-ocr page 1- -ocr page 2- -ocr page 3- -ocr page 4- -ocr page 5- -ocr page 6- -ocr page 7-

VEEARTSENIJKNDIG BLADEN

vooii nbsp;nbsp;nbsp;f (3^3

NEDERLANDSMDI.

UITGEGEVEN DOOK DE

VEREENIGING TOT BEVORDERING

VAN

IN

NEDERLANDSCH-INDI.

DEEL XI-V.

13ATA VIA

H. M. VAN DORP amp; Co. 1902.

RUKSUNIVERSfTEJT UTRECHT

0835


8503


-ocr page 8- -ocr page 9-

INHOUD

'^T'-A.isr IDEEL 2CI quot;V,

Afl. I en II.

Bladz-

Naamlijst der Vereenigint^' tot bevordering van Veeartsenijkunde

in Nederlandsche-lndi.............. 1

Verslag van de Dii'ectie der Vereeniging tot bevordering van Veeartsenijkunde in Nederlandscli-Indi, over liet jaar

18991900 en 19001901............. 13

Boosaardige dekziekte in het Soemedangsche, Ille Rapport, door

J. DE DOES..................20

Septicliaemia haemorrhagica in TJibaroesa, door Dr. .1. GRIJNS. . nbsp;nbsp;nbsp;40

Kleine bijdragen tot de pathologische anatomie van het paard,

door Dr. G. D. OUWEIIAND............61

Mallene-injecties in de afdeeling Bandjar-Negara (Banjoemas),

door A. DE VLETTER en J. DE DOES........72

Personalia.....................205

Afl. III.

Bladz. /

Surra (vervolg van Dl. XIII afl. 1), door A. VRIJBURG. . . . 207 /

Proeven met tuberculine, door t HOEN..........216

Een merkwaardig geval van traumatische Pericarditis en Carditis

bij een buffel, door .1. DE DOES..........224

Het tuberculose-congres te Londen, door J. DE HAAN .... 230

Over mond- en klauwzeer, door J. BREEVELD.......245

Over de beteekenis van luchtinfectie bij de belangrijkste besmettelijke veeziekten en over de maatregelen tegen het gevaar van deze infectie, door v. n. B.........249

^ee-toestanden op Madoera, door J. B. LON.........254

Overzicht der geneeskundig behandelde paarden en muildieren

van het leger over het jaar 1900.......... 304

Personalia.....................316

-ocr page 10-

VI. nbsp;nbsp;nbsp;INHOUD

Afl. IY.

Bla-dz.

Een geval van Hernia Ingunalis incarcerata, door J. SCHEEPENS. 317 BloedzAveeten bij karbouwen. Morbus maculo.sus S. ])urpura buba-

lorum, door J. DE DOES.............326

Mededeeling eener heer.schende oogziekte onder runderen. Conjunctivitis et keiatitis enzotica, door J. DE DOES.....337

Castratie van hengsten, door L. J. HOOGKAMER......342

Tuberculose, door J. DE HAAN.............367

Een en ander over de te Bandoeng op den 23en en 24en December 1901 gehouden tentoonsteiling der door gouvernements dekhengsten verwekte veulens en van Preanger iblemerries,

door P....................377

Castratie van legerpaarden in Ned.-Indi, door B. VRIJBURG. . nbsp;nbsp;nbsp;. 384

Praatjes over hoefbeslag, door W. nbsp;nbsp;nbsp;VANnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;DER BURG.....391

Ezel- en Muildierfokkorij in Egypte, door v. d. B.......398

Beknopt verslag van do werkzaamheden in het Geneeskundig Laboratorium gedurende het nbsp;nbsp;nbsp;jaarnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;1901......... 400 nbsp;nbsp;nbsp;^

Personalia.....................408

-ocr page 11- -ocr page 12- -ocr page 13-

3SrA.-A-:M[IL,IJ-ST

DER

Vereeniging tot bevordering van Veeartsenijkunde in Nederiandsch-indi.

EERE-VOORZITTER. A. W. II. WiRTZ.

BESTUUR.

L. .1. Hoogkamer, President. Grant v li tijdschrift K. F. DE Does, Secretaris-Thesaurier.

N. A. C. Scheepens, Bibliothecaris.

EERE-LEDEN.

P. Groeneveed. Ml'. H, Kuneman.

s Gravcnliage. Amsterdam.

Oud Vice-Pr. v. d. Raad V. N.-I.

Oud-Directeur B. Bestuur.

XIV, All. I. Xug. lildl.

-ocr page 14- -ocr page 15-

Ho.

Name n.

0, r A L 1 T E I T.

Woonplaats.

19

^ohcepcns, J, N. A. C. . . .

Mil. paardenarts ;gt; klasse.

Batavia.

20

Sikkenia, B.............

GOUvernenients veearts.

Nederland.

2l

Tan Wie Siociiquot;.........

Landli. van Kedoeng-Gcflcli.

Mr. Cornells (Halte Kedoeng-Gedeh).

22

Vollcnia, J..............

Gouvernements-veearts.

Padang.

2;5

Vrijburg, A.............

Veearts der Deli-i^^aatscllii.

Medan.

24

Vrijburg, B..............

Gouvernements-veearts.

Buitenzorg.

25

Wilde, C'. T'gt;. G. 11. de..

Gouvernements-veearts.

Pajakombo.

-ocr page 16-

INTEEKENAKEN.

No.

Namen.

Q IT A L I T E I T.

Woonplaats.

1

Adam, H................

Gempl. der kina onderne-

Tjibeber.

2

Albrecht amp; Rusche (I). . . .

ming Soekanegara.

Boekhandelaren.

Batavia.

3

Baerveldt, I, F..........

Kapitein der Artillerie.

Batavia.

4

Balen, R. A. Plemper van.

Mil. Paardenarts nbsp;nbsp;nbsp;klasse

Salatiga.

f)

Basel, F. J. L. Merssen Senn van.............

Landheer.

Indramajoe.

Bedier de Prairie, L. P. .

Administrateur.

Proepoek (Tcgal)

7

Berensbei'g Jhr. A. P. M. H. von Pelser.............

Kapitein der Artillerie.

Palembang.

8

Bibliotheek..............

Departement Binn Bestuur.

Batavia.

9

Bibliotheek..............

Regiment Kavalerie.

Salatiga.

10

Bibliotheek..............

Departement van Oorlog.

Batavia.

11

Bik, P. A. de Nijs.......

Landheer.

Batavia.

12

Blokhuis, M.............

Landheer Tanah-Wangie.

Toeren. Malang-

13

Bochardt, A.............

Apotheker.

Tegal.

14

Boer, J. D. de...........

lo Luitenant der Artillerie.

Soerabaja.

15

Boers, A. J..............

Landheer van Kekitong.

Halte Kali Osso-

16

Bohl, J. M. L.......... .

Landheer Matraman.

Goendih, Soera' karta.

Mr.-Cornelis.

(') Twoo exemplaren.


-ocr page 17-

17

18

19

20 21nbsp;22

23

24

25

26

27

28

29

30

31

32

33

34

35

N A M E Jr.

llorcel, W. T'\ J'quot;'.......

Bosch, F. G. T..........

Bossche, F. H. H. van den

Boutmy. D. C...........

Bovenkainp, A. van den ..

fii-aak, H. L. C. ter......

Brans, A. J. Berkhoff.....

Brcnkman, H. Jr.........

Brewer O. L............

Bruijn Prince, P. M, L. de

Boek, A................

Bnekamp..............

Busing M...............

^o.te, A. W, Naudin ten. .

^ook, C. A. ter..........

Constant, H ............

Cordesius, F. H..........

Cordesius, C.............

Cordesius, Gonst..........

0, u A L I T E I .

Landheer Panoeinbangan. Oud-Kapitein der Artillerie.nbsp;Controleur B. B.

Administrateur van Srogol. Ie Luitenant der Artillerie.nbsp;Erfpachter van Baros.nbsp;Koopman.

Gempl. Koffie ondernem.

Ie Luitenant der Artillerie. Resident.

Adm. van Karang Pand. Handels Employ.nbsp;Gemeente- veearts.

Koopman.

Luitenant der Artillerie. Administrateur.

Controleur B, B.

Particulier.

Administrateur.

Woonplaats.

Sookaboemi.

Nederland

Goenoeng-Sitoli

Taponoeli.

Buitenzorg.

Soerabaja.

Baros. (Soekab.).

Batavia.

Soemoer Sengka-wing (Malang).

Salatiga.

Magelang.

Soerakarta.

Batavia,

Naarden.

Modan.

Fort de Koek.

Malang (Gloen-ting).

Siak.

Indramajoc.

Tjiboegel, Soeme-dang.


-ocr page 18-

Wooxplaats.


No.

N A M E X.

0, A L I T E I T.

36

Cramwinckel H. .........

lo Luitenant der Artillerie.

37

Daalen, G. C. E. van ....

Majoor Gen. Staf.

38

Daniels, C. G...........

1 e Luitenant der Kavalerie.

39

Delden, W. H. van.......

Administrateur.

40

Delden, E. A. G. J. van..

Controleur B. B.

41

Dhont, J. J. F..........

Direct, v h. Stads-Abattoir.

42

Dibbetz, P. J...........

Majoor der Artillerie.

43

Dolder, J. W. van.......

Leeraar Wilhelmina-sehool.

44

Dorp C. H. van .........

Landh. v. Goenoeng Kasoer.

45

Dorp amp; Co, Firma van(').

Boekhandelaren.

46

Dorssen, J. van..........

Mil. Paardenarts 2e kl. N. L.

47

Driessen, Dr. D. P. F. . . .

Inspecteur v/d. Burgerlijken Veeartsenijk. Dienst.

48

Dijk, J. A. G, van......

Boekhandelaar.

49

Eek, R. van............

Oud Luit. der Artillerie.

50

Effen, Dr. J. J, van......

Arts.

51

Enger, J. G. F..........

Landheer van Melambong.

52

Esveld, D. F. van........

Leeraar s Rijks-veeartsenij school

53

Faber, J. Th. W.........

Landheer.

()

Vijf exemplaren.

Salatiga.

Atjeh.

Salatiga.

Malang (Kali Klepoe).

Batavia. Batavia.nbsp;Medono, Mago-

lang.

Sala iga.

Utrecht.

Tangerang.

Bandoeng.

Rotterdam.

Soerabaja.

Batavia.

Bandoeng.

Batavia.

Milligen.

Batavia.

-ocr page 19-

Names.

Q A L I E I T.

W OOSPLAATS.

54

Gocdluirt, 0. M........

Aspirant Controleur.

Sindjai (Celebes).

5o

Gi'cvers, J A. P........

Lt. Kol Korara Kol.-reserve.

Nijmegen.

56

Grove, W. 11. de........

Kapitein Genie 1 Afdeeling' 11. Krijgsschool.

s Gravenhagc.

57

Groeneveld. W...........

Ie Luit. der Kavalerie.

Poerabaja.

58

Haas, A. J. Tiomp de. . . .

Mil. Paardenarts 2e klasse.

Banjoe-Biroc.

59

H;ase, K. T............

Adm. V. Goeuoeng Oemboek.

Blitar.

60

Happ, T...............

Ritmeester der Kavalerie.

Salatiga.

61

Harders, J. A. C.........

Administrateur.

Artana-Soeka-

boemi.

62

Harloff..................

Controleur B. B.

Tegal. Balapoc-lang.

63

Heidens, P. A. 11........

Kapitein der Infanterie.

Atjeh.

64

Heijblom, H. P. G.......

Particulier.

Batavia.

65

Heijden, M..............

Administrateur.

Malang (Soember Soebra).

66

Hendriks, B.............

lo Luit. der Kavalerie.

Batavia.

67

Heiikelom, W. F. van ....

Hoofd Administ. Tjiasem en Pamanoekan Landen.

iSoebang (Kra-wang).

68

Hibnia, M. A.........

Gemeente-veoarts.

Franeker.

69

Hofland, K. P......

Oud-Kapitein der Artillerie.

Bandoeng.

70

Holle, W. H. C..........

Ie Luitenant der Artillerie.

Djokdjakarta.

7l

Hontuinj A. van..........

Adm. van Semplak.

Buitenzorg.

-ocr page 20-

No.

Namen.

Q U A L I T E I T.

Woonplaats.

72

Hummelgens, C. M. N. ...

Controleur B. B.

Kediri (Ngrowo)

73

Jaager, C. J. de.........

Resident.

Kediri.

74

Jacometti, Th. Azon......

Koopman.

Batavia.

75

Jagt, R. B. van der......

Asp. Controleur B. B.

Bandjarnegara.

76

Janne, L. T.............

Districts-veearts.

Roermond.

77

Jansen, T''. fl...........

Controleur Binn. Bestuur.

Cheribon (Plocni' bon).

78

Jenne, II................

Veehandelaar.

Batavia.

79

Jeronimus, C. S..........

Particulier.

Bindjeij, Medan-

80

Julius, C. F.............

Kapt. Intendant H. Krijgsschool.

s Gravenhage.

81

Kessler, \V..............

Erfpachter.

Garoet.

82

Kinderen, M. der.........

Landheer.

Buitenzorg.

83

Kleine, Wed. J..........

Veeteclt-onderneming

Djati-baroe.

Batavia.

84

Knootc, A...............

Oud-Majoor der Artillcne.

Garoet

85

Koch, C. J..............

Landheer van Soemberkerto.

Nederland.

86

Kortman, E.............

Veearts.

Roozendaal.

87

Kramers, L. W..........

la Luitenant der Artillerie.

Atjeh.

88

Kronouer, H. C..........

Majoor Gen. Staf.

Batavia.

89

Kiichlin, A. Th..........

Administrateur.

Malang (Bantocr.)

90

Leersum, P. van.........

Dir. Gouv. Kina-Ondern

Bandoeng.

-ocr page 21-

Name a.

Q U A L I T E I T.

Woonplaats.

91

Laging Tobias, Tquot;. T.....

Asp.-Controleur.

Maros. (Celebes).

92

Lange de, S.............

G. veearts.

Paramaribo.

93

Leesgezelschap ..........

Veeartsenijkundig.

Dordrecht.

94

Leesgezelschap ..........

Selakaton.

Soekoredjo.

95

Lent, 11. J G. van.......

Gemeente-veearts.

Tiel.

96

Ligtvoet, W.............

Gep. Resident.

Soekaboemi.

97

Lisnet, P. H.............

Ritmeester der Kavalerie.

Salatiga.

98

Lijkles, D''. S............

Geneesheer Dir. Krankzinnigengesticht.

Soerabaja.

99

Marcks, A C............

Apotheker.

Buitenzorg.

loo

Maren, J. Tgt;. van........

lo Luitenant der Kavalerie.

Nederland.

101

Marker, J. F............

Landheer.

Pasoeroean.

102

Meer, J. M. van der.....

lo Luitenant der Artillerie.

Soerabaja.

103

Meertens, E.............

Gew. Secretaris.

Bandoeng.

104

Meertens, M. J...........

Adm. van Kedoeng Halong.

Buitenzorg.

105

Motinan, P. R. van.......

Adm van Dramaga.

Buitenzorg.

106

Moore, M. v. d..........

Adm. Sindang-Sarie.

Soekaboemi.

107

Mulder, D...............

Adm. Soedimara.

Weltevreden.

108

Muurling, W.............

Ie Luitenant der Artillerie

Atjeh.

109

Nauta, C. G J. Q.......

Kapitein der Artillerie.

Weltevreden.

110

Oosthout, G. A. P. J.....

Assistent-Resident.

Salatiga.

-ocr page 22-

10

No.

Name n.

1

Q XJ A L I T E I T.

Woonplaats.

Ill

Pals, P. van IMe van der.

Apotheker.

Batavia.

112

Perron, Ch. E. Du.......

Landheer.

Meester-Cornelis.

113

Perelaer, A..............

Aspirant-Ingenicur.

114

Posno, A. B. J. W.......

Ritmeester der Kavalerie.

Weltevreden.

115

Quasi, H. C. E..........

Contioleur B. B.

Rakan (Oostkust Sumatra).

116

Raden Mas Adipatti Adi Ningrat...............

Regent.

Demak,

117

Radja Proehoeman........

Ini. Veearts.

Benkoelen.

118

Richter, P...............

Ingenieur D klasse S. S.

Nederland.

119

Rijks, A................

Dir. Ind Veem.

Batavia.

120

Rouyer, C. G. A. A......

Gouvei'nements-veearts.

Makassar.

121

Schimmel, W. 0.........

Leeraar s Rijks Veeartsenijschool.

Utrecht.

122

Schmalz. C. 0...........

Landeigenaar.

Ambarawa.

123

Schultz C...............

Asp. Controleur.

Atjeh.

124

Schuurman Elink, H......

Administrateur.

Toeren (Malang)-

125

Sluijs, D. van der.......

Hoofd keurm. Stads-Abatt.

Amsterdam.

126

Smits, H. G. S..........

Kapt. der Artillerie.

s Hage.

127

Snethlage, A. C. G......

Rijtuig-fabrikant.

Batavia.

128

Stelling, W. F. Denninghoff.

Administrateur.

Tjidadap (Tji-beber).

129

Spies, A. van der Hegge..

Kapt der Artillerie.

Buitenzorg.

-ocr page 23-

11

Ko.

I

!

N A M E X. nbsp;nbsp;nbsp;1

1

Q U A L I T E I T.

Woonplaats,

130

Stierling, J. G. E. G de Dien.

Administratenr.

Djatie-Nangor

131

Stufi'ken, J. G...........

Oud-Luitenant der Artillerie.

Rantja-ekek.

s Gravenhage.

lo2

Tan Kang Ie............

Landheer.

Mr.-Cornclis,

133

Tiehler, J. W. A.........

Oud-Eitmeester.

Batavia.

134

Veen, K. van der........

Gouverncments-veearts.

Medan,

135

Veenstra, J. A...........

Bewaarder v,h Kadaster.

Batavia.

136

Velders, A. F............

Controlenr B. B.

Nederland.

137

Velzen, J. van...........

Gemeente-veearts.

Schiedam.

138

Velzen, P. A. van........

Gonvernements-veearts.

Batavia.

139

Ven, A. V. d.............

Assistent-Resident.

Banjoewangi.

140

Vereeniging tot Ond. Verz. v^an paarden...........

Semarang.

Ui

Versteegli, Jr. A. B......

Administrateur.

Malang (Soember

142

Versteegl), C. A.........

Administrateur.

Tempoor).

Malang (Halte

143

Villcnenvc, J'quot;'. L. J. de..

Luit .-Kolonel der Kavalcrie.

Ngebroek'.

Salatiga.

144

Visser amp; Co.............

Boekhandelaren,

Batavia.

I45

Vletter-, A. de...........

Gouvernements veearts.

Poerworedjo.

140

Vloten, 0. van...........

Kinaplanter.

Soekanegara.

147

Vogel, H. C. A. G. de.. . .

Assistent-Resident.

's-Hage.

-ocr page 24- -ocr page 25-

VAN DE DIRECTIE DER VEREENIGING TOT BE VORDERING VAN VEEARTSENIJKUNDE INnbsp;NEDERLANDSCH-INDI, OVER HETnbsp;JAAR 18991900 en 19001901.

Tot ons leedwezen kon het bestuuur aan den wenscli in het voorgaand verslag uitgesproken, om het jaarverslag zoonbsp;spoedig mogelijk het licht te doen zien, niet voldoen en zulksnbsp;ten gevolge van herhaalde afwezigheid van President of Secretaris, die zich meermalen tot n a twee maanden uitstrekte.nbsp;Daarom zijn wij genoodzaakt, thans een kort overzicht tenbsp;geven van de beide laatste vereenigingsjaren.

Het aantal leden onzer vereeniging ging met n, dat der inteekenaren op het tijdschrift met 11 achteruit.

De verschillende afleveringen van ons tijdschrift konden tamelijk regelmatig om de 3 maanden verschijnen. Wij zeggennbsp;tamelijk regelmatig en o. i. terecht, want meermalen was denbsp;tijd voor het ter perse zenden van een nieuwe afleveringnbsp;daar, zonder dat de redactie over een enkele bijdrage tenbsp;beschikken had en moest dit daarom voor korter of langernbsp;tijd worden uitgesteld.

Een weinig meer steun in deze ware dan ook zeer ge-wenscht en moeten onze deskundige lezers vooral niet uit het oog verliezen, dat alleen een eendrachtig samenwerken totnbsp;het beoogde doel kan leiden. HetA^eld der veeartsenij kundigenbsp;wetenschap in Ned.-Indi is nog zoo onafzienbaar groot, datnbsp;ieder allicht een stukje ter bebouwing vinden kan.

-ocr page 26-

14

Op voorstel van den Direeteur van het Geneeskundig Laboratorium () waarvoor wij ZEd. veel dank verschuldigd zijn, verleende de Ilegeering machtiging tot het publicceren in denbsp;Veeartsenijkunclige Bladen van de resultaten der wetenschappelijke onderzoekingen op veeartsenijkundig gebied aan dezenbsp;inrichting verricht, zooJat in het vervolg daarmee niet meernbsp;gewacht behoeft te worden op het verschijnen van het jaarverslag.

Aan onderhoud en uitbreiding van de boekwerken onzer bibliotheek en het meubilair, werd in het l(;h Vereenigings-jaar een som besteed van f 243,07 tegen f 242,12 in hetnbsp;at'geloopen jaar. Eene catalogus van de aanwezige werkennbsp;en tijdschriften enz. is in besverking en hopen wij dezenbsp;eerlang den leden in druk te kunnen aanbieden. Dank zijnbsp;het lokaal dat door het hoofd van gowestelijk Bestuur aannbsp;do Verceniging werd afgestaan, verkeeren deze alle in zeernbsp;goeden staat.

Werd in het versh g over het I.50 Vereenigingsjaar geklaagd over de ongeregelde verzending der periodieken van hetnbsp;Veeartsenijkundig leesgezelschap, welke terecht de ontevredenheid van verschillende leden opwekte en achtten we daaromnbsp;eene aansporing tot het betrachten van meerdere nauwgezetheid in deze niet misplaatst, tot ons leedwezen waren wij,nbsp;toen hierin geen verbetering kwam en met het oog op de

aan

groote daaraan verbonden uitgaven, genoodzaakt de vraag

het oordeel der leden te moeten onderwerpen, of het geen aanbeveling verdiende het Veeartsenijk. Leesgezelschap op tenbsp;heffen en tevens de contributie tot f 1,50 per maand te verlagen. Daar de meerderheid deze vraag in bevestigendennbsp;zin beantwoordde, werd het leesgezelschap ontbonden.

Aan het verzoek van het bestuur, de aanwezige tijdschriften op kosten der Vereeniging naar Batavia te zenden, werd welwillend voldaan en dienden deze in de eerste jjlaats omnbsp;enkele incompleeto deelen in de bibliotheek aan te vullen.

De rest blijft ter beschikking van de leden.

De stand der finantin kan niet ongunstig worden genoemd.

(1) Het l.:ilioi'atoriuni voor hacleriologic en path, anatomie is lienioopt in seneftt/iiOi-(lifl laborntoiiuinquot;.

-ocr page 27-

15

Bleef op het eind van het I60 Vereenigingsjaar een vr-deelig saldo over van f dl8,?)4, in het daarop volgend jaar bedroog dit f 123,60', zoodat eene vermeerdering van denbsp;gelden der vereeniging te constateeren valt van f 442,02'',nbsp;ongerekend nog de te ontvangen som van f 625, waarvannbsp;na aftrek van f 150 voor diverse crediteuren, nog f 475nbsp;overblijft.

Neemt men in aanmerking, dat in het laatst verloopen jaar aan de uitgave der Veeartsenij kundige bladen / 906,15nbsp;werd besteed, tegenover f 393,05 in het daaraan voorafgaandenbsp;jaar, dan mag men tot de conclusie komen, dat de verlagingnbsp;der contributie voor de leden tot f 1.50 per maand, in allenbsp;opziclitcn te rechtvaardigen was en dat er geen vrees behoeftnbsp;te bestaan, dat deze, bij een goed finantieel beheer te eenigernbsp;tijd weer verhoogd zal moeten worden.

Een concept-herziening onzer statuten is in druk, en zal U spoedig ter beoordeeling worden toegezonden.

Met onze beste wenschen voor het nieuw ingetreden vereenigingsjaar, eindigen wij dit verslag.

Het Bestuur

L. J. Hoogkamer,

1resident.

J. K. F. DE Does,

Secretaris,

J. N. A. C. SciIEEl'EKS,

Bibliothecaris.

-ocr page 28-

XLVquot;! (1800-1000).

WINST- EN VERLIES-REKENING.


V^crliezeii,

Afschrijving op Boekerij Meubilair. . .

Uitgave der Veeartsenij-kundige Bladen, . . . Salaris mandoer. . . .nbsp;Algemeene onkosten. .nbsp;Circuleerfende Tijdschriften

f 243.075

Winsten.

Rijkssubsidie............

f 800.

Rente..............

nbsp;nbsp;nbsp;129.95

393.05

Contributin.............

689.-

198.- 122.30

Verkoop- en inteekeninggelden der Veeartsenijkundige Bladen.....

nbsp;nbsp;nbsp;133.-

477.18

f 1433.61 318.34

f 1751.95

f 1751.95

Credit.

BALANS Ultimo JUNI (1900).


f 2.-

Kapitaal Ultimo Juni 1899 .....

f 6443.61

1

Voordeelig saldo..........

318.34

2.58.95

5500.-

1000.

1

f 6761.95--

j

f 6761.95

GeZIEX ex IX ORDE BEVOXDEX; De T'erificatie-Commissie.


-ocr page 29-

Bijlage B.


BOEKJAAR XVII (19001901).

AFGESLOTEN dS JUNI 490L

WINST- EN VERLIES-REKENING.


Verliezen.

Afschrijving op nbsp;nbsp;nbsp;Boekerij-Meubilair ....

nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Uitgave der Veeartsenijkun-

dige Bladen.......

nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Salaris mandoer.....

nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;algemeene onkosten .nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.

nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Bijdragen en Ondersteuningen

voor proefnemingen enz. .

Totaal. . . nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;

Voordeelig saldo. .


Debet.


Boekerij Meubilair . nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.

Veeartsenijkundige Bladen

Kassa........

Depositos......

Postspaarbank.....

Giro-Rekening Factorij. nbsp;nbsp;nbsp;.


Winsten.

f 242.-12

Rijkssubsidie............

/ 800.

Rente...............

nbsp;nbsp;nbsp;21.69

nbsp;nbsp;nbsp;906.15

Contributin.............

nbsp;nbsp;nbsp;399.50

nbsp;nbsp;nbsp;184.

Verkoop en Inteekengelden der Veeartsenij-

nbsp;nbsp;nbsp;171.73'

kundige Bladen. ..........

nbsp;nbsp;nbsp;441.90

nbsp;nbsp;nbsp;35.40

f 1.539.40''

nbsp;nbsp;nbsp;123.68

f 1.663.09

f 1.663.09

BAL

A N S.

Credit.

f nbsp;nbsp;nbsp;2.-

Kapitaal Ultimo Juni 1900 .......

/ 6.761.95''-

1.

Voordeelig saldo...........

nbsp;nbsp;nbsp;123,68^

nbsp;nbsp;nbsp;381.47

5.500.

nbsp;nbsp;nbsp;821.69

nbsp;nbsp;nbsp;179.48

f 0.885.64

f 6.885.64

..........f 625.-

betalen aan diverse crediteuren............... 150.-


Te goed aan diverse debiteuren en rente an diverse crediteun

Voordeelig verschil


.......f 475.

Gezien en in orde bevonden: De Verificatie-Commissie.


-ocr page 30-

Bijlage C

INSTELLINGEN ENZ. WAARMEDE DE VEEARTSENIJKUNDIGE VEREENIGING IN RUILING VERKEERT.

Wochenschrift fr Tierheilkunde, und viehzucht, Mnchen.

Schweizer Archiv fr Tierheilkunde, Zurich. Tieriirztliches Centralblatt, Monatsschrift des Vereinesnbsp;der Tierarzte in Oesterreich, Weenen.

Revue Vtrinaire.

Annales de mdecine vtrinaire, Brussel, Maatschappij ter bevordering der Veeartsenijkunde innbsp;Nederland, Utrecht.

Vtrinaire Sociteit Absyrtus, Utrecht. Nederlandsch-Indische Maatschappij van Nijverheid ennbsp;Landbouw, Batavia.

s Rijks Veeartsenijschool, Utrecht. nbsp;nbsp;nbsp;,

s Rijks Landbouwschool, Wageningen.

Indisch Militair Tijdschrift, Batavia.

Bataviaasch Genootschap voor Kunsten en Wetenschappen, Batavia.

Koninklijke Natuurkundige Vereeniging, Batavia.

s Lands Plantentuin, Buitenzorg.

Vereeniging tot bevordering der geneeskundige Wetenschappen in Nederlandsch-Indi, Batavia. Geneeskundig Laboratorium, Weltevreden.

Landbouw-Journaal der Kaapkolonie.

Therapeutisch Jahrbuch der Tierheilkunde VON Bass Q,. te Gratz (Posen).

-ocr page 31-

Bijlage D.

AANGEBODEN EXEMPLAREN.

Verplichte aanbieding:

Resident van Batavia.

Officier van Justitie, Batavia.

Algemeene Secretaris, Buitenzorg.

B.

Present-exemplaren;

Zijne Excellentie De Commandant v/h Leger. Departement van Onderwijs, Eeredienst en Nijverheid,nbsp;Batavia.

Directeur s Rijks Veeartsenijschool, Utrecht. Bibliotheek der Gemeente-Universiteit, Amsterdam.nbsp;Bibliotheek der Rijks-niversiteit, Leiden.

id. nbsp;nbsp;nbsp;Utrecht.

id. nbsp;nbsp;nbsp;Groningen.

Koloniaal Geneeskundig Museum, Amsterdam. Koloniaal Museum, Haarlem.

Directeur des Kaiserlichen Gesundheitsamtes, Berlijn.

-ocr page 32-

BOOSAARDIGE DEKZIEKTE IN HET SOEMEDANGSCHE.

Ille. RAPPORT.

Batavia, 1 Juli 1901.

Aan

den Directeur van het Geneeskundig Laboratorium.

112. nbsp;nbsp;nbsp;Als vervolg op mijne rapporten over Boosaardige dekziektenbsp;heb ik de eer U mede te deelen, dat ik mij den 12''nbsp;Juli 1901 ten tweede male naar Soemedang en Ban-dong begaf, ten einde meerdere gegevens te verzamelen.

113. nbsp;nbsp;nbsp;Over den hengst Blanco, No. 36 van het protocol (zienbsp;20 rapport) ontving ik reeds kort na mijn vertrek uitnbsp;Soemedang in Juni van het vorig jaar bericht, dat zichnbsp;urticaria-zwellingen hadden vertoond. Dank zij denbsp;welwillende medewerking van den eigenaar, den Regentnbsp;van Soemedang, heb ik gedurende mijn 2de reis van ditnbsp;dier vele gegevens kunnen verzamelen, welke de grootenbsp;overeenkomst, maar ook het niet minder belangrijke verschilnbsp;zullen aantoonen, tusschen de dekziekte door Schn. ennbsp;B. onderzocht en die in het Soemedangsche voorkomende.

114. nbsp;nbsp;nbsp;Voorts werd een vroeger aangekocht ziek paard, No. 19,nbsp;eigenaar Satjawidjaja, nader onderzocht, gedood ennbsp;geseceerd.

115. nbsp;nbsp;nbsp;Gedurende dit laatste verblijf in het Soemedangschenbsp;had ik ook gelegenheid nog andere dan de in hetnbsp;protocol vermelde gevallen van boosaardige dekziektenbsp;te zien. De verschijnselen verschilden niet van denbsp;vroeger reeds beschrevene; een hooge graad van magerte,nbsp;bleeke mucosae, eene zwelling aan den buik voor dennbsp;uier, beginnende parese van de achterste extremiteitennbsp;waren de voornaamste.

lii I

116. nbsp;nbsp;nbsp;Op de terugreis Bandong aandoende, ten einde nogmaals de beide gewezen dekhengsten No. 21, genaamd

-ocr page 33-

21

Doeket en No. 22, Djingga te onderzoeken, bevond ik, dat slechts n ervan, de laatste, een weinig in voe-dingstoestand was achteruit gegaan. Overigens kon nietsnbsp;bizonders worden waargenomen. Ook zouden geen vannbsp;beide, volgens verklaring van den Gouvernements-veearts,nbsp;den Heer Hubenet, gedurende het tijdperk van mijnnbsp;voorgaande en mijn laatste onderzoek eenig opmerkelijknbsp;ziekteverschijnsel hebben vertoond.

117. nbsp;nbsp;nbsp;Bij missive van den Directeur van B. B. ddo. 30 VInbsp;1900 No. 2908 werd een van beide dieren ter naderenbsp;bestudeering der ziekte, het Laboratorium aangeboden.nbsp;De keus welke, zou door reeds genoemden Gouvernements-veearts geschieden.

118. nbsp;nbsp;nbsp;De Heer Hubenet wees hiervoor aan den zwarten hengstnbsp;Doeket, daar hij den bruinen Djingga zelf wenschte tenbsp;behouden om proefdekkingen te doen verrichten, ten eindenbsp;de besmettelijkheid der ziekte door de cotus nader tenbsp;bestudeeren.

119. nbsp;nbsp;nbsp;Indien de uitkomsten daarvan worden openbaar gemaakt,nbsp;zullen zij eene gewenschte aanvulling vormen van denbsp;door het Laboratorium gepubliceerde gegevens, daarnbsp;proeven in die inrichting te Batavia veel te kostbaar zijn.

120. nbsp;nbsp;nbsp;De schimmel hengst B1 a n e o, No. 36 van het protocol, zounbsp;het laatst gedekt hebben in de maand April, vertoonde ongeveer eene maand later, den 15e'^ Mei, de eerste ziekteverschijnselen, n. m. 1. eene zwelling van de huid der genitalin.

27 V 1900. Het dier ziet er bepaald -vet uit, in de huid eenige knobbels, oogen frisch, mucosa van neus en mond uitstekend.nbsp;Conjunctivae iets geinjicieerd, praeputium en scrotum sterk gezwollen, kneedbaar. In het bloed uit het praeputium werd nnbsp;enkele trypanosoma gezien.

2 VI 1900. Toestand nagenoeg gelijk. Geen trypanosomen opgemerkt (zie protocol).

21 VI 1900. Ontving ik een schrijven, waarbij mij werd medegedeeld, dat eenige dagen na mijn vertrek van Soemedang op den 7en Juni de hengst voor het eerst ijrhcaria-verschijnselen vertoonde, n.m.1. licht verhevene, scherp omschrevene zwellingennbsp;in de huid, ter grootte van een gulden tot rijksdaalder, die na eennbsp;bestaan van eenige dagen wederom verdwenen. Van af den 19ennbsp;Juni tot 2en Juli zijn door den eigenaar aanteekeningen gehouden.

-ocr page 34-

22

19 nbsp;nbsp;nbsp;VI 1900. Vier dergelijke zwellingen op den rug achternbsp;de schouders, twee op de uitwendige vlakte van de linderdij.

20 nbsp;nbsp;nbsp;VI 1900. Alle verdwenen.

21 nbsp;nbsp;nbsp;VI 1900. Eene op de zijvlakte van den hals.

23 nbsp;nbsp;nbsp;VI 1900. Bijna verdwenen.

24 nbsp;nbsp;nbsp;VI 1900. Nog een weinig te zien, verder nieuw bijgekomen;nbsp;eene in de rechter lies, twee nabij den rechter heuphoek, tweenbsp;op de rechter zijvlakte der borst.

25 nbsp;nbsp;nbsp;VI 1900. Die op de borst verdwenen.

20 VI 1900. Op de linker zijvlakte der horst nieuwe.

28 VI 1900. Alle weg behalve de nieuwe van den 26 VI.

I nbsp;nbsp;nbsp;VII1900. Alle weg.

Gedurende deze periode was het dier volmaakt gezond,

13 VII1900. Werd do hengst door mij zelven onderzocht.

Het dier ziet frisch uit de oogen. Mucosae normaal. Voe-dingstoestand goed. Liesklieren even te voelen, llartstooten krachtig en kalm. Gang normaal. Robe minder glanzend dan vroeger. Ziet er heden minder goed gepoetst uit. In de huid hier en daarnbsp;een enkel hard knobbeltje. Op de rechter bil eene mooie cirkelronde, zeer licht verhevene, maar scherp geteekende plek vannbsp;de grootte eens rijksdaalders, gelijkende op het litteeken van eennbsp;oud brandmerk. De plek voelt harder aan dan de omgeving.

Op de vraag hoe de vroegere huidzwellingen waren, waarvan aanteekeningen waren gehouden, werd op de boven beschrevenenbsp;als een voorbeeld gewezen.

Praeputium en scrotum flink gezwollen, bezaaid met witte vlekjes. Men vindt deze ook in de perineaalstreek. Onder aan den buiknbsp;eene dikke, deegachtige zwelling, veroorzaakt door oedeem in denbsp;subcutis, kopende van af het praeputium tot de borst vlaknbsp;achter de voorbeenen.

Een onderzoek naar trypanosomen in het bloed uit het midden van de beschrevene, cirkelronde zwelling, in dat uit de gezwollennbsp;kokerhuid en uit de huid van het oor viel negatief uit.

II nbsp;nbsp;nbsp;VII 1900. De toestand van het dier is ongeveer dezelfdenbsp;als die van gisteren. De cirkelronde zwelling heeft zich uitgebreid, werd daarbij iets minder scherp. Het bloed uit die pleknbsp;bevatte wederom geene trypanosomen, maar wel zeer vele kleine,nbsp;lichtbrekende korreltjes. Ook het bloed uit de hier en daarnbsp;voorkomende kleine, harde, huidknobbeltjes bevatte geene parasieten, doch vele leucocyten. Het circuleerende bloed uit denbsp;normale huid gaf evenmin trypanosomen te zien.

15 VII 1900. Algemeene toestand als gisteren. De cirkelronde plek op de dij is nu ter grootte van een kleinen theeschotel.

-ocr page 35- -ocr page 36-

13 VII





15 VIL





21 VII

Oedema aan den buik sterk teruggegaan; genitalin sterk gexwollen.

Urticaria bixonder duidelijk.




22 VII Het grootste gedeelte der Urlicaria-xwellingen verdwenen.

24 nbsp;nbsp;nbsp;VII Bijna, alle verdioenen,

25 nbsp;nbsp;nbsp;VII Nieuwe hijgekomen.


N B, Het gearceerde wijst de xwelling van buik en genitalin aan.


-ocr page 37-

23

Boven deze, een weinig achterwaarts, eene nieuwe, van de grootte eens rijksdaalders. In de linker liesplooi eene zeer dikke, dienbsp;zachter voelt, dan die op de dijen. De grootte is ongeveer dienbsp;van een handpalm. Daarboven, een weinig meer naar voren,nbsp;eene andere rijksdaaldergroote. Op de linker zijvlakte der borstnbsp;een tweetal guldengroote. Op de rechter zijvlakte eenige kleinerenbsp;en n grootere.

Een onderzoek naar trypanosomen gaf, toen minder diep dan de vorige dagen werd geprikt en instede van bijna zuiver bloed,nbsp;de eerste uitgeperste lymphedruppel werd onderzocht, vooralnbsp;in de nieuwere zwellingen, positieve resultaten.

Hierneven eenige schetsen, welke de verbreiding en veranderingen der voornaamste urticaria-zwellingen en van het oedeem van buik en genitalin gedurende ruim eene weeknbsp;aangeven. De omvang der zwellingen is naar verhoudingnbsp;der lichaamsgrootte van het dier wel wat groot aangegeven.

De temperatuurwaarnemingen gedurende het onderzoek verricht zijn de volgende:

DATA.

12 uur

s middags.

6 uur s namiddags.

16 Juli.......

37.8

38.5

17 nbsp;nbsp;nbsp;.......

37.7

37.7

18 .......

37.1

38.2

19 nbsp;nbsp;nbsp;.......

37.4

37.8

20 .......

37.4

21 .......

37.7

37.6

22 .......

38.

37.9

23 nbsp;nbsp;nbsp;.......

37.4

37.8

24 nbsp;nbsp;nbsp;.......

37.7

25 nbsp;nbsp;nbsp; ......

37.5

-ocr page 38-

24,

Na den 25quot; Juli werd het paard niet meer door mij geobserveerd. Den 7quot; December had ik echter het genoegen van den eigenaar wederom eenig bericht te mogen ontvangen.nbsp;Gedurende den verloopen tijd was de voedingstoestand eennbsp;weinig achteruit gegaan. De urticaria-zwellingen hadden zichnbsp;het laatst vertoond in October. De oedemateuse zwellingnbsp;aan borst en buik was verdwenen, doch aan de genitalinnbsp;bestond ze nog in geringe mate. Geen oedeem aan de extremiteiten. Gang normaal.

121.

De urticaria-zwellingen, welke bij B1 a n c o werden waargenomen, zijn alle van het zelfde type; zeer weinig boven het niveau der huid verheven, scherp begrensdnbsp;en tamelijk vast. Knipt men de haren weg op dienbsp;plek en de omgeving, dan verdwijnen de vroeger zoonbsp;duidelijke grenzen en ze zijn slechts door betasten nognbsp;te herkennen. Die lichte zwellingen breiden zich uit.nbsp;Het centrale meer oudere gedeelte kan onderwijl totnbsp;het normale terugkeeren Hun ouderdom is zelden meernbsp;dan 2, 3 of 4 dagen. Zij verdwijnen meestal volkomen.

Het beste krijgt men de zwellingen te zien na een konden nacht en ochtend, gedurende den loop van den dag, bijnbsp;het warmer worden tusschen 911 uur. Men kan dan denbsp;bestaande zwellingen zich duidelijker zien afteekenen,nbsp;terwijl op andere plekken tijdens het onderzoek flauwere,nbsp;nieuwere opkomen. Oude, die eerst niet meer te vindennbsp;waren, kunnen dan wederom te voorschijn treden.

De zwellingen verschillen onderling zeer in grootte; de kleinste hebben ongeveer den omvang van een gulden, denbsp;grootste dien van een theeschotel en meer. Ook kunnennbsp;meerdere zwellingen conflueeren en een samengesteldnbsp;gelobde figuur vormen. Hoe uitgebreider zij echter zijnnbsp;des te vlakker.

De dikte en resistentie der zwellingen varieeren ook naar de plaats, waar ze voorkomen. Boven op de kroupnbsp;en de lenden zijn ze bizonder vast, weinig verheven.nbsp;Die in de huid der liesplooi daarentegen zijn veel weekernbsp;en dikker.

-ocr page 39-

25

Wanneer men zoon urticaria-zwelling oppervlakkig prikt, komt na eenigen tijd een drupje bloed te voorschijn. Wordt echter onmiddellijk na de verwonding denbsp;omgeving van het wondje geknepen, dan verschijnt uitnbsp;de opening eerst een weinig heldere lymphe en evennbsp;later bloed. Indien men dus geschikt te werk gaat,nbsp;kan lymphe en bloed nagenoeg gescheiden van elkandernbsp;worden verzameld en onderzocht. Op sommige plekjesnbsp;in dezelfde zwelling krijgt men onmiddellijk een flinkenbsp;bloeding. Prikt men te diep zoo wordt de kans, omnbsp;lymphe en bloed afzonderlijk te verkrijgen, kleiner.

De urticaria-zwellingen kunnen, wat betreft het leveren van lymphe of bloed, onderling zeer verschillen. Denbsp;meeste, vooral de dikke, scherp geteekende, leverennbsp;gemakkelijk een drupje lymphe. Bij andere krijgt mennbsp;haast bij eiken prik eene rijkelijke bloeding. Anderenbsp;weer, n. m. 1. die voorkomende op plekken, waar de huidnbsp;strak gespannen is, zooals op kroep en lenden, gevennbsp;bijna geene lymphe of bloed. Bij eene zwelling daarnbsp;ter plaatse kon ik eens herhaaldelijk ruim 1/2 c.M.nbsp;diep de huid verwonden, zonder in de eerste minutennbsp;eenig vocht te verkrijgen. Zelfs bij hard knijpen vannbsp;de omgeving van het wondje verscheen slechts weinignbsp;bloedig vocht aan de opening.

122.

Na het uitknijpen zwelt het mishandelde gedeelte langzaam aan nog meer dan te voren. Zoo'n pleknbsp;levert eene tweede maal natuurlijk rijkelijker lymphe.nbsp;Onderzoekt men de lymphe van jonge zwellingen ofnbsp;wel van het zich langzaam uitbreidende randgedeelte vannbsp;oudere, dan gelukt het veelal daarin trypanosomennbsp;te vinden, soms zelfs vele. Nimmer zag ik ze echternbsp;in zoon groot aantal als het bij Surra in het circu-leerende bloed mogelijk is. Zoekt men de parasietennbsp;in het bloed der urticaria-zwellingen, dat spontaannbsp;na het prikken onmiddellijk rijkelijk te voorschijnnbsp;kan treden, of wel eerst nadat door het knijpen denbsp;lymphe uit het wondje is verwijderd, zoo treft mennbsp;er slechts uiterst weinige of meestal geene aan.

-ocr page 40-

26

Hieruit moet men dus besluiten dat trypanosomen hunne woning niet in het lumen der bloedvaatjes, maar daarnbsp;buiten in lymphespleten hebben. De zwelling, die na hetnbsp;uitknijpen in grootere mate terugkeert, levert wel veelnbsp;lymphe, maar zeer weinige of in het geheel geenenbsp;parasieten, een bewijs, dat de lymphe uit de omgevingnbsp;van het mishandelde gedeelte gemakkelijk en in ruimenbsp;mate naar het laatste kan toestroomen, doch daarbij denbsp;parasieten niet licht van hunne oorspronkelijke plaatsnbsp;mcdesleept. De lymphe uit de oude zwellingen gevennbsp;meestal geene of slechts zeer weinige trypanosomen tenbsp;zien. Daarentegen vindt men vaak een groot aantalnbsp;sterk lichtbrekende korreltjes.

De kleine ronde, harde knobbeltjes of bultjes in de huid, die niet aan urticaria zijn te wijten, gaven nooitnbsp;lymphe, waarin parasieten te vinden waren, wel velenbsp;leucocyten. Enkele malen vond ik ook in de lymphenbsp;der urticaria-zwellingen een groot aantal leucocyten, nunbsp;eens gelijktijdig met weinige, dan weder zonder parasieten.

123.

Gedurende het onderzoek werd ook het circuleerende bloed herhaaldelijk aan een onderzoek onderworpen,nbsp;evenzoo dat uit de huid der gezwollen genitalin. Geennbsp;enkele maal werd echter eene trypanosoma aangetroffen.nbsp;De trypanosomen bij den hengst Blanco gevonden,nbsp;waren haast niet van die der Surra te onderscheiden, d.w.z.nbsp;in levenden toestand waargenomen. Toch meen ik enkelenbsp;kleine verschillen te hebben opgemerkt. Zij lijken mijnbsp;namelijk iets kleiner toe en minder bewegelijk, en klevennbsp;met den punt van hun geesel gemakkelijker aan het glasnbsp;vast. Onderling verschillen zij ook zeer in grootte. Denbsp;volgroeide kunnen ongeveer 2 maal de lengte der kleinstenbsp;bereiken. Enkele overlangsche tweedeelingsvormen,nbsp;evenals bij Surra aan het geeseleinde beginnende, werdennbsp;duidelijk tvaargenomen. Andere exemplaren hadden eennbsp;bizonder dik lichaam met korten geesel en waren weinignbsp;bewegelijk. Het lichaam zelf was, instede van gestrekt,nbsp;spoelvormig, meer onregelmatig ovaal met spitse eindennbsp;aan de poolen. Een enkele ruitvormige parasiet zonder

-ocr page 41-

27

geesel, een drietal sterk lichtbrekende ovale lichaampjes bevattende, werd mede waargenomen

124. nbsp;nbsp;nbsp;Het maken van voor Romanowsky-kleuring geschiktenbsp;praeparaten ter nadere bestudeering van den bouw dernbsp;parasiet, wat bij Surraparasieten bevattend bloed zoonbsp;eenvoudig is, levert met de lymphe der urticaria-zwellingen onaangename bezwaren op. Die lymphe n. m. 1.nbsp;laat zich op het glas niet zoo goed in een geschikt,nbsp;matig dun laagje uitstrijken, daar ze te waterig is ennbsp;niet zoo snel opdroogt. Als gevolg daarvan moetnbsp;men zeer dun uitstrijken om de parasiet vlak op hetnbsp;glas te doen aandrogen, doch dan kwetst en misvormtnbsp;men haar zeer licht. De lymphe bevat nooit eenenbsp;overmaat van trypanosomen, zoodat bij het zeer dunnbsp;uitstrijken slechts een enkele parasiet of eenigenbsp;zeer verspreid op een geheel dekglas achterblijven,nbsp;wat natuurlijk voor een behoorlijk onderzoek uiterstnbsp;bezwarend is.

Neemt men de lymphe-laag dikker, dan gaat het drogen langzamer, zoodat de parasiet tijd vindt haarnbsp;uitgestreken vorm te herstellen. Men ziet dan in hetnbsp;praeparaat dunne slanke diertjes, waarvan de bouw zeernbsp;moeielijk is waar te nemen. De beste praeparaten verkrijgt men door de lymphe met ongeveer eene gelijke hoeveelheid bloed te vermengen en daarna uit te strijken. Dochnbsp;zulke bevatten gewoonlijk slechts zeer weinig parasieten.

Tengevolge der boven beschreven bezwaren is het mij niet gelukt eene enkelen deelingsvorm in Romanowsky-kleuring waar te nemen. De gewone normaalvorm schijnt in bouw niet te verschillen van de parasietnbsp;der Surra. Eene Wassiljewsky-kleuring kon ik dezenbsp;maal niet verkrijgen.

125. nbsp;nbsp;nbsp;Met de parasieten houdende lymphe werden de volgendenbsp;dieren gent.

Hondje IX nbsp;nbsp;nbsp;^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;15nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Juli cutaan en subcutaan, 25 Juli nogmaals.

Bruine rat nbsp;nbsp;nbsp;Inbsp;nbsp;nbsp;nbsp;1nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;16nbsp;nbsp;nbsp;nbsp; subcutaan, naderhand nog vele malen.

Konijn X nbsp;nbsp;nbsp;j.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;17nbsp;nbsp;nbsp;nbsp; een weinig lymphe in de vulva ge

druppeld, 21 Juli nogmaals.

-ocr page 42-

28

Bruine rat nbsp;nbsp;nbsp;IInbsp;nbsp;nbsp;nbsp;4-nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;18nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Julinbsp;nbsp;nbsp;nbsp;subcutaan,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;22nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Juli nogmaals.

Hondje X nbsp;nbsp;nbsp;19nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;subcutaan,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;21nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;en 25 Juli nogmaals.

Konijn XI nbsp;nbsp;nbsp;4^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;21nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;aan den wortel van het oor subcutaan.

Bruine rat III nbsp;nbsp;nbsp;4-nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;22nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;subcutaan.

Tjileles (eekhoornsoort) 4- 22 Juli subcutaan.

Jonge hengst 4- 23 Juli herhaalde malen in en onder de huid voor het schouderblad. 25 Juli nogmaals herhaalde malen.

126.

127.

De bruine hengst Boejoet, No. 35 van het protocol, eigendom van den Regent van Soemedang, vertoondenbsp;tijdens mijn tweede rei.s niets meer dan de vorige maal.nbsp;Het dier was nog even gezond en krachtig.

Van de vroeger aangekochte schimmelmerrie, No. 19 van het protocol, werden nog de volgende aanteekeningennbsp;verkregen:

13 nbsp;nbsp;nbsp;VII 1900. Het achterstel scheen bizonder vermagerd. Aannbsp;den voorrand van den rechter darmbeenshoek verscheidene fis-telopeningen, die een afschuwelijk stinkende, op beencaries wijzende etter produceerden. Het rechterbeen geheel stijf. Hetnbsp;dier kon hierop nauwelijks staan.

14 nbsp;nbsp;nbsp;VII 1900. Heden nacht neergevallen. Rectaaltemperatuurnbsp;37quot;. G. Tal van versche bloedpraoparaten uit de verschillendenbsp;deelen van het lichaam, doch hoofdzakelijk uit de genitalinnbsp;onderzocht op trypanosomen. Geen succes.

Gedood door een schot. Obductie.

(Verloop der fistels, herkomst der pus niet nader onderzocht).

Inwendige schouwing.

Spierstelsel een weinig lakkleurig.

Lies- en boegklieren (behalve die van het zieke been) normaal. Plexus et nervus Ischiadicus niets bizonders.

Hoofd en hals; mucosae van mondholte en trachea normaal.

Borstorganen :

Pleura- en per i car di a a Ih o 1 te bevatten een weinig sereus helder vocht.

Hart: slecht samengetrokken; oppervlakte vlekkig rood getint. Hartspier: op doorsnede vlekkig en troebel, murw.

Longen: Goed samengevallen, normaal.'

Buikorganen:

Buikholte, bevat een weinig helder sereus vocht.

-ocr page 43-

29

Peritoneum, omentum, mesenterium; normaal,

Lymphe klier en; niets bizonders.

Klieren: Kapsel goed loslatende. Op doorsnede: schorsgedeelte opvallend geelbruin van kleur, overigens normaal.

Pancreas: normaal.

Lever: oppervlakte bruinachtig paarsch, met tal van witte en geelaclitige knobbeltjes. Op doorsnede: bruinrood, weefsel vast ennbsp;bezaaid met reeds vermelde knobbeltjes.

Milt; lijkt mij iets dikker dan normaal toe. Lengte- en breedte-afmetingen kleiner dan gewoonlijk. Op doorsnede: pnlpa, donker roodbruin, vast; follikels, ter grootte van een speldekop; balkenweefsel,nbsp;matig zichtbaar.

Maag: normaal.

Pisblaas: normaal.

De vertakkingen der groote vaten in het bekken bevatten zeer dunne, donkerroode, gecoaguleerde bloedrcstes.

De GESn.iVCHTSORGANEN.

Onder aan het rechter labium majus eene oppervlakkige, onregelmatige zweer met scherp begrensden rand en korreligen bodem. Mucosa dernbsp;vulva, nu, na den dood, nog flink rood, vooral wat dieper in en in denbsp;vagina. De clitoris en de beide verhevenheden terzijde en boven ervannbsp;zijn gezwollen en goed geprononceerd, ten gevolge van eene infiltratienbsp;der mucosa en submucosa. Onder de clitoris vormt de mucosa eennbsp;blinden zak, welke geheel gevuld is met eenen zwarten stopverfachtigennbsp;inhoud.

Cektra.al zenuwstelsel.

Hersenen en verlengde merg: niet onderzocht.

Ruggemergsholte. De basale vaten sterk gevuld, meer in het bizonder in het achterste gedeelte.

Ruggemerg is stevig en vast tot aan de halszwelling toe, daarna tot aan de lendenzwelling iets zachter, met hier en daar weekerenbsp;gedeelten. Het middelste stuk van de laatste zwelling is ook bizondernbsp;week. Zoowel de vaatjes van de oppervlakte als in het merg zijn hiernbsp;sterk opgespoten.

Op doorsnede vertoont de teekening van het ruggemerg tot aan de halszwelling geene afwijkingen. In dit gedeelte is de grauwe substantie een weinig roodachtig; in den aan vang van het ruggedeelte, meernbsp;naar achteren, bezit slechts de linker voorste boom van de grauwenbsp;substantie eene vlekkig roode tint. Nog meer achterwaarts vindt mennbsp;pp enkele plaatsen in de linker helft van het centrale gedeelte dernbsp;X-vormige teekening eene roode vlek en geelaclitige strengen in denbsp;hoornen. In het begin van de lendenzwelling is de grauwe substantie nietnbsp;symetrisch. De rechter hoornen zijn smaller en onduidelijker als die aannbsp;de linkerzijde. Daarna wordt do teekening weder duidelijker en normaal.

-ocr page 44-

30

128. Vergelijkt men de bij deze obductie aangetroffen veranderingen met die bij vroegere gevonden, dan vallen de volgende opmerkelijke verschillen op, n. m. 1. de afwezigheid der gelatineuse massa in het verloop van denbsp;zenuwen der heupvlecht en meer in het bizonder vannbsp;den N. Ischiadicus. Evenzoo is deze massa niet gevondennbsp;in het achterste gedeelte van het ruggemergskanaal.nbsp;In het ruggemerg zelf werden geen verweekingshaardennbsp;aangetroffen.

Men heeft hier waarschijnlijk met een genezen of wel nog niet genoeg gevorderd geval te doen. Hetnbsp;neervallen van het dier zal dan ook niet moeten worden toegesehreven aan de vordering der dekziekte alsnbsp;wel aan uitputting tengevolge der bestaande fistels.

129.

De zwarte hengst Doeket, No. 22 van het protocol, gaf te Weltevreden het volgende te zien.

De koker bleef gedurende het grootste deel van den tijd flink gezwollen; hoewel kneedbaar werd de zwellingnbsp;met den tijd vaster. Het scrotum daarentegen verkreegnbsp;gaandeweg weder den normalen vorm. Gedurende denbsp;laatste maanden, sinds het paard geregeld werk verricht,nbsp;is ook de koker veel geslonken.

Toen het dier nog op stal stond, kon men vr het praeputium onder aan den buik gewoonlijk eene vuist-groote of iets kleinere zwelling waarnemen. Somtijdsnbsp;echter nam deze in grootte toe en reikte strengvormignbsp;tot bijna aan het schubkraakbeen.

Bij het aanprikken ontlastte zich uit de subcutis een barnsteenkleurig, helder vocht.

Behalve deze zwelling, ontstaan en verdwijnen weer, op de buik- en borstvlakte nu en dan kleinere ternbsp;groote van een okkernoot of aardappel, welke eveneensnbsp;veroorzaakt worden door eene infiltratie van de subcutis.nbsp;De grenzen van deze plotseling opkomende zwellingennbsp;zijn niet zoo schoon gemarkeerd als de reeds beschreveanbsp;urticaria. Ook zijn zij veel meer promineerend ennbsp;daarbij koepelvormig gebogen. Enkele meer vlakkerenbsp;werden ook op de kroepvlakte waargenomen. Bij het

-ocr page 45-

31

aanprikken van de opgebogen huid stroomt onmiddellijk rijkelijk bloed uit, zelden gelukt het uit de wondopeningnbsp;door drukken vooraf een lymphedruppel te verkrijgen.nbsp;Ook hierdoor onderscheiden zich dus deze zwellingennbsp;van die door urticaria bij Blanco veroorzaakt.

Een onderzoeTc naar trypanosomen viel steeds negatief uit.

De algemeene toestand van het dier laat niets te wenschen over. De geslachtsdrift is slechts matignbsp;ontwikkeld. Wel wordt nu en dan de penis uhgesehachtnbsp;en treedt eene goede erectie op, doch nooit komt hetnbsp;tot eene ejaculatie.

130. De gente jonge hengst kreeg reeds eenige dagen na de inoculatie eene zwelling van het regionairenbsp;boegklier-pakket, dat na eene week de maximum groottenbsp;bereikte, ongeveer die van eene okkernoot. Deze zwelling,nbsp;hoewel gevoelig te noemen, was niet bijzonder pijnlijk,nbsp;bleef ruim een veertien dagen stationair en nam daarnanbsp;slechts langzaam af. Eerst een drietal maanden na denbsp;enting waren de klieren weder volkomen normaal.

In Mei 1901, dus bijna een jaar na de eerste inoculatie, en ongeveer een half jaar nadat het dier voor eenenbsp;proefenting met malleus had dienst gedaan, ontstondnbsp;onder aan den buik een handbreede oedemateuse plek.nbsp;In dien langen tusschentijd vertoonde het dier geennbsp;enkel symptoom, dat op dekziekte wees. Thans isnbsp;ook de laatstgenoemde zwelling weder verdwenen.

Nooit werd bij dit dier een trypanosoma aangetroffen.

Het lot van de geente honden, cavias en konijnen is in de volgende lijst te vinden.

-ocr page 46-

32


33


I-iUST 'V'AISr


Diersoort

en

Nummer.

Datum

der

enting.

OP WAT WIJZE EN

WAARMEDE GENT.

VERSCHIJNSELEN.

Hondje nbsp;nbsp;nbsp;I

15 V.

Subcutaan 20 c.c. juge-lairbloed van den bruinen hengst, DJiiigga.

Volkomen gezond, bloed onderzoek steeds negatief.

Hondje II

22 V.

Subcutaan 40 c.c. juge-lairbloed en een weinig verweekt merg van paardnbsp;No. 13.

Vertoonde de eerste 2 maanden geen ziekteverschijnselen, werdnbsp;daarna anaemisch en vermagerde, terwijl ook een bloedignbsp;slijm ontlast werd.

Bloedonderzoek steeds negatief-

Hondje III O')

23 V.

Subcutaan 1/4 c-c- bloed uit de gezwnllen mucosanbsp;der vulva van Merrie No.nbsp;19, dat te voren trypano-sonien te zien gaf.

Vertoonde geene ziekteverschijnselen gedurende een 2-tal maanden. Ging daarna ondernbsp;dezelfde verschijnselen achteruitnbsp;als hond H en stierf ten slotte.nbsp;Bloedonderzoek steeds negatief.

Hondje IV

29 V.

Subcutaan 50 c.c. juge-lairbloed van paard No. 38.

Stierf plotseling na gedurende eene maand volkomen gezondnbsp;te zijn geweest. Bloedonderzoeknbsp;steeds negatief.

Hondje V

31 V.

Subcutaan 2 c.c. bloed van konijn 1.

Bleef gedurende 2 maanden gezond en stierf ten slotte alsnbsp;Hond 11. Bloedonderzoek steedsnbsp;negatief.

Hondje VI

2 VI.

Subcutaan 40 c.c. juge-lairbloed van paard No. 35

lloejoeL

Als hond V.

Hondje VII Q

2 VI.

Subcutaan 40 c.c juge-lairbtoed van paard No. 36,

Blanco.

Was de eerste maanden volkomen gezond, vermagerde daarni') werd anaemisch, had een slijmig*^nbsp;bloedige afgang. Bloedonderzoeknbsp;steeds negatief.

Hondje VIII

11 VI.

Subcutaan met 10 c.c. bloed van konijn VII, datnbsp;gedood werd.

Eerst gezond, daarna gestorven onder anaemische verschijnselen-Bloedonderzoek steeds negatief.

Hondje IX Q

15 VIL 1 25 VIL i

Cutaan en subcutaan met lymphe en bloed uit denbsp;urticaria zwellingen.

Geene ziekteverschijnselen fo' September. Bloedonderzoek steedsnbsp;negatief.


1) Q Het teeken, om de aandacht te vestigen op het feit, dat by het dier, waarvan het entmateriaal afkomstig was, trypanosomen zijn waargenomen.


Gestorven.


18. viij


^6. VUL


29. VI.


of VIII.


9. XI.


? VIII.


Tijdsverloop tussclien doodnbsp;en entincr.


gt; dagen.


85 dagen.


31 dagen.


2 maanden,


99 dagen.


2 maanden.


'IXlv, Afl. 1

1901.


OBDUCTIE OF DOODS-OORZAAK.


Tal van bloedingen in den darmwand. Darmen voornamelijk de dikke, gevuldnbsp;met eene zwartachtige, dik strooperige,nbsp;bloedige faeces ma.ssa. Dunne darmennbsp;bevatten bloedig slijm en duizendennbsp;anchylostonien.

Idem hierboven.


De obductie gaf niets bizonders te zien


Obductie als II en III.


Anchylostonien (II-III).


Obductie als II en III.


Anchylostonien (II en III).


Werd 20, YI nogmaals .J, met bloed van konijn VIII; ddquot;.nbsp;18 VII voor anderenbsp;proeven gebezigd


na 2 maanden gebruikt voor andere proeven.


-ocr page 47-

X^IJ-ST


Diersoort

en

Nummer.

Datum

der

enting.

OP WAT WIJZE EN WAARMEDE GENT.

YERSCHIJNSELEN.

Hondje nbsp;nbsp;nbsp;I

15 Y.

Subcutaan 20 c.c. juge-lairbloed van den bruinen hengst, DJiiigga.

Yolkomen gezond, bloed onderzoek steeds negatief.

Hondje H

22 V.

Subcutaan 40 c.c. juge-lairbloed en een weinig verweekt merg van paardnbsp;No. 13.

Yertoonde de eeiste 2 maanden geen ziekteverschijnselen, werdnbsp;daarna anaemisch en vermagerde, terwijl ook een bloedignbsp;slijm ontlast werd.

Bloedonderzoek steeds negatief

Hondje III O')

23 Y.

Subcutaan 1/4 c.c. bloed uit de gezwollen mucosanbsp;der vulva van Merrie No.nbsp;19, dat te voren try panosomen te zien gaf.

Yertoonde geene ziekteverschijnselen gedurende een 2-tal maanden. Ging daarna ondernbsp;dezelfde verschijnselen achteruitnbsp;als hond 11 en stierf ten slotte.nbsp;Bloedonderzoek steeds negatief

Hondje lY

29 Y.

Subcutaan 50 c.c. juge-lairbloed van paard No. 38.

Stierf plotseling na gedurende eene maand volkomen gezondnbsp;te zijn geweest. Bloedonderzoeknbsp;steeds negatief

Hondje Y

31 Y.

Subcutaan 2 c.c. bloed van konijn I.

Bleef gedurende 2 maanden gezond en stierf ten slotte alsnbsp;Hond II. Bloedonderzoek steedsnbsp;negatief.

Hondje YI

2 YI.

Subcutaan 40 c.c. juge-lairbloed van paard No. 35

Botjoet.

Als bond Y.

Hondje YII Q

2 YI.

Subcutaan 40 c.c juge-lairbloed van paard No. 36,

Blanco.

Was de eerste maanden volkO' men gezond, vermagerde daarnh)nbsp;werd anaemisch, had een slijmigrnbsp;bloedige afgang. Bloedonderzoeknbsp;steeds negatief.

Hondje YIII

11 YI.

Subcutaan met 10 c.c. bloed van konijn YII, datnbsp;gedood werd.

Eerst gezond, daarna gestorven onder anaemische verschijnselen-Bloedonderzoek steeds negatief

Hondje IX Q

15 YII. 1 25 YII. j

Cutaan en subcutaan met lyrnphe en bloed uit denbsp;urticaria zwellingen.

Geene ziekteverschijnselen tn' September. Bloedonderzoek steedsnbsp;negatief.


1) Q Het teeken, om de aandacht te vestigen op het feit, dat bij het dier, waarvan het entmateriaal nbsp;nbsp;nbsp;*

afkomstig was, trjpanosomen zijn waargenomen.


-ocr page 48-

34


35


LTJ-ST VA.3Sr


Diersoort

en

nummer.


Datum

der

entinEf.


OP WAT WLIZE EN WAARMEDE GENT.


Hondje

X 0

19 VII.

Met lymphe en bloed van urticaria zwellingen.

21, 25 VIL

Cavia

I.

15

V.

Subcutaan '/, c.c. bloed hengst No. 22 Dingga.

II.

18

V.

Subcutaan '/, c.c. bloed hengst No. 21 Docket.

Konijn

I.

21

V.

Scarificatie en genfecteerd met bloed uit mucosa vulva paard No. 13.

II.

21

V.

Subcutaan een paar druppels bloed uit de oorhuid van paard No. 13.

III.

22

V.

Subcutaan 1 c.c. jugelair-bloed van paard No. 13 en een weinig verweekt merg.

IV. 0

23

V.

Scarificatie van beide ooren, genfecteerd metnbsp;vaginaal secreet van paardnbsp;No. 19 in het bloed uit denbsp;vulva werden trypanosomen aangetrolfen.

))

V. 0

26

V.

Subcutaan 74 c-c. bloed uit de gezwollen vulvanbsp;mucosa van voorgaandnbsp;paard.

))

VI. 0

27

V.

Subcutaan *7 c.c. bloed uit de gezwollen koker-huid van hengst 36, evennbsp;te voren daarin een trypanosoma waaigenomen.

VII.

29

V.

Subcutaan een weinig verweekt ruggemerg vannbsp;paard No. 38.

gt;

VHI.

1

VI.

Subcutaan 3 c.c. juge-lairbloed van konijn I on-middelijk na den dood.

25 V. reeds iets mager. 31 sterk vermagerd. Bloedonderzoek op trypanosomen steedsnbsp;negatief.

Geene. Bloedonderzoek negatief-

Geene bepaalde ziekteverschijnselen vertoond, slechts vermagering. Bloedonderzoek steeds negatief.


VERSCHIJNSELEN.

Dit dier stierf vermagerd en anaemisch.

Bloedonderzoek steeds negatief-Geene. Bloedonderzoek negatiei-


Geene bepaalde ziekteverschijnselen vertoond, slechts vermagerd. Bloedonderzoek steeds negatief.

Vermagerd, overigens niets bi-zonders. Bloedonderzoek negatief-


7 VI erg vermagerd, 11 zeer zwak nioribunt gedood-Bloedonderzoek steeds negatief-

7 VI duidelijk vermagerdj 20 VI zeer mager en zwak)nbsp;als verlamd moribunt. Gedood-Bloedonderzoek steeds negataif-


f^estor


ven.


30. IX.


VI.


*^erl onver-

quot;'achts.


25. VI,


11.


VI.


20.


VI.


Tijdsverloop tusschennbsp;enting en dood.


73 dagen.


11 dagen.


leefde een volle 3 maanden.


33 dagen.


21 dagen.


25 dagen.


13 dagen.


19 dagen.


OBDUCTIE, DOODS-OORZAAK.


Obductie als II en III.


Subcutis vochtig, idem buikorganen, blaas flink gevuld, overigens niets bi-zonders.


Geene obductie.


Subcutis, peritoneum droog, vaten der buikorganen geinjicieerd. Overigensnbsp;niets bizonders.


Obductie gaf niets bizonders te zien.


Idem boven.


Idem boven.


Na 3 maanden voor andere proeven gebezigd.


Bloed gent) Konijn VIII. 31 V.nbsp;Hondje V. )


Aanteekening in het ongereede.


Bloed 4- op konijn IX dd. 21 VI.


Gedood bloed 4. bij hond VIII.

Bloed op hond I


-ocr page 49-

7 VI erg vermagerd, 11 zeer zwak moribunt gedood-Bloedonderzoek steeds negatief

7 VI duidelijk vermagerdi 20 VI zeer mager en zwak;nbsp;als verlamd moribunt. Gedoodnbsp;Bloedonderzoek steeds negataif

VIII.

1 VI.

Scarificatie en genfecteerd met bloed uit mucosa vulva paard No. 13.

Subcutaan een paar druppels bloed uit de oorhuid van paard No. 13.

Subcutaan 1 c.c. jugelair-bloed van paard No. 13 en een weinig verweekt merg.

Scarificatie van beide ooren, genfecteerd metnbsp;vaginaal secreet van paardnbsp;No. 19 in het bloed uit denbsp;vulva werden trypanoso-men aangetroffen.

Subcutaan c.c. bloed uit de gezwollen vulvanbsp;mucosa van voorgaandnbsp;paard.

Subcutaan */, c.c. bloed uit de gezwollen koker-huid van hengst 36, evennbsp;te voren daarin een trypanosoma waargenomen.

Subcutaan een weinig verweekt ruggenierg vannbsp;paard No. 38.

Subcutaan 3 c.c. juge-lairbloed van konijn I on-middelijk na den dood.

LTJST

25 V. reeds iets mager. 31 V. sterk vermagerd. Bloedonder-zoek op trypanosomen steedsnbsp;negatief.


-ocr page 50-

36

LIJST -VAIT

Diersoort

en

Nummer.

Datum

der

enting.

OP WAT WIJZE EN

WAARMEDE GENT.

VERSCHIJNSELEN.

Konijn IX.

21 VI.

Subcutaan 5 c.c. juge-lairbloed van konijn VI.

Geene verschijnselen.

nbsp;nbsp;nbsp;X.O

17 Vil. 21 VII.

In de vulva trypanosomen houdende lymphe en bloed gedruppeld van

Blanco.

Goene verschijnselen.

nbsp;nbsp;nbsp;XI. 0

21 VII.

Subcutaan aan den wortel van het oor trypanosomen houdend bloed en lym-phe van Blanco ingespoten.

Slechts wat vermagering.

Van Konijn No. IX werd nog eene, Tcat gent, die een maand later bezweek, tengevolge eener heftige anehy-lostoma-invasie. Geen oogenblik werden bij dit diernbsp;trypanosomen gevonden.

Van de gente bruine ratten stierf veertien dagen later No. 1 zonder vooraf ziekteversebijnselen te hebbennbsp;vertoond. De obductie leverde niets bizonders. De tweenbsp;overige waren zes weken later oogenschijnlijk nog volkomen gezond. Gedurende al dien tijd leverde het onderzoek naar trypanosomen negatieve resultaten.

De Tjills stierf een maand later zonder opvallende ziekteverschijnselen en zonder parasieten in het bloednbsp;vertoond te hebben.

Ook een 4 tal witte en bonte muizen werden gent, en wel van de konijnen VII, VIII en IX, respectievelijknbsp;n, twee en n. Slechts een muisje, van het tweetal,nbsp;genfecteerd met bloed van VIII, gaf duidelijke verschijnselen te zien: ruige haren, muco-pus in de kleinenbsp;vochtige oogjes, vermagering en ten slotte den dood,nbsp;De overige der drie kregen wel vochtige oogen en ietwatnbsp;ruig haar, maar herstelden volkomen. Geen enkele maalnbsp;werden trypanosomen in het bloed gevonden.

-ocr page 51-

37

Gstorven.

Tijdsverloo}) tusschennbsp;enting en dood.

OBDUCTIE OF DOODS-OORZAAK.

0- VII.

19 dagen.

Idem boven.

I- VIII.

21 dagen.

Idem boven.

IX.

2 maanden geleefd.

Idem boven.

De voornaamste uitslag der proefentingen is dus in het kort de volgende:

a.

Geen enkele maal kon door het aantoonen der parasiet in het proefdier een positief gevolg der inoeulatie worden bewezen.

6. Geen der proefdieren vertoonden aan de huid of genitalin verschijnselen, welke op dekziekte zouden kunnen wijzen (plaques, necrosen, zwellingen).

c.

De entingen schijnen voor konijnen levensgevaarlijk te zijn. De ziekteverschijnselen gelijken op die, welke mennbsp;gewoonlijk bij eene surra-enting ziet optreden: langzamenbsp;vermagering, catarrhale conjunctivitis, soms verlamming.nbsp;Dit laatste werd slechts bij n konijn, No. VIII, duidequot;nbsp;lijk waaigenomen.

d.

Behalve bij konijnen had de enting een duidelijk, maar kort effect bij den jongen hengst, n. m. 1. eene klierzwel-ling, doch verder ook niets meer. De kleine, wedernbsp;verdwenen, oedemateuse plek aan den buik dient beternbsp;buiten beschouwing gelaten.

e. nbsp;nbsp;nbsp;Ook bij witte muizen schijnt eene inoeulatie eenig effectnbsp;te geven.

f. nbsp;nbsp;nbsp;Honden en katten vertoonen, ten minste gedurende de

-ocr page 52-

38

eerste maand of zes weken, geene verschijnselen, welke op een slagen der proefneming wijzen.

Een algemeene anchylostoma-invasie belette verdere betrouwbare waarnemingen.

132.

Uit mondelinge mededeelingen van zeer betrouwbare personen vernam ik, dat de zieke hengsten, welke innbsp;de Freanger bleven, thans totaal genezen schijnen en enkele daarvan weder met succes voor het dekken kunnennbsp;worden gebruikt. Ook vele der aangetaste merries lijkennbsp;geheel hersteld.

133.

De in het Soemedangsche geheerscht hebbende dekziekte heeft zich dus als volgt doen kennen.

De verschijnselen (zie 94 en 95 rapport II) zijn: zwelling der genitalin, al dan niet met eene uitvloeiingnbsp;gepaard gaande; optreden van witte vlekken op denbsp;genitiaal- en periniaalhuid, al dan niet voorafgegaannbsp;door een uitslag; meer of minder nitgebreide oedematanbsp;onder aan buik en borst; bij vele eene voor de ziektenbsp;typi.sche urticaria; voorts circumscripte ronde, gebombeerdenbsp;zwellingen op borst en buikvlakte, voornamelijk teweeggebracht door eene infiltratie der subcutis (129 all. 4);nbsp;langzame vermagering door atrophie van het spierstelsel;nbsp;parese van de achterband en indien onderwijl geennbsp;beterschap is ingetreden, wat bij vele merries en zoovernbsp;mij bekend, bij alle hengsten wel het geval is, ten slottenbsp;machteloosheid om het achterstel staande te houden, nanbsp;kortoren of langoren tijd gevolgd door den dood.

De bij een 2-tal obducties gevonden veranderingen bij de merries zijn, behalve duidelijke afwijkingen aannbsp;het uitwendige genitaal-apparaat, in hoofdzaak nog ver-weekingshaarden in het ruggemerg, eene gelatineusenbsp;massa om het achterste gedeelte van het ruggemerg, dienbsp;zich voortzet langs en om de zenuwen van de heup-vleeht en vooral den N. Ischiadicus.

In het bloed uit de gezwollen genitaal-organen (een hengst en eene merrie) zijn uiterst spaarzaam trypano-somen waargenomen; 7iooit in het circuleerend bloednbsp;uit andere doelen van het lichaam, daarentegen in ruime

-ocr page 53-

39

hoeveelheid, ook enkele deelingsvormen, in de lymphe der urticaria-zwellingen.

De parasieten, welke weinig of niet verschillen van die der surra, kunnen niet of niet met zeTcerheid op denbsp;gewoonlijk daarvoor gevoelige dieren worden overgebracht. Zij zijn bij de proefdieren nimmer waargenomen.

Entingen op konijnen hebben steeds den dood tengevolge, ook wanneer zulks geschiedt met eene flinke hoeveelheid bloed van een ziek konijn. De verschijnselen dezer zieke dieren kenmerken zich slechts door eennbsp;langzame vermagering, catarrhale conjuncvitis en somsnbsp;verlamming voor den dood.

De enting der parasieten op een jongen hengst had slechts eene langdurige tijdelijke zwelling der met denbsp;entingsplaats correspondeerende lymphe-klieren alsnbsp;gevolg.

Honden zijn de eerste 4 tot 6 weken volkomen normaal ; omtrent hetgeen later geschiedt, indien zij van eene anchylostomen invasie bevrijd blijven, mag geennbsp;definitieve uitspraak worden gedaan.

Ook witte muizen blijken eenigszins gevoelig voor eene infectie.

134. Hoewel dus in hoofdzaak de verschijnselen en de pa-thologische-anatomische veranderingen overeenstemmen met die der Dourine en bij beide ziekten in de gezwollen genitaal-organen en de typische urticariazwel-lingen trypanosomen te vinden zijn, bestaan er ook zeernbsp;belangrijke verschillen.

Vooreerst en in hoofdzaak dient gewezen te worden op het betrekkelijk goedaardig karakter der Soeme-dangsche dekziekte. De bizondere verschillen tusschennbsp;de verschijnselen en de weinig beduidende veranderingnbsp;bij het cadaver vindt men reeds aangegeven in 103 IDnbsp;Rapport. Daarbij wensch ik echter thans nog te voegen,nbsp;dat bij Dourine geen melding wordt gemaakt van eenenbsp;tweede soort huidzwellingen, waarin geene trypanosomennbsp;gevonden werden, n.m.1. die bij den hengst Docket

-ocr page 54-

40

(129, 4e all.) waargenomen en ook nmaal bij eene

merrie, No. 2 van het protocol.

De parasieten zijn bij de Soemedangsehe-dekziekte te vinden in het bloed uit de gezwollen genitaal-organen,nbsp;maar in vergelijking van Dourine veel zeldzamer. Ook

levert lang niet elk geval bij de eerstgenoemde een geschikt object voor een dergelijk onderzoek, bij Dourinenbsp;schijnt dit beter te gaan.

In de urticaria-zwellingen huizen de door mij waargenomen parasieten hoogst waarschijnlijk niet in de bloedvaten, daar ik ze voornamelijk in de lymphe konnbsp;vinden. De Fransche onderzoekers komen voor Dourinenbsp;tot het tegengestelde resultaat, zij zagen de parasietennbsp;voornamelijk in het bloed.

De trypanosomen door de laatsten bestudeerd, zijn zeer gemakkelijk over te enten op honden, konijnen, paarden enz., bij welke dieren men ze dan terug kan vinden

in de veroorzaakte zwellingen enz., dan wel in het cir-culeerende bloed. Met de parasiet der Soemedangsehe-dekziekte schijnt de enting op konijnen en paarden te kunnen gelukken; bij de eerste met doodelijk gevolg,nbsp;bij de tweede met eene voorbijgaande zwelling vannbsp;de klieren, correspondeerende met de entplaats. Vannbsp;de parasieten werd echter geen enkel exemplaar gezien.

De konijnen en honden waarop eene Dourine-enting slaagt, gaven meer heftige en ook voor de ziekte karakteristieke verschijnselen, zooals zwelling op de entplaats, van de genitalin, plaques in de huid, huidne-crosen. Bij de Soemedangsche dekziekte bemerkt mennbsp;niets van dat al.

135.

De verschillen, reeds in het Ile Kapport genoemd, worden dus, indien men het parasitaire gedeelte erbijnbsp;in aanmerking neemt, zoo groot, dat het niet aangaatnbsp;de Soemedangsche dekziekte gewoonweg te identificee-ren met Dourine.

Bij de vroegere enzotien van Boosaardige dekziekte in Europa merkte men reeds onderlinge afwijkingennbsp;in de verschijnselen op, waarom dan ook de beschrijvingen

136.

-ocr page 55-

41

uiet altijd overeenstemmen. Men heeft toen geene studie kunnen maken van de nog niet ontdekte parasiet. Hetnbsp;blijft dus mogelijk, dat ook tusschen die parasietennbsp;verschillen hebben bestaan. Dit is zelfs eenigszinsnbsp;waarschijnlijk, daar er verband schijnt te wezen tusschen de boosaardigheid der ziekte en de virulentie dernbsp;trypanosomen. Althans bij Soemedangsche dekziektenbsp;stemt het betrekkelijk goedaardig karakter overeen metnbsp;de weinige virulentie der parasieten voor verschillendenbsp;proefdieren, het paard niet uitgezonderd.

137. nbsp;nbsp;nbsp;Het zou dunkt mij daarom aanbeveling verdienen, denbsp;afwijkende enzotin voorloopig afzonderlijk te noemen.

Men kan ze onder de verzamelnamen zooals Boosaardige dekzielcte, Mal de cot, Beschaseuche vereenigen en afzonderlijk spreken van de Dourine, de Soemedang-sche-dekziehte en wat meer moge volgen.

138. nbsp;nbsp;nbsp;Allicht werpt zich nu de vraag op, of die verschillendenbsp;enzotin niet veroorzaakt worden door variteiten vannbsp;eene zelfde parasietensoort!

Aangezien het nu Nocakd gelukt is van de oorspronkelijke, door Schneider en Bupard gevonden trypano-soma-stam van Dourine, na 28 passages door honden, eene voor witte muizen avirulente variteit te kweeken,nbsp;bestaat er reden die mogelijkheid waarschijnlijk tenbsp;achten.

Het is echter jammer, dat geen nadere mededeeling wordt gedaan of de virulentie der voor witte muizennbsp;gemittigeerde trypanosomen ook voor paarden mindernbsp;schadelijk zijn, dan wel eene ziekte te voorschijn roepen,nbsp;die van Dourine afwijkende symptomen vertoont.

139. nbsp;nbsp;nbsp;In 42 van het D Rapport vestigde ik er reeds denbsp;aandacht op, hoe machtig veel Boosaardige dekziektenbsp;op Surra gelijkt. De weinig heftige en dikwijls slependnbsp;verloopende gevallen der laatste bezitten de grootstenbsp;gelijkenis met de minder typsche vormen van dekziekte,nbsp;bijv. die zonder urticaria en met slechts matig aangedanenbsp;genitalin. Is men echter in staat de gevallen eenigennbsp;tijd te volgen of wel eene en-of epizotie waar te nemen.

-ocr page 56-

42

dan moeten de verschillen opvallen. De duidelijkste er van zijn de volgende:

a. Bij surra geven de conjunctivae, vooral die der membranae nictitantis, hetzij doorloopend of met minnbsp;ot meer lange tusschenpoozen, petechin te zien. Zoovernbsp;mij bekend vindt men die bloedingen bij dekziektenbsp;nooit.

. Bij surra treft men dikwijls hoog stijgende koortsen, tot 40o, 41 C. en meer aan, bij dekziekte schijnt denbsp;temperatuur zelden de 39o C. te overschrijden.

c. nbsp;nbsp;nbsp;De urticaria der dekziekte met hare licht verhevene, platte en toch scherp gemarkeerde zwellingennbsp;kan typisch voor de ziekte genoemd worden. Bij surranbsp;ziet men zelden in het oogvallende urticaria, die zichnbsp;dan nog door haar onregelmatig bultig voorkomen onderscheidt.

d. nbsp;nbsp;nbsp;Aangezien bij dekziekte de genitalin in alle of welnbsp;in bijna alle gevallen als de infectie-poort moeten wordennbsp;aangemerkt, ziet men ook daar de eerste verschijnselen:nbsp;zwelling van praeputium en urethra-monding, gezwollennbsp;labia vulvae, uitvloeingen enz. Bij surra kondigt zichnbsp;de ziekte meestal het eerst aan door koorts en bezietnbsp;men dan de conjunctivae, zoo vindt men er de petechin.nbsp;Indien er minder goed wordt toegezien, en wel bij denbsp;niet heftige vormen, zoo bemerkt men het bestaan dernbsp;ziekte het eerst door het veischijnen van oedeem aannbsp;borst, buik of genetalin, bij onderzoek der conjunctivaenbsp;treft men wat vroeger of later ook de petechin innbsp;deze aan.

e. nbsp;nbsp;nbsp;De verschillende stadia der dekziekte volgennbsp;meestal tamelijk duidelijk achter elkander, terwijl denbsp;duur van het lijden van eenige maanden tot drie, viernbsp;jaren kan bedragen. Meestal is het in 12 tot 14 maanden afgeloopen.

Bij de Soemedangsche is beterschap geen zeldzaamheid.

Surra eindigt na een ziekteduur van 3 tot 6 weken of iets langer steeds doodelijk. Hoewel in het verloopnbsp;der ziekte verschillende stadia zijn te onderscheiden.

-ocr page 57-

1

43

vindt men deze in elkander gedrongen. Kortom het verloop is in vergelijking met dat bij dekziekte, acuut te noemen.

Bij surra is de parasiet over het algemeen bij een systematisch onderzoek, ook meestal zonder dit, gemakkelijk in het circuleerende bloed te vinden. Bij Dourinenbsp;daarentegen niet; bij de /Soemedaw^-dekziekte is hetnbsp;mij nooit gelukt.

140, Niettegenstaande deze verschillen, zijn Nocard en Pen-sitG zeer geneigd Surra en Boosaardige dekziekte (ook Nagana) te identificeeren ('), Naar mijne meening is hetnbsp;tijdstip daarvoor nog niet aangebroken, daar de aangehaalde gronden te speculatief zijn, geen degelijke basisnbsp;bezitten.

Dat in Europa de Boosaardige dekziekte op andere wijze dan door het dekken kan worden overgebracht,nbsp;is bekend en wordt van Fransche zijde aangenomen. (-)nbsp;Men acht het namelijk mogelijk, dat de aan voorwerpennbsp;vastklevende, smetstof bevattende secreten, de ziektenbsp;kunnen veroorzaken, wanneer die voorwerpen in innignbsp;contact komen met het slijmvlies van andere paarden.nbsp;De Fransche verordeningen ter bestrijding der mal denbsp;cot houden hiermede rekening en voldoen zeer goed.nbsp;Voor de mogelijkheid van overbrengen door vliegen ofnbsp;andere insecten bestaat, zoover ik weet, geen reden.

Gewichtig is Nocards reeds gemelde proef, die de mogelijkheid bewijst de trypanosomen der Dourine zoo-

(1) nbsp;nbsp;nbsp;Ltude exprimentale de la dourine du cheval Acadmie de medicine 31Juli 1900,nbsp;Veerartsenijkundige Bladen voor Nederl. Indi.

(2) nbsp;nbsp;nbsp;Nocard, Leclaische, Les maladies microbiennes des animaux. p. L'infecUonnbsp;est extrmement rare en dehors du coit; les quelques cas signals chez des animauxnbsp;hongres ou chez des femelles vierges sont dus d une contamination indirecte par lesnbsp;instruments de pansage, les harnais, les litUres.

Galier, Trait des maladies contagieuses et de la police sanitaire des animaux domestiques p. 82-2 ;

......Elle peut aussi se transmettre sans Ie cot, on a parfois obserre parait-il,

sur des animaux hongres et lon est dispos d admettre quelle peut leur avoir t trans-, mise au mogen des ponges, qui avaient servi au pansage des malades, et qui s'taientnbsp;imprgnes de matire morbide. Enfin, la mre peut communiquer la maladie au foetus;nbsp;la voie utrine permet done la transmission de cette affection.quot;

De allerlaatste zinsnede strijdt met wat Rugets proeven geleerd hebben door overenting van Dourine op zwangere proefdieren.

Deel XIll.

-ocr page 58-

44

danig aan eene bepaalde diersoort (bond) te doen aanpassen, dat ze hare virulentie voor eene andere (witte muis) verliest.

Alvorens echter op deze vondst de theorie der inden-titeit van Surra (Nagana) en Boosaardige dek-ziekte te baseeren dient de constantheid van het nieuw verkregennbsp;parasietenras bewezen te worden door eene terugentingnbsp;op de oorspronkelijke diersoort en ook dient aangetoond,nbsp;dat die variteit dan in staat is eene constant typischnbsp;afwijkenden ziektevorm te veroorzaken, iets wat tot hedennbsp;nog achterwege is gebleven.

Want juist zoo iets zou bij het paard bestaan; de Surra-parasieten brengen bij dit dier steeds surra voort;nbsp;de trypanosomen der Dekziekte Boosaardige dekziekte.

141. Dat beide parasieten bij eene andere diersoort dan het paard gelijke, beter gezegd nagenoeg gelijke ziekteverschijnselen doen optreden, bewijst niet, dat ze beidenbsp;identisch zijn, doch wel, dat het gebruikte middel niet geschikt is als onderscheidingsmiddel.

De onderlinge gelijkenis van Surra, Dourine en Soe-medangsche dekziekte behoeft niet op eene verwantschap te berusten. De malaria bij den menscli verkeert ongeveer in dezelfde omstandigheid en toch wordt zenbsp;voortgebracht door drie mikroslwpisch typisch te onderscheiden soorten van parasieten. (')

En wat nu de onderlinge overeenkomst in structuur der trypanosomen van Surra en dekziekte betreft, daarvan is tot heden nog te weinig bekend om iets definitiefs vast te stellen. De Komanowsky-kleuring is absoluut onvoldoende om ons den bouw der parasiet tenbsp;leeren kennen. De modificatie van Wassiljewsky zalnbsp;waarschijnlijk betere resultaten geven.

De Oouvernements-veearts J. DE DOES.

NASCHRIFT.

In oen voordracht gehouden in de Socict de Biologie (Sance de 4 Mai ilKtl) nogmaals over de ons bekende pathogcene trypanoso-

(!) Layuran'.s meening, dat de parasieten-typen l}ij malaria slechts ne soort vormen wordt meer en meer verlaten, zelfs In FrankriJJi.

-ocr page 59-

45

men sprekende, herroept Nocard zijne vroegere conclusie aangaande de identificeering van Doiirine met Surra en Nogana en wel naar aanleiding van het nieuw gevonden feit, dat honden, die eene infectie metnbsp;de Dourine-parasiet hadden weerstaan, voortaan immuun waren voornbsp;dekziekte, doch nog hoogst gevoelig bleken voor eene infectie metnbsp;Nagana-parasietennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;. Cette opinion ne me paruit plus souti

nable.......II paruit done bien certain que Ie trypanosome

de la dourine est spcifiquement different de celui du nogana ...

Surra en Nagana worden door N. echter nog steeds als dezelfde ziekte beschouwd; de eerste zou overgebracht worden door den Tabanus tropicus, de tweede door de welbekende Glossina morsitansnbsp;(Tsetse-vlieg) De eerste bewering slechts gebaseerd op de meening, datnbsp;zulks bij de inboorlingen van Indi een algemeen verbreid geloot is,nbsp;schijnt mij wederom wat bont toe. Zoowel Nederlandsch als Britschnbsp;Indi bezitten eene uitgebreide collectie Tafcamdoe; welke hiervan echt ernbsp;als den schuldige of hoofdschuldige bij de natuurlijke verbreidingnbsp;der Surra moet worden aangemerkt, is zoover mij bekend, nog nietnbsp;uitgemaakt. Bij de proeven door mij genomen bleken een 2-tal doornbsp;hun steken de infectie niet over te kunnen brengen.

Behalve de Tabanidoe bezit Indi nog tal van andere steekvliegen, die evengoed aan de verbreiding der Surra schuldig kunnen zijn.

J. D. D.

-ocr page 60-

SEPTICHAEMIA HAEMORRHAGICA IN TJIBAROESA

DOOR

De. G. GKIJNS.

In April 1899 kwam de gouvernements-veearts de Wilde van Buitenzorg in ons laboratorium de mededeeling doen,nbsp;dat hij in het district Tjibaroesa een besmettelijke ziektenbsp;onder de karbouwen had aangetroffen, die hij op grond vannbsp;zijne secties voor septichaemia haemorrhagica hield en steldenbsp;ons voor, dat een onzer hem naar genoemd district zou vergezellen, teneinde een nader onderzoek in te stellen.

Ik begaf mij daarom den 5 April met hem naar Tjibaroesa, tot het doen van secties en het verzamelen van onderzoekings-materiaal.

ii

Wij hadden gelegenheid in 8 dagen 5 secties te doen, wat met het oog op de ver uit elkaar liggende kralen nogal veelnbsp;mag genoemd worden. De eerste echter was op eennbsp;kadaver, dat reeds te lang dood was, om nog bruikbaar materiaalnbsp;op te leveren; van de overige laat ik de verslagen hierachternbsp;volgen.

Er zijn twee redenen, waarom ik deze waarnemingen wat uitvoeriger wil mededeelen: lo daar ik bij twee dezer sectiesnbsp;de gelegenheid had op te merken, dat de ziekte ondernbsp;nagenoeg dezelfde verschijnselen bij het foetus in utero verloopt als bij de volwassen dieren; 2 omdat mij de eigenaardige verspreiding der ziekte getroffen heeft.

S'

Wat de diagnose betreft, zoo kan er weinig twijfel bestaan. De secties gaven een zoo duidelijk beeld, de haemorrhagieennbsp;waren zoo menigvuldig en in alle gevallen waren er bipolairenbsp;staafjes in het bloed aanwezig. Verder ontstond bij overen-ting op duiven steeds septichaemia haemorrhagica, zooals uitnbsp;de protocollen blijkt, terwijl de uit het bloed en uit het

-ocr page 61-

47

oedeemvocht gekweekte miero-organismen geheel met de door Kitt (1) beschrevene voor Bolligner's Wild- und EinderseucJienbsp;karakteristieke bacterin overeenkomen. Men zou dus alleennbsp;nog kunnen denken aan de door Metaxa het eerst beschreven,nbsp;later door Orbste en Armanm {-) bestudeerde barbone-ziekte,nbsp;die herhaaldelijk onder de buffels in Itali heersehte en ooknbsp;in Hongarije werd waargenomen en door Vox Ratz ()nbsp;beschreven.

Het ziektebeeld der barbone komt in de meeste opzichten met dat der Wild- und Rinderseuche overeen, alleen ontbrekennbsp;bij de barbone de pneumonie en de verschijnselen der pleuritis.nbsp;De bacterien komen geheel met elkaar overeen. FOTH (^)nbsp;beschouwt dan ook beide als identisch, terwijl v. Ratz opnbsp;grond van het ontbreken der pneumonie en van het nietnbsp;aangetast worden der hertenkampen in Hongarije tijdens henbsp;heerschen der barbone onder de buffels, beide ziekten alsnbsp;verschillende opvat.

In Engelsch-Indi werd de barbone beschreven door Pease (), die haar in het zuiden van Poendjab onder den inlandschennbsp;naam ghotwa of gharra aantrof. Ook van Sanfelice,nbsp;Loi amp; Melato () verscheen eene mededeeling over het voorkomen van barbone bij runderen in Sicili. Uit deze laatstenbsp;blijkt dat de barbone niet uitsluitend bij buffels voorkomt.

De in onze bezittingen aangetroffen septichaemie moet men m. i. tot de Bollingersche Wild- und Rinderseuchenbsp;rekenen.

Wel ontbreekt in een aantal gevallen de pneumonie zoowel als de pleuritis en worden de runderen gewoonlijk niet aangetast, maar in andere gevallen werd wel degelijk pneumonie

-ocr page 62-

48

waargenomen, (i) en het verschoond blijven der runderen kan voor een groot deel verklaard worden door de omstandigheid,nbsp;dat in de streken, waar de septichaemie heerschte, zoo weinignbsp;runderen in verhouding tot het aantal karbouwen wordennbsp;aangetrofFen en de runderen niet altijd gemeenschappelijknbsp;met de karbouwen weiden.

Bovendien werd door den Gouvernements-veearts Hbbnet (^) in de afdeeling Soemedang waargenomen, dat tijdens eenenbsp;epizootic van septichaemia haemorrhagica eene groote sterftenbsp;onder het wild aldaar voorkwam.

Het komt mij voor, dat von Ratz te groot gewicht heeft gehecht aan het ontbreken der pneumonie bij de beoordeelingnbsp;der vraag of barbone en sept. haemorrh. identisch zijn.

Sedert de aandacht der veeartsen hier in Indi door den arbeid van van Eecke meer algemeen op deze ziektenbsp;gevestigd was, werd zij herhaaldelijk in verschillende gewestennbsp;waargenomen.

Zoo treffen wij in de verschillende koloniale verslagen de volgende opgaven aan:

In 1893 komt zij voor in de afdeelingen Sevang, Stad en voorsteden van Batavia en in Buitenzorg, waar deels runderennbsp;deels buffels werden aangetast tot een gezamelijk aantalnbsp;van 152. In 95 in Buitenzorg 532 gevallen onder buffelsnbsp;waarvan 405 met doodelijken afloop. In 96 in de residentie Cheribon waar van 2357 zieke dieren 2082 bezweken, en in de residenties Batavia, Tegal en de Preanger-Regentschappen tezamen 906, waarvan er 762 creveerden.nbsp;In 97 vertoont de ziekte zich in Bantam, Batavia, Preanger-Eegentschappen, Pehalongan, Madioen en in de Padangsehenbsp;Bovenlanden met een gezamelijk bedrag van 134 ziekennbsp;en 97 dooden, terwijl in hetzelfde jaar in Cheribon en Tegalnbsp;resp. 1495 en 488 gevallen werden gerapporteerd metnbsp;een sterfte van 1219 en 368. In 98 trad de ziekte innbsp;kleinere epizotien op in Bantam, Cheribon, Madoera,

(gt;) o.a. door Fischer, Pectorale vorm van septichaemica haemorrhagica. Veeart-senijkundige bladen voor N. I. IX hlz. 300.

lt;?) HmiENET, Septichaemia haemorrhagica, Veeartsenk. bladen deel 9.

(?) J. W. F. J. VAN Eeoke, Septichaemia haemorr. onder den veestapel in Ned. Ind Geneesk. Tdschr. voor Wed. Ind. XXXI. 4, 1891.

-ocr page 63-

49

Kediri en in de Padangsche Bovenlanden, en in eene grootere in Madioen, waar 2322 gevallen, waarvan 299 doodelijk, werden gerapporteerd. De geringe sterfte is hier zeernbsp;opvallend in vergelijking met andere plaatsen, en wettigt hetnbsp;vermoeden, dat wel wat lichtvaardig de diagnose S. H. isnbsp;gesteld.

Over de jaren 99 en 1900 had Dr. D. Dkiessen de goedheid mij eenige gegevens te verstrekken.

In 99 vinden wij de ziekte in Batavia (door mij zelf waargenomen in het district Tjbaroesa), de Preanger Regentschappen, Padangsche Bovenlanden, Celebes en Onderhoorigheden, metnbsp;te zamen 153 zieken en 137 dooden. In 1900 werd van Java maarnbsp;1 geval uit de Preanger vermeld, doch de in December innbsp;Celebes begonnen epizotie zette zich voort en eischte 121nbsp;slachtoffers op 131 aangetaste dieren; verder deed zieh denbsp;ziekte voor in Bali en Lomboh met een sterfte van 181 opnbsp;229 en in Timor en Onderhoorigheden waar van 12 zieken ernbsp;10 omkwamen.

Wij kunnen aan deze cijfers wel geene absolute waarde toekennen, daar bij het geringe aantal deskundigen in onzenbsp;bezittingen, kleinere epizotien en enkele gevallen gemakkelijk aan de waarneming kunnen ontsnappen en wij aannbsp;den anderen kant dikwijls op rapporten van ambtenaren ennbsp;niantris moeten afgaan; maar, daar voor hem die de ziektenbsp;eenige malen zag, de herkenning in de meeste gevallen nietnbsp;zoo moeielijk is, vooral als men de borstkas opent, hebbennbsp;zij toch zeker een groote waarde.

Tellen wij de gegeven cijfers met uitzondering van die voor Madioen in 89, daar ik meen met recht aan hunne betrouwbaarheid te mogen twijfelen, te zamen, dan vinden wij eennbsp;sterfte van 5392 op 6437 of van 83,7 %.

Het totaal doet tevens zien, dat de ziekte een grootere beteekenis toekomt, dan men oppervlakkig zou zeggen.

Gaan wij de beschrijvingen van eenige nauwkeuriger waargenomen epizotien na, dan treft het ons, dat de ziekte niet door contact schijnt te worden overgebracht. VoNnbsp;Bongartz (1) schrijft hierover reeds: Die Wild- und Eiu-

(1) VoN Bongartz, Beliner Thierarztl. Wocliensclir. 91 S. 348.

Afl. 1 Deel XIV

Aug. 1901. nbsp;nbsp;nbsp;4

-ocr page 64-

50

derseuche ist 1889 iin Bezirk Bayreuth aufgetreten, und hat stets zum Tode gefhrt. Ihre verbreitung ist eine Strichs-weise. Eine Uebertragung vod Thier zu Thier war in keinemnbsp;Falie nach zu weisen; die meiste Stallungen verloren nurnbsp;ein Stck.

Hbeket (1) geeft op, dat men het gevaar voor infectie van dier op dier weinig behoeft te vreezen, daar onder de eenmaal gekraalde dieren zich geen ziektegevallen meernbsp;voordeden.

Fischer (2) komt het voor, dat ons optreden (isoleeeren) weinig gebaat heeft en dat men met minder strenge maatregelen hetzelfde resultaat verkregen zou hebben. In eennbsp;latere mededeeling (^) spreekt hij het vermoeden uit, datnbsp;bepaalde weidegronden invloed zouden hebben.

Ook mijne aandacht werd onmiddellijk getrokken door de eigenaardige verspreiding dezer ziekte. Het was namelijknbsp;eene zeldzaamheid, dat twee dieren uit eene zelfde stallingnbsp;ziek werden. Meestal traden de gevallen in vrij ver vannbsp;elkaar gelegen kralen op, zoodat men wel moet aannemen,nbsp;dat de dieren op hnnne gezamelijke tochten over de uitgestrekte weidegronden geinfecteerd worden. Het zou eenenbsp;studie eischen ter plaatse eener epizotie, om na te gaan ofnbsp;de dieren die in een zelfde halve week ziek worden misschiennbsp;op dezelfde weide hebben gegraasd.

Echter bleef mij in Tjibaroesa nog eene moeielijkheid. Er waren in dit district ook enkele kudden runderen, die op dezelfde weidegronden werden geweid. Onder deze is nooit een gevalnbsp;van S. H. voorgekomen, en dergelijke waarnemingen werdennbsp;herhaaldelijk in Indi gedaan. Toch zijn, zooals uit de epizotienbsp;in 93 en uit entproeven van van Eecke bleek, de koeien hiernbsp;niet immuun. Men moet dus wel aannemen, dat de wijze vannbsp;overbrenging eene zoodanige is, dat zij geen of minder gevaarnbsp;loopen. Hierbij moeten wij onze aandacht vestigen op tweenbsp;dingen, waarin de runderen ten opzichte der karbouwen in anderenbsp;omstandigheden verkeeren. In de eerste plaats hebben zij niet

(1) nbsp;nbsp;nbsp;Hbenet, Septichaemia haemorrhagica, Veearstenijk, Bladen, deel 9 P. 248.

(2) nbsp;nbsp;nbsp;Fischer, Septlcbaemia haemorrhagica, Veeartsenyk, Bladen deel 9 P. 153.

(3) nbsp;nbsp;nbsp; Exanthematlsclie vorm van Septlch. haemorrli. ibid. d. 10 P. 192.

-ocr page 65-

51

de gewoonte in de dikwijls kleine modderpoelen te gaan liggen, en zich met modder te bedekken. In de tweede is het nietnbsp;onwaarschijnlijk, dat de bloedzuigende insecten voor runderennbsp;en karbouwen verschillen. In elk van deze beide richtingennbsp;zou het de moeite waard zijn, bij eene voorkomende gelegenheid een onderzoek in te stellen.

Bij twee secties (No. 117 en 121) werd in den uterus een foetus aangetroffen en deze bleken bij de obductie dezelfdenbsp;verschijnselen als de moeders te vertoonen, vooral de uitgebreide bloedingen vielen op. In beide gevallen gelukte hetnbsp;de typische korte bipolaire staafjes in het bloed aan te toonen.nbsp;De placenta houdt dus de bacterie niet tegen.

Met het in glazen pipetjes ingesloten materiaal heb ik op het laboratorium eenige entproeven verricht om te zien ofnbsp;de virulentie een tijd lang bewaard kon blijven.

Twee konijnen werden met het bloed van sectie 117, dat toen een maand oud was, gent en stierven beide in 24 uurnbsp;en vertoonden verschijnselen van S. H. In het bloed werdennbsp;de bacillen aangetoond.

Een ander buisje van sectie 124 werd drie maanden bewaard (evenals het vorige bij gewone temperatuur). Hiervan werden twee duiven intramusculair gent. De eene stierf nanbsp;drie, de andere na vier dagen; beide onder duidelijke verschijnselen van S. H. o. a. met de typische necrotische haardnbsp;in de borstspier aan de zijde der inenting. Van de eenenbsp;Werd. een derde en van die een volgende gent. Deze tweenbsp;stierven ook beide aan S. H. en uit het bloed kon de bacterienbsp;van Kitt gekweekt worden.

Het bloed der karbouwen bleek dus, na drie maanden in toegesmolten pipetjes bij gewone temperatuur bewaard te zijn,nbsp;nog weinig van zijne virulentie verloren te hebben. Dit isnbsp;dus wel de beste methode voor het overzenden van materiaalnbsp;voor bacteriologisch onderzoek. Men zorge hierbij, met zoonbsp;versch mogelijke cadavers te doen te hebben en steriel op tenbsp;zuigen. Bij locaal oedeem zou men tijdens het leven eennbsp;kleine incisie kunnen maken en daaruit een pipetje vullen.nbsp;Het oedeem blijkt toch ook altijd de bacterin te bevatten.

-ocr page 66-

SECTIEVERSLAGEN.

No. 117. (register voor veterinaire secties)

7-4 Tji-Bogo.

Wijfjeskarbouw, 4 jaar oud, is gisteren avond ziek geworden en van morgen ca. 4 uur gestorven. Sectie om 10 uur.

Het dier ligt op de rechterzijde.

Lijkstijfheid in de achterband duidelijk aanwezig, in de voorhand slechts in geringe mate. Lijkvlekken aan uier en huik zichtbaar.

De bodem van de mondholte is sterk gezwollen en bij het wegnemen van de huid blijkt het weefsel aldaar met een heldernbsp;geelachtig vocht geimbibeerd, dat er bij insnijden uitsijpelt.

Aan den hals zijn de onderhuidsche bloedvaten zeer sterk overvuld. Deze vaatinjectie zet zich voort aan hals en rechternbsp;schouder, van welke laatste het bindweefsel eveneens met lichtgeel vocht doordrenkt is.

Tusschen serratus anticus en pectoralis major kleine bloeduitstortingen. Evenzoo in de lange rugspieren.

Na het openen der borstholte blijken er kleine draadvormige elastische adhaesies tusschen de beide pleura-bladen aan de linkerzijde te bestaan. De longen vallen goed samen.

Het pericardium parietale vertoont talrijke kleine bloeduitstortingen zoowel aan de binnen- als aan de buitenzijde; de grootste zijn ongeveer zoo groot als eene erwt. Onder het pericardium viscerale vindt men ook kleine bloedingen; die aan denbsp;rechterzijde van het linkerhart zijn streepvormig.

In de hartsholten worden groote witte stolsels en enkele kleine roode aangetroffen. Het hartvleesch is bleek. Onder het en-docard kleine bloedingen.

In de trachea bevindt zich een groenachtig geel, weinig schuimend vocht. De vaten onder en in het slijmvlies zijn zeer sterk geinjiceerd; er zijn ook kleine bloedingen.

Aan den achter-buitenrand der linker long moeielijk ver-scheurbare adhaesies.

De consistentie der longen is vrij hard.

Het achterste gedeelte van de linker long is op doorsnede gelijkmatig donkerrood en er laat zich geen lucht uit drukken.nbsp;Van de doorsnede van het voorste deel laat zich licht bloederignbsp;schuimend vocht afsohrapen. Van de rechter long verhoudtnbsp;zich het achter-hovenste deel als het achterste der linker. Denbsp;groote en kleine bronchi bevatten het zelfde soort schuim alsnbsp;de trachea.

De milt heeft normale grootte en haar weefsel puilt op de

-ocr page 67-

53

sneevlakte niet uit. De pulpa is donker rood van kleur, de Malpighische lichaampjes zijn goed te onderscheiden.

Lever normaal.

Op de pens, in het net en aan de kleine curvatuur der lebmaag talrijke tot rijksdaalder-grootte bloedingen.

In de lebmaag en in de pens is het slijmvlies sterk hyper-haemisch; in de eerste, uitgebreide submuceuse haemorrhagien.

De overlangsche plooien van het rectum zijn sterk hyperhae-misch, hier en daar, vooral naar den anus toe, bloeduitstortingen.

Het bindweefsel om het bekken van de linker nier is geleiachtig gezwollen, overigens aan de nier geen afwijkingen.

In de sterk uitgezette baarmoeder wordt een foetus aangetroffen. Bij de sectie van dit werden aan tong en mond geen afwijkingen gevonden.

In het pericardium en in de beide pleuraholten werd sereus exsudaat aangetrotfen. Onder het pericard en subpleuraal, trofnbsp;men talrijke kleine bloeduitstortingen aan.

Het slijmvlies van trachea en strottenhoofd was donkerrood en vertoonde vele speldeknop tot rijstkorrelgroote bloedingennbsp;onder het slijmvlies.

Ter onderzoek werd medegenomen;

I. bloed uit het rechter en uit het linker hart vanhetmoe-derdier in Pasteursche pipetjes ingesmolten.

2. dekglaspraeparaten van het bloed van moeder en jong en van de milt.

3quot;. Werden 2 duiven (tortels) gent met bloed uit het hart van de moeder.

No. I2I.

9-4. Bendoengan.

Wijfjes-karbouw, ligt op de rechterzijde.

Uit den anus puilt een weinig uitgestulpt slijmvlies en komen bloedstolsels te voorschijn.

Linker voorpoot sterk gezwollen; aan de voorvlakte ontbreken de haren, en is de huid vochtig, rood gevlekt en verdikt.

Bij het wegnemen van de huid loopt er licht bloederig vocht af. Het bindweefsel van dezen poot is geleiachtig gezwollen;nbsp;deze zwelling strekt zich verder uit over den geheelen schoudernbsp;tot aan de 12e rib en de middellijn en over de linker zijde dernbsp;voorborst. Uit het weefsel van den keelgang en den hals vloeitnbsp;een geelachtig vocht, dat ook in het bindweefsel onder hetnbsp;schouderblad wordt aangetroffen.

Tusschen de binnenste en buitenste dwarsche buikspieren worden bloeduitstortingen aangetroffen.

-ocr page 68-

54

De speekselklieren zijn hard en droog.

De ingang van den larynx is diep hyperaemisch. In de trachea vindt men een grofhlazig schuim, de vaten in het slijmvlies zijn sterk geinjiceerd, er zijn geen haemorrhagien. In denbsp;hoofdbronchi grofhlazig schuim, in de kleine lijn geelgrauw.

Aan de achterzijde en aan de rechtervlakte van de pleura pericardialis bestaan adhaesies van de longen, na welker verwijdering talrijke kleine bloeduitstortingen onder het pericar-diale pleura-blad zichtbaar worden. De pleura is hier verdikt.nbsp;Op het diaphragma een handpalmgroote bloeduitstorting ondernbsp;de pleura.

In het pericardium bevindt zich een weinig sereus vocht. Op het pericardium viscerale over het geheele hart verspreid,nbsp;zijn kleine elastische stolsels, die zich gemakkelijk laten verwijderen; het pericard er onder is gaaf. In het hart vrij vastenbsp;witte stolsels.

De binnen-achterrand van de linker long is vergroeid met de pleura. De weerstand van het achterste gedeelte van beidenbsp;longen is vergroot; bij diep doordrukken voelt men echter overalnbsp;nog knisteren. Van de sneevlakte laat zich overal bloederignbsp;schuim afschrapen.

Op het omentum, dat de pens bedekt, vooral achter en voor, groote, roode vlekken, die blijken te bestaan uit fibrineuse neerslagen, die met bloed gedrenkt zijn. De vaten, zoo aan binnen-als buitenvlakte zijn sterk gevuld, evenzoo die van de pens zelf.

De milt heeft normale grootte en vorm. De pulpa is donker van kleur en puilt een weinig boven de sneevlakte uit. Aannbsp;trabekels en Malpighische lichaampjes geen afwijkingen tenbsp;zien.

Het slijmvlies van de lebmaag is donker purperrood. Deze roode kleur zetelt voornamelijk op de toppen der kleine plooien.nbsp;Vaten zijn slechts op enkele plaatsen te herkennen.

Nieren normaal.

Op de oppervlakte der lever bevinden zich stolsels als bij de pens beschreven werden. De doorsnee der lever is licht roodbruin; op enkele plaatsen donkerroode vaste haarden, bloeduitstortingen.

In de uterus bevindt zich een jong, dat vermoedelijk 5 maanden oud is. Bij de opening van dit foetus worden veranderingennbsp;aangetroffen zooals bij de vorige sectie beschreven zijn.

Ter onderzoek megevoerd:

Dekglas-praeparaten van oedeem-vloeistof en van het bloed van het kalf. Bloed, in sterile Pasteursche pipetjes.

Bloed, gent bij 2 duiven (No. 5 amp; 6).

Bloed, gent op agar-agar.

-ocr page 69-

55

No. 124.

11-4. Tegalbenteng.

Gastraat-karbouw, ligt op linkerzijde, is in den vroegen morgen gestorven; sectie te ca. 9 uur.

Keelgang, aangezicht en voorhals gezwollen, deegachtig op t aanvoelen; bij insnijding loopt er geelachtig helder vocht uitnbsp;het bindweefsel.

Op linker pleura diaphragmatica uitgebreide haemorrhagien; pleura cardialis sterk geinjiceerd, blauwrood van kleur. Innbsp;linker pleuraholte geen vocht.

In het pericardium een weinig sanguinolent vocht. Onder het parietale blad van het pericardium aan voor-, binnen- en achterzijde bloedingen, wisselend van de grootte eener speldeknop totnbsp;die eener erwt. Op het viscerale blad verschillende elastischenbsp;stolsels en petechin, vooral in de nabijheid van den sulcusnbsp;coronalis.

Het hart is stevig, normaal van kleur en de kleppen zonder afwijkingen.

De trachea is gevuld met een taai wit schuim. Op de pleura pulmonalis talrijke rood geimbibeerde, elastische, moeilijk tenbsp;verwijderen vlokjes. De longen zijn naar achteren meer resistent,nbsp;overal is echter knetteren te voelen. Van de sneevlakte laatnbsp;zich bloederig schuim afstrijken; de linker long bevat mindernbsp;lucht dan de rechter.

Het net, dat de pens bedekt, heeft sterk overvulde vaten en is purper van kleur, hier en daar bloederig geimbibeerde,nbsp;elastische vlokken en haemorrhagieen. Er komen ook bloedingennbsp;in den buitensten spierrok voor.

De lebmaag vertoont een purperrood slymvlies; de kleur zetelt voornamelijk op de toppen der plooien en wordt veroorzaaktnbsp;door sterk geinjiceerde vaatjes; op sommige plaatsen taai slijm.

De milt is niet vergroot; op de bovenzijde eene haemorrhagie onder de kapsel. De pulpa is donker rood en puilt een weinig uit.

De onderzijde van het diaphragma is rood gekleurd door geimbibeerde, fibrineuse vlokken.

De lever is vrij hard en bleek; op doorsnede geen afwijkingen.

De blaas bevat een weinig troebele, normaal gekleurde urine; het slijmvlies is purper door sterk gevulde kleine vaatjes; hiernbsp;en daar kleine bloedingen.

Voor nader onderzoek medegenomen;

Een duif (No. 8) gent uit oedeemvloeistof van den hals.

Een duif (No. 9) met bloed uit het hart.

No. 424.

11-4. s avonds. Tjiledoek. Mannelijke karbouw.

-ocr page 70-

56

Keelgang gezwollen; uit het bindweefsel vloeit bij insnijding lidit geel vocht.

In de spieren van de borst (serratus anticus),haemorrhagieen.

Onder het pericardium en onder de pleura visceralis groote bloeduitstortingen.

Uit het vocht van den keelgang en uit het hartbloed wordt een duif gent: (No. 10 amp; 11). Ook wordt bloed in sterilenbsp;Pasteursche pipetjes ingesmolten.

Wegens invallende duisternis moest de sectie gestaakt worden.

Duiven. ().

No. 1 gent 7-4 uit bloed van buffel No. 117 te Tji-Bogo.

8-4 j- om 6 uur v. m.

Lijkstijfheid aanwezig. Borstspier sterk gezwollen; aan de rechterzijde, waar gent werd (alle duiven werden in den m.nbsp;pectoralis gent) een gele drooge haard.

In het pericardium geen vocht, op de grens van kamer en boezem petechien. De longen zijn gemarmerd met vrij groote,nbsp;zwarte plekken, die vast aanvoelen en geen lucht bevatten.

In den slokdarm nabij de voormaag submuceuse bloedingen op de overlangsche plooien. In duodenum, ileum en jejunumnbsp;zoomede in het rectum, verspreide kleine haardjes, deels uitnbsp;geinjiceerde fijne vaatjes, deels uit diffuus in het weefsel verdeeldnbsp;bloed bestaande.

In de trachea enkele petechien.

De lever is geelachtig van kleur. De milt niet vergroot.

Gent op duif No. 3 en op agaragar.

In het bloed een massa kleine korte staafjes.

2. nbsp;nbsp;nbsp;Gent 7-4 uit karbouw No. 117.

8-4 9 u. V. m. gestorven.

De omgeving der kloaak bevuild met dunne darminhoud.

Borstspier linkerzijde gezwollen; om het entkanaal een gele verkleuring en kleine bloedingen. In de huid van den halsnbsp;kleine haemorrhagien om de vaten.

In het hartbloed talrijke kleine zich bipolair kleurende staafjes. In het hart cyanotische stolsels.

Glottis purper gekleurd, trachea normaal, in rechter long kleine zwartroode haardjes.

In jejunum en rectum, ecchymosen; in het slijmvlies van de spiermaag eveneens. De overlangsche plooien van het slijmvlies van den slokdarm donkerrood.

3. nbsp;nbsp;nbsp;Gent 8-4; 9-4 s morgens vroeg gestorven, overgent op No. 4nbsp;(geen tijd voor sectie).

(1) Deze waren deels hoeroeng dara te koekeer (Turtur tigrinius) deels boeroeng ara poeter of deroek (Turtur bitorquatus).

-ocr page 71-

57

4. nbsp;nbsp;nbsp;10-4 6 u. V. m. dood gevonden; lijkstijfheid aanwezig.

In de borstspier om het steekkanaal een typisch geel infiltraat. Het hart bevat gestold bloed, dat op No. 7 wordt overgent.

De longen zijn bont; op een zwartrood fond rose vlammen.

Slokdarm en voormaag hyperhaemisch; in spiermaag een paar petechin. In jejunum, ileum en rectum kleine roode vlekjesnbsp;door omschreven vaatinjecties veroorzaakt. Lever bleek, metnbsp;evenwijdige vaten aan de oppervlakte zichtbaar.

5. nbsp;nbsp;nbsp;Gent 9-4 van karbouw No. 12 te Bendoengan.

13-4 s morgens dood gevonden; lijkstijfheid niet aanwezig. Zeer vermagerd.

In de borstspier aan den kant der injectie uitgebreide necro-tische gele haard. Het hart bevat roode stolsels; de hartspier is bleek.

Tusschen lever en buikwand adhaesies, lever donkerrood met gele stippen; op doorsnee roodbruin.

Milt vergroot; blauwgrijs van kleur; op doorsnee bruinachtig.

In het slijmvlies van het darmkanaal geen bloedingen, wel hier en daar vaatinjectie.

Longen normaal. Tracheaal slijmvlies, hier en daar geinji-ceerd, geen bloedingen.

In het bloed vele kleine bipolaire staafjes. Het aantal witte bloedcellen is belangrijk toegenomen; vele zijn gegranuleerde.

6. nbsp;nbsp;nbsp;Gent 9-4 van karbouw No. I2I, 13-4 dood, geen sectie, nietnbsp;overgent.

Over-

7. Gent 10-4 van duif 4, gestorven 12-4 1 u. geen sectie,nbsp;gent op 12.

8. ' Gent 11-4 uit karbouw No. 124. Tegal benteng.

12-4 dood gevonden 1 u. n. m. Overgent op 12 (poeter).

9. nbsp;nbsp;nbsp;Gent 11-4 uit karbouw No. 124, Tegal Benteng.

14-4 s morgens dood gevonden. Lijkstijfheid niet aanwezig.

Op de entplaats typische necrotische haard.

In het pericardium een licht geeldoorschijnend, in het midden roodachtig elastisch stolsel. In den sulcus coronale puntvormigenbsp;bloedingen; op de kamerwand scherp omschreven vaatinjecties.nbsp;In het hart zwarte stolsels. Hartspier broos.

Lever donkerrood met gele vlekken; gemakkelijk verscheur-baar, doorsnede grijsrood.

Milt niet vergroot.

-ocr page 72-

58

De overlangsche plooien 'Van den slokdarm zijn sterk geinjiceerd.

Longen en trachea normaal j

In het bloed vele korte staafjes.

10. nbsp;nbsp;nbsp;Gent 11-4 van kabouw N. 124. Tjiledoek.

13-4 dood. In de borstspier een typische necrotische haard het uitgezette hart bevat gestold bloed.

Trachea en longen vertoonen geen afwijking.

De lever is bloedrijk, donkerrood en grijsrood geteekend. Milt vergroot, blauwz'ood, met doorschijnende witte puntjes,nbsp;die op de doorsnede uitpuilen.

Het darmkanaal vertoont op verscheidene ptaatsen vaatinjectie, in jejunum en ileum enkele puntvormige bloedingen.

In het bloed eene massa kleine staafjes.

11. nbsp;nbsp;nbsp;Gent te Tjiledoek den 11-4 van karbouw No. 124a, gestorvennbsp;13-4.

In de borstspier op de plaats der enting typische haard.

Het hart is gevuld met gestold bloed.

Longen licht rose; het achterste deel van de linker een weinig hyperhaemisch. Trachea normaal.

Lever donker met gele vlekjes. Milt vergroot, grijsbruin van kleur; de doorsnede licht chocoladekleurig. De overlangschenbsp;plooien van den slokdarm zijn purperrood geinjiceerd. Innbsp;jejunum en ileum enkele geinjiceerde plekken.

In het bloed een groot aantal kleine bipolaire staafjes.

12. nbsp;nbsp;nbsp;(Poeier). Gent van duif 8 11-4; gestorven 14-4.

Op de infectie-plaats typische uitgebreide necrotische haard.

Het pericardium bevat een weinig troebel vocht. Aan den sulcus coronalis streepvormige petechien.

Longen en trachea normaal.

Milt niet vergroot. Lever donker met gele vlekken. In jejunum en ileum roode kleine haardjes uit fijne geinjiceerde vaatjesnbsp;bestaande en enkele petcehien.

In het bloed tallooze bipolaire kleine staafjes

Overgent op 13.

Deze stam werd nu achtereenvolgens overgent op 7 duiven waarvan de laatste 5 alle poeters waren.

De laatste No. 19, die 24-4 gent werd, is niet gestorven. De voorlaatste had reeds iets langer weerstand geboden dan denbsp;andere.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,

20. Gent 10-7 met bloed van sectie No. 124 te Bendoengan, dat in een toegesmolten buisje was bewaard.

11-7. Zit met opgezette veeren, laat de vleugels hangen en rilt.

13*7. Is paretisch.

-ocr page 73-

59

14-7 dood. In linker borstspier een uitgebreide gele droge necrotische haard.

Lever en milt vergroot, donker en week.

Met het hartbloed een nieuwe (22) geinfecteerd.

21. nbsp;nbsp;nbsp;Gent 10-7 met het zelfde bloed als 20.

11-7. Lusteloos.

13-7. Zit met opgezette veeren.

15-7. s Morgens dood gevonden; in borstspier typische haard. Wegens vergevorderde ontbinding niet geseceerd.

22. nbsp;nbsp;nbsp;Gent 14-7 van 20.

15-7 s Morgens duidelijk ziek. 5u. n.m. dood.

In de borstspier een typische haard.

Hart sterk gevuld met gestold bloed. Longen en trachea normaal.

Milt vergroot, donkerrood. Lever donker bruinrood. In het darmkanaal geen afwijkingen.

In de milt een reine cultuur van kleine bipolaire staafjes. Overgent uit het hartbloed op 23 en op gewone agaragar.

23. Gent van 22 15-7.

17-7 ziek. 18-7 dood.

In de borstspier typische haard. Hart sterk gevuld met gestold bloed. Milt vergroot, bruingeel van kleur; lever donker metnbsp;gele vlekken.

In het hartbloed de typische staafjes.

Konijnen.

1. Zwart met wit konijn wordt 3-5 subcutaan gent met bloed van sectie No. 117 te Tji-Bogo.

4-5 dood. Lijkstijfheid voor en achter aanwezig.

Op de plaats der infectie geen afwijking. De buikholte bevat geen vocht. In de glandula thymi worden speldekopgroote bloedingennbsp;aangetroffen. Het pericardium bevat geen vocht. Het uitgezettenbsp;hart is gevuld met gestold zwart bloed. Linker long rood,nbsp;rechter bleek van kleur; beide zijn overal luchthoudend. In denbsp;trachea tusschen de kraakbeenringen purperroode streepen, dienbsp;uit fijne overvulde vaatjes bestaan. Het darmkanaal vertoontnbsp;geen afwijkingen. De lever is bruinrood en bevat talrijke haardjesnbsp;met coccidien. De milt is helder rood; de pulpa puilt niet bovennbsp;de snevlakte uit.

Haaskleurig konijn, gent 3-5 als 1.

45 dood. Lijkstijfheid aanwezig.

-ocr page 74-

60

Aan de rechter zijde van buik en borst uitgebreide subcutane haemorrhagieen. In borst en buikholte geen vocht. Thymusnbsp;bevat talrijke haemorrhagieen ter grootte van eene speldekop.nbsp;Aan het hart geen afwijking. De longen zijn bont; vertoonennbsp;lichte en donkere roode vlekken; waar de lichte zijn is de longnbsp;luchthoudend, waar de donkere zijn, niet. Trachea als bij 1nbsp;beschreven. Lever bleek, met duidelijke teekening. Milt groot,nbsp;blauwrood, met door de kapsel heen schijnende witte korrels.nbsp;De pulpa is donker rood en puilt niet uit. Aan het darmkanaalnbsp;worden geen afwijkingen waargenomen. De blaas is matig gevuldnbsp;met troebele bloedvrije urine. Aan de nieren niets bizondersnbsp;te zien.

In het bloed worden korte staafjes aangetroffen, die voor een deel aan diplokokken herinneren.

-ocr page 75-

KLEINE BIJDRAGEN TOT DE PATHOLOGISCHE ANATOMIE VAN HET PAARD

DOOE

Dr. C. D. OUWEHAND.

1. SARKOSPORIDIEN.

Sarkosporidien zijn tot de klasse der protozon behoorende spierparasieten, die in Europa bij zeer verschillende dierennbsp;en ook bij den mensch (i) werden waargenomen. In Indiisnbsp;hun voorkomen bij karbouwen en runderen uitvoerig beschreven door VAN Ebcke (-). Ook zijn ze enkele malen geziennbsp;in spiervezels van kippen. Bij andere dieren werden ze hiernbsp;te lande, voorzoover ik weet, niet waargenomen. Van daarnbsp;deze kleine mededeeling.

Van drie paarden, waarvan ik eenige spierstukjes mikros-kopisch doorzocht, ontmoette ik bij twee sarkosporidien; bij het eene dier in de tong, bij het andere in de musculatuurnbsp;van de wang. Tot anatomische stoornissen gaven ze, voornbsp;zoover kon worden nagegaan, geen aanleiding. Trouwens zenbsp;waren spaarzaam en klein. Sommige spiervezels, waarin zichnbsp;een sarkosporidienkyste bevond, waren in dwarsdoorsnedenbsp;toegenomen en bereikten omstreeks twee- tot viermaal de normale afmeting. Ze werden voor het grootste deel ingenomennbsp;door de parasiet, terwijl aan den omtrek nog slechts een smalnbsp;strookje spierzelfstandigheid te zien was (lig. 1). In anderenbsp;spiervezels waren de kysten zoo klein, dat ze, op dwarsdoorsnede gezien, niet meer dan ongeveer de helft der vezel innamen en deze was daarbij niet grooter dan andere vezels innbsp;de omgeving, die geen sarkosporidienkysten bevatten, (lig. 2).

Gentr. hl. r. Baktereorol. u. Parasitenkunde liXt'1 S. 0,10, Bd. XVIII. S. 13.

(2) Jaarverslag vnn het Lahoratoriuni voor patli. anatomie en bacteriologie. Batavia 1821-1892.

-ocr page 76-

62

Voor zoover de waarnemingen strekken, schijnen deze parasieten bij paarden meestal klein te blijven. Aan NEtiMAra (') ontleen ik, dat MoxJLE bij 65 magere paarden 14 maal sarko-sporidien waarnam, die echter slechts bij n dier met hetnbsp;bloote oog te zien waren. Ook in de beide gevallen die mijnbsp;onder het oog kwamen, waren de sarkosporidien een zuivernbsp;mikroskopische von dst. Ze schijnen, naar men uit deze spaarzame waarnemingen vermoeden zou, hier te lande niet zeldzaam voor te komen.

De structuur dezer kleine kysten kwam in allen deele overeen met die door tan Eecke bij karbouwen en runderennbsp;beschreven. Uit zijn publicatie, die buitenaf niet genoegnbsp;de aandacht heeft getrokken die ze verdient, blijkt nietnbsp;duidelijk, dat de zeer kleine kysten denzelfden bouw bezitten,nbsp;dien hij afbeeldt van de grootere, die makroskopisch te ziennbsp;waren. Met de kleine kysten, die ik bij het paard zag, wasnbsp;dit stellig het geval. Ze hadden een dubbel omhulsel; naarnbsp;buiten de spierzelfstandigheid, soms tot een smalle zoom ge

reduceerd.

maar

toch duidelijk als zoodanig herkenbaar;

daarbinnen de eigen wand der kyste. Deze laatste was zeer dun en structuurloos, voor zoover ik kon nagaan aan snedennbsp;van in formol of Mller'sche vloeistof gefixeerd materiaal.

o.

Van trilharen of borstels op de buitenvlakte der kysten, zooals die door verschillende onderzoekers wordt beschrevennbsp;a. bij de sarkosporidien van het varken, (^) heb ik niets

kunnen waarnemen.

De indeeling volgende van Blanchard () zouden de hier waargenomen kysten gebracht moeten worden tot het genusnbsp;MiescJieria; immers ze zaten in spiervezels en hadden eennbsp;dunnen, structuurloozen eigen wand (cuticula). Neumann (1. c.)nbsp;geeft op, dat de in Europa bij het paard geobserveerdenbsp;sarkosporidien waarschijnlijk behooren tot de soort Sarcocystisnbsp;tenella. Echter kan men aan zulk een verschil in geslachtnbsp;niet te veel hechten, omdat de tijd voor een systematischenbsp;indeeling der sarkosporidien nog niet rijp is.

(1) nbsp;nbsp;nbsp;Trait ile maladies p.ai'asitaires des aniraaux domestiques. Paris 1892 p. 041.

(2) nbsp;nbsp;nbsp;Pfeiffeu. Die Protozon. Jena 1891 S. 117.

(3) nbsp;nbsp;nbsp;Zie Braus. Thlerische Parasilen des Mensclien. 1893.

-ocr page 77-

63

Ook de inhoud der kysten gaf op kleine schaal geheel weer, wat van Eecke voor de grootere bij karbouwen ennbsp;runderen heeft beschreven. Van den eigen wand (cuticula)nbsp;gingen schotten uit, die hier zeer dun waren en de holte innbsp;weinige vakjes verdeelden (fig. 3). De meest peripheer gelegene daarvan waren het kleinst en daarin kwam een enkelnbsp;ovaal lichaampje voor, dat zich met haematoxyline kleurdenbsp;en aan een kern deed denken (fig. 4). De meer centraalnbsp;gelegen vakjes bevatten meerdere lichaampjes, die sikkelvormig waren. De verhouding dezer laatste tegenover kleurstoffen was verschillend. In het eene geval, waarbij de kystennbsp;het kleinst waren, namen de sikkels in haar geheel haematoxyline of cochenille-aluin (Unna) op ; alleen vmren er eennbsp;of

meer ronde plekjes in te zien, die ongekleurd bleven. In het tweede geval bleken de kysten iets grooter en denbsp;sikkelvormige lichaampjes, die over t algemeen mindernbsp;duidelijk van vorm waren, namen geen kleurstof op, uitgezonderd op oen ronde plek in het midden, die zich als eennbsp;kern voordeed De sikkels zag men aan het eene uiteindenbsp;meest een weinig plomper dan aan het andere (fig. 5) en bij enkelenbsp;vertoonde het plompe uiteinde een draadvormig aanhangsel.nbsp;Van ontwikkelingsvormen der sarkosporidien, zooals deze beschreven werden door BeeteajVI (gt;) en San Felice (-) heb iknbsp;niets te zien kunnen krijgen.

11. EEN GEVAL VAN MELANOOM.

Onlangs werd de sectie verricht van een schimmel met n melanoom. Het dier, een veertienjarige hengst, had ditnbsp;gezwel, volgens betrouwbare mededeeling van den eigenaar,nbsp;i'oeds minstens drie jaar. Het had daarmee altijd goed dienstnbsp;gedaan; bepaald ziek was het maar enkele dagen geweestnbsp;toen stierf het onder cerebrale verschijnselen. Het diernbsp;luidens het Sectieverslag, goed gebouwd en bezat eennbsp;behoorlijken panniculus adiposus. Cachectisch was het met

W Centr. bl. f. Bakter. und Parasitenk. Bd. XIV S. 499.

Zeitschr. l. Hygiene Bd. XX S. 13.

-ocr page 78-

64

zijn gezwel nog niet geworden. De voornaamste afwijking was het melanoom, dat zich bevond om den anus en ondernbsp;den staart. Hier kwamen in de huid knobbels voor, opnbsp;enkele waarvan een klein, centraal defect te zien was, dat innbsp;de diepte ging. De oppervlakte der knobbels was ten deelenbsp;hobbelig en op een enkele plaats bleek en wratachtig. Overigensnbsp;waren ze donker en van de intens zwarte sneevlakte vloeidenbsp;rijkelijk zwart weefselsap. De consistentie was wisselend^nbsp;om den anus vaster dan onder den staart. Behalve op genoemde plaatsen werden nog kleinere zwarte massas aange-trofFen om beide parotisklieren, ten deele ook daarin groeiende.nbsp;Verder deden op meerdere plaatsen lympheklieren zich alsnbsp;zwarte knobbeltjes voor; onder het linker schouderblad, innbsp;het retropharyngeale weefsel, mediaal van de rechter oorschelp en op de kruin, een enkele kleine onder het peritoneum nabij den bekkeningang. Bij al deze zwarte massasnbsp;vloeide van de sneevlakte het eigenaardige zwarte weefselsap,nbsp;als boven vermeld. Ook vond men het omgevende, lossenbsp;bindweefsel op verschillende plaatsen zwart verkleurd, eennbsp;aanduiding dus, dat zwart pigment zich met den vochtstroomnbsp;verplaatste. In den linker meatus acusticus internus werdnbsp;ook een kleine zwarte massa waargenomen, die zich naarnbsp;binnen voortzette. Aan de inwendige organen trof men weinignbsp;afwijkingen aan. Onder de pleura visceralis der linker long,nbsp;voor en boven, werd gevonden een knikkergroote, bleeke,nbsp;vaste knobbel, die niet luchthoudend was en een gelobdennbsp;bouw vertoonde, anders als die van longweefsel. In de levernbsp;bevonden zich enkele witte korreltjes, denkelijk afgekapseldenbsp;parasieten. In de milt werd een klein haemorrhagisch infarctnbsp;opgemerkt. Coecum, colon en rectum bleken gevuld metnbsp;een dikbreiige, zwarte massa-, het slijmvlies vertoonde geennbsp;afwijkingen (achter in het rectum werd het niet nagezien).

Mikroskopisch werden nauwkeurig onderzocht: een stukje van een der knobbels aan den anaalring, van de metastasenbsp;in een parotis en het knobbeltje in de long. Beide eerstenbsp;vertoonden in bouw veel overeenkomst. Het onderzoek leverdenbsp;eenige moeielijkheid op, omdat het weefsel zoo uitermate pigmentrijk was, waardoor de structuur niet duidelijk op den

-ocr page 79-

65

voorgrond trad. Het pigment lag niet alleen, hoewel toch in hoofdzaak, in de cellen, maar ook daarbuiten. De sneden werdennbsp;gelegd in chloorwater. Hierin verbleekt de zwarte kleurstof, maarnbsp;wordt ook het weefsel gaandeweg geheel vernietigd. Het eerstenbsp;geschiedt evenwel eerder dan het laatste en door den tijd gunstignbsp;te kiezen gelukt het, ontkleurde coupes te krijgen, die nog kern-kleurstoffen aannemen. De inwerking van het chloorwaternbsp;moet ongeveer vier uur duren, soms ook langer. Om tenbsp;kleuren voldeed voor photographische doeleinden het bestnbsp;aluin-cochenille (Unna); de praeparaten bleven daar lang in,nbsp;tot 24 uur en werden vervolgens uitgewasschen in water, tot zenbsp;geen kleurstof meer afgaven. Zoo kreeg men een duidelijknbsp;beeld en het bleek nu dat het weefsel bestond uit een fijn-vezelig netwerk (stroma), in de mazen waarvan cellen metnbsp;een ronde of ovale kern en een duidelijk protoplasma-lichaam.

Op sommige plaatsen zag men in de mazen slechts n cel of enkele cellen; elders lagen er vele bijeen. In fig;6isnbsp;dit stroma overal duidelijk te zien, doordat de cellen op denbsp;meeste plaatsen gedestruceerd zijn; maar men vindt ooknbsp;plekjes, waar cellen, tot hoopjes vereenigd, behouden geblevennbsp;zijn. Kort gezegd, bestond het gezwel om den anus dus uit eennbsp;stroma en een parenchym (de cellen), duidelijk van elkander gescheiden.

Het knolbeltje in de long was zeer arm aan pigment, op de meeste plaatsen zelfs geheel vrij ervan. De bouw bleek hier eennbsp;andere, dan die zooeven beschreven en was duidelijk papillair.nbsp;Men zag smalle strooken bindweefsel, bekleed met een vrijnbsp;regelmatig, ongeveer cubiseh epithelium in een laag. Dienbsp;strookjes gingen uit van spaarzaam bindweefsel, dat hetnbsp;knobbeltje omgaf. Ze maakten met hun epitheelbekleedselnbsp;onmiskenbaar den indruk van knop vorming (tig. 7). Denbsp;cpitheeleellen waren op vele plaatsen blazig gezwollen. Ooknbsp;kier bestond dus een duidelijke afscheiding van bindweefsel-stroma en epithelium en bovendien een kenmerkende rangschikking van beide, die van sterk vertakte papillen.

Bovenstaande, ietwat uitvoerige beschrijving werd gegeven,

(1) Kitt. Patliol. Anat. der Hausthiere. 1900. Bd. I S 173.

Afl. 1 Dl. XIV

Aug. 1901, nbsp;nbsp;nbsp;S

-ocr page 80-

66

omdat men de melanomen bij paaiden zonder uitzondering houdt voor sarkomen '), terwijl, naar mij voorkomt, goede grond bestaat dit geval niet voor een sarkoom, maar vooreen melanocarci-noom te houden. Hiervoor kan men drie redenen aanvoeren.

Vooreerst werden metastasen gezien in verschillende lymphekliergroepen en de regel nu is, dat carcinomen gewoonlijk zeer licht en sarkomen niet of eerst laat overgaan op de lympheklieren. Vervolgens is de bouw van dennbsp;tumor om den anus met zijn duidelijk stroma en protoplasmarijke cellen geheel dien van een carcinoom. Wel isnbsp;waar kan men in sarkomen ook een stroma aantreffen, maarnbsp;dit is dan gewoonlijk niet zoo scherp gescheiden van de tumorcellen als hier het geval bleek. Eindelijk valt het moeilijknbsp;in het knobbeltje, dat in de long gevonden werd, iets andersnbsp;te zien dan een tumor van epitheliaal karakter, behoorendenbsp;dus tot de carcinomen. Nu zijn twee dingen mogelijk: fnbsp;het dier had twee tumoren, die bestonden onafhankelijk vannbsp;elkaar, n in de long en een ander om den anus, f denbsp;eerste is een metastase van den laatsten. De tweede onderstelling is wel de meest natuurlijke en zou dit melanoom dannbsp;dus zijn een melanocareinoma. Ook het hobbelige en opnbsp;enkele plaatsen zelfs wratachtige aspect der knobbels om dennbsp;anus wijst op een directe verwantschap met den papillairennbsp;bouw van den tumor in de long.

Histologisch bleek deze verwantschap niet zoo onmiddellijk; zelfs ontmoet men hier een uitzondering op den regel, datnbsp;metastasen een maligner karakter plegen te vertonnen dannbsp;het oorspronkelijke gezwel (i).

Algemeen, zoowel bij mensch als dier worden de melanomen gehouden voor sarkomen, althans in de groote meerderheid der gevallen. Toch hebben ze iets bijzonders. Merkwaardig is, dat ze onder de dieren in hoofdzaaak gezien worden bij schimmels en vooral aan den anaalring. Dezenbsp;plaats nu is, omdat daar huid en slijmvlies in elkaar overgaan, naar Cohnhbims leer der verdwaalde celnesten, eennbsp;geliefkoosde plaats voor carcinomen. Bmcn-HiESCiiPELD

(gt;) llANSEMAx.v. Die miki'oskopiaclie Diiignoso der bosni'ligen Geschwulste. 1897 S. 100 (2) ULiiNBEKGss. Real-Eiicyclopaedie. 1897. Art. Melanoom.

-ocr page 81-

67

geeft als verdere bijzonderheid op, dat men in melanomen geen glycogeen heeft kunnen aantoonen, terwijl deze stof andersnbsp;in celrijke sarkomen gewoonlijk rijkelijk wordt aangetroffen.nbsp;Deze passus is echter, wat zijn laatste lid aangaat, onjuist,nbsp;want in sarkomen van de huid is zelden glycogeen te vinden (i).nbsp;De melanomen bij den mensch nu gaan gewoonlijk juist uitnbsp;van de huid en wel heel vaak van naevi pigmentosi. Innbsp;deze laatste vindt men gewoonlijk in een stroma van fibrillairnbsp;bindweefsel en daarvan scherp gescheiden, celstrengen, omtrentnbsp;den aard waarvan controverse bestaat. Dbmieville (-) v. Kek-Linghausen e. a. hebben ze gehouden voor volgegroeide vatennbsp;en de naevi pigmentosi zouden dan zijn kleine, aangeboren,nbsp;gepigmenteerde lymphangiomen. Deze afscheiding van stromanbsp;en celstrengen kan behouden blijven, wanneer uit zulk eennbsp;naevus een melahoom ontstaat Aldus zoekt men te verklaren een verdere eigenaardigheid dezer laatste tumoren, datnbsp;ze n.1. dikwijls een duidelijk ontwikkeld stroma bezitten, datnbsp;men bij gewone sarkomen niet aantreft. Z is ook thansnbsp;nog (i) de heerschende opvatting, waaraan men echter ietsnbsp;gezochts niet kan ontzeggen. Unna heeft er dan ook al voornbsp;jaren volledig den staf over gebroken. In een uiteenzetting,nbsp;die kort noch bondig is (), verklaart hij de celstrengen innbsp;naevi pigmentosi voor verdwaalde epitheelnesten en de melanomen als regel voor carcinomen. Zoo zouden dan juist denbsp;melanomen een schoone illustratie zijn voor Cohnheim's leer.

Met deze opvatting van Unija, die weinig ingang vond, komt de hierboven beschreven waarneming, naar mij voorkomt zeer wel overeen.

III. OVER WORMFIBROMEN.

Enkele maanden geleden, werden door den paardenarts Hoogkamer te Weltevreden, bij een paard toebehoorende

-ocr page 82-

68

aan Dr. H., een tweetal tumoren gextirpeerd, die klinisch aan fibromen deden denken. De eene was gezeteld aan denbsp;mediale zijde van het linker, terwijl de andere werd aange-trofFen aan de laterale zijde van het rechter meta-tarsaal gewricht. Had de eerste den omvang van een duivenei, denbsp;laatste daarentegen vertoonde ongeveer de grootte van eennbsp;flink kippenei. Beide tumoren strekten zich uit tot in de sub-cutis, waren rondachtig van vorm, gaven ter plaatse van denbsp;grootste kromming een lichte laesie te zien en bleken gemakkelijk verschuifbaar. Op het aanvoelen waren ze tamelijk hard; de oppervlakte was eenigszins hobbelig.

Ter nader onderzoek werden beide nieuwvormingen naar het geneeskundig laboratorium gezonden, en bleek ons hetnbsp;volgende:

Zij verschilden van gewone fibromen, doordat men op de doorsnede overal gelijkmatig verbreid, talrijke kleine, gelenbsp;plekjes zag afsteken op het vezelige bindweefsel. Van zulknbsp;een plekje kon men met een naald een geel propje uitlichten.nbsp;Deze propjes waren onregelmatig van vorm, ondoorzichtig ennbsp;vrij hard; de grootste bereikten de afmeting van een halvenbsp;rijstkorrel. Nadat ze eenigen tijd in kruidnagelolie haddennbsp;gelegen, werden ze doorzichtig en kon men nu bij zwakkenbsp;vergrooting in de meeste ervan een kleine worm of eennbsp;fragment daarvan waarnemen (fig. 8). Deze werd behalvenbsp;aan den vorm, als zoodanig, herkend, omdat in enkele eennbsp;dun gekronkeld orgaan voorkwam, dat duidelijk aan een ge-nitaalkanaal herinnerde. De breedte dezer cylindrische wormen bedroeg 0 050.06 m. M.; de lengte was niet te bepalen.nbsp;Ze lagen onregelmatig gekronkeld in kapsels van concentrischnbsp;gelaagd bindweefsel, waarin vele rondcellen voorkwamennbsp;(fig. 9). Op de grens tusschen kapsel en parasiet werdennbsp;vrij groote, meer kernige cellen waargenomen, die men voornbsp;makrophagen kan aanzien. Sommige exemplaren der wormennbsp;namen goed een kernkleuring aan, bij andere was geen celstructuur meer te herkennen. Van een nadere determineeringnbsp;kon aan het geharde materiaal niets inkomen; van wege hun

rolronden, langgestrekten vorm behooren ze thuis bij de

nematoden.

-ocr page 83-

69

Wormen, als parasieten in en onder de huid zijn niet zeer algemeen. Bekend is het voorkomen van filaria medinensisnbsp;in het onderhuidsche bindweefsel van mensch en dier (hond,nbsp;paard, rund), daar aanleiding gevend tot een furunkelachtigenbsp;ontsteking. Bindweefselknobbels in de huid, waarin een kluwen is van een of meer lange, dunne, samengekronkeldenbsp;wormen komen hier te lande ook bij karbouwen voor.

In de collectie van het Laboratorium te Weltevreden vond ik daarvan twee praeparaten, waarbij de dikte van den wormnbsp;ongeveer met die van filaria medinensis overeenkwam. Innbsp;de wormen zelf en in afgestorven weefsel er omheen lagennbsp;talrijke embryonen. De lengte van enkele dezer embryonennbsp;werd bepaald op 0.080.14 m. M. en de breedte opnbsp;0.0020.004 m. M. Wat de boven beschreven waarnemingnbsp;bij het paard kenmerkt is, dat de wormen bijzonder kleinnbsp;en hoogst waarschijnlijk multipel waren, want ik zag in meerdere, gele propjes stukken met een conisch uiteinde. Aannbsp;een worm nu vindt men slechts twee uiteinden, die conischnbsp;toeloopen. Verder is eigenaardig, dat ze gepaard gingennbsp;met de vorming van knobbels, die alleszins op fibromen geleken, zoowel bij uitwendig onderzoek als mikroskopisch ennbsp;die men derhalve als wormfbromen zou kunnen aanduiden.nbsp;Met deze overeenkomende waarnemingen werden in Italinbsp;gedaan door Bassi en ViGUZZi (B Zij beschreven circum-scripte bindweefselknobbels in het onderhuidsche weefsel, ontstaan door de aanwezigheid van een worm, die meer vrijgevignbsp;gedoopt dan nauwkeurig beschreven is. Hij heet Spiropteranbsp;'i'etiaulata of Spiroptera cincinnata of oncJiocera reticulata, Denbsp;lengte is onbekend, daar nooit geheele individuen, alleennbsp;fragmenten gezien zijn. Als diameter wordt opgegeven bijnbsp;het mannetje 0.15 m. M., bij het wijfje 0.350.4 m. M.nbsp;Het dier ligt dikwijls opgewonden in een spiraal, die eennbsp;cylinder vormt. (B

Met deze beschrijving nu komt het aspect en de afmeting der wormen in g. 8 algebeeld in het geheel niet overeen.nbsp;He diameter, ook al neemt men schrompeling in alcohol in

t') JatoesbericM der Veterin. Medicin 1883 S. 103,

-ocr page 84-

70

aanmerking, verschilt belangrijk. -Van een spiraalvorm was niets te zien. De afbeeldjpgen geven de ligging weer in hetnbsp;weefsel, want de gele weefselpropjes, die de wormen bevatten,nbsp;werden in toto opgebelderd en veranderden door hun hardheidnbsp;daarbij niet noemenswaard van vorm. Het komt mij dus zeernbsp;waarschijnlijk voor, dat meerdere wormen tot het ontstaannbsp;van fibroomachtige knobbels bij het paard aanleiding kunnennbsp;geven.

Over de wijze van ontstaan dezer vormsels waag ik niet mij uit te spreken. De parasieten kunnen van buiten in de huidnbsp;dringen of in embryonalen vorm met den vechtstroom vannbsp;elders aangevoerd zijn. Zoowel van het eerste (2) als van hetnbsp;laatste {^) zijn in de pathologie, analogin bekend.

(1) 1NHUMA^^. Trait rtes maladies parasilaires des animaux doraestlques. 18!P2p. 633 ^2) SciiEunu. Die krankheiteii der warmen Lilnder. 1900 S. lil.

Jahresberichte der Veterin, Medic, p. 1899 101.

-ocr page 85- -ocr page 86- -ocr page 87-

VERKLARING DER AFBEELDINGEN.

(Fig. 1 7 en 9 zijn photographin van praeparaten; fig. 8 is

de photographic van een teekening gemaakt met een teeken-

prisma),

Fig. 1. Dwarsehe doorsnede van een spierbundeltje; een der spiervezels is vergroot en bevat een kleine sarkospo-ridienkyste.

Fig. 2. als fig. 1; kyste in niet vergroote spiervezel.

Fig. 3. Dezelfde spiervezel, met kyste als in fig. 2; sterke vergrooting. Men ziet van den wand der kyste tweenbsp;schotten uitgaan, n links in het midden, een andernbsp;rechts boven.

Fig. 4. Dezelfde spiervezel als in fig. 3, bij andere instelling. Links onder tegen den wand ziet men meerderenbsp;kleine vakjes.

Fig. 5 geeft te zien den vorm der sikkels en rechts boven de wandvakjes.

Fig. 6. Snede uit melanoom aan den anus, na behandeling met chloorwater gekleurd met cochenille-aluin. Hetnbsp;netwerk van het stroma is duidelijk; in enkele mazennbsp;eelnesten.

Fig. 7. Tumor der long bij paard met melanoom, op verschillende plaatsen, o. a. rechts boven papillaire bouw duidelijk.

Fig. 8. Worm of stukken ervan uit wormfibroom. In een er van een aanduiding van een geslingerde buis.

Fig. 9. Snede uit wormfibroom. Benedenhelft van het veld ingenomen door een der gele plekjes (zie tekst).nbsp;Dit bestaat aan den omtiek uit fibrillair bindweefsel;nbsp;in het midden ziet men een zwarte massa (geel propje,nbsp;zie tekst).

-ocr page 88-

MALLENE-INJECTIES IN DE AFDEELING BANDJAR-NEGARA (BANJOEMAS).

Wetevreden, Mei 1901. Aan

Den Directeur van het Geneeskundig Laboratorium

te

Weltevreden.

Naar aanleiding Uwer mondelinge opdracht om den Gouver-nements-veearts A. de Vletter te assisteeren bij de toepassing der injecties met mallene door U verstrekt, heb ik de eer Unbsp;hierbij aan te bieden het door den Heer de Vletter en mijnbsp;in duplo daarover opgemaakt verslag........

VERSLAG

over de toepassing van een drietal mallene-soorten bij DE uitroeiing VAN KWADEN DROES IN BaNDJAR-NeGARA.

De mallene-injecties werden verricht op een drietal stations, Bandjar-Negara, Kaliloendjar en Bolang, alwaar de daarvoor bestemde paarden bijeen werden gebracht en naar gelangnbsp;van de koppels, waartoe zij behoorden, gesoleerd. De aan denbsp;malleneproef onderworpen dieren behoorden meerendeels totnbsp;de pikolpaarden; een kleiner aantal diende tot gebruik ondernbsp;den man of werd ter wille der fokkerij gehouden. Zoowelnbsp;bij de eerste als de 2 groep waren veulens aanwezig.

Indion men de werking der mallene bij de verschillende paarden onderling wil vergelijken, zal het noodig zijn denbsp;genjicieerde dieren naar aanleiding van het bovenvermelde

-ocr page 89-

73

in drie hoofdgroepen te verdeelen n. m. 1. pikolpaarden, volwassen dieren tot ander gebruik en veulens. Deze scheiding is gewenscht, daar de pikolpaarden onder veel ongunstigernbsp;verhoudingen leven, dan de voor andere doeleinden gebruiktenbsp;dieren, terwijl de veulens door het bezwaar om eene geschiktenbsp;dosis vast te stellen minder geschikt voor eene vergelijking zijn.

Men houdt de pikolpaarden in de afdeeling Bandjar-Negara in geheel of gedeeltelijk gesloten stallen, waar zij naast elkander gebonden op ne rij of wel in tw rijennbsp;met de hoofden naar elkander toe, gezamenlijk uit eene smalnbsp;omrasterde ruimte van den bodem eten. Op transportnbsp;blijven de dieren steeds bijeen. Wordt elders overnacht, zoonbsp;doet men dat op vaste punten, alwaar ze in daarvoor bestemde stallingen gehuisvest worden. Zoodoende bestaat ernbsp;steeds een nauw contact onder de pikolpaarden van hetzelfdenbsp;transport en daardoor eene ruime gelegenheid voor besmetting,nbsp;indien slechts een enkel dier infectieus is, terwijl ook denbsp;transporten onderling elkander kunnen infecteeren door hetnbsp;overnachten in dezelfde stallingen. Voegt men hierbij dennbsp;veel zwaarderen arbeid, welke deze dieren in vergelijkingnbsp;van de voor andere doeleinden gehouden paarden moetennbsp;verrichten en het feit, dat men voor het bedrijf niet altoosnbsp;de beste en krachtigste individuen bezigt, dan ligt het voornbsp;de hand, dat bij de aanwezigheid van n enkel besmet ennbsp;smetstofproduceerend paard in n der koppels, spoedig allenbsp;andere in ruime mate genfecteerd zullen zijn. Bij nadernbsp;onderzoek bleken echter meerdere dieren in de verschillendenbsp;koppels duidelijk klinisch aan malleus te lijden, zoodat feitelijknbsp;vooraf eene buitengewone werking van de mallene bij dezenbsp;groep te verwachten was.

Bij de niet-pikolpaarden is dit minder het geval. Zij behoorden ten getale van 1 of 2 aan verschillende eigenaren en hadden, zooals gebruikelijk, afzonderlijke vaste stallen.nbsp;Voorts komen zij zoowel in als buiten den diensttijd betrekkelijk weinig met andere paarden in contact. Bij zulkenbsp;dieren blijft eene malleus-infectio veel lichter tot enkele individuen bepaald.

Ook is het wenschelijk, ter wille van eene goede verge-

-ocr page 90-

74

lijking, eene scheiding te maken tusschen de dieren, welke slechts eenvoudig verdacht zijn, omdat zij met zieke in contactnbsp;waren, en die, welke zoodanige verschijnselen vertoonen, datnbsp;zij onbetwist, of hoogst waarschijnlijk, aan malleus lijden,nbsp;daar de reeds klinisch duidelijk zieke dikwijls slecht reageeren.

Ten einde een overzicht te verkrijgen tot welke der boven onderscheiden groepen de verschillende dieren gerekend moeten worden, is in dit verslag onderstaande tabel I ingelascht.nbsp;De nummers wijzen de verschillende paarden aan naar denbsp;volgorde, waarin ze in het protocol zijn opgenomen. Tevensnbsp;geeft de tabel aan, welke, en hoeveel mallene aan de respectievelijke dieren werd toegediend. De met roode inkt geschreven (') nummers duiden de na de injectie gedoodenbsp;paarden aan.

(1) Vetle druk.

-ocr page 91-

7 Paarden.


Veulens,

Andere

volwassen

paarden.

3 liS .!!nbsp;rquot;^

_'u)

p^

00 ve

3 't

3 li-' .iN ?'N W l I- o

O

3 3 3 3 j


Volwassen

pikolpaanlen.


S5 ^ a

g* o S' g ?9


. nbsp;nbsp;nbsp;3

S 3

f O.


o'

a


cow

too


01

o


^ o 3

C:. 3 5 c o.


1* 5


8 Paarden.


38 Paarden.


91

-ocr page 92-

76

Ter onzer beschikking waren 3 soorten van mallene, gemakshalve A, B en C genoemd. Mallene A en C is mallene brute uit het Instituut Pasteur te Parijs ] A ruim een jaarnbsp;oud, C eerst kort geleden uit de inrichting ontvangen. Mallene B werd vervaardigd in het Laboratorium te Weltevreden.

Te Bandjar Negara maakten wij eerst gebruik van mallene A en B, ten einde de werking onderling te kunnen vergelijken.nbsp;Daar reeds bij deze eerste proef de minder krachtige werkingnbsp;van malleine B bij eene dosis van 0.5. aan het licht kwam,nbsp;werd van eene verdere toepassing ervan voorloopig afgezien.nbsp;Toch kreeg in het volgende station, Kaliloendjar, een duidelijk kwaaddroezig paard nog nmaal met eene grooterenbsp;dosis, 0.75^='^., eene inspuiting. De overige, ook die van hetnbsp;station Bolang, werden alle beproefd met mallene A. Terwijlnbsp;de eerste dieren de voorgeschreven dosis 0 25''^. hadden gekregen, werd later eene proef genomen met 0.2'^'^.

Onderwijl was ook mallene C gearriveerd. Deze werd voornamelijk gebezigd voor eene herenting van de in Bandjar Negara overgebleven paarden, terwijl ook nog een nieuwnbsp;paard, No. 53 eene injectie daarmede kreeg. De overgeblevene bestonden in hoofdzaak uit dieren, welke eene vorigenbsp;maal mallene B hadden gehad. Door deze herenting kregennbsp;wij eene scboone gelegenheid, nogmaaals het verschil in werkingnbsp;tusschen de Parijsche malleine brute en die in Weltevredennbsp;vervaardigd, nader te leeren kennen en wel bij de zelfde dieren.

Bizonderlieden aangaande de gente paarden, de verschijnselen door de injectie te voorschijn geroepen en de pathologische-anatomische afwijkingen bij de obductie gevonden, werden in een protocol vereenigd en als bijlage I aan dit verslagnbsp;toegevoegd.

Een uittreksel daarvan, voornamelijk ter wille eener afzonderlijke opgaaf der temperatuur-waarnemingen, vervaardigd naar het model destijds door Dr. A. W. H. WiETZ gebezigd,nbsp;vindt men in bijlage II.

In bijlage III wordt eene graphische voorstelling gegeven van de verschillende lichaamstemperaturen der genjicieerdenbsp;paarden.

Alvorens over te gaan tot eene nadere beschouwing der

-ocr page 93-

77

verkregen uitkomsten, dienen nog de volgende verklaringen en besprekingen der gevonden afwijkingen, vooraf te gaan.

In het protocol wordt gesproken van zieke en niet zieke paarden. De uitspraak, waartoe wij kwamen, werd verkregennbsp;na een ondeizoek, dat zich hoofdzakelijk bepaalde tot denbsp;voornaamste uitwendig zichtbare symptomen van malleus,nbsp;liet onderzoek van het neusseptum had plaats met den neus-spiegel, 1) Van auscultatie, percussie en afdraven kon tengevolge van den beperkten tijd geen gebruik worden gemaakt.

De mededeeling der afwijkingen bij de obductie gevonden, bepaalt zich hoofdzakelijk tot die laesies, welke direct of indirect met malleus te maken hebben en is, om het geheelnbsp;meer leesbaar te maken, waar zulks niet schaadt, verkortnbsp;teruggegeven. Om niet in herhaling van beschrijvingen tenbsp;vallen en tevens om scherp te doen uitkomen, welke der innbsp;de longen veelvuldig voorkomende knobbelvormingen al dannbsp;niet van kwaaddroezigen aard zijn, worden de voornaamstenbsp;in 2 duidelijk van elkander te onderscheiden typen verdeeld,nbsp;A en B genoemd. De eerste hebben niets met malleus tenbsp;maken, daar men ze dikwijls zelfs in groote getale bij nietnbsp;aan kwaden droes lijdende paarden vindt. De tweede zijnnbsp;echter van zuiver kwaaddroezigen aard.

Tot die veivanderingen, welke men zeker niet aan kwaden droes moet toeschiijven, behoort de aanwezigheid, zoowel innbsp;de longen als de lever, hetzij spaarzaam of wel in overgrootenbsp;menigte, van meestal klein speldeknop groote, melkwitte,nbsp;soms iets geelachtige, nu eens gemakkelijk door te snijden,nbsp;doch dikwijls daarvoor te harde, verkalkte knobbeltjes, die overnbsp;bet algemeen zonder veel moeite uit het weefsel zijn te wippennbsp;cn zich dan voordoen als ronde, ovale of meer worstvormigenbsp;korreltjes met gladde oppervlakte. Somtijds schijnt in de

*) Wanneer men het resultaat van het onderzoek met don neusspiegel, Waartoe een voor menschelijk gebruik bestemden keefspiegel werdnbsp;gebezigd, vergelijkt met de afwijkingen bij sectie gevonden, dan zijn dienbsp;Utkomsten bedroevend. In gezonde neuzen is het zeer gemakkelijknbsp;het septum af te zien tot aan het zeefbeen toe; zoodra echter denbsp;mucosa iets gezwollen en slijm aanwezig is, wordt hot gezichtsveldnbsp;belangrijk verminderd.

-ocr page 94-

78

longen om deze bolletjes nog eene soort kapsel te bestaan. In de lever viel zoo iets ons nimmer op. Bij het insnijdennbsp;in het weefsel wijken bedoelde korreltjes ter zijde uit ennbsp;het kost dan dikwijls veel moeite ze te halveeren. Geluktnbsp;dit, dan zal blijken, dat ze bestaan uit een min of meer hardennbsp;wand met een inhoud, die bestaan kan uit een weinigje krijtwitte vloeistof of wel eene dikkere, vastere, ook wel verkalktenbsp;massa. Wanneer deze korreltjes te glad en te klein zijn omnbsp;doorgesneden te worden, is het dikwijls mogelijk ze, na verwijdering uit het weefsel, te pletten, waardoor de ingeslotennbsp;witte stof er uit spat.

Boven beschreven korreltjes door ons ter vereenvoudiging Type A genoemd, komen voor zoowel in de organen alsnbsp;aan de oppervlakte, ook wel in het omhullende weivlies.nbsp;In het laatste geval promineeren zij bizonder sterk bovennbsp;hunne omgeving. In de longen onder de pleura liggende,nbsp;kunnen zij zich voordoen als goed doorschijnende knobbeltjesnbsp;met een troebel wit centrum. Met de loupe bezien, valt datnbsp;translucide sterk op. Om het doorschijnende knobbeltje kannbsp;men dikwijls nog eene smalle, grijze zne onderscheiden.nbsp;Snijdt men nu ter plaatse in, zoo wijkt de witte kern, datnbsp;het harde korreltje blijkt te zijn voor het mes uit en nochnbsp;aan de verkregen sneevlakte, noch aan de pleura-oppervlaktenbsp;is iets meer van de doorschijnende omgeving waar te nemen;nbsp;slechts het sterk vooruitspringende witte bolletje valt in het oog.nbsp;Waarschijnlijk wordt het doorschijnende gedeelte veroorzaaktnbsp;door een klein laagje vocht om het korreltje, dat de ruwenbsp;behandeling van het insnijden uit het weefsel doet verdwijnen.

Het aantal dezer korreltjes in longen en lever houdt gewoonlijk geen verband met elkander. Meestal treft men er in de lever veel meer aan dan in de longen. Ook de miltnbsp;kan ze bevatten, doch slechts in betrekkelijk zeer geringenbsp;mate. In de lever kunnen zij zoo talrijk voorkomen, datnbsp;daardoor eene opvallende vergrooting van dit orgaan bestaat.

Behalve de boven beschreven knobbeltjes, die gewoonlijk de grootte van een speldekop weinig overtreffen, vindt men,nbsp;vooral in de lever, dikwijls gi-ootere, van den omvang van

-ocr page 95-

79

een hennepzaad] e tot die van eene erwt, van ongeveer gelijken bouw, maar iets vaster met de omgeving verbonden. De in-houd van die bolletjes, die ook wel een meer gestrekternbsp;vorm kunnen bezitten, bestaat uit eene kalkachtige of welnbsp;concentrisch gelaagde verkaasde massa. De wand is dik,nbsp;vast, soms melkwit, vaak ook aan de peripheric gedeeltelijknbsp;gelijkende op hyaline-kraakbeen. De aard van deze nieuwvormingen is ons niet bekend, zij hebben echter hoogstwaarschijnlijk niets met malleus te maken.

Voorts behoort ook tot de waarschijnlijk niet kwaaddroezige veranderingen in de lever het voorkomen van zeer kleine,nbsp;ronde, witte puntjes, waaraan makroskopisch niets bizondersnbsp;is te herkennen. Of er verband bestaat tusschen dezenbsp;kleine witte korreltjes en het beschreven type A, kon metnbsp;het bloote oog of de loupe niet worden uitgemaakt.

Tot de wel door kwaden droes veroorzaakte afwijkingen in de longen rekenen wij het bestaan van speldekop totnbsp;hennepzaad groote, grauwe, rondachtige, goed doorschijnende,nbsp;weeke, niet ongeschonden uit de omgeving te pellen haardjes,nbsp;die in het centrum een klein wit puntje kunnen bezitten.nbsp;Men vindt ze het beste, wanneer de longen goed bloedloosnbsp;zijn en dan nog bij eene nauwkeurige inspectie. Liggen dezenbsp;haardjes nabij de oppervlakte van de longen of onder denbsp;pleura, zoo verheffen zij zich weinig boven hunne omgeving.nbsp;In de pleura zagen wij ze nimmer.

Deze veranderingen achten wij geheel identisch met de door Verschillende Fransche onderzoekers, waaronder in de eerstenbsp;plaats Nocard, bedoelde translucide tuberlcels. (i)

Voorts beschouwen wij als eene kwaaddroezige nieuwvorming in de longen, de zich aan boven beschreven translucide tuberkels aansluitende, bij de secties veelvuldig gevondennbsp;pathologische veranderingen, door ons in dit verslag ter onderscheiding van type A knobbels type B genoemd.

Het zijn speldekop, hennepzaad tot klein erwt groote, vaste knobbelachtige haardjes, flink met het omliggende weefsel

(1) Zie vervolg begeleidende missive hierachter.

-ocr page 96-

80

verbonden, bijna altijd goed door te snijden, daarbij soms opaque, meestal witacbtige, wit of geelachtig wit van kleur.nbsp;Bij de opaque dus nog eenigszins doorschijnende kan mennbsp;dikwijls van het centrum uit iets wits zien doorschemeren,nbsp;dat na insnijding een weeker gedeelte, ook wel pus blijktnbsp;te zijn. Bij de witte, geelwitte, dus niet doorschijnende kannbsp;na insnijden in het midden een meer of minder groot, etternbsp;bevattend holletje aaugetoond worden, dat ook wel eenenbsp;kazige ') verkalkte inhoud kan bezitten. Uit die pus geluktenbsp;het ons de malleusbacterie in cultuur te verkrijgen, redenennbsp;waarom wij bedoelde knobbeltjes van type B tot de kwaad-droezige nieuwvormingen rekenen. Zij zijn gelijk te stellennbsp;met de door de onderzoekers beschrevene verdere stadia dernbsp;translucide tuberkels.

Bij de oudere knobbeltjes wordt het bindweefselaehtige karakter ervan duidelijker.

Zijn de translucide tuberkels door hunne doorschijnendheid moeilijk te vinden, met het opaque type B gaat dit beter,nbsp;terwijl de witte en geelwitte niet over het hoofd te zien zijn.

Ook in andere organen zagen wij dergelijke knobbels of haardjes, die meer of min beantwoorden aan de boven beschrevene. Wij wenschen echter in dit verslag onder typenbsp;B te verstaan slechts die, voorkomende in de longen.

Behalve de erwtgroote, witte of geelwitte knobbels treft men er ook aan van grooteren omvang bijv. van eene boonnbsp;of eene kers. Deze zijn meestal onregelmatig vannbsp;gedaante en bevatten meerdere, in grootte verschillende,nbsp;kleine pusholten, waaruit men na het doorsnijden de etter,nbsp;indien ze nog niet verkalkt is, als kleine worstjes uit denbsp;diepte kan drukken.

In de longen, doch vooral in de milt, zijn ook wel eens meer typische abscesjes te vinden d. w. z. eene ophoopingnbsp;van etter ter grootte van eene erwt tot eene kers, omgevennbsp;door eene dunne of iets dikkere fibreuse kapsel. De inhoudnbsp;dezer abscesjes kan tot eene kazige stof ingedikt of totaalnbsp;verkalkt zijn en vormt in het laatste geval een grijs, ruwnbsp;van oppervlak zijnde knikkertje, dat na het doorsnijden van

1) Zie vervolg begeleidende missive, liieracliter.

-ocr page 97-

81

de kapsel zeer gemakkelijk uit het weefsel te verwijderen is. Meerdere van dergelijke kalkachtige knikkertjes kunnen eennbsp;grooter concrement vormen.

Wij gelooven niet, dat er bezwaar zal bestaan ook deze pathologische afwijkingen aan malleus te wijten. Trouwensnbsp;uit de pus van dergelijke abscesseii is zeer gemakkelijk denbsp;malleus-bacterie te kweeken; ten minste, wanneer die etternbsp;nog niet in buitengewone mate ingedikt was, gelukte ons ditnbsp;herhaaldelijk, i)

Voorts is het wenschelijk hier bepaaldelijk nog te wijzen op eene kwaaddroezige aandoening van de klieren uit hetnbsp;mediastinum. Deze zijn dan sterk in omvang toegenomen, opnbsp;doorsnede bizonder saprijk-, eene melkachtige dikke vloeistofnbsp;bedekt spoedig de geheele sneevlakte. Veegt men deze schoon,nbsp;dan ziet men in het klierweefsel ronde, meer bleeke plekken.nbsp;Uit zulk sap verkregen wij eene rijke colonie van malleus-bacterin. (No. 7)

Dat de litteekenachtige, strengvormige, veder- of stervormige woekeringen in neusholten, larynx of trachea van kwaaddroe-nbsp;zigen aard zijn, is van algemeene bekendheid, evenzoo de ulceranbsp;met onregelmatige opgeworpen randen en de oppervlakkigenbsp;substantie-vei'liezen, welke men in de mueosa aan den voorwand van de trachea aantreft.

Eenmaal vooraf besproken hebbende welke der voornaamste bij de obducties gevonden veranderingen aan malleus tenbsp;wijten zijn, is het gemakkelijker bij het lezen van het protocolnbsp;over het al of niet kwaaddroezig zijn der geseceerde paardennbsp;en dientengevolge over de uitwerking der mallene-injectiesnbsp;te oordeelen.

MALLENE A. (oude Parijsche mallene).

De genjicieerde dieren, welke voor eene onderlinge vergelijking in aanmerking komen, ons daarbij slechts tot de verdachte pikolpaarden bepalende, zijn: No. 1, No. 2, No. 4,nbsp;No. 5, No. 6, No. 7, No. 8, No. 16, No. 20, No. 21, No. 22,nbsp;No. 23, No. 24, No. 25, No. 26, No. 27, No. 28, 29, No. 44,nbsp;No. 45, No. 46, No. 47, en No. 48. De eerste 18 ontvingen

h o. a. (zie toegevoegde lijst) No. 4, No. 6, No. 9, No. 26, No. 30.

All. 1 Dl. XIV.

Aug. 1901. nbsp;nbsp;nbsp;(j

-ocr page 98-

82

0.25*- malleine, de laatste vijf 0.2 -. De stof werd op de gebruikelijke wijze verdund en genjicieerd.

De dosis van 0.25. voor onze kleine Indische paarden schijnt groot; doch toen wij bij de eerste injecties te Bandjarnbsp;Negara bij No. 1, No. 2, No, 4, No. 5, No. 6, No. 7, No. 8,nbsp;No. 16 als uitwerking der inspuiting voornamelijk de reedsnbsp;verwachte hooge temperatuurstijging zagen, en over het algemeen eene geringe algemeene en locale reactie, terwijl bijnbsp;de obductie van enkele der hoogreageerende dieren No 4,nbsp;No. 5, No. 6 en No. 16, deze werkelijk aan malleus blekennbsp;lijdende te zijn, meenden wij voorloopig die dosis niet tenbsp;moeten verlagen. Daarom zijn de paarden van het volgendenbsp;station in Kali loendjar, uitgezonderd n, dat 0.75 mal-lene B ontving, alle met 0.25. malleine A ingespoten. Laternbsp;in Bolang zijnde, hadden wij gelegenheid ook een dosis vannbsp;0.2. bij wijze van proef te injicieeren.

Ook deze dosis voldeed, hoewel de algemeene en locale reacties, uitgezonderd bij n paard, No. 50, dat locaal zeer sterk reageerde,nbsp;over het algemeen nog geringer waren dan bij vorige paarden.

Tabel II geeft aan hoe de dieren reageerden.

TABEL II.

MALLEINE A.

EENE TEMPERATRSVERHOOGING VAN:

-tot 1.

1. tot 20.

20 tot hooger.

Geene algemeene of localenbsp;reactie.

Geene algemeene, duidelijk locale reactie.

Dnidelijlie algemeenenbsp;en localenbsp;reactie.

Weinig of geen algemeene en

locale reactie.

Weinig of geen algemeene, duidelijke localenbsp;reactie.

Merkbare of duidelkenbsp;algemeene,nbsp;geringe locale reactie.

Merkbare of duidelijkenbsp;algemeenenbsp;en localenbsp;reactie.

No. 1 t

No. 2.

No. 6t

No. 5t

No. 29.

No. 4t

nbsp;nbsp;nbsp;7.

8.

nbsp;nbsp;nbsp;24t

dosis 0.15 cc.

nbsp;nbsp;nbsp;16t

- 201

- nbsp;nbsp;nbsp;25t

. 22.

. 21.

nbsp;nbsp;nbsp;26t

nbsp;nbsp;nbsp;27.

nbsp;nbsp;nbsp;23t

n 28.

dosis O.tO c.c.

No. 4it

WO. 461

No. 45.

... .

nbsp;nbsp;nbsp;47.

nbsp;nbsp;nbsp;48t

-ocr page 99-

83

Wij zien daaruit dat No. 1 niet of zoo goed als niet gereageerd heeft. Bij de obductie bleek slechts eene enkele laesie in de long met eenige zekerheid op malleus te wijzen^nbsp;n. m. 1. eene doorzichtige knobbel van type B, die dus bijnanbsp;gelijk te stellen is met eene volkomene translucide tuberkel.nbsp;Nocard wees reeds daarop, dat de uit een genfecteerd milieunbsp;afkomstige paarden, welke niet op mallene reageeren, translucidenbsp;tuberkels in hunne longen kunnen bezitten, terwijl zij tengevolge daarvan toch als met malleus genfecteerd moeten wordennbsp;beschouwd. De natuur der drie overige knobbels kon nietnbsp;worden bepaald. Waarschijnlijk zijn het reeds volkomen innbsp;bindweefsel veranderde, dus genezen translucide tuberkels.

Om nader vast te stellen of gezonde paarden, afkomstig uit eene omgeving, waar minder kans op eene besmettingnbsp;bestaat, insgelijks dergelijke tuberkels in de longen vertonnen,nbsp;werd het voor de fokkerij bestemde paard No. 35 aangekochtnbsp;en gedood. (Zie tabel VI).

Het reageerde na eene inspuiting van 0.2co- met eene temperatuurstijging van l.dquot; zonder daarbij algemeene of locale reactie te vertonnen; kan dus hoogstens als verdacht wordennbsp;beschouwd. Bij de obductie bleek eene verborgen geringenbsp;locale reactie te hebben bestaan. De longen waren echternbsp;vry van translucide tuberkels of eenige andere kwaaddroezigenbsp;laesie, evenzoo de andere onderzochte deelen van het lichaam.

No. 44, wel afkomstig uit eene besmette omgeving, doch bij eene injectie vannbsp;nbsp;nbsp;nbsp;slechts eene temperatuursverheffing

vertoonende van 1.1' met duidelijlie locale en geene algemeene reactie, kan dientengevolge eveneens als verdacht wordennbsp;beschouwd. De obductie toonde aan, dat in de longen slechtsnbsp;zeer weinige, een 3 tal, translucide tuberkels aanwezig en innbsp;de andere organen geene kwaaddroezige laesies te vindennbsp;waren.

No. 2, bij eene injectie van 0.25'^lt;^- eene temperatuursver-hooging van 1.5 gevende, met eene duidelijke algemeene en locale reactie, bleek dientengevolge hoogst verdacht te zijn.nbsp;Toen het dier naderhand werd afgemaakt en geseceerd, blekennbsp;dan ook verschillende kwaaddroezige laesies voorhanden.

De overige dieren reageerden met eene temperatuursver-

-ocr page 100-

84

hooging van boven de 2lt;', een 4 tal zelfs met 3 en meer (No. 16, No. 24, No. 25, No. 29).'

Eene meer of mindere volledige reactie werd slechts door vier vertoond (No. 4, No. 24, No. 25, No. 26).

De andere paarden gaven weinig of geene algemeene of locale verschijnselen, of slechts n van beide te zien.

Bij het 5 tal met 0.2lt;^lt;^- genjicieerd vertoonde geen enkele de volledige reactie.

Al de uit deze groep van hoogreageerende dieren afgemaakte en geseceerde paarden (d. w. z. van de 16 direct 11 en laternbsp;na de 2a injectie nog eens 2) bleken in meerdere of minderenbsp;mate en zelfs in eene voor de omgeviny zeer gevaarlijkennbsp;vorm aan malleus te lijden.

De maximum-hoogte der lichaamstemperatuur viel voor bijna alle der boven besproken paarden tusschen 1218 uurnbsp;na de injectie.

Slechts bij een 3 tal No. 21, No. 23 en No. 44 bestond zij na respectievelijk 10, 20 en 22 uur. Na de hoogste uitslagnbsp;volgde bij verscheidene eene betrekkelijk snelle daling, dienbsp;ongeveer tegen het 32ste uur haar laagste punt, soms tot dichtnbsp;bij den norm (No. 7, No. 8, No. 21, No. 47, No. 48) bereikte,nbsp;om daaima weer betrekkelijk hoog te stijgen. Bij een enkele,nbsp;No. 6, bleef de temperatuur bijna permanent zeer hoog.

MALLENE C. (nieuwe Parijsche mallene).

Deze werd gebezigd voor eene herenting der te Bandjar Negara overgebleven pikolpaarden, terwijl ook nog een rijpaard No. 53 daarmede werd genjicieerd. De dieren hadden,nbsp;behalve de laatstgenoemde, in de afgeloopen maand van afzondering merkbaar veel geleden. Klinisch ontwijfelbaar opnbsp;malleus wijzende verschijnselen waren niet aanwezig, welnbsp;werden bij eenige verdachte symptomen opgemerkt.

Het veulen No. 3 en evenzoo het niet pikolpaard No. 53 buiten rekening latende is de uitwerking der injectie bij denbsp;overige in de volgende Tabel III, een eenigszins gewijzigdnbsp;model No. II, aangegeven.

-ocr page 101-

85

TABEL III.

malleine c.

EENE

TEMPERATUURSVERHOOGING VAN:

- tof, to.

10 tot 20.

20 en dnar!)oven.

Alsemeene reactie duidelijk.

Locale reactie goed.

iMcrkbare of duidelijke algemeene reactie.

geringe ot matige locale reactie.

Duidelijke alge-meone en locale reactie.

No. 21

No. 10

No. 7 1

11

- 8 1

dosis 0.2a

121

14 1

.. nbsp;nbsp;nbsp;131

15

Hieruit blijkt, dat No. 2 beneden n graad temperatuurs-verheffing vertoonde, maar eene tamelijk duidelijke algemeene en locale reactie had. Bij de obductie kwamen tal van kwaadnbsp;droezige laesies voor den dag. De atypische curve is verklaarbaar uit het feit, dat dit dier de beide aan de injectie voorafgaande dagen reeds koortste.

Ook bij No. 7 werd zoo iets verwacht, doch ten onrechte. De temperatuursverhooging, die het dier vr de injectie vertoonde, is dan ook van mindere beduidenis in vergelijkingnbsp;met die van No. 2 (vergelijkt curven).

De 8 overige dieren reageerden met eene temperatuursverhooging van boven de 2; n daarvan haalde 3,5 boven den gemiddelden norm (No. 14). Eene volledige reactienbsp;vertoonden vier ervan (No. 7, No. 8, No. 14 en No. 15) terwijlnbsp;de vier overige (No. 10, No. 11, No. 12, No. 13) daaraan nabijnbsp;kwamen. De obductie van 5 dezer 8 dieren gaf kwaad-droezige veranderingen te zien en wederom bij 4 in eennbsp;vorm ontwijfelbaar infectieus voor de omgeving. De hoogstenbsp;temperatuur-uitslag werd bereikt na 1416 uui, slechts bijnbsp;ket niet in de tabel opgenomen veulen, dat eene verhoogingnbsp;van 2.5 vertoonde, had zulks veel eerder plaats (na het lOonbsp;^ur). Ook nu volgde na het bereiken van het maximum bij

-ocr page 102-

86

vele eene snelle daling, teiwijl het laagste punt bij enkele bijna den gemiddelden norm bereikte. Na de daling volgdenbsp;weer eene stijging gedurende den dag na de injectie.

Vergelijken wij thans, in zooverre mogelijk, de uitwerking van de uit Parijs afkomstige mallene A en C, dan blijkt denbsp;eerste, de oudste, haar vermogen om de temperatuur te doennbsp;stijgen niet te hebben verloren, daarentegen voor een gedeeltenbsp;wel, het te voorschijn roepen van locale en algemeene verschijnselen. En toch zijn deze laatste zelfs bij C lang niet in dienbsp;mate ontwikkeld, als daarover te lezen valt in de literatuurnbsp;bij eene injectie in Europa. Hierdoor ontvalt ons gedeeltelijk een hulpmiddel, waaraan in - dat werelddeel hoogenbsp;waarde wordt toegekend. Desniettegenstaande bleek ons denbsp;mallene een bruikbaar hulpmiddel te zijn om malleus te diag-nostiseeren, of wel het vermoeden van zijn bestaan meerderenbsp;waarschijnlijkheid toe te kennen.

Aangezien de injecties, in zooverre ze door obductie gecontroleerd werden, plaats hadden bij zwaar genfecteerde koppels, behoeft het geene verwondering te baren, dat bijnbsp;de onvolkomen reageerende dieren, ook die, welke slechtsnbsp;eene hooge temperatuurstijging hadden, bij sectie de meestenbsp;eene voldoend aantal kwaaddroezige veranderingen vertoonden,nbsp;om het afmaken te motiveeren. Of zulks ook het geval zounbsp;zijn in een lichter genfecteerd milieu, is onwaarschijnlijk,nbsp;daar zelfs bij de volkomen reageerende dieren een enkel tenbsp;vinden is, No. 25, dat afgaande op de gevonden veranderingen,nbsp;slechts in geringen graad besmet was, n. m. 1. in de longen.nbsp;Bij dit paard waren ook wel de mediastinaal klieren een weinignbsp;aangedaan, doch het bewijs, dat die aandoening van kwaad-droezigen aard was, werd niet geleverd. Ook paard No, 7,nbsp;waarbij in de longen slechts enkele translucide tuberkelsnbsp;werden aangetroffen, zou in hetzelfde, geval verkeeren alsnbsp;No. 25, indien door eene geslaagde cultuur niet was aangetoond, dat eene dergelijke aandoening van de mediastinaalnbsp;klieren aan malleus te wijten is.

Het is daarom raadzaam dat bij de toepassing der injecties op meer kostbare individuen bij de beslissing over het al ofnbsp;niet bestaan van malleus en het afmaken streng worde vast

-ocr page 103-

87

gehouden aan de voorschriften van Nocaed, zonder al te hooge eischen te stellen voor eene volledige reactie.

Uit onze proef blijkt, dat ook de slechts onvolledig rea-geerende dieren, ook die met een geringe temperatuursver-heffing, doch duidelijke algemeene locale reactie, in hooge mate geinfecteerd kunnen zijn en dus eene strenge isoleeringnbsp;moeten ondergaan (No. 5, No. 23, No. 12, No. 13, No. 2).

MALLENE B. te Weltevreden vekvaardigd.

De uitwerking van eene injectie van 0.5*^' bij verdachte pikolpaarden is in onderstaande Tabel IV aangegeven.

TABEL IV.

EENE TEMPERATUURSVERHOOGING VAN:

- tot 10.

10. tot 20.

20. tot hooger.

Geringe algemeene en locale reactie.

Geringe algemeene reactie.

duidelijke

locale reactie.

McrkRare algemeene reactie.

geringe locale

reactie.

Weinig ot

1

geene algemeene en

locale

reactie.

Weinig ot geene algemeenenbsp;reactie.

duidelijke locale reactie.

No. 10.

11.

No. li.

No. 9-f

No. 15.

No. 12.

13.

No. 9, in een zeer slechten voedingstoestand verkeerend, hoestend individu vertoonde reeds gedurende de beide aan denbsp;injectie voorafgaande dagen eene tamelijk hooge temperatuur.nbsp;Hoewel in de tabel opgenomen, verdient het aanbeveling bij denbsp;vergelijking der mallene-werking dit paard buiten rekeningnbsp;te laten. Bij obductie bleek het in hooge mate genfecteerd te zijn.

Niettegenstaande dus de tamelijk hooge mallene-dosis reageerde de helft van de overige paarden met eene tempera-tuursverhooging van nog geen 2, terwijl de andere helft zulks wl deed, doch weinig of geene algemeene reactie vertoonde en slechts 2 eene duidelijke locale reactie gaven. Het

-ocr page 104-

88

zou natuurlijk mogelijk zijn, dat deze uitwerking aan de individuen zelf te wijten was. Daarom werden ze uitgezonderdnbsp;No. 9 niet gedood, maar eene maand later eene 2 maalnbsp;genjicieerd met mallene C. De uitwerking daarvan, reedsnbsp;in tabel III neergelegd, wordt ter wille eener betere vergelijking hier nogmaals weergegeven.

TABEL V.

EENE TEMPERATURSVERIIOOGING VAN:

- tot 10

10 tot 20 nbsp;nbsp;nbsp;ijnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;20 tot lioofrer.

Merkljare ot iluidelijkenbsp;alsemeenenbsp;reactie.

geringe of matige locale reactie.

Duidelijke

algemeene

en locale

reactie.

No. 10.

11.

.. 12 t

13 t

No. li t

. IS.

Alle reageerden toen boven de 2quot;; twee met eene volledige reactie, terwijl de 4 oveidge daaraan nabij kwamen. Doornbsp;obductie van de helft dezer dieren konden wij ons overtuigen, dat malleus bestond en wel in niet geringe mate.nbsp;De minder goede uitwerking van mallene B is dus niet aannbsp;de paarden zelt te wijten, maar meer dan vermoedelijk aannbsp;de aanwezigheid van eene te geringe hoeveelheid toxinen innbsp;de mallene, een punt waarop bij de bereiding van eene nieuwenbsp;hoeveelheid dier stof zal moeten worden acht gegeven.

Bij reeds duidelijk zieke paarden of wel diegene, welke om klinische redenen ten hoogste verdacht zijn, is de uitwerking der mallene zeer wisselvallig. Waarschijnlijk wordtnbsp;zulks veroorzaakt door de bestaande hektische koortsen, dienbsp;het proefdier ongeschikt maken om eene buitengewone tem-peratuursverhooging te vertoonen. Niet altoos kan men het

-ocr page 105-

89

bestaan dier hektische koortsen constateeren door 2 dagen voor de injectie de lichaamstemperatuur op te nemen.

Zoowel de algemeene als locale reactie kunnen te wen-schen overlaten; het is echter ook mogelijk, dat beide of n van beide, zich in buitengewone mate ontwikkelt (vergelijkt No. 50).

Tot diegene met mallene A ingespoten paarden, van welke te. voren het bestaan eener hooge lichaamstemperatuur konnbsp;Worden vastgesteld, behooren:

No. 30. lijdt klinisch aan malleus; de verkregen gemiddelde normaal temperatuur was 38.9' C.

50. lijdt klinisch aan huidworm; de verkregen gemiddelde normaal temperatuur was 39.8 C.

Het eerste gaf eene verheffing van slechts 1.5 C. met nierTibare algemeene en zeer duidelijlze toenemende localenbsp;'gt;'eactie.

Het tweede gaf slechts eene temperatuurstijging van 0.9 met geringe algemeene zeer sterlce, lang aanhoudende locale reactie.

Tot die, welke geene bizonder hooge gemiddelde normaal temperatuur hadden, behooren :

No. 18, lijdt klinisch aan malleus, gemiddelde normaal temperatuur 38.3 C.

No. 31. ten hoogste verdacht van huidworm, gemiddelde normaal temperatuur 38 C.

No, 32. lijdt klinisch aan malleus, gemiddelde normaal temperatuur 38.2 C.

Het eerste vertoonde eene temperatuursverheffing van 2.5 niet geringe algemeene en duidelijke, doch spoedig verdwenennbsp;locale reactie.

Het tweede had een uitslag van eveneens 2.5, met duidelijke algemeene en geringe, laat opgekomene locale reactie.

Het derde gaf een uitslag van 2.4 met merkbare algemeene n duidelijke, toenemende locale reactie.

De zieke of klinisch hoogst verdachte paarden met 0.5-nialleine B genjicieerd, gaven de volgende uitwerking te zien :

-ocr page 106-

90

No. 17. lijdt aan malleus, gemiddelde normaal temperatuur 38.20 c.

Hoogste uitslag 2.3o met geringe algemeene en geen locale reactie.

No. 19. ten hoogste verdacht, gemiddelde normaal temperatuur 38.30 c.

Hoogste uitslag 2.3 met geringe algemeene en zeer geringe, spoedig verdwenen locale reactie.

Men ziet dat Mj deze objecten in zoovene het haar vermogen betreft om de temperatuur te doen stijgen, mallene B niet ten achter staat bij mallene A.

Een derde maal werd ze toegepast in een dosis van O.Too-

No. 33. lijdt klinisch aan malleus, gemiddelde normaal temperatuur 38.20

Hoogste uitslag 2.2 met merkbare algemeene en geringe locale reactie.

Door verhooging der dosis werd dus niet veel gewonnen.

De uitwerking der injecties met Parijsche mallene bij de als volwassen te beschouwen niet pikolpaarden, is in Tabel VInbsp;voorgesteld.

TABEL VI.

EENE TEMPERATUDRSVERHOOGIIVG VAN:

- tot 10

10 tot 2

20 tot liooger.

MAtLEINE.

Geen

algemeene en localenbsp;reactie.

Geen

algemeene, zeer of geringe localenbsp;reactie.

Geen

algemeene

recatie,

duidelijke

locale

reactie.

Geen

algemeene, zeer geringenbsp;localenbsp;reactie.

Merkhare algemeenenbsp;reactie, geringe localenbsp;reactie.

Merkbare

algemeene

reactie,

duidelijke

locale

reactie.

A. 0.20

No. 38.

No. 35 t

40.

^ 51.

No. 42.

No. 41.

No. 43.

C. 0.25.

No. 53.

Volgens de door Nocard gegeven voorschriften zouden No. 41 en No. 53 als zeer verdacht moeten worden beschouwd,

-ocr page 107-

91

No. 42 minder en het minst No. 35, No. 40 en No. 51, terwijl No. 38 als vrij van kwaden droes kan worden verklaard,nbsp;No. 43, daarentegen vertoonde eene volledige reactie.

Slechts n van alle, No. 35 zooals reeds vroeger gemeld, werd aangekocht en gedood. De obductie gaf geene opnbsp;kwaden droes betrekking hebbende afwijkingen te zien.

Om een beslissend oordeel te kunnen vellen over de werking der mallene in dit milieu zijn te weinig dieren opgeofferd.

Is ons deze groep als proef van weinig waarde (behalve No. 35), veel meer moet dit het geval zijn voor de groep dernbsp;veulens, waar zoo moeilyk eene goede dosis te bepalen was.nbsp;Wij zullen deze dieren daarom ook buiten beschouwing laten.

Reeds op pagina 86 en 87 werd ons oordeel uitgesproken over het gebruik der malleiine in Indi. Hier volgt nog eenenbsp;opgave van de verschijnselen welke zij kan te voorschijnnbsp;roepen.

Vooreerst eene temperatuursverhooging, die van af de lichtste verheffing tot 3 graden en meer boven den norm kannbsp;plaats vinden. Bij de meeste dieren met eene uitslag vannbsp;oenige beduidenis volgt spoedig of eerst na eenige uren eenenbsp;daling, die veelal zeer laag gaat en soms den norm bereikt ofnbsp;liem passeert. Gedurende het verloop van den tweeden dagnbsp;a de injectie, stijgt de temperatuur weer om den daaropvol-genden dag meestal normaal te worden. Tijdens de eerstenbsp;maximum stijging ziet men bij vele paarden in de curve eennbsp;dubbelen top ontstaan, Eene bepaalde beteekenis kan aannbsp;dezen dubbelen uitslag niet worden toegekend.

Bij enkele dieren slechts zagen wij de temperatuur van af haar maximum langzaam en geleidelijk dalen, juist zooalsnbsp;men in Europa beweert, dat zulks plaats heeft bij eenenbsp;l'ypische, volledige reactie.

Omtrent de apreciatie der temperatuursverheffing wenschen ^ij ons te houden aan de door Nocaed eenmaal vastgesteldenbsp;mdeeling, doch willen daaraan toevoegen, dat eene snelle valnbsp;met daaropvolgende stijging op den tweeden dag na de injectienbsp;of eene meer geleidelijke daling in de beoordeeling geen

-ocr page 108-

92

verschil behoeft te maken. Trouwens tusschen beide vindt men de meest varierende overgangen.

De maximum hoogte wordt bereikt tusschen het IQs en 220 uur, meestal tusschen het 120 en I80 uur. Het is dusnbsp;noodzakelijk gedurende dezen tijd om de 2 uur eene tempera-tuursbepaling te doen of wel permanent eene maximaalthei'-mometer in den anus te deponeeren.

De gemiddelde normaal temperatuur bepale men door n of twee dagen vr de injectie twee of drie malen daags opnbsp;geregelde tijden de lichaamstemperatuur te meten en hetnbsp;gemiddelde der uitkomsten te nemen. Eene temperatuurs-bepaling even voor de injectie is dan niet noodig, doch welnbsp;aan te bevelen.

Wanneer de temperatuur gedurende de dagen, voorafgaande aan de injectie bizonder hoog is geweest (39 en hooger) dannbsp;kan eene slechte, weinig sprekende curve verwacht worden. (')nbsp;Waarschijnlijk staat dit in verband met de meerdere ofnbsp;mindere frequentie dier koortsen gedurende den aan de injectienbsp;voorafgeganen tijd.

De algemeene reactie op eene mallene-injectie is, zoover wij haar leerden kennen, in vergelijking met wat daarovernbsp;uit Europa te lezen valt, meestal belangrijk geringer. Innbsp;het protocol lieten wij het noemen der symptomen ervan,nbsp;daar ze dikwijls slechts even aangeduid waren, geheel varennbsp;en bepaalden ons tot de mededeeling van den verkregennbsp;algemeenen indruk door haar gering, merlcbaar, duidelijk tenbsp;heeten. Eene heftige algemeene reactie zagen wij geenenbsp;enkele maal.

Wat de locale reactie betreft, de zwelling op de plaats der injectie, deze kan goed ontwikkeld voorkomen. Doch meestalnbsp;was het bij onze objecten niet het geval, al bleken zij dannbsp;ook bij de obductie geducht aan malleus te lijden.

Men mag dus in Indi naar onze ondervinding geene te hooge eischen stellen voor eene volledige reactie en vergenoegenbsp;zich waar ook andere verdachte verschijnselen op een moge- 1

1

Beter is het reeds bij eene gemiddelde temperatuur van 38.5 daarop te rekenen.

-ocr page 109-

93

lijk bestaan van malleus wijzen met eene minder volledige reactie, de temperatuuruitslag daarbij als hoofdzaah beschouwende.

Het bestaan van n der drie reacties in voldoende mate, hetzij de locale, de algemeene, maar vooral te temperatuurs-verheffing maakt het dier in kwestie hoogst verdacht en eenenbsp;strenge isolatie noodzakelijk. Grenzen aan te geven voor denbsp;locale en algemeene reactie, zooals zulks werd vastgesteld voornbsp;de temperatuursverheffing, is niet mogelijk. De apprecieeringnbsp;daarvan zal daarom, evenals dat voor het gebruik van denbsp;luallene in het algemeen noodzalijk is, gegrondvest op ondervinding, met oordeel moeten geschieden en wel in verbandnbsp;luet den klinischen toestand van het te onderzoeken paard.

Van de gelegenheid, welke bestond, om talrijke obducties te doen, maakten wij gebruik om eenige cijfers te verkrijgennbsp;aangaande het voorkomen van wormaneurysma in de arteriaenbsp;iesentericae. Van de 30 geseceerde dieren bleken 20 daarmede behebd te zijn, dus Voor Europa wordt het cijfernbsp;90 tot 94 % opgegeven.

Voorts vonden wij 7 malen een wormtumor in den maagwand; d. i. bij ongeveer 1/5 van het geseceerde aantal.

A. DE Vletter.

J. DE Does.

-ocr page 110-

94

Bijlage I.

PROTOCOL.

No. 1.

Hengst, 6 jaar, donkerbruin, Eigenaar Wirosetiko.

Dessa Koeto Wringin. Pikolpaaid in nauw contact geweest met al de volgende pikolpaarden.

20. nbsp;nbsp;nbsp;II. 19Q1. Voedingstoestand onvoldoende, kreupel aan het

rechter achterbeen, op den rug groote druk-wonden.

21. nbsp;nbsp;nbsp;II. Des avonds te 11 uur 0.25 mallene A. subcu-

taan genjicierd.

22. nbsp;nbsp;nbsp;II. Toestand niet veranderd.

23. nbsp;nbsp;nbsp;II. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Idem.

20. II.

21. II.

22. II.

23. 11.

V.ni.

M.

N.m.

V.m.

M.

N.m.

Uren

na de injectie.

8 uur

1

12

0

7

12

11

8

10

12

14

10

18

20

32

37

.17.8

38.1

38.4

37.2

38.1

38.2

gt;1^

S

S-l

37.9

38.2

38.8

38.0

38.5

38.0

38.2

30.7

37.1

Geene Klinische verdachte symptomen.

Gemiddelde normaal temperatuur: 37.9 C.

Hoogste uitslag: 0.9 daarboven.

Na 20 uur 0,4 boven de gemiddelde temperatuur. Geene locale of algemeene verschijnselen.

25. II. 1901. Gedood.

OBDUCTIE;

Op de plaats der injectie niets opmerkingswaardig. Submaxelaire klieren bevatten enkele, kleine, gezwollennbsp;pakketjes, welke bij doorsnijden saprijk blijken te zijn.

Neusholten, pharynx, larynx, trachea: geene veranderingen.

Longen: Iloofdbronchen normaal;

-ocr page 111-

95

In de linkerlong bevindt zich ne, in de rechter drie knobbeltjes, waarvan ne onbetwist op eene doorzichtige type B gelijkt. De overigenbsp;zijn hennepzaad groot, geelwit en behooren niet tot type B.

Hart en groote vaatstammen normaal.

Pancreas; nieren: normaal.

Lever: bezaaid met kleine witte knobbeljes van type A.

Milt: bizonder klein, vast en bloedloos.

A r t e r i a e m e s e n t e r i c a e: geen worm aneurisma.

Maag: geen worm tumor.

No. 2.

Hengst, 8 jaar, donkerbruin. Eigenaar Wirosetiko.

Dessa Koeto Wringin. Pikolpaard. Zie No. 1.

20. nbsp;nbsp;nbsp;II. 1901. Voedingstoestand onvoldoende.

21. nbsp;nbsp;nbsp;II.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Des avondsnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;te 11 unr 0.25 c.c. mallene A

subcutaan genjicierd.

22. nbsp;nbsp;nbsp;II.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;7 u. v.m.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Triestig, hangerig. Eene zwelling

op de injectieplaats ter grootte van eene handpalm.

11. v.m. Idem, zwelling toegenomen.

5. v.m. Algemeene toestand gebeterd.

Zwelling nog flink promineerende.

23. nbsp;nbsp;nbsp;II.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;7. v.m.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Algemeene toestand goed. Zwel

ling nog tamelijk scherp omschreven.

20, II.

21, II.

22. II,

1

23. II.

V.m.

n.m

V.m.

n.ra.

Uren na de injectie.

8

12

0

12

11

8

10

12

14

10

18

20

32

37

38.4

38.4

39.

38.1

38.7

39.2

38.9

39.8

40.1

,39,7

39.2

39.1

38.8

37.8

39.


Klinisch geene verdachte symptomen.

Gemiddelde normaal temperatuur 38.6 C.

Hoogste uitslag 1.5 daarboven.

Na 20 uur 0.2 boven de gemiddelde temperatuur. Algemeene reactie merkbaar, spoedig gebeterd.nbsp;Locale reactie duidelijk en later flink toegenomen.

-ocr page 112-

17. III. 1901. Voedingstoestand slecht, submaxelaire klieren een weinig te voelen.

Des avond te 11 uur genjicierd met 0.25 malleine C.

9 u. v.m. A.R. zeer duidelijk, LR. waarneembaar 0.8 X 0.8 d M.

1 ,, n.m. A.R. nog duidelijk, LR. flink IV2 X 1. d.M.

5 n.m. A.R. nog duidelijk, LR. stationair. 20. III. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;7 ,, v.m. A.R. Jverdwenen, LR. duidelijk

1.2 X 1. d.M.

1 n.m. LR. nog duidelijk; 1 X d.M. 5 n.m. LR. diffuser.

n. 111.

18.

111.

19.

III.

20. 111.

21. III.

7

12

C

12

G

11

8

10

12

14

10

18

20

22

32

37

43

SO

38.4

39.2

39.0

38.2

38.8

.38.7

37.7

1

37.4

,38.0

38.9

39.3

39.4

39.3

38.9

38.

38.3

;i8.o

39.0

38.8

Geene klinische verdachte symptomen.

Gemiddelde normale temperatuur 38.7 C.

Hoogste uitslag 0.7 daarboven.

Na 24 uur 0.2 er beneden.

Algemeene reactie duidelijk; locale reactie goed.

21. III. 1901, Gedood.

OBDUCTIE.

Op de plaats der injectie in de subcutis oen weinig geolgekleurd infiltraat. De daaronder liggende liuidspier vertoont op doorsnedenbsp;breede, witte, saprijke bindweefselstrengon.

Region ai re boegklieren een weinig gezwollen.

Submaxelaire klieren: normaal.

Neusholten, pharynx: normaal.

Larynx: in de gleuf van den binnen voorwand een paar kleine, flauwe, stervormige, litteekenaebtige woekeringen.

Trachea: normaal.

Longen: Iloofdbronchen normaal. In het longweefsel enkele translucide tuhcrkels; meerdere knoljheltjes van type D in hunne

-ocr page 113-

97


verschillende nuances; vele geelwitte erwt- tot knikkergrooto l)inil-weelselwoekeringen, waarin centraal meerdere pusliaardjes fe vinden. Het achterste gedeelte der beide longen voelt bizonder vast aan, isnbsp;geelwit van kleur en bevat geen lucht meer. Op doorsnede blijkt ditnbsp;gedeelte veranderd in eene bindweefselachtige nog goed in te snijdennbsp;massa, waarin verscheidene naast elkander liggende kaasachtige haardjes.nbsp;Voorts aanwezig: caverneuse holten van de grootte van eene okkernootnbsp;gevuld met slijmige pus. Enkele gedeelten van de longen zijn vast,nbsp;donkerrood van kleur, boven de omgeving verheven. Op doorsnedenbsp;vertoont de donkerroode haard eene vochtrijke, fijnkorrelige sneevlakte,nbsp;waarin men hier en daar een klein pusvlokje kan aantreifen.

Hart en gr o o te vaatstammen normaal.

P r a n c r e a s, n i e r e n, m i 11: normaal.

Lever; bevat verscheidene knobbeltjes van type A.

A r t e r i a e m e s e n t c r i c a o: normaal.

Maag: normaal.

No. 3.

Merrie, 1 jaar, lichtbruin. Eigenaar Amat-Redjo.

Dessa Krandegan.

20. nbsp;nbsp;nbsp;II. 1901. Voedingstoestand goed.

21. nbsp;nbsp;nbsp;11.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp; Des avonds te 11 uur genjicierd metO.1. c.c.

inallene A.

22. nbsp;nbsp;nbsp;II.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;7 u. v.m. Algemeene reactie gering, op do

injectieplaats eene onbeduidende zwelling.

11 v.m. Iets triestig, zwelling wat toegenomen.

5 n.m. Algemeene toestand gebeterd, zwelling nog duidelijk te zien.

23. nbsp;nbsp;nbsp;11.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;7 v.m. Algemeene toestand goed, zwelling

nog duidelijk te zien.


20. 11.

21. 11.

V.m.

n.m.

V.m.

n.m.

8

12

0

7

12

11

38.8

38.1

38.4

,37.1

37.9

.38.1

1

30.1

Afl- 1 Dl. XVl Aug. 1901.


Uren na do injeclie;


10 12


Ki 18


23 11.


37


30.8


iO.4


iO.2


40.2


39. 39.5


;i8.


39.1


-ocr page 114-

98

Klinische verdachte symptomen geene.

Gemiddelde normaal temperatuur 38.1 C.

Hoogste uitslag 2.3 daarboven.

Na 20 uur 1.4 boven de gemiddelde temperatuur. Algemeene reactie gering.

Locale reactie gering.

17. nbsp;nbsp;nbsp;III. 1901. Het veulen is in voedingstoestand achteruit

gegaan. Submaxelaire klieren goed te voelen, voornamelijk rechts, maar zacht en week.nbsp;Het rechter oog scheidt veel mucopus af ennbsp;traant. De conjunctiva en mambrana nicti-tans zijn vuurrood met genjicierde vaatjes.nbsp;Het linker oog is veel minder ontstoken.nbsp;Neusafscheiding gering. De mucosa van hetnbsp;neusseptum bezit een ongelijke oppervlakte.

18. nbsp;nbsp;nbsp;HL 1901. Des avonds te 11 uur genjicierd met 0.1 c.c.

malene C.

19. HL

9 u. v.m. Algemeene reactie merkbaar, locale reactie diffuus, gering 0.5 X 0.5 d.M.

1 n.m. Algemeene reactie 0.75 X 0.5 d.M.

5 n.m. Idem, Idem.

20. HL 1901. nbsp;nbsp;nbsp;7 v.m. Normaal, en zoo gebleven.

19. III.


21. III.


18. III.


n. iii.


20. Hl.


12 S 7 nbsp;nbsp;nbsp;12nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;6nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;11nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;8nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;10 12 14 10 18 20 22 32 37 43 36


7

36.8


38.2

I


40.1


38.6 38.7


38.4


38.2


38.8


39.5


39.8


40.;


38.6


40.0


40.3


30.8


38.7


37


38.1


38.1


Weinig verdachte symptomen. Gemiddelde normaal temperatuur 38 C.nbsp;Hoogste uitslag 2.5 daarboven.

-ocr page 115-

99

Na 22 uur O.S boven de gemiddelde temperatuur. Algemeene reactie merkbaar. Locale reactie gering.

21. III. 1901. Gedood.

OBDUCTIE.

Op de p 1 a a t s der injectie in de subcutis oen liclit infdlraat. Subniaxelaire klieren licht gezwollen.

Neusholten, pharynx, larynx, t r a e h e a, boezems; normaal.

M e d i a s t i n a a 1 k 1 i e r e n gezwollen op doorsnede saprijk. Longen. Iloofdbronchen normaal; in de kleinere vertakkingennbsp;cenig witachtig slijm.

In het longweefsel verscheidene knobbeltjes van type A. Verder een 6 tal translucide tuberkels en eenige knobbeltjes van type B.

Hart en groote vaatstammen normaal.

Pancreas, nieren, milt: normaal.

Lever bezaaid met knobbeltjes type A en erwt- tot boongroote knobbels die een zeer dikken wand bezitten en kazigen inhoud.

A r t e ri a m o s e n t e r i c a ant: wormaneurisma.

Maag normaal.

No. 4.

Hengst, 10 jaar, grijze valk. Eigenaar Moerma Widjojo. Dessa Koeto Wringin. Pikolpaard. Zie No. 1.

20. nbsp;nbsp;nbsp;II.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;1901.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Voedingstoestand goed. Op den rug groote

drukwonden.

21. nbsp;nbsp;nbsp;11.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Desnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;avonds te 11 uur genjicierd met0.25cc.

mallene A.

22. nbsp;nbsp;nbsp;11.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;7 u.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;v.m. Algemeene reactie gering. Op de

plaats der injectie eene handpalm groote geprononceerde zwelling.

11 u. v.m. Triestig, hangerig; zwelling teruggegaan .

5 u. n.m. Triestig, zwelling bijna verdwenen.

23. nbsp;nbsp;nbsp;ILnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;7 u.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;v.m. Zwelling weer duidelijk te zien,

bizonder pijnlijk.

25. II. nbsp;nbsp;nbsp;Zwelling nog toegenomen.


-ocr page 116-

100

20. U.

21. ri.

22. II.

2,3. II.

v.m. nbsp;nbsp;nbsp;n.m.

V.m. nbsp;nbsp;nbsp;n.m.

Uren na de injectie.

8

12

6

7

12

11

8

10

12

14

10

18

20i

32!

37

38.3

38,4

38.5

38,1

38 6

38.4

1

40.2

40.7

40.8

40.7

40.5

407

40.4

30.3

40.1

Klinisch geen verdachte symptomen.

Gemiddelde normaal temperatuur 38.4' C.

Hoogste uitslag 2.4' daarboven.

Na 20 uur 2 boven de gemiddelde temperatuur.

Algemeene reactie merkbaar.

Locale reactie eerst duidelijk, daarna afgenomen, toen wederom duidelijk teruggekomen en toegenomen.

25. 11. 1901. Gedood.

OBDUCTIE.

Op dc plaats der injectie in de subcutis cene gele, serciise inlil-tratie, die zicb voortzet onder de m. sterno-cloido-mastoideus tot aan de mediale zijde van het bocggewriclit. Op doorsnede blijktnbsp;de spier daar ter plaatse aan de peripherie bleekcr van kleur te zijn,nbsp;terwijl vochtrijke breede bindweefselstrooken naar het centrale gedeeltenbsp;loopen.

De region ai re boegklieren zijn sterk gezwollen on zeer saprijk.

Submaxelaire klieren: normaal.

Neusholten, boezems, larynx, pharynx en trachea; normaal.

Longen; Iloofdbronchon; normaal. In het longweefsel talrijke knobbeltjes zoowel van type A als B.

Hart en groote vaatstammen; normaal.


Pancreas: normaal.

Lever: bezaaid met knobbeltjes van type A. Voorts meerdere grodtere met duidelijke kapsel en kalkachtigen inhoud.

Milt bevat een elftal knobbels van de grootte van eene erwt tot die van eene okkernoot. Een daarvan (') is totaal verkalkt, de andere bestaan uit een afgekapsclde holte, waarin dikke etter (abscessen).

De grootste bezit eene harde fibreuse kapsel, waaronder zich eene kaasachtige substantie bevindt, welke wederom eene zwarte pulpaclitigenbsp;massa omsluit.

(1) Een der kleinere. J. d. D.

i

-ocr page 117-

101

Nieren. In de linker eone boongroote gedachtige haard, de gedaante bezittende van een infarct en in het midden cene holte, die dikke pus bevat. Aan het spitse naar het centrum van de nier gerichtenbsp;gedeelte zijn verscheidene, kleine communiseerende pushaardjes tenbsp;vinden.

In de a r t e r i a m e s e n t e r i c a ant. eene worniancurisma.

In den maagwand gcene wormknohbel.

(Zie verder lijst der entingen).

No. 5.

Hengst, 9 jaar, lichtbruin, Eigenaar Moerma Widjojo. Desa Koeto Wringin. Pikolpaard. Zie No. 1.

20. nbsp;nbsp;nbsp;II. 1901. Voedingstoestand tamelijk. Aan de linkerzijde

is de submaxelair-klier wat gezwollen. Op den rug eenige kleine drukwonden.

21. nbsp;nbsp;nbsp;11.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp; Dos avonds te 11 uur genjicierd met 0.25c.c.

mallene A.

22. nbsp;nbsp;nbsp;II.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;7nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;u.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;v.m.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Algemeene reactie gering.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Op de

plaats der injectie eene zwelling ter grootte van eene handpalm,nbsp;weinig promineerend.

11 v.m. Algemeene toestand gebeterd.

5 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;n.m.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;De zwelling is afgenomen.

23. nbsp;nbsp;nbsp;II.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;7nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;v.m.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;De zwelling is nog te zien.

25. II. nbsp;nbsp;nbsp;Zwelling toegenomen 2 X 1 d, M.

20. II.

21. II.

22. II.

23. 11.

V.m. nbsp;nbsp;nbsp;n.m.

V.m. nbsp;nbsp;nbsp;n.m.

Uren na Be injectie.

8

[12

B

7

12

11

8

10

12

14

16

18

20 j 32

37

38.

38,5

38. S

37.5

38,3

38.2

1

39.8

40.2

40.6

40.7

40.2

40.1

40.1

39.5

39.6

Klinische, verdachte symptomen weinig of niet. Gemiddelde normaal temperatuur 38.3 C.nbsp;Hoogste uitslag 2.4 daarboven.

-ocr page 118-

102

Na 20 uur l.S*' boven de gemiddelde temperatuur. Algemeene reactie gering.

Locale reactie eerst duidelijk, daarna afgenomen en vervolgens grooter teruggekomen.

25. 11. 1901. Gedood.

OBDUCTIE.

Op de plaats dor injectie in de sub cutis eene gele, sereusc infiltratie. Do regionairc bocgklieren gezwollen en op doorsnede saprijk.

Submaxelairc klieren aan de linkerzijde iets gezwollen en sappig. In een der pakketjes bevinden zieh kleine gele puntjes, waarvannbsp;er n een etterhaardje blijkt te zijn.

Neusholten, boezems, larynx normaal.

Trachea: Aan den voorwand in de mucosa kleine substantie-verliezen met opgew'orpen randen; verder kleine harde knobbeltjes ter grootte van een kanarie-zaadje, bizonder promineerend en doorschijnend.

Longen: In de rechter hoofdbronch een eenige centimeters groot substantieverlies in de mucosa met opgeworpen randen. In hef weefselnbsp;van de rechter long verscheidene pushaarden omgeven door eenenbsp;fibrcuse kapsel. Voorts in beide longen knobbels van type B.

Hart en groote vaatstammen: normaal.

Lever: bezaaid met knobbeltjes van type A. Voorts meerdere grootere met duidelijke kapsel en kalkachtigen inhoud.

Milt; bevat een tweetal knobbels bestaande uit eenen dikken libreusen wand met pusachtigen inhoud. Bij eene is deze bizondernbsp;ingedikt.

Pancreas, nieren: normaal.

Arteriae mesentericae: normaal.

Maag: normaal.

No. 6.

Hengst, 17 jaar, bruinbont. Eigenaar Moerma Widjojo. Dessa Koeto Wringin. Pikolpaard. Zie No. 1.

20. II. 1901.


21. II.


22. II.


Voedingstoestand tamelijk goed. Op den rug enkele kleine drukwonden. Kucht nu en dan.nbsp;Desavonds 11 uur genjicierd met 0.25 c.c.nbsp;malene A.

7 u. v.m. Algemeene reactie gering. Op dc plaats der injectie geene zwelling.


-ocr page 119-

23. II. 1901


103

u

v.m.

Idem.

n

n.m.

Idem.

v.m.

Niets


plaats der injectie wat pijnlijk.


20. 11.

21. 11.

22. 11.

23. 11.

V.m.

n.m.

V.m.

n.m.

Uren na de Injectie.

8

12

6

1

12

11

8

10

12

14

16

18

20

32

37

37.4

38.2

38.3

36.9

37.7

38 1

39.8

30.0

40.4

O.0

40.0

40.7

40.4

38.7

30.7

Klinische, verdachte symptomen weinig of niet.

Gemiddelde normaal temperatuur 37.8 C.

Hoogste uitslag 2.9o daarboven.

Na 20 uur 2.6 boven de gemiddelde temperatuur.

Algemeene reactie gering.

Locale reactie nihil.

26. II. 1901. Gedood.

OBDUCTIE.

Submaxelaiie klieren; normaal.

Neusholten, boezem, pharynx, larynx, trachea: normaal.

Longen; Hoofdhronchen normaal.

In het weefsel van de beide longen bevinden zich enkele donker roode, vaster dan de omgeving zijnde, een weinig uitpuilende haarden, dienbsp;op doorsnede vochtig en fijn korrelig zijn. In enkele hiervan treft mennbsp;verspreid kleine, witte, slijmige op pus gelijkende vlokjes, die waarschijnlijk afkomstig zijn uit de fijne bronchen. Voorts zijn aanwezignbsp;enkele knobbeltjes van type B en andere, welke op type A gelijken.

Hart en.groote vaatstammen: normaal.

Lever; bezaaid met knobbeltjes van type A.

Milt. nbsp;nbsp;nbsp;1

Pancreas. J normaal. (')

Nieren. nbsp;nbsp;nbsp;|

In dearteriae mesentericae: geen wormaneurisma.

Maag; normaal.

(Zie verder lijst der entingen). 1

1

Onder de geslaagde cultuur staat vermeld, dal l)ij No. 6 uit een miltabsces een malleus cultuur werd verkregen. De notitie van dit absces schijnt by het opmakennbsp;van het sectieverstag over het hoofd gezien te zyn. J. d. D.

-ocr page 120-

104

No. 7.

Hengst, 6 jaar, stekelharigbruin, doorloopende bles, 1. a. witvoet, l.v. witte sok, aan de achterzijde oploopend. Eigenaar Moerma Widjojo. Dessa Koeto Wringin. Pikolpaard.nbsp;Zie No. 1.

20. nbsp;nbsp;nbsp;II. 1901. Voedingstoestand goed. Op den rug flinke

drukwonden.

21. nbsp;nbsp;nbsp;II. Des avonds te 11 uur genjicierd met 0 25 c.c.

mallene A.

22. nbsp;nbsp;nbsp;II. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;7 u. v.m. Algemeene reactie gering. Op do

plaats der injectie eene gering promineerende zwelling ter groottenbsp;van eene handpalm.

12 v.m. Idem.

5 n.m. Wat triestig, zwelling gering.

23 II nbsp;nbsp;nbsp;7 v.m. Zwelling op de plaats der injectie

nog te zien, maar een weinig gezakt naar het boeggewricht.

20. II.

21. II.

22. U.

23 11.

V.m. nbsp;nbsp;nbsp;n.m.

V.m. nbsp;nbsp;nbsp;n.m.

Uren na de injectie.

8

12

6

7

12

11

8

10

12

14

16

18

20

32

37 j

38.1

38.S

38.6

37.6

38.3

38 3

4

38.9

39.1

iO.-

40.2

40.31 40.3

40.1

38.0

39.5

Klinische, verdachte symptomen geene.

Gemiddelde normaal temperatuur 38.2 C.

Hoogste uitslag 2.1 daarboven.

Na 20 uur 1.9 boven de gemiddelde temperatuur. Algemeene reactie gering.

Locale reactie gering, maar goed te zien.

17. nbsp;nbsp;nbsp;Hl. 1901. Voedingstoestand goed.

18. nbsp;nbsp;nbsp;Hl. Des avonds te 11 uur genjicicerd met 0.25 c.c

mallene C.

-ocr page 121-

19. III. 1901. nbsp;nbsp;nbsp;9 u. v.m.


n.m.


n.m.


20. HI.


v.m.


105

Algemeene reactie duidelijk, L.R. idem 1.8 X 1.2 d.M.

Algemeene reactie idem, L.R afge-nomen: 1.2X1 d.M.; region, lymphekl. gezw.

Algemeene reactie veel verminderd, L.R. diffuser, maar aan de mediale zijde van het boeggewrichtnbsp;eene nieuwe zwelling ontstaan;nbsp;region, kl. nog gezw.

Algemeene toestand normaal, zwelling diffuus 1 X Yj ^ region,nbsp;klieren nog gezwollen.


12

V

m.

en

5

n.m.

Stationair;

n. ni.

18.

111.

19.

111.

20. III.

21. III.

1

n

6

12

6

11

8

10

12

14

10

18

20

22

32

37

43

S6

31.4

39

38.6

37.0

38.1

38

38.4

39.3

40.3

40.0

40.7

40.S

40.2

40.2

40.3

38.3

39.2

38.9

38


Klinisch geen verdachte symptomen.

Gemiddelde normaal temperatuur 38.2 C.

Hoogste uitslag 2.5 daarboven.

Na 22 uur 2.1 boven den norm.

Algemeene en locale reactie duidelijk.

12. III. Gedood.

OBDUCTIE.

Op de plaats dor injectie in do sub cutis een weinig genfiltreerd, doch aan de mediale zijde van het hooggewncht en onder de in.nbsp;sterno-cl eido-mast oideus is het losse bindweefsel sterk gem-hibeerd met een sereus vocht. Regional re boegklieren flinknbsp;gezwolllen en saprijk.

Submaxelaire klieren: normaal.

Neusholten, boezems, pharynx, larynx, trachea: normaal.

Mediastinaai klieren: flink gezwollen, op doorsnede bizonder saprijk, en voorzien van geelachtige plekjes.

Longen: Hoofdbronchen normaal. In hot longweefsel tal van knob-

-ocr page 122-

beitjes van type A en slechts enkele translucide tuberkels, waarvan eenige een geelachtig centrum bezitten.

Hart en groote vaten: normaal bezitten.

Lever: bezaaid met knobbeltjes type A van verschillende grootte.

P a n e r e a s. 1

Nieren. gt; normaal.

Milt.

In de arteria mesenterica ant. een wormaneurisma.

Maag: normaal.

(Zie lijst der entingen). No. 8.

Hengst, 9 jaar, stekelharig bruin, kolletje. Eigenaar

WlEASETIKA,

Dessa Koeto Wringin. Pikolpaard.

20. II. 1901. Voedingstoestand onvoldoende. Op den rug enkele drukwonden.

21. nbsp;nbsp;nbsp;II.

22. nbsp;nbsp;nbsp;II.

gt; nbsp;nbsp;nbsp;Des avonds te 11 uur genjicierd met 0.25cc.nbsp;mallene A.

7 u. v.m. Algemeene reactie gering. Op de plaats der injectie eene geprononceerde zwellingnbsp;ter grootte van eene hand.

11 v.m. Algemeene reactie gering; zwelling meer diffuus; de regionaire boegkliernbsp;opgezet.

b n.m. Algemeene toestand gebeterd; zwelling zeer weinig.

gt; nbsp;nbsp;nbsp;7 v.m. Zwelling gering en een weinig gezakt.

23. II.

20. 11.

21 11.

22. 11.

23. 11.

V.m. nbsp;nbsp;nbsp;n.m.

V.m. nbsp;nbsp;nbsp;n.m.

Uren na de in[ecUe.

8

12

C

7

12

11

8

10

12

14

10

18

20

32

37

38.1

38.1

38.1

37.8

38.1

38.

38.0

38.7

39.8

40.5

40.0

40.3

40.2

38.1

39.

i

-ocr page 123-

107

Klinische verdachte symptomen geene.

Gemiddelde normaal temperatuur 38 C.

Hoogste uitslag 2.6 daarboven.

Na 20 uur 2.2 boven de gemiddelde temperatuur.

Algemeene reactie gering.

Locale reactie duidelijk en flink.

17. nbsp;nbsp;nbsp;III. 1901. Voedingstoestand onvoldoende.

Linkeroog traant. In de submaxelaire klieren aan beide zijden een gezwollen pakketje tenbsp;voelen. Mucosa aan de linkerzijde van hetnbsp;neusseptum bizonder verdikt, in de dieptenbsp;bevindt zich waarschijnlijk eene strengvormigenbsp;woekering. Aan de rechterzijde slechts verdikte witte plekken te zien.

18. nbsp;nbsp;nbsp;III. Des avonds te 11 uur genjicerd met 0.25cc.

mallene C.

19. nbsp;nbsp;nbsp;III. 9 u. v.m Algemeene reactie duidelijk; loeale

reactie dezelfde, 1.5Xl,2d.M. met eene voortzetting naar de medialenbsp;zijde van het boeggewricht.

1 u. n.m. Algemeene reactie zeer duidelijk, locale reactie toegenomen 1.5 X 1.5 d.M.

5 u. n.m. Algemeene toestand gebeterd; locale reactie toegenomen 2 X 1.5 d.M. metnbsp;eene duidelijke voortzetting naar denbsp;mediale zijde van het boeggewricht.

III. 7 u. v.m. Algemeene toestand normaal, zwelling zeer veel afgenomen 0.75 X 0.25 d.M.

12 u. m. Zwelling toegenomen 1.5 X 0.75 d.M.

5 u. n.m. Zwelling nog een weinig te zien.

gt;1. III.

18.

III.

19.

III.

20. III.

21. III.

7

12

C

7

12

C

11

8

10

12

14

16

18

20

22

32

37

43

56

37,4

37.7

38.5

37,8

37.9

38.1

37.8

38.1

38.4

39.3

40.-

40.-

39.9

39.9

38,8

386

38.2

38.9

38.1

1

-ocr page 124-

108

Klinisch zeer verdachte symptomen. Gemiddelde normaal temperatuur 37.9 C.nbsp;Hoogste uitslag 2.1 daarboven.

Na 22 uren nog 0.9 boven den norm. Algemeene en locale reactie zeer duidelijk,nbsp;t. III. 1901. Gedood.

OBDUCTIE.

Op de plaats der injectie in de sub cutis een weinig infiltraat. De liuidspier ter plaatse is op doorsnede verbleekt en voorzien vannbsp;witte, saprijke bindweefselstrengen.

In de submaxelairklier eenige gezwollen pakketjes.

Neusholten. Het neusseptum blijkt nabij de choane kom vormig naar de linkerzijde ingebpgen te zijn. Op dit gebogen gedeelte aannbsp;beide zijden enkele stervormige, bindwocfselachtige woekeringen. Ooknbsp;eenige op het meer naar voren gelegen gedeelte der mucosa.

Boezems, pharynx, larynx, trachea: normaal.

Mediastinaal klieren een weinig gezwollen.

Longen: Hoofdbronchen normaal. In het weefsel slechts enkele knobbeltjes type A. Voorts andere duidelijk van type B. Ook enkelenbsp;translucide tuberkels.

Hart en groote vaststammen: normaal.

Lever: weinige knobbeltjes van type A.

Pancreas, nieren, milt: normaal.

In de acteriamesenterica ant. een wormaneuri.sema.

In den maagwand een wormgezwel.

In het meso-coecum eene okkernoot groot, hard gezwel metoedema-teuze gezwollen omgeving. Op doorsnede blijkt dit gezwel te bestaan uit eene centrale holte met dikke geelachtige pus en een flink ontwikkelden wand, waaiin vele nauw'c gangetjes verloopen met kassachtigen

inhoud gevuld.

No. 9.

Hengst, 6 jaar, WiRRASETIKA.

Dessa Koeto Wringin

lichtbruin, bles, beervoetig. Eigenaar Pikolpaard zie no. 1.

20. H.

21. II.

1901. Voedingstoestand zeer slecht; op denrugdruk-wonden. Het dier hoest dikwijls.

Des avonds te 11 uur genjicierd met O.cc. mallene B.

-ocr page 125-

109

22. nbsp;nbsp;nbsp;II. 1901. 7 u. v.m. Algemeene reactie gering. Op de

plaats der injectie eene onbeduidende zwelling.

11 u. v.m. Het dier is hangerig, soporeus, zwelling toegenomen, meer diffuusnbsp;geworden.

5 u. n.m. Algemeene toestand gebeterd. Zwelling afgenomen. Hoest nu en dan.

23. nbsp;nbsp;nbsp;II. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;7 u v.m. Algemeene toestand goed. Van de

zwelling weinig of niet meer te zien, injectieplaats nog opvallend pijnlijk.

10. 11

21. II

1

i. II.

23. 11

v.ni.

n.in.

V.m.

n.m.

Uren na de injeclie.

8

12

igt;

7

11

11

8

10

1*2

14

If

18

20

32

37

38.4

:i8.o

:(D

38.1

38.8

38

1

38.0

30.8

30.8

30.3

30.i

30.1

,38.0

30.3

Klinisch behalve magerte en hoest, geene verdachte symptomen .

Gemiddelde normaal temperatuur 38.5 C.

Hoogste uitslag 1 3. daarboven.

Na 20 uur 0.9. boven de gemiddelde temperatuur. Algemeene reactie merkbaar.

Locale reactie gering.

26. II. 1901. Gedood.

OBDUCTIE

S u b m a X e 1 a i r e klieren; niets bizenders.

Neusholten, boezems, larynx, pharynx: normaal. Trachea: In de mucosa aan den voorwand tal van oppervlakkigenbsp;defecten en meerdere flink {iromineerende, helder doorzichtige knobbeltjes.

M o d 1 a s t i 11 ii a 1 k 1 i e r e n, gezwollen en op doorsnede saprijk.


-ocr page 126-

110

Longen. De hoofdbi'onchen en vertakkingen bevatten veel etterachtig goed vloeibaar slijm. De linker long bevat in het midden van de achterste helft een vuist groote, donker roode, promineerende,nbsp;vaster dan de omgeving zijnde haard, die op doorsnede vochtig is ennbsp;fijn korrelig van oppervlakte. Door deze loopen verscheidene wittenbsp;bindweefselachtige strengen. In en boven de haard treft men meerdere kleinere en grootere holten met gladde wanden, gevuld met geelwitte, slijmige pus (hoogstwaarschijnlijk broncli-ecfasin). In denbsp;rechter long meerdere erwt- tot boongroote, donker roode, iets promineerende, vaster dan de omgeving zijnde, op doorsnede vochtige ennbsp;lijn korrelige haardjes, die-in het midden eene holte met gladde wandennbsp;bezitten en slijmige, witte, pusachtige stof bevatten. Peripneumouischenbsp;haardjes om bronch-ectasiecn). Voorts treft men in beide longen denbsp;verschillende knobbeltjes van type B aan.

Hart en groote vaat stam men normaal.

Lever:?

Milt; meerdere abscesjes met lihreu.se kapsel en ingedikte kazige pus bevattende.

Pancreas en nieren: normaal.

In de arte r ia mesenter ica ant. een wormaneurisma.

Maag: normaal.

In het mesocolon een klein kliertje met abscesje.

(Zie lijst der entingen).

No. 10.

Merrie, 6 jaar, vos, l.a. witvoet. Eigenaar Teobna Krama. Dessa Krandegan. Pikolpaard. Zie No. 1.

20. nbsp;nbsp;nbsp;II. 1901. Voedingstoestand onvoldoende. Op den rug

21. nbsp;nbsp;nbsp;II.


groote drukwonden.


22. II.


23. II.


Des avonds te 11 uur genjicierd met 0.5. c.c. mallene B.

7 u. v.m. Algemeene reactie gering. Op de plaats der injectie eene kleinenbsp;zwelling.

11 v.m. Wat beter, zwelling toegenomen, doch diffuser geworden.

5 n.m. Algemeene toestand normaal, locale zwelling bijna verdwenen.

7 v.m. Normaal, slechts de injectieplaats nog pijnlijk.


1

-ocr page 127-

111

20. II.

21. II.

22. II.

23 11.

v.m. nbsp;nbsp;nbsp;ii.m.

V.m. nbsp;nbsp;nbsp;n.m.

Uren na de injectie.

8

12

1

6 1 7 j H 11

8

10

12

1(1

18

20

32

37 1

37.7

38.2

38.2

37.8

1 1 nbsp;nbsp;nbsp;!

37.91 38 1 37.7 3S.6

! 1 i nbsp;nbsp;nbsp;I

39.3

39.4

39.4

38 9

38.6

37.4

38.4

Klinische, verdachte symptomen geene.

Gemiddelde normaal temperatuur 37.8** C.

Hpogste uitslag 1.6 daarboven,

Na 20 uur 0.8 boven de gemiddelde temperatuur. Algemeene reactie gering.

Locale reactie zeer weinig.

17.

III.

1901.

Voedingstoestand slecht.

18.

III.

Des avonds mallene C.

te 11 uur genjicierd met 0 25 c.c.

19.

III.

9 u. v.m.

Algemeene reactie merkbaar; locale reactie diffuus 1 X 0.5 d M.

1 n.m.

Algemeene toestand gebeterd; locale reactie gering, diffuus.

5 n.m.

Algemeene en locale reactie stationair.

20.

III.

fy

7 v.m.

Algemeene toestand normaal, locale reactie verdwenen.

12 m.

Regionaire boegklieren gezwollen.

5 n.m.

Idem.

17. III.

18.

lil.

19.

III.

20. III.

21. III.

7

12

6

7

12

e

11

S

10

12

14

16

18

20

22

32

37

13

36

36.9

37.7

38.3

37.0

37.8

37.4

37.7

4

38.3

39

39.3

40.3

39.9

39.8

39.6

39.1

38.2

38.9

39.6

38.9

-ocr page 128-

112

Geene klinische verdachte symptomen. Gemiddelde normaal temperatuur 37.6*'. C.nbsp;Hoogste uitslag 2.7. daarboven.

Na 22 uur 1.5*. te hoog.

Algemeene reactie merkbaar, spoedig gebeterd. Locale reactie matig.

No. 11.

Merrie, 4 jaar, licht voskleurig, kolletje. Eigenaar Troena Kr AMA.

Dessa Krandegan. Pikolpaard. Zie No. 1.

20. II. 1901. Voedingstoestand tamelijk goed. Op den rug groote drukwonden.

21. nbsp;nbsp;nbsp;II.

22. nbsp;nbsp;nbsp;II.

Des avonds te 11 uur genjicierd met 0.5 c.c. mallene B.

7 u. v.m. Algemeene reactie gering. Op de injectieplaats eene geringe zwelling.

11 v.m. Idem., zwelling diffuser.

n.m. Idem., zwelling nog te zien.

23. II.

7 ,, v.m. Normaal, zwelling op de injectieplaats nog te zien, benedenwaarts daarvan nabij het boeggewrichtnbsp;eene uitbreiding.

20. If.

21 (1.

22. 11.

23. II.

V.m. nbsp;nbsp;nbsp;n.m.

Uren na de injectie.

8

12

fi

7

.12

11

8

10

12

14

10

18

20

32

37

38.3

38.3

38. ti

37.9

38.2

38.

38. i

38.8

39.7

39.4

39.

38.9

38.4

38.1

38.3

Klinische, verdachte symptomen geene. Gemiddelde normaal temperatuur 38.2 C.nbsp;Hoogste uitslag 1.5 daarboven.

-ocr page 129-

113

Na 20 uur 0.2 boven de gemiddelde temperatuur. Algemeene reactie gering.

Locale reactie weinig.

17. Ill, 1901. Voedingstoestand onvoldoende. Submaxelair klier iets gezwollen.

18. nbsp;nbsp;nbsp;III.

19. nbsp;nbsp;nbsp;III.

, Des avonds te 11 uur genjicierd met 0.25 c.c. mallene C.

, nbsp;nbsp;nbsp;9 u. v.m. Algemeene reactie goed merk

baar, locale reactie zeer gering. 1 n.m. Algemeene toestand gebeterd,nbsp;zwelling voornamelijk bij hetnbsp;boeggewricht waar te nemen,nbsp;diffuus.

20. III.

5 n.m. Idem.

12

7 v.m. Algemeene toestand normaal, locale reactie, als boven, m. Locale reactie gering.

n. lil.

7 i 12 o


18. Hl.

7 I 12 I 6 nbsp;nbsp;nbsp;11


21. III.


20. III.

32 37 13


1!). III.

8 nbsp;nbsp;nbsp;10 12 1 U 1 10 18 20 22


36


37.

37.9

38.3

37.7' 38.1

37.8

37.8

38.2

38.9

39.0

39.8

39.0

39.8


39.3


39.i


38.1


38.7


38.8


38.1


Geene klinische verdachte symptomen. Gemiddelde normaal temperatuur 37.9 C.

Hoogste uitslag 2 daarboven. Na 22 uur 1.5 boven den norm.

Algemeene reactie merkbaar, doch spoedig verdwenen. Locale reactie matig.

No. 12.

Merrie, 5 jaar, lichtbruin. Eigenaar Pa Noer.

Dessa Kali loendjar. Pikolpaard. Zie No. 1.

20. II. 1901. Voedingstoestand tamelijk goed. Op den rug groote drukwonden.

All. 1 Dl. XIV Aug. 1901.


-ocr page 130-

114

21. II. 1901 Des avonds te 11 uur genjicierd met 0.5. c c. mallene B.

22. 11.

, nbsp;nbsp;nbsp;7 u. v.m. Algemeene reactie gering. Op

de injectieplaats eene duidelijk promineerende zwelling van dennbsp;omvang van eene hand.

11 v.m. Idem, zwelling stationair.

5 ,, n.m. Idem, zwelling grootendeels verdwenen.

23- II.

7 v.m. Normaal, op de injectieplaats

niets meer te zien.

20. II.

21, II.

22. II.

23. 11.

V.m.

n.m

V.m.

n.m.

Uren na de injectie.

8

12

0

7

12

11

8

10

12

n

16

18

20

32

37

j

37.1

38.3

38.

37.

37.9

37.0

37.4

38.1

39.7

40.

39.7

39.3

38.8

38.8

39.7

Klinisch verdachte symptomen geene.

Gemiddelde normaal temperatuur 37.6 C.

Hoogste uitslag 2.4 daarboven.

Na 20 uur 1.2o boven de gemiddelde temperatuur. Algemeene reactie gering.

Locale reactie duidelijk, doch spoedig verdwenen.

17. nbsp;nbsp;nbsp;III. 1901. Voedingstoestand onvoldoende. Submaxelair

klier iets gezwollen week en los. De mucosa aan beide zijden van het neusseptum bizondernbsp;genjicierd en voorzien van witachtige vlekken.nbsp;Zij is onregelmatig van oppervlakte en gedeeltelijk bedekt met een witachtig slijm

18. nbsp;nbsp;nbsp;III. 1901. Des avonds te 11 uur ingespoten met 0.25 c.c.

malene C.

19. III.

7 u. v.m. Algemeene reactie zeer duidelijk.

In den rechter neusgang veel slijm; bijna geen locale reactie.

-ocr page 131-

115

1 u. n.m. Nog goed onder den indruk-, locale reactie nihil. Neus uitvloeing. 5 n.m. Algemeene toestand gebeterd. Locale reactie nihil.

20. III. 1901. nbsp;nbsp;nbsp;7 v.m. Normaal.

Verdachte neusversehijnselen.

Gemiddelde normaal temperatuur 37.9 C. Hoogste uitslag 2.7 daarboven.

Na 22 uur 1.5 boven den norm. Algemeene reactie duidelijk.

Geen locale reactie.

22. III. 1901. Gedood.

OBDUCTIE.

Op de plaats der injectie in de s u b c ii t i s niets bizonders, meer in de diepte en asn de mediale zijde van het boeggewricht een weinignbsp;infiltraat. Regional re boegklieren gezwollen.

Neusholten:

Nabij de linker neusopening flauwe, witte litteekenachtige vlekken. De oppervlakte der mucosa ziet er uit alsof de bovenste epitheellaagnbsp;grootendeels verdwenen is. Dieper in aan de linkerzijde eene strengvormige woekering, welke eindigt in eene vergrocing van de muco.sanbsp;Van het neusseptum met die der bovenste concha. Boven deze ver-groeing tal van epitheel-defecten: aan de beneden zijde een groot,nbsp;breed ulcus, dat nabij de choane eindigt met eene groote, strengachtige,nbsp;litteekenachtige woekering. De concha zelf is gevuld met een bind-Weefselachtige, gelatineuse, vochtrijke massa, die er uit te verwijderennbsp;IS. Op de mucosa aan de rechterzijde van het neusseptum wederomnbsp;tal van epitheel-defecten, dieper in een groot uleus met rooden bodem.nbsp;Voorzien van bloedige puntjes. Verder naar achteren nabij de choane

-ocr page 132-

116

zeer groote onregelmatige ulcera met spekkigen bodem en opgeworjten randen, waarvan een gedeelte wordt gevormd door eene groote strengvormige woekering.'

Larynx, trachea: enkele epitheel-defecten en kleine stervormige woekeringen.

B r o n c li i a a 1 - en m e d i a s t i n a a l.k lieren gezwollen.

L o n g e i: hoofd Ijronolin: normaal.

lu het weefsel slechts enkele translucide tuberkels. Vele andere van type B. Waaronder met verkaasden en verkalkten inhoud. Verder bindweefsel knobbels ter grootte van een knikker met kazige pusnbsp;of kalkconcrementen in het midden. Vele kleine pneumonischenbsp;haardjes met een of meer knobbeltjes van type B erin. Voorts enkelenbsp;groote knobbels van type A.

Hart en groote v a a t s t a m m e n: normaal.

Lever: vorseheidene groote en kleine knobbeltjes van type A. Pancreas, nieren, milt: normaal.

In de arteria mesent erica ant oen wormanourisma.

M a a g: normaal.

No. 13.

Hengst, 8 jaar, donkerbruin. Eigenares, inbok Kasimah. Dessa Krandegan. Pikolpaard. Zie No. 1.

20. nbsp;nbsp;nbsp;II. 1901. Voedingstoestand tamelijk goed.

21. nbsp;nbsp;nbsp;II.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Des avondsnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;te 11 uur ge'iujieierd met 0.5 c.c.

malle'ine B.

22. nbsp;nbsp;nbsp;11.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;7 u. v.m.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Algemeene reactie gering. Op

de injeetieplaats eene handpalm groote, duidelijk promineerendenbsp;zwelling.

11 v.m. Idem, zwelling verminderd.

5 n.m. Idem, zwelling bijna verdwenen.

23. nbsp;nbsp;nbsp;II.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;7 v.m.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Normaal, zwelling wederom toe-

genomen, duidelijk zichtbaar.

-ocr page 133-

117


Klinische, verdachte symptomen geene.

Gemiddelde normaal temperatuur 37.8o C.

Hoogste uitslag 2.2 daarboven.

Na 20 uur 1.8 boven de gemiddelde temperatuur.

Algemeene reactie gering.

Locale reactie eerst duidelijk, daarna spoedig verdwenen, vervolgens weder duidelijk teruggekeerd.

17. III. 1901. Voedingstoestand onvoldoende. Aan beide zijden in de ooghoeken mucopus. Mucosanbsp;neusseptum beiderzijds plgksgewijs rood,nbsp;links nabij den ingang eene witte litteeken-achtige plek.

,,' Des avonds te 11 uur genjicierd met 0.25 c.c. mallene C.


18. nbsp;nbsp;nbsp;III.

19. nbsp;nbsp;nbsp;III.


9 u. v.m.


1 v.m.


20. III.


v.m.


12


m.


Eene zeer duidelijke algemeene reactie; op de plaats der injectienbsp;eene geringe 0.5 X 0.8 d. M.nbsp;zwelling, maar duidelijk.nbsp;Algemeene reactie toegenomen,nbsp;tranende oogen. Locale reactienbsp;gering, maar duidelijk 0.5 Xnbsp;0.5 d^ M.

Algemeene reactie nog duidelijk te zien. Locale reactie stationair.

Algemeene reactie nog waarneembaar, locale reactie iets toegenomen, X '/g d. M.nbsp;Algemeene toestand normaal,nbsp;nog eene geringe zwelling aanwezig, zeer pijnlijk.

Idem.




-ocr page 134-

118

C.

Het paard is klinisch verdacht. Gemiddelde normaal temperatuur 37.9'inbsp;Hoogste uitslag 2.8' daarboven;

Na 22 uur nog L boven den norm. Algemeene reactie zeer duidelijk.nbsp;Locale reactie gering.

23. III. 1901. Gedood.

OBDUCTIE.

In de subcutis op de plaats der injectie weinig, doch dieper onder de huidspier meer infdtxaat.

De middelste hals- en r e g i o n a i r e b o e g k 1 i e r e n flink gezwollen, op doorsnede saprijk.

Submaxelaire klieren weinig gezwollen, in n der klier-pakketjes een verkalkt haardje.

Neusholten. Vooraan in den neus aan de linkerzijde van bt septum eene lifteekenachtige witte plek.

Boezems: normaal. Pharynx: normaal.

Larynx: aan de basis der beide ary-kraakbeenderen eene stervormige woekering in de mucosa; wat lager aan de linker zijde een eenige millimeters groot uleus met dikke randeu en rooden bodem.

Trachea: Aan den voorwand in de mucosa tal van kleine stervormige woekeringen en knobbelige verdikkingen. Voorts vlakke verdiepingen, waar de piooiachtige structuur der mucosa verdwenen is.

Longen: De rechter hoofdbronch bezit dicht bij de bifurcatie

eene groote uitbochting ter lengte van l/j d. M. De mucosa daar ter plaatse is in hevige mate ulcereerende. Slechts op de plaatsen, waarnbsp;de zijbronchen uitmonden, is de normale, piooiachtige structuurnbsp;behouden.

In de longen eene donkerroode, vaster dan de omgeving zijnde haard, ter grootte van een aardappel, die op doorsnede vochtig blijkt te zijnnbsp;en eene fijn korrelige oppervlakte vertoont, waarin enkele gele liennep-zaadgroote, verkalkte haardjes aanwezig zijn. De long is verdernbsp;bezaaid met klein erwtgroote, geelachtige, bindweefselachtige knobbeltjes,nbsp;welke op doorsnede een klein verkalkt centrum vertoonen. Voortsnbsp;treft men aan groote bindweefselachtige woekeringen, waarin grootenbsp;kalkachtige concrementen, bestaande uit kleine verkalkte haardjes.nbsp;Ook enkele opaque knobbeltjes niet geel centrum, dat uit pus bestaatnbsp;(zie beschrijving type B) zijn te vinden.

Hart: normaal

Milt: bevat een 2 tal knikkergroote abscesjes met duidelijken fibreusen wand; ook enkele kleinere, andere ter grootte van eene erwt metnbsp;verkalkten inhoud zijn aanwezig ()

(1) Zie noot bg No. 26.

-ocr page 135-

119

Lever: bevat tal van groote en kleine knobbeltjes type A. Pancreas, nieren, maag = normaal.

Art. mesen terica anf. =; wormaneurisma.

No. 14.

Zeer oude hengst, voskleurig. Eigenares mbok Kasimah. Dessa Krandengan. Pikolpaard. Zie No. 1.

20. nbsp;nbsp;nbsp;II. 1901. Voedingstoestand minder goed. De cornea van

het linker oog troebel wit, ondoorzichtig.

21. nbsp;nbsp;nbsp;II. Des avonds te 11 uur genjicierd met 0.5 c.c.

mallene B.

22. nbsp;nbsp;nbsp;II. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;. 7 u. v.m. Algemeene reactie gering. Op de

plaats der injectie eene duidelijk promineerende zwelling ter groottenbsp;van eene handpalm.

11 v.m. Idem., zwelling diffuser.

5 ,, n.m. Idem., zwelling grooter en diffuser geworden.

23. nbsp;nbsp;nbsp;II. Normaal, zwelling nog duidelijk zichtbaar, heeft

zich benedenwaarts mediaal van het boeg-gewricht uitgebreid.

20. II.

21. II.

22. II.

23. 11.

v.m. nbsp;nbsp;nbsp;n.m.

V.m. nbsp;nbsp;nbsp;n.m.

Uren na cie injectie.

8

_

1*2

0

7

12

11

8

10

12

11

16

18

20

32

37

36.9

38.2

38.

37.1

38.

38.

37.4

:!7.6

38.9

39.4

30.6

30.6

39.3

36.9

37.6

Klinische, verdachte symptomen geene.

Gemiddelde normaal temperatuur 37.7 C.

Hoogste uitslag 1.8 daarboven.

Na 20 uur 1.6 boven de gemiddelde temperatuur. Algemeene reactie gering.

Locale reactie duidelijk, langzaam zich uitbreidende.


-ocr page 136-

120

17. nbsp;nbsp;nbsp;III. 1901. Voedingstoestand tamelijk.

18. nbsp;nbsp;nbsp;in. Des avonds te 11 uur genjicierd met 0.25 c.c.nbsp;mallene C.

9 u. v.m. Eene zeer duidelijk algemeene reactie; idem op de plaats dernbsp;injectie 1.8 X 1.2 d.M.

1 n.m. Nog flink onder den indruk, zwelling duidelijk 2X1 d.M.

5 n.m. Algemeene toestand veel verbeterd, omvang zwelling stationair, maar diffuser.

7 ,, v.m. Algemeene toestand normaal, locale reactie een weinig toegenomen. 12 m. Idem, Idem.

6 n.m. Idem, Idem.

17. III.

18.

III.

W. III.

20. Ili.

21. III.

7

12

(gt;

7

12

0

11

8

10

12

li

16

18

20

22

32

37

43

uO

ii

37.S

38.2

38.3

37.1

38.1

37.8

37.8

1

.38.1

;o.

30.3

40.6

41-

40.8

40.ii

40.2

30.1

40.1

39 3

38.1

Klinisch geene verdachte symptomen. Gemiddelde normaal temperatuur 37.8' C.nbsp;Hoogste uitslag 3.2 daarboven.

Na 22 uur nog 2.4 boven den norm. Algeemene reactie zeer duidelijk.

Locale reactie duidelijk.

OBDUCTIE:

In de .subcutis op de plaats der injectie weinig infiltraat, maar in het losse bindweefsel aan de mediale z ij d e van het b o egge wricht meer.

Middelste hals- eu regionaire boegklieren gezwollen, op doorsnede saprijk.

Submaxelaire klieren niet gezwollen, korrelig, week, los.

Neus-holten, boezems, pharynx; normaal.

-ocr page 137-

121

Larynx: Aan de b.asis der heide ary-kraakbeentjes beiderzijds eene kleine stervormige woekering in de mucosa met oppervlakkignbsp;substantie-verlies. Ook onder de stembanden enkele kleinere.

Aan den voorwand van de trachea in de mucosa vele litteekenach-tige, stervormige woekeringen.

Klieren van het mediastinum: gezwollen. Meerdere pakketjes op doorsnede vuil groen van kleur.

Longen: hoofdbronchon, normaal.

In de longen tal van speldekop-, erwt-, tot knikkergroote knobbels, Waarvan de meeste bestaan uit eene fibreuse goed door te snijdennbsp;massa met kleine kalk- of kaasachtige haardjes in het midden. Voortsnbsp;enkele translucide tuberkels en ook knobbeltjes van type B. Ook dienbsp;''an type A zijn in het longweefsel te vinden.

Hart: normaal.

Lever: bevat tal van knobbeltjes type A.

Milt, n i e r e n, p a n c r e a s, maag: normaal.

Arteria mesenterica ant: wormaneurisma.

No. 15.

Hengst, 16 jaar, roodschimmel, doorloopende bles, 1. a. witvoet.

Eigenares, mbok Kasimah.

Dessa; Krandegan. Pikolpaard. Zie No. 1.

II. 1901. Voedingstoestand voldoende.

21. nbsp;nbsp;nbsp;II. Des avonds te 11 uur genjicierd met 0.5. c.c.

mallene B.

22. nbsp;nbsp;nbsp;II.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;7 u. v.m. Algemeene reactie nihil, op de

plaats der injectie eene geringe zwelling.

11 v.m. nbsp;nbsp;nbsp;Idem, zwelling diffuser.

5 n.m. nbsp;nbsp;nbsp;Idem stationair.

23. nbsp;nbsp;nbsp;II.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;7 v.m. Normaal.


-ocr page 138-

Klinische, verdachte symptomen geene.

Gemiddelde normaal temperatuur 37.6 C Hoogste uitslag 2 daarboven.

Na 20 uur 1.1 boven de gemiddelde temperatuur. Algemeene reactie nihil.

Locale reactie gering.

17. III. 1901. Voedingstoestand voldoende.

Des avonds te 11 uur ingespoten met 0.25 c.c. mallene C.

9 u. v.m. Algemeene en locale reactie duidelijk, 1.2 X 1.2 d.M. Algemeene reactie nog goed merkbaar, locale reactie toegenomen,nbsp;flink prominent 2 X 2.5 d.M.

5 n.m. Algemeene toestand veel gebeterd, zwelling stationair. Algemeene toestand normaal, zwelling nog duidelijk 2 X 0.5 d.M.nbsp;gedeeltelijk naar de mediale zijdenbsp;van het boeggewricht afgezakt.nbsp;Toestand stationair.

12

O u. n.m.

n. lu.

18.

m.

19.

ai.

20. III.

21. la.

7

12

6

7

12

t

11

8

10

12

14

16

18

20

22

32

37

43

56

37.7

,38.1

38

37.S

38

38

37.8

1

.39.1

iO.2

40.6

iO.7

40.4

40.4

40.2

40.2

39.3

40.1

38.8

38.3

Klinisch geene verdachte symptomen.

Gemiddelde normaal temperatuur 37.9 C.

Hoogste uitslag 2.8 daarboven.

Na 22 uur 2.3 boven den norm.

Algemeene reactie duidelijk.

Locale reactie flink.

No. 16.

Hengst, 7 jaar, muisvaal. Eigenares; mbok Kasimah. Dessa: Krandegan. Pikolpaard. Zie No. 1.

-ocr page 139-

123

20. nbsp;nbsp;nbsp;11. 1901. Ruim eene maand te voren afgezonderd wegens

eene lichte neusuitvloeing en gezwollen sub-maxelair-klieren Heden: Voedingstoestand minder goed. In de submaxelairklier aan de linkerzijde eene boongroote, harde knobbel.nbsp;Beiderzijds eene lichte neusuitvloeing. Hetnbsp;linkeroog tranend, in den medialen ooghoek watnbsp;mucopus. Overigens geene bizondere symptomen te vinden, die op malleus wijzen.

21. nbsp;nbsp;nbsp;II. Des avonds ten 11 uur genjicierd met 0.25 c.c.

mallene A.

22. nbsp;nbsp;nbsp;II.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;7 u. v.m. Algemeene reactie gering. Op de

plaats der injectie eene lichte zwelling. Mediaal van het boeggewricht eene pijnlijk gezwollen klier.

11 u. v.m. Triestig, ademhaling versneld, verhoogde slijmafscheiding uit het rechter neusgat.

5 u. n.m. Veel gebeterd, op de plaats der injectie weinig zwelling te vinden.

23. nbsp;nbsp;nbsp;II, 1901,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;7 u. V m. Algemeene toestand niets bizonders.

20. 11.

21. II,

22. II.

23. II.

Tf.m.

n,m.

Y.m.

n.m.

Uren na de injectie.

s

12

6

7

12

11

8

10

n

14

10

18

20

32

37

3.17

38.2

38.7

38.

37.9

38.

39. i

40.1

.iO.8

40.9

40.4

40.3

40.0

38.8

39.3

1

Verdachte klinische symptomen weinig, bemiddelde normaal temperatuur 37.9 C.nbsp;Hoogste uitslag 3 daarboven.

Ha 20 uur nog 2.7 daarboven.

Vlgemeene reactie merkbaar.

Hlaatselijke reactie weinig.

^4. II. 1901. Gedood.

-ocr page 140-

124

OBDUCTIE.

Op de plaats der injectie in de subcutis eene geelgekleurdesereuse infiltratie. Region ai re boegklieren belangrijk gezwollen, opnbsp;doorsnede bizonder saprijk.

In de gedeeltelijk ^jergroote s u b m a x e 1 a i r e klieren enkele kleine, geelacLtige, verkalkte haardjes.

Neusholten: Op het neusseptum aan de linkerzijde kleine oppervlakkige inucosa-defecten. Dieper in eene groote strengvormige woekering naar de ohoane toe uitloopende in een eenige centimetersnbsp;lang substantie verlies, omgeven door harde opgeworpen randen.nbsp;De bodem is gebosseleerd met hier en daar enkele kleine doorschijnende knobbeltjes, waartusschen een belegsel van wit slijm. Aan denbsp;rechterzijde van hot neusseptum tor zelfder hoogte eene groote streng-voimige, litteekenachtige woekering.

De linkerkaak- en v o o rh o of d s-b o e z em geheel opgevuld met eene doorschijnende, weeke georganiseerde, saprijke massa, die geennbsp;bloed bevat.

l^arynx, pharynx, trachea niets hizondeis.

Mediastinaalklieren sterk gezwollen en bizonder saprijk.

Longen: hoofdbronchen normaal. Op de bovenvlakte van de linker long oen handpalm groot, geelwit, vastzittend belegsel. Aan de oppervlakte en in de diepte is do long bezaaid met tal van speldekop. tofnbsp;hennepzaadgroote knobbeltjes. Een gedeelte hiervan vertoont denbsp;eigenschappen van type B. Vele andere ook van type A.

Hart en groote vaatstammen normaal.

Lever bevat zoowel aan de oppervlakte als in de diepte kleine witte knobbeltjes tot type A behoorende.

Pancreas, nieren, milt: normaal.

A r t e r i a e m e s e n t e r i c a e: normaal.

In den maagwand een wormgezwel.

No. 17.

Hengst, 12 jaar, schimmel. Eigenares mbok Kasimah. Dessa Krandegan. Pikolpaard. Zie No. 1.

20. II. 1901.

Sinds eenigen tijd afgezonderd. Heden : Voedingstoestand voldoende. Submaxelaire klieren beiderzijds verdikt, bestaande uit harde knobbeltjes. Eene lichte, slijmige uitnbsp;vloeing uit het rechter neusgat.nbsp;Aan dezelfde zijde voor in den

-ocr page 141-

125

neus op het septum een gierst-korrel groot, doorschijnend knobbeltje. Witte litteekenachtige woekeringen op het neusmiddenschot aan beide zijden.

Het kleine knobbeltje op het neus-septum is heden middag verdwenen. Op de plaats daarvan bevindt zichnbsp;een klein oppervlakkig substantie-verlies in de mucosa.

21. nbsp;nbsp;nbsp;II.

22. nbsp;nbsp;nbsp;II.

u. V m.

11 u. v.m. 5 u. n.m.

7 u. v.m.

23. II.

Des avonds te 11 uur genjicierd met 0.5 c.c. mallene B.

Algemeene reactie gering. Op de plaats der injectie niets bizonders tenbsp;zien. Neusuitvloeiing belangrijk toegenomen.

Idem, veel afscheiding uit den neus. Normaal, slechts de slijmafscheidingnbsp;uit den neus is verhoogd.

Als gewoonlijk.

V.m.

20. 11.

21. 11.

22. 11.

23. II.

n.m.

V.m. nbsp;nbsp;nbsp;n.m.

Uren na de injectie.

8

12

C

7

12

11

8

10

12

14

16

18

20

32

37

37.8

38.5

38.6

38.

38.1

38.3

1

38.9

39.4

40.3

40.3

40.3

40.3

40.1

37.9

38.3

Kan dus klinisch als lijdende aan malleus verklaard worden. Gemiddelde normaal temperatuur 38.2 C.

Hoogste uitslag 2.3 daarboven.

Na 20 uur 1.9 boven de gemiddelde temperatuur. Algemeene reactie gering.

Locale reactie nihil.


-ocr page 142-

126


24. 11. 1901. Gedood.

OBDUCTIE.

Submaxelaire klieren. Enkele klierpakketjes bevatten licht gele haardjes ter grootte van een speldepunt tot die van eene gierst-korrel, die harder dan de omgeving zijn.

Neusholten. Op het septum beiderzijds in de diepte en op de neusschelpjes, talrijke strengvormige, litteekenachtige woekeringen.nbsp;Voorts op het septum donkerrood gekleurde plekjes met hier en daarnbsp;een substantieverlies der mucosa. Ter rechterzijde in t midden aannbsp;de basis van het neusmiddenschot nabij de choane bevindt zich ondernbsp;het slijmvlies een abscesje.

De beide voorhoofd s- en kaakboezems zijn opgevuld met eene doorschijnende, weeke, georganiseerde, saprijke, bloedlooze massa.

In het retro-pharyngiale weefsel, voornamelijk aan de rechterzijde gezwollene, op doorsnede saprijke lympheklieren.

Larynx; normaal.

Trachea: In het onderste gedeelte van den voorwand kleine, oppervlakkige substantie-verliezen der mucosa.

Longen: Aan de bovenzijde van de rechterlong eene adhaesie met de pleura-costalis. Beide longen bezaaid met knobbeltjes van type B.

Hartspier: troebel, bros.

Groote vaatstammen: normaal.

Milt: vlak onder de kapsel, maar in de pulpa bevinden zich een 4-tal knobbeltjes ter grootte van eene kleine erwt, waarvan een paarnbsp;met sterk geinjicierde vaten in de omgeving. Zij bestaan uit eenenbsp;egaal geelachtige of witte massa met eene etterholte in het centrum.

Pancreas en nieren: normaal.

Indearteria mesenterica ant. een worm-aneurisma.

In den maagwand een^wormgezwel.

(Zie lijst der entingen).

No. 18.

Hengst, 8 jaar, donkerbruin, 1, a. scheeve hoef. Eigenaar

Maeianam.

Dessa SidjeroeTc. Pikolpaard. Zie No. 1,

20. II. 1901.

Sinds geruimen tijd afgezonderd. Heden voe-dingstoestand zeer goed. Submaxelairklier aan de linkerzijde vergroot tot eene_ harde spoel-vormige knobbel. Eechts hetzelfde maar kleiner.nbsp;Op het neusseptum aan de linkerzijde duidelijkenbsp;onregelmatige, ondiepe mucosa-defecten met

-ocr page 143-

1

127

22. 11.

witachtigen bodem. Aan de rechterzijde hetzelfde, doch kleiner en ondieper. Uit het linker neusgat eene witte, slijmige uitvloeiing,nbsp;21. 11. 1901. Des avonds te 11 uur genjicierd met 0.25 c.c.nbsp;mallene A.

7 u. v.m. Algemeene reactie gering. Op de plaats der injectie eene promi-neerende zwelling ter grootte vannbsp;eene handpalm.

11 v.m. Algemeene reactie gering. Zwelling diffuser.

5 n.m. Idem. Zwelling verdwenen.

7 v.m. Normaal, als gewoonlijk.

23. II.

20. II.

21. II.

22. II.

23. 11.

V.m

M.

N.m

V.m

M.

N.m.

Uren na de injectie.

8

12

6

7

12

11

8

10

12

14

16

18

20

32

37

38.3

38.3

38.6

38.

38.4

38.4

39.8

40.7

40.8

40.4

40.1

40.

40.

39.2

39.2

gt;1

Dit paard kan klinisch lijdende aan kwaden droes verklaard worden.

Gemiddelde normaal temperatuur: 38.3 C.

Hoogste uitslag: 2.5 daarboven.

Na 20 uur 1.7 boven de gemiddelde temperatuur. Algemeene reactie gering.

Locale reactie duidelijk, doch spoedig verdwenen.

24. II. 1901. Gedood.

OBDUCTIE.

submaxelaire klieren zijn gezwollen en op doorsnede saprijk. Neusholten. Op het septum talrijke litteekenachtige woekeringen,nbsp;'vaarvan enkele mooi stervormig. Voorts verspreide, oppervlakkigenbsp;Ucosadefecten. Op het bovenste linker neusschelpje eene litteeken-

^1- . . nbsp;nbsp;nbsp;^

ge woekering.


-ocr page 144-

128

Voorhoofds- en kaakboezeras bevatten een muco-purulent secreet.

In het retropharyngiaal-weefsel vele gezwollen lymphe-kliertjes, die op doorsnede saprijk zijn.

In de trachea van af den larynx loopen aan den voorwand nu eens eene enkele dan weer eene dubbele rij kleine strengvormigenbsp;litteekenachtige woekeringen in de mucosa, waarvan vele met oppervlakkige defecten.

Longen. Hoofdbronchen normaal. Het longweefsel bezaaid met verschillende knobbels van type B.

Hart en groote vaatstammen; normaal.

Lever: bevat verscheidene kleine speldepunt-groote, witte puntjes van niet nader te deferentieeren aard.

Pancreas, nieren, milt: normaal.

Arteriae mesentericae normaal.

Maag: normaal.

No. 19.

Hengst, 7 jaar, bruin, doorloopende bles, 1. a. witbeen. Eigenaar: Marianam, Dessa SidjeroeTc. Pikolpaard. Zienbsp;No. 1.

20. 11. 1901.


21. II.


22. II.


23. II.- 1901.


Sinds geruimen tijd afgezonderd. Heden voe-dingstoestand uitstekend. Submaxelairklier aan beide zijden gezwollen, los. Hit het rechternbsp;neusgat vloei dik slijm. Op het neusseptumnbsp;aan die zijde kleine oppervlakkige onregelmatige defecten van de mucosa. Aan dennbsp;ingang eene cent-groote, harde ruwe plek.

Des avonds te 11 uur genjicierd metO.c.c. malle'ine B.

7 u. v.m. Algemeene reactie gering. Op de plaats der injectie eene duidelijke,nbsp;maar kleine zwelling ter groottenbsp;van een ei.

Idem, Idem.

Normaal, zwelling verdwenen. Normaal.


11

5

7


v.m.

n.m.


v.m.


-ocr page 145-

129

-20. II.

21. II.

22. II.

23. II.

n.m.

Uren na de injectie.

g

12

c

7

12

11

8

10

12

14

16

18

20

32

37

38.3

38.2

38.3

38.

38.8

38.3

39.2

39.6

iO.4

iO.S

.iO.6

40.

39.5

38.6

38.7

Lijdt hoogstwaarschijnlijk aan kwaden droes. Gemiddeld normaal temperatuur 38.3' C.

Hoogste uitslag 2.3 daarboven.

Na 20 uur 1.2 boven de gemiddelde temperatuur. Algemeene reactie gering.

Locale reactie zeer gering en spoedig verdwenen.

24. 11. 2901. Gedood.

OBDUCTIE.

Submaxelaire klieren: normaal.

Neusholten. Aan den ingang van den neus bevinden zich op het middenschot oppervlakkige mucosa-defecten. Aan de linkerzijdenbsp;vedervormige, strengachtige woekeringen, aan de rechterzijde in denbsp;diepte een groot oppervlakkig substantie-verlies met knobbeligen rood-achtigen bodem, waarin bloedige puntjes. Voorts'nog straalvormigenbsp;litteekenachtige woekeringen.

Boezems, larynx, pharynx normaal.

In de trachea een substantie-verlies in de mucosa ter grootte van een dubbeltje met opgeworpen randen en een weinig harden, door nbsp;schijnend rooden bodem. Bovendien een knobbel ter grootte van eene erwt.

Mediastinaal klieren gezwollen; op doorsnede saprijk.

Longen. Hoofdbronchen normaal.

Beide longen bezaaid met dezelfde knobbeltjes als bij No. 18 aangetroffen.

Hart en groote vaten; normaal.

Lever: bezaaid met talrijke kleine witte knobbeltjes van type A.

Pancreas, nieren: normaal.

In de milt onder de kapsel een tweetal promineerende witte, erwten boongroote knobbels. De grootste daarvan bezit eene duidelijke

Afl. 1 Dl. XIV.

Aug. 1901. nbsp;nbsp;nbsp;

-ocr page 146-

130

fibreuse kapsel en kaasachfigen inbond. Het inwendige der andere is verkalkt. (')

Arteriae mesenteriae: normaal.

Maag: normaal.

No. 20.

Hengst, 6 jaar, bruin. Eigenaar Marianam.

Dessa Sidjeroek. Pikolpaard. Zie No. 1.

28. II. 1901. Voedingstoestand minder goed.

1. nbsp;nbsp;nbsp;III.

2. nbsp;nbsp;nbsp;III.

Des avonds te 11 uur genjicierd met 0.25 c c. mallene A.

7 u. v.m. Algemeene reaetie gering. Op de plaats der injeetie eene licht pro-mineerende zwelling, 2 X 1 d. M.nbsp;Lichte spiertrillingen. De ochtendnbsp;is koud en het paard staat weinig beschut.

11

Het dier vreet flink; zwelling stationair.

5 n.m.

Vreet flink, zwelling haast niet meer te zien.

3. nbsp;nbsp;nbsp;III.

4. nbsp;nbsp;nbsp;III.

5. nbsp;nbsp;nbsp;IH.

7 v.m. Zwelling niet meer te zien. Sen-sorium normaal.

7 nbsp;nbsp;nbsp; Op de plaats der injectie wederom

eene geringe zwelling.

7 Zwelling duidelijker, 2 X 1 d. M., erg pijnlijk. Overigens geheelnbsp;normaal.

28. n.

1. III.

2. III.

3. III.

4. III.

V.m. nbsp;nbsp;nbsp;n m.

7 1 12 nbsp;nbsp;nbsp;6

v.m. nbsp;nbsp;nbsp;n.m.

7 1 12 1 11

Uren na de injectie.

8

10

12

14 16

18

20

22

24

32

37

45

56

36.5

37.7

38.1

38.8

37.6

38.1

4

39.7

40.

40.1

iO.ljlO.l

40.3

39.9

40.

39.9

38.9

39.2

39 2

38.8

(1) Zie noot No. 36.

-ocr page 147-

131

Klinisch geen verdachte symptomen.

Gemiddelde temperatuur 37.5 C.

Hoogste uitslag 2.9 daarboven.

Na 24 uur 2.4 boven de gemiddelde temperatuur.

Algemeene reactie gering.

Locale reactie duidelijk, spoedig verdwenen, doch weder volkomen teruggekomen.

6. III. 1901. Gedood.

OBDUCTIE.

Op de plaats der injectie in de subcutis hel losse bindweefsel genfiltreerd met een geel sereus vocht.

Dit oedeem zet zich voort onder de m. sterno-cleido-mastoideus tot aan de mediale zijde van het boeggewricht. Op doorsnede is dienbsp;spier daar ter plaatse aan de peripherie bleek van kleur, terwijl dikke,nbsp;saprijke bindweefselstrengen naar binnen dringen.

Regionaire boegklieren: sterk gezwollen en zeer saprijk.

Submaxelaire klieren: niet gezwollen, klein korrelig; enkele pakketjes bevatten pigment.

Neusholten; Op het septum niets abnormaals, doch in de mucosa der beide bovenste conchae speldekopgroote, steenharde korreltjes.

Boezems, pharynx, larynx, trachea: normaal.

Mediastinaal-klieren: sterk gezwollen en bizonder saprijk op doorsnede. Vele pakketjes bezaaid met haemonhagische haardjes.

Longen: Hoofdbronchen normaal. In het longweefsel talrijke knobbeltjes van type B, zoowel verkaasde als verkalkte. Ook zijn er enkele knobbeltjes van type A aanwezig. Verder bevindt zich in de rechternbsp;long een okkernoot groot, geelachtig, uit vast, doch gemakkelijk doornbsp;te snijden weefsel bestaande haard, die in het midden holletjes bevatnbsp;met kazige pus.

Hart en groote vaatstammen: normaal.

Lever; in sterke mate bezaaid met knobbeltjes van type A, waardoor dit orgaan sterk vergroot en zwaar is. Ook niet nader te determineeren knobbels zijn daarin te vinden.

Pancreas, nieren, milt; normaal.

In de arteria mesenterica ant. een worm-aneurisma.

Maag; normaal.

(Zie lijst der entingen).

No. 21.

Merrie, 7 jaar, lichtbruin, kolletje. Eigenaar Marianam.

Dessa: Sidjeroeh. Pipolpaard. Zie No. 1.

28. II. 1901. Voedingstoestand goed.


-ocr page 148-

132

1. III. 1901. Des avonds te 11 nur genjicieerd met 0.25 c.c. mallene A.

2. III.

7 u. v.m. Algemeene reactie gering. Op de plaats der injectie eene lichtnbsp;promineerende zwelling, X '/j

d. M.

11

V

Vreet weer flink. De zwelling is

toegenomen en diffuser geworden.

n.m.

Vreet flink. Bijna geene zwel

ling meer te zien.

3.

III.

'J

v.m.

Zwelling weer toegenomen, 2X2

d. M.

4.

III.

jy

Nog eene flauwe aanduiding van

de zwelling te zien.

5.

ni.

7

yy

Zwelling wederom duidelijk, erg

jk, grootte 3 X 2 d. M.

28. II.

1. III.

2. III.

3. III.

4. III.

V.m. nbsp;nbsp;nbsp;n.m.

7 nbsp;nbsp;nbsp;12nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;(}

V.m. nbsp;nbsp;nbsp;n.m.

7 nbsp;nbsp;nbsp;12 1 11

Uren na de injectie.

8

10

12

14

16

18

20

22

24

32

37

43

56

36.8

37.8

.17.8

36.8

37.S

37.7

1

39.3

.19,6

39.2

39.2

39.4

39.5

39.3

38.9

38.8

37.9

38.4

38

37.5

Klinisch geen verdachte symptomen.

Gemiddelde normaal temperatuur 37.4quot; C.

Hoogste uitslag: 2.1quot; daarboven.

Na 24 uur 1.4quot; boven de gemiddelde temperatuur. Algemeene reactie gering.

Locale reactie eerst gering, afgenomen, daarna in grootere mate teruggekomen.

No. 22.

Merrie, 5 jaar, bruin. Eigenaar Mariakam.

Dessa: SidjeroeTc. Pikolpaard. Zie No. 1.

28. II. 1901. Voedingstoestand goed. Submaxelaire klieren goed voelbaar, week, kleinkorrelig, los.

-ocr page 149-

133

1. III. 1901. Desavonds 11 uur genjicierd met 0.25 c.c.

mallene A.

HL

7

11.

V.m.

Algemeene toestand weinig of niet verstoord. Even onder de injectie-plaats eene lichte zwelling.

11

ff

v.m.

Zwelling iets toegenomen, meer diffuus geworden. Vreet flink.

5

ff

n.m.

Bijna geene zwelling meer te zien.

Hl.

f9

7

ff

v.m.

Normaal.

IH.

ff

7

ff

ff

ff

III.

ff

7

ff

ff

ff

28. II,

1. III.

2. III,

3. III.

4. III.

V.m. n.m.

V.m. n.m.

Uren na de injectie.

n

36.6

12 6

7

12

11

8

10

12

14 16

1

18

20

22

24

32

37

43

o6

37,8| 38.

37.2

37.7

37.9

38.4

38.3

38,6

10.lj40.3

39.8

39.6

39.

38.8

38.4

39.4

39.2j 38.8

Klinisch geene verdachte symptomen.

Gemiddelde normaal temperatuur 37.5 C.

Hoogste uitslag: 2.8 daarboven.

Na 24 uur 1.3 boven de gemiddelde temperatuur. Algemeene reactie onbeduidend.

Locale reactie weinig.

No. 23.

Hengst, 4 jaar, donkerbruin. Eigenaar Maeianam.

Dessa: Sidjeroek. Pikolpaard. Zie No. 1.

28. II. 1901. Voedingstoestand minder gunstig. In de sub-maxelair klier aan de rechterzijde een erwt-groot, hard knobbeltje; aan de linkerzijde wat gezwollen.

1. nbsp;nbsp;nbsp;Hl. Des avonds te 11 uur genjicierd met 0.25 c.c.

mallene A.

2. nbsp;nbsp;nbsp;III. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;7 u. v.m. Algemeene toestand gering. Op

de plaats der injectie eene pro-


-ocr page 150-

134

mineerende pijnlijke zwelling, I1/2 X V4 d.M.

5

u.

n.m.

III.

1901.

7

91

v.m.

III.

71

7

11

11

III.

11

7

11

11

Zwelling sterk verminderd.

de zwelling te zien.

Iets duidelijker geworden en in omvang toegenomen, 2X1 d.M.nbsp;Bijna niets meer te zien.

28. 11.

1. III.

2. III.

3. UI.

4. III.

v.m. n.m.

7 1 12 1 6

V.m. nm.

7 1 12 j 11

Uren na de injectie.

8

10

12

14

16

18

20 1 22

24

32

37

43

06

36.7

38.

38.2

37.1

37.7

38.

1

38.8

39.1

39.8

40.

39.8

40.

40.1

39.4

,39.2

38.4

38.7

38.4

37.6

Klinisch weinig of geene verdachte symptomen. Gemiddelde normaal temperatuur 37.6 C.

Hoogste uitslag 2.5 daarboven.

Na 24 uur 1.6 boven de gemiddelde temperatuur. Algemeene reactie gering.

Locole reactie eerst matig, toen afgenomen en later in grootere mate teruggekomen.

6. III. 1901. Gedood.

OBDUCTIE.

Op de plaats der injectie in de subcutis weinig afwijkends te zien. Region a ire boegklieren gezwollen en op doorsnede saprijk.

Submaxelaire klieren; aan de linkerzij de -vergroot, korrelig; aan de rechterzijde in n der pakketjes een abscesje gevuld metnbsp;dunne etter.

Neusholten. Op het septum aan de rechterzijde ter halver hoogte oppervlakkige, onregelmatige mucosa-defecten. Verder bovenwaartsnbsp;nabij den bodem der neusholte een langwerpig ulcus gevormd doornbsp;diepgaand substantie-verlies. Bij de choane eene mucosa-verdikkingnbsp;met stralige woekeringen en oppervlakkig substantie-verlies. Aan denbsp;linkerzijde bevinden zich op de achterste helft van het middenschotnbsp;tot aan de choane meerdere stralige woekeringen met oppervlakkigenbsp;defecten van verschillenden omvang.

Boezems, pharynx, larynx, trachea: normaal.

Mediastinaalklieren: normaal.

i

-ocr page 151-

135

Longen: Hoofdbronchen; normaal. Het longweefsel bevat hier en daar knobbelige laesies, die voldoen aan de eischen van type B. Enkelenbsp;vertoonen echter duidelijk de eigenschappen van type A, terwijl ooknbsp;dubieuse lang niet zeldzaam zijn.

Hart en groote vaten: normaal.

Lever: bezit talrijke knobbeltjes, beboerende tot type A.

Milt: bezit in de kapsel ronde, witte, gewoekerde vlekken, waarvan enkele aan de onderzijde in de pulpa een klein wit knobbeltje blijkennbsp;te bezitten.

Pancreas, nieren: normaal.

Arteriae mesentericae; normaal.

In den maagwand een wormtumor.

Het meso-colon bevat een boongroote, opdoorsnede saprijke klier, waarin eene holte met etter gevuld.

No. 24.

Hengst, aftands, bruin. Eigenaar SmctA Di Wieia. Dessa Kali loendjar. Pikolpaard. Zie No. 1.

28. II.

1. nbsp;nbsp;nbsp;III.

2. nbsp;nbsp;nbsp;III.

1901.

Voedingstoestand minder gunstig.

Des avonds te 11 uur genjicierd met 0.25 c.c. mallene A.

7 u. v.m. Algemeene toestand gering merkbaar verstoord. Op de plaats der injectie eene diffuse zwelling.

3. III.


11

5

7


v.m.

n.m.

v.m.


1 X V2 d. M.

Vreet flink.

Zwelling stationair, Algemeene toestand


merkbaar


12


m.


4, III.


v.m.


5. III.


v.m.


verstoord. Zwelling iets toegenomen, 1 X 1 d. M.

Idem. Zwelling meer promi-neerend, 1 X l/a d. M. Zwelling flink promineerend,nbsp;1.2 X 1.2 d. M.

Zwelling toegenomen, vast, pijnlijk, 2 X 1.2 d. M. Geene algemeene verschijnselen.



-ocr page 152-

136

38. II.

1. III.

3. III.

3. III.

4. III.

v.m. n.m.

V.m. n.m.

Uren na de injectie.

7

n

6

7

13

11

8

1

n

li

16

18

20

22

24

33

37

43

56

te.

36.9

37.7

.3fi.9

,37.

37.3

1

38.8

39.8

iO.5

40.^

40.3

40.4

39.9

39.7

39.3

38.9

38.9

38.9

37.9

Klinisch geene verdachte symptomen.

Gemiddelde temperatuur 31^ C.

Hoogste uitslag 3.5quot; daarboven.

Na 24 uur 2.3quot; boven de gemiddelde temperatuur. Algemeene reactie merkbaar.

Locale reactie zeer duidelijk en steeds toenemende.

6. III. 1901. Gedood.

OBDUCTIE.

Op de plaats der injectie in de subcutis het losse bindweefsel genfiltreerd met een geel sereus vocht. Dit oedeem zet zich in sterkenbsp;mate voort onder de m. sterno-cleido-mastoideus naar de mediale zijde van het boeggewrioht en tusschen de m. pectorali. Re-gionaire boegklieren: gezwollen, op doorsnede saprijk.

Submaxelaire klieren aan de rechterzijde korrelig.

Neusholten, boezems, pharynx; normaal.

Larynx: Aan de basis van het linker ary-kraakbeentje eene stervormige woekering met oppervlakkige substantie-verliezen. Aan den bovenrand van dit kraakbeentje een diep indringend ulcus van 5nbsp;m.M. doorsnede.

Trachea; normaal.

Mediastinaal klieren: een weinig gezwollen.

Longen: Hoofdbronchen normaal. In de longen talrijke erwt- tot boongroote knobbelige laesies van het type B; ook vele kleinere zijnnbsp;te vinden.

Hart en groote vaten; normaal.

Lever: bevat enkele knobbeltjes van het type A.

Pancreas, nieren: normaal.

In een colontak van de .arteria mesenterica ant. een groot langwerpig worm-aneurisma.

Maag: normaal.

(Zie lijst der entingen).

-ocr page 153-

137

No 25.

Hengst, 8 jaar, zwartbruin. Eigenaar SiNGA Di WiRiA. Dessa; Kali loendjar. Pikolpaard. Zie No. 1.

28. II. 1901. Voedingstoestand minder gunstig. Keelgang geladen.

1. nbsp;nbsp;nbsp;III. ,, Des avonds te 11 uur genjicierd met 0.25 c.c.

mallene A.

2. nbsp;nbsp;nbsp;III. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;7 u. v.m. Algemeene toestand merkbaar

verstoord. Op de plaats der injectie eene duidelijke zwelling, 1 X V.1 d. M.

11 nbsp;nbsp;nbsp;u. v.m. Vreet flink, zwelling toegenomen.nbsp;5 u. n.m. Stationair.

3. nbsp;nbsp;nbsp;III. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;7 u. v.m. Het dier is niet recht fiksch.

De zwelling heeft zich benedenwaarts uitgebreid, is hoogst pijnlijk.

12 nbsp;nbsp;nbsp;u. m. Zwelling meer promineerende,

1X1 d. M., eene kleine streng loopt benedenwaarts naar hetnbsp;boeggewricht.

4. nbsp;nbsp;nbsp;III.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;7 u. v.m. Zwelling flink promineerende,

1 X 1.2 d. M., heeft zich benedenwaarts uitgebreid, terwijl ook naar boven eene strengachtigenbsp;voortzetting te vinden is.

5. nbsp;nbsp;nbsp;III.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;7 u. v.m. Zwelling nog flink promineeren

de, 2 X 1.2 d. M. Geene algemeene verschijnselen.


28. II.

1. III.

2. III.

3. III.

4. III.

V.m.

1

12

n.m.

0

V.m.

7

12

n.m.

11

8

10

12

14

16

18

20

22

24

32

37

43

o6

37.7

38.1

37.9

37.2

37.7

38.3

39.9

iO.4

40.4

40.6

40.8

40.3

40.7

40.3

40.1

46

40.7

40.2

39.1

1

-ocr page 154-

138

Klinisch geene verdachte symptomen.

Gemiddelde normaal temperatuur 37.8' C.

Hoogste uitslag 3 daarboven.

Na 24 uur 2.3 boven de gemiddelde temperatuur. Algemeene reactie merkbaar.

Locale reactie zeer duidelijk, steeds zich uitbreidende.

5. III. 1901. Gedood.

OBDUCTIE;

Op de plaats der injectie de subcutis genfiltreerd met geel sereus vocht. Dit oedeem zet zich voort onder de rn. s t e r n o - c 1 e i d o -mastoideus tot aan de mediale zijde van het boeggewricht.

De regionaire boeg klieren gezwollen en op doodsnede saprijk.

Submaxelaire klieren gedeeltelijk wat gezwollen. Op doorsnede zeer saprijk met kleine lichter dan de omgeving gekleurde haardjes.

Neusholten, boezems, pharynx, larynx, trachea: normaal.

Klieren in het mediastinum wat gezwollen en saprijk.

Longen: Hoofdbronchen normaal. In het overigens normale long-weefsel een viertal bakerspeldekop groote knobbeltjes, behoorende tot het type B. Drie daarvan subpleuraal gelegen en niet hoven het oppervlak puilende. Een in het diepere weefsel gelegen.

Hart-en groote vaatstammen; normaal.

Lever: bezaaid met vele kleine witte knobbeltjes, welke licht door te snijden zijn en tot type A behooren. Voorts eenige erwfgrootenbsp;knobbels met fibreusen wand en verkaasden of verkalkten inhoud (')

Pancreas, nieren, milt: normaal.

In de arteria mesenterica ant. een worm-aneurisma.

Maag; normaal.

In het meso-colon en aan den punt van het c o e c u m enkele kleine gezwollen kliertjes, die op doorsnede saprijk zijn.

No. 26.

Hengst, 14jaar, donkerbruin. Eigenaar SiNGA Di WiRlA. Dessa: Kali loendjar. Pikolpaard. Zie No, 1.

28. II. 1901.

1. III.

Voedingstoestand minder gunstig. Keelgang geladen. Het dier hoest nu en dan.

Des avonds te 11 uur genjicierd met 0.25 c.c. mallene A.

(1) Zie voor die met verkalkten inhoud noot hl) No. 26.

J


-ocr page 155-

2. HI. 1901. nbsp;nbsp;nbsp;7 u. v.m.


3. Ill

AiX nbsp;nbsp;nbsp;


11 u. V.m. 5 u. n.m.nbsp;7 u. v.m.


12 u.


m.


4. nbsp;nbsp;nbsp;m.

5. nbsp;nbsp;nbsp;III.


7 u. v.m.


139

Algemeene toestand merkbaar verstoord. Op de plaats dernbsp;injectie eene geringe zwelling.nbsp;Vreet flink, hoest een weinig.nbsp;Idem.

Ziet er niet recht fiksch uit. Op de plaats der injectie isnbsp;de zwelling nog duidelijk tenbsp;zien.

Zwelling goed promineerende,

1 nbsp;nbsp;nbsp;X Y2 3. M., heeft zich in denbsp;diepte uitgebreid aan de mediale zijde van het boeggewricht.nbsp;De regionaire lymphklierennbsp;gezwollen.

Zwelling goed promineerend,

2 nbsp;nbsp;nbsp;X 1 d. M., overigens hetzelfdenbsp;als boven.

Idem als boven.


7 u. v.m.

28. 11.

1. III.

s

. III.

3. III.

4. III.

2.m.

n.m.

V.m.

n.m

Uren na de injectie.

6

7

12

11

8

10

12

U

16

18

20

22

24

32

37

43

56

7.2

37.4

38.

36.8

37.3

38

,38.5

38.5

39.2

40.3

39.8

39.5

39.3

38.9

38.3

38.6

39.1

38.7

37.8

Klinisch weinig verdachte verschijnselen.

Gemiddelde normaal temperatuur 37.5 C.

Hoogste uitslag 2.8 daarboven.

Na 24 uur 0.8 boven de gemiddelde temperatuur. Algemeene reactie merkbaar.

Locale reactie eerst gering en langzaam in duidelijkheid losgenomen.

6. III 1201. Gedood.


-ocr page 156-

140

OBDUCTIE.

Op de injectieplaats de subcutis genfiltreerd met een geel sereus vocht. Dit oedeem zet zich onder dem.sterno-cleido-mastoideusnbsp;voort tot aan de mediale zijde van het boeggewricht en is flink ontwikkeld, De regionaire boegklieren sterk gezwollen, op doorsnede saprijk met donker roode haemorrhagische haardjes.

Neusholten, boezems, pharynx: normaal.

Larynx: aan de basis van het linker ary-kraakheentje eene stervormige woekering met oppervlakkig defect.

Trachea: bezaaid met lichte, oppervlakkige, gedeeltelijk gexcori-eerde woekeringen. Een handbreed boven de bifurcatie een paar ulcera met roodachfigen bodem en stralig gewoekerde randen. Denbsp;lengte bedraagt ongeveer 10 en de breedte 1 c. M.

Mediastinaal-klieren: gezwollen.

Longen: hoofdbronchen: normaal. Het longweefsel bezaaid met verschillende soorten knobbels van type B. Verscheiden zijn erwt- totnbsp;knikkergroot.

Hart en vaatstammen: normaal.

Lever: bevat vele erwtgroote abscesjes met dunnen wand en meestal verkaasden inhoud. Sommige zijn verkalkt. Voorts speldekop groote knobbeltjes van type A.

Milt: Talrijke ( 10) abscejes waarvan enkele dunne, andere weer dikke verkaasde pus bevatten. Ook speldekop groote knobbeltjes opnbsp;die van type B in de longen gelijkende zijn te vinden.

Prancreas, nieren: normaal.

No. 27.

Hengst, 9 jaar, donkerbruin. Eigenaar SiNGA w WiEiA,

Dessa Kali loendjar. Pikolpaard. Zie No. 1.

28. II. 1901. nbsp;nbsp;nbsp;Voedingstoestand minder gunstig.

Keelgang geladen.

1, nbsp;nbsp;nbsp;III. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Des avonds te 11 uur genjicierd

met 0.25c mallene A.

2. nbsp;nbsp;nbsp;III. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;7 u v.m. Algemeene toestand wat verstoord.

Op de plaats den injectie eene zwelling te zien, ^4 ^ Vz 11 v.m.. Vreet flinknbsp;5 n.m. Zwelling bijna verdwenen.

') De inkoud vormt dan een knikker, die tamelijk los in de afgekapselde holte ligt.

-ocr page 157-

141

3. nbsp;nbsp;nbsp;III. 1901. 7 u. v.m. Normaal.

4. nbsp;nbsp;nbsp;III. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;idem.

5. nbsp;nbsp;nbsp;III. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;idem.

28. II.

1. III.

2. Ill

3. III.

i. III.

V.m.

n.m

v.m.

n.m

liren n.i ile

injectie.

7

12

8

7

12

11

8

10

12

14 1 16

18

20

22

24

32

37

43 i oO i

1 nbsp;nbsp;nbsp;1

37 3'

37.7

37.ft

37.

37.0

37.9

38.9

39.9

iO.2

iO 3 iio.3

j

i

10.

iO.

39.3

39.3

38.0

38.9

39.

37.7

Klinisch geen verdachte symptomen.

Gemiddelde normaal temperatuur 37.G C.

Hoogste uitslag 2.7quot; daarboven.

Na 24 uur 1.7quot; boven de gemiddclile tonipei'atnnr. Algemeene reactie zeer gering.

Locale reactie zeer gering.

No. 28.

Hengst, 10 jaar, donkerbruin. Eigenaar Sinoa di Wiria. Dessa Kali Loendjar. Pikolpaard. Zie No. 1.

28. II.

1. nbsp;nbsp;nbsp;III.

2. nbsp;nbsp;nbsp;III.


3. nbsp;nbsp;nbsp;III.

4. nbsp;nbsp;nbsp;HI.

5. nbsp;nbsp;nbsp;III.


191. Voedingstoesland voldoende.

Des avonds te 11 uur genjicierd met 0 2.b''. mallene A.

nbsp;nbsp;nbsp;7 u. v.m. Algemeene toestand weinig of niet

verstoord. Op de plaats der injectie niets bizonders.

11 u. v.m. Vreet flink.

8 u. n.m. Normaal.

7 u. v.m. Normaal.


!gt;


Idem.



-ocr page 158-

28. II.


1. III.


14

2. Ilt.


3. III.


i III.


Uren na de injectie.

8 nbsp;nbsp;nbsp;10nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;12nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;11nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;10nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;18 20 22nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;21 i .32nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;37 i 13 50


v.m. 11 m. 7nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;12 tl


v.m. n.in.

7 12 i 11


38.

37.i .{7.9

30.4

.38.9

39.9

iO.

1 1

39.0 39.7 39.9

39.2

39.1

38 1 39.1 39.1

4

j

i

37.i


30.7


37.7


Geene klinische, verdachte symptomen.

Gemiddelde normaal temperatuur 37.4*' C,

Hoogste uitslag 2.6*gt; daarboven.

Na 24 uur 1.7 boven de gemiddelde temperatuur. Algemeene reactie zeer gering.

Locale reactie geen.

No. 29.

Hengst, 9 jaar, bruin. Eigenaar Singa di Wiria. Dessa Kali Loendjar. Pikolpaard. Zie No. 1.

II. 1901.

1.

III.

J)

2.

III.

J?

7

u.

v.m.

9

u.

v.m.

11

u.

v.m.

5

u.

n.m.

3.

III.

7)

7

u.

v.m.

4.

III.

77

7

u.

v.m.

5.

III.

97

7

u.

v.m.

lingen.

meer te zien.

Voedingstoestand voldoende.

Des avonds te 11 uur genjicierd met 0.25 mallene A.

verstoord. Op de plaats der injectie eene geringe zwelling, X /2

-ocr page 159-

14.1

28. II.

1. III.

2. III.

8. lil.

1. III.

V.m.

n.m

V.m.

n.m.'

Iji'en

m de injectie

i

7

12; (i

7 ! 12

11 i 8 ! 10 ' 12 Ai

10 18 , 20

22

.12 .17 j 13

O nbsp;nbsp;nbsp;i

37.i:!7.-

1 : nbsp;nbsp;nbsp;^

;)0.rgt;:!7.237.:i:is.i;!s.a;)!t.(iio.-gt;

17.2 nbsp;nbsp;nbsp;,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;1

j

4j ^

1 nbsp;nbsp;nbsp;'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;1nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;1

1 1

1

i

1

Klinisch geen verdachte symptomen.

Gemiddelde normaal temperatuur 37.2 C.

Hoogste uitslag 3.1 daarboven.

Na 24 uur 2.1 boven de gemiddelde temperatuur. Algemeene reactie merkbaar.

Locale reactie gering.

No. 30.

Hengst, 6 jaar, voskleurig, langwerpig kolletje, 4 witte voeten. Eigenaar SiJtGA ni WiRi.v. Dessa Kali Joendjar.nbsp;Pikolpaard. Zie No. 1.

28. II. 1901.

1. nbsp;nbsp;nbsp;III.

2. nbsp;nbsp;nbsp;III.

De laatste maand afgezonderd. Heden voe-dingstoestand minder gunstig. Submaxelair klier aan de rechterzijde pijnlijk gezwollen,nbsp;ter grootte van een duivenei. Aan den-zelfden kant is mediaal van het boeggewrichtnbsp;een borstbu te vinden ter grootte van eennbsp;eendenei. Op het neusseptum rechts halverwege naar boven eene duidelijke woekeringnbsp;van de mucosa met centraal substantieverliesnbsp;(chanker).

Des avonds te 11 uur genjicierd met 0.25 c.c. mallene A.

7 u. v.m. Algemeene toestand merkbaar verstoord. Op de plaats der injectie* eene goed promineerendenbsp;zwelling, 1 X 7.3 d. M.

11 u. v.m. Zwelling toegenomen, l'/.jXl d.M.

1 u. n.m. Zwelling toegenomen, 2 X 1 d. M.


-ocr page 160-

3. III. 1901.


4. III.


144

5 u. n.m. Idem, eene uitbreiding in de diepte mediaal van bet boeg-gewricbt.

7 u. v.m. Het dier is niet recht fiksch.

Op de plaats der injectie is de zwelling toegenomen, 2y.j X 2 d.M.,nbsp;sterk promineerende. Idem toegenomen mediaal van het boeg-gewricht.

m. Zwelling toegenomen, 3 X 2 d. M. Zwelling toegenomen, 4 X 3 d. M.


12. 11.

7. u.


in.


-28. II.


1. III.


2. III.


III.


n.m IV.m.

I ren mi tie injectie.

7 i 12 I (i 1 7 I 12 I 11 : 8 j 10 I 1-2 i 14 I Ki ! 18 i 20 22 j 2'. nbsp;nbsp;nbsp;32 i 37 i 43 j SO I

39 1,39.4 39.1' 39


.39.9'39.


.19.2


39.2


39.'


40.1


38.1


,39.3


39.9


39.138.838.9,38.839.7


i0,4


Ilet dier lijdt klinisch aan kwaden droes. Gemiddelde normaal temperatuur 38.9* C.

Hoogste uitslag 1.5 daarboven.

Na 24 uur 0.3 boven de gemiddelde tempei'atuur.

Algemeene reactie merkbaar.

Locale reactie zeer duidelijk, voortdurend toegenomen.

4. III. 1901. Gedood.

OBDUCTIE;

Op de injectieplaats de s u b c u t i s genliltreerd met een geel, sereus voold, dat liij insnijden ruim afvloeit. In de gelatiueuse mas.sanbsp;kleine puntvormige bloedingen.

Do hoegk lieren aan de roclitorzijde grootcndeels veretterd.

.\an dezelfde zijde de submaxelaire klier sterk gezwollen en bizonder saprijk. Geen absces.

Neusholten. Op het septum een eenige centimeters lang ulcus met onregelmatigen, uitgevreten rand en korroligen, roodon bodoni.nbsp;lloogorop meerdere wittroebele plekjes, ruw van oppervlakte.

In het retro.pharyngiale weefsel aan de rechterzijde een vuist groot gezwel, bestaande uit eene bindweefselachtige massa, waarinnbsp;absceshaardjes te vinden zijn. Ken gedeelte van dat gezwel bezit de

-ocr page 161-

145

stnicluur eeiicr lyiiiphcklier. Voorts loopt door dc tumor ecnc daarmede vergroeide arterie.

Larynx, traclica: normaal.

Klieren in li e t media .s t i n u m gezwollen op door.snede saprijk en voorzien van verscheidene etterliaardjes.

L o n g e n : llool'dbronehen : normaal. In het loiigweefscl gelijkmatig verspreid verschillende knobbeltjes van type B, speldekop- tot erwtgroot.

II art en groot o v a a tsta in in o n ; normaal.

Lever bezit vele .spcldeko}gt;groote witaebtigo vlekjes, zoowel aan do oppervlakte als in het weolscl.

Milt: bezit C erwtgrooto knobbels, die op doorsnede blijken te bestaan uit eene woekering van de niiltkapsel (tunica propria) waaronder multiple afgckapselde abscesjes.

I a n c r e a s, nieren; normaal.

In de arteriae meson te ri ca e geen worin-aneurisma.

]\l a a g: normaal.

(Zie lijst der entingen).

No. 31.

Merrie, aftandsch, muisvaal. Eigenaar Maeianam.

Dessa; Sidjirok. Pikolpaard. Zie No. 1.

28. II. 1901. Voedingstoestand slecht. Submaxelaire klieren waren even te voelen. Een hand breed achternbsp;den rechter elleboog onder de huid en nietnbsp;daarmede vergroeid een okkernootgroote,nbsp;fluctueerende tumor, wat lager aan de onderborstnbsp;een boongroot knobbeltje in de huid. Hetnbsp;septum is met dik, vuil slijm bezet en ruw vannbsp;oppervlakte. Zoover te reinigen is geene mucosanbsp;defect opgemerkt,

1. nbsp;nbsp;nbsp;III. ,, Des avonds te 11 uur genjicierd met0.25c.c.

mallene A.

2. nbsp;nbsp;nbsp;III. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;7 u. v.m. Sensorium verstoord, laat het

hoofd hangen, geen oorenspel, zeer frequente, reutelende ademhaling; dyspnoe, lichte spierril-lingen. (Zie opmerking bij paardnbsp;No. 20). Op de plaats der injectie eene onbeduidende reactie.

11 u. v.m. Wat gebeterd. Vreet weer. Ademhaling nog frequent en reutelend.

An. I Dl XIV

Aus, 1901. nbsp;nbsp;nbsp;10

-ocr page 162-

146

1 11. n.m. Meer gebeterd, ademhaling nog frequent, maar niet meer reutelend.

5 u. n.m. Vreet weer flink mede. Van eene locale reactie haast niets te zien.

;:3. III. 1'JOl

4. III.

7 u. v.m. Algemeene toestand goed. Op de plaats der injectie eene diffusenbsp;zwelling, /j X d. M., zeernbsp;pijnlijk.

12 u. m. Zwelling meer promineerend.

7 u. v.m. Zwelling geringer, doch harder, 1 X 'V,! d. M.

-28. 11.

1. III.

2. 111.

3. in.

. lil. ''

gt;

i

V.M). n ni. v.ni. ii in.

bron na de Injectie.

1 ! ;

7 ; 12 i (i i 7

12 ! 11

8

10

12

li

1()

18

20

22 : 21

32 j 37 nbsp;nbsp;nbsp;43

i

^ .

1 1 ,

in.lillS); 37..) 37.8

38.0^ 37.0

iO.^I iO.5

i

:i!i.8j .i.ii

38.3( 38.0

30.3

: nbsp;nbsp;nbsp;1nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;1nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;1 i

38.3;;i'J.2i 37.81 SS.i 38.r 3quot;.9

lil}

1

} nbsp;nbsp;nbsp;i

4

!

1 M

1

Klinisch hoogst verdacht van huidworm. Gemiddelde normaal temperatuur 38 C.

Hoogste uitslag 2.5 daarboven.

Na 24 uur 1,2 boven de gemiddelde temperatuur. Algemeene reactie gering en laat opgekomen.

4. III. 1901. Gedood.

OBDUCTIK.

Ouder de li u i d s p i e r ecu liaudbreed acldtr ileii eeljooy een plat absces met vuclitige, kruimelige pus.

N e u s b o 11 e 11: nbsp;nbsp;nbsp;0|) bel sejduiii aan de reclilerzijde eene flauw

ziebtbaro litleebeiiacbtige plek.

hl do diepte een klein uleereereiid subsbiiitieverlics in de mueusa.

B e /. c 111 s, p b a r y ii : normaal.

Laryii.x: aan de basis van de beide ary-kraakbeentjes eene duidelijk straalvormige woekering, waarvan bet bovenste gedeelte aan betnbsp;ulcerecren is.

i

-ocr page 163-

147

Trachea: bezaaid met knobbeltjes, die zoowel in do mucosa, als in bet kraakbeen zitten. De ringen zijn grootendeels misvormd.

Een liandbrecd boven de bifurcatie aan den achterwand van de trachea sluiten de ringen om een plek ter grootte van een jijksdaaldernbsp;niet aaneen. De wand is hier verdikt. Aan do binnenzijde ervannbsp;bevindt zich een uleus, dat begrensd is door een genjicierden wal-vormigen zoom.

Klieren in het m c d i a s t i n u m bizon der vergroot en saprijk op doorsnede, donkerrood van kleur en gelijkende ojgt; gebaei)atiseerdnbsp;longweefsel, voorts bros, gemakkelijk te verscheuren.

L o n g o n: lloofdbronch rechts normaal; links is de mucosa van van het voorste gedeelte geheel ulcereerende. Slechts hier on daar bijnbsp;de uitmondingen der kleinere broneben bevindt zich nog een strooknbsp;normale, geplooide mucosa. De ulcereerende vlakte is bedekt met cenenbsp;witte, slijmige puslaag.

In het longweefsel zeer vele speldckop- tot orwtgrooto knobbeltjes behoorende tot type B. Eenigc daarvan zijn ofngeven door pneumo-nisch longweefsel. Ook enkele knobbeltjes van type A zijn te vindon.nbsp;Een der lobuli voelt hard en vast aan, blijkt op doorsnede uit eennbsp;conglomeraat van verkaasdo abscesjes te bestaan, die cene gelobdenbsp;teekoning nabootsen.

In de pleura pulmonalis eenc vertakte streng, waarin rozenkransvormig naast elkander gelegen zijn spoldekopgroote, kalkachtige knobbeltjes.

n art: linkerkamer gehypertropheerd.

Lever: bezaaid met knobbeltjes van type A.

Pancreas, nieren, milt: normaal.

In de a r t o r i a m e s o n t e r i c a ant: een worm-aneurisma.

In den maagwand een wormtumor.

(Zie lijst dor entingen).

No. 32.

Hengst, 7 jaar, lichtbruin. Eigenaar Wongso Wikromo. Dessa: Sidjiroelc. Pikolpaald. Zie No. 1.

Is zeer vurig.


28. II. 1901. Voedingstoestand


zeer goed.


Submaxclaire klieren een weinig voelbaar. Op het neusmiddenschot aan beide zijden ulceranbsp;in de mucosa. Aan den ingang van de neusgaten beiderzijds een groote, stralige, litteeken-achtige woekering.

1. III.

Des avonds te 11 uur genjicierd met 0.25 c.c. mallene A.

-ocr page 164-

148

2. III. 1901.


Vurigheid belangrijk afgenomen, ademhaling bizonder frequent.nbsp;Op de plaats der injectie eene duidelijke zwelling van 1 X 'V., d.M.


t 11. v.m.


11 u. v.m.


Algemeene toestand stationair.


Zwelling toegenomen 1',',^ XI d.M. Ademhaling bizonder frequent.nbsp;De zwelling wordt diffuser.nbsp;Ademhaling veel kalmer. Overigens toestand stationair.


.j u. n.m.


o u. n.m.


i u. v.m.

Zwelling benedenwaarts toege-

nomen tot aan de mediale zijde van hot boeggewricht.

4. III.

7' u. v.m. Algemeene toestand goed. Zwel

ling stationair.

28. 11.

1.

m.

2 III.

3. lil. nbsp;nbsp;nbsp;i. III.

V.m. n.m.

V.m.

n.m. j

bren

na (Ie injectie.

7 nbsp;nbsp;nbsp;12 (i

7 ;

2 i 11 nbsp;nbsp;nbsp;8

10

1-2

li Ui

18

30 33

1

2i

33 j 37 nbsp;nbsp;nbsp;53!nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;j

1 : 1

3S..1 :i8.ii .'iH.a

1

:n.G ;

' i

8.;) :t8.1

4

iO.o

io.;; io.fi

iO.3

io. lao.

:o.(

31).ii 40.3 30.fii30.1

1

Kan klinisch voor lijdende aan kwaden droes verklaard worden.

Gemiddelde normaal temperatuur 38.2 C.

Hoogste uitslag 2.4 daarboven.

Na 24 uur uur 1.4 boven de gemiddelde temperatuur. Algemeene reactie merkbaar.

Locale reactie: duidelijke zwelling, die toeneemt.

4. III. 1901. Gedood.

OBDUCTIE.

Op (lo plaats dor injectie de s u ]j c u t i s genliltreer-d met een geel, siilzig iiililtraat, dat zich voortzet naar het tjoeggewricht. It e g i o n a i r enbsp;1 y ra p tl e k 1 i e r c n gezwollen, op doorsnede saprijk.

S u b ra a X e 1 a i r e klieren korrelig, een weinig gezwollen. In een der pakketjes oen klein verkaasd abscesje.

-ocr page 165-

149

Neusholten. Op het septum aan heide zijden nabij den ingaiiquot; een groote, straalvorniigo woekering en oppervlakkige epitheel-defecten.nbsp;Evenzoo nabij de choane in de losse, verschuifbare mucosa.

L a r y ii x : Beiderzijds aan de basis der ary-kraakbeentjes stervormige woekeringen meteen oppervlakkig ovaal defect tor grootte van een stuivertje.

Trachea: .Van den voorwand meerdere grootere en kleinere stralige woekeringen en ook kteiiie doorschijnende, in de lengterichtingnbsp;liggende verdikkingen in do mucosa. Een daarvan puilt sterk uit ennbsp;bevat een abscesje met dunne slijmige, witte jms.

Klieren van het mediastinum gezwollen. Vorsebillcnde pakketten zeer hard en klein, ook eenige knobbelige laesies aanwezig,nbsp;gelijkende op die in de longen.

Longen: Hoofdbronehen: normaal.

De bovenste helft van de linker long is kussenachtig, w'cinig cre]ii-teeronde. liet achterste gedeelte van do onderste helft is vast, niet meer luehthoudend. Aan de lateiale en mediale zijde ervan bevindennbsp;zich een paar gleuven, welke gevornid worden door diepgaande jilooiennbsp;van de pleura opgevuld met bindweefsel. Op doorsnede blijkt ditnbsp;vastere gedeelte bizonder 'rijk aan bindweefsel, liet geheel lijkt op eennbsp;totaal verschrompeld longgedeelte. Vorts vindt men daarin vooralnbsp;in het bovenste gedeelte en ook in het daaraan grenzende luchthoudendenbsp;longweefsel holten opgevuld met eene slijmige, wdtte, etterachtige stof,nbsp;terwijl de wanden glad en rose zijn, waarschijnlijk met mucosa bekleed.nbsp;Verder zijn beide longen bezaaid met speldekopgroote knobbeltjes vannbsp;ty[ie A. Men treft ook aan knobbeltjes ter grootte van eene kleinenbsp;erwt, bestaande uit eenen harden, hyalinen doorzichtigen wand metnbsp;oenen kazigen of verkalkten inhoud. Ook treft men aan conglomeratennbsp;van kalkachtige knobbeltjes.

Hart- en groote vaten: normaal.

Lever: parenchyni: bros. Bezaaid met speldekopgroote kori'cltjes van type A.

Milt: een speldekopgroot doorschijnend knobbeltje; andere ondoorzichtige onder de kapsel in de pulpa.

Pancreas, nieren; normaal.

Arteria mesent erica ant: normaal.

Maag; normaal.

No. 33.

Eigenaar: SiNA ux Wikia.

ilengst, 6 jaar, bruin-bont.

Dessa; Kali-loendjar.

28, 11. 1901. Sedert eenigen tijd afgezonderd wegens verdachte symptomen. Heden : Voedingstoestand onvoldoende. Submaxelair klier aan beidenbsp;zijden gezwollen, hard en vastliggend. Bij

-ocr page 166-

150

het boeggewricht aan de linkerzijde een envt-groote, harde knobbel onder de huid. Eene witte, slijmige neusuitvloeiing. Beiderzijds opnbsp;het neusseptum, doch voornamelijk op de linker, duidelijke mucosa defecten.

1. III. 1901. Des avonds te 11 uur genjicicerd met 0.75 c.c. mallene B.

2. III.

7 u. v.m. Algemeene reactie nihil. Op de plaats der injectie eene flauwenbsp;zwelling, Yj X Y2nbsp;1 n.m. Ademhaling frequent.

3 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Ademhaling frequent.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Zwelling

verminderd.

Ademhaling veel bedaard. Van eene zwelling haast niets meer tenbsp;zien.

3. III.

v.m. Toestand als gewoonlijk. Op de injectieplaats slechts eene lichtenbsp;kleine zwelling te zien.

28, II.

1. III.

2. III.

1

3 111. nbsp;nbsp;nbsp;i. III.

\.ni. nm.,v.m. nbsp;nbsp;nbsp;lun.

7 1 12 . (i j 12 i 11

Itch nil de injoelic. nbsp;nbsp;nbsp;;

' 1

S 10 nbsp;nbsp;nbsp;1-2 ^ Vi : 10

18 1 20 j 22 1 2'i ! :i2 ,n 1 i:! * nbsp;nbsp;nbsp;i i

1

:i8.2

38.8

38.7

37.837.0

38. 38.8

30.7;i0.3

40.5

38. i

37.oj37.1 38. 38.1

37.9

j

1

1

1:

j I

1 nbsp;nbsp;nbsp;(

1

i

1

Dit paard kan klinisch verklaard worden te lijden aan kwaden droes.

Gemiddelde normaal temperatuur 38.2quot; C.

Hoogste uitslag 2.2quot; daarboven.

Na 24 uur 0.3quot; beneden de gemiddelde temperatuur. Algemeene reactie merkbaar.

Locale reactie gering.

5. III. 1901. Gedood.

-ocr page 167-

151

OBDUCTIE.

S u b m a X c 1 a i r e klieren: grootendeols klein, korrelig, vcrscbil-lende pakketjes gezwollen, op doorsnede saprijk, een enkele een klein haardje bevattende.

Neusholten: Op het septum beiderzijds tal van oppervlakkige, ruwe mucosa- defecten, ongeveer ter lialver hoogte op de conchaenbsp;stervorniige woekeringen. In het bovenste gedeelte aan den rechterkant een 6 a 7 c.M. lange, knohbelaohtige w'oekering, waarin duidelijkenbsp;kleine ulcera, welke geelaclitig van kleur zijn.

Hechter v o o r h o o f d s e n ka a li b o e z o ni geheel opgevuld mot eeno doorschijnende, zachte, saprijke georganiseerde massa.

Pharynx, larynx: normaal.

Aan de voorzijde van de trachea enkele kleine, oppervlakkige mucosa-defecten.

Klieren in het m e d i a s t i n u m bevatten sterk vergrooto pakketjes, die op tloorsnede saprijk zijn en hcnnepkorrelgroote, geol-achtigo, door eeno haemorrhagische hof omgeven haardjes bevatten.

Longen: Iloofdbronchen: normaal. In het longweefscl enkele haarden, donker rood van kleur, op doorsnede, vaster en hooger liggendnbsp;dan do omgeving, vochtrijk en fijnkorrelig. Voorts knobbeltjes vannbsp;het type B, ook vele van type A.

Hart on g r o o t o v a a t s t a m men: normaal.

Lever: bezaaid met knobbeltjes, welke behooron tot type .'V.

Milt: bevat enkele kleine erwtgrooto, geelachtige knobbeltjes, die geen pus haard centraal l)Ozitten, verder een boongroote, Ijindwoefscl-achtigo woekering in het miltweefsel, die licht door te snijden is, metnbsp;in het midden oen spoldekopgroot pushaardje.

P a n c r c a s, Nieren: normaal.

lu de a 1't c r i a mcscntcrica ant: een worm-aneurisma.

Maag: normaal.

In het me, so-co Ion gezwollen klieren.

(Zi(gt; lijst der entingen).

No. 34.

Hengstveulen (van No. 21) 6 maanden oud, bruin. Eigenaar Makunam.

Dessa: Sidjeroek.

'28. II. 1901. Voedingstoestand goed.

1. nbsp;nbsp;nbsp;III. Des avonds te 11 uur genjicierd met 0.08 c.c.

mallene A.

2. nbsp;nbsp;nbsp;III. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;7 u. v.m. Schijnt wat kalmer dan gewoon

lijk. Geen locale reactie.

-ocr page 168-

2. Ill, 1901.

3. nbsp;nbsp;nbsp;III.

4. nbsp;nbsp;nbsp;nr.

5. nbsp;nbsp;nbsp;III.

152

11 u. v.m. Is volkomen normaal.

5 n.m. Idem, de injectieplaats is echter bizonder pijnlijk.

7 nbsp;nbsp;nbsp; Niets bizonders op te merken.

Idem.

1. iir.

2S. I[.

2. III.

3. III.

i. 111.

V.m. n m.

v.m. n.m.j

I ren na de injeclie.

! 1-2 : 0

7 ; 12 1 11

8 ; 10 12

li

10 : 18

20

2-2 24

32

:t7

ii 1i nbsp;nbsp;nbsp;!

: nbsp;nbsp;nbsp;i

38.2;i8.2:t8.2

1 1

39.4 3.(j;9.8j,t!).5

' nbsp;nbsp;nbsp;inbsp;nbsp;nbsp;nbsp;1

;

18.0 38.8311.1 38.8

,38.!).3!l.l 37.!i;

Klinisch geen verdachte symptomen.

Gemiddelde normaal temperatuur 38.3quot; C.

Hoogste uitslag 1 5quot; daarboven.

Na 24 uur 0.8quot; boven de gemiddelde temperatuur. Algemeene reactie zeer gering.

I.ocale reactie zeer gering of geen.

No. 35.

Merrie, jaar, voskleurig. Eigenaar Abdoel Djalil, Dessa Sidjeroelc.

2 III. 1901. Voedingstoestand goed. Aan de eene zijde van het neusseptum een lieht gerodeerd plekje.

mallene

A.

m.

7 u. v.ni.

Geen algemeene, noch locale reactie. nbsp;nbsp;nbsp;|

1 n.m.

Idem. nbsp;nbsp;nbsp;^

III.

ni.

1

1

Idem.

-ocr page 169-

15.5

1 III.


III.


i. III.


I'lcn na de injeclie.

11 1 nbsp;nbsp;nbsp;8 i 10


1(1


i3


18


20


37


1-2


32


12


li


38.8


38.839.1 39.


36.7


37.7 I 38.3


;n.7


38.9


37.8


38.


37.!)


37.3


Klinisch geen verdachte symptomen.

Gemiddelde normaal temperatuur 37.7 C.

Hoogste uitslag 1.4 daarboven.

Nihil.

Na 24 uur 0.3 boven de gemiddelde temperatuur. Algemeene reactienbsp;Locale reactie

5. III. 1901. Gedood.

OBDUCTIE.

D(' s 11 b c u t i .s op de injectieplaats een weinig gonjiciord en TOclitrlJk. IScgionairc boegk 1 ieren wat gezwollen, op doorsnede saprijk.nbsp;Subniaxelaire klieren bezitten enkele gezwollen pakketjes.nbsp;Neusholten, boezems, jih a r y n x, larynx, trachea: noimaal.nbsp;Mediastinaal-klieren: normaal.

Longen: bevatten eenige korreltjes van type A.

Hart en groote vaten: normaal.

J.ever: bezaaid met korreltjes van type A.

Milt: de kapsel bevat verscheidene korreltjes van type A.

1 a n c r e a s, nieren: normaal.

A r t: m e s e n t: a n t: worm-aneurisma.

In den maagwand een klein wormgezwel.

No. 36.

Eigenaar Abdoel D.ialxl.

Hengst, 1 Jaar, lichtbruin. Dessa: SidjeroeJc.

2. Hl. 1901. Voedingstoestand goed.

Des avonds te 11 uur genjicierd met 0.05 c.c. mallene A.


-ocr page 170-

J54

3. nbsp;nbsp;nbsp;III. 1901. 7 u. v.m. Geen algemeene, noch locale reactie.

Idem.

4. nbsp;nbsp;nbsp;III.

5. III.

2. III.

:i. III.

i. III.

I ron na de injectie.

1

8 ! 12

U i 8

1 ;

10 nbsp;nbsp;nbsp;12 1 14

10

18

20

32

1)7

53

3(gt;.8 37.!)^3!l.

.38.1 37.7

.37.0 : 38. .38.2

31.

30.1

30.2

37.3

37.7

38.3

i

j

1

Nihil.

Klinisch geen verdachte symptomen. Gemiddelde normaal temperatuur 38*^ G.nbsp;Hoogste uitslag 1.2 daarboven na 20 uur.nbsp;Algemeene reactienbsp;Locale reactie

No. 37.

Hengst, 2 jaar, bruin. Eigenaar Assistent-Wedono van Bandjar Mangoe. Dit veulen is belangrijk grooter dan No. 39.nbsp;Uitbesteed in Sldjerok bij Audoel D.ialil, eigenaar vannbsp;No. 35 en 30.

2. nbsp;nbsp;nbsp;Hl. 1901 Voedingstoestand goed. Submaxelaire klieren

wat opgezet. Des avonds te 11 uur genjicierd met 0.15 c.c. mallene A.

3. nbsp;nbsp;nbsp;III.

4. Hl.

Geene aDemeene of locale reactie.

5. III.

2. 11.


3. III.


4. III.


v.ni.

7 U


138.(gt;37.0


38.2


11


10


lircn na de injectie.


12 1 14 nbsp;nbsp;nbsp;10


18


20


32


37.8

I


;n.i


37.3


37.7 3S.1


38.


38. rgt;


38.7137.)


37.0


38.2


-ocr page 171-

iD

Klinisch geen verdachte symptomen.

Gemiddelde normaal temperatuur 37.6'' C.

Hoogste uitslag 1,1 daarboven na 20 uren.

Algemeene, noch locale reactie.

No. 38.

Hengst, 5/^ jaar, bruin. Eigenaar Arsa di Wiria.

Dessa SidjeroeTc.

2. HL 1901. Voedingstoestand goed. Submaxelair klier aan de linkerzijde gezwollen, bevat een hard knobbeltje ter grootte van eene boon.

Des avonds te 11 uur genjicierd met0.2c.c. mallene A.

3. nbsp;nbsp;nbsp;HL

4. nbsp;nbsp;nbsp;HL

5. nbsp;nbsp;nbsp;III.

, nbsp;nbsp;nbsp;7 u. v.m. Geen locale, noch algemeene reactie.

n

Idem.

2. III.

:i. III.

i. III.

V.m.

n.m.

Llrcn iiii lie injece.

7

12

11

8

10 nbsp;nbsp;nbsp;12 1 li

1C

18

'20

32

87

Ti.H

.n.i

:n.i.

;(quot;.!)

.IS.l 'W.i '.18,5

:18,1

:18..1

:t8.

37.8

37.8

.17.7

1 i

Weinig of geen klinisch verdachte symptomen.

Gemiddelde normaal temperatuur 37.9'* C.

Hoogste uitslag: 0.5 daarboven.

Na 20 uur 0.1 boven de gemiddelde temperatuur. Algemeene noch locale reactie.

No. 39.

Hengst, I'Yj jaar, bruin. Eigenaar Arsa di Wiria.

Dessa: SidjeroeTc.

2. HL 1901. Voedingstoestand goed. Keelgang wat geladen.

Des avonds te 11 uur genjicierd met 0.075 c.c. mallene A.

-ocr page 172-

1.50

Geen algemeene, noch locale reactie.

2. III. nbsp;nbsp;nbsp;;!. III.

4. III.

v.ni. nbsp;nbsp;nbsp;n m.

7 j 12 1 (i ; 11

Uren na de in,iece.

8 10 1 12

14

I

1 ! 18

20

12 nbsp;nbsp;nbsp;1quot; j 41 i

:(8.2 ;t8. ! 37 7

I ^ nbsp;nbsp;nbsp;1

38.2 ^ 38,0 ! 38.(i I 38.3

j nbsp;nbsp;nbsp;;

.18.4 i,18.2 ; 18.

j nbsp;nbsp;nbsp;j

37.3 37.7 i 37.0

1

! nbsp;nbsp;nbsp;i

Geen klinische verdachte symptomen.

Gemiddelde normaal temperatuur 38.1quot; C.

3. nbsp;nbsp;nbsp;III. 1901.

4. nbsp;nbsp;nbsp;III.

5. nbsp;nbsp;nbsp;III.

I.

Hoogste uitslag 0.5quot; C. daarboven.

Na 20 uur 0.1 beneden de gemiddelde temperatuur.

Geen algemcene, noch locale reactie.

No. 40.

Hengst, 5 jaar, zwart. Eigenaar ]\1aka-Pra\vh!.\..

Dessa Sirnaja. Kij paard.

9. III. 1901. Ongeveer anderhalve maand geleden wasnbsp;het dier zeer mager, bizonder gevoelig aannbsp;den larynx. Had uit het rechter neusgat eenenbsp;uitvloeiing en hoestte.

Heden; Voedingstoestand goed. Geeno ziekteverschijnselen. Is gedurende al dien tijd niet gebruikt.

10. nbsp;nbsp;nbsp;III. Des avonds te 11 uur ingespoten met 0.2 c.c.

^ nbsp;nbsp;nbsp;mallene A.

11. nbsp;nbsp;nbsp;III. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;7 u. v.m. Geen locale of algemeene reactie.

11 nbsp;nbsp;nbsp; Geen algemeene reactie, op de

plaats der injectie eene diffuse zwelling, regionaire boegklier goednbsp;gezwollen.

-ocr page 173-

157

11. nbsp;nbsp;nbsp;III. 1901. 5 u. n.m. Zwelling verminderd.

7 v.m. Niets meer te zien.

12. nbsp;nbsp;nbsp;III.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;

Idem.

13. nbsp;nbsp;nbsp;III.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;

ft. III.


10. III.


1,1. III.


12. III.


11. III.


Uren no de injectie.


v.m. n.m.

T 1 12 I 8


v.m.

7 I 12 1


n m.

0 I 11


10 12 14 nbsp;nbsp;nbsp;10 18 20 22 24 32


37 43 SO


38.2


37.0


40.7


40.6


39.8


40.3


39.839.6


39.1


37.0


37.8


,38. ft


,37.8


37.0


37.8


40.3


40


38.3


40.1


40.1


Klinisch geen verdachte symptomen.

Gemiddelde norm'aal temperatuur 37.9' C.

Hoogste uitslag 1.9' daarboven.

Na 24 uur 0.4 boven den norm.

Algemeene reactie geene.

Locale reactie zeer gering.

No. 41.

Hengst, 9 jaar, bruin. Postpaard op de lijn Karang Tibar-Bandjar Negara.

9. III. 1901. Anderhalve maand geleden onderzocht. Zou uit het linker neusgat eene uitvloeiing hebben, wanneer het paard gebruikt werd.nbsp;Volgens den koetsier bestond dit reeds lang.nbsp;Heden voedingstoestand goed. Is gedurendenbsp;den verloopen tijd steeds in gebruik genomen.nbsp;Submaxelaire klieren beiderzijds gezwollen,nbsp;week en los, doch links het meest. Het linkernbsp;oog traant. In de neusgangen aan deze zijdenbsp;veel dik slijm.

10. Hl. 1901. Des avonds te 11 uur genjicierd met 0.2 c.c. mallene A.

11. IH.

7 u. v.m. Geen algemeene, noch locale reactie. 1 n.m. Linker oog flink tranende, vreetnbsp;goed, injectieplaats iets gezwollen.nbsp;5 ,, n.m. Niets bizonders te zien.


-ocr page 174-

168

12.

III. 1901.

7 u.

V.m.

Zwelling

12

m.

Zwelling

6

n.m.

Zwelling

13.

III.

7

v.m.

Idem.

9. III.

10. III.

11. III.

12. III.

13 III.

V.m. n.m.

7 1 12 1 6

V.m. nbsp;nbsp;nbsp;n.m.

7 1 12 1 6 1 11

Uren na de injectie.

8

101 n

14

10

18

20

22

24

32

37

43

56 j

378

37.9

37.8

37.7

38.1

38.

378

39.4

40.1

40.2

40.

39.

38.5

38.5

38.4

383

.37.7

38.2

38.3

37.8

Weinige, verdachte symptomen.

Gemiddelde normaal temperatuur 37.8** C.

Hoogste uitslag 2.4 daarboven.

l!'

1^

Na 24 uur 0.5 boven de gemiddelde temperatuur. Algemeene reactie nihil.

Locale reactie zeer gering.

No. 42.

Hengst, 5 jaar, bruin. Eigenaar Karta di Wansa. Dessa: Bolang. Rijpaard.

9. III. 1901. Voedingstoestand goed.

10. III. Des avonds te 11 uur genjicierd met 0.2 c.c. malle') ne A.

11. III.

7 u. v.m. Algemeene reactie nihil. Op de plaats der injectie eene zwelling,nbsp;1 X 0.5 d. M.

1 n.m. Zwelling duidelijk en toegenomen, 1.3 X 1 d. M.

5 n.m. Omvang zwelling stationair, maar flauw.

12. III.

7 v.m. Zwelling duidelijk, licht waterige neusuitvloeiing.

12 m. Zwelling duidelijk, 1.5 X 1.2 d. M. 6 n.m. Zwelling afgenomen, nog duidelijk,nbsp;1.2 X 1.2 d. M.

-ocr page 175-

159

13. III. 1901. 7 u. v.m. Zwelling nog goed te zien,

1 X 1 d. M.

10. III.


9. III.


11. III.


12. III.


13. III.


Uren na de Injectie.


v.in. nm. 7 i 12 I 6


V.m. n.m.

7 I 12 I C i 11


50


43


8 i 10 I 12


.37


18 20 22 24 1 ,32


10


.37.7


37.8


38.9


37.9


37.7! 38.4


.37.0


38.4


38.7


38.2 38.7


39.2


39.1


,39.3


39.2


38.5


37.9


37.7


37.7


Geene klinische, verdachte symptomen.

Gemiddelde normaal temperatuur 38 C.

Hoogste uitslag 1.3 daarboven.

Na 24 uur 0.7 boven de gemiddelde temperatuur. Algemeene reactie nihil.

Locale reactie duidelijk, langzaam toegenomen.

No. 43.

Hengst, 4 jaar, donkerbruin. Eigenaar Dja,ja-semita. Dessa; Bolang. Rijpaard.

9. Hl. 1901.


10. iir.


11. Hl.


12. III.


13. IH.


Voedingstoestand goed. Aan de rechterzijde is de submaxelair-klier te voelen.

Des avonds te 11 uur genjicierd met 0.2 c.c. mallene A.

7 u. v.m. Iets gedeprimeerd. Op de plaats der injectie eene oppervlakkigenbsp;zwelling, 1 X 0.75 d. M.

1 ,, n.m. Het dier ondervindt nog den invloed der injectie. Zwellingnbsp;diffuser, 1.2X0.75 d. M.nbsp;Zwelling stationair.

Zwelling flauw, 1.5 X 0.75 d M. Omvang zwelling stationair, maarnbsp;flauw.

n.m. Zwelling niet meer te zien. v.m. Idem.


12


n.m.

v.m.

m.


-ocr page 176-

160

9. Hl.

10. III.

11. Hl.

12. lil.

13. lil.

V.m. n.m.

7 j 10 1 6

V.m. nbsp;nbsp;nbsp;n.m.

7 1 12 1 6 nbsp;nbsp;nbsp;11

Uren na cle injectie.

8

10

12

14

IG

18

20

22

24

32

37 j 43 j 30

37.1

37.3

37.7

37.2

37.9 |38.

38.2

4

38.

39.

39 7

30.9

39.9

38.9

38.8

38,7

.38.3

37.9

38.4

38.3

37.9

Geene klinische, verdachte symptomen.

Gemiddelde normaal temperatuur 37.6quot; C.

Hoogste uitslag 2.3 daarboven.

Na 24 uur 0.9 boven de gemiddelde temperatuur.

Algemeene reactie merkbaar.

Locale reactie duidelijk.

No. 44.

Merrie, 11 jaar, Vos, witte vlek op de cornea van het linker oog.

Eigenaar: Saria Widjaja. Dessa: Bolang, Pikolpaard, Zie No. 1.

9. III. 1901. Voedingstoestand goed. Submaxelaire klieren aan beide zijden goed te voelen, week en los.nbsp;De cornea van het linker oog is aan denbsp;mediale zijde melkwit, terwijl ook zwartenbsp;vlekjes er in te zien zijn. In de voorstenbsp;oogkamer loopen kleine draadjes van de corneanbsp;naar de iris (voorste synechien).

10. nbsp;nbsp;nbsp;III.

11. nbsp;nbsp;nbsp;III.

Des avonds te 11 uur genjicierd met 0.2 c.c. inallene A.

1 n.m

V.m.

7 u. v.m. Algemeene reactie nihil. Op de plaats der injectie eene licht promi-neerende zwelling, 0.5 X 0.75 d. M.nbsp;Zwelling toegenomen, 1 X 0.5 d.M.nbsp;Zwelling duidelijk te zien.

12. III.

Boven het boeggewricht nog een weinig van de zwelling te zien.

12


m.


Zwelling stationair.


-ocr page 177-

161

12. nbsp;nbsp;nbsp;III. 1901. 6 u. n.m. Zwelling weinig zichtbaar.

13. nbsp;nbsp;nbsp;III. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'7 v.in. Boven het boeggewricht nog wat

gezwollen.

12. HI.


13. HI.


11. HI.


0. HI. v.m. n.m.nbsp;7 I 12 I 6


10. HI.

Y.m. n.m.

7 I 12 I 6 i 11


Hren nn de Injectie.


10 12 li 16 18 20


24 nbsp;nbsp;nbsp;32 33 43 SO


I

38.338.6


38.


38.3


37.8


38.2


39.!


38.


39.1


38.6


38.5


38.3


38.4


38.3 38.4


38.2


,18.2 38.


38.3


38.


Klinisch geene verdachte symptomen.

Gemiddelde normaal temperatuur 38.3 C.

Hoogste uitslag 1.1 daarboven.

Na 24 uur 0.8 boven de gemiddelde temperatuur.

Algemeene reactie nihil.

Locale reactie duidelijlc.

14. III. 1901. Gedood.

OBDUCTIE.

De subcutis op de plaats der injectie zeer weinig genfiltreerd.

S u b m a X e 1 a i r e klieren; normaal.

Neusholten, boezems, pharynx, larynx en trachea normaal.

M e cl i a s t i n a a 1 k 1 i e r c n ; normaal.

Longen: Hoofdbronchen normaal.

In het longweefsel slechts een 3-tal hennepzaad groote translucide tuberkelfjes. Verder verscheidene knobbeltjes van type A.

Hart en groote vaatstaniraen normaal.

Lever: Het parenchym is grauw van kleur, bros. Zeer vele knobbeltjes van type A. Verder meer langwerpige, worstvormige, witte lichaam()jes op type A gelijkende, maar met eenc hyaline, witachtigenbsp;kapsel en kazigen inhoud. Het geheele orgaan is sterk in gewichtnbsp;toegenomen.

Milt; In de kapsel (tunica propria) knobbeltjes van type A aanwezig.

Pancreas, nieren: normaal.

In de a r t e r i a m e s e n t e r i c a ant; een worm-aneurisma.

Maag; normaal.

All. l Dl XIV

Aus. 1901. nbsp;nbsp;nbsp;H

-ocr page 178-

162


No. 45.

Hengst, 5 jaar, Vos, langwerpig kolletje. Eigenaar Saria WlD,JAJA.

Dessa: Bolang. Pikolpaard.

9. III. 1901. Voedingstoestand voldoende.

10. III. Des avonds te 11 uur genjicierd met 0.2. cc. mallene A.

11. III.

7 u. v.m. Algemeene reactie nihil. Op de plaats der injectie eene duidelijkenbsp;zwelling, 0.75 X 0.75 d.M.

1 n.m. Zwelling 1X1 d.M. Regionaire boegklieren gezwollen

5 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,, Zwelling bij het boeggewricht

toegenomen.

12. III.

7 v m. Zwelling stationair.

12 m. Zwelling onduidelijk.

6 n.m. Idem.

13, III.

7 v.m. Boven en mediaal van het boeggewricht weder duidelijk gezwollen.

9. UI.

10. III.

11. III.

12. 111.

13. III.

V.m. nm.

7 I 12 1 6

V.m. nbsp;nbsp;nbsp;n.m.

7 1 12 1 6 1 11

Uren na de injectie.

8

10

12

li

l(i

18

20

22

21

32

37

53

o

37.4

37,0

.38.1

37.3

37.8

38.2

38.1

4

39.4

iO.

iO.2

iO.1

10.1

39.6

.39.3

30.1

39.4

38.9

39.

39.7

.38.8

Klinisch geen verdachte symptomen.

^ Gemiddelde normaal temperatuur 37.8quot; C.

Hoogste uitslag 2.4quot; daarboven.

Na 24 uur 1.6quot; boven de gemiddelde temperatuur. Algemeene reactie nihil.

Locale reactie goed te zien.


-ocr page 179-

163

No. 46.

Merrie, 7 jaar, Schimmel. Eigenaar Wongsosemito. Dossa: Bolang. Pikolpaard. Zie No. 1.

9. III. 1901. Voedingstoestand onvoldoende. Submaxelairenbsp;klieren, vooral aan de linkerzijde goed tenbsp;voelen, week en los. Op het septum aan denbsp;linkerzijde voor in den neus lichte oppervlakkige defecten met witte randen. Aan denbsp;rechterzijde meer in de diepte waarschijnlijknbsp;dezelfde veranderingen.

10. nbsp;nbsp;nbsp;III. Des avonds te 11 uur genjicierd met 0.2 c.c.

mallene A.

11. nbsp;nbsp;nbsp;III,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;7nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;u.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;v.m.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Algemeene reactie nihil. Locale

reactie weinig.

9 nbsp;nbsp;nbsp; Het dier is wat hangerig.

1 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;n.m.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Zwellingnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;1X1 d.M. voornamelijk

in de diepte aanwezig.

12. nbsp;nbsp;nbsp;III.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;7nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;v.m.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Zwellingnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;flauwer.

12 m. nbsp;nbsp;nbsp;idem, maar zeer pijnlijk,

6 n.m. Van eene zwelling weinig te zien, plaats zeer pijnlijk.

13. nbsp;nbsp;nbsp;III.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;7nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;v.m.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Zwellingnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;verdwenen, plaats zeer

pijnlijk.

.9. 111.

10. 111.

11. 111.

12. 111.

13. 111.

v.m. n.m.

V.m. nbsp;nbsp;nbsp;n.m.

Uren na de Injectie.

1

12 j 6

3

12

6

11

8

10 1 \'2

14 1 16 1 18 1 20

1 1 1

22 1 24

1

32

37

43

86

38.1

38

.38.3

37.9

38.2

38.9

37.9

4

39.9

40.1

40.6

41.

40.7

40.2

140.3

40.1

40.1

38.8

40.1

40.3

39.2

Enkele verdachte symptomen.

Gemiddelde normaal temperatuur 38.2*' C.

Hoogste uitslag 2.8 daarboven.

Na 24 uur 1.9 boven den norm.

Algemeene reactie gering.

Locale reactie onduidelijk. Injectieplaats toch pijnlijk.

-ocr page 180-

164


14. III. 1901. Gedood.

OBDUCTIE.

De sub cutis op de plaats der injectie een weinig genfiltreerd, dieper in onder de m. s t e r n o - c 1 e i d o ni: sterker. R o g i o n a i r enbsp;boegklieren gezwollen en bij doorsnijden saprijk.

S u Ij m a X e 1 a i r e klieren: slechts een enkel pakketje gezwollen en bij doorsnijden sappig.

Neusholten, boezems: normaal.

In het r e t r o p h a r y n g i a 1 e weefsel aan do rechterzijde een een 2.5 c.M. lange, 0.5 c.M breede, harde klier.

Larynx, trachea: normaal.

M e d i a s t i n a a 1 - k 1 i o r e n : gezwollen en bij doorsnijden sappig.

L o n gen: lloofdljronclieu: normaal. In het longweefsel knobbeltjes van type A aanwezig in verschillende variteiten. Bij goed en nauwkeurig zoeken zijn ook enkele translucide tuherkeltjes te vinden.nbsp;Voorts enkele spoldekop- tot erwtgroote knobbeltjes bestaande uit eenennbsp;dunnen fibreusen wand en kalkaclitigen inhoud. Verder verschillendenbsp;knobbeltjes van type B.

Hart en g r o o t e vaten: normaal.

Lever: vele knobbeltjes van type A in verschillende variteiten. Voorts eenige hennepzaad- tot erwtgroote knoljbeltjes, welke totaal witnbsp;zijn en moeilijk uit het weefsel te pellen. In het midden bezitten zijnbsp;eene kleine kalkachtige haard.

Milt: In dit orgaan eenige hennepzaad- tot erwtgroote, dikke pus bevattende abscessen met een geelwitten fibreusen wand.

Pancreas, nieren: normaal.

In een der groote colontakken van de a r t o r i a ra e s e n t e r i c a ant: een worm-aneurisma.

Maag: normaal.

In den colon wand een knikkergroot bindweefselachtig gezwel met oedemateuse omgeving. Bij doorsnijden blijkt de tumor eenennbsp;gedeeltelijk pusachtigen inhoud te bevatten, waarin wormpjes te vinden zijn.

No. 47.

Merrie, 2 jaar, donkerbruin. Eigenaar Wongsosemito. Dessa; Blang. Pikolpaard. Zie No. 1.

9. III, 1901. 10. III.

11. III.

Voedingstoestand voldoende.

Des avonds te 11 uur genjicieerd met 0.2 c.c. mallene A.

7 u. v.m. Algemeene noch locale reactie. 1 n.m. Zwelling te zien op de plaatsnbsp;der injectie, ^ V2

-ocr page 181-

165

5 nbsp;nbsp;nbsp;u. n.m. Zwelling flauwer, 1 X 1 d. M.

12. III. 1901.

7 v.m. Zwelling flauw, 1 X d. M.

12 m. Zwelling heeft zich uitgebreid, is nog steeds flauw.

6 nbsp;nbsp;nbsp; n.m. Zwelling nog flauw te zien.

7 nbsp;nbsp;nbsp; v.in. Niets meer te zien.

13. III.

9. lil.

10. III.

11. III.

12. III.

13. III.

V.m. n.m.

V.m. nbsp;nbsp;nbsp;n.m.

Uren na de injectie.

7

12

3

7

1-2

0

11

8

10

12

11

16

18

20

22

24

32

37

13

36

38.

38.3

38.3

38.1

38.1

38.2

38 3

1

39.7

10.1

10.2

iO.3

10.2

10.3

39.9

39.6

39.2

38.1

38.7

39.

38.1

Geene klinische, verdachte symptomen.

Gemiddelde normaal temperatuur 38.3 C.

Hoogste uitslag 2.2 daarboven.

Na 24 uur 0.9 boven de gemiddelde temperatuur. Algemeene reactie nihil.

Locale reactie aanwezig, maar flauw.

No. 48.

Merrie, 14 jaar, zwart, aan de voorbeenen schuitvormige hoeven.

Eigenaar: Wongsosemito. Dessa: Bolang. Pikolpaard,

9. III. 1901. Voedingstoestand onvoldoende. Submaxelairenbsp;klieren haast niet te voelen. In de neusgangennbsp;van de reehterzijde veel dik slijm. Het diernbsp;is bizonder stijf aan de voorbeenen.

10. nbsp;nbsp;nbsp;Hl. Des avonds te 11 uur genjicierd met 0.2 c.c.

mallene A.

11. nbsp;nbsp;nbsp;IH. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;7 u. v.m. Algemeene reactie weinig. Zwel

ling op de injectieplaats duidelijk, 1.2 X 0.6 d. M. Spiertrillingen.nbsp;9 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp; Zwelling toegenomen. Het dier

is hangerig.

-ocr page 182-

166

11. III.

1901.

1 u

n.m.

Zwelling 1.5X0.75 d. M. *

5 u

Zwelling flauw.

12. III,

7

v.m.

Zwelling nog flauw zichtbaar.

12

m.

Idem.

6

n.m.

Idem.

13. III.

7 u

v.m.

Zwelling verdwenen.

9. III.

10. III.

11. III.

12. III.

13. III.

V.m. n.m.

v.m. nbsp;nbsp;nbsp;n.m.

Uren na de injectie.

7

12

()

7

12

11

8

10 1 12 j 14

16

18

20

22

24

32

37

43

36

37.5

378

38.7

38.1

38.2

38.3

38.2

1

38.9

iO.3

40.3

40.6

10.7

10.1

iO.1

40

39.8

38.5

39.8

39.6

39.1

Weinig of geen klinische, verdachte verschijnselen.

Gemiddelde normaal temperatuur 38.1 C. Hoogste uitslag 2.6 daarboven.

Na 24 uur 1.7 boven den norm. Algemeene reactie gering.

Locala reactie duidelijk.

13. III. 1901. Gedood.

OBDUCTIE;

In do sub cutis op de plaats der injectie weinig of' niets te zien.

S u b in a X e 1 a i r c klieren niet gezwollen.

Neusliolten; Op het septum eene rijstkorrel-groote, witaebtige woekering in de mucosa, waarvan bet meest proniineeronde gedeeltenbsp;aan het ulcereeren is.

Boezems, pharynx, larynx, trachea: normaal.

M e d i a s t i n a a 1 k 1 i e r e n: slechts enkele pakketjes gezwollen.

Longen; Iloofdbronchcn: normaal. In hot longweefsel enkele klein-erwtgroote, kalkachtige concrementen, omsloten door eene fibreusenbsp;kapsel. Voorts meerdere erwt-groote, geelwitte, moeilijk uit het weefselnbsp;te verwijderen haardjes, met centraal een klein, grijs kalkbrokje. Bijnbsp;enkele dergelijke bevond zicli in het midden wat witte pus (type B).nbsp;Verder slechts enkele translucide tuberkeltjes gevonden, waarvan eenigenbsp;een rooden hof zijn omgeven.

Hart en g r o o t e v a a t s t a ra m e n normaal.

-ocr page 183-

167

Lever: bevat vele speldekop-groote knobbeltjes in groepjes liggende en kleine strengen vormende; zij zijn zeer hard en bestaan grootendeelsnbsp;uit eene kalachtige massa, terwijl van een gedeferentierden wand nietsnbsp;te bespeuren is. Ken knobbeltje ter grootte van een hennepzaadjo ennbsp;onder de kapsel liggende, puilt niet noemenswaardig uit, is zeer gemakkelijk door te snijden. De kleur is op doorsnede geelwit, iets doorschijnend met een spierwit, week, niet veretterd centrum. lietnbsp;knobbeltje was vast met de omgeving verbonden.

Milt: eene duidelijke, erwtgroote knobbel, bestaande uit eene libreusc kapsel met kazigen inlioud, die gedeeltelijk nog zeer week is.nbsp;Verder een 2 knobbeltje hennepzaad groot, onder de kapsel liggende,nbsp;moeilijk uit het weefsel te verwijderen en op doorsnede egaal wit.

Pancreas, nieren: normaal.

In de a r t e r i a m e s e n t e r i c a ant; een worm-aneurisma.

In den maagwand oen wormgezwel.

Onder de mucosa in den c o 1 o n w a n d een boongroote knobbel, waarvan oen gedeelte een lymplie-klier structuur vertoont on hotnbsp;overige een holte bevat met eene grijze, kazige massa gevuld.

No. 49.

Merrie, veulen van 46, zuigt, y, jaar. Schimmel.

Eigenaar Wongsosemito, Dessa; Bolang.

9. III. 1901.


Voedingstoestand goed. Submaxelaire klieren goed te voelen.

Des avonds te 11 uur genjicicerd met 0.05 c.c. mallene A.

Algemeene reactie gering, locale reactie nihil.

Algemeene, noch locale reactie. Idem.

Idem.

Idem.


10. III.


11. III.


u. v.m.


11


n.m.

V m.


12. nbsp;nbsp;nbsp;III.

13. nbsp;nbsp;nbsp;III.


'j. III.


10. III.


11. 111.


11 111.


13. III.


IJroii na de iniectie.

1-2


12 (i 11


8 nbsp;nbsp;nbsp;10 1-2 11 IB 18 20 22 21 32 37 13 SB


37.(1


38.1


38.1


38.138. B


38.


,38.!


18.3


38. B 38.7


38.2


38.8


.38.8


39.


39,


.38.3


37.9


37.7


38.5


.37.9


-ocr page 184-

108

Klinisch geen verdachte symptomen.

C.

Gemiddelde normaal temperatuur 38.2'

Hoogste uitslag 0.8 daarboven.

Na 24 uur 0.3 boven de gemiddelde temperatuur. Algemeene reactie zeer gering.

Locale reactie nihil.

No. 50.

Merrie, 4 jaar, donkerbruin. Eigenaar WONGSOSEMITO. Dessa: Bolang. Pikolpaard. Zie No. 1.

1. III. 1901.

9. III.

10. III.

11. III.

Uit een onder de huid op den linker borst-wand ^ liggend absces 2 aardappelculturen aangelegd, die na eene week geslaagd zijn ennbsp;uit malleus-bacterin bleken te bestaan.nbsp;Voedingstoestand onvoldoende. Submaxelair-klier aan beide zijden gezwollen, maar week ennbsp;los. Uit de beiderzijdsche neusgangen afscheiding van dik secreet. Op het neusseptum aannbsp;de rechterzijde kleine mucosa-defecten. Op den

linker borstwand onder de huid, niet er mede vergroeid, een aardappel groot, fluetueerend gezwel, dat vroeger reeds pus bleek te bevatten,nbsp;waaruit malleus-bac'.ericn te kweeken waren.nbsp;Aan de binnenvlakte van de rechter dij eennbsp;okkernoot-groot fluetueerend gezwel onder denbsp;huid, doch reeds er mede vergroeid. Aan denbsp;binnenzijde van de buig vlakte van het rechternbsp;elleboogsgewricht een klein, dun strengetjenbsp;onder de huid met een paar boongroote,nbsp;harde knobbeltjes. Voorts enkele oppervlakkige huidlaesies, die genezende zijn. De omgeving van het rechter carpaalgewricht en denbsp;pijp flink gezwollen en pijnlijk.

Des avonds te 11 uur genjicicerd met 0.2 c.c. mallene A.

7 u. v.m. Algemeene reactie gering. Locale reactie nihil.

-ocr page 185-

11. m. 1901. nbsp;nbsp;nbsp;1 u. n.m.


12. III.


12


m.


13. III.


169

Zwelling 2 X 1.5 d. M., sterk promineerende. Regionaire boeg-klieren gezwollen.

Idem.

Het dier scheidt veel slijm af uit den neus, zwelling flink promi-mineerende, 2.5 X 2 d. M.nbsp;Omvang zwelling toegenomen, nognbsp;meer promineerende.

Zwelling toegenomen, 3 X 3 d. M. Zwelling over het geheele oppervlak iets verminderd, uitgezonderd bij het boeggewricht, daarnbsp;vermeerderd.


9. lil.


10. III.


11. III.


12. III.


13. III.


12 fi 11

10 I 12 nbsp;nbsp;nbsp;11nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;10nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;18 20 22 21nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.32 37 13 G

39.139.7


38.9


40.338.9


40.1


39.8


39.0


40. .18.9


39.1


10.1)10.740.1


39.3


40.1


i0.2


39.


Klinisch lijdende aan kwaden droes.

Gemiddelde normaal temperatuur 39.8'* C.

Hoogste uitslag 0.9 daarboven.

Na 24 uur normaal.

Algemeene reactie gering.

Locale reactie sterk en lang aanhoudende.

13. III. 1901. Gedood.

OBDUCTIE.

Het los.se bindweefsel op de plaats der injectie in de subcutis en dat onder de m. s t e r n o - c 1 e i d o - m: sterk genfiltreerd. Denbsp;spier zelve op dooisnede bleek en voorzien van dikke, witte, veel vochtnbsp;bevattende bindweefselstrcngen. Regionaire boegklieren:nbsp;sterk gezwollen en op doorsnede bizonder saprijk; omgeving oedemateus.

Op den linker borstwand een aardappelgroot absces mot sterk fibreus gewoekerde omgeving, noemt de breedte in van 2 tusschonribsruimtonnbsp;en de daavtusschen liggende rib. liet periost der ribben is nietnbsp;verdwonen.

-ocr page 186-

170

De hierboven bij het vooronderzoek vermelde knobbeltjes aan de buigvlakte van den rechter elleboog blijken abscesjes te zijn. Aan denbsp;binnenvlakte van de dij eveneens een absces, reeds vergroeid met denbsp;huid.

Omgeving van rechter c a r p a a 1 g e w r i c h t gezwollen, oe-demateus, met sterk genjicierde vaten. Gewrichtszakken niet aangetast.

Submaxelaire klieren: gezwollen en saprijk.

Neusholten; De mucosa van het neusseptum nabij de choane voorzien van kleine witte woekeringen, waarvan de toppen ulcerecren.

De beide bovenste conchae bezitten een bizonder dik slijmvlies, voorzien van kleine ulcera met sterk genjicierden bodem, W'aarop een belegselnbsp;van dik slijm. Voorts nog kleine geelwitte woekeringen met ulcereei-endenbsp;toppen.

Pharynx: Klieren in hot retropharyngiale w'oefsel gezwollen on saprijk.

L a r y n X; normaal.

Trachea: bevat pusachtig slijm, overigens normaal.

Klieren in het mediastinum: flink gezw'ollen. Verschillende pakketten zijn op doorsnede, behalve saprijk, nog voorzien van klein-erwtgroote, oen weinig doorschijnend zijnde, lichtgele haardjes.nbsp;Enkele geelwitte bezitten centraal een klein pushaardje.

Borstkas. De rib, waarop boven reeds beschreven absces onder de huid op den borstwand, gelegen is, hoeft daar ter plaatse 2 maalnbsp;den normalen omvang.

Longen: Iloofdbronchen en vertakkingen gevuld met een pusachtig slijm, dat afkomstig is uit de kleinere vertakkingen.

Betast men de longen, dan ontwaart men de aanwezigheid van kleine knobbeltjes in de diepte. Op doorsnede echter is bij een oppervlakkignbsp;onderzoek haast niets afwijkends te vinden. Bij nauwkeuriger toeziennbsp;echter ontwaart men in het longweefsel zeer doorzichtige, grauwe,nbsp;soms rose, niet uit de omgeving te isoleeren, zeer kleine haardjesnbsp;(translucide tuberkeltjes). Enkele daarvan liggen onder de pleura ennbsp;prominoeren dan onbeduidend. Voorts vvas in oen der longen aanwezig een speldekopgrootc knobbel, bestaande uit een dunnen fibreusennbsp;wand met krijtachtigon inhoud.

Lever: bezit een klein-erwtgroote, harde, witte knobbel, die op doorsnede blijkt te bestaan uit een dunne librcu.se kapsel met eenennbsp;geelachtigen, oen weinig verkalkten inhoud. Het centrum ervan isnbsp;een .weinig weeker dan de omringende massa direct onder de kapsel.

Milt: In de kapsel (tunica propria) een paar kwartjegroote, witachtige verdikkingen, waaronder in de pulpa een klein-erwtgroote knobbelnbsp;ligt, die op doorsnede geelzuchtig en een weinig doorschijnend is.

De ar ter ia meson teri ca ant: normaal.

Maag; normaal.

(Zie lijst der entingen).

-ocr page 187-

171

No. 51.

Merrie, 4 jaar, vos. Eigenaar Tirto Widjojo.

Dess: Pawedn. Geen pikolpaard.

11. nbsp;nbsp;nbsp;III. 1901. Voedingstoestand voldoende. Submaxelaire

klieren bizonder goed te voelen. Hoest vaak, droog.

Des avonds te 11 uur genjicicerd met 0.2 c.c. mallene A.

12. nbsp;nbsp;nbsp;III. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;7 u. v.m. Algemeene reactie nihil, locale

reactie onbeduidend.

Zwelling 1 X 0.5 d.M. en flauw. Niets meer te zien.


11


13. III.


11. UI.


12. III.


13. III.


Uren nu de injecUe.

12 G 11


.32 nbsp;nbsp;nbsp;37


12 nbsp;nbsp;nbsp;14


1C


18


20


22


.38.2 38.


38.1


38.


.37.1 .37.7


38.7 3.5


38.0


.38.8


3!).1


3!.3 3!)


Klinisch enkele verdachte symptomen.

Gemiddelde normaal temperatuur 38 C.

Hoogste uitslag 1.5 daarboven.

Na 22 uur 0.1 daarboven.

Algemeene reactie nihil.

Locale reactie onbeduidend.

No. 52.

Merrie, nbsp;nbsp;nbsp;schimmel. Eigenaar Tieto Widjojo.

Dessa: Fawedn.

11. nbsp;nbsp;nbsp;III. 1901, Voedingstoestand goed. Keelgang vol. Klieren

goed te voelen. Des avonds te Hu. geinjicierd met 0.075 c.c. mallene A.

12. nbsp;nbsp;nbsp;IH. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;7 u. v.m. Algemeene reactie nihil, eene

kleine plaatselijke zwelling ter grootte van een rijksdaalder.

-ocr page 188-

1 ^

172


13. III.

12. III. 1901. 12 u. nbsp;nbsp;nbsp;m. Zwelling flauw, omvang statio

nair.

, nbsp;nbsp;nbsp;7 ,, v.m. Niets meer te zien.

11. III.

12. III.

13. III.

v.m. nbsp;nbsp;nbsp;n.m.

Uren na de Injectie.

8

12

G

11

8

10

12

14

10

18

20

22

32

37

43

38.

37.0

38.7

38.2

1

37.8

37.9

39.1

38.

38.3

38.4

38.3

33 3

37.7

37.8

38.

Geene klinische, verdachte symptomen.

Gemiddelde normaal temperatuur 38.2 C.

Hoogste uitslag 0.9 daarboven.

Na 24 uur 0.1 boven de gemiddelde temperatuur. Algemeene reactie nihil.

Locale reactie zeer gering.

No. 53.

Hengst, donkerbruin. Eigenaar Br.

Kota: Karang Tcohar. Rijpaard.

18. nbsp;nbsp;nbsp;Hl. 1901. Voedingstoestand goed.

19. nbsp;nbsp;nbsp;III. Des avonds te 10 uur genjicierd met 0.25 c.c.

mallene. C.

20. HL

9 u. v.m. Het dier is merkbaar onder den indruk; Locale reactie gering.

1 n.m. nbsp;nbsp;nbsp;Idem.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Idem.

5 ,, nbsp;nbsp;nbsp; Nog een weinig onder den indruk.

Geene locale reactie meer.

21. III.

5 en later. Normaal.

18. III.


UI III.


7 1 l G 10


20 111.

8 I 10 nbsp;nbsp;nbsp;12 11 IG 18 20 22 21


21. III.

32 37 43


;n.(i


TIA


Tt.1


37.6


37.1


37.8


37.738.730.7


iO


40.1


10.6


39.0


30.7


10. i


38.0


38.0


38. i


-ocr page 189-

173

Geene klinische, verdachte symptomen. Gemiddelde normaal temperatuur 37.6 C.nbsp;Hoogste uitslag 0.3.

Na 24 uur 1.3 boven den norm. Algemeene reactie merkbaar.

Locale reactie gering.

. nbsp;nbsp;nbsp;VERRICHTE ENTINGEN.

I Positieve uitslag dbe entingen:

Paard

No.

4

Uit

}}

No.

6

77

77

No.

7

77

77

No.

9

77

1*

)gt;

No.

20

77

?

No.

24

77

!

No.

24

J

i nbsp;nbsp;nbsp;}}

No.

26

77

!

No.

26

77

))

No.

30

77

77

No.

30

77

77

No.

30

77

77

No.

50

77

}) een bronchiaalklier.nbsp;de milt, abscesje.

long, knobbel type B.

milt, abscesje.

een retropharyngiaal-klier-absces. boegklier-absces.

huidabsces.

II Niet-geslaagde, vermeldenswaardige entingen.

Paard

No.

6

Uit een pneumonisch haardje een slijmig pusvlakje.

77

No.

9

Kliersap, mediastinum, (steriel gebleven).

77

No.

9

Slijmige pus uit de bronch-ect. holten.

77

No.

9

Uit absces meso-colon.

77

No.

17

Pus uit absces onder de mucosa in de neusholte.

77

No.

26

Uit een klier van het mediastinum, (steriel gebleven).

77

No.

31

Brokkelige pus uit huidabsces (quot;steriel gebleven).

77

No.

33

Sap uit een klier van het meso-colon (steriel gebleven).

IV

-ocr page 190- -ocr page 191-

Bijlage II.

Tabellarisch overzicht van de verhouding der lichaamstemperatuur na inspuiting van Mallene.

-ocr page 192-

176


177


PAAR

DEN.


C 6h

O


B

o

G

bc

'o


DESSA

EIGENAAR.


G

quot;3 -2 O- fl

o; c

- 2 3 3^^

o agt;

O


Wira Setika. Koeta Wringin.


idem.


3 Amat Redja. Krandisan.


Moerma Widjaia, Koeta Wringin.


idem.


idem.


idem.


Koeta Wringin. Wira Setika.


Koeta Wringin. Wira Setika.


Krandigen. Troena Krama.


h.


h.


h.


h.


10


h. 17


h.


h.


m.


37.9


38.6


38.1


38.4


38.3


37.8


38.2


38


38.5


37.8


0.1


id.


id.


TEMPERATUUR. NA nbsp;nbsp;nbsp;Djj INSPUITING.

Grootste verhoO' ging boven denbsp;gemiddelde normaal tempe-

O

O 'S

0.25 A.

id.

0.25

id.

id.

id.

0.5 B.

8

10

12

14

16

18

20

22

24

32

37

43

56

S3

a-B

d

o;

ci

AANTEEKENINGEN.

bD

uren,

uren.

uren.

uren.

uren.

uren.

uren.

uren

uren

.uren

. uren

. uren

uren

ci

d

c3 O

S3

=5 nbsp;nbsp;nbsp;^

lt;1

37.9

38.2

38.8

38.6

38.3

38.6

38.2

36.7

37.1

13

0.9

Geene klinische, verdachte symptomen.

A(lgemeene) R(eactie) en L(ocale) R = nihil.

38.9

39. S

40.1

39.7

39.2

39.1

38.8

37.8

39

12

1.5

Geene klinische, verdachte symptomen.

A R = merkbaar, spoedig gebeterd, LR duidelijk, later toegenomen.

39.1

39.8

40.4

40.2

40.2

39.9

39.5

--

38

39.1

12

2.3

Geene klinische, verdachte symptomen.

A R = gering; L R = gering.

40.2

40.

40.8

40.7

40.3

40.7

40.4

39.5

40.1

12

2.4

Geene klinische, verdachte symptomen.

AR = merkbaar; LR = duidelijk.

39.8

40.2

40.6

40.7

40.2

40.1

40.4

39..

39.6

14

2.4

Weinig of geene klinische, verdachte symptomen.

A R =: gering; L R = duidelijk.

39,8

39.9

40.4

40.3

40.6

40.7

40.4

38.7

39.7

18

2.9

Weinig of geene klinische, verdachte symptomen.

A R = gering; L R = nihil.

38.9

39.1

40.-

40.2

40.3

40.3

40.1

38.5

39.5

16

2.1

Geene klinische, verdachte symptomen.

A R = gering; L R = gering, maar goed te zien.

38.6

38.7

39.8

40.3

40.6

40.3

40.2

38.1

39.-

16

2.6

Geene klinische, verdachte symptomen.

A R = gering; L Rrnduidelijk, flink.

39.3

38.9

39.8

39.8

39.3

39.4

39.4

-

38.6

39.5

12

1.3

Behalve magerheid en hoesten geene andere verdachte symptomen.

A R = merkbaar; L R = gering.

37.7

38.6

39.3

39.4

39.4

38.9

38.6

37.4

38.4

14

1.6

Geene klinische, verdachte symptomen.

AR = gering; LR = zeer weinig.

Afl, 1 ri, ,

r

1

1

iS


10

-ocr page 193-

176


177


PAAR

DEN.


DESSA

EIGENAAR.


U

S

o f gto-

^ r I

3*3 quot;quot;

o;

-o XJ

a a-.s?

O


uren


TEMPERATUUR NA


10


12


uren,


14


uren,


16


18


20


uren


Wira Setika. Koeta Wringin.


2 idem.


Amat Redja. Krandigan.

4 Moerma Widjaia Koeta Wringin.


idem.


idem.


idem.


h.


h.


h.


h.


8 Koeta Wringin. Wira Setika. h.


Koeta Wringin. Wira Setika.


Krandigen. Troena Krama.


37.9


38.6


38.1


0.25 A.


37.9


38.2


38.8


38.6


38.3


38.6


38.2


10


17


38.4


38.3


37.8


38.2


38


id.


38.9


39.8


40.1


39.7


39.2


39.1


38.8


0.1


0.25


id.


id.


id.


39.1


39.8


40.4 40.8


40.2


39.9


39.5


40.2


40.


40.8


40.7


40.5


40.7


40.4


39.8


40.2


40.6


40.7


40.2


40.1


40.4


39,8


39.9


40.4


40.5


40.6


40.7


40.4


38.9


id. 38.6


39.1


40.-


40.2


40.3


40.3


40.1


38.7 39.8


40.5 40.6 40.3


40.


h.


m.


38.5


37.8


0.5 B.


id.


39.3


37.7


38.9


38.6


39.8


39.3


39.8


39.4


39.3


39.4


39.4


38.9


39.'


38.6


Jhfquot;

db inspuiting.

Grootste verhoo ging boven denbsp;gemiddelde noinbsp;maal temperatuur.

-

22

uren

24

uren

32

.uren

37

. uren

43

, uren

56

uren

0^ 5

a-S

lt;x)

P ^

.S

O

n

rt

fl

lt;:

AANTEEKENINGEN.

36.7

37.1

13

0.9

Geene klinische, verdachte symptomen.

A(lgemeene) R(eactie) en L(ocale) R = nihil.

37.8

39

12

1.5

Geene klinische, verdachte symptomen.

A R = merkbaar, spoedig gebeterd, LR duidelijk, later toegenomen.

38

39.1

12

2.3

Geene klinische, verdachte symptomen.

A R = gering; L R = gering.

39.5

40.1

12

2.4

Geene klinische, verdachte symptomen.

AR = merkbaar; LR = duidelijk.

39.-

39.6

14

2.4

Weinig of geene klinische, verdachte symptomen.

A R = gering; L R = duidelijk.

38.7

39.7

18

2.9

Weinig of geene klinische, verdachte symptomen.

A R = gering; L R = nihil.

38.5

39.5

16

2.1

Geene klinische, verdachte symptomen.

A R = gering; L R = gering, maar goed te zien.

38.1

39.-

16

2.6

Geene klinische, verdachte symptomen.

A R =gering; L R=duidelijk, flink.

38.6

39.5

12

1.3

Behalve magerheid en hoesten geene andere verdachte symptomen.

A R = merkbaar; L R = gering.

An.ij.

37.4

38.4

14

1.6

Geene klinische, verdachte symptomen.

AR = gering; LR = zeer weinig.

loot.


11

10

-ocr page 194-

179

178

c

lt;v

a

s

p

bc

o

gt;

PAAR

DEN.

c3 e.

a S

a g fcia^ o .SJ2

g g

TEMPERATUUR

NA

if

Igt;E INSPUITING.

Grootste verhoo ging boven denbsp;gemiddelde nornbsp;maal temperatuur.

DESSA

EIGENAAR.

s

o

d

o;

a

o P

- p

a ' '*0

H g.g o

o g fi X5 0) * d

a a'^w S B

*

^ .PH

'J O

^ -S

(Xgt; d

o

ffi

8

aren.

10

aren-

12

aren.

u

aren.

16

aren.

18

aren*

20

aren-

22

uren

24

uren

32

uren

37

uren

43

uren

56

uren

d

fl.S

^ Qh

F1

lt;

CS

d

AANTEEKENINGEN.

O

6

15

C

lt;1

11

Krandigan. Troena Krama.

m.

4

38.2

0.5 R.

38.4

38.8

39.7

39.4

39.

38.9

38.4

___

38,1

38.5

12

1,5

Geene klinische, verdachte sym-

12

Kalie Loendjar. Pak Noer.

m.

5

37.6

id.

37.4

38.1

39.7

40..

39.7

39.3

38.8

_

38.8

39.7

14

2.4

ptomen.

A R = gering, L R = weinig.

Geene klinische verdachte sym-

13

Krandigan. M.Bok Kasimah.

h.

8

37.8

id.

37.2

37.7

39.2

40.-

39.8

39.9

39.6

37.7

38.5

14

2.2

ptomen.

A R = gering; L R = duidelijk.

Geene klinische, jverdachte symptomen.

A R = gering; L R = duidelijk;

14

idem.

h.

?

37.7

id.

37.4

37.6

38.9

39.4

39.5

39.5

39.3

36.9

37,6

16

1.8

Geene klinische, verdachte symptomen.

A R = gering; L R =: duidelijk.

15

idem.

h.

16

37.6

id.

37.5

38

39.3

39.6

39.2

39.

38.7

37.5

37.6

14

2

Geene klinische, verdachte symptomen.

A R = nihil; L R = gering.

16

idem.

h.

7

37.9

0.25 A.

39.4

40.1

40.8

40.9

40.4

40.5

40.6

38.8

39.3

,

14

3

Enkele verdachte symptomen.

A R = merkbaar; L R = weinig.

17

idem.

h.

12

38.2

0.5 R.

38.9

39.4

40.5

40.5

40.5

40.3

40.1

37.9

38.3

_

_

12

2.3

Lijdt aan malleus.

18

Si Djeroek. Marianom.

h.

8

38.3

0.25 A.

39.8

40.7

40.8

40.4

40.1

40

40

39.2

39.2

12

2.5

A R = gering; L R = nihil.

Lijdt aan malleus.

A R = gering; L R = duidelijk.

19

idem.

h.

7

38.3

0.5 R.

39.2

39.6

40.4

40.5

40.6

40

39.6

40

-

38.6

38.7

16

2.3

Hoogst verdacht.

A R = gering; L R = zeer gering.

20

idem.

h.

6

37.5

0.25 A.

39.7

40.-

40.1

40.1

40.4

40.3

39.9

9.9

38.9

39.2

39.2

38.8

16

2.9

Geene klinische, verdachte symptomen.

A R = gering; L R = duidelijk.

38.9

21

idem.

ni.

7

37.4

id.

39.3

39.3

39.2

39.2

39.4

39.5

39.6

38,8

37.9

38.4

38-

37.5

10

2.1

Geene klinische, verdachte symptomen.

A R = gering; L R gering.

-ocr page 195-

179

178

Grootste verhoo

PAAR-

^ o

TEMPERATUUR

NA

DB INSPUITING.

ging boven de gemiddelde nor

c

o

DEN.

3 o bEO

O .3.2

CC

maal tempe-

s

ratuur.

s

DESSA

3

-TS ^

cC . fl ID

d ^

s

CJ

2 04 0

03 fl

22

24

d

lt;D

AANTEEKENINGEN.

c

fci:

'o

EIGENAAR.

quot;

o -

nd p

O S gt;-0

lt;D nbsp;nbsp;nbsp;C3

03 nbsp;nbsp;nbsp;03

03 C

03 nbsp;nbsp;nbsp;03

O ^

K

8

10

12

14

16

18

20

32

37

43

56

S ^

Sd

cc

CD

e

o quot;

S

O lt;

3

uren.

aren*

iiren.

uren.

iiren.

aren-

aren*

uren

uren

uren

uren

uren

uren

e1 nbsp;nbsp;nbsp;^

cC fl

cC

___ ^

11

Krandigan. Troena Krama.

m.

4

38.2

0.5 R.

38.4

38.8

39.7

39.4

39.

38.9

38.4

38.1

38.5

12

1,5

Geene klinische, verdachte symptomen.

A R = gering, L R = weinig.

12

Kalie Loendjar. Pak Noer.

m.

5

37.6

id.

37.4

38.1

39.1

40.-

39.7

39.3

38.8

38.8

39.1

14

2.4

Geene klinische verdachte symptomen.

A R = gering; L R = duidelijk.

13

Krandigan. M.Bok Kasimah.

h.

8

37.8

id.

37.2

37.7

39.2

40.-

39.8

39.9

39.6

..

37.7

38.5

14

2.2

Geene klinische, [verdachte symptomen.

A R = gering; L R nbsp;nbsp;nbsp;duidelijk;

14

idem.

h.

?

37.7

id.

37.4

37.6

38.9

39.4

39.5

39.5

39.3

36.9

37,6

16

1.8

Geene klinische, verdachte symptomen.

AR gering; L R = duidelijk.

15

idem.

h.

16

37.6

id.

37.5

38

39.3

39.6

39.2

39.

38.7

37.5

37.6

14

2

Geene klinische, verdachte symptomen.

A R = nihil; L R = gering.

16

idem.

h.

7

37.9

0.25 A.

39.4

40.1

40.8

40.9

40.4

40.5

40.6

38.8

39.3

.

14

3

Enkele verdachte symptomen.

A R = merkbaar; L R = weinig.

17

idem.

h.

12

38.2

0.5 B.

38.9

39.4

40.5

40.3

40.5

40.3

40.1

37.9

38.3

12

2.3

Lijdt aan malleus.

AR = gering; LR = nihil.

18

Si Djeroek. Marianom.

h.

8

38.3

0.25 A.

39.8

40.7

40.8

40.4

40.1

40

40

39.2

39.2

12

2.5

Lijdt aan malleus.

A R = gering; L R = duidelijk.

19

idem.

h.

7

38.3

0.5 B.

39.2

39.6

40.4

40.5

40.6

40

39.6

40

'

38.6

38.7

16

2.3

Hoogst verdacht.

A R = gering; L R = zeer gering.

20

idem.

h.

6

37.5

0.25 A.

39.;

40.-

40.1

40.1

40.4

40.3

39.9

M

39.9

38.9

39.2

39.2

38.8

16

2.9

Geene klinische, verdachte symptomen.

38.9

AE = gering; LR = duidelijk.

21

idem.

m.

7

37.4

id.

39.3

39.5

39.2

39.2

39.4

39.5

39.6

38,8

37.9

38.4

38-

37.5

10

2.1

Geene klinische, verdachte symptomen.

A R = gering; L R = gering.

-ocr page 196-

180

181

f

Grootste verlioo

FAAK-

DEN.

.

S o s o

t

15

TEMPERATUUR NA

DE INSPUITING.

gins' boven de gemiddelde normaal tempe-

lt;v

B

a

o '.eis

^ s

ratuur.

DESSA

Sh nbsp;nbsp;nbsp;lt;1)

O

Td o

- .s

22

rt . fc/3

d

19

AANTEEKENINGEN.

C

b)

AAK.

s

a

o

lt;13

-d 43

13 m

g c

8

10

12

14

16

18

20

i

24

32

37

43

56

P

B 3

S)

gt;

r

lt;D

o

D

d

O

3 a-^

fl o

o; ^

O

2

K

uren.

uren.

uren.

uren,

uren.

uren.

uren.

uren

uren

uren

uren

uren

uren

d-

ci q-

c5 19

lt;1 X!

lt;1

22

Sidjeroek.

39

Marianom.

m.

5

37.5

0.25A.

38.4

38.5

38.6

40.1

40.3

39.8

39.6

38.S

38.4

39.4

39.2

38.8

16

2.8

Geene klinisclie, verdachte symptomen.

A R = onbeduidend; L R = weinig.

23

24

idem.

h.

4

37.6

id.

38.8

39.1

39.8

40.-

39.8

40.-

40.1

39.4

39.2

38.4

38.1

38.4

37.6

20

2.5

Weinig of geene kl. verd. sympt.

A R = gering; L R matig.

Kalie Loendjar.

39.7

Singa di Wiria.

h.

aft.

37

id.

38.8

39.8

40.5

40.2

40.3

40.4

39.9

1

39.3

38.9

38.9

38.9

37.9

12

3.5

Geene klinische, verdachte symptomen.

A R=: merkbaar; LR = zeer duidelijk.

25

idem.

h.

8

37.8

id.

39.9

40.4

40.4

40.6

40.8

40.3

40.7

40.3

40.1

40.-

40.7

40.2

39.1

16

3

Geene klinische, verdachte symptomen.

i

/

AR = merkbaar; LR nbsp;nbsp;nbsp;zeer dui

delijk.

26

idem.

h.

14

37.5

id.

38.5

38.5

39.2

40.3

39.8

39.5

39.3

l

38.9

38.3

38.6

39.1

38.7

37.8

14

2.8

Licht verdacht, kucht nu en dan. AR = merkbaar; LR = duidelijk.

27

idem.

h.

9

37.6

id.

38.4

39.9

40.2

40.3

40.3

40.-

40.-

' i .

i

39.3

39.3

38.6

38.9

39

37.7

14

2.7

Geene klinische, verd. sympt.

A R = zeer gering; L R = zeer ge-

1

ring.

28

idem.

h.

10

37.4

id.

39.4

38.9

39.9

40.-

39.9

39.7

39.9

1

'

39.2

39.1

38.4

39.1

39.1

37.4

14

2.6

Geene klinische, verdachte symptomen.

A R = zeer gering; L R = geene.

29

idem.

h.

9

37.2

id.

38.1

38.5

39.6

40.2

40.3

40.2

40.1

39.8

39.3

39.1

39.4

38.9

37.2

16

3.1

Geene klinische, verdachte symptomen.

39.2

A R = merkbaar; L R = gering.

30

idem.

h.

6

38.9

id.

39.7

39.9

40.4

40.1

39.9

39.5

39.^

*

39.2

39

39.4

39.1

39

12

1.5

Lijdt aan malleus.

AR = merkbaar; LRr= zeer duidelijk.

31

Sidjeroek.

39.3

38.3

39.2

Marianom.

h.

aft.

38.-

id.

40.3

40.5

39.8

39.5

38.9

38.9

37.8

38.5

38.1

37.9

10

2.5

Hoogst verdacht van huidworm.

32

Sidjeroek. Wangsa Wikra-

39.5

39.6

AR duidelijk; L R gering.

ma.

h.

7

38.2

id.

39.1

39.9

40.5

40.3

40.6

40.3

40.'

'

39.4

40.2

39.6

39.1

16

2.4

Lijdt aan malleus.

A R = merkbaar; L R = duidelijk.

-ocr page 197-

35


38


DESSA

EIGENAAR.


Kalie Loendjar Singa di Wiria.

Sidjeroek Marianom.


Sidjeroek. Abdoel DJalal.


idem.

Sidjeroek.

Ass. Wedonovan BandjarMangoe.


Sidjeroek.

Arsa di wiria.


idem.


Semaja.

Marta Prawira.

Karang Kobar. Pesterij.

Belang.

Karta diwangsa,

Bolang.

Djojo Semite.


Bolang.

Saria Widjaja.


PAAR

DEN.


i g 6/3'

; ^ a-


37.7


38


h.


11


37.6


38.3


182


183


TEMPERATUUR NA


10


uren.


12


14


16


18


20


0.2


0.05


0.15


idem.


37.8


37.7


37.1


38.6


3S.9


37.9


37.3


38.5


38.8


38.-


37.7


38.5


38.8


38.2


38.1


38.4


39J


39.-


38.5


38.4


39.-


39.1


38.5


38.5


38.8


39.2


38.1


38.6


DE INSPUITING.

Grootste verhoo-ging hoven de gemiddelde normaal tempera teur.

22

Uren,

24

uren-

32

uren.

37

uren.

43

uren

56

uren.

C .

Ph

C fl

t-i

s

G

0)

C

U

bgt;

73

'

C

AANTEEKENINGEN.

38.4

37.9

37.1

38.-

38.1

37.9

14

2.2

Lijdt aan malleus.

A R = merkbaar; L R = gering.

38.8

39.1

38.8

38.9

39.1

37.9

12

1.5

Geene klinische, verdachte symptomen.

AR zeer gering; L R = zeer gering.

36.7

37.9

^8.3

16

1.4

Geene klinische, verdachte symptomen.

A R = nihil; L R = nihil.

37.3

37.7

38.5

20

1.2

Geene klinische, verdachte symptomen.

AR nihil; L R = nihil.

37.5

37.6

38.2

20

1.1

Geene klinische, verdachte symptomen.

A R = nihil; L R =: nihil.

37.8

37.8

37.7

10

0.5

Weinig of geene klin. verd. sympt. AR nihil; L R = nihil.

37.3

37.7

37.9

12

0.5

Geene klinische, verdachte symptomen.

A R = nihil; L R = nihil.

38.4

38.3

37.4

37.6

38-

37.5

12

1.7

Geene klinische, verdachte sympt. A R = geene, L R = zeer gering.

38.4

38.3

37.7

38.2

38.5

37.8

12

2.4

Enkele verdachte symptomen.

A R = nihil; L R = zeer gering.

38.7

38.4

37.6

37.7

38.4

37.9

12

1.3

Geene kl., verdachte symptomen. AR nihil; L R = duidelijk.

38.7

38.5

37.9

38.4

38.3

37.9

14

2.3

Geene klinische, verdachte symptomen.

A R = merkbaar; LR = duidelijk.

39.4

39.1

37.8

38-

38.3

38

22

1.1

Geene klinische, verdachte symptomen.

A R = nihil; L R = duidelijk.


44

-ocr page 198-

182


183



Grootste verhoo-ging hoven de gemiddelde normaal tempera teur.

22

Uren.

24

uren

32

uren.

37

uren.

43

uren

56

uren

a ,

d .2

P

CS c

lt;1^

C

.quot;

d

u

bgt;

d

d

AANTEEKENINGEN.

38.4

37.9

37.1

38.-

38.1

37.9

14

2.2

Lijdt aan malleus.

A R = merkbaar; L R = gering.

38.8

39.1

38.8

38.9

39.1

37.9

12

1.5

Geene klinische, verdachte symptomen.

A R = zeer gering; L R = zeer gering.

36.7

37.9

8.3

16

1.4

Geene klinische, verdachte symptomen.

A R = nihil; L R = nihil.

37.3

37.7

38.5

20

1.2

Geene klinische, verdachte symptomen.

AR = nihil; LR = nihil.

37.5

37.6

38.2

20

1.1

Geene klinische, verdachte symptomen.

A R = nihil; L R = nihil.

37.8

37.8

37.7

10

0.5

Weinig of geene klin. verd. sympt. A R = nihil; L R = nihil.

37.3

37.7

37.9

12

0.5

Geene klinische, verdachte symptomen.

A R = nihil; L R =: nihil.

38.4

38.3

37.4

37.6

38-

37.5

12

1.7

Geene klinische, verdachte sympt. A R = geene, L R = zeer gering.

38.4

38.3

37.7

38.2

38.5

37.8

12

2.4

Enkele verdachte symptomen.

A R = nihil; L R = zeer gering.

38.7

38.4

37.6

37.7

38.4

37.9

12

1.3

Geene kb, verdachte symptomen.

A R = nihil; L R = duidelijk.

SS.7

38.5

37.9

38.4

38.3

37.9

14

2.3

Geene klinische, verdachte symptomen.

AR = merkbaar; LR=: duidelijk.

S9.4

39.1

37.8

38-

38.3

38

22

1.1

Geene klinische, verdachte symptomen.

AR = nihil; LR = duidelijk.


-ocr page 199-

35


38


DESSA

EIGENAAR.


Kalie Loendjar. Singa di Wiria.

Sidjeroek Marianom.


Sidjeroek. Abdoel Djalal.


idem.

Sidjeroek.

Ass. Wedonovan BandjarMangoe.


Sidjeroek.

Arsa di wiria.


idem.


Semaja.

Marta Prawira.

Karang Kobar. Pesterij.

Bolang.

Karta diwangsa.

Bolang.

Djojo Semito.


Bolang.

Saria Widjaja.


PAAR

DEN.


37.7


h.


h.


11


38


37.6


38.3


182


183


TEMPERATUUR NA


10


12


14


16


uren.


18


20


uren.


0.2


0.05


0.15


idem.


37.8


37.7


37.1


38.6


38.0


37.9


37.3


38.5


38.8


38.-


37.7


38.5


38.8


38.2


38.1


38.4


39.i


39.-


38.5


38.4


39.-


39.i


38.5


38.5


38.8


30.2


38.7


38.6


de inspuiting.

Grootste Ycrlioo-ging l)0Yen de gemiddelde normaal tempera teur.

22

uren.

24

uren-

32

uren.

37

uren.

43

uren

56

uren.

d .

fl bu fl.S

'3 ^ H

si

O

'n

cS

(h

bJ9

fl

d

AANTEEKENINGEN.

38.4

37.9

37.1

38.-

38.1

37.9

14

2.2

Lijdt aan malleus.

AR = merkbaar; LR = gering.

38.8

39.1

38.8

38.9

39.1

37.9

12

1.5

Geene klinische, verdachte symptomen.

A R = zeer gering; L R = zeer gering.

36.7

37.9

d8.3

16

1.4

Geene klinische, verdachte symptomen.

A R = nihil; L R = nihil.

---

37.3

37.7

38.5

20

1.2

Geene klinische, verdachte symptomen.

A R = nihil; L R =: nihil.

37.5

37.6

38.2

20

1.1

Geene klinische, verdachte symptomen.

A R = nihil; L R = nihil.

37.8

37.8

37.7

10

0.5

Weinig of geene klin. verd. sympt. A R = nihil; L R = nihil.

37.3

37.7

37.9

12

0.5

Geene klinische, verdachte symptomen.

A R = nihil; L R = nihil.

38.4

38.3

37.4

37.6

38-

37.5

12

1.7

Geene klinische, verdachte sympt. A R = geene, L R = zeer gering.

38.4

38.3

37.7

38.2

38.5

37.8

12

2.4

Enkele verdachte symptomen.

A R = nihil; L R = zeer gering.

38.7

38.4

37.6

37.7

38.4

37,9

12

1.3

Geene kh, verdachte symptomen. AR nihil; L R = duidelijk.

3^.7

38.5

37.9

38.4

38.3

37.9

14

2.3

Geene klinische, verdachte symptomen.

AR = merkbaar; LR = duidelijk.

39.4

39.1

37.8

38-

38.3

38

22

1.1

Geene klinische, verdachte symptomen.

A R = nihil; L R = duidelijk.


44

-ocr page 200-

184


185


a

a

D

C

*0

gt;

DESSA

EIGENAAR.

PAAR

DEN.

g o

a p ^ ^

-2

o; tn fl ^ o)nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;C

c ^ ^ nbsp;nbsp;nbsp;'

fl qj o;

o

3 .'

^ S

TEMPERATUUR NA

'o

cr

in

lt;v

o

a

o

OJ

o

- o

53

1 g

O) 'S o

ffi

8

uren

10

uren

12

uren

14

uren

16

uren.

18

uren

20

uren.

45

Bolang.

Saria Widjaja.

h.

5

37.8

0.20

3.94

40.-

40.2

40.1

40.1

59.6

39.5

46

Bolang.

Wangsa Semita.

m.

7

38.2

id.

39.0

40.i

40.6

41.-

40.7

40.2

40.3

47

idem.

m.

2

38.3

id.

59.7

40.i

40.2

40.3

40.2

40.5

39.9

48

idem.

m.

14

38.1

id.

38.9

40.3

40.5

40.6

40.7

40.1

40.1

49

idem.

m.

!

38.2

0.05

38.3

38.6

38.7

38.2

38.8

38.8

39.-

50

idem.

m.

4

39.8

0.20

39.5

40.6

40.7

40.1

40.-

38.9

39.1

51

Paweden.

Tirtowidjojo.

ni.

4

38

0.20

38.7

39.5

39.3

39.-

39.i

38.8

38.6

52

idem.

m.

7.

38.2

0.075

37.8

37.9

39.1

38.-

38.3

38.4

38.5

53

Karang Kobar

h.

37.6

0.25 C.

35.7

39.7

40.-

40.4

40.6

39.9

39.7

DE INSPUITING.

Grootste verlioo-glng; Ijoven de gemiddelde normaal temperatuur.

22

24

32

37

43

56

rt .

-S

o:- .ti

g-

S5

agt;

C

u

/9

AANTEEKENINGEN.

uren.

uren.

uren

uren.

uren.

uren.

3 -S

S

'a

39.4

39.4

38.9

39.-

39.1

38.8

12

2.4

Geene klinische, verdachte symptomen .

A R = nihil; L R = goed te zien.

40.1

40.1

38.8

40.1

40.3

39.2

14

2.8

Enkele klinische, verdachte symptomen.

AR = gering; LR = onduidelijk, pijnlijk.

39.6

39.2

38.4

38.7

39

38.4

18

2.2

Geene klinische, verdachte symptomen.

A R = nihil; L R = flauw.

40.-

39.8

38.5

39.8

39.6

39.1

16

2.6

Weinig of geene klinische, verdachte symptomen.

A R = gering; L R = duidelijk.

39..

38.5

37.9

37.7

38.5

37.9

20

0.8

Geene klinische, verdachte symptomen.

A R = zeer gering; L R = nihil.

39.6

39.8

38.9

40.1

40.3

38.9

12

0.9

Lijdt klinisch aan malleus.

A R = gering; L R = zeer sterk.

38.1

-

37.1

37.7

38

10

1.5

Enkele klinische, verdachte symptomen.

A R = nihil; L R = onbeduidend.

38.3

37.7

37.8

38

12

0.9

Geene klinische, verdachte symptomen.

A R = nihil; L R = zeer gering.

39.4

38.9

38.9

39.7

38.4

16

3

Geene klin., verd. symptomen.

A R = merkbaar; L R = gering.


-ocr page 201-

45


46


47


48


49


52


53


DESSA

EIGENAAR.


Bolaiig'.

Saria Widjaja.


Bolang.

Wanasa Scmita.


idem.


idem.


idem.


idem.

Paweden.

Tirtowidjojo.


idem.


Karang Kobar


PAAR

DEN.


37.8


38.2


.38.3


14


38.1


38.2


38.2


37.6


184


185


TEMPERATUUR NA


0.20


id.


id.


id.


0.05


0.075


0.25 C.


!.94


30.0


30.7


38.9


38.3


37.8


38.7


10


12


14


16


uren.


40.-


40.1


40.1


40.3


38.6


37.9


39.7


40.2


40.6


40.2


40.5


38.7


39.1


40.-


40.1


41.-


40.3


40.6


38.2


38.-


40.4


40.1


40.7


40.2


40.7


38.8


38.3


40.6


18


20


39.6


39.5


40.2


40.5


40.1


40.3


39.9


38.8


38.4


39.9


40.1


39.'


38.5


39.7


rE INSPUITING.

Grootste -verlioo-ging boven de gemiddelde normaal temperatuur.

22

24

32

37

43

56

d .

fi-S

Cb .ti

d

D

c

Ui

bii

AANTEEKENINGEN.

Uren,

uren

uren

uren.

uren.

uren.

5 o

d

lt;

89.4

39.4

38.9

39.-

39.7

38.8

12

2.4

Geene klinische, verdachte symptomen .

A R = nihil; L R = goed te zien.

40.1

40.1

38.8

40.1

40.3

39.2

14

2.8

Enkele klinische, verdachte symptomen.

A R = gering; L R = onduidelijk, pijnlijk.

39.6

39.2

38.4

38.7

39

38.4

18

2.2

Geene klinische, verdachte symptomen.

A R = nihil; L R = flauw.

40.-

39.8

38.5

39.8

39.6

39.1

16

2.6

Weinig of geene klinische, verdachte symptomen.

A R = gering; L R = duidelijk.

39..

38.5

37.9

37.7

38.5

37.9

20

0.8

Geene klinische, verdachte symptomen.

A R = zeer gering; L R = nihil.

^9.6

39.8

38.9

40.1

40.3

38.9

12

0.9

Lijdt klinisch aan malleus.

A R = gering; L R = zeer sterk.

38.1

--

37.1

37.7

38

10

1.5

Enkele klinische, verdachte symptomen.

A R = nihil; L R = onbeduidend.

38.3

37.7

37.8

38

12

0.9

Geene klinische, verdachte symptomen.

A R = nihil; L R = zeer gering.

39.4

38.9

38.9

39.7

38.4

16

3

Geene klim, verd. symptomen.

A R = merkbaar; L R = gering.


-ocr page 202-

187

186

CLgt;

PAAR

DEN.

2 ^-7

^ S

TEMPERATUUR NA

DE INSPUITING-.

Grootste verlioo-ging boven de gemiddelde normaal temperatuur.

B

s

fl

bD

'o

gt;

DESSA

EIGENAAR.

S

O

rt

lt;D

O

fl

o

'p

O

Jh -C lt;D

0) 3-g o 2 B P.

( rt w O) - fn fl 'tS

2 a a^.3

o;, c

O ^

TB

S

o lt;D

gt; -S

03 nbsp;nbsp;nbsp;03

O

W

8

uren.

10

uren.

12

uren.

14

uren.

16

uren.

18

uren.

20

uren.

22

Uren.

24

uren.

32

uren

37

uren.

43

uren.

56

uren.

a .

fl U)

fl-S

g.

!/}

iD

C

d

t-

b/D

73

C3

1

AA NTEEKENINGEN.

2

-()

38.7

0.25 C.

37.4

38.6

38.9

39.3

39.4

39.3

38.9

38.5

38.3

38.6

39-

38.8

16

0.7

Geene klinische, verdachte sympt. A R = duidelijk; L R = goed.

3

38-

0.1

39.8

40.5

40.5

40.5

40.1

39.8

39.5

38.8

38.2

38.4

38.6

38.7

10

2.5

Geene noemenswaardige klinische verdachte symptomen.

AR merkbaar; L R = gering.

7

38.2

0.25

39.3

40.3

40.6

40.7

40.5

40.2

40.2

40.3

38.5

39.2

38.9

38-

14

2.5

Geene klinische, verdachte symptomen.

A R = duidelijk; L R = duidelijk.

8

37.9

idem.

38.1

38.4

39.3

40-

40-

39.9

39.9

i*-

38.8

38.6

38.2

38.9

38.1

14

2.1

Enkele verdachte symptomen.

A R = [zeer duidelijk; L R = zeer duidelijk.

10

37.6

idem.

38.5

39-

39.5

40.3

39.9

39.8

39.6

39.3

38.2

38.9

39.6

38.9

14

2.7

Geene verdachte, klinische symptomen.

A R = merkbaar; L R = matig.

11

37.8

idem.

38.2

38.9

39.6

39.8

39.6

39.8

39.4

^9.3

38.4

38.7

38.8

38.1

14

2

Geene klinische, verdachte symptomen.

AR merkbaar; L R = matig.

12

37.9

idem.

37.6

38.4

39.6

40.6

40.2

40.1

40.2

39.4

38.1

38.5

39-

38-

14

2.7

A R = duidelijk; L R = bijna niet aanwezig.

13

37.9

idem.

38.1

38.8

39.6

40.7

40J

39.9

40'

39.5

38.8

39.8

38.9

37.3

14

2.8

Verdachte kl. verschijnselen.

A R = zeer duidelijk; L R = gering.

14

37.8

idem.

38.4

39-

39.3

40.6

41-

40.8

40.5

40.2

39.1

40.1

39.3

38.1

16

3.2

Geene klinische, verdachte symptomen.

A R = zeer duidelijk; L R = duidelijk.

15

37.9

idem.

39.1

40.2

40.6

40.7

40.4

40.4

40.2

40.2

39.3

40.1

38.8

38.5

14

2.8

Geene klinische, verdachte symptomen.

A R = duidelijk; L R = flink.

(1) Zie de gelpe nes. te voren.

-ocr page 203-

187

186

u

lt;X)

PAAR

DEN.

Id

cd .

fef

^ s

TEMPERATUUR NA

De inspuiting.

Grootste verhoo-ging boven de goihiddelde normaal temperatuur.

s

s

{=!

amp;13

3

gt;

DESSA

EIGENAAR.

S

O

Id

3

OI

a

o

'V

CD

P

o

^ S-. 4:: P- 0

3 -B Oh p lt;D cdnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;lt;1^

-73 !- a '

3 Oh'quot; 2

a a^sa

CD 0)

3 ^

*0 fl ^ .p

^3 0)

g .a

CD ID

0 ^ td

8

uren.

10

uren.

12

uren.

14

uren.

16

uren.

18

uren.

20

uren.

22

Uren.

24

uren.

32

uren

37

uren.

43

uren.

56

uren.

Cd .

P

lt;1^ .tn

Cd

a

P

lt;D

np

cd

013

cd

P

cd

AANTEEKENINGEN.

2

-o

38.7

0.25 C.

37.4

38.6

38.9

39.3

39.4

39.3

38.9

38.5

38.3

38.6

39-

38.8

16

0.7

Geene klinische, verdachte sympt. A R = duidelijk; L R = goed.

3

38-

0.1

39.8

40.5

40.5

40.5

40.1

39.8

39.5

38.8

38.2

38.4

38.6

38.7

10

2.5

Geene noemenswaardige klinische verdachte symptomen.

A R = merkbaar; L R = gering.

7

38.2

0.25

39.3

40.3

40.6

40.7

40.5

40.2

40.2

40.3

38.5

39.2

38.9

38-

14

2.5

Geene klinische, verdachte symptomen.

A R = duidelijk; L R = duidelijk.

8

37.9

idem.

38.1

38.4

39.3

40-

40-

39.9

39.9

38.8

38.6

38.2

38.9

38.1

14

2.1

Enkele verdachte symptomen.

A R = [zeer duidelijk; L R = zeer duidelijk.

10

37.6

idem.

38.5

39-

39.5

40.3

39.9

39.8

39.6

39.3

38.2

38.9

39.6

38.9

14

2.7

Geene verdachte, klinische symptomen.

A R = merkbaar; L R = matig.

11

37.8

idem.

38.2

38.9

39.6

39.8

39.6

39.8

39.4

39.3

38.4

38.7

38.8

38.1

14

2

Geene klinische, verdachte symptomen.

A R = merkbaar; L R matig.

12

37.9

idem.

37.6

38.4

39.6

40.6

40.2

40.1

40.2

39.4

38.1

38.5

39-

38-

14

2.7

A R = duidelijk; L R = bijna niet aanwezig.

13

37.9

idem.

38.1

38.8

39.6

40.7

40J

39.9

40'

39.5

38.8

39.8

38.9

37.3

14

2.8

Verdachte kl. verschijnselen.

A R = zeer duidelijk; L R = gering.

14

37.8

idem.

38.4

39-

39.3

40.6

41-

40.8

40.5

40.2

39.1

40.1

39.3

38.1

16

3.2

Geene klinische, verdachte symptomen.

AR = zeer duidelijk; LR = duidelijk.

15

37.9

idem.

39.1

40.2

40.6

40.7

40.4

40.4

40.2

A

40.2

39.3

40.1

38.8

38.5

14

2.8

Geene klinische, verdachte symptomen.

A R = duidelijk; L R = flink.

0 Zie de gelpe nos. te voren.

-ocr page 204-

188

Aan bovenstaand verslag wensch ik nog het volgende toe te voegen. (Zie pag. 72).

Het blijkt, dat de ondervinding in de Afd. Bandjar negara op groote schaal opgedaan, overeenkomt met die verkregen bij denbsp;injecties aan het Laboratorium. Bij eene toepassing in het groot,nbsp;gepaard gaande met een in ruime mate afmaken der objecten,nbsp;kan echter spoediger eene meer zekere uitkomst wordennbsp;verkregen. Toch heeft dat afmaken, beschouwd uit eennbsp;experimenteel oogpunt, in nog niet voldoende mate plaatsnbsp;gehad. Ook onder de niet-pikolpaarden, bij de dieren, dienbsp;weinig of niet, dan wel slechts zeer onvolkomen reageerden,nbsp;hadden meerdere offers ter wille der wetenschap moetennbsp;vallen. In dat geval zou men over eene nog veel ruimerenbsp;som gelds moeten kunnen beschikken, terwijl het te betwijfelennbsp;is of zulks in het belang der veterinaire politie ware geweest.

Bij de beoordeeling der pathologische veranderingen werden de echte translucide tuherTceltjes tot de kwaaddroezige nieuwvormingen gerekend en wel, behalve om reden, dat ernbsp;overgangen tot de meer duidelijk getypeerde kwadedroes-tuberkels (beschreven als het type B) te vinden waren, ooknbsp;voornamelijk om de bewijzen door Nocard zoo dikwijls herhaaldnbsp;gedurende de sances der Socit centrale de mdecine vtrinaire.

De meest afdoende worden hier herhaald.

Indirecte bewijzen: (i)

?. nbsp;nbsp;nbsp;Men vindt de translucide tuberkeltjes te middennbsp;der tuberkels, wier kwaaddroezige oorsprong niet betwistnbsp;wordt. (^)

?. nbsp;nbsp;nbsp;Men vindt ze slechts bij paarden afkomstig uit eenenbsp;met kwaden droes genfecteerde omgeving.

(1) nbsp;nbsp;nbsp;Bulletin de la Socit Centrale etc. 1806 p. 196. Sur les twiercules (ramlucidesnbsp;du poumon chez les chevaux moreeux.

(2) nbsp;nbsp;nbsp;De oorspronkelijke text luidt: On les irouve toujours, qmnd on les cherche bien;nbsp; milieu des nodules caseux dont iorigine morveux n'esl pas conteste.

-ocr page 205- -ocr page 206-

?gt; A.



1



^i§





' gt; nbsp;nbsp;nbsp;■ ■' quot;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;*■quot;'■■ 'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;' ,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'■'■ ■ 'l’nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;;'''•, 'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;■* ^'-.■'■^■■SJ'SSBS'iS


«■





gt;:'r


'gt;V


PS;?4’.''




'■ ‘W




^■1'


^ I quot;*■•■' ’»- '-'jt, ■ ■ ült;

■ nbsp;nbsp;nbsp;' 4^*-nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'





':a


^ nbsp;nbsp;nbsp;»• -♦ Tt ■

B.. ^ * to'- * 'i^-V nbsp;nbsp;nbsp;»nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;■ *'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;*

c. r-'-i, -#• * iF


**;■





gt;-, •# r.,^





*t'


- nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;■ ■ !'-nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;, quot;h. ;-



quot; nbsp;nbsp;nbsp;.quot;-rv^**.


f


H to



.■.yr nbsp;nbsp;nbsp;■ ■ -,•


V*-


'■‘iflB


r!?


'•} ^


TT.


*

''4^


i'


gt;: ■



T nbsp;nbsp;nbsp;-


.*f ,'


■■ /^'lt;.



'




i'.


f


M'fci'v



*'■



\‘-


- •: •.‘•Ju.f.v '.





•,•; :i,:.-.’Hv’-

*.

^ .• v.^, •



:'gt;P..'y ■-■


^■'


:■ i'-.


? pm . — m



,-. -r





- v^quot;r •






v/'.v5gt;.'X”’^C

fegt; ,'gt;i''' ’V '


■IiSir- '■ .' ^ nbsp;nbsp;nbsp;'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;•

W - ' ' '. ■ ■■



■’S


•v/Sv .'!»i

*' '(iC-







' nbsp;nbsp;nbsp;,;., yf

-• ■ '■ ■ ■' ■'^-

■ nbsp;nbsp;nbsp;■ 'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;..'■■■Vgt; ■-t i'' Q'? ' *'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'





s .


-r■ nbsp;nbsp;nbsp;^

;'ife''i ' ’.. quot;t-




■j’


■.


i'.ï.r; gt;.y.'^^-

quot; •iA.v


t -


I


■' ^?'''v

-ocr page 207-






oiS

o8

068

.Ot-


z;


ntffi


1-1M-


f Zl 8

n zz


9 f zz 8 f ETZ


8 i Zf 8 E OZ


iS

,88

,68

6I0M


-ocr page 208- -ocr page 209-

4 8 12 4 6

2 M.

4 8 12 4 8

3 m.

4 8 12 4 8

4 m

4 8 12 4 8

4 8 12 4 8

-m

-

...

....

--

:..E

:::

...

'

--

-

I.

-f

. 1.

- --

-

...

--

--

-a

_

' \.

-f

-

7'

7

L.

t

*

-

-

-1-f

\~

T

j-

^r4--

at

-- -1-

..1

41

40

33

38

37


41

40

39

38

37


9 ra

S 12 i 8


10 III.

4 8 12 4 8


11IIE

4 8 12 i 8


12 HL.

8 12


13 UT. 8 12 4 8


-Si


40

39

38

37


m




J?38

41

40

39

38

37


2 ffl.

8 12 8


3 ra.

i 8 12 i 8


4 ra.

t 8 12 i 8


41

40

39

38


37


41

40

39

38

37


9 ra

4 8 12 4 a


10 ra.

4 8 12 4 8


11 nr

4 8 12 4 8


12 nr.

4 8 12 4 8


13111.

8 12 8



-f-



41

40

39

38

37


41


40

39

38

37


9 iir

4 8 12 4 3


10 nr.

4 8 12 4 8


lira

4 3 12 4 8


12 m.

8 12 4 8


13 311. 8 12 4 8


41


hJE


4-


quot;i-


40

39

38

37



F!36

41


40

39

38

37'


10 ra.

4 8 12 4 8


lira

4 8 12 4 8


12 ra.

4 8 12 4 8


13 nr.

4 8 12 8


41


-f-


40

39

38

37


ti-ti


ia



8 12 4 8


2 m.

4 8 12 4 8


3 ra.

4 8 12 t 8


4 m.

4 8 12 4 8


41

40

39

38

37



10 ra.

4 8 12 4 8


urn

4 8 12 4 8


12 ra.

4 8 12 4 8


ism.

4 8 12 4 8


41

40

39

38

37


a-


i

-ocr page 210-



■•H ,‘.-i- •• ■ ■• ■•.

•'* \* «s •:’•'•


■gt;r



•*“ ■




gt;


m



' ^ •'■

/’t


l^^'V ' •, ‘ gt;{



A



1 ■ •/■


%

«


fe»: nbsp;nbsp;nbsp;.'■' = ' ■ !’nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;- :



£


»'■


«

5»'


\ ■ I ■ '

i



.

’ •• ^- “■n.,


. i*- nbsp;nbsp;nbsp;’


. .r




'.'e' •' K


■JA







■•v, nbsp;nbsp;nbsp;..

. vv„' /!







:..•' i‘

‘ nbsp;nbsp;nbsp;♦.'. ‘f. r.



-' V:

‘' • vV-, *





-ocr page 211-















37

-ocr page 212- -ocr page 213-

189

Directe bewijzen.

c. nbsp;nbsp;nbsp;Men kan ze hoofdzakelijk door infectie met malleusbacterin per os te voorschijn roepen.

d. nbsp;nbsp;nbsp;Het is meermalen gelukt uit die translucide tuberkeltjesnbsp;malleus-bacterin te kweeken.

Hieronder volge nog eene korte herhaling van de feiten, die betrekking hebben op punt c en d.

Wat de infectie-proeven aangaat, zooals men weet, is malleus zeer gemakkelijk over te brengen op daarvoor gevoelige dieren en niet het minst op den ezel, het paard ennbsp;hunne basterds. Wanneer (i) de enting plaats heeft doornbsp;eene verwonding van het slijmvlies of de huid, door subcutanenbsp;of intraveneuse injectie, door het inhaleeren van vochtig ofnbsp;droog virus, zoo zullen zweren, abscessen, pneumonischenbsp;haarden of infarcten ontstaan, doch zeldzaam zal men in denbsp;longen de voor malleus zoo typische tuberkels aantreffen. Innbsp;1894 gelukte het Nocaed voor de eerste maal deze pathologische afwijkingen in de longen in ruimere mate experimenteel te voorschijn te roepen, n. m. 1. door een muilezel pernbsp;os virulente culturen van malleus-bacterin toe te dienen.nbsp;Hij verkreeg daardoor de tuberkels in al hunne stadia vannbsp;ont wikkeling, ook de translucide. Deze proef werd naderhandnbsp;vele malen herhaald, nmaal zelfs op rekening van het ministerie van oorlog onder toezicht eener commissie. Steeds werdnbsp;hetzelfde succes verkregen:

Chez {*) tous les poumqns taient infltrs de lesions mor-ygt;veuses, en norribre variable, consistanf surtout en tubercules ^mliaires, les un caseux et ramollis, d'autres entirementnbsp;translucides, dautres enfin en voie de casification.

(1) nbsp;nbsp;nbsp;Bulletin de la Socit centrale etc. 1894 p. 225 Sur la pathognie de la morve.

(2) nbsp;nbsp;nbsp;Uit liet gesprokene in de sance van 12 April 1894 zou men opmaken, dat Nocardnbsp;eene Infectie met gedroogd virus door inhalatie niet waarschiinlijk acht:

La contagion par Vair ne peut se fair qu'autant que les matires virulentes sont dessches et rduites en poussiires; or, la dessification suffit pour dtruire Ie virus

morveux......In de sance van 12 Maart 1896 klinkt het iets anders: . . . .

linoculation par piqres ou par scarifications, linjection souscutane, infra-veineuse OU irachale, la pulverisation dans la iracherussissent biendrendremorveux lanimalnbsp;mis en exprience......

(3) nbsp;nbsp;nbsp;Bulletin 1896 p. 199.

-ocr page 214-

190

nOn ohjectera peut-tre que ces tuhercules translucidespou-vaient prexister la formatio7i des lsions morveuses provoques par les microbes ingrs?

A eet objection^ je rpondrai que, dans plusieurs de ces ygt;experiences, jai conserv, comme tmoins, des cJievaux denbsp;ygt;mme provenance que ceux soumis a ingestion virulente; or, dnbsp;autopsie, les poumons des tmoins ne renfermaientpas tracenbsp;de ces tubercules translucides qidon trouvait sinombreux dansnbsp;les poumons de leurs compagnons.

Van de gelukte kweekproeven uit translucide tuberkels werd naar mijn weten het eerst melding gemaakt in eenenbsp;discussie over mallene in de sance van den 10'^quot; November

1892 nbsp;nbsp;nbsp;(Bulletin van hetzelde jaar) .........a mon sens, ces

ygt;granulations {des tubercules translucides) constituent Ie premier stade de Vvolution du tubercule morveux; et plusieurs fois,nbsp;nous avons pu, M. Roux et moi, en obtenir des culturesnbsp;vauthentiques du bacille de la morve.

Vervolgens treft men het bericht van het slagen eener cultuur aan in het rapport van Moxtoire (Ree. d. Md. Vt.

1893 nbsp;nbsp;nbsp;p. 200:) Avec des tubercules identiques {des tuberculesnbsp;translucides) mais ne provenant pas du mmecbeval, quatre

il

4

Dcultures appropries 07it t essayes d Vinstitut Pasteur par ygt;M. Ie docteur Roux. Sur ces quatre, une seule d donn unenbsp;ncolonie des microbes mo^'veuses. (').

Van de mooiste en schoonste proef werd mededeeling gedaan in de hierboven reeds meer vermelde sance op den 12'^quot; Maart 1896, toen Nocard zijne verhandeling over translucide tuberkeltjes voordroeg: Van een paard, dat te vorennbsp;met malleus per os genfecteerd was, werden uit de longennbsp;3 tuberkels met een verweekt centrum en een 20-tal translucide zoo steriel mogelijk gexcideerd. Van de eerste zaaidenbsp;men eene Tdeine hoeveelheid uit op 8 aardappels, welke daarna

(1) Het is opmerkingswaardig hoe de Commissie te Montoire in den beginne door deze proef van Roux niet overtuigd werd van den kwaaddroezigen aard der translucidenbsp;tuberkeltjes, doch later, b hot nemen dor eindbeslissingen, volkomen bekeerd scheen.nbsp;Althans op de eerste der gestelde vragen, handelende over den oorsprong dier tuberkeltjes,nbsp;werd unaniem toegestemd, dat zy aan malleus hun ontstaan te danken hebben (Ree.nbsp;1893 pag. 201 en 202),

-ocr page 215-

191

met eene rijlte cultuur van malleus-bacterin overdekt raakten. De 20 translucide met zorg tot eene brei gebroyeerd, bi'achtnbsp;men geheel op een 4-tal aardappelen en nog een 4-tal vastenbsp;seruin-voedingsbodems. Van de vier aardappelen bleven 2nbsp;steriel, evenzoo van de andere voedingsbodems. Daarentegennbsp;kwamen op de beide andere aardappelen in het geheel 3nbsp;colonics en op de 2 overblijvende vaste serum-bodems totaalnbsp;4 colonies te voorschijn, welke alle uit malleus-bacterinnbsp;bleken te bestaan. Uit een 20-tal translucide tuberkels verkreeg men in het geheel colonies, zoodat dus minstensnbsp;13 daarvan geene levensvatbare malleus-bacterin inhielden.nbsp;Doch dat ze er in aanwezig kunnen zijn, is door deze proefnbsp;onweerlegbaar bewezen. In vergelijking met die, welke eennbsp;verweekt centrum bezitten, zijn de homogene, translucidenbsp;tuberkeltjes arm aan virulente bacterin, reden waarom denbsp;entingen op dieren, vooral indien het materiaal niet vooraf gebro-yeerd wordt, meestal niet slagen. Toch is het wel eens gelukt.nbsp;Van hetzelfde paard ten minste, dat het hierboven gebruiktenbsp;materiaal leverde, werd met zorg een 10-tal translucide tuberkels gebroyeerd en de geheele massa intra-peritoneaal bij 2nbsp;cavias ingespoten. Een daarvan kreeg na 2 dagen de typischenbsp;periorchitis.

Ik acht deze door zoo betrouwbare personen als Roux en Nocard genomen proeven voldoende bewijzend, om met hennbsp;aan den- kwaaddroezigen aard der translucide tuberkeltjesnbsp;geloof te hechten, zoolang het tegendeel niet even duidelijknbsp;aangetoond wordt. De onderzoekingen van Coremans overnbsp;hetzelfde onderwerp later verricht, bewezen, dat de beidenbsp;eerste onderzoekers gelijk hadden, (i)

Mocht het bewijzen van de kwaaddroezige natuur der translucide tuberkeltjes moeilijk wezen, het tegendeel is gewoonlijk het geval met de knobbelige tuberkels door onsnbsp;onder type B vereenigd. De appreciatie heeft dan ook nimmer bezwaren opgeleverd en zou dus hier geen nader betoognbsp;verdienen.

Het is anders zeer eenvoudig om te bewijzen, dat de daarin voorkomende pus rijk aan malleus-bacterin is. Een weinigjenbsp;a) Ree- d. Mcd. Vt. 1898 p. 791.

-ocr page 216-

192

daarvan gent op aardappelen levert schoone en rijke colonies. Ons gelukte dit vier malen bij drie paarden, No. 20, No. 24,nbsp;No. 26 (Zie bijgevoegde lijst van den uitslag der entingen).nbsp;Geen dier paarden vertoonde vr de mallene-injectie klinische,nbsp;alarmeerende verschijnselen (vergel. protocol en curven). Bijnbsp;de tuberkels welke geen pus in hun centrum bezitten, of welnbsp;waar deze in eene krijt- of kalkachtige massa is veranderd, kannbsp;die entingsproef niet worden toegepast. Doch het gelijktijdignbsp;voorkomen en de overgangen, welke men vinden kan, vannbsp;den eenen vorm naar den anderen, is dunkt ons bewijzendnbsp;genoeg.

Vergelijkt men de door Nocard gegeven omschrijving van de translucide tuberkeltjes met die voorkomende in ons verslag,nbsp;zoo zal men verschil vinden. Volgens NocAED luidt het in Bulletin 1892 page 678;,,.... tubercules miliaires grisdtres, translucides, liomogiies dans tont leur paiseur, saus ramol-lissemeut central, (i) sans paroi fibreuse, sans aurole infla-matoire. In het rapport van Montoire vindt men;

.......des tubercules translucides, homognes, sans point

central caseux, (') sans zone inflammatoirepriplirique,.. Onze definitie maakt daarentegen gewag van de mogelijkheidnbsp;van het bestaan van een klein wit puntje in het centrum.nbsp;De meeste translucide tuberkeltjes, die wij vonden, voldoennbsp;geheel aan de beschrijving van Nocard; slechts enkele werdennbsp;er aangetroffen, die volkomen hetzelfde goed doorschijnendenbsp;aspect hadden, maar in het midden een scherp begrensden,nbsp;kleinen, witten haard bezaten, welke hoewel weeker, nog niet innbsp;eene etterachtige massa was veranderd. De nog doorschijnendenbsp;tuberkels, waarbij men centraal bedoelde haardjes veelvuldigernbsp;aantreft, zijn meestal iets troebel, waarom ze ook door onsnbsp;opaque werden genoemd. Zij zijn met de verdere ontwik-kelingsvormen onder het type B beschreven.

Nocard spreekt ook voortdurend van het kazig worden (caseux) van het centrale gedeelte. Ik wensch hier den aardnbsp;der verweeking, die in het midden der malleus-tuberkelsnbsp;optreedt, niet te betwisten, maar kan niet nalaten er op te

(!) Ik cursiveer.

-ocr page 217-

193

wijzen, dat de witte of geelwitte stof, meestal dik, doch ook dikwijls dun van consistentie, mij den indruk geeft gewone,nbsp;etter te zijn. Wanneer ze zeer dik en een weinig droog was,nbsp;wordt ze ook in het verslag kazig genoemd.

Die centraal gelegene, pushoudende haarden in de tuberkels wisselen af in grootte. De overgangsvormen naar een meernbsp;typischen abscesvorm, met dunneren fibreusen wand ennbsp;grootere etter bevattende holte, zijn dan ook te vinden. Zulkenbsp;abscessen troffen wij dikwijls aan in de milt, doch ook denbsp;lever en longen kunnen ze bevatten.

Vijf malen konden wij door cultiveering der malleus-bacterien bewijzen, dat de etter zulke organismen bevatte (No. 4, No. 6, No. 9, No. 26, No. 30).

Verkalkt de inhoud, dan verandert hij in een klein, mooi, grijsachtig knikkertje, tamelijk wel los in eene door de kapselnbsp;omsloten holte liggende.

De mikroskopische bouw der translucide tuberkeltjes, die van het type B, alsmede de bij de niet malleus lijdendenbsp;paarden, zoo veelvuldig waargenomen knobbeltjes van type A,nbsp;hoop ik later meer uitvoerig te behandelen, zoodra het medegebrachte materiaal verwerkt is.

Ten einde een overzicht te kunnen hebben over de voornaamste pathologiseh-anatomische veranderingen bij de obducties der paarden gevonden, volge hier eene lijst, waarin zij zeer beknopt genoemd zijn: (zie lijst hier achter).

IS

Ad. 1 Dl. XIV. Aug. 1901.

-ocr page 218-

194 nbsp;nbsp;nbsp;195

De voornaamste veranderingen bij de obducties der paarden aangetroffen.

LARYNX

HOOFD-

Art. mosent. ant.

No.

NEUSHOLTEN.

TRACHEA.

LONGEN.

BRONCHEN.

LEVER.

MILT.

Maagwand.

Klinische en wegens de mallene-reactie viiet

of hoogstens liebt verdachte paarden.

No. 1.

_

n translucide type R, 3 onbe-

bezaaid met

_

_

kende knobbels

type A.

35.

eenige van type A.

bezaaid met

Kapsel ver-

Worm-aneu-

type A.

scheidene type A.

rysma.

Wormgezwel.

44.

3 translucide tuberkels; ver-

Zeer vele type

Kapsel typeA.

Worm-aneu-

_

'

scheidene type A.

A. en daarop gelijkende andere

rysma.

vormen.

Paarden, die

klinisch niet als

aan malleus lijdende waren

opgevallen en op de injectie slecht reageerden, maar te

voren ook eene hooge lichaams-

temperatuur vertoonden.

No. 2.

_

lar. voorzijde sterv;

enkele translucide tub.; meer-

verscheidene

_

woekeringen.

dere type B; gedeelte der long gendureerd en voorzien vannbsp;kaasachtige haardjes. Caverneuse holten met pus; pneum:nbsp;haarden.

bevatten et-

type A.

9.

tal van oppervl;

Pneum; baardjes en haarden; Ca-

?

meerdere abs-

Worm-aneu-

mediast; klie-

defecten en doorzicht. knobbeltjes-in de trachea.

vern. holten; verschillende type B.

terachtig slijm

cesjes.

rysma.

ren gezwollen en saprijk.

Klinisch en wegens de reactie (temp. ver-

heffing boven 2 ) hoogst verdachte paarden.

No. 19.

Oppervl: defecten;

Trach. ulcus; een

bezaaid met knobbelige haarden

bezaaid met

2 abscesjes,

_

mediast; klie-

sfrengachtige woe-

knobbel ter grootte

van het type B.

type A.

waarvan 1 met

ren gezwollen en

keringen; nbsp;nbsp;nbsp;groot

van eene erwt.

verkalkten in-

saprijk.

ulcus.

houd.

31.

flauwe litteoken-

lar. 2-tal ulcer.

knobbelige haarden van tvpe B;

groot ulcus.

bezaaid met

Worm-aneu-

mediast: klie-

achtige plek; een

stervormige woeker. trach. ringen mis-

ook enkele van type A; verkaasde

type A.

rysma.

renbizonderver-

klein ulcer.. subst.

abscesjes; pneumonische haardjes.

Wormgezwel.

groot, saprijk en

verlies.

vormd, bezaaid met knobbeltjes;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;een

rijksdaalder groot ulcus.

donkerrood.

Klinisch aan malleus lijdend paard '*gt;8t bijna typische reactie.

No. 32.


groote straalv. woe-keiingen; oppervl: defecten.


lar. 2-tal sterv. woekeringen en eennbsp;ovaal ulcus;

trdch. meerdere stralige woekeringen en doorschijnende verdikkingen; een abscesje.


een attelect., gendureerd long-gedeelte; caverneuse holten; bezaaid mot type A; Conglomeraten van kalkachtige knobbeltjes;nbsp;andere met harden, hyalinen wandnbsp;en kazigen inhoud.


bezaaid met type A.


een doorzichtig speldeknop groot knobbeltje;nbsp;andere ondoorzichtige onder denbsp;kapsel in de pulpa.


in de mediast: klieren verschillende verdachtenbsp;laesies.


-ocr page 219-

194 nbsp;nbsp;nbsp;195

De voornaamste veranderingen bij de obducties der paarden aangetroffen.

opgevallen en op de Injectie slecht reageerden, maar te temperatuur vertoonden.


Paarden, die klinisch niet als aan malleus lijdende waren

voren ook eene hooge lichaams-


No.

NEUSHOLTEN.

LARYNX

TRACHEA.

LONGEN.

HOOFD.

BRONCHEN.

LEVER.

MILT.

Art. mosent. ant.

Maagwand.

Klinische en wegens de mallene-reactie niet

of hoogstens lieht verdachte paarden.

No. 1.

_

.

n translucide type B, 3 onbe-

bezaaid met

_

kende knobbels

type A.

35.

eenige van type A.

bezaaid met

Kapsel ver-

Worm-aneu-

type A.

scheidene type A.

rysma.

Wormgezwel.

44.

3 translucide tuberkels; ver-

Zeer vele type

Kapsel typeA.

Worm-aneu-

_

scheidene type A.

A. en daarop ge-

rysma.

lijkende andere

vormen.

No. 2.

lar. voorzijde sterv: woekeringen.

enkele translucide tub.; meerdere type B; gedeelte der long gendureerd en voorzien vannbsp;kaasacbtige haardjes. Gaver-neuse holten met pus; pneum:nbsp;haarden.

verscheidene type A.

tal van oppervl: defecten en doorzicht. knobbeltjes-innbsp;de trachea.

Pneum: haardjes en baarden; Cavern. holten; verschillende type B.

bevatten etterachtig slijm

?

meerdere abs-cesjes.

Worm-aneu-

rysma.

mediast; klieren gezwollen en saprijk.


Klinisch en wegens de reactie (temp. ver- ^effing boven 2quot;) hoogst verdachte paarden-

No. 19.

Oppervl; defecten; strengachtige woekeringen ;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;groot

ulcus.

Track, ulcus; een knobbel ter groottenbsp;van eene erwt.

bezaaid met knobbelige haarden van het type B.

bezaaid met type A.

2 abscesjes, waarvan 1 metnbsp;verkalkten in-houd.

31.

flauwe litteeken-achtige plek; een klein ulcer.. subst.nbsp;verlies.

lar. 2-tal ulcer. stervormige woeker.nbsp;track, ringen misvormd, bezaaid metnbsp;knobbeltjes;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;een

rijksdaalder groot ulcus.

knobbelige haarden van type B; ook enkele van type A; verkaasdenbsp;abscesjes; pneumonische haardjes.

groot ulcus.

bezaaid met type A.

Worm-aneu-rysma. Wormgezwel.

mediast; klieren gezwollen en saprijk.

mediast: klieren bizonder vergroot, saprijk en donkerrood.

Klinisch aan malleus lijdend paard het bijna typische reactie.

No. 32.

groote straalv. woe

lar. 2-tal sterv.

een attelcct., gendureerd long-

bezaaid

met

een doorzich

keringen ; oppervl:

woekeringen en een

gedeelte; caverneuse holten; be

type A.

tig speldeknop

defecten.

ovaal ulcus;

trdch. meerde

zaaid met type A; Conglomeraten vannbsp;nbsp;nbsp;nbsp;kalkachtige knobbeltjes;

andere met harden, hyalinen wand

groot knobbeltje; andere ondoor

re stralige woeke

zichtige onder de

ringen en doorschijnende verdikkingen;

en kazigen inhoud.

kapsel in de pulpa.

een abscesje.

in de mediast: klieren verschillende verdachtenbsp;laesies.

-ocr page 220-

196

197

De voornaamste veranderingen bij de obducties der paarden aangetrofTen.

No.

LARYNX

HOOFD-

Art. mesent: ant.

NEUSHOLTEN.

LONGEN.

LEVER.

MILT.

TRACHEA.

BRONGHEN.

Maagwand.

Klinisch aan malleus lijdende paarden, met eene temperatuursuitslag van boven de 2'gt;, maar onvolkomen algemeene of locale reactie.

No. 17.

18,

33.

Talrijke strengv: woekeringen, kleinenbsp;ulcera en abscesje.

Trach: kleine oppervlakkige subst; verliezen.

Pleura-adhaesie; bezaaid met type B.

?

Knobbeltjes op type B gelijkende.

Worm-aneu-rysma. Wormgezwel.

Litteekenacht: woekeringen, opper vlak-kige defecten.

Trach: zeer vele kleine strengv. litteekenacht : woekeringen ; vele metnbsp;substantie-verlies.

Bezaaid met type B.

i

Vele niet nader te defmieerennbsp;witte puntjes.

Ulcera, sterv: woekeringen.

Trach: kleine oppervlakkige defecten.

Pneum; haarden; vele van type B en A.

Bezaaid met type A.

Erwtgr:, geelachtige knobbeltjes, bindweefsel-woekeringen zonder en met cen-tralen pushaard.

AVorm-aneu-rysma.

Submaxill: klieren, verdachte veranderingen.nbsp;Boezems totaalnbsp;gevuld met vastenbsp;massa. Retroph:nbsp;klieren gezwollen, saprijk. .nbsp;Submaxill: klieren gezwollen,nbsp;saprijk. Boezemsnbsp;bevatten purulent secreet. Be-troph:klieren gezwollen en saprijk.

Siihmaxill: klieren verdachte veranderingen.nbsp;Rechter boezemnbsp;totaal gevuld alsnbsp;No. 17. Mediast:nbsp;klieren verdachte veranderingen.

Klinisch aan malleus lijdende paarden met zeer onvolkomen reactie en vooraf eene hooge gemiddelde temperatuur vertoonende.

No. 30.

X. 50.

een ulcus.

Verschillende van type B.

Speldekopgroo-te, witte vlekjes.

Kapsel woekeringen met abs-cesjes er onder.

Ulcer, woekeringen; en ulcera.

Trach: bevat pusachtig slijm.

Vele translucide tuberkels; voorts een knobbeltje met fi-breusen wand en krijtachtigennbsp;inhoud.

t

i

bevat pusach-Wg slijm.

een knobbel met dunnen libreusennbsp;wand en verkalkten inhoud.

Kapselverdik-kingen met kleine knobbels er onder.

Submaxill: klieren sterk gezwollen en saprijk. Retroph. absces.nbsp;Mediast: klierennbsp;verdachte veranderingen.

In de huid verscheidene huid-worm abscessen.

Suhmaxi ll: klieren gezwollen en saprijk; Retroph.nbsp;klieren idem;nbsp;mediast. klierennbsp;zeer verdachtenbsp;veranderingen.

-ocr page 221-

196

197

De voornaamste veranderingen bij de obducties der paarden aangetrofTen.

HOOFD-

Art. mesent: ant.

LEVER.

MILT.

BRONCHEN.

Maagwand.


LARYNX

TRACHEA.


No.


NEUSHOLTEN.


LONGEN.


Klinisch aan malleus lijdende paarden, met eene temperatuursuitslag van boven de 2% maar onvolkomen algemeene of locale reactie.

No. 17.

18,

33.

Talrijke strengv: woekeringen, kleinenbsp;ulcera en abscesje.

Trach: kleine oppervlakkige subst: verliezen.

Pleura-adhaesie; bezaaid met type B.

?

Knobbeltjes op type B gelijkende.

Worm-aneu-rysma. Wormgezwel.

Litteekenacht: woekeringen, oppervlakkige defecten.

Trach: zeer vele kleine strengv. litteekenacht : woekeringen ; vele metnbsp;substantie-verlies.

Bezaaid met type B.

1

1

Vele niet nader te definieerennbsp;witte puntjes.

Ulcera, sterv; woekeringen.

Trach: kleine oppervlakkige defecten.

Pneum; haarden; vele van type B en A.

Bezaaid met type A.

Erwtgr :, geelachtige knobbeltjes, bindweefsel-woekeringen zonder en met cen-tralen pushaard.

Worm-aneu-

rysma.

Submaxill: klieren, verdachte veranderingen.nbsp;Boezems totaalnbsp;gevuld met vastenbsp;massa. Retroph:nbsp;klieren gezwollen, saprijk. .nbsp;Submaxill: klieren gezwollen,nbsp;saprijk. Boezemsnbsp;bevatten purulent secreet. Re-ti'oph:klieren gezwollen en saprijk.

Submaxill: klieren verdachte verandeiingen.nbsp;Rechter boezemnbsp;totaal gevuld alsnbsp;No. 17. Mediast:nbsp;klieren verdachte veranderingen.

Klinisch aan malleus lijdende paarden met zeer onvolkomen reactie en vooraf eene hooge gemiddelde temperatuur vertoonende.

No. 30.

een ulcus.

Verschillende van type B.

Speldekopgroo-te, witte vlekjes.

Kapsel woekeringen met abs-cesjes er onder.

Ulcer, woekeringen; en ulcera.

Trach: bevat pusachtig slijm.

Vele translucide tuberkels; voorts een knobbeltje met li-breusen wand en krij tachtigennbsp;inhoud.

1

i

1

bevat pusach-Hg slijm.

een knobbel met dunnentibreusennbsp;wand en verkalkten inhoud.

Kapselverdik-kingen met kleine knobbels er onder.

Submaxill: klieren sterk gezwollen en saprijk. Retroph. absces.nbsp;Mediast: klierennbsp;verdachte veranderingen.

In de huid verscheidene huid-worm abscessen.

Submaxill: klieren gezwollen en saprijk;

klieren idem; mediast. klierennbsp;zeer verdachtenbsp;veranderingen.

50.

-ocr page 222-

No.


NEUSHOLTEN.


198


199


De voornaamste veranderingen bij de obducties der paarden aangetroffen.


LARYNX

TRACHEA.


LONGEN.


HOOFD-

Art. mesent: ant.

LEVER.

MILT.

BRONGHEN.

Maagwand.


Klinisch niet, maar wegens de volledige reactie als aan malleus lijdende te beschouwen.


No. 4.

nbsp;nbsp;nbsp;7.

8. U.

24.

25.

26.


Stervormige woe-kerinaen.


In larynx en trachea stervorm, woeker . met en zonder subst. verlies.

Larynx een sterv. woekering en eennbsp;ulcus.


Larynx %t\. sterv. woekering. Tracheanbsp;talrijke oppervl. woekering; voorts eennbsp;paar groote ulcera.


Talrijke knobbels zoowel van type A als B.


Tal van type A; slechts enkele translucide tuberkoltjes, waarvannbsp;eenige met'een geelachtig centrum.

Meerdere type B; enkele transl: tuberkoltjes en enkele type A.

Enkele transl. tuberkeltjes en van type B. 'Voorts fibr: woeker:nbsp;met kalkconcrementen in hetnbsp;midden en knobbels van type A.

Talrijke type B.


Een viertal van type B.


Bezaaid met type B.


bezaaid met type A on grootero met kapsel ennbsp;kalkachtigen in-houd.

bezaaid met type A.


abscesjes waarvan n met kalkachtigen inhoud.


Worm-aneu-rysma.


malleus-infarct (?) van de linkernbsp;nier.


Worm-ancu-rysma.


Mediast: klieren gezwollen, saprijk, enz: gaven rijke malleusnbsp;bact: coloniii.


weinige type A.


knobbeltjes, type A.


Enkele type A.

Bezaaid met type A; tevens erwt-groote knobbels met fibr. wandnbsp;en verkalkten in-houd.

Abscesjes met verkaasden ofnbsp;verkalkten in-houd, ook type A.


abscesjes en op typeB gelijkendenbsp;knobbels.


Worm-aneu-rysma.

Worm ge zwol. Worm-aneu-rysma.


Worm-aneu-rysma.

Worm-aneu-

rysma.


Worm-rysma.


aneu-


HiediastMicren

gezwollen.


Suhmaxill: klieren, verdachte veranderingen,nbsp;Mediast: klierennbsp;wat gezwollen ennbsp;saprijk.

Mediast: klieren gezwollen.


Klinisch niet of slechts gering, maar voornamelijk wegens de hooge temperatuur reactie ( f- 2% hoogst verdachte paarden.


No. 3. (veulen)


No. 5.


Trachea kleine substantie verliezen en harde, doorschijnende knobbeltjes.


Een 6-tal translucide tuberkeltjes, eenige van type B en versch. knobbeltjes van type A.


Abscesjes en tuberkels van type B.


Rechterzijde een groot ulcus.


Bezaaid met type A en andere knobbels met zeer dikken wandnbsp;en kazigen inhoud.

Bezaaid met type A en grootere met duidelijkenbsp;kapsel en kalkachtigen inhoud.


Abscesjes met dikken breusennbsp;wand.


Worm-aneu-

rysma.


Mediast: klieren gezwollen en saprijk.


Suhmaxill: klieren verdachte veranderingen.


-ocr page 223-

No.


NEUSHOLTEN.


198


199


De voornaamste veranderingen bij de obducties der paarden aangetrotfen.


LARYNX

TRACHEA.


LONGEN.


HOOFD-

Art. mesent: ant.

LEVER.

MILT.

BRONGHEN.

Maagwand.


Klinisch niet, maar wegens de volledige reactie als aan malleus lijdende te beschouwen.


No. 4.

nbsp;nbsp;nbsp;7.

8.

14.

24. 25.

26.


Stervormige woekeringen.


In larynx en trachea stervorm, woeker. met en zonder subst. verlies.

Larynx een sterv. woekering en eennbsp;ulcus.


Larynx 2-tSLl sterv. woekering. Tracheanbsp;talrijke oppervl. woekering; voorts eennbsp;paar groote ulcera.


Talrijke knobbels zoowel van type A als B.


Tal van type A; sleclits enkele translucide tuberkeltjes, waarvannbsp;eenige met' een geelachtig centrum .

Meerdere type B; enkele transl; tuberkeltjes en enkele type A.

Enkele transl. tuberkeltjes en van type B. Voorts fibr: woeker:nbsp;met kalkconcrementen in hetnbsp;midden en knobbels van type A.

Talrijke type B.


Een viertal van type B.


Bezaaid met type B.


bezaaid met type A en grootero met kapsel ennbsp;kalkachtigen in-houd.

bezaaid met type A.


abscesjes waarvan n met kalk-achtigeninhoud.


Woiin-aneu-rysma.


malleus-infarct (?) van de linkernbsp;nier.


Worm-aneu-rysma.


Mediast: klieren gezwollen, saprijk, enz: gaven rijke malleusnbsp;bact: colonin.


weinige type A.

knobbeltjes, type A.

Enkele type A.


Bezaaid met type A; tevens erwt groote knobbelsnbsp;met fibr. wandnbsp;en verkalkten in-houd.

Abscesjes met vei'kaasden ofnbsp;verkalkten in-houd, ook type A.


abscesjes en op typeB gelijkendenbsp;knobbels.


Worm-aneu-rysnia.

Wormgezwel.

Worm-aneu-

rysma.


Worm-aneu-

rysma.

Worm-aneu-

rysma.


Worm-rysma.


Mediasi:klieren

gezwollen.


Submaxill: klieren, verdachte veranderingen.nbsp;Mediast: klierennbsp;wat gezwollen ennbsp;saprijk.

Mediast: klieren gezwollen.


Klinisch niet of slechts gering, maar voornamelijk wegens de hooge temperatuur reactie ( |- 2), hoogst verdachte paarden.


No. 3. (veulen)

No. 5.

Een 6-tal translucide tuberkeltjes, eenige van type B en versch. knobbeltjes van type A.

f

i

1

Bezaaid met type A en andere knobbels met zeer dikken wandnbsp;en kazigen inbond.

Bezaaid met type A en grootere met duidelijkenbsp;kapsel en kalkachtigen inhoud.

Worm-aneu-

rysma.

Trachea kleine substantie verliezen en harde, doorschijnende knobbeltjes.

Abscesjes en tuberkels van type B.

Rechterzijde een groot ulcus.

Abscesjes met dikken libreusennbsp;wand.

Mediast: klieren gezwollen en saprijk.

Suhmaxill: klieren verdachte veranderingen.


-ocr page 224-

200


201


De voornaamste veranderingen bij de obducties der paarden gevonden.


No.

NEUSHOLTEN.

larynx

TRACHEA.

LONGEN.

HOOFD-

BRONGHEN.

LEVER.

MILT.

Art. mesent: ant.

Maagwand.


No. 6.

') 12.


13.


16.


20.


23.


46.


48.


strengv. woekering; vergroeiing; ulceranbsp;groote en kleine.

Litteekenacht: witte plek.


M ucosa-defecten strengvormige woekeringen; groot ulcus.


Enkele kleine, steenharde knobbeltjes in de beide bovenstenbsp;conchae.

Onregelmatige mu-cosa-defecten; stra-lige woekeringen en een ulcus.


Eene rijstkorrel groote,witachtige ul-cereerende woekering.


Larynx en trachea epitheel-defecten ennbsp;stervormige woekering .

Larynx 2 sterv. woekeringen en eennbsp;ulcus; trachea talnbsp;van sterv. woekeringen en knobbeligenbsp;verdikkingen.


{Ver

Pneum. haarden, enkele type B en ook type A.

Enkele transl. tuberkeltjes, vele van type B, pneum. haardjes; ennbsp;enkele groote type A.

Pneum: haarden; vele van type B in verschillende stadia.


Oude pleuritische aandoening. Type A en B aanwezig.


Talrijke type B en enkele knobbeltjes van type A; okkernoot groote, bindweefselachtige haardnbsp;met pus in centrum.

Type B en enkele type A.


Enkele transl. tuberkeltjes; verschillende van type B, ook van type A. Spelde- tot erwt-grootenbsp;abscessen, enkele met kalkach-tigen inhoud.

Verschillende van type B; slechts enkele transl. tuberkeltjes, enkelenbsp;kalkachtige concrementen doornbsp;eene fibreuse kapsel omsloten.


volg):


zeer groot ulcus aan de rechterzijde.


Bezaaid met type A.

Groote en kleine type A.


tal van type A.


bevat type A.


Bezaaid met ty^ pe A en niet nader te deflnieerennbsp;knobbels.

Talrijke type A,


Vele van type A en eenige van eennbsp;ander type metnbsp;verkalkt centrum .

Vele harde knobbeltjes op type A gelijkende innbsp;strengen gelegen.


Absces.


2 abscesjes, en kele andere metnbsp;verkalkten inhoud.


KapselwoekO' ringen met kleine knobbels.

Abscessen.


Absces.


Worm-aneu-rysma.

Worm-aneu-rysma.


M^ormgezwel.


Worm-aneu-

rysma.

Wormgezwel.


Worm-aneu-

rysma.


Worm-aneu-rysma.

Wormgezwel.


Bronch. en me-diast. klieren gezwollen .

Submaxill: klieren verdacht.


Submaxill: klieren verdachte veranderingen.nbsp;Linker kaak boezem totaal gevuldnbsp;als 17. Mediast:nbsp;Vlieren sterk gezwollen en saprijk.

Mediast: klieren sterk gezwollen, saprijk enz.

Submaxill: absces.


Sterk vergroote Retroph. klier.nbsp;Mediast. klierennbsp;gezwollen en saprijk.


-ocr page 225-

No.


NEUSHOLTEN.


200


201


De voornaamste veranderingen bij de obducties der paarden gevonden.


LARYNX

TRACHEA.


LONGEN.


No. 6.

') 12.


13.


16.


20.


23.


46.


48.


strengv. woekering; vergroeiing; ulceranbsp;groote en kleine.

Litteekenacht: witte plek.


Mucosa-defecten ; strengvormige woekeringen; groot ulcus.


Enkele kleine, steenharde knobbeltjes in de beide bovenstenbsp;conchae.

Onregelmatige mucosa-defecten; stra-lige woekeringen en een ulcus.


Eene rijstkorrel groote,witachtige ul-cereerende woekering.


Larynx entrachca epithecl-defecten ennbsp;stervormige woekering .

Larynx 2 sterv. woekeringen en eennbsp;ulcus; trachea talnbsp;van sterv. woekeringen en knobbeligenbsp;verdikkingen.


(Ver

Pneum. haarden, enkele type B en ook type A.

Enkele transl. tuberkeltjes, vele van type B, pneum. baardjes; ennbsp;enkele groote type A.

Pneum: haarden; vele van type B in verschillende stadia.


Oude pleuritische aandoening. Type A en B aanwezig.


Talrijke type B en enkele knobbeltjes van type A; okkernoot groote, bindweetselachtige haardnbsp;met pus in centium.

Type B en enkele type A.


Enkele transl. tuberkeltjes; verschillende van type B, ook van type A. Spelde- tot erwt-grootenbsp;abscessen, enkele met kakach-tigen inhoud.

Verschillende van type B; slechts enkele transl. tuberkeltjes, enkelenbsp;kalkachtige concrementen doornbsp;eene fibreuse kapsel omsloten.


HOOFD-

BRONGHEN.

LEVER.

MILT.

Art. mesenf: ant.

Maagwand.

volg):

Bezaaid met ty-

Absces.

pe A.

Groote en kleine

Worm-aneu-

Bronch. en me-

zeer groot ul-

type A.

tal van type A.

2 abscesjes, en

rysma.

Worm-aneu-

drast, klieren gezwollen .

Submaxill: klie-

cus aan de

kele andere met

rysma.

ren verdacht.

rechterzijde.

bevat type A.

verkalkten inhoud.

Wormgezwel.

Suhmaxill: klie-

Bezaaid met ty-

Worm-aneu-

ren verdachte veranderingen.nbsp;Linker kaak boezem totaal gevuldnbsp;als 17. Mediast:nbsp;klieren sterk gezwollen en saprijk.

Mediast: klie-

pe A en niet nader te defmieeren knobbels.nbsp;Talrijke type A.

Kapselwoeke-

rysma.

Wormgezwel,

ren sterk gezwollen, saprijk enz.

Submaxill :abs-

Vele van type A

ringen met kleine knobbels.

Abscessen.

Worm-aneu-

ces.

Sterk vergroote

en eenige van een ander type metnbsp;verkalktnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;cen

trum .

Vele harde knob-

Absces.

rysma.

Worm-aneu-

Retroph. klier. Mediast. klierennbsp;gezwollen en saprijk.

beitjes op type A gelijkende innbsp;strengen gelegen.

rysma.

Wormgezwel.


-ocr page 226-

202

amp;

De frequentie der afwijkingen, alsmede de afwezigheid van eene evenredige verhouding tusschen de uitgebreidheid vannbsp;het ziekteproces en de reactie op de malleneTinjectie kannbsp;gemakkelijk worden nagegaan. Ik wensch echter meer in hetnbsp;bizonder op het volgende de aandacht te vestigen.

Van de 30 onderzochte paarden blijkt slechts n, No. 35, een niet pikolpaard, geheel vrij te zijn van kwaden droes.nbsp;De overige zijn alle genfecteerd. Een tweetal, No. 1 ennbsp;No. 44, echter slechts in bizonder lichten graad. Het eerstgenoemde bezit eene enkele doorzichtige tuberkel, het type Bnbsp;naderende, het tweede een drietal zuivere translucide tuber-keltjes.

De mallene-reactie heeft deze drie paarden wel kunnen afscheiden van de overige zwaarder genfecteerde dieren, dochnbsp;duidelijker onderling verschil kon ze niet aan het licht brengen.nbsp;Integendeel, indien men meent, dat de graad der reactie strengnbsp;paralel gaat met dien der infectie, dan zou men al spoedig opnbsp;een dwaalspoor geraken. Want No. 35 met een temperatuurs-verheffing van 1.4, is vrij van eenige infectie, maar reageertnbsp;0.5 hooger dan No. 1, met eene temperatuursverheffing vannbsp;0.9, terwijl het toch zeer licht genfecteerd blijkt. Hieruit volgt,nbsp;dat een volkomen negatieve reactie geen ahsoluten waarborgnbsp;levert tegen eene beginnende infectie van malleus. Zoodatnbsp;eene herhaling der injecties na eenigen tijd aanbevelingswaardig is, zoodra slechts vermoeden bestaat op de ziektenbsp;of wet het paard in kwestie afkomstig is uit een genfecteerdnbsp;milieu. Een paar gewichtige vragen dringen zich dan onmiddellijk op den voorgrond, n.m.1.: a. Zijn paarden met zulkenbsp;geringe afwijkingen in de longen (translucide tuberkeltjes)nbsp;direct gevaarlijk voor de omgeving? b. zouden zulke dierennbsp;gebruikt mogen worden?

Naar mijne meening zijn deze lichte longlaesies van geen direct gevaar voor de omgeving. Zij bevatten slechts somtijdsnbsp;en dan nog in een gering aantal, daarbij diep in het weefselnbsp;verborgen, de enkele gevaarlijke bacterin. Onder eene nunbsp;en dan toegepaste mallene-controle zou dus geen bezwaarnbsp;mogen bestaan ze weder vrij dienst te laten doen. Hoe langnbsp;dit moet worden voortgezet, zal de ondervinding leeren.

-ocr page 227-

203

Neemt de ziekte toe, ontstaan de andere meer ernstige afwijkingen, zoo zal het dier door eene verhoogde reaetie voor het gevaar waarschuwen. Doch ook op genezing bestaatnbsp;groote kans, zoowel langs natuurlijken weg, als door de nietnbsp;meer te loochenen bactericide werking der injecties. Zelfsnbsp;bij veel verder voortgeschreden pathologische veranderingen,nbsp;die rijk aan bacterin zijn, is dit het geval; des te eerdernbsp;dus bij de translucide tuberkeltjes (')

Uit de lijst blijkt, dat bij de overige paarden de plaats, alwaar de kwaaddroezige veranderingen het menigvuldigstnbsp;voorkomen, de longen zijn en eerst daarna de larynx of tracheanbsp;en de neusgangen, meer in het bizonder het septum.

Bij alle 27 vindt men in de longen veranderingen, welke aan malleus kunnen of wel moeten worden toegeschreven.nbsp;Het minst uitgesproken waren ze bij No. 7, No. 25 en No. 50.nbsp;Bij No. 7 waren slechts enkele translucide tuberkeltjes tenbsp;vinden, terwijl in de andere organen, uitgezonderd de media-stinaal-klieren, niets verdachts te ontdekken viel. En dit diernbsp;behoorde nog wel tot de weinige, die eene volledige reactienbsp;vertoond hadden. De mallene zou dan ook in dit gevalnbsp;schijnbaar een leelijk fiasco gemaakt hebben, indien door hetnbsp;aanleggen van culturen met het sap uit de gezwollen media-stinaal-klieren niet bewezen was, dat de laatste zeer velenbsp;malleus-bacterin bevatten. Ook No. 25, met zijn 4 knobbeligenbsp;haarden van het type B, vertoonde in geen der overige organennbsp;duidelijke veranderingen, die op malleus wezen. Het valtnbsp;daarom te betreuren, dat van het sap der gedeeltelijk gezwollennbsp;submaxillair- en mediastinaal-kliren niet de noodige culturennbsp;werden aangelegd. In alle gevallen zijn toch de 4 knobbeligenbsp;haarden van het type B voldoende, om de reactie te verklaren.nbsp;Bij No. 50, een geval van bewezen huidworm, waren slechtsnbsp;bij nauwkeurige inspectie een aantal translucide tuberkeltjesnbsp;te vinden.

Van de 27 paarden vertoonden er 13 duidelijke veranderingen in de trachea, 8 in den larynx en 6 in heide gelijktijdig. De gevonden afwijkingen zijn de klassieke op de

(1) Bulletin 1897 j): 122, 132; Ree: (1. Md. Vtr. 1897 pag. 373. la prophylttxie de la none du cheval.

-ocr page 228-

204

daarvoor gepraedisponeerde plaatsen en laten dus aangaande hun oorsprong geen twijfel toe.

In de beide neusgangen werden 15 maal ziekelijke veranderingen aangetroifen, waarvan slechts bij een 11-tal geen twijfel bestaat of zij van kwaaddroezigen aard zijn.

Bij de volgende vier, No. 13, No. 20, No. 31 en No. 48, echter is de herkomst niet duidelijk.

Drie malen, bij No. 5, No. 13 en No. 31, werden groote ulcera, beter een groot ulcus in den gedilateerden hoofd-bronchus aangetroifen.

In 10 milten n. m. 1. die van No. 4, No. 5, No. 6, No. 9, No. 13, No. 19, No. 26, No. 30, No. 46 en No. 48 werdennbsp;typische abscessen gevonden, terwijl daarvan in 5 gevallennbsp;de kwaaddroezige natuur door het aanleggen van culturennbsp;werd aangetoond.

Reeds in het verslag wordt melding gemaakt van het verkalken van den inhoud van abscesjes, waarbij deze dan tamelijk los in de afgekapselde holte komt te liggen. Dergelijke ingekapselde knikkers werden zoowel in de longen,nbsp;de lever als de milt gevonden (No. 4, No. 13, No. 19 = denbsp;lever; No. 46, No. 48 = longen). In de nieuwe uitgave vannbsp;Th. Kitts Pathologische Anatomie II B. pag 256, staatnbsp;als bizonderheid een ongeveer gelijk geval vermeld; het concrement was echter zeer groot, n. m. 1. als een hazelnoot ennbsp;scheen slechts aan de peripherie eenigszins verkalkt te zijn.

De Gouvernements-veearts,

j

J. DE Does.

lrrata: lees Insledo maxelaire klieren: maxillaire klieren. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp; aneurisma: aneurysma.

-ocr page 229-

ERRATA.

pathogene.

Nagana.

soutenabte.

Tabanidae.

Bladz. nbsp;nbsp;nbsp;44.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;voornbsp;nbsp;nbsp;nbsp;pathogeene,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;lees;

Bladz. nbsp;nbsp;nbsp;45.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;voornbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Nogana,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;lees:

Bladz. nbsp;nbsp;nbsp;45.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;voornbsp;nbsp;nbsp;nbsp;soutinable,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;lees:

t

Bladz. nbsp;nbsp;nbsp;45.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;voornbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Tabanidoe,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;lees:

Lees instede maxelaire klieren: niaxillaire klieren. D aneurisma: aneurvsraa.

-ocr page 230-

-ocr page 231-

PERSONALIA.

Civiel Veeartsbnijkundige Dienst.

Overgeplaatst:

van Palembang naar Macasser de Gouvernements-Veearts C. G. A. A. Roijer.

van Rembang naar Palembang de Gouvernements-Veearts J. D. V. D. Berg.

Militair Vebartsenijkundige Dienst.

Benoemd:

Tot paardenarts der 2e klasse de paardenartsen der 3 klasse: J. N. A. C. Scheepens en A. E. ten Broeke.

Tot Ridder in de orde van Oranje-Nassau de paardenarts der Ie klasse A. M. Vermast.

Gepromoveerd.

Aan de universiteit te Bern tot doktor in de veeartsenijkunde de beer G. A. van Lier, assistent aan t physiologisch laboratorium aan s rijks veeartsenijschool, op een proefschrift:nbsp;Die Permeabili'at der roten Blutkrperchen fr die Anionennbsp;von Natriumsalzen, en de heer H. J. van der Schroeef,nbsp;klinisch assistent aan s rijks veeartsenijschool op een proefschrift: Ueber die Permeabilitat der weiszen Blutkrperchennbsp;und der Lymphdrsenzellen fr die Anionen der Natriumsalze.

Cum laude aan de universiteit te Giessen tot doctor in de veeartsenijkunde de heer D G. IJbbbls, rijks-veearts, assistentnbsp;aan s rijks veeartsenijschool te Utrecht, op een proefschriftnbsp;getiteld: Vergleichende Untersuchungen mit mtterlichemnbsp;Blute, ftalem Blute und Fruchtwasser; ein Beitrag zurnbsp;Kenntniss des Stoffaustausches zwischen Mutter und Frucht.

-ocr page 232-





^ nbsp;nbsp;nbsp;■ -V ':’r t'.r.

é


•X'


0



- .-^i nbsp;nbsp;nbsp;:

./■


M




-i.

-ocr page 233-

SURRA.

( Vervolg).

(Zie Veeartsenijk. Bladen BI. XIII afl. I)

Pogingen tot genezing der ziekte.

a. met bloedscrum.

Mijn serum-leverancier \yas een Bengaalsche os (No. 2) die sedert 1 November 1899 van surra hersteld was.

Door temperatuur-opname, bloedonderzoek en cavia-entingen werd geconstateerd, dat het dier nog steeds surra vrij was.nbsp;Om te zien of het ook nog immuun was, werd het op 8 Juninbsp;1900 opnieuw subcutaan met surrabloed gent.

Bloedonderzoek op Juni 17, 22 en 27 leverde geen trypano-somen op en oen cavia op 27 Juni gent met bloed van dezen os, werd later tevergeefs op surra onderzocht.

Drie cavias en n paard werden nu met serum van os No. 2 ingespoten en vervolgens besmet met surra:

Cavia no. 21 ontving 2 Juli subcutaan 5 gram serum en op 4 Juli subcutaan, 1 druppel surrabloed. Bloedonderzoek op surra-parasieten Juli 1011nbsp;1921Aug. 1lO (dus steeds nagatief).nbsp;Cavia no. 22 op Juli 5, subcutaan 5 gram serum, directnbsp;daarna op andere lichaamshelft subcut. 1nbsp;druppel surrabloed. Ook hier viel het bloedonderzoek op bovenstaande data negatief uit.nbsp;Cavia no. 23 op 2 Juli subcutaan 10 gram serum, op 4nbsp;Juli subcutaan 1 droppel surrabloed; bloedonderzoek Juli 1119 - 21 -f- (veel parasieten).nbsp;Cavia no. 19 lijdende aan surra, ontving subcutaan 5 gramnbsp;serum. De invloed op het ziekteverloop was nihil.nbsp;Paard no. 3. 29 Aug. subcutaan voor linker-schouder ingespoten met 400 gram serum; direct daarna voornbsp;rechter-schouder subcutaan /j gram surrabloed.nbsp;Bloedonderzoek Sept. 238

A. 3 Dl. XIV. Dec. 1901,

-ocr page 234-

Van deze 6 entproeven waren dus 3 beslist negatief uitgevallen. Het feit echter, dat caviae 21 en 22 ruim een maand na enting nog geen surra-parasieten vertoonden ('), deed mijnbsp;hopen, dat zulks toch aan de serum-injectie toe te schrijvennbsp;was (onvatbaar waren deze diertjes niet; toen ze 10 Aug.nbsp;opnieuw met surrabloed gent werden, kregen beide surra.

Ik trachtte nu os No. 2 hoog-immuun te maken, door herhaalde subcutane injecties van surrabloed (volgens de methode, door Kolle en Turner, bij runderpest toegepast in Z. Afrika).nbsp;Genoemde os ontving op:

8 Sept. 100 gram gedefibrineerd surrabloed (van een paard);

18 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;250nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;

19 nbsp;nbsp;nbsp;Oct.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;450nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;

24 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;1250nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;

5 Nov. nbsp;nbsp;nbsp;1750nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;

Deze injecties werden goed verdragen. De (soms belangrijke) zwellingen, die er door optraden, verdwenen na eenige dagen.nbsp;Alleen na de injectie van 24 Oct. was het dier een paar dagennbsp;achtereen een weinig lusteloos en had verhoogde temperatuur.

Om te zien of de os door die groote hoeveelheden surrabloed misschien opnieuw surra kreeg, werd nu en dan zijn hloed onderzocht. Parasieten werden niet gevonden, en tweenbsp;cavias op 2 Nov. subcut. gent met bloed van den os, werdennbsp;later zonder resultaat, op surra onderzocht.

Op 17 Nov, werd os No. 2 adergelaten en het bloed zoo aseptisch mogelijk opgevangen, gedefibrineeid en in de ijskistnbsp;opbewaard, ('^j

De volgende proeven werden nu gedaan:

(1) nbsp;nbsp;nbsp;Nu ik over meer materiaal liescliik, moet ik bekennen dat ik niy vroeger een weinignbsp;te beslist heli uitgelaten, toen ik beweerde dat de Cavia bijna altijd 8 dagen na denbsp;enting surra-parasieten vertoont. Later is mij gebleken, dat dit zeer zeker in de meerderheid der gevallen voorkomt. Uitzonderingen zgn echter niet zeldzaam, waarbij mennbsp;pas later parasieten te zien krijgt.

Een paar maal gebeurde het ook dat een subcutane enting niet slaagde. Het is daarom zaak om, als men surra vermoedt, steeds een drietal cavias tegelijk als proefdier te gebruiken.

Heelt men een proelpaard ter beschikking, zoo is dit nog beter de temperatnurs-verhooging, 4 ii K dagen na de enting, is zeer typisch. Het kaliber der koortstherino-meters is te groot, om dezelve bU cavias te gebruiken.

(2) nbsp;nbsp;nbsp;Het serum werd na 2 dagen verzameld, in (leschjes van 100 gram inlioud, - Hetnbsp;was na maanden nog volkomen helder en reukeloos.

dl


-ocr page 235-

209


Cavia 31. Cavia 32.


Cavia 33.


Cavia 34.


Cavia 30.


Cavia 29.


Cavia 24.


Cavia 21.


Cavia 25.


Cavia 36.


Cavia 32.


op 17 Nov. subcut. links 2 gram gedefibr, bloed, rechts 1 druppel surrabloed (toevallig gestorven),nbsp;17 Nov. intraperitoneaal 2gram gedefibr. bloed,nbsp;en subcutaan 1 druppel surrabloed; had Nov.nbsp;24, surra-parasieten.

17. Nov. intraperiton. 2/._, gram gedefibr. bloed, op 19 Nov. subcut. 1 druppel surrabloed; hadnbsp;Dec. 1, surra-parasieten.

17 Nov. intraperitoneaal 3 gram gedefibr. bloed, op 24 Nov. subcut. 1 druppel surrabloed; hadnbsp;17 Dec., surraparasieten.

25 Nov. en 4 volgende dagen, dagelijks i/.gt; gram serum intraperitoneaal, Dec. 1 subcut. n druppelnbsp;surrabloed. Bloedonderzoek Dec. 8, 10, 11 ennbsp;14 steeds nagatief; 14e opnieuw subcutaan nnbsp;druppel surrabloed, bloedonderzoek op Dec. 17nbsp;19_23-2426 .

op 24 Nov. en 5 volgende dagen subcutaan 0,3 gram serum, op Dec. 1 subcut. n druppel surrabloed; had op 10 Dec. parasieten,nbsp;op 19 Dec. subcut. n gram serum, op 23 Dec.nbsp;en 5 volgende dagen '/s gram serum, op 30nbsp;Dec. subcut. n druppel surrabloed; had 7 Jan.nbsp;surra-parasieten.

op 19 Dec. 2 gram serum, op 23 Dec. en 5 volgende dagen 0.5 gram (intraperitoneaal), opnbsp;Dec. 20 subcutaan n druppel surrabloed; hadnbsp;op 7 Jan. parasieten.

op 18 Dec. 5 gram serum, op 23 Dec. en 5 volgende dagen 0.5 gram (intraperitoneaal), opnbsp;Dec. 30. subcutaan n druppel surrabloed; hadnbsp;op 7 Jan. trypanosomen.

op 19 Nov. subcutaan besmet met surrabloed, op 24 Nov. n gram serum, volgende 6 dagennbsp;0.5 gram (subcutaan); had op 3 Dec. surra-parasieten.

lijdende aan surra sedert 24 Nov., werd op dien dag en 5 volgende dagen subcutaan ingespoten


-ocr page 236-

met 0.3 gram serum. Bloedonderzoek Dec.' 1 2 -(- en Dec. 4 stierf het dier aan surra.nbsp;Paard no. 5. op 23 Nov. 150 gram gedefibr. bloed, subcutaannbsp;links aan den hals. Aan rechterzijde ontving hetnbsp;dier terzelfder tijd 2 druppels surrabloed. Opnbsp;30 Nov. waren in het bloed surra parasietennbsp;aanwezig.

Paard no. 6. op 18 Dec. intraveneus 80 gram, subcut. 20 gram serum.

op 19 Dec. intraveneus 70 gram, subcut. 20 gram serum.

op 23 Dec. subcutaan besmet met surra. Zes dagen later, op 29 Dec. bevatte het bloed trypa-n osom en.

Zooals men uit het bovenstaande kan zien, was de afloop van deze laatste proeven absoluut ongunstig. Het serum bleeknbsp;noch curatief, noch preventief werkzaam te zijn, ofschoon denbsp;dosis aan de cavias toegediend, zeer hoog was

Ook op het verloop der ziekte had het middel geen invloed ten goede. De dieren bleven gemiddeld niet langer in leven,nbsp;dan de niet met serum behandelde exemplaren. Den langstennbsp;ziekteduur, nl. 181 dagen, trof men zelfs bij eennbsp;cavia aan. Deze tijd is echter zeer exceptioneel.

Evenzoo maakte het geen verschil of het serum vr, ge-lijhiijdig met ot na de surra-infectie werd toegediend.

1}. met geneesmiddelen.

JoodtricJitloride (Jcl*) Een mager paard (van 450 Kg. lichaamsgewicht) werd 18 Jan. 1901 met surra gent. Opnbsp;27 Jan. waren parasieten in t bloed te zien; 29 Jan. werdnbsp;intraveneus ingespoten 500 gram van een JcH oplossingnbsp;(1: 1000).

Deze injectie werd herhaald op 4567 en 8 Februari. Het middel werd zeer goed verdragen, had echter op hetnbsp;verloop der ziekte niet den minsten invloed, daar het diernbsp;een maand later aan surra stierf.

Een ander paard (No. 7) in goeden voedingstoestand ( 450 Kg. lichaamsgewicht), werd op 23 Dec. subcut. besmet met

-ocr page 237-

211

surra en had op 28 Dec. reeds parasieten int bloed. Dit dier ontving intraveneus op 6 Jan. 1 Kg. NaCl. solutie 0.7 %

7 Jan. nbsp;nbsp;nbsp;1nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Kg.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;

10 nbsp;nbsp;nbsp;Jan.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;2nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Kg.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;

11 nbsp;nbsp;nbsp;Jan.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;2nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Kg.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;

Op Jan. 23 en 4 volgende dagen, 500 gram Jcl-' oplossing

van 1 : 2000. Resultaat nihil; dood 41 dagen na de infectie.

Formaline. Een oud paard (No. 11) van 400 Kg. lichaamsgewicht, op 3 Mei geinfecteerd met surra, ontving;

1000)

500)

500)

250)

250)

intraveneus op 24 Mei 500 gram formaline opl. (1 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;27nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Meinbsp;nbsp;nbsp;nbsp;500nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;(1

nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;28nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Meinbsp;nbsp;nbsp;nbsp;500nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;(1

nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;29nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Meinbsp;nbsp;nbsp;nbsp;500nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;(1

nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;30nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Meinbsp;nbsp;nbsp;nbsp;1000nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;(1;

Ook dit middel werd goed verdragen, had echter evenmin een gunstige werking. Het dier stierf aan surra.

Proeven aangaande overbrenging door parasieten.

Tehen. Van een os (No. 4) op 4 April 1901 met surra besmet en na 6 dagen in t bloed parasieten vertoonend, werdennbsp;teken genomen en gezet op een anderen os (No. 5, inlandschnbsp;ras). De weinige parasieten die aanbeten, veroorzaakten geennbsp;surra.

Van os No. 4 werden nu tusschen 11 en 17 April rijpe wijfjes-teken. genomen. Deze bewaard in een glazennbsp;schaal, (bij temperatuur der omgeving) legden in de eerstvol-sgende dagen duizenden eieren. De jonge teken hieruit nanbsp; 4 weken te voorschijn komende, werden op os No. 5nbsp;gedeponeerd en beten goed aan. Ook zij veroorzaakten geennbsp;surra, daar de os volkomen normaal bleef. In de bloederigenbsp;inhoud van de rijpe wijfjesteken van os No. 4 waren geennbsp;surra-parasieten te zien en een paar cavias, die ieder met dennbsp;geheelen inhoud van zoon teek subcutaan werden ingespoten,nbsp;bleven surravrij. Uit bovenstaande volgt, dat de surranbsp;niet door teken wordt overgebracht, tenminste niet door denbsp;hier op runderen parasiteerende soort.

-ocr page 238-

212

Muskieten en vliegen. Eenige muskieten werden in een met gaas afgesloten stal gedaan, bij een aan surra lijdendnbsp;paard. Na een dag werden de diertjes voorzichtig met eennbsp;vlinder-net gevangen en in een anderen (ook met gaas afgesloten) stal losgelaten in gezelschap van een gezond paard.nbsp;Dit laatste kreeg geen surra. Dezelfde proef werd, eveneens met negatief resultaat, gedaan met gewone huisvliegen.nbsp;Een bezwaar bij deze proeven was, dat de insekten zoonbsp;spoedig sfiei'ven: nl. de muskieten na 2 en de vliegennbsp;na 6 dagen, waarschijnlijk tengevolge van de ainmoniak-houdende lucht innbsp;nbsp;nbsp;nbsp;denbsp;nbsp;nbsp;nbsp;stallen.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;(Deze laatstenbsp;nbsp;nbsp;nbsp;waren noch-

thans zoo luchtig nbsp;nbsp;nbsp;mogelijk; ruime,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;5 meternbsp;nbsp;nbsp;nbsp;hooge, open

boxen, met pannen nbsp;nbsp;nbsp;daknbsp;nbsp;nbsp;nbsp;en aannbsp;nbsp;nbsp;nbsp;diienbsp;nbsp;nbsp;nbsp;kanten 2nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;meter hoogen

houten wand; verder nbsp;nbsp;nbsp;a Heennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;metnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;latwerknbsp;nbsp;nbsp;nbsp;en gaas af

gesloten.)

Hoewel deze proeven niet afdoende zijn, geloof ik toch dat surra niet door gewone vliegen of muskieten wordt overgebracht. De gaasafsluitingen (klamboes) van mijn stallennbsp;waren in t begin niet volkomen, zoodat zoowel vliegen alsnbsp;muskieten ontsnapten. De in de nabijheid staande paardennbsp;bleven echter alle gezond.

In het gedeelte van Deli waar door mij vroeger surra werd geconstateerd, komen twee soorten bloedzuigende vliegennbsp;voor, nl. een groote geelgroene horzel, (tabanus) en eennbsp;kleinere, slanke zwarte vlieg met gele pooten (de laatstenbsp;heeft de grootte van de tsetsevlieg. Deze diertjes werdennbsp;door mij voorzichtig gevangen, naar huis getransporteerdnbsp;( 2 uur rijdens), en bij een surra-paard, in de klamboenbsp;gelaten. Na een dag bleken alle vliegen dood. Weernbsp;ving ik eenige vliegen, liet thuis gekomen, het surra-paard buiten brengen (op een zonnige plaats) en zette hetnbsp;vlinder-net, waarin de insekten waren, met de opening opnbsp;een kaalgeschoren plek van het paard. Slechts een paarnbsp;vliegen waren er toe over te halen, het te steken. Dezenbsp;werden nu losgelaten in een met gaas afgesloten ruimte vannbsp;1 (waarin de zon vrije toegang had en water, graszoden ennbsp;planten waren aangebracht, om de natuur zoo goed mogelijk nanbsp;te bootsen.) De insekten vlogen brommende rond, werden

-ocr page 239-

21S

den volgenden dag weer met het vlindernet voorzichtig gevangen en op de kaalgeschoren huid van een gezond paardnbsp;gezet. Nu verkozen ze echter niet te steken, waren daartoenbsp;klaarblijkelijk reeds te zwak, want toen ik door een speldepriknbsp;een druppel bloed te voorschijn bracht, werd daarvan gedronken.

Na een tot drie dagen gevangenschap, waren alle vliegen dood. Deze proef herhaalde ik eenige malen, steeds zondernbsp;resultaat. Ook zette ik de vliegen, een paar uur nadat zenbsp;gevangen waren, een schaaltje met surrabloed voor. Eennbsp;paar dronken daarvan, maar pogingen om hen later een paardnbsp;te laten steken, mislukten.

Infectie van het foetus.

Een zwangere cavia werd met surra besmet en daarna geisoleerd. Bijna een maand later bemerkte ik bij het diertjenbsp;parese van het achterstel en den volgenden dag bevielnbsp;het met mijn hulp van een voldragen dood jong. Directnbsp;onderzocht ik moeder en kind; bij beide waren in hetnbsp;bloed een menigte surra-parasieten. Hiermee is dus bewezen, dat surra door de moeder op het foetus kan wordennbsp;overgebracht. Volgens Lingakd is bij dieren, besmet metnbsp;ratten- trypanosoma en volgens Rouget bij dieren, lijdende aannbsp;dourine, het foetus niet aangetast.

Kan de ziekte door de cotus worden overgebracht?

Het sperma van aan surra lijdende cavias werd een paar maal door mij op trypanosomen onderzocht, met negatiefnbsp;resultaat. Ook een paar cavias subcutaan met dit spermanbsp;gent, bleven gezond. Bij dourine zou, volgens fransche schrijvers,nbsp;het sperma parasieten bevatten, bij Nagana, volgens engel-sche schrijvers, niet.

Hoewel deze proeven negatief uitvielen, zou het toch voorbarig zijn, daaruit te besluiten, dat de ziekte niet door de cotus lean worden overgebracht, zooals uit het volgende blijkt:

Van een aan surra lijdende merrie nam ik een weinig vagina-slijm, (waarin surra-parasieten), en bracht dit voorzichtig met een glazen staaf op het vaginaslijmvlies van een gezonde merrie,

-ocr page 240-

214

en van een cavia over. De cavia bleef gezond, de merrie daarentegen had na 9 dagen surra-parasieten in t bloed.

Bij een rain werd de uitgeschachte penis besmeerd met bovengenoemd vaginaslijm, hetwelk na eenige dagen werdnbsp;herhaald, terwijl later nog eens de geheele penis besmeerd werdnbsp;met surrabloed. De rain bleef gezond.

Evengoed als een glasstaaf, had in dit gevat natuurlijk de penis van een hengst kunnen dienen, om de ziekte vannbsp;de eene merrie op de andere over te brengen. (')

Evenals het vaginaslijm, bevat ook het neusslijm van surra-paarden, trypanosomen. Enting met dit neusslijm, subcutaan bij cavia, veroorzaakte surra.

Een subcutane enting met conjunctivaal-slijra van een surra-paard, had bij cavia geen resultaat.

Infectie per os. schijnt bij het paard niet gemakkelijk te gaan. Ik liet nl. een paard 250 gram surrabloed met paddienbsp;gemengd eten, zonder dat het dier surra kreeg.

In de etter van een open wondje bij een surrapaard, kon ik geen trypanosomen aantonnen; entingen daarmee op caviasnbsp;hadden geen resultaat.

Bij een van mijn proefpaarden begon de oedemateuze zwelling onder de borst te fluctueeren. Na punctie ontlastte zich een paar liter etter. Ook hierin waren geen trypanosomennbsp;te ontdekken, en cavia-entingenmetdezepus, veroorzaakten geennbsp;surra. De surra-parasieten, die zonder twijfel in het abcesnbsp;waren geraakt, hadden daar zeer zeker geen geschikte levensvoorwaarden gevonden en waren afgestorven.

Gelijk anderen vr mij, merkte ook ik op, dat bij paarden lijdende aan surra, de koorts soms intermitteerend, soms remit-teerend is en volstrekt niet altijd samenvallend met eennbsp;vernieuwd optreden van parasieten in t bloed. Somtijds warennbsp;de dieren s morgens koortsvrij, en hadden s avonds 40'.nbsp;(Zie temp. curven).

De geit is niet onvatbaar voor surra, wel is zij moeielijk te infecteeren.

Een geitebok (No. 1) die op 19 Juli subcutaan met surrabloed gent werd, ontving op 8 September subcutaan 5 gram

(1) Tot mijn spijt had ik geen hengst ter beschikking

-ocr page 241-

Pcuird N?ll.

1

2

3

4

5

6

7

8

9

10

11

12

13

14

15

16

17

18

19

20

21

22

23

24

25

26

27

28

29

30

31

32

33

1

-^

i

i

1

!

1

!

1

A

.

A

/

j

i

1

-t

r

0

1

A

A

gt;

1

i

\J\

A

/

k

1

1

i

v

V

V

-

-

!

,

\\\

\T

L

A

l

i/

V

\

\l

Vp

r

V

i

-

1

2

7

2

1 2

2

2

1

2

2

en^.

i

_L

_

_1_

dood

De c^ers 12.3 ease-, geoewhet/ aanUddugeivaan/ luv da sdbeutane- enting. Het resultaat/ vawhd/ bloedonderzoek agt;ordt aangeven/ doot oj'

De ochtendtemperataar roordt aangednid door i.

avond nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,/nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;./nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;2.

37


PcuirdN6.

41

40

39

38

1

2

3

4

5

6

7

8

9

10

11

12

13

14

15

16

17

18

19

20

21

22

23

24

25

26

27

28

29

30

31

32

33

34

35

36

37

38

39

40

--

j

-1

1

i

!

!

-

h

h

-

-

i

1

I

1

...

1

y\

!/

V

-^

A

i

Lk

S/

1

A

j

vj

A

Z'

/

V

/ j

1

V

/gt;

s/

\ A

1

Y

i

V

i

J

--

--

-

A

IA

A

^

V

1

-

1

2

1 2

1 2

1 2

2

2

eivx-.

-1-

I

i

1

j

dood


41

40

39'

38'

1

2

3

4

5

6

7

8

9

10

11

12

13

14

15

16

17

18

19

20

21

22

23

24

25

26

27

28

29

30

31

32

33

34

35

36

37

38

39

40

41

42

43

44

45

46

1

-1-

n

-1-

-

1

1

i

-

-

--

--

1

1

i A

K

,

J

V

V

-[

\ y

/

s

s.

\

/

^ quot;

1

\4

Vly

/y

l

-ir

Y

\y

'/

\

V

V

\ V

/

\/

\/

'v/

A

/

V

\

y

y

V

'j

^ \

y

!

\

V

y

7

t

.k/.

1

V

V

J

-i

1

t

1

i

1

r

1

-i

1

l\2

1 2

1 2

1 2

1 2

1 2

efvx^.

^

_L

1

_L



37'

-ocr page 242-


f . ;i :■



• (ï


'• ' .T'»' ■'


i

i.V


■ ' . ■ ■ •■ ■ ,.y.'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.; -I-■ .„.^,'-..,.,l


'V' - •

•gt; '■'/


.- ■ nbsp;nbsp;nbsp;'■•'.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;%•'- i

. nbsp;nbsp;nbsp;*^4 .nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;- ;■ V gt;■ •nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;. ■-• V ■


■,


- r...




/c-


T.. nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;V-'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;•-'■nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;■'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;•'



^ . A




m



'-■-;K

■gt;?;.•-■- ■•:'-' •-' nbsp;nbsp;nbsp;'■nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;;-i'i


Kgt;:/quot;



c


'quot;’i.-s '



t-' * gt;^


'.‘H



. -fi.



, ■V' .

^-VT-; ■..'




? V ■

. nbsp;nbsp;nbsp;'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.:'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;-i' ■


: ■'



■t^

j'





(i.1quot;;


-y




-•. ••:•gt;.


■• 1:


\.

i;


■ ‘ nbsp;nbsp;nbsp;''I-- ?r;. •.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;•• ,^ 'V '^. '.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;■

iv:,--


i:


quot;r-.- '• •

.:• •






-ocr page 243-

215

intraperitoneaal 5 gram surrabloed. Hij bleef normaal i

snrra-parasieten waren in het bloed niet te vinden.

Geit No. 2 werd 19 October, intraperitoneaal en subcutaan eenige grammen surra-bloed geinjiceerd. Bloedonderzoek deed geen parasieten vinden. 24 Octobernbsp;werd intraperiton. weer 100 gram surrabloed en 5nbsp;November nogmaals 200 gram ingespoten. Iknbsp;had geen gelegenheid om later bloedonderzoeknbsp;of entproeven te doen. Het dier stierf 14nbsp;November, zeer vermagerd en met lichte aandoening van neus- en conjunctivnal slijmvlies.

Geit No. 3. ontving 6 Maart 1901 intraveneus 20 gram gede-fibrineerd surrabloed. Den 11 Maart, das na 5 dagen had dit dier dOS temp. en waren in hetnbsp;bloed surra-parasieten aanwezig. Later vond iknbsp;geen trypanosomen meer; de temp. bleef echternbsp;constant boven 40'. Den 26sten Maart werd metnbsp;bloed van deze geit een paard gent dat surranbsp;kreeg. De geit stierf 42 dagen na de enting,nbsp;zeer mager en .anaemisch. Alleen in de laatstenbsp;dagen bleek de eetlust verminderd.

Een varTcen, (jong en inlandseh ras) werd 8 Juni 1900 subcutaan met surra-bloed gent. Bloedonderzoek op Juni 18, 22, ^1, Juli 10 steeds negatief. Opnieuw gent, had het na 9 dagennbsp;trypanosomen in het bloed.

Later vond ik er geen meer, ook niet nadat 8 September Weer 5 gram surrabloed subcutaan was toegediend. Op 18nbsp;September werd met bloed van dit varken een konijn subcutaan gent. Dit diertje kreeg geen surra. Het varken werdnbsp;een paar weken geobserveerd en als gezond ontslagen.

Ee Tcip schijnt onvatbaar te zijn voor surra. Ofschoon ik n exemplaar 5 gram surrabloed intraperitoneaal en aannbsp;ander 3 gram intraveneus toediende, bleven de dierennbsp;''olkomen normaal, hadden geen temp. verhooging en geennbsp;parasieten in het bloed.

A. Vrijburg.

-DeZf, Mei 1901.

-ocr page 244-

PROEVEN MET TUBERCULINE.

In den loop van dit jaar richtte de Vereeniging tot bevordering van Veeartsnijkunde in Nederlandsch-Indi eene circulaire aan de verschillende veeartsen op Java en de Buitenbezittingennbsp;inlioudeude een verzoek, om mededeeling, wat hun eventueelnbsp;bekend was omtrent het voorkomen van tuberculose in dezenbsp;gewesten. Voor zoover mij bekend zijn daarop geen positievenbsp;antwoorden ingekomen, zoodat veilig mag worden aangenomen, zoo deze besmettelijke ziekte dan al voorkomt, dat hetnbsp;ziekteprocent, vei'geleken met Europa, totaal in het nietnbsp;verzinkt. (')

De levensvoorwaarden, waaronder de veestapel hier verkeert, in alle opzichten zooveel gunstiger dan in het moederland, dragen daartoe ongetwijfeld zeer veel bij.

Waar in Europa, vooral bij het melkvee de verhouding er geheel op ingericht is, ne bepaalde eigenschap, nl. denbsp;melkproductie tot eene maximale hoogte op te voeren tennbsp;koste van andere eigenschappen, waardoor het weerstandsvermogen van het individu vermindert en in den strijd tegen verschillende ziekte-oorzaken het onderspit delft, valt hier tenbsp;constateeren, dat de leefwijze van het vee de natuurlijke zeernbsp;nabij komt.

Van oordeelkundig fokken is tot heden bij de bevolking geen sprake, zoodat het veredelen in eene bepaalde richting geheel buiten beschouwing kan blijven. Rund, zoowel als karbouw, worden in hoofdzaak voor den sawah-arbeidnbsp;gebezigd. In de onmiddellijke omgeving van grootere plaatsennbsp;wordt het rund ook wel gehouden speciaal voor de melkproductie ; de kwantiteit van 1 a 3 wijnflesschen per dag, wdjst er

(1) zie hierachter.

-ocr page 245-

217

evenwel reeds op, dat aan het cnltiveeren van deze eigenschap niet veel zorg besteed wordt. Erkend moet worden, dat ternbsp;verkrijging van grootere melkproductie meer en meer gekruistnbsp;wordt met Europeesch en Bengaalsch vee.

Gedurende mijn verblijf in Indi heb ik de ziekte nooit gezien, de collegas, die ik er over sprak, uitgezonderd denbsp;heer van der Poel, hadden dezelfde ondervinding opgedaan.nbsp;Deze deelde mij indertijd mede, te Padang zijnde, nmaalnbsp;tuberculose geconstateerd te hebben bij een slachtrund.

Of ter conti oleering der diagnose gent werd op proefdieren, is mij niet bekend.

Het kwam mij voor in het belang van den veestapel werkzaam te kunnen zijn, door het nemen van proeven met tuber-culune Kochii. Daartoe ontving ik uit Europa eene hoeveelheid, voldoende om 50 a 60 runderen te injiceeren. Op verschillendenbsp;plaatsen in de ondei-afdeeling Pajakoemboeh werden runderennbsp;verzameld, ten einde de noodige exemplaren uit te zoeken.

Met het oog op de beperkte hoeveelheid tuberculine kwamen voor dit onderzoek in de allereerste plaats in aanmerking dieren,nbsp;die zonder bepaalde ziekte-verschijnselen te vertoonen ennbsp;onder overigens gelijke omstandigheden wat voeding en verpleging betreft, in een toestand van algemeene vermageringnbsp;verkeerden. Er werd speciaal op gelet of er runderen ondernbsp;voorkwamen die hoestten. Ik was niet in de gelegenheid ditnbsp;verschijnsel waar te nemen.

De voedingstoestand van de stieren liet over het algemeen weinig te wenschen over, zoodat het groote meerendeel voornbsp;dit experiment door het melkgevend vee werd geleverd.

Totaal werden 52 stuks aangewezen, waarvan 50 melkgevende koeien en 2 stieren. De ondervolgende tabel geett den lezer een overzicht van de entingen door mij verricht. Rekening houdende met het gemiddeld lichaamsgewicht van eennbsp;Europeesch en inlandsch rund, werd aanvankelijk 0.3 gramnbsp;ingespoten.

-ocr page 246-

218-

INGESPOTEN den 30 OCTOBER s avonds 10 uur 0.3 gram tuberculine.

TIJDSTIP, WAAROP DE TEMPERATUUR IS OPGENOMEN.

agt; O)

s

11

gt;

:o

0 C T 0 R E R.

31 OCTOBER.

Aanmerkingen.

'SI

= nbsp;nbsp;nbsp;-J.

nbsp;nbsp;nbsp;a

^ nbsp;nbsp;nbsp;

nbsp;nbsp;nbsp;::~

J5 nbsp;nbsp;nbsp;CC

CO

tc

s =gt; s =gt;

z ^

O

l ^

O

a

nbsp;nbsp;nbsp;t:

b a nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^

S -

ril

C

-bD 3

=

co

to

2 nbsp;nbsp;nbsp;3

2 =

w

'fi

bJD

nbsp;nbsp;nbsp;t_'

2 nbsp;nbsp;nbsp;3

co

1

3804

388

385'/2

38

336V2

384

385

2

38'773

387V2

38

379V.

3912

39

387

3

SG!

39'gt;2V,

385,4

383

393

398

392

4

38'gt;3

385 2

382

38

39! V2

389

387

5

39'gt;2

394

389

38%

396

394V2

39

6

38'8

388'4

38!

379V,

386%

386

385

7

386

388'/^

386/2

378 /

385;2

387

388

8

38'gt;7

388

384

378

387

.393

389

9

38lt;gt;8

38'gt;8

384

38!

39.4

391

387

10

39

38gt;9

384V2

37 8

392

39

388

11

SSVu

383V2

377

388

388

384'/

12

387V2

38'gt;8

382V2

38!

387'/2

383

38o

13

38quot;9'A

38'gt;9V3

386

38'7

384

383'/2

383

INGESPOTEN den 10 NOVEMBER 's avonds 10 uur 0.4 gram tuberculine.

TIJDSTIP, WAAROP DE TEMPERATUUR IS OPGENOMEN.

1

1

a a

^ s-

gt;

10 NOVEMBER.

11 NOVEMBER.

Aanmerkingen.

a

^ nbsp;nbsp;nbsp;3

=*

nbsp;nbsp;nbsp;t-

03

ro

amp;)

C3

2

c 5

^ C5

CO

tE a

0 nbsp;nbsp;nbsp;

*03

co

03 nbsp;nbsp;nbsp;S-

1 =

nbsp;nbsp;nbsp;2

co

fcD

2 ^nbsp;co

co

bc

T3 nbsp;nbsp;nbsp;

2 =

vK

JO

1

38!

388',4

385%

384

397';4

39'4

389

2

374',4

384

379

377

382'2

378'/2

376'/2

3

377

384'4

384

382

394

38S

382

4

38!4

391';2

383'4

383%

387

386%

385

5

37 6

38 4

378

38 2

385

383

383

6

38!

3864

318'4

381'/2

384'4

387

384

7

384

386

38 1%

38!

38o

384

38 4

8

383'/3

3834

379

38

387

382

38.5

9

379

383

384',4

38

387

387

383

10

38'4

388

384,

38l

397

392

389

11

385V2

386

387V2

39

40

40!

3872

12

389

388

388

385

397

40

392

-ocr page 247- -ocr page 248-

220

INGESPOTEN den 8 DECEMBER s avonds 0.5 gram tuberculine.


qi' ^ / 2


uur


TIJDSTIP, WAAROP DE TEMPERATUUR IS OPGENOMEN.

c

Qi -V

B

ii

?

8 DECEMBER.

DECEMBER.

Aanmerkingen.

=

nbsp;nbsp;nbsp;u,

SC nbsp;nbsp;nbsp;3

Q nbsp;nbsp;nbsp;

C nbsp;nbsp;nbsp;--

j/v

m

tc

nbsp;nbsp;nbsp;'B

3 nbsp;nbsp;nbsp;3

S 2

quot;2

0 nbsp;nbsp;nbsp;3

gt;

v.'

if =

1

Cf.

g nbsp;nbsp;nbsp;

tc 3

nbsp;nbsp;nbsp;tN

c

tc .

B =

^

^

nbsp;nbsp;nbsp;M

s

amp; nbsp;nbsp;nbsp;sj

3 5

1 ^

1

37quot;3

38'5

389'/,

376

381

388

393

2

3709

39

39

378

38 9

393

39!

3

37

387

383

38

384

387

393

*

4

377

39'/,

395

38

39

397

393

5

37 2

387V,

393

373

387

383

383

6

37 7

385V,

39

374

388Vj

384

387V,

7

374

3S3'/,

388'/,

377

38

384

383

8

374

387

387

374

39!

385

388

9

37o

383

387

373

384

383

37 9

10

386

388V,

388

382

388V

386

387

Geen van de runderen reageerde noemenswaardig. Van de tweede groep waren het no. 11 en 12, die de grootste

reactie vertoonden, nl. respectievelijk 1,4' ^n 17io

Deze werden drie weken daarna op nieuw gent, echter met negatief resultaat, zooals blijkt uit de opgaven onder groep IV.

Alhoewel de dosis tuberculine bij elke proef grooter genomen werd, tot een maximum van 0.5 gram, reageerde geen enkelnbsp;rund in zdanige mate, dat aan tuberculose gedacht mochtnbsp;worden.

Niettegenstaande het er dus op toegelegd was tuberculose te vinden, viel het resultaat negatief uit.

Omtrent de waarde, die aan de reactie mag gehecht worden bestaat nog een groot meeningsverschil.

Professor Htyra te Budapest deelt in de Deutsche Zeit-schrift fr Thiermedicin 1900 Bd. 4 H. 1 het resultaat zijner proeven met tuberculine mede en komt in hoofdzaak totnbsp;de conclusie, dat beoordeeling van de reactie naar dezennbsp;maatstaf alln, niet betrouwbaar is. Hij is met Osteetasnbsp;en anderen van meening, dat in twijfelachtige gevallennbsp;met de absolute temperatuursverhooging en de eventueel

-ocr page 249-

221

bij het individu optredende algemeene reactie, rekening behoort te worden gehouden.

Aan tuberculose lijdende mag beschouwd worden elk rund;

a. nbsp;nbsp;nbsp;dat een temperatuursverschil (stijging) vertoont vr ennbsp;na de injectie van, 5'.7 of meer; in elk geval diene de temp.nbsp;zich boven de 40 te verheffen en minstens 0,5 gestegen zijn.

b. nbsp;nbsp;nbsp;met een temperatuursstijging van 11.4 en dat daarbijnbsp;verschijnselen van algemeene reactie te zien geeft.

Daarentegen bestaat geen aanleiding tot het constateeren van tuberculose, als de temperatuur hoogstens 1.4 gestegennbsp;is, doch niet boven de 39 rijst en hiermede geene algemeenenbsp;reactie gepaard gaat, vooropgezet dat het systematischnbsp;uitgevoerde onderzoek geen pathologische afwijkingen ontdekt,nbsp;die er op wijzen, dat het dier verdacht is van te lijden aannbsp;deze ziekte. Plet opnemen van de temperatuur s morgensnbsp;en s avonds vr de injectie is niet noodzakelijk, aangezien de absolute verheffing van veel meer gewicht is,nbsp;dan de relatieve. Vijf runderen, waarbij eene stijging vannbsp;0.5.1 geconstateerd werd, bleken bij sectie te lijden aannbsp;tuberculose. Vier van deze vertoonden vr de inspuiting eenenbsp;temperatuur van meer dan 39, die daarna tot 40en hooger steeg.

Op grond van zijne ervaringen meent onderzoeker te mogen aannemen, dat een stijging der temperatuur boven de 40, innbsp;geval de absolute temperatuursverhooging 0,5 overschrijdt bijnbsp;runderen, die minstens l/j jaar oud zijn, als positieve reactienbsp;beschouwd moet worden.

De 5 flesehjes tuberculine, die ik ontving en zorgvuldig werden bewaard op eene koele plaats in de badkamer, gingennbsp;vergezeld van eene gebruiksaanwijzing en eene vermelding vannbsp;de symptomen waarop behoorde gelet te worden. Kort samengevatnbsp;mag een rund voor tuberculeus worden gehouden, als denbsp;temperatuur (vr en na de injectie) 1.5 stijgt en hooger, ooknbsp;als hiermede geen andere ziekte-verschijnselen gepaard gaan,nbsp;onder voorwaarde natuurlijk, dat de temperatuurscurve zichnbsp;vr de injectie binnen physiologische grenzen bewoog.

Dieren, die na de injectie geen tempcratuursverhoogingof slechts eene van 0.1 0.5 C. vertoonen, zijn vrij van tuberculose.

Wanneer de stijging na de injectie tusschen 0.5 en 1.5 ligt

-ocr page 250-

of de temperatuur reeds te voren op koorts wees, is ket resultaat der enting twijfelachtig.

In dit geval is het aan te bevelen eene tweede enting te verrichten, doch niet binnen 14 dagen.

De eventueel optredende locale verschijnselen op de entplaats, zijn diagnostisch van geen waarde, evenmin algemeene verschijnselen zooals: verdwijnen van eetlust, loomheid, rillingennbsp;en verminderde melksecretie.

Volgens de waarnemingen van Prof. Hltyea, zouden No. 11 en 12 van de tweede groep aan tuberculose lijden, volgens denbsp;laatste opvatting niet. Ik vond het raadzaam eene tweedenbsp;enting te verrichten met het bekende resultaat. Meer ennbsp;meer blijkt, dat de tuberculine geen onfeilbaar diagnosticumnbsp;is, doch als middel tot bestrijding der tuberculose zeer veelnbsp;waarde bezit. In den aanvang werd reeds medegedeeld, datnbsp;het te verwachten was, dat, zoo deze besmettelijke ziekte alnbsp;voorkomt in Indi, het ziekteprocent zeer gering zou zijn. Datnbsp;zij heelemaal niet zou aangetroffen worden onder 52 stuksnbsp;speciaal daarvoor uitgezchte runderen, had ik niet verwacht.

Met deze proefneming is geenszins het bewijs geleverd, dat tuberculose niet voorkomt. In het belang van den veestapelnbsp;zou het ongetwijfeld zijn, wanneer uitgebreider onderzoekingennbsp;op dit gebied werden gedaan, vooral ook om te weten tenbsp;komen of onder het Bengaalsche vee, dat tegenwoordig veelnbsp;gebezigd wordt voor de kruising ter verkrijging van een grooterenbsp;melkproductie, tuberculose voorkomt, te meer nu vastgesteld is,nbsp;dat deze ziekte, vooral door het gebruik van melk, op dennbsp;mensch wordt overgebracht.

Indien dit niet het geval is, dan ware eene kruising van het inheemsche met het Bengaalsche rund sterk aan te moedigen,nbsp;omdat dit laatste de eigenschappen bezit, die men zoo gaarne in hetnbsp;inheemsche zou willen zien en ook, omdat het geimporteerd wordtnbsp;uit een streek, die, wat bodem, klimaat en voedsel betreft, nietnbsp;noemenswaardig verschilt met Indi. Een voorname factor isnbsp;mede, dat het Bengaalsche rund eene zekeren graad van immuniteit bezit tegen veepest, die zelfs op de kruisingsproductennbsp;overgaat, zooals tijdens de laatste veepest-epidemie in 1817 weernbsp;duidelijk gebleken is.

-ocr page 251-

223

Van het Europeesche rnnd is het maar al te goed bekend, dat het vaak lijdende is aan tuberculose.

Nu ook dit rund meer dan vroeger gemporteerd wordt voor de rasverbetering, verdient de vraag overweging, of het nietnbsp;wenschelijk zou zijn, dat het, alvorens te worden toegelaten, aannbsp;een tuberculineproef werd onderworpen, ook al is het aantalnbsp;ingevoerde dieren nog betrekkelijk gering.

De Gouv. veearts,

t Hoen.

Pajulioemioeh, den 27 December 1900.

(1) De inlichtingen door de vereeniging tot heyordering van veeartsenijkunde in Neder-landsch-Indi ingewonnen hij veeartsen en paardenartsen naar hel voorkomen van tuher-culose onder het rundvee in deze gewesten, leidde tot het resultaat, dat van negen deskundigen bericht werd ontvangen. Inhoudende de mededecling van:

vyi, die de ziekte nimmer hadden waargenomen;

Twee gevailen (waarschijnlijkheids-diagnose) hij levende runderen;

En geval (waarschijnlijkheids-diagnose) post mortem hij een Siamoesch rund. (Sectie verricht hij lamplicht);

En positief geval van algemeene tuberculose hij een gemporteerd hollandsch rund van zuiver bloed.

liE Bestuur.

Afl. 3 Dl. XIV.

Dec. 1901. nbsp;nbsp;nbsp;l

-ocr page 252-

EEN MERKWAARDIG GEVAL VAN TRAUMATISCHE PERICARDITIS EN CARDITIS BIJ EEN BUFFEL.

DOOR

J. DE DOES.

Een van de ziekten, die het dierenrijk en meer in het bizonder het zoo nuttige geslacht Bos aan den mensch te dankennbsp;heeft, is de traumatische pericarditis en carditis. Ontstaannbsp;de meeste dezer ziekten door overmaat van werk, hetnbsp;gebruik of overprikkeling, de genoemde is zuiver aannbsp;slordigheid en onoplettendheid te wijten. Wel vormen ook denbsp;anatomische bouw der organen en hunne physiologischenbsp;gesteldheid of hunne verrichtingen, zooals de ongevoeligheid van het mondslijmvlies, het gulzig en met grootenbsp;brokken binnenwerken van het voedsel, het slechte kauwen,nbsp;de loop van het voedsel in de magen eene praedispositienbsp;ervoor, maar de verspreiding van de directe oorzaak, denbsp;gevaarlijke, puntige, kop- of haaklooze voorwerpen, moetnbsp;zuiver aan slordigheid of onoplettendheid geweten worden.nbsp;Kleine boertjes, die afval voeren, zien meer dan anderen denbsp;ziekte bij hun vee optreden , ook de omgeving van naaldenfabrieken en kousenweverijen moet als hoogst gevaarlijk worden aangemerkt.

Tal van gevallen vindt men in de literatuur beschreven; zoowel de klinische verschijnselen als obducties. Het zounbsp;geene aanbeveling verdienen het aantal daarvan met dit opstelletje te vermeerderen, indien de onderhavige casus zichnbsp;niet door zeldzaamheid van pathologische veranderingen en denbsp;soort van het slachtoffer onderscheidde. Wat 'dit laatste aangaat, mij is geen beschreven geval dezer ziekte bij eennbsp;buffel bekend.

-ocr page 253-

225

In den aanvang van het jaar 1899 in de afdeeling Koedoes naar Texaskoorts zoekende, doch surra bij de buffels vindende,nbsp;stuitten mijn collega van den Bergii en mijn persoon, in denbsp;dessa Batjin, district Tjendone, ook op het cadaver van eennbsp;ongeveer tweejarigen buffel. Onmiddellijk viel de grootenbsp;bleekheid op van de huid, op plaatsen waar ze ongepigmenteerdnbsp;was, zooals aan den onderkant van den buik en de binnenzijdenbsp;van het bovenste deel der ledematen, zoodat aan eene verbloeding werd gedacht. Uitwendig was echter niets daarvan tenbsp;bespeuren. Slechts een weinig bloedig gekleurd vocht vloeidenbsp;uit de onderliggende linker neusopening. Volgens de aantee-keningen uit het sectieboek voor veeziekten van het Laboratorium, jaarnummer 8, volgnummer CXXII was het volgendenbsp;te zien.

Inwendige schouwing.

Hoofd en hals. Mucosae, witachtig; de epitheellaag boven op de epiglottis begint los te laten.

Borstokganen.

Stand diaphragma e intercostaalruimte.

Pleuraholte bevatte een weinig helder geelachtig gekleurd vocht.

Longen bizonder bleekrood, overigens normaal.

Pericardiaalzak lag met het spitse ondergedeelte nogal ver achterwaarts en was daar door eene korte bindweefselachtige,nbsp;harde streng met het diaphragma verbonden. Eene poging omnbsp;de zak aan de rechter bovenliggende zijde te openen, mislukte.nbsp;Het pericardium was zeer verdikt en totaal verkleefd met hetnbsp;hart. Het werd daarom met het ingesloten orgaan in zijnnbsp;geheel gexcideerd. Bij de doorsnijding van de reeds genoemdenbsp;verbindings-strook, die in de basis van het mediastinum verliep, werd eene vingerdikke fistelgang geopend. Uit hetnbsp;doorgesneden gedeelte ontlastte zich eene brijige, zwarte, eenenbsp;foetide lucht verspreidende massa. De opening in het diaphragma voerde in eene holte in den buik gelegen, naar vorennbsp;leidde de gang in het hart.

Peri- en Epicardium.

Bij het insnijden van het pericardium bleek dit zoodanig

-ocr page 254-

226

met het epicardium verbonden, dat in de onmiddellijke omgeving der fistelopening van lospraepareeren geen sprake was. Verderop kon dit slechts met het scherp van het mes geschieden.nbsp;Hierdoor werd ' de lichtroode, gevlekte oppervlakte van hetnbsp;hart, met hier en daar witte, aan het mes meer weerstandnbsp;biedende, plekken blootgelegd. Aan de boven-voorzijde vannbsp;het hart, tegengesteld aan de plaats der fistelopening, kondennbsp;beide vliezen door krachtig rukken aan het pericardium vannbsp;elkander worden gescheiden. Beide waren bedekt met eenenbsp;laag van eene weinig elastische, witte, gedeeltelijk bindweefselachtige massa, waarin roode gedeelten. Op enkele plekkennbsp;kleefden de vliezen niet aaneen, doch vormden eene kleinenbsp;afgesloten holte, gevuld met geelrood vocht. Het verdiktenbsp;epicardium bezat op verschillende plekken eene doorsnedenbsp;van 3 m. M.; het was rood gevlekt en bespikkeld met zwart-roode stipjes.

Hart.

De rechterkamer vertoonde geene opvallende afwijkingen. De linker daarentegen had eenen hypertrophischen wand. Denbsp;punt stak 'ongeveer 5 c. M. beneden de onderste grens vannbsp;de rechterkamer uit. De hartspier was grauwrood van tint,nbsp;zeer troebel en murw, de linkerwand brosser dan de rechter.

De linkerkamer bevatte een klein wit stolsel. Het endocardium was grauwwit en vooral in het bovenste gedeelte nabij den boezem bezaaid met tal van donkerroode, promineerendenbsp;vlekjes, veroorzaakt door bloedingen. Nabij de aanhechtingnbsp;van de linker papillairspier bevindt zich de opening, dienbsp;toegang geeft tot de fistelgang. Die opening, ter grootte vannbsp;een kwartje, was gedeeltelijk gevuld met eene geelwitte, elastische prop, welke in de hartsholte een penneschacht dik aanhangsel vormde (thrombus). Tusschen de elastische prop innbsp;de opening en den spierwand, bevond zich een vliesje, eenenbsp;voortzetting van het verscheurde endocardium.

De fistelgang bezat een sterk fibreusen wand, van binnen bedekt met een klein geelwit laagje. Het overige gedeeltenbsp;van het lumen, van af de thrombus-prop tot aan het dia-phragma was gevuld met een stinkend half vergaan, zwartreed coagulum.

-ocr page 255-

227

Longen: bleek, volkomen vrij liggende.

Buikokganen.

Peritoneaalholte een weinig sereus vocht.

Omentum bezet met flink adhaereerende, fibreuse vlokjes, die gedeeltelijk zwartachtig zijn.

Het fistelkanaal mondde aan de achterzijde van het diaphragma uit in de netmaag. In het laatste gedeelte lag in hetnbsp;veigane stolsel het spitse vreemde voorwerp, dat het ziekte-procesnbsp;veroorzaakt had.

Netmaag geheel gevuld, zelfs een weinig uitgezet, door een klappernoot groot donkerrood bloedstolsel, met eene voortzettingnbsp;in den slokdarm.

Verdere obductie gestaakt.

De merkwaardigste afwijkingen van bovenstaand obductie, zijn de hijna totale verkleving van peri- en epicardium {con-cretio pericardialis, synechia cordis totalis) en het continuenbsp;fistelkanaal tusschen hart en netmaag, tengevolge waarvan denbsp;buffel in zijn eigen maag doodbloedde. Wat de eerstgenoemdenbsp;aangaat, naar aanleiding van eene dergelijke mededeeling overnbsp;traumatische pericarditis bij het rund door Coedillier, zegtnbsp;G. M(ollereau) in Ree. de Mdic: Vtr. 1896 pag, 285, datnbsp;zoo iets meer wordt aangetrofifen, dan de auteur vermoedde.nbsp;Een van de merkwaardigste gevallen zou in 1884 beschrevennbsp;zijn door Cagny, waarbij ook eene hijna volkomen vergroeiingnbsp;plaats had. Eene absoluut volkomene concretio pericardialisnbsp;schijnt nog nimmer te zijn aangetroffen.

Volgens Fribdberger en Frhner zou eene opene communicatie tusschen netmaag en hart nog slechts nmaal beschreven zijn en wel door Camoir in 1861.

Hoe kunnen wij ons den gang van het ziekte-proces, dat aanleiding gaf tot de beschreven veranderingen, voorstellen.

Uit de netmaag laag het diaphragma doorborende, drong het vreemde voorwerp in het mediastinum, zette aan de basisnbsp;dezer bindweefselplaat zijne mijnende werking voort, zondernbsp;de pleura-oppervlakte in eenig ziekte-proces te betrekken ennbsp;tastte, daar de afstand tusschen netmaag en pericardiumnbsp;betrekkelijk gering is, al spoedig het laatste aan.

-ocr page 256-

228

Hierdoor ontstond eene pericarditis, die hoogstwaarschijnlijk niet van ichoreusen aard was, daar dan zekerlijk nog welnbsp;restes der rottende vloeistof te vinden waren geweest in denbsp;enkele kleine holten tusschen de weivliesplaten, ontstaan doornbsp;niet verkleving van epi- en endocardium. Meer waarschijnlijknbsp;is het bestaan van eene sero-fibrineuse pericarditis aan tenbsp;nemen, met rijkelijke afzetting van fibrine en eene flinkenbsp;vochtuitstorting, tengevolge waarvan de hartezak belangrijknbsp;uitzette.

Toen het voorwerp den aanval steeds voortzette en het pericardium op de aangetaste plek verzwakte, volgde eenenbsp;doorbraak van het in het pericardium opgehoopte vocht in hetnbsp;fistelkanaal, alvorens nog eene infectie der pericardiaal holte metnbsp;rotting-veroorzakende micro-organismen plaats had. De vloeibarenbsp;inhoud stroomde door het fistelkanaal maagwaarts en de rijkelijknbsp;met fibrine bedekte platen kwamen tegen elkander, verkleefden en vergroeiden daarna bijna volkomen. Dit nu kan iknbsp;mij alleen voorstellen, indien het vocht geheel afvloeit ennbsp;het hart na de doorbraak eene soort rustperiode ingaat, d. w. z.nbsp;dat het zwaar en heftig kloppen, tengevolge van het prikkelen van het pericardium, voor een rustigen rythmusnbsp;plaats maakt, wat bijv. geschieden kan, doordat de vloei-stofstroom het irriteerende voorwerp een eind terugsleept.nbsp;Ware dat niet het geval, dan zou dat voorwerp na de weg-vloeiing der vloeistof ook spoedig de hartspier zelve hebbennbsp;geprikkeld, waardoor heftige samentrekkingen eene bijnanbsp;totale gelijkmatige verkleving verhinderd zouden hebben ennbsp;onregelmatige verbindingen tot stand waren gekomen. Warenbsp;er vloeistof in de pericardiaalzak achtergebleven, dan hadnbsp;men allicht de vorming van groote losse vlokken mogennbsp;verwachten (cor villosum).

Toen eenmaal de dik met fibrine bedekte platen elkander genaderd waren en eene spoedige verkleving volgde, bleefnbsp;eene eventueele infectie met rotting veroorzakende micro-organismen hoogstens tot de onmiddellijke omgeving dernbsp;doorbraakplaats beperkt en deed in het omliggende weefselnbsp;eene flinke bindweefsel-woekering en sterkere vergroeiingnbsp;ontstaan.

-ocr page 257-

229

Na wederom het hart bereikt te hehben, boorde het vreemde voorwerp in de spierlaag der linkerkamer een gat ter groottenbsp;van een kwartje, en verzwakte daardoor den wand. Eenenbsp;tweede doorbraak was dus aanstaande. Alvorens deze echternbsp;plaats had, moest zich op het zieke buitenwaarts gestulptenbsp;endocardium een thrombus gevormd hebben, die een eind-weegs in het hartlumen uitstak. De thrombus kon de doorbraak niet verhinderen, het endocardium bezweek en hetnbsp;bloed stroomde maagwaarts. De restes van het verscheurdenbsp;endocardium werden tegen de wanden der opening geduwd,nbsp;terwijl de thrombus haar gedeeltelijk vulde; deze kon echter eennbsp;doodbloeden niet verhinderen. De krachtige, eerste bloedstroom moet het voorwerp wederom een groot eind teruggeslingerd hebhen, want bij de sectie werd het, zooals reedsnbsp;opgegeven, nabij de netmaag teruggevonden.

Feiedbbrger en Frhner beweren, op autoriteit van Obich, ter plaatse waar in hun handboek der Specieele Pathologie en Therapie de oorzaken der traumatische gastritis,nbsp;ergo ook die der pericarditis, worden behandeld: dass insnbsp;besondere Khe mit weibliclier Bedienung, welche letztere mitnbsp;spitzen Gegenstanden, namentlich mit Haarnadeln und Nah-nadeln oft gerade zu gespiekt ist, am haufigsten an dennbsp;Wirkungen abgeschluckter Fremdkrper erkranken.......

Ons arm buffeltje viel tengevolge van het inslikken van een naald en was het eenigste stuk vee in eigendom vannbsp;eene inlandsche vrouw. De lengte van de slangvormig gebogen naald bedroeg 35 m.M.

-ocr page 258-

HET TUBERCULOSE-CONGRES TE LONDEN.

De voordracht door Koch (i) bij die gelegenheid gehouden, heeft in hooge mate, zoowel in medischen kring als daarbuiten,nbsp;de aandacht getrokken, omdat daarin 'meeningen werden verkondigd, die lijnrecht staan tegenover de algemeen gangbarenbsp;opvattingen.

Na eenige algemeene beschouwingen over de bestrijding van pest, cholera en lepra, stelt Koon de vraag of datgene,nbsp;wat tot nu toe voor de bestrijding der tuberculose is gedaannbsp;en wat in het vervolg gedaan moet worden, werkelijk er toenbsp;zou kunnen leiden, dat vroeg of laat de tuberculose verdwijnt.nbsp;Om deze vraag te kunnen beantwoorden, is het in de allereerste plaats noodzakelijk te weten, hoe de besmetting plaatsnbsp;heeft. De infectie met tuberkel-bacillen, die in kleine vocht-droppeltjes door de lijders aan tuberculose worden opgehoest,nbsp;beschouwt Kocii als de meest menigvuldige oorzaak voor denbsp;besmetting. Maar de vraag rijst of er niet nog meer bronnennbsp;voor infectie bestaan. De erfelijke tuberculose, hoewel nietnbsp;te loochenen, komt evenwel zoo zelden voor, dat zij buitennbsp;beschouwing kan blijven. Een andere mogelijkheid bestaatnbsp;in het overbrengen van de infectie-kiemen van tuberculeusenbsp;dieren op den mensch. Deze wijze van besmetting wordtnbsp;tegenwoordig algemeen als bewezen aangenomen en zelfs alsnbsp;z menigvuldig voorkomend beschouwd, dat zij als de meestnbsp;belangrijke wordt aangezien en de krachtigste maatregelennbsp;daartegen geeischt worden. Kochs onderzoekingen hebben hemnbsp;geleid tot een meening afwijkend van datgene wat gewoonlijknbsp;wordt aangenomen.

Genuine tuberculose is tot nog toe bij alle huisdieren waar-

(1) The combating of tuberculosis in the light of tlie experience that has been gained in the succesful combating of other iufeclious diseases. , The Feterinarian, August.nbsp;1'JOl.

-ocr page 259-

231

genomen, doch het meest menigvuldig bij kippen en bij het rund. De kippentuberculose wijkt evenwel in zoo menignbsp;opzicht af van de menschelijke tuberculose, dat deze als bronnbsp;van besmetting voor den mensch niet meetelt. De runder-tubercnlose daarentegen heeft, wanneer zij werkelijk op dennbsp;mensch kan worden ovei'gebracht, veelvuldig gelegenheidnbsp;daartoe, hetzij door het drinken van melk, hetzij door hetnbsp;eten van vleesch van aan die ziekte lijdende dieren.

Koch beweert reeds bij zijne eerste uitvoerige publicatie over de aetiologie der tuberculose zich met voorbehoud tenbsp;hebben uitgelaten over de identiteit van menschelijke ennbsp;runder-tuberculose ('). Feiten, die hem in staat zouden hebbennbsp;kunnen stellen deze twee vermen van de ziekte van elkandernbsp;te onderscheiden, waren toen niet tot zijne beschikking, maarnbsp;evenmin bewijzen voor hunne identiteit. Daarom moest toennbsp;deze vraag onbeslist blijven.

Om de kwestie op te lossen, had Koch herhaaldelijk onderzoekingen ingesteld, maar zoolang hij op kleine dieren, konijnen en eaviae, proeven nam, kon hij geen beslissende resultatennbsp;verkrijgen, ofschoon aanwijzingen, die het verschil der tweenbsp;vormen van tuberculose waarschijnlijk maakten, niet ontbraken (2). De welwillendheid van het Ministerie van Landbouwnbsp;stelde hem in staat proeven te nemen op runderen, de eenigenbsp;dieren, die in staat zijn deze vraag te beantwoorden.

Omtrent deze proeven, die gedurende de laatste twee jaren met Professor Schtz genomen werden, wordt het volgende medegedeeld.

Een aantal runderen, die blijkens de tubereuline-proef niet tuberculeus waren, werd op verschillende wijzen geinfeeteerd

(1) nbsp;nbsp;nbsp;In hoeverre deze bewering juist is, moge l)lijken uit de volgende woorden vannbsp;Kocii: Aehnlich liegt ach das Verliiiltniss der Tuberculose der Thlere, in erster Linienbsp;der Perlsucht, zur Tuberculose des Menschen. JueJi diese mussen trotz der Ferschieden-heiten im anatonschen Ferltalten und im klinisclien Ferlauf wegen der Identiidt desnbsp;sie bedingenden Parasilen fr identiseh mit der mensclilichen 'Juberculose gehaltennbsp;werdenquot;. Miflheilungen aus dem Kaiserlichen Qesundheiisumte 1881, Ild. II, pag, 8i.

(2) nbsp;nbsp;nbsp;Dit zou men niet atleiden uit de woorden van Koen: Einen IJnterschied in dernbsp;Impfwirkung des von tuberculsen Processen verscluedener Art, also von Miliartuber-kulose, Phthisis, Scrophulose, fungosen Geleiiksleiden, Lupus, Perlsuclit und anderennbsp;Formen der hlertuhcrkulose abstammendcr Materials hahe ich nicht wahrnehmennbsp;knnen. Also auch in dieser Bezieliung zeigen die verschiedenen Arlen der Tuherku-lose ein ganz gleiches Verballen. Ibidem pag. (13.

-ocr page 260-

232

met reine culturen van tuberkel-bacillen, afkomstig van menschelijke tuberculose, In eenige gevallen werden de tuberkel-bacillen of het sputum onder de huid gebracht, in anderenbsp;gevallen in de peritoneale holte, in nog andere in de Venanbsp;jugularis.

Zes dieren werden bijna dagelijks gedurende 7 of 8 maanden met tuberculeuse sputa gevoederd, vier ademden bij herhalingnbsp;groote hoeveelheden bacillen in, die in water waren verdeeld,nbsp;dat tot fijne drupjes verstoven werd. Green van deze 19nbsp;runderen vertoonde eenig ziekte-verschijnsel, zij namen aanzienlijk in gewicht toe. Zes tot acht maanden na het beginnbsp;der proefneming werden zij gedood. In de inwendige organennbsp;werd geen spoor van tuberculose gevonden. Slechts op denbsp;plaatsen, waar de injectie was geschied, hadden zich kleinenbsp;etterhaardjes gevormd, waarin weinig tuberkel-bacillen gevonden konden worden. Dit is juist hetzelfde wat men vindt,nbsp;wanneer doode tuberkel-bacillen onder de huid gespoten worden van dieren, die gevoelig zijn voor tuberculose. De dieren,nbsp;op welke gexperimenteerd werd, reageerden dus op levendenbsp;bacillen van menschelijke tuberculose op dezelfde wijze alsnbsp;op doode; zij waren volkomen ongevoelig er voor.

Het resultaat was echter volkomen verschillend, wanneer dezelfde proef werd genomen op runderen met tuberkelbacillen, afkomstig van een dier, lijden de aan runder-tuber-culose. Na een incubatie-tijdperk van ongeveer een weeknbsp;braken de meest ernstige tuberculeuse veranderingen in denbsp;inwendige organen uit bij al de besmette dieren, onverschillignbsp;of de smetstof alleen onder de huid was gebracht, in denbsp;peritoneale holte of in een vena. Hooge koorts trad op ennbsp;de dieren werden zwak en mager; sommige stierven nanbsp;anderhalve tot twee maanden, andere werden na drie maanden in ellendigen toestand gedood. Na den dood werdennbsp;gevonden, uitgebreide tuberculeuse infiltraties op de plaatsnbsp;waar de injectie was geschied in de naburige lymphklierennbsp;en ver voortgeschreden veranderingen in longen en milt. Innbsp;die gevallen, bij welke de injectie in de peritoneale holtenbsp;was geschied, werden in omentum en peritoneum de voornbsp;runder-tuberculose karakteristieke verschijnselen aangetroffen.

-ocr page 261-

233

Het rund was, om kort te gaan, even gevoelig voor de besmetting met den bacillus der runder-tuberculose, als hetnbsp;ongevoelig bleek voor de bacterie der menschelijk tuberculose.

Een even sprekend onderscheid tusschen deze beide ziekte-vormen werd verkregen bij proeven met varkens. Zes jonge varkens kregen bacillen van runder-tuberculose in hun voedselnbsp;gedurende drie maanden en zes andere werden gedurendenbsp;denzelfden tijd dagelijks gevoederd met tuberculeuse sputa.nbsp;De dieren, die met sputa gevoederd werden, bleven gezondnbsp;en groeiden flink, terwijl die, welke met bacillen van runder-tuberculose gevoederd werden, spoedig ziek werden, in hunnbsp;groei bleven staan en de helft van hen stierf. Na drie ennbsp;een halve maand werden al de overgebleven varkens gedoodnbsp;en onderzocht. Bij de met sputa gevoederde dieren werdnbsp;geen spoor van tuberculose gevonden, met uitzondering vannbsp;enliele Icleine Imohheltjes in de halslympliMieren en in nnbsp;geval een Mein aantal grijze knobbeltjes in de longen (').nbsp;Daarentegen hadden de dieren, die met bacillen van runder-tuberculose waren gevoederd, ernstige tuberculeuse verschijnselen, voornamelijk tuberculeuse infiltratie van de belangrijknbsp;vergroote hals- en mesenteriale lymphklieren benevens uitgebreide tuberculose van longen en milt.

Het verschil tusschen menschelijke en runder-tuberculose bleek niet minder sprekend in een gelijkluidende proef metnbsp;ezels, schapen en geiten, in wier vaatstelsel de twee soortennbsp;van tuberkel-bacillen werden gespoten.

Op grond van den uitslag zijner proefnemingen houdt KocH zich voor gerechtigd tot de uitspraak, dat menschelijke tuberculose verschilt van de runder-tuberculose en niet op het rundnbsp;kan worden overgebracht. (-) Zelf spreekt hij de wensche-

(1) nbsp;nbsp;nbsp;Wat zou van deze dieren geworden zijn, als Koen die niet had gedood?

(2) nbsp;nbsp;nbsp;In de Berliner Klinische Wockenschrift van 3 Augustus IflOl, no. 31 zegt Vmenownbsp;(Ueber Menscen-und Rindertuherculose) omtrent deze stelling: Hier sind aber zweinbsp;Thesen zu einer einzigen vereinigt, naralich die Verschiedenlieit der beiden Tuberculosennbsp;von einander und die Frage ihrer Uebertragungsmchlicbkeit.

Was diese letztere anbetrilt, so babe ich Ihnen sebon mitgetheiit, dass die vorgelegteu Objecte dafUr sprechen. Was don anderen Puiikt anbetrifft, dass beide sieb unterschei-den, so ist dabei das sehr sondcrbaie Verhaltniss hervorgetreten, dass, nacbdem meinenbsp;alte These, die eben dahinging, dass sie sich untersebieden, dureh die Schule von Koennbsp;lange Zeit hindurch mit einer gevvissen Vcrachtung behandelt worden ist, und ich als

-ocr page 262-

234

lijkheid uit, dat deze proeven elders worden herhaald om allen twijfel weg te nemen en deelt mede, dat de Duitsche regeeringnbsp;daarvoor een commissie heeft benoemd.

Van veel grooter belang is echter de vraag, hoe of het staat met de vatbaarheid van den mensch voor runder-tuberculose.nbsp;Op deze vraag kan natuurlijk onmogelijk een direkt antvfoordnbsp;gegeven worden. Langs indirecten weg kunnen we evenwelnbsp;trachten dit te doen. Het is een bekend feit, dat de melk ennbsp;de boter, die in groote steden gebruikt worden, zeer dikwijlsnbsp;groote hoeveelheden bacillen van runder-tuberculose in levendennbsp;toestand bevatten, zooals talrijke infectie-proeven op dierennbsp;hebben bewezen. De meeste bewoners dezer steden gebruikennbsp;dagelijks zulke levende en volkomen virulente bacillen vannbsp;runder-tuberculose en nemen onwillekeurig de proef, waartoenbsp;wij niet gerechtigd zijn, Wanneer de bacillen der runder-tuberculose in staat waren menschelijke wezens te besmetten,nbsp;zouden veelvuldige gevallen van tuberculose, veroorzaakt doornbsp;het gebruik van tuberkel-bacillen houdend voedsel niet kunnennbsp;uitblijven onder de bewoners der groote steden en voornamelijknbsp;onder de kinderen. En de meeste medici meenen, dat ditnbsp;werkelijk zoo is. In werkelijkheid is dit echter niet zoo (').nbsp;Dat een geval van tuberculose veroorzaakt is door voedsel,nbsp;kan alleen dan worden aangenomen wanneer de ingewandennbsp;het eerst worden aangedaan (-), wanneer een zoogenaamdenbsp;geduldiger Mensch in diose Beurtheilung mich gefgt liahe, es flir midi nichtsnbsp;gerade Uelierraschendes iiatte zu horen, dass Herr Kgh sicli jetzt uborzeugt hat, dassnbsp;das zwei verschiedene Dinge sind. Ich habe frcilich nie yerstanden, wie man die Iden-titat beider behaupten konnte (Men verlieze hierbij evenwel niet uit betoog, datnbsp;ViiiCHVV doelt op het histologisch verschil) aber es dart nicht jedes Ding, in demnbsp;Tuberkelbacillen vorkommen, ohne weiteres Tuberkel genannt werden

(1) Dagegen steht es test, dass die Miich tuberkuloser Thiere die Veranlassung zur Infection gelien kann. Koen, Die Aetiologie der Tulierkulose, l.c. pag. 81.

(2' Deze bew'ering van Koen onderslelt de noodzakelijkheid, dat de verscliijnselen eener infectie altijd daiir worden gevonden, waar de smetstof het lichaam is liinnenge-drongen. Dit nu is volkomen onjuist. Giiver deelt in het Zeitschrift fr Ilypeneundnbsp;Infections krankheiien 1893, /!(/. Xlll, Heft II proeven mede, volgens welke bij muizen,nbsp;waar de infectie met tuberkel-bacillen had plaats gehad in het peritoneum, later een long-tuherculose optrad, terwijl in het peritoneum niets meer van de oorspronkelijke Infectienbsp;te vinden was. Het is niet moeielijk om meer dergetijke voorbeelden aan te halen. Mennbsp;donke b. v. slechts aan den kwaden droes bij het paard. Hier w'ordt zelfs door velen denbsp;infectie langs het darmkanaal als de meest gewone manier van besmetting aangenomen,nbsp;terwijl de verschijnselen der ziekte zich later vertoonen in neus en longen, zonder dat hgnbsp;de obductie meer iets wordt teruggevonden van de oorspronkelijke aandoening.

-ocr page 263-

235

primaire tuberculose van het darmkanaal bestaat. Maar zulke gevallen zijn uiterst zeldzaam (i). Onder vele gevallen vannbsp;tuberculose na den dood onderzocht, herinner ik mij slechtsnbsp;tweemaal primaire darm-tuberculose gezien te hebben. Ondernbsp;het groote aantal lijders van het Charit Hospitaal te Berlijn,nbsp;dat tot sectie komt, kwamen in de laatste 5 jaren slechtsnbsp;10 gevallen van primaire darm-tuberculose voor. Onder 933nbsp;gevallen van tuberculose bij kinderen in het Kaiser undnbsp;Kaiserin Friedrichs Hospitaal vond Baginsky nooit tuberculose van den darm zonder gelijktijdige ziekte der longennbsp;en bronchiaalklieren. Bij 3104 secties van tuberculeuse kinderennbsp;nam Bibbert slechts 16 gevallen van primaire darm-tuberculose waar. Van dit kleine aantal is het nog niet eensnbsp;zeker, dat de besmetting is ontstaan door runder-tuberculose;nbsp;evengoed kan deze hebben plaats gehad door infectie met denbsp;algemeen verspreide bacillen der menschelijke tuberculose,nbsp;die op de eene of andere wijze b.v. door het inslikken vannbsp;sputa in den darm zijn gekomen.

Tot nu toe kon niemand in zulk een geval uitmaken of de tuberculose van den darm van menschelijken of dierlijkennbsp;oorsprong was. Nu kunnen wij dit wel. Hiervoor is slechtsnbsp;nopdig het in reine cultuur brengen van de tuberkel-bacillennbsp;in het tuberculeuse materiaal aangetroffen en er runderennbsp;subcutaan mede te enten. Gedurende'een halfjaar heeft Koennbsp;zich met zoodanige onderzoekingen bezig gehouden, maar tennbsp;gevolge van de zeldzaamheid der onderhavige aandoening,nbsp;is het aantal onderzochte gevallen gering. Wat tot nu toenbsp;uit deze onderzoekingen kan worden afgeleid, pleit niet voor denbsp;meening, dat runder-tuberculose bij den mensch voorkomt.

(1) nbsp;nbsp;nbsp;VniGHOW I.c. zegt hieromtrent: lcU r\ill in dieser Beziehung nur bemerken,dassnbsp;Herr Koon Yielleicht etwas zu weit gegangen ist in dem Ausschiuss aller derjenigennbsp;Falie, In denen moglicherweise eine ebertragung von Rlnder-tuberculose aut den Menseden durch die Nalirung ertolgt sein konnte. Wir hahen in der That yon Zelt zu Zeltnbsp;einmal einen solchen Fall in dem Material der Charit gehabt und es slnd auch einigenbsp;1raeparate gesammelt worden, bei denen eine sehr ungewohnliche Erscheinung yonnbsp;peritonealer Tuberculose vorlag, bei denen namentlich so massonliafteWucherungensichnbsp;fanden, yyie sie sonst beim Menschen nicht vorzukommen pflegen. Wir haben jedennbsp;solchen Fall als ein Verdachtsmoment betraebtet und betrachten ihn noch so. Ich haltenbsp;es also fUr mglich, dass die Negation von Kouil kiinftig sich wird widerlcgen lassen.

(2) nbsp;nbsp;nbsp;-Vt'enn nun auch die Infection seitens der tuberculoson Hausthiere fn Allgemeinennbsp;nicht hatlfig zu sein scheint, so darf sie doch keinesweges mierschdlzl werden. KOCH,nbsp;Die Jetiologie dor Tuberculose, l.c. pag. 81.

Ik


-ocr page 264-

236

Ofschoon de belangrijke vraag of de mensch al of niet ontvankelijk is voor runder-tuberculose nog niet volkomen isnbsp;beslist en ook niet zoo spoedig beslist zal zijn, heeft mennbsp;evenwel reeds nu de vrijheid te zeggen, dat, moge die ontvankelijkheid werkelijk bestaan, de besmetting van mensche-lijke wezens toch zeer zelden voorkomt. Het voorkomen vannbsp;infectie door melk en vleesch van tuberculeuse runderen ennbsp;door de boter van hun melk gemaakt, acht Koen nauwelijksnbsp;grooter dan het voorkomen van heriditaire tuberculose en Tiijnbsp;acht het daarom niet raadzaam eenige maatregel daartegennbsp;te nemen. (*)

Zoo blijft dan volgens Koch als eenige bron voor de infectie over het sputum van teringlijders en de maatregelen ternbsp;bestrijding der tuberculose moeten gericht zijn tegen hetnbsp;gevaar, dat uit de verspreiding dezer sputa voorkomt.

De overvulde woningen der armen moeten als de werkelijke broedplaatsen der tuberculose worden beschouwd en wanneernbsp;we het kwaad bij den wortel willen aanvatten, dient hier innbsp;de eerste plaats op gelet.

Daar het evenwel niet mogelijk is om in eens alle kleine en overbevolkte woningen op te ruimen, is het noodzakelijk,nbsp;dat de patinten daaruit verwijderd en overgebracht wordennbsp;naar speciale hospitalen voor teringlijders. Engeland, het eenigenbsp;land dat beschikt over een aantal speciaal voor teringlijdersnbsp;ingerichte hospitalen, dankt de vermindering van het aantalnbsp;lijders hoofdzakelijk aan deze omstandigheid.

(1) Wenn man aber bedenkt, dass bei den versehiedensten Thierarten dutch Verimp-fung YOn Perlsuchtmassen und den daraus gewonnenen Reinculturen mlt der grossten Regelmitssigkeit eine Krankheit erzeugt wird, welche der bei diesen Thleren durch Imptungnbsp;mlt Tuberkelmassen entstandenen Krankheit nicht alleln anatomisch Tollkomraen glelchnbsp;1st, sondern die Thiere mit derselben Sicherheit tdtet wie ietztere, dam id,ss( sich wohlnbsp;nicht erwarten, dass der Mensch diesem Kranhheitsijifi ggenter eine Ausnahme macht.nbsp;Sollte sich also auch wirklich nocli im Laufe welterer Untersuchungen wieder einenbsp;Dlilerenz zwlschen den Tuberkcl- und den Perlsucht bacillen herausstellen, welche unsnbsp;nothigen wiirde, dieselben nur als nahe yerwandte, aber doch als verschledene Artennbsp;anzusehen, dann hiitten wir gleichwohl alle Ursache, die Perlsuclitbacillen tilr im hchstennbsp;Grade yerdiichtig zu halten. Vom hygienischen Standpunkte aus miissen dieselbennbsp;Massregeln dagegen ergri/fen werden, wie gegen die Infection durch Tuberkelbacillen,nbsp;so lange nicht bewiesen ist, dass der, Mensch ungestraft Hautwunden mit Perlsucht-bacillen in Kerhrung bringen, das er dieselben inhaliren Oder Sporen in seinen Darm-tractus bringen kann, ohne tuberculOs zu werden. Koch, Die Aetiologie der Tuberculose,nbsp;l. c. pag. 85.

-ocr page 265-

237

Daar het voorloopig niet mogelijk is om in eens een voldoende aantal van die inrichtingen te verkrijgen, beveelt Koch aan, verplichte aangifte en wil die beperken tot die gevallen,nbsp;welke in verband met de maatschappelijke omstandighedennbsp;moeten worden beschouwd als een bron van gevaar voor denbsp;omgeving. Zulk een beperkte aangifte bestaat reeds in Noorwegen, in Saxen, in New-York en verschillende andere Ameri-kaansche steden en werkt daar uitstekend.

Verder beveelt hij aan, desinfectie van woningen, bedfour-nituren en kleederen van teringlijders en het onderrichten van alle klassen der bevolking omtrent de besmettelijkheid dernbsp;tuberculose en de beste manier om zich daartegen te beschutten.

Omtrent de sanatoria zegt Koch het volgende. Dat tuberculose in haar eerste stadin kan genezen, is een feit boven alle bedenking verheven. Het is alleen de vraag of het aantalnbsp;lijders, dat in sanatoria geneest, groot genoeg is om het aantal van de lijders, die het besmettelijke tijdperk der tuberculosenbsp;bereiken, te doen dalen. Uit de reeds beschikbare statistischenbsp;gegevens blijkt, dat ongeveer 20 % van de lijders, die tuberkelbacillen in hun sputum hebben, deze bij Sanatorium-behan-deling verliezen. Volgens het rapport van de Duitsche Centralenbsp;Commissie tot het oprichten van Sanatoria voor de genezingnbsp;van teringlijders zullen aan het einde van 1901, 5500 beddennbsp;ter barer beschikking zijn. Wanneer nu de gemiddelde duurnbsp;der behandeling voor iederen lijder op 3 maanden wordt gesteld, dan kunnen ieder jaar op zijn hoogst 20.000 lijdersnbsp;worden behandeld. Van die 20.000 zouden er dus 5000 pernbsp;jaar de sanatorin hersteld kunnen verlaten. Volgens denbsp;gegevens, verzameld door het Kaiserlich Gesundheitsamt zijnnbsp;er alleen in Duitschland 226.000 personen boven de 15 jaren,nbsp;die dermate aan tuberculose lijden, dat hospitaalbehandelingnbsp;voor hen noodzakelijk is. Hieruit volgt wel, dat de sanatorin-behandeling op de vermindering der tuberculose in het algemeennbsp;geen grooten invloed zal uitoefenen. Ofschoon in het geheelnbsp;geen tegenstander van het oprichten van sanatorin, waarschuwt Koch voor het koesteren van groote verwachtingennbsp;omtrent hun invloed alleen en voor de meening, dat de anderenbsp;opgenoemde maatregelen van ondergeschikt belang zijn, In

-ocr page 266-

238

werkelijkheid is juist het omgekeerde het geval. Wat verkregen kan worden door de algemeene prophylaxis, voortvloeiende uit erkenning van het gevaar voor besmetting en het dientengevolge nemen van grooter voorzorgsmaatregelennbsp;in den omgang met phthisici, volgt uit een becijfering van Cornetnbsp;met betrekking tot de vermindering der sterfte aan tuberculosenbsp;in Pruissen in de jaren 1889 tot 1897. Vr 1889 was denbsp;sterfte 31.4 per 10.000, terwijl het in de genoemde periodenbsp;daalde tot 21.8, hetgeen beteekent dat in die 8 jaar 184.000 personen minder aan tuberculose stierven dan in de vorige jaren. Innbsp;New-York bedraagt de vermindering sedert 1886 meer dan 35 %,

Vooral het eerste gedeelte van Kochs redevoering heeft de gemoederen van allen, die het Congres bij woonden, in beroeringnbsp;gebracht en van de meest verschillende zijden werden ernstigenbsp;bedenkingen aangevoerd tegen de nu door Koch geuite meening,nbsp;dat runder-tuberculose niet identiek is met die van den mensch.

Volgens Professor Mac Fadbyan (i) blijven er nog voldoende gronden over om de melk van tuberculeuse koeien als gevaarlijk voor den mensch te beschouwen. Het kan niet wordennbsp;ontkend, dat de bacillen der runder-tuberculose gewoonlijknbsp;virulenter zijn voor runderen en andere huisdieren, dan dienbsp;der menschelijke tuberculose en dat deze laatste slechts zeldennbsp;in staat zijn runderen te infecteeren. Maar het mag nietnbsp;worden toegegeven, dat de geringe virulentie van menschelijkenbsp;tuberkel-bacillen voor runderen het zelfs maar waarschijnlijknbsp;maakt, dat de bacillen der runder-tuberculose geringe pathogeni-teit voor den mensch zouden hebben en niets is mindernbsp;bewezen dan de meening geuit door Koch, dat het verschilnbsp;tusschen menschelijke en runder-tuberculose met betrekkingnbsp;tot de virulentie voor runderen zoo standvastig is, dat ditnbsp;ons in staat zou kunnen stellen ze daardoor van elkandernbsp;te kunnen onderscheiden. Het schijnt zeer wel mogelijk, datnbsp;de normale virulentie der runder-tuberkelbacillen bij passagenbsp;door den mensch in virulentie achteruitgaan.

(1) Tubercle Bacilli in Cows Milk as a possible source of Tuberculous Disease in Man. The Veterinarian, August. 1901.

-ocr page 267-

239

Dat slechts gevallen van primaire intestinaal-tuberculose vermoedelijk hun oorsprong gehad kunnen hebben in besmettenbsp;melk of besmet vleesch en dat zulke gevallen buitengewoonnbsp;zeldzaam zijn, is een meening die Mac Fadetak geenszinsnbsp;deelt. Uit de onderzoekingen van Dr. George Still in Thenbsp;Plospital for sick children in Great Ormondstreet gedurende denbsp;laatste jaren ingesteld, blijkt, dat in 29.1% van de gevallen vannbsp;tuberculose bij kinderen, de primaire infectie moet gezocht worden in het darmkanaal. Dr. Shbnkar, die dezelfde onderzoekingen verrichtte in The Royal Hospital for sick children innbsp;Edinbourgh, komt tot nagenoeg hetzelfde cijfer, n.1. 28.1 '/g.nbsp;Uit deze cijfers volgt juist, dat althans voor Engeland bijnbsp;kinderen de meest gewone infectie die is, langs het darmkanaal.

Sir Richard Thornb-Tiiorre gaf in 1898 in de Harben Lectures als zijn meening te kennen, dat tuberculeuse melknbsp;de hoofdoorzaak is voor de tabes meseraea bij kinderen.nbsp;Gedurende de laatste 50 jaren is de sterfte aan phthisisnbsp;pulmonum in Engeland belangrijk verminderd, maar gedurendenbsp;datzelfde tijdperk is slechts een geringe vermindering waarnbsp;te nemen der sterfte op alle leeftijden aan dien vorm van tuberculose, die aan voedsel-infectie moet worden toegeschreven ennbsp;bij kinderen beneden n jaar zelfs een belangrijke toename.nbsp;De vermindering der sterfte aan phthisis pulmonum moetnbsp;worden geweten aan den invloed der maatregelen, genomennbsp;met betrekking tot de hygiene der woningen. Deze vermochtennbsp;natuurlijk niets tegen de infectie door melk, die daarom onveranderd is gebleven en bij kinderen zelfs is toegenomen, omdatnbsp;gedurende de laatste 50 jaren koemelk in ruimer mate dannbsp;vroeger bij de voeding van jeugdige kinderen wordt gebruikt.nbsp;Mac Fadeyar wijst er op, dat zeker wel niet alle gevallennbsp;opgeteekend als tabes-meseraea van tuberculeusen aard zullennbsp;zijn geweest en er dus in werkelijkheid op Thorne-Thornesnbsp;voorstelling wel iets is af te dingen. Voorts vestigt hij denbsp;aandacht op het veelvuldig voorkomen (30 /) van tuberculosenbsp;onder het vee in Engeland en wanneer nu slechts 2 innbsp;het geheel lijdende is aan uier-tuberculose, waarbij de melk steedsnbsp;zeer vele tuberkel-bacillen bevat, dan toch is het gevaar a realnbsp;one, since at the present time milk is a vehicle by which tuberclenbsp;An. 3 Dl. XTV

Dec. 1901. nbsp;nbsp;nbsp;1C

-ocr page 268-

240

bacilli are often introduced into the bodies of human beings.

Na bespreking der middelen om het gevaar af te wenden (Verspreiding van de kennis omtrent het gevaar voor besmetting, diagnostische tuberculine-entingen bij het vee, periodieknbsp;onderzoek van den veestapel, verplichte aangifte van aannbsp;uier-tubereulose lijdende dieren, controle van het melkerij-bedrijf) eindigt deze zijn rede met de volgende woorden:nbsp;In conclusion I would venture to express the earnest hopenbsp;that the Congres^ wil not endorse the view, that it is inadvisable to take any measures to prevent the transmission ofnbsp;tuberculosis, from the lower animals to human beings. Tonbsp;justify the introduction of measures to that end it is notnbsp;necessary to contend that this is a common method of infection,nbsp;or that the danger arising from milk of can for a momentnbsp;be compared with that present in human sputum. The inhalation of tubercle bacilli expelled from the bodies of humannbsp;patients is doubtless the great cause of human tuberculosis,nbsp;and every practicable means of preventing infection in thatnbsp;way ought to be employed; but at the same time we oughtnbsp;not to concede to the milkmen the right, to sell us tuberclenbsp;bacilli, even if we were assured that like Dr. Kochs experimental pigs we had nothing to fear beyond the developmentnbsp;of little nodules here and there in the lymphatic glands ofnbsp;our necks and a few grey tubercles in our lungs.

Ook Brouakdel wijst op de gevaren voor de volksgezondheid dreigende bij het gebruik van vleesch en melk van tuberculeuse koeien en raadt het koken van melk aan.

Nocaed (1) bracht Kocii een aantal feiten onder het oog, die het voor alle aanwezigen wel duidelijk moeten gemaaktnbsp;hebben, dat Kochs mededeeling wel de gemoederen innbsp;beweging heeft gebracht, maar niemand had overtuigd. Ooknbsp;hij is van de meening, dat de runder-tuberculose slechts eennbsp;gering aandeel neemt aan het doen ontstaan der menschelijkenbsp;tuberculose, ,,mais cette part, si petite quelle soit, est ind-niable et ce sera it une faute grave de ne pas en tenir compte,

Koch is er niet in geslaagd met tuberculeuse producten

(1) Letulle. Congres Britannique de la Tulierculose, Recmilde mdecine vtrinaire 1901, No. l.

-ocr page 269-

241

van den mensch afkomstig runderen tuberculeus te maken. Tegen de conclusie, die hij hieiuit trekt dat de runderennbsp;niet gevoelig zijn voor de menschelijke tuberculose, dat denbsp;mensch niets te vreezeu heeft van de tuberculose der runderennbsp;en dat het nutteloos is zich daartegen te verdedigen, verzetnbsp;zich Nocard met alle kracht, die een innige overtuigingnbsp;schenkt, do ar de genomen proeven niet tot zoodanige gevolgtrekkingen kunnen leiden. Het is een hoofdstelling uit denbsp;experimenteele wetenschap, dat de negatieve bewijzen nietsnbsp;vermogen in te brengen, hoe groot hun aantal ook mogenbsp;zijn, tegen de positieve. En nu bestaan er onwederlegbarenbsp;feiten, die bewijzen dat het mogelijk is runderen tuberculeusnbsp;te maken door ze met van den mensch afkomstige tuberculeusenbsp;producten te besmetten. De eerste zijn geleverd door Chauveau.nbsp;Zij hebben betrekking op 4 kalveren van 5 a 6 maanden oud,nbsp;die genfecteerd zijn gedeeltelijk door intraveneuse injectie vannbsp;tuberculeus materiaal, gedeeltelijk door voeding daarmede.nbsp;Deze 4 kalveren, na verschillenden tijd gedood, vertoonden bijnbsp;de obductie duidelijke tuberculeuse afwijkingen. Vier evennbsp;oude, niet genfecteerde kalveren, op denzelfden tijd geslacht,nbsp;vertoonden geene afwijkingen. Deze proeven bewijzen, datnbsp;moge het ook al moeielijk zijn, het toch gelukt om runderennbsp;door producten van menschelijke tuberculose afkomstig, tuberculeus te maken. Nocard verklaart het verschil in de resultatennbsp;door verschillende onderzoekers verkregen uit het welbekendenbsp;feit, dat iedere parasiet zich moet adopteeren aan het milieunbsp;waarin zij gebracht wordt. Is die adoptatie eenmaal verkregen,nbsp;dan groeit zij verder daarin gemakkelijk.

Naast andere bekende feiten te dien opzichte, refereert Nocard zijn eigen proeven over de tuberculose aviairenbsp;bij Avelke bleek, dat de bacillen van de menschelijkenbsp;tuberculose of van die van het rund, gekweekt in denbsp;peritoneale holte van de kip, buiten den invloed der

phagocytose gebracht door te sluiten, langzamerhandnbsp;van de kippen-tuberculosenbsp;zijn caviae te dooden, ofnbsp;doen onder verschijnselen

ze in een collodionzakje op de eigenschappen verkrijgennbsp;en nu niet meer in staatnbsp;zoo dit nog wel gelukt, ditnbsp;eigen aan de kippentubercu-

-ocr page 270-

242

lose ('). Dit ook moet van toepassing zijn op de runder-tubercu-lose. Runderen worden zelden door menschelijke tuberkelbacillen besmet, maar wanneer om de eene of andere reden het weerstandsvermogen der cellen is gewijzigd, zal de menschelijke tuberkel-bacil in het rund kunnen groeien en de organen binnennbsp;dringen. Van dat oogenblik af zal de tuberkel-bacil. die nu aannbsp;dat nieuwe milieu is geadopteerd, zich ook in andere gezondenbsp;runderen kunnen ontwikkelen. Maar laten we zelfs voor eennbsp;oogenblik toegeven dat runderen werkelijk ongevoelig zijn voornbsp;de besmetting met menschelijke tuberculose, zou men dan hetnbsp;recht hebben te besluiten, dat het omgekeerde ook waar is?nbsp;Non, cent fois non; ce serait contraire a tons les principes de lanbsp;methode exprimentale! Ce serait surtout contraire aux faits lnbsp;Er zijn genoeg feiten, die de mogelijkheid bewijzennbsp;van het overbrengen van runder-tuberculose op den mensch.nbsp;Van deze hebben er eenige betrekking op veeartsen dienbsp;zich verwond hebben bij de obductie van tuberculeusenbsp;koeien. Enkele zijn, dank zij een vroegtijdige chirurgischenbsp;hulp, genezen, b. v. Jensen, van de Veeartsenijschool te Kopenhagen, andere zijn tengevolge van een voortschrijdendenbsp;tuberculose gestorven: b. v. de veeartsen Moses uit Weimarnbsp;en Thomas Wallet uit Edinburgnbsp;Er bestaan ook tal van goed geconstateerde feiten, uit welkenbsp;blijkt, dat infectie is opgetreden door de voedei-ing met melknbsp;van koeien, lijdende aan uiertuberculose. Het meest bekendenbsp;en het meest bewijzende geval betreft een der dochtertjesnbsp;van Professor Gosse te Genve, dat bijna de waarde heeftnbsp;van een proefneming. gt;gt;Cest pourquoi je continuerai a criernbsp;demain comme hier: Mres de familie, ne donnezpas de laitanbsp;vos enfants sans 1avoir fait bouillir!

Ook Loed Lister heeft zich krachtig verzet tegen de voorstelling van Kocii, dat rundertuberculose niet op den mensch zou over te brengen zijn en herinnert daarbij aan de moeie-lijkheid van het overbrengen van koepokken.

(1) nbsp;nbsp;nbsp;Nocard. Sur les relations qui existent entre la tuberculose humaine et la tuberculose avlalre. Annales de Vlnstilut Pasteur 1898 No. 9.

(2) nbsp;nbsp;nbsp;Mij is persoonlijk zeer goed bekend een veearts, die op deze wijze een tuberculeuse aandoening van den wijsvinger der rechterhand had opgedaan, waarvan hij nanbsp;langdurige behandeling genas.

-ocr page 271-

243

Onze landgenoot Thomassen, (') Leeraar aan de Veeartsenijschool te Utrecht, deed verslag van zijne proeven uit welke bleek, dat het moeielijk maar niet onmogelijk is experimen-teele tuberculose bij het rund, met reine culturen van dennbsp;menseh afkomstig, te verwekken.

De identiteit der tuberculose van menseh en rund blijft dus nog steeds waar, waaruit volgt, dat met besmettingsgevaar vannbsp;rund op menseh nog steeds rekening moet worden gehouden.nbsp;De grootere virulentie van den runderbacillus, door talrijkenbsp;proeven bewezen, spoort in tegenstelling met KocH, tot meerderenbsp;waakzaamheid aan tegenover melk en vleesch van tuberculeusenbsp;runderen. (-)

Behalve van groot wetenschappelijk belang is de mededee-ling van Koen vooral van hooge sociale beteekenis. Gelukkig is het Congres niet bezweken voor het gezag van Koch opnbsp;bacteriologisch gebied, maar heeft besloten tot het handhavennbsp;van alle tot nog toe genomen maatregelen tegen de parelzuchtnbsp;van. het rund en tot controle van de door Koch genomennbsp;proeven. Op deze wijze is het gevaar voorkomen, dat, opnbsp;grond van een betrekkelijk gering aantal proeven, veel dreigdenbsp;te loor te gaan, van wat in bijna 20 jaren voor de bestrijdingnbsp;der tuberculose is gedaan.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;J. de Haan.

(1) nbsp;nbsp;nbsp;Over de Idcnliteit der tuberculose by menseh en dier. Tijdschrift voor Veeartsenijkunde 1901, no. 12,

(2) nbsp;nbsp;nbsp;In het TVeekMad van het Nederlandsch Tijdschrift voor Geneeskunde van 17nbsp;Augustus 1901 deelt Dr. I). A. de Jong in een ingezonden stuk voorloopig mede datnbsp;sedert het najaar van 1899 proeven door hem V'crden genomen omtrent de identiteitnbsp;van tuberculose van den menseh en die van het rund. De conclusies waartoe hij komt zijn:

10. Tuherkol-bacillen van den menseh kunnen bij runderen tuberculeuse processen veroorzaken.

2o. Ook bij andere huisdieren, schapen, geiten, honden en bovendien bij apen, kunnen tuberkel-bacillen van den menseh afkomstig, tuberculose doen ontstaan.

30. De tuberculose, door van den menseh afkomstige tulicrkel-hacillen bij do bovengenoemde dieren opgewekt, is echter gewoonlijk minder hevig dan die door tuberkelbacillen van het rund afkomstig, veroorzaakt.

4o. Wij mogen dsarom voor don runder-bacillus een gewooniyk sterkere virulentie dan voor den menschen-bacillus, aannemen.

5o, Het kan niet worden verwacht, dat die sterkere virulentie van den runder-bacillus: bij runderen, schapen, geiten, bonden en apen tegenover den van den menseh afkomstigenbsp;bactilus w'aargenomen, juist bij den menseh zich niet zou openbaren.

60. In verband met het voorgaande moet aan den menseb als oorzaak van de overbrenging van tuberculose op het rund, een geringere beteekenis worden toegekend, dan aan bet rund als oorzaak van de overbrenging van tuberculose op den menseh.

7o. De tuberculose van het rund verdient, met bet oog op de gezondheid van den menseh, nog meer de aandacht der hygiene dan vroeger.

-ocr page 272-

244

NASCHRIFT.

In de Berliner Klinische Wochenschrift 1901, No. 35^ doet Baumgartet mededeeling van proeven door Rokitanskynbsp;eenige jaren gelegen genomen. Op dit oogenblik, nu Rokitanskynbsp;reeds overleden is en het groote belang van dit onderwerpnbsp;er toe dringt, acht Bamgarten zich tot deze mededeelingnbsp;gerechtigd.

Reeds sedert zeer geruimen tijd bestond de waarneming, dat lijders aan carcinoma of sarcoma slechts zelden aannbsp;tuberculose lijden. Uitgaande nu van de onderstelling, datnbsp;het lijden aan maligne tumoren, misschien dat aan tuberculosenbsp;uitsluit, entte Rokitansky bij menschen, die tengevolge vannbsp;het lijden aan inoperabele carcinomen toch ten doode warennbsp;opgeschreven, parelzucht-bacterin, die voor konijnen zeernbsp;virulent waren, in de hoop op die wijze de boosaardigenbsp;gezwellen misschien tot stilstand of genezing te kunnen brengen,nbsp;wanneer ze aan den invloed der antagonistisch werkendenbsp;tuberkel-bacillen werden blootgesteld, De meeste op die wijzenbsp;behandelde patinten ondervonden daarvan na- noch voordeelnbsp;en overleefden de enting nog verscheidene maanden.

Mijns inziens bewijst deze proef alleen, wat reeds door de waarneming was geconstateerd, dat lijders aan maligne tumorennbsp;niet zeer ontvankelijk zijn voor een infectie met tuberculose,nbsp;maar geenszins, dat de tuberkel-bacillen van het rund voornbsp;den mensch in het algemeen onschadelijk of zelfs weinignbsp;schadelijk zijn.

DE H.

%


-ocr page 273-

OVER MOND- EN KLAUWZEER.

De veearts Bhl geeft hierover in de Berliner TMerarzt-liche Wochensclirift No. 17 en No. 18, jaargang 1900 een belangrijk artikel, waaruit ik, met verwijzing naar t oorspronkelijke, het volgende refereer;

,,Naar aanleiding van de groote lasten en het verlies aan vermogen, als gevolg van de doorvoering der maatregelennbsp;tot bestrijding van het mond- en klauwzeer, waardoor velernbsp;bestaan, voornamelijk dat van kleine veehandelaren, geheelnbsp;vernietigd werd, heeft de vereeniging van veehandelaren innbsp;den Pfalz, te samen met de veebezitters, een beweging opnbsp;touw gezet tegen die maatregelen, daar met deze, het doel:nbsp;het inheemsehe vee voor de ziekte te behoeden niet is bereiktnbsp;geworden, en ook voor t vervolg niet kan bereikt worden.

De vereenigingen van omgelegen bondsstaten zullen eveneens betrokken worden in die beweging en zal deze zich zelfs over het geheele rijk uitbreiden.

De leiders zullen bij de Koninklijke Regeering en t Koninklijk Staatsministerie om verzachting en opheffing der maatregelen aandringen en hun wenschen in de Beijerschenbsp;Kamer voor Afgevaardigden, alsook in den Rijksdag doennbsp;kenbaar maken.

Schrijver dringt er op aan, dat de veeartsen nu reeds in deze hun oordeel zullen uitspreken, daar zij er t best toe in staatnbsp;zijn. Zij moeten er op wijzen, dat tot nog toe de getroffennbsp;maatregelen nutteloos zijn geweest, terwijl het niet mogelijknbsp;is, deze nog te verscherpen, daar ze eveneens nutteloos ennbsp;tevens te kostbaar zijn. Echter zou men moeten strevennbsp;naar het in het leven roepen van een wetsartikel, waarbijnbsp;verbreiden der ziekte, hetzij door boos opzet of door achteloosheid, met straf wordt bedreigd.

Reeds lang zijn de meeningen over de waarde der

-ocr page 274-

246

maatregelen ter bestrijding verschillend en hebben deskundigen, belanghebbenden en bestuursambtenaren daarover geredetwist.

De grondstelling bij iedere bestrijding van besmettelijke ziekten dient te zijn, dat de genomen maatregelen in juistenbsp;verhouding staan tot den omvang van het af te wenden liwaadnbsp;en bovendien tot een goed gevolg moeten leiden.

Theoretisch nu is de ziekte te bestrijden, zelfs de praktijk heeft nu en dan de mogelijkheid daarvan aangetoond; in denbsp;meeste gevallen echter vindt verbreiding plaats, ten spijt vannbsp;alle politiemaatregelen, zoodat deze dan ook in de praktijk hunnbsp;waarde verliezen. Nergens bleek dit duidelijker dan in 1869nbsp;te Frankfort a/d Oder, waar de zoo strenge maatregelen innbsp;hetzelfde district tegen runderpest genomen, (en met succes) denbsp;verbreiding van ,,mond- en klauwzeer niet tegen konden houden.

Schrijver behandelt daarop de vraag van den Kreisthierarzt Adam voif Agsbueg, nl. of het noodig is tegen deze goedaardige ziekte, zulke ingrijpende maatregelen te nemen ennbsp;dat, zonder eenigen waarborg voor een goed gevolg?

Het economisch doel: het nationaal-vermogen te beschermen, wordt niet bereikt.

De maatregelen sinds 1867 getroffen, hebben nooit noe-menswaardigen invloed gehad op de verbreiding der ziekte, integendeel den duur daarvan verlengd en daardoor de schadenbsp;verhoogd, zoodat de plaag dikwijls vele jaren in een districtnbsp;stationnair bleef.

Ten bewijze daarvan laat hij eenige tabellen en cijfers spreken (zie Thierarztl. W.).

Bovendien dient in aanmerking genomen, dat de cijfers met de werkelijkheid nog veel verschillen, daar slechts Yn,nbsp;tot Ysnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;gevallen ter kennis van de politie komt; de

rest wordt geheim gehouden.

Verwonderen moet men zich, dat belanghebbenden jaren lang kalm berust hebben in de storing van hun bedrijf ennbsp;de verliezen daarbij geleden, waar zoo duidelijk de nutteloosheidnbsp;der maatregelen aan den dag komt.

Misschien zou dit niet het geval zijn, wanneer het niet betrekkelijk gemakkelijk was de gevallen te verzwijgen, welke

-ocr page 275-

247

overtredingen zijn te beschouwen als een noodweer tegen de nuttelooze en buitengewoon schadelijke maatregelen, tot nognbsp;toe zonder resultaat toegepast.

Spreker illustreert dit aan een uitspraak van het Wurtem-burgsche gerecht, waarbij overtreders werden vrijgesproken.

Het onderzoek door veeartsen en 't afgeven van een attest is een zeer dure maatregel, die bovendien geen nut heeft.

Daar het beginstadium der ziekte occult verloopt, kunnen de dieren reeds infecteeren zonder dat de deskundige zulks kannbsp;constateeren en zoo gebeurt het dikwijls, dat ze, gedkt doornbsp;een attest, kort daarop worden aangetast.

Ten slotte krijgen de deskundigen nog van alles de schuld, omdat de bevolking, ziende, dat ze onnoodig geplaagd wordt en denbsp;maatregelen geen nut hebben, hiervan kalm weg den veeartsen denbsp;schuld geeft.

Van uit een theoretisch standpunt beschouwd, zouden de voorschriften zdanig verscherpt moeten worden, dat b v.nbsp;Waar mogelijk, vliegen, ratten en muizen vernietigd, aangetastenbsp;en besmette dieren afgemaakt werden, terwijl mest, voeder, stroonbsp;etc. etc. verbrand zouden moeten worden. Natuurlijk is het onmogelijk zulke strenge en dure maatregelen door te voeren, daargelaten nog de vraag of ze nuttig zouden blijken.

Daar alzoo blijkt, dat de schadelijke gevolgen, noodwendig verbonden aan eene rationeele bestrijding, buiten verhoudingnbsp;groot zijn in vergelijk met het nut dat ze afwerpen, wordtnbsp;aangedrongen op een milder toepassing, dan wel op een alge-heele opheffing der in deze bestaande bepalingen.

Ten slotte eindigt schrijver zijn belangrijk artikel met te wijzen op de goede gevolgen dier opheffing voor den praktischennbsp;veearts en hoe spoedig een goede therapie de plaats zou innemennbsp;van het nihilusmus, nu in zwang, tot voordeel van den veebezitternbsp;en het nationaal vermogen en ook tot voordeel van dennbsp;veeartsenijkundigen stand.

Dit artikel verdient zeer zeker overweging. De schrijver heeft de koe bij de hoorns gevat. Hij staat bovendien nietnbsp;alleen, want hij haalt uitspraken aan o.a. van prof. Fesee ennbsp;prof. Dr. Dieckebiioj'F,

-ocr page 276-

248

Evenals schrijver van zijn Duitsche collegas, wilde ifc gaarne de opinie hooren van de H.H. veeartsen Tiier.

Hebben zij de maatregelen altijd met succes bekroond gezien, of gaat de ziekte kalm haar gang, optredend, zich verbreidend,nbsp;spottend met alle voorschriften?

En de schade door die voorschriften veroorzaakt? Is deze zoo gering? Neem bv. een industrieele onderneming, eennbsp;suikerfabriek in den maaltijd.

En dan de kleine man, de dessabewoner? Stilstand inden veehandel, in den landbouw en dientengevolge geldelijk verlies;nbsp;ziedaar de resultaten.

Ook hier is de veebezitter overtuigd van de onschadelijkheid der ziekte. Immers de dieren sterven bij eene eenigszins goede verpleging niet, hoogstens een zwak, jong of een heelnbsp;oud individu.

Daarbij, t vleesch blijft eetbaar en kan zonder gevaar genuttigd worden.

En ten slotte: in hoeverre wordt het algemeen belang gediend door de maatregelen?

J. Breedyeld.

Pamekasan, 27 Augustus 1900.

-ocr page 277-

OVER DE BETEEKENIS VAN LUCHTINFECTIE BIJ DE BELANGRIJKSTE BESMETTELIJKE VEEZIEKTENnbsp;EN OVER DE MAATREGELEN TEGEN HETnbsp;GEVAAR VAN DEZE INFECTIE.

(K.

Zeitschr. F. Thiermeilizin 4 BI H. 3. i 5).

Feoehner-Fulda deelt hieromtrent in de Alg. Central Zeit. f. Thierzucht het volgende mede;

Onder infectie verstaan wij, zooals bekend is, het binnendringen in het dierlijk lichaam van kleine, ziek makende levende organismen en onder luchtinfectie, het opnemen uitnbsp;de lucht van zulke organismen. Als poorten voor deze luchtinfectie komen de longen en de voorste luchtwegen (neus,nbsp;strottenhoofd, luchtpijp), alsook de huid in aanmerking.

De ziekte, waarmee wij het meest rekening hebben te houden, is de tuberculose. Bij drie vierden van alle tuberculeuse dierennbsp;is de long de eenige zetel van het lijden. De tuberkel-bacillennbsp;kunnen zich buiten het lichaam niet voortplanten. De uitgeademde lucht speelt bij de verspreiding de hoofdrol. Bijnbsp;rustige ademhaling bevat deze lucht geen bacillen, ook zelfsnbsp;niet wanneer de long in ergo mate tuberculeus is. Het bijnbsp;het hoesten uitgeworpen slijm is echter zeer rijk aan dezenbsp;kiemen en door de kracht van den hoeststoot wordt eennbsp;groot gedeelte van dit slijm fijn verdeeld en kan z metnbsp;lucht gemengd, in den vorm van blaasjes blijven voortzweven.

Deze blaasjes zijn alle in staat de ziekte over te brengen en des te zekerder geschiedt dit, naarmate de afstand tusschennbsp;het zieke en gezonde dier kleiner is en dit te samen-zijnnbsp;langer duurt. Ook de in de grootere slijmmassas aanwezigenbsp;bacterin kunnen in de lucht worden opgenomen, doordatnbsp;het slijm indroogt en de bacillen door luchtstroomingennbsp;worden omhoog gevoerd (stofinfectie).

Een overbrengen van tuberculose door de onbeschadigde

-ocr page 278-

250

huid is wel nauwelijks denkbaar en even zelden zal wel een infectie door wonden voorkomen, aangezien de langzaamnbsp;groeiende tuberkel-bacil in de meeste gevallen door de etternbsp;en het wondsecreet gedood en verwijderd zal worden.

Van even groote beteekenis als bij de runder-tuberculose is de luchtinfectie bij den Itwaden droes der paarden. Bijnbsp;negen tienden van alle gevallen van malleus zijn de luchtwegen den zetel van het lijden. Waarschijnlijk is dezenbsp;bacterie niet in staat in de lucht te zweven. Veeleer schijntnbsp;ook hier de bacil door kleine slijm- of vochtblaasjes mee-gevoerd te worden, welke bij niezen of hoesten zeer talrijknbsp;gevormd kunnen worden. Of door inademing van deze,nbsp;kiemen bevattend, stof een infectie met malleus kan ontstaan,nbsp;is nog niet zeker uitgemaakt, ofschoon vaststaat, dat ingedroogde kwade-droes-bacillen drie maanden lang hun ontwik-kelingsvermogen kunnen blijven behouden.

Van geringer beteekenis is de luclitinfeetie bij miltvuur. Experimenteel kan men zeer zeker langs dezen weg besmetting overbrengen, door de sporen, met koolpoeder vermengd,nbsp;met de lucht te doen inademen. In de natuur echter zal eennbsp;dergelijke toestand wel heel zelden voorkomen. We zijn ooknbsp;slechts dan gerechtigd, het indringen van het miltvuur-virusnbsp;langs de longen aan te nemen, wanneer noch in den darmnbsp;noch in de huid, locale miltvuurveranderingen voorkomen.

Bij hil- of houtvuur kan men luchtinfectie geheel uitsluiten, aangezien de bacterie die deze ziekte veroorzaakt, zich slechtsnbsp;kan ontwikkelen bij volkomen afsluiting van de lucht.

Geheel anders is het gelegen met de runderpest. De smetstof van deze ziekte vinden we niet alleen in de excretie- en seeretieprodukten van zieke dieren, maar ook in de uit-ademingslucht. Zij wordt overal, waar ze met de lucht innbsp;aanraking komt, opgenomen. Ieder ziek dier is dan ook doornbsp;een, tot besmetting in staat zijnde atmospheer, omgeven. Hetnbsp;virus hecht zich aan allerlei tusschendragers vast en wel innbsp;levensvatbaren toestand.

Evenals met die van de runderpest is het gesteld met de smetstof van polczielde bij schapen. Zij wordt door de uitgeademde lucht, de huiduitdamping en alle lichamelijke

-ocr page 279-

251

uitscheidingen in de atmospheer gebracht en is in staat zich door de lucht op een afstand van 200 M. in werkzamennbsp;toestand te verspreiden.

Bij de besmettelij^e longziekte van het rundvee, wordt de smetstof eveneens uitgeademd en de hiermee bezwangerdenbsp;lucht kan, als zij in rust verkeert, haar, in den stal tot op 50nbsp;schreden overbrengen en in het vrije of bij tocht, zelfsnbsp;tot op 300 passen. Daar de ziekte in werkelijkheid eenenbsp;longaandoening is, moet men aannemen, dat ze bij uitnemendheid door luehtinfectie wordt verbreid.

Vooral aan lucht gebonden zijn de kiemen van de influenza bij paarden. De normale drager van de smetstof is de vochtigenbsp;uitgeademde lucht van zieke paarden, welke op markten, openbare stallingen, bij het ontmoeten door beruiken enz. de ziektenbsp;van dier op dier overbrengt. In de vrije natuur is denbsp;afstand waarop zij door de lucht kan worden overgebracht,nbsp;niet grooter dan een pas of vier; in gesloten stallen hooptnbsp;de smetstof zich echter dusdanig op, dat ook besmetting opnbsp;grootere afstanden mogelijk is. Naast dit directe overbrengennbsp;komt nog voor, het overbrengen door allerlei tusschendragersnbsp;zooals personen, hooi, stroo, mest enz.

Ook bij de besmettelijke varkensziekte speelt de luchtinfectie een groote rol. Meestal worden de bacillen uit de lucht opgenomen. Dit blijkt ook uit de karakteristieke longaandoening ennbsp;uit het feit, dat de baeterrie zoo overvloedig in de longennbsp;wordt gevonden en in andere lichaamsdeelen minder talrijknbsp;voorkomt.

De goedaardige droes der paarden wordt veroorzaakt door een streptococcus, een microparasiet, die evenals de etteringnbsp;veroorzakende streptoecen, overal in de natuur voorkomt.nbsp;Als drager komen behalve de uitgeademde lucht, de slijmigenbsp;uitvloeiingen uit neus en oogen en de etter uit de abscessennbsp;in aanmerking. De lucht bevat deze kiemen evenals bijnbsp;tuberculose . en kwade droes in de blaasjes, die bij hoestennbsp;of niezen, dus bij geforceerde expiratie, gevormd worden.nbsp;Het feit, dat de slijmvliezen der luchtwegen voornamelijk denbsp;zetel der ziekte zijn, pleit voor de beteekenis vau de luchtinfectie in dezen.

-ocr page 280-

252

Bij de Brustseuche der paarden is hoogst waarschijnlijk de luehtinfectie ook van beteekenis. In elk geval schijntnbsp;het virus in mest en stalvuil te kunnen leven, of zelfsnbsp;zich te kunnen ontwikkelen, om ter gelegener tijd in de luchtnbsp;te worden opgenomen.

Omtrent mond- en Tdauwzeer loopen de meeningen uiteen. Het sprongsgewijze optreden in stallen, terwijl onmiddellijkenbsp;besmetting uitgesloten is, pleit echter wel voor infectie langsnbsp;den onderwerpelijken weg. De stofinfectie (het in drogennbsp;toestand in de lucht zweven van de smetstof) schijnt buitengesloten te zijn, aangezien uit proeven gebleken is, dat denbsp;smetstof na indrogen niet meer infecteert.

De maatregelen om luchtinfectie tegen te gaan, zijn drierlei. Ten eerste die, welke het opnemen van smetstof in de luchtnbsp;verhinderen, ten tweede die. Welke de zwevende kiemennbsp;verwijderen of dooden en ten derde die, welke het inademennbsp;van de in de lucht aanwezige kiemen beletten

Wat de eerste betreft, we bezitten geen middelen om het uittreden van de smetstof uit het levende lichaam te verhinderen. Daarentegen kunnen we dit wel doen bij het doodenbsp;lichaam, door diif te begraven, te verbranden of te steriliseeren,nbsp;evenals we dit zelfde doel bereiken door het desinfecteerennbsp;van met smetstof bezoedelde stalgereedschappen.

De bestrijding van de door stofinfectie veroorzaakte gevaren, kunnen we bevorderen door alle handelingen, die stof te voorschijn roepen te vermijden en dus bij desinfectie van stallen,nbsp;gangen, vloeren, kribben enz. dit langs den natten weg te doen.nbsp;Wat betreft het voorkomen van infectie door met kiemennbsp;beladen vochtblaasjes, zoo zijn ruime stallen, gangen ennbsp;voederbakken hierbij van groot gewicht. Hoe verder de dierennbsp;van elkander gestald zijn, hoe minder gevaar voor infectie opnbsp;deze wijze.

Wat aangaat de sub 2 bedoelde maatregelen kan het niet de bedoeling zijn om eventueel zwevende kiemen te dooden,nbsp;aangezien dit niet mogelijk is. Het is ook niet noodig omdatnbsp;de luchtstroomingen de kiemen wegvoeren en de smetstofnbsp;daardoor z zeer verdunnen, dat ze onwerkzaam wordt. Hetnbsp;gemakkelijkste en het gunstigste werkt een goede ventilatie,

4

-ocr page 281-

253

welke de smetstoffen wegvoert en verdunt en tevens voor goeden toevoer zorgt van zuurstof, welke van talrijke smetstoffen een groote vijand is. De desinfectie door berookingnbsp;(Chloor- en Broomdampen, Formaline) is slechts in goednbsp;gesloten ruimten mogelijk. Daarentegen bezitten wij in hetnbsp;licht een voortreffelijk bacterin-doodend middel. Directnbsp;zonlicht werkt desinfecteerend terwijl het diffuus daglicht reedsnbsp;een niet te onderschatten hulpmiddel is.

Tot de derde groep van maatregelen behoort de afzondering van de zieke dieren, waardoor men belet, dat de gezondenbsp;dieren de smetstof inademen. Verder moet men een overdragen van de ziektekiemen door tussehendragers (personen,nbsp;gereedschap enz.) trachten te vermijden.

V. D. B.

-ocr page 282-

VEE-TOESTANDEN OP MADOERA.

Het Veeverlceer.

De oorzaken van het enorm veeverkeer in de residentie Madoera heeft men te zoeken in den weinig vruchtbaren,nbsp;schralen bodem, bijna overal uit een rots- of kalkformpt''nbsp;bestaande, voor het landbouwbedrijf weinig geschikt.

Bovendien laat de natuurlijke gesteldheid van het eiland met een centraal bergstelsel, waarvan de hoogste top nog geennbsp;300 Meter haalt, het ontstaan van eenigszins belangrijkenbsp;rivieren niet toe, zoodat men er bij de uitoefening van hetnbsp;landbouwbedrijf, steeds met gebrek aan water te kampennbsp;heeft.

Waar mogelijk, trekt wel de bevolking door middel van irrigatiewerken van de kleine riviertjes profijt, in het algemeennbsp;kan men echter aannemen, dat bouwgronden levend waternbsp;missen en van regens afhankelijk zijn.

Levert de grond dus, zoo in tegenstelling van Javas vruchtbaren bodem, der bevolking geen voldoend bestaan op, tot onderhoud van het gezin moest de Madoerees wel naar anderenbsp;middelen omzien.

Men weet, dat de Madoereezen van oudsher als stoute zeevaarders ook zeeroovers bekend staan; strandbewonersnbsp;vonden in het zeewezen, waaronder het visschersbedrijf, hunnbsp;levensonderhoud.

Den bewoners van het binnenland daarentegen, werd bij de keuze van een bedrijf, door den weinig vruchtbaren grondnbsp;als het ware den weg aangewezen. Van den schralen bodemnbsp;zou alleen iets te maken zijn door zware bemesting, door ernbsp;op die wijze grootere vruchtbaarheid aan te geven.

Hun levensonderhoud hebben de Madoereezen dan ook gevonden in de veeteelt, waartoe in de eerste plaats het fokken

-ocr page 283- -ocr page 284-

ERRATA.

Het artikel sYeetoestanden op Madoera, door J. B. Leon is overgedrukt uit het Tijdschrift bij het Binnenlandsch-Bestuur, met enkele door den schrijver daarin gemaakte veranderingen.

-ocr page 285-

255

van runderen, verder van geiten, schapen, paarden en karbouwen gerekend moet worden.

Maar terwijl in de eerste tijden de veeteelt ter wille van den landbouw werd gecreerd, is na verloop van jaren denbsp;landbouw aan de veeteelt ondergeschikt gemaakt. De Madoe-rees plant geene voedingsmiddelen dan die, welke wel is waarnbsp;ook voor den mensch, maar in de eerste plaats voor het veenbsp;kunnen dienen.

Heeft in een groot deel van Java het aantal bebouwde gronden met de toename van de bevolking geen gelijken trednbsp;gehouden, op het eiland Madoera als beperkte ruimte warennbsp;alle beschikbare bouwgronden reeds door de eerste generatinnbsp;in beslag genomen.

Een gevolg daarvan was dat latere generaties wel elders naar een middel van bestaan moesten uitzien. Zooals bekendnbsp;is, is de bevolking van de residentie Besoeki met uitzondering van die in de afdeeling Banjoewangi en de zuidelijkenbsp;districten Djember en Poeger , en van de residentie Probo-linggo, behalve die van het zuidelijk deel van het districtnbsp;Tengger geheel Madoereesch, terwijl men ook in de residentienbsp;Pasoeroean vele Madoereesche nederzettingen aantreft.

Behalve deze Madoereezen, die zich in die residentin voor goed gesettled hebben, vertrekken jaarlijks van Madoeranbsp;duizende huisgezinnen daarheen om gedurende eenige maandennbsp;bij de talrijke aldaar aanwezige Europeesche landbouw-onder-Mjaingen een centje te verdienen.

Sommigen blijven er voor altijd achter, wie echter op het eiland Madoera een stukje bouwgrond heeft, keert zeker naarnbsp;zijn hei math terug.

Vergelijken wij de Madoereesche met de Siameesche bevolking beide rassen vinden grootendeels in de veeteelt hun levensonderhoud dan vallen de veel gunstiger conditin,nbsp;waarin de Siameezen verkeeren, dadelijk in het oog.

Siam Ij is een land met eene geringe bevolking, waar men vruchtbare bouwgronden voor het grijpen heeft, terwijl waternbsp;er zoo overvloedig is, dat men werken moet aanleggen, niet

1) Ook in dit land brachten wij ter bestudeering van onderwerpen op vee betrekking hebbende, eenigen tgd door.

Afl. 3 Dl. XIV

Dec. 1901. nbsp;nbsp;nbsp;n


-ocr page 286-

256

om het op de bouwgronden te brengen, maar om bet gedurende een deel van bet jaar, tegen het rijpen van de padi, er van alnbsp;te leiden.

De groote rijst-uitvoer van Siam is bekend, Madoera voert rijst in, djagoeng en olie zijn zijne uitvoerartikelen.

Het product van den arbeid van den Siamees, de winsten, die hem zijn groote veestapel opleveren, is dus niet alleen betnbsp;vee zelf, maar omgezet in hetgeen de grond opbrengt metnbsp;behulp van den veestapel: de padi.

Die opbrengst, de padi, is ruim voldoende om het gezin te onderhouden, zij levert zelfs een surplus dp, om de vele opnbsp;den Siamees drukkende belastingen te voldoen.

De handel van vee in Siam bestaat in den verkoop van

overtollig vee,

van vee, waarvoor men in verband met de

geringe bevolking geen arbeidsveld vinden kan.

Hetgeen die veehandel dus opbrengt, is voor den Siamee-schen landbouwer zuivere winst, die hij overlegt, daar de grond hem reeds zijn levensonderhoud bezorgt (^).

De Madoerees daarentegen moet al zijne inkomsten trekken uit hetgeen de veestapel hem door fokken oplevert.

De grond brengt hem wel een surplus aan djagoeng op, maar lang niet genoeg om daarmede zijne huishouding te bekostigen.

Is bovendien de padi van alle bestaande cultures de minst rendeerende, nog minder winstgevend is de djagoeng, die eldersnbsp;als paarden- en kippenvoeder gebezigd wordt.

Bij gemis dus van een rendeerend product van den grond, dat de Madoerees, wanneer de nood aan den man komt, ver-koopen kan, blijft hem niet anders over dan zijn koppelnbsp;runderen.

De winsten, die hij met het fokken van zijn koppel runderen waarover later gemaakt heeft, verbruikt hij; van het hoofdkapitaal koopt hij nieuw, jonger rund om dit dikwijlsnbsp;na een tijdvak van niet langer dan 2, 3 maanden weer tenbsp;verknopen.

(1) Siam hetteeno lielasting op den uitroer van vee; de uitvoer van koeien Is geheel verboden, terwiji van den uitvoer van huttcls, gering in aantai in vergelijking met dennbsp;groeten runderstapel, eene hoogerc belasting geheven wordt dan van den uitvoernbsp;van ossen.

-ocr page 287-

257

Er wordt dus in de residentie Madoera onophoudelijk vee ge- en verkocht, als een gevolg van den weinig vruchtbarennbsp;bodem, die den Madoerees geen voldoend middel van bestaannbsp;kan opleveren.

De uitvoer alleen van runderen van de residentie Madoera ( 50000) is ruim drie malen grooter dan die van het innbsp;N. I. bekende Siameesche rundvee ( 16000 stuks s jaars).

Bouw van de dessa en inrichting van het Madoereesch huishouden in verhand met den veestapel.

Bezoekt men een Madoereesche dessa, dan denkt men onwillekeurig in eene versterkte Atjehsche kampong verzeild te zijn geraakt.

Elk huis heeft zijn tuintje, gewoonlijk met djagoeng beplant, die door eene sterke doornachtige levende pagger omheind is. Bij de strandbewoners zijn die paggers gewoonlijk door vrij hooge muren van op elkaar gestapelde kalksteenennbsp;(karang) vervangen.

Die omheiningen hebben niet alleen ten doel, het vee buiten de tuinen te houden, maar ook, om zoo veel mogelijk, veediefstallen te belemmeren.

Is men reeds in de dessa dan vallen de huizen niet dadelijk in het oog, .daar men steeds door smalle gangetjes loopt die tusschen twee paggers opengelaten zijn. Komt zoonnbsp;gang op den openbaren weg uit, dan eindigt hij in een houtennbsp;poort, die 's nachts gesloten wordt.

Buiten de dessas zijn de beplante velden, links en rechts van de groote wegen gelegen, niet ompaggerd. De eigenarennbsp;loopen echter geen gevaar, dat deze met een bezoek van veenbsp;vereerd worden, aangezien veevervoer langs die wegen altijdnbsp;onder geleide plaats heeft.

Gewoonlijk zijn de sapi-kralen aan de belendingen, naast of vlak tegenover de huizen gebouwd. Ofschoon uit een hyginisch oogpunt het bouwen van sapi-kralen zoo dicht bijnbsp;bewoonde huizen niet aan te bevelen is, valt op Madoera tenbsp;constateeren, dat de sapis meer last moeten ondervinden vannbsp;de onaangename geuren, die uit een door een Madoereesnbsp;bewoond huis komen dan omgekeerd.

-ocr page 288-

258

Zoo vuil als alles in eene Madoereeselie woning is, zoo zindelijk zien niet alleen de kralen er uit, maar ook de runderen, wier huid men tientallen malen daags met een vochtigennbsp;doek of met de droge hand afwrijft.

De vele slachthuizen daarentegen, ver van levend water, midden in de dessas gelegen, waar op den beganen grondnbsp;geslacht wordt, zonder afvoeigoten voor bloed en vuil.zoodatnbsp;deze dikwijls sinds jaren in den grond vloeien, zijn warenbsp;pestholen.

Met walging verlaat men zoon slachterij, terwijl de Madoe-reesche familie, die er naast woont, blijkbaar niet den minsten last van de uit dien bodem opstijgende miasmen heeft. Ennbsp;de Madoereesche wedono, die mij vergezelt, schijnt die verpestende lucht niet te ruiken, althans heb ik er nog geen hunner eene aanmerking over hooren maken.

In West-Madoera worden de kralen van hout opgetrokkene opene gdogans gebouwd om de langgar, de verblijfplaats vannbsp;de in de koran studeerende jongelui, die er ook de nachtennbsp;doorbrengen.

In de afdeeling Soemenep, ook hier en daar elders op Ma-doera, zijn de runderen in afgeslotene ruimten, eigentlijk in kamers, met den beganen grond als vloer, gestald.

Een plafond van bamboe, waarboven een zoldertje ter opberging van het in den Oostmoesson benoodigd droog veevoeder, een kleine lage bal-bal, de legerstede van den man, die de sapis verzorgt en s nachts bewaakt.

In vele van die dichte kralen, treft men de keuken van het gezin aan, dan wel wordt er de mest verbrand.

Maar zoowel s nachts als overdag onderhoudt men er steeds een vuurtje om de sapis zoowel tegen de koele nachtluchtnbsp;als tegen muskieten, vliegen of andere insecten te beveiligen.nbsp;Van verre kan men dan ook sapi-kralen door den rook,nbsp;die van de daken opstijgt, herkennen.

Aangezien ploegen steeds door twee sapis geschiedt, houdt een Madoerees nooit n, maar minstens een span sapis ernbsp;op na.

Een langwerpig vierkante houten kist is de etensbak, aan welks korte zijden een sapi gebonden is. Een in den grond

-ocr page 289-

259

gegraven gat, dat herhaaldelijk geledigd wordt, doet dienst als mestkuil.

Met den kop aan den vrij hoog geplaatsten etensbak gebonden, is de sapi wel verplicht dezen steeds omhoog te houden,nbsp;terwijl de voorpooten op een steen of balk geplaatst wordennbsp;tot steun van t grootste deel van t lichaamgewicht.

Met hem dien stand te doen aannemen, verkrijgt men eene verbazende ontwikkeling van nek en borst, terwijl het verderenbsp;lichaam naar den staart langzaam afloopt, hetgeen de Madoe-rees mooi vindt.

Maar over al hetgeen de Madoerees doet tot ontwikkeling van het lichaam van de sapi, zullen wij uitweiden wanneernbsp;de kerapan-stieren ter sprake komen.

Heeft de Madoerees bij den bouw van de dessa met de belangen van den veestapel rekening gehouden, geheel en al is zulks het geval met de cultuur, de keuze der voedingsmiddelen,nbsp;die hij voor zijn levensonderhoud plant.

Padi plant hij ook, maar gewoonlijk slechts voldoende voor een klein deel van zijn levensonderhoud en dat van zijn gezin.

Wel is waar leent de geaardheid van den bodem zich ook weinig voor de padi-cultuur, maar zou zelfs bij aanwezignbsp;heid van betere gronden de Madoerees ter wille van zijn.nbsp;veestapel, het planten van veel padi niet raadzaam achten.

Bij mislukking toch van den padioogst, zoo dikwijls voorkomende op sawahs, die levend water missen en geheel van regens afhankelijk zijn, zou niet alleen hij, maar zouden ook zijne sapis de lijdende partij zijn. Bij eenen mislukten djagoeng-oogst daarentegen hij alleen.

Al oogst hij geen djagoeng, aan stengels en bladeren van den mislukten djagoeng-oogst hebben zijne sapis genoeg.

Zoo plant de Madoerees katjang-tanah, niet om de olie, die hij uit de pitten wint, maar omdat hij weet, dat denbsp;bladeren van die plant, evenals van kratok, een krachtignbsp;veevoeder zijn.

De zwaar bemeste tegalvelden worden op Madoera ook in den Westmoesson met tweede gewassen beplant, naast de padi-velden vindt men altijd djagoeng-aanplantingen.

-ocr page 290-

260

Maar overheerschend is de djagoeng in den Oostmoesson, wanneer na de padisnit ook de sawahs er mede beplant zijn.nbsp;Men ziet dan bijna niets anders, voor een gering deel afgewisseld door katjang-tanah, kadjang-idjo, ketela-pohoen ennbsp;kratok.

Steeds gedachtig' aan het onderhoud van zijne sapis, is de Madoeroes zelfs er toe gekomen zijn maag naar de door zijnnbsp;vee benoodigde voedingsmiddelen in te richten.

Van rijst houdt hij wel, maar het eten van rijst alleen, beweert hij, verzadigt niet, maakt hem spoedig hongerig.

Zijn maal bestaat dan ook uit 1/4 rijst en gemalen djagoeng^ bras-djagoeng genoemd, ook wel eens met bijvoeging van ke-telah rambat, die rauw door elkaar gemengd, gekookt worden.

Is zijn voorraad rijst op, gewoonlijk reeds 4 maanden na den oogst, dan voedt hij zich met djagoeng alleen.

Op de pasars ziet men dan ook rijst als ketoepat, eigenlijk als versnapering verknopen, djagoeng daarentegen als hoofdschotel, in den vorm van koekjes, enz.

Ook de eerste opvoeding die de Madoereesche landbouwer en veefokker die twee bedrijven zijn altijd vereenigd aannbsp;zijn zoon geeft, is bij de sapis.

Jongens van 56 jaren worden bij groote veebezitters tot verzorging van hun vee uitbesteed en keeren na 2, 3 jarennbsp;als belooning voor hun werken met een kalf naar huis.

Daarna worden zij aan het lezen van den koran (mengadji) gezet om na het tamat gehaald te hebben, hun verder levennbsp;aan het veefokken en aan den landbouw te wijden.

Gaan wij verder den Madoerees in zijne volksvermaken na, dan valt de eigenaardigheid op te merken, dat hij met hart ennbsp;ziel alleen aan die deelneemt, waarin zijne sapis betrokken zijn.

Terwijl toch op Java adel en bevolking verzot zijn op tandakken, is dit met den Madoerees geenszins het geval.

De gamelan hoort men op Madoera nergens, ook houden zij er geen ronggengs, najoeps, wajang wong, serimpis, enz. op na.

De Madoerees kent slechts n volksvermaak, dat hem genot verschaft, de kerapan, waarin de hoofdrol door zijnenbsp;sapis wordt gespeeld.

-ocr page 291-

261

Gaan wij dus na dat de Madoerees zijn dessa, zijn landbouw, de opvoeding van zijne kinderen, zijne volksvermaken, over het algemeen zijn geheel bestaan en leven in verbandnbsp;met zijne sapis heeft ingerieht, dan zal niemand mijne bewering overdreven vinden, dat een waar Madoerees ook voornbsp;V4 gedeelte zelf sapi is.

Middelen van bestaan, die de veestapel oplevert.

Elk Madoerees is veefokker. Terwijl echter elders op Java veel gefokt wordt als bij bedrijf, zal het uit het vorengemeldenbsp;duidelijk zijn, dat voor een overgroot deel bij de Madoereezennbsp;het fokken hoofdbedrijf is, de eenige bron van inkomsten.

Hoewel de strandbewoners, die in de vischvangst of zeevaart een middel van bestaan gevonden hebben, ook minutieusenbsp;fokkers van vee zijn, treft men toch de beste fokkers meer innbsp;het binnenland, in de zoogenaamde goenoengs aan.

Maar de fokkers par excellence, zoowel strand- als goenoeng-bewoners, zijn de Madoereezen van de afdeeling Soemenep.

Ook hier en daar in de goenoengs van de afdeelingen Sampang en Pamekassan wordt goed gefokt.

Wie eigenaar is van een stuk grond, is ook eigenaar van een span sapis.

Hij zal deze, wanneer de nood aan den man komt, wel verkoopen, maar met de spaarzaamheid, den Madoerees eigen,nbsp;houdt hij van de verkoopsom zooveel over, dat hij tegen dennbsp;padi-tijd nieuw vee kan koopen.

Is hij in goeden doen, dan is hij er steeds op bedacht zijn veestapel uit te breiden, om door fokken geld te verdienen.

Heeft hij, in het bezit van slechts n span, geene genoegzame middelen deze met een tweede span sapis'uit te breiden, dannbsp;fokt hij er geiten en schapen bij.

Paarden treft men, in niet grooten getale, in de afdeeling Sampang en Soemenep aan, over het algemeen in de bergstreken,nbsp;waar het, als pikolpaard benut, het transportmiddel is.

Karbouwen zijn in vergelijking met de overbevolking van runderen, gering in aantal, hoewel men in Madoera enkelenbsp;dessas aantreft, waar geene runderen, maar alleen karbouwennbsp;te vinden zijn.

-ocr page 292-

262

In Madoera kan men als regel aannemen, dat de arme landbouwer na de bewerking der sawahs, gedurende eenigenbsp;maanden zijne sapis goed voedt en ze dan verkoopt.

Tegen den planttijd van palawidjo, is het wel is waar ook noo-dig eerst den grond om te werken, maar dan wordt hem wel als vriendendienst een span sapis geleend, ook kan hij ze huren.

Men ziet trouwens op Madoera in tegenstelling van in West-Java de velden niet ns, maar meermalen beploegen,nbsp;waardoor ze tegelijk gewied zijn, zelfs wanneer er reeds dja-goeng van Meter hoog in groeit.

De sapis krijgen dan, om ze van de verleiding om van de djagoeng-bladeren te snoepen, te weerhouden, een gevlochtennbsp;mand van bamboe om den snuit; met merkwaardige vaardigheidnbsp;ziet men den Madoerees de ploeg hanteeren tusschen dikwijlsnbsp;groote rotsblokken in en geen djagoengplantje vertappen.

De gegoede Madoerees verkoopt zijn ploegvee, naar gelang van de uitgestrektheid van de in zijn bezit zijnde velden, grooternbsp;of kleiner in aantal, niet.

Als ploegvee bezigt hij bijna altijd koeien; de stieren, die men ook wel voor den ploeg ziet loopen, zijn altijd fokvee.

De koeien brengen gemiddeld 6 tot 9 kalveren der wereld, sommige brengen het wel eens tot 15, maar zijn die, welkenbsp;na het 00 komen, als dgneraties van het ras te beschouwen,nbsp;beweert de Madoerees.

Zijn deze fokkers tevens landbouwers, vele Moedoereezen in de afdeeling Soemenep ook hier en daar elders opnbsp;Madoera zijn uitsluitend fokkers,

In sommige streken van die afdeeling wordt zelfs geen padi geplant, maar al wat tusschen de zoo talrijke op de veldennbsp;aanwezige rots- en kalksteenen aan grond beschikbaar is, metnbsp;de vorengenoemde palawidjosoorten beplant.

Het aantal aanwezige sapis bedraagt daar wel het tiendubbele van hetgeen voor de bewerking dier velden benut kan worden.

Een deel van de bevolking oefent het fokkersbedrijf uit door koeien te koopen en de kalveren, zoodra zij gespeend zijn,nbsp;op de markt te brengen, een ander deel koopt de kalveren

op, om ze vet te mesten.

Zijn zij gefokt als slachtdier, dan komen zij ophunS^jaar

-ocr page 293-

263

ter markt: sapis die zich door hunne grootte en vooral door schoonen bouw onderscheiden trek- en kerapanstieren nbsp;worden eerst na vijf jaren fokken, verkocht.

Als slachtvee worden uitsluitend stieren gefokt, zij zijn niet groot van stuk en wegen, schoon aan den haak, van 80 tot 100 kilogram.

Ook heeft nooit uitvoer van koeien plaats de Madoerees is in de stellige meening, dat uitvoer van koeien verbodennbsp;is waarschijnlijk omdat de slachters op Java niet andersnbsp;dan stieren slachten willen.

In de slachtbanken op Madoera zelf wordt nooit een stiertje geslacht; integendeel komen daar alleen die oude koeien terecht, die meestal uitgejongd en voor den landbouw niet meernbsp;bruikbaar zijn.

Evenals overal op Java, staat men het onderhoud van koeien ook aan anderen af tegen belooning van de helft van de uitnbsp;die koeien geborene kalveren.

Het eerste kalf is dan voor den verzorger, indien de door hem onderhouden koe te voren nooit gejongd heeft; heeft zijnbsp;vroeger reeds kalveren ter wereld gebracht, dan is eerst hetnbsp;tweede kalf zijn eigendom.

Volgens de vele mij ter zake gedane opgaven, bedragen de verdiensten met het fokken van slachtdieren voor den uitvoer

nbsp;nbsp;nbsp;bijna alle Madoereezen fokken uitsluitend voor den uitvoer

nbsp;nbsp;nbsp;naar gelang van de streek waar gefokt wordt, van 6.nbsp;tot f 10., gemiddeld dus f 8. sjaals per rund.

De gemiddelde prijs van een slaehtstier bedraagt van 24. tot f 36., sommige halen zelfs f 40. terwijl de enkele dienbsp;ik voor f 50. heb zien verknopen, pracht-exemplaren genoemd kunnen worden.

De opgegevene prijzen gelden de afdeeling Bangkalan met hare uitvoerplaats Kamal, waarheen het grootste deel Van hetnbsp;vee, op het eiland Madoera getokt, ten slotte aanlandt.

Elders zijn de prijzen der slachtdieren zooveel lager als de transportkosten bedragen om ze naar een der veemarkten vannbsp;de afdeeling Bangkalan te brengen. Koeien zijn, in tegenstelling met West-Java, inzonderheid van de residentie Batavia,nbsp;waar men voor melk een groot debiet kan vinden, op Madoeranbsp;overal lager in prijs dan stieren.

-ocr page 294-

264

Bij gemis aan debiet worden de koeien op Madoera niet gemolken, de prijzen varieeren van f 22. tot f 28. voor een koe en kalf. Oude koeien, bestemd voor de slachtbanken,nbsp;worden voor f 12. tot f 18. verkocht, i)

Hebben wij hiervoren aangestipt, dat de padi-eultuur weinig, de djagoengaanplantingen nog minder rendeer end zijn, denbsp;sapi-cultuur, om het zoo te noemen, levert zeer zeker geennbsp;ruim bestaan op.

Be makelaardij hij koop en verkoop van vee.

Veemarkten.

Het eiland Madoera telt 26 veemarkten.

Gewoonlijk worden zij op de standplaatsen van de districts-en onderdistrictshoofden op denzelfden dag en in de nabijheid van de gewone wekelijksche markten gehouden.

Alleen in de afdeeling Bangkalan zijn zij door een dichten levenden pagger, met oen in- en een uitgang omheind.

In de andere afdeelingen kenmerkt niets de plaats, waar veemarkt gehouden wordt, zoodat men haar in gewone tijdennbsp;zou voorbij gaan. Bij preferentie kiest men om veemarkt tenbsp;houden een hellend terrein om in den Westmoesson geen alnbsp;te groote last van modder te hebben.

Schaduwboomen mist men op alle veemarkten, de te ver-koopen beesten staan steeds in de te Madoera zoo brandende zon.

Naar gelang van de streek, worden op een marktdag van 20 tot 400 runderen op de markt gebracht. Alleen in denbsp;afdeeling Bangkalan worden de veemarkten in de ochtenduren om 11 uur het drukstin de andere afdeelingen.

met eene kleine uitzondering, in de middag-uren gehouden.

. Dikwijls is aan de runder- een schapen- en geitenmarkt verbonden, terwijl ik alleen op de veemarkten in de afdeelingnbsp;Sampang karbouwen gezien heb. Van runderen ziet men opnbsp;de veemarkten de horens dikwijls geel geverfd, een middel omnbsp;de schoonheid te verhoogen dat door vrouwen ook te baatnbsp;wordt genomen, door het gezicht met gele boreh in te smeren.

1) Men kan dus de overal verspreide bewering als eene aardigheid opvatten, dat bU een bezoek van de dessas op Madoera door do bevolking melk evenals elders klapperwater, aangeboden wordt.

-ocr page 295-

265

Na de bewerking der sawahs, stijgt het aantal van de op de veemarkten aangebodene runderen tot het dubbele, het veenbsp;is dan goedkoop, omgekeerd vr den planttijd van de padinbsp;het duurst.

Van het op een veemarkt aangebracht vee, wordt gemiddeld Vs gedeelte verhandeld, de niet verkochte runderen wordennbsp;den volgenden dag naar een andere gebracht.

De in eene afdeeling op verschillende plaatsen bestaande veemarkten op geen grooteren afstand dan 20 palen vannbsp;elkander hebben op achtereenvolgende dagen plaats, zoodatnbsp;de runderen, die van daag op deze niet, den volgendennbsp;dag op de daarnaastbijgelegene veemarkt verkocht kunnennbsp;worden.

De veemarkten in de atdeelingen Bangkalan en Soemenap onderscheiden zich hierdoor van elkander, dat op die vannbsp;eei-stgenoemde afdeeling uitsluitend groot vee, reeds geschiktnbsp;voor den uitvoer, in het Soemenepsche kalveren en koeien tenbsp;koop worden aangeboden.

Zijn de in het Soemenepsche gefokte kalveren reeds volwassen, dan worden zij uitgevoerd en is het op de veemarkten in die afdeeling aangebracht groot vee gering.

Aangezien de uitvoer naar Java natuurlijk alleen langs de zuidkust van Madoera plaats vindt, volgt het ten verkoop aangeboden vee van af Telangoe (eiland Poeteran) afdeeling Soe-menep de veemarkten langs de Zuid, om, wanneer het nietnbsp;in een tusschen Telangoe en Kamal gelegen plaats is uitgevoerd, zijne lange wandeling op een der veemarkten in de afdeeling Bangkalan te eindigen.

Op de Noordkust van Madoera, waar geene uitvoerhavens naar Java zijn, maar waar de bevolking ook van de veeteeltnbsp;leeft, treft men slechts enkele veemarkten (Batoe Marmar,nbsp;Waroe, Banjoe Atis) aan.

Het vee daar opgekocht, over het algemeen al het in het Noorden van de afdeelingen Pamekassan en Sampang gefoktnbsp;vee, wordt op drie veemarkten, ongeveer in het midden van hetnbsp;eiland, in de afdeeling Sampang gelegen, te koop aangeboden.

Deze, de grootste veemarkten van het eiland Madoera, zijn die van Karangpenang, Rapa en Kedoengdoeng.

-ocr page 296-

266

Het aldaar verhandeld vee splitst zich dan in twee gedeelten, een deel maakt over de veemarkt Banjoe Atis (Biringko-nng) eene wandeling terug naar de Noord, naar de grootste in de afdeeling Bangkalan gelegen veemarkt Sepoeloe, eennbsp;ander deel volgt de aan de Zuidkust gelegen pasars Tardjoen,nbsp;Blega, (Galis) Tanah Merah, Bangkalan.

Het eindpunt is Kamal, welke der beide wegen ook wordt gevolgd.

Door de belangrijkheid van genoemde pasars in het Sam-pangsche, wordt ook daar veel van het in het Soemenapsche gefokt vee ten verkoop aangebracht, waarvoor de verkoopersnbsp;niet den hiervoren omschreven weg langs de Zuid nemen,nbsp;maar midden door het eiland gaan over de veemarkten Len-teng, Senenan (afdeeling Soemenep), Pegantenan (afdeeling Pa-mekassan), vanwaar weer een weg naar de pasars Karang-penang en Rapa loopt.

Op die tusschenpasars wordt het vee verhandeld dat bestemd is voor den uitvoer naar de residentin Besoeki, Probolinggo ennbsp;Pasoeroean en door den korteren afstand, van uit de af-deelingen Pamekassan en Sampang, direct daarheen uitgevoerdnbsp;wordt.

Makelaardij op de veemarkten.

Begeeft men zich op een pasardag naar een groote veemarkt in Madoera en passeert men de prachtige runderen, dienbsp;daarheen worden geleid, dan ziet men ook tientallen Madoe-reezen zich naar de markt spoeden, die ten teeken vannbsp;hunne waardigheid als makelaar met een zweep (potjoet)nbsp;gewapend zijn

Eigenaardig is, dat de veehandel op Madoera, evenals bij ons de handel in effecten, aandeelen enz., steeds plaats heeftnbsp;door tusschenkomst van makelaars.

De veehandelaren, die met eigen kapitaal werken, djoera-gans (dagang sapi) genoemd, zijn zelf makelaars en brengen hunne te verknopen runderen op de markt, om, zoodra zijnbsp;deze verkocht hebben dikwijls weer op diezelfde markt anderenbsp;in te koopen.

Voor een winst van 2, 3 gulden, verknopen zij een span

-ocr page 297-

267

runderen, terwijl zij, die grooter winsten willen behalen, met het door hen op Madoera gekocht vee, naar den overwal oversteken. Deze djoeragans trekken van veemarkt tot veemarktnbsp;om naar gelang van hun bedrijfskapitaal met een grootere ofnbsp;kleinere kudde sapis aan een der uitvoerhavens van Madoeranbsp;naar den vasten wal hun tocht te eindigen.

De eigentlijke makelaars in den veehandel zijn de zoogenaamde dagang petjoet, ngibir of walidjo, personen zonder kapitaal, die tegen belooning van f 0.25 tot f 0.50 hunnenbsp;diensten aan de dessalieden aanbieden om runderen te koopennbsp;of te verkoopen.

Wantrouwig als hij is, zal de Madoerees een span sapis die hij wil verkoopen, nooit aan een makelaar toevertrouwen en zelfnbsp;thuis blijven, hij brengt ze persoonlijk dp de veemarkt.

Nauwelijks aldaar aangekomen, klampt een dagang petjoet hem aan en als de Madoerees van zijne diensten wil gebruiknbsp;maken, geeft hij hem den harga mati op, waarvoor hij zijnenbsp;sapis verkoopen wil. De makelaar neemt dan het span sapisnbsp;van den eigenaar over, de dessa-man blijft er naast zitten innbsp;afwachting van de dingen, die gebeuren zullen.

Andere makelaars bieden hunne diensten aan om sapis te koopen.

Zien zij op de veemarkt een dessa-man rodeeren, van wien te veronderstellen is dat het doel van zijne komst het koopennbsp;van een span sapis is, dan gaan zij samen de pasar langsnbsp;en houden een critisch onderzoek bij de vele sapis, wier koppennbsp;steeds in de hoogte worden gehouden om hun forsche gestaltenbsp;te doen uitkomen.

Bij dat onderzoek let de Madoerees op tientallen bijzonderheden. Evenals bij een paard, zag ik zelfs het gebit nauwkeurig onderzoeken, ten deele om daardoor achter den ouderdom te komen, maar ook om te zien of daarin zich slechte tanden ofnbsp;kiezen bevinden. Om bepaalde kenteekenen oesar-oesarans nbsp;van de sapi die bij Chineezen en Javanen de waarde van eennbsp;paard verhoogen of verlagen geeft de Madoerees niets.

Heeft de dessaman zijn keus gevestigd, dan wordt het een loven en bieden, dat heel veel tijd in beslag neemt. Dikwijlsnbsp;ziet men partijen van elkaar gaan om over een half uur weernbsp;van voren af aan, de onderhandelingen te beginnen.

-ocr page 298-

268

Wordt voor een span sapis f 38. gevraagd, dan legt de kooper (altijd een makelaar) f 2. op den grond, het bod bedraagt dan f 32. Natuurlijk volgt daarop een weigering vannbsp;den verkooper (ook een makelaar) waarom de kooper er telkens geld bijvoegt en hoe langer hoe nijdiger de vraag stelt:nbsp;Geef je ze of geef je ze niet ?

Wel eens volgt dan een conferentie tusschen den verkooper en den naast zijne sapis zittenden eigenaar. Blijft deze zijnnbsp;prijs gestand houden, dan neemt de dagang petjoet fluks hetnbsp;op den grond liggend geld op en gaat boos verder.

Omgekeerd behoudt de verkooper dit geld, als de koop gesloten is; het restant in tientallen wordt bij het ontvangennbsp;van de veepas uitbetaald. Ook de makelaars ontvangen dannbsp;hun courtage.

De koop en verkoop hebben echter ook dikwijls plaats, zonder dat een gedeelte van den koopprijs vooruit wordt betaald.

Onder die makelaars treft men wel eens dichters aan, die in pantoens de goede eigenschappen van hun waar opsommennbsp;en ze op die wijze aanprijzen. Anderen gillen en schreeuwen,nbsp;terwijl ze de sapis opzwepen en in de rondte doen draaiennbsp;om de attentie tot' hen te trekken.

Honderden Madoereezen verdienen met deze makelaardij hun brood, terwijl het geen ongewoon verschijnsel is, datnbsp;dessalieden bij koop en verkoop, door hunne tusschenkomst,nbsp;bedrogen uitkomen.

De koop en verkoop op de veemarkten geschieden altijd a contant. De munten waarin zij verhandeld worden zijn denbsp;oko, de reaal en de rijksdaalder.

De eerste is een denkbeeldige munt, waarvan twee in onzen rijksdaalder gaan, de reaal een vroeger bestaande ter waardenbsp;van f2.

Het bedrijf van geleider (orang penoentoen) en van prauw-voerders ter overbrenging van vee over zee.

Door het norm veeverkeer op Madoera, verdienen ook een groot aantal Madoereezen den kost met het geleiden van veenbsp;naar de veemarkten en uitvoerhavens.

Door zijnen omgang, van kindsbeen af, met sapis, is dit

-ocr page 299-

269

werkje, dat dikwijls stevige armen vordert, volkomen aan den Madoerees toevertrouwd.

Zooals overal bij buffels, is de neus van het Madoereesch rund doorboord, zoodat het met het daarin bevestigd touw innbsp;bedwang gehouden wordt.

Gewoonlijk heeft elke sapi zijn geleider, toch ziet men dikwijls dat een span aan een man toevertrouwd is, die dannbsp;aan lange touwen een vr zich uitdrijft en de tweede achternbsp;zich laat volgen.

Over het algemeen is het Madoereesch rund noch goedaardig noch tam te noemen, een Madoerees kan echter met zijne sapisnbsp;alles doen, wat hij wil.

Een ander bedrijf, dat de veestapel oplevert, is dat van prauwvoerder om vee naar den overwal te transporteeren innbsp;zoogenaamde prahoe katir, platbodemige vlerkprauwen.

Velen van de aan de Zuidkust wonende strandbewoners, vinden in dat bedrijf een bestaan, alleen Kamal telt tientallennbsp;van die platbodemige en andere voor het vervoer van veenbsp;bestemde schuiten.

De overtocht van af Kedoengdoeng (afdeeling Bangkalan) en de verder oostelijk gelegen uitvoerplaatsen naar den overwal,nbsp;duurt gewoonlijk 12 uren. Heeft men echter wind en stroomnbsp;mede, dan doet men er niet langer dan 7 a 8 uren over.

Heeft die overtocht bij dag plaats, dan hebben de sapis in die onoverdekte prauwen meer nog van het Madoereeschenbsp;zonnetje te lijden dan op de schaduwlooze veemarkten.

De overtocht van Kamal naar Soerabaja (Semampir) duurt gewoonlijk 1 anbsp;nbsp;nbsp;nbsp;uur; naar Madoera terugkeerende,

vervoeren die prauwen tegen een zeer goedkoop tarief passagiers en goederen,

De sapi-lcerapan of balapan.

Eens in het jaar wordt door het Bestuur, ook vroeger in den tijd van de Panambahans, de kerapan uitgeschreven, zooals hiervoren is vermeld, het eenige volksvermaak, dat denbsp;Madoerees groot genot verschaft en waaraan hij met hart ennbsp;ziel deelneemt.

De kerapan heeft plaats op eene grasvlakte, waar een span

-ocr page 300-

270

sapis, die eene slede voorttrekken, in woeste vaart in eene rechte lijn een afstand van 150 a 200 Meter afleggen.

Aan het eind van de baan, moet het span een in den grond gestoken bamboe omverrijden dan wel door een aldaar vannbsp;bamboe opgerichte poort rennen.

De slede bestaat uit twee kromgebogene stukken hout, die gemakkelijk langs het gras glijden, en evenals een daar-tusschen hoogerop bevestigden stok ter dikte van een arm aannbsp;een juk verbonden zijn. Op dien stok zit als ruiter te paardnbsp;de Madoereesche jockey die het span ment door middel vannbsp;naar de doorboorde neusgaten der sapis loopende touwen.

Wie dien afstand het vlugst aflegt, is de winner; terwijl de daaraan besteede tijd niet op het horloge af, naar bij Madoereesche berekening wordt vastgesteld.

Op deze wijze worden ze in de afdeeling Soemenep en Pa-mekasan gehouden; in de afdeelingen Sampang en Bangkalan loopen twee spannen stieren, die dus een race in optimanbsp;forma houden.

Aan de eindbaan worden dan de in den grond gestoken bamboe of het opgerichte poortje weggelaten, een aldaar toezicht houdende commissie van inlandsche hoofden bepaalt, welknbsp;span er het eerst aangekomen en dirs winner is.

Bij die kerapas kan men aanschouwelijk zien, tot welke hooge graad van ontwikkeling de Madoerees door fokken hetnbsp;individu sapi heeft gebracht.

Vele van die sapis zijn ware monsters: nek, borst en lendenen zijn buitengewoon ontwikkeld, de pooten daarentegen kort, niet zwaar, maar krachtig gespierd, uitloopende in eennbsp;paar puntvormige hoeven.

Men staat er werkelijk verbaasd over, dat die pooten zoon groote massa kunnen dragen, meer nog hoe vlug zij een afstandnbsp;afleggen.

Het fokken van kerapan stieren is een bijzonder bedrijf van de Madoereezen en door de fancy prijzen, die ze er voor betalen durven, zeer loonend.

Strandbewoners houden zich met deze fokkerij niet bezig, voornamelijk zijn het de Madoereezen die in de goenoeng leven en die van de geheele afdeeling Soemenep,

-ocr page 301-

271

In deze aideeling hebben de Madoereezen van Gapoerana (eiland Poeteran) voor het fokken van kerapan-stieren vermaardheid en leveren zij een groot contingent van de voornbsp;de kerapans aangebrachte stieren!

In den Oostmoesson houdt men daar om de stieren te beproeven, eiken Vrijdag kleine kerapans die door eene groote menigte van heinde en ver worden bijgewoond.

Bij die gelegenheden worden de stieren te koop aangeboden en is het dan niet ongewoon dat een, misschien bij toeval,nbsp;door een span snel volbrachte rit den eigenaar bij verkoopnbsp;f 50. rijker doet worden door de onmiddellijke stijging vannbsp;den prijs.

De betaling van f 250. a f 300. voor een span goede kerapan-stieren is dan ook niets ongewoons, zelfs had de kli-won van Gapoerana, de grootste veebezitter en veekenner vannbsp;dat eiland, kort vr mijne komst een span kerapan-stierennbsp;voor f 600. aan den kliwon van Batoe Marmar (afdeelingnbsp;Pamekassan) verkocht.

Over het algemeen worden de kerapan-stieren, als zij nog jong zijn maar zeker even vr de jaarlijksche kerapans getraind en wordt aan hunne verzorging en voeding eene bijzondere zorg besteed.

Meer nog dan bij de sapis, die bij de kerapans de hoofdrol moeten vervullen, brengt de Madoerees dien tijd vooraf innbsp;zenuwachtige spanning door.

Zijn eer is er mede gemoeid, zijn grootste glorie dan ook zijne sapis als winners uit de renbaan te doen treden.

Men zou deze glorie kunnen vergelijken met die van den Europeeschen sportman, die, eigenaar van een winnend renpaard, daardoor Europeesche vermaardheid krijgt.

De Madoerees is bovendien daarbij zeer bijgeloovig en zal, gevoelig als hij is voor een nederlaag misschien ook voornbsp;de daling van de prijzen zijner kerapan-stieren van de deelneming aan de kerapan afzien, wanneer hij den nacht vrnbsp;den daarvoor vastgestelden dag, een onheilspellenden droomnbsp;heeft gehad.

Ook komt het wel eens voor, dat eenige dagen vr de kerapan evenals bij gelegenheid van groote diners bij Eu-

Afl. 3 Dl. XIV Dec. 1901.


18

-ocr page 302-

272

topeanli, aan de kerapan-stieren hunne maaltijden worden voorgediend onder begeleiding van muziek.

De stieren worden dan in pozie toegesproken, hunne deugden door den eigenaar opgehemeld, hun krachtige bouw hun duidelijk gemaakt, al de zorgen die aan hen besteed zijn, hunnbsp;herinnerd, de groote liefde van den baas verzekerd, als zijnbsp;zich goed houden enz. De Madoerees ziet in hen dan gee-ne sapis meer, maar zijne geliefde soedaras, hij gevoelt zichnbsp;dan niet voor het gedeelte, maar geheel en al sapi. Algemeen is dan ook de opinie dat zijne sapi-kerapan dennbsp;Madoerees nader aan het hart liggen dan zijne eigenenbsp;vrouw.

Een dag vr dien, vastgesteld voor de kerapan, verlaat het span de dessa en begeeft zich naar de dikwijls op 15, 20 palennbsp;ver verwijderde renbaan.

De sapis worden eerst feestelijk opgetuigd en uitgedost.

Om de lendenen wordt hem een tweehands breede band van een kleurrijke stof gebonden, zijn nek gestoken in eennbsp;ongeveer tot aan de knien loopende ook uit stof vervaardigden breeden halsband.

Van zijn kop wordt bijzonder veel werk gemaakt; zijne horens worden in een paar daarvoor passende kousen gestoken, het gedeelte tusschen de oogen bedekt met een driehoekigenbsp;bewerkte lap, waarvan twee kruiselings vastgenaaide bandennbsp;naar de neusgaten loopen.

Achter den nek steken gewoonlijk twee vlaggetjes uit.

Naar gelang van de welgesteldheid van den eigenaar wordt als stof gebezigd katoen of fluweel, nooit wit, maar altijd gekleurd. Die stoffen worden aan evengroote stukken zacht leernbsp;genaaid, dat dus op het lichaam ligt.

Zoowel aan lendenen als halsband zijn dikwijls van zilver-of gouddraad de figuren van draken of uit de wajang koeliet geborduurd, terwijl de halsband in belletjes of franjes vannbsp;goud- of zilverdraad eindigt.

Het driehoekig op het voorhoofd liggend stuk is met lovertjes of ronde spiegeltjes versierd, ook wel eens met een van zilver vervaardigden stierenkop of met een idem peer.

Het geheel is geen onaardig gezicht, het is alsof deze uit-

-ocr page 303-

273

dossing den monsterachtigen bouw der kerapan-stleren nog meer doet uitkomen.

Op die wijze uitgemonsterd, begeeft zich bet span kerapan-stieren, gevolgd door den eigenaar en zijne familie-leden op weg, begeleid door een corps inlandsche muziekanten (gen-dang, angkloeng enz.)

Overal langs den weg worden bij goede kennissen bezoeken gebracht, de stieren vertoond en door de gastheeren nauwkeurig genspecteerd, genformeerd naar hun oordeel omtrentnbsp;de winkansen in verband met den door hen verkregen indruknbsp;omtrent bouw, conditie enz,, overal wordt gegeten en gedronken.

In de stad, waar de kerapan gehouden zal worden, aangekomen, geeft de eigenaar s avonds een groote sedekah, waarop zijn beste kennissen worden genviteerd.

De daarbij gebruikelijke gedane gebeden gelden geheel en al de sapis, in wier stallen den geheelen nacht menjan (wierook)nbsp;wordt gebrand.

Den volgenden morgen vroeg worden de stieren, wederom in optocht, naar de renbaan gebracht en aldaar aan te vorennbsp;reeds gereed gemaakte paaltjes vastgebonden in afwachting vannbsp;het moment, dat zij in het strijdperk moeten treden.

Een prachtig gezicht leverde de aloon-aloon vr de Regents-woning te Bangkalan op den morgen van den 25en November 1900 op, toen zich 134 span stieren twee aan twee zoowel in kleurnbsp;als in grootte gelijk daar vereenigd hadden om aan de opnbsp;dien dag te houden kerapan deel te nemen.

Gewoonlijk houdt elk belangrijk district op het gebied van den veestapel, jaarlijks zijn eigen kerapan, voor dat jaar was mennbsp;overeengekomen om die in de districten weg te laten, maarnbsp;een groote scherp concurreerende kerapan te Bangkalan tenbsp;houden.

De verzamelde kudde was daarom bijzonder groot en hoewel het grootere rasrund in Australi of Europa misschien nognbsp;meer indruk zou maken, is het niet mogelijk dat de fokkersnbsp;daar in ontwikkeling van den bouw van het rund een grooterenbsp;volmaaktheid zouden kunnen verkrijgen.

De ongeveer 50 Meter breede renbaan op die aloen-aloen

-ocr page 304-

274

was aan drie zijden door bamboe-heggen, aan de vierde, waar de stieren gebonden waren, door een dichten drom Ma-doereezen afgesloten.

Eene commissie van inlandsche hoofden, di met de start belast waren, maakten uit, welke spannen, naar het uiterlijknbsp;in kracht gelijk, met elkander in den strijd moesten treden,nbsp;de winner's werden door eene andere commissie op de plaats,nbsp;waar de sapis gebonden waren en de wedstrijd moest eindigen, aangewezen.

Daar zien wij eindelijk een tiental spannen sapis met de dikwijls mooi versierde sleden en de familie-leden van dennbsp;eigenaar achter zich, hunne plaatsen verlaten en over de renbaan naar de plaats, waar de strijd zal aan vangen, zich langzaam bewegen.

De verschillende eigenaren van die opkomende kudde hebben de stieren, die misschien tegen de hunne moetennbsp;concurreeren, oogenblikkelijk gemonsterd, herkennen er vroegere winners onder, het is net alsof die kudde niet vooruitkomt, telkens ziet men haar ophouden.

De reden hiervan is, dat zoodra de eigenaar een span in zijn nabijheid ziet, waartegen zijne sapis onmogelijk kunnennbsp;concurreeren, hij even stil houdt en dien galbeker voorbij doetnbsp;gaan.

De commissie mocht eens, omdat zij naast elkaar loopen, dat span zooveel grootere stieren aan wijzen tegen de zijne tenbsp;loopen.

Bij aankomst heeft dan ook elk zoowat zijn partner gekozen, hoewel claims daaromtrent natuurlijk veelvuldig voorkomen.

Eerst hier begint het moeielijke werk.

Wij zien twee voor de race door de commissie uitgekozen span zware stieren, die op een afstand van 15 Meters vannbsp;elkander verwijderd staan.

Veel meer nog dan bij erg zenuwachtige racepaarden, is een goede start van deze stieren moeielijk. Het is alsof zijnbsp;voelen, dat voor den Madoerees veel van hun winnen of verliezen afhangt, hoogst zenuwachtig moet men ze tot de ordenbsp;roepen en voordat ze op eene rechte lijn staan, tal van keerennbsp;draaien, omkeeren, naar de plaats terug brengen enz.

-ocr page 305-

275

De gereedstaande stieren schieten steeds vr den tijd vooruit en wat bij paarden niet in die mate het geval is, heeft men bij hen 8 tot 12 man noodig om die zenuwachtige sterke dierennbsp;in bedwang te houden.

Eindelijk slaat de gong het teeken van afvaart en met een vervaarlijken sprong schieten de stieren vooruit om denbsp;race aan te vangen.

Met de staarten omhoog, doen zij dan aan de op jacht nagezette wilde bantengs denken.

Van mennen of sturen door den Madoerees, die op de slede zit, is geen sprake meer, ze eene wending te doen makennbsp;is niet meer mogelijk.

Ik geloof ook niet dat die Madoerees daaraan denkt, hij gilt, schreeuwt, bijt, krapt, slaat, vooral de staart, die hijnbsp;telkens ombuigt, heeft veel te verduren.

Flang, daar is hij de slede afgeslingerd, de race is voor hem onherroepelijk verloren.

Van gebrokene ledematen geen sprake, de Madoerees staat ongedeerd op.

Maar de stieren vervolgen hun woeste vaart en loopen in den aan de eindbaan staanden dichten drom Madoereezen,nbsp;waar zij van zelf stilhouden.

Hoe van die menschenmassa, die voor de stieren uitwijkt, geen enkele onder den voet is geraakt, is ons een raadsel.nbsp;Toch loopt het altijd goed af.

Zijn racepaarden door de afsluiting van de door hen te doorloopen baan verplicht daarbinnen te loopen, bij deze race-stieren, die als baan een grasvlakte van 50 Meter breedtenbsp;hebben, is dit niet het geval.

Zelden ziet men hen dan ook naar het recht tegenover gelegen punt de kortste afstand dus loopen, gewoonlijk vliegen zijnbsp;in verschillende richtingen over het veld. Naar ik zelf vermeennbsp;opgemerkt te hebben, is hun vaart gericht naar het paaltje,nbsp;waar zij vastgebonden zijn geweest en ook tot stilstand komen.

De eigenaar en familieleden, die gewoonlijk de slede volgen, van een winnend span sapis, zijn dol van vreugde, tandak-kende gaan ze de renbaan rond, zelfs ziet men ze zich overnbsp;den grond rollen.

ik


-ocr page 306-

276

Na den rit droogt men de sapis zorgvuldig af, geeft ze klapperwater in enz.

Bij elke race vallen de verliezers af, de winners moeten hunne krachten met andere beproeven, totdat naar gelang van het aantal uitgeloofde prijzen, deze aan de laatst overblijven-den worden toegekend. De eerste prijs is gewoonlijk een spannbsp;stieren, de andere prijzen bestaan in geld.

De optocht van een winnend span sapis naar de dessa heeft eveneens met grooten luister plaats, de naam van de dessa,nbsp;waar de beesten thuis behooren, wordt van mond tot mondnbsp;genoemd, de eigenaar biedt aan zijne dessagenooten een grootenbsp;sedekah aan.

Uit het vorenstaande zal het wel duidelijk zijn, dat alleen welgestelde Madoereezen kerapan-stieren er op na houden, dienbsp;ze zelden verknopen. Toch ziet men wel eens en dan ooknbsp;opgetuigd een enkel span kerapanstieren op de veemarkten staan.nbsp;Madoereezen beweren dat er dan een luchtje aan is, en ze alleen wegens het een of ander gebrek verkocht worden.

De verzorging der kerapan-stieren zullen wij in volgend hoofdstuk behandelen.

Veevoeder, verzorging enz.

Men kan op Madoera in den Oostmoesson uren lang rijden zonder een grassprietje te zien.

De Madoera-zon verschroeit in dat jaargetijde alle grassoorten niet alleen, maar ook bijna alle grond is dan door djagoengnbsp;in beslag genomen.

Van gemeente-weiden voor vee communaal grondbezit is overigens onbekendis op Madoera geen sprake, zelden ziet men,nbsp;zooals op West-Java karbouwen, een kudde sapis gezellignbsp;grazen.

Eene uitzondering hierop zijn alweer de goenoeng-streken op Madoera. Toch is, wat er in den Oostmoesson aan grasnbsp;groeit, zoo gering, dat men alleen s middags koeien, nooitnbsp;stieren, in de weide grazende kan aantreffen.

Op het eiland Kapoetran (Gapoerana) waar de Madoereezen als fokkers reputatie hebben, hadden de sapis, toen ik hetnbsp;eiland bezocht, in maand geen verseh gras gegeten.

-ocr page 307-

277

De sapis worden dus hun leven lang gekraald en van af hunne geboorte aan droog veevoeder gewend.

Als droog veevoeder worden in de eerste plaats de bladeren van de djagoeng gebezigd, die men aan den stengel laat , ooknbsp;die om de vrucht zitten worden graag genuttigd.

Verder de bladeren van de katjang en kratok, beide een krachtig veevoeder; in de goenoengstreken ook droog gras ennbsp;padistroo.

Als verseb veevoeder, worden den sapis de bladeren van alle mogelijke boomsoorten en struiken gegeven, slechts enkele,nbsp;b. V. die van de djarak, van de asem, zijn hiervan uitgezonderd.

In den Westmoesson eten de sapis natuurlijk ook versch gras, terwijl men dan zijn voorraad droog veevoeder voor dennbsp;Oostmoesson verzamelt.

De volgende beschrijving omtrent de verzorging geldt voornamelijk de kerapan-stieren, die hoewel ze ook wel eens voor de ploeg gespannen worden over bet algemeen niets uitvoeren.

Ofschoon koeien in bet geheel niet verwaarloosd worden, besteedt de Madoerees zijne meeste zorg toch aan de stiertjes,nbsp;hetzij deze bestemd worden voor de kerapan, hetzij voor denbsp;slachtbank.

De verzorging van de slachtstieren is vrij wel gelijk aan die van de kerapan, met uitzondering dat men bij de laatstenbsp;daarbij alles vermijdt, wat niet in het voordeel van een schoenennbsp;bouw van het dier kan zijn.

Hiervr hebben wij de inrichting der kralen beschreven, waarin de stieren gedwongen worden een stand aan te nemen, dienbsp;voordeelig op de ontwikkeling van speciale lichaamsdeelen werkt.

Dikwijls worden kerapan-stieren eenige uren lang in dien stand buiten de kralen geplaatst, de steenen of balken, waaropnbsp;de voorpooten rusten, zijn dan dikker, het lichaam loopt meernbsp;hellend af.

Aan den bouw van de kalveren reeds, kan de Madoerees zien of uit hen kerapan-stieren te groeien zullen zijn.

Vooreerst iet men er op of het beest een fijn beenderengestel heeft, uiterlijk merkbaar aan het bezit van grof haar op de huid.

De pooten moeten dun en in puntige hoeven uitloopen, de

-ocr page 308-

278

borst breed, de nek rond, de bnid lms zijn, de achterdijen moeten regelmatig dunner eindigen. Ook neemt men voornbsp;kerapan-stieren geene andere dan die bruin (merah koening)nbsp;van huidskleur zijn.

Met die gegevens hangt het volgens den Madoerees, van de opvoeding, die het kalfje krijgt, af, of er een goede kerapan-stier uit groeien zal.

In den West-moesson geeft men het dier driemalen daags versch gras, maar alleen overdag, s nachts krijgt het niets.nbsp;Drinken ns daags en wel volgens eene afgepaste hoeveelheid (blanga ketjil).

Men zorgt er vooral voor dat het dier door te veel drinken geen dikken buik krijgt. Baden doet men dan het beest eens in de vier dagen.

De voeding in den Oostmoesson is anders.

Men geeft het dier zoowel overdag als s nachts versche bladeren b. v. van de nangka, bamboe, memba en droogenbsp;djagoeng-katjang bladeren enz. te eten.

Drinken tweemalen daags, s morgens en s nachts, baden ns in de twee dagen.

Zoowel in Oost- als in Westmoesson doet men in het water van tijd tot tijd wat zout, terwijl ook het doen drinkennbsp;van lauw water goed doet.

Strandbewoners geven het dier wel eens zeewater te drinken. Bij het baden laat de Madoerees geen plelije van de huid vannbsp;zijn sapi ongewasschen, bij zelf daarentegen vermeent door drie,nbsp;vier potten water over zijn hoofd te gooien, volkomen gereinigd te zijn. Het baden geschiedt gewoonlijk, bij gemis aannbsp;rivieren, bij de putten.

Men vergeet niet de sapis dikwijls te pidjiten en te oe-roeten, terwijl men het niet genoeg met een vochtigen doek of met de drooge hand over de huid kan strijken. Een prachtige glimmende huid is daarvan het resultaat. Zijn de harennbsp;wanneer de beesten nog jong zijn, grof, dan roskamt men zenbsp;dikwijls met de samboek klappa.

Een merkwaardig geloof hebben de Madoereezen in de voedende kracht van de djamoes, die ze de runderen ingeven,nbsp;hoewel zij niets anders dan een goed purgeermiddel zijn.

-ocr page 309-

279

Vraagt men een Madoerees, op zijne koeien wijzende, waarmede hij pas van den veldarbeid thuis is gekomen, of hij ze ook djamoes ingeeft, dan zal hij daarop bevestigend antwoorden en er bijvoegen anders zouden de beesten het velenbsp;ploegen niet volhouden.

Die djamoes zijn voor kerapan-, slacht- of trekstieren en voor ploegvee verschillend.

De kerapan-stiertjes krijgen op hun 2e of 3e jaar 3 keeren en wel om de acht dagen een djamoe in, bestaande uit djo-rangoe (een wortel) en 2 witte uien die vooraf in een potnbsp;fijngestampt zijn.

Een jaar later krijgen zij een djamoe te slikken van 50 eieren, wat zout en tamarinde, alweer drie keeren om de 8nbsp;dageij.

Elders vult men een oude klapper na het water er uit verwijderd te hebben, met gadoeng, verbrandt het, stampt de verbrande massa fijn, doet er wat goela djawa bij en geeftnbsp;dit het rund als djamoe te eten.

Uit welk preparaat de djamoe ook is bereid, steeds vindt men er een bestanddeel in dat een goede laxans is.

Voor de slachtstieren zijn de hierboven vermelde 50 eieren vervangen door 50 djarakpitten enz, terwijl men over hetnbsp;algemeen zoodra een rund minder goed is, begint met hetnbsp;zoon djamoe in te geven.

Bij slachtdieren let men verder minder op het drinken, enz. groote buiken geven zelfs een grooter gewicht daarentegen meer op het eten, waardoor een smakelijk vleeschnbsp;wordt geproduceerd.

Merkwaardig is het dat het ieder Madoerees, die er dan ook met eene zekere minachting over spreekt, bekend is, datnbsp;het vleesch van de sapis van de op het gebied van fokkennbsp;met hen concurreerende Balineezen, een muscuslucht heeft.

De harhoiiwen.

Madoera met zijn schaarschte aan water is geen land voor karbouwen, voor welke halve amphibin het een levens-voor-waarde is, dagelijks daarin eenige uren door te brengen.

Ook de Madoerees is met die eigenaardigheid der buffels

-ocr page 310-

280

bekend. Waar men ze ziet, kan men verzekerd zijn in die streek water te zullen vinden.

In West-Java is het algemeen de gewoonte, dat de inlanders in den Oostmoesson, heele kudden karbouwen, voor die, viernbsp;maanden naar een nog gras- en waterrijke streek zenden. Ooknbsp;op Madoera worden deze dieren runderen nooit eldersnbsp;heengezonden, wanneer het nabij de dessa gelegen riviertje droognbsp;geloopen is. Gras is er dan sinds lang niet meer te vinden,nbsp;de karbouw is echter ook aan droog veevoeder gewend.

Hoewel het rund zijn lievelingsdier is, erkent de Ma-doerees de vele goede eigenschappen van den karbouw toch ten volle. Hij weet, dat waar de sapi in zware klei-grondennbsp;de ploeg er niet doorheen krijgt, de karbouw zulks wel doet,nbsp;ook dat zijne grootere kracht hem langer tot ploegen in staatnbsp;stelt. Deze redenen noodzaken den landbouwer, waar de totnbsp;zijne dessa beboerende gronden uit klei-grond bestaan, alleennbsp;karbouwen in plaats van runderen er op na te houden.

Behalve dat de verzorging van den karbouw zooveel gemakkelijker en eenvoudiger is dan van de sapi, is zijn karakter goediger, hetgeen de Madoerees ook opmerkt.

Wijders wordt de buffel om de mest, die hij in zooveel grootere hoeveelheden dan de sapi oplevert, geapprecieerd.nbsp;Als een gevolg daarvan, gaat de bemesting der velden zooalsnbsp;hiervoren gemeld de noodzakelijke voorwaarde voor hunnenbsp;productiviteit met mindere moeite gepaard.

Men bouwt voor het span karbouwen in het te bemesten veld een kraal, die afgebroken en verplaatst wordt, wanneernbsp;men een nieuw veld bemesten en beploegen wil. Mest heeftnbsp;men dan bij de hand, terwijl die anders van de dessas, waarnbsp;de runderen verzorgd worden, moet worden aangebraeht.nbsp;Den planttijd brengen de karbouwen dus dag en nacht innbsp;de velden door, een waker zorgt, dat ze niet gestolen worden.

Trekdieren.

Hoewel heel veel vervoerd wordt met de door paarden getrok-kene tjikars-veer, worden op Madoera runderen ook als trekdieren gebezigd, maar als zoodanig op de veemarkten niet te koop aangeboden.

-ocr page 311-

281

aan

De Madoerees kiest tot dat doel een drie vierjarig span,

wier Hinken, kiachtigen bouw hij de eigenschappen van goede trekdieren toekent. Het trekken wordt het dan met heel veelnbsp;geduld geleerd.

De karren, die zij voorttrekken, zijn halve huizen, D/a M. lang en l/^ M. breed, op wielen van 1 M. middellijn, waaropnbsp;een vast dak van atap rust.

Dikwijls zijn zij van mooi houtsnijwerk voorzien, terwijl het niet ongewoon is, dat men eene uitgebreide familie opnbsp;een daarin aangebrachte zoldering ziet liggen en de ruimtenbsp;daaronder nog met tal van kisten en andere goederen gevuld is.

Waarschijnlijk om de trekdieren zooveel mogelijk tegen kwetsuren op de harde rijwegen te beveiligen, zijn de hoevennbsp; alleen van de voorpooten van een eigenaardig schoeisel vannbsp;karbouwenleer voorzien.

Veediefstallen.

Door de groote massa vee op Madoera komen veediefstallen herhaaldelijk voor.

Toch is daar de gelegenheid voor den dief zooveel minder gunstig dan op Java,

Treft men b. v. in de Preanger de kralen gewoonlijk buiten de dessa aan en ziet men daar zelfs een kudde van een tien-,nbsp;twintigtal karbouwen op een tegal of drooge sawah de nachtennbsp;doorbrengen, zooals hiervoren reeds is vermeld, is op Madoeranbsp;al het vee s nachts in de dessa vereenigd.

Kan men op Java gestolen vee spoedig heel ver weg in andere residentin brengen, op Madoera, als zooveel kleinernbsp;eiland, is zulks niet mogelijk. Evenmin kan de dief, bij gemis aan bosschen, het gestolen vee daarin voor een tijdjenbsp;verborgen houden.

Gewoonlijk wordt gestolen vee dan ook dadelijk geslacht en het daarvan afkomstige vleesch aan dessa-lieden, die minnbsp;of meer in den veediefstal betrokken zijn, verkocht.

Men steelt op Madoera meer klein dan groot vee, omdat groot vee, vooral recalcitrante exemplaren moeielijk te vervoerennbsp;zijn, terwijl kalveren gedragen kunnen worden.

-ocr page 312-

282

Bovendien hebben Madoereezen als het ware instinct om de sporen van vee terug te vinden, zoodat de kans van achterhaald te worden bij het stelen van groot vee, niet gering is.

Behalve diefstal komt het wel eens voor, dat de Madoerees uit wraakzucht s nachts de pezen van de achterpooten van eennbsp;aan zijn vijand toebehoorenden stier doorsnijdt.

Uitvoer van vee.

Het eiland Madoera voorziet de residentin Soerabaja, Pa-soeroean, Probolinggo en Besoeki zoowel van slacht- als van trekvee.

Ook heeft geregelde uitvoer van vee plaats naar Batavia ten behoeve van de Paketvaart Maatschappij, ten behoeve vannbsp;de comsumptie aan boord van de schepen van die Maatschappij,nbsp;en naar de Zuid- en Ooster-afdeeling van Borneo.

Ingeval in Atjeh en Onderhoorigheden, Celebes (Makasser), Sumatras Oostkust en Banka verbod van invoer van buiten-landsch vee bestaat, voorziet in die tijden Madoera ook dezenbsp;residentin van slachtvee. Een enkelen keer heeft zelfsnbsp;uitvoer van Madoereesch vee plaats naar Menado, Timor, Lombok en Singapore.

De grootste uitvoerplaats van vee op Madoera is Kamal, van waar uit niet alleen geheel Soerabaja van slachtvee voorzien wordt, maar die door zijn veilige haven ook de uitvoerplaatsnbsp;van vee voor de Buitenbezittingen is. Alleen de residentie Zuiden Ooster-afdeeling van Borneo betrekt zijn vee uit de afdee-ling Soemenep omdat stoomschepen van daar naar Bandjesmasinnbsp;varende, gedurende een deel van het jaar wind en stroomnbsp;mede hebben

Zooals hiervoren reeds is medegedeeld, heeft het transport van vee van de Zuidkust van Madoera naar den overwal nietnbsp;door middel van stoomschepen maar van prauwen plaats, hetnbsp;vee wordt dan van een der havenplaatsen van de afdeelingennbsp;Sampang, Pamekasan of Soemenep uitgevoerd.

Alleen het vee uitgevoerd uit Kamal, wordt door een in-landschen veearts gekeurd, uitvoer elders heeft niet onder deskundige controle plaats.

-ocr page 313-

283

Ook een kleine hoeveelheid karbouwen wordt van Madoera naar Java uitgevoerd.

c. Wat lean voor den veestapel gedaan worden om den daarmede in verband staanden economischennbsp;toestand van de bevolking te verbeteren?

De groote zorg, die de Madoerees aan zijne sapis besteedt, doet het betreuren, dat hij, uit onbekendheid met de middelen castiatie en teeltkeuze niet de minste moeite aanwendt,nbsp;ter verbetering van het ras.

Castratie van runderen en buffels, op Java vrij algemeen en aan ieder Madoerees ook bekend, heeft bij die bevolkingnbsp;nog geen ingang gevonden.

Gewoonlijk onderwerpt de Madoerees alleen trekdieren en dan nog niet alle aan deze kunstbewerking, die door middelnbsp;van kloppen wordt verricht; het meest hoe weinig ook nbsp;vindt zij op het eiland Sapoedi plaats.

Bali daarentegen voert alleen ossen uit, in grootte verre de meerdere van de Madoereesche slachtstieren.

Toch is de Madoerees bekend als voordeelen der castratie met de snellere en grootere lichamelijke ontwikkeling van hetnbsp;rund en zijne gemakkelijkere behandeling door het kalmerenbsp;temperament van den gecastreerde.

Als de moeder (koe) krachtig en schoon is, zal zij ook goede jongen afwerpen, is de vaste overtuiging van den Madoerees. Met die overtuiging doet hij niet aan teeltkeuze,nbsp;laat hij de voortteling geheel aan het toeval over, ontkentnbsp;hij zelfs volkomen het aandeel van den stier in de progenituur,

De kerapan-stier, die als het ware voor de teeltkeuze aangewezen is, doet bij den Madoerees nooit als springstier dienst. Volgens de heerschende begrippen, heeft zoon stier eenmaalnbsp;gedekt hebbende misschien omdat hij dan onhandelbaarnbsp;wordt, ook alle waarde als race-stier verloren. Maar ook om eennbsp;andere reden.

Het moederdier zou tijdens het bespringen de lendenen breken en bezwijken, beweert de Madoerees en als men denbsp;monsters, kerapan-stieren, naast de kleine koeien ziet staan, twijfelt men er geen oogenblik aan. De enkele afstammelingen van

-ocr page 314-

284

kerapan-stieren, die mij te gelijk met hitnlie vaders Vertoond zijn, waren van heele oude, als zoodanig afgedankte, afkomstig.

Met de onverschilligheid van den Madoerees, welke stier het jong verwekt, heeft hij er ook niet de minste notie van,nbsp;dat vooral die zwakkelingen onder de stieren, welke doornbsp;hun dwergenbouw, hun verouderd uiterlijk, dequot; degeneratienbsp;van het ras vertonnen, in de voortteling veel kwaad doen.

Het Madoereesch runderras is klein, al hebben wij gezien, hoe men door een bijzondere verzorging het lichaam van dennbsp;kerapan-stier tot eene buitengewone ontwikkeling weet op tenbsp;voeren. Springstieren van vreemde rassen ter croiseering,nbsp;om een grooter ras in het leven te roepen, zijn in de residentie Madoera nog nooit ingevoerd.

Men heeft den Madoerees op dat gebied, tot nog toe, geheel aan zijn lot overgelaten en zich nooit eenige moeitenbsp;getroost om het product van zijn arbeid zijn eenig middelnbsp;van bestaan in qualiteit te verbeteren.

De bestaande toestanden, waarin de Madoerees en zijn veestapel verkeeren, in rekening brengende, zou hij doornbsp;leering, leiding en overreding, zonder uitoefening van eenigennbsp;dwang, n, b. m. er toch gemakkelijk toe te brengen zijn,nbsp;zoowel om de castratie bij zijn vee toe te laten, als om zijuenbsp;koeien alleen door krachtige, gezonde springstieren te doennbsp;bevruchten. Men kent de door s Lands Plantentuin gecreerde demonstratie-velden, waar te midden van een complex aan de bevolking toebehoorende gronden ^b.v. sawahsnbsp;voor de padicultuur door den Plantentuin zelf wordt geplant,nbsp;om haar aanschouwelijk de voordeelen te doen zien van eenenbsp;betere zaadkeuze en meer rationeele werkwijze bij de cultures, die daardoor grootere winsten afwerpen.

In diezelfde richting werkende, zouden wij voor den Madoerees demonstratie-kralen opgerieht wenschen te zien,nbsp;waar uitgekozene springstieren gestald zijn en tevens gelegenheid bestaat aldaar door de bevolking aangebrachte stierennbsp;te castreeren.

Tegelijk make men de voordeelen van goede teeltkeuze der bevolking aanschouwelijk door het grooter, krachtiger productnbsp;te doen zien van die springstieien en een tien- of vijftiental

-ocr page 315-

285

in die demonstratie-kralen gestationeerde, van de bevolking gekochte koeien.

Als leek onthoud ik mij van een oordeel of men voor springstieren, stieren van buitenlandsche, Europeesche of Inland-sche rassen behoort te bezigen. Misschien zouden daarvoornbsp;ook kerapan-stieren, waarvan men in dat geval de abnormalenbsp;lichamelijke ontwikkeling op een bepaalden leeftijd stuit, bestemd kunnen worden i).

Wat de castratie betreft, men bepale zich om haar door gepaste en voorzichtige middelen, bij de bevolking burgerrechtnbsp;te doen verkrijgen.

De Balinees en Siamees dan wel de Inlander van West-Java, denken er nooit over de eersten hunne runderen, de laatste zijnenbsp;buffels waar noodig, niet aan eene castratie te onderwerpen.

Zoo ver moet men den Madoerees ook zien te brengen, de castratie kan dan verder buiten bemoeienis van het bestuur nbsp;geheel aan haar overgelaten worden.

Het door het Gouvernement ter verbetering van het paardenras aangewende middel om de bevolking te bewegen de voor de voortteling niet geschikte paarden vrijwillig ter castratie af te staan, heeft bestaan in het uitloven van een premie nbsp;in de Preanger-Regentschappen van fS aan inlandsche, nietnbsp;van s Landswege bezoldigde, castreerders, voor elke door hennbsp;met succs volbrachte castratie.

Die castreerders overreden in de dessas de bevolking tegen ontvangst van de helft of meer van de premie, hunne paardennbsp;ter hunner beschikking te stellen om de castratie te ondergaan.nbsp;Bovendien werd aan den eigenaar schadeloosstelling uitgekeerd,

1). Volgens geruchten zou de Plantentuin met zijne demonstratie-velden Yoordepadi-cultuur tot nog toe het tegenovergestelde van succes gehad hebben.

Men vergete echter niet, dat omtrent een proef van een enkel jaar, niets te zeggen valt, te minder nu die velden, evenals de sawahs van de bevolking, juist in dat jaar doornbsp;alle mogelijke soorten homos bezocht zijn. Dat nu die demonstratie-velden aan de bevolking tegengevallen zouden zijn, is te begrijpen, daar zij blijkbaar de vaste overtuiging had,nbsp;dat in de door den Plantentuin geplante padi, geen homo zou kunnen voorkomen.

Een demonstratie-veld met djagoeng als tweede gewas beplant, zou te Madoera veel nut kunnen stichten om aan de bevolking ~ hoewel meer veefokker dan landbouwer tenbsp;toonen, hoe men in slechten schralen grond, toch goede, groote djagoengs kan produ-ceeren. De djagoeng op Madoera is klein van stuk, lang niet als die in West-Javanbsp;geteeld.

Wordt dan zoo'n demonstratie-veld in de nabijheid van een demonstratie-kraal aangelegd, dan heeft men ploegvee en mest in overvloed b de hand.

-ocr page 316-

286

ingeval het dier tengevolge van de operatie kwam te sterven.

Hoewel deze werkwijze niet onpraetisch genoemd kan worden, acht ik haar voor de residentie Madoera werkelijk verkeerd.

Men zende daarom niet een zwerm inlandsche castreerders, die zoo weinig mogelijlc van hunne premie zien te verliezennbsp;en de castratie aan de bevolking als een prentah van hetnbsp;Bestuur voorstellen de dessa in, maar doet die kunstbewerking alleen uitvoeren in de stations, waar de gecastreerden,nbsp;tot tijd en wijle de wond geheeld is, gevoed en gekraald worden.

De ondervinding toch met castratie in Nederlandsch-Indi

opgedaan, leert, dat de sterfte onder de gecastreerden, zelden of nooit tot oorzaak heeft, eene door deskundige handen verrichte kunstbewerking, maar gewoonlijk verwaarloozing vannbsp;verwondingen, opgedaan door het zich op den grond werpennbsp;van het dier, dan wel slechte wondbehandeling na de operatie of ontijdigen en overmatigen arbeid kort daarna, dikwijlsnbsp;ook andere ziekten.

Is dus het sterven van een gecastreerd dier dikwijls aan den eigenaar zelf te wijten, in 1892 deed zich te Soekaboeminbsp;(Preanger-Regentschappen) het feit voor, dat eenige ongeschiktenbsp;castreerders, de helft van den paardenstapel hebben gedood.

Aan wien echter ook de schuld moge liggen, maakt die sterfte de bevolking van de castratie van hun vee afkeerig,nbsp;hetgeen op Madoera met alle middelen voorkomen behoort tenbsp;worden.

Liefst zou ik ook om de bevolking vertrouwen in te boezemen met die kunstbewerking aan de stations, hunne rasge-nooten, Madoereezen, helast zien, na vooraf daarin deskundig onderricht ontvangen te hebben, zoodat zij die kunst grondignbsp;verstaan. De bedoeling is dus, dat met het premiestelselnbsp;zal worden gebroken en hun als Gouvernements-castreerdersnbsp;eene maandelijksche bezoldiging uitbetaald worden.

Bekend is het verder, dat de Madoerees zeer gesteld is op geld, ook dat het bedrijf van fokken hem geen ruim bestaannbsp;oplevert. Boven alles acht ik het daarom urgent, dat dennbsp;eigenaar voor het gemis van zijn rund als ploeg- of trekveenbsp;gedurende een drietal weken als een gevolg van de operatie,nbsp;eene billijke schadeloosstelling worde uitgekeerd.

-ocr page 317-

287

Als maximum acht ik op Madoera f 5 voor elk ter castratie aangebracht rund voldoende; men betale als regel echter geene hoogere schadeloosstelling uit dan van f 3, maar verhooge haar, naarmate de aangebrachte stier voor de voortteling ongeschikt lijkt, voor de gedgnreerden tot hetnbsp;maximum.

De bevolking zal spoedig beprijpen, dat hoe grooter zwakkeling zij aanbrengt, hoe ruimer zij betaald wordt en daar deze de minste waarde als koopwaar vertegenwoordigen, zullen zij het eerst aangebracht en door de castratie voor verdere voortteling onschadelijk gemaakt worden.

Zijn deze gedgnreerden gecastreerd en valt daarmede voor de bevolking geen geld meer te verdienen, dan zal zijnbsp;er van zelve toe komen, ook de voor den uitvoer te fokkennbsp;stiertjes aan te brengen.

Kerapan-stieren zullen natuurlijk nooit ter castratie aangebracht worden, hetgeen geen bezwaar is, ook al worden zij voor de voorttelling gebezigd.

Op vorenomschrevene wijze te werk gaande, kan het aan geen twijfel onderhevig zijn, dat de castratie van hare runderen bij de bevolking ingang zal vinden. Die werkwijze isnbsp;bovendien de voorzichtigste en de minst kostbare, voor schadeloosstelling aan gestorven runderen, zal weinig of nietsnbsp;uitbetaald behoeven te worden.

De bevolking te overtuigen om voor hare koeien van de gestationeerde goede springstieren gebruik te maken, zal omnbsp;de in de vorige bladzijden vermelde redenen hoogst-waar-schijnlijk veel gemakkelijker gaan.

Naar mijne bescheidene meening zal juist de onverschilligheid van den Madoerees omtrent den stier, die bij zijne koe het jong verwekt, hem met eenige overreding doen bewegen haar door zoon stier te doen bevruchten.

Madoera levert in deze materie bovendien het voordeel op ^at bij gemis aan weideplaatsen de stieren in de dessas steedsnbsp;gekraald zijn, zoodat het aanknoopen door koeien van anderenbsp;en meerdere liefdesbetrekkingen dan bij de demonstratie-stie-ren, gemakkelijk voorkomen kan worden.

Zooals hiervoren reeds gemeld, houden verder de demon-

Afl. 3 Dl. XIV

Dcc. 1901. nbsp;nbsp;nbsp;19

-ocr page 318-

288

tratie-kralen zelf een kleine kudde van de bevolking gekochte koeien er op na, bij de jongen waarvan zij, die hunne runderen f ter castratie f ter dekking aanbrengenj de voor-deelen van teeltkeuze kunnen bewonderen.

Komen onder die afstammelingen goede kerapanstiertjes voor, dan zal de Madoerees van teeltkeuze even overtuigdnbsp;zijn als de Soendanees in de Preanger-Regentschappen, die ernbsp;nu niet tegen opziet zijne merrie tientallen palen ver te brengennbsp;bij den eenen of anderen gerenommeerden hengst en tot/quot;SOnbsp;aan dekgeld te betalen.

Ook voor de in de demonstratie-kralen tot dekking aangebrachte koeien, is de uitkeering aan de eigenaren van eene kleine schadeloosstelling gewenscht.

Verder zou ik in overweging willen geven le eerste demonstratie-kralen in het la nd der fokkers de afdeeling Sqe-menep en wel een in ieder district op te richten, omdat men dan de meeste kans heeft, dat spoedig de voor den uitvoer tenbsp;fokken stier-kalveren ter eastratie aangebracbt zullen worden.

Het doel met de oprichting der demonstratie-kralen is geen ander dan ze weder op te heffen, zoodra de bevolking, doornbsp;de aldaar door haar opgedane ondervinding, zoowel van hetnbsp;nut van castratie als van teeltkeuze, overtuigd is. Men kannbsp;dan gerust beide aan haar overlaten en de demonstratie-kralennbsp;in de afdeeling Soemenep opbreken, om ze geleidelijk naarnbsp;de andere afdeelingen van de residentie Madoera over tenbsp;brengen.

De aan de oprichting van die demonstratie-kralen verbondene kosten zouden dan bestaan uit die

a. voor den aankoop van springstieren en van eene kleine kudde koeien 5

. voor het onderhoud van deze dieren,

c. nbsp;nbsp;nbsp;tot bezoldiging van de aan de stations verbondene in-landsche castreerders;

d. nbsp;nbsp;nbsp;tot uitkeering van schadeloosstellingen voor tot dekking of ter castratie vrijwillig afgestane koeien en stieren;

e. nbsp;nbsp;nbsp;voor het onderhoud van de gecastreerde stieren gedurende 3 weken;

/. ter bezoldiging van inlandsche verzorgers enz.;

-ocr page 319-

289

g. van de installatie van de demonstratie-kralen enz.

Een cijferberekening omtrent die kosten voor de geheele afdeeling Soemenep is niet te maken, bij gemis aan een statistiek van het globaal aantal stieren, dat ter castratie aangeboden zoude kunnen worden.

Het zij mij echter vergund tot dekking van die kosten op een equivalent te wijzen, welk bedrag men tot het nemen vannbsp;die proeven, jaarlijks zou kunnen besteden.

Afgescheiden daarvan, breng ik onder de aandacht, dat waar het product van den bodem padi is, de Regeering de kostennbsp;der demonstratie-cultuurvelden, om de bevolking in haar belang van een voor haar voordeelige plantwijze enz. te overtuigen, geheel voor Hare rekening genomen heeft.

Zouden de daaraan verbondene kosten niet even nuttig besteed zijn bij de Madoereesche bevolking, nu deze door den schralen boden van hun land, geen padi maar vee als eenigenbsp;bron van inkomsten heeft?

Toegegeven wordt overigens, dat de aan de oprichting van demonstratie-kralen verbondene kosten veel grooter zullen zijn dan die van cultuurvelden, de hoegrootheid van het daarvoor tenbsp;stellen equivalent zal echter tot het besluit tot oprichting vannbsp;die demonstratie-kralen veel gewicht in de schaal stellen.

Als dat equivalent bedoelen wij het vroeger bestaand uitvoerrecht van 1.50 per rund, dat op 1 Januari 1899 met de vervanging van de pacht voor eene directe collecte van denbsp;rundslachtbelasting, opgeheven is.

Ofschoon voor de afschaffing van dat uitvoerrecht de Regeering wel hare gegronde redenen zal hebben, heeft volgens besturende ambtenaren in de residentie Madoera, de bevolking,nbsp;die dat recht reeds een vijftigtal jaren betaalde, van die vrijgevigheid niets begrepen. Dat uitvoerrecht beschouwde zijnbsp;reeds geheel en al als een overoude adat, die sindssmenschennbsp;geheugenis bestond. R

Wij kunnen als redenen voor de afschaffing aannemen, dat de Regeering geen druk wenscht uit te oefenen op den bin-nenlandschen veehandel, waar invoer van buitenlandsch vee

1). Dc heffing van een uilvoerrcclit yan f l.io per ruml was bepaakl hij Slaatshlad 1819 No 5-2 en is ingetrokken l} dat van 1898 No 318.

-ocr page 320-

290

rechten is, maar terwijl tot even eenvoudig zou geweest

in Nederlandsch-Indi vrij van herstel van dat evenwicht, hetnbsp;zijn den invoer van buitenlandsch vee aan eenzelfde bedragnbsp;als invoerrecht te onderwerpen, zal uit het volgende blijken,nbsp;welk groot nut de zeker op geen tegenstand bij de bevolkingnbsp;te ondervinden wederinvoering van dat uitvoerrecht kannbsp;hebben.

Ten behoeve van de demonstratie-kralen vestigen wij voor-loopig de aandacht op de hierbij door ons overgelegde statistieken van de van de residentie Madoera uitgevoerde runderen gedurende tien jaren, die een gemiddelden uitvoer s jaars vannbsp;ruim 50.000 runderen te zien geeft.

Met de wederinvoering dus van dit uitvoerrecht, zou jaarlijks een som van f 75.000. beschikbaar kunnen zijn voor denbsp;demonstratie-kralen, een meerdere jaarlijksche uitgave is nietnbsp;noodig, aangezien zij niet in eens over de geheele residentienbsp;ingevoerd behoeven te worden en opgeheven zullen wordennbsp;wanneer de bevolking uit haar zelve zal doen, waartoe zijnbsp;thans eerst op hare eigene kosten, het uitvoerrecht wordtnbsp;immers door haar opgebracht geleid behoort te worden.

Tevoren is reeds met een enkel woord gesproken over de noodzakelijkheid om, in verband met de groote toename vannbsp;den veestapel, de bevolking de behulpzame hand te biedennbsp;om debouches voor het door haar te verkoopen vee te zoeken.

Als een bewijs van de groote toename van de veebevol-king halen wij aan, dat volgens de in 1880 en 1895 gedane opnamen Madoera een runderstapel rijk was respectievelijknbsp;van 276.768 en 552:233 stuks. Die runderstapel is dus innbsp;15 jaren verdubbeld, toch zal de werkelijkheid ook volgensnbsp;de laatste in 1900 gedane opname een nog veel grooternbsp;cijfer aangeven,

Waar door het geloof van den Madoerees aan een verbod van uitvoer de koeien in het land blijven en geen besmettelijke ziekten den veestapel raseeren, moet een norme toenamenbsp;van die vee-bevolking daarvan het gevolg zijn.

1). Over de hoegrootheid van den veestapel op Java en Madoera vide het door mU geschreven en in aflevering C deel XX van liet Tijdschrift voor het Rinnenlandsch-Bestunrnbsp;voorkomend epistel: Over statistieken uit de Koloniale verslagen omtrent den veestapelnbsp;op Java en Madoera en de daaruit getrokkene coriclusien.

-ocr page 321-

291

Naar mijne schatting is in de residentie Madoera het aantal koeien tweemalen grooter dan dat aan stieren en hoewel denbsp;oude, grootendeels uitgejongde koeien naar de slachtbankennbsp;verdwijnen, is de daardoor ontstane vermindering, in verbandnbsp;met de groote vermeerdering door geboorten, van geringenbsp;beteekenis.

Uit de statistiek van uitgevoerde runderen kan verder blijken, dat de uitvoer met de groote toename van de runderbevolkingnbsp;geen gelijken tred heeft gehouden, en hoewel daarbij eenenbsp;kleine, maar niet aan die toename evenredige, vermeerderingnbsp;valt te constateeren, toonen de gespecificeerde statistieken aan,nbsp;dat die vermeerdering afhankelijk is van uitvoer van Madoe-reesch vee naar de buitenbezittingen, waarvan, bij tijden,nbsp;Atjeh en Sumatras Oostkust de grootste afnemers zijn.

Ue invoer van vee in de buitenbezittingen i) in noemenswaardige getallen heeft nooit ter wille van de bevolking, maar steeds voor de aldaar aanwezige garnizoenen plaats.

Op welke wijze het gouvernement zich de artikelen wil aanschafen om de in zijn dienst zijnde troepen van voedingnbsp;te voorzien, is eene kwestie, die niet in strijd kan zijn metnbsp;het beginsel van vrijen handel, aan deze of gene natie al dannbsp;niet bij traktaat verzekerd.

Als enkel voorbeeld hiervan zou aangehaald kunnen worden dat, toen de Regeering de voeding van in het buitenland gecultiveerde rijst schadelijk voor den soldaat heeft geacht, bijnbsp;aanbesteding de levering van op Java gecultiveerde is bedongen,nbsp;terwijl de invoer van Siameesche, Rangoon of Hongkong rijstnbsp;in Nederlandsch-Indi bleef vrijgelaten.

Eveneens kan, gegrond op de ondervinding, dat de invoer van buitenlandsch vee in Nederlandsch-Indi dikwijls gepaardnbsp;is gegaan met den invoer van veeziekten, er geen bezwaarnbsp;bestaan en het met geslotene Europeesche traktaten niet innbsp;strijd zijn, bij aanbestedingen, de levering van vleesch, afkomstig van den inlandschen veestapel, te bedingen.

Men late, onder de tegenwoordige daarvoor gestelde beper-

1) Hierop maakt Sumatra's Oostkust eene uitzondering. Elke onderneming houdt er, voor het transporteeren van tahak een dertig-veertigtal Bengaalsche of Siameesche trekossennbsp;op na.

-ocr page 322-

292

kende voorwaarden, den invoer van buitenlandsch vee, zoowel op Java en Madoera als op de buitenbezittingen, vrij, dienbsp;dan ten behoeve van de bevolking, in de meeste residenticnnbsp;gelijk nul zal zijn.

Of de hierbovengestelde voorwaarde in de aanbestedingen, het gouvernement niet op heel veel meer geld te staan zou komennbsp;is eene vraag die voor de hoofdplaats Batavia ontkennend kannbsp;beantwoord worden, i)

Sinds aldaar voor de garnizoenen Balineeseh instede van, zooals vroeger plaats had, Australisch vee geslacht wordt, isnbsp;de aannemingssom per kilogram vleesch gedaald.

Het in de Buiten-bezittingen ingevoerd buitenlandsch vee is van het Siameesche ras, dat bij gelijk gewicht in het land zelfnbsp;duurder is dan het in de residentin Madoera of Bali inheemschnbsp;vee.

De invoer heeft echter niet direct uit Siam plaats, maar is de groote handelsmarkt voor Siameesch vee Singapore, waarnbsp;Klingen eigenaardig geene andere natie den veehandelnbsp;drijven.

In Siam zelf zakken de inlandsche veehouders met hun te verkoopen vee, van uit het binnenland niet naar de hoofdplaatsnbsp;Bangkok af, maar gaan de Klingaleesche handelaren hen tenbsp;gcmoet, gewoonlijk tot Ajoetsa, de oude hoofdplaats van Siam,nbsp;waar het vee verhandeld wordt.

Te Bangkok bevindt het vee zich dus reeds in de tweede hand, en gaat het door den verkoop aldaar aan Singapoereschenbsp;handelaren al in de derde over.

Al deze transacties, die het vee duurder maken, kunnen, zooals wij gezien hebben, te Madoera vermeden worden, waar denbsp;djoeragans, of zij het te Kamal, Sampang of Soemenep koopen nbsp;het vee als eerste hand uitvoeren.

Bij den koopprijs te Bangkok komen nog de transportkosten van het rund naar de markt te Singapore, deze zijn echter gering in vergelijking van die, welke de Koninklijke Paketvaartnbsp;Maatschappij voor het vervoer van vee in onzen Archipelnbsp;rekent. Als enkel voorbeeld daarvan halen wij aan, dat de trans-

1) Vooi' de garnizoenen op Java en Madoera, is sinds de levering van vleesch, at-komstig van inheemsch vee, hedongen.

-ocr page 323-

293

portkosten van Bangkok naar Singapore per rund/4fb bedragen , voor een korter traject in G. M. van Batavia naarnbsp;Balawan bedragen zij per rund, bij vervoer met de schopennbsp;van de Koninklijke Paketvaart Maatschappij, f 16.

Alleen aan deze buitengewoon liooge transportkosten voor het vervoer van vee is het te wijten, dat voor dat vervoer vannbsp;Bali naar Batavia, van Madoera naar Bandjarmasin, van Singapore naar Deli, Atjeh, Kiouw, Palembang, Muntok en de Wes-ter-afdeeling van Borneo, van de booten van de Koninklijke Paketvaart Maatschappij, geen gebruik wordt gemaakt.

Voor de Buiten-bezittingen zal dus, evenals voor Batavia, de vorengestelde vraag eveneens ontkennend moeten luiden,nbsp;indien voor het transport van vee daarheen evenmin van denbsp;tusschcnkomst van onze Koninklijke Paketvaart Maatschappijnbsp;gebruik kan worden gemaakt.

Door de hiervoren aangegevene middelen zou dus in Ne-derlandsch-Indi op het gebied van vee, een ieder ten handel toegelaten kunnen worden op den voet van de meest begunstigde natie, de kans om door invoer van buitenlandsch vee,nbsp;besmettelijke ziekten binnen te slepen, niet bestaan en totnbsp;Madoera terugkeerende, de economische toestand van de bevolking verbeteren, debouches voor het product van harennbsp;arbeid geopend zijn en door veredeling van het ras een veestapel verkregen worden, die voor het Australische, Bcngaalschnbsp;of Siamsche ras niet zou behoeven onder te doen.

J. B. LOt.

1) Dit Ijedrag is sinds eenigon tyd tot f 12 verminderd.

-ocr page 324- -ocr page 325- -ocr page 326-

297

296

GESPECIFICEERDE opgave met vermelding van de plaatsen van nitvoer en van bestemming van de van de afdeeling Bangkalan uitgevoerde g runderen gedurende 1890 t/m. 1899.

Plaats van

'

Toelichting en.

ns

co

5

quot;o

O

'o

'o;

Q

0)

O

S

s

quot;S

O

O

H

50

Behalve te Kamal is op de

--

plaatsen van inlading geen aan-

teekening gehouden van de plaat-

sen van bestemming.

252

Het van Kedoengdoeng en

45

-

Kwanjar verscheept slachtvee is

82

48

bijna uitsluitend bestemd voor de

---

114

900

2263

consumptie van het eiland Java.

3

250

1333

8

Van de jaren 1890 en 1891

59

120

1546

141

8

414

kan het aantal uitgevoerd vee

te Kedoengdoeng niet worden

236

255

234

2690

3737

8

56

414

Opgegeven.

Plaats van uitvoer.

JAAR.

1890

18949

1712

17237

14984

115

214

1003

871

1891

20148

2067

18081

8169

0840

2269

803

'

1892

21.522

1103

3183

17236

10161

320

50

165

540

1893

17010

487

1216

15307

14146

323

92

325

421

1894

20321

1612

, nbsp;nbsp;nbsp;803

17900

15987

185

45

145

1292

1895

23798

322

762

22714

21231

88

1213

137

1896

23722

216

23077

21071

715

380

829

1897

23949

344

192

23413

18147

421

10

107

1391

1898

23873

320

419

23134

18910

793

545

87

0

1193

1899

28011

195

696

27120

22386

1017

352

97

17

903

Totaal

Generaal.

221303

4599

11479

205225

171144

10817

3903

4005

23

7037

-ocr page 327-

297

296

GESPECIFICEERDE opgave met vermelding van de plaatsen van nitvoer en van bestemming van de van de afdeeling Bangkalan uitgevoerdo i; runderen gedurende 1890 t/m. 1899.

_

Plaats van uitvoer.

Plaats van nbsp;nbsp;nbsp;mining.

JAAR.


T 0 elicJitiug en.


quot;o

o


nr!

amp;/D


r

a

d


Osl

quot;o

ci

c o

S Cl O

o s

S

1890

18949

_

1712

17237

14984

115

214

1003

871

50

Behalve te Kamal is op de

1891

20-148

2007

18081

8109

0840

2269

803

plaatsen van inlading geen aan-

1892

21522

1103

3183

17230

10101

320

50

165

540

teekening- gehouden van de plaat-

1893

17010

487

1210

15307

14146

323

92

325

421

sen van bestemming.

1891

20321

1612

. nbsp;nbsp;nbsp;803

17900

15987

185

45

145

1292

252

Het van Kedoengdoeng en

1895

23798

322

762

22714

21231

88

1213

137

1

45

Kwanjar verscheept slachtvee is

1890

23722

216

23077

21071

715

386

829

82

48

bijna uitsluitend bestemd voor de

1897

23949

344

192

23413

18147

421

10

167

1391

114

900

2203

consumptie van het eiland Java.

1898

23873

320

419

23134

18916

793

545

87

0

1193

3

250

1333

8

Van de jaren 1890 en 1891

1899

28011

195

696

27120

22386

1017

352

97

17

903

59

120

1546

141

8

414

kan het aantal uitgevoerd vee

Totaal

Generaal.

221303

4599

11479

205225

171144

10817

3963

4005

23

7637

230

255

234

2690

3737

8

56

414

te Kedoengdoeng niet worden

opgegeven.

-ocr page 328- -ocr page 329- -ocr page 330- -ocr page 331- -ocr page 332- -ocr page 333-

303

302

eESPEOIPIOEEEDE opgave met vermeldiog van de nbsp;nbsp;nbsp;bestemming van de van do

afdeelmg Soemenep mlgevoerde^ nbsp;nbsp;nbsp;gednrendo 1890 t/m. 1899.

O

7

s .

O

^ u

^ p

CS

o

Eh

Plaats

van

uitvoer.

Plaats van

bestemming.

fl

CS

3/9

G

X

c

s

fcJ9

09

S

tQ

'09

O

ci

O

T3

09

P-.

09

b/D

fl

rt

'09

O

c

:rt

s

jO

b/9

s:?

rt

S

09

O

Oo

' m u

09

O

09

O

b/9

?5

O

U

O

rj

a

b/9

fl

c

S

O

fl

cO

Ot

09

O

Ci

A

u

0)

bfj

ci

fi.

s

09

O

ci

ci

u

09

O

C/2

S

cc

a

cO

W

-9^

09

O

CC

09

PQ

-

b/9

c

09

_o

cS

pp

O

09

O

Ci

gt;

ci

ci

PP

O

b/9

b/9

quot;o

'p

CC

bb

s

ci

s

O)

o

-Q

c5

bi9

o

Ci

09

Ci

09

p

O

cc

CS

Ch

1890

1905

1748

37

21

62

4

20

13

15

163

64

1891

2166

2058

50

6

31

2

17

2

1

50

34

__

1892

4873

4539

126

2

13

25

47

100

19

2

*3

670

43

13

4

5

16

_

_

1893

1833

1788

16

1

9

3

14

2

1

614

1

20

1

1

__

6

_

_

_

__

1894

1835

1646

10

1

160

4

6

4

4

348

6

__

__

__

4

2

1895

4916

4269

25

609

6

1

4

2

1152

609

i

_

2

_

5

__

1896

3218

2794

28

337

22

3

21

5

8

232

339

3

5

3

2

6

21

1897

4672

2636

54

6

1095

2

45

6

803

3

14

8

778

nol

1

1

14

21

___

_

1898

4299

1890

25

5

788

6

1442

140

3

20

1412

843

1899

4993

1819

38

7

912

4

6

16

2166

10

15

1891

883

Totaal.

34710

25187

409

49

4016

69

154

41

4550

29

156

35

15

40

7310

3921

37

5

6

28

23

2

28

6

21

1

9

14

14


Torlichlinr/cn.


p

C5


fC|


1663

2081

4119

1189

1475

3148

2587

2732

2015

1945


230


65


230


22954


An. 3 Dl. XIV. Dec. 1901.

20

-ocr page 334-

304


306


OVERZICHT DER GENEESKUNDIG BEHANDELDE PAARDEN EN MUILDIEREN VAN HET LEGER OVER HET JAAR 1900.

DE GADNIZOENEN.


1.

V E

R D

E E L I :

V G

0 V

E R

l

%

GARNIZOENEN.

S T E R K T E.

BEHANDELD.

d

ci

O

Ar

lej

d

rt

ci

Oh

til-

ie.

P

d

W

'o

o

'S

o

X

rt

s

Ct

C5

d

B

rt

cS

O

All

lei

B

amp;

il-

ie.

B

B

B

s

'/

'o

.E

o

't-r.

p

Weltevreden en Rijswijk..

128

87

28

197

440

129

130

191

115

565

Babakan ................

67

20

9

90

93

50

4

..._

147

Willem I en Banjoe-

Biroe.................

248

7

30

285

733

9

43

__

785

Salatiga.................

351

20

30

28

429

454

98

140

47

7.39

Soerabaia...............

57

24

32

45

158

60

23

64

60

207

Koeta-Radja.............

126

34

34

80

189

463

271

240

284

70

188

1053

Padang .................

21

9

12

42

12

0

9

27

Fort de Koek............

15

10

4

29

30

27

03

Makasser................

32

11

9

12

04

30

43

26

5

~

104

694

527

179

417

189 2000

; 0441408

797

353

j

'J88|:U)00

1

y

Totalen....

2006

3690

401

5i

206

26 1


II. V E R D E E L I N G

W A P E N S.

STERK T E.

BEHANDELD.

Cavalerie...............

694

944

Artillerie \ nbsp;nbsp;nbsp;......

( Muildieren____

527

179

1408

797

Officieren................

417

353

Militaire transporttrein.. .

189

188

Totaal----

2006

3690


HERSTELD.


Artil

lerie.


LKD:

88


494

141


GESTORVEN. AFGEMAAKT.| Op reform gestekl, RESTANT.


Artil-ilerie


Artil

lerie.


,\rtil-

lerio.


Artil

lerie.


9i 1


2 15


7| 7 5


32


34


790 |i89752^H51363282 43101 3

10 11,77

16

6 2

10

236!:35

2018; 7

32

12

i60!83

24

9 7183

3282

77

30

112

183

3090

OVER DE WAPENS.

HERSTELD.

GESTORVEN.! AFGEMAAKT.! Op reform gesteld.

RESl'ANI.


790

43

10

35

60

1289

10

' 6

20

83

752

3

2

18

24 nbsp;nbsp;nbsp;i

.315

10

10

7

'9 nbsp;nbsp;nbsp;;

136

11

2

32

7

3282

77

36

112

1

i nbsp;nbsp;nbsp;183nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;;

1

3690


-ocr page 335-

306

304

OVERZICHT DER GENEESKUNDIG BEHANDELDE PAARDEN EN MUILDIEREN VAN HET LEGER OVER HET JAAR 1900.

I. V E R D E E L I N G OVER OE GARNIZOENEN.

S E R K T E.


BEHANDELD.


HERSTELD.


GESTORVEN. AFGEMAAKT.| Op reform gestekt, RESTANT.


Artil

lerie.


Artil

lerie.


Artil

lerie.


Artil-!lerie


Artil

lerie.


,\rtil-

lerie.


Artil

lerie,


GARNIZOENEN.

ci

O

o

C-S

O S

^

3 .

Sb

128

87

28

197

1

440^

129

130

191

115

565

105

113

175

101

494

2

2

1

4

9

11

1

2quot;l5

7

7 5

34

6

7

10

3

26

67

20

9

90

93

50

4

- -

147

88

49

4

___

141

-

-

-

--

5

1

0

248

7

30

_____

285'

_

733

9

43

785

661

9

41

711

6

_

_

_

6

L

2

2

3

3

61

2

63

351

20

30

28

429]

454

98

140

47

7.39

401

91

133

45

670

7

1

8

2

___

2

8

1

11

36

6

5

1

_

48

57

24

32

45

158

60

23

64

60

207

52

19

56

52

179

1

1

: 3

1

8

12

_

2

2'--

_

4

5

1

5

_

_

11

126

34

34

80

189

463

271

240

284

70

188

1053

206

227

275

59

136

903

34

1

~5

11

5i

9

2

1

2

2

16

12

7

7 2

32

00

10

3

1

2

7

23

21

9

12

42

12

6

9

27

12

3

8

23

1

1

'

1

__

1

__

_

_l_

_

_

__

_

1

1

_

2

15

10

4

29

36

27

63

;i5

2t)

01

1

1

__

1

_

_

1

_

__

1

32

11

9

12

04

30

43

26

5

104

20

43

26

5

100

-

~

' 1

1

3

_

3

1

G94

527

'179

417 189 2000 i 944 1408

797 353

Weltevreden en Rijswijk..

Babakan ................

Willem I en Banjoe-

Biroe.................

Salat i ga.................

Soerabaia...............

Koeta-Radja.............

Padang .................

Fort de Koek............

Makasser................

2006


3690


188 i 309(1

i


lt;9(112897523151303282

43

lOi 3

101177

10

0 2

10 23e!:35

20,18; 7

32

112

i60!83

24

9 7183

3282

77

30

112

183

3090

OVER DE WAPENS.

HERSTELD.

GESTORVEN.

AFGEMAAKT.

Op reform gesteld.

RESIWNI.


II. V E R D E E L I N G

W A P E N S.

STERK T E.

BEHANDELD.

Cavalerie...............

694

944

A lt;-11 S Paarden......

Artillerie ^ ^.r -i i-

( Muildieren....

527

179

1408

797

Officieren................

417

353

Militaire transporttrein.. .

189

188

Totaal----

2006

3690


790

1289

752

.315

136

43

10

3

10

11

10 ' 6nbsp;2

10

2

35

20

18

7

32

60

83

24

'9

7

3282

77

36

112

183

3690


-ocr page 336-

306


307


III. NOSOLOGISGHE VERDEELING


AARD DER ZIEKTE.


BEHANDEL D.

Artil-

a

lerie.

P

a;

np

o

X

t-4

^ .

C

a

s

'3

gt;

ci

rt

o

a

l-M

HERS T E L D.

o


Artil

lerie.


I. Infectie-ziekten.

Pyaemia......................

Septichaemia..................

Coryza contagiosa equorum.....

Morbus maculosus.............

Malleus.......................

Farcinosis saccharomycotica....

Influenza......................

Pleuro-pneumonia contagiosa...

Tetanus.......................

Surra.........................

Erysipelas....................

Oedema maligna...............

Stomatitis pustulosa contagiosa.

Aktinomycosis.................

Anthrax.......................

Overige infectie-ziekten........

II. Chronische constitulioneele ziekten.

Anaemia......................

Leukaemia....................

Diabetes insipidus.............

Sarcomatosis et Carcinomatosis.

Melanosarcomatosis............

Overige chronische constitutio-neele ziekten................

III. Ziekten van het zenmvstelsel.

Encephalitis et meningitis......

Hydrocephalus chronicus.......

Apoplsxia................:

Myelitis et meningitis spinalis.. Meningitis cerebo-spinalis......

Transporteeren.....


24


111


20


84 10 nbsp;nbsp;nbsp;5 i 30 17 '146


20


32


3 ! 18


V AN HET Z I E K T E C IJ F E R.

GESTORVEN.

AFGEMAAKT.

OF REFORM GESTEL'

BLIJ VEIN ONDER BEHANDELING.

Artil

lerie.

P

Artil-

leri.

'P

7\rtil-

lerie.

'p

Artil

lerie.

S

'p

s

6

a

'p

d

P

o

-5

quot;5

S

c

q:gt;

xs

ct

Cu

X

S

'o

in

O

o

a,

X

P

lt;

o

H

d

s

C5

o

s

?

A

c

P

P

S

P

ct

a,

X

S

'o

Vh

O

O

X

5

O

d

gt;

d

np

c:

o.

lt;D

0?

2

'5

c

S

a

X

o

h

o

o

X

Cw

lt;:

H

O

H

d

5

cz

gt;

a

O

s

*p

rt

rt

Ph

P

o

5

'5

S

ci

cc

X

s

o

X.

o

;=u

X

fl

P

lt;1

lt;!!

e

O

'1

I

___

3

3

_

1

1

1

-

2

4

'/

-

--

1

1

9

2

_

_

_

_

_

_

_

_

3

'1

31

5

3

8

_

-

I

'1

_

1

1

5

'1

1

13

20

1

1

-

1

1

2

__

I

1

I

3

-

-

-

1

~

'1

2

2

3

5

1

35

2

1

4

I

1

I

43

7

2

8

17

8

1

'ij

10

26

2

1

3



-ocr page 337-

306


III. NOSOLOGISGHE VERDEELING


V A N 11 E T


307

Z I E K T E C IJ F E R.


AARD DER ZIEKTE.


BEHANDEL D.

Artil-

a

lerie.

P

a;

-c

o

X

^-4

^.

C

a

s

'3

gt;

ci

rt

o

a

l-M


HERS T E L D.


Artil

lerie.


. Infectie-ziekten.

Pyaemia......................

Septichaemia..................

Coryza contagiosa equorum.....

Morbus maculosus.............

Malleus.......................

Farcinosis saccharomycotica....

Influenza......................

Pleuro-pneumonia contagiosa...

Tetanus.......................

Surra.........................

Erysipelas....................

Oedema maligna...............

Stomatitis pustulosa contagiosa.

Aktinomycosis.................

Anthrax.......................

Overige infectie-ziekten........

II. Chronische constitntioneele ziekten.

Anaemia......................

Leukaemia....................

Diabetes insipidus.............

Sarcomatosis et Carcinomatosis.

Melanosarcomatosis............

Overige chronische constitutio-neele ziekten................

III. Ziekten van het zenuwstelsel.


Encephalitis et meningitis.. Hydrocephalus chronicus...

Apoplsxia................

Myelitis et meningitis spinalis Meningitis cerebo-spinalis....


Transporteeren....


84


10


20


Ill


20


II


30 17 146


32


3 ! 18


GESTORVEN.

AFGEMAAKT.

OF REFORM GESTELgt;

BI.lJVEiN ONDER BEHANDELING.

Artil

lerie.

p

Ai'til-

lei'i.

'S

7\rtil-

levie.

quot;p

Artil

lerie.

.S

p

s

6

a

'P

d

0)

o

quot;5

S

c

a:*

xs

ct

Cu

X

53

'o

in

o

o

a,

X

p

o

H

d

s

C5

o

s

?

A

c

P

S

'X

s

p

et

a,

X

S

'o

4*-h

o

O

X

5

O

d

gt;

d

quot;p

CS

et

Q,

lt;D

OP

2

'5

c

S

et

X

s

h

o

o

a

lt;:

lt;1

H

O

H

d

S

et

gt;

et

O

33

2

rt

et

Ph

p

33

'5

33

et

et

X

S

o

X.

o

;=u

X

fl

et

i4

lt;;

H

O

H

1

-

1

_

3

1

2

4

7

-

--

1

1

7

9

lt;2

_

_

_

_

_

_

3

1

31

5

3

8

1

_

_

___

_

_

_

_

_

_

5

1

1

13

20

1

1

-

1

1

2

__

1

1

1

3

-

'

1

1

2

2

3

5

1

35

2

1

4

1

1

1

43

7

2

8

17

8

1

i|

10

26

2

1

3



-ocr page 338- -ocr page 339- -ocr page 340- -ocr page 341- -ocr page 342-

AAIU) DEIV ZIEKTE.


312


313


B E II A N II E L D.


HERSTELD.


OES't'ORYEN.


AEGEMAAKT.


DP KEFORM GESTFI.n.


BI.OAEN OlVIER BEIIAINDELIING.


Artillerie.:


Artillerie.


\rtil-

lerie.


Arlll-

lerie.


Artil

lerie.


Artil

lerie.


O

ei I

O I ^

rs

O

Xi -i'

ft ^

O

Transporteereii....

306

170

51

117

51

695

1

240

151

43:

98

24

556

42

7

2

8

9

68

7

3

8

--

18

8

2

5

3

18

36

9

7

1

17

__

1

___1

' 1

1

1

1

_

__

_

_

__

_

_

_

_

_

_

_

_

___

---

i

-

6

1

'

8

5

1

1

7

1

1

,53

.528

438!

19

93

1131

.50

510,428

19

91

10t)8

_

_

__

__

_

_

_

__

_

_

ti

18

10

9

33

16

76

39

18

7

156

15

63

35

18

4

135

1

__

_

_

1

_

_

_

_

_

1

__

2

3

1

12

3

1

17

i

4

1

ll

2

8

4

1

1

2

8

1

---

1

3

--

5

3

1

4

1

1

1

24

78

8

22

4

136

22

67

8

2)

2

121

_

__

__

_

z

1

1

2

4

1

10

11

i

TI

10

3

24

11

10

3

24

__

_

_

__

_

_

14

4

i

2

22

13

4

1

2

20

_

_

_

_

_

_

_

_

_

_

_

_

__

___

1

1

9

3

9

4

16

1

5

6

1

1

2

_

_

1

1

4

1

1

2

1

2

3

H

___

__

5

__

_

5

3

3

-

_

_

1

_

_

1

1

1

3

1

1

5

3

1

1

5

__

_

_

_

__

i

24

30

18

9

5

86

20

24

17

8

4

73

1

__

1

1

3

1

1

6

2

3

1

__

6

1

1

4

1

1

2

1

3

9

4

1

1

1

9

1

4

1

1

1

8

-

_

___

_

_

_

_

_

__

__

_

_

_

_

_

_

1

1

84

26

15

28

154

73

23

15

28

139

_

_

_

_

_

_

_

_

_

__

_

3

1

_

_

__

4

8

9,

1

11

10

19

4

5t)

14

15

4

13

46

_

_

_

_

_

_

9

_

_

_

2

9

2

_

_

_

4

3

1

4

9

3

1

1

7

1

3

1

1

6

_

_

_

_

__

_

_

_

__

_

_

___

__

__

.

1

1

14

17

8

7

9

-48

8

9

2

3

22

1

-

_

1

__

1

_

1

_

__

1

5

3

3

2

2

'15

1

5

9,

1

9

7

9

9

2

20

7

9

9

1

19

1

1

4r

GE

14

tt

a

132

30

5quot;

14

.5

:

118

1

_

_

_

_

__

_

__

____

1

1

__

_ -

_

2

5

7

12

I

4

4

1

15

2

4

10

_

1

~

1

1

3

2

2

--

_

_

_

_

_

_

_

_

__

_

gt;

r

64t

104E

Gl2

26C

175

2743

53C

MM

955j579j236130j213U

8

2

10

9

71

12

2

9

2

22

1

13|12

1

6

]

28j81

1

39j64

17

5

1

6jl31

Per transport.....

IX. Ziekten van het gehoororgaan

Otitis.........................

Othaomatoma.................

Overige ziekten van het gehoororgaan ...................

A'. Ziekten van de huid en den hoef.

Dermatitis erythematosa.......

Dermatitis contusiformis.......

Eczema.......................

Urticaria.....................

Alopecia......................

Herpes.......................

Scabies .......................

Pododermatitis superficialis.....

Pododermatitis haeniorrhagica.. Pododermatitis parenchyniatosa.

Pododermatitis rheumatica.....

Pododermatitis chronica verrucosa ........................

Podotrochilitis.................

Overige ziekten van den hoef.

XI. Ziekten der beenderen, gewrichten en i^pieren.

Fractura.....................

Luxatio......................

Distorsio.....................

Tendo-vaginitis...............

Synovitis....................

. Arthritis et periarthritis......

Ostitis et periostitis..........

Bursitis et parabursitis olecrani

Myositis rheumatica..........

Myositis degenerativa acuta (haemoglobiiiaemia)......

-ocr page 343-

AAIU) DEIV ZIEKTE.


Per transport.....

.IX. Ziekten van het yelwororgaan.

Otitis.........................

Othaomatoma.................

Overige ziekten van het gehoororgaan ...................


A'. Ziekten van de huid en den hoef.

Dermatitis erythematosa.......

Dermatitis contusiformis.......

Eczema.......................

Urticaria.....................

Alopecia......................

Herpes.......................

Scabies .......................

Pododermatitis superficialis.....

Pododermatitis haeniorrhagica.. Pododermatitis parenchyniatosa.

Pododermatitis rheumatica.....

Pododermatitis chronica verrucosa ........................

Podotrochilitis.................

Overige ziekten van den hoef. .

XI. Ziekten der beenderen, gewrichten en i^pieren.

Fractura......................

Luxatio.......................

Distorsio.....................

Tendo-vaginitis...............

Synovitis....................

. Arthritis et periarthritis.......

Ostitis et periostitis.........

Bursitis et parabursitis olecrani.

Myositis rheumatica........

Myositis degenerativa acuta (haemoglobiiiaemia)......


Transporteereii.....


312


313


B E II A N II E L D.


HERSTELD.


OES'l'ORYEN.


AEGEMAAKT.


DP KEFORM GESTEI.n.


BEOAEN OlVfER BEll AIN DELING.


Artillerie.:


Artillerie.


Artil

lerie.


Arlll-

lerie.


Artil

lerie.


Artil

lerie.


O

ci I

O I

O

100

170

51

117

51

095

1

240

151

43

98

24

550

42

7

2

8

9

08

7

3

8

18

8

2

5

3

18

30

9

7

1

17

i

!

i

zi

1

1

1

0

1

'

8

5

1

1

7

1

1

,53

528

438

19

93

1131

50

510,428

19

91

10t)8

_

_

_

_

_

_

_

_

_

_

__

__

_

ti

18

10

0

35

i

10

70

39

18

7

150

15

03

35

18

4

135

-

1

__

_

_

1

_

_

_

_

_

_

1

__

2

3

1

12

3

1

17

4

1

2

8

4

1

1

2

8

3

--

5

3

1

4

1

-

-

z

__

1

1

I

24

78

8

22

4

130

22

07

8

2^)

2

121

_

z

z

z

z

z

z

z

z

z

1

1

2

4

1

10

11

!

11

10

3

24

il

10

3

2-i

_

_

_

____

_

_

_

_

__

_

_

__

_

_

14

4

i

2

22

13

4

1

2

20

_

___

__

1

1

9

3

9

4

10

1

5

0

1

1

2

_

_

1

1

4

1

1

2

1

2

3

__

__

5

__

_

5

3

3

-

_

_

__

1

_

_

1

1

1

3

1

1

5

3

1

1

5

_

__

_

__

j

24

30

18

9

5

80

20

24

17

8

4

73

1

__

1

1

3

1

1

0

2

3

1

__

0

I

1

1

4

1

1

2

1

3

\

4

1

1

1

9

1

4

1

1

1

8

-

_

___

_

_

_

_

__

_

_

_

_

_

_

_

1

1

84

2h

15

28

154

73

23

15

28

139

3

1

_

_

__

4

8

9,

1

11

19

10

4

5t)

14

15

4

13

40

-

_

_

_

_

_

_

9

_

_

_

2

9

2

_

_

4

3

1

4

3

1

1

7

1

3

1

1

0

1

14

17

8

7

2

48

8

9

2

3

22

1

-

_

1

__

1

_

1

_

__

1

5

3

3

2

2

'15

1

5

9,

1

9

1

9

i

20

7

9

9

1

19

--

_

_

_

_

_

___

_

_

_

_

_

_

_

1

1

4f

Of

14

tt

132

39

5quot;

14

5

:

118

_

_

_

_

__

_

_

__

____

1

1

__

___

2

5

7

12

I

) --

4

4

1

15

4

10

_

1

_

1

1

3

2

2

--

i

GTS


1045


GPi


2GG


175


2743


530


955:5791230130 2130


42, 8


10


9171


12 5


30


22 13


!

12; g;


28j81


39104 171 5


0:131


-ocr page 344-

314


315


B E 11 A N D E L 1).

11 E H S

T E

L H.

Artillerie.

.Artillerie.

C

AAIl JJEll ZIEKTE.

gt;

a

i

s

rt

c;

s

f.

V

23

c

O

rt

lt;

lt;3

H

O

H

o;

CS

O

-

cS

CS

s

C

5

S

cS

cS

'f.

a;

o

23

C

CC

lt;

Per transport......

G45

1045

612

266

175

2743

,530

955

579

236

130

2430

Overige ziekten der beende-

33

ren, gewrictiten en spieren.

12

13

6

10

41

10

9

5

9

XII. Overige ziekten, ivelke niet onder vorenstaandenbsp;rabriehen gebracht kunnennbsp;worden, zooah:

JEai'asmus.................

1

1

--

Contusio..................

34

33

23

10

100

34

32

23

10

99

Yulnera..................

181

277

139

49

11

659

165

263

134

46

6

614

Abscessus.................

2

2

__

3

7

2

2

3

7

'1

_

1

_

1

1

Phlegmona................

6

6

6

()

1

Ilaematoma................

1

1

1

Tumores..................

3

5

2

10

3

4

1

8

Hernia....................

1

1

29

--

ttebilitas..................

16

6

6

1

3

1

1

--

O

Ulcus.....................

2

6

6

3

17

2

3

4

3

12

Ad castrandum............

2

3

5

i

3

4

In observatie en Quarantaine.

45

10

4

6

65

39

10

4

6

59

E'ebris....................

1

2

3

1

2

3

Submersio................

1

2

3

_

Totaal......

944 148

1

797

353j188

3690

790

i 1

1289i752 315

i 1

136 3282

GESTORVEN.

AFGEMAAKT.

01 KEFORM GESTELD.

RI.LlVEiN ONDER BEHANnELING.

Artil

lerie.

.3

.Artil

lerie.

Z

Artil

lerie.

'p

Artil

lerie.

'p

i

1

-

2

S

o

T

rt

s

CC

C-*

o

Is

cS

53

CS

CS

53

X

rt

CS

cc

53

C

o

O

cc

rt

lt;

H

O

53

CS

O

53

cS

CS

53

53

'5

53

CS

rt

y:

53

'

23

O

O

CC

p

pS

hJ

lt;

Q

ci

53

Is

6

i

S

cS

2

C

2

5

3

2

'o

i

c

H

J

42

8

2

10

9

71

12

5

2

9

2

30

22

13

12

6

28

81

39

64

17

5

6

1.31

'

1

1

2

1

3

1

1

--

1

3

1

1

1

1

_

__

1

_

_

_

_

_

---

4

4

16

13

5

3

1

.38

;;;;;

1

1

1

1

1

-

1

___

13

5

5

1

24

_

_

__

~

~

3

2

5

1

1

--

3

3

3

3

1

2

3

-

43

10

3

10

11

77

16

6

2

1

10

2!36!35^2o!i8|

i 1 i ll

7

32

112j60

83

24

9

7

183


-ocr page 345-

315

314


B E n A N D E L 11.

11 E R S

T E

L H.

Artillerie.

2

.\rtillcrie.

C

AARD DER ZIEKTE.

o;

gt;

5

i

d

1

p-

d

's

g

c:

2

1

d

lt;

H

0

H

d

d

CS

0

-

cS

CS

s

C

5

S

cS

cS

y.

0

c

CC

lt;

Per transport......

645

1045

612

200'175

2743

,530

955

579

236

130

2430

Overige ziekten der beende-

9

33

ren, gewrichten en spieren.

12

13

6

10

41

10

9

5

Xn. Overige ziekten, welke niet onder vorenstaandenbsp;rubrieken gebracht kunnennbsp;worden, zooals:

Marasmus.................

1

1

34

33

23

10

__

100

34

32

23

10

99

Vulnera..................

181

277

139

49

11

659

165

263

134

46

6

614

Abscessus.................

2

2

__

3

7

2

2

3

7

'1

Edstula...................

1

1

1

Phlegmona................

6

--

6

6

6

1

Ilaematoma................

1

1

1

Tumores..................

3

5

2

10

3

4

1

8

Hernia....................

1

1

3

Hebiiitas..................

16

6

6

1

29

1

1

--

O

Ulcus.....................

2

6

6

3

17

2

3

4

3

12

Ad castranduni............

2

3

5

'

3

4

In observatie en Quarantaine.

45

10

4

6

65

39

10

4

6

59

E'ebris....................

1

2

3

1

2

3

Submersio................

1

2

3

Totaal......

944j1408

1

797

353|l88

3690

790

1 nbsp;nbsp;nbsp;1

1289i752 315

i 1

1

13613282


GESTOllVEN.


AFGEMAAKT.


01 REFORM GESTELD.


RI.LlVEiN ONDER BEHANDELING.


I Artil-1 lei'ie.


Ai'til-

Icrle.


Artil

lerie.


Artil

lerie.


43


10


10


10


11


7-1


16


5 2 -1


13


12


28


81

3


39


16


13


24


10 2i36l35 20:i8

I i M


32


112 60


64


17


131

3


83


24


183


-ocr page 346-

PERSONALIA.

Civiel Veeaetsenijkundige Diexst. Geplaatst:

Te Bondowoso, de Gouvernements-Veearts Dr. G. A. van Lier.

Te Remhang, de Gouvernements-Veearts SoiiNS.

-ocr page 347-

EEN GEVAL VAN HERNIA INGUNALIS INCARCERATA.

De toestand, waarbij buiksingewanden, in den regel een deel van de dunne darmen, het omentum, zeldzamer van denbsp;dikke darmen door den inwendigen buikring (annulus abdo-minalis) in de processus vaginalis dringen, bestempelt mennbsp;met den naam van liesbreuk (hernia inguinalis); zakken zijnbsp;door tot in het scrotum, zoo spreekt men van een balzakbreuknbsp;(hernia scrotalis).

Bij de valsche liesbreuk (hernia inguinalis interstitialis) ook wel peritoniaal scrotaal breuk genoemd, betreft het eene door-treding van intestina, door eene pathologische opening, innbsp;den regel gelegen dicht vr den inwendigen buikring.

Op deze plaats treft men n. 1. in de buikmusculatuur bij het paard eene opening aan, die, slechts met los bindweefselnbsp;opgevuld, bedekt is door het peritoneum. Bij verscheuringnbsp;van het peritoneum en dit bindweefsel nu, dringen deelennbsp;darmen of net buiten de processus vaginalis in het lieskanaalnbsp;respectievelijk in het scrotum.

Ten opzichte van den anatomischen bouw zij er aan herinnerd, dat het lieskanaal is een trechtervormig kanaal, bij den hengst en ruin ongeveer 10 c.M. lang, loopende schuinnbsp;van achteren en binnen naar voren en buiten. De inwendigenbsp;opening, spieetvormig en ca. 3 c.M. wijd, ligt ter hoogte vannbsp;den onderwand van de bekkenholte, ongeveer 5 c.M. vrnbsp;den dwarstak van het schaambeen en wordt inwendige buikring genoemd; 2 c.M. van haar achterste hoek en aan denbsp;mediale zijden, loopen de achterste buikwandvaten (art. ennbsp;ven. epigastrica posterior).

De uitwendige opening, liesring (annulus inguinalis) gehee-ten, is wijder, ca. 6 c.M. en mede spieetvormig;'ze wordt begrensd door den lateralen en medialen peestak van den musc.nbsp;abdom. obliquus externus.

Afl. 4 Dl. XIV.

Juni 1902. nbsp;nbsp;nbsp;21

-ocr page 348-

318

De mediale wand van het lieskanaal wordt hoofdzakelijk gevormd door den muso. abdom. obliquus internns, de lateralenbsp;door de schenkelfascie. Dikwijls heeft men gevonden, dat zijnnbsp;nauwste passage zich bevond een paar c,M. onder den buikring.

In het lieskanaal bevindt zich de processus vaginalis die de zaadstreng omsluit.

Mller zegt omtrent oorzaken en verloop van het onder-werpelijk lijden, het volgende:

De horizontale ligging van den romp van het paard werkt het ontstaan van een liesbreuk minder in de hand dan denbsp;verticale zooals bij den mensch.

In het meerendeel der gevallen zag men dit lijden optreden bij eene abnorme verwijding van den buikring, alhoewel ernbsp;autoriteiten zijn, welke beweren, dat het even goed kan ontstaannbsp;bij een normale wijdte van den ann. abdominalis.

Veelal is de liesbreuk f aangeboren f ziet men haar bij het neerdalen der testikels in het scrotum voor den dagnbsp;treden, vandaar dat men ze het meest heeft waargenomennbsp;bij veulens.

Omstandigheden, waaronder de intra-abdominale druk verhoogd wordt, zooals bij tympanitis, bij hevig persen enz., werken gunstig op het ontstaan van deze aandoening, terwijlnbsp;in het algemeen bewegingen, die eene verwijding van dennbsp;buikring tengevolge hebben, zooals bij heftig achteruitslaan,nbsp;bij uitglijden naar achteren, springen enz. als de rechtstreekschenbsp;oorzaak aangemerkt kunnen worden.

Eindelijk wordt ze in de hand gewerkt door rekking van den funiculus tijdens de castratie en door het oprichten op denbsp;achterband steigeren, uitoefenen van de cotus tengevolgenbsp;waarvan de buiksorganen meer naar de bekkenholte wordennbsp;gedrongen.

Bij ruinen komen liesbreuken minder veelvuldig voor, omdat de buikring, tengevolge der castratie, zich meer gesloten heeft;nbsp;komt het tot een breuk, zoo heeft men in den regel nog metnbsp;een netbreuk te doen.

Verloop. Bij veulens treedt dikwijls spontaan genezing in, welke men zou kunnen bevorderen door de dieren krachtignbsp;te voeden.

-ocr page 349-

319

Op lateren leeftijd ontstaan, incarcereeren deze breuken in den regel en daar aan de genezing groote moeielijkheden ennbsp;gevaren voor het leven van het dier verbonden zijn, moetennbsp;zij met betrekking tot de prognose steeds ongunstig beoordeeldnbsp;worden.

Den 21sten Maart jl. nu werd aan den garnizoens-ziekenstal te Petodjo alhier, te ongeveer 10 uur in den morgen ter behandeling aangeboden het rijpaard van den kapitein v. D.nbsp;Sandelwood hengst, oud 12 jaar, donkerbruin, hoog 1,30 M,,nbsp;hetwelk den zelfden morgen nog door den eigenaar beredennbsp;was geworden.

Onder den rit, over een nogal drassig terrein, was het dier bij het springen over een slootje uitgegleden, overigens wasnbsp;er toen niets bijzonders voorgevallen en had het tot aan denbsp;thuiskomst opgewekt geloopen.

Circa een half uur nadat het op stal stond, viel het den inlandschen oppasser op, dat het zeer onrustig was, steedsnbsp;naar het scrotum beet en in het geheel geen eetlust toonde.

De heer v. D. gewaarschuwd, liet het dadelijk naar de ziekeninrichting brengen

Status praesens. Goed gevoed dier, onrustig, vertoont in lichten graad koliek-symptomen, kijkt telkens om naar dennbsp;buik en hapt daarbij meermalen naar het scrotum. Polsnbsp;versneld (70), rectaal temperatuur 38.9, geen symptomen vannbsp;tympanitis, weigert voedsel tot zich te nemen

Bij nader onderzoek bleek de rechter funiculus en zeer laag afhangende testikel volkomen normaal, de linker testikelnbsp;daarentegen was opgetrokken, de gelijkzijdige funiculus zeernbsp;gezwollen en hard op het aanvoelen.

De juiste omtrekken van den testikel konden niet behoorlijk worden vastgesteld, maar scheen het veeleer, alsof de linkernbsp;scrotaal inhoud uit eene tamelijk compacte massa bestond.

Herhaaldelijk zag men, dat deze bal opgetrokken werd, volgens Gieard zou dit laatste een pathognomonisch verschijnselnbsp;bij liesbreuk zijn, ook vertoonde het van achteren een vrijnbsp;stijven gang.

Bij rectaal onderzoek, dat door het hevig persen zeer

-ocr page 350-

320

bemoeielijkt werd, bleek de pisblaas nogal sterk gevuld; door zachten druk en lichte massage werd ze echter spoedig vannbsp;haar inhoud ontlast.

Den meerderen omvang van de linker funiculus, was tegenover dien van de rechter, bij den ingang in het lieskanaal,nbsp;duidelijk te voelen, zoodat men op grond van deze onze bevinding, in verband met de andere verschijnselen, hier te doennbsp;moest hebben met een beklemde liesbreuk.

In rugligging, met verhoogd geplaatst achterstel, werd van uit het rectum, ondersteund door manupulaties aan denbsp;funiculus zelve, de taxis beproefd, echter met negatief resultaat, zoodat tot de operatie werd besloten, als het eenigenbsp;middel om patint te redden.

Met het treffen van de noodige voorbereiding ten opzichte van het operatieveld (baden, scheeren van achterbeenen ennbsp;buikwand met de tondeuse) en het instrumentarium, daar zooalsnbsp;voor de hand ligt, naar het verkrijgen van een volledigenbsp;asepsis werd gestreefd, gingen circa nog een paar urennbsp;verloren en kon daarom eerst tegen 12 ure in den namiddagnbsp;tot de kunstbewerking- worden overgegaan. Hierbij zij aangestipt, dat ook nog een waterclisma toegediend was geworden, om zooveel mogelijk de darmen te onlasten.

Het dier was ondertusschen merkbaar achteruit gegaan, d. w. z., dat de koliek-symptomen in heftigheid waren toegenomen ; pols was klein en zeer frequent, ademhaling meernbsp;versneld en oppervlakkig, conjunctivse palpebr. eenigszinsnbsp;vuilrood gekleurd, al te maal symptomen, die op de urgentienbsp;van een spoedig ingrijpen wezen.

Het dier werd zoo voorzichtig mogelijk op eenige stroo-matiassen, die vooraf goed bevochtigd waren, neergelegd en met het achterstel iets hooger geplaatst.

Dadelijk werd een aanvang gemaakt met het toilet van het operatieveld (scheeren, wasschen met een borstel met zeep ennbsp;lauw water, aehter en sublimaat solutie I^/qq)nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;chloro-

form-narcose, die gelukkig een zeer klassiek en normaal verloop had; na een zeer kort excitatie-stadium trad na ruim 10nbsp;minuten volledige verdooving in. Tusschen twee haakjes zijnbsp;opgemerkt, dat ik niet kan begrijpen, hoe het mogelijk is^

-ocr page 351-

321

dat er nog collegas zijn, die tegen de toepassing der narcose opzien. Hier in de militaire kliniek van den garnizoens-zie-kenstal, komt ze herhaaldelijk voor en dat wel, zonder datnbsp;daaruit nadeelen voor de betrokken patinten voortvloeien.nbsp;Wie zooals ik getuige is geweest van de groote voordeelennbsp;daaraan voor patient en operateur verbonden, is voor goednbsp;genezen van opereeren zonder narcose.

Nadat nu aan het dier met verhoogd achterstel een rug-ligging was gegeven en beide achterbeenen voldoende wijd uit elkaar, bevestigd waren, werd het operatieveld voorloopignbsp;met in sublimaat-oplossing gedrenkte reine doeken bedekt,nbsp;terwijl ook de achterbeenen en speciaal de hoeven, met zulkenbsp;doeken werden omwonden, een en ander om te voorkomen,nbsp;dat dit door neervallende onreinheden bezoedeld mochtnbsp;worden.

Dat handen en armen van operateur en assistent een degelijk reinigingsproces ondergingen, zal wel niet opgemerkt behoeven te worden.

Bij het opereeren nu werd voorzichtig op het laagste punt van den linker scrotaalzak, rechthoekig op de rhaphe tot opnbsp;de tunica vaginalis ingesneden, waarna de snee verder metnbsp;een rechte schaar werd verlengd tot daar waar de scrotaal-huid overgaat in die van de dij.

Hoofdzakelijk langs stompen weg, met den wijsvinger en nu en dan met behulp van mes en schaar, werd de tunicanbsp;vaginalis zoo hoog mogelijk losgemaakt van de tunica dartos,nbsp;waarna testikel en funiculus als een dikke worst vrij voornbsp;den dag kwamen. Vervolgens werd een kleine opening gemaaktnbsp;in de tunica vaginalis, in deze een lange sleufsonde gevoerdnbsp;en hierop tot dicht bij het lieskaiiaal ingesneden, een en andernbsp;met het doel om beleediging van den darmlis te voorkomen;nbsp;voor ons oog vertoonde zich nu de reeds cyanotisch gekleurdenbsp;funiculus, waarvan de vaten sterk gezwollen waren en de gein-carcereerde darmlis, de laatste lichtrood bij paarsch afnbsp;gekleurd.

Door zacht kneden en drukken werd getracht deze te reponeeren, wat ons evenwel niet mocht gelukken en moestnbsp;het lieskanaal ter hoogte van de vernauwde plaats aan de

-ocr page 352-

322

laterale zijde worden ingesneden. Met den vinger van de linkerhand werd de vernauwing opgezocht en bleek dezenbsp;zich naar schatting iets onder de ann. abdominales te bevinden. Met de andere hand werd een geknopte bistourinbsp;met diens platte zijde langs den reeds ingebrachten vingernbsp;naar binnen gevoerd; bij de vernauwing gekomen, werd hetnbsp;mes een halve slag omgedraaid zoodanig, dat het scherp tegennbsp;de vernauwing kwam te liggen en de rug tegen den ingebrachten vinger. Door nu zacht met den linker vinger op hetnbsp;mes te drukken werd de vernauwing iets ingesneden, met hetnbsp;resultaat, dat men spoedig ontspanning kon constateeren ennbsp;men zonder veel moeite door op den geincarcereerde darmlisnbsp;te drukken, deze in het cavum abdominale kon schuiven.

4'

Zoo hoog mogelijk in het lieskanaal werd nu op de onge-Isedeerde tunica vaginalis een ligatuur gelegd, in dien zin, dat de funiculus in tween werd onderbonden, door een naaldnbsp;met dubbelen draad (dikke zijde) door het midden te voerennbsp;(castratian a testicule couvert dus). Na het dicht knoopen,nbsp;werden de draden van de eene helft nog om het geheelnbsp;geslagen en zoo krachtig mogelijk aangetrokken en bevestigd,nbsp;waarna de uiteinden dicht aan de funiculus werden afgesneden;nbsp;voor afschuiving van de ligatuur behoefte dus geen vrees tenbsp;bestaan. Een paar centimeters beneden deze, werd de funiculus nu doorgeknipt. Bloeding zoo goed als nul. De geheelenbsp;wondvlakte werd nu zorgvuldig gereinigd met steriele wattennbsp;tampons en van alle bloedcoagula ontdaan, waarna de wondnbsp;met tal van dicht bij elkaar gelegen hechtingen werd geslotennbsp;en hedekt met een laagje jodoform-collodium. Wij hooptennbsp;op eene genezing per primam en zulks op grond van onzenbsp;gunstige resultaten in zake castratie van gezonde dieren, alnbsp;wisten we ook wel, dat het opereeren in gezond weefsel veelnbsp;meer waarborgen voor een aseptisch wondverloop aanbiedtnbsp;dan in ziek weefsel zooals in casu en dat de kans voor infectienbsp;hier met het oog op den duur der operatie, aanzienlijk grooternbsp;was. Hoe het ook zij, de mogelijkheid hielden we niet voornbsp;uitgesloten. Te half twee ure was alles afgeloopen en hadnbsp;patient dus circa l'/.j uur in narcose gelegen, die een verbruiknbsp;van 150 gram chloroform vereischte.

-ocr page 353-

323

Nadat men het dier na beindiging der operatie ongeveer n uur rustig had laten liggen, werd het opgeholpen, in dennbsp;noodstal geplaatst en met beide achterbeenen links en rechtsnbsp;aan de achterste pilaren daarvan bevestigd om het te noodzaken zich zoo min mogelijk te bewegen; van liggen natuurlijk geen qusestie. Ter onderdrukking van de darmperistaltiek,nbsp;daar zich wellicht een peritonitis kon ontwikkelen, werdnbsp;patient op absolute dieet gesteld, terwijl ten overvloede ooknbsp;opium werd toegediend.

Temperatuur:

Datum.

6 u. V. m.

12 u.

7 u. n. m.

10 u. n. m.

21 Maart.

38.6

38.8

22

38.4

39.4

39

38.7

23 nbsp;nbsp;nbsp;

38.8

38.7

39

38.8

24 nbsp;nbsp;nbsp;

39

40

39.3

39.4

25 nbsp;nbsp;nbsp;

38.6

.38.7

38.8

39.1

26

38.8

38.9

38.9

39

27 nbsp;nbsp;nbsp;

38

38.4

38.7

38.8

28

37.9

38.2

38.8

38.7

29 nbsp;nbsp;nbsp;

37.8

37.9

37.9

38

CJit de opgave blijkt, dat patient in de eerste dagen niet vrij van koorts was, vooral den derden dag na de operatienbsp;was de temperatuur den geheelen dag verhoogd. Aanvankelijk meenden wij een en ander te moeten toeschrijven aannbsp;groote vermoeidheid door het voortdurende staan in verbandnbsp;met een lichte bronchitis, waarschijnlijk ontstaan tengevolgenbsp;der chloroform-narcose en dit te meer, daar de zwelling in denbsp;buurt van de wond zeer onbeduidend en ook niet pijnlijk was.

Overigens scheen patient zich zeer wel te bevinden, de enkele bossen gras het dier den 3*gt;quot; dag voor het eerstnbsp;verstrekt, werden met graagte genuttigd. Op denzelfden dagnbsp;werden de achterbeenen ontbonden, terwijl het op den d**quot;nbsp;dag op stal geplaatst werd.


-ocr page 354-

324

De wondgenezing scheen niets te wenschen over te laten, er viel noch pijnlijkheid, noch zwelling van beteekenis tenbsp;constateeren, alleen vertoonde zich een vrij duidelijke infiltratie van de huid en de subcutis van den rechter scrotaalzaknbsp;waardoor deze tamelijk in om vang was toegenomen. Omnbsp;hieraan tegemoet te komen werd het dier '/j uur per dagnbsp;aan de hand afgestapt, met het gevolg, dat deze langzaamaan verdween.

Op den 28*^*^quot; Maart werd besloten de hechtdraden door te knippen en te verwijderen waarbij bleek, dat de wondranden waren veigroeid, uitgezonderd op een kleine opening,nbsp;gelegen ter plaatse waar de huid van het scrotum en dienbsp;van de dij in elkaar overgaan, waaruit een bruin, onaangenaam riekend vocht vloeide.

De aaneengegroeide wondranden werden nu langs stompen weg gescheiden. Een ichoreus vocht, waarin afgestorven weefsel-partikels, vloeide in vrij goote hoeveelheid af; er was dusnbsp;wel degelijk infectie in het spel geweest en was daarmee denbsp;verhoogde temperatuur voldoende verklaard. Den dag daarnanbsp;bleek deze normaal.

Uitspuiten met een sublimaat- en eenige dagen later inet een boorzuur-oplossing, benevens jodoformgaas tamponade, deednbsp;de wondvlakte spoedig flink granuleeren en opsluiten, terwijlnbsp;ook al spoedig de zijden draden om de funiculusstomp werdennbsp;afgestooten en verwijderd.

Patient verliet den 25*quot; April volkomen hersteld den ziekenstal en deed een 14-tal dagen daarna zijn dienst metnbsp;dezelfde opgewektheid als voorheen.

De hoop op eene genezing per primam intention em bleek

dus tamelijk ijdel te

geweest en komt het mij, in den

vervolge thans ook verkieselijker voor, hierop niet te veel te rekenen (ook al doet men alles ter verkrijging van eenenbsp;volledige asepsis), maar liever zijn toevlucht te nemen totnbsp;drainage met jodoformgaas-strooken.

In aanmerking genomen toch, dat zich in en om de funiculus reeds ernstige circulatie-stoornissen voordeden, kan het ons niet verwonderen, dat een lichte infectie waaraan de normale cel het hoofd weet te bieden, hier daarentegen de aanleiding was tot het optreden van een absces.

.4

-ocr page 355-

325

Dat in verband met de temperatuur-curve niet reeds op den 25quot; Maart tot een dieper onderzoek en c. q. openennbsp;van de wond werd overgegaan, vindt zijne verklaring in denbsp;omstandigheid, dat zooals gezegd, de wond weinig of geennbsp;locale reactie te zien gaf en men de verhoogde temperatuurnbsp;voor het grootste deel op rekening meende te mogen stellennbsp;van vermoeienis.

Meermalen is het ons hier op den ziekenstal toch gebleken, dat er tal van paarden zijn, ook onder de gezonde exemplaren, (b. V. onder die, welke aan een eenvoudige keratitis ofnbsp;conjunctivitis lijdende zijn) die bij aanhoudend staan, reeds dennbsp;2quot; en 3quot; dag een temperatuursverhooging van een graadnbsp;en meer vertonnen.

J. Scheepens, Paardenarts 2e klasse.

Batavia, Juni 1902.

-ocr page 356-

BLOEDZWEETEN BIJ KARBOUWEN. MORBUS MACULOSUS S. PURPURA HAEMORRHAGICA BUBALORUM.

DOOR

J. DE Does.

Gedurende de laatste tien jaren is onze kennis van veeziekten in den O. I. Archipel belangrijk vermeerderd', naast de gebruikelijke drie-. Veepest, Mond-en Klauwzeer en Miltvuurnbsp;staan thans ook andere, wier diagnose burgerrecht heeftnbsp;verkregen, dan wel nog zullen verkrijgen. Dank zij de onvermoeide pogingen van verschillende zijden breidt zich onzenbsp;kennis geleidelijk uit. Ook deze regelen dienen om daartoenbsp;bijtedragen.

Reeds in de jaren 1894 en 1895 beschreef ik in mijne rapporten eene ziekte onder karbouwen onder de in dit opschrift vermelde namen en hoopte tijdens mijne detacheeringnbsp;aan het Geneeskundig Laboratorium in de gelegenheid tenbsp;komen haar met betere hulpmiddelen, dan ik destijds ternbsp;beschikking had, te bestudeeren. Die gelegenheid deed zichnbsp;echter tot heden niet voor. Hetgeen hieronder volgt is dannbsp;ook in hoofdzaak eene beschrijving van het in vroegere jarennbsp;waargenomene. Slechts de appreciatie van enkele symptomennbsp;heeft met de jaren eene wijziging ondergaan.

Dit bloedzweeten is in onze O. I. bezittingen geen onbekende. Zoowel vr als na mij zijn collegas in de gelegenheid geweest het waartenemen. Reeds in de rapporten uit vroegere jaren staat het hoogst waarschijnlijk, zoo niet beschreven, dan toch aangeduid. Dribssen citeert in zijne dissertatie een bericht van een vroegere epizootic, waarin van bloedzweeten melding wordt gemaakt.

Uit klinische waarnemingen en de verrichte obducties bleek mij, dat bedoelde ziekte eene verworven haemorrhagiscTienbsp;diathese is in zijn meest hevigen vorm. Gaat men in werken

-ocr page 357-

327

over de menschelijke pathologie na, wat men daaronder verstaat, zoo weet men geene betere omschrijving daarvoor te geven dan eene congenitale dan wel gedurende het leven verworvennbsp;neiging tot bloedingen. Naar gelang der symptomen heeftnbsp;men het ziektebeeld verschillende namen gegeven. Op praktische wijze wordt dit door Leube in zijn Diagnose der innernnbsp;Kranhheiten B. II als volgt geformuleerd ; Das Gemeinsamenbsp;der unter den Namen der haemorrhagischen Diathesen sub-sumirte Krankheiten ist die Neigung zu spontanem Austrittnbsp;von Blut in die Geioehe und auf die freie Oherjiache dernbsp;^Haut und Schleimhaute. In den leichtesten Formen zeigennbsp;sich lediglich haemorrliagische, auf' Druch nicht verschwin-Tgt;dende FlecJcen der Haut, haufiger an der Streek- als dernbsp;Beugeseite, mit Vorliebe an den untern Extremiteiten (sog.nbsp;* Purpura simplex); selten sind die Blutflecken mit dematsernbsp;sErhebung der Haut verbunden {Purpura urticans). Dazunbsp;gesellen sich ganz gewhnlich Schmerzen und Anschwellungennbsp;ygt;in die Gelenhen (Purpura s. Peliosis rheumatica), in dennbsp;schwereren Formen Blutungen der Schleimhaute der Nase,nbsp;des Mundes, des Respirations- und Intestinal-tractus u.s.w.nbsp;(sog. Purpura haemorrhagica, Morbus maculosus Werlhofii).

Toch schijnt men den M. m. W. niet als een slechts gradueel verschillend ziektebeeld der overige Purpura-vormen te mogennbsp;opvatten. Het symptomen-geheel of syndroom vormt een zoodanig omschreven ziektebeeld, dat men het zeer goed als eenenbsp;afzonderlijke ziekte kan beschouwen. Daarbij komt, dat innbsp;de laatste jaren uit het bloed van verschillende lijders micro-organismen zijn gekweekt, welke bij overenting op dierennbsp;eene haemorrliagische diathese teweegbrachten. Met het fil-traat uit culturen kreeg men een zelfde succes. (Dr M. Kolb,nbsp;Bacillus haemorrhagicus). De onderzoekingen over dit onderwerp zijn echter nog lang niet voltooid, 't Is voor de toekomstnbsp;weggelegd te beslissen of M. m. W. s. Purpura haemorrhagicanbsp;door een specifiek organisme wordt teweeggebracht, dat tevensnbsp;al dan niet ook de oorzaak is der andere Purpurae; dannbsp;wel verschillende microben het vermogen bezitten in het lichaamnbsp;giften aftescheiden, welke eene haemorrliagische diathese, meernbsp;speciaal den M. m. W. veroorzaken.

-ocr page 358-

328

In de pathologie onzer huisdieren heeft men verschillende der bovengenoemde namen of termen voor gelijksoortige begrippen overgebracht. Dieckeehoff is degene geweest, die nadrukkelijk heeft gewezen op de groote overeenkomst van den M m.nbsp;W. des menschen met den Petechial typhus, beter Petechial-fieber van paard en rund en daarvoor den naam van Morbusnbsp;maculosus wilde gebruiken. Friedberger en Friiner gevennbsp;echter de voorkeur aan de door Bering voor de ziekte bijnbsp;paarden verbeterde benaming Petechialfieber. Wir ziehennbsp;die Benamung Petechialfieber vor und lassen die Beziehungennbsp;desselbon zur Blutfleckenkrankheit des Menschen dahin-gestellt, da die Ursachen und das Wesen der letzteren Krankheitnbsp;noch sehr wenig gekliirt, die Selbsstilndigkeit derselben nochnbsp;nicht bewiesen und namentlich ihre Beziehungen zu anderennbsp;haemorrhagischen Erkrankungen durchaus noch nicht genaunbsp;fixirt sind. (1892)

Welnu, in juist denzelfden toestand verkeert de Petechin-koorts van paard en rund. En ik acht het voor een algemeen pathologisch overzicht niet ondienstig, dat naast de gebruikelijke speciaal-namen voor ziekten, zoo het mogelijk is, ooknbsp;andere worden geplaatst, welke op de groote overeenkomstnbsp;der verschijnselen wijzen, tusschen verschillende dierziektennbsp;onderling en die der menschen. Zoon naam voor de onderhavige ziekte heeft algemeen ingang gevonden en wij vindennbsp;thans Morbus maculosus steeds gelijktijdig met Petechialfieber genoemd.

Bij het paard heeft men den M. m., behalve in sporadische gevallen, ook als enzotien, echte Stallseuchen leeren kennen.nbsp;De overgroote meerderheid is geneigd zooals Dieckeehoffnbsp;het zich voorstelt, bij deze ziekte aan eene intoxicatie tenbsp;gelooven, uitgaande van den eenen of anderen haard in hetnbsp;lichaam, waarin pyogene microben zich hebben genesteld.nbsp;En aangezien die zoogenaamde intoxicatie (Arloing, Kittnbsp;trachtten vruchteloos in het bloed eene infectiestof te vinden)nbsp;dikwijls optreedt in het reconvalescentie-stadium van bepaaldenbsp;ziekten, zooals Goedaardigen Droes, Influenza en andere, meentnbsp;men het ontstaan van dien haard in verband te moetennbsp;brengen met de voorafgaande ziekten. Waar men zulke acute.

-ocr page 359-

329

daartoe meer gereede aanleiding gevende ongesteldheden mist, tracht men het lijden in verband te brengen met veretteringennbsp;van follikels bij darmcatarrhen!, necrose van been, oude eastratie-wonden, boezemaandoeningen, enz. Doch zelfs op deze wijzenbsp;is het niet mogelijk altoos eene aanleiding te vinden voor hetnbsp;ziekteproces en kent men tal van gevallen, welker ontstaannbsp;voorloopig als zuiver spontaan moet worden aangenomen.

Ook bij runderen, waarbij men den M.m. voornamelijk als eene sporadisch voorkomende ziekte kent, tracht men het ontstaannbsp;op dezelfde wijze te verklaren en brengt men hem in verbandnbsp;met ontstekingstoestanden van de baarmoeder, den uier ennbsp;dei'gelijke bij de koe zeer algemeen voorliomende ziekten.

Bij de karbouwen zag ik den morbus maculosus als kleine epizotien optreden. En niettegenstaande veelvuldige navraagnbsp;was het mij niet mogelijk eenig verband te vinden tusschennbsp;de epizootic en eene andere ziekte, welke vooraf zou zijnnbsp;gegaan. De gevallen maakten op mij den indruk infecties vannbsp;recenten datum te zijn. De ziekte schijnt niet contagious te wezen.

In een tiental dessas, waarin zij zich vertoonde, werden dagelijks in de hevigste periode een vier- of vijftal nieuwenbsp;gevallen gerapporteerd en bijna altijd uit geheel verschillendenbsp;kralen. Slechts als uitzondering vertoonden zich soms meerdere gevallen in ne kraal. Aangezien in de dessas, waarnbsp;ik de ziekte leerde kennen, voornamelijk transportdieren vannbsp;eene fabriek aanwezig waren en deze steeds van het mannelijke geslacht zijn, was het niet mogelijk eenige conclusie tenbsp;trekken 'omtrent den invloed van de sekse op de vatbaarheid.nbsp;Bij den mensch schijnt de vrouw frequenter aan M. m. W.nbsp;te lijden dan de man. Van Fransche zijde wordt deze meeningnbsp;niet gedeeld en acht men, evenals voor haemophilie, de vrouwelijke sekse voorbeschikt de praedispositie der Purpura opnbsp;de nakomelingschap over te brengen, terwijl zij zelve daaraannbsp;meestal ontsnapt (i). Bij paard en rund vond ik daarover nietsnbsp;vermeld. De ouderdom van een karbouw schijnt naar eigennbsp;ondervinding, geenen invloed op de vatbaarheid te oefenen.

(1) Cu. Bouchard. Trait de pathologie gnrale. Tome I p. 321. (P. Le Gendre, THidit et la j)athologie gnrale.)

-ocr page 360-

330

Twee achtereenvolgende jaren, 94, 95, zag ik de ziekte gedurende de maanden Februari, Maart en April optreden,nbsp;maar niet in dezelfde streek. De eerste maal gebeurde ditnbsp;in de Residentie Tegal, district Adiwerna in de omgeving dernbsp;suikerfabriek van dien naam; de tweede maal in de Residentienbsp;Cheribon, district Ploembon, eveneens in de dessas in denbsp;omgeving eener suikerfabriek gelegen. Beide contrijen liggennbsp;ongeveer op een 60 paal afstand van elkander. (')

De omstandigheden, waaronder de ziekte ontstond, waren nagenoeg gelijk. Zooals reeds medegedeeld is, heerschte zenbsp;beide jaren gedurende de zelfde maanden, zoodat de mogelijkenbsp;meteriologische invloeden als gelijk zijnde mogen wordennbsp;verondersteld. En daar ook de gesteldheid van den bodemnbsp;op beide plaatsen weinig verschilt en de culturen dezelfdenbsp;zijn, verkeerde ook de bebouwing van den grond in een nagenoeg gelijk stadium. De niet voor de suikercultuur bestemdenbsp;gronden waren grootendeels bedekt met sawah, de mindernbsp;gunstige stukken dienden voor polowidjo Alles was bebouwd,nbsp;zoodat geen stukje grond voor weide overschoot. De buffelsnbsp;lagen den ganschen dag gekraald op de erven en verlietennbsp;deze eenige malen daags onder leiding der btja-botja (*) omnbsp;gedrenkt en gebaad te worden. Het voedsel der dierennbsp;bestond in hoofdzaak uit het op gallangan en erven gesnedennbsp;gras en onkruid en was dus niet van de beste kwaliteit.nbsp;De oorzaak der ziekte bleef voor mij verborgen.

Verschijnselen.

Een der eerste symptomen, waardoor het aangetaste dier de

() Ook in 1896 werden gevallen van Bloedzweeten waargenomen; 1 door den Controleur van Ploembon in dezelfde streek, waar schrijvernbsp;dezer regelen het daaraan voorgaande jaar eene epizotie bijwoonde; 2quot;nbsp;door den Assistent-Resident van Brebes (Residentie Tegal) een gevalnbsp;onder de transportbulfels van eene suikerfabriek (waarschijnlijknbsp;Adiwerna).

('9 Polowidjo: daaronder verstaat men feitelijk alles wat op de velden jaarlijks verbouwd wordt en geen padi is. Zelfs een djagoeng-aanplant, zoo deze niet der plaatse elk jaar terugkeert, kan daartoenbsp;gerekend worden. Zulk gewas noemt men in de wandeling tweedenbsp;gewas, aangezien het dient voor den nabouw.

(^) Javaansche jongens.

-ocr page 361-

331

bizoadere aandacht tot zich trekt, is het ontstaan van om-schrevene zwellingen aan de uiteinden der extremiteiten. Eene enkele maal vond ik eene daarop gelijkende zwelling bijnbsp;de neusgaten, aan de onderlip of op de wangvlakte. Onderzoekt men de lichaams-temperatuur, zoo vindt men haar innbsp;den regel een weinig verhoogd. De vreetlust is dikwijls nognbsp;ongestoord of laat een weinig te wenschen over. Bedoeldenbsp;zwellingen zijn pijnlijk, warm, en geven licht aanleiding totnbsp;wonden, welke moeilijk genezen. Eenige malen zag ik zelfsnbsp;vreeselijk stinkende (gangraeneuse) zweren aan de door ontzaglijke zwelling misvormde uiteinden der pooten.

Daarna begint het dier al spoedig op verschillende plaatsen van het lichaam, waar de huid dun en fijn is, zooals aan dennbsp;bovenkant van de oorschelp, de onderborst, den buik, denbsp;binnenvlakten van den opper- en onderarm en die der dij ennbsp;van den schenkel, bloed af te scheiden. Dit kan ook geschiedennbsp;op de overige huidgedeelten, maar in geringere mate. Hoenbsp;dit bloedzweeten geschiedt, heb ik ziender oogen moeilijknbsp;kunnen vaststellen. Maar bij het feit, dat het bloed aan denbsp;huidoppervlakte treedt zonder vooraf blaasjes te vormen omnbsp;daarna oppervlakkige defecten teweeg te brengen, is geenenbsp;andere verklaring aan te nemen, dan dat zulks door de huid-porin geschiedt.

Zulke aanvallen van bloedzweeten, welke soms, naar men mij mededeelde, een halven dag konden duren, herhaaldennbsp;zich bij tusschenpoozen, gedurende welke het dier zich betrekkelijk, doch waarschijnlijk schijnbaar, weer gezond gevoelt.nbsp;Zij keeren al dan niet in heviger mate terug, meestal reedsnbsp;na 24 uren of korter, doch kunnen ook eenige dagen ofnbsp;langer uitblijven.

Op ongepigmenteerde huidplekkeu ziet men onder de epidermis donkerblauwe, niet weg te drukken vlekken ontstaan. Aangezien de mucosa van den neus en de oogen uiterst lastig tenbsp;onderzoeken is, was het mij bij de levende dieren niet mogelijknbsp;vasttestellen of daarin bloedingen te zien waren. In de mucosanbsp;der vulva of in de huid om den anus kunnen ze voorkomen.

Bij de zwaar zieke dieren stijgt de rectale temperatuur tot 40.5*gt; en meer. De vreetlust is dan geheel verdwenen,

-ocr page 362-

332

van pensbeweging is niets meer te ontdekken, de defaecatie is vertraagd, de weinige nog ontlaste mest dik en zwartachtig.nbsp;Patint is in hooge mate soporeus, het hoofd hangt naarnbsp;beneden, de oogen zijn half gesloten, muco pus zit in de ooghoeken, de neusspiegel en mondholte zijn droog Enkelenbsp;malen zag ik koortsrillingen. De huid scheidt over hare geheelenbsp;oppervlakte bloed af. Zij is bedekt met roode zweetparels,nbsp;welke langzaam grooter worden en vervolgens naar benedennbsp;vloeien. Na korten tijd stolt het bloed en droogt op tot zwart-roode korsten. Ook komen formeele neus- en oorbloedingen voor.

Verder kan de huid hier en daar enkele ronde, bloedende, oppervlakkige defecten van verschillende grootte vertoonen.nbsp;Enkele daarvan vormen kratervormige laesies.

Behalve dat kunnen tijdens een aanval op verschillende plaatsen van het lichaam, zooals aan de ledematen of ondernbsp;de huid van borst en buik, sterk promineerende zwellingennbsp;ontstaan, welke bizonder pijnlijk zijn. Zij verdwijnen langzaamnbsp;en blijken bij sectie veroorzaakt te worden door uitgebreidenbsp;bloeduitstortingen.

Zoo zag ik eenmaal een onderarm in korten tijd verbazend in omvang toenemen. De huid was gespannen en hierdoornbsp;uiterst pijnlijk, terwijl onder de huid door betasten geennbsp;vocht kon worden gevoeld. Den volgenden dag bleek bijnbsp;obductie, dat in het losse bindweefsel om de vaten ennbsp;de daarbij verloopende zenuwen aan den onderarm aan denbsp;achterzijde van het os radii, van af cubitus tot carpus,nbsp;eene groote bloeding bestond. Tusschen de spieren uit konnbsp;een stolsel worden verwijderd, dat eene spoelvormige gedaantenbsp;had ter lengte van 3.5 d. M. en met eenen grootstennbsp;diameter van 3 c. M., waarin de vaten en zenuwen warennbsp;gelegen.

Zware, uitgebreide oedemen, zooals deze bij het paard aan borst en buik te zien zijn en waarom dan ook de ziekte doornbsp;de Franschen nog steeds anasarc wordt genoemd, zag ik bijnbsp;de buffels geen enkele maal. Evenzoo schijnt haematurienbsp;niet of wel uiterst zelden voor te komen; zij werd door mijnbsp;geen enkele maal waargenomen. Informaties daaromtrentnbsp;vielen negatief uit.

-ocr page 363-

333

Afloop en duur.

Genezing is mogelijk. Deze kan reeds in den aanvang van het lijden plaats hebben, wanneer het dier nog slechts gezwollen pooten heeft en de huid ternauwernood wat bloednbsp;afscheidt. Dit laatste symptoom wordt dan allicht over hetnbsp;hoofd gezien of miskend, daar men de aanwezigheid van denbsp;enkele drupjes en korstjes bloed als een gevolg van insecten-steken beschouwt.

Aan de gezwollen ondervoeten echter ontstaan, zooals reeds medegedeeld, vaak wonden. Wanneer deze, zoodanig genfecteerd en verder verwaarloosd worden, dat gangraen optreedtnbsp;(zie hier voor) dan volgt de dood tengevolge van septichaemie.

Heeft de ziekte haar gewoon beloop, nml. dat de bloedingen zich, zooals vermeld, met tusschenpoozen herhalen, zoo zag iknbsp;haar in de meeste gevallen met den dood eindigen. Herhalennbsp;zich de huidbloedingen dikwijls en met korte pauzen, dan isnbsp;de kans op een doodelijken afloop grooter, dan wanneer hetnbsp;tegengestelde plaats heeft en het lijden meer sleepend verloopt.

De duur der ziekte verschilt zeer. Volgens de verkregen inlichtingen creveeren de meeste aangetaste dieren binnennbsp;vier dagen. Bij gevallen, welke eene week, veertien dagen,nbsp;soms eene maand duren, is de kans op genezing grooter.

t Is echter ook mogelijk,, dat het dier reeds sterft bij den eersten aanval, na slechts een half uur ziek te zijn geweest.nbsp;Zulke gevallen, welke niet menigvuldig zijn, zou men evenalsnbsp;bij Anthrax apoplectisch kunnen noemen. De waarnemersnbsp;ervan verklaarden geene zwellingen van de uiteinden der extremiteiten gezien te hebben en noemden den aanvang der ziektenbsp;het oogenblik, waarop patint begon met bloed tezweeten.

Ohductie-verscMjnselen.

De zwellingen aan de onderste gedeelten der pooten, waarvan reeds meermalen hierboven sprake was, en welke ik gedurendenbsp;de beide door mij waargenomen epizotien als een der eerstenbsp;symptomen der ziekte meende te moeten, beschouwen, wordennbsp;veroorzaakt door een helder geel vocht in de mazen vannbsp;de subcutis, dat verder al het bindweefsel tusschen en om denbsp;pezen en peesscheeden imbibeeit, terwijl de laatste uitgezet zijn

All. 4 Dl. XIV. Juni 1902.

llf

22

-ocr page 364-

334

door vocht. Naarmate van de hevigheid der zwelling is dat vocht in meerdere mate aanwezig en zet zich dan, gedeeltelijknbsp;in de subcutis, doch voornamelijk langs het bindweefsel tusschennbsp;de pezen en spieren en langs het verloop der voornaamstenbsp;vaten en zenuwen naar het bovenbeen voort. Aan den voorpootnbsp;kan dit plaats hebben tot onder het schouderblad en aan dennbsp;achterpoot tot in de knieholte. Hier en daar vindt men innbsp;deze gele vochtlaag roode vlekjes veroorzaakt door bloedingen.

Bloedingen.

Deze geven het karakteristieke beeld aan de ziekte. De huid van het cadaver is bedekt met ingedroogde korstjes bloed.nbsp;Vf^aar het pigment zulks niet verhindert, kan men kleine bloed-ophoopingen in het stratum papillare corii waarnemen, verschillende in grootte, afwisselende tusschen die van een speldekopnbsp;en die van een cent. Hier en daar op de huid vindt mennbsp;ronde excoriaties of ook kratervormige, diepe defecten, bedektnbsp;met ingedroogd bloed.

Snijdt men de huid in op eene plaats, waar ze gebloed heeft of waar zich eene excoriatie bevindt, dan vindt mennbsp;daaronder eene roodgekleurde vlek, veroorzaakt door eenenbsp;bloeduitstorting. De huid is daardoor een weinig verdikt,nbsp;zoodat men soms bij palpatie iets knobbelachtigs kan voelen.nbsp;Dergelijke bloedingen in het corium kunnen zeer talrijk zijn.

In de subcutis zijn de haemorrhagien uitgebreider. Zij wisselen af ter grootte van die eens stuivers tot die eenernbsp;handpalm. Het stolsel tusschen de mazen van het losse bindweefsel vormt nu eens een dun laagje van een paar millimeters, dan weer eene laag van ongeveer een centimeternbsp;dikte.

Men vindt dergelijke bloedingen veelal in grooter aantal onder de huidspier, ook tusschen de spieren, tusschen denbsp;fascies en in het vet. Kortom haemorrhagien kunnen overalnbsp;in het bindweefsel plaats hebben. Zoo treft men ze ooknbsp;dikwijls aan om de vaten en in het bizonder om de grootenbsp;vaatstammen. In het laatste geval kan de bloeduitstortingnbsp;eene groote uitbreiding verkrijgen, een voorbeeld daarvannbsp;werd reeds gegeven.

In en onder de mucosa van den mond kunnen haemorrha-

-ocr page 365-

335

gien voorkomen. Zijn deze van eenigen omvang, dan bolt het slijmvlies op en necrotiseert aan de oppervlakte gemakkelijk. Het afgestorven gedeelte vervalt tot eene witte ofnbsp;lichtgele kaas-achtige massa; de wondvlakte is dan metnbsp;een pseudo-membraan bedekt. De necrose kan zich diepnbsp;in de submucosa voortzetten; er ontstaan dan diepe onregelmatige defecten gevuld met de kaas-achtige stof. Dergelijke laesies kunnen zich ook bevinden aan den tongwortel,nbsp;in de plicae ary-epiglotticae en in den pharynx. Geennbsp;enkele maal vond ik bloedingen in den laiynx, in de tracheanbsp;of bronchin

In of onder het slijmvlies van den tractus-intestinalis bevinden zich ook bloedingen, maar zeldzamer. Veelvuldiger en uitgebreider treft men hen aan op de uitwendige zijde ondernbsp;het weivlies; verder in het darmschijl, het net, onder hetnbsp;peritoneum van den buikwand en van het middelrif, tegennbsp;de psoasgroep en in de banden, welke de buikorganen opnbsp;hunne plaats houden.

De lever is bloedrijk, heeft een vlekkig voorkomen; bruine, roodachtige en geelachtige plekken wisselen elkander af. Aannbsp;de oppervlakte van de galblaas kan men bloedingen aantreffen,nbsp;in het slijmvlies vond ik hen niet.

De milt is normaal van grootte en consistentie. Tusschen de pens en de milt vond ik nmaal eene bloeduitstortingnbsp;van zoodanigen omvang, dat stolsel en milt samen schijnbaarnbsp;een driemaal vergroote Hen vormden.

Het pancreas vertoont kleine bloedingen in het losse bindweefsel tusschen de klierkwabjes.

Het Mier-parenchym is somtijds troebel. In de kapsel en in het slijmvlies van het bekken trof ik geene bloedingennbsp;aan, daarentegen wel in het zoogenaamde nierbed. Ook innbsp;de mucosa der blaas zag ik geene bloedingen; van eene bloederige urine was geen sprake.

De peritoneale holte bevat soms een bloederig gekleurd vocht.

In de pleura-liolte bevindt zich een weinig helder, kleurloos vocht. Onder de pleura-costalis vindt men somtijds enkelenbsp;bloeduitstortingen,

De longen zijn doorgaans normaal; somtijds echter treft

-ocr page 366-

N!


336

men er bloedingen van verschillende grootte aan, gelijkende op haemorrhagisehe infarcten.

De pericardiale zak bevat in de meeste gevallen eene flinke hoeveelheid geelgekleurd transsudaat (bij oude cadavers roodachtig). Dit vocht is rijk aan fibrine en stolt spoedig na denbsp;opening van het pericardium. Reeds in het lichaam heeftnbsp;soms eene kleine afscheiding van fibrine-vlokken plaats. Hetnbsp;pericardium is glad en glanzend.

Aan de /jrfe-oppervlakte onder het epicardium komen bloedingen voor, welke diep tusschen de onderliggendenbsp;spiervezelen kunnen dringen. Opent men de kamers en boezems dan springen direct de uitgebreide bloedingen onder hetnbsp;endocardium, op de spier en in de klapvliezen, in het oog.nbsp;De hartooren zijn geheel zwart gekleurd. De hartspier isnbsp;week, slap en bleek. Zoowel in de linker als de rechternbsp;kamer bevinden zich groote witte stolsels en gedeeltelijknbsp;gestold zwart bloed.

De lympJieklieren vindt men dikwijls gezwollen, bloedrijk, op doorsnede soms donkerrood tot zwart toe gekleurd.

Bij de enkele cadavers, waarvan de schedelholte geopend werd, waren geene bloedingen aanwezig in de vliezen of aannbsp;de oppervlakte der hersenen.

Het bloed der gestorven dieren werd dikwijls op micro-organismen onderzocht, maar tc vergeefs. Hoewel de mikro-skoop, waarover ik te beschikken had, slechts eene geringe capaciteit bezat (Leitz obj. 7, oc. 1^3) zouden bacillen ternbsp;lengte van die van Anthrax of Rauschbrand, (') of parasietennbsp;van grootere afmetingen mij niet ontgaan zijn.

Weltevreden, Mei 1902.

(') Waaigenomen in het district Maribaja (Vlesideiitie Tegal) en het district Sragie (Residentie Pekalongan). De diagnose werd zoowel klinisch,nbsp;als door obductie en bacterioskopisch gesteld. '


-ocr page 367-

MEDEDEELING EENER HEERSCHENDE OOGZIEKTE ONDER RUNDEREN CONJUNCTIVITIS ET KERATITIS ENZOTICA.

DOOR

J. DB Does.

In Bayersch Thierarztliche Augenheilkunde vindt men de enzotisch voorkomende gevallen van oogontsteking, in denbsp;literatuur vermeld, samengebracht onder den naam van Keratitisnbsp;infectiosa. De lange literatuur-lijst, aan het slot van het hoofdstuk geeft, in verband met den goeden naam van den auteur,nbsp;ons het recht te verwachten, dat het voornaamste van hetgeennbsp;in de geschriften te vinden is, op oordeelkundige en tevensnbsp;beknopte wijze gerefereerd zal zijn. Voor eene dieperenbsp;studie van dit onderwerp verwijs ik naar bovengenoemdnbsp;handboek.

Bayer noemt de ziekte Keratitis infectiosa, geeft echter niet afdoende aan, waarom bij de eerste helft van dien naamnbsp;de ontsteking van het bindvlies wordt verzwegen, niettegenstaande gelijktijdig met de keratitis steeds ook eenenbsp;conjunctivitis bestaat. Mij schijnt het laatstgenoemde hetnbsp;primaire affect te zijn, ten minste bij de door mij te beschrijvennbsp;enzotie. Het mede-lijden van het hoornvlies wil ik gaarnenbsp;als een integreerend onderdeel der ziekte aannemen, maarnbsp;de conjunctivitis schijnt vooraf te gaan en de diepe veranderingen, welke de cornea later ondergaat, moest ik toeschrijvennbsp;aan de bijna onbedwingbare neiging der dieren om het ziekenbsp;oog tegen ruwe voorwerpen te schuren. Bij eene tijdigenbsp;behandeling zag ik hen niet ontstaan.

Of de door mij geobserveerde ziekte wel geheel identisch mag verondersteld worden met de door B. waargenomennbsp;enzotien, is natuurlijk niet met zekerheid uittemaken. Aangezien ik echter het infectieuse karakter bij mijne waarnc-

-ocr page 368-

338

ming niet voldoende bewezen achtte, verkoos ik den aan het hoofd van dit opstel gebezigden naam boven dien van B.

Volgens hem zou de ziekte in Europa voornamelijk in het heetste jaargetijde heerschen. Bij de door mij te beschrijvennbsp;enzotie was dit niet het geval. In de eerste helft nml.nbsp;van het jaar 1893 werd mij eene dergelijke oogziekte gerapporteerd bij een koppel rundvee, dat in het gebergtenbsp;volkomen afgezonderd van andere soortgenooten leefde. Jnnbsp;het zeer bergachtige district Salem, Residentie Tegal, trofnbsp;ik op de inlandsche hoofdplaats een 20-tal Indische runderennbsp;(sapies) aan, waarvan er 16 in 8 dagen tijds waren zieknbsp;geworden.

Vr mijne komst leefden de dieren geheel vrij en graasden den ganschen dag op daartoe geschikte gronden. Zij werdennbsp;slechts een paar malen naar huis gedreven, nml tegen hetnbsp;heetste van den dag en bij zonsondergang. Op die natuurlijke weiden hadden , zij ruimschoots gelegenheid om innbsp;contact te komen met buffels. Doch bij geen enkele hiervannbsp;kon, niettegenstaande ons ijverig nasporen, een enkel gevalnbsp;dezer ziekte worden geconstateerd.

Te Parijs in den Jardin dAdimatisation leerde de ondervinding anders. Daar zag men de ziekte, na onder de ponies te hebben geheerscht, eenigen tijd later in koestallen optreden.nbsp;Ook het omgekeerde: overgangen van het rund op het paard,nbsp;meent men te hebben waargenomen.

Voor dit lijden werd door verschillende onderzoekers, waaronder Bayer, een micro-organisme aangewezen, dat door Billings nader beschreven zou zijn. Bij de door mij te beschrijvennbsp;enzotie werd geen bacterioscopisch onderzoek ingesteld.nbsp;De oorzaak der ziekte bleef mij geheel onbekend. Ook denbsp;omstandigheden, welke aanleiding gaven tot eene uitbraak ofnbsp;wel de herkomst ervan van elders, kon met geene mogelijkheidnbsp;worden vastgesteld.

Verschijnselen en Verloop.

De oogontsteking was bij de meeste dieren, zooals door navraag bleek, aan n oog begonnen en eerst later werd ooknbsp;het tweede er in betrokken. Bij mijne komst vond ik bij

-ocr page 369-

339

de beiderzijds aangetaste dieren het ziekte-proces aan cnc zijde belangrijk verder ontwikkeld dan aan de andere; terwijlnbsp;bij enkele, eerst eenige dagen te voren ziek geworden sapiesnbsp;het lijden nog slechts tot n oog beperkt was.

De ziekte begint met eene lichte conjunctivitis, welke spoedig muco-purulent wordt. Het secreet droogt om de oogen,nbsp;vooral in de binnenhoeken en de onderste oogleden, tot korsten op, tengevolge waarvan waarschijnlijk het eczeem van denbsp;huid om het oog ontstaan is. Het prikkelen der ontsteking,nbsp;benevens het onaangename gevoel, dat de aan de oogledennbsp;opgedroogde korsten teweegbrengen, zijn waarschijnlijk denbsp;oorzaak, dat het dier verlichting tracht te zoeken door hetnbsp;wrijven der ontstoken oogen tegen elkanders huid, maar hetnbsp;liefst tegen de ruwe bast van boomen. Als gevolg van datnbsp;laatste ontstaan verwondingen van het bovenste ooglid ennbsp;den oogboog, terwijl tevens eene toename van het lijdennbsp;ontstaat. Dit noopt het dier weder tot meer en harder schurennbsp;enz. Een circulus vitiosus dus! Het behoelt daarom geenenbsp;verwondering te baren, dat deze in den aanvang zoo eenvoudige bindvlies-ontsteking in zeer korten tijd overgaat in eennbsp;heftig ontstekings-proces, waarbij achtereenvolgens alle deelennbsp;van de voorste ooghelft betrokken schijnen te worden.

De cornea, eerst een weinig dof, wordt gaandeweg troebeler en ondoorzichtig, terwijl in het midden witte vlekkennbsp;ontstaan. De scleraal-vaten raken meer en meer genjicierdnbsp;en van de omgeving van de cornea woekert straalsgewijsnbsp;naar het centrum gericht een krans van vaten in het hoornvlies. De conjunctiva is hoogrood van kleur en gezwollen,nbsp;De oogleden worden dik en stijf. Zoolang de cornea doorzichtig blijft, is het mogelijk een vernauwde pupil te zien.nbsp;Dit en het halfgesloten houden van den oogspleet geeft hetnbsp;recht eene photophobie te veronderstellen. Een nauwkeurignbsp;onderzoek van de iris kon niet geschieden, tengevolge vannbsp;den hevigen tegenstand der patinten en het wegwringen vannbsp;den oogbol. Het was daarom niet mogelijk het bestaan vannbsp;eene iritis direct waartenemen. Maar uit het overblijven vannbsp;onregelmatige pupillen na de genezing en het voorkomen vannbsp;synechicn, welke ik bij genezen dieren kon constatecren.

-ocr page 370-

340

mag worden verondersteld, dat ook de iris in het ontstekings-proces betrokken wordt.

Komt het dier niet in behandeling, dan nemen de verschijnselen steeds toe: de dikke gezwollen conjunctiva puilt gedeeltelijk uit (chemosis), er ontstaan abscesjes in de cornea, welke ten slotte doorbreken en waarna ook eene doorbraaknbsp;volgt van de voorste oogkamer met'eene prolapsus van denbsp;iris en eene vergroeiing ervan met de cornea.

Afloop en behandeling.

Wat de afloop zou zijn, indien de dieren niet in behandeling waren genomen, is licht te veronderstellen. De meeste gevallen zouden geindigd zijn met eene nzijdige ofbeider-zijdsche panophtalmie en de totale verettering van het oog.nbsp;Slechts enkele, bij welke het proces tot eene lichte conjunctivitisnbsp;beperkt bleef en geene aanleiding had gegeven tot schuren,nbsp;zouden zonder nadeelige gevolgen spontaan genezen zijn.

De eenvoudige behandeling, welke ik voorschreef en gedurende eenige dagen onder eigen toezicht liet toepassen, had een snel succes. De lichte aandoeningen waren reeds voornbsp;mijn vertrek nagenoeg genezen. Bij de zwaardere gevallennbsp;was de secretie gedurende dien tijd veel verminderd en konnbsp;het gevaarlijke schuren gemakkelijk bedwongen worden. Nanbsp;ruim eene maand afwezig te zijn geweest terugkomende, vondnbsp;ik de meeste dieren geheel genezen. De gevolgen der ziektenbsp;waren echter bij vele nog te zien en bestonden in eenenbsp;staphyloma, zwarte en witte vlekken op de cornea, onregelmatige pupillen en ne duidelijke voorste syneehie.

De therapie bestond hoofdzakelijk in het reinhouden der oogen en het voorkomen van schuren.

De zieke dieren mochten niet meer vrij losloopen, maar werden opgesloten in hunne kraal, welke door afsluiting metnbsp;gevlochten bamboe-horden {hilk) zoo duister mogelijk werdnbsp;gemaakt. De erg aangetaste, bij welke het schuren moeilijknbsp;te beletten was, bonden wij den kop zoo goed mogelijknbsp;onbewegelijk vast en slechts ouder bewaking mochten zij enigenbsp;malen daags een korten tijd los staan om te vreten en tenbsp;drinken. Dat de bevrediging van de maag op deze wijze te

-ocr page 371-

kort schoot, is natuurlijk, maar van weinig belang. De schade kon later worden ingehaald.

Ook bij de behandeling der oogen werd de kop aldus vastgebonden en het lichaam door eenige personen zoo goed mogelijk gefixeerd. De zeer lastige dieren werden neergelegd. Gingnbsp;dit alles in den aanvang lastig, allengs verkreeg men denbsp;noodige handigheid, terwijl ook de meeste dieren mindernbsp;tegenspartelden.

De oogen werden op die wijze 2 maal daags met lauw-warm gekookt bronwater uitgespoten en daarna bespoten met eenenbsp;vrij sterke gecombineerde oplossing van sulphas zinci (2 /o)nbsp;en boorzuur (3 %). Van atropine kon ik geen gebruiknbsp;maken, aangezien ik hierover niet kon beschikken.

Weltevreden, Juni 1902.

-ocr page 372-

CASTRATIE VAN HENGSTEN.

Alhoewel het castreeren van sommige onzer huisdieren reeds bij de oudste volken in gbruik was, zoo is het nietteminnbsp;een vaststaand feit, dat men het heden ten dage, zelfs na denbsp;groote vorderingen, ook in de veeartsenijkundige chirurgie,nbsp;nog lang niet eens is over de methode die het meest voornbsp;deze operatie is aan te prijzen.

Het meeningsverschil wordt niet zoo zeer beheerscht door de vraag, welke van uit een wetenschappelijk oogpunt denbsp;beste is, dan wel door die, welke zich het meest eigent naarnbsp;de omstandigheden, waaronder men in het algemeen verplichtnbsp;is de kunstbewerking te verrichten.

En aangezien nu die omstandigheden zeer uiteen kunnen loopen, zoodat ze voor den operateur in het eene geval veelnbsp;gunstiger zijn dan in het andere, zoo ligt het in den aardnbsp;der zaak, dat dit meeningsverschil in den eersten tijd nog welnbsp;zal blijven bestaan.

Het is toch waarlijk niet hetzelfde, of men een paard heeft te castreeren bij een boertje op het platteland, waar men opnbsp;niet de minste assistentie heeft te rekenen, dan wel aan eennbsp;veeartsenijschool b.v., waar behalve over een handig operateurnbsp;te beschikken is over alle hulpmiddelen, die de modernenbsp;heelkunde ons aan de hand doet en een personeel, ten vollenbsp;vertrouwd met de leer en de praktische toepassing der aseptiek.

Zal de plattelands-veearts in den regel af moeten zien van pogingen tot het verkrijgen van een aseptisch wondverloop ennbsp;in verband hiermede, een keuze doen uit die methodes,nbsp;waarvan alleen genezing per secundam te verwachten is,nbsp;en die zelfs de kans voor gevaarlijke infecties, bloedingennbsp;en lastige naziekten met zich brengen, aan een veeartsenijschool daarentegen zal men deze absoluut verwerpen en dienbsp;voor de beste houden en daarom in toepassing brengen, welke

-ocr page 373-

343

de genezing in enkele dagen verzekeren en meer of minder gevaarlijke complicaties buitensluiten.

Tusschen ons boertje nu en de veeartsenijschool allerlei tusschen-toestanden.

Toch beweer ik, mits men over eenig personeel te beschikken heeft, dat de omstandigheden in den regel van dien aard zijn, dat ze het streven naar asepsis volkomen wettigen ennbsp;eene genezing per primam in enkele dagen mogelijk maken;nbsp;z buitengewoon gunstig behoeven deze, zooals men uit hetnbsp;ondervolgende zal zien, niet te wezen.

Ook moet men een beetje tijd beschikbaar hebben en niet, op zijn Amerikaansch, castraties willen verrichten aan hetnbsp;staande paard en in enkele minuten. Ik zou wel eens willennbsp;weten, hoe het verder met die patinten afloopt, maar daarover zwijgt men liever.

Wellicht ook, dat de eigenaren daar gewoon zijn aan een zeker pereent verliezen, aan naziekten enz. en dat ze zichnbsp;daarin, als in het onvermijdelijke, schikken.

Aan de militaire klinieken hier in Indi bestaat gelukkig sinds de laatste jaren voldoende gelegenheid voor de toepassing der asepsis. Uitgezonderd te Macasser heeft men innbsp;alle garnizoenen, waar paardenartsen zijn, zeer goede ziekenstallen met een kliniekzaal waarvan de vloer bij enkele, zooalsnbsp;hier te Batavia, behoorlijk geplaveid is. Geen geinfecteerdennbsp;bodem, geen stof en het geheel een aanzien, dat het oognbsp;aangenaam aandoet.

Toen ik dan ook in de gelegenheid kwam om castraties te verriehten (dit behoorde tot voor enkele jaren nog tot de grootonbsp;uitzonderingen) dacht ik er geen oogenblik aan een anderenbsp;methode te kiezen dan die der onderbinding van de funiculusnbsp;spermaticus (zaadstreng) met nauwkeurig hechten van de scro-taal-wonden of wond. Goed uitgevoerd toch, biedt zij van alle, denbsp;beste waarborgen aan tegen nabloedingen, ja kan men gerustnbsp;zeggen, worden deze met bijna absolute zekerheid vermeden,nbsp;zijn infecties noch naziekten te vreezen en komt de genezingnbsp;tot stand in even zooveel dagen als anders in weken. Dat denbsp;onderbindingszijde voor het gebruik van catgut zou ik eennbsp;ieder waarschuwen in de wond moet achterblijven en mc moet

-ocr page 374-

344

inheelen is aan niet do minste bezwaren onderhevig, mits ze maar steriel is. Ik weet zeer goed, dat het met die dradeninfectie nog niet geheel in het reine is en dat zich nu ennbsp;dan, ten spijt van de meest zorgvuldige voorzorgsmaatregelen,nbsp;gevallen daarvan voordoen, maar, waar men in de menschelijkenbsp;chirurgie niet schroomt om van dit materiaal gebruik tenbsp;maken voor kunstbewerkingen aan organen, gelegen in denbsp;buikholte, daar behoeven wij niet terug te deinzen voor hetnbsp;onderbinden van de funiculus, waarbij we de draden op vrijnbsp;eenvoudige wijze onder ons bereik kunnen brengen en c. q.nbsp;betrekkelijk gemakkelijk kunnen verwijderen.

Van de toepassing der torsie meende ik te moeten afzien en dat wel om de navolgende redenen:

1. Zij eischt veel technische vaardigheid, zeggen de voorstanders.

Daar ik nog weinig aan castratie had gedaan, zou ik de kunst niet dan na een zeker aantal teleurstellingen kunnen leeren dus. Dit ware op zich zelfnbsp;niet zoo erg geweest, want alles moet geleerd worden,nbsp;indien de rest maar voor deze methode had gepleit.

2^. Zij biedt geen volledige waarborgen aan tegen verbloeding :

3*^. Doordat de scrotaal-wond naar het mij voor wil komen in den regel niet wordt gehecht, is infectie zoo goed alsnbsp;zeker en zal deze dus per secundammoeten genezen.

Ten opzichte van het bezwaar sub 2, zij er aan herinnerd, dat nabloeding om verschillende redenen een complicatie vormt,nbsp;die in de eerste plaats voorkomen dient te worden. Immers het leven van het dier kan op het spel staan, dannbsp;wel een toestand intreden van anaemie waaronder het langennbsp;tijd te lijden heeft, vooral wanneer de bloeding, zooals ditnbsp;dikwijls het geval is, eenige uren na de operatie optreedt ennbsp;geen deskundige hulp bij de hand is. Dan is er nog ditnbsp;nadeel aan verbonden, dat de kans op een genezing pernbsp;primam, als ze eenigszins belangrijk is, al zijn ook de scrotaal-wonden behoorlijk gehecht, zoo goed als nul wordt.

Met bloeding wordt hier bedoeld, ceii bloeding uit de vaten van de funiculus daar ik vermoed dat die uit de zooveel

-ocr page 375-

345

kleinere takjes van scrotum, dartos en processus vaginalis, in den groeten regel wel niet zoo belangrijk zal zijn, dat ze voornbsp;het onderbreken van een regelmatig aseptisch wondverloopnbsp;beteekenis verkrijgt, althans wij zagen na het sluiten van denbsp;wond, bloedophoopingen (in meer of mindere mate wellichtnbsp;vermengd met wondserum?) van den omvang van een vuist,nbsp;volkomen resorbeeren.

Wat aangaat het nadeel ad 3, men zal mij toegeven, dat het niet mogelijk is infectie te weren, ook al bedektnbsp;men de wondranden met een laag van dit of dat antisepticum,nbsp;vooral niet wanneer, zooals te doen gebruikelijk schijnt, denbsp;wondranden worden irigesmeerd met ,,een vet, t zij ditnbsp;boorlanolin ot vaseline mocht zijn (bl. 419 XI Bd. der Monats-hefte fur prakt. Thierheilkunde). Met de meening van Prof.nbsp;Hoffmann, dat de hechting van de scrotaal-wonden is af tenbsp;keuren-bladz. 360 van het zooeven genoemde tijdschrift nbsp;kan ik mij, op grond van mijn eigen ervaring, dan ook innbsp;het geheel niet vereenigen. De holte, die na het wegnemennbsp;van den testikel is achtergebleven moge met bloed en serumnbsp;worden aangevuld, als er behoorlijk aseptisch is gewerkt, denbsp;hechtingen met zorg zijn aangelegd en bedekt door een laagjenbsp;jodoform-collodion, is het gevaar voor infectie vrijwel geluk nul.

De uitspraak van deze autoriteit dat de open wondbehan-deling te verkiezen is, acht ik dan ook beslist onjuist, en moet naar mijn inzien haar grond vinden f in een minder strengenbsp;aseptiek of in gebrekkige verpleging.

Ik acht het hier de plaats, om er met een enkel woord de aandacht op te vestigen dat er in den strijd aangaande denbsp;beste methode van castratie, zoo goed als nooit sprake is vannbsp;den duur der nabehandeling. Het kan ons en den eigenaarnbsp;zeker niet minder, toch niet onverschillig zijn of de genezingnbsp;in enkele dagen dan wel na weken tot stand komt. Heeftnbsp;men in het eerste geval niet anders tneer te doen, dan patientnbsp;gedurende eenige dagen rustig te laten staan en den 5*^quot; ofnbsp;6'* dag de draden te verwijderen, zoodat de naween van denbsp;kunstbewerking tot een minimum worden gereduceerd, in hetnbsp;laatste volgt zoo goed als altijd nog een heele nabehandeling,nbsp;lastig en uitputtend voor het dier, omslachtig en kostbaar

-ocr page 376-

346

voor den eigenaar en tij droovend voor den deskundige, gezwegen van het feit dat eene ongestoorde genezing den naam vannbsp;laatstgenoemden veel meer eer zal aandoen dan het tegendeel.nbsp;Van de kans op tetanos, zaadstrengfistels enz. wil ik zelfsnbsp;niet eens spreken.

Zoolang deze factor dan ook buiten rekening wordt gelaten, kan men m.i. bezwaarlijk uitmaken, welke wijze van castreerennbsp;de voorkeur verdient.

Dat men, door tamelijk veel tijd te besteden aan het verkrijgen van de asepsis, de groote kans heeft, later veel, heel veel tijd uit te winnen, wordt in de veeartsenijkundenbsp;wel eens uit het oog verloren, ook door hen, die aangewezennbsp;zijn ons vr te gaan.

En wat nu betreft de emaseulator, ook van het gebruik van deze meende ik te moeten afzien, omdat hieraan vrijwelnbsp;dezelfde nadeelen zijn verbonden, als aan de torsie.

Het zij mij vergund thans over te gaan tot een korte beschrijving van de castratie, zooals deze door mij bij tal vannbsp;hengsten op het remonte-dpot te Poerabaja en aan dennbsp;garnizoens-ziekenstal te Batavia zijn verricht (in het geheelnbsp;zijn 56 gevallen in mijn dagregister opgeteekend).

Dat bij alle dieren een onderzoek naar den gezondheidstoestand der geslachtsdeelen aan de operatie voorafgaat, zal wel geen vermelding behoeven, ook niet, dat dit onderzoeknbsp;nog eens herhaald wordt, als ze reeds nergelegd zijn.

Voorbereiding: Een dag te voren wordt de hengst met de tondeuse aan de rechterzijde van het lichaam geschorennbsp;tot aan den achterrand van het schouderblad en aan dennbsp;buik tot minstens 3 decimeter links van de linea-alba. Iknbsp;acht zulks zeer noodzakelijk, om te voorkomen dat de wond ofnbsp;het operatie-veld, bij het tegenspartelen van het dier (alsnbsp;zonder narcose wordt geopereerd) bezoedeld wordt door haren.

's Avonds en s morgens te voren, met het oog op het doen neerleggen, half ration;, te zelfdertijd een bad, waarbij innbsp;het bizouder een flinke reiniging van staart en genitaalstreek,nbsp;de aandacht verdient. Heeft men te beschikken over Euro-peesch personeel, zoo komt n bad mij voldoende voor; nietnbsp;alzoo echter als men door Inlanders wordt bijgestaan, in welk

-ocr page 377-

347

geval men verstandig zal doen te rekenen op halfwerk en daarom 2 baden voor te schrijven.

De instrumenten voor de operatie benoodigd worden, na vooraf te zijn gereinigd met een borstel met zeep, absolutenbsp;alcohol of aether, gedurende 1/4 uur uitgekookt, waarna ze,nbsp;tot aan het gebruik opbewaard blijven in eene, vraf goednbsp;gereinigde en met kokend water omgespoelde platte schaalnbsp;met 5 7o carbolzuur-oplossing.

De hechtdraden (dikke witte zijde voor de onderbinding van de funiculus) opgerold op een glazen staafje, wordennbsp;eveneens ontvet en daarna uitgekookt, waarna ze opbewaardnbsp;worden in een steriel schaaltje met sublimaat-oplossing gevuld.nbsp;Voor tampons worden gebruikt stukken Ontvette watte,nbsp;gedurende een uur gedrenkt in sublimaat-oplossing (1: 1000);nbsp;daarna worden ze, met reine handen flink uitgeknepennbsp;en voorloopig in eene met kokend water gereinigde schaalnbsp;met deksel opbewaard.

Zoo noodig, kan men dit alles met de gewone zaken die men in iedere huishouding vindt, klaarspelen.

De plaats waar geopereerd zal worden, wordt des morgens van denzelfden dag goed gereinigd en zoo men met een zand-of kleibodem te doen heeft, zal het aanbeveling verdienen dezenbsp;flink te laten besproeien met zuiver, liefst artesisch-water.nbsp;Ook de stroozakken of met leer overtrokken matrassen waaropnbsp;de dieren worden nergelegd, worden overvloedig bevochtigdnbsp;om het opstijgen van stof te voorkomen. Wie nog gehecht isnbsp;aan het stroobed, zal verstandig doen, liever alle pogingen totnbsp;het verkrijgen van de asepsis, als nutteloos, op zij te zetten.

Nadat nu patient op de bekende wijze op de linkerzijde voor den grond is gelegd, worden de hoeven gereinigd ennbsp;van alle klei- of zanddeelen ontdaan; desgewild, kan mennbsp;ze nog insluiten in vochtige linnen zakken, vooraf daarvoornbsp;gereed gemaakt; indien gebruik wordt gemaakt van denbsp;narcose, kan dit achterwege blijven.

Wat mij aangaat, ik pas deze toe daar waar mij dit mogelijk is; vaak is een inlandsche oppasser, onder mijn toezicht, de nareotiseur geweest als het niet anders kon. In de eerstenbsp;plaats acht ik mij er toe verplicht om het dier de pijn te

-ocr page 378-

348

besparen, ten tweede kan men ongestoord en vlug doorwerken en beheerscht men veel volkomener de asepsis en in denbsp;derde plaats vind ik het veel aangenamer, te werken opnbsp;een dier dat stil ligt, dan op n dat door de hevigenbsp;pijnen voortdurend tegenspartelt. Het gevaar voor het levennbsp;aan de narcose verbonden, komt mij z luttel voor, dat ditnbsp;zoo goed als geen gewicht in de schaal legt. De hiervoornbsp;benoodigde tijd, circa 10 a 15 minuten, wordt tevens benutnbsp;voor het toilet van het operatieveld.

Na het uitbinden en bevestigen van het rechter achterbeen wordt de geheele schaamstreek met omliggende deelen flink geschuurd met een borstel met zeep en lauw water, daarna ontvetnbsp;met absolute alcohol of aether en ten slotte overvloedig gereinigd met een sublimaat-solutie (1: 1000). Een stuk hospitaal-linnen onder het achterstel van het paard, maakt het opvangennbsp;van de afvloeiende vloeistoffen zeer gemakkelijk. Tot aannbsp;de operatie blijft alles bedekt met een reine doek, vooraf nnbsp;a twee uren gedrenkt in sublimaat.

Handen en armen van operateur en assistent worden op de bekende wijze gereinigd en ontsmet. Bij het opereerennbsp;verdient het aanbeveling niet meer te ontblooten van hetnbsp;scrotum dan noodig is.

Scrotum en tunica dartos worden thans op de raphe gekliefd, twee vingers hoven het laagste punt. De snede te leggen op het laagste punt acht ik minder verkieselijk, omdatnbsp;er in dit geval, bij zwelling van beteekenis, meer kans bestaat, dat de wondranden uitwijken en de genezing per primamnbsp;wordt verhinderd.

Nadat nu nog de processus vaginalis is geineideerd, komen testikel en epididymus voor den dag, welke men zacht naarnbsp;zich toe haalt, om, met behulp van de kromme schaar hetnbsp;lig. epidid. door te snijden en de onbedekte funiculus voornbsp;den dag te brengen. Aanvankelijk, d. i. bij de allereerstenbsp;gevallen, waarvan ik geen aanteekeningen heb, legde ik eennbsp;zijden ligatuur om de geheele zaadstreng en haalde deze zoonbsp;stevig mogelijk aan; een ernstige nabloeding, 3 a 4 urennbsp;na de operatie, deed me hiervan spoedig terugkomen en dezenbsp;methode vervangen door die, waarbij een tweede ligatuur

-ocr page 379-

349

werd aangelegd, op circa n centimeter afstand boven de eerste. De onderste trad dus in de rol van reserve.

Alhoewel ik over de resultaten niet had te klagen (referte: bijlage A) bevredigde mij deze niet. Een betrekkelijk grootenbsp;stomp blijft achter die aseptisch moet inheelen, waardoornbsp;het tot stand komen van infectie, hetzij door de draden, hetzijnbsp;door de handen van den operateur, zooveel gemakkelijkernbsp;wordt. Daarom wijzigde ik haar nu z, dat, te beginnennbsp;met hoefn'' 792, de funiculus voortaan onderbonden werdnbsp;in tween, door achter het meest vaatrijke gedeelte daarvannbsp;een dubbelen zijden draad in te brengen.

Na het dichtknoopen werden bovendien de draden, die het achterste gedeelte van de zaadstreng omsnoerden nog eens omnbsp;de heele funiculus gelegd, alle einden kort afgeknipt ennbsp;daarna het gedeelte dat met de testikel verbonden was, tweenbsp;centimeter beneden de ligatuur doorgesneden. Het aanhalen dernbsp;draden geschiedt geleidelijk maar met kracht en zie men toe,nbsp;dat men goed recht trekt; is de zijde een weinig dun, zoonbsp;is het wellicht, om insnijding te voorkomen, verkieselijkernbsp;hierbij niet van zijn volle kracht gebruik te maken. Voornbsp;zooverre mijne ondervinding thans strekt voldoet deze methodenbsp;goed en heb ik slechts nmaal een nabloeding gehad (kortnbsp;na de operatie begonnen) waarvan de oorzaak voor mij in hetnbsp;duister is gebleven.

Dat de ligatuur na eenige uren los gaat zitten omdat de stomp haar vocht en daardoor hare natuurlijke omvang ennbsp;turgor verliest, is wellicht mogelijk, alhoewel tegen deze verklaring pleit, dat zij langzaam aan en ten slotte met vollenbsp;kracht wordt aangehaald. Dat de draad te sterk aangetrokkennbsp;zou zijn, waardoor verscheuring van den vaatwand, kan iknbsp;evenmin aannemen, omdat deze daartoe te dik is ook zounbsp;men hem in dit geval later in het coagulum moeten vinden;nbsp;trots ijverig zoeken, door ons persoonlijk, hebben we uitgezonderd bij het paard van den Luitenant B. nimmer ietsnbsp;van de draden bespeurd.

Het wil mij dan ook toeschijnen dat de vraag, op welke wijze de onderbinding het best geschiedt, nog niet opgelostnbsp;is. Goed onderbonden moet men nimmer nabloeding krijgen.

Afl. 4 Dl. xiv. Juni 1902.


23

-ocr page 380-

^ igt;

350

Voorloopig zal ik op dezelfde wijze doorgaan, en trachten mogelijk begane fouten uit te vinden en te verbeteren.

Na het wegnemen van de linker wordt de rechter testikel voor de huidwond gebracht en verder op dezelfde wijze verwijderd. Alzoo op het voorbeeld van collega Keagerud (Mo-natshefte fr Praktische Tierhielkunde Bd. XI bladz. 150)nbsp;werd, te beginnen met No. 792 het scrotum slechts op nnbsp;plaats ingesneden. Ik acht zulks te verkiezen boven tweenbsp;incisies paralel aan de raphe en n centimeter daarvannbsp;verwijderd, omdat het gevaar voor infectie zooveel mindernbsp;wordt en men slechts n hechting heeft te verrichten, hetgeen een aanmerkelijke tijdbesparing geeft.

Na de onderbinding worden de holten met steriele tampons goed gereinigd en alle coagula zorgvuldig verwijderd. Anti-septica in oplossing of in substantie blijven achterwege, omdat zij m. i. nutteloos, ja in sommige gevallen zelfs nadeelignbsp;zijn. Is er goed gewerkt, zoo zijn ze overbodig, terwijl zenbsp;de nadeelige gevolgen van infectie, als deze heeft plaats gehad,nbsp;in den regel toch niet meer zullen tegenhouden.

Het sluiten van de scrotaal-wond geschiedt met de gewone knoopnaad en neme men daarvoor, met het oog op denbsp;dunne huid, geen te dikke zijde. Het verdient aanbevelingnbsp;er goed op te letten dat de wondranden tegen elkaar aan liggen,nbsp;waarmede men bij die elastische huid wel eens moeielijkhedennbsp;heeft. In den regel zijn een zes- tot tiental hechtingen voldoende,nbsp;afhankelijk van de grootte van de wond.

Deze wordt vervolgens bedekt met een laagje jodoform-collodion en kan patient opstaan. Om te beletten dat de wond hierbij in aanraking komt met de matras, doen een paarnbsp;stevige handen die het dier bij den staartwortel omhoog heffen,nbsp;goede diensten; ook een kleine aansporing met de karwats,nbsp;werkt een snel opstaan zeer in de hand; dat de staartnbsp;zijdelings wordt opgebonden, zal wel niet opgemerkt behoevennbsp;te worden.

Het aanleggen van een verband acht ik niet alleen geheel nutteloos, maar zelfs rechtstreeks nadeelig, omdat het tochnbsp;niet mogelijk is, dit zoodanig aan te leggen, dat volkomennbsp;afsluiting wordt bereikt en het bovendien aanleiding geeft

-ocr page 381-

351

ot verzet van de zijde van patient, zoodat de wond allicht vordt gerriteerd en de kans voor infectie toeneemt.

Steeds is het aan de kliniek alhier de gewoonte, wan. eer slechts n paard is gecastreerd, het dadelijk ha hetnbsp;pstaan in den noodstal te doen plaatsen en beide achtereen en los te bevestigen aan de achterste pilaren, zoodanignbsp;at het noch met het onderbeen noch met de dijen tegen denbsp;'ond aan kan schuren.

Een enkele maal komt het voor dat de gedwongen positie i irriteerend op het dier werkt, in welk geval men ver-andig doet het niet te bevestigen. Eeeds den 2en dag wordtnbsp;et kort aangebonden in den stal geplaatst.

Mist men de beschikking over een noodstal, zoo geschiedt it dadelijk; dieet als gewoonUjk, 25 kilogr. gras, 21/2 M. gaba.

Bijaldien alles naar wensch gaat, ziet men, bij normale :mperatuur tegen den namiddag of den avond, een lichtenbsp;rtmlling van het scrotum optreden, ter grootte van een appelnbsp; kleine vuist, welke de beide daarop volgende dagennbsp;3g een weinig toeneemt, z dat zij den 3quot; dag haar maximumnbsp;jeft bereikt Van zwelling van het praeputiuin of aannbsp;3n buik in de buurt hiervan, geen spoor. Doen deze zichnbsp;Dor, zoo wijst zulks op een vrij ernstige infectie. Eerst den 4'^quot;nbsp;ig in den regel begint het infiltrant van het scrotum, ennbsp;el het eerst waar dit overgaat in de huid van dij, te veranderen en af te dalen naar het praeputium, zoodat dit grooternbsp;ordt naarmate balzak en funiculus kleiner worden.

Dit verschijnsel heeft, zooals de thermometer ook duidelijk angeeft, niets gemeen met infectie, maar is enkel en alleennbsp;en gevolg van de zwaartekracht; zoodra de spanning in hetnbsp;mefsel een weinig afneemt, zakken de ontstekingsvochtennbsp;aar een lager punt, hier het praeputium, van waaruit ze lang-amerhand worden geresorbeerd.

In den regel wordt patient niet vr den 5quot; dag van stal gehaald Is wanneer een kleine wandeling aan de hand wordt toegestaan,nbsp;velke beweging der resorbtie zeer ten goede komt. Den 6quot;nbsp;i 7 dag in gunstige gevallen vroeger worden de hecht-iraden verwijderd, hetgeen voorzichtig dient te geschieden, daarnbsp;het jonge weefsel nog weinig weerstand bezit en licht scheurt.

-ocr page 382-

352

Is eene behoorlijke veigroeiing van de wondranden tot standquot; gekomen, zoo blijft verder niets anders over dan deze met eennbsp;laagje dermatol, jodoform enz. te bedekken en is hiermenbsp;de nabehandeling afgeloopen; de staart behoeft ook nietnbsp;langer opgebonden te blijven. En a twee uren wandelen pernbsp;dag, doet spoedig alle zwelling verdwijnen, vooral als mennbsp;patient kan toestaan te liggen.

Ten opzichte van dit laatste doet men verstandig hierme niet te vroeg te beginnen, bv. niet vr den 8en dag na denbsp;operatie, daar men om Voor de hand liggende redenen andersnbsp;gevaar loopt dat het scrotaal-litteeken openberst. Na 10 a 12nbsp;dagen is het paard weer voor den arbeid geschikt en heeftnbsp;het onder de kunstbewerking zoo goed als niets geleden.nbsp;Ongetwijfeld zou men zich daarover nog minder te beklagennbsp;hebben, als het niet genoodzaakt werd te blijven staan; tenbsp;oordeelen naar onze ondervinding ter^Vake eischt dit vannbsp;sommige een betrekkelijk hooge consumtie.

\

Zooals uit bijlage A blijkt, zijn door mij in Eet geheel 56 paarden gecastreerd, waarvan 36 op het remonte depot tenbsp;Poerabaja () en 20 aan den garnizoens-ziekenstal te Batavia.

Het zal wel niet opgemerkt behoeven te worden dat, de omstandigheden, waaronder aan de laatste inrichting werdnbsp;geopereerd, veel gunstiger waren, dan aan de eerste. Hiernbsp;toch moesten de paarden worden nergelegd in een gedeeltelijk open stal met aarden vloer, kon van chloroform-narcosenbsp;geen sprake zijn, terwijl uit den aard der zaak, het personeelnbsp;dat mij ter zijde stond, geheel ongeoefend was.

Dank evenwel de hulp en de medewerking mij verleend door den Directeur dier inrichting, den Heer W. Groeneveld,nbsp;(waarvoor ik ZEdGstr. hier gaarne nogmaals mijne erkentelijkheid betuig) welke mij persoonlijk assisteerde, was hetnbsp;mij zonder bezwaren mogelijk, de aseptische methode metnbsp;succes in toepassing te brengen. Hierop doelde ik dan ook,nbsp;toen ik opmerkte dat de gelegenheid hiervoor niet zoonbsp;bizonder gunstig behoeft te zijn; menigeen zal in de private

() Op 33 kilometer afstand van Soekaljoemie gelegen.

-ocr page 383-

353

praktijk komen te staan voor verhoudingen veel gunstiger, dan hier aanwezig waren.

Van deze 56 paarden nu zijn genezen: per primam intention. 47nbsp;per secundam nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;9.

Ten opzichte van de laatste blijkt dat:

1. bij 2 stuks infectie volgde, nl: bij de proefnummers 508 en 786, welke echter in beide gevallen toevallig totnbsp;stand kwam.

Bij no. 508 was deze te wijten aan den inlandschen oppasser, die op het kruis van het paard zat en welke bij zijn pogingen om het evenwicht te bewaren toen patient zich verzette, zijn vuile handen toevallig in de wond sloeg. Reedsnbsp;des avonds van denzelfden dag steeg de temperatuur tot 39.2nbsp;en was veel zwelling aanwezig. Zij was ook vooraf voorspeld.

Bij no. 786 was het paard, zooals men uit de bizonderhe-den van bijlage A zien kan, zelf de schuldige.

De heer W. Grobneveld hiervoren genoemd, was bij de operatie en nabehandeling van beide dieren tegenwoordig.

2e. in n geval (no. 792) prolabsus van de processus vaginalis de genezing per primam in den weg stond.

Alzoo komen de minder goede resultaten sub 1 en 2 in geen geval op de debet-zijde van de methode.

3e. bij zes (a, c, 553, 758 (?), 993 en g) nabloeding volgde, waaromtrent echter zij aangeteekend dat deze bij cnbsp;haar oorzaak vond in de onderbindingszijde, die, naar te laatnbsp;werd opgemerkt, zeer bros en half vergaan bleek; bij no. 933,nbsp;in de omstandigheid dat de draad niet voldoende was aangehaald, zoodat zij vooraf was voorspeld geworden.

Blijven over de gevallen a, 553, 750 (?) en g.

Ofschoon ik voor deze voorshands nog geen afdoende verklaring weet te geven, is het aan geen twijfel onderhevig, da^ de schuld meer bij me zelven, dan in de methode gezeteldnbsp;moet zijn. Ik stel me voor op dezelfde wijze voort te gaan, totnbsp;dat het mij ten slotte moge gelukken het aantal gevallennbsp;van namp;bloeding te redueeeren tot nul, want goed onderbonden,nbsp;kan hiervan geen sprake zijn.

Onder die, welke genezen zijn per primam komen er.

-ocr page 384-

354

zooals men uit bijlage A kan ontwaren, ook wel voor waarbij zich betrekkelijk veel bloed in de scrotaal-holte had opgehoopt; echter zoolang de omvang niet die van een mansvuistnbsp;overschrijdt, behoeft men haar niet te vreezen, de wondrandennbsp;leggen zich toch voldoende tegen elkaar en vergroeien.

Beweging, al of niet ondersteund daar massage, leidt ten slotte tot een algeheele resorbtie. In dergelijke gevallen hand-delt men voorzichtig de draden niet vr den 7 dag te verwijderen.

Draad-infectie (vermoedelijk), en als gevolg daarvan chron. funiculitis deed zich maar bij n paard voor (). t Is ooknbsp;mogelijk dat zij tot stand kwam hij de verwijdering vannbsp;het coagulum of tijdens de nabehandeling

Hoe het ook zij, bovenstaande resultaten mogen m i. wel aansporen tot een meerdere toepassing dan tot op heden, vannbsp;de onderbindings-methode.

Dat ze meer tijd vereischt dan de overige moge wellicht waar zijn, maar daar tegenover staat, dat, bij welslagen, hetnbsp;dier binnen enkele dagen is genezen, en na 10 a 12 dagennbsp;zijn dienst kan hervatten, geen nabehandling meer noodignbsp;is, geen gevaar bestaat voor infectie of naziekten van denbsp;zaadstreng en de eigenaar voor veel moeite en kosten gespaardnbsp;blijft.

Dat zij door leeken, door hen die niet grondig onderricht zijn in de leer der asepsis, niet kan worden toegepast en het aanzien van den operateur daardoor niet weinig wordtnbsp;verhoogd, zal wel niemand mij willen tegenspreken.

Batavia, Mei 1902.

L. J. Hoogkamer, Paardenarts P M.


*

-ocr page 385-

300


Re

monte

depot.


5jaar


'11 Mrt. 1897


355


Castratie-

Methode.


HISTORIA MORBI.


Uitslag

der

behandeling.


Inci.sie .scrotum op 2 plaatsen paralel aan raphe.

Onderbinding der funiculus innbsp;toto, op 2 plaatsen boven elkaarnbsp;met scrotaal-hechting.


345


304


390


404


500 (')


id.


id.


id.


Artil

lerie.


Re

monte

depot.


id.


4jaar


id.


'll jaar


4jaar


id.


14 Mrt.


id.


9 ,luni 1897


20 .luli 1898


idem.


idem.


idem.


idem.


idem.


dl Maart. Avondtempera-tuur 38.2, eetlust its verminderd, zwelling scrotum appel-groot.

12 nbsp;nbsp;nbsp;Maart. Morgentemp.nbsp;37.6, avond temp. 38.4. Eetlustnbsp;goed, zwelling als kleinenbsp;vuist.

13 nbsp;nbsp;nbsp;Maart. Zwelling weinignbsp;toegenomen, begint af te dalen naar praeputium.

18 Maart. nbsp;nbsp;nbsp;Rechtdraden

verwijderd, genezing.

Geen bizonderheden, die storend op het wondverloopnbsp;werken. Temp. normaal.nbsp;Rechtdraden verwijderd opnbsp;18 Maart. Genezing.

Algemeene toestand uitmuntend. Weinig of geen zwelling. Rechtdraden verwijderd op 18 Maart. Genezing.

Als bij No. 304.

Rechtdraden verwijderd op 18 Maart. Genezing.

9 nbsp;nbsp;nbsp;Juni. Eetlust goed, avond-temp. 38.5, zwelling scrotumnbsp;appel-groot.

10 nbsp;nbsp;nbsp;Juni. Avondtenip. 39.3.nbsp;Eetlust goed, zwelling ietsnbsp;meer toegenomen.

11 nbsp;nbsp;nbsp;Jtmi. Avondtenip. 38.5,nbsp;zwelling sci'otum gaat afnemen, praeputium een weinignbsp;geiniiltreerd.

15 Juni. Rechtdraden verwijderd. Genezing.

20 Juli. Geene bizonderheden. Zwelling appelgroot. Avondtemp. 38.2, ongestoordnbsp;verloop. Rechtdraden verwijderd op 26 Juli. Behoudensnbsp;geringe zwelling, genezing.


Genezing per primam na zeven dagen.


Genezing pei primam na zeven dagen.


Genezing per primam na viernbsp;dagen.


Genezing per primam na viernbsp;dagen.

Genezing per primam na zes


dagen.


Genezing per primam na zesnbsp;dagen.


(1). De onderstreepte nummers werden geopereerd op Pet remonledepot zelve, de overige aan den ziekenstal k Batavia.


-ocr page 386-

356

508


Re

monte

depot.


4jaar


20 ,Tuli 1898


Gastratie-

Methode.


IIISTORIA. MOREL


idem. (Inland-sche oppasser, die op het kruisnbsp;zit slaat vingersnbsp;in wond. Infectienbsp;voorspeld).


20 nbsp;nbsp;nbsp;Juli. Avondtemp. 39.2,nbsp;Zwelling van de gi'ootte vannbsp;een mansvui.st.

21 nbsp;nbsp;nbsp;Juli. Zwelling toegenomen. Morgentemp. 38.8.nbsp;Avondtemp. 39.0.

22 nbsp;nbsp;nbsp;Juli. Zwelling station-nair. Avondtemp. 39.4.

25 Juli. Zwelling als gisteren. Avondtemp. 39.2.

25 Juli. Heclitdraden verwijderd. Geen heeling. Uitspoelen. Jodoformgaas-tampo-nade. Genezing op 7 Augusfu.s.


Uitslag

der

behandeling'-

Genezing secundam nanbsp;dagen.


522


536


Re

monte

depot.

id.


4jaar


id.


19 Juli 1898.


20 Juli


541


id.


id.


19 Juli


51-1


512


513


519


521


id.


id.


id.


id.


id.


id.


id.


id.


id.


id.


id.


id.


19 Juli


id.


id.


idem.


idem.


idem.


idem.


idem.


20 nbsp;nbsp;nbsp;Jtili. Zwelling vuistgroot. Temp. 38.2.

21 nbsp;nbsp;nbsp;Juli. Zwelling als gis- dagen,nbsp;teren. Verder geen bizonder-heden; oj) 26 Juli hechtdradennbsp;verwijderd. Genezing.


20 Juli. Zwelling gering, a|)pelgroot. Temp. 38.1 Datonbsp;26 Juli hechtdraden verwijderd door onderdirecteur. Datonbsp;7 Augustus op nieuw gezwollen, klein absces geopend,nbsp;tamponade. Herstel op 20 Augustus.


Genezing P' primam na *


Genezing P* primam na *

.i'i

infectie bij wegnemen


19 Juli. Zwelling zeer ge-i'ing, die weinig of niet toeneemt, Temp. 37.8. Dato 26 Juli hechtingen verwijderd,nbsp;genezing.

10 Juli. Zw'ctling zeer gering, neemt volgende dagen weinig of niet toe. Temp. 38.2.nbsp;Dato 26 Juli hechtingen verwijderd, genezing.

Even gunstig verloop als de beide vorige. Rechtdraden 26 Juli verwijderd. Genezing.


der

draden, absces. Hoenbsp;ders te verkl'rinbsp;het gunstig pnbsp;loop van 20nbsp;tot 7 Augustus )

Genezing P'

ii n.

primam n* ven dagen.


550


552


553


Genezing g ^ ^ primamnbsp;veil dagen-


. per Gcnezins L,.


primam u* ven dagen-


id.


id.


id.


id.


id.


id.


id.


id.


20 Juli


19 Juli


id.


20 Juli


357


Castratie-

Methode.


HISTORIA MORRI.


Uitslag

der

behandeling.


idem.


idem.


idem.


idem.


idem.


idem.


idem.


Als de 3 vorige; hechtdraden 20 Juli verwijderd. Genezing.

20 nbsp;nbsp;nbsp;Juli. Zwelling vuistgrootte. Temp. 38.7.

21 nbsp;nbsp;nbsp;Juli. Zwelling stationair. Temp. 38.6.

22 nbsp;nbsp;nbsp;Juli. Zwelling neemtnbsp;veel af. Hechtdraden op 26nbsp;Juli verwijderd. Genezing.

Tweeden dag tamelijk veel zwelling, van de grootte vannbsp;een mansvuist, deze neemt vannbsp;af den 23 Juli snel af. Draden verwijderd op 26 Juli.nbsp;Genezing.

Geringe zwelling. Geen bi-zonderheden. Op 26 Juli draden verwijderd. Genezing.

Als van No. 550, Op 26 Juli draden verwijderd. Genezing.


Zwelling eerste dag zeer gering, als citroen. Neemt 2enbsp;dag zeer toe tot ze den 3en dagnbsp;den omvang van 2 mansvuis-ten heeft bereikt. Sero-hae-morrhagisch vocht druppeltnbsp;tusschen de hechtdraden door,nbsp;dato 25 Juli draden verwijderd, geen aankleving, holtenbsp;uitgespoeld, tamponade. Genezing 2 Augustus.

Eerste dag zwelling gering. Neemt 2o dag toe, tot groottenbsp;flinke appel, wordt den 3en ennbsp;4en dag nog iets grooter ennbsp;begint den 25 Juli geleidelijk af te nemen, zoodat datonbsp;29 Juli de hechtdraden worden weggenomen, waarnanbsp;bleek volkomen genezing.


Genezing

per

primam na

ze

veil dagen.

Genezing

per

primam na

zes

dagen.


Genezing per primam na zeven dagen.


Genezing per primam na zesnbsp;dagen.

Genezing per primam na zeven dagen.

Genezing per secundam na 14nbsp;dagen.

Alhoewel hieromtrent geen zekerheid bestaat, meen ik de zwelling enz. op rekening te moetennbsp;brengen van nii-bloeding).

Genezing per primam na negen dagen.


-ocr page 387-

356


357


o

t


Gastratie-

Methode.


IIISTORIA MORBI.


508


Re

monte

depot.


4jaar


20 .Tuli 1808


idem. (Inland-sche oppasser, die op liet kruisnbsp;zit .slaat vingersnbsp;in wond. Infectienbsp;voorspeld).


51-1


512


513


519


521


id.


id.


id.


id.


id.


id.


id.


id.


id.


id.


id.


id.


19 Juli


id.


id.


idem.


idem.


idem.


idem.


idem.


20 nbsp;nbsp;nbsp;Juli. Avondtemp. 39.2,nbsp;Zwelling van de gi'ootte vannbsp;een mansvuist.

21 nbsp;nbsp;nbsp;Juli. Zwelling toegono-men. Morgentemp. 38.8.nbsp;Avondtemp. 39.6.

22 nbsp;nbsp;nbsp;Juli. Zwelling station-nair. Avondtemp. 39.4.

23 nbsp;nbsp;nbsp;Juli. Zwelling als gisteren. Avondtemp. 39.2.

26 Juli. Heclitdraden verwijderd. Geen heeling. Uitspoelen. Jodoformgaas-tampo-nade. Genezing op 7 Augustus.

20 nbsp;nbsp;nbsp;Juli. Zwelling vuistgroot. Temp. 38.2.

21 nbsp;nbsp;nbsp;Juli. Zwelling als gisteren. Verder geen bizonder-heden; oji 26 Juli hechtdradennbsp;verwijderd. Genezing.

20 Juli. Zwelling gering, a))pelgroot. Temj). 38.1 Datonbsp;26 Juli hechtdraden verwijderd door onderdirecteur. Datonbsp;7 Augu.stus op nieuw gezwollen, klein absces geopend,nbsp;tamponade. Herstel op 20 Augustus.


19 Juli. Zwelling zeer gering, die weinig of niet toeneemt. Temp. 37.8. Dato 26 Juli hechtingen verwijderd,nbsp;genezing.

10 Juli. Zw'clling zeer gering, neemt volgende dagen weinig of niet toe. Temp. 38.2.nbsp;Dato 26 Juli hechtingen verwijderd, genezing.

Even gunstig verloop als de beide vorige. Rechtdraden 26 Juli verwijderd. Genezing.


(Vermoed'

infectie bij wegnemennbsp;draden, waarnnbsp;absces. Hoenbsp;ders te verklainbsp;het gunstig [inbsp;loop van 20 oxnbsp;tot 7 Augustus

Genezing P

il *1

primam na ven dagen.


Genezing


primam


na


vcH dagen-


Genezing

primam n* ven dagen-


Uitslag

der

behandeling-

Genezing P* secundam na *nbsp;dagen.

Genezing P' primam na *nbsp;dagen.

Genezing P* primam na *

idelijl; petnbsp;der

nel

'AS nbsp;ft g

w

G.

0

0)

agt;

cS -o amp;

Castratie-

Methode.

IIISTORIA MORRI.

Uitslag

der

behandeling.

522

Re

monte

depot.

4jaar

19 Juli 1898.

idem.

Als de 3 vorige; hochtdra-den 26 Juli verwijderd. Genezing.

Genezing per primam na zeven dagen.

536

id.

id.

20 Juli

idem.

20 nbsp;nbsp;nbsp;Juli. Zwelling vuistgrootte. Temp. 38.7.

21 nbsp;nbsp;nbsp;Juli. Zwelling stationair. Temp. 38.6.

22 nbsp;nbsp;nbsp;Juli. Zwelling neemtnbsp;veel af. Hechtdraden op 26nbsp;Juli verwijderd. Genezing.

Genezing per primam na zesnbsp;dagen.

\

id.

id.

19 Juli

idem.

Tweeden dag tamelijk veel zwelling, van de grootte vannbsp;een mansvuist, deze neemt vannbsp;af den 23 Juli snel af. Draden verwijderd op 26 Juli.nbsp;Genezing.

Genezing per primam na zeven dagen.

5o0

id.

id.

20 Juli

idem.

Geringe zwelling. Geen bi-zonderheden. Op 26 Juli draden verwijderd. Genezing.

Genezing per primam na zesnbsp;dagen.

552

id.

id.

19 Juli

idem.

Als van No. 550, Op 26 Juli draden verwijderd. Genezing.

Genezing per primam na zeven dagen.

id.

id.

id.

idem.

Zw'elling eerste dag zeer gering, als citroen. Neemt 2enbsp;dag zeer toe tot zo den 3en dagnbsp;den omvang van 2 mansvuis-ten heeft bereikt. Sero-hae-morrhagisch vocht druppeltnbsp;tusschen de hechtdraden door,nbsp;dato 25 Juli draden verwijderd, geen aankleving, holtenbsp;uitgespoeld, tamponade. Genezing 2 Augustus.

Genezing per secundam na 14nbsp;dagen.

Alhoewel hieromtrent geen zekerheid bestaat, meen ik de zwelling enz. op rekening te moetennbsp;brengen van nii-bloeding).

id.

id.

20 Juli

idem.

Eerste dag zwelling gering. Neemt 2o dag toe, tot groottenbsp;flinke appel, wordt den 3en ennbsp;4en dag nog iets grooter ennbsp;begint den 25 Juli geleidelijk af te nemen, zoodat datonbsp;29 Juli de hechtdraden worden weggenomen, waarnanbsp;bleek volkomen genezing.

Genezing per primam na negen dagen.


-ocr page 388-

359

358

(588


707


730


Luit.

iiift.

B.


Luit.

Artil

lerie.

B.


Re

monte

depot.


id.


id.


Ojaar


2 Dec. 1898


6'/., .)


2jaar


id.


id.


4 .Ian. 1899


14rebr.

1899


id.


id.


Castratie-

Methode.


IIISORIA MORBI.


Uitslag

der

behandeling'


idem.


idem.

(Patient heeft vroeger aannbsp;chron. eczemanbsp;geleden waardoor scrotumnbsp;zeer verdikt. Dar-tos hier en daarnbsp;vergroeid metnbsp;vaginalis).

idem.


idem.


idem.


2 Dec. Drie uren na de operatie nabloeding links.nbsp;Linker scrotaal holte sterknbsp;gezwollen, rechter weinig ofnbsp;niets. Temp. 38.7.

12 Dec. Rechtdraden verwijderd, genezing per primam aan rechterzijde. Linkernbsp;scrotaal holte opgevuld doornbsp;vuistgroot coagulum, datnbsp;verwijderd wordt. Uitspoelen,nbsp;Jodoformgaas-tamponade. Funiculus gezwollen en hardnbsp;op het aanvoelen. Zwellingnbsp;neemt snel af, alleen zaadstreng blijft hard en dik.nbsp;Naziekte; Funiculitis chronica.

10 Januari. Een tweede operatie middels onderbindingnbsp;van de funiculus. Genezingnbsp;5 Februari.

4 nbsp;nbsp;nbsp;Jan. Zwelling zeer gering. Avondterap. 37.8.

5 nbsp;nbsp;nbsp;Jan. Zwelling ter groottenbsp;van een citroen; praeputiumnbsp;normaal. Temperatuur 38.3.nbsp;Eetlust iets minder.

tl Jan. Zwelling niet toege-nonien; verder geen bizonder-heden, dato 10 Januari draden verwijderd, genezing.

14 Febr. Zwelling vuistgroot, die den 15en en 16en stationair blijft en zich dennbsp;'17en meer naar voren en beneden gaat verplaatsten, zenbsp;is den 2l Febr. zoo goed alsnbsp;verdwenen; dato 23e dradennbsp;weggenomen, genezing.

Geringe zwelling. Geen bi-zonderheden, dato 23e draden weggenomen, genezing.

Zwelling zeer gering, dato 19 Febr. draden verwijderd,nbsp;genezing.


Genezin| pnmam

^en

Genezinff PyJ. primam nanbsp;dagen.


Nabloeding opvolgenlt;ienbsp;niculitis chron-Genezing nanbsp;maanden.

Genezing l)rimam nanbsp;dagen.

Genezing lie-primani na gen dagen*

1 ^

^ r-

O s ^ 3

O

Ui

D

iD

rH nbsp;nbsp;nbsp;c3

3 ^ r ci ' 3

o

Gastratie-

Methode.

HISTORIA MORBI.

Uitslag

der

behandeling.

TU

Re

monte

depot.

2jaar

14Febr.

1899

idem.

Als bij No. 730.

Genezing per primam na vijfnbsp;dagen.

758

id.

id.

id.

idem. (Paard zeer lastig; operatie duurt lang).

14 Febr. Reeds spoedig veel zwelling, ter grootte vuist;nbsp;neemt den volgenden dag toe,nbsp;eetlust gering, geen gelegenheid voor temperatuur-opna-me, dier zeer nerveus en onrustig, dato 12 Febr. begint denbsp;zwelling af te nemen en is dennbsp;18e nog citroengroot, dradennbsp;weggenomen op den 24ennbsp;Febr, wondranden niet aaneengegroeid, genezing op 5nbsp;Maart.

Genezing per secundam in 3nbsp;weken.

(Dat hier nabloeding heeft plaats gehad isnbsp;niet zeker, innbsp;verband met hetnbsp;feit, dat de zwelling reeds dennbsp;4en dag tot denbsp;grootte van eennbsp;citroen was teruggegaan).

685

id.

id.

15 Febr.

idem.

Zeer geringe zwelling, niets liizonders, dato 23 Febr. draden verwijderd, genezing.

Genezing per primam na achtnbsp;dagen.

709

id.

id.

id.

idem.

Geringe zwelling. Op 21 Februaz'i draden weggenomen,nbsp;genezing.

Genezing per primam na zesnbsp;dagen.

724

id.

id.

id.

idem.

Als No. 709.

Genezing per primam na zesnbsp;dagen.

730

id.

id.

id.

idem.

Als No. 709.

Genezing per primam na zesnbsp;dagen.

7OT

id.

id.

id.

idem.

Als No. 709.

Genezing per primam na zesnbsp;dagen.

m

id.

4jaai

21 Febr. 1900

idem.

Lichte zwelling, 2e dag citroengroot, 3e dag iets groo-ter, dato 28 Febr. dradennbsp;verwijderd, genezing.

Genezing per primam na zeven dagen.

807

id.

id.

id.

idem.

Geringe zwelling; draden verwijderd 2 Maart, genezing.

Genezing per primam na negen dagen.


-ocr page 389-

359

358

c/7

-

a. 1

Castratie-

3 5

c

C

HISTORIA MOREL

w 3 a

iS

QJ

gt;-3

o

Methode.

Ojaar

idem.


2 Dec. 1898


b.


(588


707


730


Luit.

Artil

lerie.

B.


Re

monte

depot.


id.


id.


4 .Ian. 1899


2jaar


id.


id.


14Febr.

1899


id.


id.


idem.

(Patient heel't vroeger aannbsp;chron. eczemanbsp;geleden waardoor scrotumnbsp;zeer verdikt. Dar-tos hier en daarnbsp;vergroeid metnbsp;vaginalis).

idem.


idem.


idem.


2 Dcc. Drie uren na de operatie nabloeding links.nbsp;Linker scrotaal holte sterknbsp;gezwollen, rechter weinig ofnbsp;niets. Temp. 38.7.

12 Dec. Rechtdraden verwijderd, genezing per primam aan rechterzijde. Linkernbsp;scrotaal holte opgevuld doornbsp;vuistgroot coagulum, datnbsp;verwijderd wordt. Uitspoelen,nbsp;Jodoformgaas-tamponade. Funiculus gezwollen en hardnbsp;op het aanvoelen. Zwellingnbsp;neemt snel af, alleen zaadstreng blijft hard en dik.nbsp;Naziekte: Funiculitis chronica.

10 Januari. Een tweede operatie middels onderbindingnbsp;van de funiculus. Genezingnbsp;5 Februari.

4 nbsp;nbsp;nbsp;Jan. Zwelling zeer gering. Avondterap. 37.8.

5 nbsp;nbsp;nbsp;Jan. Zwelling ter groottenbsp;van een citroen; praeputiumnbsp;normaal. Temperatuur 38.3.nbsp;Eetlust iets mindei.

6' Jan. Zwelling niet toegenomen ; verder geen bizonder-heden, dato 10 Januari draden verwijderd, genezing.

14 Febr. Zwelling vuistgroot, die den 15en en 16en stationair blijft en zich dennbsp;'17en meer naar voren en beneden gaat verplaatsten, zenbsp;is den 2l Febr. zoo goed alsnbsp;verdwenen; dato 23e dradennbsp;weggenomen, genezing.

Geringe zwelling. Geen hi-zonderheden, dato 23e draden weggenomen, genezing.

Zwelling zeer gering, dato 19 Febr. draden verwijderd,nbsp;genezing.


Uitslag

der

behandeling-

^ s

o S

O

D

o;

^ s

OP

amp;

Castratie-

Methode.

Nabloeding opvolgendenbsp;niculitis chron-Genezing n*nbsp;maanden.

734

758

Re

monte

depot.

id.

2jaar

id.

14 Febr. 1899

id.

idem.

idem. (Paard zeer la.stig; operatie duurt lang).

V

685

id.

id.

15 Febr.

idem.

Genezing I ])rimain rianbsp;dagen.

709

id.

id.

id.

idem.

724

id.

id.

id.

idem.

1

Genezing iTe-primam na gen dagen-

730

id.

id.

id.

idem.

7OT

id.

id.

id.

idem.

Genezing^ f.e-primam

^en dag^*

id.

4,jaai

21 Febr. 1900

idem.

Genezinff Pyj- f primam anbsp;dagen.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,

807

id.

id.

id.

idem.

Als bij No. 730.

Als No. 709.

Als No. 709.


HISTORIA MOREL


Uitslag

der

behandeling.


14 Febr. Reeds spoedig veel zwelling, ter giootte vuist;nbsp;neemt den volgenden dag toe,nbsp;eetlust gering, geen gelegenheid voor temperatuur-opna-me, dier zeer nerveus en onrustig, dato 12 Febr. begint denbsp;zwelling af te nemen en is dennbsp;18e nog citroengroot, dradennbsp;weggenomen op den 24ennbsp;Febr, wondranden niet aaneengegroeid, genezing op 5nbsp;Maart.


Zeer geringe zwelling, niets bizonders, dato 23 Febr. draden verwijderd, genezing.

Geringe zwelling. Op 21 Februari draden weggenomen,nbsp;genezing.

Als No. 709.


Lichte zwelling, 2e dag citroengroot, 3e dag iets groo-ter, dato 28 Febr. dradennbsp;verwijderd, genezing.

Geringe zwelling; draden verwijderd 2 Maart, genezing.


Genezing per primam na vijfnbsp;dagen.

Genezing per secundam in 3nbsp;weken.

(Dat hier nabloeding heelt plaats gehad isnbsp;niet zeker, innbsp;verband met hetnbsp;feit, dat de zwel- nbsp;ling reeds dennbsp;4en dag tot denbsp;grootte van eennbsp;citroen was teruggegaan) .

Genezing per primam na achtnbsp;dagen.

Genezing per primam na zesnbsp;dagen.

Genezing per primam na zesnbsp;dagen.

Genezing per primam na zesnbsp;dagen.

Genezing per primam na zesnbsp;dagen.

Genezing per primam na zeven dagen.


Genezing per primam na negen dagen.


-ocr page 390-

360

814


815


816


824


834


835


837


786 (')


Re

monte

depot.

4jaar

2-1 Febr. 1900

id.

id.

id.

id.

id.

id.

id.

id.

22 Febr. 1900

id.

id.

id.

id.

id.

id.

id.

id.

id.

id.

id.

21 Febr.

1900


Castratie-

Methode.


IIISTORIA MOREL


idem.


idem.


idem.


idem.


idem.


idem.


idem.


idem.


Als No. 807; 28e Februari draden verwijderd, genezing.


Als No. 807; 1 Maart draden verwijderd, genezing.


Als No. 807; 28 Februari draden verwijderd, genezing.


Zeer lastig dier, dat zich hevig verzet. Zwelling onbeduidend, den 2en dag eitroen-groot, den 8en dag geheelnbsp;verdwenen, dato 3 Maart draden weggenomen, genezing.

Lichte zwelling, den 8en dag geheel verdwenen, 3 Maartnbsp;draden verwijderd, genezing.

Als No. 834; dato 3 Maart draden verwijderd, genezing.


Als No. 834; dato 3 Maart draden verwijderd, genezing.


21 Fobt. Zwelling ter grootte citroen; het dier (bontgekleurd) wordt zeer geplaagd door vliegen, slaat steeds doornbsp;met de achterbeenen naar donbsp;wonden en werpt zich op dennbsp;2en dag met het achterstel tegen den grond, waardoor bloednbsp;uit de wond vloeit. Zwellingnbsp;vuist-groot, eetlust tamelijk,nbsp;praeputium ook reeds gezwollen. Scrotum wordt den 3en dagnbsp;kleiner zooook volgende dagen, dato 28 Febr. zwellingnbsp;n van scrotum n van praeputium verdwenen, dato 4nbsp;Maart, door het slaan naar



Genezing ^ PI , primam nanbsp;dagen.

Genezing P^ primam na *nbsp;ven dagen.

Genezing P'. primani na anbsp;dagen.


Genezing P'

primam na

gen dagen.

Genezing P primam na nnbsp;gen dagen.

Genezing Pf primam na innbsp;gen dagen.

Genezing i secundam innbsp;dagen. .

(De directequot;

het remonte

deelde nnh deze

paarden volgende

eo. , Qn7 BijdeNos.^

,,834,837,haddm

de draden

kunnen word nbsp;nbsp;nbsp;^

regens koi


van

dpot --

omtrent laatstenbsp;hetnbsp;mee.


(1) Na afloop van de operatie keerde ik, als gewoonlpk terug naar Batavia, de rest aan den Directeur overlatea*'


-ocr page 391-

361

360

814


815


816


824


834


835


837


786(')


Re

monte

depot.

4jaar

21 Febr. 1900

id.

id.

id.

id.

id.

id.

id.

id.

22 Febr. 1900

id.

id.

id.

id.

id.

id.

id.

id.

id.

id.

id.

21 Febr.

1900


Castratie-

Methode.


IIISTORIA MOREL


Uitslag

der

behandeling-


Gastratie-

Methode.


HISTORIA MOREL


Uitslag

der

behandeling.


idem.


idem.


idem.


idem.


idem.


idem.


idem.


idem.


Als No. 807; 28e Februari draden verwijderd, genezing.


Als No. 807; 1 Maart draden verwijderd, genezing.


Als No. 807; 28 Februari draden verwijderd, genezing.


Zeer lastig dier, dat zich hevig verzet. Zwelling onbeduidend, den 2en dag eitroen-groot, den 8en dag geheelnbsp;verdwenen, dato 3 Maart draden weggenomen, genezing.

Lichte zwelling, den 8en dag geheel verdwenen, 3 Maartnbsp;draden verwijderd, genezing.

Als No. 834; dato 3 Maart draden verwijderd, genezing.


Als No. 834; dato 3 Maart draden verwijderd, genezing.


21 Fobt. Zwelling ter grootte citroen; het dier (bontgekleurd) wordt zeer geplaagd door vliegen, slaat steeds doornbsp;met de achterbeenen naar donbsp;wonden en werpt zich op dennbsp;2en dag met het achterstel tegen den grond, waardoor bloednbsp;uit de wond vloeit. Zwellingnbsp;vuist-groot, eetlust tamelijk,nbsp;praeputium ook reeds gezwollen. Scrotum wordt den 3en dagnbsp;kleiner zooook volgende dagen, dato 28 Febr. zwellingnbsp;n van scrotum n van praeputium verdwenen, dato 4nbsp;Maart, door het slaan naar


Genezing primani na *nbsp;ven dagen.

Genezing ^ primam nanbsp;dagen.

Genezing P^ primam na *nbsp;ven dagen.

Genezing P'. primani na anbsp;dagen.


Genezing P'

primam na

gen dagen.

Genezing P primam na 'nbsp;gen dagen.

Genezing Pf primam na innbsp;gen dagen.

Genezing 1^^ secundam innbsp;dagen


men. ,

(De dii'cctquot;

het remonte

deelde nnh deze

paarden volgende

eo. , Qn7 BijdeNos.^

,,834,837,haddm

de draden

der ''erv'ijd

kunnen word nbsp;nbsp;nbsp;^

regens koi


van

dpot --

omtrent laatstenbsp;hetnbsp;mee.


(1) Na afloop van de operatie keerde ik, als gewoonlk terug naar Batavia, de rest aan den Directeur overlatei*'


de wond, alle draden uitgescheurd en deze zeer bevuild; patient neergelegd en grondignbsp;gereinigd. Tamponade. Genezing op 15 Maart.


|593


794


Re montenbsp;depot.


5jaar


22 Febr 1900


id. 3jaar id.


2.jaa Austr.nbsp;Ponev,


0 April '900


idem.


Op 21 Februari Klopraethode bijnbsp;wijze van proef.nbsp;Goutusie van linker funiculus.nbsp;Gereedschappennbsp;voldeden niet,nbsp;daarom gestaakt.

Op 22 Februari operatie op denbsp;gewone wijze.

Funiculus, vaginalis en sub-cutis sterk ge-infiltreerd en donkerrood gekleurd.


Onderbinding van de funiculusnbsp;op 2 plaatsennbsp;boven elkaar.


23 Febr. Zwelling citroen-groot, die den volgenden dag weinig toeneemt. Den 4en dagnbsp;begint ze reeds af te nemen,nbsp;draden weggenomen, 2 Maart,nbsp;genezing.

Linker scrotaal-helft sterk gezwollen, warm op het aanvoelen .


de paarden pas ))op den 6en dagnbsp;worden afge-stapt, vandaarnbsp;dat de zwellingnbsp;minder spoedignbsp;terugging.

Op den 5en Maart, dus resp.nbsp;op den 12en ennbsp;llen dag na denbsp;operatie, gingennbsp;alle dieren metnbsp;uitzonderingnbsp;van No. 786nbsp;weer in de wei-de.

Genezing per primam na achtnbsp;dagen.


23 Febr. Zwelling vuistgroot, eetlust goed, neemt den 3en dag nog een weinig toe.nbsp;Infiltraat verplaatst zich vannbsp;af den 26 Febr. geleidelijknbsp;naar praeputium; 8e dag zwelling zoo goed als geheel verdwenen, dato 2 Maart dradennbsp;verwijderd, genezing.


6 April. Zwelling linker testitel grooter dan rechter.nbsp;Tegen 3 ure des middags (denbsp;operatie had te 10 ure circanbsp;plaats) neemt ze zichtbaarnbsp;toe, des avonds half zes bloe-


Genezing per primam na achtnbsp;dagen.

(Ik vestig er de aandacht op, datnbsp;hier eigenlijk eennbsp;zieke funiculusnbsp;werd onderhonden ; toch volgdenbsp;geen infectie).

Genezing per primam rechtsnbsp;in zes dagen,nbsp;per secundamnbsp;links in 16 dagen.

(Draden ble-


-ocr page 392-

363

362

lid


Castratie-M e t h o d e.


HISTORIA MORBI.


Uitslag

der

behandeling.


cc

Castratie-

Uitslag

'll is

a clt;

HISTORIA MORBI.

der

K S

D

D

1-3

rt -a S Qnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;p.

o

Methode.

behandeling.


792


Re montenbsp;depot.


4jaar


18 Dec. 1900


Onderbinding van de funiculusnbsp;in tween doornbsp;middel van naaldnbsp;met dubbelennbsp;draad enz. Eennbsp;scrotaal - incisienbsp;in de raphe.

Geassisteerd door den ziekenoppasser.


ding uit de linker wond. Tegen zeven ure verwijdering der hechtdraden (die door denbsp;spanning der wondranden allen zijn uitgescheurd). Jodo-form- gaas-tamponade, waarover heen 2 diepe hechtingen.nbsp;Bij de defaecatie half tien desnbsp;avondstreedt op nieuw bloeding op waarin collega Scheepens te recht aanleiding vindtnbsp;nog een viertal hechtingennbsp;aan te brengen,nbsp;bloeding meer.

7 nbsp;nbsp;nbsp;April. Temperatuur 38.3,nbsp;zwelling scrotum = kinderhoofd.

8 nbsp;nbsp;nbsp;April. Temperatuur 38.6,nbsp;eetlust goed, zwelling stationair.

!) April. uur wandelen, zwelling neemt veel af.

iO April. Linker wond geopend. .lodoforragaas -j- blod-coagula vei'wijderd. Uitspoelen, tamponade, wandelen.

12 April. Draden rechts verwijderd, volkomen genezen.

22 April. Linker wond genezen.

18 nbsp;nbsp;nbsp;Dec. Avondtemp. 38.7.nbsp;Zwelling = kleine vuist.

19 nbsp;nbsp;nbsp;Dec. Ochtendtemp. 38.4,nbsp;zwelling onbeduidend toegenomen, eetlust goed, dier staatnbsp;rustig. Avondtemp. 38.9.

20 nbsp;nbsp;nbsp;Dec. Ochtendtemp. 38.5.nbsp;Zwelling = flinke vuist. Gen infiltratie praeputium. Wondranden droog, avondtemp. 38.2.

21 nbsp;nbsp;nbsp;Dec. Zwelling blijft,nbsp;geen afscheiding der wondranden temp. 37.8.

24 Dec. Bloederig seru'* vloeit tusschen de wond^^nbsp;den af. Draden verv*^nbsp;hier en daar gene-*^B P*quot;nbsp;primam der wondr**''^*bnbsp;ke aanklevingnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;stompennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;|


ken bij onderzoek oud en zeer bros,nbsp;met geringenbsp;kracht konden zenbsp;stuk getrokkennbsp;worden; met allenbsp;recht mag dusnbsp;hier de bloedingnbsp;toegeschrevennbsp;worden aan hetnbsp;hechtmateriaal.


Hierna geen


Genezing 1 secundain innbsp;dagen.


944


934


932


Re

monte

depot.


5Jaar


5 Mrt. 1901


Methode

als bij No. 792


id.


id.


id.


id.


id.


id.


idem.


idem.


weg wordt verscheurd. Weinig of geen coagula in de scrotaal-holte, echter blijkt de tunicanbsp;vaginalis voor een deel ge-prolabeerd, waardoor de aan-eengroeiing der wondrandennbsp;was verhinderd. liet gepro-labeerde gedeelte wordt weggenomen, opvulling der holtenbsp;met jodoformgaas. Zwellingnbsp;neemt nu snel af. 31 Dec.nbsp;patient genezen.

5 Maart. Zwelling appel-groot. Avondtemp. 38, eetlust goed, zwelling neemt volgendenbsp;2 dagen een weinig toe, totnbsp;maximum van een kleine vuistgrootte .

Temp. normaal, dato 9 Maart begint de zwelling af tenbsp;nemen en het praeputium opnbsp;te zetten. Op 4 Maart dradennbsp;weggenomen; genezing.

Zwelling onbeduidend, temp. normaal. Overigens geenenbsp;bizonderheden. Op 11 Maartnbsp;worden draden weggenomennbsp;en blijkt de wond geheeld.

5 Maart. Is in lichten graad lijdende van Coryza contagiosa equor. Avondtemp. 38.3,nbsp;eetlust matig.

Maart. Ochtendtemp. 38.3, avondtemp. 39.4, Weigert gaba, zwelling scrotumnbsp;als flinke appel.

7 nbsp;nbsp;nbsp;Maart. Ochtendtemp.nbsp;37.9, avondtemp. 38.4, eetlust beter, zwelling blijvend.

8 nbsp;nbsp;nbsp;Maart. Ochtendtemj)'nbsp;38.2, avondtemp. 38.1, eetlustnbsp;flink.

11 Maart. Draden vei'wijderd, genezing.


Genezing per primam na zesnbsp;dagen.


Genezing per primam na zesnbsp;dagen.


Genezing per primam na zesnbsp;dagen.


-ocr page 393-

363

362

792


Re

monte

depot.


4jaar


ff nbsp;nbsp;nbsp;D

-5 ^ ^

P nbsp;nbsp;nbsp;a.

o


18 Dec. 1900


G a s t r ,11 i e-M e t h o d e.


HISTORIA MORBI.


Uitslag

der

behandeling.


r nbsp;nbsp;nbsp;^

lt;'3 2

I o ?!


.

H

.3 o; rt -a

P


Gastratie-

Methode.


HISTORIA MORBI.


Uitslag

der

behandeling.


Onderbinding van de funiculusnbsp;in tween doornbsp;middel van naaldnbsp;met dubbelennbsp;draad enz. Eennbsp;scrotaal - incisienbsp;in de raphe.

Geassisteerd door den ziekenoppasser.


ding uit de linker wond. Tegen zeven ure verwijdering der hechtdraden (die door denbsp;spanning der wondranden allen zijn uitgescheurd). Jodo-form- gaas-tamponade, waarover heen 2 diepe hechtingen.nbsp;Bij de defaecatie half tien desnbsp;avondstreedt op nieuw bloeding op waarin collega Scheepens te recht aanleiding vindtnbsp;nog een viertal hechtingennbsp;aan te brengen. Hierna geennbsp;bloeding meer.

7 nbsp;nbsp;nbsp;April. Temperatuur 38.3,nbsp;zwelling scrotum = kinderhoofd.

8 nbsp;nbsp;nbsp;April. Temperatuur 38.6,nbsp;eetlust goed, zwelling stationair.

0 April, l'/o uur wandelen, zwelling neemt veel af.

iO April. Linker wond geopend. .lodoforragaas -L bloed-coagula vei'wijderd. Uitspoelen, tamponade, wandelen.

i2 April. Draden rechts verwijderd, volkomen genezen.

22 April. Linker wond genezen.

i8 Dec. Avondtemp. 38.7. Zwelling = kleine vuist.

iO Dec. Ochtendtemp. 38.4, zwelling onbeduidend toegenomen, eetlust goed, dier staatnbsp;rustig. Avondtemp. 38.9.

20 nbsp;nbsp;nbsp;Dec. Ochtendtemp. 38.5.nbsp;Zwelling = flinke vuist. Gen infiltratie praeputium. Wondranden droog, avondtemp. 38.2.

21 nbsp;nbsp;nbsp;Dec. Zwelling blijft,nbsp;geen afscheiding der wondranden temp. 37.8.

24 Dec. Bloederig seru'* vloeit tusschen de wond^^nbsp;den af. Draden verw)*^nbsp;hier en daar gene-*quot; P.*quot;nbsp;primam der wondr'i'^^'Unbsp;ke aankleving Rogs stompen


ken bij onderzoek oud en zeer bros,nbsp;met geringenbsp;kracht konden zenbsp;stuk getrokkennbsp;worden; met allenbsp;recht mag dusnbsp;hier de bloedingnbsp;toegeschrevennbsp;worden aan hetnbsp;hechtmateriaal.


Genezing pe^' secundam in lquot;nbsp;dagen.


944


934


932


Re

monte

depot.


5 Jaar


5 Mrt. 1901


Methode

als bij No. 792


id.


id.


id.


id.


id.


id.


idem.


idem.


weg wordt verscheurd. Weinig of geen coagula in de scrotaal-holte, echter blijkt de tunicanbsp;vaginalis voor een deel ge-prolabeerd, waardoor de aan-eengroeiing der wondrandennbsp;was verhinderd. Het gepro-labeerde gedeelte wordt weggenomen, opvulling der holtenbsp;met jodoformgaas. Zwellingnbsp;neemt nu snel af. 31 Dec.nbsp;patient genezen.


5 Maart. Zwelling appel-groot. Avondtemp. 38, eetlust goed, zwelling neemt volgendenbsp;2 dagen een weinig toe, totnbsp;maximum van een kleine vuistgrootte .

Temp. normaal, dato 9 Maart begint de zwelling af tenbsp;nemen en het praeputium opnbsp;te zetten. Op 4 Maart dradennbsp;weggenomen; genezing.

Zwelling onbeduidend, temp. normaal. Overigens geenenbsp;bizonderheden. Op 11 Maartnbsp;worden draden weggenomennbsp;en blijkt de wond geheeld.

5 Maart. Is in lichten graad lijdende van Coryza contagiosa equor. Avondtemp. 38.3,nbsp;eetlust matig.

Maart. Ochtendtemp. 38.3, avondtemp. 39.4, Weigert gaba, zwelling scrotumnbsp;als flinke appel.

7 nbsp;nbsp;nbsp;Maart. Ochtendtemp.nbsp;37.9, avondtemp. 38.4, eetlust beter, zwelling blijvend.

8 nbsp;nbsp;nbsp;Maart. Ochtendtemj)'nbsp;38.2, avondtemp. 38.1, eetlustnbsp;flink.

H Maart. Draden vei'wijderd, genezing.


Genezing per primam na zesnbsp;dagen.


Genezing per primam na zesnbsp;dagen.


Genezing per primam na zesnbsp;dagen.


-ocr page 394-

948


933


7CG


Re montenbsp;depot


id.


id.


4jaar


5 jaar


id.


8 Mrt. 1901


id.


id.


364


365


Castratie-

Methode.


HISTORIA MOREL


Uitslag

der

behandeling.


Pt


Castratie-M e t h o d e.


IIISTORIA MOREL


Uitslag

der

behandeling.


idem.


idem.

(Rechter onder-bindingsdraad niet TOldoendenbsp;aangehaald,nbsp;bloedingnbsp;voorspeld).


idem.


8 Maart. Zoo goed als geen zwelling, maximumnbsp;grootte op 11 Maart als kleinenbsp;vuist. Temperatuur normaal;nbsp;eetlust goed.

13 Maart. Draden verwijderd; genezing. Blijft nog appelgroote, harde zwellingnbsp;over die door massage verdwijnt.


8 nbsp;nbsp;nbsp;Maart. Zwelling na opstaan nihil. Des middags 3nbsp;ure begint bloeding rechts;nbsp;bloed vloeit druppelsgewijsnbsp;tuss.chen hechtdraden door'.nbsp;Tamponade onnoodig, houdtnbsp;van zelf op. Zwelliirg scrotumnbsp;als kinderhoofd.

9 nbsp;nbsp;nbsp;Maart. Zwelling toegenomen, bloedserum druppelt af.nbsp;Ochtendtemp. 38.1, avond-temp. 38.8. Eetlust verminderd.

10 nbsp;nbsp;nbsp;Maart. Ochtendtemp.nbsp;38,1. Avondtemp. 38.4. Eetlustnbsp;goed, zwelling verminderd;nbsp;wandelen.

11 nbsp;nbsp;nbsp;Maart. Dradenverwijderd, holte van coagula bevrijd. Uitspoelen. Jodoform-gaas-tam()onade, dato 23 Maartnbsp;genezen.


8 nbsp;nbsp;nbsp;Maart. Zwelling appel-groot. Avondtemp. 38.5.nbsp;Eetlust goed.

9 nbsp;nbsp;nbsp;Maart. Ochtendtemp.nbsp;38.2. Avondtemp. 39, zwelling =; kleine vuist.

10 nbsp;nbsp;nbsp;Maart. Ochtendtemj).nbsp;37.8. Avondtemp. 38.1,nbsp;zwelling stationair,

11 nbsp;nbsp;nbsp;Maart. Zwellingneemtnbsp;af, verplaatst zich naar jirae-putium.

13 Maart. Draderr ver-wij-derd, genezing.


Genezing per primam na vijfnbsp;dagen.

(Testikels zeer ontwikkeld).


Genezing per secundatrr in 15nbsp;dagen.


Genezing pe* primam in vijfnbsp;dagen.


d.


962


Pai'ti-

culier.


14Jaar


19 Mrt. 1901


idem.

(Eczema scrotum, huid verdikt).


id.


Kaval-

lerie.


Pai'ti-

culier.


8 Jaar


6 Jaar


rjaar


Afl. 4 Dl. XIV. Juni 190-J.


29 Mrt. 1901


27 A pril 1901


7 ,Iuni


idem.


idem.


idem.


1.0 Maart. Zwelling zoo goed als nihil. Avondtemp. 38.8.nbsp;Dato 20 Maart zwelling =nbsp;kip|)enei. Ochtendtemp. 37.8.nbsp;Avondtemp. 39.

21 nbsp;nbsp;nbsp;Maart. Zwelling alsnbsp;mansvuist. Avondtemp. 38.2.nbsp;wandelen.

22 nbsp;nbsp;nbsp;Maart. Zwelling neemtnbsp;af. Op 25 Maart drad-en verwijderd, genezing.

29 Maart. Zoo goed als geen zwelling. Avondtemp. 38.nbsp;Op 29 Maart zwelling ter grootte van een appel, die reedsnbsp;begint af te nemen.

1 April. Draden verwijderd, genezing.

27 April. Zwelling ter grootte van een appel. Avondtemp. 38.

2,0 April. Zwelling ter grootte van mansvuist. Avondtemp. 38.9.

1 Mei. Zwelling neemt af. Avondtemp. 38.2.

3 Mei. Zwelling ter grootte kleine vuist, hard op hetnbsp;aanvoelen. Draden verwijderd,nbsp;genezing wondranden. Na 14nbsp;(lagen massage, zwelling verdwenen.

7 nbsp;nbsp;nbsp;Juni. Scrotum zwelt spoedig op, des namiddags 3 urenbsp;vuistgroot. Avondtemp. 39.5.

8 nbsp;nbsp;nbsp;Juni. Eetlust slecht, wan-gert gaba, zwelling iets toegenomen. Ochtendtemp. 38.5.nbsp;Avondtemp. 39.8

.0 Juni. Als gisteren. Ochtendtemp. 38.oquot; Avondtemp. 39.2.

il Juni. Zwelling gaat verminderen. Avondtemp.nbsp;38.6.

'13 Juni. Draden verwijderd, genezing. Blijft appelgroote


Genezing per primam in zesnbsp;dagen.


Genezing per primam in vijfnbsp;dagen.


Genezing per primam in zesnbsp;dagen.


Genezing per primam in zesnbsp;dagen.


24

-ocr page 395-

til


948


933


7CG


Re montenbsp;depot


4jaar


8 Mrt. 1901


id.


id.


Sjaal


id.


id.


id.


364


365


Castratie-

Methode.


HISTORIA MOREL


Uitslag

der

behandeling.


Castratie-M e t h o d e.


HISTORIA MOREL


Uitslag

der

behandeling.


idem.


idem.

(Rechter onder-bindingsdraad niet -voldoendenbsp;aangehaald,nbsp;bloedingnbsp;voorspeld).


idem.


8 Maart. Zoo goed als geen zwelling, maximumnbsp;grootte op 11 Maart als kleinenbsp;vuist. Temperatuur normaal;nbsp;eetlust goed.

13 Maart. Draden verwijderd; genezing. Blijft nog appelgroote, harde zwellingnbsp;over die door massage verdwijnt.


8 nbsp;nbsp;nbsp;Maart. Zwelling na opstaan nihil. Des middags 3nbsp;ure begint bloeding rechts;nbsp;bloed vloeit druppelsgewijsnbsp;tuss.chen hechtdraden door'.nbsp;Tamponade onnoodig, houdtnbsp;van zelf op. Zwelliirg scrotumnbsp;als kinderhoofd.

9 nbsp;nbsp;nbsp;Maart. Zwelling toegenomen, bloedserum druppelt af.nbsp;Ochtendtemp. 38.1, avond-temp. 38.8. Eetlust verminderd.

10 nbsp;nbsp;nbsp;Maart. Ochtendtemp.nbsp;38,1. Avondtemp. 38.4. Eetlustnbsp;goed, zwelling verminderd;nbsp;wandelen.

11 nbsp;nbsp;nbsp;Maart. Dradenverwijderd, holte van coagula bevrijd. Uitspoelen. Jodoform-gaas-tam()onade, dato 23 Maartnbsp;genezen.


8 nbsp;nbsp;nbsp;Maart. Zwelling appel-groot. Avondtemp. 38.5.nbsp;Eetlust goed.

9 nbsp;nbsp;nbsp;Maart. Ochtendtemp.nbsp;38.2. Avondtemp. 39, zwelling =; kleine vuist.

10 nbsp;nbsp;nbsp;Maart. Ochtendtemj).nbsp;37.8. Avondtemp. 38.1,nbsp;zwelling stationair,

11 nbsp;nbsp;nbsp;Maart. Zwellingneemtnbsp;af, verplaatst zich naar jirae-putium.

13 Maart. Draderr ver-wij-


derd,


Genezing per primam na vijfnbsp;dagen.

(Testikels zeer ontwikkeld).


Genezing per secundatrr in 15nbsp;dagen.


Genezing pe* primam in vijf


dagen.


d.


962


Pai'ti-

culier.


14Jaar


19 Mrt. 1901


idem.

(Eczema scrotum, huid verdikt).


1.0 Maart. Zwelling zoo goed als nihil. Avondtemp. 38.8.nbsp;Dato 20 Maart zwelling =nbsp;kipiienei. Ochtendtemp. 37.8.nbsp;Avondtemp. 39.

,2/ Maart. Zwelling als mansvuist. Avondtemp. 38.2.nbsp;wandelen.

2,2 Maart. Zwelling neemt af. Op 25 Maart drad-en verwijderd, genezing.


Genezing per primam in zesnbsp;dagen.


id.


Kaval-

lerie.


Pai'ti-

culier.


Sjaal'


Gjaar


rjaar


Afl. 4 Dl. XIV. Juni 190-J.


29 Mrt. 1901


27 A pril 1901


7 ,Iuni


idem.


idem.


idem.


29 Maart. Zoo goed als geen zwelling. Avondtemp. 38.nbsp;Op 29 Maart zwelling ter grootte van een appel, die reedsnbsp;begint af te nemen.

1 April. Draden verwijderd, genezing.


27 April. Zwelling ter grootte van een appel. Avondtemp. 38.

.2,0 April. Zwelling ter grootte van mansvuist. Avondtemp. 38.9.

1 Mei. Zwelling neemt af. Avondtemp. 38.2.

3 Mei. Zwelling ter grootte kleine vuist, hard op hetnbsp;aanvoelen. Draden verwijderd,nbsp;genezing wondranden. Na 14nbsp;dagen massage, zwelling verdwenen.


7 nbsp;nbsp;nbsp;Juni. Scrotum zwelt spoedig op, des namiddags 3 urenbsp;vuistgroot. Avondtemp. 39.5.

8 nbsp;nbsp;nbsp;Juni. Eetlust slecht, wa;i-gert gaba, zwelling iets toegenomen. Ochtendtemp. 38.5.nbsp;Avondtemp. 39.8

.0 Juni. Als gisteren. Ochtendtemp. 38.6quot; Avondtemp. 39.2.

il Juni. Zwelling gaat verminderen.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Avondtemp.

38. G.

'13 Juni. Draden vorwijilerd, genezing. Blijft appelgroote


Genezing per primam in vijf


dagen.


Genezing per


primam


dagen.


Genezing per primam in zesnbsp;dagen.


24

-ocr page 396-

366


'S 2 ^ S

3


Castratie M e t li o d e.


IlISTORIA MORBI.


Uitslag

der

Ijeliandeling.


(/


Parti

culier.


(ij aar


15 Mrt. 1902


idem.


harde zwelling achter. Massage tot 18 Juni.

13 Maart. Scrotum zwelt spoedig op, ter grootte vannbsp;mansvuist. Temp. 38,7.

Ki Maart. Zwelling aanzienlijk toegenomen, ter grootte klein kinderhoofd. Avond-teiiij). 39.3. Eetlust goed.

17 Maart. Zwelling stationair. Avond temp. 39.2. Eetlust goed.

22 Maart. Zwelling als flinke vuist; tusschen hecht-draden vloeit rood gekleurdnbsp;serum af.Temp. 38.7. Dradennbsp;weggenomen, geen aanklevingnbsp;dor wondranden. In scrotaal-holto donkerrood bloed coa-gulum dat verwijderd woidt.nbsp;Uitspoelen.. Tamponade, genezing op C April.


Crenazhig per secundam in 3nbsp;weken.


Totaal 50 Paarden.


L. .1. Hoogkamer.


-ocr page 397-

TUBERCULOSE.

La plithisie est une inaladie de la civilisation.

Lanceuaux.

II iiexiste pas diinmunit gographique pour la plithisie. Gest une maladie de tons les climats,nbsp;de toutes les latitudes, de toutes les altitudes.

Stuaus,

Laugnicntation de la plithisie, dans la plupart des pays civilises coincide avec 1irrsistisible mouvement qui de plus on plus entraiiie les populationsnbsp;des campagnes vors les villes.

Straus.

Le nombrc des plithisiques est proportional a lagglo-niration des treS; il y' a peu de plilliisiqui^s sur les montagnes, paixequil y a pen dliabitants, onnbsp;peut en dire autant des steppes. Si lon cre desnbsp;agglomerations dlmmaiiis mal nourris, mal vtus,nbsp;mal ars sur le soiiimet des pies ou au milieunbsp;du desert, on verra la phthisic sy rpendre toutnbsp;aussi rapidernent qu a Paris ou a Londres.

Daremrekg.

Croyez vous done que Koch ait raison? Non, cent fois non!

Nocari).

Als eerste en tot nog toe gelukkig eenig gevolg van het in het vorige jaar te Londen gehouden Tuberculose-Congres ()nbsp;heeft men zich overal rustig aan den arbeid gezet, omnbsp;door experimenteel onderzoek, op breeder schaal dan ditnbsp;door Koen en Schtz is gedaan, een antwoord te vinden opnbsp;de vraag of de tuberkel-bacil van den mensch gelijkwaardignbsp;is aan dien van het rund. Reeds vindt men daaromtrent innbsp;de literatuur een en ander vermeld, dat hierbij den lezersnbsp;van dit Tijdschrift onder de aandacht worde gebracht.

(1) Zie doel XIV, all 3 van dit T(jdscliritt.

-ocr page 398-

368

De uitspraak van mannen, wier gezag wel niemand zal betwisten, aan het hoofd van dit referaat vermeld, geeft onsnbsp;de overtuiging, zoo wij die niet reeds hadden, dat ook voornbsp;de tropen het tuberculose-vraagstuk van overwegend grootnbsp;belang is.

Tuberculose komt onder de menschen hier menigvuldig voor, zij het dan nog niet in die uitbreiding als in Europanbsp;en mogen ook de hier aanwezige runderen vooralsnog zelden aan deze ziekte lijden, de tijd zal gewis eenmaal komen,nbsp;dat ook onder deze de tuberculose een groot aantal slachtoffers maakt. Heeft r.iet de geschiedenis van de tuberculosenbsp;in Europa bewezen, dat vele dieren, die men vroeger voornbsp;absoluut of relatief immuun hield, wel degelijk en zelfs vrijnbsp;veelvuldig daaraan lijden ').

Wanneer het waar is, dat de tuberculose is een ziekte der beschaving, dat de volkeren aan welke wij meenen deze zegening te moeten opdringen, daarmede tevens een ziekte tennbsp;geschenke ontvangen, die hen in korten tijd zoo niet geheel,nbsp;dan toch voor een groot gedeelte uitroeit, dan zijn wij verplichtnbsp;de oogen zoo wijd mogelijk open te zetten, om te trachtennbsp;het dreigend gevaar zoo nauwkeurig als maar eenigszins kannbsp;te leeren kennen en af te wenden Dit nu is alleen uitvoerbaar als de oorzaken voor het ontstaan en de verspreidingnbsp;dezer ziekte bekend zijn.

Australi gold vroeger als immuun voor tuberculose; tegenwoordig heerscht zij hevig te Melbourne en Sydney. Van de Maoris op Nieuw Zeeland stierven in een halve eeuw 40.000nbsp;van de 400 000 inwoners aan tuberculose, terwijl aan dezenbsp;ziektenbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Canagen ten offer vielen. Op de Markiezen

eilanden, de Sandwich-eilanden en in Caladoni maakt zij veelvuldig slachtoffers en in Mexico klom het cijfer der sterftenbsp;aan tuberculose reeds tot 11.2 Yo *161'^lg6eene sterfte. Welnbsp;een bewijs voor de juistheid der stelling van Stratjs: ilnbsp;nexiste pas dimmunit gographique pour Ia phthisie.

Voor mij bestaat er geen twijfel aan of de huisdieren ont-leenen hun tuberculose aan den mensch. Hoe veelvuldiger

t) hl het aliattoir Ie I.yon h. v. werden van de 300 geiten er reeds S tuherculeus bevonden.

-ocr page 399-

369

de ziekte onder deze laatsten voorkomt, hoe meer gevaar er bestaat voor verpreiding onder de dieren. Wanneer werkelijknbsp;de tuberkel-bacil van den mensch in staat is het rund tuberculeus te maken en wanneer het gevaar voor infectie volgensnbsp;de opvattingen van Cornet, Kocii, Flgge e. a hoofdzakelijknbsp;schuilt in de door den phthisicus opgehoeste sputa, dan kannbsp;men zich eenige voorstelling maken van den omvang van datnbsp;gevaar uit de mededeelingen van Heller, die berekende, datnbsp;een phthisicus dagelijks ongeveer 7 milliard 200000 tuberkelbacillen ophoest.

Door de Socit de mdecino vtrinaire pratique was aan een commissie opgedragen de vraag omtrent de identiteitnbsp;van den bacil der menschen- en rundertuberculose te bestu-deeren. Het voorstel van Rossignol, kalveren en biggen tenbsp;voederen met voedsel waaraan culturen van menschelijkenbsp;tuberkel-bacillen (s. v. v.) waren toegevoegd, werd eerst onderworpen aan het oordeel van Nocard, die van meeningnbsp;bleek, dat de voorgestelde proeven niet moesten worden genomen op kalveren, maar op apen ).

Volgens Nocard lijdt het geen twijfel of het rund is in volkomen gezonden toestand zeer bestand tegen den bacilnbsp;der menschen-tuberculose. Alle proeven, die lang vr dienbsp;van Koch en Schtz en ook daarna, in dit opzicht zijn genomen, bewijzen dit voldoende.

Hoe ook de wijze van inenting geweest moge zijn, ingestie, inhalatie, inspuiting in den uier of zelfs in de vena, steedsnbsp;bleek een belangrijk verschil tusschen de uitwerking vannbsp;den tuberkel-bacil afkomstig van den mensch en dien afkomstignbsp;van het rund. Koeien, door Nocard gent in de vena jugu-laris of den uier met een bacterie-suspensie van het rundnbsp;afkomstig, stierven spoedig. Daarentegen bleven koeien,nbsp;op dezelfde wijze met van den mensch afkomstige tuberkelbacillen behandeld, nagenoeg volkomen gezond. Toch houdtnbsp;Nocard ook deze voor tuberculeus, maar de vorm der tuberculose waaraan deze dieren lijden, is een weinig heftige en

1) Reeds geruimeii tijd geleden werd een dergelijke proef genomen in het Geneeskundig Laboratorium,

-ocr page 400-

370

schijnt geen neiging te hebben tot uitbreiding. Dit bleek ook na de obductie, die een maand na de inspuiting in de venanbsp;jugularis plaats had en waarbij zulke minimale afwijkingennbsp;werden gevonden, dat deze twijfel konden doen ontstaan ofnbsp;zij wel werkelijk van tuborculeusen aard waren. Bij een koe,nbsp;die te Pouilly Ie Fort met bacillen v.an runder-tuberculosenbsp;was gent, vond Nocard 27 dagen na de enting de longennbsp;veranderd in een door millioenen miliaire tuberkels nagenoegnbsp;soliede geworden massa.

Wanneer nu reeds na enting in de vena de resultaten zoo mager zijn, valt er zeker niet veel te verwachten van eennbsp;proevenreeks, zooals die door Rossinol werd voorgesteld.nbsp;Zelfs runderen, die te Pouilly Ie Fort genoodzaakt werdennbsp;stof in drogen of vocbtigen toestand, rijk beladen met runder-tuberkel-bacillen in te ademen, vertoonden uiterst geringenbsp;veranderingen en evenzeer koeien, die groote hoeveelhedennbsp;dezer microben in hun voedsel kregen. Slechts bij 2 van denbsp;4 werden tuberculeuse veranderingen in het darmslijmvliesnbsp;gevonden. Nocard blijft met alle kracht, die in hem is, pro-testeeren tegen de groote dwaling van Koen, dat do tuberkelbacil van den mensch verschilt van dien van het rund ennbsp;niet op dit laatste kan worden overgebracht. Het is nietnbsp;moeielijk het bewijs te leveren, dat het rund niet immuun isnbsp;voor den raenschelijken tuberkel-bacil. Wanneer men in dennbsp;arachnodaalzak van een rund eenige druppels eener dunnenbsp;suspensie van menschelijke tuberkel-bacillen brengt, gaat ditnbsp;dier in minder dan een maand dood aan een meningitisnbsp;tuberculosa, volkomen overeenkomende met die van het kind.nbsp;Een kalf van 5 maanden, op deze wijze op den 2''quot; Augustusnbsp;gent, stierf den 28 Augustus; een stukje van de pia mater,nbsp;bezaaid met tuberkels, doodde door intra-peritoneale entingnbsp;een cavia in 6 weken. Had Koen beweerd, dat het rundnbsp;voor den menschelijken tuberkel-bacil weinig gevoelig is, dannbsp;had gewis iedereen hem gelijk gegeven.

Het staat dus vast, dat het gezonde rund zelden en moeielijk door den van den mensch afkomstigen tuberkel-bacil wordtnbsp;besmet, maar zeker is het, dat dit somtijds geschiedt. Dezenbsp;tegenstrijdige resultaten kunnen afhankelijk zijn van verschil

-ocr page 401-

371

in virulentie tusschen deze beide soorten van tuberkel-bacillen of van een verschil in gevoeligheid voor de infectie, al naarnbsp;gelang van den gezondheidstoestand van het rund. Het isnbsp;niet onjuist aan te nemen, dat tengevolge van eenigerlei ziekte,nbsp;van een reeds bestaande microben-infectie, de levenskrachtnbsp;der cellen is gewijzigd, waardoor het voor den menschelijkennbsp;tuberkel-bacil mogelijk wordt zich te vermeerderen en zichnbsp;van de verschillende weefsels meester te maken.

Van dit oogenblik af zal de menschelijke tuberkel-bacil, die zich aan zijn nieuwe omgeving heeft gewend, gemakkelijkernbsp;bij andere runderen, die, gezond zijnde, aan de inwerking vannbsp;den onmiddellijk van den mensch afkomstigen tuberkel-bacilnbsp;weerstand hebben geboden, zich verder kunnen ontwikkelen.

De bacil van de kippen-tuberculose staat veel verder af van dien der menschen-tuberculose dan de runder tuberkel-bacil.nbsp;Het is z mooielijk kippen met menschelijke tuberkel-bacillennbsp;of producten afkomstig van menschen-tuberculose te besmetten,nbsp;dat de kip door de meeste onderzoekers voor immuun werdnbsp;gehouden, totdat Nocakd aantoonde, dat de bacillen dernbsp;menschen-tuberculose en die der runder-tuberculose volkomennbsp;de eigenschappen der kippen-tuberkel-bacillen aannemen, wanneer men er in slaagt ze gedurende langen tijd in het lichaamnbsp;van de kip te laten leven, beschermd tegen de phagocytosenbsp;door een zakje van collodion.

De proeven, door Nocakd na het Congres te Londen genomen, zijn een steun voor zijn hierboven medegedeelde opvattingen.nbsp;Onder het groot aantal door hem genfecteerde dieren bevondnbsp;zich een koe, die reeds geruimen tijd aan een onstilbare chronische diarrhoe leed, waardoor zij langzamerhand bijna volkomen was uitgeteerd. Deze koe reageerde in het geheel nietnbsp;op tuberculine. Op den 2quot; Augustus ingespoten in de venanbsp;jngularis met 1 c.c.M. eener dunne suspensie van menschelijkenbsp;tuberkel-bacillen, stierf zij den 4*^quot; September en vertoonde in denbsp;longen tuberculeuse veranderingen, die veel uitgebreider warennbsp;dan die der andere gelijktijdig gente gezonde koeien. Welnbsp;bestonden deze veranderingen nog uit afzonderlijke haardjesnbsp;van betrekkelijk geringen omvang, die op zich zelf niet instaatnbsp;zouden zijn geweest den dood te veroorzaken, maar al deze

-ocr page 402-

372

haarden waren verweekt of kaasaclitig en bevatten een onge-loofelijken rijkdom aan tuberkel bacillen.

Door de vooi-afgaande diarrhoe dus verzwakt, kon het organisme slechts geringen weerstand bieden aan de vermeerdering der ingebrachte microben. Andere gezonde koeiennbsp;zijn met materiaal van deze koe afkomstig gent. Nog is hetnbsp;niet te zeggen wat daarvan het gevolg zal zijn, maar Nocaednbsp;koestert de hoop, dat zij zich tegen deze micro-organismennbsp;minder krachtig zullen kunnen verdedigen, dan tegen denbsp;oorpronkelijke cultuur van menschelijke tuberkel-bacillen.

De opvolgende passages door het organisme van het rund moeten de virulentie van den menschelijken tuberkel bacil doennbsp;toenemen, of dezen aan de nieuwe omgeving gewennen, ten eindenbsp;hem geschikt te maken het rund even gemakkelijk te dooden alsnbsp;diens eigen bacil dat kan. Maar niet in eenige maanden isnbsp;dit resultaat te bereiken. De proeven zullen geruimen tijdnbsp;moeten worden voortgezet. Veel geduld en veel geld zalnbsp;daaraan moeten worden opgeofferd.

Om uit te maken of besmetting door ingestie van tuberculeus materiaal mogelijk is, waaraan Nocard contra Kocii nietnbsp;twijfelt, raadt hij aan proeven te nemen op apen, door dienbsp;met melk van tuberculeuse koeien te voeden.

De Socit do mdecine pratique besloot den raad van Nocard op te volgen en deze proeven op ruime schaal ennbsp;onder de noodige voorzorgsmaatregelen te nemen.

om

Niet oneigenaardig is het, dat, terwijl men aan den eenen kant zich onverpoosd beijvert runderen tuberculeus temaken,nbsp;aan den anderen kant Behring het middel tracht te vindennbsp;het rund voor tuberculose immuun te maken. Het ver-

schil in virulentie, dat verschillende soorten van tuberkelbacillen vertonnen, zal hem, naar hij meent, daartoe in staat stellen. Van menschen afkomstige tuberkel-bacillen, gedurendenbsp;geruimen tijd op kunstmatige voedingsstoffen voortgekweekt,nbsp;gedragen zich als een vaccin tegen de meer virulente micro-organismen en moeten door intra-veneuse inspuiting eennbsp;bepaalden graad van immuniteit doen ontstaan, die dan doornbsp;herhaling der inspuiting met meer virulente microben kannbsp;worden verhoogd.

-ocr page 403-

373

Dat dit voortkweeken op kunstmatige voedingsstoffen niet zoo spoedig tot het verkrijgen van een vaccin zal leiden, zounbsp;men mogen opmaken uit de proeven van Klebs en Rievel,nbsp;die met een suspensie van uit menschelijke sputa gekweektenbsp;tuberkel-bacillen, welke 17 malen in het Laboratorium warennbsp;overgent, bij een 12 weken oud kalf na 18 dagen een uitgebreide lymphhlier-tuberculose zagen ontstaan.

BEHEme heeft het schoone plan gevormd de hem toegekende Nobel-prijs te gebruiken in dezen strijd tegen de runder-tuberculose en ziet daarin, geheel in tegenstelling met het standpunt door zijn grooten leermeester Koen ingenomen, eennbsp;voorname schrede op den weg, die moet leiden tot het bestrijden der menschelijke tuberculose.

Naast de onderzoekingen door Nocard in den laatsten tijd verricht, staan die van Arloing. Deze deelt den uitslag medenbsp;van drie proevenrecksen, in welke tuberkel-bacillen van verschillende afkomst (sputum, pleuritisvocht) door intra-veneusenbsp;inspuiting bij het rund, het schaap en de geit tuberculosenbsp;hebben veroorzaakt.

Deze proeven, gevoegd bij die vroeger reeds door hem genomen, leveren samen 23 dieren, die door hem met menschelijke tuberkel-bacillen tuberculeus zijn gemaakt.

Den negatieven uitslag, door Koch en Sciitz verkregen, schrijft hij hieraan toe, dat deze bacillen van te geringenbsp;virulentie en in te kleine dosis hebben ingespoten. Volgensnbsp;zijne opvatting blijft de unicit de la tuberculose animalenbsp;a bacilles de Koch indiscutable. Koch et ScHtz ntaientnbsp;pas autoriss de par leurs experiences a prconiser unenbsp;distinction absolue entre la tuberculose humaine et celle desnbsp;animaux. II est utile de maintenir, dans une sage mesure,nbsp;les precautions dictes a Tgard de la viande et du laitnbsp;suspects, de recler Je bacille de la tuberculose.

Delpine bediende zich, om na te gaan of de van den mensch afkomstige tuberkel-bacil het rund kan besmetten,nbsp;niet van n enkel tuberculeus sputum, maar van een verzameling sputa, afkomstig van verschillende lijders. De proevennbsp;werden genomen op 4 kalveren.

Het eerste kalf werd gent in de longen en stierf den 6

-ocr page 404-

374

dag. Bij de obductie vond men een gegeneraliseerde tuberculose, die natuurlijk onmogelijk van de enting afhankelijk kon zijn. Het tweede kalf, dat onder de huid werd gent, kreegnbsp;in de buurt van de entingsplaats gezwollen lymphklieren, dienbsp;virulente tuberkel-bacillen bevatten.

Het derde kalf kreeg de sputa in zijn voedsel. Twee weken later leed het aan zeer stinkende diarrhoe. Op den 26'quot; dagnbsp;kreeg het een tuberculine-injectie, maar stierf dien zelfdennbsp;nacht, zonder dat het mogelijk was geweest, de reactie na tenbsp;gaan. Bij de sectie vond men alle mesenteriaalklieren gezwollen. Evenzoo, ofschoon minder, die van oesophagus ennbsp;pharynx. Tuberkel-bacillen werden daarin niet gevonden, maarnbsp;caviae, daarmede gent, werden tuberculeus.

Het vierde kalf werd intra-peritoneaal gent. Het werd ziek en reageerde na 7 weken zeer volkomen op de tuberculine-inspuiting. Bij do sectie, die 68 dagen na de enting plaatsnbsp;had, vond men tuberculose van het peritoneum, de pleura ennbsp;het pericardium. In sommige lymphklieren van het omentum,nbsp;die gezwollen waren, werden ook tuberkel-bacillen gevnden.nbsp;Do andere organen waren gezond.

Delpixe komt tot het besluit, dat zijne proeven ten duidelijkste bewijzen, dat het rund door infectie met den mensche-lijken tuberkel-bacil tuberculeus kan worden gemaakt.

Evenzoo Karlinsky, die 10 maal bij 25 proefnemingen positief resultaat verkreeg, nl. 4 maal door intra-peritoneale,nbsp;2 maal door intra-pleurale injectie en 1 maal door inspuitingnbsp;in den uier, de trachea, den testikel en onder de huid. Ooknbsp;hij is van meening, dat de van den mensch afkomstige tuberkelbacil zich eerst aan het organisme van het rund moet gewennen.

Tempel zag 4 maal tuberculose optreden bij varkens na de castratie, welke operatie verricht werd door een aan larynx-tuberculose lijdenden castreerder, die de gewoonte had bij denbsp;operatie het mes in den mond te nemen.

In een vergadering der Berliner medicinische Gesellschaft demonstreerde Lassak eenige lijders aan tuberculosis verrucosa cutis, een aandoening, die zich soms ontwikkelt bijnbsp;slagers, die tuberculeus vlecsch hebben behandeld. Gedurendenbsp;de laatste 10 jaren nam Lassak 34 gevallen dezer ziekte waar

-ocr page 405-

375

en wel 4 maal bij slagers. LiEBEEicn nam de aandoening veel meer waar bij slagers, die met tuberculeus vleesch omgaan, dan bij andere. Biaschko verhaalt bij deze gelegenheidnbsp;van een keukenmeid, die een tuberculeuse aandoening kreegnbsp;na een verwonding met een been.

In de polikliniek voor huidziekten van Max Joseph te Berlijn werd dit lijden van 30 April 1888 tot 31 December 1901 niet minder dan 47 maal waargenomen en wel bij 6 vrouwennbsp;en 41 mannen.

Onder deze 41 mannen waren 8 slagers.

Hellek verhaalt een hoogst merkwaardig geval van een 17-jarigen jongen, die beproefd had een aantal tatouages op handen en armen weg te maken en daarvoor melk gebruiktnbsp;had, die hij met een naald in do getatoueorde deelen der huidnbsp;bracht. Hij herhaalde dit verscheidene malen en gebruiktenbsp;steeds melk van denzelfden melkboer. Op de plaatsen vannbsp;inenting ontwikkelde zich lupus. In do uitgesneden huid-gedeelten werden gevonden talrijke karakteristieke reuzen-cellon, maar geen tuberkel-bacillen.

Ook bewijst Hellek met cijfers door hem in hot Pathologisch Instituut te Kiel verkregen, dat primaire tuberculeuse infectie van den darm bij den raensch veelvuldig voorkomt,nbsp;terwijl Koen dit ontkent.

Hit do bovenstaande referaten blijkt voldoende, dat meer en meer Nocakd het recht heeft om te antwoorden op denbsp;vraag: ,,Croyez vous done quo Koch ait raison? Non, centnbsp;fois non!

Aan het Geneeskundig Laboratorium hebben wij ons in het afgeloopen half jaar ook bezig gehouden met de vraag of hetnbsp;hier voorkomend hoornvee gevoelig is voor tuberkel-bacillen,nbsp;gekweekt uit menschelijke sputa. Deze onderzoekingen, dienbsp;zooals Nocakd terecht opmerkt veel geduld en helaas ooknbsp;veel geld eischen, zijn nog lang niet afgeloopen, zoodat wijnbsp;voorloopig nog geen resultaten kunnen mededeelen, al gevennbsp;onze proeven reeds op dit oogenblik het recht te beweren,nbsp;dat het hoornvee van Java niet algemeen als immuun kannbsp;worden beschouwd. De onderzoekingen uit den allerlaatstennbsp;tijd van Pkettxek bewezen, dat buffels een zeer groot

-ocr page 406-

376

weerstandsvermogen tegen kunstmatige infectie met tberkel-bacilles bezitten.

Den uitslag onzer proeven hopen wij later elders mede te doelen.

J. DE Haan.

-ocr page 407-

EEN EN ANDER OVER DE TE BANDOENG OP DEN 23equot; en 240quot; DECEMBER 1901 GEHOUDEN TENTOONSTELLING DER DOOR GOUVENEMENTSnbsp;DEKHENGSTEN VERWEKTE VEULENS ENnbsp;VAN PREANGER FOKMERRIES.

De gouvernements-dekhengsten waren dezelfden als verleden jaar; ook thans verkeerden allen in goeden voedingstoestand,nbsp;zoodat de verpleging vrij goed genoemd mag worden. Eennbsp;staat van het aantal dekkingen en bevruchtingen, door iederennbsp;hengst verricht, kon ons niet vertoond worden, hetgeennbsp;gewenscht zou zijn voor eene juiste beoordeeling hunnernbsp;waarde als vaderpaarden en hopen we dus dat bij eene volgende tentoonstelling eene dergelijke opgave aanwezig zal zijn.nbsp;Van een viertal dezer hengsten waren zeer mooie veulensnbsp;aanwezig. Tot onze teleurstelling was geen enkel der afgekeurde troepenpaarden, die nog als dekhengsten geschiktnbsp;geoordeeld waren, tentoongesteld, zoodat we omtrent dit gedeeltenbsp;van het fokmateriaal geen oordeel kunnen vellen.

Behalve de dekhengsten waren tentoongesteld 51 stuks Preanger fokmerries, in hoogte varieerende tusschen A' ennbsp;4' 4 R. L. Hieronder was er een van 1.35 M. hoogte metnbsp;3/4 sandelhout-bloed, van een zeer eleganten en soliedennbsp;lichaamsbouw. Op een afstand dravende gezien zou mennbsp;het dier voor een volbloed arabier kunnen houden. Verdernbsp;waren een elftal dezer merries, die meer het Preanger typenbsp;vertoonden, vrij goed gebouwd, terwijl de rest in meer ofnbsp;minder sterke mate behebt was met de bekende gebrekennbsp;der Preangers.

Het blijkt dus, dat er slechts een klein aantal werkelijk goede merries bij de bevolking voorhanden is. Dit zal natuurlijk van jaar tot jaar verbeteren, doordat er thans jaarlijksnbsp;eenige afstammelingen van de gouvernements hengsten als

-ocr page 408-

378

veulenmerries zullen bijkomen, doek uit den aard der zaak gaat dit langzaam en daar het bovendien zeer gewenscht is denbsp;noodige dekhengsten voor den vervolge zelf te kunnen fokken,nbsp;schijnt bij de Kegeering het voornemen te bestaan om naastnbsp;de dekhengsten ook eenige Sandelhoutmerries van zeer goedenbsp;qualiteit te importeeren, waardoor zeker aan het gebrek aannbsp;goede sandelhouthengsten zal tegemoet gekomen worden. Omnbsp;dadelijk fokmerries van meer taille te krijgen dan van denbsp;volbloed Sandelhouts te wachten zijn, zou het onzes inziens,nbsp;zeer aan te bevelen zijn om verder ieder jaar tevens eenigenbsp;goede Australische merries van 1.45 M.' hoogte in tenbsp;voeren, waarvan men zeker kan zijn dat ze, met Sandelhout-hengsten gecroiseerd, mooie afstammelingen zullen geven,nbsp;waaruit betere legerpaarden zullen groeien dan men tot hedennbsp;zoowel van Soemba als uit Australi kreeg. Verschillendenbsp;op deze wijze gefokte paarden, die ik in de gelegenheid wasnbsp;te zien, konden n door lichaamsbouw n door temperamentnbsp;eene vergelijking met beide ouders met glans doorstaan.

De volgende groep bestond uit 30 jonge fokmerries van 3 tot 4 jaar, door gouvernementst-hengsten verwekt. Hierondernbsp;waren een twaalftal goede exemplaren, die veel voor de fokkerijnbsp;beloven, terwijl de rest de gebreken der moeders nog in vrijnbsp;sterke mate vertoonde. Toch hadden deze merries zich bijnanbsp;zonder uitzondering gunstig ontwikkeld. De hoogte varieerdenbsp;van 1,27 M. tot 1.32 M., terwijl het beenwerk over het algemeen vrij goed en de gangen bevredigend waren. Verscheidenenbsp;dezer merries waren reeds door gouvernements-hengstennbsp;bevrucht, terwijl n ervan reeds een veulen had.

Op deze groep volgden 32 merrieveulens van 2 tot 3 jaar, welke een zeer goeden indruk maakten. Van de 12 bekroonden wisselde de hoogte tusschen 1.25 M. en 1.36 M., terwijlnbsp;ook het beenwerk vrij goed te noemen was. De pijpomvangnbsp;wisselde bij het meerendecl tusschen 14.2 c. M. en 16.2 c. M.nbsp;Bij de grootste, een zwaar en regelmatig gebouwd merrie-veulen van 2 jaar en 4 maanden, bedroeg de pijpomvangnbsp;18 c. M., dit is 1 c. M. meer dan bij den zwaarsten Sandelhout-dekhengst. Dat deze merrieveulens later voor de fokkerijnbsp;veel beloven, behoeft wel geen nader betoog.

-ocr page 409-

379

Verder werden 31 merricveulens van 1 tot 2 jaar voorgebracht; ook dezen maakten geen slechten indruk, doch zijn nog te jong om er een denifitief oordeel over uit tenbsp;spreken.

Van de hengstveulens werden ons de volgende rubrieken vertoond:

Ie groep. Hengstveulens van 3 tot 4 jaar.

Voorgebracht 22 stuks; daar uit deze groep het vorige jaar het beste gedeelte door de remontecommissie was aangekocht, was het meerendeel thans onder de maat, hoewelnbsp;over het algemeen goed of vrij goed van bouw. Slechts 2nbsp;exemplaren waren boven de 4 voet R. L., n.1. 1.32 M. ennbsp;1.33 M. en goed gebouwd. Een dezer twee werd door eennbsp;cavalerie-officier gekocht voor f 330.

De volgende rubriek bestond uit 70 exemplaren van 2 tot 3 jaar. De algemeene indruk van deze groep was vrij gunstig.

Van de 25 bekroonden waren er 10 beneden de 4 voet R. L., terwijl bij de rest de hoogte tusschen 1.26 M. en 1.33nbsp;M. varieerde en de pijpomvang beneden den handwortel gemeten, tusschen 15 en 17 c. M. bedroeg. Wanneer we nunbsp;in aanmerking nemen, dat de grootste pijpomvang bijnbsp;de gouvernements-dekhengsten slechts 17 c. M. bedraagt,nbsp;dan blijkt hieruit voldoende de goede ontwikkeling dezernbsp;veulens.

Wat hun bouw betreft, zoo was deze bij velen beter dan bij de volbloed-sandelhouts, daar hoofdaanzetting en halsnbsp;minder zwaar zijn en meer evenredigheid tusschen voor- ennbsp;achterband bestaat dan meestal bij de Sandelhouthengstennbsp;wordt aangetroffen.

De derde groep bestond uit 28 exemplaren van 1 tot 2 jaar, in hoogte vaideerende tusschen 1.20 M. en 1.30 M. Ooknbsp;hierbij waren zeer mooie dieren; daar ze echter te jong zijnnbsp;om afdoende beoordeeld te worden, zullen we zulks tot eennbsp;volgend jaar uitstellen.

De algemeene indruk van de geheele tentoonstelling was dus, dat de qualiteit van de beste exemplaren over het algemeen zeer voldoende was, doch dat de quantiteit van dergelijke individuen nog veel te wenschen overlaat.

-ocr page 410-

380

Het voornaamste van de zaak is echter dat hoe langer hoe meer blijkt, dat met voldoenden steun en onder controlenbsp;van de Regeering de bevolking in de Preanger best in staatnbsp;is, goede paarden te fokken en dat ze hierin eene rijke bronnbsp;van inkomsten zien, zoodat verwacht mag worden, dat dezenbsp;fokkerij zich spoedig meer zal gaan uitbreiden

Ook dit jaar was eene remontecominissie gedurende de tentoonstellingsdagen te Bandoeng om, zoo mogelijk, troepenpaarden te koopen of veulens voor Poerabaja.

Verleden jaar werden door eene dergelijke remontecommissie 22 hengsveulens voor het remontedepot aangekocht en hierover waren alle berichten gelijkluidend, n. 1. dat deze veulensnbsp;zich buitengewoon goed onwikkeld hadden en deugdzamenbsp;paarden beloofden te worden. Tot onze verwondering hoordennbsp;we dus onder het publiek, dat de commissie van dit jaarnbsp;nagenoeg geen enkel geschikt individu op de tentoonstellingnbsp;vond. Officieele mededeelingen hieromtrent hebben we nietnbsp;gezien, en weten we dus niet in hoever dit juist was,nbsp;doch ik meen, dat het eindresultaat geweest is, - dat denbsp;commissie met leege handen huiswaarts is gegaan. Tochnbsp;waren, volgens het eenparig oordeel der leden van denbsp;jury, die uit dezelfde personen als verleden jaar bestond,nbsp;er thans 17 exemplaren aanwezig, die eene vergelijking metnbsp;de 22, die het vorig jaar werden aangekocht, met glans kondennbsp;doorstaan. Men schijnt hieruit dus te moeten opmaken, datnbsp;de inzichten omtrent de eischen aan Indische troepenpaardennbsp;te stellen, sedert een jaar belangrijk zijn gewijzigd bij sommigenbsp;officieren.

Tot voor korten tijd, gold in Indi bij het leger de Sandelhout als het eenige goede kavaleriepaard.

De veel te kleine maat, de minder evenredige lichaamsbouw, het nerveuse temperament, dit alles werd genegeerd; van een Sandelhout kon men nu eenmaal geen kwaad hooren,nbsp;al het andere kwam niet in aanmerking. Thans bemerktnbsp;men bij vele officieren eene tegenovergestelde neiging en blijftnbsp;er van de Sandelhouts geen stuk meer heel. Men hoort thansnbsp;bij de beoordeeling voortdurend: Kijk me zoon hals en dannbsp;dat achterhandje en wat n pijpesteeltjes van beenen!

-ocr page 411-

381

Kortom, dezelfde gebreken van vroeger worden thans met de el uitgemoten en z ^ overdreven, dat men ze ook daar meentnbsp;te zien, waar ze in werkelijkheid niet als ernstige gebrekennbsp;bestaan. Uit nu was vooral bij de bovengenoemde 7 exemplaren der gecroiseerde veulens het geval; dezen hebben dennbsp;te zwaren hals en hoofdaanzetting verloren en bestaat bij hennbsp;meer evenredigheid in bouw tusschen voor- en achterband;nbsp;rug en lenden zijn kort en krachtig gebleven en de pijpomvangnbsp;en het heele beenwerk is krachtiger ontwikkeld, zooals uitnbsp;de opgegeven maten blijkt.

N schenen de leden der commissie sterke voorstanders te zijn van Australische paarden voor het Indische leger ennbsp;schrijven we bet daaraan toe, dat de vermeende of in geringennbsp;graad bestaande gebreken zoo breed werden uitgemeten, datnbsp;werd afgekeurd, wat het vorig jaar zeker was goedgekeurd ennbsp;ook goed gebleken is. Gaarne wil ik aannemen, dat minderwaardige groote paarden voor het leger de voorkeur verdienennbsp;boven Sandelhouts van 4 voet R. L., maar dan zou men denken, dat, indien men het leger met Australische paarden gaatnbsp;remonteeren, men ook onmiddellijk dieren zou nemen vannbsp;dezelfde taille als die in Europeesche en het Engelsch-Indische leger; dit is echter niet het geval, de aan te koopen

paarden mogen niet hooger

zijn dan, wanneer ik wel ben

ingelicht, 1.40 M., in ieder geval slechts weinig hooger dan onze goede Sandelhouts en weel kleiner dan de minimum-maat der Europeesche legerpaarden. Natuurlijk is het slechtsnbsp;eene proef (hoe zou men in Indi iets kunnen doen zondernbsp;eerst eene proef te nemen!). Nu vraag ik echter, wat er vannbsp;zoon proefneming te wachten is. Onze Sandelwoods zijn m. i.nbsp;voor legerpaarden veel te klein en daarom, hoeveel goedenbsp;eigenschappen ze overigens ook hebben, ongeschikt; het is mijnbsp;dan ook altijd een raadsel geweest, hoe cavalerieofficieren metnbsp;deze paarden zoo ingenomen konden zijn als velen waren.nbsp;Wat wil men nu echter probeeren? Het eigen uitstekendenbsp;doch te kleine paardje gaat men ruilen tegen een te kleinnbsp;paardje van veel mindere qualiteit uit het buitenland en daarinnbsp;ziet men zooveel heil, dat men thans het goede in het eigennbsp;land oole gaat afbrelcen. We zullen den tijd maar niet voor-

Afl 4 Dl, XIV, nbsp;nbsp;nbsp;25

Juni 1902,

-ocr page 412-

382

uitloopen, doch dat hier weer groote tegenvallers te wachten zijn, ligt voor de hand; wanneer men de Australische poneysnbsp;en onze Sandelhouts kent, is er niet veel doorzicht noodig omnbsp;dit te kunnen voorspellen.

Om echter op de Preanger fokkerij terug te komen, zoo willen we nog met een enkel woord melding maken van denbsp;paardenvendutie, die den dag volgende op de tentoonstellingnbsp;op hetzelfde terrein gehouden werd

Zooals reeds werd opgemerkt, waren van de 4-jarige hengstveulens het vorige jaar de besten reeds aangekocht door de remontecommissie, zoodat van de overblijvenden de meestennbsp;beneden de 4 voet R. L. waren, terwijl de rest benedennbsp;de drie jaren was, 22 stuks zelfs beneden de twee jaar.nbsp;Daar men hier nu nog geene personen heeft, die er eennbsp;bedrijf van maken om veulens en jonge paarden op te koopennbsp;om ze tot handelspaarden op te fokker, zoo was het te voorzien dat van de ruim 100 stuks aangeboden veulens slechtsnbsp;een klein gedeelte koopers zou vinden. Dit bleek dan ooknbsp;het geval te zijn, daar slechts 18 stuks werden verkocht, dienbsp;gezamenlijk opbrachten /' 3039, of gemiddeld f 170 pernbsp;stuk. De hoogste prijs was f 330 voor een 4-jarigen hengst,nbsp;die ruim de maat had. Verder werden eenige paardjes nietnbsp;verkocht omdat de eigenaars er te hooge prijzen voor vroegen.nbsp;Zoo werd een bod van /' 550 voor twee driejarige veulens,nbsp;die vrij goed met elkaar spanden, geweigerd, men vroeg ernbsp;f GOO voor, een paar andere werden later nog uit de handnbsp;verkocht, naar ik meen voor 450. Voor eene eerste vendutie mag dit resultaat zeer bevredigend genoemd worden,nbsp;daar er slechts 24 stuks boven de 3 jaren waren en slechtsnbsp;dezen eigenlijk voor den verkoop op venduties in aanmerkingnbsp;komen.

Daar nu de tegenwoordige remonteprijzen voor een hengstveulen van D/g 2V2 jaar f 150 en van 2'/2 tot 4 jaar f 200 bedragen, mag men den gemiddelden prijs van f 110nbsp;per stuk voor veulens, waarvan velen onder de maat voornbsp;reraontepaarden waren, zeer goed noemen.

Aangezien men bij elke volgende vendutie een grooter aantal 4-jarige paardjes zal kunnen aanbieden, zullen deze

-ocr page 413-

383

venduties zeker langzamerhand meer koopers lokken en is het te hopen, dat op deze wijze op den duur zich te Bandoengnbsp;eene groote jaarlijksche paardenmarkt zal vormen waardoornbsp;zoowel het publiek als de paardenfokkers gebaat zullen zijn.

Het ligt op den weg der Regeering ook deze paardenmarkt zooveel mogelijk te bevorderen, daar de mogelijkheid van eennbsp;gemakkelijken en geregelden afzet hunner producten eene eerstenbsp;vereischte is om de paardenfokkerij voor de bevolking winstgevend te maken. Het doel zal dan ook zeker bereiktnbsp;worden, indien men kalm op den ingeslagen weg voortgaatnbsp;en zich niet van de wijs laat brengen door de wisselendenbsp;inzichten van enkele personen, want het is bekend, dat voornbsp;de paardenfokkerij niets zoo nadeelig is als herhaaldelijk vannbsp;richting te veranderen.

Ten slotte willen we den wensch nog uitspreken, dat er op de tentoonstelling van 1902 zoowel als op de vendutienbsp;ook eene rubriek ruinen zullen voorgebracht worden, in denbsp;eerste plaats omdat de mooie bastaard hengstveulens in denbsp;handen van onkundige fokkers een groot gevaar opleverennbsp;voor de fokkerij en in de tweede plaats, omdat de remonte-prijzen voof ruinen hooger zijn gesteld dan voor hengstennbsp;en dus door de eventueele remontecommissies hiervoor hoogerenbsp;prijzen kunnen worden besteed, zoodat men, wat de bestenbsp;exemplaren betreft, beter met het publiek kan eoncurreeren.

We hopen dat deze regelen voor vele paardenliefhebbers eene opwekking mogen zijn om in 1902 eens een kijkje tenbsp;komen nemen op genoemde tentoonstelling; ze zullen er zekernbsp;geen spijt van hebben.

P.

-ocr page 414-

CASTRATIE V A N LEGERPA ARDEN IN NED. INDI.

Het opstel van den heer Groeneveld over castratie van legerpaarden in Ned.-Indi, opgenomen in Het Paard (no. 29nbsp;jaargang 1901) heeft onder degenen, die het wl meenennbsp;met de paardenfokkerij in Indi en daarin belangstellen, nognbsp;al tongen in beweging gebracht..

Tot mijne verwondering zijn echter de pennen in ruste gebleven; stellig toch niet, omdat allen het met den schrijvernbsp;eens zijn omtrent de punten, die in genoemd opstel wordennbsp;behandeld. Alleen de heer de Waa.l van Ankeveen schreefnbsp;in n der volgende nummers (no. 39) een betoog er tegen,nbsp;welk schrijven echter door den heer Groeneveld verderenbsp;aandacht onwaardig werd gekeurd De redenen hiervan zijnnbsp;mij niet duidelijk.

Was er in den brief van den heer de Waal van Ankeveen iets dat kwetsend was voor den heer Groeneveld, dan hadnbsp;de redactie van Het Paard, die in zeer goede handen is, ditnbsp;m. i. zeker niet opgenomen.

De castratie telt in het leger vele voorstanders. Dat niemand onder hen tegen het geschrevene de pen opnam, heeft mijnbsp;verbaasd en mij daarom doen besluiten dit eens aan eene naderenbsp;behandeling te onderwerpen.

Mijne bedoeling daarmee is te trachten aan te toonen, dat wanneer het leger meent niet tot castratie te moeten overgaannbsp;en uitsluitend hengsten aanneemt, dit terugwerkt op de fokkerijnbsp;in deze streken en hare belangen benadeelt.

Uit dit algemeen oogpunt wil ik de zaak in de eerste plaats beschouwen om ten slotte het vraagstuk eens door eennbsp;militairen bril te bekijken.

Een ieder die van fokkerij eenig begrip heeft, t zij uit ervaring, t zij door de bestudeering van de uitgebreide literatuur

-ocr page 415-

385

die daarover bestaat, zal mij onmiddellijk toegevon, dat, waar maatregelen worden genomen om een nieuw ras te scheppennbsp;of een bestaand ras voor achteruitgang te behoeden, dezenbsp;steeds gepaard moeten gaan met castratie van alle mannelijkenbsp;dieren, die niet voor de voortteling worden aangehouden. Welkenbsp;methode men bij het fokken volgt, of men reine teelt betracht,nbsp;of door kruising een ras wil verbeteren, men moet zorg dragennbsp;dat minderwaardige mannelijke dieren niet aan de voorttelingnbsp;deelnemen en dit is alleen afdoende te verkrijgen door dezenbsp;te castreeren. Waar dit geldt voor landen in Europa, is ditnbsp;zeker in dubbele mate het geval voor Indic, waar de tokkerijnbsp;in handen van Inlanders is. De omstandigheden waarondernbsp;hier de paarden worden gehouden, hebben ons reeds langnbsp;geleerd, dat bijna alle hengsten, geschikt of niet, hun steentjenbsp;bijdragen tot instandhouding van het ras en de slechtste exemplaren, die het meest buiten toezicht zijn, niet het minst. (Zienbsp;hierover De verbetering van het paardenras op Sumatrasnbsp;Westkust in de Veeartsenijkundige Bladen, DeelXIIafl.il.)

Bepalingen, als verbod op hot losloopen van hengsten, enz. enz. kunnen dit niet tegengaan; alleen castratie is afdoende.nbsp;Niet alleen worden hierdoor de slechte mannelijke dieren voornbsp;goed van de progenituur uitgesloten, maar een tweedenbsp;voordeel is nog daarin gelegen, dat het houden van paardennbsp;den fokker gemakkelijker wordt gemaakt. Ruinen en merriesnbsp;toch kunnen beter eene gemeenschappelijke weide hebben,nbsp;samen aangespannen worden, en zoo al meer.

Tevens voorkomt men, hetgeen nu maar al te veel gebeurt, dat merries van 2'/^ a o jaar reeds moeder zijn.

Wanneer algemeene castratie gewoonte wordt, moet de fokker daardoor reeds meer acht geven op zijne merries, letten opnbsp;hengstigheid, den hengst uitkiezen dien hij voor zijn merriesnbsp;wil bestemmen en vele soortgelijke dingen meer. Dit allesnbsp;komt den dieren en de fokkerij ten goede.

Echter genoeg hierover; ik heb de overtuiging, dat wanneer den Heer Groeneveld de vraag werd gesteld of hij ietsnbsp;verwacht van de pogingen tot verbetering van het paardenrasnbsp;in de Preanger Regentschappen zonder castratie, hij dit zekernbsp;met een volmondig nccn zou beantwoorden.

-ocr page 416-

386

Zijn slot-alinea in meergenoemd stuk luidt dan ook: Waar de noodzakelijkheid, hetzij door omstandigheden, hetzij doornbsp;eigenschappen van het individu niet dwingt tot castratie, daarnbsp;castreere men niet.

Hier bestaat noodzakelijkheid, ja, dringende noodzakelijkheid.

Ware het dat het leger zelf zijne paarden fokte, of uitsluitend dieren aankocht van 1 jaar oud en bij wijze van proef ofnbsp;uit principe deze dieren niet ging castreeren, zoo zou het eenenbsp;zuiver militaire kwestie worden, die ik gaarne aan heerennbsp;officieren, t zij paardenartsen, t zij officieren van beredennbsp;wapens, zou overlaten.

De zaak is echter geheel anders. Het leger koopt paarden tot een leeftijd van 7 jaar, en besteedt vaak goede prijzen.nbsp;Indien men nu bij het leger terug zou gaan tot den toestand,nbsp;zooals de Heer Groeneveld dien bepleit en men alleen hengstennbsp;gaat gebruiken, zoo zal het vooroordeel dat bij vele fokkersnbsp;nog bestaat tegen de castratie, versterkt worden; anderennbsp;zullen uit eigenbelang, hopende later dieren aan het leger tenbsp;kunnen verkoopen, niet tot deze kunstbewerking overgaan,nbsp;met dat gevolg dat men weer juist zoo ver van huis is alsnbsp;jaren geleden.

Het legerbestuur is op den goeden weg; het koopt ruinen, ja, prefereert ze zelfs, door z duui-der te betalen. Laatnbsp;men toch in dit goede spoor blijven.

Dit alles, ik herhaal het, is beschouwd uit een oogpunt van algemeen belang, maar in deze kwestie is toch algemeen belangnbsp;in de eerste plaats ook legerbelang?

Het wil mij voorkomen dat de Heer Geoeneveld dit niet voldoende heeft overwogen en de gevolgen niet heeft berekend,nbsp;die uit de verspreiding van meeningen als de zijne zoudennbsp;kunnen voortvloeien.

Wil de Heer Geoeneveld de kwestie van een zuiver militair standpunt bekeken en besproken hebben, ook dan zij het mijnbsp;vergund met hem van meening te verschillen. Bescheidennbsp;breng ik dan echter mijne bezwaren te berde, daar het voornbsp;mij eenigszins moeilijk is, in een paard alleen troepenpaardnbsp;te zien.

Punt n, dat de voorstanders van castratie der legerpaarden

-ocr page 417-

387

aanhalen en door schrijver het eerst wordt besproken, is; de mogelijkheid tot indienststelling van merries, waardoor eenenbsp;minder moeilijke remonteering.

Een ieder, die weet, met hoe verbazend veel moeilijkheden het legerbestuur te kampen heeft om de bereden wapens ooknbsp;maar eenigszins op sterkte te houden, zal inzien welk eennbsp;groot voordeel door indienststelling van merries wordt verkregen,nbsp;waardoor de keuze voor de remonte dubbel zoo groot wordt.

De heer Gkoeneveld komt echter mot bezwaren en zegt hieromtrent het volgende: Van onze hengsten (Sandelwoods)nbsp;voldoen slechts de heste exemplaren eenigermate aan de oischen,nbsp;welke het leger moet stellen aan zijne remonten, ergo: vannbsp;de merries zullen alleen de allerbeste exemplaren reden totnbsp;tevredenheid geven. Koopt het leger dus in de naaste toekomst ook merries aan, dan kan het alleen de allerbestenbsp;exemplaren gebruiken en die enkele superieure zijn juist denbsp;dieren, welke voor de voortteling van zoo enorm groot belang

zijn

enz. enz.

Eilieve, een ras, waarmede het z gesteld is dat slechts de beste exemplaren ook maar eenigermate voldoen aannbsp;de eischen, kan voor de remonteering in de toekomst welnbsp;worden afgeschreven; en werkelijk, met het Sandelwood-ras isnbsp;het zver reeds gekomen.

Dit is voldoende bekend om daarvoor nog bewijsgronden te moeten aanhalen.

Als men in de toekomst uit het buitenland remonteert.

vervallen de bezwaen door den heer Groeneveld aangehaald.

Wordt het paardenras op Java en Sumatra zoover vooruit gebracht, dat hieruit de remontepaarden kunnen worden betrokken, dan beschouw ik het eer een voor- dan een nadeel,nbsp;dat ook merries worden aangekocht. De fokker heeft dannbsp;een afzet meer voor zijne merries die hij, t zij wegens onvruchtbaarheid, t zij om andere redenen, b. v. het vrtbrengen van minder goede veulens, voor zijne fokkerij niet wilnbsp;aanhouden. Wel zullen enkele goede merries tijdelijk, anderenbsp;voor goed aan de fokkerij worden onttrokken, doch men behoeft geen vrees te hebben, dat dit de fokkerij zal benadee-len. Genoemde voordeelen wegen ruimschoots hiertegen op.

-ocr page 418-

388

Daarbij, de beste merries zullen toch voor de remonteprijs niet te benaderen zijn.

Het tweede punt dat behandeld wordt is: grootere volgzaamheid, minder zenuwachtig temperament, gemakkelijker africhting.

Dat een ruin deze eigenschappen in hoogere mate bezit, wordt door den heer Grobneveld in twijfel getrokken; datnbsp;een ruin echter hierin bij den hengst zou achterstaan, bewijstnbsp;hij ook niet.

Het kan waar zijn dat een hengst door meerdere intelligentie gemakkelijker hoogere dressuur aanneemt dan een ruin, de praktijk bewijst echter overal, dat een ruin zonder moeitenbsp;en voldoende voor troepenpaard is af te richten. (Noord-Amerika b. v. remonteert uitsluitend uit ruinen).

Iets verder zegt de heer Groeneyeld onder anderen; waar het hengst zijn bij een enkel individu last veroorzaakt,nbsp;daar castreere men. Hier wordt dus erkend dat het hengstnbsp;zijn last kan veroorzaken en dat dit door de castratie kannbsp;worden weggenomen.

Ja, mij dunkt, dat het hengst zijn vaak last zal veroorzaken, vooral hier in Indi.

Gevallen als door den hoer de Waal van Ankeyeen aangehaald, dat tijdens de Flores-expcditie eene geheelc bespanning van een veldstuk er van door ging, de sawa in achternbsp;losloopende merries, zullen zich hier, waar in de binnenlandennbsp;bijna overal losloopende merries worden aangetroffen, gemakkelijk kunnen herhalen, en niet zoo zeldzaam zijn.

De kalmere geaardheid van den ruin, en het gemis van geslachtschrift maken hem mijns inziens geschikter voornbsp;troepenpaard dan den hengst.

We komen nu aan punt 3: zwaardere achterhand en minder zware hals.

Ik begin de woorden van den heer Groeneveld aan te halen waar hij zegt: Ecn algemeen erkend feit is het,nbsp;dat de hengst, op vroegtijdigen leeftijd gecastreerd (2 jaar)nbsp;min of meer het type krijgt van de merrie. Inzonderheidnbsp;uit zich dit verschil, doordat de hals in zwaarte achterblijftnbsp;en het dier van achteren zwaarder wordt.

-ocr page 419-

389

Zeer juist, de hals wordt minder zwaar en de achterhand, doordat Jiet helilten meer het vrouwelijh type nadert, zwaarder en breeder. Dat een grooter, breeder bekken de basis is voor eene krachtigere, beter gespierde achterhand, is licht te begrijpen.

De voorstelling van den heer Gkoeneveld, dat de meerdere breedte ontstaat door meerdere vet-aanzetting, is onjuist. Hetnbsp;zou wel wat al te strijdig zijn met de wetten der physio-logie, dat bij castratie de vet-aanzetting uitsluitend of grootcn-deels aan de achterhand plaats had.

Dat bij castratie meerdere vet-aanzetting plaats heeft en de dieren bij dezelfde voeding zich beter houden en eennbsp;meer gevuld aanzien hebben dan hengsten, is waar, dochnbsp;hier alweer een voordeel.

Het vierde punt wordt door den heer Groeneveld zeer kort behandeld.

Do regeering, zou den Inlander, uit adat een tegenstander van castratie, een goed voorbeeld geven.

Ajs de Regeering, in dit geval het leger, alleen ruinen gebruikt, zal de inlander zijn paarden laten castreeren; nietnbsp;om t goede voorbeeld, maar om redenen van finantieelennbsp;aard. De adat verzet zich niet tegen do castratie. Opnbsp;Sumatras Westkust heb ik veel paarden gecastreerd. Denbsp;ruinen waren even hoog in prijs als de hengsten, mijns inziensnbsp;een blijk, dat de gebruikswaarde niet verminderde door denbsp;operatie. Waren daar geen bijzondere dingen gebeurd, dienbsp;de castratie in discrediet brachten (zie meergemeld opstelnbsp;over de verbetering van t paardenras aldaar) dan was zij zekernbsp;sterk toegenomen en misschien algemeen geworden. Zoo langnbsp;er geen direkt voordeel in wordt gezien, castreert de Inlandernbsp;niet. Hij kijkt nu eenmaal niet verder dan zijn neus lang is.

Met het geven van goede voorbeelden en moepakat met do hoofden komt men ook weinig verder. Dwangbepalingcnnbsp;zijn noodig, of vooruitzicht op geldelijk voordeel.

Een feit blijft het, dat wanneer men een 25 jaren geleden algemeene castratie had ingevoerd, het er thans heel anders, heel wat beter zou uitzien met het paardenras hier.

Uit mijn opstel blijkt, dat ik het in zeer veel opzichten met het geschrevene in Het paard niet eens ben. Wij kennen der

-ocr page 420-

1^

390

heer Geoeneveld als iemand, die steeds zeer veel voelt voor het wel en wee van den paardenstapel in Indi; dat ik juistnbsp;met hem in deze belangrijke kwestie van opinie verschil, doetnbsp;me leed. Ik heb echter mijne opmerkingen niet voor menbsp;kunnen houden, maar hoop langs dezen weg tot toenaderingnbsp;te komen. Alleen door samenwerken kan hier iets blijvendsnbsp;worden tot stand gebracht.

B. Vetbrg.

Buitenzorg, 20 Maart 1902.

-ocr page 421-

PRAATJES OVER HOEFBESLAG

DOOR

W. VAN DER BRG.

Voor eenige tientallen jaren was het hoefbeslag in Indi een onderwerp van weinig belang. Immers de tijd is nognbsp;geen halve eeuw voorbij, dat de paarden hier zelden of nimmernbsp;beslagen werden. De hoogere eischen evenwel, die men gingnbsp;stellen, de uitbreiding van het wegennet en de aanwendingnbsp;van asphalt in de groote steden, hebben de behoefte in hetnbsp;leven geroepen om de paarden wel degelijk al was hetnbsp;voorloopig slechts aan de voorhoeven van ijzers te voorzien.

De onbeslagen voorhoef slijt op de kunstwegen te .snel af, dan dat door de voortdurende aangroeiing van nieuwe hoornnbsp;hierin voldoende kan worden voorzien. Als we dus den hoefnbsp;niet door een ijzer beschutten, zal het paard weldra pijnlijknbsp;cn stram, daarna kreupel gaan loopen en is het voor zijnnbsp;dienst ongeschikt geworden.

Na eenige dagen rust is het echter weer bruikbaar, maar het kreupel worden zal zich herhalen. Intusschen is het dienstdoen, terwijl het paard nog slechts stijf of gespannen loopt,nbsp;tot groot nadeel voor de pezen en gewrichten van de desbetreffende beenen. Immers het zal zijn pijnlijke hoeven me-nageeren. Wordt het nu toch gedwongen om zich in snellenbsp;gangen te bewegen, dan zal het, om den schok minder tenbsp;maken, den pas verkorten. Als natuurlijk gevolg hiervannbsp;gaat het steil in de kogels staan, wat geschiedt door het sterknbsp;spannen van de buigpezen. Ware dit niet het geval, het diernbsp;zou gewoon doortreden in de kogels en het hoefmechanismenbsp;op de normale wijze werken, maar ook dit doet het pijn,nbsp;aangezien de geheele draagrand gevoelig is. Waarom het dennbsp;pas veikort, behoeft geen nadere toelichting, immers hoe korternbsp;de pas, hoe geringer de snelheid waarmee de hoef op den

-ocr page 422-

392

bodem komt en hoe geringer de schok. Van zoon paard mot zulk een korten gespannen gang, die voor den ruiter hoogstnbsp;onaangenaam is men krijgt een gevoel alsof het dier voortdurend dreigt te vallen zegt men wel dat het ,,op eierennbsp;loopt.

Door leeken wordt dan maar al te spoedig gedacht, dat het dier lijdende is aan spierrheumatisme in den schouder ennbsp;patient deswege behandeld. En met succes. Hij wordt ingesmeerd, krijgt een drietal weken rust juist lang genoegnbsp;om de hoeven weer bij te laten groeien en verlaat genezen,nbsp;in elk geval veel verbeterd, den stal. De eigenaar spaart hetnbsp;dan een tijdje, laat het daarna weer flink dienst doen om nanbsp;een week of wat opnieuw een stijf paard te hebben. Ennbsp;zoo sukkelt hij voort, onbekend met het feit dat hij door eennbsp;paar hoefijzers geholpen zou zijn. En paar, zeg ik, want innbsp;de meeste gevallen is het afdoende, wanneer men zulke paardennbsp;van voren beslaat.

Voor ik hier echter verder over uitwijd, wil ik nog iets in het midden brengen omtrent de redenen, die een beslag noodzakelijk maken. De voornaamste heb ik genoemd, n.1. omnbsp;het afslijten van den draagrand te voorkomen, maar mijnsnbsp;inziens is dit niet de eenige reden. Een ander en niet onbelangrijk motief is, dat het ijzer den stoot van den hoef op hetnbsp;harde plaveisel helpt breken, dus hot voortdurende schokkennbsp;op den bodem minder pijnlijk maakt en het paard dus ruimernbsp;doet loopen.

Geenszins wil ik mij verdiepen in de proefnemingen door Delpeiee, den Franschen specialiteit op dit gebied, gedaan,nbsp;maar alleen het volgende mededeelen; Delpeiee () zegtnbsp;in het Ree. de Med. Vet. 1899, dat het juist het grooternbsp;gewicht, dus de massa van het ijzer is, dat den stoot zoo goednbsp;breekt. Hij heeft eenige proeven genomen om dit te bewijzennbsp;en geeft zelfs een formule aan om door meting van den hoefnbsp;het gewicht van het onder te leggen ijzer te bepalen ennbsp;komt o. a. tot de gevolgtrekking, dat het breken van den

(1) Zie ook clc Hoefsmid 1000 Afi. 6. Inviocd van het heslag op de gevoeiigheid van den hoef, door C.

-ocr page 423-

393

stoot evenredig is met het gewicht van het ijzer, zoodat men binnen zekere grenzen de ijzers zwaarder moet maken, dannbsp;theoretisch wel wordt voorgeschreven. (')

Het zijn niet de proefnemingen van dezen Franschen collega, maar het is juist de praktijk, die bewijst, dat het ondergelegdenbsp;ijzer niet uitsluitend bestemd is om afslijting te voorkomennbsp;of wel den draagrand te beschutten; immers indien dit zoonbsp;ware, zou men er naar streven om de ijzers zoo dun mogelijknbsp;te maken, d. i. ze een dusdanige dikte geven, dat ze voldoennbsp;aan den eisch om 5 a 6 weken te liggen zonder drgesletennbsp;te zijn.

Nu vraag ik aan de officieren van de bereden wapens, die evenals ik vele hoefijzers onder de oogen krijgen, of ze welnbsp;eens een ijzer zien, dat in bedoelden tijd nagenoeg doorgesletennbsp;is. Natuurlijk bedoel ik bij paarden met normale gangen ennbsp;standen. Niet?

Nu, ik evenmin. Bij het leger is het wel een zeldzaamheid, dat een ijzer vernieuwd moet worden, omdat het te dun is.nbsp;Het wordt vernieuwd omdat het te kort en te nauw is of beternbsp;gezegd, omdat de hoef te groot is geworden voor het ijzer. Innbsp;den regel is dit dan nog dik genoeg om opnieuw gedurendenbsp;zulk een tijdvak voor afslijting van den draagrand te behoeden.

Nu is nagenoeg overal voorgeschreven dat het ijzer (slechts) z dik moet zijn, dat het 5 a 6 weken kan liggen zondernbsp;doorgesleten te zijn. En waarom maakt men dan geen gebruiknbsp;van dit voorschrift door b. v. de oude ijzers weer onder tenbsp;leggen of wel ze de minimun dikte te geven, die nog voornbsp;doorslijten behoedt?

Dit past toch zoo goed in het kader van het moderne hoefbeslag en in dat van de gewichtsvermindering! Aan dien laatsten kapstok wordt tegenwoordig al zooveel opgehangennbsp;en de dunne ijzers hebben dunkt me oudere rechten.

Wel, het ligt voor de hand: de ervaring heeft geleerd, dat een paard op zulke scheermessen veel slechter loopt, hoezeernbsp;die aan de functie van kunstmatige draagrand kunnennbsp;voldoen.

(1) quot;De Hoefsmid 1901 Afl. C. Hoe dik moet een hoefijzer zyn.

-ocr page 424-

394

Neen, zal men mij tegenwerpen, dat is liet niet; wij beslaan onze paarden z, dat het ijzer ook dik genoeg is om diennbsp;zelfden tijd te kunnen blijven liggen, onder omstandigheden,nbsp;dat er veel zwaardere diensten waarbij meerdere afslijting nbsp;moeten worden verricht.

Dit wil ik gaarne toegeven en ik prijs hot toeval, dat op dezelfde wijze kan worden voldaan aan den eisch om ooknbsp;dan niet binnen den tijd versleten te zijn en aan dien omnbsp;don stoot behoorlijk te breken. We voldoen hier aan allenbsp;beide door het ijzer dikker te maken of, duidelijker gezegd,nbsp;de mogelijkheid van zwaardere diensten woodzaa/ct ons dikkernbsp;ijzers onder te leggen en zoo komen we van zelf tegemoetnbsp;aan het breken van den stoot op den bodem.

Indien de lezer misschien zou denken, dat ik de thans gebruikelijke ijzers voor voldoende dik houd, is hij door mij hierboven op een dwaalspoor gebracht. Integendeel, ik houdnbsp;de thans bij het leger gebruikelijke hoefijzers voor te dun (')nbsp;Evenwel zijn ze dik genoeg, om ook bij verhoogde inspanning, binnen de grenzen van hetgeen men van troepenpaarden in tijd van vrede mag vragen, b. v. 'bij militaire marschen, vijf d zes welien te liggen, dus de functienbsp;van kunstmatigen draagrand te vervullen, maar zulke ijzersnbsp;van 5 a 6 mM. breken den stoot niet, zooals ik het zou wen-schen en daarbij is het nog de vraag of ze in tijd van oorlog,nbsp;als wanneer de mogelijkheid bestaat, dat de eskadrons ennbsp;batterijen zich dagen lang op de harde wegen moeten bewegen,nbsp;niet vr den tijd versleten zullen zijn. Mijns inziens moetnbsp;de minimum dikte van een ijzer 8 mM. bedragen. Intusschennbsp;maak ik me echter niet al te ongerust, want er wmrdt zeldennbsp;een ijzer ondergelegd, dat niet dikker is dan 6 mM. Wiennbsp;deze bewering onwaarschijnlijk voorkomt, geef ik in overwegingnbsp;een ijzer van 6 mM. dikte te laten maken en dit eens te vergelijken met de ijzers van zijn pas beslagen paarden en hij zal totnbsp;de overtuiging komen, dat de praktijk het niet zoo nauw neemtnbsp;met de voorschriften.

(1) Bij de cavalerie moet het a 6 weken kunnen liggen, terwijl hlJ de artillerie het 5 a (5 mM. dik moet zijn. Zie de Handleiding' ten ^^ehruike bij het onderwUsnbsp;in de paardenkennis op de kaderschool der bereden wapens 1900.

-ocr page 425-

395

De dikte wenschte ik afhankelijk te maken van de massa van het paard. Deze is bij een Indisch exemplaar aanzienlijknbsp;minder dan bij een Europeesch, dit stem ik toe, maar het gewicht van den ruiter en de bepakking wijkt niet zoover uiteennbsp;en daar dient men rekening mee te houden. Aangezien ernbsp;geen verschil van opinie bestaat, dat een Europeesch paardnbsp;een ijzer moet hebben van minstens 10 mM., is inderdaad mijnnbsp;eisch van 8 mM. voor een Indisch niet te hoog. Een rekenkunstenaar zal dit waarschijnlijk wel wiskunstig kunnen bewijzen.

Evenwel, de juiste dikte van het hoefijzer is op het oogen-blik de kwestie niet. Aan mij was het om te bewijzen, dat het ijzer niet uitsluitend voor afslijten behoedt, maar ooknbsp;den stoot helpt breken en derhalve het paard beter doet loo-pen op de harde wegen.

Welnu, haalt een paard uit de beslagloods, een vraarvan de hoeven reeds besneden zijn voor het nieuwe beslag en bestijgtnbsp;het op de binnenplaats of op den weg, herhaal dit nadat hetnbsp;beslagen .is en vertel eens of er ook verschil in zijn gangnbsp;merkbaar was.

Bij het korte eindje, dat opgedraafd wordt komt het afslijten niet in aanmerking. En waarom loopt het dan beslagen zooveelnbsp;beter? Wel omdat het ijzer den stoot op den bodem breekt!

De vele gevallen, dat men bij min of meer afwijkende hoeven den pijnlijken gang door doelmatig beslag opheft, zalnbsp;ik niet eens aanhalen. Het bovenstaande, betreffende normalenbsp;hoeven, is voldoende, alleen nog de opmerking dat men bijnbsp;paarden met slechten gang of kreupelheid tengevolge van eennbsp;of andere afwijking of ziekte van den hoef of het hoefgewrichtnbsp;altijd grijpt naar zware ijzers, veelal met verdikte takken. Ooknbsp;hier heeft de ervaring geleerd, dat een dikker ijzer bevorderlijknbsp;is voor het opheffen van de pijnlijkheid.

En daarom is het ook, dat niemand er aan denkt om zijn luxepaard of dienstpaard, waarvan hij geregeld lichte dienstennbsp;vraagt, met zulk een dun ijzer te beslaan, als de geringe matenbsp;van afslijting wel zou veroorloven.

Toch wel merkwaardig, is het niet? En dat in een tijd, waarin zoo naar gewichtsvermindering wordt gestreefd. In

-ocr page 426-

396

dit opzicht stoot de ervaring alle theorie omver. Bij een normaal paard bepaalt niet denbsp;nbsp;nbsp;nbsp;de dikte van het ijzer,

maar wel doet dit de massa van het paard (met ruiter en bepakking) en de gangen, waarin het gebruikt wordt en de wegen waarop.

Hiermede meen ik voldoende aaugetoond te hebben, dat het ijzer twee functin verricht, n.1. voor afslijten behoeden ennbsp;den stoot op den bodem breken. Als ik zeg afslijten, bedoel iknbsp;natuurlijk ook afbrokkelen. Er zijn immers paarden met zoonbsp;weinig soliede hoeven, dat reeds in n dag door af brokkelennbsp;de draagrand zoodanig lijdt, dat ze niet meer onbeslagen kunnen loopen. Dit is vooral het geval bij witte hoeven, die gewoonlijk zachter en minder soliede zijn dan de donker gekleurde.

Om nu als kunstmatige draagrand den werkelijken draagrand te kunnen beschutten, zal het ijzer dezen ten allen tijde moetennbsp;bedekken. Ten allen tijde, want de draagrand heeft niet steedsnbsp;denzelfden vorm. Deze ondergaat bij eiken pas van het paardnbsp;eene wijziging. Voornamelijk is dit in de breedte-richting.nbsp;Dit geschiedt door het uitzetten van het achterste gedeeltenbsp;van den hoef op het moment, dat het paard doortreedt in dennbsp;kogel. Wordt het been ontlast dan herneemt echter de draagrand weer zijn oude gedaante.

Een andere wijziging is die in de lengte richting. Deze is blijvend en neemt steeds toe. Ze ontstaat ten gevolge vannbsp;de afslijting van het verzengedeelte op den ijzertak.

Om aan het eerste tegemoet te komen legt men het ijzer over het achterste gedeelte, geleidelijk te beginnen na hetnbsp;laatste nagelgat, iets wijder dan den draagrand, zoodat dezenbsp;bij het uitzetten van den hoef nog steeds op het ijzer blijft.nbsp;Men noemt dit garnituur geven aan het ijzer.

Op dezelfde wijze zorgt men er voor dat de geheele draagrand blijft dragen, n. 1. door het onder te leggen ijzer 1'/.^ a 2'j^nbsp;mM. langer te maken.

Tegen een en ander w'ordt echter nog al eens gezondigd. In den eersten zin het meest door den hoefsmid, die hetzijnbsp;uit slordigheid of uit onkunde het ijzer niet voldoende pasklaarnbsp;maakt en te onverschillig is om zich goed rekenschap te gevennbsp;van hetgeen hij doet.

-ocr page 427-

397

In den tweeden zin heb ik opgemerkt, dat er werkelijk opzettelijk, ondanks het uitdrukkelijke voorschrift, tegen gezondigd wordt en dit is bedenkelijker. De hoefsmid is dan niet de schuldige, maar de volgens de voorschriften verantwoordelijke persoon, nl. de eskadrons- of batterij-commandant*nbsp;Z constateerde ik kortelings dat bij 10 paarden de ijzerquot;nbsp;takken lA, a 2 mM. te kort waren. De gevolgen bleven nietnbsp;uit. Na de eerste de beste excursie van 5 dagen kwamen er 4nbsp;van de 10 paarden hoefkreupel terug, terwijl er van de 15nbsp;andere geen enkel kreupel was.

Toen er eenmaal gelegenheid was geweest om deze ijzers door betere te vervangen, kwamen geen gevallen van hoefkreu-pelheid meer voor. De schuld van de te korte ijzers viel dusnbsp;nog al op. Ze maakten deze paarden resp 8, 10, 14 en 20nbsp;dagen ongeschikt voor den dienst

Waarlijk het is te betreuren, dat er zoo maar, om welke, redenen dan ook, van de voorschriften in zake hoefbeslag wordtnbsp;afgeweken, want inderdaad deze zijn nog altijd beter, dan denbsp;opvattingen van een willekeurigen officier.

Meen nu evenwel niet, dat ik de geldende voorschriften voor volmaakt houd. Integendeel,Jze verdienen dringend herziening,nbsp;al was het alleen maar om ze voor de twee bereden wapensnbsp;meer uniform te maken.

Het voorschrift bij de Cavalerie is van het j aar 1890 en nog steeds van kracht en in de Handleiding ten gebruike bij hetnbsp;onderwijs in de paardenkennis op de kaderscholen der bereden wapens opgenomen. In Nederland gaat men sneller vooruit.nbsp;Het thans geldende voorschrift is van 9 Oct. 1897 en in no.nbsp;2 van de Hoefsmid van dit jaar las ik reeds, dat een nieuwnbsp;ontwerp door den directeur van de Rij- en Hoefsmidsehool ennbsp;den daaraan verbonden paardenarts was samengesteld ennbsp;ingediend.

Makasser, Mei 1902.

(Wordt vervolgd).

Afl. 4 Dl. XIV Juni 1902.

20

-ocr page 428-

EZEL- EN MUILDIERFOKKERIJ IN EGYPTE.

Egypte is bij uitstek het laad voor de fokkerij van ezels. Geen enkel dier zou dan ook beter geschikt zijn voor denbsp;verscliillende diensten, die men er van vraagt. In dit landnbsp;waar de wegen dikwijls zeer slecht zijn, volgt de ezel metnbsp;vlugheid de nauwe voetpaden en gaat met gemak over denbsp;waterleidingen, welke het land doorsnijden. In de woestijnnbsp;en in bergland, overal is hij vast ter been en in de stedennbsp;is hij bijna het eenige transportmiddel voor de mindere bevolking. Zijn snelheid doet niet veel onder voor die van eennbsp;paard in draf.

Men onderscheidt er twee soorten, de licht gekleurde ezel of de ezel van Soudan, het luxediei, en de ordinaire ezel,nbsp;welke muisgrijs of vaalzwart is.

De eerste staat hoog aangeschreven en dient uitsluitend als rijdier voor de betere standen en kost soms 1000 totnbsp;1200 francs.

Bij de fokkerij van de andere gaat men niet met de minste keuze te werk. De kleinste grondbezitter heeft er een, bijnbsp;voorkeur een ezelin, die voor alle werk en doeleinden gebruiktnbsp;wordt en 190 tot 125 francs kost.

Men schat het aantal ezels in Egypte op 140.000. Uit een handelsoogpunt beschouwd, verdient alleen de laatste soortnbsp;de aandacht. In Frankrijk hebben zij zich goed geacclimatiseerd en heeft hun nakomelingschap de goede eigenschappennbsp;behouden. Deze dieren zouden in de tropen misschien uitstekende diensten kunnen bewijzen.

De beteekenis van de muildierfokkerij aldaar is slechts betrkkelijk. De meeste bastaarden zijn ingevoerd uit Syrinbsp;en Cyprys.

De muilezel, niet zoo zeldzaam, is elegant gebouwd en

-ocr page 429- -ocr page 430-

BEKNOPT VERSLAG VAN DE WERKZAAMHEDEN IN HET GENEESKUNDIG LABORATORIUMnbsp;GEDURENDE HET JAAR 1901.

Bij Gouvernements Besluit dd. 15 Februari 1901, no. 17 werd de naam van het Laboratorium voor onderzoekingennbsp;op het gebied der Pathologische Anatomie en Bacteriologienbsp;veranderd in dien van Geneeskundig Laboratorium.

Bij hetzelfde besluit werd aan het Laboratorium verbonden een Cursus in tropische ziekten en tot leeraar bij dien eursusnbsp;benoemd, de eervol ontslagen officier van gezondheid dernbsp;1 klasse bij het Leger in Nederlandsch-Indi G. W. Kiewietnbsp;DE Jonge.

I^ersoneel.

De officier van gezondheid der 1 klasse Dr. C. D. Owehand werd in den loop van het jaar van zijne detacheering bij hetnbsp;Laboratorium ontheven en terug geplaatst bij het Militairenbsp;Hospitaal te Weltevreden.

Dr. P. A. Booesma bleef belast met het onderzoek naar de samenstelling. der inlandsche voedingsmiddelen.

De 1 bediende Mas Mohamad Hadjali overleed op den 11'' November, na reeds geruimen tijd lijdende te zijn geweest en in April een verlof van twee maanden tot herstelnbsp;van gezondheid naar Krakal te hebben verkregen, dat evenwelnbsp;niet heeft mogen baten. In zijn plaats werd den 14quot; Decembernbsp;op proef als bediende aangenomen Raden Mas Koerantil.

Diensvolgens bestond het personeel van het Geneeskundig Laboratorium op ultimo December 1901 uit:

J. DE Haan, Arts, Directeur;

-ocr page 431-

401

Dr. G. Grijns, Arts, Onder-Directeur;

G. W. Kibwiet de Jonge, Arts, Leeraar bij den Cursus in tropische ziekten;

J. K. F. DE Does, Gouvernements veearts, gedetacheerd; Kaden Mas Krebet alias Djajeng Winoto, Amanuensis;nbsp;Raden Mas Koerantil, D bediende op proef;

3 inlandsche bedienden;

5 kettinggangers.

WcrTizaamlieden.

Een groot aantal onderzoekingen van allerlei aard, uitsluitend van diagnostisch belang, werden verricht voor den civielen, den militairen geneeskundigen, den veterinairen dienst en voornbsp;particulieren op Java en in de buitenbezittingen.

De studie der polyneuritis werd met ijver voortgezet.

Gereed kwamen onderzoekingen over de volgende onderwerpen, die voor zoover dit nog niet is geschied, zullen worden gepubliceerd in een der eerstvolgende afleveringen van het Geneeskundig Tijdschrift voor Nederlandsch-Indi.

Bepalingen van den enkelvoudig en reactie-tijd bij Europeanen en Maleiers door Dr. C. Grijns.

Over basopliile Korreling door Dr. G. Grijns en J. de Haan.

De leucocyten-formule van het bloed bij Inlanders en bij Europeanen in de tropen door Dr. C. D. Ouweiiand.

Onderzoek naar de werkzaamheid van crealbumine op cholera-vbrionen door J. de Haan, waarvan de resultaten reeds zijn medegedeeld door Dr. J. Groneman in het Geneeskundignbsp;Tijdschrift voor Nederlandsch Indi, deel 41 afl. 6.

De officier van gezondheid der 2 klasse Dr. J. J. Kunst publiceerde in het Geneesk. Tijdschr. voor Ned. Indi deelnbsp;41 afl. 5 zijne onderzoekingen over malaria onder de volgende titels: Bijdrage tot de kennis der in Nederlandsch-Indinbsp;voorkomende vormen van malaria en De behandeling vannbsp;malaria met methyleenblauw.

Een aanvang werd gemaakt met een onderzoek naar het optreden en verdwijnen van vermoeidheid na spierarbeid metnbsp;den ergograaf van Mosso door Dr. G. Grijns. Dit onderzoeknbsp;is nog in gang.

-ocr page 432-

402

Proeven werden genomen met het door het instituut Pasteur te Parijs verkrijgbaar gesteld virus de rat van J. Dai^ysz, ternbsp;verdelging van ratten, met het oog op een mogelijk pestge-vaar. De resultaten dezer proeven waren niet van dien aard,nbsp;dat van deze wijze van ratten verdelging voor hier te landenbsp;veel te verwachten is.

In de maand Februari werd door den Onder-Directeur van het Laboratorium een dienstreis gemaakt met den Inspecteurnbsp;over den burgerlijken geneeskundigen dienst voor Java ennbsp;Madoera, naar het district Darmaradja, AideeVmg Soemedang,nbsp;ten einde een onderzoek in te stellen naar een aldaar heer-schende epidemie, welke laatste bleek een epidemie van malaria te zijn. In de maand Maart begaf de Directeur vannbsp;het Laboratorium met bovengenoemden inspecteur zich naarnbsp;Selalnntana, ten einde na te gaan of aldaar malaria ondernbsp;de inlandsehe bevolking voorkomt. In het bloed van 168nbsp;daarop onderzochte inlandsehe kinderen van verschillendennbsp;leeftijd werden geen malaria-parasieten gevonden.

Met het oog op de plannen om Ambarawa van een drinkwaterleiding te voorzien, werd door den Directeur van het Laboratorium in de maand Mei een dienstreis gemaakt naarnbsp;de bron Doekoe Legowo te Bandong nabij Ambarawa, tennbsp;einde het water uit die bron bacteriologisch te onderzoeken.nbsp;Dit onderzoek leverde een zeer gunstig resultaat op.

In de maand Augustus werd een aanvang gemaakt met het bacteriologisch onderzoek van de verschillende artesischenbsp;putten der drinkwaterleiding te Batavia. Dit onderzoek, datnbsp;door den Directeur en den Onder-directeur van het Laboratorium wordt verricht, is nog niet geheel afgeloopen.

In de maand September maakte de Directeur van het Laboratorium met den Inspecteur over den buigerlijken geneeskundigen dienst voor Java en Madoera een dienstreis naar Anjer voor onderzoek van water uit de leiding bestemd voornbsp;de watervoorziening van zeeschepen. Dit water werd afgekeurd.

De onderzoekingen over pest konden dit jaar niet worden voortgezet, waardoor ook de bereiding van pestserum moestnbsp;worden gestaakt. De reden hiervan is gelegen in het feit.

-ocr page 433-

403

dat alle beschikbare ruimte werd ingenomen door den cursus in tropische ziekten en het werken in een betrekkelijk kleinenbsp;ruimte, waar zooveel personen dagelijks samen zijn, metnbsp;pestbacillen een te groot gevaar oplevert.

In de maand Maart werd de cursus in tropische ziekten geopend. Omtrent dien cursus is bepaald, dat deze gehoudennbsp;zal worden van 1 Februari tot ultimo April, van 1 Juli totnbsp;ultimo September en van 1 October tot ultimo December.nbsp;De voor dien cursus geprojecteerde bijbouw kwam in 1901nbsp;niet tot stand, omdat het Legerbestuur van meening is, datnbsp;het militaire terrein, nu door het Laboratorium ingenomen,nbsp;voor een eventueel noodige uitbreiding van het Militaire Hospitaal moest worden gereserveerd. Wel werd door den Directeur van Onderwijs, Eeredienst en Nijverheid bij missive vannbsp;den 18*^quot; Juli 1901 no. 8902 aan den Directeur van het Geneeskundig Laboratorium, op diens herhaaldelijk geuite klachtnbsp;over gebrek aan ruimte, de opdracht verstrekt, om te ziennbsp;naar een terrein waar een geheel nieuw Laboratorium zounbsp;kunnen worden gebouwd en de noodige plannen daarvoor innbsp;te dienen, maar de daartoe in het werk gestelde pogingennbsp;stuitten op zoo veleilei bezwaren, dat in de maand Novembernbsp;op nieuw door den Directeur van het Laboratorium denbsp;poging werd gewaagd om de reeds in 1900 voorgesteldenbsp;uitbreiding van het Laboratorium te doen tot stand komen.nbsp;De beslissing in deze zaak laat zich nog steeds wachten.

Het locaal waar nu de cursus in tropische ziekten wordt gehouden heeft een afmeting van 5,75 M. bij 9 M. Daarnbsp;houden dagelijks 6 personen verblijf en staan 2 groote stoom-sterilisators, die dagelijks in gebruik zijn. Deze toestand,nbsp;door mij herhaaldelijk als onhoudbaar gequalificeerd, werktnbsp;in hooge mate belemmerend op alle werkzaamheden.

Een programma van de op den cursus behandelde onderwerpen is als bijlage hieraan toegevoegd (gt;).

Op de voor den cursus bestemde afdeeling in het Militaire Hospitaal werden opgenomen het volgende aantal lijders.

(1) Zie Geneesk. Tdsclir. voor Nod.-Indi, deel XLI, all. 2.

-ocr page 434-

404

Totaal

Euro-

Inlan-

Chinee-

peanen.

ders.

zen.

25

6

.26

32

2

1

0

5

1

2

1

1

1

_

3

1

1

21

1

46

1

1

5

1

7

1

2

13

A

2

1

Z

2

1

2

5

3

2

1

1

1

1

1

1

10

1

1

2

1

1

3

4

. . .

274 lijders (-)

tertian a.....

Malaria

tropica.....

quartana.....

tertiana -|- tropica . quartana -j- tropica.nbsp;Febris biliosa haemoglobinuricanbsp;Van der Scheersche Koorts. .nbsp;Typhus abdominalis ....nbsp;Bacillus-coli infectie (')nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.

Dengue (Knokkelkoorts) . nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.

Febris remittens e eausa ignota

Cachexia paludosa.....

Beri-Beri........

Lepra .........

Dysenteria cum amoeb. coli. . sine nbsp;nbsp;nbsp;nbsp; .nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.

Proctitis........

Haemorrhoides ......

Enteritis acuta......

chronica . nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.

Aphthae tropicae.....

Hyperaemia hepatis ....

Abscessus hepatis.....

Carcinoma nbsp;nbsp;nbsp;.....

Icterus febrilis......

Peritonitis ........

Anchylostomum duodenale . nbsp;nbsp;nbsp;.

Pneumonia fibrinosa ....

Pleuritis sicca......

Bronchitis acuta......

Elephantiasis.......

Filariasis........

Framboesia tropica.....

Tinea imbricata......

(1) nbsp;nbsp;nbsp;Colihacillosis pseudo typhica.

(2) nbsp;nbsp;nbsp;Deze staat is afgesloten ulto. INoveinljer 1901. Tot uito. Dec. was het totaal aantal verpleegden 330, waarvan 37 met tertiana, GO met tropica, S met quartana en 8 metnbsp;gemengde infecties.

-ocr page 435-

405

Bovendien werd bloed onderzocht van de volgende niet onder behandeling genomen malarialij ders;

Euro

Inlan

peanen.

ders.

16

18

15

15

2

o

O

1

1

1

Chinee-

zen.

2

1

1

36

tropica.....

tertiana . nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.

quartana.....

Malaria ( tertiana -)- quartana tropica -j- quartananbsp;tropica -f- tertiananbsp;4- quartana .nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.

36

Totaal.

76 lijders (')

Verder werden nog onderzocht en gedemonsteerd 20 lijders aan lepra en 45 aan cholera asiatica, alsmede de urine vannbsp;4 lijders aan febris biliosa haemoglobinurica ('4 en een grootnbsp;aantal patinten met framboesia, eczema marginatum en andere aandoeningen van minder beteekenis.

Aan den lquot; cursus werd deelgenomen door de Officieren van gezondheid der 2 klasse Dr. A. A. F. M. Deutmann ennbsp;H. J. Stigter en den burgergeneeskundige Arts J. F. vannbsp;DER Meer, later door den Offic. v. gez. 2 kl. E. W. Krez-WENDEDICH VON DEM BoRNE. De 2 cursus Werd gevolgdnbsp;door de burgergeneeskundigen Dr. Lim Njat Fa, Dr. J.nbsp;Benjamins en den Officier van gezondheid der Ie klasse dernbsp;Kon. Ned. Marine J. Rademaker, de 3 door de Officierennbsp;van gezondheid der 2 klasse H. van Seventbr, M. Meijers,nbsp;J. P. DE Bats en H. J. Gerritsen.

Op veeartsenij kundig gebied werd voortgezet de bereiding van malleine en miltvuur-vaccin, en een aanvang gemaakt metnbsp;die van tuberculine. In de bereiding van miltvuur-vaccin zijnnbsp;wij nog niet voldoende geslaagd.

(1) nbsp;nbsp;nbsp;Dit getal steeg op ulto, Dec. 1901 tot (i, nl. 42. tertiana, 42 tropica, 7 quartana,nbsp;5 gemengde infecties.

(2) nbsp;nbsp;nbsp;Ook werden nog gedemonstreerd 4 gevallen van leverabsces.

-ocr page 436-

406

Bij Gouvernementsbesluit dd. 29 Mei 1901 No. 30 werd machtiging verkregen om den uitslag van wetenschappelijkenbsp;onderzoekingen op veeartsenijkundig gebied te publiceerennbsp;in de Veeartsenijkundige Bladen voor Nederlandsch-Indi,nbsp;waar zij uit den aard der zaak meer thuis hooren, dan in hetnbsp;Geneeskundig Tijdschrift. In het eind van dit jaar verscheennbsp;dan ook een bundel Veeartsenijkundig e Mededeelingen uit hetnbsp;Geneeskundig Laboratorium over het jaar 1901 (Deel XIV,nbsp;aflev. 1 en 2) bevattende:

Boosaardige dekziekte in het Soemedangsche door J. K. F. DE Does.

Septichaemia haemorrhagiea in Tjibaroessa door Dr. G. Grijns.

Kleine bijdrage tot de pathologische anatomie van het paard door Dr. C. D. Ouwehand.

Malleine injecties in de Afdeeling Bandjar-Negara door A. DE Vletter en J. K. F. de Does.

De onderzoekingen over Surra werden voortgezet, alsmede die over Osteo-myelitis bij de karbouwen. Na lang vergeefsnbsp;zoeken werd door de welwillendheid van den Gouvernements-veearts te Buitenzorg B. Vrijburg ons in het laatst van November een geval dier in de laatste jaren blijkbaar zeldzamenbsp;ziekte getoond op het landgoed te Tjibajana. Deze karbouwnbsp;werd voor het Lahoratorium ter nadere bestudeering aangekocht. Door den Gouvernements veearts C. G. A. Roijernbsp;te Palembang werden in de maand Mei van dit jaar aldaarnbsp;een paar gevallen waargenomen. De fraaie pathologisch-ana-tomische beenpraeparaten daarvan afkomstig, werden door dennbsp;Directeur van Binnenlandsch Bestuur aan het Geneeskundignbsp;Laboratorium aangeboden en dankbaar aanvaard. Deze hoogstnbsp;merkwaardige ziekte werd reeds in 1894 door den toenmaligennbsp;Gouvernementsveearts van Tegal J. K. F. de Does aangetroffen in het Indramajoesche, van waar de ziekte zich oostwaarts door de residenties Cheribon, Tegal en Pekalongannbsp;naar het Semarangsche uitbreidde. De laatste maal werd zijnbsp;door hem waargenomen te Koedoes in de residentie Japara.

De door ons in het jaarverslag van 1900 beschreven ziekte Hyphomycosis destruens (boosaardige schimmelziekte der paar-

-ocr page 437-

407

den) werd ook dit jaar door ons geconstateerd bij patinten van den militairen Paardenarts der Ie klasse L. J. Hoogkamernbsp;en den Gouvernementsveearts van Batavia P. A. van Vblzbn.nbsp;Nogmaals werd door ons gepoogd door middel van grootenbsp;hoeveelheden JdK. (30 gr. daags) genezing te verkrijgen zondernbsp;operatief ingrijpen. Bij een paard met een aandoening vannbsp;de onderlip gelukte dit, bij een ander met een aandoening vannbsp;de mondholte, ondanks maandenlange behandeling niet.nbsp;Onder de belangrijke pathologisch-anatomische producten, dienbsp;het Laboratorium ter nadere determineering ontving, behoorennbsp;Strongylus contorius bij een kalf, van den Mil. Paardenartsnbsp;der L Klasse L. J. Hoogkambr, ^), StepTianurus dentatus ennbsp;Actinomyces bij een varken, van den Gouvernementsveeartsnbsp;van Kediri J. Hellemans.

Bij een kleine miltvuur-epidemie te Kedong GedeJi werd beproefd of met uit Europa ontboden miltvuur-vaccin nog iets te bereiken was, doch dit werd volkomen onwerkzaam bevonden.

Door eenige veeartsen werd in het afgeloopen jaar dankbaar gebruik gemaakt van de hun geboden gelegenheid om zich innbsp;het Laboratorium in verschillende mikroskopische en bacteriologische onderzoekingen te oefenen, nl. door den militairennbsp;Paardenarts der 2 klasse J. N. A. C. Scheepens, den Gouver-nementsveearts van Kediri J. Hellemans, tijdens zijne behandeling aan het Instituut Pasteur en den Gouvernementsveeartsnbsp;te Buitenzorg B. Vrijburg, wien ondershands door mij daartoenbsp;de gelegenhenheid is gegeven, in afwachting der beslissing vannbsp;den DiiMicteur van Binnenlandsch Bestuur, wiens toestemmingnbsp;door genoemden Gouvernementsveearts daartoe is verzocht.nbsp;Weltevreden, den 1quot; Jannari 1902.

De Directeur van het Geneeslc.

Laboratorium,

J. DE Haan.

1) Eveneens toegestuunl door J. Hellemans, Gouv.-veearls uil Kediri.

-ocr page 438-

PERSONALIA.

Verleend:

Den titel van Doctor in de Veeartsenijkunde, door de Uni-versiteit te Bern, aan den Gouvernements-veearts H.t Hoen, op een proefsehrift: Die Pseudo-tuberculose bei der Katze.

Brgeklijke Veeaetsenijkundige Dienst.

In dienst gesteld:

Tijdelijk boven de formatie, bij den Burgerlijken Vee-artsenijkundigen dienst in Ned.-lndi, om werkzaam te zijn ter aanmoediging van de paarden- en de veeteelt in denbsp;gewesten Banjoemas en Kedoe, met voorloopige standplaats:nbsp;Poerbolingo (res. Banjoemas), de onlangs van buitenlandschnbsp;verlof teruggekeerde Gouvernements-veearts Dr. H. t Hoen,nbsp;laatstelijk Veearts bij genoemden tak van dienst.

Militaire Vbeartsenlikundige Dienst.

Geplaatst:

Te Salatiga de paardenarts der 1 klasse A. M. Vermast, van buitenlandsch verlof teruggekeerd en de paardenarts dernbsp;.3 klasse J. C. Numans, voor den tijd van 5 jaren van hetnbsp;Nederlandsche Leger bij het Leger in Ned.-lndi gedetacheerd.

Benoemd:

Bij Koninklijk Besluit van den 10quot; Mei 1902: tot paardenarts der 3 klasse bij het Nederlandsch-Indische Leger, de gediplomeerde veearts: J. van Slooten.

-ocr page 439-




-ocr page 440-

lt;vvC':

quot;Vi. ,' nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp; '-nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;. V ' quot;

'}


quot; X-

1


i _

'4

4


gt; {4

-ocr page 441- -ocr page 442-