (1901)nbsp;presideerde:

„Tont en rendant hommage a I’endurance des chevaux de i.l’Algérie et de la Tunésie qui sont parfaits pour les longuesnbsp;„marches, pour les charges brillantes, on doit cependantnbsp;„dire qu’ils ne convieinient pas a l’armée d’Europe; avec euxnbsp;,,on ne pourrait résister a la Cavalerie allemande: ’

Men verwijt aan de Berberpaarden voornamelijk gebrek aan snelheid.

§ 4. De Staatsstoeterij te Tiaret.

Van de stoeterij te Tiaret vermeld ik alleen de resultaten d. w. z. het aantal hengsten jaarlijks afgeleverd; ter vergelijkingnbsp;met een dergelijke tabel over de Staatsstoeterij te Pompadour.nbsp;Het één en ander is ontleend aan ofïïcieele rapporten.

STOETERIJ TE TIARET.

Verslag aan den Heer Inspecteur-Geueraal der Remonte 22 Maart 1904.

GEBOORTEN.


JAAR.

Aantal

hengsten.

Aantal

merrie».

Veulens

V. h. mannel.

gesl.

Veulen

geboorten

totaal.

Aantal

afgeleverdc

hengsten.

1999

4

43

18

29

11

1900

49

14

30

6

1901

gt;»

49

6

18

15

1902

gt;gt;

SI

11

27

16

1903

gt;gt;

46

19

33

12

Totaal

187

60

68

-ocr page 170-

140

STOETERIJ TE POMPADOUR.

[Rapport van den Directeur der Stoeterij aan Z. Exc. den Minister van Landbomv).

Er zijn in deze tabel eeuige gapingen, doch het stel rapporten was in de bibliotheek van ,,Le Pin” niet geheel compleet.

JAAR.

Antal

merriën

December.

Geboorten veulens v.h.nbsp;mannel.nbsp;gesl.

Aantal veu-lengeboorten totaal.

Aantal

afgeleverde

Hengsten.

1888

58

16

31

8

1889

60

20

33

7

1890

60

18

38

10

1891

53

19

42

4

1892

57

23

44

6

1894

58

24

42

9

1896

54

21

41

10

1897

53

22

44

14

1898

56

24

42

13

1899

55

23

43

13

1902

50

16

42

‘3

1903

55

13

41

10

Totaal.

669

239

483

117

In Tiaret zijn dus in 5 jaren 68 mannelijke veulens geboren in diezelfde 5 jaren werden 60, 3 '/j jarige hengsten afgeleverd'

In Pompadour zijn in 12 jaren 239 mannelijke veulens geboren, in diezelfde 12 jaren werden 117 3’/3 jarige hengstennbsp;afgeleverd.

Tevens blijkt dat- het bevruchtingscijfer is: voor Pompadour over I2 jaren: 72 %,nbsp;voor Tiaret over 5 jaren: 57

Waar men reeds de resultaten van Pompadour als zeer bijzonder gunstig moet aanmerken, vindt men allicht de resultaten van Tiaret buitensporig hoog.

Moet men er uit opmaken dat de fokkerij in Algérie eenen betrekkelijk zeer geringen graad van volmaaktheid bereikt heeft?

-ocr page 171-

14l

§ 5. Madagascar.

Over liet ontstaan en de ontwikkeling der paardenfokkerij op dit eiland kan ik kort zijn.

Madagascar heeft zoover men weet nooit een inheemsch paard gehad; de eerste paarden zijn er in het begin dernbsp;vorige eeuw ingevoerd— l8ro. Deze paarden hebben zichnbsp;zeer langzaam ontwikkeld en toen de Franschen er kwamennbsp;in 1896 vonden zij er een paard van 1,35 M. hoog, sober,nbsp;energiek, met slechte standen en een zeer licht beenstelsel;nbsp;ongeveer 500 in getal.

De Franschen hebben er zich op toegelegd het paarden-aantal te vermeerderen. Achtereenvolgens deed de Staat aankoopen:

iSgy 30 halfbloedmcrriën uit Tarbes, taille 1,47 M. a 1,50 M., alle 3 jaar oud, en in de lente gedekt. Al deze merriënnbsp;aborteerden bij aankomst en verdwenen op haar beurt voornbsp;de helft door de osteomalacie.

In 1901 waren er nog 14.

i8pg. Aankoop van 13 hengsten in Algerie, taille 1,44 M. 1.51 M. Gemiddeld aan aankoopsprijs 750 frs. Transportnbsp;per paard 800 frs., alle ouder dan 3 jaar.

In 1902 waren er nog 2 van over.

ipoi. Nieuwe expeditie naar Algerie. Aankoop van 8 hengsten tevens aankoop van 13 Abysinische paarden tenbsp;Djibouti.

Ook deze vertoonden dezelfde verschijnselen.

In September ontmoette ik den veearts belast met den aankoop van een tiental hengsten in het Zuiden van Frankrijknbsp;van dezelfde taille 1,45 —1,50 M.

Hij wilde nu paarden koopen van 3^/2jaar. Aangezien er, zooals hij mij verzekerde, geen kwestie was van kalkbemes-ting op het plateau waar de fokkerij dan voornamelijk bedreven wordt, wegens de hooge transportkosten, schijnen denbsp;te verwachten resultaten op zijn minst genomen, onzeker.

-ocr page 172-

REIS NAAR ZUID-FRANKRIJK.

Gedurende mijn verblijf in Le Pin werd mij zeer aangeraden een bezoek te brengen aan dat gedeelte van Zuid-Frankrijk waarnbsp;het Fransche leger zijne lichte Cavaleriepaarden remonteert.

Het doel van deze reis was dus: a. Een overzicht te krijgen van de Remontefokkerij in hetnbsp;Zuiden.

b.

De Staatshengsten te bezien, en vooral het gebruik der Arabische volbloedpaarden nauwkeuriger te bestudeeren,

ALGEMEEN OVERZICHT.

De fokkerij van het Zuiden meer speciaal Zuid-Westen van Frankrijk kan in twee deelen gesplitst worden:

A. nbsp;nbsp;nbsp;Die departementen waar uitsluitend gefokt wordt ofnbsp;gefokt moest worden.

B. nbsp;nbsp;nbsp;Die departementen waar uitsluitend opgevoed wordt ofnbsp;opgevped moest worden.

Men staat hier voor eene bijzondere belangwekkende ver-deeling in de fokkerij, eene verdeeling, die zeer ten goede komt aan een fokdistrict, waar de fokkerij wordt opgevat alsnbsp;eene industrie en in handen is van den kleinen grondbezitternbsp;en landbouwer.

Het is onnoodig dit algemeen overzicht verder uit te breiden, hoe en wat gefokt wordt, zal blijken uit de gedetailleerdenbsp;beschrijving der verschillende departementen.

Hoofdstuk I.

A, Die Departementen waar uitsluitend gefokt wordt of gefokt moest worden.

-ocr page 173-

143

Het zijn, een gedeelte der Pyrénées orientales l’Ariège, een gedeelte der Haute Garonne, les Hautes Pyrénées, les Bassesnbsp;Pyrénées en een gedeelte der Landes,

De bodem dezer departementen bestaat in het algemeen uit alluviale gronden, arm aan Icalk en rijk aan natuurlijke weiden.nbsp;Dank zij een zeer goed irrigatiestelsel is er overvloedig grasnbsp;gedurende de lente, zomer en herfst. Alle droogte wordt aldusnbsp;vermeden en de zeer warme zomer, soms regenloos gedurendenbsp;2 a 3 maanden heeft op de weiden niet den minsten nadee-ligen invloed.

Hier staat tegenover dat het overvloedige gras zeer waterrijk en weinig voedzaam is. Het grondbezit is zeer verdeeld, denbsp;bevolking zeer talrijk, de weiden zijn klein en de ruimtenbsp;begrensd.

Hieruit volgt dat deze departementen uitstekend geschikt zijn voor fokmerriën en hare veulen.s, mits dat deze laatstennbsp;niet ouder zijn dan 6 maanden.

Immers het veulen heeft gedurende deze 6 maanden overvloedig melkvoedsel en gras ad libitum.

De merrie vindt een vlak terrein „la plaine de Tarbe”, bijvoorbeeld, gras en hooi naar goedvinden.

De bodem zelve maakt hier eene verdeeling van arbeid in de fokkerij noodzakelijk en wel om twee redenen,

I'. met het oog op de kwaliteit van het fokproduct,

2®. voor den fokker zelve, den landbouwer.

Waar zal hij zijne veulens stallen, waar zal hij ze opfokken tot den driejarigen leeftijd? Zijne eenvoudige stal biedt hemnbsp;niet de voldoende ruimte, het product moet weg; blijft hetnbsp;veulen, wil hij het opvoeden dan neemt het de plaats in dienbsp;aan eene fokmerrie toekomt en dit veulen houdt dus hetnbsp;bezit van eene nieuwe fokmerrie tegen en belet tevens gedurende zijn driejarige opvoeding, de geboorte van tweenbsp;nieuwe veulens, die deze merrie ter wereld zou gebrachtnbsp;liebben.

-ocr page 174-

144

Eene beschrijving van alle opgeiioemde fokdepartemeuteii te geven, zou mij te ver voeren; ik zal volstaan met ietsnbsp;te zeggen over de centra der fokkerij.

De centra der kdckerij zijn de Hautes en Basses Pyrènées.

In de Basses Pyrénées vindt men een paard dat het Ooster-sche type zeer nabij komt; behalve aan bodem en klimaat dankt het zijne goede eigenschappen aan de Oostersche rassen,nbsp;geimporteerd gedurende de overheersching der Arabieren innbsp;de middeleeuwen en aan de hengsten gedurende een eeuwnbsp;lang door daarvoor uitgezonden personen uit Syrië aangevoerd.nbsp;Het paard der Basses Pyrénées is zeer harmonieus gebouwd,nbsp;sober, onvermoeid, met veel bloed en vormt een uitstekendnbsp;cavaleriepaard.

Men heeft een tijdlang in deze streken Normandische hengsten beproefd; deze gaven zeer slechte resultaten en men kan dannbsp;ook in beginsel aannemen dat zij even als alle andere halfbloed-paardeu, uit meer Noordelijke streken afkomstig, niet in hetnbsp;Zuiden mogen gebruikt worden. Omgekeerd heeft de ervaringnbsp;bewezen, dat men in de veulen-merrie veel arabisch bloednbsp;moet zoeken; minder veeleischend dan de Engelsche volbloed-merrie is de met veel Arabisch bloed bedeelde merrie eenenbsp;uitstekende melkgeefster. Pau de hoofdstad der Basses Pyrénéesnbsp;heeft een hengstendepót, dat behalve dit departement ook denbsp;„Landes” van vaderpaarden voorziet.

Er zijn 20 Engelsche volbloedhengsten,

20 Arabische nbsp;nbsp;nbsp;„nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;„

20 Anglo-Arabische „ nbsp;nbsp;nbsp;„

49 Halfbloeds du Midi.

Door deze hengsten werden in 1903 gedekt in de Basses Pyrénées 5.222 merriën, in de Landes 3.245 merriën.

Het tweede centrum, de Hautes Pyrénées kan men in tweeën verdeelen:

1°. Het bergland.

2°. De vlakten.

-ocr page 175-

145

De fokkerij in het bergland is zeer gering; het is niet noodig daar langer bij stil te staan.

In de vlakten, vooral in de 40— 50 K. M. breede vlakte van Tarbes is de fokkerij uiterst belangrijk, de bodem bestaatnbsp;uit een ondergrond van rolsteenen eii een bovenlaag van lichtenbsp;klei, die ongeveer een Meter dik is. De weiden zijn zeernbsp;vruchtbaar en worden uitstekend verzorgd.

In Tarbes is ook een hengsten-depót met:

38 Engelsche volbloedhengsten 31 Arabischenbsp;nbsp;nbsp;nbsp;„nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;„

54 Anglo-Arabische ,, nbsp;nbsp;nbsp;,,

47 Halfbloeds du Midi 8 Normandsnbsp;2 Norfolkhengsten.

Het voorziet 4 departementen van hengsten.

In de Hautes Pyrénées werden door de Staatshengsten in 1903 gedekt 3.908 merriën en door 25 hengsten niet aannbsp;den Staat behoorend ,,Etalons approuvés” 968 merriën hetgeennbsp;een totaal geeft van 4876 merriën.

DE RASSEN WELKE IN HET ZUIDEN GEFOKT WORDEN.

Men fokt in het Zuiden en Zuid-Westen van Frankrijk bijna uitsluitend de volgende soorten van paarden:

Anglo-Arabische volbloedpaarden.

Halfbloedpaarden du Midi.

Engelsche volbloedpaarden.

De Engelsche volbloedfokkerij in het Zuiden behandel ik niet; zij neemt in de volbloedfokkerij van Frankrijk sleehtsnbsp;de tweede plaats in; een geheel overzicht te geven van dezenbsp;fokkerij is in dit verslag onmogelijk.

Ik zal dus beginnen met een zeer beknopt overzicht te geven van het ontstaan van het Anglo-Arabische volbloedras,

10

-ocr page 176-

146

daarna uitduiden dat het halfbloed du Midi eveneens zoo goed als volbloed is en eindelijk de verschillende fokmethonbsp;den behandelen.

HET ANGLO-ARABISCHE VOLBLOEDRAS.

Naar aanleiding van vroeger in Engeland genomen proeven tot het verkrijgen van een Anglo-Arabisch volbloedras, schrijftnbsp;de heer CoMINGES in één zijner werken:

„noch in Engeland, het land van het Engelsche volbloed-,paard, noch in Syrië en Arabic, de geboortegrond van den ,,Arabier, zal naar mijne meening een Anglo-Arabisch vol-,,bloedras blijvend kunnen voortbestaan. Waar men eennbsp;,,tusschenras schept, moet men eveneens een klimaat ennbsp;,,eenen bodem hebben daarvoor geschikt, een gemiddelde kannbsp;,,men bijna zeggen der beide oorspronkelijbe klimaten ennbsp;,,bodems.

,,In Arabië zal een Anglo-Arabisch ras weldra terugkeeren ,,tot een Arabisch type, in Engeland zullen spoedig de ge-,,volgen van het vochtige klimaat ondervonden worden”.

In Zuid-Frankrijk nu, bestaat dat tusscheuklimaat met eenen zeer bijzonderen bodem; het is gebleken dat eennbsp;ras gelijk het Anglo-Arabische daar kan leven en voortbestaan.

Tot nu toe sprak ik van een Anglo-Arabisch volbloedras. Van een type . dat zich nauwkeurig overerft, een ras zooalsnbsp;het Engelsche volbloedras, kan men nog niet algemeen spreken; bij de tegenwoordig gevolgde wijze van fokken is ditnbsp;nog onmogelijk.

Maar men kan In ieder geval dit tusschenras bestempelen met den naam van „ras in wording”.

De geschiedenis van het Anglo-Arabische paard in Frankrijk is daarom zoo belangwekkend, omdat dit ,;tusschenras” eennbsp;resultaat is van eene systematische wijze van werken.

-ocr page 177-

147

Gayot, Directeur der stoeterij te Pompadour is één van de grondleggers van dit ras.

Hij ging uit van de volgende beginselen:

„Een nieuw ras te scheppen is eene moeilijke taak, die veel „tijd vereischt omdat meerdere generaties noodig zijn om hetnbsp;„gevraagde tusschenmodel te fokken en vooral om de noodigenbsp;,,overervingsdracht te fixeeeren. Het kan zeer goed gebeurennbsp;„dat men reeds in de eerste generatie het gevraagde modelnbsp;,,vindt, maar het is zeer zelden dat men eeu paard fokt èunbsp;,,van het gevraagde model èu tevens voorzien van de noodigenbsp;„overervingskracht.

,,De kansen om een dergelijk prepotent vaderpaard te ver-,,krijgen worden grooter naarmate de fokkerij met meer zorg „geschiedt, de paringen nauwkeuriger worden bestudeerd ennbsp;,,vooral ook naarmate het aantal individuen vermeerdert”.

Men kan dus het vormen van een nieuw ras in twee perioden verdeelen: vóór en na het ontstaan van één of meernbsp;prepotente vaderdieren. Is dit doel eenmaal bereikt, dannbsp;gaat een dergelijk nieuw ras een nieuw leven in en zijn voortbestaan is verzekerd.

Gayot heeft het voorbeeld zelf gegeven door een Anglo-Arabische familie te scheppen en te vermeerderen. Hij verkreeg twee uitstekende vaderdieren, die het ras in zijne tweede periode brachten. Deze dieren waren als volgt verkregen;nbsp;Eerste generatie, verkregen door paringen van Engelsche vol-bloedmerriëii en Arabische hengsten; hierdoor kreeg men Anglo-Arabieren met 50 %nbsp;Arabisch bloed.

Tweede generatie, verkregen door paringen van Anglo-Ara-bisehe merriën met Engelsche volbloed-hengsten, hierdoor kreeg men weer Anglo-Arabieren nu met 25 % Arabisch bloed. Derde generatie, verkregen door paringen van Anglo-Arabieren elk met 25.% Arabisch bloed; mennbsp;behield dus Anglo-Arabieren.

-ocr page 178-

148

Vierde generatie, verkregen door Anglo-Arabische merriën met 25 °o Arabisch bloed te paren metnbsp;eeiien in Frankrijk geboren Arabischennbsp;volbloedhengst; hierdoor kreeg men o. m,nbsp;de twee vaderdiereu elk met 62.5 Arabisch bloed, die zulke overerfelijke eigenschappen bezaten dat ze met groot succesnbsp;met andere Anglo-Arabische merriën gepaard konden worden en daar bij hunnbsp;model overplantten.

Van inbreeding werd natuurlijk gebruik gemaakt; het gevaar van te sterke inbreeding kwam hier van de Arabische, hengsten die moeilijk te verkrijgen waren. Toch heeft Gayotnbsp;het gedaan. Hiervan een voorbeeld.

Smoull Anglo-Arab.nbsp;62, 5 %


iMassoud volbl. Arabiernbsp;Folette

Anglo-Arab. I 25 Ar.


Ar


(Eastham Eng. volbloednbsp;Delphi ne

(Anglo-Arab. 50 % Ar.


Massoud

volbloed Arabier Engelsche volbloednbsp;Merrie


Smoull was een uitstekend vaderdier, heeft tal van goede nakomelingen achtergelaten.

In i860 werd de stoeterij opgegeven, al het goede daar verkregen werd door de opheffing vernietigd en daarmede denbsp;geheele fokkerij van den Anglo-Arabier.

Toen in 1874 nieuw leven kwam in het stoeterijwezen, werd Pompadour weer opgericht en men is moedig aan het werknbsp;getogen om het ras uit zijn verval op te heffen.

Sedert dien tijd gaat de fokkerij goed vooruit, dank zij een nieuwe geldelijke ondersteuning van staatswege. Na 1874


I

-ocr page 179-

149

heeft zich de fokkerij voornamelijk naar het Zuiden verplaatst en is zij voor een groot deel in handen van particulieren,nbsp;deze geschiedenis na i860 aan tot bewijs van wat ik in denbsp;Ik haal inleiding gezegd heb:

,,De fokker heeft geen tijd en geen geld om zelf proeven te nemen”. Waar een tusschenras noodig is moet de Staatnbsp;dit scheppen; is de levensvatbaarheid bewezen dan moetennbsp;door geldelijke ondersteuningen de fokkers opgewekt wordennbsp;dit voorbeeld te volgen.

Ook geldt deze laatste periode na i860 als voorbeeld „dat nimmer in de fokkerij een met succes bekroonde pogingnbsp;tijdelijk afgebroken moet worden”. De moeite die men innbsp;Frankrijk gehad heeft om de stoeterij te Pompadour in 1874nbsp;weer te bevolken is zeer groot geweest.

GESCHIEDENIS VAN HET HALFBLOED-PAARD.

Zooals reeds gezegd is werd het oude Navarrijnsche paard, in de 8®‘' eeuw veredeld door Andalusische en Barbarijschenbsp;paarden, tijdens de Moorsche heerschappij ingevoerd.

Dit ras bereikte het toppunt van zijnen bloei in de 17''® eeuw, om daarna weer te degenereeren tot aan het einde der 18'*'nbsp;eeuw dank zij het verkeerd gebruik van allerlei hengsten o.a,nbsp;Normandische.

Gedurende het keizerrijk en later door den invloed van Napoleon werden Syrische en Egyptische hengsten ingevoerd,nbsp;het Tarbeserpaard was toen een klein paard van i M. 48 —nbsp;I M. 54 hoog met een fijn hoofd en die bevallige hals dienbsp;men thans nog zoo dikwijls aantreft, verder een licht beenstelsel, lange kooten, kleiue voeten, goede schouders en eennbsp;sterk gebouwd kruis. Het was toen reeds een goed troepenpaard.

Na 1833 werd iedereen „Anglomaan”, een nieuw type werd geschapen, het Engelsche volbloedpaard werd overal gebruiktnbsp;in een land en een omgeving, die nog niet rijp waren voor

-ocr page 180-

150

zijn gebruik; er kon niet aan alle eischen voldaan worden die men een Engelscli volbloedpaard altijd stelt:

„gezonde en krachtige voeding”.

Na 1874 is men teruggekomen tot den Arabier; daarbij heeft men het Engelsche volbloedpaard gebruikt; dit heeftnbsp;geleid tot de tegenwoordige uitstekende resultaten.

Dit beknopt overzicht dient om aan te duiden, dat het halfbloedpaard in het algemeen, vooral in de centra der fokkerij te beschouwen is als een Anglo-Arabisch volbloedpaard.

In die centra, de bakermat der fokkerij van het Zuiden is de landbouwer of kleine grondeigenaar paardenfokker vannbsp;vader op zoon; daar vindt men die prachtige merriën (Uronettenbsp;bijvoorbeeld) met 8 tot 10 'geslachten Arabisch bloed in harenbsp;aderen; daar vindt men in kleine vervallen hofsteden denbsp;mooiste kunstvoorwerpen, prijzen behaald op concours ennbsp;tentoonstellingen, daar kan men spreken van half bloedpaardennbsp;die in den waren zin des woords „volbloed” zijn.

DE FOKMETHODEN.

Elke fokkerij moet een doel hebben; het ligt voor de hand dat in het Zuiden het doel is: het fokken van een lichtnbsp;cavaleriepaard. Men kan echter dit doel als niet voldoendnbsp;nauwkeurig beschouwen.

Nu heeft de remonte sedert 1874 en vroeger tal van paarden onder de oogen gehad: paarden met lOO °4 Arabisch bloed,nbsp;met 75 %, met 50 % en eindelijk met O °/o; men heeft alnbsp;deze paarden gezien bij aankoop, bij de regimenten beproefd;nbsp;het resultaat is dat men sedert eenige jarén het doel nauwkeuriger kan omsehrijven.

Gebleken is dat het paard met 25 % — 30 % Arabisch bloed dus steeds met meer Engelsch dan Arabisch bloed,nbsp;tevens met het Exterieur van een Engelsch volbloedpaard ennbsp;niet dat van een Arabier, het beste voldoet. Dit paard metnbsp;een taille van ongeveer i M. 48—i M. 57, heeft voldoende

-ocr page 181-

151

snelheid, dank zij zijn Arabisch bloed, in 't algemeen een goed temperament, de uoodige volharding en veel uithoudingsvermogen.

Het doel is dus bekend, wordt nu gevraagd wat de stoeterij en wat de remonte doen, om de fokkers in die richting tenbsp;leiden.

Er is ten eerste aangenomen een grondbeginsel.

Dit grondbeginsel, uitgangspunt der Staatsstoeterijen en van het leger voor de halfbloed en volbloedfokkerij van hetnbsp;Zuiden vindt men het beste weergeven in dezen zin:

„Geen paard zal gequalifieerd zijn Anglo-Arabisch volbloed of halfbloed du Midi, indien het geen 25 % Arabisch bloednbsp;in zich heeft”.

Voor het halfbloedpaard eischt dit nog eenige toelichting. Om gequalifieerd te zijn ,,half bloed” moet men minstens éénnbsp;halfbloed voor vader hebben; kruist men dus een volbloednbsp;Anglo-Arabische hengst met 50 % Arabisch bloed, met eennbsp;Anglo-Not mandische merrie (demi-sang normand), dan is hetnbsp;kruisingsproduct halfbloed, omdat de moeder halfbloed isnbsp;tevens halfbloed du Midi omdat het 25 % Arabisch bloednbsp;in zich heeft.

Het percentage Arabisch bloed wordt als volgt berekend: alle uit het Oosten aangevoerde of in Frankrijk geborennbsp;Arabische hengsten en merriën, welke na onderzoek dernbsp;Studbook-Commissie bij geboorte of direct na den invoer uitnbsp;het Oosten zijn ingeschreven worden gerekend volbloed tenbsp;zijn en hebben loo % Arabisch bloed.

Worden deze volbloedpaarden nu gepaard met paarden van andere rassen, die geen Arabisch bloed in zich hebben,nbsp;(waartoe men ook rekent het Engelsch volbloedpaard), dannbsp;heeft men het kruisingsproduct 50 Arabisch bloed.

Door dit grondbeginsel, sluiten de stoeterijen van het Anglo-Arabische volbloedras, en het halfbloedras du Midi allenbsp;paarden uit, die minder dan 25 % Arabisch bloed in zichnbsp;hebben. Dit belet den fokker niet, paarden met minder dan


-ocr page 182-

152

25 % Arabisch bloed te fokken en te trachten aan de Remonte te verkoopen, maar hij begaat eeiie domheid, daar de stoeterij-administratie zijne paarden uitsluit van de concours en vannbsp;alle andere geldelijke ondersteuning.

De stoeterijen maken dus aan de fokkers kenbaar wat ze niet wenschen (paarden met minder dan 25 % Arabisch bloed).nbsp;Ze kunnen nu door hunne aankoopen, hunne concours, denbsp;nadruk leggen op hetgeen ze wel wenschen.

Men kan de gewenschte Cavaleriepaarden fokken door kruising van een Anglo-Arabische hengst met 50 °4 Ar. bloed,nbsp;met een Engelsche volbloedmerrie, of door een Engelschenbsp;hengst te paren met een 50 % Anglo-Arabische merrie enz. enz.

Verder door selectiomieeren van twee 25 % Anglo-Arabieren, door selectionneeren van een paard met 40 % Arabisch bloednbsp;en eene merrie met 10 % Ar. bloed (het veulen is dan ge-qualifieerd) enz. enz.

Tot voor eenigen tijd heeft men hoofdzakelijk kruising toegepast, om Anglo-Arabische paarden te verkrijgen, nietnbsp;alleen om de gevraagde 25 % paarden te fokken, maar voor hetnbsp;geheele ras; men paste een soort wisselkruising toe waarbij denbsp;Engelsche of Arabische hengsten bij beurten gebruikt werden.

Na 1874 wilde men in de eerste plaats vele bruikbare paarden hebben.

Kruising gaat snel en geeft veel goeds. Men wenschte snel vooruit te gaan en deze methode werd dus zooveel mogelijknbsp;toegepast. Maar met kruisiug krijgt men geen vastheid innbsp;het type, de fokkers zijn onderhevig aan allerlei teleurstellingennbsp;die zij bij selectie van een ras in mindere mate ondervinden.

Is het werkelijk te verwonderen dat men aan het Anglo-Arabische ras gebrek aan éénheid in het type verwijt?

Men beschouwe alleen de verschillende manieren om een Anglo-Arabier te fokken :

door kruisen van Arab, hengst en Engelsche merrie,

„ nbsp;nbsp;nbsp;„nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,, Engelsch hengst en Arab merrie,

„ nbsp;nbsp;nbsp;„nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;„ Arab, hengst en Anglo-Arabische merrie,


-ocr page 183-

153

door kruisen van Engelschen hengst en Anglo-Arab. merrie,

,, nbsp;nbsp;nbsp;,,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,, Anglo-Arabischen hengst en Arab, merrie,

„ nbsp;nbsp;nbsp;,,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;„ Anglo-Ar. hengst en Eugelsche merrie en

ten slotte door selectionneeren Van twee Anglo-Arabieren.

Waar men tegenwoordig selectie wenscht te gebruiken Om het gevraagde type te vormen ligt dit voor de hand. Selectienbsp;is volgens de opinie der fokkers sedert eeuige jaren zeernbsp;goed mogelijk, dank zij de aanwezigheid van eenige zeernbsp;prepotente vaderdieren, tevens zijn er genoeg individuen omnbsp;eene degeneratie door consanguiniteit tegen te gaan; mennbsp;kan het bloed opfrisschen bij geheel andere families, zooalsnbsp;men dat in de Engelsche volbloedteelt ook doet. Het grootenbsp;voordeel, dat men er mee bereikt, is eenheid, trouwens de innbsp;de laatste jaren toegepaste selectie door de fokkers bewijstnbsp;dat het zeer goed mogelijk is.

Er wordt dus reeds geselectionneerd in het ras; om de selectie algemeen te maken wacht men nog op de meeningnbsp;der stoeterijen, geopenbaard in den jaarlijkschen aankoop dernbsp;hengsten. Tot nu toe is de verhóuding der gekruiste ennbsp;geselectionneerde hengsten bij de jaarlijksche aankoopen tenbsp;gering om daaruit de gevestigde meening in dit opzicht dernbsp;stoeterij-administratie te lezen.

Moet dit gezocht worden in het geringe aantal ter verkoop aangeboden geselectionneerde hengsten of in de bijzondere kwaliteit der gekruiste ? Het is mij onbekend, denbsp;aankoopen van dit jaar zullen hierin misschien meer lichtnbsp;verspreiden.

Ik voeg hieraan toe eenige cijfers, ontleend aan een bijzonder Studbook van het Anglo-Arabische volbloedras.

In de eerste tabel ziet men welke soort hengsten gebruikt zijn, d. w. z, hunne afstamming. Zoo waren in het tijdvaknbsp;1870 — 79,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;46.66nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;°4 der aanwezige hengsten ontstaan

door paring van eenen Engelschen hengst en eene Arabische

merrie.

-ocr page 184-

K

R U I S I N G.

E.. amp; Ar.

E. amp; Anglo-

Ar.

Ar. amp; Anglo-

Ar.

örjliriO 1 ll!i

Anglo-Ar.

amp; An.-Ar.

1870—1879 1880—1888nbsp;1890—1899

46.66

32,18 „ 12.38 „

27-51 7o 36.02 „nbsp;50.76 „

24.16 % 25.28 „

19-03 ,gt;

1-67 7o

6.52 „ 17-83 M


Hieruit blijkt:

Vermeerdering der geselectioiineerde hengsten, verder der gekruiste hengsten, die eenen Engelschen hengst tot vader ennbsp;eene Anglo Arabische merrie tot moeder hebben. Het geheelnbsp;duidt op een vermeerdering van Engelsch bloed in het ras.

De volgende tabel geeft een percentsgewijs overzicht van het percentage Arabisch bloed der hengsten.

minder

dan 25 °jo nbsp;nbsp;nbsp;25

0/

/o

50 7o

75

1870—1879 . . . .

• 2.50 „ nbsp;nbsp;nbsp;25

ff

48.33 »

14.17

1880—1889 . . . ,

, . nbsp;nbsp;nbsp;— „ 38.69

ff

55-03

7.28

1890—1899 . . . ,

. . nbsp;nbsp;nbsp;- „ 62.23

ff

33.23

4.55

Hieruit blijkt een sterke vermeerdering der 25 hengsten. De categorie van minder dan 25 °/o verviel natuurlijk toennbsp;het beginsel werd ingevoerd dat gequalifieerde Anglo-Arabierennbsp;minstens 25 °/o Arabisch bloed moeten hebben

Resumeerende komt men tot de volgende conclusies:

I. Na een 25-jarig systeem van wisselkruising hebben de Franschen nu voor hun lichtcavaleriepaard een typenbsp;gevonden.

II.

lil.

In dit paard predomineert het Engelsch bloed.

De meeste fokkers zijn thans van meening, dat, selec-tionneering van Anglo-Arabieren thans de aangewezen methode is om dit paard te fokken.

-ocr page 185-

155

DE OPVOEDING VAN HET VEULEN TOT 6 MAANDEN.

Hierover kan ik kort zijn.

Het veulen in de lente geboren is den geheelen dag bij de moeder, die meestal geen arbeid verricht. In de fokdeparte-menten krijgen de merriën nooit haver. Een weinig mais,nbsp;gras en hooi is haar voedsel. Des zomers gedurende de warmenbsp;uren van den dag en 's winters gedurende de nacht wordennbsp;de merriën naar binnen gehaald.

Het veulen eet wat mais met de moeder mede.

Voor de volbloedmerriën geldt ongeveer hetzelfde; is het veulen van goede afstamming en goed gebouwd dan wordt hetnbsp;wat sterker gevoed en beter klaargemaakt voor den verkoop.

In den regel worden de jonge dieren in den herfst, den tijd der concours van fokmerriën verkocht.

De prijzen zijn ongeveer als volgt:

Halfbloedveulens (halfbloeds du Midi 200 — 400 frs. met het doel ze te verkoopen aan de Remonte).

500—600 frs. voor bijzondere schoone veulens volbloed-veulens (Anglo-Arabisch),

500— 1500 frs.; 600— 1000 is een beter gemiddelde.

Door eene beschrijving te hebben gegeven van de centra der paardenfokkerij, de geschiedenis van het volbloed Anglo-Arabisch paard en iets te hebben meegedeeld over de opvoeding van het veulen tot 6 maanden, kan ik nu van denbsp;fokdepartementen afstappen en overgaan tot de beschrijvingnbsp;der ,,departementen waar uitsluitend opgevoed of opgevoednbsp;moest worden”.

Het woordje ,,moest” vindt zijn ontstaan in den nog niet geheel, maar voor een groot gedeelte vervulden wensch dernbsp;stoeterij-administratie; het fokken en opvoeden der paardennbsp;door twee personen te doen plaats hebben; het verhindertnbsp;echter niet dat meerdere fokkers in de centra en anderenbsp;fokdepartementen zelf opvoeden en aan de Remonte ver-

-ocr page 186-

156

koopen, terwijl men tevens in de opvoedingsdepartementen, vooral in de rivierdalen, tal van nierriën vindt.

Men is geheel afhankelijk van plaatselijke omstandigheden; in sommige streken is het beslist onmogelijk om het jongenbsp;dier op te voeden, in andere zijn de bezwaren minder groot.nbsp;Het belet echter niet dat de gewenschte verdeeling van arbeidnbsp;de beste methode is.

Hoofdstuk II.

B. Die Departementen waar uitsluitend opgevoed wordt of opgevoed moest worden.

Deze Departementen zijn: l’Aude.

Het Noordelijk gedeelte der Haute Garonne.

Le Tarn, Ie Tarn et Garonne, Ie Lot et Garonne, en vooral Ie Gers et la Gironde.

De bodem.

Behoudens kleine uitzonderingen heeft men in deze departementen een kalkrijken bodem.

De waterrijkdom is zeer gering, de natuurlijke weiden zijn ’s zomers (op eenige rivierdalen uitgezonderd) totaal droog.

Men verbouwt zeer veel haver, en kunstmatige voederge wassen, klaver, spurrie, enz.

Het grondbezit is uitgestrekter, de bevolking minder dicht.

Waarom zijn deze departementen zoo uiterst geschikt voor de opvoeding ?

1. nbsp;nbsp;nbsp;Er is veel ruimte, het terrein is droog; dus veel beweging, en gestaalde spieren.

2. nbsp;nbsp;nbsp;Het water en de kunstmatige voedergewassen leverennbsp;veel phosphaten, dus een goede ontwikkeling van het beenderenstelsel. Tevens worden de paarden die iu de vlaktenbsp;van Tarbes klein zouden zijn gebleven met een zeer lichtnbsp;beenstelsel, in deze departementen grooter, terwijl hun volume

-ocr page 187-

157

in evenredigheid vermeerdert. Zij groeien op tot goedgevormde, fraaie dieren.

De droogte het heuvelachtig terrein maken het verblijf voor fokmerriën op eenige rivierdalen na ongeschikt.

Wij vinden hier dös een nieuwe categorie van personen, opfokkers of opvoeders, groote of kleine landeigenaars ennbsp;landbouwers die de in het zuiden aangekochte veulens opvoeden en verder verhandelen. Men kan deze opfokkers innbsp;twee groote categoriën splitsen:

I. nbsp;nbsp;nbsp;Zij, die uitsluitend opvoeden met het doel hunne paarden op de renbaan te brengen en daarna aan de stoeterijen als hengsten te verkoopen.

II. nbsp;nbsp;nbsp;Zij, die opvoeden met het doel hunne paarden aan denbsp;Remonte te verkoopen, (Remontefokkers).

ad I. Deze opvoeders koopen in het Zuiden meestal alleen hengstveulens van Anglo-Arabisch, en Arabisch volbloedras;nbsp;enkele zeer superieure halfbloedveulens en daarbij eenigenbsp;veulens van Engelsch volbloedras, de laatste zoowel van hetnbsp;mannelijk als het vrouwelijk geslacht.

De carrière der Eugelsche paarden behandel ik niet; voor de Anglo-Arabische en Arabische geldt het volgende.

De gespeende veulens worden in 'ruime boxen, bij groepjes ondergebracht. Zij krijgen dan i ‘/j a 3 kilo haver, verdernbsp;mais en „mash”. Over dag worden zij in ruime ,,paddocks”nbsp;losgelaten.

Langzamerhand wordt hun voedsel vermeerderd tot zij als „yearling” (i8 maanden) ongeveer 6 kilo haver krijgen. Alsnbsp;,,yearling” worden de dieren in den herfst gestuurd hetzijnbsp;naar eigenaars van renstallen die ze aan hunne trainers overgeven, hetzij naar de zoogenaamde onafhankelijke trainers.nbsp;Men rekent nu dat de trainers 3 maanden noodig hebbennbsp;om het dier te probeeren, d.w.z. heeft het paard geen voldoende snelheid getoond, dan gaat het, 21 maanden oud,nbsp;Haar den opvoeder terug.

Deze castreert het paard en verkoopt het op driejarigen

-ocr page 188-

158

leeftijd aan de Remonte, doch lijdt daarbij een aanmerkelijk verlies.

In het het andere geval kunnen twee dingen plaats hebben. De trainer heeft het paard goed bevonden; hij kan het nunbsp;het geheele volgende jaar (het paard 2 jaar oud zijnde) behouden ; of hij stuurt het in de lente van zijn tweede jaarnbsp;naar den eigenaar en opvoeder terug om lente en zomermaanden in de weide door te brengen. Dit gebruik heeftnbsp;zijn oorsprong te daidcen aan het niet bestaan van wedrennennbsp;voor 2 jarige paarden.

Voor Anglo-Arabieren en Arabieren wordt de training daardoor zeer duur, en als zuinigheids maatregel, gaan de paarden leute en zomermaanden van den trainer weg om in de herfstnbsp;terug te komen. Alles hangt echter af van het contract datnbsp;een trainer of een eigenaar van een renstal met den opvoeder sluit.

Zoo geeft de Heer de Guestier, eigenaar van een renstal aan den opvoeder 20% der gewonnen prijzen, en krijgt hijnbsp;op zijn beurtnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;van den verkoopprijs.

De Heer de Juge, ook eigenaar van een stal, geeft 20”/u van de gewonnen prijzen, en 50% van den verkoop, wantnbsp;bij dit contract gaat het paard in eigendom van den renstal-bezitter over.

Als men nu rekent dat de veulens 600—1000 francs kosten bij aankoop, de opvoeding tot yearling van af 3 maanden,nbsp;1000 frs., en de tijd doorgebracht bij een trainer 5 frs. pernbsp;dag kost, dan is de winst- en verliesrekening gemakkelijk tenbsp;maken wanneer men in ’t oog houdt, dat het beste Anglo-Arabische renpaard nooit meer dan 30000 frs. kan verdienennbsp;en dan moet het een buitengewoon paard zijn; een middelmatignbsp;paard verdient gedurende een seizoen 3000—5000 frs.

Ik kan er even een voorbeeld van behandelen.

Gesteld: de trainer geeft 20 der prijzen en ontvangt iS7o bij den verkoop.

-ocr page 189-

159

Het paard wint 4000 frs. en wordt verkocht voor 6000 frs.

De opvoeder betaalt voor het veulen 900 frs.

voor de opvoeding tot yearling nbsp;nbsp;nbsp;loOO ,,

voor 3 maanden a 5 frs. per dag bij

den trainer voor het probeeren,. nbsp;nbsp;nbsp;500 ,,

2450 frs.

De opvoeder ontvangt:

Hij verkoopt het paard voor 6000 frs. geeft daarvan l5®/o, blijft 5100 frs.

krijgt 20®/(, der prijzen 800 frs. tesamen 5900 frs.

De winst is dus 5900—2400 = 3500 frs.

De trainer krijgt het paard voor eigen kosten in training op 21 maanden, verkoop door den opvoeder op 3^/2—jarigennbsp;leeftijd.

Hij betaalt dus:

21 maanden training (42—21) a 5 frs. per dag, heeft daar tusschen in de zomermaanden een grooten rusttijd waarin hetnbsp;paard niet werkt en minder eet, zoodat men kan rekenen:

21 maanden a 4 fis. = 2520 francs.

Winst aan prijzen: 4000 — 800 frs. = 3200 frs.

15% van den verkoop a 6000 frs. = 900 nbsp;nbsp;nbsp;„

4100 frs.

Blijft over als winst 1580 frcs.

Hieruit blijkt, hetgeen trouwens ook gebeurt, dat de trainer met dit soort contract, alleen uitstekende paarden kan gebruiken. De overigen stuurt hij terug aan den eigenaar, ennbsp;opvoeder die op zijn beurt daarmede een groot verlies lijdtnbsp;— al wint hij met een normaal paard een flinke som.

De afnemers dezer paarden zijn de staatsstoeterijen, en de Japansche commissie die jaarlijks geregeld aankoopen doet ennbsp;zeer goed betalen. (De reis naar Japan verdragen de Anglo-Arabieren zeer goed).

De aankoopen voor den staat hebben plaats in de maand

-ocr page 190-

160

October te Toulouse waar jaarlijks een honderdtwintig-tal hengsten worden aangeboden waarvan er ongeveer 40 aangekocht worden.

Het overschot gaat naar de Remonte (vooral voor de re-moiiteering van de rijschool te Saumur).

Ad II. De onder II genoemde personen zijn bijna uitsluitend opvoeders voor de remonte. Zij voeden nu en dan een halfbloedhengst op met het doel, dezen aan den Staat tenbsp;verkoopen.

Deze categorie van personen vat de fokkerij geheel als eene industrie op.

De paarden worden evenals de andere zes maanden oud zijnde gekocht, voor een gemiddelden prijs van 200 a 300nbsp;frs. per hoofd en 400 frs. voor een „cheval de tête” (bestemdnbsp;om een officier te remonteeren).

Gedurende de 2^/^ jaar dat deze dieren in hun bezit zijn, worden ze gevoed met kunstmatige fourage, (klaver, spurrie,nbsp;,,sais foin”) tevens hooi en gras voor zoover dit laatste innbsp;herfst en lente voorhanden is.

4 a Smaanden voor den aankoop worden de 3-jarige dieren (castratie heeft plaats op i Yj — 2 jarigen leeftijd) op stal gezetnbsp;en sterker gevoederd; voor het eerst van hun leven krijgennbsp;ze haver te zien, in het geheel 9 a 10 Hectoliter vóórdatnbsp;ze aan de Remonte verkocht worden. De gemiddelde verkoopprijs is dan 900 a 1000 frs.

Meerdere voeding is door den lagen verkoopprijs volgens de meening der opvoeders die ik bezocht niet te geven.nbsp;Trouwens het schijnt niet noodig te zijn; waar deze methodenbsp;van fokkerij in het Noorden erbarmelijke gevolgen zou hebben,nbsp;wordt ze in ’t Zuiden dank zij „het bloed” met succesnbsp;toegepast. Het is eigenaardig, het ontstaan van deze remon-tefokkerij na te gaan. ,,Tien jaar geleden”, vertelde mij eennbsp;bekend opvoeder te Gastel Sarrasin, een der centra van denbsp;Remonte fokkerij, „waren hier op de concours de majoration,nbsp;uitgeschreven door de Remonte, een vijftig tot zestigtal slechte

-ocr page 191-

161

paarden. Uitgaande van het beginsel, dat men eerst moet geven, door te koopen „goed of slecht, en daarna als ernbsp;genoeg aanbod is, te selectioiuieeren, heeft de Remonte eennbsp;ongekend succes behaald. Nu in de laatste jaren, wordennbsp;er voor een dergelijk concours 250—300 ruinen en merriënnbsp;ingeschreven. De bewoners hebben zich, ziende welk grootenbsp;voordeelen te behalen waren met kracht op de Remontefokkerijnbsp;toegelegd.

„De kleine grondeigenaars die niet het minste verstand van paarden hadden lieten personeel uit de vlakte van Tarbesnbsp;komen, om hunne dieren te verzorgen; met hunne hulpnbsp;kochten zij veulens aan en voedden zij ze op met het bestenbsp;succes”.

Hoofdstuk III.

HET ANGLO-ARABISCHE PAARD BIJ HET LEGER.

Ik ben nu gekomen tot de derde periode van de opvoeding van het Remonte-paard. Alvorens zijn verdere levensloop te beschrijven, wil ik even stilstaan bij de vraag: „Is dat paard werkelijk goed?”

Ik kan ter beantwoording met de meeste beslistheid verzekeren dat daar waar Fransche officieren zich tegenover een vreemdeling niet weerhouden zich ongunstig uit te laten overnbsp;Anglo Normands, zij eenstemmig de lichte cavaleriepaardennbsp;uit het Zuiden en Zuidwesten, als om strijd roemen.

Niet alleen de officieren der Remonte maar ook zij, die de paarden gebruiken bij de troep, verklaren dat er geen beternbsp;paard is voor lichte cavalerie dan de kleine „Tarbais” metnbsp;25—50 ®/q Arabisch bloed.

Het feit dat men nu langzamerhand ook eenige dragoïi-derregimenteu geheel met paarden uit het depót te Tarbes kan remonteeren vindt zijn oorsprong, in het vele gebruiknbsp;der Eugelsche hengsten.

De taille voor de „Cavalerie légere” is 1.48—1.54 M.

11

-ocr page 192-

162

Voor de „Dragonders” 1.52—1.57 M. Ik geef hierbij de beschrijving van den Heer de Comminges, over het halfbloednbsp;der Midi.

„Een compact geheel, oostersch hoofd, vurig oog, mooie „lange hals, schuine schouder, diepe inaar smalle borst, hoogenbsp;„schoft tevens lang bij de goede exemplaren, wat kort bijnbsp;„de andere, goede rug, het kruis is soms niet lang genoegnbsp;,,en wat te veel af hellend, de ledematen zijn goed gebouwd,nbsp;,,met breede en scherp geteekende peezen, staart aanzettingnbsp;„zeer fraai, het geheel verraadt veel bloed, het dier heeft eennbsp;,,lange vooruitgrijpenden draf, en een volmaakten galop”.

Nu en dan ziet men onder de remontepaarden nog wel eens een slechte rug en dito lendenaanzetting.

Het schijnt dat de Arabische hengsten hier de oorzaak van zijn.

Een zeer algemeen voorkomend gebrek zijn de slechte standen (Fiansche stand) en daaruit voortvloeiende niet zeernbsp;zuivere gangen. Bokbecnigheid ziet men niettegenstaande hetnbsp;vele gebruik van Engelsche volbloedheugsten hoogst zelden.

: „DE REMONTE DEPOTS EN DE ANNEXFIS DE REMONTE.”

Over de remonte-depóts zal ik niet uitweiden ; het zijn eenvoudig stapelplaatsen van paarden, gedurende de aankoopen.

Van hieruit worden de dieren gedirigeerd naar „de Annexes de remonte.”

ANNEXES DE REMONTE.

Onder annexes de remonte moet men verstaan inrichtingen ten doel hebbende, pas aangekochte remontepaarden doornbsp;een doelmatige voeding in staat te stellen op 4'/^ jarigenbsp;leeftijd de dressuur bij de Regimenten te kunnen ondergaan.

Men kan ze verdeelen in 2 .soorten :

A. Het emplacement is het eigendom van een particulier die het domein aan den staat verhuurt.

-ocr page 193-

163

B. Het emplacement is staatseigendom.

ad A. Verreweg de meeste annexes behooren aan particulieren die een contract sluiten met den staat voor het verhuren van hun eigendom.

Uit deze contracten haal ik het volgende aan :

De iiuursom wordt berekend naar de plaats noodig voor een paard. Kan dus een landeigenaar 200 paarden bergen,nbsp;dan wil dat zeggen dat zijne stallen eene oppervlakte hebbennbsp;van 200 X 6 a 8 M^. = 1200 a 1600 M. Voor elke plaatsnbsp;ontvangt hij 48 frs. per jaar; tevens voor elk paard aanwezignbsp;gedurende dat jaar 0,05 frs. per dag.

De contractant neemt verder de verplichting op zich, de noodige fourage te leveren, berekend naar een gemiddeldenbsp;der prijzen van de verschillende garnizoensplaatsen in dennbsp;omtrek.

Dit jaar bij voorbeeld was het voor deze personen dank zij een overvloedigen haveroogst, een belangrijke winst hetnbsp;voedsel te kunnen leveren. Is de haver duur dan wordt hetnbsp;voor hen een schadepost.

Ik bezocht een dezer annexes, die vanLavergne bij Montauban.

Juist was ’t contract met den Staat voo,r 5 jaar vernieuwd en de belanghebbende had hiprbij op zich genomen:

a. nbsp;nbsp;nbsp;De muren van de stallen te cementeeren tot een hoogtenbsp;van 2,50 M.

b. nbsp;nbsp;nbsp;De stallen te voorzien van ijzeren, afneembare ruiven ennbsp;van cementen voederbakken. Het een en ander voornbsp;de desinfectie.

c. nbsp;nbsp;nbsp;20 (iO°o van ’t geheel) afgezonderde plaatsen te bestemmen tot infirmerie hieronder 6 boxen en 14 standen.nbsp;Deze standen zijn onderling gescheiden door cementennbsp;muren, hebben cementen vloer, enz. De boxen hebbennbsp;een bijzonderen vorm, die ik wel de moeite waard vindnbsp;om te beschrijven.

Het principe dat op den voorgrond getreden is, is het paard een maximum van lucht te verschaffen zonder tocht.


-ocr page 194-

164

In tegenstelling met hunne normale levenswijze worden ze dan gedurende het verblijf in deze infirmerie warm toegedekt,nbsp;daar hun nieuwe woning belangrijk veel frisscher is dannbsp;de oude.

De achterwand van een boxen complex is geheel gesloten, echter met vensters voorzien. De voorwand der boxen, isnbsp;2.50 M. hoog, wordt gesloten door een halve deur, die het paardnbsp;vergunt naar buiten te zien. De voorwand bereikt echter nietnbsp;de hoogte van het dak, dat op pilaren rust, I M. voor den voorwand der boxen geplaatst en aldus vormende een soort galerij.

Aan luchtruimte is dus geenszins gebrek.

De stallen voor gezonde paarden, waren in deze annexe ingericht voor 20—40 paarden en een oppervlakte van 6 a 8nbsp;M’. per paard berekend; de muren gecementeerd tot 2.50 M.nbsp;boven den grond, talrijke vensters daarboven, en verder geennbsp;'zoldering maar eenvoudig een houten dak met dakpannen.

Het paarden materiaal.

De remonten worden aangekocht van November tot einde Februari en begin Maart,

Nadat deze paarden een zekeren tijd in de remontedepóts-doorgebracht hebben, voor de controle op koopvernietigende gebreken worden zij naar de annexes getransporteerd, die zenbsp;een jaar opvoeden.

Getrainde volbloedpaarden van 2^1^ jaar en ouder, half-bloedpaarden van 5 jaar en ouder (de remonte kan aankoopen tot 8 jaar oud) en tot nu toe de Artilleriepaarden, gaan directnbsp;naar de regimenten om in dre.ssuur te worden genomen. Iknbsp;vermeld hierbij dal onlangs besloten is ook voor Artilleriepaarden vijf annexes op te richten.

De door de commissie van aankoop geclasseerde paarden (Huzaren, Jagers, Dragonders in ’t Zuiden) worden in de verschillende annexes ingedeeld volgens de regimenten, de paardennbsp;van hetzelfde regiment bewonen dus eenzelfden stal.

-ocr page 195-

165

Om in deze regimenten de meest mogelijke eenheid te brengen krijgen wat de „legére” betreft, de Huzaren, de kleinste paarden,nbsp;de Jagers de middelmatige en groote. Men maakt dus weernbsp;een onderverdeeling en elk regiment is, uniform geremonteerd ;nbsp;het een met kleine, het andere met middelmatige, het derdenbsp;mef grootere paarden.

Sedert eenigen tijd worden ook 2 regimenten Dragonders uitsluitend met paarden uit de Midi geremonteerd, het schijntnbsp;dat de officieren verrukt zijn over deze verandering.

Ik zag in de annexe van Lavergne 65 remonten aangekocht voor de Dragonders, gemiddelde prijs 1050 frs. Deze haddennbsp;een minimum taille van 1,54 M. Gewicht ruiters met vollenbsp;bepakking 130 K.G. Verder voor Huzaren en Jagers eennbsp;honderdtal paarden van 950 frs. gemiddeld; minimum taillenbsp;1,50 M. gewicht; ruiter met volle bepakking: 115 a 120 K.G.nbsp;Gewicht der paarden 380—450 K.G. het een en ander voornbsp;troepenpaarden berekend en niet voor officierspaarden.

De voeding.

In de annexes is de voeding als volgt:

Legére (Huzaren Jagers) Légére (Dragonders)

Haver 3-150 K,G. nbsp;nbsp;nbsp;3.65 K.G.

Hooi nbsp;nbsp;nbsp;3-5nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;»gt;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;4-

Stroo nbsp;nbsp;nbsp;4.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;4. ,,

Ik voeg hierbij de voedselverdeeling in de garnizoenen voor de légére

Haver nbsp;nbsp;nbsp;4^/^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;K.G.

Hooi nbsp;nbsp;nbsp;2,5nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,,

stroo nbsp;nbsp;nbsp;4.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;„

verder op manoeuvre.

Gebivakkeerd: haver 5, K.G.

Hooi 3,5 nbsp;nbsp;nbsp;„

Geen stroo.

-ocr page 196-

Gccaiitoniieerd als in de garnizoenen.

Maar de escadronsconimandanten maken in den winter gebruik van ’t recht om haver in te houden ten einde gedurende voorbereidingstijd en manoeuvre 5 K.G. te kunnen voeren.nbsp;De drinkbakken in de annexes staan buiten, dus de paarden

drinken naar goedvinden.

Gedurende het voeren staan de paarden aangebonden, de voedingsbakken zijn zoo ingericht dat ze niet van eikaarnbsp;kunnen stelen, en de paarden worden niet eerder losgebondennbsp;voor alles opgegeten is, rekening houdende met ’t meestnbsp;langzaam etende paard.

Men neemt in acht bij de leverantie van den haver, dat deze afkomstig zij van die streken gunstig voor de paardenfokkerij, en goed voor ’t beenderen-stelsel.

VERPLEGING EN AFLEVERING AAN DE REGIMENTEN.

Men rekent op één man voor 10 paarden.

Het poetsen geschiedt den geheelen dag door; er is geen vaste tijd voor aangewezen. De paarden zijn verder onbeslagennbsp;en worden alleen op verlangen van den Regimentscommandant,nbsp;en dan nog alleen aan de voorbeenen, beslagen en afgeleverd.nbsp;De aflevering geschiedt eenmaal ’sjaars, in ’t begin dernbsp;maand October. De paarden ondergaan dan een tweejarigenbsp;dressuur, d.w.z. gedurende het eerste jaar, worden ze doornbsp;daarvoor aangewezen goede ruiters ingereden; het volgendnbsp;jaar maken zij de exercities mede en worden gespaard. Eerstnbsp;op zevenjarigen leeftijd kunnen zij de manoeuvres volgen.

Een paard uit de Midi heeft gemiddeld 12 jaren dienst, dus tot 16 jaar.

Volgens de Directeuren der annexes die ik bezocht, zou het wenschelijk zijn in de annexes zelve de paarden aan het zadelnbsp;en aan het dragen van den ruiter eenigszins te wennen.

Wat toch is het geval? De voor nieuwe indrukkeu zeer gevoelige dieren zijn dikwijls overstuur gedurende eenigen tijdnbsp;na hun aankomst bij de regimenten; dit geeft dikwijls bij het

-ocr page 197-

167

eerste berijden heftige scènes, die zeer goed te vermijden zouden zijn indien de paarden reeds aan ’t zadel gewend waren. In (ie annexes is niets geniakkelijker te bereiken; de paardennbsp;zijn er doodkalm; en boven alles, gewend aan een bepaaldennbsp;verzorger, die ze goed behandelt. Dat het gewennen aan dennbsp;ruiter hier zonder moeite zou geschieden werd mij bewezennbsp;doordat de Directeur van Lavergne aan eennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;mannen

gelastte op de rondloopende paarden te gaan zitten wat nooit geschied was; de jonge dieren toonden zich zeer gewillig ennbsp;vertoonden niet de minste neiging hunne ruiters af te werpen.

ad B. Het emplacement, de gebouwen zijn Staatseigendom.

Hiervan bestaat slechts één voorbeeld.

De annexes du Garros bij Audi (Gers.)

Ik wil deze inrichting nog even weder bespreken omdat de gebouwen een bijzondere inrichting hebben, die alleennbsp;daar aanwezig is en blijkbaar voor meer zuidelijk gelegennbsp;klimaten uitstekend voldoet.

Daar waar men in de andere annexes gebouwtjes aantreft met 4 muren, groote steenen loodsen, vindt men hier een soortnbsp;galerij. Deze galerij is als volgt ingericht; een steenen gebouw op den Noordkant, geheel gesloten. Elke 30 M. eennbsp;tusschen-muur ter ondersteuning die den voorkant aan dennbsp;achterkant verbindt; tevens een afscheiding vormend tusschennbsp;elke groep van 20 paarden, met ’t oog op infecties.

De voederbakken zijn aan den Noordkant geplaatst; de breedte der galerij is plus minus 6 meter. Wat de lengtenbsp;betreft, rekent men op ongeveer 1.50 M. per paard: dit vertegenwoordigt dus een ruimte in den stal van 9 M® per hoofd.

De galerijgedeelten zijn door barrières tusschen de pijlers van de paddocks afgesloten.

Evenals in de andere annexes, geen verplichte beweging voor de paarden, doch ruime paddocks waar zij zich vrijnbsp;kunnen bewegen. Op mijn vraag waarom men de paddocks

-ocr page 198-

168

nog niet meer uitbreidde tot eenige heuvels in de nabijheid gelegen, antwoordde men mij dat hoewel voor de spiervormingnbsp;uitstekend, het heuvelterrein voor de standen slecht is, aanleiding geeft tot Franschen stand en koehakkigheid.

II



-ocr page 199-

DE ARABIER IN SYRIË.

Mijn doel is niet, in dit verslag een gedetailleerd overzicht te geven van de geschiedenis, de fokkerij en het gebruiknbsp;van het Arabische paard in zijn geboorteland; alleen datgenenbsp;wat ik gedurende mijn verblijf te weten heb kunnen komennbsp;van practisch nut betreffende den aankoop, wil ik aangeven.

De beperkte litteratuur maakt trouwens een dergelijke nauwkeurige beschrijving van den Arabier, bijzonder moeielijk;nbsp;men moet uitsluitend afgaan op de beschrijvingen der verschillende reizigers. Het eenig boek, mij bekend, dat zeernbsp;in detail de Arabische fokkerij behandelt is het werk vannbsp;Majoor Upton ,,Gleanings from the desert of Arabia”.

Aan dit werk wil ik, ten einde een klein onontbeerlijk algemeen overzicht te geven, het volgende ontleenen:

Majoor Upton zegt:

„In Syrië en in de groote- en kuststeden worden drie soor-„ten van paarden gevonden

„1° De Arabier als luxepaard, uit de woestijn aangevoerd „en in 't bezit van hooge Ambtenaren enz.

„2° De „Kadish” een soort van paarden, die niets met de „eigenlijke Arabieren gemeen heeft. Kadish wil zeggen „ruin”nbsp;„aldus worden genoemd alle soorten van reis- en bagage-,,paarden, daar vele van deze paarden werkelijk ruinen zijn.nbsp;„3° De „Zonen van paarden”. Dit zijn geen Arabieren, maarnbsp;„dikwijls nakomelingen van Arabische paarden en gemeenenbsp;„merriën”.

De beroemde reiziger Burckhardt, die in de eerste helft der vorige eeuw deze landen bereisde, onderscheidt:

a. nbsp;nbsp;nbsp;Werkelijke Arabische paarden.

b. nbsp;nbsp;nbsp;Turcomansche paarden


-ocr page 200-

170

Kurdischepaardeii, zijn de kruisingsproducten van de 2 eerste soorten.

¥

isi

Waar wij dus in Europa „het Engelscli volbloed” kennen, vindt men in Syrië den ,,volbloed Arabier.”

Waar wij in Europa een halfbloedteelt kennen, waarbij veel gebruik wordt gemaakt van Engelsche volbloedhengsten,nbsp;daar vindt men in Syrië wat Upton noemt de „zonen vannbsp;paarden,”

Eindelijk vindt men én in Europa én in Syrië een plebs van paarden, dat tot geen ras behoort.

De vergelijking tusschen het Arabische volbloed en het Engelsche, wil ik nader uitwerken.

Beide rassen worden met dezelfde angstvalligheid ,,rein gehouden.”

¥

fr

i

Waar in het Engelsche volbloed eene selectie sectie bestaat voornamelijk op ,,performances,” be.staat deze zelfde selectienbsp;bij den Arabier echter iiitshiitend op „performances”.

In het Engelsche volbloedras vindt men verschillende fa-miliën, zoo ook in het Arabische ras. Waar deze familiën in het Engelsche ras genoemd worden naar den vader wordennbsp;zij in ’t Arabische ras genoemd naar de moeder.

Als hoofdfamiliën van het Arabische ras geven de verschillende schrijvers aan:

I. De Koheilan De O' Baijan’ snbsp;De Saklaoui familie.

De Hadban De Hamdani

In het Engelsche volbloedras kunnen wij spreken van de familie van :

Herod

Eclipse

Highflyger

Matchem.

-ocr page 201-

]71

Eu waar wij nu zien dat de vertakkingen van deze volbloed-familiën in liet Arabische ras zeer talrijk zijn, dat elke familie weer. onderverdeeld wordt (zoo bijvoorbeeld de O’Bayans innbsp;12 takken, de Saklaoui in 6 takken), dan vinden wij hetzelfdenbsp;weer terug in de volbloedfamiliën van het Engelsche ras,nbsp;waar men spreekt van de familiën van Touchstone, Stock-well enz. enz.

Bij de verschillende bedouinenstammen vindt men enkele weinige volbloedhengsten en een veel grooter aantal volbloed-merriën. Het geheele aantal blijft echter gering.

Men moet echter niet denken dat men bij eenen bepaalden stam ook paarden van eenzelfde familie zal aantreffen, ditnbsp;is niet het geval. De paarrien eenmaal volbloed zijnde wordennbsp;onder elkander in de verschillende familiën gepaard, ternbsp;vermijding van te sterke inbreeding. Paart men dus eennbsp;Saklaouihengst en een Hadbanmerrie dan behoort het veulennbsp;tot de Hadbanfamilie. terwijl het in de Engelsche volbloedteeltnbsp;tot de familie van den Hengst zou behooren.

Zooals uit de verslagen der verschillende aankoopcommissies blijkt, vindt men in Syrië, hetzij in de nabijheid der steden,nbsp;hetzij verder in de woestijn, nomadische Arabieren, die innbsp;lente en zomer naar het Noorden verhuizen en zich in Syriënbsp;vestigen om in den winter -weer naar het Zuiden te trekken.

Dat men zich in Centraal Arabic (Nedsjid) zou moeten begeven om Arabieren te koopen is onnoodig en zoo goednbsp;als onmogelijk.

De reis van Baron Nolde in 1892 („Reise nach Innerarabien, Kurdistan und Armeniën” Braunschweig, Vieweg und Sohn)nbsp;toont aan dat naar onze begrippen althans het paardenmate-riaal daar aanwezig, practisch niet veel verschil oplevert metnbsp;dat welk in Syrië te vinden is.

En vooral om de volgende reden.

„De Arabier selectionneert alleen op performances”. Een paard met een góede afstamming dat 3 maal naar Mekka is

-ocr page 202-

172

geweest, of een andere bijzondere krachtsinspanning heeft gedaan, die het ondersclieidt van andere, is volgens hem hetnbsp;beste. Een slechte bouw, beengebreken enz. doen niets ter zake.

De beroemde Arabische hengsten hebben met de kern-hengsten van het Engelsche ras niet alleen raszuiverheid maar ook volstrekte bloedselectie gemeen (paren der edelste familën).nbsp;Ze zijn echter hoogstwaarschijnlijk niet te koop of althansnbsp;naar onze westersche begrippen dikwijls (niet altijd) niet tenbsp;gebruiken wegens overerfslijke beengebreken en slechten bouw.

Men zal dus bij aankoop moeten volstaan met het thuis brengen van wat men in Frankrijk noemt in het Engelschenbsp;volbloedras „Etalons de croisement” paarden met mindernbsp;performances, minder edele bloedselectie, maar toch raszuiver.nbsp;Het ligt dan voor de hand dat men in een land waar geennbsp;Studbook bestaat, waar iedereen er op uit is den vreemdelingnbsp;te bedriegen, dikwijls gunstig gebouwde ,,zonen van hengsten”nbsp;zal koopen voor raszuivere Arabieren.

Het te doorzoeken gebied blijkt uit de verschillende rapporten der Commis.sies. Ik vestig de aandacht hierop, dat waar eene Hongaarsche Commissie in 1902 de Euphraatnbsp;overschreed en zich naar Mesopotamië begaf om de Chammar-Arabieren daar op te zoeken, de Fransche Com missiën voornbsp;zoover ik dit heb kunnen nagaan, dit nog niet gedaan hebben,nbsp;Upton zegt, dat de paarden aldaar minder edel zijn dan innbsp;Syrië. De verschillende sciirijvers zijn het er allen over eensnbsp;dat de Anezeh Bedouinen die nooit den Euphraat overschrijden de beste paarden hebben.

Volgt hieronder een uittreksel van een verslag over aan-koopen in Syrië, zooals ons dit in de stoeterijschool te Le Pin gedicteerd werd.

VERSLAG VAN DEN HEER DE POURTALES (1893) Inspecteur Generaal der Stoeterijen.

„Het Arabische paard heeft zich zuiver bewaard tot op heden, „niet omdat de Bedouinen op hippisch gebied zeer goed

-ocr page 203-

173

„onderlegd zijn, maar omdat zij zeer veel waarde hechten aan ,,raszuiverheid. Een goed geloovig Arabier zal nooit een fokdiernbsp;„gebruiken dat niet afstamt van de vijf merriën van den profeet.

„Wil het fokproduct beschouwd worden als te zijn van „zuiver ras, dan moet de moeder gedekt zijn in tegenwoor-„digheid van getuigen, die dit kunnen bewijzen. Dit oudenbsp;,,gebruik is één van de oorzaken van het behoud van het ras.nbsp;„Hier komt bij, dat de Arabier, zeer trotsch op zijn paardnbsp;„zijnde er niet toe te bewegen is een „Kadish” te berijden.

,,Ongelukkig is zijn geheele verdere wetenschap op fokge-,,bied hiermede uitgeput; hij draagt zorg dat een volbloed-,.merrie (jument de race) gepaard wordt met eenen volbloed-,,hengst wanneer deze van goede familie is; op erfelijke „gebreken wordt niet gelet. Het gevolg is, dat door dezenbsp;,,verkeerde paringen en ook door een slecht gebruik van hetnbsp;,,jonge paard, de beengebreken zeer talrijk zijn.

,,De jonge dieren worden, i8 maanden oud, bereden door ,,mannen in den kracht van hun leven, die veel galoppeerennbsp;,,en de spronggewrichten van hunne rijdieren door plotselingnbsp;,,geheele ophoudingen totaal ruineeren.

,,Wanneer men nu rekening houdt met de paarden, die „men moet uitsluiten wegens beengebreken, verder met dennbsp;,,grooten uitvoer van paarden door Engelschen, dan komt mennbsp;„tot de conclusie dat in Syrië het aantal koopbare paardennbsp;,,slechts gering is.

,,Men moet veel geduld en veel tijd hebben en niet vreezen „ver weg te gaan als men eenige geschikte dieren wil op-,,sporen. Eigenlijke paardenmarkten zijn er niet.

„Vroeger noemde men Damascus en Aleppo, deze in de „woestijn gelegen steden werden nog al bezocht door denbsp;,,Bedouinen, die dikwijls paarden verkochten aan personennbsp;„van rang; maar de gemaakte wegen hebben het gebruiknbsp;,,van het rijpaard verminderd. Men bedient zich nu voorna-„melijk van rijtuigen. De pacha’s die vroeger nog al eensnbsp;,,mooie rijpaarden hadden hebben nu sleclits een bont meng-

-ocr page 204-

174

„sel van Europeesche en Aziatische paarden in hunne stallen, „Het gevolg is dat keurhengsten tegenwoordig zeer zeldzaamnbsp;,,zijn en het toeval speelt een zeer groote rol in de ontdekkingnbsp;,,van een werkelijk mooi paard. Toch moet men Damascusnbsp;,, en Aleppo bezoeken. Eenigen tijd aldaar doorgebracht innbsp;,,de maand April is altijd loonend daar de Bedouinenstammennbsp;„zich gedurende die maand in den omtrek der stad legeren.

,,Men zal om Aleppo drie takken van de groote ,,Anezeh” ,,Bedouinenstam vinden, de Roalla, de Fedaan en de Sabaah-„stam, terecht beroemd om hunne paarden welke goed ge-,,bouwd zijn en veel distinctie hebben.

„In den winter moet men deze stammen zoeken aan den ,,rechteroever van den Euphraat. In de omgeving van Damascusnbsp;,,zal men in de lente op één of twee dagmarsehen afstand,nbsp;,,andere stammen vinden, wier paardemuateriaal ook aanbe-„velingswaardig is. De „Walud Ali” (Anezeh) en de „Ma-„neghi”; deze stammen kampeeren tnsschen Damascus ennbsp;,,Palmyra en verblijven gedurende den winter tusschen Iracnbsp;,,(het land van Bagdad) en Palmyra. Meer naar het Westennbsp;,,vindt men de ,,Boni Saher” (Anezeh tak). Deze .stam strektnbsp;„zich uit tot in Palestina.

„De bovengenoemde Bedouinenstammen zijn die, waar de „beste paarden gevonden worden, er bestaan andere, maarnbsp;„deze op te zoeken is niet zoo gemakklijk en er zijn eenigenbsp;„gevaren aan verbonden. Men moet echter een bezoek brengennbsp;,,aan den ,,Berg der Drussen” de Hauranwoestijn, waar mennbsp;„paarden zal vinden met minder adel. maar krachtig gebouwd.

,,Resumeerende moet men de volgende plaatsen bezoeken: ,,ln Palestina; de oevers van den Jordaannbsp;„In Syrië: Damascus en omliggende woestijn.

,,De Hauranwoestijn (iets meer zuidelijk)

„De Libanon

,,Het bergachtig gedeelte van Akkar.

„Aleppo

„Orfa en Beyrouth.


-ocr page 205-

175

„Om 20 tot 25 paarden te vinden zal men alle deze centra „moeten doorzoeken, want in ieder Bedouinenkamp vindtnbsp;,,meu hoogstens 5—6 hengsten op 150—160 merriën.

De directeur der stoeterij teekende hierbij aan dat hij zelf gedurende een maand in 1880 de verschillende Bedouinen-stammen om Aleppo gelegerd, heeft doorzocht. Dat verdernbsp;in die maand slechts 6 p.iarden gekocht werden, waarondernbsp;één paard ouder dan 5 jaar, een van 4, twee van 3 en éénnbsp;van 2 jaar oud.

Een der leden van de comi.ssie belast met het doen van aankoopen in Syrië in 1902 (de laatste expeditie) heeft hierover een verslag geschreven in ,,Le Sport Universel illustréquot;nbsp;(Jaargang 1903 W—82).

Het is van belang den weg na te gaan die deze expeditie gevolgd heeft.

Deelnemers: 2 Inspecteurs Generaal en een veterinair.

Deze expeditie is zeer laat vertrokken. In den regel vertrekt men vroeger, om niet door de groote regens overvallen te worden. Zoo vertrok de expeditie van 1896 in Novembernbsp;van dat jaar en kwam terug einde Februari 1897; aangevoerdnbsp;werden 18 hengsten en 6 merrien.

De zending van 1902 vertrok dus in Januari naar Konstan-tinopel, bleef daar 20 dagen en kocht er drie hengsten.

Men ging van daar naar Beyrouth, hier werd eenigeii tijd doorgebracht en tevens per spoor een uitstapje naar Damascus en terug gemaakt. Te Damascus kocht men twee hengsten en eene merrie. In Beyrouth teruggekomen rustte mennbsp;zich uit voor eeuen tocht te paard.

Men ging eerst Noordwaarts langs de volgende steden en dorpen Djibail, Tripoli, Tartus, Likadie.

Daarna Oostwaarts over het Akragebergte naar Antiochie. Van af Beyrouth werden een groot aantal paarden onderzochtnbsp;eene merrie gekocht. Eenige andere zouden goed geweest

-ocr page 206-

176

zijn als ze wat meer taille gehad hadden. De hengsten in het Akhargebergte waren inférieur.

In Antiochie werd de expeditie eenigen tijd opgehouden door regens en overstroomingcn van de Orontesrivier; mennbsp;kocht er twee hengsten.

De tocht werd daarna in Oostelijke richting voortgezet. Geduiende het traject Antiochie tot Aleppo werd niets gekocht,nbsp;hoewel de militaire gouverneur alle hulp verleende. In Alepponbsp;bleef men 4 dagen; men wilde van daar naar den Euphraat.nbsp;De bevolking was echter in opstand, zoodat dit plan niet tennbsp;uitvoer kon gebracht worden. Men trok toen Ztiidzvaarts.

In Ma’Arret zag men eenige goede maar te oude paarden.

In Kalaat el Eedik vond men de Beni Kaiid Bedouinenstam, eene merrie werd gekocht.

In Kalaat Soidjar werd een groot aantal dieren bezichtigd, waarbij zeer schoone exemplaren, maar te oud.

In Hama bleef men twee dagen. Bijna alle daar aanwezige hengsten hadden beengebreken.

Over Hom waar een merrie gekocht werd, werd de terugreis naar Beyrouth aanvaard; men hield eenigen tijd rust en kocht twee hengsten, Het plan was nu door de vallei van denbsp;Nahr Litani naar Damascus te gaan, en van daar naar denbsp;Hauraiiwoestijn. Een opstand der Drusen maakte dit onmogelijk.

Een tweede plan werd ontworpen en uitgevoerd.

De expeditie ging zuidwaarts van Beyrouth over Sidon (Saide), Safed, Tabaryeh, Djenin, Nabulas naar Jeruzalem ennbsp;over Jaffa terug naar Beyrouth. Een hengst was het resultaatnbsp;van dezen langen marsch.

Twaalf hengsten en vijf merrien werden er in het geheel meegevoerd. De schrijver van dit artikel teekent hierbij aan:nbsp;„het exporteeren van paarden door de Eiigelschen doet veelnbsp;,,schade en is een oorzaak van degeneratie van het ras.nbsp;,,Hengsten zijn zeer gezocht voor den handel, voor merriënnbsp;„zijn slechts weinig liefhebbers. Het is veel gemakkelijkernbsp;,,merriën van goede klasse te vinden als hengsten.”

-ocr page 207-

177

De Hongaarsche zending in 1902 volgde eeiien anderen weg. Ook van deze expeditie werd eene beschrijving gegevennbsp;in ,,Le Sport Universel” (6 December 1903), waaraan iknbsp;het volgende ontleen:

Vertrek Babolna (Hongarije) 22 October.

Van Beyrouth over Damascus naar Kharitëin ontmoeting met de Roalla Anezeh.

Van Kharatein over Palmyra naar Erek, van daar naar Ed deir aan den Euphraat en van hier naar Bagdad waar mennbsp;5 December aankomt. Van Bagdad uit trachtte men denbsp;Chammar Bedouinenstam op te sporen.

Te Hilleh zag men 280 paaiden zonder iets goeds te vinden. Van daar ging men naar Nedjef (Meched Ali). Nu trekt de expeditie 18 Januari 1902 van uit Nhdjef in de richtingnbsp;van den Tigris en vandaar naar Bagdad. Terugkomst tenbsp;Beyrouth 22 Maart.

De schrijver teekent o. m. nog. aan:

De paarden zijn in Irac Arabi veel talrijker dan in Syrië, 5000 a 6000 paarden voor het grootste gedeelte hengstveulens en hengsten worden jaarlijks naar Engelsch Indiënbsp;uitgevoerd.

De alluviale gronden van Mesopotamië geven een grooter sterker gebouwd paard met zeer veel beengebreken.

¦¦ -S!

De Heer Larrouy veterinair van het hengstendepót te Pan (Basses Pyrénées) had de expeditie van 1896-97 medegemaakt,nbsp;hij zeide dat deze expeditie zich verder gewaagd had dannbsp;in den regel geschiedde.

Van Bayrouth over Damascus naar Palmyra en van daar naar den Euphraat.

Om terug te komen uit de woestijn werd aan deze expeditie zeer tegen haren zin door den militairen gouverneur eene escorte van 25 soldaten opgedrongen, daar zich eenigenbsp;moeielijkheden hadden voorgedaan.

Dank zij eenige welwillend door Fransche vrienden verstrekte

12

-ocr page 208-

178

aanbevelingsbrieven, was ik in staat in correspondentie te treden met twee leiders van expeditiën.

Mijn doel was zoo mogelijk eenige meer bepaalde gegevens te verkrijgen over (len prijs en het te onderzoeken gebied voornbsp;den aankoop van een gering aantal hengsten.

De Heer de Ganay Oiid-Inspecteur der stoeterijen die zelf een vijftiental jaren geleden drie reizen medemaakte en eennbsp;jaar lang in Syrië verblijf hield, was zoo vriendelijk mij o.m.nbsp;liet volgende te antwoorden.

,,Het schijnt mij geheel onnoodig naar Aleppo te gaan, te ,,meer omdat de Beduinenstammen, die men op den wegnbsp;,,daarheen omtmoet bijna uitsluitend merriën bezitten. Ver-„der is het zeer aan te raden zich te voorzien van een ,,fir-,,man de la porte” een soort pas of vrijgeleide dat tot opnbsp;,,zekere hoogte althans vrijwaring geeft voor de vervelingen'nbsp;,,aan een verblijf in het Oosten verbonden. Voor de in-„scheping der paarden te Beyrouth is dit stuk trouwens noo-,,dig. Wil men met den aankoop van hengsten slagen dannbsp;,,moet alle haastigheid en overijling vermeden worden.nbsp;„Daarom is het zeer moeielijk een opgave van kosten tenbsp;,,doen. Men moet niet te lang verblijven in Beyrouth. Mennbsp;,,vindt óf slechts paarden uit den Libanon van twijfelachtignbsp;,,origine of men ziet er paarden die door handelaars zijnnbsp;,,aangekocht, tevens voor den handel zijn opgevoed en dienbsp;,,dus niet gewerkt hebben.

,,Men doet het beste naar Damascus te gaan, tenzij men ,,een uitstapje wil maken naar Tripolis of Baalbek; in iedernbsp;,,geval is het voor den aankoop van een klein aantal hengstennbsp;,,onnoodig verder te gaan of tochten in de woestijn te maken.nbsp;,.De Arabier heeft een Semitische natuur. Wanneer eennbsp;,,Commi.ssie tot paardenaankoop ter plaatse verschijnt is ditnbsp;,,dadelijk bekend. Zoodra de Arabier weet dat deze commi.ssienbsp;,,alleen raszuivere paarden wenscht aan te koopen kan mennbsp;,,verzekerd zijn dat er dergelijke paarden ter verkoop zullen

-ocr page 209-

179

„aangeboden worden. Er is echter één lastig punt: Men „kan zich niet ontdoen van tusschenpersonen, die zich tegennbsp;„wii en dank opdringen zonder hen, dui ven de eigenaars dernbsp;,,paarden ze niet verkoopen. De prijs is zeer veranderlijknbsp;,,inaar nooit hoog. De Arabieren zijn bijna altijd leugenaarsnbsp;,,en dieven maar twee zaken zijn hun heilig: gastvrijheid ennbsp;„de afstamming hunner paarden”. Een Arabier, zal nooit zijnnbsp;,,zegel ter kwader trouw aan hudjis (afstammingsbewijs) hechten,nbsp;,,Wanneer de eischen omtrent kleur en taille iemand vergun-„nen paarden te koopen beneden 1.47 M. dan is men zekernbsp;„eenige echte Arabieren te vinden; niet de paarden maken denbsp;,,aankoop in Syrië zoo kostbaar, maar de onkosten der reis”.

De Heer de Chambry, Inspecteur-Generaal der stoeterijen leider der laatste expeditie schreef mij:

,,Om Arabische hengsten te vinden doet men het beste naar „de voornaamste Turksche en Syrisehe steden te gaan. Mennbsp;,,moet zich laten leiden door een ,,drogman” die tot tolknbsp;,.dient en tevens alle koopen sluit. Wanneer men dezenbsp;„persoon 100 frs. per aangekocht paard belooft, doet hij alnbsp;,,het mogelijke om de gewensclite paarden tegen den prijs,nbsp;,,dien uien er voor geven wil, te bezorgen.

„Men moet bezoeken:

„a. Constantinopel „b. Beyrouthnbsp;Damascusnbsp;„d. Hamah

„Minstens veertien dagen voordat men in deze plaatsen aan-„komt, moet men berichten op welken datum deze aankomst ,,zal plaats hebben. De paarden worden dan vereenigd ennbsp;,,men kan hen bij elkaar in oogenschouw nemen.

„Wanneer men slechts 3 of 4 hengsten noodig heeft is „men verzekerd deze in die steden te vinden.

„Cairo kan ook onderzocht worden; evenals in Constan-„tinopel vindt men ook daar vele uit Syrië en Arabië af-

e. nbsp;nbsp;nbsp;Antiochië

f. nbsp;nbsp;nbsp;Danah per rijtuig van af Hamah

g. nbsp;nbsp;nbsp;Mzérib per spoor van Damascus

-ocr page 210-

180

,,komstige paarden. De prijzen zijn zeer verschillend en va-„rieeren tusschen 6oo en 15000 frs. Een paard waar men ,,600 frs. voor vraagt, heeft somtijds meer waarde dan hetnbsp;,,duurste dier dat men koopt.

,,De oosterlingen zijn in het geheel geen paardenkenners ,,-raszuiverheid is voor hen alles, op bouw en gebreken wordtnbsp;,,niet gelet (deze laatsten zijn zeer talrijk). Het moeielijke is,nbsp;,,eenige zekerheid te verkrijgen omtrent de origine. Eenigennbsp;„waarborg heeft men door den Bedouin bij allah te latennbsp;„zweren dat hij de waarheid zegt.

,,Men moet vooral de dieren in oogenschouw nemen welke „men zoo in de wandeling ziet voorbij komen, hetzij aange-,,spannen, hetzij bereden. Somtijde ziet men uitstekendenbsp;,,paarden voor huurrijtuigen of voor equipages van rijke oos-„terliiigen. Nooit vergeten overal en flink af te dingen.nbsp;,,Alle bewoners van deze landen zijn dieven, vooral naarmatenbsp;„zij een hoogere positie in de Maatschappij bekleeden. Mennbsp;,,kan duizend frs. per hoofd berekenen voor reiskosten, in-,,scheping enz. enz. (er zijn zeer veel enz.’’ enz. in dit landnbsp;,,vooral voor vreemdelingen).

,,Van hooge uitvoerrechten kan men vrijgesteld worden ,,als dit langs diplomatieken weg wordt aangevraagd.

,,Een karavanenreis is ontzettend duur en heeft niet het ,,minste nut, wanneer men alleen hengsten noodig heeft.


-ocr page 211-

De Arabische volbloedfokkerij is iii Frankrijk niet zeer uitgebreid.

Men telde in 1903:

107 Staatshengsten,

22 Etalons approuvés,

2 Etalons autorisée.

Verder zijn in het studbook ingeschreven :

Arabische merriën. Van deze Arabische merrien werden er

gedekt door Engelsche volbloedhengsten, door Anglo-Arabischc volbloedhengsten,nbsp;door Arabische hengsten,nbsp;door Halfbloedhengsten.

De overige waren hetzij gust, hetzij niet gedekt, enz., enz.

Alvorens meer in détails omtrent het doel der fokkerij te vervallen, wil ik even de formaliteiten beschrijven die noodignbsp;zijn om een Arabisch paard in het studbook opgenomen tenbsp;krijgen.

-ocr page 212-

182

den indieii zij niet afkomstig zijn uit een gebied waarvan de grenzen volgen:

Noordgrens

Westgrens

Zuidgrens

Oostgrens

Taurusketen en Middellandsche Zee.

Suez kanaal en Roode Zee.

Golf van Aden en Zee van Oman.

Perzische golf en de Tigris-rivier.

Of, met andere woorden, als zij niet afkomstig zijn uit een der landen; Syrië, Mesopotamië, Arabië (bestaande uitnbsp;Irac, Hauran, Hedjaz, Yemen en Hadrainaut).

Artikel II.

De studbookcommissie zal deze paarden niet kunnen inschrijven dan op vertoon van de Hudjis ofgeboortecertificaten, welke den naam, de familie waaruit het paard afkom.stig is,nbsp;en den naam van den Bedouinenstam waarin het geboren is,nbsp;bevatten.

Artikel III.

Hengsten en merriën, afstammelingen van reeds in het studbook ingeschreven ouders zullen op hun beurt ingeschrevennbsp;worden, na vertoon van de geboortecertificaten verstrekt ennbsp;geviseerd door de stoeterij-administratie.

De Hudjis of geboortecertificaten bestaan niet bij de Arabieren, d. w. z. ze worden alleen bij verkoop van hetnbsp;paard door den verkooper opgemaakt en meestal geviseerdnbsp;door den Cheik van den Bedouinenstam

Over de vertrouwbaarheid van die Hudjis zijn de meeningen nogal verdeeld; terwijl de Heeu DE GanaY in zijnen briefnbsp;verzekert dat een Arabier nooit zijn zegel zal hechten aannbsp;een valsche verklaring, zeide de Heer Sonhac (die deel namnbsp;aan de expeditie van 96/97) dat men er in ’t algemeen weinignbsp;op vertrouwen kan.

Een derde meening, die misschien het meeste voor de hand ligt, is die van den Heer DE PONTAVICE, Directeur dernbsp;stoeterijschool.

-ocr page 213-

183

Hij ze«t: „Wanneer gij van een Arabier een slecht paard „koopt, van on/.uiver bloed, een Kadish, toevallig niet eennbsp;„mooi extérieur, dan bedriegt hij U, maakt een valschennbsp;,.Hudjis, want naar zijn begrippen is een Kadish geen paard,nbsp;,,en dus bedrog volkomen geoorloofd; vraagt men hem echternbsp;,.een werkelijk zuivere merrie te verkoopen, dan kan men ernbsp;,,op rekenen dat hij te goeder trouw handelt”.

Men ziet verder dat in het studbook ook opgeiiomen wordt de familie van het paard. Ik voeg hierbij, dat mennbsp;in Frankrijk zelf, daar niet de minste rekening mee houdt;nbsp;of een (laard is van de Saklaoui-familie of een Hamdani,nbsp;doet niets ter zake. Voor de paring wordt alleen beschouwdnbsp;het extérieur.

De personen die in Syrië zijn geweest, hebben natuurlijk op dit gebied een zekere ervaring opgedaan, maar mennbsp;verzekert mij dat in het Oosten het zeer moeilijk is de ver-schilllende (trouwens onder elkaar vermengde) familiën tenbsp;onderscheiden.

In F'rankrijk maakt men alleen onderscheid tusschen geim-porteerde en niet geimporteerden. De eerste gelden, op enkele uitzonderingen na, als de beste.

DE GELDELIJKE ONDERSTEUNING DER ARABISCHE VOLBLOEDFOKKERIJ.

Een zeker aantal Arabische hengsten zijn jaarlijks noodig: a) voor de Anglo-Arabische volbloedfokkerij,nbsp;è) voor de halfbloedfokkerij,nbsp;c) voor de koudbloedfokkerij.

(In 1903 werden 31 Percherons merriën door Arabieren gedekt).

Daar het onmogelijk is elk jaar paarden uit Syrië in te voeren, tracht de Staat hierin te voorzien door zelf Arabierennbsp;te fokken en door de particuliere fokkerij aan te moedigen.

De Staatsstoeterij te Pompadour levert elk jaar een aantal Arabische hengsten (in 1903 en 1902 was dit aantal S).


-ocr page 214-

184

Daar het voor een particulier fokker zeer moeielijk is zijne Arabische producten te verkoopen, moest hem een geldelijkenbsp;ondersteuning toegezegd worden.

Er is in Frankrijk een premiestelsel der stoeterijen, dat met de concours niets te maken heeft. Jaarlijks worden aannbsp;merriën die een veulen hebben, hetzij van het volbloednbsp;Arabische ras, hetzij van het volbloed Anglo Arabische rasnbsp;premiën uitgekeerd die varieereu tusschen 200 en 400 francs.

In 1903 waren er 873 volbloed merriën (Arabische en Anglo-Arabische) bestemd voor de fokkerij van hetzij volbloed Arabieren, hetzij volbloed Anglo-Arabieren, 247 dezernbsp;merriën worden geprimeerd tot een gezamenlijk bedrag vannbsp;58250 francs.

Ik vestig de aandacht er op dat deze premieuitkeering een bijzondere begunstiging is van het Anglo-Arabische en Arabische ras, en dat waar bij andere concours altijd een remonte officier zitting heeft in de Jury, deze uitkeering alleennbsp;plaats heeft door de Inspecteurs Generaal der stoeterijen.

Deze geldelijke ondersteuning is echter niet alles. Om het in Frankrijk geboren Arabische paard in staat te stellen opnbsp;de renbaan geld te verdienen, worden bijzondere nummersnbsp;op wedrennen uitsluitend bestemd voor Arabieren; het geldnbsp;en de prijzen daartoe benoodigd ten deele door den Staatnbsp;verstrekt. Hiermede bereikte men een drieledig doel: denbsp;fokker werd geldelijk ondersteund, hij werd tevens gedwongennbsp;zijn fokproduct goed te voeden, en ten slotte had de Staatnbsp;bij een eventueelen aankoop de overtuiging dat de aangekochte hengst gevoed was en gewerkt had.

HET DOEL EN HET GEBRUIK-VAN DEN ARABIER IN FRANKRIJK ALS DEKHENGST.

„Wij vragen aan den Arabier”, zeide mij de Directeur van .,het hengstendepot te Pau, „aan onze paardenrassen te ge-

-ocr page 215-

185

„ven, de innerlijke hoedanigheden (les qualités intrinsèques) „die hij in zoo hooge mate bezit: zijn temperament, zijn weer-,,standsvermogen en zijn soberheid.

,,Wij vragen niet aan den Arabier zijn extérieur, zijn bouw; ,,wij hebben dat in onzen hedendaagschen tijd niet meernbsp;noodig.

,,Niet alleen is het paard te klein, maar het heeft ook fouten”.

De Arabier geeft als vaderpaard dikwijls aan zijne afstammelingen een slechten hollen rug, ronde te veel naar voren staande schouders, een lage, korte schoft, en een meestab tenbsp;hoog en dikwijls te rond kruis.

Waarom wil men nu veel Arabisch bloed zien in een fok-merrie en weinig in een hengst?

,,Omdat, in ’t algemeen”, verklaarde de Heer de Madron, Onder-Directeur van het depot te Tarbes ,,de hengst aannbsp;,,het product geeft zijn extérieur, zijn bouw (sa conformation).nbsp;,,Verlangt men dus een zekeren bouw, dan moet men eennbsp;„vaderdier uitzoeken dat dezen bouw heeft. Voor een ca-,,valeriepaard heeft men noodig het type van een rijpaard,nbsp;,,en een Arabier is niet het type van een rijpaard. De merrienbsp;„geeft haar innerlijke hoedanigheden, haar temperament, haarnbsp;,,soberheid, haar „qualités intrinsèques”.

,,Maar behalve zijn bouw, geeft de hengst nog iets anders: ,,de geschiktheid, het vermogen, de aanleg tot die hoedanig-,,heden, waarin hijzelf uitmunt; deze aanleg wordt ontwikkeldnbsp;¦,,door oefening en overgebracht door selectie”.

Dat èn het leger èii de stoeterijen de Engelsche hengsten als vaderpaarden verkiezen boven de Arabische, blijkt uit denbsp;door hen uitgesproken meening en verder uit de volgendenbsp;cijfers:

De Engelsche hengsten, 38 in getal, van het depót te Tarbes leverden in 1902 aan het remonte depot te Tarbes:nbsp;213 paarden; de Arabische hengsten, 31 in getal, slechts 75nbsp;paarden.


-ocr page 216-

186

In de periode 18901899 waren er in het Anglo-Arabische volbloedras 12,38 van het totaal aantal hengsten, zonennbsp;van Engelsche hengsten en Arabische merriën.

50,76 zonen van Engelsche hengsten en Anglo-Arabische merriën; dns 63,14 van het totaal aantal hengsten warennbsp;zonen van Engelsche paarden tegen 19 °ó zonen van Arabische paarden.

Gedurende mijn verblijf in Normandie werd mij een aardig bewijs gegeven dat de hengst den aanleg, de geschiktheid, moet hebben voor het werk dat men aan zijne kinderennbsp;vraagt.

Het is het volgende :

In tegenstelling met Normandie vindt de remonte in Zuid-Frankrijk het beste wat de productie kan oplevereii voor hare aankoopen; dit ligt voor de hand.

In Normandie brengt een goed paard in den handel en als harddraver meer op dan de remonte geven kan; in hetnbsp;Zuiden is de remonte de voornaamste afnemer.

Nu klaagt het geheele leger, de cavalerie in het bijzonder, over de Anglo-Normande. Ook in Saumur is men niet over hen tevreden. Wat is hiervan de oorzaak? Het isnbsp;onmogelijk te zeggen, dat de Normands te weinig bloed hebben; de kruisingen met volbloed zijn zoo talrijk, dat mennbsp;in eiken stamboom een voldoende dosis „bloed” vindt.nbsp;Het schijnt dat de training voor de harddraversbaan denbsp;paarden bederft; al sedert lang is uitgemaakt, bij verschillende regimenten, dat, na het Engelsche volbloedpaard, de zonen en dochters van Engelsche volbloedheng-sten met lialfbloedmerriën gepaard, het beste voldeden.nbsp;Wat is het geval? In de harddraverswereld geldt als eennbsp;vaststaand feit, dat waar halfbloedhengsten met volbloednbsp;merriën dikwijls uitstekend snelle paarden voortbrengen,nbsp;volbloed hengsten met halfbloed merriën gepaard dit zeldennbsp;of nooit doen.

Conclusie: Een Normandisch fokker geeft slechts een

-ocr page 217-

187

inférieure merrie aan volbloedhengsten, die de Staat hem levert tegen geringen prijs, een goede merrie aan harddravers,nbsp;hengsten.

Het resultaat is dus, dat de remonte tegen lioogen prijs aankoopt zonen en dochters van volbloed hengsten, die denbsp;fokker niet laat entraineeren voor de harddraversbaan, omdatnbsp;hij vooruit weet dat ze niets zullen opleveren, of zonen ennbsp;dochters van halfbloed hengsten (harddravers en carossiers)nbsp;met halfbloed en soms volbloed merriën, niet snel genoegnbsp;voor de baan en dikwijls niet duur genoeg voor den handel.nbsp;In beide gevallen krijgt de remonte echter niet het beste vannbsp;de productie.

Het bewijs is dus tweeledig, want: De beste cavalerie-paarden (galoparbeid) zijn altijd de zonen van volbloed hengsten en halfbloed merriën.

De beste harddravers (drafarbeid) zijn altijd de zonen van halfbloedhengsten (harddravers) en vol- of halfbloed merriën.

WhIDRENNEN VOOR ARABIEREN EN ANGLO-ARABIEREN.

In den laatsten tijd gaan in het Zuiden van Frankrijk nog al veel stemmen op, om de wedrennen voor Arabieren opnbsp;te heffen.

Men gaat uit van het denkbeeld dat daar, waar een ras gebruikt wordt om aan andere rassen zijn temperament,nbsp;zijn karakter, en zijne andere innerlijke hoedanigheden medenbsp;te deelen, men deze eigenschappen niet moet bederven doornbsp;het dier het zeer zenuwachtige, vermoeiende leven van eennbsp;renpaard te laten leiden.

Door de selectie op uithoudings- en weerstandsvermogen, waar het Arabische ras in zijn geboorteland aan onderworpennbsp;is, te vervangen door eene selectie op ren-performances, maakt


-ocr page 218-

188

men van het Arabische ras evenals van het Engelsche ras, een kunstras. Door de'/.e selectie verdwijnen langzamerhandnbsp;de goede eigenschappen van het ras (temperament en soberheid) en aangezien het paard juist daarvoor gebruikt wordtnbsp;in de fokkerij, heeft deze selectie dus geen zin.

Hier is in theorie niet veel tegen in te brengen, maar in de praktijk wordt een groote slag toegebracht aan de tochnbsp;al niet zeer bloeiende fokkerij van Arabische volbloedpaarden.

In ieder geval worden de Arabische veulens te Pompadour precies op dezelfde wijze getraind als de Anglo-Arabische ennbsp;Engelsche volbloed veulens, d. w. z. op dezelfde wijze alsnbsp;dit bij particuliere trainers voor de renbaan geschiedt.

Voor de stoeterij-administratie zou niets gemakkelijker zijn dan aldaar een geheel andere training voor Arabieren in tenbsp;richten; men moet er dus uit opmaken dat zij de bovenvermelde meening niet deelt.

In theorie moet natuurlijk het werk gemaakt zijn voor het paard, en niet het paard voor het werk; daardoor komt hetnbsp;dat men voor het Anglo-Arabische volbloedras, als militairnbsp;paard ook een anderen arbeid zou wenschen als uitsluitendnbsp;wedrennen die het paard, naar men zegt, te veel verfijnen;nbsp;maar als men dit beginsel streng wil doorvoeren, heeft mennbsp;voor ieder paard iets anders noodig.

Frankrijk heeft zeer veel aan zijne wedrennen en harddraverijen te danken o|) hi()pisch gebied. Practisch blijkt deze methode ia den tegenwoordigeii tijd toch de eenigenbsp;zekere te zijn om selectie door performances in stand tenbsp;houden.

-ocr page 219-

DE ARABIER IN DE KOLONIËN.

Daar ik zooveel niogelijk van mijn verblijf in Le Pin wilde profiteeren, stelde ik er prijs op de meening van den Heernbsp;DE PONTAKICE DE Heusseij, Directeur der Stoeterijschool tenbsp;kennen over de paardenfokkerij op Java.

Ik maakte een uittreksel der Indische litteratuur over het Sandelwoodpaard, en na hiervan kennis genomen te hebben,nbsp;was Zijn HoogEdelGestr. zoo vriendelijk, mij het volgendenbsp;te zeggen, echter onder voorbehoud dat het bijna ondoenlijknbsp;is, een juist oordeel uit te spreken over de fokkerij van eennbsp;land, dat men in 't geheel niet kent.

,,De Arabier” zeide de Heer DE PüNTAVIGE ,,is het aan-,,gewezen paard als rasverbeteraar; het zal een van de weinige ,,paarden zijn dat als fokdier zich zal kunnen acclimatiseeren.nbsp;,,Men moet geen paard importeeren van 1.40 M., dat is tenbsp;,,klein; een hengst geeft met kleine merriën altijd paardennbsp;,,kleiner dan hijzelf is.

,,üm snel te gaan, moet men een paard nemen van I.44 — „1,49 M., steeds echter onder de 1.50 M. Verbetering vannbsp;,,het ras door selectie zal in Indië veel te langzaam gaan;nbsp;,,men ontmoedigt bovendien met deze methode de fokkers.nbsp;,,Daarom doet men het beste, een stoeterij op te richten,nbsp;,,daarbij twee of drié Arabische hengsten te importeeren ennbsp;,,elke hengst te kruisen met een veertigtal goede Sandelwood-„merriën als deze nog te vinden zijn.

„Deze kruising moet gevolgd worden door métissage (het ,,paren van kruisingsproducten), steeds door de goede hengstennbsp;„te gebruiken en de slechte te castreeren. In het begin zalnbsp;„men dikwijls wanstaltige producten krijgen, hoog op denbsp;„beeuen, zonder het minste evenwicht, enz. In de vierde

-ocr page 220-

190

„generatie zal zich dat vereffend hebben, en men heeft zeer „veel kans in die generatie eenige vverkelijlc goede exemplarennbsp;,,te vinden, waar men mede kan dóórwerken.

,,Deze Arabo-Sandehvoods kunnen nu verder gebruikt ,,worden voor kruising van Inlandsche meniën.

,,Wanneer men zoo ver gekomen is na twaalf tot vijftien jaar ,,(drie a vier generaties) dan is het zaak Anglo-Arabieren innbsp;„te voeren, te beginnen met hengsten die 75 % Arabisch ennbsp;,,25 °ó Engelsch bloed in zich hebben.

,,Men boude vooral in ’t oog, zich altijd te bedienen van ,,het indigenaat, d. w. z. de inlandsche paarden. Zij ziju er,nbsp;„men moet ze gebruiken. Men stelt zich aan groote teleur-,,stellingen bloot wanneer men vreemde fokdieren, dus hengstennbsp;,,en merriën importeert en deze laat paren in Indië.

„Tevens houde men in het oog dat ter verkrijging van „die Arabo-Sandelwood men zooveel mogelijk moet gebruiknbsp;„maken van raspaarden, d. w. z’. van ras-zuivere Arabierennbsp;,,en ras-zuivere Sandelwoods”.

De Heer DE PüNTAViCE voegt hier nog bij:

„Koop geen Arabier buiten Arabië; er zijn onder de in ,,Frankrijk geboren Arabieren heel aardige paarden, maar zijnbsp;,,hebben niet het ,,cachet’’ der woestijn-Arabieren. In Syrië zalnbsp;„men zeker voor dat doel geschikte Arabieren kunnen vinden,nbsp;,,bijv. in de Saklaoni Gedran familie. Deze paarden zijn nietnbsp;,,groot en passen zich zeer goed aan. Voor de voor Indiënbsp;„geschikte paarden zal men in Syrië betalen 800 — 3000nbsp;,,francs hoogstens.

,,Wat de Anglo-Arabieren betreft, deze kan men koopen ,,hetzij in Frankrijk, hetzij in Hongarije”.

De Japansche commissies hebben beide geprobeerd en de Fransche paarden gekozen. Voor Madagascar werden dit jaar tenbsp;Toulouse zeven hengsten van kleine taille —1.50 M. aangekocht.

Toen ik nu eenige maanden na dit gesprek de hengsten-depóts te Pan en te Tarbes bezocht en men mij opmerkzaam maakte op eenige kleine geheel als rijpaard gebouwde Anglo-

-ocr page 221-

191

Arabieren met veel Arabisch bloed (photographeereii van Staatshengsten in Frankrijk is helaas door ministeiieele aanschrijving verboden) kwam onwillekeurig de gedachte bij mijnbsp;op: „Zou het niet mogelijk zijn, van den beginne af aan,nbsp;,,dadelijk Anglo-Arabieren te imjtorteeren ? Daardoor zoudennbsp;,,de kansen om spoedig ,,rijpaarden” te verkrijgen, veelnbsp;,,vermeerderd worden, terwijl men tevens tijd zou uitsparen”.

Een niet gepubliceerd verslag over ,,Les chevaux de „la Ctimargue” werd mij welwillend ter inzage gegeven door Z. E.nbsp;den Generaal Duparge, Inspecteur der Remonte.

De schrijver (Ritmeester Sisteron) ofticier der Remonte is zoo vrienkdlijk geweest, mij te vergunnen er een en andernbsp;aan te ontleenen.

Dit verslag bewijst proefondervindelijk dat men zelfs indien een ras beroemd is om een ongekende taaiheid en soberheidnbsp;(hoedanigheden van den Arabier) men toch, vóór datmennbsp;den Anglo-Arabier gebruikt den volbloed Arabier als rasverbeteraar moet aanwenden

Het is een beslist ontkennend antwoord op de vraag die mij naar den geest had gestaan of men nl. niet onmiddellijk

den kleinen Anglo-Arabier als dekhengst zou kunnen

lt;

invoeren.

Na een zeer interessant overzicht van de geschiedenis en het vroeger gebruik van de paarden uit La Camargue (Rhóne-mond) vertelt de Ritmeester Sisteron in zijn rapport (datnbsp;dateert van Maart 1904) hoe na 1880, met de invoering dernbsp;landbouwmachines, het aanleggen van wegen en spoorwegen,nbsp;de hoofdreden van bestaan van een op uitgebreide schaalnbsp;gedreven paardenfokkerij, ophield te bestaan.

Daar waar vroeger talrijke kleine paardjes noodig waren om in de tredmolens het graan te ontbolsteren, en honderdennbsp;kleine stoeterijen aanwezig waren om deze dieren te fokken,nbsp;verdween na 1880 deze bron van bestaan, en bleven denbsp;bewoners verlegen met hun zeer talrijk paardenmateriaal.

-ocr page 222-

192

Eenige eigenaars vonden een uitweg, het fokken van remonte paarden; hun voorbeeld werd veel gevolgd.

In het verslag vind ik de volgende beschrijving van het Camargue paard:

.,Een groot hoofd met zware kaken, dat echter altijd goed „gedragen wordt; kleine, zeer bewegelijke ooren, in de dikwijlsnbsp;„kleine oogen een treurige, melankolieke uitdrukking, verdernbsp;,,eenigszins korte, soms verkeerde hals. De schouders zijnnbsp;,,bijna altijd recht, de borst is breed en diep, de rug Is langnbsp;„en eenigszins bol (karperrug), echter met een krachtigenbsp;,,lendenaanzetting.

,,Het kruis is wat kort, maar het paard heeft breede heupen ,,en een goed aangezetten staart. De ledematen zijn bijzondernbsp;,,sterk en droog, met goede, meestal droge, spronggewrichten,nbsp;„waarvan het hielbeen bijzonder lang is. In het algemeennbsp;„staan de paarden hoog op de beenen. De hoeven zijn uit-„stekend. Het Camargue paard wordt nooit beslagen, behalvenbsp;,,wanneer het voor het rijtuig gebruikt wordt.

„De gemiddelde taille is ongeveer 1.35 — i 45. De zuivere „Camargue is bijna altijd grijs van robe”.

In de gezamenlijke dekstations der stoeterij-administratie vindt men:

I

6. Arabische volbloedhengsten,

I. Engelsche volbloedhengst (kleine taille),

8. Vol- en halfbloed Anglo-Arabieren,

I. Anglo-Normand.

Men ziet hieruit dat de meeste dekhengsten zijn van Arabisch of Anglo-Arabisch ras; en de ondervinding heeftnbsp;geleerd, dat alleen de dekhengst van Oostersche afstammingnbsp;zich goed met de Camargue-merrie paart.

Na beoordeeling der verkregen resultaten moet men aannemen dat men de Camargue-merrie eerst moet kruisen met den volbloed Arabier; deze geeft echter dikwijls een hollennbsp;rug en te lange kooten.


-ocr page 223-

193

Het Eiigelsch volbloedpaard maakt te groote paarden, die zich moeielijk voeden; men kau het echter gebruiken bij denbsp;tweede of derde kruising, mits de hengst van kleine taille zijnbsp;en goed in de breedte ontwikkeld; maar het meest geschiktenbsp;vaderpaard is de Anglo-Arabier; deze hengst geeft een goedennbsp;rug, uitstekende droge ledematen en een voldoende taille.

Ritmeester Sisteron citeert nu de opinie van den Heer Granand, iemand die sedert 20 jaren de belangrijkste remon-tefokkerij in de Camargue beheert.

De door dezen fokker zeer duidelijk uitgesproken meening mag door een slechte vertaling niets van haar waarde verliezen:

,,Au premier croisement. l(Arabe donne la distinction des ,,formas, sans enlever la sobrièté; mais on obtient peu denbsp;„taille, et quelquefois un mauvais dos. Au deuxième croise-,,ment, l’Anglo-Arabe étend en lignes, donne de la taille, dunbsp;,,dos et de 1’ampleur.

,,Je dirai que je Ie préfère a tons les reproducteurs, bien „entendu après l’Arabe au premier croisement pour préparernbsp;„un type de poulinière apte a recevoir plus gros.

,,Le Normand donne des produits médiocres, je n’ai pas „grande confiance en 1’étalon du Nord, pour améliorer nosnbsp;,,races du Midi; avec des paturages aussi maigres et vunbsp;„l’ossature du cheval normand, nos terrains ne contiennentnbsp;,,pas assez de principe nutritif pour pousser a un tel dévelop-„pement. Je crois a la nécessité de ne pas croiser a outrance,nbsp;„et de créer prochainement un type en prenant a la quattrièmcnbsp;„génération un reproducteur parmis les chevaux améliorés pournbsp;„conserver a la race ses qualités de sobrièté et sa membrure”.

De schrijver gaat vervolgens in détail het effectief der verschillende stoeterijen na.

Hij onderscheidt:

1°. Kruisingsproducten van een Arabischen, een Anglo-Arabischen en een Engelschen hengst met Camargue merriën (verbeterd Gamargue ras).

De taille is hooger (1,45-1,50), de helft der afstammelingen

13

-ocr page 224-

194

hebben een donkere robe; de hals in minder kort, maar het hoofd met zijn grove kaken is nog zwaar; rug en lendenennbsp;hebben zich verkort, het paard heeft uitstekende ledematen;nbsp;het geheel blijft echter „commun”.

2°. Kruisingsproducten van een volbloed hengst met een verbeterde Gamargue merrie (zeer verbeterd Gamargue ras).

Bijna alle fokproducten zijn van donkere robe. De taille is gestegen van 1,50-1,55 M. Veel energie en uitstekendenbsp;gangen; de hals is verlengd, het hoofd is lichter geworden,nbsp;de bovenlijn en de ledematen zijn onberispelijk. Het geheelnbsp;duidt kracht aan, terwijl sommige exemplaren veel distinctienbsp;hebben. Verdwenen zijn dus de hoofdkenmerken van hetnbsp;Gamargue ras: grijze robe en kleine taille.

Uit een onderzoek der geboorte-certificaten blijkt hem, dat daar, waar de fokkers te snel hebben willen gaan, en waarnbsp;men begonnen is te kruisen met den Anglo-Arabier, de resultaten zoodanig waren dat men eens of tweemaal de Arabiernbsp;heeft moeten gebruiken alvorens zich weer van het Anglo-Arabische of Engelsche volbloedpaard te kunnen bedienen.

Hierbij een van die pedigrees.

1901 lt; Mandoline

Uranus, volbl. Arabier

SNedji volbl. Arabier

( Miracle volbl. Anglo-Arabier

Maline

Moeder van Gamargue «as.

Men begon de kruising met Miracle, Anglo-Arabier; het resultaat was dusdanig, dat om de gemaakte fout te herstellen,nbsp;men tweemaal volbloed Arabieren heeft moeten gebruiken.

Ik teeken hierbij aan dat de toegepaste methode is een zuivere absorptie kruising; dat als zij verder doorgezet werd,nbsp;niets van het Gamargue ras zou overblijven.

Zooals uit de meening van den Heer Granand blijkt, wil hij deze kruising niet te ver doorvoeren om de goede eigenschappen van het oorspronkelijke ras te behouden.

-ocr page 225-

195

Ritmeester Sisteron spreekt verder over het lands- ea remonte paard in ludo-China (Tonkin);

„Rechtstreeksch overbrengen van vreemde merriën heeft nooit goede resultaten opgeleverd; de ondervinding is innbsp;Camargue opgedaan, andere pogingen zijn in Indo-Chinanbsp;beproefd. Welke hunne waarde ook zij, men moet merriënnbsp;gebruiken, die reeds aan het klimaat gewend zijn, aan dennbsp;bodem, aan het voedsel van dien bodem; kruisingen, selectie^nbsp;een meer rationeele fokkerij zullen langzamerhand de foutennbsp;van het oorspronkelijke ras doen verdwijnen, om daarvoor denbsp;qualiteiten, aangebracht door het zuiverder bloed in denbsp;plaats te stellen.

Men kan bij den aanvang niet buiten het gebruik van den hengst van zuiver Oostersch bloed. Deze is onmisbaar wegens zijn aanpassingsvermogen, het gemak waarmede hij ziehnbsp;gewent aan klimaat en bodem.

Met het oog op de minder goede hoedanigheid der meriën, die hij zal moeten dekken, zal men een paard van zuiverenbsp;afstamming moeten zoeken; een Sijrische hengst, klein vannbsp;taille, doch krachtig gebouwd met goede standen, komtnbsp;hiervoor allereerst in aanmerking.

De proeven in La Camargus genomen, zullen den te volgen weg duidelijk aangeven; deze proeven zullen tevensnbsp;die fouten voorkomen waarin een beginnende fokkerij zoonbsp;licht vervalt.

Tegelijk met den invoer van het nieuwe bloed, moeten de levensvoorwaarden van het paard verbeterd worden, tevens de wijze van opvoedig- Men moet zich vooral nietnbsp;haasten en niet trachten zoo spoedig mogelijk een hoogenbsp;taille te verkrijgen, integendeel langzamerhand moet getrachtnbsp;worden een nieuw type te voorschijn te roepen, dat aan denbsp;eischen van een cavalerie-paard voldoet.

De hoofdvoorwaarde om te kunnen slagen is: geduld, de resultaten zullen lang op zich laten wachten.

De hengsten hebben tijd noodig om te acclimatiseeren en

-ocr page 226-

196

de invloed van hunne nieuwe omgeving laat zich gedurende de eerste jaren in hunne productie sterk gevoelen.

De overeenkomst in oorsprong en gewoonten, die wy vinden tusschen het Camargue paard en het Annamitische paard is,nbsp;voor mij een reden te meenen dat het wellicht mogelijk zounbsp;zijn in Indo China, door dezelfde kruisingen en door het volgennbsp;van dezelfde fokmethoden, ook die wijzigingen in het ras totnbsp;stand te brengen, welke wij voor het Camargue ras beschrevennbsp;hebben.

Voor meerdere duidelijkheid, resumeer ik de verzamelde inlichtingen omtrent den Arabier in de Koloniën.

I. Wil men het paard in de Koloniën aanpassen aan denbsp;nieuwe behoeften van den mensch, dan is het gebruiknbsp;van den Arabier als rasverbeteraar een eerste vereischte.

II. Deze Arabieren moeten in hun geboorteland aangekochtnbsp;worden.

III. nbsp;nbsp;nbsp;Waar de Arabier den grondslag legt voor een verbeterdnbsp;ras, is de Anglo-Arabier het aangewezen paard om ditnbsp;werk te voltooien.

IV. nbsp;nbsp;nbsp;Het gebruik der Inlandsche merriën is eene gebiedendenbsp;noodzakelijkheid.

V. Als te volgen fokmethoden worden aangegeven:

a) „métissage” (het paren van kruisingsproducten). Na een zeker aantal generaties gebruik van den Anglo-Arabier.nbsp;è) ,,absorptiekruising”; deze kruising echter gedurende eennbsp;beperkt aantal generaties, daarna gedeeltelijken terugkeernbsp;tot het Inlandsch bloed. (Men vergelijke de aangehaaldenbsp;mecning van den Heer Granand over het Camarguenbsp;paard).


-ocr page 227- -ocr page 228-

Gewichtsveranderingen bij troepenpaarden

B. T. W. No. 43 1905.

De paardenarts B, bepaalde bij 76 paarden van een escadron het lichaamsgewicht voor en na de manoevres. Hij kwamnbsp;tot de verrassende ontdekking dat bij 16 % niettegenstaandenbsp;alle strapazen eene gewichtsvermeerdering van gemiddeld 8nbsp;kilo te constateeren viel; de paarden met het lichtste lichaamsgewicht vertoonden de gewichtstoename — 50 paarden haddennbsp;eene gewichtsvermindering van i—20 kilo, gemiddeld 12 kilo,nbsp;dat zich echter na 12 dagen reeds had hersteld.

Bij jongere dieren had zich het gewichtsverlies veel gauwer hersteld dan bij anderen. Bij 14 paarden bedroeg het gewichtsverlies 21 — 49 kilo, gemiddeld 30 na 12 dagen had zich bijnbsp;S, na nog 12 dagen bij 12 het verlies hersteld. B, kannbsp;constateeren, dat paarden met licht gewicht niettegenstaandenbsp;zware inspanning in gewicht toenamen of een klein gewichtsverlies veel spoediger terug kregen dan zwaardere paarden.

V.


-ocr page 229-

Piroplasmosen in Nederlandsch-indië.

Vail de hand van den veearts de Does komt over dit onderwerp eene bijdrage voor in het Geneeskundig Tijdschriftnbsp;voor Ned.: Indië, Deel XLV aflevering 4.

Schrijver vangt zijn artikel aan met te wijzen op de belangrijkheid der piroplasmosen en dat deze op Java en Sumatra zeker van veel grooter beteekenis zijn voor den veestapel,nbsp;dan vermoed wordt.

In 1895 trof hij voor het eerst een piroplasmose aan in het district Tjomal (Residentie Tegal); voor dien tijd kendenbsp;men het bestaan er van hier niet. In het weefselsap uit hartspiernbsp;en nieren van versche karbouwencadavers werden peervormigenbsp;piroplasinata aangetroffen. Ook het ziekte — en sectiebeeldnbsp;hadden overeenkomst met dat van haemoglobinurie bijnbsp;runderen. Deze enzoótie bij karbouwen duurde slechts kort.

De tweede keer maakte schrijver kennis met de ziekte aan het veepeststation te Djatibaroe (1897), combinatie metnbsp;veepest. Weer de acute vorm met haemoglobinurie, echternbsp;kwamen toen ook meer chronische gevallen voor, niet allenbsp;vermengd met veepestinfectie. Bij deze chronische vormnbsp;werden dikwijls de bekende gepaarde peervormige lichaampjesnbsp;in de roode bloedcellen niet aangetroffen, doch in plaatsnbsp;daarvan draadvormige, enkelvoudige vormsels. De chronischenbsp;vorm, door Smith-Kilborne beschreven, werd toegeschrevennbsp;aan kleine puntvormige korrels, peripheer in de bloedcellennbsp;gelegen. Ook deze werden door schrijver gevonden, dochnbsp;daarnaast bijua altijd de draadvormige lichaampjes. Schrijvernbsp;was geneigd, deze laatsten aan te nemen als oorzaak dernbsp;chronische texaskoorts niet de korrels.


-ocr page 230-

200

Slechts een enkele keer was schrijver gedurende de jaren 1898—1905 in de gelegenheid een acuut geval van texaskoortsnbsp;na te gaan. Dat dit in de buurt van Batavia niet meernbsp;voorkomt, schrijft hij toe aan het feit, dat het vee in eennbsp;texaskoorts streek geboren en opgefokt, veel minder gevoelignbsp;is dan ingevoerd vee. Dit inheemsche vee zou door herhaaldenbsp;lichte aanvallen in de jeugd, een zekere immuniteit verkrijgen.nbsp;Deze immuniteit, zegt schrijver, tegen zoo’n piraplasniose isnbsp;soms zeer eenzijdig, zoodat ze slechts voor de parasiet uitnbsp;een bepaalde streek bestaat en daar buiten, vooral in eennbsp;ander land van nul en geener waarde blijkt.

Dieren elders immuun gebleken, zouden dus hier nog wel ziek kunnen worden.

Deze aanvallen verloopcn onder het inheemsche vee niet altijd even goedaardig, meermalen werden bij magere cachec-tische kalveren de peervormige lichaampjes gevonden, meestalnbsp;echter in gering aantal. Daar naast, ook wel alleen, werdennbsp;parasieten gevonden, van een geheel verschillende gedaante.nbsp;Schrijver neemt aan dat dit eene afzonderlijke soort piroplas-mose is; er zouden dus om Batavia niet één, doch minstensnbsp;twee verschillende piroplasmosen voorkomen. Deze laatstenbsp;doet zich bij de jonge kalveren kennen door snelle, ooknbsp;langzame vermagering, met algemeene klierzwelling. toenemende anaemie en lichte temperatuursverhoogingen, tot 40.

De eetlust blijft vrij goed bestaan; tegen het eind der ziekte houdt deze soms op en liggen de dieren lusteloos neer. Geennbsp;haemoglobinurie of icterus, wel vaak diarrhoea. Bij sectienbsp;vindt men dikwijls veel wormen, distomen enz. welke parasietennbsp;in zoo’n zwak dier gaarne gedijen. De eerste oorzaak vannbsp;den achteruitgang is echter niet dit, doch de piroplasmose.nbsp;Het bloed, dun vloeibaar en bleek, droogt langzaam in, is rijknbsp;aan bloedplaatjes en vertoont bij dubbelkleuring (Romanowsky,nbsp;Giemsa of Leishman) in de erythrocyten smalle lange lichaampjes, die zich als fijne draadjes van zeer verschillende lengtenbsp;voordoen. Ze worden verder door schrijver beschreven als

-ocr page 231-

201

volgt; recht, dan weer gekromd als een komma of als een bisschopsstaf, terwijl ze een ander maal meer een S. vormigenbsp;gedaante bezitten. Ook iets breeder vormen kan men aantreffen, die enkele malen meer of minder duidelijk vertaktnbsp;zijn, kleine ronde, roiidachtige of meer ovale, ringvormigenbsp;parasieten wertlen eveneens opgemerkt. Iiidien de kleuringnbsp;goed wordt toegepast, dan kan men steeds de aanwezigheidnbsp;van één of twee, zelden meer, fijne, donker rood gekleurdenbsp;chromatine korrels aantoonen. Somtijds vertoont zich ditnbsp;chroniatine als een staafje. Ook ziet men het wel eensnbsp;schijnbaar geheel los naast het blauw gekleurde protoplasma-lichaam van de parasiet liggen. Dit lichaam bestaat bij de draadvormige en soms verlakte exemplaren uit twee in verschillendenbsp;graad zich blauw kleurende gedeelten. Het eene neemt eennbsp;diep blauwe dikwijls violette tint aan, terwijl het andere zichnbsp;slechts zwak, licht blauw kleurt. Het eerste is dan ook het meestnbsp;in het oog vallende gedeelte van de parasiet. Wanneer hetnbsp;chromatine korreltje daarin gelegen is, ziet men het zeer lichtnbsp;over het hoofd. Voorts bevindt zich in het slanke parasietennbsp;lichaam dikwijls een rond of elleptisch, kleurloos op een va-CLiool gelijkend plekje, dat het licht gekleurde protoplasmanbsp;beiderzijds, buikig uiteen doet wijken. De jonste parasietennbsp;meen ik herkend te hebben als kleine, ronde, donker roodenbsp;chromatine korreltjes, dikwijls vergezeld van een kleinen, fijnen,nbsp;licht blauwen ring of slechts een licht blauw vlekje. Enkelenbsp;malen vond ik vrij in het bloed een kleine opeenhoopingnbsp;van zulke vormsels, die aan een sporuleerende parasiet doennbsp;denken. Een nader onderzoek zal moeten leeren in hoeverrenbsp;deze hoofdzakelijk door hunne chromatine te onderscheidennbsp;lichaampjes te identificeeren zijn met de meer gemelde korrelachtige parasieten van Smith-Kilborne.

De beschreven parasiet zou de zelfde zijn als de door Koch beschreven parasiet van de z. g. Küstenfieber in Z. Afrika.nbsp;De naam ,,tropische piroplasmose” werd door DSCHUNKOWSKYnbsp;gegeven.

-ocr page 232-

202

Bij sectie frappeert het hydropische voorkomen van het cadaver. In subcutis, omentum, mesenterium veel oedeem,nbsp;en veel vocht in de lichaamsholten; gezwollen klieren, ennbsp;verspreid in het cadaver vele kleine donker roode kliertjes.nbsp;Milt soms vergroot en breiachtig, soms niet, lebmaag vaaknbsp;met substantieverlies van slijmvlies.

Deze piroplasmose wordt door schrijver beschouwd als een soort chronische, cachectische vorm van Küstenfieber. Denbsp;Küstenfieber in Z. Afrika is meer acuut.

Over de verspreiding van deze piroplasmosen zegt de heer DE Does nog, werd het texaskoortstype waargenomen in denbsp;Residentie Batavia, Preanger-Regentschapuen, liet voormaligenbsp;Tegal, Semarang en Kediri, het tropische of Küstenfieber typenbsp;te Batavia en Pedir (Atjeh).

Aan het slot van ’t artikel komt nog eene opgave voor van den Wd. Directeur van Lands koepokinrickting, Dr.nbsp;J. NoORDHOEK Hegt, van een onderzoek der voor de vaccine-bereiding gebezigde kalveren op Küstenfieber parasieten ennbsp;werden deze bij 15 van de 55 kalveren aangelroffen, dus bijnbsp;ruim 27 %gt; wel veel als men in aanmerking neemt, dat ditnbsp;beste, uitgezóchte kalveren zijn. Onder deze kalveren werdnbsp;geen enkele aangetroffen met texaskoorts parasieten, misschiennbsp;wel, dat de daarmee geïnfecteerde kalveren erger ziek wordennbsp;en dan niet voor bovengenoemd doel in aanmerking komen.

Schrijver trekt de conclusie, dat in een geïnfecteerde streek zeker wel bijna de geheele runderstapel op jeugdigen leeftijdnbsp;de ziekte door zal maken.

V.


-ocr page 233-

M a 11 e ï n e.

In ’t Geneeskundig Tijdschrift voor Ned.-Indië Dl. XLV Afl. 4 komt een intressant artikel voor „Bijdrage tot de kennisnbsp;van de malleïne als diagnosticum”, van de heeren HOOGKAMERnbsp;en DE Haan.

De groote sterfte die kwaden droes aanrichtte onder de militaire paarden gedurende de laatste jat en, bracht den heernbsp;Hoogkamer er toe de malleïne nog eens op hare diagnostischenbsp;waarde te probeeren, alhoewel vroegere proefnemingen vannbsp;hem en anderen het vertrouwen daarin zeer hadden geschokt.

Schrijvers achten de mogelijkheid niet uitgesloten dat hier in Indië de uitwerking der malleïne eenigszins anders zounbsp;moeten worden beoordeeld dan elders en aan sommige verschijnselen, die na de injectie optreden meer, aan anderennbsp;mindere waarde moet worden toegekend.

Een geschikt veld van onderzoek en proefneming werd gevonden bij de treinpaarden te Weltevreden.

Van de 158 in 1902 aangeschafte treinpaarden stierven er 13 in 1903 en 41 in 1904 aan kwaden droes, waarom werdnbsp;besloten tot eene algemeene maleinatie over te gaan.

Aanvankelijk werden die dieren iugespoten welke om de een of andere reden verdacht waren, en werden dezulke,nbsp;die positief reageerden, afgemaakt. Dit lot ondergingen 12nbsp;dieren. Later besloot men met 't oog op het feit dat beginnende malleïne gemakkelijk in genezing kan overgaan, geennbsp;paarden meer op te offeren die niet klinisch ziek waren. Denbsp;paarden met positieve reactie werden aan meerdere inspuitingen onderworpen, tot ze 2 maal achtereen negatief haddennbsp;gereageerd en dan gezond verklaard, of afgemaakt wanneernbsp;ze in dien tijd klinische verschijnselen kregen.

li


-ocr page 234-

204

Te Meester-Conielis was een nieuwe stal gemaakt. De gezond bevonden dieren werden daarheen overgebracht.

De basis, waarnaar de reactie werd beoordeeld, is vast gelegd in enkele regels aan het slot van het artikel genoemd.

Na de eerste injectie, op 4 Augustus 1904 verricht, werden 67 dieren als gezond, 33 als ziek en 84 als verdacht aangemerkt. De eersten werden onder de noodige voorzorg overgebracht naar Meester; de andere groepen werden streng vannbsp;elkaar gescheiden, te Weltevreden gehouden. De verdachtennbsp;bleven aan ’t werk, de zieken kregen rust en krachtigenbsp;voeding.

Vaa de zieke groep werden 13 dieren afgemaakt, deels omdat ze klinische verschijnselen vertoonden, deels voor denbsp;controle. Na de tweede injectie, die op 6 September plaatsnbsp;had, konden 24 van de 84 verdachte paarden als gezondnbsp;worden overgebracht; van de overige lo werden 2 als ziek,nbsp;8 als verdacht aangemerkt.

Van de zieke moesten 2, die klinische verschijnselen kregen, worden afgeniaakt, $ toonden zich verdacht en 13 blevennbsp;ziek, zoodat voor de derde injectie op 10 October overblevennbsp;15 zieke en 13 verdachte.

Na deze injectie konden weder 9 dieren als gezond worden overgebracht; na de 4'*® injectie op 15 November was dit het geval met 14, na de 5**® injectie op 3 Januari 1905nbsp;met 2. De volgende injectie op 7 Februari liet nog 2 ziekenbsp;dieren over, waarvan een later als gezond werd overgebracht,nbsp;het andere afgemaakt.

Bij de afgemaakte dieren werd steeds de diagnose bij sectie, mikroscopisch of door enting vastgesteld.

Verder deelen schrijvers mede dat heden (Juni 1905), dus gedurende 10 maanden, zich geen nieuw geval van kwadennbsp;droes op den trein stal heeft voorgedaan. Voorwaar eennbsp;prachtig resultaat en een duidelijk bewijs van het praktischnbsp;nut van de malleine. Schrijvers trekken aan het slot de volgende conclusies:

-ocr page 235-

205

I' De nialleine moet worden aangemerkt als het, tot nog toe, best bekende herkenningsmiddel voor verborgen kwadennbsp;droes.

2' De wijze, waarop de malleine door ons is toegepast, heeft bewezen in de praktijk tot goede uitkomsten te leiden.

En stellen de volgende regels vast.

a. nbsp;nbsp;nbsp;Bij paarden, die lijdende zijn aan kwaden droes, ennbsp;geen koorts hebben, treedt 12 a i6 uur na de malleine injectie eene temperatuursstijging op van minstens 1,5 tot 2, ennbsp;meer graden boven de gemiddelde temperatuur. Hierna daaltnbsp;de temperatuur (in meerdere of mindere \\\a\.€) geleidelijk omnbsp;ongeveer 34 uren na de inspuiting op nieuw te stijgen totnbsp;een hoogte van minstens 1,5 graad boven de gemiddeldenbsp;lichaamstemperatuur en daarna lans;zamei-ltand tot de normanbsp;terug te keren. Dikwijls is de temperatuur op den morgennbsp;van den 3“^'quot; dag na de inspuiting nog belangrijk verhoogd.

b. nbsp;nbsp;nbsp;Bij paarden, die niet aan kwaden droes lijden, treedtnbsp;ongeveer 12 a 16 uren na de malleine inspuiting een somsnbsp;vrij belangrijke temperatuursverhooging op, die spoedig

Wel stijgt de temperatuur na ongeveer 34 uren in den regel weder eenigermate, echter niet hooger dan tot 38.1.

Een paard kan dus worden beschouwd als niet te lijden aan kwaden droes, als op den tweeden dag na de malleinenbsp;inspuiting de temperatuur niet stijgt boven 38.4, ongeachtnbsp;de absolute stijging op den eersten dag.

c. nbsp;nbsp;nbsp;Als verdacht van aan kwaden droes te lijden moetennbsp;worden beschouwd alle paarden met een zoodanige reactie opnbsp;de malleine inspuiting, dat zij tot geen der groepen a oï bnbsp;kunnen worden gerekend.

d. nbsp;nbsp;nbsp;Noch aan de locale, noch aan de algemeene reactienbsp;mag een bijzondere diagnostische waarde worden toegekend.nbsp;Hoewel een van beide of beiden in meerdere of mindere matenbsp;gewoonlijk steeds op de malleineinspuiting bij kwaaddroezigcnbsp;paarden volgen, is hun optreden toch zóó wisselend, dat zijnbsp;daarom beter buiten beschouwing blijven.

-ocr page 236-

206

e. Bij paaiden, die reeds voor de malleine inspuiting verhoogde temperatuur van eenige beteekenis hebben, treedtnbsp;na deze het specifieke verloop der temperatuur niet op.nbsp;Toch zijn wij van meening, dat paarden die bij de opnamenbsp;vóór de inspuiting koortsen en op den tweeden dag na dezenbsp;een temperatuur hebben beneden 38.4°, gerust als gezondnbsp;aangemerkt kunnen worden.

ƒ. De hoeveelheid verdunde malleïne, die per inspuiting gebruikt moet worden, bedraagt voor paarden lager dannbsp;1.256 M. 2 cM*. (0.2 cM®. malleïne brute), voor paarden vannbsp;een hoogtemaat van 1.256 M. tot en met 1.35 M. 2.5 cM®.nbsp;en voor paarden van een hoogtemaat van 1.36 M. en daarboven 3 cM®.

(Er werd malleïne gebruikt van het Geneeskundig Laboratorium te Weltevreden).

g. nbsp;nbsp;nbsp;Het verdient aanbeveling paarden, die naast de positievenbsp;malleïnereactie klinische verschijnselen hebben in het ziektebeeld van kwaden droes passende, op te offeren, tenzij hetnbsp;geldt dieren, die als éénig verschijnsel temperatuursverhooging,nbsp;al of niet gepaard met een minder goeden voedingstoestand,nbsp;vertoonen.

Deze moeten in afzondering worden gehouden totdat zich andere, meer kenmerkende verschijnselen van kwaden droesnbsp;voordoen, dan wel totdat de temperatuur geleidelijk tot denbsp;normale terugkeert, de voedingstoestand beter wordt en denbsp;malleïne reactie zich minstens na twee achtereenvolgendenbsp;inspuitingen kenmerkt als negatief, iii welk geval het dier alsnbsp;genezen kan worden beschouwd.

h. nbsp;nbsp;nbsp;Het is gewenscht de zieke dieren, die geen klinischenbsp;verschijnselen van kwaden droes vertoonen, en de verdachtenbsp;dieren om de vier weken aan eene hernieuwde inspuiting tenbsp;onderwerpen. Bij de eerstvolgende negatieve reactie kunnennbsp;dan de eersten overgaan naar de groep der verdachten, denbsp;laatsten naar die der gezonden.

i. nbsp;nbsp;nbsp;Kwade droes kan genezen. De genezingsduur in het

-ocr page 237-

207

beginstadium der ziekte kaa vermoedelijk in de tropen gesteld worden op zes maanden, onder voorbehoud, dat de ziekenbsp;dieren ouder gunstige hygiënische verhoudingen, waarondernbsp;volledige rust en sterke voeding, verkeeren.

V.

-ocr page 238-

Personalia.

P-


MILITAIRE PAARDENARTSF;N.

L. J. Hoogkamer,

H. J. Tromp de Haas,

dirigeerend paar- Batavia, deiiarts.

paardenarts i° klas. id.

J. van Dulm,

id.

2° klas. Padalarang.

J. N. A. C. Scheepens,

id.

1° klas. met verlof naar

Europa.

W. van der Burg,

id.

1° klas. Salatiga.

Dr. J. van der Linden,

id.

2° klas. id.

J. C. Numans,

id.

2° klas. Banjoe Biroe.

J. van Slooten,

id.

2° klas. Celebes.

A. E. ten Broeke,

id.

2° klas. Kotta Radja.

Dr. Rörik.

id.

2° klas. Batavia.

EUROPEESCHE GOUVERNEMPINTS EN PARTICULIERE VEEARTSEN.

C. A. Penning,

Inspecteur,

Buitenzorg.

P. A. van Velzen,

Gouvts. Veearts.

Batavia.

B. Vrijburg,

id.

Bandoeng.

K. van der Veen,

id.

Buitenzorg.

J. A. Lenshoek,

id.

Buitenzorg.

P. Teljer,

id.

Pekalongan.

Dr. H. 't Hoen,

id.

Magelang.

A. E. P. R. Stuur,

id.

Poerbolingo.

P. Ph. van der Poel,

id.

Soerakarta.

-ocr page 239-

209

'

A. de Vletter,

Gouvts. Veearts.

Rembang.

r

W. J. Esser.

id.

Soerabaia.

'

J. C. F. Solins,

id.

Kedirie.

J. Vollema,

id.

Pasoeroean.

1

Dr. G. A. van Lier,

id.

Pamekassan.

D. J. Fischer,

id.

Samarang.

i

J. Hellemans,

id, ¦

Padang.

C. S. Jeronimus,

id.

Medan.

i

Ch. Th. G. H. de Wilde,

id.

Pajakoembo.

i

F. W. Kempen,

id.

Palembang.

J. K. F. de Does (’),

id.

Batavia.

*

D. Hubenet,

id.

Clieribon.

-

J. D. van den IJergh,

id. nbsp;nbsp;nbsp;met verlof in Europa.

t

P. schat.

Partic. Veearts.

Soerabaia.

i

Post,

id.

Medan.

J. Breedveld,

id.

Bindjey.

INLANDSCHE GOUVERNEMENTS VEEARTSEN.

Raden Singosastro,

Soerabaia.

Sradi,

Kamal.

Mas Parto Prawiro,

Demak.

Mas Djodikromo,

Ujokdjakarta.

Mas Abdoer Rachman,

Palembang.

Mas Marto Sentono,

Bandoeng.

Mas Bey Prawiro Ardjo,

Batavia.

Mas Ardjo Soeparto,

Poerwakarta.

Si Badorong Galar Radja

Proehoeman, Padang Sidempoeau

Mas Atmo Prawiro,

Medan.

Mas Timan,

Djambi.

Karmin,

Pontianal*

Mas Diredjo,

Rengat.

Mas Hardjo Soekarto,

Muntok.

(*) Toegevoegd aan den Directeur van het Geneeskundig Laboratorium.

-ocr page 240- -ocr page 241-

ELFDE JA ARVERSLaIg iSi

; yi


VAN HET


INSTITUUT PASTEUR.

Gedurende het jaar 1905 kwamen onder behandeling 547 personen (217 Europeanen en 330 Inlanders), terwijl op inbsp;Januari 1905 nog van het vorige jaar 25 personen (13 Europeanen en 12 Inlanders) onder behandeling waren. Op inbsp;Januari 1906 was bij 25 personen (7 Europeanen en 18nbsp;Inlanders) de behandeling nog niet geëindigd, zoodat deze innbsp;1906 nog ouder behandeling bleven.

Gedurende 1905 onttrok I persoon zich aan de verdere behandeling, terwijl voor 8 personen, die de behandelingnbsp;geheel of gedeeltelijk doormaakten, het uit een nader onderzoeknbsp;bleek, dat de dieren, welke hen gebeten hadden, niet dolnbsp;waren geweest.

In het geheel hebben dus 53^ personen een volledige behandeling ondergaan, en wel 220 Europeanen en 318nbsp;Inlanders.

Inkomst der patiënten naar de maanden. Gegroepeerd naar de maanden van aanmelding aan het Instituut Pasteurnbsp;stelden zich onder behandeling:

Europeanen. Inlanders. Totaal. Januari.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;8nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;22nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;30

Februari. nbsp;nbsp;nbsp;lOnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;30nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;40

Maart. nbsp;nbsp;nbsp;12nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;24nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;36

April. nbsp;nbsp;nbsp;16nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;24nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;40

-ocr page 242-

212

Europeanen.

Inlanders.

Totaal.

Mei.

11

21

32

Juni.

11

23

34

Juli.

24

38

62

Augustus.

35

32

67

September.

22

24

46

October.

31

27

58

November.

24

27

SI

December.

13

38

SI

Totaal

217

330

547

Groepeering der patiënten volgens

de Gewesten van

herkomst. Gerangschikt volgens de Gewesten van herkomst,

stelden zich onder behandeling uit:

Europeanen.

Inlanders.

Totaal.

Bantam.

4

9

13

Batavia.

65

30

95

Preanger Regentschappen.

23

27

50

Banjoemas.

8

18

26

Cheribon.

S

11

16

Kedoe.

8

6

14

Pekalongan.

I

I

Semarang.

19

28

47

Rembang.

4

3

7

Djokjakarta.

3

20

23

Soerakarta.

16

29

45

Madioen.

3

3

Kediri.

13

27

40

Soerabaija.

8

20

28

Pasoeroean.

13

16

29

Besoeki.

6

5

11

Atjeh.

10

6

16

Padangsche Bovenlanden.

12

12

Sumatra’s Weskust.

I

3

4

-ocr page 243-

213

Europeanen. Inlanders. Totaal. —nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;22nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;22

88 167

I nbsp;nbsp;nbsp;—nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;I


Sumatra’s Oostkust. Bangka en Billiton.nbsp;Palembang.

Djambi.

Celebes.

Menado.

Penang.

Totaal


217


330


547


Zooals uit bovenstaande tabel blijkt, is hondsdolheid in 1905 weder over geheel Java voorgekomen, en hebben zichnbsp;ook op Sumatra en Celebes evenals in vorige jaren wedernbsp;gevallen voorgedaan. Palembang, dat tot nog toe van hondsdolheid vrij was gebleven, is ook in dit jaar besmetnbsp;geworden.

Voor het eerst kwamen in 1905 ook patiënten uit Penang en de Straits te Weltevreden onder behandeling.

Sterfgevallen aan hondsdolheid van niet behandelde personen. In het geheel werden ons 11 sterfgevallen bekendnbsp;van personen, die, door vermoedelijk dolle honden gebeten,nbsp;niet aan het Instituut Pasteur onder behandeling kwamen, ennbsp;wel van 3 Europeanen en 8 Inlanders.

Maatregelen tegen hondsdolheid. Zooals in het vorige jaarverslag reeds is opgemerkt, wordt de verspreiding vannbsp;hondsdolheid in deze gewesten in de hand gewerkt door denbsp;wijze, waarop de politie de bepalingen, die tegen deze betrekkelijk gemakkelijk te voorkomen ziekte bestaan, uitvoert. Innbsp;tijden, waarin de honden wegens het voorkomen van rabiesnbsp;gemuilkorfd moeten zijn, ziet men slechts hoogst zeldennbsp;een hond, die werkelijk van een muilkorf is voorzien. Welnbsp;worden hier en daar niet gemuilkorfde dieren opgevangen ennbsp;afgemaakt, maar betrekkelijk zoo weinig, dat het publiek zichnbsp;aan de bestaande voorschriften niet stoort zonder vrees, dat

-ocr page 244-

214

huil niet gemuilkorfde beesten opgevangen zullen worden. Het gevolg is hiervan natuurlijk, dat hondsdolheid op dezenbsp;wijze niet wordt uitgeroeid en dat, zooals bij voorbeeld tenbsp;Batavia, voortdurend gevallen van rabies bij honden kunnennbsp;worden geconstateerd. Niettegenstaande te Batavia nu al sindsnbsp;jaren de honden voortdurend gemuilkorfd moeten zijn, komennbsp;hier steeds nieuwe gevallen van hondsdolheid voor. Werdennbsp;werkelijk de bestaande politieverordeningen doorgevoerd,nbsp;zooals dit zou behooren te zijn, dan zou in korten tijd hondsdolheid, welke nu tot een endemische ziekte is geworden,nbsp;verdwijnen, en zouden zich slechts van tijd tot tijd sporadischenbsp;gevallen voordoen na den invoer van een hond, welke in hetnbsp;incubatiestadium van rabies verkeert.

Herhaaldelijk is het ons gebleken, dat honden, welke door een geconstateerd dollen hond waren gebeten, niettegenstaande onze dringende aanmaningen niet alleen niet werdennbsp;afgemaakt, maar dat men deze dieren vrij liet rondnbsp;loopen.

De politie schijnt in deze gevallen niet bij machte te zijn, om in het belang van het publiek tusschen beide te treden; onzenbsp;aangifte toch van zulke gevallen had geen enkele uitwerking.

Groepeering der patiënten in de gebruikelijke rubrieken en naar de plaats en wijze van infectie. Verdeelt mennbsp;de personen, welke de geheele behandeling doormaakten, innbsp;de gebruikelijke rubrieken,

Rubr. A. (dolheid bewezen door overenting of doordat andere dieren of menschen, door den zelfden hond gebeten, aan lyssa zijn gestorven);

Rubr. B. (dolheid geconstateerd uit observatie of sectie door een deskundige);

Rubr. C. (dolheid te vermoeden uit het verhaal van den patient of de omstanders);

en neemt men daarbij tevens in aanmerking de plaats, waar de beet werd toegebracht, dan krijgt men de volgendenbsp;indeeliug;

-ocr page 245-

215

EUROPEANEN.

Plaats der toegebrachte worden,

Rubriek A.

Rubriek /i.

Rubriek C-

_0 ^ nbsp;nbsp;nbsp;© r/j

^ nbsp;nbsp;nbsp;o:

-

*3 c 1 3 «

«e g 1 gt; S

Totaal.

— ©

SS T3

¦tr c 1^

^ öï — ^

'i' —

0 i

1

— OJ

I'S

0

4» S

u

© fl

gt; s

0

1

a g :e

S

00

Ji |gt;»

© a

X

0 eS

Aangezicht.

1 1

2 j - j 1

3

i

i nbsp;nbsp;nbsp;^

1

Boven-extremitei-ten en romp.

30

17

1 44

i

91 i nbsp;nbsp;nbsp;—

Beneden-extremi-

teiten.

12

13

— nbsp;nbsp;nbsp;19

i

44

Op andere wjjze' nbsp;nbsp;nbsp;;

geïnfecteerd als door 471)! nbsp;nbsp;nbsp;_

likken, enz.

13 «)

— nbsp;nbsp;nbsp;19 »)

i

__

79

Totaal

91 nbsp;nbsp;nbsp;1nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;—nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;44nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;—

1

85

220

Eén persoon kreeg bjj het verplegen het speeksel van een Ipder aan lyssa in het oog;

1 persoon infecteerde zich bjj het verrichten van een operatie op een dollen hond.

1 persoon, die in aanraking was geweest niet een dollen hond en zich daarbij niet geïnfecteerd had, werd niettegenstaande eene behandelingnbsp;niet noodig werd geoordeeld op zijn dringend verzoek onder behandelingnbsp;genomen met het oog op de bestaande zeer uitgesproken vrees vannbsp;patient voor lyssa; de overige personen waren op open wondjesnbsp;gelikt.

Waren met open wondjes in contact geweest met speeksel van dolle honden.

’) 1 persoon kreeg hersenemulsie, afkomstig van een waarschynlyk dollen hond, in het oog, de overigen waren door likken enz. geïnfecteerd.

4

-ocr page 246-

216

INLANDERS.

Plaats der toege^

brachte wonden.

. Rubriek. A.

Rubriek, B.

Rubriek. C,

Totaal.

i 2

¦— O)

Oy

^ jd

® cé

^ c

0 i

i 2

quot;cö

S cS a n

S i

^ r*

tgt; B

0 ë

i 2

F~ nbsp;nbsp;nbsp;lt;V

CC

§ 1

“ CS

Xh

4) nbsp;nbsp;nbsp;-

0 i

F— nbsp;nbsp;nbsp;O)

5

fI

^ CC

•!gt; nbsp;nbsp;nbsp;ï*^

5 =

0

Aangezicht.

8

2

5

17

2

30

4

Boven-extremitei-

ten en romp.

31

1

40

93

3

164

4

Beneden-extremi-

teiten.

16

-

28 •

70

3

114 1 nbsp;nbsp;nbsp;3

Op andere wijze geinfecteerd, alsnbsp;door likken, enz.

3 1)

1 h

6 1)

-

10 -

Totaal.

58

3

74

186

8

318

11

Door welke dieren de infectie plaats had. Geinfecteerd werden:

522 personen door 295 nbsp;nbsp;nbsp;honden;

8 nbsp;nbsp;nbsp;,,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,,4nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;katten;

3 nbsp;nbsp;nbsp;„nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;„ 2nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;paarden;

3 nbsp;nbsp;nbsp;,,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,,2nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;menschen.

Mortaliteit der geheel of gedeeltelijk behandelden: Evenals vorige jaren werden oni de 4 maanden bij de

Waren met open wondjes in aanraking geweest met speeksel van doile honden.

-ocr page 247-

o 217

Hoofden van gevvestelijk en plaatselijk Bestuur inlichtingen ingevvonnen omtrent de patiënten, welke door hunne tusschenkomst naar het Instituut - Pasteur waren opgezonden.

Uit de aldus verkregen gegevens en uit eigen observatie bleek, dat in den loop van 1905 van de 53^ behandeldenbsp;Europeanen en Inlanders geeue Europeanen en 11 Inlandersnbsp;aan lyssa stierven en wel:

Overleden binnen 30 Overleden meer den dagen na het begin 30 dagen na het be-

gin der behandeling. Onbsp;I

o

o

o

3

der behandeling.


Rubr. A. Europ. Inl.

Rubr. B. Europ. Inl.

Rubr. C. Europ. Inl.


o

2

o

o

o

c


Totaal. 7 nbsp;nbsp;nbsp;4

Uitvoerige inlichtingen omtrent den aard van de verwonding, cauterisatie enz. kunnen uit den volgenden staat blijken:

-ocr page 248-

:5\_

218


219


NAMEN EN WOONPLAATS.


D A T U M.


van beet


van het komen ondernbsp;behandeling.


WAAR GEBETEN EN TOESTAND DER WONDEN.


1. D. Jav. vrouw 20 jaar; Toeban (Rembang).


2.


M. Javaan ± 25 Jaar; Ponorogonbsp;(Madioen).


7 Januari 1905.


2 Februari 1905.


13 Januari 1905.

6 dagen na den beet.


Een diepe scheur wond rechter alaapstreek; vier wonden rechter slaapstreek en l)oven rechternbsp;oog; een wond door rand rechternbsp;boven ooglid tot in conjunctiva; twee wonden linker slaapstreek; zes wonden waarvan éénnbsp;diep rechter onderarm; acht wonden waarvan twee diep met gecompliceerde fractuur van basisnbsp;phalanx linker wijsvinger.


6 Februari 1905.

4 dagen na den beet.


Een groote scheurwond verloo-pende over neuswortel naar linker wenkbrauw en voorhoofd; een zeer diepe wond linker slaapstreek;nbsp;zeven wonden binnenzijde linkernbsp;kuit waarvan één diep; vier ta-melpk diepe wonden muis linkernbsp;duim.


3.


M. Jav. vrouw ±40jaar;Pono-rogo (Madioen).


2 Februari 1905.


6 Februari 1905.

4 dagen na den beet.


Eén tamelijk diepe wond rechter onderlip en rechter kin; zestien wonden rechter bovenarm; zesnbsp;wonden rechter onderarm.


4.


D. Inl. knaap ± 14 jaar; Soenbsp;kaboemi.


10 Februari 1905.


11 Februari 1905.

1 dag na den beet.


Een diepe scheurwond buigzjjde linker middenvinger; twaalfnbsp;wondjes waarvan één diep rechternbsp;middenvinger; een schram rechter wijsvinger; vijf wondjes waarvan één diep en eenige schrammen linker pols; tien schrammen linker onderarm.


5. S. Inl. meisje ± 12jaar;Ma-kasser.


25 Februari 1905.


9 Maart 1905.

13 dagen na den beet.


Vier tamelgk diepe wonden linker onderbeen; vier tamelijknbsp;diepe wonden rugzjjde rechternbsp;hand.


al of NIET GECAU-

TERISEERD.

Ebrstk verschijnselen

VAN Lyssa,

Datum

vau overlijden.

-4s

Datum.

hoeveel dagen nanbsp;beet.

hoeveel dagen nanbsp;begin behandeling.

0 uren na beet phenolum

2S Jan.

21 dagen.

15 dagen.

31 Jan.

C.

liquefactum.

1905.

1905.

^quot;tiseptisohe behandeling.

23 Febr.

21 dagen.

17 dagen.

24 Febr.

A.

1905.

1905.

behandeld.

26 Febr.

24 dagen.

20 dagen.

3-4 Maart,

A.

1905.

1905.

^ ui'en na beet antiseptisch.

4 Maart,

33 dagen.

23 dagen.

(5-6) Maart

C.

1905.

1905.

^ Dagen na beet salpeter-

19 Apr.

53 Dagen.

41 Dagen.

19 Apr.

C.

5!UUr.

1P05.

1905.


-ocr page 249-

:5\_

218


219


NAMEN EN WOONPLAATS.


D A T U M.


van beet


van het komen ondernbsp;behandeling.


WAAR GEBETEN EN TOESTAND DER WONDEN.


1. D. Jav. vrouw 20 jaar; Toeban (Rembang).


2.


M. Javaan ± 25 Jaar; Ponorogonbsp;(Madioen).


7 Januari 1905.


2 Februari 1905.


13 Januari 1905.

6 dagen na den beet.


Een diepe scheur wond rechter alaapstreek; vier wonden rechter slaapstreek en l)oven rechternbsp;oog; een wond door rand rechternbsp;boven ooglid tot in conjunctiva; twee wonden linker slaapstreek; zes wonden waarvan éénnbsp;diep rechter onderarm; acht wonden waarvan twee diep met gecompliceerde fractuur van basisnbsp;phalanx linker wijsvinger.


6 Februari 1905.

4 dagen na den beet.


Een groote scheurwond verloo-pende over neuswortel naar linker wenkbrauw en voorhoofd; een zeer diepe wond linker slaapstreek;nbsp;zeven wonden binnenzijde linkernbsp;kuit waarvan één diep; vier ta-melpk diepe wonden muis linkernbsp;duim.


3.


M. Jav. vrouw ±40jaar;Pono-rogo (Madioen).


2 Februari 1905.


6 Februari 1905.

4 dagen na den beet.


Eén tamelijk diepe wond rechter onderlip en rechter kin; zestien wonden rechter bovenarm; zesnbsp;wonden rechter onderarm.


4.


D. Inl. knaap ± 14 jaar; Soenbsp;kaboemi.


10 Februari 1905.


11 Februari 1905.

1 dag na den beet.


Een diepe scheurwond buigzjjde linker middenvinger; twaalfnbsp;wondjes waarvan één diep rechternbsp;middenvinger; een schram rechter wijsvinger; vijf wondjes waarvan één diep en eenige schrammen linker pols; tien schrammen linker onderarm.


5. S. Inl. meisje ± 12jaar;Ma-kasser.


25 Februari 1905.


9 Maart 1905.

13 dagen na den beet.


Vier tamelgk diepe wonden linker onderbeen; vier tamelijknbsp;diepe wonden rugzjjde rechternbsp;hand.


al of NIET GECAU-

TERISEERD.

Ebrstk verschijnselen

VAN Lyssa,

Datum

vau overlijden.

-4s

Datum.

hoeveel dagen nanbsp;beet.

hoeveel dagen nanbsp;begin behandeling.

0 uren na beet phenolum

2S Jan.

21 dagen.

15 dagen.

31 Jan.

C.

liquefactum.

1905.

1905.

^quot;tiseptisohe behandeling.

23 Febr.

21 dagen.

17 dagen.

24 Febr.

A.

1905.

1905.

behandeld.

26 Febr.

24 dagen.

20 dagen.

3-4 Maart,

A.

1905.

1905.

^ ui'en na beet antiseptisch.

4 Maart,

33 dagen.

23 dagen.

(5-6) Maart

C.

1905.

1905.

^ Dagen na beet salpeter-

19 Apr.

53 Dagen.

41 Dagen.

19 Apr.

C.

5!UUr.

1P05.

1905.


-ocr page 250-

220


221


NAMEN EN

DAT

U M.

WAAR GEBETEN EN

WOONPLAATS.

van beet

van het

komen onder-

behandeling.

TOESTAND DER WONDEN.

6. S. Inl. knaap dl 9 jaar; Sidhoar-djo (Soerabajja).

17 April 1905.

22 Apr. 1905. 5 dagen na.nbsp;den beet.

Vijftien wonden rug en nates, waarvan enkele tamelyk diep.

7. J. Jav. ± 40 jaar Probolinggo.

12 Maart 1905.

16 Mrt. 1905. 4 dagen nanbsp;den beet.

Drie oppervlakkige wonden buitenzijde linker voet. nbsp;nbsp;nbsp;*

8. T. Inl. meisje ± 5 jaar; Salatiga.

27 Juni 1905.

2 Juli 1905. 5 dagen nanbsp;den beet.

Groote scheurwond onder rechter oog tot diep in de spieren, lengte 5 breedte 3 cM ; een wondnbsp;in verlengde rechter oogspleetnbsp;tot o^ideihuidsch celweefsel; eennbsp;wond boven rechter oorschelp totnbsp;diep in spieren, waardoor oor naarnbsp;beneden is gezakt; 3 evenwijdige

7 tot 10 cM. lange _t 1 oW breede, diepe wonden rechternbsp;achterhoofd; twee oppervlakkigenbsp;schrammen rechter schedelhelftinbsp;één 5 cM. lange 2 cM. breede wond lot onderhuidsoh celweefsel rechter bovenarm; 5 oppervlakkige wonden rechter borst.

9. H. Inl. vrouw .t 40 jaar; Deli.

28 Augustus 1905.

lOScpt. 1905. 13 dagen nanbsp;den beet.

4 maal gebeten; twee wonden 0.5 cM. diep en verschillendenbsp;schrammen rechter schouder; een

tamelijk diepe wond linker onderarm; vijf wonden en verschilende

schrammen linker handpalm er’ handrug; twee diepe wonden en

twee schrammen rechter onderarm.

10. K. Javaan 45 jaar; Toboali.

9 Mei 1905.

12 Mei 1905. 3 dagen nanbsp;den beet.

12 oppervlakkige wondjes rechter handwortel en duim, wondjes linker pols.

11. K. Javaan 25 jaar; Serang.

4 September 1905.

6 Sept. 1905

1 dag na den beet.

Zes tamelijk diepe en verschil' lende oppervlakkige wonden naasnbsp;Achilles pees linker voet.


AL OF NIET GECAU-TERISEERD.

Niet behandeld.


Eerste verschijnselen v.\N Ltssa


Datum


Datum.


9 Mei 1905.


V4 uur na beet ammonia 10 Mei liquida.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;1905.


Aotisepisch behandeld.


ttur na beet gecautcriseerd.


i Vj uur na den beet am-*“onia liquida.


tgt;ur na den beet gecaute-fiseerd met kaliloog.


hoeveel d^gen nanbsp;beet.


hoeveel dagen nanbsp;begin behandeling.


van over


lijden.


12 Juli 1905


28 Sept. 19i'5.


21 Oct. 1905.


19 Nov. 1905.


22 Dagen, i 17 Dagen.


59 Dagen.


10 Mei 1905.


55 Dagea. l.S Mei 1nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;1905.


15 Dagen, j 10 Dagen. I 13 Juli.

! nbsp;nbsp;nbsp;1905.


31 Dagen.


175 Dagen.


75 Dagen.


18 Dagen.


172 Dagen.


74 Dagen.


1 Oct. 1905.


1 Nov. 1905.


24 Nov. 1905.


A.


-ocr page 251-

220


221


NAMEN EN

DAT

U M.

WAAR GEBETEN EN

WOONPLAATS.

van beet

van het

komen onder-

behandeling.

TOESTAND DER WONDEN.

6. S. Inl. knaap dl 9 jaar; Sidhoar-djo (Soerabajja).

17 April 1905.

22 Apr. 1905. 5 dagen na.nbsp;den beet.

Vijftien wonden rug en nates, waarvan enkele tamelyk diep.

7. J. Jav. ± 40 jaar Probolinggo.

12 Maart 1905.

16 Mrt. 1905. 4 dagen nanbsp;den beet.

Drie oppervlakkige wonden buitenzijde linker voet. nbsp;nbsp;nbsp;*

8. T. Inl. meisje ± 5 jaar; Salatiga.

27 Juni 1905.

2 Juli 1905. 5 dagen nanbsp;den beet.

Groote scheurwond onder rechter oog tot diep in de spieren, lengte 5 breedte 3 cM ; een wondnbsp;in verlengde rechter oogspleetnbsp;tot o^ideihuidsch celweefsel; eennbsp;wond boven rechter oorschelp totnbsp;diep in spieren, waardoor oor naarnbsp;beneden is gezakt; 3 evenwijdige

7 tot 10 cM. lange _t 1 oW breede, diepe wonden rechternbsp;achterhoofd; twee oppervlakkigenbsp;schrammen rechter schedelhelftinbsp;één 5 cM. lange 2 cM. breede wond lot onderhuidsoh celweefsel rechter bovenarm; 5 oppervlakkige wonden rechter borst.

9. H. Inl. vrouw .t 40 jaar; Deli.

28 Augustus 1905.

lOScpt. 1905. 13 dagen nanbsp;den beet.

4 maal gebeten; twee wonden 0.5 cM. diep en verschillendenbsp;schrammen rechter schouder; een

tamelijk diepe wond linker onderarm; vijf wonden en verschilende

schrammen linker handpalm er’ handrug; twee diepe wonden en

twee schrammen rechter onderarm.

10. K. Javaan 45 jaar; Toboali.

9 Mei 1905.

12 Mei 1905. 3 dagen nanbsp;den beet.

12 oppervlakkige wondjes rechter handwortel en duim, wondjes linker pols.

11. K. Javaan 25 jaar; Serang.

4 September 1905.

6 Sept. 1905

1 dag na den beet.

Zes tamelijk diepe en verschil' lende oppervlakkige wonden naasnbsp;Achilles pees linker voet.


AL OF NIET GECAU-TERISEERD.

Niet behandeld.


Eerste verschijnselen v.\N Ltssa


Datum


Datum.


9 Mei 1905.


V4 uur na beet ammonia 10 Mei liquida.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;1905.


Aotisepisch behandeld.


ttur na beet gecautcriseerd.


i Vj uur na den beet am-*“onia liquida.


tgt;ur na den beet gecaute-fiseerd met kaliloog.


hoeveel d^gen nanbsp;beet.


hoeveel dagen nanbsp;begin behandeling.


van over


lijden.


12 Juli 1905


28 Sept. 19i'5.


21 Oct. 1905.


19 Nov. 1905.


22 Dagen, i 17 Dagen.


59 Dagen.


10 Mei 1905.


55 Dagea. l.S Mei 1nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;1905.


15 Dagen, j 10 Dagen. I 13 Juli.

! nbsp;nbsp;nbsp;1905.


31 Dagen.


175 Dagen.


75 Dagen.


18 Dagen.


172 Dagen.


74 Dagen.


1 Oct. 1905.


1 Nov. 1905.


24 Nov. 1905.


A.


-ocr page 252-

222

Ook dit jaar is er weder een opmerkelijk verschil tusschen de sterfte aau lyssa van Inlanders en Europeanen. Terwijl vannbsp;de 2 20 behandelde Europeanen er geen enkele stierf, overleden er II van de 315 behandelde Inlanders. Van dezenbsp;laatste stierven er 7 binnnen den tijd, waarin van de ingesteldenbsp;behandeling effect verwacht kou worden, zoodat 4 gevallennbsp;als een niet slagen der toegepaste behandeling moeten wordennbsp;aangemerkt, of 0.75°ó van het totaal aantal behandelde personen en 1.3 °4 der behandelde Inlanders.

Overledenen aanpyssa van personen in 1904 behandeld.

In den loop van 1905 ontvingen wij bericht over het sterven aan ly.s.sa van 3 personen, die gedurende 1904 onder behandeling waren geweest.

Dit waren :

C. Chinees, afkomstig van Deli, datum van den beet 27 October, onder behandeling gekomen 31 October (4 dagen nanbsp;den beet); 3 tamelijk diepe wonden rechter onderbeen.

Den 17®quot; Maart 1905 vertoonde de patiënt de eerste verschijnselen van lyssa, 24 Maart (148 dagen na den beet en 144 dagen na het begin der behandeling) exitus.

S. Javaan, afkomstig uit Djokja, datum van den beet 21 October 1904, onder behandeling gekomen 23 October (2 dagennbsp;na den beet); 2 wonden, waarvan i diep, in de rechter dij;nbsp;9 Februari 1905 de eerste verschijnselen van lys.sa, den 14nbsp;Februari (116 dagen na den beet en 114 dagen na het beginnbsp;der behandeling) overleden.

Nog kwam in 1905 te onzer kennis het overlijden van een Europeeschen patient op den 2*“ Juli 1905, welke in Mei 1904nbsp;aan het Instituut Pasteur onder behandeling was geweest. Denbsp;verschijnselen, ons door een zijner naastbijzijnde familieledennbsp;uitvoerig medegedeeld, deden ons oorspronkelijk lyssa buitensluiten. De diagnose werd echter door den behandelendennbsp;medicus beslist op ly.ssa gesteld.

Omdat de door den medicus ons welwillend verstrekte inlichtingen een afwijkend ziektebeeld doeu kennen, vermeenen

-ocr page 253-

228

wil de door hem opgemaakte historia moibi hier in zijn geheel te moeten wedergeven:

Patient is vroeger nimmer ziek geweest en is geboren uit eene familie, waarin geene erfelijUe belasting voorkomt.

Hjj werd in Mei 1904 door een eigen hond in den voorarm gebeten en twee dagen later naar het Instituut Pasteur te Batavia ter behandeling opgezonden, wpl de dadelijk afgemaakte hond van rabies werdnbsp;verdacht.

Patient bleef sedert immer volmaakt gezond, totdat hij, na den vorigen dag den geheelen middag blootshoofds in de zon gespeeld te hebben,nbsp;den Juli jl. des middag door een hevigen aanval van onrust, gepaard met deliriën werd overvallen, na reeds den geheelen dag eenenbsp;onaangename gedruktheid van den geest te hebben gehad.

Daar ten huize gekomen, vond ik patient ’s middags 3 uur in de voorgalerp van het huis, heftig gesticnleerende, bp bewustzijn, maarnbsp;met uitspraken van gevoelens van eenen naderenden dood, zoodat hjjnbsp;van alle leden zijner familie reeds afscheid genomen had.

Naar bed gebracht, bleek by onderzoek eene enorme tachycardie (160—180 slagen in de minuut) te bestaan, gepaard met eene heftigenbsp;palpitatio cordis en eene evenredige versnelling der ademhaling. Denbsp;temperatuur was gestegen tot 39gt;'.

Verder bestonden clonische krampen der borst- en ademhalingsspieren, met sterk uitgesproken cyanose gedurende de krampperioden.

Bp poging tot drinken, waarvoor het kind een sterken af keer toonde en zich verweerde, traden deze krampen duidelpk op, maar dan gepaardnbsp;met krampen in den slokdarm en van de accessoire slikspieren van dennbsp;hals. Soms gelukte ’t wel eenig jjswater door te slikken, hetwelknbsp;meermalen door vomitus werd gevolgd.

Nadat bovengenoemde verschijnselen uren lang hadden bestaan, traden langzamerhand verschijnselen in van algemeene paralyse, uitgaande vannbsp;het centraal zenuwstelsel onder langzame daling der temperatuur, dienbsp;ongeveer tegen 8 uur ’s avonds 37.4 was geworden.

De krampen werden minder, onder toename van de cyanose en koud worden der extremiteiten. Het slikken werd eenigzins beter.

’t Bewustzijn was tot het laatste oogenblik ongestoord, met duidelijk voorgevoel van een naderenden dood. Om half 10 ure ’ avonds overleednbsp;de patient zacht en kalm.

Onderzoek van geëxcideerde lidteekens van bijtwonden.

Met het oog op het iu het vorige Jaarverslag uitgesproken vermoeden, dat de langdurige incubatiestadia, die soms worden

-ocr page 254-

224

waargenomen, afhankelijk zouden zijn van de mogelijkheid, dat het rabiesvirus in de door de bijtwonden ontstane lid-teekens zou blijven bestaan en de immuniteit zou overleven,nbsp;werd den patiënten, die een groot lidleeken van de verwondingnbsp;hadden gekregen, de raad gegeven, dit lidteeken te latennbsp;excideeren.

In enkele gevallen werd hieraan voldaan en werden ons, op ons verzoek, deze uitgesneden lidteekens toegezonden,nbsp;ten einde door entingsproeven te kunnen nagaan of het rabiesvirus werkelijk nog in de lidteekens aanwezig was. Geennbsp;enkele keer is het ons van de 12 maal, dat door ons ditnbsp;onderzoek werd verricht, mogen gelukken, om op die wijzenbsp;het virus aan te toonen.

Verlammingsverschijnselen gedurende de behandeling waargenomen. Gedurende het jaar 1905 kwamen bij 2nbsp;patiënten gedurende de Pasteursche behandeling afwijkingennbsp;voor in de functiën van het centrale zenuwstelsel, welkenbsp;veel overeenkomst vertoonden met de symptomen, beschrevennbsp;in het jaarverslag over 1904. In verband met deze overeenkomst en met de omstandigheid, dat deze verschijnselen innbsp;de 3 gevallen optraden nadat de patiënten nagenoeg gedurendenbsp;een gelijken tijd onder behandeling waren geweest, werdennbsp;wij bevestigd in onze meening, in het Jaarverslag van 1904nbsp;uitgesproken, ook deze afwijkingen afhankelijk te moeten stellennbsp;van de Pasteursche behandeling. In een in de Annales denbsp;1’ Institut Pasteur (Band 19, p. 624—544) verschenen publicatie van Remi.INGEN worden soortgelijke gevallen beschreven, die aan andere Instituten Pasteur als complicatiesnbsp;der ingestelde behandeling zijn waargenomen.

De voorgekomen gevallen zijn :

1. B. Europeaan, 34 jaar, onder behandeling gekomen den 24st'gt;' Juli 1905 wegens vermoedelijke infectie met dollehondsvirus. Patientnbsp;had een naar schatting ongeveer 7 cM, lang, aan den schedel vastzittendnbsp;lidteeken, als rest van eene verwonding 3 jaren geleden opgeloopen.nbsp;Patient zou na dien zeer nerveus geweest zpn. Tpdens de behandelingnbsp;onderging de patient eene hem sterk deprimeerende gebeurtenis.

-ocr page 255-

225

-8. ¦¦ Augustus klaagt patient over paraestliesiêen in de rechter hand en de teenen van-Ijeide voeten. Ken vluchtig onderzoek sluit anaesthe-sieën uit.

9. nbsp;nbsp;nbsp;Augustus komt patient niet ter behandeling aan het Instituutnbsp;Pasteur wegens zware hoofdpijnen.

10. nbsp;nbsp;nbsp;Augustus wordt patient door een ander gesteund aan het Instituutnbsp;Pasteur gebracht. Hij klaagt over duizeligheid en pijnen in armen ennbsp;beenen. Is zeer gedeprimeerd.

De verschijnselen, op II en 12 .Augustus waargenomen, werden ons welwillend door den behandelenden medicus medegedeeld.

11. nbsp;nbsp;nbsp;Augustus; Spreekt de lipletters moeilijk uit het drinken valtnbsp;moeilpk. het water loopt nl. daarbij voor een deel uit den mond, omdatnbsp;patient de onderlip niet tegen de bovenlip kan brengen.

12. nbsp;nbsp;nbsp;Augustus: Toenemende moeilijkheid bij spreken. Pijn in keel.nbsp;Beweging van de benen onvast doch mogelijk. Geene reflexstoornissen,nbsp;onderlip verdikt, tong sterk beslagen. (Het beslagen zijn van de tongnbsp;en het verdikt zjjn van de onderlip wordt in verband gebracht metnbsp;het drinken van te heete melk, waarvan de hooge temperatuur doornbsp;patient niet werd waargenomen). Pols 92. Patient en behandelendenbsp;medicus vinden vooruitgang sedert vorigen dag.

Dubbelzijdige facialisparalyse.

De letters b en p worden als v of w uitgesproken. Geene stoornissen in het uitspreken der tongletters. Bjj pogingen tot sluiting der oogleden bljjven deze ongeveer 1 cM. van elkaar verwpderd. Kan de oogen,nbsp;na sluiting door vingers, gesloten houden. Patient lacht zonder eenigenbsp;mimiek. Uvula geene afwijkingen.

Van af 14 Augustus neemt patient in beterschap toe. Den 30st«a Augustus kan patient als geheel genezen worden beschouwd

11. T. Europeaan, 53 Jaar, neurasthënicus.

27. September kwam patient aan het Instituut Pasteur onder behandeling wegens vermoedelpke infectie met lyssavirus ; 11 Oot. zegt patient, dat hij den 10=quot; plotseling gemerkt heeft, dat zijn linker oognbsp;doffer was geworden, dat hij, waar hij te voren met 2 oogen goed konnbsp;zien door een lorgnet met gelgk glazen dit thans niet meer kan doen.nbsp;Patient vertelt dit opgewonden pratende.

Het onderzoek, dat op den 10^=quot; Oef. door den geconsulteerden oogarts werd verricht en dat ons döor dezen welwillend werd medegedeeld, had tot resultaat :

Op het linker oog bestaat hypenuetropie -|- D/s „nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;„ rechter „nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;„nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;„nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;-1-2.

Linker oog, gecorrigeerd door glazen visus s/ia

12/ .

Rechter

15

-ocr page 256-

22fi

Pijn om het oog.Geen centrale skotomen.Geenkleuramblyopie.

11 nbsp;nbsp;nbsp;October. Relatief .skotooni op linker oog oog bovennbsp;buiten op ongeveer 40® Vis O. S. met correctie foutief.

12 nbsp;nbsp;nbsp;October. Patient werd in den nacht wakker met eennbsp;stijf gevoel in slapen en kaken, wat na korten tijd overgingnbsp;na heen en weer loopen en het drinken van een glas melk.

Oogonderzoek: Vis. O. S. op een enkel lettertje na normaal.

Geene afwijkingen meer.

III. M. Europeaan, oud 36 jaren.

18 Februari 1905 onder behandeling genomen wegens beet door een waarschijnlijk dollen hond.

2 nbsp;nbsp;nbsp;Maart.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Koortsig, pijnen in beenen en lendenen en

zitvlak.

3 nbsp;nbsp;nbsp;Maart. Als 2 Maart. Zwak in de beenen en toch stijf;nbsp;moeilijke urineloozing; geen defacatie.

4 nbsp;nbsp;nbsp;Maart. Moeilijke gang. Geen ontlasting.

5 nbsp;nbsp;nbsp;Maart. Blaas-ontlediging per catheter. Ontlasting opnbsp;laxans. Zeer stijf. Kan slechts kort in bepaalde houdingnbsp;vertoeven.

6 nbsp;nbsp;nbsp;Maart Catheterisatie en lavement. Anus staat open.nbsp;Parese beide beenen. Kan staan noch loopen.

Van af den 6'quot; neemt patient, die nog tot 4 Maart aan het Instituut Pasteur was gekomen, in beterschap toe.

II Maart wordt de behandeling volgens Pasteur weder voortgezet. Patient loopt, doch slecht. Den i6®“ Maart isnbsp;patient, op wat spoedige vermoeidheid in de beenen na, genezen.

Verrichte secties op van dolheid verdachte dieren. Op S9 honden, 4 katten en i aap, welke vermoed werden dolnbsp;te zijn geweest, werd sectie verricht.

Als bijzondere afwijkingen werden bij de sectie gevonden:

In 45 gevallen anchylostoma duodenale,

16

13

9

S

, nbsp;nbsp;nbsp;spiroptera sanguinolenta,

,, nbsp;nbsp;nbsp;filaria immitis,

„ nbsp;nbsp;nbsp;taeniae,

, nbsp;nbsp;nbsp;ascariden.

-ocr page 257-

227

Onderzoek ganglion plexiforme van den nervus vagus.

in 66 gevallen werd het ganglion plexiforme van den ner-vus vagus op de door Nelis en van Gehuchten voer rabies beschreven veranderingen onderzocht. Deze veranderingennbsp;werden 47 maal gevonden, waren 17 maal afwezig en 2 maalnbsp;twijfeiachtig. Slechts i maal was het onderzoek der ganglianbsp;negatief, terwijl de verrichte entingsproeven positief uitvielen.nbsp;De bewuste hond was in het beginstadium van rabies gedood,nbsp;waardoor verklaard is, waarom deze veranderingen niet aanwezig waren.

Eenmal werden de microscopische afwijkingen in de ganglia gevonden, terwijl de entingsproeven negatief uitvielen.

Onderzoek op Negri’sche lichaampjes. In het afgeloopen jaar werd het onderzoek op de aanwezigheid der Negri’schenbsp;lichaampjes in de hersenen van van dolheid verdachte dierennbsp;voortgezet. Voor het onderzoek werd steeds de pes hippocampi gebruikt. In het geheel werd 62 maal op deze lichaampjes onderzocht, waarvan 42 maal met positief resultaat.nbsp;In 3 gevallen werden de lichaampjes niet gevonden, terwijlnbsp;de verrichte entingsproeven positief uitvielen, en in i gevalnbsp;vielen de entingsproeven negatief uit, terwijl het onderzoeknbsp;van den pes hippocampi positief was.

De volgende staat kan een overzicht geven van de resultaten die verkregen werden met het onderzoek van het ganglion van den nervus vagus, van den pes hippocampi en van denbsp;verrichte entingsproeven bij de dieren waarop sectie is verricht.

ö

V

w

u

V

in

Hersenen van dieren

afkomstig uit:

re

0

5/.

«Ü

bj;

Aan vierki)igen.

I

Batavia.

%

Enting niet verricht.

2

Ngarck.

3

Batavia (kat).

Enting niet verricht.

4

Blitar.

5

Batavia.

*) Het teekeu—beteekent dat de afwykingen niet gevonden werden of de entingen mislukten, -j- dat het onderzoek positief was.

-ocr page 258-

228


d

Hersenen van dieren

‘u

bx

afkomstig uit:

ÖX

rH

0

bx

lt;Ü

4-»

Aa)Lfiicrktugen.

in

6

Djokjakarta.

7

Batavia (kat).

8

Ciieribon.

9

Batavia.

lO

Tjilatjap.

11

Meester Cornells.

12

Batavia.

13

Cheribon.

14

Bekasi.

-f-

* 5 16

Buitenzorg.

17

Batavia.

Onderzoek gan-

18

Toboali.

glia en Negri niet verricht.

19

Tjirengas.

20

Buitenzorg.

Onderzoek ganglia twijfelachtig.

21

Tjilatjap.

Door sterke rotting oiiiierzoek gun-

22

Meester Cornelis.

glia en Negri niet

23

Batavia.

mogeljjk.

24

Tjiiegon (kat).

1

-r

Onderzoek Negri

25

Batavia.

-f-

niet verricht.

26

yy

27

Tjiandjoer.

Door verbrijzeling schedel pes hippocampi niet te prae-

pareeren.

28

Blitar.

__

Door sterke rot-

29

Batavia.

ting Negri niet te onderzoeken.

30

yy

Enting tot 2 maal mislukt door rotten-

31

Bandoeng.

gt;

32

Batavia.

i-

de hersenen.

33

Djokjakarta.

34

Meester Cornelis.

-

35

Batavia.




I

I


J


-ocr page 259-

229


I

I.

éi


d

. .. ... - .....

.5

-

Hersens van dieren

‘vm

b]o

a

U

V

tf)

afkomstig uit:

cx

S

0

ÖjO

V

fl

Aanmerking en.

36

Batavia (kat).

37

38

Meester Cornelis.

Ganglia niet on-

39

Batavia.

derzocht.

40

„ nbsp;nbsp;nbsp;(aap)

41

Tjilatjap.

42

Poerwakarta.

H-

43

Batavia.

44

1

T

45

Tjibadak.

46

Sinagar.

47

Batavia.

48

Meester Cornelis.

49

Tjilegon.

Negri niet onderzocht.

50

Bandoeng.

Bij de entingwerd

51

52

Meester Cornelis. Batavia.

-f

een abnormaal lang inoubatiestadiumnbsp;waargenomen, nl.nbsp;42 dagen, de daarop

volgende entingen gaven incubatiesta-dia respectievelijknbsp;39 en 31 dagen en

16 dagen.

53

Garoet.

¦

Negri niet onder-

54

55

Batavia.

ff

-f

zocht door sterke rotting.

56

Soekaboemi.

57

Batavia.

H-

58

ff

59

ff

H-

60

ff

61

ff

62

ff

-f-

63

f f

Ganglia en Negri

64

ff

niet onderzocht.


-ocr page 260-

230

Zes maal werd ons materiaal, afkomstig van vermoedelijk dolle dieren, voor microscopisch onderzoek toegezonden, nl. 3nbsp;maal door den Gouvernements Veearts Hellemans en 3 maalnbsp;door den Veearts Soluis; in al deze gevallen kon op grondnbsp;van geconstateerde afwijkingen de diagnose op rabies wordennbsp;gesteld. In een dezer gevallen was de toegezoudeii pes hippocampi afkomstig van een aan hondsdolheid gestorvennbsp;koe.

Herhaaldelijk ontvingen wij hersenen van van dolheid verdachte honden toegezonden in glycerine. Slechts enkele malen mocht het ons gelukken om door entingsproeven, hiermedenbsp;verricht, rabies aan te toonen.

Zeer dikwijls waren de ontvangen hersenen in zeer sterke rotting overgegaan. Door dagelijksche overzetting in verschenbsp;glijcerine was het ten slotte mogelijk om ook hiermede entingsproeven te nemen zonder dat de proefdieren aan sep-tichaemie succombeerden. Herhaaldelijk kwam het hierbijnbsp;evenwel voor, dat de entingsproeven negatief uitvielen, terwijlnbsp;er geen twijfel kon bestaan of de honden, waarvan de hersenennbsp;afkomstig waren, werkelijk dol waren geweest. Blijkbaar wasnbsp;in die gevallen door de langdurige inwerking van de glijcerinenbsp;en door de bestaande rotting het rabiesvirus gedood, ietsnbsp;waarop ook reeds in het vorige jaarverslag gewezen is. Hetnbsp;is dan ook wenschelijk zoo ons hersenen tot het doennbsp;van infectieproeven worden toegezonden, deze zooveel mogelijk steriel uit het cadaver te nemen, en ons van in sterkenbsp;ontbinding verkeerende cadavers, liever geen entingsmateriaalnbsp;meer toe te sturen.

Voor toezending van materiaal tot onderzoek uit nog niet of in geringen graad van rotting verkeerende cadavers, houdennbsp;wij ons daarentegen ten sterkste aanbevolen.

-ocr page 261-

Coccidiën in de nier bij Kippen.

Gedurende het laatste jaar dat ik verblijf hield te Buitenzorg (1904) kwam onder kippen van eene fokkerij aldaar eene eigenaardige ziekte voor, die de eigenaar, anders nog al metnbsp;kippenziekten op de hoogte, niet kon thuis brengen.

De kuikens waren gezond en tierig zoolang ze in de binnenhokken verbleven. Wanneer ze op den leeftijd van 3 maanden in de buiten hokken kwamen, (een nacht hok, voorzien van een open reu met gras beplant) begonnen velen ernbsp;van langzaam te vermageren, de eetlust bleef goed, doch denbsp;dieren werden steeds magerder en slapper, tot ze na eennbsp;paar weken (de ziekte duurde van 3 tot 6 weken ongeveer)nbsp;broodmager waren en op een goeden ochtend dood in’t hoknbsp;lagen.

De eigenaar dacht eerst aan wormziekte en had ze daarop behandeld, echter zonder resultaat. Een pas gestorven diernbsp;bij mij gebracht, zat ook vol wormen (heteraxis) zoodat iknbsp;aanvankelijk dit als oorzaak beschouwde en daarop eenenbsp;behandeling instelde. Een volgend gestorven dier herbergdenbsp;echter geen enkel wormpje, zoodat dit niet de oorzaak konnbsp;zijn. Pas bij een volgende sectie viel mijn aandacht opnbsp;’t eenigszins gezwollen zijn der nieren en bij insnijden kwamnbsp;uit urethra en niergangeu een soort kalkbrij te voorschijn,nbsp;waarvan de nieren volzaten en die bij onderzoek uit coccidiën bleek te bestaan.

Alleen in „parasitaire ziekten van Neuman” vond ik iets omtrent eene dergelijke aandoening beschreven en wordt doornbsp;Railliet en LUCET in C. R. Soc. de biologie (9) II, 1890.nbsp;p. 293 dit onderwerp behandeld als; une nouvelle maladienbsp;parasitaire de l’oie domestiquc, déterminée par des coccidies.

-ocr page 262-

232

Zij geven ook als verschijnselen op, progressieve vermagering zonder duidelijke oorzaak. De dieren worden zoo slap dat ze zich bijna niet meer kunnen verplaatsen en innbsp;één gedoken blijven zitten. Sommigen nemen als geliefkoosdenbsp;houding de rugliggiiig aan. Zet men ze op de been dannbsp;loopeu ze een paar passen, vallen om en nemen weer de zelfdenbsp;eigenaardige houding aan. Na eenigen tijd volgt de dood,nbsp;genezing is uitgesloten.

Railliet en Lucet nemen aan dat langs de urethra en verder met de uitwerpselen de parasieten naar buiten komen en innbsp;water of vochtige aarde hunne verdere ontwikkeling kunnennbsp;doormaken, om van daar uit weer nieuwe dieren te besmetten.

Ze behooren tot de tetraspore coccidiën.

Op mijn aanraden werden de nachthokken gedesinfecteerd en de uitloop, nadat het gras afgebraud was, omgespit ennbsp;van nieuwe aarde voorzien. Alle zieke en verdachte dierennbsp;werden verwijderd; meerdere ziektegevallen kwamen daarnanbsp;niet voor.

B. Vrijburg.


-ocr page 263-

DEKZIEKTE in de Preanger-Regentschappen.

In ’t begin van 1900 werd door veearts Hubenet onder paarden van de Gouvernements fokkerij eene geslachtsziektenbsp;ontdekt, welke door hem gehouden werd voor boosaardigenbsp;dekziekte (dourine). De ziekte werd nader bestudeerd doornbsp;den van ’t geneeskundig Laboratorium gedetacheerden veeartsnbsp;DE Does, die van zijne bevindingen uitvoerig mededeelingnbsp;deed in de veeartsenijkundige bladen. Deel XIV afl. i en 2.

De ziekte kwam voor in de afdeeling Soemedang, een enkel geval in de afdeeling Soekapoera (district Tjiawi) en tasttenbsp;4 dekhengsten (2 van ’t Gouvernement en 2 van Inlanders)nbsp;en een 60 tal merries van de bevolking aan. Omtrent dennbsp;oonsprong der ziekte bleef men in ’t duister; te voren wasnbsp;ze in Indië nooit geconstateerd. Nadat de hengsten uit denbsp;fokkerij verwijderd, de zieke merries gebrandmerkt, en nietnbsp;meer bij de hengsten toegelaten werden, was na een maandnbsp;of 6 de ziekte verdwenen, men hoorde er tenmiflste verdernbsp;niets meer van.

De veearts DE DoES schrijft omtrent deze ziekte, door hem „Soeniedangsche dekziekte” genoemd in ’t kort ’t volgende.nbsp;Nadat een vergelijking is gemaakt met andere ziekten, en opnbsp;punten van verschil en overéénkomst is gewezen, wordt hetnbsp;ziektebeeld besclireven bij 2 hengsten, de zieke dieren vannbsp;’t Gouvernement, Doeket en Djingga.

De dieren vertoonden toen (ze waren Yj jaar ziek), een ziektebeeld als volgt,: scrotum gewoonlijk licht oedemateusnbsp;gezwollen, voorste plooi van den koker sterk oedemateus;nbsp;enkele witte plekjes op kokerhuid en penis, een weinig oedeem

-ocr page 264-

234

voor deii koker, eikel en urethra monding wat gezwollen en rood, conjunctivae iet wat rood en geinjiceerd.

Verder waren de dieren vroolijk, glanzend en gaven niet den schijn van ziek te zijn.

Een dagelijksch bloedonderzoek, tusschen 12 en 19 Mei verricht, als ook entproeven op hond en cavia vielen negatief uit.

Verschillende aangetaste merries werden door schrijver onderzocht en ook een paar andere hengsten. Aan het slot van het artikel wordt het ziektebeeld als volgt beschreven.

Somtijds begon de ziekte met lusteloosheid en verminderden eetlust; een enkele maal viel als eerste symptoom hoesten op, tevens was een lichte conjunctivitis waar te nemen somsnbsp;een lichte secretie van het neusslijmvlies. Deze verschijnselennbsp;waren lang niet constant. Na een poos verdwenen ze weer,nbsp;waarna een genitaal of algemeen lichaamslijden opviel.nbsp;Schrijver was niet in de gelegenheid deze eerste symptomennbsp;waar te nemen.

Bij de merries werd als eerste verschijnsel der ziekte waargenomen eene zwelling van de labia vulvae. Zij kon meer of minder duidelijk zijn, zelf zoo gering dat ze niet werdnbsp;opgemerkt, ook zoo erg dat niet alleen de labia doch ooknbsp;de perineaalstreek, de uier en de binnenvlakte der dijennbsp;gezwollen waren. De zwelling zet zich soms voort langsnbsp;den buik tot de borst. Zij bepaalde zich niet tot het uitwendige, maar strekte zich ook uit tot de inwendig gelegennbsp;geslachtsdeelen. Zoodra dit in erge mate plaats had, stondnbsp;de labia open. De clitoris kan vergroot zijn, en vorm ennbsp;om vang hebben van een groote hazelnoot. De labia minoranbsp;zijn vaak gezwollen en ook ’t symvlies tusschen deze en clitoris.nbsp;Niet alleen de submucosa ook de mucosa' zelf is gezwollennbsp;en lijkt daardoor hier en daar doorschijnend met een somsnbsp;drillige consistentie. De mucosa was, vooal aan den ingangnbsp;van de vagina, meest rooder dan normaal.

Meerdere malen waren lichte erosies op het slijmvlies van

-ocr page 265-

235

vail labia eii clitoris te vinden, nl. op de uitstekende gedeelten der plooien. Ze waren oppervlakkig, niet een harden, ietsnbsp;korreligeu bodem.

De bovenste helft van ’t vestibulum was zoo goed als normaal.

In de meeste gevallen werd een vloeiing van een purulent secreet uit de vagina waargenomen.

Boven beschreven veranderingen kunnen teruggaan om grootendeels te verdwijnen.

De gezwollen labia slinken, doch krijgen vaak een rimpelig voorkomen en blijven hard aauvoelen — vond men uitwendignbsp;niets, dan was het mogelijk door opening van de rinia in hetnbsp;vestibulum nog veranderingen aan te treffen. Onderwijl ontstonden op de zwarte genitaalhuid der labia, om den anus,nbsp;in de perineaalstreek en op de uier, op eene onverklaarbarenbsp;wijze witte vlekjes en vlekken. Of ze door afschilfering vannbsp;den epidermus ontstaan? Aan de randen der labia vormdennbsp;zij soms een onregelmatigen meer of min samenhangendennbsp;zoom om de rima, waardoor de vulva een vies uiterlijknbsp;verkreeg. In de omgeving er van, om den anus en in denbsp;perineaalstreek waren zij meestal rondachtig en klein. Op denbsp;huid van de uier vormden zij vaak groote onregelmatige vlekken.

Bij de hengsten ontdekte men als eerste symptoom der ziekte eene zwelling van de kokerhuid. Bij één dier was nanbsp; 7 maanden nog een lichte zwelling van den urethramondnbsp;waar te nemen, bij een ander een uitslag met zweertjes opnbsp;den penis. Zoowel scrotum als praeputium konden een belangrijken omvang verkrijgen; die zwelling was echter niet constant.

De genitaal huid vertoonde vaak witte vlekjes.

Bij beide geslachten kon in het verloop der ziekte eene weeke, kneedbare zwelling ontstaan aan den buik, ter groottenbsp;van een rijksdaalder tot handpalm of meer. Ze lag nu eensnbsp;vlak voor uier of koker, dan weer meer naar voren, in ’tnbsp;midden of ook asymetrisch. Deze oedemata zijn niet constant.

Behalve deze zwellingen werden bij verschillende gevallen

-ocr page 266-

236

gedurende het verloop der ziekte licht verhevene, omschreven verhoogingen ter grootte van een cent, een gulden of grooternbsp;op de huid waargenomen. Ze braken niet door en verdwenennbsp;na eenige*n tijd weder (urticaria.) Ze verschenen op zijde vannbsp;de borstkas, op de schoudervlakte, en de kroep op de bo-vendeelen der ledematen.

Meestal treedt vermagering van het lichaam op, soms zeer sterk, niet altijd wordt het waargenomen. In vele gevallennbsp;ontstond parese van de achterband, ’t Gemakkelijkst was ditnbsp;te zien bij langzaam vooruit brengen. Een of twee achter-beenen sleepen; bij ergere gevallen begon het a9hterstel tenbsp;slingeren en te waggelen.

Bij zeer erge gevallen konden de achterbeenen de achterband niet meer dragen en lagen de dieren tegen den grond. Nanbsp;een of twee dagen trad dan gewoonlijk de dood in.

De mucosa van mond, neus en oogen was somtijds iets geel gekleurd. Van bloedingen als bij surra geen sprake, geen anaemic.

Path, anatomische afwijkingen, bij twee obducties geconstateerd, waren:

rt. veranderingen in het genitaal apparaat.

b. nbsp;nbsp;nbsp;veranderingen in het ruggemerg.

c. nbsp;nbsp;nbsp;de drillige oranje gele, vochtige massa om de zenuwennbsp;van den plexus ischiadicus, ook aanwezig zijnde in het achterste gedeelte van het ruggemerg.

In 2 gevallen werd zeer spaarzaam de parasiet (een trypanosome) gevonden, en wel in ’t bloed van de gezwollen huid der genitaliën.

Entingen vielen negatief uit.

Schrijver eindigde zijn tweede rapport met te zeggen dat deze Soemedangsche dekziekte minder kwaadaardig is dan denbsp;bekende, boosaardige dekziekte. Dit en het feit dat de parasieten zoo schaars zijn en minder virulent voor proefdierennbsp;en dat de entingen negatief verliepen, doen hem denken, datnbsp;de ziekten niet identisch zijn.

In het derde en laatste rapport wordt aan het ziektebeeld


-ocr page 267-

237

niets toegevoegd, behalve enkele opmerkingen omtrent den aard der urticaria zwellingen.

Omtrent de ziekteoorzaak merkt schrijver op dat de trypa-nosomen soms in vrij groot aantal te vinden zijn in pas ontstane zwellingen of in het rand-gedeelte van andere, wanneer men door zeer oppervlakkige insnijding een weinig lymphe en bloed neemt. In ’t bloed alleen zijn ze niet ofnbsp;zeer schaarsch; waaruit de gevolgtrekking wordt gemaakt datnbsp;de parasiet niet in ’t bloed, doch in lymphspleten huist.

De trypanosonien zijn volgens DE DüES in levenden toestand bijna niet van die van surra te onderscheiden. Als geringe verschillen worden opgegeven, dat ze iets kleiner lijken en minder beweeglijk. Enkele overlangsche tweedeelingsnbsp;vormen werden waargenomen. Sommigen vertoonden eennbsp;dikker lichaam met korten geesel, meer spoelvormig, metnbsp;spitse einden aan de polen.

Het kleuren der parasieten was moeilijk doordat ’t bloed te veel met lijmphe was gemengd.

De uitslag der proefentingen bij konijn, hond en cavia en een jonge hengst verricht, was:

1. nbsp;nbsp;nbsp;dat bij de proefdieren geen enkele maal parasieten werdennbsp;gevonden.

2. nbsp;nbsp;nbsp;plaques, necrosen en zwellingen werden niet waargenomen.

3. nbsp;nbsp;nbsp;De entingen schenen voor konijnen levensgevaarlijk,nbsp;ze stierven onder langzame vermagering, catarrhale conjunctivitis, soms verlamming.

4. nbsp;nbsp;nbsp;bij de jonge hengst had de enting een kort effect nl.nbsp;klierzwelling.

5. nbsp;nbsp;nbsp;bij witte muizen eenig effect, bij hond en kat gedurendenbsp;de eerste 6 weken niets.

Bij mijne maandelijksche inspecties in de afdeeling Krawang, alwaar in de zuider districten een 6 tal Gouvernements hengstennbsp;werkzaam waren, werd in ’t laatst van 1904 de hengst tenbsp;Wonajasa niet in orde bevonden, ’t Was een flinke zwartenbsp;Sandelwood hengst, van 11 jaar. Si Koembang. ’t Dier

-ocr page 268-

238

vertoonde een ietwat gezwollen koker en opgezette ballen. Ik liet hem rust geven.

Een maand later terug komende, vernam ik dat de zwelling zoo nu en dan wegging, doch steeds weer terug kwam, somsnbsp;gepaard met oedeem voor den koker; verder was het diernbsp;niet zoo tierig als gewoonlijk. Later zag ik een paar wondjesnbsp;aan de penis, die bijna genezen waren en kort daarop eenenbsp;zwelling aan de halsvlakte ter grootte van een handpalm,nbsp;welke na een paar dagen weer verdwenen was.

Een paar keer werd bloed onderzoek gedaan en werden een paar marmotten, de eenige proefdieren die ik toen beschikbaar had, geent, echter zonder resultaat. In Februarinbsp;1905 zag ik den hengst terug, en was hij in voedingstoestandnbsp;achteruitgegaan.

Voortdurend waren dan hier dan daar plaques te zien van de grootte van een rijksdaalder tot een handpalm, welke na korten tijd verdwenen. De hengst werd minder krachtig; de gangnbsp;die vroeger zeer goed was, verminderde, was vooral achternbsp;ietwat schommelend, ’t Vermoeden op dekziekte was bij mijnbsp;sterker geworden, echter kon ik niet nagaan hoe het diernbsp;geinfecteerd was geworden, daar ik onder merries geen enkelnbsp;geval had waargenomen — Misschien werden ze verborgen gehouden of waren gestorven. In Mei werd de hengst naar Bandoeng gebracht en daar opgenomeii.

Steeds was na dien tijd zwelling van ballen en koker aanwezig en ook altijd, dan hier, dan daar, een plaque, grooter of kleiner. Oedeem onder den buik tot het borstbeen, tradnbsp;zoo nu en dan op. De penis werd goed uitgeschacht, denbsp;monding van de urethra was gezwollen en rood.

Een enkele keer had de hengst wat dikke beenen, ook stond hij eens op een morgen erg kreupel op stal; was echter nanbsp;een paar dagen weer rad.

De zwakte in de achterhand nam voortdurend toe. Bij eene merrie gebracht, had hij opgewekte geslachtsdrift, schachttenbsp;goed uit en besprong de merrie, echter zonder tot dadelijk-

-ocr page 269-

239

heden te kunnen overgaan, daar hij zich op de achterhand niet kon staande liouden. De gang achter was waggelend; innbsp;draf werden de beenen hoog opgenomen en hard neergezet.

’t Dier was iets vermagerd, echter bleef de eetlust goed; ’t temperament was grootendeels verdwenen, kwam alleen alsnbsp;de hengst bij een merrie werd gebracht, weer te voorschijn.

Zoo nu en dan hoorde men het dier kort hoesten, ’t Neusslijm-vlies was in den regel iets vochtig; de lendenen een weinig pijnlijk, geen gezwollen klieren.

Het beeld van dekziekte was bij dit dier wel compleet.

Herhaalde malen werd bloedonderzoek gedaan, (het geregeld, dagelijkscli onderzoek was niet mogelijk, daar ik bijna nooit langer dan een dag of 5 achtereen thuis was), peripheernbsp;bloed, jugulair, uit plaques, gemengd met oedeem vocht,nbsp;bloederig vocht uit opgezet scrotum en koker, steeds metnbsp;negatief resultaat.

Een konijn, met i c. cM. jugulair bloed subcutaan geënt, stierf na 7 weken, zonder ooit iets abnorms te hebben vertoond,nbsp;of trypauosomen in 't bloed te hebben gehad, ’t Stierf toennbsp;ik uit was, waaraan weet ik niet.

De heirgst kon (Juli 1905) zich maar zeer korten tijd op de achterhand staande houden, zoodat een coitus met een proef-merrie niet gelukte. Ook sperma onderzoek moest daardoornbsp;achterwege blijven.

Onderzoek van prostaat vocht leverde niets op.

In Augustus en September bleef het dier vrij wel gelijk, hield een lichaamgewicht van 270 a 280 kilo (vrij goed voornbsp;een paard van 1.32 M.) en had nooit verhoogde temperatuur.

Den 17'*“ Augustus werden nog eens 2 honden geënt, één met 10 druppels jugulair bloed, één andere met jugulair bloed,nbsp;vermengd met oedeem vocht, en een konijn met i ccM. jugulair bloed. Het konijn stierf na 14 dagen, toen ik uit was;nbsp;de honden bleven gezond.

Daar ik aan genezing twijfelde, werd de hengst den 15'^™ October doodgeschoten.

-ocr page 270-

240

De Sectie wees op aandoeningen van ’t genitaal apparaat, verder op weeke plekken in 't ruggemerg en langs dennbsp;ischiadicus. De milt was iets vergroot en hard, vooral veelnbsp;dikker dan gewoonlijk, met vaste verdikte bindweefsel strengen.nbsp;Overigens werd bij sectie niets gevonden.

Enn paar honden werden nog geënt, één met bloed uit het hart, de ander met spinaal vocht. ^ De dieren bleven gezond.

Ik had honden genomen, denkende dat die dieren ’t meest gevoelig zouden zijn.

Na mijne plaatsing in de Preanger Regentschappen, in April 1905, zou ik spoedig meer kennis maken met dekziekte.

I. Den 29'^'=quot; April werd de Gouvernements-merrie No. 61 van Tjisaroewa (Goenoeng Parang) naar Bandoeng gezonden,nbsp;wegens ziekte, ’t Dier bleek dekziekte te hebben. De merrienbsp;was vermagerd, had gezwollen schaamlippen, met wondjesnbsp;en witte vlekken er om heen, tot aan den anus, purulentenbsp;uitvloeiing.

’t Slijmvlies in de vagina was donkerrood, met .sterke plooien en hier en daar woekeringen, ter grootte van eennbsp;erwt, tot knikker. De schaamspleet stond, tengevolge van denbsp;sterke zwelling der labia en ’t slijmvlies, open. De merrienbsp;vertoonde bij een hengst gebracht steeds opgewekte geslachtsdrift. Hoesten werd niet opgemerkt, ook geen oedemen ofnbsp;plaques, en geen moeilijke gang. Eetlust zeer goed.

Hoe het dier werd geinfecteerd ? Het werd in Bandoeng in de maand Januari 5 keer gedekt door den hengst 110. 149,nbsp;verder in Februari 5 keer en in Maart 3 keer door den hengstnbsp;no. 145. Daarna werd de merrie naar Soekaboemi gezonden, vanwaar zij in April d. a. v. ziek terugkwam; no. 149nbsp;begon 17 Juli ziekte verschijnselen te vertoonen. De hengstnbsp;145 is nooit ziek geweest en volgens opgave van den verzorgernbsp;werd het dier te Soekaboemi niet meer gedekt. De merrienbsp;is aan 't werk gezet voor een graskar, doet goed haar werknbsp;en geneest langzamerhand. Thans ziet men uitwendig nietsnbsp;meer aan het dier (Maart 1906.)


-ocr page 271-

241

Ik heb nooit parasieten bij dit dier kunnen vinden, noch in bloed, nog in vaginaal slijm.

2. De tweede patient was merrie no. 53 een oude fokmerrie,nbsp;welke den Juli ziek naar Bandoeng werd gebracht. Dezenbsp;merrie werd in Januari 7 keer, in Februari 9 keer, in Maartnbsp;3 keer gedekt door hengst no. 142, en toen naar Goenoengnbsp;Holoe (district Rongga) gezonden, vanwaar ze in Juli ziek terugkwam, zonder daar, volgens verklaring van den verzorger, weernbsp;te zijn gedekt. Hengst no. 142 werd den 16 Juli 1905 wegensnbsp;dekziekte teruggenomen.

De merrie is thans oogenschijnlijk van de ziekte genezen (Maart 1906.)

3. nbsp;nbsp;nbsp;Bij eene inspectie in Tjiawi werd de merrie no. 24 den

28sten nbsp;nbsp;nbsp;1905 ziek bevonden. Deze merrie was den 3'^“*

Mei 1905 te Tjiawi gestationneerd, en daar gedekt door hengst 110. 149, den 9^“ en den 23^'“ Juni, den 28'*™ Juli werd zenbsp;ziek teruggenomen.

Ook deze merrie is thans (Maart 1906) oogenschijnlijk genezen.

Van deze merrie werd gedurende de ziekte door aderlating bloed afgenomen en daarvan 20 c. cM. intraperitoneaal ingespoten bij een konijn, 40 c. cM. intraperitoneaal bij een hondnbsp;en 20 c. cM. subcutaan bij een hond. De dieren bleven gezond.

4. nbsp;nbsp;nbsp;In Juli kreeg ik bericht, dat de hengst no. 149 te Tjiawinbsp;ziek was. Toen ik daar kwam, stond de hengst met eennbsp;zwelling van scrotum en koker, en vooral van ’t weefsel, naastnbsp;den koker, tusschen koker en dij; meer links dan rechts. Denbsp;zwelling was enorm groot, meer dan een manshoofd dik, ennbsp;breidde zich uit van den koker, onder den buik door, tot denbsp;voorbeenen (evenals bij Surra), ’t Was in één nacht ontstaan.nbsp;De hengst kon zich bijna niet verplaatsen, vooral ’t linkerbeennbsp;was moeilijk vooruit te brengen. Toen na een paar dagen denbsp;zwelling een weinig geslonken was, werd het dier naar Bandoeng opgezonden (13 Juli 1905.)

Alle merries werden in dat district opgeroepen en werden 2 zieken gevonden, een Gouveruements merrie no. 24 en een

16

-ocr page 272-

242

australische merrie die 2 maanden geleden door hengst no. 149 was gedekt.

’t Was me niet mogelijk 't begin der ziekte na te gaan. De berichten, die men krijgt van Inlanders zijn steeds zoo onbetrouwbaar.

De hengst werd te Bandoeng, geregeld afgestapt, later afgereden. Behalve een deegachtige zwelling van den koker,nbsp;die na één of twee dagen rust wat verergerde, was na tweenbsp;maanden niets abnorms meer aan het dier merkbaar. Gedurende deze 2 maanden kreeg het zoo nu en dan een kleinenbsp;plaque, nooit groot, ter grootte van een gulden ongeveer.

Bloedonderzoek was steeds negatief. Teneinde na te gaan of de hengst nog zou infecteeren, werd in October een proef-merrie gedekt. Sperma onderzoek was negatief, de merrie bleefnbsp;gezond.

In December werd dit herhaald, met ’t zelfde gevolg.

Daar de hengst niets abnorms meer vertoonde, werd hij 4 Januari weer ter dekking gesteld in het district Tjiawi. Innbsp;Maart kreeg ik bericht dat hij zoo nu en dan zwelling had, isnbsp;dus blijkbaar nog niet genezen en thans weer teruggeroepennbsp;naar Bandoeng.

De merries in Januari en Februari door den hengst gedekt, zijn tot op heden niet ziek. Interessant zal het zijn te wetennbsp;of ze ook bevrucht zijn geworden door den hengst en of hijnbsp;nog merries heeft geinfecteerd.

5. nbsp;nbsp;nbsp;Den 16'^'quot; Juli werd hengst no. 142 van Palaboean (Soe-kaboemi) teruggestuurd met dekziekte. ’t Dier vertoondenbsp;slechts geringe symptomen,- lichte zwelling van koker ennbsp;scrotum en was wat vermagerd.

Op 31 October was het dier oogenschijnlijk weer geheel gezond en werd te Panembong ter dekking gesteld, waar hetnbsp;nog is; zonder tot op heden (Maart 1906) iets abnorms vertoond te hebben.

6. nbsp;nbsp;nbsp;Den 18 October 1905 werd van Tjigentoer een hengstnbsp;(no. 91) teruggebracht met verschijnselen van dekziekte, zwel-

-ocr page 273-

243

’t Dier wordt thans nog te

ling en zoo nu en dan plaques. Bandoeng verpleegd.

7. nbsp;nbsp;nbsp;Den 12'*=’' Augustus 1905 werd hengst no. 67 ziek teruggebracht van Tjigentoer. Deu 4 October oogenschijnlijk genezen weer ter dekking gesteld, moest hij 13 Januari 1906nbsp;naar Bandoeng worden opgezonden daar het dier magernbsp;werd en zoo nu en dan lichte zwelling en plaques vertoonde.

8. nbsp;nbsp;nbsp;Den 6^'“ September 1905 werd hengst no. 102 vannbsp;Tjilakoe (afdeeling Tjiandjoer) met sterke zwelling en zeernbsp;vermagerd naar Bandoeng opgezonden. Na een 14 dagen tenbsp;Bandoeng te zijn geweest, brak naast den koker een abscesnbsp;open waaruit zich een massa dunne gele etter ontlastte. Nanbsp;een week had het zich weer gesloten en heeft zich geennbsp;etter meer gevormd.

Zoo nu en dan vertoonde het dier plaques. Thans (Maart 1906) is het dier glimmend en vroolijk, doch heeft zoo nu dannbsp;nog lichte zwelling van den koker.

9. nbsp;nbsp;nbsp;Den 12 September 1905 kwam hengst no. 58 van Panem-boug (afdeeling Limbangan) terug met lichte zwelling van dennbsp;koker, die te Bandoeng spoedig geheel verdween, zoodatnbsp;ik hem den 31 October weer terug plaatste, denkende hiernbsp;niet met dekziekte te doen te hebben. In December inspecteerde ik het dier weer, daar berichten waren binnen gekomennbsp;van vermagering van den hengst, ’t Dier was toen lijdendenbsp;aan dekziekte in vrij ergen graad, en werd direkt naar Bandoeng gebracht.

In Januari brak bij den hengst een absces open naast en rechts van den anus, waaruit zich een hoop etter ontlastte.nbsp;Na een dag of 6 was het genezen.

De hengst vertoonde zoo nu en dan plaques en steeds vrij aanzienlijk locale zwelling. Den 30*^'quot; Maart was eene aanzienlijke zwelling op den ribwand rechts aanwezig, en voor denbsp;eerste maal gelukte het me in een praeparaat van bloederig

-ocr page 274-

244

vocht uit die zwelling 2 Trypanosomeii te ontdekken, in ’t ongekleurde praeparaat.

In een gekleurd praeparaat vond ik niets. Den volgenden dag was noch in ongekleurde noch in gekleurde iets waar tenbsp;nemen.

(Na een dag of 5 was de zwelling verdwenen). Met dat oedeem-vocht werden op 30 Maart 2 konijnen geent, éénnbsp;intraoculair, een met een paar druppels intraperitoneaal.

Den 18®“ April d. a, v. vond ik in eene acute zwelling wederom een paar parasieten en in een gekleurd praeparaatnbsp;een vrij groot aantal.

10. nbsp;nbsp;nbsp;Den 27®“=quot; Januari 1906 werd hengst No. 47 naarnbsp;Bandoeng gezonden met lichte aandoening van dekziekte.

Thans is aan het dier, behalve geringe zwelling van den koker, niets abnormaals te bespeuren.

11. nbsp;nbsp;nbsp;Den 27'^quot; Mei 1905 werd hengst No. 111 te Soetji (bijnbsp;Garoet) geplaatst.

In December d. a. v. kreeg ik bericht dat het dier gezwollen schaamdeelen had. (In November had ik het nog gezien ennbsp;niets abnorms bespeurd).

Op mijn last om het dier op te zenden naar Bandoeng, kreeg ik bericht dat het zóó ziek was, dat het niet vervoerdnbsp;kon worden. Twee dagen later den 12'^'quot; December vondnbsp;ik het dier dood, ’t was den avond van den lO'^™ gestorven.

Daar het cadaver al 36 uur oud was en ik over weinig tijd en in ’t geheel niet over proefdieren kon beschikken,nbsp;werd van eene sectie afgezien. Eene aanzienlijke zwellingnbsp;van en naast koker en scrotum was waar te nemen, welke ernbsp;op doorsnijden geel spekkig uitzag.

Dat is ’t eenige sterfgeval, .wat mij ouder de gouveruements-paarden is voorgekomeu. ’t Dier was 10 dagen ziek geweest.

Bij eene merrie inspectie in Garoet in de maand December vond ik 3 zieke lulandsche merries, en te Tjiawi in Juli zooals

-ocr page 275-

245

gezegd, één. Dit waren, met de opgegeven gevallen onder de Gouveniements-paarden de dieren, welke ik met dekziektenbsp;tot op heden heb aangetroffen. Dat er in de kampoeng veelnbsp;meer gevallen zijn die, dank zij de goede politie hier, niet ternbsp;kennisse komen van ’t Bestuur, staat bij mij vast.

Waar bij de gouvernements-merries een drietal patiënten werden gevonden, zullen bij de tientallen maal sterkere In-landsche merries-stapel zeker vele dieren aan de ziekte lijdendenbsp;zijn of geweest zijn. Het betrekkelijk groot aantal dekhengsten,nbsp;dat geïnfecteerd werd wijst, er ook wel op.

Uit de enkele door mij beschreven ziektegevallen, uit de entproeven en ’t mikroscopisch onderzoek blijkt dat het denbsp;zelfde ziekte is als door veearts DE DOES beschreven.

Alhoewel de symptomen alle overeenkomst hebben met die van de bekende Europeesche „Dourine” springen de verschillen,nbsp;door DE Does reeds aangegeveu nl. schaarschte van parasieten, negatieve entproeven en ’t veel goedaardiger beloopnbsp;duidelijk in ’t oog. Vooral ’t laatste viel bij de door mijnbsp;waargenomen gevallen op.

In het „Zeitschrift für Tiermedicin” Bd. 9 heft 3. 4. 5. en 6, komt een zeer interessant artikel voor „studiën über dasnbsp;Wesen der Beschalseuche” van prof. F. Kern.

De ziekte, die in 1901 in Kroatië plotseling optrad, werd door schrijver bij een hengst en een 33 tal merries waargenomen en beschreven. Daar deze ziekte alle overeenkomstnbsp;heeft met de hier voorkomende, zal het van belang zijn,nbsp;enkele dingen uit het geschrevene aan te halen.

Nadat door prof. Kern een kort historisch overzicht is gegeven der beschalseuche wordt door hem de infectie en vatbaarheid besproken. Anders dan door de coitus werd geennbsp;dier geinfecteerd. Alhoewel door Nocard en Hutyra doornbsp;enting met ruggemerg-emulsie intraoculair de ziekte op paarden werd overgebracht, had de enting bij een paard met 0,5nbsp;c. cM. ruggemerg-emulsie van een ziek konijn negatief resultaat.

-ocr page 276-

246

Wat de vatbaarheid aangaat, worden door vroegere schijvers cijfers genoemd, die nog al uit één loopen. Rüll geeft aannbsp;dat ongeveer 66 “4 der door een zieke hengst gedekte merries werden aangetast, terwijl Rodloff spreekt van lOO %,nbsp;Marek van 54-S°ogt; Prof. Kern geeft voor den zieken hengstnbsp;Hercules aan gemiddeld 22.85 °4. en wel in de maand Maartnbsp;van de 22 Merries 8 dus 36 %.nbsp;in April van 26nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;„ 7nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;„nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;27 %.

,, Mei nbsp;nbsp;nbsp;,, 23nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;5nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;gt;gt;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;t5 %•

„ Juni nbsp;nbsp;nbsp;„21nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;„nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;2nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;„nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;10 %.

Dat dit percentage zoo verminderde schrijft K. toe aan het feit dat óf minder virus wordt afgescheiden bij de coitus óf datnbsp;het virus zwakker wordt, ’t Elerste werd ’t meest aannemelijknbsp;geacht.

Dat niet alle merries geinfecteerd worden, kan zijn reden vinden in verschil in vatbaarheid, ook is het mogelijk datnbsp;alleen bij gelaideerd slijmvlies infectie tot stand komt.

Bij hengsten is de vatbaarheid ook zeer verschillend. Sommige hengsten werden direkt geinfecteerd, anderen dekten herhaaldelijk zieke merries en bleven gezond. Het stadiumnbsp;waarin de ziekte bij de merrie verkeert, zal hierop ook in-fluenceeren.

De leeftijd schijnt op de vatbaarheid geen invloed te hebben.

Incubatie. Deze zou volgens Maresch van 8 dagen tot maanden, volgens Prince en Lafoise van 7—60 dagen, volgensnbsp;Hertwig 2 — 7 dagen, Rodloff 8—14 dagen. Prof. Kern neemtnbsp;eene langere incubatie aan en wel van i tot over 8 maanden.

Nadat een 23 tal gevallen bij merries zijn aangehaald, wordt het ziektebeeld-beschreven bij merries en hengsten, ’t welknbsp;niet noemenswaard van 't reeds beschrevene afwijkt. Welnbsp;zegt Prof. Kern dat een hengst klinisch gezond kan schijnennbsp;en toch infecteeren.

’t Sectiebeeld week evenmin van ’t reeds beschrevene af, terwijl van ’t medicineeren gezegd wordt dat dit geen merkbare verbetering aanbracht.

-ocr page 277-

247

Uit de in de Preanger Regentschappen aangetrofifen en beschreven ziekte-gevallen blijkt m. i. dat het de zelfde ziektenbsp;is als door collega DE DOES beschreven, de „Soemedangschenbsp;dekziekte”, en dat ze waarschijnlijk identisch is met de doornbsp;prof. Kern beschreven beschalseuche. Om ze op een lijn tenbsp;stellen met de bekende „dourine” gaat moeilijk, daar te grootenbsp;verschillen zijn aan te wijzen, en zullen ze voorloopig evenalsnbsp;dat het geval is met Surra, nagana, mal de caderas en anderen,nbsp;naast elkaar geplaatst moeten worden.

Omtrent het incubatie tijdperk der ziekte valt niets met zekerheidquot; te bepalen. Zooals gezegd zijn de gegevens dienbsp;men van Inlanders krijgt zoo onzeker en weinig betrouwbaar,nbsp;dat daaruit niets valt op te maken.

Dat de ziekte uitsluitend wordt overgebracht tijdens den coitus geloof ik zeker.

De zieke dieren stonden hier voortdurend om en bij gezonde, en nimmer zag ik een der laatsten ziek worden. Bij sommige dieren schijnt de vatbaarheid niet groot te zijn.

Een proefmerrie heb ik eenige keeren door een zieken hengst (No. 149 en No. 67) laten dekken, ook na lichte verwondingnbsp;van het vaginaal slijmvlies, zonder dat infectie volgde.

De verschijnselen zijn voldoende beschreven en komen wat locale zoowel als algemeene betreft, overeen met die voornbsp;„Zuchtlahme” aangegeven (zie a. b. Hutyra en Marek). Wel zijnbsp;opgemerkt dat in den regel een korte hoest, lichte aandoeningnbsp;van 't slijmvlies der respiratieorganen, soms lichte conjunctivitisnbsp;en een paar keer absces-vorming werd aangetrofifen (hengstennbsp;nos. 102 en 58).

Het ziektebeloop kan zeer verschillend zijn. Bij den hengst No. 111 was het zeer acuut en doodelijk. In den regel isnbsp;het chronisch en gaat het in genezing over, wanneer de dierennbsp;slechts van de voortteeling worden uitgesloten.

Van de door mij waargenomen gevallen is behalve genoemde hengst No. iii, slechts één geval letaal geëindigd. Dit was eene australische merrie van den wedaua van Tjiawi. Na

-ocr page 278-

248

een ziekteduur van eenige maanden is dit dier aan dekziekte gestorven,

Regel is, dat bij goede voeding en zoo noodig locale behandeling (bij de vrouwelijk dieren liet ik met eene lysol oplossing irrigeeren) de verschijnselen teruggaan en de dieren,nbsp;behalve eene lichte oedemateuze zwelling van het praeputium,nbsp;niets abnormaals meer vertoonen.

Wanneer van radicale genezing kan worden gesproken, is moeilijk te zeggen. Bij de hengsten no. 149 en 67 tradennbsp;weer verschijnselen op, toen ze ter dekking gesteld werden.nbsp;Ik heb reden aan te nemen dat hier geen tweede infectienbsp;in het spel was.

Entingen bleven steeds zonder positief resultaat. Daar ik veel afwezig was, konden echter de proefdieren niet geregeldnbsp;worden geobserveerd. Entingen met bloed schijnen tochnbsp;steeds negatief te zijn- en schijnt men daarvoor ruggemergnbsp;of hersen-emulsie te moeten nemen (prof. Kern).

Als ziekte-oorzaak wordt aangenomen de trypanosoma equiperdum. Ofschoon volgens Hutijra en Marek het direktenbsp;bewijs nOg geleverd moet worden dat de trypanosoma denbsp;ziekte oorzaak is, te meer omdat vele onderzoekers nooit try-panosotnen vonden, en in de gevallen waarin ze wel gevondennbsp;werden, men aan een toevallig samengaan van dekziekte metnbsp;eene trypanosomen ziekte (nagana of surra) zou kunnen denken, wordt toch algemeen de dekziekte onder de trypanoso-mozen gerangschikt.

NoCARD toonde reeds aan dat ze niet identisch is met nagana, daar honden immuun gemaakt voor dekziekte, vatbaarnbsp;waren voor nagana.

Lignières toonde het zelfde aan voor mal de caderas. Dat ze niet identisch is met Surra toont het ziektebeloop duidelijknbsp;aan. Surra verloopt hier steeds doodelijk (binnen 2 maanden),nbsp;dekziekte gaat in den regel in genezing over. Het onderzoeknbsp;naar den ziekteoorzaak is veelal negatief. Door de Doesnbsp;werden eenige malen trypanosomen gevonden in oedeem vocht,

-ocr page 279-

249

mij gelukte het alleen bij den hengst No.* 58 een paar malen trypanosomen aan te treffen,

Niet alleen de volwassen parasiet ook ontwikkelingsvormen werden aangetroffen (ook de Does nam deelingsvormennbsp;waar). Daar de parasiet, vergeleken bij Surra b. v. uiterstnbsp;schaars, in een praeparaat aanwezig voorkomt, treft mennbsp;deelings vormen al heel weinig aan, of ze in vorm geheelnbsp;met die van Surra overeenkomt? Ze lijkt me minder slank,nbsp;en aan het einde waar' de nucleus zit meer toegespitst (in datnbsp;opzicht meer de ratten trypanosome gelijkend).

Welke maatregelen moeten worden genomen, om de ziekte te stuiten, en zoo mogelijk uit te roeien ?

In 1901 heette het dat de Soemedangsche dekziekte uit was, men hoorde er verder niets van. Ik geloof echter datnbsp;ze tot op heden steeds in de Preanger Regent.schappen. isnbsp;vóórgekomen, daar ik me anders niet kan verklaren dat zenbsp;in 1904 in ’t Krawangsche, in 1905 op verschillende plaatsennbsp;in dit gewest werd onderkend.

Bijzonder infectieus schijnt de ziekte niet te zijn, daar ze anders veel grooter omvang had aangenomen.

Toen mij bleek dat in verschillende districten en afdee-lingen gevallen voorkwamen, is de bepaling gemaakt, dat overal waar dekhengsten van gouvernementswege zijn ge-stationueerd, de merries aan eene keuring worden onderworpen.nbsp;De gezond bevonden merries worden van een brandmerknbsp;voorzien, en alleen die gemerkte dieren mogen bij de hengsten worden toegelaten. De verdachte hengsten worden naarnbsp;het dépot te Bandoeng overgebracht en daar bij ziek bevin-ding, gecastreerd.

Dit laatste is ’t eenige middel om ze onschadelijk te maken, men weet niet wanneer de ziekte genezen is, en zou ook nanbsp;oogenschijnlijke beterschap, ze toch voorloopig, en hoe lang,nbsp;buiten functie moeten stellen.

Verplichte aangifte is voorgeschreven, ’t Kan gebeuren, dat

-ocr page 280-

250

merries goedgekeurd worden en pas later blijk geven dat ze gein-fecteerd waren. Deze dieren worden op stal gezet en gehouden.

Sedert eenige maanden is geen geval meer door mij onderkend geworden of aan mij gerapporteerd. Of ze er niet meer zijn, is een tweede vraag. Het verborgen houden vannbsp;zieke dieren is niet uitzondering, maar regel.

Bandoeng, Juni 1906. B. Vrijburg.

-ocr page 281-

7







-ocr page 282- -ocr page 283-

Australische paarden als rijtuigpaarden.

In de veeartseuijkundige bladen, deel XV en XVI komen opstellen voor van den Luit. der cavallerie DE Waal en vannbsp;den ritmeester DANIELS, betreffende de bruikbaarheid dernbsp;Australische paarden bij de cavallerie, dus als rijpaarden.

In het ondervolgeiide wil ik hunne geschiktheid meer speciaal als rijtuigpaarden behandelen.

Vooraf een woord over de benaming Pony.

Pony is een engelsch woord en beteekent klein paard. In het Hollandsch heet zoo’n paardje een hit en ik zie nietnbsp;in waarom wij Hollanders, om iets uit te drukken waarvoornbsp;we in onze taal een goed woord hebben, een engelsch zoudennbsp;gebruiken. Het woord Pony wordt bovendien door het publieknbsp;hier in Indië niet eeiis goed verstaan en velen denken datnbsp;het de naam is van Australische paarden in ’t algemeen, ofnbsp;ze groot of klein zijn.

Hoe de Engclschen hunne paarden verder naar de hoogte verdeelen, interesseert ons hier minder. In Holland, en wijnbsp;Hollanders willen toch ook Hollandsche gebruiken volgen,nbsp;noemt men ieder paard dat niet hooger is dan 1,45 meternbsp;een hit en ieder dat hooger is, een paard ’).

In deze beschouwingen over de Australische paarden meer speciaal als rijtuigpaarden, wil ik dan ook niet van pony maarnbsp;van paard en hit pralen.

Wat de benutting betreft, worden de paarden onderscheiden in draag- en trekpaarden. Tot de eerste behooren de rij- en

*) De hitten worden nog onderscheiden in enkele, de kleinere, en dubbele, de grootere, zonder dat eene algemeen aangenomen grensnbsp;tuBschen beiden bestaat.

-ocr page 284-

252

eigenlijke draag- of picolpaarden en tot de laatste de rijtuigen karrepaarden.

Het verschil tusschen een rijtuig- en een karrepaard is even groot als dat tusschen een rijpaard en een picolpaard.

Met picol- en karrepaarden willen we ons hier verder niet inlaten.

Een, wat den bouw betreft, goed rijpaard is ook een goed rijtuigpaard, maar het omgekeerde is niet altijd het geval.

Een paard met weinig gemarkeerde schoft en wat lange rug kan, als niet tevens ook de lendenen lang zijn, een goednbsp;rijtuigpaard zijn, maar behoort voor rijpaard te worden afgekeurd.

In schoft en rug dus kan men een rijtuigpaard meer afwijking van het ideale toegeven dan een rijpaard.

Overigens zijn de eischen voor den bouw gelijk. Bij beide maakt men onderscheid tusschen zware en lichte en evenminnbsp;als men een zwaar kurassierspaard, of een engelsch jachtpaardnbsp;voor zwaar gewicht, een dameszadel zal opleggen, evenminnbsp;spant men een zwaren carrossier voor eene coureuse.

Wat de gangen aangaat stelt men de eischen echter niet gelijk. Bij het rijpaard verlangt men een vlotten natuurlijkennbsp;galop (die overigens ook door de africhting kan wordennbsp;verkregen) en een zoogenaamden stekenden draf waarbij denbsp;voorbeenen zonder veel kniebeweging recht worden vooruitnbsp;gestoken en bij het rijtuigpaard ziet men juist graag veelnbsp;kniebeweging z. g. n. aktie. De galop komt hier zoo goednbsp;als niet in aanmerking. Als rijpaard bedoel ik hier hetnbsp;gewone zoogenaamde campagne paard. Aan paarden voornbsp;een enkel doel benut, b. v. renpaarden en hoogeschool paarden, stelt men ook in bouw eenige bijzondere eischen.

Nu tot onze Australiërs terugkeerende, moet ik beginnen met op te merken dat mijn observatie materiaal lang niet zoonbsp;groot is als dat van bovengenoemde heeren.

De gewone sterkte van mijn stal is 6, met niet veel mutatie, onregelmatig versterkt door paarden, die ik voor keu-

-ocr page 285-

253

nissen africht, terwijl de heeren DE WAAL en ÜANIëLS over een tachtigtal paarden beschikken.

Daartegenover staat dat ik al mijn paarden zelf africht en uitsluitend zelf rijd en dat ik al acht jaren Australische paarden benut, terwijl ze bij de cavallerie nog maar een paar jaarnbsp;in gebruik zijn.

Van een bepaald type, zegt DaniËLS, is bij de pony’s (lees Australische paarden) nog geen sprake en hij heeft daarinnbsp;groot gelijk.

Men mag echter verwachten dat het spoedig anders zal worden nu in den lateren tijd aan rationeel fokken veel gedaan wordt.

Het resultaat der volbloed fokkerij in Australië wordt al beteekenend en onder de beste renpaarden in Europa treftnbsp;men al Australiërs aan.

Wat de hoogte betreft, zoo vindt men in Australië zoowel hitten van 1,25, als paarden van 1,75.

Ik zag onder de kleine hitten wel eens zeer goede, maar, hoewel een hitten-équipage als alles goed en vooral evenredignbsp;is, er niet onaardig uitziet, verkiest men terecht ook voor hetnbsp;rijtuig geen kinderpaardjes.

De kleinere hitten zijn voor rijpaard, overal waar men iets anders verlangt als alleen zich te laten dragen, geheel ongeschikt. Had ik te kiezen, dan zou ik voor beide doeleindennbsp;niet beneden 1,55 meter willen gaan. Of nu in Australië veelnbsp;goede paarden van die maat te krijgen zijn, kan ik niet beslissen. Volgens Happe ’) zijn de Europeesche eskadrons vannbsp;het Engelsch-Indische leger bereden met paarden van 1,57nbsp;en die paarden worden al sedert jaren voor een groot deelnbsp;uit Australië betrokken.

Ritmeester DaniËLS zegt dat de pony’s van 1,40 tot 1,45 van zijn eskadron het best voldoen en die van boven 1,45

*) Zie veeartsenijkundige bladen voor Ned. Indië, deel VI afd. 4 bldz. 377.

-ocr page 286-

254

(dus de paarden) minder, een resultaat dat, om het kleine aantal waarover de proef loopt, niet veel te beteekenen heeft.

De gemiddelde hoogte van de paarden waarover mijn ondervinding loopt is 1,49. Ik weet niet of men zich er hier al van op de hoogte gesteld heeft of die paarden van 1,57 innbsp;Engelsch Indië voldoen, maar al zou dat zoo zijn en de deugdelijkheid daar overtuigend zijn gebleken, dan zou dat voornbsp;ons Hollanders toch nog geen reden zijn zulke paarden voornbsp;onze cavallerie te nemen. Proeven nemen en zoogenaamdnbsp;verbeteren ligt ons in het bloed.

Moest b. V. niet voor een jaar of drie hier beproefd worden of ruinen ook biuikbare cavallerie paarden zijn, terwijl sedertnbsp;menschen geheugen alle Europeesche legers met succes ruinennbsp;benutten en ontelbare dekhengsten, die om de een of anderenbsp;reden niet verder voor de voortteeling werden benut, gecas-teerd worden en als ruinen uitstekende diensten presteeren.

Een veel voorkomende eigenschap bij Australische paarden is het kalm temperament. Dikwijls is het zelfs al te kalm ennbsp;vele hebben wat men noemt „geen temperament”, wat eennbsp;zeer slechte eigenschap is. Het best gebouwde paard metnbsp;onvoldoend temperament heeft als rijpaard en als sport- ennbsp;luxe rijtuigpaard geen waarde en kan alléén als dienst-, treken werkpaard en, waar het alleen te doen is 0111 zich te latennbsp;dragen, ook als rijpaard nuttig zijn, terwijl, zooals DaniËLSnbsp;opmerkt, een goed temperament zelfs beteekenende fouten innbsp;bouw kan neutraliseeren. Hierin ligt ook het geheim waaromnbsp;onze Sandelwoodjes met hun zwak achterhandje zooveelnbsp;presteeren. Goed africhten, goed voeden en goed rijden doennbsp;veel, maar niemand haalt uit een temperamentloos paard watnbsp;het zou kunnen geven. Hoe groot genot het rijden, zoowelnbsp;van den bok als in den zadel ook is als men temperamentvolle paarden heeft, zoo is het moeten rijden van temperament-looze paarden een straf en ik stel mij voor dat niets meernbsp;in staat is om de goede onder de cavalleristen tegenzin innbsp;den dienst te doen krijgen als ze te zetten op zulke paarden.


-ocr page 287-

255

Bij den aankoop van Australisclie paarden moet men dan ook vooral op het temperament letten. Om zich daarovernbsp;een oordeel te kunnen vormen moet het paard goed gemonsterdnbsp;worden en liefst niet door personeel van den verkoopernbsp;Daarom zou ik de commissie voor den aankoop van remontennbsp;in Australië, die, in ’t voorbijgaan gezegd, een uiterstnbsp;moeielijke taak heeft te vervullen, vooral omdat geremonteerdnbsp;moet worden uit paarden zonder bepaald type, een paar goednbsp;als monteerknecht geoefende cavalleristen willen meegeven.

Hebben ze een goed temperament en zijn ze voldoend afgericht, gevoed en verpleegd, dan voldoen de Australischenbsp;paarden als rijtuigpaarden uitstekend, ze hebben een aange-namen mond, gewennen zich gemakkelijk aan een goed ennbsp;regelmatig draftempo en hebben veel uithoudings vermogen.nbsp;Snelle dravers zijn geen zeldzaamheid. Zijn ze, vooral in denbsp;voorhand en hoeven goed, dan voldoen ze in alle terreinen.nbsp;Of ze lang bruikbaar blijven, hangt zooals bij alle paarden,nbsp;van de africhting, voeding en verpleging en van de wijze vannbsp;gebruik af. Paarden die niet geleerd hebben ongedwongennbsp;in evenwicht te gaan en paarden die b. v. berg af overnbsp;steenachtige wegen in draf gereden worden, zullen spoedignbsp;versleten zijn (').

Goed afgericht, goed gereden en rationeel gebruikt, staan ze ook in dit opzicht niet bij andere paarden achter.

Er is in dit opstel zoo dikwijls sprake van ,,Africhting” dat ik, hoewel het hier de plaats niet is voor uitvoerige behandelingnbsp;van dat zoo gewichtig onderwerp, toch vele lezers een dienstnbsp;meen te doen door hun in ’t kort te zeggen wat ze, als zenbsp;zich op vendutie van pas aangebrachte Australische paardennbsp;een span hebben aaugeschaft, in dat opzicht te doen hebben,nbsp;willen ze veel en lang pleizier van hun koop hebben. 1

1

Ik heb een zwarte merrie die'al ruim 8 jaar op slechte bergwegen loopt en beenen heeft zoo zuiver als die van eene jonge juffrouw, terwyl andere die al vier en vjjf jaar op hetzelfde terrein gebruiktnbsp;worden ook nog niets in de beenen geleden hebben.

-ocr page 288-

256

Zachte, vriendelijke, maar ernstige en strenge behandeling staat met goede voeding en verpleging, waarop ik later nognbsp;terug kom, boven aan. Zoowel het rijtuig- als het rijpaardnbsp;krijge zijn eerste africhting aan de hand en onder den man.

Aan de hand leere men het voorwaarts gaan op een rechte lijn en de buigingen van hoofd en hals volgens TlLLiSnbsp;waarover men in diens werk „Principes de dressage et d’équita-tion” uitvoerige en zeer duidelijke voorschriften vinden kan.

Bij het berijden verlange men in den aanvang niets anders dan dat het paard in regelmatigen stap en vlotten draf voorwaarts gaat, watirbij de berijder zich met los aanstaandenbsp;trensteugel passief verhoudt en de voortdrijvende hulpen geschieden met de, even achter den singel aangebrachte karwats.nbsp;Heeft het paard met de buigingen aan de hand al eenigenbsp;vorderingen gemaakt, dan oefene men die verder ook vannbsp;uit den zadel, ook hierbij nauwkeurig de aanwijzingen vannbsp;TiLLiS volgende en vooral diens uitspraak „toujours en avant,”nbsp;steeds voor oogen houdende,

Hierbij moet natuurlijk in den aanvang van been en zit-hulpen gebruik gemaakt worden en het paard met stang en trens getuigd zijn. Men eindige deze oefeningen niet vóórnbsp;dat het paard zoo ver is gevorderd dat het, met de doornbsp;Tillis geeischte stelling van hoofd en hals, dus in evenwichtnbsp;vrij en vlot stapt en draaft, en op eenvoudig zacht aanhalennbsp;vau den binnenteugel, zonder druk tegen den hals en zondernbsp;zithulpen willig eu correct in de wendingen gaat.

De galop wordt niet beoefend als zijnde voor het rijtuig-paard eene niet gebruikelijke gang. Nu is het tijd om het paard een rijtuigtuig op te leggen en het aan lange teugelsnbsp;achter hem gaande, op trens in stap op den rechten weg ennbsp;in wendingen te leiden waarbij men in den aanvang een mannbsp;bij het hoofd Iaat gaan om zoo noodig corrigeerend in tenbsp;grijpen. Aan het tuig zijn hierbij lange strengen gegespt dienbsp;een eveneens achter het paard gaande helper bij de eindennbsp;in de hand houdt.

-ocr page 289-

257

Aanvankelijk staan de strengen slap, maar langzamerhand worden ze sterker gespannen tot dat de man zich ten slottenbsp;door het paard laat voorttrekken. Gaat deze oefening goednbsp;dan spanne men het paard naast een ander, zeer kalm maarnbsp;willig paard, een z. g. n. schoolmeester aan.

Men neme daartoe het lichtste rijtuig dat men vinden kan en dat voorzien is van bewegelijke evenaar en trekhouten.

Hoe verleidelijk het ook voor mij als groot liefhebber van het africhten van' paarden ook zijn moge, de bovenstaandenbsp;hoofdpunten in détail te behandelen, zoo mag ik daaraan tochnbsp;hier niet toegeven en het wordt bovendien ook tijd dat wenbsp;weer meer speciaal tot onze Australiërs terugkeeren.

Alleen moet ik nog even opmerken dat men, tenzij men de kunst van africhten aan de longe goed verstaat, beter doetnbsp;zijn paarden niet te longeeren. De longe is in de hand vannbsp;niet deskundigen een gevaarlijk werktuig, terwijl van dennbsp;anderen kant een werkelijk deskundige als hij over de noodigenbsp;hulpmiddelen, waaronder in de eerste plaats eene manége,nbsp;beschikt, in staat is aan de hand en aan de longe een paardnbsp;zoo af te richten dat het alleen nog aan de hardheid van dennbsp;weg en aan wat daarop te zien en te hooren valt, moetnbsp;gewend worden om voor het rijtuig uitstekend te gaan.nbsp;Is men daarbij dan nog op de hoogte van- en goed geoefendnbsp;in de „africhting aan de longe teugels”, wat men in Duitsch-land „Fahrdressur’’ noemt, dan kan men het paard zondernbsp;het te bestijgen, zelfs eenige hoogeschool gangen leeren.

Een nadeel van de Australische paarden in vergelijk met onze inlandsche rassen, is dat ze wat verpleging en voedingnbsp;betreft meer eischen.

De verpleging en voeding waarmee ik mijne paarden gezond, looplustig, goed in het vleesch en met mooie glanzende huid, staart en manen houd, terwijl flink dienst van hen wordtnbsp;geeischt, wil ik hier even meedeelen, omdat er onder denbsp;lezers wel zullen zijn die daarmee hun voordeel kunnennbsp;doen.

17

-ocr page 290-

258

Mijn paarden staan in boxen met steenen vloer dag en nacht op stroo, dat dagelijks gedroogd wordt, waarbij mennbsp;dan het vuile door nieuw vervangt.

s’Morgens om half vijf uur krijgen ze eerst een emmer goed schoon water en daarna één kilo gabah.

Hebben ze de gabah op dan wordt gepoetst, waarbij stroo-wisch en borstel in hoofdzaak het werk doen en van de roskam een zeer matig gebruik wordt gemaakt. Om twaalfnbsp;uur weer eerst water en daarna het tweede voer, gabah nunbsp;2 kilo, om half drie begint het middagpoetsen, om vijf uurnbsp;weer twee kilo gabah en s’avonds om 8 uur weer water ennbsp;dan voor den nacht 20 a 25 kilo gras. Het gras moet droognbsp;geleverd worden, dat wil zeggen dat het na het snijden nietnbsp;mag worden gewasschen of nat gemaakt. De gabah wordtnbsp;niet geweekt maar vóór het voeren in ruim water goed gewasschen, waarbij de leege doppen niet worden weggeworpen.nbsp;Over ieder voer gabah wordt een weinig pekel gesprenkeld.nbsp;De paarden dies’morgens geloopen hebben, worden s’middagsnbsp;vóór de stal flink gewasschen, waarbij van een weinig groenenbsp;zeep wordt gebruik gemaakt en ze goed droog worden gewreven ; die s’middags dienst gedaan hebben, ondergaan dienbsp;behandeling den volgenden morgen.

Op een rit van 30 kilometers wordt halverweg een half uur gerust en I kilo gabah en een slok water gegeven.

Op langer ritten wordt na iedere 20 kilometer een kilo gabah gevoerd. De gemiddelde hoeveelheid gabah die mijnnbsp;paarden per dag krijgen, bedraagt 6 kilo.

Gedachtig aan het „Het oog van den meester maakt het paard vet”, ben ik bij het poetsen dikwijls en bij het voerennbsp;altijd present. Als het weer het permitteert laat ik mijnnbsp;paarden gaarne een uurtje in de wei, terwijl paarden die meernbsp;als twee dagen achtereen niet gebruikt worden een half uurnbsp;beweging krijgen in de manége.

Een eigenaardigheid van Australische paarden is dat ze dikwijls aan een soort huidziekte lijden die het publiek ten

-ocr page 291-

259

onrechte schurft noemt. Terecht zegt ritmeester DaniËLS dat goed poetsen daartegen het beste middel is. Wordt echternbsp;toch hier of daar een plekje ontdekt dan laat ik dat goednbsp;inwrijven met een lapje bevochtigd met Sublimaat Spiritusnbsp;(2,50 op 1000) of Creolin — vaseline 30 %• Zoo ook de huidnbsp;van manen en staart als de paarden door zich te schurennbsp;blijk geven van jeuk te hebben. Hiervoor wordt uitsluitendnbsp;de Sublimaat Spiritus gebruikt.

Hoewel de Australiërs in den regel eene zachte en gevoelige huid hebben, lieb ik van drukkingen geen last. Goed passendenbsp;en goed onderhouden tuigen en zadels voorkomen het. Heeftnbsp;men een goed zadel dan rijde men ook met het oog opnbsp;drukken, liefst zonder chabrak. Ook de wijze van rijden doetnbsp;veel af. Paarden die niet recht voor het rijtuig gaan, wordennbsp;licht hier of daar beschadigd, terwijl een goed ruiter, éénnbsp;waarvan men zegt dat hij minder gewicht rijdt als hij zelfnbsp;weegt, zijn paard niet ligt zal drukken.

De lichaamsdeelen waarin onze Australiërs het meest zondigen, zijn de hoeven en hierin staan ze bij onze inlandschenbsp;rassen ver achter. Een goede hoef is voor de bruikbaarheidnbsp;van het paard van zeer groote waarde. No foot no horse.nbsp;Hadden de Australiërs hoeven als de Sandelwoods dan zounbsp;hunne waarde met minstens 25% stijgen. De hoofdgebrekennbsp;hunner hoeven zijn slechte, brokkelige hoornwand en weinignbsp;holle, soms zelfs platte zool. Wat kunnen we nu daartegennbsp;doen. De qualiteit van het hoorn kan men niet veranderennbsp;en naar mijn oordeel zijn zelfs alle hoefsmeersels uit den booze.nbsp;Goed schoon houden der hoeven, goed naar den hoefvorm ennbsp;den gang gemaakt en goed onder gelegd beslag kunnen echter gelukkig die gebreken zoo goed als neutraliseeren. In eennbsp;opstel in dit tijdschrift getiteld „Een nieuw Systeem vannbsp;hoefbeslag” (met een plaat) wordt een hoefbeslag beschrevennbsp;dat aan deze eischen voldoet.

Het antwoord op de vraag of men zich Australische paarden of hitten, of wel inheemsche hitten voor het rijtuig zal aan-

-ocr page 292-

260

?de

scluiffeu hangt af van het antvoord op ondervolgende vragen. 1®“= Is in de buurt gelegenheid voor behoorlijk hoefbeslag?nbsp;Weet men zelf wat van paarden, van paardenhoeven,nbsp;beslag enz. af of heeft men een vertrouwd persoon dienbsp;daarvan weet?

7 de

Kan men rijden, of heeft men iemand die het kan?

4'^® Kan men de paarden africhten of doen africhten?

5'*“' Heeft men lust en tijd om op voeding en verpleging streng toezicht te houden?

6**' Is de som die men voor zijn stal wil en kan besteden nog al ruim?

Moet op één dezer vragen in ontkennenden zin worden geantwoord, dan neme men inheemsche hitten en ook in hetnbsp;algemeen dan wanneer de paarden uitsluitend voor dienstgebruik bestemd zijn.

Kan men die vragen in bevestigenden zin beantwoorden, dan valle de keus onbedingd op Australische paarden.

Van Effen.

-ocr page 293-

Een nieuw Systeem hoefbeslag.

[nut een plaat).

Wie veel Australische paarden rijdt, zal, evenmin als ik, verschoond blijven van getob met het hoefbeslag. Een bijnbsp;die paarden veel voorkomend gebrek is slechte hoeven. Denbsp;hoornwand is dikwijls brokkelig en de zool te weinig hol,nbsp;soms zelfs bepaald plat. Door de slechte qualiteit van dennbsp;hoornwand raken de hier gewoonlijk gebruikte ijzers spoedignbsp;los, en de te weinig holle zool maakt dat de paarden, vooralnbsp;op ongelijke steenachtige wegen, zoogenaamd gevoelig zijnnbsp;en onzeker gaan.

Een mijner paarden, een bijzonder zwaar gebouwde zwarte ruin van 1,54 hoogte, heeft een zeer slechte en brokkelige hoornwand en weinig holle zool. Het gewone beslag, hoewel doornbsp;een niet onbekwamen europeeschen smid onder gelegd, lagnbsp;na gemiddeld 16 dagen los en het paard verloor op slechtnbsp;terrein dikwijls onder weg een ijzer dat vóór het afrijden nognbsp;goed en vast scheen te zitten. Het na korten tijd op nieuwnbsp;beslaan is natuurlijk zeer nadeelig voor den hoornwand doornbsp;de vele nagelgaten; daarbij is het moeielijk en kostbaar, vooralnbsp;hier waar men voor vierkant beslag dat in Holland p 1,50nbsp;kost, / 4.— betaalt. Na lang sukkelen en vele proefnemingen ben ik eindelijk tot een vorm van ijzer en wijze vannbsp;beslaan gekomen die volkomen voldoen. Het paard zelf is,nbsp;blijkbaar uit den veel beteren gang, daarmee zeer voldaan,nbsp;er worden geen ijzers meer verloren en het beslag behoeftnbsp;nooit meer binnen den op mijn stal reglementairen tijd vannbsp;zes weken te worden vernieuwd. Na dat goede resultaat bijnbsp;bedoelden ruin worden nu, sedert één jaar al mijn paarden^

-ocr page 294-

262

ook die met normale hoeven, op dezelfde wijze beslagen met volkomen succes. Het ijzer en de wijze van beslaan waartoenbsp;ik ten slotte gekomen ben, wil ik nu in het kort beschrijven.

De breedte van het ijzer, en dit is de hoofdzaak, hangt af van den vorm van de zool. Hoe vlakker de zool, hoenbsp;breeder het ijzer, zoodat soms één, soms twee en meer centimeters van den buitenrand van de zool door het ijzer worden bedekt; de bovenvlakte (zoolvlakte) van het ijzer heeftnbsp;geen afhelling, is zelfs volkomen horizontaal; de onder (bodem)nbsp;vlakte heeft eene zeer sterke afhelling die aan den rits begint,nbsp;terwijl de binnenrand van het ijzer mesdun is; het ijzer isnbsp;overal even breed; aan de einden der takken wordt van dennbsp;binnenrand zooveel afgehakt dat de straal net vrij komt. Hetnbsp;meer of minder vetgestampt zijn van de nagelgaten richt zichnbsp;naar de dikte van den hoornwand en de breedte van de wittenbsp;lijn. In iedere tak worden vier nagelgaten gestampt. Aannbsp;het einde der takken steken de ijzers op zijde en achter vannbsp;drie tot vijf millimeter buiten den draagraud uit. Het ijzernbsp;is één centimeter dik.

Bij het beslaan wordt op de volgende wijze te werk gegaan; Nadat de oude ijzers zijn afgenomen, iets watnbsp;altijd maar vooral bij brokkeligen hoornwand, zeer voorzichtig moet geschieden, wordt die wand met de houwklingnbsp;zooveel als noodig is ingekort, waarbij nauwkeurig rekeningnbsp;wordt gehouden met de voetas, de stand en wijze vannbsp;neerzetten van den voet en met de wijze waarop het oudenbsp;ijzer is afgesleten, waarna met de, plat over de ondervlaktenbsp;van den voet bewogen rasp, alles van de zool wat benedennbsp;den hoornwand uitsteekt, wordt weggeraspt. De renet wordtnbsp;niet gebruikt en van straal en zool verder niets weggenomen,nbsp;ook geen zoogenaamd doode hoorn die toch altijd nog zachternbsp;en meer elastisch is als een scherpe steen. Als men nu eennbsp;duimstok dwars over de ondervlakte van den hoef legt, bijnbsp;den grens van het voorste derde gedeelte, zal de hoornwandnbsp;en een deel van de zool, (natuurlijk van den buitenrand) de

-ocr page 295-

BODEMVLAKTE.


HOEFVLAKTE




DOR l^en

eert nieuw sjstemi ho^eslag.

-ocr page 296-

-------


y :


'--1


'N. nbsp;nbsp;nbsp;.!



v|


. .''V




'i \



v:'j

•■.- V • .. ; /■ ••

■ '-' ■ ‘ .-r.



Oh




â–  / * /'â– 

X'


1





..... ; 1

. .gt;, t'-'r'.ï?-



‘••'V-

-ocr page 297-

263

duimstok raken en de dikte van den hoornwand, de breedte van de witte lijn en het gedeelte van de zool dat den duimstok raakt, bepalen te samen de breedte van het ijzer, die dusnbsp;eenvoudig op den duimstok af te lezen is.

Ik heb nooit goed begrepen waarom het beslagen paard alleen op den draagrand, den straal en een minimaal randjenbsp;zool, het militair voorschrift in Indië bepaalt dat randje opnbsp;één millimeter — zou mogen loopen, terwijl het paard in denbsp;natuurstaat op een breed deel van de zool loopt.

Om zich hiervan te overtuigen heeft men eenvoudig de ondervlakte van de hoeven van zonder beslag loopendenbsp;paarden even te bezien. Vooral draagpaarden, die op steenachtige bergpaden loopen en van wier hoeven dus veel gevergd wordt, leveren het overtuigend bewijs. Van eennbsp;meedragen van den straal is bij de meeste beslagen paardennbsp;geen sprake en bestaat zulks dus in hoofdzaak alleen innbsp;theorie.

Ik houd van breede, platte en lange nagels. De hoornwand wordt door zulke nagels het minst beschadigd en men houdt,nbsp;ook als de nagels goed hoog geslagen zijn, een breed ennbsp;sterk nagelstuk over voor de niet. Er wordt opzettelijk gezorgd dat de nagels niet op één lijn uitkomen. Het aantalnbsp;nagels bedraagt 5 of 6 en de overige gaten dienen om innbsp;geval van nood, b. v. onderweg, een nagel te kunnen bijslaan.nbsp;Achter dragen mijne paarden alle klapijzers. Ligt het ijzernbsp;onder en is het omnieten en aantrekken van de nagels metnbsp;zorg geschied, dan neemt de smid rasp noch vijl verder innbsp;de hand; het bijraspen van den hoornwand is voor diennbsp;wand uadeelig en het bijvijlen van de nieten vermindertnbsp;hun kracht.

De plaat stelt het op natuurlijke grootte geteekend rechter vóórijzer voor, van eene schimmel merrie van 1.49 hoogtenbsp;met vlakke zool.

De hoef is niet geheel normaal van vorm zoodat men aan het ijzer niet goed kan zien dat het een rechtscho is. De

-ocr page 298-

264

plaats van de uagelgaten was in het ijzer dat voor de teekening gediend heeft, niet geheel juist.

Van de ijzer-vormen die mij uit de litteratuur bekend zijn, gelijkt het Schumachersche dat bij de zwitsersche artillerie innbsp;gebruik is het meest op het mijne, maar mijn hoofdpri ucipe:nbsp;de breedte van het ijzer regelt zich naar het minder of meernbsp;hol zijn van de zool, komt daarbij niet in aanmerking.

Het systeem van horizontale zoolvlakte en afhelling aan de bovenvlakte is op zich zelf niet nieuw. Het voorijzer vannbsp;Goodwin en Cousin Tharij had afhelling aan de oudervlaktenbsp;om het klappen in de ijzers te voorkomen, de winterijzersnbsp;van graaf EinsiedeL hebben afhelling aan de ondervlakte ennbsp;bijgevijlden buitenrand tegen het glijden, ook ziet men dienbsp;afhelling dikwijls aan jachtijzers.

Hoe verklaren zich nu de voordeelen van mijn ijzers en van mijne wijze van beslaan?

In de allereerste plaats loopt het paard op dezelfde deelen van den voet waarop het in de natuurstaat loopt. Die deelennbsp;zijn behalve de straal (die daaraan door zijn elasticiteit en dienbsp;van zijn onderlaag, het straalkussen, trouwens geen behoeftenbsp;heeft) voor het op kunstwegen te snel afslijten en voornbsp;verwonding door scherpe voorwerpen op den weg beschut.

De hoornwand die bij het gewoonlijk gebruikt wordende ijzer alles alleen te dragen heeft, wordt belangrijk ontlast; de noodzakelijkheid om bij het beslaan nagels door den hoornwand tenbsp;drijven verliest een groot deel van zijn nadeel omdat het ijzernbsp;over eene breede oppervlakte dragende van zelf vaster ligt ennbsp;dat het niet wrikt wat bij ijzers met afhelling aan de zoolvlakte,nbsp;die dus met over hunne geheele breedte dragen, onvermijdelijk is, vooral bij het met den binnenrand van het ijzer trappennbsp;op een steen. De nagels raken daardoor los en de hoornwandnbsp;wordt beschadigd.

De sterke afhelling aan de ondervlakte van mijn ijzer belet dat steenen of andere voorwerpen zich tusschén de ijzertakkennbsp;pf tusschén ijzertak en straal vastzetten; de beslagen hoef

Jk


-ocr page 299-

265

heeft dea natuurlijken hollen vorm van den onbeslagenen. De afhelling voorkomt in sommige gevallen het klappennbsp;in de ijzers; bij de uitzetting ten gevolge van het hoefmecha-nisme, blijft de draagrand geheel door het ijzer beschut; hetnbsp;niet op één lijn staan der nagels vermindert het gevaar voornbsp;afbrokkelen van tusschen twee nagels gelegen wandgedeelten.

Een klein nadeel is dat mijn ijzers bij het maken meer geschiktheid en tijd van den smid cischen, vooral ook omdat afhelling niet alleen aangesmeed, m'aar ook nog zorgvuldignbsp;bijgevijld moet worden. Het beste is dat men voor ieder paardnbsp;eenige stellen goed passende en goed gerichte ijzers in voorraadnbsp;laat maken, men kan dan getroost de overigens zeer af tenbsp;keuren methode volgen om de hoef naar het ijzer te bewerkennbsp;waarbij het ijzer dan alleen even zwart warm wordt gemaaktnbsp;en op den bewerkten voet gedrukt om ongelijkheden te mar-keeren die dan worden bijgeraspt.

In sommige opzichten kan men het ook een nadeel noemen dat mijn ijzers zwaarder zijn dan de gewoonlijk gebruikte.

Dit betreft vooral de vóórijzers, de achterijzers minder omdat de achterhoeven in den regel holler zijn en de ijzersnbsp;dus niet zoo breed worden.

Een vóórijzer van bovengenoemden zwarten ruin b.v. weegt 0,750 kilo, wat in verhouding tot de hoogte van het paardnbsp;(1,54) nog al veel is.

Wat zware vóórijzers is intusschen, naar mijn gevoelen, eer een voor-dan een nadeel. De paarden nemen daarmeenbsp;de beenen beter op en werpen ze verder vooruit, terwijl denbsp;stoot bij het neerzetten meer wordt gebroken. De overalnbsp;bekroonde prachtig gaande hackneijs van Miss Ross dragennbsp;bijzonder zware vóórijzers en bij harddravers worden ze dikwijls opzettelijk verzwaard.

Van Effen.

-ocr page 300-

Curiosum uit het psychisch leven van een hond.

Een achtjarige teef vaa bastaard Chineesch ras, was voor elf weken loops maar werd niet gedekt. Haar dochter was voornbsp;negen weken loops, werd gedekt en vertoonde op den gewonennbsp;tijd alle teekenen van bezet te zijn terwijl ook de moeder,nbsp;hoewel alle objectieve verschijnselen van bezet te zijn natuurlijknbsp;absoluut ontbraken, de haar eigen allures van zwangerschapnbsp;aannam zooals ik die bij de vele malen dat ze geworpennbsp;heeft, had kunnen waarnemen.

Den 20®*'quot; Juni jl. wierp de dochter terwijl ze zich met de moeder in dezelfde kamer bevond, een jong. De moedernbsp;schoot dadelijk toe en nam het jong weg, waartegen denbsp;dochter zich verzette, maar te vergeefs doordat een tweedenbsp;jong juist geboren werd.

Ik bracht de oude met haar klein-kind in eene andere kamer en observeerde haar. Ze behandelde het diertje geheelnbsp;zooals een pas geworpen hebbende hond hare jongen. Zenbsp;likte het en vleide zich er bij neer, blijkbaar om het te latennbsp;zuigen. Ze bleef 13 uren zonder het jong ook maar eennbsp;oogenlik te verlaten, ging toen even naar buiten, om harenbsp;behoefte te doen en dadelijk weer terug te komen.

Het kleintje deed weinig en blijkbaar vergeefsche moeite om uit de absoluut niet gezwollen tepels iets te halen. Denbsp;volgende dag was de toestand dezelfde, ik kon toen uit een dernbsp;tepels een heel klein druppeltje op colostrum gelijkend vochtnbsp;uitdrukken, zoo weinig echter dat ik het niet kon opvangennbsp;voor nader onderzoek. Terwijl ik tot dat oogenblik toe moedernbsp;en dochter zorgvuldig gescheiden had gehouden, liet ik denbsp;eerste even in de kamer van de laatste. Ze schoot onmid-delijk op de ligplaats van de dochter toe blijkbaar om deze

-ocr page 301-

267

ook haar tweede jong te ontnemen. De dochter verdedigde haar jong echter met zooveel heftigheid en kracht dat hetnbsp;snoode plan van grootmoeder verijdeld werd, die nu maarnbsp;weer troost zocht bij het andere jong.

Dat jong stierf na drie dagen aan inanitie en werd dadelijk, terwijl de oude hond even naar buiten gelokt was, verwijderd. Deze gedroeg zich daarna weder geheel als eennbsp;hond, wier jong men een paar dagen na het werpen ongemerktnbsp;wegneemt. Overal jankend rondsnuffelend, telkens tegen mijnbsp;en de huisgenooten opspringend als of ze hulp vroeg om hetnbsp;verloren jong te zoeken en voedsel weigerend.

Uit vrees voor een gevecht op leven en dood hield ik haar zorgvuldig buiten de kamer waar de dochter met haar jong lag.

Als het jong, toen het al begon rond te loopen de ligplaats van grootmoeder naderde (mijn houden lagen van wege de hondenkeur allen vast), werd het steeds met de meestenbsp;liefde ontvangen en gelikt; terwijl het regel is dat ouderenbsp;honden, als zoo’n jong diertje in hunne nabijheid komt, hetnbsp;door brommen en schijnbijten verjagen. Sedert heeft tot voornbsp;korten tijd, ernstige vijandschap tusschen moeder en dochternbsp;bestaan.

Van Effen.

-ocr page 302-

Surra bij den Hond.

Voorzoover mij bekend is werd nog geen geval van spontane trypanosomiasis bij honden in Nederlandsch-Indië gepubliceerd. (h Door mij werden 2 gevallen waargenomen die ik hieronder beschrijf in de overtuiging dat er meer berichtennbsp;zullen volgen.

Een hond uit de afdeeling Eerbek der residentie Kediri werd mij op 9 Juli j.1. ter observatie gebracht daar men hemnbsp;van rabies verdacht. Op den dag van aankomst heeft hetnbsp;dier nog flink gegeten, daarna niet meer. Mijnen magang,nbsp;die in mijne afwezigheid het dier ontvangen en de anamnesenbsp;opgenomen had, was het opgevallen dat de hond zeer slapnbsp;was en klaarblijkelijk slechts met moeite bleef staan. Traumanbsp;kon uitgesloten worden daar volgens verklaring van dennbsp;eigenaar het dier geen slag was toegebracht. Op den I2deanbsp;Juli kwam ik van eene dienstreis terug en vond den hond innbsp;zijn hok voortdurend rondloopen, waarbij hij telkens tegennbsp;den wand stiet; hij was duidelijk blind door cornea-troebeling.nbsp;Den volgenden dag is hij bezweken, waarna ik terstond sectienbsp;maakte. De bevinding was: hydraemie, geweldige vergrootingnbsp;van de milt, troebeling van cornea en waterig oogvocht.nbsp;Microscopisch onderzocht ik praeparaatjes van hart, milt,nbsp;nieren, lymphklieren en lever; slechts in het laatste vond iknbsp;iets bijzonders, n. 1. een groot aantal trypanosomen-resten.nbsp;Van oedeem was niets te zien.

(1) Indertyd ia door een der in de residentie Bantam geplaatst geweest zijnde gouvernements veeartsen twee keer een geval van spontane infectie bjj den hond waargenomen. De gérant.

-ocr page 303-

269

Om nu het entkonijn niet aan surra te doen sterven bracht ik een stukje hersensubstantie van den hond gedurende 24nbsp;uren in glycerine, daar ik hoopte dat de wateronttrekkingnbsp;de trypanosomen zou dooden; het konijn is echter i dag nanbsp;de enting bezweken.

Het tweede geval betrof een dashond, afkomstig van eene onderneming in de afdeeling Djombang der residentie Soera-baja. Deze hond werd mij ter onderzoek toegezonden ennbsp;kwam hier in soporeuzeii toestand aan 31 Juli j.1. De temperatuur was 39”.8; verder bestond er oedeem aan kopnbsp;en hals, vochtig reutelen over de beide longen, terwijl aannbsp;de door secretum dichtgeplakte oogen corneatroebeling bleeknbsp;te bestaan. De milt was palpabel en zelfs ook zichtbaarnbsp;vergroot; bij drukking daarop gaf het dier geen pijn te kennennbsp;doch misschien is dit toe te schrijven aan den hoogen graadnbsp;van sopor. In het bloed wemelde het van trypanosomen.

Voorzoover ik heb kunnen nagaan waren de gevonden trypanosomen identisch met die welke men zoo dikwijls bijnbsp;onze groote huisdieren vindt.

Surra moet m. i. in Indië, ten minste op Java, zeer veel bij honden voorkomen. Men vindt nl. in de brochure vannbsp;den heer PENNING reeds vermeld, dat honden gemakkelijk tenbsp;infecteeren zijn door voedering met organen van aan dienbsp;ziekte geleden hebbende dieren; het is te verwachten dat mennbsp;hetzelfde resultaat bereiken kan door voedering met bloed.nbsp;Nu is het een eigenaardig, aan alle Europeesche en Inlandschenbsp;slagers in de residenties Kediri en Madioen bekend feit, datnbsp;zij geen honden kunnen houden, daar deze steeds na eenigennbsp;tijd sterven aan eene ziekte, waarvan de verschijnselen algemeen worden opgegeven als blindheid en sufheid. Ik achtnbsp;het zeer waarschijnlijk dat al die honden bezwijken aan Surra,nbsp;opgedaan door het eten van afval en bloed uit de slachterijen;nbsp;daar Surra tenminste op Java een ongetwijfeld inheemschenbsp;ziekte is, zal natuurlijk in elke slachterij nu en dan een aannbsp;den chrouischen vorm dezer ziekte lijdend dier geslacht wor-

-ocr page 304-

den. Ook de sub 2 vermelde hond begaf zich gewoonlijk naar eene nabij het huis van den eigenaar gelegen slachterij,nbsp;om afval of bloed te zoeken.

Het is mij nooit mogen gelukken een aan de genoemde verschijnselen lijdende slagershond in handen te krijgen, zoodatnbsp;ik 5 honden heb trachten te infecteeren door voortgezettenbsp;voedering met bloed aan het abattoir alhier. Het toéval wilnbsp;echter dat al deze proefhonden tijdens mijne afwezigheidnbsp;gestorven zijn. Het bloedonderzoek heeft nog niets opgeleverd,nbsp;doch het feit, dat zij niettegenstaande behoorlijke voedingnbsp;steeds na ongeveer 6 weken stierven, is m. i. niet zondernbsp;beteekenis.

Natuurlijk bestaat ook de mogelijkheid van overbrenging door bloedzuigende insecten; men beweert echter dat hondennbsp;nooit door de zoogenaamde pitaks gestoken worden.

J, C. F. SÖHNS.

Kediri, lo — 8—igo6.

Na inzending van dit artikel vond ik in een der dagboeken van mijn voorganger Hellemans een geval van Surra bij eennbsp;hond vermeld.

SöHNS.


-ocr page 305-

rquot;

Tuberculinisatie van het me^ee ter hoofdplaats Semarang^S^

[Vervolg Veeartsenijk. bl. dl. XVII pag. 2pz].

In het geheel werden getuberculiniseerd 303 runderen waarvan 41 geïmporteerde Australiërs en 262 inheemsche, meest ge-croiseerde runderen. Hiervan werden aan tuberculose lijdendenbsp;bevonden 3 stuks nl. één Australische geïmporteerde koe ennbsp;twee gecroiseerde, hier geboren. Een der twee laatste wasnbsp;door de eerste geïnfecteerd, van de tweede was de oorsprongnbsp;der ziekte niet na te gaan. Hoewel het aantal der aan tuberculose lijdende runderen dus nog zeer gering is, nl. slechtsnbsp; I %, zoo blijkt hieruit toch dat het gevaar van verbreidingnbsp;dezer ziekte onder den inheemschen veestapel niet denkbeeldignbsp;is en dat het hoog tijd wordt door doelmatige wettelijkenbsp;bepalingen de reeds aanwezige gevallen uitteroeien en dennbsp;import van nieuwe te voorkomen. Daar nu de ziekte nagenoegnbsp;uitsluitend wordt aangetroffen onder melkvee, zal de meestnbsp;voor de hand liggende methode van bestrijding zijn, controlenbsp;op den verkoop van melk, waarbij als eerste eisch gesteld moetnbsp;worden tuberculinisatie van alle melkrunderen. Hiermee wordtnbsp;het dubbele doel bereikt, het publiek te vrijwaren voor hetnbsp;gebruik van geinfecteerde melk, terwijl de ziekte er vermoedelijk nog door uitteroeien zal zijn, mits tevens gezorgd wordtnbsp;voor onderzoek op tuberculose van alle uit het buitenlandnbsp;aangevoerde runderen. Worden deze lijdende bevonden aannbsp;tuberculose zoo moeten ze onverwijld worden onteigend ennbsp;afge maakt.

C. A. Penning.


-ocr page 306-

È72



273


Tuberculinisatie der raelkrunderen i ter hoofdplaats Semarang.


No.

GETÜBERCÜLINISEERDE

RUNDEREN.

Normale

Licliaamstenip.

AANTAL

^ 1

J

v.in.

6

in.

12

n.in.

6

8

10

Mev. G. 8 Juli 1905.

188

Beng. Europeesch zwart met wit uier

6 jaar. nbsp;nbsp;nbsp;.........

38.6

38.8

38.9

38.7

38.9

Mev. K. 8 Juli 1905.

189

Klintji Jav. Beng. Zwart 5 jaar

39.

38.9

39.3

38.5

38.3

190

Karaiig tempel, Jav. Austr. Zwart 7 jaar

38.7

39.

38.8

38.3

38.3

191

Moeder Heb Beng wit nbsp;nbsp;nbsp;12 i i.

38.6

39.3

39.9

38.5

38.6

192

Berta Bast. Beng. Lichtgeel nbsp;nbsp;nbsp;4 id.

38.4

38.7

89.5

38.3

38.6

193

Griet. Austr. Jav. Zwartbont nbsp;nbsp;nbsp;11 id.

38.1

38.9

39.5

37.9

38.6

Mev. I 18 Juli 1905.

194

Beng. Eurp. Zwart met groote kol. 5 jaar

38.6

38,5

89.6

38.8

38.8

195

Austr. Bruin........

38.9

38.5

39.8

39.

39.2

196

id. nbsp;nbsp;nbsp;id. (No. 59)......

38.1

38.1

39.4

39.8

39.7

Mev. V. H. 13 Juli 1905.

197

Beng. Donkergrijs 7 jaar.....

38.5

39.

39.6

39.1

38.9

Mej. de G. 17 Juli 1905.

'

198

Poetih..........

38.4

38.6

38.7

38.6

38.6

199

Vosje..........

38.5

38.9

39.1

38.7

38.8

200

Moeki..........

38.3

88.7

39.3

39.3

38.8

201

Trui ...........

38.6

38.5

39.

38.6

38.5

Tan Tjing Kong 19 Juli 1905.

202

Bast. Beng. 7 jaar......

38.4

38.5

38.8

37.9

38.5

203

Aust. Jav. nbsp;nbsp;nbsp;7 ld.......

38.

38.3

38.7

37.4

37.9

204

Holl. nbsp;nbsp;nbsp;12 id........

38.2

38.5

38.9

38.2

38.2

205

Aust. Jav. nbsp;nbsp;nbsp;7 id. .....nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.

38.2

38.1

38.7

37.9

38.1

206

id. id. nbsp;nbsp;nbsp;8 id.......

38.3

38.5

38.9

88.4

88.4

207

Beng. nbsp;nbsp;nbsp;8 id.......

38.1

38.6

38.8

38.9

38.8

208

Holl. nbsp;nbsp;nbsp;6 id.......

37.9

38.4

38.4

38.4

38.6

1

Firma S. 3 Augustus 1905.

209

Aust. koe Plonko item......

38.4

39.

39.6

38.5

38.4

210

id. id. Loreng Plonko.....

38.8

39.3

39.8

39.3

39.3

211

id. id. Hlorok.......

38.9

38.8

39.

39.2

38.4

212

id. id. Plonko merah.....

39.9

39.8

40.1

39.7

39.9

i

213

id. id. Napas. . 18 Augustus 1905.

39.4

39.6

40.3

39.5

39.9

214

id. id. Poetih kop bruin stekelharig.

40.7

40.4

40.8

40.6

40.1

215

id. id. Merah........

39.

39.7

89.8

39.1

39.4

i

216

id. id. Merah bawah poetih .

39.2

39.5

39.3

39.4

39.8

217

id. id. Plonko merah.....

39.7

39.5

39.8

39.1

39.3

218

id. id. Merah wit voorhoofd onderkaak

38.8

38.8

39.2

38.6

38.4]

ÜRKN NA DE INJECTIE.

38.5

38.5

38.6 39.3

38.7 38.6

38.9 39.1

39.9

38.6

38.4

38.9

38.7

38.2


12


14


16


18


20


bc

'bc

35


TOELICHTINGEN.


38.7

38.3

38.4

38.8 38.3

38.5 38.2


38.7 39.1

38.3 38.6

39.8 39.8nbsp;39.nbsp;39.

39.4

38.4


38.5


38.6

38.6

39.1

38.6

38.4


38.4

38.8

39.3


39.


38.8

38.7

38.8 38.6


38.7

38.6

38.6 38.3nbsp;38.5

38.7 38.5


38.7 39.3

38.8

39.2 40.nbsp;40.

39.3 39.2nbsp;39.6

38.4


38.6


38.4 39.2

39.5

38.6

38.7


38.5 38.7

38.6


38.6


38.8

38.9 39.1nbsp;38.8


38.6

38.7

38.6

38.7 38,5nbsp;38nbsp;38.4


38.6 39.4nbsp;38.9

39.7 40.3nbsp;40.3nbsp;40.

39.1 4.0.1

38.2


38.8


38.8

39.6

39.5

38.8

39.


38.4

38.8

38.4


38.6

38.8

38.6


0.


0.

0.6

0.

0.

0.


0.

0.

0.5


38.4


38.9

38.9

39.

38.6


38.4

38.5 38.8nbsp;38.3nbsp;38.8

38.6 38.5


38.9

39.3

39.4

39.9

40.1

40.3

40.2

39.5 39.9

38.4


88.7


38.9

38.8

39.8

38.9


39.3

39.6

39.2

40.2 39.9

40.5

39.5

38.8 40

88.8


0.2

0.

0.

0.


0.

0.

0.

0.

0.

0.

0.


0.

0.

0.4

0.

0.

0.

0.

0.3

0.3

0.


Voor de tuberculinisaties werd steeds gebruikt de tuberculinuui Kochii innbsp;dosis van Yj gram per dier, verdundnbsp;met Ys °/o carbolsolutie 5 gram.


Deze dieren waren sedert 10 dagen geïmporteerd, en dagelijks de Hchaams-temp. opgenomen, die zeer hoog en zeernbsp;wisselvallig bleken. Ze werden .slechtsnbsp;getuberouliniseerd om eens na te gaannbsp;welke réactie bij dergelijke hooge nor-maaltemperatuur zou ontstaan.

Welke waarde echter aan deze réactie te hechten is blijft een open vraag.


18

-ocr page 307-

È72



273


Tuberculinisatie der raelkrunderen i ter hoofdplaats Semarang.


No.

GETÜBERCÜLINISEERDE

RUNDEREN.

Normale

Licliaamstenip.

AANTAL

^ 1

J

v.in.

6

in.

12

n.in.

6

8

10

Mev. G. 8 Juli 1905.

188

Beng. Europeesch zwart met wit uier

6 jaar. nbsp;nbsp;nbsp;.........

38.6

38.8

38.9

38.7

38.9

Mev. K. 8 Juli 1905.

189

Klintji Jav. Beng. Zwart 5 jaar

39.

38.9

39.3

38.5

38.3

190

Karaiig tempel, Jav. Austr. Zwart 7 jaar

38.7

39.

38.8

38.3

38.3

191

Moeder Heb Beng wit nbsp;nbsp;nbsp;12 i i.

38.6

39.3

39.9

38.5

38.6

192

Berta Bast. Beng. Lichtgeel nbsp;nbsp;nbsp;4 id.

38.4

38.7

89.5

38.3

38.6

193

Griet. Austr. Jav. Zwartbont nbsp;nbsp;nbsp;11 id.

38.1

38.9

39.5

37.9

38.6

Mev. I 18 Juli 1905.

194

Beng. Eurp. Zwart met groote kol. 5 jaar

38.6

38,5

89.6

38.8

38.8

195

Austr. Bruin........

38.9

38.5

39.8

39.

39.2

196

id. nbsp;nbsp;nbsp;id. (No. 59)......

38.1

38.1

39.4

39.8

39.7

Mev. V. H. 13 Juli 1905.

197

Beng. Donkergrijs 7 jaar.....

38.5

39.

39.6

39.1

38.9

Mej. de G. 17 Juli 1905.

'

198

Poetih..........

38.4

38.6

38.7

38.6

38.6

199

Vosje..........

38.5

38.9

39.1

38.7

38.8

200

Moeki..........

38.3

88.7

39.3

39.3

38.8

201

Trui ...........

38.6

38.5

39.

38.6

38.5

Tan Tjing Kong 19 Juli 1905.

202

Bast. Beng. 7 jaar......

38.4

38.5

38.8

37.9

38.5

203

Aust. Jav. nbsp;nbsp;nbsp;7 ld.......

38.

38.3

38.7

37.4

37.9

204

Holl. nbsp;nbsp;nbsp;12 id........

38.2

38.5

38.9

38.2

38.2

205

Aust. Jav. nbsp;nbsp;nbsp;7 id. .....nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.

38.2

38.1

38.7

37.9

38.1

206

id. id. nbsp;nbsp;nbsp;8 id.......

38.3

38.5

38.9

88.4

88.4

207

Beng. nbsp;nbsp;nbsp;8 id.......

38.1

38.6

38.8

38.9

38.8

208

Holl. nbsp;nbsp;nbsp;6 id.......

37.9

38.4

38.4

38.4

38.6

1

Firma S. 3 Augustus 1905.

209

Aust. koe Plonko item......

38.4

39.

39.6

38.5

38.4

210

id. id. Loreng Plonko.....

38.8

39.3

39.8

39.3

39.3

211

id. id. Hlorok.......

38.9

38.8

39.

39.2

38.4

212

id. id. Plonko merah.....

39.9

39.8

40.1

39.7

39.9

i

213

id. id. Napas. . 18 Augustus 1905.

39.4

39.6

40.3

39.5

39.9

214

id. id. Poetih kop bruin stekelharig.

40.7

40.4

40.8

40.6

40.1

215

id. id. Merah........

39.

39.7

89.8

39.1

39.4

i

216

id. id. Merah bawah poetih .

39.2

39.5

39.3

39.4

39.8

217

id. id. Plonko merah.....

39.7

39.5

39.8

39.1

39.3

218

id. id. Merah wit voorhoofd onderkaak

38.8

38.8

39.2

38.6

38.4]

ÜRKN NA DE INJECTIE.

38.5

38.5

38.6 39.3

38.7 38.6

38.9 39.1

39.9

38.6

38.4

38.9

38.7

38.2


12


14


16


18


20


bc

'bc

35


TOELICHTINGEN.


38.7

38.3

38.4

38.8 38.3

38.5 38.2


38.7 39.1

38.3 38.6

39.8 39.8nbsp;39.nbsp;39.

39.4

38.4


38.5


38.6

38.6

39.1

38.6

38.4


38.4

38.8

39.3


39.


38.8

38.7

38.8 38.6


38.7

38.6

38.6 38.3nbsp;38.5

38.7 38.5


38.7 39.3

38.8

39.2 40.nbsp;40.

39.3 39.2nbsp;39.6

38.4


38.6


38.4 39.2

39.5

38.6

38.7


38.5 38.7

38.6


38.6


38.8

38.9 39.1nbsp;38.8


38.6

38.7

38.6

38.7 38,5nbsp;38nbsp;38.4


38.6 39.4nbsp;38.9

39.7 40.3nbsp;40.3nbsp;40.

39.1 4.0.1

38.2


38.8


38.8

39.6

39.5

38.8

39.


38.4

38.8

38.4


38.6

38.8

38.6


0.


0.

0.6

0.

0.

0.


0.

0.

0.5


38.4


38.9

38.9

39.

38.6


38.4

38.5 38.8nbsp;38.3nbsp;38.8

38.6 38.5


38.9

39.3

39.4

39.9

40.1

40.3

40.2

39.5 39.9

38.4


88.7


38.9

38.8

39.8

38.9


39.3

39.6

39.2

40.2 39.9

40.5

39.5

38.8 40

88.8


0.2

0.

0.

0.


0.

0.

0.

0.

0.

0.

0.


0.

0.

0.4

0.

0.

0.

0.

0.3

0.3

0.


Voor de tuberculinisaties werd steeds gebruikt de tuberculinuui Kochii innbsp;dosis van Yj gram per dier, verdundnbsp;met Ys °/o carbolsolutie 5 gram.


Deze dieren waren sedert 10 dagen geïmporteerd, en dagelijks de Hchaams-temp. opgenomen, die zeer hoog en zeernbsp;wisselvallig bleken. Ze werden .slechtsnbsp;getuberouliniseerd om eens na te gaannbsp;welke réactie bij dergelijke hooge nor-maaltemperatuur zou ontstaan.

Welke waarde echter aan deze réactie te hechten is blijft een open vraag.


18

-ocr page 308-

274


275


Normale

GETUBBRCÜLINISEERDE

Lichaamatemp.

AANTAL

No.

RUNDEREN.

v.m.

6

m.

12

n. m.

6

8

10

Mev. L.

219

Beng. Jav..........

38,4

38.5

38.9

38.8

38.7

Ong Tjiong Ing 20 Augustus 1905.

220

Austr...........

39.8

39.3

40.

38.9

39.3

Mej de G. 23 August. 1905.

138.6

20/8

39.9

89.8

)

221

Beng. Austr. (Verharde achter kwartie-

)

21/8

UO.

40.5

ren, hoest voortdurend, klinisch

\38.4

39.2

39.7

tuberculeus.)

f

22/8

\38.9

39.9

40.2

ƒ

222

Aust koe \ nbsp;nbsp;nbsp;Augustus.....

38.5

38.7

39.4

39.2

40.2

( 15 beptember.....

38.3

39.4

39.8

38.6

38.9

223

Trui nbsp;nbsp;nbsp;Item petak Bast. Holl.

37.7

38.8

38.7

38.5

38.4

224

Anemi Plonko Austr......

38.6

39.2

39.4

39.2

39.2

225

Emi nbsp;nbsp;nbsp;Item Beng. Holl.....

38.5

89.3

39.3

38.9

38.9

226

Nanse Merah id nbsp;nbsp;nbsp;id.....

38.3

39.4

39.8

39.1

39.1

227

Outje Poetih id nbsp;nbsp;nbsp;id.....

37 4

38.9

38.7

38.3

38.7

Mev. K.

228

Rowo Beng. Holl........

87.6

38.1

38.3

37.9

37.6

229

Tongkil Tjilik Beng......

37.9

38.6

38.7

38.7

38.6

230

„ nbsp;nbsp;nbsp;Poetih „ Jav......

37.7

38.3

38.5

38.1

38.3

231

Lilie nbsp;nbsp;nbsp;„ „.....

38.4

38.5

38.3

38.7

38.4

232

Patek nbsp;nbsp;nbsp;Jav.......

38.6

38.5

39.9

88.3

38.3

233

Oenarang nbsp;nbsp;nbsp;„nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;......

38.4

39.6

39.8

38.6

38.5

234

Moeder klein nbsp;nbsp;nbsp;„......

37.5

38.8

38.8

37.9

38.2

235

Lowis nbsp;nbsp;nbsp;„ Beng......

38.4

38.4

38.9

38.7

38.7

236

China nbsp;nbsp;nbsp;Bengnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,,

38.

88.3

38.9

38.4

38.3

237

Koening nbsp;nbsp;nbsp;Jav. Beng.....

38.7

38.7

39.1

38.7

38.6

238

Merah nbsp;nbsp;nbsp;Beng. Holl. .nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.

38.3

39.4

39.6

38.3

38.2

Hr. V. 20 October 1905.

239

Kori nbsp;nbsp;nbsp;koening. Beng. Holl.

38.5

38.7

39.1

38.5

38.2

240

Mietje Merah nbsp;nbsp;nbsp;id.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;id. .nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.

38.8

38.9

39.6

38.5

38.4

241

Lasiah koenig nbsp;nbsp;nbsp;id.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;id. .

38.

38.5

39.

38.8

38.4

242

Holl. Gekruist (Poetih) ....

38.6

38.5

38.9

38.2

38.2

243

Austr. koe. nbsp;nbsp;nbsp;(Plonko) .nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.

38.6

39.

39.5

38.8

38.3

UREN

NA DE

INJECTIE.

TOELICHTINGEN.

12

14

16

18

20

m

38.7

38.9

89.1

38.9

38.8

0.2

o9.5

39,1

39.1

40.

40.1

0.1

23/8

( 0.5

In verband met klinische verschijn-

40.3

40.4

40.3

39.1

38.9

{ 0.8

selen en te hooge lich-temp. op den

\ 0.3

dag der injectie, reactie als positief te beschouwen. Sectie bevestigt diagnose.

39.8

39.6

39.7

88.9

38.2

( 0.8

reactie twijfelachtig, dier lijkt echter

39.1

39.1

88 8

39.4

39.6

jo.

kern gerond 2de tuberculianisatie, absoluut negatief.

38.2

38.5

38.7

38.9

89.5

0.7

39.1

38.8

39.1

39 1

39.5

0.1

38.7

38.9

39.5

39.7

39.8

* 0.4

* Hoewel deze reactie niet als positief

kan worden aangenierkt wordt besloten het rund te doen slachten omdat het

38.8

39.4

39.3

39.6

39.7

0.

chronisch hoest.

Bij sectie werd geen spoor van tuberculose aangetroffen.

38.3

38.9

39.2

39.2

39.

0.3

38.2

38.3

38.7

38.8

0.5

38.6

38.7

38.9

38.9

0.2

38.2

38.3

39.

38.7

0.4

38.4

38.6

38.9

38.9

0.5

38.1

38.9

39.3

39.

0.

38.4

38.8

39.1

38.9

0.

38.

38.3

38.8

38.7

0.

38.8

38.4

38.7

38.9

0.

38.1

38.6

38.7

38.7

0.

38.6

38.8

38.8

38.7

0.

lt;18.3

39.

39.1

39.2

0.

38.

38.3

38.3

38.6

39.

0.

Sy. 6

38.7

39.

38.8

39.4

0.

1 Daar de temp. hier niet boven den

38.5

38.3

38.3

38.6

39.5

0.5

38.1

38.2

38 .5

38.7

39.3

0.4

1 norm stijgt en de dieren kerngezond lijken, kunnen deze réacties niet als

verdacht beschouwd worden.

38.5

38.5

38.7

38.7

39.4

0.


-ocr page 309-

274


275


Normale

GETUBBRCÜLINISEERDE

Lichaamatemp.

AANTAL

No.

RUNDEREN.

v.m.

6

m.

12

n. m.

6

8

10

Mev. L.

219

Beng. Jav..........

38,4

38.5

38.9

38.8

38.7

Ong Tjiong Ing 20 Augustus 1905.

220

Austr...........

39.8

39.3

40.

38.9

39.3

Mej de G. 23 August. 1905.

138.6

20/8

39.9

89.8

)

221

Beng. Austr. (Verharde achter kwartie-

)

21/8

UO.

40.5

ren, hoest voortdurend, klinisch

\38.4

39.2

39.7

tuberculeus.)

f

22/8

\38.9

39.9

40.2

ƒ

222

Aust koe \ nbsp;nbsp;nbsp;Augustus.....

38.5

38.7

39.4

39.2

40.2

( 15 beptember.....

38.3

39.4

39.8

38.6

38.9

223

Trui nbsp;nbsp;nbsp;Item petak Bast. Holl.

37.7

38.8

38.7

38.5

38.4

224

Anemi Plonko Austr......

38.6

39.2

39.4

39.2

39.2

225

Emi nbsp;nbsp;nbsp;Item Beng. Holl.....

38.5

89.3

39.3

38.9

38.9

226

Nanse Merah id nbsp;nbsp;nbsp;id.....

38.3

39.4

39.8

39.1

39.1

227

Outje Poetih id nbsp;nbsp;nbsp;id.....

37 4

38.9

38.7

38.3

38.7

Mev. K.

228

Rowo Beng. Holl........

87.6

38.1

38.3

37.9

37.6

229

Tongkil Tjilik Beng......

37.9

38.6

38.7

38.7

38.6

230

„ nbsp;nbsp;nbsp;Poetih „ Jav......

37.7

38.3

38.5

38.1

38.3

231

Lilie nbsp;nbsp;nbsp;„ „.....

38.4

38.5

38.3

38.7

38.4

232

Patek nbsp;nbsp;nbsp;Jav.......

38.6

38.5

39.9

88.3

38.3

233

Oenarang nbsp;nbsp;nbsp;„nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;......

38.4

39.6

39.8

38.6

38.5

234

Moeder klein nbsp;nbsp;nbsp;„......

37.5

38.8

38.8

37.9

38.2

235

Lowis nbsp;nbsp;nbsp;„ Beng......

38.4

38.4

38.9

38.7

38.7

236

China nbsp;nbsp;nbsp;Bengnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,,

38.

88.3

38.9

38.4

38.3

237

Koening nbsp;nbsp;nbsp;Jav. Beng.....

38.7

38.7

39.1

38.7

38.6

238

Merah nbsp;nbsp;nbsp;Beng. Holl. .nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.

38.3

39.4

39.6

38.3

38.2

Hr. V. 20 October 1905.

239

Kori nbsp;nbsp;nbsp;koening. Beng. Holl.

38.5

38.7

39.1

38.5

38.2

240

Mietje Merah nbsp;nbsp;nbsp;id.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;id. .nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.

38.8

38.9

39.6

38.5

38.4

241

Lasiah koenig nbsp;nbsp;nbsp;id.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;id. .

38.

38.5

39.

38.8

38.4

242

Holl. Gekruist (Poetih) ....

38.6

38.5

38.9

38.2

38.2

243

Austr. koe. nbsp;nbsp;nbsp;(Plonko) .nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.

38.6

39.

39.5

38.8

38.3

UREN

NA DE

INJECTIE.

TOELICHTINGEN.

12

14

16

18

20

m

38.7

38.9

89.1

38.9

38.8

0.2

o9.5

39,1

39.1

40.

40.1

0.1

23/8

( 0.5

In verband met klinische verschijn-

40.3

40.4

40.3

39.1

38.9

{ 0.8

selen en te hooge lich-temp. op den

\ 0.3

dag der injectie, reactie als positief te beschouwen. Sectie bevestigt diagnose.

39.8

39.6

39.7

88.9

38.2

( 0.8

reactie twijfelachtig, dier lijkt echter

39.1

39.1

88 8

39.4

39.6

jo.

kern gerond 2de tuberculianisatie, absoluut negatief.

38.2

38.5

38.7

38.9

89.5

0.7

39.1

38.8

39.1

39 1

39.5

0.1

38.7

38.9

39.5

39.7

39.8

* 0.4

* Hoewel deze reactie niet als positief

kan worden aangenierkt wordt besloten het rund te doen slachten omdat het

38.8

39.4

39.3

39.6

39.7

0.

chronisch hoest.

Bij sectie werd geen spoor van tuberculose aangetroffen.

38.3

38.9

39.2

39.2

39.

0.3

38.2

38.3

38.7

38.8

0.5

38.6

38.7

38.9

38.9

0.2

38.2

38.3

39.

38.7

0.4

38.4

38.6

38.9

38.9

0.5

38.1

38.9

39.3

39.

0.

38.4

38.8

39.1

38.9

0.

38.

38.3

38.8

38.7

0.

38.8

38.4

38.7

38.9

0.

38.1

38.6

38.7

38.7

0.

38.6

38.8

38.8

38.7

0.

lt;18.3

39.

39.1

39.2

0.

38.

38.3

38.3

38.6

39.

0.

Sy. 6

38.7

39.

38.8

39.4

0.

1 Daar de temp. hier niet boven den

38.5

38.3

38.3

38.6

39.5

0.5

38.1

38.2

38 .5

38.7

39.3

0.4

1 norm stijgt en de dieren kerngezond lijken, kunnen deze réacties niet als

verdacht beschouwd worden.

38.5

38.5

38.7

38.7

39.4

0.


-ocr page 310-

276

277

No.

GETUBERCDLINISEERDE

RUNDEREN.

Normale

Liohamstemp.

AANTAL

URUN NA INJECTIE.

be

be

TOELICHTINGEN.

V.m.

6

ru.

12

n. ua.

6

8

10

12

14

16

18

20

Abdoerachim 9 December 1905.

244

Jav. Beng .........

38.5

38.7

38.5

38.5

38.3

38.6

38.8

38.7

38.5

0.

245

id. id..........

38.1

38.8

38.6

38.4

38.1

38.2

38.7

38.7

38.5

38.1

0.

246

id. id..........

37.8

38.4

38.3

38.6

38.3

38.3

38.6

38.9

38.3

38.4

0.5

247

id. id..........

38.6

38.3

38.2

38.3

38.4

38.9

38.8

38.8

38.7

0.1

Hr. J. 12 December 1905.

248

Bastaard. Austr........

38.5

38.4

38,9

38.9

38.7

88.8

88,9

39.1

38.9

38.9

0.2

249

id. nbsp;nbsp;nbsp;Beng........

38.3

38.3

38.3

38.6

38.7

38.7

88.3

38.8

38.8

38.6

0.5

250

Beng. nbsp;nbsp;nbsp;.......

38.1

38.4

38.4

38.8

38.5

38.8

38.5

38.6

38.7

38.5

0.3

251

Jav. nbsp;nbsp;nbsp;id.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.......

38.4

38 1

38.5

38.7

38.4

38.3

38.8

38.9

38.7

38.4

0.4

252

Bastaard id........

38.5

38.9

38.9

38.9

38.8

38.7

38.3

38.7

38.9

38.5

0.

Tan Tjing Kong 12 Dekember 1905.

253

Austr........ . nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.

39.1

39.6

39.4

39.1

39.

38.8

39.

39.1

38.9

88.9

0.

254

id...........

39.

38.7

38.9

39.5

39.3

38.9

39.2

39.

38.7

38.6

0.5

255

Beng. Jav.........

38.5

39.

39.1

38.9

38.9

1

38.6

38.9

39.

38.8

38.7

0.

256

Jav. nbsp;nbsp;nbsp;Beng.........

38.1

38.5

38.3

.38.1

38.4

38.1

38.5

38.7

39.

38.9

0.5

257

Austr. Holl.........

38.4

.38.2

38.6

39.1

38.9

38.8

.38.9

38.8

39.

39.

0.5

258

Beng. Jav.........

38.6

38.7

38.9

38.5

38.6

38.6

38.9

39.1

38.6

38.6

0.2

Ong Tjiong Ing 7 December 1905.

259

Jav. Austr..........

38.6

38.9

38.3

88.1

38.

39.

38.9

38.4

38.

0.1

260

Austr...........

38.

39.1

39.

39.3

39.1

39.4

39.5

39.5

39.6

38.3

0.5

261

id....... ...

39.1

39.4

39.9

39.5

39.6

40.1

40.2

40.2

40.1

39.3

0.3

262

Hollandscbe koe.......

39.5

40.1

40.

89.8

39.5

39.6

39.8

39.7

40.2

39.5

0.1

263

Bastaard. Austr........

38.6

38.8

38.2

38.3

38.6

38.8

38.8

38.6

38.1

0.

Hr. V. 15 December 1905.

264

Austr Europeesch ... nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.

38.8

39.

38.6

38.9

38.5

38.1

.38.6

38.8

38:7

38.9

0.

265

Ben. Jav..........

38.3

38.6

38.6

38.7

38.3

38.2

38.5

38.5

38.4

38.5

0.

266

Austr. Beug.........

38.5

38.7

38.5

,38.9

38.7

38 5

38.5

38.7

38.6

38.8

0.1

267

Beng...........

38 3

.38.6

38.4

38.8

38.8

38.9

38,7

39.

.38.7i 38.9

0.3

268

Beng...........

38.3

38.8

38.4

38.7

38.3

38.4

38.6

38.7

38.8

88.8

0.4

269

Aiistr. Beng.

38.5

.38.9

38.7

38.5

38.

38.2

38.4

38.4

38.6

88.7

0.

270

Holi. Beug..........

38.3

38.7

38.9

38.8

38.8

38.6

38.6

38.9

38.5

38.8

0.

271

Beng.........

38.2

38.8

38.9

38.5

38,4

38.5

38.8

38.7

38.4' nbsp;nbsp;nbsp;88.4

0.

272

Holl. Beng.........

38.7

38.8

38.9

38.3

38.5

38 3

38.6

38.8

38.8

38.9

0.

273

Holl. Austr.........

38.5

38.9

38.3

38.9

39.1

«

38.8

38.8

39.1

38.9

ÖÖ. V

0.2

274

Austr. Jav..........

38.3

38.6

38.1

38.7

38,5

lt;gt;8,8

38,7

38.7

38.6

38.6

0.1

275

Austr...........

38.5

38 8

38.9

38.9

38.6

38.7

38.7

88.8

38.6

88.8

0.1

276

¦lav. Beng.........

38.

38.7

38.6

38.2

88.3

.38..-.

38.5

38.8

38.9

38.8

0.2

277

Beng...........

38.8

38.1

38.5

38.9

38.7

38.6

38.4

38.6

88.7

38.6

0.4

278

Beng. Holl..........

38.5

38.8

38.2

38.8

38.8

38.7

38.6

1 88.8

38.7

38.5

0. 1

-ocr page 311-

276

277

No.

GETUBERCDLINISEERDE

RUNDEREN.

Normale

Liohamstemp.

AANTAL

URUN NA INJECTIE.

be

be

TOELICHTINGEN.

V.m.

6

ru.

12

n. ua.

6

8

10

12

14

16

18

20

Abdoerachim 9 December 1905.

244

Jav. Beng .........

38.5

38.7

38.5

38.5

38.3

38.6

38.8

38.7

38.5

0.

245

id. id..........

38.1

38.8

38.6

38.4

38.1

38.2

38.7

38.7

38.5

38.1

0.

246

id. id..........

37.8

38.4

38.3

38.6

38.3

38.3

38.6

38.9

38.3

38.4

0.5

247

id. id..........

38.6

38.3

38.2

38.3

38.4

38.9

38.8

38.8

38.7

0.1

Hr. J. 12 December 1905.

248

Bastaard. Austr........

38.5

38.4

38,9

38.9

38.7

88.8

88,9

39.1

38.9

38.9

0.2

249

id. nbsp;nbsp;nbsp;Beng........

38.3

38.3

38.3

38.6

38.7

38.7

88.3

38.8

38.8

38.6

0.5

250

Beng. nbsp;nbsp;nbsp;.......

38.1

38.4

38.4

38.8

38.5

38.8

38.5

38.6

38.7

38.5

0.3

251

Jav. nbsp;nbsp;nbsp;id.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.......

38.4

38 1

38.5

38.7

38.4

38.3

38.8

38.9

38.7

38.4

0.4

252

Bastaard id........

38.5

38.9

38.9

38.9

38.8

38.7

38.3

38.7

38.9

38.5

0.

Tan Tjing Kong 12 Dekember 1905.

253

Austr........ . nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.

39.1

39.6

39.4

39.1

39.

38.8

39.

39.1

38.9

88.9

0.

254

id...........

39.

38.7

38.9

39.5

39.3

38.9

39.2

39.

38.7

38.6

0.5

255

Beng. Jav.........

38.5

39.

39.1

38.9

38.9

1

38.6

38.9

39.

38.8

38.7

0.

256

Jav. nbsp;nbsp;nbsp;Beng.........

38.1

38.5

38.3

.38.1

38.4

38.1

38.5

38.7

39.

38.9

0.5

257

Austr. Holl.........

38.4

.38.2

38.6

39.1

38.9

38.8

.38.9

38.8

39.

39.

0.5

258

Beng. Jav.........

38.6

38.7

38.9

38.5

38.6

38.6

38.9

39.1

38.6

38.6

0.2

Ong Tjiong Ing 7 December 1905.

259

Jav. Austr..........

38.6

38.9

38.3

88.1

38.

39.

38.9

38.4

38.

0.1

260

Austr...........

38.

39.1

39.

39.3

39.1

39.4

39.5

39.5

39.6

38.3

0.5

261

id....... ...

39.1

39.4

39.9

39.5

39.6

40.1

40.2

40.2

40.1

39.3

0.3

262

Hollandscbe koe.......

39.5

40.1

40.

89.8

39.5

39.6

39.8

39.7

40.2

39.5

0.1

263

Bastaard. Austr........

38.6

38.8

38.2

38.3

38.6

38.8

38.8

38.6

38.1

0.

Hr. V. 15 December 1905.

264

Austr Europeesch ... nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.

38.8

39.

38.6

38.9

38.5

38.1

.38.6

38.8

38:7

38.9

0.

265

Ben. Jav..........

38.3

38.6

38.6

38.7

38.3

38.2

38.5

38.5

38.4

38.5

0.

266

Austr. Beug.........

38.5

38.7

38.5

,38.9

38.7

38 5

38.5

38.7

38.6

38.8

0.1

267

Beng...........

38 3

.38.6

38.4

38.8

38.8

38.9

38,7

39.

.38.7i 38.9

0.3

268

Beng...........

38.3

38.8

38.4

38.7

38.3

38.4

38.6

38.7

38.8

88.8

0.4

269

Aiistr. Beng.

38.5

.38.9

38.7

38.5

38.

38.2

38.4

38.4

38.6

88.7

0.

270

Holi. Beug..........

38.3

38.7

38.9

38.8

38.8

38.6

38.6

38.9

38.5

38.8

0.

271

Beng.........

38.2

38.8

38.9

38.5

38,4

38.5

38.8

38.7

38.4' nbsp;nbsp;nbsp;88.4

0.

272

Holl. Beng.........

38.7

38.8

38.9

38.3

38.5

38 3

38.6

38.8

38.8

38.9

0.

273

Holl. Austr.........

38.5

38.9

38.3

38.9

39.1

«

38.8

38.8

39.1

38.9

ÖÖ. V

0.2

274

Austr. Jav..........

38.3

38.6

38.1

38.7

38,5

lt;gt;8,8

38,7

38.7

38.6

38.6

0.1

275

Austr...........

38.5

38 8

38.9

38.9

38.6

38.7

38.7

88.8

38.6

88.8

0.1

276

¦lav. Beng.........

38.

38.7

38.6

38.2

88.3

.38..-.

38.5

38.8

38.9

38.8

0.2

277

Beng...........

38.8

38.1

38.5

38.9

38.7

38.6

38.4

38.6

88.7

38.6

0.4

278

Beng. Holl..........

38.5

38.8

38.2

38.8

38.8

38.7

38.6

1 88.8

38.7

38.5

0. 1

-ocr page 312-

278

No.

GETUBERCULINISEERDE

RUNDEREN.

Normale

Lichaamstemp.

AANTAl

!JREN

NA INJECTIE.

amp;D

• S

’bc

m

v.m.

6

m.

12

n.iu.

6

8

10

14

16

18

20

24

279

Beng. ,Tav. .........

38.

38.5

38.8

,38.6

38.8

38.9

39.

38.9

38.8

88.8

0.2

280

Holl. Aiiatr.........

38.7

39.

87.9

38.

38.6

.38.6

38.8

38.5

38.8

0

281

Jav............

38.7

38.8

39.

38.!'

38.7

38.9

38.5

38.7

38.9

0.2

282

Holl. Austr.........

38.6

39.

38.7

38.9

39.1

38.4

88.4

38.7

38.9

38.8

0

283

Beng.......... .

38.1

38.5

38.7

38.4

38.8

38.6

38.4

38.6

38.7

38.7

0

Mevr. .T 25 Januari 1906.

284

Nora item. Bast. Austr......

39.8

38.9

39.9

39.6

39.8

39.2

39.2

39.6

39.8

0

285

Semoet item Jav. Austr.....

38.4

38.9

39.1

38.1

38.

38.4

38.6

38.9

39.

0

Mevr. S. 25 Januari 1906.

286

Poetih dawir. Jav.......

38.1

38.6

39.

38.3

38.

38.2

38.2

38.8

38.4

0

287

Dawoek tjioet Jav.......

88.4

38.5

38.9

38.1

37.

38,3

38.5

38.4

38.4

0

288

Plonko Beng.........

88.8

38.8

39.1

39.

387^

38.5

38.4

38.6

38.6

0

289

Item manis Beng.......

38.2

38.7

38.7

38.1

38.2

^8.4

38.6

38.7

38.3

0

Meij de 6. 16 Februari 1906.

290

Bast. Austr.........

39.3

39.

39.1

38.6

38.6

38.6

38.9

39.1

88.9

0

291

Austr...........

39.8

40.2

40.5

40.

39.6

40.1

40.3

40.4

40.4

0

292

Austr...........

39.5

38.7

40.

39.5

39.^

39.

39.6

39.6

40.

0

293

Beng. Austr. ........

39.5

38.7

38.9

38.4

38.6

38,3

38.5

38.5

38.7

0

294

Bast. Beng. Holl.......

38.4

39.9

38.8

38.5

38.8

38.4

39.3

39.

39.2

0,3

295

Austr...........

39.5

39.7

40.5

39.9

89.6

40.2

40.6

40.7

40.5

0.2

Mevr. S. 4 September 1906.

296

Austr, Sulie Zwartbont.....

38.8

39.

39.6

39.5

39.6

39.

39.4

39.4

39.7

39.-5

0.1

297

Austr. Betje Donkerbruin.....

38.6

38.6

39.2

38.8

39.7

39.7

39.9

39.

39.2

0.5

298

Austr...........

40.1

40.3

39.5

39-6

39.6

39.9

40.1

39.8

39.9

0

Mevr. J. 9 April 1906.

299

Austr...........

39.3

39.5

40.2

39.8

39.^

39.5

39.7

39 9

39.8

39.9

0.

300

Beng Jav..........

38.3

38.4

38.7

38.6

38.f

38.2

38.3

38.6

.38.8

38.8

0.1

301

Beng. Austr.........

38.5

38.8

38.5

38.^

38.3

38.5

38.5

38.7

38.6

0.

302

Bast. Beng.........

38.3

38.4

38.9

38.9

3^

38.6

38.4

38.7

38.9

38.8

0.

303

id. id..........

38.6

38.5

38.8

38.8

^0.5

38.6

38.6

38.8

38.9

0.3



-ocr page 313-

278

No.

GETUBERCULINISEERDE

RUNDEREN.

Normale

Lichaamstemp.

AANTAl

!JREN

NA INJECTIE.

amp;D

• S

’bc

m

v.m.

6

m.

12

n.iu.

6

8

10

14

16

18

20

24

279

Beng. ,Tav. .........

38.

38.5

38.8

,38.6

38.8

38.9

39.

38.9

38.8

88.8

0.2

280

Holl. Aiiatr.........

38.7

39.

87.9

38.

38.6

.38.6

38.8

38.5

38.8

0

281

Jav............

38.7

38.8

39.

38.!'

38.7

38.9

38.5

38.7

38.9

0.2

282

Holl. Austr.........

38.6

39.

38.7

38.9

39.1

38.4

88.4

38.7

38.9

38.8

0

283

Beng.......... .

38.1

38.5

38.7

38.4

38.8

38.6

38.4

38.6

38.7

38.7

0

Mevr. .T 25 Januari 1906.

284

Nora item. Bast. Austr......

39.8

38.9

39.9

39.6

39.8

39.2

39.2

39.6

39.8

0

285

Semoet item Jav. Austr.....

38.4

38.9

39.1

38.1

38.

38.4

38.6

38.9

39.

0

Mevr. S. 25 Januari 1906.

286

Poetih dawir. Jav.......

38.1

38.6

39.

38.3

38.

38.2

38.2

38.8

38.4

0

287

Dawoek tjioet Jav.......

88.4

38.5

38.9

38.1

37.

38,3

38.5

38.4

38.4

0

288

Plonko Beng.........

88.8

38.8

39.1

39.

387^

38.5

38.4

38.6

38.6

0

289

Item manis Beng.......

38.2

38.7

38.7

38.1

38.2

^8.4

38.6

38.7

38.3

0

Meij de 6. 16 Februari 1906.

290

Bast. Austr.........

39.3

39.

39.1

38.6

38.6

38.6

38.9

39.1

88.9

0

291

Austr...........

39.8

40.2

40.5

40.

39.6

40.1

40.3

40.4

40.4

0

292

Austr...........

39.5

38.7

40.

39.5

39.^

39.

39.6

39.6

40.

0

293

Beng. Austr. ........

39.5

38.7

38.9

38.4

38.6

38,3

38.5

38.5

38.7

0

294

Bast. Beng. Holl.......

38.4

39.9

38.8

38.5

38.8

38.4

39.3

39.

39.2

0,3

295

Austr...........

39.5

39.7

40.5

39.9

89.6

40.2

40.6

40.7

40.5

0.2

Mevr. S. 4 September 1906.

296

Austr, Sulie Zwartbont.....

38.8

39.

39.6

39.5

39.6

39.

39.4

39.4

39.7

39.-5

0.1

297

Austr. Betje Donkerbruin.....

38.6

38.6

39.2

38.8

39.7

39.7

39.9

39.

39.2

0.5

298

Austr...........

40.1

40.3

39.5

39-6

39.6

39.9

40.1

39.8

39.9

0

Mevr. J. 9 April 1906.

299

Austr...........

39.3

39.5

40.2

39.8

39.^

39.5

39.7

39 9

39.8

39.9

0.

300

Beng Jav..........

38.3

38.4

38.7

38.6

38.f

38.2

38.3

38.6

.38.8

38.8

0.1

301

Beng. Austr.........

38.5

38.8

38.5

38.^

38.3

38.5

38.5

38.7

38.6

0.

302

Bast. Beng.........

38.3

38.4

38.9

38.9

3^

38.6

38.4

38.7

38.9

38.8

0.

303

id. id..........

38.6

38.5

38.8

38.8

^0.5

38.6

38.6

38.8

38.9

0.3



-ocr page 314-

rj


Proeven betreffende behandeling van trypanosomiasen.

Zoodra men in Europa met de oudst bekende trypano-somenziekte, de dourine, kennis maakte, heeft men haar trachten te genezen. Het beste bevond men zich bij de kwik-, joodnbsp;en arsenikverbindingen. Van de paarden, die klinisch duidelijknbsp;waren aangetast, genazen slechts enkele. Meestal was ditnbsp;nog schijnbaar; want wanneer een genezen dier na verloopnbsp;van zekeren tijd weder ziekteverschijnselen vertoonde, dachtnbsp;men niet anders dan dat het opnieuw geinfecteerd was. Toennbsp;in 1899 SCHNEIDEK en BUFFARD onomstootelijk aantoonden,nbsp;dat de dourine door een trypanosoom veroorzaakt werd, kwamnbsp;men van het denkbeeld terug, dat eertijds de paarden inderdaad genezen waren; men zag in, dat wat men voor een nieuwenbsp;infectie gehouden had, slechts eene vermeerdering der reedsnbsp;bestaande smetstof was. Toch bleven de arsenikverbindingennbsp;een goeden naam behouden. Zoo probeerde in 1903 Makchai.Lnbsp;met succes het natrium cocadylaat (CHj) jOj Na As. Hetnbsp;werd gedurende 5 dagen in de hoeveelheid van I Gr. subcutaannbsp;ingespoten met daarna denzelfden rusttijd. Zoo Ring men door,nbsp;totdat het zieke paard genezen was, of het dier, hetzij aannbsp;arsenikintoxicatie of aan dourine stierf. MauCHAL kon opnbsp;deze wijze 80 % der aangetaste paarden genezen.

Toen men in verscheidene landen trypanosomenziekten onder het vee aantrof, werden verschillende arsenikverbindingennbsp;geprobeerd, maar zonder goed resultaat. PENNING heeft geennbsp;enkel geneesmiddel voor de Oost-Indische surra kunnen vinden;nbsp;LavÉRAN kon slechts door arsenikzure natrium de nagananbsp;trypanosoom tijdelijk uit het bloed doen verdwijnen. Alle

-ocr page 315-

281

gebezigde arseiiikverbindingen hadden te toxische eigenschappen, men zocht naar betere en THOMAS meende in het atoxyl, Cg Hg N H AsOj, het onschadelijke geneesmiddel gevondennbsp;te hebben. Hiermede is het mogelijk trypanosomen uit hetnbsp;bloed te doen verdwijnen en eenige attaques achtereen tenbsp;bestrijden, maar het gelukt niet daarmede zieke muizen tenbsp;genezen; zij sterven óf aan arsenikiutoxicatie óf tengevolgenbsp;der smetstof.

Het gevolg van de wetenschap, dat de slaapziekte, voorkomende onder de menschen in de Congo veroorzaakt wordt door een trypanosoom, was, dat verscheidene ondetz'rekers innbsp;Europa hun aandacht gingen wijden aan ’t zoeken van eennbsp;geneesmiddel tegen een der trypanosomiasen, voornamelijknbsp;met het doel de nona te genezen.

Uit de onderzoekingen van KOCH, LavÉRAN en anderen is gebleken, dat serum in welken vorm ock, geen geneesmiddel is. Wel heeft Lavéran gevonden, dat menschenserumnbsp;bij met nagana geinfecteerde ratten ingespoten, de trypanosomen lijdelijk doet verdwijnen, maar genezing was eenenbsp;zeldzaamdheid. Men is tot op heden overtuigd, dat de serumnbsp;therapie voor de trypanosomenziekten van geen waarde is.

In 1904 publiceerden P. EhrLICH en ShiGA hunne onderzoekingen met trypanrotl). Aangemoedigd door de mooie resulaten, die deze beide bij met mal de cadéras geinfecteerdenbsp;muizen verkregen, hebben andere onderzoekers zooals WrN-Diii.STADT en M”'. Felmkr, Thomas. Mesml en Ntcole ennbsp;nog meerdere, getracht door het gebruik van verscheidenenbsp;kleurstoffen een afdoend geneesmiddel tegen verschillendenbsp;trypanosomenziekten te vinden.

Ehrlich en Shiga beproefden een groot aantal kleurstoffen; zij kwamen tot het resultaat dat trypanroth het beste was.nbsp;Trypanroth is een verbinding uit de benzidinegroep en nunbsp;hebben MesNIL en Ntcoli.E verschillende praeparaten uitnbsp;deze groep geprobeerd. Zij hebben van bekende fabrieken,nbsp;die aniline kleuren fabriceeren, monsters laten komen en het

-ocr page 316-

282

is hun gebleken, dat alléén die kleurstoffen uit de benzidine-groep eene geneeskrachtige werking op de trypanosomen ziekten hebben, die minstens één NHj en minstens tweenbsp;HSOg in de laterale keten hebben. Zij hebben gevondennbsp;dat

6 van die kleurstoffen, waaronder het trypanroth, als geneesmiddel in aanmerking kunnen komen.

Alvorens nader in te gaan op de geneeskrachtige werking dier kleurstoffen, is het beter, eerst een overzicht te geven vannbsp;de physiologische. Bouffard heeft daaromtrent, proevennbsp;genomen. Als proefdier is de muis uitgekozen. Als kleurstof heeft hij het tolidine -|- zure H gebruikt, omdat het vannbsp;alle benzidine kleustoffen ’t minst toxisch werkt en de minstenbsp;lokale werking heeft. Aangewend is I cGr. kleurstof en opgelost werd ze in gedestilleerd water, omdat gebleken is datnbsp;het chloornatrium uit een physiologische oplossing verbindingen met de kleurstof aangaat, die sterk toxische eigenschappennbsp;hebben. Gebleken is ook, dat de dosis per os van gelijknbsp;resultaat 20 maal zoo groot is als de hypodermatische.

Spuit men een muis i Gr. eener 1 % tolidine -j- zure H oplossing subcutaan in, dan ziet men na eenige minuten denbsp;basis van het oor lichtblauw worden, na een Ys uur is denbsp;geheele huid ook lichtblauw, de slijmvliezen zijn iets donkerdernbsp;gekleurd. De urine heeft een kastanje bruine kleur gekregen.nbsp;Na 12 uur ziet de muis er intensief blauw uit, de urine, denbsp;faeces en het bloedserum hebben een blauwe kleur aangenomen,nbsp;zelfs de tranen zijn blauwgetint. Het diertje schijnt zich welnbsp;te voelen en geen last van de inspuiting te ondervinden.nbsp;Na 8 a lo dagen begint de ontkleuring. Het eerst wordtnbsp;de huid lichter, de faeces en het bloedserum worden normaal,nbsp;maar de urine heeft eerst na 20 dagen de gewone kleur terug gekregen; door toevoeging van HgOj is daarin ook geennbsp;kleurstof meer aan te toonen. Bij sectie van een muis 6 dagen na de inspuiting, blijken nieren en lever het meest intensiefnbsp;gekleurd ze zijn, daarop volgen huid en slijmvliezen, been ennbsp;bindweefsel, blaas, milt, lymphklieren, longen en nierkapsel.

-ocr page 317-

283

Zich niet gekleurd hebben het spierweefsel (de hartspier hierbij inbegrepen), de hersenen en het ruggemerg, de testikels,nbsp;de ovariï. Bij microscopisch onderzoek blijkt, dat de nierennbsp;voornamelijk aangedaan zijn en speciaal de tubuli contorti.nbsp;Opvallend is ook dat het bloedserum wèl maar de wittenbsp;bloedlichaampjes niet gekleurd zijn. De kleurstof schijntnbsp;hoofdzakelijk door nieren en darmkanaal afgescheiden tenbsp;worden; slechts zeer weinig dringt de cellen binnen. Denbsp;toxische dosis van tolidine -j- zure H is voor een muis 0,03nbsp;Gr., subcutaan toegediend; de diertjes sterven dan ondernbsp;convulsien en krampen, De overige kleurstoffen der benzidinenbsp;groep werken evenals tolidine -j- zure H, de een is meernbsp;toxisch, de ander werkt langer na. Bouffard zag ook, datnbsp;marmotten en konijnen in vergelijking met muizen een veelnbsp;grootere dosis kleurstof kunnen verdragen. Aangezien denbsp;subcutaue inspuiting van kleurstofoplossingen bij muizennbsp;dikwijls een onaangename plaatselijke werking uitoefent, wordtnbsp;zij bij grootere proefdieren zooveel mogelijk vermeden.nbsp;Marmotten verdragen bij intramusculaire inspuiting ongehinderdnbsp;0,2 Gr. tolidine zure H. Konijnen intraveneus 0,3 Gr. ennbsp;intracerebraal 0,005 Gr.

Om de preventieve en curatieve werking der kleurstoffen te coiitroleeren hebben alle onderzoekers de muis als hoofdproefdier gebruikt. EhklICH en ShiGA hebben voornamelijknbsp;de smetstof der mal de cadéras willen bestrijden, waarschijnlijknbsp;omdat ze op ’t oogeublik hunner onderzoekingen geen anderenbsp;trypanosomensoort hebben kunnen verkrijgen.

MesNIL en NicOLLE hebben hoofdzakelijk de nagana tot onderwerp gekozen, omdat hun gebleken is, dat deze ziektenbsp;bij muizen een zeer constant verloop heeft. Een overlevennbsp;van 24 uur is aan bijzondere oorzaken toe te schrijven.nbsp;De naganasmetstof moet ook virulenter zijn dan die vannbsp;andere trypanosomiasen. EhrliCH en Shiga hebben trypan-roth gebruikt; WendELSTADT en Mquot;®. Felmer brillant, methyl-malachietgroen enz, en MesN'L en NiCOLLE hebben een zestal

-ocr page 318-

284

kleurstoffen uitgekozen, waarvan diclilorobenzidine zure H het beste bleek te werken.

Preventieve werking;

Ehrlich en SihGA zagen muizen, die zij met de smetstof van mal de cadéras infecteerden en tegelijk 0,3 cM® ecner i %nbsp;trypanroth oplossing inspolen, in ’t leven blijven, en waren ooknbsp;geen tiypauosomen in’i bloed waar te nemen. Gaf men muizennbsp;3 tot 5 dagen voor de infectie 0,2 Gr. tiypanroth door hunnbsp;eten dan werden ze ook niet ziek en trof men ook geen trypa-nosomeu in ’t bloed aan. Muizen 8 dagen met 0,2 Gr. trypan-rotli gevoed eu tegelijk met het begin der voederproef geiu-fecteerd, kregen wel veel trypanosomen in ’t bloed, maar dezenbsp;verdwenen spoedig weder. De proefdiertjes bleven gezond.

Minder gelukkig waren MlSNIL eu NiCOLLE met hunne proeven. Van de preventief behandelde met nagana geïnfecteerde muizen bleven slechts enkele leven. Wel was het incubatienbsp;tijdperk 12 dagen langer, dan bij geïnfecteerde doch nietnbsp;ingespoteu muizen. Sommige herstelde diertjes gingen ca-chectisch te gronde, waarschijnlijk tengevolge van intoxicatienbsp;der kleurstof of producten der gestorven trypanosomen.

Onder de therapeutische behandeling wordt verstaan de inspuiting der kleurstof als de trypanosomen reeds in ’t bloednbsp;zichtbaar zijn, dus I a 2 dagen voor den tijd dat zondernbsp;tusschenkomst de dieren gestorven zouden zijn. EhrliCH ennbsp;ShiGA konden op dit tijdstip cadérasmuizen redden door inspuiting van 0,3 Gr. eener i % trypanroth oplossing. Spotennbsp;zij minder in dan kregen de diertjes recidieve. Het was hunnbsp;echter niet mogelijk ratten, marmotten of honden, die metnbsp;de smetstof van mal de cadéras geinfecteerd waren te genezen.nbsp;Wendelstadt en M’''= Fellmer zagen ook geen kans muizennbsp;of ratten, die met naganasmetstof geinfecteerd waren, alleennbsp;door inspuiting van malachiet- of brillaut groen te genezen.nbsp;Wel bleven de proefdieren langer leven dan niet behandeldenbsp;geinfecteerde muizen of ratten. NiCOLlE en MeSNIL kondennbsp;met enkele hunner kleurstoffen, voornamelijk het dichloro-

-ocr page 319-

285

benzidine -f- zure H, door éénmaal inspuiteii enkele met nagana geinfecteerde muizen in ’t leven houden. De trypanosomennbsp;bleven in elk geval langer in ’t bloed afwezig en lie dierennbsp;bleven ook langer leven dan de niet behandelde geinfecteerdenbsp;muizen; ze stierven echter aan een nieuwen aanval.

Het inspuiten van kleurstof bij een nieuwe attacjue deed de trypanosomen wel uit ’i bloed verdwijnen, maar de muizennbsp;stierven óf cachectiscli, óf door intoxicatie óf door een nieuwenbsp;vermeerdering van trypanosomen. De cachectische toestandnbsp;is waarschijnlijk te wijten aan een nieraandoening (zooals bijnbsp;de physiologische werking der kleurstoffen is gebleken wordennbsp;de nieren het meest aangedaan).

Dichlorobenzidine -)“ nbsp;nbsp;nbsp;H ingespoten bij muizen, die

met mal de cadéras zijn geïnfecteerd, werkt beter dan trypan-roth. Met de eerste kleurstof genazen 50 % der zieke dieren en met de laatste 44 %.

De eerste kleurstof ingespoten bij 5 •rt^t surra geinfecteerde muizen deed 4 herstellen, de S‘ kreeg na 8 dagen een nieuwenbsp;attaque.

Aangezien geen der kleurstoffen alleen aangewend bij met nagana geinfecteerde dieren een afdoende genezing gaf, heeftnbsp;Wendelstadt geprobeerd om de kleurstofmethode met die vannbsp;de arseuik te verbinden. Hij heeft om nagauaratten te genezen om de 2 a 3 dagen I c.c. i % brillautgroen en iederennbsp;dag o.OOI Gr. atonyl ingespoten. De trypanosomen blevennbsp;weg, zoolang atonyl werd toegediend. Slechts heeft hij opnbsp;deze wijze i rat en i aap afdoende kunnen genezen.

Lavéran heeft door inspuiting van trypanroth en atonyl en dit herhalende zoo dikwijls een nieuwe attaque zich door enkele trypanosomen aankondigde, ratten, muizen en honden,nbsp;die door de smetsof der surra van Mauriiius geinfecteerd waren,nbsp;kunnen genezen. Ook gelukte hem op deze wijze 2 metnbsp;dourine geinfecteerde honden te genezen.

Wat wordt er van de trypanosomen na de inspuiting met een kleurstof of arseuik vei buiding?

-ocr page 320-

286

Wanneer het aantal infusorien in ’t bloed vermindert, dan gaat de trypanosooni zich langzamer bewegen. Haar lichaamnbsp;wordt dikker, haar plasma troebel. In een gekleurd praeparaatnbsp;ziet men het geheele lichaam volgepropt met korrels. Denbsp;kern heeft zijn normalen vorm behouden, maar is minder sterknbsp;gekleurd. Sommige kernlichaampjes schijnen in ’t rytoplasmanbsp;terecht gekomen en het centrum geworden te zijn van op-hoopingeu van basophiele stoffen. Men ziet in ’t bloed veelnbsp;meer lymphocyten dan gewoonlijk en verscheidene bevattennbsp;overblijfselen van afgestorven trypanosomen.

Opvallend is ook, dat de organen van een zieke muis, waarbij tengevolge der kleurstof inspuiting de trypanosomen tijdelijknbsp;uit het bloed zijn verdwenen, zelden korten tijd na de behandeling besmetting overbrengen. Lever, nier, bloed enz. vannbsp;zoo’n muis bij een ander proefdier geënt, brengen zoo goednbsp;als nooit de ziekte teweeg. Waar de smetstof blijft is onbekend.

Op welke wijze de arsenikverbindingen en de kleurstoffen werken, weet men ook niet. Doet men in een reageerbuisjenbsp;wat met trypanosomen besmet serum en voegt daar atonyl ofnbsp;een kleurstof bij, dan blijven de trypanosomen even lang levennbsp;alsof er niets bij het serum gevoegd was. Alzoo werken denbsp;gebruikte geneesmiddelen niet desinfecteerend. EhrliCHnbsp;vermoedt, dat de kleurstoffen antiparasitaire stoffen in ’t lichaannbsp;opwekken, die slechts een kort bestaan hebben. Als bewijsnbsp;haalt bij de volgende proef aan. Een muis geinfecteerd doornbsp;mal de cadëras werd den 4'quot; dag na de infectie door inspuiting van trypanroth genezen. Van den tot 7™ dag na denbsp;genezing was deze muis niet. meer te infecteeren, zelfs dennbsp;dag was nog een geringe immuniteit aanwezig. Zoolang de immuniteitstoffen in 't bloed circuleeren kan de innbsp;de organen gebleven smetstof zich niet ontwikkelen, zijn dienbsp;stoffen uit het lichaam gescheiden, dan is eerst een vermeerdering van trypanosomen mogelijk.

De proeven genomen ter verkrijging van genezing van een der trypanosomiasen door middel van kleurstoffen of atonyl

-ocr page 321-

287

zijn voor Indië van groot belang. Op verscheidene eilanden onzer archipel heerscht surra en kent men in de Preangernbsp;nog de Soemcdangsche ziekte, die zeer veel gelijkenis met denbsp;dourine heeft. Of de Oost-Indische surra met de nagananbsp;overeenkomt, zooals PENNING vermoedt, is nog niet, voor-zoover mij bekend, bewezen. In ieder geval komt het mij vannbsp;zeer veel belang voor, dat hier proeven genomen worden ofnbsp;de Indische surra met de aangegeven kleurstoffen en atonylnbsp;te genezen is. Als proefdieren zouden muizen, ratten, marmotten en honden kunnen dienen. Heeft men eenmaal hierbijnbsp;een gunstig resultaat verkregen, dan zouden de proeven opnbsp;groote huisdieren voortgezet kunnen worden. Op deze wijzenbsp;voortexperimenteerend, zou het waarschijnlijk niet tot de onmogelijkheden behooren, mettertijd menig aan de gevreesdenbsp;ziekte lijdend paard of rund te genezen.

Geraadpleegde litteratuur:

C. A. Penning. Trypanomosen in Ned. Indië.

Nocard et LeclaincHE. Les maladies microbiennes des animaux, 3*^' druk,

MaRCHAL. Du traitement de la dourine par les cocady-lates. Recueil de médecine vétérinaire anno 1903 en 1904.

F. MeSNIL et M. NICOLLE. Traitement des trypanosomiases. Annales de ITnstituut Pasteur anno 1906.

G.

P.

BouFFARD. Injections des Conleurs de benzidine aux animaux normaux. Annales de l’Instituut Pasteur 1906.nbsp;Ehrlich en K. ShiGA. Farben therapeutische Versuchenbsp;bei Trypanosomen erkrankung. Berliner klinische Wochen-schrift 1904.

WaNDELSTADT. Vordracht in de „Niederrheinische Gesell-schaft für Natur-und Heilkunde Bonn 22 Januari 1906 in de „Deutsche Medicinische Wochenschrift” 1906.

Hellemans.

Padang, 2g September igo6.

-ocr page 322-

Het een en ander omtrent verschillende vormen van Septichaemie bij den buffel innbsp;Nederlandsch-lndië.

Tegen het einde van 1902 en in het begin van 1903 heersch-te er in verschillende afdeelingen van de residenties Sema-rang, Pekalongan en Cheribon, dus over eene zeer groote uitgestrektheid van Java’s Noordkust eene epizoötie van septichaemie onder den buffelstapel. De vorm, waaronder denbsp;ziekte uitsluitend voorkwam, kenmerkte zich in hoofdzaak, doornbsp;eene fibrineuse pleurouneumonie en verschilde pathologisch anatomisch belangrijk van de z g. n. septichaemia haemorrhagica,nbsp;die tot heden als specifiek voor den bufiel scheen te gelden.

Ook klinisch en bacteriologisch wijkt eerstgenoemde vorm niet onbelangrijk van de septichaemia haemorrhagica, zooalsnbsp;deze in Nederlandsch-lndië het eerst door wijlen van Eeckenbsp;uitvoerig en nauwkeurig beschreven is af, zooals uit het ondervolgende moge blijken.

Den 28sleii December 1902 werd in eene dessa der afdeeling Grobogan van de residentie Seniarang een buffel ziek gemeld,nbsp;welk dier den volgenden ochtend werd onderzocht.

Volgens den eigenaar wilde het sedert den vorigen morgen niet eten; eerder had hij er geen ziekteverschijnselen aannbsp;bemerkt.

Het dier is 5 jaren oud; voedingstoestand vrij goed. Eetlust en herkauwen totaal opgehouden, ontlasting en urineloozingnbsp;zouden de laatste 24 uren niet hebben plaats gehad. Ademhaling frequent en oppervlakkig, hartslag nauwelijks te voelen,nbsp;temperatuur 41 “3 C.


-ocr page 323-

289

Bij auscultatie valt in liet onderste gedeelte der longen geen ademhalingsgeruisch te bemerken; de percussietoon isnbsp;hier zeer mat. In het bovenste deel der longen beiderzijds,nbsp;wordt verscherpt vesiculairademen en kleinblazig reutelen waargenomen. Conjunctivae hyperaemisch, geen subcutane oedee-men waar te nemen. Daar het dier zeer soporeus is en denbsp;beiderzijdsche pneumonie in aanmerking genomen, in verbandnbsp;met den aard der ziekte, op geen genezing valt te rekenen,nbsp;wordt besloten het ter bevestiging van de diagnose en voornbsp;het aanleggen van culturen te doen afmaken, daar verschenbsp;cadavers zoo zelden worden aangetroffen. Bij het neerwerpennbsp;en binden wordt eene overvloedige hoeveelheid heldere urinenbsp;en breiachtige faeces ontlast, de laatste met een weinig slijmnbsp;gemengd.

o nbsp;nbsp;nbsp;ö

SECTIE-VERSLAG.

Nadat het dier door verbloeding gestorven is, blijkt het subcutaan bindweefsel normaal, zonder infiltraties.

Buikholte bevat geen vloeistof, peritoneum glad glanzend; lever en milt normaal van grootte, galblaas matig gevuld met heldernbsp;groene dun vloeibare gal. Nieren normaal, kapsel laat gemakkelijk los. Bast en mergsubstantie scherp begrensd, in eerstgenoemde eenige haemorrhagische haarden. Hiervan na harding eenigenbsp;coupes vervaardigd, die vrij uitgebreide bloeduitstortingennbsp;Inephritis) te zien geven. Nierbekken normaal. Pisblaasnbsp;normaal. Darmscheilsklieren een weinig gezwollen, boek- ennbsp;netmaag normaal. Lebmaag bevat een waterigen inhoud,nbsp;mucosa met haemorrhagische plekken, dunne darmen nagenoegnbsp;ledig, muco.sa gezwollen, met eene slijmig etterige laag bedekt,nbsp;epithelium laat zich gemakkelijk afstrijken, peyersche plaques ennbsp;.solitair follikels niet gezwollen, dikke darm normaal.

Borstholte; Pleuraholte bevat een weinig roodachtig sereus vocht, pleurapulmonalis en costalis, vooral aan het onderstenbsp;voorste gedeelte, door eene dikke laag geleiachtig fibrineus

19

-ocr page 324-

290

weefsel met elkaar verbonden, dat het pericardium ter dikte van eene hand bedekt. Het epicardium bevat talrijke bloed-extravasaten; endocardium normaal, bloed in linker kamernbsp;en boezem tot vaste, zeer donkergekleurde, coagula gestold,nbsp;rechts schuimachtig, blijkbaar door het indringen van luchtnbsp;door de jugulari. Longen, vooral iii voorste onderste gedeelte,nbsp;gehepatiseerd, uit de siieevlakte loopt eene zeer groote hoeveelheid helder sereus vocht, rechts is de kleur donkerrood,nbsp;links meer grijs gemarmerd, als bij fibrineuse pneumonie.nbsp;Het overige deel der longen oedematens geïnfiltreerd.

Met bloed uit het linker hart worden geënt twee glycerine agarbuisjes, waarna zich op het eene slechts één en op hetnbsp;andere twee colonies van septichaemiebacillen ontwikkelen.

Met sereus vocht uit pleuraholte, eveneens twee agarbuisjes. Op het eene ontwikkelen zich uitsluitend, doch talrijke, septi-chaemie colonies, terwijl het andere verontreinigd blijkt metnbsp;colonies van micrococcus aureus.

De bacillen hebben den korten staafjesvorm en kleuren zich aan de polen stetker dan in het midden. In het bloed bijnbsp;buffels komen ze meestal zeer spaarzaam, in het secreet uitnbsp;de brouchiën menigvuldiger voor; ze zijn dan langer dan innbsp;reinculturen op agar, waar ze veelal even breed als lang zijn.nbsp;In het bloed bij duiven en konijnen vindt men ze na enting,nbsp;kort voor den dood, in zeer groot aantal; ze hebben dan dennbsp;vorm als in reinculturen op agar.

Zij worden ontkleurd door de Gramsche methode. Op glycerineagar groeien ze beter dan op peptonagar; de ontwikkeling is spaarzaam bij 27 a 28°C, iets overvloediger bij 37°C.nbsp;In strijkculturen ziet men ze als speldenknopgroote grijsachtige koloniën, in steekculturen vertoonen deze een korrelignbsp;aanzien, bouillon wordt troebel, melk niet gecoaguleerd.

De vatbaarheid van verschillende diersoorten was als volgt: hoogst gevoelig bleken konijnen en tortelduiven, van welke laatstenbsp;de kleinere soorten (de z.g.n. perkoetoets) nog gevoeliger blekennbsp;dan de grootere. Bij konijnen treft men steeds eene hae-

-ocr page 325-

291

morrhagische tracheitis aan, bij duiven eene haemorrhagische enteritis of, indien de ziekteduur langer dan 24 uren was, tevensnbsp;eene sterke hyperaeniie der longen, terwijl de mucosa vannbsp;trachea en bronchiën, dan met eene dikke laag slijm bedekt is.nbsp;Ent men konijnen intraperitoneaal, zoo volgt de dood meestalnbsp;binnen 12 uren, bij subcutane enting na 18 uren; nog snellernbsp;volgt de dood bij tortels, die bij intramusculaire enting na 9nbsp;a 18 uren bezwijken, terwijl bij tamme duiven de dood eerstnbsp;na I a 2 dagen volgt. Muizen sterven eveneens bij subcutanenbsp;enting na i a 2 dagen, marmotten na 30 a 48 uren. Rattennbsp;bezwijken na intraperitoneale enting zeer snel, daarentegennbsp;weerstonden vele eene subcutane enting. Bij deze diersoortnbsp;werden de bacillen nimmer in het bloed aangetroffen, Kippennbsp;bleken refractair. Het schaap vertoonde wel ernstige ziekteverschijnselen na subcutane en ook na intratracheale inspuitingnbsp;van virus, herstelde zich na eenige dagen echter weer volkomen.nbsp;Bij inspuiting van het virus direct in het longweefsel volgdenbsp;de dood na 19 uren onder verschijnselen van pleuropneumonienbsp;en haemorrhagische tracheitis, terwijl in het oedeem uit denbsp;longen matig veel bacillen waren aan te toonen.

Een kalf reageerde op eene subcutane injectie slechts door abcesvorming op de injectieplaats met vrij uitgebreidenbsp;necrose van het subcutane weefsel.

Uit het voorgaande bleek dus, dat de ziekte alle kenmerken droeg, die door Lignières als typisch worden aangegeven voornbsp;de door hem met den naam van Pasteurellosen bestempeldenbsp;groep van septichaemieën en tevens, dat deze in verschillendenbsp;opzichten afwijkt van de tot heden in Nederlandsch-Indiënbsp;steeds beschreven vorm van septichaemia haemorrhagica bijnbsp;den buffel, daarentegen waarschijnlijk identisch is met de doornbsp;Brillings beschreven ziekte, in Amerika bekend onder den naamnbsp;van Corn stalk disease bij het rund.

Dezelfde eigenschappen vond ik terug, bij de bacillen gekweekt uit ziekte producten van twee buffels uit de Residentie Pekalongan. Ook hier was het klinisch ziektebeeld

-ocr page 326-

292

geheel gelijk aan dat, hetwelk in de afdeeling Grobogan werd waargenomen, zooals uit het volgende moge blijken.

Te Tegal werd mij door den Controleur bericht dat juist in de desa Kalingjamat der afdeeling Tegal een buffel gestorvennbsp;was, waarheen we ons dus begaven. Bij aankomst in genoemdenbsp;dessa vonden we eene vrouwelijke buffel, ziek gemeld 3nbsp;Februari, gestorven 5 Februari des v. m. 6 uur; n. m. 5 uurnbsp;sectie. Geen zwellingen uitwendig waarneembaar. Subcutaannbsp;weefsel bevat op verschillende plaatsen meer of min uitgebreidenbsp;capillaire bloedingen. Pleuracostalis en pulmonalis aan hetnbsp;onderste gedeelte door eene dikke laag sereus geinfiltreerdnbsp;fibrineus weefsel met elkaar verbonden dat vooral links, opnbsp;het pericardium zeer dik is, 6 cM.

Longen aan het bovenste gedeelte luchthoudend, doch hyperaemisch, het onderste voorste 1/3 gedeelte in roodenbsp;haepatisatie, afwisselend van donker tot zwartrood, met lichtenbsp;strepen door fibrineuse infiltratie, waardoor gemarmerd aanzien. Pericardium bevat veel sereus vocht. Hart uitwendignbsp;normaal, endocardium in linker kamer talrijke vrij uitgebreidenbsp;bloeduitstortingen.

Lebmaag: mucosa donkerrood, inhoud dun vloeibaar, pens, boek- en netmaag normaal, duodenum nabij pylorus donkerrood, .slijmvlies verder met puntvormige bloeduitstortingen,nbsp;inhoud slijmig etterig, eveneens door verder gedeelte dunnenbsp;darm; een enkele peyersche plaque geareoleerd, dikke darmnbsp;weinig veranderd. Buikholte bevat geen vocht. Vaten sterknbsp;met bloed gevuld, serosa een rose aanzien. Lever eenigszinsnbsp;vergroot, milt normaal, nieren lijken wat hyperaemisch, pis-blaas bevat een weinig dikke grijsachtige urine, mucosanbsp;eenigszins hyperaemisch, uterus bevat een foetus van inbsp;maand. Noch in bloed van den buffel, noch in dat van hetnbsp;foetis bacillen aan te toonen, hoewel het pleura exsudaat zeernbsp;virulent bleek. Een paar pipetten hiervan werden nl. voornbsp;het bacteriologisch onderzoek meegenomen.

Wij vonden hier dus hetzelfde pathologisch anatomisch beeld

-ocr page 327-

293

als ill de afdeeliiig Grobogaii, terwijl de Gouvernements veearts Bosma mij verzekerde dat dezelfde ziekte iii de residentie Cheriboii werd waargenomen.

Den volgenden ochtend begaf ik mij met den Gouvernements Veearts Bosma naar de afdeeling Brebes, alwaar in het district van dien naam in de dessa Djanegara een buffel gestorven was, met de volgende lijkverschijnselen.

6 Februari 1903 district Brebes, dessa Djanegara.

Vrouwelijke buffel gestorven 5 Februari n. m. 8 uur, sectie V. m. 8 uur.

De huid der lies- en achterelleboogstreek blauwachtig rood. Onder het borstbeen is de subcutis een weinignbsp;geleiachtig geinfiltreerd. Pleura costalis en pleura pulmonalisnbsp;aan onderste voorste gedeelte door een vaste brokkeligenbsp;croupeuse massa met elkaar verbonden, waardoor de punt vannbsp;linker long geheel saamgedrukt en niet luchthoudend is;nbsp;verder is het geel gekleurde fibrineuse weefsel met een massanbsp;serum geimbibeerd. Longen, voor het onderste '/g gedeelte innbsp;toestand van roode haepatisatie, voor een gedeelte bezaaidnbsp;met croupeuse korrelige haardjes. Bovenste gedeelte dernbsp;longen nog luchthoudend doch hyperaemisch, door fibrineusnbsp;weefsel vast met middenrif verkleefd. Bronchiën gevuld metnbsp;schuim, mucosa der trachea en bronchiën rood verkleurd.

Pericardium ter dikte van i cM. bedekt met gele croupeuse laag, gevuld met etterig geel sereus vocht. Ectocardiumnbsp;eveneens met een croupeuse laag overdekt. Hartspier leemkleurig. Phidocardium normaal.

Lebmaag bevat eene zwartroode half vloeibare inhoud, die zich tot in boekmaag voortzel; mucosa gelijkmatig zwartroodnbsp;van kleur. In dunne darmen slijmige inhoud, mucosa gezwollen, pleksgewijze met bloeduitstortingen; nabij de valvulanbsp;Bauliini een geareoleerde Peyersche plaque. Dunne en dikkenbsp;darm, slijmvlies met eene dikke laag slijm bedekt, nagenoegnbsp;ledig. Lever, eenigszins vergroot, galblaas enorm uitgezet ennbsp;gevuld met eenigszins dikke geelgroene gal. Milt normaal,

-ocr page 328-

294

nieren eenigszius hyperaemisch met een klein haemorrhagisch infarct; mucosa blaas hyperaemisch, blaas ledig. Uterus, bevatnbsp;een foetus van 3 maanden; tusschen mucosa en vrucht-vliezeu een weinig etterig secreet. Pleura en intestina bijnbsp;foetus vertoonen puntvormige bloedingen ; hart normaal, levernbsp;zeer groot en breiachtig.

In bloed moederdier vrij veel, in dat van foetus geen bacillen kunnen vinden,

Vervolgens begaven we ons naar de dessa Djatibarang Lor, alwaar een buffel ziek gemeld was. Wij vonden een buffelnbsp;stier, oud 10 jaar; volgens den eigenaar had het dier nognbsp;gewerkt zonder eenig ziekte verschijnsel te vertoonen dennbsp;^den Fenruari; des ochtends van den 5'*““ wilde het absoluutnbsp;niet eten en den 6“ was de toestand als volgt:

Conjunctivae, zeer rood, beide oogen met een slijmig etterig secreet gevuld, beide neusgaten met overvloedig schuim,nbsp;ademhaling zeer oppervlakkig, 24 per minuut, temperatuur 39.5.

Hartslag onvoelbaar, percussietoon zeer mat, bij auscultatie nietste hooren. Ontlasting vertraagd, urineloozing niet opgemerkt.

Dit dier stierf den des v. m. 6 uur, aldus na een ziek-teduur van 3 X 24 uren. Zoowel klinisch als pathologisch anatomisch kwam de ziekte in Pekalongan dus overeen metnbsp;die in Grobogan, terwijl het bacteriologisch onderzoek eveneens volkomen hetzelfde resultaat opleverde.

ENTINGSPROEVEN.

No. I. Konijn, cutaan met bloed, buffel no. i aan rechter oor; f na 36 uren.

No. 2. Konijn intraperitoneaal met 3 gram gal, vertoont gedurende 2 dagen weinig eetlust en blijft in elkaarnbsp;gedoken zitten, herstelt zich daarna volkomen.

No. 3. Marmot subcutaan in een huidzakje een weinig bloed. Ziek gedurende twee dagen, herstelt zich daarna.nbsp;Van konijn no. i aangelegd twee steekculturen innbsp;glycerine-agar waarvan zich typisch septichaemienbsp;culturen ontwikkelen. In het bloed van dit konijn

-ocr page 329-

295

en verder van alle proefdiertjes worden steeds de typische zich bipolair kleurende, korte afgeronde bacillen in grooter of kleiner aantal aangetroffen.

No. 4. Van konijn 110. i, een paar droppels bloed intrape-ritoueaal bij jonge rat; f na 7 uur.

No. 5. Van konijn uo. i, subcutaan een paar droppels bloed bij jonge rat, herstelt zich na ziekteduur van ongeveer twee dagen.

No. 6. Konijn no. 2 subcutaan twee droppels bloed van rat (uo. 4); f na 17 uur. Had dus geen grooter weerstands vermogen verkregen door de galinjectie ennbsp;daarop gevolgde ziekte.

No. 7. Rat no. 5 intraperitoneaal ^2 gram gal van 110.6; f na twee uur. (intoxicatie?).

No. 8. Tamme duif intraperitoneaal een weinig bloed van no. 6; f na 16 uur.

No. 9. Tamme duif intramusculair een weinig bloed van no. 6; t na 20 uur.

No, 10. Marmot uo. 3 intraperitoneaal een weinig bloed van 110. 9; f na 21 uur.

No. II. Rat subcutaan i platinaoog agarcultuur van konijn, in citras natricus solutie; f na 27 uur.

No. 12. Groote rat i platinaoog agarcultuur van konijn intraperitoneaal in citras natricus solutie ’/j gram; f na 10 uur.

No. 13. Van dezelfde agarcultuur bij konijn intraperitoneaal I platinaoog; f 29 uur.

No. 14. Volwassen rat van dezelfde cultuur eveneens intraperitoneaal I platinaoog; f na 24 uur.

No. 15. Van dezelfde cultuur intramusculair kleine tortelduif, f na 26 uur.

No. 16. Van idem, groote tortel; f na 46 uur.

No. 17. Van idem, jonge rat subcutaan; t na 44 uur.

No. 18. Van agarcultuur buffel dd 29 December subcutaan rat; f na 43 uur.

-ocr page 330-

296

No. 19, Van idem subcutaan eeii grijze muis; f na 21 uur.

Uit de gedane onderzoekingen blijkt dus overtuigend, dat we hier te doen hebben met eeiie septichaemie, doch eveneens dat deze afwijkt van de z.g.n. Bollingersche Wildseüchenbsp;of van den vorm, die door wijlen van Eecke het eerst in Ne-derl. Indië nauwkeurig is onderzocht en beschreven.

Bij de drie genoemde epizoötiën in Cheribon, Tegal en Gro-bogan valt al dadelijk op, dat bij geen enkel dier oedemen werden waargenomen, terwijl het lijden zich in hoofdzaaknbsp;localiseerde in de borstorganen. Afgescheiden nu, van hetnbsp;feit dat bij de Bollingersche Wildseüche, ook bij den z g.n.nbsp;pectoralen vorm, meestal tevens oedemen optreden of welnbsp;een zeer hevige haemorrhagische enteritis, terwijl meestal naastnbsp;de pectorale tevens de exanthematische en intestinale vormennbsp;worden waargenomen, is bij de hier in het spel zijnde ziektenbsp;het longlijtien veel uitgebreider, het beperkt zich niet tot enkele lobuli, doch het grootste gedeelte van beide longen vind*-men in een toestand van hepatisatie van eene donkerroodenbsp;tot zwartroode kleur, door dikke lagen fibrineusgeinfiltreerdnbsp;geel gekleurd iuterstitieel bindweefsel, in vakken verdeeld,nbsp;waardoor de longen een typisch gemarmerd voorkomennbsp;krijgen. Verder vindt men de mucosa van trachea ennbsp;bronchiën geinfiltreerd, met een taai geel secreet bedekt ennbsp;roodachtig van kleur, door submucose bloedige infiltratie vannbsp;het weefsel.

Wijken aldus de klinische en pathologisch anatomische verschijnselen niet onbelangrijk af van die bij Wild ünd Rin-derseüche, eveneens is dat het geval met de eigenschappennbsp;der bacillen.

Van Eecke vond nl. dat de gewone tamme duiven geheel of nagenoeg onvatbaar waren, terwijl het kalf volkomen vatbaar was, voor de door hem bestudeerde vorm van septichaemie. Hier daarentegen gaan tamme duiven evengoed aan denbsp;infectie te gronde als tortels en blijkt het kalf tegen subcu-tane infectie bestand, daar het slechts met betrekkelijk geringe


-ocr page 331-

297

ziekte verscliijiiseleii reageert. Het schaap bleek volgens van Eecke niet te iufecteeren op welke wijze het virus ooknbsp;werd aangebracht; hier daarentegen blijkt het schaap welnbsp;bestand tegen subcutaue en intratracheale injectie, sterft echternbsp;ill zeer korten tijd door injectie van het virus in het longnbsp;weefsel.

Daar de genoemde eigenschappen nu geheel overeeusteni-men met de symptomen der door Billings beschreven z. g. 11. Corn stalk disease, geloof ik niet dat het gewaagdnbsp;is de hier waargenomen ziekte, daarmede tje ideiitificeereii.nbsp;Een ander punt van overeenkomst is hierbij verder van grootnbsp;gewicht. Het valt op dat ongeveer gelijktijdig in deze vernbsp;uit elkaar gelegen streken dezelfde ziekte optreedt zondernbsp;dat aan infectie van de andere kan worden gedacht. Nunbsp;wordt zooals bekend in Amerika de Corii-.stalk disease innbsp;verband gebracht met het voederen van mais of het latennbsp;weiden der dieren op de geoogste maisvelden. Zou het hiernbsp;dus toeval zijn, dat de ziekte optreedt in de maanden waarinnbsp;de meeste djagoeiig geoogst wordt n.1. iii het begin van dennbsp;Westiiiousson, terwijl ze zeer plotseling weer afneemt, nadatnbsp;de velden voor de padiaanplant zijn bewerkt.

Voor de afdeelingen Grobogan en Deiiiak is het tenminste zeer opmerkelijk dat de ziekte, die gedurende mijn 9 jarignbsp;verblijf in deze Residentie voor het eerst wordt waargenomennbsp;juist dit jaar optreedt, nu zeer veel djagoeng was verbouwdnbsp;en wel in de maanden, dat het grootste gedeelte geoogst werdnbsp;nl. November en December. De ziekte verbreidde zich zoonbsp;enorm snel over de geheele afdeeling dat aan eene infectienbsp;van dier op dier nauwelijks gedacht kan worden. De maatregelen tot tegengang bestonden in verbod van het latennbsp;weiden van al het vee der besmette dessa’s en de ziekte namnbsp;in het laatst van December even plotseling af als ze zichnbsp;eerst verbreid had. Daar nu in het laatst van Decembernbsp;zoo snel mogelijk alle velden in gereedheid werden gebrachtnbsp;om zoodra voldoende regen gevallen zou zijn, de padi te

-ocr page 332-

298

kuHiien planten, houd ik het er voor, dat dit de grootste factor geweest is, waardoor de ziekte gestuit werd. Hierdoornbsp;toch was het weiden op stoppelvelden in eens radicaal uit.

Ook in Pekalongan en Cheribon, waar de ziekte nagenoeg gelijktijdig ontstond en weer ophield, waren dezelfde factorennbsp;werkzaam. Ze was ontstaan gedurende de maanden van denbsp;grootste djagoengoogst, (October en November) en had zichnbsp;gedurende dezen tijd vrij sterk verbreid over verscheidenenbsp;districten.

Zoodra de sawah bewerking met kracht ter hand genomen werd (in December en Januari) nam ze snel af om spoedignbsp;geheel op te houden.

Men moet hierbij wel in aanmerking nemen dat ook vóór de bewerking der sawah’s wel bevolen was al het vee in denbsp;besmette dessa’s of onderdistricten gestald te houden, dochnbsp;met het gebrekkig politietoezicht in de dessa’s mag men vannbsp;een dergelijk verbod niet te veel resultaat verwachten, zoolangnbsp;de gelegenheid tot weiden nog ganstig is.

Omtrent het verloop der epizoötie en de mortaliteit hebben hebben we uit de afdeeling Grobogan de volgende cijfers:

Grobogan.

Aangetast.

Gestorven.

Hersteld.

December 1902.

298

232

66

Januari 1903.

89

83

6

Februari id. .

3

3

390

318

72

Ook in de maand November waren reeds vele dieren gestorven doch niet door deskundigen onderzocht.

Ill 1904 was het ziekte cijfer over heel Java van septich haemorhagica als volgt;

-ocr page 333-

299

Java.

Aangetast.

Gestorven.

Hersteld.

1904.

1214

1195

19

Het groote verschil in sterftepercentage tusschen 1903 en 1904 is vermoedelijk daarin gelegen dat voor de afdeelingnbsp;Grobogan speciaal een deskundige was aangewezen en dus allenbsp;gevallen werden gerapporteerd, terwijl bij de verschillende epi-zoötieën van 1904 zulks niet altijd het geval was en vermoedelijk de meeste ziekte gevallen die niet doodelijk verliepennbsp;ook niet werden gerapporteerd.

C. A. Penning.

Buitenzorg, 10 October igo6.

-ocr page 334-

Korte mededeelingen uit Hollandsche bladen.

De aanvragen om entstoffen van de rijksseruminrichting te Rotterdam, ter genezing of ter voorkoming van verschillendenbsp;ziekten van het vee, worden zoo talrijk, dat er bijna geennbsp;handen genoeg zijn om alle aanvragen naar behooren af tenbsp;doen. Werden b. v. in 1904 ongeveer 400 Kilo’s vlekziek-teserum afgeleverd, in 1905 steeg deze hoeveelheid reeds totnbsp;1200, waarmede circa I00,000 varkens ingeënt werden.

In 1906 waren reeds op 15 Augustus 1250, Kilo’s van dit serum verzonden, zoodat het aantal ingeente varkens innbsp;dit jaar minstens 150,000 zal bedragen. Wanneer men innbsp;aanmerking neemt, dat de vlekziekte onder de niet ingeentenbsp;varkens thans heerscht, dat varkens duur zijn en dat er nunbsp;duizenden varkens door de inenting behouden blijven, dannbsp;kan men zich een voorstelling maken van het groote voordeel, dat deze wijze van bestrijding van veeziekten oplevert.

Men kan aannemen, dat door de vlekziekte-enting dit jaar in ons land eene waarde van een half millioen gulden gerednbsp;wordt.

In de te Heerenveen gehouden algemeene vergadering van de Eerste Friesche Verzekerings Maatschappij van Landbouw-paarden werd het verslag uitgebracht, waaruit bleek, dat thansnbsp;voor ruim ƒ 100,000 is verzekerd. In het afgeloopen boekjaar

werd D/g °ó omslag van de verzekerde waarde geheven. Het

reservefonds vermeerderde met f 230.

Op ’t oogenblik bevindt zich te Denemarken een medewerker van McClure’s Magazine, het bekende Amerikaansche tijd-

-ocr page 335-

301

schrift, om een onderzoek in testellen naar de vleeschkeuring, vooral voor den nitvoer. Hij gaat in zes Europeesche landennbsp;— ook Necierland? — gegevens verzamelen voor de bewegingnbsp;tot hervorminlt;r van de vleeschkeur in Amerika.

DE PROVIANDEERING VAN PARIJS. De Gemeentelijke dienst van Parijs heeft rapport uitgebracht over de provian-deering dezer stad van 1901 tot 19OSnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;lt;^^'6 5 j‘*3r is het

slachten van rundvee sterk verminderd, en daarentegen het gebruik van groenten en fruit evenredig toegenomen. Vannbsp;slaclitvee zijn alleen de varkens in aantal ge.stegen.

Fruit en groenten zijn van 17,120,000 K. G. in 1901 gestegen tot 22,570.000 K.G. in 1905; het gebruik van champignons daalt; dat van kers (Cresson) stijgt.

Als oorzaken geeft men aan de snelle ontwikkeling van de paardeiislachterij (abattoir hippophagique); het laten komennbsp;van postpaketteu van buiten; hét wonen der Parijsche arbeidersnbsp;ill de voorsteden (banlieu), die in de stad een kleinen maaltijdnbsp;nuttigen, waarvan doorgaans varkensvleesch een bestanddeelnbsp;is; de vooruitgang van de vegetarische ideeën.

{Revue horticole.)

In de vergadering van de British Medical Association te Toronto zijn Vrijdag opzienbarende kumststukken van denbsp;experimenteele heelkunde vertoond. Het waren twee hondennbsp;en tw’ee katten die alle van nieuwe nieren voorzien waren,nbsp;welke vroeger in het lichaam van andere dieren van hun soortnbsp;gezeten hadden. De dieren lijken volkomen gezond. De hondennbsp;blaften, de katten bliezen, wanneer men ze sarde. De ope-rateur is Dr. Carrell, vroeger te Chicaga, thans hoogleeraarnbsp;aan de Rockefeller lioogeschool te New York. Een van denbsp;honden droeg de nieren sedert een week en ze werkten heelnbsp;goed. Een van de twee katten behelpt zich sedert tweenbsp;maanden met de nieuwe organen.


-ocr page 336-

302

Carrel is nog zeer terughoudend met zijne gevolgtrekkingen voor de menschelijke heelkunde, maar sommige van zijnenbsp;collega’s verwachten veel van de nieuwe proeven, ofschoonnbsp;zij toegeven dat het moeielijk zal wezen, aan een voorraadnbsp;nieuwe nieren te komen.

Carrell vertoonde ook katten en marmotjes wien hij geheele ledematen af- en weer aangezet had en die nu volkomennbsp;gezond waren.

[’i Is sterk.l Red.)

Het te Koningsbergen vergaderde verbond van Duitsche vleeschhouwers heeft het volgende opmerkelijke besluit goedgekeurd: ,,De vergadering stelt vast dat op dit oogeublik de prijzennbsp;voor rundvee en schapen, in vergelijking met het vorige jaar, nognbsp;hooger en die voor varkens weer even hoog gestegen zijn ennbsp;vermoedelijk nog meer zullen stijgen. Aan een daling vannbsp;de prijzen voor runderen, kalveren en schapen valt nauwelijksnbsp;meer, en aan een veïlaging van den prijs voor varkens nietnbsp;eerder, te denken voor de regeering den invoer van vee in groo-tere mate uit landen, die in de behoefte kunnen voorzien,nbsp;toelaat; want de Duitsche varkens zijn door te sterke aanlokking en verkeerde mesting zoodanig ontaard en vatbaar voornbsp;ziekte, dat zij van zelf waarschijnlijk niet meer gezond zullennbsp;worden. De Duitsche veeteelt is — ofschoon zij niet aan denbsp;behoeften van de melk- en vleeschmarkt kan voldoen — zoonbsp;zeer toegenomen dat bij mindere voederoogsten de grootstenbsp;moeilijkheden te verwachten zijn. De vergadering draagt daarom het bestuur op, aan de regeering onverwijld voor te stellen:nbsp;1°. de toelating van den invoer van Deensch rundvee ondernbsp;dezelfde voorwaarden, waaronder dat uit Oostenrijk wordtnbsp;toegelaten; dus afschaffing van quarantaine-maatregeleii ennbsp;tuberculine-inspuiting; 2°. de toelating van rundvee uit Nederland; 3°. de toelating van den invoer van een contingentnbsp;varkens a) uit Frankrijk voor de steden Straatsburg, Metz en

-ocr page 337-

803

Hagenau, b) uit Nederland voor de slachthuizen in de regee-ringsdistricten Dusseldorp, Keulen en Aken; c) uit Denemarken voor de slachthuizen aan de Noord- en Oostkust.”

In verband met de onthulling van de schandalige toestanden in de Noord-Amerikansche uitvoerslachterijen, kreeg het bestuur verder opdracht, tot de rijksregeering het dringendenbsp;verzoek te richten, maatregelen te nemen, die in het belangnbsp;van een deugdelijke volksvoeding en een gezonde mededinging tusschen de streng gecontroleerde Duische vleeschou-wersbedrijven en de gewetenlooze praktijken van de Ameri-kflansche uitvoerslachters noodig zijn. In verband hiermeenbsp;moet verlangd worden: verplichte declaratie voor vreemdenbsp;reuzel en vetten, het verbod van invoer van vleesch in vaten,nbsp;het verbod van invoer van vreemd vleesch in blikken tennbsp;gebruike van leger en vloot.

Noot van de Redactie.

Ook hier op Java is een dergelijk streven merkbaar. Het spreekt van zelf dat hier uitsluitend de belangen van de slagersnbsp;op den voorgrond treden en die van de veefokkerij in hetnbsp;algemeen niet zouden gebaat worden indien hunne wenschennbsp;vervuld werden.

KEURING VAN VOOR UITVOER BESTEMD VLEESCH. Ingediend is een wetsontwerp houdende bepalingen betreffende de keuring van voor uitvoer bestemd vleesch.

Onderscheidene firma’s zijn, sedert het in werking treden van het Kon. Besl. van 21 Nov. 1902, houdende bepalingennbsp;ter bevordering van den uitvoer van deugdelijk vleesch, ernbsp;toe overgegaan om het vleesch afkomstig van de in harenbsp;slachterijen afgemaakte herkauwende dieren en varkens tenbsp;onderwerpen aan de in voornoemd besluit bedoelde rijkskeuring ter verkrijging van het merk als bewijs dat het daarbijnbsp;voor uitvoer geschikt was bevonden.

-ocr page 338-

304

Al bestaat er alleszins reden om over de deelneming der belanghebbenden aanvankelijk voldaan te zijn, zoo valt tochnbsp;niet te ontkennen, dat de omstandigheid, dat nog steeds minderwaardig vleesch naar den vreemde kan worden nitgevoerd,nbsp;een voortdurend ernstig gevaar voor den Nederlandschennbsp;vleeschexport in het algemeen blijft opleveren.

Nu de vleeschuitvoer zulke aanzienlijke afmetingen heeft aangenomen en bij de belemmeringen, die onze veeuitvoernbsp;ondervindt, geacht kan worden onmisbaar te wezen om denbsp;nationale veeteelt te doen bloeien, komt het aangewezen voornbsp;onzerzijds zooveel mogelijk al datgene te vermijden, wat voornbsp;bestendiging van dezen handel op den tegenwoordigen voetnbsp;een gevaar van beteekenis zou kunnen opleveren. Tot ditnbsp;laatste behoort in de voornaamste plaats de verzending vannbsp;minder deugdelijke waar.

De regeering acht het oogenblijk thans gekomen om de bestaande facultatieve bepalingen om te zetten in voorschriften van dwingenden aard.

De ingediende wet verstaat onder vleesch alle deelen van eenhoevige dieren, herkauwende dieren en varkens, daarondernbsp;begrepen ongeboren vruchten, met uitzondering van huiden,nbsp;voor zoover deze niet afkomstig zijn van varkens, van hoornen,nbsp;van darmen, van borstels en van geheel van spieren ontdanenbsp;beenderen.

Het is verboden naar de landen, door de Kroon aan te wijzen, vleesch uit te voeren hetwelk niet voorzien is van eennbsp;of meer merken als bewijs, dat het bij eene van rijkswegenbsp;ingestelde keuring voor uitvoer geschikt is bevonden. Vannbsp;dit verbod kan door den minister, met de uitvoering dezernbsp;wet belast, onder de door dezen noodig geachte voorwaardennbsp;onthefhiig verleend worden voor vleesch, hetwelk zich bevindtnbsp;hetzij in spoorwegrijtuigen, hetzij op schepen of vlotten, ennbsp;bestemd is voor verbruik van de daarin of daarop verblijvende personen.

De wet bevat voorts verschillende bepalingen omtrent de

-ocr page 339-

305

benoeming en het ontslag der ambtenaren, hunne standplaatsen enz.

Ter keuring aangeboden voor uitvoer ongeschikt bevonden vleesch wordt aan een voortgezet onderzoek onderworpen ennbsp;de teruggaaf daarvan in een voor eetwaar bruikbaren vormnbsp;beperkt tot het vleesch, hetwelk onvoorwaardelijk geschikt isnbsp;bevonden om als voedsel van den mensch te dienen of welnbsp;door sterilisatie daartoe geschikt gemaakt is kunnen worden.

Indien het vleesch ongeschikt bevonden is om als eetwaar te dienen, wordt het, ter keuze van hem die het ter keuring aanbood,nbsp;hetzij als eetwaar onbruikbaar gemaakt, hetzij vernietigd.

Overtreding der bepalingen omtrent den uitvoer wordt gestraft met geldboete van ten hoogste ƒ 300, en het vleeschnbsp;waarmede de overtreding heeft plaats gevonden wordt innbsp;beslag genomen. Aanbrengen van valsche merken en hetnbsp;gebruik maken van valsche merken wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste één jaar.

Wederrechtelijke onttrekking van vleesch aan voortgezette keuring, sterilisatie, onbruikbaarmaking of vernietiging, wordtnbsp;gestraft met een geldboete van ten hoogste f 400. Bij recidive wordt de straf verdubbeld.

De wet treedt in werking op een later te be palen tijdstip.

Dezer dagen meldden de Belgische bladen dat de dokters Bordet en GenjoU, van het Brabantsche Pasteur-instituut,nbsp;de microbe van den kinkhoest hadden gevonden en aangekweektnbsp;en dat er nu kans was op de bereiding van een serum tegennbsp;de ziekte.

Prof. Metsjnikof te Parijs heeft zich tegenover den Parij-schen correspondent van de Times zeer hoopvol over de nieuwe ontdekking uitgelaten. ,,Dr. BOUDET, zeide hij, heeftnbsp;van 1894 tot 1901 onder mij gewerkt. Ik verneem dat de praktische uitkomsten reeds zeer bemoedigend zijn. Kinkhoest kannbsp;nu zeker onderkend worden, wat vroeger niet mogelijk was.”

20

-ocr page 340-

306

Metsjnikof achtte het zeker dat nu ook spoedig het serum er zijn zou dat de dokters over de geheele wereld in staatnbsp;zou stellen een ziekte te genezen waarvan bijna elk kind innbsp;zijn jonge jaren te lijden heeft.

Onderstaande voordracht over „St ie rhouderijen en Fokvereenigingen” werd gehouden door den heer I. G.nbsp;J. van den BOSCH uit Wageningen, op het Drentsche Land-bouwfeest te Meppel in Augustus 1906. Aangezien wij hetnbsp;behandelde onderwerp ook voor hier van belang achten, latennbsp;wij het in zijn geheel volgen:

Spreker ving aan met te verklaren, dat hij zich zal bepalen met in het licht te stellen, welke rol deze vereenigingennbsp;spelen in onze veeverbeteringsorganisatie en welk verband ernbsp;onderling bestaat tusschen stierhouderijen en fokvereenigingennbsp;met inbegrip van de contrólevereenigingèn.

Uit het aantal dezer vereenigingen blijkt, dat het coöperatief werken op het gebied der veefokkerij, begint door te breken.nbsp;Onze veefokkerij is een nieuw ontwikkelingstijdperk ingetredennbsp;nu men inziet, dat alleen door vereeuiging mogelijk is denbsp;bezwaren te ondervangen, die het klein en middelgroot vee-houdersbedrijf ontmoet, om het oordeelkundig fokken consequent door te zetten. De kleine veehouder heeft een vluggennbsp;omzet van kapitaal noodig, waardoor aan kleine, directe winstennbsp;de voorkeur wordt gegeven boven grootere voordeelen, dienbsp;in de toekomst zijn te behalen. En het is bekend, dat hetnbsp;loonende resultaat in de veefokkerij eerst wordt verkregen nanbsp;veeljarigen arbeid, gepaard met belangrijke uitlegging vannbsp;kapitaal. Groote veehouderijen hebben veel voor op de kleine.nbsp;En waar in ons land de groote veebedrijven bijna geheel gemist worden, moeten de kleine bedrijven coöpereeren omnbsp;zoo een groot bedrijf te vormen.

De stierenvereeniging is de eenvoudigste vorm, omdat hierbij eenige fokkers slechts coöpereeren voor het gemeen-

-ocr page 341-

307

schappelijk koopen en aanhouden van een stier, die hun koeien moet dekken. Neemt menin aanmerking hoeveel van eennbsp;stier afhangt in de fokkerij, dan verwondert het ons, dat nietnbsp;meer stierenvereenigingen worden opgericht. De bezwarennbsp;schijnen vele te zijn. Vooreerst moet er een beduidend bedragnbsp;bijeen gebracht worden voor den aankoop van een stier; dannbsp;moet men vaak een goeden stier elders gaan koopen, watnbsp;een groot bezwaar is, omdat men den weg niet weet en hetnbsp;koopen van een stier niet alleen kennis doch ook routinenbsp;vereischt. Meestal koopt men stierkalveren of éénjarige stierennbsp;en dus moet nog worden afgewacht hoe zij zullen opgroeien,nbsp;of zij vlug springen en goed zullen bevruchten in weerwil vannbsp;het groot aantal koeien, dat in de korte dekperiode wordtnbsp;aangevoerd. In de praktijk doen zich nog meer bezwarennbsp;voor, zoodat het wel te verklaren is, dat stierenvereenigingennbsp;niet gemakkelijk tot stand komen, doch wel zeer dikwijlsnbsp;verdwijnen als men b. v. ongelukkig met den aankoop isnbsp;geweest of tegenspoed heeft.

Werkte men meer samen, dan konden hooge prijzen worden betaald voor beste dieren, die nu meestal naar buiten worden verkocht. Ook zou men gemakkelijker oude stierennbsp;kunnen aanhouden. En zonder het voortfokken met oudenbsp;stieren, die bewijzen naar wensch te overerven, zal de fokkerijnbsp;weinig vooruitgaan.

De beste stieren behooren niet naar het buitenland te worden verkocht; stierenvereenigingen kunnen en zullen ze hier houden.

In Friesland blijft de stier in het bezit van de vereeniging en wordt óp kosten der vereeniging gehouden, die eigenares blijft.

Dit is de meest gewenschte toestand, want men besteedt hooge prijzen en houdt de stieren langer aan.

Oude stieren moeten de vereenigingen omwisselen, anders teelt men in te nauwe bloedverwantschap. In Limburg is eennbsp;vereeniging, die 7 stieren houdt, die jarenlang door omwisselingnbsp;dienst kunnen doen.

Stierenvereenigingen moeten overal worden opgericht, vóór

-ocr page 342-

308

men aan iets anders wil beginnen. Friesland heeft dit bewezen. Men verkreeg daar een sterke toeneming van oude stieren,nbsp;die bleken een veredelenden invloed op de veefokkerij uit tenbsp;oefenen. Alle maatregelen om de beste koeien te leerennbsp;kennen ten behoeve van de fokkerij zullen weinig effect hebben,nbsp;wanneer van de goede stieren niet zooveel mogelijk partijnbsp;wordt getrokken op een wijze, als dit door eene goed georganiseerde stierenvereeniging mogelijk is.

Dit dient men wel te overwegen, omdat het aantal goede stieren, die tevens goed fokken, steeds zeer beperkt is.

Vooral in streken, waar men nog geen bepaald veeslag heeft, dient de stierenhouderij in te grijpen, want door steedsnbsp;met een volbloed stier te werken van een bepaald slag ofnbsp;ras kan uit een mengelmoes een standvastig veeslag wordennbsp;gefokt. Maatregelen van overheid.swege, die het houden vannbsp;slechte stieren tegenwerken, zullen het oprichten en in levennbsp;houden van stierenvereenigingen ten goede komen.

Verder dan de stierenvereenigingen gaan de fokvereenigingen. Deze hebben ten doel de beste koeien te doen paren met denbsp;beste stieren en met de beste afstammelingen daarvan voortnbsp;te fokken. Zoodra een stierenvereeniging haar werkzaamheidnbsp;uitbreidt over de koeien met haar nakomelingen, toebehoorendenbsp;aan haar leden, is zij omgezet in een fokvereeniging. In onsnbsp;land heeft dit weinig plaats gehad. Wel hebben tusschen denbsp;stierenvereenigingen en fokvereenigingen zich de contróle-vereenigingen geschoven of, waar geen stierenvereenigingennbsp;bestonden, zijn de contrólevereenigingen geheel voorgegaan.

Met een contrólevereeniging bedoelen de fokkers de opbrengst hunner koeien nauwkeurig te leeren kennen door het melkonderzoek. In Friesland heeft men het sterkst gewerktnbsp;in de richting van de z. g. opbrengst-teelt, omdat de heernbsp;Mesdag (zuivelconsulent) daar het eerst aan ’t licht bracht, datnbsp;het vetgehalte van de melk verbetering behoefde. Het wasnbsp;bekend, dat de aanleg tot het geven van vette melk erfelijknbsp;was, zoowel wat de koe als den stier betreft. Daarom was

-ocr page 343-

309

het den Frieschen veefokker niet meer voldoende zijn koeien voor de fokkerij uit te kiezen naar uiterlijke kenteekenen.nbsp;Hij moest nauwkeurige opgaven omtrent het gehalte van denbsp;melk hebben, en die opgaven levert de contrólevereeniging.

De contrólevereeniging moet juiste cijfers leveren en daarvoor zijn noodig ambtenaren. Wordt de melk om de 14 dagen onderzocht en moet dit i controleur doen, dan moetnbsp;deze vereeniging bestaan uit 12 leden; de controleur kannbsp;dan rondkomen en is ’s Zondags vrij. Meestal is het aantal ledennbsp;grooter, 25 tot 30 met 250 tot 300 koeien, doch dan wordtnbsp;de taak moeilijker. In Friesland bedraagt het aantal leden 20.

Zal men in de toekomst vollediger gaan werken, dan zal in verschillende opzichten wijziging moeten gebracht worden.

Worden alle koeien van een bedrijf onderzocht, dan krijgt de veehouder beter overzicht over zijn bedrijf. In N.-Hollandnbsp;geldt het motief, dat men alleen de melk onderzoekt van dieren,nbsp;welke voldoen op exterieur.

De drang tot melkonderzoek dient uit den boezem der fokkers zelf voort te komen. Men kweekt een kunstmatigenbsp;belangstelling door het uitloven van premiën voor melkstaten.nbsp;Het komt voor, dat na het behalen van prijzen het onderzoeknbsp;weer gestaakt wordt. Bovendien ontstaat het gevaar, dat denbsp;zaak als een soort sport wordt beschouwd, wanneer op tentoonstellingen naar melkstaten wordt gevraagd. Men bedenkenbsp;verder, dat de fokwaarde niet alleen afhankelijk is van denbsp;productie, maar dat daarbij even goed gelet moet worden op dennbsp;lichaamsbouw als maatstaf voor de ontwikkeling, de gezondheid en het weerstandsvermogen van het dier. Daarmedenbsp;hangt wederom samen het voortbrengen van sterke kalveren,nbsp;de vruchtbaarheid, hoe lang de koe als producent dienst doet,nbsp;het voedergebruik in verhouding tot de productie, de waardenbsp;van de koe na het afmelken en andere gewichtige eigenschappen,nbsp;die den fokker bekend zijn.

Reeds komt het in ons land voor, dat men meent de oude beoordeeliug naar uiterlijke kenteekenen niet meer noodig te


-ocr page 344-

810

hebben, maar uitsluitend kan afgaan op productiecijfers. Was deze methode goed, dan kon men zijn koeien uitzoeken opnbsp;het bureau, de boer behoefde zijn vee niet meer te kennen,nbsp;en een ieder kon dan veekenner en veefokker zijn.

Tegen deze „Zucht nach Leistung”, de o pbre n g s t-t e el t, moet ten sterkste gewaarschuwd worden. Alle uitersten in denbsp;fokkerij zijn verkeerd.

Men passe daarom de opbrengst- en de vormenteelt naast elkander toe, te meer daar de eene richting kan dienen omnbsp;de fouten van de andere te verbeteren. Een veebeslag, steedsnbsp;eenzijdig op de melk gefokt zal in de toekomst in grootte,nbsp;zwaarte en lichaamskracht zoodanig degenereeren, dat daaronder de productie dermate lijdt, dat deze minder is gewordennbsp;dan bij den aanvang der veredeling.

Tegenwoordig ziet men stieren aanhouden, die men vroeger bepaald zou hebben afgekeurd, doch nu kunnen blijven, alleennbsp;omdat de moeder een hoog vetgehalte had. Dit leidt totnbsp;degeneratie. Ons vee moet hebben een gezond, schoon,nbsp;krachtig lichaam en daarbij melkrijk zijn. Intusschen is hetnbsp;een kunst al deze factoren bij de beoordeeling op de juistenbsp;wijze in rekening te kunnen brengen.

Wat het melkonderzoek zelf betreft, dit geschiede om de 14 dagen zoolang de koe in de fokkerij is en daar de hoeveelheid melk zeer afhankelijk is van allerlei uiterlijke invloedennbsp;en eerst bij het 5'^® kalf haar maximum bereikt, is het noodignbsp;een reeks cijfers te hebben om het productievermogen vannbsp;de koe te kunnen beoordeelen.

Het is niet onverschillig hoe met de cijfers geoordeeld wordt over de productiviteit van de koe Een koe, die 7000nbsp;L. melk geeft met 2 °4 vet, produceert 140 K. G. vet ennbsp;zou hooger kómen te staan dan een koe met 4000 L, melknbsp;en 3.2 °/o vetgehalte, want die geeft maar 128 K. G, vet. Denbsp;eerste koe is een echte piasgeefster, een echte melkzak, dienbsp;wel is waar voor de gewone productie veel waard is, maarnbsp;uit de fokkerij geweerd moet worden.

-ocr page 345-

311

De veredeling moet allereerst gericht zijn op verhooging van het vetgehalte. Wij hebben koeien genoeg, die veel melknbsp;geven, maar veel te veel koeien met waterige melk.

Het vetgehalte moet minstens 3 % zijn; in Friesland is het maximum 3.2 Neemt men het aantal K. G. vet of boternbsp;als maatstaf bij koeien met normale melk, dan kan dit nognbsp;tot onjuiste gevolgtrekkingen leiden. Immers zou een koenbsp;met 5000 L. en 3 p % vet, gesteld moeten worden bovennbsp;een koe met 4000 L. en 3.2 % vet. Die rangschikking isnbsp;juist naar de gebruiks-, doch onjuist naar de fokwaarde, aangezien de mannelijke afstammelingen van de eerste koe tengevolge van het lagere vetgehalte waarschijnlijk minder waardnbsp;zijn voor de fokkerij dan die van de tweede koe, althans innbsp;hun verhoogenden invloed op het melkvetgehalte van haarnbsp;nageslacht. En hierop komt het aan.

Het is duidelijk, dat het onderzoek zoo lang mogelijk moet worden volgehouden. Ook de voeding dient in rekening tenbsp;worden gebracht, al is dit op het oogenblik zeer moeilijk.nbsp;Proeven bewijzen, dat bij versterking der voedering, b.v. doornbsp;het toedienen van meer eiwit, de hoeveelheid melk bij denbsp;eene koe veel sterker toenam dan bij de andere, zoo zelfs,nbsp;dat een slechte koe een goede kon overvleugelen. Productienbsp;en productievermogen is dus lang hetzelfde niet.

Vele factoren beheerschen het juiste melkonderzoek en men heeft bij ons ook nog lang geen volkomenheid bereikt. Eunbsp;daarom moet de zaak niet eenvoudiger worden voorgesteldnbsp;dan zij is; dit is misleiding.

Een fokvereeniging staat onder de organisaties het hoogst; zij is meer dan een stieren- en contrólevereeniging samen.nbsp;Het is gewenscht, dat een fokvereeniging alleen fokke in eennbsp;der 3 bestaande ruudveeslagen, die zuiver zullen wordennbsp;voortgefokt. Kruisen is te onzeker; bovendien behooren onzenbsp;veeslagen scherp gescheiden en in zich zelf verbeterd te worden,nbsp;zoodat de slagen bewaard blijven.

Ten behoeve van de selectie van oudere en jongere dieren

-ocr page 346-

312

moeten worden gehouden geregelde keuringen met gebruikmaking van productiecijfers. Met het oog op een rationeele teelt is noodig regeling van de stierhouderij en ten opzichtenbsp;van de afstamming, moet men bezitten een volledige boekhouding met een controle op de geboorteaangifte der kalverennbsp;Verder is noodig ten behoeve van het aanhouden van denbsp;beste dieren, het uitloven van premiën en het instellen vannbsp;boeten.

Een uniforme regeling hiervoor zal wel niet te treffen zijn; toch dient men hiernaar te streven.

Bij de te stellen eischen aan den stier is het van belang, dat hij behalve een zeker aantal punten voor exterieur, afstamtnbsp;van familiën, waarvan de onderzoekingen een voldoende hoeveelheid melk aantoondeu met ten minste 3.2 % vet. Ditnbsp;moet in ieder geval van de moeder bekend zijn. De goedgekeurde koeien mogen alleen door den vereenigingsstier gedekt worden.

De koeien, die het kalf verwerpen, kunnen binnen 3 a 4 mnd. niet bij den vereenigingsstier worden toegelaten. De stiernbsp;worde zoo lang aangehouden, als hij blijkt naar wensch tenbsp;overerven, en door een passende voedering en door het geregeld beweging geven na den dekdienst zal men het vetwor-den voorkomen.

De controle op de geboorte-aaugifte der kalveren dient zoo scherp mogelijk te zijn, omdat met deze dieren moetnbsp;worden voortgefokt. Elk bedrog moet zijn uitgesloten;nbsp;om tot verbetering van het veebeslag te komen is het noodzakelijk dat met de beste afstammelingen worde voortgefoktnbsp;binnen den kring der fokvereeuigiug. Vandaar dat maatregelen genomen dienen te worden, opdat geen goed fokmateriaalnbsp;buiten dien kring geraakt, b.v. premiën voor het aanhoudennbsp;van fokvee als tegenwicht voor de hooge prijzen, die bedongennbsp;kunnen worden. Wenschelijk is 2 maal per jaar stier- ennbsp;koekalveren te keuren om te zien, wat aangehouden kannbsp;worden.

-ocr page 347-

313

Alle gegevens omtrent liet vee eener fokvereeniging lielpen weinig, wanneer zij niet nauwkeurig worden geboekt. Denbsp;boekhouding moet mogelijk maken dat de afstamming kannbsp;worden geconstateerd en tegelijkertijd de eigenschappen vannbsp;de voorouders kunnen nagegaan worden ter beoordeelingnbsp;hoe de oveierving heeft plaats gehad of wat van eeii fokdiernbsp;mag worden verwacht.

Gehouden dienen te worden de volgende boeken;

I. een keuringsboek; 2. een fokregister voor koeien; 3, een dito voor stieren ; 4. een register voor niet opgenomen koeien ;nbsp;5. een sprongregi.ster; 6. een kalverboek; 7. aan- en verkooplijst en 8 een melkcontróleregister.

Het 4de boek is niet bejiaald noodzakelijk maar gewenscht, omdat niet opgenomen koeien ook door den vereenigingsstiernbsp;worden gedekt. Zeer aan te bevelen is het alle dieren vannbsp;eenzelfden jaargang namen te geven, die met dezelfde letternbsp;beginnen.

Ten slotte stelde spreker in het licht de positie van de fokvereenigingen ten aanzien van de centrale stamboekhou-ding.

De statuten van de vereeniging Het Nederl. Rundvee Stamboek spreken van erkende fokvereenigingen, aan wie verschillende privilegies worden gegeven.

De stamboekhouding ziet in de fokvereenigingen haar voornaamste medewerksters zoodra zij in haar lijn werken.nbsp;Ten einde daaromtrent zekerheid te verkrijgen worden voorwaarden gesteld, waarop de erkenning door het Nederl.nbsp;Rundveestamboek berust. Hoewel die voorwaarden nog nietnbsp;vastgesteld zijn, zullen zij ongeveer op het volgende neerkomen ;

I®. dat uit de statuten der fokvereeniging blijkt, dat men met een ware fokvereeniging te doen heeft;

2“. dat een bepaalde fokrichting wordt gevolgd, doordat in een der drie Nederl. Rundveeslagen zuiver wordt voortgefokt;

3®. dat volledig wordt boekgehouden;

-ocr page 348-

314

4®. dat een controle plaats lieeft op de geboorteaangifte der kalveren ten genoegen van ’t hoofdbestuur van het Ne-derl. Rundvee Stamboek;

5®. dat de fokvereeniging zich plaatst onder controle van het bestuur van 't Nederl. Rundvee Stamboek.

De fokvereenigingen breken de baan voor het rationeel fokken en worden voor de fokkers de voorbereiding om aannbsp;de eischen te voldoen, die de centrale stamboekhoudingnbsp;stelt. Daartegenover staat, dat door het Nederl. Rundveenbsp;Stamboek de algemeeiie belangen der fokvereenigingen behartigd worden, als: het werken naar uniforme beginselen,nbsp;het met elkander in betrekking brengen der fokvereenigingen,nbsp;om zooveel mogelijk van elkander te profiteeren, b.v. doornbsp;uitwisseling van fokmateriaal, het bekrachtigen der afstammingsbewijzen, het afzetten van fokvee en eindelijk het uitbrengen van advies voor geldelijken steun.

Spreker eindigt met de opmerking, dat het wel duidelijk zal zijn, dat gebrek aan geld het grootste beletsel is voornbsp;een vollediger werkwijze dan bij vele vereenigingen thans hetnbsp;geval is. Dit belet echter niet, dat men kan werken naarnbsp;algemeene beginselen. Dan alleen is te verkrijgen een gezonde beweging, die onze veefokkerij in korten tijd op eennbsp;peil zal brengen, waarop zij behoort, in aanmerking genomennbsp;de gunstige natuurlijke voorwaarden en de vele uitstekendenbsp;technische krachten, waarover kan worden beschikt.

V.

HET RIJDEN IN HET NEDERLANDSCHE LEGER. Tn het Militar Wochenblatt No. 99 van het jaar 1906 wordteennbsp;wedstrijd aangekondigd, welke 13 en 14 October e.k. te Geneve zal worden gehouden tusschen bereden officieren vannbsp;het Zwitsersche leger. Het doel daarvan—zoo leest men—is

-ocr page 349-

315

de africhting der dienstpaarden te verbeteren zonder aan deze paarden echter eischen te stellen waaraannbsp;het gemiddelde paard niet kan voldoen (wij spatiee-ren). 13 October zal het volhardingsvermogen worden onderzocht, waartoe van Lausanne naar Genève moet worden geredennbsp;op de volgende wijze. Eenst 45 K.M. langs den weg, metnbsp;eene maximum snelheid van 15 K.M. per uur, waarna 30nbsp;minuten zal worden geru.st: vervolgens 25 K.M. door het terrein.nbsp;Minimum snelheid voor den geheelen afstand 11 K.M. per uur.nbsp;Wie hieraan niet voldoet, of wiens paard in .slechte conditienbsp;aankomt wordt van verdere mededinging uitgesloten, welkenbsp;bestaat uit dressuurproeven op den 14 October, alsmede het innbsp;jachtigt;alop overwinnen van eenige hindernissen, waarvan denbsp;hoogte tot I M. en de breedte tot 3 M. gaat. Inschrijvingnbsp;tot 10 October 25 francs, daarna 30 francs. 5 prijzen van 100nbsp;tot 1000 francs. Bovendien ontvangt ieder deelnemer, die dennbsp;geheelen wedstrijd medemaakt, een herinneringsbeker.

Dit zijn dus de eischen, die men in Zwitserland aan het gewone, normale dienstpaard stelt, om niet van België,nbsp;Frankrijk en Duitschland te gewagen.

Men vergelijke dit met den toestand bij ons.

Behalve het lofwaardig streven der Militaire Sportvereeniging —die naar ons toeschijnt nog steeds het programma nietnbsp;gevonden heeft, waaraan een ieder zich gaarne onderwerpt —nbsp;wordt in het leger al zeer weinig van belang voor de rijsportnbsp;gedaan. Wij bedoelen hier het rijden over afstanden, dienbsp;ook in het buitenland van belang worden geacht en doornbsp;afwisselende terreinen, zooals dit buiten onze grenzen geschiedt.nbsp;De jaarlijks door het Departement van Oorlog voor dit doelnbsp;bestemde gelden — een vrij laag bedrag, dat nog iets zounbsp;beteekenen, als het niet tot iu het oneindige werd verdeeldnbsp;— worden over alle regimenten cavalerie en bereden artillerienbsp;versnipperd, zoodat men bij elk regiment de beschikking krijgtnbsp;over een sommetje, dat te karig is om een wedstrijd uit tenbsp;schrijven met noemenswaardige geld- of eereprijzen. Bovendien

-ocr page 350-

316

leent de omgeving' van sommige garnizoenen zich in geen enkel opzicht tot het houden van een wedstrijd te paard,nbsp;maar dat hindert niet; het geld wordt verreden zoo goed ennbsp;zoo kwaad als het kan, wordt verantwoord — iets zeer belangrijks — en men is weer voor een jaar gerust.

Kan niet meer geld worden beschikbaar gesteld, dan ware het toch beter twee wedstrijden uit te schrijven en wel éénnbsp;voor officieren met twee, één voor officieren met één dienstpaard. En dan behoorlijke prijzen, die aanmoedigen tot inspanning en voor den winner eeuige vergoeding zijn.

Noemt men hetgeen voorafgaat ,,rechtstreeksche aanmoe-diging” vanwege het legerbestuur, hoe is het dan wel gesteld met de ,,indirecte aanmoediging”! Ook deze kon beter zijnnbsp;zonder dat het oorlogsbudget werd verzwaard, integendeelnbsp;zelfs. Wij hebben hier speciaal het oog op het afleggen vannbsp;groote afstanden te paard, bij bevolen verplaatsingen. Hetnbsp;schijnt wel eens, dat de autoriteiten huiverig zijn een eenigsziusnbsp;langen marsch te bevelen. Om de gevolgen? Als zij dezenbsp;vreezen, zou het dan wel volkomen in den haak zijn metnbsp;de marschvaardigheid der bereden troepen ? Zou het dannbsp;niet dringend noodzakelijk zijn in den bestaanden toestandnbsp;veranderingen te brengen, zij het dan ook aanvankelijk metnbsp;schade en schande? Maar dan moet men ook overtuigd zijnnbsp;dat er maar één goed middel is om bij het afleggen vannbsp;groote afstanden te paard geene schadelijk gevolgen op tenbsp;loopen, en wel eene zorgvuldige voorbereiding, die opnbsp;ervaring berust en waarvan het hooge belang bij iedernbsp;ook weder door ervaring en niet door theorie des wintersnbsp;in merg en been is doorgedrongen. Niet marcheeren uitnbsp;vrees voor de gevolgen is struisvogelpolitiek, die, wanneernbsp;men tot daden wordt geroepen, schromelijke gevolgen zalnbsp;hebben.

Thans doet zich het geval voor, dat een officier met twee dienstpaarden, benevens een oppasser en nog een derde paardnbsp;voor dien oppasser, over een afstand van ongeveer 40 K.M.

-ocr page 351-

317

per spoor wordt vervoerd (zeker niet in het belang van de schatkist). Ook komt het voor, dat een officier, die desnbsp;Maandags tegen den middag met oppasser en drie paardennbsp;alsvoren een punt moet hebben bereikt, dat ongeveer 35 K.M.nbsp;van zijn garnizoen is verwijderd, reeds Zaterdags te vorennbsp;moet marcheeren naar een punt, dat nog geen 30 K.M. vannbsp;zijn garnizoen is verwijderd, aldaar tot Maandag ochtend verblijfnbsp;houdt, om dan eindelijk des Maandags nog 8 K.M. af tenbsp;leggen. (Evenmin in het belang van de schatkist).

Er zijn natuurlijk wel officieren, vooral onder de jongeren, die met de sleur willen breken, en te paard stijgen inplaatsnbsp;van in den spoorwegcoupé, maar heel veel pleizier hebbennbsp;ze daarvan zelden, want de voorschriften voorzien niet in hetnbsp;geval, zoodat het rijk wel een buitenkansje heeft door geennbsp;spoorwegvervoer te betalen (dikwijls geen onaanzienlijk bedrag),nbsp;doch de officier betaalt, vermoedelijk ook als straf voor zijnnbsp;revolutionair optreden, de directe en indirecte onkosten vannbsp;zijn tocht.

Bij slechts weinigen houdt begrijpelijkerwijs de liefhebberij lang stand om, behalve meer moeite, ook nog de kosten vannbsp;bevolen dienstreizen zelf te betalen. De gemakzucht wordtnbsp;immers aangemoedigd. Welnu dan.

Als middel om uit een of ander leger den vlotten geest te verdrijven, geloven wij dat de ten onzent op dit gebied,nbsp;geldende voorschriften prachtuitkomsten zouden opleveren,nbsp;hoewel zij vermoedelijk niet met dit doel zullen zijn gemaakt.

En wat wij evenzeer gelooven is, dat het voor menigeen eene geruststelling is, als die vlotheid en jeugdige overmoednbsp;maar wat getemperd worden, want wat zouden we beginnennbsp;als, bij het verkrijgen van hooge plaatsen, zooals men welnbsp;eens vertelt dat elders geschiedt, diezelfde vlotheid een eischnbsp;werd en zelfs maar ernstig ging medetellen.

Het denkbeeld om op een paard elders dan langs een weg of over eene vlakke heide te rijden, is om te ijzen.

-ocr page 352-

318

In Friesland is opgericht een „Vereeniging' tot verbetering der schapenfokkerij in Friesland” die een stamboek zal aanieg-gen, met het doel de teelt zoo zuiver mogelijk te houden.nbsp;Voorloopig zal begonnen worden met een stamboek van hetnbsp;Lincoln ras, waarin kunnen worden ingeschreven: a. rammen,nbsp;reeds ingeschreven in het Lincoln Longwool Flockbook;nbsp;b. rammen geboren uit stammen, die reeds minstens drie jaarnbsp;zijn opgenomen in het Vereenigings-stamboek; c. rammen,nbsp;die afstammen van goedgekeurde ooien en van rammen, genoemd onder a en b.

Wil men ooien doen opnemen, dan moet men toelateii dat de geheele kudde wordt geïnspecteerd en moet men de afgekeurde dieren verwijderen.

't Plan is later ook een stamboek van het Friesche schaap aan te leggen, om daardoor dat inlandsche ras in stand tenbsp;houden. Dit laatste is vooral ook wenschelijk met het oognbsp;op de arbeidersbevolking, die in staat is een schaap te houdennbsp;en meer belang heeft bij opbrengst van melk dan van vleeschnbsp;ot wol.

OVER DE HITTE IN LONDEN GEDURENDE AUGUSTUS

j. 1. De omnibuspaarden hadden het zwaar te verantwoorden ; trouwens hun meesters ook. Een menigte flauw geredennbsp;paarden moest men in zijstraten in de schaduw laten bijkomen ;nbsp;over de honderd koetsiers moesten worden vervangen doornbsp;ex-collega’s die de invoering der motorbussen werkloos heeftnbsp;gemaakt. Van zes kostbare paarden, welke van de tentoonstelling te Dublin in Cheltenham terugkwamen werden er vijfnbsp;dood gevonden en een zesde stervende bij opening van denbsp;box, waarin zij vervoerd waren.

De melkboeren en melkleveranciers vreezen, dat zij hun prijzen deze week sterk zullen moeten verhoogen als het weernbsp;niet verandert. De koeien weigeren voldoende te eten,nbsp;waardoor de melkopbrengst vermindert. En volgens den

-ocr page 353-

319

directeur der Express Dairy Company gebruiken in Londen zes miilioen menschen tweemaal per dag gemiddeld elk voornbsp;een halven stuiver melk. Te Brixton is reeds dertig centnbsp;voor een pint melk betaald.

Intusschen, er schijnt gegronde hoop, dat het weder dezer dagen zal omslaan. Gisteren woei er een noordewind overnbsp;het westen en noorden van Engeland en naar de meeningnbsp;van het Meteorologisch Instituut zou deze ook de oostelijkenbsp;en zuidoostelijke streken bereiken, de temperatuur doen dalennbsp;en minder constant weder veroorzaken.

SURINAAMSCHE BEGROOTING OVER 1907. Voorts wordt voorgesteld eene nadere regeling van de wijze vannbsp;bezoldiging van den gouvernements-veearts en van den assis-tent keurmeester. Voorgesteld wordt aan den tegenwoordigennbsp;veearts een inkomen van f 5000 te verzekeren, terwijl voornbsp;den assistent-keurmeester eene bezoldiging van f 1500 wordtnbsp;uitgetrokken.

Deze regeling wordt vo'orgesteld omdat het bestaande emolumentenstelsel den veearts in een scheeve positie tegenover de slagers brengt.

PAARDEN. — De kapitein A. F. MiNGELS, instructeur aan de rijschool, en de kapitein van den generalen staf V. Noestnbsp;hebben den, door de Militaire Sportvereeniging uitgeschrevennbsp;afstandstrit Maastricht — Zwolle (230 K. M.) met zeer goednbsp;succes volbracht. Zij vertrokken 3 September te 5 uur v. m. uitnbsp;Maastricht en arriveerden 4 September te 3 uur n.m. te Zwolle,nbsp;een en ander bij een temperatuur van ongeveer 90 graden F.

(Ned. Sp.)

-ocr page 354-

REFERATEN.

IDENTIFICATIE DER PATHOGENE TRYPANOSOMEN. Serodiagnostische proeven Mededeeling van A. LavÉRANnbsp;en F. MesNIL. — De vaststelling der identiteit van zekerenbsp;pathogene Trypanosomen wordt zeer bemoeilijkt door hunnenbsp;groote niorphologi^che overeenkomst en door hunne bijnanbsp;gelijke werking op vele diersoorten. Een goed middel omnbsp;twee Trypanosomen van elkaar te onderscheiden, vormt hetnbsp;inenten van de eene bij een dier, dat onvatbaar gemaakt isnbsp;voor de andere; al naar den uitslag negatief of positief is,nbsp;zijn de parasieten identisch of verschillend. Maar deze methode duurt lang en het is moeilijk steeds geimmuniseerdenbsp;dieren ter zijner beschikking te hebben.

Laveran en Mesnil hebben het beschuttend vermogen van serum, afkomstig van dieren te voren met trypanosomennbsp;behandeld, beproefd en deze methode heeft hen eeuige resultaten gegeven. Zij hebben aldus bevestigd dat de Trypanosomenbsp;van Nha-Trang verschilt van die in Indië, dat het Togo virusnbsp;(van Shilling) afwijkt van dat der Nagana; dat het virusnbsp;van Martini noch Nagana noch Surra is.

d. V.

^Revue vétérinaire 1906 No. 9^.

TRYPANOSOMIASEN VAN DEN BOVEN-NIGER; EEN NIEUWE PATHOGENE TRYPANOSOME. Mededeeling vannbsp;A. Laveran. — Met Cazalbou eu Picaud bestudeert Laverannbsp;de trypanosomiasen van den Boven-Niger, die groote verwoestingen aanrichten onder herkauwers, éénhoevigen en dromedarissen. In 1894 heeft Cazalbou drie trypanosomiasen vannbsp;den Franschen Soudan beschreven onder de namen vannbsp;Mbori, Soumay of SOUMA en Baléri.

Door proeven is bewezen dat de Mbori slechts een variëteit der Surra is eu veroorzaakt wordt door de Trypanosome Evansi.


-ocr page 355-

321

Een andere Trypanosomiase wordt veroorzaakt door een soort, welke groote overeenkomst bezit met de Trypanosome bijnbsp;paarden in Gambië, Tr. dimorphon.

Wat aangaat de Souma, deze wordt teweeg gebracht door een blijkbaar nieuwe soort en die Laveran noemt, de Tr.nbsp;Cazalboui.

Deze Trypanosome heeft de structuur eigen aan het type; zijn lengte (de flagella inbegrepen) bedraagt 21/z, zijn breedtenbsp;1,5 ;£z. De vlottende membraan is zeer weinig ontwikkeld.nbsp;Deze flagellaat ontmoet men als natuurlijke infectie bij hetnbsp;paard en het rund; schapen, geiten en antilopen worden gemakkelijk besmet, terwijl entingen op knaagdieren en dennbsp;hond gewooulijk zonder gevolg blijven.

(ld.)

TIJDELIJKE VERDWIJNING DER NAGANA-TRYPANO-SOMEN BIJ GEÏNFECTEERDE HONDEN. Mededeeeling van G. Roux en L. LaCOMME.— Rodet en Vallet hebbennbsp;aangetoond dat bij dieren besmet met nagana de milt hetnbsp;orgaan is waar Trypanosomen vernietigd worden (Revue vet.nbsp;1906 blz. 135).

Roux en Lacomme enten honden met Tryp. Brucei en als de infusorien te vinden zijn in het bloed, spuiten zij onderhuids een emulsie van rundermilt in. Twee of drie dagennbsp;daarna, vindt men in het bloed geen trypanosomen meer.nbsp;Deze feiten bevestigen de trypanolytische werking der milt.

(ld.) d. V.

NAGANA BIJ DE KAT DOOR HET ETEN VAN DAARMEDE BESMETTE RATTEN, door Lacomme.— Een kat, die ratten opgegeten had, welke aan nagana gestorven waren,nbsp;vertoont na veertien dagen een licht oedeem der oogleden,nbsp;uitvallen der haren om de oogen en een weinig afscheidingnbsp;in de binnenooghoeken; vervolgens vermagert zij op aan-

21

v

-ocr page 356-

322

merkelijke wijze, de oogen worden troebel, het oogvocht wordt wit en ten slotte volkomen ondoorschijnend; het microscopischnbsp;onderzoek brengt het voorkomen van Trypanosomen in hetnbsp;bloed aan het licht; het dier sterft 52 dagen na het eten dernbsp;eerste rat. Een andere kat, die een rat aan nagana gestorven,nbsp;verslonden heeft, vertoont dezelfde verschijnselen en sterftnbsp;na 28 dagen.

Tot heden kende men slechts twee gevallen van besmetting met nagana door bemiddeling van het digestie kanaal, vermeldnbsp;door Chautemps en Laveran en Mesnil. Dit gemak waarmedenbsp;Trypanosomen door de mucosa van het digestie kanaal dringen, moet doen vermoeden dat in de natuur op andere wijzenbsp;dan door den steek van insekten gevallen van trypanosomiaseunbsp;kunnen teweeg gebracht worden. Geschiedt de infectie doornbsp;het gezonde of door het verwonde slijmvlies? De juiste gegevens om deze vraag te beantwoorden ontbreken nog; maarnbsp;men kan zich voorstellen dat dc parasieten, die door het intacte of gelaideerde slijmvlies het lichaam zijn binnengedrongennbsp;dit in omgekeerden zin, na zich vermeerderd te hebben, even-zoo kuuuen verlaten. Op een gegeven oogenblik zouden ernbsp;derhalve in het speeksel Trypanosomen gemengd kunnen zijn,nbsp;die dit virulent maakten en dieren met nagana besmet, zoudennbsp;door den beet de nagana hunnen overbrengen op gezonde.

Om deze hypothese te toetsen heeft de auteur een begin gemaakt met een serie proeven, welker uitkomsten hij laternbsp;zal vermelden.

d. V.

(Journ. de physiologic 15 janr. 1906).

Den 24®*™ Juni 11. is onder groote belangstelling het No-card monument aan de Veeartsenij-school te Alfort onthuld, waarbij verschillende redevoeringen gehouden zijn. Chau-veau deed mededeeling van het aantal der bijdragen voornbsp;de oprichting van het monument, waaruit bleek, dat bijna

-ocr page 357-

323

alle landen hebben deelgenomen. Hij droeg het monument namens het Comité over aan den minister van Landbouw,nbsp;die het aanvaardde met een redevoering, waarin hij in ’t kortnbsp;den levensloop van Nocard schetste, wat meer uitvoerig tennbsp;opzichte van zijn wetenschappelijken arbeid door Leclainchenbsp;en Roux is gedaan. Door Lydtin als afgevaardigde van dennbsp;Duitschen veterinairen raad en door Perroncito als afgevaardigde der Italiaansche veeartsen zijn eveneens de verdienstennbsp;van Nocard herdacht.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;L.

Recueil de médecine vétérinaire dl. LXXXIII no. 13.

EEN MERKWAARDIG GEVAL VAN CHRONISCHE ADYPSIE. — In afl. 16 dl. 53 v/d. recueil de médecine vétérinaire beschrijft de paardenarts Esclause een eigenaardig geval van adypsie van een troepenpaard, waarbij blijkt, dat mennbsp;nooit te nauwkeurig kan zijn bij ’t inwinnen van inlichtingennbsp;omtrent een patient. Het paard in kwestie, een troepenpaardnbsp;van ongeveer acht jaar, werd door den schrijver in behandeling genomen wegens vermagering. Niettegenstaande uitstekende verpleging was men er bij den troep niet in geslaagdnbsp;het dier eenigszins in betere conditie te brengen, waarom hetnbsp;dan ook 20 Mei 1904 op ziekenstal kwam, waar men eenigenbsp;haken der kiezen verwijderde en het dier na een gepastnbsp;diëet den 27^'“ Mei weer ontsloeg. Het bleek evenwel,nbsp;dat de toegepaste therapie niet de juiste was. Patient bleefnbsp;even mager en werd daarom 21 November 1904 weer opnbsp;ziekenstal opgenomen. Door urine en faecesonderzoek kwamnbsp;men tot de conclusie, dat het paard lijdende zou zijn aannbsp;dyspepsie, waarom men het dier gedurende zijn verblijf totnbsp;7 Januari 1905 steeds in den stal een emmer water met watnbsp;zoutzuur liet. 7 Januari 1905 werd de patient ontslagen wegensnbsp;het niet vast kunnen stellen van de diagnose. Men had verschillende geneesmiddelen aangewend, doch zonder resultaat.nbsp;Het paard kwam weer bij den troep terug en op een keer


-ocr page 358-

324

bij een inspectie vernam Esclause, dat het paard nooit dronk. Hieraan was de vermagering toe te schrijven. Het paardnbsp;werd nu weer in den ziekenstal opgenomen van 15 April totnbsp;29 Mei 1905. Esclause overtuigde zichzelf, dat’t paard nooitnbsp;dronk. Daarom besloot hij door onderhuidsche injecties innbsp;het te min aan vocht in ’t lichaam te voorzien. Ook heeftnbsp;hij intraveneus en intratracheaal groote hoeveelheden vochtnbsp;toegevoerd. Langzamerhand begon het paard te drinken ennbsp;verbeterde in voedingstoestaud, zoodat het dier ten slotte alsnbsp;genezen ontslagen kon worden. Vermeld dient nog te worden,nbsp;dat het paard alleen drinkt, wanneer men het voor het drenken eenige minuten laat draven.

De auteur geeft verder in het artikel eenige beschouwingen omtrent physiologie, klinische waarnemingen en ontstaan vannbsp;het vermelde ziektegeval.

OVER RATIONEELE BEHANDELING VAN HOEF-KANKER. Door Prof. LlÈNAUx. — Hoefkanker is niets anders dan een chronisch eczeem der hoeflederhuid. Evenals bijnbsp;deze treft men hier aan:

1. nbsp;nbsp;nbsp;In de Cutis een verwijding der bloedvaten en een screusenbsp;infiltratie der papillair laag;

2. nbsp;nbsp;nbsp;in de epidermis een diffuus oedeem der slijmlaag (stratum mucosum), dat cellen ervan doet opzwellen en hunnbsp;onderling verband opheft;

3. nbsp;nbsp;nbsp;een loslaten der epidermis van de cutis ten gevolge vannbsp;vochtophoopig en de vorming van met vocht gevulde blaasjesnbsp;op de grens der beide lagen.

In de eerste plaats moet men daarom bij de behandeling van hoefkanker den bloedaandrang en het oedeem in denbsp;zieke deelen trachten tegen te gaan.

Daarom mag men de aan hoefkanker lijdende paarden niet op stal laten staan, maar moet men hen geregeld en licht

-ocr page 359-

325

werk doen verrichten, omdat bij langdurige rust, zooals algemeen bekend, er steeds neiging bestaat tot vorming van een oedeem aan de onderbeenen. Door den arbeid echter wordtnbsp;de bloedsomloop in de aderen dezer laatste bevorderd en denbsp;uittreding van sereus vocht verhinderd.

Op dezelfde wijze waarop men de vorming van staloedeem tracht te omgaan, nl. door het gebruik van flanellen windselsnbsp;om de onderbeenen, kan men de schadelijke gevolgen vannbsp;het stilstaan verminderen door een druk op de veranderdenbsp;weefsels uit te oefenen.

De daarbij te gebruiken geneesmiddelen moeten aan de volgende voorwaarden voldoen: Zij moeten het in de ziekenbsp;deelen uitgetreden vocht helpen absorbeeren en mogen geennbsp;nadeeligen invloed uitoefenen op het druk- en absorptienbsp;vermogen van het verband.

Schrijver roemt de Deensche wijze van behandeling als een ideale. Het paard laat men daarbij als gewoonlijk werken. Denbsp;hoef wordt besneden, de slechte hoorn weggenomen, de ziekenbsp;weefsels worden zorgvuldig blootgelegd en de te weelderigenbsp;woekeringen verwijderd. Alles wordt daarop rijkelijk metnbsp;Salicylzuur bepoederd en een drukverband uit watten, die tenbsp;voren nat gemaakt en uitgeknepen zijn, daar overheen gelegd.nbsp;Daarna wordt een lederen zool en een plaatijzer ondergelegd.

Dit verband blijft bij natte hocfkanker 3—4 dagen liggen, bij de droge 8 dagen. ' De genezing vordert 2 a 3 maanden.

Schrijver heeft deze behandelingswijze in den laatsten tijd bij twee paarden, waarvan de eene aan drie voeten, de anderenbsp;aan de beide achtervoeten hoefkanker had, met volkomennbsp;succes toegepast.

Om een nog sterkeren druk te verkrijgen en het verband geheel ondoordringbaar te maken, is het aan te bevelen,nbsp;alvorens de ijzeren plaat van het ijzer aan te brengen, denbsp;comoressen van watten te bedekken met jute wieken, die tenbsp;voren gedrenkt zijn met het Delwartsche pekmengsel. Ditnbsp;laatste bestaat uit zwarte pek, witte was en venetiaansche


-ocr page 360-

326

terpentijn. De jute wieken worden door het plaatijzer in de zoolholte gedrukt en vormen bij het afkoelen een afgietselnbsp;van den voet.

De werking van het Salicylzuur bestaat daarin, dat zij het verhoorningsproces der epidermis tegengaat en zoodoende denbsp;afvoer voor het uitgezweete vocht vrijhoudt, hetwelk dannbsp;'door het verband opgezogen kan worden, terwijl daarentegen adstringeerende, bijtende en caustische middelennbsp;de epidermis in eene hoornlaag veranderen door welkenbsp;het vocht, getransudeerd in de daaronder liggende hoef-lederhuid, niet kan heendringen. Dit vocht infiltreert alsdannbsp;de epidermis, macereert haar en doet haar overgaan in denbsp;bekende vuile kaasachtige stof, welke na verwijdering vannbsp;het dunne harde vliesje, dat bij het gebruik van Salicylzuurnbsp;niet kan ontstaan, te voorschijn komt.

De te weelderig woekerende epidermis wordt ter vermijding van bloeding, niet met een scherp instrument, doch met denbsp;vingers verwijderd.

Het Salicylzuur kan ook door andere poeders, die geene coaguleerende werking op eiwitstoffen uitoefenen, zooals bijv.nbsp;de ouderchlorigzure kalk, het boorzuur etc. vervangen worden.

d. V.

(Annales de Bruxelles Mai 1906).

ZUPUIK LEO. DE PATHOGENESE VAN DEN TETANUS.— Voor den tetanus zijn de contractuur der dwars-gestreepte spieren (spierkramp) en de algemeene reflectorische strek- buigkrampen karakteristiek.

Het optreden of uitblijven der plaatselijke kramp, hangt evenals haar toe- of afnemen uitsluitend af van een primairnbsp;meer of minder samenkomen van spierweefsel en toxine. Denbsp;kramp ontstaat uitsluitend in de spier zelf, en heeft met hetnbsp;zenuwstelsel niets te maken. Ook in van zenuwen beroofde

-ocr page 361- -ocr page 362-

828

culatuur, en bij rechtopgaande wezens ook bij de rugspieren. Neurale, spinale, subarraclinoidale en cerebrale injecties hebbennbsp;geen raison d’être. Door subcutane injecties komt het toxinenbsp;even zoo vlug in de bloedbaan. De vermeerderde reflexprik-kelbaarheid van 't ruggemerg wordt bestreden door narcoticanbsp;en vermijding van prikkels; tegen de spierkramp zelf staannbsp;wij tot dusverre machteloos.

Centralblatt für Bacteriologie etc. Mr. 13/14

V.

ANDERSON, CHALMERS AND BUCHANAN. CASES OF GLANDERS IN MAN.—Mededeeling van 3 gevallen vannbsp;Malleus bij den mensch in de jaren 1878, 1894 en 1905.nbsp;Het betrof eene 31 jarige vrouw, een 52 jarigen en een 27nbsp;jarigen man. Allen hadden zich aan paarden geïnfecteerd.nbsp;De dood trad in, resp. op den 14'^“, en 17'*“ ziektedagnbsp;De diagnose was in alle gevallen zeer moeilijk en werd eerstnbsp;kort voor den dood gesteld; het eerste verdachte verschijnselnbsp;was een puist-eruptie aan den neus. Van het derde geval isnbsp;een uitvoerig sectieverslag gedaan.

In de discussie haalt Syson een geval aan door hem zelf gezien bij een 30 jarigen man, die zich ook aan paarden hadnbsp;geinfecteerd en op dennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ziektedag stierf.

Mc Call vermeldt het interessante feit, dat malleus onder de paarden in Engeland zeer veel voorkomt. In ’t laatste jaarnbsp;werden alleen 2500 gevallen aangegeven, waaronder vooralnbsp;vele is Londen eu Glasgow; in Maart 1905 werden alleen tenbsp;Glasgow 30 gevallen aangegeven.

V.

*

* *

CRISTOPHERS, S. R. HAEMOGREGARINA GERBILLI.— Pasasitaire Haemogregarinen zijn tot nu toe slechts bij koudbloedige dieren aangetrofifen, uitgezonderd bij den hond innbsp;Indië (James).

-ocr page 363-

329

De nieuw beschreven soort is een veelvuldi» voorkomende

^ •

parasiet in liet bloed van de Indische veldrat. (Gerbillus indicus). In ’t versche bloed dezer ratten vindt men vaaknbsp;totaal beweginglooze lichaampjes, die in vergroote, tamelijknbsp;bleeke chromocyten liggen. De erythrocyten bereiken eenenbsp;grootte van meer dan lo op 7 fj,, terwijl de normale slechtsnbsp;5.5—6.5 fx, meten. Ze zijn verder zeer slecht kleurbaar.nbsp;Hun vorm is ovaal, overeenkomend met den vorm van dennbsp;parasiet, die een vrij scherp afgegrensde ruimte inneemt.nbsp;Hij is wormvormig, heeft een omgeslageii staart en vertoontnbsp;aan het andere einde van ’t lichaam eene ophoopingvan kernsub-¦stantie. Behalve deze vormen komen ook vrije lichaampjesnbsp;voor, die levendige bewegingen met behulp van den staartnbsp;uitvoeren.

Erythrocyten worden er door uit den weg gedrongen of een eindje meegesleurd. Ontwikkelings of geslachtsdifferentiesnbsp;konden in het bloed niet aaugetoond worden, ook niet in denbsp;inwendige organen, welke meest zeer rijk aaii parasieten waren.

Aanduidingen van deeling waren voorhanden.

Deze ratten zijn vaak met luizen bedekt en wel door een nog niet beschreven soort „Haematopinusquot; (Newstead). Eenigenbsp;dezer luizen, van oude gezonde ratten genomen, werden opnbsp;zieke ratten gezet en na eenige dagen weer afgeuomen.nbsp;In ’t darmkanaal dezer luizen worden talrijke zeer beweeglijke parasieten gevonden, die iets langer schenen dan denbsp;bloedparasieten, doch overigens er geheel mede overeennbsp;kwamen.

Andere luizen die nog eenige dagen later werden afgenomen, vertoonden een ander beeld. Hierbij werden vrij in denbsp;lichaamsholte liggende, reeds macroscopisch waarneembarenbsp;cysten aangetroffen. Microscopisch bleken deze gevuld met kleinere cysten, waarvan ieder 6—8 kleine parasieten bevatten vannbsp;bijzouderen vorm. In de verschillende dieren werden verschillende ontwikkelingsstadia der cysten aangetroffen, sommige waarvan de dochtercysten geen parasieten meer bevatten.

-ocr page 364-

330

Brengt men zulke cysten in darmsap van de rat en bevordert men het breken der kleine cysten door druk, zoo worden de parasieten vrij, voeren voor korten tijd bewegingennbsp;uit, worden later onbeweeglijk en verdwijnen.

In ’t bloed van ratten schijnen ze zich zeer wel te voelen en voeren levendige bewegingen (vooral rotaties) uit.

Dat de beschreven cysten, waarschijnlijk ontwikkelingsvor-men der Haemogregarine Gerbilli zijn, blijkt daaruit, dat ze slechts in de luizen van geinfecteerde dieren, nooit echternbsp;in die van gezonde ratten gevonden worden. De luizen zijnnbsp;dus de overdragers der parasitaire infectie.

V.

SAUERBECK, ERNST.—BEITRAG ZUR PATHOLOGI-SCHEN HISTOLOGIE DER EXPERIMENTELLEN TRY-PANOSOMEN INFECTION. — De trypanosomen zijn dikwijls een voorwerp van onderzoek geweest, daarentegen zijn denbsp;pathologisch-anatomische veranderingen van het geinfecteerdenbsp;organisme weinig bestudeerd. In deze leemte voorzien denbsp;onderzoekingen van Sauerbeck, welke zich bepalen tot Trypanosoma Brucëi.

De resultaten dezer onderzoekingen zijn de volgende:

Bij witte ratten, marmotten, konijnen en honden is infectie met Tr. Brucei steeds doodelijk, en wel ’t sirelst bij honden ennbsp;witte ratten, langzamer (in weken of maanden) bij marmottennbsp;en konijnen.

De trypanosonren vermenigvuldigen zich in het lichaam van hunnen waard tamelijk regelmatig en voortdurend bijnbsp;witte ratten, daarentegen onregelmatig en nu en dan verdwijnend bij marmotten en konijnen. De oorzaak van den doodnbsp;is niet zeker; bij ratten wijzen verschijnselen kort voor dennbsp;dood op hersenprikkeling, waarschijnlijk door belemmeringnbsp;der circulatie.

In het circuleerende bloed schijnen zij slechts lengtedeeling

-ocr page 365-

331

te vertoonen; iii de inwendige organen evenwel ook andere veranderingen, welke veel overeenkomen met die in lijken-bloed. (Er worden nl. rbndachtige lichaampjes gevormdnbsp;morphologisch identisch met de Leshman’sche lichaampjes).nbsp;Zij hebben niet plaats in bloed van normale organen, gaannbsp;echter hand in hand met bepaalde histologische veranderingennbsp;in de lyinphklieren (lymphoid weefsel), milt (pulpacellen)nbsp;beenmerg, lever (capillair endotheelj en long (alveolair epitheel).

In lyinphklieren, milt en beenmerg schijnen niet endotheel elementen doch vrije cèllen, de grootkernige protoplasmatischenbsp;vormen, zich te veranderen. Deze elementen vergrooten zichnbsp;van kern en protoplasma en nemen een amoeboid karakternbsp;aan, daarbij degenereert niet zelden de kern. Vooraf ennbsp;er mee gepaard gaat sterke hyperaemie der organen.

In de aangedane lympklieren kan het tot thrombose en bloedingen, in de long tot bloeding en de.squamatieve catarrhnbsp;komen. Hyperaemie en celvergrooting uiten zich macroscopischnbsp;in vergrooting, in ’t bijzonder van milt een lymphklieren ennbsp;in rood worden van ’t beenmerg.

In de groote cellen vindt men de veranderde rondachtige Trypanosomenvormen, of wel restes hiervan evenals ledigenbsp;vacuolen. Bij de trypanosomeninfectie zijn dezelfde organennbsp;phagocytair, als bij andere infectieziekten, bijv. miltvuur,nbsp;typhus en pest. Een evenredigheid tusschen duur van dennbsp;weerstand en graad der phagocytose vond S. niet.

Dit feit, evenals een ander, n.1. dat menschelijk serum voor T. B. sterk deletaire eigenschappen heeft, maakt het voor S.nbsp;waarschijnlijk, dat de pas laat aan de infectie bezwijkendenbsp;dieren dit niet alleen aan phagocytaire verhoudingen tenbsp;danken hebben.

In een bijlage wijst S. op de verhandelingen in de sectie voor tropische ziekten der „British- Medical Association 1904”nbsp;volgens welke Leishman’s meening, dat zijn lichaampjes totnbsp;de trypanosomen in betrekking staan, steeds meer ingang vindt.

Dat zij een bepaald stadium van een gecompliceerden ont-

-ocr page 366-

332

wikkelingscyclus vormen, wordt waarschijnlijk gemaakt door eutproeveii in bloed (van Roger) en door histologische studiesnbsp;van Christopher, die de parasieten niet vrij in’t bloed, doch steedsnbsp;intracellulair en wel regelmatig in endotheel vond; aanduidingnbsp;eener phagocytose vond hij niet. Hij gelooft derhalve datnbsp;men te maken heeft rqet celparasieten in het endotheel. Denbsp;onderzoekingen van S. pleiten niet hiertegen.

DE 1’ IDENTITÉ DU SURRA ET DE LA MBORI, DOOR A. LAVERAN. —Schrijver bevestigt het resultaat van Vallée ennbsp;Panisset, dat de trypanosomen, die de mbori-ziekte veroorzaken,nbsp;nauw verwant zijn aan de Surra trypanosomen (Tryp. Evansi).nbsp;Hij maakte een bok immuun tegen mbori trypanosomen en enttenbsp;hem dan met bloed van een aan Surra lijdende marmot. Denbsp;bok werd niet geïnfecteerd, toonde zich ook tegen Surra immuun. Schrijver houdt de mbori trypanosomen voor eenenbsp;wat minder virulente variëteit van tryp. Evansi.

V.

Battoglia m. alcune ricerche sopra due trypanosome (Tryp. vespertilionis tryp. Sewiri).

’t Is schrijver gelukt in een hangende droppel van eene physiologischë citroenzuur oplossing de trypanosoma vespertilionis 22 dagen in leven te houden; bovendien heeft hij dezenbsp;parasiet ook door dierentingen bestudeerd. Op grond hiervan meent hij te moeten aannemen, dat de tryp. vespertilionis en de tryp. Lewisi zich ook door sporen voortplantcn, dienbsp;ontstaan door kerndeeling.

Haemamöben dus met eene entra en intraglobulaire ontwik-kelingsphase, waarvan de intraglobulaire de rijpe tot voort-

b (Daar een bok weinig gevoelig ia voor Snrra ia dit wel een slecht proefdier V.)

-ocr page 367-

333

planting in staat zijnde vorm voorstelt, die al naar de omgeving eene „transitorische” op een ,,dauer” vorm zou zijn. Ondernbsp;bepaalde omstandigheden zou deze zich dan ’t zij door deeling,nbsp;’t zij door sporulatie vermeerderen. Men zou dus hier metnbsp;een vorm te doen hebben als bij de halvemaanvormige malaria-parasiet.

V.

*

if *

EIN FALL VON HEILUNG EINES TETANUS TRAU-MATICUS UURCH SERUM INJECTION IN DEN TROPEN DOOR M. MARTIN.—Tetanus traumaticus komt in West. Afrika niet zelden voor, meer dan andere wondziekten.

Deze ontstaat veelal na groote verwondingen, dikwijls na schotwonden, veroorzaakt door ladingen uit steenen en scherven bestaande. Steeds was het verloop doodelijk.

’t Beschreven geval kwam den 4'*'=“ dag onder verschijnselen van zware tetanus onder behandeling. Direkt werd aan elkenbsp;dij eene onderhuidsche injectie gegeven van één dosis tetanusnbsp;antitoxine (200 eenheden). Reeds den volgenden dag wasnbsp;beterschap te constateeren, die steeds toenam, zoodat geennbsp;volgende injectie noodig was. Na 4 weken genezing.

Van belang is nog te vermelden dat de gebruikte Höchst antitoxine 1^4 jaar oud was, en reeds i jaar in denbsp;tropen.

V.

MIEDEMANN. GENEZING VAN TETANUS BIJ EEN PAARD DOOR CURARE. — Reeds vroeger werd curare tegennbsp;tetanus aangeweud, echter zonder resultaat. Schrijver probeerde door toevoeging van kleine hoeveelheden azijnzuur denbsp;gemakkelijke omzetting van curarine in de oplossingen tegennbsp;te gaan. Bij een aan tetanus lijdend paard werd aan hetnbsp;hoofd 0,16 gr. curare subcutaan ingespoten. Het resultaatnbsp;was verrassend; na 6 uur kon de vast gesloten mond twee

-ocr page 368-

334

vingers breed worden geopend. Na I2 uur was de kramp van de kauw-en slikspieren in zooverre opgelieven dat denbsp;patient een weinig voedsel kon opiiemen en twee stalemmersnbsp;water dronk. Toen werd subcutaan aan de hals ingespotennbsp;om de kramp der halsspieren op te heffen en het opge.stuwdenbsp;bloed in her.senen en ruggemerg te laten terugvloeien. Ooknbsp;hier gelukte het de spieren hunne elasticiteit terug te geven.nbsp;De injecties werden dagelijks herhaald, daar anders de spierkramp terugkeerde. Na 4 weken was genezig verkregen.

V.

THERAPEUTISCHE ONDERZOEKINGEN BIJ TRYPA-NOSOMOSEN. — FRANKE.— Schrijver heeft zijne vele dierproeven in aansluiting aan de onderzoekingen van Ehrlich-Shiga, voor een deel samen met Ehrlich gedaan, om verdere vragen omtrent de genezing van trypanosomosen door kleurstoffen tot oplossing te brengen en komt tot 't volgendenbsp;resultaat:nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,

I'. Van de tot nu toe bekende kleurstoffen is het trypanrood de eenige, waarmee het gelukt, bij muizennbsp;en ratten lijdende aan Mal de Caderas of Mbori, bij een grootnbsp;percentage door eene enkele injectie genezing te krijgen.

2) nbsp;nbsp;nbsp;Bij vele andere trypanosomosen — Mal de Caderas bij konijnen, apen .... kan men door de Laveransche combinatie-trypanrood-arsenik genezing verkrijgen.

3) nbsp;nbsp;nbsp;Het door Wendelstadt aaubevolene malachietgroen staatnbsp;in werking aanmerkelijk ten achter bij trypanrood; geennbsp;enkele definitieve genezing werd er mee verkregen.

4) nbsp;nbsp;nbsp;De door trypanrood gedoode trypanosomen verwekkennbsp;eene actieve immuniteit, die bij muizen ongeveer 20 dagennbsp;duurt. Recidieve treedt alleen dan op als de kleurstof nietnbsp;absoluut steriliseerend heeft gewerkt, maar noch enkele kiemennbsp;in leven zijn gebleven.

5) nbsp;nbsp;nbsp;Dieren die langen tijd behandeld zijn, vertoonen innbsp;het bloed specifieke „schutzkörper” die slechts ageeren tegen

-ocr page 369-

335

de voor de infectie benoodigde smetstof. De verkregen immuniteit is niet zeer sterk en onvoldoende om de dieren tegen eeue nieuwe infectie volkomen refraktair te maken.nbsp;Met het oog op de genomen proeven verdient het aanbevelingnbsp;de spontaan ziek geworden dieren in de tropen aan eenenbsp;behandeling met trypanrood of trypanrood arsenik te onderwerpen.

V.

KEFIR. — In het Tijdschrift van Geneeskunde deeleii de heeren Ur. C. W. Broeks en Dr. A. Ten Sande als uitkomsten van hunne proefnemingen over het voorkomen vannbsp;tuberkel en typhus bacillen in Kefir ’t volgende mede.

Typhus bacillen in melk overleven het proces der Kefir-bereiding niet; tuberkel bacillen daarentegen gaan met onverminderde virulentie uit de melk in de Kefir over. Aaneezien

O

de tuberkel bacillen van het rund de gezondheid van den mensch bedreigen, is het noodig voor de Kefirbereiding melk tenbsp;gebruiken, die door haar herkomst de afwezigheid vannbsp;tuberkel bacillen waarborgt, of waarin door koken of pasteuri-seeren de eventueel aanwezige tuberkel bacillen zijn onschadelijknbsp;gemaakt. Kefir is zeer goed van gekookte welk te bereiden,nbsp;doch de smaak is iets minder aangenaam, dan wanneer zijnbsp;van ongekookte melk wordt gemaakt.

Tijdschrift voor Sociale hygiene.

Hondsdolheid.— De smetstof der hondsdolheid vindt een geschikten voedingsbodem in 'de pas geschoren huid. Hetnbsp;is zeer onvoorzichtig zich in het gelaat te laten likken, vooralnbsp;door verdachte dieren.

In ,,Deutsche Landwirtschaftliche Tierzuchtquot; van 29 Juni 1906 wordt door Dr. J. SxRUVE iets geschreren over hetnbsp;periodiek terugkeeren der bronst bij de huisdieren, hetgeennbsp;in het kort het volgende behelst.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'

-ocr page 370-

336

Het feit dat in de litteratuur en in handboeken deze periode slechts bij benadering, en dikwijls onjuist opgegeven wordt gaf schrijver aanleiding hierover iets naders bekend tenbsp;stellen. Gewoonlijk wordt in handboeken aangegeven, datnbsp;telkens na 3 a 4 weken de bronst terugkeert bij de grootenbsp;huisdieren; vele praktische fokkers nemen aan na 3 weken.nbsp;Bij 38 runderen werden door schrijver een paar bronstperiodesnbsp;nagegaan en kwam hij tot de volgende uitkomsten.

De terugkeer van de bronst heeft bij run deren plaats gemiddeld na 20 dagen. Eene afwijking van 2 of 3 dagen vroeger of later moet als normaal worden beschouwd. Bijnbsp;70 7o was het tusschen 18 en 22 dagen, bij 30 % tusschennbsp;17 en 23 dagen.

Het eerste terugkeeren der bronst geschiedt 19 a 21 dagen na 't kalven.

Bij het varken was het iets lastiger de tijd tusschen twee bronstperioden na te gaan, daar ze gewoonlijk bij de eerstenbsp;keer weer bezet raakten. Naar de door hem waargenomennbsp;gevallen rekent hij op 19 a 20 dagen. Of dat ook de tijdnbsp;is van het terugkeeren der eerste bronst na ’t werpen wordtnbsp;betwijfeld, daar hij o. a. een geval waarnam bij een zeug,nbsp;wier biggen gestorven waren van ’t optreden der bronst nanbsp;10 dagen.

Bij paarden maakt het lang hengstig zijn (soms tot één week) ’t juiste bepalen van den tijdsduur lastig. Meestal wordtnbsp;3 weken aangenomen. De eerste bronst treedt op tusschennbsp;den 7‘'™ en lo'*'quot; dag. Daar hier het loslaten van’t rijpe eitjenbsp;met 't optreden der henstigheid samen valt, is dit de meestnbsp;geschikte tijd voor de bevruchting.

Paardenfokkerij in Oostenrijk.

(D. Landw. Tierzucht 29 Juni 1606).

Oostenrijk is in verschillende districten ingedeeld. In elk di.strict staan een aantal staats-hengsten, zoowel koud als

-ocr page 371-

337

warmbloedige, welke fokkerijen streng van elkaar gescheiden worden gehouden.

In sommige districten worden alleen warmbloedige, in andere alleen koudbloedige hengsten gehouden.

Ill 1905 waren in ’t geheel 2266 Gouvernements hengsten werkzaam en wel, 1447 warmbloedige, 819 koudbloedige.

Door de hengsten werden 107,247 merries gedekt, waarvan 22300 tot de zware trekpaarden, 31510 tot de zware rij- ennbsp;wagenpaarden, 44762 tot de lichte rij- en wagenpaarden ennbsp;7675 tot de kleine paarden behoorden.

(Per hengst werden dus gemidded 47 merries gedekt).

Navelverpleging bij Kalveren.

D. Landw. Tierzucht no. 27 (1906). Oetthe (Zucht inspector).

Schrijver komt op tegen het zoo dikwijls aanbevolen „de navel onderbinden en dan afsnijden.” Hij acht dit niet alleennbsp;overbodig maar zelfs schadelijk, daar door het onderbinden hetnbsp;onderbonden gedeelte van den navel met bloed gevuld blijft,nbsp;’t geen een geschikte infectiebron kan worden.

Doelmatiger acht hij het de natuur te volgen, nl. de navelstreng een handbreedte van den buikwand door te scheuren. ’t Is bekend dat bij het kalf de navelarterie zoo los in de navering zit, dat ze bij afscheureu in de buik terugglipt.

Bij onderbinden geschiedt dit niet. Verder blijft bij doorsnijden het vat open staan, terwijl bij doorscheuren de wanden zich als ’t ware naar binnen oprollen en het vat afsluiten.

Na het afscheuren wordt aangeraden de navelstomp een oogenblik in een bakje met zuivere lysol te houden. Hetnbsp;ineenschrompelen wordt hierdoor bevorderd en tevens heeftnbsp;désinfectie plaats. De navelarterie heeft zich in de buiknbsp;teruggetrokken, daarlangs kan dus geen infectie meer plaatsnbsp;hebben.

Op de stallen waar deze behandeling in toepassing werd gebracht had men geen last meer van de zoo gevreesde navel-infectie bij jonge kalveren.

22

-ocr page 372-

338

't Verdient aanbeveling deze methode hier in Indië ook te volgen. Bij vele melkerijen wordt in dat opzicht niet de minstenbsp;zorg aan de kalveren besteed, en ziet men navelinfectie dan ooknbsp;meermalen optreden. De navel wordt rood en pijnlijk, vaaknbsp;hoopt zich etter op, en de voedingstoestand der diertjes, die innbsp;den regel toch al niet erg schitterend is, lijdt er aanmerkelijknbsp;onder.

Door bovenstaand eenvoudig en goedkoop middel kan men die misère voorkomen. Heeft men geen lysol bij de hand,nbsp;dan is insmeeren met perubalsem aan te raden.

V.

-ocr page 373-

VERSLAG

Over het 22ste vereenigingsjaar der vereeni-ging tot bevordering van Veeartsenijkunde in Nederlandsch-Indië.

Ingevolge artikel 19 van het Huishoudelijk Reglement onzer Vereenigiug, heb ik de eer verslag uit te brengen over hetnbsp;22‘’te vereenigingsjaar.

Van verschillende zijden werd gedurende het verslagjaar weder steun ondervonden in ons streven om door de uitgavenbsp;van ons periodiek te trachten te beantwoorden aan het doelnbsp;onzer Vereenigiug, namelijk: voorlichting van het landhuishoud-kundig publiek dezer gewesten op veeartsenijkundig en daaraan verwant gebied.

Evenals in vorige jaren verleende de Regeering hare zeer op prijs gestelde medewerking door hare archieven inzake veeartsenijkunde en veeteelt steeds ter beschikking der Redactie vannbsp;ons orgaan te stellen, die mits deze, door mijne tusschenkomstnbsp;der Regeering daarvoor haren eerbiedigen dank aanbiedt.

Op het einde van het verslagjaar telde de vereenigiug 28 leden en 124 inteekenaren, tegen een gelijk aantal ledennbsp;en 129 inteekenaren op het einde van het vorige vereenigingsjaar.

Dankbaar wordt hier gewag gemaakt van de ondervonden welwillende medewerking van cenige leden om der vereenigiugnbsp;te steunen in hare pogingen om meerdere belangstelling voornbsp;haar orgaan op te wekken. Wij hopen dat de in den loopnbsp;van het verslagjaar terzake ingeroepen hulp van de ledennbsp;onzer vereenigiug, spoedig ook op vruchtbare resultaten zalnbsp;mogen wijzen.

-ocr page 374-

340

Met de redactie van het tijdschrift wordt trouw voortgegaan op den iugeslagen weg, te weten: behandeling der onderwerpen in meer populairen vorm, waarmede verwacht wordtnbsp;dat het periodiek bij het publiek meer ingang zal vinden.

De stand der geldmiddelen blijkt uit het hierachter opgenomen kasoverzicht, zooals voorkomende op folio 42 van ons kasboek No. 5.

Het vermogen der vereeniging bij het sluiten van het 228te vereenigingsjaar, bestond uit:

a. nbsp;nbsp;nbsp;contanten in kas op ulto. Juni 1906 ƒ 203,84.

b. nbsp;nbsp;nbsp;één depositobewijs N. I. Escompto Mij. ,, $00.—

c. nbsp;nbsp;nbsp;kassiersrekg. N. I. Escompto Mij.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,, 1.346-—

Totaal. . . . / 2.049,84.

Eene vergelijking met het in het vorig verslag vermeld bedrag van / 6.665,71 toont aan dat het vermogen is achteruitgegaan met ƒ4.615,87, wat hoofdzakelijk toegeschrevennbsp;moet worden aan de overname van de bibliotheek van hetnbsp;oud lid Dr. D. P. F. DriesSEN voor ƒ 5.000.— welke bibliotheek samengesmolten met de tevoren reeds bestaande boekerij,nbsp;der Vereeniging aan het Departement van Landbouw in bruikleen werd afgestaan.

Uit het kasoverzicht valt op te merken: dat de geinde abonnementsgelden nu slechts bedragennbsp;/nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;878,97^ tegen f 911,40 in het 2iate verslagjaar, wat

toegeschreveu moet worden aan het grooter getal inteekenaren op het tijdschrift (150) bij den aanvang van het vorig verslagjaar tegen 129 nu.

dat het verschil in de geinde contributiën toen ƒ 605.— en nu ƒ 509,50 bedragende, gezocht moet worden in het feit,nbsp;dat in den loop van het vorig verslagjaar geind werden contributiën van Januari 1904 tot en met Maart 1905 en nu slechts vannbsp;April 1905 tot en met Maart 1906, dus over een korter tijdvak.

dat de geinde rente op uitzettingen toen ƒ 182,46 en nu slechts ƒ 156,19 bedraagt, moet toegeschreven worden aan

-ocr page 375-

341

de tusscheiitijdsche opname der f 5.000.— deposito’s bij de Nedeilandsche Handel Maatschappij in Novembar 1905 ternbsp;betaling der overgeuonien bibliotheek van Dr. Driessen.

dat de onkosten op de uitgave van het tijdschrift nu ƒ T.096,47® en toen f 1.401,07 beliepen, komt doordat innbsp;het verslagjaar slechts ƒ 615,22^ aan drukloon, f 375.— aannbsp;phothografiën en platen en ƒ 106,25 honorarium van schrijvers werden betaald tegen / 1.055,69® aan drukloon,/241,87^nbsp;aan honorarium van schrijvers en / 103,50 aan correctieloounbsp;in het vorige verslagjaar.

dat de administratiekosten en bediening toen / 816.— en nu slechts ƒ 506.— bedragen, is in hoofdzaak toe tenbsp;schrijven, dat van af Augustus 1905 het administratieloon vannbsp;ƒ 50.— op / 30.— ’s maands en de bedieningskosten vannbsp;/ 18.— op ƒ 8.— ’s maands is gebracht.

dat nu nog ƒ 10,69 is opgebracht voor verlichting tegen / 42,01 toen, vindt zijn oorzaak dat in de eerste maandennbsp;van het verslagjaar nog voldaan werden verlichtingskostennbsp;van het ex.-lokaal der Vereeniging te Weltevreden. Dezenbsp;post komt nu niet meer in de boeken voor.

dat de francatuur en diverse kleine kosten nu f 110.06 en toen slechts./ 70,82 bedroegen, komt doordat nu onder ditnbsp;hoofd geboekte postjes, toen gebracht werden onder het hoofdnbsp;rekeningen boekhandelaren en ook omdat de expeditiekostennbsp;van afleveringen 3 en 4 van deel 17 nu, beduidend hoogernbsp;zijn dan die van de eerste twee afleveringen van dat deel innbsp;het vorige verslagjaar verschenen.

dat de rekeningen van boekhandelaren toen / 636,02 en nu slechts / 104, beloopen, is hoofdzakelijk toe te schrijvennbsp;dat in het verslagjaar nog geen rekening is ingediend doornbsp;den boekhandelaar Scrinerius te Utrecht. Deze post zal, nu hetnbsp;Landbouw Departement voor completeering van de boekerijnbsp;zorg draagt, voortaan geheel verdwijnen.

De overige posten eischen geen nadere toelichting, alleen wordt hierbij nog aangestipt dat de contributiegelden over de

-ocr page 376-

342

maanden April tot en met Juni van dit jaar nog niet zijn geilid en dat nog slechts enkele inteekenaren achterstallignbsp;zijn in de voldoening van hunne abonnementsgelden op hetnbsp;tijdschrift.

In den loop van het verslagjaar werden verscheidene groo-tendeels oude vorderingen op leden en inteekenaren afgeschreven en afgestaan aan het Vincentius a Paulo gesticht te Buitenzorg.

Het voorstel om de namen der wanbetalers in het tijdschrift te publiceeren, is in beraad.

In het verslagjaar steunde de Regeering ons wederom met ƒ 800.—, waarvoor wij haar hierbij onzen eerbiedigen danknbsp;betuigen.

Tijdens het verslagjaar verschenen de derde en vierde afleveringen van deel XVII van het tijdschrift, terwijl de eerstenbsp;twee afleveringen van deel XVIII nu ter perse zijn:

De zetel der Vereeniging werd om redenen toegelicht in het vorig verslag, bij den aanvang van dit verslagjaar naarnbsp;Buitenzorg overgebracht.

De nieuwe statuten der Vereeniging, waarover ook in het vorig verslag reeds gesproken werd, werden bij Gouvernementsnbsp;besluit van 8 Juli 1905 No, 16 bekrachtigd.

Een nieuw huishoudelijk reglement werd in de Bestuursvergadering van 29 October 1905 vastgesteld.

Deze nieuwe statuten evenals het nieuwe huishoudelijk reglement worden gepubliceerd in de nu ter perse zijndenbsp;eerste twee afleveringen van deel XVIII van het tijdschrift.

Van harte hopende dat onze Vereeniging immer in bloei zal toenemen, eindig ik dit verslag met een woord van danknbsp;in de eerste plaats aan allen, die ons hunne welwillendenbsp;medewerking en steun verleenden in de samenstelling ennbsp;verbreiding van het tijdschrift, alsmede aan hen, die op andere wijze van hunne belangstelling in ons streven blijkennbsp;gaven, en vooral ook aan onzen afgetreden president dennbsp;heer Dr. D. P. F. Driessen, die gedurende een groot deel

-ocr page 377-

343

van zijn Indische loopbaan zijn groote werkkracht aan onze Vereeniging heeft besteed eii er steeds de ziel van was.

De President van de Vereeniging tot bevordering van Veeartsenijkundenbsp;in Nederlandsch-Indi'é,

C. A. Penning.

Buitenzorg ulto. Juni 1906.

-ocr page 378-

KAS-OVERZICHT

^ isr ü E T ss^te

loopende van 1 Juli 1905 tot 30 Juni 1906.

t

77

62

Per

kosten uitgave t^dscbrift:.....

»

878

975

»

drukloon........f 615.225

509

50

»

photograflën en platen . nbsp;nbsp;nbsp;. gt; 375.—

»

156

19

»

honorarium schrijvers . nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;. » 106.25

/

1096

475

»

- 800

_

»

administratie-kosten en bediening .

»

506

_

verlichting gebouw te Weltevreden

»

10

69

5000

gt;

francatuur en diverse kleine kosten.

110

06

aankoop lessenaar, muurfonteintje enz. v/de

»

1000

Bibliotheek.........

49

07

»

3

50

»

rekening boekhandelaren......

104

15

kosten overbrengen bibliotheek enz. naar

Buitenzorg.........

64

50

aankoop bibliotheek Dr. D. Driessen .

5000

_

transportkosten v/id. naar het Landbouw

Departement.........

5

90

Va aandeel notarieële kosten afstand in

bruikleen bibliotheek......

»

25

10

»

gestort kassiersrekening Ned.-Ind. Escomp-

to-Maatschappp........

»

1250

saldo op ültime Juni 1906 nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;. ¦ .

»

203

84

J

8425

785

8425

785

Aan saldo in kas op 1 Juli 1905 .....

gt; geïnde abonnementsgelden.....

» geïnde contributiën........

» geïnde rente op uitgezette gelden .

» Regeerings subsidie........

» teruggenomen deposito’s Nederl. Handel

Maatschappij.........

» teruggenomen kassiersrekening Ned.-Ind.

Escompto-Maatschappp......

» provenu verkochte oude couranten .

Gezien:

BUITENZORG, Ulto. Juni 1906.

S. E. en O.

L. Tollens.

A djunet-Penningmeester.

Het Bestuur der Vereeniging tot bevordering van Veeartsenijkunde in Nederl.-Indië.

C. A. Pennino.

President,

J. A. Linshoek,

Seo'etaris-Penningmeester,

-ocr page 379-

DER

Gevallen van besmettelijke veeziekten

IN

NED.-INDIE

Gedurende de maanden Januari, Februari, Maart

en April 1906.

-ocr page 380-

346 nbsp;nbsp;nbsp;347

Staat der gevallen van besmettelijke veeziekten op Java en , Madoera gedurende Januari, Februari, Maart en April 1906.

NAMEN DER GEWESTEN.

O

a

^ 05

a ^

gt; O)

CD X!

QJ

g g

lt;v

'n

W ^

A R-

r

VAN

a

lt;Xgt;

a

0

lt;X)

bC

CQ

ij

H

0

a

gt;

i-t

0

CD

lt;X)

0

Afgemaakt.

tX*

CD

u

agt;

w

S «O

^ 0

- 05

Qi 1—(

gt;

O) lt;3 gt;

0

g

SP

amp;

35

i-i

gt;

1

0

.SP .2 ocnbsp;a B

°'3

Miltvuur.

Batavia.

24

24

22

--

2

_

Kediri.

I

I

I

--

.—

25

25

23

—-

2

Septichaemia epizoötica.

Bantam.

I

20

21

17

4

_

Batavia.

4

185

189

154

28

—¦

I

7

Rembang.

47

47

47

•--

.—

S

252

257

218

28

11

Mond- en

klauwzeer.

Batavia.

_

5

5

_

5

_

Preanger Regentschappen.

18

18

18

_

Pasoeroean.

200

238

438

8

391

39

Besoeki.

40

S7I

611

11

2

¦--

435

163

Banjoemas.

ii8

78

196

I

195

Kedoe.

155

155

155

_

Madioen.

--

5

5

5

_

Kediri.

8

113

121

76

45

Soerakarta.

10

10

6

4

366

1193

IS59

20

7

--

\

1281

251

Malleus.

Bantam.

I

I

_

_

--

__

I

Batavia.

8

18

26

12

10

4

Berbek en Blitar. Klaten.

Serang.

Batavia en Buitenzorg.

NADEKE AANDUIDING DER PLAATS, ALWAAK DE ZIEKVERBLEVEN DIEREN ZICH BEVINDEN.

— Lebak.

Malang.

Bondowoso, Djember en Banjoewangi.

-ocr page 381-

346 nbsp;nbsp;nbsp;347

Staat der gevallen van besmettelijke veeziekten op Java en , Madoera gedurende Januari, Februari, Maart en April 1906.

NAMEN DER GEWESTEN.

O

a

^ 05

a ^

gt; O)

CD X!

QJ

g g

lt;v

'n

W ^

A R-

r

VAN

a

lt;Xgt;

a

0

lt;X)

bC

CQ

ij

H

0

a

gt;

i-t

0

CD

lt;X)

0

Afgemaakt.

tX*

CD

u

agt;

w

S «O

^ 0

- 05

Qi 1—(

gt;

O) lt;3 gt;

0

g

SP

amp;

35

i-i

gt;

1

0

.SP .2 ocnbsp;a B

°'3

Miltvuur.

Batavia.

24

24

22

--

2

_

Kediri.

I

I

I

--

.—

25

25

23

—-

2

Septichaemia epizoötica.

Bantam.

I

20

21

17

4

_

Batavia.

4

185

189

154

28

—¦

I

7

Rembang.

47

47

47

•--

.—

S

252

257

218

28

11

Mond- en

klauwzeer.

Batavia.

_

5

5

_

5

_

Preanger Regentschappen.

18

18

18

_

Pasoeroean.

200

238

438

8

391

39

Besoeki.

40

S7I

611

11

2

¦--

435

163

Banjoemas.

ii8

78

196

I

195

Kedoe.

155

155

155

_

Madioen.

--

5

5

5

_

Kediri.

8

113

121

76

45

Soerakarta.

10

10

6

4

366

1193

IS59

20

7

--

\

1281

251

Malleus.

Bantam.

I

I

_

_

--

__

I

Batavia.

8

18

26

12

10

4

Berbek en Blitar. Klaten.

Serang.

Batavia en Buitenzorg.

NADEKE AANDUIDING DER PLAATS, ALWAAK DE ZIEKVERBLEVEN DIEREN ZICH BEVINDEN.

— Lebak.

Malang.

Bondowoso, Djember en Banjoewangi.

-ocr page 382-

349

348

NAMEN DER GEWESTEN.

o

a

'.n ui

'Tt O

gt; -

-2 a

s s

gt; (XI

M Q

0)

a

0)

3

o

'o

bJD

CQ

-t)

0

H

W A A R-

L

V A N.

NADERE AANDUIDING DER PLAATS, ALWAAR DE

ZIEKVER13LEVEN DIEREN ZICH BEVINDEN.

3

O)

gt;

u

0

-4-3

D

0

Afgewaakt.

2

CO

«D

K

5 0 = 2nbsp;gt;__

^ ft

gt;

0

M q

lt;X) ^

’n

1-1

gt;

1

'B ÖD fl

0 a

Preaiiger Regentschappen.

I

I

I

_^

Pekalongan.

3

12

*5

2

3

—¦

10

Pekalongan, Batang, Tegal en Pemalang.

Semarang.

5

5

I

4

Rembang.

3

3

2

I

Blora.

Soerabaja.

6

lOO

106

15

83

8

Soerabaja, Sidoardjo en Grisik.

Pasoeroean.

21

28

49

33

I

I

14

Pasoeroean, Malang en Bangil.

Besoeki.

I

10

I I

9

2

—¦

Djogjakarta.

7

7

7

Soerakarta.

9

9

9

Madioen.

34

22

56

'9

37

Ngawi, Magetan en Ponorogo.

Kediri.

7i 6

13

5

1

8

Kediri.

8o

222

302

98

120

I

83

Saccharomycosis

Batavia.

3

3

I

I

_

1

Batavia.

Preanger Regentschappen.

2

4

6

3

1

2

Tjiandjoer.

Soerabaja.

8

53

61

10

22

-—¦

7

22

Soerabaja en Sidoardjo.

Djogjakarta.

2

2

—'

2

Mataram.

Soerakarta.

I

I

I

Madioen.

I

I

I

Madioen.

lO

64

74

'4

24

8

28

*

Snrra.

Batavia.

3

3

3

Rembang.

23

23

12

11

Soerabaja.

64

64

62

2

Madoera.

11

11

8

i

3

--

Besoeki.

52

52

48

¦—’

i

4

Banjoewangi.

Banjoemas.

2

2

I

I

Kediri.

8

8

4

3

I

Kediri.

163

163

135

20

3

7

-ocr page 383-

349

348

NAMEN DER GEWESTEN.

o

a

'.n ui

'Tt O

gt; -

-2 a

s s

gt; (XI

M Q

0)

a

0)

3

o

'o

bJD

CQ

-t)

0

H

W A A R-

L

V A N.

NADERE AANDUIDING DER PLAATS, ALWAAR DE

ZIEKVER13LEVEN DIEREN ZICH BEVINDEN.

3

O)

gt;

u

0

-4-3

D

0

Afgewaakt.

2

CO

«D

K

5 0 = 2nbsp;gt;__

^ ft

gt;

0

M q

lt;X) ^

’n

1-1

gt;

1

'B ÖD fl

0 a

Preaiiger Regentschappen.

I

I

I

_^

Pekalongan.

3

12

*5

2

3

—¦

10

Pekalongan, Batang, Tegal en Pemalang.

Semarang.

5

5

I

4

Rembang.

3

3

2

I

Blora.

Soerabaja.

6

lOO

106

15

83

8

Soerabaja, Sidoardjo en Grisik.

Pasoeroean.

21

28

49

33

I

I

14

Pasoeroean, Malang en Bangil.

Besoeki.

I

10

I I

9

2

—¦

Djogjakarta.

7

7

7

Soerakarta.

9

9

9

Madioen.

34

22

56

'9

37

Ngawi, Magetan en Ponorogo.

Kediri.

7i 6

13

5

1

8

Kediri.

8o

222

302

98

120

I

83

Saccharomycosis

Batavia.

3

3

I

I

_

1

Batavia.

Preanger Regentschappen.

2

4

6

3

1

2

Tjiandjoer.

Soerabaja.

8

53

61

10

22

-—¦

7

22

Soerabaja en Sidoardjo.

Djogjakarta.

2

2

—'

2

Mataram.

Soerakarta.

I

I

I

Madioen.

I

I

I

Madioen.

lO

64

74

'4

24

8

28

*

Snrra.

Batavia.

3

3

3

Rembang.

23

23

12

11

Soerabaja.

64

64

62

2

Madoera.

11

11

8

i

3

--

Besoeki.

52

52

48

¦—’

i

4

Banjoewangi.

Banjoemas.

2

2

I

I

Kediri.

8

8

4

3

I

Kediri.

163

163

135

20

3

7

-ocr page 384- -ocr page 385- -ocr page 386-

352

353

Staat der nevallen vau hesmettelüke veeziekten op de Buiten- tiezittingen gedurende Januari, Februari, Maart en April 1906.

_

WAAR- VAN.

NAMEN DER GEWES'I'EN.


O)


lt;xgt;


gt;Q


3

o

-W

agt;

bJD

:S5

CQ


te

a


Celebes en Onderhoorig-hedeii.


Sumatra's Oostkust. Padangsche Bovenlanden.nbsp;Westerafdeeling van Borneo.


Septichaemia epizoötica.

—I ipsj 198I 196I nbsp;nbsp;nbsp;—I


Mond en klauwzeer.

28

548

576

7

166

4318

4484

82

47

47

194

4913

5107

89


Malleus.

Sumatra’s Oostkust. Padangsche Benedenlanden.nbsp;Menado.

Ball en Lombok.

I

27

3

I

33

51

28

36

51

15

21

8

I

I

--

31

85

116

44

2

-

Surra.

Sumatra’s Oostkust.

_

8

8

5

Tapanoeli,

8

5

13

13

Celebes en Onderhooriglieden.

:—

6

6

6

8

19

27

24


Afgemaakt.

ti£

’S tic

-s g

*03

cc

lt;D

W

c 0

© 05

gt; 1-H

'1’ —

(V ^ gt;lt;

0

s

amp;

NADERE AANDUIDING DER PLAATS, ALWAAR DE

ZIEK VERBLEVEN DIEREN ZICH BEVINDEN.

2

i;o8

61

Laboean Dell, Langkat.

4057

345

Tanah Datar, L Kota.

47

¦—

4612

406

I

Serdang.

12

Padang.

15

Menado.

42

Lombok.

70

_

3

_

3


23

-ocr page 387-

352

353

Staat der nevallen vau hesmettelüke veeziekten op de Buiten- tiezittingen gedurende Januari, Februari, Maart en April 1906.

_

WAAR- VAN.

NAMEN DER GEWES'I'EN.


O)


lt;xgt;


gt;Q


3

o

-W

agt;

bJD

:S5

CQ


te

a


Celebes en Onderhoorig-hedeii.


Sumatra's Oostkust. Padangsche Bovenlanden.nbsp;Westerafdeeling van Borneo.


Septichaemia epizoötica.

—I ipsj 198I 196I nbsp;nbsp;nbsp;—I


Mond en klauwzeer.

28

548

576

7

166

4318

4484

82

47

47

194

4913

5107

89


Malleus.

Sumatra’s Oostkust. Padangsche Benedenlanden.nbsp;Menado.

Ball en Lombok.

I

27

3

I

33

51

28

36

51

15

21

8

I

I

--

31

85

116

44

2

-

Surra.

Sumatra’s Oostkust.

_

8

8

5

Tapanoeli,

8

5

13

13

Celebes en Onderhooriglieden.

:—

6

6

6

8

19

27

24


Afgemaakt.

ti£

’S tic

-s g

*03

cc

lt;D

W

c 0

© 05

gt; 1-H

'1’ —

(V ^ gt;lt;

0

s

amp;

NADERE AANDUIDING DER PLAATS, ALWAAR DE

ZIEK VERBLEVEN DIEREN ZICH BEVINDEN.

2

i;o8

61

Laboean Dell, Langkat.

4057

345

Tanah Datar, L Kota.

47

¦—

4612

406

I

Serdang.

12

Padang.

15

Menado.

42

Lombok.

70

_

3

_

3


23

-ocr page 388- -ocr page 389-

igt;3



â– 





-ocr page 390- -ocr page 391- -ocr page 392-